Skip to main content

Full text of "Vaderlandsche letteroefeningen"

See other formats


Google 


This  is  a  digital  copy  of  a  book  that  was  prcscrvod  for  gcncrations  on  library  shclvcs  bcforc  it  was  carcfully  scannod  by  Google  as  part  of  a  project 

to  make  the  world's  books  discoverablc  onlinc. 

It  has  survived  long  enough  for  the  copyright  to  cxpirc  and  the  book  to  enter  the  public  domain.  A  public  domain  book  is  one  that  was  never  subject 

to  copyright  or  whose  legal  copyright  term  has  expired.  Whether  a  book  is  in  the  public  domain  may  vary  country  to  country.  Public  domain  books 

are  our  gateways  to  the  past,  representing  a  wealth  of  history,  culture  and  knowledge  that's  often  difficult  to  discover. 

Marks,  notations  and  other  maiginalia  present  in  the  original  volume  will  appear  in  this  file  -  a  reminder  of  this  book's  long  journey  from  the 

publisher  to  a  library  and  fmally  to  you. 

Usage  guidelines 

Google  is  proud  to  partner  with  libraries  to  digitize  public  domain  materials  and  make  them  widely  accessible.  Public  domain  books  belong  to  the 
public  and  we  are  merely  their  custodians.  Nevertheless,  this  work  is  expensive,  so  in  order  to  keep  providing  this  resource,  we  have  taken  steps  to 
prevent  abuse  by  commercial  parties,  including  placing  technical  restrictions  on  automatcd  querying. 
We  also  ask  that  you: 

+  Make  non-commercial  use  of  the  files  We  designed  Google  Book  Search  for  use  by  individuals,  and  we  request  that  you  use  these  files  for 
personal,  non-commercial  purposes. 

+  Refrainfivm  automated  querying  Do  nol  send  aulomated  queries  of  any  sort  to  Google's  system:  If  you  are  conducting  research  on  machine 
translation,  optical  character  recognition  or  other  areas  where  access  to  a  laige  amount  of  text  is  helpful,  please  contact  us.  We  encourage  the 
use  of  public  domain  materials  for  these  purposes  and  may  be  able  to  help. 

+  Maintain  attributionTht  GoogX'S  "watermark" you  see  on  each  file  is essential  for  informingpeopleabout  this  project  and  helping  them  find 
additional  materials  through  Google  Book  Search.  Please  do  not  remove  it. 

+  Keep  it  legal  Whatever  your  use,  remember  that  you  are  responsible  for  ensuring  that  what  you  are  doing  is  legal.  Do  not  assume  that  just 
because  we  believe  a  book  is  in  the  public  domain  for  users  in  the  United  States,  that  the  work  is  also  in  the  public  domain  for  users  in  other 
countries.  Whether  a  book  is  still  in  copyright  varies  from  country  to  country,  and  we  can'l  offer  guidance  on  whether  any  speciflc  use  of 
any  speciflc  book  is  allowed.  Please  do  not  assume  that  a  book's  appearance  in  Google  Book  Search  means  it  can  be  used  in  any  manner 
anywhere  in  the  world.  Copyright  infringement  liabili^  can  be  quite  seveie. 

About  Google  Book  Search 

Google's  mission  is  to  organize  the  world's  information  and  to  make  it  universally  accessible  and  useful.   Google  Book  Search  helps  readers 
discover  the  world's  books  while  helping  authors  and  publishers  reach  new  audiences.  You  can  search  through  the  full  icxi  of  this  book  on  the  web 

at|http  :  //books  .  google  .  com/| 


Google 


Dii  is  ccn  digitale  kopie  van  een  boek  dat  al  generaties  lang  op  bibliotheek  pi  anken  heeft  gestaan,  maar  nu  zorgvuldig  is  gescand  door  Google.  Dat 

doen  we  omdat  we  alle  boeken  ter  wereld  online  beschikbaar  willen  maken. 

Dit  boek  is  na  oud  dat  het  auteursrecht  erop  is  verlopen,  zodat  het  boek  nu  deel  uitmaakt  van  het  publieke  domein.  Een  boek  dat  tot  het  publieke 

domein  behoort,  is  een  boek  dat  nooit  onder  het  auteursrecht  is  gevallen,  of  waarvan  de  wettelijke  auteursrecht  termijn  is  verlopen.  Het  kan  per  land 

verschillen  of  een  boek  tot  het  publieke  domein  behoort.  Boeken  in  het  publieke  domein  zijn  een  stem  uit  het  verleden.  Ze  vormen  een  bron  van 

geschiedenis,  cultuur  en  kennis  die  anders  moeilijk  te  verkrijgen  zou  zijn. 

Aantekeningen,  opmerkingen  en  andere  kanttekeningen  die  in  het  origineel  stonden,  worden  weergegeven  in  dit  bestand,  als  herinnering  aan  de 

lange  reis  die  het  boek  heeft  gemaakt  van  uitgever  naar  bibliotheek,  en  uiteindelijk  naar  u. 

Richtlijnen  voor  gebruik 

Google  werkt  samen  met  bibliotheken  om  materiaal  uit  het  publieke  domein  te  digitaliseren,  zodat  het  voor  iedereen  beschikbaar  wordt.  Boeken 
uit  het  publieke  domein  behoren  toe  aan  het  publiek;  wij  bewaren  ze  alleen.  Dit  is  echter  een  kostbaar  proces.  Om  deze  dienst  te  kunnen  blijven 
leveren,  hebben  we  maatregelen  genomen  om  misbruik  door  commerciële  partijen  te  voorkomen,  zoals  het  plaatsen  van  technische  beperkingen  op 
automadsch  zoeken. 
Verder  vragen  we  u  het  volgende: 

+  Gebruik  de  bestanden  alleen  voor  niei-commerciële  doeleinden  We  hebben  Zoeken  naar  boeken  met  Google  ontworpen  voor  gebruik  door 
individuen.  We  vragen  u  deze  bestanden  alleen  te  gebruiken  voor  persoonlijke  en  niet-commercicle  doeleinden. 

+  Voer  geen  geautomatiseerde  zoekopdrachten  uit  Stuur  geen  geautomatiseerde  zoekopdrachten  naar  het  systeem  van  Google.  Als  u  onderzoek 
doet  naar  computervertalingen,  optische  tekenherkenning  of  andere  wetenschapsgebieden  waarbij  u  toegang  nodig  heeft  tot  grote  hoeveelhe- 
den tekst,  kunt  u  contact  met  ons  opnemen.  We  raden  u  aan  hiervoor  materiaal  uit  het  publieke  domein  te  gebruiken,  en  kunnen  u  misschien 
hiermee  van  dienst  zijn. 

+  Laat  de  eigendomsverklaring  staan  Het  "watermerk"  van  Google  dat  u  onder  aan  elk  bestand  ziet,  dient  om  mensen  informatie  over  hci 
project  te  geven,  en  ze  te  helpen  extra  materiaal  te  vinden  met  Zoeken  naar  boeken  met  Google.  Verwijder  dit  watermerk  niet. 

+  Houd  u  aan  de  wet  Wat  u  ook  doet,  houd  er  rekening  mee  dat  u  er  zelf  verantwoordelijk  voor  bent  dat  alles  wat  u  doet  legaal  is.  U  kunt  er 
niet  van  uitgaan  dat  wanneer  een  werk  beschikbaar  lijkt  te  zijn  voor  het  publieke  domein  in  de  Verenigde  Staten,  het  ook  publiek  domein  is 
voor  gebniikers  in  andere  landen.  Of  er  nog  auteursrecht  op  een  boek  mst,  verschilt  per  land.  We  kunnen  u  niet  vertellen  wat  u  in  uw  geval 
met  een  bepaald  boek  mag  doen.  Neem  niet  zomaar  aan  dat  u  een  boek  overal  ter  wereld  op  allerlei  manieren  kunt  gebruiken,  wanneer  het 
eenmaal  in  Zoeken  naar  boeken  met  Google  staat.  De  wettelijke  aansprakelijkheid  voor  auteursrechten  is  behoorlijk  streng. 

