Google
This is a digital copy of a book that was prcscrvod for gcncrations on library shclvcs bcforc it was carcfully scannod by Google as part of a project
to make the world's books discoverablc onlinc.
It has survived long enough for the copyright to cxpirc and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that's often difficult to discover.
Marks, notations and other maiginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and fmally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to
prevent abuse by commercial parties, including placing technical restrictions on automatcd querying.
We also ask that you:
+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for
personal, non-commercial purposes.
+ Refrainfivm automated querying Do nol send aulomated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine
translation, optical character recognition or other areas where access to a laige amount of text is helpful, please contact us. We encourage the
use of public domain materials for these purposes and may be able to help.
+ Maintain attributionTht GoogX'S "watermark" you see on each file is essential for informingpeopleabout this project and helping them find
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.
+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other
countries. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can'l offer guidance on whether any speciflc use of
any speciflc book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner
anywhere in the world. Copyright infringement liabili^ can be quite seveie.
About Google Book Search
Google's mission is to organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full icxi of this book on the web
at|http : //books . google . com/|
Google
Dii is ccn digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheek pi anken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is na oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrecht termijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.
Richtlijnen voor gebruik
Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automadsch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:
+ Gebruik de bestanden alleen voor niei-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commercicle doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over hci
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebniikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek mst, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.
Informatie over Zoeken naar boeken met Google
Het doel van Google is om alle informade wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web via|http: //books .google .coml
I
•
\
L
>
* •
r
'
.
BOEKBESCHOUfPING:
VOOR
iSiao.
1
\
*■ • f
.:.•:.) ...
\
VADERLAND SCHE
LETTEROEFENINGEN ,
O F
TIJDSCHRIFT
V.X N
KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN,
^ WAARIN DE
BOEKEN EN SCHRIFTEN,
0IB DAGELIJKS IN ONS VADERLAND £ I<»
ELDERS UITKOMEN, OORDEELKUN-
DIG TEVENS EW VRIJMOEDIG
VERHANDELD WORDEN.
BENEVENS:
MENGEL W E R K,
tot F raatje Letteren^ Kunftcn en Wetcnfchappcn y
betrekkelijk.
EERSTE STUK.
VOOR
I 8 a O.
BOEKBESCHO VWING.
Te A M ST E KD AM,, bij
O. S. L £ £ N E'M AN van der KROS
en
J. W. IJ N T E M A.
. 1*30.
t '
' %
II ( •
» »
\:
f BOE KB E S C H OU W IN G.
JDe Oosterlingen van vroegen en tateren tijd , of Ophd*
deringen der Heilige Schrift , uit de natuurlijke ^tf-
fieldheidy de offerleveringen^ zeden en gewoonten van
het Oosten; door b. p. k. rossnmullsr. Ver^
taald en met eenige Bijvocgfels vermeerderd j door
c. j. P. CRAMER. VON BAUMOARTEN, Predi-
kant te Eenrum. Ifte DeeL Te Groningen ^ bij W*
van Boekeren. 1819, In gr. Svo. FIII en 340 BL
f 2- 16-:
TT
oezeer er reeds verrcheidene werken, vooral dat
van H ARMER in het Engelsch, en uit die taal in
bet Hoogduitsch door pas er vertaald en met aan*
nierkingen verrijkt, en volgen» deze vertaling in het
Nederduitsch overgebragt, zijn uitgekomen, tot ophel-
dering der H. Schriften uit de gewoonten en gebruiken
der Oosterlingen, kan men, echter, het onderhavige
werk , van hetwelk wij alhier het eerftc Deel hebben ,
niet als overbodig foefchouwen. Het is , blijkens den
titel, uitgebreider van Aanleg, en volgt de orde der
Bijbelboeken Eelve. -* De Heer rosen^uller^
gewoon Hoogleeraar. in de Oosterfche Letterkunde te
Leipzig , en in ons land ook bij velen bekend door zij «
ne Scholia in Vetus Testamentum^ vervaardigde dit
nieuwe werk naar 'aanleiding van een foortgelijk En*
gelsch werk van burder, tot welks vertaling hij
aangezocht was, en vulde^ hetg^e hem voorkwam in
hetzelve onvolledig te zQn , aan , deels uit een ander En«
gelsch werk vaA ward, deels door zijne eigene bij.
voegfels. Zoodanig werk vond de Eerw. cramer
VON BAUMGARTEN Waardig om in het Nederduitsch
Qvergebragt te worden, en werd In dit zijn gunflig
oordeel bevestigd door zijnen Leermeester, den Hoog*
90BKB£SCH« 1820. NO* U A \ttt^
A. E. P« K« ROSENMULLBR
leersar MUNTifiOHE. Dien ten gevolge fldeg bij de
handen aan het werk, en gaf, op verfctieidene plaat-
fen, zijne eigene bijvoegfelen : zoodat \vg alhier aan*
merk/ngen hebben , door vier 'verfchillende Auteuren
gemaakt of uit andere Schrijvers verzameld , welke alle
voor den Lezer behoorlijk onderfchelden zijn.
Dit eerde Deel gaat over Genefis en Exodus, en
tnet nog drie Deelen, van geKjke zwaarte als dit, zal
het geheele werk over h^t O. V. volledig zijn. Of er
iiog iets over het N. V. volgen moet , hebben wij met
genoegzame zekerheid niet kunnen ontdekken. De al-^
gemeene benoeming van de Heilige Schrift op den titel
fchijnt het werk niet alléén tot liet O. V. te bepalen;
maar in de Voorrede fchijnt het werk in vier Deelen ala
compleet te worden voorgedragen. Hoe het daarmede
ook gelegen zij, wij befchouwen dit werk als eeiie
wezenlijke aanwinst, tot welks aanbeveling de aan*
moediging van den Heer m u n t i n g h e , om het te
vertalen, zeer veel afdoet; en wij twijfelen niet, of
vele verftandige beoefenaars der gewijde Letterkunde
zullen in Iietzelve geen gering genoegen en nut kunnen
vinden. De Eerw. Vertaler heeft niet weinig, door
zyne meestal zeer belangrijke bijdragen , toegebragt , om
het nog beter en nuttiger te maken dan het in het oor-
fpronkelijke is; en wij hopen, dat hij op die zelfde
loffelijke wijze zal voortgaan. — Op fommige plaatfen
is dit werk vrij uitvoerig, vooral waar eene meerdere
uitvoerigheid te pas komt. Zeer veel is, b. v. , bij*
eenverzameld bij de merkwaardige befchrijving van So»
doms verwoesting en de daaruit ontdane Doode Zee,
GeneC XCC : 24 , 25. Uit verfchillende berigten wordt
niet onwaarfchijnlijk geAiaakt, dat ér een werkelijke
zwavelregen gevallen is ,waardoor de Naphta^bronnen ,
waarvan het dal Siddim vol was , aangedoken werden,
en alles in brand geraakte , totdat de geheele dreek ia
het onderaardfche meer verzwolgen werd. Tot de be«
tere kennis van dit meer is hier ook veel te vinden ,
tn de Vertaler heeft hier eene uitvoerige en rijke bij-
dra^
èngt jjfegeveri iHt^e berigten vta den beroetiiden Rei«
Éiger 8SBTZEN, dié ovctwaardig zija gelezen te
worden.
. Op bh 325 vermoeden wij eene fchrijffotttt Aldaar
ftaat, van de verfchrikkelijke zwermen van fprinkba^
nen , die Egypte verwoest hadden en nu in zee obi»
kwamen » dat bet wonderbare Van dit laatfte hierin ge«
legen was, dat dit 0^ PAarM^s bede gebeurde* Wij
gelooven , dat er ftaan moest : op Mozes bcéc Pharao
had er Mozes wel om verzocht ; maar de wind , die de
fprinkhanen naar zee dreef, ontftond op Mozes gebed ,
Ezod. X : 1(1^194
Handboek o^cr,het jtPondmaalj voor jonge Predikant
ten. Uitgegeven door a. j* van der vbbn, i'r^.
dikant te Gorredijk. Te Groningen , èij W. Zuide*
ma. 1818. In gn &yo. 087 iS/; ƒ 1*4-:
Wi
ij hebben aan den Êerw. van dxb. vbbn reedt
de uitgave in onze taal van de Oi^erdenkingen van
D I E T s c H over het A'9ondmaal ^getrokken tdt de fchrifm
ten van r e i N 11 a r D% te danken ; nu geeft bij zijnen
jongen Ambtsbroederen dit Handboek^ in hetwelk hy
gebruik maakt van het beste en doeImatig(!e,dathijkon
bijeenzamelen , door hem oordeelkundig gekozen en ge«
rangfchikt, met aanwijzing doorgaans van'zvne bron«
nen; en wij twijfelen geenszins, of ook deze z$n ar-
beid zal dankbaar ontvangen en met nut gebruikt wör*
den van zoodanigen , die teregtWijzing en wenken en
voorbeeMen behoeven , ter gelegenheid der viering eener
gedurig terugkeerende plegtigheid^ over welke dan ge#
woonlljk telkens drie malen gepredikt wordt. Het werk
heeft vijf Hoofdftukken. Het eerfte beeft ten opH^hrift :
Leerredenen , ontwerpen en redenen over het AvondtfUutl ^
'geïkê nog niet vertaald z^n , en is het uitvoerigfte , daar
bet v///Afdeellngen heeft, behelzende: de natuurwaard
At eB
4 A. J. VAN DJ&H VMit
efi bedoéltsg van het Avondmaal , uit veffchillende oog^
punten; ^ de booge waarde, belang en nut van bet*
zelve, (biet ontvangen wij niet minder dan zeventien
Terrcbilleode bijzonderheden ;) — de verpllgting der
Christenen , om het Avondmaal te houden , (op zeven
onderfcheidene wijzen aangedrong.en ;) ^ en eindelijk:
over de regte viering van bet Avondmaal , (nog dertien
niede van elkahder verrchillende overdenkingen.) Het
tweede Hoofdlluk geeft fchetftn van Leerredenen^ en
hoofddenkbeelden van Verhahdeïingen en Overdenkingen
arfer het Avondmaal ^ die in onze taal voorhanden>zijn;
dezelve zijn twee en twintig in getal.. Het derde, geeft
tekften op , die gefchikte flof tot Avondmaahleerredenen
opleveren; natuurlijk kunnen deze alle niet regtftreeVs
van het Avondmaal hand/^ien , maar alle zijn welgeko*
zen en toepasfelljk.^ Eerst vipdefi wij tekiïen , die tot
elkander in verband ftaan; dat zegt, dat dezelve ge»
fchikt zijn, om bij voorbereiding, bedieningen nabe-
trachting j bij vervolg, behandeld te worden ; dan voU
gen de zoodanige, die meer op zich zelve (laan, tsL
flechts tot ééne dezer leerredenen kunnen gebruikt wor-
den. Hierop volgt eene ftanw^zing, hoe fommige tek*
flen nuttig gebruikt kunnen worden, eerst uit uitge-
gevene gefchriften; en vervolgens uit door den Schrij-
ver gehoorde, of hem door vrienden medegedeelde, of
door hem zelven geftelde leerredenen. Het vierde Hoofd-
llttk zegt een enkel vfooré.ovtr ^t aanfpraken aan de
Nachtmaaïstafel ^ en geeft daarvan eenige voorbeelden.
•Eindeiik wordt eene opgave van fchrif ten y welke men
over hét Avondmaal kan raadplegen , een vijfde Hoofd*
(luk genoemd. Het fpreekt van zelf, dat deze lijst
niet volledig is , en wij hebben er ongaarne , o. a. ,
eenen her mes gemist.
Voor het overige hebben wij, bg het deels naauw*
keurig lezen , deels enkel doorbladeren van dit Hand-
boek, geene redenen gevonden, die ons het gebruiK
van hetzelve zouden doen ontraden aan zoodanige jonge
, of ook oudere Leeraars » die omtrent de kéirze en be*
\ . , han«
, HANPBOBC OVEU HET AVONDBCAAL» J^
^afideling van tekften en belangrglre oogpunten bij de
▼iering van het Avondmaal. verlegen zijn, niet weten
U zorgen voor gedurige a^Xvisfeling» behoudens da
hoofdzaak. 69 bet doel dc^er plegtigheid , en de Gemeen-
te door herhaling vau het alledaagfche v«^rvelen ; maar
wij kunnen ons cnoeijelijk in der zoodani^en plaats iteU
^ep, en verblijdden ons, dat voor ons en voor velen
dit Handboek geene volftrekte behoefte was* Evenvvel
vernamen ook wij van meer dan édnen broeder zeker
opzien en verlegenheid, omtrent h^t opzetten van ien
arbeid b^ die gelegenheid. Men danke dan den arbeid-
zamen van der vabn, en gebruike zijn werk met
oordeel; men zal wel niets aieuws, maar veel goeds,
ja voortreffelijks vhiden»
Gefchiedcnis der Jijden , yun icn dood van Akxander
tot de vermfoesting yan Jeruzalem , vervat in . de twe^
eerfie boeken der MaccaMn en in dt^ we^è^n van Fla*
vius > Jofefus ; door p. van eyk* J. U.D.cn
Emeritus Conrector der LaUjnfcbe Scholen te V Hert^
togenboseh. Te Amfterdam , Ajr* A* B. Saakes; i*i8>.
In gr. 8vo. Xll én 120 BU f 1 • 2- :
H
et 'oogmerk van dit (luk je wordt op den titel, wel«
ken wij niet geheel afgefchreven hebben, opgegeven.
Dit ftukje , namelijk , wordt aldaar befchreven als een
vervolg van de Bijbelfche gefchiodenisfen ^ ten di^fte
van hen 9 die verlangen eenp jaaneengefchqkcld^ iet^nis
üHtn de Joodfche gefchicdenis te verkrijgen, J^ader wordt
dit te kennen .gegeven asn bet einde der voori^ede ,{ al*
waar de Schrijver zegt , dat , dewijl de grootere werken
van PRIOBAUX, uamelsveld. muntinohb.
;ear andereli niét in. tedets handen z]}n, en ook fom*
mige derzelve weinig gefchikt > zijn voor alle foorten
van lezers, hi^ geotideeld lieeft, met de uitgave van
4it weri^e^ geen' omuistigen arbeid op zich genomen
A a te
# V. V'AVfnXKf «£5CmSDSNIS BKR JÓDSN.
te hebbeli ; daar 2^ , welke verlangen dM Bijbel naar
zijne , te voren uitgegevene , Handleiding te lezen , in
hetzelve vindeii zullen , hetgene in de gewone Bijbel*
uitgaven niet gevonden wordt , en tevens elk , die roet
de gerchiedenis van het Joodfche volk tracht bekend te
worden , in hetzelve zijn verlangen voldaan vindt , en
ook onderwijzers van hetfselve gebruik kunnen maken ,
om hunne leerlingen van die gerchiedenis eene aaneen*
gefcbakelde kennis te geven.
Wij hebben hier dan hoofdzakelijk het eerde boek
der MaccabéiSn , met inlasfching van h$t roerkwaardig-
fte van het tweede boek , en met aanvulling van het
vervolg uit Jofephus. Vqorts wordt in de eerfte der
aanmerkingen 9 die over het geheel genomen tot ,het
oQgmerk des Auteurs , om voor ongeleerden te fchrij*
yen , zeer goed zijn , het tijdvak , da^ tusfchén Nebe-
mia en den dood van Alexander i$ verloopén , kortelgk
aangevuld.
W$ wenfcben den Schrijver een genoegzaam vertiei
tpe van dit , t^%ï zijn oogmerk welingerigt , werkje , en
hopen, dat hij daardoor moge aangefpoord worden ,
om , ten algemeenen nutie , de belangrijke boeken der
IFijshcid €n vso Jezus SiracA^ volgens zijn^ in de
voorrede van dit ftukje aangekondigd , voornemen , uit
te geven.
^^eerrede bij ie ^pemn^ yan de nieuwgebouwde Kerk der
« lUrvermde Gemeente in den QadenboTcA , gehouden
den 17 October iSip, door herm« jo. krom^
Predikant aldaar. Te Gouda , bij W. Verblaauw en
]. van Bentum. In gr. Zfo. ^7 BI. f \'%'t
/
H,
etgene op de keerzl^e van den titel , bij wijze van
raotto^ geplaatst is, doet ons vermoeden, dttdenit*
gave dezer Leerrede ook tabg teene andere aanleiding
bad 9 da9 het voorberigt opgeeft* )ict had iritfa«na op
ops
ons dien invloed 9 dat w|) met tUe oplettendheid nagin-
gep f of wij ook iets vonden » hetwelk verbitteren of
ergeren kon; mttr wij verklaren rondborftig, dat wij
niets van dien aard hebben opgemerkt. De Leeraar
beeft te deaer zeldzame gelegenheid vrijmoedig, met
waardeeen geheel en al dodmatig» tot zijne Protestant-
fcbe Gemeente gerproken , en teveas met alle befcheiden*
lieid en in den goeden Christelljken geest jegens ander&i
denkenden. De Leerrede is eenvoudig , welfprekend ,
zonder eenige gezochte fieraden der kunst , onderhou*
dend en voor iederen hoorder duidelijk. Wij twijfelen
ook geenszins, of ieder onbevooroordeeld lezer zal den
KedenaoT regt doen ; en , al neemt hy geen bijzonder
deel in het feest van dien dag voor de Protestanten in
den Oudcnboscbj zoo leest hij toch dit opftel met b'e-
langftelling , rangfcbikt den jongen krom onder dfe
waardige Leeraars, welke der Leidfche Kweekfchole
grootelijks tot eer zijn, en verblydt zich, bij het
zien van deze proeve , in hem den man te vinden $ die »
bij al het alwederom bijzonder kenmerkende , den naam
ven Vader en Grootvader in de vaderlandfche Kerk
Waardiglijk kan . handhaven.
Bcre^zuil^ Ur gedachtenis van de voor tveeflonderd
jaren te Dordrecht gehoudene Nationale Synode , op^
geregt door nicolaas schot shav ^[Predikanl
tê Lejdefh Tveede Druk., Te Lejden , bij J. van
Tbour. 1819. In gr. ivo. (Thans met eens Voor^
rede en.y0orlo0pige Aanmerkingen^ beflaande $e zom
men ^24 Usds^^ / i • e- :
H,
etgene wij voorfpeld hadden, dat deze Eer e -zuil
voor haren Stichter eene SchandzuU zijn zon , is zoo
tamelijk bewaarheid. Bij allen , die er zich , zoo veel
wy weten I openlijk over hebben laten hooren, is dit
lai/«/-y^Ar0,veroordeeld; en wij hebben geen bijzonder
A 4 le«
è W. SCHOTSMAN
• • •
lezer van hetzelve ontmoet , die het niet verfoeid heefti
-:- Wil men het uit de fraay'e Voorrtdt^ die alle zins
voor den tyffceden druk^^^ van dit ftuk voegt, verne*
uren? Daarin wordt geklaagd, dat „ de oude getrouwe
,, Schildwacht,'* schotsman, (die zich, uit eige-
ne beweging, voor den bouwval van het Monniken»
lilooster der onverdraagzaamheid^ waaraan fchier nie-
mand meer dacht, geplaatst heeft) „ in zijne ouder*
,, wetfche montering, op zijn eenzame post (taande,
'„ door een hoop baldadige jongens , van uil een duis«
„ teren ichuilhoek, met (lijk en vuiligheden, en door
3, (louter en kwaadaartiger knapen meer openlijk met
„ fteénen gePmeten, en door die allen uitgejouwd 'en
„ berpot is.'* Ziet daar dan : zelfs de kinderen heb*
T)en moeten lagchen , en de handen niet t' huis kunnen
liouden ! Dat komt er van , als oude fchiklwachten in
het hoofd krijgen , om zich , in eene befpottelijke mon«
tering van vorige eeuwen , bij de puinhoopen van een
oud gedicht, waar weinigen meer belang in (lellen, te
plaatfen, en de ftille voorbijgangers, die er den hoed
niet voor afnemen , te brutaliféren, Ondertusfchen heb-
ben nu, och laci! ecnige van de door de kinderen ge«
worpene (leenen ook de dierbare , maar ranke zuil, door
SCHOTSMAN bij dczc ruïncu gefticht, zoo droevig
getroffen , dat zij gedreigd heeft te 'vallen , en gewis
reeds zou zijn ter nedergeploft , had hij er niet, knap-
\i2LnA\g^ttVit dommekracht weten onder te wurmen. Al-
zoo (laat zij nu, in fchgn, weer vast, 'en de trouwe
fchildwacht, als voren, op zijn' post. Maar evenwel,
een weinig bevreesd voor nieuwen aanval * en nu bij
ondervinding geleerd hebbende , hoe weinig hij. daar-»
voor beftand is, heeft hij zich daartegen een geducht
befchermer meenen aan te fchairen,door zich vaneenen
grooten hond te voorzien , een' tweeden drberus , en
een zoo woest dier, dat vorige meesters zich van hemi<
hel>ben moeten ontdóenr om zi;ile kwaadaardigheid. De*
ze li^^t nu vlak voor hem, en hij acht zich Veilig. Oviw
noozel zeker: want hij is thans evenzeer^ als 'te vo*
ten 9
£Bre-zoil; '• 9
ten, zoiowel als zijnt zuil en hond, aan het werpen
'van vniligbeid eti fteenen blootgdleld; maar toch men moet
zich wachten, dat men het beest niet te na kome/uit
▼rees voor den muil. Een iegelijk zii dus op zijne hpe«
de I — Doch het gevaar- is , \^èl beCchouwd , Qie^ zoo
lieel groot. Dè rekel bast , jankt , huilt ^ raast en tiert
met zulk geweld , dat men hem van verre hoort ;' daar*
enboven ligt hij aan eene masfive ketting, zoodat men
liem ook, met zweep of Hok, mores zou kunnen. lee-
ren; en eindelijk men mompelt reeds, dat dê buren zoo
bitter klagen over den overlast, dien zij van het woe*
dend beest lijden , dat zij bedacht zijn bp middelen , om
het zulk een' naauwen muilband te 'doen aanleggen, dat
liet noch bijten hoch basfen . zal kunnen. Dit mogen
wij lijden : want het heeft ook een' fprong naar ons ge»
daan , om ons in de beenèn te bijten , toen 'wij (lopdea
te kijken , en óns met zijne magtelooze woede vermaak*
tetf. Wij hadden ' het gevoelig voor den fnoet kubnen
fchoppen ; doch achteden het beest zoo min het ligten
van ded voet, als dèn fchildwacht, die het grijnzend
fiond aan te zien, een fcheld woord waardig. Waren nu
de kinderen ook maar zoo wijs , dat zij zich verder met
Tiet een en den anderen , daar zij toch niet fchaden
kunnen, niet verder bemoeiden, en hield elk zijneti
hond t'huis , om niet tegen te keften , de klucht zon
fpoedig uit zijn. Het zij zoo !
i^crklaringsproevc van het Tafereel der zeven Bazuin
ticny vit de Openbaring van Jóhannes ^ als iets op
cnzen tijd betrekkelijk; door j. w, H. o e u s s e n ^
] Christenleeraar bij de Protestanten^ te Maria Hoore^
. beke tn bij het Garnizten te Oudenaarden, In ^r^
• Svo. 34 BI. f '.'11-'.. ^ .
t
As J)&
%o J« w. H« dxusseh
Pc etrjlc OordetUdag^ ah aanfiaandc y$Qrg^fiMj ia
etne Leerrede over i Tcs/m Vi ^f.^^a.^ door d€^
zelfde In gr. Zvo. aS JJA /; • 8 - ;
B'.' *
eide deze (lukjeti zijn te Amfterdam, bij. a. vin k^
1819, uitgegeven, en een aantal foortgeiyke van den
Eerw. DEUSSXN9 die daarenboven bet Atnflcrdamsch
Lttterttevcnd Maandfchrift met zijne verk laringen over
Michall enz. uit het boek 4er Openbaring beeft verrijkt.
Als proeve van verklaring laten wij 's mans gefcbrljf
gelden , wat het gelden kan ; dewijl het ons en anderen
Volkomen vrijftaat ^ de fchouders op té trekken , b^
het lezen van dit en foortgelijk werk« Gelooft de man ,
waaraali wij geenszins twijfelen, hétgene hij fch rijft,
en meent hij het niet te kunnen verantwoorden voor
God en zijn geweten, zoo hij er van zwijgt, — hy doe
dan , hetgène hy niet nalaten kan ! Maar zóo hij , b^
zijne . verwachtingen , zich eeniglijk bepalen wilde tot
érnftige en gemoedelijke poging , om de Christenen te
Maria Hoorcbcke 'en het Garnizoen $c Oudenaarden op te
leiden tot gegronde kennis en vaste overtuiging van de
altijd blijvende, eenvoudige, Evangelifche waarheid »
en zoodanige deugdzame gezindheden en heiligen wan*
del , door welke men toch wel het best tegen iedere
toekomst des Heeren gefterkt en voorbereid wordt , zou
hij, naar ons inzien, wijzer handelen; beter aan zijne
roeping beantwoorden, en meerder ihh dichten. De
man leze in de Openbaring van Joannes , en geloove ,
wat hij wil, van napoleon buonaparte, en
van MiCHAëL ^AVWhOwiT z f een" RusfiscA'Groot''
\orst^ die in het land^ waar vele Joden zjyn , zetelt ^
en van eenen aanftaanden oorlog van den Turk met RuS'^
ioiuiy enz. enz. ; maar hij behoeft daarvan niet te pre*
diken. Hij ^redike , dat Jezus Christus in de wereld
gdcomen is om zondaren zalig te maken , en dat eea
iegelijk , die op Hem hope heeft , afftand moet doen van
alle ongeregtigheid ! — En, wij ontkennen het niet.
VEHUXAUKGSPEMVE 9 BHZ* XK
foo fa9 het Eraogelie niet beter kan aandringen , dan
4par de aankondiging, dat napoleon uit Sf. J/cfc^
na verrijsen , en , met nog anderen , ylerdebalf jaar de
werdd beroeren ^al , zouden wy nederig van oordeel
zyn y dat bij met zijn ftokpaardje kon worden op il^l
gezet.
«HW
VcrhandMng , wc'r ie verfchiUênde Ziehen der O nier»
tuiksiftgcwandeff. Door c. r. PBMBERTON^.^ivf*
tengewoon Ceneesheer van den Prins Regent van Sn^
geland. UU het £ngelsch , met eetdge AanmerUngen
en een Bijvoegfel vermeerderd ^ door j. j^ tan ho u«
TEN, Mcd% Doet. te Haarlem. Met Platen. Te
Haarlem^ fó; ?• Bohn^ 1819. In gr. Bvo.fi^i^mt
D
aar de Latijnfcbe taal , in vroegere tijden de band
van verbroedering tusfcben de Geleerden van alle be-
fcbaafde volken, bij voortduring meer en meer in on-
bruik fchijnt te geraken, zoo verheugen wij ons, dit
werk, in de Engelfcbe taal opgefteld, in de Neder*
duitfche te zien pvei^bragt. De. gretigheid , waarmede
deze Verhandeling in ingeland i$ ontvangen , de lof «
waarmede zij^ in Ddtscbland werd aangekondigd, waar*
borgen dezelve hier waarrchynlljk geen minder goed
onthaal. Zij verdient ook die onderrcbeiding , welke
baar is geworden onder een aantal van niet minder be«
langrijke gefchriften, federt eenigen tijd in Engeland
uitgekomen. Wij gaan dadelük over tot de vermeUipg
van derzelver inhoud, om by een en ander belangd
r^k gedeelte iets langer te kunnen ftilftaan. Eene korte
Voorrede, van ^cbr^ver en Vertaler, leert ons, dat
dit werk de vracht is eener veertigjarige ondervinding.
Het is geene ftelfelmatige of volledige gerchiedenis van
de ziekten des onderbuiks ; maar het zQn de bevindin-
gen des Schryvers, gedurende zijne langdurige genees-
kundige loopbtint 4it verleent echter de meeste waar«
de
ët aan hetzelve 9 alsmede, é^i' middcktty gene€sw^z&
tXi diagnóstifchc teeketien alleen uit de ondervinding
zgn opgegeven , zoo als zij door deze zyn bewaarheid
geworden. De Heer van houtbn hebbe dus dank
vopr 2ijne pogingen , otn ook de Nederlandrche Artfen
met hetzelve nader bekend te maken. Daar het w^r^
alti|d .belangrijk blijft, zoo behoeft het niet nieuw it
worden; de waarheid blijft altijd dezelfde; zoo als zij
ten tijde van öipï»ocrates was , beftaat zij ook
nog; zij is de altijd bloeijende boom des levens; de
ondervinding kan haar ilechts nu en dan in helderder
daglicht plaatfenj zij blijft dezelfde hier en overal,
ook in Duitschtand , waar gewis de (lelfelzucht niet
erger woedt, dan elders. Weshalve wij ook het ge-
leegde voor rekening yan den Heer Vertaler willen la-
ten. Wij zouden althans aarzelen, culk een oordeel
over een land te vellen , hetwelk onder zijne .voornaam-
He Artfen eenen hüfkland, vogel, hildr*
SRAi^D en FRANK telt , om meer anderen niet te
noemen. - \ '
H^t werkje zelf is in ^^Hóofdftukken verdeeld, welker
'opfchriften de -narvolgcnde zijn: de on^Heking van het
darmvHes ; ziekten der Uver — der galblaas — der al'-
^leeschklier — der miU — der friercn i— der maag —
yan de darmhuis ; de darmont/Uking / on$ [leking van de
flijmhiiid der ingewanden — - van de klieren der Inge*
wanden. Een bijvoegfel vail den Vertiiler, over ver»
ouderde maagkramp^ en eene waarneming van eenen
hardnekkigen buikloop^?) befluiten het werk, In een
Nederdultsch gewaad ons hier aangeboden. De |Verta«
'Ier fchrijft in zijn Voorberigt , dat ^ waar zijn £d. zich
niet met den Schrijver konde vereenigen , hij fommige
geringe aanmerkingen bij diens arbeid gevoegd beeft.
*Het was wenfcbelijk. geweest ^ dat hy b^dit voornemen
'ware gebleven , en nkt , zoo als b. v. op bl. 6 , bet
aqua menth. pip. in aq. horde Qtt^aqua herdef) hadde
veranderd, latende dit ter verantwooirdlng van den
* Schrijver. Desgelijks moeten wij het -^gelaschte r&*
cept
\\n^w^p^Lii^Gf .') j
'f^ pp bh dd afkeuren ; want hecgene den Vertaler i
2$ijie., praktijk goeJen dienst ga laan heeft, moet ni
als 4oiddeI ter aanvulliog vau df s ^Scbrijvjers meenii:
worden voorgedragen. Wij zoadei;! ook twijfelen , (
dit wel de ware meening des Schrijvers geweest z
Reeds in bet op bl. 7 opgegevene voorfchrift ontdekki
wij de flordigfte drukfeilen, hetwelk bijua in ieder yoo
fchrift herhaald wordt Q*\
Met kracht wordt er in dit eerfic Hpofdftuk aang
drongen, zich door geene Cchijnbaré zwakte bij ontfi
king van het darmvlies te laten terughouden , tnaar,
weerwil dezer ongunftige teekenen., die zich dadel»
bij bet begin dezer ziekte opdoen, dadelijk tot het lai
eet de toevlugt te nemen.
* Belangrijk is in het tweede Hoofdftuk de opgaaf d
onderfcheidende kenteekenen tusfchen borsh en leiie
pfitfleking. Het bg de geneeswijze aangehaalde voo
icbrift wordt, door deszeU's onnaattwkeurigiieid,groc
üendeels onverftaanbaar. Door de vermenging yan eei
^rachma pulveris gummofi met eene once fyr. althac,
.op zes Qncen aqua mentA. zal dit door den Vectal
voorgeftelde mixtuur ook vr$ l$vig worden. —^ I
regels bij bet aderlaten in deze. ziekte én bij alle ande
ontflekingen , over het maken eener groote openinj
opdat de bloedyljet fchielijk en met een* ruimen fprpi
^efchiede 9 verdienen overweging en navolging, H
gebruik van den calomel wordt hitr ook naar waan
bep^d^ld. De taraxacum^ reeds door bo£rhaav
geprezen , wordt naar waarde beoordeeld. Bij ,de on
ileking der galblaas vindt men belangrijke aanmêrkii
gen over de galfteenen en derzelver wijze van ontla
ting, waarbij eene zeer goede plaat gevoegd is. Bij (
critfieking der nieren geeft de Scbrgver eene wijze V£
(♦) Aqu\Rofar. %x denkdifk ^x. Tinct.jfpii gtt. I. igtU\
wf. haustwsJi yevfo}gtï\MtK.W. rofar. ^x fyr. mor. ^f^n.
hamtuil
/
Tcrdeeling der klkren op , die als zeer gegrodd Voor<^
komt , en van welke hij zich veel belooft , ter betere
ondfirfcheiding van vele ziekten. Hij. verdeelt ze is
zulke klieren , die eene vloeiftof uit bet bloed afzon*
deren, ten dienftè van het geheele ftelfel ^ en in zulke,
die vochten affcheiden , welke uit bet ligcbaam moeten
gedreven worden. De eerfte zoude men , den Schrijve^
volgende, iocdcndó^ de laatfte . v^r/^r^ny^ klieren kun*
nen noemen. Gebrek aan plaats verbiedt ons, den
Schrijver hier verder in de* uiteenzetting zijner denk-»
beelden te volgen , welke echter allergewigtigst zijn.
Het zi) genoegd, de rangfchikking van fommige tnge«
wanden op te geven ^ tot welke foort tan klieren zij
fchijnen te behooren. Dus kan men tot de voedende
klieren brengen : de lever , de ahleesehklier , de klieren
der ingewanden , «welligt ook de maag en de dunnere
darmen* Tot de verterende i de nieren^ de hng^ der^
zelver Jlagaderen en de dikke darmen* Van de milt
wordt niets bepaald gezegd ; maar » dewijl hare ziekten
altijd uittering ten gevolge hebben , zoude men haar ^
bij gevolg , ook tot de voedende klieren kunnen
brengen.
Der proefneminge 'waardig is de ftelling van den
Engelfchen Geneesheer brandb, dat kleine giften
magnefia zeer werkzaam zouden zijn , om het ontftaan
van zuren te verhinderen , en dat de magnefia bet bes-
te middel is tegen al de tot nu toe onderzochte fteenen*
Het onderzoek omtrent de blaasfte«ien door Dr. wol«
LAST o NB fchijnt hiermede echter ftrijdig te zijn, daar
het grootfte gedeelte derzelve door zuren, en wel
door het zoutzuur , oplosbaar was ; hetwelk door de
proeven van pembbrton zeer vele waarfchijnlijk*
beid verkrijgt. Hij heeft de voordeeligfte gevolgen der
werking van zoutzuur op de fmelthare fieenen of het
fmetibare zand van Dr. wollastonk gezien*
Tot dit einde fchreef pbmbchton alle twee uren
aet druppels van dit zuur in water voor, waarvan bQ
bij vi^ liters goede gevolgen ontdekte.
Hoi
Hot gevoelen vac^ » e m b £ r t o n , d&t de mtagpijnen
bet gevolg zijn van de voornaamfte voeding door aard*
appelen 9 verkrijgt veel gezag , doordien deze ziekte bij
ons zoo menigmalen wordt waargenomen , terwijl zoo
vele der ingezetenen dezer landen enkel en alleen door
aardappelen en flappe warme draiiken gevoed worden.
De overeenkomst tusfchen de ZQCtcpisylocijlng ^nmaag*
trandittg is een verder onderzoek waardig; als ook.
Dr. ROLLO volgende, dat zij met de jicht' in verwantii
Cchap ftaat. De Gum Kino wordt als een werkzaam
middel tegen de maagpijnen aangeprezen. Tegen de
werktuigelljke maagziekten . worden melkdieet en kleine
giften cahmel en cieuta geroemd. Of echter het estr.
cicutac tot vieV greinen tegelijk, en wel tweemalen
daags, eene kleine gift genoemd kan worden , 'vooral
indien hetzelve echt en welbereid is, zouden wy
niet gaarne onderfchrijven. Behalve deze middelen,
vinden wij hier , zoo als overal , eene groote vooringe*
tiomenheid met het fulphas magnefiae. Hoezeer dit een
gevolg der in Engeland heerfchende mode fchijnt te zijn ,
bijna uitfluitende met Engelsch zout en cahmel op de
ontlasting te werken, ware het wenfchelijk geweest,
dat het genie van dezen waarlijk grooten praktifchen
Geneesheer zich van deze banden eener flaaffche navol-
ging ontdaan hadde. Weinigen althans zullen , met ons ,
bet f al catharticum voor een zoo algemeen aanwend*
baar middel houden tegen al de anders hier zoo nitmnn-
tend befchrevene ziekten.
Uit eene aanmerking van den Heer Vertaler, bl. 129,
zouden wij bijna oordeelen , dat zijn Ed. nog een aan«»
vankelljk beoefenaar der Geneeskunde h ; anders toch
zoude het door hem aldaar opgegevene geneesmiddel nltt
net zoo veel zelfvertrouwen voorgefteld zijn gewor-
den , en hem wel reeds meer dan eenmaal in de aan-
wending mislukt z%tk. In de aangehaalde waarneming
moest het echter vooral mislukken ; wy vinden waarne»
ming en opfchrlft . derzelve zeer ongelukkig gekozen,
en fchijnt de ziekte ^ bij eene nadere ontleding van des
Schri)-
.'Schrijvers eigene opgave , geheel iet8:antos;deze4ttlr«
loop "WMS immers niet: de oorfpronkelijke ziekte, t^tur
nieer eene bgkomende, mogelijk wel een gevolg der
overprikkeling door te menigvuldige prikkelende midde*
•Icn, waarvan wij ter proeve een voorfchrift • affchrij-
ven 9 liet^elk nog een der minst zamengedelde is:
U. corf. pcruy. rubr.^ flavi a S^, rad, yaUr. 5»/^
ferpenU 3V 9 ^<^q* et inf^ ad gx col. addc fyr. ahh.
-51, fpir. c. cervi 91, S. om het 'uur ecnlepcL lp de
meeste is het ecnyfiudige niet tot grondregel aangeno-
men , met uitzondering van hetgeue door Dr# l a n d s*
KROON werd aangeraden. Zij bezitten echter de ver-
diende van naauwkcuriger te zijn nagezien, dan die
van den Heer pbmbbrton, welke 9 zoo als reeds
gezegd is 9 van drukfeilen overvloedig voorzien zijOy
terwlil wij er hier geene gevonden hebben • Nu , dit is
ook eigen werk ! Doch genoeg : keeren wij nog met een
' woord terug tot het werk zelf van pemderton.
Bij de befchrijving der colica pictonum ontmoeten wg
vooral belangrijke voorfchriften omtrent de behandeling
der verlamming, wanneer de band van het gewricht
der handen fchljnt droog en flap te worden » even alsof
eene verzwering der hand de banden heeft uitgerekt ;
waarbij dan nog dikwerf een gezwel boven op de haDd
komt 9 hetwelk meestal week en beweegbaar , doch fom-
w^len ook hard is en volkomen vastzit. Behalve de ge-
paste inwendige middelen, zoekt de Schrijver dit ge«
brek ook door de aanwending, van eenige werktuigelij ke
middelen te beftrijden. H'^ bezigt hiertoe eene fpalk,
•in den vorm van eene goot, die^ onder den geheelen
voorarm gelegd, tot aan de toppen der vingers moet
vastgehecht worden. Op de tweede plaat vinden wij
de fpalk en de wijze van aanlegging afgebeeld.
De befchrijving der febris remiitem infantum is eene
der bdangrijkfte In dit geheele boek. Wi> gaan do^seive
echter voorbi), dewijl zij voor geen uittrekfel vatbaar
is; zij behoort geheel gelezen ,te worden door eiken Arts»
die met een. gelukkig gevQlg b^ kind(^ren werkzaam wÜ
zijn«
Vbrhandelinc. xj
Zijn. Vele dezer jonge fchepfelen dalen zeker ten gra*
ve, doordien deze ziekte dikwyis niet gekend» en der-
halve ook veeltijds verkeerd behandeld wordt.— De be-»
handeling def darraohtfteking verdient de overweging vaix
iederen nadenkenden. Te regt worden lUrke en herhaaK
de aderlatingen voorgefteld, als het voornaamfte niiddel
om dezelve te beperken» Men kan hier niet voorzigti^
genoeg 2ujn , daar deze ziekte zoo fpoedig doodelijk Wordt ;
naauwelijks gekeild, beeft zij hare prooi reeds in bet
Wisie verderf gellort, en het berouw der miskenning
komt te laat, — De kennis en behandeling der ontde-
liiïïg van de flijmhuid der ingewanden , en van de klie*
xen der ingewanden , befluit dit doelmatig werk.
Wij wenfchen het, als een van de beste voortbreng*
Iels der Geneeskunde , in veler handen , vooral van eerst-
beginnende Artfen, die hier 05 de gevolgtrekking eener
redelijke ondervinding onthaald worden. Tot dit einde
was het van belang geweest , dat dit werk beter uitge*
voerd, en tevens beknopter, gedrukt ware geworden,
om het nog gemeenzamer te kunnen verkrygen. Maat
vooral hadden wij van den Heer Vertaler meer oplet«
tendheid en zorg voor cene juiste correctie der voor*
fcfariften verwacht, die thans door eene menigte druk-
fouten, en jammerlijke rangfchikking derzelve , ontfierd
worden, en hierdoor fomwijlen naar geneeskundige raad-
fels gelijken.
•m^^mmm., I II— p»—.^— Bfc^a^MaJ^
Over de Atteenheerfching volgens het Charter;' door den
Burggraaf ds CHiTBAUBRiANO , Pair van
Frankrijk , Staatsmintster , . enz. Met eenige Aan*
tner kingen over de Zitting der Kamer van 1815,
door de XJitgcHrs van den Nain Jaune. Uit het
Fransch vertaald ^ door y^. w. Baron v. o. T^
V Hertogenbosch ^ bif D.« Noman en Zoon. X en
«55 iïA/i-16-;
XXoewel dit* werkje, door den overvloed der ftof, en
90fi|CBK9CHf 1820. NO. 1, B om
J
omdat het epkel tot Frankrijke binnenlandrchep tpeftand
Betrekking; he^ft, wat Ung bij qius is bleven li^en,
zoQ vereischt toch ()e gerpaanen toedand van Europa ^
en van Frankrijk in het bijzonder ^ dat wQ iejts yi^ het*
zelve zeggen, Pljmmer toch werd hét g;ezegde des Dich-
ters meer bewaarheid ^ dap th^ps in 4a| Rijk y^ \% ip, on^
gchecle Werelddeel:
MMi4tt M» Ag/faiWft ^ y<^ »bA»^ Ckafjèam<>
/ Twee ©agtige ^nrty^n b^wiste» elkafldcr otreral bet
opper j;e?ag : dft ^nklevers vau bei 014de, van alle voor^
malige inrigtingeh ,. wetten ^^ ze(Jep e.» Qódsdieustlnzet-
tuigén vóór 17% ; en de onbep^ald^ voorftanders vaa
betgene 4q QiRwenteUn^^, eer§t v^n Amerika ^ daarna
• vau FraMkrijh » tot be^jipfel ggfteldi * e» <>p de Ma^^
fchappg to^gep^$t heeft, he? Sc|iriKbewi;p4 va.» *Q*
BESPiBaas alleen uitgezonderd. £éa oogenb]ik «^
ér, waarin lI^?n dezen geest uitge4Qofdl> ofliwe^r^fil
wat hij ^oeds haid, mX Uet oude Monarchale ftelf^il iu-
lilg; verbi:oe4«4. waaiide.;. één oogeuUik ng^ ijéq w^
van i8i4:dan achlbo^ r%«v<]:dw^«QdAe.rchQO«edraQa).!.
De terugkomst 4e§ Man>, v«i Elba vertoonde (te -R^M^
/f^ii'd weder in alhve.dreig;epdeeQrchakW^egi;(|^te.
Men onderdrukt^ di^i» g^««t fpo^dig ixifraukrijk^ ei»
waande hem voor gpe4 ^eflnpprd, AltbaJMi §fibreiteI4;
overal elders, dus dacht men, weerden hejiA de dqf^jf
ondervinding wijsgewordene Volken en Koningen. Er
z^ na de faratfte gebeui leuls naanweHjks vier Jaren ver*
loope»,. en cf^ foel^t 4e m^ 4«C Q«»WMtfili%g , niet
4echt& iik Fraakirv'i i^m^Vi QO)^ Ja j^n^ian^^h^ bo^fd
ö'p , en wordt iq buitschlatfd^ ««auw^l^ dgw liet iper-
nietigen van alle . vryheid der drukpers ^ door 1^$^ op*
tig;ten van In^uifitoriqfo f}ommisficn ,' en dpor het aan
banden leggen "èm AkadmifcHt vrijheid, In Spatg^ ^^t
de hatell|ktte vervolgingen geweerd.
Wm dt reden ma^ zijn vai» dit verftl^^fel, ilaaa ons
niet te onderzoeken , en zou ons oOk ta vttw liaeMee*
ren. In JDaifschland lü^^ men over V4öf/^el$yefkHt
DB ALLEEt^HEOtfCIflffe VOLGEtfS HIT- CHARTEa. "(tf
t^êhég gtmê$ ki Sffg$lar$d wil mn dao? Pvrlcnem»*
benpoESMBg de iibipcii weder aan den gang ca bet volft
tan broed helpen; ia Speitit^ eiscbt laen Teratchriog
Taft bet Dmpat&ams^ bctwelk tia réecfii bljria drie £eti«
vrcB dat land onder den. iroet heeft §eboisdeii« Men lice
il at 9 dat bijkomeiide oorxihcn aaa dta oad'Moaarchatoi
ea oieuw-Conftbatioiidleii geest ia ieder laad eeae b^*
zoodere w^sigiag geven» ia Fnmkr^h ▼ertooaen beido
aarb meer sutrer, meer oardaaa van bekomende tor*
'vaUigbedea. De Ukgrakn eifcben het Charur van r a«
» K w q a XVin in dessetfk volle knebt ^ en daarin heb»
ben a9 ^^ 8^9^ \ aiaar tij teNea oadcr hanoe banioi*
ven (ea roenea daarop) eeaea drom van veBe flavea
4ea oodin Oewddenaars , die toen oaderdanig kropen ^
én nu bnA^eela fctareeuwen, omdat zq bet veilig doen
kunnen V ->• en voor deze heeft aten^ zelfa onder do
lUqpet ing der beate beginfelen , toch wet iets te vree»
9tn« £n wat wttten daarentegen de zoogenoende JÊntl^
Liberalm^ of ftredg KoningageziDden t De aadereipaT^
tij' zegt : Terugkeering vaa al bet oude ^ zelfs de Hee»
xendienften^ de Kerk- en Adelgoederen , ea de Tienden ;
vervolgins dct Froteitanten ; herftolMng der Jezaiten «
és der oteddeeowfche barbaaiMhheid ; benevena wraak
op de Mumnm d$0 Ravoltaie , o^ de Pranfcbe kii^sHe*
dcB^dit dt Rqmblick ea aooaApaava bd)bea ver«
Tot Qp-de toragkoHMt vanwAPOLaoa waren dit
loafe aant^ipnge», meer in vrees dan op ftelfige bewe-
zen uan: doadzakea gegrond , en verfiurdd on dea op^
fiand oeae kknr te ge^ca ; aa zijne tweede verdrijvhig
werden 29 gedeeltel^k b«watrheid» Men beeft bet werk*
]ez Maffifllb et Ntmês en 1835, fledaz re lezen»' om te
etkenoeny dat er zich ia bet Zuiden vaa Fnmkr^k ecu
deaw Scbrikbewntd » eene Regering wai het Graan w
o^ aaam des Koaiagt — of liever der Priafen-^ vestig*
de, die aict zHeen üi de geaoooide twee fiedea, maar
ook te iMgMW es Ljon een* tijd laag ongeftraft moor^
ten pleegde 0]^ aadendeakendea , voocal of de Protes*
Ba ««^-
jlO B£ CKdTBAUBHIANS
tanten : want (en dit verlieze men niet oit het oog)
GodsdieniUge onverdraagzaamheid en ingekankerde wrok:
voegden zich bij ftaatkundige wraakzucht. Men zegge
ook niet , dat dit met het boven door ons gezegde zoit
ftrijden , alsof het in Frankrijk , zuiverder dan elders ^
een oorlog van beginfelcn ware. Immers , de onvers
draagzaamheid . de baat tegen de Protestanten behoort
wel degelijk tot de beginfcUn der ilreng Monarchalen »
gelijk QE BONALD eu de welfprekende Pair , wiens
werkje voor ons ligt , (om nu van de mindere Echo's
dier partij te zwggen) tpet zoo vele woorden gezegl
hebben. Ook heeft, tot bare fchande, de. geheel ia
dien geest denkende en bandelende Kamer der Franfche
Vertegenwoordigers van 1815 de moorden van dat jaar»
die geheel Europa reeds kende 9 .durven logenftraffen ;
en ook CHdTfiAUBHiAND doet dit zijdelings. Dit
moet ons verdenking tegen deze geheele partij inboeze«
men: want daden fpreken luider dan woorden Het is
echter nuttig , dat wij van een barer eerfte , meest ge*
achte en zekerlijk buiten 's lands meest gekende Hoofden
eene foort van ftaatknndige belijdenis hebben, waaruit,
wij ook ifu nog ten minde de voorgcgevene eifchen ea
gronden van Regering der ftreng Monarchale paruj lee»
ren kennen ; een boekje dus , thans te merkwaardiger »
daar het als oorlogsverklaring kan dienen van eene der
twee partijen, die thans in flagorde tegenover elkander
gefchs^ard zijn, om tezamen — gelukkig nog ilechts
met mond en pen — eenen onverzoeniijken krijg tef
voeren. Ut hoofdrefultauti zijn deze, bl. 198: „ Oe
„Godsdienst als de grond van het nieuwe gebouw;
„ htt Charter en de eerliike lieden; de ftaatkundige
„ zaken ^ maar niet de ibatkundige mannen der Kevo^'
„ lutic: ziedaar geheel mgn ilcliel!" En onder het
woord Godsd'cnsf verda men niet den Godsdienst des
harten bl] eenen man , die met zoo vee! verrukking
van de klakken, fpreekt (Génie du Christiafdsme^ , en de
getrouwde Priesters onbefchaaipdelijk Ggdtmoordenaars
QDeïcidei) noemt. Het zijn al de bijfgeloovighedei^ der
Mid«
DS ALLESNHEBRSClimG VOtOEKS HET CHARTER. 23^
Middeletuwen, door Jczuitcn verdedigd ; het b de we**
xing aller Protestanten vooreerst uit openbare ambten »
tot meu hen voegzaani weder van alle burgerlijke Reg«.
ten kan berooven. De teruggave der geestelijke goeden
Ttn^ en het onderwijs der jeugd door de Koomfche GeeS'^
telijkheid^ (de herftelde Jezuiten^ '^ideatur Freiburg:y
ziedaar betgene de Kamer van 1815 wilde, en hetgene
CHATEAUBRIAND ook begeert!
Maar wat nu zijn' anderen eiscb betreft : ,^ de flaat^
^, kundige zaken , maar niet de ftaatkundige mannen
,, 4er Reyblittie/* daaromtrent hebben wy reeds ge«
zien» dat het tweede lid niet weinig voor zich heeft.
Wij ook, wij kennen de ftaatkundige mannen 'der i^^-
yolutie — en van het Keizerfchap: op den naam van
eenen afTphuwelijken de celles rijzen onze baren te
]>erge, gelijk die der Hamburgers op den naam van
D A v o u s T en die der Bremers op dien van van
i>A^ME. Zulke booswichten te fnuiken, is nu, en
was vooral in 1815, onmiddellgk. na de voQrbeeldeloo^
ze verlating des Konings door ben , die hy votpr zijne
. getrouwden hield, niet onbiirijk. Maar ongelukkig
bleef het daar niet bij. Onder den iiaam van te zuiye*
ren 9 wilde men ook mannen verdooten, eerwaardig
iloor hunne vrijheidlievende beginfelen , en die hun va-
derland liever verlieten , om zich aan eene lange gevan-
jgenfchap bloot te ftellen, dan de fchanddaad van !•
Augustus en den ondergang van den Troon goed te^
* leuren ; gftlijk lapayettje. Ook in den jongden
tyd hebben de dreng Monarchalen wel getoond , dat zij
0llefi. of niets wilden hebben; dat zij den Ministers niets
-vergaven, wanneer deze niet volkomen in hunne
.joaatregelen , in hunne voetdappen traden*
„Maar zij willen toch , volgens ch&teaubriano,
.,, de ftaatkundige zaken der Revolutie.^* Hier is het
groote punt , waar wij den Burggraaf toeven. Hg heeft,
^zoowel in dit, als in andere gefchriften, meermalen
jftellig betuigd, dat hy deherfteiling van den ouden Rege-
\Tin^svona voor ondoenlijk hield: maar nogtans ziet
.\a »S" men.
men , «et welk emen tegetaein 1»^ <fe veitreeMéisg 4€r
tegefiwoordtge Ntttooale Dotnrinen (tlte, bij tite an»
ƒ cgtvaanf Iglieid in htt beginfel , ©ogtiits aan Fr^nkriflè
landbouw en welvaart een' oneindigen dienst heeft Ims*
wezen) befditinwt , en hec no^ niet Terfcoehte dadel^
aan de Geestel^heid wH hebben ternggegevën , het-
welk ook het verkochte, door de vefeenigde v/citing
van dat magtige ligchaam, izeer in gevaar sou brengen*
Ook eoekt bij meer voorregten en eigendommen tan de
wtardlghrid van JP^rV te hechten, dan het Charter
daaraan toekent ; h^ wil de waardigheid aan den grond
verbroden, want „ dit is het middel, *om in Frank»
,, rifk die ^ristekratifehe familiën weder te brengen ,
„ welke de wachtene tn bolwerlien van den Trooti
,, sHn. Indien de Kamer der Pain minder eerbeWl^
,, zingen en landeigendommen dan de Kamer der Af«
9, gevaardigden heeft, is het evenwigt verbroken/*
(Bh 23) Maar , aan den anderen kant , fchijnt [o h A*
TEAiTBHiAKD de voorregten ook van de Kamer der
Afgevaardigden, dus van het Detnokrati/che gedeelte
der Staatsregeling, niet alleen te handhaven, maarzelfil
uit te breiden, door aan die Kamer het regt van voor«
dragt toe te kennen, hetwelk, volgens de Franfchê
Grondwet, nitfluitend aan den Koning behSbrt, (bU
7) door de verantwoordelijkheid der Ministers niet aU
leen, maar selfs hunne gedwongene onderwerping aan
den wy van de meerderhéM der VolksvertegenwoordW
gende Kimer, gelijk in Engeland^ (bl. 64) «vast te ttit%»
Ita. Dit is nog niet alles. Onze Koningsgeainde Pair
ijvert zoo fterk , als een CênftHtttietféh dit t^m kutinett
doen, voorde aflcbafitng van het Ministerie van Policie
(bl. 48), voor de vrijheid van drukpers (bU 35), en tegen
de bemoeijing van Vreemden met de zaken van Frank*
rijk ,(bl. 168 en verv,). Doch hierin handelt c h 4 t E a u-
BRiAND volkomen naar de toenmalige omftandtg«
heden zijner partij. De Kamer van 18 15 was ftreng
monarchaal. Zij ging in hare plans v«ii tuirering en
h^rfielHng vt^\ verder, dan de Mnn'sters noodig of
Ut ALtftïNfiËURseïimft vötfciïïs Art esAkTEi. 43
zt\t$ uItvoê]fI§k1cettM$d. ))èzfe IfaËlitteü vergeefs ^ dóblr
eeuige opofjcrifigen j de l^alfiét lÊfüg tè lioücteh vaïi
verdere gewjsidigé Ih^peb^ d!ë el&andef tiü fóet op-
volgden, d) van velke de batlitigrctiap dèr Eóiiings*
noordecs . die buD&e fehtfld door bieüwê vêrkleefdheid
«an ,6 o öN A.P A R t E jpa zijte tÈrügkömst ledden vér*
zwaard , .gtenszios de ónrégt^^a^diéfte óf otibilIijkHe
was. Ia 'deze omftandighedéti riepéti de Mitaisters ge«
d^^irijg den naam en den perfonélett Wil des Roiiings in^
om zich (taande te houden , en omitKonlngsgezinden te
* beter tot zwijgen te brengen (*> Dé Liberalen trok*
ken destijds tnik , MMigsfaaivfc , met de Ministers ééne
ign» ett verftieven *5 Kottlriè* V'óotregten. Er fchoot
dus ain ite voorftanders van bet óudé tiie^s over , dan
zieh met den mantel der volksgezindheid en vrijheids*
liefde te omhangen , en htinne partij van Éucht voor
het ministetidte Despv^ismus te berchuldigen , dteop
harè1)eU]*t de Kamer van iSï5!b1jde Conventie onder
RoBBS^iBkRE vergeleek, en haar insgelps be*
fchuldigde Van niet getrouw aan hare beglhfelen te
blQven/Het ftheen dns, alsof de beide partyen, door
de zl}de , welke de Ministers kozen ,' (een gevolg van
de tooüeelen in het Zuiden , en van de hevigheid der
Kamer) de rollen gewisfeld hadden ; en vandaar de onge-
meen liberale geest , die in het fiaat kundige dit boekje
fchijntte bezielen. In het Godsdienftige blijft elk,
die niet S.M«B6ch is, den lAéetk g iiATÉAüBiltAif d
eM gfttwel*
Over brt tlgemeea c^ 'het de Iiev9f t/Nonai f è tn^icn^
gen 9 die kier aMgetast irordefi* Het tij verfê , dat
\9^ ons tot verehidigers «derzetve randen wHkn ^wer-
pen ; bet tegéddéel is waar : masir , koo men ^nder het
wocyrd Mëngvn ook dit van d6 ¥erkt>efate M Hl dui*
^ zend hinden overgegane Nathfmk Dmetnen verftond ,
(en
(*) Zie dit aangetoond in hec acliter dit werkje geptotfle
elctrekfel ific den Nain Jame. -
B4
fl4Iȕ! CHATEAUBRIAND, DE ALLEENHEERSCHm?;.
<en dit kon zeer wel ^ta^ arrière penfée van den Burg-
^raaf zijn) dan ware dit piet alleen hoogst onvoorzigtié
voot de rust, maar ook zeer onftaatkundig vooi;. de
welvaart van Frankrijk. De boerenftand, te voren
doodarm en veracht, is thans grootftendeels welvarend,
ja rijk en zeer in achting. Wee der Geestelijkheid en
den Adel, wanneer zij. dezen ftand verdringen willen»,
ïnfchoon wij cji^te aübriano met dit voorne-
inen met befchuldigen , vreezen wij echter , dat uit ve-
le van de voormaals bevoorregte Casten dit denkbeeld
niet geweken is.
Ziedaar den geest van dit werkje, naar ons inzien,
gefchetsti hetwelk wij boven eene doorloopende ontle-
duig van hetzelve de voorkeur- bebben gegeven. Veel
goeds IS er buiten twijfel in : het valt gemakkelijk, in de
ichildenng der Omwenteling en der mannen des bloeds
weUprekend te zijn; en welk een. veld levert dit dan
niet op voor eenen chateaubriand, wiens weg-
llepende ftijl zelfs hier en daar in dez£ vertaling door-
fchittertl Als er ook .flechts de helft waar is van het-
gene op bl. 151 gemeld wordt, is men fchreeuweiid
partijdig voor de Jamtfaren en [gehoorzame dienaars
van BuoN APARTE. Maar, zoo als gezegd is: Dum
vitant flulti vitia , in contraria currunt.
Fragmenten uit een Dagboek , gehouden in Crnnland, in de
jaren i77^^^77^'* ^oor H. egedesaabye, weieer geordend
Zendeling in de Diftril^ten Claushavn en Christianshaab ^
. thans Predikant te Udirje in, het Stift Fühnen ; uit het
Deensch in het Hoogduitsch vertaald, door o. fries, weh
eer Koninklijk Deensch Kapitein^ en verrijkt met eene Foor^
rede des tloogduitfchen Vertalers, bevattende eenige herige
ten nopens de levenswijze der Groenlander% , het Zendeling-
^ fchap in Groenland y benevens andere daarmede verknochte
onderwerpen, en eene Kaart van Groenland. Volgens de
Hoogduitfche vertaling in het Neder duitsch evergebragt. Te
.Vro^
B« E. IAABYE; dagboek* ^j
€kmisigen » Mj, W. Wouter»* .i|ï3. /h ^. iv^. ^a yo^rrm.
• *
•Ondet 1116 klMfen v«n menfchen heeft; ie Aardryfcslcntide
bijkans aan niemand grootere verpligting, dan aan de Zende*
*4higeo« Volgens den aard vin hun werk naar rnWc , weinig
bekende volken afj^evaatdigd, om aldaar niet enkel met de
»boogere klasfen der naatfchappij , maar met het volk te ver-
Iteeren, en» ten einde op deszelfs karakter te werken , ver-
pitgc, dat karakter door en door te beHuderen^ de taal óei
lands aan te leeren , en tevens door den ' omgang dé zeden
en gebruiken des volks > waarttiede de Zendeling ^ich dtk^*
iKrQls gelijk Hellen moet, te leeren kennen, voor ei^en weU
cljn en dat zijner hoorders te zofgen, en daartoe fomtijd»
ook* de inlandfche planten als geneesmiddelen te gebruiken »
waartoe hem vaak een veeljarig verblijf in (laat fteit, kaïl
niemand , die Hechts voor genoegen , of zelfs voor weten,
fcbappelijke doeleinden reist, enkele Geniën^ zoo als eeti
'cooK, FOKSTER, HUMBOLDT, euz.' uUgezonderd, meC
hem gelijk gefield worden in gelegenheden, om echte en
^Daauwkeurige aardrijksknïïdige bijzonderheden op te lezen*
'De ondervinding heeft deze redenering bevestigd: China 9
Indostan y Siam^ ylbys/inië, .de binnenlanden der Kaap de
'CoeJe Hoop^ de IVestindifche eilanden, de boorden van den
Crimöco^ zelfs Canada en Groenland zijn ons het eerst door
Koomfcbe en Protescantfche ZendMingen bekend geworden;
*en hoe groot is niet de masfa van kundigheden, door deze
dikwerf verachte menfchen 'aangebragt, federt den Monnik
KUBRUQius, die het eerst Groot -Tartarije bezocht, tot
de Doopsgezinde Zendelingen carey en ward» die ont
de ]ong(le en beste berigten over Indostan hebben geleverd ! «—
Het voor ons liggende boek Is daarvan een nieuw bewQa.
NieuvhGroenland toch Is zijne geheele ontdekking aan de Zende«
llngen — aan den braven Deenfchen Predikant egede, en
aan de Moravifche Broeders, onder welke cranz van dat
land zulk een uitgebreid tafereel heeft geleverd — verfchnl-
digd. Een der afftammelingen (de dochters zoon) van ^e^
melden EGEDE, de Zendeling hans egede saabte,
levert ons bier een aantal bijzonderheden van zjjn verblijf
in dat barre gewest, (waar ook hij den voorvaderlijken naan
"B s met
net ew^ïj^ld) dte, toüt wnvöüfli^èid /lietöjttéia
zuivere waarheidsliefde, na den toets is«tter ^tM^le overfeie-
tfng te hebben doorgettaan, ons nog bekwen, }t fomtffds
xoete iraseo der nenfehel^fJBlMid in obs «ly doM vwiftei»
De kundige Mo$^9itfchê Vertaler ^raiu haeft^w «^ è«t
fiandpunt watea te {daacfen, waar «y aet vmeht vaa 4a
IhrasmmPm uit «en- Av^m* , hetmUc iiacttttrlt(k Mtciigf
bekendheid aan Gr4miémd VMroatefl«Ic, gelcf* Jmmm
maken» Oeze Voorvade (of liever Inleldiqg) getuige mui
neer dan gemeene knode diens laads, en naakt om» i« «euMer
kcrt bcftek, vcy voUedig en neer fytummkck net lietMlvo
bekend, ^laa de Fmgnenceo lut het Di^oek w,^k9€t «aar dk
laatfle wint het verre ia oaderhoudeade, wel eens dmmm^
$$fih$ voordnigt ; het wtfdt ons in des getac^ de denk- ea
baadelwtfze. der GtttenUndirs rolkoaMn ia« ea ceont tege-
lUk den oniicfprekeMfk lasUgen, behoeft^gen fen wel eena
gevaarleken toeftand van eenen Zendeling in dit ÜUimm TkuU^
weer hy , met een niecig inkomen , «ui ongemak van allerlei
aard 9 de koude yan den Pooikring, eenen nacht van b^na
twee maanden , aan overflroomingen ^ aan moeyelijke en (ome
batobcekende ^reizen* aan gebrek van befchaarden omgang^
aan worfteUng tegen menig vooroordeel der inlanders» aan^
levensgevaar zelfs, bU eene al te llverfge waarneming van
syn ambt,(fchoon^'dic,by het doorgaans eachtaardige en leer*
zame karakter der ingezetenen , ten uiterfte zeldzaam is , en
flechts din plaats heeft, wanneer hunne vooroordeelen of
bun bygeloof in het fpel komen) en eindelQk aan de noodza»
keiykheid ia blootgefteld , om« ter \k^mmxkg van zjijn krediet^
ook voor Arts te iï>eleny hetwelk hem ibmt^ds moe^eiyic
genoeg vak. Doch veel van deze bezweren wordt vergoed
doer genietingen des harten, wanneer de bnve ZendeUAg,
zoo als onze .egbds saabtz, in de igenoederen van dit
geede volk echt Christel^ke beginfelen mag epwekken, eo
zelfs den fterkften hanstogt van ruwe Natiën, de zncht tot
bloedwraak , overwinnen; zoodat een zJUner leerlingen zeLO
den moordenaar z^ns vaders , om wiens dood te benirarken
bU opzetteiyk in dat oord was gekomen , van harte vergaf,
(bU I39'-I530 Nu en dan gelukt het hem ook, oude
vrouwen» die, even als in de Middeleenwen by ons, ala
iHZÊ kiiftn veel gevaar loopen , aan de klaanwen van hec ^
beloof te onttrekken, (bl* 4e*470 ^ 2org der Voor*
gie-
r
dnigMU fthQnt bQzoaaar «m iiese nQ^I^getie tSèMfenirc^
lentitsite wftk«n; 'aliteot MseriMlBi 2ieti W9 den Ettflgfiüg
01 tfle «grootte jgevartir 'bi)M wonderdadig èêfehermd , (W. iy»
5^» <«•) fito^ bQ ftoec IVmm voor de oomeosdikinuiige
iMOrdheid itljner 'Opfvitten «mderdeen « die ^M den bekeer^
nog, wüke, volgent-de Groentamifthe w^fce^ met twee
ypootren gebmrd i», fcbeidlag van tene deréelve ^(UbeB, dl
lê^AiaCy dac ole .»in •daarbl} vorüBheideoe kindeien heef^, (bl.
So en nenr.) £ioddiJJc grieft den eerltftai eo ^emoedelUkei
Zendeling de ibbtndel^ke hebtuebt en bedriegerij der P«nr*
feke kooplieden een aaiisien der -erme Creenhmders gevreld^»
Vimgi hifbec, daarover tyne landelieden te berispen, den ie
MJ van bomse genegenheid en «bolpe verAoken ; en dit eegt
ieu In Cr$enl»ndi Ja , sIJ befisholdigen bem zelfe wei hs het
Vaderland met home eigene i^sdadeir , QêA. 69* 76.') Hec
k «en fchoiiwrpel , betwelk 4en ^lensch verbefc , wanneer
blJ tynen natuurgenoot dergelijke zwarigheden , uk de zuiver-
fle beginfelen,^ec braveren, en bec in mM een land, op zatt
«sea pose, aèbt jaren ufthonden, mee geene. andere uitwen-
dige belooite^, ^ dat hij bi) zffne tertr^omtc door zgne
Gebiederi vrij ktel omvangen vwit^ (laatfte bf*)
-ftU zoo vele goede eigenfchappen van onzen ZendeHng»
«o bi{ de behoefte van omgang mec> de Enropeènen , verwon»
öcrde iiec ona neer of mtn , hem genoegïatm voKfarefct niec
3van de Himlm^fike of êÊêrtÊ/rifcke Broeders te hooren gewa*
^n» i^ï^ tochvook eanzleniijke^ Zendingen in CroentaHi heb»
^en« Dan, een oogopflag op de Kaart toont ons, dat de
tvóodplaaia ven EGeoB saahyc wef4 ^aden nooideiffker
ligt, dan de noordefi}kfte Uürarifchs volkpiantlng Ifiem^^
fittniiêi. Datreoboven geefl t>ns de Heer ritizs^n zQne
'Voorrede geen zeer gunftig denkbeeld ';nn de werkzaamhe-
-deo deser Gemeente, fn zoo verre zU de Groenimiierf^ dodr
hen «ondom bomie woningen te veiz'ameten « hi het b^omen
van onderhoud door jagt en vischvangst beletten, (Voorr.
bl. 65.) Hec is zeer mogelVk; aoMar ^ kopen niet, da( kier
fekcengeest in het fpel komei De inrigtingen der Broeder-
gemeente elders w<Mrden toch door iedereen zeer geprezen 1
en zouden zich deze in Groenland verloochenen Y
Het karakter der Groen/anders is , over het algemeen 9 zacht
en goed* Dieverij van kleinigheden , (meer dan te ri|)keiQk
opgewogen door de dieveryen in hec groot der Deenfiie
koo|^
fS
m K. SAAB7E; OAGBOEff*
koop&edên) 'b^geloof , bekfeomoord, bloedtmak Idoor i»
nabe(taaiidea vtn den vermoorden «en toch iafhtrtigheid^
ziedaar de vooroaamfte vlekkea op hnn karakcec Sn hec
fcbUnc 2e]ter, dac door de* Zendelingen daarin groote verba*
tering is ce weeg gebragit* Honne zonderlinge vr^erij en
andere trekken hunner zeden, (nic saabyr, zopwel als nic
VRi£s}, hebben wij hïj eene andere getegenbeid san onze
JLezers medegedeeld (*}• De jeugd if ving en leerzaam $
zedigheid en ingetogenheid .worden er, door weigering de»
haweiyks vooral by de Heidenen, tot een bel&gchelijk uii^
eerde gedreven, en de Predikant moet Xom^ds met gezag
fnifchenbeide komen, om de ftughetd der ouders t^ bnigeut
(bl. 79.) Doch juist hieruit blijkt hunne ingetogenheid^
Zindelgkheid , vooral , in hupne wint^rwouiugen\, is. alle(be«
halve hunne deugd; echter drinKen zljgeene traan, gelijk men
/ bun heeft nagegeyen , maar leggen dngeli^ «vortels in , dooc
walvischfpek ce kaauwen, en op die wortels uit te^fpuwent
.«— Meer dalen vanjeeu en ander mede te deelen, duldt ona
t>eftek niet; men leze die zelf in het belangnljke boek. ëgs»
DE acht de ontdekking der oostkust, of van Oud^Grocnfand,
(^ welke men weet, dat onlangs door de Engelfehe PooUEa^
peditie vruchteloos gezocht is) voor zeer mogelijk , al wars
Jiet alleen oq de zuidpunt van Nieuw Groenland heen. On»
^er zijne lotgevallen behoort ook de aandeHing en jnw^ding
van epnen Leeraar op Gr<>enland^ onder anderen .door hec
boudea eenei^ Lafijnfche mis, (bU 201.) WIJ wisten niet.
dat van den oud^n Roomfchen zuurdeefem, In é» Evangew
lisch'Luterfche Kerk in Denemarken^ nog zoo veel tot diep
in de achttiende Eeuw was overgebleven !
De, vertaling van dit boek, hetwelk w^ als eene aaoge*
name uitfpanning zoowel, ais eene nuttige bydrage tot lan*
deUf. en volkenkennis, ja als :eene belangrijke lectuur voor
vrienden des Christendoms ailezins aanbevelen, is vloeyend^
• ^
C^V0jerl. Letwoef. Mengelwerk. Maart 18 19.
. f
Ce*
B. H. X L T N ». GtDlCBTBN*
29
Gedichten van hbndriic haricem kltn. lUe en laatfle
Deel. Te Haarlem^ bij F. Bohn. i8i> /« ^r, ivo. VllI^
VVpoderliJke tegemlrydigheidl Wy zijn geepe liefhebben
ytn thepriin omcrenc de Oichckunsc, en w^ beginnen geenft
receiifie van eenig ol^uw (iichcwerk, of iedere inleiding is«
als ware hec , eene theoretifcbe les over di.chcen en Dich«
ters. ]a, zoo ongelijk is de measch, en dus ook de beoos*
deelaar* aan zich zei vent Maar is di^zt cegendhjdigbeid vao
beginfel en beKrachdng ook meer fch^nbaar dan wezenlijk?
£r is cocb ^ne eeuwige waarheid; er is toch gezond veiw
fland; er is toch een onvervaUchc gevoel; er is toch jeea
vaste en gelouterde fmaak; er is coch oordeel , kennis , trant,
l)erchaving, juistheid » gemakkeiykheid» en wat al zoo neer
loffelijk heeten mag; met één woord, er beftaat eene deugd
van fchrijven en van dichten; Jiierin .ftemmen wij overeen^
Laat ons een en ander flechcs niet ce veei uitpluizen, niet te
zeer in de fraaie Letteren als fileren; laat ons over woor*
den vooral niet twisten. Wij erkennen , er is in de beoefening
der edele. Dichtkunst goed en kwaad, dat fpreekt vaa
zelf. ^ Maar er is toch iets karakferittieki in de Dicht-
iLunst zoowel, als In alle knnften; er beftaat dus zeker eene
^wrie , zoo van alle kunften in het gemeen , als van Dichu*
kunst in het bijzonder.'' Lastige Filozofenl Nq ja dan. Wilt
gij weten 9 waarin bij ons de theoHe van alle kunst in het ga*
meen, en ook van de Dichtkunst, gelegen zfl. wij kunnen het
u met één enkel woordje zeggen, in — harmatHe. „Mar.wac
is harmonie f ^^^n harmoniek geen Hollandsch.*' Loopt, ^^^ija»
neuzen! wij. willen geene avereenftemming ^ maar w\| willen
barmonie van het overgebragte met het wezen, .dat is hfic
doel ; harmonie van\ de deelen mee het geheel ; harmonie in »
met en door zich zelve; harmonie van het verHand, gevoel
en fmaak; wij w|llen ons harmonisch" gevoel tevreden ge»
field hebben, of wij een fchilderduk zien, mu^^k .hoo«
ren, of poêz\) lezen. Of wij goed, dat is harmonisch ge^
noeg geftemd z^n^ om zaak en behandeling, en wat er ai
zoo meer opgefloten ligt in het deugdelijke van kunst,. c^
pmvatten, dit lat^n wjy aan het oordeel van anderen; gettoeg,
dat
dM wijf' Mi^ cbrt {fevüd of dfe (hfiunilug üitgeiJTf tcecffaii ^ ^wt
laen ous cef beoordeelisf g«eft« Andficeo mogen op hmM
iciyzey dpor htume of anderer oogea» of wel door hiiipgia*
ken zien» — wU gebraiken pns natnuriyk lichc« en willen
bec niemand opdringen, of eens anders glazen aan ftakfcea
liaan» In deze Aemming dan die tweede Deel der GedicliieB
van B» Hé SLTN gaieacf» hobl^ende en mi aankondigende »
^•adei» w9 i» dai gwCchen bnndtl iets* bararoniich cmfchêii
ten WW» Vaderiaoder, vurif Kuaailief hebber, bartdffk Wend,
regt gefcotiig Eohtgeaoor, diep* gvCfroAm VlRter^ edel Mefl8c& »•
mtmmtw litaiwieDcl Dickter. Ui« aüe pAtSfche weilen kan
»en }iii§t den Biaoack nier kenoea ; bier ontdekt zïeb oreral
«eae tdtlt MN)r»t, mivere êev/gé e» barcelifie Ifefilè» set
Mtderktid en ffngevoellgheid ; hier vtoeft altes zoo wél en
fenakkciijk naar bii»e«n,<d|ie êe bron ihwtendrg wcf reiff en
%xamt tuin noeD. Wf Acbten dIkwerP, ftif Rerlteeir dezer
Vfiaatal loeiené», Mfièwfo e» der deugd etr IMüe geW^d'e Ge*
dtckita^ aan de woerëeir van roirNo, iir den zesden Zang
dtr l^ÊeAtgHiaeiftm^ volgena acHB'ors:
Jkr» *i hm^^ m '» kart mlhm vêêgt sik kf em prtju
Siê V ktsia miêki kèmê^ m» V ÜMt dètfi Ut treffen.
Dexe inleidiiig eo «ftffpnaik a«llti»aeo Leser mffOMen doen
Yemoedeo» dat, dnrib eodicte» w als kec toonècdd— ife^
voc zeggen wV protiBea», vaat aüe dicfeicflQke ?olttaak€!i«jd ,
noigeiis ona» sQa as» cw aaükts, en ètee afeóa door out
fekenid «oidiii 4s be^ efaalge evkae gviiid; —Neen, wnrilfk
oiar! Ook in dan Gediebte» waden w9 gin* en ekSnn wel
iaca» dat «t gaant andm kiddenw Zte regte gekviscbcer
taal, waar acn tagenwumdTg loo tioicH opis, ombreekc
bier en daan Sonniig* woofdeo» enkele zinnen, een én ander
jenkbeaü in (banpQteii niet fnise, nier proefbondend; berge-
no w^ hiaff, der waartaM gmrovw, niet rerzwggeii wflfen,—
Dlli» leveren w^ êÊoémkemy (zieAar een woordje vnn den
Aiaakl) en tooaen w9, na bec vefmclde wegene bet eifen*
émmeUfkÊ (ook al naar de mode f> van n£Tif>r dicbttrant,
dnna door proeven, dbt'ooa oordeel mei one bannonisch
|0votl hkr geeno Itli^^bfenlr IQdiw
. Van alte' gedichteü meldhr «t nakeo» leü one hH beftékf
ons
tios mteTcai) i^t io«» WS moeteii dis ü taoftoodi; tec «te»
voerig gedicht. Ik iÜMi(tit|^oe bffaMi(4|ki^ bmn ligfMii t»
Inderdud, hoc da«CQ|i iK^lgende, Qff^fimMiUjkMd^ iriAi
minder uitvoefiig, zwdeo w4( y«fiklesea: il das vtme «ii
gevoelige voor Vaderhind en Kunac, xltn zoo' zeer el-
l|Kn« bliokc hier «iUMtmeod doori «ü kKiiNo hH geh«ei «ces-
cerMJkt eó gettemd o^ d^ echim «o bMgfo dichaeriükea
toon; het ia ¥q1 vetOaAd n gi^ van^ hottdkxgi aeet vtlt
ptaatfen kondio wQ Qiec ipui/v MtiBgewofM^ gieattkilkt
niet dan overlnid lezen; inzonderbeid trof ona de opprop«
ping der kunac io liet FraoTche JNhfensi ea de temfvoeiiog
der vadecUndfii^uB fqhUderijen,^ ea Aip voold*» w^ do HgAit
De Sder van Potter kwijnt oiec meer op vreemden, grond;
Maar !oeit wéér H<^llanda Erf, en klaverweiden rond!
De vreemdting dte ona adnde om t eeriyke in den handel:
De vreemdling die ona roemde, om hart, en geest, en wtsdal.
Staat roer^ooa b^ het zien van mik een eedlen hoita
£ n galmt met Neérlanda dengd » — wéér Neéria^ds kmuitroem uir«
Dan, deelM i^ ook van het vroegere Iets nitYoerigera
tnedo, heiweNi bewQ^B kan hte hooge en wefgeftemde der
vaderlandMio Lier wn onzen Dichter omtrent die ooder-
verp:
't Wm «^ f«mw dm d# tvd'' taf ^» i9a boef 'gefltgeo.
En volk bJi ¥^ lm Hik v«i d'Aaataitetn mqeu dsaget:
Hij fprak (zoatmHcA^ htl,> ^' WHitkm hi»rloek vntt ^
^ Der votttn hMkKIt fifQft» hm kmaifiAtt, ^ m^n hiii**^
Zie lioe die plunderaara, aii nirgevaate dieren,
Zicli (l.ort^n op SntoopV e» d<H» hetf fl«deft gieitf^»
fe^ roovQQ w^t dft kmttt , nin pootach e» fthkireods biedt»
En fpateo in huo wo^u God# h^ge ^mpalt niii.
o Swakhefdl dte zich hier het fcheemrend oog latt blinden :
Dte in den taatbren nacXt,, éétC lichtftraal denkt te vinden;
Die van het beerlek gpian^ gerokt, geroqfd vap *t veld.
En in de fehunr gedropt, zich nog eenP oo|(at vooriselt;
• Dwaaaf het mist zijn* pond, het miat zQakrac&temgrQoüiogf
Het derft de vrije Incht , de zulvre dauw befproeyinc:
*c !i^ vin zijn (ieng gernkt, dOor licht noch Incht verkwikt i^
Tot bergen opgehoopt , oi eer gQ *t denkt » verdikt.
Snel
3$: B. H» KLVÏf
•
Snel nu naar 'c Bflbèl heen! ga daar uw» fm'aak vereedlen," *"
Ga,CtfsziJnvunrge w^rsch') om kunst den dwinglandbeedlen: '
Gij zwelgc , de geest geboeid , bedwelmd van hart en ziu.
Met franfche woestheid, ook hun* zedeloosheid in.
I
Befcbermgeest van de kunst! gij hebt die fchand' gewroken;
Uw mond heeft dan in 't eind het magtwoord ultgefproken ;
De tweede heervaart, die den dwingland heeft verplet.
Heeft y voor 'c verlost Earoop* baar* kunsten- fchat gered.
o Onvergeetbre dag ! o jnblen aller volken !
c Heilig dankgebed dat ftijgt door lucht en- wolken!
o Plegtige ommegang! o fchande en fmaa4 ontvliéul
Zot) als Ëuroop% nooit zag, of nimmer wéér zal zien;
Snelt! fnelt uw vesten uit! fnelt aan, o Landgenooten!
De hoorn des overvloeds wordt op u uitgegoten!
Hij komt, de reine (loet, hij komt de ontroofde fchat?
Rukt, poorten! rukt u op! en wat ooit jgrendlen hadl
Breidt,' wallen! breidt u'ui.t! buigt, vesten! buigt u neder t
't Verloste Nederland, ontvangt zijn* kunst-fehat weder!
Rijst, Heden! half gefloopt, rijst uit uw' puinhoop op!
Heft! heft de hijmnen aan, en voert uw vrengd ten top!
Juich t,acbtbreTemplen! juicht! fchudtafdatmoedloos treuren.
Uw heilgen fnellen wéér in uwe ontfloten deuren!
Mep zegt, dat Rubbens beeld , (óp 't needrig praalgefticht »
Wéér door het juichend volk met geestdrift opgerigt,)
Het oog ten hemel floeg, als of het danken wilde,
Terwjyi z^ne asch bewoog , en *t heilig Marmer trilde.
Weinig beduidende vlekken vinden wij In het fchoon ge-
beel van dit- gedicht; h. v.bl.4o« In het vloeijetid zilver baden.
BI. 43. 7 f^rachtlijk wier en fijk^ dat gij veraardt in goud.
BI. 44. . Waar vorst en volk te .zadm zich V vreemd geweld
verzet^ moet noodzakelijk zijn; zich tegen V vreemd geweld
verzetten. BI. 64. Die onafhdnklijkheid ^ ons erf eens ince-
zworbn; dit woord, ook elders gebruikt, behaagt ons geens«
2ins..— 'Dan, dit' zijn kleinigheden. De. lierzang achter die
gedicht is zoo vol verheffing en zoo gemakkelijk van verfifi-
catie, dat het ons leed doet, daarvan niets te durven aao-
balen.
' ^ * • ' Het
CBDiqfiTBI?« 93
Het daarop volgend Krijgslied is doeltreflTend i en jolsc van
gang. en maac. . .
De Cantate toe hf der Kunftett^ in drie deelen, is bet on*
derwerp volkomen wa^rdig^
De Hulde aan jé h. van KiNSfiBtcBN is welmeenend,
ongeveinsd en zonder vleijery, ^eer gefchikc voor bet doel,
waartoe dezelve,. 2oo wij meenen, vervaardigd werd.
Uitgenomen eenen enkelen prozalfchen regel, geviel oos
iftède zéeti Bede aan. Hesperus.
Regc. kundig, naTf en nic (lekend gevonden Is Het Klaver*
hlad^ betgene wij ter. lezing, ook om de -keurigbeid van jA>
dtukking, inzonderbèid aanbevelen^
De Zangen ; bij gelegenheid van. het, derde, EeuyfeeU der
Hervorming, deden, op den tweeden November 1817 in de
Lnterfebe KerkieAmderdam 'uitgevoerd , eene nit(lekeodewer<«
king; én, boezeér bij de lezing bet gemis der harmonie vaq^
ilem eii indtcment niet de .woorden bét regte, accoerd van bet
gebeel natnnrlJDk doet misfen, zijn bet blijvende gedenkftukken .
van ,den verlicbten Godsdienüigen en|we]ge(lemden geest ^wel«
ke onzen Dicbter vervult, die bet moeyelljlc werk, «om naai;
ciscb verzen, voor de mnzijk gefcbikt,.te maken t uitoemend
Verftaét, geiyk zulks .bier ^n elders blUkc
Het gedicbt; De' Dood een flaap^ ademt al dat droefgeesti<r
ée, roerende en Godvrucbtige, dat in volgendje .gedjcbten dai
gevoelige ziel van rlyii zoo treffend kenmerkt: He^ ia vol
nroostrijke denkbeelden, waarvan geen d^ minsi firai^je cmJ
uraarlijk wysgeetige dit il:
3E!en geest die Je eeuwigheid kan denken,
Beflaat niet voor één oogenblik;
£en deugd, wier ma]e(leit,nocb Hnart nóch fmaadkankrenkéir/
Vervliegt niet toet den jongden fnik.
o Neen, zi} is, en blijft, én zal bsar banden daken;
Eens komt ge o zaligend ontwaken!
Gewenscbte morgenftond! verbeerlljkt wederzien f
ó Gij, die met mij Zorg én flnarte.
Die met mij *s levens flormen tartte.
Klemt, Gade en Telgje, u aan mijn harte!
De Menscb, ^t'^^t de Menscb, zal *t bongrig gfaf oiicvll^if;
bobkbesCr. i8do. NO. I, C Ja»
34 R* ru KLYK
'Ja, gevoelige klyn! klem Gade en Telg aan uwr haft;
nog weinige jaren , en gij voege uwe Gade toe (bU i}(8):
'c Eenigst kind van God gebeden:
Alles wat Gods liefde ons gaf:
Al ons uiczigc hier beneden ,•
Stortte naasc uw zijde in 'c graf«
Er is voor zacht* en welgedémde harten eene hemelvfengd
blJ Gade en Kroost. De ware wijsheid des levens verheugt ,
2{ch in den huisfeiijken kring en ouderlijken pligt. Wat iai
het leven zonder deelgenootfchap, zonder te verkeeren me^
die éénige, die wij kennen en van wie wij gekend zijn, die
leven door ons en door welke w^ flechts leven , die wy lief^i
hébben en die ons vurig beminnen? Voelt het. Ouders, wac
het is, één eenig Kind te hebben, dat Kind heerlijk te ziei»
ontwikkelen , en , ontwikkeld, lUiergelukkigst gehuwd te zieni
voelt het, wat het Is, met opgetogene blijdfchap te zien na«
deren den heugeiykften aller (tonden , dat uwe eenige Dochter
dioeder wordt; fmaakt den wellust in uw hart en verbeelding '
der Grootouderiijke en Ouderlijke vreugde, en gevoelt daa
den afgrond onder u zich èpenen^ en al die vreugde in een
obgenblik onhérdelbanr verzinken; terwijl gU bewusteloos al-
leen ftaac , en u daarover Hechts beklaagt , dat die zelfde ar»
grond zich te ras heeft coegefloten, om ook niet dadelijk u«
en met n uwe ondraagbare » moordende f mart , te verfltnden \
• •• Maar neen! gy'kunt dit niet gevoelen, of gij moest ia
het ontzettend lot van onzen Dichter gedeeld hebben, en
bloemen , als. hij , kunnen hechten aan hei graf van zulk ee*n
eenigst Kind. Geen gevoelig Lezer, verbeelden wtf ons,
kan 9 vooral na de lezing der gedichten, gekweekt in deuren
mijner vreugde , die , gekweekt in mijne diepfte fmarte , met
drooge oogen lezen. Alles is bij de laatde ^want bij de eer*
fie ons op te houden, verbiedt ons ons medegevoel, door de
laatfte zoo - grievend opgewekt) zoo vol , zoo roerend , zoo
regt natuurlek overftroomend gedort uit eene overkropte
borst, die niets voelt dan oniydelijke Onart, dat wy ons
BuuweUJk» herinneren, by eenigen Dichter, uitgenomen mis«
fchien den diepdenkenden y o u n o , elders , en den gevoeligen
1)È DBCKER bij* den dood zyns Vaders, onder ons, iets der-
f eiyk treffends te hebben gelezen. Is no het opgewekt ge*
' •- voelt
Z'
' GEDÏCHtENi 3^
voci, gelijk wij meermalen beweerd hebben, de ware b.ron
der poëzij, zoo kan men nagaan, hoedanig deze gedichten
zijn. Dezelve zijn, mee den aanhef, 15 in getal. Uit dezel-
ve eene keus te doen, is mpeijelljk, cliti de voortreffelijkheid
van alle ; bec hiacfle , Het Troosten getiteld » is zeker geen d<5r
minfte, en wie roeren niet regels als étït :
AI 'c verzachten, al hec troosten.
Alles wac het in 2ich flnit.
Loopt niet, alles op *t vergeten, .
Vanden aangebeednen uit? —
Wee mij, zoo 'k door uw begoochling,
Ooit raijn kind vergeten kon:
Laat de fmart me aan *t leven knagen;
. Zegen is 'c wat zij verflindt;
Zy vermolmt in 't eind den flagboom.
Die mij affcheidt van mijn kind.
Weent dan f weent dan, lijdende oogen f
Vloei! vloei daaglijks droeve traan!
Bij de flooping van mijn leven,
* Is den rouwpll^c eerst voldaan*
Op taalonnaauwkèurigheden , ginds en elders voorkomende^
liier opmerkzaam te maken , komt ons koud en .ongepast
voor. De Letterkunde dezer dagen bepaalt zich al n^eer ea
meer, helaas! tot eene kinderachtige en naauwkeurige Gram*
matica, die wol prijsfelijk in zich zeive is , maar met hooge
letterkundige en dichcedijke verdienden in geéne de minfte ver«
gelijking komt , daar zulks veelal ook door een^ goeden Cor«
rector, vast in deleer van sirgenbbek of BiLDERslJt»
ifgt verholpen wordt. Daarom zouden wij den Zcrfd-Neder«
landfchen Broedere gaarne hunnen eevften naamval den eo &un
0é laten, zoo zij maar, gelijk zij meer en meer beginnen,
met de snerken onzer Letterkunde van d^n besten ftempel,
en alzoo met hét ware pit, merg en fleraad onzer taal, zich
gemeenzaam maken. — Dan , keeren wij , ten ilotte , tot. woh
zen Dichter weder, en wenfchen wij hem én zQne Gade
verligting van fmart , door banden van liefde , vriendfchap en
pligt, bovenal door 'te bedenken en te beleven hunne
[godvruchtige betuiging:
. C9
^ i:i H. E L Y N » GEDICHTEN.
Op den Drempel»
Van Gods Tempel ,
Zinkt voer ,ons de nacht van 't graf:
DiiVy daar koele het drukkend gloeijeo;
Diir^ daar werpt de ziel haar boeijen.
Met eene eedle fierheid af«
Vol vertrouwen , .
Op *t aanfchouwen»
Stijgt zij uit het (lof omhoog ;
En het zwaar, en fchriklijk (Irijden f
En het onverdraagbaar l^den,
Vlugt ais dampen voor het oog<
Dair, daar trefc haar^
En verheft haar.
Wat hier onbegrijpbaar fcheen :
Daar verklaart zich al ons kampen:
' Door den nacht van onze rampen^
* Schiccett eeuwge wijsheid heen«
Gij beveiligt.
Sterkt en heiligt.
Godsdienst! b\) het zwaarst gemis;
Wat vraagt hij naar *t leed verduren.
Naar den (Irijd van weinige uren.
Die door u gelouterd is?
feriandeUttg ever de Gejlaehten der Naamweerden in de
Neder duitfche Taal^ doer Mr. w. bilde r dijk. Tweede
Drtik^ wet Bijvoegfelen en vermeerderde ^anteekeningen*
Te Amflerdam^ bij ]. C. Sepp en Zoon. iti8. In gr. ivH
Behatve de Poorheriehten \ Z7^ BI. fZ'^^'i
iuooverfchijntdan eindelijk de zoo lang beloofde en verwach»
te tweede druk der taalkundige Verhandelin'g van onzen beroem-
den bilde R dijk! Reeds in 1805 zag de eerUe druk, als
eene proef van een grooter werk, het licht, «in 244 bladzij-
den» De Schrijver had zijne nadere aanteekeningen gereed >
en
f^. B I L D E R D IJ E ,( V£RHANDELINO. ^f
en dacbc die ió 1811 uic te geven. De omdaodighedenirfin
dien tijd belemmerden die.uicgave. Welligt ware. er» zonder
den aandrang van eenige vrienden , nog niets van gekomen ;
en dank zij hnn, die zulks aandrongen, daar wij alhier een*
fcbac van waarnemingen en aanmerkingen ontpioeten, die ner-
gens elders voorkomt! Een ieder begrijpt ligtelijk, dat dit
werk geenszins cene algemeene Spraakkunst bevat, maar daar«
coe alleenlijk den grondflag legt, 'daar de Schrijver de kennis
der gedachten van de etymologie , en de vorming en aflei-
ding der naamwoorden uit de eenvondigde klanken en bete^
kenisfen ondeent.
Na de Inleiding, waarin eenige taalftelf^ls van fommige Ge-
leerden beoordeeld worden, behandelt de Schrijver, in acht
Afdeelingen, de algemeene grondbeginfelen der taal én de
grondwoorden, waarbij, ten opzigce der ooifpronkelijke ge*
luiden, de tusfchenwerpfels (JnterjecttSn) , en, ten aanzien
der hoedanigheden, de adjectiva en verba als üamwoordeif
gelden; voprrs, de vorming der zelfïlandige naamwoorden ,
welker uitdrukking de congletter aanduidt; verder, de onder*
fcheidene geflachcen van mannelijk, vrouwelijk en onzijdfgf
met derzelver toepasfing, die uit den aard en het tvezen, en
tevens uit de wording der naamwoorden ontdaan; en, einde*
lyk, de verklaring van eenige uitgangen van naamwoorden,
waaruit men alsdan de zwarigheden ontdekt , ^ of vai} den
tcgenwoordigen vorm of klank van een wooft, of vsfn de
verif antfchap van verfcheidene woorden , of van de verande-
ring der medeklinkers, of van een tweederlei gedacht, of
van de ongelijkvloeijende werkwoorden, of wel van het mo*
//^rfftf of ingeplante, of van het oude, echte en eigenaardi-
ge, voor de bepaling der geflachten, voortvloeijen.
Het refultaat des Schrijvers is, na eene bcfchouwing der
perfoonlijke en algemeene tóepasHn;^, die de geflachcen door-
gaans regelt, hierin gelegen: dat de vorming des woords uit
een adjectivum^ door deszelfs aanneming, het geflacht vrou-
welijk, — uit een verbum^ door aanneming <v«n den wotfel,
mannelijk, — uit de aanneming van het participium activum en
fasfivum vroaweiyk, — door aanneming van den itifinitivus
onzijdig, en door toevoeging van het zeintandigheidsteeken
mannelijk maakt; terwijl de zigtbare en verholene zamen-
ftelling, zoo door koppeling van erkende naamwoorden als
doo^ aangenomene uitgangen , het geflacht primitief vrouwe-
C3 «Jk,
a* «TtBILDERDIJ?, VERHANDELING»
> ■ ■ '
lyk, in enkele gevallen maonelijk doet z^n, en de vervor^
ming, of in de verandering of in de opvatting van het woord
zelf, hetzi) |n de verwrouwelökendo uitgangen of het g^brni^
in concKeto^ bet geflacHt der naamwpor^èn onzijdig ftelt»
Eene menigte van geleerde Aanteekeningen wordt dus gebe-
zigd, om alhier de noodige ophelderingen eq bewezen te le-
veren, welker groote uitgebreidl*id van 232 bladzüdendehoo.
gere waai-dlJ van dezen tweeden druk, die flechts 48 blad-!.
zijden daartoe bevaitede, van zelve doet \n het oog vallen.
.De Heer bilder dijk legt, gelijk in al zUne gefqhr!ftei|
en dichtwerken, ook alhier wederom zijne ongemeene oor*
fpronkelijkheid en fchranderheid aan den dag, en bovenal
zijne ontzettende taalkennis, daar hij niet flechts het Gotti-
fche, Mezogpttifche , Angelfakififche, IJsIandfche, Schijfu
fche, Keltifche, Teutonifche en de tegenwoordige £urope«
fche levende talen, maar ook de oude, bet Latyn, Grieksch,
flebreeuwsch , Chaldeeuwsch,' Arabisch, Syfisch en Perzisch,
bezigt, om tot de oorfproukelij&e afleiding der woorden op
te klimmen. Alleenl][jk moeten wii) twijfelen, of niet eene
diepe achting voor ons Nederduitsch taaieigen' zijne ,fcherp*
zinnigheid, ten aanzien der aangenomene gronden en van d^
afleiding de^ woorden, eep weinig verfchalkt of overdreven
hebl^e, daar toch de aanneming der bijvdegcl\jke naamwoor*
den tot zelfflandige, en de afleiding van «eer vele woorden
uit de oude «talen, door de menigvuldige verhuizingen der
onderfcheidene volkstammen, alhier een aantal bedenkingen
en zwarigheden doen ontflaan, welker behandeling zeer ligte*
]\jk tot eene andere uitkomst doet befluiten. Dan, men
dient dit werk zelf in te zien , hetgene niet vatbaar is voor
eene mededeeling van enkele proeven. Den zeer geleerden
Schrijver z^ intusfchen de opregtfte dank toegewijd voor
deze zijne taalkundige navorfchingen, en met een vurig
veriangen zien wij zijne lang beloofde Nederduitfchc Spraak-
kunst te geoioet.
Ce-
i
GEDACHTEN OVER D£ NEDERj!.» WETGEVING* 39
Qedachten over eenige Onderwerpen^ betrekking hebbende m
de aangaande Nederlandfche ff^efgeving* Te Zutpken^ bij
- H. C. A. Thieme. 1819. In gr. Zvo. 84 BI. f i-is-;
X oc de belangrijkflè gebeurtenlsfen van ecnen Scant behoorc
gewisfelijk de Invoenng van een nieuw Wetboek. Het i^
lüsof men door ecue mcuwe verordening den Staat hervor«
men en zuiveren wil van den zwadder y die denzelven uit
vooroordeel, gewoonten en zeden des vorigen tijds nog aan»,
kleeft. En echter heeft de ondervinding meer dan overvloe*
dig geleerd, hoe moeijeiigk en gevaarlijk zulk eene onderne-
ming moet gefchat worden. Ondanks de vele voorbeelden
van andere Natiën , en de verligting van den arbeid , die daar<-
iiit, als ware het« fcheen te moeten voortfpruiten , bleek
het bij de uitkomst, dat al de voorarbeid zeer weinig te
flade kwam , en wel daarom , omdat de juistheid eu vorm van
ieder Wetboek naar de heerfchende gevoelens en zeden yan
den tijd moeten gerigt worden, en omdat de regtsgeleerden,
aan welke die arbeid doorgaans wordt toevertrouwd, flechts
belden zoodanige land-, wereld- en menschkundigen zijn, als
tot denzelven vereischt worden, en nog te zeer gehecht aan
de duizende victerijen , waarin de nog niet genoeg hervorm-
de hoogefcholen hen^ iq hiinne akademifche jeugd, gewoon
waren te verwarren.
Geen wonder alzoo, dat, bU onze aanflaande Wetgeving^
menig knndig en vaderlandscb Schrijver zijne begrippen daar*
omtrent in openbaren druk mededeelde. Van dezen aard
zUn ook de alhier aangekondigde Gedachten. Zij zijn zeven
In getal 9 ^n betreffen zeer vo.orname punten.
Het eerfte geldt het openbaar Ministerie , hetwelk hij , met
onzen beroemden Advocaat en Schrijver meijer, hoogst-
noodzakelijk acht, om het politiek en admiuidratief gezag
door eenen naauwen band aan de regcerlijke magt te verbih*
den, en daardoor de algemeene rust, veiligheid en handha-
ving des regts te verzekeren.
Tot het tweede punt maakt de Schr^ver de publiciteit
der Teregtzittingen tot onderwerp zijner befchouwing. H^
^eeft te regt, in de lyfldraffelijke regtspteging , 'aan de mon«
édellnge debatten by verre de voorkeur boven de fchriftèllj-
C4 ' ke.
|« GEDACHTEN
ke , welké' Isstfte, bij het opmaken van verklaringen , maar al
te ligtelijk aanleiding geven toe dwaalbegrippen; doch h^
vindt tevens , ondanks alle zwarigheden , die daartegen worden
iDgebra^t » in ^at openbare eenen voosnamen flenn voorderegt-
vaardigheid der regcers, mits deze flechts de vrijheid heb-
ben, om de jzeer teedere en de zedelijkheid kwetfende regts:.
gedin^jen voor het groote publiek te fluiten, en mits (dit
zouden wij er gaarne bijvoegen) het vonnis in het openbaar
wierde uitgefproken , en daarbij de redenen vermeld, waar-
om men die zaak niet openlijk had behandeld.
*' pe inftructie van criminele regtsgedingen , in eeuen ruime-
ren zin, maakt het derde punt uit. Hij wil, overeenkomfti^
den waarborg der individuele vrijheid, zulks niet aan één
i)epaa!d perfoon, maar aan de geheele regtbanl; opdragen,
welke alsdan den een* of anderen harer Leden, voor eencn
bepaalden tijd, zoude verkiezen, en zeer zeker, tot eigen?
verantwoording, geenen onbevoegden benoemen zal/
Het vierde punt dringt aan op de vermeerderiiig van L^
den bij de Regtbanken van eerllen Aanleg, met wegfchaf-
fing der plaatsvervangende Regters , walker diens.t toch in verre
de meeste plaatfen zeer onvoegzaam is» Hij wil, dat ook
de traktementen verbeterd worden; dat de gegradueerde Mees-
ters ~it) de Regten, als b^zonderlijk tot deze posten be-
voegd , daarin vergoeding vinden voor' de kosten hunner . (lu,-
diên; dat het onderfcheid van Prokureurs Q^voués') en Ad*
vocaten wegvalle, en de laatlle alleen , als geadmitteerdè
Regtsdoctoren, zullen mogen pleiten.
De yredegeregten worden in het vijfde punt behandeld. Te
rc^'t wil hij dezelve in (tand houden, zoo tot concih'acie»
als tot penale regcsmagt in zaken van enkele politie, mits de
misbruiken geweerd worden, de gedagvaarden in perfoon
verfchijnen, 'de uitfpraak Heiliger zij, de correctionele ka^*
nier ' uit meerdere Leden befta , en Vrederegter en Griffier
veel beter bezoldigd worden.
Het zesde punt betreft de intime convictie des regters in
'lijfftraffelijke zaken, waaromtrent de Schrijver vordert, dat
in het Wetboek duidelijk bepaald worde, wat als regterlijk
bewijs in criminele zaken 'gelden kan, gelijk zolks in civi)e
zaken vry naauwkeurig wórdt orafchreven.
Aan dit punt grenst ook het zevende óf laatfle , namelijlc
OVER DE NBDBRL. WETGEVING». 4I
hét bew^s door getuigen , waaromtrent de wet de grootst*
mogelijke zekerheid geven moet. Hij wil daarom, dat er
verandering kome, zoowel in den Ecdj door de eerbiedige
verklaring van den Getnige , „ te zullen ziineren bij den AU
nagtigen God^ dat hij zal [preken zender haat en zonder
vrees j en de waarheid^ en niets meer dan de waarheid ^ zeggen
vsal^ als in den vorm met het opdeken der twee voorAe
vingers van de regterhand, waarvoor hij dan voorflaac het
leggen van de band op het hart, of het uicürekken van deti
regterarm» of iets anders uiteriyks, dat meer indruk op de
ziel maakt; terwijl hij te regt vordert, dat de Eed altijd in
peifeon worde afgelegd. %
' De Schrijver dezer Gedachten toont in alle opzigten, een
2eer bekwaam Regtsgeleerde te zijn, die zeer wel in ftaat isj,
om over regterlijke zaken te oordeelen. Het flukje'^verdient
allerwegen gelezen en wel overdacht te worden, en wy ho«.
pen, dat bij het te arresteren Wetboek van zijne aanmerkjn-
éen een allezins gepast en nuttig gebruik zal gemaak{ wor^
flen. , .
lAiMa
IVendelgarde van Linzgau , of Geloofd Liefde en Hoop. Door
^ |. C« APPENZELLER. In lil Boeken. Uit het Hoog»
duitseh* Te Haarlem^ Uj A. Loosjes , Pzi In gr. Zvo. Te.
quanten 565 BI. f 4-4-1
In dit romantisch verhaal , dat zeer wel gefcbreven is , en iti
de Gefchiedenis gegrond, worden wij tot in den aanvang d^
tieiide eeuw teruggezet, en vinden de zeden en Godsvrucht
Van dien vroegen voortijd. De lotgevallen der fchoone e^
waardige vrouw, hare edele grondbeginfclcn enGodsvruchr,
in den geest van dien tijd, hare huwel^ksliefde en trouvv,cn
bafe 'kinderliefde en overige deugden, leveren allezins een be*
langrijk onderwerp voor den romandichter ; en de korte, ach*-
ter ieder boek gevoegde, aanmerkingen^ tot welke, gelijk
tot het geheele verhaal, de beste hulpbronnen gebruikt zijq^
naken het werkje ook voor de Gefchiedenis niet onbelang-
rijk. De mare van het fneuvelen van Graaf ulrik van
LINZGAU, in eenen veldOag tegen de invallende Barbaarfche
horden » deed wemoeloards rijkdom en grootheid en al-
lo \
i.2 J. C* APPE»2ELtE1l, WÊNbELCAItDÈ \Aff LINZGAü*
lö vvereldsch genot , ja zelfs bare kinderen opofferen , en ié
toevlugt nemen cot ftrenge kloosterlijke afzondering en ont-
houding ; — zij legde hare gelofte af; Die was dan haar ge-
loof , in het eérfte Boek geteèkeud. Het tweede bevat hare
LIEFDE, hare biijvende^rüefde, tot kinderen en overiedenen
echtgenoot, en haren wbraehlrijd tusfchen die aardfdie liefde
en betgene zi} zich zelve nu ten onherroepeliJJ|ten pligt had
gefield. Het derde behelst bare hoop , door de gélukklglle
uitkomst bevestigd. Deze hoop was intusfchen minder de
hare, dan die van hart vrienden, die eerder dan zij wisten,
dat Graaf ulRik Hechts gevangen was, en die het weder-
zien bewerkdelligden. Met weinig moeite werd de opheffing
der gelofte verkregen; en wendeloarde's geluk ware
beflendig gebleven , zoo qiet haar gemoed yerontrast wa^
door eenen ellendigen geestelijke, die haar aan het wettige'
der vernietiging barer gelofte deed twijfelen. Zij fticrf te
vroeg, eu in bet kraambed van eénën zoon^ die het verlies ^
dat de Kerk door bet terugtreden der moeder geleden had^
aan dezelve moest vergoeden. Wij lazen geheel het verbaal
met genoegen^ en bet gaf ons velerlei aanleiding tot naden-
ken over bec menfbbelijk hart en den invloed van ecbte of
vermeende Godsdienrtiirheid. De voorrede van den Schrijver,
hoe afgebroken, en bier en daar donker misfchfen ook, ge-»
ttiigt van zyne liefde voor vaderland, dengd en GodsdienK,
en verdient de behartiging van ieder, die bec goede en kwade
Iran den lateren leeftijd opmerkt, en daarbij niet onverfcbillig
is. ^ In deze verbalen is bet beeld ontworpen van die tij-
^ den, welke ons geheel vreemd zijn geworden; doch zou-^
^ den wij ons daarop wei veel laten voorilaan 7 Zoo min ala
^ wij lueer kloosters üichten, en lust gevoelen, om de ont-
^ eerende kluisters desbijgeloofs te torfchen, of ons gecïwee
j9 te buigen onder het fmadelijk juk des gewetensdwangs ;
^ even min durven wij ons wagen op de woeste paden des
^ ongeloofs, en in de vermetele aanmatiging: — om ons zel^
^ ven genoeg te zijn, het anker wegwerpen^ dat de Voor-
^ zienigbeid ons in bet Christendom, tot troost in tegen-
j9 fpoed zoowel , als tot een beboedmiddel tegen trotscb-
^ beid en euvelmoed in voorfpoed, aanbiedt.**. — Eenefraay^
plaat, die de Gravin voordek, zoo als zlJ naar bec klooster
uekc, verfier c den titel.
j* U. VAN 0E& PAttt AAN R* MÜNtlffOn^ 4^
♦
Antvfoord vitn j« b. van der pal^l op^de jianmerkingen
van den Hooggeleerden Heer lu m ü n t 3 n g h e , geplaatst
in het XVde No. der Faderlahdfche Letteroefipsnge»
j, X voor 1819^
Het doet [mij opregtelijk leed, den Heere MüNTiNpüE
redeo, en, gelijk ik vreeze, geede geheel ongegronde reden,
gegeven te hebben , om zich over mij te beklagen* Moest ik
bet gefi^hrevene en gedrukte aangaande de Inleiding van
scHULTENs ifp het Book van Job nog fchqjven of druk-,
ken laten, hec zou niet» althans niet op deze wijs, gefchie-
den. Doch daar dit^^ helaas! onherroepelijk is« biyft m^
niets over, dan mij, zoo goed mogelijk, te verdedigen, en
iilthans alle verdenking van m^ te werêh, dat ik den Heer
MUNTiNGHE.heb wlUeu grieven; eenen man, ^lens üitge^
breide geleerdheid, en groote verdienden omtrent allé vai^ken
van Bybeliludie, op «geenen te hoogen prijs kunnen gefcbac
worden y en in wien de gaven des geestes door die des ge*
moeds en des karakters ten minfte worden geëvenaarde Hi)
hoore m^ne verdediging, en, hoe die uitvalle, hy blijve het*
gene hij was, mijn hooggefchatte vriend!
fiiyne 9^r handeling over den aanleg en de voortreffelijkheid
van het Boek Joh is met veel warmte en ijver gefcbreven ;
inzonderheid dat gedeelte derzelve, hetwelk de echtheid en
ondbeid van het historisch deel diens Bóeks betreft, wasr*
omtrent het m^ tot onuitfprekelijk genoegen verHrekt, ook
den Heer muntinghe aan mijne zijde te hebben. Ik
wist, welk een* zwerm ik hier tegen mij had, zoo van wel*
meenende.onde, als vai) moedwillige nieuwe Uitleggers; wel«
ke laatde, uit de jongheid van dit gefchiedkundig deel, tot
den laten oorfprong van het geheele Boek, op hunne wijze,
lïefluiten. Maar aan die alle kreunde ik mij minder. Doch
HENDRIK ALBERT scuüLTENs, denman, wiens naam'
ik nfet dan met diepen eerbied en vurige erkentenis noemen
kan, onder de zoodanige te vinden, die de oudheid de^ge*-
heelen BoAs meenden niet te kunnen handhaven, zonder de
nieuwheid der eerfle Hoofdftukken (jtn dus ook van het laat*
ite) Haande te houden, dit griefde mij; griefde mij, niet zoo
«eer voor 's mans eer , die noch door zulk eene bijzonder*
held.
^' j« ti. ^Att üKR pXLffi Aan h. munI'Ing'iie;
heiJ, noch door iemands oordeel kon beneveld worden; inaaif^
hec griefde mij voor mij zêhen^dit in mijn gevoelen over die
punt de eer des ganfchen Boêks begrepen achtte* Daar i^
mij dui niet herinnerde, gedurende mQne (ludiejareri. Van
1778 tot 1784, scHtTLTENs dit gevoelen te hebben hoo*
jen uiten, althans niet in dien tijd, toen ik hem dagel^ksge-
meenzaam zag; en daar het mij uit d\t Inleiding ontwUfel-^
baar ttleèk, dar sciiuLtens, toen &() Het eerst dezelve
opftelde , het werk van herder over de Hebreeuwfche Poê--
dij liiet kende; vermits het onmogelijk was, dac hij, dit ken*
nende, van.LotVTH al/een zou gefpróken hebben, als dien,
die de Hebreeuwfche dichtkunst in faèt liéht heeft gefteld.;
zöo was mij het denkbeeld ^VelkoIn , dat dit een arbeid vanr
schÜltëns vroege jeugd was, dien 6ij nimmer aan hec
publiek zou gegeven hebben; hoewel dit oude Dictatüm^
inet zijnen lateren arbeid over Job , in hetzelfde loket had
kunnen gevonden worden. Wanneer zulk ;eene gedachte een^
post heeft gevat, en ons uit eene opkomende belemmering^
redt, wordt zy ligt voor onbetwistelijk gehouden; en ziec!
daar mijn geval!
Alaar waaroni dan die Inleiding niet teruggehouden? IkzoiC
dit misfchlen gedaan hebben; maar behoefde de Heer mun*
TiNGiiB het te doen, die zelf destijds, op voeifpoor vanf
ii. SC HUL TEN 8, den Grootvader des laatden, aan de echt-
heid der betwiste Hoofdftukkén twijfelde? Voorzeker neen f
Wat de Heer munting^iib in 1818 zou gedaan hebben »
ionit hier niet te pas; maar wat hij deed in 1794. En bo*
vendicn heb ik het altijd daarvoor gehouden, dat hij niet ^^-
heel vrij was in het al of niet plaatfen der hem toegèzonderié
, üukken, of gebruik maken van dezelve.
pit geef ik den Hooggeleerderf Heere muntinghe alj
inljne verdediging: wat daaraan ontbreekt, zal de vriendelijke
toegevendheid óiQ% waa^digen mans,' becef dan iemand anders^
iunvülleb.
, ]• Ht VAN DER PALMr
Hierboven, bl. 3, laatöe reg., ftaat y/;/, lees vief*
. BOEKBESCHOU^f'ING.
» - ■ ■■» ■ II I ■ ■ ■ lil II ■ i ■ ■ ■ . ■ ■ '■' -^
Nieuwe Verhénitüngen yan het GenoetfcAap. ter ver^
dediging 9an deh iSiristeüjien Godsdienst tegen de$^
zelfs hedendaagfch& liefirijders. Foor den jare \%i6é
IL In den Haag^ bij de Erve J. Thierrij en C*
• Menflng en Zoon* In gr. Svo. ƒ 3* J • :
n
4t Deel behelst een antwoord van den EerMr#. Sfit*»
^£|nrb'ich over de Prijsvrage nopens ,, de krtcjit
j^ van het bewijs voor de waarheid e& Goddelijkheid
), des Ghristeudoms uk destelfs voortplanting in ^de
,^ eerde eeuwen en inftandhouding tot oüztn t^d .tqe ^
)» met wederlegging der nieuwfte tegenwerpingen vaA
), ciBBOif ed anderen." Lezers van ons vofig^ ver^
llag herinneren zich gewis den naam van dezen Saifl^
fcheh Lêeraar , wien het alzoo gebeuren mogt 9 ii\ eene
en dezelfde Vergadering des Genootfchaps ^ dubbelen
lof te behalen , t}oor zijnen reeds vermelden letterjirbeid
met zilver , dezen » dié voor ons ligt ^ met goud be-
kroond te zvoii
*■ Zijn ftuky oórrprorikélijk iir het Latgn gefcbreveuy
terfchijnt in het licht, door eene kundige hand niei^
flechtf vertaald , maar bovendien verrijkt met eenea
fchat van Aanfeekeningen ^ die, onzes oordeels 9 «niea
weinig de waarde v^hoogen dezer Verhandeling* Wana
doorgaans Aésxxk zg tot naderen aandrang , of toelieh«i
ting en uitbreiding^ v^i^ hetgese.door den Eerw. SBir*
TENREicH beweerd en. betoogd wordt; ook wel
geven zg blqk van teregtwljzing en befcheidene verbe-^
tering van deszeifs misflagen; en overal getuigen Z9
eene belezenheid' van onzen onbekenden Landgenpot 4
welke met die van den vennaarden Duitfcher mag* ver*-
geleken wordeUé Ond beftek verbiedt ons meer te zeg«
gen , of eenig bewijs aan te voereo tot ftaving van den
BOMBESGU. iSao. NO. a» . D lof
40 NIEUWE VBRHANDELINÖEN
Iqf dfiS Vertalers; daar wij ons haasten moeten tot '
cenige opgave wegens den inhoud der Prijsyerhande- ,
ling , van welke een kundig oog , bij het nagaan der
Vrage» daarin beantwoord, gemakkeigk doorziet, dat
.2Q eenen grooten omvang en tyerfcbeidenheid *van ftoSe
bevatten moet. Zeer gepast opent zij dus met een
overzigt van het wijde veld der geheele gerchiedenis van
hpt Christendom; en behelst het Ifte Hoofdlluk eene
beknopte fchets vap deszelfs oorfprong en voortgang,
in een vijftal onderdeelen behoorlijk onderfcheiden.
Daarna treedt de Schrijver , in het Ilde en uitvoeriger
Hoofdlluk, toe, ter wegneming der tegenwerpingen
en^ twijfelingen , door gibboN' en anderen geopperd
tegen het bewijs , dat Christenen bouwen op. den fnel-
len opgang en duurzame inftandhouding van 'sHeilands
Baam en kerk gp aarde. Met genoegen lazen wij hier
de 'wederlegging van óibbon, die, met terzijdeftel-
ling van de kracht der waarheid van Jezus leere, en
Gods Wonderdadige medewerking in de eerde eeuw ha-
ter ftlcbting voorbijziende , als Wgsgeer en Gerchied-
kundige, een vijftal andere en t)»tedc oorzaken aan*
Toert, en ook gisnoegzaam keurt, ter oplosfing van
die hoogte en uitgebreidheid, waartoe in weinig jaren ,
of bij het verval van het Romeinfche Keizerrijk , het
Christendom verheven werd. W^sfelijk ontkent s e l-
TENREiCH de begunftiging dier oorzaken niet , door
oiBTYON opgegeven; dan tocfnt hij omtrent elke der«
zelve aan , hoe er wezenlijk meer vereischt werd , dan
deze ,' om den naam des Gekruisten te doen zegevieren
over eene wereld , vijandig tegen deszelfs zedeleer, en zich
ergerende aan dien Mesfias en zijnen gebaten even«
zeer als miskenden ^lanhang. Anderen, als puerst»
de Schrijver van het tasterfchrift , Ie Cbrluianisme dó-
voile ^ deze en gene Duitfche Neologen^ waaronder
ook , naar bet oordeel vooral des Vertalers , de Hoog^)
leeraar henkb te rangfchikken is, tastten meer on^
befchaamd en ftoutelijk onzen Godsdienst aan^ bet
fpoor van g i b b o 19 wei volgende > maat tien eenemale
vreepd
VAN HET HAAGdCU GBNOOtSQRAF. K^f
vreemd van die zedigheid en beicbeidenheid» waarmede
de fchrandere Brif bij herhaling betuigd be^f(, niei al^
Godgeleerde » maar als GefcHedfchrijvcr ^ den yoortgan^
des Cbristenddms na te vor&ben. Deze alzoo worden
wegens haUne vermetdbeid 9 beidQ van Schrijver en
Vertaler, met fcherperfe pen wederlégd èn tot itilzwij*
gen gebragt , zoo aan het einde van het Ilde , als pp
menige piaatsi van het lilde Hoofdduk, waar hij niet
miafi^n )^on i ben b'^ herhiiUng te ontmoeten op zijneü
weg. Aldaar., namelijk ^ ontwikkelt ssLTENnLEicu
ttti in het M*eede: eerst, hoedanig het pl^ó. des Heer»
ren geweest zij , j&ti , wie zi^h Jezus betoond heeft ^e
zijn , in het ilichten van opzen Godsdienst ; daarna ont-
vouwt hij den aard en de fttekking der Evangelieleer ;
vervcflgen^ bewerkt en ontwikkelt hg de middelen , vvaar*
door de Voorzienigheid zoowel de voorbereiding door
de Profeten» als de voortplanting van het Christen-
dom beid9 vóór en na de tyden van KorrsTANTijN^
had begijn (ligd; alsmede, boe tiod in de t^en des ver*
vals de. kef k in ftand gehouden , en later het geweld der
Hieraréhi) geknakt heeft bij de Hervorming. Eindelijk
toeft hg den Lezer bij bet aangelegen püfit vaq onder*
fcheidene beilzanyè uitwerkfel^n , vroeger en later door
het Christendom , met name fqd/ert de Heryorming , der
gereld aangebragt ; doende hiarbij inzonderheid den las«
ter uitkomen, dpor g^fsegde onbefcbaamde Schrijvers
den Godsdienst van J^Hid «gqgewreven » w^ker taal ^
Jndi^n zij eenige waar^c^id behdze , hard vpor de Chris*
tenkerk, Mt ^«deelte. derzelfe alleenlijk treft , welk no^
gelegen ligt «nd^ depi Panf<$|ijken zetql en het gzeTed
juk vaa domheid en bijgdQOf*
Ziet.^lir, Y;99r zötfveei ops beflek gehetigt, eenig^
fchoon oppervlakkig , overzigt van deze hoogstbelan^^
rijke Prijsverhandeling. Naar de uitgebreidheid van het
tijdvak, en. het onderfcbeid v^ middelen; waardoor de
Voorz^eiügheid het Chjffi^tendom éérst vestigde 9 uit-»
Midd^ nn in groptheid verhief » daarna idy^odchietd ^
Dndankfi at|e list e» gj&wld yan het rgk der dm^ti^rais ^
Da had
%a NfEüWE V&tlHANl>BLlNGEN
had het voorzéker moeite in, de verlangde bewijzen
Vóór de waarheid 'en Goddelgkheid van Jezus leere en
zending in een geregeld betoog te vatten , en boven*
dien de menigerlei tegenbedenkingefi des Ongeloofs uit
den weg te ruimen^ Men befcbuldige des onzen Schrij-
ver niet voorbarig, wanneer tnen bij hem in het betoo-
gend deel herhaald vindt , wat bevorens bij de weder-
legging van GiBB ON en anderen voor' het minst werd
aangeroerd. Immers de Vraag des Genooirchap^, vatt
zoo wijden omvang en verfchillende ftrekking, was,
onzes inziens , bezwaarlijk te beantwoorden, zondet
in dezen min of meer te (Iruikelen. Dan , het mishaagd
de ons , in dit verdedigrchrift van Jezus Godsdienst ,
by herhaling plaatfen te ontmoeten, waar dé Eerw.
Schrijver , buiten ftaat om geheel het Christendom te»
gen de lastertaal van het fchaamteloos Ongeloof tever^^
dedigen, alteen de Hervormden kon vrijpleiten, maar
de regtmatigheid derbefchuldigingtenaanzienderRoom-
fche Kerk erkennen moest , en haar alzoo die fmet aan^
wrijven , waarvan hg de Protestanten zuivert, Nifet dat
wij in de zaak zelve van s£1.tbnrbich zoozeer
verfchillen , of in zijne uitdrukkingen zoo veel berispe-
lijks vonden;maar onwillekeurig rees telkens het denkbeeld
bij ons bp, dat zoodanige, hoe befcheidene, verdedi*
ging van eigen' aanhang, ten koste van het oudfte eii
talrijkfte Genootfchap der kerke , welk de Vowzienig*
heid alsnog in ftand houdt , ten aanzien van liet CAr/V*
tendom , of het geheek ligchaam der Gemeente des Hee*
ren , weinig klem heeft ; dat Vijanden der leere daarover
juichen mogen , als zij den Christen met nedergeflagenen
hoofde over zijne Geloofsgenooten zien fchaanirooi
worden, of met andere woorden in deze XIXde eeuw
. lezen :
Puda
Hoc dici fotuisfó , et 'non fotuisfc rrf^lü*
En wij huiverden bovendien vanvreêze, of niet de
verwQderiil^tusrchcn Ilbomf<Aen en Onrootufchen , en
hun we^zijdfche aandoof,- Mflgewakkerd mogte wor«
den
VAN HET ll[M09CH aENOOTSCHAP. 49
den door zulk eene aankfaigte, en vr^Tpraak tevens van
dgea' aanhang. — Dan » mogelijk vraagt m^ : boe zulks
te mijden , en tevens de waarheid niet te krenken ? Wij
verbeelden on$ , dat eene andere orde in de Verbande*
ling daartoe had kunqen leiden , en Itellen dezelve hier-
nevens, onze gedachte aan deskundigen ter toetüng
aanbevelende.
£erst hadden wij eene voordragt in bet algemeen ver<^
langd van de weldaden, door den invloed der Ëvange*
lieleer, of de belijdenis, van Jezus, der. wereld i> ^^^
. algemeen aangebragt. Daarna mogten die voordeelen
volgen , die meer bijzonder uit de denkwijze en de kerke-
orde, federt de Hervorming bij de Protestanten aange*
nomen, hunnen oorfprong ontleenen, zonder vermeb
ding van het kwaad, welk nog te dezen iu hetJPaus-
dom is overgebleven. Eindelijk zou, dus vertrouwen
wij, de geheele verdediging van het (Christendom mee
nadruk worden aangedrongen door het bewijs, ten
flotte^, van den langzamen, maar wisren gang, waar*
mede de kerk zich zuivert van de onkunde en verbas-
tering, welke den luister en de gezegende ui twerkfelen
des Evangelies benevelen moest, en ook belet heeft,
gedurende den loop van den nacht der middeleeuwen.
Behalve deze onze bedenkingen tegen den vorm der *
Prljsverband.eling , willen wij nog eenige minder alge* /
meene aanmerkingen onder deze bladzijde plaatficn , (*)'
' en nemen thans een minzaam afi'cheid van den Sakfi--
fcAenhttfüzv f aan z^n werk gaarne den welv,erdienden
rang toekennende onder de fchriften tot verdediging
van het Christendom.
Be
(*) Alhoewel wij doorgaans in deze Prijsverliandelingeene
zeer redelijke Proces tancfche denkwijze aantroffen , mee
welke wij vertrouwen, dat, over bet geheel, zelfdenken-
de CHirfstenen zullen ;in(lemtnetf , hebben wij echter op'
deze en gene plaatfen, waar sbltenrbic^ van Christus
en diens Goddelijke Nature fpreekt, in toepa$fing op hec
werk der Verloafing , (bU 152, 165 en 182) dea Godgeleer*
D 3 de,
/
5^ h I" ^W^T-t^
De Go4sdiènstkcf *yah den Bijbel uit het ftandpunt
van onze geestelijke behoeften befchouwd; door j. l.
ËWALD. Ilde en laat ft e Deel. Te Dordrecht^ bij
Blusfé .en van Brtanj. |8x8» In gr. Zvo. Vilt en
375 BU f 2 •18-:
V tn het eerde Deel dezes werl^s een kort verflag ge«
yende, hebben wij hetzelve, over het algemeen, zeer
aan-
de» aan z^jn flelfel gehecht, meer ^ien doordralen, dan wjj
oorbaar keuren in een gefchrifc cegeu hec Ongeloof. De Kerk«
gefchiedenfs coch heeft geleerd , dac de twisten over dïepè
V erhor genheden y tnsfchen de kerk en ketters van verfchillende
namen, weleer mahomed begunftigd hebben. Niemand daar-
om verbeelde zich, den Wijsgeer onzer Eeuwe ooit te zul*
len overreden , ten zQ de Openbaring hem voorgefleld worde
als een helder licht of woord ^ toe verftandigen gefproken» di^
deszelfs kracht en waarheid erkennen zullen, met onzydig«
beid oordeelende.
« Ook 18 het, onzes inziens, vergezocht, dat de Berw^
Schrijver (op bl. 172") aandringt, ^ als ware de Christeiyke
,, Doop door den Heere ingefteld io piaatfe der Befnijdenis,*^
' en (gelijk hij op bl, 261 beweert) ^ die kerkplegcigheid een
99 g' -egenJ middel geweest tegen het te vondeling leggen
^ der kinderen, ouder de Heidenen in zwang.** Maar omtrent
het eerjie heeft hem aireede, in noot ^, de kundige vader«
landfche Vertaler teruggewezen tot den Doop der Profeijten ,
waaruit die van Joannes beide en Christus fchijnt ont-
leend te zijn. Met dezen althans Hemmen de voorwer'
pen en het doel der heilige bediening overeen , die beide
daarentegen niets gemeen hebben met dat uitwendige blijvend
teeken e waardoor de Israëliet ten achttien dage onderfcheiden
werd, als behoorende tot Abrahams Nagejlacht. En omtrent
het andere willen wij niet betwisten, of de zwakheid en bij«
geloovigheid der Christenen van de derde en latere eenwen
door kinderdoopen eenig goed gefticht hebbe ter afTchaffing
van het te vondeling leggen* Maar» zoo ja, dan diende die
uitdrukkelijk coegefchreven , minder aan de gewijj^ plegtig«
beid ,
/
BE GODSDIENSTLEER VAN DEN BIJBEL. 51
Aangeprezen ; en het tweede Deel komt ons nog ruim
200 aanprijzens waardig voor. Trouwens het handelt
over het voor den Christen belangrijkde gedeelte des
Bijbels ; en geeft tevens een overzigt over deszelfs ge^
heele leer zoowel , ^\s over de gronden van de G6dde«
• Igkhefd der openbaringen , in denzelven vervat. De on*
^idelijkheid , uit eene afgetrokkene en wijsgeerige voor«
dragt ontfproten , en op eenige plaatfen van het eerde
Dee) voorkomende, zal men in dktweedeDeèl nietaan-
treffen , en ook door minder drukfouten gehinderd wor*
den ; fchoon er , behalve de opgeteekende , nog wel en«*
kele hier en daar zijn overgebleven : b. v. bl. 5. reg. 7,
V. o. flaat Matth. IX: 11 , in plaats van Matth. IV: ii.
Dit tweede, dan, en door deszelfs inhoud gewigtig-
fle Deel handelt over den perfoon van Jezus , — over
den geest zijner daden, — over zijne leer, — over zijne
lotgevallen , als gevolgen zijner leer en daden befchouwd,
— over de voorbereiding der.Apostelen tot hun leeraars»
ambt en hunne leer, -». ov^r de openbaringen van den
held, door Jezus aan de belijdenis des geloofs in Hem vcr«
bonden, dan wel aan reeds gedachte verbasceriog dier tijden*
En dewijl nu} de Overheid tegen die grove en onnacinirlijke
misdfid van Ouders genoeg vermag te waken , vicijen wij «
ons, dac eerlang de kerk tnoge terugkeeren tot het gehoor-
zamen van óes Heeren last , „ om zfjne leerlingen te doo-
„ pen , ** na de geerenen in haren fchoot 4aartoe te hebben
opgekweekt. |
Zacht genoeg , alverder, waren, voor ons gevoel over de
mishandeling, door kalvijn servetus aangedaan, de
uitdrukkingen des Schrijvers op bi. 25S; en de naam vsn
NAPOLEON BuoNAPARTE, als h^rfteller- van het Katholi-
cisme in Frankrijk^ (bK 207") herinnerde ors onwillekeurig aan
zijne (laatkundlge rol , weinig vroeger in £^jfp/^ gefpeeld , wan*
neer hij zich vertoonde ais voor(^ander van den Profeet ma-
noMED. Voorwaar, den Dwingeland hier in éénen adem ge-
noemd te vinden, na de lldatkuhdfgc bemoeijingen vnn Kei-
zér jdZEP It ten behoeve van ded Godsdienst', i$ onteerend
voor de nagedaehtènis van deeen. -
D4
5? J? !•• fiWALl>
Bijbel, ftls berekend naar de geestelgke behoeften d^
jncnschheid , — oyer de bewijzen vopr de waarheid der
ppenbaringen vjn den Bijbel , — en , eindelijk , over de
. tegenwerpingen tegen de leer des Bijbels 'm het alge*
meen, en over het bew^ uit eigene ondervinding.
Achter iedere dpzer afdeelingen volgen, meestal, aan«
jnerkingep, even als in het vorige Deel. Voorts heeft
de Eerw. Vertaler eenigp aanmerkingen onder den tekst
yan EWALD gevopgd,waar hij ^ulk^ eenigeriaate noo,
4ig oordeelde.
In de behandeling der zoo even aangeduide onder-
werpen ,* volgt bwai.d weder zijnen eigepen weg.
Men ziet er overal in den zelfdenkenden en waarheidzoe-
kenden man, die, ziph dopr het voorbeeld der nieu-
wigheidzoekers onder zijnp landgenooten niet latende
wegliepen , den Bijbel als een waarlijk Goddelijk boek
eerbiedigt, en de buitengewone tusfchenkomstderGod-
UiJ op epne befcheidene en verftandige wijze tegen de
xiieiuver^yetfche uitvlugten handhaaft. IJg verwerpt
dcnialve de mythifche verklaring van Engelenverfchij-
iiirj.:n, a verdedigt de voor velen, in onze dagen,
aanitootelijke leer van booze geesten. Met groot ge-
noegen zagen wij , hoe hij de bewijzen voor de waar-
l]eid der Goddelijke openbaringen, in den ligbel vervat,
wikt en weegt, en, bijzonder^ het bewijs, ^it de won-
deren van Jezus en de Apostelen ontleend, op de ducl>
tigfte gronden (laaft: dit gedeelte is, ?oq als het ons
voorkomt, meesterlijk, en overeenkomllig de behoefteq
van onzen tijd , behandeld , en de gefcbiedkundige waar-
heid der wonderen , waarop het , in onze dagen , voor^
al aankomt , wordt daarin zeer overtuigend aangetoond ,
zoodat een onbevooroordeeld lezer het gedrongen e en
bet nietige der pogingen kan' gevoelen , waarmede men
al het wonderbare en bovennatuurlijke op eene natuur-
lijke wij^e zoekt weg te verklarq[i. Zeer gepast en be-
langrijk zijn ook e w alp 's aanmerkingen over de te-
genwerpingen tegen den Pijbel en deszelfs leer, waar-
eWtF?ö? >yij 0us vergenoegen, mqt ^en enkel yvopr^,
de-
DB GODSBIBJFISTLEBIL VAN DBN BIJBEL. 53
daze twee aumerkingen op to_ geven, £r is geene
zaak in de wereld zop ze(cer , tegen, welke men geene
tegenwerpingen kan maken y die moeijelijk te wederleg*
, gen zijn« En : Bij tegenwerpingen tegen zekere leerlluk-
ken van den B^bel vrage men zich : zoude men niet
dezelfde tegenwerpingen tegeq de^ zoogenaamden Na*>
tnurlijken Godsdienst , of tegen de regeringswijze van
God kunnpn maken » die ons de Gefchiedenis toont , of
die wij vQor oogen zien?
. Wij bevelen dit werk ten (lerkfte , - vooral den Leer*
aren van den Godsdienst , aan. Schoon. zij hier en daar,
in de bijzondere gevoelens van bwald» nog ^l iets
vinden zullen 9 dat hun minder aanllaat, zoo-als wij,
voor ons 9 gevonden hebben, zullen zij echter, gelijk
wij vertrouwen , ze#r veel in het werk , even als wij ,
viiulpn, dat een gezond en geen alledaagsch voedfel
oplevert voor verftand en hart. «• Wij beQuiten met
den wensch, dat een gunftig vertier den kundigen Uit-
gever, den £erw. o. c« spaan, aanfpore, om,
200 als hij, onder deze billyke voorwaarde, eenigzins
in zijn voorberigt belooft , een aanhangfel in het licht
te geven , behelzende eenige ophelderingen van niet
algemeen 'verftaanbare uitdrukkingen, als ook beant*
n^oordrngen van tegenwerpingen , welke in de Duitfche
]}oekbeoordeelingen tegen die werk zijn ingebragt.
Door beide gelooven wij , dat dit werk meer volledig*»
beid zal bekomen.
^s.'
Leer hek der ChrUttUjkt Kcrkgefchiedcrns ^ ten gebruikó
* bij Voorlezingen , door w. m ü n s c h £ r , in leven
- Conti ftoriaalraad y Doctor en ^rofesfor der Godge*
leerdheid te Marhurg» Naar de tweede verbeterde
uitgave , bezorgd • door l. wachLbr, Doctor en
Profesjor der Gefchiedkunde te Breslauj uit het
JJoogduitsch 'hertaald. Met eene Voorrede . van j.
CLARISse, Doctor en Profesfor der Godgeleerd*'
D 5 heid
14 W* MÜNSCBER
hdd te Leydcn. Tó Afnfltrdam , hij J. van der Hey,
1818. In g^r. %yOn In alks 512 -B/. ƒ 4-io*: *
JLIe Voorrede van den Hoogleeraar clarisse^
waarvan de titel gewaagt , onderrigt ons , dat zijn H.
EerWé de vertaling en uitgaaf van dit boek heeft be-»
vorderd, en behelst deszelfs lof^ inzonderheid als
Leerboek , ten gebruike bij Voorlezingen , waartoe
zijn £d. het , boven andere ,« zoo zeer fchat , dat hl}
verklaart, dat, iifdien hij de Kerkeli^e Gefchiedenis te
onderwijzen had, hetzelve daarbij zijn handboek zijn
zoude. Zijn Ed. draagt hV echter voor , als niet flecht$
gefchikt voor Studtnten^ maar ook voor alh Christen*
belijders , hetzij Roomschgezinden of Protestanten ,
om , met weinig ' moeite , een pverzigt van de gehcele
«Gefchiedenis, en een kort, aaneengefchakeld en gere«
geld denkbeeld van het gene in dezelve wetenswaardigst
js, te verkriïgen. Na zulkeene aanprijzing van zuJkeenen
man mag zich het publiek wel verzekerd houden , dat
het hier iets voortreffelijks ontvangt. Wij kunnen die
bearoeii , en fcbatten dit boek mede zeer hoog. Even-;
wel een, tot het aangewezen einde, voor alle Christen*
belijders gefchikt boek is het , naar ons oordeel , niet^
Hooren wij, welke de eerde regel zij, naar welken de
oorfpronkelyke Schrijver zelf ons, in 5(^*f}^ Voorrede »
nieklt , het opgefteld te hebben. Hij is deze : ,, Een
„ Leerboek is berekend tot het gebruik bij Voorlezing
„ gen. Het moet belangftelling voor de Kerkelijke Ge*
^ fchiedenis gaande maken, en den toehoorderen tót
^ beter gebruik van de voorlezingen dienen. Hel moet
„dus de leergierigheid opwekken, maar niet bevredi-
^ gén ; hét moét tot de mondelljk^ voordragt voor-
^ bereiden, en helpen^ om zich deze weder te binnen
y^ te brengen en vast te houden , maar die in het ge-
^ heel niet onontbeerlyk (lees ontbeerlijk) maken. Een
„ boek tot onderrigting van zich zei ven moet dus van
„ een leerboek ten dienfte van voorlezingen in de^zelfs
„ geheele inrigting < onderfcheideh zijn, en die eén
^ bruik*
LBIRBOBK DER CH&lSTBUJKE KERITGESCHIEDENIS. 5^
^ bruiücbaar leerboek leveren wil , moet van de gedach«
^ te, tegelijk een leesboek daarvan te maken, afftanéf
^ doen 9 wijl beide deze bedoelingen te ongelijkfoortig
^ zijn , en te veel tégen elkander overdaan , dan dat
y^ men, door één en hetzelfde gerchfift, beide tege«
,, lijk kan hopen te bereiken/' Hieruit blijkt , dat de
Schrijver zelf van dit boek het niet alleen niet
tot een boek tot onderrigting van ziéh zelven , of tot
een leerboek voor ^lU Christenbelijders, bellemde^
maar zelfs verklaarde , dat het^daartoe niet dienen kon.
Wij moeten daaraan ons zegel hangen. Het is voor
zulken, die in de KérkgefchiedeniS' vreemdelingen zijn^
en er geene Voorlezingen over hooren kunnen, on«
genoegzaam, om een duidelijk begrip van zaken te
verkrijgen. — * Men zegge niet : zij kunnen , tot ophel*
dering en uitbreiding, de Schrijvers, welke in me*
nigce aangehaald worden, raadplegen en lezen, isn'al*
zoo zich zelve ondefrigten : want dat kunnen flechts
by verre de mmfte der Cbristenbelijderen , — dat
kunnen alleen zij , die niet (leclits de Gefchiedenis Ie*
zen, maar ze ook beftuderen willen, -<-*- ja zelfs deze
flecbts voor een gering gedeelte ; want dan moeten zij
ook In ftaat zijn , om zich ten minfte de voornaamftê.
der aangewezene gefcbriften aan te Ichaffen ; dan moe«
ten zij weten, welke die inzonderheid zijn, waartoe
zij volftrekt nadere^ aanwijzing behoeven, en welke aaii-
wijzing de Heer munscher zelf aan de Voorlezin*
gen wilde hebben voorbehouden ; dan moeten zij ook
die bedoelde gefchriften künneri lezen, dat is, zij
moeten Latijn ^ Engelse A^ Franschj vooral Ho»g'»
duitich enz. veritaan; daar oddertusfchen de vertaling
zelve van dit boek onderftelt, dat deszelfs lezers de
laatstgemelde taal tdét fctfiuini dew§l andËré dészelfs
vertaling onnoodig was. ^^ Wij hèfh^lën dan^ flic!|6
voor alle Christehbelgders, mtlar Hechts voor StuióH^
ten is dit boek befteted en géfchikt. Of nu SHuittaén
deszelfs vertaling behoefden, is eene lüflere Vraag »
welke men tnet ja biantl^oörden kan, v6or zoo veel
••
ZIJ
56 W. MÜNSC^Eli
zij mede geen Hoogduiüch kunnenl lezen; Doch wat
hebben zij er dan veel aan , daar zij het , gel^k wij za-
gen^ zqnder de kennis dier taal, niet beftudere^kun*
nen» vermits een groot aantal der nader te raadplegene
gefchriften alleen in die taal gefcbreven én voorhanden
IS? Zulke Studenten behporen dan niet tot het getal
der. zulke, waarvan de lieer münschbr zegt, dat
de Leeraar hopen moeo^ dat zij, in hun volgend le^
ven , door te lezen , hunne gefchiedkundige kundighe*
den. zullen zoeken uit te breiden; en waarlijk, daar^bet
lezen van BoogduitseA j^httwtlk de Nederlander zoo
ligt leert , thans eene onontbeerlijke behoefte is voor
Studenten , die inzonderheid bij de kennis der Kerkge-»
fchiedenis belang hebben , en zich regc bekwaam zoe*
ken te maken, is het bedenkelijk, of men voor hen
dergelijke boeken, als het tegenwoordige, wel bchoor«
de te vertalen , opdat zij eene drangreden te meer mog«
ten behouden , om zich de kennis der gezegde taal ei^
gen te maken. .
Ondertusfchen voor hen moet dan het boek voorna*
melljk dienen , en is het inderdaa[d uitmuntend ingerigt*.
Of het al de voorregten boven andere uitfluitend be«
^ zit , welke de Hoogleeraar clarisse er aan toe-»
kent, willen wij nu niet naauwkeurig onderzoeken*
Doch zeker gaat het alle andere te boven in de keurige
aanwijzing der bronnen, waaruit de vollediger kennis
der Gefchiedenis geput moet worden; en men beeft
aan den Hoogleeraar verpligtiug voor hetgene hij ge-
daan heeft, om het, in dit opzigi, voor een ge*
deelte nog te verrijken. Jammer, dat zijn H. Eerw.
niet in de gelegenheid is geweest, om dit voor het
geheel te doen , waardoor het inderdaad nog veel zou
gewonnen hebben. *-» Om nu van hetzelve eenig denk*
beeld te geven : na de inleiding levert het een overzigt
van de algeheele Gefchiedenis in zts tijdvakken, waar-
aan de vier eerfte die vóór, de twee laatfte die van en
na de Hervorming bevatten. Het ïfte tijdvak loopt van
JEZUS CHRISTUS to; op KONSTANTIJN DEI<
9 R O O-
LBERBOEK DER ^BUISTBLIJRË RERKCESCttlEDENIS. Sf
or.ooTÉN, het «de tot op den dood van g re go*'
RIUS DEN GROOTEN, bet 3de tOtOpfGREGO«
Riüs VII, het 4de tot aan de Hervorming, het 5de
tot op den WestfaaHchen Vrede , het 6de tot op den
tegenwoordfgen tijd. De Schrijver heeft deze wijze
van voordragt boven de gewone van. doorloopende jaar-
boeken, of afdeelingen van eeuwen, verkozen; doch^
opdat men , met een' oogopflag , de opvolging der ge«
beurtenisfen m tijd zon kunnen opmerken , is achter
elk tijdvak eene tijdrekenkundige tafel gevoegd, waariii
kortelgk de regeringen der Vorften en Bisfchoppen en
de op'merkelijkfte voorvallen zijn aangeteekehd. Voorts
is alles w' par agrafen afgedeeld, en boven elke para^
^raaf een hoofd getteld , derzelver inhoud meldende*
Daar nu de behandeling van een aantal bijzonderheden ,
(door alle of eenige tijdvakken heen, bij vervolg,
wordt voortgezet , heeft hij , die het geheel wil zamen-
vatten, (gelijk de Heer clarisss aanmerkt) flechts
in elk tijdvak die paragrafen op te zoeken en te le«
zen , welker opfchrift dezelfde llof aankondigt* Dit is *
echter (gelijk elk zich daarvan ligtelijk, bij proefne-
ming, overtuigen kan) niet zoo gemakkelijk als te
wenfchen was , omdat de bladzijden , noch boven , noch
ter zijde, aanwijzing van het tijdvak hebben, noch
de Schrijver overal de bijzonderheden in dezelfde orde
verhandelt* Hierdoor vindt men niet gereedelijk het«
gene men zoekt; en (hetgene hierbij van wezenlijken
dienst had kunnen zijn) éen redster of algemeene lijst
van al de opfchtiften der paragrafen^ zoo als zij in
het boek volgen^ met aanwijzing der bladzijden, is
niet gegeven* Het is waar , dit zou ook wat veel plaats
hebben ingenomen ^ en toch nog een lastig zoeken noo-
dig gemaakt hebben. Best ware geweest eene kortere
aanini/Aing der bladzijden, Waarop elke doorloopende
bijzonderheid wordt voortgezet. — De correctie heeft
lieeft hier en daar wel wat te verbeteren o\<ergelxteD#
Wij hebben , onder andéren , geftooten op de voïg«n«
de mi^Ileliing in de Voorrede van den Schrijnr^ op
bl.
^S W. MÜNècHEa, LEER90EK;
1)1. XV. De zamenhdngende $n^ipikkcl/ng zelve moei
Jiij voor de Foor Ie zingen Qverlaten , mjl hij aan dezen
anders meest uitlokt , datgene , i»dt tot dkrizelven voor»
uit reeds ontnemen zoude. Dit is onverttaan))aar; Men
leze: ^ wijl hij anders aan deze .vooruit reeds ontne*
^ men zoude datgene , wat tot dezelve mee^t uit-
w lokt."
Lesfen over de eerfie leglnfelen der tVijshegeerte ^ door
j. F. HENNERT, in ïeven Hoogleeraar t$ Utrecht ^
ènz. Naar des Auteurs affchrift vertaald en uitge-
. geven door o. c. sv a ah ^ Predikant ie HeerjanÉ-
. dam. Met eene korte Levensbefchrijving door j.
NiEirwENHUls, Hoogleeraar te Deventer. Ifte
Deeh Te Leyden^ bij L. Herdingh én Zoon; 1819;
In gr. ivo. Behalve het Voorherïgt en de Levensbe*
fchrijvthg^ aij BU ƒ 2^8- :
l VV y hebben alhier deri uitvöerlgen titel van dit werk'
èenigzins verkort medegedeeld. De naam van wijlen den
HoQgleerdar n enne ai" is bg ieder, die jiiet geheel
vreemd in de letteren i$, zoo wèl bekend, ^ijne nage-
dachtenis bij allen , die hem gekend hebben , om zijne
uitipuntende hoedanigheden zoó zeer vereerd 9 en zijn
fo^m in bet rijk der wetenfchappen 2S00 algemeen ge-
ve$itigd , dat wij de Nederduitfche uitgave van 's man^
voorlezingen door eenen erkentelijken leerling niet al-
leen niet wraken , maar in tegendeel ten volle goedkeu-
ren. H E N N E R f , toch 9 was de man , die b^ eene
natuurlijke vlugheid , fchrander Heid. en vrolijkheid een
lK4el kfirakter voegde, op beb^ng^looze goedwilligheid
$Q echte God5flien()jghetd gegrcmd 9 van alle dweepéry
IFervreem^i ^ij was in waarheid de toev]u^9 raadsman
W vriend van alte ftu^erende jongelingen 9 die de letten
r«n beminden , /sn teyeas ;^n 209 ijverig en onpaxt^ig
oniersoeker dw ivwbeid y 4R>t hy 9 lioe zeldzaam dit
het
|« F. il £I<I N £ R t , LÊMB^ ÓVER BB WIJSBEGEERTBé $9
bet geval onder geleerden en wlj^geeren is , geen oogen«
blik aarzelde^ om zijn voormaals aangenomen (leUel
Vaarwel te zeggen , zoodra hij oordeelde , dat het door
een beter vervangen werd. Van zulk eenen man is elke
.wetenfchappeiijke bijdrage, ook na zijn' dood lü^ege-
ven, een onwaardeerbaar gefchenk» waarmede zjyoe
hulde aan de nakomelingfchap geheiligd wordt, gelgk
deze, van hare zijde, door eene dankbare aanneming,
deze hulde vereeuwigt.
Zeer algemeen bekend zijn *s mans korte wijsgeerige
Hellingen, onder den naam vtn Jphorismi philofophici
te Utrecht in 1781 uitgegeven. Deze waren het , die
iiem ' tot leidraad dienden zijner voorlezingen , oficfaoon
deze door hem niet altijd in denzelfden vorm jaarlijks
herhaald werden. De tegenwoordige Uitgever , de Heer
SPAAN, had die op de coUegiën zorgvuldig aangeteë»
kend« Hij deed den Hbogleeraar, omtrent een jaar
vóór diens overlijden, het voordel, om dezelve in orde
te brengen en in het NedeMuitsch te vertalen. De eer-
biedwaardige Grijsaard gaf daartoe gereedelijk zijne too»
ilemroing. De Uitgever vergeleek dit bijkans onleesbaar
fchriftelijk opdel met zyne eigene aanteekeningen , en
tevens met die van andere leerlingen ; en op deze wijze
is dan het alhier aangekondigde Leerboek ontIlaan,bet«
welk , wat de orde betreft , geheel zijn eigen werk is ,
offchoon volgens den geest van hennert's w^sbe«
^eerte» geheel en al ingerigt. £n daar deze uitgave een
uitvoerig berigt van het leven ^^ ^e geleerde werkza^m^
heden des beroemden mans noodzakelijk maakte , kw^m
^a^irbij uitnemend te ft{u|e de Redevoering van den Hoogf
J^eraar nieuwi^nhuis, over 's mans wijsgeerige
verdieQftea, in de Aml(lerd;ijqfch^ l^a^itfchappy : Fcli:s
Meri$is Qp 3 Noy* 1813 uitgefproken, welkedan 00^
HO aan het j^oi[^4 ^zes Le^boeks &epl?|^ts( js.
' Wat nu dU ^r^ Dee} )»etreft , hetzolye bevat ^ \f
41 paragrafen, e^pe zeer voortreffelijke en duid^ll^
ontvquwing van betgene w^ JL^necritw^ noeip ^ ^ of
de wetenfchap om juist te leeren denken en alzoo de
waar*
iSo ). P. HENNERT
Waarfteid te vinden. Zij vangt aan met de onmiddellijte .
en middeHljke klaarblökelijk heden,, gewaarwordingen",
zintuigen en derzelver beoefening. Zij gaat voort mét
de befchouwing der opmerkzaamheid en haar gebruik
tot op bet oordeel , hetwelk de verfchillende voorftel*
len onderfcheidt en vergelijkt. En hierna volgt dan de
leer des betoogs, in deszelfs veelvuldige wijzigingen,,
tot op de fluitrede, welker onderfcheidene formen
worden opgegeven.
Hoe verfcbillend ifleti over Logika én derzelver be»
handeling voor het fchooJTche onderwijs ook denketi
moge, zeker is het , dat de voordragt in het aangekon-
digde werk zoo geleidelijk , van de eerfle beginfelen tot
de meer zamengeftelde opklimmende , zoo eenvoudig,
duidelijk en verllaanbaar is, en al datgene bevat, wat
"voor het algemeen menfchenbegrip tót het vinden vali
waarheid doelmatig kan geacht worden, en wel door al*
lerlei voerbeeldén uitnemend opgehelderd , dat het zich
van rondom aanbeveelt. Wij betuigen alzoo den Uitge-
ver onzen dank voor deze genomene moeite , met bljw
voeging van den wensch , dat het boek alom eene me»
nigte lezers zal aantreffen , vooral onder de ftaderendè
jeugd, ten einde de wezenlijke verdienden des grijzen '
Wijsgeers nog lang onder ons mogen erkend en geëer«i
biedigd worden. Wg verlangen zeer naar de gefchie-
denis der Redeneerkunst eft de voorrchriften over de
leer der waarfchijnlljkhéid , het SCepticismus , de f wlj^
feling^ dwaling en vooroordeelen , welke in het Ilde,
en dan eindelijk naar 's man$ bijzondere gedachten ovet
de inrigting der Akademirche ftudiën, die in bet lilde
of laatfte Deel zullen medegedeeld worden. BQ óezt
gelegenheid kunnen wij tevens niet afzijn , om met den
Uitgever ons verlangen te openbaren naaf AtConfpectus
Philofophiae Kantianae (Overzigt van de Kantiaanfché .
Wigsbegeerte), door den beroemden mto aan fommige
zijner leerlingen medegedeeld , en voegf n ons verdoek
bij het 2^e , dat de bezitter van een goed aflchrift het«
2»W
LBSSEN OVER DS WIJSBËftfifi]lT£« r ,H
ztlvt aan den Heer spaan zal: gelieven te zenden ,
ten einde zulks door hcsi i^lmede worde uitgegeven*
Tibdjïs blijft ons nog overig , met een enkel woord
gewag te maken van de Redevoering des Deventerrchea
Hoogleeraars nibuwenhuis, waarin ons eenifte
levensberigten , en bijzonderlijk de wijsgeerige verdien «
den van wijlen den (JtrecBtrchen Hoogleeraar , zeer
net , eenvoudig en zonder de minfte vieijerij , wordftii
voorgedragen* Hef blijkt daaruit, datHBNN£RT,.op
den 19 October 1733 , te Berlijn gebaren wwd ; dat hiial»
daar, en ook elders, de lesfen der bekwaam fte mannen
bijwoonde; dat h^, in 1757, naar Leyden kwam^ en
aldaar onder wys gaf in de wiskunde; dat bij, injbet
jaar 1764, aan Utrechts Hoogefchool beroepen werd
tot onderwijs van de wijsbegeerte , wis- en (lerrekunde ;
dat hij dezen post , gedurende den tijd van 47 jarefa ,
met ongemeenen ijver èn roem heeft waargenomen , en
dat hij, na eenen zeer gelukkfgen echt, eerst met Vrou*
we p* j. DE TIMMERMAN, Wed. vau den Heer a»
HAVERKAMP, eu daarna met Vrouwe c. a..de re*
DER, Wed* van den Heer c. rose^ op den 3c Maart
1813, aan dé gevolgen eener beroerte , Overleden isl
Zijn beminnelijk en goedwiUig karakter , met al de hem
eigene opgeruimdheid enyrol9kheid,komt aihier in des<
xelfs volle waarheid en waarde voor. Ook zyne. ver^
dienden als wiQsgeer worden onopgefmukt ontvouwen ,
daar W9 hem nu als zelfdenkend onderzoeker , zpnder.
gehechtheid aan eenig (lelfel, dan als verdediger van^
den diepzinnigen , doch zoo fcbaars begrepen' en Tcham-
per bdeedigden S'PInosa^uu eens als vereerder , maar
tevens als fchranderen beoordtelaar van den. beroemden
KANT, din weder als ernfiigen zedeleeraar, doch ce«
gel^ als letterkundige, als mensch , en als vriend van
vermaak, dichtkunst 'en , tooneel leeren befehouwen en
eerbiedigen. De Heer ittfjuUWi^VHuis lieeft zich
'door deze Redevoering zeer verdiend gemaakt bij het
vaderland, dat zulk eenen fchat bezeten, doch mis-
üctïien wel eens miskend be$fc. De lijst van/$ Oians
ZOBKBESCH. i8ao, NO* s. £ uit«
I& J. F. H>éNMEitT » LtSfiENCVERDEWIJiBBGBERTE*
«ü^C^gfevene gerchrffpta Tan onderfcheidenen inhoud,
door d^n Uitgever alhitr naar de tijdsorde medegedeeld *,
bedraagt niet minder dan 07 fluks , waarin veeltl de in*
^[ewikkeldfte en belangrijkfte onderwerpen verhandeld
borden.
mf
HsmUoei Ar Gc«sês^ en Verhskunde yan bet Fee^
' 'Aeifdsake/f/t garekken uit önderfcheldene in^ en uit»
iand/ihe yeeartfeftij kundige Schriften ^ vooral ingerigt
naar de behoeften yan het Koningrijk der Nederlan^
^n; onder opzigt der Maatfchappij : Tot Nut van
\ Algemeen, vervaardigd door a* numan. Lid
der Commisfie van Landbouw en van Geneeskundig
Onderzoek en Toeyoorzigt voor de Provincie Gronin»
^en^ en practizerend Geneesheer op het Hoogezand^
Sfa Platen. Te Groningen ^ bij R. J. Scbierbeek«
iBtj^* In kl. Sva» fiuiten het Voorberigt^ 6s<i
• Bladz. f 2^1 •%
V^ngetwQfeld ia de Veetrtfenljkunde 9 als wetenfch^
bercbouwd, tot dusverre, bij ons groótelgks- verwaar^
loosd geworden , en wi) (laan daarin nog verre ten. aeh«
teren bij velen onzer naburen , bi} wie dexelve door een
regelmatig fchoolsch onderwijs kan worden verkregen^
ivaardóor bekwame Veeartfen, ten diende der mtat^
fchappij, worden gevormd; terwQl dit soo belangrijk^
vak , in ons land , met uitzoodcring van weinigen , die
liunne kundigheden aan eenige buitenlandrche vétéri^
naire fchool hebben opgedaan, en als geëxamineerde
Lands Veeartren in onderrcbeidene Provinci8n z^ ge«
plaatst, (lechts ta de handen vais louter empifi/cJkeVt^
meesters verkeert. Zoodanige Geneeskundigen toch^
die zich voOr htiime eigene liefhebberij , of uit befef
van het belang der zaak , als voorgangers voor ande«
ren , op de nafporing en het verkregen eener grondige
kennis^ aangaande ondcrfcbeidene Veeziekten 9 hebben
toe^
«
tocgdegd^ aan hoedanige manuea het b|^ 0Q9 ntminef
heeft ontbroken, en ook nog niet ontbtj^kt, wver ar^
bdd genoegzaam van bunne belangftelling in dit va^
getuigt , gel^k het voor ons liggende Hudboek hiery
van tot een nieuw bewija kan verftrekken , -^ deae^
xeggen wij, komen, als praktifche Veeartfi^, hier zoq
^eer niet in aanmerking* »
Men heeft zich van overlang, en niet zonder reden ^
beklaagd over het ontbreken der gelegenheü van opea«
baar onderwijs in deze wetenfchap ; daar toch de voqrf
deelige ett gezonde Veeftaat met den. Landbouw, ajio
welken dezelve , als onombeeriyk hulpmiddal , tei|
naauwfte verknocht is , tot onze nationale welvaart in
de onmiddellökfte betrekking ftaat , en als een van harf
bechtfte ftennfels moet worden befchouwd* £a wi^
twijfelt er aan, of een zeer groot aanul van niKtign
en noodzakelijke dieren kon, ware het Land overal
van behoorlijke veeartfen^knndige hulp voorzie» ^ wop«
den behouden , welke nu , ingeval van ziekten ^ of ook
vooral bij moeijelgke en tegeanotnurl^ke verloisfingen i
wegens gebrek aan gepaste hulp , of welligt evenzeel
door verkeerde behandeling, tot wezenlijk nadeel van
den.bezkter, en tevens vanr den Staat ^ oat^dig verlor
ren gaanT Dodi wi) voeden de hoop, dat hétgene 14
dezen , 4>§ de verledene wiafelvallige en ongnnftige toe«
dragt der algemeene zaken , waann naan wel^ aan het
ififtandbrengen van nievwe fnrigtingen té denken viel 4
lieefk! moeten achterblijven, onder bet tegeawoqlrdid
genot van gnnftiger en beftendiger tgden , door de ZQr«
gen van 'sLands Beftuur, dat zich fteeds genegen be^
toont , om de wetenfcbappen , vooral in zoo verre 4e«
zelve op het maatfcfaappel^ beftaan den faeilzaamften
ftivloed kunnen hebben, te bevorderen, eerlang zzh
worden verwezenlQkt. — Dan , ter zake..
Het WIS de overweging van den gebrekkigen Raat dei*
Veeartfenijkunde in ons Land, en het, (leeds voortdu-
rend, gemis van genoegzame bdrwame Veeartfen,
welke den Heese nuk an , in het jaar 1S12, bet be«
^ a fluit
'A. NU MAK
fluit deed opvatten, om het ^llgemeines FieharzmU
buch van joh. n i c. r o h l vb s » ten dienfte zijner
Landgenooten , te vertalen, in hetwelk de, in Duitsch^
iand meest voorkomende , uit* en inwendige ongefteld-
heden van het Vee , als dei- Paarden , van het Rund-
vee, der. Schapen, Geiten, Zwijnen en Honden, op
cene eenvoudige en beknopte wijze, worden behandeld;
en hij meent zich overtuigd te mogen houden, dat die
Verrigting^ niet nuttelooii is geweest , daar toch niet al-
leen het werkje, nu federt^ lang, is uitverkocht, het*
welk genoegzaam de behoefte van zoodanig Handboek
heeft aan den dag gelegd , maar ook deszelfs nuttigheid
door de ondervinding van velen is bevestigd geworden*
Intusfchen miste dit werk , wegens eene al te groote
kortheid en oppervlakkige behandeling van fommige on«
der werpen, die volkomenheid, welke gevorderd werd,
om geheel aan het oogmerk te voldoen, waartoe het
voor den Nederlander dienen moest ; wordende daaren*
boven vele gewigtige ongefteldbeden , die bij de ver«
fchillende Veefoorten in ons Vaderland worden waarge*
nomen , daarin of geheel niet , of flechts als ter loops
aangeroerd (^men zie de beoordteüng hieromtrent in No^
X , v^oj!LS^4 , van dis ons Tijdfchrifi) , terwijl eenigc
andere ziekten, bij het inlandfcheVee zeldzaam of nim-
mer voorkomende , daaruit zonder nadeel konden wpr«
den gemist; zoodat derhalve eene omwerking en uit-
breiding van dit werkje , in gemelde qpzigten meer ge-
fchoeid naar de behoeften van ons Koningr^k , zeker-
lijk als eene nuttige en belangrijke zaak mogt worden
befchouwd.
De Maatfchappy : Tot Nut van^t Algemeen^ beeft be&
geenszins met het oogmerk harer inrigting. (Irijdig ge«
oordeeli, zi<;h deze zaak aan te trekken, met het
weldadig doel, om daardoor aan de bevordering vaiè
het belang des Landmans onmiddellijk werkzaam te
ziin: Ofl'choon ook hare verrigtingen zich vooral ev
in de eerfle plaats bepalen tot de bevordering van zede-
lijke vcrUcliting jen verbetering, befcbouwt zij hec'ech<r
;' ter
HANDBOEK DER GENEES* EN VERLOSK. TAN BET VEE. 6$
ter niet buiten hare taak ^ om zich onledig te houden
net onderwerpen van een' ftoffelljken aard; de zooda«
nige 9 namelijk , welke eenen onmiddellijken invloed op
de gezondheid en den huishoudelijken toeftand van den
lezer hebben kunnen ; geligk onderfcheidene door haar
uitgegevene werken getuigen»
Op haar aanzoek,' derhalve , is het, dat de Heer
KUMAN op nieuws aan de omwerking van het gemeU
de werk zijnen arbeid wel heeft willen hefteden, om
hetzelve , overeenkomRig het bedoelde oogmerk, alzpo
in te rigten , dat de min bruikbare gedeelten weggela*
ten , en deze vervangen werden door zoodanige meet
noodzakelijke opgaven , als zijne vlytige nafporing hem,
als belangrijk voor Nederland^ deed kennen. Dit wer^
is alzoo een zamenftel van zaken , waarvan het Hand»
boek van rohlwes, te voren door Dr. numan
vertaald, den grondflag uitmaakt, doch hetwelk, door
de omwerking , zoo vele veranderingen , aflatin^en en
bijvoegfels, uit andere, zoo in- als uitlandiche, vee-
artrenijkundige fchriften, en eigene, als ook medege-
deelde, waarnemingen en nafporingen, heeft onder^
gaan , dat het hierdoor eene gedaante heeft verkregen,
welke niet gedoogde, hetzelve den titel, als aan den
eerstgemelden Schrijver toebehoorende , te doen behou-
den; waarom men aan het boek dien heeft gegeven,
welken het thans draagt*
Dit zi] genoeg, om den Lezer, naar luid van het Voor«
berigt en^ der Voorrede, voor het werk geplaatst, be«
kend temaken met de omftandigheden, die tot deszelfs
oorfprong aanleiding hebben gegeven. Wij mogen aau
deze bemoeiingen onze goedkeuring niet ontzeggen,
daar wij door dezQlve den voorraad van nuttige Volksboe*
J&en , onder medewerking van gezegde loffelijke Maatfchap-
pij uitgegeven, met eene belangrijke bedrage verme,erderd
zien, waardoor tevens in eene allernoodzakelijkde be-
hoefte is voorzien , en welke dus vooral dQpr het veehou-
dend gedeelte onzer Landgenooten alshoogstwelkom moet
worden befchouwdt Wel is waar, wy bezitten buiten-
E 3 dien,
|9( Au KUMAN
4iefi9 over de Genees* en Verlciskuiide vm het Vee ^
ofidcrfcheidene » en onder deze fchoone werken , of en»
kele verhanddingen ; matr dezelve z)gn meestal » als los*
fe ftukken , onder andere genees < , natuur* of landbouw*
kundige ftoffen verftrooid , de voorflellingen niet altyd
gefchikt voor de vatbaarheid ran een* ieder, en boven*
aien is het aankoopen van alle zoodanige werken te kost*
baar , dan dat de daarin voorhanden zijnde veeartfen^*
kundige kennis tot het algemeen zoude kunnen komen.
En wat de Handboeken aangaat, welke er beftaan, in*
dien wij eenige , over de ziekten en gebreken der Paar*
den handelende, (waaronder het, onlangs in bet licht
verfchenen , geleerde en nuttige Handboek van den ytt^
dienftelijken Majoor c. a. geiswbit van oer
NETTEN zeker de eerfte plaats verdient) uitzonderen ^
s;oo bevatten de meeste overige flechts enkele, onbe*
redeneerde en niet zelden ondoelmatige , raadgevingen
tegen deze en gene kwalen van het Vee , ontbloot van
oordeelkundige toepasflng en aanwending, naar den vei^
fchillenden aard of de onderrchetdene tijdperken der ziek-
ten ; terw^l meestal de kenteekenen der ongefteldheden
niet duidelijk worden opgegeven, noch de ziektever»^
fchljnfelen, derzelver zamenhang en oorzaken , ^eenig*
^ins , op eene bevattelijke wijze , siektekundig worden
ontwikkeld en voorgeileld.
Het Handboek, dat wij hier aankondigen, besit al
de vereischten , welke men in een werk van dezen aard
^oude mogen verlangen , daar men in hetzelve volledig»
heid met beknoptheid vereenigd vindt; wordende de
'kenteekenen, oorzaken en uitwerkingen der ziekten »
alsmede derzelver geneeswijzen , duidelijk , en , naar
den verfchillenden aard der onderwerpen , met meerdere
of^ mindere uitvoerigheid , onder eene gepaste opbelde*
ring of verllandige verklaring, in het licht gefield, ia
zoodapigen eenvoudigen en bevattelijken fiijl , als juist
'gefch&t is voor hen , die van het werk voornamelijk ge*
Vruik moeten maken. Volgens de vermelding toch van
^if, tekwwen Schröverjj werd bet werk vcrvaardiga
inet
9
HANDBOBR DER GBNEES* BM WRLQSK. VAN HET VEE. Vf
met een tw^voudig oogmerk ; vc^oreérst ^ bm te dtenes
voor den Landman » die zelf, bi| voorkomende ligtt
ongefteldheden tan zijn Vee , zich daarvan , ter onderi».
kenning, genezing en verhoeding van dezelve , zal to»
nen bedienen ; en ten andere , om te (trekken tot ceae
gefchikte bandleiding voor ben,^ie, hoewel eigfenl^k
geene Veeartren van gronJigen aanleg zijnde , zich eten^
wel opzettelQk met de behandeling der Veeziekten bei^
moeijen , tot hoedanige Veemeesters de Landman meezt*
al verpligt is zline toevlugt te nemen, wanneel- zijn
Vee door meer gewigtige ziekten wordt aangevallen ^
waarbij hij zich zelven de behanieling niet kan toever«
trouwen-, of in gevallen, waar het op het doen van
eenige handverrigting (operatie) aankomt. Wij erkent
tien gereedelijk, dat dit gezigtpunt, ter bevordering
van algemeen nut , ais het beste moet worden befchoowd ,
en dat de behandeling aan ^ulk een voorgefteld doel over
het geheel zeer wel beantwoordt ; terwijl wij echter te^
vens van oofdeel zijn , dat in het werk , hier en daar ,
veel belangrijks ter leering of herinnering, ook voor
den Veearts van eene meer geoefende en wetenfehappe*
l^ke opleiding , te vinden is , om daarvan als dagelijksch
Handboek een nuttig en gemakkelijk- gebruik te kunneo
maken.
. De hoofdinhoud des werks is bevat in negen afdeelin*
gen , waarin gehandeld wordt over de uit- en inwendig
ge ziekten en de verlosfinged der Paarden ^ \*an hei
Rundvee ^ der Schapen^ der Zwijnen^ en der Honden;
terwijl de Werking der rttgiften^s en onderfetaeidene
êferatiln of handverrigtlngen , welke , zoowel aan ge»
zonde als bij zieke dieren, fomw^len moeten worden in
het werk gefteld , zoo als b. v. het aderlaten^ het zet^
ten van etterdragfen ^ het vêrwlj deren van ligehameny
(Üe in de fliibtds bUjyen fleken , het opzeiten en verkhU
nen der eorm^ het affiaan van den fiaart b^ Paarden^
het AngÜfircn^ het afzetten of korten der bhedaders
a(tn de aehterbeenen , het 'fnijden det verfehiltende die^
hn^ zoo nansel^ke als vrouwelijke, alsmede b^t waar^
£ 4 féC*
($S • A. r^ U M A N I
nemen van den pols ei\ bet zuineren van befmettt ftallen
door middel van bet ovcrgezuurde zeezoutzuur ^ in. een
bijvoegfel achter bet werk worden voorgedeld. Uit de«»
2e zaakrijke opgave moge de belangrijkheid van dezen
letcerarbeid des Heeren nijman worden afgeleid, zon*
der dat wij daarvan c|>zetteltjk eenige proef mededeeïen.
In bet algemeen zeggen wij , dat bet werk voor onze
Landgenooten 9 bij des;^eirs omwerking en' verrijking,
in aUen opzigte veel beeft gewonnen; waaronder wy
ook als eene hoofddeugd aanmerken , dat de volksb'ena*
mingen, bij welke vele ziekten van het Vee, in onder*,
fcheidene oorden onzes Lands, het' meest bekend zijn,
aan derzelver befchrijvingen doorgaans zijn toegevoegd ;
iets, hetwelk, ter voorkoming van twijfeling, welkq
kiekte bedoeld worde, allezins nuttig is, daar toch
misvatting in dezen tot verkeerde en zeer nadeelige be«
handeling aanleiding kan geven* Het draagt onze goed<*
keuring weg , dat de verloskundige gedeelten , en in het
bijzonder dat der het meest moeijelijk barende Koeijen^
met zoo veel naauwkeurigheid en uitvoerigheid zijn be-
handeld ; ofTchoon zulks gef^hied zij ten koste van an«
dere onderwerpen, in het oorfpronkelpe Handboek voor*
handen , zoo als b. v. van de afdeelingen over het aan*
kiveeken , opvoeden en voederen der dieren , welke za-
ken de^leer numan meer als eigene onderwerpen djcr
Landhuishoudkunde , dan der Veeartfenijkunde , wil heb«
ben befcbouwd , en van de ziekten der Geiten , welke
hier weggelaten zijn. De katfle, trouwens, hebben
veel overeenkomst met de ongefteldlieden der Schapen ,
zoodat de. behandeling der eerfte gemakkelijk naar die
der laatflie zal kunnen worden geregeld. In tegendeel
fcheen hem eene duidelijke handleiding tot de verlos-
kunde aan het oogmerk des werks allezfns te voegen ;
en te regt , .want er heerscht in geen vak der Veeartfe*
nljkunde, bij het algemeen, meer onkunde en dwaling,
en hebben meer misbruiken plaats, d^n juist in dit«
De Landman en Veehelper zullen hier op de duidel^k-
fte wijze vinden voorgedragen , wat hun omtrent^he^
drag".
HANDBOEK D&A OBBIES^ EN VBlLOSK«^▼AIf RBT VEE. 6f
^ragti^e Vee, zooweluls-bQ fifttmirtgke verldsfiogeA, te
4iocQ Ha 9 of als nadeeüg voor hecz«l?e moec vermijd wor*
-den, ën door welke handgrepen het Vee, in onderfcheidene
:gevalien van moeijelijke of tegennattiurlijke geboorten, kaa
worden gered. In het bijzonder zyn ook^de kenteekenen
van dolle en vergiftigde dieren met oordeel en juistheid aan«
gewezen , en is bi} derzelver behandeling van de jongde proe*
ven en ondervindingen omtrent fommige vergiften, zoo alf
4)« v. Aet bijtende zeezout zure kwik^ of de fliJfHtnaat^ . waar-
tegen, volgens d'obpuila, de ciwitflof, als het vermo»
gendile tegengif, met bet beste gevolg wordt aangewend «
gebruik gemaakt. Wij vinden hierbij ook eenige medege»
deelde waarnemingen, betreffende de vergiftige uitwerkingen
van de bezien der zivarte nachtjchade (folanum nigrurn^ op
Hoenders, van den Hoogleeraar dri essen, en door eea
voorbeeld gedaafd , dat het Hundvee , door bet blnnenflikken
van oude heldeflruiken , die de maag werktuigelijk zoodapig
Jbeleedigen , dat z^ door ontfteking en het vnnr wordt aan-
gedaan, plotfeling fierven kan.
Het refultaat der belangrijke waarnemingen, dat op bladz.
359 het publiek , te eeniger tijd , wordt toegezegd , opztgte*
lyk de wee of het bhedpisfen by het Jlundvee, door den gt»
melden Hoogleeraar gedaan , en waaromtrent de verdere na-
fporing, doof de Coifimisne van Landbouw in de Provincie
Groningen i aan de Heeren d&iessen euMUMANis opge«
dragen, moge, gelijk wij verwachten, over deze, zoo alge-
jneene en gevaarlijke, maar, wat derzelver oorzaken en wa*
ren aard betreft, (leeds weinig gekende ziekte een meer heU
jder licht verfpreiden ; weshalve de . mededeeling hunner on^
deryjndingen, nopens dit fluk, door ons met verlangen wordt
ie gemoet gezien.
De afbeeldingen der heel- en verlQSkundige werktuigen
kunnen als eene prijzenswaardige toegift en wezenlijke ver-
rijking van het werk worden befchouwd, daar hierdoor hec
duidel^k begrip van derzelver gebruik veel bevorderd wordr.
De voorgeftelde werktuigen zullen, In vele gevallen, bet
voordeel eener doelmatige aanwending niet doen ontberen.
Wij kunnen den verdienftelijken Schrijver onzen welmee*
nenden dank niet weigeren, voor z^nen, naar ons inzien, aN
lezins welgelukten arbeid , en befohouwen dit werk als eëti
jjiderdaad allefnuttigst gefchenk voor den Vadcrlandfcheri
E 5 Land*
A. ItOllAIf» BAKOBOBX*
fjandhnto, Veehovder en VeetrCf. De g oèdkenrlo; ,
4oor de Hoogleeraren deiesibn, bakker enuiLKKiia»
MO wier herzieniog en beoordeeling hec werk vöór faec af^
drukken werd coebecronwd, aan hetzelve gegeven, kan toe
den veiligften waarborg voor de regcmatigheid van dit ona
gevoelen verftrekken. Moge dan het werk vele kooperi vte-
den, waartoe wij vertrouwen, dat deszcl fs geringe prija nitc
^weinig zal bijdragen, ten einde het beantwoorde aan de wel»
dedige bedoeling van hen , dip er de hand aan leenden , en
ook<, om den billQken Uitgever , door eenen ruimen en dóur«
«amen aftrek, voor lyne aangewende kosten met goede winst
te beloonenl
i^trkaêl 90h iet verMgilukken der Amerikaanfehfi Brik de
KocpHumdelf en Befchrijving der groote JSieden Tomiuctoo ei$
'- Ifasfansk$ dc0r Kapitein }. eilbt* Uit het Engehch, Jldê
' I>eeh Te Dordrecht^ bij filnsfé en van Braam. x8is^ ib
gr.%yo.n^ BLf^'Zi
Yv y hebben r i l e t In het eerfte Deel te Santa-Cruz gt^
brsgty op het punt om bevrijd te worden van het gevaar
voor flaverny, door de vlugt voor den magtigen, listigen
Ml E IC K ALU Nu volgden de gelukkige ontmoetingen fnel
pp elkander. Rii.bt*s goede meester, sxdi-uambt, en
iyn bevrijder, de Heer wiltshirb, kwamen hem nog vóór
Jiunne inirede binnen Zwearak of Mogadore te gemoet. Hec
eerde gezigt van dien redd^ onzes Reizigers is zeer aandoen*
lyk befcbreven. Te Mogadore aangekomen, woog rilet
niet meer dan negentig, en zijne lotgenoocen zelfs niet meer
4an veertig pond! Ook ,ftortte hem de geledene jammer eetf
Mjd lang in waanzinnigheid. Tot zich zei ven gekomen, erken-
de hy met bewondering in z^ne lotbefchikking den gsng der
Voorzienigheid, die hem, door bykans wonderdadige verlos-
fing uit ongehoorde rampen , gedeelielük het werk der on-
baatzuchtigfte menfchenliefde, van den menfchenhaat genezen
bad, waartoe hy op het punt ftond te vervallen. Deedelftevaa
•1 zy ne weldoeners waa de Jmerikaanfehe koopman s p r a o u c
te airaltar^ die eenmaal 150 zyner ongelukkige landgenoo-
len uit zyne eigene middelen onderhouden had, en mi dade«
lak. op de allervriendeHjkfte wyze, het geld voor Ritzt
^ aan
J, KXLBT» VttBAJL'm BtSCBRIJVZNG. ft
van wiLTsBiitE ovemnakte. Welk eeo contrtsc met de
i/iraUeren der woefcQn^ rilky's eerde meesceisl M«ar zm
vereeoigc de meoftheiyke nttaar de uicerfteo.
Verder is die Deel niec xoo zeer ato de bQsondere locgck
mallen van kilbt, die thans van JUpgadore ce lande na«
Tanger ging, in gezeifchap van eenige JaUn^ en zUne lo^e^
noocen naar GiknfUar inCcbeepce* als aan aardrijka- e«
llaacknndige bijzonderbeden gew^d, waarvan het eerOe
Deel zeer fchnnl voorzien is. Verreweg het gewigtigfte dezer
|>erigten is niet van riley zelven^ maar van zifnen gewe*
Mn* Heer sioi-hamzt, het verhaal nameiyk eener reis door
de groote woestijn naar Tambuctoa , het middelpunt des Bio-
ntfi'^Afrikaanfchm handels en der Ettropefche nieowsgierigu
beid, en verder naar eene groote Stad, fFdsfanah^ nog ver«
der dan Tónthtcfêo in bet hart van jtfHka gelegen , en nog
eens zoo groot en fterk bevolkt; eene Stad, van wa&r men»
óp den Niger ^ binnen drie maanden naar de Atlantifclu Zet
kan afzakken, (zQnde dus de gisGng van par k , dat de Zé^
re of Conga de mond van den Niger zou ztfn, voikooea
bewaarheid.) De vraag ia nu maar, in hoeverre men op djc
bertgt kan (laat maken? Het beste zal wezen , de overeen*
komst msfchen hem en robert ad aks, die ook, vol-
gens het bovengemelde, (zie ent iVS^.ióy^^riSip.) leTomhuc'^
iea was, te onderzoeken. Komt hQ in de meeste hoofdzaken
snet siDi.HAMET overeen, (,die zekerlijk van dezen fffjk*
trooa niets kon weten , zoo min als de^e van hem) dan wor-
den beider berigcen zeer waarfchQnl^k , om niet te zeggen
cnbetwistbatr echt. Het éénige, dat men tegen dezelve dan
nog zou kunnen inbrengen, mogt het vermoeden zQn, dat
Kapic. RiLEY de Reis van adams gelezen, en naar dezel-
ve dit bertgt van sidi-hambt vereoonen had; docl^ die
wordt hoogst onwaarfcfaynl^jk , eensdeels door *s mans braaf
en godsdlenttig karakter, hetwelk op elke bladzijde zonder
gemaaktheid uicfohittert , anderdeels door de getuigenisfen van
verfcheidene achting wurdige Engelfthen en /tmerikamm^ ten
kierde door het korte t^dsverloop tnsfcfaen de uitgave der
Reizen van adams en rilev, wanneer men daarbQ den
kfOand rekent tttTchen Engeland en Amerika^ Zien wtf dua
nu . in hoeverre bdde verhalen overeenftemmen.
De Koning en zQne Onderdanen zijn, volgens beide, te-
gen bet aigetteene gevoelen aan» Negers^ en geene Jlfy9eP
71 ' !• Viihzx '
utanmn. Dehuizen zijnviti (teen, volgeof iidi-hamst» ^
van klei, volgens adams; doch deze ktn in de zon
zoo hard als fteen geworden zijn. Hecgene ad.am8 gras
noemt , waarmede men de (laken der hutten dekt, is ^ volgens
zijnen Uitgever, óe paJmafa; sidi hauet zegt^ dat Tbin*
èuctoü rieten (laken heeft, met de bladen van den dadelboom
l^edekt. De woningen der kleine (leden z^n volgens aioi*
BA MET bijna letterlijk zoo, als adams die befchrijfc. £eo
gedeelte der (lad is bevestigd , en door een* (lerken manr en
poorten van het andere gedeelte afgefcheiden ; dit getuigeft
beide. Tombuctoo ligt|, volgens adams, door zijnen Uitgever
verklaard, aan eenen arm van den Niger ^ op i2 mijUn (^n-
gre//2:A^) afflands van deszelfs voornnamllen Qroom; volgeus si-
n^HAMET, uitgelegd door rilby, aan eene bceede rivier,
twee uren ten noorden van eenen arm (den hoofdarm) des
Nigers of Joliba {RoüM^^ die in deze (Ireek eene menigte
takken ontvangt , (waaronder ook de Mar Zarak van aoaus
kan z|]n.) Adams houdt dè (lad voor zoo groot aU Lisfa*
kon; siDi-HAM,ET fcbat hare bevolking op ruim 2oq»ooo
2ielen, hetwelk ook met die van Lisfabtm overeenkomt* De
ilavenmarkt maakt, volgens beide, een aanzienlijk- gedeeke
des bandels van Towbuctoo uit« De Negers te fTaifanak (ook
deze zijn Heidenen) hebben dezelfde goede eigeni'chappen ,
die ADAMS (en pars) inde Negers van Tombuctoo ^ en nog
meer westeiyk, roemt. Zij zijn gastvrij ^ en geene dieyen ^
zegt de eeriijke sidi-ramet» die hun daarom van harte de
bekeering /tot Mohammed toewenscht, (eene zeer veree»
rende geuiigenis in dea mond eens Muzelmans ten aanzien van
Ongeloovigen ï^ De zucht tot dans, den geheelen nacht door,
is te JVasfanah , volgens dezen Muzelman , zoo groot , als te
Tombuctoo en elders in Soudan ^ volgens den Amerikaanfchen
Matroos en den Reiziger pare^ doch ichj[)nt, in plaats van
•eens in de week, (lechts bij elke nieuwe, maan plaats te heb «
ben. (Deze nachtdanfen fchijnen een karakteristieke trek der
Negers ; men vindt die zelfs in de Koloniën.) Treffend is ook
de overeenkomst tusfchen de t)eide Reizigers daarin, dat zij,
tegen de meening der Geleerden, ii^ïikokosbopm aan de oe-
vers des Nigers hebben aangetroffen, waaryi^. sidi-uamet
uit den buicenften bast gemaakte kleeding(lpikk,ep zag.
Het is waar, bij zoo vele blijken van overeenkomst zijn
•ok vele, waar de Reizigers van elkander afwijken, zoo ala
de
VEMUAAL SN BUCHftljyiHO. 73
4e rehooBheicI van 9bm^(pc/tf0 , die volgens iidi-ramet ved
froocer is, dta volgens a dam s; de daarbij geJegene Miiiak
•oï ftad der Muzelmmmen^ welke alleen de eerde vermeide;
tn vooral de voorwerpen van bandd, die bij beide geheel
«n al veflbhillen: doch die kon niet wei anders , by eeoe zoo
-gehsel verfchillende w\|ze van zien , en weert ook alle denk*^
•beeld van letferroof van de zijde van rilbt» Mogen wQ
dus sioi«ffAMST*s verhaal voor echt aannemen, zap ont*
ftêit daaruit eene aamnerkelijke verrQking der Aard^kskunde;
«n dit kleine opdel (ook als reisverhaal belangrQk , door faec
vennetden des ondergangs eener karavaan van duizind man
CB 9ier duitend kaneelen , waarvan flechts ten en twintig aiaa
«n twaalf kameelen overbleven} heefc , in dat opzigt , (200
als de Ceographifehe Ephemeriden te regt aanmerken) meet
•waardy, dan rilet's ganfehe reis. HQ geeft nogcans eem«
ge, zeer aangenaam lezende, berlgten omtrent de groott
woestijn, die. hij maar al te zeer had leeren kennen; omtrent
de zeden der Arabieren^ welke hi) 14 die der' Aarts vaderan
;irergelijkt , doch bj|^ welke zij in himttmteit zoo qneindig
ver acbterftaat ; omtrent die óKt Meeren of Hedebewooers»
aten kameel, bet AraHfehe^^tixé^ de fprinkhanen, van wier
verwoestingen b^ getuige Mras, en het Keizerrijk Marekke^
'door &ILST bijtka in de geheeie lengte doorgereisd. Overal
-toont de Reiziger blijken van vtaarheidüiefde : doch op ééoft
plaats willen. w^ lié&t ons- oordeel opfchorten omtrent de
waarheid (bl. 116); hij fcbat, nanieiyk, volgens de opgave
van siDi-ffAMET, vele Arabieren der groote woestÜn op
v^f ^Uén , of twee honderd jareo^ ouderdom, en óénen Aroi
Mr^ztlh op-nageooeg drie hond^f^d jmen» R ijl e t*s- meeste^
iefde dit uit ddet de gezonde kameelmdk , het éévige^ vped»
fel der w^estijubewocers , waartegeq wy eehter de, ver-
fchroeijende bette eener by^na loodiijnige, door b^t. hoekige
sand weérgekaatfte, zon mogen, oveiftellen. In allen %gevail<^
vereischt deze vreemde daadzaak wel degelijk confirmatie^ ^-^
Onder de tegenfirijdigheden behoort^ .dat- de half wHde,,*on#
menrcbeli)ke bewonérSeder woestyn, .waar zelfs de Vrouwen
ten' zeldzamei^ irap van barbaarsebfaeid bereiken, oile lezen
en fcbrijven leeren, en bunnen Godsdienst niet aIIcen,«aattMef
gezet, maar met voorbeeldigen ernst verrigtea. Zij gebruiken
iïog Arabijche cijfers, en (lenden zeer verbaasd, riley
dsarvan OQk gebruik te zien maken. — Meu heeft aan de
zwer-
fcwerveode herderi volken, die den kameel becigen » watrfcliQft*
mk de uitvinding der bócer ce danken ; de melk , in geiceo-
hiiiden bewaard, worde door ëe gefladige gdQke beweging
van den kameel, die ze draagt , vao^ selve gekamd, (bl«i33.)
Nog eene aanmerkeiyke byzonderfaeid waa de komst vaa
een* Jtoifclun Priester uit Jerwnakm te Mogaéore^ om de
liefdegiftett zlfner ÉÊarMaanfche geloofsgenooten op te za«
melen* H^ had in 1813 bet aardige fommetje van 580,00»
dfffars^ en dus bijna anderhalf milüoen van ons geld, of^
gezameld. Jeruzalem telde, volgens dien Priester, thana
8<>»oo» Turken en 20,000 Joden en Chri$tenen; (dit getal rch)}nz
ona veel 'te hoog toe.) De bedelmonnik b^oQ, op rilet^s
verhaal van den fiaat des Joéeniems in jlmerikm^ naar dac
knd van belofte te watertanden , en zou er met der t\)d ook
nog eens heengaan. -* De Joden en Ckriaenen beide C**^**^^
van de laatfte genoegzaam, alleen Emropein zQa} wordc«
in het MarokhtsnfcJü diep veracht en verdrukt; en over hec
fttgemeen is bet „ de flaatkunde van den cegenwoordigen Kei^
„ zer , zQne onderdanen zoo arm te houden, als mogelQk ie^
P, en hen dus in de onmogel^kheid te ftellea» om eengevaai^
^ llfk oproer te beginnen/* Dit flK>ge in j^iis bet regtt
middel i^n, in Europa zou die m^n juist verkeerd QiriDgenf
De koophandd wordt, volgens dit begiofiBl van zQoe Moor*
fihe Majesteit, op allerlei w^zen geplaagd, ^kweld en ver-
boden* Benige havens wecden gefloten; ia andere de uic- eo
invoer zoodanig gewt^igd, dat de handel «00 góéd alf te
niet was, (bL itfi.) — > Eindelifk viodea w^ In dit reisver»^
baal goede befchrQ vingen ven BSogaêere^ Saffy, Ihwibeéa^
AfdaUah^ Rabat ^ Laresck^ alle havens aan de JÊtlantèfekt
See, maar door hec ftuiten vin den bande! doodelUk ver«
armd, en van Ta$iger^ waanan het v^aMX^i iKeJËur^efcke,
CoaMa, de nabijheid van Spanje^ goede btvea, en de af«
leveffag vaa koren aaar Cièraltar^ teokg aieerder veitier
geveiib-
Mea ziet uit 4it allea, hoe belatigv|}k ea aaogenaam dSl
teiavefhaal Is. Wij aifn daarom ook » ia enae beoordeeling
vaa hetzelve, een weinig breeder geweest , dut aaar p^
X&
JCenophontis tPHEsii de Anthit et Hibrocone Ephê*
fiaconim Libri V. Grcce ec Latine. Recenfaic, tdnottclö»
Dibus alionnn et fuis üluftravit petrvs botuav pberl-
KA MP 9 Gymnafii HarlemenGs Rector, Harlemi» apad H*
Juam Mriani LoosjeSf P^ F. i8i8« 4to. form* ma]. €09-
lUc /ld-:-:
• *
£ien boek yan Ewaar kaliber inderdaad» soowel om deiselfii
«fcgebreidbeid , alt om zyae innerlijke wtardQl RecenTenc
ilaat bier cnsfchen cwee vuren in de «scb. Aan den eenen
kanc befefc h^t dac eene algemeenelofTpraak» zonder i^/iifA',
•an den Heer pbbelsaiip niec aangenaam ktn z))n« WQ
E^n hem een bewijs van onxo achting fchnldiff; en dac bft-
wtft kunnen wQ niet beter geven, dan door hem te coooen^
dat w9 zQn werk naauwkeurig bekeken hebben* Aan den
anderen kant voorsien w))» dat de fchoone fekfe en het ov^
fige ODgriekfche publiek, hij het xienvan 100 veel Griekach,
met dit Nommer oneer Letterorfenimgeu nagenoeg sullen hab*
delen , aU velen met de Haarlemfche Courant , ^ , Eondor
sich aan de Infurgencen in Amtrikat of aan Koning cami-
•TOPBE op iKair/, te bekreunen, onayddeilUk op de yid»
serientiin losgaan* om te zien, wie er geboren, getrouwd
en geftorven syn« Recenfem, om zich uit deze netelige pó-
fitle te redden, wil met den Heer PEEELxaifp en het pii-
bUek capituleren, op deze voorwaarden: Vooreent: dat-fa^
Eich alleen tot denzelven bepale , met voorbygaan der AaÉW
ceekeningen van caarzEius, palaxret, iLSERTX'^
ABRESCB, BEMSTERBOIS CU LOCELLA, met WCike
«RERLXAiiP zQnen arbeid verrykt heeft. Ten tweede: dac
bJD, om ook met de nrinue, die hem vetgund is, te rade te
gaan, flechts een geéfeüe van des Uttgeveta arbeid beoof*
deele, bt| voorb. de luaig eer/U klaêujiim van de Aantf^
keningeiu Jfierdoof hopen wJD den aard en de waaraf va»
bec wtrfc genoeg te doen kennen, en meer kan men vao eent
reeenfle niet verwachten. Even zoo heeft onlangs een ander
Recenfenc in dit Maandwerk de vertaling van wombaüs
4oor den Heer van ^soravehwebrt beoordedd-; eo^
om ons eens op een groot voorbeeld te beroepen» ook wrvr
rEHijACKlmndeideaUns ten aansieQ der oicgiye vnn jufr
BA-
bVniüs door aEiSKE, bepalende zich , !n z^de beoord^e*
•Uog» flecbtf COC ééne redevoering. Zia ds hibUotA. Oif.
J^üL III. P- II» p* 8o« — Ziedaar de voorwaarden der cap;cu«
latiel Misfchien is ^eene der beide partijen tevreden. Na, ef-
fen is kwaad pasfen.
Wij hebben elders gehoord of gelezen, als eene les van
WTTTENBACH, dac de Uitgever' van een oud .Auctcur
zich, voordat hij aan het werk gaat, drie vragen moet voor-
dellen: vooreerst, of de Auctcur waardig is uitgegeven te
worden? ten tweede: of er niet reeds eene goede uitgave
>rafi befta? ten derde: of hij. Uitgever, Voor dezen arbeid
zjl) opgewasfen? De eerde en de laatfte vraag zijn, ten aan-
-zien van xenophon ephesius, gemakkelQk te beaot«
voordeo. Beo Aucceur, waarop mannen als hemste-h-
vt7is, ALBERTi CU LocELi«A ZOO vcel noelte hebben
«angewend, moet voorzeker wel waardig zijn, in eene goede
uitgave in de rij der Amctores Ciasfici te verfch^nen. En wac
de laatlle vraag betreft» of peerlicamp de man zij, ofli
zulk eene nitgave te leveren? het werk 2e|f, dat wij beoor*
deelen, moge daarop tnt woorden. Waarlijk , hy is geen Rec-
tor van den gewonen dempel» Hij is, buiten tegenfpraak,
een voortreffelijk Pbiloloog» AU zoodanig had hy zich reeds
-iooT zijne Oratio en Spteiw. Animadyerss* op xenoph*
EPH., door zijne Vits aliquot excelL Batav.y door zijne
'EpiitoUy en door z^ne regc antieke Qtrmina doen kennenw
Bn zoo bij nog niets gedaan had, z}|ne nisgave van xeno^
piiON SP HBS. zon genoeg z0n, om bem eenén rang naast
<le HoooBVBBNs mec regc te knnnen toewijzen. Niet zoo
Inmnen» wig de tweede vraag ten- voordeele van den Heer
t&bulkamp beantwoorden. De Traag is niet, of deze eeo
nnttig en voortreffefijk 'werk gedaan hebbe, en of zijne nit*'
gave van xenophon beter zy dan die van x^ocella?
Voorzeker Is zy beter: want wQ zien bier den arbeid van
-VBBRLKAMP met dien van locella vereeiigd. Het fs
wa bUJft een paal boven water, datPEEXLKAUP zich èene
regtmatige aanl^raak op de dankbahrbtid van de vrienden der
inide Letterkunde hee& verworven. Maar de vraag is ó^zei
of 'er eene nieuwe nitgave «van «zErr op h. e fur &. no&dig
mire ? of de uitgave ^ door' l o c e l l a bezorgd , niet onder de
nltmuntende nitgaven derOnden moet gerekend worden, dle«
lioewel niet. ^oorx^kimigeiotty ccyact in vele opvigten
mec
ZENOPfiON BFHSS. 0£ AMtttA &C« yf
toet den chariton van dokville mtg vergeleken wor-
den? en of niec de Heer feerlkamp een nog nuttiger werk
zotfde verrigc hebben , zoo fai) den fchac zijner wetenfchap op
eencn anderen Auccebr had aangewend» die meer, dan ze»
NOPHON, zijne genezende hand noodig had? Wat vale er
nog niet te doen aan vele (tukken van aristoteles, aan
de Orat&res jfitieij aan pausanias, aan philo, aan
ARisTtDEs, aan LiBAfiius en meer anderen f Men verfla
on^ toch wél. Wij k>open zeer hoog net den arbeid van
FEERLKAMP, en rekenen zijnen xENopnoN onder de
omiimenten onzer Boekerij; maar honden het tevens daar-
voor, dat de geleerde Man, ten aanzien der tweede» door
ons voorgedefde , vraag, het volkomen met ons ééns 2al
£ijn« Men vrage nle^, waarom dan evenwel de Heer peerl«
KAMP zich zoo- (landvascig bij dezen Anctenr bepaald heb«
be? Nie:s is natüuriyker. Hij las den xenopaon ephes.
in eenen leeftijd « toen hij al de woeste en onbebouwde vel*
den der Philologie nog niet kennen kon. Hij las hem vroeg»
en»' blijkens zijne bovengemelde Oratie en Aanteekeningen»
las hem met bijzondere applicatie , waartoe ook miaflrbfen
de inhoud zelf, eene liefdegefchiedenis, het zijne by den
jeugdigen Geleerde liceft toegebragt. Uit deze naauwkeorige
iektuur werden verbeteringen, en uit deze verbeteringen hec
denl&eeid eeaer geheele uitgave geboren. Nn. groefde de
bouwftof dagelijks aan; en toeri eindel^k de Heer p^tRL*
KAMP over de ontbeerlijkheid of onontbeerlijkheid der uic-
gavei begon te oordeelen, gelijk wij er nu over oordeelen,
toen. was de voorraad van aanteekeningen reedt te- gróoc,
dan dat deszelfs onderdrukking van de billijke zelfliefde kon I
gevorderd worden* En wy verheugen on^^ dat de Heer
peer L KAMP er zoo over gedacht heeft. Had hij anders
gedaan» ht| had ons een belangrijk werk onthouden» en
flecht voor zijnen' roem gezorgd. Dat intfusfchen hét wérk
Eülk een' gang hMft gehad , als wij zoo even gezegd heb*
ben, dit kunnen wQ wel niet ihlllg verzekeren; maar als wt|
ons herinneren» boe hec ons 'eens in onze Jeugd itoet pala.«
FHATua gegaan is» dan gelooven wij den bal niet geheel
te hebben misgeflagen. De Heer peer l kamp beflisfe!
Sommige Duitfchtn^ veelal gewoon, om» hetgene z9 xe!«
ve niet doen kunnen , in anderen te berispen » hebben wel
eens laag gevallen op de uitgaven iier Cltsfieke Auctearcn
ROEK0ESCH. 1820. MO. 2, F door
door de Hollanders. Zelfs de fcbrale fischer ootzt^ alcli
Diet^iu zijne Praf^ ad Plat. Sapk. &c.^ op den arbeid on^
^tx Geleerden te fpbrollen, f)ij heefc zljoen iqan g^vpiiden
aanpi^XTTENBACHy die h/sin de volgende dniceur gezegd
heefc y dac er by de Hollanders geone uitgaven 900 flechc
j^yn^ quas non Fifcheriamf jejunitati omnino pr<éeferamus^
Zie nibl. Crit. Fel. L P. I, f. 33. Even zoo heefc vó<5r
eemgen tijd de jonge s^rissri gezegd, dat dorviils
zijnen charito)| en v^lckena&r zijnen buripiu£«
onder hunne Aanteekeoingen begra^ren hebban. Zie z^jne
Commentatm L De ehcutionls Poetarum Feterutn Latino^um
iuxurie , pag* 8 sq. M^ wordt inderdaad warm , wanpeer
men deze IVIgncea, en vooral onzen groots, nooit overr
troffenen vuLCKi^tiARR» voor zulk eene regtbank zie|
yerfcliynen» Wy zwiJ[geo v|n eenen tittmactn* die on*
langs aan den roem van wvttenbach begon te knagen^
znagr ter dege en naar v^fdiueiiftie getuchtigd ia door cr£U«
ZER, Wat zullen nu onze naburen van deze editie vaQ
XENOPH. BPH* zeggen? Inderdaad fchijnc de uitgebreidheid
<ler Aaliteekeningen in geene evenredigheid tot den tekst t«
(laan 9 dew^l aan de eerfte 323 bladzijden belleed z^n, en de
laacfie flechts 4e bladzijdeti beOaat. Ia het nn het éénig doel
der uitgave van een* Aucceur, dat men eenen zuiveren teksc
bebbe en den Aucceur verlhi, dan vreezen wy , dat de Hees
PEERLKAMP by die Duitfcbe vrienden het verw\jc niet zal
kunnen ontgaan, dac zoo vele andere. Hoilandfcbe Philologea
getroffen heeft.) Maar in dit g^val zouden er al zeer weioige
uitgaven zijn» waarvan tnen niet zou knonen zeggen , én z^
te omflagtig zyn; en minellius zou dan al he( besr deq
fpUker op den kop hebben geflagen. Maar er is nog eeq a^*
der oogpunt, waaniit men de uitgave vai^ ee.n CUsGek Auc^
teor befchouwea moet. Het is de bi^vordeiiog der taal- en
oudheidkunde in hec algemeen. Wie diP: doel bemken wil,:
kan en behoeft zich niet aan zynen Auccenr. te binden, naat
mag In zyne Aanteekeningen iivagéren » i^P dikwyii dit pac
geeft. Wat al odnoemeiyke plaatfei| via verfebiUende Auc'i»
teoren hebben , om flechts weinigen te ifioeoien , aan eeneii
HBM8TBRHUIS, VALCKENAER, O^ A^tVAIT l.B»NE^
(^op Phalaris)^ RaHNKBNiüs en WTTT^itfr4.cB httre op-
heldering te danken 1 Ja , uit dit oogpunt tiercbouwd , is zelft
de HERODiANUt vao denDuitfchen irmiitch (^anders een
aiees*
l
ZENOSliON ÊPBES. 1)È ANtRIA icQ^ f^
idèèstérilut van ro»- en pr$fujfe) een bruikbaar boek. NA
ftöge men zeggen, en naar waarheid zeggen, dat deze mi*
trièr wel eena aanleiding geeft toe al te grodte uicwefdiogèn \
VaafbQ nlén gevaar loopt den oorfptGinkeUJkeri yiucréar uit
tiét tog te verliezen; wy voor on$ honden het dstarvéor;
dat voor de bevordering der onde letterkunde deze manieif
VeM te veirkiezen is boven die angftige naonwg^zètbeid , die*
tft vreet , dkt de fiank in de war zal geraken i ilechcs éénén
fcliotel damie foep op tafel zet. o. Wat heeft schweig*
HAfibsElt td dezen Aanzien zwaar gezondigd! I3e I^oteh
van jAcoBua oftoNoViüs op nzKotoivt wildeii
IvÖ, dea nbödl, ian de verminking prijs geven. Maat dtt
MJ zlcti niei ontiien heeft, de asch van étas Aürfoitüs,
Vf\&it gt^otheid M) op geene voeten öf vademen na bereikt
heeft, zop jammerlijk te (toren, en in dien heetlijken Cofd-
mtentariiis op atrenJeos naar welgevallen té hakken, neen
dat vergeven wy nooit aan acuwEiOHAEusEit, boe gróót
x^iie verdienden- oölt zijü mogen. Maar keeren wi} tot
^BËftLtAüp terng,
WU vhfÜén in deie trttgtfve véteemgd } i\ Éene ÓpSragi
oan de Curatoren van het HadrïtffiscH GjfHnn]!nm. s^;}. cas*
^éait Specimen Dss/èrtatiantsdejitïiteTViOvrz tvunsios
iK Pf^efitife van locella. 4*. PréfaHe ^ati peerl-
tAMP.' S^w iSriekfche Tekif tn OMzetting. t$^; Aanfeeke'*
nOtgeii vit! dé reedi bovengêno'enrde Oeléferdélf \Sb vaif
TtfLfLiftAtit.- ' .....*
'De frUtiiié Mn tvlzttKAmp (wafit tot hem alfeen moe^
éeh wQ ons t)«pafen) is in eenen eenVbnUigen , vf oeijenden 4
xnhreren flïjl gefchreven* * Hier bewy« hij etfné blllifke hnldrf
Mi zijneer Leermeester rüaroi, fchetsrt hem als fetterknn«
citge , en geeft een kort verilag van *f msrns nagelatène hand*
fthfifMi. Toorts vinden wlJ hier eene opga'vé van de editién'
^at) ifftMëPii; ÈPH. -» een onderzoek traar a^jnen leeftijd/
wlat pftfitLVAif p' eene, ré voren dodr hem ^cidté,-'mee^
ahrg, dat ë^9^ feit o.phon de oudfle van alfe, hog bethan-
i«l, ÉrotM z9, herrofepté Na volgt een Veiftltfg der tritgav(?
vah «dezetf Av^evr d5o* L^ircELLA, vb welken Gefeerde
^EtRLKAifi^ iegt, pag/4; dat hij fi^rd eif bitter was i»
iJIJtie beoó^dèellhgen vrfn déti aifbtid vaïi anderen. Maar, te'gi
PEB&LVAtf p, dat moet nfen hem niet kwaiyk nemen; Nu^iiif
tthr BsH etat. (.Met ferm%(k< in zoo ver die een alge^
F 2 fliee^t
%m 9k fU PEERLSAMF
meeoo tH is op alie Vryheereii» gatc die te ver. Wy $\th,Mfit
kennen Vryheeren, die in beleefde zeden en verftandsbefcha"
ving voor geen* burgerman behoeven te wijken«') •. Voo^s
worden de namen van trbsling» wassknbbjich eo
HiGT mee, lof vernield, en pbbulkamp eindigt zijne Voor*
xede mee zich te beiclagen, dat hL| de Aanteekeniogeu van
BAST en TOLLius op ZENG PH. E PU» niec heeft kunnen
!magtjg worden. Op bh 67 haalt pebrlkamp eene plaats
aan uit de Epistêla Critica van bast» waar deze Geleerde
^yne vrees .te kennen geeft» dat de uitgave van loc el f. a
ibbielijk geheel zou uitverkocht zijn. Indien deze vrees ge«
■grond zy, heeft ^eerlkamp eene dubbele aanfpraak op
onzeA dank. Wij .gelooven echter, dac deze vrees niet ge-
grond is» en beroepen ons, ten voorbeelde^ op het Magaz\jii
van LUCBTMANste Leyden^
£n ^ nu eepige proeven van de Aauteekeningen des geleer-
den Uitgevers, wei^e A^nteekeningen beginnen op pag* 65.
Pag. 66. De Heer pebrlkamp wil onder '£^^i«xfiv v^r«
Haan hebben het woord hftyfifiirwfi en geeft eene uitmun-
cende verkladng v^n die woord. Wat den vorm van dezen
tUel betreft, had hij misfchien eenige partij kunnen trekken
van de aanteekeniug van valckenaer op hbrod. p.i|3.
, Pag. ,67. rk w^ÜT» ivydfts^o^. Hamo. potent.. W^ z^n hec
yolkomen mee pbbulkamp eens« als h^zegc: i» hoc far*
mula T^ 9p&TBt fer^ accipio^ ut in kis Euripid. Iphig. in AuU
VS. 51. U r^ %pUt ixfitfffjtévot» Zoodae rkvrptSrx be^eekene /«-^
primiSp Pe plaats, jdoor locblla uitBE^oDOTUs bQ-
gebragt, is van eenen geheel anderen aard, eja ;ita;i& gel^ki
met Euripid, Oresté vs. 1253^ waar men de Aantcjel^ vfin
MUSGRAVE kan ^azieh, alsmede a« matt.uia GriecM.
Grammat* p. 609. ,
Pag. 70, In den tekst (Uac: AvKOfifiSu ix ywmic^ ijtéx^H^
esfAUfTQyq yivtTM speidq ^App^zSf^mq , ftéya H rt xPfifM^^/^fasSiiiT^
^u/ixTQj;. ^Tep/3«AA0}^ » xiX\0i/f. ^ Pberlkamp oorde^U
dezo condructie Hroef. De woorden ,'^^7^ rt xPnftis^tdXKsv^p
drukken reeds zulk . eenen g;aad van if hoonbeid uit , dat de
cusfchenbeide g.eplaacAe . woorden , «f — Czgp^x. (len. zio
flechcs verzwakkeo.! H^ flsat dus voor, dat men de woorden
omzette, en daarenboven^ om de- tautologie te vermijden ,
bet woord pvep^xXK in Genicivo leze enb^ es^^roMc vpe«
ge, aldu^: I* ^ e^/«w?ö5^> iftuirfiTé ^i*^, .ifr$pfittAXoikii^ ^
r
XtNOPH(^ Cms» M ANTRTA ace* 9f
yfverm reff^ cèu Ifder ziet, dac op deze wijze de zin en de
cónflnictfe veél gemakkeliJKer worden. l^J hebben ook niets'
tégen deze conjectiiren ; alleenlQk wilden Wij den Heeré'
PEB&LKAMP bec voigende in bedenking geven. Vooreerst
is dé Ityi van zenoph. bVhss. niet elegant genoeg, om,
gelijk wij bij den öuien zenophon zonden doen, alles,
wat hoekig Is, terflond verdacht te houden. Daarenboven:
het zon niet moeijel^k valleh , uit de fchrifcen der Onden eene
iftenigte voorbeelden van eene dergefijke, fchi|nbare tautolo-
gie te vhiden, waar men evenwel het kritisch fnoeinies niet
mag gebruiken, ' Men zie b. v, herodot« p» 171 op het
einde, vergeleken met het begin van p. 173, alsmede p. 198
Ts. 83, en de Aanteek. van WE SS el* (Deze aanmerking,
evenwel, geldt • minder den Heer pxerlkamp, dan den
Heer tkeslinc, die de woorden &p. — ^srep^ffAA voor
eefte glos hieidO Eindelijk wilden wij den Heere peerl-
VAMP vragen, of het hem niet voorkome, dat het woord
ii^oui'mq beter op ètn jongeling,' dan op de moeder pasfe)
, be beteekenfa van feho^nkeid is toch ilecbts eene notio fecun^
iakiay afi^leid van de twih rijpheid; en dat dit prs^dicaat
zich beter voor johge lieden van beide fekren , dan voor ou-
ders voegt, behoeft wel geen betoog : men zie zenopti.
eph. Lib.IL3,en denThefaurus VTXi sTEPHANua>^Tom«III,
p. j^. Daar wij echter gevoelen, hoe veel tegen dit alles
kan -gezegd worden , willen w^ deze bedenkingen niet meer
laten gelden, dan zij gelden kunnen, ^et heeft ons eenigzins
verwonderd, daa^ de woorden ispmirfi^ en KéhXo^ hicrzoo '\n
elkanders buurt (laan, niets over derzelver zamenvoeging, die
echter niet geheel ongewoon is, te vinden aangeteekend.
Zoo vindt men x^A^^, &peC$o^ en Iv^rpe^^q vereenigd bfl j o-
LiAN. p. 338 B., en biJ onzen Aucteur, p. i6. Misfchien,
fchoon de plaats van eenen anderen aard is , heeft op deze
vereeniging ook gedoeld x.Lihfi. F. H. h. XÏII. C. V. t97<
^^Utq h Tuv xaXSiviiSicst rl V<7y èpaiwèff^f. Men vergelijke ook
scHAEFSR éid DiotfYS. HALic. de Cotffp. Vetb^ p. 304,
Voorts had hier kunnen vergeleken worden eene plaats van
iüRiPiD. Hecub. vs, 369. 4/;^/KiA«Tflv — jeiAA£*uTep0/p«;fl'«v,
waar fommigen voor ^yrgpipépm willen gelezen hebben óirep-
pdXKstvé Vid. FORS ON.
Pag. 71. iêl fAsv KOLi. Te regt neemt p e e r l k a m p dit xx)
In befthermj^g tegen de twijfeling van hem ster uu rs.
F 3 Wij
^ jPf B« PSKRLXAMr
WU voegen er bU het gez^g van schaefer in ^Qne uu»
ceekeniDg op grbgoeius corintq* ^4? Di^A p. i($9«
Sgbaefsr is een man, die vooral over zulke grammacikale
kieinigbe^en verdient geraadpleegd te worden^
P9g. 75* De verandering jmMimb In Iffpx is eene uitmuntende
yerbctering.
Pag* 76^ Over de dsrAofMs;^!» had men opk kunnen vergelij*
kea JEB3» ad Arhtid. IL p^ 53^*
Vh* ??• ^AsdSoc ^xffv ^v T^v), voor ^sr) tiiA» gelijk beic-
aTEEHUis wilde geienen hebben » ij^ordc goed doorLQ*
pELLAi en nog beter door fberleamp verdedigd.
Ibid. ^pwtxov^ iii h^» Weinige, maar zeer gepaste plaat*
fen , zijn bier door p e e r l i: a mr bii}gebnigt«» Wie zulks
verkiest, voege daarbij julian. 7 Br SA* Misfchien had
bier eene kleine uitweiding kunnen plaats vipden over de ge«
woonte der Ouden, van meufphen, die door het een of an«
0er uitmunten, met Goden te vergelijken* Cool^ £URIp«
fpiig. in Aulid. vs. ^7^. en mus gr ave ad Helen. 568«
Pag. 80. De rpreekwii}zea,4&cav^lv^7«r(rtai»TV/efif^^y9^fiy.
irttp IvSh TUert»t$ &c. worden zeer goed door éocella
en PEERLKABfP Opgehelderd* Ongaapie misfen wij bier de
vermelding van valcxenasr's aanteek* op herodot*
p« I72. en Diafr. in Euripid. Fragm. p. ^ Ook had biet
inet een woord kunnen* gefproken worden van de uitdrukking
gen iv^iv Avou, M»fMv, ^«^m^ov «Tvw. Zie de aanteek* op
UBRODOT. 7ip* Demosthbn. Tro Coran. p. 33i«
ILEisK. HÉirrtE ad Epictet, Enchir^ p. 69^ Qatak. Opp. L
p. IJ7. Heinoorf ad Plat. Vol. II. p. 34. Wyttei«b«
^d Pfued. 174,
Pag. 8r. In den. tekst leest men: ^ Waar Abrocomes een
beeld van Cupido z^g^^ iTfécPMve t$ imfrlv "EpAfro^ «syrof
x»AA<0va» Ked xdX^^vufuiTO^fKdl imdffe^. Hierop zegt pee rl*
KAMP,-: mikt dfspUcet.Additum vellem vod Swdi/w auf ^9f$$,^
^d}i\ovrei out fanile quidt Qu^e tundem dicendi r/^.io «oAA^omc
KdXKei iréiMTo^^ li^ verwondert ons eenigzins,^ dat defcbran»
liere peerlkamp zich, ter (laving van z^ne gisfing, dat
bier iets uitgevallen is , niet beroepen behbo op het woordje
fs^ waarop toch gewoonlijk %di met een m'euw lid der rede
volgt, fcboon dit iiiet altijd gebeurt. ZieMATTHiA Groinm»
p. 893. Wat de gisGng zelve betreft, gevoelt deüeecpE E RL*
& A lu p zeer wel , dat de tautologie dezelfde blijfi : i naV^fuff
■ I
.1
XENOPIIOtl EPIIES, DE ANTHIA &C« 83
riv^f verrchiU niets vao l zékksi nw vsnpPd>iXi9v. Op <fe
vraag van pberlkamp: Qua tandem dicendi ratio ett^
xa}Mm KdXket mpuvro^^ moeceii' y^ cweeledfg ancwooraen,
Vooreertt, er (laat niet x»XA/*if xijUX» atm/» » maar «aAX^«y,jc«)
K. aéfit» »stl Iwdfui : zoodac de ii^ODrden %£i «* iwéfiei eéne
nadere verklaring zijn, van het algemeene xftAAfwv. BJf voorb«
dives dMtiis zouden wij niet gaarne zeggen ; maar Zonden et
geen been in vinden , om te z^en : dives , ei animi divitiii ei
eorporis. Kan men in zekere|^'zn niet vergelijken de uitdrukking
van CJBCIL. bij OV. Fin. W 4, lat urn etfe omnibus latitiis?
Even zoo zegt men ^xf^et sréAAoi emJi; ^Ax^v aXxtftou Zit É e.
&ODOT. p.25i en 352. T«n tweede: wij behoeven den ge«
leerden PEE RLKA MP niec cê zeggen» dat dergeiyke overtollig*
heden in den ilijl der Ouden niet ongewoon zijn. Zonder ons
nu juist eene plaats , aan de onderhavige gelijk, té kunnen
herinneren, poeren wy een paar andere voorbeelden van eene
dergelijke awidatie aan. Hom er. Odjsf. T. vs. 343, hviéri
ii9t ToidwjFTpWvFoiSh — yfiaroi» I s o CR 4 T. Panatken» p* 5Cof.
ed. u. WOLF. üwouq itffévav naütsv. £ u r i p i d. Phoenisf. 337.
«srvsrAo^ ^apétnh XsvxQv» jindromaeA. vs. 714. kyrxt^ réxvêiv»
Men zie v a l c k. ad. Fhoenisf. 1. c. en w e s s e t* ad Diodor. S.
I. p. 379, aldtfar aangehaald. Voeg hier eindelijk bij julian.
«167. D. htxXXoimroq xarèt yfo^ctv &AAoW<v» en reitz ad
Lucian. II. p. 753» Wij willen met dat al voor de ongefchoiu
denheid der plaats niet Indaan. Met ons ge\roel en met den
imi vtn ZENOPH. EPMEs. raadplegende , komt het ons niet
onwaarfchijnlijk voor, dat achter Ayyii^EMi het woord i|^t^« is uic«
gevallen. Op deze wijze zou detegen(lellingvanx;£AAo$^«f(are<
en IC^pu^ 4^%?c volledig zijn. En dit is, zoo ais gezegd is, in
den llyl van zenoph. ephes. Zoo lezen w\| op deze zel&
de pag I , ]in. 5 , rt^ rav oéfMro^ xceXct xa) rhrii^iitvxH^kyct^d:
en lin. 10, It, rèt ri)c 4^Z^»^ nasrop^Sptara koI rb rov céfutro^
xi^Aof* Vergeh ook zenoph. ^gefiLKUi^^^ufiaTo^toxy^'^
4^;^«p«f<if en hzkac lid/ /f lieg. p. 485,aangeh. doorwTT-
TENB. op PLUTARCH. De educat. Puer. p. lor. ed. Oxon.
jh 8vo» De verbinding van xéKK^m met xiAA» fchijnt minder
jBwarigheid te hebben, dan met iwdfuu De uitdrukking»
fihoon yan Jtttackt^ klinkt zoo zonderling, dat w^ ons niec
begrQpen, hoe de Heer pberlkamp dit met ftilz wijgen
beeft kannen voorbQgaan. De zwarigheid ware weggenomen ,
zoo wij CC^iyk HBMSTERH. op cene andereplaats voor«
F 4 flaat ,
\
$4. P. V. FtERLKAMF» XEKOPH. tPHEI»
flaac, pag. 108} voor ii»XXim lazen Kpeirrw» Eyeowel is die
i)iec. noodzakelijk. Hec is.Diec ongewoon bij de Grieken en
lljlomeinen^ dat zij één^Merium oï adjecHvum by twee fyè*
ftantiva voegen » waarvan ,,<^c.Jknichc hunner b.eceekenis, flecbcs
één by dac verbum oï adjectivum kan gevoegd worden, ge-
lijk bier xaXXiwf uit kracht si^jner beceekenis, alleen op
x^AA^f» en niet op iwéim^ kan flaan. Als cicero zege
fro Rpscio yfm^r* Cap. VIII. Cu» eodem tempotf ^t ea^ quét
fféeterita funt^ et ea qua videntur in ft ar e ^ ptétparet ;' dan.
past dit prépparare alleen bij quée vid. inftare^ .en niet b^
préeterita. Men zie vooral den iS'f^^/r/7s/ op s ovnocL. Electr.
\s, 41^89 aangehaald door davics op cic. Nitt. D. I. 17,
en door wesseu op heuodot. p. 235» die ook meer
voorbeelden bijbrengen* Men moet derhalve b^ ivydfiei hec
'wootd x^tTTUVs of iets dergelijks, denken.
(£fe/ vervolg en pot hierna.')
De Schuld. Treurfpely in vier Bedrijven. Door adolp
n ü L L N E R. Uit het Hoogduitsch vertaald. Te Rotterdam ,
bij A^ May van Volleuhoven. i8ip. In gr. ivo. 122 i?/.
ƒ!-::
Wij
ij hadden die {luk voorheen in de oorfpronkelijke tsal en
vorm gelezen. Wij kunnen niet ontkennen, dat de vergel^*
king, .tot welke wij alzoo in (laat zijn, voor de vertaling
zeer ongundig \$^ Deze moge zelfs met de meeste* naatüw-
keurigheid zijn vervaardigd, dat blijkbaar het geval niet is,
vele zaken, welke in gebonden rede zeer goed luiden, zya
aanftootelijk in. proza. De verzen herinneren ons van den
beginne aan, en zonder ophouden, dat wij niet in de ge*
wone, maar in eene dichterlijke wereld zijn; en derzelver
harmonie wiegt onze fcherpzinnigheid in flaap, om veel. on*
gelo'ofelijks geheel niet op te merken. £r h intusfchen in
dit boekje niet weinig, dat dien fluijer behoefd. Niet flechta
de zaken, maar ook de woorden; daar men menigmaal Tpe»
lingen van het vermift opmerkt, die, van een^ levendigen,
vruchtbaren geest' giecuigende, en in dichterlijke taal weiligt
geheel verfchoonbaar, in ongebonden rede niet onbemerkt,
ais ware bet, kunnen vootbygaan. ....
4» M Ü ïltSA E»:,: De SCHULD. 9$^
; Indien j^et echter niet aitdersr, daar op. deze wijzêi kón ge^
(cbieden, da( hec werkje on^ weed, zoo bedanken wlJ den
T^naler opjegc voor ziiJnen arbeid. Hetzelve toch is, in ons
ppgy.een voortbrengfel , dat niet zoa ongemerkt behoort
voorbU te gaan* In Duicschland heeft het veel opziena ge*
baard. Door zeer geachte tydfcliriften is het uitvoerig be*
oordeeld , en boven de beste voorcbrengfelen dier natie in het
ti^gifche vak gefteld , fchoon een éerlleling des onbekenden
Ichiijvers. Inderdaad, h^ is wegflepend» met nitdekend veel
gevoel en kennis van het menfcfaelQk hart, gefchreven, In
zijnen ganfchen omvang hoogstvernufcig. gedacht, ten aanzien
der karakters belangrijk, fcherp en natunrl^jk geteekend; ter*
wyi de eenheid van iQd en plaats (alles gebeurt op éénen .
avond en Ju hetzelfde huls) gelukkig en ongedwongen worde
bewaard»
. - Het is piet gemakkeliyk 9 eene fcbets van het geheel te ge»
ven 9 die cegelljlc kort, duidelijk, en gefchikt Is., om de
hoofdpunten in de voocftelliBg te doen kennen. Doch wjjl
moeten hec beproeven.
De Noord fcbe Gravin van orindur was in vroegeren
tyd naar Spanje vertrokken, om, bij de afwezigheid haara
echtgenoots in den oorlog, aldaar gezondheid in haren zwan*
geren toedand op te doen; .nogtans onder een* vreemden
naam. Daar geraakt zij in vriendfchap met eene edele Kas*
tiliaanfch^ vrouw in gel\)ke omftandigheden, welke, door'
jeene bedelende en afgewezene Heldin met dèn vloek bedreig,
dat hare vrucht zijnen ouderen broeder, een kind aan hare
hand, zou vermoorden, ten laatile befluic^ het door haar
ter wereld gebragte te verwijderen* . Het worde dan gegeven
aan de vreemde Gravin, die, haar kind verloren hebbende,
dit in deszelfs plaatfe aanneemt. Ongelukkig blijft, het ge*
heim, na .hare.tenvkooist, niet altijd verborgen, maar eeraa
aan den echtgenoot, daarna,. iloor hem, aan den gewaanden
zoon med^edéeld. Nu gevoelt d^ze zich onweérftaanbaar
naar Span|e heengetrokken, gerukt daar met zijnen, hem oi>
bekendetf , broeder bevriend , verlleft op deszelfs, huisvrouw^,
^n doorffhiet hem op de }agc. Niemand óenig vermoeden
tegen hem koesterende, huwt hj^ de weduwe,^ en trekt met
deze en baren voorzoon naar zijn land terug»
Dit alles is voorafgegaan, de grond en de aanleidiiv roe
het treurfpel. £r is federt een geroime x^ in onrustige' ett^
F 5 kin»
t& A. MÜLLNB&
Uoderlooze Itefde gdlecen. Hec is juist de dug^ dst de dood
des eerden echcgenoocs verjaart. De tweede bevindt zich
op de jagt , en z^ n lang vertoeven baart . onrust. Op den*
zelfden tijd verfch^nt een aaozieniyke Spanjaard op het ilot ,
die den Graaf bl^ft toeven. Deze verfchijnc eindelijk, be«
ipat met het bloed van een wild zw^n , al wordelende door
hem afgemaakt. Het eerst bezocht door zijne zuster, laat
hij zich tegen baar in gefprek ontvallen , dat zy elkander in
'den bloede niet beftaan; het meisje,^ op deze tijding ont«
field en verfehrikt, deelt zulks -aan zijne ecfatgenooce mede,
dict de zaak maar half begr)f pende, in woedende jaloezij
tot hem vliegt. Dit geeft aanleiding tot fmartelijke liecinne»
fingen, ei} onder dezelve treed; de vreemdeling binnen ^ dé
vader des vermoorden, henf volkomen gelJijkende, en bij den
Graaf onbekend. Langzamerhand komt nu alles aan het ]icht«
De oude man heeft zijnen zoon en den moordenaar van zij*
n^o zoon in denzelfden perfoon gevonden.
^ Hiermede js de vertooning tot het vierde en laatfte bedrijf
genaderd. De vader vergeeft zynen zoon; fchoon hij daar*
na, door begrippen van eer misleid, hem nog eenmaal tot
ten tweegevecht wil dwingen. De ander wil eerst op het
fehavot z^ne misdaad boeten; daarna fchijnt hy naar zijne
zuster te hooren, om het opperbevel in eeilen dreigenden
oorlog te verzoeken ; later belooft hij den Kastiliaan , - hem
te volgen; doch zelfmoord ia het uiteinde» Zijne vrouw ^
die bep (zoowel als de grijsaard ) vooraf vergeeft , had ge*
noopt, heil bQ de Roomfche kerk te zoeken, volgt. zijn
voorbeeld In den dood; wanneer vader, zuster en zoon toe*
fchieten, om het laatfte tooneel te Volteoijeri.
, Dk alles Is door den Dichter zeer natuurlijk te zamen ge*
fchakeld. Vooral de bijkomende perfon^ri van zuster en zoon
leveren fchoone karakters op, die het geheel teffëns meer
eenheid en verfcheidenheid bijzetten. De gang en oilcwikke*
Ung verfchillen wel van het gewone treurfpel , maar verliezen
daarby, in vele opzlgten, niec In het kort, W|| hebben
ons gunftig gevoelen over dof jsn votm reeds uirgefi^roken,
Intusfchen^ hebben wij toch ook onze bedenkingen; zoo
dt mlsfchien reeds daaruit blijkt , dat het dunne kleed van
den ongebonden' ftyi ons ontoereikend voorkomt, om eene en
«ndere onnatnurlijkheden te bedekken. £r komt, nameiyk,
«1 te veel in voor van donl^ere be&ffen , ten opzigte zoowel
van
PE SCHULQ» . 8/*
van belliaadc zaken - tli vtn toakomflige. Jt» deze oovei^
kkarbare gevoeiens makeo veelal de fpil uic , wurop gefprek*
ken en uickomllen draayen; even of, bQ voorbeeld^ d^
bloedverwantfchap » ook zooder eeoige weceofchap van de*
zelve, zich laide en fierk in hec binaeofle zon doen hooreii*
Misrc'hien iigt hec een en ander in den n^yscieken ge^sc dea
tjlJda, die Duitschland beheerschc; en daarom za)len dezQ
fomen ook niet tegengegaan, maar veeleer geftreeld en nicge«
lokt zyn: alchans een later ftuk van denzelfden fcbryver
beeft, in ons oog^ al deszelfs glans verdoofd door deze
dampen , waarin^ hec van droomen én fpoken , en wij weten
nlec wat al , krielt.
Onze andere bedenking heeft den algemeenen afloop- ten
doeU Het uiteinde is bet vreemdüe en misfchien het flecht*
»
fie* Moeten 9 kunnen wy regt medeiyden hebben met per«
fonen, die zoo beredeneerd, zoo kalm het leven verlaten?
Ongelukkig kennen of. herinneren wy' ons den Cat$ van ao#
DIS ON niet genoeg, om te weten, of daarmede iets derge^
JjLjks plaats hebbe» Doch , hoe dit zy , fchrik en medelijden »
welke inzonderheid op het dot plegen te werken^ worden
bier opzetteHJk verzacht. En, hetgene erger is, deze ver*
zachting heeft iets onzedeiyka en gevaariyks in; alsof een
zelfmoord gefchikt ware, om grove zonden «f te wasfchen»
De Latynfche fprenk, door den fgbry ver gebezigd , doidt in*
derdaad aan, dat hy de vlugi^ in zulke omfbindigbeden, als
hier plaats hadden, voor geraden houdt. En fchoon de ver«
taler een ander motto heeft gekozen, dit past daarom niet
zoo terftond geheel op de voorgeQelde zaak*
Zoo erg, nogtans, fchouwen wy het kwaad niet, of wy
durven de lekuiur van dit treurfpel geruscelijk aanbevelen,
dat, onzes achtens, ook op het tooneel genoegen zon kun*
nen geven.
* puhterlijkt Bhemhof fan a. l. barbaz. Te Amfterdmn^
Mj }. C. van Keateren. 1818. In gr. iyo. 368 Jï/. ƒ 3 • ia - ;
jLletgene wy hier ontvangen ^ beSaat» voor hetgrootfle deél»
In voorl^ingen, door den Heer baebaz, vimi tyd tot tQd,
^e^aan,^ in d^ Mftttfphappy Feli:si MêrM^t te Amilerdamt
als :
th :' r. Proef efi ^van '^chtmatige Schilderkinn ^' ^f Galerij van
Hfthttafereelen; «. Sefpio^ overwinnaar van zicSzeiven; 2* De
1)roem des Levens; 4. De Jkrfit van het jaar 1815; $.De
Winter; 6. De Tempel der Fortuin; 7. De Sedilzucht; t.
Natuurbefektfuwing in de jaren i8i5 en 1817, In twee Zan*
gen ; 9. Alexander Menzikoff^ of Hoogheid en Vernedering.
^. Voorts zijd de uitgebreidere (lukken: !• Brief eens Ro»
ineinfchen Burgers aan Nero , na 4^ brand van Rome ; 2.