Informatie  over  Zoeken  naar  boeken  met  Google 

Het  doel  van  Google  is  om  alle  informade  wereldwijd  toegankelijk  en  bruikbaar  te  maken.  Zoeken  naar  boeken  met  Google  helpt  lezers  boeken  uit 
allerlei  landen  te  ontdekken,  en  helpt  auteurs  en  uitgevers  om  een  nieuw  leespubliek  te  bereiken.  U  kunt  de  volledige  tekst  van  dit  boek  doorzoeken 

op  het  web  via|http:  //books  .google  .coml 


I 


• 


\ 


L 


> 


*  • 


r 


' 


. 


BOEKBESCHOUfPING: 


VOOR 


iSiao. 


1 


\ 


*■      •   f 


.:.•:.) ... 


\ 


VADERLAND SCHE 

LETTEROEFENINGEN , 

O  F 

TIJDSCHRIFT 

V.X  N 

KUNSTEN  EN  WETENSCHAPPEN, 

^  WAARIN    DE 

BOEKEN  EN  SCHRIFTEN, 

0IB    DAGELIJKS    IN    ONS    VADERLAND    £  I<» 
ELDERS   UITKOMEN,   OORDEELKUN- 
DIG   TEVENS    EW   VRIJMOEDIG 
VERHANDELD     WORDEN. 

BENEVENS: 

MENGEL  W  E  R  K, 

tot  F  raatje  Letteren^  Kunftcn  en  Wetcnfchappcn  y 

betrekkelijk. 


EERSTE    STUK. 

VOOR 

I  8  a  O. 

BOEKBESCHO  VWING. 


Te    A  M  ST  E  KD  AM,,   bij 
O.    S.    L  £  £  N  E'M  AN    van    der  KROS 

en 
J.    W.    IJ  N  T  E  M  A. 

.  1*30. 


t   ' 


'  % 


II       (   • 


»  » 


\: 


f      BOE  KB  E  S  C  H  OU  W  IN  G. 


JDe  Oosterlingen  van  vroegen  en  tateren  tijd ,  of  Ophd* 
deringen  der  Heilige  Schrift ,  uit  de  natuurlijke  ^tf- 
fieldheidy  de  offerleveringen^  zeden  en  gewoonten  van 
het  Oosten;  door  b.  p.  k.  rossnmullsr.  Ver^ 
taald  en  met  eenige  Bijvocgfels  vermeerderd  j  door 
c.  j.  P.  CRAMER.  VON  BAUMOARTEN,  Predi- 
kant te  Eenrum.  Ifte  DeeL  Te  Groningen  ^  bij  W* 
van  Boekeren.  1819,  In  gr.  Svo.  FIII  en  340  BL 
f  2- 16-: 


TT 


oezeer   er  reeds  verrcheidene  werken,  vooral  dat 
van  H ARMER  in  het  Engelsch,    en  uit  die  taal  in 
bet  Hoogduitsch   door   pas  er  vertaald  en  met  aan* 
nierkingen  verrijkt,  en  volgen»  deze  vertaling  in  het 
Nederduitsch  overgebragt,  zijn  uitgekomen,  tot  ophel- 
dering der  H.  Schriften  uit  de  gewoonten  en  gebruiken 
der  Oosterlingen,  kan  men,  echter,  het  onderhavige 
werk ,  van  hetwelk  wij  alhier  het  eerftc  Deel  hebben , 
niet  als  overbodig  foefchouwen.    Het  is ,  blijkens  den 
titel,  uitgebreider  van  Aanleg,  en  volgt  de   orde  der 
Bijbelboeken  Eelve.  -*  De  Heer  rosen^uller^ 
gewoon  Hoogleeraar.  in  de  Oosterfche  Letterkunde  te 
Leipzig ,  en  in  ons  land  ook  bij  velen  bekend  door  zij « 
ne  Scholia   in    Vetus   Testamentum^    vervaardigde  dit 
nieuwe  werk   naar  'aanleiding  van  een  foortgelijk  En* 
gelsch  werk  van  burder,  tot  welks   vertaling  hij 
aangezocht  was,  en  vulde^  hetg^e  hem  voorkwam  in 
hetzelve  onvolledig  te  zQn  ,  aan ,  deels  uit  een  ander  En« 
gelsch  werk  vaA  ward,  deels  door  zijne  eigene  bij. 
voegfels.    Zoodanig  werk  vond  de  Eerw.   cramer 
VON  BAUMGARTEN  Waardig  om  in  het  Nederduitsch 
Qvergebragt  te  worden,  en   werd  In   dit  zijn  gunflig 
oordeel  bevestigd  door  zijnen  Leermeester,  den  Hoog* 

90BKB£SCH«   1820.  NO*  U  A  \ttt^ 


A.  E.   P«  K«    ROSENMULLBR 

leersar  MUNTifiOHE.  Dien  ten  gevolge  fldeg  bij  de 
handen  aan  het  werk,  en  gaf,  op  verfctieidene  plaat- 
fen,  zijne  eigene  bijvoegfelen :  zoodat  \vg  alhier  aan* 
merk/ngen  hebben ,  door  vier  'verfchillende  Auteuren 
gemaakt  of  uit  andere  Schrijvers  verzameld ,  welke  alle 
voor  den  Lezer  behoorlijk  onderfchelden  zijn. 

Dit  eerde  Deel  gaat  over  Genefis  en  Exodus,  en 
tnet  nog  drie  Deelen,  van  geKjke  zwaarte  als  dit,  zal 
het  geheele  werk  over  h^t  O.  V.  volledig  zijn.  Of  er 
iiog  iets  over  het  N.  V.  volgen  moet ,  hebben  wij  met 
genoegzame  zekerheid  niet  kunnen  ontdekken.  De  al-^ 
gemeene  benoeming  van  de  Heilige  Schrift  op  den  titel 
fchijnt  het  werk  niet  alléén  tot  liet  O.  V.  te  bepalen; 
maar  in  de  Voorrede  fchijnt  het  werk  in  vier  Deelen  ala 
compleet  te  worden  voorgedragen.  Hoe  het  daarmede 
ook  gelegen  zij,  wij  befchouwen  dit  werk  als  eeiie 
wezenlijke  aanwinst,  tot  welks  aanbeveling  de  aan* 
moediging  van  den  Heer  m  u  n  t  i  n  g  h  e  ,  om  het  te 
vertalen,  zeer  veel  afdoet;  en  wij  twijfelen  niet,  of 
vele  verftandige  beoefenaars  der  gewijde  Letterkunde 
zullen  in  Iietzelve  geen  gering  genoegen  en  nut  kunnen 
vinden.  De  Eerw.  Vertaler  heeft  niet  weinig,  door 
zyne  meestal  zeer  belangrijke  bijdragen ,  toegebragt ,  om 
het  nog  beter  en  nuttiger  te  maken  dan  het  in  het  oor- 
fpronkelijke  is;  en  wij  hopen,  dat  hij  op  die  zelfde 
loffelijke  wijze  zal  voortgaan.  —  Op  fommige  plaatfen 
is  dit  werk  vrij  uitvoerig,  vooral  waar  eene  meerdere 
uitvoerigheid  te  pas  komt.  Zeer  veel  is,  b.  v. ,  bij* 
eenverzameld  bij  de  merkwaardige  befchrijving  van  So» 
doms  verwoesting  en  de  daaruit  ontdane  Doode  Zee, 
GeneC  XCC :  24 ,  25.  Uit  verfchillende  berigten  wordt 
niet  onwaarfchijnlijk  geAiaakt,  dat  ér  een  werkelijke 
zwavelregen  gevallen  is  ,waardoor  de  Naphta^bronnen  , 
waarvan  het  dal  Siddim  vol  was ,  aangedoken  werden, 
en  alles  in  brand  geraakte ,  totdat  de  geheele  dreek  ia 
het  onderaardfche  meer  verzwolgen  werd.  Tot  de  be« 
tere  kennis  van  dit  meer  is  hier  ook  veel  te  vinden , 
tn  de  Vertaler  heeft  hier  eene  uitvoerige  en  rijke  bij- 
dra^ 


èngt  jjfegeveri  iHt^e  berigten  vta  den  beroetiiden  Rei« 
Éiger  8SBTZEN,  dié  ovctwaardig  zija  gelezen  te 
worden. 