Triomf der Ontucht in de JlmfteJfiady onder het Fransch be*
heer\ 1810— 1813; 3* Pleidooi voor de Regtbank van ifpotto
door de Mrs. Mètróphilus en Prozanius; 4. Le Trafic des TVi-
gres abolif en deux Chancs; s*Deszelfs vertaling; 6. Dé Too^
fieelist^ Leerdicbt, Tweede Zang. (De eerde is reeds in 18 to,
in 's Dicbters Mengelwerken, uitgegeven;) 7. Eerfte Bedrijf
van het Treur fpel Sertorius^ naar het Fransch van Comeillé ;
en 8. Eerjte Bedrijf van het Blijfpel Harpagon ^ af de Frek^
naar 'het Fransch van Molière. Eindef^k zijn bier een aan»
tal kleinere (lukjcs van velerlei aard tusfchen gevoegd. ^Dit
geheel noemt de Heer b a r i a z een* Bloemhof; waarin men
(zegt bij in de inleiding) •
zich frisfche Rozen
Bevallig zal zien tegenblozen»
Verheven Tulp en Anemoon,
Veelkleurig, fier op dosch en kroon.
Zal pralen zien> als hoffieraden,'
Wier groenend loof haar luister bied.
Doch zal, om 't rijke van haar bladen, (?)
Het Veldviooltje ook niet verfmaden.
Zoo min als *t kleen Vergeet.miJ*niet*
Wij zien bier meer een* zoogenoemden Engelfchen Tuin^
•waarin allerlei bloemdragende heesters en ander laag gewas,
zelfs boo?e boomen, groeijen, en bier en daar een enkel
bloempanöt je voorkomt, dan eetf enkelen Bloemhof. -^Fttich '
kunnen wij alles niet noemen. Wij vonden aan boomen en
heesters vrij wat welig bout en kwijnende takken, en aan de
bloemen veel verwelkt blad. Ook zou de fcboffel , zoowel
als het fnoeifnes, er heel wat wérks kunnen vinden.' Zg, die
lalles uitgelezen en even proper willen hebben, zullen dus
bier (vreezen wij) zich niet zeer -voldaan zien j maar het meea-
•
te^idül ftnlMt pubUifcr 4aMriiC-vlo botanifehe .kennl» heeft
en zoo paaaw niiBC fchouw^ , zal waarfchy nigk den Heer ji A.sr
BAZ gaarne danken » dfat hl^ het z|(}ncn hof cntflocen h'eetrl
lïec kan zich dan iu verlóaügen i en nièniatid late zich teitg»
houden t uit vreea» dat de ei|;éiiav een -groot heer' is-» 4ie
hém welUgt mee trots zou kunnen tegenkomen i want hl) va?
aékert onf » dat hy een nederig mai> ISf • . '^. I
pje» zonder praal » of trotfchen. woi^^^ /
Reeds . w^sgeec in zijn jongliogs dagen, *
pes waerelds fcbynglans k(H^ ye^fmain»^ : -: .• — ,
poch, uit het duister ppgeïljaai: .. , • .j
Nochtani een eigen v^aa^t dorst wagen, < \,
Langs ongewezen i^orlbaan* . {
oor zich zelven weiej j höe hif
met den Heer barbaZ da,' en of hy ooV reden hebbe, om
te ' vermoeden > dat hij niet welkom '^otit|fti, ^oo hjl'èok
eens kwam wandelen: want bet komt onf voor,', dat zQn £d*
tegen fommigen niet weJgeoiutst k. Men oordféele i;it de
volgende regelen: '
ajn zid, ter boven *t ftof verheven,
Belagcht der Grcfoten ijdie gunst, ^
Meest valfcbe regkers in de knnst,
In ed*Ien zangtoon onbedreven;
Hij ziet ben vaak , uit trocsch gevoel , '
Minachtend, voor verdienden kod;
H|) ziet fortuin den prijs ^edeéfen ^ '
'Zelfs in 'Apolloös heiligdom: '
. .:* Homeer* zwerft blind en bêedlend om.
Ondanks zijn godlijk cyterfpelen ;
Maar'^Nero, dien zij) groorschlauriert,' . "' '
Als hy zyn 'dWaze zangdrift viert.
Op 't Schouwtoneel van *t fpottend Ronfsn,
i Mag *s vievere handgeklap bekomen,- ^
Omdat een kroon zyn fphedelTiert. ^ ' '\ ^ '
> .t ' y
1 i
\
,'" r
DUht*
(KI .- Ja T^JI£]|T&AJl
lifchtytüchtefi i in eenige gewo^ki^de uren gehfêekf ^ ionr j, r*
B£RTRa'^* te jfmfterdam f \ HJ }p Aafinkfea. jSijf^ In
Jje kweeker dezer dlditVracklétfj 4e lieer B&Rtk am-, k&z
cechifeermeescer te Amfterdam , befcbouwt hec zelf, naar luid
van zijn Vo^r'berigc , als bijkans (f> téffmetel , dtc hij met
zQne gedichten j <?> die, geiyk fal| tdet vdkomene naarheid
xegt, niec naar den roem kunaten dingeit van meeiterdukken
te zijn, te voorfchi^it durft treden, in eenen lyd^ Waarin zoo
vele uitmuntende BIthleM; die onstvsiartijk meesterftnkkeii
leveren, ons op dezelve Vé^gaMn. i)an^ |[eene zucht naar
roemyCvertplagre.by) mw.we| de begeerte^ om eenig nu(
ie flichtim , Spoorde Jie^m daarcoe atn ;. en hST zal htm genoeg
zijn', zoo Z]J°e.-gëdlc1i(en, (waariyic* dit woord wU on^
moeijelijk uit de pc^nl; hoe gfbrekkelijk dan ook in andere
opzigten , door bevoegde kunsttegters , als niet geheel oq*
finakelijke vruchten voor den kiefehen fmafik onzer landga^
ttooten geoordeeld worden« Wat znllen wij nu zeggen? De
fmaken zijn verfchUlènd, ■ Bet: keurigst ooft — .pi^rziken^
druiven, abrikozen enz. — gevtilt ons ben; tn fchoon w))^
als wij deze in overvlofid hebb^o, echter 4]a en dan ook nog
wel eens eene peer of appel willen eten , too pasfèren wij
ons toch liever van het desfert ^ als men ons niet dan knol*
len heeft voor tf zet^ei^ Ondertusfchen^ kO0liea kunnen ^
in hunne fbort, tocl^ 0ok gped, ea hQ» diexe kweekt^ even
verdienftelijk zijn als hy, die. ons van meloenen voorziet |
en menig een zou liever de laatfte, dên d^ oerfte, misfen.
Derhalve elk zijne meugl Wi} mogen lijden, dat Ibmmigen
deze vruchten lekker vinden^ W\) wiJle9 zelfs siet zeggen ,
hoe zy ons voldaan hebben, omdat wyniefltfand' willen af*
fchrikken van ne te proeven. Zelfs wMtfn .wQ iiet goede
oogmerk prijzen«^ Wis^ cni waarfcktig f W<Ik regt hebben wtf
ook, om te eiichen, dat elk fleebts zül kwèekai hetgenêf
ên$ wél flnaaktt Vive de Rnolienwarmoezier, zoowel sils de
Ananasftoverl Doch, metpermislïe van den Heer bbrtraw,
wy hopen niet , dat by ons Letteroefenaars bedoelt door één
der Maandwerken, hetwelk hem, door eene beoordeeling ^
zon hebben aangemoedigd , om éezt zyne vruchten ter open'
ba-
.^
DtCBTV&OCBTEIf» . ^l
bftre narkc te brengen: wi\nc» op onze Recejifente^trouifF^
ivij hebben dit nooit in deo zin gehsid. De knQlleitihtfkt.ii
waarlijk aUlJd te overgoten,' om Iemand te anhnerea« oin^«r
nog al meer aan* te voeren; en, om nn re^t duidelijk -te
fpreken/ wij ontraden ï^n Éd«, in allen ernst , <im, In'eea vo>
gend jaar» gelyk hij zich daartoe. niet ongenegen yerklaari»
tnet een nieuw gewat aan ite komen. — Ondertusfchtiï ne«
men wij hiermede iHets temg van den welverdienden lof»
dien wij hem voorheen, over andere produkèen van zijnen
akker, welmeenend gegeven hebben.
^r
Louife van Fergyt 9f het vermogen 4tr UartHegten^ ,Namr
het F^ansch van pacca'Ro. Te jimfterddm^ hij J» C«
\ van Resteren. 'i8l8. In'gr. ivo. 354 5/. /*3-;-: * .
yViJ tbndeff nit dezen fhiaijen Roman eene. aardige verzsf-
meling pn kernachtige gezegden en goede lesfen leveren^
met 2oo^anlgf^ js dezelve deorweven, , ;>
^ De overeenftemming tnsfchen broeders en zusters onc^
Haat veeuyds uit eenen geleken graad van teederheld^en ge*
negenhad, 9Iê 'verftandige ouders wijsleiijk weten te betoo-
oen,'*
_ Hq( gelukkig zoo de pensch z^n, indleii hU vzifib zel«
ven , \Ga^^. :, 9^erwlmien I Maar met dit zeldzaam ,^XAor(leel
werd flechcs een klein deel der menfchen begundig^ : d^^om
xal men waarfchynlijk , te allen t^dê, de wijzen op dit on.
dermaanfche kunnen tellen; terwijl de dwazen te zeer ves*
menigvifidigen , en daaroni iulks oömógëiyk maken.* '
„ Koele jïedjenaars I vaart j niet te zeer uit o^er dfe. driften^
w^st 09S v^ieef A^n^.weg^. olm jitet fcbadelUke derzejve: te
kunnen imijden; leeft. ons dezelve beteugeien, en .boe w|t
^•bandeteü mölmn', wanneer de liefde oris hart beheerscht/' '
, ip Bene gp^^ opvoeding' gaat nimmer geheel en 'al verlo-
ren V zy laatf fieeda Tporen van goede zeden na, en uit goede
seden wordt bet waar geluk geboren/*
,, £eh deugdzaam befluit vertragen, is hetzelve vernied»
gen,»* enzt
Wij Boemen dezen Roman fraai , niettegenftaande eene en
andere hoo^^ onwaarrchyoliSf kheid 9 vermoeyende. gevechten ,
eene
^ PACCAB'D» LOÜXSE VAN VERGY^
«efenc fpi>okverfchiia[i)g zoniet kenige opheldering, en wit
"sonB^a mdèt in éézeWe nl!shflflge^^ wanc bij dit alles bleef pir*
ze/SAnd«ebc gefpa^eia; wij lazQn mee deeinetoing» en» aU
.men <£ia, in romanlektuiir. fmaak vkidc , .is hec -goe^^ dac er
,nu en' dan voor vèftiand 'en hart. nuttig voediei met de lelt-
ïemQ veWoriflen IS. Öe "hartstögten*^ tegen welke bier ge-
waaricMwd wórdt ^ zïjn cfi^enltjk de tot jaioezy^ opgewoncfe*
ne yefde, ea zucht naar heerfcfaappij en grootheid. Mea
kon ook tegen uog.anc{er9 'waarfchp.wien,.. (Jet werk kou
even goed g 4 b r i e l e als t o ui s £ v.an f^ergy beeceu. A 11-,
NAUD, DüBELor en. Mej. n't lusan en de onde
Bêurgondifche kronsjken ' 'gaven' deti -Sehrijver boiiwftoffem
Hec verhaal, dat op Gefchiedenis wenkt en op dezelve ge*
grond is 9 zal met genoegen^ gelezen worden; -want -ook het
akelige en ontzettende behaagt, en liefde en beminnelijkheid
'^r^n de hoofdrol eu^ triomferetit a^t) ' hè.c eiftdis; ^ > * / i
/j Efn %Iregel, hier .^n .^aar dQorlkat$fide,. ^nf..ifamer& een.
'^maal; Heilig geuit, mishaagt ons : ;die . pjr/<die^. zou geworden
zijn , ddf Hf 'ivenschte-te weieh:- eéfi U^ijs ' müir en een ge/uk"
kig echtgenoot; maar zijne bejiemming wilde dit niet^ en men
weet , 4^P elk fierveUng op: deze lifreld aap 4^ zfjne ij eifdef'
vfcrpen. Neen^ — v/f wéten dit lijet; wij.giinnen. denFrahsch-
mandeze zijtre zoogenownde wöteflfcibap j^itiaar eei Nood»
lot, onder welk eenen naam of gedaante uauoófk,- ts^^ons ^ea ^
•i '. . I
r
.t*^l
'I
De kleine Jack. Eene Gefchiedenis voor het Algemeen^ Fdi
• ielféfgd naai- het Engekck.^ Zéér gefehikt 'tot een Leesboek*
' 'je yobr'de Jeugdi Te Hoorn y'bij}% Vermande. i8iS. • /»
"'■.>•'. • 1. *
\Jnzc jeugd ^% den werkzamea pn kun4Jgen{.J[lec^or j. s^
swAANji'te Hoorn 9 dauk^ fchuldig voor deze ^vernieuwde,
Vefbeteroe, eiJ van taal-' eti fpelfouten gezulveniei vertalhig
'Van 'dit ^eer^ondeiti'öudemi gefohreten romantuéh rerhaaN
iD'hetwelk dezelve ziek' een&n kleinen, -amtenc.vjdndetiQg eict
voorgef^eW^: «^e, bij vele afwisfejeflde lQtgey4lMP.r.<ïpo«^cene
f oecle Inborst, (Schranderheid, en vj^jt. tot eeq^n goeden fland
wam , een nuttig en geacht lid der 'burg^flijk'e maatfchappij
\verd , en waarlijk het beste aardfche -geluk in eene rUime
mate genoot. Het boekje is der Maatfchappijei Tot Nut van
*^yf$emeen9 opgedragen, en verdient inderdaad vareerende
goedkeuring en aanprijzing van deze weldadige (lichting.
In No. I, bladz. 38, reg* 14^ v. b.» flaat: Sehijftfches
lees : Schaft fche ,
BOEKBESCHOUWING.
^ Bijbel. Ildó Stuk ; bevattendó de Boeken '^an Jozua ^
de BJgteren^ Kuth^ Samuêt^ de Koningen y de Chro*
fiiken y Ezra \ Nehemia en Esther. Uif gegeven dooi-
j. H. VAN DER PALM. Te Leyden ^ bij D« da
Mortier cnZoon. 1819. Ingr.j^o. iH^l^ f9''M-i
^ tY ij vinden ons, eer wij het hadden durven verwach*
ten , inet dit Tweede Stuk van des Hoogleeraars gewi]g«
tig Bijbelwei^ verrast , hetwelk wij 9 na dq opletteodde
doorbladering, overal even doorwrocht hebben gevon-
den. Wij moeten ^ onze verbazing over betuigen , dat
2tjn Ed. in (laat geweest is ,' dit vervolg zoo fpoedig te
leveren; daar het toch bekend is, dat hij, buiten dat,
ook andere en belangrijke bezigheden heeft, en de uit-
gaaf zijner fchoone Leerredenen '^ f^er handelingen enRe»
'ièvoeringeh j en zijns Bijbels voor de Jeugd; intusfchen
mede niet (lilftaat. Welk eene atbeidzaaoiheid , én dat
in zoo gevorderden leeftijd I Dat maar zulk: eene Jn«
f^anning voor zijne gezondheid niet nadeelig worde !
Hoe hartelijk wij ook niet velen. wenfcheo, dat dit Bg*
belwerk niet tragelp voortga, wij kunnen toch den
wensch 'niet onderdrukken, dat zijn £d« zich met het-
zelve langzaam haaste; opdat te gróote fpoed, in hec
vervolg, geene oorzaak worde van trageren voortgai^g,
of (hetgene God verhoede f) van afgel^rokenVarWd*
Daartoe fpare hem de Yader der Lichten in welftand ,
en fchènke hem, in evenredigheid met denJust, ook
de krachten 9 om , ten gemeenen nutte , werkzaam te
zijn !
Over den aard zijns werks behoeven wij ons , na de
breede aankondiging, welke wQ daarvan, in No^ II
van 1819 onzes Maandfchrifu, gedaan hebben, thans
niet uit te laten. Wi| hebben n^^ïlec^ts te berigten ,
zoEKBESCii. 1820^ NO. 3* Q dat
* '
#
/
J ,
gj . j, H. VAN DER PALM
dat.zyn Ed., getrouw aan z^n ontwerp en zij[ne toe-
«ggiogen» voortgaat, met den tekst der oude verta-
ling, waar h^ het noodig acht verbeterd, té leveren,
en dat zgne vertaling akp vertaling Wp , «b nepit ,
200 »to anders , b^ zuUc cene verbetering , wel- eens- hrt
geval i&, omfchrifVtng wordt, ja dat zijnEd. de letter,
lü^ en daar , mislchien wel eens wat al te fchroomval-
lig volgt. Althans w^ zouden , als de uitdrukking nu
en aan, naar ons taaieigen, wat al te vreetöd kliükt,
g^éüe' zwarigheid maken , om een bij ons eigenaardiger
woord te gebruiken , dan zijn Ed. fomtljds doet. Zoo
zouden wij, bij vpopberid, jo<. II^a, voot.het tand
tdvtorfcken , (hetwelk men toch in onze taal niet zegt) .
'Uewt vcrfpieden ichrgvèn; — voor ftrfmolun, (ald,
v. 34) zouden wij liever ftellen radeloos , of van moed
Uroofd^ enz. — Ten aanzien der Kantuekeningen moe-
ten wö zeggen , dat zij eer fchaarfcher geworden , dan
vermenigvuldigd z«n; en dat het fchijnt, dat onze
wensch, dat, voor het vervolg, een bekwaam en op*
lettend man den Hoogleeraar , iU dit opzigt , den arbeid
mogte helpen vertigten,niet Is vervuld geworden. Maa?
wat de Aanmeriii^en betreft, deze zyn , even ah te
vor«J, zorgvuldig bearbeid, zoodat elk, die, ook zon-
der ander behulp, dezen Bybel leest, doorgaans in
Ifaat gefteld wordt , om denzelven te verftaan. — Wat ,
in het verhaal der heilige Schrijveren , hier en daar , ver-
ward voorkomt, wordt uit elkander gezet en m orde
eebragt; fchljnftrgdighedeö worden vereffend; Iwe het
verhaalde zich heeft toegedragen, of knnaén toedra-
een wórdt aangewezen ; bedenkingen en zwarigheden
worden opgelost; uit de Oost,errfihe oudhedeir, die nie»
mand beter kent , dan de HeervA n d » r p a,l m , wor.
den vele bözonderheden keóriyk wege|icht en ogfhel-
derd enz. — Met één woord, in zulk een kort beftek
beftaat, nóch in onze, noel» (zoO: veel wg. weten) m
eenige andere taal,zulk een fchat.tot regt verfland vatt
het voor aUcn , die het , all oorkonde van: wurl«k God-
delijke Openbaringen , aannemen, onfchttbaai Boek.
/
OMeXmrs yehvacbten wetlïgt , dat vvij Wtiet i zoo
flls bq önzeyorigt: aankötidigiog , het een en atider uit
de veranderde Vertaling tn'AtAaamtrkingemvt\\etikhn^
ftippen ; om het belang van beide nader te doen kern
nen; en wij willen bieraan te eer vokloett^ opdat bU>
ben' moge, dat w^het werk n^tt riiaar oppervlakkig
hebben 'inge«iefié'~ De*HoogIeei^ar «al^ 200 wij vèr-«
trouwen 4. óns gereedelijk i hetgenc wij daar weder van
onze eigene aanmerkingen^^ met alle berdieidenheid en
onderwerping aan Beter oordeel , {itsichen mogen vleeh«
ten, ten goede hoirdeUé Het kan todi de hoo^e waarde
arsft' iijiien atbekl 9 indeszHfs geheel befehouwd, geen
aasje vcfrmhidereik
JOs. Ks as flaal in de oüdc 'hertaling : ',, Onder ulie^
den zullen niet afgefneden worden knechtëa.'' Daarvoor
lezen w^ Wj den Heer van dbr 1» alm: ,,Ë^ zal<Hi^
der ulieden niemand ivezen^ die geen dienstkdecbt zij.''
De Ö* Vé heeft , j o s. XV: 18 : ^^ Zij porde hem aan ^
om een veld van baren vader te begeerèn.*' v. 0. p.
is oöi van haren vader een* akker te mogen vragen/^
Voor : ^ zij porde hem aan /' zouden wij liever gelezen
hebben: ^ zij drong bif hem aan/' of: ^ zij bad hem
ernftig/* of iets dergeKiks. '
J o Sr 'XVII: i<. O. Vé „ Het gebergte «on ons niet
genoegzaam zijn." v. d. p. » Er is geen befgachti|
land meer voor ons ie vinden." — Vs* 17^ 1». O. V*
\i (^ zult goen één to hebben 9 maar het gebergte zal
uwe zqn ^ en^ dewijl het e«n woud is, zoo bouw hec
-af 9 zoe zullen zijne uitgangen uwe zijn." ^. 0. p.
^ Gij behoeft niet maar een lot te hebben. Gelijk het
gebergte hét uwe is, zoo ook het wou.d« Houw het af,
200 aal ftet uwe zyn tot aan zijn uiterst einde."
Jos.' XXII: IX* 0« V« ^ Aan de z^de der kindereii
Israëls.** v. ö. p. ,, Aan de overzijde.*^
Idgt. iU: 12 eBv« heeft dë O 4 V. „Ebud (lak Ëglon
in dea buik, dat de drek uitging ,^^ en£« Htz^ plaat»
luidt bij den Heer v# n. p. aldus: „ £btid duwde Eglon
den dolk in zijnen buik ^ en h$ ging weg door het voor-
G a ' Hok.
56 J. H. VAN DEil pALM "
iluk. - Voorts ging hij naar, buiten Ignga den afzonder*
Igken trap, nadat, hij de deuren der op^erzale acihtisr
zich . geQoten en gegrendeld had, ' Nadat hij uitgogaaa
yfSLs^ zoQ kwamen 's Konings dienaars, maar zagen »
dat '9 ziet^ de devrc^ der opperzale gegrendeld wai^9«
— lils zij nu tot vorlegen wordens toe gewacht bad?
den, — zoo naaien zij een werktuig , waarmede zij za
openden/' — Men zal. bij vergelijking, zien, dat hier
veel veranderd is, en het verhaalde duideUjIcer is ge*
worden.,. Wiy twijfelen echter, of alles wel rigtig zij^
Althans -van een werktuig, waarmede men^ van bui-
ten, dt binnen^rendels van eene deur kan fchuiven»
hebben wij geen denkbeeld: en werd^de deur aan ftuk
gehakt, dan zou de tekst anders luiden. Ook begrijpen
wij niet, waarom de dienaars, niet door dtdeur kwa-
men;, w^fird.oor £|iud was uitgegaan , eq welke hij voor*
ztker^ uitgaande, 2 van binnen niet ^ad kunhen grepde*
jerur «- In vers ^29 .is- f et nog vei^anderd in vefg^daan.
. .} lU) A^^^< iV : . i8, is: „ zij bedekte hem met eene de«
k^n," :Yerwisre)d voor: „ zij verrchool h^qi achtereen
tapijt.'' , • '
Rigf^. xni:. 16. heet : „ indien gg een brando#er zult
doen," — M 200 gij iets. bereiden wilt.'*
- Rigi. XVIII: 30. wordt de echte lezing van Mozes
voor Manasfc herfteld. . ; .
, 1 Sam. yil: (5. word! gezegd: „ alzoo rigtede Sa*
nmël de kinderen Israëls." De Heer v. d. p. heeft:
^ en Samqël werd rigter aver de kinderen Israëls.*'
..Voor yaten\itth zijn £d. 1 saai. X: 22. de bagaadr
je; zoo ook iflders. . ^ '.. -
2 Sam. V: 23, 24. lezen wij in de gew. vert«:
„ Trekt om tot achter heUf, dat gij aan hen komt van
tegenover de moerbeziënboomen , en bet gefchiede , als
gij hoort het geruisch van eenen gang in de. toppen der
moerbeziënboomen, dan rept u/^ Hiervoor beeft de
Heer v.d^p. :. „Omfingel hen van de achterzijde, zoo-
. dat gij tqt hen komt van den kant van (het gebergte)
Bechaim: en het zal gefcbied^u, als gij hoort. het ge«
luid
BJjfeEL. • • ï. i^\
Itiid eens nenrchengangs op de toppen, van "Bëchaim /
val dan töoedïg aan." f \ ' '
a Sam. XXIV: I. o. V. . „*De Heer 'pbrde'baviïl
aan tegen hen." v. r>. p« ^ Toen iemand oiider hetl
David aanpotdé." £n in de gelijkluidende plaats^'
I Chrbn. XX£:^i. O. V. „Dz^Satan.^^ v. D. p*
w Een Satan^^
t
2 Kon. II: 23, 24v O. V. „ Kleine jongens uit de
Rad, die befpotteden bem, en zeiden tot hem, kaal-
kop ga op.— Toen kwamen twee beeren ," enz, y.D. p#
,, Er gingen jonge knapen uit de ftad , én fpogen naar
hem» en zeiden tot hem: uit cjen weg, kaalkop! <—
Toen kwamen ér twee Ijeerinnen," enz. — liet: kaal*
Icop , ga op ! (als belpotting van Elia's ' opvaart , ^
vaar ook op, kaalkopj) behaagt ons. beter. '
aKon. VI: aa. O. V." „ 'ZqVit/^gij'odk .flajii ,Jdïea
gy met uw zwaard'eri met uwen podg gêfangiefn hadtV'
v/d. Pi' „ Dien' gij met uw zwaard en met uwen \)öog
overweldigt, dien moogt gij dooden»" — Vs.-27. Q* V.
„ De Heer helpt u niet." v. d. p. „Laat de Heer
Tl te hulp kom.en."
EzRA I: 9. O. V. ^ Mesrcn.*' v. d. p. „ Wierook*
fchalen.'* — Doch genoeg van de Fertaling. ' Nu nog
hét een en ander uit de Aantetienitigen. .
Op jos. VIII: 18. wordr de vraag, hoe het.ofï^TO^
ken der fpies van den Veldheer, door de. hinderlaag,
(want daartoe bepaalt net de Heer v. d.'p.) op wijder
afftand gezien kon worden, vernuftig verklaatd, door
de onderdelling^ dat bet fein, op verfchillende afftan*
den, herjiagld werd. Het was dus êene foort van te*
iegrapUsch bevel , om de (lad te gaan vermeesteren.
^ Jos. IX: 4. ftaat van de GibeoiKiten: „* Toen zij
hoorden, wat Jozua gedaan had aan Jericho en Ai,-
zoo handelden zij ook met lisf.'* — „ Waar dit woord-
je ook op ziet , (zegt de Heer v. d. p.) is moeijelijk te
raden, 'daar ar van geene list vooraf gaat." -— Ons
dunkt het' tegendeel. Voor Ai was de list blijkbaar de
liioderlaag* Maar wat voor Jericho ? Vermoedelijk de
G 3 vrced*
j
^ .
N
p8 'J« H. VAN DBa PALM
vrMzimt on)trekkJn|; der (lad, zjes d^gen lang é^n-^
^aal , om de belegerden af te trekken 9 en op den ze*
renden dag zevenmaal 9 om hen. te doen denken, dat
zij nu in het geheel ge'en^'aaWl te duchten hadden ^ '
daar intusfcben hierop eenskbp5 en - volftrckt oover*
wacht een algemeene ftorm volgde, bij. welken de^ad
nu gemakkelijk veroverd werd , hetwelk welHst werd
VitgedrukJt door 2 .fiars muren vUUn van z^lve om.
\ Volgens Rig^* VI: 21, dorschtc Gideon t^rwe bij de
.pers, 'De Heer v. d, p, vertajalt dit$ V^fiocgzt uif
ter plaatfe der wijnpers ; en teekeni aan ; 1, De gewone
wijs van dorfchcn gefcbjedde door osfeh; doch pideon
durfde de tarwe niet op den dorscbvloer^ die in de open
lucht was 9 brengen ; maar voerde ze in eene plaats ,
waar geene gelegenheid was 9 om . ze anders 9 dan met
den (lok, of vlegel, uit te flaan/*
Kigt. XV: 15. Simfon verflaat duizend Filistynen
met een ezelskinnebakken, y^ Dit was (zegt v. d. p.)
voorwaar geen knuppel; het was een weinig befchadU
. gend werktuig, Simfon van minder dienst, dan zijne
enkele vuisten zonden geweest zijn^ Hij deed dit tot
een teeken, hoe weinig hij de ^Filistijnen' telde." En;
^ de voorpost der Filistynen beftond' uit duizend man :
deze allen joeg hij op de vUigt, velen daarvan dooden-
de." Dit Iaat zich echter moeljelijk begrijpen. Hoe
kan men 9 onder vlugtende vijanden , velen doodcn met
een werktuig, waarmede men nog minder doen kon,
dan met de enkele vuisten , en waarmede dus elke Ilag
gewis geen doodflag was ?
I Sam. XIV: 18. y, Breng de arke Gods herwaarts;
(want de arke Gods was te dien dage bij de* kinderen
Israëls/') Hier wordt de lezing der Griekfche overzet*
ting als. zeer wstarfchljnlijk voorgedragen. Zy heeft 9
^ Trek den Ephod aan; want bij droeg den.Ephodje
dien dage voor het aangezigt van Israël."
a SABf. V: (S. env. De Jebufiren hadden David,
bi) de belegering van den burgSion, befpót, zeggen^t
^c \ d^t de kreupelen eip ^li^dep on^^r he^ Keip zouden
af-
S1J8SL«
99
afweren. Hij vtvowttdt oodertusrcben die fterkte , eo
zeide liu (volgens de O, V,): »» Alwie de Jebufit^n
(Iaat , en geraakt aan de watergote 9 en die kreupelen
en die blinden 9 die van Davids ziele gebaat zijn , (dfe
xal tot een' hoofdman en overfle zijn.") Het laatfte is ,
gelijk men ziet, eeqe invulling. De Heer v. d. p« acht
die noodeloos 9 en, bewerende ^ dat David de Jebufi-
ten iparen wilde, vertaalt hij: s, Wie een' Jebufiet
d^odt , of de waterleiding aanroert , of die kreupelen
en die blinden , dien* haat Davids ziel ;" hetgene een'
geheel tegenftrijdigen zin uitlevert. *^ Doch oss bellek
laat niet toe, deze uittrek fels t^ vervolgen. .
Het ftHftaan van zon en maan, (jos. X: 12.) be*
grijpt de Heer v* d. ». , kan, in Oosterfchen (lijl, zeer
wel beteekenen, het werd jgeen nacht; dat is, het
bleef des nachts zoo licht, dat men de ^janden kon
blijven vervolgen : en dit kon (meent zijn £d.) door
verfchillende luchtverhevelingen worden te weeg gé«
bragt.
Omtrent de gelofte van Jeftha C^fgt* II: 30 env.)
deelt de Heer v. d. p. de verfchillende gevoelens me-
de, doch laat daarover de keus aan den lezer; fchoon
de zwarigheden niet verbergende, welke het gevoelen
drukken, dat bier geen menfchenoffer beeft plaats
gehad.
Zoo óok laat zijn £d. het in 't midden, of de zoo-
genoemde tooveres van EnJor (1 saM. XXVIIL)
Hechts voorgaf de gedaante van den door haar opgeroe-
pen' Samuel te zien , dan of baar waarlijk, door Gods
wonderbaar bedel , tot hare verbazing en fchrik, de
geftalte des Profeets verfchenen zij. Men ziet klaar ,^
dat de befchciden H^^ogleeraar tusfchen de onderfchei»
dene Uitleggers niet heeft willen beflisfen. . Wij voor
ons verklaren, niet te begrepen, hoe het laatde dcnk«
beeld , in gezonde herfens , gekookt kan worden.
Op het aangeteekende over de gefchiedenis van den
MuJcft Prof ut (x Kon. XIII: ix env.) zouden wij vrij
. G 4' wat
/
\
\
i
I.
ICO \ , J« H. VAN DER. PACM
wat te zeggen hebben ; doeh bet kan bier geeae plaats
vinden. ^
Als 9 (2 Kon. UI: 20.) ingevolge van Eliza*s voor«»
fpelling, water van bet gebergte van Edom komt af-
ftrootnen , verklaart de Heer v. d. p. dit uit eene wolk«
breuk of ander natuurverfcbijnfel ; en, als (Höofdd.
Vis 60 vaa denzelfden Ptofeet gezegd wordt, Uj deed
het ijzer drijven^ zegt z'yn £d. : ^ Mlsfchien zou men
liet woord» door eene andere afleiding, kunnen verta-
len: hij maakte het ijzer zigtbaar;** er bijvoegende:
„ De bodem der Jordaan was niet zoo diep» of men kon
van daar iets oprapen, indien men flechts wist, waar
het lag.? V- Doch daartegen wordt al het overige, dat
ivegens Elia en Eliza zoo talrijk wonderd^idigs verhaald
wordt, tot de raven j die Elia fpysden, toe, letterlijk
behouden en verklaard; evenwel omtrent de rayenzQO^
dat de Profeet van den roof leefde, dienrzij in 'eene der
rotskloven nederleiden , waarbij dan, zij bragten hem
irood en vleesch^ eene wat llerke Oosterfche uitdruk*
king zijn zal« Hetgene ons hierbij bedenkelijk voor-
komt , is , dat gulzige raven , die al , wat zij vinden ,
terftond verflinden, en wat er, nadat zij verzadigd zijn ,
overfchiet, liggen laten, zich geen' voorraad, in holen
of gaten , gewoon zijn te verzamelen ; en dat datgene ,
waarop dit gedierte aast, zeldlsn bruikbaar voedfel voor
menfchen is. — Wat betreft , hetgene de Hoogleeraar
«r bijvoegt : „ misfchien had Elia deze dieren aan zich
gewend , dat zij hem , als ware het , voor hunnen gast bid»
den ; '' dit komt ons geenszins aannemelgk yoor. Men
gewent fchuwe vogels zoo iets niet, terwijl ze in Vrij-
heid zijn. Als men ze jong in gevangenis beeft, moge
men ze iets leeren, waarvan men daarna, als men ze
heeft losgelaten , dienst kan hebben ; maar zonder dat
gaat 4it niet. En , indien het ai ging , hoe traag zou
het toegaan? Voorwaar, de Profeet ware lang van ge-
brek omgekomen geweest , en zelf eene prooi der raven
geworden , als bij voe4rel had moeten ontberen , totdat
hij dit gevogelte geleerd had het heip te brengen ! —
BIJBEL, tol
Bij itze gelegenheid moeten wij nog iets , in het alge^
meen , zeggen , wegens het 2oogenoemd natuurlijk vt^f
klaren van deze en gene verhalen der Heilige Schrift ^
welke 9 naar de letter , wonderdadig voorkomen. Het is
zoo, men neigt doorgaaD3 tot zulk eene verklaring, wan-<
neer men meent,, dat men ze aannemelijk kan maken;
doch men wordt er niet zelden toe verleid ddn zelfs »
als zij zeer onnatuurlijk en gedwongen is , en minst van
allen zulken voldoen kan, die de aanneming van. het
wonderdadige bedenkelijk vinden» In dat geval vinden
wij zulk eene verklarin^nutteloos en zelfs gevaarlijk , en
zouden wij veel liever alles , wat ons , in het wonder*
dadige ;self, onaannemeli^ voorkomt, opgeven, dan
pogingen doln, om het op zulk eebe misfelijke wijze,'
als dikwijls gefchiedt, te readen. W^ zien er toch zoo
vele zwarigheid nie| in , om toe te ftaan , dat , fchooa
de hoofdinhoud der fchriften van het 0« V. volkomen
echt en gjéloofwaardig is, daarin echter menige verdicht
te bijzoudei^ieid kan voorkomen. Wie weet toch niet^
welke liefhebbers van . verdicht felen z^ altijd geweest
zijn, van welke wij dit gedeelte der Heilige Schrift
hebben overgenomen ; en waarom mogen w^ niet on»
derilellen,-dat, gelijk zij blikbaar de getallen, welke
wij op vele plaatfen ontmoeten , uit zucht om alles te
vergrooteti ,. veranderd^ hebben , (zoo als de Heer v* d..
p. zel^, hier en daar, duidelgk genoeg te kennen geeft
ook zijn gevoelen te dijn^ zij zoo ook, om het won«
derbare te vermeerderen , dikwijls hoogst tw]^lachtige
vertellingen , als zeker gebeurde zaken ^ in de oorfpron^
keiyke gefchriften hebben ingeweven ? Van zulk eene
onderftelling houdt ons de bedenking geenszins terug «
dat men dezelve ook tot de fchriften van het N» V. zoit
kunnen overbrengen , en daardoor het in dezelve ver*
haalde wonderdadige in verdenking gebragt zou kuiyien
worden: want wij meenen, dat het ontnogelgke van.
zulk e^e vervalfching dezer fchriften , welker behoud
men aan geene Rabb'^nen of Joodfche fabelfchrö^rs xt
danken heeft , voldoende bewezen kanwordeii*'i>0efc^.Q
Q 5 kun-
»
<.
lO% . J* H. VAK D£1L PALM
I \
kunnen ons hier * daarover niet verder uitlaten; inaar
' willen no. Hechts vragen , of , daar toch ver het meeste
wodderdadige in de Israëliétifche gefchiedenis niet na»
ttturlijk te verklaren is » het niet beter ware j zich ^ ten
aanzien van al bet zoodanige , van dergelijke verklaring
te onthouden , om 'aan zulken » die .700 gaarne al het
wonderdadige óp eene natuurlgke wijze verklaren , geen
voorbeeld te geven , waarop zij al te gereed zijn zich
^fe beroepen? -— Laat ons het gezegde » door het vöh
gende, ophelderen» De doortogt der kinderen Israëls
door de Roode Zee (^Exod. XIV: m 9 a<2.) verklaart de
Heer v. d. i^ , in zijn ecrfie Stak , in zoo ver natuur<«
nik , dat hij onderftelt ^ dat de hevige wind , waarvan
vers 21 gefproken wordt , eene buitengewSne ebbe ver*
' oorzaakte j dat deze ebbe eene breede bank , die , dwars
door zee , yaa oever tot oever liep , droog maakte ; dat
het Israëlietisch leger deze bank als pad gebraikce , en
dat het dus het water aan zijne regter- en linkerhand bad ^
enz. Hoe vernuftig nu deze verklaring ook zij , de aan«
merking , dat de uitdrukkingen 9 de wateren werden ge*
kliefde en waren hun ter wederzijden tot een* muur^
bezwaarlijk zulk eene uitlegging dulden ^ zal altijd den
twijfel overlaten , of zij wél de regte zy. Zoo ook wórdt
de doortogt der Jordaan , Q ^ ^« ^0 ^^ ^^t tegenwoor-
dige Stuk , in zoo ver natuurlek voorgefteld , dat of her
bed der rivier^door eene aardbeving , zal ztjn opgeligt,
of eene overhangende rots in dezelve zal zijn nederge-
fiort , die den afloop van het water geftremd zal beb«
ben. Welk van beide men aanneemt, dit moet dan
eerst eene groote overftrooming , eni vervolgens eene
verandering in den loop der rivier veroorzaakt hebben ,
waarvan echter niets gemeld . wordt } en de wijze van
verhalen is dan toch regt zonderling. Wij vragen nu :
waartoe zulke verklaringen , die toch buiten kijf zeer
bedenkelgk zijn? Om de mogelijkheid van het verhaalde
te dora xien » en het dus geloofbaarder te maken \ Maar
hoe dan elders , waar men zich verlegen of buiten ftaat be*
tindt tot zulk eene aanwijzing der mogelijk^heid ? Zal men
dan
BIJBEL. «03
dan meer mogen twijfelen , als. men , a Kon. H , eerst
van £ L I A en daarna van b l 1 2 a leest , dat de waterw
der Jerdaan , toen zij dezelve met een' te zamen gevoa<»
wen' mantel floegen, herwaarts en derwaarts verdeeld
werden, zoodat zij er konden doorgaan? Immers di(
zal niemand beweren. Men zal zich dan moeten verge^
noegen met de bedenki^, door den Heer v. a. p», ia
de aanteekening , dus uitgedrukt : ^ De natuur gehoor*
zaamt aan den vertrouweling der Godheid 9 die zich
naar zijne beftemming begeeft." Maar waarom is foort»
gelijke bedenking dan , in de eerstgemelde gevallen , ook
niet genoeg? Of was er, toen elia en eliza de*
ftroom zouden overtrekken , een meer dignus Deo yitim
dice nodas^, ditn bij den overtogt van IsrailP Ook dit
zal denkelijk niet ligt iemand (taande houden. — Doch
hiervan genoeg, en ten befluite alleen nog het volgen*
ide: Of de Israëlieten, (c s am. IV.) toen zij de veiw
bondsarke in liet leger bragten, in verwachting, dat
zij dan voorfpoed tegen den vijand zouden hebben ,.daar»
om nog weLdachten , dat z^ net dezelve God zelven in
hét leger gebragt hadden , is ons bedenkelijk, 't Was
het begrip der Filistijnen , die zeiden : God is in iep /^
ger gekomen» Het is wel zoo , de uitdrukking , da$ zij
ons yerlosfe ais de hand onzer vijanden , is zeer fterk ;
maar hoe menig b^*geIoovige bragt , in de duistere eeu-
wen, rcUquiin van heiligen met zich te velde, denken-
de , dat die hem beveiligen of uit gevaar verlosfen zoi»»
den , jzonder daarom te gelooveo , dat de reliquièn de
heiligen zelve* waren?
Op I s a M. ]^X V: 93 , in de befchrijving der ont*
moeting van David en Abigail^ heeft de Hter v. D. i»«
deze aanteekeniog : |,zy kwam den éénen berg ftf,tev-
wyl David van een' andenen haar tegenkwam , zoo eclw
ter , dat hij haar niet zien kon , en zQ Davids woorden
tot zijne manfchappen, vs. ei en w vemeld, hooren
kon.'* Dit twijfelen wij, of zijn Ëd. ;^lf, b« nadere
overdenking, wel rigttg zal keiirev. Er was , in allen
gevalle» pog een gehiHe berg tuafcben David en de
fcboch
W4 !• H. VAN irBR PALM, BIJBEL*
rcböoiie , en hij kwam verzéÜ van viertionderd mannen,
flié wisten, welk het doel van den optogt was; Kan
men iiu bijvdeïe bende zoo veel ftilte en in David zulk
eene ftem onderfléllen',. dat hg door Abigaü verftaan
koii worden? Waarlijk, zoo zij oqk zijn voornemen na
eerst lioorde , dan moet men zich , hoe veel tegenwoor*
^tgheid van geest zij in het geheele geval ook toonde ^
toch verwonderen , dat zij dezelve hier behield. Doch
^it het vroeger verhaal blijkt immers, dat zij reeds , eer
zl| David- te gemoet ging, wist, wat haar boven bet
hoofd hing, ja dat het de reden van Aaren optogt was ?
En immers (laat vers fiti m^i ^ David zeiüó\ maar', had
'gezegd ^ toen hij namelijk het eerst berigt kreeg van Na-
bal^'s onbefcheid, betgene hier flechts te Iaat , door den
Gefcbredfch rijver, is aangeteekend ? ^^^Maar tantum!
• Wg zagen met blijdfchap, dat de reeds zoo bi^llante
Lijst van Inteekening nog weder met ettelijke honder-
den van namen , waaronder vel^ van Infchrij veren in de
Oostinrdiën, verrekt is geworden.
Brieven aan eene Vriendin ^ over het Evangelie Van Jo»
bannen» Door de Vert^alfler van Fenelon^s Godsdien^
ftige Bcfchouwingen. Ijle Deel. « Te Dordrecht ^ bij
Blusfé en van Braam. 1819. In gr. 8v(?. '352 Bladz.
XJ(
leker Gezelfcbap oefent zich , onder het opzigt van
een waardig Leeraar , in de leer^n gefchiedenisfen des
'BQbels. Eenigen tijd was het Evangelie vanjohannes
hét bepaalde onderwerp. De Sdhrijffter hield daarvan
aanteekening ; en het zijn deze A%nteekeningen , welke
zij, zoo in brieven als gefprekken met hare Vriendin,
in het licht géefc. Tusfchenbeide , echter , zijn er ook
gezegden van andere Uitleggers uit derzelver gercbrif<*
'ten overgenomen. >
' In het algemeen verdienen zoodanige GezeUcbappen
tot bijbelfche onderrigtipg , mit» onder Verftandige lei^
^- -i ding.
BRUpe^N^: OV^R HET EVANGELIE VAN JpHANNES. 10$
dmgV Alien lof; want waacris toch het boek, dat lo^
veel (loC geeft tot leerzaam zedtlyk onderwijl , als de
Bijbel,, vooratde Evangeliën, en dan nog bijzonder
dat van den edelen Joannes? Hier toch leer en -wij den
gezegemden Heiland zoo geheel Jn al zijne eenvojtdigr
beid, waarheid en kracht kennen, dat hetzelve vQor
godsdienftig^ kennis, als ware het, genoegzaam .ett
toereikende mag, geooideeld worden. ' ; : ^
^Uit.dit zelfde oogpunt maakt gezegde Evangelie dan
het onderwerp uit, dat in dez^ brieven en gefprekk^n
voorkomt» JÖle Vriendin, die . fchrijft , ftqrt ge^t
haar hart uit aan Ijare Vriendin , om haar al de i'choon«
heden des Goddelijken böejcs te doon opiqerken ea.be*
vatten. Toon en ftyi zijn zoo geheel uit bet. hart ge-
nomen, dat zij belang moeten, verw^ekken, enda.tflesr
selfs gevoel en igevoelens met die van den Evangelist.,
ja van onzen Heer zelven , moetq« overeenftemmen* Ook
zgn de vijf gefprekken , die ,. in onderfcheiding van de
acht en twintig brieven , alhier voorkomen, zoo eenvoud
dig, uitlokkende, leerzaaA en dMltreffende, dat zlg
inderdaad zeer veel bijdragen, om dien kind^l^ken
geest uit te drukken, die in JOannes Evangelie, \% iti
de ganfcbe Christelijke leer, zoo karaktermatig dopr-
llraalt.
Slechts eenen enkelen keer misfen wij dat gebruik
dier uitlegkonde , hetwelk de. vorderingen van x>nz^
tijd aan de hand geven. Dus Jbebben dezelve thans
jéeds genoegzaam beflist over de benaming van God als
Vader, in tegenovcrftelling van der Joden God, den
wrekenden Jehovah , en van Jezus Christus als Zoon \
in de beteekenis van eenftemmig in beginfelen en be«
grip , geliefde enz. , gelijk reeds de oude Koningen en
Profeten alle Zonen van God genoemd werden. . Even
zoo zijn de latere uitleggers vrij eenftemmig, dat. er in
Ale fchriften van Mozes geen gewag van den Mes(ias ge-
maakt wordt, en dat de plaats Dcutcr. XVIII: ^5 en
^8 , ondanks al bet toepas rel ijk gebruik ,. dat daarvan
i^ de fchriften des N. Verbonds voorkomt, geene an*
de*
I06 BRIEVEN 9 OVER HET EVANGELIE VAN JOtHAmfE^K
^re vtrklaring toelaat 5 dao wdke op den eerst volgeai*
ijen ftand der Profeten of de Profetifche Schdie na Mo»
zes doelt. Dan , niettegenftaaodé deze en andere foort*
gelijke aanmerkingen meer, Ui^t bet* gefcbrifc zelf «ene
voortreffelijke b^age tot het godsdienfiig en gebed
Uit het eenvoudig gemoed afgeleid gebruik van Joannea
Svangelie, waarbij de faooge waardigheid en het eer*
edwaardig karakter v^n opzen HeHand allezins ge*
Ilaafd en aanbevolen worden* Dit Ifte Deel eindigt
met het Xde Hoofdftuk , en wij verlangen zeer naar het
llde Deel , waarmede dit werk vi^tooid zal zijn. Hoe
gaarne wij eene proeve aanvoerden,* om d#afait ovet
de behandeling te oordeelen, kunnen wij hieraan niet
voldoen,' omdat dé redenering te vdel ;»amenhangr. Wg
wenfchen het Wjprk in véle handen, voorarvan gods^
dienftige Lezerésfen, voor welke hetzelve eigenlyk ge«'
fjphreven fchijnt te zijn.
De Chriften in geeu erji aandacht yerunigfi mei Godm
Een Gebedenboek voor J^* Catholgken. Naar het
Hoegduitsoh. Te Leyden en Rotterdam ^ bil}* W«
' van Leeuwen en J. J. ThompfonriBiS. /» kl. Zvoé
380 BI. ƒ 1-16-: ^ t
H,
.et zij dan zoo, dacht Ree. b§ het doorfezen vait
dit Gebedenboek, dat m^n Roómschkatholieke broeder
atidere dogmatieke begrippen heeft dan ik; wat ver-
fchilt dit mij, wanneer urt dezelve die leiding voor haft
en wandel voortvloeit, welke ik^ier met blljdfchap ont«
moet? Is niet al Ons kennen hier bededen ffecfats ten
deele ? Verfchillen wij niét alle van elkander ; en zal
dit, ten aanzien van befpiegelende waarheden, niet
Eoo blijven, zoo lang de Gereld (laat? Wil deRoöèisch-
katholiek mij zijne bijvoegfels en die verbasteringen z$^
ner kei*kleer voor waarheid verkoopen, ik wijs hem
van de hand ; maar dit doe ik m^nen Medeprotestant
ook, zoodra hij mij menfchelijke Hellingen, die ik,
met
m. CATHOLIJK OEBBDENBOI^K» X07
net al mijne onpartijdigbeid , in xkn Bijbel niet kan viiw
den, als Goddelijke waarhejj^ wil opdringen^ Wil d6
Roomscbkatholiek mij bewijzen, dat ik verloren gtp
omdat' ik niet tot jsijne kerk behoor , ik verwerp deze;
^Ijae leeri maar zoo doe ik ook omtrent mijnen Mede*%
protestant, die and^sdenkenden veroordeeld en ver-
volgd heeft , en bet misfcbien nog gaarne deed , ^lec
om den wil der zaligheid van andersdenkenden, maar
om den wil van zgn gezag. ~.Wie heeft m'4 geïlelcl
ten regter over myna broedera denkwij;ze ? Al vind ik
pijne id^n, aan het gezond verftand getoetst, be*
(laanbaarder da^ de zijne; wie zegt mg, dat/mgn broe^
der «-« immers niet aller gaven* zijn eenerlei -*- uit mijn • .
confequenter .ftelfel, al kwam er meer licht. door in
zi)n hoofd , meer warmte voor zijn hart zoude kunnen
afleiclen:? . :
In de, nu geuite, {lemming las Ree. het hier aange-
kondigde Gebedenboek , welka zuivere taal en een vou«
dige ftijl, benevens de Cbristeligke gezindheden , d^e
er in doorftralen en die het wil opwekken , her tot een
zeer algemeen nuttig werk miaken. De suhus^Att
Roomachkatfaolieke kerii Hgt, het is waar, ten grond?
flag; masr het is hnmers ook gcfcfar^ven voor Chris-
tenen tot die kerk behoorende, en öit ctilsus is bier
zoo lirtictikaal nuttig gemaakt ala zg worden* konde.
Houdt zich xle BLatfaoIiek aan dit praktikale, ~ bet
laatfte doel , toch , van allen waren Godsdietst , «- daa
zal z^e dogmatiek niet nadeelig kunnen werken.
Een fraai vignet verfiert den gegraveerden titeU
Ccloof^ ffope^ Liefde ^ Vreugde ^ tot ^nen krans voor
het menfcbefijke leven gevlochten. Naar het Hoog*
duitsch van k« lapfb* Te jtmfterdam^ bij A* B«
Saakes. i8i8. In gr. Sy^» 59 J/./:-i4*:
Ë
en niet onatrdig ftukje, dat zich glad Iaat lezen, en
waar-
i08 K. X A P I^IËI 9 C&LOOF , HOPB y ttEFDfi , £NZ«
iiêaari^n wy nu ook al niet veel meer kunnen zeggen*
De id^ën Eijn alle met elkaiider welbekend en dagelijkscli;
«n wanneer Ree. een buitenlander was , hij zoude bij
den-eeHlen opflagniet zeer gunftig kunnen denken over
den ftaat der letteren bij een volk, hetwelk zulke din*^
getjes zelve uit eene andere taal moet hebben. De ftijl
is de gewone, rolleijde romanftiji, tusfchenbeide niet
aséer juist in de beelden en in de redeneringen. ,, Ge« ^
yy lijk de bladen in de iQnte (bl. 17) zijn wij opgefcho-
^ ten'* (bladeren fchieten niet op), j, gelgk-^de vlin-
^ der In het voorjaar zijn wg te voorfchijn gekomen ,
^ rpelen nu in het lieve liclit der zon, en wandelen*'
(vlinders wandelen niet) „ onder den fchoonen hemel, ,
yy zonder 'te weten van waar de adem is, die van onze
^ lippen vloeit** (met des Schrijvers permisfie! dat
weten wij wel) , „ noch het begin der baan te kennen,
;, op wefter midden bet bewustzijn ons ovetvier* ^at
bewustzijn valt ons dan wél op het lijf, geHjk een dief
in den nacht I) „ Zoodra een dag achter ons. verzinkt,
„ is hij verloren. De oogenbiik ,' nvelke ons zoo even
yy ontvtood , IS weg en vergeten. Met moeite kunnen
yy wij ons het gisteren herinneren ,'*, (eene korte\me«
xnorie I) „ en h^t beden zal met ons ontflapea , zoodra
^ wij des avonds gedachteloos het oog fluiten."
De taal in dit boeksken mag nu nog zoo mooi klin«
]ken,"er is onwaarheid op onwaarheid in. De Apostel
oordeelde Geloof, Hope en Liefde genoegzaam tot
eenen krans voor bet menfchelijke leven ; maar 'de
SchriyVier oordeelt, dat de Vreugde er nog bij moet,
en fchijnt dus niet van meening te zijn, dat gene drie
de ware menfchelijke vreugde voortbrengen. — Nu ,
nog eens : het (tukje is , in zijne foort , wel 'genoegd
Wij willen ooi gaarne toeftemmen, dat er lezers en
lezeresfen zijn , die weHigt niets godsdienftigs zouden ^
lezen, kregen zij niet zoo een ligt kostje voor hunnen
geest; maar ook nog eens^ moeten wij dan alles, tot
zylke vervullingen toe, juist van buiten hebben?
j. C* D&IEeSBN, Dj[SSEI^Tih(TIO MBDICA. I09
' ■ ■ . ■ ■
JSbrerratip Medica: insi^ralis: de phosphuria et dia«
bete mellito , : (-övir Hchundc wi^tcriozing en oyet\
-den hónigfisvhed.^ I^lsam &c.' publico^'. ac faleainr
examini offert- j. Ö.» drjesse*', if. It. Af. Phih
Doct.^ Danmfienfiu Oroniiig:* apud 'J^. <9o/AJt^*/i
8vo. i^agg. 104*
ü..
dén. titel dezer Verhaiidelihg'ziet>men:, dat deiel^
vè over twee verfchriüendfc onderwerpen iooi^t , welke:
met elkander weinig gèiDeen bobbeii , daii de! zddzaiof*:
heid; Maar, zoo dit gebi-ek aau eenheid ieihén4 hindd-r
ren mogt, hij zal het, na de Verhandeling, met aan-^:
dacht gelezen te hebben , den Schrijver gaarne verge«
ten,öm de belangrpheid det onderwerpen niet alleen v'
maar vooritl om de geleerde en oordeellcundige behan-
deling. Wij zien er uit , dat hg den , dot>r vliegeren
letterarbéid , verkregenen roem Ibsinde .houdt , eti dat hij
zich op de geneeskundige .wetenfchap mét .geen* min^
deren Ijver en' met niet mindere vrucht heeft toegeliegd-^:
dan^op de NatoürkundFge. * ?
Het ecrftc Raofdüuk is toegQ;ivgd aan.de.befchouwing'
van een zeldzaam ; ziekelijk. ver rcbijnfel, hetwelk de,
Schrijver bij zich zelvenhadwaar^enoaidni Dezewd^r*
neming gaf hem' aanleiding töt eerdere nafpbringen etK
overwegidgen , waarmede hij ons hier bekend maakt; ^
Hij 3l^er baalt ons ver fcheidene voorbeelden van lichten-*'
de (*) waterlozing; uit alle welke bUjkt, dat dft ver-
fchijnfel wel genoegzaam altijd van eene groote veran«-
dering in.de' pis Vergezeld gaat, In het bijzonder vaii
eene vermöideriAg van pisffbf, maar daarentegen zeld-^.
fcaam eene algemeene oügefteldheid dés ligch'aams Jchijnc r
•: ' • _ . té
(♦) Lkhnnde^ vertilea \^y ; fcnoori het» naar de övereeh-
tömst met fiamatuiid^ dao pkoiuria móèsi wezen. Bedoel.'
de de Schrijver eepe! pBosphorac'hcfgé pifloiinp. Maa* Aéd
dfende het pküspA&réffa té z^n; ' •. '^' 2- - .^ . .
JtoBÜBSCH* 28jlO« NO. J. Il
tld J« «• DlttBSSBIt
te kennen te geven* Ons metüe meeste pogingen van
dndertn j têr verklaring va» dese zonderlinge verande»
ring der pis» bekepd mafarade, hecbc hij sich vooral
taiB bet gevwleQ.vaaQUTTa^-^MOftVEAu, bewe>
residu). da( ttn^ ot^tl^'ng der pi^ftof » en eene verbin-
dii^g van def zelver (Ukftof.met het pbospborig saur of
het phosphor-oxyde, daartoe aanleiding zoude kunnen
geven ; terwijt de Schrijver van gevoelen is , dat de
koolftof der pisftof de ontleding van het phosphorzuttr
of deteelfs zouten, in de ^is aanwezig ^soude bevorder '
neti) en zoo gelegenheid geven» dat bet posphorfoxyde
zich met de ftikftof veireenige. — Ons beftek Iaat ons
niet toe, hier in b^aonderheden te treden. Wg zouden
andftrs eeuige zwarigheden teg^ deze theorie voordra^»
gen» en » onder andere^ , vsagen ,hoe de Icoolftof » weN
ke de ontleding des phosphotzuurs zoo moegelijk ka^
te weeg' brengen , dit , zonder door . de hitte gebolpea
te worden, in ons ligcfaaam doen kan?
W^ vinden , in 4it Hoofdftnk » ook nog eenige voor-
beelden van lichtend zweet , hetwelk aan dergelijke oor*
saken , althans aan eene vrijere ontwikkeling van pias*
phorus , wordt toegefchreven. Het zelfverbhtftden ins-^
gelijke. ' Althans wordt , . met n a s s e , ontkend , dat
bet éeHIe een electrisch verfchyn&l zijn zou; < .
Het tmiede Hoofdftnk is , zoo mogeiyk , nog itpcer »:
en vooral voor den pnrktifchen Geneesheer iiiog belang*»
rijker van inhoud* Dt, Aemgpisvlatiti is, bijzonder in ons
Land, eene zeer zeldzame kiekte. De Scbrgver mogt
desM^e , iii het Akademisch Gasthuis , zeer naauwkeu*
rig waarnemen, en^ wat nog zeld:sanier is, volkpmen
zien genezen* Zamentrekkende SMddelen deden i/t^einig
nut ; ook de zuren niet.» Ben ftrevg dierl$k dieet was
tot de genezing , zel&«nog lang daarna , volftrdct nood-» .
zakelijk. Behalve dit , was het geneesmiddel , hetwelk
hier aUeziQs voldeed, het hydrofulfuretum nmmof^a.
Het ;wcrd echter flechcs in zaei" geringe giften toege-
deeld* Déze ziektQgefchiedeuis i^ ook daarom lezens^*-
waardig, dewijl de langzaam ont^/yU^ki^Untn de. voort-,
5i ' -r • 9t^9^^
DtSSBRTATIQ MBDIC/i* Xfl
«
gang, de verfcbilleBde veranderiogen der kwa:J zctt
omftandig worden opgegeven » zonder daarom langwlj'^
lig te z$n. zie boeveelheid geloosd water, en de vei^
houding vaa hetzelve tot den draak, de gefteldlieid der
pis, enz. i^ ook naauwkeufig opgegeven* Ten bcfluhq
geeft óns de Sebrijver de theorie der ziekte , de gevoe-.
lens der verfcbiUende Schrijvers overwegende. De ge«
dachten des Schr^vérs loopen daarheen, dat, in deze
kwaal , door eene verkeerde werking der eerfte wegen.
en nieren, datgene, wat bet Bgcbaam tot voedfel moest
ftrekken , van aard verandert , en wordt uitgeworpen. .
Belangrijke Tafereelen uit de Gefckiedems ,der lijffiraf^
feUfhe Kegtspleging ^ en merkwaardige bij zonder he^
den tdt d$ levens van geheime misdadigen. Een
aantal oor^mden^ OQrfpronkelij k bijeengebragt door,
j. B* CHRJSTEMKijER. Te Amflerdam^ itf J%
' C. van Resteren. 1819. In gr. ivo. IF en 043 RU
ƒ jj-S.x ' '
W anneer wij den, vloed — neen , den ftroom van
ineestal vertaalde Romans, overzien , die allengs de hech*
te , fóüde lektuur geheel- dreigt te verzwelgen , terwijl
de winst van op zijn minst negen tiende van dezelve
voor menTebenkennis nul,, en voor zedelijlOieid o^der
tiul is , zoo vragen wij ons wel eens af: 1$ dap de waar?
beid indei;daac( zoo onvruchtbaar? Moet men voldrckt
vinding bezigen , om d^ deugd eindelijk te zien zege-.
vieren 9 de. ondeugd althans te zien flraffen? Het is
Tv^r, d^ algesxUene Folk^gcfchiedenis levert daarvan
luet altgd bevvyzen op, (fchoon, bij naauwkeurig on»
^erzoek , ook de^ niet i^H.een daarvan ^ansch niet ont«
bloot is, maar bpk dq trefiendfte blijken der Vporzie*
nigbeid vertoont; ;) ma^ de onoverzienbare , en toch
nog zoo weinig beoefende , bijzondere gefchiedcni^ der
leidifig^n van elkep mensch door de Voorzienigheid
Ha moet
• . ■ i
112
J. B^ C H R I S T E M E IJ E R
moet vooral, uit het weinige, dat ons daarvan bekend,
is,' de zoogenoenide dicfacrtijke Regtvaardigheid ^ dfe
in zeer vele gevallen ook eene v^aarheid der oAdöfvin^
ding is, flaven. Doch hét is opmerkelijk,' dat üe detrgd'
hier beneden minder beloond, dan de ondeugd gellrafr
wordt. In kommer, gebrek, ziekte, 'onder lasterin-
gen en valfcbe geruchten verkwijnen duizende braven;
maar z£lden blijft — in eene geregelde Maaisfchappij —
de misdadiger lang de vrucht zijner misdaad gemeten.'
Is dit misfyhien, om de deugd niet tot eenen dienst om'
aardsch loon te vernedferen; terwijl de rust der wereld
daarentegen vereischt, dat de ondeugd, al ware het
bok .door vrees, gefluit worde? D.an, het voegt oi^s
niet, in* de geheimen der Godsregering in te dringen:
zooveel is zeker, dat, zelfs volgens het algemeene
gevoelen, verborgene misdaden, dié de veilièfheid der
Maatrchappij in gevaar brengen^ bijna altlïd, en foms
kngs de zeldzaamde wegen,- aan het 'licht' Konijn*.
Hieruit ontdaan dan voorvallen, die, bij- de verdieiiile .
der waarheid, al het treffende en onderhoudende van ^
den Roman hebben , en die vooral uit geregtelijke lijf-
ftraffelijke Akten kunnen getrokken worden ; gelijk Tom-
mige der bekende* verzameling Cau/es c4lèbrcs ^ttn\gt
door ME IS s NE R verhaalde (en wel eens verfraahJe)
gebeurtenis fen , en de voor ons liggende verhatenvafi
den Heer c H R 1 s t E M E IJ Ê R.
Dit werk.fchijnt, althans' volgens den Titel en dé
Voorrede des Schrijvers^ niets dan 'gaarheid te behet^
zen, op geregtelijke oorkonden rustende;* en wij heb-
ben ook (lechts zelden éenige verfr^aijing van ftijl ont-
inoetjN die eene wijziging, althans in den vorm, zou
doen vermoeden.; En toch zijn deze verhalen zoo be*
langrijk, zoo yerrasfend in de uitkomst, zoo fprekënd
is ^e tusfclienkomst der Voorzienigheid in de meeste,
dat wij onzen Lezeren, die uitfpanning . in Romans
zoeken, 5n plaats dezer, thans, door de overgroote
meerderheid der prullen in dit vak, meestal nuttelooze,'
kktuur, gerustclljk boeken,- als dat van den Heer
chr!is-
V
c H|i I s T E MJt IJ E R , waaivan ons in de Vooil'ede èen
tweede bundel beloofd wordt , durven aanbevelen. De
ftijl is noch plat noch gezwollen : Hechts eene enkele
maal, zoo als wij boven geiden» (vooral bl. 139 env.,
w^ar hy aan zijnt belden ook verdichte redevoeringen
en zamenfpraken in den mond legt, die zij, naar ide
mate hunner befchaying, da^ niet kunnen gehouden
hebben) zien wij trekken van blijkbaren opfchik. Doch
deelen wi^ onzen Lezeren kortelijk den inhoud .dezer
verhalen mede^»
• * , '
Ia het eerlle zi^n wij een onrchulflig flagtotTer. der
fchroroelijköe vergisfing, om zijne gdijkvortaigiieicj
met eenen moordenaar, door het rad ter dood gebragt;
doch 15 jare^ later dien moordenaar, door den zonder-
lingften zamenloop van oinftandigheden , ontdekt. De
fchijn was den eerstgenoemden volkomen tegen. Hij
.was een veearts , wat los van gedrag en doodarm , ter*
,wijl de vermoorde eene gegoede weduwe was; eene
obligatie op hem was alleen op bet punt geweest van
door den moordenaar te worden medegenomen, en iwaalf
getuigen traden tegen hem op. £n toch bedroog bok
hier de fchijal Een Predikant $ die den ongelukkigen
ter dood had helpen bereiden, terwijl deze zijne on-*
fchuld tot op het laaide oogenblik beweerde,^ ontmoet,
25 jaren later, door allerlei oponthoud later, dan hij
voornemens was, te A^fi^crdam in de fchuit gaande,
eenen jager, die treffend op den ter dood gcbragten
veearts geleek , en zich dooi* zijn kwaad 'geweten zelf
verried. IntqsfcUen, hoezeer de misdaad ontdekt werd,
de misdadiger ontfnapte, en de onfchuldige was ge-
radbraakt. Hier blijven nog altijd duisterhedcn over
in Gods wegen, die bet ons past te eerbiedigen, en
de ontknpoping in de Eeuwigheid te verwachten.'
In het tweede wordt de onfchuld luisterrijk aan den
.dag gebragt. Eene dienstmeid in eene fchool, bij ha-
ren minnaar een onecht kind hebbende, werpt dit in
het water; kort daarna worden er eenige lepels geflo-
len. Zij belet het voorgenomene baggeren in de naburige
H 3 gracht.
/ '
ÏÏ5J ' J. B. CHRISTEMEIJER
gracht , door bet bèfchuldigen van eenen boodfchap'»
loDper. Deze 9 uit de fchool^ weggezonden ^ klaagt de
befcbtildigfler aan ; doch de fchijn is tegen hem. Maar
emddijk wordr de vrouw van een* pruikntaker gevat*
2ij verzint eerst eene onwaarheid tegen den ittAexk
boodfcfaaplooper ; doch, daar Haftr man nu ontfnapt,
èoet zij dër waarheid hulde, en bekent, dat deze de
dief was. Maar un werd de xaak van de dienstmeid
én' baren minnaar onderzocht, en bet bleek, door te*
genftrijdige bekentenisren , dat er een geheim was , bet-
welk daarop door baggeren. in de gracht werd ontdekt.—
Hoe zonderling moest hier alles zamenloopen tot ont«
dekking van den kindermoord !
Niet minder treffend is het derde geval : Je Ko^tfier
Jakob. Het is te ingewikkeld, om er een kort verflag
van te geven ; doch alles liep zamen , om een' zekeren
'eerli|ken , maar, in eenen roes , geweldig driftigen koet»
fier, als moordenaar eens zadelmakers, die den avond
.b$ hem had doorgebragt, te doen verdenken. Nog-
tans was bij , fchoon met het zwaard over het hoofd
geftraft en tot 30 jaren tuchthuisftraf veroordeeld,
volkomen onrchuldig. Een in het huis verfcholen dief
had den zadelmaker,' bij eene korte afwezigheid des^
lioetfiers, vermoord, zich weggemaakt, en gaf zich
naderhand zelf wegens deze daad aan.-— Het *geval luidt
romanesk; maar de bljomftandigheden maken het niet
onwaarfcbijDlijk.
In den raadfclachtigcn Vreemdeling wordt , door eeü
'zonderling toeval , het lijk Tan een' vermoordde gevon-
den, en, door een* nog zonderlinger zamenloop van
omdandigheden, de moordenaar, na verloop van 15
jaren, ontdekt.
Van eenen geheel anderen aard is de gefchiedenfs van
deu. armen Schrijnwerker. Hier is geene ontdekking
<.ens verborgeuen moordenaars door zonderlinge wegen
•diir Voorzienigheid; integendeel, 'een reeds gegrepen
lijoordenaar weet , door fijngefponnen list, zijne Reg:-
t«ri , hc£ Publiek, en «— zoo wij van ons tot anderen
mo«
'«ogeB 1>(sflttiteB --^ ook de Le^e» iw^^T^ G^^Médwk
te 0isleide&* /$«F»t na eenene althans ukwendig» voói-
ipoedtges lévemlopp t^ikenc h^ op zija doodbed <i^
icfauld. De Schry^er deelt dit mede als een' wenk voor
Regters ; natt wQ moeten opmerken , dat » als men
de yersekering^; doer den fchr$n werker van £«n.e 09-
fchtdd aan den Predikant gedaaü 9 en mder wlkc om^
fiéndigbódcn pA^M^.mtt mogt i^loaven, men nog
veel fl^indet kon hechten nan 4e becuigfaig zyner oar
fcbuld, door den yeeana in bet eerfte verhaal ^ onder
mei. meer bezwarende omftatdigheden » afgelegd » en
die tochi waarl^ onTchuklig was. Volgens den heilig
gen regel , van Kever tien fchuldigen te laten ontfnap*
pen^ dan éénen onféhiildigen ter. dood te brengen»
konden dos de Regters, in bet geval des rcbrijnwerker^s »
s^t anders bandelen» dan «« werheiyk dedisn. Dit ver^
haai is ^ rtvoor het overige, met de.m^dste levj^pdigl^
van Hp -» hier en daar zelfs > wal veel opgefdiukt^ ge*
lijknvij. boveil zagen, «^.verhaald»
:Da finm van den Godsdêfimt biedt !om aangenamere
ftoie: eènen dief» die, ia buts gieHopca ^m «te (telen «
door hen Inide gebed des hniavadefrs , dat bg beaeden
eichhooort, tot inkeer komt»: en^ woning vej^t^
«onder s$& opzet te volvoeren.
. Het laatfte d^r verbalei< geeft eene bekfigr^e waar»
fchdwing aan jonge lieden , om lich voor de ftritten
te Wacbtea» die, men, hdaasl ook in ons VaderUnd
mdar al te ttfel aan de oorchttldlpanr^ Een }ong , dei^d-
caam landmelile wfere b^a de pr opi geworden van eenen
doorflepenen, verleideliijken , r^n welliisielisg. Hg
buigi daavtoe betzelfde middel , waardoor lovblace*
CLAiiiySSA, THOiiif HiLi, 4[>i»x VI A, (in den yïcar
^Jffrafyfi0fd)MKKAMj^tT^lU SUSANNA DRONKr
H^Orit^.i^ zoekt ia hec net te lokken ; twee listige kop*
pelaarfters, waarvan de eene de rol eener Oud - Tante
v^a bet beftemde flagtoffer, de andere die barer Ger
zelfcbapsluSer fpeelt. Op deze w^ze in Aaifi^rdum en
in een flecbt huis gelokt, ia het ongelukkige meisie op
IÏ4 het
men VQ jirtiAW* p* i34* C. Iv f199 *yMfat» tw}^ i/jcdv.
(Wtt bi6ro«pen ons mewMlen op julianus ».omda{ wi)
bem het laacK. gple»en hebben.» en hi|} nog het: iQvendigK in
CQ3 gebeugen ligt).
Pzg. 88. Hier ware misrcbieu een enjcel woord over de
pkrafe ri srpwr* ^épsvitu. (voorkomende in den cêksc , p. a .
1* 7O "^^' ongepast gemeen ; niec zoo zeer om de uicdrok»
king zelve, die zeer gewoon is, maar omdac ^ess£I,ing
op HEROD OT. p« 727. beweert» dat men altijd 4^épg9^' mott
zcjggen, en niet ^^épeiv. Zoo oord.eelt ook valckenabr»
'ibiiL en hemsterh. ad lücian. Tim. XXXF. Wij weten
nier , boe deze drie lettergrooten het zouden gemaakt hebben
jnet de voorbeelden , door j a c o b a bögebragt , AnthoU Palaf.
HL p. 431. en AnOiol. Gr. VI. p^. 311. Vergel. ook dé Ut-
Urarifghe Analekfen.vtin v. a. WQLf, L p. 102 sq. ,
Pag. 90. Qttomodo Xenophonfcriffenty èil iHcertum^Jcri^
tere ceru debuit eet. Défee Bentlejaanfche Welt ia .aan p^> r L-.
KAMP ZOO ontvallen. Wij houden te veel van hem; dan
*dat'^ op hém zouden kunnen küorren. / '
' Pftg* 9i« ^^ ^^° '^^^' ftaat: i%dam iè iifriSv .?vt»^' u^ prpi^
ipMffTi» ix^iii^fairo. Er gaat in dén tekst niets vooraf ,. waar
die èstéffm i»^»v op flaan kan. Hemst-erhuis èi} ook
VEERLiLABiP» In 2?ijn Spécim. Qhferv. , wilden het obtbre.
Itende^ leder op z^ne w^ze / door eene gisfing aanvullen,
Maar een geleerd Recenfent van é\% Specimen » in de Jdarboe*
ken ^an ha Koningrijk HoHand^h^d opgemetlit^ dat, hoe-
wel er in het naastvoorgaande van geënte meisjes uitdrukke-
HJk was gewag gemaakt» men echtef bij de daar vermelde
dingen aan meisjes denken moest, en dat hiertoe het êndcTn
iurSv moetft gerefereerd wofden: in welké opvatting peer l*
KAMP berust. En te regt. De aanmerking van dien Reeen.
cent is f^jn en juist. Men vindt hier, eene zekiere grata ne*
gligentia orationiSf waarvan de voorbeelden niet zeldzaam
iijn, maar dikwijls over het hooW Worden gezien. Peerl*
KA^p 'kent die voorbeelden zoo goed als wij. Maar, daar
wg -te te \lezer plaatfc niet heeft bijgebragt, wiflen wij, niet
om 'hem Itfts te leetcn, maar om voor anderen nouig te zyn,
eenlge ttergelt|ke (talen van die gratd negligentia aanvoeren.
Her o-D o-t- p. 1*$. v^yafAOi re ^dp ifri^sutt rnvrd S* yvv
^/rfX*#. W'Tlke rxira^ Zie :VALCKEN.>AB(ro Appi. Socf. Vol.
^ !.- p. s± sq. ^Bipont. ifeè i?f<S« i^AAijAöv^ ifidamy^ Zm ifiov
r
•
lüitM tettrkm Ufhs fum. U1J rngtA, éfiuthsf' C i os n, (n»j-
fue ID mnes. Wkar #1) méc fca ne sTi Vrtgei : q^èr)mm id
fértinetf H9 lÉiitwoordtt éMfiéiUm kUêtUgiHéhm est: fid ma^
4im iSef. Die MiCfte Mdden i«rij vin £Rirs«Ti nliec'ver-
«rtélity fUe Mlf -zoo fckoon over de gruta negligentim ge-.
üBfarevea heefï. Cio.1. e% Ci9.11* J^em^triiUm ^rnhmmuü
fOMl i$t entm apué istos , ^Uéd nön iimm9$mm^iurha t^nfieiai.
Waar zijn die uti genoemd?
Ptg* 95. 4 JToAAi^ De vêwnjtferiftig, ^Hoor ^sEkCKAM»
^oorgeflagen , van ^ in %^M ftMjMtMf zeer gwlti|^ en^effiak*
Iteiyk* Maar niet ligt zou iMilid , 4lie ttiiider Griekach ver-
Rond dan «BERLKAMP» <iatfOp igfévatteii zifn.
Fk^ 9^* i^^MA/EioT, IpMÜfcl f/^)uq itSpnq» ^éji^pd)-^-^^ 0^
Ij^oMc. De cegeaftelliag der woorden ^^^^^ en ^^^ worde
^cmnntend opgeMderd. ' De Criekeb üBUjoea dece zaacab
toeging aardig gevotideo <• kebbefa. Zoo lézea wij h^iu^
Itêd. Ifidea cekit p.a, ki9> fi^u ht>M^y9^or\tiitm^êmq^
<r((«i» abtfvrrc ^^|M«M> k^m^ «MfMtti^ Bfec het koogfte Tegc
lieeft PEE&LKAM» dete^taacs zdó doen drskken, -vcsalende;
Arms illius mmt pkareirA fit^nfii^ ^a^tut-^ êela. WH wil.
lén echcer niec onckeonen^ 4éc dü^f^iM» oiia inifaet Imfjtk
llaaitw en verdiehc yoortoraü , zoodic mQ scHk^mn ««tpi0^
fmot oe 9rTtp99ffum b^nai te deokm» geigfe de im^iMkc
tWa) bil) homerus; iliaoa «ohter begrijpende, dék xemih.
VB ON eenè cegenftellidg Ikeeft 'wlUèn maken vaa de $kXm^0i'*
piftiw en Mfumf bemscen n^ in den gewonen «ekac* .
Pajg. 99* ^ weten van die «ooVeHlie ^rtffmtuftét^ ook al
iilet veel beters ce makdiiy Am de Heer peeri.savp tt
Van genaakt beelt. Hier icbgnt een buitengewoon vronw».
iiyk wezen ce worden aangeduid » ^t door Aana In hare by»
tondere befefaemiÉg Is genomen»
* lèid. ymU ^ "tfUMdpifyt* BeaH prmMcahmHtr fsténPes ,
'iqui iants futeritwiinis nmtrem genuisfint. Zeer 2;ficè wwdc
de form /bm7< voor y^^k^ tegen oor vil le en k.^6%f.tft
Verdedigd. Voorts had de Heer PkERLitAHP 4e Htmcnar
Tiezer Aénceekening zeer fcdnnen verrl^kea^^toor «kk lete^
toepen op wEvrtEiN^s N. T. iMc. j& ijr.
Ptf. 103. Hec woord Mftc^rüg WoKde diar door Ttforis^o
ke ^piegenheid pgj^i^ÜKAiffp eentge adjecti^a, noemt , die te^
geHfk cene ^//j'* ?aj^/ï^vf bct^tenij hjsbfcjnx .Hü fchync
hieroiïc gediichc t©Jiebb.en aan ^.de Aa^ieekening van hem- ^|^
a^T£K'H'«-.op Ziciww. L i7Pr.en.v^ B. a^ V'AW lsnn^p op ^ '
tk^lari% , pa& aQ;r .en «93* !& be( yoorbJyg«;in vragen wij de
Qicleggers vai^ het N« V«, .of l^ec mQ^eltiice iwrepiifTw^i
ifu^tistf Hebr» XII: i. ook.xoo kan iWorJ'Qn .opgevat? zoo*
(t^c^oen. Ü^t moete vemlen: 'zonde, 4ie ons Hg^ijk omringt^
circumftat; maar: T^nde^ die ons ligtelijk tef^g dqet keertn inp
kef begin of midden van onzen loop» Meermaleb beteekenc
toch wep$i9wnfêp iets omzetten^ cinumagere in <ottfr/fr$umjf
lelijk BUDieus'iegt, Coptmenfar. Ling* Gf\ p, 226» , Maar
dit in bet vooibijgaas.- Men vindt op d^ZQ. zelfde bladzijde
^WQ drukfoat:' Bibliot/i. Ct:i/* VoJ. IILpagf ii..p. 37 5 die
ffioec :iUn VoL III. P« Il«.p» 350 Ook moet dgar gelezen
•worden arpxmó^TO^ i^ plaats van rrpurl^ De voorbeeU
^ep , bi^r.bQgebragt :ten. bbvijze^ dat woorden ala ^rXJf^&c
f wet eens met een voxium piuraif 9 em- zeiU met e^n partüü
4 piufnplurale [Mascui. gen. gcfionfime^rd worden^ konden ver«
oneerderd. worden met beroep, .op a s t. ad Plat. Legg^ p« 63*»
jea op pmiaoii ad Eurfpidé.Hecubp va; 3S, 39.
.* Pag. /116. t2^ 84^«f< Tè< Iftvrdtf. Met goede voorbetilden
bewast PEE Rl. kamp; dat kmtrv» hier voor èM<A«v kan
-^;iaoet gesömen worden. *- Wie derhalve er.eeo JN. Y* op
iia boud; j' mec; wie .papier doorfehoten,! tejek^ie deze Nooc
«an by Pkilipp. IL 13» en voege, daarby^^oP !>(& hei^ be^
Jieft-yHEiNDoaF ad Plat.VoU III. p. siu ASf*. ^^ Plat.
Polit. p.450» 64.3. ....
:.: Pag. 119. rt^avff-o U ifftéva^t\f iév 9rorf.:T<Ia naauwkeurig gelezen
^ (lebben de Aantéekeningen van h em s t e 1^ p u i s , l.o c e ll a
jtAPEsaLKAMP, is en biyfc dit to^-^ut?. voor ons een Hrui-
J^elblpkt' Pat rfia^vTo dikwjjis vertaaJd kan wcM-den/^r^;^/;,
iantummodo, is bekend, en wordt doorLocELi^A eg peer u
Af MP nader bewezen, Maarwy ontkennen^ iM^,T9v^ro è^ri^
^la^t^ xoo.geheel geïfoleerd daar flaande, ooit beteekeuen kan:
hij zuchtte f echts. Ér zyn, nameiyk, twee gevaliefc* waarin
wavro gemalde vertaling toelaat; vooreerst, wanneer, geiyk
. -dikwyis gebeurt, f^évay er by verdaan moet worden^ ten an-
deren, wanneer ^e geheele zin aanduidt, dat rotf'oi^c» hetwelk
fo veel en zpo^ weinig beteekent, in d^e laatfte beteekenis
moec
XEROPPON BWBS» DS ANTHIA &C« tOI
noet opgievjic. wordeh. In beide gevallen vindc meaiecs» of
iii bet vocrgiMinde of in hev* volgende, hetwelk , als ware htt^.
bec Kr^y is* Waarop die ^ecovro flaat. Als de Chorus hy-jSiv-
rtpid»; HifpoU^t^* 2egt: Wsl/toy T^/icV» ^bm veel weien vtifi
dan flaat dU't0a«i/iro* op ys. Soai eo hieruit blijke, dat do.
zin is: dii^wHen wij fechtt, (Men zie op die plaat^ valc-
KEk., ook aai^ehaald door pebrlkamp.) £ve»«oo ia
liet met rovéfhoff iéofiai , ihaföu ^c. ,.weJke uitdrukktnge»^
200 als zij daar (lian, even zoowat beteekenen kunnen: zoè
vee f yraag ikf kan' i-k 9\ als» zoo wéinig vréuig ik: masr de ^su;
mcnhang der rede beQisc de beceekenis. .Maar bij .X:£no»
PHON'^üfit «i^óvro J> i^r^w^r gebed op.zich zelve ^ en ooch
in hec ^oólpgkande, noch in het volgende, is iets ; waarop die;
^otf-fft^f^ • flaan* kaa: en .jsisf de zftflaeahROg moest hier de be*.
leekeois ytn Jkchti^' aiietnliikf regtvaardigen. .Inderdaad , i&eQ.
ka& in zuika kleinigheden niet te voorziigctg zij». Wij. gelden
voötbedachteiy^k^ dat rd^oü^d door fitckis kan veria^^d yiot^
den^ ma:^ betfêkmen ka^ het die oootitv P b^b r i, k a m p haaic
uic XBNOPH. BPB. d^zt plaats aaiu roviiZrQ^ flM^^ t^ o-flr
liA Sio^Sffw. Dit kan vertaald worden: ik konj^chsf he^Jig-^.
thaam fekoudeu. Maar. eigenlek, itaat .er; zoo veel kon. ik 9 ie f
lègchaam behouden^ Het kenmerk derliaivf-, dat mea tq&o'ut^
tSjTg vcrtales^ door )0hr^5, beftaat hierin» dat men. hec, kaa
verwisfelen 'met zoo veel. Na vei'gelyke m^n de. pjaat^ .y^n,
X B N .0 pp. B p if. Oamiddeligk vooraf gaat : De jonge Ihden
fehaaméen zich f elksnder de waarheid ie opinbaren. Nu vqjgi^
rooipUro iè i^révz^w &m ifoto 'AfipoxéfAfi^;. Ntt levert, het .§$|i*:
goeden zin: jlbroeomes' zuckt'ie jiechis. Maar om deze vercaf
ling van roerovro door fieehis. te wettigen, nioet men l^et.kunr
oeD'Vefwfsfelen- met zoo veoi.'^En Helt men dit poo veel in. do.
plaats, 'dan komt er geen .zin uit. Ja», war meer is: op alie^
plaatfen, waar roo'AS^o éoot Jkchis kap .vertaald worden, be«
leekene >bftt. eigenlijk. B0<).i»^efii/^« £n.dua zou. hier (laan; zoo
weinig, zuchiie 'Mracometm Wij. geloov.en derhalve, d'ac;,de
Heerèn:: uitleggers van zbn^Oph. bpues» het met on^ ééwz
zullen z^^t dat toMto . hier . door jlechu niet vertaald kan
i^iftdêtü Wat. dan? , Wij wet^n het ni^. Lazers! Is de piaaiJ
ongefcbonden, .-dan „gelooven wij niet, dat een bis daarvan
gemakkelijk bU eeoig ajider Auc^eu^ ;Eal gevonden worden»
Kbu re^aftra ook een enkele uitroep zQn? Y^iltf* BBsVcib
iB«s!. :TArra% .AlAins :4L9o ^(cbUnr m ui c ba vb ook op. te.
.70 ' vat*
nscteo eenc plttcs bij euri pid. A»» 986» £($ y^^ tatöi/t^
ifUtUaq Mêiiuv hn M vfeü: eene éif aasheid zouden wij hm^nè
Pag. 123. Megamedes eo Evippe zagen, dat de fcbooabekl;
vaa Anthia verwelkte» terwijl de oofzaak van hare, kwaak
verbergen waSy r^y iuiim U^amfUwf^ t9< cv/M^^Sk* By de
plaatfeo , hier door pes&li^aiip regc ter fnede aaiigebragt .
liad Tooral kannen, gevoegd worden de bercbri^viog , doot
JULIANUS gegeven» p. 347, van den op^ijne ftjefmoef
der verliefden Antiochqtf, wiens ligchaam uitteerde , <r«^
^ |ilv yen i%e09^^ AirSav rif « 1 vS0W« fittMe¥ iè ivï ftvrii^f
|ri$ werd hrt» ^tuvQttévn^.
Pttg' ia5« Om achter de ziekte van Anthif te kpmen«
raadpleegde men de priesters en wigchelaars* Deze SAvsv -*
irimmie^ ^ I^Asysv ^tn^ fetpfiapiuke — nal vepoeesroiew è^
èh T> htv^¥ in Têh ^^%Miiy UOe^ HEKSTBaBUis» LOf
CELLA en PE^RLKAVP weten mee. die srpsnvtftsw geen'
,raad. En* geen wonder » vooczeto l Hemsterbuis gist,
dat men leien moet,. ^rpeeeTotovwex et fimahl^nt f malum
élUtd etfe inmhfiim s Diis inferssi welke gisling door LOt
CELLA en PEERLKAMP 'WOcdt goedgekeool. Wy voo^
ons knnnen» 900 wi> ons hart regtuit moeten fpreken» ona
zegel aan deze verandering niet hechten.. Om niet te zeg«
gen, hoe onwurfcblilnlQk bet ons^voofkomc, dac zenoph*
É p HES., door , te midden van leen eenvondig verhaal , hei
woord 9ein^n te gebruiken, zj|jne lezers hlet aan een prtes^
Hrbedrog ion hebben willen doen denken; zoo is vooral de
beteekeni» van veinzen , wette in dezeik zi» ioott de genoèpi.
de uitleggers aan het woord wpoewoseTeèm gegeven wordt , bQ
ons zeer verdacht. Bigen^}k beteekent sfpeeTgeiAtné fiH aU*
qnid afngere^ ftn vanhier is de /overgang tot de beceekea^
vzn veinzen, Jimétlare^ x^er gemakkelijk. Maar dit veinzen b^
treft aüijd enze zaak, enze gedachten enz. Zoo kan. ik zeg^
gen vrpoewM'htni 0ê}Jae^ Uvoubê enz. vnen^ekfp, géiéwiUit^
heid jegeni iemand veinzen. De zaak, derhalve ,. die geveinsd
wordt, betreft den veinzer zehen, en niet eenen anderen*
Als ik dus zeggen wü, méki aUpud afmg^.fimuk^Jm gefarmk
Ik irpoewoioSfutt : maar wit Ik uitdrukken , fiegene aHquidp eem*
nMsci^ dan zeg Ik w^ULvrn of n)dTT9ptêu\ en dit woerd had,
volgens de opvatiing dev ulileggers, zzHeFHOif ephes^
moeten gebffüken. W^ estkemien daarom niet ,. dit wMtr
Tsn» en ^;ufTw^»-^ikwyie hetzrtflte ^beteekenen.met 4r^
XBNOF90H VHE9* BI iOITVU &C, I2|
nair wij ^elooveo niet, dat n^ofwotiiHm denzelfiden oi^vtoc
Yin beteekeois heefk tls srAimiy^n srAitTcrfcu. Desewioov-
den beteekeneo en fingere enfihi alifuid at^ere^ i. e. fimm
ii^fv;- terwijl, zoo ver wQ ons berinoereo, 9rfMwot6«M««
flecbts de Ami;^ en niet de eèrge beteekenfs heeft« Xfe*
NOPBON hid dns mqetep fchrgven torAorrow of arpo^érAw^
T0y*' Vraagt men oti, of mj dit laatile wooid voor de wine .
leiiag bonden ? 2eker zondert wij bet de vocwkenr geve^
boven 9p99ÊXHüuw\ maar kenren bcc daarom nret goed, de»
wyi de .bovett gemaakee bedenking , of bet wei waafCcb^o*
lyk 2^9 ebt ,z«iiopROif bier van j>/'/#5/!rr//5/ zoo bebbeU
willeti i]prd(en, ook (^'bec woord wpoffTPidmtv 'toepasfeiyk
i§* HsMiTJSRBOis zegt: fi lectio irfonw^ow* prébn üt^
fij^cabit ; et illud ctmmtntum addehant, infaper, fiigièmifm
Een weinig diaitia leert ons locella nit dorvillz ad
Charit.^ dat coccb iut onder bet woord ^p^nwchim t^m
ftreepje gebaald badt quceinca t zegt i^ocella, trtdir^
Ue^y eum in e&mparatiime C^d&is Füremt, oèfcune firipftm
hoe yerhum nperisfe. Is dit laacSewaar, dan, gelooVenwQ^
zal elk 9 die eenigzins mee gefcbrevene Codices bekend is, ons
coeftemmen , dat in een woofd , vit zoo vele fyUaben beftaan^
de, die ondnidelijkbeid gemakkelü^ker in het midden^ dai^ hl
het einde of lo de terminaiie otfAaan kon. Dit zou een nienw
bewi||s z^n, zoowel t^en sifi^vffoiothva, als vó4r de gi^
fing, die w9 oogenbKkkelifk znlien voordragen. Ik trek vm
de Hemfterfauifiaanfcbe nicleggiog^ ' om bijgebragte redenen ,
de denkbeelden van fngere en comnfmtttm af, en bonde, jsA
deèamt , inftiper dkêb^mu Hiermede kodU overeen de glsfing
van DORViLLz, door loczlla aangebaald, 9pê9^H9v%
Ik ftel ni9 daarenboven een woord voor, zeer vatbaar voor
mlsfcbrQving, en waamk gemakkdlfk yrpoatjtciotfv kon gèbmtiÉ
wolden: e«, ölt alles bQ elkander genomen, geloof ik, dat
XKN0 9H« EPHES. gofcbrevMi beeflBi, Tp9ngré(4r3¥ f. infwffiK
dUehant^ Die wootd vindt men niei in den Th$/b9rtfi ven
STEFBAKUS; flttar büdaos heeit bet in zijnen Gim^ktftH
tmr.^U^§i Cr. p« i6. En BUOiBus was, naar ber oordeel
van v^ALCKEMAER, Mtv mafl, ^ivtft nêmoGtféue dacêUmjUd^
WH hebben onder andaten dit woord gevondan.'bij e uav A:V lu
0d* II. Z. p. S99«
Maar wQ moccen ebKlige». Tan fioito d^i zQ het ons. vnr#
gund.
«
I
gUiui 9 ' lile^ nog eejnge Hccertuifche kleinigheden nMer té
fchrijven, die ons zoa.voer de hand, zijn gekomen, en* met
welker mededeeiiog wij den -geleerden >£E&LKitfp geen*
ondientc hopen te doem ' . ,
. Orblli heeft in zijne bewerlMng v^viifpcrat. Orah ^f$
évTthfféwi door MusToxYDKs, 1814^ de volgende gnfin-
gen, op X£N0PB* £PHxs. voorgedragen» p&g.^63. ?0p
bladz. 208» naar de uitgave van mitschbiilich,' wil. hij
gelezen hebben: rSv sri^arff yafAWftivw -r^^sróp^^i» P$g.2i.i*
«y èTrMfAnvtt» fjtk^ xp^vMv 9roAA«y. Pag« 3ia> i^icerpungeerc
bij: iKd?jté fcéya, ètq vTpéftmi^iv» Pag* aïj.xat ^i^H ^^^ fti-*
^^. *£v Toür^ x»l (Ji) itpxi» ^H* d32« irópsr, f» rrsroiJMi;
gelijk pag. 235 ,!i5i , 310* Pag^ asr.-jöö (Ji fOv) ffKfjirw*
r«M, i ^^« Pag* 355. T^ 794 jiAiJcto^ HcM^f kyémrtQ» yi
gelijk pag. s53é xa^ l£AA«^ ivèpixSv,
In he( derde (luk der Litterarifche AnaUkten van f^ A*
woi«F,M]itgek03}en in hei jaar 1818, (hetzelfde }aar, waar*
in p£ERLKAMF ziJnen xrnophon uicgaf) vindt men pagi
d6 sqq« Conjeetura de locis nonnullis /tokillisTatii ^ Xenp*
phtmtis Ephefii^ CaUésiratiy aUorum* De Schrijver (r. ja*
coBs) toont het ^J^^riM^ O^y^rvi^rr. van pfeRLKAMT te
kennen» zie p. 37; maar de Ufitgave zelve van xekopijj
EFHEs. kon hem niet bekend zijn^ Jacobs verandert p«.7.<
(^edtf PEBRLK.) 9rsAA2t itifOvóoVvtif in ^roAAit 1^ iy{«0tf9rf<<y
Pebrlk^mp zégt«. pagr i5<>v mf'Ai dudum in tuentem yene-'.
rat fy» voovvts^. Nihil iamen nunc esfe nmtahdunujudicoé
Dit laacde kunnen wij ons vt» i'EErlkAmp nie^.begrVpen4
Even zoo leest jacobs op pag. 41 sroAA^ ^^ut %ékni^ ta
plaats van sroAAd^ &AAdP sridv. En niet aUeen heeft pebri/-
ramp deze zelfde verandering voorgeflage^^ maar héef^ haar
tfifs in den tekst .opgenomen ^ over welke te groote vry«
hdd' bij zich eehter. beklaagt in de Prafatie^ psg. 674
Pag.. 7.. vnfi è^&ihdr^ nwr ifiov mté^M. Beide, |acobs en
FiÊERLKAMP, houden de plaats voor bedorven » en beide
lezen vicé^ofMu. Maar j a é ob s , niet kunnende berusten ia
xar ifiov^ leest hier tuu ydfiov. Pag. 8» Abrocomes en
Anth'ia worden op zee aangevallen 'met een èiagumfUt^ .-vni.
rf^ipi^ n* '^v h%Cn^rl vsAA^. . Dit rptipmi ^ . is een crux ifp*
terpretum* Mitscherlich boddt deze woeden vooreene
parenihefey waarmede pebrlkamp in zoo verre inglemt#
dac hij die woorden cusfchen twee cèmmaU plaatst. Maarjn
de
)
XEN OPBOR ïïntU M émtMlA &C. - ^K
te tMCêelfeilh^, p.' f79; mtrkt h^ te Ttgt atir, chc^nnr
den elsch.der pateutkefé^ er zon moeten gelezen. worde&«
t^ifn^ U h* Dtt zelfde wordt ook door jiéicoBt laofo-
lDcrkt« PEEft.irKAHip houdt, op het voetfpoor vtn lc^
OELLAy deze woorden voor eene glo8« Jacobs geloofc-»
Alt men 1» plaats van rfunm ^ behoort te lezen X êifê&lm.
Wii berinoereh 000 elders bij y o r s o it ëtt of ïete dergeMfki
^Jeren té hebhen? Jacoiui nefpa ingenii néqué d$$trinm
est experSy fed fubtnde audücior. Pag. 35. ^ fn MJHêUm
tp'vtfMtpfx» ifut vtpóëyéy^^. Jacobs etneodeeri: ^^ fut*
wtponl^ iféy^^. Pag. ^«^ fyi^a iè 4 Ai^^ hil f^v rdcPpw*
xtü hi x^q iè Ji^»v Atyijvmot, Beide, Jacobs ext pqbrw»
iLAilPt glsfen, dat hier gelèeen moet worden jlfT^rs -^ t£-
• Ad psg. f49. ed. FBBaLK. De lezthg van den Codex
Fhf9nt. tnmipK(pticé$9 doOt LoCELLA te regi een monfirum
p0cabuH genaamd, wordt doof baSY In (Hfveffm(pii$u* veran-
derd. Men Zie zQne Commentsth Paiégraph. in de Appet^
dia ad Oigif^é C9Hnth. p. ^8. ed. schaep. Voorts had
de Heer pberlkamp hier met vmcht knnnen gebruiken de
Aanteekenifig van jacobs in Antkol. Qu Tonu XI. p* lad.
Ad pag. 185. Over he^ gehruik van het woord tUfn^ lip
men vooral p. c. hess, Obferv. Crit. in tlutarch. Vitam
Tlmöl. p. aot Francof. i«i«.
>Ad pag. ao;r. Over het gebmik te deiier pHiatfe van deto
Acfristtfk ipyé&Mchtêf in plaats van het Tütnmm ifyécrevitUf
Cie'rfleil uzêt h e. p. ity die te dez^ danzlen van hebi-
iTERfiüis verfölifft en mét ^EERLRA'ïift overeenftem^
Beziffdtf overeeftllenitiiing mét, p^érlramp en afwijking
¥lé loQELLA tt€(t aften hiör aan ceh idbsien vaii de lezing
iê fé!) ^icu fa plaats van- i$ ^^ r^xv*
M pag« s48é' De Miiig étfutpofïtv, door locella in^leQ
tekst opgenomen 9 wordt doo^ 6 ast goedgekeurd, 4rilGN-
^sr. QfHntó. pig^ i^«^ éd. skiiABV«
'. Ad pag4 aéi* aod *tk ^ifthd ye róS;' ^«ra« Ué$w9p$7 i^Mfim»
vité Dit fit misf^cftiell de éénigè plaats, waar de nadnwkeo.
• flfe^ geleerde én tevens tordah »éBRi«CAttp eene zwarlg«
hdd «ec flilzwtjgén Voorbijgaat* LooélI a zet deze woor«
de&> over: Pi^iM quidtm a^^rii yfde • ^ces füère ó%eulé.
P«Hik'LEAMp ze%(, dit noch locblla noch éoccHft^s
fieii ^.«in ZEM o Pit o 11 gevat hebben. Mar welke is dan
. •oerbescb. iSsob NO. 3. I de
1^
f. |i; Tt^KtKAHt
de zip van XKNOPHQN? De zwapgbeid/ lige In faee woort
iiot^tiVf hetwelk, gelijk xast zege aÜ Grtgor. j^. 2ïs%
^ec beceekenc yt^r iiucem esfe ^ m%at>iter^facerem Èa^*^
lef SC é^M9r(pM: #/ primum quidem amoris comUfi^fu^re oscajai
gelijk de Franfcbcn zoadeii zeggen : Af^;» 4i[«r^iir fuf accom*
pagni de.&c» Scu4£F£R ad, Cregor. l."q* verkieic liever
U^t^omi et primum quidem aworis.ftadiummuniuntoscula&tL
Voorts zie meu over deze plaats ja.cobs, Anthol. FaiaP^
Ad pag; 331. Offltcent de conftructi^ van het woord h^r
%Mt^ met een* Dad'Nts en Jtca^fatiyui^ vergelijke men H6«s»
i. c. p. 13- .' *
. W^ eindigen mee eene Critifche gisfing te maken omitren^
de Adverfaria van p&£R|Jka|Ip.. Abresch gis^, p» 343,
;dat 'men , . io pltacs van cMyiv^^i r^f^n^mf lezen moec J /ec^y rn-
'#i^i»» Hierop zegt p^erlua^p lyeadem c^njectura , ^ be*
ne memlné'im , 119 menfem venit Mar.klandp ad Maxim^ Tjn
Ml. 5» t>ic is in zop verre iwaar, dac mar kl and deze
gisfing niet yoorltelt op, Dis/i J/I^.Sect. 5, nfaar op Disjert^
XXXF. Peerlramp heefc zeker in zijne Adverfaria ge?
icinreven Di^ert^ 35» en daiirpic 19 geboren' {II; 5, alsof by
gefchreven hadde 3 9^
Wij weten wel , dac w^ de grenze^ eéoer. gewone I^ecei^
.fie verre zijn te bqic^n gegaan: maaj; bet gebeurt ooi ook
nlec alle dagen , znlke boekea ce moeten beoordeeien. WjiJ
doen buide fan de geleerdheid en de werkzaamhefd van dei|
Jleer F£BRLKA)d99' en wenfcben hevi, hartelijk toe, da^
^üd hem nog. lange fpare, eer handhaving van onzen vader^
landfcben leccerroeitl Hij heefc reeds vfel gedjian, en k|Q
no^ veel doen. Hec ^^ztitm^ch Gjmnafium z^ m^t züU(
eenen Heccpr, et) bet . geheele Vaderland met zqjlk- e^^en
l^etterkuffdige, gelokgewenscbt (
Recenfent, voorziendci» dac bij ce eenfger tyd In bet g^nl
zal komen y yan zi^l^' op deze Recenfie, als zijn. werk,. te
jDoeten beroepen , e;i v<^n de gem^iaktr aanmerkingeti bet nooc*
dige geliruik le^i^Hen,' neemt de vr^beid, door oodertee^é*.
ning vao zQnen naam , bellag op deze. beoordeeling te leg*
gen; gelooyen4e tevens, dat d^e H^er peer^kajip. dez#
,opeubtarmaking als een* waarborg zal befcbouwen:, dat w^
.-«ns»^ by de t»eoordeel(ng v|n. z^n V9o;treffdj(jk werk, vHf
^ Hen.
XEMOPIION IPaESJ BS A«THIA &C« ' Ift^I
l
kAd^en viB 4\t püüdöle vitzucbt en klè'ngeestigeo^lMtfraQii^'
die. iwif wel eèfis» bQ fomiDtge onzer vaderlandfohe Geleéiw'
den, met droefheid opmerkcen^
den 16 December 3819. . -- ^
rtM«^^«imla
ii/^r/^ Teifeifchade . rtsfcher 9 ofi het. Skt te Muiden. Biif\
/pêlj door A. B&ELOO. Te Jmfierdam^ ^// M.Wester^
sua^.iSip. In kL ivoé ($4 i^/«/ :*8«:,
Jléc oudë Tooncel kende gecne andere dan Treur^ en BliJ^
jPeten^ omdat de óndeTooneeldichterr alleen 'bedoddefi, /'den'
inenseh , of van zijne bMagelijk^^ öf van zijne bélagcheHjk'é
xljde voorste ftellen, en, %\vi9xdooT\*oï treurige^ of blijde
tandoepingen te verwekken. Sedert men zich rnlmer (lof ter
bewerking verkozen, en, te regt, begrepen heeft, d^t hcc
Tooneel zich nier, bij uit fluiting, tof het droevige 'oï gelatfi^
eerlekkende behoefde te bepalffn , heeft men echter de oude
onderfcheiding willen behouden; en dwaze kunstregters heb«
ben menig voortreffelijk ftuk alleen daarom veroordeeld, omi
dat het eigenlijk noch Treur- noch Bhjfpel kon worden ge^
beeten; even alsof erQAi|;e (lukken, fchoon zij geëne rrmn
•fperften , *— of over bet geheel aangename , ichooti zij liiéc
deden (bhaceran^ — en of zulice, waarii^ vreugde en droef.'
keid elkander afwfsfelen, geene echte afbeeidin^efi van 'het
thenfchelijk leven konden atjn,: en niet zoo bewerkt konden
worden, dat men ze met deeHiemlng en genoegen aanTcböti.
wen, en arzédelU^k nnt uit trekken kon. De ondervthdfug
beeft het 4!egendeeV geleerd; en wij zijn het 'met vöxtaw
RE eens, die gewiéeen bevoegd regter wtis, dat men geene
fooft van voorJbelHng' van vhet Tooneej • -moet uitffin ten Ven
dat van alle foórt datgene het' beste gekeurd moet worden,*
hetwelk beat bewerkt is. Maar nu it hét evenwel', naar ons oor-
deel, wezettl^ eeti loflsbrufk van den, naam, wanneer men eeit
Huk BUjfpiL noemt, waarin de Dichter 'zfch iiiéc,'a1s hoofd'
doely beeft 'voorgeftefd, vr^üryiètf * tooneefen te fchetfen, welke
den tanfchouwer vreugde en gelach veroorzaken ; even als
asen het geen Treurfpel heeten kan, waarin hij, 'door het
voorftet van ttenltfhtlijken tegenfpoed » ellende of verkeerd^
' Ia held»
i«8t . «* xsELoa .
l\ieli> AieC' VHfiiameUjk bedoelt , fonbedieidi* feirosUg isMc^
l^dè^'^of edeia veroulwtardigaig ^ cè ddea geboren worden: ^
'a pothre enim parte fif denomihatio. j . .
Volgens deze aanmerkingen , draagc hec (luk voorbanden den
titel van BUjJ^el niii mee genoegzaam regt. ' Hét bedoelc
geenszins yoornamelijk de aanfchout^ers d6' lever te"" dóeiif
fchud^len , en (lelt uiet één belagcheUjkJain\A^i vooi. Schoon,
er vrolijke tooneeleo in z^n» deszetfs hoofddoel is ermt^ is
^EY'SELSCH ADE voor te ft^ileb in het algemeen karakter
Yift* etfrfe •verftèndigé^ geestige ^ bnive vrotfw^ eene wahnie,
gedlendige vriendin , . vQandiii van. cwtet ^ eti ^ mee bttsekking
tot liefde, boven zwakheid verheven. —Ziet bier het beloop.
« Tbsselsghade komt» op eene noodiging vaa den Prp^
fa'drd HOOFT en zijne vrouw, op bec flot.te Muiden^ ééu
^aaris geleid door constant ijNHUioENi. Zij oatmoec
^r CAS p%& BARXiEUs^ die heimelijk op haar verliefd is»
zijne liefd^ aaf deu Drost en zijne vrouw beleden heeft, ^jk
van dezeii de verklaring heeft, omvangen , dat. zij zijue iiefdd
goedkeuren. C^enraaoburg, minnaw , mede« in hec ge^
bèim^ .yaa h o o v T,'s dochter ,c h r i s t i n b^ en van haar wén
dpr bemind, treeft, mee baar hec plan ^era^md, , om, doo;^.
Ti^^sELscuAOB,, aau hare ouders kennis van hunne, gencf
genheid te geven ,- en hun om toeftpmming (ot hun^ huweiyi;
(q.,verzoeken, Vonpbl, Tedere eemgen t^d m.e( 4en Droi^
iaard \vl onmin, en , weof^hepde mee l^m te. verzoeneq» Ml
mede naar J/i^/V^i^ . gelfpmen , om.dopr.TEsss.LscHAOK
dien zoen te beweri^en. Beide vinden gelegenheid ox% b^f
bun aanzoek te doen« en zij belpofc aan beide, dat zïj- aui
bun verlangen voldoen zal. Ifitusfchon treft darljeus baar
alleen, c^ doet asu haar zyne liefd^ verklaring & doch hij lydc
Tjfuuiy zeliï de voorfpraak «van hooft, ^.daarCifsfcbeu g€4
j[omen , ^aat hem. oiet.,'TEss9LS9UADB doet ni( aau
HpoFT. het voordel ..vao verzoening me: vonoi&l, en^ a'.f
zeker van wél te zullen (lagen, '^oept zij s^elfs den laatfteQ
te voorfc)iyn ; doch ;)u moqt ztf, 09 htr^ beurf , mee hem
4e mortifi^atie eener weigeripg en ee.Q»,h<^l|gi|a99 ^n aooF^
ondergaan. (Oq Dicheer bad haar,^naar. on^ oofdeel^ dez^
telen^elliog iqoeteQ befparen**) Z^ ,oyfgrr^e$lc ecbcfr up afk
daanit; en deze .qeeipc .y,p;«D£z««w^af« alK . v^iend:« «a.if*
Ook^elD&t bet baar, en w^ m^ kleine^ m^tot om de eter
fteauning van 4eP JE)roif ^f^yoe c^dOg cftfio^ /fchtYerbioiiir
' * f .te-
tfüfs'tsnBVRo'éti' CH1LI8TINB, re verwerven; doeb ftüd^oe^
HboFT, óp zQaebeiirc^ eeoe fiaëére po^n^^'em baar ïinre
btodaan vanbaarle te ^oen geven; danzy blijfc weigeren ,.
als ongezind coc een tweede huwelijk. — In het laat(hï toonee(
van het'ftuk ftèden nog- vflf vrienden en twee' Vrienclfnjiéq
van dèn Drosfïar?- op-, ' aüa , «bititen ^^n weten , Vlöor' ryne
vrouw ter maaU^d genoodigd, om de . vrengde ,vatf 4^i^^Q
dag ce helpen volmaken, 6iechts één derzelvé , echter^
i}>reek€ weinige woorden, ^n oiid^r. de z^ijg^nde is (lè^^ell^
GER« jo* vo$siuSy ^en man, door fommigen, als geleer*
de, zelfs boven grotius geTcbac!
Om nu over bjee geheel ons jgQ^o^l^n ce zeggen : hoezeéf
de Dichter doet opmerken , dat het ftuk een karflifer^u/^ i§^
(in den algemeimètt zin 'namelijk, dien wij hebben aangewezen}
gelooven wij toch,, niet, da; dit geno^gzs|q$ rjede^.wji^^^m
ttle ififrigue^ waarvoor het anders, weï ^yacBaar ^«w.eest ^lj^^
éi *dat het interesfanter en ' aangenamer [^ had ' kÜA(|cn joajc^o^
ifit te fluiten. Ook komt' ons de geheele in^ld^njet'fi^^^
tig éenoep'.vöor,'om veel helimg tQ yvQk]^^\^^Q[)p,vf^^^
ten; dat Ket Hulti ten tooneele jgevoerd^^ ?.e,^r.ypjidgefï:|al|,
iell^^ ^^ bndervinciing op ons 'Amfierdamsch ToóneeTi on*
dank» al de talenten van Mejufyroui^ sAKPHyY.z^Nsrrbfi-
reids geleerd heeft.
Verre intusfch'en' zyn .^IJ.iif'^vap'.vq, hetzelve alle"verdien-
ften te ontzeggen. In te^end^ej, .^r ^yn tQj^neSeJej^K ^^qjij
zeer behagen; de verlificatie is doorgaans gemakkelijk eti
YlQ^tfendf^en^de ;[;a)ii^nrpr8ak biex. en^daar vo^rti^^^l^jk^^^k
ontbreekt het' geensziqs^.^^a^ il}fljB i^^rts en ^oniffc^, |}^v;ï^
lighèid," welke toonepi d^t ^e PicJ^tpv goediBjj ^^eg ypp^
htt.Bfii/pcl l|e^,;^y.^.,dury^ hfgi zed welannpyft!^»
om d|t ^JJii taleiif .v^^dpc t^ b^ef^nep. • n r -. p
Mair np, moéten ^^„tpch oojk puze ^i^s^ff^r^^ijipi^p^Iii-
gen wkeiv • p.? YT^ï^V van fio.^fy Xom^ H^U- vtf^^i^
pordeej, lp eef onpjnpi^ Hsb^ JW-^^J Wljpfstjg.'ffCft
.zen, en is 'over het geheel laf. Z^ fnapt veel, toont weinig
oorden» ep ipil. oipji,..aI^ jpf;palta,.vw..J«u,pj:#«fittfdz mm
geheel niet bevallen. Zoo ook behaagt ons christins
Biet, als zijne dochter.. ï?«e gege|^n9mai?fetd«^C;9^VlLrii
die van eene kamenier met eenen livereibediende, niet die. van
eene welopg^vw^e .jiifcp,; y^i^\ 4«if< Jweündm ff>f tf -Am
hunne liefde weten.
^'' 1 3 Hooft
r
«.HaaFT is buiceoffSMïcig^to Tr&s.sK&scRADf^'s lof, en. d«i
&ldbter vergat zLch zekei^» tl$ bij hem 9-/^^/1 sajne ytiav^t:
zeggen liei: . . ,
'» fc# <
Jn. waarheid, driiJtte iny ttietieéi& een last vaa jwn, \: r.yr
tk gin^ op 't oogeiiblik mija*ilefde« aaa baar verJtlareu i\
» »' «
> »
én als. hij hem, op haar zeggeg, /, ,. v . .,.'
- • ■ ' ■ _. '
Mijn lieer gemaail vleit mU bü?on4er.^
laat antwoorden :
. ,1 *k Meen, mön* Waardei .• : : /,
Bez^t ik öfet in u mgn' besten fchatop agr^e* , ,,->
r • ♦ ^
' Dit IS weitlig beter , dan hetyolgendeinMeyroy^rHOO ft^I.
moiii. Zy* had, zegt zij tegen van baarle, onlangs. ojh^
gemerkt, Jat hij, in tjsssblscii a pE*'s bijzijn, /2^w4^/:^,
fiiif ah tn zich zely\ begraven geweest was, enz, en, als hij,
iich wil oittfchuldigen , zegt zij hem règtuit^ dat hij verfiefdC
is. Hjl bekent hét ten halve,, eii nu laat zij zich diia tooien :'
—'Ja, is men vërtfeW , 'dan is' men zeker wdeTtg /' ' . . ;^
- ' • » ...
• ••..• dan kan méh immers vliinf | ,
£0 diicwgli /JwA^r zijn, 'maat tevens hèimlijk juichen. ' ' '
• 'Hoe hangt dït zattieti, eti Koe past dit aan de vronw vaiif'
fiöbrTt Mij dunkt, dfcZe m9est éerie deftige eö waardijge,!
fióêwel minzame , mittone' geweest Vijii.' ' '' /
* Ho o *t' heeft 'wel gróote gedachten viheeti huwelijk' tni^
fchen T BS s E L s c R A üz én- V A i^v B A A R LÈ , ais' hij z^gt j^
^ Diêièdit zow'iekerl^k een iègeh ztfd vopr'Je aard^**
Öp Si'adz. 53 wensctit hoö^t zljné vrienden b^ zidh, éir
^mgt, naar 'den achtergrond viin het tooneel gegaan zijnde:'
f ziet mïjn oó^è vitk'verr^lAk lemani'V» '/ verfchiètf ' "
Ja (antwoordt Tiij^ "'t ft mijh oude knecht, -
Hier, f A IS u sul (roept hi}) Wil toch komen.
• - - - ■»
c *
JtABM XESSEUCHAt)B VIlSCtTEA. I3I
^ ft} fpreeit nog ééü' Jegc* , en • s a k m » ït «vetrcllijtit; Dfè
oude s AM MER inoec geéii fammetaar ^ eil nó^ zoo ving op
4e koteo., als zijn 'H^er go;Cd V'sin long geweekt 2ijn!
r De laatfte regel ^v»n het (luk hèefc ons geffóoten. „ Neef»
iiod (zegCTEsssLscR^ADB zelve)' zal ed^hr vfoüwen /?^^
tó«» TfiSJLiLSCHAbE kweeken;**
^ Wö willen. geeoe gebreken van t&al en uUdfrnkking cfpnJef-
^eo*. Jyit. sullen. nch, mee den cijd; van zelve vprbeteren;
;Soo ook, bier. en d«r*,h(c Itoolendè' vlin hec^vers. Döclrw^
IwiQiiereit den Heertf iffcfii.'óö:d<! atfnöaerktn^, (wiJ meénen
SXa *BLAiii) dat; *oo iH^eenig dichterlijk werk prbTia te fa>
liomr,- het. rekerlök i) in dat,' h'etwWk * de* Verke^ring dct
«enfchew^ iw bec;"dagelijk»<*h leven; baT>doi8ti W^hc^ndeh
W9 overtbigé, dat xQn Ëd. zit h bier dikwijls anders en n».
^QurHJkér zon bebben nici^edrttkt» dan hij gédaai^ heeft, zöo
hec nyjirheiB niet belemmerd h^d» -^ Nog ééne aarimërkin?g
i\t pAs fcbiel* ontflipt wtia* T'BsiELaCHADfc Haat van
jiA ar;le*s ba^d^af, omdar*ïü(|rè19k Wij zeiden) tegen èen
4twei5dc:hnweiijk is. Zij beOnit hare weigering iiiec éenige re-
ISels^van cats» waarvan de laat(t6 \ï\ ^ Nfet en gaat voof
^e feeriiè trouw.*? * Waa dit kiesbh gezegd 'tot hooitt en
4Ki)ne vrouw, die beide te zattieti in tweeden écht leefden? BH
.boe:moest bet 'der' Drostinne fmaken^ ó^t haar man irE^ ^ fitu
ïschadb's zeggen beaaibdé, met dezen i-egel: ,, Voorzeker-,
.tbssel's daAn befiunrt een wijze rede**? Dit wa» Wa*T*
Aijk voor haar weder geen fnai compihnènt! Doch, gePnkkigt
dé goede doof bemerkte bet oieti ^ '
• • • • •
Rx>fdura.t »/ Artf gelüeime Gertgt ^an het Noodfót. N^ar Tirt
' Hoogduiheh van a, LAPONTAiNc. Met Platen. 11
Dhelèn. Te Arhfteriam^ hij C. L. Schlcy^r, tn gx. tvo*
Tezamen fó^ BI., f 7-4- i . .,
xlet Noodlot fttat, gelijk wtf . onlabgs :' elder» i^diden,
• ons altijd jegen:^ en wij voeten .niet, waarom dit Heldcff^sch
ding 00a Tomuicsend Publiek- moet worden opgedrongen c
wij houden bet woord en bet denkbeeld, dat bet' uitdrukt',
verderfeiyir. Maar laf oNTAiNsmeendf bet, vertrouwen
ivijy Boo erg niet, en men fielle er flecbts het werkzaam
beHuur der regtvaardig vergeldende Godheid voor in de
I 4 pltats.
fil^ntSt %qf> hebben mij op de^eo Roto9)i,.van )fea ktnc ^er
9«ideHjt(^eid, ntecs te berispep. Wac vindib^^en ckvoeriDg
betreft, Haat. deze verdichting met rde \*e1e andere foi^rtgel^*
be^ en daaronder voortrefelijke, vao dea Schrijver gelljic, en
zal gewis met veel voldoening; gelezen worden ;^eft wQ ztfi*
den ons bij meer dan édn gedeelte 'iSitgelokc gevonden \féb*
ben tot het geven aioer vrij uitvoerige proev8,'sbo" nfec de
yele drukperfen ons aaoJloijdeiMli beu'g hislden^.ien wf] eohtef
^zeLiMraefetiingin m0e$te» befTerk^d .natrhecvróqgerrbeflekw
- De gefcbied^nis begiiH njigenoeg net een: fdundeHjk be-
drog en vceeafelDk gr^welflpk, h^twetk. eiQdelijk lan liet flot
regtvaardige vergelding.yindt, giïlvk k<et:beftrfaittdigei)d.gew««
ten den misdadiger r^td^ vroeger ^ tn gedtxig wederom*; «n
eifidelijk 'aanhoudend pynigd<^ .Wi) IKÜIM ^éo 'Lezer tdet
voQriiiaoop^D » iioch v^q zij9:;g^99fg«D^l>fr9<fv0O^ éoor^dea
^raad ^er gefch^denjs en d^9^lf9 ^DKkllQOpiog' medto ii^deé*
len. HU ;(al voQrirelFeHjKe . Vtfirchcif'/ ziyvere^ iséfchaafdï z^
den, en verfchiljenij^ bpaiHineiyke' kar^k^efs-geceekeifd «iem
Ovetal zal. bU 'de. verb^s^?llng: i^nrafadjking Van her goede
tastbaar aangew^jwn., ^ «|ph (tegf m be« v-erk«erde zien waar*.
fchuweiï. liuJstfJiHc geH* en -g^nej ;zal nii» ook hier ais de
kweekfchooi van bet goi^e efk(»fKie9 ( etaVK^Ql^ ^4 ^oa m€^
gig-en anderen R^man ,. zjü b^c Nm eenigUJk f mirten» dic hét
in de werkelijke wereld, en l^j dé itegeitwoo^digegeteldbeid
der menfchen, zöóvnoch ff* ooch^ worden kdn, >'Mtar wat
fchaadc dit? Wparpor zouden wij .ona oiéc mogati verplaats
fen , ter verpoozing van de vesidaftLJIeaiifiaft .ca elUnda des
levens» in eene wereld der verbeelding» indien wy maar zor-
gen, dat wij ui deze verpoozing niet o^Jgefchikter zyh'vooir
onze tegenwoordige b|?trekkingea en werkkring', .«k^ la to-
l^endecl de menschheid door ^pc^nig/^ fafi^rei]/|t)i . J>^< pns ,
rgst in waarde pn acj^jin^^ eü wij meqigjtn v^r^ tpt ^g^ne
verédèiing tevens" hebben opgezamqld en nu VQOfWpo ^b^ar*
tlgen? Men fpele (loches den romanheld niet ,* «n vordere-
geetie TonMittifche daden dl 'verrfgtiïgeB «M h^ri.rdié o^s in
4e werkelUka ea niet in de roman « wereld'^ omriü^en. Onge'-
)ukklg, XQo' men »ijne iroiiw of 'bruid atec 'Miitniie>ii kan ^
09dtt sij aiet 200 Tdióon is enz. als 'df<f iti>ée^ robaii;
en £00 men in fe^" ^^^'n ^<^^ aie^VergleAoegcn kaa, iofmd^
het niet zoo' roiaioesk ais Sh êie^ fnuye virdAAtféHI^ ïa in*
jgcrigt. TaafuiBi - ! • * ' ,
MISS BUlMEt'^1)£ MIlIPDBKUJr. I3)
Dè SiftipirëuK^VUftéi fl-ankK Sf^o7$d nakr het Engg/sci ;
yan Uifs d u r n e y. TV Am^e/dam , ^ bij de Wed, H. Viè »
Kestct^n en ZoobJ ïn gr. 8vö. 3pd i^/. ƒ 3-:-: ,
£je9 R^nita . is eepe dichterlijko toorftelltfig vto cooneeleS'
vic lyec menTchelDlc Jevep ; «en fobildciftiil^. Daarajn is .be(
even zp^ Q^cuurlijk» dac de sneprcben gjaarne Romans lezen «
nis )iec i)|Ciiii^iyk is» dat zy gaarne fttn goed fchilderAuk
2ieo« Maar een fchildecftuk.,. kei bebbe dan ook een alle*
daagsch topneeil (ep/on^^rvrerpei moec goed gefchilderd zijn;
€x n^oec g^ne pQpa^nur in heerfeben \ in tegendeel moec ie*
der, ook i^i^r gi)fj]9g(t^,v9orw«rp0KetvlJ}c bewerkczijn, cociiec
gebeel b»e)iooren» «o in zekere mace de opleccendbeid bpeijen^
zoowel als hec bopixlvpoirwerp^ Is ^n dpze vereischcen voU
daan^ dan befebQ^wc. o^n a;i€ic .. vermaak datgene Dp doek^
wac ons in natura geen oogenblik zoude be^ig hpudon* Hec
is de gave van nabootfiog der natuur, die bewonderd W9rdc»
en er ligt over hec yopc; opgea geftelde een glans , dien bec
in bec wejrkeiijke leven oimmetr heetst —^ Nu ftaac bec : den
fcbilder ook vry» zicbjeenf^.. wereld ie foheppen, fituatiu
zamen ce Sellen^.geiyk dje misfcbion in de werkeiyke «nimmer
zijn voorgekomen. Alleen beeA h^ te zorgen , dac alles, in
Vjff^ j^^r/ , nacmir zi| en byeen beboore* Daar moèc niec5 w^
zen^ w^c fluic» wac er ais vreemdaardig inkomc^ wac nie^
befiemd is om belaj^cbelijk ce wezen., maar hec dpor^hecver*
band wordt. Stijflieid «n gezochtheid moeten verwijderct
zijn; om korc te gaan^< alles, wac in die zamenfteiiing aU or««
natuur moec verfcbijnen. — i)ic «Hes nu gelde ook van deo
t)icbter,'dus ook van den BLqmanfchrijver, wiens werk ia
de rij van de voortbreagfelcn der dicbtkunsc op verre fta
siec ^e* faagfte plaats bekleedt , «U yereifcheade wel mede d#
meeste moeite, gevoel en veelzjLjdigiieid. van oo^f oneen, en
leverende zeker « hec meeic boeiend en, zoo de,. Dicbcer
* znl^s in bec oog boude ^ geiijjk betaamt, ook vin den 2^4^*
tijken kanc^ nuttig onderbond» ^
De Roman, dien wy, bief voor pna bebbeuy voldoef ê9»
ge'ca van..de opgenoemde vereischcen.. Hij. beüaac uic eepo^
ionder d^ mlnile, belangwekkende., inwikkeliog aflo«pend^»
vee beurcclingrphe redeyoeriogen^die gelprekjc^n mueifn.);^^
ce»).
i ï
«84 |«ws. ^üjiNp?
ten), en Qnn&cmiriykfaeden ïn karakters eo beloop, aangeviri*
de verceUiijg, aan welker eind de bebinden.— :elkander krij^
gm. J^ergeus eene diepte; nergens. cene' zedelijke Örekking. '
Lady 'e a& li ir g f o r d réist mee hare zevei^cienjari^e doch-
ter VIOLA tiU Engeland n^^r Bengalen y waar. haar echtge-
noot zich bevindt. Zij lijden fchipbreuky maary aan een (lu]|-
mast gebonden 9 komen zij op een eiland aan, 'waar tpevtlli^
ook juist eene kist van eenon neef, die mede op het fchtp
was geweest, was aangedreven en op (Irand gezet, waardoor'
de fcUipbreukeliikgen voorzien werden met waskaarfen, boe-
ken, mesfen, fcharen, naalden, garen en andere nood wen*
digheden. Hier ontbreekt hec nn 'niet aan bladzijden -lao-'
ge uitroepingen en betoogen ^ onder andéren eene, regc^
wijsgeerig gefielde , vergelijking tuïfcben .den man en « de^
vrouw. — Het blijkt, dat nog eed uabeftaande der fchtp^;
breukelittgen , maar die in het vaderland niet met haar op Uén
besten voet gedaan had, en mét baar op hetzelfde Tchip ged-
weest was, op dit eiland was behouden* Nu zoude toch
waarlijk ieder ander Chtistenmensch , in Soortgelijke omdan*
digheden, hartelijk blijde zijn, eenen natuurgenoot te bin-
den; vooral' zoude men dit van twee vronwen verwachten^
welke inderdaad wel eenen befcbermer noodig hadden. Maar
ja weH Naauweiyks heeft Lady EAULiNcroRb dien man
herkend,^ of « terwQl zich óp haargelut verwondering en
hittere befehauwing uitdrukte, verweerde zij zich, en be*
fidot van daar te vertrekken, £r ontftaat een zeer pathetiek
^efprek, waarin Lady barlingfob.i> onder adderen zegt:
^Neen, mijnheer fitz aymer, gij zelf hebt eenen fcheid-
muur tusfcnen ons opgetrokken; uwe handelwijs is van zulk
^enen aard, dat, noch iii dit, noch in eenig and^r oord,
%et immer te wehfchen zij, dat wQ elkander weder ontmoe*
ten !V «— Ondertusïchen het trekt bij ;* en de Lady , op die
eiland dervende, geeft, kbrt v66r haar verfcheiden, éenenr
brief aan viola, om, zoOnXi] immer het geidk mogt heb*
'ben haren vader weder te zien , dien hem té overhandigen»
nits zij zelve 'tevreden ware met den inhoud, welken zij»
vóór het overhandigen aan vader, mogt leeren kennen, en
dte niets geringers was dan het verzoek «- vi qla aan fitz
ATMtR tér vrouwe te geven. Na eenigen tijd komen zii
dan ook van het eiland af en in Engeland ^ waar vader ook
fceds is aangek^meiv Allèa loopt netjes los 9 ea vader geeifr;
•p
/
DE iCBIVBltEUa* 135
9|i den brief zijnet overledene gade» gdarne en terdiAid zy%
ne dpchcer aan fitz AirKEn. •— * Die is hec belaop vaa
bec vervelend verhaal , aap becwelk hec yignet beantwoorde»
CriekscA Lfesèofk van p. jaco«$« Ten dienfie der Neder*
. lawdfche Jkagd keieerkt daar o. L e e v , Rector der Latijn^
fehe sTholen te Zwol. IF4e Deel. Poëtifcke Jfdeeiing. ■ Te^
ZutpheHy bij H- C.A.Thieipe* iSij». /« ^r. 8y^* /2-i4-:
« . • • • •
JDe geleerde en met r^gc beroemde jacobs beeft zich zeer
verdienflelljk gemaakt b() de jeugd , welke opgeleid worde
toe de kennis der Griekfche taal^ door hec uitgeven. van lees;
boeken voor de vatbaarheid van verfchillende klasfen. Hec \%
bekend, mee welk een nuc de twee eer(le (lukjes ook in ons
VadéHand zijn gebruikt en nog gebruikt worden. De Heer
LEEN heeft een' goeden arbeid verrigt, door dezelve voor
de Nederlandfcbe jeugd te bewerken. Hij verdient op nleuw«
ónzeq dank» door bet uitgeven van dit poëtisch' leesboek* Dac
inen het zpude- kunnen gebruiken tevens met de tweede af-
deellng, of zelfs blJ het midden van de eerde afdeeling vaa
JACOBS* prpzaTfche leesboeken, en dus op de laagde klas»
fen , fielt de u|cgev|r Voor vast. Dan , die kome ons zoo
duidelijk niet vqor. Wij meenen , dat de leerlingen gewooiw
tyk, ten minde vooralsnog, op die klasfen de mate van Griek*
fche taalkennis nlec bezitten, welke vereischt. wordt om po6.
zij te verfiaan , en hee bun In den beginne meer verwart dai^
helpt, indien zij dadelijk en de prozaffche en de poëiifche
taal leeren; weRcé toch zoo veel verTchiflen, dat men leder
bijna eene tnal op zich zeivf zoude kunnen noemen. Doch
dit hangt af van het gebruik van dit boek, en beneemt nieti
aan deszelfs waarde. — De afdeelingen zijn in eene gelelde»
lijke .orde bevat. I. plegeïfche Spreuken. II. Puncdichceo.
in. Stukken uic Homerus. IV. Herderszangen en Idyllen. V^
iLlerdlchten. VI. Eenige fiukken uit Tooneeldicheers; en eio»
delljk eene Lyrifche bydrage voor de hoogfte klasfen ^^ welko
inen'verfchnldlgd is aan den Heer tieesch. Wy cw^feleQ
iiiee', ,of die leesboek zal, over hee algemeen, wel voldoen*
iéne bedenking geven wij; of, bij eenen eweeden dmk,
welken wy den ijverigen thieme van harte j^oewenfcbeo
&et blee dbelmaeiger ware/dae een' zeer aanmorkeiyk igede,ele^
der
135
G/ L£BN, JAdOBt* CAlIESSCS LEESBOEK,
dit dpbéldariiiged a6faier§fels€en werd. Wtf i^èrbëékfett onf «
dtit htfc één ' leertin^> èl te ^dmakkdijk gemMtt is. Ztl b^
goé4 . ^dfdtfiWy bji) moec aicfa vroag^evi^tfntittfl Miti^ eigea eiM
derzoek«_£n hier blijfc, op menige bladzijde , den leerling
niets over een onderzoek, ndch den onderwijzer ter ver*
k1iHd|« t^ij «etooven , dat het ; ovef het ' èlgemèen , be»4
was, den leerlingen de oude Sckri|fver9,*of «ftcrekfeto uit ie«
961 ve , ce geven , zonder .eenlge verklaring er bij . cè voegen ,
ten zy in den uiierften nood. Indien de Heer thieme be-*
iloiten mogt, de jlttika van jacobs insgelijks voor de Ne-
derlandfcbe jengd te laten bearbeiden» hetgene wij hartelijk
Wenfchèn, zouden wij gaarne zien, dat dit meer in het opg
gehouden wierde. WQ hebben de Hoogduitfcie uitgave van
}AC03s* Leesboek van i8d6 daar voor ons, en zien reeds
met genoegen, dat er gcene woorcieniijst achter is. Maar de
verklaringen, onder den tekst gevoegd, zijn te menigvuldig^
en gaan over te duidelijke plaatfen. -- Men heeft zoq dik*
tvijls,'en metireden, geklaagd over de uitgave van mine l*
trui' vdor het Lac'Jn. Nu moet hec Grieksch, vo(gens de
tegenwoordige inrigting, dadelijk eh tegel^k met' het Latijn
geleerd worden. Waarom zal men dan den leerlingen Griek-
fcb'e uitgaven bezorgen, volmaakt ad tnodum ip, minel*
Lit? Neen! De leerilngen moeten te huis zoeken, denken,
vcrgelfjken, en met ongeduld wachten riaar de verklaring vaq
liunnen leermeester, en den leermeester niet lu het boek zelf
hebben.
Spookvertellingen y$or Kinderen. Met Platen^ Te Zultbqemel^
bij J. Noman. In \*iino. n6 film fz^i^^t
£jtn veertigtal VertetUngjes van gewaande fpokerij, altijd
eehter ontdekt als bedrog of misleiding, (eene enkele vitger*
zo^dctd ,'er enkel om eens te lagchen bijgevoegd^ maakt deo
inhoud van dit boekje uit , dac zich echter noch door nieuw-
heid, noch ddor het naï^é der verhalen aanbeveelt , en even
Hféhifg ióot bijzondere liduWkeurigheid ^an* taal en fpellingj
«ttitafrui. pe ''goede bedoeling, óöi kinderen, en door do
Vë^hden, eil door vÖcnr«*eh^ nkbéf/gr, 'tegen de vrees voor
i|)dk«tf te \^petieti , ia ecfateil loPvi^ardlg, bQaldten zulks b^
■idfe ÉinHeréu , 'vööt Viie iheri ^it boekje koopen zal , nog be^
boefle H ; tA dit publlekje kan cocli nu wel n'iec groot pieej
lij»/ . . . . : . v .
; %> i. ,f ». 1 .1 *• «.i O. 1
I
^'ó^
I
y ' ' 'a*
j ^ "•• ir-» Uit.' -</« ^*-^*'' » •»•♦?. J'.»
•GtfcMiuknis -des "MiktfihMU -tukr" vkn, 'BijbUi tl**r
f»-« i »• : I.' / ' • .'t'.\ ...'. ." . , il . ."«. ,
I
■ Z •» . ♦'»» 1 " > / ' ) ': • ,;l: '"» ' ►♦•1"*'> » ■' . . •»
iyïöfte Deéli] '^ X gdeSs'^tfe èabyloirftthé- gevihgèirfs
%4rtn de^teidè Tijkeir; vah«raaï éri'viil'Judas gefhéél.
' vernietigd. Het rijk van Ju^da, bleef echter In ziTncti
"hkjtt'vïli'Unifigfthat i^ en tï'eWaaVdé ziine
"geflkclitlysten; ^ De é^^ani» ' der Öodsrcgering Wa:s- -vvel
verddbfdi tnfa^af-dè^VoorÜenïghfcidt blefef iiith wcrk^éam
^'étocftéh bmtrëtïi firi^'bogmefkeh, èn WèlaahffóUds rèèïïs
•Jpugèllngén aari zljll tof'VeVhief; waa'i-onder 'DaniëT,
Öfè zéér veel'b^droegVda^ d? Jóodfchê Godsdienst on-
'der'^de Bafbyteniër» in aanzien kvirait]. -i. Onder Belza*
i*ï wordt het Bibylonifche fljk doofCyrüs ingenonrren,
en DaüiÖV^cn' Van; de -drie Vörfteny dfe 'over Iret ^é-
%eelê lïflKJ werden- aangeïfeld,' hand h zyfteö Gods-
iJictfsH*' öiidanitsr. aiie "pogingen der vijanden.
De toeftand der Joden *hi de BabyTonifcbe gevangenis
^as voor Wifihè irerftaticfeltike' befchtving niet 'zeer ^tin»
Ifig. Alleen- ^van de ^-dicbtïunst vinden wij 'eenige;
1irhrÖi>n in verbeveBheiii ^én rmaak merlsdyk afhéntende,
proeven. . - . .* /♦ . > . :
" Wat dé zeden aMftat : eénige brave manneh uil^^
honderd, bragten de Joden reeds zeer bedorvene zeden
snede 'naar Babel. Deze önzed^Ujk,beld fch^nt ^ ten miii^
fie'in de eerttè t^envan derzeiver Verblijf in Babel ,
niet verbeterd te zgn , bi^en^ de klagten van Ezechtêl.
©it kwaad werd bevorderd door valfche Profeten en
door onheilige Prieatera. Dit is echter zeker, dat Jo*
den en laraSlieten^ alraa-na hoiine gevankelijke weg«
Voeting 9 de afgoderij verzaakt hebben , doordien Jeho*
MEKBESca, i8ao. NO* 4. K ' vah
\
xjS d.muntiugbb
yah bun thans^al meer bekencl werd^ niet alleen ^t
.hun aiattonalé God, maar oiok als die,. die bemel^en^
aarde beftuurde , —> doordien zg op eene zoo treffende
wQi^e vervuld zagen , wat de Profeten bun ; uit naam
nm Jb^vata 9 * mn dtte^ balüagfcbap » als .ftraf jrow
bunne af godery ^ . zoq v^ak voqr^egd hadden» ««eil
doordien de Jood met geweld van zijiien Tempel en
voorvaderlijken Godsdienst. Was afgefcheurd: 2^o dien-
de d^ BabylonHcbe gevangenis der. yporzienigbeid tot
bare oogmerken^ . Gemis ]ian gele^ephe^ tot ultwi»idi«
gen Godsdienst ^vfrlierkte^ hij,br4yem^nrchen,dien viiii
het hart. • ; , : • ::,:..
Ondertusfch^n zorgde jip.bovah ook nu vof r de hand«
baving ^n bewaring van. den Godsdienst ^ door de red^«
nen en fcbriften der Profetexu Dezer Godsdienstleer
was th%ns* oog* dezelfde alf hv bnni)^ voorvaderen* Tot
de b^qndere wlj^ging vaji^ dezelve, in dezen tijd^ be»
hoorde ^ dat , naar mate d|ê Joden meer getuchtigd wer«
den , de Profeten ,, aan den eenen kant van Jehovab'ii
llrafvorderesde ^eregtigheid , maar ook aan den anderen
van Zijne vergevensgezimlheid , veel fpr^^ken. Óok
fpraken zij met zeer duidelijke bewoordingen van bet
toekomend leven* Zeer vermeerderd , wijders , .yindt
men bij hen de leer der g(;esten , en bij Daniël he( cuersjt
namen aan de engelen gegeven.
^ Schoon de afgoderij, in. de hallinVebap nifas v^rmU^
derdji waren echter de z^n der JodeUyZeer. bedorven^
en maken het voorwerp van ét beftraffingcn der Profe»
ten uit, wier denkbeelden van godsvrucht %h deugd
nog even zuiver waren als te vor^; want ook zij fton-«
d^n zoowel op bekeering. va^n het ha^t» als van de.uU
terlijke daden. J)e byzondere* pligtten , die gevorderd
werden , waren dezelfde ajs vo^^een* EzechlSl i^Pi^qn^
derheid neeipt onder allen tot gronden t waarop h^ df
verpiigting bpuwlt, deels Jc^hevab^s vergevfsnsgetstod^
beid , deels dat elk de gevolgen van z^iie eigene: oih
deugd zou ondervinden. Zedelijke * en godsdi^(Vfi?a
QESCHSMMS BUL MtWCfiHBID. 759
deugd fteldeii Ezechiet en Daniël tlt één der voomaam^
fie voorregteti der ^Mttfiaaafche dagen.
De vt>omit£igten omtrenc den Mesfias komen in dit
(tifdrak niet weinig ultf ebreid en verhelderd voor ; ecli«
Ier SCO , dat de voorgaande denkbeelden ten grondflage
lileyiMi "liggei^ «^ Oeee was de ftaat van godadienat en
aedeleer in dit tijdvak.
De vrQbeid , door Cyrna aafl de Joden gegeven, ter
'terogkeedng naar hun vaderland, was een natvuif*
Vjk gevolg vanxUne edelmoedige inborst, maar bok
<vtn agnt godsdienftige denkwijze; want de öade Ptr*
;danen vereexden flechts éénen God, onder het sin«
ncbeeld van het vuur en dé zou. Cyrns' vriendfcba^
iroor de joden , en zyne erkenning van bunlien Göd ,
«ras wederom een &üp verder gevorderd tot de alge*
meene vereeriog van den waren God.
Zoo gingen dan, op Cyrus* Vergunning, 42360 Jo«
den (de dienstbaren niet medegetefd) naar tiun vader*
land telrug, waarbij zich nog eenige weinige uit de
ISratSUetifcfae dammen, vroeger weggevoerd, robijnen
gevoegd ie hebben. De Samaritanen deel willende heb-
ben aan 'de opbonwing van den Tempel, en dit door
de Joden geweigerd wordende, legden zij dezen alleriei
binderpaien in den weg; en zoo 'omftond de vinnige
-baat ^vsrchen beide volken. Óndertusfcben Werd het
werk róch^ later, Unnen^weinige jaren ten einde gebragt.
Onder ^Daorina Hystaspes kreeg Bzra last , naar Jerü*
Mlem te gaan , en in Godsdienst en burgerftaat te hér*
ifeeUan, wat nog herfteld moest worden. Hij deed dit
op de nadrokkeIi)kfle en plegtftatigfte wijze ; fchoon ér
-na z^nenr dood nog veel ontbrak , wat tot Welzijn der
Joden vereiscbt werd, en er nog veel beleibmerends
overig was. Hierin werd' voorzien doofr Nehemta., —
HiertnMë eindigt de gefchiedents der boeken van bet
Oude Verbond , en eenige apakryphe boeken , j o s e«
V u tr s enz. inoeten vervolgens ten leidraad vefftrék*
4cen. De Joden genoten onder de Per^tircheT regering
soo veelirri||Mid| ala een afhankel^k volk begeéren kon.
o Ook
, Ook ODilMr A^^z^der den Grooteo , veroveraaCrVtH
Perzié en van Palestina » was dè flaat der Joden gunftig^
::;^]|- verfchijnen. nu^ als. door bim verblijf ondes^de^a^*
.byloQiërs eenigzins gevorderd in kunden der firabht'^en
'in koophandei; tawr in verftandelgke befchaving fcb^-
i^fin.zü weinig, in dU tqdvak vooroitgegaah. Ondier A
de kunden beeft zich de dichtkunst 'b^< de Jodeü 'bat
4Ang^ daande 'gf^ouden , en zgn daacvan^dok in^dit tijd-
svak bewgzen. Scjiooji de aff<;b#iften van de boeken
:de$ Qudtn VerboQds , hoewel, fcbaara ..aanwezig v ^^B
«waren bewaard ^bleven ^ rhad toch i in de |;>allingrobap
.alles medegewerkt tQt yerval yan;Godsdienstjen zeden;
.echjcer was 'de afgoderij gefnuikt: JehoVah ^ verwekte
ilU8:%ondjerfcheidene raa^nQ^ jot. berdelUBg, van den
Jpodsdi^nst. Tot die vgn de Godsdienstleer werkten
vooral Haggaï en ^acharjas. Hun. God is over. bet
,£ans€h. heelal. De door hen begeerde deu^ beftaat
'.hikx, in plegtigheden« Bii Zacharias is fpoor van geloof
.aaa taligheid na. dit leven , en duidelijk zijn bij beide
•Profeten^ de uitzigtep in de MesGaanfdie tijden. ^ Dit
.was onder Zerubbabel, den Uidsman der Joden nlt Ba^
beU .E^ra zorgde, dat; h^t volk weder met. de wet
bekend en in dezelve onderwegen .wierde. Na hem komt
Nebemia. voqr aU een uitQiuntend bervptmei!, ni^ al-
leen vyio de daatkundigft ,. maar ook van de godsdtoi-
' ^ig^ CQ zedelijke gedeldbeid der Joden. .— * Te* dezen
.t^de tred/sn de .Mesfia^Dfche voorzeggingen van Malea-
^chi zeer in b^zonderbeden , fprekenyap d^n wegbeceidui-'
den Gezant'9 di^ voor den Mesflas heenzpu- gaan» fH
.yan dezen als van den Engpl des veirl>oiKte ; naatwkn
.de Jodep verlangden. ^ Oqk wordtrdezp gefc^^tst a)f
een draSend regter der goddeloosen |^ ep de voorloop^
zinnebeeldig j^lias genoemd. ^ . * . • ... r
, j!)e Perken kregen nu ook; hoqgachtipj; v^or den é^ACft
wwen Qjod, en vele in BabylonJ^ bUjvepde Jodea.'lci^
den nu reeds den ^rbnd tot die algepjec^e .veprwackttog
.van eenen voornamen .werel|^eduurd6r,:.i9!'elke5r$ npifU
Wod inu bet Oosten vinden, en yan^lpfiti.gdo^f Jtan
^
i
'- * %
•SSCHIEDENIS DCK MÈNSCHHSID. Ifr
»
éénen^GódVliêtwelk in volgende tijden tan zoovete*^
Heidenen 9 inzonderheid in het Oosten, gemeen was, "
' Na Alexander^s dood kwam Egypte pnder Ptolemeu$
Lagi 9 en o6k Jodea. Vele Joden geraakten nair Egypi"
te, waar de wëtenrchappen bloeiden , maar genen juist*
geen voordeel deden in hunne godsdienftige gezindhe^'
den. Zij verwisfelden dilcmaafs van heerfchappij. Ger[
durende al den tyd, van den dood van Alexander tot'
öp Antiochüs 'BpipHanes , zag bet er met de godsdt^n^'
ilige en zédelpebörchaving'der Joden zeer flecht ait. '
^ In het zedelijk verval der Joden moet de grond ge-'
2ocht woMen* van het ontdaan van de Tekte der Saddu^"
ceërs, en door delcfaclit 'der 'tegenwerking oniftond
het huichelend Phari^eisme » ' het\Vëlk , om meer fteun
te hebben, dien het in de heilige Schriften niet yond»^
denzelven in overleveringen zocht. Ook hèefl inea
Waarfchijnlijk om dezeh tijd den oórFprong der Synagb*
gen te Hellen. Eindelijk greep ook de zucht tot het
verwonderlijke en avontuurlijke plaats; waarvan voof«
beelden in de apokryphc boeken.
Stelt men vasf, dat de Joodfche Godsdienst In de
Babylonirche gevangenis- met vele vréemd'e denkbeelden
zij vermengd geraakt ^^ zulke is niet waar in dh Aoojgé
ffuuéy waarin men dat llelt..^ Van de Grieken namen
zij nog minder over. Maar het bijgeloof aangaande de
jnagt der booze geesten vinden v/g in dit tijdvak onder
de Joden reeds aanmerkelijk toegenomen. Vreemd is
het, dat bi) Jezus Sir^ch geeri'fpoor van heldere ti!t«
zigtèn over den dood en de eeuwigheid , die de Joden
anders nu toch wèl hadden, wordt ge vonden;; "Dit is
ook het eenigfle boek , waaruit wij deti ifaat der ièdt^
fcer onder de Joden te 'dezen tijde kuniïen leefren keil«
nen. Godsvrucht is ook bg Sirach de I/ron van alle
pligfen. Hij dringt aan op de plegtigiieden ; doch zij
x^n bij hem de hoofdzaak niet. Maar hïj fcherpt den
baat in tegen vijanden. [Schoon wij in de plaats , door
den Heer M uit TIN o HE aangehaald , meereene^ alle*
K i zint
142 Bp MyNTINQH^ft
zips door ondervinding gewettigde « waarfcfanwfgginfCM
nen te zien, den vijand nimfncr $e veelte vertrièwen.'],^
Ónder Antiochus Epiphanes wat de verbaateriog ,
door aanneming van Heidenfcbe zeden » seift in deo
l^rksteritand » hoog geklommen. Dea« ómftandigbeid ».
echter 9 werkte bij anderen die hardnekkige vasthouding
aan voorvaderlijke, welke wij in de vervolgingen ten
tijde der Makkabeën xien werken , de gefchiedenis van
welke ons den voorvaderlijken Godsdienst der Joden
wel in groot gevaar, echt er, 'door den ijver van ftand<»
vastige , veel ook Phaxizeeu wiche aanklevers , gelijk een ,
met het zwaard bekeerende , Johannes Hyrcanus , be-^
houden « voor oogen (lelt, en ons de wijze ^)e(luringen
der Voorzienigheid , ter voorbereiding eener latere ont«
wikkeling» doet opmerken.
De ï^barizeërs waren onder dat alles , als afzonderlijke
fekte, reeds tot hoog aandien, en zelfs tot invloed in
de ftaatzaken, geklpoimen* Ook de Sadduceërs maak*
ten eene bijzondere fektè uit. ' De Esfeërs waren eene
foort van Jóodfche monniken, zich meest vermenigvyk
digende in Egypte, én waarvan men voorts weinig weet.
''in Egypte en aan hetzelve onderworpene landen wa-
ren de Joden in groot aanzien. Zij vonden fmaak in de
wijsgeerte van Plato en Pychagoras , en vereenigden die
met. hunnen Godsdienst. Merkwaardig is het , dat de
Itandvastigheid der Joden , onder' de vervolgingen van
Antiochus Epiphanes, hen en hunnen Godsdienst b^i
^andere volken zeer in achting bragt.
^Hyrcapus zoon^ Aristobuins, verbond in zich de
^ ïioogepriesterlijke met de koninklijke waardigbeidr De.
twist zijner zonen na ziinen dood maakte , aat Pompe*
jus ingeroepen werd ter beflisfing; en zoo kregen de
Romeinen invloed op het bewind van Judea, terwijl
bet gezonken geflacht der Makkabeërs vervap^en werd
door dat van Antipater; gunfteling der Romeinen , va«
der van Herodes , die ten tijde des Zaligmakers leefde i
en het bewind over Judea verkreeg.
De Samaritanen' waren aanvankelijk vereerders der af-
go*
.... :0BSCHIEIIS!fXS 0E1L MEN9CHBBIDU I43
goden 'iievénsjehdyahyititat hadden waarfebijnlijk tea
tijde VmEtin, de afgoderij reeds laten varen. De Pei>
zen waren ooifpronkdijk een klein, nomadisch volk^
maAr dapper. Cyrus bedieif ben, door hen tot veN
. overenden krijg aan te voeren. Zij vereerden flechta
édnen God, waarvad hec vuor eft dé zon de afbeeidfels
waren; De ineestber€baafd& volken in het Oosten be»
waarden het langst de godsdienftige denkbeelden dex
Aarts vadets. , . .^
' Bij alle znilrbrheid der óudfte godsdienftige denkbeef*
den, fprak men toch doorgaans over God in eene ver^
bloemde taal. Men oordeelde niets gerchikter , om de
natuur van. God af te beelden, dan hef Uehu Bij na-
denken over het onderftHeid tusfchen goed en- kwaad»
noemde men dus natuarlljk het kwaad duisternis. De
duisternis , of het kwaad , dacht men verder y kon niet
van God komen; men. ftelde dus vast een |i:oed en een
kwaad wezen , met elkander in gedurigen ftrijd , mits.
ftaande onder de magt van eenen opperllen God. Zoo
ontftond de leer van goede en kwade geesten.^ Het tee^
ken met dé zaak verwisfelende, nam men de zon voor
de Godheid zelve, en. maan en fterren voor mindert
Godheden. De Magi, of Oosterfche wijsgeeren , wak-
ren of fterrekundigen , of zedekundigen , óf natuurkun-
digen. De beroemdfte . hunner vras Zoroaster» -«^ In
het^vroeg befchaafde Indië berustte de befchaviiig eenig-
lijk bij de priesterfchap , die hare wijsheid voor het volk
geheim hield ; diis is het moeijelijk , bare gevoelens op ,
te geven.^ De Indianen (lellen ééne Godheid , fpreken
van hare deugden bij perfbonsverbeelding, en houden
de heelden, lüs afbeeidfels van hemelfcfae , 'aan deQod*
heid dienitbare, wezens, in groote eere. Zij gelöo-
ven eèfle wereldziel en zielsverhuizing. Hunne deug-
den béftaan in uitwendige ptegtigheden.
In Griekenland Was de zucht toor kunden en weten-
fcbappen heerfebend; maar éti^ wareti tteest dieijst-
baar aan 'de onzedelijkheid. De Sophisten bevorderden
de ondeugd, welke Socrstcs zocht te (tuiten:, isaardie
R 4 het
:aiH MUNTlNOVS^OKSCBIfitttNISDE&HBNSCHHEID.
«
Het Qzgtoffetvretdi terwiJI'z^Dewïjï^^ite,' teer (foor
eijtie le^jerlingen onderfcbeidén gefsiXbeikeerd,' vele üit^
leenloopèndè ftelfels deed .ontftWV' wpanrati^ bec eeoe
her andere wilde verbeteven, en'ZOO> in.tegeuovecgiai
fteld uiterfteTieL n . •
.■' De oorlogzuchtige Romeinen bleven vreexad van wé»
tenfchappelijke én'kiinst-berchaving» totdat zij dere
van de overwonnene Grieken pvernanieii; :
Ten einde van dit tijdperk was de ware Gódsdientft
•Bijnk geheel verbannen vin de a^rd'e* ' Hèt ineéftte van
<]en voorouderlijken Godsdienst ^a nazonder de 'Pa«
êèstijflfche Joden te vtndien». «b bet Nitmwe Verbond
leert ons, tijdens de geboorte vaa x>Qz4B Heer, edele
karakters onder ben kennel). Pbatizeërs en^adduceërs ^
echter, ondermijnden den Godsdienst, elk op; hunne
wijKe* ^-> In de Heidenfche wereld was be( denkbeeld
'van éénen God bijna. gebeel verdwenen* Er was wel
vele wijsbeiden gvootere kundigheid in de wereld; maar
die ftond in* geen verband met de zedelykheid* jOe se*
deleer wa& te afgetrokken, en de* wijsgeereuj bemoeiden
leicb niet ihet-faet onderwigs van het volkè* Defohoone
iLunften werden tot bevordering van weelde en wOlust
•misbruikt. ... , '
' De aedelgke. nood was. dus groot, en riep om eene
buitengewone Goddelgke. bolp , aan het menschdom in
Hem gefcbon'ken, met wiens geboorte dit tijdjjperk
eindigt. ' ' ' • •
(/fp# vervolg Ahrns^^
Specimen Hermeneutico-Theólogicum, quo vatiei/iar
tioncs Jtfu Christin de perfcsfiombus fuis^^ mart e et
in vitam redïtu , illuitrantur ^ vindicantur , quod — -
pro gradu doctoratus ^ .publico et folen^ni examini
' fubmittit- H« £• VINKE, AmUelod^mcnps. Traj« ad
Rhen* apod O. J.. van Paddenturg;tic.
et is den echten heminnaar vati onaen geopenbaarden
-: 'A Gods-
y
Gcdsdiébit, èn^irande bèüfge oorkonden, waarin debseU
yerervatja, ten boogde aangenaam, wanneer hijztcb
overtdigeB' kan,, dat de jongelingen, die atieb op onze
HoogefcJloleii tot Godsdienstl^eraar» voripen, behoor-
Jp: gewapend worden tegen^e verderfeKjke wQze :9«ii.
bet behandelen des B$bels, die iff het nabttrig Ouitscb^
land ftdert' eenigen tijd in zwang ia geraakt , en die ba«
te' natuurlijke ftrekking heeft , om al het buitengewone
in waarlijk Goddelijke uit den Bijbel wég té verklarea
iof weg té filozofeïen • tloe zeer de^e gewigtige zdak ^
^yzonderopdeUtrechtfche Akademié, behartigd wordt ^
kan^ blijlcen uit de fchoone Proeve tot opfaélderidg en
baBdbaving van Jezus Voorrpellingén betreffende zijn
Jgden, dood en. opftanding , door welker vervaardiging
èn openbare verdediging de Heer viN'iCB.de Wélver*
diende: waardigheid van Doctor in de Theologie onlangs'
aan die Akademié verkregen hééft; Deze doorwrochte'
Verhandetinghad hlj^voor het grobtfté ge^déelte, afgewerkt,'
na^at hy Predikant aan de Fuurfche geworden was. • .
I^et onderwerp dezer Verhandeling is nieuw en van
bet grootfte belang. Na, in eene inleiding , over de
gefchiedkundige bewpen , uit • de wonderwerken tXk
voorrpellingén gehaald , voor den Goddélijkén oorfprong*
van het Christendom , kort , zalcelijk ; en toepasfelijk
op zijn oogmerk , gehandeld te hebben , fpliest de Eerw.:
Stbf ijver zgn (luk [in^ twéé deelen. Het eérfte behelst ,*
Bèar de tijdsorde, de gezegden, waarmede Jezus zijl*
nen dood, lyden en opftanding vdbrfpeld heeft , heldert
dezelve op^ en handhaaft ze tegen* die nieuwerwetfche
eA verkeerde verklaringen. Het tweede deéi- toont atn ,•
d^t dezelve ware voorrpellingén zijn , en eene wezénj
lijke bewijskracht hebben vooi* de Goddelijkheid vail
Jezus leer ; en in hetzelve worden eerst die vdoifpél*
lingen nader en zoodanig van alle kantéübéTcbddM^d/
dat de flotfom is, het zijn voorzeggingen , inideti vol^
fien nadruk' vftn het) woord , en door dé oltkoitnst Wl*
komen bevestigd ; waarna dé bew^irachtderzelyé vv^oMf
JMngetoond en tegen de ëietrwi ultvlugcen rerckdigü.
K 5 Het
/
/
M^ «• B« Vilt «E
V . «
V
Het iMt eos^ uit lieide Ii«ofd<tae1efr .eep (bukjsopn
geven, waafuii eenisains blijk^i kan^ w^ik eco Tooff^
creiftlgk llilk de onderb»? ige i^ftdemifche Pf o^ye «9»
De. ee(fle pltaxs dan , die al« eene voorMggbig vatti
Jttos worde opgegeven, i» JOb II; 19/, üwhax Jeatti
« t^BW de Joden zegt s Brech dezM , Umpel ^f ^ 4n in
drie dagen mI ü dcn$ehen veder oprigHn^ 9er irerge*
Igkiog van vs; az, alwaar da Apostel opmerkt, dat
Je3^u$ di$ ztide van den iempéj jiijps Ugchaams^, Breefcê
af^ wordt hier genomen voor : gi^ zult afbreken, ^ of 1
if^M tó afbreekt. De tempel is hier niet ^ boo ala
fommigea beweren , de teinpel van Jeriizalem , noch het
keftttur des tempels , noch de door Jezus te vernieuwen
indeliing van den G.odsdtenst , zopdat. Joannes het ge«
zegde vu Jezus verkeerdelijk uit hetgene naderhand
gebeurde- zou opgevat hebben. Joannes toch, do^r
den geest der waarheid geleid, \QXk hierin niet dwa-
len. Het komt ons, daarenboven, ^iet onwaarrchtjo*
Igk voor , dat die gidliefde discipel van Jezus met zg*
nen Meester hierover naderhand gefproken aal heb*
ben-t vooral 'Uit vergelijking van het ^afte vs# Dat Jjb*
zus hier zich niet duidelijk , maar raadrelachtig uH*
dmkte , wordt zeer wel , als een blijk van Goddelijke
wijsheid, voorgefteld; dewgl H^ dus, m zyne regen*
part^ders deed zwijgen , en zgnen waar heidlie venden hoor*
ders gelegenheid gaf, om hun verftand te oefenen, en
de verkeerde denkbeelden der Joden ^ omtrent den Mes*
lias van ter zlgde aantastte. Dubbelzinnig was evenwel
2ijn gezegde niet \ fchoon de Joden ,dOQr hunne flecbte
gemoedsgefteldheid , hieruit de gelegenheid aangrepen ,
om Hem te befpotten. Wat JHij eigenlijk meende, be-
grepen zij niet terftond, maar konden evenwel inzien ^
dat Hij , die kort te voren den tempel gezuiverd , en
Y0 den^elven . met zoo veel eerbieds gefproken bad , hier
dien tempel zelven niet bedoeldCé
. In het .tweede gedeelte wordt , onder andere uitvlug<»
ten van nienwe vinding , ook deze niet voorbijgegaan ,
dat het vervagen» ona de toekomst te vosorlpellen , bg
Je*
- ' * 1.
SPXCnCVN laaMSWBUTICO-TilBOl^OGICUBr. X4f
Jezus zon kunnen gesocht wordeir in het öHsriyk Mg^
netismps, geiyk hefsdvewel pkMts heeftin diea.ftaM
tan helderziendheid {clatni9fance) bS gemagnetiteerdenM
Daq, hier wordt aeer verftandig opgemerkt, dat hm»
bet op. verre pa nog niet eena is^ jorf dit vennogsa doot
liet magnetismos inderdaad worde Verwekt $ dat sel&f
Tolgena voorftanders yan hetzdi^e ^ het gemelde Vermom
gen. bij , helderziendeniBiet verder gaat, dan hetg^
liunne eigene ziekte betrtft ; dat ook , wat daarvan a$tl
img^ 9 Jezus ia geenea dede met die hefderzieitden vet*
geleken kan worden , zoowel om andere redenen, ais
TooraU. omdat Jezüs wikende, en bi tegenwoordigheid
van ongeloovige viiandèn , de toekomst voorzegd heeft;
terwijl de gemagnetizeerden alleen in flaap , en in teget^
woordtgheid van zulke , dien het aan goed geloof niet
hapert , gezegd worden bet . voorzeggensvormpgen ilit
te oefenen. ^
Dit %% genpeg over eene Verhandeling, waarin wf
niet alleen veel kundigheid, maar ook een juist en
fcherpzinnig oordeel bewonderd hebben. Wij vertro««
wen, dat allen, die dezelve zullen lezfen en eenlgxini
bevoegde regters zijn., met ons, van ^en Steiler den*
' zetvé nitftekend veel goeds voor onzen Godsdienst
znllen verwachten.
Lecrrcdenm^ door a. van b £ m m.e l e n ,. PrsJHaf^
u Anktvun. To Atnfitrdam , 6i W. Brave , €n U
Gromngên\ kif W.; Zuidema. Jn gf\ Sm» 321 Blm
B
9 de menigte van Leerredenen, die er tegeswooiw
dig worden in het licht gegeven , ii bet fcMkr ünaM>^
ge^k, het karakteristieke van cikm Redenaar aan té
w^zen. > 69 fommige, echter,; bnc dit eigendommei
lljke zoo zeer uit , dat met , 00I& isonder voormenen vol»
genden rbundel d/m Sckr^vers^naam te vinden zotf k4in-
nen proeven^ durzij; vanr^hem zfby wlen^aen reeds
leer-
l6erde kdinen/ *-^' Zoo liébBèn déie Leëri^edefieir vziL
AW'Berw.VA'N SÉMM£L£N Öateigehe, dtt zij van
]M!t begin tot 'bet èimlè; zonder metkbare afwhrelin^
iwa- onieswijs 'tn deeUtnatie; Voortgaan in 'ééneh toon
ft^ ma^r in welken I * in dien , waarin onderwlji^'eD aan«'
dram op dé ' nitliekeiKlfte w^ze met elltflffldb^ lAeen- en
tot één fmelten; ieoodaï ttien als doól- ééne keurige ^
fbatgemozyk wordt geboeid 9 als door eenén zachtetf
flroam medegevoerd. * Dé preken van '^aNJ'BXmm&«
^E««r«iBgYi de fchöone 'Uitvloeirels van êen innig reiU
gJKus ga^öel,'niet.alle kemeekenen^ dat zij'medege^
deeld zgn, gelijk zij natuurlgk'in zijne ^zlel opkwamen;
En alzoo treden zij zonder <de minfte Vertoon making
üp» maar houden vast dengenen, die ze v met waafdé-
ring van zoodanig gevoel, en vatbaar voor des zelfs in-
vloeden*, met één woord , zelf echt religieus < in dft
hand neemt. «- Wij aarzelen niet, deze Leerredenen!
Mf/raiigftirikken onder dê voortreffelQkfte , en derzetver
toon tl noemen den echt Evangelifchen , natuurlijken;
warm en zaébt.veriitanénden, verhefFenden 'en vertroos*
tendens bij welk alles het van zelf fpreekt, dat ftglen
uitdirukking gepast en keurig zijn.
:* 'Zoo- kan «en het duidelijk, gevoelen, dat de tdcst
der eerde Leerrede zich aan tiet bifrt des waardigen
Sprekers aangeboden heeft , niet met. opzet door bem
ffezocht is. Zij is over Jo. XVI: 32, 33, en handelt
Over JezliS 'hooien én heilfgen moed in zlfn tijden. Dèzè
préèk isS Wgkens de Voorrede, „ de vrucht van eigen
lj|(kn, !van heC verlies eener geHefde èditgenoot'e en .
moeder van drie kinderen.*' Stelt men zich'eenen va*
der in deze omftandigheden voor , hoe moeten wij dan
niet, getroffen en overtuigd woiden, faisc door zljt^
god$dien(ligË befchoxiwing^ van de jampfpoeden., eü
dPQr/i(^.'berbaaldft vermaning: „Hebt goedetimoedl
cctg.4k ir^ iti dtiet naam van m^nen Jezvs, gi)^ die door
«waar Joden beproefds Wordt !'*
-• Van de over^e negen Leerredenen, alle belangrij
ten 4MiiiMiiQinrdj( -^^ volflrekt edd pqpulair «f* ook
voor
V
■ -> •
'>Mr den alterètfivoöcrtgifea verftünbaar -^ JD»de njü
"Yoering, rcboon' gedi8t>bDeefd ^ zonder veel uitkomende
verdeeIiog« dén inhodd op lè géMii , <yf ftal^n te lev»
4reA, gedoogt ons befték niet^ ttia» vMj hebbeh ^4>ok' Uti
noeg gedaan '9 met de degelijke gebatte van dezelve^ce
idoefi opmerken. «-*iMogé^on^godsdfonftlg publiek rook
iden wtfardigeh van j^Bümsts-M^ regt leeren- kenneA
-«n wMfderenLDe woorden in* dè? Voorreder ^'eddk
*van. eenea onbekenden Dórppredlkant ! '* 'baddes* w^
daaè gaarne gemist. Dit woord baa-fleohtiT Jcomeir uit
den < mond dèr «damfte ^rootikeedfcbe trotscbïidd , mtai
nimmer nit dien dea veriiandige»j>::w«ané'er andera hoi
rwerk van den m' onbekenden •Doc{'predfkant^/gt>ed ia.
IDaarenboven , :wie.was aiet.eeraa^onliekend, eer hif
bekend werd? En eindelgk, ftaan dan (de bollen loift
In de groote fteden ? Hoe menig godsdienitig Genie ye&*
kwynt ér (wanneer de geest niet ilef if genoeg is) on
^en elleniUg dorpje^ terw^l fomtf^^geeatêl^ke ^óoneeK
'fpelera dè* groots ftèden vervttUen'/:van hunnen roem,
•welken de regtgeaatde Leeraar niet met . heb .l;egeert
J^c deelenl -^ - . .• , ^ A* • \ • . i /. • v,. * :v \
[, . Wij tw^jfcljtft 4^1^ of dr y90iyicnighei*.;ai»l «k,
'naar hare wgaÜeid , den waardigen v a n ,9 ^ m ms l^x n
in de gelegenheid ftellen, met zijnen echt godsdientU*
gen geest het meeste nut te kunnen ftichten. f '
> 1 I f I ■ ■■ 1 ■ I II»
'Nagelatène Leerredenen yap N. ' L o b r ij ,* Predikant te
Leeuwarden. ïlde Deel. Té Arnhem^ bij 1?. Nijhotf,
- ^n te Leeuwarden^ tij A. C Lobrijr iS.ip. SlVIÏ
en 285 El. ƒ ft^S^r
JDij de
>ij de lankondiging van het teffte Deel dezier Leerté«^
*4enen hebben wQ^ seo wQ mèenèn, den 'geest en de
.WfttrdQ van ^ deselve genoegzaam - doen kennen , en dus
miet noodig, daafover andermaal ons uit te laten. De
-Eerw. Uitgever moge ;gel$l( hij dit noemt ^ zijn woord^,
itot.de uitgave van desen tweeden bundel,misfchièn'on«
«voorligt jg. gea oeg gegeven biVben » dew^l doer den waat*
* di«
ff» N. L o A% ij * UJMUBPE NEK.
^yn overkdeoen oiete eifealyk voor de drukper»'wa«
hentxkti wy ^ijn ipec ilie oavooraigtjgheid w^ ib oq*
iBtfiifofaik» wiot . dtardoQr ODtvaogen wq pog^zeBtiea
fckoone Leerredea^a, vtp godsdieoftlg jsedei^kea, mia
«aa te^rtteUigea mliou4t.tif voor welken laatft^nLo»
»aij9 biykea$ bet Voorberigt den Eerw, ükgevera^dt
Kat^cbiaaausprckeo meer gcrfcfaikt oordeelde.. -?-» Was het
ttrfte Deel fpoedig akverkocht» w^ yerMijkiesi ons over
^k beirva vMTmiak voor barteliike , zedelijke godsdiea»
ftigbeid» ea cw^feleo geen oogenblik, of ooktlit Ded
aal liet «vda ^ noo gud ; en aoo werkt een uitmanteü*
de li-oaaii nog rijken jeegea , selfii na sijnen dood.
. :B1# XVI ^ rég. Us ^^Q genoemde Vporbcrigt mogen
tirij bf t tvipord r^^aitaoornainjp veilig als eene dmkfeil
doea opmerktt*
t i', '■ ' . i • « t • f • ■ '•'.-•«
Jtmjiiiffg ran^ de ^pmtmA Xerk - dtr Boop^44indc Gs^
^ tnecnn. u Mmfingtaimêr ^ op Jen 4««y#i9 Grasmaand
. x^ijü. Dêor .& }L.wrmi.inx^'^Larmria de Doopi^
gezinde Gemeente te Midwolde^ Beerta en Meeden.
» -Ti 'G^üHingéh^ 19}' W. Woateia. 1819. In gr. 8y0«
n^
JLIe Gemeenten yMH.Dtjsrgumj^MMSfu^s en ika iï^ra
waren find^ gef ^im^n tijd y»9 i^^nflQ jdge«en Cbrisua*
leeïaar verdoken ; niea I)ad daar au Aok voor den aoo*
4anigen geene woning nifer, ea.de kerkgebonwea zelve
waren 'onbruikbaar, tiet is waar ^ de overige Protes*
tantrche kerkgebouwen ftonden voor de Doopsgeziadt
Jbroederen open , TeaiVKe^dea d^r ben daaktwir enivl^
tig;.bezocbt: :natAinrlijk waft wbter, uit boofde dea
Cbrisrelyke vrivheld^^ «i de awrtaigiqg., ;op vroeger
oaderrigt gegrond, bet verlsngen aaar een bijzondcE
Bedehuis en eigenen Leeraar en Voorganger^ eo vet-
llandiglyk hebben zïcb aUoQ dese drie Oemeemea ^ na
.omtrent^ drie honderd aMeo .uiisuü^ade t ver«enig4 tot
, ^ het
k« B. WIBLINOv INWIJDIHO EBNBR URK» I5t
/
hel behartigen ym (Ut huo gemeeurcliappelljkxbdtfig:^
,tn te Minjlfigaweer ^ oogeyeer in bet oidden gelegep^
Mpe Kerk eo^ Pftscor^ gebouwd. De «erfte in dezelvf
grondene ^I^eetredesiet onder bovengenoeipden titel
Jiet lichr, is een eenvoudig Cbristdi|k opftei , waarl^
liANO. XVil: ft4 en ag ten grondflii^ ligt, éaeene ata^
gentme gedtcbttnis * toör de nu veveentgde Ckmeeaee»
welker opbmuving in. geloof enJiefde door eenen eigo^
aen wurd^n Leeratr w$ hartelpL fureafoten*
■a"
ffün Dfr4rubt ^ ^êg^pTil^m t^Hü^^crg ^ 4m eerr
0en Fctr0^\^ij^^ jhf^, v^.t^AViJ} P4%nue,,
in u^nhnny^ Ho^ketaêr.^ i$ CMgêkicrdhM '^
uUmètf.' Vi$yh$ê ié0tifn fertiaid 4o^r ^aï o. 2»
Vitgeg49mm0t^4êê96 Voör^ én Në^^tédk^ doeir nico^
LAAB sc'HOTSBfAN, Predikant \tc Lejdón. Tt
LejdenJ Hf At Wed. D. da Star. iSig. In gr. Syp.
jrr/^fl 66 -8/./ :.|2s: ' •-
w,
ie iMt heeft; on dit, fi«i$e ilnk» ^t fti.des
echten: geest en fnatk derf dgtsinnicbèid ^ran hervoorst
der za»Miiên^e;.tmw it opgeflnU^rie aezean^ jen jnet
SCHOTSMAN *s Ecfczuil te vergeleken » kin er nie
zien 9 hete vMmMkt de ^aetfte^ editet^ vorens ei-
gene .verzekering^ masr in het gebeel geen dtficia veH^
rum is) met deü Schr^er vfn het eerfte overeenftemt ^
eUv, in de aegêtitfendê eettw, in denzellSen geest en
fnizsk heeft wetenr te fiebrgvei»». th deze. Maar waats»
toe dit» daar.dk er reeds van overtuigd was , en het
juiat tot scBOTSirAN'f fchande fttekte, door de
uitgaaf van dit ftnk , q>zettd9k bewezen ? On bet po^
blidc, dat zich aan z^ne btttetbeid géErgerd beeft , zoo
iDogël^k zand in de oogen te werpen , 'door te toonen ;
dat een nmn-, zoo als paubus, ^ grodte fa&bvs»
over de RemopAranifcbe gevoelenazich niet nialfcber
ttir*
» ♦ ♦
liftgelaten , noch hen gunftigèr'beótfrdeeld bii^fc, jun
fiCHÖTSMAif. Doch ook dit Wist ieder , *^fe In de
f eTcbiedenis der voormalige twisten geen vreemdeling
is; ' Maar.hetgene^ in de hitte dier ti;»tet^n , vóór t^ee
fdttwen céenige verfehoohing kon vinden^ -lè'^MMet^
itlioonl^; in .onze dagen , waarin: die twisten swijgen ,
pï^r overal >vrede- en* eensgefeindhetd beerfohto; -^'* VblU
•C'SO.'caMAN» uit. dezen t^^r eein véénên" eenlgett
Schrijver: noemen^ 4^ heoi Is /voor|egian te toet fchen*
den van dien vrede , door het uitgeven van een gfif^
fchrifc, hetwelk, uit aanmerking van, d$n tyd^ waarin
W veWaardigd wei^9 'Hui^eadlmaieh; ha^^ is, dan
tv immer ^een ^e vodtrêh^n ki^nw Dat kan hijiiiet. t)e
<e6rVan*dit béWijs van-iritterfteid jkomt hM tttèetf tóe :
^want.^de xazende VoorreAmiar van den* tweeden druk
z^n^r pceken; dié hem r in ' kwéadaaMig(6id .nit^s wil
Megeven »/^n <ii. iïmti'hy<^^^^^^i'-9^V^''^^^^V^9 ^^n
hier in geene iiawnerkingvkoqjeR^. ^ ^ :r-.^. , ^^ .; . ;
Wat,nMe. ^ier uitgpgevene Redevoering ^,^^f^Ct : ziJ
Velïelst' niets , wat' men niet,.in^eene iiie^i|[t(? van, de
Remonftranten hoogstverongeiykende%'en l^unne gevoe-
lens in een valsch en hatelijk licht (lellende , gelthrif-
teii , lui0;Jezen » én fieeft , üoch in (lljl , nticK in wijze
yan vooiriragt^ iet$,"dat<'biiEr.eeBfgiins behagtlp Man
maken^ jen. vAj : achten '.2^4da«roni oot^getn b^zonder
Verflag wabrdig»- -l"^:^'' :: V - , \ -. .. t .; . . -
De yèor tVLiNsredé yaif -S c'h d t s m a k maken langs
hoe meer bedenkel^ ,' of nüet' waar zg ^ wat men., van
den beginne aan, gemompeld heeft ^ dat bij nog niet
eens alleen de: fabrikant zyner ongefukkige preken is :
.want, waren dtit ^i^i* droevig, gene zijn inderdaad
erbarmelQk/ *-^ Hoe^i^aande vertaling. dezer Redevoe-
ting gei^omen zij , waaro'mt hf die. uitgeve , wie haar op-
(teller war$9. wat' b^eokiiigen men over haren inhoud
4eii hjire uigave .kuQfle* makeh , en wat daarop te ant*
goorden zij,-» dit kan meaJiier, in i^uifh twintig blad*
;sljdea ^ hcknopuUfk lezeBé - Tüsrchenbeide gaat er even-
wel leta aan d&ReaenfiMHèn af^'waarb^een byzondet
woord-
ACADBMI5CHS RBDBV0£|tlK9# - IM
ilroordje tot ons |;erigt wordt* -— S c ji ot 9 m ak «ou
(negt bij) ons 9 in >een mondgefprek ^ wel eens e^n viertal
van vragen willen doen. Na moesten wij xoodv^ra^a
^-syn als hij , zoo wij ben) daartoe te Leyden een bezoek
gingen geven 9 dewiyi by ons tdgelijk die vragen open^
tijk mededeelt. Zij zijn: u Of w^ onze berchuïdi«
ging 9 dat bij, in zijne Eerezuil ^gtlogta en gelaster^
-beeft 9 geliefden goed te maken ? 2« Of bet z^meii-
hangt 9 dat wij de Algemeene Synode der Hervorindjs
Kerk vitn Nederldtid geprezen^ den Voorzitter derzelv^
gelaakt bebben?. .3. Of bet (Irookt met onze liefde ^
dat wij bem kerkelijk bedraft exi nader aan de kaak ge-*
zet wenfchen? 4. Of- het ons vrijllond tefchrijven,
'dat het bem zeker faiartelijk fpeet , d^t de Remonllrant*
-fcbè Leeraars enz. thans ook, van Lapdswege, be*
zoldigd worden? <(lij leze nu hj^rop ook openlfj k x>nzo
antwoorden. Op 1. neeff; omdat wij, te zijneii geval-
le, geene nuttelooze moeite willen doen; dewijl,. be<-
balve dat bij zijne overtuiging daarvan in honderd ge-
fcbriften kan vinden , wij ons ook verzekerd houden 9 ^
dat zijne eigene confcientie bem daar vdn mede^ gerufge-
nis geeft. Op 2. fa; gelijke bet zameAbangt ^ dat mOi
^1,' wat liberaal, liefderijk, brOederrük, christelijk Js,
Toemt, en 6e t goedkeuren van iets, dat vol is vau de
onchristelijk Re liefdeloo/sbeid , misprijst. Op s^ Jaf
zoo als bet oefenen van geregtigbeid » die ^ de boosheid
.Baar verdieAften ftraft, firookt met de nitgebrefdfte
^menfchenliefde. Op 4. ja; .dewijl wij,- nit hoofde
van zijnen betoonden onwil tegen de Reinonltranten^
daartoe meer dan tiendubbel gefegtigd warenr.
Nu no^ iets omtrent zgnen ^ a a e u s. -^ Indien bij
den fraaij^n lauwerkrans, dien bij hem gevlocfaten
beeft, ontleend bebbe uit bayle, had hij er.de voU
gende bladeren niet behooren uit te laten : dat by , van
jongs aan, een beetböofü en twistinoeker was, die een
groot deel van zijn leven fleet'met de pen te voeren te-
' gen de Luterfchen , welke bij verlateil bad-, om zich
bij de Hervormden te voegen, •»- teg^n At Roamfchcn^
SOERBKSCH. l820. NO. 4« L AcC
ttM wie^ kèirted, op twee plMtfea« te faueo ^pei^
fiÈMüj en er de beeldeii en tltacea in te kten vergruis
^sehi of daarbuiten te verbranden , hij sijne geesteiyke
loopbaan begon , -» tegen de Rsmisien , door wier bt«
ftr^ing hi) zich vooral dierbaar maakte bij den beet*
iioofiligen s i b r a n o &s t ü b b il «l t i «ran Franeker «
iriens boezemvriend hij waa; dat h^ inepvderheid voor
den Catechisihus van o&e t nü s van iicideiberg ijver*
de, zeer veei op had met vo<Nrb^uidende droogten ,
en eindelQk, in z^ne Commenttrie over den Brief aan
de Romeinen , de Apostolifche voorfchriften van on-
derwerping aan de faooge magten op zulk eene w^za
verklaarde^ dat de Akademiën'VanCambridge en Oxford
dit 2^ boek niet alleen openl^k veroordeelden , maa^
door benishanden verbranden lieten. ^ Dat is de man»
wiiens Redevoering de Lezer hier ontvangt, en in
wiens overeenflemming met hem schotsman zy-
nen roem en zijne eere fielt. Hij is wel nijdig, 4ïe ze
liém misgunt !
IIPI 1 -Mg
l^H^ngifien , ^f Middelen \ hekend v^ar de hthmaamfle ,
^s» de uUwêfkwg der enderfcbeidene Vergiften te
be/Mjden; alsmede eene aa$nHjzsng van de hulp^
^elke men^ bij perfonen^ deor verg^,ige Dieren ef
Infecten gebeten of gefioken , hij Drenkelingen , ^ci^'n*
doodeng pasgeboren Kinderen ^ enz. moet aanwenden.
Door H. 'CHAUSSIEII, Med. Doctor en Vroede
meester. Uil hel Fransch vertaald i^ door i,. a.
)IB.UTN, Heel^ en Vro,edmee,sterte Delf shaken. Te
Kotterdam^ b^ ]. HendrikTen. In gr. in.xyitn
144 BI. f ^-ö-;
\ W '^ znllen , na bet uitfchcgvien vafi d^en breeden
titel, weinig meer aangaande den inhoud van dit wfi^k*
je behoeven te zeg^. Dit aHeen va^en ^ij jei; bij,
dat bet oêgmetk vanikn beroemden Sfibr$ver nigf, zoo
zeer
H« CHAUf S^lBlty TBGBNQlPTENé tf^
. Éttr wts , den , der tukt kondigen , Oenecsheelr eefife
handleiding 9 bQ d^ behandeling van. vergiftigde perfo-
nen, te verftrdcken, maar eer i )|eken in de kunst te
<nid^rrigtcn ^ hoe zi), b9 dete meestal Mer veel fpoed
vorderende gevaildi^ in afWachting van den Artn , ank
len baiidden« Hot is waar^ h$ voegt er vervolgens
de meer gcneeskundtfje behandding bi^^ doch deze is
jBoo duklelQk en loo bepaald aangewezen ^ dat, des
Boods, elk, wie aijn gezond verftand beait^ haar zou*
•de ktinoen volgen, en dat z]| althans den Genees- en
Ileeinfoeateren te 'platten lande tdt ten uitmuntend s|g^
fnoër kan dienen. Ook kt dekenze der tegengiften ^
«n der toe verzachting en beftrijding der toetallen aan-
geprezene bnlpmiddeiw , is de Schrijver met zoo veel
kennis van zaken en oorded te werk g^an, als-tnen
van éeo' man van zulk eene utegebfeide kunde en er*
varing 9 als de Heer chaitssivr, mogt verwach«
'ten. Het verarondert ons evenwel, dat h*9 bij de
vergiftiging met braak wijnfteen , het extract van kina
boven het afkookfel fchijnt te ftellen; welk laatfbe
ecJiter, meer harsachtige dêelen bevattende, hier (ler«
ker werken moet. 06k misten wi|; bg de behandeling
der met fpaanfcbevlisgen vergiftigden, de kamfer; bij
die met het heulfap , den braakwortel» -» Onze Land«
, genooten zijn den Heere bautn daok verfcfauldigd
voor de gemeenmaking van dit nuttig werkje , waarvan
de vertaling zeer wdt geflaogd is«
Jaarboeken van het Kenêngrijk der Nederlanden^ Doet
BTARTINUS ^f^hKr^GefchiedfehrfjyerdesKifkSé
1814,-^ 1815 /• Te Amfterdam^ Uf E. Maaskamp»
XSi8# In gr. 8iv. s^o en 438 iJ/. ƒ 8 - : - :
M,
en. weet , dat de voorma^ Nederhndfcke efi Nlea^
me Neder landfcke Jtaarbeeken eene fchatkamer van bouw-»
fto&n waaen voor d» Gerchiedesiia vsn 01» Vaderlands
La Na
<^
,156 'M, STUART . *
i
\ Na eene lange tHsfcheripoozhig, het gevolg der, herhaal-
'^de omwentelingen in, en eindelpl der inlijving van on-
zen Staat, werd dit werk door deabekwamensTüART
.^eder opgevat met het begin der giroote Omwenteling
van 1813 , die aan het Land desizelfii onafhankelijfcheid
tei:qggaf* Het behaagde Zijneé Majesteit , den Schrijver
dier Nieuwe Nederlandfchc Jaarboeken tot Gefchied^
fchrijvér des Rijks ':te verheffen , en hem de taak op te
dragen , om het gebeurde in het berfielde Vaderland , —
van dien tijd aan , waarop ^jgne Nieuwe Jaarboeken ein-
digen, en dus van de bijeenkomst der Notabelen ter
aanneming der Grondwet, — met de meeste naauwkeo-
rigbeid , en (geiyk ons door de uitvoering blijkt) met
mededeeling van alle ftaatsftukken , zoowel tot de bui-
ten- als binnenlandfche zaken betrekkeiyk» aan de na*
komelingfchap over te leveren ; doch met uitdrukkelijk
bevel , dat dit^ werk de xeinoudige voordragt zal beheh
zen van gebeurde zaken , zonder eenige de minfte oni*
wikkeling van oorzaken ^ bedoelingen rf gevolgen. Dit
laatilé moet eenen'sTUART, wiens bekwaamheden als
Gerchiedfchrijver bekend' zijn, ongemeen zwaar vallen;
gelijk hij zélf, in de inleiding tot het jaar 18 15, het ge-
hoorzamen aan dit voorfchrift eeUe moeijelijke zelfver^»
loochemng noemt.
Zeer ruim is de fchaal , waarop dit werk wor^t aan-
gelegd. Het tijdvak van Maart tot December 1814*,
waarvan flechts de eerde dier maanden benevens April
voor de algemeene zaken van b^zonder groot belang
waren , terw^l de acht laatfle in diepe rust en eenen
Vrede, waaraan Europa fmé& lang niet gewoon wa$.,
doorgebragt werden , ^^ deze tien maanden beflaaa hier
bijna 600 bladzijden. Natuurlijk moet hier dan ook, in
de mededeeling van kleine bij;zonderbeden , die gedeelte*
lijk een enkel plaatfelijk belang hebben, veel voorko-
men, hetwelk eene gezette, doorloopende lezing blhla
ondoenlijk maakt; en wij hebben waarl^k dèn kunoi-
gen, bekwamen Schr^ver beklaagd .en bewonderd, dat
hij eensdeels zijnen fioaak zoo zeer aai^ z^xkt' hfirucHe
heeft
JAARBOEKEN VAN HET KONINGRIJK DBR NEDERLAND. 157
f
0
heeft moeten opofferen , en — dat hij zulks heeft kun- ^
oen doen. Als eene voorraadfchuur voor de Gefcbie-
detois, zijn deze Jaarboeken gewis van belang; maar de
roem van den Gefchtedfchrijver zal en kan er , uit den
aard der zake, niet door vermeerderd worden.
Vooreerst vinden wij in het Jaarboek van 1814 alles,/
wat betrekking heeft tot de, aanneming en invoering der
Grondwet, met de daarbij gehoudene aanrpraken, enz.
en de plegtigheden bij- het verblijf dift: Vorftelijke Fami»'
15e te jtm'per'dam. Van daar doet de komst van eenen
eourïcr met de tijding der Inneming van Parijs het oog
naar de zaken van Frankrijk wenden , en er volgt een
naauwkèurig vèrtlag van de oorlogszaken en vredehan-
delingen federt'het midden van Fcbruarij tot op het'
Traktaat van Parijs. Daarna volgt het verhaal van de*
ontruiming der vestingen in 'Nederland door de Fran^-
yirA^/i,. belooningen aan heldendeugd, enz.' De Schrij-
ver keert dan tot dé' binnenlandfchezaken terug, dfe*
nu met de meeste uitvoerigheid woi^den behandefld i en'
twee 'derden des boeks beflaanl Vooreerst hebben wi) bc*
nt)emingen tot leden vati de Staten der Pfovinciën en
andere Collegtën, de drïe Vfergaderingen 'iJer Staten-
Generaal in dat jaar, de berigten van ambtswege gege-
ven omtrent den toeftand des lands,'de financidle wet-
ten over 1815 en andere befchikkingen omtrent dè geld-*
middelen , én begunftigingeh van den (toen) herleven*
dfen koophahdel door verftandige wijzigingen in het Plak*
kaat van 1715, maatregelen ter vrijftelling van de vaart
èp' dé Westindifche volkplantingen , toen nog niet te-
iuggegeven ; voorts eene menigte afzonderlijke bepalin-
gen, dié niet wel ondereen hoofd te brengen zijn, en
waaronder die op de jagt wel de voornaam (Ie is. Nu
befchbuweif wij het tweede Eeuwfeest der Gronihgfche
Hoogêfchool, door den Souvereinen Vorst en Vorstin
bijgewoond ^ en verdere werkzaamheden der geleerde
Öenootfchappen , en ecnige kerkelijke zaken. Daarop
gaat de Schrijver over rot de Belgifcht zaken, de reis
vün den Souvereinen Vorst naar Brusfel^ ter aanvaar-
V L 3 ding
15* ^ M, BTUAVLT
drng ran bet Algemeen Hewind over ih gewesten , beiii
door de fiondgenooten opgedragéa , zijne reizen en verw
rigtingen in dezelve, en de terogreis der VorftelijkeFa* .
aiüie, door Noord-^Braband^sGeUerlafki^ Overijffü^
Groningen en FrUsland^ naar Holland en Utrechts Na
voorts nog eenige befchikkingen omtrent Belgic te heb-
hen gemeld, eindigt de Schrijver het boek met de rei$
en bet verblijf in Nederland van de beminnelijke, thans
reeds overledene, cA.THAaiNA p.aulowna, Zuster
van Keizer AL BXA^D sa, in den winterden v^ndien
uitmuntenden Vorsc zelven in den somer van bet be^
l^andelde jaar.
Mogt het jaar 1814» ten* minde in 200 verre de Schrij-
ver het behandelt , genoegzaam een vredejaar heeteo {
ontlook daarin op het fchoonst de handel van Neder*^
land i^chttt men al*het geledene onhei) gelijk een droom
verdwenen én weldra vergeten , -^ het jaar 1815, bee
jserkwaardiglte dezer Eeuw, en voor de menfchenken*
nis zoowel , als voor de befchouwing van de wegen der
Voorzienigheid met het menschdom , vooral voor ont
Vaderland , misrchien het merkwaardigfte jaar der Ge«
fchiedenis , brak aan, om ons verrchrikkelijk uit diezoe*
te verbeelding van ongemengden voorfpoed te rukken»
De terugkomst des Mans van £lia , zijn onbegrijpelijk
\t voorfpoed ,' — • nog een niet volkomen opgelost raad*
fel , '^ de veranderingen in Frankrijk , d^ (lappen üi
Europa^ dien ten gevolge genomen, de krijgstoerustio»
gen, de veldflageh van Lignjl, Q/satre* Bras en ff^om
tcrloo^ en verdere oorlogsgebeurtenisfen , tot Op dea
intogt in Parijs en den Vrede, worden hier uitvoerig
befchreyen. Vooral omtrent de beide veldflagen vaa
Qtiatre^Bras tn •fFaterloo ^ waarbij w^ij ook het on?
middellijkst belang hebben, treedt de Schrijver in bQ«
/onderbeden , (bet verhaal beflaat niet minder dan 4%
i)l1|jzijden) maar verzuimt ook de andere merkwaardig*
heden niet vi^i dien onvergetelijken t^d, ZO0 ala da
voorafgaan.!^ (laatshAnde>H)gen , dep brief .va» nu o»
ah5 9^«^T« saa 4^ Soi^vereiMii ». ;djM kii^ei^n: ta
JFmim» seUs de veAlirfttg 'Mik Ztdtferlmi ^th (hM^
wel flccbts kortelijk) de» attyfti co de fiedoftet ^«ü^
jajicMlM MURATin/Mjf^ook betwel^fiekeiideflot
des b#0edvoerigBBveriI«gaTincnlTJ(AüBRiAifTaM
deur Koning teO^nfè De Heer stuaH t is ook nog yss
gffoefan, dat de terugkomst ran it apojleon het 90%
tolg WIS van ^1» zamênwttflil der fm^d/k trmewth^
heim en Ustigfic ferJlandbouMnem ; ^en gevoelcD, \m^
welk» onaes etacbiens» ononftootel^k is» en alleen
2$neA fnellen TOorFpped kan verklaren » in weerwil der
ontkenning van fonmnge mannen der omwettteling» Tron«
wens» wat dorft mtn tegenwoordig in Frankr^h niet
ceggeAf W9 zw|gen Tan de vergoding van it nT;maar
keeft niet baillbvl de onbeTchaÉmdbeid gebad» in
openbaren ^ dmk » n o nm s p i b n r n. te verdedigen , en
hem als eenen hekl der ieugdy d» alleen s$ne drgfveêr
was , voor te ftelten ? De vrienden en ambtgenooten van
RO.BESPiBRRB verdienen de voqrfpraken vaiv b u o*
MAPARTBte s^n* —Van faec «rbaal 200 veler fnood-
heden en verraderijen afgemat » verkwikt ons de hartige
aalfpraak van bbmpbr aan den Koning» zoo juist
het gevoel uitdrukkende» hetwelk toen de geheele N»»
tie bezielde. De voorvaflen pa den flag b$ Wateth^^
de TneHe vorderingen der Bondgenoaten » de volkomo»
hè» binökè vergekiing voor het gedrag éti Franfehm
in Ptutsfên in 1 806 , toen de Konmg ook te vergeefs
een'redelgkenwapenllil(landverzoobc,die him ni| ook»
tn defi nood spSe» bill^k werd afgdlagen»de innémixlg
Van Sjsesfipy door de N4ddriéHkUrs ^ van SêdaH^ jUnn
guj^ Marienbufg^ PhiUpprrtllê '^ Roerat ^^ Oheê m^
ÜMtmedy door de Prtfifen^ in twee maanden^ {hunae
vestingen waren in 1S06 met denzelfden fpoed atfn de
Franfchcn overgegaan) en eindelijk het Vredesvefdrag
van November met al de datftoe bebootende ilukhen »
voorts bet eervol ontllag der NêderUtidfchc vi^wüIk
|é#^» befluüen dit Deét^ibi het eetfte gedeelte van hef-
aelve #arcin de binnenkndCcbe handelingen vermeld in
sDe viMtctt'«*li boftnnr^ welkt 4e flegttgs aanvaasdhB^
L 4 . "VM
VM ' het Eonibgrijk 'dtr Ntdeslanden ^ én dé aatiDemin^.
der Koninklijke waardigheid door den Souvereinen Vorst ,'
fti Maart 1815 ^oordfgingeih ; die aannetning zelve; wet
door deMogendbeden reeds bepaald, maar door denVor&t.
iierhaast ien gevolgeder onverwachte verfcbljning van
BUOi<rAPAilTE;de plegiigbeden en vreugdebetoonin-
gen' bij die gelegenheid^ de bepaling van bet grondgebied
des nieuwenKoningrijks ; de bezitneming der landen aatt:
At Al aai ^ t^c ddar^oe door AtPruifen beeet, en de be«
nóeming der Cc^mmfsfie tot herziening der Grondwet*
De werkzaambeden , liogtans, dier Comfnisfie, de aan«»
Beulingen invoering van ons nieuw maatfchappdijk ver«*
drag,en de werkzaamheden der eerde Algemeene Staats»
vergadering' van het Komngrljk> in 1815, benevens de
verflere binnenlandfche befluiten en gebeUrtenisfen na «
de maand Maart, vinden wij niet in dit Deel; 2»)odat.
de. overvloed der (lof vooir 1815 een tweede Stuk zA
^nxiDd^akelljk maken»
-\ Men gevoelt gereedelijk, dat een werk als dit voor
:geene uittrdifels vatbaar is. Zoo wq ons eene aanm^r*
Icing mdgten veroorloven, zou Jiet de overmaat .viaii.
•saauwgezetheid gelden, waarmede de Heer sTuA'anc
^jne Injlruetiln fchijnt te volgen^ en daardoor aan het
verbaal eene droogheid en ongevalligheid bijzet, welke
niemand beter weet te vermijden dan hii* . Tacitu^
ibeeft toch ook w tl Jaarboeken gefcbreyen ! £n zoo men
^t voorbeeld voor ongepast verklaart , met te zeegen ^
j^# zie naam nieu ter zak$ doet , efi dat w^ b. v. in 1820
xooVel als in 1780 Siat^nvan Holland hebben, wier
magt toch Aog al een weini|[ verrchilc , '— zoo mogen
^ij toch met regt eifchen, dat, hetgene zich ook de
^^rfteKronijkfchri^ver uit de Middeleeuwen niet liet ont-
nemen, van hier er daar, waar het pas geeft, eetie
Jdeine aanmerking , eenen wenk aan z^ne Lezers te ge-
•v%n.,den Jaarboekfchrijyer in de wijageerige achttiende
rEeUw niet. worde betwist, ▼ooral waar het gebeurte*
.Tiisfen geldt als die. van 18 15*. In 1Z16 enjater komt
de vorm der Jaarbp^e«) ,' zoo aU (li« (baqs ^^n, inge*
t'
JAARBOBUN VAN HET JlONINGRr^C DBR NBDERLAND. t&I
rigt, ïÉet de minder belang wekkende gebeartenisfipn
'meer overeen. "
' De Hemel beware den uitmün renden s t u a r t
het genot der gezondheid zoowel, als vaq zijn, naar
wij vernemen , ongeli^kkiglijk bedreigd gezigt ; een rin«
de hij ook de zoo gewigtige als omflagtige taak van het
leveren eens waardigen Vervolgs op de Fadcrlandfchd
Hiaorh van onzen wa genaas, oogefloordmpge kun-
nen vQlbfengen ! '
Titftreelen uii.etnê Reis naar Noord - Amerika ^ door paux.
.8 'WIN J-N. Uit het RMSffth , volgens de Hoogduitfche Verton
Ung. Te Èaartem , bij A. Loosjes , Pz. lm gr. %ye. IF
en i2f'ji/.f 1-4-; " r ü
ï)é Heer swinin, dezelfde. S«5, die den GeneratI mo-'
itEAU Dtar Europa verzeld heeft ^ levert ons hier eenige bij^
dragen toe de kennis der Vereenigde . Staten , die bU echter v
Dechts ats voorlooper van eengrooter werk over dat Mltfe-^
firekte Gemeenebest wil hcfbben befchouwd. Hij heeft dio
in zijne moedertaal gefcbreven: daar. echter het Ras^sch b^,
ons weinig gemeenzaam is, heeft men in d$ ove(Z^tting dte^
Reis ilechts dé Hoogduitfche vertaling gevolgd* De. viec
fragmenten^ die wQ biet ontvangen» z^n: (^) Algemeene be«
rigten, of een kort ftatisttek terflag* aS)^ Over de onder*
fchcidene Godsdienflige Sekten in de Nofird^ Amerikaan fche '
Staten. 3.) Over de Sioombofiten. .4.) De Generaal mó-
REAir. 50 Over de Danfen der fydianfn, — Zamenbang,
dit ziet>men terfioad, hebben deze poderfctaeidene flnkken
niet, en zQ befaporen selfsr niet aUe uitfluitend lot ^Noordm^
Jimerika.^ daar de. ih>OQboo€ • thans zoowel de eigendom
van £n^^i:(nM^ ala van^deazelQi Dochter- Republiek is gewor*
den, en de Generaal moi^i^au althans wei tot Europa be«
hoorr. Doch de voordfagt is onderhoqdencT, en wij vondea
daarbij eenige niet onbelangri}ke berigten omtrent een land,
welks ongemeene aanwas thans de oplettendheid van geheel
Europa, tot zich trekt.; terwijl men zich den braven mo
RZA^,. vooral zijne buitfte oogenbiikken » zoo gaarne her-
jmierc* . .
. 1 L 5 .Het
> tikt HfM fi^gffu» k wae c^përvMUg^ A bn dtariftr
medegedeelde vry algemeen bekend. Minder (t 4^ hoi gf vf)r
4icl'hec tweede. W|| yiadtQ davio bet lezfotwaardig ver»
flflg van een' <»oggetuige omtrent eene bijeenkomst van zwtr^
Ce M^hêdütên^ C\9mi in het ^^nyV No^d^ Amerika heetscht
de 'jiriUokraiie dier kleur tot zelfs in de (jodsdiens^vérgade-
ijagen ; geen 2^arte zou zich in eené kerk, VööV Élankeii
|;efchikt, mogen vertóonéfi) eti det vcrflfrg dief véft'giderioj^
il '\MtfrKtk Ijzifigwekkenri. T%r èefe v«tf het Oèh6èlWh«(l
der Methodhten , hetwelk in vroeger* en littef f|^ teAe mIm **
tingwaardlge manoen en opregte Cbriatenen onder z^ne belQ-
ders geteld heeft, hopen wij, dat flechts de mindere befcha*
ilfigc^er 2! (Kaarten; die Hgt tot türtVérdand fM dè 4e«r aanfeb
din^ kliiT Ifeven, i^tke (ócMeelën ve irooriatfe , ala wQ hier
(bi.-iS'-'Stt) gïercbétst< vinden». Men fteJi dpar Ood niet voor
ils liefderijk Vader , maar als «en grimmig Weze»^ dorftend
saar wraak, „ dat de verflokte zondaren bij de keel grijpt
éil fn de benedenf^e hil ^er^t/* Dft wekt dan zeer natnnfo
ly k Hngst én fchrfk y^ de toehoorders «p , die tioh in do
verfclrrikkerpile'gebtfren vlten; en Waarlijk, ate men zich
verbeidt , dae h A avond , het kerkgebouw Oeohts zwak ver»
fleht' waé , en de leeraar koowcü als de leeken niet dtn ge^
deékëlQk afzigtige Zwarten Vertoonden, die lich brallend op
den ((rond wierpen, of in het h>i]d fprongen en óp kvnno
{vóórwitte tanden knar(ibén 4 dAn zou men zich bgna reedi Uï
9e hel wanen, dié déze Uédenr 200 verfehrikkeltk affehetfenl
Welfprekendheid , of ztffri dienige taal, wordt ef door ettt
inid geroep déf toehoorders afgekeurd. 8omt||ds ziet meil
i^teheele fch«ren ^van Methodhun , ter vfering vttfc^ een' tigtf»
meenen bedeftond, tn de eeuwige wouden van dat wereld»
deel b^eétrkbmen, wlbr zIJ diTg en nacht hunnen Godsdienst
VefHgtetT. Efes nachts z^ti die boifthen vef Mht f hetwelk
èen trcfffénd gezigt moet' öplei^i^Q. ' j(Vafi ite^-zamenkonir
Tren zegt de Scht yvér mindei' kwaadL> OMUTop Wordt de (be*
ketide) oorfpróng def Kwaiêh M eétdlgé bf^zonderhAden mt»
*per)s den tegen woordigen toeftaild tran dkt Genootibhap raek
tfe;;eidee1d , waarnit bllfkt, dat er ftdert 1776 reeds yrfjê
kwtfkefs bcHaan , die vïn de oorfpronkel^ke geftrengheid dea
Genoocfcliaps afwijken, alsmede in den fchoot van dat Go^
uooifchap zelven natte of laauwe Kwaken* WQ veftiemeii
inct droefheid , dat , in den vri|jheidsoorlog , door de landgé-
BOO»
JêfËMMMXMU l4j
ao9Mii vin FRAMKLiii,/ twae Kwricért» oMdae xQ gtew
wtpeneo wild0 dnien ttgcn den v^iidy (ea dus on hxxê
i#looO Pi^ •pgekmgm l (isk 3/O A» de deo^den déisèr
Ueden^ Vo^ml yan eerlljkbcid, «rddtdigto'd eo vred«tlev6fMl^
beid, worde hier regt gtdisn. £f ii nojf een enjler GeoooN
ficliep'ft Averi o^ Shakiri g esoMd ^ . dié aiei ftlttitten tocdif
kun geett gecü^t, gelQk de Kwaken 9 kiaer danHsn en rondi
ipringen eet^kbeaecenen, of, zoo fis zQ %^iggf:^i gelijk d/u
TL D T(M dè A^e des Verbonds* Dere gecindce is het* wetk
eener f'rnnf. Hoe Mgtinftfg de Scbii>vtt otet de gewoonte
der Bofiiain (Doopsgexifiden) ook denke, om seifs In d6
grimmigfte koude de onderdoiipeling 10 de vr^e inekt Ie* be<»
dienen, (iets, hetwelk fiogtinii ook bIJ tijne Geloofsgenoot
ten,^doch alleen omtrent kinderen, pttats heeft) ioo béti^
hQ toch, dat dese handeUog liem aM aandoening eb eerbied
vervuld heeft.
Nog geheel van deze befchr^ving vefvntd; floegen wf het
blad on, eo lazen er -^ óver de St&omkooieH. Dit h^nner<*
de ons zeker oud Mengelwerk, waarin, na het hooftfftnk
§»er de Regtvaardigmaking ^ van de Schelpvirfchen gehandeld
werd. — De ftoombooten zijn, na de voorafgaande mislukte
jlroeven vtn pinch C<?^3T9 ^amsat, livinostow
en STZVENSON, door voulton in 1803 io die orde tpt
fiand gebragt , waarin men. zich tegenwoordig in Amerika , en
ook Dp vele plaatfbn in Engeland ^ algemeen van dezelve be-
dient. Xn zeven (tien^) jaren werden er '%6 dezer fchepen
gebouwd, ter vaart op de onderfchefdene TVb^r^* ^asmi^iSinN
fche blnnenwtteren , tella op dé fiielvtidiendewftrooaen JUSrs-
fi^ en Okie. (Met, den i^d zal men 0^ of eene üooni^
boot itÈÊisfnuri opt tot a«i het Rdagebergte , en dan mls^
fekien dcC^üêmUa af» lot aaa de Znidaee:^ varen. Men weet»
dat het varen- OMomap^ evtn geankkstyir «t» ftroonüf »
bet grqpie vqofdeel deser jte^toigeB M.y Reeds, óp óe Pia^
#«.* rivier, op den Güi^ei zouden zl| ingevoerd z^ou De
HeegdnUfeke Verteler hcfeft ia een tdnhangfel eener altedns 1^
Meswa«rdige reia met eens der vroegfte itowÉbwofen nic
eiasgm ofver Dmkm^ lOnd^-EMd y^ofMI^i'XSaÈ Imi^ ^^
Jcgedeefd. Wanneei^ dè eadeniiifldng v«n een Hku^^T^kfch
gezelfthap.gelidrtt onr ttsfthtv dié llid en CHoNisMim een
toomvaartnig^ in ie voett»»r dM' zü Mzelte eed /hmfckfp
. IPOfir fyr^ lewteggttw ^^ VM 'ét ^téiibiA>Car ij«ttgen wQ
we^
]^ ^ »• SWINIM» TAVtMBLElf*
Wfider op den Generttl mojiiav. H«c hier vtn hém gfemM*
4e itwx wij. vjoorbUv^ <I^ r^c^^ destydt grootftéadeels In de
i|[$;iH«sp«piereD medegedeeld. De ScKriüver, een Rut^ die
zfch C3V!ee. jareo Ja Amerika heef^ opgehouden , btd c^er goe«
d^.^llSie9heM>r dien groocen man te leeren keonen. — In
xljD \t»i^ fragment befchrljft ons swimin een* door hem^
gjszi^pen dans van Indiaanfche krijgslieden^ als gezanten te
t&iiaijijphia gekpmep.» ai die zich voor loc dollars daartoe
^ ^ettoo^eel Jiecen gebruiken. Vooit de kennis der zeden
k* zulk eea 4ans vaii belang,- .daar hij al hunbe Jioofdbezig«
|«deB,'deH oogst, (waaija alles vernieuwd wordt) den oor«
iQgf de wreedebehandeling^dec kiiilgsgevaiigenen,den vrede»
(^met .bet jookc^n der ^redepijp) en hnnheniitfpannlng dooo
^e& bnffeldans voorliegt. ^ : - , •
\ De HoogdtiitJihe Vi^rtaier (dien de onze» nttvurlQk. gevolgd
heefc) heefc een gedeelte van het hoofdiluk over de Danfsn
der, hdfapent en twee hoofdflinkken» de Wace^vaUen van den
Ifiagara en, de. vischvaogst.op ds .bzük, ynnNew/oiipdlapdi
alf ;ie..beke{)d, achterwege g.eliu^or,De BolUmdfche overzee»
iMl&i#jedeJlijJt goed.:^/ • . . .
ISÜjiie' totèévallén tér 'Zee , ê)i Bedrijven op ffatavia, in dienst
" der 'Jivoormaliée') O. I. Comp^ ' Tè Croningfn^y Ui W, van
BóeKereii, i8i9« In, gr. ivo^.Xll en ao& BI.. f 2, :.-:
JLTit is eeóa een oudéfwetsch Ihllandseh prodnktf Bi} h'etie->
«ett.dliacvan verbeelden wij ons gedurig ^een^* Zeeman van den
Qttden:.fiempel z||ne avontiiren tehooven ven^len: er heersdht
Biet de^tfinae knnst in het verbaal en in dé voordragt, zeffa
welr eevi wat al te wefaiig,: zoodat 'de: SdiriJ ver, die nobfc
dat\werh;^i> de band heeft, gehad/, tot herhaltngen ^ plathe*
4en vervalU Maar, hoe hetzij^ ook duar wWen'^wiJ wel
eens'letS' voor uitipanning < lezen , hetwdt;- <e^«H'dden van
tlen> zondtlotd der vertalingen, zoo geheel den vadcfFfudfchen
Atfnpefl aan bet voorhoofd Vlsiagc; Oök leèren.wij'v^^o toe*
fim^djvan ons voormalig Beftnuria de Oostindi9n^ -de talloo»
ze miiiibrulken , /^mm toenoaals plaats hebbetade,- vrij goed
jxtt kenn^q. De ongenoemde Sci^r^ver ont],ooi>t ofr^zi^n zes*
lien^lf jaar ó>i 1757^» ^^^ aiS'&OBiMsoN^ zyne.öttdewv
.. '/ on
injRB tOTGtrALLCtf TEft !KEB, ENZ. ' 1$^
t>m op zeé te gsan , en i'eemt dienst op bet fchip Lejden ; reedt
terftond worde hent sijae kist en kooi ontftolen, en hlJ heeft
berouw, doch, vergeef?; bet fchip vertrekt nÈ^t [Bafavia^
vso daifr fioesL de' Schrijver, onder den brutaalflen Oppei^
ftnnrman en Bootsman^ op een ander fchip naar 7/»/9r, h«d
nldaar,' met het" verdwalen in een bosch, de zondertfngfte
lotgevallen, werd door de inboorlingen in zijn been' ge-
kwetst, (waarvan hij ^o'jaren daarna nog pijn. gevoelt) moast
evenwel nog^ ora zijn leven te redden, met zijne kameia»
den, zoo goed bij kon,* door de boifchen beenibkkeleo , ea
kwam eindelijk weder bij de zQnen. Naauwelijks herdéldv
moet hij naar Malacca , om ^een' inlabdfchen verdreven* Yi<f^
ning te helpen- herftellen. Kluchtig z^n de Anekdoten v«a
dat Opperboofdje, becwélk '^tt%t doov de Compagnie af§«z«c
was en gevangen gebonden ^erd, omdat zijn Broeder
meer produkten beloofde te leveren» (Het is v^aarlijk, alsof
men van Engel f eken leest I) Wanneer het gevecht, dat fom-
tijds al heel ernüig was , begon , kroop zijne zwartgéle Ma-
jesteit in zyne hut tusfcben de zeilen. Onze Schr^ ver had
• eens van hem , voor een* ander' , wiens fichuld hij. .oj>. ztdi
nam, eeirpkk (lagen bekomen: wanneer dan de Koning tnsfcfhea
de zeilen kroop, zelde-hij:^ „ Ik^tvou dkt de eerde kogel,
j, die van den vQand kwtm, zijn zwixtt knikker weg naai^
^ voor dat pak Hagen dat hy mi) heeft doen geven; dan. zou
^ ik ook zeggen : z»atte Mênlee U sdjn kop kwijt.^ . Het
ging et fomtijda bloedig genoeg toe op deze Expeditie; doch
. 4e SchrQver fch^nt van zijn been weinig hinder meer gehttl
ce hebben, daar bij tltifd een der eerfte hachjes Is. Voorn
'had hij het te Malacca zeer ^oed; ging kort daarna naar hec
vaderland terug met een* besten Kapitein , met wien hij oo^
kort daarna weder uitvoer (liever met hem als matroos , dan
tls Officier ep een ander fchip) naar Ceylon ; werd Officier bjü
de floep van denEquipagiemeester; kon daar een rijk weeuw*
tje trouwen, die ook wel zin in hem had , kocht er reeds
een huis oj», doch ^vernam nog in tijds, dat hy de éénjge.
bezitter van zQne fchbpne niet zoa wezen , trad terug, matr
moest nu, cp last van den Gouverneur ^ paar her vaderland
terug; doch door een* twist, dien hij had, ueranderile zffoe
beftemmitig naar Batavia: dit deed hem toenxeer leed; doch
naderhand* is het fchip, waarop hQ teruggekeerd zoo t^n,
met man en muis vergaan I, Op Bataxig wcrd.hy kwartier-
' rnees'
SMHW nn d0 werf, doch kwam weder door zOn' j[)ver
vpor hf c behoud van todden io hec ongeluk : om een* Huur*
m$n %0 helpen ) die anders als fmokkelaar zop zijn opgehaii'
gM^ kwam hy Io onmin mee den bootsman van de werf, en
Vfrd na weder iaaar Matêctéi als in ballingfchap gezonden.
, Ibar, coea bi). van daar cerugkwam^ was de, wraak van d^
bootsman nog niet bekoeld, die hem op een lek fchipnaar de
Aoatknat van J^0 wilde zenden. Die , nogtans, ftaitce hem
•tegeii de borsi, ep door een' zonderlingen llreek (hy kochc
een* Officier van hec febip voor e^n* fleifchenkelder met arak
/om, een einde hém een* gednchcen flag op den rug te ge*
▼eo) maakte hy in hec boapicaal ee komen ^ doch ook hier
¥arvolgde hèm de o&verzoettlJ[}ke bpotsaun, en er was niet
jmidera op , lUf uit den dienac der Compagofe ee ^aan ,
€n een logement voot Ooderoffieier^o op ee rigten ; als bor-
ger van As^^sfAa, waa hy nv bpiten 4e magt yaa zQn* vy-
«id« Hy begon zQpe pttuwe loopbaaii met acht ftnivers.
Hier bad hQ nu eene menigfi^ avoncttren , als jager mit lief*
Itebbery, naderband .flfibouder, AAftkuui van dei^ Waeerfis-
€ul, en verrigccQ eéne nvraigee heldenSnkken ^ zoor d0or bet
r^den van een* jagtgtMoi uit de klaeurweii van een? beef,
die hem reeds gevac had , als dooi het aanhouden yan moor-
denurs (Amokroepers.},bet temmeo van 45 flaveo mm eenen
Heer marchant^ bet ontdekken ym dieven , bet betrap*^^
^en van reeds gevlvgaa (^«boeveii bidden to zee , hee re.d-
den vaa menfchen oie een braniettd (chip, vtn den zoon étê
Konlngs van BmUm nie een hoUend rottig, en het bergen
-van ftnokkelaars en gefmokkelde goedere, ottder aadertn vmi
een* rQken Domind, die andeia z<mi bebbco moeten hangeui
(voor dezen laaeften dienst weigerde hy een kostoar fpan
pHfden.) Over het algemees ^eed hy at deze dienften uit
zuivere llefhebbeiy, én zonder een* dnii daarvoor oe wtilen
hebben } en dat ia waaraehiig in QMinéii^ waar geM nog
meer dan elders de ziel van. aliQ zakeit ia, eene. heele aelfver-
loochening I p- Maar hoe de onde Heer nn CQch zoo aardig
syne koetjea op het dioog beeft , dÉl hy la BHIoê^ goed
kan leven, dat vertelt b^ m^ft» en iir het atgamefn nieie ven
j||ne térogreia.
Of wy no allea, wai in dit boek ^mn^ zoo maar gaaftveg
Toor wurheid aannemen, is eene andere vraag. 2oo i^ de
Qirenk: fmipUm figUUm veH (het eenvondige is de fiempei
der
na sn» taf»
rt?
4^ watrliaid) sóodêr bepallog uaotmea, zm^tx w^ op allet
j0 ^ 0men . moeten ze^en ; want doodeeavoudiger, dan
Iper» k«Q wel aaauwelii^f iemand fichryven: het if letteilijk
^e ual van den oiRgaog dar minjbefchfafde kla^fe, die w||.
kier- «antreffeo. Ma^ In platten fljyi k^n men. ook wel on*
yii^hedfa vertellen j ^, fchpan ^11} hec hier eoo tuOf ver*
lékte geeaasint ondei 4^^ flocdige rnbriek niQgfchikkfn^
pieev^ wij) to^h, dat er veel bi} verCraaid en vergroot ia,
W|f gelooven zod ligt niet vn getirpg^encemmera , jian asa*
cuLEaaEN en THss&oaa^N, in het verflappende, verniel
lende klimaat van Batavia.
Het ia eej;ie eigenrcMp, waprop de SchrilJver (en met re*
Mn) zich ze^ ve^ laat voiQrttam, d#t ,^hy opoit Iq zijn Ie-
^ ven Herken dr«9to of rooden itf i|ii geproefd heeft ;** maar
4ie;i;e. c^geplgf komt wat al te dikwerf weerom, onder an»
4tere9 i9p bh 7a en 73 « en wel in dezelfde bewoordingen;
j^ok nog op am^e pljuitfea*
In de Voorrede van dep Uitgever vinden w^ nog een an«
der daaltje van 4e onbaatznchcïgheid dea Schrijvers ^ dat ons
.zeer verdacht voorkomt* H\i zon , namelQk , van w^lei^ den
boekverkoopet CBALM0T,^te Kamfen^ ƒ 2000, en daaren»
boven dea avonds een goed onthaal, geweigerd hebben ,
«aarvoor hy toch niets- anderi^ had behoeven te doen, dan
dien Heer z|}ne ]evet\sgefch^edenis in de pen te geven* Hec
denkbeeld , dat die Heer d^n meer vap hem zon hebben Xnnnea *
maken, dan hQ geweest was, (even alsof hij dit dan oi^t^hadde
kunnen k)genÜi;afièQ» zon hem dit aanbod hejbben doen vér«
werpen; en nu geeft hij toch zijne lotgevallen zelf uit,
wurv'oor wy echtcir piet .denken, dat bQ f %6oo zal i|iake*6,
Trottweni, tioei^r wQ reeds toonden, dit boekje met ver* .
maak té hebben^ geles^en , de kopQ iqxx ons toch, zoo wij
boekverkoopers waren/ zoo veel niet waard geweest zijii,
en de goede cb.ai,|Iot had waarfchijnlijk (ten zij hij ge«
.weldig dichterljijk er meé hadde omgerprongen) daarb^ ook
Ceene. beste rekening gevonden*
Nu toch nog • ten fiotte , een proefje, van den (lyi*
I, Ik heb wel oude Heerên op Bafayi4i gefproken , die mQ
^ vertelden, dat .een groote 100 jaren geleden, de Compag-
9 nie eene Loterij had zonder nieten, en dat men dain'.it
. n S^oote fchatten konde trekk^en , maar dat daar dqor de Cc»m*
^ pagnie geen fiand kon hoeden. Ik vroeg, of ik ook niet
^ in
"N
iü MJJNB LOTOevALLBN TEH ZKE» ENZ.
^ in die LoterQ kon komen ? waarop men mij vroeg i of iir
^ öok vrienden had onder de Regering , ' en of ik ook mooi
^ kon* fchrijven 9 nummers zetten en nullen maken ? Ik:zei«
^ dé: dat ik niet veel meer kon fchrijven, dan mijn* liafm
^ wel zetten; want dat ik nooit fchool had gelegen om h
^ fransch of fchrijven te leeren,- daar mijn vader in Am*
^ 'fterdam op een kantoor was, enwy met ons Vier kinderen
^'in hofs waren, waarvan ik de oudfte was, en ik daarom
^ ook was 'weggegaan om mijn fortuin te zoeken. Toen zeidè
^ die Heer tegen mij : als gij van uwe ouders fpreekt , moet
3f &i altijd zeggen: mijn Papa^ en mijne Mama« Ik zeide:
'^*MJn HeerJ boe kan ik dac zeggen van mijne ouders, daar
^ mijn vader maar op een kantoor i^. Dac is go^d voor rij^
^ ke lui. Mijn Heer! dat de kinderen zeggen Papa en Ma^
"^ ma ; maar zijn dat dan allen rijkelui's kinderen , die hier
•j, op Batavia zijn f Wel neen ^ zeide die Heer , ik ken hier
^ wel Heeren op Batavia, wier vaders in Holland ambachcsb
^ lui zijn: wanc ik ken Batavia, om dac ik 51 jaar hier ben
„ geweest. Ik zeide. Mijn Heer! ik neem U£, als een va«
'„ der in nlljn hart, help mij tot een klein fortuin. Hij wiN
'^ de d^c gaarne doen, zeide bij, 'maar ik moest 'dan ook
•^ naar zijnen raad hooren ; 't welk ik beloofde. Toen werd
'jy m^ de les voorgezegd, hoe hij zijn' leefregel' gefield had»
' ^ Vooreersc 's morgens koffij of thee bij het ontbijt. Dan»
^ om 12 uren, 3 glaasjes Madera- ofMallagawiJn of een wei*
^ nig vruchten,
^ *s Middags, mec matig eten, een bierglas half wijnen
'jf half water.
^ Om 2- uren een (laapje, en om 4 uren thee. "
. ^ Dan gaan wandelen, of, die een rijtuig heeft, uit rij«
^ den; en als men 's avonds op eene partij is, hiec meer
^ drinken dan eene halve fles: hoewel 'er wel Heeren zijn,
^ die op een* avoud 6 flesfchen 'drinken; maar d^iar moet gij
^ uniec aan doren, wanc die leven niet lang."
^ Hier bij heb ik mif beflendig gehouden , en 'goed bevon-
.^ den. Doch er zijn er ook Jn het vaderland maar al te
^ veel, die vroeg beginnen met de Genever, (die pest voor
^ de jeugd O en dan van één glaasje op twee komen, en
^ zoo al verder. Dezulken hebben geen kans, om mijne ja-
^ ren te bereiken; Want ziy zijir vóór dien tijd reeds ver-
^ dronken, hoewel zonder water. — Zich voor den domk
^ te wachten, en in alles God voor oogen te houden, zijn
^ twee groote lesfeu , waar mede ik van mijne Lezers affcbeid
„ neem. J. A. H.1
« J» SBItLIBEER, 0IITIIOeriNGE(7« ||rg(
'» _: ■ « ^
- ' ■ ■ ■■ I ■■ ■ I. . I ■■■ I ■ ■ ,, .... t,^^
öntmoélïHgen op 'eene Reis éei hét Schip Briton naar het Ei»
land Pitcóirn , l^attende eene hel^ngriike fchèts i'an den '-
t0genwQordigen toeftand der Braziliên en van Sfaanich-Amt^
rika i . d^ii^ j.^bilhbeer,. Luifenant. bil ^f Komnklijke.
. JUdfiue. Naar det^ tweeden^ Drvjt uit hef Engelsch vertaald ^ .
Te Dordrecht^ è$x Blu^fé envao Braam« i8is>. ^ gr^^èy^.
Onder de ihenigvnldlge Zeereizen, ook nwr de Zoidzee, heb-
ben v;\i deze met genoegen gelezen, vooral om de zeer
merkwaardige berigten wegeris eene Kolonie, uit Engelfch^
vaders en Otaheitifche moeders voortgebragc; het kroost der
misdaad, doch zelve voorbeeldig godsdiendig! Doch geven
wij een kort verflag van het geheel. Het oogmerk der reis
(eeh kruistogt in dè Zuidzee tegen het Amerikaanfche Fregat'
Esfex^ wordt eerst op bl. ao opgegeven. De Reiziger voer
in Decembef 1813 mèt de Engelfchè O. L en Zuid^Ameri*
kaanfche Koopvaardijvloten uit, en bezocht Madera en Rio
ie Jamiro. I>è berigten over.de laaifte' plaats, waarvan men
de fcboone ligging erkent, ^ijn, ten aanzien van het karakter
der ingezetenen, «« hunner onmenfchelijke wreedheden om-
trent de flaven , allcrongunftigst. Zelfs de Koning van Portu^
gal komt er niet best af; hij heet een dartel P^orst , die zich
in weelde en wellust baadt: de moord aan iemand, die g^en
JcerkelJJk perfoon is , wordt naauwelijks geAraft. Het gewlgi
tige béngt , dat de theekweeking In Brazilië grootc vorderin;
gen' maakt,' en déir misfchien door den tijd de groöte thee-
xnairkt zal komen, wordt ook hier bevestigd. Van daar omreisde
Kapitein shtllibeer 'Kaap Hoorn ^ langs de kusten van
ChiH en Feru^ en kwam te Falparaifo ^ Callaê^ FattaenTum-
tiz; doch van deze landen fpreekt men flechts een enkel
wo(^d, om er naderhand op terug te komen. Bij de akelige 9
éöTté Cailipagos^eihtïóen (door de werking des onderaard-^
fcheó vuurs gevormd, welte langs de geheele Noordwestzijde
-van Ztrj^-^m^n'^^ zulke geduchte blijkenen de hoogde
volkatien* der • Aarde vertoont) fteekt het eilanjl Nooaheevak
^(^Nbeahivay verbazend af. De Schrijver van dit reisverhaal
verfchilt oétrent dit eiland (door hem ook Henrj Martijns
•llaad genoemd) vierkant van KausÈNSTERN, wiens Noe^
90BXBESCH. ]8ao. ^o• 4* M ka*
y
«
kahiv^a^ in dezdfde eilandgroep der Bfarqutfat gelegen^
\%\ktx\ïik Yitizéiïdt M. Terwl}! de laatfte i^i^t alleen op.ei^eo^
gezag, ^laar ook op dac van ee^j* Engeljchen en een' Fran*
fchen matroos, welke zich coen p^ dac eiland bevonden,* de
inwoners als zedelijk woeste kannibalen affchetst, verdedfgc
hen SHILLIBEBR In die, gelijk iri andéré opzigten. MIJ
iaaakc 'echter geene melding vinden75i>5^/fcAtfif Zeevaarder, maar
v^ ^ dktk, Ame^kaanfihén Kapitein Fo-RTtk^ van hetzetMe
Fregat Esfex^ hetwelk hij in last httrf'te vervolgca^ «n ota«
crenc welken bij zich gedurig mee barcscogcelijke verbicterine
uitlaat», Ookv^& had. de Nü£kéM»en^ ot^NotahiyerSm méiM
üchenêters genoemd , doch ilechts de bewoners van ééne ^reefc
vaiv hel eiland; Kaplxein 8hillib£&r, daarentegen,, onckenc
dit (lellig : hy zegt, eene reis naar de biunenftreken gedaan^
en aldaar een zeer zacl\c , .vreedzaam ^n zélfs weerloos volic
gevonden te. hebben» hecweHc echter door gemelden Ameri^
kaan fchen Kapitein op .eene. onverantwoordelijke wjtjze zon
mishandeld zij n,^ als welke hen van hec noodige voedfei, ko-
kosnoten en vark<(ns,, beroofd, en bjij cegeodand veleti oiw.
barmhartig gedood bad» £n die. ia. hetzelfide volk, hetwelk^
volgens KRUsi^NSTBRN, niet alleen zi^ne vijanden^ maar
zelfs zyne grijsaards, viouweo* en Jünderen, in .tijden va^
fchaar&chbeld , flagt en opeet, a]le oogc}wa|i^nde vreemdelingen
aanvalt» en zijne vrouwen en mcis}e3dwingt, zkh aan vreemd-
delingen ter prooije ie geven. Dit laacde wordt door onzen
Reiziger niet (leUig ontkend; maar hi} beweert, dat de man»
nen nogtans tea flerkdc aan hunne kinderen, en de vrouwen
aan hare mannen gehecht zijn. Daareni^gep zou het ei zoo
verre vaq daan zi^ti^, dat deze eilandera hunne vijanden zou»
den opeten , dat zij zelfs in de oorlogen elkander niet dioo*
den,, maar de broodVrucht- en^ . kokosboomen, nfTcbillen.
waardoor de vijand in den grond gehi^pen worde... Het ii
moeljelijk, in de du^s uiteenloopende opgaven van ooggetuigen
ce^beflijfcRi* Omtrent andere gewoonten '„ als het tafouéran^
den dienst -der Eatoa^s (^lloeC) , de heilig- Qacrofanctum') of
/i7^0^- verklaring, der grafplaaifen enz., het aannemen van eenea
Tayo of vriend, .met wien men van naam verwiafejt, komen
deze eilanders met de overige der Zuidzee overeen,r Voorts
.uiAn de Kapitein het eiland, voigens de oud^ onregivaardige
gewoonte der eerde ontdekkers ,; in naam yan Zijne Gr m^
BrUtannifche Majesteit in. bezit» Hij] gewaagt niet ira|i^.^n
naam
luann V^^MigE/Mtt-eittaflden, door ót Amerikanen tn kkxj^
a-BNfX&Ri* a«o deze «roep gegeven. Van daar gion de reia
mr bec ellaUd HtMirn , waar de Kapitein , cot zij«)e ver-
«ondedog» dexeeds boveo' gemelde Volkplanting van Ehgef^
fcken tag, oaaiel^kvan mcriters, dle« onder zekeren curis*
TiAitiv^ bec fcbip vtB Kapitein bligh badden afge^oopen,
es- sjch daarop (1769) mét de brood vmcht- eu kokosbooi-
me9, die b|j naar de Zuidzee moeac overbreogeo, hadden ge«
voedi' Oe mannelijke Otaheitert^ die ^cb bij de oproerigen
bevonden , werden in den flaap doof hunne eigene vrouwen
vermoord ; de Engelfchen bragten met de2e vrouwen een aan-
tal kinderen voort » die zij in de begiB(elen van den Christe-
l|}ken Godsdienst en zedel^Müieid zeer wel onderwezen, en
daarin de ia een .Christenland opgevoede Èritten , «volgens der*
zei ver eigene getuigenis, befchaamden! Van deoorfpronkelijkd
muiters waa^ nog Hechts één , john adams, in leven , dien
zyalseeiien Aartsvader eerden. •-» Men beeft vele voorbeelden
van ondeugende kinderen der voortreffiAiJkfle ouders : - het is
csooatii|{k voor dó menscbheid, eens nu en daTibet omgekeerde
te^zien,* en dat op een eenz^m eiland, zonder den heilzamea
invloed van betere menfcben , door de opvoeding der andert
zoo misdadige ouderen zei vel Zoo heilzaam is het ongeluk.
He^ overige gedeelte des boeks behelst eene befchrijving
der toofdftedcn van Ptru (^Lima -en Cuzee) en van Chili
ifif» J^t en des;selfs haven Valt^rsifb') Deze plaatfen zijn
by vRj^zizR^ ULLOA CK meer aaderen befcbreven, maar
reeds federt zoo vele jaren, d^ nieuwe berig(en daarvan
niet dan aangenaam kunnen zijn,, vooral in dozecr/^s tusfchen
Span/e eti deszelfsO^oIkplantingen. Dat Peru de vrijlKid
nog niet geniet, gelijk Nieuw Grdnada^ het meèréiideel van
Venezueia^ Buenos^Ajres en Chili ^ ligt boogstwaarrcbyuiyk
acD de verregaande, ligcbaam én geest verflappende, cinneüjk»
fattd en dartelheid van deszelfs inwoners, welke wij reeds
van elders keilden, doch hief bevestigd wordt; vooral moe»'
een 'de 10,000 monniken te Lüna de fchaaroteloosheid een top
dry ven, en de kloosters tempels der omucbt zijn. Er is te
]Uma> een nitgeftrekt Geregtsbof der Inquifltie , hetwelk meer
dan é^e ftraat^eflaat; de vreugde des volks, bQ deszelfa
afTchaffing door de Cerieif was groot; het liep her Geregts«
hof .6peo, vernielde de- aichiven, en bevf^dde de gevange-
nm; doeh , op laac 'van Z« M.* per o in and VII» haastte
M 2 zich .
f7ft J* SHILLIBEA-E, ONTMOETINGEN.
zich de Ooderkooiog mee de herdelliog van diCt zoo *c fthljnt,.
onmisbare Gere^^iahoC voor eenen ktthplijken* Koning. -»«
Nog een Aa&Uje der zeden leLiMa* £r is een Amphicheatfer
voor 2o»ooo menfchen, gefchikc voor iUerengevech ten; v«lt'
er nu niet alieen ee#flier9 maar zelf i. een numch^ zoo klapD
alles., op zijn ecbc Romeintch^ in de binden,. zelfs Dames I .^
In Chili tfof onze Schrijver hec zoo even herlielde Ko^o
nlnklijke beQnur , hetwelk al de goede inrigtingen der Repe«*!*
bliek reeds liet vervallen ; niemand durfde meer een boek te»^*
zen, dan door de Icquiiicie goedgekeurd; zelfs de Bijbels
van het Bijbe^gendotfchap werden opgehaald en openlijk ver*'
braud! Wie zegent dus de nieuwe Omweiueling niet, welke'
de vertrapte Menscbheid ook dier, door de bewerking van:
het brave, nog min bedorvene Buenos ^ ^jres ^ weder in hare
regten herlleld beeft;, en wie wenscbt niet, dat de tegen»
woordige gebeurteDisfen in het. Moederland ook aan PaperQ-
en InqaiGue eenen onherftelbaren flag znHen toebrengen?
JDe vertaling ia vrij goed, enkele gewone vertalersfouten»'
zoo alsi Het Porfugefcha departement van Zeevaart is mM*
groot , maar zij hbb4I&N edz^, fijnapfels voor ananasfem enz.'
niet medegerekend. ' : i
■ ■ ■ I. I. I . ■ I I . ' „ , , t mm
Verflage uitgebragt bij de Tweede Klasfe wn het KoninkOjlt'
Nedertandfch Infti tuut van U^etenfohappen y Letterkunde en'
f c koene Kunften ^ — vegen s de Brug ^ of het Houten t^oet»'
fad^ ontdekt op de grenzen van Drenthe en ïVe%tWoldinger*
land. Te Amfterdamy bij Pieper en Ipenbuur. 18 19, In
gr. ^0. FI en 32 j5/. ƒ :.I5-:
W«
ij ontvangen hier het refultaac van h^t onderzoek ^ faet«
welk, door eene geicorabineerde .Commisfie, uk de tweededen,
derde klasfe van het Koninklijk. Nederland^ch Jnftiiaut» op-
deszelfs last, ia gedaan naarde zoogenoemde Brug,.hiert>o»i
ven gemeld, welke, volgens fommigen, een- Romeiiisch.
ftuk werk, en. wel v;in yóór plus minus adKtien eevm^n»
zijn mo65C, «^oo als onze Lezers. zicb,- uit hergene wy des-
wege vroeger, in onze Faderlandfche Letteroefeningen^ berigc-
hebben, zullen herinneren* Gelijk dit. aan de. tweede- klaafe
terftond verdacht was voorgekMnen, eü dezelve deswege:
ha«
7KRS LAG VAN HEf INSTITÜÜT WBGBN8 DB DRBNf SCHt BRUG. 1/ j
haren twQfól atn het pabKek he«fc medegedeeld, zoo is m
ook, naar ent oordeel, na bet verflag, dae ona bier gedaan
worde, wet genoegzaam nfcgemaakc, dat zoomin hec opge*
meld gevoelen , als een ander, volgens welk deze Brug eerst
gemaakt zon zijn door de Mai^erfcben, in den oorlog vart
16729 aannemelijk is. — Van niet minder dan zestien onder-
fcbeidene SchrQvers heeft de Cotnmisfie , op bare' nïtnoodi*
ging, brieven, memoriën enz., over dit onderwerp, ontvan-
gen; en van die alle ktQgt men hier uitvoerig, berigt. Eerst
meldt zij, wat tegen bet laatfte gevoelen, wegens den Mun«
fterfchen oorfprbng der Brug» is ingebragt, en befluit daar*
uit, naar ons inzien te regt, tot deszelfs verwerpelijkheid;
Daarna doet zij opgaaf van hetgene , zoo tot ftaving ais totr
beftrijding van het tfndere gevoelen, wegens den Romeinfchen
oorfprong, is aangevoerd. En bier wordt eerst onderzocht,
wat van dat gevoelen te* houden zij , voor zoo ver het bè*
paaldel))k wit, dat de gemelde 'Brug, door een* of anderea
krljgsbevelhebber , onder den Romeinfchcui Veldheer ger<»
anANicus, zon zijn aangelegd; en wordt dit, uit overwe-
ging van het voor en tegen, uit de berigren van jden Ro-
meinfchen Géfirhiedfchrijver tacitüs, waarop men het wit
gronden, mede hoogstonwfsrfchijnUJk geoordeeld. Dan volgt
een algemeen onderzoek, of hier in het geheel aan een Ro«
meinsch werk , van zoo vele eeuwen oud , te denken zij * ed
hier worde no ov/erwogen, of^men, uit de (loffen, waaruit
de Brtfg is zamengedeld , uit hare tegenwoordige overdek*
king met veen, tiit de wijze van haren aanleg enz., inwendi*
ge bewijzen kan trekken voor haren onderftelden oaderdom.
Dit wordt mede ontkennend beantwooi'd, en daaraan een
kort betoog gehecht van het uiterstf onaannemelUke, dat het
geheele werk immer een werk vi^n Militairen^ en tot eene
militaire heirbaan aangelegd, geweest zou z^u; terw\}l te-
iren» wordt aangewezen, dit alles het kenmerk van een hand-"
werk van landlieden, of hoeren, draagt. Maar wat (mag
men vragen) kon boeren bewegen, otn zulk een houten pad;
van drie uren gaans lang, aan te leggen? Hierop wordt ein-
delijk 1 tot antwoord, medegedeeld de glifing van den [-leer
Mr. H. A« a PANDA w, die ook wel het meeste, tot bedrij-
ding van de hooge oudheid en den milrtairen oor/^rong der
Brug, heeft aangevoerd, en dezelve', els een gewrocht van
boerenhanden, heef^ ^voorgedragen. Die gisting, nu, is, dat,
M 3 daar
ï7#
VJULftLAo-vACf «sr IHtmWT
daar de Brag, op welke» als op een hoofUpad, tndefe der<
gelijke aanloopen, duidelijk gerigc is naar Ter jipel;. op dea
..vitefl^en hoek van W«s(erwolde, men niec anders te deokeo
Hebbe dan aan een kerk- of klooster- pad. Te Ter Apei^
namelijk, werd, in *Y4(>5 , een kolosfaal klooster gefticbc,
d^t nog beden aanwezig is, en io één jaar volbouwd werd^
I^en kan zich niet verbeelden, hoe men hier de groote me* '
nigte van (leenen, die hoogscwaarfchijnljjjk in Drenthe gebak«^
ken zijn, zou hebben kunnen aanvoeren » ponder alvorens»
door het moeras, ean* vasten weg aan te leggen. Daar na
bet klooscerdichten, in dien (ijd, ein heilig werk was^
waaraan elk gaarne deel nam, zal al, wat in de nabijheid
.woonde, hieraan de hand geleend hebben. Ze^t dit niet ge«
ii,oeg? Men bedenke dau daarbij» dat ook het landvolk vaa
rondom, naarde vroomheid van djen tijd, vooral op feesc«
dagen en bij procesfiën , de kloosterkerk moest kunnen be«
zoeken, en dus, zoowel als de kloosterbroeders zelve, \sen
pad tot. af- en aankomst behoefde; en wat begeert men /daa
neer, tot aanwijzing eeoer genoegzaam waurfchijnlijke her»
komst van «het beruchte pad?.«^ Maar boe is hetzelve dan
geheel verwaarloosd en onder het iireen bedolven geraakt ? —
Antwoord: .door de, in 1517 optgekomene. Hervorming i#
bet klooster in verval geraakt, het pad langs hoe zeldzamer
gebruikt, niet behoorlijk onderhouden, en eindelijk in hel
«oer verzakt en overgroeid, — Wij twijfelen zeer,, of ie-
mand ligtelijk een' waarfcbUülUker oorfpfong van deze zoo*
genoemde Brug zal aanwezen. Evenwel eenige bedenking
blUft ons nog: overig»^ Het klooster (dat thans niet meec ge*
]ieet, maar flechts gedeelteiyk , nog aanwezjg is) iè niec zoo
liaast , na de opkomst det Hervorming , in verval gekomen»
}Cerst in. 1594 , toen Groningen én Ommelandeii in de. Unie
yan Utrecht werden aangenomen^ werd van hetzelve, door
de Algemeene Staten, een gasthuis gemaakt; doch moet het
tevens den 'kloosterlingen zijn vrijgelaten, In hetzelve tebi^*
ven: want zji) waren er mg in 1619, toen de ihid Gronin<»
gen, door aankoop, eigetMores'werd van West woldtngen, en
hun op nieows vrijheid liet V om er het overige van hun leven
te eindigen,, zoo als er.ook, fchoon de meeste dit niet ver»
^özen, de laacfte Pn'tfr eerst ^n 1Ö26, of 1^537, geftorven is|
gelijk men dit alles eien kan in de plaatfiHjkt Befchrijving
van tVestwi^UingHiani ^ do^r jacoB DE.&HOBft^ te vinden
ach*
WCGEtffl Oft mVSMfSCÊB, BRUG. If^fj
I verklaard, door Mr» a. q. van s wimoarkn ^ en nitgêg»
ven door het Genoot fehap: Vro excolendo jure patrio, te Gro*
'' Hingen 1809, hU afi9 -e^^- Zop na de ^too^natiinde Bnig
een; klooscerptd insas , moet tteii onderflellen , dtc zij dturtoe
ten ^nde coe» dac is ^^ tot in de 17de eeuw, gediend hèbbe;
en hoe komt dan hare^gekengenü , binnen fleclKs twee hon*
d^ jareAft 200 geheeL verloren» eu z^ zoo diep onder béc
▼een begraven?. Wat er ook geen ander pad ntc Drenthe naar
bet klooster» <iaa dit.» met^ zoo veel moeite genaakte; hoe
verklaart men het dan , dat Hien bet zoo beeft laten verval-
lei>?. £n weUte toeigang \s er dan nu uil Drenthe naar Ter
Apel,?* Of is ér tèans fn bet geheel zuik een toegang niet?
JSoo ja^ was er die dan ook voorheen? £'n, zoo ja» waartoe
werd dan dé.vecvailen weg gelegd? £nk«l tot bet aanvoeren
d^^ (Reenen tot den kloosterbonw? Was dan de andere toe-
gang» zoo die beftond» daartoe niet voldoende? Dit, dunkt
óns» zou nog Wel. eenige toelichting behoeven. «— Voor bet
o vorige, vindt men» in het zoo even genoenul werkje^ op
bladz. 274— 277, ook een en ander nopeqs de pontes lohgi
iVan L* DOMiTius bi} tacitus» en wegens lipsi'VS* ge«
voelen omtrent de plaats » waar die gelegen hebben.
De Oyerfirooming ran Gelderland en Zuid ^Holland in Janua*
W/ -1820. Door Mr. a. boxman. Met eenige Gefckied*
kundige Aanmerkingen. Te Gorinchem^ bij J. van der IVaï.
Ten voordeéle der Noodlijdenden door gezegde Overftrooming.
In gr. ivo. 44 BI. f : - ja •: *^
ll«en Dichtftnk» welks fchoonhedén zoo verre de gebreken
overpfjBfien 1 en welks fchilderingeo 2oo krachtig fpreken tot
bet gevoel» dat élke» laat (laan e«)e geftrenge, kritiek zich
fl9gev4>elig ontwapend vindt. Inderdaad» het behoeft noch
de verqntfchuidiging van een Eerdeling, te zijn» noch die van
deszelfis uitgave» alt eene bijdrage op het altaar der'mensch-
Kavendheid. Treffende ^plaatfen ontraoeitea wij allerwegen^
die de| jeugdigen Dichters fmaak en hart om (It^d vereeren.
De Lezea verfcboone ona a|zoo vqor ditmaal van eeoe eigen.
lljke Recenfie» waarvoor wij vertrotiwen» dat de jiavolgende
M 4 ^ trek*
jgjg A* BOZKAit
//
ir
trekken, Toetftootf, ds ware hec^ opgenomen;» he» «rJ^lMtlik
fchadeloos zullen ftelten# .'« '^ ' -^
't . . • .
'^mm ^ B\) 'cdoodsverderfy dat gi^t v«n-alle z^dén/
JCniel ih aanbiddend neéfi om God mfjtP dank te wijden: 'V
;Gden aorm » geen windje zelfs,. deed in *c orkaanfaiïoeti ^
-Het wa^er, dubbel fel, op dijk en föbutsweer woén;
:De .vloed , die , huizen hoog , onze akkers heeft bedol^env
'Scheen^ niét^een oceaan, mee opgeruide golven,
Maar kalm gelijk een meer^ met effen fpiegelbaao,
• Waarop geen windje zucht, en naanwii^ks rimpels (laan; '
De maan met vollen kiring fcboot, door het nevlig duister
'JDes onheil -zwangren nachts, haar' heldren bemelluister.
Wees wijk en toevjugtoord aan 't eenzaam landgezin.
Of voerde ^ reddend fchip de veege dorpen in.
Heb dank, o GodJ en ach! vergeef den drang der fmarte;
Dat nog geen lofi^ang fijst uit ons gebroken hartet
Verzwolgen is ons erf, verzonken have en fehat;
•Maar duizend levens fpaarde uw gunst in 'i ewalpetid nar*
ol Die dit febouwf^el [van het aanrollend water] zag, terw^l
de maan haar firétecr
Op 'c ijstijk fchriktooneel fpookachtig ni^r deed dalen,
£n ziivren fcbijnfels fchoot op 't rosfe en troebel iiat;
De fliUe van den nacht , waarin geen windje *t blad
Bewoog, nog holler klank gaf aan het fchor gedonder, «»
' &\ Die dit alles zag,^ en 't hartverfcbeurend wonder
Met koelen blik aanfchouwde , of niet Gods magt en pracht
«Aanbad in d*eigen' (lag, die' hem vernieling bragt.
Diens hart, met (bal omfchorst, heeft' d^adeldom verloren.
De vonk van 't Godlijk vuur, waarmee hy werd geboren.
Zoo meert de vochtkolom, terwijl zij voorwaarts holt,
Gelijk de fneeuwlavien van de eeuwige Alpen rolt: '
£erst is ze een kleine klomp, ligt door de vlugge fprongen'
Der fteengeit van den rand der bergen losgewrongeb ,
Verachtlijk in 't begin, maar, groeijende iu haar vtart.
Sleept ze al de fneeuw met zich , finds eeuwen zaamgegaard';
Barst los op 't vreedzaam dal met ratelend gedonder,
£n Helpt er corenboogte en dorp en vlekken onder.
...
Ja,
Vm OVBRSTROèMlIfG VAN JAN. ifiso* I77
m
!«; 200 f 200 il de vloed; in *c eerst een broii, eèn beek.
Die maow den voet. bevocht , waar ze onder henen Areek^
Vergeteb kniipt aiy voort, ontvangt in de enge boorden
.]>er zustren waterRraa! .nit .omgelegeoe oorden;
jijlt dra aJg vli^t daarheen, waarin een. kleiner vliec,..
Van eigen' loop vYmopid » zijn trage wacren fchiet ;
Thans vloeit ze alsUaodriyier , reeds waard een' naam te dragen^
Waarlangs het bootje fpoedt met dartle riemenflagen;
Door groater tol verbreed, golft zij langs Heiler boord,
.En fluwtj een achtbre. droom, gewiekte fchepen voort ^
Zoo groeit ze allengs ten, vloed, dienamenfchenkt aan landen^
Zich. loawrin^t door zyn kracht uit de enge kiuisterbandea;
Die, forsch als Waal en R\)n, langs.de akkers beiengezweepc»
Paleizen neérrammei: en hutten met zich fleept,
£n, dol, dat bij zijn woén een (boom nog kalm durft vlieten»
De dijken openfcheurt om op hem neer ce fchiecen.
Hem kluistert aan zijo kar, om zoo met dubble kracht
Te brijzlen, wat nog waagt te twijflen aan' zijn magt,
— Zaagt gQ bij Gorkums muren
Die Sluis niet van arduin,, om de eenwen te verduren
Op ^sNoormans taaijen den gegrondvest in cement.
Wier cencnerzware denr geen (lortvloed opénwendtf,-*
Schoon hQ er over b;uis\ ten bemei opgellegen,
£n lasten, de aard' te zwaar, op fchot en balk doe wegen9
*t Is alles krachteloos ; natuur verkeert haar wet,
'De üroom viel woedend i|an, en heeft ook hem verplet:
Hij beukte, \en de yzren deurvlpog, metverfchriklijk knarren»
Door 't zweepend luchtruim heen, 'uit haar metalen harren;
De vIojBd valt achter na , en bruist met woest geweld
De veege (ladspoorc ip,.waar lUets gevaren fpelt;
Hij woelt er kei en Qeen uit losge wielde (Iraten t .
Stort zand en' water in de huizen, pas verlate^,
.En .jaagt den fchrik deff doods dea ganfcben omkreita rond.
Cedachten wtr de , V99r htt tnaatfihappefijk geluk nat^Ugê
' gevolgen^ vaé^ tv hei jende ui$. de gewone , uitdeelingen van lè*
ventmiddelen enz* aan ' de Noodlijdenden deer den J^aSert»
'' ftoöd. Fborgelizen fe Gorinchem, den 11 van ^rèkkelmaand
1820, in een Leesgezelfckap ^ doer a. van zutpiien*
M 5 Twee-
fTfl A* VAN ZDTPHfilfy OEDACBTVN»
Tiyeedé DruK Te Gcrificiem^ bij Ji fiaorééym^^H gn SfAi
JJe Schoolmeester van züt-phtew behoort; nit den lii*
lïDud zoowel, afs den tftel van dit boeksken* te'oordeeleo^
ondanks den fch'oonen glimp van menschlievendbeid ,. dien
Wj aan «ijne redenen heeft weten te' geven, -gewis niet tot
deznike, die rijke offers der liefde en weldadigheid gebragc
hebben op dé altaren , aan de ongelukkigen doof den jong*
ften Waters riood, gewijd. Inderdaad» het woord, 'zob zeer te
onpasfe hièr gevoerd, fchijnc ons evenzeer eene beléediging
van 'sKonlngs gepaste en doelmatige voorzieningen té dezen,
•la het, zoo wij van goederhand onderrigt zijn, met opziet
tot die te Corinchem erf deszelfs noodlottige omdreken, ib
/ Inide wederfpraak (laar, Wö kunnen,' omtrent een zoo wei-
nig beieokenend gefchrljf, in geene bijzonderheden treden,
maar wenfcben Meester van zutph^n eene (Vatidplaata ia
,den Alblasferwaard i
Karel én Sophia in hunne Beproevingen. Door den Schrijver
van Drie Jaren van Ramp fpoed^ den kleinen Emigrant ^ enzm
Te Amfterdam^ hij J» van ^er Hey. 1819.. In gr. Zvq.
306 /?/.ƒ 3-iö*s .
De naam van den fchrijver, al is dfe ona nn ook, zonder
tnoei)elijke uitvorf^hing, bekend, zal inderdaad geenen invloed
hebben op onke beoordefeling , want dezelve doet niets ■ tot
de waarde Van het- werk; alleen moet hij ons, In lie« omdei-
havige geval, de aanmelding doen belpbedfgen ,' en, wasir wij
bier of daar, bij de eerfte lezftfg, minder gunüig "toogteh
oordeclen , kan hg ons krachtig opwekken , om dit oordeel
naitór'en bedachtzaam te toetfen.— H^^recenferend gefcbrtff
js, naar ons inzien, niet alleen ten behoeve van den fchry-
ver, maar vooral ook van den lezer, wien wij doorgaana
voóronderftellfen , dat het boek nog niet ter hand kwam, en
wien een geraamte, mits niet al te dor en nier fmakefoos ge-
geven, dikw^ls welkom. is, opdat hy'zelf proeve t. of de
fpy« van zijne gading «y , en vooral, opdat hÜ het al of niet
cegronde- van lof pf berisping eenigermate ku^ine toecfeo.
XARBL IN I09HU W BÜNNB BfiPROCViKfOEN. ff^
iHr^ . vcridesoi evenwel y^r ditmaal den ic1iri}i>er genoegen
te -geven, èn* zullen dan daarom ook ooi ^ven welwg .foef>fl<>^>
lên bij eenen penneureky. of her terugboMen vso MnswrkiiK
geoy^li wy he( werkje jarev H^geo lieten, en «Ieoo ëij-de^
j^o vad^landfcheo (en een weinig ligtgcfaakcea?) fchry verwin-
dermaal liet verpoeden konden opwekken, én wij heiQ'^er«
gete9.of verwaarleozea» .De fthrijver xiet, dat wj| yoot hec
ipioH ^QQ voorbedgc lazen .met opmerkEaamheid. Met 'dac
a)>/ofirchoon wf) io die ééne-^^ geval,- en om bijzondere réde^ü
9ej9» 4en Arlyrijyer te wiUe itijn, kunnen wi) ons faieréan ïHet
bi94iNi voor ^et veKVoIg, en niet .aan iedereen', gelijke 'toe*
gevendheid beloven voor zijne bijzondere meenfng en. v9iV4
too. :als W^ die gennntfesceerd mogcen vinden ia de Yoorbe^
|if^en« . Wij hebben ook jegens onze iezers zekere pllgten^
en ook huone tevredenheid Is ons van eenig befang ; daarbQ
levert de aanhoudend en overal bezige drukpers zoo groot
eenen, voorraad, dac wy waarlijk niet Oéchts onzen arbeid «
snaar ook de uitgebreidheid Van ons Maandwerk^ veel meer
dan verdubbelen moescen, bijaldien wij ce dezen aanzien een*
ieder wilden geiykll«ll«n« Wij willen durom ook geenszins
ger:ekend worden, ons nu bijzonder toegevend te toon^i^
uit vrees voor een toekomend beoordeel eiid tijdfchriit , het*
41'elk het tegenwoordig, naar des fchrijvers meeniog, groot
gebrek aan fpoedige» uitvoerige eii grondige waardering omeé
eigene voortbrengfelen vervullen zou> Over gebrek aan fpoed
kan zich onze man, nu wel niet bezwaard vinden, en wat het
grondige, en uitvoerige beireft^ doe hij ^^ wat bij wil.
. De roman* is gefchreyen in brieven. De eerde is' al «m^
ftonds van de lieve jonge jnfvroüw .A«*S# Roebel, anders
Sophia, de heldin van het , verhaal; jcerw^ wij op bladz» f
ook reeds kennis /maken met Karel.LIndenhof, den héfd. De
jonge jufvrouw is eene Gelderfche, 'en ritf, vodr <ïe eerfte
maal van haar leven, — ** Maar waarKJk, daar b^gomien wtf
^al aandonds aan het geraamte, en de fchrljrer' noemt é^ be^
'oordeelaar misfchlen nu. wel reeds een* ooUJken letre**- en <hu
eerlijken doitendief. Wij geven er wel geen oordje ora^
juagr hebben het er nu toch*op gezet, oto hem naaf «ijMti
imaak te* bedienen. Wisten iwij «o maar re]^ goed, %6k hlf
het hebben wil! Nu , dit zeift hij i dat men hem het goede
en kwade, van z^n werk' cnpartifdig zeggt. Nt^t zoe :t^er den
3r of gme kleinigheid^ aan '^eilt^ mm mis&hl^ zien kan 4
dat
1> ■
Ito KAtLÉt BN 'SOPHlA
iiaf het verdichte en geeke ipérkelijke gebeurtenisfiw tffn^ wètJ
ke men :teest; maar èelangrijke zaken. En ónder deze * komt'
bet 608 voor» (wij moeten ons -voorzigcig uitdrukken) dar
d€! man vooral ook rekent, en datron^ ook aan ons vraagt-^
€^f de gedaante in hrieven voer onzen landaard en zijn talent
herekend isP -^ Veel eer^ veel eer inderdaad, heer fcbryverf
en daarona willen wij volkomen opregt zijn. Wat onzen'
fautdaard, en^voora! bet romanlezend gedeelte van denzelven,
en in bet bijzonder ook onze vaderlandfch^ meisjes betreflc»
welke ^bierbij zeer, heel zeer In aanmetking komen: metf
bottdt van verfcheidenbeid. Evenwel, bj{f het betere gedéel^
ie 9 (van onze meisjes namelijk) hetwelk huisfelijk denkt «^
en y ook in eenen röiöan , niet gaarne al te onhuisfelijk fs , of
in eene betooverde wereld komt, in welke zy voelen, dat
«y niet zouden kunnen medepraten en handelen • Is de brieft
trant doorgaans de meestverkiesUJke, mies de briev&n goed
z^n; en de uwe zijn voortreffeiyk. Zoo wij zoo dadeiyk en
in eene knorrige luim uw boek hadden ter hand gevat, waart
gij evenwel te dezen aanzien mlsfchiea niet vrijgekomen van
alle berisping. Want «het is geene geringe kunst ^ iedereen* te
doen fchrijven in deszelfs eigen* flijl en karakter; en,' als men
vitten wil, loopt weL niemand vrij. Dan, wif meenen op-
legt» dat, zonder opzettelijken vitlust en onedelmoedig zoe*
ken en hechten op kleinigheden, te dezen aanziet hief weinig
\e berispen valt. En , zoo gij verder over het geheel ons
oordeel verlangt , of gij voort moet gaan te arbeiden in hec
romantUche^ vak, zoo zeggen wij volmondig ja, en verkla-
ren, dat dit uw oorfpronkelijk werk, (uwe vroeg;ere hebben
wU niec by de hatid, en deze zijn ons ook niet levendig
vopr den geest: er gaan zoo vele romans van goeden en
kwaden ftempel door onze handen I) naar ons oordeel, met
^e beste, met de beate althans, die wij kennen, In meer dati
ééu opzigt wedyvèrc, en voegen hierby den dankbaren groet
van. eenige vrouwen en meisjes, (want dezq hebben by ons
floorgaans mede (tem op dit artikel) die uw werk regt lief
en onderhoudend vinden. Wy hangen daar gaarne ons iegéi
tan, en fpreken u volkomen vry van valfchen fmaaki of ios^
/èr, fchadelijke grondbèginfeis ^ eo, althans voor onze grond»
beginfels en zeden, hefmettelijke tafereekn^ welke u in een
groot deel van oorfpronkeiyk Franfche en Duitfche romans
zoo zeer mbbagen» fiy zooder aangenaam was het ons , dat
S9
gij den fpfeeulatie- eo wiodhaodd zoo ducfitig de les leest ,.
en dac g,U den b^ velen reeds oa,.eQ aUoo te^vroeg, verge«
teneo druk, en dwang onder napolbqh, nog eens in het
jéheogjen terugroept. Maar vopral ibnken wy u voor de
Mldzame, maar regt pp 2\}n pa3 gefprokene, en inïst door
eenen soann ter plaatfe, waar h^t .behoort, gtbragte woor-c
den 9 over bet ioe en if^^tfr^ixr van.bet bijwonen yan deujopen^
baren godsdienst, in zekere welbeke^e (lad, ,dobr de ieam
Ufonde^ al^ welke de wafisbpid . JlfÊM;: in e^n Fransck pak^ o$
ten minde van ettC of anderen grooten baas^ hebben wil; win
een* of anderen grooten baas, die nog wat anders weet te
fnijden dan het vhristeHjk- rokje ^ waarmede wij allen onze
naaktheid hebben, te dekken^ £n vreesden wij niet , dajt onze
letterdieverij n binderen zou, wó '^ven, bétgene gy dur
too regt nalf door een lief' meisje zéggen laat , tot eene uit«
lokkende proef*
Naar ons , voor romans thans meer dan ooit bepaald , be^
ilek, werden wy teeds uitvoerig genoeg'; echter zoOden wij
onzen -^fcbryver pnvergenoegd amken^'Soo wy de aanwyzm^
tenrghielden van hecgenè ons voorkomt mindei' goed, }a bei
Dspeiyk te tyu. Hét onwaarfcfayniyke moge In het oog van
onzen fcbryver eene Ueioigbeid ^n, maar in bns oog is beo
dit nieCy vooral niec by een verhaal, dat groétllendeels niet
enkel In den kring. Va^ hei mogeiyNee, maar van het zeer na^
tnnriyke en waarfcbyniykevdc, ioodac wy ons zoo by dè
bandelende menfchen denken, en sOs geheel In' bonnen ktibg;
en voo^ hindert' dit . onwaarfcfaijnlljke en byna onmogeiyke
ons «eer nog ia Icanrkters, dun in ' onvoorziene nitkomftón*
De fchryver toètfe^'mi zelfC of>hy den vader van Sopbia rn
bet hem eigen en vföeger bekend karakter laat handelen , bi^
den dwang zijner UeVe dochter tot ^en walgeiyk huT^iyk?
Hy vrage aan ieder braaf en fchrander, endaarby hartscogteiljfe
verlieAl meisje, of zy ,..na zoo groote betooning van zich opof<<
ferenfe liefde van hare zyde, eene zoo fpoedigetrouweloi^s beid
zoo (l^oedig en volkoaften vergeven zon ? £n vooral herzie hlf
, de brieven ,. .welke hy der brave mevronw Roebei in de pen gaf»
Zyis^eene brave, cbrlsteiyke, waariyk verüandige en oprege
gcxlvniGhtige, Heve, zachte vrouw* Zy heeft juist wel gee*
nen bopgen trap van godïdienftlge verlichting, en is vroom,
piëtistisch. Maar, naar ons gevoel, en zoo als wy deze
ibort. van 'Waariyk achtingwaardige menfchen kennen « meenen
wy
ita
KAREL Et» ft4:^RU IN HUNNË BEPRÖEyiNGEN.
ivi^ Dlet,.dac de braue vrouw op zoodanig eeee %ij£e fcheK^
veo 70U. Bet komc ons voor, dac de fchnjver bij die' ka*
flücter opL eoiea këtf niet 'geheel bekenden grond ft«at. —
Tmtumf 'DeimatY htfd otftneéA Geinig uicgecarc, av^ ttop^n^
dac 'zi^u noU^ me taHgere bem piec*hitideren zat in de waarde^
fing ' onzer 'bicuigit)g ven otlgeveiósde ^oogéchting; .«n wQ
verzoeketi ortien lezer vóór ditiiiaal vérfcbóoniog, bijaldien
onze aanneldiog van Ksrel en Sèphia mmder naar zijnen en
'onzen fpmakydan naar den ünatk en het recept van den fchrlj^
ver a^J. ' ' *. . • \ '- '
Tf
'Nï'eiwe Blóenien van a. lafontaine, in Fer halen. Te
' jlmfterdam, bJi J, C,.v;in 'Keixeren, iSip, In gr. iyo.
Vi}f verbalen, die ^wU gaarne erkemeo. dat ons èeii'nange^
mam vur van ukifiaDning. gaven bi) erbftigen letterari>eid^
tusfclien iweikeo wy nu*eii dan wei e^a'eea' leiban in de
Itaiui neoMin, :en waar&óe wij eeo foed^-niec jit lang. gerekt
lomaDtisch verhaaj ,( liec>vélk bna s|d V«óegeren leefeijd jen de
wereld ^er verbeelding terogplaacffc > of aaderi een^luji^fg ge*
üchrifc ,,.• ^yzQi^ler gsf'ipHyu rekenen. Tot zoo uks diirvea
ygfii ook deze,. zoo altf vele andereovetdfdnftieB vaa laf on«
7AINB, aanprijzen; terw:(H dezelve tevens' ook een kange^
saasi^' en-voor bec jnjiase . rónfc hadelij k, ^tijdvodrijf opKvëreo
^|a::)onge& en. ouden, wier létceroefenmg zich naar Wein^
verder» dap cq^ romanft en een gcdeeicevan hec mengelwerk
onzer vaderlandfche cijdlchrifcen ^ ulcdrekCi Waarlijk , d% ver-
taler dezer Bloemen heefc gelijk: J)e.(^th^tï$y lezende wereld
verlangt verhalen : EftOQ Afit de b^ekverkoeper wèl mét die 46
geven 9 mits hij geene kat in den zak^verkoope; en lüj mig
xicb mee regc, dunkt ons, vtetjen, 1/0/ dfleneé* met deajtver^
zameling ^ die mis/ihien. doêr een tweede -en laaftfie deel wordt-
voltooidl', mg al tevreden' zal zijn,i -^': ij) -LiWèrdóén 'hlaf^
dine 9 of /fmandns en Amanda y teekenc de beproèflde en ver* .
fiandige trouw Van gelieven finds htmne kindschheid, mee den
gelukkig(}en ecbc beloond; &:!) Dt Minderjarige ^gee(k on#
de gefcbiedenis van het bart van cwee ileve meisje», bij wel-f
)Ler ééue Uefde. me( belang worfteicven .bet belang ove(weeg«,
ter*
A. L A F O NvT A VV t'y NICU WJT. 3L0^MtVf* IS3
Mcwijf bij de.andece liefde voor plSgt^evael onderdoet, ' BeU
de: wordea gelukkig ia den echt; -maar de meer edele woicdc
(och Jiei batrder inn dea lezer en heerlijker beloond, daar 29
cindeUjk liefde ea.piigc vereei^gen ktn. 3.) De Reis naar dê
jf^tf. is liefde» misfcbien overdreveoe liefde; maar de'ge-
fcfaiedenia Ja onderhoudend en treffend door de harté)l|ke,
gecroitwe. vriendfchap , in fchijn. van de 3e6ne zljdeiieleedi^d,
sntar daarna, volkomen op^efaeMerd^ . en degetedene fnarc
vergoed door de vereeniging ' det kinderen, diet bij butioe
liefde én trouw , nu de belooiiing en vrengde der hereenigde
vrienden syn. 4») De IBurggeett bèvac, onder anderen, éczt
voortrefielUke hni: ^ Wat gaat hetu aa»i hoe de barmhar^
tige Ged wjne^^wertid regeert t Op tnise fJaatif waar gij ftaat^
kouwe gij f .op God. vertrouwend ^ door deugd^ een paradijs im
uwe borst ^ en ..rondom, u voor anderen.. Daarvan alleen vor^
dert de doodsengel rekenfchap van u ; niet of gij gelukkig waart »
niet van 4ifn' voorfpoed des menfchelijken geflachtsy Het toonc
oQS voor bec overige menfchen , die dezen (lelregel opvolgen^ en
hier reeds gelukkig zQn^ terwijl 'de boozen befcbaamd worden.
5«) De Mloemen^ het laatfte verhaal, is fierlijk en bevalfig.
Hét was de wil van een ongelukkig vader, dat zijn zoon
^eene. andere vrouw zon nemen» dan het meisje, aan welk
hU m^t, genistheid de bloemen der onfcbuld^ der nederigheid
en der liefde kon aanbieden., en dat alzoo den krans der crojiw
en der l^oop volkon^eo verdiende. ZiJne keus en zijne pioè«
ven waren gehikkig, en hec waardige peaf moge velen ten
voorbeelde zijn! ^' ' ^ .
pen vertaler, die over het geheel lof verdient, .willen wy
liet verfchil tnsfchen dan en als\ hetwelk bij hier en daar
verwisfelt, herinneren. ^
Het Goden 'pleite Dramatisch Dicht fiukjt. Ter Drukkerij van
£. Lion en Zonen. In gr. 8v<7. 7 BI.
* • ■ . •
Jdpollo eh Minerva^ of eene Ifahel en niets tneer^ is het op-
fchrift, en Finis coronat opus het onderfchrifc van é^z^ klei-
Dlgbeid, van welke wij naauwelijks weten, hoedanig wij be*
rigt moeten doen. De waarfchijnlijk nog jonge Dichter beefc
wel eenigen 'aanleg, maar de allegorie is ons düisterT en de
g«iest der fatire » dien wij hier vermoeden , te fijn voor ons
mis»
y
184 ^^^ G0DE^.-CLEIT#
aisfcbieo wat (lomp gevoeU £n worden er « ^^Jk vt^ moe?,
nen, meDfcben bedoeld.» wi^n mea ailes net vJDger ep dnint
ingeven moer, zoo moge het Ftnss coronat.apus wel io. O/ét^iir
«f operam perdidi' veranderd- worden. Bebalve de in het op-
fclirifc genoemden, .treedt. eeuigUJ te de Godiune Tbemis nog
pp. b\|:de beüis&ng:. van :het pleit, hcrwellc flecht^ iett meer
^aa.eeoe bhoiz^de hetloeg, en.wiiarïn wt^ vermeld zien, hoe
Af/jurrvix,.. nadat haar vogel ontvlugc was^ ricb. met eeaen
#0^. behielp /die haar uit de mouw icijkt; tef>«ijl haar vogel
wegens groote ondanitbaairbeid tegen zekere ifevers befcbol*
dig4 wordt. Vab de redenen van T&emis vatten 'wij weiaijg
meer» dan dat zijl eendragt^ en .liefde HerdeHen wil. Maar wijf
yatten zoo weinig van het- geestige, hetweUtwJiJ' bier vermqe-
. i^en^ dat^wy liever in het geheet niet willen oordeelep, op*
étit wi) ODS niet gelijk; Hellen. aan des Dichters .^
— -* onbefchaafdst gemeen^ tn. bascaardlj- ^épsofikei),
Aan de ijzren keten van-de driestheTd vastg^kloAkefl •
Verflaafd aan 't vooroordeel en vloekbre onzinnigheid^
Btlangrijhs Verhalen uit. de algemeené^Gefchiedenii^ eBn Lees*
beek voer jonge lieden van acht tot veertien jaten ^-ter he-
vordering van 'kennis en goede zeden, Naar het Hoogduitsth.
JT Stukjes. Niéuwe verbeterde Druk. Te Zutphen ^ bij H. C.
A. Thieme* In kl. %vo. 2^^ Bi. f t-Z^*.
(jreene aaneengefchakelde gerchiedenis , maar belangrijke
by zonderheden, 'uit dezelve opgezocht voor de jeugd, naar
hare vatbaarheid voorgeQeld, van korte lesfen verzeld, en
doorgaans ook, wat het eerde (luk je beirefc, met een toe-
pasfelijk versje beflocen, ' In het tweede (lukie z\ju de vei;«
halen uitvoeriger, daar van de 52 in het eerde reeds 39, en
alzoo in het tweede fleöhts 13 gegeven worden. Dan, het
werkje is reeds uit de eerfte uitgave bekep^j het bevalt voor-
^ zeker, en is leerzaam.
t
0
\
■
In No. 11, bladz. 85, reg. 16, y. o,, ftaat: vergeeft ^ had
lees; vergeefs had
• - I ' - ..»■■■'
dh < 1^
iCefcUedems der HwehKud naar den Bijiel, do»r
aÖRMAN^MüNTINOHE, XI Dcclên.
(fervolg "fan hU 144O
tin het IXdeDeel van dit wcrt gensdord tot d^n tij4
van onzen geëefbiedigdcn Zaligmaker, verdeelt de Hoo^.
lèeraar zijnen ^rfgcndw arbei^ifl deaej voeg^ *, ^at ,hij
'ێm iets over dwzelfs leven: en: karaktet^ voqrzooyer*
Yè tot het. oogmerk dienftig is, laat voora^a^nj Ut^
twcdc , zijne leer befchon wt^; tén derde , iets o v«r zo-
ne leerwijze segt 4 ten yhrdei^ét trapswSse o?twi>
keling der leer van jfezus door.dt Apostelen gadeflaatj
Jen ri/fde , dé uitwerkingen dezer leer met .betrekking
tot de gefchredenis der menscbheid opmerkt j Jen zpsd^
nog iets aegt over de lotgevallen der joden en van.der^
Belver GodsdlerJst, tot op de flooping van bui» gemeenc^
best ; en^ un zevende^ het :werk m«t eepige ^antnef •
kingen of gevolgtrekkingen , üit bet behandelde, afjg^
•leid i befluit, — Bij de algemeene opgaaf van den «e*
tielgken en wetenfchappel^ken . ftsind d^r Menschheid ^
-tijdens Jezns . verfchljnittg , is van . zeer veel; belang de
ttnwijzing van de gefteldheld der Palestijnfche Joden, ii»
vergelijlring met de in. andere landen wonenden , tn ger
t>er bgzondere gefchiktheid voor de taöPQming der nlcu»
we leen Maar dat nu ook in den geest vap deze 4 nog
meer dan anderen aan den voervaderlijken Godsdienst
verkleefde , Joden de Evangclieleer niet wel ingang kon
vinden» dan met veel van den Joodfchen vorm vaU
^voorftellen omkleed, (ietsi hetgeen bij de andere , en
inzonderheid na de verwoesting van den Tempel 4 té9
zeer het geval niet Was) wordt door den Hoogleetaar
met ftilzwijgen voorbggegaan; fchoon wg in de fchets
van Joannes den Oooper » en deazelfs voorbereidend
. fiOEUsscB» i8ao. ifO« 5* N . wetkf
/
'• •■*■ .«- ••, *»^
m^^; v^rwiatioff gafmaalct 'oorden op ide/n^zlt»-
nefyke 3enkb*eeldén,^ónïrf Sè JbflW fr^rfchcndè, wel-
ke fehadglljk .hadden, kmmen werkes^ Hinneer de Zg-
Kgmaker met deze ontvangep ware , en daarom door
j oainnès , tls vóórbè^éldeilden crirderWyieir , ' moesten üft
den weg gerbfnidT w^rMeir. 'Q^on^derfü&rcheü' mei* deze
denkbeelden nu o/. bett^JudaïsoBUS. uit do^ voorftelliog
der Evangelieleer zij weggérutm(), (judaïsmus, dat,
wij erkennen het , taeti de voordragt der Evangelieleer
Wel dtèddé fë (injv^ni*v«r2dlett> is^ nar ons gevael»
l%tt8 andéèe vra^g. Weid. deaselre tina met fa beantü
Woofd , ^xf ifoiideri dtaróm -er niet op. dringen , dat ^dc^
)^ Joodrche o^e^bl^flelff . 10 manier van •voorftetiea èa
f^eföhcUwt^n Ér^ftorids. -meit! geweld moesten wordeq uk
den '^#ég geruimd {lii«r xondeilwy, integendeel^ om
Vele Tëdéitn, ons metlTtciitt tegenr^atnkancen)! ook
flemmen v^g 9oe, dat/ vdot zoo vee de kern van al-
le wa>& (Joa^Rnntereii ver^titrg isfékh Moeatfchen
0bdsdfèti8< hg) Jfobs-^ die dezelve vaiB wdttr den Ol^
fóneb Böop ' é^fjevbringèn ten vtfoefcfaijn bragt ea ia
^H)iroMcellj1ceti klister wederom deed kennen,, z^nt
Iht op den Jo^afthéit ^Sodsdieóst heeft gebouwd-, eli
Üët èAgefóof ër nüeti m* wint, w'anneer bet den Chtis-
Ifclgkéii Godsdienst rwr «eti voorfteaet <Wfl toudeft
eëggen t |;eZBlvef d) |oüend6i|tt verklaart; Maar hier M^
!yen #g tegefö, dar mi het • €hrlstéiijli' geioc^" «eboiv
Öfen #orie aan iseftefe üjtdr;lkkiiigen , boe wéinige s^
dok ifijn' mogen ^* dié eenmaal^ kenbaar nit het Jode»*
tMï dntlèébd, interi gewvttjgdftelfetz^naaltgeiiitkmeft';
Ih het eir'bfj df 1r^ of i6en dia genen, die daar geV9cte
ffien vorm niet te behoeven ^ en liever tienzelvea wat
iieer flskr' de behoefte vtuï js^n hirt en tifhe. msuiier van
Aéifkéfi inrigt , wei vbor beoenr geiaovigen kunm b^n».
dtfn» ' ^ Het 20Ü ook niet ^ofirbelat^r^k geweest sAja^
Hllea wenfc'ee ontvangen,. wat.JofiEqfes de» I>e>fif>effv
l^'el tijnè vbörcreflfeHjkbekl ^ aan ^Af^ll^ ksa«i» vM
flèn algeheefeó jp (?#if dèr: Meafiaaofdie bedeeHng ir^ om«
iMribèn. ïsUb^oa -iN DvD y bet z$ faièrttfcde ftelecea toci^hec
- -wil]
wik J Joaraes. wos ét wsardige. wcgherciier van dw
Mesfias; inatr ookrde aoodxakel^ke , van wegt d^veiv
Jserenh^id .dea . per fooÉs vanje^ns Chtistoa, en dewijl
46 Joden 200 hüig het onderwijs der Profeten in (bOQUilp
ga dingfen {^faiar^ en^us hunne denkbeeldea aangaande^
éetk Mesfias eane vertcei^rde rigting hadden genomen;
wrmjl de prediking mn }oanues dezelve reinigen , maar
ttvena verhaffi&n va^ocsh *
- In de getoorte en ^gd van Jezus. Chrisfus vnf^^
^rolkomen die nederige» aan bewJgzen eener Goddell*
ke gfootbefd niettemin rijke » gang gehouden , wttlie
4ioodig was ; eo» terw^l J^us zich in Qilte vormt » b^
reidt Joapnes aöna oatvangat voor , doopt Hem nadei-
haiid op,a9ne uitdrükhèl$ki^ begeert» , leert Hem fff*
foonl^k nader kennen y bami voor Hem uit» krygtdif*
•pere inzigteq in zijnen perfoon^z^ waardigfanid cift
x^ werk 9 en brengt, overi^enkomftig hiermede» ét
natie tot kennis daarvan» b^zosderliem vooi'ftellende
ab aanbrenger der zoodenvergeving fen üichter, van
^et ijodar^; welke VoorSellingea niet anders fcondep
dan. welkom z^ aan de Jodenw
. Jezus » alvorens op te treden , jiereidt zich tot z^n ga-
wtgtig werk , ook floer da , bi| oudere Hettigea gebrul*
IkaKjke, godsdienftigo a&ondeting » voor. In deze wordt
Ji$ verzocht door den Sataa. . [En dtze iti hier » vrt-
gens BroMTiNOHB, freionlyk bet boofU der boon
gaesteD , faatgeen z^ Hoo^eL tot allerlei hypothefien
éwingty dio wonddi^k en/ ais. uH da lucht gegrepao
;voetrkomen, en wiarmxder er onder andc^ett ééoe.ia^
idia wi| m^r vï^ eerbied voor denHeer, nii^nu^noQdafi
irefoorlooficl heMen, nasMlijk di^ee ,» dbt:^ waatfcbqo*
Ipt,. devariMhar in de alleenfprakeaen gebeden imtfi'
.Jbzfla iata bcnerkt boaft, hetwelk aanvertetdendüvoof-
4eUaign t9 dien tyde waarl^k eeni|[en indruk op deaztlGi
rkart, Wara h^ een gewoon mtnscti geweest , zonbebbefi
•taNmeo govra ) en wel ziJUc eenen iodrnk » dien de Heer ^
•éoor ée vfekkelooae bcfliglieid via z^n, door bet odei*
M vtafisad }>aittu«l, I^nleer^ kou oaecwioipieaé Zqq
N ü ieta
V
'W * • ^
"itt B« MirNTINGB» ^ 4 ♦
Iets toch , dat bQ ons Daauweliji^ zonder ttdttijkt i^r*
keerdheid zoa kunnen plaats vinden, moet er, fchooa
Mofu/er Zó^elykc v^rkurdhüd^ hebben plaats gegrepen
^n de heilige ziel van Jesus , indien deze verweking
wérkelijk eene verzoeking^ of eene v»leiding tot het .
as^deiijk kwaad ^ zal kunnen genoemd worden." Wat
fi dat nu toch gezegd: iets^ dat bij ons zonder zede»
Igke verkeerdhéid naauwelyks badde kannen plaats gry^
pen, kan bet bg Jezus» fcboon zonder zedelykcvcr^
keerdheid^ wel? De Hoogieecaar doelt hier, naar ons
gevoel , op eene mogelijkheid der lustaanprilckelingi en
-deze 9 bieweren wij , kon bij den Zaligmaker zoo min
-«is bij ons zonder. zedelijke verkeerdhéid plaats vinden*
Het hart , waarin die mogelijkheid ook flechts van ver-
'té nog plaats heeft , is geen. beilig hart ; en vond z^
•bij Hem geene plaats, de verzoeking (uitwendige uutn*
leiding, buiten vereeniging met den lust) Bleef toch
dezelfde*! EU zegt de HoogL in de spfte aanmerking:
dat, wanneer Jezus volftrekt niet had kunnen zondigen »
^ne verzoeking een ijdel fpiegelgevecht geweest ware^
en de heiligheid zijner mepfchelijke natuur voor ons
geene, eigenlijk gezegde, menfcfielijke waarde zoude
-Jiebben ; wij antwoorden : dat ook de zedelijke' onmo»
gelijkheid om te zondigen, in ons oog, eene volfirekic
-jbz% beeten. Tusrchen mogelijkheid en onmogel^kheid
js ^een midden. Elke onmogelijkheid is yhlfirekP^ zy
'iDOge ziin (loffelijk of zedelijk» En zou deze yoiftreku
onmogelijkheid, om met -verkeerdhéid in de minde. oir^
derhandeling door tnsfcbenkomst der neiging te tredenv
#w, nadat Jezus dertig jaren de zonde weirftaan had:^
nog niet bij Hem mogen vastgefteld worden ? Wat. is
dan het loon van eenendertigjarigentegenftand? Daaren*
•lN>ven, God bad Hem vóór deze verzoekingen^ bijzijnai
doop , reeds voor den beproefden Zoon zijns weibeha*
gens verklaard» Wat aangaat de bijvoeging: „ warefaii
een gewoon mensch geweest,'* die komt ons, voo^«
eerst , voor als een gezocht hulpmiddel om geenen aan*
ftoot te f even met het gezegde^ maar ook » ten andere:,
• ligt
V
OB9CHIBDBM9 DBR .MBN5CHHRID* 1S9
ligt er in, dat^ daür de ^«li^aker dafn geen gewoon
in.ejD$ch waa.9 ^^ geene verleiding vat op Hem hébben
kon; ea zoo ftelt immers de Hoogl. zelf eene volftrekte
onmog^ijkheid. tQ€ eoodigen. bij Je^sus^^rast , welke hij
in de aanrn*. niet :wjl toeftaan. Ten laatfte bekennen
wi] ooK vrijmoedig:) dat wij in dtze verzoeking mjnder
de grootheid -van pn^en' Zaligmaker bewonderen, daii
wq dc^ lompheid des verzoekers , niet in den aanleg dtt
verzoekingen 1 maar in de verzoekingen zelve, hij zi]
geweest wie hij wil, met verachting befchouwen; en
datjea^os waarachtige. Goddelijke heiligheid bl) ons
weinig] menrchelijke waarde {lebben zou, zagen wij
^em nier zjegepralen in verzoekingen van oneindig tee-
fierder aftrd* -<- £n zoo volgt, dat het in 't geheel niet
behoeft vooronderfteld, te worden, dat de. ver woeker
kts wankelendsin '^ Heeiren ziel bemerkt he^be; maar
^t wy voldaan kunnen ,(o|n bet eaos heel eenvoudig
nit te ^dfakicen) .iQet, te zeggen»; hij wilde eens be«
jprqeven , wat hij ged^n könde krijgen.]
I Men( inoet. in. zl^n^ natuurlijk bellaan Jezus geheel en
^Ifen i^ls tpeP^cb befchouwen^ het Goddelijke in Hem
^had; geenen invloed op de Vorming van. zijn natuurlijk
of medelijk karakter. Toen de Goddelyke natuur zich
.met zijne menfchelijke. vereenigde , vond z^ haar reeds
jmtmfcheUjk . yolkqmen en zuiver 9 en verhoogde haar af*
:leen j door haar zulke eigenfchappen bij té zetten , die
{)ia#r wel boven de natuur. van al het fcbepfei verboog*
^0^9, paar tQt de vorming van het menfchelijk karakter
.aii^ts toebragten. [Wij voor ons vinden, in deze fcher*
^I^.^ffc^eiding tusichen de Goddelijke en menrchelijke
Ana^uur van Jezqs, de kerkleer der twee naturen in Hem
jfcholastiek<gehan^baa£d; maar noch de leer des Bijbels,
^oeb verheffing voor ons. hart. •«* Wyders w^rdt dati
>Ueilands natuurlijk ep zedelijk karakter befchouwd..]
Bi} de bercbouwhig van de leer van Jezus aangaande
'Zvc!^ zelven, mo^ men in het oog hoaden: i% Üat
Je^i& in den ftaat zqner diepe vernedering niet wel an*
•4epi va^ zich zelven. kon fpreken» dan als van iemancl,
* ^ " N 3 ■ die
1 w'
ffie minder was dan deVadèn [DefföogT. fchiint in tiéé
gthtd nin in saamerking te nciaen eenea reidddweg
tusfchtn d€ vastftelling van J6züs cpftrjie Goê/ift^ü en
±'^t verlaging tot een gewaon iti6lisch / noch het Hél-^
fel der genen , die dezen tniddelweg 'bétredenf.] ^^. Dat
^e leer aan^aahde Jezu%' varlijk <S6dM^e natüèry
komst In liet vleésch tnz. èene diepe verborgenheid is »
waaromtrent ons tfiets, dan in uitd)*uk'k{ngen ,' ttit détt
kring onzer minnelijke ofkdèrvinStngén "geóbmen , kofl
fnedegedeeld worden ; en men moét de onVolkomenbe*
den, welke a«n dezelve verknocht zijn, piet te ftètk
drokken,.noch op de éodhetd overbrengen. Hetgeen
d\s^ van de volkomene gelijkheid' dfer natunr dei Zooni
met die van den Vader gezegd wordt ,*-éf van de'-edihiéM
des Zoons met den Vader , moet wel >an' éeiie ware
Goddelyke natuur verdaan worden^ maar tevens zoo^
dat daardoor op de eenheid van God geiene inbreuk ge*
fchiede ; terwijl ook i\ , wat er gezegd wordt van den'
Zopn , als ondtergefchikt aan 'den Vafler , »oó mnet wor-^
den opgevat, dat het de eenheid des Eoons riiet den
Vader niet benadeele , en dus liiet in den tMgêhl^kfteh
2in,maar in zooverre er iets in de beirckkhig tusfcheti
den Vader en den Zoem plaats heeft , hetwelk voor ohsf^
zinnelijke menfchen , niet anders , dan door bewoor-
dingen , welke eene t)ndergèfchikcl*id te 'kennen ge4rW,
kon uitgedrukt worden , en hetgeen i*lj ons wk wél
als eene ondergerchiktheid mogeh vbor'RéReti, Inéféii
Vrij maar de onvolmaaktheden daarvan aftöhdcren ,- #%*.
ke bijons aati het denkbeeld' van ondergefch?fcttféid-vt#.
bonden zijn. [Dit heeft veel vati iieen en weder la¥t|.
ten, om toch vooral te komen in de éénige beliönifeta
havcn des kerkelijken leerftélfels. Wat al teparllngeti
;vali 200 al en zoo fïiêt opvatten , waar mijn BiJBèfl «fief»
•van weet! Voïfeens Öezen, is God; fle Vader ctijekès
de Zoon, God de IConfng, Jezus de tot Medéfcotiiög,
en' öjy aarde tot zigtbwen 'Onderkoning, tonj{en<Mféb
en gefielde Zoon ,/en iievmdt zich -m 'iffe/i ftrat -^van ou-
• dtrgefchikt iTcid ,^^dken i bi) öfe ^g^I^Wiéia Ha -MiWt
CD
fj|^B|||t, (% |»r»«e ?oon. fpKoqn . oaji?^ ^i^» WdfF 9?
(ij^ trooii) ^e^eJten , itliüd blöfc ef^ttppfa, Aik' peeir*
l^U^ is Heqt. door den Vi^ergitg^etfy ^ip neerdff
ifi dan Hii^ H^ i; ^n kao oifts buAteA:(^?n Vader ^-^ di^
}$ ^i«re Bijbelifer,., LatcQ nu eerst j^è voorltaiujers der
^uUt»:t0 t^paliogen «en^ ker^lykep ^^rikjirel^ Vp^^vh
g^y dax .Ji^inne UepaJifligen ^i^i^^n^^ <^e c^^at^jflgsj»
Dok.in den fiyb^ jltvfa.; ;d)it jpen ;Eif:^^ ()ok vp^ens..d&*
^n y 4ea Zopn 4U 4in4cr,(ie^hUÜ y «i^ /ofd /lo^ «/i ni^
0$dffgefcbüu ^ inoef . 4eBkea ^ (^ ytrat '4es ojizios ^
SJMif r. ^ë , waAraaQ xj<^ andera ^iafu:acbtig zóp JbeldAr^
J^fnix teo gevalle i^ener formalieFlegr fchjildAg ^^kenj
f|f iaten «j| d9.:geh,eel!e^Ues.oplij^rendje ^^^el^kei^is van
d«n koning S? *^9:2?fto M\t:4R», ÏWji?.?J,y9"J*él$;ep,> . e.9
««li»uWen wij^j«i;i^ w»t wü nj^; .^%n^y worden ^W^f
n^. , l^jHv tfot d|katu)p ^1 ^^ fiil^lg ^et zijpe kljir
<Al«i- 4W<^otugfi«.-«|fj^zMtDh(^ ^ijft.,j^ft;((ïp=,<y4. y,%^
IdÜSo^iM^ .ffil)«|fi$]t«k ./meeliep jpr^jpe^, Q^zp .^es ^
diwfewrAsr «peylpgt ^Jijye;^ ifjt,.ff>f?Fj 3'« ^% ^^^
)^{j «e^uxqfid^ ^i|9 }W?!Si?.V>?r :Op.ï«A«->, ?iiJP<T.,?aKtr
}ï^,G>>cl4B)ijke jgroot^id pon^t 200 pniw^i^cljfj 4e Ic^i»;
ifr.. IPe«e iWlin|[;|p.}iet gelif%9s4j^lpf^dip,, ,}fi,^%t^
f>pfpo.ve?l«ek;«m,y»flr4t. j 1^9^ jkfHP^ ^t Sfl'-V^ffjf
«elvk» ^«. <e%e ^o/».Jigv J^^e^nge)»^^ ,|lfillmg.,ecw
#«fji* ,heWi¥W,-FWi»^i«a» ïKeidw w4- 9«?ftjijgd, :)w|
f^i)^ JiR^,eïM^ /serJIJk fin qpenlyk IfJiJc^ f l?,.jRii ^k
m-.^» .am^eLjiftïjc ,^|t^^I»|t Jajyi^nt.wij ilafin ^
iv9))ae^$a «f 4« ylippfioHTi^e ftry^ven. pinjin^p opcjp »
«ï|«Hr.»IH»i»rjV% da«:;Jft4tf^.^apd?f.j¥*^,jp |»n4
,•• • . N 4 . tr«
ë
N
rv .. /^ ••*»'"'^rT "-t 'J'NÏ •ƒ '^
'■»••, . . -
iïiferqis der Joden te TcreaiieiS , . ioo Mtk mogéll^^M
zijne eigètie Goddeil^e -waardigheid rpralc; dkt ^•'dtf
Apostelen dtfar waariijk ni^ts' as^n toevoegen 'konden ,
TpQcFook aan toegevoegd hébben; jerw^ï 3*; wanneer-^
Vrg verUngen te';wéteny wie iemand fs, (én voöral
inoet dit gelden yancene zob^bóogc natuur' als /«zus
t>ezat) wij wel niemand mèt^^ beter gevolg vragen kün*
tien, dan hein zèlven, — pinden wij vetvblgens 'dé
jttitdrukkingen , die J^zua van «rchzefveh bezigt ^ en ^
f!ie zijne hooge waardigheid' met róttde woorden aanwgi
ien, wij hejbben aanftonds bewijs voor hetgene wij <n»ii
-ker 1 ftraks zeiden; en, wanneer wij aan 's Hoogleer*
, *aai*s opgaaf van de leer der Apostelen aangèaüde den
'perCoon des Heeren toe- kcAbèn/zaKV^i/n^ volle befftg
SekomeDt l^en ^aniiën vaii Aé beWdordlngeh onzes
ÏJéensn , waarin hij zIcH 'als öndergéfchBtt aan den Va;
der V.öorftelt,- trafrhé 'de Heer m u nttk o he ' Covert
cenkomftig zijpè boven ripgege^ene grortdfteffihg) té
^et<iogen% dat ^iezidve tdch eigenlijk Jeene ondéfgei
fflliktheld aandtiidéhf, maar de betrekking, ^elker^aan*
Wijting bedoeld iv^rMY, aan onsl, zintael^kéimizetfs'^'
iiiet:, wel ^anders daii- iii die bewoordingen kön wofsden
Voörge(leM« Wij moeten bekennen , dat wij on^ ^nbe^
Itw^am gevoelen tot 'het vormen van eeJHg begrip Vad
'4ie bndergefchikrheid , geïijk dat dan volgens den Schrifi
ver wezet moetv Dat zijn Höóggel. zulk een duidetijR
Végrlp er zdfuletvap beeft ^ blijkt genocfg, dewijl
%\j hft ons niet mededeelt dan &!ƒ dmfchrijvhig, welkb
tieëils ds^arop neerkomt , dat die öndergefchiktbéld vM
lezps aab den Vader toi^h eigenlijk |éene.óndërge(chikc«
p^d is ; '2toodat bó ons de VKa^eti ontftaah'' moeaten:
Ijraarom ' fpreékt de Bijbel dan toch ni^l^-dulde1^r 1^
eéfie ;8a^ va^ 200 veel aanbelang f Waarom brên^ ii9
onsdoof ronde verklaringen, "die geeh geisönd vörtfatrd
^Ddeva tan opvatten dan zij daar ftaan, ^elf ópi'eeneti
Üwaal weg 9 Óf zdu*hèt niet tén laiÉtfle liool^uüekèideB ^ »
^at wij /ner al (il$*fTrholasdéke'ondérreheid!n^en^fèt'tii
wak?» fteW^i CT* ffeftvcmdi^j' volfftfa^a V^BëPftè
GBSCHIET)Éttis'ibEft-iffl^CHHEtD« 4(^
'^etwyen aan 'J«m , ' afs dea'ééngeb'oreflen' É^nviii
Xrod; en wijdersy'dat ons de Bijbel volkóttellé VifQhtil
*g^ef^9 ons Jériis als Zoon te deAleen in Bie^ bmdckiti]^ '
'ötntrent de 6pperfte;öodhciHv'tó welke onder metf»
Tdhéh een ^oon^ tdt z^nen vader al zl^n leven btfft^
\enü^ol mij tnen keerren *èiidë-en leggè ntt eö^fcBrlj^
*vt opvattingen vbor,' zooveel men wil, de tiiftomét '
'geené iaildere kaii üjn dan deze : ^lAfhèr heift den zaf^
'VanJ^éft'tëdcr'ên^ngt^; fUmmèr wo^ds Je rn^o» A
tè^Oi Viijft é»-zéoé den vaclér '^kMc^^^^^
^ ^ ^w, ^mW •» • '»'■ ♦• « i «-ro -•rti*' 'j f .•••• • ■ •- .*,....
'' Bat w9 nii 'felöevett küittett,'Hr«t-dë^4feerirM'2teli
leelVtii ièegt, zonder dtt i»f tet«reec«ir h«bbAi'i-dftlt
lli^'^^ns \óude- wHlen! iniklèl<lMi,'*^f- itfch^stfkretfiiA
^weepèr nmléid %ébbe y dMrröoi'^«Il|»f «f %ija'tttt(lfekeii(l
>er(landy il}«:iffiliBiKitend eaiél^ kihftter/<VdK=tt|^
iregtlidj', tredérighieid' en oagevdnade''^9v«aclie^-«M
>Bvqie, Wéito]^' R^V'zdft vïöoif 'bijtte v$tMe«^^4hi& tièM
. iet4ch 'fprïk v€è ^Saidémk 'zifaè ^m6êét^iiWÉtÉrh6t^, • i
,. ■{• "■'(iie$ ^rt^féidëféky '•■ ^ ■•'• ••••.•--•!?»
' ' < ' f '^
»0iSrQtéi$P€QPi : Tfidfchrifp ^(^de^j^Ëvof^eUfche. Ckr^H
tenAeidi^3fiJka.J£99iogr9ki/etrJf^^f^^
''W^hebbm, na &et omnn^en!iiran:Nt.:i'4 ftiotteF;
ftöéd VM-^ieu^ve vetfla^^irineii -^door; iMar een voK
geMl N^i *wifltn*''afw9ChMlii;;oaiJt^i>em oir^ tóAif
fleat eö 'ftvefekjnrg m taimbëiiiOoMeeles. iOMettosrcheé
i^ilit fêüAiiN». 3^érrcfaeneni hetwelir w9^stafiisjgeifb<
agdtg :o|^i«ÉeD; :a^^ N^iii;: bevat i'VMnséKrfii oene./iÉM^
atfMjr^ wiafid' bocnAotl.Vefldaafd'amrdc:^ Imwelk <nmi
ftidi; -aiaidt uU^tf ifitf^Ut TlMfifltriftv lieefc Voorgè»
fttidl. ;00vBMÜBMiw mU # «ffk «dar GdasdieBiiife
• i*« ,/ U j waar--
d^ te ntönsTANT^
>«fftiMü8 krtchtdadtgiyk kk de band werlté -» ê. ffa
XMlètihmaal van Jtzus. Wa is dit, naar het berigt
il^ H.^ S<Shnf€^ Wat b het naderband , onder de ban«
den der menfchen, geworden f Wat is bet thans big d»
j^rbtcstanteo ? Dit breed uiteengezet» Wat is het b^
ile Roomrctaen ? JDit voorgedragen in eeii aittrekTel uit
deó Muhtlfcktn Gauchiswuis^ behelzeade korte, ond^rm
0^aMgBf^^ om de jonkheid $e bereidentet d^ ecrfie com*
muMf^ voorzien ifiet aanteekeningen van den Protes*
Unt« Dk kort ondtrwQS vergeleken met het voorfchrïft
irai* Apostel PAULua^en desxelfs tfw pingen en <»#
4>efta«nbaarheid daarmede getoond. De Mecfaelfche Cz^
-fechistaas behelst echter de leer der zich op onfeil*
•baarheid befoemendfr kerk; Hoe kan die met den door
:baar onfeilbaar erkenden ^ a ol us ftrydenl ^-^ 7. De
WièNékhod van Bngel de Merk , (A N g<£ l u s m s r u»
4fcA>4n^ zestiende ttxkvf Panoor v^n HeènvUeu Ba%
tverhMl' bie^s» isr.velenr gènèegzatm befcond^ maat
«wofdt hier, éca dienfte vancandereR^* v^ omftaudig
ifrigetrem, als ée4 voorbeeld der ver^lgtngea en mts»
•Mn3et)0getf;- welïe doltehden, 'in- Izincn tijd,. omdat
't^ zlchaegen eenige der dwalingen en misbruiken, die
•hrdeRoomfche Kefk waren ingevoerd, velzetten dutl*
•èea, moesten verduren^. en ter befchaming vanben,di(i
"ttii martelaren om het getoof gaarne voor dolle dweeper^
tAieielf moedwillig in bonnen doodzonden geloopenzqn^
i'WitlM doen doorgaan» ^ 8. Bif het leggen van den eefm
'xftek fiéèn vo^r de'nieme Kerk der HervêeitdcOemeenteht
J^0iinfefAawt* Een over bet geheel zeer fraai vers van
Oilm^I&lgrw.ï A. N. VAN •PBLLBCOM ,:Aredikant «1*
ndiarv^WMfop w'^:«cht8D, liet ons bélléfc het toe , eens
iNieVidéwiMnmerking zonden hebben te ttaken^ — g.
-tÜrigt yoor vriend^ Edaard. - 0«er - eene. unmerking
,^aii dèn Oêdsdienmriend op bet Tftetvtgofet van den
'Protestant. Bitter. «- 10. Jezuiten. Eone Anecdpte*
'vBisde Stukt N^ iu KeUquien. N« zeer goede
«anmeikittgen over de-waardU van echte overbhjfrelen
^M Qttdbcklf en over bec ia waarde hotid^ va» het-
.- : I geen
i
<
DB ir&OTBSTANT«*
Wf
geen vMrbeoi m bereemde tü bra^e nenfché» éh^'
hMT was 9. 6f lot.lieii behoorde, wordt over dön.hfHX?
gen eerbied , dien de Roomrche kerk aan . de MO^^
CQ(inide overbl^fTcIen harer Heiligen ena» w$dt ^ gefaan*
^eld.» en aangi^weaen , hpe, daar men er in <ie eerl^
; Christenkerk niets van wist , bet daartoe gekontifii zij^
en boe men vervolgens die overblgfTelen alom ge^^c^f :,
en ze (296 bet heet> ook gevonden bebbe; welke
fraaye dingen daar al onder aijn; hoe bet GopdSe van
.Trente^derjselver vereering, met ten anatham4.^ ge?
canoniieerd hebbe; wat van dien eerbied te bpudj^a
zij; hoe vele der vereerde reliquiën onecht xyn; wat
bedrog daarpiede z$ gepleegd» Voorts over het onlangs
gevonden en b^a zes honderd jaren onbekend geble*
▼en lijk yzn Sint Frafiefscut tt Asfizff ^ en bet op nieuws
ten toon ftéllen van het AeiÜg, bhed onzes Heeren , het«
geen-, in bet 'verleden jaar, plegtig heeft plaats gehaj
te Brugge in Vlaanderen^ met belofte van vollen a&
laat , te verdienen 'voor de zielen in het vagevuur eo
voorde devote geloovigen, door het doen van eenige
gebeden , in de kerk van Sint Salvafor te Brugge , t«
4ier gelegenheid. Yerflag en uittrekJ'els uit een (^eswer
ge uitgegeven ellendig pruldicbt in acht zangen, en'
aanmerkingen over deze gebeurtenis, enz. -«-* ia. Nog
Swee fiaaltjes van Priesterbedrog uit het begin der n^
•genfiende eeuw* Het eerde eene zigtbare verfchijning
van onzen Heer J. C, iii eene kerk te Marfeille, op
den 24 Dec. 1815, en een daarbij achtergebleven brief
des Heihuids , waarin de Marfeillanen duchtig gekaoki
worden» Het andere eene bedrieger^ van Franfcb^
Zendelingen, die (God erbarme zich!) den vervallejaT
Godsdienst herftellen zullen^ volgebs welke de tiei»^
.]and zich ook, op den 14 Nov. ]8i8, t^ Botbóefuet^^^
in Bretagne , vertoond zal hebben in een' eiken-
lioomt — 13. 2>tf Kardinaal Joannes MoremUf eene
proeve van het geloofsonderzoek in de RpomfGhe kerl^
en van betgene Paus p a u l u s IV voor onregtzinnig
kifild«.«** 14» Keturwderzoek. £^ uittrekrel uit df
9fi Bf:Mt(»crii*pmifa
daM^9 Lc^erar! den inbcmd. Nü oaé oonte^ o>ver dil
TldMirift. ,
' Vhj ftiBii 'tói^ dtt de t^en ónbezontièiie tlt^ onbe»
fttleidede aaflvantff, welke, door ceoige vcnmteM
Toorllüider* vaffi b«c blind geloor, in onse dagen, op
het Pfotestastiault en deszelFs betijdef^ z$n gedaan^
^\ut^ deaer s^dey eene/ le^ndige afWêtmg verdienden ^
M'zelfe, ia AMnmige opaigten, voiderden, «^ dat^
i^oor too veel men diaebij liecft dnrven ondernemen »
Mk debrginrelen enleerftelliiigenderRooaifcbekerkmet
dié der Pr(X«ai«mefi in vergelgkhig te brengen, en zelfii
daarbd^elv td veriieffen» e» aan te krijsen, bet noodig
was V dé èerftè , in al biinoe büitenfperigheld ea onge*
Yljdvdbèifl^ ten tooit ré ftdlen, en dat bet, «e allen tij*
de ,' een verdienftelijke ttbéfd is , het monnikenbedrog
èn dé priesterlengen , waar, 2§ zich voordoen (>om eene
onnoosele menigte té bedriegen , te Icbatide te «raken »
ën alle bogen, die £ien vrillen, daarvoor te openen.
Ma&r, dïar nu, ten aenzien rm het eerflre, door een
tintal Schrijvers , naar ons oordeel , overvloedig g(S
t^% , en meer xalfs dan behoefiie i tel verdediging en
l^olkomene beveiliging' van bet Protesuntiame ; gedaan
lë, zien wg -de noodzakel^kheid niet in, om, tot d^^
ieini verdere handhaving, een periodiek werk aan te
leggen, en ^ooral niet , om hetzelve, zoo ala bier gu
fthiedt, voornadiel^ te beftemmen tot aanval, in plaats
Van tot enkele verwering. Op ai}n hoogst zouden wg
ket éf^ vrnstgéfletd^ tijden uitgeven van wck'^nfurfthrifi
tunnen goedkeuren , om aan eiene Mhêerva en een* zo»»
iMOOtt^n CodsdkMiniihd ^ en wie verder, van t^d
«ot tiJS, eén^' nieüwén aanval mogt doen, het hoofd te
Meten; >n eicn iVkift van aanval zouden w? voiflrekt
.uiteen tot het dpeHbaknuahen M beftrtffen vm nieuwe
1>eftieger9eA en on^mnigbeden bepaald wiUen hebben.
Vin het iH>ereta van een* eigémeenen krtjg^ neggen wljc
}È$uttk /hlof bcKê i en 4ièrt-dhH te voeren naar een tê vo-
ten bepaald platt , gefchrfet om hem tedoeAduraa^ zoo*
• tang
mt f Icft fiMiftf één ^t^tia^gmi opdoet ^ i^* i&liiMI:
f «it ^MO "üiëtig dfl tetttcbM^kv ^ zoolanf Utrbu lA»
vÉiWi h^ Itet tóctttzetcen- ddf vtjmielliitbeda tettf k^
t^alt Mi^ mitt^'eilMg, i» 09^ riogy geTUiiijk «en «rikM»
tdos. GtiTBffikjk , uit boofUe utd de ftecds tdNrflOTcte
tarbiéteHilg der ftrijdeoden^ dié er Jiet gevolg nvliKiA
^jn ^ m iitttfefoofr 9^ omdat , ia sidke verMtthig Vtn gek
inoèddr<!fl^ gitede vert&cbtirig, welke n» be^oiderem
^it , méaf wel ees bminèkkiger flvHen mn de ^ingtnr^
^eflke ftéD^ wtf^Oj^en, téihcbceii iB.-^Yaotts^.töi
gen deq guit en opzettelijken misleider der feieiri||té; en
ttften dieir kwa^AUinNten iaèténMr^ea Bioed\iHlligen aan-
rwder mOr tein Etatigelifirb^ léêrfleHingca,'aoiid8ii wQ
geeM2ioe «enen flQI , die de levendige Uijkor van* gv»
Voelden verontwtardtghv dvoeü, mits biyvtirde bidien
g» pUèn Vaii' ChriMettjke b^fcbefdenbieftl ea «^ilvoegé*
lyühisid^ wMen-ivttlenf diaar bet iclgeiiieen gefblulvoé-
ren op den Tcberpen , en bier en daar teer bittereU.*,
toon, welke, over bet geheel, in dit gerchrift. en
Vooral in zeer Vele der 'aanteekehTn gen, heers cht, mis-
Baigt out vMftfiektdtk , en k»d tot nret één beilieêili
tfndé dieaem Hef: f0thtir lé modo\ {anviier imre^
bdioordA Aier^ wettneer mta. wakriijk goed wM d^n»
een fteh-egel,(i^ ^chrijreire^ te .1^*^ dteit ^ij nimiper
verzaakten. ^ Ook zouden wij bun het riii^tïhtnk'üeri
fortiut e$ meïius magnas phrumquc fccat res gaaVne ter
iMedeokfOB emOis vrilloii «^nli^velen'^ datr w^ nedefi^
jraa yavoelen^ «ijo , d^t; bkp vrij w^t meer met ba wa«
!)en van iikitgLSMtfa^ . (.vernuftige» befehaafde,. Qnè
(Cherta^r dan bet dat van luthbr, (driFt en hevig«
ieiè) is uu te regten; ebj, zoo men zidi al van èêne
WöIRgei' Tcbrijtwi)zè bedienen wilde , ioüdën wg !6cb
raden, liever, -din-dp dèfl fctiofatftlékeè vo^t^Wtóop
men vóór drie eeuwen twistte, op eenen anderen te weck
It flaM, ^e», latende il liet murelooe en belagch^t^
gfkibbeir, over de ééoe en ware Kerk, de opvolguig van
JUeTc^oppea^ |iet gezag vaa Coi^cUiSn eaz« ,. aan zijne
». plaats»
!|9^ m UOTtaVAKTf
ij^MiB^ : zich reettvoutlig toi bet ge2on4i9:
'lltod'ie )rigtea, :om t^i.wdetzfit^en^ efrJiftt efch kav
tHëts ttidccD,3 dat een volftfekt. volmaakt Opperw^en^ i
^Ij mégeiijkfacff d , igediend.kaH worden met al de nietig-
•beden en pngergmdheden, welke 4e Roomfabe kerk
^votnr&brijft ^ :en. of het- aanbidden Van HeBtgen , . van
Ixelden, van* venoplmd^ beenderen ena^:,. niet ï^ bei
•èuitenTporigfte, MraaGTtoe zidi een redel^k fcbepJEel, dal
tot aanbiddi^ van den yader der Geesten alléén. geroe#
'pen t&,'kan verlagen, «^^of bet tiiet ia, aan dien, Va»
^er, die 'tot - in' eeuwigheid te prezen ia y a^öne eere te
ontftelent enz. enz.:
- Voor bet overige: :.wl| doen gaarne regt aan de be»
fkwaamheid van den Protestant en z^oe ^ Medefcbrvr
-vers, van wier ópflellei^ wij moeten toeftaan, dat zQ
nvèl, en in goeden (UjUgerchreveni en met vlQthtik*
•beid zijn, en dat z$ van de belezenheid 4 de. Atarapden*
•beid, het geaond oordeel, en ]^et veznnftvder fteye?eQ
«aHerwegen blijken dragen; ' ^
fCedachten over -Bi^'M ert Bifbelhzen^ Baor.h B a N:D e R
r'- VAif Esz*, Roomsckkatboltj k Prêfesfar en Pattèr
* tê Marburg. Uit ' bet HédgduiticA.' *jfferugen^
* boscb^ bij D. NomaU en Zoon. 'in gr. Zve^ ïet
JJA /:*I5-:
19W '^as de Bijbel voor de eerffe Cbristenen f Wet hpelkè
* ' gêmoedsgefteldheid en met velk oogmerk lazen zij deif^
' zehen P en waarom beioor en wij d& eerfle Christenen j
thans meer dan otAt^ in het lezen Van den Bijbcf n^
io volgen P Door denzelfden Schrijver. Uitgegeven
. mis boven. In gr. ivo. &6 BI. f :*5.8 ^
Ë,
en paar Gercbriften, die allerwegen - bet kenmerk
tiragen van de opregtfte bedoeling, om den -Bijbel en
deszelfs beoefening in al zijne waardi} en kracht te ouU
vou«
1^; VAlt BSjS, CnmR BIJBBE BH BI}BBLLBBBV« ^f
VOtt\i^en ttk aat^ te 4)evcten. Dt Schrgver heeft ^ oiu^
inziens, daarbg juist dat hoofdpunt getroffen ^ hetw.elfc
bier voornameiljk geiden moet; namelijk, die eenvoa*
dighei^ des harten^ Welke met .de liefde tot waarheid en
deugd 'gepaard fiaat,' ra uib elke voordragt iiichtfaig
coekt. &y 2ulk een gemoed is Bybel en Bybelleien fiU
t^d ^'aardig, altijd heila^am.
In het eerde Stul^e wordt^^eze.g^ond nog nader aad^
gedrongen door de alhier aangevoerde getuigénisren ,de^
Kerkleeraren vad budeh en lateren ftjd, die deze beioe^
fening met kracht van taaf aan alle Christenen bevaleB|
beginneilde met den Bisfclrop. clbji bns^ tn eitdi^
gende mt Paos pius VI en den Bi$rdiQp van Sslê^
iuYg^ in den jare 17824 .
. Het tweede Stukje betoogt het. nottige gebruik , iiet^
welk de eerfte Christenen, xoo Jn/bet openbaar tls^id
den hotsfeiijken kring, van. den Bybel,. en /vooral vatt^
de H. Schriften des N* Verbonds^ maakten^ en h0(&
zli daarin alles zochten en vonden, wat de.gemqedsnijit
verfterkt en bevordert,, juist omdat zij met ootmoed efl
eenvoudigheid lazen ; terwgi de ondervinding van IrrO^
geren en lateren tyd bewast, dat dezelfde kra<dvl
beerschte en nog beerscht . bq die opregte Christenen^
en daarentegen verloren ^at bg allen^ 4i<^9 Q^m welkS
redenen dan ook, den B^bel laiiteren, en z\too dat pt*
bruik ^ oog tegenwoordig , om de beerfébende ligtzitk^
nigheid , volftrekt noodzakelQk maakt.
- Omtrent den vorm dér behtodeling van het faat^
Stukje zouden gewis wel eenige «anmetkingen te makefl
• zQnt dan,, ieder. Schrijver beeft zgne b^tondere nut-
Hier ; de Katholieke SchrijVérs , . meer regtflreeks t«l
'hunne geloofsgenooten fprekehda^ onderréfceidcn ztéti
'daardoor altijd van de Pr\>testantrche: voor alsnog H
dit onderfcheid niet weg te nemen | zdiks moït jAtt
den tgd der verlichting eA deft vredeA worden ovetgeit-
ten. Genoeg , dit het in onzen tyd éen woord Van pA
gefjirokén is, en dearom «oowel door ProteMintea ^
BOBtffiBtfcin l8io# fi0. ig O ik
/
ite •dooVKvthdgken ^ aHezios verdteiit geboord , gek<
ikn ta betartigd te worden.
IBIfppikratts. 'Mitgazijn^ totgevij d -dan den geAcelcrtomr
vang van Hé -Geneéfkündc , befchouwd ais wetenfchaf
« en kunst. Uiigegeyen door c. a. u saneer //ü g.
.H, WACHTER^ P2» IF'de DceL Te Rotterdam^ bij
J, Hendrikfen. In gr. ivo. 378 JJ/. ƒ 3- 12-:
'aU^it Deel is , Wtn als de vorige 9 . van eea' seer ge-
lfieffgd«iy iüliKHidy^ Mowei* wat de waarde ^ als wat het
onderwerp der verfchillende bijdrageo betreft. •«- Ziet
*Kier dën voornaamfteu inlioud. EerftcSiuk. 1^. Waar-
'Afhing omiréttS ha nut van bet zoete Kiidit in. den Croup^
tfoOr o. A* !;•• SAUDfER» tiet lijderesje van' riiiin '3
^vren ^ebn^e 10 ^ nren 60 %f. ^ behalve de iirwr|^ '
Vtegéo. Sah'd ER bemerkte nadeel van den majiri&tfi:,
«fi'^xrh^m de ^ene^g bijna geheel aan bet kwjk toe te
•fchrljreir. . Wij zÉg^u ecbter uit zijn verbaal , dat de
merite- ontfpanbing en aanvankel^ ibeterfchep voïgdle
•<jp eette ruime ^aonwaiding van bloedzuigers, htzt ont*
4aiurng beeft , in ons öogi» geen gering deel aan de ge«
•ni^zlng <gehad« ^- ^\ 09efi het gebruik der KraanoógM
'in de Ptsralyfisy door n. van lie r. Het gebruik van
dit middel zeude Tcfaokken Veroorzaken in de door ver«
kfluhing aangedane deelen, niet in de overige. Dit ver-
mscfac eene tiada^ beproeving. — 3^ Waarneming
, uner vergiftiging éóor Murias Hydrargjri , door h. w.
^6t»^ERiNosH'0Bic. Mdu berekende, dat. een kalf
rionce was tegedomen. De verrohijnfelen wanen alierhe*
^igat en duurden la'Qg. SulfUretum sulcis en melk wa«
oen de hoofdaiddelen. Het verwonderde ons , dat de
liekmHDe Geneesheer van hec eerfte middel aoo fpoedig
afilapte* «^ 4^» Waarneming 'fan zeer horige algemeene
ftuiptrekkit^en b^ e€ne y^rl^sfit^ , benevens de .Bfgave
.itan een Icerfttifel te dien opzigte van o« Oé carus.
Hoog*
l
BfAGAZtJN DER CËNEESRUNDE. 903
Hoog/ceraar te Drcsicriy door j. w. CAT.tsNFEL«.
Dit .gevaV, had plaats bij eei^e volbloedige vrouw ^ vaa
e^a ineeogedrongen gpilel, zv^annoedig ^en vreesachtig*
De toeval)en bfigonnen kort vóór de verlosiing , en hiel*
dea dqqr d^z^ye aiet op, loaar liepen in den dood uit^
in. weerwil van , de kfampftillende behandeling van Dr^
CAi..tENFRifa, Pe THEORIE van Profr« cA&ua komt
bifl^P. 0^1* 9 d^t dergeiyke . krampen dikwijls ontftaaa
i; -eejQC betrekkelijke yolbloqdigheid , veroorzaakt doof
e pntledigiog van bloQd door da baarmoeder, by der<»
zelver zfigientrekking* Dr. calleni^^^s wrtgkt
dsfifom zyne gehoudene bebandeling. — 5^.. Utsavêr
itdccor^ppfitU van- het . Zoutzuur ^ door n. van tiER«.
1^1)^ zeer gebrekkige en byna onverllaanbare opgav^
4fir pVoeven van lampaoius» Ware onzin. W^f
Ja. b» V, 4^ f^atcrfiof van het droog/t kqolflqft^uur ? 'Hoe
j^ iu 4k^S^ ^^y^ ^^^ ^^^ ™^ Vfrzuurba^r in fluorin^
afs J^jdrogenabel in fluorc , enz ? -r-, 6^, PFaarncming
van $ene geiukkige genezing van een z^^r hevig en langf^
4ufig Itplyk 9 verzeld van eene hardnekkige buikver figp^»^
fi^g'^ en gevolgd do9r ecne verregaande tromn^etzucht ^
door p. HERMUS. Blijkbaar door eene fterkeverkou-
4ing, na eene aanperkelijke verhitting ontllaan. \V«t
44 -j>^hmdeUng betreft , variis modis bene fit. Daar er
Bog al v^el en velerlei is aangewend^ verwondert het
ons, dat HBRMUS geene badeck beproefd bebbe. •««
•7^* F^rjlag van behandelde Ziekten ^ gedarifnde het jaar
. iU6r 4o9r j, p B b r a u w ; vervplg der i^ bet vorige
Pe^ üfgebrol^ew Verhandftljng. .
Tweede Stuk. i^ F^rfiag d(tr .Kind^J^khen^epiih^
me Ur N^mege§^ in dm j are 1817, benevens eenige aaa^
mtrkinget^ daartoe en de Keepokken betreklfelij]^ , door
>, MOi^Lc Voorgal belangrp, daar dit v^flagdienc
ter bevestjgijig van bet bevi^iligend v^r^ixig^ dier Koo-
f^l^kfnj te^M^ns «enig^ I^ii74ze9 9pl$yicran4e , hoe ligt
kfer door onnapiuwkeurjg^dd of p9)cundf kaogezoi^igd
worden. •-» ao. lat pvef 4^ ^ef pekken %^^ eene ze^renifen^
jarig/e endervUt^iH ^? tf^^^ ff§mwMr ^^^ ^\ hiV
O % ' me*
{
ft04 MAtoAZlJN
■f •
inedegedeelde blijkt het beveiligend vermogen^ maar te*
vens, dat dit vermogen jdoor huidiiitflag of ziekten^
waarbij de huid vooral lijdt , zéér beperkt wordt, baarr
om vinden wij het vreemd, dat de Scbriiver de riién^
ting met (lof, uft zulke voorwerpen -genomen, dürl't
- aanraden. Dit kan immers zainen niet' befl:aah?Hèt
inenten van seer jonge kinderen hebben wij bök nooit
verkieslijk* gevonden. Waartoe dient dit? De Sdir^-
ver fchijnt geen nadeel van de fcrofuleuzt gefteldhetd op
de Koepokken gezien te hebben. Wij zagen dezelve, In
zulke geftellen, meer dan eens ontaarden. Den uitOitg^
dikwijls na de Koepokken ontdaande-, houdt de erva*
ren Schrijver, met rcgt, voor hetlzaaml — 3*. Unguen*
'turn Jaceae een nieuw geneeskundig praepafaat , door
_ j. 5. STEiN. Dit wordt vervaardigd, door het, doot
uirperfing l)ereid , extract met gé[ï]\LtAtt\kïi,axungiapo'f^
cina te vermengen. De Sclfrijver vond deze zalf in on*
der fcheidene foor r van huiduitflag zeer dienftig. ';Som*
wijlen verbond. hij dezelve mti mercurius duieiSj fubti-
"maat of antim$nialia. Hij liet het extract ook wel if^ wen*
dig gebruiken. Dit alles verdient behartiging. De ü\u
wendige aanwending van dit uitmuntend geneesmiddel
is vooral zeer oordeelkundig. — 4*. f^erjfag van^e^
handelde Ziekten , gedurende 18 16 , door j. d e b r A' ü w;
Derde Stuk. 1% Waarneming van eene hhrfenontfit^
'ting , door f. s. a l e x a n d £ r ; dienende tot betoog
van het nut des zoeten kwiks, m&ar tevens van de be*
langrijke Helling vain h u f e l a n o , dat dit geneesmid*
del niet antiphlogistiseh werkt , en in ware ontftekingèn
f chaadt, indien deszelfs gebruik niet door ontftekingwe-
rende middelen- voorafgegaan óf vergezeld worde. -—
2®. Waarneming Ifan eene aller zonder Ungfie belecdigihg
yan het oog^ gelukkig her fteld ^'^^ éoor w. m-ensert.
Het hoornvlies was van boven gewond; door deze wond
was veel van het waftervocht uitgeloopen, en tevens
de in den lijder finds lang verduisterde kristallens. De
Kjder was dus als toevallig van de kataract geopereèi'd ;
m dit opmerkélgk g^v^^ toonde tevtns de mogellik*
heid
\
l^dd vtnde door biIll voorg^flagene manier otn dezb:
otwratieteverrigten. -*- 3\ E$nige gcnuskundige fFaar'^^
nemingen van r. 'landskroonv vooral loopende
over bet gebraik van mtras argerui in zenuwtoevallen
en vao de ratanUa. Het uitwerkfel van het eerde ge*
neestniddel was verfchülend. De ratanhia vond l a n d s«
JIROON in bteedvloeljfogen dikwQls niet voldoende, en
tUyd flecbts in groote giften. Als maagmiddel en bQ
fcheurbiijk voldeed Bij beter. — ^''^ Proeve eener SypiiH*
ihicgf/cAe Theorie , . door n. v a n l i b r. Het vervolg
cal ons doen zien , ,qf er aan dit vertoog flot komt ; zin
ia er tot dusverre niet veel in. — 5*. Verjlag rdn be^
handelde Ziekten^ garende 1% 16 , door j..d b b r a u w.
Vierde Stuk. i**. Eenige aanmerkingen oyer de ver*
fcHjnfelen der venerifche ziekte^ zoowel omtrent derzeU.
ver aard als behandeling ^ getrokken uit de ondervin*
ding^ door g* h« wachtbr. Dese belangrijke aan*
meckitigen , tot ' dusverre alleen over den druiper loo»
pende ^ ftrekken vooral ten betooge , i^. dat de een* ,
voudige en zelfs ligte druiper, zonder zweren, alge*
meiene fjphilis kan veroorzaken ; 'a^. dat de behande-
ling van den druiper zeer moeijelijk is ; dat dezelve noch
alcyd ontllekingwerend , noch prikkelend moet wezen ;
dat. men vooral nïet te vro^ met kwikmiddeien moet
beginnen; dat de onder re heiding in^ïchth htt fiadium
activum en pasfivum zeer moeijelijk , maar tevens van
weinig praktisch: Mang is» dewyl men hier veel meer
met hèt geftel des lljdeis en- met de hevigheid der ver*
ichljnielen moet te xade gaan: wachtbr had 9
bij fterke gedellen, ved nut van ac. tar$ar4fum; 3^.
dat de infpuitingen genoegzaam akyd naUeelrg zijn.
Hierin zgn w^ het koet dien SchrSvef meer ééns , dan in
zgne veroordeeling van het gebruik der kwikmiddeien
in den druiper. Hij Tchljnt het kwik alleen als een prik.
loeiend middel aan te merken. Ondertnsrchen werkt het* «
zelve , in de fyphiUs , als zoodanig , waarfchijnl^k niét.
Wij zien ook niet in, dat meerdere opwekking de op»
florping van het gift zal vermeerderen. Voor het ove-
O 3 rl*
§06 MAGAZIJN StR CKNEB8K0NDE.
xj^ zlju wij, met den Schrijver, zoo «eer oVertBigd,
dat deze ziekte onder de allerbelMgrljkfte en atleroioei»
Jelijkfte behoort , dat wij naar verdere bijdragen uit z^»
se rgke ervaring zeer verlangen. ->-« a**. Niewp inftru^
ment van wagnbr ter vormihg van den kunftigen
09gappel^ uit de AUgem. MetHcin. Annalen medegedeeld-
door A. o. vAn ONSBNOORT. Bij gebrek van afr
beelding, zal deNederlandrche Heelmeester weinig aao
deze befchrijving hebben* -^ 3 *• fFioarneming eencr
herJenontfieUng , door j. n. u x e r c k ao p f* Na hét
iBJsbruik van fterken drank omftaan , |xrikkelend behan«
deld, uit hoofde van de onderdrukking der kraekten
en vrees voor verfterving. Wij herinneren ooa nog
zeer wel, dat de groote vak geuns een' lijder aan
liongontfteking, b^ wien de Tch^nbare zwakheid in den
hoogten graad pfatats vond, ilerk antiphl9gisti$cb be»
handelde en.'., redde, en verwondercoi: ons dos geens^
«zins, dat deze herfenontftekmg ongelukkig* afliep. --^
4^. Waarneming, eener buikwaterzucke ^ veroorzaakt
door faterblaatjcs , dopr denielfden. De verharde \&*
ver was met waterblaasjes bezet; maar wat bewast ^
dat deze de oorzaak der waterzucht waren? -^ ^»
iVaarneming^ nopens eene ver lemming der onder fie l^
dernaun^ van POTTy door j.:j: van de moer>
gtntztn doof etterdrag:tein in den omtrek der 10, it
en lade rogwervelen, welke begonnen uitgezet te' worw
den. Wij zien het wonderlijk verhaal over het boofil ,
om de belangrijke «itkomst* -Het. geheel uiigeteerd If.
deresy'e: herftelde volkomen. V a n. n e m o e r g^f a^J)^
foetida als neryinum. Zoude die hier ook gewerkt heb»
béü ter verbetering van het beengeftet? '^ 6^ Verflaag
van bebandetdc Ziekten y gedurende i%i6^ door j. l^tt
'• e
« *
.1 . .
Reit
f
A. W. K B.P H A L I Ü l( S, RAI» DOOR VÏÏAUlé EN SICILië. .flop
W m'm
Reis d^or Italii en ^ieiHi vam a. w.kefralides»
// Deelen. Met Kaarten. Vit het HeogduHseh. Tsf
Amfterdam^ hij de Wed. G. Warnars en Zoon.
18 18 , 19. In gr. ivo. XXIV en V718 Bh f^^i^i
K
.et is zoo: Italië eo Sicilië leveren (gel^ <de Ver^
taler In zijn voorberigt zegt) aanhoudend r^fce Aof voor
de befcbottwingen van den gele^rdeli en oordeelklindV
^ gen reiziger; en zelfs liet oude 9. hoe tfliwijU onder»
socht en befchreven , geeft hem. tdkens. aanleiding tot
opmerkingen , die aan z^ne voorgangers z^n omga^m
Dit wordt door deze Reis van den Heer K s p 2^ a ir ir
l&'ES, thans Hoogleeraar der nieuwere Qefchiedkitild^
xtBt^tlaujtm* discipel van den beroemden H£Ef.|s.ii,»
op nieuws bevestigd. Schoon hij oas. niet door liind^p
of plaatfen van belang geleidt ^ welke, niet door andch
ren, wier> reisberehr^vingen! voorhanden zijn, reedi^
Vroeger bezocht werden, en wi) dus, voor zoo veel
wij de bertgten der laatfte geleaen hdriien, /mental
met hem op bns bekende plaatfea ionlsn^ en er» y^nr
«en goed deel, flechts zien, wat n^- te voeen.zagetr,
bij dóet het ons echter veelal weder uit een ander oog* '
{^unt zien , en maakt ons dikw^ls />pi»erkzaam op bel-
gene der aandacht van anderea ciptilipt was. Ook heeft
hij over vele dingen zijne hem b^zonder eigene aanmef-
kingen , welke wij elders niet vindeQ ^ en doorgaana bt*
langrijk ^ijn. Wij hebben z^n reisverhaal met veel gfi^
ïDoegen 'gelezen, ön- kunnen net den Voovredenaa? i^§-
gen: „ De'Séhrigver vereenigt mee een* grooten i ^kdorn
"Van kundigheden* fahr^nderlieid Van oordeel,' warm
'^voel , levendige verbeelding , en eene eigenfchap ,
waarop bef bij den reiziger vooral aankomt, de gave
namelijk, om het bdi^tïgfljke en eigenaardige op. te mer-
kteen, zelfs ' in kleinigheden • hét karakter van meuTcben
en volken te ontdekken, tn zijne ondervindingen, ge« .
dachteii en gewaar wordidgen ^ op eenetreflfénde en aza*
Ö 4 ge-
r
/
*9»
JU Wk KBPHA^IDE/É:
geune wigzt , uit ce drukken^— Hoewel irij , gel^ vkn
«U fpreekt , dikw^ï* 'Hj die voorwcrpeB vertoeft;^ '
welke dezt zuidel^ke ftreken v^n oqs werelddeel ;^o
h$ pHneioendheid verfi^ren , bij de oqdhedep; zijp hoek
iae^hteF voor alle lazers * gefchilit , eo df geleerde ^6o«
wel 9 als de ongeleerde , vibdt dfiarin rijke tlof voor zij»
neo weetlust." — Het werk is verdeeld in Hoofdftuk^
ken , én ziet hitt deszelfe korten inhoud t Dé seven
terfte Hoofdftukkea van het eerfie D^/ befobrijven-ons
sijne reis van Trien ^ ovtr Frioul^ naar Fencü^^ efi
vandaar, over Bddua^ Victnza^ Fcr^na^ Mantua^
Bolognd en ^ncona; naar Komc. Indien tfien> elders
breedere berlgten omtrent de eerstgemelde plaatPen aan-
treft , omtrent de laatfte H de SchryveF breedvoerig ^
en houdt ons^ met bet verflag van betgene faijidaarejt
in den omtrek , hy dit eerde bezoek , zag en opmerk*
te, tot in zijn veertigde Hoofdftuk bezig. Ook levert
hii ons een plan van het Capiitdinum en Jiet Campê
VacciM met het daaraan helende. Hem van Katne naar
Ci^ita Vccchia volgende, gaan wy er met hem aan
)loord van eenè Engelfche brik , die ons , in het vijf en ^
yeertigfte Hoofdftuk , te B^krmo op ^cilil breng|«
'Na hier het merkwaardigfle hezigtigd, en klei(ie togt*
jes in den omtrek gedaan te hebben, reizen wij van
daar naar Alcamo^ Segesta, Salsmi en Cast^l Vctrano^
"^n waar wtj denruïnen r^nSclinux gaan bezoeken. Ver-
-volgens komen wij te Sciaeca^ en doen van d|iar een^
leetogt mtr Gir§et^t^ httamdf^ Ag rdgefiiumj va^
welks voormaligen zoowel als regenwoordigen (laat MfÜ
||en volkomen begrjp. verkrUgen^ terwijl wij ggen der
oude overfaUjffelen ongezien Uten. Een plan van de
ftad, achter aan het werk gevoegd, beldert pns alle;^
óp. Owt Galtanifeit^^ Ca^triK ^Ghvami ^ Pia^Z4i,^
CêMagironty Modicn , bet dal yznlsfJca tï\ Nofo^ ga^t
ginzereift vervolgens naar ^yracu/c^ w^ar wij op het .
{^d^ van het eerde Deel» (letwelk pet het i^cht en
*V^fügfte Hoofiiiluk (iMÏt, aankopen. — iUintde befchjr^
ïte» VW &r-^^fi W«K4SBi df *?vcnecr(fe;Pqo«ftu^-
kcD Ttn bec tmeie DeH gewyd. In hec achtfte reizen wji)
natr Cén^nia^ eo bezijen deizeifa oudheden» kuoicverzameJio-
§eo en Mufeans* Van daar bezoeken wy de Cyckpen-tilanm
'^, en beklimmen 9 na onze térngkomst» den £/m» wiena
top wi], piec dan onder veel cegenfpoedi en met zeer \ele
moeite, twee malen te vergeef» pogen te bereiken, docb,
bij.eene d^de infpanning van kracbcen, eindelijk gelukkig
befiijgen, Na hier alles onderzocht, en er het beeriykst
febonwtooneel bewonderd te hebben, dalen wy af, om iigac
OOémia weder te keeren , van waar wy ooa , ov«r Taarmina «
naar M^fs/ba begeven, wur w^ weder al het merkwaardig^
in oogenfchouw nemen, en ons vervolgens Infchepen naar
Nupelu Hier onze weetgierigheid voor een gedeelte voldun
hebbende, doen wij een' nicftap naar de grenzen v$n het oor
AtLucanië en bet tegenwoordige Calahriê^ waaibU wy Paes^
turn 9 SaUrno^ Fietri^ La Cava 9 Nocera^ Angri ^Ca^tellama^
sv, Smrrtnto^ Torre delf Annunwta^ Pompeji^ Herculanum^
fUfiffa en PoriM een bezoek geven , en nu ook den Fefiiviu$
in den brandend^n muil k^ken, en van z^n' top de zoa
zien on^erg0sn. Te Napeis wedergekeerd, doorzien en door-
zoeken wij het nu nader, en wandelen in deszelfs omtrek.
Voorts doen wij een* uft^ap naar Puzzuoli^ waarbij wij ons
«itftekend verlustigen; en eindeiyk, na nogmaals, in den
nacht, een' tweeden togt naar den Vefuvius gedaan, en nu,
van zyne kruin, ook den opgang der toxy in al bare heeriyk-
held aanfchouwd te hebben, nemen wQ de terugreis van Nam
feh aan', en komen, over Capua^ Moio ii Gaêta^ FontH*^
Terrafina^ ie Ponti/nfche Moerasftn^ Cisierna^Felletri^ Ari-m
eia^en Albano^ andermaal te Rom^ waar wij ons nog drie
weken opboudeq, welke wQ een deelc in de oude bouwval-
len, ten deele in de kunstzalen en kerken doorbrengen. Mee
bet drie en dertjglle Hoofdftuk reizen w:ij af naar Florence\
.welks voorna|im(le gebouwen en rchstcen van pehfeel- en
. beitelkuQsc wy bewonderen. Van bier gaan wy ntzt Pffa^
en doen een* uicdap naar Livorno^ bêgev/en ons vervolgens
naar Lerici^ en van dur, ter zee, naar Cenua^ hetwelk ona
weder bet gyne ter berchonwing en qpiberking aanbiedt. Z60
doet daarna ook Turin , werwaarta wy qver de (leile Boeket»
|#, door Alêifaniria en Asüf gekomen zyn, en waar onze
geleider, eer wy ItafU verlaten, ons van naby met bet Ita*
. Ilwaeb vol|(|kafaktCT bekend maakt , ons z(ine nuttige aan.
O 5 mer.
r »s
»ro * A^» ^« KEPBAtiDSI '
aerkingen overeet reizen io deze (hrelreniBédedeelt, enzi-^
Ku trekken w^ met hem' over deil 5^* Bémkardsherg ]ii
'ZvHtferUfni ^ dalen tf nair Bfartinach^ kiimmen we^^er itaif
den beigpai i/f Gemmi^ begeven oDi nair hec Fhttigtndal^
en komen, na het overdeken vun hec Tkuner^mttt^ in de
Tatlei van Lauterbrunnen. Van daar 'trekken wQ andere ber«
feir over» andere valleijen daor, béfchonwen der waeervaU
len van de ^ar en van de Tofa , en komen , over den Sim*
fi^k , langs de boorden van den Lago Maggiort , in' bet ge*
xigc van ^Aa ^^//^, ce Milaan^ dac ons, op z^ne benrc,
CB voor het laatsc , onthaalc op de befehonwing van. Italiaan*
ibbe knascdukken en gebouwen, en waar bnae Reiziger ona
onderhoudt over de ontevredenheid der Italianen met dea
tegenwoordigen (hiac van zaken, enz. W^ Verlaten, in het
Iwee en veercigfte en laacfte Hoofdftuk, Milaan^ en eindelifk
ook onzen Reiziger, na hem, overOiir^, Lugano^ BtHin^
9fitts en de Alpen ^ tovin DuitscMami geleid te hebben, üij
rchenkc ons, tot affchetd, eene nette afteekening van de
"Renbaan van Flora te Rome^ een fraai plan van Syracu/e^
en eenc naauvvkenrige afbeelding van den zuidéüfken £tna. —
De Osrerzectcr van dit werk heeft zich wel gekweten; zijne
ta9l is doorgatttts zuiver, s^IJn XHjl glad , gemakkelijk en le-
vendig,'en men befluit daarnlt gereedelijk tot dezelfde goede
hoedanigheden van het oorfpronkelislke ; maar ook, uit heft
önvercaald laten Van het meeste Italfaaiisch, hier voorkomen-
de, moet men opmaken, dat de Schrijver dit mede onver«
tolkt gelaten heeft. Dit befchouwen wij ati een gebrek. EIlc
lezer verftaat niet auyd de brokken', welke men, in eene
vreemde taal , goedvindt in zijn verhaal in te vlechten. Meti
moet (leeds onderftelleh ,' dac zij iets belangrijks behelzen;
en dan is het onaangenaam voor hem, die leesc en hec niet
vtrllaac , dit belangrijke te móeten mfsfen. — Wellrgt verlao-
'gen fommigen hier nog een of ander ftaal van de fchrijfwg.
ze ; maar Wl) weten niets te kiezen , dat voor ocs bedek ,
. na zulk een breei verflag, niet te lang Is. Wij kunnen Ver*
zekeren ^ dat het' geheel * zeer aangenaam leen. liet meeste
*i8 .luimig en vrol^k. Veel van hoogen ernst, of aandoenlijke
droelheid verwekkende V 'heripneren wlJ ons n'iet er In onu ^
ïöpe; ,t^ hébben, en aatiftoót Ijebben wff'D'ïèt geleden, dan
bier én daar lp het oiizaiflen^ugend en al tQ lang. gebabbel
van den Napolltaanfcbtiï chocólaadlbhenker, öp 'het einde
des
lEIt I>db& ItéUê IM ÜCILlë*
if>
iet 'negeo en dertigften Hoofdlluks rvm bec'tweede'Deel, waar-»
«ftfl Wij) bier, on ,de rawbtfd, leii flöt, den flaii«iin|;^ge>
ven: n Ach» mOn liev^ Hecrl God segeoe ui Ik. Jieb
jnifC van o gefprokes; ik wachtte ,of o» even alt op hec
paaschei. Ga zitten } gj^ anit een chocolaadje proeven, koo
•Is aan een* Kardinaal toekomt. Mijne chocolade \% zniver»
alt de Madonna. Bij mij drinkt men de ware Maaeden-cho*
colade. zy U, God dank, altoos de eerde te Napels ^^^
de Pant relf kon tt drinkes, omdat God mi} zijnen zegeh
▼erleenc. Maar, mifn lieve, wat denkt gi} welf Daarcoè
worde eene weteofcfrap vererscbt i Dtt kost een* verdoemden
arbeid f Ik ben in vertw^feliDg f Want men moet een Mathei
maticus, mennioet een Mechanicus zijn. Ach ' mi}n lieve
liarc, als ik bedenk, dac ik na een werktnigefljk ambacht
frerrige , ' aoo' bevangt mQ ^en weinig de zwaarmoedigheid;
naar het It toch altif d zekere chemie , ik ben toch freeds een
Romein i mijn 'wapen ti alrijd adellek; Wac drommel denkt
gy wel? Mijne moeder Was de dochter van den befoemdea
FiETRtJcci, Advocaat bQ de H. R»f^9 en mi|fn vader wat
Ceremónieaieester bif den Marchere benenati. GtJ moet
weten ^ dit fk èen fhai wapen bezit , en m^ daarom nooit
gemeen maak met het laag gepeupel, dat uit z|fne vnile p9*
pen rookt, en geene eergierigheid bezit* — Eens had ik aan
al nujne vingers gonden ringen, en aan het hocffd'izag ik er
uit alt een Doge van Fenetiê. — Ik heb de Doorlnchtfge
Venetlaanibhe Republiek godXtïié: als eerfie Tenorzanget^ ito
"den fcfaohwbnrg' van San Benedetto, — Men wilde mij at-
leen hooren. Als ik verf^heen , fiepeii aTten tegeHJk : ' „ Zfec
beml ziet hem! Hff level Bravo,* llomeinf*^ en ik boog
zoo maar een weinig* Vóór dein'' duivel! ik heb den fchonw«
bnrg van San Bènedetto drie Jtreiif lang flaande gehondeii»
Miiar thans it de wereld bedorven, i- Geftorven zijn al die
^rave zangers^ die Itafifi weleer had /* enz. enz.
./
•« »
* /
iM<
1
I >
/
114 ^a^VmifTiA
fUfar. Indiëf Cejhn^ d€ Roode Zee^ AkyiSmi en Egjpi^
' tt^ in d$ jaren- l8os tot 1806; naar het Bngeisck van den
Burggraaf o zo 9i<^% valbntia.. Met Blaten. IFde en
batfié Deel. Te Haarlem , hij F. Boho, In gr. ivo. FI
^ en 40a Bl.fz-iS-i
Juit Itacfte Deel ^eh«lsc het, i/Srhaal van de Reize dei HcereQ
SALT door Abytjinii mee eeoen lasc van Lord VALENTiAt
^ie zelf de grenzen van dat Chrisceogebied, te. midden vaar
Mahemedaanfche, volken geiyit een eiland geplaatst, ntec
^eeA betreden. Sedert, bruce, en dus in 35 jaren . bad
geen J^rqpeër dat lapd bezocht; en BRUce'a ReisbefcbrU*
ving zelve was, volgens d^ hier medegedeeld^, berigceq^
flechts eene zeer onzuivere bron. Doch , atn den anderen
kant, is bruce aeer zeker, ook volgens sa jut, verder e«
langer geweest dan hjtj: Gondar^ de hoofdilad, de bronnen
van dtn.Nijl^ en het middelpunt des jikysBnifihen Rijks,
li^bben jcwee jaren lang aan dien vroegerén Reiziger ten veN
blQve geftrêkt, of zijn althans door hem gezien; «• de late«
re, daarentegen, is niet verder dan de provincie 7/gr^ ge«
Iveest, en de aloude hoofddad Axum was het verde punt,
door hem bereisd ; ook was z^n verbluf in geheel Abjsfinii
f jiiet langer dan vier maanden. By tl de onjuiste of zelfs
verdichte befcbeid en, diefde Heer salt aan bruce te Ust
- legt 9 wordt echter ook vael , hetgene iï&,Schotfehi Reiz/gc^
tan voert, niet flechts onderdeld, maar bevestigd; en, mee
tllen eerbjed voor den Heer salt, is echter ook zijn gezag ,
onzes inzieiis, niet boven de noodzakelijkheid eener latere .hes*
«lening verheven , hoewel de toon der eenyondlge waarheid
^ti meer fchijnt .te heerfchen, dan in de vaak windige en
'praatzieke voordragt. van BRUCf. Over htf algemeen. k^qjC
bet karakter' der Akjsfiniërs en hun inutfthappelijke toelland
by SALT in een gunftiger daglicht voor, dan by zijnen voor«
* gADger , waartoe de meer menfcheiyke denk wy ze van den Ras
ouBLLBTA-sKLBsstf, wicus vrlcndfchap de Afgevaardigde
van Lord valbntia mogt genieten, boven die van den Rat
mCBABL, befchermer van bruce, zekerlijk veel kan heb*
ben bygedragen. Deze waardigheid van Ras fchynt veel
•vereenkomst te hebben met die van majordomüs of maire
du
tZltZi
m
iu pslaii bij de oóde Franken vóór K arë L den Grooten ittfcd
de Ko'niDgen ook geboegzaam geen ge2ag hadden, en otider
de vopgdUrchap van die Stedehouders, floflden. Dic verval
der konlnklQke waardigheid gaat gepaard net burgerl^ke ón»
lusteti y gedurige opflanden en oorlogen /verval van Godsdidh^'t
y.eden en ïïiagt; en het ia tè Vreezen, dat, zonder hulp uic
Eurppa, deze Christenftaat in het hart van AfHka voor 'de
omringende Muxelmannen en Heidenen zal moeten bezwQketr.
Reeds blijft, uft hoofde der onveiligheid en toenemende bar*
baarschheid, de post van ' Opperpriester oP Mouna^ dien
men uit AUoiandrië ontbood, onvervuld: niemand durft zich
ie midden Van zoó vele beroerten wagen ,^ en , bij gebrek vail
déze kostbare ' gemeenfchap meé' de ' overige ' Christenheid ^
(laat bet volk aan gehéele verwildering^ bloot* Nogtans Qeekt
liet 'daaAn gunftig af bQ de oibliggende Heidenen en Mahome^
danen^'dit dé zeer dikw^ls afgezette Koningen niet alleca
geenszins omgebragc of verminkt; maar zelfs federt den tijd
Van- Bitucfi niet meer opgefloten worden, en onder het
bpzigt van een óf ander Opperhoofd hunne vr^heid genleteit»
De Heer s alt « na bij óe Mdkofnedaihn van AfasfouoAztet
Vele hinderpalen en onaangenaamheden ondervonden te heb-
l>en, begaf zich óp reis naar het gebergte Taronte^ des
Ifcht^idmuar 'tusfcben de kustlanden en het efgenl^ke Abf^t^
nii. Hy vond deszelfs overtogt minder bezwaarlijk dam
brucb{ maar de geheêle weg tot aan deszelfs voet werd
^em verbitterd 'door den 'onwil zyner Mahomedaanfche laar*
'dragers en gidfe'n. Dixan (ook door brucb bezocht) worde
door de Reizigers befchreven, als de woonplaats van'eem
'vadfig, dom en morfig volkje. Van hier 'ging 'de weg" saar
Antahu^ den toenmaiigen zetel van dta^Raa. Het verblijf bjf
'dezen Magtbebber, met de vermelding eener menigte kleine
(oolf wèl' eens minbedoldende) ' omfiandlgheden , beflaat een
'groot gedeelte des verbaals. Te CheUeur bezochten ^ij eene
tneiltwaardige kerk en eene der vrouwen van den Rau (Men
•weet, d^t de veel wij verij bU de Ahysfiniin beerscbt, hO0.
>2éer zij* ook Christenen zijn.) Ovtr het algemeen waren' de
'Engftfckê Reizigers 'bQ de Abysfinifihe Grooten van beiderlei
'geacht en van alle partijen wél gezien, waartoe zekerlQk
het denkbeeld, dat tij Christenen waren, mim loo veel bU«
droeg als het ontzag voor de verw^derde mngt dw Engeifikf
Oostiodlfche Maatfchappy , die althans niet gedocht foor hen
was.
I
t(4 ^- VALBNTIA
«NMb, foen.BiJ iRi7.CB.zoa wél ontbMl<^ff p » wo1k.en menigeen
ueb.nog (iit 35 J*"^^) Jevendig herinnerde. Merkwaardig is de
lMi(chrUviogvfli%.cea feestmaal na ee/ie mönftering der troepen
MO dien. Ras^ wwin zich de gehèele ruwheid dór ^hyfini:
feJk Beden; len rCÓoa/fpreidde, die echter door BRucE^met
5^1^ te zwarte kleuren, worde voorgedeld, wanueer hlJ 'wil ,
ditt juen ftukken ku e^n iiog /f^^^^^beest uitj[ii\)dc. Het 'dier
^orAe. g/efl^, ,eD bet xaau we, nog warme vleesch terHond
fipgedischu D^ troepen zelve , ten minde de' ruiters , waren
%tct goedt ^ evenaren éjé^,JrMbïfche. Van /fntaiou d^ed dt
Schrijr^ een* uitftap .na»r,vf^ö*^y^ en !/^;Ftf», weleer 'ook
^opr 0Ri;,cs htzocht^ , jliiouek 'is eene gewigtigefabrijkffad^
|XH<a 'm^^i f<* J''^ ^n -f^Jn Unneii't waarvan .bet. eerfle, als
ifili: door, het gei^eole ^nd io, piploop is. De oudhedeii en ■
n^^wmr^M^B .y^°.h^( ^^rig^, ^xMm^ ifin voocmaligen
iC9iiifig!ff«^el , worden om^n^fg.bejTchrerea^ ijamêlp de ho*
J|^n:,rd9 ^M^elisk (van So y^ft h^ogy, eene ker)c» diq de
grooffte ^n rijklle in Jb^sfifiië ï$^ üeefien. VBigt Cr s f ijcke in.
f^otifuxij 4ie ons niet ivoi:deo.inedfgedeekl> ,nuuii; ]faaruit og
«enetadw^ plaati «ie^z^^ii^mardigebi^onderhe^ wprdc
medcgedeeki, dac de liiyefMn^ge .Vorst /vaO|^j^^ zich
gOên ^^^ 4fn tmerwU^eiijken God UA%% noemt ^xen bewü-
«e«'*^t <)e 4ksBst der^ Oliffifif^ Qoden, WJü^h^oljjik door
de, Ii^m^9€n mi b^ toppunt hunner magt, poïijn Ijijsfinj^
<wi»; (}oetgedro»geo« Langs dl^n «elfden weg kit^am er later
htt Cforiateodon (in 1^ beg^n der vierde. Eeuw) , eQ l^ieid
sicb^ i« fi^t ^er Aanvalleo van Makomeéenen w. bet Qpsten
eo Wcaceu^ eo vno Heidenen uit bet Zwdeo, in ftend. Nog
iieeft «leu te ^Mir eeoen zetel, waarop de oude Koningen
^teroenitf' wendea, en «leer pndere overbiyfrefs van minder
ht\Êég. Ook bD deze gefegepheid gr^pt de Jatere Britfch^
Aeizigêr met beMe bandeyn .^de gelegeobeid atn^ om ^, bet*
snaogel ann uraerbeidalieMe eur de ,#nveridi;agel(}ke .«uunatigiog**
vn «yaei ro^rpuger te iiierïiy^n» wien V^' needs op «eer
4ihMtfen Iteefit tefengfi^pbeu. De ^ehrfl ver keerde uaar An'
4£lm fierug^^nerzMoekle-8^« een%e,berigten ontrent Ginéar^
fde Mfijkev, den bemitfl en de jon^Qe-omwemeljiigen ^nn
Jlbpfmê^ fedeet bet vercrek van 3Rvc«,|» wiens .v^baal
daariMii ovi^feKis vry getrouw jb»" ea ke«rde daarop, aog*
m9^)$ ^er Adêmh en Jdoiwm , (waar b4} nieuwe bewezen
van ajLUCjt'iS pMizui^t «ncrtng, alB ntük» nooit mede In
den
MMltE. . tI5
^ 4eo krVg w^f f^pii o} «a over ZV«:4w « otar Mas/iuak tensgé
4 waar blj^ .^eor .gelukkig , hec.^£«^//f^. fcbip voo4, welkf
vitt>mTeo hem io .gepotte mpeifeiyjchedènhad kqnnea ftorceo,
£en|ge •Igemeene bedeakiagea;aver. ite.ou<)a« bèichiedtii»
iti , Aby%fifuirs ,<t , i\^ bU vaa de Egjpê^ioars afleidt,..j(;BitQ
Y^eec, dac ueerbn en andere nieuwere GefchiedoDderzo^
kers. juisc bec t-^engeftelde beweren) over de handelsbelapgeft
ytn, Engeland een opzigce vzn ,/i^sfii$ié 9 ea de gedane (lap-
pen, om de gemeenfchap mee dat land aan ce kweek^^n». be-
fluiten hét DeeL Op eenen medegebragten brief van den Ko^
M8g<^ «aa Mys/büi-MXi di«a véa EngéUmd is een tnHroord fe-
yolgd, veueld. van gefch enken,, waaronder gefcbyt, hetweHp
den met Engeland verbondenen Rss gewis het oppergezag .
zal dö'eti'bekoitiefiv want ^ federr dé tijdtn der Pcrtugezem
b daar .'^eenkfnonfchot gehoord.** Van dit Oezantfcbap,
waartoe de H^er sa.lt reeds in 1^09 benoemd w^d^ifont
de uiiflag onbekend* ' ■ ' ■
Wij zijo dos mee her verflag dezer merkwaardige Reize
Jffm eHidff't, 4ie; JNthflve de v«te «ardkUkakündtge en fiaüaiê^
fie freritfeii» .trelte tQ irtrvat« üna ook ecnigecaaoè in èec
i;ehéim.4ttr Eng^ffi^eiitt^tkanée^smÈênzltn der Ooscerfelie
éÊDÓfiüt. t^:hak doec werpen. Hds -éne* mm éëvVorftenvaa
vMUF batdclc» bteek ona «ie dft bcdonlaeliiig ider vroegere
J>ee)!eii; .^^c^t mot deo sMenkmèd jöfJudMÊ» nog ntecto-
^eden» ^rackc «ïch' de JM^^iir Natfei ook eed* fs^eii -voet in
Jr^èü^ de Aoode Zeer en .^^l^iiir cc 'verwmvet; Reedi
iKCidc zU lo 'die See de . htvena naar detf b«|b knerÜaacsMd-
<4efl; iieedi mi ^Q Ut tikmA FakMa^ btf de difjsfiiifcke
*kns(,<gMttk JIM0^»¥f^ OufiÊ^ gdifii, MtJiïïiaHd) bthou.
:dco. /E^^jbimntde. nog. niet temdeo» tmoht z(| aNBfcjbnte
.otMt^n Bi>Bd§^oêif. irien fy.(««eda ^ao^het loosdMtt 'Ot/af
.es van 4le beaicciiq^ in CamitiÊsnéii^m Êfmhèmt hobft lbe«
roofd , nu ook in ifen OoateHH^Q JrMpêi m op hec J/^
^if/^if ;&cfaier4(laii4 éen voec te Hg(en>,. waaitoe ioaip de joogac
^gedape a^ikoop ia de Areefc van üUavn mAêt ^tteacn. Zn
wac wioc nn £arg«^i9^ 14 al dete roMëoo2e «aoetfogdnvm
el ^eae aenwiiiAen, .ptr fiu ^t Mfmt igaianf Diepe «mende
4ier mindere klaaTen , «alfemeene mianoepElkeid, aochc tot iend-
^vtehuising^ die gebeeie fcbarea na* AmfUm eo dè-KaspJk
Goiék Jh&p dfi}ftl -^ 200 waar is kec, wat nut^vit et-
te» zegf: ^rv^m M ^aerfiki SséÉen em idMgxMi» » MMr
i^l9Sg«
• • J _ ., . .
langéuHg tevin^ geïifk ie^mormeUiirèn^ genieten ^ zijn Mê
StaatsUgckamen i^eren , 4/e cnverzadelijk kruiderijen en ver^
g^^ zil9er ^en goud yetpinden^ en in e^nen hê$^ hortfigeH
toefloffd veie in/paHnihg en levendigheid hetomen^ W^ voot
DDS wenA^heo hdrcetQk , dat deze koorcfige coedAnd flechtf
Tier zuiverfog., niet ter ontbinding Van bet om Zoö naburige
Staatfligcfaaaid ino^e ürekken, en dat men by die zuivering
dati ook den regel : Elk het zijne ^ wat meer in het oog itlo*
ge bonden. ' *
• . . I ■■ . , •
« r
X>nder%oek naar den zin en de wettigheid 9an het Decreet 9aU
\ 24 Jatiuarij i8t2» betrekkelijk ^e injlandhouding der Sub*
. fiitutiën , ten ^ hehêeve *yan deH premier appelé. Do9r Mr^
\ H.. j. pijCKMiESTJER. JHf Tielf^hij a Canipagne, Je
|8iy. In gr.^yo. %9 BI. f i^iS'i
• • • ' ^
riet Voof ona liggend- tlegófeleerd fièfchtïft^^fttJMüt ^ Btf»
jBef-inziena, zoo on • de- «ragettgtib^id vwi^betönéerwvrp*
•als om 4e goede behandeling daarvan; tllezinè ^ undadtc
nran. beo« die de . wecénfbhap .der Regtageleerdbeld , of tli
'Regtera,^ of ata Ptskcizyna, beoefenen. Bekend ia het, toe
•boe zeer mteenioopeiidelgeToelciis de nitleggiog van het De-
creet van^24 Jamiary^ i8is lanleiding - heeft gegeten.' De
Heer dijcsmbbvt'ee .(lelt die ^eerfchiilende gévoelena in
•den loofr van s^ne Verhandefhig voor, doet fomtyda tusfchen
*dè£elve eene'ken^» of fla»t eenen hem geheel efgenen* weg
4n« -^ Het eerfle, .:én > wel* het wi^dlooplgde» deel van dit
Ondersoelt, bh» 7-*^6& ;' bepaatt : xich tot betoog iet flelliog:
•^ Dat 'door de 3 invoering vtn bet Fmnseh Burgerlek Wee«
>^ boek» op dén I Maun* i8ii , de fidelcoonnliralre l^bflkn-
*9f tien , welke $ vóór dien dag , met den dood vatt den teati*
^ teur bekrachtigd waren , vernietigd « en de fldetcommtafirire
'^ of bezwaarde erf^^éoMien Van den band van fidercomnria
'^ ontflagen zyn**' Dese fielBng wfjkc geheel af van de ge*
'voelena van andere Schnjvten,^^ie dit onderwerp hebben be«
htndeld; en de Schr^ver lege hier een gevoelen aan den
dig, dat hy met regt hec zijne noemen kan. In de tratifi*
toire qveatiën ia het een vaare «kende regel : dat verkregene
•legten niec mogen geTcfaofiden of mbkend wocdeur Matr
wti
vut jyn, vprktecj^qe rctgteo f p^4fn 4e zwiu:ighdd » wirarps
men gedurig ftuic* De H^er i^e^ijbr bepaalt, ,, droifs a6f»
qifii y ceujf qa^ltpe pfrfon^^ civilement existanu posfédaif ir»
révocMblement ^ foit furemenf^ foif 0^ tenuji% foit foui une cofi*
dition quckottque mime sneer f ai f^ 9 fyspenfive oft re}olutoire!\
Princlp, fyr /es fuesf» iranfit. f. 35» wajffmc^e geji.e.el o^er*
eendemmeo iie beginfejen vs^n cüabot dï, ^'a^lier^
iluesf. trar{ltt. h p.^ Z77 ^f f ♦ VoJgens dje ftellin^ , is ^n v:er-
kregen regc al hec zoodanige, dac mee door menfchelijke be*
palingen kan herroepen worden, al hangt de exiscejicie vao
hetzelve yao voorwaarden ^af* ZiJ^ die regcen voorwaarde*
^jjk, dan is het, in dien zin ^ een verkregen, een eigen regt»
op die verwachting op .|;iet vervullen der voorwaarde te
bezitten; het is een verkregen regt, om dat Tegt, dat wy
verwachten , te verkregen , als het bedaat. Men beeft eea
verkregen regt, om die hoop. te voeden. Volgens ,dap flel*
i^l, zijn zeker de fidcicommisfaire fubditudën,' vóór de in«
voering van het Code met den dood bekrachtigd, in hare vol*
J^, kr^t J^^ven beflfaq» zelft,^ 4e JnvAeriogMan d§t Wetr
boekt I>e He<^r ]>JJ c k me bst^h grondt het .tegeoge(leJde
/^yoelefi pp. ^^e .ftejlingei). ..Qat .bftt 730 eyen >j|g^hragte
wel gelflt iii pon^racten, ipa^r.iue^.jn.c^gt^, di^ v^yk ^fiH tea-
.^meutt buim^Q oorCprpng erlangeo, zoq ala fcteTcojDtwfflire
/libdiiutiën. t HU br^sugt bU de I»e^j4in^^«i bjefi.I^nieiurche
r.<5gc: ,„ ./j!? Jiipui^fi$r>i€(l9df^8af^\Jfé(^iiff^,dk^ coutracr
(if4n ccnf^^' i» .ieiates die4 f ffiia QQ^dith ewêiS.^K {U^m de
|i;grx)pdbeid waip deze bekende >Q9lH(if niet ona&euaende^ ge-
ipoA e^htcf 9 ^% de;ie|ve «^ot geheel verkeer|k gevolgtffeklciiw
gen ^ott.^pl^dipggeyea, indiwioeo .dezelve ia dien aio tAC de be«
Disfing vfio cj-aujicojr^ ^e%ti^n,.u»i^de bepaling vat]/if#v 4«4frr/#
.Wild^ oxefljrfng^ 9iJ .de^A b^sfigg, liie\ nMH^deondes-
fi^b^idiug van dies nêfi qedttx ^fiü 'V$mt\, vm diexttüt^ vjp
4ies yenit ^cfijerypge. Mep ^nder#pek^./nfeif,-op «welken
^^tjjd iefmiod e^oe akcij» kan |nftell€)a« iii«a^ m#0 .zl&.,^tip wei*
Jteq tijd aai}., iewnd e^n. f^gt , f^Vim-Mg^ Mf» vec^ffftchtiiig
op een regt, on^rqÊfe^ji\(dAS. .ii.: door ,pffm iQftnfeheo-
ivil^j&jeur-te ,^^er€^) m gi»devo)yeerd* Op 4fen tUd li aan
4eRH^9d ^^9 if^^ f^^i^vm ve/kregen4 Dit pu ««La contjrac-
^e9 i^in de tijd der ((^yerespkoiASf , en 10 lestameicaife dii-
f^Gufn ^e tijd van lye^^^verl^deq van den erflater V(*) wafit
op
(*3 „ Le legs — acquiert , au momeni mime du décès du tes-
BOBKBESCH. j8bo. fio. 5* P $a*
\
0p déze tijden kuidTen dé $emfta]tce bfepfttingea nfee nêe^
door menfchén - willekeur berrpepen wordeti. (♦) wy zov^
4en dus de toap^sQrg van den fiangebatlden regel Dit bet
)lomèinrcbe regc yoor niet jnist botiden; Daarenboven wQ
hemman giaroe toe, dat de legataris eerst bet direcp regt op
bet legaat» de aktie tot bekoning va^ bet legaat, verkrijgt,
tijdens de voorwaarde vervQld wordt^ Doeb de verwacbting,
dat die Voorwaarde sott vervtkid worde^* konde bem niet
ontaomen worden. Dat regt, om dat legaat, conditione exit*
fente^ it verkrijgen, is dadelijk op ziob zelf een verkre*
^n regt , alhoeifei blJ bet legaat zelf eerst naderband ont*
vangt. Dus beeft de fidefcommisfbir gefubftitaeerde eeit
Verkregen regé van verwachciiig, dat bém door geen men*
fcben. willekeur kan ónenoni'eti wórden. Al wat de Scbrijvev
bijbrengt ' tot betoog, dat ^oiVdftionele regt en ^ uit tes tarnen*
ten te Verkrijgen, eerst ver^egeneregten zouden zijn cd?fr<///iViie
faieur^ h cara$tène tPii¥iyücahiHté ^ tt devient un droit ae»
fi^x, qffauoune loi postérieure ne peut anéantsrJ** Ct^Anot
i)z l'alliar^ ia€m- eit. Dit -geldt evenzeer van inftitutiftt
fo fubilituciën als ykn legaten, want de reden is dezelfde ,
jrn de ftibftittttiêa voor meefder graden zDn zoovele inftitu-
\\ln of legaten als z^ zicb tot graden uitai:ekken«* Het eene
jegaat is mmgii remotum^ het andere proxinuts; maar de aard
van bekiè is dez«(fde. Dit zijn verkregene regten, ^décJaré$
feis par ia hi exUtann 9' (exiacerende op bet tijdüip, dat d«
^égten:*^<mherroepell)lt wotden) die niet door eene nieuwe
wét kwineh^ vernietigd of gefbhoüden worden, ^hrs mimequ^il^
pattni foutnii ^ de% condiikm qui ne pae€9mplisfent\ eu è
flei i9fiiemen$ incertains qui n'urrivent que fous Pempirê de
ia loi ucfiiveHe.**' Ohabot db l^ allier, deze (lelling oveir
0e voorivaarden opgevende, fluit daar niet van uit de tesoi*
^entairerse^en^ Dus, volgens deze bëgtnfelen^ zijn de ver*
If acbtingen op fidelcommt^en ' verkregene regten » door detl
-^ood'des cearateurs onherroepelijk geworden.^
(f) l^let '(^kreekt -iwn zelf, dat contractanten , wanneer zQ
)ift le^ fameb «ééns t^n, een eens aafigegaan contract weder
j^nnoén berro^n;' Doch dit Is niet m\ser in de willekeur van
^nep' g^egeu, Od ^andere beeft • verkregene regteit , die dii
V iperhipdercn*
Ot«DERTOÉlt VAK ^IT OeCHtSf VAlf 2^ JAlfi iSifl. ftl]^
^xistèntCf zoo tis "h^ iiït Ar^'' 1040 lèti* 1653 ifirr^. /^5r/^. eil
eene conclttGe van d^n'Heer'D«Nl e'LI trflchd ce becoogen,
Üt tHIes bewijn fleehtS', dat meii over zijne eventueele reg*
ten op éffteaftingen óf legaten niet teftg- belbhfkkeo /of de«
zelve alieneren, dtn inranee^ ^tj' iveiikèft^k vervallen «^n;
dat»/ cot verkiQgen van eenig regt nit een tetcament, ver»
dacht wtordt, dat men }o weven sif; ili-cM voorwaarde ver*
Ttild'wofdt, om deze natvuriyke reden» dat de testamencaire
dtapoticié eene gnnat* aan ^eker bepaald perfoou^ heeft willen
toekennen, betgene in contracten het geval nïet is. Wi) ge«
Toovendus, dat de interpretatie, dfe de Heer meijbr geeft
van de wet van 25 en 14 October-t7<)s • allesins {aist is»
daar hij door den tjQd der ouvertnie van de fidetcommiafeQ
verftaac het overlijden van'de^ teacttenr; tertvijl de Heer
BijcKifEBSTkit hierdoor meent te moeten verfhian den
tQd van het overlijden van den beswaarden erfgenaam, bl«
ai— a6. Gurne (temmen wtf toa , dat vói6r dien tijd de ge*
Ifibftitneerde geene aktie heeft, en zi)n regt niet kan over»
dragen; en dit is het alleen, dat Ari. lop en 1053 en de
eonclnGën van den Hefer daniblb, bl. 26^ vascdellen;
doéh het règt, om txistente ^em^tione bét bij fidefcommif
vermiakKe te verkregen, bedaat reeds van den tQd van den
dood des tescatenra. Laat ons dic (Itven- met de woorden •
van M B R L I N , die door den Schrijver zelven , bl. 27 , aan-
gehaald worden i „ Bk quoi^ celui qui êst inftifui f9Ut «ne
tonéition^ n^acéfuiert •U pas /par Ie dMs du testateur^ U
dreit de recutilUr 'Nüréditi , en êa$ f ui ia eondstien yfenne è
manquer^ fi eUe est négafire ; et h paccempliry ft elk est af»
firmatiyef -* Sans doute^ par Ie déeès du testateur, Pkéritier'
tenditionnel est inyesti du droH irrivocable de^fuecèder ^ en
êas que la ctmdifhn nigdtive de fm infiitutien vienne it faillir
de fen vtvant , en cas que dé fm Hvant la condition affifma^
tive de fm infiitution 9ienne è faciompür.^* De Schrijvefr wil
'bet niet wagen, dien beroemden man te wederleggen, en
brengt, tot dat einde *a' mans eonotonën en eén arrest van
het Hof van Casfatie by , bl. 3o«»43, over de vraag: of het
jus dêYolutUnis (volgens hetwelk, ^n der editgeuooten- over*
leden zijnde, de aehcergelatene kinderen o(^ de onroerende
goederen van den o verblijvenden echtgenoot een vast regt ver*
kregeh, zoodat deze over deselve niec kon befchlkken, maar
kinderen vtn dat vroeger bnwelijk alleen in deielve koo*
Pa des
dtn facced^ren) nu .nog knchc bad». na de invoering der w«(
yan 8 April i/pi , Art* i, $3, waarb^ hetzelve w^rd afge*
fcbaft»'' wanneer reeds «eo der ech^enooceft v66r de pubüct*
tie dier wee waf over|jeden« •— MfiRLiN coocUidecrt toe
^ec negetive» en^het^of van Casfat^ hee^ dat.gevoeleo be?
krachcigd, Hierdppf J)i|eft, volgeiir imeeoing dea^ -^chryveri »
ifr £ R 'L i^H Bich ^veib W€4er4c^d/. JElec. zoudp vip . eeo aa#
4er oordeel zyn. ^V^nnt^or over hetiiegt yan fuccederen uif
^en testameoc ge>kandeld weerde, dan zyn er droits irr^oca^
i/es y vit eene menic^eiyke, niec nM^r vergnderiyke bepaling
feiprocen* ^po verila vep de eerst aangehaalde plaats véxk
MfeaLii^» poch de questie over het yi^i dewliUhnit hangf
Biet af van eene zoodanige^ niet meer veranderiyice befchik*
kings tti^ar hec geheele ynf devolutionis hangt bloot af van d^
Y^ei» die hetzelve .toeftaau CfiABOT pr t*ALL]£a loc^
cp» zegt zeer juist; ^ U y a ausfi dfii dmfs réeis ^ (in te<
genoverftelling van ptrfoneliy qiti^ fyn^ c^mfenêiom éxpr^sfif^
p>nf établis et acquis en vertu ei par la feuU autorité de$ M
ahr$ exiitantes,''* Nu behoort het jnst de^clutionh tot de zoo*
danige » ^ qui n'ayant iPexisience que par Pautorké des hh
qui les ont établiSL^^ ne peuveni conferver de ferc^ et de valeur^
qu^autant qve ces hts conferyent eiles*mêmesje l autorité ^ e$
^la loi nouvelle qui abroge les unes aboUê eonfifquemment la$
autres,^^ ^ ld. locm eit. * Hier Was dus eene geheel andere re#
den aanwezig, die noodwandig tot eene ander? ijkcifie moesi'
kideu* MsHLiN is dus. zich zei ven aieer confequent geble^
^en^ en het is er- verre van af » dat hy ticli zjtl^tn zou we-i^
derleggeo. Zeker is bet, dat wij i^^confiderans^ in het ar-»
rest voorkomende, bU 40, waar de vcrg^i^l^ing èiet fidef*
Qoniniis gemaakt wordt, voor onjuist bou^en^ .Men fcbync
daur de geheel verfcfaillende gronden van beide ragten mis*
k^i^te hebben. Wy fliemaen gaarne den SohriJver,.bl...44^.
4^i {pe, dat de woorden van. Art. 896. Burg, ff^etb."^ les
fubftitutions font prohibées^^ nie^ aUeen voor alsnu het in-
Q^Uen van fideT<|ommisfen verbieden, maar opk nietig doeo
9ii)n alle zoodanige fidefc^ittmisfau-e rpb(litutiSn,als» iof t|jdens
de invoering van het Wetboek nog niet door den .dood dei
testatevrs bekrachtigd wircQ» of die op z^lke perfonen zou-
dep moeten devolvereo, die tijdens die iovodripg nog ni^t in
ipeaen wanH), Owanc de perfoon, é\t eeïkfus qumritsm Vik
bebbeo, gictec ciyikmewt qtthtant a|}n d fiptfodiêction ife*A$
^m^elle lol, M £ )) E R , op. o'/v; p. 34O '
QHet overige hierna.^ De
I
»
De' Mtmch^'th drte "Zangen y i/(?tfr cornblis loÓts, Rid^
.der. der Orde yqn. 4^n Pfedcrtgndfcben Leeuw ^ en Lid van
.^li£t. KmUMjk> .^if^utM Tf Afifierdam^ bij J* van deCL
üée' reèéBAreiri dtt nociceen dankbare arbefd was, wordt
IfiilksV voor 'dtni' 'éertfftten 'en toch niet ongevoeligen man;
koe fain^s'boe'tnitld^. Wij' voor ons, ten minde, die ook,
«T^'^Scbr^v^iA's; reédi door goed en kwaad geruchte zijn ge*
j(tan »* kéMén nianwelljks' dènkbeekl van vordf^nngen, welke
i^li 'i6ét''9en lof ^' aan de bundels van den Heer loots In
dè Letttrifefe^infèn coegedeehl, openlijk ontevreden toonen.
ItDmera » wat zH bee dan nu wéér worden , daar wij elders
Al 'verltlaaM- hebben,- dat wij wijsgeerige onderwerpen voort
ttê^mèesté bichtèta niet zoo gnnflig hielden als andere» n.eer
tiistórirehé, en de Heer Loots onder deze ligtelijk koti
VehoÖtent ^' wat zal het wordei>, daar zeker dezelfde Re-
tebfent» Ae onlangs kinker zoo moedig verdedigd heeft
'tegen 'ik weet ' niet welke gewaande aanvallen , gereed (laat
^XQ, ofizeii Dichter gelijken dienst te bewijzen t Voorwaar
èen géviiri^k man, die (waaraan wij tegen iemand ais den
fieef KiNK«t evenmin -zonden hebben durven denken ^aif
«rQ er eenige neiging toe gevoelden) onze beoordeellhg far*'
vasfisch (*) üoemt, en teffena beween, (fchoon w^ weer
"niet weten, hoe ntein dit knoopen iean) dat wij onder dft
Voorkomen een ongunftig oordeel hebben willen rerbet'gen;
^ nu van andere even bitft , fthoon ook even malle , ver-
^ytefi geèi» woord te fpreken. Jtf,-éewis ligt dé roede reed^
^•Méroin Voor ons vaardig I WeluU , fic fiorent HberAhs ap»
tes^ z(n> béfordert men het gebfed van Uchf en vre^; én»
teiakt men zich dan ook geenè vrienden van den onregtt^aaiL
dfgen ManhDon , züo verbindt nïen welligt dezen am 'zich ,
%en p^ze van ^IJi^e vrienden. Dit iaatfte is voor velen wéér
• (•) Wg lattn eerst Sócratiich; zoo weinig waren wU op
'bet genoemde verwijt gevat, en zou het ieder zijn, d\(i zic)i
onze beoordeeling herinnerde, Dodi, ons ook dien wiT nfet
'bewust, zagen' wij nader toe, en.,... bet werd hoe langs
tóe gdtket. • < '
Pg
gaUwuUUéu; docb, die bet verntac, ctme bet eer bircef
Wy gtatt» zooder verdere voortflprulc, cof onzen Ai^het^
Over.
'Wij znllen blJ bet werkcnlgelijke' zj|)ner pofzij niet tliU
ftun » nocb daarop aanmerkingen maken. Men kent die r^eds
genoegzaam; en bet zal niemand moelje]iJki.v)a)ien>» « dboiT vèr*
geiyking onzer beste Dicbtera onderling, elks (lèrke of zwak*
kere zijde, in dit opzigt, uk te viodep*.) H^^^mt hier. iif^
^zonderheid aan op de behandeling jran, bet^.ondeimviei'p. fy^
wij gelooven gaarne den Dichter, dat hfiin de verzamfliiig»'
fchifting en fcbikking der boüwftoffe al heel wat moeicevko$««
te* Doch, van den anderen kant, sal b^ voor zich zelveo
ook welligt bijkomende genoegens en vpordeejen nit^leze bef
zigheid en infpanning getrokken hebben» welke hec. liezkigeil
van gemakkeiyker, maar tevens onbeduidender,; fiof niet kat
opleveren. Na veel gehoord en gelezen te hebbco, b(etuig|
bg bet beste te hebben willen kie^^n uit de onderfcheide^f
gevoelens en üandpunten,^ om den mensch w^sgeerig te be#
fchouwen. Ons dunkt, deze wil \$ zigtbaar, ekiiiet pngnnf
*Ilig zigtbaar, in zekere ruimte van gedachten, bipnen. geeoe
al te naauwe perkeu van een enkel; leerdelTel bepaald. Nog
beter zou welligt bet üuk 2ü)n uitgevallen, war^n al de ont<^
leende denkbeelden, door een langer verbiyjf. en bewerking in
het brein of de borst des Dichters , meer g^êsfimikerd- fa
als geheel zijne eigene wéér te voorfchija gebragr gew^i4etu
Wy zeggen i welligt; want w^ geven ons oocdeei voor gee»
oe Godfpraak , zoö min als wij dat van een* ander daarvoor
aannemen. En zoo is het ook behoudens, beter-, da£ wij de
omwikkeling van den mensch, door eigene kracht alleen, air
. den alleriaagften dierllaat, overdreven, ja op eeue wyze vooib
j[e(teld achten, die niet waar kan z^n, en, in zoo verre, c^
gen de dichterlQke waarheid zondigt. Wij willen bierom, nogi»
.tans, alwéér niet vechten, en betuigen alleen, dat oaa de
eerlle Zang; uit hoofde van dit monderachiige, als van een'
worm, die in bet fl^k kruipt , ja niet eens kruipt, en zifne
.inwendige vermogens door louter wanklank en afzigtigheid
,aftn den dag legt, min beeft behaagd. Liever zien wi> dea
eerften mentch, als een kind, aan de hand van Na^nur en
Voorzienigheid, ét (lelie baan langzaam en met vele kronke*
lingen optreden. Doch ook dit is een b^zonder gevoel ep
gevoelen, hetwelk de Dichter zlcb niet behoeft xe laten o^-
dxin*
\
I
\
U MfiNICOr ^éS
dringen* Wj b««ft bet Tcboope van syo (lak , en den boofea
lof vfn zDnen mensch, voornamelijk verbonden aan de kracbc
der cegenftelliog , bet moeijelijke der wordeling, en den ver«
itzenden afftadd, door eigen* moed en kracht alleen afge-
legd, uit de laagte der verachtelgkfte dierlijkheid , tot de
fcbitterende hoogte eener vrije en eelfgenoegz^e deagd»
MoeQeiyk is zeker deze gang ce befchrijven: geen Wijsgeer
jiceft bem ons nog immer duideiyk kunnen maken; veelmin
is dit van den Dichter te vergen: docb treffende verld^ieten^
beerlljke partyen heeft hij ons, bij menigte, in denzelven aan-
gewezen; en vooral de fchilderij van hetge(|e de aensich^iHi.
bec volbrengen . der eerde heideudappen , dadel\|k ü^ meeac
In den tweeden Zang voorkomende^ is meescerljfk. ..Ook de
Wtweidingen over fchoone kunst en idealen , fchoon bier of
daar mtsrchieii te veel naar het fysteem riekende» zi]n dea
man waardig, die. geboren lieveling der iZanggodjoneo^.aoois
Tan eene derteive (]pteekt, of bec is in hemel vaj. ' En heit
flot van dit. boek is zoo gepast eo yoorcrèffelijk^ dat w),
voor eei> oogenblik , beklaagden , dat bet niet ten algi^meen
beduide bad kunnen worden gebezigd. .
Het aeesc van alle , -nogtans , heeft ons de derde of laac*
fte Zang geAnaakt. Tegen onze verwachting: want wij boa-
den, over be^ geheel, de .zinnelijkheid voor dichterJlJker
onderwerp dan de rede; en de aankondiging ^tn ficties, die
die werk 'ophesren en verbeldcren moesten, fiemde <xns i\iec
te gundiger. Inderdaad, die tusfchenfprekers komen er wat
aardig in; maar; bet geeft otts toch wéér een mooi toonvel*
ai bekgene xij ie^gen is regt goed* Hoe gepast is b. v« hec
beeld van den boogen eik , die zijne kruin wel ten benei vec^
beft en zijne takken In >de verb«vende luchten wiegc^ maar
Mhcer in 'de aarde rust en deunt als het nederigst kruki , In
den mond des lasteraars van 'smenfchen grootheidi £q evea«
rWel verdwifnen il z^ne drogredenen voor de ual der waar*
beid. Niét dat wij alles in proza beamen, -* dat deCbfift*
lelijke demoed er getne gewigtige - aanmerkingen op ^u te
maken bebben. Maar de Dichters z^n, in een* ^geuaar^i^
Ün, meest Boven valdry vers, die den mensch befcbouwefly
^U er feyn foOie^ zoo als hij zich ten minde denken iaat t de
mensch van kant; en dan beeft de man in het boKrh wél
gefproken. Vervolgens wordt de fbm opgematkr^ en jde vh
kening gefloten; en wij beklagen ons regt hartelijk, dat wQ
P4 • dk
iS4 C. L o o¥ S , D£ MERSCH.
éh een en ander oiec geheel knnnêh ovërnemeit'. 'Men zotf
égn niet flechcs den inhoud ,' maar 'ook hec meesterlijk pen-
feéï kennen, welks laatfte trek het zegel der hoogde kunst'
ii, Oncvangc ten minde iets! <«
Ik zag &ém , daar hij lag» verworpeling (^ de aarde, •
£n hoe natuur niets deed» dan dat ze uit dwang^hem baarde^
Geen onderhoud hem bood, dan waar hij Woesc naar greep ,
Tben nooddruftsklaanw Iret eerst hem de ingewanden neep*
Ik zag-, wanneer die nood hem floeg met raatje pezeti^
Oedwongen , wagglend uit zijn* flaap hem opgerezen , - -
Zijn'giitg l^eproeVen met de zwakheid van een kfnd, '
Dat in een Üoop^e flofs cén* berg van weèrlland -vindt.'
Ik zag tieid», eerst als worto, in flijk en (lof vergeren/ '^ ^*
Nu btfv6n^*s1iadkar8 vlugt, de hemelboHen meten,
•ir lïeeljil 'doorgronden en hervotmen; aPzytf fthit *
Afwegen jw een fchaal , mier Juiste hand 'ge^t; '
En uk al 't denkbaai* fchoou een nieuwe fchepplng telftn, :^
Vetdommend voor natuur, door werking vab tafreelen. i
Ik zag hem met zich zelv* voor 't laatst ift ban^n fttijdw
Der driften muitgefpan kwam vlammen op zijd kroon. : *>
• - • • •• < < y
Maar 'It'zag, toen hy flechts wilde, ookbfef Z\^odltid ({««ketil^
Zoo fchünt, bij 't opgaan van *t oMwolkte 'morgenrood , •?
De zon eea niets, een beeld, van kracht en gloed on€bh>ot^
Dat flepend, lÉngzaam'ftapt'in vochtige gewaden^ ^
En moeilijk 't hoofd verheft, met dikken dtmp betadè*. '
Een drom van wolken werpt een* ilagboom voor haai^ voea^
Giet zeeën waters uit tot dooving van haar* gloed ;^ . :,:;
•Zij treedt ^ast booger aan, maar vergt de hulp def wkide».
Om door der nevlen kloof het eerfte (^ór te ^néèif; .
Nu vlart tij fteiler op , (bennt op zich zelve aiieeti ,
Eiliaagt voor 't gloeifend oog de dikde wbiken lifeeti* '
Dai^t ftaat zij dan in *t einde, ala vorst van '•hemela tranfea.
En de aarde bvigt zich neer voor dé alongt van die gkHiiè^,;
'Geen nevel waagt zich meer tiabij 't verterend licfat.
Als H door hec fieilst écr Hwht zjgn gloéadt OThreden agc.
Ce*
CEILACHTKjaNPia JA4IUI0K|CJ^ QAf
.•^
SefachtkunÜg Jaa^kcêkfe voor 1816, mét gefchiédküniige,
^^ fiathtieke en andere hijvoegfelen. Te Amfierdam , hij de
Wed. G. A. Diederichs en Zoon. In iSm^. 277 BLf%^x*\
Onder dezen licel oncvtngen wij hier, j.) eenen volledigen^
welbeiirerkcen Almanak y mee al de Kalenders , en zoodani^^
bUvoegfelen, van Reduccietafelf onzer Munten, aanw^sinf
fjer' Jaarmarkten , en Tarif der Zegels enz, , dat te dezen asJir
ïien niets te wenfchen overig bl^ft. Voorts, a.) Cefachtr
kundige Merhva^rdighiden der Sonvereine Fórften - Huizen y«f
^uropAf zoo de tegenwoordig levende Hooge Perfonen , als dnsjt
zelyer vroege afpammtng aangaande ^ met naauwkenrige zoTf
(e, zoo het pns toefchijnt, bearbeid, en voor ou^ Vedci^r
landers vooral belangr^k, om de Genealogie van alle Voiw
flenhuizen van Nasfau, en het regerend Koninkiyk. Huis ia
}iet bijzonder. Algemeene Scamtafelen z^n hier bijgevoegd^
^•) Ridderorden en Eerteekemsn . der Souvereine' Staten yam
Buropa, 4.") Chronologifcke en Sjnchronistifche of Tijdreken^
<0 Gelijktijdikundige Tafelen over de Cefcklfdenis ^ voornamen
Ujk van Europa ; loopende van de fcheppiag der wereld tot
1819 van onze tijdrekening. ^ 5,) Verdere fiukken van ver?
fcheidenen inhoud; zynde : BU^oe^feien tot de ftjicistieke Ja*
fel van Enropa» ^nz. Eenige woorden, ^it J^rb^ekje tai|r
gaande; waarin, natourlijk, d.e waarde van hetzelve, boved
andere 9 en b^^onder bovea dpp^Qotiafchen Almanak ^ mep
9pbefs genoeg, wordt geroemd, eq ^e geleerde, vervaardiger
z^n ongunftig gevoelen te konnen geeft over de verflerin^;
met printjes van zoodanige Almanakken. Nog eenige bijr
voegfelen tot het gellachtkundige^ gedeelte van het Jaarboek?
Je. Achteraan de vi^r Stam- en twee Hatlstifche Tafelen.
De, ons onbekende, buiten •amhteUjke ftatistlfeke Schrijd
ver , zoo als hij zich noemt , heeft een zeldzaam talent tq%
aaneenkoppeling van woorden, wy hebben b. v. eene vroom»
naar/liger mieren • dfif^^ ^ Neurenbfirger^ m,4ug$kurgor kinde-
rên-fpeelgoedi^prfntjes^ e^ een grooc faoial andere foortgeiyke
i^ienWe woorden, ain kefi te ^k^m Mnar vooni heeft
bU zijn vernoi't gef^h^irpt ^n zyoe pen yerfneden /tot het leve-
t^n van eene foprt v^n beloog, ter inleiding op hecgeite w||
ek No. 4 ia djt Ja^rbo^fi opgaven, wearin bitf «eoo (tedi
tOC'
^1
t85 ^ CESLACHTKUlfBm JAAUOÈÏÏJÉ.
•
toenemende volmtking van het menschdom en de inflelllngev
H} hetxelve wegblaisc, en in iedtr opzigc be(oogen wli, da
tec nei];ichdom, in hec wezenlijke, ySrdfrr duizende jarem
fierwa^rfSt om nieU givorderd /s, maar ^t oude wenenUfke
telkens y alleentijk onder veranderde formen en namen 9 tejrug
gekomen is^ en aldus heden nog hetzelfde is^ wat het voor dl^
dkizende van jaren was. Bij dezen z^nen arbeid zoekt de
Hifen* ambtelijke ftatistifche Schrijver zich bulten fchot te
konden, door te zeggen, dat hij alles maar door enkele los/e
Wenken aanduidt ^ en geene deftige prijsver handeling over den
roerrang der oude of der nieuwe volken fchtijft\ terwijl hij
oppermagtrg, ten flotce, deze zijne (fa wel loafe!) wenken
befhiit met een: weg met het otnwenteïingen^ zwangere en ver^
wvesting ^ barende fiel fel eener metaphyfiek^ gedroomde aardfche
menschddms ''Volmaking f <— Goed en kwaad, waar en onwsaf
'vindc men bier natunrlljk ondereen; en hetiswelmogeiyk, dat
Her of daar iemand zich door 's mam drogredenen laat om
den tntn leiden. Oomheid en heerschzncht vinden nog aU
tijë bare voorfpraken en toejuichert. Het Inst ons niet,
jD bijzonderheden te gaan; wij zullen aan ons Publiek flechtt
ieta ter proeve voorleggen , hetwelk , indien wij oils niet beu '
«Megen, den redeneertrant van de oude en latere mannen #
Societate Jefu dadelijk herkennet> doet:
^ Er Is één üuk vooral , waarin onze nieuwe en nlenwfle
^ aardbewoneren waanen , ontegenfpreekelijk verre boven die
^ der tijden des ouderdoma verheven te zijn : de duizend*
^ tonglge b^kdrukkunst i . . . . . En deze zoo hooggefOemde
^ torer- kunst, in wat opzïgten doch heeft zQ ons boven
^ de -oude volken verheven? Wat nieuwe ongehoorde daden
^ heeft zij ons doen uitvoeren, welke wQ niet even eens In
^ de oude wereld ontmoeten? Laten wij zien 1 — Van deze
^ hoöggeprezene druk -pers, naauwelijks eerst geboren, wa»
^ de eerfte wrange rrucht reeds eene droevige fcheuring in
^ de aloude ééne Kerk van Christus; de tweede eene zond^
9 vloed van geffchriften (b. v, eens Ulriks v. Hutten enz.,
^ genoegzaam veroordeeld door de afkeuring des wijzeir
^ grooten Erasmus v* Rotterdain)'» welke, de vrijheid dea ^
^ gewetens in het godsdieollige kwalQk overbrengende en
^ uitrekkende tot het (laatkundige , zoo'middelbarèr als on»
1^ middetbarer wQs aanleiding gaven tot de twee nustvolgen-
^ de heillooze gewigtige gebeurtenisreff« den vryheida' en
ISESLACirrKtyNDIG JAAABOEtJB. tS/
1^ (dijkhekls - oorlog der dukfché boerenken den zich noe*
,9 menden godsdienst • oorlog , ' wurvan de eerfte dreigde #
^ met Doitsebiand te beginnen^- gelieel Europa* toe eene ]t«
^ cobUnfche woest^n te naken, terwyi de tweede 4^fi
I * ^ godsdienst, welken de weder^ydfche parteyen voorgtv.en
I, in zynen Inistèr herftellen. of handhaven te willen, onbe«
1,^ Tchjumd .ontwijdde, door ond^r djen^ masker eenen der
I 9 wreedd^ bitceflle berger «oorlogen te voeren. Ziedaar daa
^ iQ de;Ee vier eefftelioS'-^^f^l^P^S' ^^^c^^^Q * godsdienst*
jp fch^nring,' vryheids-ra?^rni), gracchisch-jacobijnfche go^
^ dere? - geUJkmaking en burger «oorlog, als het ware dé
^ prototypen aller verdere vergiftigde vpicbten, die deze
y zelfde tpver^ife, over den loop ook der naastvolgende
j, eeuwen harer wereld- o verheerfching, aan hec geteisterde
y menschdom periodiek moest opleveren en gelijk eene twee**.
p de dooi van pandora over hjetzelve verfpreidenl'*
Dit Oeilachtku^idlg Jaarboekje heeft (dunkt het n ook
hfet , Lezer n dus opk nog een ander doel^ dan hecgene wi|
naar den titel verwachten zouden ; en het is in ons oog ge^
Inkki^, dat zoo min de verlichte flaatkunde als de gtt^i des
• tljds zich door fophismen laat zwenken»
■!•
pe Poedel op reis om zijnen Heer te zoeken. Eene avonfuuf*
. lijke Poedelgefchiedenlu Uit het Hoogduitsch. Te Leeuwar^
^den^ hij Steenbergen van Goor. iSif. In kh ivo. iy& Bt.
liet arme, verdwaalde^ irouve beest floot eindelijk tusfchea
z^nen heer en een regt lief meisje een gelukkig huwelijk;
maar wat het arme beest op zijne omdolingen niet al lijden
moest! Men begrijpt waarlijk niet, hoe een hond het ver.
dragen en overleven kon. Nu, thans heeft hij toch regt
gbede dagen, en bij al zijne rampen heeft hy veel menfchen-
en wereldkenm's kunnen opdoen. Dat ook de lezer hier zoo-
danige kundigheid verzamelen kan, is niet de geringfte waar^
^e van dit boekje. Wy vonden hetzelve doorgaans luimig ge^
fchreven, en prQzen bet gurne ter lezing aan in een inde»
verloreo pogenblik.
t
! I
I
USa LESISN DKa Wq$HE|P^
•
^|/#a i?r fyijsheidy in Taferee Ie» uit 4e Romeinfch^ Qffclue*
' ifewis^ i^eer Kinderen uit 4fin hefck^kafden fiand^ *$ Hage^
' JÊmfterdmm 'en Breda ^ bij van Cleef em vao Bergen. 181%
'• Jjr gr. Zye. Z/', 48 */. ƒ l . 16-:
..'
iet hoofdoogmerk van den uitgever dezer Tafereelen Is, gefi»
jgk hij zege, niet zoo zeer» om zijne lezers bij deze gele^
ï^enheid eeoe of andere nuttige les op het bare re drukken»
^\è wel, oïn hua door voorbeelden te leeren, welke vrucht z|f
van de ^efchiedenisfen plukken kunnen en moeten. WaarliJI:
een uitmuntend oogmerk , indien de manier van ' voof driagc
d9araan beantwoorde! Het komt, namelijk, in werkjes, voor
linderen gefchreveUj^ inzonderheid op den zoogenaaoiden kiH*
dartoon aan. Sommige fchrijven al te kinderlijk , andere' nic!f
kjnderLyk genoeg. Door net kinderachtige te willen vermijd
4en, vervalt men dikwijls in eenen al te^manncl^ken flyl, en
ioo omgekeerd. Zoa vinden wij b. v.'den volgenden ziin,
fl. 14, jan të langéq en moeijelijken omvang , ^iet alle^p
voor jeugdige , maar ook voor bejaarde lezers : ^ 'Dé jongcr
lingen, half ontkleed aan dien paal gebonden, zijn zijne bei-
d&-««tien, die, vftende^ zijnde van de zonen des verdreve-
nen Konings, omdat ?? xnet hen deelden in hunn^ «licfpatci^
gen en ongebondene vermaken, met eenige andere jon^t lie«
^en,, die, 'even flecht als zij, niet verdragen konden, dat de
ledetoösheid dóór' wetten beteugeld werd, het doornemen
opgev.n en zich door eenen eed verbonden hadcfen,"'*enz.
I)aar>nboyen vreezen, wij, dat er hier en daar te veel. kennis
I van de Komeiufche gefchiedenis bij de. jeugdige lezers voor«
I tnderdeld wordt, en de toepasGhgfn rpm.t^d)$ al te verbeveo
iijn. Ma^r het is goed, dat er vele>n %'erfchniende kindèp.
boeitéi) zijn, daar de vlugheid en vatbaarheid der jeugd ook
I zoo. verfchillende is \ en 'als papa zijn zoontje hier en daar^
I / ais h\) hapert^ eenige woordei) van verklaring toefpreekt, kan
'ook die werkje e^ne putti^è plaats. in de kindoTbibliotbeel^
:' ^ betleedeq. , .. - j
• • • t
I
«L
«i*
boekbeschouwing;
FerhandeUngén^ rekende dtn Natuurlijken en Geopend
baarden Godsdienst. Uitgegeven door tsylbr^S
" Godgeleerd Genootfchap. XXIXfte Deel. Te Haar^
iem^ bij ]. van Walré en Comp. 1819. ' In gr. ^to.
w,
anneer wij in 181$, bij de nitgave etntr Latijnfciê
Pr§sverbanddin{( van den Hoogleeraar b o r ob r , door
T E Y t B R 's Godgeleerd <ienootfchap met goud be*
kroond) ons verwonderden en- ook beklaagden , dat de«
zelve onvergezeld van eene vertaling in het licht verr
fcheen , durfiien wij ons beloven , dat zulk eene blijkt
bare inbreuk op den bekenden inhoud van tb ylbr.'s
uiterften mil geenszins herhaald ' zoude worden. Eer*
bied voor betgene heilig is bij elk regtrchapen man ^
de begeerte eens ftervenden, en het doel dier ftichting^
om^ vooral in ons Vaderland , godsdieoftig onderzoek
en verlichting te bevovderen door het verrpreMep van
ware kennis , ' ftond immers , vertrouwden ^wlj , ' aan
Heeren Beftuurdèren genoeg de oogen te openen , om
te beletten , dat zij niet andermaal vielen over dtn^
zelfden fieen. Maar, hetgene wy naauweips zonder
eenen blos over Heeren van zoo aanzienlijken ftand in
de maatfchappij der letteren belijden mpgen voor onze
Landgenooten 9 is gebeurd 9 en wel met eene tweede
Lat^nfche Verhandeling van den beroemden borobr»
door het Genootfchap vereerd , maar door Directeuren,
als een ander Concilie , welligt gevaarlijk geacht om
gelezen te worden door onze leeken ! Dan , onthouden
wij ons te oordeelen ^ zoolang die groote Manlien zich
niet verwaardigen , een enkel ïi^Oord te zeggen tot hun^
ne verdediging. Want ligt verdienen zij wel onzen lof
wegens hunne bezuiniging , die , ftelt gg het denkbeeld
BOBUBSCH. 1820. NO. 6. Q van
ftJO V8RRANDBLINOBN
v$n wete^rchappelgken opbouw flechts ter 2^e , yooN
téker ^aa den naam van tjê y l £ r 's rtjkc lifalatenfcbap
een aasje gewigt zzl toevoegen 1 Immers de uitdeeling
van ziheren Mcdalja is . federt jaren uitgewonnen ; de
vertalingskosten en druUoonen T«n Prijsverhandelin*
gen ^ in ênzc tale overgebrtgt , zijn. nu ttn fwudenmaU
befpaard ; en zoodiuiig zelfs was de waakzaamheid des
Befttturs pp den gekruistep penning ,. dat zij, door de
kleenheid van oplage ter perfe , derwijze de uitgaven
bezuinigd lieeft, dat niet eens aan de terfie aanvrage
der geleerde wereld, dit nieuwe werk van boik^bir
giretig verlangende , IcondO voldaan^ wordem Zjet iiaar
de Opvolgers van wijlen tbvlbr in het beheer van
4ien8 Nalatpnfchap l Zgne fchim vergeve hun het Bon-
-dtgen tegen z^nen laatften wil! WJg knnnea, wy mcN
gen zulks niet* '
Maar komen wy tot onze taak, om onze Lezers ^
Boo veel ons beftek gehengen mag, eenfgzins bekend
<t maken met dit werk van onzen Landgenoot , ailezins
jden Leidfchen Hoogleeraar waardig. Zeer gevoegelijk
Jiet Bkh het uitgebreid en veelbevattend voorneü in
€en viertal yrdgen fplkfen ; namelijk 9 I. Over de oer^
maken ik$n hst hedendüagfehe Mystidsmut hij, Godger
leerden en Wijsgeeren. . 11^ Qf heisehe veor Godsdiemt
€n Deugd al f ef rde$^ verderfelijk zij f III» En ^ sao
ja 9 deer welke middelen is 4^ eerdere y eersgang van hef
iwaad te fiuisenf- IV. Tot hêcferre kan en moet het Ge*
yoel^ iu het oordeel en gebruik 9 zoo van i/at uur/ij ken
als Geopenbaarden Godsdienst , der f^ede te hulp komen
en hare plaats f^erv^ngen? -*• Vanhier derhalve ont-
leent de Schrgver den -leidraad, en boofdverdeeling zy-
ner Verhandeling, welke hij opent met eene keurigp
Voorrede , tei^ grondflag dienende voor het geheeL Hier
onderzoekt h^ zielkundig) uit de gefchiedenis en voor«
Jianden zynde bewijzen , waarin de aard , oorfprong en
ftrekking gelegen zij vaa het Mjsticismus in het alge-
meen ^ van zeker geheimzinmg^ dweepachtig Gods*
dienst "gevo^ f onder dezen naam bekeadt Want in
den
rjm TE7LBR^I OODOfttBXRD OBNOOTSCHAP. ftjl
iÊen tn«n9ch hiK zich een tweedètlei zielsvermogeit
waaracnieo, vtn if^/iiltfis en vfth gtvoehn^ uisfchen
^elfce zdcere gelgkhei^ van beoefening dient onderhoa*
^eo te wy>r<}sn, opdat niet het fterkere den boventoop
lur«ge en h^t z wrakkere overftemme. Rede ziet naar'
buiten , -tn tracht . door befcfaoaM^ing de voorwerpt ,
nmdom haar te Jeeren kennen. Het Gevoel bepaalt zich
toe eigene gewaarwordingen , en het befpiegelen/ of
.tjoietfen derzelve. Waar Rede alleen gezag oefent , ver*
4iest zg eich in fchoolfche fpitsvondigheid en ijdele
haarktovery , die het harte koel laat. Gevoel ^ daaren-
-tegen 9 flaanwet. getroffen door eenvoudige en klare.^
dm door de ineenloopende (conürett ides) en tpeer
duistere kevindlng van zaken , (lelt luttel waarde in^
.€0 baat in het einde, het koude navorfchen der Rede,
verdiept zich in zich zelf, en duldt geenen tw^fel aan
zijne nitCpraaic. 2oo waren van ouds de Mystieken en
'hunne Godsdienfiigbeid. Geene belangftelling in ReJe
'Kgt ten grond dier dwaling, die van elders, hare be*
grippen ooitrent God en Godsdienst voorgaf te ondee«
oen» Doorgaans neemt zg eène Hemelf^he inblazing
tan , oita de . getuigenis des harten te ftaven., . en de
iferbeelding voltooit^ rad het l^egonnen werk, door zich
in nafporiag van het oneindige te :yer]iezeu, en de
«aauwfte vereeniging te zoeken met God » het Begiofel
^M lUes.. Vanhier de afzondering van. de werelds,
moimiken -^ ftrengbeid 9 en^ ook 4^e verbolgene. drift,
welke , indien haar waan en bijgeloof beftreden wordt
of wederfproken , in toorn ontvlamt, en, met dolk
wóéde , tot vervolging dreigt uit te barften.
• I. Na deze inleidende Voorrede treedt borger ter
atiporing der oorzaken van bet MysiMsmus^ b^zonder
van het Isedendaa^che der tF^sguren i d^iarin van het
aïgMuene verfehillende , dat het van de Ferbeelding^^^
siet vlin het Gevoel ^ uitga. Nogtane, alvoren' daar^
^rao te fpreken , ontwikkelt de ervaren Schrijver de over*
betling, die in Duitschiand , zoo dooir verval in Gods-
dienfti^eid , als druk der tiidén ^ veler gemoaderen ften*
Q 2 de
s (
de voör mjstifehe aandoeningen en gevoelens. Bi} déh
Itrijd tegen ftelfelmatige Godgeleerdheid en fymboU*
fche Boeken bepaalden zioh de voorftanders van deugd
en TrdoiQheid niet. Door s e m l b r , en die hem volg*
den , werd de Neologie ter bane gebragt , en tiet uit»
wendig bewijs voor de Openbaring , benevens haar gé*
zag , en dé gewone regelen van Schriftyerlclaring , aan-
getast. Nog verder ging kant, hoezeer hij den naam
en fcbijn van aloude regtzinnigheid voorwendcle. Hij
verwrong de Bijbelleer naar ei^en ftelfel van wijsbegeer-
te^, door te wettigen, dat men in de Schriftuur alleen
eenen zedelij ken zin moest zoeken; earas weérgalffli-
den zijne EcAo^s ter kerke, waarvan zeker de Heiland
en de zijnen nimmer gefprdken^hadden ; terwqi ig ook
van dezen niets overig hielden dan hunne namen , om
het volk te begoochelen. Geen wonder aUoo , dat bet
gevoel der menigte daartegen aandruischte,en naar eene
gelegenheid uitzag , om tegto zulk een verval zich te
verheffen; Geen wonder, dat eerlang het zachte il^^«
tieismus van schelling opgang maa^^te^ en, als^
^ene fekte der Esreenen , uit den zuurdeefem van Fari*
zeers en Sadduceërs te voorfchijn trad. Hier 'kwam* bij
.de geest der tijden: en het viel voorzeker eenen bor-
ger niet zwaar te voldingen, hoe het verlies van'vrilj-
heid , en wat op aarde dierbaar is , den warmen Duit»
fcher drong , om in zijnen eigen' boezem troost te zoe.
ken , die dan ' ligt weggefleept werd door gezangep en
fchriften, vol van dien tooverklank, waaraan een be«
vooroordeeld harte zich hechten wilde. .
Echter de ftaat der Wijsbiégeerte , waaruit het Mjs^
tieismus van schelling, ficht e 's leerling , bp«
daagde 9 en de ontwikkeling^ van deszelfs leere, wat
het voorname doel der Vrage. Eenen bewonderaar vaa
KANT moge het bevreemden, dat uit deszelft fchole^
of di^van zijnen navolger pichtb, eene ,* laat- hec
zijn wijsgeerige , dweeperij met zaken van den Goda«
dienst ontftond , blijkbaar evenwel fpreekt hier de ervt*
renis , ^ trekt het iielfel van s c fit e l l i n o naar b^n**
na
ITAN TBYLB&'S G09OBUSJU> .GKNOOTSCHAP« %S%^
^mt beiinfelen. Het moge. waarheid zijn , en b o r 6 b n
erkent zulks ten volle, dat in de leer van kant, en
nog jneer in die van' f i c h t b , de zaden fchuilen van
ongeloof en ondermijning van allen Godsdienst , het is
echter niet minder . zeker , dat hunne wijsbegeerte van
tenen anderen kant het Mysticismus begunftigdeé Wi}
kunnen hlerby niet toeven, gelijk onze Landgenqot»
dopr vien dit uitvoerig bewezen wordt. Maar het aN
oud gezag der befpUgekndc Ktdc betwist en neder^e-
worpen zynde,van iets te kunnen wttcn buiten degrcn*
ZM der zinnelijkheid^ (buiten ons eigen Ik , volgena
pichtb) zagen de verdedigers der geheiligde waarhei-
den,'door KANT teruggedreven , evenzeej: als de voor-
flanders zynèr leere, zich verpligt, om zaken des Ge«
loofs op een algemeen menfchengevoel , Praktifche Re-
de, of welk ander beginfel in ons gemoed zijn moge,
te vestigen. Want^ gelijk voorheen na fcherpen firijd
met tw^felaars de nieuwe Platonisten ontdonden , zoo
daagde ook eindelijk uit die fchool van Duitschland , die
zich tegen h u m b verzet had , het fteifel van schel-
l^j^NG, W£lk nagenoeg Jnilemt met de gevoelens dier
Mystieken^ Veel ontleende hij blijkbaar uit de fchool
va^ PICHTB^ doch zijne leer hangt beter zamen,ver«
mits hij, aan. onze Rede niets overlatende, of zich aan
|;een bew^s bekreunende , een geheel denkbuldig ftelfel
fchept (Jdealismus) , en^ beweert , dat de mensch door
inzien des yerfiands ^ of, zoo gij wilt, door zijne v^r-
bfielding^ tot. volle zekerheid komt van bet onzienlijke.
Uitgaande van het begrip , dat God ééw en Al is , legt
bij he$^ yê/maaksej onkenbaar voor ons denkvermogen,
te ontdekkep door yerftandig inzien , tot grond van zij-
ne (leHing^n. Dit denkbeeldig volmaakte kent zich zei*
ven, is i^Ueen volkomen kennen^' denken en^gedachte
Byn daarin één, nagenoeg als het fchijnfel of afdruk/el
yan l^t IffitfdbAcfd; want de taal is hier armoedig, ook
fchoon f ^ dé. woorden cclypus en archetypus in plaats
d<r; on^ei^ ^t. De mtneld^ het geheelat, zoo als zy
«o^KI^'i .i«. ia 4e voorllelling , die bet volmaakte daar-
Q » va»
134 VERHANDELINGEN
.7
yan liad, niét z$o 'ah dezeNe ohs téefcMfnt^ is U»!
fchijnrel (de ectypus) vanMiet volmaakte. Elreneèns tïya
bijzondere denkbeelden^ of zaken\ bijzondere trekkeii,
ivaaraan het volfnaaku iets mededeelt van deszelfs zelf-»
ftandclij kheid. Wij beftaan dus alleen voor zoo verre
^ wij zijn in het volmaakte; voorts z^n wij» en wat wQ
voor aanwezig aandien , bloote fchijnfeh. Anes vloeit ^
als ware het, in dien oceaan van het volmmftté'za-
men , is daarin op ééiien voet ; denkbeelden en zaken ,
ichoon wij dezelve tegenflrijdig wanen , zijn daarin
fitet onder fcheiden; en vanhier is de naam van Wijsbe*
geerte der Benzelvigheid (^Identiteit) aan de leer VaU
s c H £ L Lt N G gegeven. Men bedriegt zich dus , diets
makende iets te zijn , aanwezen te hebben , of vrij te
• k'iinnen handelen , buiten het volmaakte. Die verheel*
ding is eene af'wijking (abfalt) der gedachten of be-
grippen van het eigenlijk 'volmaakte , (van deszelfs ar^
' che^ypus , of hoofdbeeld.) Afgefcheiden van het Volmaak*
te, ziin wij in waarheid niet vrij, maar met ons eigen
óf bevindelijk (empiriscK) Ik onderworpen aan den nood^
lottigen gang der aardfche dingen. Zeer verkeerd han»
delen wij daarom , indien wij ons i^an zinnelijke verlet<
ding overgeven , of wel de begrippen volgen van het
verdand: alleen in beide gevallen zijn wij onfchuldfg;
want in den ftaat der afwijking van het volmaakte ,
waarin wij zijn , kunnen wij met anders. Maar , gehjk
het volmaakte door inzien zich zelven leert kennen,
200 , door ons zèlven (als zijnde in het volmaakte) in
te zien , en door ons te ontdaan van ons eigen (empi^
tiscH) Ik^ vermogen wil ook te komen tot de kennis
van het volmaakte, en daarin weder te keeren. Dit nu
fs Deugd jhtt tegenoverftaande Zonde; en a1zef5'#ar*
den wij wederom verzoend met Gody her field in zijne
gunst» *
Ziet hier de hoofdtrekken vin schbliiito's fce*
re, door ons eenigzins ohtwikkeM , vermits z^hetgroo-
tc onderwerp uitmaken i waarover bo-rgïr fchtfft
Veel overeenkomst heeft dezelve met spinozX^s
w§s»
VAN TETLB&'S 0MK»LSSRD dBNOOTSCHAP. Z^S
HrQsbegêerte, die de Naiitnr, bet sigtbftar\geheelal9
God noemt; echter, Tolgebê ^cHBLtiNO^ is de
wereld niet wexenlijk, alleea fcb^nbaar; x$ is tfge^
fcbeiden van bet yolmaakte^ en niéi God. Bij onze^
Düitrcher heeft het geheele zamenftel zijner gevoelens
een geheinzinnig , duister en verward voorkomen , ejor
Is te eenemaal mptiscky gebouwd niet op redenering ,
Aiaar vloeijende uit een inwendig Hchc , uit verftandig
inzien in 'ons zelven, onvatbaar voor eenig betoog.
AUen hinderpaal 9 die 9 naar de beginfelen van kant
en • p re H T E , eenen Mystiek beletten konde aan zijne
verbeelding bot te vieren, werpt schelling ter
neder. De zinnelijke wereld belemmert altoos de vlugt
der dweepery , genegen zich in het oneindige te verdie-
pen, en zoekende om vereenigd te worden met God.
^aar, volgens schellimg, is alwat ons omringt ^
en zelfs ons eigen /ifc, een wezenlgk nie$» Wij beflaan
alleen in het volmaakte j en, in onzen (iaat VAüfchei*
ding van Aetze/ye^ moeten wi) pogen, daarin weder t9
koeren. Die vér heffing van ons zelven boven het gezag
der Rede ^tn de zinnen wereld, door inzien in ons zelven^
of verbeelding ^ maa^t , dat de Godsdienst van se hbl«
LiNo en de. zijnen, naar hunne leere, niees anders
wordt dan Dichtkunst.
Altoos heeft dweeperlj iets zachts , verteederends en
wegflepends, met name voor vrouwen. £n, nadat
s G u E L L I N G de Wijsbegeerte , tot biertoe éene ftugge
eo.deftige matrone, als eene jeugdige fcboonlieid tooide^
eut geleidde in den kring tier befchaafde'wfereld, verlokt-
te dit velen , om naar den naam van wgsgèer te din<*
gen ; en bragt bet vernuft , gelijk borger toont , de
misfelgkfte toefpelingen voort , welke men niet zonder
lagcben leest. De Godsdienst vooral der JProtest anten ^
die verftMds verlichting en Eedelljken opbouw ten doel
heeft, mishaagde dtn Schelltttgiaan ^ bij wien verbeeN
ding en gevoel moest werken , en die van den predikt-
iloei zQne gedichten uitgalmde. No^ meer was dezen
tot aanOottt, bet koude van huntie kerkzedea; men be^
Q 4 treur*
treurde het'ge9ns;der oude Griekfclie heillgdomnieQ «tt*
tempeipray , met zooveel fniaak als kunst ingerigt. Ja »
bij mangel vau deze^ beldei men over naar bet gebeim«
:&innige, en bet pralende van den KathoUjken dienst
voltooide bij velen den afval {^terwijl alleen de weêrzia
tegen des Paufen opper magt andere wijsgeeren van dei*
zen ftempel belang deed (lellen 'in den naam van ProUs»
tanteti^ die voor bet overige zicb op deze of géiewyze
bechten |an het geheimzinnige van, mis en outer, en,
het zinnelijke der Mpederkerk» bekwaam om bet ge«
moed te verheffen tpt het volmaakte^ in onzen £er«
dienst terugwenlcheo.
(Het yervolg en flot hierna.)
Sarmons de a. l* d. c o q u r r b l. - A Amfte^dam 5
chez »y. Dtlackaux. 18 19. *ve« VI. 197. ƒ a -ia-:
m
XXet voor ons liggend boek verdient in mee; dan ééa
opzigt de aandacht van bet Publiek » dat in het lezen
van godsdienftige fcbriften behagen vindt. Het is bet
werk van een' jongman , die» in FranKrijk geboren »
en aan eene Franfche Hoogefcbool gekweekt » met zi}r
ne preken onder onze Landgenooten eene toejuiching
verworven heeft » boedanige naauwelijks . aan onze be*
roemdlle.i^nlelredenaars, doorvoed met gcondige ge-
leerdheid ea verfi'erd met den fijnften fmaak , .mogt te
beurt vallen 9 en die, ten gevolge van dezeft opgang,
thans eene der eerde plaatfen in zijn Kerkgenootfchap
bier te lande bekleedt. £ea opmerkeli^ verfchilnrel
voorwaar! Befcboüwen wij^ het werk van den Heer
cóQüEAEL op zicb zelve, of in. betrekking tot bisc
land zijner geboorte en de plaats van zijne vorming tot
den predikdtenst ^ in beide opzigten is bet2elve be*
langrijk..
Mogen * wQvan den geest , die in deze (lukken beerscbt^
. tot .dfin.gfieU:.der Hot)ifileesarei> befluiten». waaraan ;de
kwee-
\
tofvrnkibg en opleiding van jonge. Predilcanten aan de
tweede franfche Akademie (^Mantatsban) is toever*
tTQpwd t dan hebben wij alle reden ons te Verblijden »
^at men aldaar, niet veiblind en weggefleept door de
)igcz innigheid en bet ongeloof , die ziich in soo velerlei
gediuinten vertoonen 9 blijft 'vasthouden aan het £van«
gelie 9 als Goddel^ke OpenbMing , en aan Jezus Chris*^
*t0S9 als den Zone Gods en den behouder van zonda*
rèlD. Deze regt fchriftuurlijke en Eyangelifche denk«
wgze ftraalt in deze Leerredenen overal op het heer-
lijkst door 9 en de invloed van dezelve op hart en leven
wórdt allerwegen met nadruk en warmte. voorge(leld«
Wij kunnen echter niet ontkennen , dat wy hier en
daar denkbeelden hebben aangetroffen , die eenen ver*
ouderden fmaak in de behandeling der Godgeleerdheid
en in bet voordellen van godsdienftige waarheden te
kennen geven , en ons tijden berinneren , toen de Uit-
legkunde » deze éénig ware grond van alle Godgelterd*
heid, nog niet die hoogte had bereikt, waarop dezelvo^
in onze dagen ftaat. Wij bedelen het zoogenojcmde
^lUgorifctcn j waarvan deze Leerredenen veelvuldige
voorbeelden opleveren. . Zulke fpelittgen toch berusten
op eene verkeerde befehouwing van den Bijbel, als
boek van onderw^ en (lichting ; zij verraden wezen*
lijk gebrek aan zuivere nitlegkunde , en laten hoofd en
hart ledig, b@ al bet zinrijke, vernuftige en fraaije,
dat deaselve onderfcheidt , en ze voor fommige toehoor-
ders bekoorlijk maakt. Langen tijd bleef men aan dei»
2«n vair^hen fmaak vasthouden ; zelfs een orotius
(^et zij met eerbied gezegd voor dezen onfterfeltjkea
naam) kon zich daarvan, bij de verklaring der H.
Schrift , niet geheel losmaken ; en men Jieeft bet alleen
aan de nieuwere uitlegkuhde te danken , dat men van dit
0UegQrifcr€n b^ de beste Duitfche , en vooral HoUand«
ftfae. Predikers geene fp oren meer vindr.
Befcbouwen-wij deze Leerredenen op zich zelve,
dan voelen w$ ons gedrongen , te erkennen , d^t de
wtrdienften ^ die jtt onderfcheiden , niet gering , noqh
- • . Q 5 ge«
SjS A. L, e. CO^jLfEKBL
gewoop flgn; ên kttonen wij 0D9 dto ongcamien <^
{ftog verklaren ; welken de Heer coi^^ubhbi. als Pre*
4iker bier te lande gemaakt heeft* Waariyk, zulk eené
keurige taal, zulk een gekuiacbte (lijl, zulke fraa^
übbilderingen , zulke verrasfende wendingen, zulk een
liooge oratorUcbe toon ^ als wij bier ontmoeten , kun*
ven bunse werking niet mïsfen , en moeten de toeboor^
ders wegflepen, vooral wanneer bierbij komt eené
Toordragt , gebouwd op een* zeldzamen aanleg -voor ui^
terlgke welfprekendheid , en gevormd naar dè groötRv^
modellen in jde kunst van nabootfing. Dit verdienfteU>
ke wordt niet Weinig Verhoogd door veelvuldige trek*
ken van zuivere wijsbegeerte , van fijne menfchen* en
wereldkennis , en van grondige fiudie van het menfcbe*
lijk hart , waardoor bet prabtikale van deze preken aait»
merkelijk wint. Maar juist dit voortreffel^ke kan voor«
al jonge Predikers ligtelljk verblinden voor het min
volteaakte en zelfs gebrekkige in deze ftukken; en bet
is daarom van belang , dat dezelve in openbare beoor*
Relingen oiipartijdig worden gewaardeerd. Anderea
:^n ons voorgegaan, en wij hojfen, door onze vol»
geude aanmc^rkingen, ook bet onze hiertoe bij te
dragen.
De eerde Leerrede , over Handel. V: 38 , 39 , is uit»*
gerproken te Parijs op bet* Eeuwfeest der Kerkber«
vorming.
Men moet hierbij echter bedenken, dat dit in een
Roomsch land plaats had» alwaar de Viering van dat
feest niet geautorifeerd was; want bet is flecbts van
ter zyde , dat dit onderwerp behandeld wordt , zijnde
de toepasflng tolerantie. Fraai is hier de inleiding:
In^tgden van rust flaapt elk doorgaans mede voort;
maar (leekt het onweer op , dan loopt elk geVaar , zieb
blindelings in den een* of anderen droom te werpen , en
dien te verfterken. Zeer kort is de ontvouwing der ge-
legenheid van het gefprokene, die intosfchen voor alle
\ekstverklaring moet dienen. Vervolgens wordt, I»
eece verkeerde opvatting tegengegaan j 4lle éu. onver*
fchiU
$
SKRMOMe. t$f
fcbitligeii , der tfkQkers van de uitkomst , flechts met
Imn belang raadplegende. Gepast en fcboon 1 IL Wordt
Gamaliërs uitfpraak geftaafd door de aanmerking, da€
de waarheid 9 vroeger of later, altijd zegepraalt, de
dwaling moet zwichten» Dit is wat fterk gefproken »
en door de opzettelijke beantwoording van ingebragte.
zwarigheden, waarbij aan Mohammed*s leer gedacht
vrordt, (met welke de hervorming in Frankr^k zelvo
ligt te paren was) niet genoegzaam verdedigd. Ja»
ligt dkt Gamaliël , indien hg kon , wel gezegd had :
bat "is mijne meening niet. Onderrcheid het geval y
dat gg wat heel fuccinct hebt opgegeven» IIL Zoa
inisrchien met II kunnen vereenigd zijn : In het oogen-
blik van den twist zijn de gemoederen te veel verhit.-
Doch de Prediker voegt er by : Aangezet door allerlei
verkeerde bedpelingen ; en dakrom raadt de Wijze tot
z'acbthekl: Laaf u kegaan. Alles echter zeer kort»
IV^ Wordt het godvruchtig uitzien naar de Voorzio«
Bigheld, die de geringde perfonen en gebeurtenisfen
fomtljds tot groote einden doet dienen , als grond voor
Gamaliël aangevoerd* De wgze echter, waarop dit
ontwikkeld wordt , fchijnt ons ineer fraai , dan klem*
mend. V. Bevat inzonderheid de reeds genoemde toe*
pasfing, over het geheel wèi behandeld.
Ree. heeft óver deze zelfde (lof bij eene gewone ge-
legenhekl gepreekt , en merkte toen , na de uftbreiding
vts den tekst, aan: ^ Wanneer wij de zaak oppervlak*
kig befcboiiwen, dan i^ het onderhavige geval geheel
bfzonder, en voor weinig algemeene toi^pasfing vzu
baar^ immers Aiit alleen, waar Goddeliike openba*
ring , oC roeping , wordt voorgewend.*' Én bij voeg*
de er vervolgens bij : „ Öoch wanneer wij op de om-
fttndigheden letten, naar de oogmerken van den wq*
zen fpreker raden, en het gefielde zoowel menschkun»
dig als ' redekundig mogen befchouwen, dan doet zich
een geldiger voorrchrtft voor elks gedrag op. Welke
toch de grond zoude mo^en zgn , en hóe ieder daar*
Aver oordeelde 9 dit was^ blijkbaar^ dat glctójende geest*
drift
«4^ A^ L. Cé COQUERSL
drift de vriepden van Jezus bad oatvoj^fcc en vfele dui*
zenden desvolks.had aangeftoken ; niét minder kjaar
was bet 9 dat de Raad zelf om velerlei iredenep tegea
lien verbitterd was* Hoe ligt kon het dus gebeuren ^
dat deze^ zoo al niet geheel mistastte» althans veel te,
ver ging, önregtvaardig en wreed werd? £n boe waar«
ichiyjalük zon 9 bij de anderen , deze bardheid op ver bit*
tering, opwgkkering en bievestiging in bun gevoelen»
voor verbetering en dooving, uitioopen?'' £nz«
: Nu komt bet Rec« voor , dat de eerde dezer aanmer*
Vngen volftrekt noodzakelijk is , en dat derhalve dcr^^
g^Ujk eene r^enering, als de volgende bevat » ook^niet
Wel gemist kan worden. Als geheel, voldoet hem dan
deze Leerrede ook niet ; fchoon er veel waars , fchoon»
fcn gepasts in dezelve gevonden wordt. .
De tweede Leerrede Uopt over Luk. II; 51. Het.
opfcbrift : Marie , au les paroles éé Jefus , • mishaagden
|lec. misfcbien blootelijk door zekere herinneri^)gr
I De inleiding bevat drie ftellingen: i^. De verdiende
. van elk gefcbrift rust op 's auteurs menschkunde. &^.
Deze wordt zolder lapgdorige oefening niet verkregen.
3*. Hoe heeriyk moet bet boek zyn^ door Gckl zelvea
gtdioUéfd! Tegen dit eerde roeenen wij te moeten be«
weren, dat eigenlek de gave, om het inwendige van
den mensch te doen kennen, het groote vereischte is;
vervolgens , dat dit inzonderheid gtnUi natuurgefchenk,
is; en ëindeUjk» dat God den Bijbel, en vooral de be-
doelde verhalen, noojt gezegd kan wpicden, gedicteerd
te hebben» Dit ganfcbe betoog komt ons dus onwaar
«n valsch vernuftig voor.
. Ten aanzien van den tekst, is bet vreemd,. dat, voK
gèns eene aanmerking , elders gemaakt , de g^wo;ie ver%
taHng niet gevolgd r^ , daar de.Heer coqub&bl tocb
niet kan nalaten, de zaken j d.;i. gebeurtenisfen, mede
op %t nemen onder hetgene Maria in haar hart. bewaar*
de, daar inzonderheid van Jezus nog geene andere woer-
den vermeld waren , dan de even gefprol^ene : ^is^ gjii ^
dan met. f enait wMicop het volgende t A^ veor^^r V^
wel
Wel voégdfei maar geénszios het epitbetofl: at déHê
dingen. De ontwikkeling van den tekst Js fraai, mis»
•fcfaien fomtljds al te fpelend , meer aardig , dan deftig;
'De toepasiing bevat eenigsins de oplosfing van het ge»
noemde vreemde: Ook wij moeten Jezus Hfaordtn in ons
bart bewaren , omdat ze zijn , i**. van een' Wijzey d*«
van een' Wetgever , 3\ van een* Broeder. Over het
geheet lazen wij ookidit met genoegen.
De derde Leerrede vertoont Panlus yo<}r Agrip]ia«
Handel. XXVI: a8. De inleiding is overtollig lang:
eene groote, zwierige deur, van welke Mneinig. gebruik
wordt gemaakte' Het tafereel zelve is voortreffdijk« Of
de gebeurtenis in allen deele z'oo hebbe plaats gehad ^
of inzonderheid Agrippa met zoo veel warmte éie uit-
roeping hebbè gedaan, fchljnt ons toe geenszins zeker
te zön% en een siauwkeuriger Schrift verklaarder zou,
* xich in dit onderzoek eenigzins beb>en verdiept ; doch
onmogelijkheid 'beftaat er niet, en de uitwerking is regt
' tréSend. Zeer ter fnede vvordt door den Heer c^o q u e*
&BL eene herinnering te pas gebragt van hetgene hij
zelf aanfchouwde ^ waarin wij eenigzins de teregtibd*
ling van Moreau door Napoleon meenden te onderfchei*
^ den; ook Z9 brengt het hare toe, om de fchilderij heer*
1$k te Ueuren^ Het tweede gedeelte- befchouwt de
uitwerking van één en ander op Paulus, Fescus en
Agrippa. Jammer In ons oog, dat de Redenaar dit niet
aankondigt , mair zonder eenig woord vooraf met den
Apostel beginté Hierdoor verkrijgt het den fcbyn,
al%of h9 , nu tot de volgende woorden van Paukis over*
gaande: Ik ï/tnsthu^ enz. zich nitc tot ziinen teksrzal
bepalen. Wijders levert Agrippa de voorname (tof tot
4e toepasfing : Onvastheid tXL veranderlijkheid van ge*
voel en gedrag omtrent, den Godsdienst. Ook dit is
gdukkig bewerkt.
• De vierde l^eèrrede behandelt den Kerstekst, Luk» Ifa
T5~fto, en draagt het onbepaald opfchrift: De Her.
é»n Véü$ BaAlebem^ In de inleiding heerscht een regt
^litorjirclie ioan» De •Redenaar klimt niet, 400 ais
ft§ft Ac L« C* .COQ4UEREL
*
fenROönlijk 9 Tail dQ geringe beginfelen pp tot de groote
«itwerkfelen ; maar hg gtat van de laatfte tot diS eerfte
terug 9 en voert ons alzoo naar de kribbe des HeÜanda.
Kiemand kan de redekundige verdienden v^n dit voor*
werk ontkennen. De éénige aanmerking , die wQ er op*
ftd>)>e]f9 beftaat hierin, dat het, naar ons gevoeld
te 'lang 9.» te vol 9 ja te bont en overladen is; zoodat
hier 9 gelijk trouwens op neer andere plaatfen 9 die wg-'
ze fpaarzaamheid ontbreekt , welke den itieester onder-
fcheidt, In de preek zelve wordt het gedrag der her-
ders gefchetstt efl te onzer navolging vooxgefteld. De
volgende vier punte^ worden op ons overgebragt : De
herders zQn gereed 9 om naar Bethlebem te gaan — «jg
Vinden Jezos ^ zij maken dit alomme bekend ~ zi|
Verheerlijken hierover God. Het booggefteknde flot her«
Ibnerde ons onwillekeurig zekere bekende fchoone. plaats
^it êese preek van eeü* der beroeindfte Pranfche Kan«'
felredenaars.
De vijfde Leerrede 9 op het Paaschfeest gehouden (9
heeft tot tekst Matth. XXVilI: 6. In bet eerfte deel
fchildert de Heer coqubr£L9 op eene voortrefEel^
ke wijze 9 de opftanding des Heeren ; waarop een kort
betoog volgt van de geloofwaardigheid dezer gebeurte»^
nis 9 en van defzelver heilr^ke gevolgen ter uitbreiding
des Evangelies. Het tweede deel, de toepadfihg'^
rchetst in de bevreesde wachters , die Jezus niet ken*
den 9 de menfcben 9 die buiten die kennis 9 vol van
angst en Vrees zijn; terwijl het in de vrouwen, die
zonder vreeze zijn 9 omdat zij Jezos gevonden hebben 9
ons eigen beeld voorftelt, wanneer wij Jezus: hebben
'gevonden. ^ •
Dè laatfte Leerrede vertoont ons Jonsftban als hurgtr^
als zoon en als yrUnd^ naar i Sam. XX: 4. In de o»
matig lange inleiding ontwikkelt de Heer coQ^usREr];
de fl:eUing9 dat uitfprakén, in den drang^ der omftan-
dtgbeden aan de lippen ontfnapt 9 onbedriegelijke teeke-
lien zijn van df gefteldheid des barton ; en wiist hij zulk
eene uitfpraak aan in dea tekst^ Het eerfte deel bevat
eene
timt KkttB iraB b«t karakter van Jonatten uit de drie
opgegevene oogpunteih; terwijl n^yrij ia het tweede deel
worden aangefpoord, om als burgers^ bl^dverwanêen
en vrienden zijn voorbeeld na te volgen. Als l;)èwerke
ftnk 9 behaagt deze Leerrede ons het meest : tij loopt
geregeld af; sij is dutdelijk ontwikkeld, niet overladen,
en beeft de meeste houding als preek.
. Aldus hebben wij dan deze Leerredenen doorgeloop
pen ,. en hier en daar onze goed- of afkeuring te kennen
gegeven.. De flotfom is deze: Het is het werk van eeti'
jongman , maar van een* uitftekend' jongman. Bekend-
heid met de Ouden eH met den B^bel , ook warme zneht
voor het Christendom en deszelfs invloed op haft en
wandel dralen overal in hetzelve door ; maar bet 1iech«
te , hc^ldere en zuivere der beste Hollandfcbe Predikers
yan onzen igd «mtbreekt in zijne ftnkken veelaL Tt
weinig uitleggiog, te veel tafered; te weinig onder*
wijs 9 te veel fieraad. De ' menfcben wijzer te maken ,
(ft Timoth. III: 15) ziet daar de roepiog van den Leer^
aar 1 En hiertoe behoort meer, dan eene Ifgte bewegtog
des harten, eene vlngtige aandoening, en ingenomen-
beid met de heiligen, deugden en ofeftandi^xeden, weU
ke een weHprekead Redenaar met uitgezochte woorden
^n bewegingen fchildert. Wg ;ionden onzen .pligt als
openbare beoordeelaars te kort doen, zob wii'c^eze Oin*
ze meenifig voor ons hielden; zoo wg het verzwegen,
dat d^n Jeugdigen Prediker nog die vustt gang ont-
breekt ^ welke flechts door oefening verkregen wordt ;
dat het zeer gebrekkige naast bet voértreffeiyke bier
ligt gezaaid, en menig eene waterloot moet wegge-
Tnoeid worden, eer zijn bundel naast de meesterAukken
kan geplaatst wordM , die ook in zijne taal beftaan.
Wg gelooven dan ook gaarne, dat bijzondere om dan-
digheden , en niet de bloote toejuiching der Gemeente ,
hoe groot en aanzienlek die ware i bet befluit tot de
üitgkve heeft voortgebragt. De laatfte is van belang,
maar geene veilige leidsvrouw. De nieuwheid, de jeugd
zelve van den Spreker , .de voordragt , doorgaans vurig
en
^
tt»4
8XRM0NS DE*A« t. C,'CO^0EREL»
/
en (lom in dezen teefit^ , honderd andere omftandighe*
den vt>f deren haar deel van dien lof. Wee Hem ^ dié
zich denzelven alleen toeeigent , en hoopt , een even
vleijend oordeel voor zijne gedrukte (lukken Van den
onl;)ekenden 9 koelen en zaakkundigen beoordeelaar te
zullen ontvai^gen! Wee vooral hem, die , het laatfte
verachtende ^ alleen op den eerften* te zeil gaat 1 Zijne
gebreken zullen toe-, de bewondering voor hein zal gt^
ftadig afnemen ; en welhaast is bij zoo veel te ongeluk*
kiger , naar mate h^ zich gelukkig bij zijDen roem hedit
gevoeld. .
Om de zuiverheid en fchoonheid der taal naar eis ch
te waarderen , hiertoe achten wij ons even weinig be«
voegd , als die honderden , welke hierover roepen , en
den man daarom misfchien voomamet^k volgen. WQ
vooronderllellen echter^ en het komt ons ook voor;
dat dit in volkomene orde is; gelijk zulks bij onze ei*
gene Predikers van den lat eren tijd doorgaans plaats
heeft; fchoon fommige menfchqn, die er zelve niet
;veel van weten , wonderen meenen te hooren , wanheer
eens iemand' fpreekt, die, om welke reden ook, 'bijzon*
der ervaren in de taal geacht wordt. Doch ten aanzien
van den llijl mogen onze gemaakte aanmerldngen mede
eenigzios gelden. Dezelve bezit groote vè'dienften^
maar is, hier en daar te onbepaftld , te opgepropt of op»
gepronkt met ihvlechtingen en toefpelingen , te min
eenvoudig , om volkomen doel te treffen. Zoo althans
komt het ons vQor , hoewel wij hier liever elk zijnen
fmaak laten. Worde de Heer coquirbl eens een
man,' die al 'de voprtreffelijkhtden van onzen met die
van zgnen landaard vereienigt , als eeae fpruit ^ op den
vreemden ftam met voordeel geënt !
y
s
«•*i ^ 4 » •*
Dé
X. A. W^yfiV SIMMBHtMAMN., QR.AARDB. tff
B» Akrék en hart BMomrt volgens di tUiuivjU OM»
' dekkingen , naar het jtaö'gdattscA van «. a. W. v 6 if
ziMMRRMANN. IHfét Platen. IFde Deel. Ti Haaf"
tem^ hij F. Bohn. i8j8. In gr. ivo. FIÏI en 38a
Mc
wees reel genoegen « tint liebben w^ de voort-
tttting* tan dit voortreffeliik werk in onze mo^dertds
gelezoDé^ Het onderwerp in dit Deel lokt den leeslust
vit , en de beiundding houdt dien aHezins gaa*de. Het
3B dat gedeeUe der Nieuwe Wereld , waarop fisda 40
jaren z^o veler oog^n gerigt z^n ; de fcfattilpltats v»n
%ao «nftntga vroeger ea later; door onvcrdraagcaam»
teid of toiwetten, door het z*waard der vervolging of
van defi- honger ^ verdrevene Europeanen ; Het oord ,
waar ons iverouderd., f langzaam wegftervend ^^rr^j»/»,
als een adehmr. verjonfd^fliet frisfche krachten herleeft ^
CD jaatl^ka üter en meer fle erfefifs zijner befohaving,
e& w^Wchappen 9 en kufUften overplant ; het klasfieke
Und der v^hejd , waar men den druk der Regering niet
yoelt, en bpans zoo vrij is, als de luebt, die men in*'
atenr; de grootfte Staat der wereld, met nitzcmderiiig
van Ruslaml'^ en mistehlan van CJUna^ met de tans^.
qm in latere Ecitwen. de cbévotkhig -^ maar geeoe llaa& ^
fehe bcvplklfig«-^, van laatatgemelde land té bereiken s
het zijia ét 1\reetdgde Staten fa^ Noêrd^jfmerika. Hoe^
zeer ^e Heer z i m st k-r ai A^teir voor alte gedeelten v«v
«$n onderlMtp b)j nitftek "berekend zij , had h$ eehtef
Wcr in )icc hij^oi)der veel vooruit » door eeneft vroege»
«en opzettd^ken Irbeid ter vergeü^ing van de Vereenig*
de Staten ibet Fnankrijk. Doch dit Werk was van 1797;^
OB met welke redzenfofareden is de •RepQblfek derNleo«
we Wereld federt niét vooruitgegaan ! Met teder twin^'
tigtal 'Jaiien toch rekeuf men de verdubbeling der bevol-
king. Verder, dtfn I{^od;'ichljt»t toch ook de Scbr^ver
ki dit Daal niet t< gaan 9 min ds befcMf'^hig der Ver-
BOSKDESCu« i8'ao« NO. 6. R eenig«
eenigde Sttten is » bi} de fnelte vorderingen , (gelijk b^
bec fpoedig vefvtl vtn soo menigeh, weleer btoeyes^
d^n, Sua( in Europa) ieder jitr vtn belang, om op de
ware hoogte te bigven. Hoe het zij, eene tneer onder*
boadende en tevens meer omvattende befct^ryving der
Vereenigde Staten (voor het ftand-^n t^dpunt^jvaarop
de Schryver sich ftelde) herinneren wij ons niet, im«
mer gelezen te hebben* , r
. Ook hier volgt 2 1 m bi e r m a k H zline gewoonte ^
vtn eerst het Und en c)an de inwaners te befcbr^en»
Het eerde vervalt , volgens eene nataurtiike verdeeUng^
in drie Hoofdgewesten ; het eene ten Oosten , of de af*'
beliing naar de Aüaruifchc Zjtt , fterfc oitgePneden door
teer voordeêlige batijen , en met 28 rivieren vMrsien ;
het tweede in het midden , of het Alkghanj* (en ande«
re daarmede samenhangende) gebergte, mee debfo»»
nen der bovengemelde en van nog 40 andere rivieren.,'
die naar het Westen vloe^n , en met zijne tlonde bos*
fchen ; het derde , verreweg het groocfte , ten Westen>
Chet westeiyke gebied) met onmeteiqke vlakten en ftroo«
men. , als de OMo , dei\ Mttfifppi^ en deo Mhfturh
Daarop volgt eene korte, maar zakelijke befchri).
ving der voortbreqgfelen , bieren , plantc;h endeifllof*
jtn ^ vooral van den^reeds zoo aanzienleken , en nog tel*
kens klimmenden , landbouw dezer GewesteOr (De op^
gaaf, nogtans, van het }aar 1790, is wat oud; en van*
den zoo bélangr^ken tak van nitvoer,-tle rljét uit Caró^
Una , wordt weinig gefprokenO Behalve de graanfodr»
ten , bon wt men : nog in de Noordeiyke Staten aardap*
pelen, in de ZuidelQke tabak, katoen en iniigo. Wat
de wijotedt aangaat, ftrijdt het hier (bh S6> opgegeve*
ne wegens deo goeden voortgang daarvaft eenigermate
daarmede, dat 3e Sehr'^ver boven (bl. 14) de onmoge*»
lijkheid beweert, ogi tldur wijn. te bouwen, ahhant
tot eenigeo graad van volkomefiheid*
De mmeh is vervolgens het voorwerp der befchoii»
wing. En hier ontmoeten wl^ een keurig tafeveel van
de trapswgze bevolking en bebouwing van N§9rd*jlm^
rtkd door de Bngüfchtn fn dé oude f 3 Sittén ; véo/nk
wofdtvaUf^ndeogdiameawiLi^iAM FERN,vftowi6il
PMfjlVMiS éM natn ontleent , uitvoerig gerprokêm
Over de vrlfmaking > der -tColoniën wordt zeer onpartij#
dig» mitt gtSreoge waarfaeidalieitje en kennis van za#
km» gehandeld; en^ terwgl men de beilri)ke gévoIgenT
dier ttevri^ing voor het Moederland zooveel alt den
Oothterftaat erkent 4 wordt toch ook de nietigheid vafli
de vonk niet Vergeten, die zulk een groot vuur koti
•ntilekem Van bet ontftaan der volkplanting iW^enr^
Ned^rkmd (xiMït Nieuw - Têrt) ^ tn van de hoofdplaaU
Nieuf0* Jm/icrdam » wordt weinig gerproken : de vteem*
delingen zgn doorgéans onkundig in de h^^onderhedeii
fiMêr GeTchtedenlB. Men vindt daaromtrent voortred
felqke ophelderingen » met eeno Kaart ^ in het laatatnit*
gekomen Stuk van de Verhtndelingen der Zeeia^fêhi
Maatfchappij der Wetenrcbappen» waarvan bet te i^en^
fetaen waret dat dé Vertaler gebruik gemakt bad;, of
bad kunnen mdcen; ie meer, daar zelfs büslinöi
irolgens fliitainnMANit'a betigt, daaromtrent nog
in het duiatet verkeerd héeCt. Nieu» -> JtrfiBy werd gei*
deeltelgk door de Zweden ^evolkt , die echter voor dd
HêU^mierrüiEeemnn , gelQk de<e iit 1665 voor de ÈiU
geljckmi moeaten hokken. B9 den BrtdaftheH Vtt&i
vin \66f weid Nieuw • N^riénd tegen Suriname vel*^
toiU. De ooffprong def onderfcheidène Nóerd^Ami»
fikamnfehe Staten , ten gevolge der Eur^fe/cke onvers
dratgzaambeid, éowc eigene vl^ en vreedzahie overeeü«>
komften met de oorfpronkelöke bewonera» wordt itf
een,. voor ons zekerlijk vetnedefendf ^omraie gefield
auet de wijze 9 waarop de Bur^fche Rqten en Statèit
l^tKormd ZQOé Ten aaiizien Van arbeidzaamheid eri J)'^
▼erhekl ftaan eebter de bewonara der NoordetQke Statiift
Verre boven die der ZuidetykOi welke édoii bet beeié
klimaat , etf het gemak van den dienst Am Oaveii ,^ bfnl
tot de vadzigbeU der JSpMnfcbe of HriugepDèe Ériokü
venralien iSj^i De wreede ge#ooiite van Sog^ulidriüf^
kÊÊk^ io JbmHkm In swattfi die dw^etQ ükjèmUS^
iki ' ftfü
Srekeo « de (fiiiptti^ nitfuw^^Igheid; tb vooral tit
bebsudit der Qverseercbe R^^obükdoen ftptétn aietb
vergetep , msar de laatfte i^cnigertotbe éOQt ift^otojfltd*
dSgheden vecfchooad* Die zóó veel doen noét, 011
£ich te middeik van woest^nen een etrlQk beftaan^o
Vclieppen , ftelt in dit zoo moeöetglc verkrégeae wUmnn
lijk meerdere waarde , dan de rgke firfgeqaaau • Eenige
fiafhsictc opgaven beflniten dit gedeelte dei. bodra;
t^aarop de 'Schrijver tot de parfpronkeiijkcéiwondrsj de
indianen^ overgaat, (echter niet degene, die tan Cm^
nada grenzen , en wejke ia bet vorige Deel rtdds hi^
fchreven zijii.) De bier vermelde volken zijnitTf^herê^
hezen ^ Krieki of KreekSy C^ur de veh kreken aldut
genaamd) die naar onze oude Btdtfcke T^ootfodcfisM \
menigerlei opzigt, en ook daarin getyken, dat z9 on«
der bet Wftüur bupner Ondften, onder een' verkozM
nen Koning, die weinig magt beeft, en ook, in eor^i^
logst ^ ,' onder een* afzond éri^ken Veldbter ftaon '^ welkë
w&ardf gheid llechtB tot bet einde vsn den oorlogd«urt;
dbmede daarin , da^ z$ een weinig landbouw hebben*/
be Prieaters dragen, ten teeken van w^bcid, een' op<
ge vulden uir, met glazen oógen in bet booMt Hoe bet
tocK komt, dat een vogel ,die zoo neer liet nkiri^ekiei
domheid draagt, waarvan zelfg bij ona lie naam vooi^
een* dom5or ontleend is , aan twee zulke verHcinHeMte
Volken', als de hoogbefcbaafde Grieken en éé NooV»^
AmeHkaanfèhe Wildéi ,' bet zinnebeeld der wljsbcM op^
Kvert? Op de Kreekt volgen bnnoe westelijke n«lni<l
ren , de Tfchaktat , met vele zonderlinge 'gewoflWitan ,'
de zeer Verminderde CMkafas , de Jpalêcken , ^A%dnf»i '
Panis enz. Dé oorzaak (}er fneHe vermindering van «1 dez«
Volken , zoo zeer affttbende bij de rpoildige vertnetrdeK
ilag der Europeanen ^vfx»iz dan overwogen ; doch niniv '
mer fcbijnen z^ zoo t^lr^k geweesttezijh',a**de'iS;^^A9r«v
y^Atf 'oBtdeklcers ' van Amerika ons willen diets «iMkeiLl
Wij nêmeh echter dé vrijheid, van zfiMMn'itiiTANM:
té verrêbHIen, len aansten^vm zijne geringtteUing^ der
»êrchii^hg -v^in üe^koi een. Volk ^ * hemelk. Simmjieft
....'; ' . kon
HA--**" • -• i
WB/^iiUmm^ ; . -' .r, s^
vcBj^Ökt^vfaoet. lach gvoote bekwaatabedea hebben be^:
seceiTi Na :t)0t de grensden van Lomfitma gefitfderd».
treedt ^Stiissr .éiBijiiEicuANN dit ff ooit land nog
nlbt MnneÉk , tfaA* verzeil . eera t de Kapiteins , lx w r s *
ell ci'AR'XV 'in- bonnen ontdokkingstogt langs den^
Mhfiiuri^ en :tM ^Aairde Zuidzee, keert dan naar Loui**
fiMh'i^ efftdolllr naat het aFgc^gene CaiJifirniin aatf)
dl^ Zttlnib- tn F€rniii^'a»n^ztt terug. Net ware» naaf
ons denkbee^, Seleidelijker geweest, eerst Lbuifiana
aftebftoddttn, dan met de genoemdte. ontdeldcers west«
waarts naar de Zuidzee te gaan, emiioo' bijkans vaa-
Alfén aan de grènxeh ytzxxCalifarniin té komen* -^ Met
i/Ëwrsend&AR icewordc it Franschmantv^v t% k\ï
vèlgidlekekit "JLmdfiuna tvordt verdeeld in shet onme«:
telijk groote ^iiy^/i- en hetkleinb, ib«ir veel beter^ jidi
genoegzaam alleen bevolkte Bcncden^Louifiana , met; de
hóofdftad^ Nieüw'^Orïèans aan den mdud van den Mis^
fljfif^i r.^^»$ :^ grooie vreg van li|inilelg^meen(<:ha(|.
da \v^ia)ijlct;\VereèBigde. Skaten, wien^ loop daarom
<M>k' uitvoerig befchreven wordt. Suiker en* katoen zijn
die uapelwaren van.£t7/^iy/i9ri9<7, — > Uic iiobin,.b.ar*
TRAM en DB LoziÈRËS ivofdeh nog eenë menigte
andere planten opgegeven: men bad uit de berigaen:
¥m f^* ü ']$ L'ö A verfcbbidene andere ,' die vooral in «dé
Mgfé lèndeft^bij den mond der hooiSrivler ffcotl^ydutii
b9*tméén V^egéA. > Veefomvroehtbaarder, ja eenvoN
kÖiben'^rf/ziMr^ met Benédm-Louifranif^ is bet treu-
rige Oati^rntóir^ voat^l&ad^Californicn^ waiir gebrek
Ad reg<n^t)eete dorheid ^sn den grond,' én deze we*
dtf^-eent sredr fobraie bevolking voortbrengc ^zn mtt'i
fMiSnV dfe meë levensgeilhaar hunne armóiedige disteK
TJMbtetti topvoedrd móeten zobken^ die geen sseven
tènÉen idlen^ géén enket woord bebben'^vooï iets^
dfttttaftenrhuki «g^igt^s , jsl «elfs nietvoor de. (b;. ben
êoh'têb tteldMfflé) verancferingen van bet weder ^^ zelfs
nMb^VNtfiA^he^^hiiweltben «ken^dobdj aenfchen, aan de
m«pm ut^/HÜÈ^ en-^lgelyUip /miindclijkfaekl (tot
* * R 3 een*
( •
1
IfoT^ A« W. TOfl S^BIlflrfrRWANN^ BB AA&D^^
«en* b^ktM aógtloofelQkc» irtp) ove^gogeywi; r HlePi)!
en io b«t veel vrHcbtbaSYdar , )a bevallige Ifieu» • £19^ »
l(f0rmin^ hebben de Sfaanfche Zendelingen tén ninf
fte iete tot berchaving gedaan: de Nieuw "Califm*
piirs weven selfs bakenen* «-Ten ilotte des WeA9
Icomen nog tanige natourkundige merkwaanligbedet .
voor, zoo als de rUihru^ en de gsthnnïxi Firgimi^\
de hazaltbtrg$n bQ Monter ej in Nitum^CaUfQrniin^
4e vlieghapper (eene vliegeuvangende plMt), de zeer
¥OordeeIige eadoorn - fulker , de MagnoUa^ de BalU^
more' vogef, de ratdflang» en bet poppenhai« van een*
vlinder uit MexicQ.
De Vertaling blijft ztch goed volhouden. Men vindt
hier en daar in dezelve niet onbelangrijke b^oegrelen
vit de Réizen van kirb^ die 2^iMMBA|CAXf n, pa^
|iet fcfaijiit y niet gekend heeft.
Wammmmmimmmmm ■ ■ i i i i ii ■ »— — i— —^mm— ^w^mm— ^— «y^^— ^a— —
Jj^elzcn op en Bé/chrifying van de Gouikust ifan OuU
^ '• nea$ Boor j. a. de MAitliiB. llde Deel* TV
\ ^s Gravenhage en te Amfterdam ^ bij ét Gebroedere
van Cleef. i8i8« In gr. ivop 409 Bh f 3^ ia-:
H
.et eerde Deel van dit Mrerïc had eene elgemeene
befcbrijving der kust , en der Nederland/che be^ittio*
g^en op dezelve , behalve het fint S$. George d^BlnUna^
gegeven. Met de ^eer ómftandige en in kleine by«
zpnderheden loopende fehildering van dit laatstgenoem-
de kasteel begint het tweede Deel» na 95 Uadsgdea
klein gedrukte journahn , voor de meeste Ijzers onbe*
langrijk , hehalve een roemri|k zeegevecht van het Fi!e«
gat Gelderland met de Engel fchen op 19 Mei iSoi^t
en een' edelen trek van eed Brk$eh> Kapitein » die de
gevangenen overbragt, welke, op bevel van na^^
LB0N9 nift nieec in het Vaderland mo^en worden
fpegelaten. M^n yolk en ik^ ztide ée, Bngetscim^a ^
zfif hêteid Met gsfangen te H^nu f indien gff uwe n^,^
•" ^ heid
heii €n ze^hcid aan 'maly in uw g^oarielanJ ^ ktsnê
ytrkrijgcn. Doch tot jit uiterfte kwam het Biet ; de
getvaogeMQ wtrcten on4er oogiaiking <i«odsw]jb:
r^eerde nog> aan wal toegelaten. Wg nemen dezen
trek te eer over» omdat dezelve , .tasFchen eéne menigte
dr<>Qge.r6b«e9ftl>erigten, ab ware het , begraven , door
v^teJUejcers 2al worden overgeflageo..
0e afbeeldiog VM St. Gcorge d'Elmina , die men*
vK>or de hefchr^ving vindt, is bi) uitlt^k middelmatig*.
0{> de ibefcbrijving van het kasteet laat de Schrijver
eien uicyoerig en belangrijk tafereel van, de «eden der
Negers aldaar en^op degeheele Goudkost volgen. Eene
fAhool, ter befchaving van de onderboortgen der N^
itrlanifoht Regering opgerVgt, en door de rampen ia
bet vaderland, niet genoeg onderlleund, is te gronde
gogaan. De Godsdienst der Negers is het Fttichismus^
eigen aan den. laagften trap van befchaving ; de aanbid*
ding 9 namel^k , ook van de gemeende voorwerpen der
Matuur » oorrpronkelp wel als linnebeeldea der God^
heïd, doch naderhand als wezens » met goddelijke kracht
bezield. Nogtang aanbidden zij ook een Opperwezen^
bij hen onder, den zonderlingen naam van jan c o m«
f A K <zoo dit geene Hollandfehe verminking is) be*
kend. De Ondergoden z^d hun van dien God toebe-
deeld, als v&rgêeJing Vêor de kunst Vifnfchrfjyenj die
«9 onvoorzi^tigliik aan de Blanken overgelaten, en
d^rvoor het goud gekozen, hadden. Schoone en regt*
mrdige hulde , aan deze kunst toegebragt ! — Wat de
Scheppuig: betreft , z^n i^ het met vele nieuwere Fi*
töxofcn eens , dat God in den beginne zwarte zoowel
als blanke menfchen heeft gefcbapen; en fommige we^
der met andere WQsgeeren , dat zy van zelve uit de
Aarde zijn te voorfcbyn gekomen; maar tot de ontken-
lung yan de.onfierfel^heid der ziel hebben zij het nog
Biea gehragt. De befnijdenfs (waarfchijniyk van de Mo-
hammfdanen overgeaomen) heeracht hg hen» doch niet
ipocur tecargeborene kindtfea, (b1« 7>30 Ook bj^r
teeracht hec 200 ver wrfpreide b^gdoof *— men vindt
R4 het
t^ J. A« BV MAIIR.ÉV >>
s
het tot in Groenland ^ en dus van dtn £d(»raAir tot de
Pool;, ~ van tooveresflso ofhkkfen^ die tiiet/des Dui*
vttl omgaan, tót beiiadeelrng. hai^r evfcntiwifchan.
Vanwaar twh, cfat 45eze verdferikiflg «ich oVèraii (opfc
waar geenu afTpraak kam. plaats hebbett) mttt bep&ilde^*
lp op pramen vestigt? Zpo hier cene aJoodé |ov*rte» -
vering t^n grondflage liggen? Nog lees haeft er pWats,'
hetwelk veel naar liet water de» be|Mr«ef ing in de JlSfo-
MAÏfchc Wetgeving gel^itt j de Adêtrt^^mi^tWBi'^ üd^
verbeelden, dat, 20Q «ij: daarvan iets in den Wik heft»**
ben gekregen, bet ligchaam begint tt z^'öHen en te
barften, (bU 97.) Oofc heWifen z^ eene foort van oor*
éeel Gods; meenende, dat h^^ die onder lekerc' plegtig*
Ittfiden zweert, in geval .tan meineed aekér fterfi^-
(W. 99.> De Negers verftaan een knnstj«, waarvan #3-
ons herinneren ook in ons Vaderland weïecir' een voor<
beeld' te he}>ben' boorén verhafam (in ttn^' HollMdfil^
tad, onillreefes 1791O Zy lokken, n^eü^k^ -dooi
fohoone vrouwen den onvoovzigtigto vi^eamdeNng iiii
lel net, Ipringen In bet oogenblifc, tlat dê^e a^ichi
cene ongeoorloolüe gemeenzaamliefd vi^rj^UM, to voor^
fcbijO', eif vefkoopen hem als Oaaf, 200 hij fe^n ianJ
^rienlök loögeM kan geven. Want , hoefeer dé ontnohff
net jonge meisje^ geoorloofd zl), wordt Het 6verf)iel[
twaa^ gettraft. De Ouineafiho worm ^ At kêrtderpokken^-
(waaraan duizenden ftervdn :de inenting d^ navoarlijk^
trokken iS' er bekend, niiar niet, ^zéa lieoX^éhijnc, 4e»
vaccine) nnelaatscbhekl , Rlé^^nfiafh ,r rbodétoop enr
koortfen 2ijn de voornaamfte^ 'ziekten op' de' kMt; en^'
koor ét Europeanen j ebne vèriïaMihg ld de mik. Hiei
xtt Jiltótfe (bl. 158) fchiju^ dfe Schrijvi^: niet a>6 c«l*i
gunftig over li«t klimaat te oordei^lea, alt 'in het eerllé
Dee); ten minde- bij doet zien;, dad da kraebP dos vmA
oordeels vele meslfchen' ziek deet wöltfen^- en- deelt
«efnige behoèdmiddelen . mode tegen ' dtf 1 vetoaoUng tlef
luduftreek^'jsoo «Is bet teiaen blf nirfac ,^ iiet' vuwfjk
den dêribiddhgzon^'èn het i^eer nmti^ giMtttt^Giftii dtoa^
Kjk voed(^h Vaa^ tKft kUmaarboint^cSctifiDvitv m«ii
> -^ een*
Af W»t QRi i«b aMNDST. Vj» fiviraei*. assf
9gn* Bitc aféff Hf«ii«9l4)kei^ oyfrgiAg^ ^p riet kigêj^fsfkm
der Negerij die nm Mf^meenride^ jMMCtMwitey |Acr^^
ligh^i> v^ielit !»•«•*« Doch de dwanheid. wórde nog ^v^«^
Cjrofflen dopt de j|«rciM4tf darzclve^':«tai<c ^eclits door. beCït
a^ogooiuiul mukffr^ftm ta^ den. ëmtt^ wien^ owvrllMiea
bi^A 'Verdfteht vo^rkomi» (door mea nv die vntg lot^Mg-
nxk fie kistf 9i» r wordt de nte» dien^ xi) c^etfoemd héb»»'
ben» vecToliemdy^xyik'liiiitgeziD'verkodff^ ea sB^n hoii tt^tJ
hiekeii) Aur öOk dew de fiigKiagL. der wornatuKieiOt^^étf'
étfi ^teaiei^lraa, ooKlieii 'm de endere, emeré «e 1>edieife<tf^'
(bl. iS3.) Zelfs kinderea van srijj^ jetoa^ worden dlercöe 'gè«^
bruikt, om wreedheid te leereti, (bl. 184.) Een nieuw bé«
wi^vte gebrek im ufde ie die boek^ hetwetlt ook zoudef
▼erdeeling In Hoofdllttkken doorloopt, is, dat men vpn deze
dbocklratfen rèrffónd' op de (eltendïgé^ öiuzjgkièrtrümeDtetf
d«»*'Nègeril', dn vatt defife Weder o^ 'slrfhdi- tc^ortbréngTefen ,
zoo uit het ^lloiêtlii^ aM: lAere«tf)k5 ivèrfpHngc. J^eeè öe-
kleeden flecbts weinig plaats ; maar uitvoeriger is de SclurQ^
yei^ 09IWnf bee-r^ cterdflftteftn^ v^ral het ypiMf, het/
welk daar echter niec (geli>k i^en oel^ uit park wfef) ge*;
g^ven,. maar gewasliplRen, worde.;, ^a het gpit4 aiJi>»«heleM9:
4e Jbrf^n drie^SeiT'Wit kyig 4e aepeUrtyr van G#^>i^ iBM^eeu
Bft $chrUver beala eerst eene iplmt .Dif^eep* AfKl^eMr <m^
die eich vet kracht ee.veur cegon <|ezea,. tondel' T^BfCyjevh
iaat. daarop eepe redenering ven.defi Kooipg y^n, Ifgtonif:
Yelgeo» cea bctoqge^i dac.de an«baffiRg.fV|i|} (}eo fl9ve»iie%>v
M g0en8^D8 bcis lo( der Negene vecbeeereo ^ ' ipaar is ^fig^
deel de oorlogee bloediger . zei deeq werden ^ eQ «iQ vete^
gevangenen 1 dje IM9 nn gewimhelve fpaart, bet ievee lA
keaaee. Maftr mg^ nen. chin Aimw^^ ^«» #/j;is/ goed da0ni$€:
nmttkHHf' fiflt lUdfQ de aepe Negiaaa njet: op., de fievenfeheii^
pen ee^ «ienvoudliee- do^?^ W^d^ vmt h^n« die aa» de««
}iei oncfnefk a^^ nei^ eie^ eea^ n^H^ folteiiogri^ p(al^Ak
kfeiuier.beAemmieg .bewaard» deoc. hei.a{fcheiden van e^tttgef>
Booiea » ouder» ea Underet»? . BUei^ ^i% de^ menscbo^aefireiide:
it^xe: ven ojsderMek vMr.de jnfeheFH\^ (bC 24a), en de-
lüd^tertegiop'de Oareerehcpee* C^l> ^4fb> T^:fl9C(if .F9id%
oeg terflag gedieii ^fs^ de ondeflipge oorlogen derX^gerko»^
HiegettF^ wallfdoe^ asjb jMcb de S^veq verTchafl^ij^^^bUftj^ .en^,
IMv.)' AIS'-blMeg^ dieet- een vefdraj-vae ond^rweipin^ d^»
»eiwlto**ie/4|w'^.e»4e/J*/to»ifirAtf.R^^^^ zi-' .0
i-v , K 5 De
.De fiQï v*]i dttc DmL ff oni beter iroorfékoieeD éim dfè
mo'het worige. ^lomige oicdnikkliifM i^n echter' weder te"
iewchi, tti bl.33* I» n^n bemerkt bier ook «1 weder dtiide*'
1^ llf k , boe ifa^ de goeddoende Nacmir de niddeieir ttDbied(t)
3^:001 bet fcbepfel mgmci te onderftevnea »** eos. Al»fioi(bii»^
yïïfk eigen onderzoek en ondendodiug , ztl echter die 'werk-
mn» eenen NeierUmder over ecne onzer zoo weinig 1>ezocbto
Yolkfiiaatingen (die nkfcbien, wanneer hecgroote plen v«i^
»AEii]>£i,t, om XxiQubiém hindboiswénde Koloniën te ve»-i
ttgeo, niet doorgset , eerlang ifX móeten worden opgebio^
lu|n} %ltyd eeolge waarde bcliottden.
• •• , '
*■ > ■ I ■ ■ ■ !■
' ^fihkdenu van ie FranJ^he Heerfchappif in Europa. Door
,M.. «• VAN j^AMVZU. /^% ^ A% /)4tf/. /ji *$ Grorem^
Mgit Uj de Erven }* Allarc. /• §f^ 8^4^/9-6 <»:
>
t
vVg bebben^ het vierde Deel vata dit belangrijk wetfc tot
Her toe laten liggen; omdat bet op die zelfde wQze e» in ge^^
qpteft geest voortging , aii n^ reeds naar ona vermogen bad*
4es doen kennen. Het is toch van eenen Reoefifent niet (#*
vufdeitfi t dal by de waarheid en nuawkeMgheid Van al beC
giedegedeerde, in een boek als bet onderhavige, beoordee^^
' ttk |a , is by toevallig al nader bekend met een of ander
gedeelte, zoo ala ligt mogelijk zou zijn, ten aanzieti van
ftbennenisfen , die bV onzen ttjd hebben plaats gehad, efr
van welke, alMO, nog een aantal ooggetuigen en deelgenoo»
' '^ éen tn leven zijn, dan zou bét misfcbien nog onvocnrzigcfff
#ezen, uit eenigen miaOag daarin begaan, «ot de onaaaow*
kenUgbeid vtn- het geheel te befluiten of te doen bedolten»
Eenmaai overtuigd , dat de Schrijver mee vlQt de besae bron*
tten opgezocht, geproefd eo gebezigd beeft; heleindende»
dar het hem aan algemeene kundigheden , oordeel en fmaak
stet ontbreekt , om alles in verband te befehouwen en toe te
Ucbten ; en vooral ontdekkende , dat H mans oogmerk zul^
ver, zijn bart welgeplaatst, «yne pen aan geene parttf of bi^
londer belang is toégewQd, mag diegene , welke de taak van
openbaren voorlichter omtrent zijn werk op zich be«ft go»
aomen, bet lezend Publiek gerust eene poos aan zicb ieir
•verlaten. Het>bonitamIte, wat des Heeie vam cji¥^cb«
door
▼ AH EAlTAit, AAÏISCRB HEBESCHAlKPfJ. M$i
\
■s.