.  Op  bh  325  vermoeden  wij  eene  fchrijffotttt  Aldaar 
ftaat,  van  de  verfchrikkelijke  zwermen  van  fprinkba^ 
nen ,  die  Egypte  verwoest  hadden  en  nu  in  zee  obi» 
kwamen »  dat  bet  wonderbare  Van  dit  laatfte  hierin  ge« 
legen  was,  dat  dit  0^  PAarM^s  bede  gebeurde*  Wij 
gelooven ,  dat  er  ftaan  moest :  op  Mozes  bcéc  Pharao 
had  er  Mozes  wel  om  verzocht ;  maar  de  wind ,  die  de 
fprinkhanen  naar  zee  dreef,  ontftond  op  Mozes  gebed , 
Ezod.  X :  1(1^194 


Handboek  o^cr,het  jtPondmaalj  voor  jonge  Predikant 
ten.  Uitgegeven  door  a.  j*  van  der  vbbn,  i'r^. 
dikant  te  Gorredijk.  Te  Groningen ,  èij  W.  Zuide* 
ma.  1818.    In  gn  &yo.  087  iS/;  ƒ  1*4-: 


Wi 


ij  hebben  aan  den  Êerw.  van  dxb.  vbbn  reedt 
de  uitgave  in  onze  taal  van  de  Oi^erdenkingen  van 
D I E  T  s  c  H  over  het  A'9ondmaal ^getrokken  tdt de  fchrifm 
ten  van  r  e  i  N 11  a  r  D%  te  danken ;  nu  geeft  bij  zijnen 
jongen  Ambtsbroederen  dit  Handboek^  in  hetwelk  hy 
gebruik  maakt  van  het  beste  en  doeImatig(!e,dathijkon 
bijeenzamelen ,  door  hem  oordeelkundig  gekozen  en  ge« 
rangfchikt,  met  aanwijzing  doorgaans  van'zvne  bron« 
nen;  en  wij  twijfelen  geenszins,  of  ook  deze  z$n  ar- 
beid zal  dankbaar  ontvangen  en  met  nut  gebruikt  wör* 
den  van  zoodanigen ,  die  teregtWijzing  en  wenken  en 
voorbeeMen  behoeven ,  ter  gelegenheid  der  viering  eener 
gedurig  terugkeerende  plegtigheid^  over  welke  dan  ge# 
woonlljk  telkens  drie  malen  gepredikt  wordt.  Het  werk 
heeft  vijf  Hoofdftukken.  Het  eerfte  beeft  ten  opH^hrift : 
Leerredenen ,  ontwerpen  en  redenen  over  het  AvondtfUutl ^ 
'geïkê  nog  niet  vertaald  z^n ,  en  is  het  uitvoerigfte  ,  daar 
bet  v///Afdeellngen  heeft,  behelzende:  de  natuurwaard 

At  eB 


4  A.  J.  VAN  DJ&H  VMit 

efi  bedoéltsg  van  het  Avondmaal ,  uit  veffchillende  oog^ 
punten;  ^  de  booge  waarde,  belang  en  nut  van  bet* 
zelve,  (biet  ontvangen  wij  niet  minder  dan  zeventien 
Terrcbilleode    bijzonderheden ;)  —  de  verpllgting  der 
Christenen  ,  om  het  Avondmaal  te  houden ,  (op  zeven 
onderfcheidene  wijzen  aangedrong.en ;)  ^  en  eindelijk: 
over  de  regte  viering  van  bet  Avondmaal ,  (nog  dertien 
niede  van  elkahder  verrchillende  overdenkingen.)    Het 
tweede  Hoofdlluk  geeft  fchetftn  van  Leerredenen^  en 
hoofddenkbeelden  van  Verhahdeïingen  en  Overdenkingen 
arfer  het  Avondmaal ^  die  in  onze  taal  voorhanden>zijn; 
dezelve  zijn  twee  en  twintig  in  getal..   Het  derde,  geeft 
tekften  op ,  die  gefchikte  flof  tot  Avondmaahleerredenen 
opleveren;  natuurlijk  kunnen  deze  alle  niet  regtftreeVs 
van  het  Avondmaal  hand/^ien ,  maar  alle  zijn  welgeko* 
zen  en  toepasfelljk.^  Eerst  vipdefi  wij  tekiïen ,  die  tot 
elkander  in  verband  ftaan;  dat  zegt,  dat  dezelve  ge» 
fchikt  zijn,  om  bij  voorbereiding,  bedieningen  nabe- 
trachting  j  bij  vervolg,  behandeld  te  worden ;  dan  voU 
gen  de  zoodanige,  die  meer  op  zich  zelve  (laan,  tsL 
flechts  tot  ééne  dezer  leerredenen  kunnen  gebruikt  wor- 
den.    Hierop  volgt  eene  ftanw^zing,  hoe  fommige  tek* 
flen   nuttig   gebruikt  kunnen  worden,  eerst  uit  uitge- 
gevene  gefchriften;   en  vervolgens  uit  door  den  Schrij- 
ver gehoorde,  of  hem  door  vrienden  medegedeelde,  of 
door  hem  zelven  geftelde  leerredenen.  Het  vierde  Hoofd- 
llttk  zegt  een  enkel  vfooré.ovtr  ^t  aanfpraken  aan  de 
Nachtmaaïstafel  ^   en  geeft  daarvan  eenige  voorbeelden. 
•Eindeiik  wordt  eene  opgave  van  fchrif ten  y  welke  men 
over  hét  Avondmaal  kan  raadplegen ,  een  vijfde  Hoofd* 
(luk  genoemd.    Het  fpreekt  van    zelf,  dat  deze  lijst 
niet  volledig  is ,  en  wij  hebben  er  ongaarne ,  o.  a. , 
eenen  her  mes  gemist. 

Voor  het  overige  hebben  wij,  bg  het  deels  naauw* 
keurig  lezen ,  deels  enkel  doorbladeren  van  dit  Hand- 
boek, geene  redenen  gevonden,  die  ons  het  gebruiK 
van  hetzelve  zouden  doen  ontraden  aan  zoodanige  jonge 
,  of  ook  oudere  Leeraars »  die  omtrent  de  kéirze  en  be* 

\  . ,  han« 


,  HANPBOBC  OVEU  HET  AVONDBCAAL»  J^ 

^afideling  van  tekften  en  belangrglre  oogpunten  bij  de 
▼iering  van  het  Avondmaal. verlegen  zijn,  niet  weten 
U  zorgen  voor  gedurige  a^Xvisfeling»  behoudens  da 
hoofdzaak. 69  bet  doel  dc^er  plegtigheid ,  en  de  Gemeen- 
te  door  herhaling  vau  het  alledaagfche  v«^rvelen ;  maar 
wij  kunnen  ons  cnoeijelijk  in  der  zoodani^en  plaats  iteU 
^ep,  en  verblijdden  ons,  dat  voor  ons  en  voor  velen 
dit  Handboek  geene  volftrekte  behoefte  was*  Evenvvel 
vernamen  ook  wij  van  meer  dan  édnen  broeder  zeker 
opzien  en  verlegenheid,  omtrent  h^t  opzetten  van  ien 
arbeid  b^  die  gelegenheid.  Men  danke  dan  den  arbeid- 
zamen  van  der  vabn,  en  gebruike  zijn  werk  met 
oordeel;  men  zal  wel  niets  aieuws,  maar  veel  goeds, 
ja  voortreffelijks  vhiden» 