#Mr mtmgm RéMofttit nog k te Itit gelegd; is zékere hi^
geooaeobetd tegen bepttMe atoliiingen , ▼» welke de tQd*
genoot zieb iüt|fd owc «oAte gebed Ti^wurc* Doch, gel)}k
im ^aüy d o^ennigd zQq geweest » At dit gebrek ^odieo het
beftond) bQ ben óp den zolverften ^groüd ontfjwoot^ dien na*,
nel^k vin . afkeer tegen de verwoestende begtnfeien der om*
wenteling en ven acbüng voor «l wtt waerl^k edel ii «o
fcoot» too vinden w^f o&t bieria bt) tenboudendbdd bevas-
tifed. . Meer en meez; verdwijnt den ook de fcMf n , alsof m
vipi Bi^kÊn4^ van.*.*., geen kwaad zoo kmmen zien of
wïiten aeggen. In tegendeel, ^^ «aal Is datromtrent, öp
meer dan ééne plaata » zoo* rond afs kracbdg. Her i$\ zon*
den w9 baast neggen, alleen, do parcQdigbeid der deogd» dio
bem bezielt; en moet deze, als bartstogt bercboowd,'ook
ttitgefloten worden van bet koele onderzoek des Gefcbled-
ftbrQvera , betgene w9 ecbcer zoo gaaf nog niet toefU»*
men, dan ia zQ toeb zeker vrij van opzettelijke bUndbeid»
in boe langer een ScbrQ ver , onder baren invloed , voortgaat
•e booreo eó te wederhooren, hoe meer bij der waKbeid in ,
allen opiigte getioow zal wordeo. Hierdoor bezitM wQ dan /
ook tevens in dit weric van van KiMvsif een boek, met
gevoel gefebreveo — niet alt^d zoo deftig, zoo afgemeten
en geiykmailg in liyi en toon^ als welligt bi} anderen/ voor»
ai ook onzer -landgenooten , ptaats beeft, n^aar daardoor
geenasiaa minder aangenaam voot den lezer. Üoeb^ dergeli|1r
leu hebben wQ al vroeger gezegd ^ en behoeft geeniinna ber«
baaid te worden» W]} zoMéi dus overgaan, om, door het «
aiIcbcQveo van djUi inbond der onderfcheldeoe Hoofdfinkkent
hem , die het w^k zelf nog niet gelezen . beeft , eenigermate
bnktfid te doen .worden met dé belangrï|ke zaken , bier voor**
komende^ waarbij wQ misfiAien, len (lotte ^ nog bet een of
ander zullen voegen.
D. IFi H. I. O9Ê€0rds0t mét étn Asni« Amnestie der Oi$^
fiWehmem. BtêêmtffMe wordt Berfte Cmfitl wêr mjn - levmK
Têgt uétmr St. Dmlkgt^ IL BMitmkmdfekt BetrekUmgen vam
FirmdtHsk. bêUë. Bemiddeling M Zv^ferUmd. fFerk der
tekd^ergeedingm im IkdttehimidL femufirifd met de EiÊget*
fehe Dêgklsde^. UI. FemiemHng det Oeriep tusptkem Kmnk^
Hjk «ü EngelMÊuL Tegt. nmsr Ibmerer. Hidemijdfike Tee^
rastingeM. IF. Teemtdering iet de erfeUfke AOeetêkeerfeShig ^
^.fyemkrtj^.: ZmmmteriÊgwn ik^rgei e$ HeiegnL, Bm^
nét*
t
wiideritti .^s/chen^RmÜMd^ Zwgéfi» €»; Fn^n^ifké OMS^
mfchen St^nifi en .ffftgejand. FI. Pogfnwm m VrUfi. Dmtdt^*
Vffio^d fégfi^, Fêanfiri)h.^ Verheffing der ti0néanftie Repuhiiik
tQt een ' Koningrijk». V^andfringen te Qenma-nn in HkUtméi^
VjüMogi\in i«oi M pp de Gekeui*iinitf$n.t9 Uhn. Vil. Oe^^
^Mr««iJ^« ib» iet IVeêrdeHik DuUsehtandi VHdtagi tégen d^
IUfêfh% . 9iag bij AmtfifiHz^ Vrede te Preikurg. 3lag' U^
Ti^l^r.. VUU fit^mikMmg fén ket^.JkderMtlve Ste^.
Vureftering* 9an\ iV)i^/xr J^cUmi MurjU. warJ/. Otfmifti/if-
3%i# 43!^^/ en Bfrg. . ScÜMttd mM mn eeti Franftke» Fwüm'
%gf^ef;0f. , Famjlie0H der , Bmwapmrtes. .iMi Qorhgin Bain
vMil{i^ em €niaMën, Dê.Frmmfekn ^ertmvm, 4n :Dmit5êhiantk>
^»jnv<fk9Bd4 X, D^ ynH Pitt. StJkatpfienaMfcidp en Dmtl
iCê».. Fgx.\ VrufihtekffM' . Vredekamtitl -tns/këem Engeludd «m
^féHtkr,ijic."^ Aehcer dicr dtel. viink tiw^^ üt.Bijtt^gmi oom
fpvoqlil^ke ftMlil(eii« bdvebkeiJiHt dft berftt#9i«&g>.y^a idoki
iyofi ii^eien KooiBgryk. *: - -^ : • ■ ' •#
/ r D. V^ /ƒ• /» De Oorlog mt PruHfmtot^ op kH Teindo 'vém
4en Veldt^t in DuitsthloH^^ lU BetttAklM^rMtuttfohè» FranH
fj§M^ Epgelsnd en Nom^d-Am^rihtk ^otntrt . vén - Berlijn: m
eie^iiülH ^^ ^^^ Cptttinfnf^M 'Stel/eik .fVeérvrmak r^n Eifgn
l0fkd* Voortzet^iag des Oorlog tot deif Slé^ tij frmtfisch E^^
kfii. ///» Oorlog . i5«« RttO^nd em E9§ekM met 'BtrkijH
VtUtogt ypn \%o7 en Vnuk te Tiljitv IK Inwéeéi§e ^Toefiané
ig0n frankrijk m d» Miet> hetnehe yerkonden^ Staten^* Vèrkm
4tnn§i imn, MiniitmeM EngeUmêm Téir nétaè KeppmhhgtfitL
Otrl0g 4» Aci Noorden* V4 VeroHrïng itén ■ Borfgal -^ Spttè»
je teit ifp. den Slag. èij Majkn. VL Oorkg itr her Noordeni
Müepnkemt te Mrfmrt^ Veddtégt van Na^okm in Spmjo.Jtitk
Vurdo 9orleg juet Mostmiriik tot ep dih Slag kif jHpenr oé
Esflingen. VUL Vervolg dei Oorlogs met AmtmiHfk. Slag bif
' UUtgram. LaadlHg 4er Mngétfclmn in Zeoktid. Vridó ie PV^o^
fiWtf IX. VeUtagt ¥am t^^^éit. ^9anje. dhnmataéhgom êmimk
dm. m TêM/f; 04 iheraimktM StAatkmtde:. U Fi^anMjk^tü^
frènt "die'stiveiè Süjit^ Xt^Bep^émège^^meiddikPéAt. htl^
^èag.vah ünmè. Bpkff^idla§^ émt JVjfèp^inm; aatfeU^iOt
maeik bÊMMtyan ÜMettfijti. -
^'XedUtt «Mè" |kliee)r.Hfltpce|«r.ffiQiar ittÊiMk^vïng ^
\ *
•Et CBlKDK«lf 4pn f It^fH^.H/lf RSaiAPNJ. «j^
èh toch >M fr^^Ae id^l vaji j^9ii>^4f Aftvstf. o|Nkilmf
atcso belMode ideeLder wtfreM » dic .w^ hier Mcbwveii ^vfB*
4fOi \9ffV UüLeH 4e . gefchMeoi» ^pm fiwv^j» é»n ilnicl^li
ilrijral^t ]m^ wU seggeir meers iiook beeft eti^tteicis ém
féüikr p^Vita ge^Mtii .£n evaiweU bet it voorbijgegaavali
f«ne ,feiaéitfr , reOr heefji getnscios iriie cbepe Ifsoren «hcergeW
fea^ wfike andm» gfp^ft vnotweiittltigeA hcMei» tcmitrüigm ^
ftbsd.. )V4I Arek^e mo«rU^ inin tiet «eheeè^ e» ^vta èce
lliMffHdige raorJcpwea cpc faier.fae.rVien(, wee ie :iu(tg9ftrooi»
4e^«fidefi4 4f -ivedfifffdeelde. zaerdeefeni Af 4e: pMftageoe
bMKegtag nog vrdef «wMnr «kwerkeo* sij de/ .toekoBk ««*<
bfevcteik 2» lle^^i4laQ]|der bevat. bet vierde Deet, *4)a'4^t
|ie(:«4fdeir.Atet weinig» dat onatvadedaod inia nabij «bttveflti
■aaamver nog^dikii^l secf ' Terfobiitaid geoordeeld ^irérdr^ ^
«ec betrekking, tot db' lioord|>erroBeii« en- «anrüi kier eed
yoMediger vefili« xiQ(Orkoint, deo: a/ettfgt jcygem nog \mfymü
Be> teer vaa oas Maandwerk saL cteh dan ook' «iac btkiib
|eft* d^e on^. inhovdtopgave dqof^oepcQ te hebbi* , :iitu
au' eer heriaBeiiag . aaa hec gebaekie» besi^ tét opfèe^Miig
tpao sèoco geelt, vm ^ieb daannede oaaaweatielieadi te^aMu ,
^v dan CoiVÉnc^n ^n loift ftokkoa heai- rot Mfrr toe «eelfigt
bebbea gcdaaow .Wl| oenea afleheid set. de 'volgende aaatod»
Kag, ona dtft ütfloakea Gèfchiadfcbrgytrf aita^n b«laegrtf|
itaal eeaigziot te.laeiea keaneiu
r ^ Boeb, 'tmmlil È»t Zoide» •tan tflgaiife,! door- hopo gic* .
üttdé^ ea Aioc «Dhcrgceo beaeitigd'^» adem fthepie^'o^éaidé
afeh-eair verbeaaa^ 'pur^obrikktti^ xöooeel lii;bat Noaft
dan..*.. Sarag0tfii deed «de gedaobteMi taa Sagimiym%
UarÉkagê ea JiÊamakmïmiwtïkm*.* •'* (Ffen '4itBlxend' aKH li»
aietrocpao telde de Ibid, die / agaatacH^bi veating wae» eb
daaceobovcn bi hare 40,000 Inwoaeio bVaa 100 ^rele verdtdtl
feva ti;)de*'*.*.. . «
X ,, Bee wee (eerat) dea aO }aanaiV « toea dt battef!l}o»,-at
aiolkomeii gereild, op de beide oeeew dea fireoma begMnaa
evfpèüis e» jeeda daiga daaiaaii waa er e^oe genóegciüaiè
Éiief gfftdMèn^ *9ipi (aienei^) opeifi^ibg nogfeana vafi-t4^»
naa beantwoordde valapox daaaaede^ dat' b9«dGi0~O4t-
?\v's. cier
/
i.
6ier iQ ié fcooMkcft hngt^ wur de ^ttgiêerit fliéiilgM tMf
|«c oog der GoAdd den eed deed ^n nee de wipeoëó ié
de hand te zullen fterven. Vergeefs wu dm het beftonMrf
m het &m^GrëeiS'k\fofóÉttrt hetwelk den infing tot dé
ftid ten ééne zQde opende: boe verder de FrmifcheH in êéh
rsgêsfm vooraf tdrongen, des te hardnekkiger werd de ven»
dedifingw 266 had eenmaal MexicB aan de Ëmr&fefekg roo*
vers weérfta&d geboden t Men verbeelde zich eene fttd , waar
ieder* hiris eene verfchAnfing aanbiedt; eene ftad, die» van
boven door een* onophoudel^ken regen van boamen, eer
sfjde door het vinir der kanonnen^ die de mnren vergrnizen^
van onder door drie rijen mijnen beftookt, zich noguos vat
woning tot woning ^ vin kamer tot kamer » van verdiepinf
tot verdieping verdedigt , envnor tefeen vnnr^ mQn'iegeli
9ijj]n doet werken; waar boven en beM^if den grond wordt
gevochten I waar men d«^ars door de draten, dwila door dé
veroverde halzen^ loopgraven delft, co wolzakken piaatacé
om het vonr der belegerden te. ontdolkeni #aar de* vttva«
huizen , paleizen en kerken , de verliiefing selfii vgn het péfU
la4ium der inwoseren, de kerk van Mmris m éin fuiféffi
de vrUheidibelden meer verbittert dan oocmoedigc , totdat; eed
derde der ftad in puin ligt, het midden derzelve (de OM^Qnat)
'door . de betegersars is. bereikt^ en de -vorovoeing der gvooto
Toorfiad op den oosteroever» en der brog, die n«r da ftad
geleidt, aan Jtooo SfmÊ^srJm 9 Ihiieiroepen , die omringd z^
de vryheid kost; terwijl *p al Af oz« de ziel der verdedig
giog» oiigeput ter neder ligt. Toen begon mea in de flad
aaar overgave te luisteren: want al bet bnskmid, alle levienr-
middelen »• alle artlïMiüen waren verbruikt; fleehts .uitgeleerde
fcUmmen zweefden tas&hen de bottwvaileo; térw^l ao^ooil
aenfchen gefnenveld^ I3f000. ziek of fekwttat» en des on»
bruikbaar , ^aren ter verdediging. LAN»iSt reeds • eenmaal
door de vrouwen verfchalkc ^ die ^et het uititeken van witte
doeken den fobUn der overgave vertoond «en daardoor, teo'
friüs van haar leven, meaigen Fr^mhium In het ftof hadden
fdoen b)}ten, vertrouwde den Sfanjaari niet meer» 3o.h»i«
itD deed hy nog la de. lucht (priogeo^ eer hQ eeae Ca^tnla*
de vergande«.è. Dit tooned van verwoesting werd^ alt tm
hdj^thig der aMnTchetlBke ellende» toen lammjbs jjfi'feeei»
tdüken uittogt hield C5 Maait), met laftfcmi bdmafen^ aé
wtérgrtmde vau danamnz4klü
ISoei
\
. Moèc-diti 4U novdise vo(k , op de eene of lodere ii9<^#
«UiJ4 de fpeelbel ea kec flsgtoiEtr ven eüendige DeqpoceB
(^*) Deze eankoodigiog , vó6r dejoagfte, zoo gewlfticeft»
beurtemsfen ini^/iii/# gefchreven» bad ivtf gewis een eenigiiiMi
«ndcr (loc gekregen. Wy vergenoegen ons, voor tegenvoov*
di{ , net den barteiyken wenach , dac die gebenrtenisfeB mU
leo voortgun op deze vraag duldeiyk ne^m té «nt woorden»
Cefchie4. en Lftterkundig Mengihvirk van iMr. |. f CHei»«
\ ,T£JI A. Uden Deels ode Stnk. Te Jnffiêrdam^ hij H. GarCr
Ooi
\ In die ftnk wint de vaderiandfclie Staat- en Letterkmi-
dige Gêfiehiedenia weder eenige gewigtige bijdragen ; terwtll
eenige^aadare, bi)n» vergetene, ftakken aan de herinnering va&
bet nageflacbc worden verlevendigd» Het eerlle» met wm
Mterifthe kritlHt gefcbreven, is een Onderzoek nangaande de
waarheid der bekende Regtspleglng van kakel dbmstoo*
Tftif, die onlaRgi door bet Trenrfpel van den Heer we ••
TVKHAif weder in bK gebeogen i» teruggeroepen. Ne een
kort verbaal ven bet geval zelf, volgens p on tüs beo*
TXtus, worden de ScbrQvers, die daarvan gewagen, opgc**
soend, en naar küfóHfhke waarde, en vooral naaf otrdef*
don, tegen efkaoder gewogen. De niiflag vib dit onderzoek^
ÏÈ^ d|ie de èodftè en beste OeTAfedfebrf) vers , zelA zulke,
die ftaedf 4NB den Hertog waren, cohminbs en de tA
MAftCttE, van.dtt geval fdet gewegen; efleen latere Scbr9«
vers, Cmpilatetfntn I>icbteM(Eélfrde reeds gemelde n^ott-
Rus bebooff ooder de eérfte dier ktetfbn) vermeden, betzèfve.
Uit de getaifenlsva» scmirBftiot en ooTTVRisn blQkt,
dat bet geval waarTob^amk In bet Hertogdom Uilsim , in bet
b^n der Spmanfkhe beerftbappij over betzelve , te biHs be«
boort. Het TreoH^ van VEkuoEK, Kartlie Stmtte, wordt
ongemeen geprezen , en op lacertn arbeid van ter zijde een od*
gnaftlge buk geworpen. «-» Het gedrag vanADOLFVAitzo-
M01VD tegen z^n* vader aenoud maakt bet onderwerp vzft
bet volgeoda ftak iiit« Het is eeae vertaling uit tf ^si os. ^
Ooriproakemk van dea Heer scBstTiMAlsde Levensfebec
vt»
. ««
^ fi^ «/cuwLir&Mi . '^ !o
kMd^-c^ Fr/mikiMt; éOth\wAi i^ndeii 4atrtn.iiet.yeet «pmet^
kelljks, dan dac dezelve jong geftorvenjs (in i/tf/^^oftrett
ond.^ — Veel merkwaardiger is de volgende LevensCcbecs
van MÊiNDfikr VAN tienen, hoewel Hechts een* fchèol*
meester, masr tevens een ondernemend kr^gsman en Inge-
iifenr,' aan wien de* eer der verovering van Cêeverden^ iil
r6/2,' genoegzaam vfc (Tuitend, toekomt. HIJ toch was d^
man, dfe den geheelen aanflag op deze (hdberaèm^le, na welker
verovering dt igr^gtyant zich fen voordeele xan NtdftUmd
begon ce wen^^n. Het voorheen <>nge^rul(te Ji?i(fffjis/v;in.dezep
moedigen Vaderlander ; aan den Verzamelaar des Mengtlwerltt
medegedeeld, wordt hier onveranderd-^gegeven. Uit hetzelve
blijkt, dat geenszins RAtoBNBAfypT de belegger van hec
Hok was, die van tienen Hechts als fpion gebmlkte^
.300 79l« ^^i'KKNiBt mirt^ti wf^rrfp^r ook blJ WA6^
;naail iflie andera zeer v^dienftel^ke DH/üf^hmf f Heen de «ent
d/er onderffeming geniet; iptajr éf$, va-Ni TijE^ftfliy na met
•vrouw en ktncl rit Coevipréhn geviogt te zl|fi» wtarln hij al
^Jae goederen pis^ueriHec, denaaoAag iwn ^HABEffHAir^T
bloo^il^ide, eff de mMfM^k eer utjtyo^inggfreetf fliaakce; dac
ky ^}fa Am Mng éar^miief) Steil vMgd ffiditfif «anze^eeB
4>emA4dig4e,. oader^i^o^e»- ^emeenfetep;. in 4t. plaats -.enéttf
.hi«14 1> 4% ondf neming /zelf groocdte^d^ biftavrée , 4laarbV
de grootae aiiver4<;hroKkeBb^id m k«^lblpQdigk«id (en aoon
.fpiiei4de, en de pcï|telops4Mi^ vas ;tek«iefi i.f.AA'a «ittbr
Xdie bU vA.Lj^f NiHB.. geiijke eerf :lBe( vaiV'.ti«nbn g6»>
niet». ?Hmi ^ich ive2/9f)mk;te; «sar .aan deo akudk overgaf)
^erftald^Y W^% hevflafn^vaq •• Pri»firK manch in de vesting
Aqpx 2«)i<9rr caab«e|r9«daiPimafMlverfi)irikca,:en aldiii in dat
jMfealtH^Mi 9ki vmmyeiBar van enfndem^ rnnt gtm^ttid wd«.
den, Ma/ir fiij. ypiii« h^ hekwaam a0k latr In^enieoe, niK
meer.d^n ^^hopta^n^t^c ,r •»». ^Aii*BFCf»A'»r« was Geaeraall
'"Wfio weel,. |ii^er«eto'gi[9Pre Vehihüfscn.. kan Vroeger' of laief'
(jÜd l^f ipee^^ee) vi^bniwen leoem leotfdeB vettlezea ,- waah
.neer al.de yerdjen^i^A l^DiWr QiylerbfireHie1)èen bekend w«f»
d^n? r-T £en ^jipep^ree^ <sq een hdceMcbc op de Frmnfcfien\
iiic fiiei^ ^elf^en ty^t PM^SQ ni^( kwalijk bij het bovepftaatlH
de :yerkaal. -r- Van eepeq geheel «adecon aird iujfi dt a»eiw
jiefSe 4ffi/tfyo» <iriP VerCQOC^n uia.!VA.N EVFSii^a fkHané'
het mt$ niet «Ueen dé mdve voordnigc Tan den verbxler, die-
oDi dttifin l^ekporde, mttTvoond de reine ^eden» de ongeveinir :
dt , onbaficznctacige liefde » de ^nlle hertelUl^hetd b^ de onsfa^
onzier laadgenooten, nog vóór minder dan eene Seuv. De:.
VfeemdeHng moge onr coen kond, baaczncbtig en fcbraapaiek
genoemd; hebben» znlke belaogelooze minnaws als xobvi #
:^ilke onfcbnidige , zedige, meiijes, aU a on ibtjk». zulke wel
oogepolQste», maar tocb door en door brave burgerl\eden.^%
de vtder van «pa vs en kec oude vrouwtje » behoorden x^ch^
IOC ! hec gns dei Natie ; anders zou derzelvér fcbMering i^
^oa algemeen als pertntten bevallen hebben, dat , gaiyk a«
ai VIJL verzekerde 9 de afzonderiyke dmk dier blaadjes in alle
huizen gevonden werd. Thfmaj. vreezen wy, z|)n niet alUen
At AgHittjes van van efpsn vergeten» maar, ach! mis«
fcbienook, met de gevorderde befchaving» de origincften
dimrvan,' zoq oiec ve](lorea.gega^«. toch aanmtrl^iJJ^ |B^w>
f^^luBr. gesKivdeo^ i3Üe.i>e9:Mi(ing..tocb .^c |^J ^(^m^astJa
den mond/ by onze ^ajifereR ia het hart, .jvy' danken den
Heer scheltema, dit hi[) met de meerdere bekend itraking
dier^ bevallige ftukjes de eer onzer Vaderen , ook in dit oju
sigt, geh«Qdbaaf4».«ii d^ ; uf k^elHig^ mq? mtgaU!^, .la[
sÉVver Kèwc^kt heeft» ^ tetaM.weaen&hairpelifi^ev^^i oM
ip de Ventoflfeelanr Mflt een WÉmig, öeheod:: li^nHd loip ootf
land , den nttvimiet van imc jtieroendn PJêwUfmrüèm '%t^£rmué
AiTH'tTSB EiaiNioa» ae.bafbtoimeti, .4iit:dc2é''4itfiMt
ftih^cs iiykZ'4e gnoóte liefhebber^ éuflhw^fi VDor^de '^u*
inné^, wflCenrdMplien » jMè in «Ie iipgerklnife^ "wiarMh
ttent- ide. hdd -dek verbuir «chcer zèlfaün tlfo Bi^viaeiede
Iwon ^piiic^ (aMm wat. de. Jw^skcniglBiindo betreft, '^fn
gpoDt .Mi0«ri»9AnBi » liet werk «der wAr/^amir^aif Ha«^MM»'iMKi
-ieammer, weüte: d« be«reaid(Mii|r-^er Hëolgi&éhiféP'f'fÈr étt
van dan befMatéaa v»n ;tfViltéÉtf', tétfk'éog ee frane^
Arr, die he»M^e 'OpMtieVk lyertriiMef. M teaker bekwam
tertge 1>cloo«ing fn ^Mm vè» fenëswege. 'Vé ^urgerKfiee
^tAuÉimna^l^y^^m^ «efw^derden hem a^K^én fao^
' ' * 'van
i^)«l^Heer.a9nL«BittA n^emt müe'D.V^. ai^ëk
no9« In den tweeden drak CAmift.^ ifS^y vinden itri} i% jf^.
nieffes hi hec 146, 151 en 161 fie Vertoog van dat Deel.
* ^ l|OEEBESCH« l8n0. NO* tf. S
T«D Franekir; maflt na silneterugkoéir herfteldè hf) lief^
Planetarium , hetWefk op den toeftnnd det Stdrrekimdé bere*
|[tnd it, too tis dfe waVin '1781^ 'even vóór de oritdekkjD^
vtn Üranus. Br ontbreken dit s nog vijf Prsneteo ain heczel-'
re : om bet werk ook met de^e te vertikken , is niet hbves
het kunstvermogen, maar boren de uiterlijke omftindlgbedei
fles mtfceff. -- " Het tfeeltje wordt met eenige, voorbeèn on-
bekende, diehtnukjes van van oabrle^ «aek, amna
|i9EttKRS|i en eentge dicfaterlr)ke vertalingen /beHoten.
- Mogt de Heer acnELTEMA lüit, tQd en voorraad be/
Iremdeo, om ons nog vefder met belangrijke mengelftokke»
uit den r^keh fchat onzer Gefehiedenisfen en lèttefvnicbten
ffe onthalen; en mogt hij dit aitijd doen met wijte keuze 09
^eüvenge zifting vin zy nen voorraad I
. « I
^f^^^mimm^ I ■ i^ii I i|ai ■ I i | ■ ^< p, iw ■ > i ■ i <!■ M' '■ ■ I ' ^
^fikkten en Gezangen 9 dMf jh ft aoBOUTEit. Mh Mm»
' ^jkplaten. 7k Rotterdam ^ hij )• Innnerzeel, Jan. 1(^15^
in gr. Zvo. Vil en iio BI. ƒ a-S-:
X)e Heer aeBoOTEii heeft zich doorz^o dichtflnkt 'D»
frijmêtfelarij , w«arvan iiij ooItBft een uicvoerfg verflaf heiN
^o gegeven « tU ocvfproakeljfk vadefttndsch Diehcet, of
«ene lofelQke ir9>^> bekend feoatkc Mee genoegen ont»
isingeii ivQ dtn Q#k .^ait «Mtfgeliageo vtn dezelfde bekwama
luiBd , en met grecigbeid doorlaiea w9 de/elve. Wy Mov
aen echter niet zegfen, dat inhood en 'bewerking, in alle opp
Elgteo» tna ome gnnftige veravatthclng hebben beantwoooL
Jlll^ oogac 'v^ bier ntaa fQk» en dMtonder eQo dan nog vtQ
jHC leroelMiit qp vreenMJten bodem gegroeM» welke, naar
{inzfn fumk « i^ moelie ^ e^n de ovecplanting baOeed , nat»*
If^l^ vesdieoden. .Aan bac VoUtaKed, eene foorc v$n poë»
f ij , w^kA niet %oo gevakk^k la , als bec oppervlakkig wel
ffl^iu, beeft de. Heer t<kBnwt%n ook %Xj^ udeM bedeed'i
^<v:h uil t^yfelept of bU er waI dw ^(è^iakt yoos beeft»
lAip ^mnia pcs/nnm$ emnes. Hec (hikje, op biidz* tfi, one.
bccfkc hec «ai^gloed* Ook rolt hec niec loa en ongedwoo-
f^i^genj^g. He( vQiïle conpkc i» cnifaiM dtiacer» d^pr
I • •• I 1 ' *
. Am
V
.0
4 >
j« $cuovT^s, ewMonm wi obzaroiiu Aft
Aan beai ev Ncdertend
Vereert Heor hert eo hand
Keizenffmiit.
- • ♦
Volgena den zin , moesten deze legds in eeoe ongekeerde
erde .fiaaa:
Oe Keizers fprait
Vereert haar hark en haod
Aan bem en Nedeilsod*
De flotregel van bet voorgaande couplet; Em koort zijn
fiem^ komt ona wat krachteloos voor. Het volkslied: Onu
Koning^ beeft hetzelfde gd)rek aan warmte. Iden oordeele
nit den aanhef: .^
*t Ga onzen Koning wél!
ZQn Vorsctyk Hnir moog bloeden I
£n door zQn wijs bedel
BI^v* Neérlanda welvaart groej^eni
Voor alled raog en ftand
Doe zijne vaderband ,
De voorf|>oedsbfonnen vIoeQenl
Hy is at)n kindren %oeè\ — *
Wie is op aard' ben nader?
Hun bloed, bua Neêriandseb bloed
Klopt ook bnnn* Vorst in de ader* ^
HQ Is In wenscb^ en daad
Ons aller toeverlaat ,
" £n mint ons als een vader;
' Meer dlcbterlQk gevoel heerscbt in den Lierzang op de
Overwinning te Algiers, in September iSitf. Regt krachtig
en fraai z^n b. t. de f olgende regels , vopralde zeveü eerde :
Zingt belder op, gQ varensgastea I
Het fchnimend feeatglas in de bandi
De palm omkrinkei* fteng en masten I
't pyilhelmm rolMh' door 't wapp'rend want 1
De febalmen van de Moorfcbe keten
ZQn, van elkander lo^eteten,
In 't Jnichend ban' iter zee gefoecen;
Sn Dnck ,
f ê
%
^ bücbc nu niet Itnger *c roofg^xAi I
Die troost verfcwtkk* uw krooit en vfóuWea,
Zoo vaak g^- 't g«l veovetd gaat biiu wen »
Tot opbonw Van uw land en buii. ^
r
Gelukkig zijn ook de regels in het eerfte coupleit^ .
Klink' rond langs allé wefeféflmidéii
De galm van *t hoog cridtffgetangr
Dm d^outers. God ter eer, ontbranden »
^ij *t zwichten van den waterdWiin^!
Ên w.ord^ de dübble gtorielUndef
ï)(*t vloot van Brit en Nederlander,
Gehecht met lauwren aan elkander.
De ftraten juichend omgavoerd^
Doch de flotregel: l
De wegfloiet pa/m^ütM 'nmrii Hif heiril
komt ons hard voor , zoo#el «et opii^t tot ket denkbeeld,
fis de wijze, wairop btt kicar «ov4c ^tgédrokt. Ook re*
fels , als de volgende ;
Hij viel, omftuwd door daizeD<Ital)en^
In 't aanzigt ;van zyn kfioprep Mialkn^
J)oor U ftürmv^r^oovend dondarknalleri
Van '/ alverMjfend fch0cpsmeta^h
hebben iets v^ het brpmidende,^ waarin w}) ^ |^eh* flnaak
▼inden,
Ooi^ec.da beitf , Aukke^^ in dezen bpndel vooi{komende,
ftkei06.n wil .: De Ch9Beflendigi4tJ;^^anJf RtJ^^; Dé tferfif
in i^i jjjiuUi a^n Mattbiji B^elaam. tèx eete yai\,dc2e|i
aian en 'van de dankbare ' Dortèuaren , nemen .wjjj ^et laatÜtê
cooplet over:
De brtadieid , door trwé eér bevolen ,
W«» ï» wn prikkel en ten loon<
fen moóg geen ordelitf t u frerwi , --
Zoo vaak ' w^J 't- Peest der rtddfajf ^tieren , ' /
Vemicuwep'WC n tt flurgertarb<w.'
#
' Jal éfe %tlr|»efkrooa heeft eëtie belfige WMrde;/êD^ië latf
be2ic, behoeft ^oen ridrfercdéken. Het is bovendien de boog-
de eer voor den verdieoftelijken man, nmnoeer men zich ree-
wcAdert, dac ht) geen eerelinc beeft; terwijl wij ons nieta
fcbandeiyker kuotien ▼oorftelleR diin dac eigen eerelint, wan-
oee(r bet g^edxa^en wordt door lieden^ waarvan men, alkander
fluisterend vraagt, boe zQ er tóch wel mogen, aangekon^en zijn?
Nog beüooren tot de beste ftukken : Opwekking ten 'ftrijd.
Jprili^xS^ en Aan een^ Vriend. ^Wy zouden echter dea
Dichter met zoo onbepaald nazeggen:
'k Voed eerbied voor een* Itatn , tiit heilige adrd* géfproten ;
» . ...
daar wU uit de gefchiedenif weten, da^ de adel niet altijd
door verdi«nfteo werd verkregen, maar nier zelden het loon
was voor de laagfte vleQery .en ichandel^kfte diénstbetoo*
ning, ten gevalle van vormelijke luimen en lusten, en wel
ééns Vöór liet misdri(ff. Méér fiéiifüiéti WQ met tétt lb% wan-
neer htf laingr: .
tffaiir 'If acht den Adel niet, hoe hoo^ zijne afl:bhnt-^z%
JDiè, l^utrtcrend naar ontzag en kruipend eerbewifs*
£e« elk , van wien hU *t wloc in tal van ftaaiklrircMratf ,
In *c ftof vertreden wil als redelooze dieren ;
Die op z|]ne afkotnst pocht, als of 't iets groots bewees,
jDat.UEl* cpevaïll^, uit «een fchpoi^rjaardUiiit^r^sl; '
, Wat| zou de distel (Imik den ^ed der roos verdopy^t
JSX fjchoot by welig op in vorfteiyke hoven j.
pt grond , waarop hg :bloei^9 V4ïirbe^ 209 Vw^ ^^^*
Hy *s distel, en niets «9€erl voor jeder, die ji«oi itffi^iv
pe roos biyft altyd roos. en wfiasftoH^wi^apo^k^eqraBy.;
iU llopd 4se ook, oogea^hc,Jn *( kdikhofjirM lè jmnn^
'GewisreTiJ^I Indien niet 'alles, wiait ér \h 'dë^aattte 't^^en
j^éddcht, g^iegd^ ^efeerd en gefcbreven is, voor iJdel moec
worden gehouden, en indieti de ^ naam van verlichting listr
mi
gen. Voor nietsbeduidei^de wezens "mogeii houdM, en alleeii
tt uitfluitend onze acp^iiy en pulde toebrengen^ lua de^ xöiy>
^dlé klch dó&r perfoónl^ke Verdfientle^ ondtfr^Beidt» ' ' ' ,
iz wy
W9 dndi^ais dk.!i;erflag net htc afTchcyven vfo een pttfr
paocdlcliceQ, w^trin de Heer scbooten, our ods gevae*
ko» goed geflatgd is:
. AA|f Cin* OUD • OBTROUWDEN#
'k Geloof het gaarne* dat de kluisters vati den trouw,
o Gryze Roridon! uw dorre beeuen bind'ren;
GQ fQhijnc de vader van tiw vrouw ^,
' £o jsijt het zelfs oTet vau uw kind'rer»
OF HRT APBKSLDSaLrVAN EENB SCHIJNHBILIGC.
Zie hier *c portret van Karolijn,
Bekend afs een der fijnfte fijnen:
Zy paart aan de eer van vroom te fchgnen
'c Geheim genot van \ niet te' cQn*
Onderteek naar den zin en de wettigheid van het Deereet 9an
^ Jamuurij i8ia» hetrekkeiijlk de infitmdheuding der Snb^
fiitntiin , ten behoeire van den premier appeii. Door Ur.
«Hf J^ 0ilCKMEkfTeR« Te Tiei^ bij €• Campagne, }r«
{{Vervolg en pot van BI. sao.)
'Jje Heer DTjCKHBtsTB& mcht alverder sQn gevoden
tt'ftaveo door een arrest van het Hof van Tnrin en een von-
nis van de Regtbank van Leea^den f bh 49-^58. Wat hec
eerde betreft : in Piemont had niec alleen de legislatie van
axc 896 beOaan , maar te voren waren eerst de fidefcommisfen
geheel afgefiehaft geworden , en daarna was bU alidere wetten
▼erftaan, dat de bezwaarde erfgenamen, wdke alstoen geene
kinderen hadden , de bezwaarde goederen voor de helft zoo*
den moeten achterlaten on plu$ proche appeU. Nn wordt art.
S96 ingevoerd , en het Hof ontzegt den dsch tot nitkeering
van die gezegde hdft. De reden komt öns voor, hierin ga*
legen te moeten zQn, bmdat die fiddcommisfen , door eene
vroegere wet afjiefchaft, (wy beoordeelen de billQkheid of
onbHtykheid daarvan niet; maar het was in allen gevalle faete
gefchied) nn moesten befchouwd worden als regten, alleen
van de wet afliiogende, eo dus, door de wet gegeven, ook
^ " doer
/-•
*^
door de wcc weder te oncn^neik De gropdea , die het «r«
resc echter gemotiveerd hebben , zQn geheel overeenkojnf^g
de ftelling vto den Heer DijCKMB^sTEa; doch wQ mee«
MO bet coijoUte durvan te he&ben aangetoonde. Wat hec
vonnis van de Regtbaak van Leeowuden aangaat , Ree. moet
Verklaren, zich hetzelve volllrekt niet te kunnen begrypen»
Befiaat er toch in ons land niet het Decreet van 94 JoMd'
i8ia, dat aan den premier appelé de bezwaarde goederen coe»
Kent? In dit gegeven geval fchynt Jonker ulbo van sctb*
MAN IA de bezitter geweekt, te z^n , tydens de invoeilnf
van bet Franfche regt in ons -vaderlands Had men ^n niet '
aan den eifcher, als ptemier apfelé ^zïine vordering moeten
toewijzen! Het komt ons ook voor, dat, by het bedaan vas
dat Deereet van 34 Jém. iSii, de algemeepe gronden, bi èc
jnotiven van het vonnis vervat, minder noodig waren, ea
«men zich bijzonlfer tot de applicatie van dat Decreet bad
moeten bepalen» Of erkent men hetzelve» met den Hee^
DijCKiËEE^TBB, &iet als wettig, zoo bad men znfks, met
opgfve der gronden , dienen te vermeiden* Men honde em
deze aanmerking op het vonnis van eene vaderlandfcbe Regu
,bank ten gpede. % 3. brengr de Heer dijcbmbbstbb eeav
ge bepalingen by, welke by het invoeren van het Burg..
Wetb. in andere ingelijfde Suten nopens de fidelcommiifeii
gemukt zijn. By het Decreet van 14 Prairial^ am 11^
worden de fidelcommisfen gezegd afgefcbafl en vernietigd te
zQn, en den tegen woor4igen bezitter de volle eigendom tote
j;ekeiid. Hieruit biykt, zegt de Scbryver, dat men gedacht
'heeft, dat de beftaande fidefcommisraire fubditutién dade(yk
ophielden by de invoering van het Wetboek. Maar , had men
dit gedacht , zoo ware , onzes inziens , het Decreet overbo^
dtg geweest. Doch al bleek eens bierqit , tofi als uit bet
Decreet van 1 Maart 1813, err« ia, dat men wezeniyk van.
gedachte waa , dat de invoering van het Wetboek dadelijlt
alle befiaaode fidefcommlsfen deed ophouden f dan biyft ao#
de vraag, «^ deze opinie juist xsi en wy meenea bare oo»
juistheid te hebben aangetoond, l^y de invoering van bet
Wetboek in Genua heeft men ultdrukkeiyk de vroegere wec«
een gehandhliafd. H^t Decreet van 4 Juiy 1811 , art. 155,
voor de Hanze •Depanementen (welk art. dan op onze Pro!»
vinden mede toepasfeUJk is gemaakt) komt óns voor bynt
die expresfe bepaling te bevatten , die regtens zou zyu, 4X
S4 ht.
>.
\
Itf^ S. 7. DX}CJL K^%^ TER*.
« ■ ■
btfilóhd' 'dÜt Decreet niét , 'en iA haH '^th üértélSk \kt Bnr^.
Wétb. alleen iii^evoêrd , zonder bijgevoegde bepaling. -^ De
ffdercdtDmisfen toch, vbigéns öri;fce 'ftellin^> houden niet' gv^
heel op, mirar kbmèa tot diegene, welke , tot tiiezëlve -gè^
foepea\ t\jdens die * invoering beftbnden én in leveii wareif.
Oit heeft dan ook dit Decreet bepaald , alleen met dé beper«
king* tot den premier appelé nê iaifant cette 'ipoquef terwijl
het isich anders tot alle uppelét nés avant tette époque zob
hébben üitgèftrekt. Dit Decreet zoti ^a mèer^zUn jurh
ieclarativum , dan 'weï exceptiën invoeren. .
Hét tweede deel 'van dit Ö«//^r«dtfi?, bU 68—75, bepaalt
kich tbt de opgave Van het'oogfüerli, dat^nren met hèt hr«
Voeren van dat Decreet jn onf land zal gehad hebben. Zoó
'als wi| zoó even opniei*k'ten,'het Decreet %te^t meer pp^
Wat zelfs alleen volgens üet Code regtens zoo zijn , dan dat
het jets t)!euws zon Invoeren* 'kec. gelooft, dat dit Deérèét
gegeven \%^ als, \. legitlma interpretath vin iSi^tgeviè^^^treg*
tents behoort te zijn, om aHe qitesciiStrweg te nemen; 2. om
ffe fidetcommisfsüf gefubflicuéerden gerust te fteflefi; én 3.
heeil mefi de réftrictie, van de fide^cömmlsfen alleen tot den
^/^>*/é>- 4f/5^/if uit tè ftrèkken , 'er bö^gievöe^d; om d'es té eer^
êén ^éiilde aa'a öïe fübditutiën te maken/ De gevolgtrekkin*
fcen, dfè de He^r DijfCK'MEESTER voo.r/zijn fystem'a, fn
!^ét éetfté 'deel ontwikkeld , nieent te inogeti* ontfeeneo uit dé
plaatfing der beide gedeelten van het qiTestfeci2lè ^t. Ï5^ , en
bit het opfchrift vad hét Decreet van 24 Jan/jBia, kbmèn
aan Ree. vöbr , hilrtder decifiêf té ztjn, én weinig te bewjjzetr.
"In hét dei'Je d^él, bl. ^5-7^» bécóögt de Sctfr^véT, dat
aé toenmèlige Kéi;^er niet dé magt had, het Deci'eet van 24
Jan. 1812 tilt te vaardigen, én hetzelve dus on\Vèttig en 011-
geldig IS. tiettel^e i's posterieur aali de iüvoeritïg vaii het
Burg. Wetb. in 'óns laöd. Daardit beflüft de Heer èiVcit-
faEESTÉR, dat, (vol^én^ .zijtiè flelTfng^ 'de ficïércomtorsfén
"Aóót dé blobté invoering van dit Code 'èena afgèfchaft zijtf-
j3e, !• de toenmalige I^iizer, dóór hefc bU dat pécréet' we-
'der ïn Wérkïng brengen vap de reeds afg.érai*ahe fideïèommis-
feiji ééne daad van wetgeving heeift g^le^gd, die hi) niet
'dan by fórini van Wet , 'te zamen met ;het Wetgevend Lfljf^
chaam» had kunnen uicoetenen; 2. de toenmalige beziccêrs
{volgens zijne ftellin^) den eigendom ieedé verkregen hep-
beAde» zoo kan nu hun dat ééns verkregen regt van eigen.
dom
i0m. nier meer ten bijbofve %vï t/tr^mptmUr égipetk ojÊiwff
pien worden. Het *u Mxaaf , het, Hof va» Qnff^tit beefc bjj
«rxesc van aa Fkréal^ ^». lo» ^bij B&^fiv^as» A^^ ¥mi^p
f. 47p.) verftaao^ dai; d^ regcbaokeq o|ejC mogea najaden eet
teOuit vap )»ei Couyeriieoem toe. te pasfea, onder Toorgi^
yeq« dac bet iniioafticntipneeJ zou z^a; dat.^U niet moecet
oodeizpekeot of liet Gouveruemént zUue magc bebbe te bn^
I^D gegaauk Docb« ip ons \^aderland, onder eeoe vr|}e coi^
flUunonek wecgeving, is die Onderzoek wei zeicer vao d#
bevoegdheid d^ r/egcbani^en^ W^rg. qifAHATiComM^tu^/iirlff
iêi 4r i0. pubUc. é€%, lm etc. «i^. a^^iy. e$ »P. 51. HeCê
gelooft echter y dat- die Decreet viia 04 Jan. 18 ra zeer g%
fboeg^iy^ > kap befehouwd worden a|s eea beOuk, bepaleodie
4e wtfze van invoeren, van het Code^ In zoo- verie dit d#
fidef^oamiafenaangffat* Het zou dan wezenlijk rot dt pMH*
fanf €9tiUu$riCi behooren* Maar worden hier niet (xelfi ia
una gevoeieo) de rtgten v^dft y\ïv diegene 9 :well(e.» ia eeaei
l^er^erea graad toe bet. fidckommis. geroepen, nu In leyet
tQn^ en op het fidfffffonimiaraire goed een v,erkregen< regt
(volgens onze Üe)ii4g> hebben ? Dit zouden wQ niet knniN»
jon|ken«ien* Veel is er., dft v.erkregen r«gt goooemd kan w<Nf-
4en« dat doer i^ loo{) 4^1 tJiJM^f 4oor veranderde- Q|Kftaj|.
«gbeden noet vemsderd worden. ï\^% «^e oiRfrl»t\)ffii^
/v«n dienstibaailieden uit vroegere tijden ai'koBf^lig^ koe v,el«
reatea van «fendaiiasie zj|}n,niet in den taopd^ laatje 95 of
go jaren vernietigid « die coch ooit miafckien op- verkr^eifg
rsgceo gegrond waren I Ree. erkent, d^ mpeije^fkfaei^• o«
lier de goede 4tnkbMd^ van yeibeteifiigi« »«erdere b^
fphaving en vcrlinhciag iner de 81^ te tegcaipronden ^i^d .19
aofo oyereeiifteaiQen4 Hij gelooft, di^e hec zeer goed is « -étt
er een perk » eeo eindfi aan' de fidcieonmMtfaire fobfticiKiW
gmsaakc worde; boewei UU moet* er}cenneti^ dat hQ dezelw
liever tot al de iêffèlis nés: atawi cetiw éfqofy da» alleea
COC den p-tmiêr tippM, bed: zien iiitftrekk«i. J3och mm
§db^ zoo.lkng niet te hebben Wttlen wichten.
• In bec yieide«v btttfte deeU bh 8d^88^ ondérieebtite
Sobryver* /m ovtf^yM^, (#anc, lidnn «Iffr betoog vad^fe
onwettigheid iMi^bec. Mof eet jiiatis^ verHaït iNOBClve gi^
ioei) wie eigenmk bi bet Decreet door ptnMett. itppeM M
tfneld wofdc. De Heet Di|csas«m'iTBit, üf; viti gmMtM^
AirilN)r« aet dttn uier* l^AN'«ftgxg»«i^ li^lléeM MPt*
•7»
K J. ft^CKIICCITKK
l'
Awv im eerscgeroepenen bQ kec tefttnetie, eo niet den eMC«
geroepenen na. den cegenwoordigen bezitter» De-gronden, rot
iNMOOg hiervan aangevoerd , Komen ^k met de door den
Heer van herzêelb bijgebragte overeen. Ree. coudü
«ot> bet andere gevoelen overhellen, en daardoor liever ver»
ttma den eerstgeroepenen na den tegen woordigen bezitter , ri
«mdat anders het geval zeer zeldzaam zon beftaan » en dé
Wtigarer niet gerekend, kan worden te willen, dat iQn De*
Cieee fleèhta aan eenige enkelen eenig voordeel zon aanbren*
fcn; d« de reden, om de verwachting van den v<^genden ge^'
ftbSicoeerden te raallferen, is b^ tUen evenzeer, unwezfgi
3» de idcfcommiffen niec geheet door de Invoering van bet
€Mr afgefcbafc zijnde , zoo moet men aan dit Deereet geenk
tedrietlve nitlegging geven, om niet wezenIQke regten te
Ibhenden; daarenboven, 4. deelt het Decreet eene ftreMr
«ir. Welnnl rif fMV^rMUknt ienigt$i&r$m interpretMtkmem
fipÊè ^parut. Het is waar, art. 1048 en 1049 Burg. ff^etK
laten afteen (bbditutie voor ééoen graad toe: men zon mee
den Heer dijcemeestbr kunnen denken, dai dan ook in
db Decreet de fnbftitntie flechta voor éénen graad ^hand«
taafd aal zjyn ; maar de - artt« van het Wetboek becreffeii
•llibftHntiên tijdens deizetfi vigenr gemaakt; doeh bier be^
fBak de Wetgever de gevolgen vkn Ibbllltntiën , onder vroei»
gare wetten daargefteld, die tot verdere graden fnbftiuuiés
•eefiete^ — > Ree. ftemc voorts geheel toe in de gronden»
tioor den Schrijver bl. 8a— 86 ungevoerd tegen bet gevoelen
9tn deo Heer Msijnn, dat daddQk hQ, die bij de invoe*
«ing van bet Wetb. de fremitr appêié was, onherroepelijk
eigenaar non geworden zQn. wy geleoven met den SchrQ*
^» daé de premier appM moet exiateien, tj||dena bet oveiv
mden van den tegenwoordigen bezitter , en dat hy dan eena
den eigendom verkrUgt; welke ftelling ook door aeer goede
nrgnmeoeen veidedigd wordt in de Akademifche Disfertikio
man den Heer siDDmOA, ée W kgi$ mvae in uMmts y*
tmtsies, te Utrecht in 1818 openlQk verdedigd, bK 73 ett
4N»lg. «-^ Rec« gelooft ook » dat de ScfaiQver zeer te ragt van
den Heer Mtijnn verfchlU, In de decifie van de vraa|^
^ of, waneer iemand mat een iidelcomays bezwaiid is, tan
lAehoeve van z^neUnderen, dan heueHre alleen maar zon
^Itoekkeo ten profijte dier kinderen t die tQdeos de Invoeitai
MA ket Week souden geboreii ii)n» «et «üflnitiBg tw «fr
de«
4eren, Ae mcierhtiid negeen geboren wcMeni*' Her'b WMr«
ie letter vordert né avémt cetu épê^e^ meer de grondeir^
0ie' de Schrijver bQbrengt, wettigen hier» onzet oordefüt
lOfne voorgedngene excenfive interpretatie.
•'Eiedttr dan deze Regttgeleerde Verbandelhig önevonwes
en óndérsociK. Ree. wenacht de adminittratie der ]nicielÉ.
fetult mee eenen Ambtenur, die zoodanige blaken vao iiiod#
aan den dag legt. Verfchii van denkbeelden fa fónmigr
fcooMpointen deden deze beooKieeting vrQ wijdloopigéfwa^
ien , dan Ree. eicb eerit had \oorgeftèld. Dat béfohtldeoi
en knndfge Legers de gronden van de oocrenc die onderwerp
seer oiteenioopende gevoelens onderzoeken» en aan bna ooi^
ieel wii ook Ree. het zijne gaarne onderwef|>ett.
prijkt Pirhaten. Uit het F^Mnseh^ van Mevrouw ie Ss*
* ronesfe dk movtolibu. Te Lejden^ Hj ]. J* Th9i*
Ana en Zoon« 1819. /# gr» Sna* aof Bt^/i*i6'i
jDeze Verbalen x^n weatiyk bdangri)k| sQ zQn vier in g«*
ial« 1) mjsiMge^te en Gedséientt; jinekdete ketr^enék
i^AviD BO»E, Hiueriefchrijvfr. Deze Anekdote kan xeer
wel echt .zQn; wQ zonden» naar ons gevoel, zegg^: zg
beeft daar bet inwendig bewQi van. Hét is bet verbaal eener
befaingriDke ontmoeting» die de booge waarde van den Goda*
dienst voor bec birt blieken dóet» eb' wd bec veffland vat
dtn Heer nvuw niet overcoigde» maar hem evenwel ^^
ëlannanieii wenseb g»f » dat bQ nooit mogse getwtKtW beb»
ben. s) De ^ngé KM^kir; jkiekéeia vém wiliiam J^nnn^
Grendkgger vsn de Seèie derltmêkert in Amerikn. Met
leert nit dee;elve de bekende vreeditame ibkte der ICwakers «
pf Vrienden» eenigsins kennen; de Anekriece telve geeft aa»>
Jfiding^ toe een nog al nltv^oerig yerhael » dac fioT genoeg voor
eenen roman aan de hand geeft» en allezins .eerenan hetg^
ypelig kart en de deogd yan william doet»un wiens ovei»
^revene denkbeelden Jnist niet » maar wiens braaf en edefanoo»
dUg geding wU vele navolgers weofchen. 3) Berkmeringem
fmi BLisi} ff A jenge Mermrifdu Zntter. Eene liefdeiv»
^hledenls» in weikeeeo braaf en verfiandig fnder zQne dod^
ur « dmi joageitaf» 4k kmv a dien sQ teikooi, opleide
AM IIETft« DB MONTOLUVf nUiAMOtqU VURALKII»
^ • • •
fi^ yipm^ <•< ' ^( opvolf^ van rede eo pU^i hov^ hunbv^,
1^1 69. neiig^og; zoodat hij eiodel^k, dopt ee« geJokkig b»^
li^l(y dien criomf vno rede en pligc jaec ^art>cog( eo oei*,
ging tereenigen kacu 4}. Kersavond ^ cf de Btkiering» C^
911^ M«^ M' tbêiduifuh, (Ëa hier aa wederom «tt faec
4hms(^ vitrtoUc^O Aiadoeaiyk genoeg! De KatbolUke Qpd«^
#MWI Wdc kier io al zyneti laUcer afgefchiiderd» ^ £^
4ic^ i# beo» wat myoe keuze tot die godfdlenftig pictrekièi
kffpaalA beefe^i'* Waartoe deze veraaiTchqidigiog, i^jiao bei
ft Mie wnm fnqett Het v^baal wekt de6|ae«iog| pmmni
4l« bf ^ ieiaasd voof diep luifcervollea Godfdienft w^pfA
mit viPtten wQ bietw^felen»
VeruIingeA «it bet Firamel^ zUn }mi bij oof g^ene grootik
beboefite^ naar, als men dezelve dau toch lezen wil 9 ver*
langen Wq dezelve, even als éete^ oofcbadeHfk en onder^
tfi^d$nif lüek ea daic berioniarden wj|| ona echier te ?cal
ifi oprfpronjceiyke taai.
Het Gebed enzes Heeren Jezus Christus ^ voor Kindereu ^,Mf
"'hunnt taéU ^» »«»^ hmme hevéfHng^ door ). «. sailcit.
tA> A*/ Hdügiuitsch vertaaid^ door ]. M. icnaAT^i^, /^ft
Priester. Tweeik verheterit DrUjt. Te yfuifterdam, hij B.
; J^ Crajenfchot ep ]• Noman. In i2mo. loo ^A^ ;-|in:
Ëea vitmnnad f>0eb]e, ook door oHs bij de eettte ntfgavt
ftiec welverdienden lof aengemtld ^ en door bet PoMek VÊt
^otdfefviiog ontvaofea, becwtltt alsóa reedt In v«le bindtfi
ito, eo., %oo wiji vemooiMn, |tet out b9 AoMUbben en om
•domfcMi gebniikt woéda, Ooae , hoewel wit late, aMW^
ftiag, dat deze tweaéa tsltfave bet Hohc aiet , ia voor onat
IMteroefiningm iroMoende) terwyi #i^ ook den eerAen drek
«m b9 de band hebben, en alzoo de vtrbtteiliigen biet }mL
•Mn btodffdeelea*
\
I
«MMaMiMaMHM«»«tfMMMA««>««*MiMlMÜ«M«ih4m
BOEKBESCHOUWIN G.
,^^^m^t^m^,^^^^*mi^ét^m^^mm^mm^tém*m»»^mm^mmtltmmtm*m^Bi
yerhandcllngen^ rakende den ïfatuurlgkcn en Geopen»
haarden Godsdiemi. XXÏXfie Z>«
VL Met
{JTerrelg en fiieifan ht. 236.)
N
Dadhik gatt vervolgens de Hooggel. ë o il«
OBR voort ^ om de Itelliogen vtn het hedendaagfchd^
MjstMsmos te beftrijden ; niet met oogmerk om ééaen
ScAeilingiaan te overtuigen van dwaling y want zulks ia
ondoenlijk 9* naardien de dweeperij met woorddn fpeelc
en vastftaat op bare gemoedsverlichting; maar om het
verderfelijke dier gevoelens voor Godsdienst en zede*
Ujkheid aan te toonen in dien sin , waarin dese uit^
drukkingen door geheel de onzijdige wereld vertlaaa
worden* Leed doet het ons » dat de beperktheid van oni
oeftek ons verbiedt ^ de fchoonheid en kracht der rede«
kaveling van onzen beroemden Landgenoot in dezen*
over te nemen. Genoeg , hg betoogt ^ en dit is blijkt
baar ook uit onze opgave nopens de Wijsbegeerte der
BenzeMgheidy dat het volmaakte van schelliiki
éigeniyk geen voorwerp van Eerdienst kan zgn ^ daar
het iets denkbeeldige , maar geen Wezeo is » eigenfchap^
pen 9 die ftr^ig zgn , in zi^h vereejiigt ^ tü door geeno
rede en wisheid ^ maar » volgens hem ^ door eene te^
geerte tot voortbrengen , tot Teheppen bewogen werd «
Ja geene zedelifk&eid heeft> Bveneens is de vrijheid^
door SCHELLING den menfche toegekend , leene htu
fenrchim. Bi) de aflcheiding van het volmaakte ging
%^ verloren , eer wij nog perfoncn waren ; nu zijn wQ
ian noodzakelijkheid onderworpen : en weHce deugd ver«
mogen wg dés te verrigtea ? Als geftraft tot die affchel^
ding van bet volmaakte , hebben wij nu te trachten^
om '^aarin weder ie koeren^ en wel door van ons eigea
(emfl^iseh) Ik ons te ontflaan. Maar welk eene onfier*
felijkk /dj anders de vgicht der zedelgkhetd» is dete,
üOftUKSCH. iZzo. vo. 7« T ^
mj£ VICRBANDBLmGEIf
«>■■ ' «.
\
die op yerntBtiging dér^f$r/b<mI^'kieidnfitr]aomti^ Vpor;
waar , geeti verderfeigkerftéHWlaat tith cfenkin ^tltoèit l
waar men geheiligde JiainfilL.l3ebQ.ud.t9 dfi, zaken weg«.
brengt. . — Wederom , \^at |s heilloozer , dan te bewQ«
f én ,' dat Godsdienst niét een werk van nede i maar van*
dichtkunst zijn moet? Wlj^crkexteèrf hetf^ofizcn eer*
bied voor 'het onzienlijke, ^welk koele rede leert ken-
nen, mag de verbeelding verhoogen. Ihïn, \Kaartoe
bolt nieteén Dichter. yport, aan wienfr-vecauft ï^ec.ge^
2ond ver (land. geepe p^len ftett? En kan.de waarheid ^)
\zu het Christendom niet ftichten 9 wat is daarvan goeds^
te wachten,. zoo gij bet aljB y^r^V^(/d/ predikt ? Alles^
wordt dan uitzinnige d^eeperij en blinde geestdrift ; eo^
de Godenteelt der Ouden, als Dichtlluk van 11 b si 9/^
DUS voorgedeld , heeft boven de Gewijde . Gefchied^
nis dit vooruit, dat zij niet voor iF/^Wrii^/^ werd uit-
gegeven^ — Eindelijk , zeer hoog loopen de .navolger|.
van seHBLLiNo met pjegtige/i $n beeldrijken, of
Katbolijkcn , Godsdienst , bpyen dien der Protestanten ^
tot onderwijs en leering. beftemd; en over waardig was:
dit punt, dat boro.&r daarbij toefde._ Geletterden^,
voor wien zijne Verhandeling nu alleen het licht ziet.,,
zullen hem te dezer plaatfe niet zonder nut lezen ; mo*
gelijk wel iemand hunner. zich- fchamen, vap ignperzjcb
vergaapt te hebben ^an kerlcelijken tooi en Oaatiie % fiann
vankelijk en tot een nuttig doel daargefteld^ w^i la^xk
noch Yün lezjen, noch /cirJi/ven ifii^ wist# Wij mogeii
aai7 dnzen wensch niet voldoen, om voor onae L^era
alhier den man te volgen, die betoogt, dat kunstgevoel
en fmaak niet moet verward worden met^godsdiendigf
aandoening; dat de heiligde verrukking, bij prachi)
van eerdienst, door gewoonte verftompt ,. althans b^
het uitgaan uit den. tempel verdwijnt ; j^a dat de zedeu
der Christenen van de vroegfte eeuwe niet bejioefdeq
onder te doen voor die der latere tijden , yar^ de '^ast^
f pij ze op nUmts als . tot, de, maedprmeik teruggekeerd,,
(Hebr. V: it , 13.) . i ... ;
IIL Vervolgens eischte / het voorftel dq. opgave d^f
«v * ...... ;.lHid-
V
' VAIf TEYLBR^A MDGELKKM' MNOOTSCUAP. èff
«Iddéfen tegen den voortging van hét kwtfad^ eü töoni
onze ervaren lAeester, dat geene artreoii , véél tnfndet
vuurproef of yèfvolgiiig vereiacht worden, roaar'de.on4
gehinderde gaog der natuur de kwaat der dweepzucht
weiras genezen zuU Want het menschdom helt bij beur<*
ten over tot redelQkenen geheimzii^igeif Godsdienst. Het
gevoel, doof geene drift en tegenftand opgewonden^
komt fpoedié tot rust. De rede herneemt, en hand^
1laaft*dobrg^ans het langst, haar gezag« Bijzondere aan^
leidingen tot den opgang dér SchclUnffaanfthe gevoe^
lens en <lweeperi] , de druk vooral der tqden , en hej^
verlies der Duitfche vrijheid, nemen, bij hérftel van
trede, wet en orde, een gelukkig einde. De wereld
Itan niet .lang".gehecht blijven aan de gedrogtelijke be^
grippen dier wijsbegeerte , en de menach vermag niet
duurzaam , iijn efgen Ik , en wat hem omringt , voor een
ênéiffg, tti^fcMjnfel^ en niets wezenlijks^ aan te zieni
Duttichland zélf, waar zekere geestdrift en naijver we*
gens den roem van kant velen aanzette om zichdoot
nieuwigheid van leere eenen naam te maken , zal einde*
Igk' moede wOrden van eiken Schrijver toe te juichen ^
die zich voor eenen Corjph^us uitgeeft.
IV. Nog was er te antwoorden overig op het (lot dev
vrage , ruim zoo. belangrij misfchien in het oog onzer
•Landgenooten ., als het redetwisten met uitbeemfchd
Mystiekem Hier , nametgk ^ toetst ' onze b o a o r r ,
ur hoeverre hef Gevocl\ in de beoordeeling en het ge^
truik van den Godsdienst ^ de plaats' der Rede yervaw*
gen , of hare uitfpraken kan en mag onder/leunen» •^
Blijkbaar , nn , kan het Gevoel , omtrent zaken buiten
bereik van zinnelijke gewaarwording, niet anders b^
tkn mensch ontdaan ,. dan uit den indruk , welken hare
VdOrftelling of grootheid miakt op sijnen geest. Dua
mag hij weggefleept worden door den inhoud van een
verhaal, getroffen door het aanbelang van een denk*
%ee]d ; maar bet toetfen van het ware en valfche , van
•kct lekert en tw^felscbtige , moet verblyven aan hec
'Ta oor*
\
\
k76 YBRBANDELINOBM ^
. oordeel der bferehouwende Rede. Verder, dewQl een
rend vierkant zich even weinig denken Uat als waarne*
men , is te dezen ^ene wezenlijke ftrijdigheid van uit-
fpraak tusrcheh Gevoel en Rede te verwachten. Maar
eerstgenoemde gaat , ook bij den dweeper , altoos luit
▼an, en wordt bewogen door, zeker denkbeeld, dat
huist in onzen geest. Hierom , zoo onze befcb<\uwen»
de Rede aardfche dingen , gelljlc di|B wezenlijk zijn, niet
kennen mag, maar alleen berusten moet bij derzelver^
voorkomen , en zij nog minder wegens Gods natuur (aan*
wezig buiten het perk, door tijd en ruimte omfchre-»
. ven) iets anders dan in eenen ontkennenden zin kan w»*
f en 9 mag desgelijks onze Verbeelding , hoe hoog of diep
zij zweve, ons niets omtrent God getuigen, dan wat
Hij niet is , geenszins wat Hij is.
Ontzegt dus de Heer boitobr aan het Gevoel, .-om
In 'de plaats der Rej)^ op te treden , in het onderzoeken
en oordeelen over Godsdienllige waarheid , anders denkt
hij over deszelfs invloed op 's mènfchen handelingen ,
of onze werkelijke vereering van God. Want , laat gi}
de Openbaring daar , dan zeker is hQt licht onzer be-
fchouwende Rede niet toereikend j om volkomen over^
tuigend en met wiskundige zekerheid door te tien,, „dat
„ bet Hoogfte Wezen tot den meosch in wezenlijk ver*
„ iand of betrekking fta ; dat onze natuur buiten God-
„ delgke medehulp niet vermag te beftaan ; en dat het
„ de wil des Onzienlijken zij , om van ons gediend te
„ worden." Immers onze onkunde te dozen veroorloft
niet , van het mogelijke tot het dadeUjke , van betgene
zijn kan tot hetgene is^ te befluiten. Daarentegen, in
deze zaak van den Natuurlijken Godsdienst , mag en
behoort, volgens borgsr, het Gevoel bij ons de
plaats te vervangen der befchouwende Rede. Want
elke Natie, die eenrg denkbeeld van Goden had, e&
zelfs APicuRus, die hen jn waarheid loochende , in.
naam erkende, werd tot derzelver vereering genoopt
door dit algemeen en gezaghebbend gevoel ; gevoel , ou«
der
^
VAN TSTLE&*8 GODGSUSRD OBKOOTSCRAP. a77
4er en öofefibAarder 'dao alle redekavelisg. (*) Alleen »
Wit nopens den Nëtuurttjken Godsdienst mag en be-
hoort
(*) Indien er eeaepliats is in dese Verhtndelinf « wttr
wy vsn BomoER verfchilleD, en nog miifchien in woorden
meer dan ia zstken, zon bet deze zijn, waar hy het gezag
van hec Godidienftig Gevoel bep^leic. Die benaming cocb dnnkc
ons te algemeen en van te onbepaalden zin. Liever zouden
iHrQ hier het gtyoel van behoefte, zwakheid en afhankeiyk* ,
Md,, en beter nog der menfchen v^l en duideiyk begrip van
dezen honnen toeftand, aangeduid wenfctien, als de reden ^
die hen , zede^Jk en niet wiskunftig ovennigd zQnde van hec
beOaan eener Hoogere Magc , toe derselver vereering en aan«
bidding nope* De overeendemming der Volleen in bet dienen
van één of meer bovennacuuriyke Wezens verliest toch daar*
bij niets van hare klemmende betoogkracht, zoo gy Qelt^
dat zy daartoe eerder als verftandigen , dia bun belang erken-
den, en, zoo gy wilt, ^^vorA/^, aangezet, dan wel door
zéker Godsdienfiig Gevoel ^ by dezen dus, by genen anders»
door verbeelding en meening gewyzigd, bewogen worden*
Want, fcboon wy overtuigd zyn, dat bet Gevoel^ ten aan-
zien van bet zinneiyke, te rangfchilclten zy onder onze meest
afdoende kenvermogens ; fcboon ook by ons de Volkomene
overtuiging van waarheid vergezeld ga van een vergewisfend
gevoel nopens de zekerheid van bet- betoogde ,— dat laatstge*
zegde Gevoel volgt fkecói bet gezag der Réde^ en kan dus
nooit, g^lQk borger te regt aanmerkt, bare plaats ver-
vangen; en aan het eerstgenoemde is bier niet te denken, waar
van God, en van waarbeden buiten bet zieniyke, melding,
is. .£r biyfc^^erbalve, bedriegen wy on^ niet, alleen een
kartttogteUjk ^ duister of mjsHsch Gevoel over, welk-dtt
Hoogleeraar wil doen gelden , ais eene bevestigende uitfpraak
aanbrengende over het verband tusfchen God en menfchen ,
onbetoogbaar voor de Rede. Stelt gy met borgbr, dat
dit ons vermogen van denken, onderzoeken en oordeelen (of
de Rede) alleen naar buiten werkt, maar bet Gevoel naar bin*
^en ziet , en uftf)>raak doet over onze gewaarwordingen ^ dan
valt hierop geen tegenfj^eken. Doch nederig vermeenen wy,
dat de beproeving van ons hart^ en dcszelfs bewegingen,^
weL degeiyk aan bet verfiand^ of onze Rede^ toebehoort;
met andere woorden, dat.^# befcAouwing van ons nelve, het
T 3 kern.
tif$- ^m&sMFMfrdriüMf
« .
hpen t< {«IdeB, de tficfpratk des htrt^B • ' bi mtctr-tofi^r
Piisreli))^ op den G0$fmh0atd0n ^ Of ^ih^set:isit H^r
Sfhnk. Geen zoo algemeen en gezaghebbend Gevoel
laat zich denken , dat omtrent bare waarheid en leere
aeou raogen beflisren. Daarentegen 'de götobleris, lea*
ftn ed Peilingen in den Bijbel zijn een eigeplijk ondet«
werp. der befchouwende Rede, en deszelfs inhoud, ge-
l^k mede het gefchiedkundlg deel en het gezag der won*
deren, moet uiticgkundig, als .elk ander boek, ver«
fclaard, en door het Oordeel, dat wa^ ei» onwaar-
fcbift, getoetst en uitgemaakt worden.
. Eindelijk ook in dien z\n mag be( Godsdicnftig Ge«
voel te regt geacht worden aan onze Rede weldadigen
bijftand te bieden, dat hetzelve den mensch, traag tot
savorfching van dingen buiten het berei]c der zinnen ,
daartoe met nadruk opwekt , en verder hem , ondanks
allen aanval der Idealisten en twijfelaars, ip Jiet geloof
aan God en Goddelijke z^k^n beveitigp ; terw^l het an*
dera. moeite kosten zoud^, op grond van bet voorname
bewijs, van bet gefcbapese afgeleid , eene voüêdige ovtu
tal-
Jtennen van onz$ ügchawtlljhe en redelijke b^i^efif^^ even*
zeer aU de kennis der voorwerpen rondom onsy dje w^ tasten
f n coetfen kunneo , doffe vei^fchafc voor onze Theoretifche
Rede ter befpiegeling. Heefc dus kant wél gedaan mee de
' Praktifche Rede van haar te willen fch^iden? Zoo lang jdeze
vraag bij ons onopgelost is, zien wij -die fplitfing vpor%ea#
Doodelooze fpicsvindigheid ' aan , en gelcit by ons bet gezaf
^er Rede boven het Gevoel^ zoodat almede tqx. ^«r^ legcbaalc
behoore, om deszelfs oorfprong na te ga^n, eo deszejfa
waarde te bepalen* Voor het overige, waar wO opl^ouden t^
iveten^ en g^ene wiikundife pf wel v4>lkoménê stedelijke zeker ^
heid erlangen mo^en, vangt by ons het gelooven aan, em
krijgt ons geloof meerderen grond, naar mace yyij, <^oor i&^tf*
gere waarfchijnlijkheid op te «ioen, der blijkbaarheid meer
nabij komen omtrent alles , wat, buiten den menfcheiijkea
gezigf einder» aanwezig i^, en invloe4 ];»ebbeo kaa op 09f
geluk.
»
I
!
f
! ifOft hthiMk w« dfD 9 bpMs nfer d«n ons . beftqk ge^
kenf dei) onsfi&Mers <}oen tpevw by d^ze regt wijsgeèrige.
Verfaandtling van oqz^ verf^arden L;indgeapot. W4^
f leiïtD OM ]&tosrcbeQ,7iW« door wie hec ^>arrprofi^
kel$ke niet kw fiig^flageii ivorden, p&^t deze OQze ttU*^
voexigheid. eènigen d,ieBa bewe^ieq te hebben; en ui
bet) dat^w99 we^ns ^^ HP^beid van zaken in dit wer^
van BORtosR, naar bet oordeel van andecen, te weir.
Big doe) mo^ep treffen > zoo hopfsn wij , dat onze po*'
ging als eett. blijk onzer . goedkeuring, en welverdiende^
tcbting voor den Hoogleeraar ^al befchpuwd worden^
Leérredemu bif^ tijspndere gêhgfnhtitn en eenige an^\
. dert. Doór j. v^aw voorst. Tè V Gravcuhage ^.
' hij de Wéd* J* Allart en Corap. 1819. In gr. iyto^
•
^.liet A^njchoêrvoetende^tni^gtn zijn voorheen itieer^
malefi genogienbefluit, geeft de beroemde yA n v/p or a t
eenen bundel zijner Leerredenen in het licht , op drin^
gend aanzoek van zyne vogrmalig^ en tegenwoordig^
Leerlingen^ en ais bewijs van oude en voortdurende
\^etrekking en toegenegen aandenken ; bii verzoekt , dit
doel der uitgave niet voorby te zien. Als zljdelingrch^'
iFOorfchriften of lesfen over bet prediken , al^ modellen ^
wil bi) deze Leerredenen geens^Ips befchouwd hebben %
)iij acht het niet alleen ongepast, de be^yerking aan al-
tijd en voor ieder geldende bepaalde kunstregels tq y^iU
len onderwerpen, en houdt, by eigene ondervinding ^
eigepe, naar ieders vermogen bedacbtzaatp aangelegde
endeeds voortgezette , oefening voor de, beste leer*
meesteres; n^aar ook, boezeer hg zelf. vele jaren ge*
predikt beeft en heeft hporep prediken, over de beste
en nuttigde predikwijze veel heeft nagedacht, en^ ge-
T4" lijk
tÉ0 ' j. l^AW Tx^bRiT
Kjkin tl £9<^ letteroeftnita^én 9 met dént^ beeft m»8
gewerkt 9 en van tlles^ wtt onder zljti berdk wa4 \ ptrt^* .
getrokken, (en wij atooo betuigen 4' niet te veten, wat
de Hoogléêraar in dezen meer hadde kunnen doen^ ^->»
aoo wil hij er echter gaarne voor uitkomen, over.iteli
zelven nog geenszins votdaan te zijn. Daarom zegt h^
dan ook : Hef zeumij kwalifk fiaan^ uticden n9g te wil»
len onder ricwt en ^ die zelve ^ zoo novens nrif ais elders^
op den loerftoel geplaaM , m^t lof on roem ondsntifs
geeft , of door eigene oefening , kii kleinere en grootere
Gemeenten , ook wel bij de eerfio in rang^ de hulp en te^
regtwijzing van leermeesters blijkbaar ontwasfen zift.
Aan dezulke zijner leerlingen, die dezelve nog zou«
den behoeven , geeft hij de opwekking tot berinnerii])|
van zijn en zijner Ambtgenooten vroeger onderwijs , es
aan hen , die nog ter Hoogeréhole gaan , dat zy zich
de iteeds voortdurende onderrigtingen ten nutte ouken.
Met v.oUe overtuiging Hemmen wq bier met deo Hoog*
leeraar in; maar dit brengt ons op een denkbeeU^ vaar-*
bij wij den Lezer verrcbooning vragen voor den kleinen
fprong, dien wij hier maken; zoo ftraks komen wij nog
eens op de Opdrajgt , of dé Voorrede , terug.
Het Is ons , namelijk , bedenkelgk , of de vastgefteldf
wet , bij de regeling van het booger onderwijs , volgens
welke al de Hoogleeraars in de Godgeleerdheid bij de
vaderlandfcbe Hoogefcholeh ook tot Akademiepredikeré^
zljq aangefteld , en hun bepaaldelijk in last gegeven is ,
pm ecne predikbeurt waar te nemen , wel geheel en A
doelmatig is. Wy zeggcndit waarlyk niet bepaald , en met^
1>ljzondere toepasfing op den waardigen vani^oorst,'
4ie zakelijk en b^ herhaling zeggen moge, verre af te
zijn van die hoogte, welke men moet beklommen heb«
ben , om anderen , zonder fchroom , op eigen voorbeeld
te durven wijzen , en wel des te verder , daar hém het .
prediken, door geene of weinige oefening in de laatst*
verloopene jaren, iets ongewoons geworden is, maar
wrens voor ons liggende Leerredenen ods ook geenszins
hijzondor tot deze bedenking ^itlokkeo* Maar moge^
. wa-
XJUÜlLRSDEIIBV. . ftSC
iMit ta^ toch , dtt eeoig ander Bdo^eerur 9 "«^ ^^^
Atx T€gt dan b^, zeggen fcoo,^at veel van het yoor«
sialig vttUr , bi) het kliurmen der jaren , in hem wu vcv»
flaaowd of verdwenen : -en zon het niet mogelgk z^o ;
dat van zoodanig vuur, en algeheele gelchiktheid tot
het predik werk ^ b^ dezen of genen , andbrs voor zQii
Tak ttitnmmesd en in ieder opzigt berekenden man, bQ
]iet kliminen der jaren ; inderdaad niet veel verdwijnea
ianfJ Waartoe 9 bij «oodmig in ieder ander opzigt voor»
treffeliik fieraad «ener Hoogerdiool , dit aanhangfcl yaa
het HoogIeeraar8aiB()t in de Godgeleerdheid , door Ko*
ninklijk bevel? —Wij willen er niet bijvoegen , dat eene
Akademiepreek , boezeer dan ook met het oog op de"
Gemeente gebonden , echter altijd Iets geheel onderfchel»
dens behoudt van betgene de zich daar vormende Pre«
diker b^ z^ne Gemeente leveren moet ; want deze aan«
merking wordt verzwakt door de menigvuldige gelegen*
beid, om ook van de gewone Leeraren andere leerre*
4efien te hooren. Doelmatiger , en van het hoogde be*
lang 9 zouden mi] de zorge rekenen , dat de Chriatelijke
leerftoelen , in iedere Akademieftad , altijd bezet waren
door' mannen, wei van onderrcheideAeo aanleg, maar
«Uen nitftekeade in bekwaamheid, en al zoo voortreffe»
Jijke voorbeelden en meesters door hunne predikwijs^
Gaarne zagen «wij dit ook op de dorpen in den omtrek ^
wur w$ mannen verlanj^en zouden , die de bijzondere
^fcbiktbeid bebben, om voor het landvolk te predi-
ken* De meeste der kweekelingen aan de Hoogefchool
worden toch Landpredikers , en blijven dit 'meerendeels
bun leven lang; zij hebben althans geene zekerheid,
dat 2^4 bij al hunne bekwaamheid, en uit welk eene
fcbole zij ook komen V geplaatst zullen worden bijgroo«
tere Gemeenten , en wel bij de eerfte in rang ; vooral
nadat het Synodaal Reglement op de Examina bi) het
Km'kgenootfcbap der Hervormden ons waarborgt , dat
geene Gemeente , boe afj^elegen en klein ook , voortaan
anders zal kunnen voorzien worden , ^dan door eenen ,
in al de tot zijn vak bahoorende wetenfcbappen , wel-
'• . T s on-
on(kfi«9«cxiea.M. ftee&iidni mu;' 1i(rt> ééafge sidÉtl*
jjié3rdaad>9 Qm voor te kMieii hfit plaatfen van ongsv
fiebUcie /e« oDbevo^gd^ voorvrerpen ^ den GhriftieiMptf
kol leerftoel^ eu het fpreekwoovd : de g$kk$m èri^gêê
i& Junari » buiten alle toepaafli^ te ftellen op de kerkt**
llke beroepingen tot Gemeenten ook w^i van den eer^'
ftén. f aag« W« willen daarom vooral niet ^Mpen , dat'
ée Provinciale Kerkbefturen, aan weikt het afnement
dezer Examina 13 toevertromvd » de v^ oorden Van dea
Hoogleraar t in de. tweede alhier gegevene Leerrede v
«^r zullen laten gelden, dan. dezelve, zekerlijk naae
^Sf bedMling , met . w^lke ' wel ieder t%\ inftemmen ^
kbnnen en mpg^n gelden ; de volgende , bij voérbeeld x
^ Waar vindt men dezulke , die gdijkd^k , en in deny
^ elfden graad , voorzien . 9Ïjn van alle tot de voorgel
y^ ftelde eindeq, op menigerlei wjj^en ^ dieoflige vermo«
y^ gene? Hoe zeldzaam zijn z^, die dese volkomenheid
y^ nabij , komen ? £r zou dna, inderdand , to de menig«
^ vuldige beboeften der groote menigte , wier hoedde
^ belangen de Dienaars van bet Cbriatendom moetea
^ trachten te bevorderen , niet kunnen voorzien wor«
y^ den., i^ien men deae taak aan dezulke alleen bé-^
^ hoorde ;toe te vertrouwen, die, al wat men verei*»
^ fchen kan , in zich, vereenigden." Want ,. gefteld
pok , dat gezegd Reglement te veel mojt vorderen , (ïwt^
f ene wij echter geenazine kunnen toegevm , indien maar
de uitvoering en toepaBfiing altyd aan moA^^A , en nooit ,
iii Vervolg van tijd t aan kinderen , worde toevertrouwd)
dan zouden wij verandering in hetzelve door de Hooge
JCfirkvergadering wenCchelijk houden , maar nhnmer aan
iiet mindere Beftuur, hetwelk het examen afneemt^
eenig ander oordeel toeftaan , dan de eenvoudige befliz'
fin g, of aan het b$ het Reglement gevorderde al dan
Biet door den geëxamineerden is voldaan ; terwjji bet ziek
geregtigd houden tot het gebjulken van zeemanfchap^
om de Gemeenten vooral toch van Leeraren te kunnef
voorzien , een geneesmiddel wezen zou , veel erger dan
de kwaaU en van veruitziende gevolgen. Beoetigde^
• ^ IQ-
9lk» ijbhurschheid is vtfrre te verkiaen boven Iniiiiie*
¥porrtad van o^geasiond tn ntittt:lck>s, en eyefnwel .méaii
tl te fmekelijk voedfel^ hetwelk: dè goede* nv^aar dan ook
90g beneden de markt doet dalen , de aanvrage vermiM
4ert , en alzoo weldri^ geheel den moeijel^kcn en kostv
if$xtn arbeid. en aanvoer doec opbeuden. Nog eenty
fliea vergeve öas* dese uitweiding , en denke na , of af
fltiafchien een woord op zijn pas gefp roken ay; en v^
M*9felen fchier niet^of nien zul met ons initenunen , eit
daarbij overtuigd zijn, dat men voor eigenlQk gezegden
kóngerenöod de Hervormde Gemeenten nog wel door
andere en 'betere middelen bebèeden kan. -^ Maar,-
keeren wij tot de Opdragt en de Leerredenen terug.
De Hoogieeraar wijst, in eene waarlijk al te langa
periode, met zeven en twintig ifffinifiyl^inditn wij wél
getekl 'hebben (*) aan de groote moeijelijkheid , van bet
prediken voor godsdienftige vergaderingen , zoo zamen^^
fteld, als de onze gewoonlijk zïjn; en fpreekt daarop^
inderdaad zonder eenigen ophef, van de hier door hemr
gegevene proeven , en de redenen* der keuze van dez«
proeven;
De eerfie Leerrede, ov^r de Gelijkenis 4er TahntM^
MATT. XXV: 14—30, uitgefproken ter bevestiging
van zynen watrdigen Schoonzoon in diens vroegere Ge«
meente te R^swlfk , zag reeds vroeger het licht , en deed
niet alleen deo oordeelkondigen en by uitftek fchrande»
ten uitlegger der H* Schrift, dien men reeds lang ia
den^ geleerden -man bewonderd had, proeven, naar
doodde ook al aanftonds de meening van fommigen , (dit
éen geleerden man niét genoegzaam kenden) alsof alleen
teaar uitUgkunde^ en daarbij dan dorre aanwending^
*amans predtkwerk zou kenfcbetfen. Men vond bier we*
tenlijk warmte , en meer dan gewone dttidelijkkekL Ib4>
dei^
(•) VWïarba dati «og, „ if» W/ Ueruff ¥frdfr volgf;\d^
fiede nog w^I iq zev^o e^ ijff'w^ itifimiM %pü ^oti^ pic-
4c)iceaaa kom*
I -
«S4 ƒ• VAK VOORSV
'4etdaad, zeide men terregt, die man kan, bij al 290e
geleerdiieid , niet anders dan regt nuttig en naar aller
wtlfaarheid prediken 1 £n waarlijk, terwijL bg zi|nen
nitlegkundigen fmaak alleeins doet doorllralen , en zijne
verklaring voor den geleerde bi}con4efbelangFyk maakt,-
onthoudt hy zich van al dien omhaal en uitweiding,
die 9 hoezeer dan ook elders en op zich zdve van waar«
de, geheel ongepast is bij het volksonderwijs. Wij duf*
vea gerust ook aan al de overige Leerredenen deze we^
zenl^ke verdienden toekennen.
De Pvcedcj b§ den aanvang der Afctdemifch^ predikt
jpeurt gehouden , behandelt het grooie nut der verfcM^
denhciiin dt vermogens der Godsdienspkeraars , i p e t a.
IV: 10, II.
' De derde , ter gelegenheid der vervulling van veer«
tiglarigen-^ dienst in onderfcbeidene «Gemeenten en aan
d§ Hoogefcholen , zegt (de toen i/iY kct han gevloeide
gebeden kouden, en dit is waarlyk jammer, hier niet
worden medegedeeld) niets van dit voor den Spreker
«00 belangrijk tijddip , dan met weinige en eenvoudige ,
roerende, hartelijke woorden aan herflot, juist zoo als
het, onzes inziens, behoort^ daar men toch ook by
zoodanige gelegenheid niet voornamelijk, veel minder
geheel, ynn en voor zich zehen fpreken mag; terwijl
de Leerrede eene aanpr^zing is yan dê gedurige herin^
nering en het )jf^ijduitgefirekte gebruik van ï)ayids Lof',
zang , p s. CXLV. Zeer gepast fprak de Hoogleeraar
alzoo , voor zijn eigen gevoel , ever Gods mgduitgefirêk^
te goedgunftighcid» " - i
. Gelijkroortig in de wijze van behandeling in dezen is
de zesde^ over ps. XLII en XLIII, (welke beide PfaU
men een en betzelfde Dichtftuk uitmaken) en wordt be^
titeld : De diep neergedrukte , doch uit die laagte fich
oprichtende^ Godsdienstminnaar. „Door de ztfi/^,zoo*
„ wel als de derde , mede op te nemen ," zegt he^ Voor*
bèrigt , ri ^^b ï^ ^^^^ vërfchiHende proeven van zekere
„ foort van Bijbeloefeningen willen leveren , bij weUcê
y^ uit eenea uitvoerigen , naar de algemeene vatbaarheid
.. be«
99
ft
bekooptelijk verUtti>aen , Bijbeltekst één hoofddenk-
beeld afgeleid , en tot godsdienftig ond^rvrqs atnge*.
wend wordt.*'
Mêzes door G^ gerust gefteid. Een on^enrijs Set ge*
rustfiefttng van elhen waren Godsdienstvriend. E x o d«
XXXIII: 14—17 , i$ de vierde; en De vergeneegdAefd van
Paulus 9 verkrijgbaar voer iedet^ Christen , puil. IV:
zx^, 12, 139 de v^^fde in den bundel.
De zevende handelt avir ongepaste nieuwsgierigheid
naar het toekom fiige^ hakd. Ii 6-* 8; en eindelijk de
^l^fte waarfcbuwt tegen eene der grootfie engevaafttfk;
fU dwaUngeUy o au VI: 7.
^ W$ sonden bêt geheel onvoegMam rekenen, den
l^ezenlijk grooten en geleerden man en zoo nuttigen on*
derwijzer, ook dppr zqn predikwerk, eenige aanmer-
kingen te makien, die den fchgn konden hebben van te^
regtwljzing of berisping ; en zulks na zy^e ^o open-
hartige verkh^ring , dat, hij geene aaafpraik maakt op
eenige meerdere gefchiktheid voor het predikwtrk bo-
ven de gewone , Leeraren der Leidfche Gemeente ,* en
geenszins anderen, hetzi} Leeraars, hetzi) Hoogleer-
aars , den voorrang bi) dit werk mbgnnt ; terwyi tK>k'
geheel het Voorberigt duidelyk bewgst, dat hy deze
Hukken niet als Hoogleeraar, en om te dienenrtot4&o-
dellen voor z^e vroegere of latere kweekdingen, maar
eenijglgk «Is bewigs van voortdurende betrekking en tpe«
genegenheid , en alzoo uit vriendel^ke infchikkelgkbeid
voor hun verlangen, ter drukperfe gaf. Maar niemand
misduide het ook ons, dat wy/s mansjongerendiscipe^
len den raad geven , om hunne kennisneming aan leer-
redenen vooral niet alleen , en bij uitzondering , te b^
palen bij die van bunnen achtingwaardigen Leermees-
ter ; hetgene iwQ daurom te meer zeggen , daar niet ie-
der nuttig discipel een Genie is , of worden kan , het-
welk zijnen eigenen gang houdt ; en als men dan vol*
gen wil of moet , (en hoe vele , inderdaad bekwame en
nuttige. Leeraars moeten dit werkelijk!) dan neme ^
vereenige men liever eenige goede voorgangera euleids-
lie-
«S'
J. VAN VOORST 5 LKBRKEBENEN*
Kèden, onder welke men dan den voor t\t\i meest pi»^
ftiiden uitkieze en meestal volge. Htv ónd^rwij zengde \%
b^ eene leerrede vereischte; en is meh bekwaam, on»
vtü den predikftoel te c^nderwQxen £Óo «1^ deze Hoog-
leeraar ^ dan mag de toehoorder tevreden- lijn, al zoir
Bij ook nu en dan wat meerderétr aandrang en roef ing'
Verkügétt:, en geeft ook de kunstkenner wel lers toe,-
hetgene bij niet toegeven kan bij algeheele middelnsa*
Aghei4*
' Wij eindigen ons vërflag met de betuiging, dat w9
dén Hooglberaar eerder van te groote nederigheid , datl^
Van te hooge waardering, bij dit-^^n werk / ^oudeii
tutinen befchuldigen ) dat bij zijne waarde als Prediker
eer te weinig, éan tfe véél, fcliljnt te fchatten.' Inderrf
tfaad, «ijne proeven overtuigen ons, dat hij, ook als
Akaaemicprediker , geenszins behoeft te^ fchromen', zicH
te meten met zijne voorgangers in 'dettn*; eehen vaü
SCHELLE) HOOGVLIET, SCHOLTEN, V A ïf
DER KEMF, NArftJIS^ RIETVEL-D"«n SOfens,*
welken laatstgenoemden hij'bijzonder ,' ook iU Ambrge^
noot, heeft gekend 'eö bewonderd. „ De bevallige erf
„ (foardringènde-fteih vatf dett rijkbegaëfden ,- altijd in
^ den regten Evangelitchen tobn predikenden boers,**
segt hij, „ klinkt tt ntfgf in dfe ooren ,• en fpreckt , rrièt
5, den onvergelljkelljken rao^ nóg tèt ons, nadat bei*
^ de ons ontrukt z^n,^ •— De geleerde van voorst*
Sichte met mond en 'pbn liog lange ortdfer de levenden
overvloedig nut, en 'wordé der vaderlandHthe tCerke
niet dan fpade ontrukt , waéneer hij voorzeker ook no^
hnge na zijnen dood tot de hem overlevenden fpreken
zaH
*
jm .IS1JBBL4 fif
Dó Mijiel y ni€$ ^ g^ifJ^ ^^^^ willen ^ een tèék yeèr
Priesters sUeen^jnaar oek voor Forst -tn Voik.'l>è^
ecff Katholijken Priester uitgegeten.
Hec woord Gods eo is niec gebonden» 2 tiu$ II: ob^»
Uit het Hoogdiiitsck. Te Am fier dam ^ bij dé Wed.
G. ^arnars^ en Zoon. i8dö» In gr. %yo. FlIIen^ii
J5;./i-i6.: -
\
D
e tijden, welke \;^ beleven , ftaan blijkbaar gekti^
fierkt dooif eenen^firijd tusfchen ware CbrUtelyke v^r^
Ilcbtln^ en. pbfcurantismus, tusfchen den flaafTchen
(eest via het KathoHcismus , of liever Pi^ismus» €a
den vr^en fj/ttsx der Protestantfcbe kerk. Bij de y^etr
. Yujdige teekenen 9 welke di^ trc^urig verjchgnfel maar al
ts zeer beveati^en , behoeven w$ flechts te letten op
den onvermoeiden ijver ter .verbreiding van Gods woord
pnder alle • volken der aarde en alle ftanden der tnant^
Cchappij, welke zich aan den eenen kant zoo heerlijk
openbaart; terwijl w$ aan den aiidefftu icant^eeoe even
Qadrukkeiljke ^genwerking ontwaren , ftrekfcende , oia
bet algemfen. y^ripj^iden ea lezen van. den Bijbel f en
toon t^ ftelteil, itls .gevaürtp. f^a nadeeVg voor war«
Evangelifcl^e^iken^is ea deufd«. Aan dezeoftrijd» dia
in Duitsehhtnd Teder t langen ,tyd met ongemeene warm^
te van belde kanten U gevoerd » heeft het bovenftaano
de gefchrift z^en oorfprong te danken; een gefcbrift,
welks overbrenging in onze taal wij als eene wesenlyt
ke behoefte en weldaad befchouwen voor ons Vader«
land , daar die Itrijd opk onfier ons hoe langs lioe meer
)>egint te ontbranden , en BybelgenQOtfchappen zoowel »
als andere nuttige inrigtingen, di^ ware verlichting ^
gegrond op zuiver Christendom» naarden inhoud der
H. Schrift , vixWtn bevorderen 9 door deo geest van bi|«
geloof en dweepzucht, worden bedreigd. Veelal misfen
w|i in dezea ftrigd di« volkoroeoe onzijdigheid « Welfc»
he;
•M^^^
Ket oog ^^êor een helder insigt der dingen opent , eH
den gees( tot bezudigdheid ftemt, terwijl zij het haft
net 'zaofatnioedigbeid vervult; daar twee ptrCQ^n. tegen»
oyer elkander ftaan , die , door eehe grootf klove ge*
fcbeiden, nooit by elkander kunnen komen, 'zonder het
begihiel van haar beftaan op te geven , en alzoo zich
selve te vernietigen. Van belang is het derhalve, bier*
Qver eenen man te hooren , die, als een getrouwe xotoa
der Katholijke kerk , de zaak in questie befch<^iiwen«
de, onpartijdigheid genoeg bezit, om de waarheid ce
handhaven 9 waar hg ze vindt. £n zulk een manfpreekc
ifk het voor ons liggend gerchrift.
- Scho#n de titel den naam van den Auteur niet ver«
meldt, is het echter algetrieen bekend, uit' wiens pen
het werkje is gevloeid^;' en men behoeft bet ook ïlechtv
^ ^ in te zien, om zich te overtuigen, dat bet niemand
anders is , dan de gröote roorftander ' en bevorderaar
fan de zaak der Bljbelvérfpreiding in DuiuMahd\ -^
de man, die, met de rchraaderheid én dénSijverglóed
van eenen luthèr, en met de geleerdheid en de
sachtmoedigbeid van eenen mblanchton, den gleest
der kerke, waartoe hij behoort, zuiver tracht te bewa*
ren , zondar den grond aan te tasten , waarop die kerk
is gebouwd , «-^ de kathól^ke Pastoor en Hoogleeraar
LEANDBR VAN Esz. Mcn kent den vóortrcfi^lgkén
wan uit vroegere gefchrirten van hém, die o6k in onze
taal zlin overgeiset. In die gefchriften behandelt hij dé
ééne groote zaak , waarvoor hy gfoeit ; het geoorloofiie »
j bet pligtmattge , hec heilzame en echt Evangeltfche van
Bybelverfpreiding en Bijbellezing onder ir//^ Chris tenen«
Dit is Vt} hem het ééne noodige'; hierin vindt hii zijne
roeping; hieraan wjjdt hij' met hóoge vreugde al zgnen
tgd en al zijne krachten toe , en elke tegenkanting is
voor hem flechts eetnéniéuwe aanleiding, óm zijne uit*
muntende hoedanigheden van verftand en hart ten toon
te fprelden. Ben bewijs hiervan Is wedetóm het boek ,
dat w'^ thans aankondigen. Hetzelve handhaaft , gelijk
de titel zegt ^ de algameenheid der H« Schrift tegen
de*
/
I
DB ÉlJZtU ^
I
dezulke, die dezelire willen bepalen tot eene zekere
bevoorregte klasfe , even gelijk de Hindous hunne beik
lige taal en fcfariften tot de Jiaste der Brahmincn^oïiixt
de Pondicts onder h«i, beperken. Niet alleen de Pries*.
ters zgn geregtigd tot bet onderzoek van den B^bel j
naar de lezing van dit Goddelijk boekis nuttig en nood*'
zakelyk voor Vorst en Volk j de Vorften moeten Ib bet
woord van God den hechtden fteun voor hunnen troon 9.
de Volken de rijkfte bron van troost en geluk eerbied^
gen : dit is de groote i^aarheid , die hier door klem van
redenering en door kracht van bewezen wordt^ontwik^
keld en voldongen. Het boek is , uit den aard der za^
ke, een zeker verweerfchrift tegen het Obfcurantis*
mus 9 4dt in fommige (Ireken van Dtdtschland onbe«
fcbaamd wordt gepredikt , en tegen kwaadaardige aan^^
vallen , waaraan de waardige man dik w$Is zelf ten doe^
Ie ftond. De polemifche toon, die vandaar in hetzelve
beerscht, maakt de lezing op fommige plaatfen wel
eens minder aangenaam ; maar men getroost zich dis
gaarne, dewijl dit juist gelegenheid geeft, om het on*
fcbriftmatige in de leer en den handel der ftrenge aan-
klevers van het Pausdom in het vereischte licht te Hel*
len. Voor eep overzigt is bet werk niet vatbaar % ea
daarom moeten wij ons vergenoegen met deze algemee*
ne trekken op te geven , en te verklaren , dat het een^
rijken fchat van bewyzen behelst, uit oude en nieuwe*
re tijden ontleend , waardoor de bedoelde waarheid on«
wederfprekel^k* wordt bevestigd. Tot deze bew$2en
behooren , onder anderen , veelvuldige aanhalingen uit de
fchriften der Kerkvaders en van andere groote mnneil
der Katholijke kerk , die b^ wijze van aanhangfel acb^-
teraan gevoegd z$n« Dit aanhangfel ia eene bloemlc*
zing van keurige plaatfen over het belangrijk onderwerp ^
in dit boek behandeld , en verllerkt het geloof, dat er
. te allen tijde mannen hebben beftaaa , die met (trikto
gehoorzaamheid aan de Kerk een' echt liberalen , Ëvan-
gelifchen geest vereenigden« Defchoooeveruling^waar^
BOIftUMH* 28m« MO» 7« V ift
ftjK> DB BIJBEL. '
in wi) deze plaatrea bier vinden , verhoogt niet weifiig
het aangename van derzelver lezing.
W§ Iiopen genoeg te hebben gezegd , om de aandacht
van allen, die belang (lellen in Bijbéh;errpreidtng en
Bijbellexing, ^ en welk regtgeaard Protestant kan hier^
TÓor onverfchillig zijn ? -i- op dit voortreffelijk boekje
te vestigen. Mogten de Bijbelvrienden hier te lande ,
door de lezing van hetzelve , verfterkt wórden in hun*
den edelen ijver, om rustig voort te gaan op hunnei»
weg 9 en de wapenen , welke een waarachtig Katholijk
hun in handen geeft , aangrijpen , ter verdedtf^iig vaa
Vunne pogingen tegen de aanrandingen der bl^geloovige
vereerders van den Paus ! », Mogten ,'* om de woorden
van het fraaije Voorberigt te gebruiken , ^ allerlei ledere
ér wgzer, beter, gelukkiger, en onze Roomfchen er
ware JtafAolt/ken. door worden ! Er is , onder het be^
ftuur des Geestes, goede hoop: want, door welk dek*
fel de ongeloovigen verblind zijn, Ae$ Evangeiie 'fan on»
ztn Heer is niet bedelt , en , welke kluisters het b^ge^
loof ook fitoede, Gods woord is niet gebonden.^*
9^
Raadgevingen aan Hypochondristen ^ ten dienfie yan al^
kn 9 die met de miltzucht gekweld zijn , of vreezen
door deze kwaal te zullen worden aangerand; doot
Dr» Q* W. B E c K E R , beoefenend Geneesheer te Leip^
zig* Naar den nieuwften druk uit het Hoogdmitsch
vertaald. Te Rotterdam , bij J. Héndrikfen. 1819.
Jn gr. Sva. J[IF en 276 BI. f a-4-:
D
1t werkje, hetwelk veel goeds bevat, en den lodè*
ren, waarvoor het beftemd is, gerust in handen kan
worden gegeven, is verdeeld in vier afdeelingen. In
At eerfte fpreekt de Schrijver over den aard der milt*
zucht ^ in de tweede over derzelver geneeskundigef, in
de denle over de di^tetlfche^ en in de vierde over de
ffjchologifche bebandelinj^. Een aanhtngfel geefr eenig
on*
1
I
enderrigt ^ hoe men zicb voor de hjp$chondtie kaa be-
hoeden , en Wat men in acht moet nemen bij het kiezen
van een' Geneeabeer« — - De Schngv^r berchouwt.de
hypochondrie als eeoe ongefteld beid der ziel, beftaande
in een* zekeren angst, ongerustheid en wantrouwen,
-«baarbij men iigte ongéfteldheden des ligchaams met by^
zondere aandacht opmerkt , voor grooter en gevaarlijker
houdt dan zij zijn , en , uit vergelqkiQg vr.n zijnen toc^
fiand met dien van anderen, wrevelig en mistroostig
wordt. Hij befcbouwt , als de voornaamfte oorzaken ,
hartstogten , overmatig denken en een zittend leven ^ oo|c
eenigermate het verlies van goede Tappen. Dezer laatfta
•orzaak kent bij niet genoeg krachts toe , daar zij gewit
eeiie der veelvuldigfte en geweldigfte is* Ook hecht h$
te veel aan het gebrek van beweging by geleerden i en
ziet niet genoeg op verminderde werking der fpgsveih
teringswerktulgen en die der ademhaling bg bet den^
ken, welke voorzeker de bron is der onderbuiksver»
ftoppingeh en trage beweging van het bloed. Voorts
ontwikkelt hij de gronden van het algemeen aangeno*
Bien onderfcheid tusfchen fiofcUjke en onfiofelijkc by^
fochondrit : de eerde leert hij in hare verrcbynrelen vrij
dniddijk kennen , als eene ziekte des onderbttiks$ van
de laatfte zegt hij .weinig / en niets zeer bepaalds. «-«^
In de tweede afdeeling geeft hij de hoofdpunten der ge-
neeskundige behandeling op, waarbij hij opzettelijk in
geene bijzonderheden treedt, en zyiie lezers wel be-
paald doet opmerken, dat er, ter genezing der hypo*
chondric , allerlei middelen dienftig zijn , en dat zij dus
niet moeten denkeh verkeerd behandeld te worden,
wanneer hun Arts nu eens dit voorichrijft , dan eens
wat anders. In het bijzonder verheft hQ zeer de Kampf-
fche klisteren, hetwelk nog al vreemd is bij iemand,
die over het geheel weinig andere werking in de genees-
middelen ziet, dan dat zij ons op verfchillende manieren
prikkelen. — De derde afdeeling bevat eenige voor-
fchriften , den Itefrcgtl vaij hjpochondristcn betreffen*
de. Laauwwvnie baden worden zev anngeprez^ ; ook
V a bron*
Sp* ^« W* BBC KB R, RAADGEVINGBN.
r >
bronkur^ ; voorts reizen , wandelen , paardrijden ; ma-
tigheid in Tpys 'en drank; vermijding van te groote
warmte in vertrekken; warm kleeden, enz. Vooral
dringt de Schrijver er op aan , om het dieet niet als
op eene haarbreedte te bepalen. — De laatfte afdeeling
loopt over de pfychohgifchc behandeling wat los heen;
Dit gewigtig, maar moeijelijk punt wordt hier niet
zeer opgeheUlerd. Het is toch lang bekend ^ dat angst
en vrees den AypocAondrisi zeer nadeelig zijn ; dat vriend*
fchap en liefde zeer weldadig op hem kunnen werken^
en£* Het ware b. v. van belang geweest j den invloed
een weinig uiteen te zetten , welken de aard van let-
teroefening, of andere herfenbezigheid , waaraan men-
Bich overgeeft, de manier van iluderen op de miltzucbt
hebben. Het is opmerkelijk , dat zij den koopman biina
evenzeer eigen is als den geleerde. — In het aanhangfel
zal de lezer de kenmerken der naderende hypochondrü
zeer duidelijk vinden oj^^eteekend.
ffamUfoek der Gcfchiedenis der oude Staten^ voorna^
meltjk met betrekkirtg tot derzeher Regeringsvorm
nién^ Handel en Volkplantingen; door aV h. l. h e e-
& B N , Profesfor der Gefefdedenis te Gottingen , enz.
enz. Naar de derde uitgaaf uit het Hoogduitseh
overgezet , met eenige Aanmerkingen , door g. d o r n
s^iT^Eify Leeraar aan de Latijnfche School te
utrecht j enz. Te Zutphen^ bij H. C. A. Thleme«
Ingr. M. XVI en 546 JBl.f4'k6'i
«Cf en voortrefièlijk werk! Weinige zijn zoo gerchikt,
als dit , om niet alleen een fchraal* en dor overzigt der
oude Gefcbiedenis te geven « maar tevens in het alge-
meen met dezelve bekend te maken , eli in haren geest
te doen indringen. Trouwens, de naam van hbe»
R E V , de grootfte tegenwoordijge Gefchiedonderzoeker,
(naar ons gevoelen) ftaat ons reeds borg voor de hooge
waar»
A. H. L. H E E R B N ^ HANDBOEK DER GESCHIEDENIS. ^J
waarde van een gewrocht, waarin vele van deszèlfa
.denkbee/den over de Gefchiedènis voorkomen, die in
2ijn meesterwerk : Id^ën uier die Politik , enz. flecbts
m<er ontwikkeld zijn. Wij moeten derhalve den kundi*
gen DORN SEiFFEN dank zeggen , dat hij deze voor
jonge lieden zoo nuttige handleiding in onze moeder-
taal heeft overgcbragt.
De vormvan dit werk is aphoristisch^AtX is, in korte
Hellingen vervat , waarvan elke , hoewel zeer beknopte-
lijk, onmiddellgk daarna in eene Toort van noten wat
meer uiteengezet wordt. Voor -iedere hoofdafdeeling
vindt men de bronnen aangewezen , waaruit de Schrij-
ver geput heeft , of waaruit de Lezer het opgeteekende
nader kan leeren kennen ; en wanneer de Schrijver de
gefchiedènis van eenig land begint , geeft hij ons Van
hetzelve eerst eene aardrijkiskundige fcbets, en op den
kant der bladzijden zoowel , als aan het begin van iede«
re afdeeling, de jaartallen (vóór en na CHRiSTtJS),
gedachtig aan de fpreuk, dat de Aardrijkskunde het
regter- , gelijk de Tijdrekenkunde bet linkeroog der Ge*
fchiedenis t^ vandaar ontvangen wij ook, als bijlage ,
de Tijdrekening van h£ROi!>oti;s vóór cyrus,
volgens V o L N E Y.
Heeben bepaalt zich, na eene korte opgave van
de ftof en de bronnen der Gefchiedènis , tot eene za.
menvoeging der tweederlei wijze, waarop men die be*
handfelen kan ; te Weten , naar Volken {ethnographiscK)
en naaf algemeene Tijdvakken C/3^#7cAri>/2/V//j^A.) Hijveiv
vat , hameK}k , in zijne eerftc ji f deeling al de oude Rij-
ken vóór cv RU 8 , met wien de Gerchiedenis eerst een
beginfel van algemeenheid bekwam; in de tweede bet
Perzifcht R^k; in de derde de Gripkfche Staten toe
ALEXANDBR (dit laatfte ftemt dus met de beide eerde
tezamen,iilthans grootllendeels , in tijd overeen) ;iade
vierde ótMacedom/cAeMonztch^j met alle daaruit ontfta*
nè kleine Rijken ; en in de vij/de het Komeinfche Ge^
meenebest» en de daaruit oQtftane Monarchij, tot op
den val des Ryks in bet Westen , het thans algemeen
. V 3 en
$94 A« H. L«HBBRBN
en met regt aangenonteDe eindperk der oude Gerchfede-
nia , doordien het Rijk , dat nog alleen van de oude Vol*
ken overig was , toen onder de Barbaren besweek , van
welke de nieuwere Europefchc Natiën afftatnmen» Zoo
men ook bet Komeinfche Rijk in het 'Oosten nog tot de
oude Gefchiedenis wilde brengen , zou men al de Mid*
deleeuwen daaronder moeten betrekken.
Men gevoelt ligtelijk, dat een doorloopend verflag
van een werk , zoo rijk in (lof en behandeling , hetwelk
al de vroegere lotgevallen des menschdoms omvat , te-
kens ondoelmatig en voor ona bedek ondoenlijk zou
wezen« Op kleinigheden (want meer dan kleinigheden ,
liet noodzakelijk uitwerkfel dermenfchelijkeonvolmaaktA
Iieid, heeft men in eenen heb hen niet te berifpen)te
vitten, zou bekrompenheid,, kleingeestigheid, en vol*
flagen misverftand van het werk eens Keeenfents ^van,^
den. WIJ zullen dus liefst den Lezer bij eenige fchoon*
heden des werks, bij eenige oogpunten doen vertoe**
ven , waaruit de Schrijver de Gefchiedenis befchouwt ^
en ten flotte de vrijheid nemen, ons oordeel te zeggen
otntrent enkele nitfpraken des Schrijvers, waarin wij
meenen van hem te moeten verfchillen,
!• Vooreerst beviel ons de kritiek der brormin uit*
{lekend* Deze, hoewel niet met die achteloosheid en
Hgtgeloovigheid behandeld , waarmede vroegere Schrij*
Vers te werk gingen, vooral die der £;9^^i^/i^Algemeene
Gefchiedenis , bij ons verkeerdelijk onder den naam van
den Vertaler wbstbrbaen bekend , weet zich ecb»
ter doorgaans ook te wachten voor die andere klip ,
waarop thans zoo vele Duitfche SchrQvers (iranden.»
de hoogere kritiek^ die, zoo voortgaande, als ^^ hm
federt eenige jaren gedaan heeft , ons ten flotte niets
Ineer van de oudere Gefchiedenis, althens tot al&x«
A N D £ a , of misfchien nog wel verder , zal overlaten*
NiBBUHR b. V. maakt, op eigen gezag, romulos^
19UMA en porsbKna tot mythifche perfonen, en be«
fchouwt de gefchiedenis van tarquiniu^ als over*
bl^ffelen van een heldendicht) hig en anderen (preken
ook
HANMOBK PER GSSCJHI90BN15.
ws
Q(dc reeJ$ van dt Perzifche oorlpgen als mjth^sfb; ho-
meruns is reeds verdwenen , en aienweec, wat er ^
Qnder d^ handen der DuUJchc Bijbelverklaarders , van
de gewyde Gefchiedenis overblijft H e e r e n , daar*
entegen, hoewel bet llelfel van zijnen Schoonvader
HEYNB omtrent de Mjthn omhelzende, is verre van
de vermeteltieid vder van zijne land* en tijdgenoocen
verwijderd. Met reden noemt. hij.NiEBUHR's werk
,, byoa meer kritiek dan gefchiedenis, met een aanhou»
I, dend pogen , om het tot hier toe aang^nomene om-
^ verre te werpen," en voegt er de gulden woorden by :
,, Scherpzinnigheid is niet ahijd waar hcidlief dó ^** bK 362.
(Zekerlijk beftaat er tusfchen deze twee allezins bekwaï*
ine Gefchiedonderzoekers eene perfonele verwijdering,
die echter aan de waarheid der gezegden van heb re n
niets ontneemt.) Hy erkent de echtheid eQ waarde der
gefchriften van m o z £ s , ook voor de E^gyptifche Ge»
fchiedenis, en, benevens die der latere Htbreem^fche
S^chrijvers , voor de kennis der groote Aziatifche Rij-
keq. Keurig is zijn onderzoek naar de bronnen der oude
£gyptlfchc en Perzifche Gefchiedenis , omtrent welke
laatfte de veelal verachte k t e s i a s , die uit Perzifche
jaarboeken fchepte , gunftig beoordeeld wordt. Den Zen^
davesta , dien w$ thans bezitten , erkent h e e r £ n voor
echt. By de Griekfche Gefchiedenis word^ zoowel de
oudere als nieuwere Schrijvers over dezelve opgenoemd;
aah MiTPORO wordt in geleerdheid, rijke inhoud en
saauwkeujrigheid ,aanGiXLi£Sin genie , fmaak en h^t
)uist vatten van den geest der Oudheid de prijs toege*
wezen ; het katlte zou ook aan den anders fmaakvollen
tn geleerden barthélémy ontbreken. Bij de Grie*
ien wordt plutarchus niet a)s hoofdbron be-
fchouwd ; bi] de Romeinen wordt hij boven l i v i u s en
piONYSiüs verbeiiren. De opzetteUike Verhapdeling
van den Schrgver ofirer jdit onderwerp niet bij de hand
beb)>ende , weten wy niet , waaraan 4it verfchil toe te
'lchrö?eo« Hij ei^kept wijder^, dat er in de vroegfte Ra^
V 4 «wrfii-
êp6 ^^ , A. H. L. HCERBN
mdnfche Gefchiedenis onzekerheden en eenige dichter-
lijke opfieringen plaats hebben.
fi/Het gedurig in het oog houden van dmjlaafkun*
digen toeftand der Volken lüet alleen , masir ook van
hupne handelshetrekUngen , Is eene verdiende des werks.
Waar men van de fAenicilrs en Egjptenaren handelt , is
dit reeds zigtbaar uit korte , c^och veel beduidende wen-
ken; doch vooral over Karthago (door de Romeinen
zelve dus , en niet Carthago , gerpeld) en over Perzii
beeft HEBREN in de genoemde opzigten een nieuw
licht v^rrpretd,^ hetwelk in zijne Idein wel meer duide-
lijk fchittert , maar ook hier reeds verrcheidene , voor-
heen In het duister liggende^ gedeelten dier Staten op*
heldert. Omtrent de Griekfchè Gefchiedenis , waarom-
trent weinig meer fcbeen te kunnen gezegd worden ,
geeft hij niet alleen vele voortreffelijke wenken, ter
waardering van de wetgevingen zoo van lykurous
als s o L o N , (de laatfte onderwierp nie$^ ah l y r u r-
a\5%j de Zedelijkheid aan de Sfaatiunde , maar de
Staatkunde aan dé Zedelijkheid ^ bl. 149.) maar ook
een taneengefchakeld verflag , zoo als wij nog nergens
in die ti^eknoptheid gevonden hebben , van de Griekfehe
Volkplantingen^ een zoo gewigtig en toch zoo inge-
wikkeld deel van Griekenlands Gefchiedenis. Zoowel
de Koloniën ten Opsten , als die ten Westen van hec
Schiereiland', worden, in &8 bladzijden , wel niet ^//is
opgenoemd, (dit wa» ondoenlijk, daar alleen Miletus
30P Volkplantingen moet hebben gefticht) maar toch
wordt van alle , die eenigen naam hadden , de ftaatsre-
geling en meerdere of mindere welvaart aangewezen.
Slet gewigtigfte tgdvak der Griekfehe Gefchiedenis (van
de Pertifche oorlogen tot a l s x a n d e r) wordt kor-
telljk flljgedaan; hoewel ook met zonder aanwijzing ^
onder anderen , der trapswijze toeneming van de eerst
vrgwillige , daarna gedwongené faeerfchappij der Athe*
mrs over de Bondgenooten , het gci^ag der Veldheeren ,
en bet 4thunfche finantiewezen. Dergelijke onderzoe*
kiDpn kwamen omtrent 4^ Macedonifche'^ï^ktu min«
der
HANDBOEK t>U GBSCHlEDSMIf* i^
•
Ier te pti » ttwaar d6 Kpningen ▼olilrekte Alleenheeribherf
wiren$ alteen in Egypte werden door de oude Godsdienst-
en Staatssnristing tekere w^zigingen aan het gezag der fto<*
LEiiEëN gegeven, die hier, zoowel als de gewigtige we*
reldbandel van AUxandriMy met behoorlQke dnidel^kheid wor««
den ttiteengezec , (bl. 977->-s8ii.) — Voor Kotfie coonc hee*
'HEN geensiins die vooringenomenheid, welke- aan zoo vele
andere Schrijvers eigen is , die hetzelve tot een model aller
deugden verhieven, (waartoe zelfs de faradóxe RotrssEAti
tehoori.) Maar de flaatkunde van den Raad , vooral na den
tweeden Punifchen oorlog , 'om de Tolken door den fchijn
^an vrijheid aan zich te verbinden , tegen de Vorden op te
metten, deze zelve onderling te verdeden, de zwakkere
lioor hoop op voordeel tot zich te lokken , wezenlijk de ge-.
ntakce veroveringen fehijnbtar aan deze te fchenken, totdat
de tyd gekomen was , om zonder vrees of fchaamce alies in
te zwelgen, — deze (laatkonde worde hier in znlk eed licht
. geplutst, ea mét Zülke bewoordingen en 'waarfchuwingen
tegen eene verov^erende Repubfiek gekênfchetst, dat men bij«
^oa ottwütekenrig aan de Cênventie , het Directoire Exicutif^
den eerften Qmful en Ezkeizer dier wyien Franfche Repu*
1>llek denkt, welke zoo gaarne de rol van Rome had willen
fpelen, en misrc;hien gefpeeld zoo, hebben, indien er thans
dat zelfde gebrek aan zamenhang en gemeenfchap der onder-
^drakten bellaan had, als in die tyden, toen ieder Volk bij*
k^m geT/bieerd fbeed, en Cenifn als hannidal en mi«
TB Ri DATES noch begrepen, noch onderdeund werden.
Het financiewezen onder de Romeinfche Keizers wordt ook
'kort en duidet^k ontwikkeld ; doch het verwondert ons ; dat
ivij zoo Weinig van den gewigtigen handel der Romeinen naar
Indie door de Z. W. en N. O. Moutfoni lezen,
3. De naauwkeurigJteid ^ waarmede de Schrij7er, in een
zoo kort bedek , niet alleen van de Hoofdlanden en Hoofd<*
fikken, maar zelfs van de kleinere Staten, vooral' deznlke ,
' die uit het verval der Macedonifcke MonarchiJ ontftonden,
alle Regenten met hnnnén naam , het begin hunner Regering,
en hunne voomaamfte verrigtingen, opnoemt, is inderdaad
▼erwonderlQk. 'Zoo^ vinden wlJ hier alle, ook de laatüe Ko-
ningen van S'jriiy wier Regering zoo ineenloopt, behoorlijk
onderfchelden ; ook die van Bitkynië^ Paphiegonii^ Pontus^
Ksffadoetti al de PartUfehe tn lUtitriftke Konuchtü, Slechts
VS
*s«
«.o» L, BBK&tR.
•r
4ie Ttn ArmmnS worden , ili van té «reinig behng, behsln
TicaANES* voorbij^egtiq. Reeds boven zagen w^» hoft
paaQwkeurig bsbrbn ook de Qriekfche Volkplantingen op-
geeft* .De oude Egjptifch Koningen worden, in twee g€}«
IQkloopende tafelen, vo^gena HftRopoTi^a en oioBORua
opgenoemd , en daarby de vecoveriagen ^an a£SoaTRia
Diet vborb^gezi^n, of, geiyk door velen gefchied is» als g«^
]^el fabelachtig verworpen. Van al de latere RomeinfcAe Kei-
zera wordt iets gezegd, en zelfs de tijd d^ inlijving van de
onderfcheidene wingewesten des R^ks by «Ik derzelye aa»
geteekend.
Wanneer wy nu den vorm des boeks in overweging nemen»
^oo is d|ezelve wel voor het mondeling onderwijs en de onu
wikkeling der diaarin vervatte zaken zeer gefcbikt , doch mtnr
der aangenaam in eene doorgaande lezing. Somtijds worde de
Xezer zelfs in de onzekerheid gelaten; b. v. door be( bloo*
te gezegde, (bl* 40.) OotMOJtinf welke de natie bewogen ^ em
eenen Koning Se eifchen , waarpp niets meer volgt. Ook ^ji
bet onbiliyk wezen, van Gefchied -^ff^^rM^i^rs, gelyk nn^
IL Elf is, die 'bevalligheid of nadruk van (lyi te willen ver-
gen, die men van eenen eigenlijken Gefchled^/irAnyWr ei-
fchen mag. Het is een Handboek der oude Gefchiedenis., en
tis zoodanig beantwoordt bet volkomen aan het oogmerk dea
Schr^vers. Doch ook in zulk een gefcbrift verlangt men mee
regt, dat de Auteur, bier en daar zijn oordeel over de fpriog-
veaen en gevolgen der daden, en over de hatidelende perfo-
aen; aan den Lezer doe kennen; en dit beeft ook hebren
gedaan. Met enkele dier beoordeelingen kunnen wij ons ech-
ter niet vereenigen. Reeds in de Bijdragen, toe de Gedgeleer*
de Wetenfchappen heeft men met reden eenige uitdrukkingen
ten nadeele van samuel gegispt, wien een plan wordt tóe*
gefchreven, om de regteriyke waardigheid in Ei]n geflacht er-
felijk te maken, waarvan de gewijde oorkonde niets weet. Zoo
bet dweepzucht was, die judas m a c c a b b u>a en zijne partQ
aanzette , om voor Godsdienst en Vaderland de wapenen te
voeren, (bl. 346) dan is elke tegenfland tegen de fchreeuwend-
fie verdrukking van de regten der menschheid dweepzucht ^ ep
de Volken, die geene dmepers willen heecen, mogen bw
testament wd maken ten voordeele der dwingelanden en der
IfifuifiteunI Stli«a wordt, dan^c ona, in een minder af*
a^igtig Ucbc geplaatst^ dan jsype (Taweleoi &0g m;er dan 4ie
' ■ ^ • ■ ^ . * van
Ttn HARiui,.Terdieml«D« De maa, die ia koelen bloede
4(000 menfchen kan laten Termoorden, oniler hnn nopdge-
fcbrel eeoe Redevoering toe den Senaat bondt , en de ijzing,
van deien met de woorden foeftrafc: Ik iaat maar eenige
miidsdigen kastijden , mag toch wel degelijk van cndêelmati*
ge wreedheid befchuldigd worden, Öintrent cjssar, daaren»
tegen, denkt ABERSff minder gunflig; heerichzucht fcbync
hem het éénige doel van dien grooten man geweest te zijn ,
en b9 geefc M^kbaar aan al£xanoer de voorkeor bovev
hem; ah menseh^ zegt hii t. mant Jn. zijnen eesten tijd^ dien
CJK8AR n«<nt had y de Macedoniër i^f/; #9 van de froote fiaat*
kundige denkbeelden^ die zich hij ale zander ontwikkei*
den, kennen wij er geene tij cas ar. Het zij ons vergund,
hierop un te merken, dat de man, die aan al zijne vQande^
tergaf, en flechu dUrom viel, omdat h^ geen dwingeland zyn
wilde, als sylla, ook sAs mensch boveri den moorder zQ-
oer beste vrienden, van clitus, parmznio en p«ilo-
TAS^ en van den vriend zifns onderwijzers, kallisths^
|iEs, nitmunt. En wat dte ftaatktmde betreft, alrxai^
D B R BK>gt daaromcreni: later groote denkbeelden koettereii» .
z^n heea en weder trekkem om flechts ce veroveren , zUn
togt naar Indii zonder kennis van het land , enz. zUn. juiic
geene bl|}ken van een geregeld plan, Cjesar, daarentegen,
zocht waarfehUalUk GaJiië te veroveren, om meester leRoma
ce worden \ en het zou , onzes inziens , voor die Had , welke
«Is Qemeenebest rcifir^kf niet we^r befiaan k»n^ ièd^t.dac
haar gebied zich van de Noordzee tot den Enphram uiu
firekte, zeer gelukkig geweest z(|n, wanneer de zachte, ge-
matigde G iB s A R aldaar eene ewfiitusioneie Mwarekij haé io»
gevoerd, die z^jn meer listige en befehroomde opvolger niec
Jurfde vestigen, en daardoor de grenzen d^r magt van dea
Vorst en den Senaat zoo cnkepétaid liet, dat ikaruit de vrees*
Alijkfte dwingeland^ eenen fch^nht^ wettigen vorm kon ai^Q-
•nemen. J[)ir,gelooven w^, zouden casar's inrigtiogen heb-
ben belet ; de dolk van 0 r u t u s was in de gevolgen flecht^
vpor TiRRRius en nero geflepen*
. Nog moeten wy aanmerken, dat van den invloed des Chris,
tendoms op het JUmeinfihe Rijk, ook wat de ftaatkonde bt'
tt^ït, te weinig melding gemaakt woadt* Voor het oterige
üdienes deze aanmerkingen flechts, om, b)^ den wehrecdton*
aden frooten roem ryan dit MjB^f {die égêt de H$Umtdfcha
ftOO A.H«L«HIBRKir9 BANDBOKK D£& OBSCHIEÜBNIS.
vert&liog olec ▼ermM^en zal) de oplecceadbeid van Onder*
wijzers en, Lezers op fommige uitdrukkingen ce vestigen, die
aanleiding toe misvattingen zouden kunnen geven^ omtrent be-
langrQke pnderwerpen. Wij wenfcben harteli^, dat het^doel^ ^
nstig gebruik van die boek de fragmatifche beoefening der
Qefchiedenis onder ons bevestigen mogel
Jïe onzigtbare Kerkt '^» Tafereel van de kracht des inwen*
digisn levens op kef uitwendige. Door carldaumoar*
T£N CRUsius. Uit het Hoogduitjsché Te Groningen ^ bij
W, Zuidema, i8ip. In gr. Ivo. UlI en ao8 Bh f i^i6 't
, Wat la toch Godsdienst, en wat Is deszelfs oogmerk bij
ilen mensch ? Is het dit , dat bij door fysthemen van zijnen
natuurgenoot zQ afgefcheiden , - om fysthemen met hem twia-
ce» en de eene partij zoo doende even ver verwQderd blijve
van den geest d^ waarheid als de andere, en van de deugd,
de liefde, die alleen ,de vrucht en het kenteeken der waar*
held Is ? Is de mensch gefchapen tot ietterziften , of tot re-
del^k gevoelen? tot veroordeelen, of rot beminnen? Is de
zaligheid flechts in ééne fekte, en binnen de grenzen van d^
%e alleen de wederztfdfche bewerking van elkander tot deugd
bepaald \ of heeft de mensch j^en punt van aanraking met al
wie menfchelQk gevoelt, en omdat hQ menfchelijk gevoelt?
•— Al naar dat het antwoolrd op deze vragen redematiger
zal gegeven worden in eenig hart, zal ook dat hart bereid-
•vaardiger zfjn om te fchatten,, en gefchikter om te ver(hian,de
toenadering, door den Heiland der wereld beoogd, tusfcheii
menfchen en menfchen, doorkliefde, zoo betamelijk tus«
fchen kinderen van ' éénen Vader in den hemel , ontfproten
Uit één bloed op aarde, en onder welke geen is, of hec
beeft van zijnen broeder zoo veel Infchikkeiykheid voor
2 wakheid, zoo veel verdraagzaamheid van wege dwaling, zoo
veel vergeeflijkheid voor gepleegd onregt van noode. ' Dk
eenmaal zoo zijnde,^ komt de mensch met zulk een hart zij.
nen oatuurgenoot ook ddn met liefde tegen , wanneer rang of
goederen hem boven dezen mogten verheven hebben. Hy
f evoeH de waarde (Van den mensch , en fcbat menfchel^ke
toegenegenheid op boogCQ prijs* .De we'g.tot aanraking zelfs
Aec
C« BAüMOAlTCIf CRUSIÜIt 0E OMieiHARX KIRI* 3M
met den booten is toe bekeering Ttn dezen geopend; en de
Godsdienst bereikt een doet» dat bij de vele murten vtn afr
zondering tusfchen menfcben en menfchen wt\ onbereikc
bleve.
Hiervan levert ons het hier aangekondigde werk, in form
van Roman» een fchoon tafereel. De fchoone gezlndbedeoi
der meeste ^ perfonen vertegenwoordigen ons bet inwendige
leven» dat zich boven alle banden dea^geestes verheft, en
juist daardoor de bron wordt van de zuiverde deugd, die
over de, zelfs fchijnbair natunrlijkfte en meest gewettigde,
aandoeningen des harten waakt» ook de minfte ontheiliging
fireng bedrafc door wroeging, en 'den flechten alzoo weet \
te boeijen, dat ook hij tot betere gezindheden komt. Het
is niet onbekend , hoe gemakkel^k zoogenaamd hooger leven
in dweepery ontaardt, en overflaat tot zinnelijkheid; daarom
Is. het in dit (luk zoo veel te meer te j^rijzen, dat elke
vcrkeerdheld hare teregtwijzing vindt. Herman Waldau,
een der vier boezemvrienden» die, niettegenflaande verfchil
van rang en uiterlijke geloofsbei^denis , oDaffcbeidbaar aao
elkander zffn verbonden, mag geene liefde belijden, die, hoe
heilig in zich zelve, door des ouden Burgau's geretbeid op
adel en beiydenls, de vervnlling gemist had, en, door v«r-
bindtenis des geliefden voorwerps met eenen anderen , ongeü
oorloofd was geworden , of Maria zelve beftraft hem liefde-
ff^k , maar ernSIg , , in bewoordingen , die het eigen geweeea
volkomen beaamt. Mehgt zich menigmaal trotschheld onder
de hoogere aandoeningen, het is zeer.üoelmatig, dat deBgc-
ist Arthur Brighton met al zijne weldadigheid de rust nioi
.vinden* kan, voor en aleer b|} tot menfcheliJkérNgevoel ia
overgegaan. De FranCcha jongen , door hem in den krijg vaa
den ondergang gered en finds aan hem verbonden, maar asa
Waldau overgegeven, verfhekt, benevens de anders koude
en trotfche Eng^schman zelf » . ten beeld van verwant*
fchap tusfbhen menfóhen van allerlei landaard , wanneer fléchti
een goede geest In hen ontwaakt is ; terwQI de door Waklan
X met de z^nen van het fchromeiykst verdeif behonden fpeler
Psnikow aanwijst» hoe menfchel))kheid zelfs op den dlepg^.
zonkenen kan werken, zoo lang er flechts nog een vonkje des
boögeren levens, fchoon fmeulende, in hem overgebleven ii.
Ten laatfte zQn Wafda^ en Maria de voorbeelden van we»
ten$p, door de Godheid befiemd , om » tijdig, voor hooger Ie.
, vei
S99 C« BAüUaAftTSn CRVtlüt ^
ven Teredeldy dit aardfclie beClasD vol beproeving c^ varl»^
ten. Ree* kan niet nalacen, een paar platcien nic detzelver
lai^tfte btieveOf die ala z wanezangen klinken, eer proeve over
te nemen*
9 MOne siele^ fchryft Marfa v^ Witlbei^» coen zij baar
einde voelt naderen, aan Herman Waldau — - vertangc 0DI11&-
fprekelijk naar bec Vaderland, en dtt roept en trekt mQ weg
van de aarde, op welke ik zoo veel goeds genoten heb, aan
welke zulke zoete banden mij nog binden ^ en ik moet die
hoogere ftem volgen. Daarom dan ook geloof ik, en geloof
gy het ook getroost ^ want de (lemme des harten liegt niet^
en het zal u rust geven dit te gelooven ; r-^ daarom wcrde»
en^e betrekkingen zoo geordend » dat wlf op aarde nooit dac
verbond zouden - kunnen fluiten, waaraan het aardfcfae geluk
verbonden ia. Wat baat het n , cegen de Goddelijke veror*
dening un te druifcbenf hoe wilt gij verbinden, wanneer gij
met dezelfde wreede hand de heiligde banden verfcheurt?
Laat mij mijnen weg gaan, welken ik mU zelve niet geko»
zen heb, maar welken ik met vreugde ging^ nadat dezelve
mij was aangewezen. , Spoedig loopt die ten einde \ en ik
dank Hem, die daarover gebiedt, dat Hij mij dit voorgevoel
in het harte gegeven, en tijd gefchonkea beefl, om mij me(
de mijnen daarop voor te bereiden* Met bedaardheid zie Ik
den oogenblik tegen, die aan de korte reize efu .einde maakt,
om my naar het doel te leiden; den oogenblik, die, na korr
te fmarc, tot eeuwige vreugde voert.** -* Herman antwoordt
haaf otoder anderen : ^ Het is geen ijdele waan , geene m\u
leiding, hetgene ik van den verborgenen trek der zielen ge-
loofde. Of zij vroeger» voordat z^ met deze ligchaaen be-
kleed werden 9 elkander reeds naby waren, dan of de groo*
te Ééne in allen den geheimen band knoopt , dan of onzigt^
btfe geesten werkzaam zijn voor datgene^ hetwelk eenmaal
In hun gezelfchap tot volkomenl^eid en tot het regte geno(
komt, — dit zullen wQ fterveliogen nimmer doorgronden»
Wat in de toekomst voor elkander bedemd is^ dat vindt zicb
kier» al hebben de oogen zich ook nooit gezien, de wegen
aick nimmer ontmoet* Dat zQn de tranen , welke wy wee-
nto bl| de woorden van hen, die eeuwen vóór ons leefden »
of .door wereldzeeën van 00$ gefeheiden waren ; dat zyn de
Vuurvouken van woord en van dud, welke in onbekende^
OD evenwel eeuwig verwante , hanen vallen f dac ia de* gelijk»
held
w oifzioTBita u&i» * 303^
hM vtn gedaebce en gevoel , bQ de grootlle Qitwêodlge veiw
fchefdeafieid/' En tan zijnen vader fbhrijfc hQ: ^ Hoe vtt^
noemen en kwellen zich de menfcben met bunoe ievefMoac*
werpen, en de begeerl^kbeden hunner eerzucht , ydetbdd tm
hebzucht, of ook zelfs met de edèfer wenfchen van hnn He*
vend harte t Nimmer komt het zoo , als zij het zich voor*
gedeld, zelfs wei vermetel van de hand der Voorzienigbeid
gevorderd hebben; en wél hnn, wanneer zij fpoedig inzien,
dat dit bun nut was , en wanneer de (loornlsfen en hinderpa^
^len, welke hun wil menigmaal zoo fbartelijk ontmoette, alf
heilzame opvoedingsmiddelen van den besten Meester, het
doel bereikten, om de zelfzucht te onder té brengen, ea
eene gewillige en ootmoedige onderworpenheM aan Hem ia
een kinderiyk gemoed op te wekken 1*'
De Ilias ran h.ousrus, door Mr, j. vAn *s graven^
. w & E R T* lilde Deff. Te Jmfterdam , bij J. van der Hey«
tZig. in gr. 8vt. ^42 BL ƒ 4«io-:
Jliindel^k vatten wij de afgebrokene taak weder op^ e» be-
palen ons, uit dit derde Deel, bij het achttiende Boek. Wy
zullen tot lof van den Uollandfchen Dichter niets meer 2e^«
gen, dan dat hij ons In het algemeen meer en meer voldoet,
indien bü echter zich dit gezegde tot lof rekent.
BI. 213. r. tf. .
r
Ach mij 1 waarom toch neemt ons leger weir de vlugt?
MTaarom toch wykt men wéér voor onverduurbre fchpkkenf-^
Indien die fchokken, .door de Trojanen gegeven, taoen*
verduurbaar waren, konde Achilles zich over de vlugt der
zUnen minder beklagen, verwonderen, of vertoornd maken.
Zoodanig epitheton fch^nt hier in den mond van Ach|IIes
min gepast.
Home RUS fc&ildert de aandd^ning van Achilles, op ^ec
vernemen van den dood z|}ns vrfends Patroklus, met leven,
dlge en flerke kfeuren: „ Een 'zwarte nevel van droefheid
j, bedekte hem. HQ greep met beide handen morfig fKiir, eli
i^^ftrooide het langa zQu hoofd, ea ontfierde zijn fcboon
• aan-
3€^ I* VAN 's GAAVin^BSJLT
^ tangezig^ Zwarte tsch cac om liJn Goddelillc fcbooa
^ kleed. Hy witirp zich , zoo lang hij was , op deo vuilen
y grQnd» co 'misvormde eyn haar, door hec mee beide hai»-
^ den nic te fcheureOé*' -^ De Heer v.an *s gra?zn*
wsfiRT heeft die dus uicgedrakc, bl. 214. r, 8 eav«
— <— AchiHes trilt; de rouw verdooft zyn ftem
£0 't wee beftelpc zljo hart; hij voelt zyn' boezem branden»
£n (lort eeu' flHst van aard* met radelooze handen
1
Op hoo^d en ligchaam neer» en krabt zich in 't gelaat»
En *t neergeworpen (lof bevlekt z^n blank gewaad,
Hy rolt 2ich op den grond, en fchenrt de blonde haren
Met bei z^n vuisten los«
Hóe fraai deze verzen op zich zelve ook zj[)n, komen ze
fiiet bij het oorfpronkelijke. Daarenboven gelooyen wQ niet»
dat ^xfuê trpSveiTfW beteekent : Asj krabde ziek in V gelaat.
De Grièkfche mannen beftrooldent in groote droefheid, ooit
hun aangézigt met fiof. Dat is der Lat^nfche Dichters dem
turpant , deformant. Het krabben ir eigen aan de vronwfn ;
en iivij t wafelen, of homerus dit ergens manden laat doen.
BU ai5« r. lo*
•
Vit Nerens bloed gellamd en koningsteelt der baren.
Konsngsfeeit der baren fchijnt ons eene te gekunllelde nlt«
drukking toe » gelijk ook die bU sip. v. i6. Koningsfioi der
baren. Vervolgens laat 's gravenweert de meeste na*
men der Zeenimfen achter. Dit behoorde bQ de ufereelen
der oude Dichters , om hunne voordellen « als ware het »
meer te verwezeniyken.
Bl. ai5« r. 15.
Ach mijl onzaalge vrouw! zoo vruchtbaar tot myn' val.
Vn^ heiinneren ons nie( , dat Thetis meer dan één kind had.
^ was wel vmchtbaar tot haar ongeluk geweest » maar niet
zoo vruchtbaar^ zeer vruchtbaar. Als Hekuba b. v. bi) èvi*
.öius zegt: Et Crajis foecunda fni 9 dan zoude die vertaling
l^eter pasfen.
Bl.
l • c
m.iuuks «taif «MBivi. V. ^tg
f»
-91/ fillLr.f*ri;'T Beo^ dorreti U9«»p tfiiQk. :: mix.'
den xamenhing, en der LÊtiintn p^mius inutil$^inen\i$9frm^
BI. fti8. r. 5.
4 •
Zoo moog* gefcbll en twist bfl.nienCclien en.bJJ Goón,-
Gelijk een rook» vergato': zoo biyV de fp^ft in boeijen.
Die *t> bratfsc en wijst gemoed van *razernij |doet gloet^ti>
En 7oet als honig vloeit door 't opgezwollen har^ ..
Het beeld by romerus is fchooner* HQ zegr^idat dê
pramfchapL zich in de bont der menfchen verheft ah eem nok f
al grooter én grobter opftögt.
.. , . , . • •
BI. aia^ •r.Ki3'« Xü gink geruit. ia *c graf*
Niet Hfimatüch.
j • • *
y
BU 921* I5»»8..' . ' . • . . ' .. , * ...
»», • »
Ontwaak dus jiit nw ros$v ofiln^er n 't gelaat»
Wanneer ge, *i )y k u ws vrieads aie^ veiUgc voor den fmitd»
... . • ' . .
^ » • • • ,
HoMEi^iPS zc^(: fchasm u. Wi] zijn van meeoiiig, dat
bet y7i;r//Vr » '/ gelaat hier, van Achilles gezegd, aanleiding
geven kan tot een verkeerd denkbeeld. Indien wij bet ech«
ter wél opvatten, dat de meening van 'a GRAVSNw&ètT
\tr bedek 'UW 'gelaat uit fckaamtei
{ . -
'. BU aas* r, 6. Zo6 lang geregte wrok.
* «
•* Het -komt ons voor, dat het minder past in den aiónd vaa
een* Trojaan , om in dit geval te oordeelen over de biii^k-
l^eid of onbitiykheid van Achilles' gramfchap. Als men de
epitheta aan den Dichter ontneemt, ontneemt men hem een
'zéér groot deel van den ómatus poitieus. Mèu deze oma»
tis brengt din alleen fieraad aan, als het epitheton geheel in
llen geest van .het. onderwerp is* . Q^ . zelfïïandrgheid moet er
by winnen. .De Rhetorici zeggen mèt. grond: Additum fum
yirtute. Men heeft homerus wel eens verweten, dat hjl|
^^enlge epitheta* verkeerd plaatst. Die dat gedaan hébben »
'Irfllen homerus* te modem maken. HQ plaatst dezelve,
i«aar ieder- ^oc DIdirer In dien lyd ze zonde gepiaatic beb«
^OBEBESCH. iSao. NO. f. X ben«
jflfi^. VAN 'I QRé^mummrnmwwr^WÊAwm van homerus.
p9iu WaarUjk «eae ftlipdia «of- mi «nüit DifftMic^ vlibr
• > * . • • ^
9U fi4if r. 4*
fgfs üp aan. |5e ^erMRogüi «iee gdiikïrj.
9k94& n 14^ .
>.
«« 4.rf »
.' »
De rchponfte ini|«gc}eDblpein , der jqqg^IiQfeo iloec .
(}flftt hand aao hand ten feesc en rept den vluggen voet^
DoorfcbljDend liJiiviEid 'fiere de niMdiel^fee fidiaian^
^n 'c keurigfte geblQemce omftrengeic baar di^bamni
Een krUg«gewaad omkleedc der jopgeiiogen rij »
Vfin bairem glinftrend , met een 'gouden zwaard »of eiij y
Door zilvren koorden aan hec ravke Ifff gefloten.
Veelvuldig ia de Anatk Mt }onge fpèelgcaoötHSfl.
pao %oüdan zQ met kiieht de fatodeo ztarmigeVait ,
En draaQen, vliegend als een pottenbakkersrad ; ,
^an we^ niteeo^eAeld , floorliiippl^ «y dê rejlen, '
PAi7|AiriAa piaftkt e;:geQ| ge^nif vftn eenen danirei Ia
ikêo MbificeJd* we}ke gemaakt ia mar deze Ihmerifcke ve^
^eo* De oude kun(lenaar$ deden dac zeer dikwUlt^lietwelk vaq
de voortreffelijkheid dier poezy getuigt. De overbrenging van
la GB.AvBVWEBR'T ia uitmuntend* Echter geiooven wU
niet, dat het kleéd dier jongelingen wezenlijk van balfeoi
^(tavle« suiir 4ac «om krui den glaoa van be( kleed ver»
^elDk; Ml dea ghmi vtn olie. .
iiffartifdffe BefehonwiH ^^ /^^ Uefta^êi det lüoj
Umm df Vettem^e NedfrkmJen. in Briew. FIJI. 7c
/f^fferdimp é$j M. Sdipoaeveld en ^OM» ^ttto* In if)
ffK|Vif9 dan di Inkofijlen der Sckatik$ niei verzekerd ^frden^
ff^ dpÊ Nederlandfehm ^del te hdervenf Doer ds^
^Mjyer Tim w ge*f*f *f C^vep^W
* mWt VM BW W9* 9T
'BedètMngtn mtrem ég mogeitj^tèM mmf ngtlnuaigtt f ^«r-
' iering yan fmnOgê téhaüngen^ hfj iHjMe ^an thófi^U;
hriefsH^Jsif mèdegeieétd aan 4en S.krfjver van *h€t (boven
vermefdè) Antwoord. Té Amfierdam\ hif Beyer'tick en
WiÜemsz. iSao, In gr. Zy§^ 38 j8/. ƒ : • 8 - :
• • • • • •
r
f/^itkè Selastingen zouden toch wet de lette zijn f Domr den
^fihrijver yan de Gevolgen der Omwenteling hefckouwd. Een
yirvefg ep ketzebfe^ Te Amfierdam . hij P. deo Heogit en
> Zooiw iSso. tn gr. tta. 116 BU ƒ i« :• :
•Wq hebben gepMgd, de (l«lt]e», dre rsn tjgd cot t^d over
^tt aard onzer tegenwoordige' belastingen in bet licht ver«
^henen, met oogmerk om derzeiver nadeelige (hekking voor
?deii faandd aan te wQzen , zoo vee! moget^k Qioedig te doen
leimen. Doorgtans mogten wij dairby het genoegen heb*
^fr, met lof van hnhond en geest dier gefcbrifijes te gewa*
gen; op eenen toon van bedaardheid en grondige redenering
fe(tlnid tQnde, wetlce bi| znik een onderwerp niet zoo ligt
^e wachten wts. Neen, men zegge wst men wille, wiar
bet de nitzigcen op een onbekrompen beRaan voor zich ze!»
^en en zUne kinderen» bQ een zeer groot^ asnsdeniyk «n bo»
langrijk deel dn natie, gelde, dtmr Is geene fiitie bemtiog',
fioeh zelA-touter bedachtzame en onderwerpelijke tegei»*
fpriak, tt vooronderdeilen: en het ware niet bevreemdend
feweest, zoo een aantal onbevoegden , heczy door eigene
drift veibHnd> hetzij om anderen te vlej|}en en diait^ ecue
goede benrs té maken , met allerVei winderig gefchreeuw
tn wilde, étibdcookte plans ter veibetering wnnea voor den
^ag gekomen. Maar de Hollanden z^n. waarlijk van eene
faechtheld in fatmne denkwtfze, die hoogen lof verdient. £n^
loopt de pnblieke i^nwsgierigbeid ook fomtgds weg met
openbare en bHzondere fchand- en fchimpkronykjee; ten aan»
Uen Vflln het genoemde, hoogitbetang^e onderwerp hebben»
onzei wetene,' geene prullaria naam en opgang gemaakt,
' De fcMDver van N*. i en a flut hier bovenaan» Ben paar
Meven» op l]^o(icbti{eo toon getond» mogen eenige erger*
( TL% ^ nis
/
- 30l •TVVI&f TAW J)pUf 9A0«
« ♦-
.Bil hebben knnoe» geven, doorgians ilreed liy friet dho^jMt
waarheid en gezond verfland. voor zijne zaak, BJD elk nienw
Hukje klom de belangflelling, de overtuigiug van H mans beU
.-der ia* ea volledig overzigf. ^Q althans kpn4eB on;ee b<$«
wondering dikw^ls uiec weerhouden» en hebbep, meeic^ te
vergeefs naar tegenredenen gezocht, die zijn gefielde ver-
mogten omver of voor het hoofd te flooten. Ook deze acht-
fte brief, een onmicTdelliJk vervolg op den vörigen, fpréekt
wéér met daadzaken, daar hi} doét zien, dat de'fabrijken in
Noord • firaband , w^l verre van geleden te Jiebben bij hec
laatstvoorgaande (lel fel , in tegendeel In \%\\ en 1815 beter,
althans niet minder hebben gebloeid, dan bij des^elfs ve^e*
niging met het Franfche rijk. Over het geheel ' fchljnt^ de
zaak, welke hij hfer bepleit, die van den vrijen haèder- na*
melijk, als voordeelfg voor den geheelen lande en de fabrU*
vken zelve, meer en méér te zcfgeptalee^ da^^r wij, onlangs
een Huk van £ngelfche belangbebb.èideQ^ mogten.lez.002 dez^
*Jeer niet min predikende, ^m hunne beste fchryv/^s.over.hèjC
onderwerp federt lang deden, en daar dat r^k* :Zo.<> dikvf^
. door andersdenkenden als een voorüeeld a^gevofrd, z^ilke
biyicbare bewijzen van flapheid, neridgloosheid: en, acmqede
onder zyne onderdanen vertoone. .3 - ,.• ^
£ene andere zaak echter is het,,^eftaande wetten te beris^
l>en; eene andere, iets beters aan de hand te geven« Hec
Jaatfte is de bedoeling van N*'. 2. En. Ziedaar 1 dezelfde vas^
•ce gang kenmerkt den man, bi{ deze, moeUeliJke ja,.ipa^
.vooral. verleidelijke taak, om zich aan allerlei eigene. befpi^
gelingen over te geven. . Hij (lelt ons geene nieuwe, w^ge*
ving voor, maar wil eenvoudiglijk die hebben teruggebragr,
welke, te ontijjdig ter, zj|}de gefield» bare v/oortreffell^kbeidp
^oor de latere proeven ter verbetering, flechts te meer bCf
Testigd heeft gezieti. Wij .hd>ben hier bet hewya . voor 00-
^en, dat zy aan den eiscb der fchatkist voldeed,, ,veel min.
der kostbaar was , en minder belemmering ep ongenoe^^n
veroorzaakte. Het fchijnt derhalve, dat de vo^rpordeelea
der Zuidelijke Nederlanders het éénige flcuikelblok inpecen
zijn, waarom deze inrigting, op den duur, bnicen werking
zou blijven: en te regc beweert de fcbryvcr» dat, ^ngevallt
éener voldrekte onmogelijkheid, om partijen te beduidei^y dac
derzelver )}plaugen^, op dat. punt wel kunnen zapenfaan , eene
' «TtmjES VAN DEITDAa " ' I 3C^
linie van ünctieiding hec noodzakelijke en nicvoerbare middel
18 ,- dat overfcbiet*
N** 3 vpegc ini;oi)derheid nog eenige verbecerlogea bQ
die, welke de andere reeds op het bewnite Helfcl van den
heer Isogel liad voorgeflagen, en doet tevens eenige daad-
zalten icennen^ die geenszins onbelangrijk zQn. Hec (lukje
kun èenigermitêbefchouwd worden als, een overgang loc
'N^. 4, well^ fcbrijver wij ook reeds kennen, en wel als
een waariyk' zachtzinnig en geenszitis bi^fsterzinnig man, did
wél redeneeft, én zich noch tegen menfchen, noch tegen flel-
iels' ligt erg bóps maakt; Hij wil» nu het er toch' is, hec
tegenwoordige maar behouden, doch met de halve vermin-
dering der 'gevorderde opbrengst, en met zoo veel meerdere
vrjDhdd én 'gemakkelijkheid voor den 'koopman en fabrikeur,
diit db vóornaamlle klagten van zelve vervallen; vertrouwen-
de, dat de zedelijkheid en billijke eerzucht in dit geval meer
zullen afdoen voor de rigtige betaling,' dan, bij onverge-
lioegdheid enz.,' een geheel leger van kostbare beambten*
Het overfchietende deficit wenscbt hij meest bij' eene hoof-
<!felijke belasting te zien gevonden, waartoe hi} een plan en
carif opgeeft; meest ^ zeggen ^ij, want er komen ook eeni*
ge andere, nieuwe" of vroeger gebezigde , direkte belaftingen
Wjj hem voor, in welke Me drie heeren elkander fomtljds
ddtmó.eten. — 'Daar deze laatde het meest van alle rede*
neert; zijn ' natuurlijk ook de 'meeste aanm'erkingen op 'zi]a
gefchiijf te makeV 'Het komt ons, met anderen', voor, dac
SiJ al te ongunfllg over onzen' grond fpreekt. En gewis is'
zijn vertrouwen op de liSeralittlt der handelaren , indien zij
zelve flechts liberaal behandeld worden, niet zoo zeker, als
dè ondervinding, welke de andere voor* zijn begunlltgd ftelfel
aanvoert*
Wij, hopen regt harteHJk, daV her een en ander zal (lrek«
ken, om de algemeéné denkwijze, zoo hier als elders, te
verlichten en meer en meer te bczadigen ; opdat de vor-
deringen en verwachtingen nergens te groot of te eenzij-
dig blijven.' De Koning heefl nu, 'ten minde, een' doordaand
bll[jk gegeven, 'dat Hij enkel het goede zoekt. Deze maat«
f egel doet ons, óm'vele redenen; het grootde vermaak. Mo-*
gé dezelve even gezegend in de uitkomst, als loSfel\]k in de
^bedoeling zgn!
* «
X 3 F*r'
tM f* VAII *tClt4TS««EUT
^^im^^ifimmmmmmÊfmmm^a^gmmmmÊÊmmmmm^^
ferffreide Lettervruehten ran Mu JAN var *t aitATÉii^
. w»tBT« Tê Amflerdam. èij J. vÏB der Bey. 1819.' ƒ«
^. %94. 214 £A'/ 4«io«:
Wij fchrikceD bU bet Voorberigtl Vm *t naos Rein/us^
berigc om de Oicbcert wa& een oiec ooeoeoAwaardif fe^t
exemplaren neer aamvezii* Hoef wurcoe heeft oen dao de ,
opUfe gebesigd? Hec weck van eeoen man» éit^ fed^c aQ*
ne eerde jengd, (hQ wu, geiyh hy zelf pos zedjgl(jkbe.
rijgt» naanweiyki yarifém jaren ood» toen bQ hec eerfte der
vijf Treorfpelen navolgde , welke (e 4mfierdam de eer der
vectoonlng genoten hebben} al z0ne fnippernren un de be«
oefening der Leccerknnde en onze Dichtkunst meer bQzonder
heeft toegewyd, en genuteiyk kan zeggen» de helft van zy.n
leven met deze beide fiennfela van het befchaafd maatfchi^
pelQk beftaan te hebben doorgebragt; die it lUas vanHO*^
11 saus met zoo veel toejuiching nagevolgd beeft; en die
%f}o kiesch is omtrent hetgene hy het Publiek aanbiedt , dat
hy niec alleen ulkoze hroilofts*» vecjaar- en lyk verzen' ^enif- I
boudt» maar ook (welk een b^ldènèukl) een Treurfpel, op
zyn zeventienJe jaar vervaardigd, een vnre heefc gedoemd»
— ZQu men hec werk van zolk eepen man door het ynnr»
of op eene nog minder beramende wijze, nit de wereld^ heb«
ben geholpen I en dat wel s^nen Rigulut » welken ook! wy «^ *
Umroefenaars y (het wordt ons hiet zqo vrieodeiyk berijK
nerd) zoo veel lofa gaven » dat de groots man zich dien.
^Muwdyks durft, toeeigeaen I Maar 9 verder lezende» bekwv
nen wQ van onze verontwaardiging en fchrik ; want de Na«*
tie deed den Dichter regt; zyn J^gwArr is nog wel aanwe-
zig» maar — waa uitverkocht*.
By dezen i(<g«Arr wordt na ook het, vers: JIm den Koning,
tn hit VaifirUini gevoegd» aan Konkig t opa wijk nameiyk*
Voorts: hH het graf vn p. j. üTL^tfULOiJt;. Alexan»
naa. fis sisTcaiLiis, na den Aod van daeiIüs; HatJIé
aaa tmaan Koning ^ w'tft/frêken^ i/ssr WATTiaa^zicsaNis;,
DefiMm van Kiiaer earsl o&« V, bij de kereenigipg der
Wederlandew^ endar Rming willem D£V I; Hei VtrJhmt
der Edelen yin 1815; Faderiandfche Uitbóeneming^ kij de reem^
veUê nege ep NAroLsoit; 4ff€heidtgr$ei /tan WATTiaa*
Zlli>
l
«IISSHJS; ttt eioddUk^ *Hu Vmeimi dêf EdilèB% Tmt^
f^l; welk Uatfte llat nnr èeo pf\jis voor kec meest vokk^td^
oprj^ankeHjk Nederlandwh Treurfpel dong, en hecweljumi.
door deo Dichter', (dien w^ cegetiover den ticel van deze
zyae yèrfpreide Leittrvruekten , na^r het leveQ , - en met den
liril , dqor welkeo hy de yoorwerpeo befchouwt, op desr
neuf , zien afgebeeld) ,, ook na de uitQtf^ak der Klai fe en da^
lezing der «erdienftemke werken zyntr mededingei8,'*^c4tff*r
ienttjk verdedigd wordt, als een ,, g&^d Treur fpel"^ nie; al«
leeür OMr ala htt éénig$^ hetwelk een geheel Nati(maal m^
éerwerp maar den HoUandfcken aard en det^ijzê iehoüi^ld
heefi^ fn ais zeedamig misfcMên (^ waarom flechia miefchkn^^
0p iae9rdere enderfykeiding $f heegere rangfeUikiag aanfpraak
kfd mégewl maèen< (Met uw verlof, Mynbeer vam 'a ora-^
V^NwgzRTl bier waalt ona zulk een liefel^ke genr van
eigen* lof tegen « dat wy verpligt zffn » uw werk eenige oogeo-
bUkkcn ter z^de te leggen en een fnuifje te nemen*)
Het fcbUnt, dtt de Olcbrer meent « dat de uitgave, isd
bogmaali , van bet vera : Aan. den Koning (l o d z w jj k} en
ka Vaderland eenig opzien baren kan , en min of meer coxin.
tfasteerc met fommige andere; i^thana hy geeft daarvoor ze-
kere foort van verdediging, betuigende, dat, fcheon onder
verfchillendê omfiandigheden , het eene zoowel ai3 het ands«
re dezer (lukken bewys ia van nijne grenzenieose liefde voor
xljn Fadertani en deszé^s enafhanlEeUptheid^T) , welke hem aT*
aijd zullen UQvea beaiefen, boe groot eent vlek ipen ook
op zyne fltaatkwMlige handelw^ZA heeft trachten te werpe/i^
hy verontfchuldigt zulks met zUne jeugd , en roemt op zi>
ne dankbaarheid jegens eenen anderen yreemdeli9ïg ^AAfi wel«
ZEN ALLEEN (Iet Wel 1) IZ MIJNE OPENBARB AMbrsaÊTREZ-
' KINGEN u DANKEN HBz; (o greuzetilooEe vaderlandsliefde!}
verzekerende ons alverder , dat , ootfar én omflandighedefs,
welke Eurepa tot in de ingewanden gefcbdk hebben, aa«f
derden van desne^ deniendè èereHcfag gewi$ meermakm ram
êtnhr^ne en uêtdmkiHng efrer demtlfêe enderwet^en yeranderé
wijn. Reeds de ticel doet voorta zie»» «n^deinbotd beveatigc
bet, dat allet, wat wij hier ontvangen, ai vroeger bet Hcbc
zag, en fleebts nu it byeengevoegd , om dit etden ver»
Q»reide, met bet vttverkodite dtcbtünk, der iwgeteikekl ee
entrukken; wetbélve wy niet behoeven te beoerdèeién, Mttr
net de aanmelding dezer verai^Qwdle uitgave volffaan kunuen*
X4 VOM
3tt • J. VAN *S CRAVENWEÊÏIT, LEtTEftVRÜCHTlN.
' Voor bet overfire fbWJm de ' Dichter te kénhen te geven ,^
dat ' hij 'i door geboorte of toeval in die betrekkingen ge- V
pfeatrt is , dat hij hét Vaderland wezenlijk nottïg zón kiihi •
nen worden, en dus verpiigt is, meer 'voor dat VaHerland,^
waarvoor wij iijn en moeten leven, te doen; dan deèzelfs
Letterkunde te beoefenen.** (De man heeft , zoo ^j mee-
neo, eenen post bij de kegistratie f) Ook \% öu z^ne open-'
bare dichterlijke portefeuille geheel geledigd; en bij zi^ne'
kleschbeid weliigt , om niets dan meesterfiukken te geven , ^
gelooven wij niet , dtt bw Publiek genoegzarnen grond heeft , •
om- op eenen volgenden bundel te hopen; tenzij misfcWen"
de Dichter het oog«nbl1k nog beleven mogt, hetwelk hij
iegt, dat' bij *ou zegenen , waarop /bij dat Vaderland het
tweede -mecsterftuk van homerus, zijne Odysfia , en alzoo » ^
êp het fpor van vopz en voss, — doorluchtige^ namen ^
naast welke hij zich naauweUjks (ei! waarom niet?) <&r^
rangfckikken ^ — dien geheelen Dichter zou ' kunnen aanbie-
den; waartoe intusfchen de bij uitftek gurtftfge 'ontvangst en
beoordeeling , in. de Zuidelijke Provinciën vooral, zijner na-
volging der lliai hem nog tïl eenigermate fchijnt uit te lok--
ken, en waartoe ook wij henl welraeenend aanfporeir, mits'
hij om maar verfchoone van zijne ingebeelde en'belagchelii}-'
ke Voorredenen,
N
Agatha^ ef het Crafgewelf; naar het Hoogduitsch ' van ao-
GUST jiAFONTAiNE. H J>telen. Met Platen, te, Lejden^
hij A. en J. Hónkoop.' In gr. 2vo. Te zamen 7Ï0 Bh
ƒ 6-10 r / '
JJle eenen regc osderboiidenden Roman lezeii wil, in eaneA
goeden- fottk «gefchce ven, vol belangr^lce ^n ingeivikkeldA
fjebeurteniafen, gedurende Juk. bopen, verlaagan en wenfchejiv^
ip eindelijk geojetem, bj} den handel der liefde, en daarop
gelukkige, vroiyke of^^rèOfi^i^g ^ bij «elke (lecl|t8 ééi^ enke^
te fqb^ voorkomt, die .zyn, loon. kr\}gt, peme vrijelyk die
Vjerhaal ia banden, hetweljc.hem in kennis,. brengt, met de toe
d^ j^eestmog^ijke^ hoogte in liefde ,en vriendichap op^ewoiu
dene harten, en JbiJ ^aj.zjyn.uur van uicfpaoning met v^rmaafc
doofbrengen, en meeE^^aii^eeua z^ne geestdrift voor, het goe*
djB joelen opgewekt. Als Yo^rtbrengfel der kunst kan men
me-
.medie terredèn z{]o: over de VerdieMDg; 'en bij il Het Mt*
.wlJU heihtalde: „ Üaerbet toch zóo komen, 200 in de war
komen, en toch eindelQk nog te regt komefa kan?'* moec
men echter toeftaan : volflrekt onmog^UJI^ is het niet; en
dit Ts'^toch wel henénige, dat meii ce dezen aanzien ia
.de nxmatiweleli eifehen kan. ..Agathav-de hehlin. des- ret-
^l^ala, ia de ééoffe fd^xin^ ^eo igeiiricliige èemiBde.niec; hare
.mendinnen hebben niets minder bekoorltfics eo geen minder
gelok. Maar de nun naars aljn ooIl zelve evenzeer belang»
rijlt; en de ouders van allen. zljji. regt edele, voor elkander
onderling berekende, lang vervreemde, én eindelijk zich we#
dervindende en gelukkige menfchen. In één woord, om mee
Sen Schrflver zélVen aan het flóé, Bair' alles zoo heérl^ afe
Ifepy te fprekw: „ de Yomin levfert den fean{bh<Ln'Toonee^
-^ toeftel van aflfl natiën, verlorene en wedergevondene kinii
^'dm, verzoende -vrienden , de 'Duivel zelf was er' oök ia
•^vg%i»eftgd, en eeii Engel."- ' '
* wy wenfcheii der wereld vele. zoo voortfefffelBk'e mei
Téh'en, en even braven gelieven even gelukkige vickomften;
'Heefc de Lezer fmaak In lafontainil's vérhalerf, en la
%9 er nog niet verzadigd van ; zoo durven wij hét hem ook b^
HlkGrafgèweifbélovtfi, én hét Zal een onfchuldigf vermaak zijto;
rr:
•i* j\ i ~ ,'.-.*>•-'
II.. I .1 \ I •
^dèvèering teh hagedqehtems van N. w; H A u w E N h o F v ;
I^^Vi» teven Med. Doctor ^ enz. enz. üifgéfproken in het Qf
.^. ^Sot[ch4p S>9.9^^^^ Amicitja, deni% Maart i8i8,,,4^j^r
.,V, HAAKJIAW,, ififil^ Doet. Tf ,' 4m^erdam ^ tij FliJiM
Hengst en i^opp. . In gr. jBva.^ 5?; BI, fj^iar'. :. , . . i
JtMte liukte aan eeii aUezinr achtlogwaardfg , llobgstver<ffeil«
ilelijk man, bewijs vin wezenlijke vriend fchap en o|»rej|fcelwWw
dering, uicgefproken in eenen talrijken vriendenkring, en web
ke hulde* inderdaad, ook als Redevoering, grooten lof ver«
di^t, dnrven wij Hctoat terlezièg "émfV^ven; al^il «Ito 66k
ailer en daar de vns^ge> Redemiaf v^od. e^ ifevdèl -een wttnig
te weelderig en zwellend in z^nen fiyi. :A%n al de vrienden
vsn RAUWBNHOFF IS voorzeker deze waardige viering van
Zl^n aandeqken wcli^pm; Wie ^ voor, het^OYeri^e,werit^iy*/piw
wêrkzaipe verdteoftei) met dankbfirè hobgachtifig gevoelen kan^
... .' ' ' . < • . . '^^^^^^
^
'«•o jAea WÊÊtdlgeü ovdedetwi ktt nièt,<aiidttr» lioa cdc IM.
fus. «jfn ip|rj9 kef Zteuwseh Cenoüffeïitp de Zifrerew Mk*
^ da^e htfi aangeèoJknl Te Miidea»r^^ tij S. vtH Béit*
Acm. ƒ» ^r, 8y^. 17* JÏ7. ƒ : - lï - ;
/
JLven ¥ooczjgtif tlsfiet gdëérde Geoootfcbap., wUlev n^
jpeenszhii ver(hiaQ worden» al de in 4eze Verhaodeliag v«ft-
vaue üelliogen volkomeu toe te ftemmen en ali de onze aao
^e aem^ Hec werktoij U» volgeni den . ujcviodei; zelven^
luet toe ffheikundige proefoemiogen» maas jüleeoiyic voor d«»
felUItOelie waaroemingen . vait de temperatuur des dampkiingt
befteiQd, De dampkriugfluchc is voor. den thermometer de
SBC^est verkieslyice vloeiftof; de JLuchc«tberuioiDecer van a
ARE BB E Lp 0ie niet flecht^ doorde itr|urmte,^maaf ook-doo^
éi drokkuig 4es dampkrings wordt «aogedaan , kon oiea ^ala
thermometer 'dieoêo, en is daarom ook In onbruik geraakt;
iie uitviouiog oenaat 10 eene Kieioe tuevuegiug wni iien \,en^
tr^kwr. 'iaremeut » . door namel^k boven aan de coxiHtoleiir^
p^p eènVgla2;en diinder of M^ te doea blazen, Pe w^zê
der vervaardiging van het werktuig wordt aangewezen , en
een pftar bedenkingen' opgelost; eene afteekénlng maakt atles
iMdeAjk/D^ voordeelen viid dezen Thermometer z^nt l^de
meerdere grootte der graden ; 2) de meerdere gevoeligheid;
2) grootere gemakkd^kheid van waarneming ; en 4) de mi^-
iJef» ^oyloed yan -de temgkMtfing der finrieii door; aureo^ jf
Ictattipcea»
tm/ütge^ hij de Wed^ }• Aiknt en Cooq»* itao. ^ In \%m$k
\ .
Juietdaar eene proeve, die jairlQks met twee foortgel^kê
ftnkjM ztl worden voortgezet » bQ aldlen maar eene voldoen.'
I ■ dt
A ifltêckéifcg *en gooien iftrék waarborgt. Bf| liet «ttte
(hitóe wordt ihn tdken»i gel^k bij het tegeawoorüg© , ten
Almanak voor iütt jaar -gevoegd. Wij durven der fclioéiid
$ek(b wel tsnrad^Q. d!t eerfte fhiirjeittectandadic In te sieo;
én bet zou -dm reer ^evretemden » soo «en aincdi waardige
Vrbnw^n en Heve Meisje» ntet werd opgewekt om de«e tnr*
dememhig wn te mofedlgen* Bebalve liet bevallige titelvignet,
ié dit (eerde ftnkfe-verfiel'd met- eeoe fraalje en net bewerkte
afbeelding -van 'S I tl E G o N D weNss&M, £^btgeno)«te van
Ülr, ROMBOÖT HotjBRBEars, Vervaardigd naar de oor-
^rnikttli^keTqhflderiJ bij Mr. j. «creitbua; Ibóttg^U
plaatje wordt ^^ ieder 'volgend deeftj^ beloofd » en de^tilt*
voering van het werkje, op best velin pskpier, -met ecne
nieuwe brevier letter^ doet eer aan de drukpers.^ MaaiTi die
inoge iiiclók^en^ mee reden zullen onze Lezeresfen naar den
ipboiM «»eer Wêvtmig^^ "^9"* ^en JoffeHJke m#ver^ te^
iK^ooge» da(, tfo aanzien van Aneak en uitvoering bU zoo*
d^Qige kleine lek^uur^ 4» Hollander voor gepBe andere Natie
behoeft pnder te doen , zette dt UiC|^vers aan ; zy vonden,
meer dan éiénen beoefenaar der fraaie letteren, die ben ter
faand gingi leu daar zii hope hebben van meerdere hulp, ook
franjindece Jielewnee én bevoegde vaderlandfohe VemnA^^
gd^k i^ die alleii eitnoodigen, en in bet bijzoader x}ole de
fteller der toleidlog dit aenzoek aan onze vaderlandfche Vroov
wen herbaalt, leoo veitroAiwen zij, in bet vervolg niet da«
oorfprónketijke ftiikjet te zulten gevea,'daar cQ ou nog zSek
pok fee eenige verdiennelOke ^overnemingen bediend hebben»
Deze oveniemingjBn meeoen wij vooral onder de dichtdakjea
berkend te hébben* Bene aangename, bevallige, onderhon-
jiende eq leerzame lektonr, voor verftand en hart, aaa onze
VroDwea en Melaiea ce geven, ia bet lofwaardig doeU .
. Allea woadt .ia vyf mbHeken gerangfehlkt: L f^roMeUfkê
4anfikg€nhêden, Bê$rekkingen^ PJigtên'' $n Gmtêgem. Hieiv
van oatvadgen wQ thana: 7) Sèfthartng der Frpuw. (Zoo
is bet o^fchrift , en zoo wonic. «dit ftukfe ogk boven iedere
bladzijde aangewezen, tot bi. a; toe, waar men in het meer»
vond vrouwim ieeat; ea dit boveiffidsrilt laat mee «Izoo daa
ook b|} de twee pog ^rolgende toktea, tec I béhöveeiKle^
?oortloopenr« dit it eene kleine verglafing; echter, daar mea
bQ deze f<Km ven wertojea, ook wat bet viterlQke betreft^
zeer keurig moet z^n, wlldeil wij 'dezelve aanwifzen.) t)Uet
$0r/^oMteUJèé €n verbmieréê wrmtmHj^ KBPmher. j) Dê
f^rwm^ M00r$ekt den Jtffen^ DtZ9 oi^Mlen t^n alle zeef Ie»»
zenMPaardig, en .waapli|k, zonder 4aflre v4eOetQ ,. uitlokkeial
voor de Sekfe» II. MêPuHrkimMjge Ondermetfen. Sene ktei»
ne, maar fraatfe veifbandtfiieg over bet Liehc^ IlL Levem».
Metfen Hém nermame TiHeeundfche Frmtmm. Hier mi een^
Wk die 4)er WMnttfe matreoe, welker beeldtenia 4iet fcoekfe
verfiert. (Het Lat^nfehe graf&4artftHV«ti<oiioTiW0 ^^iaa
niet vov yrpoir?^ ^^ meiifeat maar teoeder- of maalief mag
het
lm werkje ook wel eent iozieo ,- en.4è vertajüjg van -ju ka ^p7,
i» ^r bijgevoegd*) IV, Dichtfiukjei en Gezaggen.' Uog al'
een aaócal^ van ongel^ke, maar echter, a^j^ van m'épt da&
^mlddelmacige waarde, yj. ^Kleine Romans en,FerhalefK i) De
Miskenning. Nog al uitvoerig , en van zoodanig, eenen ia«,
boud, dat. wij allen eil^ander miskennendén ec(;ttgenooten zoo«
cTaoig eenen vaderlijken vriend, ais hier ajles te regt brengjc.»
toewenfchen. 3) Hef eerfie Na^tvdooltje,^ of èe keuze ee^er
FrUndin. Een kort, maar lief e^n leerzaam vqrhaai.
Onze Schoohén mogea zelve proeven ;. zij, oqc vangen hier
so^h ongezoj/d , uofh wanAnakelijk voedi^l..^. Het werkje
yindt^, (Jes t^wijfielen wU uïét^ voorzeker "ijjn'tubliek, ea
alZQo de UltgevQra voldpeade aanmoedigio^g. \. . ' '
\ , ■ ■ ■■■ I ■ I ■ ■
^ w« FBNELoif, uir het Ftetnsch i^ertaalé en met
Aanteekeningen vermeerderd^ doer h. J. mebrman vaW
*ê:r horst f SehMloAderwijzer te T^geren.^ Te • Deven»
'fer , hij ]• W. Rob^ns. §» ki. 8vö. isa* J?/. ƒ : .« -:
t «f*
e -vertMer dezer Fabelen van den beroemden rjtmvon
beeft zicb' door> desen zijnen arbeid bU ëe Nedetlandfcii^
jeugd zeer: verdienftelijk gemaakii Dezelve toch. a^ijn, geliik
flien ook van eenen fbn.bl.o.n .nier sndersrverwacbten kon»'
de^vatogeDaam en zedeljj^k onderhoudend. Maar insonderbeid
sijn de , meest mythoIogifQhe » aanteekenliigeu van den ver«
taiér, achter bet boeltje tVoor« kinderen van yeei belang;
want in de mythologie behoort :men niet geheel. onkundig te
syo^ wil men niet dikwijls fluiten; ea dt' meiamorpkefen vt^
ovii>i.ü:i. zouden wy. in een boekje» voor kioderen met heb«
Ven aangehaald, ]en zulks om redenen» die »el.. te .bevroeden
c^n; ^0 on welke w^ dus liever zien, dat de kinderen. m^
thologie uu aanteekeni0gien achter hunne boekjes ieeren , dan
vit jOviDiu»« Ook is, in zulke .géfchrifcjes, . de uiterde
naauw keurigheid , bij de opgaaf der namen van Schryvers,
fioodig; en suaKSPEiiE^ In plaats van shakbsp&are,
DoJruite'OOdQr de drukfouten genoteerd, hinderde ons.. Pau
LIP8.JI ^dden wy gaarne wat puntiger ten aaozien van ont
vaderland voorgefteld gezien.' Dat het niet viel te geloêven is,
d&tieenr Sater tegen den H. HiERoifras us zoude hebben
gefproken.,. 0aat er wat zonderling (bl. tai); en dat de. Jood*
Iche fabri». aldaar vermeld, bezyden de waarheid. ia, ^nk»
daeh(<ons». van zelf. «^ Deze vlekken zijn intusfcteeft» in
Vei^elöklog der\ waardij van bet overige,ivang«6n belang;
iiaaretiteg^A is^ b» v., de: uitweiding, bL ii7v%ov(er bet vjcr*
band') tnsfefa^P mythologie .im biybelfcte oveiietrering,,zefl^
fiKcbtkt'i. om kinderen, uau d^ze, zoo geWicciget zaak een
aigttatfeof denkbeeld tie/ geven;: ; .-
\.
boekbeschou\^ing!
^
Gcfchiedenis der Nedcrlandfchc Hervormde Kerk; door
Aé IJ p B IJ 9 Doctor en Hoogleeraar der Godgeleerd'
hdd te Groningen^ en u j* dermout. Secretaris
0
van de jtlgemeene Synode der Nederlandfche Her^
yormde Kerk en Predikant te V Gravenhage. Ifte
Deel. Te Breda ^ hij W. van Bergen en Coinp. iSip.
In gr. ivo. ZJT, 554 , en de ^anteekeningen %69
jp/. /8-10.:
L
het Mengelwerk der Vaderlandfche Letteroefening
gen van 1K17, bl. 649 en 650^ verklaarde Recenlent t^
verwachten , dat , in het hier aangekondigde werk van
de Heeren ij p e ij en d e r m o u t , onpartijdigheid de
pen zou voeren. Met het hoogde genoegen betuigt hij
thans, zijne verwachting welgegrond bevonden te heb»
ben. Als hij flechts het noodfge aftrekt van de , naar,
2ijn oordeel, te hooge verdienfte, welke hier, gelijlf in
andere gefchriften vaiï den Hoogleeraar ijpeij, aan
Nederland en eenige Nederlandfche mannen, wegens
het geheele werk der Hervorming , wordt toegekend ,
als ^are deze daaruit en daarvan eeniglijk hervoortge*
komen, moet hij erkennen, dat alles, naar zijn inzien,
met de grootfte onzijdigheid is gefcbreven. Hij geeft
deswtge te eer aan dit werk den hoogden lof, omdat
de geachte Schrijvers , met cene verwonderenswaardige
nederigheid, denzelveh, in hun Voorberigt , hebhen af-
gewezen, op gtond van' overtuiging, dat zX) hier en
daar nog wel zouden hebben misgezien , en er leemten
in hun werk zouden zijn overgebleven. Gematigdheid
en onzijdigheid toch, fchoon tot het zien en erken-
nen van waarheid gereedst leidende en onohtbeerl§k ,
waarborgen echter geene onfeili»akrheid. En is dwa-
Hng, gelijk «g is», van alle m^nfcheJgk ^trk onaffchel-
^delijk, zij d^ht alt^d verfchoonhig, wanneer" blgkt ,
BORKUESCH. l820. NO. 8. Y dSt
$lè iU IJFEi; BN I. J. DBRMOUT
dat m^n opregjt waarheid gezocht , en genoegzame vS^
beeft aangewend , ötn ze te vinden. Alleen ddn ^ wan-
neei* verwaandheid, onKunde en ' verwaarlopsd onder-
zoek tot valschheid leiden , verdient zij beftraffing , en
verbeurt zij allen lof, dien men zich anders zou heb^
ben mogen verwerven. Dit ia, zooveel wij zien kun«
fie^, hier nergens bet geval. Befcbeid^heid, grondi-
ge kennjs, en dptett^nde, bier en daar misfchien wat
al te omflagtige » overweging van zaken , faeerfcben al«
lerwegen, en het ganfcbewerk bevat een* fchat van
kerkelijke geleerdheid , waarover ipen zich verbaast.
Nu en dan fchljnt alleen eenige vooringenomenheid en
het feilen van het oordeel eenigen misflag te veroorz}»
ken: en wie is daar vrij van? Wij herhajen dan: het
werk, dat bovendien zoo vele misflagen van anderen
verbeterd, en zoo veel, dat tot hier toe duister was,
in het licht gezet heefc, verjiieut, te dezeu aanzien,
allen lof. Dan , ter boven aangehaalde plaatfe uit de
Letteroefeningen , wenscbte Recenfent ook , dat de ge»
eerde Schrljver^s zich met dit werk langzaam mogtei^
hamsten; ^n dat aan dezen wensch, even als aan, zijne
voorgemelde verwachting , voldaan zou zijn , kan hi) ,
als hu opregt zijn gevoelen zal zeggen , niet verzeke*
ren. In tegendeel dunkt het bem , ginds en elders , bl^
ken te dragen van met te groocen fpoed vervaardigd te
zyn. Hij vreesde reeds , dat bij dat bevinden zou , toen
h'y in het Voorberigt las, dat bet werk in Slagtbiaaud
van 1819, al meer dan twee jaren was op de pers gc^
weest, en bij daaruit fcheen te moeten opmaken, dat
het deels gelijktijdig gefchreven èn gedrukt werd. Het -
geheele ontwerp fcbijnt hem, niet met gewenscht over^
leg gemaakt, noch eene laatfte fchaaf (zoo als men
zegt) daarover gegaan te zijn. Althans daaraan fchrijft
hij de vele herhalingen toe , welke in bet werk voortko-
men, en in het vervolg nog wel noodzakelijk zullen
moeteq voorkomen \ daaraan , dat bet verhaal bier en
daar omftandiger dsüQ elders , en ten aanzien van de or*
de dtkwyto gebrekkig 4$) daaraan > dat men nie^ bepaald
Ijéggeaka^lioever betgayen-waMt het'vervolg Mlmoer
tén ftaiiVanglsn , ^^ ^ran d^nMBvaiig^ nanelljk , af van
h«téili(ki^vairi;£T'CBSTSK*s bcwfaicU Schier de faelft
van bet gohéejie iverk^ 'bevattende de inrigsingen in ^
Nêderlandfcbe Herinnraide K^rk^ mei al wat .daartoe be«>
boort , iMddéB wi| bitr; niét garacbr ; van oordeel zijnde ^
dat dit éérst liad itfoéten komen', als bet gerchiedkondig
dèél, in z^n gebeel, geg<even was, wanneer zeker eene
isenlgt^'dêf /altijd verdrietige» herhalingen afgefne^en
geweest- zou %ïysï4 «— Dooh jiet wordt tijd , dat wij het
yfhxk , tloor ^ne , eoo naauwlteurig mogelijke , opgaaf
vka dèszelfs ibhoud, waartuiirchet) wl$ (opdat onze
IJezers üieer in ftaat nibgétt z^ he$ geheel te bêoordee*
len) onze aanmerkingen vlechten zullen » nader kennen
lèefetii
' * Na éerté Lijst van veJe hoodctdett van Inteekenaren ,
tn ' eetife Opdaagt ^n Zijne Excellentie den Heer Baron
VAN PALLANDT, Directeuf " generaal yoo^ de za^
'ken ydn den Hervormden en andere Eerdienfien , uit*
ifetonder4 den Roomschkatholijken ^ enz. e/uar. volgt een
Toorberfgt , en daarna bet werk ze(f^ w;elks eerfte Af^
deeling , van bladz. i tot 47 ^ behelst yoorlooplge 'Aan^
werkingen ^ ketrekkelljk de Qefchiedenis van de Herror'»
mngder Christelijke Kerki -^rDeze^aamnerkiiu^en moe*
-ten voornanielj}k dienen fenrbew^ze van hetgene de
ïleer !ƒ p B'fj elders beVireerd heeft ,4lat het lichc , waar-
tan dë Hmrornring der Kerk' het gevolg gèweest^is, ^
ken is uitgegaan uit Nederland» en aan Nederlanders
te danken was. Wat nu. hier, ten aandien van l a u*
k ft N a K o s T £ R en zijne uitvinding der Boekdrukkunst^
' gezegd wordt, beamen wy volkomen; maar wat'voor-*
'%\ wegene onze zeker toogstverdtenfklljke latidgenoo-
ten 'OsnRT orojscTb en feRASMua (aan welke
iets van den lof ^ dte hun regtmatlg toekomt » te ont*
nemen, wQ voor heiUi^bunis honden) hier op nieuws
beweeM wordt , dat nümelp de ecirfte de éénige verbe-
tenMV van bet beoge en lage fchoolwezen , en de laatfte
<«de éénige-taiefidltf de0 wcrcnfchappn en letteren^ en
/:* ' Y e de
\
/
i
N
jaO JH.^ IJPBIJ EN I. |. DBRiMOUT
de eer fiê en gnotfifi Hervormer zou gevvecst a^, —dit
houden #ij voor overdreven* Wg wederfpraken, dit voor«
heen, in deze Leturaefefdngmyoox 1817., Ilk.Stuk»
bL 631 env«9 en voor 181&9 Ifte Stuk, bL 719. enj^.
Men tracbt het hier (n^ftr oos oordeel ter ongefcbikte
plaatfe, ahhaiis met eene geheel ongepaste uitvoerigr
heid) te wederleggen. Het is wonderlijk.. Wij dachten ,
het was onwederleggeUjk. En dat denken wg nog, fchoon
.hier (wie weet hoe dikwyis) herhaald wordt, dat h^t
'nu wel uitgemaakt zal ziin, dat wi^ ongelijk hadden, $n
dat alle onbevooroordeelden dk. nu wel zullen toeftem-
tnen. Doch wij laten ons daarover nu niet verder uif^
ons voorbehoudende , om dit , big eene anderegelegep^»
heiJ, te doen.
De tweede Afdeeling behelst de Géfchiedenis vm de
Hervorming der Christelijke Kerk in de Ntderlané^n y
van hl. 47 tot 161 , en loopt tot op den afiland van
K A R E L V van . de regering. , :. v
De derdA verhaalt de Gefahipdenis van de ^chtingdcr
Hervormde Chrisielijke Ke^rk in de^elfide landen,, vaa
bL i6i«*294, en gaat -tot op den dotod van w j i« jl £ yi
I. •— Van 'dit gefchiedirerh|al laat zich geeq doorgaand
verflag geven*. Op deszelfs vorm zou niet weinig zijn
aan te merken ; doch ona- befiek gedoogt niet., dat wij
in bijzonderheden treden* De bewerking is niet gelj^ii»
matig. Ukc weidt het varhaal uit, daar is liet zeer te
zamei^ getrokken, ook wanneer het wel wat breedfr
)gaan roogt. Het volgt de; orde des tijds, maar fprinft
dikwijls in denaelven (fointijds toe in onze eeuw) voor«
.uit, en verzaakt na en dan bet geheele karakter van gf.
l^delijke gerchiedenis. Zoo dpët bet vooral vanbl..a(^
tot £93, inaobderbeid in datgene , x waar uitvoerig g^«
handeld wordt. oytr^kloosterlijke^^, geestelijke ep kerk^lij^
ke goederen. Dit alles ^dunkl 0n4, behoorde hief niec,
en had, ot/ onder eene volgencte,. of ood^r eeqQ afiSOB-
derl^ke rf/^ri^;^ , gtbrsgc.. dienen te wonkn. Dit alles
neemt niet wiegf dat bi^r zeer veel ivoork<>mi;, wiwrop
onze . hiervoos g^eyene lof^ in 4en uitgi^breidilen zin ^
van
C£SCHXE]>Bms Ofk NB1)ERL/HKRV. ICKRK. S^l
yin toepasfing is. Daartoe behoort vooral het berigt
wegeos de DoofUgezindM , (fchoon wij denken , dat het ,
20nder iets wezènllks te verliezen ^ beknopter had kun-
nen z\\n} -^j 'dar wegen» de gevoelens en de onderlinge
verdraagzaiinhëid der eerde* Hervonnden , — dat we-
gens de. óproefigheden der Gentenaars onder hemby-
aB, eniderzelver gevolgen voor de Hervorming, enz.
Het verhaal van de flichting der Waalfcht Kerk in
]^ederidmi\ onder de vierdlf Jtfdeettng ^^^M ^K 294—*
307, rbeUaagt ons om zijne meerdere kunheid'; doch het
tenpc ine^e het hoofdverbaal vooruit, en vermeldt niét
fiechrs harcrcftichtipg ,' maar ook hare uitbreiding, tot
op de herroeping van het Edict van Nantes. ^-^ Op bl.
300, in den laaiften regel, zoade de invoeging van het
woord Roomschgezinde^ vóór dat vxnff^alen ^ At dui-
dehikheid* bevorderen. -
i 'De vijfde Af deeUng %ttXx: ons Historifche Merh»aaf^
dèghêden ^' tot nihderc opheldering van de pichting der .
Neder land f che Hervormde 'Kerk^ van bl. 307 tot 337;
Hiervan^den geheelen inhoud opgeven, kunnen w^niét.
iSr woxot voornamelijk breeder Uit elkandet gezet, hoe
Luier fchen en WederdooptrS ^dXt in Nederland de eer-
fte Hervormden wa^en , waurbii zich vervolgens Zmng^
lianen , en later Kalvinisten\ voegden , in den begin-
jpei broederlijk vereenigd waren ; hoe de eenigheid met
dei Wederdoopers verbroken werd, toen vele hunner
(waaronder echter ook (ïcchte Lu^eranen èn Zwinglia.^
yieh hunne rol fpeelden)'oproerig werden;" hoe de Zw-
tenfchcn^ eerst den groot den , daarna den kleineren hoop
uitmakende, z\ï de gematigdde , bij de Wethouders
iter Aeden , die meest ZwingHsch^ en Melanehthms-gezind y
waren, in het- meeste aanzfeii ftónden^ hoe de Zwing-*
iiknen en Kntvtnisten daax^m gaarne onder den naam
;van •Le//'(;ri7y7^^ Tchuilden , ^en omtrent de leer van het
H. Avondmaal zeer veel aan hen toegaven, hetgene
wii'i'&BiIen de > verbond^e Edelen te vergeefs rie •
den , ifatt piói algemeen doen zou ; hoe de fcheuring in
Dttttschlilnd ooit hier bare kwade gevolgen bad:.> en al
• . Y3 de
^% A. IJ P C IJ ^» ft* ƒ• Jl B a N^Q;Ufn:n^T:)
de ^^/ Ze^/^0r/2r>id/7;;ich diari0p,viefeeiu8d6n.&}etde-£F^
7^/1 9 en de belijdenis v^n GfJ ijxo djü 3 a e 9 aiu|niiii«o r
waarbij zich de SfclanchtMr^an^i^ VQiigdftOv^S^v^ ^^
getal der Luftrfchen zeer, deed ;afneinen; hoe de Neder-
landfche Hervormden, b^ eil na al^va's komst, ver-.*
ftrooid weriien, zich. daatna weder vérsamelden, en.
wiLLBM I'Zich b^ hw voegde; hoe zich vervolgens:
Qok de Luterfchtn hier 'ye$t)gd)env waarbij .inzonderheid
wegens Jbunne genieenten van Woerden tvi Kuiiehburg';,
eindeJijk, hpe ook de Doépsgczindmi ^ -At velen t^gen
zich hadden^ door will^ji I^belchennd, endoor
's lands Staten gehandhaafd werden^ fclioon zij Kieren
daar veel leeds hadden te v^duren* o
. In de Histórlfche Aamnerkipgen over de Ker.k^Sr4ening^
'onder de Nederlandfche H^ryortnden ingeyoerd^ komt^
in de zesde Jfdeeling^ bl. '337 — 361 , voor, het berlgt
wegens de onderfcbeidene ontwerpen , daarvan van t^d
tot tijd gemaakt, — - de verrchillende begiafelen» waar«
van de geestelijkheid en de regering daarby uitgingen,—^
de aauhöiudende onaangenaamheden daatx)ver, en de
verwarringen 9 daaruit in Vlaanderen j en ikarna im
Holland enz. , onder lbycestbh, ont({aan , «-^
fchandelyk gedrag der Hervormde Kerkelijken van dien
tfld, vooral in Friesland^ — en wat er al verder ovef
de Kerkeördening is voor ge vallen,, en boe het, federt^
tot de tegenwoordige inrigting, in de verfcfalllende ge»
westen, gekomen is ; waarbij wij opmerken, dat, op
bl. 353, reg. 12, het woord C7/r^A/, gelijk uit bet
vervolg duidelijk blijkt , bij misflag is uit de pen ge«
vloeid. Nog merken wij %an, dat, hetgenevan bU
348—352 voorkomt, oqs dunkt, hier,. in het berlgt
wegens de Kerkeörde, kwalijk geplaatist te zijn, en,
als vervolg der gérchiedenis , met de noodige verande*
Ting Iiad dienen Ingevlochten te worden in liet vorig
verhaal , op bl. 258 of daaromtrent. '
In de nu volgende zevende Af deeling y bl. 361-^427,
M worden Hlstorifehe Aanmerkingen geïnatkt.^ oyer het
bèfiuur der Nedfrian^fphe, HfrfH^rmde KetAi JDaiar zvA
dit
l
GESCHIliDfiNIS 1>£R.;N8]>E&L» HXRV. KERK. %i$
dit beftttiir naar de Kerkedrcfeningen reVelc , vo)gt van *
s^etf , dat hier weder niet weioig faerbaUng voorkomtJ
^ Wij achten 'het noodeloos, het beloop dezer dan mer*
kingen bijzonder op te geven, en melden . alleen , dat
de Heeren Schrijvers van die werk de overdrevene ge-
voelens van RALvijN en voErius» óver de opper-
magt def • Kerkelijken ten aanzien der Kerk, wraken ,
en>2ichvoor liet getnatigier begrip, waarnaar de Re-
gering zich (leeds rigtte , verklaren. <--- Voorts wordt
bier ook gehandeld over de opleiding tot en de beroe-i^
ping van Leeraren , over bet onderfcheid tusrcbcn Pre^
Mkanten tnl^rcfeten^ over Proponenten^ hunne éxa*
mina^ bevestiging van Predikanten, hunne beroeping,
(men ziet , dat de orde niet zeer geregeld is) over het
jt/s patronatus , vooral in Friesland (verbazend omflag^
tig) enz. In hoe verre dit alles hier te zijner plaatre
lla, laten wq daar; maar, zoo ja, dan hadden, dunkt
ons, de bijzonderheden van bl. 265 hier behoord.
V De Godsdiennlur der Nedcrlandfche Hervormde Kerk^
is het gewigtig onderwerp der Historifche Aanmerkln*
gen^ in éi^aehtfte AfdeeÜng , van bl. 4127—479. Der-
zelver beloop is dus : In de eerde dertig jaren van de
Hervorming der Nederhtudfche Kerk was de Gods«.
dienstleer der Protestanten onvast en wankel. In de
hoofdzaak was men het eens; omtrent min belangrijke'
(lukken verlchilde men , gelijk srasmus,luther,
zwiNOLi en vervolgens k a i. v ij n verfchilden. De
Walen waren eerst Lutersch^^ na 153a Kalvijmch^^t»
zind. — Over de vroegfte godsdienftige gèrchriften »
waarnaar zich de gevoelens in de Noordelijke gewestqn
rigteden. — De Katechismus van kalvijn, bij de
Walen al Tpoedig na de uitgaaf aangenomen, niet zoo
ras bij de Nederlandsch -Düirrchen , die tot het midden
der zestiende eenw ZwingUseh waren, en eerst den
Katechismns van a lasco, den kleineren van mi-
cro n , en de^ laatif en Koru Oriderfoekinge des G^
kofs^ waarin de leer des H. Avondmaals begrepen was 9
(alles in den jeest vap z w i n o l i) gebruikten. Tot
Y 4 1ÖJ9 •
1619 toe was de leer der Nederlandfehe Hervormde
^ Kerk 9 ten aanzien van het Avondmaal , ongelijk aan
zich zelve 9 ja zij was tiet nog lang daarna, en zij is het
nog heden 9 daar baar formulier, om die plegtigheid te
houden, verfchilt met de Nederlandfehe GeIooFsbeli)«
denis en -den Heidelbergfchen Katechismus. Zelfs tea
aanzien van de Voorverordening en Voldoening zoo*
wel , ais van het H. Avondmaal , was de leer der Ne*
derlandfche Hervormde Kerk, op. ruim de helft der
zestiende eeuw , Zwinglisch.' Daarna vereenigden zich
de Nederduirfchen al meer en meer met de KaMnifcha 4
Walen , verdragende * elkander niet alleen ^ maar jslch
tot éóne Kerkgemeenfchap verbroederende. -« Volgens
de Sjmbolifchc Leerboeken^ later Formulieren van Ee»
nigheid genoemd , (zijnde de Nederlandfehe Gehofsbem
lijdenis en Heidelbergfche Katechismus , welke in en na
1566 werden aangenomen) waren de Nederlandfehe Her-
vormden Kfllvinisten; maar, volgens de Liturgïfchc
Kerkfchriften waren zij Zwinglianen ^ en zóo zQn zy
dus nog, als deels Kalvinisfen^ deels Zwinglianen^
aan te merken, boezeer zij elkander, vooral in het
voorst der zeventiende eeuw, beftreden hebben. —
Berigc wegens de Nederlandfehe Geloofsbelijdenis en den
Heidelbergfchen Katechismus. Hoe, door wien, en
waartoe zij werden opgefteld. Niet , om een rege) des
gcloofs te zijn. Zelfs een formulier van eenigheid was
de Nederlandfehe Geloofsbelijdenis niet van den beginne
aan. Zij werd het eerst in 1566; maar daarom nog geen
geloof sregeL Dit te zijn , had zij nooit bedoeld , en zij .
werd het eerst kter, niet openlijk^ maar heimelijk ^
. naar de ayeregtfche denkbeelden van fommige heetgeba--
kerde geestelijken ^ alleen door^de verbittering der ge*
moederen tegen anders gevoelendetu Ook het doel ha*
rer onderteekening was niet , dat men zou verklaren ^
vf4it men . geloqfde , maar wat « men zou leeren, -— Hoe
men op de Lejcesterfc^t Synode, in I58({, fchoon het
den Statep niet geviel, de .vastdelling: verkreeg , dat
^ij onderteekend moest worden , op bedreiging van af-
zet^
GBSCHIBOKMIS DEIL tVSDEllL. BERV. KBRK. 3^5
Mfting, ponder echter, vóór 1619, agn oogmerk daar*
nede te bereiken. -- Overeenftemming'der Nederland»
iche Geloofsbel^ems ' met de Franrche. — Berigt we-
gens deze. «» De Htidclbcrgfohe Kaiechifmus. — * Hoe
die j in de Nederlanden , allengs tot dat aandien is ge-
komen , dat bi) algemeen is aangenomen , fchooti niet
algemeen onderteekend vóór 161 9« -*- FormuUtren yan
imdórteekemng ^ toen ontworpen. — De Waal fch e Leer-
aars onderteekenen 0en Kdtechismus niet ; maar de Ge»
kofabclijdemsj At Dordfihc Kanons ^ en, federt 16S6,
Mkere hepalingen omtreru de leer der voèrverordening
en de 'Verdorvenheid der fnênfehétifke natuur. —» De leer
der Nederlandsch- Duit fche Hervormde Kerk was dan,
in den beginne, Luterseh^ÈrasnUaansch^ wat Tater
Erasmiaansch'-ZwmgUseh'Mtlanchthoniaansch^ en is
daarna ZwingUsch ^HaMmsthch gtmorètn ^ ^ sonder
dat het *volk en vele keraara bet wisten, terwijl Tom-
migen het niet, en anderen het wel weten wilden,
waaruit verdeeldheden ontdaan 'zijn , die op fcheuring
zijn uitgeloopen/' ' De Nationale Synode van 1619
heeft het eche KaMnifche met het ie nfeinig verftane
ZmingUfche zoeken te vereenigen , én daarom de Liturm
gifche fchriften i die in den geest van*zwiNGLi ge-
IteU zyn , niet naar de Geneefrche gevoelens veranderd.
^ Hadden, vóór dien tijd, ^ van den beginne af aan,
„ de. Kalvijnschgezinde leeraars zich zoo uitgedrukt
„ftls de Dordfche Synode leden, én hadden Zwing-
„ liacbgezinden niet de oorfprotfkelt^e gevoelens van
„ hunnen aanhang te verre 'getrokken^ zoo zouden
„. welligt beide partijen het b«rnas niet tegen efkander
,^ aangetrokken, maar elkander wel verdragen hebben/^
Vde Hervormde Leeraars hebben ook na 1619 de be«
twiste leerpunten verder, dan de Dordfcbe Vaders,
gedreven, en* zich veroorloofd,' bij het gebruik der Lt«
turgifche icbrifren , daarin willekeurige veranderingeti
te maken, en zich van fommige gebeden niet meerré
bedienen. «- De Waalfche Kerk is' altyd KaMnisch
gebleven.
Y 5 Van
.Vao bl. 479-^5ft^.WPrdt, in M.hcg^ndaAfdselingui
oy«r ^uopef9b4ren,Qod^ierèst dtr Nedcrlandfcht Hcr^
yormde Kerk^ dat is over prediken,, bedieiven der Sa«
cran^nten., onder vija uit den ^ Katechiitous , en gebe«.
cUn^vS^handeld. ({iet gehang ^^otéx wei^ mede , gelyk
h^t'jtoteden openbaren Godsdienst behoort, genoetna;
cj^b daarvan komt hier niets voor. Men fprëekc daiari*.
van onder de volgende Afdieeling^ die 4^ Liturgifchdi^
fcbrifun ten onderwerp heeft^wair; het, dunkt óns>.
niet behoorde.) Hier wordt de gëheeie jnrigting . vaa
^n openbaren eerdienst, onder de. Nederlandfcbe Her«
vormden ^ in den vrQegftjen t^ , .-befcbcevfen , van elltN
vande$zelfs deelen afzonderlijk ge(|iroken^ welke/vcr-'
anderingen daarin van t^d tot t^ gemaakt werden ge»
neld , enz. Ook van de K^ktneht ,, en -bet flaiten .eti
ontfluJten vap bet Hemelrijk 9 «-* van het eerst in het
geheel niet vieren, daarna plegtigvastftdkn. der viering,
van Kers- 9 Paascii* en PinkQer-feestem > aelfs geduren-
de^wee dagen, en van bet prediken op Nieuwjaars- en
I^melvaarts - dagen , wordt gehandeld. Zelfs van het
lij zonder kate^betiscb .onderwijs , dat bezwaarlijk, tot.
den openbaren Godsdienst k^n betrokken . worden , <«-•
van bet aannemen.van ledematen , r^ van de e^&t af- .
gekeurde , daarna ingevoerde ^ orgelmuziek in de kerken,
en eindelijk van de afkondiginflfen van den predikdod,
sa geëindigden Godsdienst, wordt verftag gedaan.
.DeüWfte of tiende 4fdeeting gaat, van bl. 511—554^.
oy«f. de Litur^ifche Jthriften. — Wat men er door i^
verftaanr bebbe, van waar «ij oorfpronkelgk ziin , hoe
z^j.zljn ingevoerd, enz. wordt gemeld. Op de^ Synode
vai) Holland en Zeeland van 1574, 'waar M Z^vingUts^
nei^ den boventoon hadden 9 werd bepaald , geene andere
t^ gebruiken , dan die achter d» Katecfaismus gedrukt :
waren ; doch men liet-' bet , óp de Nationale Sjmode
van 1581, vrij, pm zich, in de tweede vraag van het ^
in iü7^ üsa^gwomtn f /ormuitesf des JCinderdoops 4 al dan
niet 4«i d^ wporden^, 4f teer^ die hier geleerd, wordt ^
te bonden. Hierover wordt te regt de wisheid jder. Sy-* .;
no-
Qp4e g«[>jezcn^ die de uijtbarftlng . mn gePchffleo tM«
(c^en KahinUten ^ ZwfpgHanen voorkcwen wilde ;^
en daarbij herinnerd het deswege, in 1613^ .gebeur*?
de .-inet uiteï^booaard en efiscopiu39 te
Amfterdaai, waar de. Leeraars-p lakcius en vak
PitRHBiDEN niet zoo wijs en gematigd wareuialft
^e Synpde.*^ Volkomen. ge^ag yer^cegen deze gjerchrifr
ten eerst in 1619, ,tpen orde gefield werd op derEf;}vec
fevifie. Zij werden doorgaans ilordig gedrukt,. 011^
zelfs, als daartoe ' befletei) wa& » voor het yerv4?^lg nie|
genoegzaam gezuiverdn. — Den^elyer lof. — • N^^g wor^
gebapdeld van de. EyangelUbo<ken ^ op de feholeii ge*
bruikt 9 ^<-* ^WkMij^elvertalingen , (waarvan reedsr^broed
gefprokei) was op bh .iio-*ii3 , h^tgene bier gedeelte^
lijk herbaald wordt) '«F*- Jnarönderhcid van utenho»
V £ N 's vertaald Nietf w Testatneof ., dat regtmatigen lof
erlangt, «^ en eindelijk van htv Pfalmgezang ^ vooral
van de armzallge^ en. ibrety^i^ berijming van da«
THE EN, die , Ecker *niet naar verdiende, allèandei»
verdrong, ^^ van m^rot^s en BSXA-'è pfajmen.^
hQ.de Waalfcbe gemeenten aaiigenooien , ->- vaa deo
voormaligen afkeer van andere kerkliederen , en van de
yergeefTche pogingen , om die in te voeren.
Nu; hebben . wj nog te fpreken vuk de Aanteekétü» '
gen 9 welke, in grooten getale » b^ dit werk gevoegd,
doch niet onder den tcekst geplaatst , maar, betgeae
wg zeec goedkeuren , in een afMOderlijk boekdeel van
wel ddS bladzydsn, ^meii. eene kleinere letter gedrukt 4
verzameld zi>n,. znodat men ft , onder het lezen , naaste
zich ijjiebbende , geinakkelijk kan raadplegen. Behalve
de aanwijzing der Schr^veren, waarvan men ziólv ia
bet opftellen van dit werk heeft bediend , bevatten zg
alles, wat men, tot opheldering, bevestiging, uitbrei«
ahig enz., noódig geacht heeft bij het gefchrevene t^
▼oegen , en • biet en daaf lelft vr^. breede berigten we»
gens zulke bijzonderheden , als men in den tekst zelil^eii
gemeend heeft niet te kunnen opnemen. Men vfttfl
tDok dairin veel Iceiicisi ,. eo ÜUfa, ln> 4enz6lféetf^ed»t
als
/
3CïS IJ PB I) £N D^B R A O Üf , RfiUKdBSCHÏÉ&ETfts.
ats het wérk gefield. Zij zijn' een voörtréffeigit gedenk-^
ftuk van' der SchfSveren vlijt en uitgebreide belezen*
faeid^ in het vak, dat zij bearbeid hebben.
Wg fluiten dit verflag met -te fce^gen, dat wij, onder
het lezen vtrn andere werken van den HeerijPEij,
icoowel als van het fègenwoordige, (want 2ljn Ed. al«
ken fchljnt hier de pen gevoerd te hebben) roeerraalenr
gedtt<^ht hebbetf aan de overeenkomst , welke zijn Hoog*
eerw. heeft' met den door hem zoo Kóoggefchaften
E RASMUS, daarin, dat hij', zoowel' als deze, rchiè^
Kjk Tclir^ft, en het -gefchrevcnc onverwiiM uitgèèFu
Er AS MUS zelf erkende dit als een gebrek.- FdUóf
(fchrijft htj , 0pp4 3> IX. p. fisfy.) '^^ f^^'^' (^rrtnia pi^x^
clpitdrc . verlus , qUA^n ederc. Sic est i'ngemum , et ag*
noseo culpam; en'^. B79; Qjniiquid edó\ übortas versus
iftj quam partus, Móc yitium miM pemtus infiium est.
I^n fertf retognosccndi t^dïum , non premcndi müram ^
non elimamU^ qu^d deformatüni est , diligentiam. Doch
wij herinneren ons bierbij, wat bextus rhena»
w u s , in yita £ R a s m f, apad^ ba t e s i ü m } p.'iöS;*
van hen zetde , die den grooten man deswege bitter vtr^
wijt: deden , hetgene' ten aanzien^ van den Hoogleeraar
ïj p E IJ van. vrij waf toepasfing is*: Proferant nobis in
fnedium tot tamque utilia fcripta^ tam fancta^ tam
cordata ^qmt abEfasmo Chris tiamss orbis accepit. Wie
2tcb; door veelvuldig tuittig fchrijven , eenigzins,' als
B RASMUS, verdienftél^k maakt, mag ook wel een ig
^eel hebben aan devèrfcbooning van een gebrek, dat
hi} met hem gemeen heef^^ en dat men hem gaarne ver-
gaf» Mogt er zich echter niemand, in faooger graad,
aan fchuMig maken , dan erasmus!
Lurrcdfncn^ door heiman muntinohs. Ttf
,-GrMingen^ W/ iJ.-Pwnkeas. In gf. 8ya. ^304 «B^
: ƒ ft • IC- : • ';':'-'*■ / " i . '! ' - : •;
T. « » •
ien Leerredenofi , weUcer inhoud tis een^achte datiw
' ia
JSL UJf.H:XJ'JI£ |IX> XCVRSXDICIIBM.
za9
in het gemoed van den lezer ffdaak« In de eerde tref«
den 'wit mee .den kenrigen, eenvoodigen fprteker, vMi
den groodigen Oosterling tot de befcbouwing van de
l^a^ui^ y .naar inleiding van bet heerlyk natuardicW
fluiVvdei\ ClVd^n Pfalm. Daar toont hij ons , den lei»
df«ad des; geween) Dichters volgende, Gods onbeperk»
x^ j^luwgt, allesomvattende wetenfchap, onnavorsch*.
bare; wijsheid, aV)e3 vaderlijk verzorgende liefde , allH
vervuilende overa4tegenvsroordigbeid , door ons het oog
-te doen opflaan naar den hemel, ons te doen herdenken
de.ec^rfle ivorming' der aarde ^ en opmerken hare tegen»
^ypoidige inrigting, benevens 'die van alle fchepfelen^
^\t! biar bewonen , en dat deze alle ieder oogonblik
van God afhankelijk zijn. Zoo vinden gereeden ingang
4e gezindheden., die de'fpreker^ op grond yan deze be*
Xchpuwing ,^vj^ :onf oiscbt , en worden wij zachtelijk
beftnurd, om op .te yolg^ zgne ra^i^gevingen^ter ver-
\yerviqg ^an deze gezindheden^ — In de. tweede worden
wij ge(lem4 tot dat gevoel van. Gods alwetendheid en
alomtegeniwoord\gheid , hetwelk den Dichter van den
CXXXIXften Pfalm bezielc^ , toen hy , waarfchynUjk in
een . tii)d(ly> , dat hij door zyne vygnden bi| Stal werd
j^aog^kla^gd ft alsof hij hem naar kroon en leven ftond,
iioor dezen werd vervolgd , in woestijnen zijn heil moest
.zoeken , en , mlsfchien in^ een^ ber^fpelodk , door de
duisternis overvallen, inzpnderheid de 28 eerde ver*
zen van .diea Pfalm zamenftelde. -— In de derde, ovef
Spr.XXX; i~6t vinden w^ de belangrijke aanmerking,
dat de woorden: tot Ithicl^ tot Ithiel en XJchai^ met
eene kleipe verandering der Hebreeuwfche kianknip*
.pen.,. dusJcunnen vertaald worden: Ik bezwijk ^ o God f
ja ik bezwijk y -o Godl en heb mij^^fi'omp gciachf^
i^ügevolge welke. vertaling dan de zaken, die in (jen
«tekót liggfi)». deze. zijn: ;• Welke moeite de mensch
jO{>k aanwende om na- f et dekken over God, c|cazelfs iki»
;fiii>r blijft voor hem fleeds onbegr\^eliit. a. Hoe onr
.(^T^pe|ijk;God vpox ons zij, zijn woord leert ons ech-
ter zoo vfeW-ao-HfiRisAla genoegzaam is , om op Hem ,
in
in ftl ODM tkooden én v'aoral onze beboefteu;» eenbfl'i-
ftübaar vertrouwen te vestigen^;* ep^zoo veel van 'Hem'
té weten , la noódig en toepeikeiid tot èwe getükaaHg*
héd. 3« Dieper in! de kennis der Goddelgke natuur ré
willen dringen, kan' zelfs tot ftrafbare 'dwalingen ver^
lelden. -^ De vierde (uitgefproken in den winter) bc-
helst , uit Jez. XLV: 15 , de troos'iFeer , dat God , fcboon
Hij zich al een« verborgen boude, toch altijd bet ka*
tsikter behoudt van verlosfer en heilaanbrenger , en her«*
innert , zoo töt onzen troost als tot onze leéiring , héi
w$ jegegs God, vooral in eenen tgd , waarin H^- sich»
zoo diep verborgen houdt , moeten gezind zijn. — De
vijfde/ naarMacch« XIIL 31 en 31 1 (de gelijkenis van
])et mosterdzaad} handelt óver de ontwikl^elittg vab bet
Christendom , langzaam , uit een kïein^ onnanzienlljk
begin , tot verbazende uitgebreidheid en grootheid. «-^
De zesde, naar Maith. XIII: 33, (de 'gelijkenis van het
2U«rdee(em) over da ^ wel krachtige, maar tegelijk dik«-
wijls verborgene- e» ftiUe, werking' van het 'Evangelie
tot veredeling en vérbetering des menscfadóms, «*. Dè
zevende is over Matth. XXV: i— 13. (de gelijkenis der
vijfwijze en vl}f dwaze maagden.) In deze vinden wij de V
v^r de uitlegging van 200 menige plaats in de Brieven
der App.gewigtige, en den Neologen den pas afihijden^
de , aanmeilking , dat , indien al de App. Jeaus wede]>
komst nog bij hun leven verwachtten, zulks hun niet
ikUeen niet fchaden , in tegendeel waakzamer maken kon»
— De achtfte Leerrede , over Matth; XXV: 13, is toe-
pasfing op^ de vorige. -^ De negende heeft . ten tekst
Hand. IV: 3a«. De eensgezindheid der eerde Christenen
beftond in* eensgezindheid in de hoofdzaak des Ëvange*
lies — in genegenheden of begeerten -^ in beginfelen
en oogmerken — in karakter of geaardheid. Scttoone
fehets der eenheid, die kan en moet plaats grepen! «^
De tiende handelt over a Gor. III: 1—3 , en 4>èfeltouwt
eenige ' trekken van de voortreffelSkheid der werkingen
van den H. Geest, zoo als die door Jezus Christus ons
gefchonken wordt 9 op het hart der meDfcbéh.-
Ker-
O. H. L A G BrJL 8i £M. J* S C H U L T Z^ a«Dl¥0£A« ENZ. 3|1,
■^■■■' - -■ ■' ■■■ ^■*' '.'1' '."■- ■■■■ .» ■ .1,, I
Ktritlijkc Rtdey$erwgen en Janfpróken bij ék ^pcnU^
• t,n fl^iiiing '^4n de cerfic Vergadering der £yangc^
li^ch'Lutbtrfckp Synode in Act Koning rif k der Ne*
der landen^ zoo door. Z^ B^etlh den Moer e Stdats^
taady Directeur ' generaal, voor de zaken der Her^
vormde Kerk enz» f als door 0« ii« lager^S en
j. SCHULTZ; met een Foorberigt van den laatstge^
t^oemden^ Te Amflerdam , bij- B. Kramer ea Zoon.
. 1819. Ingr^Zvo. 144 jff/. ƒ .x-io- :
et belangrijk voorberigt geeft den dankbaren lof aan
Z. M. voor Hoogstdeszelfs vadeWijke^ zorg , ook voer
liet Kérkgenootfchap, van hetwelk hier fprake is, th
toont de uood^akelljklieid der nu ifageyoerde organizr»
tie, ter naauwere' vereeniging derEvang.LuterfcheG.*
ineenten in ditRyk, onder één gemeenfchappelijk.Ker*»
keiijk beduur \ terwijl bet tevens de gefchiedenis van
dezelve, en van de nu het eerst gehoudene Synode,
opgeeft. De Aanfpraken zijn ^ zoo als men die van zoo
voortreffelijke mannen bij zoodanig eene gelegenheid
verwachten mögt. De Redevoeringen, zoo ter opening
der Synode door dèn Weleerw. l a g e r $ , als ter flui-
tiny door deirWtlcerw. scHtJLTZ, over Bphez. IVï
1$ , 16, en VS. 3^6^ prezen zich allezins aan , door eeo«
voudige welfprekendheid en overredende kracht; zoodat
deze bundel niet alleen een aangenaam en blijvend aan*
denken is voor de Luterfche Gemeenten in ons vader*
land, maar tevens hartelijke vreugde over dèn Christe*
lijken geest, dien dezelve ademt, aan 'lederen welden^
kenden zal geven , en deze geest zich by lederen lezer
"krachtig zal voelen opgewekt en verllerkt.
)
ff09$d^
332^ A.DBKÖNINC, HANBLBIDINOié ^
Hvndkiding omtrent de Leerredenen over de Lijdensge*
fchieéenis dis Heilands , j aarlij kr te houden in de Her*
vormde ChristelijkeGemeente^' bijzonder ten platten
lande. Door albxander de koning, Pre*
dikant te Sliedrecht. Te Dordrecht , bij J. de Vos
en Coinp. In kl. Hvo. XII en 9Ö 5/, / : - ia - :
D
e Heer de koning heeft door de uitgaaf van
deze Handleiding eenen wezenlijken dienst bewezen.
Het is, namelijk, gelijk de Schrijver zegt, moeije«
lijk, de gefchiedenis vs^n het lijden des Heeren op
eene gepaste wijze ter behandeling op den kanfel te ver-
deelen. Hy helpt den Leeraar , die alleen (laat , zulks
doen op onderfcheidene wijzen, het getal der Igdens-
tekften tot het mogelijkst kleine en mogelijkst groote
gebragt, en laat eene\ duidelijke aanwijzing aangaande
Üet gebruik van dit boekje hetzelve voorafgaan. Het
is niet alleen voor den Prediker, maar ook voor de
Gemeente; en wij wenfchen, om het belangrijke der
Llidènsgefchiedenis onzes Heeren, dat van hetzelve
200 algemeen mogelijk worde gebruik gemaakt ; aan dé
vervulling van welken wensch wij ook niet twijfelen.
Handleiding Voor het onderwas in den Christelijken
Godsdienst. Door o. benthem reddingius,
Th. Dr. en Predikant te Asfen^ enz. Te Groningen^
.bij W. Zuidema. In kil ivo. 34 BI. / : - a - 8
D
it boekje onderfcheidt zich van de andere , ons be-
leende , daarin , dat het enkel tekften uit het N. V. ten
bewijze aanvoert , en dezelve telkens achter ieder hoofde
(luk eenvoudig opgeeft , opdat leeraar en leerling de-
zelve zouden naflaan, en het onderwijs alzoo tot het
naflaan en het onderzoek van den Bijbel dringe. Het
acht de bljbelfche gefchiedenis reeds aan den leerling
bc»
y
G. B. REDDIKCIUS, BAlfpLEIBING, 335^
bekend , en , den Natuuripcen Godsdienst mede Voor-
onderftellende , bepaalt het zich 'alleen tot den Geopeo*
baarden , en houdt geloofs- e;i 2;edeleer vereenigd. Voor
het overige doet het den Godsdienst kennen, als liel>«
bende den gezegendften invloed , zoowel op het tegen*
ivoordig als toekomend leven ; en heeft ook deze Hand«
leiding dat (f elfelmatig aanzien niet, hetwelk bij menig
ander leerboek zoo weinig uitlokt. Wij gelooven gaazw
' jie, dat de fteller zelf niet alleen, maar ook menig im«
der , naar dezen leidraad goed onderrigten kan. Even*
wel, wij voor ons, die zoo menig leerbpek beproefd
bêbben, Rellen dit niet boven, maar nevens vele anda-i
re, reeds in gebruik, en meenen, dat ieder onderw^
2er best doet, met zich niet aan een'eü hetzelfde^oek«
je, en bij iederen leerling, te binden. De onderyin*
dinf leerde ons , dat men b^ velen piet vooronder ftellen
kan , hetgette dit boekje vooronderftek , en ook diir^
waar dievooronderflelling geldend is, doorgaans toch
op het hier verzwegene terugwenken moet; hètgene
vooral ten aanzien. der Bijbelgefchiedenis , en om het
eigen Bijbelonderzoek te bevorderen, zoowel als om
bet bevktteUjke en bruikbare, wel eenige meerdere aan*
wgzing in 6et leerboekje zelf verlaugen doet. Qnder
de nieuwere leerboekjes, die wij iederen leeraar ver«
zoeken in te zien, etx hetwelk, bij fommige letriingen
gebruikt, zeer goede dienden zal doen, tellen wij dit
werkje voorzeker. Het heeft de volgende tloofdfluk»
ken': i.) Geopenbaarde Godsdienst in het gemeen; ds
Christelijke in bet bijzonder. 2.) God. 3.) De Men*
fchen. 4.) J. C. , Gods Zoon , Hehsch en onze Leer^ .
aar. 5.) Lotgevallen eh hooge ivaardigheid van J^zus.
6.) De H. Geest. 7.) De Christelijke Godsdien/ligheid
in h.t algemeen. S.yDe zedelijke verbetering. 9.) Ben
Christelijk deugdzaam leven. .lo.) Invloed van den
Godsdienst op ons tijdelijk geluk. 11.) De Eeuwig*
heid. — Bij het opgeven der Hoofdftukken het boekje
jiog eens doorloopende , mogen wij het goede, dat wij
van hetzelve zeiden, van. heeler harte bevestigen*
' fiOf&BESC». 182c. NO. 8. Z . Kort
KORT GNB^RWIJS*
"Kort Onderwijs tot Bcli}dcni$ en Beaef^ng vmn den
*" ^Christttijken Godsdienst. Te Groningen , bij W. Zui-
' dema. In kl. %yo. ia BI. / :-i-8
.X/Qor )twee Horvormde Predikanten vervaardigd , ea
^pzettel^k voor loeerbejaarden. ea gehuwden , die belet
JMT^rden^ door uitvoeriger onderwijs , zich te oefenen*
•Dit boekje geeft daarop dan ook alieen het allernood*
isakèlykile» on laat don onderwijzer overvloedige ruim*
*te tot verhalen en mondeling onderwijs, Hetgene van
-buiten geleerd wordt, ia maar ^weinig. £en kundig
Leeriar zal hier^ in. iMt bedoelde geval» ecne genoeg*
.came haodleidiog vinden*
ft
J)isfertatio pbyfiologico-pathplogica inauguralis de Fee*
$u intra Fmtum^ quam &c. publico et folemni ex*
' amini fiibmittit abrahamus ca p^ aü o j s. Lugd.
VkKXn. %X^}Xii.Viduam M. Cyfvter^ jfoh» fil. 8vo.
106 pp. •
D. L Natuur * Ziektekundige Inwijdingsverhandeling^
wer Vruchten tinnen Fruchten befloten^ enz.
D
'eze verhandeling draagt de èeQiafeiidfle blitfctn vao
de uitmuntende vorderingen des-fcbrljvera in natuur- en
'geneeskundige kennis , waarvan hij reeds in «gne , door
de geneeskundige faculteit ^e Leydén bofcroai^de » ver«
'handeling zulke uitftekende blijken gegeven had* Het
OBderwerp wordt er voornamelijk gefchiedkundig in be*
handeld» en alle eenigzins opmerkelijke gevallen van
plant- of dier - vruchten , welke zelve bevrucht bevoa*
den werden, vindt men hier opgezameld, bet verbaal
van dezelve moge voor het overige waarfchijnlgk zya
of niet. De fchrljver, echter, is verre van alles, wat
dien»ang9/mde verteld wordt, voor goede mubt op te
« »
ne*
A.CAPADOS]^, WSIfBRTATIO. 3^
&e»» 9 fcfaoon 'hij elk der verbialdc gtvallta wt op»
zett^Ujk met 4e fiikkel der oardeelkunde toelicht. Van
de best bewezene voorbeeldea g^eft h^ zinri|ke verkla-
rlngeo , in het bedonder van de b$ den mensch voorko»
wende, welke. h$ niet zonder grond aan overbevruch«'
ting toefchrijft^ De verhevene befpiegeüQgeii » welke
HTij hier en daar vinden , over het alleven der Natuur ^
over Une krofiH en é4M ftpfïn dezelve a^z., desgelyks
het gebeele eerOe hoofdftiik over df bevruchting der
delfftoffeQt berchouwen w^ aU het fchatm» hetwelk
ficb bov^n een gistend vocht vertoont , en een bewijj»
ia » dat hetzelve n^ niet geheel ia uitgegiat. Dit bi|
hem gefchied «ynde , ^al h|| met poa overtuigd wezen «
4at naauwkeurlge: onderfcheiding het éénige middel iSi
ter v.erkrüging van ware w^tenfphap*
Luiuchlfiud en (UKevolutie. Door j. G^%Vi,%%. UH het
HoegduUsfh vertaald. Te Amjlerdam » hj J. C* van
Kesteren. xBip» In gr. $y9« 919 ^ff/, /i*xo*:
I
n langen tijd namen wij geen boek met zulk eene hck>g.
gefpannene verwachting in banden ^ dan dit , hetwelk
in geheel Daitschland zoo veeropgang gemaakt , de eer
van het verbod genoten , en den Schrijyer die der ver-
volging gefcbonken beeft. Wy verwachtten da^in eéne
klare, krachtige, met geestdrift en vuur, maar toch
ook yoor hét Algemeen , dat is duidelijk gerchrevene
blootlegg(f ng van den tegenwoordigen (laat der betrekkin-
£en iii Duitschland tusfchen de Vorften en Volken , en
eene ontwikkeling der middelen , om die zoo veel mo*
gelijk t^ vereffenen. De naam des Schrijvers benevdde
^e hoop wel eeti weiiïig , wanneer wy ons in hem den
hoogvliegenden Idealist voor den geest bragten, die
zich in meet dan ééne wetenfchap niet ongelukkig ge-
oefend heeft, maar de gaaf niet bezit, (die aan wel
meer Duitfehers onzer dagen ontbreekt) zijne denkbeeU
t % 4eii
3s6 J. fli:öRRES ' • > -^
den omtrent dezelve hé1de^, tn ook voor het gemeene
xnenfchenvcrftand bevattelijk, vobr te dragen. Doch
wanheer wü ons dan wed^r zijnen Khtinifchen Mcrkur
voor den geeat bragten, dit blad, zoo geheel inden
volkstoon geschreven, dat geheel DuitscAland Az^tmtét
was ingenomen, en hetwelk den publieken geest eik de
regtinatige verlangens der Duüfchers in iSfs zoo zeer
in de hand werkte j — dan fchepren Wij weder moed,'
en hoopten, niet alleen iets zeer belangrgks, maar ook^
iets zeer verftaanbaars te lezen; te meer, daar wij niet
konden denken, dat men een «duister en in Hierogijphen
ingewikkeld boek zou hebben verboden. Dan , onze
verwachting werd grootftendeels te leur gefield. Er
heerscht in dit werk een duistere, ingewikkelde ftljl»
vol beelden', niet zoo duidel^ als de meestgei^wollene
Oosurfche^^w^ïrsL de Schr^ ver zekerlijk zijne geleerd*
heid 'heeft willen ten toon fprdden, hetgene hem ech*
ter bij zttt vele Lezers weinig tot aabbéveling zal (trek-
ken. ^ Zoo noemt hij b. v. het geld „ eene algemeehe
„ wereldkracht , welke in een beftendig fy fiool en dja*
„ fiool uit het algemeen middelpunt naar den omtrek e^
„ weder naar het midden terugfireeft ," — de nieuwer»
Volksvertegenwooydjging „ eene antithefis tegen de M^
^ fis der beambténwereld , in vvier antagonismus de
^ ftrijd zoo lang duurt , tot eindelijk de nuttige fyn$hcfi$,
^ gevonden is ;*' om nu niet meer, en nog wel erp;ere ^
fiaaltjes by ie brengen. ** Daarenboven viel de geest van
dit boek ons' tegen. Wij berkenden daarin terftond den
tchttn ScAellin^iaaff 9 die fchijnbaar zeer voor Gods-
dienst en Christendom ijvert, nuar, wanneer men ten
flotte vraagt, wat de Schr'^ver eigenlijk meent, ons op^
de zalige Middeleeuwen , het onafhankelijk beflaan der
Roomjche Geestelijkheid, en den onbelefnmerden in»
vloed van dpn Paus wijst; die, terwijl heiden tegen^
woordigen tijd' uit den mond van het verlêdene om al
des^elfs nietigheid en ; fchijn^roptheid wel zeer ernflig
beltrafc , (vvaarrcbijnlijk ook om óngodsdietidigheid) vaii
eeue „ {cheppende' wereldkracht " droomt, ^ die, toen
DIHTSCHLAKD VN U JMB VOLUTIT. 5)7
^ 20 i|i..dka HirfncshtktT .dt elementen het eerst gt^
». mengd had, en de krachten nu bruifend, gistend ^
^ lierend .en donderend door elkander vlogen , in veW
^.mislukte fcheppingen, die de bergen thans in zich
^ befl'uiteh, )]aar vermogen beproefd heeft , eer zij de
,,. regfe maat in haar werk heeft kunnen treffen;'^ (b]«
150) aldiijs het Christelijk denkbeeld van eenealmagtige
en vr^e fcheppende ^odh^id Verzakende. (Men weet ,
datscHBLLiNO* Panthcismus en het Koomfcht geloof
zeer goed weet te vereeuigen.) De voorkeur, aan het
Cathoücismus gegeVen , is op vele plaatfen. zelfs zeer
ilootend. Sedert het eeuwfeest der hervorming (lezen
wij bh 76) n was de federt lang aanwezig zijnde over«
il moed onder de Protestanten in Duitschlafid toteenen
^ pnverdragelljken graad geklommen." Een paar blad*
2i]den verder lezen wy van een verbond tegen den Pais ,
van . zijifpelingen (die de Schrijver afkeurt) op de ^«*
tuiten , enz. De uitmuntende wbssenbgro, dien
ejik braaf en verlicht Rooroschgezinde als ijveraar
voor de regten der Duitfche Kerk, en tegenftander van
uliramontaanfche beginfelen, eerbiedigt , wordt gezegd ,
*» zich, tot bet doordringen eener onzuivere zaak,ach«
9 lter.de weraldlijke magt te verfchuilen, en dus de
y^ kerK^te verraden.** By deze uhra-kathoiijke gevoe-
lens voegt zich natuurlijk eeüe teedere liefde voor de
Middeleeuwen; en voor het leéndelfel: de zoogenaamd
dtiistorifcAe partij in DuitscMandy tot welke deSchrij-
ver erkent te béhooren , wenscht de zalige tijden der
eenheid in het Rijk terug , welke vooral door de Kefor^^
matte verbroken is: wij hoofen hier voor bet eerst ^
.„ dat de Middeleeuwen in geenerM kunst of weten-
,1 ichap door geenen anderen tijd konden overtroffen
„ worden, en door het Reizerdom eene wetgeving had-
„ den begonnen te vestigen , tot welke nog geen volk
„ zich verheven had." (Bi. 141.) o Die. heerlijke tijd
▼ab het vütstregtl o die heerlgke wetgeving van pijn-
"batik , en radbriaken , en verbeurdverklaren , en hekfen-
procesfenl o die uitmuntende wetenfchap, die aan den
2 8 lel-
leiband van ahistotelvs liep, en die onvergèlQ*
keüjke fcholastiek / -— Doch fpottep wQ niet met dé
laatüe. 2g was ^ eene levendige gymnastiek , waap>
^ door de Natie eene fcherpre, behendigheid en kracht
^ bekwam 9 tot, welke wij niet, dan op eefien aflland',
, y^ kunnen naderen.^ Verw^onderen wij ons hlerovef
«iet. De Duitfche Tchool van Wqsgeeren , tot welke
de Heer gÖrrbs behoort, is in hate hooge vlügt töt
de duisterheid en den onzin der Scholastieken (het ge-
west der wolken van aristophanes) genaderd.
Het is daarom ook niet te verwonderen , dat , bij zóó
verwarde begrippen, ook de ftijl duister moet zijn;
„ waarom men (volgens den uitmuntenden borger)
„ in de taal en de gefchriften dier Mystieken geenen öf
„ flechts een* verwarden zamenhang , en eené onge^ö^
,, ne , duistere manier van (preken aantreft,** (*) In*
derdaad is de orde in deze Verhandeling zeer moeijelijk
te vinden : er wordt wel eerst over den ftaatkufidigen ,
daarna over den (uitwendig) Godsdienfirgen toeftdnd
Van Duitschlandy en dan over de gisting in het Rijk
der Letteren gei^roken ; maar/ dit beOaat (leehts ruim
de helft des werks : de andere helft zijn aanmerkingen ,
wéarin het Verband (ook bij gebrek van eenige ver<)e<e*
ling in Hoofdftukken of doorloopend Register) zeer
moeijelijk te vinden is. By het derde, (luk, omtVent
den geest der Studenten « wórdt oatuurnjk ook van den
moord van kotzebue gefproken. W$ erkennen
gaarne, dat de toon, waarop dit feit hier behandeld'!^,
ons ergerde. Het fchljnt, dat h^ KorzEBUE voor
des doods waardig erkent , en de daad meer voor onre*
gelmatig , dan voor misdadig houdt. Zelfs voert bij den
dader fprekend in, om hem van ifiisdadi^en 'hoogmoed
N vrij
(*) Ia zUne bekroonde PrQsvetliandeliirf orer ket Mym*
€$smtttt bl. 9* Wy hebbes onz^ eigene vertaüiig mpecenigf^
bruikeo; daar deze Latijnfeke Verhandeling, tegen de fêteer
en den geest van het Tescamenc det Sckbcers, niet vertaald
is geworden.
I
f ' •
ouitschlaud eh tm kbvolut»» s39^
vrij te pteften. En hier voorei fch^ot de duistere, vèr«
wèrde geest, die liet hoofd van sand en anderen op>
hol br^gt , ook^ in, onzen Schrijver gevaren : het groot-
fie gedeelte der jtfohgic van sand is zoo verward ^
als de denkbeelden , die den moordesaar aandreven , en .
kon , volgens den aard der zaak , ook met wel anders^
zyn. Dac men sand om het reine der bedoeling (yri|;
van eigenlielang). verdedigen wil , gaat lüet : men zou 9^
op denselfdeii grond,, kavaillac y jAC<^usSr
pL£Mo;N/r , LO u vel, enmisfchiepBALTHAZ aK) '
G B R 'A R D s , kunnen verontfchojdigen»
Wij kunnen , na al het gctegde , onmogelijk begry«:
pen, boe dit boek ii Dtdnehlané vtihoim is gewor-^
den , zoo niet dezelfde g^at van. vrees eii wantrouwen^
(uit de zelfbewttstheiü Van fchuM geboren) die ook het
f'pelen van denr wilesh tb^lIt heeft verboden , hi^£
^r een fpook van eigene verbedding gefchiikt he^ft.»'
Eensdeels toch ,if het boek te duister voor den gFO0«^
ten hoop, (op welken men toch, zoo eene Omwenie^
Kng moet worden daargefteld, voornamelijk werken
moec , en waarop de Engslf$h6 Radicalen dan ook wtl
hoofdzakelijk werken O anderdeels (waarvoor men meest
zou kunnen vreezen) heeft de Scbn|ver zelf gezorgd ^
dat althans verlichte Protestantcin zijne grondbeginfe^
len niet zullen aannemen. Waartoe dus het verbod ^
dan om de» teek naar de verbcfclene vrucht op te wek«
ken en te fcheipen? Tronwens, dit moet altijd het,
0evolg eeaer geftrenge Cenfuut zgn*. Ia Engeland
beersc.ht federt 168S vryheid va», drukpers : er zijn Se-
dert wel onlusten, maar geeAe omwenteling geweest^
Deze vrpeid beerschte « bijkans onbepaald, ook in
DukscMmd^ v<kk de ^r^ar/r^ Omwenteling; en daarm
dcar bleef misrcbien dat Rijk voor die Omwenteliog
bevryd. In Frankrijk , daarentegen ^ heerschte vdót 17891
gel^k in Sptmfc vóór i8do, de Cmfuur; en menrweet
ée gevolgen. n
Nogtana zon men ons zee» kwdijk verftaaa, wjtnneer
men dacht, dtt w^. all^ nu aaa £t boek .ontzeiden*
Z4 In
J
3I# j* i»6rrbs
Is 'tegendeel is het voor de betere kennis der partyen
bij onze oosteiyke naburen van veel belang. Men moet
de thans in Duitschland naar eene «vrije Staatsregeling
verlangende Burgers niet alle onder ééne klasfe rang*
.fchikken, noch vooral met de Franfchc Revolutionnai-
ren van 1792 verwarren. De laatfte waren, of vljan»
dig, of op zijn best onVerfcbillig , omtrent den Gods* '
dienst: de aanhangers van het oude, daarentegen, ga*
-ren eene (lerke gehechtheid iutfi den van ouds faeerrpfaen-
den Koomfchen Godsdienst voor. * In het canfite$ dier
twee partijen zien wij dus den ftrijd van het ongelocrf*,
fomtijds met vrotne overtuiging, echter fomtijds ook
snet bijgeloof, als een kenmerk van beide, heerfchen*
In Duitschland is bet anders. De zoogenoemde historie
fchc party , welker verdediging o ö R a e s op zich neemt,
wilde een groot gedeelte van het ^ude , van de Middel*
eeuwen, en de onafiianlcelijkheid der geestelijke goede-
Ten : de andere partq , of die der Vorften , verzette z^ch *
(en doet het nog) tegen de eifcben van het Hof van
JLomCj wil onbepaalde Verdraagzaamheid, en heeft nog
onlangs de Godgeleerde Faculteit van Munfier omban«<
den, omdat zij die fluiten wilde. De onrwentelaars in
Frarikrijk flreefden naar het allernieuwfte, en zouden
de Gefchiedenis wel hebben willen verdelgen : de C/A
tfa^Royalisten wilden Ie bon vieux tems ^ tot zijn leen«
llelfel en tienden en heerfchenden (verdrükkenden)
Godsdienst toe. Doch die hhtorifeht partij in DuUschm
land^ welke ,, eenen Keizer aan de fpi^s van het Ryk .
^ plaatfen en erfelyk verklaren , daarnaast tot verdedi-
^ ging deryrijheid ttn' Dait/chen Koning wHde benoe-
,, men ," (dien van Pruis/en ??) „en dan de Herto*
^ gen,. Graven, Prelaten enz. rondom die beide Op* _
^ perboofden verzamelen wilde ,*' die zelfde partij be«
leerde ook „ voor bet Volk eene tweede Kamer ter
I, vertegenwoordiging in het Rijks - Parlement ,'' (g ö r**
Kss, bl. 10;) terwijl de Voi'ftenpartij , óf de vijanden >
van het' Deugdverbpnd ^* de Volksvertegenwoordiging
Ala de pest fabttwde^eft ncrde oude fpreuk fchermdes
,4. ^ -. • ^/*
OUlTSGHLAND EN SB RSVOLVTIB» 341
Aüesiwir^ maar tdeês door iM'Volk. Daarb^.' voegde
«ich dan ook de Adel, die onder napoleon uit dea«>
xelfs ootmoedige dienaars lieftaanMd, en haastte zicfa^
terw^l hec Volk in Frankrijk Yoor de herftelde troonen
vocht , om de trappen van den troon te bezetten , en
van het Volk te zeggen , ,, dat bet Hechts , gdyk on»
^ nutte dienstknechten , zqn' f ligt omtrent de Mafes*
,^ tek gedaan had , en meer niet.*' Natuurlijk heeft
dit nu wel die vele excentrieke hoofden, waarvan
DüitseUand vooral op de Hoogefcholen zoo vol is, in
de verbittering , tot onvoorzigtige en^romtljds misdadiT *
ge ftappen verleid; de edele zucht naar vrijheid is door ,
SchelUmgiaamch^ mystieke droomen ontluisterd gewor-
den , (bij welke , daar hun de gronden der zedel«|kheid
.mangelen , de middelen tot bereiking van het doel on-
verfchillig moeten z^n ;) maar tevens hebben zeer vele
.waarachtige , edek vrienden van hun Vadérhind en des-
«elFs wettige Bftgenten de noodlottige verblinding der
Vorften betreurd, die, omoiiets van hun aloud gezag
te verliezen, hunne beste vrietiden , die hun bloed voor
hen geftort hebben , van zich verwijderen , en het oor
Jeenen aan die vleijende faletjonkers , welke 'in het uur
der beOisfing gerust te huis bleven, terwijl een
ARNi>T,>een jahn, en andere Braven , met pen en
kling den overweldiger beftookten* Hoe men de Vol*
ken nn op 4eze wijze misleid heeft , zelfs éüx , waar
zij reeds vrije ftaatsregelingen bezitten , dit toont ons.
« ö a R s 6 in vérfcheklene ftatUjea ongemeen treffend ,
en , naar het fchijnt , volkomen naar waarheid , aan. De
hoogte , waarop' thans de bela<itingeto in de Pruisfifchê
ili^Vi*-^ provinciën ftaan, moet fcfarikbarend ^ijn. l^e-
halve het drukkende toNtarif, heeft men van denbran-
dewyn drie vierde gedeelten van den prijs geëischt, door
èe daaropvolgende flniting der ftokerijen velen menfched
gebrek doen lijden; en door den eisch van ttd* vijfvoü*
digen grondlast den verarmden wi^bouwer tot de- be<i
dreiging genoodzaakt, om, wanneer men daarop: Ueef
aandringen » d^e' wijnftokken omverre te Stouwen -J van
Z 5 al
lilt J« CrdRRES '■ . ' '
Éi de MeraUidt der vorige jaren i# flecfats eene kr|gt^
wel overgebleven,. welke 9 ooder het voor wendfel v»
Jbooge verpligtingen 9 de gebeele bevolking, zonder
itiusoi^dermg , tot den kr^gsdienst yerbkidt. (BI. 75.)
Men mefet ia bet^werk zelf lezep, hoe de traagheid
van fonmige , de verkeerd^, woelingen van andere Staat»*
«amnen (uit de fchool van napolkok) de verwach-
tingen van geheel Dui$schlan4 te leur gefteld héb^^tt^^
jsoowel in Pfiksfen en Hésfên ^ aan welke men llaatsréN
{;elingen onthield , als zelfs vk BeifórM^^Madm^ Sak^
fkn en Nasfau^ welke die bdtwimen. Het verrïgte in
-tlamver en WurHmber^^ vaoral bet }a«tfke, wordt
geprezen : dit heeft zi^ne flaat^rsgeKoi^ y, laiigs coAA»
:^ tutsooele wegen en in eene vredelievende dverceato
^ komst met de Regering zelve toebereid ^ an deirelve
^ nu op eenen inderdaad onwrikbasen-^ondQag be^ve»-
^ tigd«'^ Elders werden de ftappen Ier GemeentsAi
oih b. V. het siv^rtlindende Oor)ogsdef artenienr te bo^
. Inoegen , zeer kwal^k opgenonen , en h\ Baiin de veiw
gaderingeü der Kamer zel£i gefcborstv
: Do£h^ behalve deze belangrgke beiig^en, is inrdit
boek vooral bet flot opmerkeli^. Wij hebben hier het
kUtarfte bewijs, dat helderheid van denkbeétden ook
doideiykheid van llijl met zich brengt. Zeer kzemsv
waardig zijn 's mans voorflagen omtrent de inrigting der
Volks vertegenwoordiging* HJ9 wil geenszins dea Adel
afTcbaffen , inaar dien ook volflrekt geen' onbepasJden
of uitfloitenden invloed overhten. Het gezond verfiand
zegepraalt hier Uj hem over den geest der Middeleen^
wen. Hij toont de nadeelen aan van het fystemu der
/ twee Kamers, waarÜQ de AdelXxnct de Geestelijkbek})
altijd de belangd van den troon tegeii den derdai fland
zal haiidbaven , en dezen dus in alles te leur ilcUen }
terwijl dfe gemeenfchap tusfchen de (tanden ia afgefne»
den l en de Kamer d^ Pairs of nutteloos , of impapm
Mr is. (bl. 194, 195.) Daarentegen wii h^ ééne Ka^
^ mer van Vertegenwoordiging, maar in drie Curiin:
s.> Pe Gemeenten, of den ücrofpifioBd^ weder in dt
f ban*
duitschlAnd en de revolutie.
S4é
banken tan ftedelingen en landbewoners , tn deze op
nieuws , wat te kunftig, naar dé bezittingen, elk hitwea
banken verdeeld, a,) Den Adel, of Wtcrftand^ 6ot
in twet banken ; den ouden Adel , en den Adel doof ^
Verdienfte. 3.) De Geestelijkheid, of Lurfiand\,,vx
cehe tweede bank mer Afgevaardigden 4er Üniverfitei»'
tén ver eenigd. Men zou , naar mate der onderweft
pen, bg ctifiin of banken kunnen ftemtaen. Vooral
dringt iiij aan öp eene innige vereeniging , têt weïiijft
3^ès gelieels , van den ouden Adel en dien door verdic»-
ftc. Hg voorfpelt uit deze toegevendheid omtrent dé
Wcnfchen desVolics. de heilzaatnfte uitwerkingen , dringt
échter voornamelijk aan óp verheffing van het godsdien-
ftig gevoel, met eene verlichte denkwijze verbonden ,
(hier fchljnt hem een betere geest aan. te waaijen) eil
eindigt met zeer treffende aanfpraken aan den derden
liiina, 'dienh^ voor pverdrevene hieüwigbeidszucht eii
^en verlangen naar omwenteling , — meesterlijk , ovcr|'
tuigend, zelfs welfprekend gefchreven, — aan den A-
del , dien hg tot infchikken en tijdige kflcggirig vaA
ijdelen ioogmped', — aan de Geestelijkheid, die hij tot
prediking van orde < en rust aan het Volk, maar Oók
aan de Vorften vaU regt en billijkheid, en nakoming
hunner beloften , vermaant. Het doet ^ns waéH^k
|eed,dat wij deze fchoone aanfpraken niet grootfïendèels
kunnen mededeelen; maar éép {taaltje zijn wij toch;
na al de gedane berisping, als een blijk van onzijdig*
heid, aan onze Lezers verfchuldigd.
„Wat zulfctt wettige vorften, doorgaans goedhartig
^ en welmeenend als de onzen zijn , met de fchadiiweA
„ eener magt uitvoeren , wellce flecfats een tiran wer^
„ keiijk bezitten en handhaven mag , en die voor heiï
^ llechts bet hemd van den Nesfus is , hetwelk in het
^ bloed van den Ceataurus gedoopt , hen tot een doo»
^ delijlc verderf i:oude verftrekken* De regenten- ge*
^ flacbten, die met het irolk uit de diepte der eeuwen
M 'zijn opgekoiAen , met hetzelve eensgezind denken eii
„ durmede verbcmden 2ijn , moeten niet ^ als Jmpsra*
'S44 J« GOR&fiSy DUSnCHLAND SIV.BX HBVOLUTIB.
^ tors 9 door middel van b^oetten , doode letters , baii«
^ formuliereii es kabtnets - orders heerfchen 9, maar als
^ vaders in den kring bupner huisgezinnen , door den
^ eerbied aan den ouderdom verrdiuldigd , door de lief*
^ de der blqed verwan tfcbap, door het vertrouwen t
^ hetwelk dikwijls beproefde wysheid en geregtigheid
^ grondt, door de achting, die overal de zedelijke waar- .
^ de gebiedt 9 en door de neiging , welke de haften on*
^ derling vereenigt , het gezag voeren/' — jtmen I
WaF<^ het geheele boek zóó gedacht, en zóó gefchre-
ven, wij zouden hetzelve ruimfchoots. moeten goed?
keuren. Maar nu is flechtjs het tindc en niet aUci goed.
De Vertaling beeft misfcifaien wel een gedeelte onzer
aanmerkingen omtrent den <lïjl te haren laste. Wij
liebben het Oorfpronkelijke niet gelezen ; maar bier en
daar blijkt duidelijk , dat de Vertaler den Schrijver lUet
verftaat, en flechts Hoogdm$/chc yrooxdtn talit^r qua^
Kter door Hollandfche doet vervangen, zonder den %\v^
te begrijpen. ^ Ook fttiiten de tallooze bastaardwoorden
en kunsttermen ons nog me^r dan. de Dtdtfchcrs , 'en '"*
moesten dus , ten deele althans , een wéinig omfcfaire-r
ven, of zelfs wel weggelaten zijn« Aan zulke hoo^;*
vliegers moest geen Vertaler van den gewonen llempel/
2ich wagen*^
PerikUs van Aihene. Door Mr. c. j. Va N' a s s e n* 'In *t
Cravenhage, bij de Wed. j. Allart eb Comp. 1819/ In gr»
8y*. 95 W. ƒ I-:-:
x)e geleerde ep keurige Scfarijver levert^ ent , onder dezen
fticéli twee Voorlezingen in de ^aatfcbappy van Nederland*
jTcbe. Leuerkunde te Leyden. V\ de ^eene wordt p £ a i k l ss
als inen^ch befcbouwd en geprezen y in de andere worde Hl|.
yoorgefteld, als zièh zelven verdedigende en zediglijk ver-
heffende , in de hoedanigbeid van ftaacèman« Beide zijn met
zeer veel kennis van Oriekiche zeden e& Oriekfcbe, inzoo*
derbeld - Atbecnfche zaken' -gcrchrevftn. In de eerde vinden
%t), als tér inleiding , 'een. bevallig taflBreel. v^n jeugdigen
bloei en kracht 'eena a«ats,.in de ganfe^e g^fcbiedenis van
titlUu te aanfcbottwenU maar vooral in het fcboooAe tUd-
perk
\
e. I» TAN Al 1119, FniKLStj
345
Tfétk vtn Athene. . Dit wts de eeuw van pek. ik lei. ^q
(tand, zijne afkomst,, z^ne opvoeding en onderwlH wordeif
gefbhetst; waarbij wy f» de Gnekfche verdeeling derbelangw
ii}kj[!& wetenfchappen. en de nicmnntende leermeesters leeren
kennen, die bem in dezelve onderwezen. Al fpoedlg bragc
hij liet verworvene In beoefening, inzonderheid door eent
welfprekendheid, die zoo eenvoudig ais krachtig fchijnt ge«
weest te zijn. Na hem als den man van talent en fmaak te
hebben gefchetst, gaat hij lover, om zijn karalccer te does
kennen. Regtvaardigheid ,. mannenmoed, of grootheid vta
ziel, en ingetogenheid zijn,' in den geest der Ouden» hier
voQrgefteld als de hoofddeugden, welke hij met vele dalen
bewezen wordt uitnemend betracht ke hebb'en. Veel beléng»
rijlft komt hierbij, natuurlijk, voor, ter opheldering der ge*
fchiedenis , vooral op die punten, welke niet zonder duister*
his en onzekerheid zijn omtrent het behandelde onderwerp*
£n niemand zal het ligteliyk zonder vermaak lezen, wat eer
vereering van een groot msfn en ter zuivering van deo naam
eet^er voorbeeldige vrouwe, met oordeel en kunde, worde
in het mldd.en gebragr. Fraai is het Oot» gelijk zoo menige
plaats, waar de behtndeling eene vrijere viugt toelaat, bo»
venal; en hoe kan dit ook anders, daar de welfprekendheid
der Ouden hier met die van onzen landgenoot zoodanig iii#
eenfmelt, dat het moeiJ^lQk fs, elk het zijne, naar billQk*
held, toe te wijzen f
Het andere flnk vorderde meer kunst. Niet van assen,
maar PBRfSLEs wordt dair geacht te fpreken. t)it zet!»
evenwel , een eigenaardig belang aan het vertoog bij , dat ana
ders ligt iets eentoonigs zou hebhen verkregeii. Ook kiio-
oen wij In hetzelve over geene flijve onnatuurlijkheid kit*
gen, ai is het ook, dat de geest van den vorlgen fprekerhec
fiuk nog duidelijker als het zijne, dan de veelvuldig gebe«
zigde uitdrukkingen van pzrikles als dal van dezen ken«
merken. Het doel is, den man, als hoofd van den Atheen*
Ichen Aaat, te doen kennen in volle waarde, en derhalve ook
datgene in een goed en loffelijk licht te ptaatfen, wat fom«
tij ds anders plagt befchouwd te wotden. Het komt ons voor,
dat zultcs den Schrijver zeer wél gelukt is. 's Mans volkf*
gezindheid in het bijzonder wordt uit de edelde beginfeleo ^
uit de verftandlgfte begrippen afgeleid.' Zijne vredeliefvend»
heid kenmerkt zich ali de verbevenfte deugd. En zelfa ilfne
zucht tot pracht iirordt (als door hem) niet flechts verd^
digd
^ a ]. VAK AS^ïVff BWERL^S.^
4{|# ojK «ene wU^e, 4ie voor Athtnen «eiari^kt oowelcflaian>
Hur W9« • mtu. oq1( in zulk eetji wj»ariyk fcbpoo lichc ge«^
plitiiC, dftC dai vïclust zelv^n de mojed oDtzjnkea zal, Hoe
A f^faMT ultFailftD moge, psrijlles was een groot 'man.,
Poiik zijnen Lsfredenaar» die 005 bem zoo wdl leerde ken*
aeof is gewis i^ be^niging van menig een*. £n wy hebtlben
lüat nter te doen, daq npg ee^ Haal ujc (e zoeken, om.
VAM Aa8ZN*s fm\ tp dioten kennen, Wy nemen het uit de
$ptfif liedevo^ing, in b^t begin.
^ Nooit w^9 bij eenig volk der oude of nieuwe wereld
4e ippeenvolglng. 'der m^est beflisfende gebeurceni^feo zpo fnel,
of de gelukkige ommekeer in zj]ne fiacen ^00 groot en tre&
ftod , als hief (te Atben^.')
^ De zegeteekenen van miltiaoes praalden wel oi|de
Telden van Marathn^ maar tzExzs rukte aan om gtt uit te
ïjdeyea, eJ9 overftroomde geheel Griekenland met zijne tsU
iMze beerrcharen. Le on ij» as lag. veTdagen: Thebe en Thi$*
fiUii biagten demoedig het flaaffche offisr van^ water en ^asde«
Jfe^ Athener liet tempelen en Goden aap het wrekend ;e waard
^i V^bolgen^ vljandi , en vJagtte^. niet wefepde waar zicli
be«eo t^ keereo. Maar hy was nog onbewust , dat hg den
jsedder ziUns vaderlands in zijne fchepen met zich voerde^ hy-
kende nog de grootheid niet van ^ynen medeburger the-
MI870CLES, wien^de heilige liefde voor het. vaderland eii
de edele zucht naar den roem van mil^iadi^s geen^ ruste
j^vftn, en niec eerder de afgfjpatte oogen lieiien Ambten, voor.
d*€ CfiekenUmi W|is bevrjj^d , en de zegeteekenen van SaUh
9ifi iit van AUratA^n hadden overfchaduwd, *
^ Heeri^k wm$ inzonderheid het loon v^ Atie»^ voor die
g^oedig tarten der grootfte gevaren.
ip Het verwoe&te Atheife herrijst uit z^ne pijiineo. Öe mu-
ZfDf luin wier einde zich de w\)de haven openr voor den r)i^
ken handel ler cee, heien zich weder op* yolkplanringeo*
trekken uit naar de vetfchUlendeflzeken der wereld. I>e zooavan
:kii.TiADEa vervolgt de vlngtende P^rz^ ter zee ea te land»
en verfiert Athepe met Aziatifc^en buit« Ziet de tinne van
den tempel van MInerva op marmeren zuiden rQzen,** en^.
:*^w— T— ■' ' 1^^^— — — —■ ■ '1 I 1 1 m
Jk JUeiJ<rliefiie 9 in vier Zangen^ door j. imvkeseel,
loii. Te ,Ratteriam^ hij J. Immerzeel, Jun. ]8i$« /• gr.
8i>#« Behalve Opdrag^ en iTeerierigtr 93 J^* f 1*16 ^i
iUQO rljk onze Mederlandfe'he Dichterenfchool is io onder-
fcheir
/
}• IiriIEEZlfL fV«.t Ai MOIOEUIBrDB* %(ff
fbMdeM voorlbrengrelen vta göéien finaak» ev«n 200 heu
veelt zich bet «Ibier sangekoDdlgde Leerdicht, óver het fo^
beei genomen, door z^nen rijkdom van gedachten, voordel*
Mngen en verfleriogen. fkc I1 eeae vr^e navol ging van kH
Franfche GeAcht: fAmaur matemei^ par Mme B^f**^*^
te Parijs 'in 1811 uitgegeven* De Dicfacer vond daariii e«#
veel fchoona, dat faQ bet der aavolginge waardig aciitte; ca
deOpdragt aan sQne eigene Wederhelft, op den dag barer st»
vende bevallfnf, bewijst, door den eenvoudigen, 4och bè^
zielden toon, zijne bopge vooringenomenheid omtrent dea*
2elfs inhoud. Het kon alzoo naauwelijks misfen, of de nap
volging moest, in zufke handen, gelukkig flagen.
Zeer eigenaardig is de fcbildering, in den eerften Zungt
van bet ongenoegzame eens kinderloozen echts, van de ver^
rnkking.bif bet éerfte uitzigt op de? huweiykszegen, en va^
bet eérfte oogenblik van de bevalling der echtvriendip«
Dit tafereel gaat 'voort, in den tweeden Zang, htt de
fchets van bet moederlek gevoel bU het zogen van h|ar
wicht, door baat als ho.oge pligc befchonwd*
De derde Zang meldt de kinderlijke en mugdelijke onCf
wikkeling der welopgevoede dochter, tot op faec tydfty»,
dat deze, op den leeftijd van v^ftlen Jaren, door eei)e god^
dienftige belijdenis, openljüke hulde aan haren Schepp^ bewast*
De vierde Zang, eindelQk, maalt de dochter, in haar jeu^«
dig leven, becooverende door hare fchoonheid, door bare
moeder naar de fiad vergezeld» doch aldaar op het ziekbed
ter Jieder gejrxup^ 9 ^^^ alle*moederiyke zorg opgepast ei|
aan bet leven bergeven, tot daar zy zich in de min vaQ eei^
cdelaardig jongeling verheugt, nvet hem zich door den ecbc
verbindt, en de moeder zelve, als aan hare beftemming vol-
daan hebbende , zacbckens in den dood oncflaapt.
Uit deze korte fchets blijkt , dat eene welgekozene eenheid
bet ganfche .Gedicht verbindt.. Het fpreekt van zelf, dat hier
en daar door den Dichter epifoden gebezigd zQn tot afwis«
feling, contrast of beve^dging. Dus vinden wij, reeds ia
den eerilén Zang, het voorbeeld der Joodfche Hanna, ïjie
Jehova om eene telg fmeekt, en, In den derden, den brand
te de danszaal te Paci^, .bQ Napoleon's baweiyk met Maria
Louiza, in ilio, alwaar de Pzinfea Pauline vau Schwartzen*
terg, vit angftige moederliefde, baar leveo opoffert. Ook
mangelt bet geenszins aan dicbteriyke verfieringen, die zoo
^r tot de levendige en bezleldo poézij behooren. Dus 1<«
• ' zen
t
flf J« IMMERZBEL, JCIV.
% , zen wl|} , in den èerfteo Zang , b)) de bèfclirijving der ent*
dekking» van Frofines zwangerfchap :
Frofinef heil Inikc op in d baar wezenicrekkeii.
Zoo zien w^ Zefira alm de regendroppen lekken
Vtn *c veldviooUje » door de flortWaag oyerllroomd ;
Zoo ry«t weAr Febua op , die 'c ftormgeweld becoomc »
En vaagt den hemel rein van 'damp en neevlig daiacert *
En dost hec vocbUg veld in diasuncen luister.
" En vervolgens:
Nu kan ze in \i drok gewoel van 't onvêrfcbfllig leven
Zich niet aan 't zoet befef der echtvreugde overgeven ; ^
*t Moet, alles (leramen in baar zwijmelboog genot ,
En beeldfpraak z^n van min en hoop op ^t zaligst lot.
Ze ontwikt dan roet haar 'gd de luide (ladsvermaken »
Om op 't onfchuldig laad bedaarder vreugd te fmaken.
De jeugdige natuur fprefdt hier haar groeieend fchoon,
T^aauw half ontwikkeld nog, reeds heerlijk hen ten toon,
£n fpelt uit bot en knop, gezet, gereed ae ontfluicen,
' De (chacten van den oogst, die uit haar* fchoot ontfpruiten^
Zij zien er 't prille loof de takjes zamen Haan,
Die onder 't groen verdek der digcgecrosce blain
Een fchuilplaats welven doen voor* tfcbroeijend zonhebranden*
Het zilvren beekje rolt langs geurge klaverlanden
De zachte kreukjes voorts, en fllngerc keer op keer.
Frofine viniTt hier *t beeld van 'saardrijks leoce wéér:
Hierklemt, hiergroeit, hier knopt, al wat haar valt inde oogen»
En fchecst de zaligheid , die haar houdt opgetogen;
Daar ?;lngt de nachtegaal in 't boschje, blij te moé,
-^ijn gaaike in 't eenzaam nestje een mlnneliedje toe ,
En door dit tijd verdrijf doet hy haar 't bofstje bkiken.
Om óver 't jong gezin met moederzorg te waken;
pinds breidt de tortelduif « bg 'klaaglijk mingeluid,
be vlerkjes over 't bed der teedre jongen uit.
En tart , hoe zwak ze 'ook zQ , bedoken haar gevaren »
Den hagel van.de jagt, den kl^auw der adelaren.
Dan, boe fcboon enkele fchil deringen ook zQn mogen» tot
hoe zeer de vloeiende maat en toon, over bet geheel geno»
men, voldoen, zijn ons echter nog aanmerkelijice feilen voor^
gekomen, welke wij de vrifheid nemen alhier mede te dee*
lep. Het ganfche (luk wordt door den DicfateY ala eene na»
volging opgegeven. Het verfcbijnt als zoodanig in Neder*
landsch
Itndsch fewtad. Doch ook dto tien w^ geeoe reden , inwr#
om 'de Franfcbe ntmen bebondeo» en wtarom botreul die
jafflmefl^ke P«Ufche ramp gemeld zij^ die» doorbec noenes
van bijkans in vergecelbeld bedolrene perfonen, niet kan im^
laten, de aah^achc van bèc tafereel zelf af <e wenden; ^er*
wijl toch de fchilderfng van eenen brand voor den Neder*
landfcben Dichter, even goed als voor de Franfcbe Dich*
teres , flof in overvloed oplevert , om de aandoeningen op te
wekken. Zoo ook » boezeer wij geerszins de keuze van bet
Roorofcfie kerkfeest wraken voor Lifes godsdienftlge belijde»
nis, komt hec ons echter voor, dat en 'de jeugdige leefcQd
van vljflien jaren hier veel te jong gemaald wordt om dien
heiligen indruk te kunnen ontvangen, en dat de eigenlijke
bepeinzingen van het maagdelijk gemoed bij zulk eene gele^
genheid niet naar hare waarde ontvouwen worden. De on-
fchuldige maagd toch, die plegcige beiydenis van den Chris*
telijkea Godsdienst doen zal , treedt ook alsdan te voorfcb^Q
juist in dat edele befef, om aan a| de verpligtingen ce vol-
doen, welke de Schepper voor hi(ar, in verband met een
toekomftig leven , op deze aarde beltemd* beeft. Welk een
uitnemend veld van befpiegeling , waarvan wij hier geen er#
kei woord ontmoeten 1 * Ook vatten wy geheel niet, boe»
na die Ichildering, tot flot van den derdek Zang, te pu ko«
ne de banbükfem aan den verwaten* wijsg^r, die, door glo-
rlezucbt, waanwijs onverfiand w andere voortellingen meert
/
^ 't gelnk durft ondermanen»
Dat sich de reine deugd ten zegekrans belooft.
En zelfs de toorts der hoop voor 't fcbuldloos mden dooft.
Eindelijk ontmoeten wij eenige ongepaste, wanloidende,
ongebmikel^ke-, es daardoor welltgt onverflaanbare woorden^»
die bier en daar bet vers en den zin ontGeren, en, meestal »
zeer gemakkelijk badden kunnen veranderd worden. Dos Ie*
zen wij , in den aanvang van den eerden Zang :
o Moederliefde, die bet fcboonst zij e Mi f gekomen
Van al wat ik me op aard* van zaligheid mogt droomen I
Gij , die n^n ziel vervult I ei, fMet er flralen i^//.
Die fonklen, zacht en rein, door 't hertlijk UergeluidI
BOSKBESCH. 1%%Q. M0« 8* Aft BI. 4%
*••
( /
/
m
Jgd J. IMMERSEBl |VIV«, M MOIDKRLISFDE.
iBL- 4* Het Hgtfte fi§dderkked belemteeri? héMr jgiog:.
-«- 48, De cyd jttg' booger op de golfirift vn mr jareof
^ 51* Zoo laif luwr (der beek) kreukjametMiJMhoeumandm
— 56. Zy (de belijdenis doende MMgd) fchonwft xijn (des
Verlosfers) wonden asn; — verlangt.
Dat zy met aï haar bUed^sJjn lijden mogt vergelden.
^ 58. En is die tol betaald» na.ar 't heilig kerkgebod *
, Gaat dan In vrede heen, ontvangt dan uwen^ Godi
Deze en dergeiyke ftootende pitdrukkingen mishagen ons in
dit Gedicht , waarin anders een aantal fchoonheden pralen,
^arteiyk wenfchen wU , dat eerlang gelegenheid zijn zal tot
eene tweede uitgave, waarin de Nederlandfche Dichter, die
voor dezQ taak zeer wel berekend is , z^n (luk geheel in een
Nederiandsch gewaad kleedt en deze fouten venniyden zaU
Ten (lotte voegen wQ hierbij de volgende ;cipQ)ede, alwaar
de Dichter, die, het zy te zijner eere gezegd! het ganfche
tafereel met eene ongemeène kieschbeid behandeld beeft, do
befchrijving van Lifes üaderend bruiloftsfeest aanvangt:
Se feestdag breekt nu aan met ongewonen glans,
Natuur voert, dartelziek, valel en woud ten dans, '
£n *t lustig pluimgediert* looft met den fcbapenhoeder
Uit keel en véldfchalmei >iun algemeene moeder. .
Reeds heeft FroGne , aleer *t nog iemand merken mogt.
Het bloemfchakeerfel in haat^ (den) lusthof zaamgezocht.
Om 't blanke voorhoofd van haar dochter op te tooyen;
zy plaatst , ^ fcbikt het door de breede fluyeiplooyea
Van 't fiyne duodoek heen, dat tot den gordel daalt.
Om *t praqhtig feestgewaad met hechtgoud digtgehaald.
Verlegen, trillend en met de oogen ne^rgeflagen.
Durft Life nog geen' blik in haar toei<mend(j^vA%txtioAom%i)
wagen;
Het wonderiykst gevoel beftrijdt (doorwoelt^ de jonge bruid;
Een zucht glipt hare borst, een traan hare oogen uit;
zy werpt, beklemd van hart, zich voor haar moeder neder
En fmeekt: j, ó Zegen myi"... en onaffchetsbaar teeder.
Heryar Frofme: ^ Ontvang myn ;eegen, dierbaar kindj*'
En daar nu belder tong geen woord, geen* klank meer vindt ^
Omhplzen zy elkaftr in domme zielvervoennj(,
Cr.
CP^^MGISN U« PEN KERXn^ y^
GeMOBgen in ém KirkêrJ Tin v9&rdeele 9én den Dichter nét4
'gegeven éocr w. goede» Chrisienkeraar ie Retferdmné
Aldaar^ hij C. D. TftD den Dries. iSij>. In gr. Zvo. XIF^ '
Jilec bijzonder OQgmerk der nicpve v^n^ dezen dichtbnndet
i^ waarUJk te ede^ dan dai wi) niec bij iederéén ^en aan.
koop van hejc boekje zouden wenfchen te bevorderen» De
£erv. GOEDÊ» die zijnen naam fcbync te wülen beleven en
zijnen Meeseer navolgen « goed doende 'un atlen , heeft ook
de uitgave van dit werkje bezorgd, ten beste van een onge-.
lukkig ]ong menscb, die, bijbns.de helft zijns leeftijd^ toe
hier toe in den kerkerhebbende dooi^bragt^ thans in vijf. of
zesendertig}arfgen onderdom » zJcb geen* ander middel van be*'
ilaan ziet overgelaten, dan..«g de hulp v^ii brave menfcheo
en eenige weinige letterkundige bekwaamheden. Va^ h%t laat-
He ylnden wij hier een aangenaam' biijk, zoowel als vajl
de goede gezindheden 9 die den eenmaal verdoolden j|oDge|ing
thans bezi|Sleo; gea^indheJen, welke de pitgever. verzekert op
de pro^f echt bevonden te :^jn^ in ^en gedrag, dat l^ovef
alle berisping verheven is, .
Dat de gezangen niet Oecht zijn, daarvan verzeker^ eenea
ieder gewis de medeweA:ing van .niemand mindctr dan toi.«
leK^s, om inteekenaars op het werkje en begunftigers van
den fchr^ver op te fporen. Zy hebben, inderdaad, op vele
p^atfen, tets van den trant dezes hoofddichters , in zyne
kleine ftokfes, Ben enkel, de gevallen jongeling, is zelfil
een biykbi^e tegenhanger en 'navolging van dat bekende ju-
weeltje, hetwelk geene nadere aanduiding noodig heeft» Zie*
daar eeqe nieuwe aanpr^zing vaa deze gedichten I WaarlQki
zU z$n in eenen lieven , zaditen flnaak , op verre na. niec
zonder verdieqfte , v<)0| iedereen verQaanbaar en belangrijk ,
dikwj^ treffende om den inhoud en deszelfs vergelijking mee
de treurige lotgevallen van den maker, ja oneindig beter, dan
men, mei eenigen grond, vad iemand zou kunnen Verwacb*
ten, die, eerst fn den kerker 'gevormd, b{{ al zijnen arbei^
niec dan'trenrigt, akelige, eenjselvige beelden en voorwerpen
voor oogen had, vaa de gehpele fchoone oataar nlettf dan
0ian en Aerrea door eoge traliën aanfchoawde» IToor het
Aas ove*
I*«
fMSAMOtlf ni BSir KERUR.
overige zffn de Ookken, hoewel meeittl befpiegelend en tot
)ieni selven betrekkelijk» van gemengdeo tsrd, ten.de/ele ooli
mir^ Dnitfebe flukjet gevolgd* Alles van pr^afemken in«
bond; fcboo|^ wQ» met eenen anderen beoordeelaar, óm *i
jongmans eigen* wil, }« » wel zonden wenfehen » dat meer fteU
lig ChriitelQk geloof, als de zekerde grond van liefde en
l^oop, in een ep ander dichtftuk doordraaide. Dit, echter,
benadeelé den man vooral bij niemand ! En om znlks voor te
komen, en hem en ztfn werk wijders zoo veel mo^elQk aai|
(p prijlzen» volge hier het ganfcbe eerfte (tukje:
MACWrmVlZMLlMQ IN i>KN UKKZa.
O SciUe nacht I
Wat grootfche pracht
yerfpreidt gU langs den hemel I
Wat majesteit
' En heerlUkheid
(Unkt ip het ftargewen^elf
Waar is de nensch ,
Die hier de grens
Van 't mim heelal kan meten f
De rede fnft,
En 't grootst vevnnft
^^lydt znlks niet te'weteo*
God zU myn lof 1
Geknield in 't ftof ,
ppe ik mijn danklied rijzen ^
Ai> wat hy f^hiep,
In 't leven riep»
Koe( «yn bea«an bewÜz^Ot
De zUvren matn
Lacht reeds my aan ;
ffeen wolk doet haar verdwijnen :
<t Streelt m^n gezigt.
Wanneer haar licht
^omt ^opr mijn tralies fehy pen
Kwelt mgenengi^
MQn lentejengd,
{n m^ ik jaren igden,
De liefde Gods
. Is nog mUn rots.
De bron van m^n verbiyde^
Die liefde — ze Ia
*t Getuigenis
Van Gods barmhsrtJgheden;
Zijn hand kan mQ , .
Word ik weer vrö , '
Op rozenpsAn doen treden* '
Dan zal de nacht
Geen droeve klagt
Van myne lippen hooren:
Geen kerkerflnarc
Zal in m^n hart''
De zoetfte wenfi^hen fmqreii.
Dan zal natnnr
My menig uur
Geleden ramp beloonen.
En, in den nacht.
Der darren pracht
In ruimer pmtrek tooneq,'
Ala dan de maan •
Is opgegaan.
Zal zich myn ziel verheSuiii
En Gods beftunr
In *t avondnnz
Met fiiUen dank befeifen*
Acht
/.
Sb^ANGBN ut DBP XlUÉlU Üi
Acb, groote God!
Schenk mU *c genot
Van mQn verloren vrijheid 1
Opdac myn hart.
Na loo veel fmarcy y
U cegenklopp* met biybeid»
Verilooc my oiect
In mijn vérciriec,
o Gpdi mijn heilbéwerker !
Ach» ik verwiAc^
Van uwe magt,
Myn redding uit den kerkers .
Na zoo veel noo^s
Zal *t nut des doodtf
Mij olec vati fchrlk doenbevéh|
Schep moed, mijn ziell
llóe cliép ik viel.
Gil iülc öndérfiyk leveh«
immmm^mmm^
\
Éu&iPiDis 3Icd€a ed. joan. LBNtii^o. ZttCph. apüd
H. C. J. ThUme. i8jp# 8ya,
I)o Heer lbm.txmo, lector der Latijnfctie fehofen iè
Zucphen, heef^ door deze Medea eeoe uicftekende proeve
gegeven van zijnen fmaak en bekwaamheid in hec behandeled
der Griekfchf Tragicl; eene proeve, welke otis zeer begeerig
doei uitzien 4iaar 'amflna aanmerkingen over al de Treorfpe*
len van zuaiPiDEa, door hec Provinciaal Utrechtsch Oe«
nootfehap onlaoga met goud bekroond» Htf heeft zich jdé
Manier van den grooten valckenazh voorgelteld« Éd
beter voorbeeld konde hQ in dit vak niet vinden, Alwac h|j
Ier verklaring en verbetering van het aangekondigde Treur*
4iel, door vlijt, oordeel en geleerdheid, mo&t byeenbrenj^ea^
H byeengebragt* De Chrtaus fatitns , eenige Handfahriften^
svaTAtBiva en de Schollaicen z^n met vracht gerudi
pteegd, Hec werk is voorzien van zes bladwyzers, en be^
Vcelc zich ook door een bebageiyk niteriyk zeer aan. Dezd
liarteiyk gemeende betuiging waire misfchien genoeg, om deil
Heer lbmtino aan ce moedigen, dat bij op den door heni
jBgeflageneo weg moedig voortga # en op de wijze dér voo/^
vaderen blijve ünderen; maar hy weecniet, of onze aanmdé-
diging geloef ?erdiene« Daarom willen wy éenlgé aanfier*
kingen geven, welke ona, die fink doorlezende, voof ded
geeft kwimen^
va. 14. %nêt furtèri. Djt ii hetzelfi^e ais it$p. te ^iitt
ivordt verdedigd door hz&man. ad Pigefé t. U* p. yoJl,-
en fchynt om zeer goed te Orooken mee bet verimndi Lw,ti»
tiiffe Iceat Iftfév, ^
iSi ^ 'h LÏRTING ' ^
▼s. t;^« h ToMe.' Het' kon If ons vt>or, êtt er gelezen
moet worden jf. Gelijk nu de vader zijne kindeken haat om
dai'huÉeHjk. Het U^ tiic hoofde van hec Jocacismus, bé«
kend , böe 2/ en ^ honderdmaal verwa^ zi^n. ~ '
VS. 151^ t3^ itxX&vrw — mW»^ %pcq, Lentino feest
hfhdrw. Maar of knXdaroM bU wiriti flaatV heef^ het ecl»
tér dezelfde kracbc alsof het bij ip$^ ftond. Medea konde
het niet vergecen, dat zy van haren mhtt (het kitwelijk.met
hem) verftoocen werd* Hare begeerte naar denzelven waa,
onverzadeüjk. Daaruit leidt ook Jafon overal. ^en grootdea
haat van Medea tegen hem af. Zie vs, 570. 13^^ 13^*
VS. 157. xeiv^ réh fti ;c«p^^ov. . De een leest zoo > de
ander dus. Het komt ons voor, dat de Schol, den weg ter
verbetering aanwljsré Hij zegt: h èè h cU i^v^P iMruffg rot>«
ipxod^, ixehi» yevértat^ >Svvw ré^e. d. i. Indien uw man de
ee'den niét geachi he^ , ïaaf . dof \ oor isijne 'rekening zijn ;
fmeekj dat dat op'zifn koófd mo^e nedirkélnen^ (Gelijk ti*
BULL. Capiti fint precor Hla mee.') Nu bevat een Griek
eene zware verwenfchlng 4n de woorden : Dat tij hem niet
tot vreugde. Misfchien heeft EunipiDEs gefchreven: nei^
riiê [Aii xuf %trru. Hec itU non fit gaudió.
VS. S30. yiyvéffzii^ %n}J&i. De uitmuntedde herftellfng de-»'^
zer plaats fa men v^rfchüldlgd , niet An müiégeave, mslar
tan CANTEBL. yHr. Leet. IV. li.'
VB. 386. %v(i^d}J<$Tm U sroXASi Hvh i^fiATH. De Grid»
ken gebruiken dat woord even als vvkKnfipdierifiu. Zié
SB Kzs en. ad Jf^istéèn. p*^. ARiètANETü^ ibhreefs
iwePdKero vat réö ydfkov. In E OEI K Med. vé. 8ro/EOtltfea
Wij leze» — $p6T0$q vofiuv &vXX»fAfidyovax»
'vs. 454» fA^ T«^wi Jrorl fq. De <!n 189 naar onze mee*
Hing: Dat gaat mij niet aan. Vaar maar •roort met te zeg»
gen: ^ Jafon is de flechtfte man.**
VS. 654. 1% Iripw — iiCitn. Uit de woorden van anêeren.
Schol. ï% iicdn^. Daaruit is niet af te leideA, dat ^ ftépof/
moet gelezen worden.' Pro peet. (. XIV. ij^ fféee egê*
non rumoire malo^ non aitguré doctusi -i» Ftdi ego:,
VS. 703. ^vy^j^merk lih ykp^ ?y. Nu verwender il mij t^et^
At uw gelaat zoo vervallen is "iitJ Oj»% ' WaW Mt U u
wet te vergeven , dat gij n zoo kwelt dbór dHépwid^
v$, 732. ixfi^^ fty. Beter is niUfcliiett %jiM f*^ *v.' GelQ!^
* * VS. fSSm
SORimV UBMAm , $15
V9é 7S8* wélrin w(| oiess veiaDdereo zoodetw Het it bekend
m de Tragicifi' voor fior.
^ .VS, 948. Oe. orde is: Wffil^ 9r3^^iK !p^P^w^ 9&ft^.i»^'i.
Misfcfaieo: whn^ i l^iEMfy. jmbivJ^, vSv &$» trf^
• £Sf^ ^«M II Düf 0!|^ hare tijde. God (het geluk) zal de
jwge Koningin met' nieuwe weldaden negenen, taifun it het
iet ; geluk of engeluk , ptor 0ice hec in deo zin ce pas komt»
'£^)y ijwlvitf; gel)]k de LaiC D^ iw^f» tui enz. Ntfc t^#s»t
va$» geliyk VS. io6a. fC(t^ rüpavyoi, i235« ^^^ r^pauifo^
Zedekundige Mengelingen ^ iteoral veer Lieden Éit de meer êe^
fchaafde Standen. Doeryr. g. KEDDiNt»ius, BreSkata
te Eppenhuizen. Te Groningen , bij J. OomkeDs. /b ^«
Sve. ass jB/. ƒ 1-16-;
Zieer veel is en wordt er gefchreven voor den zoogenóem*.
den gemeenen man. De Schr^ver dezer Mengelingen vreest «
éei de meer hefcha^tfde Ihinden Inmiddels ce zeer vergecea
worden.; en in zoo vene b]} den.middelfiand., zoodanige Sfe«
den 9 die zich niet gyirne tpt den gemeenen man zien gere»
kend, en die daarom dé rcbrifcen van de Maacfchappi) 7«r
Nut ran U Algemeen , en. w«t in dien zelfden geest is^ als niec
voor hen gefchreveo rekenen, bedoel^ mag zQne vrees wel niet
geheel ongegrond z^n» Hij begint daarom In deze behoefte
te voorflen; en deze Mengelingen» ef korte zedeknndige
Vertoogeo » verdienen allezins druk gelezen , en de daarin ge^
gevène lesftn beoefend te worden, wy hebben dezelve ftnk
voor ftnk met genoegen doorloopen , vonden ze doorgaan»
niet alleen noccig en leerzaam» maar ook onderhoudend, en
twyfden niec» of zy znllen goeden aftrek vinden, indien z^
mate door de Zoodanigen , die by burgerhnisgezlnnen invloed
en vertrouwen beziccen, worden bekend gemaakt en aaii«
gqwezen. Ziet hier den inhond: t. Het geven van een goed
FeerheeU. (Het gewigt daarvan» de invloed» en onze ver.
pllgting» wordt aangewezen» en dit vertoog» gelQk doorgaani
ieder andere door. vooAeelden verlevendigd: b^zonder ook
Aa 4 wen-
l^enfclieo'wQ, dat bec vóïgenét warde behartigd: j^ Vodfd
^ moeceo wQ in de tegenwoordigheid van kioderea voorbed^
j, di^ leTeti, fpfekéil en bimdejen, enz. Zulke volwasfenetf,
j^ welke ^ich er In hec geheel niet ov^ bekreunen |. of dirt-
^ gene, wat zij doen en fpreken, van de kleinen kl of niet
^ gezien en gdioord wordt, en of dit voor derzelver zcidë-
ff UJkheid Toordeellg of fcha^elijk worden kan, maken zich
^ aaft eéne g^oote mate van figtzlitnigbeid ibholdig; eof die-
9 gene, welke bet er itaet opzee op toeleggen, om kinden \
jf ren door htin voorbeeld /te bederven, moeten tot een* af*
^ i^hnwelijken graad van fieehtheid vervallen z^tu Wanneer
^ wij niet gaarne met kinderen wilden verkéeren, omdat w^ ^
j, verpligt zijn in hunne tegenwoordigheid omzigtig te ban-
yf delen, opdat wij aan hen niet een kwaad voorbeeld geven,
^ zotx dittot een Hecht teeken firekkeu, dat wi) ons nog*
y, niet eraflig beijverden', om ons te allen tijde betamelijk te
^ gedragen. Afaar zoo het er ons waarlijk om te doen is »
^ dat wij (leeds onberispelyk mogen leven en wandelen,'
^ moeten wij gaarne kinderen om ons henen willen hebben,
^ die getuigen zijn van tl onze woorden en daden , dewijl
^ dit dan iliet weinig kan dieiien , om ons behoedzaam te
y^ maken, dat wij geenerlei fputed mogen begaan,'* enz.)'
2. DanMhaarheiS en Ondankbaarheidm (Jegens fnefifcheu) hoé
dezelve moet uitgeoefend worden; voordeel hiervan. Oor*'
2aken van ondankbaarheid, en tlzoo behóedmiddelen tegeir
dezelve; klagten over ondankbsiarheid dikwijls ongegrond^
boe men het moet aanleggen , om ondankbaarheid te voor-
komen.) 3. Tegen de verachting vak geringe Lieden. (Die
vertoog beviel ons boven andere, vooral omdtt het bet vele
edele en goede, dat men liij bijzondere perfonen in dezen
fiand dikwerf aantreft , overtuigend doet opmêrken.)f ^ Dé
Müdctttcht ten aanzifn der Rleeding. (Ren waar woord ^
vooral voor onze vrouwen en meisjes^) 5« De Vriendfchafi
(Keuze van vrienden; de vriendfchap dlenitbaar maken aan
elkanders verbetering en veredeling ; het beftend^ maken der
vriendfchap ; wanneer en waaroni men vriendfchair afbreken
moet.) tf. Wat moeten wij in acht nemen êmtrentenne Dknsfs
hodent (Hier geeft eene moeder harer dochief wQzen en
goeden raad; waarbij w^ echter nog een wok>rd ^erMngen
zouden tot aandrang der verpiigting tot medelijdende hül|^
la ziekte enz», daar enze dienstboden alsdai^vai bonnebhiedi
^ ve^-»
ni^KDNDIdE IfCNCKLmGllV» . i$f
irerwtmen»TerwiJderd z^n» en menfchetijkheidl de heeren es
vronwen* no|»en moet» bun die gemis yoor het minst eeniger*
mtte te vergoeden.) 7, De begeerte naar Rijkdom. (Wan*
neer al of niec te laken , en door welice middelen men al tü
niet aan dezelve mag trachten te voldoen.) 8. Het lezen van
Boeken. (Goede opwekkingen en wafirfchnwende wenken.*)
9. fTare en valfche Schaamte. (Men fchame zich met regt
over onkunde omtrent God en Gpdsdiensc , omtrent zich zei*
ven, in #9n beroep, én over algemeen bekende dingen, die
men onoplettend voorbijliep; maar nog meer over betgene
xedelijk verkeerd is , en eindel^k ook over zelf veroorzaakt
ongehtkm Valfche* fchaamte wordt in eenige voorbeelden aan*,
gewezen, en het verkeerde daarvan.) 10. Te^en den Nijd^
(Eene kelijke ondeugd , waartegen - ernftige waarfchuWing,
helaas! maar al te nopdig is.) ii* De verkrijging en het ge'-
hruik van Magt en Heerfchappij. (De wenscb en poging
daartoe, onder bepaling, gieoorloofd; nntcige lesfen en wen«
ken voor dezullte, die dezen wenscb verkrijgen.) ia«
Dienstvaardigheid» (Hoe beminnelijk deze deipgd zij, en
boe dezelve moet worden beoefend.) 13. Befcheidenheidé
(Ziph niet te veel aanmatigen, en verfohnldigde achting aan
anderen bewQzen.) 14» De wensch naar een lang Leven.
(Deze wenseh is, net eenige weinige uitzonderingen, alge-
meen, en worde behoorlijk gewijzigd en gematigd.) ^
Het Is ons b^tondtt tot genoegen ^ dat w^ dit werkje zoo
n)ifnfchoQ(a kt^Qoen aanprezen.
fTvian^ of de Sfan ponder Karakter, Naar het Engelsch van
JUistrefs edgeworth. // Deelen. Te Leeuwarden^ hij
Steenbergen van Gqou In gr. ivo. 410 5/,/ 4-10.:
Ueze Roman is leerzaam ; bet jonge menscb • wieps gefchie*
denis en vroege dood bier verhaald wórdt, beeft goeden aan*
leg, wezenl^ke fludie, groote talenten en innerlijke braaf*
béid; maar bij is een jong mensch, zoo als er, helaas! ve-
len zijn; het hapert hem aan zelfflandlgheid en eelien vasten
geest; zijne karakterloosheid maakt hem nutteloos, het werk*
lulg van anderen tegen eer en geweten ^ ontrouw un ininna^
res en vriend, arm en diep ongelnkkfg. „Door eene vrouw»
^ d{e hij niet beminde,* die bQ niet kon achten, liet hij zich
» ovefi
^ mttttimt om ter te fcbakeQ , hut uur het vaice Ito^
^ ovesr te brengeo, eo dac wel op een tydfnp^ dat h^ eeo
^ ander oieisje beminde en wezenlijk boogacbcce.*' £n dic
was nocb zyne eenige» no^b zijne laatde dwaasheid. Gebeel
Se 'gefcbiedenis is leerzaam , de ontwikkeling van bet karak*
ler menschkundig^ en .de Iqop der gebeurceniifen zeer moge»
fij)( , jM nagenoeg vooraf te berekenen. WjJ bopen , dat zich '
▼elen )ian dezen vivian zullen fpiegelen, en dat ook deles*
|cn voor den opvoeder , bier zoo oyerpjigend en tastbaar ge*
feveo, niet znllen verloren gaan. . Omdat wij de lezing, met
een opregt prcjkiaf^ velen jongen lieden aanprifzen , geven wij
fan bec onderhoudend gefcbrijf geen overzigt of uiccrekfel ;
ce minjder, daar een ander Tijdfchrift ons te dezen aaneen
ditmaal vooruit was» zoowel ali in den verdienden lof: maaf
SMt de volgende ware opmerkingen, die. inderdaad zoo vele
SQtttge lesfen z^n». wielen w^ onze Lettp^êrfigniugeaycrü^
len en den gegev'enen lof bevestigen:
^ Menfcben van meer dan gewone geestvermogens zijn
doorgaans degene, die, wanneer bunne harcstogten eenmaal
ontvlamd zijn, de eene ongerijmdheid op de andere llapelen,
CU alle hulpmiddelen, zonder onderfcbeid , te bate nemen,
om bewQsgrooden voor bunne dwaze ftellingen te vinden. Zij
vergenoegen zich niet met, even als de domme boop, een«
Tondig te zeggeoi ik wil het zo»i maar zij pogen van hetge*
fie -zy willen de radenen aan te voeren , en bunne gevolgtreki
kingen zijn, aan bet gezond verftand getoetst, niet zelden
gebeel valscb en ten eenemale onbellaanbaar.** ^
. ^De onvernuftiglte. dieren , van bet infekt tót bet viervoetig
iter, betoonen, bf) hunne gewigtigüe aangelegenheden, eene
ftbraoderheid , die , met hun gewoon gebrek aan inzigt en be*
vatting vergeTeken, inderdaad verwondering baart .^^ (Hier
moeten wij de toepasfing bijvoegen.: OnmogelQk koa vi.
V I A N zich verbeelden , ooit de fpeelbai te zullen worden ^
yan^ eene vrouw, die by daartoe zoo volft^kt onbekwaam
achtte. Tpi|;enoyer eene vrouw van verftand en vernuft zou
hiif buiten kyf» behoedzamer z^n geweest, lp een enkel
oogenblik, en met eene; zeer geringe infpanning van zi)ne
^cbtep, me^e byitch te Itnnnen losrukken, vsnneer z^
het al wagea durfde , hem netten jte fpannen. Hiervaq , f y ns
4K)rdeels » genoegzaam overtuigd » verzuimde hy sclfs die ge-
' 'rio.
ifiige ini^tming ifim Irftchten ü» te wariaif en vfitaogfc
dMTdoor eigcnwillig van uur tot uit «g» gerangeiifch v>
Htd de moeder zich thanr bedwongen» «n het overige
tebecl aan het gezond verOand van haren zoon ter toetfing
overgelaten, dap zon alles, bnlten k^f, eenen gewenschten
keer hebben genamen. Doch zy draafde door, en in haten
«ver, om te bew«zen, dat zij gelijk had, vergat zü, dat
men de menfchen onhandelbaar en wreed maakt, wanneet
men hnn al te duidelijk poogt te bewezen, dat zy volftrekt
ongelijk hebben.**
Wie het hart eener vronw van eenig verftand bezit , die
ia In ftaat, om hare geestvermogens binnen een enkel jaar
meer te volmaken, dan alle leermeesters , boeken en leerwQ^
zen gezameniyk kunnen doen<
mjbehch Handboekje voer bejaarde en oude Lieden. Door o.
BENTHEM REDDiNCiüs, TA, Doctor en Predikant té
. Atfen. Te Groningen , bij W, Zuidema. In gr. ivo. ia|
^/./.-.liB.:
Oude lieden ontvangen hier, naar aanleiding telkens van
eenen fchriftnnrtekst, waarin de ouderdom voorkomt, of die
daarop toepasfelijk il, zeer nuttige lesfen, troost en opwek*
king, met eene groote letter gedrukt, ten behoeve van hnn
zwak gezlgt; en 'al deze vertoogjcs z^n kort^ omdat oude
lieden niet gaarne lang aaneen lezen of hooren lezen. Zitt
hier een proefje, opdat men zie, wtt men l|ier waehten kan;
wy kiezen iets voor onze oude vrouwtjes:
TiT. li: 3. De oude vrouwen insgeüjks, dat «/ƒ in hare
dragt zijn gelijk den heiiigen betaamt , dat ne, geene iasteres*
fen zijn , iich niet tot veei wijns begevende.
39 Hier geeft j^auloa aan de oude vrouwen dezelfde vermi*
ning, die hij in het voorgaande vers aan de oude; mannen ge-
geven had , zoo als wy gezien hebben , om zich op eene zé*
dlge wyze, overeenkomftig hare jaren, te kleeden, en in hi«
re dragt te zQn geiyk den heiligen, dac ia den Christenen »
betaamt. Daar ^ ik de drangredenen daartoe in hec algemeca
voor alle oude menfchen heb opgegeven , behoeven wy deer*
jover niet weder nit te weiden, i— Maar vervolgens gebie(|c
Pau-
36d «• B. RBDDINGIUt^ B09KI.SCB BAl»>BOBK|ir^
pin JUS oolf de owdc vrottwen, dat zij.gmm iaUere$fen ^n^
He$.te$iei:cn eoeerrooveo is eene fchan^^^iyke eoiuic, -lie e-iiioa.
menscb verachtelijk maakCj» oindac zij .tegen ti- Chrjsfeiike'
Befde zoo regtüreeks inloopt. Vooraf i«^het 0TiverafhsV:)qr.
del^k voor oude meafcbeu, dac zij noi? aan jiutk ttne veü
foeÖelyke zonde verflaafd zij», en zao wciijii; licide toe
buiine naasten hebben. Incusfclien hellen oude vrouwen
daartoe wel céns over; zij wordeu dikwijls iiiet x^o gezocht,
zoo geëerd en gedietid, als de jongere; zij luinneo ztHk eeo*
grooten invloe^ niet maken, als deze; zij Mnneu zoo veel
fcJroonbeid niet meer ten toon spreiden, als die kunnen doent
z^ hebben meer ledigen tijd dan te voren . en dus meer aan.
leiding tot fnapachtigheid, die ligt ontaardt; zij verbeetdeir
ïichr dat on alles veel flechter toegaat, dan toen zij fong
vrsren, dmdat zij in h^re jeugd niet zoo veel venminen van
hetgene er ouiging als nu. Dit alles verleidt haar Ifgc coc las-
teren en kwaadfpreken, Ondertusfchen \^ znlks re alleu tijd©
2cer liefdeloos en dus flrafwaardig. Die zich da«raaif fchul-^
dig, jnaakt, heeft, ook eene ongunftige beoordeeling van ao«
lederen te wachten J want met die mate, 'met welke men 'an-
deren meet» zal men bok weder gemeten worden. Zulk ias«
xeren en kwaadfpreken noont^ook, dat het hart van /.nlkc
vrouwen nog zeer verkleefd is aan ijdelheid en wereld; terwijl
ïïj rntusrchen. vooral ook e^m hare japen, bedenken^ moes-
ten, niet de dingen, die op aarde zijn, maar die boven. z^n.
Bejaarde vrouwen I wacht u dan, dat gij u daaraan uret fchuU
cfig maakt. Bemoeit u niet met de zaken vaa anderen, maar
be^jirtigt uw eigen en vopral uw eeuwig welzijn. Staat af
van de- wereld, die gij welhaast verlaten moet. Houdt xt
fteedr met iets nuttigs bezig , opdat uwe gedajcbren niet ver-^
mld worden met ijdelheid. Vergeet nimmer, wanneer gij joo*
g<jf mcnfchen beoordeelt, dat zj) nog jqng zijn, en dat gij
ook eens jong geweest zijr. Herinnert ii gedurig , dst de las-:
ter niet verbetert, maar dat gij behoort #^ene zelve
re vermanen, die zich naar uw oordeel te.buRK> gaan, en
dat gij eenmaal van elk woord, door u gefproken^ rekenfchap
•zult moeten geven in den dag des oordeels. Voegt Paulus
tl bij : z/cA niet tot veel wijns begevende ^ wij 'hebben in het
Voorgaande reeds gezegd, hoe ichandelijk en onverantwoor*
delijk het is, dat oude lieden tot den drank vervallen. Voor^
al Is het verfoeijelijk , wanneer oude .vrouwen d^rtoe g^ra*
.keu. Zttlks verkort ia het. middellijke het leveiv, en roaakc
voor allerlei bezigheden, i;oawel vooi^ ^\t leven als voor de
(euwigheid, ongéfchikt,'» '
Het fpf eekt van zelf, dat de Bijbel in tekften , die va«
•oude Heden gewagen y Mï dit kleine werkje niet is uitgeput;
eo heeft de Theêkgiae Dntor gezondheid, ti}d en lust, e»
vindt zy n boekje góf^den aftrek , dan gisfen wij , dat er nog
Viel een vervolg van kpmen kan; wij hebben zulks evenwel
tot. dusverre niet ontvangen, waardoor onze vermeWinf ;Pift
dit boeksken zoo latt gefchiedc. Welligt ontbrak het alzoo
aan debiet* Te veel hoofdbrekens ztl het den Schrijver tock
wel niet gekost hebben ?l
^MB«*n
■*Mi
BOEKBESCHOUWINa
^maêm
•mtt
■er
f*^
irf^Ml
Tw^e Fèfhandelihgèn^'ovèr'den'^arén aard '^an het
onderifljf déi BijhtU\ als een^ met befpitgelend^
tndaV leuter praitikaal onderwijs , naar onse vaU
haarh^iA ifigcrigt ; ep^ óver Je noödzakelij'kheid yart,
de 'Hr lichting eri^ het onderwijs des H.Geestes^ tot
regt en onfeilbaar verfland van den naaren tin der
. BijbelfcJiriften$ beide ter bevordering eemr ^gegrcndd
- yereef^png der Ciris tenen aangewend^ door }.}. h^
'• R oYv 'Prèdil^ant .te Oude^Tonge^ Te Dordrecht ^ b0
' Blosfé'en VM Braam. 1819» In gr. &yo^ XII eri
185 BL f i-iö*: . ^
I,
Btiig heeft bet óns gefpeteti,:dac tvij van de^e Vef^
hafidelingtn niet ttv konden verflag geven; want zij veiw
dienen zoo zeer g^end te i/eorden om hare uitfiekende
belangrijkheid^ en adj' verdienden juist daarom, fpaedtg
gekend U worden^ De loop der^ dankbeeUen » in da
eerde^ id de volgende: ^ , ,
' De'B^bd bevisGoddeiyte openbaring, die niets on^
redelgte of will^keorigs kid behelzen ; maar ónze fedtf
is n6g niet genoeg ^ontwikkeld ^ om reine Qobjecti^ó}
waarheid te bevatten:; en da;arom juiat hebben Wij eeno
opMbariog^ noodig^ die ^raps wijze werkt; maar ook
daaïom wordt eenvoudig' en ootmoedig geloof .gevofii
derd, zelfs omtrent, dat gene:,, wat w^nn nog niet ver^
ftaan. Men* is echter van dezen weg afgegaan , en iian«
daar al het onheil. In onze^ dagen begint de rede hafd
genzen te erkennen, en ka;^t leert ons onderfclieif
den tttsTchen bcfpiegdemfe en werkdadigo oï zetlij 1l9
rede, en.wvst elk baar werk aan, hetgene de kat (Ie
liet meeste heeft , naar mate M eerde tpt kennis van bof
vetfoinnel^ke waarheden ten eenemale ongefcfaikt ia. (Zoo
ver de Inleiding^)
• BoiauBSCH. igfi^ NO. p.
£b
«»
3(ïa ^ J. J. Ï-B R^OY
^ij alle goedwilligheid , om den Bijbel te eerbiedigen ,
YOrfetylt ifier^, omtrent deszelfs waren zin ; vahbier dé
verdeeldheid onder » zelfs waarheidlievendë , Christé-
iien, die 9 dkc partij, eene regelmaat -des^-geloofs bad-
i&^ v^tgeftelcl , naar welke hunne uitlegging des BijbieU
luisteren modest. Men. (lelt zich , namelijk, den Blibeï
voor als een boek, waarin zekere vastbepaalde waar-
heid, of iseker fteirel van waarheden, allerwegen jiiist
en naauwkeurjg,' volgens de ware gedeldheid der za-
len , zoo als zij door befchouwing gekend worden , is
voorgefteld. Men behoort , in tegendeel , den Bijbel
als ^en boek aan te tnerken , dat louter tot een prakti-
kaal ^n geenszins tot éen befpiegelend gebruik is ge»
Schaven ; als eea boek , derhalve , (opm^rkeRjke 'woor*
den !) waarin geenszins. zu]k.:een juist afgemeten ftel-
r
fel van waarheid is te vinden, u;aaruit wy geenszjns
de ware geileldheid van zaken , zoo als ons befpiegc^
lend vecftand wel zöu verlangen 4 kunoen iteeren keo-
Ben., en waairki d^ waarheid zelve niet anders dan ön^
jder zulke hekleedfclen is vootgefteM ^ -welke dezelve
iBOor onze kindfche vatbaarheid, aan dezeizydd ,van het
gcafi,. gefchikt m^n*. : I9 den Bijbel is veei^ ja o^isr
fchien alles , wat tot God , tot zyne eigearcbappen , ^ .
ne handel isgen en bedoi^Üngen met oaa eö Q»et de we-
reld in bet gemeen bctcekkihg beeft, onder bekleed*
felea, en misfchieii nibts naar de zuivere waajQhoid;
200 als God alleen ze kent, en, ten minfte .:to^
iiog toe, alleen kennen kan, voorgefteld; en hiermede
itioeten-wij ons : tevreden houden ^ zonder dit/ bekleed*
felen te willen wegnemen^ hetwelk wij toch,. zpnder
beioadeeUng van het , voor ons noodig, inzigt der waar*
])eid , niet doen kunnen. De B'^bel l>evat al de ondetr
fcheidene voorftellingën, nl^t welke de goede Hemel^
fclie «Vader tot feljne kinderdi^ naar elks vatbaadieidi
wel heeft willen- afdalen. Wélonderwezené Schd&gei-
leerden maken wederom van al die verfchfllende voor*
ftellingen, naar de otiderfcheidefae behoeften buiiner
onderwijzelingen , gebruik; maar dwaas is hét; lut die
^ . voor*
I
TMrftellitfgen ftof tot twisim te o^ntleenen. (Dh wordt
wgders door treffende gel^kenisfen opgehelderd.) Wg
fDoeten tot dftt Goddel^k ctndeFwijs kiaderllik naderen;
niet om over Goddelijke esken redekundig fuist te den»
ItéJD, maar om praKtikaal j^oed te leeren gevoelien en
bandelen.
Om misverftand voor te komen, merkt de Schrijver
aan , dat ' h§ het géz^de alleen verftaan wi) hebben tefl
aansien van het b*$belsch onderwijs omtrent Goddel^
ké, geestelijke en oiizigtbare saken, welke Hier doot
ons niet zuiver kannen begrepen worden , -« dus niec
Yèn aanzien van de gefchiedenisfen , in den B'^bel be^
grepen , febooo wQ ook hier de wijze , Mc vele ^aken
gercMed z$n ,- mogen onbepaald laten » — ook niet ten
tfanzteh van de voorzeggingen aangaande het nog toéko«
mende. liMi tweede, dat hi) gelooft , dat i zelfe te de
omkfeedlblen , -def' waarheid geenszins duister én onze-
ker is begrepen, in tegendeel zoo khiar,'als vbor ovs
«e tegenwoordige kindfehe bevatting mogfeUjk is, ent
wy op de hoofdzaak Volkomen aan knnnen ; ter ^g^ zelfs
in de bekléedfelen veel waarheid is. Ten denfe wil de
Schrijver dat, wat hij zegt , niet verward hebben met
de figuurlijke of allegorifche voordragt, tn vehr figbeU
boeken voorkomende; ter^^I ook de bekléedfelen té
ónderrcheiden z^n van de gelijkenisren. BindelQk wil
hij liiet zöó verftaan zijn, alsof hij alle vordieringen ia*
Gódédienftige verlichting en voortgang tot eritCTtenis
der zuivere waafrheid loochende. H^ bev^ijst dezenvMrt-
fflxai door verslijking tusfchen de teeringen des O.^ en
die des N. V. j beweert, dat de eene bijbeirche Sclirg-
ver^dieper in de eigenlijke gefteldHeid der geopenbaarde
zaken zij ingedrongen dan der andere , en dat ieder Chris*
ten, die opregt de waarheid zoekt, onder bijzondere
Ifeiding des Geestes ftaat, die htm de waarheid zuiver-
der 'doet kennen , dan hij zelf in (laat is , dezehre aan
anderen in woorden mede te deeten.
Dat de Bijbel flechts bedoelde , ons een praitfkaal
ond^wijs, ter onzet verbetering en vertroosting'; eti
B b a vol»
\
vol^QmcQ tiaar pD2e,vatbadi:beid:g9rcfai}ct) te gevea»
Uljkc a.itde geheele gciftèldbeid des Bijbels , waarin ner«
gens eeoig:leerftgirel is voorgefteld o£ .ontwikkeld , maar
4ie, belialv.e de gefchiedeoisfipn, (die .a:e We , gelijk te
yqren jetoond is, prqk^ikaal zi}ü) louter prakt ikalc
fchriften bevat , waarin wel van de befchouwelijke yraar-
heden een ./^r^ i//^i7^/ .gebruik gemaakt wordt, maar die
dezelve. nergens^ op eene befpiegelende wijze, veelmin
in een zamenft:el( vereenij[d, voordragen.— Aangaande
het O, V..i9 men cir reeds. over heen, een voorberei*
dend,,.alleen^op de.. beoefening berekend, onderwas in
hetzelve .vast te {lellen» Maar in het N^; V. ,maakt:m€a
hieromtrent zwarigheid , als onder "hetwdk het menscfa*
dom-tot een' volwa^sren' (laat is gekomen ,, eA de waar««
heul Ztonder bekieedfelen kohde verftaany £n \ ja , iHt,
behoeft; de bedekfelen, die in bet O. V. gebezigd wor«
den, niet Q\eer.f maar wij zi^n toch, ook onder het N,
V. ÜQj(., volgens uitdrakkelijke Apostolifche verkla»
ring^ door een befcbilderd glas in eene duistere rede.^
Ook lijn nu nog. niet allé Cluistenen den kindje ben /ha|:
des verdands te, boven; terwijl vele voorftellingen de»
N- V; duidelijk het be\yijs met ziqh voeren, van naar
onze vatbaarheid te zijn ingerigt;; b. v. die van Qods
Zoon , Gods eeniggeborcn Zmn — vetlosfing, door zijtK
hloU; en het 20u niet goed ziji\, den Bijbel van alle.
Joodfche denkbeelden te willen zuiverjpii;, omdat de Jpod«
fched^kwijzé in de zindelijke nastuur, van. den mensch.
is. gegrond, en iius bij. allen, die nog. niet verder zijn,
nagenoeg dezelfde behoejften voortbrengju--.. Ook ii\ het
N. V« vinden wij eene traps wijze ontwikkeling ;vaa
denkbeelden. Jezos droeg veel ip gelijkenisfen voor^
hetgene in.de brieven der Apostelen nader en,di^idelljker
wordt voorge(lel(l ; .en ook deze briev.en zelve bevatten
onderwijzingen , , naar onze bekrompene bevatting, ge«
fchikty en de meer gezuiverde waarheid wordt flechtg
in hier ïén daar verfpreide wenken voorgedragen.
• Of er nu nóg eene derde, volmaaktere openbaring,
•f ten minde opheldering der tegenwoordige openbsi*
nng.
^
TWEE VXRHAÜ^bfiLmGEN. 365*
ring', te /wacht en ZIJ, wüde Èerw. Schrijver hier niet
onderzoeken t-iflTéen dit wil hij er van zeggen, dat 'hem
zulks niet onwaarfchijniijk voorkomt , in het laatdetyd-
perk' der wereM lezullen gebeuren ; waartoe veelligtdc
toebëreidrelen reeds gemaakt wordenden tot welk einde
ook dat reikhalfe«nd Verlahgen liaar' meerder licht, het*
welk in ' onze jdagen gedurig toeneemt, misfclnen als
YoorbereMing dienen inoetl Zoolang dit echter nog niet
gefcbied is, ntoeten wij ons, behoudens de yr^heid
'des verderzienden , onr, onderde-leiding van den Óeest
der Waarheid', van zijd meer gjffcherpt vermogen ge»
bruik te maken', ian de voorftellitigen In het N. V.een»
voudig houden. . ' - ^
Wordt het nu eenmaal aangenomen , dat de Bijbel ons
geene zuivere (onomkleede) waarheid , maar zulke voor-
itellingen van dezelve levert , als , in onzen z.innelijkea
ftaat , ter gnzer verbetering eii vertroosting' kunnen die-
nen., dan zal alle twist, tuslchen opregte vrienden der
waarheid, geëindigd zijn, omdat verlcbil van begrip-
pen een natuurlijk gevolg van deze inrigting des Bijbels
zalgeoordeeld worden. — Wijders zou de géheele ver-
betering, ook van den zedelijken Haat des Christen*
doms, bij de algemeene omhelzing Van gezegd denk«>
beeld winnen. Nu zoekt men in den Bijbel een leer*
fteirel, en blijft in de befpiegeling^ hangen, die alleen
de oppervlakte der ziel raakt, maar het gemoed Iaat ge«
Kjk bet is. Men floot zich aan allen fchijn van tegen*
ftrijdighetd in den Bybel, zoekt vereffening, en komt
tot gedrongene uitleggingen. Nu komen de hartstogten
mede in hM rpel,die in den Bijbel veel (lootends meenen
te vinden. Welnu , men Is der eenvoudige opvattinge
ontwend, roept eigene wijsheid te hulp, behoeft uit
den Bijbel niet méér aan te nemen dan de hartstogten
kunnen gedoogen ; deze hebben alzoo gewonnen fpel ,
en dgen zin en wil worden in het Christendom behou*
den« Ook verkiest men tot verbetering niet die midde*
len , welke de Bijbel aan de hand geeft ; daairom blijven
de welmeenendftc pogingen zoo onvruchtbaar. Van dit
Bb s aU
'^
^ %
alles zou het ' tegendeel plaats vfaden , bij eenvoudig^:
terugkeering tot den Bijbel ^als een {tttakcikaal onder*
wijs, naar onze vatbatlrheden gefc^iikt* . .
Wij hebben bier nog iets bij te .voegen ,« dat ook als,
eene uitdekende nuttigheid zou moeten aangemerkt wor*;
den« De Katholijke kerk beklaagt onze Protestaotfche^,
omdat zij door baar geoordeeld wordt jgeene vastbeïdr
des geloofs te hebben, en in groot gevaar te ftaan vaiv
• • •
aan verderfelijke dwaling ter.prooije te vallen:; we^we^.
ge zij haar welmeenend, raadt, al .ware bet ook flejcbts^
om der zekerheids wille , zich aan haar gezag te oodcr^,
werpen. Wordt -het denkbeeld van den Schr|}verde.a6c^
Verhandeling aangenomen, dan antwoordt de; Protea^i^
tant: „ Het zij zoo^ dat wi^ de waarheid in hèt ifge*
trokkene niet erkennen; wij gelooven aan de grond-»
waarheid , die jn het omkleèdfel rust , en • mogen van
elkander. in opvattingen verrchillen, omdat de Bijbel
zelf tot dit verfchil aanleiding geeft, en, fprekende
naar onderfpheidené vat baarbeden , zulks toelaat ; ea
wij zijn tevreden, wanneer wij zóó gelooven^ dat wjj;
daardoor bétere en meer getrooste menfchen worden.
2ij her , dat wij dv^alen , w^ dwalen ter goeder trou*
we in bijzaken , of in hetgene de Bijbel zelf ons niet
duideUiker maken kan , -^ en dit zal ons niec verdoe*
men. Wij verdoetnen immers ook u.niet» Katboiyke
broeders ! omc^at gtj den gewijden ouwel in fezua lig«
chaam veranderd gelooft. Meent gij dit ie moeten ge*«
looven; wij, aan ons beginfel getfouw^ ztggén: wel«
aan! gelooft het, en zorgt Hechts, dat uw geloof van*
invloed zij op uw hart ; maar ook wij zi)n gerust en te*;
vreden in hetgene mj bezitten." Op deze wijze warer
de toegang afgefneden aan al het » met den fchijn van
bezorgdheid voor ons heil , geuite gezucht en gedeeii
vanopenbare en^beimelljke Jezuitep; welke laatfte, in
de Protestant{che kerk, — óf boos geworden » oa^lat
butifie meeningen geen geloofsregel neer zijn, ***- óf^
door onderfcheidene oorzaken geestel^k uitgeteerd , ge*
lijk de -tcringacbtigea naar bet li^cbaam' eea' dtkkereu
damp-
TWBB VEAHAVDELipfOBN.* ^l$f
dimpklriiig bdlzaam vfndea, ook io cerettioniSn meer
voedfel voor bun hart (wt} oordeelen voor liuane z^inne*
lijkheid) vmden , dan in de reine leer y — óf, einde^
11^ , te vadzig , om zelve door te denken ^ het gezag
eener magt van buken zeer gemakkel^k vinden , «^ pna
op Theodulus gastmalen en dergelijk tuig onthalen^
Ml den eenvóudigen te« verftrikken , voornamelijk dootf
de uiti>origliedèn der Neologen op te geven als den
geest (fer Protestantfche kerk in het algemeen.
Het kan evenwel niet ontkend worden'^ dat er eene
«ekere leiding en bepaling noodig is^, om de Helling^
^ de Bijbel onderwijst ons Hechts praktikaal/' voor
misbrnik te beveiligen* Zeer gep4st vinden wij hét
daaro» , dat de Eerw. Schrijver , in erne tweede Ver-
handeling^ aanwijst: de noodzakelijkheid van de ver^
Mehting èn het ondenfUs des H* Gestes ^ tot regt en on-
féèlbadr verband yün den 'waren zin der BijMfchripen.
'- 'Hij wil, nameiij^, in. zijne eerfte Yerhandeting niet
zoo ver liaan zijn 4naisof hij bedoeld bad ce beweren,
dat elke BijbelverkHiring aatt de ware meening der Schrij-
veten ^ zoo zij maar zedelijk nut bevorderde, even goed
voldeed, en dien in^de opvatting niet 4uiiidé miscasren^
en dus het indifehntismus voorftood. Neen >-^ zegt
hij ^ de Bijbel heeft , geli^ ftlk ander boek , in al des-
zelfs bijzondere voorftellingen,eénen^^f^tf^^^/7 zin, wel-
-ke alleen als de ware, dat is^ door de Sohrqveren we-
zenlijk bedoelde, zin kan wordeit aaiigem^kt<; Tchoon
deze zin praktikaal en niet bërpiegelend is , en dus de
eene Bijbelplaats, ten ópzigte van de aildere, eenrg
verfchil in denkbeelden toelaat , als bevattende elk ge-
deelte des bijbels de waarheid , onder voor ons gefchik*
te -bekleedftiën , welke niet altijd eene volkoniene over«
eenkomst vergtinnen; — elke bijzondere S^belplaats
ên b^beirehe voorftelling faiseft echter eéti^n bepaalden
sin, welke Aiit alleen de wa'M meening des Schrijvers
uitmaakt.
Wij hebben dus zckèthtid woo&g ^ dtft wij niet mis-
tastèn. Maar hoe komen wij aan dezdve ? Door eenen
B b 4 men*
36* j. j* L» ao-ï
mearchelijken 9 onfeilbaren, uitkggcr eg regtef *? ^Mam^:
wie zal oiis yan de onfeilbaarheid van dezen wederom
onfeilbaar overtuigen ? £n vanwaar heeft die menfcbelij»
Vt uitlegger zijne onfeilbaarheid zoo, dat. wij die.dun
niet eveneens konden verkrijgen ? — Geleerdheid moge
veel kunnen beflisren,teo opzigte vaneenvöudigeyoor^
ftelling van menfchelijke zdcen en lotgevallen in df^
Bijbel; ten aanzien van bovenzinnelijke leeringen Ja
zij krachteloos, dewijl tot tegt begrip van dezelve eepe
bijzondere gefcbiktbeid en vatbaarheid van geest van
jioode is* fFij . A^bben dus , tp$ regt vtrfland yan , en
0€m onfeilbare gemsheid omtrent . den waren zin der Bijr
belfchriften , en elke bijzondere yoorftellsHg in dezelve ^
de yerlichtfng e» het onderwijs des H. Geestcs noodig. .
Wat de H» Geest is , moet alleen zuiver uit den £(I>
bel wqrden afgeleid^ dan , de Schrijver oordeelt , dat
hier de vraag niet is van deszelfsinnerlyke natuur» maar
alleen van deszelfs werkingen. Offchpon de^ bijzondere
beftaanlijkheid van den H. Geest erkennende, boudt bij
2ich-dus hier, om buiten allen twist te blijven^ aan die
verklaring .der Nederlandfche Geloofsbelijdenis , waarin
seker alle Cbcistenpartijen het eens zijn : de H* Geest
is 4^ eeuwige kracht en mogendheid der Godheid; welk
dembeeld ook overal in den Bijbel, waaf yajïdenzel-
ven gefproken wordt, ten grondflag ligt. (De tegen wer*
pingen, die ^ van den kant der wijsbegeerte , tegen zulk
e^nen,.zich in alles mengenden, invloed der Godheid
Jconden gemaakt worden, lost de Eerw. la i^ o y vol*
doende op.>. Zoo komt hij dan ook voor , als , op eene
bijzondere wüze,.de grondoorzaak van 's m^nfchen z^
delijke^en grondige verbetering; en juist. daarom, de*
wijl hij als Goddelijk beginfel in den mensch werkt en
.hem boven eiken zinnelijken beweeggrond verhef c, is
de mensch door deze inwerking vri^ ^ hetgene hi) als di^-*
naar der zelfzucht nimiper is. (De Schrijver was , in de
bepaling van de werkzaamheden des H. Geestes ter en-
iger grondige verbetering , in de 'noodzakelijkheid , om ^
(Cf bfkoqing vsR bet bi^r vereiachte oogpunt » eenig-
. . zins
TWEC VSaiIAKDELlNGEN. ^6^^
EiM:. breedvQdrig te as^o.; isaar al ^^ wftt big zegt y ver«'
4ifent <K)k le^ifig en overdenkingO ' . .. ^
.. De^ifpreekwijzeü: iVerlüihting' en onderwijzing des-H^
p(€»ü€i\ z^n . wedeYom eeaigzins sSnaebefttdig , • Mté
fielten «ogs deiwaarbftid.ioar onn bevatting vooc- Bei^
de z'^u noodig tot regc verftoncl der Btjbeirebtift^s I' dé
Biibèl zelf \%. vol vila . betttigingen -bkromtré&t. - ^De
JMeste der onderfdieidene tritfpraken.des Bijbeld wór^
den. aaogiehaald en voldoende ia verbi^ild'vefklaatd^i) > • >
^^ De.. iipodzgkeJijkJbeid. van eea . alvermogend. . beSBiiff
der Gt)d{i$id^.tat:Tegt verfland der hybelfchefcbriftèiri
)]diijkt ook uijt ous «eig^B gevO^l van l)9hbdte te dezen
iMi^ïenM VV$ .gevoeleir» d^t wir ;tozdcering van noode
hebib^n ,: da( demiddeien ^ die w^ tot regt verftasdudea
Q^bets bezigden; de ivace zijri^ -^ De binderi^isfen ^
well^ da; ver(land:i9.on$ beletten, zgn te magtig^dan
iiatrw^ tg, , zo.iider avedewerkendeaGoddel^kes invloed^
kon4«in. ovi^rv)riQften.«r-J^ind]eUjk» }\et b@belscb ondervrifs
J^cueft bovegzinnsUjkj^' ziiken, tot welker erkentenis
gezegde invloed daarom juist niet kan ^emiiit.wordêit»
. ]yi^r,( boe(«^^))n]S0 iwtj nu v^rizdcerd worden, datwy
4por den H^ Geest, )aiy ons ondciszoek der bybeUcbb
;^hriften, zijn beüuurd,'en dtis derzelver regtenzia
gej^At hfbben? r- Vaoreerst, door de klaarbi^kelijk*
beid zelve, welke natuurlijk -en noodzakelijk- geboren
seordt, zoodra^ geiük vyij voor onder (lellen, dat d0or
des (!• Ge^stciS: alvermogende eb onfeilbare beflaring
gerdiledt, bij het gebruik der beste middelen, waartoe
bij: zejf ons l«dt , ons etnftig onderzoek en nafporing
zopdanig geleid wordt, dat ons alles in bet regt'e licbt
en in juriste orde en verbjand voorkomt. > Daar echter
ook de dwalende zich op kUarblijkelijkhdd berèeist,
zoo wordt de niet dwalende, ten tweede , gerustgéfteld
door de be wu^thekl , , ^elke hij van zich zelven beeft,-
van, met eepe opregte begeerte ntar waarhad en. met
volkomene onderwerping, van bartstogtea en .dgeae
wisheid, de. waarheid . ge^Q^^t ^e h/;)>ben; waartfede^
^icl) paart bet vast vertrouwen op de Goddelijke be«
3b 5 lof.
\
$7^ . h h h^ HOT
lo/j^f n voor )^t gi^yaj* .Maar jvsmatral wordt het g^ëonMI
vervuld inet eene onyerddgbare zdcerheid^ ;door- dio
^idelijke overeenftemming der in den Bijbel * ons ken«
)uuur wordende waarheid met. ons waar zedelijk .belang;
wa«rvAnwij> bij.eeue geooegxame.ofttwikkeling van bet
«^f mk. beginfel itf ons , ons onmiddellgk bewust siju.—
Hieruit bigkt ^ hoe die onfeilbare zekerheid geheel ver-
ff htlt van alle 'geestdrqveiidé en dweepachtige verbeet»
dingien ; qaar ook , evenwel , da;t eik haar flecbts voor
«icft 2el«en hdihen kan , zonder 4ie ook aan anderen
trluinnen nieèedeeleitóf voorw^rpelijk béwijzeh ; fchdoa
b^hun, die hooren willen 9 den weg kaü aaitwljsen^
waarop ook; zg die zekerheid verkrijgen' kunnen» Voot
zfdeloo^e en met eigenwaan vervulde menrehen, toch,
)>lijft^zi| altijd onbegrijpelijk: Eindelijk volgt uit Het
ontvouwène, dat die Goddelijke vtff Ikhling ^ en daïarüifc
yoortvlóeijende helderheid en gewisbeid, bij allen niét
even groot of (terk , voor aanwas en vermeerdériiïg
vatbaar , en naar elkd bQzondere behoefte erf vatbaais ^
beid is iogerigt. ' r :.
Vtfe^iging kan dan nu ook niet anders plaats vin-
den ; dan tasfchan. opregte Christenen ; ^^ai iis , de i^oo*
danige ) die met waren eerbied voor het woord van
God vervuld zljii. Tot het onderhouden van den vrede
^moeten wij ons nimmer aan valfcbe infcbikkelijkheid
fchuldig maken ; maar omtrent zuike waarhedttu, die
nader aaH de befpiegeling grenzen en niet onmiddellijk
de 'gronden der beoefening betreffen » tf)oge$ en moeten
wg meer toegevendheid gebruiken. In de gronden van
ps^akt^k -^dit, zégt de Schrijver , zij onze regel— eene
ware overeendemming ; maar in alie andere leeringèn
eese. <ltefiler§ke zaanenvoeging , zelfs van verfchillendë
en uiceenloopende bËgtippen. En biertoe bishoort men
vo<scnamelgk in zich te onderhouden cehê ootmoedige
eekemtdia vaa Ah i^eperktheid z^iièr eigene inzigtén^
en van de vom^èktur ndMzakel^hèid éehef hoogere .
Goddeli^ verU(5fating i benevens éené hebbeiyfeheid ^
1^9 IQ ons Bijbelonderzoek, gedurig vtfli dk .getóde
des H. Geestes af te bange». ^ :
Wij hebben den inhoud dei^r twee Verhandelingea
wijdloopiger opgegeven, dap ons bedek eigenUjk gei»
doogt ;. maar een beoordeelend Tijdfchrift moet zijnett
pligt kennen , vooral omtrent werken, dié epoqua ma-
ken. £n hieronder aarzelen wi} niet , déze Verhandel
Ungen fe ningfciiikken. / Wa^t, fehoon bet waar zj^^
wat de Schrgver bl. 6s zegt , dat-.het denkb^ld , dpor
hem in de eertle VerUandeJing vaorgeIlel(} , niet geheel
nieuw is, dat reeds meermalen wenken daartoe in jiet
gemoed van opregtewaarheidsvriendeii opgekomen zün,
is het even zqo waar ^ wat hij verder zegt , dat* liet
Tèhijht, men kon" zich lictzelvê nog zoo duiijclijk niet /
ontwikkelen; men kon zich nog mlet zoo -geheel van
alle zucht tot berpiegeling losmaken , om zoo alle (let^
Kge en bepaalde voorttetiing der waarlield ^ attevieerftei*
lel in den Bijbel vaarwel te.aieggen, en daarin éfiket en
alleen een door en door ptakdkaaiomler^gs^ Haaf on^
ze vatbaarheid gefchikt ,' ook der fi:oogèhoèmde 'befchmjAi
welijke waarheden ,' fiechts tot ^raktifctal ifüt, troost
en verbetering, aan te nemeui * De-.Eerw. tlf Kót
heeft dus als levend woord Jatèn te voorrchljn treden^
wat lang ais gedachte in bet verborgene fluimerde;
terwijl de volledigheid, en de geheele wgze vin vóor^
ftellen, bij hem, gefchikt is, om eiken onpardjdlgen-^
al ware hij ook nóg met eenig vooroordeel bezet, <fè
oogen te openen, len te doen juichen in de ontdekking,
lioe vele zwarigheden en tegenbedenkingen , dóór dé
omhelzing étt ifl de onderhavige Verhandelingen voora
gedeMeidéën , wegvallen , die anders der vereeniging^
onder Christenen in deii weg ftbnden; tehvijl tevefts-y
met wafen eei1)ied toor de open(^arin*g des B^els,' datf
H het misbruik derzelve de pas is afgéTneden^ i^9
Imbben meft ons vefflag ook beoogd» aah Hét dnder^
aoekli^vend I^u bliek eenen voofïUaal van he^ Werk ii
geven , opdat het des te gretiger moge geleae* é^ber^
iMen wt^rdenfé liiaónderlieid behoorde het ctvondM ié
wor-
N
57& J. J. LE ROT, TWEE VERHANDELINGEN.
Wórden l^ elKen j oti gen Godgeleerde , ten tivilié hij tlj^
dig het ftandpunt leere be|>nen, waarnit -hij den Kijbel',^
en de , op deszelfs vefrcMHende ulf Ingingen gegronde,
verdeeldheden onder de Christenen , te beoordeelen
liebbc^.
Jic^ Christelijke Godgeleerdheid^ of- tfnndleidifi^'yoor
• iéidmaien^ tot herinherfng van het gene' zij eenmtrdl
geUerd en beleden'hebben ^ en voor mijne Leerlingen j'
'^ tóV ^heldering van mijn' öndèrwij'sboekje. * Door
q. BE NT HÉM red'ding'ius. Te Groningen y
: hij W: Zuidemi. iSjp. ïn gr. ivo, Vlll , tn
1
.n de .voorrede van dit werkje W(M:dt eerst van deszelfs
mtroetigcn Titel r^den gegeven, en dan wordt het
\^ door den Schrijver aan zgae geliefde loecHogen opgedra*
gen , voor wie hij te voren eene korte handleiding bi|;
bet onderwijs in den CbristelQken Godisdienst in kldnr
Svo had uitgegeven. H^.verontrchuldigt zich eenigzins
over de benaming van Chrii^elijke Godgeleerdheid^ en
* ^ jbefcent,' dat bet miarchien gepaster zou geweest z'^o,
wanneer hij eenen anderen, meer beperkten,. titel. ge«
kozen bad, daar men ^ welligt , hier een zoodanig za«
^ inenftel der ChristelijW leer verwachten zou, als do
Hoogleeraren aan ^de ftuderenden op de Hoogefcbolen
behooren mede te deelen. En inderdaad , \irlj) vinden'
dien titel ongepast , . dewijl dezelve een geleerd (lelfel
^anduidt, en zouden dien van Christelijke Godsdienst^
/^^F verkiezei}. — - Doch;, den titel daarlatende, vinden
W4 bet werkje naar des Schrijvers oogmerk zeer wel
geffchikt. Het heeft elf Hóofdll ukken : j. Van den;
Oeopenbaarden Godsdienst in bet algemeen, en dea
Cbriste}ijken in het bijzonder, a. Van* God. 3. Van
de.Menfcbem 4. Van Jezus Christus,. Goda Zoon,
Meoscb r en pn^eu ]Leera»r« 5, V^njfzu» Iptg^valle^
- ; en
O«B.RBDOlM^0rUS» CHRI8T. I^OÜGELEBRDHRID. 373
en bo9ge wft«idigbeid« 6. Van den Heiligen Geest.
7. Vaö de ehristelgte üüdsdienftigheid m het alge-
meen.- 8; Van' de zedelijke verbetering; 9. Van een
Christelijk deugdwam teven. 10. Van den invloedivatt:
den Godsdienst op ons tijdelijk geluk.* 11 • Van de
Eeuwigheid. — Tot i deze HooüKfaikfcen brengt de
Schrijver, in eene zeer geregelde orde, alles, wat tot
de, GqdsdienSitleer voor een' Christen behoort, en heeft
;;i€h nfet. alleen bepaald tot betgene men weten en gé-
looven moet, maar ook genoegzaam aangetoond, wel-
ken indruk die leer op dien Christen moet maken, en
wat hö, volgens dezelve, te doen en ite. betrachten
j^ebbe. Alles wordt, zöo verre de verfcfaillsnde. txi>
derwerpen bet gedoogden, klaaf, duidel^k, vatbar
en recJtUjk voorgefteld. Het is een nuttig , fticbtel^lc
boek, .zeer gefchikt om achting en liefde rvoor dtn
Godsd^enfit, ^ziiiye^re denkbeelden , van densselven., en
een' waren lust tot echte Cfaristel^ke de^gl in te toe*
^^emen.en aan te kweeken, hetw^Ak-wjy dus inhl^pden
yan velen wepfchen.
Pfdlmi quindccim Hammaaluh pbftQhgice et criHcc iU
' Imtratu Specimen exegpticum inaugprale, quodr-
\ pro gradu doctoratps— publico . exaitiini fabmittit
T-HEODORUS ADRIANUS CLARlS'sÊ. Lllgd.
'Bat.i'apud ƒ/• W. Hazenbcrg\, Jun. 1.819. 8vo.
VIII et 163 pag. ƒ 1-16-: ' •
jdLet is den bemjnnaar der wetenfcbappen zeer aan-
genaam, wanneer hg ziet, dat Zoons van mannen^
die in geleerdheid den eerften rang bekleeden, zich
.reeds in hunne jeugd beijveren , om , zoo veel in hun
vermogen is, de loffelgke voetftappen van hunne Va-
4ers te drukken , en aldus de gegrondfte hoop geven ,
van ook eens als geleerden te zullen uitmunten. Wij
t»rgfelcn derhalve niet ^ of alle , die den beroemden
Hoog»
1
f
^
s
<
Uoogleeraat clariss:^ eenigzins wèMi te waarde*
ren 9 zuVen zkli van harte verbHjden , dac zijn Zoon ^^
(fie mGi fegc de Dóctonüe waardigheid aan de Leydfche
Hoogdcbool «erkregen^ heeft , -door ..bet bev\rerkèn van
xigne inaugurele proeve uitnemend veel van zich doet
beloven, tn reeds getoond Jieefr, wat een jongeling ^
net tle. gefchiktfte geestvermogens begaafd,, én door
het luisterrijk voorbeeld zijns Vaders aangevuurd , door
vlijt en naarftigbeid verrigten kan. Deze verhandeling ,
inderdaad^, over de vijftien liederen HammaahfA, is
meer dan eene proeve, zoo als zij op den titel benoemd
wordt* Het is een, voor een* jongeling,, doorwrocht
ftvk ,:. waarin veel belezenheid en veel geleerdheid aan
den èstg wordt gelegd* Sommrge zullen, mogelijk,
vipden , dat verfcheidene btoóte opgaven van namen en
cenige aanhalingen in allerhande talen béter hadden
kunnen wegblijven, en dat bet link dan wat min«
der kakelbont V iri*ver(chèi(lene opzigfen, er zou uitge**
zien hebben. Dan, wij 'voor ons kunnen dat weelde*-
rig en eenigzins wild voorkomen van eene. jeugdige be^
werking zeer wel verdragen, en vertrouwen, dat rij-
per oordeel' en een meer geoefende fmaak eenen jonge-
ling vsin zulk eencn fcboonen aanleg, in het vervolg,'
bij het fchrijvèn en uitgeven van bet een of ander ftnic,
allen fchijn van overtolligheid en onbevallfgheid zullen
leeren'vermijden.
Het (luk heeft eenen zeer geregelden gang. In voör«
loopige aanmerkingen wordt gehandeld overde algemee-
ne benaming dier vijhien Pfalmen, en de voorkeur ge-
geven aan het gevoelen , volgens hetwelk het reisliede^
ren zijn , — liederen , door de' uit hunne ballingfchap
tcrugkeerende' of teruggekeerde' Joden op hunnen toe-
fland toegepast; voorts over de makers' dier liederen; '
dan over derzelver oogmerk , ' inhoud en uiterlijken
vorm; eindelïjk over de godsdienst en zedeleer, in de-
zelve vervat, alsmede over derzelver dichterlijke* waari
de. Nu volgt eene fchoone Lati^nfche vertaling van al' '
de liederen , en eindelijk uitvoerige aanmerkingen over
ie-
* SPBCIMEN* 375
jtder derzelve. Ons befljek laat niet toe y 'm bgzODdeF*
he^en te treden. Wij yet^eno^gen ons in het algemeeii
téj^ej^gen». dat wij^^over het geheel genojmea, de pp-i
vattingen van den jongen cx^aaisse goedkeuren , eQ
oordeelen , dat h^ veel li^ht over de^e belangüjke iiede*
ren verfpreid heeft* W^ wenjfchen, dat de waardige
Zoon van den zoo zeer geachten H^ogleeraar «meer eo
ineer vordere op het fpoor. van ware geleerdheid, en
van tijd tot t^d daar blüken van ipoge ^even ; en fizx de
waardigjp Vader nog la&g zich verheugen moge in eenea
Zoon • bijzonder gefchikt , om den roem van zijnen oup
derlijken naam naar eiscbte handhaven!
Sermon fur i Timotb. *IV: 14, 15, par j. H. pa-
R £ A u 9 Profesfcur ctc^ en Langues Oriemaics è PUni^
vcrjUi et Pasteur de FËglife Wallonne d*UtreehL
A Utrecht, chez J^.. Jhheer* iSijK £ve. 41 pag^
JLXez^ Leerrede werd uitgefproken te Zutphcn^ i^
opening van de Vergadering der Afgevaardigden vap de
Waalfcbe Kerken. Volgens oude g^woont^, benoemde
de. vorige Vergadering bi^rt^e de9 Redenaar , en - b^
paalde den tekst. : En Pfofesfor parsa^u, wiw dk
werk werd opgedragen , kweet zich waardig van «VQ^a
^ast. Wy Iszen deze Redevoering met groot genoegen ,
tv^ twijfelen niet , 9f zy werd , bij het uitrpreken , a]^
gemeen toegejuicht. W^ willen er den inhoud van me>*
dedeelen ^, en er. ons b^ondeit pcirdeejl oyer bijvoegen»
Na eene doelmatige inleiding uit den rusteloozen i)ver
van Paulus, dien de Ayost^l ook in Tii^otheus wijde
ye^fterl^en , geeft p a RS A u. eefit eene I^terlijke verkla-
ring tn, daarna, de i^adqre ^ontwikkeling en pra]^£ikale
befchouwing van hetgene in den tekst vervat is*.
In de verklaring vindien yfq. den fmaakvollen G^i/eer»
de , die grondige kennis hf qft ^ en vei:fcbillende deulL*
beelden weet te zapra ;e brengen en in fen^fcboon en
be-
belaTigtijk punt te verecnigen. Om hierran feti^ bij te
^rengeir: de gave, die in l^iqiotheu^ was , door de op*
lê^ging^d^ handen j 2gn /volgens den Heer p ar eau-,
'de natuurlijke aanleg en talenten, de door 'oefening
reeds verkregene be^twaaitihedén van Timotheus; doch
ïietwelk alles, door onmiddellijke Goddelijke befchik-
"king, meer ontwikkeld, volmaakt en verhoogd werd'é
Wg noemen dit fchoon en belangrijk: zoo bleef Titnc^
thens altijd verantwoordelijk voor zijn gedrag, en de
vermaning van 'l^aulus was voor hem brirrk baar en moest
Ttéiiï treffen. Het öVerige hdudt dien zelfden gang. Ia
het tweede ftak komeö vier punten vooif,- diefde tekst
duidelijk bevat« Mea Vindt Jiier : .den pligt van een' i
Evangeliedienaar, eene beweegreden, om dien aan te
'dringen^ de wijze om dien ie vervüljeni en de vrücfli-
^en , die meti er van plukk<^n zal. De ontwikkeling de*
zer- denkbeelden is natuurlijk en belahgrijk-, en-wórdt
celkenreize op eene zeer kiefche fiiaar t-refiendè vMjze
toegepast. Het is een woord op zijn pas ,: dat over«
waardig is, door alle Evangeliedienaars gelezen, ^er-
lezen en behartigd te worden. 'De Heel' PAREAuvóe^t
%ier bij den geleerden ook denver(1:andigenman,di)^den
^eedt van het Evangelie en deszelfs belang , üe natuur
-van den mensch en zijne behoeften itent , èn toont zelf *
doordrongen- te zija met het gevoel van het verhevene
tójBÈf pltgtcn. ^
. De taai is zuiver , de Il$I ongekunfteld en vloèijend »
-dikwyb lierlijk en verheven, altijd verilaanbaar , över^
tuigend en roerend , en het geheel zeer weliprekend'^ ea
bijzonder gefchikt voor den kanfel, waarop de Redenaar
fprak; ' •
Eigen* fmaak volgende, zouden wij, niogel$k, hier
€>f ' daar iets bekoi^t of wat üieer uitgebreid Hebben:
ïbaar anderen konden dit* weder anders begrijpen, en -^
yariis modis bene fit^ ' ' ' -
" Wij wenfchen de Waalfdie Genleente ert de ftü'deT'en-
de Jeugd te Utrecht geluk met dezen votMtreffetiik^n
Redenaar, dezen meester in de kunst, en hop ^ *.\nt
SKftMONf 377
» •
zijn Hoogeerw.' er nog lang, ter bevordering van wa-
re geleerdheid , echten fmaak en zuiver Chrisiendom ,
moge werkzaam wezen.
Beknopte flandleiding Ut de P aardenkennis , derzelver
Cezondbeidsbewaring. en Geneeskunde ^ yoor eerstbe*
ginnende Beoefenaren dezer Weêenfchap. Door c« a.
OEISWBIT VAN DKR NETTEN, Mofoor der
Kay allerijl Inftr acteur der Koninklijke Militaire
Rijfchoelj Lid der Commisfie tot Examen der Vee^
art f en* Te AmfUrdam en 'i Gravenhage^ bij de
Gebroeders van Cleef. In gr. Svö. ƒ 3-15-:
D
e werkzame Majoor van der netten blijfe
met eenen onvermoeiden ijver de uitbreiding van hec
vak voorftaan , aan hetwelk hij al den tgd , dien zijne
overige menigvuldige ambtabeti^kkingen hem overlaten ,
fchijnt te belleden. Ieder , die prijs op de aankweeking
der Veeartfenljkunde ftelt, zal zich met ons verheugen,
dat deze brave man blijft volbarden. De wctenfchap ea
koast, welker aanleering hij onderfteunt, welker meer
algemeene kennis en verfpreiding by helpt bevorderen ,
vereischt iemand , die niet moede wordt het goede te
werken , waar hij flechts Itan. Hij moge met eenig leed-
wezen ontdekken , dat .zijne pogingen , over het alge*
meen, nog niet met dien gewenschten uit (lag bekroond
worden, welken het belang van dezen, voor ons land
zoo belangrijken , tak vereischt ; wij hopen eerlang den
dag te zien aanbreken , die de vervulling zal aanbren-
gen van meer dan éénen wensch ter volmaking dezer
ftudie. De korte tijd , federt welken de Heer van
DER netten dit vak bewerkt, levert reeds bew^»
zen genoeg, dat hij niet te vergeefs werkt. Wanneer
echter het Beftuur dezer landen zich aan de uit breid Jtog
dezer zaak meer zal laten gelegen zijn; wanneer bet
door openbare inrigtingen het onderwijs en de aanlee-
BOEKBESCH. 1820. NO. p. C C riUg
i
$76 CA. G. VAf^ötlt WET TEW
Hag vaü dit belangrijk vak gemakkelillcer 2al traken,
dan kan in eenen zeer korten tijd volkomen daargetleld
worden 9 hetgene door de kracht van enkelen v zoo niet
gehee} ondoenlyk is^ ten minde eenen te langen tijd
vereischt, eer dit oogmerk ten algemeenen nutte kan
bereikt worden, Mogten wij dan in dit Rijk » in navol*
ging der ons omringende , inftèlUngen zien geboren wor*
den , diendig ter aankweeUng van eeqe wetenfchap en
lamst 9 tvaarbii de Landhuishoudkunde zoo veel belang
heeft! De Nederlander, die ^> wat kanflen en weten-
fchappen aangaat, voor geen' zijner naburen behoeft
onder te doen , zal fpoedig t>ok in dezen (Irijd zegevie-
rend optreden. De aanvankelijke goedkeuring van Z.
M. den Koning, die, bij andere blijken van tevreden*
heid, den Heer' van der netten ook tot Lid- der
ve^ar$fcHij kundige Commisfie benoemd heeft, is het bes*
te bewijs , dat Hoogstdezelve de werkzame verdienden
voor dit vak niet alleen erkent» maar ook wil aanmoe*
digcn.
In feen welgefteld Voorberigt worden wij met de re- .
denen bekend gemaakt» waarom de Schr^er dit werJc
ondernomen , en om welke hij hèt dus bewerkt lieeft.
Liefde voor het vak , dat hij beoefent ; belangftelling in
de welvaart der ingezetenen en den luister des vader*
lands, en zucht, dat hetzelve bij andere Rijken nret
terugblijve , dralen hier op elke bladzijde door. De aan*
leg en de bewerking van dit ftuk worden vervolgens na*
der ontwikkeld, en aangewezen, voor welkes dand en
voor welke menfchen het hoofdzakdijk is opgedeld ; ter^
wijl de Schrijver , eindeligk , met eene den waren gelet*
* terden vereerende zedigheid , aan de goedkeuring zijner
beoordeelaren hulde doet , de toegevendheid van bevoeg-
de regters inroept , en zijne wezenlijke verdienden met
eene befcbeidenheid voordek , welke hem de acbtingvan
éenen ieder moet doen verwerven^ De behandeling van
bet geheel , zoo , dat bet werk doorloopend kan wor*
den gelezen, en tegel^k ooV als eene handleiding ter on*
dervragtng diendig kan zgn » is ons allezias gepast voor*
ge-
/
r
gekömeii, eti twAt ib dci:gd^ ^eytllen navolging
verdtenfii%
Men omwaan^ den inhoud van het werk nagaande ^
dat hetzelve ifi iric (lakken verdeeld is, waarvan bet
eerflt de Paardtnktnnis befchrijFt, het fVfetdc de Gt^
%9ndhddi)tundeht\\t\%t^tVL het dcrdt dt Ziekte-^ Gefieef»
en Heelkunde voorftelt ; hetwelk door eene korte Inlei**
ding, over de Paardenkennis in het nigemeen^ wordt
voorafgegaan. Wij vinden hier het Paard zeer doelmatig
gefcbetst, vooral in zijne betrekking tot den Mensch,
eerst als "werktuig^ daarna als bewerktuigd Hgchaantm
Men zal , het Paard uit deze beide oogpunten befcboQ!*
. weode'^ den juisten roaatftaf vinden, om van dit dier tot
het dagelijksch gebruik niet te veel te vergen; maar
ook tevens , om dat nut en die dienden van hetzelve xt
.trekken, waartoe de Schepper het beftemd heeft*
H«t Uf/le Huk wordt in twu Jfdeeüngen gefplitst»
van welke de eerfte ten opfchrift heeft : de Ontleed^ en
Natuurkunde van het f Paard. De befch rijving der be-
wegingswérktulgen , der levenswerktuigen en der zin-
tuigen zijn als onderafdeelingen te befcbotwen. Men
ontmoet in deze verdeeKng eenige moeiielijkheid ; dewijl
^ot de eerfte, behalve de beenen, fpieren en banden,
ook nog de zenuwen , vaten enz* gebragt worden. Dk
isoude bij den eerstbeginnenden , voor wien dit boek
vooral toch beftemd is, tot d waalbegrippen kunnen lei-
den. Ook hadden de zintuigen eene uitvoeriger betaain*
deling gedoogd. '
De tweede Afdeeling , aan de uitwendige Paardenkenntj
^gewijd , behelst in het IJle Hoofdfluk de kennis der ui$*
wendige ligchaamsdeelen. Dit befchouwt, i.hetyeor*
^efiei^ en dus Aorfd^ hals^ enz. a. het lijf^ waartoe
i>ehooren de rag^ de lendenen^ enz. 3. het achtergeflel ;
bet kruis , de heupen , enz. Zeer kort , maar allezins
Toidoende , geeft hier de Schrgver eene ontleedkundige
befcbf öving van al deze deelen , hetwelk ook genoeg-
saam is om den leerling niet onkundig te laten, terwql
den OBdetwQzer gelegenheid overbluft ,door zigne voor«
C c ft dragt »
\
|8o o. A. G. VAR DER NSTTXI»
I
dragt 9 ieder ftuk verder uit te breiden. Van het Ildc
tot het yidc Hoofd/luk behandelt de Schrijverden^
zondheidsvereischten , ^gcftaUe in de keuze des Paards ,
(deszelfs beweging^ ouderdom en dekfel^ waarbij de ha*
rer^^ zopwel als teeken van onderfcheiding , als ken*
merk der gezondheid , befchouwd worden, Hetgene er
bij de keuze des Paards en in den Paardenbandel be*
hoort in acht genomen te worden ^ befluit dit eerfte
iluk^ hetwelk met geene belangrijker aanmerkingen
konde gefchieden , daar hier van eene goede keuze zoo
veel afhangt, om vaak groote fommen te fparen, en
zich zelven en anderen groote onaangenaamheden uit te
winnen. Zij vooral ,' die door dienstbetrekkingen eens
in de gelegenheid kunnen komen, met den aankoop van
Paarden voor het leger belast te worden , zullen zich
behooren toe te leggen op de aanwijzing der kunstgre«
pen , tot verberging der gebreken in den Paardenbandel
gebezigd , welke niet gering zijn , en op de ongeoor-
loofUfte wijze werkflellig worden gemaakt.
Na dit te hebben laten voorafgaan , gaat de Schrijver
nu , ih het ïweede ftuk , tot de Gezonèhcidskundc over ,
behandelende in ióne Afduting al hetgene vereischt
wordt ter bewaring ^n verlenging van leven en gezond-
heid. Onder de uitwendige oorzaken, welke daartoe
moeten medewerken, rangfchikt hij bet Hcht^ de lucht ^
de verblijf plaat f en y het voed/el ^ de oppas fing en behan^
deUng , en eindelijk de rust en beweging. De gezond-»
heidskundige regels worden vervolgens op bijzondere
gevallen toegepast, en deze Afdeding met de befchou*
wing van het be/lag gefloten. Zeer gepast worden eerst
die deeien befchreven, voor welke het beflag beftemd
is , en naderhand de werktuigen , welke daartoe dienftig
zijn; terwijl de wijze, hoe dit moet gefchieden, het
geheel voltooit. Hoezeer de invloed van het licht van
groot belang is op ü hetgene er beftaat, was deszelfs
vermelding beter in het Hoofdftuk, alwaar t>ver de rust
en beweging gefproken wordt, gevolgd, dan dat er nu
een afzonderlijk Hoofdftuk voor hetzelve a^zonderd
wordt.
.HANDLEIDING TOT DB PAARDfiNRENNIS* 38!
wordt. De naauwkeurige befchryving^.hoe het Paard
moet opgepast en behandeld worden^ is der lezinge.
overwaardig en verdient behartigd te worden , daar het
. vooroordeel bij velen nog heerfchende is, dat de reini-
ging van het Paard voor betjcelve geene sulke behoefte
is , als de Schrijver hier met regt voordek. Jonge
Officieren kunnen zich niet te gemeenzaam maken met
'de toepasflng der regels tot gezondbeidsbewaring in
bijzondere gevallen. Deze wèl toepasfende, zullen zl}
voor zich zelve veel fchadc , voor TKideren nadeel en
verlies kunnen voorkomen. Het ware te wenfchen^»
dat zelfs iedere ruiter met dezelve gemeenzaam bekend
gemaakt wierde. — De leergierige hoeffmid vindt., ein*
delyk, kort, maar duidelijk, voorgefcbreven al hetgene
voor hem bij deze bewerking wetenswaardig is.
Het derde ftuk voltooit het geheel door de Genees*
kunde van het Paard. De Schryver befchouwt, m
fvee Jfdeeüngen^ de gences* en heelkundige kennis der
^kkten van het Paard 9 en de middelen ter genezing
van dezelve. Daar deze vooral eene verkorte bewer«
king der onlangs uitgegevene Handleiding tot de behan-^ .
deling ^gezondheidsbewaring en geneeswijze van deZiekr.
' ten der Paarden fchijnt te zljil, kan men hier in het^
reeds door anderen gevelde, gundige oordeel blijven
bepusten. Nog flecbts eenige geringe bedenkingen. zi>
het geoorloofd ten toets bij te brengen.
. Onder de oorzaken zïyn^ ook hier, de verwijderde
niet genoeg van de naaste onderfcheiden , en behoort
de aanleg yzu^ oorzaak wèl onderftheiden te blijveii» .
Pe aanleg maakt vatbaar voor ziekten, maar wordt
geene ;5if^/^, indien er geene opwekkende oorzaken ïAy^
koh)en.
Indien bij ontdekingskoortfen, bladz. 138, vooral
eeöe vermeerderde Icvenswerkzaamheid in het bloedader»
en zenuwgeftel wordie waargenomen , boe kan men dan
eene vermeerderde prikkelbaarheid met weinig geftoorde
gevoeligheid onderdellen ? Over het algemeen , en mej
uitzondering der ontdekingachtige zenuwkoorts , zal ,
'. . C c 3 bij
3Vt c* a; e. van oer r b t tb n ^ HAiCDEsniiNe.
• \
bij antfteklngkoortfen » de vaaraatmlle ftoomis in het
bloedvatengelUI moeten worden gezocht.
Bij &e behandeling van het HÓapitaaU verderf be»
hoorderene meer krachtdadige plaaiPeKjIce behandeling ,
en wel tqet het gloeijend ijzer, aangeprezen te wor«
den; van dezelve zoude men hier veel, zoo tiiet het
ideeste , mogen verwachten.
In deze verhandeling ware het wenrchel^k geweest ^
èd/paan/cAe vliegen niet onder de pisdrgvende middelen
vermeld te zien ; dërzelver aanwending vereischt teveel
omzigtigheids ; zulke middelen t^asTen niet in de band
van den leek of mingenefenden. Hetzelfde zoude ook
kunnen gelden omtrent eetUge andere zeer werkzame
geneesmiddelen, welke, terwijl zij ophouden ver|;tftefi
te ziin in de handen van den Arts , in die van deh leeb
of liefhebber altijd zeer bedenkelijke hulpmiddelen
blijven.
Wij wenfchen voorts , dat dit anders zoo wèl gefteU
de en doelmatige werk in veler handen moge komen ^
en met voordeel en nut gebruikt worden ; dat vooral
de Militaire Jeugd , aan welker vorming^ de Heer vA^f
DER NETTEN zich ZOO veel laat gelegen zijn^
deze pogingen waardere, en, door eene vlijtige beoe-
fening dezer belangrijke wetenfchap , aan het oogmerk
van haren Mraardigen Onderwijzer beantwoorde! Hij
blijve bij voortduring de leidsman van dat gedeelte dier
Jeugd , hetwelk aan zijn byzonder onderwijs en oplet*
ding tot den dienst te paard bij het leger wordt overge»
geven! En onder zijne medewerking worden de hei)za<*
me pogingen van het veeartfenijkundig Beftuur in dit
Kijk fteeds uitgebreider en luisterr^ker I Hg vleqe zich
niet alleen met de hoop, geene onvruchtbare zadea
voor de toekomst te hebben uitgeftrooid ; het gebeure
hem , dit zaad nog te zien opkomen , vruchten dragen ,
én eenen ruimen oogst beloven : dit zij eens ; in deo
avond des levens, de zoete belooning voor den zoo
\ih\ teft^den dag !
»
I
Aardrijishunit yootf Zewaurt en ll,Q$^handfil ^ naan
' iet £ftgeisc A van jA^fts HiNaaToi^r Tua&Ey'd
Maritiine Geograpby and Statisüos. Iftc DceL 2V
RotUrdam^ bi/ ]. Imoerzeel, Jan. iSip. In gr^
ivo. XXXIV ^/J 590 W. ƒ 5-: • :
H
.et denkbeeld eener Aardrijkskunde , meer bepaalde*
l^k voor den Zeevaarder ea Koopman gefchikt» die
daarbij het onmiddellijkst belang hebben, moet, be«
hoorlijk uitgevoerd , gewis in ons Vaderland even wel*
kom aujn als in Engeland ^ waar het werk van 7uc^
K£Y algemeenen lof en aanmoediging beeft gevonden*
Dat ook bij ons , in weerwil der bellaande hinderpalen,
nog lust voor de wetenfchappcn is, die meer bijzonder
den Handel tot onderwerp hebben , blijkt uit de vrij
breede Lijst van Inteekenaren voor dit Deel , waarbn^
der wij het peeat Kooplieden tellen. Gelukkig heeft
TuciLBV ook geenen blooten, flaaffchen Vertaler ge^
yonden. De Overbrenger van hetzelve , dezelfde als
van de Ontdekkingsrelze van flinders, is ons ge«
bleken , allezins voor zijne taak berekend te zijn. Doch.
zQne manier, om den Schrijver, dien hy volgt, naar
believen uit te breiden, te veranderen, en ons dus
^^nc gevoelens , in plaats van die des Schrijvers , te
geven, zonder daarvan, hetzij in oï beneden den tekst,
eenige aanwijzing te doen , kunnen wij niet goedkeu^
liCnj daar men, zoo doende, denkbeelden en opvat*
tingen, waaraan de ooffpronkelijke Opdeller hooit ge«
dacht heeft , op z^ne rekening zou kunnen (lellen. Dit
as t^ minder raadzaam , wanneer die gevoelens en denk*
geelden van de gewone nog al verfchillen , zoo als : om«
ireAt de ligging van fommige oude plaatfen, en de
ft rekking van Rivieren voorheen in ons Vaderland ; (op
^1. 119 wordt het algemeen 'aangenomen gevoelen van
^et verdrinken der 72 dorpen in den Bissbosch $nge*
fijmd genoemd , en de Vertaler is in bet algemeen zeer
C c 4 met
^4 h B« TUCREY
y
met dit woord ia de weer;) omtrent het verbond tus»
fchen de Romeinet} en Marfcille , ten tijde van t a r«
QuiNius I, tegen de Hctruriirs^ die daardoor Op^
fcr-ltalic zouden verloren hebben , (bU 133;) omtrent
bet rondseilen van geheel Afrika door de Tchepen van
SALOMO9 (bl. 135.) de berchaviog van Mexico en
Peru uit Chinm^ (bl. 157.) enz.; (lellingen, die wel
blijk van fchranderbeid geven , en tegen welke wij ook
geenszins het harnas aantrekken , maar. die men nog-*»
tans dient te weten , of van t u c ic e*y , dan van zy*
nen Vertaler z'yn: wij vermoeden het laatfle.
Doch, hoe dit zij, het boek is zeer belangrijk, ea
(gelijk reeds uit de opgegevene ftalen biltkt) geene bloa<
te herhaling van hetgene vóór hem honderdmaal, en
beter , was gezegd. De Inleiding geeft eene voorloopi-*
'^ge korte verklaring van de kunstwoorden der Zeemahs*
Aardrijkskunde; n2X\x\xxVi)\i grootftendeels, uit hoofde van
de afw'yking der twee talen, van den kundigen Overzet*
ter. Daarop volgt eene verdeèling der Zeeën, die men
tot den Oceaan kan betrekken; in- Noorder'- Ijszee^
Noor der - Ztiider' en Evennachlslijn - AtlanUfchen ,
Indifchen*^ Noorder^ en Evennachtilijn grooten Oceaan^
groot e Zuidzee , grooten Zuider - Oceaan , en Zuider •
ijszee. De algemeene befchouvfing van den Oceaan geeft
rekenfchap van deszelfs algemeene. en bijzondere eigen«
fchappen^ de zUcigheid, het lichten bij nacht, het
bevriezen, beweging door winden, eb en vlood, flroo-
men , (zeer in bijzonderheden , grootftendeels naar den'
beroemden bernakdin de st. pierre, doch
op verre na zoo Vchaon niet gefchreven ;) ^^ vervoU
gens van de Pasfaatwinden , Mousfons, (hiervan wor«
den de oorzaken zeer goed opgegeven) luchtverbeve«
lingen, als: hoozen, noorderlicht, zodiakslicht , enz.;
van de afwijkingen van hét kompas, de Krooszee^ de
* koraal zeeën , — meest alles kort, bondig | en uit de beate
bronnen* Daarop volgt een gefcbiedkundig overzigt
der veranderingen , welke ten aanzien van zeeën en
kusten hebben pbats gegrepen ^ voorafgegaan van eene
bc*
/ AA&DRlJKSKURDB* ' 385
beTcboowing des verfchils van uitgeftrektheid tusrchen
liet land des Züidelgken en Noordelgken balfronds.
Het evenwigt tusfchen de beide halfronden zoekt onze
Scbrgver (of zijn Vertaler) in de (vermoedelijk) minde-
re diepte desOceaans aan den kant der Zuidpool. (For«»
STER bad betzelve wéleer in de meerdere zwaarte der
ligcbamen op den grond des Zuider-Oceaans, gezocht:
volgens hem , moet de zee op vele plaatfen in het Zui«
der halfrond onpeilbaar diep zijn (♦).) De Oostkust
van Amerika wordt mét die van AziS vergeleken*, eii
beider gelijkvormige infcheurittg aan de wrijving des
Oceaans door de beweging van het Oosten naar het
Westen toegefchreven. Hierop worden de toevallige
veranderingen overwogen»
Het tweede gedeelte der Inleiding bevat eene gefchled-
knndige fchets van de opkomst en vorderingen der
Zeemans-Aardrijkskunde, i.) tot den aanvang der
Chrüitelijke jaartelling. (Strabo wordt ook hiertoe
gebragt j fchoon dcic waarfchljnlijk zgn werk eerst la«
ter,' op' het einde der Regering van augustus,
misfchien onder tibbrius, fcbreef.) In het begin
onzer jaartelling bragt de ontdekking der Mousfons
in de fchecpvaart eene groote verandering te weeg, en
deed van den mond der Roode Zee dwars overfteken'
naar Malahar. Het ade tijdperk neemt de Schrijver
dus van daar tot de ontdekking van Amerika. Deze
vijftien Eeuwen waren nogtans veel onvruchtbaarder
dan de drie, welke federt (na 149a) verloopen zijn,
en welke dus nog in tweeën gefmaldeeld worden , na«
melijk tot aan de Regering van Koning geor qe III
in 1760, en in de laatde 60 jaren. In het eerfle tijd*
vak werd Amerika en de weg naar Indie langs de Kaap
de Goede Hoop , in het tweede Australië ontdekt ; met
uitzondering, nogtans, van Nieuw • Hollands Oost-
kost , van Diemen's - land , Nietrw - Zeeland , en drie der
Vriendfchapseilander^^ reeds in de 17de Eeuw door de
Hol^
(*) FoRffTBR, Waarnemingen^ Ifte St. bl. tfo. Si.
Cc 5
\
386 !• )a. f uc&BX
fIfkUandin , voonl t a $ m a n 9 ge voadetu Van ^
' yoornaamde Zeereizen ^ ter oncdekkuig g^aq , war4(D
bier beknopt veriUg gegeven.
Daarop gaat de Schrijver tot zijne eigenlijke taak o v^rw
lüj begint met de Noqrdcr - Ijszee^ vermeldt eers.t U)i
weinige woorden hare voornaamlte bijzondere eigen»
{cbappen , en geeft dan eene breede en uitgewerkte be«
fcbrijving van bare eilanden en kusten ^^als Spitster^
gen 9 IJüand^ Groenland f Zwccdsch^ Lapland ^ em bet
voor den Hollandfehen bandel zoo belangrijke Noofiwe^
gen. Alsdan gaat onze Schrijver de Oostzee in , levert een
vrij uitvoerig tafereel van die zee , en werpt een* blik op
Itare gefchiedenis , befchrijft vervolgens de havens « eilan-
den en kusten derzelve, in Zweden j Denetnarkem^
jyuitschland ^ Pruisfen en Rusland^ en eindelijk de op-
komst 9 voortgang en tegen woordigen (laat des koop<»
handels in die Oostzee , welke van oudsjier eene goud*
miyn der Nederlanders geacht werd , en Uog , hoe diep
ocïc vervallen, een der gewigtigfte, minst befnoeide
handelstakken voor ons blijft. ~ Op de Oostzee volg^
natuurlijk de foefchrljving der Noordzee, namelgk d^
Westkust van i)^i7«xo j/^^/? , de Noordkust vsmDuiPscAn
land ^mtt Hamburg fsa Bremen^ (wat al tè kort, naat
evenredigheid van het overige) tot aan onze grenzep \,
zullende het tweede Deel met de befchrijving der Ney
derlandfche kusten en havens beginnen, In dit alles,
kunnen wij natuurlijk den Schrijver niet volgen, zoa
min als in de breedere aanteekeningeu , meerendeela,
\aa natuurkundigen , doch ook gedeeltelijk van (laats^
boishoudkundigen inhoud , waarin wi} de hand des Ver*
taler-s hier en daar zeer duidelijk befpeuren. Doch , bo^
^er eene dier aanteekeningen (bh 567)' geheel den Ne^
dcrlander verraadt , die met de klagten der kooplieden,
o?er de hooge belastingen zeer wel bekend is , w(j ziei^
tevens met leedwezen den anti • na^lonalen gets% ^ óit
dezen man fcbijnt te bezielen, zoodat hij het zeer tk»*
deelig zou vinden, wanneer men den Hollandfehen^
weleer zoo bloeijenden , linnenhandel door de verminde-
ring
#
rittg of aflcbafling der Regten omhoog hielp , dnr die
hooge Regten -^ den VUfsmf^hcn^ üBBealuindel* moeten,
ftaande houden. Is dese, t aders Zieer helez^M, Vertg-
ter dan eu1fc.een vreemdeling in Jeruzalem ^é^x, hg niet
alleen onkundig ia vsin de alles afdoende, Qnwederleg*
bare redeneringen Yan onzen van hogendorp,^
VAN ALPH£N, KBMP£R, en 200 vele andere Hel*
lanifehe Afgevaattitgden in de Staten « Generaal , ^#^
Mtwangwettcn de deoi yeor den Handel^ en ep den iangem'
weg zelfs nadeelig foor de Fabrfjken zijn; maar is hem
het werk van den Engelschman A o a m s m i t h » die
dit reeds vroeger bewezen heeft , ook onbekAra ? Zoo
er nog eenige twijfel aan de zaak lóogt zijn ^ zou hec
verzoekfcbrift der Engelfcht kooplieden , met den Ban-*
kier BARING aan het hoofd , om vrijftelling van deu
^ handel , -* een verzoek ^ door het Huis der Gemeente
gnnftig ontvangen ,• -^ deselve thans voldingen.
Voor het overige draagt dit Deel, achter hetwelk
ook eenrge nuttige Tabellen gevoegd zijn , alle blgkeii
van naauwkeurige bewerking. Volgens het uirgegevene
Profpecttts , is het uit meer dan duizend(?) vroegere en
latere werken geput. De Schrijver herinnert echter in
zijne Voorrede, dat men daarin geen zeebeek^ geene
volkomen juiste opgave van de ligging en den afftand
der plaatfen , noch eene Hydrographifehe (waterkundi*
ge) befchrijving van havens , banken enz. moet zoe«
ken. Dit' maakt het voor den algemeenen Lezer, dia
in vele Zeereizen meer dan de helft moet overnaan,zoo
veel te belangrper en aangenamer; en inderdaad ,
fchoon noch op zeevaart, noch op koophandel betrek»
king hebbende , lazen wy dit werk met genoegen en nut»
Slechts had de Vertaler zich hier en daar wat meer vaa
^pothefen kunnen onthouden.
Het geheel zal, blijkens het Pr4>fpectui^\jx y^i «ware
botkdeelen beftaan.
Mm^
ZZi HMMOSTNK.
^•WMi«OTMi*OTaBiM«a«r««MaaBi^
Mnemofyne. Mengelingen voer fFetenfehappen en fraaije LeU
teren; verzameld door Mr» H4 w» tijdkuan en n. g»
va/t kampen. Fde Stuk, Te Derdrecht^ bij filü^é en
van Braam. In gr. Zve. 368 -ffA/3-10.:
lliene voortreffelijke Redevoeriqg van den uitmnntendea van
XAMPBN zei ven is hec eerfte in die Stuk; en, hij moge zich
/ dan flecbts een' dilettant noemen ^ ons hinderde, niets In die
ilnk^ dan alleen hec te dikwi^fs herhaald protest van onbe*
voegdheid voor de taak, die, na het hoofen of lezen van die
fiu^, wel niemand zich vermeten zal, dezen man uit de hand
te nemen. Het onderwerp is: Plato^ befchouwd ah welfpre'^
Jkènd en dichterlijk Schrijver. Het doel was hier wel niec,"
de wijsbegeerte van Placo, z^n^ fcbrfften, zijne zedeiijke
waarde, zijne vorming en levensloop op te geven j echter
wordt van dit een en ander zoo veel ingeweven en gezegd »
als men verlangen kon. Voorts leeren wij bier Plato kennen »
all den man, die de poêzij der ziel en des harten (fchoón
«iet de poézi) der maat) en de verhevenfte welfprekendheid,
met de diepfte onderzoekingen der wijsbegeerte, de hoogde
vlagt in het r^k der denkbeelden met het fijnst gevoel voor
het fchoone, en den uitgebreid (len zin voor het oneindige ea
heilige met een onbepaald gebied over de rijkfte taal der we.
reld paarde; een' man, dien zijne tijdgenooten , het befcbaafd*
^ fle volk der wereld, eenparig den Goddeiyken noemden, te
allen tijde by den kenner ook van hoogeren Godsdienst in
hoöge achting, en wiens lezing en beoefening nog voor de
vitdekendHe geleerden een wellust is. Zijne groote verdien*
fien, als Schrijver, hebben voornamelijk haren oorfprong aaa
drie bronnen ce danken: i) zijne denkbeelden; 2) z\{ne taal^
3) de vorm zijner voordragt. 's Mans lof , worde door eene.
voortreffelijke en uitvoerige proeve geQaafd; waarop de Re-
denaar, na eenige wenken flechts op andere van 's mans gt»
fchriften, zich tot zijnen Phedrus htipvLzXt. — Aan het flot-
werden wij aangenaam verrast door de herinnering van onzen
waardigea Landgenoot , den te weinig gekenden p r a n 9 o 1 s
HEMSTERKUis, die, cven gelukkig als Piato» de wQsbe-ii
geerte, van hare droeve vormen ontdaan, in het.bevalligat
kleed
^^
«NfiMOSYNi. ^ itfi
kleed wift ce huKen, en mee eeqe proeve uit wiens meesceN
ftuk: ff Ariitie^ ou de la DifittiU f"** de rede beflocen worde»
- Hêf Feestmaal van Leontis^ eene zamenfpraalc door Mevr.
WTTTKNBACH, geb* GALLiEN, uic bet FraQsch vercatfld
door VAN KAMP&N,. \$ hec tweede meescerduk, hetwelk
wij hier aantreffen. Het tooneel is het buitengoed van Leon-*
cis», nabij Athene; de aanleiding is bet wijnoogstfeest, en de
zamenfpraalc tMtdc gefield kort na het einde van den Pelo«
ponoeHfchen oorlog te zijn voorgevallen. Inhoud en hou«
ding zyn zoo geheel en al Grieksch , dat zij den voortreffe-
lykften Leeraar toe eer zouden verflrekken; trouwens, daar<«
atn viel» zoodra wU den naam der Schryffler zagen, niet te
twijfelen* De begaafde Vrouw teekent eenige haar bekende
perfonen ónder verbloemde Griékfche namen naar het leven»
eo brengt, hoewel zU de echte perfonen niet vermag te noe-
men, alzoo der edele vriendfchap hare warme huld^
Het derde Üuk: Beknopt Verfiag aangaande de Folkslittera^
$uur der Chinezen ^ getrokken uit hunne eigene fchriften^
door den Eerw. Heer a. morris on, uit het£ngelsch ver*
taald, voor het Zeeuwsch Genootfchap ier Wétenfehappen te
Middelburg, door deszelfaMedelid«j.WBRNiNCK, Th. Dr^^
Nederd. Pred» te fanden ^ enz. trekt buiten twijfel aller op*
aerkzaamheid, en is dezelve overwaardig» De geleerde mor-
ris on, die den Bijbel in het Cbineesch vertaalt, en wiens
ongeloofeiyke oefening en kunde aller bewondering tot zich
trekt, gaf een uitvoerig werk, uit hetwelk w^rnxnck deze
belangrijke oittrekfels ontleende. Het eerfte is eene overzetting
vun het boek der drie Karakters; een der vier kleine (tukjes »
die deu'Chioefchea kinderen in handen gegeven worden, zoo«
^Ira zy beglfloen te lezen: van 41^ drie overige gefchiedt hier
m«de kort beiigt. Na een klein voorloopig herigt aangaande
Tahh , het ee;(le det vier boeken , welke de leer van Kung*
fu'tsti behelzen, volgt dit boek zelf , waardoor wy niet aU
leen de denkbeelden, maar ook 'den llijl en de wijze van uiu
llrukking leeren kennen* Voorts ontvangen wij hier een berigc
aangaande Foi^ den Grondlegger eener fekte,die thans in Ja»
pan en China groötdendeels de overhand heeft; een ijittrekfel
vit Ua-kiangf en een berigt aangaande de fi^kte Tao^/zu;
«eae redenering ter afmaning van het eten van 09fenv!eesch ,
in den mond gelegd aan eenen: os; (een ilukje, hetwelk zoo
s$^i indruks maakt» dat vele ChinejE^, miiftpbien ^én yaii
twi«-
^ 4M . if1«Elll09TNfil»
V
t\trintig:, fommi^n seggen één van tien, geen osf^Yleettfli
iritlen eten. Of hec ook in Enge/and dezelfck uitwerking
Ind?) etnddyk, proeven vafi brietwisfelingen.
Ree vierde ftokje is. eene Korf e ontwikkeiing der grornkn
vïïn het Natuurregt , door Mr. ir* b i l s b r d i) k. Hetzelve
Ü het mdenken allezins waardig, eif voor vlogcige lezing
vobral niet gefcliikt. Doel en ftrekking kunnen wy niet beter
^doen voeten; dan door bet affchrijvan van het (lot: ^Wil ik
^ de nuttigheid van het eten, de wijsheid van het eten be*
^ toogen. ik mag: maar dat Is het niet, wat het mQ tor
^ pNgt maakt* Het is , dat ik dos gemaakt ben , dat ik het
„ niet nalaten kan ; of liever , dat ik niet nalaten kan het ce
^ willen, dan zelfs ais ik jtnij geweld doe om het na te la>
^ ten. En dus moet het met afles zijn. '— Is nu het gevoel
^ van zedelijkheid, van gezelligheid zoodanig? ZJie daar *€
^ feit, waarvan ten aanzien der verbondenheid alles afliangt*
^ Is het 200, zoo kunnen wij met rnstigen tred voorcgainn,
* en zien wat er uit voorcvloelje , wanneer wij het vcró^
^ ontwikkelen. Is het zoo niet, zoo trachten wij verj^eefi»
^ naar eèn Natuurregt. Het ia dan een on;ben%ard diug-^
^ waarin w^ wel eenen aanleg tot vrede , mtir niettemin een'
,P werkelijk louteren ftaac van oorlog aantreffen.'*
De Verhandeling Van Mr. j. t). M ft ij & & , over dtfn regel t
iaf iedereen vêor eerlijk wordt gehouden , totdat het tegétt*
deel is bewezen , is meel* naar ieders vatbaarheid berekend. ZQ
i$ Ingerigt tegen hen, die bet Romeinfche Regt, om dezen
by hetzelve aangeuomenen ilelregel, boog verheffen, en het
Franfche verwerpelijk houden , efs bij hetwelk dezelve ge^
fceel zou zijn omgekeerd» De kundige Regtageleer^e toont
aan , dat te dezen het Romeihfthe Regt eigenlijk niets voof^.
uit heef^, daar zonder tlenzelven geene^ wetgeving ken be^^
ftaan, en dat de Franfche evenzeer denzelven bevat; terwijl
omgekeerd ook het Romeinfche Regt wel degelijk erkent en
vooronderftelt , dat daarom ieder menscb nog niet ee^ijk Is^
omdat het tegendeel niet is bewezen, want alsdan kon ieder
wetgever geheel zijn wetboek beQ»aard hebben. ^ Die bieri
^ in»'* zegt hij. ,»cenig verfchll tusfchen de eene ea endere
jy wetgeving zoeken wil, bewijst tüeen, dit hQ den regel iÉ
^ deszelfs waren zin niet heeft opt^evat , en geene gezonde
p begrippen van wetgevhrg heeft Met één woord : tokljd ea
^ overtl oaderileiC'deVet den menicii oaeerigk^ dech veiw
m moede
/
MtEMOSTNl. f|«
1^' tilóédt hem iih twijfelacbcige genllen tMiJk » totdat het
^ tegendeel Is aangetoond/'
jintomus Hamhroek^ door Mr. w. tbrpstra, is dé het
kende helangrijke gefcbiedenis treffend verhaald. Achter
hec verbaal vinden wij eenige aanceekeningen, tot daving ea
opheldering van hetrelve« Terwijl de Heer r. w. t. in cenii
oooc doet opmerken, dat Hambroek niet volkomen met Re»
gnini en onzen Albrechc' Beiling kan worden ^elijkgefteld.
Eenige Dicbcftnkjes van meerderen of minderen omvang eq
waarde verfieïén en ^niten die Stuk, onder welke wij vooral
aangenaam verrast werden door een^e dichtregelen van wij«
len den Staatsraad en Ridder j. hinlópenv vaa welke»,
f^ortrefielijken man het Publiek zoo weinig bezit. Voor hec
Merige verdienen de meeste melding, en fommige bifzondert
osderfcheiding. Maar — reeds ligt ook het zesde Stuk der
Mnemefjne ^tocfi ona, van hetwelk wij hopen de gezettt
nntiielding nn niet lang te zullen uftfteUen.
Meuwe Mengeidichten yan b. van lo&beii» Te Deven^
ter f bij L. A. Karfenbergb. 1819. In gr. Zy4. 158 Bk
ƒ3-:-:
<
JUL« VAN LooRSut en] niets voor» niets achter de<p
4M»m, hetwelk ons aandnidc, .«lat wij met een gegradueerd^
l^iordend, of by hoogere of lagere Inftituten van geleerd^
heid» lettereil of kunden Ingel^fd man te doen hebben; ook
geene opdiigt tan eenig perfonaadje van hoogheid, g^z»g
of beroemdheid; zelfs i^eené voorrede» die» het geffljs va9
.#eti en ander te gemoec komende, ons beleefdelijk noodigt
den hoed ar te nemen, «Ivoienf z^n lettertuincje In te cre«
idep : doodeenvoudig b. van tocBEM, en meer niet !
's Mans afbeeMfel ten minde , over den titels hetzij .a}e(
of. zonder bril ? — Ook niet I
' Eene fnudiJe titelpliat dan toch? «• Eene titelplaat, ja|
«aar fraai? Enfin, dat deze is, zoo zls zjj is, en dat zt
voor het hoek fiatt, kan de Dichter deokeiyk niet helpen.
Er ontbreekt derhalve hier veel van hetgene men » of yer«
tenigd» of fhikfwtfse, fedett eenden t]]d' gewoon is waar tt
jMnen aan bet itfcweadige van werken vnn ünaak* en eniJe*
I
ipi, H. V-AIf LOGHl&M
re, niet onder die rubriek c'huis befaoorende» tot zelfi bi^.
blaadjes over hec voortdurend nut en de genoegzaamheid der
vaccinatie, waarvan titels ea opdragcen nagenoeg zoo veel
papiers beflaan als de zeer overtuigende betoogen. Loopt die
ontbrelcende duseenigftins buiten het hoog •ailedaagfcbe, daar*
door moeten wij nog geene reden meenen verlcregen ce heb-
ben , óm 9 by voorraad , guuiliger» maar vooral qoit niet ongun*
iliger, over den Heer van lochem of zijne Nieuwe Men*
geldickten te'denicen. Wij weten niet, <»ƒ en ^elke kwalitei-
ten en titels de Dichter moge hebben ; maar w\f vermoeden ,
dat hy daarvan niet riJkelUk bedeeld is , 'en vinden het dus
zeer natuurlijk, dat hij niet vermeldt, hetgene hQ niet be-
zit, en zeer navolgenswaardig, dat hij, afwekende van de
hedendaags gansch niet vreemde voorbeelden, op den titel
van zijn bbek met geene Lldmaatfchappen van geleerde en
lettericundige Maatfchappijen pronkt, die men voor eeoe
jaarlijkfche opoffering vtn.eep paar duktsen , of de helf^ daar#
van misfchien, bekomen kan. Arme zielen, die uwe ver*
diende door uwe titels meent te bewijzen! hoe belagchelijlc
is uw waan! De titels moeten niet u, maar gy moe( de ti»
tels verheffen. . .
Doch genoeg hiervan! Trachten wy nu den Dichter uit
zyn werk te<»leeren kennen. BUJkbaar bezit hy een* goeden
voorraad van kundigheden, waarvan hy by de bewerking
der dichtftoffetr, zonder Bucht om er parade meé te maken ,
in het algemeen oordeelkundig en met /maak party weet té
trekken. De gevoelens, die zich ia zyne gedichten openba*
ren, zyn die van den verlichten wysgeer, ademend voor
God, deugd, eer en vaderland, gloeyend voor al wat goed
en fchodn \u Taal en fiyi zyn doorgaans zuiver. Maar zel-
den zal men by hem in een zelfde gedicht gedachten mee.
andere woorden meermaals herhaald vinden, dat,* hoe veel
pynUJke kunst en zweet ook vorderende , tóch voor den
opmerkzamen lezer armoede van g^t%t verraadt. Treft men
dus by hem die behoeftige m9not9nie niet aan, evenmin be-
hoeft hy , om die zelfde treurige reden , zyne toevlugt ce
nemen tot dat zwellend nietmetal, dat, als luchtblazen, ul€
het fchulmend zeepfop van den wanfmaak opftygt. Maar het
is te verwenderen, dat een man, die' zoo veel befef van hec
'fchoone heeft , niet overal even net en keurig in de zamen-
fteUIng (jcênfiructie) zyner vereen is; fomw^len^ aUd^Jiood
van
^
tin het rijm hem dwingt, treffen wy eeoe (looteode woord*
Toeging aan* Wie kan, bé v^, regels tls deze lezen ;
I
Ik voel het.'^k èweef op zwakker fchachceni
Maar ook een vonkje gloeit in mij :
Maar vlerkjeiV)ok voor mijn gedachten
Natnur I y^i(#oi^i me uit mi^ rijkd$m f ij»
tonder gemelijk te worden over de gewrongene woord^*aiit*
fing, en daardoor als be^ .gepot te zien vergallen, dat ander)
de fchoone geclachten ons té finüa)cen geven?
Eenige" bladzijden vtftder vindt men:
* > /
• •
Hem fchokcen dpzljn wortels fiörneiti
Hem knaagden aan het liarte wormeoé
Waar ahofedé eene^ gehfcekkt^e woord?o<gin|f j^lmi trlipt^
'Doch hier kan meri ten minfie de bedoeling doideiyk be*
jf ijpeti , hetgene niet overal het geval i^, ,
' Somteige ^gaU x>ök zijti htrd en noej^emk ce ieieo , ow
dat er na eens de klenitooa.itt rmU . Qp zachte lettQrgrep^m-^
en- er dan eens medeklinkers op elkander horten , wiordoo^
de uitfpraak hoogstbeswnfigk femsadcc worde ;
Ën van t^vf io&st geinig/ V keehüi
Uit Aet bevrozen oosten aan.
Een mist vaii fneeiiw benevel/ V oog«
• • • • . . j
Zou iet zJtfn hoofd» vernederd» buigen?
l)ea doQd gebraakt nïc het musket.
Uw góeit. vetrijst ui/ V r^k der fchimmeiu ènr^ ,
Dé volgende regels geven een gantéh ander detfUreeftft
dan dé tlichter heeft gemeend pit te drukken :
De raadzaal ^wAar ^slands Vaadfen flooven ' '^
En pal liaan in deii bangen nood,
. Gaat zelfs /kt Kapiioel té boven , '
BefirmaU door 't' licht van een^ D#' öroot
y
i\ *• .% 1
'iOtSBESGB* iSsOé KO* ^ D d
* Irt platrts dit bier de va^ferlancïfche raadisial ioa beflraald
wor'den door het lidht van btt Dolftsch orakel, wprdt er
, het feapltool door dien luister verlicht.
Maar geen kaDSCwêrk Is volmaakt. Tot lof vim den Heer
▼ AN LOG HEM, moe^ meti erkennen, d&t de rcb^nheden,
die zijn werk beVac, zoo memgralóig eii zoo groot zijn,
dat dezelve bdmi^rdvottdig'^'ftliadeloös ftellen wegens de klei*
se vlekjes, die wij zoo even aanrperden. Een en ander
Ifaalije laten 'wij, ten bewijze, vorgei)':
- üft het vrif uitvoerig gedicht : De P'erloipng van Europa \
een enkel couplet fleclKs, 'waaraan inderdaad het 'geheel be*
awwoordc; : . - . .
GeencEcnt braakte op r^ke .dreiveQ
Ooit kva, moordend. als dit vuur?
' <Dt Dithw; R:bil6ert ' ons In 4e vorige c#i»plettfa den tijd
^Mr ffanOsH* dverbeerfthldg , en^ zegt, dtaroede beginnendef:
Wat pen zou at de fimi&eren^kiiiinen malen» die de bittere
iBMtil^fL^ltA öiiren ti;^f ...l ik ga. den «firood oi^^ufcheisl
^ir, om HiiJoe'hMdw ait de^lielr to halen) l« ? y^ ...
• ••» ■• ,
Geen: Etna bmalne '«p ifke dreven
Ooit lava, moordend als dit vunr:
•t Vernielt de IHefinao. Ttfiï het teven 4
Het zaad op d*akker der natuur.
Hier ligt, bij *t Vöf genot' van krachten; '
De (lam der .vojgewie.geflachten.
Geveld , in de armen van den dood ;
De krijg, door In het blofed te Waden, :; ::
Vertrapt den bloefem; en. de bladen .
En fluit den vruchtbren vrouwenrchobt*
In het llukje: De natte Zomer van 1816; 1}éhdlgden ona
fjngemeen deze refels:
De boekweit hangt iutfi fchrafe (telen , ^
* De. bj} mag fphjer geen* honig telen »
Geen zwanenUeed ligt nitgefpfêid t
£n luttef zal de landman gairén »
Wanneer de vlegel kaf en blaftren
Van de onvoldragen korrel fcheldc*
•'".'
Een*
itixDWE uMtmumdawm Mf
Eeiktoudig en treffend kwsm om bet rolgead flolTeii]e
root 'm het gedichtje, getiteld: Ze/Sr en de Sterm:
Stervelingen! dcb». hoe intfnig
Kent gij, blind, bet ware goedl
Dikwerf is de beste zegen
*t Zore Ttn den tegenfpoed*
En nn nog, om te beflufteo» liet gedfcbc
BIJ DE UlTVAARt EENS MENSCRKMY&IENDf*
ihttr wordt in Hllte een man naaf *t fomber graf gedrage»
Die nimmer kroon bezat;
Dbar i» zi|A^ gade ea kroou, ia eedu tjüdganootan-
Opregte vrienden bad«
ZUn ftofl^k hnlfet worde, na 't ChristellDk verftheidefl,
* Met fmrper niet bedekt ,
Noch alt bet koud gebeant^ van trotrcbe wereldgnxxe»
Op *t praall^d idt^eArdtt.
l^y 'c zielloos iigchaam fteekt geen boogmoe^ iraa zQo nageir
Het kostbaar reukwerk aan: )
JBaar uH het oog der gade en van de wapg der kiatfres
Vloeit op het l))k een traan.
• •
Een trunl Neea, dierbare asch t ontèlbre tranen vlocten»
Tot, eindlijk uitgefchreid ,
Door *t floers dier tranen heen het troostvol licht kan dringen
Der naadrende eeowigheicU . '
Ook op dep weg naar n graf, waarin ^n Sof zü woneo^
Volgt hem geen legerfcbaar;
Oeen donder kraakt om hem, noch fieren zwaard of fcheeees
De dbodUst of de huxi
Itar bQ de groeve wordt een qikztng aangelieven} .
De weeAw en *t weesje weent:
Dt moeder bidt voor hem én *t nog onfthuldig htndjé .
Plast tloemeff by *t g^bent*.
Dd » |IK
/
)94 H. VAN |fnG*H^ftM9*mtUWE MBICtELDICUTEN.
Nlec.hro^ feen trotfclié wU, geftlchc doör lage yleijerr, ^
•. ... Wordt hi>. geyoetd oaar -'t. graf, ^ • t
Maar 'c fchoon gebouw voorbij , waarin zijn menfchenliefde
BehoefcpTO«df«l gaf. i . ^ !
Noch zal *c gefchiedboek eeos 2ijti^ naam. ipac lof ^ vermelden ,
Als waar bj) Heer der aard' :
Hij gaat van zoon op zoon tot aan den naneef over
Ed y4)/c ia k >aft beiftard,- ;.: . ;:
£q dan, wanneer de dood In 't eln() wordt. overwonnen
* ' 'S.ii *t leven zegeviert, " * ^
Sluit ^zich ^en, kring om iiem. 4ie 't glanzend boofd van d'engel
Mei hemelpalmen fiert.
Het Beeld van eene Stille in ^eh Lande ^" ofVrekken uit het
Leven der JVeduwe van j. c. x a v a t £ R ; door o» o e g s^
NEB.. Uit het Hoogduitsek». Te Haarkm^ kij, A. Loosjes,
Het ia waarlijk vreemd, dat dit WöfKfe'ohs' zoo Iaat ter
hand kwam; dan^ zoo dit^ook bij. onze JLezers. het geval \ya$.
jiuHen 'zij hét tons' dank weten', rfit wP'hetzefve nu eèhtef
nog aanmelden. ]En h nieC' reeds' de "ticéf 'aanbeveling genoeg^
hiy iedfer , die l !▼ a T È r Hoögiachtte , en toet 's m.aö^ Lèvi?rfsgé^
fchiedenis» tnede door de^en ziJtietf'ScBoonzöbti gefchreven,
bekend ist Hier hebben wij geen levensberigt,. maar.enkeL
karififteftrekkén ; en die afle bewijzen en 'deejert tevens ge?
voel mede voor de hdoge waarde van de echte, ftillPj.onge^
ASchetde, werkzame Godsvrucht der waarifige Vrouw. 'tRc
boekje leert <n Ilicht. * Het'Voorberigt verdedigt het aan het
licht brengen der liefst onbekende dille deugd, door kcc^
reeBs wegzijn dezer Godvrucbtfge uit den kring der ftèrfelij-
5^n, het leerzame Van bet uitlokkend voorbeeld, en den ia»
ruk; dien men van zoodanig eene ware en onopgefmukte cee^
kening naar het leven, meer' dan van eenig verzierd verhaal ,
wachten kan« Wy betuigen den Schrijver, en Vertaler oozeo^
dank: bij' dézen voegen zich zeker velen, véle lijderesfen
voorali 'Want lavater's vrouw was Ln en door. lijden bew;
proefd.'' Een èefchrift , als 'dk , behoeft' flechti^ 'aanmelding,*'
geene aanbeveling of verdediging.
^^ ^ •i - *- Her*
P. V REED E*) BtÉMAt«*llf BERHINÈ. |f^
Herman en Hermine ^ of Tafereekn van Liefde en f^riendfchnpi
Door PiETER VREEDE. f e ; Groningen ^ hij W/ Zujdel
ma. In gr. Svp. Il en 304 Bi. f 2^10 ; , ,
* ■* mr
I
x)e Heer thee de zegt In liet Voorberfgc'vto dezen tljdeé
tierddii Roman, dac zijne beide vorige gtii>ftfg> oncvanl^d
^IJn, en metl bem welligc daardoor ^hèefc willen aantocM^fdU
gen, om, door aldns voort ce gaab,' de krachcen van anderen
Qic te lokken; ^ ten eiride ook in dit vak, even «Is in- de
dicbckiinde, mannen te zlén véortkomen, die in verdienftëit
toet de grootfte Dichters van andere landen kUntien wedijvei
ren/* Het la waar, in faet vak der Romans hebben ons Man^
Ifen nog niets geleverd, wat men eigenfijk kiasfiek zou '-teo^
gen noemen « maar Frouwen toéïï wel; en wlJ geioovenydae
Etcb de Heiiandfche Rómanfcbrijver wel niet dat^i^at»
den vorm en de uitdrukkingen éet Sara Burgerhart en van'
den JViiiem Levend he^kotïi te braden, mair toch die ech^
te Natuur , dat Nationale , eigenaardige in onze zeden en ona^
volkskarakter, tot in 'de kleinfie bijzonderheden toe, moet
toeken te behouden , waardoor zich die Romans ioo uitné^
laend onderfcheiden. De Heer v r e e d e fcheen dir In eeü^
cijner vorige re wiUea doeiu Het kont óns v^oof^ dat hif
cbans dit fpoor verlaten heeft. '^
Zijne Hermine is, gelijk doorgrians de romanheldinnen, hec
kort begrip aller mogelijke velmaakcheden; zij wil 'wel vrien*^
den^ maar geene minnaars hebben; dan, ditdunrc toch niec^
hnger, dan tot eobbrt (de Schrijver^ zegt altijd verkeerde«>
lyk EGT bekt) komt; deze weet den overgang van vrietid*'
fGhap tot Jiefde nog al fpoedig' te bewerkdellfgen. Doch ïtu}
tiisfchen heeft ook zijn boezemvriend HBRteAN faaèr gezien:'
de brieven, watrin de twee vriei^den elkander dit* geheim ver-^^
tronwen, kruifen elkander in beider afwezigheid , en dit maakt'
nu den knoop ' van dejti geheelen Roman uit* ZIJ zien; dat'
zy beide betzelfde voorwerp beminnen, willen -duelleren^'
9aar worden nog in ujdf door eenen^ Det^ ex machind^^
•enen Jimeriitaan t h o m s on , gefcfaeiden; herman (!a*at *
An EOBBRT zijtae jongere ïegten af, en gaat naar Ameriita^'
bU)ft echter aldaar even fmoorlijk verliefd als te voren/
Ifii bQWJ|}st wel door t^n voorbeeld , ^tt noch verwijdering^
D d 3 noch
\y
'
«odi -t^d <iM>o irft tbdi bet (piecli woord lugtj ~tiet grif d€r
liefde is. Nu beeft echcer. hsrmiii« nog eenVilerden vrijer «
ten ellendig étre^ 'zekeren }anus» 'éie, door zU^e zuicer
PAU LI NB in het huisgezin worde ingeleid. Immers her*
Ml UB woont by twee Tantes t ware caricaturett^ de eene
eene grommige, de andere eene minzieice oude n^ster , weU
lier karakters au volftrekt niet vtlgens de naiottr* maar
naar bet^ üfeoéfl van een* grompot en eepe loctiQ» dit
Sich verbeelde, dat elk op. baar veriievea moef, gefcbiU
derd' worden ; geiyk by fike ontmoeting ^an ook die
twee karakter^ noettn contfHStéren. Deze pverlading doea
de uiewerking di^r fchildering misfen. Ook in een derde kar
rak ter. beeA de ^ Heer vafiEDs, onzes inziens, hier<yatseaf
gezondigd; in dat van^ pavl<N£', de Zuster ven j 411 us^
eene jamaeriyke Coquecte, die bU elke geli^enheid baaz
FranscJk zop rykeiyk te luchten hangt, dat men zulk' e^i
icbepfei in de werkeUJke wereld bezwaariyk zal aaatreffeni
^el een« die beurtelings alléén Fransck^ of tQchjah'ffr ^Mm
User HoJlandi€h fpreekt. Met. deee zoctivnea , en met dea
nevens gekken en fnooden j a n u ^ , is dan de goede r s r^
11 1 N E gebruld , en — wonder ,boven wonder I «» zy is dt
Vriendhi van eene pauline, en van eenen jANua, dit
zonder eenig yoorwendfel by de twee .Tantes koüen lege*
len, waar iamus zich tn peeiiine's vriendichtp dringt #
en by de zotte Tatte b e t j a voor de leus jw^n maakt»
Intusfcheo gaat sx>bbrt toch met l^aar.aryken. Maar ook
.deze houdt den mallen jan va aan, els am 4e la maifmi
Pauline huwt met een nietabeduidend jonkerife; zy dryft
de fnoodheid zoo ver, vaonBRMiNB, die in: de eénvoadig-i
heid van haar hart met haren Vrietd herman in Amerika
briefwisfeltng houdt ,^door een* naneloozen brief te doen op<*
merken^ dat deze vrUnd haar minnaar is geweest, eo veel*
ligt nog is : dit baart eenlge wolken aan den huweiykshemel ^
daar heraiini^ het egbert zeer kwaiyk neemt, dat h)|
h a zulks niet gezegd heeft. Intusfchen komt de omwente«
Ung van 1813: men flaat in. het dorp, waar eobert Bsêt^
gemeeuer ia, een* FranseJtman dood, eo wH hem begravea^
zyne landgenooten komen terpg, eo Oaanmi xoteRT tek
▼end ie hetzelfde graf te werpen, toet de Kefuikhm hen
vefloafeo; masr hpc é^p wordt in brand ^eftoken, en d€
beide echtgenooteo met de Tentea toual cen>Iteerd9 zyjberw
gen
nuiAff yii oHUlUfB*
39»
9M sleh ^ eene kdotne landhoeve, die faxin oog overig U«
eo moeceo «Ich dtar zeer komraerlljfo behelpen* Die h geea
conplimenc «an cte Nacie io dien <ydl iDCusfcbeo worden sy
van e^' anderen kant uit den nood geholpen. Herman
is, TchrUfc THoiiaoi9« genoegzaam van liefde geftorven»
en ma^kc hzruisr umverfeel ttfgeirünm. Die helpc, wart
bet vermogen is aanzienlijk* Maar wat gebeurt er iacuafcbenf
Op een familieparcijcje ontvangt h£rminb een brieHe. Z^
begeeft zich naar de graftombe, die zij ter gedachtenis van
karen weldoener herman bad gebonwd, en waarin zy
aich neer'malen met e o b b r t afzonderde. Hier heeft zich
PAULiNE levend in de kist gelegd, en moet door her-
üiNE «a SGB8RT op den rug naar huis gebragc worden»
Die moet eekeriyk romanesk zyn : maar kan men zich iett
onwaarfchgnHJkers, wij durven zeggen iets befpoctelijkers*
voordellen ? Pau line beeft, na een fchandeiyk gedrag ea
irerval tot bkcere armoede, berouw gekregen, en heeft te«
rftm gelukkig al baar Frmuck vergeten? de kracht van haar
berouw doet 4iaar vooruao niets dan zuiver tMütfuiscA fpreu
ken« Alles wordt nu vergeven, en pauline de (ware)
Vriendin van den huize; doch jai^us heeft haar verlacea.
Ondcnnsicbea heeft het doorgefiane leed egbsrt^s gezond-
kdd doen kwenen ; «len hoopt , dar verandering van Iticbt
kearsal heipen» en op raad van pau line wondt eene reit
Mar FranÈnjk tn Duitschtand ondernomen. PaulxNe Haat
de proef door, en fchrijft eelfs uit Phtnkrijk geen Fransck
■leer. Aan é^n -Rijn gekomen, zien zit. deszelfs fchoone,
bergscktige oevers: het Zoontje van bg bert enHBRMi-
ME verdwaalt, doch komt met druiven terug, die hem eea
goedaardig Heer gefchonken heeft : liec gezelfcbap gaat ded
goeden man bedadken, en — ziedaar I het is hermam.
Daar valt eobsrt dood op den grond; hermine ea
f AU LI NS vatten boven op hem* Is dit natuurlijk? Of moest
bet aoo konen , om den Roman ce doen eindigen ? Het fchyDZ
wel zoo: wtoc voor eg bert is geen bruid gewastèn ; maas
de twee .Vronwen komen langzaam weder by* Hermande
Qnde liefde, die alles behalve Terroesc is, (waoc by had stek
dood gcvetnsdy om met fmtilocn aan itermine bét gropcfict
gedeelte vm z^n vermogen te kunnen legitérett, cerwyi faU
stek nee bet x>vérige in deze oorden was gtan veffchnilen)^
keac ««C: aagt weder boven; langzamarhaad wim hi| binic
Dd 4 hart;
4^. ff. VRËBDjf' '^
hirt; nen viert. dé brailoft, en, opdte éA tijn befcheidetiv
deel zou hebben, krijgt pauline, gelukkig weduwe,-»
THOMsoif, en Tiote BSTje — den lieven janus. Alleen^
dt oude grompoc, margaretba, Iterft als oude vrijster.
Ziedaar hec belpop van dezen Roman. De intrigui zal nu*
wel niet voor bijzonder belangrijk worden gehouden.. Hec-
is inderdaad een misfeiyk produkt I De meeste karakters zijn
overdreven gefefailderd, en zullen, althans in Nederland^ wei-
nig Originelen vinden. Maar worden mifffcbten deze gebre-
ken door eene uitftekendé bewerking, door keurigheid van'
taal en ftijl vergoed? "Wij kunnen niet zeggen, dat dtt hec
geval is. Sommige plaatfen zijn te lang gerekt, en zeggen^
met een* vloed van woorden , hetgene de Lezer reeds zeer
gevoegelijk kan weten of begrepen. Na den dood van eg--
BERT, toen alles reeds deed zien, dat herman in zj^ik
aanzoek niet ongelukkig kon (lagen, moeten wQ zijne gehee-
Ie historie, die wij reeds kennen, nog eens uit /lyn- eIgenV
mond hooren. H\} vertelt ons vervolgens, dat hy , na Jan^*
wikken en wegen, waar hij, de gewaande doode, eene fcbniK
plaats zou vinden, zich bepaald had tot het zoê fchaars hey
zocht wordende (J^ Rijngobergu. Op bh 184 vernemen wij ,
dat liefde eu vriendfckap tot de hoogere befehaving hehooren^-
en de mindere klasfen een^ anderen grond dan liefde voor hum*
%e Buwelijksvereeni gingen hebben; zoodat verreweg het groou..
ile gedeelte vad het menschdom eigenlijk geen hart zou be*;
boeven. Wij durven bijkans beweren, dat in tegendeel dé
boogere klasfen een* anderen grond, dan liefde voor hunne hu<^.
welijksvereenigingen hebben, nameiyk geld oï fatfoen. De*
Heer vreede gelieve de Agnietjei van onzen echt vader*
landfchen Zedefchilder van effen (bij wien bet verblijf
en de vorming in Frankrijk, den Hollandfehen geest niee
bebben kunnen verdooven) daarop eens na te zien* De tooii
ia wijders veelal niet natuuriyk, maar gewrpngen, en pynlijk
naar verhevene uitdrukkingen zoekende. Onder vele voor»
beelden flechts een paar. CBl» fi5««) «t Men (temde van hpr*
^ ten overeen In zegening over de gelukkige dagen, die Mrij
j9 beleven mogen, in tegendelling van die donkere djden,.
1^ toen duizend kleine tirannen Europa in een moordhol her^
,P fchiepen, de onvervreemdbare bezittingen der menschbeid».
^ die nooit ontkend zijn geworden, uoch in twQfel getrok*.
n ken, mét dep voet fchopten, en:eene> y^eren^dombeid,^
'" vft •• den
•^ • ' ' ÜER*AN 'tp ikzikbxü ' ' 4^
^^én êflelen meoseh meestal door fliokfcbe gangdh irf het
^ hare gefcfaroefd , hem toe verre benedeq den dierenftand
^.deed nederzinken,'* ^BI. a/p.) ^ Ik zegende de- ftecn-
^ klippen, in wier midden ik mij geplaatst vond, en noemde
"^ haar mijne^ vrienden, dibr zij MJ uEftiftiNEf her mi Net
^ nariepen, zoo' dikwerf ik dien dierbaren daam aan hfttt ón«
^ be^^ld. 4j|»rafkvenDogerr toèvercrotiwde, ien boe^Véle dnU
y^ zende malen hebben zij: >llU ten diende feftaao \ Hqi^ ein*
^ deloos dikwyis ben ik met haar in gefprek gekomen, en
^ heb haar toegeroepen: hermine! ik* bemin u! en bi^
^ in den tnond gegeven, mij te antwoorden: herman! on^
^ gelukkige Q E R M a N ! cntvang mijne wederliefde! Hoe veel—
^ hoe eindeloos dikmaals heeft mij deze begoocheling opge«
\y togen p tranen doen (toreen en een fbarceiyk vermaak g(«
J, fchodken!** Zoo iets was goed in de.yïstréa van d*ur-
r6; maat dergelQke jirJtadifche zoetigheden zijn nit den
Imaak.
Voor het overige is de zedelijke (trekking van het boc^
ènberispelijk. Dat de goede hermine, vóór en na het hr«
weiijk , wat veel van vrienden houdt, en met vrienden cor-
respondeert , behoort — indien het eene dwaling is — aan
haar verftand, niet aan haar hart. Bij al het overdrevene en
onnacmirlijke in de rol van pau line, kan echter haat bc*
rouw en verbetering tot eene nuttige leering (trekken. Th o m«
$oN en zijn Vriend jones verdienen onze achting. Maai;
over het algemeen verheft deit ttoman. zich vooral oiet bc*
yen het middelmatige ^ en b^*^ al ^ onze gereedheid, om aan
oorfpronkelQke voortbrengiele'n onzer Letterkunde buldo te
doen, kunnen wij toch zwart geen wit noemen* .Vroegere»
en, naar het ons voorkomt ,. betere, gewrochten van dezen
Schrijver in dit vak doen ons vertrouwen^ dat • hij « me^
incer vli}t en meer oplettendhekl op de zuivere, .ongekunltclr
jte Natuur, iets beters kan leveren, . '
'Achter hét boek vinden wij, als bQlage, het oittrekfel uiC
^n* brief van D**. ross ce RMeden^ l^helzende da g.crcbJed«
kubdige daadzaak, dat de Ataire op dat, 4orp wezenlijk ii|
gevaar is geweest» van door de Franfchin\ na het dood»
ibhieten van eenen hunner makkers door de dorpelingen , Ie*
vend te worden begraven, en dat bet dorp, indien. het oiee
aan de geflrenge Requifitiën voldaan had, inderdaad zou ver*
brand zQn, alcbans daarmede bedreigd werd» De Heer pib«
••'• "^ TER
tbh vsebde fchyoc legeowoordig latgcïg- op j« fi^Mi*
De Tooverkracht det Rijkdomt* Dêor T. 8> svrr» Schrijver,
vanx Een Winter In Lood^n,. era* £/£^ ^^r ,Engeisch^
Il Deibm» Tk JtamFlem\. hij A^ Looifei^^ Vte. ^i ^f%
JL/ezeti bnderhoudendpti Roman lazen wij met veel geoóe*
gen ; hij . prijst zich aan door het goede zedelijk doel , en
volfirekce onthouding van alles, wat hetkulCche hart en eeue
nog reine verbeelding bezoedelen kon; en, ons leidende op
ècn ona vreemd tooneel , vermaakt hij ons , door 1;)elangne-
Bii'ng te wekken Voor den afloop, en deelneming in t^e boe»
zemeb in bet lot van 'zeef voortreffelijke menfchen. De r^k*
dom oef^ne zijne tooverkrachr op ^een grqot aantal dwazen
en Hechten, al aandonds treedt hier een geheimzinnig man
op , die grooteren r^kdom tegen rijkdom zetten kan , en al«
zoo de boozen en het door < hen geflichte booze vernietigd
En deze zonderlinge onbekende wordt eindelijk bekend, ala
beboorende tot bet aanzienlijkst gedacht, en van den vroe*
geren edelen (lanl ^oo weinig ontaard, dat wij hartel^k zou*
den wenfchen, dat aan zoodanige edele (hmm^n de groo^fle
rijkdommen duurzaam 'ten diende fipnden. De ' groote wereld
bij de Engelfchen vertoont zich hier juist niet in het veree*
rendsc licht; maar vooral heeft deze Roman het op den uie
niet opge1(omenen , eti dt)or l^ijnen , hoe dan ook , verkregeneii
fJi)kdom trotfchen, Grooten gemunt. Ook ten aanzien van
)et Jezuitisme, en deszelfs verborgene magtlge woelingen ,
vondeft wij hier' opmerkelijke en onderrigtende wenken; en
Wordt, geiijk betamelijk is in een oorfpronkelijk Engelscti
^efchrift , de Conftltutie van Engeland verheven 'boven' al«
len lof. '
' Onder Üe gewone Róinan- lectuur ondérfcheldt zicb deze
bg eene allézins VoordèeÜge wU^e» ^
^ •
V.
n^
'il ■'■■ H'. 1" ' .' * ' •
TAeone. Bén Gefchenk voor gt>ede 'Dochters , M üfwekking éH
veredeling van hèar godsdienftsg en zedelijk CevoeU iW«r
jAKOB GLATZ. ^aar den tweeden Hoogduitfcheh Druk.
11 9^Mkjeu ïf 4rnlifim^ bij. C. A. Thieme. In kf.^^ü.
DeHeer OLAT*, een dex. kweekdingen, mcdehelpéM en
opvolger» van den uicmunijenden salzmann, is doqr
meer dun één g^hrifc by om reed» zeer yoordeelig bckeiid.
Ook' deze TA^witf verdient goodk^nring en lof. Wie, door
des mmm misleid^ eenep «oinan verwachtte, zpu bedrogen
dtijji. Het werfje beÖaac uit kleine zedeiyke verhalen , wel-
ker doel en ftre^Unj op den titel zUn opgegeven, die aan
4ie opgave beaDtwiporden, ea afgewisfeld worden door een
p9«r redevoeringen, eêne over i^ waarde det Vriend fchap^
gehooflen te debidzaal uan hetinttitunx te SchnepfentkaUj^vi
'de andere óver de Lenpt^ al% ten hee^ der jeugd ^ |ehoud<5n
.voor de E.vang. Lut«rfche Gemeente te fVeenefs. Hec ver-
blijdt oBS, dat de overbrenging In onze taal, hoezeer hier
«a doRr wel iets-^io wenfchen overig blijft., topdanig is, dqt
Kjtj bij hec lezen niet hipdert^ waarvoor wfl in deq begiuBs
.vre^den, toen wlJ, W. 71 de^« ««^^«<^* verkeerd geüelife
Einniedft v.anden: „ Waarom mp^ ik de hoogfte vrengde
. eeaer moeder ^tberen , »4» in «(/«« : ^^*'^'' ^^^^ S^aard-
^ hêid te zien, di^ V (o GodO nif^t welferallig is:'
t -II '.' ^ .... y ... . I téi 'f
Regfiiem 4er hrieering met Kinderen^ een^Feryolg op kviG'
•aE> y^i^kiieriog mei Menfchen,/r^*//JcA'yp^^^A^rf ^^«^
Vproedert en. Kindef^Hend^ ; deot f* p* JVJIjM^e* U{t
M Hcagdüitech vertaald^ doorvr. L. h. «^sTJit w*w%5f»
Taéhneester det^ Hevgefikool en i>ndèrwljzBr te Qrmingé$,
Te Cr^singen^ ^/ W. van Boekerem In gr^ 8v** iW *
ƒ :.l8.: \ ^ . :
^jtnyerfólg o^ tUVocEli vk!9\i* e^epT^ FerkeeMngma
Menjihen f Jutat déïé eifel sonde bec adintt gefebikt 108 ter
aanbeveilnge , J^ tfen l^ai* de ^enièvtfldfge gebreken va» dit
boek alhier ftdlig térb^erd wareti gewiMea. Dk iMille , «ot*
ter, is geenszins ii« feevfft , Dcrch het behoeft ook alro(>; want
.^ic gefchnfc is flecbcs een Janhangftl toe hec genoemde
.4¥eik,. hetwelk geene betrekking tot de kinderwereld heefr.
Alhier optmoetfa wij een aantal vborCciuflften wagens de be*
handeling der kinderen in de jaren der éertle öütwikkeHng ,
inèestal ontleend uit dé beste Hoogdnitfche Schrijvers , die
dit belaogryk vak beoefenden; In hec-algeifteétt zijn wij ver*
pligt, van dezelve eene gundigè getuigenis te geven, omdac
iij voor de jengdige voorwert>eD ^kn beiderlei geflachc op c(e
zuivere kennis der nienfchélijke natuur en eene ji^M ervar
ring berusten; uitgaande o!t het onwederf^tekelijk beglnfcl ,
dat de geaardheid van het kft)d alleenlijk onderllètrning- bé»
hoeft tot hare eigene en ongeftoorde oniwikkelfrrg. Nogtan»
hadden wij , in de <$ regelen , éene ordelijker verdeeling^ ver-
langd, waarbij zoowel het zinnelijke als zedelijke, het
fchoolfdhé en maatfchappelijke, bQ het openbaar onderwif^^
'en voorts in de verkeertng der kindérèti roet elkander afzoif-
derlijk, bij voegzatne afdeelingen ware behandefd gewórdeo»
Jlet laatfte gedeelte; onder den naatn van pxdagogifchè G^
neeskufi'dej i& betrekkelijk tot 'dé gefehiktivê middelen, oift
vörkfeetdelijk aéngenonlene eir toegepaste begldfelen en ge-
woonten té' verbeteren. Wij maken g^eéne ztVartgheid ^ om
dit werkje aan alle Opvoeders met den beesten ernst ter Ie*
zing en beoefening aan te bevelen , daar het In een kort be-
llek de uitgebrejdfte en belangrfjkfte waarheden !:tehelst, wef-
Ke vaak het onderwerp tran vele boekdeelen uitiüaken. Qe
leer der' verboden, belooningen en ftraffeü wordt; onder an-
dere voorfchriftea^ alhier, onzes Inziens, zeer juist voorge*
dragen, daar het overdrevene in beide op^lgten niet dau de
ichadelijkfte gevolgen te weeg brengt. ^ Men kan (dus li^*
2en ivij) zoo (Ifaffen, dat de ftraf verbetert , maar ook zoo,
dat ^ terbittett.'- Ber!«(i noorc op eeue bierere wijze, en
, flraf alleeü dan^ wanneer 'gy voornk ziet, ofby öndervin-
cilog weet, dac zachtere middelen het doel. niee doen berei«
|[eii« Laat echter het geftrafte kind noch te fchlelijk, noch
ce laat, bewijzen van uwe yergüfenls en liefde zien, en wees
karig met lof en belooning, maar mild met «we toegevend.
'héA en opwekking* ^.Yind geen vesmaalt ia bevelen en véir*
"bieden, vmx meer io \m vrQe 'handeleD dei kinds, en ver*
'Mcht hef verbod natr tyd en omfiaiidighed«ii| koud het te«
fog , wanneer hqt OBtydig n* — Verbied meer door de daa4 »
.^an door woorden. *» Schend nooit door uw verbod de.reg*
ten dea kinds.**
» • •
BOEKBESCHOUWINGj
^iÜ
^mJm
Nieuwe Verhandelingen yan het Geniotfchap tot yerde*
digihg van den Christeli/ken Godsdienst tegen des^
zelfs hedtndaagfche Befi rijders^ voor den J are li 17.
In den Haag^ bij de Erven J. Thierrij en C* Men*,
fing en Zoon, i8i8. Inf gt. ivo. 333 iSA /«(•i8-<:
G
'aarne zouden wij, benevens de ]^rijsverhandeling
van den £erw« simon dirk de kbizbr, thans
Predikant te Amfierdamy (voormaals te Schagen) die
den voornamen inhoud van deze bladen uitmaakt, beide
de ftukken over hetzelfde onderwerp , .weüe , blijkens
het Programma', door het Genootfchap, als een jlcces*
fitj met Zilver bekroond zijn, opeens aangekondigd
en vergeleken hebben; maar ?de vrees voor -te groote
uitvoerigheid eenet zoodanige behandeling deed ons van
dit voornemen afzien.
Behalve, bet zeer bewerkte Huk van de'keizer»
behelst dit Deel de Aanfpraak van den Éerw. j. lu
Koo RD IN K, Predikant te '/ Gravenhage^ waarmede
des Genootfchaps Vergadering in 1817 geopend werd.
Zeer gepast voerde toen de kundige Voorzitter het
woord n over het eerbiedig geloof van het Goddelijk
y^ gezag van J. C. in de belydenis en verdediging der
y^ waarheid/' Duidelijk en overredend is 's mans taal
en betoogtrant; en, zoo men acht (laat op het doel
des Genootfchaps én den geest van onzen tijd, met name
in Duitschland, waar de Neologie^ met eenen glimp
van Wijsbegeerte en praal van Uitlegkunde, onze ge-
wijde 'Oefchiedenlé en Boeken aantast en verwringt ,
lijdt het geenen twijfel , of de keuze van bet onderwerp
dier Aanfpraak was zeer gelukkig.
Dit echter mogen wij niet zeggen van het Foorftel^
om welks zeer volledige beantwoording de £erw. o e
noEKuËsciu iSao, N0« lo. &e kei-
4o6 NIEUWE VEIlHANDEtlNGEN
KEizER met Goud bekroond werd,*''en dal^^^/r^ Op-
güyc 'moest behelzen yan de Gtloofs- tn Zedêlter van
Paulus ^ getrokken uit Zijne Redevoeringen in de Han*
delingen der Apostelen^ en. zijne. Brieven aan de Romei'
nen en GaJatiirs. Want waartoe die beperking van
bet onderzoek , deze affluiting , óm niet te zeggen deze
zonderlinge uitmonftering , der overige^ evenzeer voor-
treffelijke , en voor echt bij de Kerk erkende , Brieven
des Apostels , 200 men een geheel en volledig verflag
wenscbtevan Pautus Geloof s^ en Zedeleer? In het laat-
fte of zedekundig deel van zijnen arbeid kon de Eerw.
DE KEIZER zelf niet nalaten , op bl. 292 en tlders ^
zich te beklagen wegens deze , onzes inziens willekeu-
rige , althans griÜige , bepaling. Of verlangde misfcbien
bet Genootfchap een vernieuwd ondefzoek nopens de
Geloofsleer van Paulus in de aangeduide Brieven , waar-
over, en met name over den zin vsin^eenige welbe-
kende plaatPen, eeuwen achtereen, met name onder. de
Hervormden of Onroomfchen , een 200 heftige ftrijd ge-
voerd werd? Wij mogen zulks niet onderfliellen , en
vinden er zelfs geenen grond toe , dewijl er ook mel-
ding IS van des Apostels Redevoeringen^ en, behalve
naar deszelfs Geloofsleer^ ook naar deszelfs zedelifks
vootfchriften gevraagd werd.
Intusfchen^hoe weinig ons het voordel behagen mo«
ge , en deszelfs beantwoording niet dat geheel oplevere,
hetwelk, wg voor ons, en voor den Christelijken Le-
^er , hooger waarderen zouden , dft belet niet , dat w]g
aan den arbeid des Eerw. de keizer, op die ge-
dwongene leest gefchoeid , dubbel verdienden lof toe-
kenneq, en zijn werk inzonderheid den Hervormden
'Leeraar,' als ^en gefchikt handboek, aanprgzen« Want
voeren wij alleen de hoofdverdeeUng aan , zoo mag de
geregelde orde blyken, waarin d£ze Verhandeling ge-
Fchreven is. *Zij opent met eene Inleiding, waarin no-
pens den pérfoon en het karakter van Paulus, en diens
.wijze vw fpreken en fchrijven, een kort verflag gedaan
wordt, gevplgd van eenige aanmerkingen , zoo over het
Boek
VAN 'HST HAAOSCH GEN0QÏ3CIIAP. 407.
Boek V der IlandeliBgcn^ als over de beide ApostoUfche
Brieven. Vervolgens, onder de hoofdverdeeling,. die
Gelw^fskcr ten titel draagt Tgeeft de Ejerw. Schrijver ,
met yereischte uitv'oerigheid en aanwijzing der tekften »
het gevoelen vanTaulus op, over de Goddelyjce Open-
baringen en over God;. voorts, wat bv wegens de £n«*
gelen , en inzonderheid over den Mensch , voordroeg ;
daarna wordt des Apostels denkwijze over Jezus Chris-
tus en de Yerlosfing, en eindelijk die over de Opftan*^
ding en het laatlle Odrdeel opengelegd. Korter , en
min volledig , of doordien nu het voordel hem het mees-
te bond , behandelt b b k k i z e r de andere hoofdver-
deeling, wegens de Ztdêlur vanPaulus; eQ gewaagt
hij eerst van de Christelijke verpligtingen , verder van
het grondbeginfel , drangredeneh en hulpmiddqlen.
Met ongemeene naauwkeurigheid en zorge vinden wij
hier alzoa de Vraag van het Genootfchap beantwoord ;
een aantaV aanhalingen en uitweidingen ter toelichting
en nader betoog van zijne gevoelens , geplaatst achter
elke paragraaf^ draagt blijk van *s mans belezenheid in
de nieuwere Godgeleerde en uitlegkundige werken, zoo
van Landgénooten , als ook van meest veriiiaarde Duir*
fchcrs. Bovendien ftraalt zqne ervarenheid en gezond .
oordeel door in deze Aanteekeningen , vooral bi) de ver*
klaring van meer of min moeigelijke Bijbeltekften , waar*
toe zich DE KEiZEü inliet. Dikwerf ook beftrijdt hy
daar met pannenkracht , en zegepralend, de Ncohgic
jder Duitfchers, meest de groene en raauwe (lellingen
van Profeafor j. a. l. wEcscHBrDBR, in diens
InfiU. TAcóJ. Christ. Dogm. QHalhj 1815) der geleerde
wereld opgèdischt met fchaamtelooze ftoutoioedigheid
en leugcnochtigen titel. .
Zie daar een kort ov.erzigt van deze Prgsverhandeling,
die wij echter mindar voor buisfelljke flichting, dan
wel voor eene nuttige beoefening van Christenleeraren
en kundige Bijbelvriénden aanprijzen. Want vermits
de (lyi door veelvuldig beroep op plaatfen derH. Schrift
wordt afgebroken 9 en bovendien de tekst woorden zeer
E e 2 zeld«
•
iKeldzaam 2^n. aangevoerd f heeft men gedorig noodig,
de Redevoeringen en Apostolifcbe Brieven na te flaain^
wanneer bet geheugen fkalt, in zich de bedoelde wooor^
den des Bijbels te. herinneren. Het u wel zoo, de ga-
trouwheid van den Eerw. DirKBizsit- verdenken wij
niet, en eigene erv^n^nis zoowel, als de goedkeuring
der TheoIogiTcbe Faculteit te Leiden^ verzekert ons
nopens deze bQ het Genootfchap bekroonde Verbande*
Ung, dat zij niet afwijkt van het Kerkbegrip der Her«
Vormden , gelijk dat hier te lande op den gewijden kan«
fel , en bij de meerdere vrijheid van fpreken en fchrij-
ven , thans voergedragen en aangedrongen wordt ; maar
zulks belet ons niet, bij meer of. min betwistbare ftel*
lingefi , Tonlwijlen te twijfelen » of zijn Eerw. den zin
van Paulus altgd even wèl gevat, en uit deszêlfi vfoKn*
den genoegzaam bewezen hebbe, wat wi| g^rne toe*
flaan , dat ook andere Godgeleerdop. m hunne fcbriftea
^Is vjar/ii;/// . voordroegen* Dus komen on& de bewifv
zen, welke wij (S 17^ hier aantreffen, bij xd&ttk zwaic
yoor, omtrent de OoddeUjke en merrfcbfilijke oftweederm
jtü Natuur , -welke D£ reizbr, naar heti voorbeeld
der Kerke, beweert, dat in Gbristus vereenigd zouden
geweest zijn ; zich daarop grondende , dat Paulus dit
geheimzinnig gevoelen begunftigde, hetwelk ^ zoo wif
liieeuen, eerst in latere eeuwen een twistappel is ge*
worden onder de Christenen. Immerz de titel van Gods
ZiiOnj, of eigen Z^on^ welken de Apostel y en geheel
de Schriftuur, den Heere, als den grooten, heiligen,
en ook door zijne geboorte van eiken andtren onder^
fcheiden* Godsgezant ^oi OpVolget in JehovaV ryk , too-
eigenen , wettigt geenszins het bcfluit nopens zulk een*
band cener Goddelijk volmaakte ' t\\ fto f elijkêN^Ntur^
als zich bij ons niet denken laat. Maar ook, was deze
vereeniging reeds bij zijne geboorde daar in fiet kind Je-
zus, waartoe, vragen wij met eerbied, daalde dan, by
den Doop, de Heilige Geest op Hem van uit den //^
mei neder? Voorts grondt ziéh zijn Eerw. op Rom. I:
3 , 4 , en de tegenfteiling aldaar ^ tusfchen den Zone ,
» ge-
>
▼AN flET ttAkt^SeU OENOOTSCRAF. 409
^geboren Btar den vleefehe uit den zade Davids, en
^ Hem, naar den geest der heiligmakiDg , krachtigllj^!:-
,, bewezen Gods Zoon te zijn uit de opdanding van
^ den dooden." Wij ftaan, om niet te redeaiften,
eenïgzins toe , dat hier eéne foort van tegenftelling zij
tusfchen hetgene Christus» als menscljibefchouwd^met
ons gemeen had, en dat verheven onfchuldige, heilij^e^
en Gade gehoorzame , waardoor Hij reeds , ^yóör zijnen
dood^.iji zijn leven. en lijden zich kenteekende, in den
B^belfchen zin , bij üitiiemendbeid , een éf wel ife Zootk
Gods te zijn. £cbter gevoelen wy niét , dat Paulus ^
dit fchryvende» aan eene tweeder lei Nutaur dacht jh^
Immers noemt ^ den Christus naar den vle^fche even*
jy^zeer Gods Zetm (vs. 3), als denzelfden, die, naar
j, den geest der heiligmaking , krachtiglgk bewezen is
9i zulks te Zi^i.,'* (voIgeii$ vs. 4.) Waartoe dan deze
haarkloverli ? Of is dan niet hét (lofFeltjke deel vaü den
Heiland uit. het graf verrezen, en opgevaren ten He^
mel?(*) Schrift zelfe de Apostel niet elders, dat wij,
degezaligden, aan zijn „ heerlijk li^chaam^* gelijkvor*
mig worden zullen ? Terwijl v^ij daarentegen geloovon
en . valstfteUen , dat God, hoe weinig van ons gekend
tn zijne NëSUur^ door geeoerlei bekleedfel omhuld, en
volgens de woorden van Jezus „ een Geest '' is. Ten
laatfte voert onze Schr^ver Rorn* IX: 5 aan, om te be«
' wij-
• (*) XJitHand". Xtlli 14 befluit zijn Eerw., bl. 181, «Iiof
Pauius , door te zeggen , „ dac God Hem gegeten bad den
^ Regtvaardigen^ te zien', en de flemme uie zijnen mond te
^ booren/'. htid wtlten aanduiden, dat Christus , opk ah
fHensch^ leve in den Hemel. Dit toch weten wy mee i Kor.
XV in het gebeel niet te rijenen; en eene enkeii verfchijning
yan d^ft verhoogden Heiland , welker wezenlijkheid wij niet
bVvyjTelenf i' '^^ ^ec toereikende, oid daarop zoo vreemd
een beffuic te bouwen. Htc aannemen van de gedaante dei
kegivaardigen ^ en fpreken tot Paulus, (welk vermogen nie« ^-
mand den Zone betwisten zal, die aan de regterhand des Va*
dera zit) was genoegzaam voor bec doel der roepiqg ézt
Apostels} ook zeggen zQne y oorden niets meer»
E e 3
4IÓ NIBUWE VERHANinCXmCtN •
Wijzen, dat Christus. 'aldaar Gt^^ zoude genoemd wor«^
den. Wij konden in tegendeel' bet oordeel van £Ras%
MUS hem voorwerpen , ons beroepen op^ORicENCS^
en bétoogen , dat het oudtijds voor een kettersch ge*
voelen der Gnostieken gehouden werd , zoo iemand ftel*
de, ^ dat Christus Göd ware, boven allen te prijzen."
Zoo verFchillcn menfchen en t^denl )Vij antwoorden
alleen^ dat zoo tmjfelachtig eene plaats, onzes inziens,
fActs beflist, en alzoo veiliger naaide doorgaande leer
der Éénheid Gods dient uitgelegd te worden, -r Wq
hebben daarom te liever (IHgedaan bij dit leerftellige,
alzoo wij ontwaren, dat bet den Eerw« Schrijver in
menige duisterheid en verwarde denkbeelden gewikkeld
beeft, waaruiè zijn eigen gezond verltand hem niet ver-*
mogt te redden , en dewijl wij ongaarne de Evangelie-
leer, dat licht der wereld, omwonden zien in fchooW
fche geheimzinnigheid der vroegere eeuwen. Men zie
onder anderen bh 151, 164, 179 en elders.
Ook omtrent andere punten , als de Verlosfingsleer
en de verdorvenheid der menfchen , gelijk omtrent Pau*
lus herhaalde vermaningen , om geheell^k van denk- en
leefwijze te veranderen bij de bekeering tot Christus ,
zijn wij het niet in alles eens met den Schrijver, en
badden ten oogmerk , eene en andere bedenking aan te
teekenen; maar wij moeten ons bekorten, en vragen
alleen , omtrent het laatne , of Rom. III: 9«»3o op al
wat mensch heet ^ in het algemeen , gelijk zijn £erw«
op bU 115 (lelt, toepasfelijk zij, dan wel inzonderheid
op de Heidenen en Joden doele , in de lijden van den
Apostel? alsmede, bf zij, die onder Christenen zija
opgevoed , bij hunnen Doop of aanneming in de Ge-
meente, alzoo van denk'^ en handelwijze moeten veran*
deren, als Paulus vorderde, en ook zijn Eerw., bL 197,
fcbynt te vorderen? Dan, bet vermelde zij genoeg ,
om dit (luk te doen kennen aan onze Lezers, wien bet»
. den Godgeleerden met name , voorzeker niet berouwen
zal, hetzelve (ondanks de bepaaldheid van den inhoud,
uit
(
VAN HKT HAAGSCH GENOOTSCHAP. 411
uit 'het voorftel ontftaan) als een kort begrip en regel-
matig verflag der Geloofs<. en Zedelcer van Paulüs
aan te nemen en te gebruiken.
.Om
Uren , aan den Godsdienst gewijd. ÜU het HoogduiticX ,
naar den derden^ verbeterden Druky door j. m. l*
R o L L , Evangeliesch Luthcrsch Predikant te Amfter^
dam* Ifte en llde Deel. Te Amfterdam , bij ten
Brink en de Vries. 1819. In gr. 8vö, Te zamen
XXIV ^ 797 JB/. ƒ 7.4.:
o
nder de menigvuldige (lichtelijke boeken , welke de
Duiticbe Letterkunde in de laatstverloopene jaren heefc
opgeleverd , bekleedt het bovenftaande werk eene voor-
name plaats. Hetzelve werd, als weekblad, in het
n^oödlottig tijdperk van iSep, onder den eigeriaardtgen
titel van Stunden der Andacht , begonnen , gedurende
zes achtereenvolgende jaren voortgezet, en in iSx6
yoltooid, met het loffelijk oogmerk, om, bij den druk
der tijden , belangftelling in den Godsdienst op te wek-
ken, om dwalenden te regt te wijzen , ep bedroefden
te vertroosten. Schoon het werk gefcbreven was roef
bepaalde betrekking tot de tljdsomdandigheden , en dus
bij eene gunllige wending van zaken minder doel moest
treffen,^ de aftrek was 200 fterk, dat het zelfs in de-
zen gebrekkigen vorm werd, herdrukt. Na dien tiji
heeft de Schrijver het boek geheel omgewerkt, en meer
ten algémeenen gebruike gefchikt gemaakt. Hij rang*
fchikte de vécipreide overdenkingen uit de acht jaargan*
gen van zgn weekblad onder zekere rubrieken ; hij ver«
zamelde alles, wat in het algemeen tot ftichting van
Christelijke huisgezinnen kon ver|h*ekken — wat in het
bijzonder voor den jongeling of het meisje in derzelver
eigenaardige bétrekkfngen — wat voor den godsdienfti*
gen natuurbefchouwer '— voor den lijdenden , die zijn
oog naar de eeuwigheid verheft — of voor den Christen
belangrijk was , die z^n hart door het overdenken der
E e 4 lot-
.4?» . >VREN»
• • . . . « ,
lotgevallen van zijoen Gedsd^nst wil veredelen en Iiei*
ligen; en op deze wijze óntftoQd^n de vijf afdeetiiigen ^
waarin het borfpronkelijk werk is gefplltst, en welke
door bijzondere titels 'aehter den algenieetien worden
vermeld. Het gefaeele werk be(laat uit acht deelen»
waarvan de vier eerde de. eerde afdeding uitmaken»
terwijl elke der volgende afdeelingen in één deel is ver-
vat. Hierdoor verlcreeg het boek eene doelmatiger in-
"rigting, die het gebruik . van hetzelve gepiakkelyker
maakte, en de verfpreiding zoo aanmerkelijk bevorder*
de , dat de eerde uitgave van 3000 exemplaren binnen
eenige maanden was uitverkocht , en er hu reeds een *
yijfde druk is verfchencn» Een verbazende opgang voor-
waar;, die aan \Qreinig boeken, mo^ ten deel vallei)*
Doch deze ongemeene goedkeuring wordt Verklaarbaar,
zoo m^en de wezenlijke verdienden van het werk in aan*
merking neemt. Deze verdienden zijn door alle beoor-
deelende tydfchrifcep van Duitschland volmondig er*
kend ; de loffpraken zijn , van de uitgave des eerden
'deels, tot op de verfchijning van l?et laatde, qiet ver-
flaauwd, en het publiek heefr door den bovengemelden
'ongemeenen aftrek zjjne dem bij dit gundig oordeel ge-
voegd. En waarlijk^ het kon niet anders, of het oor-
deel over dit boek moest zoo gundig uitvallen bU hen,
die prijs dellen op verlichte GodsdiensUcennis en echt
Christelijke dichting. Hec. althans aarzelt niet , aan dit
boek den prijs toe te kennen boven alle dichtel^ke huis- en
handboeken , die er federt vele j^ren inDuitschlandver-
fchenen en in onze taal zijn overgebragt. Volledigheid
is het eerde kenteeken van dit werk. Men behoeft d?
^ijf bovengenoemde afdeelingen flcchts in te zien^ om
zich te overtuigen, dat deszejfs inhoud zich uitdrêkt
over atles, wat voor den mensch, in de/iatupr en in
de wereld, in zijne betrekking tot God en zijne mede-
tnenfchen, bij de veelvuldige wisfelingen ran dit leven ^
met opzigt tot de eeuwigheid, tot de leiding van ons
geflacht door de openbaringen, belangrijk is. De geest
van het boek is rein, zedelijk en godsdiendigj bet is
I. even
. AAN DEN GOnSDX£:NST GEWIJD. 413
even vry van dweeperlj» als zuiver van koude leerfleU
lige Godgeleerdheid; het onderwüs ftaat ge^kenmerkt
door duidelijkheid en bevattelijkheid; het fcbildert met
geyoel en warmte ; het roert en treft het hart met on«
gemeene kracht , en het verheft en fticbt door deo echt
Ëvangelifchen ^jn , die allerwegen doordraait. Hoeveel
geleerdheid en belezenheid er tot het fchrijven van zulk
een werk ook vereftcht werd, de Auteur pronkt m«)t
deze hoedanigheden niet, maar blijft opk dea et^voudn
.gen en minkundigen onderwijzen en ilicbten. Daareo*
boven onderfcbeidt bet boek zieh allervoordeeligstdoor
den geest van gematigdheid en algemeene Christelijke
liefde; nergens worden gefchilpunten behandeld, of
van ter zijde aangetast ; de hoofdwaarheden des Evan*
gelies liggen overal ten grondflage , en zelfs öiir , wtiar
hieromtrent eenig verfchil van begrippen lieersclu, ver-
bant de geest der liefde alles ^ wat dechts eenigen aan*
llQOt kon geven , en doet de praktikale, zijde van de eene
of andere waarheid zoo dpldelijk uitkomen, dat alle
Christenen. zich me^ de, woorden vanden Schry ver moe«>
ten vereenigen, en dat de ware KathoUjk, de getVouwe
zqön der kerk, hier evenzeer voedfel vindt voor zij-
nen geest en zijn hart, ^Is. de regtgeaarde-Procestautt
Het werk bevat ei;i omvat de zuivere leer van Jezus ,
zoo* als ir^ dezelve qp ^arde heeft verkondigd; het is
^eniglijk bedemd ter bevordering van ^waar Cl?ristea«
dpm, en diensvolgens t^. gebxuike gefchikt v^n alle
ICAnsienctt^zouitT eenig verfchil van geloofsbelijdenis:
een kennjierk , waardoor het zich , naar het oordeel van
Ree. , allêrgundigst onderfcheidt van alle Godsdienfl;ig«^
handboeken , die hg ooit heeft l.ceren kennen; Al deze
wezenlijke verdienden worden niet weinig verhoogd
door de edele , fchoone en dt^idelijke. taal , waarip bet
werk is gefchreven.
De Schr^ver is, in weerwil van atl^ gisfingen^ ge»
heel onbekend» £r befta:>xv waarfchljnl^k bijzondere re-
denen, die hem weftrbguden, zidi te openbaren; en
deze redenen laten zich zeer wel gisfen , zoo het alge«
E e 5 meen
\
414 ÜRBN,
meen gcroelen wiar Js , dat hij tot de Roomsch • kafho-
lijke kerk behoort. Deze onbekendheid zelve en veel-
vuldige plaatfen in het boek maken deze gisflng, naar
het gevoelen van Ree. , zeer aannemelijk ; welke gisfing
tiiet weinig verfterkt wordt door ellendige , vuilaardige
fchotfchriften , uit. den regten hoek van het Daitfche
Papismu$ tegen deze vrucht der zuiverde Godsdienftig-
heid uitgegeven , waarin dezelve als een 'wcrk des Satans
wordt uitgekreten. Men heeft het boek aan menig* door*
luchtigen perfoon der katholijke kerk in Duicscbland
toegerchreven; doch alles is te onzeker , dan dat Ree.
vrijheid zou hebben , bier namen te ïioemen.
Na zoo veel tot lof van het boek in het algemeen te
hebben gezegd, behoeft Ree. wel niet te verklaren,
4at hij zich over' de uitgave van hetzelve in onze taal
beeft verheugd , en dat het hem tot wezenlijk genoegen
verftrekt, de twee eerde deelen van deze vertaling aan
te kondigen , en alzoo iets bij te dragen , om het werk
meet bekend te maken , en welligt eenige wenken te ge-
ven , die bij de bewerking der volgende deelen misfchien
niet geheel nutteloos zouden kunnen zijn. Bij dezen al*
gemc^nen lof, dien het boek heeft verkregen , kan het
met reden overtollig worden geacht , den inhoud van
deze twee deelen in de vertaling te beoordeelen, en
meent Ree. met de opgave van de behandelde onder«
werpen te kunnen, voldaan. Zie hier den inhoud der
beide deelen , elk derzelve in vijf en dertig afdeelingen.
— Eerde deel. De huisfelljke Godsdienst. De openlijke
Godsdienst. De huisfelljke vrede. Tevredenheid met on-
zen daat. Genot der vreugde. De fpeler. Het oordeel
der wereld. Het uur der verzoeking. Pligten jegens de
, dieren. De kracht des gebeds. De drljd der pligten. De
eed. Het lijdende vaderland. Zeltlcennis. De ondankbaar-
heid. De Voorzienigheid. De vreemdeling. De weelde*
De wraakzucht. Schijn en wezen. Verfchil van Ge-
loofsbelijdenis. Pligten jegens lieden van eene andere
geloofsbelijdenis. Zucht voor het algemeen belang. Het
valt niet zwaar, een Christen te zgn. Bedaardheid.
Plig.
AAN DEN OOBSDIBNST GEWIJD* 415
Pligten jegens de dooden. De doop. Ut. goederen ded
geluks. Eerbied voor vreemden eigendom. Zacht moedir
ge menfchenliefde. Vrees voor de toekomst. De Chris*
jten in de uren zijner uicfpanning. Laauwheid in het
«Christendom. Bevordering van eenvoudigheid der ze«
den. De klippeü der vriendrchap» — Tweede deel. De
eeuwigheid des Goddelgken woords. De iveldaden der
eenzaamheid. Wereldfche fchranderheid en Christjelijke
wijsheid. Beoordeeling van de gebeurtenisfen des tyds.
Wijsheid bij het geven van aalmoezen. "De Christen en
JKljne tegenftanders. Zorg voor aardfchen eigendom,
Voorzigtjgheid in het fpreken. Het huwelijk. Vervolg.
Eenvoudigheid des geloofs. Openiyk goeds werken. De
kunst 9 om gelukkig te worden. Beilendigheid van den
Christen* Godsdienilige aandacht. De ouderdom. Ge*
heime bronnen van v^ndfchap. De Christen in den
drang van het gewone leven. Vervolg. De Goddelijke
naam. De vrijrpreking van den zondaar voor God. Ach»
ting voor eiken (land. Zonde en onwetendheid. De
Christen en de tijden. De nijd. Het geloof en de wer-
ken. Werken en geloof. Verkeerde huishouding. Ver«
lichting. Vervolg. De laster. Onvergenoegdbeid met
het tegenwoordige. Regtmatige en dnregtinatige eigen«
dom. Geestelijke hoogmoed. Liefde en eerbied voor God.
Meer komt hier in aanmerking de wijze, waarop het
werk in onze. taal is overgebragt. Zoo als het nu voor
ons ligt , onderfcheidt het zich in eenige bijzonderhe*
den van het oorlpronkelijke ; en deze bgzonderhedeti
zal Ree. kortelgk opgeven, ten einde het goede en het
minder goede, dat de vertaling naar zijn gevoelen be*
zit , open te leggen.
Al aanftonds mist Ree. in de voorrede van den Schrij*
ver hetgene deze zegt over de fplitfing van jsijn werk
in de bovengenoemde afdeelingen , alsmede de bijzonde-
re titels voor de eerlle derzelve; waartoe deze beide
deelen behooren. Hét rchijnt • derlialve , dat menviin
het plan des Auteurs is afgew^k.Qn^ ^ix voornemens i$,
bet werk als een doorloopend geheel uit te geven. WeU
' ke
4rf URBK,
ke redenen den VerttUr hiertoe lieVbea bewogen , be*
grijpen w.y jDiet^daar juist die Terdeelmg meer eenheid,
orde' enzamenhang in het werk heefc gebragt, daar de
onderwerpen* zellre elke afdeeling zoo blijkbaar aanduii*
den , dac het onmogeli|fc is dezelve te Verbergen , daar
het .^bruik van h#t boek hierdoor piet weinig wordt
bevorderd 9 en de . Verfpreiding van hetzelve aaninerke»»
Igk zou hebben kunnen worden verii^t^ De twee deé^
len van de vertaling beflaan het eeriie en de hellt vaA
het twieede deel in het oorfprankehQke.
. Van meer belang acht Ree* bet wegftfteh der Schrit
tnurplaatfen 9 welke* iü het oorrpronkèUjke' boven elke
ovetdenkiag 4laan ^ eti den grondflag van dezelve iiitma»
ken. Ook hi^van bevroeden wijdde reden niét. Elke
overdj^nking tocb wordt uit het een of ander gedeelte
der H*. 'Schrift afgeleid^ 'of daarmede in verband ^gew
bragt; e», fchoon dit verband niet overal even liecht
zï}n XQOg^f (zoo .als fau v. töj de zesde befchou^ing van
liet ent&it deely waar uit bet verdeefen.vaik *s Heilands
Ueederen door het lot , Markus XV: 24. » de fpeelzncht
inbettdgieineeii wqfdt afgeleid) doorgaans echter vJn<ft
men éene juiste en getronwe opvatting van de wobrd^
des Bijbels» £n tav zolk een verband tnsfchen de wonr*
den der H. Schrift en de overdenkingen is de uitdrnk^
kelijke vermelding van die woorden niet alleen aange«
mam, maar wordt 'zi| zelfs een wezenlijk verelschte,
dewql mtn. daardoor van zëlveni wordt teruggevoerd toa
de wart broïi van allé Cbristel^e ftichting. Ook zon
hierdoor de aanmerking vervallen , welke kee. wel eëïis
tegen het gebruik van Godsdienitige handboeken heeft
hooren maken , alsof dezelve nadeetig waren voor eene
gezette lezing vinden Bijbel, ja éè menfchen van deze
eerwaardige en to{fe1i}ke gewoonte aikeerig ma^ktem
Het zal daarenboven moel^elijk z'^h,de Sehrif^unrplaat*
fen ih bet laatfte deel weg te laten, daar dit deel eenig-
lijk is toegewijd^ aan befpfegetiiig^n ov^ de vestiging en
de lotgevallen der Christel|ke kerk , en vele o verden*
kin.
.^
AAN DEN GQDSDISfiST GEWIJD. • ^if
kiogea bj^ uitfluitiDg bijsooderhedeïi betreffen uit het
leven van Jezus en desxelft Gezanten*
Tot de minder gewigtige bozonderfaeden ^ waarin d%'
verialmg zich onderfcbeidc y bebooren ook de verzeB ^
welke in bec oorfpronk^lijke op de aanhaling derSchrif*
tuurplaatfen . volgen^ Deze verzen zijn geen berijmd-
.proza, geen« fticbtelijke rijmen; ma^r bet is ' gewade
poezg, welke hier r{)reekc en .fchiklert, en den alge»
nieenen inhoud van elke overdenking in weitiige krach»^
tige en bezielde trekken véorftelir. Wij badden wel ge**
wenscht,* dat jnen dir fieraad aan de HoHandfclie uitga*
'Ve niet faadde ontnomen ; doch wi) willen gaarne -erkent
nen, dat men hierover zeer onderj^cfaeiden kan denkan.
. Een ander verfcfail tusfchen de vertaling en^het oor»
fpronkelijké bedaat hierin, dat de eerfle het fchooné
'kenmerk, van een. Godsdienllig handboek voor aiU
Christenen te zijn , fchljnt te zullen verlie^sèn» Deze bei«<
de deelen loopen alleen over zedekundige onderwerpen y
waarbij het niet zoo zeer aankomt op verfchil van Gods«
dienftige begrippen; maar zelfs hier heeft de Eer^W^
Verulcf alle uitdrukkingen weggelaten , welke den Ie-
aer. den eerdienst der Roontöch-katbolijke kerk herilf^
neirea. Misfchien heeft men bij deze afwijkingen ^end •
0ei)ige bedoeiing gehad j maar misfchien zijn deze utt«
Htingen ook met opzet gefchied , om , door de woor^
dett van aitaar , mis , biecht en rozckrans , \\t\ grck>tse
lezend , d» u het Proteatantsch publiek niet te engeren t
doch , hoe het ook zij , wij voor ons "kunnen er onze
gpcdkeuring niet aan geven, daar alle Christelijke Kerk»
genootfcbappen in dezen evenzeer moeten worden ge*
eeibiedigd. Zijn deze veranderingen met ropzet ge«
maakt , en ftrekken z§ tot voorfpei van grootere verfcbik»
kingen , welke in het vervolg te pas zullen komen b^
bet behandelen van de (lichting en de lotgevallen der
Christelijke kerk, dan. zanden de Protestamfche Ver«
taler en het Protestantsch Publiek , waarvoor deze ver* '
taling zóó werd bewerkt, naar ons geVoelén, ongun-
ilig affteken bij den Schrijver van dit boek , die als een
ge-
geitouwe zoon der Rooinsch>katboUjké kerk, echter zóó
fpreekt , dat hij aan de behoeften van alle Chrisunen
voldoet. Ree. heeft niet veel op met het omwerken
van boeken , die zoo duidelgk den ftempel dragen van
de eigcnaardijge denkwijze en gemoedsgefteldheid des
Schrijvers, daar bet hem voorkomt, dat de ware een*
heid altoos verloren gaat* . Nog minder, echter, kan
hij zulk eene opuwerking goedkeuren ; wanneer dezelve
niet, dan ten nadeele van de flellig verklaarde edele
bedoelingen des Schrijvers, kan worden tot ftand ge*
bragt« £n juist dit zou het geval zijn, zoo men den
algemeen Christelijken geest , die geen bijzonder Kerk-
geuootfchap huldigt, uit dit boek wilde verbannen.
Doch w^ hopen, dat de kleine bovengemelde verande*
ringen, welke ons aanleiding gaven over dit puntte
fpreken, zonder bepaalde bedoeling zijn gemaakt, en
.dat de Uren^ aan den. Godsdienst gewijd^ even als de
Standen der Andacht ^ zullen blijven een Godsdienftig
handboek voor alle Christenen, zou(}er eenig verfchii
van geloofsbelijdenis. , . .
De Vertaling zelve verdient in het algemeen grooten
lof; de overbrenging is doorgaans los , de ftijl gemak-
kelijk en vloeijend , de woordvoeging goe'd Hollandsch ,
de taal zuiver, en maa» zelden : herinneren woorden ,
zoo als kloekheid voor kloekzinnigheid ^ troonen voor
ten troon zitten 4 ver luisteren voor veryrolijken enz. , dat
het boek uit het Hoogduitsch is overgebragt.
•. Hier en daar is het Ree. voorgekomen , dat de Eerw«
Vertaler bij het overbrengen te veel vryheid heeft ge*
nomei). . Een boek, dat door een zoo bekwaam man is
gefclirevjen, als de Auteur toont te zijn, en dat nu
reeds zesmaal zorgvuldig is nagezién enverbeterd , mag ,
naar. ons oordeel , op de grootfte getrouwheid bij eene
vertaling aanfpraak maken. Daarenboven is deze vrijere
vertaling wel eens nadeelig voor de duidelijkheid , zoo
als b. y. in de 15de Overdenking van hejt Ilde Deel,
welke, uit het lilde van het oorfpronkelijke' genomen,
en hier is. ipgelascbt in plaats van eene befpiegeling
over
^ AAN rBN OOl^SBIBNST GEWIJD» ^19
over yerfchijfiingen van afgefiorycnen en voorgeyockm j^
die (waarom, weten wij niet) jgeheel is weggelaten.
Aldaar lezen wij , (bl. 169) dat de ware Godsdienftige
aandacht door geene kunst wordt te weeg gebragt , en
dat het houden van bedeftonden , het vouwen der han-
den enz. nog geene aandacht zal voortbrengen ; terwijl
èr bijkans onmiddellijk op volgt: '^^ De klagt van vele
. Leeraars over gebrek aan aandacht bij hunne toehoor*
ders is niet zelden eene befchuldiging , die hun zelven
tot last komt , dewijl zij ligtèlijk zelve de oorzaken van
dit gebrek kunnen wezen y door aan hunne voordellen
niet dd kracht , de levendigheid , de bevalligheid en waar-
digheid te geven , welke de gemoederen konden innemen
en boeijen.'* Ree/ vindt hier efenige tegenftrijdigheid ,
daar de Leeraars toch kwalijk befchuldigd kunnen wor*
den, indien het uiterlijke niets afdoet ter opwekking
der aandacht. Dit Wordt wel eenigzins verholpen door
het bijgevoegde : „ hoewel het uitwendige een middel
zgn kan , om de aandacht te bevorderen ;" doch er zou
meer duidelijkheid en vastheid van redencrhig in het ge*
heel heerfchen, zoo de ,Vertaler de volgende woorden
van het oorfpronkelgke in het Hollands ch mede had
overgenomen : „ Houdt vrij uwe bedeflonden — dit
brengt nog géene aandacht voort , hoewel het een mid-
del is , om ons tot aandacht te wekken , of eene wer«
kingder inwendige aandacht op ons Iigchamelijk gefliel ,
om alle verdrooijing van ons af te weren. De aandacht
moet van binnen naar buiten werkenden kan geenszins
dooir uitwendigheden in het gemoed worden voortge-
bragt. Offchoon zulke uitwendige bedrijven de wezen-
lijke aandacht niet doen ontdaan , of derzelver plaats
kunnen vervangen , zij zijn echter geenszins te laken ,
maar verdienen allen lof. Zij brengen ons , vooral in
jgrdote vergaderingen, aan de vereering van God ge»
wijci , voor den geest , wat er gefchieden zal ; zij belet-
ten, door de langdurige gewoonte, alle nadeelige ver-
drooijing, waarvoor wij in eene talrijke vergadering meer
blootdaan , dan in de eenzaamheid ; ja , daar het uit-
w>èn-
'42^0 UREN, AAN'-DÈifl OOÖSÖIÉNST GÊWtjD.
I
wendigej dat wij menfchen door onze zinturgen ont«
tsaren ^ veel iövloed heeft op ons gemoed, zoo hebbea
wij allezins reden te gelooven , dat zalk een Ratfg be-
drijf, hoewel de aandacht niet voortbrengende , echter
het hart daartoe voorbereidt en daarvoor genegen maakt.*^ ^
Wij hopen door .het boyendaande iets te hebben bg«
gedragen , om de veffpreiding en het gebruik van dit
uitmuntend boek te bevorderen. Mogt het in veler
handen zijn , en overal die vruchten kweeken , welke
Ree. in zijnen werkkring daarvan heeft mogen zien !
Dlsfertatio Medica inauguralis: de Angina Polypofa^
quatn Sec. defeudet g. hoijbr, BricUanus. Lugd»
Batay. apud H. W. Hazenberg , Jun.
X3lj hét lezen van den titel dezer verhandeling, ont*
ftond bij ons reeds de vraag.: wat kan men voor nieuws
verwachten omtrent een onderwerp, waarover ia de
laatfte jaren zoo veel* en zoo uitmuntend gefchréveu
werd ? Wij konden en mogten ons niet anders voorïleU
len, dan daarin opgegeven te vinden de' verfchillende
ineeningen , zoowel omtrent den aard dier belangrijke
ziekte, als omtrent derzelver behandeling. Hierin is
onze verwachting niet te leur gefteldfdefchrijver toont,
air^ werken over de Angina Polypofa met aandacht en
vrucht gelezen te hebben , en geeft het hóofdzak'-Ujke
daarvan kortelijk op. Hij verkiest de verdeeling van
eene catarrhale en inflammatoire boven alle andere. Vol*
gens onze herhaalde waarneming^ is deze wel de ware ;
en al zijn er tusfchenbeide geringe afwijkingen iii de
form dier ziekte, zoo kunnen dezelve evenwel meestal-
onder eene van die twee hoofdfoorten gerangfchikt voor-
den. Zoowel in een. theoretisch als praktisch opzigt
heeft deze verdeeling de meeste waarde, ^en daarom
geeft de fchrijver ook eene vrij nxtyottigt Diagno fff 01^ ^
waarop het vporah in die ziekte aankomt.
In
Ö, HOIJ £ R 9 B£ ANGINA. POL YEOSA^ 4|li^
In het praktifche gedeelte (lezer verhandeling bepaalt
sich de Heer h-oijbr bij^nderlgk tot de meest ge^.
bruikelijkd middelen , vooral tot de plaatfelljkd bloed*
ontlastingen en het kwik 5 en loemt vQoral het laatlle.
Vitt f ulphuretuf^ calcisy zoo fterk aajigeprezen , maai^
zoo weinig aan bet oogn^erk voldoende , wordt niet aaii
de hand gedaan , mogelijk wegene het; geringe nut van
dit middeU
Wij kudnen niet ontveinzen » dat wij van d^n fchri}*
ver verwacht badden, dat bü met mees lofvandedamp*
bad^n, famigatiën en atidere plaatfelyke heilzame mid'^-
delen gefproken zoude hebben; doch de geheele vet'*
hftideling draagt de kenmerken , van met eenige over^
haasting vervaardigd te zijn , waaraan wij ook de veld
taaU en drukfouten toeffehrijven« ^
m^mtmm^^mjLm^iAtlA
llandlciding tot de kennis der enting met Koepokftofi
voornamelijk ter inlichting der Heelmeesters ten plat^
ten lande onder haar r es fort \ óf ge field en uitgegt^
yen door de provinciale Commisfie van Geneeskundig
Onderzoek én Toevobrzigt ^ re/iderende te Dordrecht*
Te Dordrecht 9 bg Biusfé en van Braaa. 1819. Irt
gr. 8voé 60 Bl.fi^i€^i
w,
ij zijti de uitgave van dit klein maar zaakrijk t^erkjd
verfchuldigd aan de menigvuldige en herhaalde aanval*
len, welke de weldadige Koepokinenting, in ondef^
Ccheidene gedeelten van ons vaderland ^ zoowel als in
andere landen , in deze laatfte dagen , heeft moeten utt«
ftaan* De voorbeelden van kinderpokken bij met koe«
pokftof ingeente voorwerpen, het verfchijnen en de
zeer algemeene verfpreiding vaU zekere bastaard • kin«
derziekte , welke zelfs door Artfen met de gewone ver«
lï^ard wordt, en aanleiding geeft tot onregtmatige ver-**
menigvuldiging der voorbeelden van onvoldoende bevci«
liging door de koepokken , dit een en ander maakte het
noodzakelijk 9 den Heelmeesteren ten platten lande eene
BQftKBXSQH. l8aO. N#. lO. Ff kOI*
4M^- HANDLElDmC»
korte, dttidelylce en 1>eptalde handleiding te geven ^
waaraan zij zich veilig kondtn houden; en dit gefchiedt
in dit gefchrifc zoo voortreffelijk , dat w9 deszelfs aU
gemeene verfpreiding aan elk, die er gelegenheid toe
Heeft, ten hoogfte aanbevelen. De Schrijvers faande«
léh , in 9 afdeelingen , io« over de ontdekking der koe*
poktlof en derzelver enting ^ qo« over de inlandfche koe-
pokftof en derzelver gelijkvormigheid metde Engel rche^
3o«»5o. over de voorzorgen , bij de enting in acht te
nemen, 6^. 7^ over de verTchjynrelen , voorkomende
bg de ware en valfche koepok , 8o. over de zoograaam-
de valfche kinderpokken (yariceUac) , 90. over die bij-
zondere wijziging der kinderziekte, welke fomwijlen bij
met koepokftof geSnte voorwerpen voorkomt , en door
de Schrijvers te regt als een bewijs van ilechts gedeelte*
lijke Verking der koepok wordt aangemerkt. Daarom,
hechten wij, met de Scbr^vers, meer belang,. dan ge«
woonlijk gedaan wordt, aan de keuze der voorwerpen
ter inenting, en houden, in allen geval, by eene ge-
ringere werking, de ovefenting* voor 'noodzakelijk. Wij
zouden echter aan de door de koepokftof gewijzigde
I^inder pokken eer den naam van bastaard^ of ontaarde
kinderpokken geven, dan aan de variccUae; eene ziek-
te, die met dezelve niets gemeens heeft, dan den ui-
terlijken fchijn.
J)ó Aarde en hare Bewoners^ volgens de nieuw Re On$*
: dekkingen^ enz. Naar hee Heogduitsch van £• jl».
• w. vow ziMMERMANN. Mef Platen. FdeJieeL^
Te Haarlem i blf F* ''Bohn. i8ij. ,In gr. iy&, X
'en 428 BI. ƒ 3-^8- •
• ,. ,
JVxet dit Deel vat^ zimmermann's werk b^nt-
de befchrijving van het Spaanfche Amerika ^ ten minfte
200 als het nog vóór eenige jaren was : want men weet^
dsLt dtAnglo * Amerikanen thans regt -op Florida mctntn
te
B. A« W*. VDN ZIMMERMANlt, t)B'AARDjB.
te bezitten , eir het zelfs cloor de wapenen hebben be-
zet; hoewel Sparde nog de bekrachtiging van het des*
wege geflotene rerdrag blijft weigeren. Voorafgaat eene
vergelijking van denzelfden aard , als ons reeds in het
voorgaande Deel id^ voorgekomen, namelijk van AmerU
ka met het oude Halfrond i welke geheel en al ten voor*
deele des laatften «en ten nadeele des eerfteh uitvalt;
«nefa plaatst de planten zoowel als dedigren, ook de
menfchen , der Nieuwe Wereld in een zeer ongunftij;
licht. Zoo echter het kliinaat Voor de ontwikkeling
van 'den mensch zoo fchadel§k is , vanwaar komen d^n
die groote mannen onder de geborene ^/77(;rii(^9rf7^n, maar
afllammi^ingen van Eiiropeanen , een pranklin, een
WASHINGTON, ttu jEFP«RSON? (om nu van
anderen niet te fpreken.) Hebben ook de Mexikanén
ten tijde van c o r t b z geene- voorbeelden van den
.hoogften graad van heldenmoed en ftandvastigheid gege-
ven ? Wat het dierenrijk aHngaat , willen wij het ftélfcl
der minderheid van het vierde Werelddeel geenszins
ontkennen: ook omtrent den mensch heeft bet véél
fcfaijn; want de inboorlingen, die de Europeanen ér
vonden , hadden op verre na dien graad van volmaking
in kunften en wetenfcbappen niet bereikt , welken men
b$ vele .volken van ons HaJfrond aantreft; zelfs het
ijzer en de huisdieren waren hun onbekend,- (de Zr/^mr
uitgezonderd;) doch men kan zulks, dunkt ons, even
goed als een gevolg van de latere bevolking, door
onbefchaafde ftammen uit Noordelijk Azië l als van het
Iclimaat , aanmerken. * Hoe het z\j , <leze vergelijkende
Inleiding is uicmuntendbewerkt, en eindigt (als ter pfoe*
ve van de minderheid in kracht vèn de Peruanen en Mexi»
kanen beneden de Bur^feirs) met een verhaal van de
ontdekking en verovering dier beide Rijken.
. Het fbhoone en vruchtbare , maar onder het vadzige
Spaatifche Beftuur wegkwijnende , Florida wordt daar-
op befchreven. Op het geleide van**" bar tram en
ROBIN, leeren w'4 eenige der merkwaardige planten
en dieren van hetzelve kennen. Onder de twintigjarige
F f a Re-
4-4. Em-A.W. VON ZIMMERff'ANIV
.1
/"
K^gmtig der :Bn^l/cAfn (1763—1783:) Jjegmnen' de
zydeteelt ep de wiji^pu w , door Grïcksn uit de Leyasa
aangebragt , reeds voorcrefielijk te bloeijen*; maar Span^^
je kreeg het lapd terug, en de ad^m d^s dopdé verpieU
de deze fchejp^ng der nijverherd* Laat ons da^n hopen ^
dat deze landftreek eerlang voor gp^djiit de boegen e^ner
jsdï^ Regering zal verlost zijn, of dat, bij bare langere
weigering, om. een Jand af te (laan, hetwelk 29 reeds
niet meer. bezit, htt Noord •j/merikaanfcA^Qtmttne*
'best, door krachtdadige pogingen, de vestiging vatt
vrijheid en volksgeluk in de overige Spaanfcl^ M^IOs.^
plantingen zal' befpoedigen l (♦)
Tot deze laatfte, die zich niet minder dan 79 graden
in de breedte, of meer dan jpoo uren van bet Noorden
tot het Zuiden , uicftrékken , gtat zimmermann
thans over, na vooraf nog een kort overzigt van de
landen tusfchen Florida^ Lfiuifiana^ NUifw^Mexico en
den Misfisfipi en Misfouri te hebbeiï gegeven , (hetwelk
eigenlijk in bet voorgaande Deel behoorde , maar , uit
hoofde der berigten van den Majoor p i k e , dié de
Schrijver toen nog niet moet gekend hebben , eerst hier
geplaatst is.) Bij Nieuw •Spanje (met influiting van
NieuW'Mexlco^ Js h ü m b o l d t (^Esfai fur la Notr^tU
Ie Espagtui) de hoofdbron d^s Schrijvers ; en inderdaad
zou men moeijelijk, ^elfs over eenig land van Europa ^
een werk kunnen aanwezen , met zoo veel grondigheid ,
kennis van zaken en bevaHigheid gefchreven , als dit
gewrocht vstn den grootftenKeiziger onzer Eeuw. Nog*
tans worden ook de berigten van pike, pages,
THIBRRT DE MENÖNVILLK, CLAVIGERO,
(een* geboren* Indiaan) zelfs van obmelli car«
R E a I en den ouden goeden Engelfohen Monnik gage,
Viet verwaarloosd. De Provinciën van Nieuw-Spanfe
worden' in de volgende orde (van het N. naar het Z.)
be-
(^) Mogt de finds in Spanje voorgevallene grooce Gebenr-
tenis» zooWel voor die Volkplaotiogeo, als bec Moederland
- zelf, heilryk 2^0 1 Ritdatt.
Dfi AAKÜZ EN HARB BKWONEUS^ 4t$K
bèrchreven: Nieuw -^ Mexico ^ Nieuw ^Biieaihn of Bïh)
rango^ Sonora of Nieuw ^ Navarre ^ en i5'4r/i X»// //^
Póto/i^ in de eigenlijke Provincie van dien naam^ Co*
hahuila en TM^i, gefinaldeeld , (welke laatfte door bet
Franfche Champ é^AjlU onlangs eenige vermaardheid
bekomen beeft) in de gematigde luchtftreek ; en Zaca^
Uem » Guanaxuato (beide fchatrijk aan zilver ; de hoofd-
fiad der laatfte , eene der aanzienlijkfte mijnfteden in de
wereld, heeft met de onmiddellijke omftreken 70,090
Inwoners), Guadalaxara^ Valladolid of Muhoaeaif
(diet den zonderling opgekomen' v&urberg JoruUo) , Mo^
s6ico (met de hoofdftad , door 137,000 menfcben bewoond ,
waarin zeer vele, ook wetenfchappelijke , inrigtingen
worden gevonden , met de belangr^ke haven van jfca*
fuico aan de Zuidzee, «en twee vuurbergen, hooger
dan de Mont^Blanc)^ Puebla de los Angelos^ (de oude
Republiek Tlascalas de volkaan Popocatapau ^ reeds bij
Mexico vermeld, wordt ook hier opgegeven) Oaxaca
of Guaxaca (met vele gedenkftukken der oude bewo*
ners), Fera Qruz (aan de jdtlantifchc Zee ^ het m\A*
delpunt des handels van Niew»^ Spanje met Europa^ •
met den geweldigen vuurbefg van Orozava ^vsxxm 16000
voet boog, en den berg Coffre de Pero$e)j Merida of
bet Schiereiland Tucatan , ^le in den heeten Aardgor^
del' gelegen. Door een& zonderlinge ilaatkundige (geens«
xins natuurlijke) afdeeling, is bet ten Zuiden daaraan
grenzende Koningrijk Guatimala lAet mede onder
Nieuw* Spanje begrepen, hetwelk anders het gebeelè
grooteSchiereiland, van de landengte van Panama tot
het eigenlijke vaste land van Noord -^ Amerika^ zou ba-
vatteo. Hier verlaat humbol o t den Schrijver, die
dit onherilelbare gemis eenigzins uit de reeds boven
gemelde oudere Schrijvers , en de berigten van eenige
Engfilfchen^ die de vestigingen van hunnen landaard
aan de Mosquito-Baai hebben befcbreven , moet zoeken
te vergoeden* Vandaar, dat ook de fchildering van
Guatimala , met deszelfs merkwaardigen vuur- en wa-
ter berg, en de aaDgrenzende Provinciën Nicaragua
F f s (waar.
4i6 X»^A« W^c^ON ZIMTMBEMANM
(watr^zoo het rchijnt,wel eene vereeniging der beide
Wereldweeën te bewerken zou zijn » die der zeevaart en
deft baodel onberekenbaar veel . tijd en moeite kon uit»
winnen) en Cosfa Ricca^ fcbraler is uitgevallen, dan
anders, wel het geval 'zqu geweest ;^n. Zeer belangr^
is het hierop volgende jilgtmecne Overzigt vian Nüuw»
'Spat2^y deszelfs Irgging en luchtdreek, zijnde oage^
meen gematigd , hier en daar zelfs koel , en dus g^ond^
door de Jiooge bergketen te midden des lands, nmar
verftikkeiid beet en vochtig, derhalve bok ongezond «
op de kusten der beide Zeeën , in het algemeen gefcbikt
tot allerlei voortbrengfelen , waaronder het goud en ztl*
ver in dè fchatting der meeste menfchen , vooral der
Spanjaarden^ de eerfte plaats bekleeden. Mexico j het*
"welk voorheen den eerlten rang in het bezit dier mcfta*
kn verreweg aan Peru moest afftaan , is thans het rijk«
fte land der Aarde- in die zoogenoemde ede/e metalen*
In het begin dezer Eeuw (toen zekerlijk de mijnen^ door
de binnenlandfche rust , beter dan thans bearbeid wer^
den) Hond de jaarlijkfche opbrengst van Nteuw* Spatie
•tot Peru als 23 tot 6, en tot geheel Zuid'- Amerika^
zelfs Brazilië medegerekend, als 23 tot 43; cerwijl |;e«
heel Amerika meer dan voor twee honderd zes .^x der^
tig Millioenen., Europa en Noords Azii daarentegen
te zamen flechts drie en dertig Miilioenen jaariyks op<*
' brengen. Onder de fchatten van het plantenrijk , mees
wezenlijk en duurzaam dan zilver* en goudmijnen,
wordt voornameliik gewag gemaakt van de nia^z^^tsk.
aardappel, de maniok ^ en* de pi/ang; het campéeAe*
hout, (hetwelk de Engelfchen langen tijd het voorregt
genoten, op de Atlantifche zeekust te kappen) de c^^/xo ,
de yahille , en de cheirodendron , als bijzonder eigen aan
dit land,, worden meer uitvoerig befchreven* Nog lan*
ger vertoeft de Schrqver bij de ^e^ér^^/»///^ , eene fódrt van
ichildluis , die op de cactus opuntia huisvest , en die
kostbare roode verfftof oplevert, welke de kermes ver-
drongen heeft, en ons het gemis van het purper dèr
Ouden niet meer doet betreuren. (Wg vinden éicae*
tus^
PB AAR]»9 £N IIAR£ BEW^NG|lS«t
4^
4»5*foort9 waarop bet dier vooroameliik huisves^t^bier
.doorgaans ropal gefpeld; dochTHi^RRY D£M£no||«
viLLB» die dit belangrijk InPekt uit Nieuw -Spanje
naar Sp. Domingo overbragt , en het beter kende da^
cenig ander Reiziger, fchrijrt gedurig nopal: pok oiv-
derfcheidc hg dat gewas , op hetwelk de cochenille bij-
zonder tijcrc, geenszins, van ét cactus opuntia^ zoo al^
ziMMBRMANN fchljnt te doen ^ maar befchouwt die
veeleer als eene byzondere Ibort van dezelve^) Nog heeft
jnen eene foort van purperflak in Nieuw -Spanje^ ^n
ook, volgens nieuwere Reizigers, in Braüilië^ aan-
getroffen ; doch de geringe hoeveelheid purper ,. die z^
bezit.9 maakt hetzelve te duur voor hét gebriiik. On-
der ()e visfchen is een groote rog zeer gevaarlijk voor
de parelvisfchers* Geen' ichooner' vogel kent de Oude
Wereld 9 dan de Amerikaanfche colibtijin wel 70 foor-
ten, die ook hier vooral t'.huis is. De Mexikanen ge-
bruikten van d^ze en andere vogels de vederen. tot aW
lerkunnriglle fchilderijen, of liever ü/ii^/zsriX'-v^erk, het*
welk zelfs eeneu heiligen , pnfeilbaren Paus(dea welbe-
kenden six T u s V 9 bloed^orftiger gedachtenisfe,) her
droüg. Van de viervoetige dieren dezer oorden wordt
weinig gezegd; doch de n^ensch is het voorwerp eener
-meer uitvoerige beiiandelipg» Humboldt gelooft
aan de afftaniming, zoowel^der oudisre als latere bewo-
ners van Mexico^ (Tuluken en Azteken) uit Azii$ en
'daar nu (zie bL 3x9). de oorfpronkeliike yimerikanen^
van Nieuw 'Spanje t(ft, Pa^agoniSf veel naar elkander
gelijken ,^ daar de*,iqeer Noordelijke (lammen nog^ nader
^by ^zif zijn en nog meei; van het karakter d^r Oude
* Wereld bezitten ^ zoo behoeven wy aan de afkomst der
oorfpronkelijke Amerikanen uit ons Halfrond niet meer
te twijfelen, en aan geene Autochthonen te denken, ge**
..lijk onze.Schr^er in een voorgaand Oeelfcheen te doen.