Gefchiedcnis  der  Jijden ,  yun  icn  dood  van  Akxander 
tot  de  vermfoesting  yan  Jeruzalem ,  vervat  in .  de  twe^ 
eerfie  boeken  der  MaccaMn  en  in  dt^  we^è^n  van  Fla* 
vius  >  Jofefus ;  door  p.  van  eyk*  J.  U.D.cn 
Emeritus  Conrector  der  LaUjnfcbe  Scholen  te  V  Hert^ 
togenboseh.  Te  Amfterdam ,  Ajr*  A*  B.  Saakes;  i*i8>. 
In  gr.  8vo.  Xll  én  120  BU  f  1  •  2- : 


H 


et 'oogmerk  van  dit  (luk  je  wordt  op  den  titel,  wel« 
ken  wij  niet  geheel  afgefchreven  hebben,  opgegeven. 
Dit  ftukje ,  namelijk ,  wordt  aldaar  befchreven  als  een 
vervolg  van  de  Bijbelfche  gefchiodenisfen  ^  ten  di^fte 
van  hen  9  die  verlangen  eenp  jaaneengefchqkcld^  iet^nis 
üHtn  de  Joodfche  gefchicdenis  te  verkrijgen,  J^ader  wordt 
dit  te  kennen  .gegeven  asn  bet  einde  der  voori^ede ,{  al* 
waar  de  Schrijver  zegt ,  dat ,  dewijl  de  grootere  werken 
van  PRIOBAUX,  uamelsveld.  muntinohb. 
;ear  andereli  niét  in.  tedets  handen  z]}n,  en  ook  fom* 
mige  derzelve  weinig  gefchikt  >  zijn  voor  alle  foorten 
van  lezers,  hi^  geotideeld  lieeft,  met  de  uitgave  van 
4it  weri^e^  geen'  omuistigen  arbeid  op  zich  genomen 

A  a  te 


#         V.  V'AVfnXKf  «£5CmSDSNIS  BKR  JÓDSN. 

te  hebbeli ;  daar  2^ ,  welke  verlangen  dM  Bijbel  naar 
zijne ,  te  voren  uitgegevene ,  Handleiding  te  lezen ,  in 
hetzelve  vindeii  zullen ,  hetgene  in  de  gewone  Bijbel* 
uitgaven  niet  gevonden  wordt ,  en  tevens  elk ,  die  roet 
de  gerchiedenis  van  het  Joodfche  volk  tracht  bekend  te 
worden  ,  in  hetzelve  zijn  verlangen  voldaan  vindt ,  en 
ook  onderwijzers  van  hetfselve  gebruik  kunnen  maken  , 
om  hunne  leerlingen  van  die  gerchiedenis  eene  aaneen* 
gefcbakelde  kennis  te  geven. 

Wij  hebben  hier  dan  hoofdzakelijk  het  eerde  boek 
der  MaccabéiSn ,  met  inlasfching  van  h$t  roerkwaardig- 
fte  van  het  tweede  boek ,  en  met  aanvulling  van  het 
vervolg  uit  Jofephus.  Vqorts  wordt  in  de  eerfte  der 
aanmerkingen  9  die  over  het  geheel  genomen  tot  ,het 
oQgmerk  des  Auteurs ,  om  voor  ongeleerden  te  fchrij* 
yen ,  zeer  goed  zijn ,  het  tijdvak ,  da^  tusfchén  Nebe- 
mia  en  den  dood  van  Alexander  i$  verloopén ,  kortelgk 
aangevuld. 

W$  wenfcben  den  Schrijver  een  genoegzaam  vertiei 
tpe  van  dit ,  t^%ï  zijn  oogmerk  welingerigt ,  werkje ,  en 
hopen,  dat  hij  daardoor  moge  aangefpoord  worden , 
om ,  ten  algemeenen  nutie ,  de  belangrijke  boeken  der 
IFijshcid  €n  vso  Jezus  SiracA^  volgens  zijn^  in  de 
voorrede  van  dit  ftukje  aangekondigd ,  voornemen ,  uit 
te  geven. 


^^eerrede  bij  ie  ^pemn^  yan  de  nieuwgebouwde  Kerk  der 

« lUrvermde  Gemeente  in  den  QadenboTcA ,    gehouden 

den  17  October  iSip,  door  herm«    jo.    krom^ 

Predikant  aldaar.    Te  Gouda ,  bij  W.  Verblaauw  en 

].  van  Bentum.    In  gr.  Zfo.  ^7  BI.  f  \'%'t 


/ 


H, 


etgene  op  de  keerzl^e  van  den  titel ,  bij  wijze  van 
raotto^  geplaatst  is,  doet  ons  vermoeden,  dttdenit* 
gave  dezer  Leerrede  ook  tabg  teene  andere  aanleiding 
bad  9  da9  het  voorberigt  opgeeft*    )ict  had  iritfa«na  op 

ops 


ons  dien  invloed  9  dat  w|)  met  tUe  oplettendheid  nagin- 
gep  f  of  wij  ook  iets  vonden »  hetwelk  verbitteren  of 
ergeren  kon;  mttr  wij  verklaren  rondborftig,  dat  wij 
niets  van  dien  aard  hebben   opgemerkt.    De  Leeraar 
beeft  te  deaer  zeldzame  gelegenheid  vrijmoedig,  met 
waardeeen  geheel  en  al  dodmatig»  tot  zijne  Protestant- 
fcbe  Gemeente  gerproken ,  en  teveas  met  alle  befcheiden* 
lieid  en  in  den  goeden  Christelljken  geest  jegens  ander&i 
denkenden.    De  Leerrede  is  eenvoudig ,  welfprekend , 
zonder  eenige  gezochte  fieraden  der  kunst ,  onderhou* 
dend  en  voor  iederen  hoorder  duidelijk.    Wij  twijfelen 
ook  geenszins, of  ieder  onbevooroordeeld  lezer  zal  den 
KedenaoT  regt  doen ;  en ,  al  neemt  hy  geen  bijzonder 
deel  in  het  feest  van  dien  dag  voor  de  Protestanten  in 
den  Oudcnboscbj  zoo  leest  hij  toch  dit  opftel  met  b'e- 
langftelling ,  rangfcbikt  den  jongen   krom  onder  dfe 
waardige  Leeraars,  welke  der  Leidfche  Kweekfchole 
grootelijks  tot   eer   zijn,    en   verblydt  zich,  bij  het 
zien  van  deze  proeve ,  in  hem  den  man  te  vinden  $  die  » 
bij  al  het  alwederom  bijzonder  kenmerkende ,  den  naam 
ven  Vader  en  Grootvader  in  de   vaderlandfche   Kerk 
Waardiglijk  kan .  handhaven. 