Goedhartigheid, koelde ernst en hartstogtelooshdd ken«
merken thans de naneven der krijgshaftige, van vader*
''lands liefde blakende en met menfchenofFers bezoedelde
:Mexikanen van goj^ T^z*. Diep drukt de flavernlj hen
F f 4 tèr
^
430 B. A. W. VON ZiMMBaMANN» DB AA&0B.
te Hukken onzes tijjds over Landen* en Volkenkunde
te ^Hn. hetwelk voor ons de bloem der Reisbefcbrij«
vingen plukt ^. en ons van de doornen verrchoonc. Ook
de Vertaling behoudt hare waarde : (lecbts hier én daar
vindt men eenige onnaauwkeurigheden , zoo als
fchmcuw enz.
De Ferlosfer^ en enkele andere Gedichten ; -door }. l. nier»
STRASZ, JUN. Te Kotferdam^ hij ]• Immerzeel , Jüiu
z8so* In gr. ivo. XII en 98 BLf^'S^:'
Het is waar, wat de Dichter, in zijn Voorberigt.zegr, on*
ze ujd" blinkt uit door de fijnlte kiinstbefchtving en den
'kieschften fmaak; de grootrte Geniën beiwiiten elkander den
lauwer; en dit moge elk, die. zich fn dien moeijeiijken wed-
ïlr^jd begeven wil , eene huivering aanjagen ; maar ook is het
^aar, die zulke talenten, als de Heer nibr str a sz.opeii-
baart, toewijdt aan de Godsdienfiige Poêzi/y die behoeft niet
^00 fdiroomvalltg te »ijn, om, als Dichter, op te treden, in
dezen tijd. Wat toch deze foort van Poêzy betreft , wie zal
ontkennen, dac onze leeftijd hierin niet uitblinkt; en wie,
die de Dichtkunst voor de befchaaffler der mcnschheid
houdt , zal dit niet betreuren ? Na van alphen *8 ver-
fcheiden^ (e ere' zij pvet z^ne nagedachtenis!) is daaroin de
edele feith, aan wien ook dezebundel is opgedragen , nog te
meer de hartelijk gelièfde^ Zanger der Nedèrlandrche Christen-
heid, en wij danken hem, met ons ganfche hart, voor zijne
Ferlustiging in Jen Ouderdom^ die ons zoo zeer verlustigd
'heeft. Wij herhalen het, dar we het betreuren, dat het vak
der Godsdienllige PoSzij zoo weinig bearbeid wordt. Geeft
'dan de Bijbel, en de Christelijke Godsdienst, den Dichter
geene rijkere ftof , dan ■— wy zullen nu niet zeggen; de My-
thologie,'maar zelfs — de Gefchiedenis aanbiedt? Incusfchen
een geheel aan de Godsdicndige ftichting en verheflin]^ van
het Christelijk hart gewijd Dichtwerk is een ongewoon,' eeh
ecldzaim' verfchijnfel In onze dagen ; en Godidienftlgheid {9
toch een grondtrek in het oorfprookeiyke Nederlatidfbbe ka-
rakter, welks befchaying vooral uw werk is« aRngel)«dene
Dichters onzer dagen t De Jezut van Nazareik^ bij onzen
onvergeteiyken helmejls; de Gedsdiena-m door onzen (lou-
iea
|. L NIBES7aASZ. JUII»9 OS VUU>S#ER, ENZ* ^y
t0a Loott bft^oofen 9 . om niets aod^s te noemen» deden
QQS Eoo^dikwU)s den wensch becluileny dien men hier reedt
geiezen heefc. Wij verlangen niet f 4at men weder de ge»
woonce lavoere» om' vruchten- voor het htrt t^ voegen bQ
▼ef gif voor de zedelijkheid, enxons rein en onrein aanbiede,
onder den naam van Mengelir^en , kunnende dasrvm zelfs do
Nitvwe UUf^ruitfeU van onzen bildbrdijk geenszins vr^^
pleiten^ want (lichting en ergernis z\)n niet te vereenigen;
even weinig fmaken ons, niettegenllaande derzelver Gods«
djendigheid , middelmatige Diekivruchtcn , %n etnigM gewoeker^
de uren gekweekt; maSr -i» dat zieh een Dichter, dien naam
waardig, de. «ere* gave, vsn zijn -talent den Chri8teUJt;eq^
den reinen Evangelifcheo Godsdienst, vrij van bekrompena
fielfelzucbt en verketterende ertkodexie^ te wijden,, dit wen^
fchen wy, en we. zullen de vervulling vsn deze^i wenschgr
bij onze overtuiging van de betrekking der befcbaving en de%
Godsdiensts; houden voor eeoe weldaad, voor welke wy
den Vader der Geesten « met ons-geheele hart,zaUen danken*
Aangentam is het ons9.deih*I)re,nu ei| dan, (en het Cchijnc
ileeds . meer) ^een Godsdieudig (luk van onze Vaderlandfche
Dichters te ontvangen. Hoe treiFel^k bezong warnsiivci^
de Het^ermingt en, xiogtzeer onlangs, het Ckriitendoml Wy
zouden achten, door den verzamelaar van ftukken .yag^diea
aard, van grooter of kleiner omvang , een aangename diensc
bewezen te zijn a»» zoo velQ huisgezinnen* in welke heft
noch san echt Cbristelük ;gevoel, noch aan zuiveren froaak
voor knnac en wetenfchap. ontbreekt, en in welke daarom
eene welgekozene verzameling van de beste DiohtduUkenV
liefst echter kieine,. en by kleine deeltjes uitgegeven, jeene
welkome lektuur aan ontbijt en theetafel zojide kunnen 0|w
leveren.
Doch laat ons op bet. Dichtwerk ét% Heeren nibr»
STRASZ terugkomen. Wij verblijden ons dan, gelijk we
#eeds te ketfnen gaven, vooral daarom^ omdat Iretzelve de)^
Godsdienst de» Cbristeoei/ toegewijd Is , eo' deze zullen, den
Dichter met ons danken. Geen kunstkenner, en beoordeelaar
der kunst alleen, ontzei^t'aan dezen blchcer den roeai der
verdienden, en de onpartijdige ftrbat hem hoog onder hen^
die thans meer of min toegejuicht worden door allen, dleon«
ze NederlandCcbe Letter- en Dichtkunde weten te waadde*
ren. Maar geeue geringe waarde ontleent, "daarenboven, dii^
' DichV
43S 7« L. lfIEHST1tAI2> JON.
IMchtwtrk vtn liec Chriitelijk gevoel, dtc fa hecsel verziek
' mecfedeelc, en van den diepen eerbied voor den Verlosfbr*
Ttn ons geflachty die dan ook hec omjerweFp is van het eer«
üe der hier aangebodene tien (hikken. Hec zij zoo,' dac op
zulke, (om de woorden des Dichters te gebruiken) wier
borst voor het onderwerp, dat hij bezingt, niet gloeit, de
hier aangehevene klanken niet het allerminfte oitwerkeo' mo*
^ gen, (hetgene wij hem echter niec zoo geheel toellun willen)
^^, allen, die, net hem, in den wensch InClemmen, dat zich
*^ eens alle knien buigen mogen voor den Verlosfër, zullen
zich — wij fpreken de taal van ons hart — * dankbaar aaa
Cod verblijden over des Dichters beflult tot de uitgave van
dit ichoone fluk. Wy namen het met gretig verlangen tet-
hand; een verlangen, dat in ons was opgewekt door het
verhaal van den indruk » welken 's Dichters voorlezing vao
dit link gemaakt had op allen , die het hoorden , en welken
indruk wij den eenen zoo hoog hoorden verheffen boven al
zQn genoten kermis «vermaak, als de ander de (lichting; die
. hy , *s daags na die voorlezing, uit de leerrede van een' aaiu
gegaapten Prediker medebragt, beneden dtea indruk diep
▼erfmaadde (*)• Bij ^e gelegenheid vernamen w^ , dat dere
Dichter nog een zeer jong mensch is, en een uitwekend ora*
corlsch vermogen bezit. Ons is h^, zelfs van aangezigt, on«
bekend. Onze ingenomenheid met hem kan daarom geene
partijdigheid zUn; hetgene ook blaken zal.
Wjy zouden hem onregt doen, indien we zijn Dichtftuk,
De Verhtfer^ aan den Lofzang van den grooten hblmer»
toetfen, en naar denzelven beoordeelen wilden. De Dichter
heeft dien beroemden Lofzang gelezen, en vandaar misfchien
wel deze regel:
» Sgyp^cs wisheid heeft UMT jonkheid nooit befchenen.'!
dien wij gaarne lazen , daar het ons nog altyd jammert , dac
een h s l m b z s van Jfzus zingen konde , als ware H\| ,
9 In «1 de wUsheid van Egypten opgevoed.*' \
Maar
Q*) Men pasfe dit niet toe op *s Dichters woonplaats ,
DE vEigiOt^ssa , skz« I 433
Mitr dit ftok beoocdeelende é met de gedtebce aan 's Dich-
ters fcugdigen leeftyd, en naar desxelfs gefchiktheid voor zij*
ne bedoeling- f am der Cbrisc#aen hfinen in eerbied en liefde
ce ontvonken voor Hem» die oo^.h^efc liefgehad, meenea
wtf akn hetzelve hoogei lof ^e mogen geven , eo wenfchen
.vurigiyk» dat. velen zoo met eerbied en liefde voor den.Hel«
land der zondaren mogen bezield z^n, of door de lezing ^faa
die link worden mogen , als zich de Dichter openbaart. .
Wil m^n eene en andere proeve , die onzen lof wettige;
'wien roert deze aanroep niet?
'o Geeft ml}n toonen kracht! Ik weet niet aan te vangen: .
liet overkropt gevoel ontzegt mij fpraak en zangen.
Daalt neer, gij , die het loon op n^en ftr^d verwierf: « , . .
In Jezus aamdet, in Hem leefdet, in Hem llierft*
Daalt uit de kreitfen van een onvergankiyk leven »
Verheven geesten, die» het wisflend lot ontheven^
De vrocht van Jezus kruis en zijn' triomf geniet !
. o Geeft mvjn* toonen kracht, bezieling aan mijn liedl
. H9e fdhOon is de vobrllelling yan het licht , in hetwelk
ons Jezus de Godheid doet befchouwen, tegenover defcber
mering van de vroegere openbaring!
De God van Horeb , die in llorm en donder fprtk.»
Was nu de liefde, die tot wederliefde ontQak:
Een Vader, die ons draagt, en in hec aardsch gewemel
Zoowel den zuigling mint, als d'Ënglen in zUn* hcoMh
Niet minder trof ons, hetgene de Dichter zegt^ nadat bi)
den it^druk had vermeld der befchouwing van de grootheid
Gods in de werken der fchepping x
a
Maar zao *k uw Vaderliefde In Jezus mag aaufchonwen ,
In Hem de rots vind van mUn onbeperkt vertrouwen,
In Hem het middelpunt, dat aard en hemel fcboort, •
De bronaar van het licht, dat werelden doorgloorc»
Dan zw^mt de jubeltoon van broze ftervelingen.
Dan daag ik d'Ënglen uit^ dat ze uwer waardig zingen* .
Met moeite wederhouden we ons van de aanhaling van
meer fchoone regelen» Men zal zt niet behoeven te zoeken.
De
De Dichter M m wtf tti goede oogtaefk oret knniiai
;v)iskeBDeii » wairmede wi) um s^d oordeel ea fmaak «étoe en
'tndere aanmerking onderwerpen willen , dfe wQ hopen» dac
tot verdere befckavini^ en volmaking van dit fchoone Dicht,
fiuk hem itilleri aanleiding geven. Hoort men toch naar on-
ze aanprijzing, dan wórdt eea tweedd druk fpoedig noodza*
kemk. • . • ^ >
De Heer JUERS TRA *z heeft gelifk, dat hij zijne eigene '
denkbeelden omtrent den Verlosfer zoo heeft ontwikkeld ,
als hij meeat overeenkomdig meende met de Evangelieleer
zonder den leidraad van eenig Kerkgenootfchap te volgen»
fchoon hij overtuigd Is , dat legeri' geen derzelve zijn (luk
firijde; maar even diiarom lazen wij ongaarne de jn hét ge«
lieel ook niet dichterlijke regels, bl..2i:
Gij, ZoonVan GodlGodzelf» die in het vleésch verfcheen ,
Schoon mderfcheiden vmn den Fader , met Hem een.
Wy méeneii, bij onze geheefe overtuiging aangaande de God-
delijke natuur onzes Heeren, ons, zelfs in proza, hierover
toch anders en meer Bijbelsch te kunnen en moeten uit.
drukken. '•
Ook dit, bl. 7: •
De Vnder had berust in 't offer van den Zoon *
voordat de komit des Hellands bezongen was, te lezen ba.
haagde ons niet, dewijl het ons • onwillekeurig de lystema.
lifche voordrags te binnen bragt van den zoogenoemden raad
ées vredes.
Bl. a5 vinden we de bekende taal van Jezus , ^ de vosfen
^ hebben holen** enz. nog opgevat, als eene klagt over ge.
brek;4e zamenhang, vooral de aanleiding tot deze khgte
(Lukas Xï;5i— s8)*wijst echter gènoegzaamr aan , dat Jezus
alleep klaagt over zijn zwervend tn rusteloos' leven.
Op 'dit grootfle Dichtrfnk volgt nu nog., i. Eene Cantate
op Jezus Geboorte, waarvan nierstrasz, In het Vooi^
berigt, de plaatfmg in dit bundeltje daarmede wettigt , dat er
in onzfe Dichtwerken weinig voorraad voorhanden is, om op
dit Cbristenfeest te kunnen dienen, en niemand, die, volgens
*et verlangen der Synode', het Kerkgezang gaarne verbeterd
zag»
DB TEHKOSSER,- MZê 433
tngf ziijne poging dan zdl wraken. aNeenl dat doen wij
fiïec, maar verlangen gefene mindere, -dan znike, zangen, tl«i
leen'— ^og al meer Bijbelsch in tiirdrukMngen. «Dat » dè
éénige weg tot vereenigrog der Chrfsc^pen. ^ Tor verzoening
kwam Jezus /* b!. 4<S. Dat is genoeg, Fold^ening \t geene
Bijbelfche nitdnrkking ; en dat Jezus zijne waarde yertaakt
fatefc , hjébben 'v^e nergens in de H« Sehrlfeen gelezen. Hel
had'^daarom'^okhiör niet moeten (han*
j2. Hec Vonnis van Salomo, reeds elders door ons met gè«
noegen gcFezen; ^ . ^ .
3* Het 'Geweten. Een'fierk, krachtig vers; Niet bet minftê
in dk bundeltje,
4. Opwekking tot Liefdadigheid» in den Winter van i8i6#
5. Ter gelegenheid van bet vijftigjarig bedaan der Maat*
fchapplj: Toe Redding van Drenkelingen.
6. Aan myn Kind, en %. Aan m^ne Bchtgenoote, beide in
den tram van tollens, wiens manier men meermalen ge^
lukkig, maar natuurlijk, door nierstaasz gevolgd ziet,
In bet laatde vers hinderde ons hec geWag« dat de r^ G^^
HdJende Bchtgenoote van Hymens autaar maakt ; en wij ver*
trouwen, dat zal haar man. baar nu wel verbiedlen, en haat
nooit meer voordoto. W^ fchreven gaarne uit beide deze
(ieve ftukjes. bet een en ander af, maar — we waren reedf
uitvoerig genoeg*.
7. Oordeelt niet! Em^ig, Christeiyk, overtuigend. ' -• '
9. Spoor tot Milddadigheid, bij den Watersnood vèn i8ao^
Een meesterlijk tafereel, met Iterke verwen |eföhllderd, nHrart.
^ God zij gedankt ! te overdreven. De verbeelding des Dich-
ters neemt vooral hiet eene fioute vlugt ; maa^ -^^ waarheid
Is het niet, dat de f^ng^Xoté.alletsvigen op zijn^-rug de )y«
ken aanvoerde. Dit echter kunnen wij den gevoeligen en ont-
roerden Dichter' wel vergeven^ Aanfchouwdé hij vW zoo nal
J>ij 'de tegenwoordige gevolgen des jammer^oeds , als Receni
fent daartoe in de gelegenheid is,<bj^ zoude, met dnizenden,'
overtuigd zijn , dat de thans béftaande ellende verre overtreH:
de akelige voora;eHingy die de eerde noodkreten van dé rami'
deden ontdaan. . - i
. Het fpije ons, d& we, ten-opalgte van taal, woordvoe-
ging, en de ca^fuur van fommige regèfs , nog eenige aanmerk
kingen hebben: hên voor hun , en eerder ah^ ontfiert al aanw
ftonds het Voorberigt* Heigène daar, bl. VUI,* fVaati toen ai
y
43^ h U NlERSTRAtZ JU^«, Dft f S&LOSSCR , BNZ«
gedachte '^ hij mij veld wou — i/ïff</ »(/ iot de uitgave he^
puiten , geeft geenen zin* BI. 25 ^^^^^ ^^^ • ^oor God^^ dê
Heilige^ de Regter^ in plaats^ van dem De / ii dikwijjls weg«
gelaten by den tweedan perfoon, reeds In den tweeden r^el:
U .. i//> if iitfn/ met God verzoende , en meermalen : wie zich
dat ook veroorlove, het is en blijft eene fpnt^ die we oicc
gaarne algemeener sagen. Of bet ook niet te vele vrijheid ge-
nomen is, huldde voor huldigde te fchrijven, ünervaring voot
gebrek aan ervaring ^ eu ontvrêmen voor ' ontvreemden ^ . als
kwam het van ontvredemen, laten we nibrst&asz zei ven
beoordeelen. Wij kunnen bet ook niet goedkeuren, hoe dik*
wijls het gefchiede, dat in het Hebreen vMCche-jEG^/Z^/fir/ia de
klemtoon valt op de tweede lettergreep. Regels,- als:
En de aarde knielt, de hemel juicht, want van Gods troon
, Klinkt : deze , deze alleen is iny n geliefde Zoon.
De zon verbleekt, de hettiel Ümigt zióh voor het wonder ,
laten zich moeiJe!i|k vloeljend tezem
Zoo de Dichter immer dit werk befchave, beoordeele hij
ook eens, of d^ tooverUik^ aan Jezus toegekend, bl. ts.
Hem wel voege; wat het zij , dat de hel verbleekte, bij de
opwekking van Lazarus ; ^ of he| eigenaardig zij , op de
kribbe te fekrijven^ bU 45. Ook komt het ons voor, niec
iuist te zyn, wat Salomo beveelt:
n
Men honwe en klieve *t kind id twee
„ En deele 't mee elkander I **
De DicUter meent toch niet , dat zij , die het kind klieven
(eigenlijk kloven: eene vloeitof wordt gekliefd) zouden,
maar de beide vrouwen het met elkander moesten deelen.
Dan genoeg -— alleen nog, het Dichtwerk Is verfierd mee
eene titelplaat, verbeeldende de opwekking des Jongelings
te Naln,
De Algóedheid fpare dezen Dichter het leven en de kracht,
en fchenke hem goede gelegenheid tot de ontwikkeling van
2ijnen voortreffelijken aanleg, om den Vaderlande en der
Gemeente van den Verlosfer toe eere en nuc te verflrekkenf
lULOPS BN IIK,iSCHBRT, DE WATERSNOOD. 43^
Watersnood n een Gedicht van Mr. b» h. lulofi. Hoogleer»
aar 'te Groningen ^ enz. Te Groningen ^ Bij }• Oomkeoi*
1820. In gr. Zro. 28 5/./:- 8*: .
De Watersnood. Diektfiuk^ door w. Messchbrt. Te Am*
fterdam^ bij M, Westerman. 1820* ïn gr. Zvo, 31 BU
ƒ:- ja. :
(Beide uitgegeven ten voordeele der ongelukkig géWord^nea
' by gezegde Overflroomiag.)
. Indien ^1), gelijk otilabgs eén onzer Cöllega';S, den aantief
van })eide deze (lukken uicfchreveil t hetgéne, fchoon de in*
lioud meer verfchilc, nogtans 2eer doelmiitig to\x kunnen ge«
fchiedén, en riepen daarna: ^ wetlc een Verfchil in manier itl
fmaak, in kracbc, in keurigheid van uitdrukking, in wijze
"vaa zien, voelen, fchilderen, met één woord in de ppécifche
waarde der beide (lukken 1'* de lezer zou wetligt nog veel
fpoediger begrijpen, aan wien door Receiirent dé i^alro Werd
toegekend, dan in het bewusce gevaU Ën echter zullen wij
ona wel wachten zoo gaaf uicfpraak te doen , dac de Pröfes-
for dez£ voorkeur verdient. Althkn9, wanhper (lechtA óp
één der beide (lukken aanmerkingen moesten gemaakt Wor«
den, dan zou bet zeer zeker bet z^ne wezen. Inderdaad ^
bet Gedicht bezit vele verdienden, draagt blijken van eenen
levendigen en Houten geest, dien hec ook doorgadn^ aan de
regte uitdrukking niet ontbreekt. Doch er is tegelijk jets
wilds, onnaatiwkeurigd en ongepasts, betzy in zin ot v\u
drukking, dat menige plaats, ja tiet geheel oncfieft. Hét
Dichtduk, daarentegen, zoo terdond na het andere gelezen,
minder gefchikt om ons doof de eerde tegels gundig in te he-
men, en meer ibezwaatd door de verkozene maat, fchijnc
bijna al te bedaard dé gebeurtenisfen te volgen, in dé een«
voüdige taal der waarheid. Doch, wij künneti hét niet ont«
kennen, hy verplaatst ons waarlijk op bet tooneel der ge«
beurtenisfen ; en , klinkt zijne uitdrukking ook niet bijzonder
fraai of verheven, hét ichiJnÉ toch inderdaad de fegte te we«
zen, om ons de. bedoelde zaak in al hare kracht te tioen
kennen. In zoo verre zouden wij kunnen wenfchen, en,
niet beter wetende, zekerlijk ginfen , dac bet laatfte vun den
BOEkBESCH. i8ao* NO. lo. G g Hoog«
Vv
438 LULOFS IN MESSCBBllT
Hoogleeniar het ecrfle van den jongen Dichtef/Wfl», wiétii
genhf zondet bepaalde aanleiding door eenc geletterde opvoe*
dlog, hem onlangs op de dichterlijke baan beeft gevoerd*
Want de meeseer noec het fuo€Limès weten te gebruiken; de
leerling is er niet te erger aan toe» wanneer hij het fomcijds
noodig beeft. Dan, (indien mèn ons dit fpreekwoord hier
vergunnen wil) de fiatunr gaat veelal boven de leer, en maakt
fomtijds }ongeIingeii tot grijsaards, grijsaards 'tot jongelingen,
in geaardheid en karakter: elk hebbe dus zijne manier, elk
zjjue voortreffelijkheden, en, indien het uiet anders kan, oolc
zijne gebreken!^
WJil hebben genoeg te kennen gegeven , dat de inleiding
van den Heer l u i# o f s meer wegficepte : het begin des ver-
baals, daarentegen, komt ons voor, bij den Heer mes«
CCHBRT de voorkeur te verdienen. «- Dus zingt ldlofs^
m de fraaije fchildery van den zomer in de bedoelde oorden;
Maar, ach, bewoners van óie flrekenf
Tot welk een' duren prijs betaalt gy dees genengt'.
Zoo ras de zomer is geweken
Met al zijn fchoon en al zijn vrengd;
Waniieer de Wintervorst, bij 't hullen der* Orkanen,
Herauten van zijn komst, uw* grond en erf betreedt^
Den glans van 't welig groen doet tanen,
In flarden rukt uw bloemtapeet;
Als hij met forfche reuzenhanden
Uw vloeden in zijn kluisters (laat.
Met marmer, als bet waar*, hunn* breeden rug belaadt ,
En ze onder dezen last van fpijt doet knarfecanden. »
O wee, wat jammren zonder tal
Bofpungen n dan overal!
Ziet , fchriklijk wordt op eens dan. de aanblik dier Uivfereiy,.
In 't zoaerjaargety* het fieraad van uw Landt
Ziet, brij ziend bij den dooi haar flaaffche boel en band,
Soea zy met woest en buldrend tieren »
Schuimbekkende, naar alle kant
Hare opgezwollen golven gieren!
Zie hier het tafereel van Mesichert:
De laatfte loover viel, ' De rijm l^eefde aan de boomen.
Df winter bliea Jiet veld , mee fcherpen ademtogt ^
Een
téfi- ionT}g* itittvtwUe^d 9^tn, eb rimpelde de firoomea* .
. Bn ftoMe beek ea bron, en (Iremde 'c vliêteod vocht,
De breede landrivier, door bergfneettw boog gezwollen »
£n door de ftren^e vorsc mee fievig ijs bevloerd.
Scheen, onder 't wigt gedrukt, onwillig voort te rollen ^
En hield zijn golven in, te traag naar zee gevoerd. —
De landjeugd zag verheugd den ftroora tpt ijs verkillen^.
En greep de flede» en bond de vlugge fcfaaacfen aan^
Bn dartelde in de kou, die lijf en leen deed rillen ,
En zweefde vrolijk langs de fpiegelgladde baan. —
Onzinnigen! houdt op! vreest^ vreest den dag van morgen t
^H(^ brosfer dan het ijs,'gew£ocht van éénen nacht, .
Nog wufcer dan de vloed, thans «an uw o6g verborgen,
1% 't vlirgtige genot, dat om uw fchreden lacht.
Reeds ft^gt een vale mist in *t westen» Zoeler dampen
Verdrijven *t winterweer, dat al zijn ilrengheid toont.
De fneeuw fmelt weg. De flroom rijst hooger. Duizradramped
Bedreigen 't lage veld, en wie het veld bewoont»
•••
Volgens de eerde dezer teekenitlgen , is de winter, vad
étfu beginne aan, eene vreesrelijke.ramp voor de laaglandefs;
f4$lgttti de laatfte juist het tegendeel , en eerst met den dooi
en het zacbce Wed^ kouc hec gevaar: wie heeft gelijk f wid
begint op het regte oogenblik? en wie roept te vroeg de
Orkanen op, om niet, meer te doen , dan zij overal eldera
verrigteh, ten zymisfchiendeflWintervorst te helplen de vloe-^
den in kluisters te liaan en , als het waar* , met marmer t«
bevloerèn? iets, dat by ftilte toch doorgaans ligter toegaat* ^
Bijaldien wy de noodige ruimte hiertoe durfden nemen ^
zouden wy vele gelegenheid tot dusdanige vergeUJkingen vin^
4en; want beicle Dichters miilen ons een aanul treffende too^
neelen af, die niet kunnen niilaten punten van vergeUjkfng
tan te bieden. Ldlofs fchildert dikwyis meesteriyk, voc^
liet Oior met klanken, voor de verbeelding met kleuren i
fchoon de voorwerpen, naar onze wyze van zien, fomtydi
min of mee^ misteekend zyn. Messchcrt is misfchleq
der tale min meester » en niet. zoo ftou^ in zyne trek'ken;
maar by fchildert voor het hart, ja flicht, tervyi hy zingt.
•#
LuLovai
Neen , 'klieb geen troofC voor U I Uw traoeo kan ^k niet droo^n,
O Moeder, die daar zit vetzwolgtn in uw leed,
Gg A y^
44^0 LULOFS EN IIESSeÖERT
VerbrUzeld door 't valies, Co Noodlot , wreed is 'e, wreedt)
'c Verlies yan*! eenigst kind, wairopuw echtmogc bogenl
}a , goede Moeder I *c lipve wichc
Zag u zoo vriendlljk in *t gezigt.
Wanneer gy *c aan nw borst mogt zogen;
De roosjes bloeiden, ach, zoo fchoon
Op uwer zuigling teedre koon ,
Wanneer ze in 't fcfaommlend wiegje msttet
En gij haar in henr' ilaap wel honderdmalen knste*
Ach, Moeder! Moeder! waar is 't kind»
Dat gO zoo teeder hebt bemind? ..••••
,• In 't graf! in *t gol vengraf!'' klinkt met ijlhoofdig gillen^
(Dat yzing mij door 't hart doet rillen)
. Het 'antwoord: — „ *t ligt in 'safgronds fchoot;
Het water is haar wieg ; haar'voedfter is de dood;
De visfchen znllen met haar fpelen.
Niet waar? en 't bloedig lijkje Klreelen,
Tot dat het woeste golfgeklots
Hun fpeeltuig, (ach, m^n kind!) verbril[zelt op een fchots.'!
Dit laatfte klinkt waarlijk SBakespeariaanschf en zon,, op>
liet töoneel te pas gebragt , veel werking knanen doen ; doch
kier zal het alien misfctiien niet eveozeer behagen,
Messcbert:
Blikt heen naar gindfche fiulp , In lage (treek gelegen ,
De dille woning van een dengdzaam hulsgezin.
Daar fchonk een teedre g4 haar* gade 's levens zegen,
^£n gistren de eerfle vracht der relnfte huwlijksmin,
2ijn gt herademt, en het oog op hem geheven,
y Vlied benen,** fnikt zQ , „laat mij derven, red ons kindi'*-if
y Neen, dierbrel" gilt hij uit, „ ik kan u niet begeven,'^
£n knelt zich aan het hart, dat hem zoo teer bemint.
Het water klotst, en kookt, endruischt, enfchuimtin'cronde;
Nog drnkt de moeder 't wicht den vader aan het hart,
iiet water dj[|gt omhoog, en fpoelt reeds op de fponde;
' Nog fmeekt zij: „ red ons kind!" In hopelooze fmart.
De golven bruifen op. ZQ heft het uit de golven.
^ Vlied,"rnikt zij dervend, „red ons kind, vlied he^n,behoedf •*!
Daar (lort de kleiwand in. — De hut is overdofven.
En de ouders fmoren met het telgjeo in den vloed,
Wtf
UB WATttSlf oom 4^1
WQ willen geeoszins bevróren , dac deze flalen jnlsc het
fhiaifte zijp* lo tegeadeel; om de gel^kbeid en eenen zeke-
leo kmkceri9(iekeQ trek alleen kozen w^ dezelve. Wij dur*
ven» voor het overige, eiken liefhebber wel nitnoodigen^
om zelf hec een zoowel als het ander te lezen , waartoe wtf
-de drangreden der liefdegift , welke hij' door het koopen nic-
reikt, geenszins behoeven, en zullen het (daar deie kleine
•fiukjes 008 reeds zoo lang ophielden) dan ook maar aan hem
overlaten , het bewQs voor onze gemaakte aanmerkingen ver-
der op te zoeken.
Met de drie laatfte coui^etjes van den treffel)}ken flotzang
bJIjMEsscHBRT, die zich ter mededeeling ons als opdrin-
gen, eindigen wy:
. < •
Rampen z]]n de kruiswegpalen ,
Die, met uitgedrekce hand,
Obs behoeden voor verdwalen.
Op de reis naar *t vaderland; j
Die den waren weg vermelden.
Wie te zorgloos hem verloor;
En wie omdoolt doof de velden.
Wijzen naar bet regte fpoor.
Wéi hem, die zich Iaat geleiden
Door haar opfchrift, door haar* raad, .
Om van 't pad niet af te fcheiden.
Dat naar zijn beftemming gaar»
Ooverftoorbaar zielsgenoegen ,
Langs den weg vergeefs gezocht.
Bloeit, tot loon van zweet en zwoegen,
Aan den eindpaal van den togt»
Moog' bet dalen, moog* het rijzen.
Rustig dan, het pad gegaan.
Waar de handen henenwijzen.
Die bij bogt en Juruisweg liaan.
Heengedrongen door 't gewemel;
Opgezien uit Hof en damp ,
I^Iet een hopend oog ten hemel. —
In den hemel Is geen ramp»
Gf 3 \ D*
' " ' ' ■ . '■ ' ' i ! IJl uii.j"
De Frouw in hare waarde fn groothei J, Do^r >. ehreïc.
BERG, KoninkL Hofprediher te Berlijn. II Deelen. Uit
het Hoogduitschf naar de derde ^ veranderde en . vermeerder'-
de^ Uitgave , door j. m. L» r oll, Predikant hij 4c Ev^t^^
' Lutherfchi Gemeente te Amflerdam. Te Amfierdam^ hi$
BeijeriDck en Willemsz. In gr. Sv^» Te wmen 544 JU»
Het is^e! bij ons niet twijfeltchtig^ of ieea werk, door
|KH RENBERG gefchreren, ea door .<Ieo Eerv. rolx der
vertalinge waardig geacht, aanbeveling verdiene. Reeds at*
dere gefchriften van den Berlijnfchen Hofprediljer z^vl onzea
Landgenooten bekend, én vonden bijval; de fchoone Sekfo
Vooral kent en eert hem als eeneu waardigen raadgever en
vriend, en wy twijfelen geenszins, of ook <lit 's mans werk
fs^ eenlglijk door den nsam vaneden Schrijver, reeds in vele
banden. En wie zou zich dit bekladen, daar buiten twijfel
veel goedi en nuttigs, veel vereerends en leerzaams aan onzo
Schoonen te zeggen valt, over <^ edek Frouw^^dehe*
fchaafde From^ — waardigheid der Vrouw ^ — de godsdien^
ftige Vrouw ^-^ dfi huisfelijke Vrouw ^ *. de voornaamfle kin-
derpalen der huiifelijkheid in den tegenwoordigen tijd^^ — *
middelen f er Bevordering der huisfelijkheid ^ — gevoel der
f^rouw voorwet feven^ — het rijke gemoed^ --^ het reinm
hart^ — goedhartigheid- der Vrouw ^ — vrouwelijke zwak*
ifeidf — vrouwelijke Jlerkte van ziel^ — en het vertrouwen
der Vrouw ^ — «n al deze onderwerpen hier worden verhan-
deld. Of intnsfchen al de werken van eh renberg b3 om
met zoodanige gunüige vooringenomenheid , als nu het geval
is, zouden ontvangen worden, wanneer dit werk het eerfte
geweest ware, hetwelk 'men ons had aangeboden? — of ook
zelfs een icu renberg niet te veel voor en óver de Vrou-
wen fchrijven kan? — en of alles, wat hfl daarover fchr^ft,
ook noodzakelijk vertaald moet worden voor ons Hollandsch
publiek? is eene andere vraag, die welligt door ons en door
anderen verfchillend zou worden beantwoord.
,, Het beeld, hetwelk bier gefchetjt wordt /•zegt deEerw.
Vertaler, „vertoont ons de Vrouw in de ganfche volko-
^ ^ menheifl harer natuur, gelijk zij onget^jfe)d door geene
Pfi VROUW IN. MêMB VfM9i9& W GROOTHEID* 4^
,,'üQ4eze ^^i^ vtn het graf bereïkc word(;^ mjuir iedere
gf trek is aogtans gerroaweUJk ontleend uit datgene», wat de
^ werkeiykheid ter eere van het^ vrouwelUV geflacht aaU» '
„ biedt; men vindt de^e trekken waarlijk aan de Vrouwen.**
enz. Wij erkennen dit» ^ Men«^indt deze trekken verdeeld
en afzonderlijk» hoewel niet alle in derze(ver hoogde volko*
menheid en ïq hetzelfde voorwerp vereenigd^'* zal de mee*
Hing zijo* Wij twijfelen ook geenszina , of de befchonwing
van het fchoone beeld zal vele der Sekfe opwekken, ofl|
zich te vormen naar dat beeld , en te beproeven , In hoe
verre zii het kunnen bereiken. Onzer liezeresfen zou he(
echter welligt «venzeer^ala ons aangenaam geweest zijn^ soa
ons bet een en ander hier en daar meec in voorbeelden ware
f eceekend. Nu en dan ook zouden vU » mee hetgene de
Schrijver zegt, zoo geheel onbepaald niet inftemmen; b||
voorbeeld, Cmisfchien verdaan wQ hem n|et, of ligt het aan
de overzeuiog? deze vraag deden wij nu en dan wei meer
by de lezing van dit werk) hoezeer w^ , evenmin als hy ,
met hetgene men geleerde Vrouwen noemt, hoog willen loo*
pen, zeggen wij hem niet na: heawaarlijk is er ietSj wat
aanftjooteUjker luidt ^^ dan eene pordfelkundige fpreuk — in den
in0id eener Frotm^p bl. s6, hetgene ons onwillekeurig salo*
MO^s woorden, aangaande eene fpreuk in den mond der zoc«
ten. Spreuk» XXVI: p» herinnerde; hoezeer, wU heriuüen
het, wU het voorafgaande nagenoeg toeftemmen: ^ Edele
p eenvoudigheid verCere altyd, en in ieder opzigt, de sach*
„ te Vrouw ! Nooit ftreve zij . naar geleerde kundigheden!
^ Nooit betrede haar voet het onvruchtbare, vreugdeloozê
^ gebied der zoogeooemde bovenzinnelijke kennis! Nooi(
^ noeme zij de werkzaamheid van haar verdand wljsgeertel
9, Nooit prale zij met wecenfcbappen, die Hechts tot eer
^ verdrekken aan het g^flacht, dat, tot diepzinnig denken ea
^ veelomvattend werkea geboren isl Bij dergelijke pogingeif
„ kan hare ihwepdige ruft, haar levendig gevpel, hare hooge
„ vatbaarheid voor hec fchoone en goede, hare r|}ke en
,, vlugge Verbeelding, waarmede zij l^ehaagt en 'geluk om
■^ zich henen verfpreidt, onmogelijk bewaard Inlijven. De ge^
^ leerde Vrouwen hebben altijd het min^le gevoel ; alle
>, winst, welke haar te beurt valt, beiteat doorgaans in fem^
^ timentefe fpreekw^zen^ kunf twoorden , die xij selve niec
j, verdaan, qprdeelv^iogfn, welke z% van anderen ontleen-
QZ \ „ den.
444 '• BHRBNBERI?
^ den, overdrevene begrippen » en zeldzime gevoelefiff wd«
^ ke misfchien in derzelver zatnenhang, waarnic zQ gerakc
^ werden, waarheid bevacceden, maar» op ziah zelve (laan*
^ de, In een vrouweigk hoofd befpoccelijke ongerymdheden.
5, worden.'*
^ Hec kenfchetfende karakter der beide gedachten is diep
^ ia het plaö der natnur gevlochten. Het >kan niet verloo«
^ chend worden, zonder dat men de natunr tevens aanrandt
j, en met haar in eenen ftr^jd geraakt, dié zijne gevolgen,
^ vroeg of laat, op eené fmartelijke wijze doet gevoelen.**
Deze regel gaat buiteq twijfel door; maar dit kenfchetfende
kan men echter wel eens al t& zeer dmkken in de toepas*
fing, en men behoort . nimmer uit het oog te verliezen, dac
zoowel het eene als het andere gedacht behooren tot de
menschheid, en nergens hunpUgt en aanleg ultfluitend tegea
elkander over daat. Zeer zeker toont onze Schr^ver dit te
gevoelen; dan, of hy nergens hiervan afwijke, en ten aan*
zien van' dat kenfchetfende te yerre ga , moge de opmerkza*
me Lezer beflisfeo. „ Door de vereeniging van het verAeve»
^ ne met het fchoone^ het flerkt mét h^t zwakke^ het vttU
„ omvattende met het bepéalde^ het hevige met het ZMchte^
^ htt ftoute met het lief taiUge ^ het emflige met het vrolijke^
^ het vaite met het buigzame , het ontzagwekkende met hec
^ bevallige , fchijnt de natuur op al hare gewrochten den
^ dempel . der volkomenheid te drukken/* / Dan , Man e«
Vrouw zijn ieder afzonderlijk toch ook zoodanig gewrocht
der nacuur, en hoezeer de nuancen dan ook in het eene ge-
ilacht anders zijn dan in het andere, zoo merken wij toch»
in Man en Vrouw op zich zelve befchouwd, deze vereeni*
ging. Zoo komt het ons althans voor. £n de Man en de
Vrouw, zoo als die ons door de natuur gegeven worden,
verfchillen nog al eenigzins van het bedek, dat wij voor de»
ze geiljkfoortige en toch wederom verfchillende fchepfeien»
waarvan het eene het andere jer hulpe is , naar onze wijs-
heid maken; en voor het overige is het zoo kwaad niet, zoo alt
DU toch de menfcfaen gefchapeii zijn, dat ook, nu en dan,
hetgene den Man of der Vrouwe, in de gegevene omdandig-
heden,' ontbreekt, door de wederhelft vergoed worde. Wy
zien, ja, wel gaamêi, dat de Man geheel Man, de Vrouw
geheel Vrouw zij , en alzoo zich verbinden ; maar er z^n by
den mensch , zoo als hy voorkomt op den bekenden aard-
bo*
DB VROUW IN HARE WAARDE EN GROOTHEID. 445
bodem » afwljkiogen , en wij houden de Vrónw ^ die dan wel
Iets beeft vtn hetgene den Man, wien het nu ontbreekt»
en ook in het omgekeerde geval den Man, daarom nog voor
geene misgewrochcen* Het fpreekt van zelf, dac men ook
bier overdrijven kan, en dat w^ in geen geval den Man aan
bet fpinoewiel , en de Vrouw in bet Cüde Napokou verdiept»
met welgevallen zouden aantrefièn. De algemeene aanmer*
king, die w^ hadden bij de lezing van deze Frow» in hart
waarde en grootheid ^ ia deze: dar wij, in weerwil van, of
misfchien wel jni6t door, dea Schrijvers fcherpe affcheldtng,
te dikwijls gevaar liepen van te vergeten, dat wy hier lazen»
becgene bijzonder^ }a uitfluitend^ de Vrojiw betreft; en dac
wQ niet zelden het woord Freuw met dat van Memch wil"
den verwisfelen; b« v« ,, De vurige^ de al te levendige^
^ de onepAoitdelijk bezige , en de hoogvUegeride verbeelding
^ kunnen voor de VTouwel^ke zie! niet anders dan verderfe*
^ lyk wezen.'* Maar bet omne nimium noeet geldt bij ons
ook den Man. ^ Den Man kan eene vurige verbeelding vaak
j, te ftade komen, en hem tot het daarftellen van heerlijke
jp 'gewrochten aanprikkelén.'' Ook der Vrouwe niet ? ^ Lig«
„ teiyk brengt zQ de onnatuurlijkfte en gevaarlijkde har es*
M togten voort , en verwoest den vredib der ziel.r Immers
ook wel bij den Man? ^ De Vrouw moet zorgen, dat de
39 levendige verbeeldingskracht, welke ieder beeld in zinne*
^ IQke aanfchouwlng daarftelt» niet make, dat zf| inbeelding
^ en werkelijkheid met elkander vermenge,** enz. Dit i^
«ene goede les , maar die de Man ook moet behartigen. Zoo
gelde ook bij de volgende lesfen voor de Vrouw hetzelfde:
^ De verbeeldingskracht mag niet te veel vrijherd en magc
^ hebben ,** en : „ zij mag zich niet te hoog boven de wer-
M kelijkheid verheiFen.'* Wel verbeeldt zich de Schrijver daar-
bJO, dat hy 'alleen voor Vrouwen fichrijft; maar, naar ons
gevoel, zon het werk geene minder goede figuur maken, wan-
neer men het, als bevattende goede lesfen, ook voor^ Vrou-
wen» befcbouwde» dan nu het de bonding aanneemt"^ van
alleen voor Vrouwen gefield te zijn.
Het oorfpronkelQke had Reden on Gebildete aus dem weib*
Heken Gefckleckte ten titel; maar de vorm van Redevoeringen
of Ferhandelingen kwam den Eerw. r o l l minder gefchikt
voor. Zonder deswege met zijn Eerw» te willen twisten,
dunkt ons evenwel» dat bet toch veel van dien vorm heeft
be-
behouden* Men inpge bet dao ini welgemeende» befcheMe*
ne, leerzame, hartelijke (oefpraken noemen, hetzij zoo; w^
trenfchén, dat ze veel goeds zullen ilichten«
ItnHfiing êer nieuwe Leesikial van kn RMerdamfche Depar*
t£went der Maatfehappij : Töt Nut van V Algemeen , &ff
fFaemdag den "ijlen van ïVintermaand ^ \%\§. Te Ketter'»
damy hij C.Di van den Dries; In gr. 8Kd. 59 5/. /^. 12.*
»
JLoen wij deze Inm'j'd/ng ontvingen, deed ons de bezending
een dubbel genoegen. Zij herinnerde ons, dat het fcboonc
gebouw, door Rotterdam voor het Nut van */ Algemeen be*
fiemd, nu* dadelijk iu voUe beeriykheid flond; ev zij be^
loofde ons een aangenaam uur, bi). de doorleziagf desVeirks
van -twee zoo g^inOig bekefltle mennen. Wij begonnen even^
wel van achteren op, en verflonden derr eigen', oogenblik het
Vers van tollens, dat, trouwens, zoo glad naar bini^en
ging, en, é^ns geproefd zijnde, nfet .wel weir ter zQde kon
gelegd worden* Wij moesten, op nieuws, zj^n heerlQk \u
lent, zQn brandend gevoel voor het edele, en goede, zijn
vernuft bewonderen, dat altijd een oogpunt w.eet tè kiezen,
hetwelk hem de zaak in het volkomenfie, waatachtigfie eQ
tevens dichtetlijkfte licht doet aan- en overzien. Ja, span*
daSv had gelijk, toen hij eenmaal de verdediging (ook der
uitgave) van Gelegenheidsverzeo op zich ntm: ook onze
irOOTS is nooit gelokkig^^ dan wanneer h^ eene belangr^ke
plegcigheid viert: daarbij fpreekt het hart; daarbij komt hee
gevoel, ei) de taal des gevoels, van zelve voor den dag;he€
wek «It eene levende bron op, zonder dat de verbeelding
aU eene perspbmp behoeft te werken, om hetzelve naaiLbo«
ven te brengen. — De Redevoering ^ daarentegen, van reb«
5EMA, bleef vooreerst liggen. Ei, men hoort zoo vele re*
devoeringen en verhandelingen, dat d^ lust, om dezelve ook
nog te lezen, althans bij ons, zelden heel opgewekt i»; en
KBESEMA was, ja wel, een knap man, maar evenwel geen
tollens! Dan, na wenscht men van ons een verüag de«
zer üukjes in de Letteroefeningen ^ en ziel meer dan een klein
(lootje (waarvoor wij van achteren zeer dankbaar zUn) is er
niet noodig, om ons het geheele fluk eens ordelijk en be*
daard te doen doorgaan. De Redenaar had, voorzeker, eene
moeijelijke taak. Veel verwachting, en eigenlijk maar weinig
ilof 1 Over een oud gebouw valt dikw^lf heel veel te pra^
een; over een nieuw meestal niet meer, dan over een jong-
geboren kind: zoo wat van de kraamhistorie , de baker en de
min, en, als men meer wil, de brave ouders etc. Men kan dns
bg zulk eene gelegenheid, even alt by eene gewone fpreek*
beurt.
■
* 6 wft , iiftndeleti waarover men wil ^ en loopt blJ deze vrij*'
heid groot gevaar, ook den toehoorder te lacen denken wat
hij wil; terwijl hetnien^fe gebonw veel gefehikter is om zij-»
nc aandacht van onze rede aF^ te trekken^ dan' wel om re .
daarbij te bepalen. Wèl hem, die hier eene goede keu$ weet
te doen! inzonderheid wanneer hij ze door eene bekwame
titvoering cnderfteuntf Hem alleen gelukt bet » roet de ln«
drukken van buiten en de^ewegingen (^deu toehoorders) van
binnen éénen weg te loopen, en alzoo het gezelfchap'tê
brengen» waar het wezen moet. De Heer heb ^ema Heeft
dit, naar ons inzien, zeer gelukkig geklaarde Hij gebruikt
eene lange inleiding; en die heeft men bij zutk eene gelegen*
held nood!;: hij zegt daarin veel waars en goeds en fchoons
óver het onderhavige geval, en maakt in hef b^zonder zijner
woonlïad een complimentje, zoo fraai als het gemaakt kan
worden. Een cpmplimentje?? vraagt , dunkt ons^ een echte «
warme Rotterdammer» Met uw verlof. Mijnheer! een com-
pliment is eene lofrede In het klein; of, zoo gij misfchien
Jneer van de kunden don van de letteren mogt weten, het is
een pottrer, dat zeer wel gelijken kan, al zegt ook de eene
t)f andere grompot, dat het geflatteerd is. Enfin, zoo al pra-
tende (maar het is er praten naar!) komt hy op zijn onder*
werp : De geestdrift voor het goede. Door zulk eene drift
was dit gebouw verrezen; dezelve bezielde al de aanwezigen $
atij is het begiufel en leven der geheele MaatfchappiJ Tot Nut
Van V Algemeen: over dezelve fprekende, wasfiet voor eiken
hoorder: tua res agitur (uwe zaak wordt behandeld), en
toet genoegen volgde men den fpreker op de uitdapjes, ó\t
hij , al ongevoelig tot het einde (de aanfpraken) voortwan.
delende, in bet rijk van wijsbegeerte en letteren deed. Ook'
wij hebben ons op deze- wandeling geen oogenblik verveeld ,
maar danken den Heller wel hartelijk voor.,», bet geheele
ttuk. Eei'e hebbe de ilad, die zulke mannen zoodanig e?n
gebonw ziet inwijden, gefchikt voor de grootfte afdeeling
der weldadigde MaatfchappiJ!
I
BRIEF AAN BEN REDACTEUR DER VAPERLANDSCHB LBTTE!lOfi«
FENINOCN , RAKENDE DE VERDEDIGING VAN DEN HEER '
TANT 's GRAVENWBBRT IN DEN, ZOOGENAAMDEN, RE-
CENSENT pÓK DER RECENSENTEN.
Miynheerl '
Ik ben regt blijde, dat er zich oog zulke dappere Kampioe-
oen voor de eer der beleedigde Dichters opdoen, aJs er zich
ter verdediging van den Heer van 's graven weert,
in het MaandfcMrift t De Recenfent êok der Recenfenten , No.
6, hebben vertoond; en het is mij ook aangenaam, dat men
van denzelven Dichter thana even zoo goed en precies weet,
wur
44* BRUr»
waar hlJ zich boiten^sUnds beWddC| ais inen oos hieromtrene *
berigt geeft» wanneer catalani of andere merkwaardige
en faooge perfonén op reis zijn; die 'dele Europa ^ Amfterdam
en mij geritst. Doch het fpijt m^ tevens» dat, ten opzigte
van de bril- historie in, het portret des gemélden Dichters,
zulk eene misfelijke en niet (leek houdende vergelijking mee
den brii in het afbeeldfel van m^n' overledenen Vriend hbl-
MERS is gemaakt. Dit (irookt niet met al Hëlmkrs
was, vooreerst, niet over. te halen, om zijn ponret uit te
geven» en zoude» dit «1 doende» geenszins den brii, als een
teeken zijner geleerdheid, in z^n afbeeldfel op den neus heb*
ben rondgevoerd. £en bewijs van het eerfle it zijn gedicht»
De Hollandfche Natie ^ zonder portret uitgekomen bij zifa
leven; en van het tweede» dat hij zich» in vxoegeren tijd» te
Parijs wel heeft laten portrettéren» maar bloot met een' or-
dinairen neus» zonder blazoen van geleerdheid er op. De
reden » dat er nu » buiten zijn* wil en weten » een afbeeldfel
snee een* bril verfcbenen is» ligt hierin» dat, bij het overlij-
den van HELMERS» er geen portret van hem beflond» daa
alleen hee bovengemelde weinig gelijkende» in Parij% vcrvaar-r
digd; en dac onze Kundenaar» de Heer smibs, die hel-
WERs nooie anders dan mee een* bril gezien had, het toen
waagde» om zijn atbeelcffel , op het geheugen af» te malen,
en zich den Dichter d rhalve niet andeiy konde voordellen,
dan als ziende door een* bril. Dit is hee geheele geval. £n
jtiELMERs heeft zeker nooit kunnen denken» dat deze bril
hem eenmaal in vergelijking zoude brengen met den Heer
VAN*s GRAVENWEERT, met wleu hij» buiten étit neus-
decoratie» anders, zoo ik geloof, weinig overeenkomst heefc
gehad.
Hee overige dezer a(oogenaamde Antikritiek^ als daar is het
verwijc» dae de Letteroefenaars alleen het Voorberigc reeen,
feren en niet hee werk zelf, (dat crouwens» als voldrekc niets
nieuws behelzende, voorlang reeds zijne beurt gehad heeft)
ter defenfie van den Beoordeelaar zelven, zoo hij zulks
der moeite waardig acht» overlatende, dank ik den Brief-
fchrijver voor de graden van dichterlijke verdienden , aan de
Heeren bilderdijk en van *s gravbnweert boven
andere Dichters toegekend. Dit is leerzaam en bemoedi-
gend. De eerde daat» namelijk, al de overige Dichters in
het bejagen van roem In den weg» en zij (waaronder dan
ook zeker de Heer fbith} gevoelen, dat z^ nooit zijne
fchadnw, laat daan hem zélven, bereiken zullen; en de twee*
de gaat, door juistheid van denkbeelden, 9uiverheid van dijt,
en echte muzikale verddcatie, ^e meeste onzer hedendaagfcbe
Dichters boven het hoofd klimmen. Nul die hét weet,
moet het zeggen, al is bet quafi ook fchertfende. De Schrij-
ver betuigt, in dit zijn ironisch gefchrife, zelf ook Dichter
ce zijn. Wij moeten dus krediet hebben voor de fijnheid van
zijnen fmaak; doch, zeker, ook in dezen is verfchil, en
een zeker geleerd Prelaa; zeide eenmaal tegen vondel:
Als gij zoo voortgaat ^ zult gij CAt s welhaast op zijde ftaan.
j
BOEKBESCHOuViNG.
X
Gtfchiedcrds der Mtnschhüd naar den Bijbel^ doof
HERMAN MüNTINéHE. XI Declcn.
(Vervolg van bh 193.) •
[Xde DeeK] Lle leer van Jezus mogt in de hoofdzaak
niet verfcfaille;! van het onderwijs ^ hetwelk reeds de
'Aartsvaderen ontvangen hadden. De kennis van den
éénen waren God moest ook in gene ten grondflag lig-
gen. Een eerdienst 9 Gode waardig , moest in dezelve
worden aanbevolen ; bet !groote oogmerk ^ zedelijke vol-
making des menfchelijken geflachts, by toeoadering aan
de groote ontwikkeling» te helderder doorftralen; he(
onderwiis al duidelijker » en» fchoon gefchikt naarde
vatbaarheid der Joodfche natie, echter zoo veel ont-
kleed worden van datgene » wat het eigendommelljke de-
zer natie tot dusverre gevorderd had , als noodig was
om het voor elk volk der aarde verllaanbaarder te ma-
ken ; waarom w$ in het Nieuwe Verbond dan ook eenc
mengeling van JOQdfche en Onjoodfche denkbeelden enz*
vinden [belangrijke aanmerking!] % terwijl eindelijk» in
den volwasfenen ftaat des menschdoms , onderwijs door
daadzaken niet meer zoo, noodig was als in den kind*
fchen » maar toch nog niet geheel kon ontbeerd worden»
[Zielverbeffend is het «.aan de hand van den voortref-
felijken MUNTiNOHf^ yiniddelerwljl hij het bovenftaan-
de op de bgzondere ptmten van Jezus onderwijs toe-
past, de ontwikkeling van het vroeger gegeven Godde-
Ip onderwijs na te gaan , en alzoo te komen tot een
Jielder gezigt op den zainenhang des O. en des N. V. ^
Gods wijsheid in de godsdienftige opvoeding des men*
fcbelijken geflacbts te erkennen — iets , dat zoo hoog
fioodzakeUjk is» zal de gehcelc Bijbel wèl gewaardeerd
worden. Het fpijt ons» dat ons bedek verbiedt» hier*
BOBKDESCU» i8ao; NO. II. H h van
450
H. MUNTINGHB
van in alle bijxQntlerheden de proeven aan te wijzen.
Dit moacn Wtf echter nog opgeven , dat de doelmatig-
beid van eene verrchijning der Godheid in het vleesch
uit de menfchelijke behoefte te dezen heerlijk wordt af-
geleid, en welzód^, dat geen tegenftander dezer loer,
wanneer hij niet door zijne waanwijsheid voor alle over-
tuiging is onvatbaar geworden, zijne toellemming op
den duur weigeren kan -aan dii betopg. — De Hoogleer-
a^ar vindt^ wijders, de leer aangaande den lU Geest,
ats afzonderlijke ^*tf^^^/ï//y*Arfrf(het woord */>^r/ba/i heeft
zijne goedkeuring niet) in het Goddelijke wezen, pp
cene voor ons geloof verplJgtende wij^e , In Jezus leec
gegrond , maakt dezelve aan bet verftand 200 duidelijk
als hg kan, maar erkent tevens, dat zij éene verbor*
'eenheid is, waarvan wij zoo goed als niets weten.
' De leer van Jezus , omtrent den mensch en deszelfii
beftemming, brengt de Hooglecraar tot vier algemeeno
fteliingen , en verklaart , in dö ontwikkeling van deze ,
zoo min te willen' toegeven aan wgsgcerigen hoogmoed,
als aan de fpitsvindigheden eener, zich Aoemende regt*
zinnige , Godgeleerdheid , en daarin atsoo te werk gaan»
dat niet alleen geene Cbristengezindheid geërgerd , maat
veelmeer de grond tot de verlangde ver6enigtng all»
Christengezindheden gelegd worde, welke h'9 geeae
zwarigheid maakt , openlijk , als een voornaam doel van
dezen, gelijk van zijnen overeen arbeid, te erkennen,
tte Hoogleeraar rekent het Gode minder waardig, en
niet ftrookende met de beftemming van den mensch,
aan te nemen , dat heiligheid een gevolg van fcbuldver-
geving wezen zoude , en vindt in 'de leer van Jezus ook
het tegenovergeftelde geleerd. J'" ' ^ '^'
Tot de zedelijke herfteïling van den mensch is voofw
eerst noodzakelijk, dat hij verzekering cmtvange, 4at
God hem zijne zonden wil vergeven ; en deze verzeke-
ring is niet zoo gemakkelijk te verkrijgen, als lAen wri
meenen mogt. — Maar ook deze verzekering is , tot *k
menfehen zedelijk herftel, nog niet genoeg; daarvan
zou misbruik kunnen gemaakt worden ,^ wanneer er niet
bij
GBSCRIBlXeiiriS DER. IffiNQCHHBiD* 45l
b^ kwame de omdekking van Gods oovtraBdfriyken wi^
em de achtbaarheid zijner zedelijke .wet , ook dip zelfs ,
wanneer Hy zich aan derzelver fnoodfte Qvertreders in
vergevende genade op het hoogst verhoerlgkt ^ ten ern-
ftigfte te handhaven. [Men gevoelt ^ wat de Hoogleer-*
aar bier voorbereidt.] )
Beide benoodigdbeden worden in de leer van Jezua
vervuki. God is , naar dezelve , een> vergevend God ;
maar de hoofdleer van Jezus te dezen aanzien was , dat
Hij de middelsperfoon is 9 door wien God deze zijne
genegene gezindheid jegens eet^ mondig menschdooi^open»
baarde.} en dit is overeenkomftig de orde in alle werken
Gods , want ook in de natuur, doet Hij aïles dopr mid«
delen* In Jezus 9 ni^melljk » vertoonde God zich welven
als vergevensgezind ; maar ook» in dien broeder der
xnenfchen en hoofd des menscbdoms, de heerlijkheid»
tot welke menfcben door Hem komen konden* God
fchonk aan zondaren vergiffenis » om het lijden en 049
den dood van Jezus » welke in het algemeen , naar zijne
leer, tot heil des menschdoms ondergaan, het middel,
rantiben, losgeld, waardoor en waarvoor velen van
verdiende ftrfffen souden bevrgd worden, heetenmogt^
2oodat deze dood niet alleen vergeving van sonden ver^
zekerde, maar ook bewerkte. Dan, ten aanzien van
het vqrband tusfchen vergeving der zonde als uitwerk*
fel, en den dood van Jezus als middel, heeft deze
[merkt de Hoogleeraar wederom aan] zicb niet duide^
lijk uitgelaten; en de ontwikkeling moet dus wacbtea
tot bij de befchouwing van de leer der Apostelen te d^
xen aanzien. Door de wenken, echter, die Jeztis bief"
omtrent gaf, U klaar , i^. dat de Vader zijne geboor*»
saamheid met de fc huid vergeving van al zijne broede"»
ren verkozen heeft te beloonen. 'Door die gehoorzaam-;
beid, toch, was de sedelyke orde voor on$ en in oni0
plaats h^rfteld , omdat de gehoorzame broeder tsa hoofd
de» meischdoQs was. a«. Dat Jezvs dus tevetls voor
ons de wrange gevolgen dêr zonde op het ievendigston«
dervwd, niet qua firaffen yoor Hom f maai toch al*
Hbs nsh
45» È. MüNTI'NCïrB -^ :^
natuuriijke Voortbrengrels vaOD der menfchen fchuld.
[Met welk regt de Hoogleeraar den bekenden uitroep
aan het kruis aldus geeft : ^ mijn God ! mijn God l waar-
om zoud^ gij mij verlaten?'* betuigen wij niet in te
zien» £n ten aaqzien der üjn , fijn uitgeplozene rede*
neringen , waarmede de Hoogleeraar, bij alle redelijkheid
zijner denkwijze en' openhartige opgaaf van dezelve,
toch' zoo n^lbij'immer mogelijk aan her oud^regtzinnig
geloof aangaande het dragen der ttraf onzer zonden door
Jezus heenfchuift, erkennen wij derzclver blijkbaarheid
niet te bevatten^ haar, bij hare v^rgezocntheid (^fft
venia verbo) , niet te kunnen houden voor den gang^
dien het geloof van eenen ieder te dezen aanzien nemen
fnou , en in Jezus eenvoudige voorllellingen aangaande
de aanleidUig en het doel van zijnen dood haar niet we^
der te vinden. — Het een en ander zouden wij trachtes
te bewyzen, wanneer wij eene verhandeling fcbreven,
in plaats van een vérflag. Alleen dit moeten wij vrai-
gen: hofe weet de Heer muntin'ohe zoo yecl van
die zaak , daar Jezus (zie boven) er zich zoo Geinig
duidelyk over heeft uitgelaten , en hij thans Jezus leer,
en niet die der Apostefkn , voordraagt ?] Pe verloafing
gefchiedt wijders ook door Jczu^^ uit hoofde dat God
Hem als den volmaakt heiligen ons' ten voorbeeld (ieN
de , en ten laatlte doordien Hij Hetn na zijne diépever-
nedering wederom verhoogde en tot hemelfcbe heerlQk*
heid verhief. — De mensch wordt niet anders deeige«
«oot aan de zaligheid , door Jezus, aangebragt , dan door
het geloof, en wel zulk een, dat gepaard gaat met eene
hartelijke belangfteliing in Jezus verdiende , en invloed
op het hart en het leven. [Ten aanzien der oorzaken,
waarom bet geloof zoo ftellig wordt begeerd ^ hadden
wij den fchranderen Hoogleeraar wel wat uitvoeriger
gewenscht , daar toch ihenige fcAijngrond tegen de ver^
pligtende kracht van dezen eisch wordt ontleend uit de «
op zich zelve waarachtige, ftélling: ik kan toch t^t
gun geloof genoodzaakt '99orden. Zou het hier niet de
plaaics geweest zijn aan te toonen , dat God niet flrijdig
. . ban*
GESClIIEDBNjrS DBR MBNSCHHEID. 453
handelde 9 met zulk een geloof te vorderen? lo. omdat
zander geloof, als eerile daad van onderwerping , en
als grond aller deugd, ook de bekeering onbegonnen
blijft; üo. omdat er redeliike grpnden genoeg gegeven
;;ijn, waarop het {leunen, kan; .3<*. omdat in deze zaak., ^
als de geheiuizinnigftjs , niet alles zinnelijk doorzien kan
worden; 4^. omdat juist tegen de leer van eenen ge*
kruisten Zoon Gods en Zaligjngker der Wereld n^en-*
fcheiijke waanwijsheid en zinnelijkheid zoo veel meent
te kunnen inbrengeo ; 5°. omdat derhalve (gelijk ook de
ondervinding genoegzaam leert) ftelHg ongeloof meer
het gevolg is van een bedorven hart , hétgene de waar^
heid niet wif^ dan van onvermogen, om .de gronden ,
waarop het (leunen moet, blijkbaar te vinden; terwijl,
6\ de zaak, die geloofd moet worden, veelzijdig ge-
noeg is voorgeileld , om aan eiken geloovigen z^ne ei«
gene manier van befchouwen tevens toe . te (laan , en
dus het geloof aan Jezus , hoezeer als pligt gevorderd ^
echter altijd vrij en redelijk blgveft'kap. .Van de.tagen»
ktnting,die hetzelve- in de zinnelökheid vandenmensch
ontmoet , vinden wij namelijk flechts- in zoo verre mel-
ding gemaakt, als de Hoogleeraar de leer aangaande de
hoogere hulp , die men tot hetzelve behoeft en ook be«
komen kan , als de vierde » algemeene , tot de leer van
Jezusr aangaande onze yerlosilng behoorende, (lelling
opgeeft.]
. De^vereeniging van die m.aatfchappij van menfchen,
die jQzua , door het gelopf en de belijdenis van het £van-
gelie, :van alle andere volken en menfchen, welke van
dit geloof en deze belijdenis vreemd waren , wilde on«
derfcheiden, noemt hij, in navolging vaii de leer en
denkwijze des O. V. ,een Koningrijk Gods. Hij tracht*
te van lieverlede zijne t^genooten terug te brengen tot
de regte denkbeelden, welke reeds de Profeten van het
Koningrijk van den Mesfias gegeven hadden. Hij deed
het kennen als niet van deze wereld , langzaam en on*
zigtbaarontftaande, maar bedemd öm eenmaal in vollen
luister te verfchynen i .zigtbaat voor elk , en gereinigd
H h 3 van
^4- H. MUNT ING HE-
vtn at die gene, welke flechts voor het uiterlQke on*
derdanen in hetzelve waren.
Aangaande den Itaat des toekomenden levens leert
Jezus 9 dat de zielen , terftond na den dood des, h'g-
cbaams , in eenen toeftand , overeenkomftig hare zede-
lijke gefteldheid , zich zullen bevinden , maar dat haar
lot eerst ten dage des oordeels ial beflièt en voltooid
worden en eeuwig duren. Ook de (IraiFen der motdwil^^
tig vcrftoktê zondaren zullen , in allen gevalle , in fcr*
gcÜj hing met de zaUgheidderregtvaardigen , eeuwig zgn.
Hartekundig verordende Jezuë ^ als uitwendige Gods«
dienstplegtigheden 5 flechts Doop, Avondmaal en Ge^
bed* De eerfte als eene plegtigheid , haren grond heb*
bende in de , bij Jood en Heiden vrij algemeen aangeno*
mene, gewoonte, dat zij, die plegtigaan de vereering
Gods toegewijd werden^ met rein water, ten zinne«
beeld van de reinheid der ziel , waarmede de Godheid
moet gediend- worden , werden gewasFchen. Jezus ver-
ordende haar voor ééns , namelijk bij de intrede in de
gemeenfchap der Christenen. 'Het Avondmaal als zin-
nelijke vertegenwoordiging van zijnen dood. [Zoa bet
Avondmaal waarlijk niets meer zijn ? waartoe dan het*
zelve, en waar liggen dan de toereikende punten van
gelykheid? Ons komt voor, dat, wanneer het niet meer
it, het alsdan zelfs ook dit niet is.] Het Gebed heeft
Jezus zóó gewijzigd, dat wel al het misbruik wegvallen
moet* [Wanneer de Heer m u n t ity g h e bij deze ge*
legenheid onder anderen zegt, dat tè menigvuldige of
te zeer fjphitterende plegtigheden aanleiding tot pries*
terbedrog en vervolging geven, moeten wij aanmerken,
dat elke Relfelzucht dit ook doet, al is de voordragt der
ftelfelen z.oo dor en zouteloos , dat verftand noch hart
er iets aan hebben <en misrchien in dit geval het meest);
al vindt zij plaats in kerkgebouwen zoo luguber als
doodsgewelven ; al is al het gevoel opwekkende als met
opzet tegengewerkt , en alles , wat baar verzelt , ge». .
loèen en cfkipasfende.
Tc (tellen, dat de Heer het beflaan en de werkittgen
van
OBSCHIE0SMIS OER MENSCÜHSIO. 455
van booze Geesten niet kan geleeraard hebben » omdat
wij van dat beftaan onkundig zijn ^ houden wi] ^ met
den Heer biuntinohb, voor eene groote trotschheid.
Maar wanneer zi]n Hooggel. in Jezus redenen te dezen
aanzien yoljirckt geene fchikking- naar Joodrcfae denk*
' en fpreekwijze toedemt^ dus alles letterlijk opgevat
wil hebben , kunnen wij daar ons zegel niet aan hech-
ten ; fchoon ook wij in de leec van den mogelijken in-
vloed van booze Geesten /voor onze zedelijke vrgheid»
voldrekt geen kwaad zien*]
Je^us; leer wordt bijzonderlijk gekenmerkt door hare
tlgemeene (trekking voor alle menfchen en hare geldig-
heid voor alle tijden« Zij js ook inderdaad gefchikt ter
bevordering van perfponlijk geluk , van volksgeluk , en
van wereldgeluk. — Deze algemeetie (trekking (Iraalde
ook (leeds door, als hoofddoel, in het onderwys vaa
Jezus, hetwelk volftrekt menschkundig was,* zoowel
ten aanzien van de ftof , die Hï} koos , als van de manier
van behandeling. Hi} fprak en leerde voor den mtnsch^
droeg zyne leeringen ook voor in eene orde, juist voor
* den mensch van alle tgden gefchikt , en ftaafde dezelve
Mer dikw^Is door betooning van zijn Goddelgk gezag»
•
{Het yervolg en flot hierna.^
BijMorftfdng over het Evangeïie yan Mattheus; êoo'r
H. VAN HBYNINGEN, Predikant te KijrvHjk.
Ifte Deel. In 'j Grarfenhage , bij de Wed. J. Allart
en Comp. . 1819^ In gr. %yo. 340 i5/. ƒ 3- : :
D
e voorrede van dit doelmatig en nuttig. werk ver*
4ient allezins herhaalde lezing en opmerking ; dezelve
wijst overtuigend aan , dat echte Bijbelkennis het ware
middel is tot onderlinge verbroedering der Christenen ,
tot matiging, en het dempen van ieder gefchil , en ter
afwering van iedere poging , zoowel van het on- als van
Ittt bygeloof. Uit de vroegere gefchiedenis , en ook
H b 4 die
\,
456 H* VAN HEYKiNGEtf
die by en na de KerkherVortning, wordt dit, zoowel
als door bondige redenering ^ bewezen. De Sctjrijver
•komt dan ook natuurlijk op het nut der Bgbeloefenin-
gen van den Christelijken leerdoel , zijnde ophelderen*
'de lezing van een meer uitvoerig gedeelte, met invoe^
ging van'zoodamge aanmerkingen, als ter zedelijke be«
oefening voor den toehoorder de meeste opwekking ge
ven. Hij nam daarvan eene proeve, ingevolge den' raad
der Synode , en koos oordeelkundig daartoe het £van*
gelie van Mattheus; en, na deze taaji vólbragt te heb-
ben , geeft hij dezen zijnen arbeid in het licht , den-
zelven nu hebl)ende vervormd tot een godsdiénftig
leesboek voor ieder Christelijk huilsgezin; en hij doet
dit met zob weinig aanmatiging, dat' hij op dén voor-
grond zet , niet gefchreven te hebben voor den geleer«
den Hand , en den geleerden waarfchuwt , dat hij g a o*
TIU8 eUKuiNOBL tot zijne befliendige gidfen koos»
tn men dus weinig, dat men 'bij deze niet vindt, bg
hem verwachten kan ; alhoewel hij zich daarom ^eens«
eins (laafs aan het oordeel van deze mannen bond,
maar, waar hij daartoe reden zag, zich zeer wel van
ben heeft durven verwijderen ; hetwelk wij ook , big de
gezette lezing, hier en daar inderdaad hebben op*
gemerkt.
Het werk zelf bevat, na eene korte inleiding, (in
welke het, voor den gewonen Lezer, noodige, ,ter in-
leiding van dit Apostolisch gefchrift , kort èn bondig
gezegd wordt) het Evangelie zelf , met bijzonder ken-
merkende letter gedrukt , en met ophelderende aanmer-
kingen doorweven, zoodat de nadenkende volkomen
verftaat hecgene hij leest, en ook de meergeoefen^e
en met andere uitlegging . bekende , ook waar hij ver*
fchillen moet, opmerkt, dat van hbyninobn
niet zonder oordeel en nadenken gekozen heeft; ter*
wijl, bij bet op deze wijze openen der Schrift voor het
verlUnd, het hart niet koud en ongevoelig gelaten,
inaar telkens aanleiding genomen worde tot roering,
en aanwijzitg en opwekking gegeven tot ernftjge, regt
Chris*
4
BJJSELOBPCNING. 457
'CfiristeHjke, beoefening. /Aan fommige Lezers zul-
kO) bier en daar^ die prakciCche aanwijzingen en op*
wekkingen wel eens wat té uitvoerig voorkomen ; maar
•doorgaans is toqh dit btt geval niet; en, als men in
4)et oog houdt y dat men: een volksboek in handen beeft^
zal men erj^ennen moeten » dat dit zelfs geene veront*
fc huldiging behoeft.
. Wij ontvangen h^r Bijbeloefening over het Evange-
lie van Mattheus , en flechts hm en daar , waar die
volftrekt noodig was , . wor<jen de andere Evangelisten
te hulp geroepen*; hetwelk alzoo is gelijk het behoort^
opdat men den eenvoudige^ Le^ser niet verwarre; en
bijna altyd houdt zich de I^eeraar hier zoo volkomen
en regtftreeks aan den tekst , dat ieder. Protestautsch
Christen dit Bijbelsch huisboek , zondter eenige botQng
tegen , zijn bijzonder Genootfcbap eigene , meeningen ,
lezen. kan. Evenwel geven wij den Schrijver te dezen
aanzien in bedenking, of het wel noodig ware, (zijn
'gevoelen laten wij hem voor het overige , dit fpreekt
Tan zelf, volkomen vrij) bi^ Hoofdd. III: 17, b]« 51,
zoo ftellig te verzekeren , dai de gewoonte der Christcm
ften , Vtf « de eerfte eewwen af^ gewild heeft l dat hunne
kinderen door de plegtigheid van den Doop , voordat zij
eenig begrip van dezelve vormen konden^ der fiemeente
aderden ingelij'fd. En wy ftemmen den Schrijver wel
gaarne toe , „ dat Jezus zeer zeker meer van het Gees*
^ tenrijk wist dan wij , en dat zijne verklaring in dezen
^ niet te gelaoven onverftand Js, en geene verlicht
„ ting;'* overtuigend is oni echter zijn bewijs niet uit
Matth. XIII: 15— -199 bl. 194, dat Jezus aan eenen in-
vloed des Duivels op het hart des menfchen geloofde.
En daar het geloof aan den Duivel toch wel niet tot
het wezenlijke der Christelijke leer behoort , zoo had*
den wij ook hier de onfcbadelijke meening van velen te
dezeii aanzien wat meerder ontzien verlangd ; gelijk wij
' de fchrandere voorzigtigbeid van dezen Bijbeluitlegger
omtrent de door Demonen bezetenen opmerkten, b.
V. bl. 71 y S67 en elders ; alhoewel des Schrijvers bij-
H h 5 zon*
458 H. y A N« H E Y N f N 0£ N ^ BIJIBLOEFENINQ.
zondere meeniog bij Hoofdft. VIII: 31 toch dttidelyker
uitkomt; waarvan wij voor ons tot nog toe Terfchil*
len, als die 's mans aanmerfciDg , hU i6or^g vs* 28»
lieyer aldus hadden gefteld gezien : „ als name ie$. ge*
loof aan den invloed der booze geesten afy naar mat^
veriichtnig en befcba^ing toenemen."
Dan, deze en foortgelijke aaninerUagen", die wq
zouden kunnen maken , zijn jvan zeer gering belang ;
en wij achten bet onnoodig, over de wezenlijke en
groote voortreffelgkheid van dit werk uit te weiden;
want, waarlijk 9 het valt reeds bij het doorbladeren
een* ieder in het oog , dat zoo goede , Ja v^oorcreffeiijkc
wijn geenen krans behoeft.
Wij zien,' en zeker het godsdienftig Publiek met
ons, het tweede Deel, hetwelk de, 14 laatfte Hoofd*
flakken van dit Evangelie bevatten zal , met groot ver>
langen te genroet.
Bij eene tweede uitgave , welke wij van een gods»
dienftig huisboek van zoo eene blijvende waarde zeker
verwachten , mogen wij vMr fpelling en taal wel eene
naauwkeurige herziening wenfchen.
Dagclijkfchc Oefeningen des Christtns in de Lijdcnsge^
fchiedcnis van zijnen Heiland ^ ten tijde van derxel»
ver Gedachtenisviering. Door .a« de koning.
Predikant te Sliedrecht. Ifie en Ilde DeeL Te Dor d*
recht , bij J. de Vos en Comp. In gr. $v^. Te zo*
men 371 jB/, / 3-6-:
H
oezeer het groote denkbeeld: „Jezus is in zyn
lyden het offer voor onze zonden ," bij den over dit
bijden pein zenden en over hetzelve f chrij venden Chris*
ten , het heerrchende behoort te zijn , zoo is het, aan
den anderen kant , verblijdend , de vele , zeer vele leer*
rijke en vertroostende zijden, die Jezus lijden heeft ^
door de vlijt en het godsdienftig gevoel opgezocht en
te
tt. voorrcliijn gebrtgt te zien. 'Het hoofHdenkbeeld
toch : „ Jezus dood onze verzoening met God ," kan
zoo veelvuldig ontleed worden, en moet het, zal er
geen tede - beleedigend misverftand geboren worden.
'De fchatten van aanwijzingen, waarrchuwingen , te«
regtbrengingen , velrtroostingen moeten opgedolven^
en alzoo de wijze , waarop onze verzoening met God
is voltooid, duidelijk gemaakt worden uit de onder*
fcheidene behoeften onzer zedelijke, maar toch zondige
natuur, waarvan de voldoening in Jeztia lijden en ütr*
ven wordt gevonden. Het is de vrucht van den min
beperkten en min eenzijdigen — zoo gij wilt » min ftel«
felzuchtigeü — geest des tljds , dat de lijdensgefchiede*
nis meer dan te vqren alzoo behandeld wordt.
De Heer ds koning, niet door het onderhavige
werk alleen bekend , maakt er ook bgzonder zijn werk
van f dit pf aktikale te doen uitkomen ; en alzoo levert
ky een werk , ter „ dagelljkfche oefening des Christens
ip de lijdènsgefchiedenis van zijnen Heiland** zeer ge-
fchikt, zoowel ten aanzien .van den inhoud 9 als bet
vloeijende en gemoedelijke van den ftijl. Na het popu*
lair verhaal van elk tooneel van 's Heilands lijden , vol*
gen de opwekkingen , waartoe het aanleiding geeft , en
ophelderende aanmerkingen, getuigende van de bele*
zenheid des Schrijvers en van deszelfs helder oordeel.
Wat de letterkundige aanmerkingen aangaat , zoo kwa*
men ons de Latgnfche aanhalingen, in een werk voor
ongeletterden, wel wat vreemd voor; dan, wij dach-
ten : z^ ftaan eigenlijk toch niemand in den weg. Ten
aanzien der uitlegkundige zijn wg het met den Schrij*
ver niet altijd eens; dan, dit is zoo min mogelijk als
noodzakelijk. •»- Wij ▼erihan onder „ den overften der
wereld' • ook den duivel , die , . nakr ons gevoel , en
overeenkomftig hetgene van hem alom in het N. V. ge*'
zegd wordt, zoowel een onzedelijk begiAfél^ als eene
zelfftandigheid 9 oï booze geest ^ kan wezen, en kunnen
dus (Jo. XIV: 30) de Joodfche overheid, als uit dit
onzedelyk beginfel handelende, geenszins buitengeflo-
ten
tien rekenen , wanneer Jesus zegt : de overfte dt%cr vem
rcld komt» — Dat in 's Heilands betuiging : de^ Vader
is meer dan ik , dit meer de beteekenis van gelukkiger
zoude hebl^en, komt ons gezocht voor; hoezeer wi|
de geleerdheid van Calvinus enz. eerbiedigen. sMaar^
gefteld ool^y dat deze beteekenis konde doorgaan^ is
dan degene^, die heerlijker, gelukkiger, of, gelijk ia
de aangehaald wordende plaats. Gen. XXVI: 13, ry-
ker is dan, oen ander, niet ook tevens meerder, in den
eigenljykften zin ?
Kort Begrip der Christelijke Kerkgefchiedtni's ^ yoor
Folk en Jeugd; door j. i. ^f, schmid^ Predikant
te Bikelsberg ^ in het Hertogdom Wurtemberg. Ver^^
volgd tot. op den tegeitwoordigen tijd 9 door a. ijpb, ij^
Doctor en Hoogleer aar in ,de Godgeleerdheid !te Gr o*
ningen. Il Deelen. Derde ^ vermeerderde en verbe*
ter de Uitgaf e. Te Groningen ^ bij J. Römelingh.
1819. In gr. ivo. Te zamen 535 Bh ƒ4.6-:
I
n 1817 deden wij van dit zoo nuttig werk, en den
door den Hoogleeraar ijpbij daaraan hefteden arbeid ,
yerflig. Toen zag hetzelve reeds voor de tweede maal
bij ons het licht; en het bevreemdt ons niet, dat die
oplage reeds wederom geheel is uitverkocht. Prof.
IJ p E IJ heeft nu de fpelling veranderd, hier «n daar
het geftelde nog verduidelijkt,, en er nu en dan nog iets
belangrijks ingevoegd. \Vi} twijfelen niet, of de druk*
ker vindt ook bij deze nieuwe uitgave zijne rejcening,
en wij hebben alle^^ins ftof tot blydfchap , dat dit werk
zoo druk gezocht eu met zoo veel vruchi; gelezea
wordt. '
■
Frw
« ' T. FURII BONONIA, ^ 46I
« * • • •
Friderki Fürii, C^eriölani Valentini Bononia, five de
LTbrfS SÏcrfs in Vernacatatn Llnguam convertêndjs.
>
Libri daóy ad Tranclscum Bovadillam Mendoziüm,
Cardinalem Burgenfem. £x editione Bafileenfi » An.
r
1556 repetitU Lugd. Batav. apud S. et J. hucht^
pians. 18 19. 8vo. form. maj. pp. XXVI, 099. ƒ»•:-:
{fi^er het vertalen der H^ Schrift in de moederfprake^^
D
e vraag 9 bier vermeld, is thans, in een dubbel
opzigt , aan de orde ; vooreerst wegens de vernieuwde
fchermutfelingen , in ons vaderland, tusfcben Roomsch
,€n Protestantsch, waarbij dit onderwerp dikwijls mede ter
bane komt ; ten andere, inzonderheid , wegens de uitge-
breide j)Ogingen onzer tijdgenooten ter Bijbel verrprciding,
welke ons aanleiding hebben gegeven, om te zien, dat niet
alle Katholljken, zelfs van naam en gezag in de kerk-,
eenftemmig over deze zaak zijn denkende» Men weet in
.tegendeel, dat de waardige Priester vaw ssz, in
DuitschlaQd, een der ^verigfte en werkzaamfte leden
van dat waarlijk heilige, verbond is , hetwelk ztch.de
algemeenmakUig van de kennia des Heeren , door mic^
del van drukken , vertalen , uitdeelon en verzenden des
Bijbels, oQder alle. volken ten doel (lelt; zich hierover
verdedigende tegen . de aanvallen der onkunde , mét ge*
,z;ig u)t oude en nieuwere tijden. De ijverige Hoogleeii-
aar tijdbman doet dus det Christenwereld ligt geei^
nen onbelangrijken dienst, door de tqdige, vernieuwde
uitgave van een boek , dat federt lang onder de zeldza*
me behoorde, en echter, om den naqm des Auteurs,
eenmaal aanzieniyk tn het rgk der letteren , onwrikbaar
getrouw gebleven, aan de leer en tucht des Pausdoms>,
en vriend en ratdsmaa van phjlips van Span/^^
doch tevens genegen tot den vrede , en Ijverig werk*
zaam om de gefchillen in £eze landen by te leggen , ver*
diende geraadpleegd te worden ; geliyk dan ook de in«
houd
^1^2 F» FU&II BONONIü^.
houd aan de opgevatte vemrachtifi^ Ttn tefien zoo 1iel*
derdenkenden en zacht moedigen man uitnetnend beant-
woordt, en het pleit ten vpordqele der vriencjen van
den Bflbel en zijne ^erfpreiding zegevierend, beflist.
Dubbel aangenaam , voorwaar , is ons zulk e^n voor-
beeld, gefchikt, aan de eene'zljde, om h^t vooroordeel
der Roomschgezindën tegen eene zaak ^ meest door Pro*
testanten verdedigd, weg te nemen, en, van den an«
deren kant;, dat der laatde ^ tegen de eerde .^l te al''
getdeen opgevat , aanmcrkelijkte verminderen. Inder-
daad , wij hooren hier eenen man redetwisten , zoo vast
verkleefd aan de leerftellingen van Kómi\ dat hij alle
andersdenkenden in vroegere of latere dagen , (fcfaoon
wij, dat opmerkelijk is, van de Hervormers, in of kort
vé'^r zijnen tgd , geene opzettelyke melding hebben ge-
vonden, en B&ASMU8 en de vertaling van casta*
.XI o hoog geprezen worden) zonder omftandigheden ,
verblinde letters noemt , en die echter over de hoofd*
zaak des Christendoms , als licht en leven der deugd ,
tot troost voor tyd en eeuwigheid, op zulk eene wijze
fpreekt , dat men genegen wordt om te vragen ; waar-
toe eene bloedige Hervorming, indien dU de KathoUjke
leer zij ? Verftaat de Christenfchaar dan thans hare over-
geblevene verborgenheden beter? Of weet zij daar,
waar men ze alle verworpen wil hebben , dit gevoelen
gemakkelijker met de U. Schrift overeen te brengen?
Doch, ZQ was dan voorzeker ook niet ontdaan , en
bet is echter zekerlijk goed , dat zij ontdaan is , om be«
weging en veerkracht , helderheid en gloed te brengen
in het kwijnende en veelal bedorvene ligchaam.
Het blijkt , dat dé Schrijvet verfchil over het behan*
delde onderwerp bad gehad met bononia, een' Doc-
tor in de Godgeleerdheid te Ltuyen. Dit beeft hem aan-
leiding gegeven opi het werk naar hem te noemen , en
alzoo in te rigten , dat Atzt geleerde , in bet eerde
boek , zijn gevoelen tegen bet gemeenmaken der Schrift in
het licht delt , maar f ur insein het tweede, dit zelfde
gevoelen bedrydt. In beide 4eelen heerscht derhalve,
aa
I
F. FURII BONONIA. 4^5
at korte redewisreliog en verhaal ter algemeene inlei*
ding» een doorgaand 'betoog , hoewel met die warnue
ontvouwen, en bier en daar fcherp te over gekruid ^ ge«
lyk bet gezigt of de levendige voortelling van den te«'
genftander pleegt mede te brengen. Zulk een trant
wakkert «eker de aandacht , maar leidt ook ligtel'yk tot
uitvoengbeid en eene zekere mate van partijdigheid, '
daar toch niemand eens anders gevoelen zoo ijverig en
krachtig zal voorftaan als zijn eigen, en deze omftan*
digheid alleen, dat dit in de laatlle plaats wordt verde-
digd, een aanmerkelyk voordeel aan hetzelve geeft. Wij
beweren dan ook niet, dat hij deze zwarigheden gan-
fchelp ontweken heeft , en dat al zijne bewijzen zon«
der mogelijkheid van verdere tegenfpraak zijn ; doch zijn
het , in het algemeen , met den hooggeU Uitgever eens ,
dat het boek deftig, naauwkeurig en vrij fierlijk ge«
fchreven is.
Wij bedanken den Protesfor , in bet bijzonder , ook
voor zijne verzamelingen, ter lu&kendmaking van den
perfoon , de omlUndigfaeden en, verdienden des Au-
teurs , zoowel als^4iens anderen fprekers , wiens naam
het boek draagt, 'jbf oge de werkzame man nog lang de
voetftappen zijns geleerden en godvruchtigen Vaders
alzoo drukken , dat licht en vrede , deugd en algemeen
geluk daaruit rijkelijk voortvloeijen !
Specimen politico historicum , de fropria Ktipübücat
Komanat conditiont in Tribunorum ^lebis inpUutione
obferranddj dedit roblandus schbbrs van
HARBNCAASPBi», Ncomago Gctfus. Traj. ad
Rhen.
z
londer hierin zelfs de minde voorijigenomenheid te
doen werken, betuigen wg opregtelijk, dat de Sticht-
' fche Akidemie een . uitmuntend voorbeeld levert van
den ijver harer Kweekelingen , daar hetzelve door een
«antal fteUige proeven bevestigd wordt.
•Het
464 1^« S. VAN HAREN CARSPEL
• Het alhier opgegevene onderzoek bepaalt zich tot den
bijzonderen ftaat van het Romeinsch Getneenebest hg
de iuilelüng van het hoogwaardig ambt der Gemeens^
mannen: een onderwerp inderdaad^ hetwelk der over-
weglnge dubbel waardig is , en waarvan de latere fiaat^
kunde te regt een bijzonder nut had kunnen overnemen.
In ,de behandeling dezer ftof fpoort de Schrgver jtU
lereerst den oorfprong op van deze bijzondere inftcl-
ling, en leidt dezelve af uit den ijver der oude Repu^
blieken voor de handhaving der burgerlijke gelijkheid ^
welke door de verdeefldheden tusfchen Adellijken en
Onadellijken zoo dikwerf aangevallen werd , en waarby
dan de overhelling van Volk en Staat der Romeinen tot
heerschlust de invoering van den Hand der Gemeens^
mannen noodzakelijk maakte. ''''
Er was wel, het is waar, een aanmerkelijk verfchil
tusfchen Grieken en Romeinen. De eerde waaleen
zorgvuldig tegen alle aanmatigingen der £delen, welke
menigmalen hunnen wederftand met den dood moes-
ten boeten. Bij de Romeinen , daarentegen , was
de magt en invloed der Patriciërs^ als gewaande Af-
ftammelingen der aloude Raadsheeren j vooral van den
tijd van Romulus, en \laarna van Tarquinius, geves-
tigd. Zij ielve achtten zich alleenlijk • tot het Confu-
laat bevoegd. Zij maakten eenen afzonderlijken ftand
uit ^ in tegenoverllelling des Volks , of wel der gemee*
ne Volksklasfe, welke hare regten tegen de Patriciërs,
nu eens met meer*, dan met minder geweld en gevolg,
handhasrfde.
Alzoo werden dan de Gemeensm^nnen aangefteld, als
plaatfende zich tusfchen het Gemeen en den Adel , met
oogmerk Om beider ' oneenigheden te verhoeden. WeU
dra, echter^ dongen de Gemeensmannen naar dezelfde
hooge waardigheden , welke de Adel zich uitfluitender.
wijze toegeëigend had. De magt des Volks wies on-
gemeen, en de oude eerwaardige Volksvergad'eringen
der Grieken ontaardden dra in die onftiiimige Wijkver*
gaderingen, waarin dikwerf woeste drift alleenlijk
heers ch*
SPECIMEN. 465
heerschte, en waartegen de afdeeling in Centuriên
eenig .vergeefsch tegenvvigt beproefde. •
De fland der Gemeensmannen was alzoo zuiver Ro«
^ meinsch. Onder de Grieken , en bepaaldelijk onder de
Spartanen, maakten de 'Ephorcn (Toezieners) zekeren
fiand uit 9 die het toezigt haddeh op het gezag der hoo*
ge Magistraten ; en deze (land gaf welligt aanleiding tot
dien der Rotneinfche Gemeensmannen: maar de eerde
waren enkel hapdhavers der wetten in het algemeen»
en de laatfte, uit en door het Gemeen alleen gekozen ^
kantten zich eeniglijk tegen de indragt des Adels,
in onderfcbeiding van het Volk. De Gemeensmannen
behoorden bij uitzondering tot de Romeinfche Gemee*
nebestregering, en kunnen, in zekeren zin, overge-
bragt worden tot dat ftelfel van vertegenwoordiging ,
hetwelk latere tijden en Volken gepoogd hebben in te
voeren 9 om paal en perk te ilellen aan die overheer-
fching» welke Adel en Geestelijkheid uitgeoefend
badden.
Deze is de inhoud van deze zeer goed bewerkte
Akademifche Verhandeling. Het is hier geenszins de
vraag: of deze (lof geenen anderen en beteren vorm
bad kunnen en mogen vorderen? Die, door den Schrij*
ver zelven gekozen , ligt voor ons , en beantwbordt aan
het oogmerk. Juist dit behaagt ons, dat wij daarin
den gang van het jeugdige vernuft zelf befpeuren , en
daaruit tot eigen oorfpronkelijk opftel beüulten. De
menigvuldige, wel ter fnede aangebragte, plaatfen uit .
Griekfcbe en Romeinfche Schrijvers, met derzelver
juiste beoordeeling, en de 19 welgekozene Stellingen
tot openbare wederfpraak, getuigen zoo voordeelig tot
des Schrijvers roem, dat de befpiegelende Wijsbegeer-
te en fraage {^etteren in hem, door den tgd, eenen
edelen vriend zullen mogen verbeiden.
BOEKBESCH. 182O. NO. XI* Il *lit^
^ MAGAZIJN
IwiroKparitC' Magazffn , toegewijd aan den gehukn em»
yang der Geneeskunde , hefchouwd ah fVetenfcbap en
Kunst ^ mitgegG^en door €• a« l. sanoer «» g«
H« WACHTER, ^ifeiï Deels x—^/ic Stuk. Te Aot*
terdam^ bij J« Heodrikfen. In gr. Svo. 292 ^A
• /ft-14-: i
VY j| nullen van onze gewoonte , ofn van dit werk
niet anders, dan deels wijze verHag te geven, ditmaal
^ifgaan , om onze Lezers een weinig vroeger met
de belangrijke Verhandeling van den kondigen Genees-
heer A^EXANDER, over hct Hospitaalverjlerf ^ welke
de «beide eerde , en een gedeelte v^n bet 3de Stukje ver«
vult , bekend te maken. Wij zijn aan een' onzer be«
Toemdde Landgenooten , aan b a u gh a n s , eene voor*
ireffelyke Natuur- en Ziektekundige berchouwing diei
vreesrelijke kwaal verrcbuldigd ; D^. a l e x a n d b r bef
paalt zich meer tot de Geneeskundige kennis en behan-
deling van dezelve , gevende daarbij zoowel een zaakrqk
fn oordeelkundig verflag van hetgene andere Genees*
kundigen hieromtretit bebben geleverd» als het refultaat
fijner eigene waarnemingen^
De Schrijver begint met eene korte , doch , zooveel
yt'^ bebben kunnen nagaan, volledige, opgave y^i^ ^^
Schrijvers, die over het Hospitaalyerllerf, hetzy in
bet voorbijgaan , of meer opzettelijl^ ^ gehandeld hebben
(bU 4—18), en ge^ft vervolgens (bK 18, 19) eenige
der verfchillende namen op , waaronder het befchreven
is* Hierop treedt hij in het eigenlek onderzoek der
kwaal; bewerende., i^dat dezelve eene bijzondere ziek^
te i^, en geene wijziging van het gewoon koudvuur
(bl. i9-»at)9^S d^^ dezelve , in haren loop en ove».
rige verfchljnrelen, verfchillen kan, zoodat er ten min*
fte vier foorten of verfcheidenheden zijn waargenomen,
namelijk a) plaatfelijke aandoening vóór of zondtv al*
gemeeriej b) beide gelijktijdig; c) algemeene aandoening
voot^
V
/
DBR 6B1IE&5KUNDK. ^67
▼oonf^ainde ; en, terwijl dese alle zich door een' zeer
haastigen loop kenmerken, d) ^langzaam ontwikkeld
ycrfterfin bijna genezene WQnden (bU ai— a8) ; 3o. leert
hij ons de vgornaamfte verfchijnrelen en toevallen (bU
a8— 44) nader kennen, waarbij hy bijzonder opmerk^
zaam maakt op het zeer haastig verloop eti fnel toene-
men van dit gebrek , op de buiungemeen groote pijnlijk^
heid^ welke voor de kankerpijnen naanwelijks onder-
doet , en op den eigenaardigen reuk , dien het verfpreidt.
Deze twee laatfte verfchijnfelen zyn echter wel een»
4iiet aanwezig» Hierbij geeft hij nog eenige andere af*
wijkingen in de ontwikkeling en de gedaante van het
plaatfer^k gebrek op^^en gaat daarna , 4<>« over tot de bei-
(cbrijving der algemeene aandoening (bl. 44-^50) , welke
als eene asthenifche koorts , Qu eens meer met bederf
der vochten , dan met ongeregelde bewegingen der vas-
te deelen , voorkomt ; 50-. behandelt onze Schrijver (bl.
5o«»62) de compUcatièn van deze ziekte , in het bijzon»
der met venusziekte en fcheuréuik , welke beide hij , met
regt , tegen d b l f e c h , als zeer belangrijk berchouwt ^
daar zij de genezing natuurlijk veel moeijelijker maken ^
in het bijzonder de eerde , wanneer er fterke kwikkurem
zijn voorafgegaan. Ook andere verwikkelingen zijn hier
mogelijk, en onder deze is die met htifchurft^ door
B B L p B c u waargenomen , opmerkelijk , omdat men b^ .
die gelegenheid bevond , dat de zwavelf meringen voori»
deelig op het Hospitaalverfterf werkten* Met .reden
vraagt onze Schrijver, of niet de met zwavel, of liever
zwavelig zuur, bezwangerde dampkring iets konde toe»
brengen ter vernietiging der fmetftof ? Men kan dit ge-
' ruSt aannemen , wanneer men de (lerke werking van dat
zuur op diertijke vochten nagaat* Op deze befchouwing
der complicatiën laat nu de Schrijver , 6o. die der cverm
eenkomende ziekten (bU 62—76) volgen, om uit die
vergeliiking de natuur der kwaal eenfgzins op te helde-
ren. nAIs zoodanige overeenkomende ziekten befchouwt
hij den kanker tw fungus haematodes^ en de cachexia
nofocomialis. Gelijk deze vergelijking, over het geheel,
1 i a zeer
468 UAOAZtp^
zeer doelmatig is» zoo is in het bijzonder belangrijk
(hoewel hier misfchien niet geheel op zijne plaats) het*
gene alexandbr over de plotrelinge verflimmering
der hoofdwonden , als eene bijzondere wijzigin| van het
tiospitaalverfterf , aanteekent.
Na deze zaakrijke befchouwing der kwaal, gaat de
Schrijver tot die der oorzaken over , (bl. 76—104.) Hg
J8 hier wel korter , en wijst vooral telkens op de voor«
treffelijke Verhandeling van brugmans, verwijlt ech*
ter wat nader bij de vragen : of het Hospitaal ver derf
befmettelijk zij, dan niet? en waarom hetzelve voomt»
melijk in militaire hospitalen voorkomt ? De eerfte wordt
bevestigend beantwoord , en dit antwoord met klem van
redenen bevestigd ; de laatfle geeft albxandbr ge*
legenheid , over vele gebreken , welke er in de hospi»
taalpraktgk, voornamelijk bij de FranfchenCenPruifen),
plaats hebben , en welke hij , niet zonder reden , voor
eene der hoofdoorzake^ houdt , een hartig woordje te
zeggen. Voorts fchijnt al wat het Hgcbaamsgeftel ver-
flapt en hevig ontftemt, vochtigheid, flecht voedfel,
jnaar vooral neerdrukkende hartstogten , veel tot bet
ontflaan dezer kwaal bij te dragen.
t)e ontwikkeling der oorzaken leidt onzen Schr^ver
-vervolgens (bl. 104-^1 10) tot eenige aanmerkingen aan-
gaande de Vêorzegging in het Hospitaalverfterf. In het
algemeen is dezelve ongunftig , vooral wanneer men van
genoegzame middelen verdoken en genoodzaakt i^ de
kwaal aan de Natuur over te laten ; het gevaar wordt
hier vermeerderd om de neiging tot inftortingen , en is
het grootst bg lijders,, welke tevens aan venusziekte
lyden, of met kwikmiddelen behandeld zijn.
Van bl. iio tot het einde zijner Verhandeling worde
er over de gcfieeswij:^ gehandeld* Hier ontmoeten wg
eerst eene korte op|;ave der gefchiktfte middelen , 01a
het Hospitaalverfterf voor te komen, (bl. 1 10—1240
Onder de beste voorbehoedmiddelen rekent hy de goe»
de inrigting van het lokaal; de behoorlijke en ruime
verzorging der lijders; de afzondering van zieken en
ge-
DER CBNBB9RÜN6C. 46^
gewonden ; de zorgvuldigfte verrngding van alles ; wat
de befmetting kan veroorzaken; de berookingen ^et
zoutftof (cAhrine) , enz. £n wij vinden hier menigen
trek, die de hospitaalinrigting bij ons boven die der
Franrchen en Pruifen verliefc, en leeren ook den uit-
muntenden geneeskundigen dienst bij de Engelfcben
kennen. De eigenlijke behandeling wordt in de in- en
de uHwendige onderrcheiden. De eerde (bl. 124 — 169)
wordt tot vier hoofdpunten gebragt, van welke het
e^rfte is de behoorlijke zuivering der eerde wegen.^
waaraan de Schrijver , met de meeste waarnemers , een
groot gewigt hecht, doch waarbij echter de gefteldheid
des lijders zeer moet in aanmerking genomen worden*
In de tweede plaats moet men zorgen voor de krach*
ten en voor eene opwekkende behiuideling, in het bij-
zonder met vlugge prikkels, doch ook met kina, de*
wijl de kwaal byna nooit , en dan alleen zeer in den
beginne, ontftekingachtig van aard is. Deze opwek*
kende geneeswijze moet echter, ten derde, gewyzigd
woijden naar de complicatièn en bijkomende toevallen ;
terwijl men eindelijk, ten vierde^ de herfiellendcn met
bifzondere oplettendheid moet gadeflaan, uit hoofde
van de groote neiging t(5t inflorting. De uitwendige
behandeling (bl. 169 env<) wordt insgelijks tot vier
hoofdpunten gebragt : i». de bepaling van den voort*
gang van het verderf door kina 'en terpentijnolie, en,
als dit niet baat , door het gloeijend ijzer, of door zu-
ren, vooral het zout- en het falpeterzuur, waaraan
ALEXANORR boveu het geweldig branden de voor-
keur geeft ; a<>. de bevordering der afzondering van het
afgedorvcne; 30.de behandeling van byko mende toe«
vallen, en 4<». fpoedige genezing der zweer. Voordat
hij tot de ontwikkeling dezer- vier punten overgaat,
geeft ons de Schrijver een oordeelkundig verflag van
het voornaamde, wat door andere Heelkundigen hier
wordt voorgeflagen , en dek zyne Lezers daardoor in
ftaat, de voorgedragene geneeswyze zelve te toetfen.
Ons bedek Iaat niet toe, bier verder in byzonderbe-
I i 3 den
\
470
MAGAZIJN DSR 6BNEB8KUNDE.
den te treden ; wij zullen genoeg gezegd hebben , om
onze Lezers begeerig te mak^n , den rijken inbond de-
zer Verhandeling nader te leeren kennen* De geleerde
Schrijver vergunne ons nog eene enkele bedenking. De
1>I. 20 en elders bljgebragte bewrlzenvoor de bijzondere
liatuur van het Hospitaalverfte;Tf komen ons niet vol*
Ringend, genoeg voor, om het als zoo geheel verfcbil-
icnd van het kpudvuur te houden : de oorzaken , waar*
door hetzelve wordt te weeg gebragt , de verrchijnfe-
len, die het vertoont, en vooral de^geneeswijze , die
geheel bederfwerend en opwekkend is, tooheo hier eene
groote overeenkomst. . Het verfchil fchijnt in de eigen»
aardige fmetftof gelegen : even als deze in andere ge-
vallen de ettermak ing wijzigt, fchijnt zij hier der ver-
llerving eene bijzondere gedaante en eigcnaardigen loop
te geven. — Voorts komt ons de bl. 49 voorgeftelde
l^efchouwing van deze kwaal , als een plaatfcHJke tj"
phm^ niet zeer gelukkig voor. De typhus is eene ziek-
te van het vaatgeftel en de zenuwen ; en deze worden
bij het Hospitaal verderf , zoo als de Schrijver, na an-
dere waarnemers, elders zelf aanmerkt , niet zeer (lerk
aangetast. — Wij voegen hierbij, dat de Schrijver meer«
malen , b. v. bU 182 , de berookingen met zoutftof
(j^hhrine) en die met zoutzuur verwart, zoodat h^t
jnoeijelijk is te bepalen, welke hij bedoelt. Ook is
Weingèist^ bl. 192, geen brandewijn, maar ten minfte
fpir. vin» rectificat.^ zoo als üit het verband blijkt^
Men zal toch onzen gewonen brandewijn niet met wa»
te^ vermengen , waar men den rum enkel aanwendt. •
De befchouwing der overige , in het derde Stuk van
dit vijfde Deel vervatte. Waarnemingen en Verbande-"
ling befparen wij , tot wij gelegenheid hebben over het
laaide Stukje te fpieken. ^
Ut^
J. K o N IJ N E N B C R G , MENOELINOBN* 4/)i
V «ji lil ■ • ■ I , ' • ■ ii .^
tsitter^f Nat uur ' en Zeiekundige Mengelingen ^ door j» ko^
I9IJNEI9BURG. Te Amfierdam ^ bij Schalebimp en van de
* GnmpeU In gr. %yo. 1^2 BL f i-ió-i .
Wij/ ontvangen bier van den Hooglteraar ^onijnknburo
een viertal Verhandelingen, van welke nogtani niec éénei tU
genlljk gezegd, natuurkundig is; zoodac de titel van dit
ftükje beter geweest ware: Lener» en' Zedekundige Ferhande*
tingen. Daar echter, bU gunfiig onthaal , misfóhien een twee*
de bundel (tast te volgen , waaHo veeliigt ook Natuurkundigtf
Verhandelingen cul(en voorkomen, is waarföbyntljk de titel
uit dien hoofde dus gefteld.
De eerfte Verhandeling , bij gelegenheid van eene prijsuit*
deeiiog in Felix Merifis^ loopt over de belangrijke vraag, ifi
hot verre de £erzocbt, , zoowelln het gebied der Zedelijk^
heid, als in dat der Kunst, tot drijfveer onzer daden mag
dienen, tiet refultaaf is: dat, volgens de gronden der Kan-
tiaanfche Wijsbegeerte, welke achting voor de wet als het
éénlge beginfel der zedelijkheid erkent, de eerzucht, ten aan* ""^
2ien van de zedelijkheid onzer daden, niet te pas komt, ed
een meer fchadeiyk , althans overtollig, dan heilzaam /^^r^'*
dient tot de deugd is. Men zou dit misfchiea met^ Christen
lijke gronden even goed, en nog beter, kunnen üaven«~^D«
liefde tot God en menfchen , het Christelijke beginfel , kan zich
bezwaarlijk met het egotttifche der eerzucht , althans in eene
booge mate , verdragen ; en de groote Stiehter van onzen
Godsdienst geefc daaromtrent meer dan éénen duidelijken
wenk. Doch in het gebied der kunden beweert de Schrijver
te rêgt, dat men dit beginfel riiimfchoots mag aannemen. Dé
kunst is de eigendom van den kundenaar; geene wet is er,
die hem verpligt, dezelve aan te kweeken: alle verdiende ia
dus zijne eigene. Dit bewijs is zeer bondig gevoerd; wij
weten echter niet, of de ichets der door de Maatfchappy op*
gegevene prijsdolien, ala voorbeelden, wel in dezen zamen^
hang^ als bewijzen bijgebragt, voege. Dit is echter mis^ '
fchien overdrevene kieschheid van onze zijde ; doch veet
meer heeft ons de plaats (bl. 3) geflooten , waar de Heer
KONijNENBURO, dic gcroepcn \% om den 'Godsdienst ta
leeren , van de martelaars zegt , dat zij , yo&r de gewaande ze* \
1 4 g"
47^ !• R0NIJNB»B0R«
gepraat iunner hij zondere gevetlens en hahfiarrigheid ^ de
brandftapeh beklemmen ; terwijl men op de volgende bladzij*
de, zonder berisping, van cato én brutus fpreekc, dia
den dood voor de fehande kozen. Hec zou nog te bezien
lltan, of hec b. ▼• In cato fchande geweest ware, zicb»
, gelijk CICERO, aan den menfcbelijkden overwinnaar te qiw
' derwerpen; doch wat it grooter , liever door de handen vaa
dwingelanden te ilerven, dan zijne overtuiging van het hoog*
ile, het heiligde, en zijne liefde tot den edelften Menfchen-
-vriend en besten Godsdienst te verzaken, of zich door zeli^
moord aan eene tijdeiyk^e heerfchappij ce onttrekken, die
men niet dulden wil? Ia het eerde haUftarrigkeid ^ hoe moec
men dan het tweede bedempelenf en is dit grootheid, wat
is dnn het eerde ?
De tweede Redevoering zoekt den beroemden onderen sci-^
pio AFRiCANus te regtvaardigeu wegens de daad, die
ons door live us is te boek gedeld; dat hij, namelijk, om
den veroverden bolt tot verantwoording geroepen, de papier
ren, daartoe dienende, voor aller oog verfcbeurde. 'Uit hoof*
de van hec karakter des mans, die dit deed, worde dit ge-
val, al^ uitzondering op den regel befchouwd ^ zekerlyk niec
ilechts verfchooni^k, maar kan zelfs aangemerkt worden als
uitwerking van een edel zelfvertrouwen, en verontwaardiging
over de kleinbartige , bekrompene vitzucht van den ouden
FORCius CATO (met ver!of van cicero, een* der nijdig-
ile, ongevoeligde en verachteiykde Romeinen van dien tijd,
die hun eigenlijk de helfche daatkunde tegen Karthago^ Ko-
rinthe , Numantia enz. leerde.) Te regt zegt l i v i u s , dac
deze den grooten scipio aanblafte» Wy mogen er bjüyoe*
gen, hetgene livius zegt, maar de HeersoNijNfiNBORG
niet vermeldt, dat hij, onder het verfcbeuren, met veront«
waardigtng inbragt, dat men hem rekening afvroeg van 4 mil«
lioen festertiën (260^000 gulden),, terwijl hij 200 milloeo ^tn^
tertiën (13 millioenen van ons geld) in de fchatkist gebragc
'had* Deze bijzonderheid is belangrijk, daar zij en 's mans
groote verdienden omtrent Rome^ zyne edele onbaatzuchtig,
heid, en de ondankbaarheid en kleingeestigheid zijner v^andea
in het helderde licht dele. Volgens valerius maximus,
zou hij gezegd hebben: „ Van geheel Afrika^ dat ik aan u
w onderworpen heb , ben ik flechts een' bijnaam rijker ge*
I, worden**' Met dat al zouden wij tegenwoordig geeuen Ge-
ne-
..-1
ï
UTTKK*, HATUOR* BM ^UBKOtlDICB 'NKKGBLINGEN. 473
néful of MiDtecer nden, zich op vorige dienden te beroe-
men» ten einde hec doen vtn rekening te ontduiken. Men
zoa zich zoo ligt kunnen inbeelden , een sciPio te zijn,
tl bid aen niet eens zoo veel georganifeerd ^ als de ander
veroverd.
Hec derde fink is eene Verhandeling, bQ de Hêilandfche.
MaatfchappiJ van Wetenfchappen met den zilveren eereprijs
bekroond, en loopehde o^er de vraag: o f de Gefchiedfchrij*
ver ziek alteen tot het vermelden van daden en gebeufienisfên
moet bepalen^ dan ook zijne gedachten en oordeelvellingen over
dezelve tevens mag mededeelen ? ( Men weet , dat de geleerde
BOROER op deze vraag, do^r zijne meesterlijke Latijn fche
Verhandeling, naderhand ook afzonderlUk gedrukt, den gou*
den eereprijs heeft behaald.) De Heer konijnenburg
maakt onderfcheid tusfchen den opteekenaar 'van gelijkc^dige
gebeurtenisfen, als bouwdoffen tot de Gefchiedenls , die mee
den Kronijkdijl, des noods, kan voldaan, en hem, die later
deze bouwdoffen tot een geheel rangfchil^ , of de eigenlek
gezegde Gefchledfchryrer. De eerde mag zich met een een«
voudig verhaal vergenoegen; de laatde moet oorzaken en
fpringveren der daden vermelden. Deze onderfcheiding komc
ons, ten aanzien van den t^jd, niet' jurst voor. Men behoeft
geene laog verRsdene gebeurtenisfen te vermelden , om al de
voortreffelijkheid van een'GefcfaiedfcbriJver te b/szitten. Tuu.
CTDIDES, XENOPBON, POLYBIUS, SALLUSTIUS,
TACiTUs, GuicciAHDiNi befcbrevcu de lotgevallen van
huJinen, of al thans van eeu^zeer nabij gelegeoen tijd. De Heer
KONIJNENBURG moct dit zcif (.bi. 5p) in zekeren zin er-
kennen. Met den lof en het nut der GefchiedenJs te vermeN
den, {h\, 65, 66) en eenige monders , helden, en vriendea
der deugd op ce fomraen, welke hij ter waarfchnwing of na*
volging voordele, (waarbU wij echter met verwondering juist
ALCiBiADEs tusfcheu EPAMiNONDAs eucoND^ onder
de helden geplaatst zien, en seneca onder degene, die^
êm hun zuivfr gemoed en hunne fiand^aitigheid van geest ^ met
•de hoogfie eere vbrgooo worden) — gaat de Schrijver over
tot de vraag: of die lof aan de Gefchiedenis dan toekome,
wanneer zij enkel het gebeurde vermelde, zonder meer? Hec
antwoord is natuurlijk ontkennend, en de Schrijver hangt
hier het Ideaal eens Gefcbiedfchrijvers ten toon, dat flechts
doot zeer weinigen bereikt is. Daarop volgt eene kenfcbet*
li 5 Cng
»
474 I* KONIJNBIIBO&O ^-
fiog der voonnamfte oudere eo^eowere GerchiedfcbriJ^Fèrf ^'
waarin wi] echter mee verwoDdériag onder deOnden hbro»
DOTui^ den Vader der Gefcbiedenis , iallustius, èen*
der krachtigile en welfprekendftc » en^SjstAR, mee 2ijd6
eenvondig*nacnvrIijke voordragt, misten, tot wij ntderfaaod
sagen» dat de een om z\)ne fabelachtigheid , (dia echter, bij-
nadere kennis der Aarde , hoe langs, hoe meer verdwijnt) dt
ander om zijne opoffering der waarheid aan eetC grootfeken en
zwelienden ftijl^ de derde omdat hi). — den iof des oorl^i in
éénen adem voortzingt^ (bl. 93) uit de rij der modeilen wefw
den weggelaten. )ViJ gelooven» dat dit oordeel^nseh niet
conder appèl is ; maar ons bedek gedoogt niet , daarover «ie
te weiden. Maar wanneer de Schrijver na, onder ée iialia^
9en% MAKUCCi, MAscARDi en jBENt opnoemt, €if
GVicciARDiHi en DAviLA weglaat, onder de F^-anfchen
▼an de Jezuiten catrocj en RoniLHi, die waartijk gea*
se modellen zijn, en niet van de thou, thüanvs, on»
der de Duitfchen niet éens van j ohannes von MfiLteR
gewaagt, en ons'^daartegen eene lange lijst van minbekende
Noordfche Gefchiedfchrijvers (loubom, blix, scbt«
sciTBRBATOW, LjETOPisj enz.) opdlscbt, zoo weten
wij daarvan inderdaad geene reden te geven, en moeten by«
na denken» dat de Schrijver op goed gehik af uit de bedaan*
de Gefchiedfchrijvers eenige ter vermelding bebbe opgevat.
Wat betoekent het ook , (bh 93.) dat de eenvoudigheid Pan
COMINBS gebrek aan oordeel y er raadt, en de kracht der
overtuiging mist? Eenvondigheid , in den echten z\tk dea
w^orda , heeft doorgaan^ tegem)verge(leide uitwerkingen ;
misfchien neemt de Schrijver hec hier in de beteekenis van
bet Hoogduitfeke Einfaltigkeit , domheid. '
De tegenwerping, dat de Gefchiedichrijver zijne Lezers
door verkeerde oordeelvellingen zeer ligtelljk kan misleiden #
wordt aldus wederlegd , dat de Gefchiedfchrljver behooriyk
tot zijne taak uitgerust moet zijn , en de nakomelingfch^
doorgaana zeer juist oordeelt.. Dan, al ware dit gevaar ook
te duchten, eene drooge vermelding van het gebetrrde kan
evenmin den Lezer op het üandpunt zetten , van waar hij dat
^ gebeurde moet leeren kennen; zoo als blijkt uit het voor-
beeld des invals van XERXza in Griekenland, en der daad
van Burgemeester van der werff in het beleg van Le^*
den. ~ Hieruit ziet men verder , dat de Gefchiedenia ^K
moet
LETTU', NATUU&» W ;SBDBS9NIM0S MENQELIII6EN* 475
|D«et atnbevelen door hare iedel^ke ftrekkiog, de , keuze hu
f er onderwerpen; en hec opfporen d^r drijfireren van hare
jieldeD;, zij moet niets boeken, dtn hetgene ^^^<9^iMri% en
waar lu
De vierde en laatfie Verhandeh'ng heeft ons het beste be- '
valleD* Zij loopt over het veelbet wiste vraagftnk, of hec ^^
verdichten van Aanfpraken en Redevoeringen, in de manier
der Ouden, den Gefcbiedfciiryver geoorloofd «ij, eft^niehan-
delt dit moeijel^ke onderwerp op eene wijze , die ons we*
cenljük oferiuigend voorkomt. De Inleiding is eene hulde
•an de Waarheid. Is nn het willekeurig inlasfchen van Aan*
it>raken en Redevoeringen geene zonde tegen dezelve? Om
dit te beoordeelen, moeten wij die leeren kennen. Daartoe
dienen nn de twee Redevoeringen van nicias enALCiBiA»
Bss btj THUCTDIDES, en van xenophon zelven, in des-
xelfs Optogt van cyrus; de Aanfpraak van r. q. flami-
NiNus uit poLvnius, die van l* aiiilius paullus
«an de Rfimeinen , tegen het beJflIen der Veldbeeren door on-
kundigen, uit Livius^ en uit de vériorene boeken de Aan^^
fpraak van aurelius orestrs aan de Overheden der
'Acheirs; voorts die van al va en fresneda uic hooft.
Deze manier worde aldus verdedigd: Het door de Gefcbie-
denis vermelde is geen uitvloetfel van nverktuigelijke oorza-
ken, maar van vrij willige daden, wier fpringveren men moet
tracbccft op te fporen, (volgens |het in de vori^,? Verhand^
llng betoogde.) Doch hoe moet dit "nu gefchieden? Door
afgetrokken betoog, door het. wikken of wegen van de voor-
en nadeelige zijde des karakters, In den vorm van een pleit*
geding , of door mij den man zelven , dien ik wil leeren ken*
nen, voor oogen te* Hellen, zoo als hij denkt, fpreekt en
handelt? Het laatde is gewis het verkiesl^kde, het aange*
naamfte, en, ter bereiking van het doel der Gefchiedenis,
ook het nuctigde voor den' Lezer, dien men dus niet tot
vooroordeel inneemt, wiens belangftefling men beter opwókt,
en dien men, in het voorbeeld des helds, tot navolging 'op*
wekt van alles ,- wat edel en goed is. Het is dus niet zoo
zeer de vraag: of de Gefchiedfchrljver. zelf de weinige woor*
den van zijnen held uitgebreid en orofchreven kebbe; maar
veeleer, of zulks naar waarheid ^ volkomen naar het karakter
en in den geest dier perfonen gefchied zij. Men moet toch
wel de /(v-ip van de firf onderfcheiden : tot de laatde mag
niecs
4r<> J* KOJIIJNBNSDIIG, MBNGELlMiGBir*
oiecft toegedaan worden ; de eerfte ftaac eer keuze dea Gei
fekiedfckrijvers f d. i. van hem, wien wij, in den'volflea
zin des woords, dezen naam mogen geven y niec den Kro*
nijkfcbiïjver» niec den man van den gewonen (lempeU (De
Heer konijn.bnburg kömc iiier 'nogmaals op het gefchil
over de onderneming van Sidiii , bij thüctdidb», cei»
rug.) 0och veel van liet goede , hetwelk hier, en naar ont
l^evoel blijkbaar, ten voordeeie dezer gefchiedkundige fiera^
den gezegd worde, neemt de Schri|}ver cerftond weder weg,
doordien hij den Gefchiedfchrijver met den Treurfpeldiehter
vergelijkt, en beweert, dat niets hem verhindert, om, in
Bekeren zin , hei vak des hoogen Treurfpeh tot zijnen werk*
kring over f e voeren P Hiermede geeft de verdediger van de
gewoonte der Ouden aan zijne bellrijders de wapenen in de
hand: want indien de Gefchiedenis tot een Tteurfipel gemaakt
wordt, zoo moet natuurlijk ook de Itof voor de fchoonbeid
der vinding en de ordonnantie van bet tafereel bezwijken. —
Met vijf regelen, hoe men van de vrijheid dier vM>fiering ge*
brolk zou mogen maken, eindigt de geleerde Schryver déze
Verhandeling.
. De (lijl van den Heer konijnbnbubg is ons niet over^
al even klaar voorgekomen. Hier, gelijk in meer 'zyner
werken, heerscht op vele plaatfen eene droefheid en ondui-
delijkheid, die misfchien het gevolg van diepe overdenking,
maar voor den Lezer toch onaangenaam is. Het zal niec
noodig zUn, di^rvan voorbeelden op te geven: dezelve ver*
coonen zich in grooten «'getale. Aan den anderen kant erken»
nen en vereéren wij *smans bekwaamheid, fcberpzinnigbeid
en geleerdheid, ook weder in dit nieuwe gewroclit zijner pen.
Mengelpoêzij van PBTBONBLLAMOBNf* Te Amfierdam^
hij Schalekamp. en van de Grampel. iSip* A gr^ %vo^
Flltentioj BLfz-i'*
XJt naam van petronella mobns is alom, in ons va*
derland, met lof bekend. Deze vrou^r» die reeds in hare
vroegde jeugd van het edelUe zintuig werd beroofd, draagt
haar lijden met moed en onderwerping. Men hoort van haar
geene ontevredene klagten over haar rampfpoedig lot, en zQ
mort niet tegen dé Voorzienigheid » die baar met zoo weinig
uit»
»• II o El« 8 » MSNOELPOta]* 477
«
^cweodtte géluklgotderen bedeelde. Maar zij bezit ook in
ziek selve eeDen fchac , . kosceltfker dan de biinkende gaven
der foruiin. Haar geeit , vr^ en verlicht , is verrijkt met ve-
lerlei kennis en wUsbeidt én baar hart, zuiver en godsdien-
iligf ia de bfon van de <delfte gewaarwordingen, welke,
door haar geyoel verhoogd, door baren fmaak voor hec
fchoone gekuischt^ en door bare verbeelding ib bevalKgen
tooi uitgedost, aait anderen worden medegedeeld door hec
vermogen eener kunst, fvelke dken waardigen ingewijden
verheft en veredelt , en oók haar troost en toevlngt , de lust
van baar leven fcbiiJnc te ziyn» Zulk eene vrouw moet alge*
meen belang verwekken, èn zi) heett de regtmatigae aan-
fpraak op^Uer tcbting door hare gevoelens, door hare deug-
den, zelfs dopr baren rampf^oed, zoowel als door baar ver-
nuft en bare begaafdbeden.
Wat byzonder dezen bundel aangaat, de Dichteres gtett
denzelven in het licbt met eene beminnelijke zedigheid. Zij
wilde hare lettervruchten, welke nameloos in onderfcheidene
tüdfcbriften geplaatst zQn, zooveel mogel\fk van gebrek^
zuiveren, of liever geheel omwerken, Ben groot gedeelte
van deze verzameling beftaat uit die lettervruchten, waarvan
zQ nog een* rQken voornad bezit. Het bier aangebodene is
\ Hechts eene proef, en de goed* of afiteuring der oordeel-
kundige lezers zal over bet lot van bet overige beflisfen.
Indien wij ons onder deze klasfe van lezers mogen raagfchik-
ken, dan zouden wQ, h\i ons in. het algemeeA zeer gnnftig
oordeel over deze verzameling, de Dichteres aanraden, uit
dien rijken voorraad, bet beste ie nemen, en dat beste voor*
af met zorgvuldigheid na te zien en te befchaven. De dicht-
ader van de Jufvrouw moems ia overvloedig. Hare Muze
Is gevoelig en bartel^k, fomtljds ceeder, bQ voorkeur emftig
en godsdiendig , altijd rein en zedelijk. Hare toonen zijn
aan de heiligde voorwerpen, aan God, de dengd^ de natuur,
bet vaderland en de vriendfchup, gewijd. Hare manier is
, meer beeldryk en fcbildéFichcig, dan krachtig en (lont; hare
verwen zijn firaa), mi en dap wat fterk gekleurd; haar pen-
feel.is zuiver en fiksch, niet altijd zoo zacht en keurig, als
men wel zoude wenfchen; Het is ons niet doeniyk, de
voortreffelijkheden en gebleken dezer dichtftukken door ge-
pasce proeven in het licht te ftellen« Schilderachtig en fraai
van
47' '• MOEN»
▼sn verwe zijn , onder anderen , 'de yolgende coupléccen i&
het dicbtflokji: Bij den aanvang van den Zomer.
sGül naderde ons dé lieve lente,
* En 't fchaduwbeeld des doods verdween {
Sthks groenden heuvMen en valleijen.
Ja , de uren dansten wéér in re^en »
En dauvden.*c rozenwus der jonkheid.
Bevallig om die halfrond heen.
De gouden ram werd pas gefpannen,
O Lente! voor uw' wolkenkoets.
Waarop ge ons, lagcbend, wéér moge sad'ren,
Of \ vlokkig q>oor der zilv»ren rtdVen ,
VoorfpeMe ons heil , en zelfs op rotfeo
. Ontlook de kiem des overvloeds*
Nu golfde wéér de lucht wellustig.
Door •t fchuldMoos koorgejuich der mln^
Zachu parelden de morgendroppen
Wéér op de ontloken bloefemknoppen,
£n 't koeltje fluipierde op de geuren
Der teed're nachtviooltjes in»
• • '
Ook deze ujt het: Faar^U aan een* Jengen FHend^ bij
zijn vertrek naar Batavia*
'e Verlangen gloeit, om zee te bouwen,
. Zoo vaak de vloed al tuim'lend wast.
Dan huppelt hoop 091 de ankertouwen.
Dan flonkeren kunde en gul vertrouwen.
Als tweelingvlammen , om den masu
Wen de oostenwind de noorderbaren
Met 2ilv*ren fchuim al zwellend kuift,
Dan bsuist uw' kiel vol iwier.door 't water.
Dat fonkelend om de banken ftoife ;
Dan doet zieb 't fdieidingsuur gevoelen^
Want ouderliefde wankelt niet.
Geen vriendenmin kan ooit verkoelen ,
Maar
\
llINGE|.POëZI}# 479
Misr moed ontvtftiiic door 'c grooticb bedoelen^
Wagr Neérland wegblaauwc in 'c verfchiec.
Dat) galmt n9g eens *c koezee ! vol weemoed ,
De ruwde zeebonk pUngc een' traan.
Hij drijkt xicb '( waaiend haar nit de oogen,
£n flaart den laatften duincop aan. enz.
In dit ganfcbe linkje heerscbt veel gevoel. Wi) fchryven-
nog het laatfte couplet af:
Nog eens , vaarwel I uw' feis door 't leven
Ziet ge eenmaal ook met roem yolcooid.
Vergtiar, uit pligtbetracbting , fchatten»
En (irand', o llrand op de ondeugd nooit»
Geen tydttip ga^voor u verloren, "^
' Biyf groot, wen 't zinvermaak u vleit.
.Wy zyn tot hoogVen Hand geboren.
Ziet gij dien Üraal door 't nacbifloers gloren?
't Is 't weerzien , Vriend 1 in de eeuwigheid.
a
Even fchitderachtige , doch meer üoute trekken bevat het
vers: Aan de Nederldndfche Dichtkunst. Slechts enkele cou*
pletten mogen wij er uit mcdedeelen :
Aan u wordt mijn offer, o liev'ling der dapp'ren!
Die eenmaal deze oorden met helden' bevolktet ,
Al juichend gebragt,
U wUde ik mijn fpeeltuig, u > Godd'iljke Dichtkunst!
Die de eeuwigheid llrengelt, met ketens van bloemen,
Aan 't fterflijk geflacht.
Hier f!emt glJ den lofzang der dankende fchepp^ng,
o GoddMyke Dichtkunst 1 bij 't knielend aanbidden.
Voor 't gloeijend gevoel.
Dan parMen hier tranen op galmende harpen , ^
•t Gebed wordt een feestlied, by 't zwijgend bewond'ren
Van orde en van doel. ^
m
Hier, Godd'lijke Dichtkunst! hier, Hev'ling der Ed'len!
Was 't ioofdak yan dennen tn eeuwen oude eiken
Uw tempelgewelf.
Ge
/
4to F. MOE NS »
Ge ontleeodec ów* tail kier van 'c brnifen der golven.
De klank van uw* lier fcheen 'c harmonisch oncwikk*ien
Der hoofdftofièn zelv\
•
BU zoo veel voortreffelijks van eene zoo achcens waardige
hand worde de (Irengfte kritiek ontwapend. Doch het plan der
Dichteres, om meer foortgelijke (lukken uit te geven, legt
ons de verpligting op , om , met befcheidene rondheid", ons
reeds geuit gevoeien , door een paar aanmerkingen , eenigzins
te ontwikkelen.
i.} Wy noemden de manier onzer Dichteres meer fchilder*
achtig dan krachtig. Fraaije beelden, wél aai^ebragt en wél
volgehouden, doen, zonder twijfel, eene overheerlQke
werking, en zijn onmisbaar in eene taal, die zelve beeld*
fpraak is. Doch ook hier geldt hec: omne nimium noceU Het
komt öns voor, dar de Dichteres een al te verkwistend ge-
bruik van beelden uit de natuur maakt, te veel fchildert, en
vooral re veel epitheta bezigt, ja daarmede bare voortbreng*
felen overlaadt. In vele (lukken . waar fchilderlng van de na-
tuur hoofddoel is, doet deze overvloed veelal eene gunüige
uitwerking; maar wanneer het op wendingen, op kracht, op
treffende en roerende voorftellingea enz. aankomt, dan wordt
door dien overvloed van beelden het geheel te bohtkleurig,
en de werking van het gedicht door de veelvuldige epitheta
verzwakt. Ieder (luk fchier draagt blijken van deze manier,
welke de voortbrengfelen van Mejnfvrouw m os Ns onder»
icheidt.
9.) Wij zeiden mede, dat wy het penfeel onzer Dichteres
fomtijds wel wat zachter en keuriger zouden wenfchen. En ,
inderdaad , van eede zekere hardheid of droefheid ia het niet
altijd vrij te pleiten. B; v.
Bi. 48.
Die , 'vallend , zich kruisten; flaanw fpiegelde V licht ziek
In V 'nat , op de blaén.
Bi. 49. De keten der orde, die alles, wat is^ en
JVat was^ en wat zijn zaly zoo vast houdt gefchakeldf
BI* 6o. Hoe bont, hoe fchoon ook 't lichc haar tooit»
BI.
BK 98. *c Gewelf praalt rijk tnec gouden lailipeQ.
BU 139. Ruischt hier *c herrstloof in de bosfchen* enz.
Die gebrek worde vergroot door hét veelvuldig gebruik vkn.
rijinelooze regels, waarin de Dichterea veel behstgen fchijnc
te fcbeppen. Hoe zeer zouden.» no^^taos, deze verzen niet
verzacht zijn, indien altijd en doorgaans het rijm ware ge-
bezigd!, Dit geldt bijzonder van de zang(!ukken. De Cantate
$p de verjaarde Zegepraal bij fVaterh» is anders een fchooa
en treffend lluk; maar zy is, naar ons oordeel» almede niet
muzikaal 9 niet zoetvloeijjend genoeg. Onze taal (wij kunned
het niet ontkennen) heeft een* overvloed van medeklinkers*
De. dichter móet deze eigenfchap door kunst, vooral door
eene melodieuze versmaat en het rijm, zoeken te verzachten.
Dit is, bovenal, noodzakelijk in een zangduk» en regels als
de volgende:
Waar eendragt firljdt, valt *s dwing^lands trots,
't Neérlandsch meisje fcheen de helmpluim
«
Der Franfchen lelie , (rotsch — o Lastïaar zelfs van God^-^enz.
zijn te bard en moeijelljk voor den zang.
Hoe zeer werkt het rii)melooze in d^ volgende regels nlec
mede tot deze droefheid 1
De wednw zoekt vruchtMoos, bij juichende helden»
Haar' echtvriend; hij bloedde, hij llierf op het flagveld*
Oii5, om is de zegel ^k Ster/; God! neem mijn gade
En kind in uv^ hoede: zoo riep h^ nog luid.
Waar, de Dichteres zich van bet volle rijm bediend heefc,
rolt ook alles gemakkelijker. Men vergelijke flecbts , in hec
HuweUjküied op bl. 132, dit(\ toezang 'met het vorige; en
wy meenen , dat het (lootende in de twee laatde regeld vkn
bet volgende couplet door het zachte rijm naauwelgks worde
opgemerkt: , '
Maar fchoone, korte Zomernacht!
Nog naanW verfch^nt ge in al uw' pracht ^
Of *k zie uw' vleugMen itcdi gedoopt in 'c morgenblozen ;
BOES0BSCH. i8ao. NOf II. K k Een
\
4tff 1^. MOEJNS, MtMCELPOëZIJ,
Een droom van vaur en purper Tloeic
Langs heel V gewelfd ja , V zoHlickf gloeit :
*k flang V fpetUuig aan een* (Iruilc ,. vol opengaande rozen»
Deze beide gebrelcen, welke wij mee vrijmoedigheid heb«
ben opgegeven, geven aan de voorcbrengfelen van onze Dich-
teres eene zekere gelijkvormigheid, waarnic noodzakelijk iets
eentoonigs ontdaat, dat men, vooral in eene verzameling van
"perzen, niet genoeg kan vermijden.
^ Eindelijk nemen wij nog de vrijheid, onzer waardige Zan-
geres in bedenking ce geven, of niet vele van hare lier-
a^angen al te lang zijn, en door nicgebreidheid aan kracht
en dichterlijk vunr verliezen. Somwijlen is een couplet wel
eens wat duister, zoodat men er bij nadenken moet, om den
zin te verdaan. Eene herhaalde lezing was vobr ons niec
eens voldoende bij de volgende regels, welke wi[j niec be-
grijpen:
(.nu 69.^ Op *c zilveren dons, langs berg en dalen, «
Gekleurd door flaanwe zonnedralen.
Schept voor uw* geest den tooi der lieve onnoozelheid ,
Die *t jonggedorven kroost moet fleren ,
Watr *x , onbeproefd , mag zegevieren ,
En waar zijn jubMend lied 't verhevensc^ zangkoor vleic.
Enkele geringe feilen, als, bl. 15, zaPge voor zalige i bf.
tft, eeuwige voor eeuw'* ge; bl. 40, ge voor gij; bl. 50, zij
voor kij^ enz. fchrijven wy aan de onnaaüwkeurigheid van den
corrector toe.
Verhandeling over de Interpunctie i behelzende een zeer gelei*
' delijk onderrigt aangaande de gronden en het gebruik dezer
hoogstnuttige wetenfchap^ en opgehelderd door eene menigte
voorheelden ; naar hef Fransch van den HooggeL Heere
K. /. L E Q u I E N , Profesfor in de Grammatica &c» ffc. &c.^
teParijSf tweede Uitgave: doch^ met vermijding van hetFran*
fche taalëigen^ opzettelijk ten gebruike van den Nederlan^
der gefchikt. Door j. j. perk, te Hilverfumm Te Amfier^
dam^ bij W. Brave* i8ip. In gr. %vo. 206 Bl. ƒ i-io-:
YYij deelen den uicvoengen titel van het alhier aangekon*
digd
E. A. I.£QUIB9y VERflANDEURG OtCa DE INTERPUNCTIE. 48I
41gd werk mede; doch moeten onze bevreemding betuigen,
10. wegens deze uitgave als vertaling nit het Franscb, daar
de Franfchen juist In bet gebmik der mstdippen zeer mer«
kelijk van onze taal verfchilten, en wij den Heer perk zeer
wel bevoegd oordeelen, om een foortgelijk oorfprookeiyk
Nederlandsch werk te vervaardigen; 2^. wegens het gebruik
op den titel van bet onduicfche woord interpunctie^ waar«
voor wij liever gelezen hadden het gebruik der taai*
fiippen; 30, wegens de uitvoerigheid van den titel: yèrhat\
deiing ever ••• behelzende ^.. en opgehelderd enz., en 4<>«
wegens het zonderlinge van den titel: naar het Fransch.*m
doch met vermijding van het Franfche taaieigen ; dat is , in
andere woorden, naar het Fransch van het vermedene Franscb.
Van de uitdrukking : iV^/^^/^r in de Grammatica, zwygen Wij*
Hoe flordig de Franfchen met deze tiisfcbentaairtippen tot
rnst te werk f^aan, blijkt uit bet voorberigt van den Schrij-
ver zelven, die» bij de aanhaling van een^ kleinen volzin uit
lUFFON's Natuurlijke HistoHe vau het Paard J innemen
uitgaven een aantal plaatfcn verrchillei)d getaalftipt gevon*
den beef^, gelijk hij dan ook van deszelfs Increérede elders
73 plaatfen, in 13 kleine bladzijden druks^ en in bet ifle
boek van den Telewachus^ volgens de (léréotype vicgave van
Dl DOT, in 15 kleine bladzijden druks, 173 yerfcbillende
caalftippingen ontmoette.
Dan , hoe gaarne wQ gewenscht hadden , dat de Heer perk
zelf Schrijver geweest ware, daar htj-desniettegendaande bet
werk vanden Heer lequien had kunnen volgen, zonder
daardoor, geiyk nu, in hec geval te komen, om hetzelve
dikwerf, te moeten tegenfpreken ,. wij nemen thans hec^ boek ,
zoo ais* het voor ons ligt; en daar de Vertaler de aangebaai*
de plaatfen uit Franfche Schrijvers tot voorbeeld goed ver*
tolkt, en over het geheel genomen eene vry gepaste taaldip.
ping gevolgd beeft, moeten wij hem onzen dank betuigen
voor de aangewende moeite, waardoor bij inderdaad veel lë«
digs in dit lettervak beeft aangevuld. Hoezeer toch het ge«
bruik der' taal- of rustdippen bij Nederlanders, Duitfchers,
Engelfchen, Franfchen en 'overige £uropefche natiën zeer
merkeiyk verfcbillen moge, laat zich nogcans de echte wijze
uit algemeene regelen tamelijk zeker afleiden; len zy de een
of ander wilde beweren, dat de rustpunten in elke raal, naar
geiange van de naauwere of ruimere borstholte der onder*
K k 3 fchei.
484 ^ A. tBQVtSII
fcheidene landbewoneri » Terfchtllea, en bet kmkterm«cigè fo
derzelver klimaac en ligchamelijk geftel gezochc moet worden*
De Schrijver zelf verdeelt zijn werk In % Hoofdftukkeo:
ïO ovef de komma» Ci); «O de komma- punt (;); 3.) de
dubbele punt (:); 4.) deflot.punt(.) ; 5O het vraagteeken (?);
tfO ïiei V4ïrwondering- of uitroepteeken (!); 7,) het op-
fchoriing- of uklatingieeken ( ), en (8. over de bind-
ftreep (-). Nog een <pde en lode Hoofdftuk dienen tot op-
^elderfng van de namen , in fpr^kwctading gebezigd , en van
de alinea^ of het beginnen van een* nieuwen regel tot vol«
i zin. Eindelijk volgt nog een Aanhangfel van den Vertaler
omtrent den zachteren klank der letter c, met het piaatfeé
der cedille (3) onder dezelve, het fcherpe klankteeken boven
de letter e'(')» bet gebogen klank, of nitlatingteeken, tot
verkorting der weggelatene a (a), de letterknottcr, of a*
foftrophe , bij de zamenfmcifing der vokalen (*) , het fchei»
dingteeken , of trema ^ in de klinkers boven de vokalen (•;),
de vierdubbele kómmtt bij aanhalingen, in andere aanhalingen
voorkomende („ „) , het ftarretje , of auérique , tot aanwij*
zing in aanteekening (*, fi :}:)» den wachthouder, over-
Wijzer, oï custos^ aan den voet eener bladzijde (*), de kop-,
pelüreep , of barre de Haifon , tot verbinding van woorden
CO» <*e grootere rust ftreep, oï paufe exfraordinaire ^Mi ge-
bfek van rustieeken en echter noodige vcrpoozing (—), hec
afdeelingteeken, of paragraaf (-§), en eindelijk de curfijf*
ütt^ip ^ oï ligne ' itaüqus ^ tot onderfcheidingteeken , om een
of ander woord of woorden meer te doèb uitkomen. Ieder
Höofdftuk is in velerlei artikelen verdeeld, naar gelange der
gevallen, waarin de taalflip tot rust, onderfchelding of ken-
merk van afdeeliiig of beheerfching der naiiiD- of werkwoor-
den dienen moet, en zulks wor^t alsdan door. gepaste voor-
beelden opgehelderd.
Hoezeer' ^1), over het algemeen, de kunstmatige onder-
fcheidingen des Schrijvers in het gebruik der taalftippen niec
kannen afkeuren, moeten wij echter, aan den anderen kant
de juiste aanmerking des Vertalers ten volle billijken, dat[
namelijk , de genoemde flippen geenszins alleenlijk kunnen oF
moeten dienen tot aanduiding van rust, maar wel degelijk
in een* rölmeren zin moeten opgevat worden, als teekenen
eener merkbare verandering van toon , hetzij verzachting of
verhooging, of ook van verkorting, verlenging, afbrekfnf
of
VE&HANDELllfO OVBft Dl INTIRPDNCTIE.
4«5
ef verband van denkbeelden ^ naar inace iedere kortere of
langere zinfnede zulk& vordert, waartoe dan ook het Aan*
.bangfel des Vertalers dient. Het hoofddoel der plaatfing van
alle taalllippen k|in wei geen ander getusemd worden, dan
verduidelijking der denkbeelden of begrippen voor den I&*
2e|: ; en bieraan » dunkt ons , moet al het overige getoetst
worden* In -het gebruik van de alinea , of bet begin van
nieuwe volzinnen , moeten wQ insgelijks van den Schrijyet
vérfchillei^, en\^ijn van oordeel» dat dezelve voldrekt niét
te pas. komen, zoo lang het. denkbeeld of begrip, hetwelk
voorgedragen wordt, niet vol of geëindigd is, en dus alleen*
lijk bij de wending eener nieuwe ontwikkeling of redegeving*
Zoo als wij reeds zeiden, er wordt in dit werkje veel
goeds gevonden; doch wij blijven, tenflotte, nog aandringen
op eene meerdere volmaking ten opzigte onzer HoUandfciiè
uat, welke de Vertaler ons, zoo wij hopen, bij een' twee-
den druk zal leveren, wanneer hij, met verandering van den
vltvperigen en zonderlingen titel, dit werkje van den Heer
LzquiSN Hechts zal behoeven te volgen, en ook met voor*
tteelden van HoUandfche Schr^vers zal kunnen aanvullen.
oorkonden uit de Gedenkfchriften van het Straf r egt ^ en uit
die der menfchelijke miifiappen ; tot een Vervolg op de be»
langrijke Tafereelen uit de Gefchiedenit der Lijfftrafelijke
. Regtspleging 9 enz. Door j. b. c kriste me ij er. Te Am*
fier dam ^ bij J. C. van Resteren. 1820. In gr. %yo. Vil en
^^\Bl.fZ'\-i
De bier medegedeelde . Oorkonden , door den bekwamen
CHRisTBMEijBR , zijn op denzelfdeu trant v^haald als z\i«
ne , voorheen door ons beoordeelde, Tafereelen (*). Het
komt ons echter voor, dat er vrf] wat meer fieraad aan de-
inkleeding te koste gelegd is, dan in den zoo even geaoem«
den, vroegeren arbeid des Schrijvers. In de beoorHeeling
daarvan zeiden wij , „ Hechts zelden eenige verfraaljing van
^ (lijl te hebben ontmoet, die eene wijziging in den vorm
^ kon doen vermoeden.** Wij moeten erkennen, die hier zeer
dik*
(♦) Vaderl. Letteroef. Febr. 1820.. N<^. III* bl. Iii-^lltf.
Kk3
r
485 ;• B. CHaiSTtMElJBR
dikwijls te liebben gevonden , en de Schrijver fchijoc dit zelf
te gevoelen, wanneer bij in de Voorrede erkent, ^ vóél aan
0 de naanwkeurigheld , msar doorloopend minder aan de waar»
^ beid der Gefchiëdenis te hebben opgeofferd/* Dit is ons
duister. Naauwkeurigheid iS,in dit geval , waarheid ^ea wordt,
!n een' bundel van gevallen , die hetzij op geregtelijke ak-
ten, hetzij op berigten vun geloofwaardige lieden (leunen , on«
misbaar vereischt. Anders laac men zich door het bevallige
der inkleediug van. lieverlede tot den gefchitdkundigen Raman
wegliepen, en van dezen tot hec gewone verdichte verhaal is
flechts ééne fchrede. Hoezeer wij verre zijn van dit laatde
af te keuren, en daaraan boven den zoogenaamden gefchied*
kundigen Roman den fteliigften voorrang toekennen , zoo moe*
ten nogtans fcherp afgebakende grenZen, eene diepe klove»
het van de ware Gefchiëdenis fcheiden, of de Lezer wordt
misleid , en er heeft in dit vak der Letterkunde de grootfte
verwarring plaats. De redenen, die de Heer christ£«
ME IJ ER, In zijne Narede, geeft, komeh ons geheel niet af'
doende voor. liL) wilde het gevoel zQnei; Lezeren fparen , hen
niet te zeer door harde fchokken pijnigen, (beftaat ons ge-
flacht dan uit zulke teére fchepfeltjes , dat zy het kwaad niet
eens meer bij den naam kunnen hooren noemen?) en toch,
van den anderen kant, het afzigtige der misdaad niet in de
fchaduw (lellen. Om een en ander nam hy dus (bet zijn *s
mans eigene woorden) ' nu en dan de pen der verdichting te
haat^ en bezigde fomtijds de vrijheid^ em zijne tooneeJen naar
eigene vinding te ontwerpen. Maar dit doel wordt daardoor
niet bereikt : . want ten (lotte moet men dan toch de gruweU
daden vermelden , en de krasfe tinten , waarmede de SchrQver
(kwanswijs in een* droom) den gemoedsangst van den Vader*
moorder (bl« 226) fchildert, zullen lieden van zulk een tee*
der zenuwgedel, als h(j zich voorftelt, meer aandoen, dan
het eenvoudige verhaal der zaak.
Voor het overige moeten wij , deze in ons oog gewigilge
bedenking vborbijgezien, aan het talent van den Heer c 11 ris-
te me ij er regt l^ten wedervaren. Hij verhaalt wegflepend.
Van de doorgaans bevallige inleiding af tot het ijzingwekken.
de flot weet hij 'de aandacht te boeijen, en de nieuwsgierig*
heid trapswijze meer en meer gaande te maken. Het vale
moeijeiyk, een zijner verhalen uit de banden te leggen, eer
het ten einde is, en — eene hoofdverdienSe «-* z^ laten al-
tijd
OORKONDEN* 48/
t
C^d edele, den mensch waardige , indrukfelen achter; diep af^
grijzen voor hec kwade, en eerbied voor den gedrengen Reg-
eer der ondeugd boven de darren, die zijnen ftedehouder^
bec Geweten, in ons gemoed ten troon heeft verheven, wien
geen (lerveling kan ontvlugten , dan de geheel verftokte boos«
wicht, die zijne grootde draf op Aarde vindt i& den gehee-
len dood zijner zedelijkheid. Van deze laacfte klasfe, no^
zien wij in dit. wefk weinig voorbeelden. De twee eerfte
verhalen en bet vierde behooren eigenlijk tot dezulke, waar*
bij de hand der menfchélijke Geregiigheid werkzaam was,
No. 3 ligt den fluijer voor de verborgenfle fchuilhoeken van
den wellnsc op, doch 'met de uiterfle kieschheid, zoodac
het teederfle gevoel door de uitdrukking niet in het minde
gekwetst wordt. No. 5 toont (even als No.. 4) de onweer*
daanbare kracht des Gewetens ook ddir» waar de misdadiger
reeds lang aan den wereldl^ken Regter ontdiapt was. Zeer
zonderling is, in No. i, de ontdekking van eenen dubbelen
moord, in de nabijheid van eene Hoogefchool in onze Zuide-
Kjke gewesten aan een' aldaar duderenden Edelman gepleegd.
Wij keuren hec echter niet goed, dat de Schrijver deze Hoo«
gefchool, die geene andere dan Leuven kan zJQn, (de éénu
ge, die toen bedond) onder de letter C. vermomd heeft,
betgene voor deskundigen nu aan het. verhaal eene inwendige
onwaarfchijnlijkheid bijzet. Waartoe ook deze noodelooze
geheimzinnigheid ? Indien het geval waar is , moet het thans
bijna honderd jaren oud zijn; en waartoe dan den naam der
Hoogefchool, waarop hec gebeurd is, Verzwegen? Ook moe-
ten wij aanmerken, dat al de gebruiken op den voet onzer
Hoogefcholea gefchoeid zijn, hetwelk wi] twijfelen, of In
Braband wél zöó het geval was. De Jonker van rode-
nijcKE (zoo ten minde wordt zijn naam opgegeven) gaat in
de kersvacantie op fchaatfen naar zijne woonplaats. Op den
weg derwaarts wordt hij 'vermoord. Verfcheidene onfchuld.'-
digen geraken in verdenking: alle wordi^ vrijgefchouwen.
Men geeft reeds de hoop op ontdekking verloren, toen een
der mededudencen van den Jonker, op de toevalligde wijze,
de bewerkers der misdaad ontdekt. Op een dorp iemand
moetende fpreken, en dien niet t'buis vindende, beduit hij te
wachten, en intusfchen in de herberg een* briefte fchrijVen:
bij zoekt naar fcbrijft;creedfchap , en vindt in eene Inde bet
faandfchrifl van een blijfpel , weieer ter gelegenheid der her-
K k 4 ' eeni.
/^
488 J* B« CHRISTEHBUER
I
eeniging van de verdeelde facalttiten door deo Jonker ge«
fchreven, dqor liefhebbers onder toejuiching vertoond, en
iecwelk de ongelukkige mee zich naar buis wilde nemen,
om het eer uitgave gereed te maken, met eenige Latijrifche
regels, den zielangst Ó!t$ veegen jongelings uitdrukkende.
De vriend van roder ijckb geeft het geval aan; en nu
blijkt het, dat deze laatstgenoemde in die herberg omge«
bragt was , om een' anderen moord , aldaar gepleegd , en. dien
hij toevallig ontdekt had, herborgen te houden. Dit gebeele
Verhaal is bij uitnemendheid belangrijk, en (wanneer er niec
al te veel aan hetzelve ingekleed is) een der trefTendde voor-
, beelden, hoe de liraf der Voorzienigheid, al hinkt zij ook,
volgens de oude Dichters, toch nooit geheel acBterblijrc. -^
Dit zelfde ziet men uit het tweede Verhaal , ^^ ^A^^iy»^^ /^M/^r
genoemd, hetwelk echter te ingewikkeld is, om er eene
. fchets van te geven. Ook hier, gelijk in de vier Lepels uit
den vorigen bundel, wordt door middel van eenen diefClal
een moord ontdekt.^ Uit den zamenbang der omllandigheden
vermoeden wij , dat deze gebeurtenis te Maastricht beeft
plaats gehad* Den naam van den blaauwen Ruiter draagt de
hoofdperfoon (een onfchuldig betigte, maar in wfen eene
menigte omflandigheden zamenloopeb, om hem als misdadiger
te doen befchouwen) naar de montering van een Regement,
onder hetwelk hij weleer gediend, doch naderhand eene tap*
persnering begonnen had. Gelijk in het vorige geval , wo^dc
hier de ontdekking der misdaad , doch tevens de redding van
een onfchuldig huisgezin, uit de zonderlingfte aaneenfchake-
ling van omflandigheden geboren. 1— Het derde Geval , de
Galerij der twintig Schoonheden^ herinneren wü ons reeds
vroeger ergens geltzen te hebben , zekerlijk door den Heer
CHRiSTEMEijER medegedeeld. Eene bakkersdochter, eerst
Coquette ^ ó^^vnsL boeleerder, wordt door een' braven en rij.
ken jongeling uit Gelderland bemind : deze (laat op het punt
haar te huwen, toen, een .vriend den armen bedrogenen nog
even in tijds waarfchuwt, en hem in een* (lif huis brengt,
waar, onder den maiicel des nachts en van het dieplle ge-
heim, uitvaagfels der fekfe, welker afbeeldingen de waardia
< vertoont, zich zelve heen begeven, om de prpoi van rijke
'wellustelingen te worden. Hier ontdekt hij zijne aauftaande
bruid. Wij meenen, <dat de inkleeding hier vooral zeer ruim
genomen is, hoewel het daarom te aangenamer leest. De
{ Heer
OORKONDEN. ^tt^
Heer chri^stembijer legt doorgaans zijne verhalen in den
mond van hen, die hem dezelve hebben medegedeeld; hier
komen wel drie verhalera te pas; een Amfterdamsch Makelaar,
die ook eene Mevrouw, zijne Principale, fprekend invoert,
en een Advocaat, zijn vriend, bit} ^^^ ^P ^^^ theebezoek
zijnde. Deze manier, van de Gefchiedenisfen te diahgifé»
ren , \^ zekerlijk aangenaam en belangwekkend ,, vooral In den
bevalligen (lij 1 des Heeren christemeijer; doch wat is
'nn waarheid? — De vierde Gebeurtenis, de Frijvrouw (Ba-
rones) van Groedenrode j behoort ook in de voormaals Oosten*
rijkfche Nederlanden tehuis. Eene Baronesfe, dochter eenr'
braven 'Vaders , doch eener flechte moeder, huwt haren Rent*
meester, neemt diens natuurlijke dochter (zonfler haar te
kennen) tot zich, maar vergiftigt het deugdzame meisje uic
jaloerschheid, daar zij aan de liefkozingen des vaders eene
verkeerde en fnoode uhlegging geeft. Deze ontdekt haar op
z^n doodbed dé betrekl^ing tot de vermoorde, en van die
oogenblik aan is de ziel der moordenares met de hevigde
wroeging vervuld, die zeer llerk en naar waarheid gefchiN
derd wordt. Naderhand gaat zij , uit wanhoop , en vm,
door Verkwistingen (ter verdooving van haar geweten) haar
vermogen te hebben verloren, in een klooster , wordt daaruit
door de Franfchen verdreven, geniet nog geene rust, moet
op haar zeventigfte jaar met zuren arbeid haar brood winnen,
en komt eindelijk, door een toeval en eigene aangifte^ in
handen des Geregts, doch fterft vóór' de uitfpraak van het
vonnis. Hier is het getal der perfonen , die men laat verha-
len, wezeniyk verwarrend. — In het laatile Verhaal wordt
een Landfchapfchilder ten tooneele gevoerd , die , na eene
reeks van zonderlinge lotgevallen, in een noodlottig oogen-
blik zijnen vader vermoordt, en daarna, in de verfchrikkelijke
inbeelding^ dat dit zelfde lot hem eenmaal van zijnen zoon
zal te beurt vallen , dezen en zijne geboorteplaats Manheim
verlaat, in Amflerdam eene fchuilplaats voor zijne wroegin-
gen zoekt, aldaar met een weldadig man bekend worde, die
hem voorthelpt, 'maar, door zijne vrouw en zwager opge«
zocht, deze ontvlugt , fcheep gaat, zich In een* ftorm als
den JONAS befchouwc, dien de hand der wrake vervolgt,
zijne misdaad belijdt , en In Portugal flerft.
De Heer chthstkmeij er, lieeft bij uitftefc de gaaf, (die
door den vloed van het vteemde, hetwelk ons öVernröotnt,
hoc
/
490 }• >• CHRISTEUBTJER^ OORKONDEN.
boe langer hoe zeldzamer wordt) van de echt Hollanéfitê
zedei^ treffend ce fcfailderen. Hij geeft daarin den thans over*
ledeoen^LooajES niets toe, en wij verwachten veel goeds
in den bnndel van gemengde Fefhalen^ <lien hij ons in zijn
Voorberigt belooft. Zoo zijn b. v* de inleiding tot de Ga»
ferij der twintig Schoonheden (het tfaêebezoek b^ den Make«
]aar}, en nog meer die tot den Landfchapfchilder (de gang
naar het koffijhnis, de tooneelen in hetzelve, en de wande«
ling naar huls) kabinetdukjes, waarin men den Atnjterdam^
ffi^r befpenrt , of ten minde den man, die Amderdam zeer
goed kent. Wij doen den Heere curistemeijcT., aU
verhakt y onbepaald hulde.
Odille , par Mlle h. van den bergh. Il Tomes. Breda ,
imprimé chez ^. van Bergen etComp. 1819. 8vo. 381 pag«
DtztFranfche Roman van de hand eenerLandgenoote, geiyk
naam en plaats aanduiden , behport niet tot het gewone flag
dezer gefchrifcen. Dezelve is» voor het groocfte gedeelte, in
brieven gefchreven, doch moet daarom niet vergeleken worden by
de (lukken van RicH/R DS ON, onze wolfv en deken
en anderen,. wier waarde in dezen vorm en in de briefswijze
ontwikkeling van een aantal karakters enz. bedaat. Het Ss hier
fiechtr om de heldin te doeri ; en die heldin is zekerlijk een
vreempje, zoo groot ais er ooit eene beilond. Wij wiilcm
daarmede toch niet zeggen , dat het een onding, eene over*
dry ving, eene herfenfchim is. Neen, wij zyn nog al' met j.
j. Rou SS E AU van gevoelen, dat het alledaagfcbe in de \i%^c'
rakters, by het ongewone in de lotgevallen, den middelma^»
tigen Roman l^enmerkt. Het komt ons voor, dat deScfariJfder
mede niet onbekend is met dien gevoeligen w^sgser, en in
een zeker derde vinden wij overeenkomst tusfchen haar (luk
en de Julia des eerften. Zeker is een jong meisje van eenen
gevoeligen aanleg en levendige verbeelding al een wonderlijk
fchepfeltje, waarvan bij eene afgezonderde leefwijze, onder
opzigc een^r treurige (fentimenteel-melankolieke) moeder wat
zonderlings kan groeien; en, is zy eenmaal op eenen dooden
auteur letteriijk verliefd geworden, dan is het voorwaar geen
wondert ^^^ ^^ 200 lieve, mannelijke oom, al is hy dftn
ook wfiC kreupel en niei: meer Josg , tot geneesheer van die
kwaal
IVnie B* TAN PEN BER.OH» ODILlC. 49X
kwfal iageroepen, dezelve niec 200 teer geneest, tis veeleer
yaii voorwerp doec veranderea', zelf dac voorwerp worde.
Het verwonderde ons, daarentegen, wel een beetje, dat hiJ
noch mama daarin zoo geheel geen erg hebben; fchoon.ons»
Toor het overige, die gedeelte ,1 en' met name oo!c haar ge«
houden dagboek, wel het beste bevalt. De (lijl is daar dik-
wijls zeer warm, zeer naTf, zeer fraai, voor zoo verre wij
over Franfchen (llji mogen oordeelen. Nietter^endaande hec
boven gezegde, hebben wij toch ook géene b^zondere aan*
merkingen op dé bijkomende karakters, maar vinden die 'zeer
lief geteekend. En dat alles nog zoo wél wéér te regc komt,
doét ons pleizier: deze afloop is voorzeker de natnurliJkHe en
beste; ten zij, misfchien, dat er eene kleine fchaduw op de'
fcbilderij ware geworpen, iiit hoofde dat al die vroegere
dwaasheden haar toch hadden beroofd van het vermogen, om
eene gelukkige vrouw en moeder te zijn. Dan, weliigt voeg-
de zulk eene aanmerking Mlle de Schrijfder niet. Wy heb-
ben dus , ten flocte , flechts een paar reflecties -* of het de
gewone lezytjes wel onderhoudend genoeg z^ zijn? en»
waarom het door eene Hollandfche niet in hare 'gene fcboo.'
ne moedertaal is gefqhi^ven? Ware' het dit, wij Honden er
óog wat langer bij lliL Achteraan volgen eenige versjes van
Odille^ die mede zeer wel zullen bevallen, vooral door
de levendige en klare befchr\|ving in fommige.
i
De Oudejaars Avond. Het dubbele Schot. Twee Verhalen van
B. CLAUREN. Uit het Hoogduitsch. Te Amflerdam^ bij
J, C. van Kesteren. In gr. %yo. \i^ hh f v-i^-x
Jc^n verhaal uit de Feênwereld of de Feéntijden f en alzoo
van goede zedelt|ke (trekking? Niet alzoo voor 't minst, k\%
wij verlangen zouden bQ het overbrengen van zulke vreemde
fprookjes' op onzen vaderlandfchen grond. Een goedhartig*
meisje raakt door hare weldadigheid , tot haar geluk of onge*
luk, met de Koningin der dille wateren bekend; eene Nixfe,
die haar en harer zuster eenen wensch vervult; é^t^ laatde
loos rijkdom, maar de eerde de gave om de wezenlijke on*
gelukkigen en armen (leeds te kunnen helpen» Na eenig tijds.
verloop brengen beide de** meisjes der Tooveresfe hare ge«
fchen»
/
49ft • fl« CLAU&EÜy VBUALEV»
fchenken terug : zQ werden geene van beide er gelukkig doör.
bii de eene ging die zeer nacnurUJk toe; maar ook de andertif
werd in bare goede oogmerken miskend , en zij ging de ha«
rer fekfe gedelde palen te bniten; zij had willen heerfchen.
De Toovergodia leidde nu echter beide meisjes tot het hii<-
welijk, en maakte haar rj|)k en gelukkig. ^Hef dubbele Schot
h een verhaal van nog ongeUJk minder belang. Het^is dè
aangekondigde en volbragte wraak, die, ja, weL dodr eea
crotsch, ellendig w^f verdiend, maar jegens, haren man voor
het 'minst niet z^er edelmoedig was. Ook kunnen w^ m'ec
zeggen, dat er in de karakterfchetfen, en voorbereidfelen tot
dat tweemaal fchieten, iets is, dat ons bif zonder bevalt of
uitlokt» WIJ zouden tlzoo ons wel zeer vergis fen^l zoo een
flerke aftrek den uitgever en vertaler bijzonder aanzette toe
het opzoeken van meer van f^ortgeiyk * gehalte op Daitsch*
lands, ook In dezen, vruchtbaren grond.
Spiegel voor Meisjes , of nuttig en aangenaam leesboek voor
Jonge Dochters ; vrij gevolgd naar den vierden Hoogduitfchen
Druk, van j» o. reinhardt. Ilde Stukje* Te Rotter-^
' ^^9 ^(/ J* Hendrikfen. In kl. Zvo. 151 Bl.fim^^i
iLeven en zestig verhalen, gefprekken of zedelesfen, vsn
gemengden inhoud , en aliezins geiijkfoortig met die van hee
eerfte' Stukje. Onder dezelve trok vooral onze aandacht No«
45, met het opfchfift : Een middel, waardoor men, zonder
gevaar, de kinderziekte kan bekomen; verhalende de- welge*
daagde poging 'van eenen Predikant , om dé inenting der koem
fokken zijner landgem'eente aan te prijzen; waarbij ons echter
bevreemdde te lezen, 4at een^der kinderen mu deze kunfljgeL
pokken gefforven was , hetwelk -men echter had verwaarloosd.
Dit is wel buiten voorbeeld , gelooven w)} | het voegt~ dut
Biet in een verzièrd VerbaaK Lazen wij eene echte gefchie^
denis, dan zouden wij nog niet zeggen: het kind ftierfaan-
de koepokken; maar liever denken, het was niet onflerfeiyk,
of voor andere ziekten veilig, terwt)! het gekoepokt was; teq^
zU er duideiyke bl\)ken wareo , dat juist de koepok den dood
veroorzaakt hid*
BOEKBESCHOUWING,
Gefchicdenis der Mensehhdd naar den Bijbel y deop
HERMAN MUNTINGHE. XI Deehfi,
I
(Vervolg en flat yan il. 455.)
[Xde DeeU] «Tiet was iioodig,dat de leer van Jezus «
na tijtï verfchefden van de aarde , trapswijze ontwik*
&eld werd. Zulk eene ontwikkeling der Goddelijke on-
derwijzingen was altijd gebezigd 9 en diepgewortelde
Vooroordeelen maakten dezelve, ten aanzien van die
van Jezus , ook zeer tot behoefte. Zijne wisheid ftraalT
'de bijzonder door in de keus der mannen ^ door welke
Hij z^ne leer liet uitbreiden en ontwikkelen , en die Hg
nam uit dé leerlingen van Joannes denDooper;uitden9
in het oog der waanwijzen , onnoozelen middeUland;
uit de bevooroordeelden zelfs; terwijl, hun natuurlek
*%è(laan niet alleen, maar ook hun zedelijk karakter borg
bleven voor hunne goede trouw in het overleveren van
huns MeQsrers leer* Even zoo veel wijsheid bewees
Hij in de vorming van deze mannen voor hun beroep ^
in de keus van - twaalf bijzondere vertrouwelingen tot
dit einde, en in de bijzondere vorming wederom van
deze , en bet onderwijs aan hen zoowel als aan de tüp»
dere, zoowel vóór- als na zQne opftanding, tot. aan
zijne hemelvaart ; terwQl ook de Pinkllergebeurtenis zear
doeltreffend was , en de overgang Van Paulus tot het
Evangelie niet anders dan ten uiterfte belangrijk voor
de bevestiging van het geloof aan deszelfs waarheid
wezen kon.
Deze Apostelen hebben de leer van Jezus verkondigd
in eentge redeyoeringen en brieven; geen zamenftel van
Godsdienstleer aan de menfchen voorgehouden,, zoo
min als hun Meester ; maar , gelijk deze , datgene tel*
kens verkondigd y wat bij voorkomende gelegenbeden
BOXKGESCH. i8ao. NO. ia. L I door
494 H. MUNTINGHB
door de omllandigheden vereischt werd} en zulks met
bewoBderens waardige wisheid 9 beleid » e^ befche(deiie
vrijmoedigheid. Schoon door den IL Geest , naar Je-
zus belofte 9 geleid , fchreven en fpraken zij echter
fnenfehcUjk. De Godheid zorgde Hechte i ,, dat zg zich
in zaken , den Godsdienst betreffende , aan geene
dwaling fcJiuIdig maakten , hetzij door eene tegen de
waarheid ftr^dende voorftelling der Evangelirche ge«
fchiedenis, betzij door eene voordragt van leerftuk*
ken , welke tegen den geest 4es Christendoms inli^
pen.'* [Schoon «— dit hadden wij er gaarne l^ggo^
voegd gezien — de /#ri» » waarin deze leerftukken voor»
|;edragen werden , wederom gedoogd werd vmI te heb*
i)en van het tgdelijke en plaatfelgke.] Paulus, geen
«nder woord er voor hebbende , zeide , dat de Scbrifit
des O. V. door God ingegeven is ; e^ de Godgeleerden
hebben daarom «ook, reeds van ouds aan ^ deze hulp van
Goi^ door welke Hij voor de pnfeilbaarheid '4er IL
Schrijvers in zaken van den Godsdienst gezorgd heeit^
met den naam van ingeying benoemd; welk woord men
onrchuldig kan gebruiken , indien men er geene ^e vipr
gedrevene denkbeelden mede zamenvoegt.
'Er z%tk velerlei» zich van zei ve aanbiedende , gron-
den, om welke de Apostelen» in de leer , van Jezus niet
konden, niet konden willen verfchlllen* [Hier.volgt eene
tfhikswgze vergelgking van de leer der Apostelen meit
•die van Je^us. £n au verwonderde het ons , dat wg
igeene aanwijzing vonden, in hoe verre de Apostelen de
ieer van Jezus Goddelijke natuur wijder ontwikkeld heb*
1>en9 dan Jezus (zie Deel IX, bl. 6^^ by zijne omwan*
deling op aarde had kunnen doen ; namelijk in zoo ver*
.^e, dat door- hunne voordragt het denkbeeld va*n eene
eigenlijke ondergerchikthetd aan den Vader wegviel; in
'tegendeel wel öpgaaF van plaatfen, die alle even zoo
'fterk ons op het denkbeeld dezer ondergefchiktheidbreii-
gen ^ als de uitfpraken van Jezus zehrendoen. (De twee
voorname plaatftn toch , Rom. IX: 5 en i Jo. V: oo,
worden onderrcheiden opgevat , en kannen dus In eei)e
xaak
GBSCHIEDBHIt DBK: MftNaCHHBID. 49$
*
atak v«fi gefÊjtkU 'niet bijgebrtgt wor^kn.) Merkwaitrdig»
dtaretucgent wts ons, bl. 94^ dexe jukdrukking . d^s
Hoogl. , bo gelfigenlieid der opgaaf van de leer der Apost
telen omtrent den perfoon des Heerst ,, Zoo waSi
Gods Zoon^ reeds lang voordat Hi) nensch werd ^ reeds
van eeuveigbeid , welligt vóór andere we^^ens » (wcWg$c
zeg ik «- voegt de Hoogl. er bij «^ want hier vind ik
cene diepte , waarin ik niet wagen durf zelfs mi^ oog
te flaan) bet beeld des Onzienlijkeo: zoo was Hij reed$
toen diegene^ in welken het eindige, den Öneindigen
aanfcbouweny door. welken het eindige aich met d^oi
Oneindigen verbinden kon ," enz. Ook ware bier d^
plaats geweest p. om van 1 Cor. XV: 74'^ai i^ handen
len, en aan re.wyzen» dat Pau lus daar geene ood^rge^
fichiktheid van Jesus aan den Vader It^ru Dit wordt
echter vergoed door hetgene wjy over deze uiifpraak D.
IV. bl. ftoó lezen «alwaar de Hoogl, baren zin zeereen^
voudig en natuorligk opvat en opgeeft , onder andereiv
ia deze bewoording<in : dat m^ de Zoon aan het eind der»
dingen, na aflegging yan alle zoodanige beerrchapi>ij «
als Hq tot nog toe gevoerd had , zich voegen zal in de
£9 dec onderdanen van den Qpperkoning , die Hem té
vorep alle dingen ter beftiering onderworpen had«"]
• Het hoofddoel van Jezus leer was de bevordering yaa
waar geluk , door ware deugd ; en de gefchiedenia beefi*
ook geleerd » dat alle , die de leer van Jezus van harto
geloofden en zochten op te volgen, daardoor, niet al*
leen in bun oiteriyk leven en gedrag, maar ook vooraf
in hun Inwendig beftaan , in hunne gezindheden , bet
ginfeU en bedoelingen , «ene zoodanige zedelgke verbe*
tering ondervonden , als nooit eenige vroegere of latere
wljsgecrige leer heeft kunnen te weeg brengen. Er is
4}o\l na de invoering van het Christendom in hetzelve
veel verbastering ontdaan; echter heeft er in de eerlle
eeuwen des- Christendoms bit de Christenen altjjd veel
veer ware^ d^ugd beftaan, dan.^r bij de Heidenen waSb
Verflapte déze deugdijver ook naderhand, dit kwam doojs^
dien de leer des Ch(istendoms d;n belijderen miiider
L 1 a . be*
49< n. MÜKTXNOHE «
bekead was » of met vele onzuivere denkbeelden Weid
vervuld. Maar duidelijker inzigt in die leer heeft, niet-*
tegengaande dit, mee ware deugd, blijkens de geTchie^
denia, altijd in evenredigheid gedaan*
Dergel^s leert de gefchiedenis pok ten aanxien van
de bevordering des maatfchappel^ken geluks en dat der
volken', door de leer des Chris tradoms. Het zij zoo,
dat dit veelvuldig gemisbruikt is : heilzame artfen^ kan»
in de baod^ des onbekwamen geneesmeesters , ook teft
vergif worden ; en het Christendom heeft toch veel aan»
leiding tot zedeloosheid afgefchaft , vele weldadige in*
rigtingen te weeg gebragt, en deszelfs onderwies ia
doorgedrongen tot alle klasfen van menfchen. Het
heeft', «hoezeer de middelen tot deszeUb uitbreiding
dikwerf de verkeerde waren , den eerden ' grond gelegd
tot de befchaving der ruwe volken , aan welke bet ver«
kondigd werd ; en bijzonder komt deszelfs invloed op
volksgeluk uit, na de tijden der Kerkhervorming. Dat
deszelfs heilzame uitwerkingen nog niet algemeener
2jjn., komt door deeds voortdurende miskenning van ea
gedeeltel^ken haat tegen hetzelve ; ook doordien des*
zelfs leer flechts als wetenfchap wordt behandeld. £a
ten aanzien der volken , tot welke zij nog niet is door*
gedrongen , mag men de toekomende wereld en de te»
genwoordige zeer wel zamen voegen. Deze zaak echter
voor ons een geheim blijvende, hebben wij, ten aan^
2itn van de bewoners dezer aarde , flechts in het oog
te houden , dat God , ten opzigte van de verdere uit*
breidittg des Christendoms, en dus ook van het nut»
dat hetzelve verfpreiden kan, denzelfden langzamea
gang gaat , dien Hij doorgaans houdt , en in de zeddij^
ke opvoeding des menschdoms door den Godsdienst
deeds gehouden heeft ; terwijl wij toch duidelijke belof*
ten hebben , dat de kennis des Heeren ééns de aarde
vervullen zal , de tijd van welke vervulling reeds , ia
onderfcheidene wenken , als derk nadereode , fchijnt te
worden aangekondigd.
[Nu volgt eene opgaaf y«D de jefcbiedenls dies Jood^
fchca
ÖESCHIEBKNIS DEH MENSCHHBID. 497
fcben ftaats , van den dood van Her odes , bijgenoemd
dén Greoten, tot aan deszelfs* onder gang; maav welke
opgaaf geen uittrekfelgedoogt*]
Door dezen ondergailg, echter, ontftonden wezenl^-
ke voordeelen vpor het Chrisiendom. Alles wet^ ^^
ftipt doQr vervuld , wat onze Heer te dezen aanzien
had voorfpeld , en zoo. werd de waarheid en Goddelijk-
iieid zijner zending bevestigd. De Christenen verloren
tr eenen voornamen vijand door. De Christenen , by
gelegenheid van dien ondergang gevlugt , hiebben waar*-
fchijnlQk niét weinig toegebragt tot verbreiding van het
Evangelie. God handhaafde door hen de waardigheid
van zijnen Zoon, en— «-een zeer belangrijk oogpunt ,
waaruit mpn die gebeurtenis befchouwen moet ! •«» met
den Tempeidienst moesten der Joden zinnelijke verwaclH
tingen verdwijnen.
* De gevolgen , uit het geheele werk afgeleid , zgn i^.
De Bijbel is een boek , hetwelk in de gefchiedenis dér
ontwikkeling van den menfcbelijken geest van zeer groot
belang is. ^^. De Bijbelfchë gefchiedenis heeft -dit zeer
duidelijk inwendig bewijs van waarheid, dat zij altijd
overeenftemt met dé onderfcheidene trappen der natuur*
lijke ontwikkeling van den menfchelgken geest. 3<>. De
Bijbel geeft ons berigt van de wgze der zedelijke opvoe*
•ding van het menschdom door den hemelfchen Vader,
en bevat derhalve inderdaad eene eigenlijke openbaring
van God aan het menschdom. 40. Volgens den Bijbel
^heeft God zich in de opvoeding van het menschdom al«
tijd zeer wijs en goedertieren gefchikt naar deszelfs on«
derfcheidene vatbaarheid. 50, Geenè tegenkanting heeft
'jmmer het ontwerp van opvoeding des menschdoms,
hetwelk God gemaakt had , kunnen vernietigen : alles ,
in tegendeel, wat er gebeurde, is aan de uitvoering daar*
van dienstbaar geweest.
Het geheele werk wordt door een volledig Register
gefloten, hetgene bet Xlde Deel uitmaakt.
\
LI 3 An-
49? ' ANNALES ACAPEMIA ORONIHGAKA.
^DDales Academise Groningan» x8i7-x-i8i8. petro
DRiESSBN, Rectóre Magnifico^ thboo. van
•' awiNOifREii, Actuarh. Grooing» apud ^. Oom^
' kért$% i8 19. 4to. maj^ f. ƒ 6 - : • t
JLLet 4eel dtr Jaarboeken van de Groninger Hooge»
fphopl) dat wij hier aankondigen , bevat, behalve de
.gesvone Series Lecthnum van Groningen, Franeker
-en Deventer, en de oordeelvellingen der ondel-fc heidene
.Faculteiten over de ingezondene prijs verhandelingen,
.met de opgave der nieuwe prijsvragen en de lyst der
verdedigde inaugurele Disfertatien , drie Gratiën van
.de Heereu Profesforen driessen, de wal en,
AMERSFOORT, CU vier Prijsverbandelingen van de
.Studenten de oro<)t; pareAü, muntendam
^en cocK*
De Rectorale Oratie van den Hoogleeraar dries-
•SBN bevat een betoog , dat , en op welk.eene wijze, de
uitbreiding van de beoefening der natuurkundige we-
.tenfchappen aan de Hoogefchool van Groningen moet
aangewend wordet» ter bevordering van het algemeen
welzijn der burgers»
Na eene zeer pasfend^ inleiding,- waarin de bejaarde
.Redenasu[ inet jeugdig vuur van den verloopenen tgd
fpreekt, en dankbaar de weldaden erkent, hem door de
.Goddelijke Voorzienigheid, gedurende <tjne lange let«
. terkundige loopbaan , bewezen , gaat bij tot de eigen-
lijke behandeling van zijn onderwerp over, dat ieder
zeker even gefchikt zal vinden voor den dag en voor
de plaats, als voor den (land des Redenaars. .
Hij begint zijn betoog met eene herinnering van den
invloed der natuurkundige wetenrchappen op onzen
. eerbied voor den Schepper , en de daarmede in verband
flaande of hieruit voortvloeijende gevoelens, eü roemt
nu de meerdere hulpmiddelen des tegenwoordigen tiids
boven den vorigen , ter uitbreiding der natuurkundige
wc-
•ANNALXIB ACABBMIiC OROTCTNOANA. ' 490
wetenfcbappen , en de glansrijke uitsfgten , die de toe*
tomst hierin oplevert.
De Redenaar dringt er Tervolgens op aan, om de
nog onbekende krachten van de voorwerpen der Na-
tuur, die het Vaderland oplevert ^ zoowel uit het Dier*
lyk als Plantaardig en Delflloffelijk rijk , ja ook selfs
de lucht, die ons omringt, en de zee, die onze landen
befpoelt, vlijtig te onderzoeken; en fpreekt Irij die ge-
legenheid van de (teenen en verfteeningen , die de , bij
Groningen gelegene , Hondsrug. in zulk eene menigte
oplevert , de veengronden , die ons brandftof geven , de
'menigvuldige in het veld groeijende planten, die nog
'tot huishoudelijk en geneeskundig gebruik zouden kun*
nen worden gebezigd. Met hartelijk genoegen hebben
wij hier den regt vaderlandfchen wensch van den be«
roemden Spreker beaamd , dat er op iedere vaderland-
fcbe Hoogefchool eene verzameling zoude zijn van alle
inlandrche voortbrengfelen , die in den kring dier Hoo*
gefchool gevonden worden , opdat er zoo eindejijk , door
aller zamenftemming en zamenwerking, eene Nat^r*
lijke Gerchiedenis des geheelen Vaderlands konde be-
werkt , en tot nut der ingezetenen , der Fa brijken eti
Trafijken , van den Landbouw vooral , die hoofdbron
van ons^beftaan, gebezigd worden. £n zoo vindt
-dan de Redenaar van zehren eenen gemakkelijkèn over*
gang, om over den invloed der natuurkundige weten*
'fchappen op deze takken van onze volksvlijt te fpre*
ken , en zijnen wensch te uiten , dat er op alle Hooge-
fcholen openbare lesfen in de volkstaal gehouden wier-
den voor alle klasPen en (landen van burgers , om den
-welda4igen invloed dezer wetenfcbappen in de fabrijken
en de werkplaatfen te verfpreiden ; gelijk reeds de les-
fen over de Landhnishoudkunde den^edenaar het heer-
lykfte verfchiet opleveren voor de meerdere toepasling
van de beginfelen der Natuurlijke Historie , der Kruid-
iiunde , der Schei- en Natuurkunde op den bloei van
den Landbouw, en op het ontginnen van nog woest
liggende velden*
- - L 1 4 Met
I
500 ' ANNALBS ACADBMIiB CROraNGAN.S.
(
Met grond wekt dan ook de Redenaar zijne Toehoor-
ders , hen vooral , die }n hooge betrekkingen de belan^
gen des Vaderlands verzorgen of eenmaal verzorgen
«uilen, op, het niet beneden zich te rekenen, om de
Akademircbe lesfen der Hoogleeraren in deze vakken »
ook na het verlaten der Hoogefcholen , ijverig bij te
wonen, bijzonder ben daartoe o)> het voorbeeld van
onzen Koning wijzende, die, gedurende zijn verbluf
te Berlön, altijd een der getrouwfte en oplettendftc
toehoorders was bij de lesfen van den beroemden
kkrmbstSdt*
De Redevoering eindigt niet eene vermelding van de
lotgevallen der Hoogefchool, gedurende het afgeloopene
jaar, en de bij zulke gelegenheden gewone aanfpraken,
die wij intusfchen met zeer veel genoegen gelezen heb*
.ben, (b^zonder ook het verhaal van het heugelijk ver«
blijf van Z. M. te Groningen) en welke, met de ge-
heele Redevoering, eene nieuwe parel hechten aan de
onverwelkelijke kroon van den beroemden Redenaar.'
Wg zouden het , om verfchillende redenen , zeer wen*
fchelijk oordeelen, dat dit belangrijk (luk in het Neder*
duitsch vertaald wierde.
De Verhandelingen van de Heeren de groot en
PA RB AU hebbqn beide tot onderwerp eene gefchiede*
nis van de verhuizingen der Hebreërs buiten hun va«
derland , tot de tgden , welke de verwoesting van Je*
.ruzalem door de Romeinen het naast voorafgaan , met
eene opgave van de oorzaken , welke dezelve hebben te
.weeg gebragt, en eene befchrijving :van de landen en
plaatfen , waar deze verhuizingen gefchied zijn»
De Verhandeling van den Heer munten dam be«
vat eene verklaring van de Rede, door den Zaligmaker
gehouden met de Joden , zoo als ons deze door Joan»
nes is te boek gefteld, H. V: 17—47.
Die, eindelijk, van den Heer cocR handelt over
het doel der Arafièn, zoo uit den aard der zaak, alt
volgens de leer der Romeinfche Regtsgeleerden»
De Heeren d£ groot en MurfTRNDAM zSa
Kwee*
AMNALBS ACAOtMÏM ORONINGAN^. 501
Kwedteliogen der Groninger , de Heeren p a a b a u ea
cocK der Utrechtfche Hoogefchool; allen ftrekken
deze VerhandelingeSi tot groote eer.
De Redevoering van den Hoogleeraar d b wal, bij
cene gelijke gelegenheid , als die van den. Hoogleeraar
1>RiBSSBN*, te Franeker uitgefproken ^ handelt oveif
de beroemde Regtsgeleerden van Vriesland , en levert
eene belangrijke bijdrage tot de letterkundige gerchiede*
nis van ons Vaderland » en , als zoodahig , ter handha-»
ving Van onzen roem in dit vak. Daar wij intusfcben
vernomen hebben, dat dese Redevoering, voorzien
jnet een. aantal aanteekeningen van den geleerden Schrijd
.ver, afzonderlijk zal worden uitgegeven, zoo hopen
wij op dit belangrijk (luk bij eene nadere gelegenheid
nog eens terug te komen, en fpoeden ons dus tot bet
laatfte, in dezen bundel voorkomende, ftuk, dé Rede-
voering van den Hoogleeraar Amersfoort.
■ Deze heeft ten onderwerpe de populariteit van den
, Christelijken Godsdienst , en is uitgefproken bij gele«
.£enhe{d van hec aanvaarden der Godgeleerde profesfie
.aan het Atheneum te Franeker* De Redenaar opent
.dezelve met eene vermelding van de verandering van
.Bijn.ftudievak, (hg doceerde te Harderwijk de Ooster«
fcbe lettelren) en den wenscb , dat die letteren in ons
Vaderland mogen blijven bloeljen* Hij doet daarop
hnlde aan de nagedachtenis van zgnen onlangs overle^
den' Broeder, die ook te Franeker een gedeelte zijnet
letteroefeningen had volbragt. Daarop verklaart de Re-
denaar eerst, wat hij door populariteit in den Gods-"
dienst verftaat ; te weten , • dat dezelve duidelijk en een«
voudigzij, ten opzigte van de leer zelve, aangenaam
aan het volk, door de gemakkeiykheid van het opvolgen
van deszelfs voorfchriften , en heilzaam in de nitwerk<*
felen ; en bewijst vervolgens , dat deze drïe kenmerken
jn de^ Christelijken Godsdienst vereenigd gevonden
morden. — WQ hebben opk deze Redevoering met ge*
joegen gelezen^ en twijfelen niet, of dé aanwinst van
hls de*
50» Af«NALES ACADSMLA ORONÜfOANAt;-
dezen verdieiiftelijken Hoogleeratr zal het gemis rïïA
zynen beroemden voorganger bi}^ bet Atheaasum te Fr««
neker op de gunftigfte' wijze vergoeden.
^_____ ■ )
• — . ■ - ■
JSijMfcAe Dogmatiek des Ouden en des Nieuwen Tesm
SamenSSy of Kritifche Voorfielüng der Godfdiens$^
Jeer van hes 'Hebraismus , hes Jodendom en hes 'ootr
^ fpronkelijk Chrissendo^.. Door w* M« t. db wet-
T B t gewezen Hoogleer aar der Godgeleerdheid se Ber»
' Ujn.^ Mes ophelderende en wederleggende Aanmerken»
• gen tiis hes Hoogduitsch yerSaald door c. vAif
^ B p £ N , Leer aar det Hervormden te Veendam. ^Iften
Deels ^ifte Stuk. Te Groningen^ bij W. Wouters.
1820, , 4n gr. %vo. XI ^ XXIV en ajo, BI. f t-^-\
H,
/
et kan , in den eerden opflag , aan fommlgen vreemd
voorkomen, dat een Leeraar der Hervormden m ons
land eene Btjbeifche Dogmatiek, in Duitschland uitgege-
ven en geheel in den aldaar heerfchenden nieuwerviret*
fchen geest opgefteld , heeft begonnen te vertaleiu Wor-^
den er dan niet reeds maar al te veel fchriften van aller-
hande foort uit het fchrljfzieke Duitschland in onze
inbedertaai overgebragt ? Waarom en tot tirat nut biedt
Hieh ons publiek een werk aan , waarin al \itx wezenlQ*
ke van onzen geopenbaarden Godsdienst wordt wegge*
filozofeerd, en er niets dan eene ijdele fchaduw van
wordt overgelaten ; een werk van een^n oe vO^ette,
een' der ijverigfte en ftontde Neologen^ die den gan*
fchen Pensaseuchus tot een mythisch gedicht heeft wil*
len verdraaijen , en door dit dolle denkbe'eki aan meer
danéénen zijner Daitfchemede-»Neologen zelve mishaagd
heeft ? En zoodanig een werk wordt door een Hervormd
Leeraar vertaald en uitgegeven! Het is waar, deze beeft
er niet alleen ophelderende, maar ook wederleggende
aanmerkingen bygevoegd ; dan , is het toch niet gevaar-
lijk^ het vergift aan velea in banden te geven > fchoon
men
• f
W« M. L. DS WETTB, BIJBELSOHK .X>OaiiATI£K« 503
jnen er eenig tegeogift tevens bij gegeyen heeft 9 Zal bg
fommigen het eerde «iet werken , en het andere onge»
.bruikt' blieven? — ' Hoe veel fchijn dergelijke. bedenkin-
gen ook' hebben mogen ^ wij voor ons, wel verre vaQ
des Vertalers onderneming te misprijzen of «f te keur
ien 9 vinden dezelve lofwaardig v en » in vele ppzigten ^
zeer nuttig. Trouwens, hoezeer de NeologiCche denk-
J)eelden , die in het naburig Duitschland heerichen , b^
ons, gelukkig, niet veel opgang maken, fommigeder*
;Selve, echter, aCzonderlgk befchouwd , komen den een*
.en anderen nog al zoo onaannemelyk met voor ,enhebr
.ben zelfs iets aangenaams , iets bevalligs , iets zeer aan?»
«bevelenswaardigs , zoodat men ai ligt gevaar loopt de*
j^elve aan te nemen , daar men niet ziet , waarheen ze
gunnen leiden, en hoe men, door dezelve als door
4waallich|jes geleid, van lieverlede op bedriegelijke bu«>
.^aden geraakt, en meer en meer zich. van den warj»^
fweg verwydert. Maar in deze Dogmatiek van o b wb Tr
;T B vindt men al de Neologifcbe denkbeelden in der-
2elver zamenhang, en tot een geheel in ^ne fjstema?»
jtifche orde bijeengebragt. Nu kan men ze alle , al& w»-
.re het , in ééns overzien , en zich ten volle overtuigen ^
hoe verre deBelve doen afdwalen. Ja ^ voor den onbe*
-vooroordeelden, ^ den kundigen, den verltandigan be«
minnaar van den geopenbaarden Godsdienst, onder ons ^
'brengt dit werk xijne wederlegging met zich : het be*
•vat geen vergift, waarvoor hi} ^ich behoeft 'te wach«
ten; of liever, hg Biet met eenen opfltgvan.faet oog, hoe'
"gevaarHjk , . hoe doodel^k dat vergift is , en hg heeGt
f een tegengift noodtg. Daar , echter, ieder , in wiens
Jiand dit werk komen kan , geenszins zoo volkomen in
xichzelven beveiligd kan gerekend worden, heeft de Ver*
:t4iler , die ook , uit hoofde van den post , dien bij- be^
kleedt , zoodanig een werk niet wel zonder aanmerkini»
rgen in het Nederduitsch kon overbrengen , er zeer voor*
'Bigtig, overal waar het: te pas kwam , wederlcggingen
liijgevoegd. «^ Dan , laat obs den Veruier zdven hoo^
^en , om des te beter aan x$n oogm.erk hulde te doen.
. : . In
504 W. M. L« DE WETTE
In zijn lezenswaardig voorberigt , na den geest van bet
Werk onbewimpeld aan den dag gelegd te hebben , brengt
hi; deze vraag voor r of het 'werk , over het geheel en in
deszelfs geest aangemerkt ^ vertaling en aanprijzing v^r»
diende? En hij antt^ordt volmondig : iV^^^ / maar me^
"s^egt hij daarop, zal beweren y dat de vertaling van
zoodanig een werk , met wederleggende aanmerkingen ^
daarom nutteloos zou zijn f Immers dan ware de poging
tot verdediging Van den Chris telij ken Godsdienst tegen
fchriften^ die denzelven beftrijden^ over het algemeen
nutteloos ? En hoe kan dat beter en duidelijker gefchic^
den , dan door de vertaling van zulke fchriften , met bij"
genoegde wederkggende aanmerkingen? — Indien men
'alverder vraagt , gelijk ieder oplettend vriend der waar»
leid natuurlijk vragen zal, of er dan niets goeds ea
i>ruikbaars in dit werk gevonden worde, zoo ant\voordt
die Eerw. vanei»en:J^ö/ Buiten de form , die zeer
bruikbaar is voor eene Bijbelfche Dogmatiek , en tot het
vervaardigen van eene betere kan opleiden ^ is het ih
meer dan één opzigt bruikbaar. En dit bruikbare brengt
bij- tot deze drie hoofdpunten i i. om ons te doen zien^
ho^ verre dé Neologi/ehe denkbeelden vervoeren kunnen ;
d« omdat het werk , ondanks zijne Neologifche ftrekking ,
ook Vêel goede bouwflqf voor eene Bijbelfche Dogmatiek
oplevert , en vele fehrifieh opgeeft , die bij de bearbeid
ding dertelve in aanmerking komen; 3, omdat de vriend
der waarheid j door de befehouwing van dit zoo kunst^
'tnatigy geleerd en methodiek gefehreven^ maar nietta-
min los en ftout opg$ field werk , het ongeloof in zijno
beperkte kracht en zwakheid zal aanfchouwen , en ziek
levendig in zijn Christelifk geloof zal verflerkt gevoelen.
Na het voorberigt des Vertalers volgt de voorrede
van den Schrijver , waarin hij den aard en de inrigting
van zijn werk opgeeft , benevens een overzigt van den
inhoud des geheels, waarvan wij thans een gedeelte
vertaald ontvangen. Het werk zelf begint met eene
uitvoerige voorbereiding, waarvan de eerfte afdeeling
is eene anthropologtfehe voorbereiding ^ of befehouwing
van
ItJBBLSCVE DOOBUTIEK* . S^S
yan den tard en de behoeften des tnenfchea , toot zoo
verre de Schrijver daarop xgne BQbeirche Dogmatiek
wilde bouwen^ en waarin alles op- de leest der nieu-
wer wetjcbe wijsbegeerte gefchoeid is* De tweede a&.
deeling wordt genoemd Hcuristifike yoprbereiding ^^,
welke zeer duistere en. eenigtios barbaarfcbe bena*
mi ng door den Vertaler aldus wordt opgehelderd : y^Hetp*
ristick is 9 o^^er bet algemeen» 'uHyindingskunst^oi^
den Godsdienst toegepast ; die kunst » om de leer (luk^
ken van denzelven op te zieken in de formen , waarin
hij zich vertoont." In deze afdeeling» dan, worden;
die leerftukken alle uit menfchelijke bronnen geput«
'Na deze voorbereiding wordt het werk in twee hoofd»
deelen verdeeld , waarvan het eerfte handelt over den
godsdienst des Ouden Verbonds» of het Hebraiamus
w het jodendom ; het tweede over den Godsdienst des
Nieuwen Verbonds, of het Christendom. Het eerfte
deel wordt, na eene historisch -kritifche inleiding over
de gefcbiedenis en de hronnen van het Hebraismus en
bet Jodendom, In twee grootere afdeelingen gerplitst;
zijnde de Dogmatiek van het HebraTsmus, en de Dog*
matiek des Jodendoms. De Dogmatiek van het Hebra»
ismus begint met Abraham , van wien , volgens d b
WETTE, de Hebreërs niét fléchts den oorfprong
huns. volks, naar ook van hunnen. Godsdienst afleid-
den, en eindigt met de Asfyrtfche en Babylonifche ge*
vangenfcbap. Dezelve wordt gcbragt tot deze hoofd-
punten: de leer aangaande God en de Engelen, de leer
omtrent den Mensch., de Theocratie of Godsregering,
en de hoop op eenen Mesfias. Het vertaalde gedeelte.
gaat niet verder* Dus blijft er nof over de Dogmatiek
des Jodendoms , of van de Joden federt hunne balling*
fchap tot op Christus, en de Dogmatiek van het Chris-
tendom; en deze beide (hikken wilde de Vertaler in
één volgend deel bevatten, waarmede het werk com-
pleet zal zijn. HeV zou ons , echter , niet verwonde-
ren, indien zijn Eerw. bij het bewerken ondervond,
dat het beter ware, het overige in nog twee deelen uit
te
5^^W. M. L. DE WBTTB, BIJlETJSCjËB DOGMATIBK.
te geven, watrvan dan, natuurlijk, het laatlte bet
grootfte *zou 2ijn. Althans wg verwachten , dat hij nop
zeer veel zal hebben aan te merken, en hopen, dat hg,
ttit hoofde van bet groot belang zijner onderneming,
zich niet te veel bekorten zal*
Wat nu zijne aanmerkingen betreft , dezelve zQn van
tweedertei aard, ophelderende en weder leggende. De
eerde zijn op vele plaatfen noodzakelijk, daar men Te*
dert eenigen tijd in Duicschland vele voor ons onver*
flaanbare woorden en uitdrukkingen gebruikt, meestal
uit de nleuwerwetfchè wijze van filozoferen genomen.'
De wederleggende aanmerkingen zyn de uitvoerigfte ,
Boo als zij ook moesten zijn. Dezelve ademen eenen*
oiipaitijdigen ,opIettenden , voorzigtigen , verflaüdigen,'
onderzoekenden geest, en zijn meer of min uitvoerig.
Haar gelange van den aard der onderwerpen zelve. Zoo
heeft ons , b# v. , zeer behaagd de meerdere uitvoerig-
held , waarmede de Vertaler het denkbeeld wederlegt ,
volgens hetwelk de verwachting van eenen Mesfias niet
anders zou zijn dan het uftwerkfel van eetie mengeling
van melancholie èn volkstrots , vati verbeelding en dwee*
perij , niet vroeger dan na de feheuring des rijks ont«
ilaan; een denkbeeld., dat den ouden Joodfchen en te*
vens den Christelijken Godsdienst van al deszelfs waar«
digheid op eenmaal berooft. •«* Dat hij ^nc aanmerkin»
gen terllond onder cfen tekst geplaatst heeft , keuren wQ'
volkomen goed. Dit is voor den lezer de allezins ge«
makkeliikfte wijze.
Wij wenfchen den waardigen man den noodigen lust,'
tijd en krachten toe, om zijne gewigtige taak volledig
af te werken, en mogen niet twiifeleff, of hij zal, W
het gunftig vertier van 4iet reeds uitgegevene, alle
aanmoediging daartoe vinden.
^ f
Jici
R. KOOPMANS^ RBPEVOEHINGEN , ENZ. .507
■^1"
• ^ . - -
Redt'^cringen . en VcrhandtUngtn: Door it» k.ooK^
MAKS. // Dcolcn. Tt Amft&riam^ hif de Wed^ 6^
Warnars en Zoon. i8ao. In gr. ivo. Te zamM
ot de uitgave van het iaatfte Deel van dezen arbeid
des Hoogleeraars bij de Kweekfchole der Doopsgeziiv^
den fteidea wij uit van deze Rcdjsvoeringen en Verhard
delingen vereerende melding te maken. Ër was toc\i
geene reden om onze aanpr^zing te verbaasten wegens'
dezen bundel van Hukken» bevorens bQ hupne vooi^-
dragc in Felix "MeritU door velen met goedkeuring go*
hoordf en ^ voor het meerendeel althans , niet onbeken^
aan Lezers van ons Maandwerk , waarin , x>f in het
JUagaxijn van Wetenfchap^ Kunst en Sn^aak , nagenoeg
^lle in der tijd volgaarne zijn opgenomen. Hierom ook
mogen wy ons thans bekorten ; een breedvoerig verflag
wegens den inhoud overbodig achtende , en het daar-
voor houdende , dat het publiek gevoelen in ons Vadei^
land aireede gunftige uitfpraak heeft gedaan over deze
pennèvruchten van den HooggeL koopman s* Wö
ten miafte vonden dezelve bij de herhaalde proeve zeer
fmakelijk » en zagen haar gevalliglyk op een' en denzelf-
den discb ons voorgezet en bekwame^k gerangfchikt ^
met tusfchenvoeging p^ajjieen' en anderen keurigenfcIio«
tel de tafel verrijkt » en bovendien het oude hier en
daar met eeae faus overgoten , blijkbaar van lateren t^-
en bewerking, pit los en waarlijk gepast verbai^^al
een "bevoegd beoordeeU^r voorzeker niet miskennen ,
die met ons de moeite neemt , alleen den hoofdzaken
lyken inhofid na te gaan* - v
In het eer fit Deel ontmoeten wfl verfcheidenheld Ta^
ftoffe, die tot het vak der Wijsbegeerte van den ouden
of lateren dag te huis behoort ; in het fveede werd ge«
.plaatst, wat tot den bepaalderen titel van goeden fmaak
gebragt kan worden, ^ ..... ,
Deel
^0$ K« KOOPMANS
Deel I opent met eene Redevoering over pyrrho',
den Stichter van het Supticismus ^ of overdrevene
Twijfclarij^ en eindigt met Z£No en spicuaus;
Wjtatblj y in afzonderlijke (lukken , over de Hartstogte^
loosheid QavFa^eta) der Stoieijnen^ de vergelijking van
hunne Zcdelcer met die van bpicurus, en, ten flot«
te , over de Wet der Rede gefproken wordt , naar aan«
leiding eener voorname plaats van cicbro, door
XACTANTiüs voor OHS bewaardi* Tusfchen deze
Redevoeringen , tot de oude Wijsgeereti en hunne Scho»
len betrekkelijk 9 en wd terflond na de eerde, volgt
een dHetal Verhandelingen (II— IV) over de Eenheid in .
het Gefchapene ; getoetst mis bewijs vowr de Eenheid der
rOorzaak , ever de Wet der Spaarzaamheid in de Na^
tuur , en over de Eindoorzaken of Oogmerken in deftofi^
felijke Natuur.
Bij de opgave dier ftofien blijkt den deskundigen , hoe
bekwame aanleiding de Verhaudelaar hier aantrof, om
over de nieuwere Wijsbegeerte , met name over kant,
te fpreken , en in dat tydftip , daarin er was , die met
den Koningsberger dweepte , tegen eene en andere van
d'eszelfs bedenkelijke gevoelens mannelijk zich te ver*
zetten, en aan te teonen, dat beide, het Ontohgiseh
en Kosmologisch bewijs voor het beftaan van een wijs en
•alvermogend God, genoegzaam geldig te fchatten zijn
tot een redelijk geloof. Leeren wij elderé (in dit Ifte
Deel) den Heer koop mans van den kant der Geleerd-
heid , en bedrevenheid in de Schriften en Wijsbegeerte
der Ouden, gunftig kennen; hier iQzonderheid ^ waar
hij, met bondigen ernst, klaarheid en fcherpzinnig*
Jieid, den grond van allen Godsdienst (laaft, onder»
fcheidt hij zich met voordeel in het bijzonder hoofdvak
zijner letteroefeningen en (land.
Het Ilde Deel opent met eene van 's mans hatfte
Redevoeringen , bij de uitdeeling der Prijzen in de bo-
vengedi^chte Maatfcbappij, in 1818 uitgefproken, over
het voorregt van den goeden Smaak ^ gemeenlijk het rf*
gendom van de Leden eener befchaafde Maatfehappij .
AU
kBDBVOBRINOfiN ÈU VSRHANlJBLmGENé fjq^
Allelafls gelukkig tt^as ^ èöo wy achten , de keuz^ van
dit onderwerp» zoo wegens de gelegeniieid als plaats
bij uitnemendheid gerchikt oih de adndaêbt te boeijen,
inzonderheid daar het bg den Redenaar adü keut vaa
ftyl en WeK^rekende vóordragt^ of ook aan bevallige
iokleeding der zaken , niet ontbrak; Van dezen aard
trof ons de voorftelling van het bewijs V9êr denalge^
meemn gotdtn fmaak , door den Redenaar , als oqgge*
tuige, ontleend van den indruk der laatségeboudené
Tenioonftcllihg ^ verwekt bij eenen ihndaian van ge^
zond natuurlijk verftand , doch welke nioHner fchilde**
tg^n Van eenige beteekenis gezien bad. Wy sichten on-^
zenLezerft eeiie proeve van den geprezen' fchrljftrant té
Eijn verfchukügd , ofTchoon w^j daardoor eenigzins uit-^
voeriger worden zullen, dan wij ons hadden Voorn
gefteld.
^ De zaal intredende inet den Landman, (zegt
koopMANS) fcheen hij door den luister der menige
vuldige tafereelen als verblind* B'^ nadere bezigtiging
verving b^daardef e aandacht de hooggeftemde ver^wonde-
ting i en het bleek mij wddra , dat de Hukken ^ i^elkg
de toejuiching det kenners verwierven j ook bijzonder
zijne opmerking trokken^ Meest gaf hij zijne goedkeu*
ting te kennen door te betuigen: ^ wat is alles klaar;
I, hoe duidelijk kaa men zien , wat het is i '* -^ Aa^
bet gezigt der VrUfchcKraamkamcf kon hij zich naaiï*
welijks verzadigen. Hij was met zulke Vriefche too-^
teelcn bekend. Bij Dldo ch Enea$ hield hg zich niei^
lang opi t)aar fcheen het wel , of het onbekend^ on*
bemind maakte. Intosfehen gevielen hèm de üieestir
p0rtretten nit(tekend, off((:hoon hem de afgebeeldet^ ^
geheel vfeemd waren. Paarden , koegen ^ fchapen en
landfchiippen bei^orgden hem doorgaans het grootild
genoegen , en daar wist hij dnidelgk de overeenkomst
en het veffchil met de Natuur aan te wyzen. In ii
tafereelen van de '9hr Getijden merkte hij weldra op^
het heldere en vrolgke der Lente» bet zwoeJfe tin druk-
kende des Zomers , het frisfche .van den Herfst ^ eit
B0EK9B8CH. l820« K0« XSI. M tt W«
510 * R. KOOPMANS
bovenal de werking van de ftieeuw, bg het zonneficbtln
den Winter. In de Schaapskooi wekten de voorwer«
pen, tot alle kleinigheden toe, 2iine verwondering.
Ongemeen beviel hem ook het klare en duidelijke der
keurige BinnenvcrtrekjcSé In de Fruit/iukken fcbenen
hem vooral de druiven belust te maken. Menig zee*
togtje gedaan hebbende, kwam hem de ondervinding
te (lade, bij de a1gem):ene beoordeeling der Zeeftükken.
De indruk was natuurlijk evenredig aan de kalmte, de
woeligheid en den ftorm , welke afgebeeld waren.
Reeds vroeg viel zijn oog op het meesterfluk, hetwelk
den vaderlandrchen kanstroem en heldenmoed zal ver-
eeuwigen. Met dille opgetogenheid hM hij het op
cenigen afftand aangeftaard, en vooral het paard van
den Kroonprius bewonderd. Eindelijk verkreeg hg,
door het wijken der aanfchouwers , gelegenheid, meer
onmiddellijk het ftuk te naderen, en rcheen,op het on-
verwacht gezigt der bajonet van^ den Flaukeur, als on-
willekeurig terug te deinzen. — Zoodanlig waren de- in-
drukken bij dezen Landman, wiens oordeel overeenftemde
met het gevoel van de meeste befchouwers , die , over
het algemeen, den fmaak, waarover wij fpreken, toon*
den te bezitten.^'
Op deze, welligt van alle het keurigst bewerkte^
Redevoering in dit Deel volgt een tweetal Verhandelin*
gen, over het Spraakvermogen^ en over de waard^
des Menfchélijken Levens^
* Eindelijk betoont de Schrijver zijne hoogachting voor
een drietal waardige Mannen en vaderlandfche Dieh-
ters der naastvorige Reuw : ]>irk rafelsz camp*
HUYZEN, CONSTANT IJ N HuroENS, CU den be-
roemden Vries gijssert jakobs. Den eerstge-
melden leert hij ons, als Mensch en Dichter, in een
tweetal C^) , de beide laat (Ie ieder in ééne Redevoe-
ring kennen en bewonderen.
Elk
(•) Deze twee Redevoeringen zijn evenwel blJ de uitgave
COC ^én gebeei gebnigc»
RBDEVOERINQBN SN VKRHANBELINOBN. 5x1
Elk dezer ftukken draagt bewijs van den lust, waar-
mede zij in den beginne dóór koopmans bearbeid »
en daarna, tot den dag der uitgave toe, behartigden
verrijkt zijn geworden met bijvoegfelea en zeer aangel&-
gene aanteekeningen. Deze wijzen doorgaans over tot
|[erchriften van kundige Manuren , in de jongstverloa*
pelie jaren in het iicht verFcbenen. Bgzonder omtreitt
den GijSBERT, moeljelljker om te verdaan, naar g&»
iange de oorfpronkelijke Vrierche landrpraak in onbruik
komt, zal men met genoegen ontwaren, hoe zeer de
Schrijyer zich liet gelegen ^ijp aan desz^lfs ophelde-
ring. Wg mogen ons tot geenen toets inlaten vën de
doorgaans gewigtige aanmerkingen, zoo van kooP)*
MANS, als van andere beminnaars der oude tale, bem
.vriendrcbappelijk medegedeeld (*)• Liever, toeven wg
het
(*) Over de bekende plaats van gijsbert japiks:
Ut ik di hjnst fenn^ {lal rejz^ Ueie ,
Az yen folie wol befchieie.
waarmede men jiren lang geen* rtad wist, vinded wQ hier
groot licht verfpreid. Vruchteloos verpande zich de geleerde
^ w A 8 8 E N B È R G H in Zijne Taalkundige Bijdragen , om goe^
den zin aan de woorden te hechten. Gelukkige^ fladgdè
KOOPMANS door d6n invlily dac, in het eerRe vers, van het
Tuintjt 'van fial kalen ^ of mesfetrekken ^ oudtijds zoo gewooü
' onder het landvolk en in kroegen, gefptóken werd. Echter
bleef er dui8terheid , hoe men den volgenden regeel te ver«
liaan hadde. De Heeren e pre ma en ttALiERTSMA^w^rkêir
gedachten koopmans mededeelt, flaan onderfcbeidene we-
gen in ; maar de gronden voor hunne verklaringen vinden w^
hier niet ontwikkeld. Vermetel ware het óMt^ te beflisfen,
wie des Dichters meening hest getroffen hebbe. Wij helled
over naar den kant van halbert^Ma, omdat zijne uit*
breiding en toelichting ons töefcb^nt meer te vallen In hét
Vriesch nafve , dan de zin , door e p k e m a aangeduid»
Echter het komt hier vooral op de woorden aaif , die letter-
lijk dus luiden: ^ Als ééif veel (of velen) wit befcheiden:^
De zwarigheid omftaac blijkbaar uit de beceekenis, die men ^
M m a te
gif WU KOaPMAHS
faet-oogenblik, dtt de nieawe uitg&vevan den otjs-
BBRT, dopr EPKBMA fedcrt jtrén bearbeid , eo os
bij inteekening (*) aapgekoadigd , ooi daartoe ruimere
flof zal bieden. IntUBfcben verblgdeh wy ons in het
kitsigt, dat ons vaderlandach en tetterminnend Pik
bliek 9 door eenen Man , berekend voor die taak , ftaat
ingeleid te worden tot' betere tcennis en verftand van
dien Nationalcn Poikdichrer ^ thans werkelijk voor ons,
en zelfs voor den Boerenlland in Vriesland , onbruik*
baar, en zonder gezette beoefening voor eiken Stede-
ling duister. Ook durven wij ons vleijen, dat het bq
onze Landgenooten niet ontbreken zal aan de verlangd
de aanmoediging tot den druk. Althans door de Taal*
kundige Bijdragen tot den Vriefchtn Tóngyal^ van den
Hoogleeraar wassenbsrgh, is de aangelegenheid
van de verouderde landfpraak, door gijsjkert gehe-
zigd ,
i
te hechten hebbe aao hef^hied^ oïhefchetden^ hetwelk mes
hier aantreft iA eenen zid , zoowel In Vriesland als elders
verouderd eo ongewoon ^eWorden. Felen befckeiden kan nu
te kennen geven ¥elen uitdagen^ noodigen om tegen hem te
fnijden^ te vechten. Liever, evenwel ^ zouden wij denken
aan eenen haairanger of twistzoeker\ die veel wil hepaien^
bezetten^ naar eigenen dpnk 3^//{/2r0 ; en zoo ^ dunkt ons, heeft
het HALBERTSMA ook opgevat , die gijsbert's uitdruk-
Jcing vergelijkt bij het nog gewone zeggen van ^ veel re
willen befckaaijen , heheeren , of de wet ftellen/' Dan , waar*
om zyo Eerw. niet eenige gronden voos zijde verklaring aan
EoopifANS opgaf, is ons onbekend, wy wijzen deskundi«
gen over toe uutdecoper's Praeve van Taal- en Dickê^
kunde ^ bl. 4—8, waar deze Letterkundige» aireede door
WASSENBERGH aangehaald , breedfprakig is over bet woord
befckeiden. Of wil men het korter, dan verdient ki liaan
nageflagen te worden. Daar leest men befcheeden , befckeiden^
Definire^ prafinire^ determinare^ conjlitnere^ prastituere^ de»
^rnere»
C*) De onderneming gefchiedt door j. f r o o $ t » Boekhan»
delaar te Leeuwarden^ bij wien een berig( v«a iat^ckepkif
worde uitgegeven»
\
tigd, volkomen iiUgetn&attf bij Letterkiindfgetlé Eri
tirat het fchdone en nofve bef fcïft mn eentge vdii des^
zelfs losfó (lukjes^ eene vrijé Nantgihg^ oiid^ deti
C};el van Grootmoeders Ktagf^ in het IVde Deel VHfi
B I L DS R D IJ R 's Mengelingen , alsttied^ de fiaauwkeu*
f iger Vertalingen van verlcheidene zijner verzen in dè
voor ons* liggende Redevoering van koopmans, ken<^
ceekenen voorlooprg genoegzaam de bekwaamheid efi
ongemeene verdienden des Mans , blijkens z^ne ?faU
men niet minder bevoegd de lier te fpannen tot den
boog verheven', deftigen zang» Maar vergeten wij ons
2elve niet bij dit onderwerp. De tijd gebiedt ons , de
pen neder te leggen , en van den Heer roopmans
affcheid te nein^n, met dit enkel woord wegens het
matigen van onzen lof : Goede wijn behoeft géenenkrdnu
Gefóhiedkundige Gedenkftukken en Aanmerkingen over
het ,Befiuur van Holland^ door lodbwijk bo-
naparte, gewezen Koning van Holland» Uit het
Engelsch vertaald. In III Deelen. Te Jmfterdam ^
^V J- JC. Van Kesteren. iSap. In gr. ivo. Te za*
men FII^ 1030 ^/. ƒ 9-:-:
w,
ij haasten^ ons met de aankondiging van een boek
van zeer veel gewigt voor ons land , ja; wq zouden
bijkans zeggen, voor tW^n Hollander. Hetzelve bevat de
öedenk&hriften (^documens') j niet Gedenkftukken {mi^\
numens) der Regering van den goeden en welineenen-
den LODBwijR, die zoo gaarne de tranen, welke zijn
ommenschte Broeder deed vloéljen, alle zou hebben
gedroogd; die zulke edele voornemens en gevoelens
koesterde, terwijl het flechts aan de omflandigheden en
aan zgn vermogen haperde, dat dezelve niet werden
tot ftand gebragt. Deze Oedenkfcbriften zijn gelleld
door den hoofdperfoon zelven : er is zulk een ovèrtai»
gende toon van echtheid, van waarheid in dit boefc ,
Mms (ten
514 lodbwije: BeNA;pARi^B
(ten minde in het oorfpronkelijke FramcK) (]at bet bg
ons nimmer in bedenking gekomen is, of lodjs wijk
lioNAPARTE wel de Schrijver ware. Men gevoelt ,
dat deze ons eene menigte byzonderhedisn der vier nood-
lottige jaren van zijne Regering , waartoe hij den fleu*
tel had , alléén kon ophelderen ; alléén de verborgea«
lieid der ongeregtigheid kon ontvouwen van 8ie Nap€F^
hontifche ftaatkunde, welke zelfs wij^ die er de flagt-
. offers van waren , in hare geheele , helPche verfoeljelijk^
Jieid zóó niet gekend hebben als wij 4iaar hier met a&
fcbriic aanrchouwen. : Daarbij heeft natuurli)k de veelal
miskende Vorst eene ApQhgU van zyn beftuur willen
/chrijven, hetwelk hem niemand ^en kwade zal duiden.
Hii heeft, dit, gelijk natuurlijk was, in de Franfchc
taal gedaan , waarin wij zulks ook gelezen hebben , zijn*
de te Parijs uitgekomen , en naderhand te Brusftl nagc-
drukt. Het moet dus eene boekverkoopers- kunstgreep
^an de Engtlfcht uitgevers zijn, en niemand zal het
ligtelijk gtlooven • dat hun werk naar het oorfpronke»
Jijk en eenig Handfchrift is vertaald , en dus de Fran^
fche uitgave te Parijs eene overzetting van hun Ënm
gclsch is. Dat de Cenfuur (welke thans niet die van
s ON AP AR TE is) er veel in geknot heeft, zal men
ook niet wel toeftemmen, daar de Schriiver het zich
tot wet gefteld heeft , geene beftaande Regering te be-
leedigen. Eik, die deze Franfchc uitgave gelezen heeft ,
zal het met ons eens zijn , dat zij zóó , en niet aoders ,
uit de pen van den Schrijver moet gevloeid zijn. De
Ilroefheid eener vertaling van eene vertaling doet zich
.dan ook in deze Hollandfchc uitgave dikwijls genoeg
opmerken ; hoewel wij iets moeten toegeven aan den on*
gemeeiien en prijsfelijken fpoed , waarmede de overzet»
ting, om het billijk ongeduld, van het Publiek te ge*
moet te komen , vervaardigd is.
Doch , hoe dit zij , komen wij ter zake. Het werk is
in zes (lukken verdeeld : komst tot den Troon en het jaar
.i8j6 in het eerfte, de jaren 1807 en 1808 in het twee«
de 9 1809 en 1810 in bet derde Deel. Het begint » na
GKDBNRSTUKREN ENZ. OVSR HOLLAND. 515
ctne korte inleiding , met eene fcliets van den ftaat on«
ces Werelddeels 9 en bijzonderlijk van Holland 9 in i8o6.
Dezelve valt, wat het laatfte betreft , wat ongunftig
vit , natuurlijk om liet goede , door l o o e w ij k als Ko«
ning gefticht, te releveren. Er is wel iets waars in het
verwijt , door den Schrijver aan onlt .Voorvaderen ge*
daan , dat zij , na de Unie van Utrecht , verzuimd iieb*
ben, de utt« en inwendige veiligheid van den Staat
door een vast Beftuur te verzekeren , (daaronder men
dan een monarchaal verftaat.) Maar men valt tegen*
woordig* al ligt in den misftap , van de oude tijden naar
de onze te beoordeelen. Onze Confiitutionéle Eeuw be*
ftond vóór 1775 nog niet* Toen regelde men alles naar
de ondervinding , en was blijde , altijd zoo vee) moge-
lijk het oude te kunnen behouden; — thans wordt
alles naar theoriën geregeld » zonder juist veel naar bet
oude te vragen, dan in naam. In Engeland j Zmtfer^
land^ Fenetièy enz. was de RegeHngs vorm. even wei«
nig op berpiegeling gegrond als in Nederland^ en men
befcbaafde flechts altijd het gebrekkige, zoo veel de om>
ftandigheden vereischten. L o d s w ij R «egt , dat w i l«
te M III Holland tot een' monarchalen Staat zou bebben
unnen brengen, en wij^elooven dit ook; maar her
aott hem niets gebaat hnben: na z^nen kinderloozen
dood badden de Staten even gereedelijk de Republiek her-
fteld , »ls zij nu , na den dood des Erfftadhouders , die
waardigheid (lilzwj^gend vernietigden. Dat willbm
IV een ontwerp zou gehad hebben , om de fouvereine
Magt in handen te krijgen , hetwelk mislukt zou zijn ,
is ons nooit gebleken, maar wel het tegendeel. Lode«
WIJK keurt het Patriottisme van 1786 en 1787 zeer af,
en beweert , dat de Hollanders toen veel liever , in den
woefigeii ftaat vaa Europa^ een eenhoofdig Bêftuürhad*
den moéten .aanftellen. Hij erkent gereedelyk den af<
hankelljken ftaat, waartoe ons land, door den inval
der Franfoheni iQ ^795 gcbragt was; doch ft:hat zeer
juist de voorzigtigheid der tusfchenbefturen op prijs,
die de zeden ^ de gewoonten en den koophandel door
M m 4 gee.
N
geene nieuwe en vreemde wetten vodr bet hoofd fUo*,
ten. Maar hét gene hij l^ter (én nog. in 1805) van da
partijdigheid der Hervormden jegens de Roomfchen zegt^
en dat deze vernederd^ ftrfioottn en Qngelukkig waren »
is hem wel flechts door eenen JezuH op de mouw ge«
fpeld: federt 1795 hadden de Hervormden gcene meer-
dere voorregten , dan de bezoldiging hunner Leeraren uit
^ lands kas. -^ Thans tot het jaar 1806 gekomen zyode 9
waarin l o D & w ij K den trooa beklom , geeft faij eene
korte 'fchets van zija leven, en van de daarmede in be«^
trekking (taande veldtogten zyns Broeders in Itakf en
in Egypte* De goede lodewijk is niet horeq fami*
Iie*ijdelheid verheven : in weerwil der beleedigingen , door
NAPOLEON zoo rijkelijk ook aan he^m toegevoegd , ii)
weerwil zijner juiste waardering van blpedige l^uwereii
en adeltrots , die op vele plaatfen van dit boek door-
draait, ftreelt hem de morlogsrocm van dien Qrbeder
toch zeer ^. en doet hij zich niet minder te goede op de
oudheid van zijn geflacht , hetwelk hij (\k het werk zelf
^n in eene • bijlage) tot de dertiende Eeuw brengt. ^
Maar flappen wij dit over, en befchouvven wij het
voornaamfte gedeelte des werks.
Van den weréldkundigen dwaf?g , ons door n a p o«
L s o N aangedaan , pm , op fmtlFe van inlijving , eenen
Koning, 'en wel l ode wijk, te kiezen, wordt in
dit werk, tot onze groote verwondering, niets gerept.
^^oudan {rODsw^jR napoleon waarlijk denken ^^
dat de wereld hiervan onkundig was ? Of zou zekere
valfche fchaamte hem beletten, ronduit te zeggen^
4at de Nederlanders genoodzaakt waren hem tot Ko-i
ning te kiezen? Zulk eene gulle, ronde bekentenis zou
zijn waarlijk openhartig karakter veel meer vereerd heb*.
ben, dan ^et lakonieke : (lü^ D. bl. 107;) „Omflxèek^
^ de Jente van 1806 kwam er te Parijs eene deputatU-
y^ uit HoUand aan. • •# Na eene ónderbandelln|[ ^ welke
^ vier weken duurde, werd het Traktaat gefloten^
^ door hetwelk Holland tot een Confiltutloneel Koning*
. « f Ijk w^rd ye^rfelaard-» Doch, zoo. bij. niet fpreekt
Vfft
?«ft defl dwaofff der iW^/Z^ nnifedaaii, ócs te ö^bewtmpeldèr
meldi- bi^, dat napoleon, na alles buiten bem verrigc cë'
hebben ^ hem koeU}et deed bHJketi , dat ii^ Konhtg ran H0U
hnd was, daarheen, vertrekken moest, eti/op zijde ti^^é?
riog, Éeide, 1/^9/ het ee^^ tmderdaan voegde^ gehoorzaam ii'
a^s^»; cerwQL ta'll£Trano ei^onbefchaamdetijk bijvoeg*
dei Het is alles ingedaan; maat zonder Prins lodbwijk
(dat \$ i xooder diens naam) zou H er nimmer in hebhen kms»
nen^ flagen* DMr de buisfelijke betrekkingen van dézen thanr
200 ongelukkig waren, C^ was mee hortensia^ Dóch*
ter van Kei2erlfl»^osEi»iiiNE, gehawd, doot aandrang des
Keizers, doch met afkeer van beide iljden) zoo böbpce hö*
ib' HêHanf in de liefde eens Volks vergoeding voor hét ge*
xMs van huisfeHJk geluk te'vfudefi.
Wij ontvangen nu eene geheele reeks van aanfprakep, anc«
woorden, bekendmakingen 'enz., die hier no^ wel' eem'ge
waarde meer hebben dan in Frankrijk^ daar de Hollander zij#
iten aard nooit zoo geheel kah ^verloochenen ;öm vierkant të«.
gen zi}n hart te fpreken, maar die fn den tegenwoordigen tijd
locb voor negentien twintlgde mees het werk van fleur en
étiquette^ dan van gevoel zijn. Als offitiék ftnkken, en bouw-
lloffen voor de Gefchiedeiiis » hebben zt) echter altijd ^6g
eenig belang» Veel gèwigtiger is het, de (lappen na re gaan,^
die ifA^aLEaN, reeds terftond na de oprigtingdes nieuwen^
Koningrijks, tegen deszelfs eer en waardigheid. Ja tegen des»'
zelfs be(laan, ét^^ Reeds terdond drong hij óp Confcriptie,
en bankeroet aan, oiider'^dèn naam van herasHng op de ren*
fen^ De Generaal dupont chaüMont mefddehém in
den veldtogt ^legen Pruêsfen^ (waarin de Koning ook op al-
lerlei wijze 'door zi^n* Broeder vernederd werd) dat de ti^
ken van Hollend nog niet waren afgedaan , en ^^ invoering
van het Kom$gfchap nog geene uitgemaakte zaak was. Mea'
wilde Holland tot onderhoud eener zeemagc boven deszelfs
krachten noodzaken, om *s lands geldmiddelen uit te putten ,
hec bankeroet te verhaasten, en daardoor ook bet oogenbllk^
der inmiring, onder een goed voorwendfel, te kunnen be»
ffoedtgen^ (flde IX bl. 4.) ' Geweldig waren de plagerijen
ler ftremming van den koophandel, die napoleon met al«'
Ie geweld wilde doorzetten^ terw^f lo^bwijk dte mee zy#
96 geringe mtgc tegenhield, In bHzonderhedcn daaromttent
IWQi^n iiry niec ijr^den^ alle drie de Deeten z^n er vol van.