Bcre^zuil^  Ur  gedachtenis  van  de  voor  tveeflonderd 
jaren  te  Dordrecht  gehoudene  Nationale  Synode ,  op^ 
geregt  door  nicolaas  schot shav ^[Predikanl 
tê  Lejdefh  Tveede  Druk.,  Te  Lejden ,  bij  J.  van 
Tbour.  1819.  In  gr.  ivo.  (Thans  met  eens  Voor^ 
rede  en.y0orlo0pige  Aanmerkingen^  beflaande  $e  zom 
men  ^24  Usds^^  /  i  •  e- : 


H, 


etgene  wij  voorfpeld  hadden,  dat  deze  Eer  e -zuil 
voor  haren  Stichter  eene  SchandzuU  zijn  zon ,  is  zoo 
tamelijk  bewaarheid.  Bij  allen ,  die  er  zich ,  zoo  veel 
wy  weten  I  openlijk  over  hebben  laten  hooren,  is  dit 
lai/«/-y^Ar0,veroordeeld;  en  wij  hebben  geen  bijzonder 

A  4  le« 


è  W.   SCHOTSMAN 

•  •    • 

lezer  van  hetzelve  ontmoet ,  die  het  niet  verfoeid  heefti 
-:-  Wil  men  het  uit  de  fraay'e  Voorrtdt^  die  alle  zins 
voor  den  tyffceden  druk^^^  van  dit  ftuk  voegt,  verne* 
uren?  Daarin  wordt  geklaagd,  dat  „  de  oude  getrouwe 
,,  Schildwacht,'*  schotsman,  (die  zich,  uit  eige- 
ne  beweging,  voor  den  bouwval  van  het  Monniken» 
lilooster  der  onverdraagzaamheid^  waaraan  fchier  nie- 
mand meer  dacht,  geplaatst  heeft)  „  in  zijne  ouder* 
,,  wetfche  montering,  op  zijn  eenzame  post  (taande, 
'„  door  een  hoop  baldadige  jongens ,  van  uil  een  duis« 
„  teren  ichuilhoek,  met  (lijk  en  vuiligheden,  en  door 
3,  (louter  en  kwaadaartiger  knapen  meer  openlijk  met 
„  fteénen  gePmeten,  en  door  die  allen  uitgejouwd 'en 
„  berpot  is.'*    Ziet  daar  dan :  zelfs  de  kinderen  heb* 
T)en  moeten  lagchen  ,  en  de  handen  niet  t'  huis  kunnen 
liouden !  Dat  komt  er  van ,  als  oude  fchiklwachten  in 
het  hoofd  krijgen ,  om  zich ,  in  eene  befpottelijke  mon« 
tering  van  vorige  eeuwen ,  bij  de  puinhoopen  van  een 
oud  gedicht,  waar  weinigen  meer  belang  in  (lellen,  te 
plaatfen,  en  de  ftille  voorbijgangers,  die  er  den  hoed 
niet  voor  afnemen ,  te  brutaliféren,  Ondertusfchen  heb- 
ben nu,  och  laci!  ecnige  van  de  door  de  kinderen  ge« 
worpene  (leenen  ook  de  dierbare ,  maar  ranke  zuil,  door 
SCHOTSMAN  bij  dczc  ruïncu  gefticht,  zoo  droevig 
getroffen ,  dat  zij  gedreigd  heeft  te  'vallen ,  en  gewis 
reeds  zou  zijn  ter  nedergeploft ,  had  hij  er  niet,  knap- 
\i2LnA\g^ttVit  dommekracht  weten  onder  te  wurmen.  Al- 
zoo  (laat  zij  nu,  in  fchgn,  weer  vast,  'en  de  trouwe 
fchildwacht,  als  voren,  op  zijn'  post.  Maar  evenwel, 
een  weinig  bevreesd  voor  nieuwen  aanval  *  en  nu  bij 
ondervinding  geleerd  hebbende ,   hoe  weinig  hij.  daar-» 
voor  beftand  is,  heeft  hij  zich  daartegen  een  geducht 
befchermer  meenen  aan  te  fchairen,door  zich  vaneenen 
grooten  hond  te  voorzien ,  een'  tweeden  drberus ,  en 
een  zoo  woest  dier,  dat  vorige  meesters  zich  van  hemi< 
hel>ben  moeten  ontdóenr  om  zi;ile  kwaadaardigheid.  De* 
ze  li^^t  nu  vlak  voor  hem,  en  hij  acht  zich  Veilig.   Oviw 
noozel  zeker:  want  hij  is  thans  evenzeer^  als 'te  vo* 

ten  9 


£Bre-zoil;    '•  9 

ten,  zoiowel  als  zijnt  zuil  en  hond,  aan  het  werpen 
'van  vniligbeid  eti  fteenen  blootgdleld;  maar  toch  men  moet 
zich  wachten,  dat  men  het  beest  niet  te  na  kome/uit 
▼rees  voor  den  muil.  Een  iegelijk  zii  dus  op  zijne  hpe« 
de  I  —  Doch  het  gevaar-  is ,  \^èl  beCchouwd ,  Qie^  zoo 
lieel  groot.  Dè  rekel  bast ,  jankt ,  huilt  ^  raast  en  tiert 
met  zulk  geweld ,  dat  men  hem  van  verre  hoort ;'  daar* 
enboven  ligt  hij  aan  eene  masfive  ketting,  zoodat  men 
liem  ook,  met  zweep  of  Hok,  mores  zou  kunnen. lee- 
ren;  en  eindelijk  men  mompelt  reeds, dat  dê  buren  zoo 
bitter  klagen  over  den  overlast,  dien  zij  van  het  woe* 
dend  beest  lijden ,  dat  zij  bedacht  zijn  bp  middelen ,  om 
het  zulk  een'  naauwen  muilband  te 'doen  aanleggen,  dat 
liet  noch  bijten  hoch  basfen .  zal  kunnen.  Dit  mogen 
wij  lijden :  want  het  heeft  ook  een'  fprong  naar  ons  ge» 
daan ,  om  ons  in  de  beenèn  te  bijten ,  toen  'wij  (lopdea 
te  kijken  ,  en  óns  met  zijne  magtelooze  woede  vermaak* 
tetf.  Wij  hadden '  het  gevoelig  voor  den  fnoet  kubnen 
fchoppen ;  doch  achteden  het  beest  zoo  min  het  ligten 
van  ded  voet,  als  dèn  fchildwacht,  die  het  grijnzend 
fiond  aan  te  zien,  een  fcheld woord  waardig.  Waren  nu 
de  kinderen  ook  maar  zoo  wijs ,  dat  zij  zich  verder  met 
Tiet  een  en  den  anderen ,  daar  zij  toch  niet  fchaden 
kunnen,  niet  verder  bemoeiden,  en  hield  elk  zijneti 
hond  t'huis ,  om  niet  tegen  te  keften ,  de  klucht  zon 
fpoedig  uit  zijn.    Het  zij  zoo  ! 

i^crklaringsproevc  van  het  Tafereel  der  zeven  Bazuin 
ticny  vit  de  Openbaring  van  Jóhannes  ^  als  iets  op 
cnzen  tijd  betrekkelijk;  door  j.  w,  H.  o  e  u  s  s  e  n  ^ 
]  Christenleeraar  bij  de  Protestanten^  te  Maria  Hoore^ 
.  beke  tn  bij  het  Garnizten  te  Oudenaarden,  In  ^r^ 
•    Svo.  34  BI.  f '.'11-'..  ^  . 


t 


As  J)& 


%o  J«  w.  H«  dxusseh 

Pc  etrjlc  OordetUdag^  ah  aanfiaandc  y$Qrg^fiMj  ia 
etne  Leerrede  over  i  Tcs/m  Vi  ^f.^^a.^  door  d€^ 
zelfde    In  gr.  Zvo.  aS  JJA  /;  •  8  - ; 

B'.'       * 
eide  deze  (lukjeti  zijn  te  Amfterdam,  bij.  a.  vin k^ 

1819,  uitgegeven,  en  een  aantal  foortgeiyke  van  den 

Eerw.  DEUSSXN9  die  daarenboven  bet  Atnflcrdamsch 

Lttterttevcnd  Maandfchrift  met  zijne  verk  laringen  over 

Michall  enz.  uit  het  boek  4er  Openbaring  beeft  verrijkt. 