' Mw5 Uit
5i8 » LOBEWIJK aOlf^VAUT»
UJc Bergfin $p Zêom^ Breda en *i Bosch werden de borgert*
Qnder voorwendfel van flnikhandel, op tast vAi Frankrijk^
opgeligc. L ODE WIJK bad de onvporzigtigheid gehad, in
het begin zij oer Regering» eene foorc van vry willige belas-
ciog^ die med aan de Franfche Confuh voor ooglmldng be*
taalde, af te fchaffen, en deze daardoor in kwaadaardige
fpioDs veranderd, die alles aan napoleon overbriefden,
én zijnen, buitendien reeds grimmigen, haat tegen ^i^/l^iii
qög. meer undookten. Zoo waar. ia het getegd^ van deo
Oasterfcken W^ce : H^ees niet al te regtvaardig i
In de jaren 1807 en 1808 treffen wij, behaj^e de reeds ge^
melde aanfpraken enz. , na eene uitvoerige fchets van den
Haat der geldmiddelen aan, en der middelen, om het te kort
te bédrijden. De verlegging van den zetel des bewinds* naar
Amfierdam zoekt l o de wijk daarmede te- regtvaardigen ,
dat de Regering in geene flad zonder haven en koophandel
haar verblijf behoorde te hebben, maar veeleer in de groou
fte koopdad. De ondervinding heeft bewezen, dat het ooi
land best ging, toen de Staten zich in dat vlek, en niet in
de grooce koopfiad., ophielden. De kooplieden behoeven
waarlijk zulk een naauw tqezlgt en zulk eene opge^rongene
befcbermiiig van de Regering niet! Hunne grooie fpreuk is:
Laissez faire. En wilt deed.. de Koning dan een viereodeel*
jaars te Utrecht? Wat behoefde hij aldaar, onder voorwendfel
van den dienst der Artillerij ^ zoo. vele huiden aan te koo*
pen , die even te betrekken , en dan weder té verlaten ? —
Voorts heeft l o de wijk de zonderlinge manier, van de
groote gebeurtenisfen, die gedurende i^ne Regering voorvle»
len, al hebben zij op dezelve, of op Holland in het ^e*
meen, niet de minde betrekking, evcniüsonze kleine kron^k
lichter de Almanakken, ter neer te.zetten,. hetwelk. z^n boek
een bont en vreemdfoortig aanzien geeft* ' Meer pas geeft
het, dat hij, op zijne reisjes idoor Holland en de an»
dere gewesten, de plaatfen, vooral de kleine en min beken*
de, kortelljk befchrijft, hetwelk dan aap • die . togtjes zoo
iets van kleine reisbefchrijvingen b^zet. Onder de meer ge»
wlgcige ftaatkundige berigten vinden wij, dat LoaawijK,
door zynen Bloeder uitgenoodigd om de Kroon^ van Spanje
te aanygarden, zulka Jiiec verontwaardiging van zich wees.—
Hf] fchets c ook verfcheidene perfonen , die onder hem dien.
detu
dep. Zoo worde h. v. de Heer appelius ben qobd WEii&i
jiAN genoemdlil
, Mee hec jaar 1809 wint de Gefcbiedeiijs Jn t>elaDg. De
vreesfeiyke overürooming der rivieren», en de hulp, daaraan
door den Koning toegébragt, worden naaa^^kaurig , en mee
kennis van zaken en plaacfen , befchreven. L o o e w ij c
fpreeke hier (gelijk bij hec verbaal der ramp van Lejden in
J807) alehans oiee te veel van zich zei ven: hec h ce hopen ,
dae de Gelcbiedenis deze zelfopoffering des edelen mans»
fchoon zijn geflachc gevallen is» niec zal vergeten. Hij be*
fefce ook zeer wei de bron van ^slands onheilen, de telkens
opgehoogde dijken» die de rivier» als ware hec» toe gewei*
.dige doorbraken dwingen» terwijl een zachte overloop /W^^r«
land vruchcbaar zou maken ,geli]k Egypte. (Iltde D. bU 4^
en 47O Doch die plan (de verlaging d^t dijken) bleef, ge*
lijk zoo menig ander», onuitgevoerd door de rampen der tij-
den en hee geweld des Dwingelands. Zoodra ma fol^ on zich
in verlegenheid bevond» gelijk in 1808 en 180^ hec geval was
In den Oork)g tegen Spanje en Oostenrijk ^ toonde bij zich
rekkelijker jegens Holland. . Hec g^ eenige hoop van verzoe»
^ing, dae hij hec Qroochertogdom Berg aan 's Konings oud»
ilen Zoon een gefcheoke gaf» dien h^ echter tegeiyk toe
sich nam. Maar naaowelijks was napoleon aan de over*
wthnende hand» of zijn wrok barstte weder uit; waarbij dan
nog de ongelukkige £ffg/iy2:^f onderneming op Zeeland, kwum,
die alles bedierf. Hiervan vernemen wij nu vele bijzonderheb
den , doch inzonderheid van *s Konings kort daarop gevolgde
reis naar Parijs ^ waarin hij niet dan op raad en aandrang
.zijner ftaatsdienaars bewilligde: tegenftand zou hem liever ge«
.weesc zijn. In hec boek zelf moec men de fcbandel^ke wy«
ze lezen, hoe hy daar ontvangen» en» door het fnoodst ge-
;weld én de hevigüe bedreigingen » toe hec ceekenen van hec
heilloos verdrag, op 16 Maarc 1810 gefloten, is gedwongen
geworden. De brieven van napoleon zei ven» aan zijnen
Broeder gefchreven, werpen een vreesfeiijk lich^ op dae ka«
rakter, hetwelk men» na de regtmatlge verfoeijtng in 1S13
en 1815, naderhand» door eene zonderlinge begoocheling»
veelal in een gundiger licht heeft begonnen aan te ziei)» Slaar
.dat zij » die deze zwarte ziel » welke niet in de achttiende
Eeuw» maar in de dagen der Hunnen en fFandalen te buil
koorde» nog» om zijne bekwaamheid ior bee men(chenmoor«
den 9
5fto t^DtXfftji notfAVAkrt
Hiieti , fioopiebtéii , de brieven rol 2ittiNiIoo2en höogtAo^ éil
kwaadaardigheid iezeo, door hem aan fijn'^Brdeder gefctrre^
Yen, — * eeneti door bem aangeftelden Koiiing, maar erger daa
bediende behandeld» -^ etr dan do^ balde aan zijn yast en
grffot karakter toebrengen f Zelf» de befcheideüfr Vertaler,
die zich andera zelden eene aanmerking veroörloft» verliest -
hier zijn geduld. (lilde D. bl. 183. zie ook bl* 227 eti
63^0 ^^ kwellingen der Franfche foidaten en tolbediendea
worden door lodbwIjk geheel niee bewimpeld; hij ver-.
lk>od bnn te gehoorzamen, en coen bij zich eindelijk cot dea
tFftand genoodzaakt zag, ontfnapcé hij heimelijk , om niet in
bnnne handen te vallen* £n nogtans blijft deze zelfde^maa.
zoo getroniv aan hetgene hQ nu eemnaai zijn Vaderland
noemde, (met even ^èel regt, als Frankrijk in iSrj hecVa-
derland eens Nederlanden was; want Corfica was onregtvaar*
dig door LODBWijK XV op de brave vrijheids vrienden ver-
overd) dat hij zich naar geen land wit begeven, in'vijand-
fchap met Keizer napoleon, maar' ook de met hem be«
vriende, althans van hem afhankelijke landen moet fchuwen*
Het onzijdige Oeitenrijk \%^x. hem tóe; hij begeeft zich mee
der woon , eerst naar Toplitz , dan naat Oratp ; doch naau«
wel^Jks heeft Oostenrijk in 1813 den Oorlog aan Frankrijk
verklaard , of hg verhuist ook weder van daar naar Zwitfer»
land. L o DB WIJK heef^, door het ganfche werk he^n, en
selfs in den Rnsfifchen veldtogt, de onnoozelheid van heiiig«
llJk aan de Franfche Bulletins te gelooven, ^n woord voot
woord derzelver logentaal na te klappen , zoo als : dat er een
wapenftilftand in Rusland zou gefloten en door' de Rus/en
Igjcfchonden zijn, enz. (Illdó D. bl. 279.) Ondertusfchen
tad hij , terftond na de nederlaag der Franfchen in Rusland^
aan napoi-eon, wanneer de£e het Kdningryk Holland he»-
Hellen wilde, z^nen dienst aangeboden. Deze,' thans in hec
ongeluk, verwierp die aanbod, doch op een"*' henfchen toon»
Toen te Bresdèn onderhalldelingen werden aangeknoopt,
trachtte lo de wijk (wien het gewis een weinig aan men.
fchenkennis ontbrak) daarin ook voor zijn geliefd Holland
op te komen , qu wilde zelf, na den dag b}) Leipaig , naar
'jlmfterdam^ doch werd in Frankrijk tegengehouden, daar
NAPOLEON liever zag , dat H<;>]land voeder onder den Prins
fan oHANjB kiMm^ dan onder zijn^ Broeder. Eene andere
I^oging, bij de Amfierdamfche Stadsregering is November
X813
CEDEiqUTUKSEN , UIZ4 OVBE BOLLANo; 5AI
s8iS gedaan, (die lodewi|k verkeerdelijk met bet ^i^e.
fheen Beftuur der Fereenigde Nederlanden verwart} om zicfi
toe bet Bewind aao te bevelcp» liep even vruchteloos af«
Hoé-' kon he( ook in bem opkomen, ce vooronderfteUen , dat
Bolland in de toenmalige omitandfgbeden enTtijdi^ kon blif*
Ten ! Na de Omwenteling in Holland begaf hij EicH^^naar
^ Frankrijk y waait men weet, dat hij aan de Utrechtfifhe Hee-
ren, als gijzelaars opg^'ligt, nóg gewfgtige dienden betoond
heeft. Door de Bondgenooten weder tot landvexbuizing ge-
dwongen, heeft hij z^jn verblijf te Rome gevestigd.
Zie bier enkele, veelal onbekende, bijzonderheden uit een
boek, hetwelk vol daarvan is. Doch wy ontveinzen niet,
dat het , door weglating der oneindig vele unfpraken en der-
gelijke hoftaak, alimede door het afTniJden van de dorre kro-
nijk, bykans- ter helfte had kunnen befnoeid worden. Dan
KOU het een der koitbaarfte en tevens, wat den ftijl betrefc,
aangenaamfte werken voor onze jongfie Vaderfandfche Qc-
^ fcbiedenis z^jn.
Den Veruler hebben wf) nog flechts een enkel woord te
Beggen, daar wU boven reeds eene reden tot verontfchuldl*
ging voor vele zijner misflagen gevonden hebben* Maar ei-
gene namen ha4 hij toch wat beter behooren te kennen,, en
niet Soleure ^ Vorogne .(yoox S^hthurn^ de Corunka')^ coe-
BOEN voor KOEHOOR^.» SCHULTEN VOOr SCHUL*
T£N8, en SCALIN6EEL voor scALiGEE bchooreo te
fchryven. , • "
Ter proeve van de bewerking, den ftijl, en de vertaling,
nog flechts het volgende uit het eerde Deel, hetwelk « als
ware hec,^een kort begrip des gebeden werks h^ maar waaf^
bij het den Lezer in het oog zal vallen, dat de^zinfnede,
beginnende met: Een vreemdeling en een koning\ enz. geen
flot heeft: wy denken, dat dezelve met de volgende zamen*
l^angt , en dus zal moeten wezen : had hij vfeldra &ok te wor*
fielen^ enz, Dq Ëngelfche woordvoeging zal den Vertaler ge«
fopt hebben.
^ Een man van eene aangebOrene matigheid, en zonder te
^ ver gedrevene eerzucht, doch niet van Qen gezond ver«
I, (land en een vast karakter ontbloot, vond zich vereerd en
I, ten hoogde gedreeld , wanneer hJU zijnen broeder en zijne
^ familie als de voorwerpen der keuze van zijne medebnr-
f» gers
53ft LÖDEWIJff BONAPARtE
j, gen mogt befcbouwen. Op het flerkde aan zijn vaderland
^ gehecht, geen groocer geluk kennende dan den onafhanke«
j, lijken en werkzamen (land van een eenvoudig burger , werd
„ hij op eens, en in weerwil van zich zelven, aan den yoec
y, ót$ keizerlQken croons, en vervolgend op den koninkIDken
^ croon van Holland , geplaatst. Onvoorziens in een vreemd
^ land overgebragc, geheel alleen, zonder lieun, zonder eenig
^ ander voorbereidfel » en zonder eenigen anderen wegwijzer
^ dan zijn eigen hart, bad hij tertlond de grootde moeQeliJk.
„ heden te beflrljden, het natuurlijk gevolg in! zoodanige hag-
j, chelijke omflandigheden* Een vreemdeling en een koning bij
^ een ^olk , met vernuft en Verftand begaafd , dat billijk en
^ regtvaardig was, doch tevens gemeenebestgezlnde gevoe*
jy lei^ koesterde / alles beoordeelde , en moeijelijk te voldoen
3, was , dst de openbare vijand van eiken breidel en vooma-
„ melijk van eenen vreemden breidel was. Weldra had hQ
^ ook te wordeten met de openlijke daden en geheime kun-
^ (leuarijem van een Gouvernement, dat hem had behooren
^ te onderdeunen, en aan welks invloed hij zijne kroon te
^ danken had. Binnen zijn rijk en bniten af, overtfl waar hQ
^ zijne oogen wendde, vond hij hindernisfen en valdrikken,
^ en nergens eenen (leun, pergens hulp, nergens hoop; wanc
„ zijne pligten regelden altijd zijn gedrag, en zijne grondbe-
^ ginfelen waren de infpraak Van zijn hart. Hij zoude de-
„ zelve niet hebben kunnen veranderen, al had hij zulks ge-
y wild, en van dien oogenblik af aan was er voor hem noch
^ hulp , noch onderftenning , noch hoop bij de vijanden van
^ Frankrijk te wacliten. Wanneer men nu nog in het oog
houdt y^daf bij al deze omfiandigheden nóg plaats had, dat
het land, waarover lüj regeerde, zoodanig in deszelfs geld»
middelen was uitgeput, en dermate in eetien (iaat van be«
lemmering en overdrevenheid was ingewikkeld, dat men aaa
deszelfs redding wanhoopte. Wanneef men in acht neemt,
dat de omflandigheden en de toefiand van Europa, we^
verre van zich vóór Holland te verbeteren, trapsgewijze
ongunfliger 'werden , dan zal men met verlangen wenfchen
te weten, op welk eene wijze zoodanig een land zichr,
gedurende vier jaren; heeft Haande kunnen houden, ert men
zal daaruit veefÜRt eene gevolgtrekking daarftellen, dat mew
nooit aan de redding van een land moet wanhopen, zoo
99
V
«XDBNESTUKKUf , ZJÜU 0?S11 HpLLMD. 533
iP liog ils de bewoners van hetzelve nog^e^pigzins bemiddeld
^ z^o^ en hec Gonveroemenc eensdenkend Qfdenti/h4) met
^ hec volk zijode, geene andere, dan dt algemeene gevoe*
« lens koestert,**
De Frouwetk y in vier Zangen^ Mer MféUé a. spandaw.
Tweede Druk. Te Groningen, kij W. Wouters. i8ip. In gr.
«vtf. yill en 109 j?/, ƒ a- 8-2
Ik vrees uw oordeel niet^ dat ik eerbiedig wacht :V
Waar gU de vierfchaar fpant, daar valt l^ec vonnis zacht.
Zoo eindigt de Dichter, zoo fpreekt hy tot de vrouwen^
Toor welker oordeel dan ook vooral geen spandaw be«
hoeft ce vreezen; en niet een zacht vonnis, maar lof en
dank beefl.hQ reeds behaald » niet flechts bij de waardige
voorwerpen zyner zangen, ^ maar bij pannen en jongelingen
in menigte, uit wier mond door gade of meisje reeds lang
eene hartelijke lofQ>raak op spandaw gehoord , en uit zij.
ne gezangen bevestigd werd. £n nu moest er eens een Re*
cenfent ongunSig oordeelen, of maar wat vele aanmerkingen
maken durven; welk een vonnis had hji) te wachten I. en —
verdiend? o Jat ulthans de fchiyver dezer uitfpraak durft
naauwelijks van heoerieeling fpreken, en. Lezers en Lezeres»
fenl (gi>' voorall} tQt uwe gerustdelliog moet hij u zeggen,
tis hy eens Mt koelde oordeel zijn warm gevoel, door deze
zangen opgewekt» liet beheerfchen» en hy zette er zich be-
daard toe, om aanmerklogen te zoelcen en t^ vitten op ge-
breken, dan zoude het alles hierop nederkomen: een, twee,
drie regels moesten nog wat meer zoetvloeyend s^jn; de
klemtoon is, vooral bL 89 en 5)0, verkeerd gevallen op »//,
en tot, en %ij\ op bl. 105 zijn twee lettergrepen te weinig
In den eerden regel;, bl. 9 moet mtrïfiaaf$ck^ en uiet ftaajk^
lezen. Meer gewigtigs heeft Recenfent niet. aan te merfêa,
ten ware hy durfde zeggen : „ Ik zonde in een dichtftuk van
dezen titel liefst nog iets zien opgenomen , dat' er niet is.**
Mur — wapende hy niet , door zulke vitteryen , de ergftè
antikritiek , die der waardige voorwerpen van s p a n o a w's
zangen? Wat dan? Zal ik A^ Letteroef eningen ver Geren met een
of
of tddef Qhtrekrel uit dezelve? Ik 2ocht het fchoonde iiü^
toe nk, en *- duar^ piiu^cs ik niets. \ Is alles zoa fchooo.
£n ik maakte m gaarne naar het geheele boek iiietiirsgierig ,
die het nog niet gelezen hebt»
Zegt er Iemand: ^ Ik ken dat boek reeds dertien jaren t*^
ik antwoord i dat kan niet vaar zijn; want» omd:it span*-
DAW zelf het DiChtfluk, dat hij toen uitgaf^ aan zijne ei*
gene 'firen^e kritiek heeft onderworpen , met de beul gemaakt
^ te aanmerkingen voordeel doende, (dat elk jong Dichter wef
van hem leeren mag) daarom is hier zoo vee^ veranderd en
-verbeterd, dat ge u.nu nog meer dan toen zult verblijden^
dat dit Dichtwerk niet, is achtergebleven, na de uitgave van
dat van NiEUWBNnuizBSé
Omvange spandaw met welgevallen den dank Voor zij-
ne zangen, hem ook hier toegebragt, en fchatte hem fteeds
het dankbaar Publiek hoog! ïe klinken zoo zacht; ze (Iree^
len zoo tqoverend; ze dringen zoo gemakkelijk den geest en
bet harte in; ze zijn zoo rein; derzelver verhevenheid is zoo
eenvoudig; de geheele zwier zijner IMuze is zoo bebagelijk^
als haar toon iets zoo eigens heeft, dat haar, onder 200 ve«
len zelfs, die met roem zingen, aldjd als de Mnze van
SPAN DAW onderfcheidt I Als de derde druk van dit ons
dierbaar boek noodzakelijk wordt, mogen we dan^ edele
man! op bh 46 niet van ons zinkend Vaderland befaoeven te.
lezen! Mogt gij ook eens \me-Gedithten én RedeP&ifingen r
ten jare 1803 uitgegeven, op nieuws het liehtdoen zien, zoa
veranderd, verminderd, of vermeerderd, als g9 dat zelfver*
Idéstl Recèttfent heeft dit om u, om pzirn, om het Va-
derland en om' 200 veel reeds lang gewenscht. Die wensch
Is gegrond in bet laatfte dichcftuk. van dien bundel. En nog
\^ iets, sPAi^DAwl In de beoordeeling van nibrstras2
leest gij onzen wensch omtrent *onze Godsdienftige Pogzij.
Is die wensch niec de uwe ook, die irUL'ors zoo verftan-
iSfg Christeiyk troost in dezen nieuwen bundel, en vanwien»
■Lied. ep een^ Zaturdag • avond eenu eèn gebruik gemaakt ia
op een* Zondag, op den kanfel, nuttiger, dan het vreemd kanr
fch^nen» zoo nuttig, dat gy ar God voor moogt daakeu?
Twéé
TWBE BMEVX9. $%$
Twee Brieven van een Koopman in Londen f aan zijnen Frienê
te Am fier dam; houdende een Gefprek van een Roomse Age*.
zinde en een Protestant met een 'Jood. Uit het Engeiui. Te
Lejden^ èij h. en J, Hookoop. In gr. %vo. 119 BI. ƒ i •^•i
Jjic boekje verdient opmerkztambeid* De aatdeidiog tot htc
gefprek is aardig gevonden. Pater s al tan, een Jezuit^
liieJd het middagmaal b^.den Procestantfcheia brieffchrijveri
Lsvi, de Jood^^ komt (laaaQe den maaiend binnen» en men
kon hem niec noodigen mede aan te zitten, omdat^er na
niets meer dan varkensvleesch voorhanden was; de ga8tvrou\v
hield de onthouding van den Joodwoor vxij wat me^ gegrond ,
dan dat de Pater zich eenigl^kmet visch beholpen had, om«
dat het nu juist vrijdag was* Dit gaf een we! vriendelijk,
.maar nog al hevig gefprek. En na den maaltijd bepaalde men i
eene nadere bijeenkomst, om eens over den verrcbillenden 1
Godsdienst te fpreken; bedingende levi echter, dat een * |
zyner gtltetde Rabbijnen voor hem het woord voeren mogt»
Op den bepaalden dag kwam men b^een, en Pater salian
betoogde, (en deed dit waarlijk goed) dat jizus van Na*
nareth de Mesfias was 9 uit de door hem verrigte wonderen»
Maar de knappe Rabbijn bleef geen antwoord fchuldig, en
ontzenuwde geheel het bewijs, door het loochenen dier won*
deren ^ zich beroepende op een aantal wonderen van lateren
tyd, van welke hy er een goed aantal opnoemt, en die in-
derdaad de wonderen van jzzus en zijne onmiddellijke na«
volgers nog. overtreffen, en aan^» welker wezenlijkheid Pater
lALiAN even zeer geloof moest hechten» offcboon de Jood
niet onnoozel genoeg^ is, aan eene enkele dezer vertellingen
ce gelooven, gewisfeiyk overtuigd, dat de Almagtige nooit
tldus met de ftervelingen wil beuzelen* De Pater was verte-'
gen en Qomi dan, gelukkig was er zeker ProtescantschHeer,
BEZA genoemd, tegenwoordig, die nu het woord nam, en
de wonderen van jzzus en de Apostelen zeer goed wist te
liandhaven, zoodat nu de Jood op zijne beurt tut zwijgen
werd gebragt. Dij eene andere gelegenheid nam deze Heer
BBZA, voor betzelfde gezelfchap, het betoog op /Jcb, dac
JEZUS van Nazareth /werkeiyk de Mesfias was , naar de
fcbrift^n van het Oude Verbond. £érst wijst hij aan, dat de
BOBCBESCH. X820. IfO« I2« N U INIes-
5tf tWBE BUlTEfl.
MesGif reedi laog noec gekomen z^a; zicb beptlende roe
de Toorzeggtiigen oeH* XLIX: 8» lo, dah. IX: 94 — 27 «»
HAL. III: I ; welk betoog wij in geheel deze tweede onder-
htndetiDg het neesc Tofdoende bonden, Vo^volgent wi}sc k)
ato: i) dat niemand mêt i^z\i% in mededinging kan fiaan;
toecfende bi) de gefchiedenis van allen, in wie men den Mew
fiaf had meenen 1% zien ; en 2) dat alles , wat van euds aam
gaande' den Me$fias is voorzegd^ in je zot kevestigd en vetm
rvld is, WQ willen de , doorgaans gewone , hier aangevoer*
de bewezen niet oprgeven , en geeoszina de kracht van' fom»
mige derzelre loochenen; maar hoewel RakH j o w atb ah
tusfchenbeiden een woordje in het kapittel fpreekt, (hetwelk
iran öes (lellers kennis aan de Joodfche uitvingten bi^kett
draagt^ zoo komt het ons echter voor, dat de Heer beza
trel eens eenen anderen Rabbijn ^ en ook wel Christen*
uitlegger; zon knnnen aantreffen , die h^t pleit zoo gémak<*
kelijk niet gewonnen gaf. Liefst hadden wQ het verhasf van
ÉPiPBAMiüs, betrekkelijk zekeren f o z b f , een' Jêodj dit
ten tijde van KonaTAiiTijN oeh grooten leefde, ia
dit gefprek ook niet aangetroffen, daar bet toch wél iett
beeft, dat aan verfcheldene wonderen, met welker aanvoe-
ring de Pater nif het veld geflagen werd , geiQkfoortlg it.
Hoe het zij« deze Brieven zijn zéér lezenswaardig, en vet»
dienen opmerking bij de zoodanigen , die zieh met de bekee-
rlng van Joden willen Inlaten, en kunnen den Roomachka»
tholijken doen voelen 9 [dat hij nog al wat oprnihieii iaoéty
eer hij zich aan eenen fchranderen Jood ^tg'RtL toig • WQ
vreezen evenwel, dat ook een Protestant, met al zijnd finü-
de in de Profetifbhe fchriften,, weinig vitrigten zal, alVotena
bij den Jood regt vatbaar gemaakt heef^ voor^ en bégeérig
naar^ bet zedelijk Mesfias - rijk»
P« SNATiCH aan zijne Medeonderwijzerr^ kondende P^erfiag
jegens zijne Tkeorie van Straffen en Belooningen ^ ingevéerd
bij de nieuwe Stads- en Armenfchokn te Groningen, Tê
Groningen^ bij R. J. Schierbeek. In gr. %yo, 31 JA /:-6.:
Ueze wefgellclde brief is zijnen oorfprong verfchuldigd aan
de grooce goedkeuring en het zonder uitzondering goed ge-
. volgs
D«flfATICH AM ZIJNE lULDEOHOIEWIJUU» ' $2f
▼olgt dat de (teller bad van zijne handelwijzei 'zy verdient
das bQ lederen fchoolonderwijzer opmerking. Zij beyac zeer
goede» hoewel genoegzaam van elders bekende, herinnerin-
gen en opwekkingen; voons eene aanwijzing» hoe UiJ in zy«
ae fchool handeU» waarbij menigeen 'nog wel iets van hem
leereo zaU Het komt op klasfificatie neer» die vooronder*
field worde algemeen in zwang te zijn; maar hier zoodanig
gerigt» dac flecbcs een twaalftal fchooiklnderen hunnen pri«
mus en voorganger hebbeo ,- wiena taak, en wijze van be«
vordering tot dien eerepost» naauwkeurig worde opgegeven;
terwyi , voor. bet overige^ door bewijzen van viyc» van af«
keuring» getuigfcbrirt» prijsjes»' enz. (^in de by zonderheden
moge men hee zelve nagaan) andere nrafoefening (als op*
•fluiten 9 taak gevjen, fchandbord, ligchameiyke draf) weg-
valt; en verzekert d^ze verdienfleUjke fchoolieeraar» dat hi^
alzoo achting» liefde en vertrouwen bewaart, het kind met
Just en y ver tot pligt ^zielt, en Heeds onder bepaalder toe-
yoorzigt houdt. Gaarne gelooven wy » naar U mans onder-
vinding, dat het slzoo worden kan; en een ander fchool*
leèraar moge, naar eigen* aanleg en bevind van zaken» het
«en of ander nog anders wyzigen» hy zal toch mee vrucht
kunnen werken in denzelfden geest. Hy gevocle» met den
fchryver, dac de zedeiyke verbetering der fcholen een' geUJ*
ken tred had moeten houden met de wetenfchappeUJke. Hy
' voele haogen, innerlijken drang, om aan de veredeling en
' verbetering des harte te werken; en dat het doel van alle
on^erwys wezen moet: brave ^ befehsafde en verlichte men*
Jchen te yormenl j. Oordeelt zelve," zoo fluit de brief»
ip ,ip.afir oordeelt niet eerder, dan nadat gy het (deze theo*
n i^'O lenigen ÜJd in uwe fcholen ingevoerd , en zelve be«
' j9 merkt zult hebben » welken invloed dere middelen op de
^ «ecUl^^kheid «n 4ie viye uw^ ieeriingen uitoefenen; dan
^ nadat gy zeive gezien zult hebben, met welke graagte
\» uwe leerlingen alsdan naar de fchool zullen gaan» met Wel-
' ^ ken lust en yver zy hunnen pligt zullen betrachten, welke
M achting en liefde zy n zullen toedragen» en eindeUJk»
ip boezeer dit alles uw leven aangenamer en uwen zoo moei*
jp jeHJken post gemakkeiyker zal maken. Wat ik u echter
,^ by deszelfs invoering te berinneren» ja te bidden heb» \i^
^ dat gy van deze middelen alleen » hoe doelmatig ook , niet
ip aUes moet verwachten; gy 'zelve moet hiertoe het meeste
Nn a ' f» l>y-
53S D. SNATICH AAN ZIJNE MtDEONDERWljZERI*
9
^ bijdragen; geheel het gedrag des onderw^zers moet mét
j, den geest van dit plan indemmen^ en dan kan er waarlijk
j, door hetzelve veel goeds in de fcholen gefticht worden*
j^ Deze middelen zuilen maar alleen dienen, om ons een*
a, weg tot het hart des kinds te banen» om ons de Terbete*
j, ring van hetzelve gemakkelijk te maken; maar de verbete>
^ ring zelve moet nit het verftand en hart des onderwQzert
^ voortkomen. Hiertoe zijn atleen zinnelijke middelen niet
^ toereikend : want Aet hart laat ziek alken door het hart
^ vetbettren»^
Leerzame FerhaUn vit de Bijbel fche Cefihiedenisfen ^ ^voor
Kinderen; door j. F. fedde&sen. Predikant te Bïaa^
denburg. Zijnde een Vervolg van het Leven van Jezus voor
Kinderen; van denzelfden Schrijver. Derde Druk* Gevolgd
naar de Spelling van den Hoogleeradr m. sibgenbbek»
T(t Amfierdam^ hij W. van Vliet. In kL Svo. S44 BI.
■Verhalen, grootendeels, en bij vervolg In geregelde orde^
uit het O. , maar ook uit het N. Verbond , kort en goed ont«
wikkeld, met regt gezonde praktifche aanwending, eenv«u«
dige versjes, en hier en daar uitboezemingen van het hart,
of korte gebeden ; alles voor kinderen doelmatig gefield.
Wij verblijden ons, dat, bij den grooten voorraad van foort-
geiyke nuttige boekjes voor kinderen, ook die van fed*
PERSEN (biykens het noodzakelQke van eenen vierden drak
van zijn Leven van Jezus en den derden van deze Leertama
Verhalen^ bij ons nog niet vergeten zijn.
J)c ProfQdi%t\ of Wootdentijst, voor de Uitfpraak^ door m. J.
ADRiANi, Schoolopziener van het tde Diftrict^ in de Pro-
vtncie Groningen. Te Groningen^ bij J. Oomkens. 1819.
In kL %vo. Vill en ia8 BL fi^S*-
J/e waarde vin dit boeksken beoordeelende naar de verdien-
f/eii van betzeWe, verheugen 'we ons, dat het zoo weinig
kost, 4at bec «Iihans daaraan niet behoeft te haperen, by de
ver-
M* J« A D A I A N 1 , 0E TROSODIIT; jftf
yenmlilng vin onzen wensch , ^ dat het boekje in vder han*
„ den kome \ *•
Wij betuigen dank aan den Schrijver, en, met hem, aan
den Heer w e s t E r , die hem , wat h^ had , mededeelde. De
opmerking der verkeerde ultfpraak, vooral van eigennamen,
zelfs door OnderwQzers, en van fommiger verlangen naar een
Schoolboek, iQ plaats van hel oude Schoolboek der Ceflack^
t€U9 gaf tanleiding tot deze Woordenlijst ^ die niet alteen den
klemtoon aanwijst, maar* ook van elk woord of naam eene
korte befehfijviog geeft. Uit de Gefchtedenis , Aardrijksbe-
fcbryving enz. zyn znike namen opgenomen , die meest voor-
komen, of wier verkeerde uitfpraak hun, die in vreemde ta-
len zQn geoefend , zeer ergerlQk z^n moet , maar vooral ook
vele Bljheifcke namen , omdat , zegt a d r i a n i , vele School-
onderwijzers tevens Voorlezers in de Kerken zQd. Wij voo*
gen er bij: dew^]! vele Voorlezers, die geene Onderwijzers
:zyn, zelfs in de aanzieniykfte Gemeenten, zeer verreten
tchtere daan bij menig Dorpfchooimeester, is dit boekje hun
niet minder althans noodig«
De lettergreep, op wetfce de klemtoon past, is knrfyf ge«
, 4rukt, en het Voorberigt leert, ^hoe, in de vreemde nzmeo,
^êU9 ens^ dt e en oe^ en wanneer twee klinkers in ééne lec*
'tergreep, en wanneer in twee moeten worden nitgefproken.
. Zie hier eenige Haaltjes ter proeve:
Baa/. Veer , Afgod der Midianitem De twee . • leeren , dat
beide a*ê afzonderlijk moeten uitgedrukt worden , en de kur«
lijve letters , dat al en or den klemtoon behoeven.
/Vrfeus, een der zoogenoemde batve Goden in de FabeU
kunde, moet, biykens het teeken ^, uitgebroken worden»
als makende eu eene lettergreep uit, die als ui moet luiden.
£sfefiis^0, lees Uekibo^ vesting enz. in Guiana.
Hilres, ftad in Frankrijk. Het teeken ^ toont, dat de #
klinken moet als de Franfche ai.
ilftfr/borough wordt uitgefproken ü^s/broeg, plaats in Bn.
geland, met den titel van Hertogdom.
O^dipus, lees £iidipus, Thebunsch held, die onwetend
zynen vader vermoordde, daarna z^jne moeder trouwde, en
eindeiyk zich zelven de oogen uitftak*
De^tfra, vrouwenaam, welk» echter, onder ons ook in ge«
, brnik, doorgaans,, verkeerd wordt uitgefproken, Z>^bora.
]ammer is het,, dat in zulk een hulpboefcje nog zoo vele
Nu 3 druk-
/
580 K« J. AD&IAHr
drukfeilen zl|a iogefripeq. Die worde t 4>[}. «eot tweede of-
li^ge» toch voorgekomenl Toe , volmaking zt^ner , proeve wU
de SceUer gaaxne ^bmik maken v«b de annfiieFkingeD, hem
•ondef iKires vflo den Drukkej coegezondeo* Dk, wimfcben
w^ • gefchiedel Recenfi^QC , die ntee Movcq jcajB » wac iiif
vervrt^lgens zal doeo, neemt deze gdegeolieid waar, om den
Heer üD&iANi opmeriezea» te makea pp E/rdim en Jocké^
btth^ waar de klemtooa xip. de tweede. lettergreep moe; vat
len; zoo is her ook met Bttféka^ HizUa ^enz» Ia ook Bjtth^
féHa . uter hecer dan Bithfdida « efl Naheud» evee als Jen^
.m(0 uk te (preken? Melanchtan «iioet op 4e ^ gedrukt wor»
dea. P4nmlifèmenm zegx met haekkn en^., maar BaraUpomim
MéÊm Zoo vt\e woorden 9 als op si nicgaao, sier RecenfeBC
^eaeekeod^^; idat is, dat ze «eogrepig moeten tuCgelprokeB
9fmrdeB. Soul 9 daarentegen, niec 9 omdat hec oor^pronkelJ|}k
lut twee Jetcergrepen beüaat« Maar is dan dat oorfprookelgke
de maatflaf, zoowel van fpelling als uicfpraak, buiten opz^
toe de welliiidendbeid voor bet Nederjandfche oor? Waarom
die dan niet algemeen Uten geldeir? Akhana, wij zooden lie*
irer /ttJzat^ dan ^bizai^ en Haggaï enz. booren zeggen. De
Sck^MT denlce hierop ^ens oa. Het ware të wenfcheo, dat,
4Mntseixt de fpelHng en Hitfpraak van vreemde namen e» woor-
den, mindere ongelijkmatigheid, ja wanorde, onze Nederland-
fche fchrifcen ontfierde; m meer, daar, omtrent eeoige wel*
. ;fMgev ibejpalingen gemaakt zijn en gevolgd worden* Dit ja, na
.den. Siegenbeekfchen arbeid , eene zeer groot^ gaping gebSe-
Yen, Doch, J;eeren we nog eens tot adrjani terug, .
H^ houde ons ten g-oede , dat we ona zeer verwonderen
tnrer bet gemis der namen Egypte ^ EHIm , Eehemoii ^ HsMém*
jm^Koloife^ Hammaakth,^ Mazzar4th^ Mattbtnaiy onz.wvic
we zoeken niet. Onlangs hoorende voorlezen Nebemia VIII»
* beklaagden we zeer den man, die, tot ftichting.d^r Gemeen*
te, de kwade namen, (zoo heet men ze wei eens) welke
Ts. .5 en 8 voorkomen, doorwordelde. Dit herinnerden We
ons thans; maar het f^eet ons, dat adriani toeyti niet in
de . kerk was. Zijn medeleden had hem nog eeuige woorden
meer doen fchrijven. jlgapen^ Auto^Da^Te^s^ Cre/hs^ Tks*
' montane enz. enz. vonden we ook niet. V^iJ verwondeven
. ons, uit hoofde der dikwijls te angdige bezorgdheid voor de
uitfpraAk. Wie zal, b. v., aanwijzing behoeven, hoe hij bet
dorp H^dinxveld of IVêrnier te noeman hebbe , of wat ia
Kralingen of Knmminie wn den ireeiteir nadrok !s ? A!i
zoD eens onze Proviocién waren doorgereisd! In fommige
derzelre, incusfchen, komen heel wac moeijelijker namen
voor, en die vindt men overgeflagen. Om een eenlg voor-
beeld te noemen, dat Receüfent invalt: St. MickifUs'Geaei
vond hy niec, hetwelk hQ eens, tot groot gelach, hoorde
vitfpreken , alsof er f^rake was van de gelleldheld van £r.
Miekieh £n hoe wonderlijk worden vele andere namen ge«
rabraakt, die hier z^n overgefli^gen I
Uit den Bybel, de Couranten, de Berigten van het Zen-
deling - geoootfchap , de Boektaal ook , verzamele a o R i a m t
ftog eentgen voorraad , en dan tA hij niet eens vele monde«
llnge of fcfarifteiyke opgaven behoeven, Ëene tweede oplage
tal toch wel noodzakelijk zijn, aUHana zoo, naar onzeQ
wensch , dtt boeksketf aanffeprezen én gebruikt worde , waar
hec ooodig ISé De onders geven het aan hunne kinderen I
21) zullen er veel uit leeren. De Schoolonderwijzer gebruike
bet In de fthool , en diene er zich zelveh mede tot de voor- \
lezing uit de H. Schrift $ en zij vooral, dfe geene onder w9«
^era maar toch lezers zijn, en van de Christelijke Gemeente
aandacht en eerbied verlangen, wanneer zij zullen aanvangen
Wt den heiligen BObol , mogen zich dit boekje aanfchalFen ,
-opdat hunne Predikanten in geene verzoeking komen tot eene
onwaarheid « alt hun gevraagd wordt , of het voorlezen uit
de H. S. tot waarachtige ftlchttng der Gemeente gefchiedel
Gelukkig, dat er al vele beterA^hap komt, en van tijd tot
tijd een onbevoegde Voorlezer, die nog StepMnus^ filemom^
flmêihéêés tnu uitgalmt, plaats maakt voor eenen, die, zon-
der gemaaktheid, kunstmatig leest. Dit neme meer toe, op-
dat er (lichting zij, en Gods eigen woord, niet minder dan
dat des Leeraars, eerbiedig en gaarne gehoord worde, ook
door hen, die nu de voorlezing zelden bijwonen, of onder
dezelve lagchen moeten, of den tijd met allerlei praatjes zelfs
korten!
De waardige adriani verheuge zich over de vrucht
van zijnen arbeid , en zij nogmaals gedankt voor den dienst ,
^len by bewezen heeAl
F$i'
53^ J, B. C. F. V. PLdfZ, FOfZTJ EN FROSA«
PoëziJ en Profa. Blijfpêl^ in één Bedrijf. FHj naar hêt
Hoogduitsck van j. b. c. f. v p l ö t z. Te Groningen^ hij
W. van Boekeren. Jn iil. Zvo. ó^Bi.fi^S^i
VViJ zeggen gaarne, dac die Biljfpel ons wezenlijk vermaak
gaf 9 niet zoo zeer v^n wege de vinding of treffende en vro«
lijke wendingen, (hoezeer wij op plan en uicvoering niec
veel te zeggen weten , en een minnaar , die zich als Ukkei
by zijne fchoone indringt , in eeneo oom zijnen medevrijeic
vindt, ontdekt wordt» en de tiand der fchoone verkrijgt,
hoewel niet nieuw» echter niet onaardig is^ maar van wege
een aantal onfchuidige puntige gezegden, waarmede het na
en dan doorweven is, en biJ,fommige van welke wij ons de
applaufe der aanfchouwers levendig voordelden; b* v. daav
er over een lintje. in het knoopsgat gefproken was: Die dis^
tinctie hebben thans zo$ vele menfchen zonder distinctie , dat
fut weldra eene distinctie zijn zal^ wanneer men geene dis*
tinctie heeft.
De meeste menfchen hebben een karakter noodig, wijl zij
geen karakter hebben; zoo heeft ook menigeen daarom alleen
geen karakter , wijl hij karakter heeft.
De millionairs zijn in deze tijden , ten minfte onder de jChiia-
telijke baronnen^ eene groote zeldzaamheid.
De vrouwen zijn nooit ernftig boos , als de mannen uit lief*
de tot haar domme ftreken begaan. «^ enz.
De titel , Poëzij en Profa , zal daarin gegrond zijn , dat de
}eagdige minnaar een poêer was, wiens verzen men zyoen
oom opdrong, en die ze zich etndel\jk, tls z^n nuakfel»
moest laten aanleunen , alhoewel hU veel liever gezien bad ,
dat men zijne liefdesverklaring ' io proza in ernftige overwe^
ging nam.
r.
BÖEKBESCHOÜWING.
II ' • I ■ >■
De U'xiormreldj of bemijztn voor het btfhan en den on*
der gang van meer dan éine ')froegere Aari^fchepping.
' Naar heff Hoogduitsch 'van j. o. J. BALLENf-
STEDT, Predikafit te Pahjiorf in het Hertogdom
Bruns'wljk. Vrij vertaald^ omgewerkt en met eerdg^
canteekeningen vermeerderd , door Dr. a m o l l ,
'Lid van het Utrechtsch Genootfchap van Kunflen en
Wetenfchappen y enz. Ifte Deel. Aardrijks-Oudheid^
. kundige '. Verhandelingen. XI t^ en %j6 BI. f ^-i^-l
Ilde Deel. Gefchied - Oudheidkundige Verhandeling
gen. Vlll en yii BI. Te Dordrecht ^ bij Blusfé ca
van Braam. 1819. In gr. Svo.' ƒ a-.i8-:
•
JAeeds federt een aantal jaren Jiebbcn de ontdekkin-
^en, die, meer of minder diep in den fchooi der Aarde
gedaan , oijs een aantal onbekende , meestal verlVeefi*
de, planten, land- en vooral waterdieren leerden ken^
»cn, de aandacht van Natuuronderaoekerg, en langza-
merhand ook van andere beminnaars van befchaatóe
lundigheden , bezig gehouden. Eerst trokken de Ver-
bazend talrijke fcbelpen, die geheel^ bergen gevormJ
.hebben, daarna ook de landdieren, vooral de thana
uitgtftorvene Mammuth^ en eindelijk de verrchiUende
dierfoorten , in Duitschland en Frankrijk (door c ü-
VIER vooral in dtn Montmartre) gevonden, en geheel
van de onze verfchillende , de opmerking» Natuurlijk
trachtten de vrienden der Openbaring en Christelijke
Wijsgeeren deze onwederfprekelijke daadzaken, die
eenen zeer boogen ouderdom der Aarde bewezen , met
de oudfte Schcppingsgefchiedenis , ons door mozes
medegedeeld, en zekerliik uit de eerfte tijden des
menschdoms afkomftig , te doen overeen ftemmcu* Men
BOfiKBESCH. 182Q. NO. I3. O O flOefT
534 J* ^* h ^ALLBNSTBDT
floeg daartoe twee wegen in : de een zag in de Jagen
tfto Bt o z £ s 9 yolgens eene zeer ongedwongene verkla*
ring, (wanneer men den dichterlijken vorm. der oudfte
ooi^onden in het oog houdt) groote tijdperken ; waar«
tan het eerfte gekenfchetst was door de ontwikkeling
yah het licht, het tweede door de vorming van den
•dampkring , het derde door de nederploffing der bergen,
c€02. Deze opvatting hac^ zélfs bet voordeel, dat zg
zich met de nieuwfte ontdekkingen nopens eene alge«
meene lichtfliof , die door de zon Rechts wordt aange*
trekken , (en pok , volgens m o z e s , vóór de zon be«
Hond) alsmede met het vroegere beftaan der water- dan
der landdieren, zeer wel liet overeenbrengen. Doch
hiertegen ftfeden de herhaaïde omwentelingen en over*
flroomingen , langduriger en 'geweldiger dan de Zond*
Vloed,, die de Aarde meer dan eenmaal moeten hebben
omgekeerd, en waarvan zich onbedriegelijke fporen in
de lagen der Aarde, en de daarin opgeflotene of ver«
lleendé diersoorten , 'vertoonen. Men liet dus het eer*
jile vers van Genefis , als eene algemeehe inleiding tot
het volgende, op zich zelf ftaan, en vertaalde of ver-
klaarde )iet volgende: de Aarden 'was voest en ledig ge*
worden; nemende dus al het 'volgende (waarbij toch
ook het denkbeeld van tijdperken voor dagen niet ge*
Iieel uit het oog werd verloren) als eene vervorming^
^ene groote cataflrophe van onzen Aardbol, waarbg
deszelfs vorige bewoners verdwenen, en, als ware
het , eene nieuwe Aarde werd voortgebragt , op welke
Gods magtwoord nu weder de kiemen des leyens deed
ontluiken, en die Hij voornamelijk niet het edeifle
fchepfel, den redelijken mensch, bekroonde» De Mo*
zdifche Scbeppingsgefchiedenis behoefde dan niet die
van den oorfprong onzes Aardtols te zijn; genoeg, zoo
zï) den oorfprong van ons Ge fl acht bevatte. En met
deze laatfte verklaring kwamen de ontdekkingen der Na*
tuurkundigen op eene treffende wijze overeen. De
grootfte mannen in dit vak , een c u v i b r , een b l u-
menbach"^ (om flechts een paar der grootfte te
noe«
VOp]tWEltBX.D* « j[25
.noomon) v^mden nergens menfchcUjkc overhlijfleleQ ujt
.êene yroegere w/sreld ; gec;^e ycrftccnin^ , als zoódanjg
uitgegeven i Jcon de proef dpbrllaan ^ maar bleek altijd
die^van eenig di^r te zijn« Dat het Igdperk van de
fcbepping des Menschdoms 9 in Tpijt der blijkbaar fg«
jbelachtige Chaldceuw/ch^f Indifcht^ Cbinefcht en E^yp^
tifcfie (fterrekundige) tijdperken , Jiiet veel ouder kan
fyn» dan M0ZB8 bet opgeeft, hebben de nieuwSa
onderzoekingen dier overleveringen zelve niet alieeni^
Qiaar van dcai oorfprong d^ kunften en welenfcbappen^
volgens de Gefobiedenls , blijkbaar betoogd; fnannea
jijs, LA.RGH^R en DE GuipfiBs ftaven zulks, eii
«uviBn bewlijst ftellig, dat Egjptc zoo oud niet kap
' geWeest zyn als men voorgeeft ; de aanfpoelingen va|i
den Nijl moet^^n oudtijds verbazend fnel zijn toegeno-
men. De echte oorkonden des menschdoms kKmmen,
volgens hem , niet hooger op dan 5 of 6000 jaren ; (b.
V. die der Chinezen » volgens p.gaubil, niet hooger
dan den torenbouw yan Baipl.^ De overlevering vajt
den Zoncjvlped', of eene Xnelle, ras teruggetredene
overftrooming, waarin enkele menfchen gefpaard wer-
den « wordt bij alle Volken |[evonden. De oude tem«
.pels, zoo men wil ui^ oudere tempels gebouwi, doen^
.jsegt hij, niets af tegen phyfijche daadzaten^ die den
-boogeren ouderdpm des Menschdoms wraktn* Bi) die
.gevoelen van c'uvier voe^t zich de fchrandere Oud*
heidkenner langl&s (*)• H$ houdt de beroemde
graflpelonken te Elloer (die volgens de Braminen 7915
jaren oud zijn) eerst voor een werk van ten hoogde ze^
^of zeven Eeuwen vóór christus geboorte, daar
men er bewijzen van Griekfche kunst in aantreft , die
flechts door middel van Ethiafii over Egypte kan gc«
.komen zijn. De vereeniging der Grottentempels bj|
JScmbay^ in de nabijheid der Westkust van Indiê^
pleit voor de afkomst der bouwmeesters uit Egypte^
niüt
' (*) Menumni.ancknt et modemet ie PBindwfin^^
O o a
55^ J- a J. ÏAXLENSTfiÖT
niet omgekeerd.— Tevens kwamen de grootfk Geleer.
den, een HERDER, de luc, cuvier, BLtrM£»r«
BAÖHjCAMPER, BRUGMAN 5, V ON HUMBOLbT,
ADELUNG, VATER, overcèn , dat het MenscÜQom
hoogstwaarfchljnlijk fl^chts nit éénen* bloede (en wel
in de omftreken van het Kaukaftfcht gebergte) is voort-
gebragt;'dat al hét verfchil in 'kleur,' vorming enz.
flechts verfchêidcnhcden , geenë afzonderlijke foortcn
Tan tóenfchen te kennen geven , en dat de Neger z^tt
'gevoegelijk met den Europeaan van één paar menfcfaen
kan afHammen. De vriend des Bijbels en die der Wqs*
tegéerte verheugde zich over deze zusterlijke overeen-
ilemming dèr beide bronnen van onze kennis , de Zin^
nenwereld en de Openbaring; maar ziedaar eensklaps
cen'-beftrijder van al de gehoemde gróot'e mannen, die
tien Bijbel voor een fproofcje verklaart, waarjtan zich
toch vooral niemand moet ftören. Het is — de Heer
BAtLENSTEDT, Predikant te Pabfiorf in het Her-
togdom Brun5wijk\ en dus van ambtswege vérpllgt,
de Openbaring te handhaven, die verklaart „ niet aan
^ M o z E s te geloovfen , daar de Godsdienstweienfchap
^ zelve gedurig terègtbreüging hoodig heeft; die van
•5, M o E E s dezelve b. v. door Christus ontvangen
\, heeft ,'* (en dus die van c h ri s t ü s dezelve waar«
fchljnlijk door den Heer ballenstedt zal ont-
vangen ?) Het ware te wenfchen , dat deze en dergelijk
ke beftrijders dèr Openbaring ^ gelijk v o L t a i r ë en de
zijnen, openlijk voor hunne zaak uitkwamen, daar zij
thans, fchuilénde onder den naam van Christenen en
vrienden van den welSegrepenen Bijbel , de gronden vin
'ons geloof aan eenen almagtigen Schepper des Hemels
en 'der Aarde, tevens ihet al die* grondflagen, waarop
de 0udfte Gefchiedeflis rusten moet, omverre werpen»
Volgens hem, is niet alleen de Aarde, maar ook de
Merisch , veel ouder dan het Bijbelsch vprhaal : hij bc-
ftond vóór die groote verandering, welke laatst aan on*
zen bol eenc andere gedaante gegeven heeft; en de
r$eds genoemde Geleerden hebben groot ongelijk ^ waa-.
neer
neer 29 het beftaan van m^nrchelijke overblijffeten en
yerfteeningen Wkennen, enz. Het Mehschdom is
'f niet uit één paar menrchen ontdaan ; er is nooit een
ADAM of. .£VA\| nooit "tcn Paradijs geweest: dit
fproofc^e is op verre na 200 geloofwaardig niet 9 als de
verhalen der. Sraminen , Chlneun , . Egyptenaren » ens*
(bl. %% , 33) maar waarfchijniyk door eenen IndUan of
JSramin verdicht ,die aribcanbs onder de gedaante
cener Slang voorilelde; (de Schrijver toont hier, niet
eens het onderfcheid tusfchen den Godsdienst van
zoroasteil en brama te kennen;) en dus is het
in de Babjhmfchc gevangenis onder de Joodfehe volks-
verhalen opgenomen. Immers, dit moet zoo zijn.
Waarom ? . De mensch , die op onder fckêidene plaatfen
der Aarde , zoo als bet verfchil tusfchen Negers etf
Blanken toont « door de kracht der bewerktuigende Na*
tuur is voortgebragt , was in den beginne ook nog dier*
lijk en ruw , misTchien nader aan de apen dan aan de
nenfchen, (Hier komt de aap' uit de mouw: ook de
Vertaler, die in het algemeen zeer wel met 2ijn omge«
werkt oorfpronkelijk overeenïlemt, hééft ontzaggelijk
veel op met doornik, die ons en. zich zelven de
eer heeft aangedaan, van ons tot beTchaafde, of liever
verbasterde, apen te maken; de uitmuntende weder*
legging door bakker wordt daarentegen- niet eens
aangebaaldO Mozes, of wie de Schrijver der naar
bem genoemde Boeken moge geweest' s^ijn , beeft flèclits
uitzucht tot tegenfpraak tegen de Egypttfche^ CAaU
decuwfcic , ti}dTt\ienki\ndt j en die van het eerwaardige
volk Atc Hindoes^ hunne 30,000 jdren tot zulk een
klein getal van jaren doen ineenkriftipen. Over het geheel
wordt de verhevene Schrijver van ö^/9f^/ even als een
fchooljohgen door den Heer ballknstedt gehe*
keld, waarover men verontwaardigd zou wezen ^ in«
dien. het niet befpottelgk ware, teti^ Lii/ipuuer xtgtn
een' reus te zien fchermenl (Men leze, om zich daar«
van te overtuigen, Ilde D. bU 31^37.) Maar deze
zelfde Heer bajljlbnstbdt, die zoo ongeloovig is
O o 3 om*
1
53^ J* G. Jfrf BALLBNSTEOT
omtrent het gezag der Heilige Schrift , welkei' verkon^i^*
diging heiD is opgedragen » is uitermate ligt te bevredi-
gen , wanneer eeu p l i n i u s hH jaargetal opgeeft van
den togt van baccHus naar Indic (bU 41); icts^
waaraan anders' geen mensch meer gelooft* Deze ver«
fcbtjning van baCchus is by hem iets . zeer gewig<r
'tigs^«n bewijst ^ tegen >c o z B s en onze grootlle he««
dcndaagrche Geleerden 9 ^ dat de wereld nu reeds 8543 ^
,9 jaren oud is." (Hierbij wordt lang^lès aange-
haald ^ ^in zij'rte Recherches Afiatiques in de.Verhande«
^ lingen der Academie te Caleutta»** Langlj^s heeft
dus in het Franlch^ ia de Afia$. Kcfearches^ eene
bedrage geleverd? Dit was on$ nog nteuw.)' '
Bij al' deze gewaagde Hellingen komt eep toon van ge*
zag, die 9 wel is waar, den onkundigen kan terne£r«>
ilaan^ wegflepen of overbluffen ,' maar bij den kundigen
J^ezer een' medelijdenden glimlach moet wekken. Wan«
neer de Schrijver iets gefield heeft als zijn gevoelen^
(zelf$ togen het gezag der grootfle mannen) zegt hi) VL%é
der hand : Dit of dat is nwwel genoegzaam bewezen. Zoo
b. V. Ilde D. hl. 88: „ Het is wel zoo goed* als bewe«
9, zen , dat niet m o z e s zelf ^ maar veeleer een later *
I, teita tijde der ^abylonifchc gevangenfchap levend /r«
y^raëliet'9 welligt esra, de overblijffels der //r^JA-
^ fi/che godsdienftige boeken verzamelde en tot éen ge-^
^ heel rangfchikte , tevens dt Parzi/che Mythologie aan*
^ nemende , en de eerde Hoofdflükken der vijf Boeken ,
^ zoo doende , daarllellende. Taal toch en ttijl , beeld-
,, tenisfen en voorftellingen zijn te fraai en te befchaafd,
„ om aan den ruwen ^n onbefchaafden leeftijd van mo-
^ ZES en zyn Volk te. kunnen wórden toegefchreven.'*
Welk eene opeenftapeling van valscbheden en uit de
lucht gegrepene Hellingen ! Is de Godsdienst van m o«
2: £ s de Parzi/che Mythologie ^ Is Hy , die tot c y r u s
zegt: Ik vorm het licht ^ enfchep de duisternis ;Ikmaak
den vrede ,- en fchep het kwaad , — is Hij niet meer dan
o R M u z o ? Ën wat taal en ftljl aangfaat : de Heer b a l^
LSNST£0T moge doorkneed zijn in de kennis der
Voor*
Vm>rwereld ; miftr hij; die ovef befcbaying en il tegroQp
te fraaiheid in de Gercbiedenis der Aartsvaderen , in
ABRAHAM*s geloof en jACoft*8 klagt en joz-sB'a
tranen vindt, -^ hij kent het hart dermenfcben van de
tegenwoordige wereld niet« .
Wil men nog een kostdyk bewijs tegen de waarheid
der Bijbelfche vierhiilen hooren ? BI. 79 : „ De Bijbet
^ ftete , wel is waar ,' <)e eerfte menfchen reeds als be«
k ^ fchaafde weaens voor, die eene meBlcheUjIce taal fpra*
^ ken , kennis hadden aaa god en andere zaken ; die
„ offerdeb , veeteelt en akkerbouw dreven : maar wie
^iser^ die niet inzie 4 dat znike menfc'hen, als daar
y^ befchreven worden ^ geenszins de éer'fte Aardbewo^
y^ ners hebben kunnen wezen ; dat de wereld alreedc;
,, vele duizende Jaren bewoond moest zijn geweest^
„ bevorens men zoo ver komen konde, als adam met
yy zijne zonen reeds was , en dat derhalve te d\er plaat-
„ fe alleen van reeds min of meer befchaafde natiën
„ kan worden gefproken. Dit is een klaar bewijs , dat
y^ de verhalen y nopens de.eerfie menfchen^ affiammen
„ uit latere tijden.^'' o Welk eene heerlijke fetitio prin^
eipiii Dit: wie is er f die niet inzie ^ is dus «en klaar
tewijsP De Lt^gica van Do» ballbnstedt verdient
waarlijk bewondering! Wie ziet dus niet, om eanfequent
te redeneren , dat de vroegfte menfcben apen , (bL ^51)
ja nog Dimmer dan dieren (bl. 163) waren? Maar hoe
werd de mensch nu iets meer en beter dan het dier?
hoe leerde hy zich zei ven, zijnen Maker, de Natuur ken«
nen ? Geen Orang - Outang leert dit ooit , wat moeite
men zelfs aanwende ; ja geen verloren j in de bosfchen
verdwaald kind^ aan zich zelf overgelaten, zal ooit
bet hemelfcbe vuur , de vonk der Godheid , verkrijgen ,
die hem als mensch onderfcheidt, „ Het is flechts oa«
„ der nenfchen ,'* zegt p i c h t s , (en diens gezag zal
hier toch" niet als partijdig gelden 1) „ dat de mensch
^ een mensch wordt. Opgevoed moesten zij worden"
(fprekende van de eerft^ menfcben) ; „ een mensch kon
^ dit niet doen, daar zq de eerfte menfcben waren;
Q o 4 yy dus
540 V J, G. J. BAL*LEN»TEDT
^ dus was het noodigj dat zij door cén ander redelijk
^ Wezen , hetwelk geen mcnsch was , opgevoed wierden.^
ilaar neen: de meiifdien zijn eenmaal , door onweir*
lUaabare natu urkrach ten , of de vormdrift der Natuur^
in elk klimaat , op onderrcbeidene tijden , uit de Aarde
fjérprocen^ en hehbén zich zelve allengs (door een voU
ilrekt onverklaarba;ar wonder^ hoezeer onze Schrijver
alle wonderwerken en ontniddellijke tasfchenkomfteii
4]ef Godheid rchiiwt en verwerpt) uit hunnen apenftaac
tot ^redelijke menrdien verheven.- En dit is niet ééns»
maar verfcheidene malen gebeurd ; want zeer dikwerf is
de wereld met het menschdom door omwentelingen
vergaan. De Schrijver gelooft zelfs nog liever aan m«ii«
fchen met flaarten (bl. ii8),dan aan de afdamming der
menfchen nit één paar. o Hoe verheft deze nieuwere
verlichting ons gedacht boven de oude- dwaasheid, die
het , als een kind^door den besten Vader eerst liet dragen^
tot Hij het allengskens waggelende, en* eindelijk vastere
fchreden leerde zetten ! Maar deze Vaderlijke hand /^i*
tert BALLBNSTE D T ,v wsunecr hij , op eene wijze ,
die eiken Christen moet ergeren, den Schepper der we«
reld befchuldigt , „ dat dezelve , volgens het verhaal
^ bij MozES, in den voortgang en wasdom der be*
,, fohaving een voorwerp van haat en van afkeer , ja
„ gevaar voor de befnoeijing zijner Heerfchappij zou
^ hebben gezien, en daarom den mensch zonder gena*
'^ de uit het paradijs jaagt, opdat hij zich, door het
^ eten der verbodene vrucht , niet uit den (laat der
^ dierlpheid verhelTe ! ** Hier is elke aanmerking over«»
toUig. De God van Do. ballbnstedt-- ja, lic*
▼e Lezer! wat die eigenlijk is, weten wij niet. Hij legt
eens vooral krachten in de Natuur; maar die kan dan
ook nu gerust haren gang gaan i de Godheid , niet veel
.beter dan die van EPiGURuSy bemoeit er zich verder
niet mede. Als de menfcben eens als kool uit' den grond
zyn gegroeid, bier een paar, daar een paar, dan naa-
.gen zij zich fpoediger of later, of geheel niet befcha*
ven ; 't is baar alles wel : zij kan eu mag er niet tus«
fcben
Dl ^OORWBIALD. 541 .
fch^nbeidft^ komen ; want dit zovl een wonder zijn , en
lieveir dan één mi^er té doen , moge het menscbdom
Sim wen. lang als apen, of flimmer dan dierenr, daar**
keen leven i
De beoordeeliDg van den geesp , en gedeeltelyk ook
van den inhoud v:BXi dit werk, Iieeft ons te lang:bezig:
gebieden, om van de overige zaken, die het bevatten
van den vorm , veel te zeggen. De, regtvaardigfaeid eisclic
nogtans , dat wg erkennen, in het eerfte Deel veel goeds
bijeen gevonden te hebben nopens de eigenlijk zoo- ge*
noemde (en thans door elk, die aanfpraak op GeoJogit»
fche kunde maakt , aangenomene) Voorwereld ; dat is te
zeggen , den toeftand der Aarde , eer er menfchen be*
ilondeh, en vóór hare tegenwoordige iorigting. Zoo*
dra de Schrijver* zijne iypoiAe/en >> zucht en ^ijne alles
vermogende , verborgene tooverkracht — de vormdrifc
der Natuur — laat vaaea , (die alle, ook bewerktuig*
de, wezens beeft voortgcbragt , en nog, zelfs bier en
daar zonder zaad of kiemen, voortbrengt) deelt.bg ons
belangrijke ontdekkingen der Geleerden mede over de
vorming der Aarde naar bare verfcbillende tijdperken ,
baren boogen ouderdom , ontdekkingen uk het planten»
en dierenrijk der vroegere wereld , (bar baarsch door den
Vertaler overgezet , voor - wereldlijke- ontdekkingen enz»)
Dit hoofdftuk is inzonderheid zeer lezenswaardig, en
behelst de nafporingen der Geleerden omtrent A^houts*
kolen ^ fteenkolen^ (befchouwd als begravene bosfchen)r
étïi /pclofikbeerj den rhinoceros ^ den tijger^ de iyena^
het elandsdier ^ bet Megatherium of den luiaard^ den.
Mammuth (of Viever Mastodonte) van den OAio^dit zich
door zijne randen onderfcheidt van den eigenlijken of
Siberifchen Mammuth , (hierover wordt in het bijzon*
der zeer uitvoerig en doelmatig gehandeld) de .gevonde*.
ne tanden en beenderen big Canftatt in het Wurtemberg^
fche^ die bij Osterode vtn elefanten^ rhinocerosfen^
hjena^s , en andere , thans nog in DuitscUand levende
dieren , de beenderen • eilanden ^vzn Nieuw " Siberië^ (ten
Noordoosten van bet oude) den porfpronkelgken fiier bij.
O o 5 Of.
S^m J. G. J« BAtLB-fCaTEDT
Ofiebsf^j en eindel^k de dier^ vao het vroegere ^^
perk 9. waarvan de gipsgroeven by rii/^iok dejoverblqfl^i
vertoonen. Want de eenhorens, waarvan ba&row,
(wiens naam ónzen Schrijver ontdacht is) bij de Bosclm
^ jêimannen (de Troghdjten van b a l l e n s T £ d t) af* '
beeldingen gevonden heeft » kannen even zoowel nooit
Veftaan hebben , als de wondergedaanten , die de Oos«
^erlingen b. v« te Perftfolh en elders op .huime gebou*
wen vertoonen; en de ctnhortn^ bij Qjtedlinhurg in
1776 ontdekt , kan zeer .wel een rhinoceros of een an«
der dier van dien aard zgn geweest. Voorts worden
voorbeelden opgegeven van levende padden ia (leenen ^
en een infekt in verkoold hput gevonden ^ die de Schrij*
ver het (lerke ge^Ioöf héeft^ van uit zijne Voon/trM
aftomftig , dus circa 8000 jaren, oud » te achten 1 Na
lEomt hij tot menfchclijkó overblijffelen* . Tegen c u*
yiBR, BLUAiBNBACH CU Budere^ reeds boven ge«
noemde ) lierren van de eerfte grootte (lelt ballen-
'S T B D T uittrekfels oit d&iFreimSlAigc^dt Zeitungfür
die elegante Wek , het Morgenblan , het Brimswiikjchc
Magazijn , de Jugendzeitung en dergelijke Journalen-
kosr, zonder >kraarborg van Schrijvers 9 of toch met on«
bekende of althans onberoemde namen aan het boofd.
Veel, van hetgene bier wordt aangevoerd en te huis ge-
bragt op de Foorwereld^ kan even zoo goed tot vroeger»
tgdperken van i/«zd behooren ; gelyk de oude grafplaat fen
in Kamfchatka en Buiuchland: en ijzeren baken, tus«
fchen het verkoolde hout gevonden» leve]::en waarlijk geen
afdoend bewgs op voor menfchen in de vroegere wereld»
daar het, volgens^BALLBN'STEDT zelven, (bl. aj^o])
nog niet genoegzaam blijkt , dat er onder de oyerblijf*
felen van dieren uit die wereld ook fommjlen menfcheHj^.
ke beenderen worden gevonden. Daarop wordt in dit DeeL
iiog gehandeld over de Reuzen in de Foorwereld ^ ken*
merken der Foorwerelden har er voortbreng felen ; meer*
dere warmte, vruchtbaarheid, grootte, ilerkte, duttr«
zaamheid en langlevendheid* (W$ lezen hier^ bU 315»
van een' bart^eenboom ^ die wel nergens, dan ïa de
. her-
DS yOORWERBCD. 54)
ktffenen vio den Schr^ver ^ xal beftam hebbeiu> O^r^^
4ri0Am y^r/ü den^ Ondergang der l^oorwereld^ (hier fchput
94.i^L'BNSTBDT'^ uiaar o<d( fledits voor een ooge]i%
bliky MozBs regt te wiUen doen, bh sr^O ^Dez^
eonaak is niet de Zondvloed ten tyde van ttoACH}
deze toch kon niet algemeen zijn r ook. geene langzaipe
veonindering van de warmte des dampkring» of der
Atfde; maar waürfchljnlgk eene of andere r plotfellj*
ke en geweldige verandering , hetzQ door den floot eener
komeet, eene inwendige uitbarfting, of eenen grooten
vloed uit het Zuiden. — Achter dit en het tweede Dee(
(hetwelk meer bepaaldelijk tegen het Mozaifchc verhaal
der afkomst uit één menfchenpaar,der befchaving door
medêdeelsng ^ dér Paradijsgëfchiedenis , der nieuwheid
des menscbdoms enz. is ingerigt, en waarvan wi| boven
bet noodige, naar ons inzien, reed^ gezegd hebben^
vindt men vr§ breede Aanteekeningen van dea Vertaler.
De Heer m o l l had zynen tijd beter kunnen befteden,
Wy zien er voor hem geenè eer in , dat hy bet geloof
van. velen in de waarheid van een Boek,- dat bun biyd*
fcbap in bet leven en rust j^ het ilerveh fchei^kt , helpt
ondermijnen: hy ligt daardoor geen' fluger op, zoo «Is
hy het in de Voorrede tot het tweede Deel wil doen
voorkomen , maar opent Hechts de deur van een dool*
hof, waarin de ongelukkige zwerver, die den* veiligen
gidfen van Gefcbiedenis en Openbaring vaartwei zegt»
zich eindeiyk , na lal|ige en moeijelijke kronkelwegen ^
aan den oever van het onpeilbare meer der onzekerheid
van alles verliest , met nacht en nevelen omtogen \\ *
Proeve eener Kegugelurdc Verdediging van de onfchuli
onzes^ Ileersn en^aligvMkers. Jezus Christus^ deor
j. R'O B M £ ft. , Christen - Leerüar te Leyden* Te ^^^
den^ hij A. en J.^Honkoop. i&so* Ingr. Sroé XU
en 137 Bh f I-S*:
pDekend ii dV^belftSgryke Varhandelloit n» wyien Dr.
REN-
544. , • h ROÏMSR
RENSIK6, welke eens eenen R^eenrent (yvg meeflea
in de BibUoth. van ThtoU I^terk^^ deed wenfchen^
dat, gelijk k.bnsin4? een Geneeskundig oogpam koos,
een andef 's Heilands Lijdensgefchledenis niit een Regts-
geleerd mogte befchouwen. Roem b-r beproeft aan évsst
wensch te beantwoorden , die tot nog^toe niet vervaU
Ifvrerd, en wij verheqgen ons, dat het ü/^iMaij^Ai^^rit van
schbltema hem heeft aangemoedigd, om het on*
derbavige dakje te ontwerpen. Het verwgtt ^ mJw-
tor ultra erepidam /* wordt in de Voorrede seer goed
afgewend. Daar ook lezen wij roe mbr 's wensch,
dat een kundig en in de Regtsgeleerdheid erraren man
Eicfa aangemoedigd moge gevoelen, om de taak, die Uf
begon , voldingender te behandelen.: dit is de wensch
van Recenfent zoo zeer niet. Roemer voldingt al«
leen de onfchuld van Jeieus voldingend. genoeg , en dat
kan wel niet beter gefchieden ; maar , daar zijne bedoe«
ling ziel? niet verder uitftrekte,^en hij alleen het Regts«
geding voor Pilatus behandelt , blijft het zeer wenfche»
lijk, dat. eens, door een' daartoe juist bevoegden, de
geheele Lijdensgefchiedenis uit de Regtsgeleerdheid op-
gehelderd worde. . . . . . '
Deze Proeve beflaat, behalve uit eene Inleiding over
de Joodfcbe Staatsgefteldheid en deform der Romein*
fcbe Regtspleging , die den Lezer in (laat moet fteUen ,
Dm^en gang van het met Jezus gevoerde Regtsgeding,
bier nu voorts verhaald , juist te beoordtelen , uit tien
^fdctüngen^ in een'regt onderhoudeuden ftijl en zuive*
re taal gefield ; nu en dan verheft zich de ftijl bevallig.
Eéne uitdrukking, op bl. 3, ^ het zwaard opgeheven
yoor de deugd," had minder dubbelzinnig kunnen lui*
den, hoezeer ze dat niet in het verband zijn kan.
De Afdeelingen zijn: i. De befchuldigisg van Jezas,
voor den Landvoogd ^ in het gemeen. %. De Perfoon
Van den befchuldigde. 3. Onderzoek, of.Jezus de mis-
daad van beleedigde Majesteit bebbe kunnen bedryyen»
4. Betoog, dat Hij, te voren, niets gedaan heeft, het*
gene de befchuldiging bewijzen kan. . 5. Onderzoek 9
of
<>f' Hij gedacht hebbe naar 'dé Konifiktgke waardigheid
ie dingen; (k Zyne wijsheid. 7« De berchutdigers vas
'Hem. 8« Overweging der^ berchuldiging, in het bij^
ieonden 9. Het ftilzwi|geB van Jesns* ^oor zijne Reg«
ters. lo. Zijne pleitrede. ^ Hierop volgt het Beflatr^
uit het overwinnend bètoogr afgeleid; en hier leest men
de taal der zegepraal-, niet ronder mèdegevoerd te wor«
den tot diepen «erbied voor, den heiligen Lyder.
Recenfent moet roembh ^oor deze proeve ^^ner
bekwaamheid, danken ,- en pr$A dezelve allen Chris*
tenleeraren aan ; dat Ia , niet dieen aan de Remon*
firantsch« Gereformeerde Predikanten, (fchoon men»
tegenwoordig 9 aan deze bgna alleen^ bij dien titel «
fchignt te moeten denken.) Veel » zeer veel , ook wel
eens iets« dat men hier niet zoude gezocht • hebben ,
kunnen z^, die de Lgdenagefchiedeftis van Jezus bé«
handden^ hier leeren;' en dat noBHsa zijner zake
meester was , zal wel niemand betwQfelem
Vooral behaagde* ons de eerftê AfieéUng^ in welke
men veel lezenswaardlgs vindt over den aard van het
misdrijf van gekwetde Majesteit, ea de vijfde; mztx
2eer fchoon is vooral de negende , en^, gelijk gezegd is ,
htlBeflidt.
■ De Heer xobmbr, die, te regt, ooren noch woor«
den betuigt te hebben voor onbefc^eidene , partijdige }
iiefdelooze en onchristelijke veroordeeling , zal wel zoo
verdraagzaam zijn, dat hj op een paar aanmerkingen
des Recenfents, die van deze betuiging ook de zijne
maakt , dezelve niet kan toepasfen. :
In de vierde Jfdeelifig tWee opeinbare bedrgven van
Jezus verdedigende, als nifcts dienende tot bewijs der
befchuldiging , faierkt rob me r op, dat Jezus aan het
gebeurde geheel onfcliuldig: , en het 'volk alleen er de
oorzaak van was. Onzes oordeels is hier toch te veel
uit bet oog verloren het geheel planmatig handelen van
Jezus ter voorbereiding en fcbikking der hedoelde voor*
vallen , waardoor ze juist teen en juist zoo meestem
p\%ti% faebbeo^ JDit, verzuimd op te merken, ftelt,
mee-
54^ r..ROBM:E«.
i
me^en wij, deB 'Heiland te lydelijlr voor» wiens tan^
éelwijze toch niet moegeliik te verdedigen v^alt* Ook
wil Recenfept roemrr wel nazeggen: » Jezus wlfc
^ de, te voren, nooit voor K<ming verklaard zijn,"
jndten dit Aaar niet htttéktn^ geA9uiitn zijn ^ hetwelk
hier te ^t^einig in hét licht ftaau Immers , dat Jezas
jBÈlf als Israëls Koning wilde erkend wezen, hUjkt»
dunkt ons , ontegenzeggelijk , uit zyne intrede in de
Hoo£dftad. Rosmer vergeipe eens, wat onlaiigs
hierover fchreef.ni^ kou in o, in deszeUEs .Dagel^k^
fchc Oefeningen enz. L bh 15,, aanm. 3.
. Bene andere aanmerking -betreft de pleitrede van Je»
zus ,. Jo, XyiII: 36 , 37 en XEK: 11^ welke r 0 b jw e r.
goedgevondenr heeft Jh eene uitvoerige omfehrijving'op
te nemen». Wat h^' ook in de Voorrede, en in eene
Noot onder den tAiw, zegge ^ ^ dat beroep op de Stoirche
ftelling: „ alleeir de Wijze is Koning,** die pntwüclce-
ling derzelve door Jezn^, die ontleding van het dot van
?s Heilands antwoord aan Pilatus , — • liet is aHes goed
en wel, naar ro:e.mer'8 taaien denkwijze beoor«
deeld; maar dre had hy aan Jezua niet moeten leenen-,
wiena antwoord wg, hoe kort ook, bil Joannes veel
liever lezen, dan zoo uitgebreid bij roemer.
Vooral fchljnt roemer tè weinig te hebben gelet
op het verrchil tusfchen de veroordeeling bij het San-
bedrin en de aanklagt bij pilatus. Aan dezen geeft men
eerst op hét einde de.Godsl^stering aan, op^ welke men
Jezus bij Cajaphas had' veroordeeld ; en men weet, we1«
ken verbazenden invJoed die einóelijke aangifte op den
'Hamein maakte. AI^ ware bet alleen hierom , en ora de
lioudlng, die de Joodrche Raad aaxmeemt, zuHen wg
er nooit toe komen,* Gods Zoon en de Christus voor
fynoniem te liouden^ zoo als roemer fchijnt te wil-
len, die echter, hl. 102, de uitdrtikking Gods Zoon
mrkiaart van éene waardigheid , die Jezus gemeen' had
met allen, die hun geloof door hunne deugd bevesti*
gen, en ook Zonen en Dochteren des Allerhoogfleii
;2^ijn. Wij zeggen ronduit, het N» V» geeft een geheel
HLOBVI. . ;5^
ander onderrcheid <{p tusrch^a Gods Zmu eq Kindek
'ren GoÓK
fiehoudcas deze stasmerkingen, en onze bevreem*
ding 9 dtt het gedrag d^s Landvoogds geheel is voorbi|«
gegaan 9 (dit was immers niet noodzakelijk?) dankep
wij hem , nog eens , voor z^ne Proeve \ en hij yerbeiip
ge zich over derzelver goed onthaal , vooral bij zyne
medebroeders in de bediening des Evangelies !
■MliA^
Hthhcn de ZUlcn der Afgefiorvenen kennis van^ en
werking op onze » na hénnen dood yoorgevaliene ^
omflandigheden^ Wat z^t hieromtrent het geloof der
Joden ^ Heidenen en Christenen jl»qt de H. Schrift^
en vat de AedePPP Door u x« bange. Christen^
ie raar bij de EyangeÜfche Lutherfcbe Gemeente te
Sappemeèr. Te Groningen^ i^' W. Zuidema* 1Z19.
In gr. ivo. 8a J/. ƒ :-i4»: '
R
eeds menigmaal werd dit zelfüe onderwerp door on»
derfcheidene Godgeleerden behandeld , doch altQd met
éene onbevredigende uitkomst. £n geen wonder} zoo-
dra de adem des levens is opgdiouden , bet ligchaam
werkeloos wordt ^ de ftof zich ontbiedt, en elk uitzigt
op de hoedanighekl eener qieiiwè ftandsverwisfeling niet
meer dan loutere glsfing blijft ^ moeten ook de gevolg*
trekkingen voor de afgeftorvenen in dezelfde onzeker*
lijcid deelen. £n waartoe zouden ook derzelver kennis
en werking dienen , daar men toch altijd naar eennieuw
en (Icllig bewijs voor die werking zoude moeten zoe* v
ken, hetgene z^er ligtelljk tot dweeperij en bygdoof
zoude voeren ? — De Schrijver beantwoordt de geop*
perde vragen allezins ontkennende. Ten aanzien der H.
Schriftuur, behandelt hy de meeste plaatfen, welke door-
gaans vopr dit gevoelen worden biygebragt , en ontze*
nuwt derzelver kracht voor die onderfteld bewijs door
tene redelijke^ op woord en lamenhang gegronde ver-
Wa-
5^ I. I. BAN GB 9 OVBti DE STIELEN DER APGBSTORr*
khring. Bij het onderzoek ^^r R^dt , kent hij den afge»
Horvenen wel het herinneringsvermogen van hunnen
Torigen toeftand op aarde tóé, èn- leert, dat zi} hunne
geliefden niet vergeten , evenmin als deze met 'ware lief-
de aan hen blijven denken^ maar hij ontkent derzelver
werking op onzen geest , als overtollig, nutteloos, en
geheel (Irijdig met die wijze van omgang en ervaring,
welke in dit leven plaats heeft, en zo^nder welke wi}
ons geenen anderen werkkring kunnen voordellen. Zelfs
de uitzondering , welke een of ander voorval of ver^
liaal daaromtrent fclüjnt te maken , bij wijze van voon-
fpellenden droom als anderzins, wordt door hem te
regt als eenigziiis bewijsbaar in twijfel getrokken , omdat
ons de manier van voorfiellingen onbekendis, welke
xich menigwerf herhalen en • verlevendigen , nadat ^ zg
eenmaal in onzen geest met kracht aanwezig waren.,—
Allerwegen verdient deze Verhandeling met oplettend*
heid gelezen en nagedacht, te worden.
Uatuur* en ziekukundige Onderzoekingen over het ge
brmk van het^ Pruisfiseh Zuur iAcidum Prusftcum)
iof Acidum HydroóyanïQum ^ in 4c behandeling van de
ziekten van de berst , en by zonder in de longtering ;
óoor Fé M AGEVJ} IK j Hoüglee/'aar in de Ontleed^ ^
Natuur'' en Ziektekunde te Parijs. Voorafgegaan
door eènè befchrijvtng. van de fcheikundige en phyji»
fche 'eigen/c happen van dit Zuur en deszelfs bereim
dingswijzen naar a. b. granvillb, M. D. te
Londen. Uit het Fransch en En^elscb vertaald en
tnfit eenigf Waarnemingejn^errijkt doorn. j. schou-
ten, M^ D. te yirnjlerdam. Aldaar^ bij C. G^
Sulpke. 1820. In grl Svo. XII en 76 £Lf i-iS^z
D
eze Verhandeling bevat, ili de eerde plaats, -eene
zeer korte fcheikundige befchouwing van het Blaauw*
suur^ waarbij de bereidingswijzen van sghbele ea
T. MAGENDIE^ Olf0a SBT P»7l981SCH ZUU&. $0
V
Tin TAVQueLTN word^tt medegedeeld; ih de twee-
de 9 eepe reeks van waarnemingen, welke deszelfs nut
in onderfcheidene borstziekten , in het bijzonder in den
kinkhoest en in. de longtering, bevvijzen, en welke
\yij voornamelijk aan den beroemden Af aobnüië ver*
fchuldfgd zijn. Dtz^ fchijnt bet vooral in de knobbel*
achtige longtering te hebbeil toegediend, gra^vil*
L E deszelfs gebruik meer ultgeftrekt te hebben , b. v#
in katarrbale aandoeningen , zelfs in verkoudheid. Daar
faet nut van het Laurierkerswater,' als vardoovend en
oplosGend middel, federt. lang algemeen erkend is, en
dit geneesmiddel Blaauwzuur bevat , welks hevige wxr«
king op het dierl^k gedel genoegzaam bewijst , dat het
groote veranderingen in hetzelve te weeg brengt, kaïi
hetzelve, met omzigtigheid gebruikt, zeer weldadige
uitwerkselen hebben* De hier medegedeelde waarne«
mingen verdienen dus getoetst en nagevolgd te worden^
waartoe dit werkje eene genoegzaam veilige handleiding
oplevert. Het fcheikundig gedeelte is wel oppervlakkig
genoeg, maar hier ook van minder aanbelang ; wij moe*
ten alleen doen opmerken, dat het nie£ onverrchilUg
is, welke bereidingswijze men volge: die van vav^
QUEL IN, geeft een min fterk zuur dan dlsi. van
SCHEELS, na de verandering, welke la plan>-
CHE er'in beeft aangebragt* De eerfte is dus te ver*
iciezen , mits * men zorg drage , dat door de z wavelwa«
terftoflucht alle kwik worde weggenomen | er ontftaat
anders ligt een beziokfel in^ hetwelk bewijst, dat er
nog kwik in voorbanden is ; het geneesmiddel is dan
«linder Eulver, » dus onzekerder «
BOEKBESCH. iSaO. NO. X$^ ^p J^g
iSO ALBllKCiaT$
\
De Ziekten van het Gehoor ^ of zekere middelen y om
bet fuizèn der oor en , de har dhoor endheid en doof-
. heid te verminderen en langzamerhand volkomen te
. genezen ; benevens eene aanwijzing , om de oor en éh
het gehoor goed te behouden ^ gebreken van dezelve te
• verbeteren , voor te komen ^ en de lastige zoogenaasn*
ife oor kramp volkomen te herftellen. Door Dr, al*
B RECHTS. Uit het Hoogduitsch vertaald door
G. ] . POOL, Doctor en praktif erend Heelmeester te
Moordrecht. Te Rotterdam , *// J* Hcndrikfen. In
gr. Svo. yiU en 57 5/. ƒ : - ia - :
JL/at de ziekten van het gehoor zeer moeijel^fc 2911
te behandelen , en dat ,zlj ^ wegens de gebrekkige ken»
:nis van dit zintuig, dikwijls kwalijk behandeld worden,
zal ieder den Schrijver dezer Verhandeling toellenifflen ;
maar elk zal het daarom te vreemder en pngepaster
voorkomen^ dat een Geneesheer, die. overtHiigd. zegt
te zijn van het gewigt zijns onderwerps , daarover zoo
oppejrvlakkig en ligtvaardig fpredit» Het zintuig dea
'gehoor^ befchrijvende , gewaagt hi| alleen.van het uit*
wendig oor, zonder een' flap verder in des^elfs zameiw
Hel te dringen ; en hoe weinig kennis hg van^de eigen-
lijke werking dezes deels zelf heeft , toont hg reeds
in het eerfte Hoofdduk. Zeer ongepast prijst li$
liet reinigen van den gehoorgang , door wasfchen , oor«
lepeltjes enz., door het wegnemen van liet oorfmeer,
zonder verdere bepaling , aan ; geeft de koude , als de
hoofd-, bijna als de éénige oorzaak van oorkwalea ^
op , en féhijnt zeer met het bedekt houden der ooren
ingenomen , hetwelk blijkbaar met de natuur ftrijdt , en
ook niet voldoet aan het oogmerk : want door de zotte
onttrekking van die deelen onzes ligchaams , welke na-
tuurlijk aan de lucht zijn blootgefteld , aan de werking
van
DB ZIEKTBIWAN HBX GBIfOOR.. 5S^
Yan dezelve , maken wij ze hoe langer hose gevoeliger
en vatbaarder voor allerlei ongemakken. Tot verfter-
king des gehoor» bepaalt hij zich genoegzaam geheel tot
prikkelende middelen , en toont , in de gebeele Verhan-
deling ; het onderfcheid toslchen prikkelen en verfter-
ken niet zeer duidelijk voor oogen te hebban* Vreemd
is het ook , de ;^ekten der ooren in zulke te verdeelen ^
welke met geene volkomene doofheid gepaard gaan , en
zulke 9 waarbli het verlies des. gehoors plaats heeft»
Onder de eerfle worden de verfchillende foorten- van
t)orpijn gerekend , welke toch waarlijk- geéne afzonder*
lljke ziekte uitmaakt. Bij de oorzaken der hardhoorend*
beid en doofheid wordt weinig op de gebrekkige geftèld^
heid van het zintuig zelf gezien, enz; Het is waar^
het werkje is, naar het plan des Schrijvers, voor gee-
ne Geneeskundigen , maar voor hpt Volk gefchreven.
Dit geeft ondertusfchen geene verfchooning voor de
oppervlakkige bewerking, en voor het aanprijzen van
heftige geneesmiddelen^ gelijk b. y.' ammonia ^ kamfer^
opium ^ enz. Wij willen echter dit werkje niet Mc
waarde ontzeggen: het bevat enkele ^ zeer goede aan«
merkingen, b. v. betreffende het misbruik van .yer«
zwakkende en ontlastende middelen; maar daarentegen
is^de prikkelende geneeswijze wat veel op den vobr«
grond gezet', en wi) weten niet, wat meer, nad^elig is.
Vóorfttl to$ verbetering van den(de) Haven van Amfler^
dam Aldaar tn te*sGravenAagejbijdeGehtO0dtrs
van Cleef, 1819. In gr. Svo* 14 -B/. ƒ:-£!-:
e gedarigjt aanwas van flib binnen de Haven der
Ho.^fd(lad was meermalen het voorwerp van overpein«
?^g , voordellen en vruchte^ooze proeven tot voorko-
ming. De Schrijver van dit werkje, die zich in eea
kort Voorberigt a« w a r i n teekent , (lelt voor, het aan-
P p ft leg*
g$t • A. WA RIN 9 VOORSTEL.
leggen van een nieuw en ruim (l^oombed in het IJ voor
de (lad , breed omtrent tosfchen 400 en 500 el » waarvtn
hij alhier in de bijgevoegde Kaart het omwerp behoor*
lijk omfchrijft» en faetwdk h^ voor de kleinere ftheep*
vaart , en ook voor die naar de Zniderzee y doelmatig
oordeelt. Hoe wejgemeend en nuttig welligt dit ont«
jiverp iü vorigen tijd mlnge geweest zïjü , moet echter de
tegenwoordige aanleg der twee Schutfluizen-naby het
Tolhuis enz. het vermoeden doen ontdaan, of htt al*
hier voorkomende ptan wel meer uitvoerl^k €n nuttig
7ij, daar men beweert, dat uit den zei veü aanleg eene
nieuwe en genoegzame ftrhuringvoordeflibontftaanzaU
Antiquiteiten; ^tn oudheidkundig Tijdfchrifi^ bezorgd
' door N I C o L A U 3 WESTENDORP, V. D. M. Iftc
Stuk, Te Groningen j bij J. Oomkens. 1819. In gr.
ivo. 85 -W. ƒ i-:-:
r
V-/p nieuws vertoont zich in dit Tijdfchrift betbewgs
van herlevende zucht voor een lettervak, dit maar al
te jammerlijk verwaarloosd is. De Heer n. w s s t b n-
DORP, Predikant bi}. de Hervormden te Losdorp , kon*
digt diarbij zijn voornemen aan, om een oudheidkundig
Tijdrchrift in enkele Stukken 's jaars uit te geven ,
waarbij gedenkteekenen van vroegere eeuwen , of out*
dckicingen op vaderlandfchen bodem , voor de nakome*
Uogfchap zullen bewaard worden. Dit ifte Stuk bb-
Jielst een paar Verhandelingen van den Schrijver, en"
nog eene andere.
De eerde betreft eenen ontdekten. Grafheuvel te 2Vr«
munterzij t^ drie honderd fqhreden van Termunun , aan
de regterzijde van den weg, die derwaarts gaat^ roo
ais die , na menigvuldige verlaging van deze hoogte ^ ed
het te voorfch§n komen van mfenfchenbecnderea , fchciu
ven van aarden kruiken enz. , het denkbeeld eener graf«
ftede heeft opgeleverd, {^ezclre is 90 voet breed , en
ftrelit
er. WBSTSNDORP» AKT1^VITEXTE1«» 553
ftrek^ zich 40 voet uit van het westen naar bet cos*
te;ti. Moeijelijk bleef de gisfing , of dezelve tot inhn
ders , dan wel tot geborene Romeinen behoorde. De
Schrijver is. na menigvuldige vergelijkingen en gehou-
dene correspondentiën , van oordeel , dat deze Griifbcuvel
J8 opgerigt bij gelegenheid ,datG£RMANicus, eeuen
inval of ftrooptogt in het bare van Germanii bedoelen^*
de, in deze omftreken geland, en, nadat de tijd daaiv
toe verloopen was, alhier weder is teruggekeerd, om
zijne* t^erbenden naar de Eems terug te brengen. De*
ze gisfing wordt door velerlei bedenkingen gefchraagd,
en voorts den beminnèren der oudheid ter nadere over-
weging aanbevolen. Eene bcfchryving van het alhier
gevondene ftuk ijzer met een' koperen ring , van twee
koperen fporen , en van onderfcheidene urnen van ver«
fchillende kleur, met de bijzonderheden, daartoe be-
hoorende, wordt door eene plaat opgehelderd.'
De tweede deelt het berigt mede van den Heer j. n.
KARSTBN, Hoofd • lugcnieur van den Waterdaat , no*
pens de opgegravene Urnen onder Flagt'wedde j aan de
linkerzijde van den rijweg naar Ter Apel. Dezelve zijn ^
zeven in getal en velfchillende van kl^ur en groo^e ,
behoorende waarfchljnlijk almede tot eenen nu gedeelte**
lijk opgegravenea Grafheuvel, of van de Komeinfche
Legers en Hulptroepen , of van de toenmaals nog on-
befcbaafile Inwoners dezer (Ireken. Zij zijn desgelijks
op eene plaat afgeteekend.
De derde is wederom van den Uitgever dezes Tijd*
fchrtfts,en behelst eene Voorlezing over de oude Graf-,
-heuvelen , voornamelijk met betrekking tot de Provin*
cie Drenthe ^tn bepaaldelijk in het Gooregt ,te Tinaar»
loe^ te Segefe^ bij Rolde ^ bij Balloo^ tusfchen Slcen^
Koevorden en Emmen^ nabij Vahe enz. Zij beflaan
doorgaans alle uit opgeworpene aarde, met kleine kei-
fteenen doormengd , en bevattende grove aarden potten
met beenderen , asch , houtskool en aarde. Daar men
jn dezelve niets vindt, dat aan Romeir.fchen oorfprong
^et denken , dienen zij veeleer gehouden te worden
P p 3 voor
11
554 ï^» WESTENDORP, antiquiteiten;
voor grafplafttfen onzer Voorvaderen , die aldaar vóór
de invoering van het Christendom gewoond hebben , en
waarvan elke familie hare begraafplaats had.
Ailezins moeten wij deze onderneming van dep Heer
WESTENDORP toejuicben , en wenfcben, dat dit
Tijdfchrift zoo veel vertier en onderfleuning van vader-
landfche kunscminnaren moge ondervinden , dat wij ons
eerlang met eene geregelde voortzetting van dezen ge-
leerden arbeid vleljen mogen»
M. VALERIUS ^fBSSALA COB.VINUS9 geJchcM
in cenigc Taf er celen uit de Rómcinfche Gtfchiedenls-^
gedurende zijn leven. Door Mr» m. c, van hall.
Ridder der Orde van den Nederlandfchen Leeuw ^
en Lid yan het Koninklijk Infiituut. IJle Deeh Ti
/ Amflerdam^ bij ]. van der Hey. 1820. In gr. Zvon
X en aio Bh ƒ 4-18- :
H
.£t is bekend, Welke eere van hall, en, door
hem, onze Nederlandfcbe Letterkunde^, ook buiten
ons Vaderland heeft verworven , toen hij, ten JareiSop,
zijnen .Plinius uitgaf. Zijn Mesfala zal wel naast den«
zelven geplaatst worden, doortden beminnaar der Ge-
fchiedenis en fraaije Letteren. Keurig is de typografi-
fche uitvoering, en het kunstwerk (want hoejmoet het
anders heeten?) prijkt met verfcheidene vignetten, die
over het geheel niet nalaten kunnen den ]ciesch(len fmaak te
bevallen. Dewijl de Recenfent oof: der Reeen/enten ^dtnr
zelfden Uitgever hebbende , reeds een uitvoerig verflag
aangaande dit werk gegeven heeft , en de Steller dezer
aankondiging de opgave onnoodig acht van den inhoui
dezes boeks , die toch wél door allen , aan welke zulke
werken hefteed zijn , in het boek zelf niet gretig ver«
langen zal gelezen worden; dewijl, daarenboven, de
op dit werk gemaakte aanmerWngen bier niet behoeven
afgefclireven , en althans door geene. gewigtiger kunnen
ver*
«
li. C* VAN KALL, M. VALERIUS MBSSALiU 555
vervangen worden, vergenoege zich onze Lezer met
onze eenvoudige aanprijzing. Goede wijn behoeft geen'
krans. Van hall zy geli^kgewenscht met zijnen
welgeflaagden* en aan hem zoo goed toevertrouwden ar-
beid» dien h^^der Nederlandfche Letterkunde tot eere,
voorfpoedig voltooije !
Tot onze blijdichap 'ziel er dit werk, ten aanzien van
taal en interpunctie ^ beter uit, dan *s mans J^HmuSm Is
MEssALA minder bekend , thans behoeft er aan 'de
kennis aangaande hem niets te ontbreken. Maar niet al«
ken Aemj dt eeuw van augustits, en menigen
, bolangrjyken perfoon uit dezelve y leert ons .v a n h a l l
fomtijds zóó kennen , als men^ bg . andere Schrijvers ,
in het geheel nief leeren kan. Men ziet hen handelen;
men neemt deel in hun lot : men vermeef dert zijne men-
fchenkennis bij hunne opengelegde karakrel:s; men
verzamelt eenen fchat van leering uit hunne wijsheid ,
en men verkwikt zich aan hunne gezangen. Heizlj
van HALL hen fprekende invoert, of zelf, over hen,
ons onderhoudt, men zal wel nergens onvoldaan zijn.
Laat ons deze aankondiging befl uiten met een gedeel-
te van het (lot der voorrede , hetwelk evenzeer eene^
itulde is aan den achtingwaardigen Hoogleeraar c r a s «
als eene gewigtige aanbeveling van dit>oekgefcbeQk...
^ Ook de beroemde en onvergetelijke Hoogleeraar c a a s^'
«- dQzt zijn VAN HALL 's, 'ons zoo treffende, woor»
(}en — „ nam, nog op zijn merkwaardig (lerfbedde, in
„ mijn werk op het vriendfchappelljkftedeel , las hetzelve
^ toen nog met^de hem altijd eigene fcberpzinnigheid
^ en naauwkeurigheid 9 en deelde, flechts weinige da<*
„ gen vóór zijnen dood, mij belangrijke opmerkingen
^ daarover fchriftelijk mede; aanmerkingen, die mij
^ eeuwig dierbaar zullen blijven, als het laatfte ge-
„ fchenk van eènen llervenden vriend en van eenen
„ Wijzen, die, na een lang, altijd werkzaam en hoogst*
„ nuttig' leven, met dezelfde helderheid en opgeruimd-
p heid v'an geest, die hem in de kracht, zijner jaren
P p 4 „ nooit
g$6 lf« C. V A N H A L L 9 V. VALËRIUS MBSSAtA.
^ Dooit bfigaf , in zeer hoogen ouderdom zoo gereed was cfe
y, gewesten der onfterfelijkheid blijmoedig in te gaan/'
De ouderdom van van hall, door geene verdrie-
tige bezigheden belemmerd, brenge nog vele vruchten
voort , en het goede en fchoone worde ook door hem ,
op zijne wijze , bevorderd ! Wij vergasten ons altijd aan
de voortbrengfelen van zijnen geest, en verlangen ook
naar een' tweeden bundei Gedichten.
Tooneélm én Mengel^ poHij^ do^ a» bekloo.» In ^sCraven^
hage^ bij de Wed. J« Atiart en Coi0j^«. i8aOb ïu gr, Zvu
/ . ■
^ A.1 wederom een Bundel Gedichtett , en van een' Jonf eling ,
Qog wtiaig, of in 't geheel niet, als beoefenaar der Dichtkunde
bekend !*•— Dezen uitroep, en een ^etfonst voorhoofd er
bij, verwacht de Dichter. Eiüevel waarom juist dat knorrig
gezigt, eer men heefc gelezen ?Wac fcheelt het, of de Dich*
.ter jong, en, als Dichter, onbekend Is, levert hij maar Poi*
pij? De luister der Dichtkunde en het getal der Dichters,
in onze dagen , veroorzaken toch » dat veler gerijmei ons niec
zoo gemelijk maakt* Verfehijnt er 'een nieuw. Dichtwerk,
waarom dan niet met bUjdfchdp uitgeroepen: ^ Ab^ederom
enz,," hopende, dac de lezing des werks die blijdfcbap zal
bevestigen* Maar becloo zoude, door z^ne Voorrede»
ons van de lezing zijns weiks wel aflchrikken, althans als
wij, geachte Lezers! zoo gehumeurd waren, als h\| vaa
zijne 'geachte Lezers v^moedt. Immers, als hun gefronst
gelaai na de lezing zijner verzen eenigzins is opgehelderd»
zal zyne zegepraal volkomen iQxx ; en echter kan hij dat ge«
fronste voorhoofd maar eenigermate billijken. Och! bad hi}
dat geheele Voorwerk maar weggelaten, dat ons de aanlei*
dtng tot de uitgave zijner Poêzij mededeelt I Het Am zoo al
het gewone kompliment. Hij vertelt óns, dat het hier voor«
komend Treurfpël aan de tweede klasfe van het KoninklQk
Indituuc ingezonden geweest is , maar den prijs niet ver*
kreeg, die, trouwens, aan meesterjiukken ontging. (y^tX
foei \ dat 's niet Koninklijk of Nederl»ndsch van dat Inflf*^
lyvuO B^Eï^PP'^ vripp^w, achter, drongen ftcrk aan op
&• BfiKLOO; TO'OMEBL- EN MENOSL-POêZlJ. 55^
ie i3itgave vin dar ütik. Daar kwam hij fchoorvoeceode toe;
dodi na was hij er ook door» en, als het ons niec te veef
geld 7oude gekost hebben, had hij er gaarne nog een Blij*
fpei bijgedaan « om alles hij eikander te hebben; maar dae
krijgen we nu in eene tweede Verzameling, als men hem
wéér aanfpoott om iets nlt te geven.
Recenfent Wil hem daartoe wel opwekken, ónder voor* '
waarde, dat hij de üjne fchaaf,* zoo als men zegt, eerse
goed over iets en alles,, dat hij uitgeeft, late gaan, en be*
paalt zich nu het fangde bij het hier voorkomend Treurfpef,
Numitor en Amulius.
Hij waagt veel, die, ndg jong, zijn dichterlijk talent be«
proeft aan het Treurfpel, en heeft, voorzeker, geene (bhan-
de nog behaald , al behaalde hij den prijs niet, die aan mees»
terdukken toekomt. Gecne foort van fchriften — op deze
verklaring van blair dingen we niets af — is een zoo ze«
kere proeffteen van eene grondige kennis van het menfchelijk
hart; en die is toch wel de eigendom niet van eiken jonge?
Hng. Wij hebben ze dan ook hier niet ontdekt; en, is het
waar, dat deze foort van Dramatifche Poézij , door het wer«
ken op onze hartstogten , vooral aan de verhefHng van deugd*
zame neigingen moet dienstbaar zifb, by dit zedelijk doel
fchiet des Dichters (luk veel te kort. Het onderwerp zelf
(men weet, hoe veeL duisternis de echte gefchiedenis om*
zweeft; hoe verfchillen livius en plutarChus in der-
zelver voorftellingl) fchijnt ons daartoe ook niet zeer ge*
fchikt, althans alleen onder de bewerking van eene fikfche
liand en veel beleid*
'Amulius openbaart zijn voornemen , om z^nen broeder om
te brengen, aanClaudiusj die het hem echter ontraadt , maar
het aan Numitor bekend maakt. Dezen wordt, door den
Koning, een landftrooper in handen gefteld, welken de
Hoofdman der Lijfwacht gaat halen, waardoor Numitor aan-
leiding kr^gc COC eene alleenfpraak« Zoo verre hec Eerde
Bedrijf. , . -
Veel onnacunrlijks komt hier voor. De (hpode Amulins
biecht, vry uitvoerig, zicb sdven en z^nen .vertrouweling
zijne gruwden voor; maar, zoo misdadig als hij zich be"»
lijdt, ,zoo beklagelijk maakt hem, wien al zijne mtsdaden
voor oogen ftaan als fpoken, ^oe wanboop* Hieraan is h^t,
denkeiyk, ook toe te fchrljven, dat hij z«o dwaas redeneren
Pp 5 «n
55^ > A. B£ELOO
cn ?ragea kan, hoe by tocb duizeUg kaa wezen » fisande op
den. top des roems; er bijvoegende» dat hij zich toch no{
verheffen zoude» Claudius» een man van deze geloofsbeIi>
denia:
19 De deugd eisfht ieders hulde ^ cffchoon wij haar verzaken^
«
zoekt toch, onder allerlei moolje praatjes » z^n* Koning at
te brengen van deszelfs voornemen, en boude daartoe eene
redevoering over bec onbetamende van dat plan. . Hy is een
goed Phjfiognomist ^ maakt van Numitor tegelijk eene.roort
van Patriarjch en een' Dondergud » en roept uit :
ffffle zie f hem eenwaal flechts f die reeds zijn hart niet kent?^\
Zoo ver, lavater! hebt gy het toch nooit .gebragc! Zoo
knap een Redenaar is hy niet. Hij brengt het, met zijne
:tvaarfchuwingen aan Numitor, wel zoo ver, dat deze ter«
Hond, ook al op het gelaat af^ van de opregiheid van zijn
berouw overtuigd is; maar met het troosten gaat het zoo
goed niet: ^i^Vij grijpen^ zegt hy, dikwyls naar eene /cAiw ,
,, die fpoedig is vervlogen ;^^ maar geene zwarigheid: het kan
Verkeeren. Op een' wenk van het noodlot, „ wordt diefcha*
^ duw firaks een. beeld?^ Is het wonder, dat Numitor uit»
roept: „ Wat wil die duistre taalT* Claudius antwoordt:
„ Zy zegt: niet alles is voor ons geheel verloren,
j9 Wat we aaa ons minnend hart, onze oogen zien ontrukt.^' enz«
Het IS te hopen. Lezer! ^at ge er nu zoo wattachter komt,
dewyi ieder de beste uitlegger is van zyne eigene woorden,
én Claudius betuigt :
9 Ik kan geen* klaarder* zin aan myne woorden geven.*!^
Willen we dan nu maar zeggen, dat bet genoeg i$ opgebel*
derd , wat eene vervlogene fchim is , in een beeld ^eranderd?
Vindt ge bet niet hrtl broederlijk van Amulius, die toch
zyn*' broeder den bals wil breken, dat hy hem dien flrooper'
toezendt , » opdat gy ," zoo zeide hy , „ « regt verfchaffe ??
(verfchaffet.)
Die iandflroöper was er geen van profesfie.
m Een
TOONEBL* IN MENGBL^POEZIJ* SS9
y M Een zachte majesteit blinkt op sijo fchoon gelut;
^ Het boezemt eerbied in, maar. doet in *t minst niet Treezen«'!
#
xegt de Kommandant; dus lüweér een Phyfiognomhtl
Volgens het Tweede Bedr^f is die jongeling regt dank^
Jnuur, dat hem Nomitor voor zich duldde ^ om deze bondige
reden, dewijl hij nu zijne emfchuld veel klaarder hem bewijf
Men kende 9 dan — • wanneer hii daartoe niet in de gelegenheid
was* Hi) doet het dan ook. Z^u broeder Romolns, wiena
gewaad de wacht verblind bad, komt hierop aan, en,.daarfi
op, belder yoedllervader Fanstnlns. Deze kwam van den
Koning ; op zijn verzoek was hU daar gebragt , diende geen*
anderen we^, om het gevaar te ontgaan, waarin hem zyne
belangftelling in Romulus gellori had» vooral om den korf, in
welken de beide broeders , vóór twintig jafeo , op den vloed
gelegd waren, en. dien hU bii zich had, toen hU Romulus
ging zoeken, omdat men nooit weet, hoe een diog te pas
kan komen. Uit hem wist de' Koning ,. dat z^ne neven nog
leefden; maar wordt door hem, omtrent hun verblijf, misp
leid. Dit veroorzaakt thans de ontdekking aan NumitcH*, dat
xQn gevangene en deszelfs broeder zijne eigene kleinzonen
waren, aan welkp .hl) na een droevig vetrhaal doet van het
lot hunner moeder, baren eed aan Vesca gefchonden hebben*
de, omgebragt door .dezelfde wreedheid, die haar tG|C dien
eed dwong; waarop Romulus, wiena bloed verfiiift^ en ook
k^okt^ den ondergang des wreedaards zweert.
Sylvia was, intusfchen, door Ciaudius, die twintig jaren «
verborgen gehouden, en komt' thans voor den dag, terwijl
(hiermede vangt het Derde Bedrijf aan) Amulius bezig i& aan
Ciaudius te verhalen, hoe benaauwd hij het door een droom*
gezigt had , in hetwelk hij - Sylvia had herkend. Gelukkig
dat Ciaudius niet van zyn duk raakt, èn de Koning haar nog
boudt voor éen fpook, voor hetwelk hy stch we^pakcnaar
de andere z{)de van het tooneel. Zij hervindt vader en kia-
deren, en het beflnit komt tot (land, wat zij er tegen ia*
brenge, dat, aoodra het avond is, Romulus zal aanvallen*
en het volk, door Ciaudius cot opdand te bewegen, in Bïu.
mitor zijn' ouden Koning wederzien zal. ;
De alleenfpraak van Sylvia,, die het Vierde Bedrjjf opent,
had wel wat korter jcnnnen zijn^ maar hiuderdr ons minder
in haar, dan de doorgaans zop lange redeneringen in de twee
vo«
5<$0 * JU BBBI^^a
* /
vorige Bedr^ veo , dit toch dé uodoetriog zelden opwetckeOr
Remiif brengc goede tijding aingUDdeden volksgeest terug f
eo hierdoor merken wij , dat Romulus het mis had ^ toen hij
zijne moeder troostte : ^Bii/fi Remus u niet bij f'* Nu, deze
bftd het ook zoo begrepen; wanf'hij zeidé: ^ ^k Volg kéèaa
^ uw fchreinf* mesr Namitof had ook gezegd: ^ fW^, «m,
^ mij en uwe moeder," en: „Cf/. Rsmusl hlijfi mi§ bijJ^
.Nu, er loopt wel meer in de war* Namitor, even te voren,
tntylamd in woede en kaat^ en higeerefide^ aan het bleed^
éêt aan zijns broeden zwaard rookte ^ deszeifs etsch te yd»
doen^ wil nu weer al het leed vergeven, en den broeder fp^
ren»' Deze^ razend op het volk, dat zich tegen hem gefteid
heeft, en dat niet met gejuicl^l^j wenscbt zi^n* broeder te
fprek«n, die hem ook wel ontmoeten durft, niet gelooven*
de, dat zijne drift hem tot het ergfte konde vervoeren. Dat
had hij eciiter niet geraden ; want , toen hij den broeder ak
les verweet, onder anderen, dat hlJ, met tijgerklaauw ^ en
tanden uitgevast(^f) ^ zijne kinderen bad verfcheurd, wordt
hij gewaarfcfauwd door Amniius: „ Mijn dolle zal u terftond
^ doen TMfijgen^^ Daarvoor is Numitor toch niet bang , «wel*
gerende het verbluf van Romulus en Remus te ontdelckem
Men begrijpt, ,hoe boos de /tiran wordt, vooral daar de
Hoofdman hem nu het volksoproer komt verhalen, es dat
het zelfs Sylvia van 2;ijne hand elschte. Numitor zoude dz«
ook nu gegrepen zijn door de wacht , ware niet Sylvra met
haren dolk tusfchenbeide gekomen. Nu merkt de Koning^
dat zij vooral geene fcbim was, en evenmin een beeld; ea
zij ware door hem doorftokèii , ware Remus Aiet toegefcho»
ten, en hadde Claudins niet betuigd tban3 tot deugden w^
der te keeren. De wacht was er toch ? Ja , en krijgt bevel
om ze altemaal te pakken; doch — daar komt ook niet ven.
Sommigen, ja, voegen zich op zijde van Adiulius^ maar an-
deren wn Numitor; en óux ftaan ze, zoo het fchijnt , zeer
ftit en bedaard. £r komt nieuwe verontrustende t^ding, heu
welk Amulius , hoofdzakelijk , doet zeggen , dat h^j hen al-
len wel zal vinden 9 maar eerst het oproerig volk'^^ftraffen gaac
^Maar in bet laatfte Bedr^f wordt hij zelf gedrafc; althans
bet loopt bloedig met hem 'if. Het ia moe^elgk te gisfen , hoe
die zamèn(];>raak met z^n' broeder er in komt , die alleen bem ,
verzeld van den Hoofdman , ontmoet, en hoe die zoo No-
digt» Over Romulus is men zeer bekommerd^ doch hij ver»
* • . fcbijDt
tOOmitt- tN IIIIICEL* »OefIJ« 5ffl
fcbQflt relf, terwijl sijne moeder bljnt bezweken ii. Om hi«
rentwille bid hij sljii verbstl wel wac mogen bekorcen , want
bèc is oni flaatiw te worden $ maar dati had ook a^ae weL
fprekeiidheld zoo niec gerchicrerd. Uit den ei^sden nood waa
ë# overwinnlog gerezen; doch, daar men van^Remns niecs
vernam, ontbreekt er nog véél aan de blQdrchap. Maar ziet!
Hemua verfbhtfnc , en de door hem gevangene Koning. Deze
is nog zeer bmtaal, en zoude door Romnlns zQn afgeinaakr,
ètd het de goede Nofflitor niec belet; maar nu maakt hy
zich zei ven van kant , onder dezen uitroep :
y. Ik vloek n, Numlcorl ««^ dat n... mijn fchim ontroert «-•
'y Ik haac d eeuwig — 'k llerfl*'
Neem een voorbeeld. Lezer I aan zijn* broeder, en zie be*
/daard te blijven. Deze zege in dit ontzettend liJdHip:^
^ Dat men van bier hem vocre ! '!
En daarop ontvangt Numitor 's volks hulde? Daf juist niet|
matf vr^ zten hem «- naar buiten gaan^ om zich te laten
Eten» Zoo Wêrdi de ondeugd gefirafi , en de deugd beieondl
Recenfent maakt op verfcheidene bijzonderheden geene
aanmerking, noch op de voordragt zelve der gefchiedenis^
Bi BLO o zal zelf moeten overtuigd zijn van het onnatuuiv
lyke zQner voorfterfing, met opz^ «ot de kanktera en aai>
doeningen; en dit alleen wilden we ''doen zien.
Zeker ontbreekt het hem niet aan dichterfljk ulent; maar»
ons is het duidel^k, in de ontwikkeling daarvan zal hij ge*
lukkiger dagen , wanneer hij zich der eenvoudigheid meer be»
vlijcigt, loopendë anders gevaar van onbegrijpe^ykheid , of
van •••. wildheid « zouden wj|) zeggen; doch misfchien gaat
die wel voor Verhevenheid door» Nu dan, elk zijn^ fmaaltf
Wat is, bl. 4, die geest, op den troon druifchende of fui»
«endef Begrijpt ge wel. Lezer I dat, als de blikfem van het
oog des belds op z))n zwaard tenigkaatst, dat zwaard niet in
de fcheede moet wezen? BK in wordt u anders dit geleerd,
Bleeke fcbimmen, die er akelig rood uitzien, begrimden y^0
ide IFerffl W. so« Marren is binden, of talmen, vertoeven:
naar, wat is dan iemand marren om brood, bl. si? De HeU
den (of z)}n het hunne tooneo > bU nó?) fluisteren i, Amen,*'
« . en
J
5^1 A. BEBLOO, TOOmei.* EN MBNQKL^POSZIJ»
en zinken dan weg in faec grtf. Die k^rte , predikatie if nicc
krachcigi Toen hec jaar 1815 naderde» beefde de geheele aar-
de van den tred des grijzen en gefpierden tijdig en, uit den '
damp van dien ouden Heer^ wórden, op hec einde van dac
jaar, beelden opgeroepen 1 De Engel des levens fpHjt de
' 2waarfte zerk open, op bl. 45. BI. 76 zie^ g^ eene zwaan
liggen, trotsch op pluimen, de roem van 'c v^vergac, maar
wier hals nu verbroken fchijnt en wier vlerk nederhangt. Wat
t ligc zij ftilf in U riec gedokénl Welnu , ze is immers dood^
dac domme dier I Is dac dan niet nacuurlijkf
Geenszins ontzeggen wij verdienden aan de ftukjes, op
welke onze aanmerkingen becrekkeüjlc zijn , noch aan andere.
Dac op Osfian^ dat op Bingley heeft zelfs vele dicfateri^ke
waarde. Maar, wiJ herhalen hec, beeloo zij eenvoudiger»
en hy zal nacuurlUkftr zijn. HU ziiige' mee minder opzet om
hoog te zingen , en hy zal ook verheVener zvagtxi. De üukr
jes, getiteld: Het Slot te Muiden^ en AfiHifeüng^ bevielen
ons, denkelijk om die reden, best*
£r zijn Errata (waarom nu juist Lat^n gepraat?) aange«
wezen, ook zulke feilen, die er niet zijn, maar niec weinige
overgeflagen. Recenfenc zochc ze niet op;- maar dac nsarp .
manneiyk en vrouwelijk voorkomc, en de voorfpoed harem
hoorn, en rotfen i^»»»^ voeten gekregen hebSen, hinderde
^ hem. Onftuime voor onfluimlge, en menfchenheidvoor mensch»
beid ce fchrijv^n , om hec r^m , is dac niec wac te veel Li*
€£ntia Poëtica ; zoowel als , om dezelfde oorzaak , een TOlk
eerst ce verfiaan en dan te breidelen, bi. 5)8? Geheel verkeerd
is de conftruecie bl. 44:
„ Dan immers juichc van vreugd , als nu , verlosc van nooden »
„ De fchepeling de haven zi^tj*
„ ff^aar andre Goden cuters rocken^* is onverQaanbaar;
moec hec andren zijn ?
De Dichter doe met deze aanmerkingen zjyn voordeel, ea
behale roem op onzen Zangbergl
R0^
AT01.XESSCZM ROMANCSN^ BALLADEN BK LBOBlfDBIff«5tf3
Romance/i 9 Balladen en Legenéfen. Ilde Stukje. Te Rotter dam^
hij ]. liomerzedy Jon. 1819. In gr. ivo. 100 £/• ƒ i.t6-:
iViJ hebben ons. over bet eerfte Scnk]e deBer Romancen^
Balladen en Legenden zoo duidelijk, en over den Dichter of
Navolger derzelve, den te regt beroemden tollens, zoo
loffelijk uicgeltten , dat wij er weinig of fchler niets hebben
bij te voegen , dan alleen , dac wy door dit tweede Stukje
diirin volkomen bevestigd zijn, dat wij, als ware en wel»
neenende vrienden van den man en zijne gedichten, naar
waarheid gefproken hebben. Als proeven, hoe men in Duitich*
landy ondanks losheid en geniB , nog bij Nederland in fijnen
fmaak en oordeel ten achteren Is, kunnen deze Navolgingen
zelve gerust dienen, ten zij men ze liever befchouwe als
proeven , hoe de groote tollens» ook in verlorene oogen*
blikken, door het overbrengen van vreemde , losfe gedichtjes»
die door allerlei wendingen daartoe bijzonder gefchikt zijn,
zich ontfpi^nt en oefent. Het best in die bundeltje beviel
ons, nevens de inderdaad infilde Jager van den ,naïven buk*
G B R (<iie , ware bU zoo wild niet geweest , zijnen roem onbe*
vlekt zou hebbén overgebragt} en de Doodgraver' v^xï sei«
DEL» Nannijf naar haug, hoewel de toepasfing'niet dan
•net veel voorzigtigheids dient te gefchieden. Het denkbedd,
echter, de gemakkeiyke gang, de eenvoudige ntcdrukking,
en de uitftekende overbrenging, (trouwens deze Is in alle
voortreffelijk) maken het voor ons ter overname meest ver^
kiesiyk. Zie hier hetzelve:
De blonde NanniJ , vol van vuur»
Vergat haar* pligt in 't groenend dal,
£n baaitle, in 't aaklig wimeranr.
Een knaapjenin den rmiderftal*
^ Hed, red mij, zuster! hulp en raad!
j, Bewaar uw bloed voor fchimp^ en fmaad ;
^ Verberg my met my n* f.xx\g<A\ng • « •**
^ jNeeur* zei de zuster, ^ neenl'! en ging.
De blonde NanniJ, bloo en mat,
DiO boezem en de baren loi.
Sloop
I
I
. I-
$54 H. TOLLENI C2. > RIHtfAKCEN, EAtLADElf M UtQMgnp»,
Sloop aogftig» langs een duister psd.
Naar de yzerfinelcerij ïn *c bosth:
^ Bewaar uw bloed voor fchimp en boon:
^ Verberg mij, broeder! berg mijn* zoon:
^ Gij krjjgt er •s hemels zegen voor...'*
„ Weg!" fiep de broeder» «weg, g^ aoorl*!
De vader kwam van 'c nachcmaal wéér»
Godvruchtig en gedicht van zin:
Daar valt zi) aan zijn voeten neer
£d roept z^n deernis roerend in:
j, *t Is waar, ik heb te fnood misdaan,
„ Doch neem mij flechts als dienstmaagd aan...^
jp Neen, fchandviek! leef in fchimp en fmaad:
,, Weg!*' riep de vader, j,weg', op ftraat!*'
Toen viel zij , overftelpt van fmart ,
Haar moeder, ntft befcbreid, te voet:
^ Ontfliiit uw fchuldig kind uw hart;
j. Vergeef mij, wat ik bitter boet! '* —
^ Zie voortaan, kind, flechts beter toe ;
„ Vergeve u God, ais ik u doei
„ Gy weet niet hoe ik nog u min ! • • •
9, Kom,'* fprak de moeder, „ fchaap, kom io.**
Wy meenen io b^'de onze beoordeellngen getoond te heb^
ben, dat wij opregc zijn, en bijzonder, dat wij zeer hooo
ioopen net den enyergeiijkelijken Dichter. Wy betuigen hier
gaarne en openlQk, dat, fchoon wij oorfpronkeiyke dicht»
werken van hem liever hadden gewenscfat, zijne zeer zeldza-
me verdienden bij ons zoo hoog Iban, dat ook vreemde klei-
Bigbeden, door zJDne onnavolgbare wi}ze van behandeling,
te regt nog belang inboezemen, en uit dien hoofde inzou-
derheid aanbeveling^ verdienen. . .
Lesfén wer êê gtziü^JFBhaegeUjkhiidf datr }. cbr. dols.
Ui$ het H$ogduiisth naar Jen derden vergierden Druk» Te
Zutphen^ bij U. C A. Thieme. 1820. In ki Zve. 1233 Sim
ƒ : • w • : ^
De authenr ii ook door sQne ervareshei^n de opvoedkunde
}• C. DOL 2, OVER DE 0E2£Ut«B tWttVOËGBtfJlCQtT». S^S*
bekend^ -«' hét onderwerp eo ê4^ nvMirér van (litvMrfff^ liijQ
belangrijk, —en de man heeft tien jaren aan tfit'boélrffe^
tobeid: dU -alles zégt Irtt voorbeirigt; eil, voege fie't *r bij,
het' enkel doorUladereti ^in Kec 'werk jê- z<al eea' ieder oyertoi^
gen, dat het goed en vbortrë8v*lijk is. -Onze tiak wag tUöé
niec moeijelijki wij .badden Hiaor i)t^ te zi^h-en' t^ dö^tbHóé»
ren, cn>'vondeb In f6 paragrafen aangeteekend, waafb^ ^ea
welvoegelijk' gedrag 'gejond Is , eti de -voorwaarden tot het«
celve; waarop dan Ae^wehoegeiiJkHföidsleer^ in veler-, bij nt
fcfarevenw\) daar difi2enilef.iei opzl.^teb ^ebyzenderd , wördc
voorgedragen, waarvan tvij, 'ter proeve vaohetMiefi nadet^
ken des ileilery, tien jaren lan^/hè% volgende, dai-^» daar
juist in het oog valt, gaan aPfchryven : '- ^^' ' *»
^ De zindelijke zal alle ochtenden,' of zeo mCni^fiMl'tiH
^ noodig is, zijn haar behooflQk )(aaltiien,« opdat 'h^t nfet»
^ gelijk bet baar van den oniindelijken, -^ne bë^tMA-jHevta
^ van llroo, vederen*, of wel van^eene fbort' vin levtwié
^ wezeoa ziji Hij' zal daarom ook niet in de énw<ivoég3lij«
^ ke verlegenheid konen van tnet tfé vingers tir her haar' t6
^ moeten >zicten en zich' te krabbend • Naardien fan^ei fhet
^ Vuil gevnide, nagels aan de ♦ftTa:érs- eeae zeer wal^(elfl%é
^ vertooning maken, zoo zal debeminnaar'der Z'ndteHJklieii
^ de einden der nagels nooit over de vingers h^en "kRea
^ groeijen, naar 9ofg dragen om ze ceff ^epasten l^^e fè
^ korten. Tegen' de Zindelijkheid ea welvi^gclijkbeid- flrijdt
^ verder, wei nf€ft het fnuften van den^news inbec atgemeen^, '
^ wanneer het door middel van eenen zakdoek , maar wan^
^ neer het zonder dieii, of ook met denzelvenf maar op
^ eene te veel geruisch makende wijze , fn het bijz^lti van am^ '
^ deren, gefchiédc. De zlndelijlie zal daarom, wanneer hif
^ deze noodzakelijke verrlgting, In het bij/ijn van anderen v
„ niet vermijden kan , zich daarbij zoo min mo{;elijk'd<De«
^ hooren, ook het gesrigc van anderen afwenden, en Vöbr'al
^ niet de lomphefd begaan', nt gedane reiniging, ifi zijne*
^ zakdoek te zien* • Even zoo zal hij ook niet alleen eei>' x%
^ Hark niezen, door/het voorhouden van zjnen eakdoekv
^ verhoeden, maar ook- andere» en é!ch'zelveii daardoor vo#e
^ de vuile bevochtiging, dié ligt een gevo% van Het- liortllrê
^ onbedekte nieren 2ijn kan, beveifigeti«' Zijn f^^eekfü zal
^ hij geenszins in elk vertrek, aan de'eerfte de beste plaati
^ naast hem, op deg grond uitwerpen, maar , zonder ieta %è
irOEKBfiSCQ. l830« N0« 13* Q <1 s» 1^*
j» latea iberken» naar de kwispedoor, zoq er die is, oflu
^ zieii /* enz. en», enz. . • '
. Ziet daar ieia van de belangrijke onderrigtin^n , die men
soodig hield tric Duitschland voor onf te doen overkomen eo
it vertolken 1 Wij wenfchen der NedêrUsndfcht natte met de*
^ vnichc van tieofarige Djiitfch$ gc)éerdbeid geluk , en voe«
gen er eenfgiyk , toe een wfwrdig aanhaogfel , nog bij , de
herinnering van den vader van t At ar ram, .en diena omzlg*
ligheid bO .de keuze van een^ gouverneur of opvoeder voor
zijn kind, welken hy aanmerkte als. den fpiegel, waarin i^et
kind zich van den ochtend toe det> avond zou moeten be*
Ichouwen»' volgena welken hec zyn gelaat en gellalte, en
snisfcbien de binneofto gevoelens van z^a hart, zou moecen
fc^ikkeBf en daafon» wilde bij er gaarne eetf hebben, die
zod veel nogaiyk overal gepolijst was, en regt bekwaam
voor zUnen zoon^ om zich t^ fpiegelen» — Die vond oooi
«Of IJls zeer verftandijg*
. De onde tz ia tram beweerde» dit er in alles^zektrcr
draai en- houding, van he| ligchaam ii, welke bewijzen, dat
.een man inunndig g9ed)M% en dat pythagoras een man
van letteren was , bleek reeds bij het opblnden van een* lak-
tebos; ea hy hield ftaande» dat een mon vaa verftand z^a*
lioed niet kan nederleggen ^ bQ het increden van een vertrek ,
of denzelven by het heengaan ''opvatten, zonder dat hem iets
i>ntflippe, hetwelk hem doet ontdekken» Om d^zt redenen
.wil ik niee , voer; de zorgvuldige man voort , dat de gouver*
jieur, dien ik kieken zal voor mijn* zoon, zal wezen lispend»
of fcheel, of pinkoogend, of grof vaq (lem, of ftunrscb van
opflag, of mal van uitzigt; of dat hy op z^ne lippen zal
byteo, of op zUne tanden knarfen, of door den neus fpre.
i^en, of daarin peuteren» of dien opbllzeu. Ook zal hQ
slet te fchielyk moeten gaan, of cè langzaam; of zijne ar-
men óp elkander leggen » want dat ia luiheid ; of die bi) het
ly f laten nederhangen, want dat ia gekheid; of die in den
zak Heken, want dat is non fins. Hy zal ook niet mog^n
kloppen, knijpen of tikken met de vingers, of zijne nagelt
ari)Uten of aflbyden, of rogchelen, of fpuwen, of opfuui.
veo» of trommelen met handen of voeten in eenig gezel-
ichap. Ook zal hg (naar het voorfchrifc vansRAaMcrs)
oiet mogen fpreken tegen Iemand, die watert, of zich op-
tonden over eenige onreinigheden. — ba: is nu wederom zeer
i
ttSiM OTËft DE mtlLLlCt WELyoiGELlJKfi£m« sSf
i »
Soc, leide oom tobus bf) sicb xelven» die» het eio^ijk
Diet IflDger kunnende vUbon^e^d» vroe^: WA&rom.^moec hij
niet liever «ijn r^nJhrfiig en edelmoedig en mptsekifeyend en
düfperl Dac C9I b^ ^ moeien zijn, antwoordde de oude,;
en gaf zijnen broeder de hand. En hierin zal de Heex dol.£^
ook wel vj|0 betzelfde geroelen z^n, Hi} oeme^ ons majir.
niet euvel, dac wy bem eens bf^.de (lukken wilden aantoonen,
•dat er ook in do welvoigeiijkheidileer meester bqveo mees*»
ter \%4 Zijn boekje kan, voor zoo ver het door ons daaroU.
medegedee^e betreft» in een*. of anderen afgelegen* hoek van
bet Efefenland oüsfcbien nog wel vporcreffeiijke dieuUeu
-<ioen. . ,
Ha»dl4fMg tet hit fchrijven van êAktki fcorten ' van Brfe^
yen 9 tn regelen eê' voorbeelden. Naa^ den tweeden Drttk^*
Uit het Hoogdtiitich vertaald door w. o. ft z d d i n c'i t; s ,
predikant te Midlum (jn Reider land). Te fFinfcAoUn, bi/
' H« V. Hnifiogb. 1839» In kLZvo. f i»i^i
m
_ 0 S^ • • ■ ■"
juet bengc.oni» dat ona nóg «enmaal foorcgeiyk Handboekje >
ter band kwam ;«^ inderdaad «.daar vinden wy hec nog in onzèa^
Qrullenboeki het is, zien wij, oorfpronkeiyk Hollandsch, en
zag in 1810 te £//r^cA/,biJj,vAri 8CHooNHovBN,bet]ichcl
Wij gelooven , dac bet en vollediger en berer is , en w|] zoxim
den doa meenen , dat bet gelijkfoortlg vreemd t>rodukt , het«
Welk ons m wordt aangeboden, zonder iemands febade, ge«'
faeel bad konnen achterwege blijven ; een zff miafcbien é^t*
zelfs vertaling den weleerwaardfgen en zeer geleerden Prcdi.
ker te Midlum^ In keiderland^ eene aangename verpoozing
gegeven bebbe van tuinen geleerden en Üicbceiyken [arheid
^oor bet tOldlums godadienftig publiek. Dit is waarfchijnHjk
ket geval, en zoodanig genoegen gunnen wi) hem hartelijk;'
'de boog kan niet alt^d gefpannen zijn; ieder z^n* fmaskl en
deze foort van fmaak is even weinig onteerend vqor eeneii Ne«
derlandfcben Geestelijke, als bet Dr, kdnasteokius toe
oneer was, dat bij , (die groote man, volgens stern e) in
s^ne ledige uren , een b^zonder vermaak vond in ezplstlsar*
ceu uic ce kammen» en de doode baren mee zijne tanden uit
t^ trekken, fehoon by altijd een tangetje in z^n' zak éto^g.
Q q B Ia.
568. HirouiDfUtf* ""
— Indien "wij -oflff «él herinneren, (ynnl wQ ^^i^en ottidetf
tijd oitc om hec öp'ce zoeken) hébben wij, bij de tanme!*
ding'Vflo liet: vrDifegére , ftMks gefidemde boek je » ^orfredeld,
iedere brief wisföHng té bekörcen^ door, zoo bü bet fchrijveir
als béMCwoorden v«n brieven, eenvoudig natr dat werkje,
biadiüjde ^oo bf zooveel, te^ vèliWJzen, betgene veel tijdi
papier én .lokt fparen zou; efn daartoe i» oók df^, nu door
den geleerden rbudingius vertaalde, werkje eeiiigermate
gefchlkt. Eenigermate; wanr ook in dezen la bet andere
werkje vollediger. Voor eenén of anderen dommen fchool-
meester-, ^\e zelf zijnen fcbooljongena 'geenen tamelijk goe*
den brief kan hi de pen geven , eo hen echter in het 'opfteU
ien van brieven wil oefenen, is het boeicje misfchlen van
eenig belang. De tweede druk in hec Hoogduitick moge «en
goed debiet bei>b?n , w«Kniede w^ den ons 'onbekenden Heet
5**TH4BL, i^fyggnH'^ geinkwenfQheii; w9 gelo.oven, dat de
^ Heer.B.uisiNGB, te IVinfchotUny zich in zijne rekening op
niet weinigi koopêrs en legers, vergis fen zal. Maar wij^ die
geen^ gegeven paard cè naauwkenrig in den bek willen zien,
zullen deze Handleiding hij bet Handboekje ^ fhaks genoemd,
in veiligheid zoeken te ftellen tegen de fpotzucht van mees»
ter en fchooljonfdns, aan weUce het,iieten wijj het flingeren^
velligt zou zIJb bJQotgeAèld; • ' . .
M A B £ . R I a T.
De Reeen fenc van s»andaw> Dicht ftnk: De Pr ouwen ^
vraagt verfchojooiiog voor zijne onw^endbeid, dat aan het eer«,
He gedeelte van z^qe^ wenach reedji lange; voldaan , en derhal*
ve zijn verlangen. naar. eene tweede uitgave van sparstaw*»
Gedichten en Redevaeringen overtollig ^was» Hij vernam
z\)ne dwaling, die ook den Redacteur oi^tfnapt was, toeval* '
lig, maar te Ua^. Hg. verontfchuidigt dezelve daarmede»
dat hem die tweede uitgave nimmer nog. onder de oogeit
kwam, hetgene hy, uit hoofde z^ner ingj^nomeuheid met al
wat van spai;iidaw ia, naauwelijks kan begrijpen, -maar bI«
leen wijt aau zijne afgelegenheid van het Ryk der Letteren,
waardoor hem veel onbekeQ4 biyfx. Spandaw zelf zal
hem Biet kwalijk nemen, hetgene, bU mindere hoogachtïug
voor dien Dichter, in de pen zoude gebleven zi)n. Aaa bec
tndere gedeelte van zijnen- wensch blijft de Recenfent zich
zeer ernllig houden, en.wenscht nog bovendien, dat niets,
uit' z)}ne dichtader gevloeid, erg^s onbekend of ongeze-
gend zijl
MM
BOEKBESCHOUWINÖ.
Het Heimwee^ Naar het Hoogduihch yan h B j^ D r ï ft
STILLING. Iftc Deel. Tc Amperdam^ ^0 ]• C.
Sepp eu Zoom 1820* In gr. Svo. XXXt^If iif
^n 454 ^'•/4 1**^
H(
et lust on3,onze Leiders met dit werk ivat nader b&s
kend te maken , welks vertaling reeds lang door j u n <?•<
&TiLLiNG*s vrienden is te gemoet gezien^ en bet-
welk hem den naam van een* Ziener van den eerden
rang heeft verworven. De nagedachtenis van dezeti
zonderlingen en » ]t , öok grooten man is ons dierbaar ^
nit hoofde vaö het menigvuldig goede , do6r hem ge*»
ilicht^ en de ongeveinsde Godzaligheid , die b^hem bel*
ginfel wassen doel. Hem beöórdeelendc naar den gf^est
des tijds , óp welken hij gewerkt heeft , en deil invloed
zijner gefchiedenis op. zljnqngcestenhartinbetooghoa^
dende, zal. men hém gewis nimmer kunnen minachten^
Alles y wat ons van beoi werd gegeven , verdiende op*
merking en onderfchefding ; en zelfs zïjntTAeorie der
Geestenkunde — men ergere zich niet f -*^ heeft hem aart
de achting des ónpartijdigen niét mogen onttrekken. Dat
de man dwaalde, droomde, dweepte, enz. wie kan dall
ontkennen? Ivlaar verdiende hij daarom verfmading^
Aieer dan b. v. de Wiisgeef , evenzeer voor divaling ,
droom en dweeperij vatbaar, énkel daarom, dmdat h^
cien meüscH is ? o ! Men moet vooral den man veel kun-^
nen vergeven, wiens leVen èene havolgfng was ^ari
Hem, die het land doorging, goeddoende aafi allen, tH
die zeker zijne vrome droómen niet zal (Iraffen. Wij
bad(fen, wel is waar, zijne Theorie ^hmt^n fcliadé,wel
kunnen misfen; maar dan hadden we ook rroi^*s
Mrnst en Luim moeten ontberen, een tegengift (dif
ODthonde men l ) fegen stilling en tegen zoo ved
BosuKSCHt 1620. NO. 14. JR^ f neef.
/
570 . H. STILLING
meer. Hoe het weien moge , noch om die Geestenkei*
re^ noch om 's'^ vavins profetien j sij het alleen de ligt*
geloovige » en de met stilling dweepende vrome ,
die zijn Heimwee wil lezen ! Elk ontvange het althans
.met achting, die des Schrijvers Kindschheid ^ Jonge*
lingsjaren en Freemdelhigfckap zich nog gaarne dank*
baar herinnert ; een boek , waaraan wij bet laatfte ge»
zang van b b l l a m i hebben te danken y waarin by be-
tuigt :
9
StillinoI 'k wil op God vertrouwen ,
üeni'. beminnen zoo als g'Q!
En (deze zijn de aller laatfte woorden, die wij, tot nog
toe, van bbllami kennen) :
StillingI 'k wil mijn* God ook vreezen.
En gij zulc mijn voorbeeld zijn.
Het Heimwee zal echter te groot en te duur zijn , om
zoo algemeen nuttig te we'^en, en derhalve ook om
fchadelijk te zijn; dat 's eene gerustilelling van belang!
Immers zij, die zulke boekwerken betalen en doorlezen
kunnen, zijn immers mannen, die een gezond en vast
oordeel bezitten, en dus alles kunnen, durven en wiU
len be{)ropven, en het goede bewaren! Ergo.
Wij treffen hier eerst eene Foorrede aan van den Ver-
taler se pp. Bet belangrijktle in dezefve is, wat hg
zegt van de verandering dezes werks, dat uit vier, ia
plaats van vigf Deelen beftaan zal, dewijl hij den Sleu*
tel 9 (het vijfde Deel in het oorfpronkelijke) voor zoo
^'^^el die op elk der Deelen betrekking heeft , bij wijze
van Inleiding 9 telkens zal voorafgeven; hetgene wQ
niet anders dan zeer goedkeuren kunnen. Hierop ver*
haalt ons sepp, wsli, Heimwee is, verontfchuldigt dat
woord, en verdedigt de gepastheid van hetzelve , als
naam voor dit gefchrift i dat eens Christens Reize naar
de Eeuwigheid behelzen zal. Dit vinden wij , voor het
. minst , niet poodzakelijk ; maar sepp is uiterst naaliw-
keurig. Hy geeft verflag, dat bij niet alleen door op*
hel-
.ilEt^HBIttWfiie< 5fl
I
helderingeo en a&naierkingea^maar ook doof ütanwijziii*
gen der Bijbelplaatfen, zn door de Griekfche woordgn
uit Matth. XIII: 35, ook zoo ala «e inPfalpi L^VIII:
2 Ihan, op het titelblad iij het Hebreeawscb te plaat«
fen — den Ncdcrlandfchen Ltztf ectjcn dienst befivextn
huft. liet minst belTaagt ons (niet omdat wij Reeen*
fenten z$n «- o neen! maar omdat wij Christen -men*
' fchen zijn) bet overige der Voorre/e, waarin se pp
fpreekt van zgn doel met deze vertaling* Wj| willpn^
om bet belang der zake, hierop eens hechten. Die van
vroomheid en Godzaligheid fpreekt, mag , of hij Recen«
fent of Schrijver of Vertaler eens weeks is,, op geenen
anderen toon Tpreken, dan die duiddijk leert ^ dat men
het met Paulus eens is, die de Liefde het ,voornaam(le
beftanddeel noemt van den innerlpen Godsdienst , en dait
men afkcerig is van alles , w^t , zelfs van verre , zweemt
naar hetgene men wel eens geestelijken hoogmoed plagt
te noemen. Maar nu r- s e p p fchrijft j „ hen , voor
„ wie dit gefchrift te vroom zijn mogt , verzoeken wQ
„ bun geld en tijd liever aan iets anders te belleden^'
(dan aan dit boek) — maar. Broeder in Christus I
fchoon gij voor reden geeft, dat ge ongaarne iemand
ergert, is deze loon de echt^christelpe wel? £n gQ
wenscht immers anderen ook in het bezit van yfarê
vroomheid P Wi} lezen v^er: „Het zij toejuiching^
„ het zij fpot en verachting de vrucht zij van mynen
„ moeljelijken arbeid, zulks doet niets ter zake." Oac
doet wel veel ter zake; daarvan hangt immers het nut^
dat wij (lichten 9 grootftendeels af? Zoude het u niet aan
het harte gaan ^ als de goede zaak befpot en veracht
werd ? ook om dergenen wille , die zich daarin bezon*
digen? Wie zijn die baatzuchtigen ^ om wier oordeel
men zich niet kan bekommeren? Het is goed, dat
s £ p f , uit zijne^ ^lijkenis , dit niet overbrengt ; het
ware echter nog beter gezwegen , daar nu iemand den-
ken kan , dat zulke benamingen op eigen* lof nederko^
men, en die is nooit welriekend* Se pp beHuit met
een* Apostolifcbcn zegen wensch. Goed en^bea^I Maar
Tki % aan
s?»
.H« SI^ILLINC
ten wie? „ Aan u, roiine Vrienden! maar vooral aan
^ u , mijne Geliefden ,'• zegt hij. Wie zijner lezers,
: dat is, zoo als wij- merkten, zulke, die dit boek niet
iê ^room achten, onderfcbeidt hij zoo zonderling? Is
dat Evangelisch ? Als zoo eens een prediker des Evan*
' gelies , de allervroomfte dienaar van Christus , de ge-
meente zegende? Deden dat de Apostelen? Stil-
XI KG maakt ook dat onderfcheid niet, hetwelk, juist
. omdat bet vreeiód is , meer kaü hinderen , dan iemand
mag lief zijn.
De Opdrugt des Schrijvers zelven aan den Graauwtn
Man 9 dien zijne lezers wel nader zullen leeren ken-
nen, en dien hy betitelt: „ Hoogedel Verheveii!
„ welwijze Heer!'' doet onwillekeurig denken aan de
^Opdragt van Aimus 'aan zyn' Vriend Hain. Er komt
hier ook een ernllig oordeel in omtrent Boekbcoordecla^
rciif by. welke het oordeel, dat bij stilling be«
-flist, dat van den patroon dezes werks, weinig be-
kommering baart, en die den GraauwcnMan een flaap-
verwekkend middel wanen te kunnen bjjjbrengeii (Jbij*
irengen?') Daar ons deze fchoen niet past, trekken
wy hem niet aan. Wij hebben deze Opdragt aardig ge-
vonden; maar onzen fmaak (de gustibus non disputan^
dum) hinderde toch, hier en daar, een beeld; neem
eens : de Graauwe Man zijn' finaïcifchen blikfem flin-
gerende op die trotfche Dame , die op haar hinnekend
ros ronddraait , enz.
Zeer lezenswaardig • is de volgende Opdragt aan alk
Beimweelij dcnde Lezers^ enz* Stilling verhaalt
hier, op zijnen trant, wat hem aanleiding gaf, eerst
tot zoodanig werk , en voorts tot deszelfs naam. Of
zgn achtfte jaar wilde hij al een tweede, bunja r^ zijn,
en eene Reize naar de Eeuwigheid fchrijven« Belang*
Tijk laat hij zich uit over de oorzaken , waarom hi| na-
derhand zijn voornemen, fteeds behouden, echter <»
uitgevoerd liet. Niet zonder nut zal men lezen ^ hoi
zalig STILLING was, toen hg al, wat hij van Oods
dienst en Godsvrucht wist, zoo weinig betwijfelde
a'« dat tweemaal twee Vier ||; höe hg twintig jaren te*
ftrijdén had, toen bQ waaMe'de bewijsbaarheid van
hetgene tegen aljnc vorige^voelcns overftoiid te mo-
gen vooronder fteHen ; en hoe hij, niettegen (taande ^
alles , een Christen blijven kende. Ii^en moet hier den'
• vromen man zelven hooren , en achting en Ifefde zal
ellcen Christen voor hem innemen; al ware het ook^
dat men hem inaHes niet kon bijvallen, wat hij van
; Aijne beoefening der Eantiaanrch^ wijsgeerte zegt , en
hoe hij'daardoor tot de-volkomenfle tekerlield van 2ijn
geloof kwam« Evenrwel aan de befchrgvin^ dér Cbris«
tens-teite werd niet gedacht, voordat de uitgever van
• T I L L I N G*s Landhuhhoudktmdlge Schriften hem eèn''
ftoot g|if; dat is, een woord, dat als eene vonk op<
tondel viel , — en no befloot 'stilling, zijne eige*
ne proefondervindelijke waarnemingen , door eene lang«
darige '4>verweging van het profe^sch woord, «^die h>}
daaruit ^ getrokken had, in verband te brengen. ((Deze
woordvoeging laat vermoeden, dat de 'vertaling -hier
niet wèl geflaagd is. De Uoogduitfche uitgave bezk
Recenfent niét. De zin is echter wel te i^adenO-Hi}
bepaalde zijne keus tot den fti)l van den Tristram Shèn*
dj van s T £ R N E. Heinvwec is'de naam van zijn ^erk :
boe langer hoe moeijelijker wordt de vreerodelingsreis^
zoodat de Christeti, overal uitgefloten, het htimv^eé
tvel krijgen moét : daarom fchreef hij ook in een aU
hum: „Zalig zij, die het Heimwee hebben! want zè
„ zullen te huis komen ;'* en fedèrt werd dft papTcfèn-
kind zoo gedoopt. Hq w^st verder de gepastheid van
dezen naam aan. Hierbij gewagende van zulke ^ die
de Christelijke kerk met den wijn derBabylonifche hoer
wil^n drenken, voegt hij er een woord bij over Opertb.
XVII: 5. Indien alle lezers der. Letteroefeningen dat
vroord verftaan , dan zijn er meer uitverkorenen , dan
vader stilling dacht. De 'Verborgenheid dier hoer , •
die elk moet tegenwerken » eA die misfchien weldra
openbaar wordt ^ ilaat over tegen de , in heerlijkheid
uitblinkende, verborgenheid van het 'rijk van Jezus,
die echter zeer onderfcheiden is van de verborgenheid
R r 3 der
5M ^ $rïVhiva
der Godzaligheid, i Tim.^:.i6^ dewgl si} eerst, zal
geopenbaard worden , als Slj in zijne h^erly^hekl ver-
fchynt, £lks verpligting ,%nK de^.e^ verborg^heid yap
ti^ Godsrijk te bevorderen , wor^t ernftig aangedron*
gpn. Het Heimwee geeft de wijse PP 9 boe ip^ii dit
i9ioet aanleggen* „ Dje het vatten kan» zal b^t vai^ -
^ tet^,V zegt stilling; ,, atair wij zvllen 6t)ft niet
^ .|e ireel aap den vijand blootgeven i h9 9 die met ver^
^ borgenbeden aangevallen, wordt , moet zich ook met
I, verborgenheden verdedigen: ^ulbs is. dan ook de re«
,^den^ waarqoi men dergelijke verborgenheden niet
Pf openbaren kan/' Nadat stillinq de Ridders der
orde vap het heilige kruis vermaand heeft, otn niets ts
doen, dan op bevel van hnmlen Grootmeester \*wtar-i
fchuwt hij, laatfteiyk, tegen die lantaarnopftekertjes
en lainpmannetjes • de Pharjzeërs onzer dagen, die, on^
4er anderen, waken, dat de Romeinen niet komen, na
land en volk te veroveren, en juist: door dat vaken den
«ppgenoemden Romeinen ter prooije worden. ,, Ja waart
I, lijk,'' roept hg uit, „ den Romeinen — wie dit
I, leest. ^ maar ook verflaat , lette er op ! Ik heb het ge^
^ zegd, en mijne ziel gered! ** -** Om fobrtgelflke vet-
^orgenbeden , ware het wel te wenfcben , dat men hier
^ene dagteekening laze* Het is zes en twintig jaren t
peenep wij , geleden , dat stilling zoo fchreef.
Zoo uitvoerig wilden we eens bij het Voorwerk van
dit zonderlinge boek zijt^, om er de aandacht onzer Le-i
^ers op te vestigen* Wij gaan over tot een verOag vap
den Inhoud dezes Deels. Hetzelve behelst vier Boe«
ken, waarop de Inleiding j, of Sleuf ei ^ voorafgaat.
Men moet eerst die Inleiding lezen, om elk^Boek te
verdaan, en dezelve gedadig raadplegen: wij zouden
ze, in plaats v^nS/eufel^diQ QOs de deur eenmaal opent,
en dan brengt , waar wij zijn willen , liever anders , b.
Véhet licüt op den *<?W<jA»^?r, noemen , dat men telkens,
ter bdchouwing v|in sti^^linq-'s beelden, behoeft
tmhoog te houden*
Ip h^t fetft? Boek yipdt men;
10, De opwekking van het Heimwee door den traieii
Pr edikani. Voor Christiaan was de Liefde tot . den
ff aasten de opwekking van het Heimvcê , oqder l^t
wi}8 beftier sijnef^ Onderen. Ernst GabricUyan Oêf^
tenheim is ziyn Vader* Dit beteekent de vQorbereiden^e
Genade 9' om derzelver ernst ^ Goddelijke kracht^ en
êoirfprong ^t bet eemfig Oosten.' Met deze werkt al«
tydt.op liare wijse, de lyloeder mede, die aan btt
Ual^e of de fcbel trelit » 200 dikwijls er eene pieuwe
toedragt van zaken begint. Zij is de Moederlljlce Foor*
zünsgAeid f dit y vooral bg fxienrchen van booge roe*
ping, fieeds opmerkzaam is en maakt op elke verande»
f ing in de Goddelijke leiding of Helm wee • reis. De
Vader voedt op zonder dwang , vooral werkende zbo^
dat alles bij zijn kind als van. zelf komt» boewei bet
buiten hem eigenlijk niets vermag. Belangrijk inderdaad
i$ de opmerking, dat door menschlievende weldadig*
beid de overgang tot bet werkdadig Christendom ge«
makkelijk gemaakt wordt. Daarom verfchljnt bier de
arme Predikant^ tevens een voorbeeld des lijdenden
Christens; en zijn toedand, Christiaan bewegende,
was voor bem, bet gene eens een rauggenileek wasvoor
de Keizefhi elizabeth, «ene allergewigtiglle en
veel beflisfende verandering, waarom dap ook zline
Moeder aan de fcbel trok. Men leest met genoegen de
redding dei armen mans door Christiaan; terwijl men
jnet hem nieuwsgierig gemaakt is naar
fio. De gefchiedenis met den Rotsbewoner. Eenmeest
verfchljnt op den muur van een' ilo^i^/i/r; , (Gods gees*
telijken tempel op aarde.) Die geest heet Urama Sophia
van 'Edangy d. i. de Hemelfche wijsheid en genade.
(^Edang , van achteren af gefpeld.) Eenzaam wandelt
;de2e op die verhevene ruïne , bij den dag , dat is , on«
2igtbaar bij bet licht der nieuwmodifcheFilozofie; maar,
laat zich het verftand eerst door de zon der Geesten*
wereld doorgloeyen , eer het zelf verlichten wil , dan ,
bij dat licht der maan, is Urania zigtbaar. De gewone
mensch houdt baar voor een fpookfcl , dat men niet kan
Rr 4 na*
1
iiadef en din door den dood. Chrtstiaan^s Vtder öndef^
houdt bem , in eene ftilte landfireek , \ferwèaru hij hem
geleid heeft, (de menscfa, die den weg der heiliging
inflaat , moet buften het gewoel der verfijnde zinnelqk^r
lieid zyn) over den herfstdood en bet heimwee dep nt«
tuuF y en doet hem dat v^rfcbijnfel naderen , otitmo6«
ten , kennen* De voorbereidende Genade den mensch
vatbaar gemaakt hébbende , wordt hQ met de waarbekt
van den Godsdienst vertrouwd. Een groote hoopvallen
tOannen, hebben het over dat verrchijnrel heel druk;
^n bet gerucht verrpretdt zich , dat het de geest is vaa
een' overleden* Burgemeester» of dat bet een fpotboef
is, (^Bijgeloof oï Huichelarij.') .Velen sien het aan;
maar daarbij blijft het. Christiaan nadert , met s^n^ Va*
fier Urania , en , haar zijn Heimwee geppenbaard heb«
bende, wordt hij tegen alle bezwaren bemoedigd, on«
^er anderen met deze woorden : „ G9 behoeft maar on*
^ veranderl^k te willen^ zoo kunt gij ceker/* Hem
wordt geboden , na zeven dagen voorbereidens , op den
fkvond van den zevenden dag alleen terug te komen , om
haar ondetrigt te vernemen. Het zeventai herinnert da
Schepping i zoo heet pok *s menfcben heiliging. Chri$m.
fiaan overpeinst drie vragen , die hem zijn Vader op«
geeft* Waarom heb ik het Heimwee ? Wat hpudt mgne
fieiging naar bet ^Vaderland zoo. gerpannen ? Hoe zal ik
%t huis komen f Zijn geest moet daartoe gezuiverd wof^
flen van het aardfcbe , om zich zoo op te heffen , eft
^icb, in zijn waar Vaderland, tot genezing veler kran*
ken , uit te zetten , enz. (want Christiaan is ten werk-
tuig in het rijk der waarheid beflemd.) Na een tusfcheo-
bedrijf, op den avond van den zesden dag , eerie ver*
. looning der onftuimige natuur in den herfst , (trekkende
ftlleen, om, aan den avond van den tegenwoordigen
jpesdén grooten werelddag, 's Heeren dienaren voor
. zijne komst te bereiden , wordt de plegtigheid van den
jevenden dag verhaald , op welken Christiaan met den
p^am Mugenius (welgeboren) ingewijd wordt. Verba^
l?n^ zippgbeeldig |s dpz^ gpheele inwijdingsgefchiedc.
fiftt Hk|Mvn&c» * 577.
uit 9 tn welke ^Des zYjüt 1)epaalde beteekenis heeft , en
JSugeniut zijnen geest en vuurdoop ontvangt. Men
Bioet dat in bet boek ze9f lezen, en zal dan althans
STILLING 's vernuft bewonderen! Eugcnius is na
een Kruiiridder ; want onze t^d vordert niet alieei»
Christus - belijders , maar ftrijders , helden , die met
waarheid 9 geduld en liefde oorlogen. Na eenige aan**
merkingen en wenken enz. (van welke stilling
zegt : ^ die ik elk verzofek wel in acht te nemen , en
^ dan te paard gedegen; want vooruit is de weg">
leest mtn
S«. De onderneming der reis zelve. Gelijk overal «
hier is het bijzonder duidelijk, stilling's fchriften
en zijne gef<:hiedeftis hangen aaneen. Zij gaan naar
Frankfort. Wie? Eugcnius en zijn bediende HanÈ
EcrUjkj deze is het eerlijk, regtfcbapen temperament,
zoo als vooral deo Kruiiriódtr past* Gel$k bij eiken
Christen, bij hem vooral komt het op een' bediende^
die dikwijls laeef invloed heeft dan hg mag, op hec
temperament , vee} aat)< De reis is aangevangen , d. u
de beoefening der EvangeHeleer. By den eerden inkeer
in zicb zelven f maakt die reiziger al de vreugde, welke
de bewustheid der veiligheid aanbrengt, bier onder het
beeld der tcrfle nachthtrberg voorgelleld. Maar nu
4^*. De Graauwt Man in de herberg. Deze is de
tuchtigende Genade , of het Geweten , die de leidsman
wordt des reizigers, door wien nu beide Ouders hun
bedier uitoefenen. De Kastelein^ bij wien men ^an
tafel gaat , is de oude mensch» Bij hem is eenr Advö^
€aai^ de Ligtzinnigheid^ des zondaars gevolmagtigde
en verdediger; een Ambttnan^ de beerfchende Hans*
togt van den onbekeerden' toedand; een Secretaris^ of
Ceheimfchrijver ^ bijziende, kortzigtig, alles door een
kijkglaasje'naar zich toe halende; deze is de flangenlist^
van welke zich de zondige hartstogten bedienen ; een
Koopman , de Woekerzucht ; een Hesjisch Oficier , de
natuurlijke Edelmoedigheid; en Anonymus^ een aan
^ugenius nog onbekende Pdlicie- beambte der Voorzie*
ïl r § nig.
57$ .H* STI4LLIHO- V
Bigheid, der tpchtigende Gepade tot buipe toegevoegd.
> Alleen de Graauwe Maa eet tiiet mede ; wel Jlnonymuu
Hiervoor wordt reden gegeven. De eeclle is alien tot
fchrik,.en door zijne ontdek)(ingen verwijdert hy G^«
kemfjchrijycr ^ AmfUfnan^ Koopman en Advoc({nU De
Ucsfifchc Officier wendt zich vriendelijjc tot den Graan .
ven Man, die Iieo^ zyne waardigheid (laaft door de
berifinering van de edeUle verjborgene daad, die hij be«
dreven had ^ en dpor de openbaring van eeq Qode ah
^tn bekend zielsgebejm. Ook de Waard gaat , zoowel
als 'deze, been. Hij wordt echter van den Graauwen
\i^Xi betaald, met eege bijgevoegde veriDaniiig tot
meerdere w^dadigbeid% Eugenius verftaat niets van
Ipet gefpret tusrchen* AHonjmus en. den Graauwrok ,
«adat deze hem bevolen had , wat hij in bet vijfde Art.
ten uitvoer brengt. Recenfent kan niet nalaten, allen
liaaf d|t tooneel ii> de herberg te wijzen. Het hart des
ganvangenden Christens is nu. gereinigd van alle zondi-
ge: hartstogten ; de MoederlQke Voorzienigheid llatt
^eér aan de fcheU VVat zal het nu zyn? De reine
»enfchenliefde móet uit haren druk bevrijd worden,
en in een' kring van werkzaamheid gebragt -»- aan znU
Ie. trekken erkent men stilling's hart, en eerbie*
digt heai. Men leze vooral
50. De gefchiedenis van Gerolffs Weduwe. Deze is
de reine, zuivere Menfcbenliefde. Z(j.was gehuwd met
Gerold % bet natuurlijke Vertrouwen op God. Maar de
Jtmbman^ (en nu wordt liet verwijt, hem dpor den
GraauvenMan gedaan, opgehelderd) de zondige Harts-
togt 9 was aan het geluk dier beide gevaarlijk geweest. In
des Amhtmans ziel was de edele neiging tot menfcben^
]ief4e vervormd tot die van den wellust. Vóór GtrolJ'i
liuwelQk had de ^//i^/«9i!i/7 die fchoone onfci^ld, maar
' te vergeefs , belaagd , en voorts verdrukt. Hij fteunde
op zyfi' Schoonvader , bet Vernuft , Minisier van een'
Forste afwezig in dienst als Generaal; die zedekünde»
die, als hoofd, (laat. aan de legermagt der valfche ver*
. lichting, en alles door vernuft en btrtato{t| Minister
/ en
BBT HEIMWBS« 579
f 9 Ambtmi^n , in tv/a eigen hnd , regeren liet. Door
een* Sluipmoordenaar ^ Geldzucht « had ét Ambtman
naderhand den man van Gcrnholda doen ombrengen ^
en uit baren boedel vernietigd een bewijs van eene lee-
ning van iQo caroiinen^ ^an dien moordenaar eens door
Gerold gedaan* Toen Èugemus te Reinhcim bij dèn
Predikant (het Evangelisch gebod der liefde) zich het
ongeval van vrouw Gerold verhalen liet ^ klaagt zich
f^ar.de moordenaar zelf aan, verbrijzeld van boetvaap"
digheid; een onbekende brengt 100 Carolinen, en men
¥ernéemt , dat de Minister gevangen , en *s Ambtmans
buis bezet is. Hierop volgt
-6^, Een gev^l met een* Jood. Hans Eerlijk vertelt
bet aan zïjn' Heer. Dezje Jood (men moet zijne -ruiling
van een paard voor een borologie enz. zelf lezen) be*
teekent de voorzigtigheid der fiange, den Christen zoo
onontbeerlijk, als de (langenlist niet te dulden w^s*
7^. Het afgelegen buis van een Zwitfersch Menbo«
niet. Een kind (dt Voorzienigheid leidt tpt haar groot
doel dikwyis door de geringde 'middelen) overhandigt
aan Eugemus een brieije, waarin hij zijn' naam en hel
bevel las om dat kind te volgen. Dit brieije van de
Rotsbffwoners , Gods genadewerkingen , zoo be(leld , ia
veilig* Men volgt, langs een* weg» dien men zelf
niet zoude hebben verkozen, en moet wezen in een
huis , daar Eugenius zich bijna fchaamde t^ gaan. Zelf-
verloochening en nederigheid moet geleerd worden.
Hier woonde Urania mee haar* Vader, eenzaam, ttil,
een huisgezin geheel uit de mode. Een meisje van
Griekfche houding, maar aan een fpinnewiel, zoazièt
er de Hemelfche waarheid bij den eerden <^flag uit , ên
de oude Zwitfer^ het zaligmakend geloof, ipa^en groo»
ten indrulc* Urania verbindt reeds Eugenius aan zich.
De Zwit/er 9 "htt geloof^ de lamp op tafel zettende,
gaat voor het zinnelijk vernuft een licht op, dat nie»
mand kan behagen , maar elk , die niet reeds zoo als
J^ugenius is voorbereid , zoude doen terugbeven. Warf.
bet anders» elk werd 4ra tedlond Cliriat«9* Maar^&p
g^
5^0 H. STILLING» HET REJMWEE*
getjlas (latt de proef, om het zinnelijke te verlobchenêif
om het zedelijke Tchoon , door , en ontdekt dan toch de
Hemeirche fchoonheid van Urania. Waot hetzelfde
^ind bragt hem een' brief, waarin hem geraden werd,
zich door haar de oogen te laten genezen , en haar •:cü
fanwelijk te vragen. Het gebeurde. Wetende, dac bet
masker des doods ieven en fchoon bedekte , vroeg en
verkreeg hij haar woord. Hiel* is den reinen alles rein.
De nachtrust van Eugtnlus en zijn ontwaken verbeelden
den vrede des gemoeds en de ware verlichting van hem,
dfe de waarheil vindt, en zich door het geloof laat'
wekkef). Hij wordt plegtig'door de waarheid, die hent
tot KrUisi'idder gezalfd en gedoopt bad, zoo verlicht ,
dat hem nu alles in deszelfs ware ' gedaante voorkomt,
enz. enz. Van Urania affcheid nemende , èie hem al«
tijd , waar het behoeft j zal nabij z^n , zet hy de leize
voort.
Ook hie^ heeft meer dan ééne bijzonderheid opzigt
tot eiken Christen, en bepaalder toe de door stil*
Lirro zoo genoemde Kruisridders; maar ook profeti*
fche bedoeling, van welke de vrome man niet meer dan
wenkóti geeft , zoodat Eugcnius b. v. ook de Kerk be*
teekeht , de inw^disg door de Rotsbewoners de Her«
vormfng, en de verloving met Urania op de Christen*
Iieid in de eerde helft der iSde Eeuw ziet. '
• (^Het vervolg en flot hierna.^
Tijdrekenkundige Far handeling ^ dienende ter beyesti^
. ging en verklaring van eene tijdrekenkundige Tafel
vaar de Gefchiedenis der Israëlieten en andere Asi»^
iifehe Volken , vergeleken met die der Grieken en
• Romeinen^ door j. ter pe'lkwijk, A^ L. M. ,
* J. U. fit JPAiK Dk Te Zwolle j bij Clement, de
Vri en van Stégerin. 1818. In gr. Svo. VIII esé
300 -B/. Te zamen ƒ 4- 16- :
jS adat de Heer ter pelkwije «ijne groote vigt
met
J. TBR PELKWIJK, TIJDREKENK. TERHiINDEL. 58I
XBtt veel lof had betoond , in eiene Verhandeling over
de Maten, Ge^vtgten «n Munten der oude Volken ^
waarvan wij in i8iS kortelijk verflag gegeveil hebben^
levert hg ons eene tijdrekenkundige Verhandeling en
Tafel, welke beide, bij elkander behoorende , een nieuw
blijk zijn van zijne uitilekendeen prijzenswaardige werk*
xaamheid in een duister en moegelijk vak. Opmerkelijk
is het, dat, in één en hetzelfde jaar 1818, twee geli)fc-
foortig^ werken over het aangelegen onderwerp der
Tijdrekenkunde in ons vaderland en in onze moedertaal
uitgekomen zyn,die beide de onvermoeide vlijt en naauw-
keurige behandeling, welke de Nederlandfche Geleer*
den kenfchetfen , op het roemrijkst aan den dag leg*
gen. Wij bedoelen, namelijk, den Tijdmeter ^ ofbeknop*
te Tijdlijst der gedijde Gefchiedenis , opgefteld door p*
BOSVELD, welke, met het eerde Deel der Bijlagen
over de t^drekening der Egyptenaren , na 's mans dood
uitgekomen, en dit jaar (1819) in dit Maandwerk reeds
behoorlijk aangekondigd en naar waarde aanbevolen is«
Beide hebben dit in het bijzonder gemeen , dat zij niet
vroeger opklimmen dan tot het jaar van Abrahams ge^
boorte, omdat vóór dien tijd de tijdrekening veel té on*
zeker is; dat zij, nagenoeg, bij hetzelfde tijdvak op-
houden , dewijl TER PELRwijR hiet verde? gaat dan
tot de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen^
M bosveld'^, fcboon eenige jaren verder gaande, bet
echter niet verder brengt , dan tot aan het einde der
eeuw, waarin die verwoesting voor(riel: beide, einde*
)iik , berekenen de jaren naar onze tijdrekening, als zlin«
de die berekening voor ons Christenen de eenvouiigfte
en natuurlijkfte, en rekenen dus, tot aan het begin dier
tijdrekening , achteruit , bepalende telkens het jaar vóór
die tijdrekening, tot hetwelk zij de gebeurtenisfcn bren»
gem Met dat al is er in het oogmerk der beide Schrijd
vers', zoowel als in hunne behandeling , een zeer groot
' onderfcheid. Bosveld bepaalt zich in z^n* Tijdme*
ter tot de gewijde Gefchiedenis, en behandelt dezelve
net eenige uitvoerigheid^^ terwijl hij flechts hier endaac
iets
j
53flt . J. TER PELKWIJK
iets van de ongewijde Gefcliiedenis er in aanroeft, efli
voor zoo verre deze van belang is voor d^ tijdrekening
der gewijde Gefchiedenis , dezelve in bijlagen uitvoerig
bearbeid heeft; gelijk blijkt, niet alleen uit het boven
aangetogene, maar ook uit het andere Deel', eenigen
tijd naderhand uitgekomen. Ter pblkwijk's oog*
merk (trekt zich verder uit. Hü leert niet alleen de tijd*
rekening van de gerchiedenis der Israëlieten , maar ook
die der gefchiedenis van andere A^iatiCche volken, met
vergelijking van de gefchiedenis der Grieken en Romei-
nen: en dit Fevert hij kortelljk , en brengt hij, als war6
het, onder hét oog iii zijne tijdrekenkundige Tafel ;ter«
wijl hij , al wat hij noodig oordeelt , met gepaste uit^
voerlgheid -bevestigt en verklaart in zijne tijdrekenkun*
dige Verhandeling. Ook komen zij beide niet overeen in
de berekening der jaren, gelijk al in den beginne blijken
kan, dewijl bosveld het jaar van Abrahams gehoor,
te (lelt in het jaar 2317, en ter p elk wijk in het
jaar 1997, vóór de Christelijke tijdrekening; een ver-
fchil, dat «niemand, der zake eenigzins kundig, ^al
bevreemden, daar er, met alle mogelijke moeite, altijd
iets onzekers in de oude tijdrekening gebleven is én
blijven zal.
Dan , laat ons ook iets meer bepaalds en bijzonders
opteekenen, betreflTende it onderhavige Verhandeling
en, de daarbij behoorende tijdrekenkundige Tafel. In Je
Verhandeling wordt, In 15 Hoofdftukken , gefproken
over de jaren en jaartellingen , — over de verdeeling
van de Israëlietifche gefchiedenis in tijdperken, en der-
zei ver verbinding met de gemeene jaartelling, — over
het tljdperK tusfchen Abrahams geboorte en dèn uit*
togt der Israëlieten uit Egypte, — over het tijdperk rus*
fchen den uittogt en Tempelbouw, —over het tijdperk
tusfchen den Tempelbouw en de verwoesting van Jeru-
zalem d6oT Nebucadnezar , -— van de oude tijdrekening
der Grieken,— óver de tijdrekening van het Egyptisch
Rijk, — van de Asrjrrifche en Medifche Rijken, — *
Tan het Babylonisch Cbaldeeuwfche Rijk, — van de
over-
TIJD&E&BhKUNDiOe VBRHAlfD£LINQ. 5S3
. overblyflelen der tydrekening van de Tyrlërs, <— van
het Rijk .van Lydiën, -^^ van bet Perzifche R^k, «-«
over de tijdrekening der Israëlieten , van de Babylam«
Tche bailjngfchap , tot den dood van Alexander den
Grooten, — over de opvolgers van Alexander in Egyp-
te en Syrië , en de eerfte Ronieinfche Keizers » — ein-
delijk , ove^ de tijdrekening der Joden , van den tijd van
Alexander den Grooten^'tot de verwoesting van Jeru*
zalem. Al Beze (lukken worden, overeenkomftig des
Schrijvers hoofdoogmerk , tijdrekenkundig behandeld»
' met invlechting, echter, hier en daar, van belangrijke
gefchiedkandige aanmerkingen en uit>yeidingen, waar
dit te pas fcheen te komen. Op deze 15 Hoofdftukken
' votgt nog een i6de , hetwelk de inrigting en het ge-
bruik der tijdrekenkundige Tafel opjfeeft ; en dit brengt
ons dus van zelf tot eene bijzondere b^fchouwing der-
zelve.
*
De Heer vTER pblkwijk, dan, had, gelijk hij
zelf betuigt in zijne Verhandeling, bl. 295 en volgg. ,
een groot gebrek opgemerkt in bijna alle tijdrekenkun-
dige Tafels ,^ welke tot nu toe in het licht verfcheiien
zijn; dat daarbij, namelijk, geene juiste verdeeling,
naar eene vaste fchaal, is in acht genomen, müar ge-
lijke tijdperken dikwijls daarop eene ongei^ke ruimte
beflaan, naar mate der daarin voorkomende gebeurtenis-
fen. Dit gebrek heeft hij in zijne Tafel getracht te ver-
mijden, en dezelve naar eene vaste fchaal ontworpen'.
Daar hij van gedachte is, dat men thans, vooral nadat
de invoering van het metrieke ftelfel van Maten en Ge-
wigten in ons vaderland befloten is, alle fciialen, zon-
der eenige uitzondering, van den meter of elle behoort
te ontieenen, heeft hij aan elke eeuw de kngte van
eenen decimeter of palm gegeven : één jaar bevat du6
de lengte van een' millimeter of (treep , en de meter of
elle is aan 1000 jaren gelijk. Elke gebeurtenis \f» , zoo
veel mogel^k, geplaatst tegen het jaar, waarin zg
voorviel, op de naast de Tafel gevonden wordende
fchaal. De regeertgden vun onderfcheidene o^volgin*
j gen
584 i* T^^^ P£.LkWlJK^ tlJDRElfENKé TERHA^DEÜ
gen van Koningen zijn door gekleurde lijnen aangew5>
Een , en de levens van eenige vermaarde mannen , eoo
veel de ruimte toeliet ^ door enkele lijnem Deze inrig-
ting kwam hem voor de beste en tot het oogmerk meest
gefchikt te zijn , dewijl alles daardoor met eenen opflag
van het oog, 2onder eenige moeite, kan overzien
worden.
Wij beOuiten, om kort te g^an, dat dit werk^ zelfs
na den Tijdmcter van bosveld, geenszins als over*
toUig of onnut /kan befcbouwd worden. Afzonderlijk
is het van groot belang voor de (ludie der oude Ge-
fchiedenis in bet algemeen, en ^ bij het, overeenkom*
fiig zijn oogmerk, meer • bepaald werk van bosveld
gevoegd) vult bet datgene aan, hetwelk tot de ftudie
der oude en algemeene Gefehiedenis kan gerekend wor-
den te behooren«
Tijdrekenkundig Schoolboek , door j. ter pelrwijr^
^. L. M.y J. £/. et Phili Dr. En : AUoosdurende
Almanak, voor de Juüaanfche en Grcgoriaanfche , of
oude en nieuwe Stijlen : tot dit Schoolboek behoorcn^
de; door denzelfden* Te Zwolle^ bij Clement ^ de
Vri en van Stégeren. 1818. In kL ivo. FIII^ 84
en il BI. Te zamen ƒ : - 14* : -
w,
y laten de korte aankondiging dezer beide in ééa
deeltje uitgegevene en tot elkander behoorende ftukjes
terftond volgen op de 'meer uitvoerige vermelding der
tlj^kenkundige Verhandeling en Kaart van den Heer
TER PSLKWijK, als zijude vermaagfchapt in onder*
werp , fchoon verfchillend in bedoeling. Daar er nog
^en volledig Schoolboek is over de Tijdrekenkuude ^
heeft de in dat vak zoo kundige man zich de lastige 9
doch lofwaardige moeite getroost, om kort en duide»
lijk bijeen te brengen het voornaamfte, tot de kennis
daarvan behoorende^ met bijvoeging van een' altoosda*
ƒ. TRR PtLKWIJK, TIJORBKENK. 3CH00LB0EK, 585
rcDden Almanak. Indien , gelijk wö wenfchen en ho*
pen, dit werkje genoegzaam getrokken worde, h do
Schrijver voornemens , het noodigfte over de Joodfcho
en andere jaarvormen , hetwelk bij , om de palen , die
hö zich had voorgefchreven , niet ver te overfchrijden ,
thans achterwege heeft gelaten, naderhand nit te gc^
ven. Deze zullen dan nuttige bydragen tot het onder^
havige werkje zijn^
yerhandeling <r9cr He TyphuSy welke ^ in den FeUfog$
van iS 15 9 bij het ifte,Jrmée^ korps der Nederland^
fche Ar mie keersthte; alsmede omtrent de verfch^n-
felen en geneeswijze eener ziekte , veroorzaakt na
voorafgegane zware ziekten door afwijkingen in d$
dieet: benevens eene Waarneming ofver de Tetanus,
Door Doctor beckers, Ofcïer van Gezondheid
der ijle Klas f e. Te utrecht , bij S. AUer, In gu
%V0. Xn^n 157 HK f^-X^\
Xlet grootfte en tevens belangrijkfte gedeelte dezer
verhandeling loopt over de verfchijnfelen en de genee3«
wijze eener ziekte, die na voorafgegane ^ware ziek*
ten door afwijkingen in de dieet ontdaat , en over een'
waargendteen' tetanus. Hetgene de fchrijver in het
eerfte gedeelte der verhandeling óver den typhus zelven.
zegt, voegt, hoe belangrijk en hoe W9ar op zich zelf,
weinjg tot onze kennis dier gevaarlgke krapkte» Zpo«
veel meenen wij uit zijne aanmerkingen en waarne*
mingen te mogen opmaken , dat in dezelve de herfenêllC
en vooral de ingewanden van denonJerbuik,het(lerk$t.
waren aangedaan. Wij zouden die tiandoening bijna ala
eene op ontfteking gevolgde verfterving aanmerl^n , in*
dien wij niet wisten , hoe twijfelachtig de teekenen van
plaats gehad hebbende ontfteking zijn , en hoe dikwijU
inen voor een gevolg van hevige ontfteking houdt, het*
gene een gevolg van den dood , en de daardoor veroor«
BO£UE#CH« i8ac. NO. 14^ S s ^ zsak*
S8«
BBCRERSi VBRUArgDfiLINO.
tzikit ontmenging der deelen, is. VVJj ?:ien ook, dat de
fchrïjver niet zpo in eiken typAus eene ontlteking ziet ,
als velen dit tbans wel doen, en dat hlj^ hoexvd te
regt twee tijdperken onderfcheidende , waarvan het eer-
[le ontdekingachtig is, en eene ontdekingwerende be-
handeling vordert , echter het tweede tijdperk als niet
ontdekingachtig aanmerkt, daarin prikkelende en' be-
derfwerende middelen aanwendt, en^ naar zijne verze*
kering, met een gelukkig gevolg.
De ziekte, waarvan de fchrijver voorts fpreekt, als
uit eene afwijkingfin de dieet ten aanzien der fpijzen '
ontftaande , . welke zeer dikwijls in hospitalen wordt
waargenomen, fcbljnteene gastrifche koorts geweest
te zijn, welke i}iet zelden in typHus overging, zoo als
de behandeling ook uitwijst.
Eene waarneming, betreffende een' bardnekkigen ^^»
»
tanus^ na eene wonde van den linkerduim , befluit dit
kerkje. De algemeene aandoening van het zenuw- en
fpiergellel ontflonJ door gemoedsaandoening, maar werd
door de wonde onderhouden. De Siutzfche geneeswij-
ze voldeed hier volkomen. Deze waarneming bewijst
. ^chter, dat men niet te fpoedig moet ophouden met het
toedienen van opium, dat men hetzelve en de alkaliën
in korte tusfchenpoozen moet toedienen , en dat, zoo
er eene wonde aanwezig is, men dezelve met alle mo^e-
lljke oplettendheid onderzoeken en behandelej) moet.
<-•*»
Cezantfchapsreis naar^ en Befchrijying van het Ko^
ningrijk Kabulj en naburige Landen, en Valken^
^sJoor MOUNTSTüART ELPHINSTONE,i/l l8oS
Engelsch Gezant aan het Hof van KabuU Het En^
gelsch vrij gevolgd." Te Haarlem , bij de Wed. A.
Loosjes^ Pz. In gr. %vo* IJle Deel 3169 lldc Deel
s,yi BI. ƒ 5*4-5
D
e veroveringen der Britten op het vaste Ian4 van
ELI^HINSTONB» GEZANtTSOflAPSRBIS. 58^
Iniic zijn geenszins nutteloos geweest voor ^t weten*
fchap. Behalve de groote ontdekkingen van . w. jo*
NES, COLBITROOKE, en andere Geleerden derMaat-
fcbappij van Calcutta^ hebben wij belangrijke berigten
van de naburige landen --» van Ava door symes, van
Boutan en Thibet door turner, van Perziê door
MAtCOLM, MACDONALD RINNEIR en MO*
RiER, van Belud/jistun door pottinoer, van de
Sieks door malcolm'— ontvangen , en worden nu in
deze keurige Reis naar een zeer weinig bekend Gewest
overgebragt, naar het Koningrijk Afghanistan ^ of het
]and dMAfghanm^ etn Mohammedaansch^oXk tusfchen
Indii en ^^rjs/ê", hetwelk de hooge bergen van den wes«
telljken Imaus bewoont, en in het begin der achttiende
Eeuw, onder mir-weis en machmüd, zé\ï%
Perziê veroverde, tot bet, door nadier schah
overwonnen , nogtans van Perziê onaftxankelijk bleef,
en onder ahmbd en zemak scHAsigeene kleine
rol in de omwentelingen van Indië gedurende de ücht«
tiende Eeuw fpeelde. Natuurlijk was de aanleiding tot
deze Reis , ondernomen door ,eem kostbaar en talrijk
Gezantfchap, niet geheel wetenfcfaappelljk : de vreea
voor ondernemingen der Franfchen^ misfchien met d€
Rusfen (na den Vrede van Tiljii) vereenigd , naar Indii ,
deed den Heer blphinstöne naar dat Gewest af*
vaardigen, alwaar eene kort daarna gevolgde troonsom«i
wenteling zijne bemoeljlngen fchijnt verijdeld te heb*
ben; fchoon ook het gewaande gevaar met den kort
daarop gevolgden omkeer van zaken in Europa ver-
dween.
Het is waar, hetgene de Vertaler in zijne Voorrede
zegt : behalve enkele berdieiden van b e r n i e u , k r u*
8INSR J, en de (meer uitvoerige) berigtÉn van den Ett^
gebchman p OR s T e r , bezaten wij niets over het mag»
tige, door 14 millioenen zielen bewoonde, Koning
rijk der Afghanen. lïfaar tles.te vollediger wordt dézt
gaping in dit werk aangevuld, hetwelk met nog ééft
Deel volledig zal zijn. Na een onderhoudend verflag
' S « a ' d#r
^S8 SLPHINSTONB
det Reize, (bL i— 142) heeft de Schriivcr, volgens
eene zeer goede fchikking, al de aardrijkskundige, (h*
tistieke, gefchied-, natuurkandige ^n cthnographifcht
berigten omtrent het Rijk der Afghanen in afzonderiyke
Hoofd^eelen bgeengetrokken , en dus een niet alleen
belangrijk, maar Qok aangenaam geheel geleverd; ter*
wijl de berigten in de meeste Reisbefchrljvingen^ tus*
foben de lotgevallen der reizigers ingevlocbcen , het
verhaal afbreken , en zich toch minder in liet geheugen
prenten.
Wij (laan waarlijk , bij den overvloed van bijkan^ ge-
heel nieu^ve ftoife , verlegen , hoé den Lezer dit boek
te doen kennen. Een doorloopend verflag van alles
zou ons veelt e ver afleiden , en ons bellek geheel te
buiten gaan. Wij zullen ons dus voornamelijk tot het
reisverhaal zelf bepalen , en daarna van het grootfre deel
des werks -« de la^d* en volksbefchrijviog -* eenige
kenfchetfende trekkea opgeven. De reizigers kwamen
uit Indii in de groote woestgn, die zich uit Arabic^
de kusten en hpt midden van Ptrzii tot bij den Inim
uitftrekt, en, aldaar door Tind afgebroken, achter het«
zelve op nieuws van het zuidwesten naar het noord*
oosten eenen natuurli}ken voormuur tusfcben Indït ea
Afghanistan soxvau Eerst is het land met (Iruiken be-
dekt; dan ziet men naakte zandheuvelen van 20 tot 100
voet hoog, door tallooze ratten en wilde ezete be*
woond. Elders is de woestijn eene vlakte van hard en
dor leem, dat onder de hoeven der paarden als eene
plank klinkt. Te midden dezer woestijn vindt men nog-
tans verfcheidene groote (leden, vooral Bikanier en
Choerog (Tfchurn) , doch ook ellendige pïaatfen , zoo
als PiigguL Hier en daar ziet men eenig groei^ tas«
fchen de heesters* Het water is op fommige pïaatfen
•300 voet onder den grond, en wordt getrokken uit
{>utten , die flechts 3 voet middellijns hebben ; daarl^
is het brak en fchaarsch ; doch groeijen er watermeloe*
nen in overvloed, van 3 of 4 voet in den omtrek. D«
gemeene inwoners dezer ftreken beeteo Jauts {Dffatas^
X>fchi
GEZANTSCHAPSREIS NAAR KABUL'. S^d
I
DfchaUfè) , en zijn mismaakte en dfep armoedige , trage
menfcben ; de hoogere klasfen altijd dronken van opium.
Men ziet in deze woestijn het bekende verfchijnfel van
het mirage^ of het optisch bedrog van meren of rivie-
ren vol water te midden der woesiijne. Deze woestgn
is ten oosten bepaald door het Rijk der Brittcn\nIndiS^
ten noorden door het gebied der Sieks , en ten westen
door Afghanistan^ of het Ri;k van Kabul^ waartoe ook
Multan behoort. Geheel verfcliillend is het karakter
der bewoners van haren oostélijken en westelijken zoom:
dddr, in eene brandende luchtdreek en effene vlakten,
de lijdelijke 9 onderworpene, belchaafde, doch valfche
Hindoes^ hier, in een koeler, bergachtiger klimaat j,
eene meer vrije, edele Natie, die wel een' Koning
heeft , doch wiens gezag door eene patriarchale (lam*
regering (niet ongelijk aan dien van Oxx^^lsrait) zeer
fierk gewijzigd is , „ waar allen beweren geUjk te (laan ,
y^ en met oneenigheden , onrust, woelingen, en de on*
, „ veiligheid van eigene wraak , meer tevreden zijn ,
„^dan met een' Vorst en Heer;" (Ilde D. bl. 294) een
flaatsgedel dus , waar de groudftoffen tot eenen vryen
regeringsvorm voorhanden zijn , die in het flaaffche In*
dië en Perzii (Volken, wier karakter liet Dcspotismus
in den grond bedorven beeft) zijn uitgewischt. Het
Rtik der Afghans ftrekt zich van de eeuwige fncei|w-
gebergten van Himmalah en Hindoe ^kosj (^Hindu-Cush^
— van 21 tot 24^000 voet hoog ^- tot de brandende
woestijn toe uit. Vandaar een groot vcrfchil van kli-
maat; en de temperatuur ^trfchUt op dezelfde plaats
(de vlakte van 'Pefchawer^ van 120 tot 25. graden van
Fahrenheit» In.fommige (treken ligt d»e of vier maan«
den lang fneeuw , en kan men te paard de bevrozene
rivieren over rijden: te Siwi^ daarentegen, is'^de het te
zoo drukkend , dat men zegt : „ o Heere ! daar G% Sim
„ hadt, waarom hadt Gij dan nog noodig, eene Hel te
„ fcheppen ?" De vijf Rivieren van alexander vloei-
jen gedeeltelijk door dit land , gedeeltelijk (en wel voor-
namelijk) door dat der Sieks , of Pundjab (JPundfchaV)^
S s 3 Van-
fffö ZLl^HINSTONB
Vandaar cene groote vruchtbaarheid, doch meer vaa
Bngelfcht oïEurop^chc^ dan van Indifcht voortbreng-
felen , althans in het midden des lands. Men heeft er
tarwe, gerst, booneii, erwten, wortelen, rapen,
andere Ëuropefche moeskruiden, appelen^ peren, prui-
men, granaten, perziken enz. f Iet gras is er zeer aan-
genaam groen , niet zoo dor als in Hindostan.
• Het Gezantlchap kwam eerst aail den , in deGefchio»
denis van alexander bekenden, Otyphafis^ (den
eindpaal der togten van dien werelddwinger;) vandaar
aan den Hyfudrus (JSutudsJjc)^ te Multan aan den
ActfintSy uit de vereeniging van den Hydaspes tn By
drdotes gevormd, (de ftad is 4§ Eng. mijlen in den
omtrek, heeft een' muur i^an 40 of 50 voet hoog, een
kasteel, tapijt- én zijdefabrijken) en eindelijk aan den
Indus , welke rivier men overzette , waar die 1010 cU
len breed is.. Men trok nu den regter* of wester - oever
langs. Naar mate men meer noordelijk kwam , werd de
kleur der bewoners lichter, het voorkomen en de kle«-
ding beter. Te Callabagh , een* naauwen bergpas ^an
den Indus , verliet het Gezantfchap de vlakte. Hier is
een zóutgebergte, fl:eil langs de rivier, foms ter boog*.
te van ico voet , oprijzende. Uit dit gebergte omPprin-
gen zoutbronnen, die den grond met eene fchittercnd
witte korst bedekken, en zonderling afdeken bi} de
blocdroode aarde en den helderen , zilveren flroom van
dtn Indus. Het is eene vertooning, zoo als men
Hechts in het land der wouderen, in Indic^ ziet. Het
Gezantfchap had nu , bij een' bezwaarlijken togt door
de bergen , veel van piasregens te lijden. Nu weder in
de vlakte neergedaald, -— waar men een heerlijk gexigt
van den Hindoe ^^ kosf (den Indifchen Kaukafuiy had —
kwamen onze reizigers te Pefckai»er^ de toenmalige
verblijfplaats van den Koning, meer dan vyf Eng^elfeU
nililen in den omtrek-, en met 100,000 inwoners \^
vollvt; de huizen meest van ongebakkene tigchelftee*
nen, tusfche» houten vakken gemetfeld, drie verdie-
pingen hoog; de benedenfte 2ljn winkels. De ajideie
voor-
GEZANTSCUAPSREIS KAAIC KABUL. 594
voornaamfte (leden des Rijks (die echter niet door het
Gezantfchap bezocht wer ien) zijn Kabul^ eigenlijk de
Hoofddad, hoogerop in hcL gebergte, Cacbemirc ^ met
150 tot 200,000 inwoners, (Ji^zt, Üad met haar gebied,
een aardsch Paradijs , is thaiiS ook aan de Afghans on^
derworpen ^ die daardoor den belaogrijken handel ia
fhawls bekomen) i^n in hu westelijk gedeelte des p.yk$
Kandahar en Herat in Chorasfan. (J&hiznah , of GhaZ'
na^ niet verre achier KabuK was vóó» acht Eeuwen
de Hoofdftad van mahm ud, wiens Rijk zich van den
Tigris tot den Ganges , en van den Jaxarus tot de
Indifchc golf uitllrekte. Thans is die Hoofdftad ver*
vallen.) Na een gehoor te Pefcha%vcr bij den Koning
gehad en een vriendelijk onthaal genoten te hebben ,
noodzaakten de ongelukkige berigten uit het noorden
en westen (^Cachemire was afgevalkn , had 's Konings
leger verflagen, en de (leden Kandahar en KabulwüTQU
in handen der opdandelingen) het Gezantfchap tot den
aftogt, om geene getuigen van dien oorlog te zijn,
daar men geene partij trekken wilJe. Op den terug*
weg,, dien zij langs een' anderen weg, dan zij gekomen,
waren, meer noordelijk Aoov Pundjab^ namen ^ troflfen
hen, bij de intrede in het' land del* Sieks^ de ruwe ze*
den , de barbaarfche taal en de tiaakte ligchamen van
dit Hindoefchc Volk. Deftad Kami Pindi^ eene hunner
hoofdplaatfen , is nogtans groot, volkrijk en fraai.
Niet Verre van daar zagen zij de overblijffelen van een
waarfchijnlijk Grieks^h gebouw , op de hoogte van het
oraéttaxiU^ zelcerlijk «een gedenklluk van alexan*
DER. Te JoUalporc (JDfjetlalpocr ^ Dfchellalpocr') aan
den Iljdaspes vertoont zich* nog treffend het tooneel
van den velddag tusfchen al £x ANDER en porus,
volgens de befchrljving van q. curtius. Het on-
vruchtbaarlle gedeelte van Punjjab is het . beste be-
bouwd; het geheel nog\oor geen derde. Allès is hier
vlak en zonder boomen. Alleen de heilige ftad der
Sitks^ Umritfir^ fchijnt in bloei toe te nemeifr de
overige lieden , daarentegen, vervallen geweldig, en
S 8 4 het
. /
59* KL^HlNStONU
het gfoote XiSrA(?r fpoedt zich ten ondergatig, hoewel
nog door zijne praalgebouwen een voorvtrerp van be^
wondering.
N^ dit reisverhaal volgen tou deze Üoofdllukkenj.
1 Boek. jflardrijkskunJf^e Befchrijving. u Ligging
en grenUn van Jfghanistan^ 61 tot 77** oostelijke
lengte, en 24 tot .37^ noorderbreedte, tusfchen dea
ooscelijken Kaukafus ten noorden, Hindostan ten oos«
ten ^ de Ptrtifchc zee ten zuiden, en eene woestijn^
die het van Per zit fcheidt, ten ^westen. De loop der
onderfcheidene grenzen , die der gebergten en rivieren ^
iVordt uu verder zeer in bijzonderheden opgegeven^
die ons echter, in deze ontiekende (Ireken , bijkans ge*
heel onverftaanbaar , en dus natteloos waren, bij ge*
tjdis eener Kaart van dit land , die ons de Uitgevers wel
bij. het derde Deel beloeren, maar. alsdan ook de drie
Deelen' tegelijk hadden moeten uit^even« 2» Getergd
ttn^ en 3. Riy^icren van Afghanistan. De oostelijke
Kaukafus of Imaui^ meer westelijk Paropamifus ge*
noemd, trekt zich ten noordwesten, zuidwesten en
• Westen heen tot in PerziS^ waar dezelve zich waar-
fchljnUjk met den westelijken Kaukafus vereenigt. Vait
dit gebergte daalt dt InduSy de Laitak^ en de vgf Ri«»^
Vieren van Pundfchah naar de vlakte, op eene groote
bergketen, de Salomons '}ktxj^X!k genaaöid, met verfclieU
dene gelljkloopende bergketenen , die zich van bet noor*
den naar het zuiden rigten : tusfchen de oostelijke en
westelyke Provinciën der Afghans ontfpringen de Ka^
hulftroom^ de Kurum^ de HilmendmZk^ alle zeer groo«
te rivieren, die veel vruchtbaarheid fchenkem 4* ATa^
tuarlijke tn fiaai kundige vcrdeeling van Afghanissaru
Ook, bij gebrek eener Kaart, ongemeen duister, en bi)«
kans onverflaanbaar* 5. Luchtgtftd van Afghanistan
Rega. Hiervan is boven reed^ iets gezegd. 6. Dieren^
fïanten €n dclfftefen in Afghanistan. Leeuwen 5 bye*
na^s, becren, zwart en rood wild, onder de tamme
dieren vooral het paard en de kameel, meest dedroimne*
dHris^ zeldzamer de tweebultige Baktrifchc kameel^ de
/il-
ORSAMTfCBA»S&lIf NAAR lABUL* SfJ
ïnékfike boltós Yoor den ploeg» het fcliatp met den vec«
Rsart , de geit , de hond en de kic. Ooder de boomen vindt
tten op het gebergte dennen, eiken en andere NgorJ-Eurê-'
fefche boomfporten.
Il Boek* Algtmeen -herigt off^rent ie inwoners van,Af*
gkanistah» i. Inleiding. Oorfprüng en oude Cejchiedents der
Afghanen» Dit Volk hondt zich zelf voor ntkomeüngen des
Volks van Israël^ en wel nic zekeren a^oha^n, kleinzoon
van saul; na de Mffrifche balllngfchap zou een gedeelte
hunner Vaderen naar dit land, een ander naar Arabiê getogen
%Tin% De Heer blpbinstonb verwerpt echter dit gevoe-
len , doch befcbeiden ; maar een aanteekenaar onder )den teksc
(wien wij alle reden hebben, voor den Hoogduitfchen Verta;*
Ier te houden; zie hierbeneden) dóet zulks op een* zeer
Houten, befllsfenden toon, en zegt van den grooten wi«l«
LI AM joNEs, die dit gevoelen mede voordond, dat hij
9an aiie kritiek gevoel ontbloot was , en dat zijne gefchiedkun*
dige nafporingen nimmer tot een kerrèdigend refultaat gelei*
den^ Nu ! vele Duitfehers hebben ook een kritiek gevoel en
bevredigende refuitaten ^ op hünqe eigene hand, die andere
Adamskiaderen belagchel^k vinden* Wij vereeren w.'jones
als den ysbreker, en nog onbereik ten kenner derlndi/ckeLet"
terkunde» Ook de uitmuntende Schrijvers van het Engelfchê
Mundwerk Qvarterij Review (i8i6* Maart) geven eeoige»
gansch niet onverwerpelijke, gronden op, die het gevoelen
-van de afkomst der Afghanen uit cie tien (lammen van Israit
verfterken ; als : de getuigenis der beste Perzifcke Gefbhied*
.fthrUvers, en van bijna alle Mahomedaanfché Schrijvers; de
eigene overleveringen der.^^if^if ;dat hunne geflachten door
oude Joodfche namen onderAcbelden z^n, (fchoon zy dit, f(»>
dert hunne bekeering tot den Islam ^ zorgvuldig verbergen;)
de overeenkomst van htt Poesehtoesch (hunne taal) met het
Ckaldeeuvnch ; de gentalogifche lijst, onder j. malcolm
berustende , dat de Afghanfche groote familtën onmiddeliyk
van de Koningen van Israil afdamden ; de uitrpruk der taal-
kundige Zendelingen carey en iiarshman, dat de
Poeschtoefehe fpraak veel meer Hebreeuwfcke woorden heefc
dan eenige andere; het gezegde van een* geleerden Afghan^
dat zijn Volk Beni Israël (^Israëliërs) ^ maar geene Tuhoêi
{Joden) zijn; eindeiyk de arendsneuzen en Israëlitifche gt»
iMtsttekken der inwoners, die dadeiyk de Heeren van hec
^^ S Ge«
594* SLfHmsT.onB
Geztntfehdp troiFeo» a. Ferdeeling m RjBgtring rah het 4f«
ghanfche Volk. (Ook hiervan is boven reeds eenig denkbeeJd
gegeven.) 3. Huwelijken^ foeftand der Frouwen ^ Begrafenis*
fen , enz. De Afghanen koopen , volgens de Aziatifche ma*
nier 9 hunne Vrouwen, De ^leviraats- wtt van mozes, dtc
de broeder Verpligc is, de kinderlooze weduwe zijns broe*
ders te trouwen , lieerschc ook hier. £r fcbijnc veel meer
eigenlijke liefile bij de Afgham bekend te zijn, dan by de
hen omringende voilkeo van Haven. Eenigen verwerven hunne
bruid y door hunnen fehoonvad^r te dienen, zoo als j/kcos
' RACHEL verwierf: ons Noerdhollandsch kweeuen (iets ongei»
hoords in Azië') is er zelfs niet onbekend. (Dit noemen zij
Namfud Bofi^ de genoegens der verloofden.') Vele jonge lieden
gaan buitenslands» om zich een genoegzaam vermogen ter be»
koming hunner geliefde te verwerveui Schakingen zijn ge.
/inecnzaam. Een hunner gedichten behelst de liefdesgefchte-
denis van aoam en doerkhani, die wel iets heeft van
ket treurig einde van PYR AM us enxHisBéy of romeo
en JULIA. 4. Opvoeding y Taal^ en^ Letterkunde der Afghm^
ften. De Mullahs^ oï Priesters, beduren de opvoeding^
doch geen vierde gedeelte der mindere (landen ican zijne izmX
lezen.. Het Poeschtoesck is eene mannelijke , doch ruwe taal ,
meestal uit het li\^Vi\Q-Perzisch of Oud-Zend en Pehlwi af.
komftig. Het Perzisch is zeer in gebruik, en het algemeene
voorbeeld der Letterkunde. De Odendichter reman worde
bet meeste geacht;. pnze Schrijver, echter, houdt meer vaa
den Dichter kaschal, een* krijgsman, die den grooten
^ogol AURUNG-ZKD durfdc bevechten. 5. Godsdienst y
Sekten^ Mullahs \ Bijgeloof. De Afghans zijn regtzinnige
Snnnietfche Mohammedanen ^ dooh omtrent andere Gods dien-
fien vrij verdraagzaam. Niet alleen Ketters of Schüten , maar
celfs Ongeloovigen (Christenen^ Hindoes enz.) mogen in bec
land wonen, en zelfs hoo^e posten bekleeden. Er z^n ook
vrijdenkers onder de Mohammedanen ^ en zelfs eene feki^,
die men voor Panthetsfen zon kunnen houden; anderen zija
zeifs Godloochenaars; nog anderen pvediken het alteen wettr»
ge bezit der goederen door leden hunner gezindte. Ter zij*
de van dit ongeloof heeft Veel bijgeloof pisats* 6. Gastvrij*
heid^ roofzuchtige Gru^oonten enz. Herbergz^iamheid en roof^
zbcht gnan hij dt Afghans ^ gelijk bi) dt Arabieren der Woes«
tijn, in de hoogde mate gepaard. Weigert meo^ in iemands
huis
OaCAWrSCHAfSaBIS NAAR SABVLt 595
huls of tent bittoeiigetredefi , vaii de gast?rijbeld gebrvtk ie
naken, zonder hec inwilligen van zeker verzoek door den
gasiheer, zoo moec deze dit laatfte doen, op verbeurte zij«
ner eer. Nog (lerkere flanfpraak op onderftand geeft het zen-
den van eea* fluyer door eene Vrouw« Moord gaat met de
Tooverijen der /Ifghans nooit gepaard» f^ Zeden ^ Gewoonten
en Karakter der Afghan$. De westelijke Afgham zija door*
gaans, in verfcheidene opzigten, beter en befchaafder dan de
oostelUke, Hec vrije herdersleven wordt door dt meeste
jffghans zeer bemind. Het Volk is gezellig, houdt van ver*
halen, zingen, jagen en andere tijdkortingen, zelfs kinderfpe* >
len. Hunne flaven worden zachc behandeld. De kieeding
verandert naar de Mode; eii het is een zeer ongegrond denlr-
beeld, dat di^zt in het Oosten altijd, of zelfs lang, dezetf^t
blijft. Men zon de Perzifehe kleeding volgens chardfn
aldaar thans even vreemd vinden, als bij ons de allonge^pa^
ruiken. De zeden der Afghant vereenigen onafhankelijkheid
net deftigheïd , leergierigheid, werkzaamheid en gezond ver-
Hand. . Ik ken , Zegt de Schrijver , in Azië geen Folk , dat
minder gebreken heeft, 8* Inwoners der Steden. Schets der
onderfcheidene flanden, als kooplieden, winkeliers en hand-
. werkslieden (in 32 gilden) -enz. De policie \s goed. Qe
leefwijze der gemeenere, der burgerklasfe, en 9» die dér
Crooten des Rijks ^ wordt 'in biJzonderhedeV befchreven. lo.
Koophandel van KabuL Natnnrlijk alleen landhandel, door*
dien het Rflk geene haven heeft, en naauweiijks tot aan de«»
zee reikt: dezelve wordt flecbts met k^meelen gedreven, en
heeft plaats met Perziëf over Kandahar en Herat ^ Indii ^
oy^t Pefchawer^ Multan enz., het vrije en Chinefche ^n-^
. kestan (Tartarije') ^ over Cackemire ^ Pèfehawer, en vooral
Kabul, een weinig met Thibet en ArabH; die met Indiê 'ft
de aanzienlij kde; paarden en fhawls zijn de vooniaamfle arti-
kelen van uitvoer. 11. Landbouw en Landhuishoékunde 9an
i^buL Men heeft vijfderlei landbouwers; eigenaars, pach*
ters, kolonisten, daghuurders en lijfeigenen. Doorgaans
wordt tweemaal in het jaar geoogst. is« Tadfehiks^ Hindkfs
£n andere Inwoners van Afghanistan, De TadfeMtszi}ïï tegen'^.
woordige P^r^/isif/ff, waarfchijnlijk oude P^z^m, met Ara^
bieren vermengd. Zij bewonen de vlakten, zijn gezeteoe
landbouwers en y verige Sunnieten : de meeste zi)n onkr^gsi.
h«fttg; maar fommige {tammeo hebben zich bl|na onafhanke-
lijk
59^ ELPHINSTONC, OBZAtffSCBAFSltEK NAAR KABÜU
lyk weten te hoadeti. De Hindkis of D/Jattts (^Dfckaten)
Bijn Mohammeéaanfche Hindoes:, ulrijker» doch ffecbcer en
min geacbc dan de Tadfchiks. Ook vindc men vele Heiden*
fchc Hindoes , Kifilbafehen , landgenoocen van den tbans ia
'Perste beerfcbenden KoniDgsftam, en Schüten enz.
Ziet daar eene vlugtige fcbecs van die belangrijke werk»
waarvan wQ bet derde en laacde Deel mee verlangen te ge-
moet zien. Wij vfeezen echter, dat het weder eene Verta*
lingvan eene Vertaling is, namelijk uit bet Hoogduitsch. Be-
halve een aantal Duitfcke nftdrakkingen , gaven oqs de aaii-
teekeningen , die waarlijk uit geen* Hoilsndfchen koker zijn
voortgekomen, en vooral de fpetling der eigennamen , grond
voor dit vermoeden. Geen Hoiiandsch Overzetter zal b. v.
Jauts door Dfehaten , Jollalpore door Dfckeiialpur overbreo*
gen, maar wel etn DuitfcAer, die juist zoo fpreeku Waar-
om y indien men zulks om eene of andere reden gedaan hebbe,
bet niec op den titel vermeld f Of waarom niet, nog liever,
het oorfpronkelijke geVolgd? Dit zal toch wel te bekomea
zlfn. Anders laat de vertaling zich zeer goed lezen.
Schetfen en Tafereekn eener Reis naar Konftaniinopel ^ gedaan
door den Baron l. voN stüRmer, in de iaatfte maan*
den van het jaar i8i5. Naar de Uitgave door }os%?n
c o L u c H o w s K I uit ket Hoogduitsch vertaald. Te Oronin»
gen , bij W. Wouters. In gr. %vo. XVI en 205 Bi,/ i»i6*z
Indien wij eenigzins den fmaak van onze Landgenooten , en
wel bijzonder van bet aankomend geflacbt, kennen, dan ver«
zadigc zich hun leeslust, zoo men de Romans ter zijde
fielt, wel het liefst mét Reisbefchrij vingen; en vleijen wij
ons daarom, dat het voor ons liggende werkje geen ongun-
ilig onthaal bejegend is. «Wy hopen ten minde, dat een aan.
tal Nederlanders niet zoo zeer moge verOingerd zijn om rond
te zwerven en te willen vertoeven bij de bekoorlijke ea
veelal overdrevene tooneeten der verdichting, of men zal
Bog. oog en oor overhebben ter befchouwing der wereld
en van bet menfcbeiyk leven, gelijk het in waarheid is, en^
behalve door eigene ervarenis, voorzeker het best gekend
kas worden uic de Gefchiedenia ea Reisverhalen. Te meer
ope*
V •
U VOM STÜ&HEE-, SCHETSEN TAN KOMSTANTlllOPEL. $97
opeD«n wlJ ODi verflag mee deze at Dmerkiogen , dewijl ook
de Hoogduitfche Uitgever zijne Voorrede afinvangc mèc eene
aanprijzing van bec reizen, ali inzonderheid nactig eer opbeu*
ring van den geest, tot vermeerdering van ware kennis en
vlcbanning van vooroordeelen , ter befchaving, eindeiyk, en
xelfvolmakiog to Jongelings, die met een gezond verftand
en hart, en tot een waardig doel, zich buitenslands begeeft.
Mag dit DU aan duizenden onder ons ,even weinig als aau
Recenfent zei ven' gebeuren, die b^kans, gelijk een kluize-
naar, aan zijne kamer, huis en beroep gebonden is; en heefc
bec ook veel bedenkeiykheids in voor Rijken of Aancieniy«
keu, om hunne Zonen, naar gebruik van den ouden tijd,
£uropa rond te zenden (*); wij durven din, met den Heer
coLucaowsKi, in de tweede plaats, buiten eenig gevaa^
▼oor iigchaam en zeden, volmondig, en boven menig werk»
waarin verbeelding of vernuft hare wegflepende rol fpeelt,
het lezen aanprezen eener welgefchrevene Reize^ gelijk aan
die wij thans beoordeelen zouden* immers, hoezeer het bi]*
komend oogmerk van den Baron von stOkmbr, om no«
. pens de reisroute , pos tergen enz. z^ne Duitfche Lan^genoo*
ten voor- te lichten, minder voor ons, dan voor hen, die
oostelijker op wonen, van aangelegenheid zU, een zoo nieu*
we togc van Weenen naar Kênfluntinopel mag even weinig,
als elders , de opmerkzaamheid ontgaan van den weetgierigen
Nederlander. Wij willen ook daarom niet pogen , de nieuws*
gierigheid door een uitvoerig Verhaal van' den inhoud te vol*
dqen , maar veeleer dezelve ter ^ lezing uit te. lokken. Dus
tefekenen wQ flechts uit de Voorrede van goluchowski
aan, dat het werkje uit Brieven aan eenen Vriend zaraenge*
fteld en tot een geregeld opdel is vervormd, waarbij de
weg, door den Reiziger afgelegd, geleidelijk gevolgd worde
van plaats tot plaats. Dus nemen wij verder daaruit alleen
het volgende over: ^ Men ziet a^ich ala in eene geheel vei^
j» fcbü*
•
(*) Die zucht y buitenfporig als zij voormaals, met name
in Pruisfen^ fchynt geweest te z^n, zoodat rewn doar Em
ropa louter mode werd» en een noodig vereischte tot eene
befchaafde opvoeding, is naar verdiende gehekeld door den
Koninklijken Oichcer, in deszelfs Oeuvret du Phihf0ph€ de
SMfisfiuQt » Epiti IVi Jur tet Fifjages.
59$ L. VON STÜRMER.
^ fbhillende wereld verpla^sr; een Europeesch oog herkent
^ zich zelf niet meer; de uitwendige gedaai^e, waarin men
f^ alles gewoon was ce befchooweny is als afgefoèden, en
^ een nieuw beeld treedt ifi hare plaats» De Oosterf^be waaiw
„ wijsheid, de Ooscerfche op^eblszenheid , de Ooste^rcbe
ff geheimzinnigheid, het Oosterfche despoti;iflÜsïr> kortom het
^ ganfche Ooscerfcbe blifft fteeds voor vete Europeanen een
^ nooit gezien, een belangrijk verfthlJnfeU* Men .verwachte
incnsfcheii, opdanks den tital , geene volkomeoe inlichting no-
pens Turkije:, of het Turkfche Rijk. Zelfs onjtrent de Hoofd-s
flad,.het eigenlijke Konftantinopel ^ waar hij niec toefde, nog
minder wegens het Serail^ en wat dies meer zij, treft men
iiier itiets aan, maar beroept zich de Schrijver deswege op
de uitvoerige werken van anderen. Dstarencegen gttït de £a*
ron hecgene h\j beloofde, Scketptn enTafereelen zijner Reize ^^
en vangt zQn verflag aan met zijn vertrek uit Teweswar^ ons
bekend makende met de aangename of onaangename ontmoe«
tingen^ op zijnen togt, met kost, nachtleger, herbergen, kof«
fijhuizen, wegen, wagens, paarden, postwegen, rusthoudin»
gen, en voorts, wat hem merkwaardig voorkwam. Onder*
houdend, met één woord, en wél gefchreven mogen wij** dit
boek noemen. De Schrijver deelt ongezocht, wanneer -het
eenzelvige van den weg vervelen zoude, zijne overdenkingen
en aanmerkingen mede. Nergens verliest de Lezer den Man
vit het oog, die belang weet in te boezemen, en wien men
siet kan nalaten onder de wijsgeerige waarnemers te rang*
fchikken : ja , naar gelange men met hem door Zevenhergen ,
Wallachije^ Bulgarije en in Turkije^ tot aan de Hoofdllad»
voortreist, krijgt zijn verhaal fleeds meerdere aangelegenh^d*
Ook na hem vergezeld te hebben op den langen en dikwerf
noeijelijken togt deeit men in zijne verrukking by de aan-
komst te Pera^ befchouwt met verwondering het uitgebreide
en prachtige Konjlantinopelj en geeft er gereedelijk de be«
ichrijving aan dier digt bebouwde, volkrijke en van binnen
onbevalllge Stad, om, met. den Reiziger, te fcheep, voorbij
het Serail, en langs den Bosfirus^ tusfchen de bekoorlijke.
«n welige boorden vam Europa en jtizië^ af te varen naar het
somerverblijf der Europefcke Gezanten, het bij uitflek fraai
gelegen Bujukderen (de Bathjkolpos der Ouden), alwaar de
teederlievende Zoon afflapt, en toeft, in het aanzienlijk va«
derliyk lasthuii. r- Achteraan. het werk vinden wij eene Tri*
go*
SCHETSEN VAN- K0N8TA1VTIN OPEL. $99
ê
%
goDometr^rcbe berekening van den afftand tusftben Konft^nti^
nopel en JVcenen^ welke ♦ daar zij de regte lijn bepaalc op
ruim 193 mijlen, loc bevestiging dienen mag .van de opgave
des Barons, die den afgelegden weg berekent op 213—230
mijlen.
Alvorens de pen neder te leggen, rekenen wij ons verpligt ,*
onzen Lezers een proeve te gev^n van deo ftijl , en het on-
derhoud, dat hun hier wacht. Bij deu rijkdom, evenwel,
en verfcheidenheid der doffe,, viel ons de keuze eeuigzil)a
moeijelijk; doch bepaalden wij -ons een laatfle tot de be«
fcbrijviug der koffijfliuiztn te Ra$grad^ eeue plaats in Balga»
rtjef 12 uren van Ruschfchuk.
„Op de openlijke*] (wij zouden liever openc hier lezen)
^ uitftekken der veelvuldige koflijhuiz^n zaten, onder ge-
verwde linnen daken^ me: kruisw^ze onder het lijf geflagene
beenen, verfcheidcne lediggaande Tf/r^^n ,- zij rookten tabak,
dronken koflij» eu keken de voorbijgangers aan. Menigeen
bragt op die wijze den ganfchen dag door, in gedachteloos-
heid, of diepzinnigheid, zoo a]s men het noemen wil, vei«
zonken. Met veel fmsak slurpt hij óqw zwarten drank in^
en rookt uit zjtjne lan^e pijp, zonder zich om zijnen nabuur
te bekreunen. Behalve koffij en tabak, wordt er anders ge*
woonlijk niet terftond iets aangeboden. Met de eerde is men
vrij gul; en de bedienden bieden dezelve den bedelaar niec
minder eerbiedig aan, dan de(n) rijken. Uier zag Ik den
geest der gastvrijheid of herbergzaaml^eid , welke de Koran
voorfchrijft, en die den Oosterling, zeer eigen is; maar ook
het nietsbeteekenende van bunnen omgang, het langdradige
hunner gefprekken, en de traagheid van hun ligcbaam. Velen
leggen zich rondom de fpelers (*) neder, en, zondereen
oog af te wenden, begluren zij geheele uren lang den.Joo^
vat
*
(*) BU nadenken gevoelt men hier eene gapiog in den zin^
èn dnt er geene melding gemaakt \s \%\^'fpekn; hetwelk de
Lezer bijkans onvrij willig onderdeld heeft» gewoon in zijne
'gedachten het denkbeeld van /pelen. met dat 'van êtn koffijMs
ce vereenigen. Aan kaartfpel, nogtans, of dobbéldeenen»
door de wet verboden, is hier niet te denken; veeleer laa
eene foqrt van fchaakfpel , of dtnuneo , volgens den SchrQ»
vér zelven bij de Turken in gebruik*
>.
6od t» VON ITÜRMtR
van het fpel. Naardien de postbuizen» getijk men weet, ook
koifijhuizen zijn, ben ik nu onder enkel Turken; sij zicten
erndig, deftig, eu blJ wijze van eene raadsvergadering, even
tUof zij de gewig^ig(le audiëntie verleenen» Slechts de gasc^
wa^rd cóonde my, gelijk allen anderen, een vriendelQk ge*
laac, fprak met allen, en vloog van den eenen hoek In deo
fenderen , om de bevelen ^er gasten te ontvangen en te vol«
brengen. Terwijl ik dit alles befchouwde, en mét datgene
vergeleek, wat ik voormaals van dezen aard in m^n vader*
land gewoon was te zien, genoot ik het aangenaamfte t^d*
verdrjjr. Geene (loeien meer, enkel zitplaatibn, van lea«
ningen omringd, eene foort van trappen — ik weet niet, hoe
ik het noemen zal «^ om er op te zitten, deze en menigte
andere befchonwing van het alledaagfche in de Turkfche Je*
vensw^ze, die van de onze zoo zeer afwijkt, wekt een zon*
derling gevoel op in het hart van eeuen Europeaan. Hoe
vele vooroordeelen moet men daarbij niet afleggen; hoe vele
nieuwe begrippen in zijne overige kundigheden opnemen, ten
ehidede omringende zaken in derzelver echte gedaaotcf te
zien! "
Wij moeten hiermede afbreken, opdat wij niet wljdloopig
worden* Anders ftruikelde misfchien onze kieschheid over
menigte Germanismen of zonderlinge zegswijzen, die den (li}l
dezer vertaling, hier en ginds, naar ons gevoelen., ontfïe*
ren (*). Anders merkten wij vooral den vreemden mlsflag
op, waarby onze Baron, op absalom toefpelende, MJ bec
ryden door ftruiken , zich diets maakte, ,, dac hij z^n hoofd
(*) Ten bewijze het volgende. Meer dan epns lazen wi| »
dat de Reiziger ergens henen eene uitvlugt deed , voor uit^
fi4ipje. Ook zege h^: „ het oog had vfeinlg fpeelruïmre ^^
voor : ruimte om rend te zien» Voorts (lieten wij op de uit<P
drokkingen: „ het huis, dat het niezigt geeft {yoox heeft)
„ op," enz, en: „de vaartuigen ontfchepen hunne gasten.»»
Maar hoe vreemd l^linkt het niet in onze taal , van ^ bloe-
„ fems** te hooren , „ die de asch der overledenen onckie-
^ men ;*' of wel van „ doodsdalen (begraafplaatfen), die de
„ Turk in het leven mengt/* Ronduit gefproken, w}) ver-
ftaan die woorden niet, ofTchoon wij de bedoeling ligteliik
Qic den zamenhang kunnen opmaken.
SCHETSER VAN KONSTANTINOFB^, éol
^ zeer gemakkelijk san den eenen of anderen boomtak , even
^ ais kij\ kon laten hangen» en (NB) zonder hoófd te Kon*
^ftantinopel aankomen,'* Trouwens alle, en voorzeker deze,
vergelijking gaat mank; en wij, van vltterlj afkeerig, ver-
meeoen genoeg gezegd te hebben tot aanprijzing van dit ba*
vaTIig en nuttig Reisverhaal.
• Parnarus Latino • Belgicna^ five pleriqoe e Poétis Belgii L»«
tinis, Epigrammate atque adnotatione illustrati, a jacoïo
HENiiicQ HCEür?T, Amft. apud A den Hengst et FtU
&c. 1819. ƒ 2*io-;
Ue naam van ]acob iiendrik iisufft, 'DvrdrechH^
naar^ is in vele vakken van oude Letterkunde, bijzonder iti
dat van Latijofche PoëziJ , mee eer en lof bekend. De waaiw
dige Grijsaard beeft, door bet uitgeven van dezen Parnajus^
zich zei ven, als ware het, een nieuw gedenkteeken van roem
gedicht. De Nederlandert hebben boven andere Volken heeiw
lijk uitgeblonken In bet voortbrengen van zoo vele en voor*
treffelijke Geleerden, en ook voornaoielijk van Lat(}nrche
Dichters. Geen wonder dos, dat de Koninklijke Akademie
van Wetenfchappeo en Fraaije Letteren te Brusfely opg^weke
door bet voorbeeld eéner MaatfchappiJ , welke eens de Ge« .
fchiedenis der Nederdttltfche Dichtkunde gevor.derd, en de
overfchoone Verhandeling van den fmaakvoüen j. db vries
met goud bekroond heeft, — geen wonder, zeggen wij, da^
de Brusfelfche Akademie een Gefchied», Letter- en OordeeU
kundig Verflag van de Latijnfche Dichters in de Nederlanden
gevraagd heeft. De Heer hckufft heeft zeker aan de be«
antwoording van die vraag gedacht. Maar hij zegt, dat hij
zich voor dat werk niet berekend gevoelde, wegens zijn ge««
ring kritisch vermogen en mindere vaardigheid in het fchrij^
ven van goed Prosa -Latijn. Dat hij zich zelven partijdig ba.
oordeeld beeft, bewijzen en het gezond oordeel, hetweilc
doorgaans in het geheefe werk doorlhaaltt en de (l^U en do
voorrede, en de onder de £pigrai))ma's gevoegde aanmerking
gen. Door die zedige fchroomvalligheid dan teruggehouden,
om door een volledig fluk op de Brusfelfehe vraag te auN
woorden, wilde hij echter bec zijne bedragen toe den roem
ét% Vaderlands en opwekking der Jeugd, welke door eeno
BOXUESCIft I8a9. NO, ff Tc V9P
■1
^^rkeerde leiding meer en meer van den weg ifgetrokkeo
werd, om ooit weder tot dien roem ce kunnen naderen. Htj
Ireefc in een aant/il bijfcbrircen eene dichckundige beeldenga*
Ieri| opgerigc, waarin hij de Nederlandfche Larljnfche Dich-
fers flechcs gefcbecst heeft^ eene uitvoeriger bewerking aan
anderen overlatende* Zij zijn gerangfcblkt naar orde des
tijd«« beginnende met de herleving der Letterkunde in ons
Vaderland, en wel met den onflerfeltjken RUüt>LPHUf
^GRicoLA. De Epigramitia*« worden all^ meer of min op.
gehelderd door eerfge bijzonderbeden van leven, geboorte»
|ie bronnen van levens berigten, nadere ontwikkeling van het
in de verzen gevelde oordeel, enz. De verzen, ala verzer,
zijn , zoo als men ze van een dud meester in de kunst kan
Verwachten; vloeijend, ïuiver, puntig, en Latynsch. Doch
het konu ons voor, dat het eene aUerrooeijelijkfte zaak zijn
Qioet, om Dichters te^fchetfen in twee-, vier-, zes- of acht*
legeli^e verzeo, £n dan nog znlk een aantal Dichters! De
Schrijver heeft wel dikw^is den wo]f bij de ooren moeten
houden. Hij had te doen met eigene ver&ficatio en beooi*
deeling van vreemde. Hoe gevaarlijk wordt bet voor zood^
Higen Dichter, om niet fomt^ds eenige opofTering te doeo
van het oordeel aan een* geestigen inval of fraai klinkendea
f egel ! Op deze klip komt de H eer ^ ce u r p t ons voor ge-
ilrand te z^n in het anders waarlyk fchooo Epiitam op den
beroemden jeronimo d& bosch» waarin hg door de
zucht, om lijn bijfchrift regt epigrammatisch te doen elndU
gen met een' verrasfend^n val , verleid fcbynt geworden te
zyn tot eene uitfpraak, die niet, als de flag op den vuui^
pyi, enkel fcbiitert en treft, maar ook verzengt eii wordt ,
en wonderlijk affteekt b^ het oordeel, door den Meer
BCEÜFFT, in den {are 1808, ten aanzien van de alleriaatde
.|;edichteD van den Heer de bosch, geveld, in zija aller*
keurigst versje voor den /Ippendix Poëmatum Hiefonjmi de
3oscky waar hij deze naplukfiels van zijnen Vriend groocen
lof toez waait, en dezelve onder anderen uitdrukkelijk noemt:
Mniifuas non degeneranfia arisfas» Na dien Apfendix toch.
beeft DB BOSCH, zooveel w^ wete;i, geen vers getuaakc^
althans zeer zeker geen enkel uitgegeven. Voor het overige is
tn bl\}ft deze Pamafus etn gedenkduk van echt Nederland-
fchen fmaak en geleerdheid. Het ontbrak ons noch aau lusc,
noch aan vermogen (immers in ons oog) om eenige l^eoor*
/
FARNAtUi LATISO»BEiLGICUfi« . (fj
deelendc eo ophelderende aanmerkingen te geven ; maar w9
fparea dezelve tot eene gefcbiktere gelegenheid. Wanc wy
hebben uit hec Programma van de Brusfelfcbe Akademie vao
dit jaar gezien , dat de weoach dier Akademie vervuld , en d«
vitgefcbrevene pr^svraag beantwoord ia met een Quk vol van
geleerdheid, oordeel en finaak, aan hetwelk zU 2lcii^gehaaac
beeft den gouden eereprijs toe te wi|zen» en waarvan de
Schr^ver is gebleken te z^n een man, niet enkel, c^oor ver*
fcbeidene uitgegevene , werken, ala een grondig Geleerde»
maar ook ais een verdiendel^k Latijasch Dichter» Mgeneefi
bekend» -* de Uooglecraar pieter hoffman F£ERL>
KAMP,
^m^^i'r-^^mm^mm'^m-^mt-^^mmmÊm^
Heide/pruitjes ^ ihor klaas baems bouman. Te Grönk^
mingen^ bij R. }. Schier beek. 1820* In gr. Sta, 99 bK
ƒ! 5-:
Onder dezes eenFoudigen dtel biedt oni ÉouMANdertfg
dicbtftukjea aam Vddr tien jaren was deze man Boerenknechtv
en gaf hy e^tA^e verzen uit, welke Reeenfenc -* dit fpifc
bem zeer — niet kent» maar die eene gonflige ^eoordeelinf
ontvingen. Desaiectegeuftaande iaat bouman h«t Publiek
zoo lang wachten; waarlijk, dat 's geen teekea van boog*
moed. Neen ^ nederigheid tpreekt hier ook i op titelblad en
in voorbertgt, zoo ongeaaakt» dat men den Dichter achiea
]D#et, die federt Heirenkneckt en K^etfier ïs gewordefa. Uit
dKeo ftaod kennen jwij nog niet éénen Poëet; en die nu üeC.
bebbery keeft voor rariteit » koope dit boekje van den Kêef^^
fer^ dat menig boer, knecht en Heer tot verwondering en
heilzame fchaamte moge opwekken. Aan den weled, geb. en
geür. Heer, Mr. a. j. van der hoop, bQ wien bocbiak
In dienst is, is dit bundeltje opgedragen, en deszeifs uitgave
ia door een honderdtal Imeekenaren bevorderd, onder welkt
Diet weinige In aanzien of roem verhevene mannen* Dit h
voor hen enzouaiAN al even vereerend; en, of J$t mei;
genoeg zij» onze aPANDAyr bemoeit zich met dezen Ditb«
ter , die hem , voor teregtwijzingen en goedkeuring z]Jti$
werks, dank betuigt.
Mtar, ^ de Heerenknecht moet zich maar met Mijnheer en
Mfvroaw te dienen» de Ko9$lkr met de paarden enz. be«
T? ^ moei*
1^ R. H. tOÜMAN *
moelDen^ en laten de boeken en de gele^dbeid nn ten óver,
die daarvoor den tijd hebben, of wier jiost of belang vot«
derc, dat zij Anderen ,..; .'• Wel zoo! die dus redeneert,
'weet gij wel, dat, al rijdt ge in eene koet», en al vliegen
knechts en meiden van uwe wenken, gij zoo aanzienlijk niet
zljt al8*'de ^dienende, die zijnen geest befchaaft en zijn hart
veredelt, en d.ii gij verachteliik zijt in de oogen der Ede-
len, die den 'mensch alleen , In eiken mensch, waarderen?
Wie zoude den Heer van der^hoop beklagen om zulkv
een* knecht, die zijne uitfpanning vindt jin het zedetijk ge-
Boegen der kunst, welker befchaving hij tndetgefthikt houdt
aan handenarbeid en dienstbecoon , door püvTt en beUng van
hem gevorderd? Die Heer althans is met hem tevreden, en
fchat hem oasr verdiende; en hoe bouman bij hem, bij
Mevrouw en hare familie gezien is , daarvan mogen de hier
voorkomende dicht(luk>es » aan den Oud - Burgemeester der
Stad Zwolle^ op zijn' Siften verjaardag, op Nieuwjaarsdag^
eo te zijner Nagedachtenis^ die ter f^erjaring van Mevrcuw
en de jonge Jufyrouw van der hoop, ótt op de Reis van
Mijnheer en op de goede IVeder komst van Mevrouw^ en het^
door BOUMAN, gpbroken Ftschglas^ dat met een kkintrver*
wisfeid werd^ getuigen. .
RecenCent verpoosde, zich, bij dezen Koetfier, gurne vt«
2)]ne bezigheden. Hy jaagt, er niet wild en winderig over-
heen, zoodat men vreest, dat hij van den weg zal afrikeo,
of dat men duizelig zal worden ; het is echter ook ^^eea fle^
pen, dac^bQ. ons doet; en die zich verbeelden kan over eene
fchraie heide te rijden, dien hapert bet aan gezigc en gevoeU
want het rolt er goed door, en <— de weg Is gemtkkeK)k es
aangenaam.
Na een lief praatje, diC een fFandeiaar mee een Sijsjt
koude, bij den'aanvang van het togcje, aangehoord ce heb-
ben» is men i'eeds tot zoo veel ernst gedemd, da^wij bou«
MAN, die, zonder, in zijne geestverheffin^, aan de aanmer-
kingen, die men hem maken mogt, te denken, Goiie eeif
Lofzang zingt, met innig genoegen kuanen aanhooren. (Neen,
om oï over uwe ouders hebt ge u niet te fchamen. Hi) fcha-
jne zich v^^;* zijne ouders, die- de braaf held van bunoe har-
ten mist! Dit, bouman! «tnsfchenbeide.) Wij komen bü
het Graf zijner Ouderen. • H^ar ztjn Wij nog ettït geweest.
(Zie Groni»gfir Mé^andjcht^ift ^ voor, 1817. No.FL^ Toen
HEIDMPRUITJES. iog^
zagen wij, bij bet mnnliclie, h« fpiWgé gns nfet, dat er'
nu tiert; matir anders vinden \vi\ hier eene verandering ge«'
maakt, die van des zoons vorderlag in goeden .fniaakaange*
naam getuigt. HIJ' neemc pns ,mede, na hier het gevoel on*
zer rterfelykheid en onfterrtlijkheid opgewekt te hebben, en
dat wordt gefterkt, door ons ce herinneren, dat ons leven
voorbij fnelt (h\. 38) en de onbeftendigheid alleen èt deugd
uitzondert (hl. 44); hy neemt oiis mede naar het L$o» Wij
^zeggen bouiian na:
o!-.Mogt die wond* die loof^ dit groen»
Dit heerl^k oord , In 'c fchoon fatzoen,
Den Koning (leeds behagen 1
Ontwijk; o Vorst I bier (laatsverdriet.
Hier drukk* de kroon uw' (chedel nieu
Slijt hier uw best« dagen«
Het Landleven (h\. 93) bevalt ons best , en bij den geluk*
kigen Huisman (bl. 29) ontfermden we ons 0(yer nenlg H«e« '
renhuis en Boerenwoning, in welke deze vier regels niet eeot
verQaan kunnen worden.
. Onze voerman is geen grappenmaker, en veoral niet valt
bij in bet onbetamende, wanneer htj- vrol^k is. Dat it hy
wel eens , niettegenftaande zijne Gedachten in ee^n fiapeko*
zen Nacht ons tot een fomber, hoog.erndig medegevoel mtc
ziijne aandoeai«igen (lemmen. Wi} zijn met hem op eene
Sruilóft geweest , en daar hadden wij het goed nur den zin »
door zijne bediening, die hem niet alleen van vele kneebta
achter , maar van vele zoogenoemde Dichters aan de tafel
gunftig onderfcheidde. Wij wenfcben Damon en Roosje ^ die
wij aanftonda na de BruiIoA fpraken, een* zoo goeden Hu- .
weiykazang toe. Wanneer bij Dorinde verjaart, (b1. Pa) of
bij il. STOART zijn rouwbeklag maakt, of bij Do, S. in de
kraamkamer n brengt , ik verzeker u , gij knnt u gerust aan
hetzelfde kompliment honden, waarmede hy groet*
Het Huwelij ksgarèel fchUnt bouman nog niet In orde te
hebben. Hij weet ^chter wel, wat liefde ia, bi> eigene er-
raring. Heel aardig is de Misleiding^ die hem, deed betui.
gen, dat hij het bloempje van zijne hoop niet geplukt heeft,
wijl hij, die door zijn zorg en vlijt , en vol van liefde en
treuw^ dit fier aad van den lentetijd had opgekweekt^ niet
Tt3 fcheen
'
6K|. • K^a* BOUVAWr
fcheen verhliji , dat hij het plukken im. Meer kfltt de Rck
cenf^nc er niet vtn seggen, die noch bouman] noch dtc
Hèempfe ooit gezien hcefc^hetgene hem alleen fp^t v«n die
nleuwf gierige Lezeresfen, die bet met tmik een* KoeiGer
wel eent zouden willen wtgen, en wie het aan het hart^
gHat , dat hij klaagt i
Helaas ! ik voel mijn hart gewond ,
£d, vol van onrust, dwaal ik. rond,
Bn ken mv) zelren niei!
Itttosfchen, niets fchaadt deze verliefdheid aan ie Paarden^
die, biykens den laatden zang, niet te klagen hebben, wanc
hlJ bezorgt ze opperbest, en zij ftaan bij hem op hooger
prijs, dan menig mensch bij zijn' natuurgenoot. '
Den BUnden van kkümmacher heeft bij Holhndscli
geleerd; en die beweegt 003 no, door 'zifn „ Erbarm q1*^
zoo goed, als toen hij Hoogdnicsch. fprak. Dat mogen na
neer Koetflers verdaan; maar dan kennen ze onze landtaal
xoo goed niet als Bot^MAN, die ons den ff^interzang van
SRUMMACBER ook voorgezongcn heeft, maar wiens eigea
tFinterzang^ de grootfle in dit bundeltje, wel een kns)e vmn
l4mr0 waardig is* Hiervan melding makende , herinneren we
ons nog één Hukje , nan de Groninger Studenten th b ic*
. IAËN en TAN DER MUELEN toegew^d, zamen verdronken
In. den winter van i8i6. Ook dit Huk je Was Reeenfent be*
loend uit het Greninger Maandfchrifi; maar hier las hl) hec
met meer genoegen, wasr het vQf coupletten korter is» ééa
geheel nieuw, en vele niet weinig verbeterd. De Leter oof«
. deele eenst
In het üaandfchflft leest men :
Dtar nam hij» (Gods Engel) biy te moede»
Die braven in zijn hoede ,
Wijl *t/(loflyk deei bezweek»
Natuur der volken oogeo
Mee fluljers hield omtogen ,
Dat niemand redding zag, eer h\| van de aarde week*
Hier is het:
Daiii' nsm hij, vol ontferming,
Hec paar in z^n befcherming.
' WUI 't ftoflyk deel bes week, ^
Natuur de ilerflyke oogen
Mee nev*len hield omcogen,
£d niemand redden kon, wijl hij van de aarde week.
Recenrent kon, 39, «anmerkingen maken, maar heefl er gee»
nevan belang, geene , die noodaakelijk zijn, b^j sPANDAw't
gewilligheid ten diende dezes Zangers, en geene, die, zyne
gelegenheid in aanmerking genom«?n z^nde, den onpartijdigeo
aangenaam zouden kunnen z^n. Wy geven ook geen proefje»
vertrouwende hec verlangen naar dit gebeete bundeltje te heb-
|)en opgewekt, dat ons aangename oogenblikken beeft bezorgd*
Blijf, bouman' door nederigheid, dankbaarheid, tevre-
denheid ea kunstliefde, (leeds de achting waardig der £de«
Icn, die o kennen, en onthaal ooi op nog al geuriger bloe*
men en edeler vruchten, waartoe men u de gelegenheid niec
late ontbreken I BU onze blQdfcbap over 'dit boeksken over*
valt ons, onwillekeurig, de fmartende gedachte aan lut iaat*
fie Fersje^ waarmede van dam affcheid neemt van de Poe*
zif , in het 5de Deel der Mtumofyne. Wij vreezen , dat W$
het gemeend heeft. Eilieve! waarom toch is van den Land*
man geene Poêzy te vergen, als het Pabliek die gaarne leeatl
Neen, van oauI op uw vyfendertigfte jaar moet uw fpeeU
tuig niet bleven liggen; en, zoo al, volg gy, boum ahI
deze hoofdigheid niet, (zoo willen wi) zQne te groote iied6<
righeid eens noemen) maar doe, wat gQ kunt» en wees npt*
cig. BiLDERDijc en anderen, op welke wïj roemen, ma»
ken hen niet overto'lU » die daarom juist te nuttiger zQa
kunnen, naar mate zQ verftaanbaarder z{|n voof hen, die zich
nog zoo hoog niet kannen verheffen, en welken men den b^
fchavenden invloed der PoézU niet onthouden maj;^^
Sckifs der oude Aardrijkskunde , een Leer- en Handbeek. Th
Groningen, bij ]• Rdmeiingh, i8if» In gr. (y#. X en 375
Bi. f i-i(-:
JDe Schrijver of Vertaler dezer oude Aardrijkskunde (want
bet is grootftendeels eene vertaling van n 1 t s c r , Entwurf der
aiten Geogra^/Ue^ dat weder meest uit d^antille ontleend
ia^ zegt in zijn Voorberigt , „ dat velen nog het nut van de
T t 4 ^ op«
(ToU SCHETS
^ opzettelijke beoefening der' oode AflrdrJJkskuti Je nïet in.
^ zien/* en zoekt dit nux te bewijzen. Dit zat toch nu wet
niet noodig zijn, daar, volgens befluit der Regering zelve,
op alle Xatijnfche Scholen in die wetenfcbap onderwijs moec
gegeven worden, hetwelk ook, tot regt verüand ,der oude
Schrijvers , onmisbaar noodzakef))k Is. Doch nu is de vrat^ ,
welke Methode te volgen? Die van «tk abo, welke, even
als in eeneReisbefchriJving, (na eene ftreng wetenfchappelijke
Inleiding) ons de oude Wereld in hare merkwaardigheden, de
cAide Volken in hunne zeden , gewoonten, gedeeltelijke ge«
) ichiedenis, en oudheden vertoont; of die van plinius»
welke droogweg flecbts de Landen en Volken, derzelver af-
"^ftandeh enz. opnoemt^ en Hechts hier en daar eene enkele by-
2onderheid wegens merkwaardigheden van menfchen of plaat«
fen tnlascbt? De eer(!e fs zekerlijk de aangenaamtle, matr
voor een kanéhotk minder gefchikt ; de tweede zou « in hare
geheele gèflrengheid gevolgd, den Lezer meer affchrikken datn
onderrigten. De middel weg is dus de beste. Dezen vloden
wtj hier dan ook gevolgd ; hoewel zich nader aan de manier
van PL I NI us dan aan die van strabo hondende, en wet
voornamelijk, hetgene ons verwondert , in de befchrijving vm
' die landen, waar de verbeelding door het vele fchoone ea
grootè zoo ongemeen getroffen wordt, Griekenland ^n lialië ^
welk laatde plinius zelven, te midden zijner dorre plaats.
befchrijving, in geestdrift wegfieepr. (L. III, C. 5). In de
befchrijving van jlziê en Afrika , vooral in die van Egypte^
Perzië en Indit ^ is meer levendigheid gebragt. Na eene
goede Inleiding, de Gefchiedenis -> der otYde Aardrijkskonde
^ bevattende, begint de Schrijver met Europa» Hij geeft geen
tijddrp op, welk ht| voor eene fcbets der oude Aardrijks*
kunde kiaat^.b. v« de Regering van augustus, of die van
vESPAsiANus; maarwyst, bij de opnoeming. der plaacfen»
doorgaans aan, of zij zeer oud, of van latere dagceekenin^
zijn. Eerst vermeldt hij de grenzen, dan de rivieren, zeeën,
landsgefleldheid enz. kortelljk, gaat dan over tot de ver*
deeling, en voegt bij de opnoeming der oude plaatfen zot^^
vuldiglijk ook de hedendaagfcbe namen, hetwelk wij zeer
{oed keuren. Met Ifaiiê begint hy, van de jl/pea af, ea
volgt de verdeeling, zoo als zy in de bloeijende tijden der
Romeinfcki Republiek beftond. Rome wordt uitvoerig en tot
iq plaatfeiyke b\) zonderheden befchreven, even ali de andere
DER OUOR.AAtDRI)RSKUNDE« 4o^
voornaam Re fleden der oade Wereld, - Athene^ Sjrakufe^
(korter; Sparta nxtu) Tyrus^ Alexandriê ^ JeruzaUm^
Mabyhn^ PerfepolU^ Thehe en Karthago. Vao Italii eii
deszelfs eilanden (leekt men over naar Griekenland^ hetwelk,
van het Zuiden of den Feloponnefus af, (juist met Argos^ de
.oiidfte ftad, beginnende) zeer geleidelijk berchreven wordt;
daarop volgt, ten Noorden, Macedonië ^ Epirus^ Illjrie jMoe*
fii^ Throciêy QByzatitum worde bij de Turken niet Hamhatl
genaamd , zoo als door eene niet verbeterde drukfout pp bl«
isB (laat, maar StambouW) Dacii ^ Europitick Sarmafië, Ckerm
fênefus Tauricaj {de Krini)^ FannoniSi N&ricum^ HudéUi*
ciëi Rfuetië^ Germanië of DuifsMand^ Galiië (ais ten t^de
van c£SAR verdeeld ia Aquitania^ dltica of Lugdunenfis^
Nar bonenfis en Beigica)^ de Brif/de eil^odfin eo Spanje (ver*
deeld in Lufitania^ Batica en Tarrseonenfi^')^ Hierop zoo
zeer natuurlijk Afrika volgen; doch de Sobrijvcr heefc wa
liever naar Azië overgebragt. Hier gaan w9 nu van .A>/ff^
Azië door al deszelfs landfcbap^en heep, Syrië , Pal^giti»4
(hec oude,. ten tijde der 12 (lammen, en het latere, in de
dngen d^z Zaligmakers, vrij uitvoerig), Arahië ^ Mefopotamië^
CJuildiea^ Asfyrië^ Armenië^ KolchiSj Iberië^ Albanië^ Mcm
/hën Perzië (in deszelfs . onderfcheidene Provinciën, waarb^
vil ec)itcr moeten aanmerken, dat Baeirianaü zoo z«er nee
hec tegenwoordige Qhorafan overeenkomt, als Arla)^ Indië
(waarbu ^^ verdeeling in Kasien en verdere zeden en gft»
vvodDCen des volks niet vergeten worden), eindelUk bec
Aziüiifcfte Sarm^tië^ Scythië (het Europefche Scythië it niet
vrrmcid)» Serica {CAina).Vk\i bier moeten wij nu naar Afrl^
ka terug, en bezien er achtervoJgens Egypte (uitvoerig),
Ethiopië^ CyrenaUa en Libye; hec eigenlijke Afrika ^ Numi^
dièy Maurifanië^ GetuUë en de verdere binnenlanden^ lade
korte aanteelieningen worden eenige vreemde woorden, in het
leerboek voorkomende, opgehelderd, zoo als Toga^ Legioen^
lilunicipium^ FasceSp 0/ympi/che Spelen, Amphyctionen ^ Sioi»
dien en Talent , ^n eenige oude afdaadsmaten opgegeven. ^
Uic al heq gezegde kan blyken, dat dit boekje veeJ we:ens«
waardigs in eene geregelde orde behelst, en zoowel den aatv
komeling in de Scholen ^ als den meer in jaren gevorderden ,
die in de kennis der ondc Gefchiedcnis en óqx klasfielce oudU
beid vorderingen wil maken, van niu kan zijn^ en tot leid-
draad verUrekkcn* Kaarten zijn eC;.mec bij ; men wijst dea
I^ezer op die van o* ii n v i l l r*
I '
6ro A« oorriÈ
Frans be kzr$te^ en Mevrouw de ciiateaob ri and;
Gifchiedkundige Roman. Naar Jnt Fransch van Mevrouw
A. ooTTis. Te Lejden^ hij J. ]• Tbysfens en Zooiu i8ip.
/« gr. Svo. 39ft J/. ƒ s-6» :
Ër Iaat zich nog al h^ een en ander zeggen tegen bet geven
van een uUtrekfel van een of ander versierd verhaal , en wij
ontmoetten daarover ook nu en dan berisping. De dmkker
beklaagt zich wel eens» dat men hem daardoor dezen en ge-
sen lezer» wien het flechcs om den draad der gefcbiedenis te
doen IS, ontrooft, 'en menig lezer vindt zijne deelneming en
genoegen verminderd, wanneer hem aizoo de ontknooping
vooraf berigt wordt. Wij ontbonden er ons dan ook door-
gaans van, wanneer w^ bet werk van zoodanigen zedelijken
inhoud vinden , dat wy bet de \Qz\ng van zoodanige lezers of
niet- lezers wenfcben, die wij verroeeuen, dat, bij bet na*
fporen van den draad der gefcbiedenis , toch zulks niet kuo.
nen doen, zonder den indruk te voelen van menige bun on.
gewone, maar toch noodige zedeles, of bijaldien wij aan het
werk geene andere waarde toekennen dan het geven vao on-
fchuldig vermaak, waarb|] nieuwsgierig gefpannene verwach*
ting de hoofdzaak is. Maar altijd Is de/.e terughouding ech«
ut niet noodig. Het werk voorhanden (Irekt ten bewijze. In
bet Mengehverk onzer Letteroefeningen voor 1819, No. 5,
bU 273, vindt men den boofdzakeiyken gefcbledicundigen in.
boud van dit belangrijk en leerzaam verhaal, naar hetwelk
wy alhier derhalve kunnen verwyzen; en, eeuige weinige ec«
kei nieuwsgierige lezers moge de roman daardoor misfen , m«ar
over het geheel , meenen wlJ , zal dat opftel vele lezers heb-
ben uitgelokt, die het niet Oechts omeene vertelling, mtar om
leerzaam onderrigi zoowel ala aangenaam onderhoud te doen is.
Sn^un de zoodanigen durven wy belpven, dat Mevrouw
OOTTIS hun niet uit de hand zal vallen. Geheel haar vex&
btal is zoo onderhoudend en w^l gefchreven, dat men liet
fliet genoegen lezen, herlezen, ja nogmaals herlezen zaK Hec
ontwikkelt zoo menschkundig het ontdaan en bet voeden vaa
den hartscogt, die de ongelukkige ten val en toe ellende
bragt; het is zoo geheel voelbaar de gefcbiedenis van hec
zwakke hart ; hec geeft zoo aanhoudend overtuigende waar.
fchv-
f%AH$ DE I M MEVa» DB CBATBAUBRIAND. J^Xf
fchuwing; het vergoeiykc Eoo weinig de misdaad» enuflelc
zoo nadrukkelijk de gevolg:en, de welverdiende rampzalige
gevolgen voor, dat, nieccegenHaande het xnedetijdend gevoel
voor menrchel^ke zwakheid en den aiTchuw voor ie ver ge*
drevene wraak, oiec dan goede gezindheden de blijvende
vrucbc bij den een weing nadeokendeo lezer kunnen wezen.
Het laat ook genoegzame ruimte voor nog andere overwegin«
gen, in bet bijzonder bec nadeel der kwalykgepUatfle étt
kwaiykbeduurde Qverzucht, zonder welke hec wel zwakke,
maar in den grond deugdzame en beminnelijke hare zich niec
ge(lor& bad in den pcliloozen i^groad vau wegwerpiug en eU
lende.
Indien wij dan al, door ons toevallig medcdeelen dezer^
deels ware, deels verzierde gerchiedenis , in ons Mengelwerk ^
aan den uitgever eenig nadeel mogten hebben toegebragc , zoo
vertrouwen wU , dat die ons berigt van het werk zelf dsc
nadeel , door andere lezers en in grooten getale » overvloedig
vergoeden zal.
Leven en jlvpnturen van gil-blas van s.antillana,
ten dienjie der meergevorderde Jeugd bearbeid door kin*
j} E R L I N o. Naar het Hoogduitteh. Met Platen. Te Haar*
lem^ bij A. Loosjes, Pz. In kh 8v0« ^36 BL f I»t6 :
Xcdicn wy wél zien , zoo heeft dat : „ ten iienfte ier meer*
gemeerderde Jeugd** op den titel, niet veel meer te beteekenetr,
dan dat eene korte Inleiding en Narede eenige waarfcbtrwen*
de wenken voor jonge lieden bevatten. Hetgene voor hec
overige in het voorberigc gezegd wordt van den fmaak voor
Roman «lectuur, he: onmogcIQke om dien fmaak te verandc»
ren, en hec nuttige alzoo van dien goed te wijzigen, laren
v\'ij gelden. Men feest de gefchiedenis hier, zoo bekort, mee
genoegen; en daar w^ van den cil-dlas geene andere,
dnn eene nu reeds zeer verouderde HoHandfche uitgave keti*
nen , en men dezen Roman eenigzins echter afs klasliek be.
fchouwen kan, zoo keuren wQ deze verkorte uitgave gotê^
waardoor het al tevr^e en iosfe is weggeruimd, en men ech*
ter de- hier en daar op dezen Romen elders voorkomende roe#
fpelingen en wenken genoegzaam kan vatten« In zoovem
dan zijn w^ ook den Nederduitfchen Vertaler dezer ver-
korte uitgave van die beroemde werk van le sage dank
verfchuldigd.
/
tfia TAFEREBLCrr/
Mannelijke Grootheid van Ziel en Heldendapperheid in Ta/e»
reelen uit de Qefchiedenis voor de Nederlandfche Jeugd. Met
l in hêut gefnedene Platen. Te Zutphen, bij' H. C. A»
Thieme. i8ao. In gr. %vo. f i« lo-:
Jtlec genöc van een* langdnrigen vrede kan volken coc eenen
flaat van weekheid en verwijfdheid brengen, welke dezelve,
bij bec eindelijk uitharden van eenen oorlog, den eerden den
besten aanvaller ter prooije geefc. Hec aangekondigde werkje
noec voor hec opkomende gellachc als eene foorc van tegen*
gif tegen de genoemde ondeugden dienen. Offchoon 'er dan
ook andere, krachtigere tegengiften bedaan, en hoezeer wi}
van oordeel zijn, dat eene regte bebandtling der vaderland»
fche en algemeene gefcbiedenit eene rijke en edele bron van
allerlei voorbeelden van manael^ke grootheid zal verfchaffen,
vinden wij deze verzameling evenwel overtollig noch ondoel-
matig, en verheugen ons , dat de tboekverzamellng der lieve
jengd alwederom met een goed gefchenkje vermeerderd is.
Volgens berigt van den uitgever, Is het werkje voor het
grootde gedeelte overgenomen uit het Tloogdnicsch van
wiLMSEN. De opfteller van den veldflag by Nieuwpoon,
in 1600, Is de Heer g. bruinimo. De in hout gefnedene
platen heeft men te danken aan den verdiendelijken a. c r a-
MENDONCQ, wien wy hart6igk geluk wenfchen mee de
tweede gouden medalje, hem door de Nederlandfche liuis-
houdeiyke MaatfchappiJ te Haarlem toegewezen, wegens ia«
gezondene graveerfels in hout en afdrukken van dezelve. —
Wij hebben twee (lukken uit dit werkje gelezen; te wetea
No. !• Hannibal de Held van*Carthago, en No. g. den dag
bU Nieuwpoort. No. 9. kenmerkt wederom den aan den
Heer bruihin o eigen^ dijl. Wij zouden denzelven, over
liet algemeen, gaarne wat losfer, duidelijker en gemakkelijker
2ien, bijzonder als hy vopr kinderen fchrijft, in welk geval
bet voornamelijk op^ de ;nkleeding der zaken aankomt. No. 3»
.'beviel ons zeer wel. ..H9C laatde. gedeelte, de dood van
^Hannibal, zou door eenige meerdere bijzonderhedea hebbea
^gewonnen. .Jr
■4—^
r - - 4
^BOEKBESCFIÓÜWING,
Het Ilcim'wee. Naar het lloo^duitsch van li'teNORiK
STILLINCn Iftt Duim
{Vervolg en pot van Bt. 580.)
Xl(
et tweede Boek vangt tan niet
10. De reis naar Frankfort i Gebrek aan geld , en aan
kennis van een verblijf, beproeft het geloof , beloond
door eene goede uitkomst, in welke weder itjóodi
als werktuig dei* zorgende Voorzienigheid, voortreedt^
^. De Gcheimraad Lithtenberg wordt de weldoener
en leetmeester van Eugenius. Dat beteekent : de ver*
lichtende geest van Gods woord onderwyst hem.' Een
uittrekfel uit het Register van des Motlarchs Geheim*
raad bevat eenige merkwaardige Spreuken , welker le^
zing ons , over het geheet , behagen moest.
"^ 30. Op de reis naar Hanau geeft hem eéü wandelaar
de verklaring van des Graauwen Mans woofd aao den
Kastelein : „ Als tr weer een voetganger lAj o komt »
^ heb ik voor hem betaald ,'* in eene aandoenlijke fre»
fchiedenis. Te Hanau ontmoet hli den Hesfifchen Of*
eier^ nu gehuwd aan de Wed. Gerold. Dien hoort men
zeker met genoegen alle& verhalen , wat hém en haaf
had zamengebragt, hoe het den Ambtman was vergaan ^
faoe vreesfelijk een misdrijf er van den Seoretqris W9,È
uitgekomen , en wat de Graarjwe Man gemeend had nret
hetgene ht) den Hes zeide. De twee tafef celen, hier ge«
geven ^ zijn waarlijk op zich zelve onderhoudend en be*
langwekkend genoeg , buiten opzigt tot s t 1 l 1 1 n o 's
doel; en dit is met verfcheidene andere anekdoten het
geval. De hoogere bednidenis is vernuftig aangewezen.
De onzekerheid , die Bugenius en de Kapitein openba*
ren aangaande den Graauwen Man , wordt ook allego^
risch verklaard. Eugenius moet hier zich zelveo op*
wekken, oia voorwaarts te* gaao* Hii raakt van den
BOBKBESCH* i8ao« NO. 15. V V weg
r
614 «.STILLING
weg af, omda( hij zich door ^n'-maft^ het zinnelijk
inrnuft^ iaat ra Jen, en iriet door EeriijL H§ koiot
dan ook bij Mevr. yan IJdelbcrg vAt ^ welker pachter
ylecfchclijkc vrij sin heet , en hare dochter ijdele eere^
die, met haref moeder, menig een 'ophoudt, inden waan,
dat hij toch naar huis reist ^ totdat het te laat wordt,
om vetder te gaan^: wat stilling daar meer van
zegt , mogt wel wat meer dbor zekere foort vi^n vrome
lieden behartigd worden, „ die,*' zegt hij, „ eindd'yk
„"^n een ijdel vertrouwen op Christus verdienden om-
„ fiapen." Eugenius was bijna door de redeneringen
van Mevr. van IJdelberg verleid , vooral door de be«
toovêring van eene vairche verfchijning van Kotsbewó*
sers. Hij redde, op hunne aanwij/Jng, eene lijdende;
maar men misleidde zijne menfchenliefde; bet was de
ijdele eefj die hem in hare (Inkken lokte. Gelukkig
voor heo^, dat bij, hoe knen het ook aanlegde, tot gee*
ne miskenning van Urania te lokken wks. Deze ver*
leiding is ftefk gekleurd; treffend is de overbrenging:
9, Zoo lang den Christen , ondanks alleti twgfel, toch
M de overtuiging zoude bedroevend zijn , dat de Gods*
^ dienst van Jezus misleiding ware, zoo lang heeft de
^ tuchtigende genade nog toegang tot zijn harr, en de
„ Graauwe Man zijn Hofmeesterfchap nog niet opge*
„ geven.'' £en bal op hjdelberg teekent eene nieuwe
verzoeking; maar gewapend YerrchynenhierdeGr^sacrvf
Man^ Urania en de Kotsbewoners ^ en fchrikkeiyk ia
nu de toeftand der ontmaskerden , vlugtenden, verjaag*
den , vooral de openbaring der gebeele fchaade van de
Sdétfaeid en wellust; aandoenlijk Urama^s onderhoud
met den bedwelmden Eugenius , die zich echter vyel ovir
bare vergevende goedheid , maar niet over hare bruids^
liefde (zielevrede i^t overtreding) verheugen mag : b^»
zonder treffend is menig een fijne trek bier van s m l»
L ING 's penreel, en leerzaam meer dan ééne aanmer-
Jiing. Het paard (het vertrouwen op Gods leiding)
was kreupel gemaakt » maar ras door Hahs £ierl4fk her*
Aeld, van wkn (het temperament) bet gelukkig was
voor
HET HBIMWBE» 6*1 jt
voor Eug^nlus^ dat bi> zich met' den Pachter (Atn vlee*
fchelijken vr^zfn) niet vetftaan kende. ^ Ze ontvliedea
deze he(, en komen, de nanwijzing van den Graauwen
Man volgende ) op den regten weg» De vertelling van
JHam zal zeker elk (of bij moest sti£X.ino, die het
danfeiv niet eens voor zondig houdt, en dikwijls vrij
koddig zich uitlaat, ook voor nog niet vroom genoeg
houden) barteU}k beamen en doen lagcben. Déze ver«
telling eindigt met dit antwoord : Ooddank f ik hou er
dan ook maar hier in deze ivereld voljlrekt niet vaf^(yzxk
geesten) ; / * w/7 Uer liefst met goede geesten ook niet$
te doen hebben; dat *s n/og tij ds genoegd als ik zelfeent
een goede geest zal geworden zi]n.
De goede weg , op welken men in een^ heerlijken Ien«
temorgen (beeld van bet herfteld genot van Gods wel*
behagen) sïch bevindt , leidt naar Fronheim , waar het
nog hinkend paard gefieel herfteld zal worden ,. aU men
18 , wiaar bet reine hart woont*
40. Daar in de herberg houdt zich ook een jdrts op ^
die, van bet ziekbed des Leeraars teruggekeerd, des*
Mlfs gefchiedenis verhaalt* Recenfent beeft aichaande*
zelve gelaafd en verkwikt^ Ze \% ttat Epifode ^ voor
eiken Godsdienstleeraar gewigtig, behelst een voor^
beeld -eens ftervenden heiligoi, een model van een* Chris*
^elgken arts , eene fchett der leidingen van Gods voor^
jciènigheid, en dan eeqe Allegorie itwns ^ waarvan dQ
inleiding eene verklaring behelst, en in wejke de bij4
zonderbeid , dat ook At,, bediende deelgenoot wordt van
hetgene ^Eugenius ziet , niet onopgemerkt wordt gela*
ten. Oe zamenfpraak van deze beide ja wéér zeer
nalf.
50. Te Augshurg is de beproeving zoo zwaat, dat
b^na de paarden (en die beieekenen wat) opgeofferd
moeten wordea. Er is uitkomst, echter, bij zekeren
Forfcber ^Qiti uitftekend talent tot erkentenis van God*
delgke en natuuriyke geheimen.) Bybelkennis , by Li(fim
tenberg geleerd , wordt (voor een' Kruisridder ia dat
noodig^ mei «z^el^ke ffienfchenkennia , bjj Forfcier^
V V i^ v«i
6i6
1!« STILLING
vermeerderd, wiens landvcrbli//^ — • argercbeidenlieid
van Ket gewoel der weVelJ behoort tot deze (ludie ,—
ook uit hoofde zijner verzameling van afbeeldfel» der
menfchelijlte karakters, juist gefchikt is, om het Ideaal
der menschheid, de zich zelve vormende e;n.door God-
delijke onderdeuning geheiligde deugden, de vergeli}»
kiDg der onderfcheid^ne menfchen, ter bepaling der
hoofdneigingen , enz* te beduderen. Dat Förfchtr het
Oostcrs'ch van Eugcmus leeren wil, leert dien befchew
denheid', en dat Bijbelkennis en Schriftgeleerdheid, bg '
een* Kruisridder, den grondflag van alles moeten uit«
maken. Wel , Lezer ! wat dunkt u van zoodanige dwee« *
perij? Hier w^rd het karakter bepaald. Verrasfend is
de ontdekking van het huwelijk van Forfcher met Ma»
ria (de gelatenheid) , dochter des ge Horvenen Leeraars;
welke veréeniging door Hans Eerlijk was bewerkt. Op
het affcheidmaal leert Eugenius vier mannen kenneu:»
een' Teekenmeester ^ een' Schilder^ een* BèêUhowwer^ en —
een' Wijsgeer, hen (de talenten) 2endt de heiligende
genade , elk op zijnen post , uit , tot bevordering van
dés Kruisridders roeping. — In deiHtekst leest Reeen»
fent niets van Theodorus Jo^as van Edang ^witninazxa
in de inleiding wordt verklaard. Hij heet daar de 0»i«
terling^, wiens onverwachte verfchijning, en daarna die
van zijnen gezant, (^E/iaSf in de inleiding) ontzagge-
lijken indruk maakt. Deze laatde is de dienaar der bei*
ligende, gelyk Anonymus der tuchtigend^e genade, en
ontvangt zijne Vootfchriften , gelijk de v^f overige, ser-
ding naar Smirna , Egypte ,' Syrii en Samarhand. Dat
ons hier veel duister ii , kunnen wij toch vast niet hel-
pen. De Kruisridder, van wien Forjcher en «ijne vier
gasten , doch onder onmiddeliyk beftuur van den Groot-
meester der ingewijden, (den Oosterling^ de heiligende
genade) leidslieden kunnen worden, wist er, op dien
avond, niets meer van.
Wij komen , in. het derde Boek ,
V>. Te Msinchen. Derwaarts rijdende, houdt Heer
CD knecbt^ olbcdUndc^ (dit participium komt hier be-
ter
H£T HBIMWEB. 6f7
ter te pas) eene zamenrpraak » onder welke zi) in Bdjc»
ren komen , waar*de paarden beflagen worden : het ver-
lies van eenèn fchelling hier is aanleiding tot kennis
net tt^ Kapucij ncr ^ die het geval van den (later in deii
visch verhaalt « waardoor hij met Hans in gefprek komt
over den naam God^ aan Jezus door hem gegeven. Wij
laten zijne gronden nu eens daar, maar met Han% zou*
déo wij bet eens zijn, en hebben er niets tegen, wan^
neer Cliristenen alle gefchil zoo goed , als hij bij Eugt'-
tfius y wisten te termintf ren. S e p p had zijne noot wel
mogen weglaten: zulke bewijzen, dat de Kapucijner
•gelijk heeft, doen meer kwaad dan goed. Een tafelge*
fprek met eenige wijsgeeren naar de mode, hetwelk
twijfel in de ziel des Kruisridders (lort , is de aanvang
yau hoogere proeven, die hij te geven- heeft. . In plaats
van zijn' weg te vervolgen, gaat hij, echter tot zijn
eindelijk nut, reikhalzend naar zekerheid, tot zekere
Mevrouw van Traun op Bilemtz. Door verfpelling
komt hier Natuur en Leibnitz \x\l , van welke deze
Modefihzofie eene , toch ontaarde,^ dochter was. Naar
^ene hoogere allegorie, moet hier gedacht worden aan
deii profeet , die voor het groote apocalypttfche dier den
weg baant; alle aanflagefi tegen Godsdienst en (laat,
die uitvloeifels zijn eener valfche verlicbiing. Hij komt
yan deze Dame wël af, die .niets , in de plaats van het«
gene zij rooft , terug heeft te geven.
Hij woont eene vergadering. bij, in welke deze Dame
prefideert tH een yan Hoogenjhoef re|lenaar is , doch
die door een' Boer wtderlegd wordt. Dit disputeer-
collegie'woonde Recenfent met genoegen bij. Die boer
is ten bewijze daar, dat ook het vooroordeel - vri'e ,
onbefcha^fde begrip de groote waarheid vanjezua^^hris*
tus, als behoefte voor de menfchelljke natuur, kan er-
kennen.. De Hemelfche waarheid, die door Hem fprak,
laat zich aan hare weder Ure vers niet onbetuigd^ dit
wordt daardoor aangeduid » d^t de groote Oosterling^
TAeodöruSj zich ontdekt; want die was bet, die zich
)iad yerkleed en verborgen gehouden , en niet een boer.
V V 3 a\ Eu^
,^
/
6lS H. STILLING
&^. Bugenius komt , door te veel ^zelFverbeffiDg Oji.
x^ne verkregene kracht , in akeligen toedand» te Wte*
nc9 , en voert een' krijg tegen den vijand , waartoe hij
niet was geroepen ; deze vijand ftelt nu list ia het werk,
€n eene fpookgefchiedcnis ^ z\ heel akelig om te lezen,
is bet beeld van dien troosteloozen (laat, in welken
men , na hoogen moed , wel eens vervalt : een Kapu*
djncr (het beeld van eene phantafièy in eene geestelgke
houding) voert hem naar een akelig oord : de doDkere
weg, gewezen door cct^ leeuw met vlammende oogm
(den inwendigen boozen lust), brengt in een akelig
vertrek, waar hem aanftonds de oogenlust, eeoijsfe- «
lijk nare nachtuil ^ op eene oude kast wandelende, waar*
in het zondenregister der jeugd bewaard wordt , in bet
gezigt valt: zeven mannen (Matth. XII: 45) worden
uit hunnen looden flaap, door ecn^' man fhet ijzeren
harnas y de vertwijfeling, gewekt, en trachten met
kunne magtrpreuken den weg, dien Euganius bereist,
jils eenen weg naar de vertwijfeling te doen befchouweo.
Jtli] had het al heel benaauwd, doch — - overwint, en
redt zich. Dit alles moet nfet een beeld van bypochon»
drifclie grillen , maar van inwendige agn vecht ingen 2yn!
Nu , dat fpreekt van zelf, mgar
3<>. Hij kreeg onverwachts een nachtverblijf ten huize
van eene arme Wedwwe , het beeld der werkdadige men*
fchenliefde, werkzaam in vertrouwen op God in den
xioodi de Christen, zegt stilling hier, tot kalm-
te gekomen over hetgene hij doorftond , moet zich niet
aan befpiegelingen, maar aan werkzaamheid en vertrou-
wen toewijden* Daarom ontving Bugenius nn lang ver-
Deid'ea onderftand, en, door middel van den Xapucg*
ner^ dien hij in Beijeren ontmoet had, wordt hij de
weldoener der arme Weduwe, en een voorbeeld, dat
men, bij mepsc hl levende daden, verftandig handelen
aoet. -'
4^ Als men niet reeds voorlang wist , hoe 6jn het
vtrnuft van jung fpinnen, en hoe zijne verbeelding
fcbildcren kan , dan overtuigt er ons het hier geteeken*
HST BEIMWEB. V. 6lf ,
I i
' de TerbUjf bQ Stuhinger en jfrno , en w>t er verder
volgt f tot verbazing, van« D^ze twee en al hunne
bekenden ziin Jtzuiten ^ \ttMtxi van geestelrken , die,
voor Protcstantsch zich uitgevende^ daarom te gevaar-
lijker, wervers voor Mevrouw van Traun^ en Deïsten
zgn. Eugeniui begaat d^ fout, dat bij verkeerd fpaar*
saam wordt, en, op de overreding van Siubingery b$
dien zyn' intrek neemt. Deze trekt met hem naar ^r*
no's landgoed: elk, dien fay^ daar leert kennen, neemt
hem in. Op zekeren nacht knielt eene vrouw, in z^
yie kamer, voor de glinfterende fchildeiij: „ Christus
M op Thabor!*' Dat was heimelijk geïllumineerd en
geSlektrizeerd door han vernuft. Dat het geen beeld
was van den Opgewekten , . of ten Bemel gevarenen , is
.ook opmerkelijk : hier was da^ bijgeloof. Die vrouw
teekent af de natuurüjke zucht tot volmaking ^ die b§
de Neologen Christusvereering huichelt. Bij haar ver*
dwynen gebiedt ze A^n Eugentus ^ naar de Sti^ Nikolaaf
kapel te gaan. Opgeflaan , en de beeldtenis onderzoe»
kende , wordt hi) door een' eléktnieken flag neêrgewoür*
pen. Niemand fcheen hem, op zijn verhaal, te be*
grijpen, en elk gedraagt zich zoo, dat men zoude mee«
nen :' „ Zij hebben er niets aan gedaan» Het is alles ,
^ wat het fchijnt.'* De Geest heVhaalt, weder ver»
Ichenen, ha^r verzoek, en dat hij haren broeder, in
de kapel , te zeggen had , dat zij hetn de vergiftiging
eens jongclings had medegedeeld , die zij dervend haren .
broeder had beleden. Hy komt eindelijk bir den Klui^
zcnaarm Deze verhaalt bem , dat die jongeling de min«
naar was geweest , dien zijne zuster aan hare dochter
daarom had ontrukt , omdat zij eenen rijken de voorkeur
bad beloofd. Dit gebeele verbaal is indrukmakend.
Het kan niet vromer. Btégenius moet nu ook het Meisje.
zien, en hij ziet haar biddende in de kapel. Dit gezigt
wordt in al deszelfs bekoorlijkheid ^en gevaarlijkheid
meesterlijk geteekend. De ftudie bg Forfcher^ even-
vreï, deed, ten'laatlle, de verrukking hier in medelij-
den eindigen» Nu moet men weten, dat dat meisje is
Vv 4 de
624 * R. STILLING
de jonge dtme NiseHin (zifinelijk) , de hoogstvetfijnfe
en 6efchaafde zimtel^kbeid , de geestelijke Luxus , dte
'het eena is met Mevr. vanTraun^ de Modefilozofie;
dat haar eerde minnaar door bare moeder , de zucht tot
volmaking, door den zondeval zoo bedorven geraakt ^
daarom is omgebragt, omdat zij het ware fchoone en
goede zoekt weg te ruimen, en aan het fcb^nrcfaoaa
en den rijkdom de ziel te koppelen ; én dat de jonge
dame zich dien minnaar niet had laten opdringen, dat
liegt de Kluizenaar (de bi/rgerlijke tucht) van zgne
nicht. De geestellike Luxe offert ia de kapel van Sr.
Isfikolaas; dat is, haar patroon Is deFolksheerrohafpifh
g>. Nu eene geestbezwering , zoo als het heet. ï^t
STJLLINO vooral op zulke tooneelei^ zich verftaat,
weet elk. Eugenius meende den Graauwen Man, Rot8«
bewoners en Urania te zien. De bezweerder was mbt
xljn gezelfchap verdwenen* Urania raadt bem^ de
, Kluizenaars -nicht in bercherming te nemen, en met
haar naar haUi te gaanu Dat is het doel , de hemel-
fche waarheid en geestelijke Luxe beide te doen dienen!
Eugenius vermoedt en vindt nu het bedrog. Hij vraagt
naar zijnen nieuwen^ iiaam , en nu is het fpel verfpeeld*
Wat dat beteekent, heldert stilling op: men
zoeke de bron zijner neiging op; kent ze den naam
welgeboren ni^t , dan deugt de neiging niet.
6a. De heiligende genade redt Eugenius en beloont
hem» De Oosterling ontdekt zich nu als zyn' broeder,
en. groet hem van Urania^ welker bruidsliefde bij hem
verzekert. Deze voorfmaak van 'taligheid is het lood
der trouw in de beproeving. Tegen nieuwe beproie^
vingen verfterkt z^, hier Izaüks-^ofers geheeten. The^
dorus geeft Eugenius desaangaande ^n voorts verdev
^riderrigt op reis. Deze verlaat Weenen^ na fchulden
ei) 'fooien betaald te hebben $ waAt men moet beleedi»
gers vergiffenis fchenken.
W^ fpoeden tot het laatfte Boek.
Ij,. Hans Eerlijk vertelt, (aardig wcèr, op zgn' lul-
r}i)igen tr^nt) boe hem een bedlende van if/z/M/i^é^r^ inairr
JIBT HSIMWSE* 6ft|
xoider gevolg » bad zoeken ten val te brengen : dit be«
wgst j dat de aanvechtingen van den geestelijken I^uxus
met verleiding van het temperament tot wellust gepaard
gaan; dat het dan op deszelfs eert^heid het meest
aankomt; dat de barmhartigheid Gods, die ons be*
hoedde , eerst naderhand door ons geroemd wordt , de*
wijl wij dikwijls eerst naderhand zien, in wat gevaar
wij verkeerden , en welke bercherming het was » waar»
van wij niet eens bewust waren.
s9s Berchouwt men de ontmoeting, bij Gran in
Hongarije^ met den Herder^ zijne fluit befpelende,
en volgt men hem, met fchaap en hond, in zijne wo-
ning, waar eene ^Ihoofdige moeder, die hare kinderen
niet zien mag , welk^ Roomscb in een klooster worden
opgevoed , en een zwijgende onde vader in ellende zft»
ten, een gevolg van den raad eens Huzaars, die hen^
tot verbetering van bun lot, herwaarts geraden had te
reizen, dan behoeft men zich gewis niet te fchamen,
al komt 'er eéta traan in het oog. Hans vraagt hier, of
Kg nu ook niet vJoeken mag? en, daar het antwoord
natuurlijk was : „ Neen ,'* zegt hij : „ Ach ! dat God
y, zich dan ontferme ! Nu , Flij zal die . • « ook zonder
y^ mijn vloeken wel vinden.'* Intusfchen deze herders*
fkmiiie ia eene allegorie van het kMrte hoefje ware ge^
hoyigen* De fierder, 4p zijne fluit fpclende, beduidt
bet waar geestelijk onderwijs , "bedelende aan deii weg ;
de ijlboofdige moeder is V Ih^rtn Qcmeente^ treurende
om het gemis harer kinderen, die men bederft; dezwu«
gende onde is bet algemears Christelijk geloofd verdomd
van rouwe; de Huzaar is de ver lichte naar de Mode.
2i} worden weder herUeld , die ongelukkigen , in hun
vaderland , heel anders dan Eugenius trachtte , ten be*
wi^ze : de mensch mikt , maar God fchikt.
3<>. Eugenius wordt opgeligt, en gevangen gehouden
door de Freule van Nischlin* AI wat verleiden kan ,
omringt hem; maar bQ overwint, en een Kpl kQree
hammidbar^ (de ftem des roependen ip de wo^stijne)
die van een' B^otabiewoner Trevernau^ (vertrouwen,
V V 5 bij
62ft H« STVtLlIie
bQ verrpefling) doet zich onzigtbaar booreo 9 en raidc.
eti troost en (lerkt hem. Hij is hier voorbeeld vtn een'
Christen, éoor geestelijke befchaving als gevangen, b.
V. in dienst van het hof, ftaats-, univerfiteits* of idU
litaire ambten enz. Gedraagt men zich dan zijner roe«
ping waardig, cene (lemme Gods in ons «erfchaft ons
immer hulp en kracht. Wij lezen hier kantteekeniogen
'voor de levensgefchiedenis van Eugenius^ uit welke
men nog al wat leeren kan.
' 4<^. Uit de gevangenis verlost, nadat hij zich, toen
de Vcrleidfter het uiterfle waagde» als ware het, meet
dan overwinnaar betoond had, is hij daarom vab IA«
proeving niet vrij. Bene nieuwe treft hem by Saphien-^
ta^ (Phantafie, verbeeldingskracht) eene verleiding tot
dweeperij. 't Is opmerkelijk, dat deze Heer zijn geluk
aan Mevrouw van Traan verpligt, en de Freule yan
Nischlin zijne vriendin belijdt. Wanneer men de phy* '
lifche, chemifche en optifche vertoon ingen van dezen
Heer voor Eugenius aanfchouwd en zijne gefprekkea
met Eugenius aangehoord heeft , dan zal men over ved^
dat men misfchien van stilling niet zoude gewacht
bebben, zich .verwonderen. De beteekenis geeft hij
dus op: „ Als de ziel van de aanlokfelen de/ 9 ook
meest verfijnde, zinnelijkheid de verbeelding heeft ge«
reinigd , wil zij echter werkzaam blijven ; zij lijdt ; be«
oefeqde ze dan maar iets anders, en wendde ze alle
voorftellingen uit natuur , gefchiedepis en w^tenfchap-
pen aan l maar ze vervalt dan ligt in onbezonnene be*
fpiegelingen. T>e een" (let wel op, vrome zielen!)
„ houdt zijne droomerijen voor ingevingen van den H«
Geest } de ander wil voorfpellingen doen of verklaren ;**
(wel zoo 9 is dat van j ung?) „ een derde waant sich
in Gods nabijheid , en met Maria aan de voeten van Je«
zus, maar hg Haat voos van NiscAlin^ en Saphicnta
houdt achter hem het Ucht; een vierde vervalt opMys*
tieke geheimen , waarop bij zoo lang blikt , tot bi) alle
kracht en fap kwijt is," enz. Ja, )a, het i^ wei wmart
maar waarom dan zoo vaak vergeten > ook door hen ^
die
^
HET HSIMWBE. 025
êlé tegen de dweeperij waarrchuwcn f tn de hoogere
allegorie ziet dit toooeel op de leerwijze van den val*
Ichen profeet» bij welke , door voo'rrpiegellngen van
zekere geheimzinnige dingen en ordesverbindcenisfen ^
de menlchen verleid worden* bc afgoderij van SapMen^
ta opent Eugeruus de oogen« Als de dweeper voor
Gods werk het werk van eigen maakfel uitgeeft » dan —
wee hem, die aanbidt! Woorden , inderdaad » van
waarheid en gezond verlland.
50. De voortgang der reis. Eugenlus moet voort ,
en gaat. Een bediende van Safhienta^ hem nagezon»
^en, zoude hem een eind wegs verzeilen. Nog is hij
dus niet ontflagen van deszelfs banden. Hij en Ham
werden treurig, bij het gevoel hunner gefcheidenheid
van zoo veel dierbaars , Jop geen* Christelijken bodem ,
en alleen voor elkander vertlaanbaar. Dat is het lijden ,
als men alle ongeoorloofde genietingen verloochend»
maar h;t genot des geloofs nog niet genomen heeft*
Ze ontmoeten een' landsman^ die hun van het Her«i
dcrshnisgezin bij Gran verÜaalde, en zich door den'
Hfingaarfihcn bode van Saphienta niet liet verdrgven.
Die landsman (het is Trcvernau; als eene alledtagfche
gowaarwording doet zich de nieuwe' troost voor) be«
handigt Eugenius een* brief, (den hoogen troost , die
idoor het onvoorwaardelijk vertrouwen op Gods gena*
^ige leiding zich -in de ziel vestigt.) Dien had men ook
wel noodig ; want het plan was bij Saphienta , hen in
handen vaQ roovers , en \zoo in Turkfchc flavernij , te
doen vallen. Daartoe de^ van den weg leidende bode.
Men kwam dan ook in
6^. Een Roovershol^ niet anders dan de donkere ka*
roer te Wttncn^ waar de fpookgefchicdenis voorviel;
De Christen heeft nu reeds eene Hemelfche gezindheid,
en kan de , tot hier toe verloochende , wederkeerende
lusten in derzelver geheele affchuwelijkheid befchoa^
wen. De Moeder van dit helsch gefputs is, alweder ,
het zinnelijk^ vernuft; hier is het te ^oen om hem in
eene eeuwige flavernij te (iorten ; bier ziet hij zijnen
ver-
6ft4 H. STlLLima
verdorven^ toeftand in deszelfs g^eel ; gelukkig , da
een verborgen toevoorzigt op God (Trcvernau) hem h^
Inlijft. Is de uood zoo hoog, dat bij alles hier verlorea
heeft , dan openbaart zich dat toevoorzigt als eene gena-
degave« Gods QR^tsbewon^r) , en in de ziel wordt hij van
tiare aanftaapde verlosfing overtuigd. Die verlosfing
moet men zich door ^en Vormelijk geloof verwerven ;
daartoe dient het befef van ons onvermogen; daartoe
bet 9 alzoo opgewekte , verlangen naar redding. Dit too-
^eel heeft weder nog boo^re aanduiding , en dan is de
leering: 'SvHeeren Gemeente moet het ware zaligmt*
kend geloof , door llandvastige trouw in den (Irijd , ook
weder op nieuws > als eenen buit , uit dea krijg qiet zic&
Toeren.
Zoo uifvo^rig wilde Recenfent gaarne zijn in de op*
gave van het gene men in dit boek vinden kan , ten ein*
^e men hetzelve leere kennen , en oordeele , of men
Zijn geld aan hetzelve hefteden » of zich he^t werk
ter leen laten bezorgen , of er geene notitie meer vai^
I nemen wiU Verfmadeu . moet men bet niet; want h^
<)oel van stilling is eerbiedwiurdig. De uitgaaf be«
Jtlagen, om het misbruik , dat er van te fchromen is,
behoeft men niet ; want .— - wat zoude men dan al nki
te beklagen hebbeu ? en — er is toch ook ten goed, een
nuttig gebruik van te maken, Recenfent laat voor stil*
Liiyp's rekening zijne profetifche uit^igten, omdat hi)'
bet met Setrus eens is , die zegt , dat er gecnc profetie
is van eigene uitlegging , vóór de uitkomst goed ver^
l^laarbaar ; maar daarom let Ilij wel op de teekenen der
tijden , en 'vindt hier menig woord 9P zijn pas gezegd,
dit hg der bebartiginge van alle voorftanders des Chris*
tendoms ernftig aanbeveelt. Op de menigvuldigheid,
niet* gepastheid en duisterheid wel eens van heelden en
oyerdragtelijke ' beteekenisfen kan bij aanmerkingen aia«
ken ; maar — dit verwacht elk reeds vooruit* Daarge-
gelaten 9 nu, dit een en ander; daargelaten de Tomwy*
len meer vernuftige dan bondige redeneringen van dea
Schrijver, en derzelver PiStistifche afwyUngen van de
HET HfilMWEB» 6slS
«envoadige Godzaligheidsleer des B^bels , (er is hier al*
leen fprakc van de voorftelling der waarheid ;) in over-
weging gevende t dat dit boek niet het kompas is^waar*
op der mqnrcben wedergeboorte koers inoe^ zetttn , zal
bij goed aanlanden ; «vel eraftig protesterende tegen de
hypothefe 5 xlie altijd zalke nadeelige gevolgtrekkingen
aangaf t dat ieder mensch (bo6«dan zij^ die, als Obad*
ja. God vreezen van hunne jongheid aan?) zoo oioet
veranderd, zoo merkbaar, heugelijk, wonderbaar be-
keerd worden; even e^rnflig waarfcbuwende tegen alle
aficbeiding der inmerlpe Godsvrucht van het uiterlijk
;f edrag in de wereld , waarin zij moet ingeweven zijn »
€n tegen éene louter gevoelige Godsdienlligheid , door
welke men ophoudt nuttig, eerwaardig en beminnelijk
te zijn, (iets, w^farxoe alleen het misbruik van stil«
L 1 N a 's gefchrijf aanleiding; zoude kunnen geven :) on«
der voorbeding van dit alle» , raadt Recenient de lezing
dezes ^oeks niet af, maar aan; niet echter aan allen ^
maar hun , die de dingeli , welke des geestes Gods zijn^
liunnen onderfcheiden , en liun, die nog piet zoo wla
9ijn, dat zij geenen Godsdienst voor hun kostelijk hart
meenen tt behoeven, of wel de vrucht, maar niet den
«(feoom of wortel noodig achten, RecenfeiU las , dit ge<-
fchreven hebbende , de approbatie van den Graauwen
Man achter dit werk, en hy fchaamde zich niet. Dezc/
'approbatie beteekent meer, dan die van Faculteit, Kerk-
belliiur of Aarts^fchop , en dan alle Recenfiëu ! Even*
weldeGraauwe Man is toch ook niet onfeilbaar, zondur'
eenige uitzondering : in 'zekeren zin kan meA immers
fpreken van een dwalend geweten, en zoo zoude men
wet eens voor tuchtigende of heiligende genade kiinneu
houden, hetgene heel wat anders was, niet waar?
£r wordt vaak zoo nadeelig gewerkt op de v^rbeel*
dipgskracht des zinnelijken menfchen; waarom zoude
bet den Leeraar van Godsdienst en Zeden minder vrg*
' ftaan , zijne voordragt zóó in te kleeden , dat ze , juist
door der verbeeldinge te behagen, 's menfchen gevoel
Hemt voor Godsvrucht en Zedelijkheid ? Het prenten-
boek
Z'
Gl6 ^fl. STILLING ^
boek der kindschheid zij verfleten en vergeten ; maar -«
bet is niet flechts het kind , ook de man 5 die , in elk nienw
boek« voor hetwelk (laat: „ met platen/' bet'eerfte
naar die platen kijkt » ten ware. sijne ^nnelgkheid zM
geheel is opgelost In geestelijkheid , dat er maar weioi*
gep met hem te regt kunnen komen. De redelijke meosch
is zinnelijk. Fabel ep Parabel zijn , derhalve , in de <^
voeding tot zedelijkheid , belangrtike leermethodes; te
meer, daar der meurchelijEe nature eene neiging tot bet
\70nderbare eigen fchijnt. Hierom moet eene voordragt
als die van stilling behagen , die der verbeeldinge
eene groote ruimte geeft om te fpelen, en baar ni^'
zelden in vreemde gewesten voert. Alleen wenschte
Recenfent wat minderen overvloed.van ailegoriën, die
nu vaak vermoeljen , en althans, maar déne beteekenis
van dezelve. Het nadeel van fterke afbeeldingen voor
bet zinnelijk oog, en van de hooge opwinding van Pa-
thetisch •*Godsdien(lige aandoeningen, door den ernftig
en verllandig Godvruchtigen toon ligt voor te komen,
konde nog meer voorgekomen worden door die eenvoQ«
dighéid , welke het verdand , bij de verhevenfte berpie-
gelingen, niet behoeft te verleen, en diè minder te
zoeken en te raden, dan te bevatten, te onthouden
en te gevoelen geeft.
Eens Christehs Reize naar de Eeuwigheid, voorgedra«
gen in een welgekozen en goed volgehouden allegorisch
verhaal , dat de nieuwsgierigheid onderhoudt en faet ver*
langen naar ontknooping vap wonderbare gevallen op*
wekt , en op den gemoedelijken toon van eene niet door
Theologisch Systema, maar door zui^^ere Bijbelleere
verlichte Godsvrucht, komt Recenfeiit voor , eene nog
niet vervulde en niet gemakkelijk te vervullene behoefte
te zijn, eene zeer wenrchelijke onderneming, van wel*
ker goede uitvoering veel goeds voor zekere kltsfe van
menfchen te voorfpellén was , vooral tot zuivering der
begrippen van den gang der btAeering en den aard 'der
Chrlsteliike deugdbetrachting. AWt eenzijdigheid moet m
de befchouwing dArvan vermijd worden , en daartoe ge»
tee-
HET HEIMWfté. 0a7
I
teekend het Icarakter van zulken , die immer wandelden
op den"^ goeden weg; van anderen, die nimmer de zon*
de dienden, zonder naar goede indrukken , van waaY dan
ook , te luisteren ; van zulken , die even ligt en omnerk*
baar voor bet goede kannen gewonnen worden , als ver-
leid tot liet kwade;. van zulken, die door buiteng^wo*
ne omftandigheden tot verbetering gebragt werden , wel*
ke niet j^Iaats hadden b§ huns gelyken , die echter o{ft
andere wj)ze werden geheiligd ; en van verwilderde on«
deugenden , die van zondigen faun werk maakten , enz*
Die bet in deze meening met Recenfent eens is , oor*
« deele , of dit omflagtig werk van s t i l l i n o , dat wij ,-
om vele redenen , met genoegen aanprijzen ^ in deze
behqefte voorzieil kunne! /
Ten (lotte wilde Recenrent de lezenswaardigheid de*
zes werks ^el bewijzen uit het zoo vele goede, dat hi| _
hier aantrof; maar -** die overvloed is zoo groot. Hg
"bepaalt zich dan ^t eenige Tpreuken en kernachtige gt«
zegden 9 die hij aantrof , die tot lezing des werks mo*
gen uitlgkken, en die zij, welke dit nttk zelf niet
verkiezen te lezen, toch Wel kennen mogen. Onder de
Mengelingen voor allea , althans voor Lezers van Maand*
werken , verdienen ze wel eene plaata. Wij laten ze
hier volgen, om het even of ze de Redacteur hier plaat*
fen, of in ziin Mengelwerk opnemen wil, onderden
tilel van : Spreuken uit het Heimwee. (♦)
(*) De Redacteur verkoos bet laatfie , vin wege de ongeu
meere uitgebreidheid van die verflag, en zal ze das aldaar \n
een volgend No. mededeelen.
Eenê VerhündeUng^ aangaande het kenmerkende der
Gelif kenis/en van Jezus Christus. Door r. s y t b ft t
den Jongen , Ho/prediker te Potsdam. Te Groningen ^
» */; W. Zuidema. In gr. Svo. 6i Bi. ƒ :-ii.:
XXet is
hartverdagend^ het fchoone Christendom hoe
iafl*
öj8 r; eyxert
y
I
langer hoe meer te zien te voorfcbun treden in deszelfs
Goddelijk- eenvoudige gedaante. Lag het eeuwen lang
bedolven in duisternis » begraven onder wQdliOpige leer-
fteirels, die het hart zoo min raken , als het verftaiid
Terlichten konden ^ als hadSe de Godheid hét menschiom
met eepe nieuwe Openbaring begiftigd , komt men thans
der waarheid op het fpoor, en vindt : y^Ah^ dit wemi«
ge, dit eenvoudige, voor allen verftaanbare, dit is het
geheele Christendom, dirmoex geloofd worden 'ter za^
ligheid , door elk , binnen wiens bereik het is , en al het
andere is bljhangfel, waarvan een ieder bevatte j^ zoo
Teel hij kan, en aanneme, zoo veel hij wtl/^
Ter ontdekking van het wezen des Christendoms is
vooral noodig het onderzoek : wat was toch bet hoofd*
denkbeeld van Jezus ? wat vinden wij in zijne redenen
altijd op deQ voorgrond , of als heerfcheud denkbeeld
altijd wederkeeren ? «— en men zal deze vraag niet beter
kunnen beantwoorden, dan wanneer; men zijne Gelijke*
nisfen inziet, waarin Hij de verborgenheden van bet
Koningrijk der Hemelen voor allen openlegt^-
En dit is het oogpunt , waaruit deze Verhandeling
moet befchouwd worden. De Schrijver wil' het ken-
merkende van de Gelijkenisren van Jezu^ , en daarom
moet hij ook juist het hoofdïdee aanwijzen , dat in de*
zelve ica grondflag ligt ; en dit doet hij ^ opmerkende ,
dat het denkbeeld van een Godsrijk ^ eene inrigting, iif
welke de mensch op aarde voor den Hemet gevormd en
gewijd zal Moorden , eene maatfchappij van heilige men«
fchen, juist dit heerfchende in de Geiykenisren van Je*
5yis is. Hij noemt de weloverUgde en voorzigtigc wijS'
ii^/^, waarmede Jezus deze Gelijkenisfen voordroeg, als
bet eerde, dat bij derzelver kenfchets onze oplettend*
lieid verdient. Zij hebben, wijders^ fchoon in bare
voordragt eene plaatfelijke betrekking', evenwel het ver«
mogen, bij elk denkend hoofd en gevoelig, godsdiendig
hart , ook een algemeen èeJang^op te wekken. In haar
Tindt mtn de gelukkig ft e yereeniging deredeljlc etnfou^
dighdd met ifcrheycnheid en kracht van gedacAScn , ea
4c.
I rsaHANBELING. 6^9
deze is verböndeö met VefkereitAeid en gegrondheid vdn
denkbiótden. Zij hebben ook dit eigendomaielijke, dat
zij, mee beoordeeling en fnbaak, met kennis van men»
fchen en zakea voorgedragen zijnde, de gezamenlijke
krachten van ver (tand th hart innemen envferkxaatnma^
kcn^ en in ontwerp en uitvoering ligt geen suder^doel
ten gronde, dan reinig ing- van hart en zedelijk e ^ver ede*
Ufig. Daarbij zijn zij aeuhêtisch fchoon ^' en liet is ver-
rasfend, dat zij urtgefi^coken en medegedeeld z^n ih
óogenilikken der daartoe aanleiding gevende gelegen^
heden»
AI deze punten zijn niet alleen goed , maar ook fchooa
uitgewerkt, en het boekje Jeest als van zelf* Ooif
vonden wiï zeer gegrond de kl^gt des Schr^vers , dat
zoo vele Leeraren den rgrónd en zin der Gelijkenisfen
nimmer begrepen badden, xti dat de geiijkeniaaardige
preektrant bijna geheel niet gebezigd wordt, — Eene
andere, klagt voegen wij er by;- deze: d^t de jonge lie?
den in het predikambt doorgaans niets gemakkeiyker
vinden, dan eeile Gelijkenis te behandelen. Mogten zy
bedenken, wat aangaande de bejaarde Leeraars zelve
zoo eveii gezegd is, eo dat den geest der Gelijkenisfen
bevatten niets geringers is dan den geesi^ van bet Evan-
gelie volkomen begrijpen, die toch wel ^^ii^^/ in deze
Gelijkenisfen liggen moet, omdat Jezus ze aan het volk
voordroeg, hetwelk toch noodig had te verllaan waar
het al op aankwam! Maar uit eene Gelijkenis eene eeni>
zijdige , alledaagfche waarheid afleiden , of er een ih)|c
van een zeker aangenomen (lelfel in brengen; naar aan*
leiding van dé Parabel van den verloren* Zoon over jeug*
dige losbandigHeid^ van- die van defi ontrouwen Rent*
naeester over 'ontrouw en banltroeten , van die der Ar*
l>eiders in den Wijnberg over de luiheid te prediken,^
lieve Hemel! mag dit 'nu den naam hebben van eene
Evangelifche b^KandeRisg va)i voorftelleo, fn welke de
Zaligmaker niets geringera beoogde, dan de vierbergen^
heden van het Koningrijk Gods voor te dragen? Wijbid»
den u, jongelingen! — en of gij 't ons ook al kwai^k
iioEKKBSCu. 1820. NO. 25. . Xx na«
f"
6^0 R» EYLEUT» VIRHAX«DELING.
nmet^ wij' bidden ook velen van u , oudere praelici in
bet predikambt ! «• leert over deze gewigtige zaak eens
wat grondiger denken ; er hangt te veel van af.
Wg hebben hier flechta van een klein boekje verflag
gedaan; taaar .waardy baugt niet vjin uitwendigen om*
vang af, en dpor de kleinheid is hetzelve ook voor eene
UeinigüieSd te bekomen» Daarom moest er ook geen
Student in de Godgeleerdheid zyn , die het niet bezat,—
Koopt , koopt het toch vooral , mijne jonge vrienden !
Ontvangt door hetzelve gezonde , algemeeoe gronddenk*
beelden aangaande de Gelijkenisten van onzen Zaligma-
ker! Laat n alzoo op den weg brengen tot bet regte
Inzigt in het doei van elke Gelijkenis op haar zelve !
/Voegt daarbg eigen vjigtig nadenken en warme belang*
Helling in den ivaren, eenigen geest des Evangelies,
gebruik van bet onderwijs , hetgene gg ook bij andere
kenners der zaligmaklende Evangelieleer kunt vinden,
ca gaat dan door den tijd heen en predikt over de Ge*
lijkenisfen van Jezus !
De Lente. Eent Leerrede oyer PJ\ CIF: yf ^ mtg^
fproken te fF^Iphaartsdij k ^ den 7 Mei 1820, door
J.AB UTRECHT DRBSSBLUUIS. Te Middel'
burg , bij de Gebroeders Abrahams. iSsd* In gr.
Zvo. 3a i8/. /:-8-2
o
nder de refpectabele vlag van bet Provinciatl Kerk*
lieftuur van Zeeland fteekt dit fcbeepje in zee. Het is
een fbhuiq'e Ugt en digt, helwolk UQg al wat wind, star
bet o«s toefcbljnt, voeren kan» maar van te weinig be-
laing op de groote wateren» dan- dat het bgzondere op.
anerkzaambetd verwekken zou, texv^ij de groote, tbans
niet meer noodige , en ocJe alleen voor cekere foort van
fehippert en,fchuitjes nog maar verkiealgke, rlag van
oud • Gereformeerde , kerkel^k gewaarborgde segtzin*
nigbeid de aandacht trok. Wy verbeelden ons ^ hoe de
Hce-
I '
J. A« V* JDEBSSEt HÜIS^ DE XJBijKTt; 6}!
H ecrf n A^vAffDBüfse^ fnfidcm «eDi^,j««NOucje
H ö R a R o N j E , Secretaris , hebben zutcn turen op
dit Wolphaartsdijkfche fcbeepje ; en wie weet , welke
Tecmoeüende raadplegingen de Provinciale Kerkv'ergade*-
ring zelve gehouden heeft , en hoe ieder dkar zat met
eenen oud^Dordfchen bril, eer men gezegde Heeren toc
.het afgeven van vlag en wimpel volmagtigde I -* W$
hielden reeds op het zoo prachtig verfierde, anders weinig
beteekenend vaartuigje aan , en wilden het zoo zoo aan
boord klampen 9 toen ons , tusfchen al de vlaggen in^
eene kleine in het oog viel, die teeken is van rouw over
e^ne doode op her fchip ; en aandonds hielden wij daar«
om af. — Inderdaad « hoe zich het gevoel dan ook ont-
laste en het gebroken hart zich uitflorte , bij zoo iets
verltompt dadel'yk onze pen, hoe zeer ook reeds gepunt
tot fcherts ol^ berisping. Zoo zal het ook den I^ezer
gaan , die welligt echter , ipet ons , verwachten en wen*
fchen zou, wat minder bloempjes, en wat meer en
duidelijker van en voor bet leende hart , in dese Leo-
upreek te vinden.
n I iiii»
^n W0Qrd aan het Puhlick , o^er de nadeeUn en ge^
yarWf weüe men $t if reezen heeft ^ vanneer Da4r
téren ^ CUrur-gijm en Apothekers hutten hun rak Ué'
efen , ander de zlnfpreuk : Schoenmaker , houd u blJ
uwe leest. Il Stukjes. Te Rotterdam^ bij N. Cor<*
nel. i8&o» In gr. %yo. Te namen VlII^ 104 Bi.
IvJet regt zegt de Schrijver van deze, over bet geheel
welgefchrevene^ bladen, In zline voorrede: Wie tal
oenen Schoenmaker halen ^ om zijn vertrek te befchil*
deren — 'wie eenen Smid ontbieden^ wanneer hij tien
nieuw kleed begeert te hebben -— wie bij den Timmer» ^
man 'eene ijzeren kagchel beflellen f en hg tracht daar*
om 9 met klem van redenen , zijnen landgtaooten hunofs
%x n, dwni^
•^ ♦ »
63a ' EEN WOORD AAN HET PUBLIEK. ,
dwaasheid en verkeerdheid onder het oog te brengen ,
wanneer zij , ten aanzien van een der kostbrarfte goe*
deren , van de gezondheid , geheel anders handelen. H§
tdónt, tejjien einde, na bepaald te hebben, wat eigen-
lijk tot het bijzonder vak van Doctor, Chirurgijn en
Apotheker behoort , aan , i*. hoe ieder vaii dezelve zij-
nen betrekkelijkcn werkkring overfcjirijdt j 2^. welke
oorzaken hiertoe aanleiding kunnen geven ; 3^. welke
^ noodlottige gevolgen er uit ontdaan, en 4®. welke mid*
"delen het. daaruit voortvloeljend kwaad zouden kunnen
fluiten. Alles fchijnt voornamelijk gefchreven te zijn .
met een oog op Rotterdam , Schiedam en andere plaat*
fen in ons Vaderland, waar de Doctoren, zoo als de
^Schrijver zegti, Commisfionnairs in geneesmiddelen zijn.
'De (trekking van het geheele vertoog loopt voorts hier-
op uit , dat , zoo van den eenen kant het eigenbelang
als de bron van dit geheele kwaad moet worden aange«^
merkt , van de andere zijde de dwnasheid , onachtz'aam-
heid en gierigheid- van het publiek die bron geopend
\ hebben , en dat , om dezelve te Hoppen , er niets ver-
eiscbt wordt, dan dat het publiek wijs, bedachtzaam
en edelmoedig worde; waaruit, tot gerustllelling der
belanghebbenden, vrij duidelijk is op te inaken, dat
deze en dergefijke bronnen wel zullen blijven vloeijen
^ tot aan het einde der dagen. - Mogt er oildertusfchen
deze en gene zijn, wien het niet om het even is, hóe'
\ het in de wereld toegaat , en die dus gaarne weet ,.waar
het hapert., wij durven hem het lezen van dit boekje
gerust aanbevelen. , Mogelyk vindt hij de trekken , in
de hier opgehangene fchilderij, wat grof en hoekig, de
kleuren wat hard; maar men fchildert geene dievea en
moordenaars met Madonna «gezigtj es.
t •
Schets
B. U. LÜLOFS, SCHETS. Ö33
tS^^/i^// van een Overzigt der Dut t/c he Taal^ of der Ger*
maanfchê Taaltakken , in derzeher oorfprong en te^
getïwoordige verdeeling , in het Hoogduitsch » Neder'^
landschj Deensch^ Zweedsch^ Engelseh ^ en andere
foortgelijke talen en tongvallen; door Mr. B* 11. Lü«
L o F s , Hoogleeraar in de Nederland fchc Letterkunde
en Welfprekendheid aan de Hoogtfchool te Groningen.
• Te Groningen^ bij J. Oomkens. 1819. In gr. 8va.
r///^/ïft44^/. /1-16-:
D
k kleine gefchrift van Prof. lulops (de vrucht
zijner verdubbelde letterkundige werkzaamheid^ om bet
fmattenjk verlies sijner Gade eenigermate te v^rzett^n)
bevat eenen rijkdom van zaken^ Met regt meent dé
Schrijver, dat, ter grondige beoefening A^v Nederland*
fche ta^I, eenige kennis aan hare zustertalen voldrekt
noodzakelijk is , en geeft da^^oe dit boekje als handlei-
ding. Eerst befchüuwt hij de algcmeene Duitfche taal,
zonder opzigt op de fcheiding der takken; daarna die
takken, elk op zich zelven.* Na een kort woord ter
vermelding van de drie hoofJtaa!(lammea van Europa^
de Komanifche^ Slayonifche en Duitfche y betoogt hij
de belangrijkheki , eervtraardigheid , oudheid, oorfpron*
kelijkheiJ en-'zelfdandigbeid des Duitfc/ien taaUtams,
^vooral uit vergelijking met de meestbekende der Koma*
nifche talen , het Fransch. Daarop volgt eene befchou*
wing van den oorfprong der Duitfche taai. Hij leidt
dezelve uit het zuidoostelijk Azië af, van waar zij,
door Perziê taThraciS^ over den Donau^ in haar 'te-
genwoordig'vaderland zou gekomen zijn. De overeen*
komst tusfchcn de zeden der Duitffhers en Thraciirs
wordt zeer uitvoerig, doch, naar ons inzien, niet in
alle bijzonderheden overtuigend^ volgens een Hoog»
duitsch werk van a r n d t , aangetoond. (Uit de taal
der Thraciirs y die geheel verloren is, konden geene
vergelijkende proeven worden aangevoerd.) Wanneer men
X X 3 door
door Thraelirs de Scythen verRaat, die waarrchgnlijk
met de Geteh^ een Thracisch volk , naauMr verwant wa« ■]
'ren, ftemnrcn wij (hoewel op andere gronden) de ver- ]
wantrchi^ géreedelijk toe ; doch hero'dotüs fch'^nt
de Scythen van de Thracsirs wc! degelijk te onderfchei- ,;
den. Ten bew^ze, dat de Perzen niet alleen in bet
raaleigen, (hetgene niemand betwist) maar ook in ze-
den en gewoonten, met de oude Duttfchtrs overeen*
kwamen , haalt de Heer l u l o f s , met veel juistheid ,
den afkeer van beide Natiën van afgodsbeelden en tékn-
pels en ket voorzeggen uit paarden aan, volgens ta«
ciTUS by At Duitfchcrs in gebruik, en hetwelk ook
bii de keuze van l>Aiiius tot Koning heeft plaats ge»
had, gelijk er ook een Perzifche volksdam was, die
Germanen heette. Nogtans wil de Schrijver de Dzdu
fchers niet onmiddellijk van de Perzen^ maar met deze
uit bet zuidoosten vail Azië afleiden. Het voornaam*
lle, wij zouden bijna zeggen het éénige, bew^s hier«
voor ligt in de vele woorden, zelfs wortel woorden ,
die, volgens schlsgel, het SamkriUch met het
Jiuitsch (vooral het NederduitscK) gemeen beeft. Da
overeenkomst van den geest der heldendichten in beide
Natiën is eene proef , die niets afdoet : men zal toch
géreedelijk bevroeden , dat op die lange reis , en in dat
lang verloop van Eeuwen , welke , volgens de onder*
iUlliqg, ï>uitschland \zvi Indit is gefcheiden geweest^
vooral door het onmetelijk groot verfcbil in godsdien*
f!ige denkbeelden , de geest van eenen m i l t o k en
KLOPSTOCK niets van de Indifche heldendichten ü^a^
majan of Uahabharat heeft kunnen overhouden ^ vriet
overladene fabelachtigheid ook hemelsbreed van de ver-
hevenheid der genoemde Dichters verfchilt; zoodat wg
bij deze aanmerking, al is zg van hebrbn, altQd
hebben moeten meesmuilen. Zonder andere fporeti
nu, dan van eenige verwantfcbap met het Samkrttsch^
zouden wij den oorfprong van Z>//f/;£:A/j>2//^ volken uit
het ipsgelijks zeer vroeg bewoonde Perzii nog alt^
^ tOQ! waarfcbtjoiijker houden»
Vcf
>
SCHBTS VAN ESN OVEÜZIOT 9BIt DyiTSCHB TAAL, fy^,
■
Vef?oIge]i8 gMt de Scbryvcr tot de verdeding der
Duiffche taal in tweehoofdtakkcffl, den Opper^ en Na*
d^rduitfckcn j en de ondeifcheidende kenmerken van
beide , over. (Hg kiest daarbij veellal A 0 e L u n « , itt
des2elfs Mithridaus en andere taalkundige ge^uifcen »
tot leidsman.) Daarop worden de2e twee hoofdtakken
in hare zijtakken en tongvallen nagegaan, met opgave^
hier en daar, van enkele prpeven; zoo'^als van het
Zwabisch^ Tyrolsch en Opstenrijksch; het HoogduUsek^
oorfpronkelijk het Sakfisch (OpperduHseh ^ in bet iV^*
derduitsch overgaande) , naderband door l u t^h e a tot
fchrgftaal verheveii , en het Mefogothisch , (onzes in*
ziens te regt door den Hoogleeraar meer tot het Oppers
dan tQt het Ntdcrduitsch gebragt.) Ondef de Neder^
duitfchc tongvaHen komt bet Nedcrfakfisch of Plat^
duiiscA het eerst in aanmerking; (het Platduitsch ftrekt
zicb echter veel verder dan NcdtrfakTcn , tot diep in
Wcstfalcn en langs den ü/y/i uit) zijnde, door lu«
T H E R*8 Bijbelvertaling , ais fcbrijftaal verdrongen}
hiervan worden nog al eenige proeven gegeven. Daar-
op volgt het Nederlandsch , eene even oorfpronkelijkê
taal als het Hoog- of OpperduHsch , maar gewijzigd door
het oude FrUich^ het Frankduttsch ^ (de Schrijver
geeft hier 'proeven uit het lied van Hildebtand en He^
dubrand^ en uit den lofzang op St. Anno; bij betrekt |
het AlUmatmich ook onder het Frankduitsfh^ welke
falen wy echter gelooven, dat altijd zijii geHcbei-
den geweest) en eindel^k ook d^or het , Fransci.
De beftanddeelen dezer taal in bet Ntderlandsch ^ en de
invloed derzelve op onze woordvoeging en onze nit*
fpraak, worden bier zt^x goed uiteengezet: de uit»
fpraak der u op de Franfchc wijze , en bet veelvuldig
gebruik der tegenwoordige deelwoorden, (tegM her
Boogduitfche taaieigen) zijn daarvan wel de voornaam»
fte. Dit laatfte, echter, is geen gebrek, maar eene
wezenlijke voortreffel^kfadd , die w^ met de oude talen
gemeen liebben , en welke de Duitfchers ons wel benijden
mogen*— * Nog een woord zegt men van den invloed der
Xx 4 ^^-
Latijnfche taa}-op de onze, en gaat dan over tot een
kort overzigt der No^rdfchti of, volgens' deaSchrij.
ver , SGnndinayisch - Neder duit fchc talen , daar dezelve
vxtt dtNederduit/che taal meer overeenkomst hebben,
' é2Sixxïtx,\\ti Opperduitscht Hij vergelijkt het i)w»«A,
h^v^weedsch^ Noarwagsch en IJslaridsch met elkan-
der, en toom daarin vrij bedreven te zijn. Het ^hw^z/jc*
komt meer met de, hoogere taal overeen^ dan het
Dccnsch. Ten flotte befchouwt de Heer lulofs het
Engelsch^ onder den naam van Romamsch" Ncderduih
fche taal, daar de Duitfche grondtoon in hetzet^, met
het Frhsch en Ne erfakfisch^ ook met h^t Deemh^
overeenkomende, reeds in de elfde Eeuw. door de iViwr-
manfche verovering (misfchien ook wel door de geduri-
ge betrekkingen derpLANTAGENETs tot .Fn»«Ar/;i, ban»
iye hofhoudingen en oorlogen in dat land^ met Franr
fche woorden overladen, en wel ter helfte yan zijnen
©Offprong. verbasterd is. Onder de Schrijvers over de
Gefehiedenis der Engelfche taal bad ook de beroemde
j o HN s-o N (in deszelfs Voorrede voor ziin Engebci
Woordenboek) kunnen genoemd worden. In dat Woor-
denboek zelf, waar de afleiding vari elk woord opgege-
ven wordt , zoekt de Schrijver gedurig het grondwoord
in het Hollandsch (^Dutch.) ^ Achter het ftukjeVijo
I vele aanteekeningen , die meer dan een vierde van het
werk befl^an, en van uitgel)reide belezenheid in de.Al*
gemeene en bijzondere taalkunde getuigen. Wij heve-
Ten dit nuttige boekje aan alle liefhebbers der Neitf*
duitfche taal. Velen zullen daaruit hunne onbillijke
verachting tegen het zusterlijke Hoogduitsch^ op voor»
oordeel 6f ijdele vrees gegrond, leeren overvviraieD,
daar het in den oorfprong met de onze immers étóc
taal was. De Duitfchers^ van hunnen kant, beginacu
hunne verachting tegen onze taal (die zij voorheen oet
het gemeene />/ö/^«///.Té:A . verwarden) af te leggen, -oi
hoe 'langs, hoc meer Hoilandfche woorden en zegswijwn
aan te nemen. Wij hebben die zelfs bij oöthe aan-
getroffen, doch herinneren ons dezelve thans niet meer.
ttHBTS VAV ESN OVERZtCT DRft DUITSCHB TAAL. 637
Bl| LA MOTTE FOOQujfe (€€»' der oiecst geliefkoosd
de Dtdtfeht RomtDrchrijvers en Dichters; heboen wQ
Sehreiber (mtt ,Fcrf as f er of SckriftfitlUr) io de HoU
landfohe bcteekenis van Schrijver (van een bock) ge-
vonden. Mogten onze naburen, die immers al het
vreemde onvermoeid onderzoeken , de fchacten hunner
miskende broeders ^ die ook voor hen zoo veel kost*
baars bevactea , meer en, meer leeren waarderen !
Mnemofyne^ Mengingen voor Wetenfehappen en ft aatje Let*
ttreni verzameld door Air. h w. TijOEMAN <i» n. q.
^ YA« K*AMPEN. ^ide stuk Te Dordrecht . hij lilusïé ett
van Braanié 1819. In gr. 8v0« 302 Hl. f *l 18 •:
JJe Dichtkunst f befchouwd ah hefchaaffer van het dienfehe*
' üjk geflacht ^ voldoet volkomen aaf) de verWactuingy die men
van den nog jongen, maar geleerden en fmaak vollen Mr. a.
BOXMAN, door tijne Akademifche verhandeling, enalsDicb*
rer door eenenen andere ftukjes , ook in ons Mengelwerk , tvX
bebben opgeVac. Het is eene voorlezing» io welke con amore
niet fle€;lit« de ftelling al^ gefchiedknodfge daadzaak bevestigd »
maar ook de voortdurende weldadige invloed der Dichtkunst
becoogdy en ten. (lotte tegen plato, die men beweert 'dac
haar uic zijn Gemeenebest wilde verbannen , verdedigd wordr.
Aangenaam h de gedane belofte eener verhandeling van de-
zelfde hand in den eerstvolgéftden bundel, welke, als van
aanverwanten, maar nog meer belangrijken inhdbd, wotdt
aangemeld.
De beroemde Dordfche Kerkleeraar kist prijst » In de hier«
op volgende vet-handeling , de fchriOren van den waardigen
OELLBRT overtuigend en voortreffelijk , als blijvende volks*
lektuur voor alle flanden, aan; onderzoekende, en met ken«
rige redenering en proeven (lavende, waardoor, en met het
boogde regt , de fchriften van dien waardigen man zoo groo-
ten opgang en toejuiching yonden.' Wij konden bij de Ie*
zing den wensch niet terughouden, dat deze verhandeling
door ieder, die voor het algemeen fcbrijven wil, gelezen en
beoefend wierde, en ook meer in alle handen komen mogte,
on den finaak «voor 's mans, thans, naar hec fchijnt, maar
. ' 'Xx 5 al
f
\
61% imiMósiritB*
m te zee/ MJ veTed vergetette » werfceft mredefodi tip vt w*»
ten, en bet nac, dit biy^heefc geftieliCy ook voor onxeft
Itfefcyd alzoo te vermenigimlchgeti.
. Dt Neitrlandfche RepubUek af iet eindt der XFIlIde Eatm
kefihonwd^ is een wéi gefield gefehled- en fiaatkondig verflag
van eenen ongenoemden uit de fchool van den Hoogleeraar
iLuiT» met zaakkennis gefchreven, en 'waarvan de uitgave
tlsnu nog, daar de vroegere part^fcbappen gedempt, en de
twiscen door den loop der gebeortet^sfen en* de ondervinding
tStt bUgelegd, van nuttigheid wezen kan; boezeer bet niec
te denken is , dat allen den ileüer in jeder opzigt van iedere .
voortngenonenbefd CfHlen vryfpreken. Ala annbangfel is er
cene èroehure van 1790 bijgevoegd, een tkel bobbende; fn$
féMt m% Batayieren te doen hij het ttij werden d& Befgsm f
en waarin alstoen reeds beweerd werd het wenfcbel^ke ya^
de vereeniging der Zmdelljke met de Noordelijke NederUmdm
Jchè Provinciën. De Uitgevers meenea, dat die ftokfe,
zoo al niet ddor den Raadpenfioaaris van oer sfisoek*
zelven» dan toch waarfcbijniijk met" overig en goeAeoring
van dien Staatsman alstoen zal gefchreven zljn«
HuUe aan de Nagedachtenis van wijlen j. o u b p i m is bec
laatfte prozaTfcbe opdel in dit Deel * en leert ons dien voof«
«Mligen Schepen en Raad der itad VUtfingen , ais Dichtervoor*
al dan ook, kennen « en als den man, die tot de verbaaainf
van hec Psalmgezang , naar de berUming van OATiiENua,
vit onze Kerken, krachtig medegewerkt , en dezelve ▼<K>i^e-
arbeid beeft; offchoon hij zelf het< genot dezer weldaad*^ ni^
beefc beleefd. * Onder de Dtébtftukjes In dit Deel viodc meo
eenen Lijhang op dezen verdienftelijken man, door wijlen
Ds. j. |. BR AH i ; welke zang den Uitgéveren niet van ver-
dienden ontbloot fcheeu.
Meer dichterlijke waarde hebben intusfchen de Iiler me»
de|edeelde Hokken van den Heer en Mevr. BiLOEitmijKi
eene navolging, namelQk, van het zetde Hekeldicht ra» fes*
aiua^ en Rodrige de Ccth^ nur heiEngeisch van $out u et»
welke bier als eene voorloopige proeve van volledige ov^*
brengingen dier beide (lukken worden opgegeven. Ook Tin-
den wy hier herdrukt de gedichten van bildbedijk mem
Mr.h DA COSTA en VEiTHephetaffleryenramt.u Git k vb.
Van DA COSTA ontvangen wy bier albz ander^b JZe^^
feest t natr het Engelsch van dbydbn, De ZeffefoffirisÊg ^am
J
«
rerH)k vermeld. Al dcïe ftukketr hebben waarde ; en * Ktndkk^
heii, door den Med. Doet. c Vaw üe* hoévéw, h ttdie,
bevallig eti Chrtstel^k. Den i^rlötfglWti Zang van de i^f^
van HOMERUS moeten nHJ, vooral nfct over het hoofd Elen;
Mr; RH. V., dte dtti Dichter iHet noemt, «efci èr Vent
toe vefiffkatit is wiU. hs^ himig^ mmar iit is ii t^heOt
man — maar ttrem is tij flout^ meesterlijk ^ ürigineei^ en
geheel Someriaansek. Ik keb in verzen niets TOnnoMtkVê
getim, dat er Uj hmt^ en fechpeOtmen nouïï^nsgeklefM
is. HU noemt dan Verialer uw» a^r fingnlier Genie , He mH^
feUen zestigmaai iioif e RUi d&erleaen heeft , Imm veer a//É
hanikfiek kewdi^ en megetijk^ zee hij verleren vms^ kesfs nü
Idjn herfd weer ep het papier hragt.
Dé Hoogleeraar tiB6EitB«EK heeft, tot zoo fong hQ wé^
derom eene eigene veraameling aafilegt en uitgeeft» bijdragen
beloofd : mee dtt aangenaam berigt willen w^, eoo alt N^é
Uitgevent hno voorberigt, ook desa onze korte aknmeldfng
en beoordeeliog fluiten**
ijediehten van Mr. h tm SRR, Heegleerèar in de ffijtie^
geerte, enz. aan dé^ Heegefckeol te Luik^ Ud vm het Ote
nlnklijk InfiitUMt. Itde Deel. Te Amfierdam^ isj J. vaA
der Hey. iSao. In gr. %ve. XXX/^, ipS^BA /4.io.t
!V^U hebben de beoordeeQng. van die boekdeel in den Ra»
eenfent eek der Recenfenten gelea^en, tn willen nteti afdingen
op deli lof, aan hetzelve toegezwaaid. In tegendeel^ hoo
gunftig w\i oof reedt over het eerde deel verklaard hebben ^
het tegenwoordige wint, in ont oog, niet welaig bU de ver«
gelijkiug, alchant ten aanzien der bruikbaarheid voor het al-
gemeen, dat bier duideiykheid en bevalligheid doorgaant ves*
eenigd zal vinden met aanprOtfeliDke denkbeelden. Doch
}ammer it het , dat een tjljdfchrift, anderi achtent waardig door
biyken yan geleerdheid en oordeel» xoo dlkwyit bezoedeld
wordt door grove fcheldweerden en plempe hatelijkheden tegM
jaudere Recenfenten. Het it niet noodig , dat een openbaaff
Beoordeelaar juitt eoi man zQ » gefchikt om met de wapenen
van een Jtlekeüg vernuft regt behendig om t^ gaan iüftiaa
bij flochts zijnen eigen* weg nittig vervolgt» en goed eil
> kwaad»
\
\
• ^
649 h KJWKEJL ^ ir
kwaad, zooder omzien, boodig in ket Ijcfac fielc , is bQ dtar-
om waarfchUolJDk des te nuttiger. Doch wil men volArelu
vechteo, dan dient men héc qok behoorlijlt te verdaan , om
den aanfchouwer <dat hier de lezer is) voor zijn geld al-
thans geeoe tooneelen te vertoonen , die bij op de vischmarkc
lïeter en voor niet kan bijwooen. Om de gepastheid dezer
aanmerking te bewijzen» konden wij ons op vele voos-
jbeelden beroepen; doch wy bepalen ons bij het dot der be-
oordeeJicg, boven aangehaald, in welke van elkndigen ^ vtA
wijsheid'' verkoelen ^ van kedvermaak^ vtn juges reprochabJes
en talent outragé (^) , vroeger ook van aangrijnzen en eenen
kreupelen ^Zoïlut^ wordt gefproken* Dit alles toch zal -«
daar wij pfis nog gaene andere openbare beoordeeüog van
het werk berinneren , en bijzondere uitlatingen wel niec zoo
plegtig in den ban zullen zijn gedaan — zekériyk ons en 'oo>
ze oordeelvellingen betreffen. Het is waar, wi| hebben te
kennen gegeven, dat de Filozofid van kimkbr, hoe fraai
ook ingekleed en met fchittèrende verwen opgefierd» ons
toch zoo wezeniyk gegrond, fchooir en heilrijk niec voor-
kwam, als zQ zich op deze wijze wel vertoonde; voorts,
dat wij , in zoo verre er tweederlei begrippen over de wei-
Ittidendheld in verzen beftonden, hem niet geheel 'dtirfden
toevallen , en het droeve zeker even zorgvuldig als bet een*
toonige diende vermijd te worden, enz.: wij hebben dit, in*
zondérheid het eerfrgemelde, daarenboven ingekleed op onze
ivljze, misfcbien zeer gebrekkig, maar althans niet hacelijk;
terwijl wy , voor het overige, als boven reeds 'gezegd , dea
hoogden lof van bekwaamheid aan den Dichter toedonden.
Welnu, derhalve, was dit zulk een crime f Of móet hlf nier
veeleer geacht worden molens voor reuzen te hebben aange«
zien , die hiertegen reeds bevorens zoo dol te velde trok ,
en nu, als ware het , geboeid door een paar eenvoudige aan-
merkingen , die wij ons daartegen veroof loofden , nog rond.
om zich bijt en fp...? Inderdaad, niet de man zelf, (^want
die
' (♦) Deze Franfche woorden, namelijk, komen voor in
eèn aangehaald versje, dat hier juist zoo veel bewijst, als
Met zou bewijzen, wanneer wij den man dien wijsgeer
berinnerden , die ^ol angst vroeg, S{ hi) eene dwaasheid ge*
zègd had , omdat zekere lieden hem toejuichten^
i
dit 2al wel on^etbecerlijk ziyn) matr dè Redflcceor, zij ten
aanzien dezer verkeerdheid oplettend gemaakt!
Zonder nu meer naar die ghnfche Recenfie om te zien»
zullen wij thans verder bec onze van het boekdeel zeggen.
Qe Voorrede is , bilHJk , hec eerfté voorwerp onzer befchou.
wing* wy lazen dezelve terftond met ongemeen genoegen
door. Zy heeft zelve Iets van bet onderwerp, dat zij be-
\andelt^ iets van dat ll^te, vlngti^e, hetwelk' ruim zoo goed
gevoeld als duideiQk begrepen wordt, en om hetwelk te
fcbrijven eene zekere opgewondenheid, eene zekere eigene
vlugt van geest wordt vereischt, welke weinigen bezitten.
Het ijpreekt van zelf, dat wlJ biemede aan de hechtbeid
jan klaarheid van 's mans denkbeeldenfvoor zoo verre zü mo«
'gelijk zijn en bij eene bedaardere lektuur worden ingezien,
niets willen onttrekken. In tegendeel, bet gezegde is zeer
j;efchikt om meerdere helderheid te verfpreiden over hetgené
menig eenen zijn onbedorven gevoel wel reeds mag %!^zt%^
hebben. En, zoo wy hec ergens nlec geheel eens waren met
den Schrijver, het was, waar bij bet onderfcheid van de Ode
met ^andere dichtfoorteii, in dit opzigt, daardoor verklaart ,
dat In de eerQe wel, maar bQ de laatfien niet, met zekere
ftonce grootfpraak mag begonnen worden. Dit fchuilt, naar
ons oordeel, niet in den verbalenden vorm van bet helden*
dicht y maar in de natnur van de ganfche zaak* Eenen rede^
naar voegt bet doorgaans ook niet, op boogen toon te be-
ginnen; doch In fommlge gevallen wederom wel. wanneer
men namelQk mag vooronderftellen, dat hij geheel vol is van
zeker gevoel. Het bekende Quo uufuc tandem Catilina zelf
behoort hier eenigzlna toe. Voor bet overige danken wij
bijzonder voor bet gebezigde voorbeeld , in de vertaalde Ödc
van HORATIUS,
Het eerft^ftnk, bier voorkomende, beet: Het heilig T^oud^
Nachtgraet aap tnijtu Vrienden , ItQrt vóór de aankomst van
Koning hODEWijK in Holland ^ en bevat de volgende merk».
waardige vóorfpelling omtrent napoleon;
■>
Hg komt!. ..of dnrft bij *t nog niet wagen;
Ziet bij, aan •snoodlots 'wentlend rad,
, Wat tegenliand zijtf loo? vertragen '
En ftremmen mogt op 't hellend. pad;
Vel
l
Wel nu, een aoder ma«k* bet effen !,«^
Eeos zal de p^l gewisfêr treffen,
Wenneer hy» voor de derde maal»
Van juuier «ikpam afgitfehocen, i
Laogs 't rjgcfooer zljaer vloekgeaopcea
Zt^ fiiegen als een biikfemllitaU
Men ziet bieruit tevens bet vldeflende Tan dit faofcbi
ters; fcboon bet ons voorkomt, dat de plaatfing van dea
kleqitoon (bU ?• reg. 12) op bet woord een den zin min of
ipeer ftoorc, omdat bet thans luidt als één» Het tegenoyerge.
Aelde vonden wy bl. i39- laatfYen regl Voorts bevalt ons dè
tegenftelling van bet fFesten^ wasrin de zon zonk^ (van vrQ.
b^id en verlichting) 19e; bet Oosten x^ (als zinnebeeld zeker
der wijsheid, of der vrymecfelarlj) waarnaar \ zij kunm* y^eg
taanden^ in bet allerefrde couplet, t\^t\ inogdiyk uit gebrek
van een volkomen be^ipj dat ons verdet ook wel eens moei«
jelijk viel.
Het tweede ftuk: Siilk Semoeding^f) ^ na de inlijving^
enz. is zeer fraai ^ zinrijk, en vol oorfpronkelljliie beelden.
Het Vaderland beftaat^ wat lot ons z^ befcborenf
Nog beft bet zyn gelaat , en zonder blos , omboag.
Zoo lang zijn fchoon^ i))raak voor *t oor niet gut vetlom;
Zoo lang wlJ t\og bfaf klank en volte tftalkracbt booren ;
Zoo lang blinkt Holfand aan der volkren HemelboogI
WTeeklagt^ enz, i Oct. 1813 « is een, d/?r weinige fièkkên tf
dezen bnndel , die niet tot de Aiort der lierzangen behooreo.
£r wordt rroiiwens meer dan één (preker in hetzelve inge-
voerd. Aan ftoutbeld en vnnr ontbreekt bet anders geens*
zins. Meer. dan eldera maakt de Dichter blèrt in bet foQzott-
der, gebruik yan dien ftr\}d van he( rychmua d^ fneden a
volzinnen met de maat der verzeg , wejke zich van het Cat-
liaanfche zoo zeer onderfcheidt ^ en In kinsbr» tbeoretisck
en praktisch y den grootden voorftander vindt. -«* Of men
kan gezegd worden de tmchfrpfdc te fijfen^ bl. sl3« srsmoecr
het niet juist bepaaldelijk oip een zwaard of dergel^ ke ziet ,
ZQ daargelaten*
mtboezeming Uj den Fal v^n NiiFOLZON, ]^rachti£r|
Pê Verhifing en HerfieUing ran Nederland 9
CtDJCBTINf ^4^
Wie kan io één gevoel > één eokd gf esqrtrmkkep »
Al wat 2icb vtn rondom io *t AUigt luin komt biéity
pe bier tneengevloeiile, en daar verfirooide Rukken»
Pie zich iu 'c beaadpuju der verbeelding zaoendrukken ,^
Door d'eigentt* areodsblik geraogfehil^c, overzien?
Van ganfcber barte neggen wij die den Dichter na. Teder^
éen doec die voorzeker me( ons^ die weec^ dat pnze gefcbie*
denis hier» van Keizer icar£L*s cijd af» toe na den flag van
if^aurloo^ worde doortoopen; zekerjiijk met wijde fprongen^
maar toch zoo» dit de laatde» beflisfeode tooneelen — na-
poleon*! dvringèlandij , de togt naar Rusland» de opftand
|q deze landen» de eindeiyke beflisfing qp reeds gedoemde
flagveld -» uitvoerig gefchilderd worden; en dat in een* tier>
^angl Inderdaad» gel^k in het e.ei;(le deel bi> de onderne-
ming» om een afgetrokken w^Jsgeeri^ ftelfel In een gehee(
poëtisch kleed uit te dosfen» en daarin zoo te flagen» dat
vele fchoonheden van den eerden rang het tafereel verderen j
even zoo hebbeii wij bier ^ mans onbegr^peiyk, geheel éér.ij|
dichtvermogen bewonderd. Ondertusfcben bevestigt ons toch
dit zelfde ftuk ceoigsioa in onze voorkeur» aan kortere lier?
zangen gegeven. Een enkele kinkeji moge zoo landen
adem hebben; weinigen hebben dien» zelfs als lezers. £i|
hoe kundig de ^uqsc pok yeii>orgen is » het gevpel der on-
mogeiykheid » om eoo laxig In geestdrift te blijven, doet aa^
dezelve denken. Waarlijk, wij raden den lezer» een weinig
te poozen» en op het re^ ontvaqget^ te kaauwen (vergeef
de triviale yifidrukking)» nadat de Zanger zich zei ven heeflc
l>emoedigd» om 4e beOisfende kacaftrophes nitvoerig te fcket-
fen » met étzt veeibevattende en fchoqne rf gela :
»
llttw aan den jammertoon den Jnbelzaqg»
Het vreugdgejoel aan droeven boezemdwang»
Uw zegepraal aan *s vQands ondergang»
En *t vroiyk knettren
Der heirge wraaktoorta » die Eorope omfeheen! —
^t Getrippel klink* door *t nokkend fchre)}en heen^
Ala moedervreugd door felle barensweén ; —
By *t ipkverplettren! —
Tot hier toei das » waren het gelegenheidsverzen op de tp*
den
644 J- tiUKtt.
den en gebenrtenlsren , door ons beleeftJ , dfe wij doorilepeiu
Doch 'wie bet daarom voot een* afgezaagden zang boude ,
die.kenc den Luikfchen Profesfor oiec. J», bijna coc walgeos
toe hebben wij de meeste onderwerpen hooren bezingen; mair
i/// baddeft wij niec gehoord, en mee geheel onverzwakcen
leeslus; hebbei) wij bec . • . . verflontien.
De Geest yan l o V o l a in de Negentiende Eeuw £«b ftok
vol waarheid, wijdheid, en gepasce waarfchuwing, in een
fcboon ^en treffend kieed gedost. Wij zeggen ^x amen op:
want, mogen wij met kinker al eens verfcbillen over de
middelen, zijn doel — verheffing van algemeene menfchen*
waarde en geluk — is ons even heilig.
Cantate y bij het epenb^ar Examen enzm van Blinden, i8i7«
Fraai en gepast!
Feestzang y bij ... het Genootfchap : Tot Nut en Befchavingi
zoo ais bekend is^ door Joden opgerigt. De regels:
Die waanzin, om de wet van 'c zedeRJk Heelal
In 't ijdel fdiimmenrijk, niet in zich zeiv% ie zoeken;
tnogten, naar ons oordeel, zonder fcbade weggelacen'^z^
Trouwens , vele det kinderen Israëls zullen ze wel niec regi
verdaan hebben.
Gedachte y na het Huwelijk van Z. E. a. a« rALGK« Regt
aardig, en tevens waar poëtisch ingekleed!
• «
Uw echtverbinding wofd* de lens en *t téeken
Van *c heilig fnoer, dat de achttien pijlen bindt»
De onzigtbre barnfteenkracht (Re, onbezweken.
Het middlend punt der beide polen vindt.
Men weet f dat Mevrouw falck eene Brabandfche Is.'
Thans volgen de lofrede. Ode en gezangen, ter gelegen*
held van de hulde aan haydn, in de Maatfchappy Felix
Neritis voorgedragen, en reeds vroeger. uitgegeven gewecsu
De eerstgenoemde kan zeker als een model van dergelijke
flukken worden befchouvvd. Z\| heeft niets van eene . on-
Trnchtbare levensfchets. Trouwens, het is de kundeoaar , eo
siet de mensch; het is zijne kuust, en niec «yne deugd of
sniiere verdiende, welke men zich voorftelde te huldigen; en
^ifi is op eene voortreffeiyke w^ze uitgevoerd. ]a , al wilde
sea
WDfCBTBH.
«45
«en het anders öok ongepast achten, een soo nltvoerig pro«
TuUch ftuk In den dichtbundel ce zien ingevlochcen » 'ó^n mag
men dezelve vrijelijk als de inleidende verklaring van den lier«
Zütg befchouwen. £n het geheel ftrekc niec qDkelten be**
wijze- vaq kinker*8 beider inzigc in den waren aard, de
vereiscbcen en bedoelingen der toonkunst, teaar kad voorze*
kérln de hand van beoefenaars dezes hemelfchen vermogens,
met name diegene, welke zich op dt compoficie toeleggen,
tot eene aanleiding dienen , om hetzelve al meer en meer diS
volmaaktheid ce doen naderen. De Dichter verdient, derhal-
ve, allen dank daarvoor, dat hij zQne heldere denkbeelden
in dit vak, deszelfs gefchiedents en verdere nitzigten, ook
floor dit dichtwerk nog wijder zoekt te verbreiden.
Geen zangcoon, die bedwelming teelt.
De ziel verdooft , llechcs de ooren (Ireelt,
£n *t hart bewnstloos hondt gevangen;
Geen wild gerulsch, dat magtloos woelt,
£n, daar bet verder niets bedoelt.
Ons tergt, door onvoldaan verlangen*. ••
Is *t voorwerp, daar de kunst naar üreefc,
AVaarin z^ adem^t,- waar ze in leeft. -»
Neen!.— Hooger doel bellert haar po jen:
Zy wil de ziel , aan 't (!of öntboeid p
Van tintlend ^emelvDur doorgloeid.
Door 't edelst zelfgevoel verhoogen.
Ode aan voltaire. Wij vreezen wel den lezer te ver^
moeden roet onze herhaalde uitroeping: fraai! heerlijk! Doch
van dit Huk moeten wij echter betuigen, hetzelve met dat
gevoel van ongelloorde tevredenheid te hebben gelezen, bef«
. welk flechis meesterftnkken kunnen voortbrengen. In hetzel*
TC, namelijk, meenen w^ dien vasten gang, dot ongezocht
vernuft', die gemakkeiykheid, dien rijkdom en die juiste kcc«
ze van zaken en beelden te hebben opgemerkt, welke ons
aan de klasfieke meesters in het vak doen denken. Wij zien»
ja, meer dan enkele vlekken in de zon, welke kiuker hier
rot ^bet f oorwerp van zijnen lof ilelt. Maar wij miskennen
haren glans niet, al wordt z^ ook door fommige harer voorr*
Irengfelen, gelijk her groote hemetUcht door de opgetrokkc»
nocKBzscB. 1820. MO. 15. Y y ne
6^6 J. KIN KM V
nt wolken, dJikwijU verduisterd. EA, in alleo gevftlle^ moe-
ten wij bij de beoordecling vtn een dichtiluk, tJs kuoftwerk,
ons verpliatfen op liet ftandpunt vin den vervaardiger. Met
den Dich j^ zeggen wij trouwew t
Had 01 aan d' Oder, Roer, of 't IJ ^
OF waar de geeat, meer ernftigt vry,
£o (loot in zijn befpiegelingen ,
Zich opheft — •t.eerfte lipht beftraald;
•tigc hadt gij Pallas fchild meer voorwaarcs roogen drisgen.
En groocer [ook reiner] zegepraal behaald.
In de volgende Ode asn alp red vinden wij eenige data.
terheid in deo volzin, voornamelijk door het laacQe gedeelte
des tweeden en hec begin des eerden couplets gevormd. Ook
klinkt deze ftouce ovcrfprong met het woordje zonk ons \mt
toch wat heel hard. Voorts vinden wij bU 166 zegen in bet
meervoud. Bedaac die waarlijk? Bij he( werk van eenen
Hoogleeraar in de Nederlandfche taal is deze vraag wel niet
ongepast; zoo min als de opmerking, dat hy meermalen hen,
den vierden saamval,^ bezigt, waar ons blijkbaar toefchgoi
Ann^ de derde, re moeten plaats hebben.
De Ode aan alexamoer van Rusland ontvouwt ons de*
Zelfde edele, vrijheid*, regc- en menfchenliefde ademende ge*
voelens van kink er, welke wy in andere (lukken, op de.
zelfde wijze, zien doorllralen; maar tevens zijne hooge denk*
beelden en verwachtingen van den Monarch, dié zich waar-
lijk door zijne (laacsdukken , en het gebruik zijner kr^gsmigt
voor Europa, als anderzins, heerlijk onderfcheidt. J^een,
dus befluit hij bet vers, dat. voor het overige mee vele ftoa*
<e en treffende gedachten en beelden pronkt;
Neen, 't is geen heldenmoed , met duizendtallen
Een overmagt van ilrydren aan te vallen ,
Verwinnend volk bQ volk te kluistren aan een* tioon.
Die misdaad kan flechts fchittren bij bail}areQ«
't Onedel roerfel dat geweldenaren
Op bloedige lauweren doet (laren.
Verdient in de eeuw die gloort verachting, fmaad en hoon»
• Maar wijd en zijd de volkren te verbroederen;
Te leven in hun dankbe(a]re gemoederen;
Eei
Cea kfiehcig reirzeiivelk te ontbolderen ;BEiJii \e)agd^
Zijn* prillen, Iigc beweegbren aard te ontginnen^
*c Uw vaderlijke magc te doen beminnen»
Een fchooner eeuw te doen beginnen — - ^ .
2ie daar een grootfeber taakt Zij voegt uw beldendengd.
De Httüii éum wattibk, reeda vroeger bekend gewor*
^en» en bet verhevene talent dier groote kunftenaresfe sekeg
volkomen waardig, befluit dezen bondel.
Desgel^ka eindigen wij, met de becniging, dat het ons in*
zonderheid la te doen geweest om dit dichtwerk te doen
kennen ; daar we ons weinig vermeten , den Hoogleeraar les*
ien tei geven. Met dit oogmerk hebben wU den Inhoudt of
den geest, der-voornaamde fiukken, dikwijls met 'smane
eigene woorden, pogen aan te wOsen, die gekerlijk bij
lange slet. altQd de fraaifte z^n , welke wij konden aanha-
len, maar evenwel tegel}{k gefchikt om den dichttraoc
te doen kennen. Hebben wU van enkele (lokken, vooral
lot lof, minder gezegd > degelvt moeten daarom niet; ge«
tcht worden van v^dienfte, nitllekende verdiende, ontbloot
ie zUq* £q hebben wy ona hier en daar eene aanmerking
veroorloofd , dit behoort mede tot onze taak , onzen pligt ,
en ons verlangen, om het aanpr^zend oordeel als geene i||i|*
leidende vleijery te doen voorkomen,^ Het zal gewis dei|
fmaak onzer landgenooten tot eere en voordeel verftrekken^
, wanneer d^zt Gedichten veel gekocht eo gelezen worden*
'■»■ i '% ".^
y^or Jongeiinfen , bijzonder lijk ui$ de befchaafde (landen. 2e$»
4mI Redevoeringen , door joamnesclarisse. Te Am-
, fier dam ^ bij ]• van der Hey. In gr. Ivo. XU m 197 Bf.
/•a-4,:
JJe eerfte Redevoering behandelt vraag en antwoord : fFa^fi^
midi zal een jongeling zijn pud zuiver houden ? Ah hij da$
'houdt naar nw woord (o God!) — De tweede beantwoordt,
'Haar Mark* X: au* Jezus ^ hem (den rijken jongeling) ^^nm
ziende , beminde hem , de vraag <: Hoe maken^ wij ons regi be«
minnelQk? — De derde (lelt de verbindtenis tusfcben Amnox|
en Jonadab , of het karakter van eenen fcbUnvriend , voor. — ^
De vierde fchecst Davids droefheid bij den dood van Abftt
<— Da v^fde behandelt de waarf^huwing t^gen liot ge-
* •
64fi* J«.CLARt8Sft', VOOR JONGELINGEN.
dng van Ëfan , in deo brief aan de Hebreen voorkomeude.-^
De zesde, eindelijk» coonc, naar aanleiding van bet gedrag
van DaniaJ en zijne^ vrienden aan het bof van Nebukadaeztr»
wat een jong niensch worden kan , en hen bij bec worden kan.
Iets ce zeggen, opzeccelijk cot aanpr^ing van den arbeif
van eeuen cLARisse» zou, in zekeren zin, befpotcelijk
aijti , en liec den Hoogleeraar kennend en waarderend pObtiek
•eenen medelijdenden glimlacb afperfen. W^ ftellen daaroA
Hechts d^t ter neder, wat als gevoel bij de lezing dezer Re*-
deiroeringen in ons opwelde, ^t'^ een gefcbikte toon voor
Jongelingen, zoowel eer hunner waarfchiiwicg als bemoedt-'
ging, zoowel ter leiding van hunne gezindheden, als ter op*
'weklting van edele aandoeningen, en van afTchuw voor de
ondeugd I welk eene helderheid van denkbeelden en orde in
de voordragti welk eene vetrasQng door tegennelUngen ,» door
opklitnmingen , door onverwachte verklaringen en toepasfingenl
welke meesterlijke tafereefen ! Inzonderheid munten -door de
laatstgenoemde uit de derde, vierde en vijfde Redevoering.
Waardig Man! dachten wlJ bij de le2^ing, die uwent^gfwig^
tigen post niec bekleedt , alleen om bet hoofd der JoDgeltfigen
mee nuttige kundigheden te verrijken , maar ook om bun baic
voor de deugd te gewinnen! — Hóe wenfchelijk ware bet,
dat, in het algemeen, op de Hoogefcbolen , ook voor dit
laatfle afzonderlijk, meer gedaan wierde, in dien fmaak, waar.
in cLARissE het door deze Redevoeringen doet; het ingt»
nuas didicisfe fideliter artes £f^/zon dan niet zoo menigvvi»
dig door den ruwen Akademietoon gelogenfttafjt worden^ mio
verwaand, min bedorven kregen wij voorzeker onze Zonea
vaii de Hoogefchool terug, en de Hoogleeraren zouden daar-
mede kennelijk bewijzen, dat zij zoowel om bec hare als
om het verftaud hunner leerlingen, zoowel om bec heil aii
om het geld van deze dachten en arbeidden*
Redevoeringen van den Hofraad von eckart$h AasEic
ijit het Hoogduitsch^ Te Lejden^ lij }• W. van Lejenweo.
In gr. 8yö. FIII en 293 -5/. ƒ a - lo- :
Het
zedelijk oogmerk Van den Hofraad, blJ ons bekend
: door vroegere gefchriften , ilraalt ook in deze Redevoertngea
do<ff«
yON £CKARTSBA-U«eN, REBBVOERI.KOeif • 649
4oor. HIJ is, een vrleoctvan Godsdienst» deugd, orde» Va»
derJand en Vorst t en fpreekt met vuur tenvoordeele van
die alles. De onderwerpen, welke hij behaadelt, zijn: L De
wederkeerige inyioed van den^ Gadsdienst pp de wfiten/chapfenm*
II. De eerfte en. grMfte v^et in de jchepping. IlL De invieed
. der v^etenfehappen en kunften op het verfiand en het hart.
IV. 2)« achting jegens den gemeenen mnn. V. De invleed der
fcho9ne wetenfihappen op de Regtsgeleerdheid. VI. De noodza*
kéiiikhtid van natuurkundige k'enriis bij dé beoordeeHng der
mhdaden^ VII. De bronnen der misdaden ^ en de mogelijkheid
om dezelve te verhnden. VUL Is etnt Lijkrede op VLiCfi ké is
ADAM voM BBRGMANR. BUJkens de Voorrede, zijn deM
Redevoeringen meestal uitgefproken bU plegcige gelegenbe*
étti^ eer feestviering van de Beijerfche Hoogefcbool.
Zoo zeer wij bare en doel van den Schrijver eerbiedigen,
kunnen wij toch niet naVcen «an ce merken» dat deze Rede-
voeringen» over het algemeen» dat degelijke misfen» hetwelk-
wij in vaderlandfche Verhandelingen begceren en öok door*
gaans vinden. Zwellende Hij! en declamatie ontbreken niet,
en gaan bier en daar wel verzeld vjn ooverdaanbaarheid. Wij
misfen vaak juiste definitiën en vcrdecHin^^ en vinden» dat
de Hoflraad meer in zijne idéin roi^dzvvemt, dan ze tot bel-
derheid brengt. Zoo zouden wij, b. v.» indien de eerde Re*
devoering geen opfchrift had , daarin waarlijk dnt thema niec
gezochc hfbben» wat zij gezegd wordt te behandelen: wanc
«r worde wel In gedeclameerd over godsdienlligbcid ea
ongodsdienQigheld ; maar hoe de wecenfchappen op den Gods*
dienst en deze op de wetenfcbappen werkt » ^aarvan vinden .
wij eigenlijk zoo veel als niets. Maar deze is dan ook wei
de minlle in den geheelen bundel. Op de tweede past in*
zonderheid» wat wij aangaande è^% Schrijvers rondzwemmen
in zekere idéën zeiden. De vierde fpreckt alleen van den
landman , en fchilderc z^ne deugden en ellenden met over-
drijving. De vijfde behelst zeer veel» wat naar waarheid \%
opgegeven; wat jongelingen, die zich aan de Regtsgelcerdbeid
toewijden» wel mogen behartigen. Maar in foor(gelijke fld-
lingen, ais, dat lycurgus de dieverij met het ftrengjle we»
zen der regtv aardigheid vereenigd hebhe^ zijn wij bet mee
den Schrijver niee eens. In de zesde verflaat hij onder na^
ttiurkundige kennis de kennis aan de oorzaken der misdaden. In
de zevende komen ons de philantbrppifcbebeginfeleii du Schrijd
-Yy 3 ver».
\
6^ V0f9 tCZAKttHAÜitHt ItEbElfOERiftOMft
vers, volgens welke geen ttienseh tot zijnen nasste teggéH
hiag:'^ gij zijt een misdadiger,*' maar, in' aünmerking nemen*
tfe des ongelul^kigen cemperitmenc en omftandigbeden , altijd
Êeggen moet: gij fhhijnf een misdadiger,*' — deze begin-
i^en komen ons gevaarlijk en overdreven Voor»
Nieuwe Zedelijke Ferhakn 9aB Mrt. o r t e, Üii kei È^bcK
Te RoHerdam^ hij hthw en Krap. i8ip. üi gr. SniÉa
815 i?/. ƒ a.is-f
De voort^effeiyke zedettjke ftrekking vdn het eerfie verbaal
doet ons dit werk inet alle vrijmoedigheid aanprijzen \ het ii
Eeer onderhoudend tsi in eenen geliecl goeden toon gefcbre*
ven, Eoodac w^ hetzelve ook in dit opzigt nevens de beste
.vftn deze foort van gefcbriften eene plaats mogen aanwijzen;
en, ofTchooii wU den vertaler niet zoo geheeien al en zonder
uitzondering lof kunnen geven,, zal men zich evenwel flechtt
hiet en daar in de lezing gehinderd voelen. Op bU 137.
^ Éh zoo nu en du$^ vermoeden wij eene drukfeil. £ene
Waardige echtgenoote en moeder verwijdert zich voor eenig»
Weken v&n hare Hille woning, en uit de armen van baren
beminden miin^ van wege eene erfenis, en ondervindt den
wegflependen invloed der groote wereld en derzelver weelde
fen verflrooijefide vermaken. Schoon volliefde en braafheid^
keert zQ echter met tegenzin naar haren kting terug» De
moederlijke zotg voor hare brave oudere kinderen deed baat
evenwel onverwijld tot de temgreize befluiten, niettegenflta»»
. t3& kllen aandrang, daar zij, hoewel toevallig, zich nog la
lijds g^waarfchüwd zag. Zeer bevallig komt het verlangett
van eene lieve kleine, naar vader an de ftille huisfelQke veiw
maken, uit, en toont de lieve kinderlijke onfchuld. Op de
(érugreize houdt haar een ongeluk , dat echter wél afloopt»
hog éenige dagen op bet vorftelijk prachtig landgoed
onbekende edele vrouw op; en ook hier wordt zij nog
gedemd om hooger genot te begeeren, dan haar Ihnd en woning
haar ge\'en konden ; maar ook hier behoudt haar wankelend
piigtgevoel de overhand. Haar hart is wel geheel gevod
Voor de onfcbatbare liefde van den echtgenoot; müar de
iii^rderyk» zorg harer ni^we vriendin op het gezegde land*
goed»
N
ut. té Of IE» KBD£L1JKE ▼E&HAtCIU 051
fp^f tn het toezenden van derzelver lerensgefchledenïSt
wff< ecbcer noodig toe volkomen herftel van hare vergenoegd*
beid en innerlijken vrede* Deze brave en waarlijk edele vrouw
boette zwaar voor hare ligtzinnfg gedane howelijkikenzey
regen hec genoegen en den raad van waardige ouden; maar
ontvangt nog eindelQk hec loon van haar opregc berouw ^
ftandvaitige deagd , en wijze en* voorzlgcige menfchenliefde.
ZQ vindt in een tweede huwelijk het ware genot des levens
btl haren overvloed, en wordt de wddoender der beminne»
Igfce en brave familie* ^^Hét is niét alles goud ^ waf erbUnkii^^
il het opfchrlfl van die nenschkundig, leerzaam verhEaU
'Hec tweede en laaefte in dit deel is van mindere uitgebreid*'
beid en belang, maar is evenzeer onderhoudend. ^ Huwe*
Ujits^aofiêfedingeH'* is de titel. Een waardig man, door een
gedwongen huweiyk Eljner eerfte geliefde ongelukkig , bevor-
dert, door zQnen invloed en middelen « het geluk van twee
beminnende harten , - die gevaar liepen van door den tegéo*
fiand der ouderen te worden gedoemd tot foorcgeiyk loc$
cerwyi reeds hec jonge, fchoone meisje hem hare hand had
umgeboden^ om daardoor eenen gebaren man,' dien men haar
opdrong, te ontgaan*
Be vertaling vaa een tweede deel wordt beloofd, daar'
pen f en wij meenen te regc , van den goeden opgang veq
dit eerfte zich verzekerd boude. .
Handbêek yo9r Reizenden ^ M redewisfêüng 9p weg , te waterig
t€ landy en in fieden en plaat fen^ waar men zici opkeudt»
Düor Mevrouw ps genlis. In vier talen : Neder duitsck ^
Fransek , Engelsek e» Heegduitsch» Te Amfierdam , bij Mof"
tier, Covens en Zoon, en een Brink en de Vries. itip. In
£ien Zak •leerboekje VEn merkwaardigen inhoud, hebbenda
Diets minder ten doel , dan de eene taal deor de andere , ^9 »
SÊ9e deende^ de vier falen te gader^ ja als van ulve^ te ke*
ren verftaan , en eigenaardig in elke derwehe zich uit te
drukken; zoodat, indien dic werkje doel treft ,, onze fcholen
iMgenoeg kunnen worden afgefchafc En hoe kan dit doel
Cembt worden? Immers, naar het Berigt^ Afont^prepn^
Yj 4 ?ri^
6S% HEVK* DE -O^ït'hl^
Préfaety Fcrredê^ he^fc meiiy met voorbijgang van al het'vfê^
tenfchappelijke en zoogènaatHd grondige ^ (^zijnde httfpiaakkan*
dig gedeeUe, bij hecweik men zich, in -hec leereo eeoer
Vreemde catl, doorgaans hec langst zicc opgehouden , en
fchaars de gelegenheid beeft, haar zoodanig' te kennen, alszi}
in hec gemeene en gezellige, leven , beide binnens* en baitens-
huis, worde gefproken)- hier gecrach( Ce vergoeden, wat el*
ders gemist wordt* £n die niet aanllotids , met één*' opflag
van hec oog, ziec, dac die gezegde waarheid ia, is niecbe.
veegd hier ce oordeelen. Imnters in zoo verre hij , die die
2egc, (dus niec Mevrouw B£ oen iris, maar een onbekend
maDsperroon) hederig (fa, nederig Is byi) zich êenige Be^
voegdheid inoge toekennen ^ om over d^ vt^r. calen^ hier ge*'
bezigd , en ook over pnderwijsboeken in dezelve, re .ipre-
ken (nu ja , dit merken wij , dac hij kau) en ce oordeelen
(die is eene autre chofe)^ maakt hy geenede minfle zwarigbeid
(die merken wy), het ontwerp van dit boekje, en den gang,,
in de uitvoering van hetzelve gehouden, voikomen beaniwoor*
dend te verklaren aan fut doel^ welk het beoogt; (en die
doei worde vervolgens met een handje aan den weg, opdtc.
wij hec vooral zouden opmerken, zoo ais wij het hier opgm«
ven, aangewezen) ja zelfs, dae de w^^e, waarop hec ge>
drakc is, dat oogmerk nog bevorderu.^
^ Waarom ? | Pourquoif \ Why? { fVarum ? •
Die diene' ter opheldering^ in dezer voege is gebee! hec
boekje gedrukt.
Maar hetgene aanleiding tot deze nutïige vinding (om de
vier talen, met voorbijgang vön af dat wetenfchappelijke en
zoogenaamd grondige , te leeren , hetwelk flecbrs toevallig
hier is) gegeven heefc, z^^x. de titel: mee behulp alleen
van die boekje kan men reizen , ai verflaat men flecbcs ééne '
d^zer calen, overal, waar. men anders niet, dan met eene der
overige, ce regc kan, en heefc er overgenoeg laan tot rede*
wisjeling op weg^ te water en te iandy en in fleden en plaats
fen^ waar men zich ophoudt^ Waarlijk , clder$ zal men toch
vJel niet refzen, ten zij per luchtboi; en ontmoet men in'hèc
Itlchtgewese dan ook iemand , die maar ééne dezer calen
l]preekc, tien is ook déar mee dit boekje Volkomen geholpen I
Begrijpt gij hec niet, Hollandsch Juffertje, dat niets dan
ilollandsch verftaac, en toch 'de Franfcben, de^ngèlfchen en
de Duiefcber9 bezoeken wlltT Kom, wIj WUIcQ u ce regc beU
» < • • • - •
SAMDB0IK. YOOE MIZEmEN. 6Si
pe». Gij moet beleefd «ijn op reis^ en allereem hebt gV
bier een aantal beletfdheidsHitdrukkingen: verbeeld u, gij ziit
nu ia Engeland, en gij wilt een linap jong Heer ttnfprelien;
fla bet boekje < bl. 4^ maar op.: Mijnheer^ ik wemeh u gcc^
din dagl Gwd.morrow^ Sir.t en moge gö CPaar dat wiUep
wij niet hopen, waut op reis heeft men zoo zijn gemrtniet)
hi) geval eens in de kratm bomen, dan zégt g^ mtAii fVltick
is.tke hist manmidmfe. or midws/e, in this.placef:t^ me?
roept ü terftond een* vroedmeeater of vroedvrouw. En als
een jong Heer op dac ambacht (wij wiHen nu eens nemen
in Frankrijlt) reizen wil , en hij komt dan bij zoo een Jufferc-
je, bü ziet zich hier dadelijk geholpen, en koecert maar«
even als, een ekftef, het boekje nar Bonjour ^ madMme.l avevh
yous €U dijii dei en fans f — Combien en avez-yous eu? ^ Vo%
couches ont-eUes iti heureufesf — Fos enfantt vivent-ihf —
Av^Z'Voui nourri? — Avez-vous Ie deifein de nourrir? —
Quel age avez-vous F — Suivani v^tre compte accoucAez-y^us ^
terfne% -* Avez-yous fait me ehute? — Senttz-vous remuer
votre enfant ? — Combien de foi% depuii votre grosfeife avez*
vovs été fnignée? enz. enz. Wilt gij. Mijnheer of Mevrouwt
by geval, in Engeland, Frankrijk of Duitschland, met e^u*
tatidmeescer Ipreken, — wilt gij er dè mazelen, de jicht,
de pokken, of wat gij zoo al verkiest, krijgen, — wilt gij
een lavement gezet worden, — wilt gij op het flagveld lig^
•gen, en, uitgefchud ^oor een' vijand of door een' bondge*
noot van een ander land , er een praatje houden met den eer«
üen j die bij u komt , — kortom , in welk geval gij ook we-
zen mogt, (la het boekje maar "bp, het zal u te regt helper.
Ja, (lïiet uw verlof. Mevrouwt het \% wel wat vies, maar
bet doet de uitgebreide nuttigheid van bet werkje, dat op aU
les, alles is gevat, nader kennen) al had uw kind luizen y, en
gy waart in het hartje van Duitschland , gij zegt maar : B$
hat viel Laufe^ en gij zult het antwoord gemakkelijk, met
behulp van het boekje, verdaan: Sckneiden fie ihm die Haare
ab* Halten Jie es fehr reinliek , und geben ihm fonst nickts
dafür dn. • Ja , (en dit is welligt nog eene bekomende voor*
treffelijkheid) gij behoeft in verfcheidene gevallen om zooda*
nigen medicinalen raad- niet eentf naar verre landen te réizen;
maar gij kunt bier in de vier talen te regt.
Ben boekje van zo# ultg^breiden omvang in een kort be^
fttk verdient Immers allen lof? Hec wint de kosten vóór
fchool*
634 VEV&. DE 0(NLT|^9 HAUÜBOCK VOOH REIfKKDER;
fchoo> en prïTMC onder wQs , --> het wini iedere verlies.
heid op reis , '— hec winc in vele ge?illen zelfs Dokter en
^otheker uit I öatt op reis , Heeren en Dames I maar ver*
geet dit boekje niet( of durft gü het «üsfchien niet wngeo,
omdftt gy aftn ▼erftrooijing van gedachten onderiievig z|}€^
faetgene menig mahè^ propos geven kon, zet flechts een* ac«
tenten knecht met het boekje in de hand aciicer n , en gQ
'zijc tot en in allet geholpen, behalve evenwel tot datgene,
waarom wij voornamelijk gaarne A>uden reizen, lind-r en voU
kenicennia namelijk, want van deze nietigheden zwifgt hec
boekje; te dien opzigte houdt gij dna 4>p reia den mond
maar digt \ ma^r daarentegen in bet fpreken met kapper , kleer-
maker, waschvrouw, en, hetgene misfchien vtn liies bcc
voorname is, p9ur étemander è manger dans une auberge^
zult gij niet ligt verlegen zijn; zoodat hec boekje voor rtle
foorten van stzRNz's reizigers, de ond<r%êekenée aUees
uitgezonderd , onoptbeerlijk is.
^^F'
Qriehch Lêethoek roor Eerstbegffmenden en Meergevorderden^
Door F. !• JACOBS, lUe Deel. zde Af deeling. Te Zui*
fken^ bij H» C. A« Thieme* 1830* In gr^ Zvo.y a« 14*:
Wy behoeven, na onze aanpr^zende beoordeelingen vat
de vorige Oriekfche Leesboeken van jacobs, niet lang (IH
te Haan bij dit UacdCt in het hisconTcbe vak. Wij zeggen
in hec historifche vak^ omdat jacobs beloofd heeft er nog
«en te zullen leveren, bevattende uitgelezene (lelltngen uit de
Griekfche w^sgeeren. ^ Zoo dat boek werkelijk in bet licht
yerfchenen is, hetgene wij wel denken, maar niet verzeke*
jen kunnen, zouden wij zeer gaarne zien, dat hetzelve ook
voor de Hollandfche jeugd bearbeid wierde. Het na door
ons aangekondigde Leesboek, door den verzamelaar Attiks
getiteld, bevat eenige zeer voorname punten uit de gefchiede»
nis van Athene, met oordeel gekozen uit plutarchus,
XtNOPBOlf, THUCYDIDES, LTSIAS, XSOCRATBS,
DEHOstHENss CU OBRODOTUs. AIs dc leerlingen dt
eerde Leesboeken naauwkeurig zullen hebben doorgewerkt
vinden wy hier eede voor hen welberekende en zoo aange-
name als nuttige taak. Zij worden verrijkt met kennisfe van
taal en zalten. Zelfs beeft het afwisfelende in den ity i zgn
F* J, JACOtS» G&IEK9CH L&ESBOEX* ^55
«oordeel en geooegen. De Heer jacobs ontvonwi ia de
voorrede de oogmerken, weike blJ bi) hec verzamelen vaa
deze (lof gehad heeft , en verklatrc , waarom kij zoo en niec
«nders gehandeld hebbe. Wij vinden dac alles zeer jniaCy
doch kunpen hec mee zoo ve)e en dikwijls onaoodige annmer-
kingen maar .niec ftellen. Wy behben de reden van die ons
gevoelen elders Jn dit TUdfcbrifc verklaard. •-> De Heer ver-
taler beefc zich zeer nsaowkeurig van z^nen pllgt gekweten»
en gezorgd voor'eene uitgave, gelijk bet behoort. Wy ber
danken hem voor hec berigt, dat de Heer tuiem& eea
Grickich NtdtrèuUuh fVcordenhoek op de pers heef:« De
uEDEaici w orden. zpo fchaarsch, dac er wezentiSJk gebrek u^
en de schrevelii z^n, Deo gratiat^ bSjna verdwenen.
Wy mbedigen gemeldèn Boekhandelaar ook aan, om becL^xi*
C6n van riem er te laten bearbeiden, en bidden heft, dau-
mede toch langzaam en wis voorc ce gaan» en bekwame men*
fchen COC hulp te nemen, thm is er hoop, dac wff ee»
Gr.oAsch woordenboek zullen bekomen, hecwelk, al is hec
&An zóó voortreffelijk nIec als scheller voor hec Lacifn^
evenwel dac van scheller in voonreffelijkheid uaby komt»
Latijnsch Leesboek voor Eerstbegitmenden* Door f« w. schip-
p n R s « Pkil. Theor. Mag. Litt. Bum. Doet. en Rector dtr
Latijn fche School te Botsward. Te Groningen^ bij }• Rö-
ir. (^ingh« « 1 820* In kU 8 v^. ƒ : • 1 5 • :
J Jet is nuttig en noodzakelijk, dac men op de Lacyafbbe
fc^'.oien velerlei leesboeken heePc voor eerscbeginnendeo. Al
waren er geene andere redenen voor dit gezegde, dan was
doze ééue voldoende : Indien er flechcs een of twee zooda*
wv^t leesboeken beüonden, en dezelve gedurig weder van
het be^^in coc hec einde behandeld werden, zouden dezelve
zoo bekend worden aan de nieuwe leerlingen, en de eene de
vertaling er van aan den anderen overleveren, dac alle vrucht
des arbeids verloren moesc gaan* Hec korac er flechcs op
aan, of die leesboeken in eene geleidelijke erde vervsar4l%d
zijn. Wij, door ondervinding geleerd, moeten in die optigic
allen lof geven aan hec kleine leesboekje van gedikb. Hèc
ware ce wenfchen, dac heczelve, hier en daar verbeterd ea
uitgebreid» op oieows wierde uitgegeven* Wi) loopen ook
'6s6 8. W. SCHIPPERS, LATfjftsCfi LEESBOEK,
r
\
zeer hoog met de Ltitia vsn bosscha en bet feesboek yu
B R ö D is R , onlsogs voor de tweedemisl by t h i b u b verbe»
cerd in hec iicfac verfcbenen. Deze leesboeken worden cbans
met een vermeerderd door den Heer schipfers, gnoltig
bekend door z^ne DisfertatiOf waarop h^ bec Doctoraat ia
de Letteren verworven beeft, in den jiare 1818, behelzende
Obfervationes critica in quartum libfum Propertii. De Schr^.
ver beefc zichby hec vervaardigen van^ dit ieesbo^ eentge
ponten voorgedeld, als over de crapswijze opklimaiiog vaa
het gemakkelijke tot het moeljeiyke, over de l)ij voeging van
verklaringen, over de keuze uit oude Schrijvers, enz. Hij
heeft dit alles vrij wel in acht genomen. De vooraaamfte
aanmetlcing, welke wij op. dit boekje hebben, is étzt^ dat
er te veel in voorkomt, hetwelk reeds in andere leesboeken,
voornamelijk in bosscha, gevonden worde. Hierdoor gait
een groot deel van het nut verloren, waarvan wij boven een
'aanzien van de vermeerdfring dier leesboeken fpraken. Zoo
vindt men ook hier wederom de beste fabelen uit vh i&«
DRUS. Het verwondert ons, dat de uitgevers van Latijn*
fche leesboeken geene partij trekken van de uitmuntende en
echt Romeiufche fabelen van gabriel FAéKMUS. Daar«
b\} vindt men in de tweede {fJeeling eeuige Ihikjes,' welke,
naar on» inzien, te moeijelijk zijn voor den leerling, geïvk
b« V* uic HORATius, Epift» n«36,en catullus, bij*
zouder Carmen 4^,
Htf Middagmaal van Magdaïena^ of de Schat tl met ooren;
Blijfpel met Zang» {Vaudeville.') In een Bedrijft vrij naar
het Fransch van M. obsauoibrs, daor j. n, gi^ve*
Te Nijmegen 9 bij C. ]• van Goor en Zoon. 1829. In kL
u 61 BI. f :-9--
JtLen Kapoen, Lezers I is de fcbering en indag, en alzoo de
boofdperfonaadje 9 dezer Vaudeville; een mager beestje, met
garüig fpek gelardeerd! Eene Franfche ellendigheid , met één
woord , in barbaarseh Nederlandsch gekleed ; zoodat wij niet
weten, in welk opzigc dit prulletje meest verwerpeiyk zij.
Inderdaad, bet wekt fmart en verontwaardiging teven», zul-
ke produkten onder het oog te krijgen. Is dan het vernuft
der Nederlanderen zoo geheel verdorven, dkt hun Toooeei
tot zulke laffe Kluchten de toevlugt moet nemen ?^ Mogt der*
zelver vertaling en vertooning hetzelve uic de diepe kwijning
wekken, waarin het ce dezen aanzien fcbijnt verzonken I wy
houden ons verzekerd, dat het middelmatigst oorfpronkefyk
voortbrengfel in dit vak zich nog zoo verre zal verheffen bo*
ven de hedendaagfche Franfche Vaudeville^ als het Nederland*
fche Volkskarakter in vastheid en degelijkheid boven bec Fram^
fche verheven ïu
III' lil' ■ i t' II i'ri
f
BOEKBESCHOUWING.
— «.-
ifuMe, aan Je. NugeAacht§ms ian den Hoogleer aat^
* IS. A«.iiOR«GBR, idtgcfprohtn in ceue Leerrede^ ge^
daan 10^ deizttfi tê^erüjdett ^ rwkr de Gemeente ta
. Leyden^* • door j. r^o e 9f i^ R , • Christen • Leerhar al^
. daar. !ft Lejdm , bij A. cti J. Uonlioopè 182b. IH
^ gr. 8y<?. 114 5/. / i • 8 • t .
T
wee dtgea ta het OYcrlijcien des Wjiardigèn tfians, dié
het ouderwerp dezer. Leerrede liitmaakt, is zij uit£6«
fprdkev^^irdrden. Natuuji^k sal men dus hier ook
flecfats 'q« enkel woord OTer.de vetgankelykheid van
alldiV ^"^^'^^ onzekerheid des aardrchen levens» ge-^.
ftaafd door 'tiORGUER's yerseh 6n-tre£fend voorbeeld «
over de' hope der oofterfblvkheid » die ons alleen een*
Ucbi g«<^ft in Gods duSscecé wegen ^ en geene lijkrede
vefwaditen op' den man, die harer zoo waardig was^
Hls een j^ib^uwland- zijnen van swiNjp.BNi.eêd
SGHULt&KS .£*^en kanteilaar^ en die ook wel
z^eh V A NS wj K.n £ A» zijnen KA«9T£t AAR zalving
dem Wg zullen -dos bier. qii^k; niet bijzonder ni;wei^len;
over deze 9 anders goede en ftichteliike 5 Leerrede , m^a^
ons korteip bie^mlen bij den roortreffelyken Oyerlede^ien»,
wiens gemtegwsch Nederland betreurt, Jn zooverre.
bet fmaak , gevoel voor hët fcboone en edele heeft ; bg .
een* mdftV^die .gelieel uit zish zelven^ iq weerwil van
min gunlligé oivftandigheden y.tot den allerhoogftentraiü:
lil bet -Gtfltfis^nebest: der Letteren is opgeklommen. Die .
is nu de twte^, bgkatis obherfielbare flag, dio Ley^
dons HoègéCcVool in^ min dan: al^derbalf jaar getroffen
heeft I In BH vt, k a v s verloot zy veel , onbedenkelijk .
Veel; en wi| 2(ullen ons.wd Wachten van een e vergelijk
Iting rusfchen deze twee^ in. geheel verfchillende vak-<
ken uitftekènde^ Geniën; tflleen opmerkende, dat de ja-
MBRDBSCH« iSftOé NO. l(. ZJ rsH
65S J* ao£MfiR
ren van saRGSR h^^aanfpraak gftvtn^ om nog zoo
oneindig veel te doen , ea Cf dat ^gedeelte van bet Ge-
bied der Letteren, dat hg voor zich ter bewerking geko-
zen had 9 nog zoo vele heerlijke vruchten te kweeken.
Immers, hoe fchitterend een vèrfcbijnrel hij ook in de
Godgeleerdheid was, van hoeveel ^unde, (maak, kri-
tisch gevoel, weFfprckendheid . eQ gQ^Sdl^ftigen geest
ook ^yneZtfiJrreröfefftf o, (waarvan: wij hopen, dat nog.
wel voorred voor een fw^öifc Deel onder zyn^ papieren
zat worden gevonden) zijne Verklaring yan den Brief
aan de Galaten^ zijn werk over A^/ Karakter van j«*
zus, uit het EvangeÜe yan j o a n n s s opgehelderd 9
en zijne Weerlegging van b b & r h a r d ^ bif t e y l k r *s
Genootrchap bekroond, getuigen; nogtans fcMjnt <Ut
niet het vak geweest, u zijü, bet welk. h« zon bebj^enge*
kozen, wanneer hem van- het begin zijner loopbaan de
keuze had vrijgeftaan. Fraaije Letteren , VV^sbegeerte
en Gefchiedenis, — voornaarelijkjde W^abegeerte der
Gefchiedenis , ^-* dit waren de takken der menfcbeljike
kennis, die hem by uitftek bekoondeiU' Hij- bad «eb
tot voertuig bij de mededeeling aijnor. denkbeelden tot
die taal vol majesteit en kracht, bepaald, WJ^ia Kom^
der wereld wetten gafen de westelijke wereld befchaaf-
de; zijn voorbeeld toonde aan ^£ara^,. dat- het ware,
zuivere, lierlijke Laiijm nog nergens .«00 goed als in
Nederland te huis was , en w y t t e w jj a c h 's gemis
werd treffelijk, uit (lekend door hem vergoedt zijn 'La-^
tijn was niét dat gelikte, angstvallig -nabootfende , on-
berispelijke, maar ziellooze Latijn van maar^al Ce vele
nieu weren, ^le aan den fchfoom, van een wqord ie -ge-
bruiken, dat niet in cicero ftaat,foma deb^rlijkAe
gedachte zouden opofferen f neen: B0R|^£a bs|d de
taal in zijne ipagt , die hij volkomen,al$ 9^e moe^r-
taal — v^ij zouden bijkans zeggen , vlugger dan zijne
moedertaal — Tprak. Hier ftortte hy de y(>lbeid van
«ijnen rijken geest s van zijn oorfpronkelük jrernuft ^ van
zijne onmetelijke geleerdheid in volle tlroomen uit , en
bad zich zoo geheel aan de deAkbeelden sxk fpraakwen-
... din*
tlULDB AAI>r B. A. BOUGËIt» 659
dingen der Romeinen gewend 9 er waaide ons tiilk <ieil
liefelijke geur van Oudheid iiic zyne fcbriften te geoitfet»
dat men zich bijkans niet verbeelden kon , een heden>
daagsch Schrijver te lezen , zoo niet de menigte van zn-
ken TU wijsgeerige opmerkingen, waarvan öfi Ouden
niets wisten, ons weder op elke fchrede verrast bad.
Dan zagen wij 9 dat hij flechts dat antieke gewaad had
ontleend, om zijne beelden te edeler te draperen i dat
bij 9 oneindig verre van de Pedanierh , die alleen te it^-
me 9 te Athene of te Sparta te buis is , in tegendeel doof
weinigen geSvenaard werd in de kennis der W^begeer*
te 9 en van den toeftand der nieuwere Letterkunde. Zijne
Verhandeling tegen eberhard, hoewel eigenlijk Van
een' Godgeleerden inhoud, is vol, niet alleen van eene
tttx diepe en grondige kennis der oude, vooral Alex^n*
drijnfche en Niewf^-Pïaterdfche , maar ook van vele tleKi
lingen der latere , zelfs der nieuwfte WQsbegeerte. Doch
voornamelQk heeft hij deze ten toon gefpretd in ziine
tweede bij t e y l e r 's Genpotfchap bekroonde Ver-
handeling over het Mysticismas ; etn werk , waarin^slchy
bij de fcfaoonfte voordragt , zelfs der neteligfte en droog'
fte onderwerpen 9 eene waarlijk verbazende kunde ver*
toont t niet alleen der bedendaagfche Duitfehe wljsgee*
tige fielfels , die hg zoo grondig ontwikkelt 9 maar ook
van eene geheele zee van Duitfcht gefchriften van aller-
lei aard , die wel doorgaans van weinigen worden gelezen<
Maar vooral toonde hij , in zijne bekroonde Prysverhande-
lingen bij de Hollandfche Maatfcbappy der ^Wetenfchap*
pen, zich als Gefchiedkenner en Gefcbiedonderifoekef
van den eerllen rang* Zijne gefprekken over de pHgten
des GeGchiedfchrgvers geven ons niet alleen een zeld-
zaam voorbeeld van Ciceroniaanfchen dijt en bevallig-
heid in de Zamenfpraak , maar ook een* fchat vad zttt
belangrijke opmerkingen , lesfen en wenken voor den Ge^
fchiedfchrijver; en in de tweede dier Verhandelingen
geeft hij aan de manier der Nieuweren 9 van geene VeN
kierde Hedevoeringen in hunne verhalen te mengen «
blijkbaar de roorkeur boven den trant der Oodcn 9 oé«
SBz ft der
660 ]• RCEMBR.
der welke bij echtei* een «eer kritisch on lerfchèid matkt
,vih'zalken,blj welke die Redevoeringen uit echte bros*
neti konden voortvloeljen , en anderen , die , ia plaacs
dezec bronnen , hunne verbeeldingslTracbt te hulp rie-
pen. A|3 men nu bedenkt , dat al deze volkomen rgpe
herfenvrttchrenf de flotfom van uitgebreide en moeyel^
ke nafporingèn , vöór 's mans 35(^6 jaar verfcbenen ziin;
dftt'zij, als ware het, flechts bijwerk, flecbts uitfpas*
niog en verpooziftg waren, van gewigtige ambtsbezig-
'heden;'dat deze laatde (eerst als LcatT^ daarna al*
Hoogleeraar in de Godgeleerde Wetcnfcbappen , en vet'
volgens in de fraaye Letteren en befpicgclende Wijsböi
geerte , vooral ook in de Geichiedenis) een zeer ruigi
veld der menfcbeiijke kennis omvatteden , en hy in die
alle nogtans met de grootfte toejuiching onderwijs gaf,
en z'^ne leerlingen met lust en liefde voor de letteren wist
te bezielen ^ hen aan zijne tonj; te boeijen , en bun fmaak
voor echte ht^mamuit in te boezemen : dan (laat mea
verfteld over zoo veel , in zoo korten tgd verrigt , ea
verbeeldt zich natuurlijk, dat borger een Geleenk
was 9 die aUeen op zyne boekenkamer woonde ». ea ziek
(lechts weinig in é&n ge.zelligen omgang vertoonen kas.
Doch boe zeer heeft de ondervinding dit denkbeeld weer-
legd! BoRGBR was de gezelligde, de aardigfle, de
geestigfte' en vrolijkfle man in gezelfcbap; allen, die
hem gekend hebben, oud en jong, geleerd en ongelecid,
mannen en vrouwen , getuigen zulks. Hij had voUlr^
niet den tr«ts , of den toon der ycehcterij Cgetl^k de
£erWé ROEMER in zijne Leerrede ook zeer wel op-
merkt) ; hij zocht zijne kundigheden niet uit te kramer^
of hét pas gaf of niet , maar wist over onverrchiUip
onderwerpen zoo goed , en beter meè te praten dan me-
nig onder , hoewel zouulooze taal hem vreesfelijk tcgei
4e borst was* Want er vloeide bij hem eepe onuitpot*
telijke ader van oorfpronkelijk vernuft , die in ieder gezd*
fcbap welkom was , allen in eene vrol^ke llemming bragti
zpnder iemand te heleec^igen , en waar zich Aitifck
fchevts \>ïl*Ncicrlan^Jj(hc rondborftighei4 voegde, Vc^
HULDE AAN E. A. BORGER. ' '\ . 66l
re verwijderd van al wat nitfloltend en bekrompen was,
beminde en begefende hij tfok de yadtrtandfche letter-
kunde met ijver en lust j zijné Leerredenen mogen ge»
, tuigen , hoe zeer hij de Holland fche taal aan óvefrétJing
wist dienstbaar te maken , en hare kracht ten tooti te
fpreiden; zijne Gedichten, hoe zttr hij in ftaat-was,
bare fchooiheden uit te drukken. Vondel beminde
hij bovenal, en had hem tot model genomen, in zoo«
verre hij modellen volgde. Het !s merkwaardig, en ge-
tuigt van B orger's fijd gevoel voor het gepaste, dat
Mj, die zich de Laiijnfche taal zoo door én door had
cfigen gemaakt 9 die in de Latijnfche letterkunde woon-
de, en die tevens gevoelig, krachtig, oorfpronkelyk
Dichter was , zoo;verre wij weten , nimmer een Lt$'
tymch vers beeft gemaakt. Misfchien dacht bij , dat de
uitftorting van het volle hart in de moedertaal moest gt^
•ffchieden; dat vreemde toonen, hoe gemeenzaam ook ,
alleen gefchikt zijn óm er kunstfrukjes mede te doen ,
niet om het verheven doel der echte Poëzij daarmede
te bereiken. — B'g al deze eigenfchappen van den geest
bad BORGER een voortreffelijk hart. Hij was een goed
Zoon, een teeder Echtgenoot en Vader (*). Hij was
een lieflièbbend en hartelijk Vriend; een nuttig Ifd der
Maatfchappg , ook in zulke betrekkingen , die vreemd
waren aan zijn vak ; een vijand van alle gemaaktheid en
yalschheid ; een goed Christen , en verdediger der Open.
baring (f) ; in het kort , een edel Mensch. Zacht ruste
zijn gebeente! De algemeene deelneming, dé rouw over
zijn gemis moeten zijnen verheerlijkten Geest -- indien
' ' de*
(^^Twee zjïfpfr GedichceQ, 17^911 «t/n Kind^ en een in den
i^uzen-Jtlmanak voor i8Ai«i dragen blijk, hoe harceiyk hij
zjijne twee echcgeoootea , die hem beide korc op elkander
naar betere gewesten vooruitgingen, beminde.
' Cf) Zelfs bij de aanvaarding van zijne nieuwe roeping, die
aan de Godgeleerdheid eigenlijk vreemd was, (laafde hij nog
bet Werefdbeduur der Godheid, en befebouwde zich als ha*
fea dienaar 7 ook aia Gerchledonderwyzer.
• Zz 3
66% J. &OEHBR, HULDE AAV E. A« BORCBK.
deze daarvan kennis drage -*- gewis eene** aangename
gewaarwording verrchaffen f want Liefde blijft , ook in
dat betere leven; en het is zoet, zich beminden be«
weend te zien. Het verheugt ons, dat de EerW« rob«
l^iER» hoewel van een ander Christelijk Kerkgenoot*
fchap , dat ^er Kemonfiranten , nogtans overal van b o r«
aB R als Broeder Tpreekt , in het openbaar zijne Leerren
denen prijst , en plaatfen daaruit aanhaalt» Maar b o r«
GBR was ook zoo liberaal ^ dat hij elk, die flecht»
' Christelijke beginfielen huldigde , moest voldoen. Alleen
duisterlingeB konden hem lasteren; doch deze laster
is nog vóór zijn' doo4 in het niet verdwenen. Thans is
, bü weggerukt, wel in den bloei van zijn leven, in de
vaag zijner krachten, maar zekerlijk om tot een' hoogeren ^
meer uitgebreiden werkkring ,. waarvóop hij reeds yatbaar
was, te worden overgebragt; terwijl bij nu, ego als
oöTHB van scHiLtBR zegt , in de gedachtenis der
menrchen leeft in eeuwige jeugd , en zijne hermnering
voor altijd ontheven is van de gebreken des ouderdoms,
4i^ den mensch zich zelven doen overleven*
'Ticntül Bijbcloefeningtn in Leerredenen^ deor JODQ-
cüs HERINGA, E. «. Te Amfierdam ^ bij J^ van
der Hey en}. Aarinkfcn. In gr, 8y<?, KV UI en 279
J/rofesfor heringa levert, in de Voorrede tot dit
tiental By beloefeningen , aan Leeraren van het Evangelie,
inzonderheid aan de jongeren in die betrekking, koste-
liike raadgevingen, hoe de D«beloefeningen te meestca
nutte in te rigien; en wö wenfchen reeds fatèrorm , dtf
deze bundel in handen van alle, nog min bedrevenehi
let predikwerk althans, zijn enkometimoige. E^venwd
«ouden deze door hem uitgégevene geene modellen s^a;
anders hadde zijn Hooggel, zich op meerdere y^fehei-
-dtnheid toegelegd. Z^JQ oogmerk wa$ meer, ooa hed»
ki«h
kingen te geoioec te komen , wette tegen de Bijbeloere*
ningen gemakt worden infominige aanzienlijke en ach*
tiugwaardige Gemeenten. Sommige gemeenteleden , h.
v.9 zoud^ zich niet kannen gewennen aan den nieu*
wen vorm , welken zij meenen , dat van Bijbeloefenin-
'gen onaffcbeidelljk i^. ïn zulke Gemeenten , waar dit
jbet gevat mogt z^n, zonde heringa aan de Leêra*
<ren f aden, zoo veel doenl^k is, hunne Bigbeloefénin**
*gen als gewone Leerredenen in te kleeden ; en om aan
te wHzea, .dat dit gevoegelijk géfchieden kan , ook met
onderfchetdene foorten van onderwerpen , biedt de HoogU
deze Bijbehcfcningen in Leerredenen den lezer aan. Zij
zijn : I» Ecnc herhaalde verzekering yan Gods gunst en
pefehernHttg , eh van een talrijk nakro^st , aan Abram
gedaan^ en door een zinnelijk teeken bevestigd; G£n>
XV. II. Het gebeurde tusjehen Abram , Sar ai en Ha^
gar^yóór en bij éfe geboorte van Ismaïl^ onder Gods
weldadig befiier ; gen. XVI. IIL De togt der Israiliem
f en naar en door de Roode Zee , en het: ofnkomen van
Farao en zijn leger in dezelve ; £ x o d. Xiy. IV. He$
voorgevallene tusfchen Kuth en Boas , ter voorbereiding
van Aan pligthuwelij k s naar r u t h IIL V. De aanvang
der rede v^n Elibu , tot Job en diens onbillijke beoor^
deelaars gerigt; job XXXII en XXXIII. VI. De ver*
f^rderdng van Gods Zoon tot Koning der ffereld; p s. II.
VII. De lof/praak , snet welkp Joannes den Zaligmaker,
aanprijst^ in het begin van zijn Evangelie; jo. I:
1.^18. VIIJ. Eene twiftrede tiusfchen Jezus en de Fari*
zeers , betreffende de geloof vusaniigheid van zijne getuid
ge$sis aangaande zich zehen^ en des Heilands vermanin*
gen aan hen^ die Hem geloofden; j o. VIII: 23— 3a.
IX. De twistrede , gevoerd door den Heiland tegen de
Farizeirs » veJke zich op hunne vrijheid en afkomst van
Abraham beroemden^ met de gevolgen van dezelve; jo«
Vni: 33—59. X. De verpligting der Christenen tot een
deugdzaam leven , uit hoofde van Gods genade aan hen
bewezen , en van hunne betrekking op Christus ^ mot wien
zij geflorven en opgewekt zijn; aoM« VL
Zz 4 Des
\
\
664. J. UB R I N G A -S. S. ^ .ilJBEXiOErEVIVaN;
Des. Hoogleeraars eeoroudigei Toordrsgt jkq . g^noedo*
lijke erls^t zullen, vertrouwen w'g^ ook iit: deze Leer «
tedeuen doel treffen.
•r-
J^raktikalc Oefeningen ,> naar aanleiding van den Hei*
delbergfchen Cathechistnus , door . j. w. v. • . b oom.
Lidmaat der Hervormde Gemeente te Schiedam. Gé*
dr uit , voor rekening van den Autheur , te R^tur^
dam , tij N. CoxtktH. 1819, In gr. ivi. XI en yji
BI. f SL'i-;
W ij hébben er niets tegen, dat de Schrijver zich zei.
ven houdt voor een blind en tot alleis goeds onbekwaam
Adamskind, het gene dok door du zijn werk niet wordt
wederfproken j dat bij er ook zijne Lezers voor houdt,
is een gevolg van zijne blind- en onbekwaamheid , het!
welk wij hem ook niet eens zoo kwalijk nemen , maar
dat ons ook verrchoont van aan hem , tot zflne verlich*
tingen verbetering , aanmerkingen mede te declen.Wat
jcouden die bij hem gelden V Hoe zoude hij met dezelve
9LJn voordeel hunnen doen? Dat de Boekhandelaar c or»
NEL, van wiens 'pers, ja, ook menig regt ftichtelgk
ftukje van het Nederlandsch Zenddinggenootfchap ia
het licht verfcheen, zich tot de uitgave van dit ellen-
dig knoeiwerk , dat daardoor misfchien in handen van
fommige vrome zielen komt, geleend heeft, verflrekt
hem, in het oog van alle vrienden eener verlichte Gods-
vrucht, tot geene groote eere. Maar,- wat zullen w§
zeggen ? Geen woord méér. Tot onze blijdfchap ftaat
voor dit boek geene KerkeKfke goedkeuring. De Schic^
dammtr is ook al te bijsterzinnig, om zelfs eenigerinate
Pijbelsch- of Kathechi^mus - regtzinnig te kunnen mee-
praten. Het beste van zyn gefchryf is^ dat men het -n
pift rcrllaan k^n, — Ach! . '
P^
v_
J. r. DIN^fttfUETM» VMI^LlOTINGf ENZ* 66$
J)e vtrpHgting ^an NéêtJands Jóngelingfchap f0t eene
gewillige gthoorxaamheid aan de Koninglijke Burger-
l^ke Wet van Of roeping tot den Nationalen Mili-
tairen Dienst. Jl f geleid uit de S taatsmaxime fan
' het Koningrijk van God.'Matth. 2^X11: 37. X>oor
j. F. DiNCKGREVEi^ÜfJ Z. Mm PAU. Jioct. en
^mer. Pred. te Botèrtapgci^yhder de Zinfpreuk : QiJ
zult God meer gehootMmen dop fte Menfcben. Tc
. ^i«/i:A««<?», *yH.V, HuifU>gb..i8 19. Jn gr..%fo^
■
5a BL f •*9^^
A
l werd h«t vonnis: wanneer gij dit boekskep zuU
gelezen hebben ^ zoo werp het in. de rivier Phratl
wel eens door den Reeen/erft^ luimiger gedachtenis, te
pas gebragc,aan dit gefchrift algemeen en letterlijk ult-t
gevoerd, 2^00 zou er de komenljswinkel», naar ons
oordeel» toch weinig bij verliezen. Wij althans bebbea
l)ist niet doorlezen j en,fchromeu echter niet, de beurs
van den Heer h u i s i n'g h , den Uitgever, en de oogea
van den bejaarden Schrijver, maar vooral bet Vaderland
ligrtelljk te bek^ggen , indien het zijne bcrcherming vaa
;Eood9nigen t y r t ^ y s moet wachten. Verre zy bet
van ons , den Grijsaard ,; die blyk geeft van. edele gevoe<»
lens en belangryke 'kundigheden, nutteloos te willea
grieven. Maar de fcbrijfjeukte , door ongewone ledig-
heid aapgezet , en door goede meening en dankbaarheid,
in eigen oog, ten volle geregtvgardigd , is eene kwaal,
welke voor zachte middelen niet. altijd (laat. ^n waar*
i|jk , wy beven voor den goeden man , zoo h^ misfchiea
in harde handen viel , 'en het brandijzer der fatire , ia
vollen glo^d, tegen, hem werd aangewphd.' \Vat ha*
pert er dan :?oo grootielijks aan . het werkje .? »aÜ mca '
talsfchien seggen. Alles, indien het den lezer 'uitlok-
ken , hem overtuigen , hem , tot het beoogde doel , móet
ivegflepeo. Wij willen, trouwens, van d^ zaken géeu
Z 2 . 5 woord
wifoti fpreken; de vorarifeiigtnietfeirb^ een ftul^je
van dcieo aard geldt ge vmh^ ^ranfebe gezegdes La
firmc êmpêrêc. Ic finds^ {
Den . titel ziet mqn hi^rbov^n» DaQ volgen een langer
en een korter motto; bet eerfte gefchikt, om ons te
bewegen , op oud Roine's voorbeeld , allen boer en fol^-
ift^^r te lKror(féii ; het tweede y om hét wapendragen,
vitt geeli ditnder ge^ag , dan dat des gouvbrnbmehts
VAN* BERLIJN, als 'OodsSienst^ te leéren befchonweiu
Vervolgens vinden Wiyf eèlöe èpdragt atfn Z. M. van om*
ticllt. v^f bladzijden'; een "vóorberigt ^ me€ desselfs na-
fchrift, van vijftien; eindelijk de verhandeling zelve ,:
achter al deze voorwerken tot aan dé unden toe vei^
fcbanst, zeven en twintig , en dus even zoo veel als
de rest beflaande ^ wanneer wij tot het laatRe nog een
Verste rekenen, dat 200 wat achteraan, komt hinkeiu
' Men vindt in deze verzameling een aantal drukfou-
ien, irooral, dat jammer is, in de' geleerde Latijnrcbe
jtsmhairngen , fchoon men ze in ons exemplaar met de
{>en heef't zoeken te berddlen.
Ën nu een (laai! Doch wij zullen er niet pm zoeken.
Üet begfn is ons voldoende.
„Ieder menscb, elk IndMdu^ moet, •— is verpligi,
Yerfchuldigd , om Gods wil , om z^ns zelfs wil , om ,
ter bevordering van aiijn eigen welzijn, om zyne eigene
volmaaktheid en gelukzaligheid te bevorderen 9 en tot
den hoogst mogelijken trap , eindeloos te doen klimmen,
en in' eeuwigheid te vermeerderen , zijne Naasten , zijiie
fixedemenfcben , elk Indtvidu^ eiken mensch, alle In*
iMdus , aUe menfchen , die to( bet groote buisgezin ,
fot ót\08c(fmmi6 y waarvan God, de Vadefis» en tot
welke leddr mensch, eïi alle menfcheti, als zyAckin*
tfereii behooren , en ondeflirtg te zametf één groot //jmx-
^5?/» uitmaken, lief te hebben; niet flcchts gedOrende
•bet tijdvak de^er nienrcKelijke Oècomfnie^ in dit lefven
Uer op aarde; maar ook na de voleindigtng vati het^eN
^e , in een volgend' tijdvak , w^öiraaa g^isn einde ko-
dien zal.**
Zie!
/»
VBRPLIGTING VAN ^URI^hNDS JON^EI<INOSCHAP. 667
Zie! op zulk ecne taal iiK)et jminfnr^ elk Jongcifiig »
des vermaand, terllond te wapen vüegeo» om 2^ne
Naasten 9 zijne mjedemenfchen > elk. Indiyidu^ t\\tVL
mensch, alle IndMdus^ alle njcüfcljeö ,.uit loutere tUf"
dc^ dood te flaan; en de antoninussen, tra*
jANUssRN en TiTussBN vau onzen tijd — tfi*w*'
r^s a dclicié generis humani ^ gel^k zi}n Eerw. Rum
lapds, Oostenrijks^ Pruiaretia en EngeUnds V<;yrfien
noemt — zullen voor geene ftilzitters^ als^A^ffM»^// '4
dtn bijenkorf^ behoeven te vreezen !
Staai'^ en Handclkundige Bcfchauwing van het Koh»
niaal Systema in Frankrijk^ met een Tafereel der
TecAnologi/cAe Benaming van alle. de Koloniale en
Commercieele J^iailisfementcn der Europeanen in de
mndere fFerelddeelen* Door d.van hogendorp.
Uit het Fransch vertatald. Té Amflerdam , b^ H*
van Kesteren en Zoon* In gt. Hi^o. ƒ x-i6«;
$ bebben het verfUg van dit boekje een weinig
lang verzuimd ; doch beter laat dan. nqoit^ De Scfarij*
ver ia de genoegzaam , voors^l te, f/a^burg , bekende
Franfehe Generaatl hooendjorp^ van wiena 4adeiL
wy niets zullen seggen» (}aar Europa ze kent; ntaar
wij hadden toch wel gewenscht, dajr.de Spbr$ver zelf 9.
tn zgne Voorrede, waar hij zoo luid dt dankbaarhdik
der Natie voor een' verdienflielpt^ Brurger inroept, di^
daden een weinig meer in bet oog badde gehouden. Doch
beichouwen wij liever zijn werk. De Heer d. van 90^
OB N D OR p , in zljae jeugd langen tyd in de Oosiindifn^
doorgebragt hebbende , beeft aldaar de gebleken vaa bet
fteUel vw mpnopoHe en uttflmtende ban^dmaatfcbap*^
I^jen» vooral die v)ia het Nederlandfehe bewind, tet^
ren kennen 5 eH vleit zich,deboofdaai)teidingtotafTcba&i
fing vaa dal ft^Hel te bebben gegeven^ Tfaaiia (of lie»
T«r bv bcK offteUea vtn dit ftukje} want w)j vern^^
aeo.
■
»erf , dat hg zich federt naar BratiUi begeven heeft)
iïk Frankrijk gtyt%t\^A^ tracht hij te betoogen, dat het
Kelomak ftelfel van dat land door de om(landigheden'
onbruikbaar geworden is, na het verlies van St» Do*
fntngo^xAtt genoeg* voortbrengrekn' meer oplevert , ceae
}&arl^kfche nadeclige handelbalans voortbrengt, en dus
door* een nientr moet worden vérvangeö* * Hii begint,
wtt de benaming van yölkplantingen , of Koloniin , voor
vMt et abUsfementenAtt Nederlanders in andere werelddee*
len (waarvoor wij nieii^en&een woord hebben) ongerchikt
te keuren, en verdeelt al die bezittingen dus: i.) in
eigenlijk gezegde Volkplantingen, welke oï geheel (zoo
al^ Kanada\ de ^^Kanarifche eilanden enz.) of mtt in*
toorhngen gemengd (Êoo als Spaaasch^ Amerika^ of met
'' parken (gelijk JVestindie) uit Europa bevolkt zijn; a*)
bandelsetablisfemënteif .eo faktorijen , hetzl) verfterkt of
ooiveriterkt , gelijk de* fgr ten op de kust vslü Guinêa^
iq Malabar^ Coromandêl^ op verfcheidene Oostindifcbc
eilanden , en Canton in CfUna , alleen tot bevordering of
beveiliging des handels ; en eindelijk 3.) grondeigendom*
men, waar de bevolking aan de veroverende Natie
treémdis gebleven-, en fledns tot hare (>ogmerkeh dient,
gelijk de Engelsch - Oostindifehe bezitriögen en NeSr^
tandt Indiim (In zekeren zin Icomt bet ons ook voor,
dat'Ook Spaanseh^ Amerika hiertoe behoort.) ^ Hiervan
^eft*de Schr^ver een Tafereel^ waarop echter verkeer-
del^k^ Cochin , en zelfs ^Negapatnam , dat reeds in 1 783
.is afgedaan , nog tot de Nederlandfche bezittingen ge»
lakend worden. De Schrijver betoogt vftrvolgêns het
belang dier onderlcheidene Europefehe etablis Cement en
TOM Het Moederland,^ 00 'zegt > dat de^uitfdiitende han«
del van Maatfchappijen , fchoon in i^roegere 'tijden seer
dbetoKiUg «n voordaelig , ihani zeer ' verdêrfêHlh is , blij« '
kens den ondergang van al dié Maatrcbapptjen ^tiitgezón^
derd de Engelfche (Axt echter^gëhéelvan aird i^ vefan-^
dèrd, en den vrijen handel naar de Oóstindiin*ti^nBZ\n^
neer iiltfluit)en de Nederlandfche Maailfcha{>pij vanden
tbeChandd vMt China j (die echter ookfedert remie-^
« • tigd
MSCTHOUWINO.
6<9
tfgcl is.) FRj ooraèelt zeer^örig^iirfi^ otAt het beftüuf'
aé'Ned. O. I. é^mjp.'in hare bezit rm gen ^"ilr waar 2§*
^f'indttgetidom y tegeii alle regelen va[n fta^t kimde,* als
éétiè faktorif wHdfe beharidcfeé'lfwaafblj'wlj échter détt
Le2er taden, ook de eeer Ifotfdigé aaditretkiitgen vati'
itn Generaal- VAN den r» o s c h , !n deszelft* werk
over de Ntderlandfcht Betittirtgen j itn vootdtde V2in
dat beftuar, te vergelijken); beweert^ dat de^affcba^
fing ded ilavenhandels die der flavemij^ en deze den val
aller Volkplantingen met flaven moet naar 2?eh flepen ;' '
koait dan bepaaldelijk op Frankrijk^ welks ' zeem agt
nier meer onder hetzelfde beftuur tfiet dat der KólonKfil
1>ehóort té ftaan \ terwijl die KolMiSn ,' welke Ttetkctve
thans laog^ezit, ongenoegzaam «ijh tot vervüHliig dei^
behoeften, veel minder tot buitentandfche verzending & *
\ii) troont niet zeef veel grond,' dat faktirijen i Vooraf
verfterkte faktorijen , thans even nutteloos zijn hx In*
Tff/, waar de ïRn^fchen volftrekt meester zijn, als \n
ÉiigelMd itM'X'tti dat dus ^ wanneer Frankrijk ceiie Ivo*
Ibttiale magt' wil .Wijven ;^ (gelyk' het blijven moet ; wit
het tevens zijnen^ handel en eêhe zeemagt ftaande tiou**^
den) zijn geheele Kofoniale (leHel moet veranderen, tlier-
tóe zijn Oeclits twee middelen ; vergrooting of vermeer*
derde bloei der thans beftaande Volkplantingen , 'of 'ojv
rigting van nieuiirei Tot het éerftè is geene karis, daar
de grond der Westindifche eilanden bepaald, de flaven-
handel afgefchaft is , en er gebrek heerscht aan* geld en
aan handen* De eerde zwarigheid bellaat wel ai^tna
Fransch* Guyana en den Senegal (op het vasteland)^
maar in volle kracht de drie laatHe» Uit ln(liê kgn
men federt de a^ehheèrfching der BrUtcn geen heil
meer verwachten. Er fchiet dus niets over, dan het
oprigten vtu'-rdeuwt etablisrementen ; en hiertotethitil
weder drie wegen open: aanlegging van geheel nienwe,
ónbevolkte Kolaniin , of verovering van reeds be{^ailf*
de landen tot het verkregen yzngficndeigendom , öf vf«èd«
zame overeenkomst met halfbelchaafde eilanders to^1let
aanleggen van gemengde Vt>lk}lantirjgen. Ilct f ertte Zf}f
■ ' "•* te
• l
670 D. VAN HOGBNP0 9.P9 BSSCHOÜWlNdl
te yeel kosten » en toch te niet loopen, door de onn»*
gelijkheid voox Europars^ om den arbeid in de heete
lucbtflreek (de vruchtbaaffte tot bet aanwinnen vaa
kostbare voortbrengfelen) te verrlgten;^ het tweede sou
onz.edel9k.t gevaarlijk, kost baar « en mede zeer pnaeker
zijn; er fcbiet dus alleen het derde over, waarvoor é%
SchrQver zekere i:egelen en beginfelen aan de hand geefCt
I^9ar welk land of eiland zou daartoe wel het gerchikt*
fie wezen? De Schrijver loopt de vier vreemde Wereld»
deelen door , en toont 9 .dac al!es of reeds bezet ,* of on* E
^efchikt tot het oogmerk is , (behalve misfchien de West»
kust van Afrika 9 4^f^b ook flechts gedeelteüik) en dat
alleen j bet eiland Mad^^^scar, all^. vfreischten tot dat
einde vereenigt , tot welks KolonifaiU hij dus den rat4
geeft , wederleggende eindelijk d» tegenwerpingen « die
tegen^isljn ftelfel gemaakt kunnen worden , en befchr^ft
tot dat einde Madagascar als een by uitftek vruchtbaar,
en door zachte , voor befcbaving vatbare ^ eilanders be»
volkt;.bij geeft eindelijk den raad , den handel van /'rtfnjlr-
rijk óp Itutii volkomen vrij te (lellen ; doch niet dien of
Cyii/itf , welke aan eeiie Ma^tfchappij. moest worden toe*
vertrouwd. Wij vreezen, dat de uitvoering van dit
ontwerp op de moeijelijkheden , den aard der inlander^ ,
en den Engelfchcn handelsnijd, (ten. onzen aanzien zoo
Heilig gfcbleken) fchipbreuk zou lijden^
De 'Vertaling is hier en daar ftootend , . ep vol G^iA
liciimtn.
KitdiehM van r. u, van sou er en. Gedrukt voor Reke^
ming ^an den Dichter. Te ffadrlem^ bij F. Dohn. 1819* /»
gr. Zvo. mr^ ip6 BI. ƒ 1* ia-:
■ •
dÊMttftfffifhen AlmoMQh. rmk Nut. eu Ftrmatk Vêór ket Jae^
^ ii%o\ dóór het Antwtrf%ch TaeU m DifhtUeveud- Gemséêk
ffhap9 ander de Zin^J^rmk: Tot Nut der Jeugd. ZesA
Jaett Utile Duici. Har. T Antwerpen , bij Aocelle. In
kt* ivck Xn^ 9KBi.fi^i6^i
Wonderlijke cembinatie! niet wssti geUerde^ ^^ wij aeenen
ft« H, VAN 8 0JiE.R£M^ OftDICBTEM* ^71
geUrde Lezerr? — » Jt wel woQderU{k{IV -r- EBievc, ge-
duldl Schijn bedriegc, eo het Vlugge oorded is dikwerf kio*
kende bevonden, -r ». Mw bpie) Eery pr^uft vtn de Zoi-
deiyke en Noofdèiyke drpkpers^, een* \iwit] Qedichcoo ea
een' Almanak, bij elktpder te zeuen?" r- Nn ja! Is dat na
niet broederlijk? J^uiTi om de waarheid te a^ggeo» daaroa
was bet juisc niet, — ^ Maat watrom dan?*' — Eilieve,
gednldl :.. . . ' \ /
Onder de voor (|and era der yaderlao^fc^C taal >io het vooiv
malig België dieiit |i| de .ef file. plaau genoemd- en geroemd te
worden ji f. w i l l eji s , Arcbiyirias t^ Aj^^mrptn ; een man,
door taal-, dichc-9tQoih en oadfaejd^ffmie niet alleen, maar 00b
door zachte en hqlf vtardigt zeden (c roemeiii Deze en an*
dere Antwerpenaars met vaderlandfche harten zj^n leden van
een Genootfchap t^ Nut der Jeug4% d^t geeoe poging fpitrt,
om knnde en fmaak .vopr Neder]findf<pl|e leic^etp te bevorde-
ren, }at wat. r neer ia, v^becerd .Qn4(^rw|}s voor te ftaaa.
Met vreugde vernpm^ wy, 4*^ ^dit Cenootfchap , de uit-
gever van dezeji Alrngmtk, dffzer 4^ig^Q ato Koninklijk H
gelnftalleerd geworden, ^ tt f egt; )iet houdt den Koninklij-
ken weg, nameiyk dien van zich zelf niet te verzaken, vt«
derlandfche taal ($,iMM!KikftV!f»il^ d^ Htf f^n van i^lle jveldenken.
den te vibneii door. ;McltfJKl<^a; zaken 4oor menfchea tt
veit)inden, en tlzoo :alle reik: ooeenlgb^ld op te losfen itt
perfcnele harmonU.. Dit Oenootfchap ttefï, bi^kens dezea
jilmanach^M^ gelQh eto Ntosdé tHel te keonen ^eft, iU^^
gel' werken in rifm^^en enHym jenz., bekvatoe lieden, bixi-
oen- en buitenleden onder zich. Onder de binnenleden ia voor^
zekerde Heer -wix.! bics de 0erte;»en leae.flechts den tnn-
hef van het dichtaak He$ HinwelyÈêllfeyi^ in dezen bttsdd
voorkomende:
^allg is niy 't huw^Iyk/; .
'R ben geinkkig' dotfr myn Gade*
Door nïj^n' klpd'rei) ben,H^ ryk.
*K zin^ den w«U^<( daer *k in bade , .
*K zing' 4e vreti|;dep van d^ £cht:
Myrf gezangen 2 jn opregt.
. >
• • • *
TC wil deö gceitdriflf die myieyj
• ' In Wjfn véêrzen overgiiecen.j
*K wil een* craen vao cederhi!yd
Uyl hèc oog ^an hen doen 'vlieteti
Öle gevoefen wat ik vóeli
• ' l'ref ik dit. Ik tref öy» docU
• ' • a » >
ï
t • .. • «
«• . • > «
Kofii , m jrn dierbrê f u^ eerst gekust f
Eefst 'u in iftyn^ ató gehangéèf^ •
£n dan^^lytlgen tiset lusr^
Myae dtchctaek aengüvangeo.
Ó, -gy 2yt tiiyn' Möfe , gy.
Want uw oog begeestert «y I
4t ••. ^
f . f' , o »
Zalig i»^ <fca édstebètid;
De Almagt bééflt hem 'zelf geftreirgield: — ^
Hééft de Vrotiw den ïnaff-vlrpiöd'
Èri hun Veyyèr Z'y» verengetó* •
Door den zegen 'vtB^zi)D' hand.
Zalig 'is den EehCeband* .r\-. -...
• -• ■
,», .. .
Adam Crtntfdè In Edeiff gaerd^ '• •
6chodn de Vreugd hedi ilaég omzweefde^
Ëenzaetit, ydel was hem. xl*tecd : :. .
Toen rprak God -* en £va ieéftie# .
•*T fchödnSfte fchefifbi was de Tfoiïw,.
'T hoopt gelnk wta d*ëAte(CMwK: ..
^ •> < .lilt
Jft, de woaw.,WM \ hoogfte go«dt; . .
Adam! u iTan Godgeg^éveo»;.,
Dóór haer zuyvres itefdegloed
Kréég uw leéven een nieuw leéven.
tn *t volop Tap haer genot, .. ,
Wierd ge céfr SpjiepEer öüdét tïód,. -
Adémi 't heyt Van uwen (taiet,
CK. dank 'het. dè Almagt Vrqeg'ei! ^^it)
Smaek Ik óók in volle maèt , / ^
In den arm der beste Gade.
*K vind uw* wellust in haer' fchobc
'K ben uw* Paradys»genoót«
>
\
t
1
•
1
/
-
T
Wia
ké n. VAN ÉOMfcRtN, dlDICHfCÜ. 6fi
Wie hier om een kegeestert^ waarvan bU de kracht en het
tocak gebruik iiiec kent, den heerlijken Hanleg van een groot
Dichter voorbijziet, — tegen henl tpxAtn wU niet; hij ii
door harmonUi dat i^ lieTde» noch bezield^ noch begeesterd i
maar allen anderen zeggen wij , dat het ons groot genoegen
doet, dat de tweede Klasfe dei Koninklijken Inditnuta ge*
toond beeft den HeerwiLLEMa te onderfcheiden , door hem
ftls haren Correspondent te benoemen. Zijn verdienftelijk
werk over de VUamfche Dicbtera doét ons den man vaq
kunde in dit vak kennen; gélQk ook in dezen Almanak» door
de Leêvéns^berigten i^an Dichters ^ Jie te Antwerpen gebpóret^
tjtty bewezen wordt.
Eenen tweeden Dichter van bijzondere verdienden trc^r:
wij in dezen tydw^zer aan in m. j.vandsr MAESENyV^^dr
weinigen tijd overleden. Deze brave» zachtgeftemdc en x>
kwame man wofdc (e regt betreurd döbr z^ne vrienden; a*.
inderdaad, het G^nootfchap veHiest vee!^ zeer veel aan he.~^
die weleer,' too wy ineenèn^ Secretitril» laltit fioekbewar%
der in hetzelve was. Men oofdeele over z^ne gevoelens en
dichttrant uit deze regels 'van het gedicht: Hoe lang zal* f
dueren?
Tfenr niet. langer, dengdzaem hart^'
Sta6g vervnld van rotiw eii fmatt.
Ach 1 vergeet die pyn!yke neren ! • . é
2iet gy de ondeugd vol geluk,
Daer g^ kwynt ftoór angst eo»druk;
Troost n , want Hoe lang zal V dueren f
Laet den laster, onbefchroomd « .
Vry vertellen wat hy droomt i
Ze\r$ al moest gy ?t hard beznerens r ,
Hy verwint de waerheyd niet t
Baert den laster n verdriet.
Denk gemat: Hoe lang zal V duerenf -^ f *^
Laet den vrek, die *t nietig geld
Boven de eélfte gaeven ftelt,
^T jaeren lang, verrukt, begluereni^
£ynd*lyk rand de dood hem aen;
^l* geld moet naer een Neefje gaen,
Vraegt gy nog: Hoe lang zal '/ doeren?
EOBXBSSCQf 1(20, M0« l6. A ft i WalT
ANTW&RPSCnE AtMANAK«,
W«er den Godsdienst criomfeérCt
Word de (Itecshulk geregeerd
Vao bekwaeme Pslinuereii* -^
Heylryk is hec volk dat God
£erc eo dient; maer al3 hec fpoc
l^let zyn' Leer ^ Hoc lang zal V dueren ?■
Houd een* vorst den Handel 'vry»
Dan 2yn vefd* en HedMing bly;
Wel vaere vloeyi in huys èn fchueren; -7.
Maer belemmert by die bron,
Waer hec Ryk nyt pacten, kon ,
?K vraeg u dan^ Hoe lang zal V ducnnt
£d*le Liefde l nooyt geCnaekc
Dan als *t. hart vóór immer blaekt ,
^oop^ kan m* u niet, noch fauerenf»..
Wulpsch vermaek, bezorgd voor goud,
Laetniet flegts de harten koud,
Maer, helaesl Hêe lang zal V dueren^
Waere, doch verheven* tael^
Zonder yd'len woördenprael ,
Kan alleen het hare aenvueren:
Valfche, drooge tael verveelt;!
Hem, die ilegc met ivoórden fpeélt,
Vraegt men hae<c c Hoe lang zal V dueren f
Drama «fchry vers! ^die uw' held^
Tot het pleegen van geweld,
Leyd langs dè yslykfte avontueren,
Gy verdriet my ; — maer niet ligt
Als Molière al lachend (tigt.
Elaeg ik van: Hh lang %at V dneren ?
■
Hy die fiooy t krakeel verwekt ,
Nooyt zyns naescens eer bevlekt ,
Word bemind van zyn* gebueren , ^
Ja, van gan(sch de ftad; — maer hy..««
— Doch ik voeg hier niets meer by.
Eer men vraegt: iBoe lang zatU dueretif
Mea
&• iC VAN SOMBRBN, qfit>ICHT£Ei. f^S
Men yindc ook vin desen tAMosa vaksbn hier eenigé
Ü8t\)e Franfche verzen. Behalve deze ; levert alhier niec on«
beltogrijke dichterlijke by dragen in de moederfpraak het
' Ancwerpfche lid ji a. a tips» om hier van anderen , die wij
op de lijflc der leden vóér den. Alotfn^k niet gevonden, heb*
ben, te zwijgen;
De Franfche prozaflnkje^^ gecéekend J. D«, vonden wij
"Vin weinig belang, en ook niet gepaste Ingebonden* ftyi
moge dan nog* het Franse^ in eene dergelyke verzameling ge*
üuid worden, in ongebonden* üijl moeit het geweerd zijn,
bovenal wanneer het, gelijk in deze van J« o'*, wéinig be«
Is(ngrijk is , en dè ware harmghie geenszins bevordert. (W^
treden liever thans in geene bijzonderheden.)
Niet alleen de binnen-; maar ook de bölteöleden , waaronder
ïnannen van naam nit de Noordeiyke ge westen, heb ben bijdragen
geleverd; zo6 als de peeren töllbn^ en immii(zeel.
Niemand , échter, van de binnen» of buitenleven heeft eenezod
doelmatige en voortreffeiyke bijdrage gegeven al^ de Rotter*
damfche Dichter r.h.van80Me&£M» wiens bundel wit
daarom tegelijk mee dezen Almanak hebben aangi^koudigd;
jfa, hoe veel friais er ook In de afZonderli|ke verzameling
van gemelden Heer zij, geen. gedicht trof ons als bet vol'
gende in den Almanak^ Aan di Noord en. Zuid Nederlanden !
hcftwelk wÜ, om vele redenen, geheel overnemen.
•
Broeders! komt, de borst aan een;
De armen in elkaar geftcengeld I
Broeders 1 land en lotgemeen,
. Al nw wenfchen zaamgemcogeld I
Gul en goed den vriendfèhapsband
^ Naauw gevlochten om elkander,
" En in 't eigen v«ierland
Ons verfmolten de een met d^lBde^•
£n tot zuiver zielakkoord'
Ons vereend uit Zuid ea Noord!
Zou belaflg van 'c ééne deel 9
*ï waar belang van 't ander krenken?
Zou de heilbron van *t gekeeld
Enklen fledits met zegen dfenken?
Netn{ — *t belang van Noord en Zuid^
Aaa 3 Loopt
/•
47€ i(IITWUP8CIIB ALMANAK*
Loopt in *t eigeo ^oc €« zamen;
*T is een cirkel die sich (luie.
Schoon hy «fwykc to de namen;
'T is een c'zatoigeftroaaide vloed,
Dieo^ geen dam mier fcheidea moet»
Of KOU andre vtl vin fpraak.
De eigen cailbezicters deelen f
Vreemde klank, mee meer vermaakt
Zoeter, inlandfche ooren (breien?
Zou een Belg zyn afkomst waard y^
Eigen taal met afketer hooren?
Neen, — zóó laag, zóó fnood van aarc
Word geen ware Belg geboren*
Zulk een vuile zwarte blaam
Kleefde nooit op Neérlands naam.
Laat dan razen dol van wrok,
*T wankroos t van onze eigen moeder^
Hunkren naar 't terbroken jok ^
Vanden beul in fchyn van broeder, *
Schimp* het vry op d'ouderfchat j
Echte zcnén dier en waardig;
Jï^eérland, op dat Erfgoed pret
Bl^ft voor zyn behoud (lrydvaardlg|
Met de Pen en met het (laar
Waakt het voor de moederuaL
Ja , die taal , soo ryk en zoel
Om er 't hart in nlttegieten,
1$ van 't erflyk ondergoed, ..
!T best dat zy ona agterlieten*
'K zag een vyand , gram en (hood , i
}tfen lang hnn erf verdrukken :
Maar, dat edel taalkleinood
Kon hy nooit hun kroost ontrukken*
Voor wat pronk van blinkend kaf.
Stond het lipoit een parel af* . .
O f die parel fraii genet
iDoor de kenners van hur waarde.
Word, met vorstiyk goud omzec.
Binnen kort de Lust der aarde.
Ar.
é
^ &• H. VAM f OME&SII» OBDICHTU. (jff
Afgefpoeld van ^t yreemde flyk
Toonc se ons Lutofs (*) ia hatr glorie;
iftüems zee baar glans te prykj
In het licht der Laodbistoriet
En zoo wtl uic Zuid alt Noori
Stygt haar lof op ién akkoord.
Broeders, te éénen Hond geteeld»
Te ééner tyd mee fmarc gedragen »
In het uur der Moeder weeld\
Van denselfden band oncflagen»
Uit dezelfde volle bron
Aao twee fprongen mild gevoedderd
£n zoo teer een Moeder *t kon
Door liaar band gelyk gekoesterd,
Zaïm gekweekt en zaam gellreeld..««
Nfior4 en Zuiditié daar uw beeld»
tflaar ala zulk een cweelingpaar
Wreed gefcheiden door hun hoeders.
Na verloop' vm menig jaar, ^
Zich herzien tls dierbre broedera.
Als van. ver tot één gevoerd |.
In elkanders wagtende armen
Zy zich dan verheugd» geroerd
Aan elkanders borst verwarmen.. ••
'K vind dan in dit fchoon tafreel,
Neérlandl thans, ow beeld geheel.
Och I wen breekt die dag eens aan ^
Dat de mMm van Itoord en Zuiden ,
Door het nakroost onverftaan.
Vreemd bet 7.a! in de ooren Iniden?
Als op eigen adel fier
Bn door eendracht groot van krachten,
Neérland*s Msagd met konings zwier
Zich weer plaatse by de eerfte magten
(*) Zonder iets te willen onterékken aan den roem vao
. den Heer Si u i, o f a, badden wQ liever hier, eetf anderei naaiii
cahad»
Aat s
ITWEtPSCTB ALlIANAir«
'* en Maas en 5"^^/;/
zeeën wetten fteltj
■
Belgen! 'c hart aan één!
n elkaar gefirengeldl
ld en lotgemeen y
hen ziamge mengeld
;oed den Broederband
}Chten om elkander
heel het vaderland
leen 9 de een met d'ander
lOQic te breken koord
lakeld Zuid en rfoordl
eel fchoons in dit gedicht^"^ Troii vens ^ de
sr yAR 8 OM CE E lü verdient in het alge*
nift alleen wegens dichterlijke, maar ool^
denkbeelden ; hetgene wjy , nic plaatfge«
end Nommer, by het befchopwcn van
nader zullen trachten te ftaven»
r
fin dienjfe van onderfcheidene Cèdsdienftige
», dêor F. H. vos. Schoenmakersgezel te
incie Groningen. y Uif gegeven door het
hebbende tot sdnfpreuk:
oefening in toon* en m^atgf^zang,
ïrbeteriilg van 't ftfchcfök Kerkgezang,
f/ R. vpn proenenbergh* 1819. In gr.
^t| wia^om bij den naam des jfchrij verf
den titel, worde iiitgedrukc« Het doel
(lukje ia ze^ goed. Vopr nladappen ia
? voi ook zoo zeer geene verfchoonlng
de poëtirche waarde betreft, eenige re»
I welke het blijkt , dat V 0^1 , onder goe.
D mef. de. lezing van goede PoSzij, ver-
vindt men bier niet veel meer, dan eeili-
8»
ge iHcbcdy ke en witriyk Trome gedücbteo vrij wel bttijmd.
Niet fllMJd, ecbter« Voqnl maakt bij telkenf» even ah in
de siofpreuk van bet Geselfchap, de e lang, en betrennc
2icb niet om de ximenfladciog van twee, klinken ; daarom
lezen HviJ: ,, een pracbtig^ een deftige . vertooning. Door
^ (teeltend^ en teederl^ke klanken. Daar bQ bet volgende id
^ jnicbeod fpreekc ;"* en zoo is bet gedurig weder. Had bQ
dickminen vermijden ^ zQne verzen hadden zicb dan toeb
beter laten leien. Lam is ook deze versmaat: Dat ênte t$&n
ée yUjf bêkm Her waardige yoorGAXSgerst W^ willen echter
vos niet toeroepen: ,, Schoenmaker 1 bond u bij uwe leettp
alsof wy bem ontraden wilden , om voort re gaan » op zijne
Vfiize^ godidtenaig nut te ftichten; dit fchym de man te
2oeken » en den Goifsdienstleeraar niet tegen , maar in de band
te willen werken. H^ zal dan ook wel naar goede aanw^
zingen hooren willen , en zelf goeden raad zoeken. Zoo wQ
ons niet in liedi bedriegen, ware bet te wenfcben, dat men
sijnen geest, in de zoogenoemde vrome Gezeircbappen;* wac
meer aancrofe» Men overtuige zich hiefvan nit dit linkje
zelf. Een zescbalf is bet wei waard»
Eugenia^ of het Leven in Geloof en in IdefA. Naar h$t
Hoogduitseh van r. p. wilmsen. Predikant te Beriijn^
Te Am fier dam ^ hij ten Brink en d^ Vries. 1820. In gK
2yo» 474 Bt.fz-\s**
Als een bQzonder voorregt van den tegenwoordigen tijd mo«
•gen wi) b^t aanmerken, dat vale gefcbriften, veel meer dan
wel te voren, den (tempel dragen van wareGodsdiendigbeidt
waarbij bet gemoed der lezers en lezeresfen met heilige ge-
zindheden vervnld en tot de odellle neigingen en handelingen
on t vonkt wordt* Hoe vele Romans leverden ons niet de
hatstverloopeoe v^f en twintig jaren , waarin laffe, onzinnige^
ongdoofemke en ongeriümde varzieringen de jeugd In eene
denkbeeldige wereld verpltatften zonder eenig zuiver doel >or
nnt, en meer dienden om de verbeelding te prikkelen, otu
▼ei^^noegd te maken met den (hmd , dien zQ in dit leven
vervullen moet > en, door wezentyke misleiding van verfiand
A a a 4 en
eti Imrt, tet lniitei)()K)fig!ield te Toeren I Ttisi» idemc^ fii
} Tcle opdgten , eeo reiner freeic. Men fchetsc cooneelei)
[ uil de wereld, zoo tlf zlJ bellatt; men wiJzFgt dezelve toc
een zuiverder doe) \ men fctailderc den menicb , - zoo alt hQ
' knn en noec leven, om tan al zijne verpligciagen cf deze
' ' narde te v/oidöen ; en menigmaal zijn de fehilderijen mee zul*
ke tinten van echt godsdtenflig en christeljtlk gievoel opge^
lulaterd, dac zy perfonen en handelingen in een beminnelOk
Uchtdoen voorkomen, waarin achting voor menfctoiwande
en voor de deugd de prtfawaardigfte voomemena en beflniten
vormt, den raropfpoed lenigt, en bet Vertronwea op den
Algoeden bevestigt* Het zj^n die fchriften vooral, waarin de
vaardigde ftanden der maatfobapp^ van de aangenaamfie en
nuttigde zyde worden vporgcQeid, die, daar zQ, Gode zQ
danki aU 'zoodanig nog in werking zijn, ooa den leefUfd
doen zegenen, waarin het oni gebenren mag, dezelve te
aanfchouwent en ons, met een blij voorukzigt, te verbein
£en over den zedelQken gnndlgen invloed, dien zoodanige
tafereelen op het niet geheel verbasterd gemoed gewisfel^k
moeten te weeg brengen. Onder deze (landen bebooren die
van Christenleeraar en van Opvoeder der Jeugd, welke, zoo*
dra zij aan hunne ware beftemnring voldoen, onder de genie*
getidde middelen moeten gerekend .worden , om het volgende
geflacht toc 'betere inzigten en handelingen op te leiden.
Met wezeniyke blijdfchap dellen wU het oni ten pHgc,
om het alhier aangekondigd boek allerwegen ttn te bevelen.
Eugenia is de dochter van Fredenber^^ deq Heer vfn her
Dorp , door rampfpoed ongelukkig « doch naderhand berdeld.
Hare moeder geeft baar eene goede opvoeding; doch dezelve
wordt voltooid door Sêhna^ de dochter van den zeer waar«
digen Predikant Eerman , en naderhand door deszelfs trefie-
lijken opvolger, Buneu^ die, om hun uitmuntend karakter
geacht en bemind, overal vrede dichten en het maatfchappe*
lijk geluk bevorderen. De laatstgenoemde overreedt haar»
nadat zy bij eene oude nicht tot gezelfchap. heeft ingewoond»
em leermeesteres te word^ in eene nieuw <^gerigte Meis-
jer-fchooly thet behulp vae andere vriendinnen, en ook van
eenen zeer bekwamen Gouverneur, EmsU^ die .zich alle nic
de zniverde boginfeien tot dit gewigtig en nutdg werk ver-
binden, Eugenia begeeft zich eindeltfk met dezen bciven
{pm in be( l^uirei^k» do^bmeg «ieb Hechts drie jar^ in. die
SÜGtMA* ttV
gttok ▼cfkêogeii, wanneer zU hem d«or den dood veHiefC
Zij rindc ktrcii troost tileen in den Godidientc eo io het
i»erbaar pa«d van htreo echt, dat xU even sorgvnldig qp-
vocdt , als het evenbeeld van haren hnwelijkavrieod.
Zoodanig ia het eenvoudig beloop vtir dezen Roman , voor
looveel het hoofdvooirwerp betreft der gefebiedenis. 0e»
«elve^ echter, la overd doof «reven met de verfcUlItnde
voorvallen van andere perfpnen , die tot EngêMia In betrek*
^iog (laan , als van hare ouders , haren broeder, bire magen
«o vriendionen, die alhier een belangrijk voorkomew hebben»
on byaondcnyk van de Predikanten Eerman^ die baar tot/
lid der kerk aanneemt, en Bunou tn Lint^ndaai ^ die baar van
liid tot.tyd den zorgvoldigfteo raad mededeeten. Hare eige-
ne opvoeding, van de eerfte kindschheld aan tot op gevorder*
den leeftUd en eigenen levensftand , haar omgang met hare
^fmSf hare vcreering v«n den ftervendeo Eerman, bare be.-
proevingen in verfcheidene ongevfillen , vooral dan , wnnneer
2y fchanddUk belasterd wordt, of zich in den echt begeven
zal; dit alles Is nitnemend voörgef^eid, att^d gepaard mee
die zedelijke en godsdienftige llrekking, v^elke hare inneriQke
waardU met zich voert en tot opmerking en navolging dringu
j>e karakters der handelende perfonen ioopen^ oodanka hec
fchijnbaar eenzelvige, zeer goed uiteen, zooder overdrUving;
Allea , in één woord , Is Natuur , hoedanig wij ieder tooneei
op zich zelf» en alle tafereelen te zameo genomen, van eeneo
bekwamen Schrijver mogen vorderen* De wenken voor hoia^
felijke en fchoolfcbe opvoeding, voor godsdienaig onderw^fs^
zonder zich tot de eene of andere ketkeiyke gezindheid ce
bepalen, en tevens voor he( echtelijke leven, zQn door hec
ganfche boek. benen voortreffelijk gegeven; en het geheel
▼oldingt des Schrijvers' oogmerk, om alhier duidelijk te lee»
jrcn, dat «geen Xland of beroep in dit leven inderdaad geluk*
Ug kan z^ft zonder de ware GodsdieniUgheid! des gemoeda »
txk dat alleen bet eerbiedig venrouwen op Gods aanbid*
é^iik beftonr gefcbikt is, om de gewone rampfpoeden der
wereld te matigen en heldhaftig te overwinnen.
Uit deie korie opgave zuUeft onze l^ezpra en Lezeresfini
van zelve bet' goedkeurend oordeel opmaken, hetwelk w|l
0«er dezen arbeid van dev BérlijnfikenLeeusLT^ wilmszii #
ipogen veUen. Reeda andere veelvuldige gefchriften, fomp
i»%e ook in h0C HoUandicb vertaald , hadden hem , vooral 19
A a a 5 hec
tfto r« V. V I LM SLE N , KOGBRIA.
Bet Huk vsn opvoeding ^eenen gevescigdcn roem VerworVeii;
cff i^in dit cegcD woordige weric tam hy de zaligende bewusu
feeid met zich voeren, dic z^ne voordngc ónder bet iezea
aiec minder (lichten zal, dtn hQ gewoon is op dan prédïli-
• Coct ie doen. Ligteiyic konden w^ ; ten bewifze, de eene
/ of endere proeve overnemen; doch het boek zelf verdient ta
iüfr btnden te ic^n, en zti tlsdtn zich zeif genoegzaam au^
|iri|fzen. Ook de vertaling ia zeer tirel geflaagd» daar wy
jatagens bet Duitiche caaleigeö of (>reekwijzen ontmoetten ,
WHi allea in zynen eigenaardigen toon en fchrijfwijze be*
«aard bltfft. De afdeeling geeft den inhoud op, door dt
Mdding der boofddenkbeelden, die ontwikkeld en behandeld
irorden , zonder zich aan bepaalde hoofdftnkken te verbindeiu
Petrarcha en laura. Gefchiedkundig Tafereel , naar
iet Fransch van Mevreuw de Gravin de genlis. Tc
Amfflerdanti bij J. C« van Kesiereu. 1820. In gr. Zv».
fjlelQk zich niet anders verwachten liet van znlk een onde^
aatrp en van znlk eene bekwame hand , dit Tafereel is voor«
aseff^lijk:, en de vertaling viel in zeer goede handen. De ge-
fefaiedenis is hier en daar opgefierd , maar op eene waardige
wijze; en tegen iedere gefchiedkundige misvatting wordt men
fe9 ^^ lezing verzekerd, niet alleen door de. melding der
Dicbteresfe,. dat zQ zich iHIeen ten opztgte van de fchoon»
&AURA eeoe kleine afwijking van de gefchiedenis beeft ver-
verloofd , maar ook door de aanwijzing telkens aan den voet
ifft bladzijden , wat gelchiedkundige daadzaak is , en vooral
'io&t de teregtw^zende aanteekeningen , achter bet werk ge-
^roegd; terwijl hetzelre, uitnemend dichterlijk gedeid , geens-
i/éx» overladen ia naet Heraden der knnat , miar t aia de meeu
Mdéfboudende roman, met het grootat vermaak gelezen
wordt { althans zoo ging het ons. Hetgene wij imusfcben
irerlangen zonden , en in welke verwachting wij ona zagen te
leen gefteld, zijn eenige proeven der diehtftukken van den
•ttOerfeliJken Dichter; én wij twijfelen géeoszhis, óf bet
netlkngen naar dezeWe wordt bij lederen 'lezer van Mevr.
l^E • B N L T s* Tafereel • evenzeer ais bij ons opgewtkt. Ita^
UVrVi» DE GENILIS; ftLTKAKCak EN LAUEA. 6(3
plddels vinden wij hier den mati^ in zijne lotgevallen, zXjmt
«vaarde, eu jijne beminnelijke godsvrucht, naar hèt leven ge?
teelcend; en zijne (landvastige liefde^ waardoor hij niet min.
jder, dan door zijne betoo verende Godencaal , onftexfelQlc
^erd en zijne laura onfterfelijk maakte, roert bij dit Tt*
fereel de fijnfte fnaren van het hart. -^ Eené én andere meet
lüitvoerige cpifode, des Dichters vrienden betreffende, li evcii»
zeer ata ^smans levensfpheti welkom, en even meesterlijk
uitgewerkt.
iDe Dichter van de veei'tiende eenw is bekend, en worft
pog meer nu bekend door dit romantisch verhaal; de Schnjf*
lier biedt door hetzelve den grooten en waardigcn man b'é-
tameiy^e hulde, en betaalt alzoo eenen pligt, waartoe groo-
re , verdlendelijke mannen onbetwistbaar tot by het laatlle
fiageflacht zijn geregtigd ; en als zich met zoo groote vet-
jdienlten en zoo veel roems znlk eene nederigheid paarty
geeft het toebrengen van zoodanig eene huMe tfubbel genoc
'aan het hart*
^o Myn deugdzame broeder!** (deze heoi bijzonder karair-»
teriferende woorden legt men hém hier in den mond, toen
bij zijnen broeder ge r ar o gefield wordt te ontmoeten in
bet klooster, dat geheel ^n al door de pest was uitgedorven)
I, wanneer w^ beide ons aan den voet des troons van dén
ppperften Regter bevinden , hoedanig zal dan uw roem dea
myncn verduisteren, en hoe zeer overtreft g^ mi} hier reedi
Op aarde! Kom af, held der heilige menschhevd! ik wijde
mij geheel aan u. Gij, die den dood getrotfeerd hebt, oia
vreemdelingen te troosten en te verzorgen, o I Niets Is bil-
lljkert dan dat gij dezelfde hulp, in de armen van uwen
broeder, vindt.** — Hierbij behoort deze aanteeketiing:
jp Alles, wat ten aanzien vtn gerard in djt werk gezegd
wordt, is gefchiedkundig waar; alleen de onverwachte za«
menkomst der twee broeders in den nacht moet men als
eene vinding befthouwen. Zie hfer, boe deze zaak, letter-
lijk, verhaald wordt in de brieven van pbtrarcha^ en In
2i/tte levensbefchrijvlbg: „ Prtrarcba was te Padua; op
^ eenen dag, dat blJ, ten huize van den Bisfchop ildb*
p BRAND IN CONTI» ter maaltyd genoodigd was, kwamen
aldaar twee'Karthuizer monniken, die, zonder pETaAk*N
f»
^ CHA te kétinént de edele en' menschlievende daden va«
^ g'erard, geestelijke in het Karthnizer klooster ce MÈn^
„ trieu^
0B4 mnu DC GtNLIi '
^ trien » vcrhatWeii. Hec klooster werd door de pest caiH
^ gecast , en de prior ontvlagcce hetzelve » latende vier en
I» dertig geestelijkeo, welke door deze verfchrikkelijke kwatl
ff waren aangeüokeo, en waarvan reeds eenige lagen ce 2ïel*
j^ cog^n » aan de zorg van eenige loontrekkende dienaars over*
jp GERAao» die volkomen gezond was, wilde in hec kloos*
I» ter blijven, in weerwil van al de drangredenen des priors,
ip Dan» deze laatCle, die naar zijn vaderland wilde gaan, had
n reeds de kiem der ziekte onder de leden , en ftierf op eene
I» ellendige wijze, terwijl hy zich op weg bevond. Ge-
19 R A 1 D was dus alleen , met eenen l^ond , overgebleven ; hg
^ verzorgde de zieken , en begroef de dooden. Al zijne
^ me<febroeders, zoowel als de oppasfers, IHerven aan de
^ pèst« Eenige ftruikroovers kwamen incnsfchen hec kloot-
^ rer aanvallen; dan, by wist ben^ van de hoogte eens co»
ff rens, door kracht van redenen, van het klooster te ver-
^ wijderen* Tot belooning van deze menschlievendheid •
^ vergunde hem de Paus , om » in al de onder fctieidene kloos-
19 ters van zijne orde, een zeker gettl geestelijken te kie«
^ zen, en hQ had de eer om dit klooster in ftand te hoii-
^ den,*' — BU dit verhaal was pctrarcha hevig aan-
f edun , tn Hortte eenen vloed van tranen , waardoor de Kar*
thulzer monniken ontdekten, wïe hij was.'* ,
In zijnen f7rgr7/crs, welken petrarcha atn de Ambrofi-
atnrche boekery mas^kte , fchreef hij hec volgende : ^ I^ a a-
ra^ die door hare deugd beroemd is geworden, en die het
onderwerp .mJDner verzen gedurende eene reeks van jaren ia
geweest, lAg ik voorde aerdemaal den 6den April 1327 in
de kerk van Sinte ClMrm te jiHgnpn. In dezelfde kerk, op
denzelfden dag, en in betzelfde uur van het jaar 1348» is
dit licht verduisterd geworden ^ heefc deza zon de aarde»
waarop zij fchitterde, verlaten» Ik was te Fèrwa^ en ik
'was onkundig van mUn ongeluk^ O^ den ipdeo van de vol*
fende maand ontving ik eenen brief van mQnen vriend lc*
z.ius'» die mS deze noodlottige tijding berigtte. Haar fchooa
en zuiver ligchaam werd in de kerk dor Cordeliers begraven.
Om étzt onfcbatbare herinneringen aan de vergetelheid et
onctrekken, en om mijne regtmatige droefheid te vereeowU
gen, heb ik dezeomHandigheden opgefcl^reveo in een boek«
dat ik onophoudelijk lees. t)it verlies, dat my (leeds in de
gedachte is, leert mij» dat niets op deze aarde mij gelukkig
ka»
tan mAen, en dtt het tijd it, étx ik tfaind döe van deze
wereld > dew^l de zscbce band , die »ij aan dezelve bood,
▼erfchcurd la. Ik hoop, ooder den bjüftaod dea Hemelt, dac
deze affland m^ niet moeijelijk zat vallen. Mijnf ziel zal,
wanneer ik aan bec verledeoe denk, zicb overciügen, dac al-
lest waaraan Ik mQ becbue, oleta dao ijdeibdd wat; dat de
boop, waannede dezelve zich voedde, bedriegel^k wat; eo
dat de ontwerpen, die ik maakte, vernlecigd zijn, en flecbta
mija ongeiok hebben bewerkt.''
Petea&cha eindigde zyne loopbaan In z^ne afgezoodeT'
de eenzaamheid te Jlrqua^ in het faar 1374; men vond heoi
dood in z^n boekvercrek , met zijn hoofd op een boek 4ig«
gende. Qp bet gedeokteeken van marmer, voor den ingang
der kerk te Arfus^ werden de navolgende regeli gegrifiUd,
die, zoo men zegt, uit *fmana «igene werken getrokken zyn^
. Inveni reqt^m : J]^ et fortuna vaUêe !
Nu mihi y^oUscum esi: luéiie mumc alios^ •
Deze grooce man werd te Areu99 geboren. H^ was een
flandvascig Minnaar en een getroaw Vriend, een beroemd
Dichter, een verfiandig Geleerde, en de onbaatzuchtigfte
Letterkundige van zijne eeuw. Hij paarde aan z^ne bekwaanu
lieden godsdienaige en deugdlièvende gevoelens, die hij nini»
mer verloochend heeft»
Door het overnemen van deze bijzonderheden vlochten w9
dao nu ook een enkel blaadje in den lauwerkrans voor hem
en zljnie laura, hetwelk wy bQ onze Lezert niet befaoe*
ven te verontfchuldigen.
i , L
Dt Dcos van Psndêrm^ Mei Phten. Te Amferdam^ hij Q.
L. Schieyer* iftij^ In gr. tfo. 23$ BI. /s^itf*;
Uit deze doos kan men niet veel goeds verwachten; wQ
zien er ook op het titelvignet veel uit vliegen , hetwelk niet
zelden fchltterende ellende geeft , terwijl het anker der boop
op den bodem ligt, en er niet uit wil. De verhalen, die
men óns onder dezen titel aanbiedt , zQn echter beter dan dl^
blinkende zaken,' in zooverre dezelve leerzaam ' zijn ; en«
lioewel men ons joiit geenen groocen dienst doet, met ^enè
ech«
'
\.
6ê6 .DÉ 0004 VA(f PAVÜOMAd
èdite Paodoni's dofod van Duitschhads vtttcbtbarco boden
yoot oas ce ombieden, kan men nog ai te?reden zyo met
ét tegenwoordige gifc; eo is de verdere voorrttd éïóêês niet
.loeer geiraarlijlc, dan mogen wy lijden t dat de vèrztmelair
bec werk, naar zijn voornemen , vervolge , wanneer by on*
ook oorfpronkeiyke verhalen vtti vaderUndfche vemofteo
belooft Hier ontvangen wij acbt verhalen, i} Hn kt Nüm\
Wr P9, <)00r HARTWIG VON HÜNDT^ftADOWfiKY» i«
eene, helaas I niet geheel onwAirföhynliJke proeve van meor*
leheiyie dwaasheid; het vermeldt plannen en twilt overplan*
aen, waartoe een lot in de loteiQ, een bandvol vliegen aW
200 of nog minder, aanleiding gaf. Gelukkig, dat de twist
^tot eene verbazend dwaze hoogte liep, c;d bet lot met een
met Inkwam , waardoor dit verwenscbte lot voor bet miiisc
geene gelieven verdierf» dit de voorgemelde rijke wtost van-
een te fchenren dreigde. 9) Het Misverfiandf door a. f. e.
LANGDBiN, vcrmehtt niecs meer dan een grapje. Eea
lompe knetht van eenen Bisfchop bragt de broek van zijne
Hoogeer waardigheid, om .«te lappen, in het Nonnenklooster
Yan St. Agatha , in plaats van bij den kleermaker Agathus;
en dit misverftand gaf aanleiding , dat eene fcboone ^ienwe-
linge van het klooster gered , en door een hiiweiyit nsar bare
keuze gelukkig werd. 3) De Redding^ door hblmina
voN CREZY, gek. voN xLBNCKi^ Deze redding werd
door eene verfchijning uit de Geescenwereld bewerkSelligd ,
waarvan bet bedrog genoegzaam in bet oog valt; nfaar zij
verblijdt den lezer, die in de geredde weduwe en haar lief
kind bdang ftelt^ zU verblijdt hem te meer, daar de losbol,
wien bet minder om^ Amalia, dan om hare inkomften te doen
was, door het fpook, zoo by meende, gewaarfchuwd, niec
Hechts de weduwe, maar ook zyne dwaze Godverzakery va-
ren liet. 4) Denna Urraca , of de Zeifopefeting der Liefde^
door CHa. niemeijer, is eenigermate onwaarfchijnlif k ;
en, daar'wy de edelmoedige zelfopoffering der liefde bewon*
deren, wenschten wy wel, dat de Donna haar hart soowei
als hare hand*, en de twee Kooingryken, un eenen wurdigen
echtgenoot hadde mogen geven. Al deze verbalen hebben dé
verdiende , cfat zy kort zyn ; daardoor leest men dezelve dan
ook met belangdelliog; en deze verdicfifte heeft 5^ De Zil*
yermijn^ door wilhblminb willüar» minder,, (het
teflaat alleen wel 50 bladzyden) by hetwelk ons ook de
Bcr^
0ft DOOS YM rANOoilA. tt^
Berggeest, io zQne yetfcbiltende geduoseOy vootal die
bet witte paard ^ niet bevalt, te meer, wijl dtt fpook tuec
vernaiiiurli{kc worde, noch worden kan;* maar de zedeles ur
goed; bet waarfcbuwt tegen de verleiding van den r^kdom^
en vertoont het vreeafelijk ftrafgerigt over hoogmoed, «dar-
telheid en verkwisting^ vao hetwelk eenigl^kde onfcbuld
regtmétig verrchoond werd. 6) Twee Huwelijken veer ééti^.
door K. L« nsTHUSALEn MULLER, gaat goed in ^e
denkbeeldige wereld; bet \e een lief venelfel vin waardige'
broeders; terwijl echter hier de opoffering van eene rcb€K)Qe.
eti geliefde minnares, ten gevalle van den beminden broe«
der, geene zoo groute 2iiak was, daar een even beminnelijÜB
meisje^ in welks bezit de hdogjh zaligheid^ waarvoer 'ée
mensch ep aarde yatèaar is^ gefmaakt werd, op heuelCde
oogenblik die opofiering vergoedde*^ 7) Hee rammelend Ge*
raamte, door e, l* langbbin. Dit fpook bad, nog Ie*
vend , een braaf meisje door valfcbe beloften en eeden bedro-
gen; maar de Nomefls volgde het in het graf, en de vloek,
trof hem daar, 200 als bi) dien over zich had ingeroepen.
Zonderling! Maar gelnkkig, 'dat, toen de bedrogene , findt^
gelukkig gehuwde, baar, ^ ik vergeef het »," uitfprak. go>
heel de vervloeking vernietigd was. W^ houden van geene
fpoken, ook niet In een verzierd verhaal. Laat de doodeii
maar mstent- Hunne gewaande verfcbyning zal geene braaf*'
beid en trouw bij den ondeugenden uitwerken, even weinig
ais eenig ander goed (lichten. Luc. XVI: 31... 8) Meester
Hofman^ door kar el stein, is een lief verhaal, en leeic
de belooniilg van eenvoudige, ongehuichelde deugd. — Zoo-^
dat door dit alleelei, waarvan ons het eène meer^ bet an-
dere minder behaagt, betgene de Vertaler, of Uitgever, ^^p
B4iei van Pander a geliefd te noemen, bet fpreek woord gol9-
genQraft wordl, dat de jongen de ouden niet verbeteren»
Nederlandfche Muten'^ Almanak^ iSsf. Derde Jaar. Te R$P-
terdam^ bij ]• Immerzeel, ]un, 254 BLfZ'ip-i
jtlmanak veer het Scketme en Geede. Feer 18a i« Te Am^
fierdamt bij Q. ]. A» Beyerinck. 184 BL f i.jo-:
No. i.Is en blj[)ft nommer een! Ke«rig» aanlokkend, vnxt
binnen zoowel, ala Tan bulten. Met verfcbot van waarlljlc
•dich»
dicfitertyke bijdragen » vooral ook van dfen Uitgever, die g^ené
der minde leverde. Feith, en bilde&dijk en zijne Ga.
de^ en tollens, en loots, en««. alme verder, met
roem en eere, de fnaren tokkelt, offerden hier rijke en milde
gaven. De trefFend gelijkende en uitmuntend uitgevoerde
portretten der belde laatstgenoemde verluisteren , tievens fom-»
Bige tndere plaatjes, dit Jaarboekje, dat onzen lof niec
meer behoeft. Waartoe dns meer woorden gefpild ? Liever op
een klein rproefje den Lezer vergast ; w^ kiezen het Recepr
if9or lang Levtn.
y, Wat hebt ge toch daar voor gedaan??.
Zoo fprak ik zeekren gr^saard aam
, ly Ik zie n wandlen langs de ftraten^
,1 Flet hoofd om boog, it kniên vuc^
^ Zoo vlug nog als de ftinkde gast »
^ Gezond en blozend uitermacen.**
£n lagchend ving de grijsaard aan»
„ Daar heb ik nooit iets voor gedaan,
„ Alaar alt\jd veel er voor gelaten.**
No. 2. De naam, de eerwaardige naam vaü n. swartoiw
der de voorrede, als verzamelaar en medewerker. ••. Waar*
lijk, veel eere voor eenen Almanak I — Gelukkig (geiyk
trouwens ce wachten was) is de inhoud van denzelven de
beste verdediger van zulk eene zeldzaamheid , Immers hier te
lande. Die inhoud toch is onberispelijk — neen! hQ is lof-
waardig. De verhalen (met uitzondering, edhter, naar on%
gevoel, van ie noodlottige Bruiloft^ hetwelk wi} althans a]«
leen In handen van ouders wenscbten^ z^jn welgefchreveiu
(In RAëMA vonden wi) jepAta's gelofte als daodvonnh
voorgefteld.) De dichtllukjes meestal geestig. De Urekking
van ket Nachtegaaltje van loots, txztX in z^ne foorc^ if
blijkbaar In de vier flotregels:
*k Geef dan roem op oude tt^eOf
Ouden fmaak ook vroiyk weg^
Mits men, by de nachtegalen.
Mij myn wildzang niet ontzeg.
BQzonder belangrijk ia het ftukje over FitAtis NAEAt*
BOUT, en keurig, ver boven de andere prentjes, bet portretje
van den grazen Zeerob, ^ Het boekje is aikJtioa bevallig
en zindelijk ultgevotd.
■ ff
REGISTER
VAN DE
BOEKBESCHÖÜTFING.
A.
^drianiy {M. J.) De Profodist. Gron. bü J. Oom*
Albrcchts^ De Ziekten ran -het Gehoor. Rott. bij J.
Ihndrikftn. 5")^
Almanak (Antwerpfche) voor 18120. Antw. brj Anccik.
670
— ^-'(NedertandfClie Muzen-) i^ai. Derde J.iar.
Rott. bij J. Immerzeel y Jun* 687
voor het Schoone eu Goede. ï8ai. Amft. b4j
^—
G.J. A. Rcijerinck. ' f>87
Annales Acadcmia Groningana 1817-^1818. Gron.
apud J. Oomkens. • - 49Ö
Antwoord van Prof. van der Palm aan Prof. Muntin^
ght. * 43
Appcnzelhr ^ {J. C.) Wendelgarde van Liuzgau. Maarl.
bij A. Loosf'rs^ Pz. 41
Asfen , (t?. J. v^/;) PeriWes van Athene. *s Hag. bij
de Wed, J. Allart en Comp. 344
B.
Ballenftedt^ {J. G. J.) De Voorwereld. II Deelen.
Dordr. by Blusfé en van Braam» 533
Bange y {J. J.") Over de Zielen der AFgeftorvenen.
Gron. hï] H^. Zuidema. . 547
\Barbaz^ (/f. .^.) Dichterlijke Bloemhof. Amft. bij J.
. C. van Kestertm 87
Bcckcr ^ (G. ÏV.y Raadgeving aan Hypochondristen. *
Rott. bij J. Hendrik/en. 090
Btckeri^ Verhandeling over de Tj^pbus , enz. Utr.
bij S. AUer. 585
BOEKBESCH, 1820. N0*.li6/ B b b Be«
REGISTER.
Bedenkingen omtrent de Invordering van Belastingen ,
enz. Amd. bij Beijcritwh en fFslUmsz. • 307
£eeIoo\ (^0 Maria Tesfelfchade Visfcher* BIvfpA
Amft* bij M. Wcsttrman. ^ 117
■*' ' ' ■ ■ ■ ■ ■ Tooneel- en Mengel - poSzij, 's Hag. bij
de Wed. J. AUart en Comp. 556^
Bemmelen^ (^. van^ Leerredenen* Amlt. bij /SP. itz-jv^
147
Berg, (Mlle H. van den) Odille. II Tomes. Breda ^chi$
W. van Bergen et Comp. 490
Bertram^iJ. 7.) Dichtvrucluen. Am ft. by J.Aarinh
fenm po
Berchouwing (Onpartijdige) des Koophandels. ^ VIII.
Amft. bij ilf. Schooneveld en Zoon. 306
Bilderdijky C^.) Verhandeling over de GeOacbtendèr
Naamwoorden* Tweede Druk. Amft. bi) J. C. Sepf
en Zoon. ^
Bonaparte , (JLodemljK) Gefchiedkundige Gedenkftnk-
ken 9 enz. over Holland. III Deelen. Amft. bij^.C.
Vtfü Resteren. %i 3
hom y CJ". IF. r. . .) Praktikate Oefeningen. Rott. b$
N. Cornet. 664
Bouman^^ (K. if.) Heidefpruitjes. Gron. bg K. Jn
Schierbcek. 60%
Boxman y (^O De Overftrooming van Geld. en Zuid*
iiolU, in Jan. i8ao« Gorinch. bij J. van der Wal.
175
Brief aan den Red. der Fad. Leêteroef. , rakende van
*s Gravenweert. 447
Brieven, over bet Evangelie vanJohann«s.lfteD.Dordr«
bij Blus f é en van Braam. 104
(Twee) van een Koopman in London* Leyd.
i^rm
bij A. en J. Honkoop. 5^5
Burney^ (,Mifs) De Schipbrenk. Amft* bij de Wei..
, H. van Resteren en Zoon. i%i
Bybely (De) geen Boek voor Priesters alleen ^ ent.
Atnft. bg de W^d* G. W0mar$ in Zoon. «87
C
REGISTEIti
Cantzlaar^ CJ^O Verhandeling over een' nieuwen Con-
trolear. Midd. bn 'S. ')/an Bcntbcm. 314 .
Capadofe, (A.) Dïsftrtatw. Lugd. Bat. apui Vid.
M. Cyfveer* Joh. fil. 334
Chittauhriand ^ iBurggr. de) Over de Alleenbttr-
fching volgens het Charier. 's Hertogenb. bij D.
Homan en Zoon. 17
Chausfier^ (^0 Tegengiften. Rott, bg J. Hendrik^
f en. 154-
Christtmeijer^ Q. 5.) Tafereelcn uit de Gercbicd. der
Ltjfftraff. Regtsplegiog. Amd. by J. C. van Kesto^
ren. iit
— -.— *-~— — — ^ Oorkonden uit de Gedenkrchr*
van bet Strafrtgt , enz. Amft. by J. C. van Kestf
ren. 485
Christen (De) in geest en aandacht vereenigd met God«
Leyd. en Rott. bij J. JV. van Leeuwen enz. > lotf
Clarisfe, (T. A.) Pfalmi quindecim Hammaaloth. Lugd.
Bat. apud H. W. Hazenberg, Jun. 373
« (J^.) Voor Jongelingen. Zestal Redevoerin* .
gen. Amft. bjj J. van der Hej. 647
Ciauren 9 C<^0 Twee Verhalen. Amft. bg % C. yan
Ketteren. 491
Coquerel , (A. L. C. ) Sermons. Jmfi. chez S. Dela-
cbaux* ^ S36
Crufius^ (C. Baamgarten) De onzigtbare Kerk. Gron.
hg W. Zuidema. 300
D.
DesaugierSj (M.) Het Middagmaal van Magdalena.
BlijFpel. Nijm. bli C. y. yan Goor en Zoon. 656
JDeusfen\ (J. IF. Jt.) Verklaringsproeve. Amft. by
J. Vink. 9
■ '■ De cerfte Oordeelsdag. Amft.
bg J. Fini. !•
IHnckgreye^ (J. F.) Verpligting xmn Neerlands Jon*
felingrcbap» enzt WInfchotens by H. F. Mtêifingh.
66|
REGISTER.
DolZj (J. C) Lesfen over. de Gezellige Wel^oegel^lr*
- heid. Zutph. bï] /f. Cyji. Thieme.' ^Q^-
Doos (De) van Pandora.* Anift* bij C L* Schhijtr. 6S5
Dresfcihuh , C^, ab Utrecht) De Lente. Middclb^ b^)
de Gebr. Abrahams. . 63a
Driesfen, (!• C.) Disfcrtatio. Gron. apudj. Oom*
kens. ■ ' 109
Dyckmeestcr ^ (//. ^•) Onderzoek van het Decreet van
' a4 Janl 181a. TIel, bij C. Campagne^ Jr. ai6
-. Tweede Verjlag. 266
E.
^ckarts'haufen ^ (J'on) Redevoeringen. Leyd . bij J^. /Fl
y/ar/j Leeumfefi.. , . ' 648
Edgeworth^ (^Mistrefs) Vivian. IX Deelen* Leeuw, bj
Steenbergen van Goor* ^ ' C57
Ehrenbcrg^ (F,) Dq .Vrouvy in hare waarde en groot-
heid. II Deelen. Am(l. bij Beijerinck en TVillemsz./^x
Èlphlnflone ^ C^O Gezantfchapsreis naar Kabuï. lïle
en Ilde D. IlaarK bij de IFcd. A. Loosjes^ Pz. 58^
Esz^ (^L. vari) Gedachten over TJijbél en BijbeHezen.
*s Hertogenb. bij /)• Nolhan en Zoon* ' '" aód
— r— Wat "was de Bijbel voor de eerfle Chris-
tenen? enz. 's Hertogenb. \n] D . Noirtan en Zoon. 200
Ewaldj (J. ZrO De Gpdsdienstleer van den Bijbel. Ilde
*en laatfte D. Dordr. bij Blusfó en van Braam. . 50
Eyk^X^P. van) Gefchiedenis der Joden, A^ft. bij A.
B. Saakes. 5
JB7A?r^,(A.) Verhandeling over de Gelijkenisfen. Gron.
bij JF* Zuidema. 627
F-
Fedder/en, (J^. F.) Leerzame Verhalen. Derde Druk.
Atnft. hij IK van Fliet. ' S2È
Furii Bononia. Lugd. Batav. apud S. et J. Lucht*
. mans. 4(5i
G.
Gedachten over de aanftaande NederUAVetgevIng^ Zutpli.
< bij H. C. A. Thieme^ 39
r i Gctf
R. E^ G I - S . T , E R».
Ceüïh^ X^Mem 4e) Handboek voor Reuenden. AmU.
bij Mot tier ^ Covcns en Zoon enz, /' 651
Pctrarcha en Laura* Amft. by J^
1 ■• • *
C. van Kestcren. ... 68a
Geijncr , (G.) Hel; Beeld van «ne Stille in dtu Lande.
, Haurl. bij A^ Loosjes , Pz. , ► ' 39"
Gezangen in den Kerker. Rou. bij C. i). va/» den Dries.
, 3.51
G/tf/3 , 0-') Theone. Een Gefchenk voor goedeOoch-
tcrs: .Arnli, b|j C. 4, Thiemi. . ■ 4©?
43<Mci.pkit. (Hel) V>\) E, Lio» en Zonen. ï^S
Gvrres^ (^.) Duitschlaud en de Revolutie. Auift. bg
Jf. C. van Ketteren. 35i
G<«/«, (A/<rv/-.) Frans de I en Mevrouw de Chateau-
briand. Leyd. bij ^r 5". Thijsföns Jn Zoon. 610
Gravemeert, (5^. va» 'O De Ilias van Homerus. llIJe
" D. Amft. bij 5'. va/J </</• Hey. S03
■ ■ _» — i— Verlpreide Lcttervrucbten.
Amll. bij J. van der Ilej. ,310
H.
m
Haakman ^ifL^Ktdtvoctïwg op Dt. Rauwen/ibf. Amft,
bü P. den Hengst en Zaon. * 3^$
Uailj iM. C.van) M. Valerius Mcsfala Corvinus. Ifte
D. Aiiitt. bil J* Vtf/; der Ihy. 55+
Handleiding 'tot de kennis der enting met KoepoklloR
Dordr. bij Dlusfé en van Er aam. 421
tot bet i'chrijven van Brieven. Winfchot.
bij II. r. Huifingh: . • .5^7
Harencarfper, (R. Schcers van) Specimen. Traj. tfrf
' Rhen. ... ' 4Ö3
Heereri , (^J. H. L.^ Handboek der Gefdriedcnis det
oude Staten. Zutph. bij II. C. A. Thieme. ff9a
Htnnert\ Q. f.) Lesfen over de Wijsbegeerte. Ifie D.
Leyd. bij L. Herdingh en. Zoon. , . 58
Heringa^ £• Z. iJ.') Tiental Bijbeloefeningefl. Aailt.
bij J. van der Ihy tn jf. 'Jarint/en.' 6Cz
Heyningen^ (//. van) Bijbcloefening over let Evang.
B b b 3 van
REGISTER.
Vktt Mattheui. Ifle D. 's H«g. b$ d9 ÏVei. J. Aüan
€n Comp. 455
Hfleafft, (ƒ• H.) Parnafüs Laiin^Bclgieus. Amfi.apud
P. deo Hengst et Pil. 601
Hógaulorp^ (D. v^/i) Berchouwing van het k<rtonittt
Systema ifl Frankryk. Amft. bl$ //. fan Kcsur$n en
Zoon. 66j
Ilorsi , (H* J. Meerman van der) Fabelen van Fene*
Ion. Dev. bij J. W. Robijns. ji6
Hoyer , (G.) Disfertatio. Lugd. Bat. apud H. W, Ha-
«cnberg, Jun. 410
J en I.
Jaarboekje (Gedachtkundig^ voor i82o« Amfl. b^ de
Wed. Q. A. Ditderichs en Zoon. 225
Jack. (De kleine) Hoern , bQ J. Vermande. 9»
Jacobs^ (/*. 7.) Grieksch Leesboek. Ilde D. jde
Ard. Zutplu by H. C. ^. Thicme. 654
Immerzeel ^ Jun. Q.) De Moederliefde , in vier Zan-
gen. Rott. bij y. Immerzeel j ^un. 346
Inmjding der nieuwe Leeszaal te Rotterdam. Rotr.
by C. Z>. van den Dries. 44 6
Kampen^ (M G. Vtf«) GeFchled. van de Franrche
Heerrchappii in Europa. IVde en Vde D. 'sHag.
bij de Erven J. Allart. 254
Karel en Sopliia in hunne Beproevingen. Ainfl. bq
J. van der Hej.- 17S
Kcphalides^ iA. /F.) Reis door Itali! en Sicilië.* If
Deelen. Amft. bq de fVed. G. fFarnars en Zoon. ^07
Kinderling^ Leven van Gilblas van Santillana. Haarl.
bij A. Loosjes^ Pz. 611
Kinker^ (J^.) Gedichten. Ilde D. Amft. b^ J. van
der Hej. " 639
JT/jii, (H. H.") Gedichten. Ilde en laatlle D. Haarl.
bi) F. Bohn. 29
Koning^ (^A. de) Handleiding omtrent de LQdenege*
fchiedenis. Dordr. by J, de Voi en Comp. %%%
m ■ Dagelijkfche Oefeningen. lOe en Ilde
D. Dordü. by y. do Vqs én Comp. 45S
R E G I S T B E«
XoHyntt^vrg^ (JO Letter», Nat imiiw m Zedtkimdtfle
Mengelingen. Amft. bij ScAmlckamf en fanJc.Gr^m*
peL .471
Kêofmam^ (il.) Redetoeringen en Verhandelingeiu
11 Deelen. Anil» bij de Wed. G. WarMm en Zoon., 507
Krem^ (//. ^'O {«eerrede. Coudt» by IV. F^Uaauw
Kunnen dan de Inicomllen der Schatkist niet verzekerd
warden ? en^. Amll. bij Af, Schoencfcld en Zoon, ipé
L.
Lafoniai^e^ (^} Roreuri^, of hét geheime Gerigt vao
. het Noodlot. II Deelen. Amft. bij CL.Schleijer. 1*31
p> ■ ■ Nieuwe Bloemen. Amft. bij J. C. van
Kesieren* ite
■ Agatha, of het Grafgewelf* Il Dee*
)en« Leyd* bij A. en J. Honkoop. 31 a
Lagers (G« if.) en J. Schuhz , Kerkeliike Redevoe*
ringen, enz. Amft. bij JB. Kramer en Zoon^ 3;;c
Lappe^ (ir.) Geloof, Hope, Liefde, Vreugde. Amft.
bg A. B. Saakes. 107
Lêen\ (C.) Jdcobi^ Grielcsch Leesboek. IVde pL
Zutph. by Ui C. A. TMemu 135
LektQUF voor Vrouwen in den befcliaefden Staodl^
's Hag. bij de Wed. J* Allart en Comp. 314
Lenting, (J.) £ffHpidis Meéea. Zufph. apu4 H« C A«
Thieme. / 353
Lesfenjier W^hetd» 'sHag., Amft. en Bredn, bQ
van cleefQtk van Jtergen. aaS
Zebrif , (iv.) Nagelatene Leerredenen* Ilde D. Axüh*
bij P. Nijhof. i^
JLoghemj (//. vm) Nieuwe. Meogeldicbteii. Dev. bg
i* A. Karfeféergh. , 3/^
Loots , (C.) De Menscb , in drie Zangen. Amft« bQ
J. van der Hej, aai
Lotgevallen (Mqne) ter Zee , en Bedreven op Batavia*
Gron. by fF, van Boêkeren. 164,
Lnhfi^ XBi /f.) Watersnood, ecA Gedicht. Grpn.
bg ^. Oomkens^ 437
B b b 4 Lu*
RE O I s' f E r:
'tutofs , (A /A) Schets van èetf Overzigt der psirfclii
Taal. Gron. bij J. Oomkens, , - ■ ' . ; . ^33
M.
Magazijn dpr Geneestunde. IVde D» Rott, b^ -Ji
Hendrikfen^\ *. 102
■ n ■ • ■ ' VdenD.i , 1 en jdcSt» 466
Magendie ^ (/^.) Over het Pruisfisch Zuur. Amft. bij
* C. G. IS'///;)*^?. 548
^anneliike Grootheid van Ziel , eiiZé Zutph. bi] //.
C. -^. l^hUme. 6i£
Marrit^ {J. A. de^ Reizen op en Befchrgving vaii
de Goudkust. Ilde D. .'s^Hag* en Amft. hij de G^r.
van Cleef. ^50
JI/<jjr/^A^r/ , C^O I^e Watersnood. Dichtftuk. Amft.
b5 M. Jt^esterman* '437
Mnemofyne. Vde St. Dordr. bij Blusfé en van Braam.
388
■» ■ t^Ide St. 637
Moens^ (P.) Mcngelpoëzij. Amft blj i^cAalekamp cïi
van de Grampel: 476
'Itontolieu^ ^Mevr. dé) Belangrijke Verhalen. LeyJi»
H\ J* J* Thijs fens en Zoon. 271
MSilncr\ (^.) De Schuld. Trcurfpel. Rott. bij A
May van Vollenhoven. S4
Münfchcr^ (fV.) Leerboek der Ctirist. KerkgefcWct
Amft. bij J. van der Hey. 54
MunfingAcj (AT.) GefchJedenls der Menschheid. XI
Deelen. Amft. bij y. Jllart. Achtfic Verfflag^ i37
^ ■ I , . Negende Verjlag. 1*5
- Tiende Verjlag* 449
^ ï Elfde en laatst Verpag. 4?3
— — — — — — Leerredenen. .Gron. bij J. Oom-
kens. " 32*
N.
Naherigt. , 5«
Nttt^^ (C. Aj Geisweit van der) Beknopte Handl. tot
de Paardenkeriiiiii. Amft. &k 's Hag. bij de Gckr* v^
Cleef. - 377
ïf E:- Q IS TB R,
Nierftrasz ^ Jun. iJ. LJ) Dt Verlosrer, enz. Rott.
bij J. hamerscól^ Jun. . 430
üumoff^ Q/i.y Handboek der Genees^ eo>Verlosk* van
bet Vee. Gron. bij R. J. Schttrbuk. 6%
O. .
Paderwijs (Kort) in den Christ. Godsd. Gron. bij
. W. Zuidema. .334
Qpie^ (^Mrs.) Nieuwe Zediriijke Verhalen. Rott. bij
Arbon en Krap.- 65a
Paccard^howH^ vtn Vergy. Amft. bij J. C. van
: . Kesteren. 91
falm^ Cv^v ^/- y«» ^^^^ Bijbel. Ilde St. Leyd. bij
. D. du Mortier en Zoon. '93
Pl^reaUt Ü- H*) ^f^on fur i Tim. IV: 14 , 15. Ü^r..
chcz J. Alt heer. * 375
Parels ^ (^D.y Acadero. Redev. , in 1619, over d^
. Dordfche Synode. Leyd. bij D. du Saar. < 151
Peerlkainp, (P. Hofman) \Xenofhetntis Efhefii de Ati^
. thiaetc. Libri V. Harl. af^d ,W\^. A. Loosjes,
P.. F. 75
, ■ ■■ Tvfeede VerJIag. 117
Pelkwljk , (^. ter") Tijdrekenk. Verhandeling en Tafel.
. Zwolle, bij Clement enz. , 580
-T-— — — — — Tijdrekenk. Schoolboek en Alma-
. nak. Zwolle* V\\ Clement enz. .5^
JPemberton^ (C. ü.) Verhandeling over de Ziekten der
. Onderbuiksingewanden. Haar), bij F. Bohn. 11
Fèrk^ (^J* JJ) Lequien^s Verhandeling over de Inter-
punctie.* Amd. \\\ W. Brave. 4851
.Plotz^ Q. B. C. F. yon) Poczij en Proza. Blijfpei.
Gron. bij /T. van Boekeren. 532
.Poedel (De) op reis, om zijnen Heer te zoeken. Leeuw,
bij Steenbergen van Goor. . ' 0^7
Protestant. (De) No. 1, 2 en 3. Ooi?dr. bij BIusf4en
van Braam. ^ jm
R.
REGISTER.
R. '
JietfJit)giuSy(^G. Bónthem) HaaéDetdIflg voor het ög<
derwtjs in den Christ. Godsd. Gron. bö IF, Zuh
atfnüm AM
* . ■ * ■ Bijb. Handboekje voor bcj. en
oude Lieden. Gron. bij W. ZMema. 359
*-- ■ ■ ■— — ' Christelijke GadgeJecrdlieid.
Gron. bij fF. Zuidema. ' y^i
■ (^- G.^ Zedckundigc McngeliBgen. Gron.
bii J. Oomkem. 355
"Keinhardi , iJ. G.) Spiegd voor Memjes. Hde %u
Rott. by J. Hetidrikfcn. 492
Rilcy^ (^.) Verhaal en Befchi^viig. IldeD* Dofdr.
bij Blusfé én van Braam. jq
Réemer^ (^.) Proeve eeöer Hegtsgel. Verdedigfiag van
J. C. Leyd. bij jt. en J. Honko^py 543
■ ' Hulde aan Borger. Ltyd. bij A. €n j.
Uênioêp. 65^
Rofenmulkr^ (JB. F. JT,) De Oosterlingeo. Iftc D.
GroD. bij JF. fan Soektren. 1
-*V» (% y» /O Twee Verhandelingen* Dordr. bij
Blusfé en yan Braam. ^fi^
S.
Saahye^ (if. £•) fragment van een Dagboek in Groen*
land. Gron. bij fF. Wouters. 24
Smler^ (^. Af.) Het Gebed onces Heeren J. C* Amft.
bij B. J. Crajenfchot enz. 272
Schehcma^ (J^.) Gefchied- en Letterfc. Mengelwerk.
Uden D. dde St. Am ft. bij H. Gartman. 259^
Schets der oude Aardrijkskunde. Gi-on. bij J. Rome»
Hngh. 5ojp
Schippers^ (S. W.^ Latijnseh Leesboek. Gron. bfj
J. RomeUngh. 65$
Sckmid^ CJ. I. F.) Kort Begrip der Christ. Kerkge-
fchiedenis. K Dee^en* Gron. bij J^* RcmeBngh. 460
Schouman , (M) EerezniL Twêed$ Druk. ' Leyd. bij
J. ran Thair, f
Sciêu^
F
•C
•REGISTER.
Schouten ^''iJ.') Gedichten en Geziogen, Rott. bij
J. Immer zeel ^ Jun, a6^
Shillibecr , (5^.) Ontmoeringeti op eene Reis naar Pit-
cairD. Dordr. bij Bhafó en van Braam. 169
Snatich^ (/)•) aan zijne Medeonderwijzers. Gron. bij
K. J. Schkrbeek. . 5»*
Somercn^ QR. H. van) Gedichten. Haarl. bij F. Bohn.
67c
Spanda'» , (/ƒ . -rf.) De Vrouwen» Tweede Druk. Gron.
bij fV. Woutert. 5»$
Spookvertellingen voor Kinderen. Zaltb. bij J. iV#»
man. . I3«
StilUng, (//.) Het Heimwee. Ifte D. Amft. hij
J. C. Sepp en Zoon. 5^9
- I Twtcde Ferflag. 6iz
Stuart^ (Af.) Jaarboeken. 1814; 1815- L Amft. bij
JS. Maaskamp. ^55
Stürmer , (/.. w«) Schctfen en Tafercelen van Kon-
ftantinopel. Gron. h\} ^fF.. Wouters. 59^
Surr^ (T. S.) De Toovcrkracht des Rijkdpmt. U
Dcelen. Haarl. bij ^. Loosjes^ Pz. 40*
Smnin^ (P.) Tafereelen uit eene Reis naar Noord-
Amerika. Haarl. bij J. Loosjts^ Pz. 161
T.
Tolkns , Czl Cf/O Romancen , Balladen en Legenden.
Ilde St. Rott. bij J. Immorzecl^ Jtm. 5*3
Tuckey;, {J. i/.) Aardrijkskunde voor Zeenart en
Koophandel. Rott. bij J. Immer zeel ^ Jun. 38$
U.
Uren , aan den Godsdienst gewijd. Ifte en Ilde D*
Amft. bij ten Brink en de furies. AH
V.
Falentia , (G.) Reize naar IndiS , enz. IVde en laatfte
D. Haarl. b« F. Bo^n. ftU
Veen , (if . J^ van dmr) Hmdbodc over bet Avondmaal.
' Gron. bij fF. Zuidema. « .3
Verhalen. (Belangrijke) Q Stukjes. Zntph. by H. C.
• Jt. TAiem^. 184
Ver*