Als  proeve  van  verklaring  laten  wij  's  mans  gefcbrljf 

gelden ,  wat  het  gelden  kan ;  dewijl  het  ons  en  anderen 

Volkomen  vrijftaat  ^  de   fchouders  op  té  trekken ,  b^ 

het  lezen  van  dit  en  foortgelijk  werk«  Gelooft  de  man  , 

waaraali  wij  geenszins  twijfelen,  hétgene  hij  fch rijft, 

en  meent  hij  het  niet  te  kunnen  verantwoorden  voor 

God  en  zijn  geweten,  zoo  hij  er  van  zwijgt,  —  hy  doe 

dan ,  hetgène  hy  niet  nalaten  kan !  Maar  zóo  hij ,  b^ 

zijne .  verwachtingen ,  zich  eeniglijk  bepalen  wilde  tot 

érnftige  en  gemoedelijke  poging ,  om  de  Christenen  te 

Maria  Hoorcbcke  'en  het  Garnizoen  $c  Oudenaarden  op  te 

leiden  tot  gegronde  kennis  en  vaste  overtuiging  van  de 

altijd  blijvende,  eenvoudige,   Evangelifche  waarheid » 

en  zoodanige  deugdzame  gezindheden  en  heiligen  wan* 

del ,  door  welke  men  toch  wel  het  best  tegen  iedere 

toekomst  des  Heeren  gefterkt  en  voorbereid  wordt ,  zou 

hij,  naar  ons  inzien,  wijzer  handelen;  beter  aan  zijne 

roeping  beantwoorden,  en  meerder  ihh  dichten.    De 

man  leze  in  de  Openbaring  van  Joannes ,  en  geloove , 

wat  hij  wil,  van  napoleon  buonaparte,  en 

van  MiCHAëL  ^AVWhOwiT  z  f  een"  RusfiscA'Groot'' 

\orst^  die  in  het  land^  waar  vele  Joden  zjyn ,  zetelt  ^ 

en  van  eenen  aanftaanden  oorlog  van  den  Turk  met  RuS'^ 

ioiuiy  enz.  enz. ;  maar  hij  behoeft  daarvan  niet  te  pre* 

diken.    Hij  ^redike ,  dat  Jezus  Christus  in  de  wereld 

gdcomen  is  om  zondaren  zalig  te  maken ,  en  dat  eea 

iegelijk ,  die  op  Hem  hope  heeft ,  afftand  moet  doen  van 

alle  ongeregtigheid !  —  En,  wij  ontkennen  het  niet. 


VEHUXAUKGSPEMVE  9  BHZ*  XK 

foo  fa9  het  Eraogelie  niet  beter  kan  aandringen ,  dan 
4par  de  aankondiging,  dat  napoleon  uit  Sf.  J/cfc^ 
na  verrijsen ,  en ,  met  nog  anderen ,  ylerdebalf  jaar  de 
werdd  beroeren  ^al ,  zouden  wy  nederig  van  oordeel 
zyn  y  dat  bij  met  zijn  ftokpaardje  kon  worden  op  il^l 
gezet. 


«HW 


VcrhandMng ,  wc'r  ie  verfchiUênde  Ziehen  der  O  nier» 
tuiksiftgcwandeff.  Door  c.  r.  PBMBERTON^.^ivf* 
tengewoon  Ceneesheer  van  den  Prins  Regent  van  Sn^ 
geland.  UU  het  £ngelsch ,  met  eetdge  AanmerUngen 
en  een  Bijvoegfel vermeerderd ^  door  j.  j^  tan  ho  u« 
TEN,  Mcd%  Doet.  te  Haarlem.  Met  Platen.  Te 
Haarlem^  fó;  ?•  Bohn^   1819.  In  gr.  Bvo.fi^i^mt 


D 


aar  de  Latijnfcbe  taal ,  in  vroegere  tijden  de  band 
van  verbroedering  tusfcben  de  Geleerden  van  alle  be- 
fcbaafde  volken,  bij  voortduring  meer  en  meer  in  on- 
bruik fchijnt  te  geraken,  zoo  verheugen  wij  ons,  dit 
werk,  in  de  Engelfcbe  taal  opgefteld,  in  de  Neder* 
duitfche  te  zien  pvei^bragt.  De.  gretigheid ,  waarmede 
deze  Verhandeling  in  ingeland  i$  ontvangen ,  de  lof « 
waarmede  zij^  in  Ddtscbland  werd  aangekondigd,  waar* 
borgen  dezelve  hier  waarrchynlljk  geen  minder  goed 
onthaal.  Zij  verdient  ook  die  onderrcbeiding ,  welke 
baar  is  geworden  onder  een  aantal  van  niet  minder  be« 
langrijke  gefchriften,  federt  eenigen  tijd  in  Engeland 
uitgekomen.  Wij  gaan  dadelük  over  tot  de  vermeUipg 
van  derzelver  inhoud,  om  by  een  en  ander  belangd 
r^k  gedeelte  iets  langer  te  kunnen  ftilftaan.  Eene  korte 
Voorrede,  van  ^cbr^ver  en  Vertaler,  leert  ons,  dat 
dit  werk  de  vracht  is  eener  veertigjarige  ondervinding. 
Het  is  geene  ftelfelmatige  of  volledige  gerchiedenis  van 
de  ziekten  des  onderbuiks ;  maar  het  zQn  de  bevindin- 
gen des  Schryvers,  gedurende  zijne  langdurige  genees- 
kundige loopbtint  4it  verleent  echter  de  meeste  waar« 

de 


ët  aan  hetzelve 9  alsmede,  é^i' middcktty  gene€sw^z& 
tXi  diagnóstifchc  teeketien  alleen   uit  de  ondervinding 
zgn  opgegeven ,  zoo  als  zij  door  deze  zyn  bewaarheid 
geworden.    De  Heer  van  houtbn  hebbe  dus  dank 
vopr  2ijne  pogingen ,  otn  ook  de  Nederlandrche  Artfen 
met  hetzelve  nader  bekend  te  maken.    Daar  het  w^r^ 
alti|d  .belangrijk  blijft,  zoo  behoeft   het  niet  nieuw  it 
worden;  de  waarheid  blijft  altijd  dezelfde;  zoo   als  zij 
ten  tijde  van  öipï»ocrates  was ,   beftaat  zij   ook 
nog;  zij  is  de  altijd  bloeijende  boom  des  levens;  de 
ondervinding  kan  haar  ilechts  nu  en  dan  in  helderder 
daglicht  plaatfenj   zij   blijft  dezelfde   hier  en  overal, 
ook  in  Duitschtand ,  waar  gewis   de  (lelfelzucht  niet 
erger  woedt,  dan  elders.     Weshalve  wij  ook  het  ge- 
leegde voor  rekening  yan  den  Heer  Vertaler  willen  la- 
ten. Wij    zouden  althans  aarzelen,   culk  een  oordeel 
over  een  land  te  vellen ,  hetwelk  onder  zijne  .voornaam- 
He  Artfen  eenen    hüfkland,  vogel,    hildr* 
SRAi^D  en  FRANK  telt ,  om  meer  anderen  niet  te 

noemen.  -  \       ' 

H^t  werkje  zelf  is  in  ^^Hóofdftukken  verdeeld,  welker 

'opfchriften  de  -narvolgcnde  zijn:  de  on^Heking  van  het 

darmvHes  ;  ziekten  der  Uver  —  der  galblaas  —  der  al'- 

^leeschklier  —  der  miU  —  der  friercn  i—  der  maag  — 

yan  de  darmhuis ;  de  darmont/Uking  /  on$ [leking  van  de 

flijmhiiid  der  ingewanden  — -  van  de  klieren  der  Inge* 

wanden.    Een  bijvoegfel  vail  den  Vertiiler,  over  ver» 

ouderde  maagkramp^  en  eene  waarneming  van  eenen 

hardnekkigen  buikloop^?)  befluiten  het  werk,   In  een 

Nederdultsch  gewaad  ons  hier  aangeboden.    De  |Verta« 

'Ier  fchrijft  in  zijn  Voorberigt ,  dat  ^  waar  zijn  £d.  zich 

niet  met  den  Schrijver  konde  vereenigen ,  hij  fommige 

geringe  aanmerkingen  bij  diens  arbeid   gevoegd  beeft. 

*Het  was  wenfcbelijk. geweest  ^  dat  hy  b^dit  voornemen 

'ware  gebleven ,  en  nkt ,  zoo  als  b.  v.   op  bl.  6 ,  bet 

aqua  menth.  pip.  in  aq.  horde  Qtt^aqua  herdef)  hadde 

veranderd,   latende   dit  ter  verantwooirdlng  van   den 

*  Schrijver.    Desgelijks  moeten  wij  het  -^gelaschte  r&* 

cept 


\\n^w^p^Lii^Gf    .')  j 


'f^  pp  bh  dd  afkeuren ;  want  hecgene  den  Vertaler  i 
2$ijie.,  praktijk  goeJen  dienst  ga  laan  heeft,  moet  ni 
als  4oiddeI  ter  aanvulliog  vau  df s  ^Scbrijvjers  meenii: 
worden  voorgedragen.  Wij  zoadei;!  ook  twijfelen ,  ( 
dit  wel  de  ware  meening  des  Schrijvers  geweest  z 
Reeds  in  bet  op  bl.  7  opgegevene  voorfchrift  ontdekki 
wij  de  flordigfte  drukfeilen,  hetwelk  bijua  in  ieder  yoo 
fchrift  herhaald  wordt  Q*\ 

Met  kracht  wordt  er  in  dit  eerfic  Hpofdftuk  aang 
drongen,  zich  door  geene  Cchijnbaré  zwakte  bij  ontfi 
king  van  het  darmvlies  te  laten  terughouden  ,  tnaar, 
weerwil  dezer  ongunftige  teekenen.,  die  zich  dadel» 
bij  bet  begin  dezer  ziekte  opdoen,  dadelijk  tot  het  lai 
eet  de  toevlugt  te  nemen. 

*  Belangrijk  is  in  het  tweede  Hoofdftuk  de  opgaaf  d 
onderfcheidende  kenteekenen  tusfchen  borsh  en  leiie 
pfitfleking.  Het  bg  de  geneeswijze  aangehaalde  voo 
icbrift  wordt,  door  deszeU's  onnaattwkeurigiieid,groc 
üendeels  onverftaanbaar.  Door  de  vermenging  yan  eei 
^rachma  pulveris  gummofi  met  eene  once  fyr.  althac, 
.op  zes  Qncen  aqua  mentA.  zal  dit  door  den  Vectal 
voorgeftelde  mixtuur  ook  vr$  l$vig  worden.  —^  I 
regels  bij  bet  aderlaten  in  deze.  ziekte  én  bij  alle  ande 
ontflekingen ,  over  het  maken  eener  groote  openinj 
opdat  de  bloedyljet  fchielijk  en  met  een*  ruimen  fprpi 
^efchiede  9  verdienen  overweging  en  navolging,  H 
gebruik  van  den  calomel  wordt  hitr  ook  naar  waan 
bep^d^ld.  De  taraxacum^  reeds  door  bo£rhaav 
geprezen ,  wordt  naar  waarde  beoordeeld.  Bij  ,de  on 
ileking  der  galblaas  vindt  men  belangrijke  aanmêrkii 
gen  over  de  galfteenen  en  derzelver  wijze  van  ontla 
ting,  waarbij  eene  zeer  goede  plaat  gevoegd  is.  Bij  ( 
critfieking  der  nieren  geeft  de  Scbrgver  eene  wijze  V£ 

(♦)  Aqu\Rofar.  %x  denkdifk  ^x.  Tinct.jfpii  gtt.  I.  igtU\ 
wf.  haustwsJi  yevfo}gtï\MtK.W.  rofar.  ^x  fyr.  mor.  ^f^n. 
hamtuil 


/ 

Tcrdeeling  der  klkren  op ,  die  als  zeer  gegrodd  Voor<^ 
komt ,  en  van  welke  hij  zich  veel  belooft ,  ter  betere 
ondfirfcheiding  van  vele  ziekten.  Hij. verdeelt  ze  is 
zulke  klieren ,  die  eene  vloeiftof  uit  bet  bloed  afzon* 
deren,  ten  dienftè  van  het  geheele  ftelfel ^  en  in  zulke, 
die  vochten  affcheiden ,  welke  uit  bet  ligcbaam  moeten 
gedreven  worden.  De  eerfte  zoude  men ,  den  Schrijve^ 
volgende,  iocdcndó^  de  laatfte . v^r/^r^ny^  klieren  kun* 
nen  noemen.  Gebrek  aan  plaats  verbiedt  ons,  den 
Schrijver  hier  verder  in  de*  uiteenzetting  zijner  denk-» 
beelden  te  volgen ,  welke  echter  allergewigtigst  zijn. 
Het  zi)  genoegd,  de  rangfchikking  van  fommige  tnge« 
wanden  op  te  geven  ^  tot  welke  foort  tan  klieren  zij 
fchijnen  te  behooren.  Dus  kan  men  tot  de  voedende 
klieren  brengen :  de  lever ,  de  ahleesehklier ,  de  klieren 
der  ingewanden ,  «welligt  ook  de  maag  en  de  dunnere 
darmen*  Tot  de  verterende i  de  nieren^  de  hng^  der^ 
zelver  Jlagaderen  en  de  dikke  darmen*  Van  de  milt 
wordt  niets  bepaald  gezegd ;  maar »  dewijl  hare  ziekten 
altijd  uittering  ten  gevolge  hebben ,  zoude  men  haar  ^ 
bij  gevolg ,  ook  tot  de  voedende  klieren  kunnen 
brengen. 

Der  proefneminge  'waardig  is  de  ftelling  van  den 
Engelfchen  Geneesheer  brandb,  dat  kleine  giften 
magnefia  zeer  werkzaam  zouden  zijn ,  om  het  ontftaan 
van  zuren  te  verhinderen ,  en  dat  de  magnefia  bet  bes- 
te middel  is  tegen  al  de  tot  nu  toe  onderzochte  fteenen* 
Het  onderzoek  omtrent  de  blaasfte«ien  door  Dr.  wol« 
LAST  o  NB  fchijnt  hiermede  echter  ftrijdig  te  zijn,  daar 
het  grootfte  gedeelte  derzelve  door  zuren,  en  wel 
door  het  zoutzuur ,  oplosbaar  was ;  hetwelk  door  de 
proeven  van  pembbrton  zeer  vele  waarfchijnlijk* 
beid  verkrijgt.  Hij  heeft  de  voordeeligfte  gevolgen  der 
werking  van  zoutzuur  op  de  fmelthare  fieenen  of  het 
fmetibare  zand  van  Dr.  wollastonk  gezien* 
Tot  dit  einde  fchreef  pbmbchton  alle  twee  uren 
aet  druppels  van  dit  zuur  in  water  voor,  waarvan  bQ 
bij  vi^  liters  goede  gevolgen  ontdekte. 

Hoi 


Hot  gevoelen  vac^ »  e  m  b  £  r  t  o  n  ,  d&t  de  mtagpijnen 
bet  gevolg  zijn  van  de  voornaamfte  voeding  door  aard* 
appelen  9  verkrijgt  veel  gezag ,  doordien  deze  ziekte  bij 
ons  zoo  menigmalen  wordt  waargenomen ,  terwijl  zoo 
vele  der  ingezetenen  dezer  landen  enkel  en  alleen  door 
aardappelen  en  flappe  warme  draiiken  gevoed  worden. 
De  overeenkomst  tusfchen  de  ZQCtcpisylocijlng  ^nmaag* 
trandittg  is  een  verder  onderzoek  waardig;  als  ook. 
Dr.  ROLLO  volgende,  dat  zij  met  de  jicht' in  verwantii 
Cchap  ftaat.  De  Gum  Kino  wordt  als  een  werkzaam 
middel  tegen  de  maagpijnen  aangeprezen.  Tegen  de 
werktuigelljke  maagziekten .  worden  melkdieet  en  kleine 
giften  cahmel  en  cieuta  geroemd.  Of  echter  het  estr. 
cicutac  tot  vieV  greinen  tegelijk,  en  wel  tweemalen 
daags,  eene  kleine  gift  genoemd  kan  worden , 'vooral 
indien  hetzelve  echt  en  welbereid  is,  zouden  wy 
niet  gaarne  onderfchrijven.  Behalve  deze  middelen, 
vinden  wij  hier ,  zoo  als  overal ,  eene  groote  vooringe* 
tiomenheid  met  het  fulphas  magnefiae.  Hoezeer  dit  een 
gevolg  der  in  Engeland  heerfchende  mode  fchijnt  te  zijn  , 
bijna  uitfluitende  met  Engelsch  zout  en  cahmel  op  de 
ontlasting  te  werken,  ware  het  wenfchelijk  geweest, 
dat  het  genie  van  dezen  waarlijk  grooten  praktifchen 
Geneesheer  zich  van  deze  banden  eener  flaaffche  navol- 
ging ontdaan  hadde.  Weinigen  althans  zullen ,  met  ons , 
bet  f  al  catharticum  voor  een  zoo  algemeen  aanwend* 
baar  middel  houden  tegen  al  de  anders  hier  zoo  nitmnn- 
tend  befchrevene  ziekten. 

Uit  eene  aanmerking  van  den  Heer  Vertaler,  bl.  129, 
zouden  wij  bijna  oordeelen ,  dat  zijn  Ed.  nog  een  aan«» 
vankelljk  beoefenaar  der  Geneeskunde  h ;  anders  toch 
zoude  het  door  hem  aldaar  opgegevene  geneesmiddel  nltt 
net  zoo  veel  zelfvertrouwen  voorgefteld  zijn  gewor- 
den ,  en  hem  wel  reeds  meer  dan  eenmaal  in  de  aan- 
wending mislukt  z%tk.  In  de  aangehaalde  waarneming 
moest  het  echter  vooral  mislukken ;  wy  vinden  waarne» 
ming  en  opfchrlft . derzelve  zeer  ongelukkig  gekozen, 
en  fchijnt  de  ziekte  ^  bij  eene  nadere  ontleding  van  des 

Schri)- 


.'Schrijvers  eigene  opgave , geheel  iet8:antos;deze4ttlr« 
loop  "WMS  immers  niet:  de  oorfpronkelijke  ziekte,  t^tur 
nieer  eene  bgkomende,  mogelijk  wel  een  gevolg  der 
overprikkeling  door  te  menigvuldige  prikkelende  midde* 
•Icn,  waarvan  wij  ter  proeve  een  voorfchrift •  affchrij- 
ven 9  liet^elk  nog  een  der  minst  zamengedelde  is: 
U.  corf.  pcruy.  rubr.^  flavi  a  S^,  rad,  yaUr.  5»/^ 
ferpenU  3V  9  ^<^q*  et  inf^  ad  gx  col.  addc  fyr.  ahh. 
-51,  fpir.  c.  cervi  91,  S.  om  het 'uur  ecnlepcL  lp  de 
meeste  is  het  ecnyfiudige  niet  tot  grondregel  aangeno- 
men ,  met  uitzondering  van  hetgeue  door  Dr#  l  a  n  d  s* 
KROON  werd  aangeraden.  Zij  bezitten  echter  de  ver- 
diende van  naauwkcuriger  te  zijn  nagezien,  dan  die 
van  den  Heer  pbmbbrton,  welke 9  zoo  als  reeds 
gezegd  is  9  van  drukfeilen  overvloedig  voorzien  zijOy 
terwlil  wij  er  hier  geene  gevonden  hebben  •  Nu ,  dit  is 
ook  eigen  werk !  Doch  genoeg :  keeren  wij  nog  met  een 
' woord  terug  tot  het  werk  zelf  van  pemderton. 

Bij  de  befchrijving  der  colica  pictonum  ontmoeten  wg 
vooral  belangrijke  voorfchriften  omtrent  de  behandeling 
der  verlamming,  wanneer  de  band  van  het  gewricht 
der  handen  fchljnt  droog  en  flap  te  worden »  even  alsof 
eene  verzwering  der  hand  de  banden  heeft  uitgerekt ; 
waarbij  dan  nog  dikwerf  een  gezwel  boven  op  de  haDd 
komt  9  hetwelk  meestal  week  en  beweegbaar ,  doch  fom- 
w^len  ook  hard  is  en  volkomen  vastzit.  Behalve  de  ge- 
paste inwendige  middelen,  zoekt  de  Schrijver  dit  ge« 
brek  ook  door  de  aanwending,  van  eenige  werktuigelij ke 
middelen  te  beftrijden.  H'^  bezigt  hiertoe  eene  fpalk, 
•in  den  vorm  van  eene  goot,  die^  onder  den  geheelen 
voorarm  gelegd,  tot  aan  de  toppen  der  vingers  moet 
vastgehecht  worden.  Op  de  tweede  plaat  vinden  wij 
de  fpalk  en  de  wijze  van  aanlegging  afgebeeld. 

De  befchrijving  der  febris  remiitem  infantum  is  eene 
der  bdangrijkfte  In  dit  geheele  boek.  Wi>  gaan  do^seive 
echter  voorbi),  dewijl  zij  voor  geen  uittrekfel  vatbaar 
is;  zij  behoort  geheel  gelezen  ,te  worden  door  eiken  Arts» 
die  met  een. gelukkig  gevQlg  b^  kind(^ren  werkzaam  wÜ 

zijn« 


Vbrhandelinc.  xj 

Zijn.  Vele  dezer  jonge  fchepfelen  dalen  zeker  ten  gra* 
ve,  doordien  deze  ziekte  dikwyis  niet  gekend»  en  der- 
halve ook  veeltijds  verkeerd  behandeld  wordt.— De  be-» 
handeling  def  darraohtfteking  verdient  de  overweging  vaix 
iederen  nadenkenden.  Te  regt  worden  lUrke  en  herhaaK 
de  aderlatingen  voorgefteld,  als  het  voornaamfte  niiddel 
om  dezelve  te  beperken»  Men  kan  hier  niet  voorzigti^ 
genoeg  2ujn ,  daar  deze  ziekte  zoo  fpoedig  doodelijk  Wordt ; 
naauwelijks  gekeild,  beeft  zij  hare  prooi  reeds  in  bet 
Wisie  verderf  gellort,  en  het  berouw  der  miskenning 
komt  te  laat,  —  De  kennis  en  behandeling  der  ontde- 
liiïïg  van  de  flijmhuid  der  ingewanden ,  en  van  de  klie* 
xen  der  ingewanden ,  befluit  dit  doelmatig  werk. 

Wij  wenfchen  het,  als  een  van  de  beste  voortbreng* 
Iels  der  Geneeskunde ,  in  veler  handen ,  vooral  van  eerst- 
beginnende  Artfen,  die  hier  05  de  gevolgtrekking  eener 
redelijke  ondervinding  onthaald  worden.  Tot  dit  einde 
was  het  van  belang  geweest ,  dat  dit  werk  beter  uitge* 
voerd,  en  tevens  beknopter,  gedrukt  ware  geworden, 
om  het  nog  gemeenzamer  te  kunnen  verkrygen.  Maat 
vooral  hadden  wij  van  den  Heer  Vertaler  meer  oplet« 
tendheid  en  zorg  voor  cene  juiste  correctie  der  voor* 
fcfariften  verwacht,  die  thans  door  eene  menigte  druk- 
fouten, en  jammerlijke  rangfchikking  derzelve ,  ontfierd 
worden,  en  hierdoor  fomwijlen  naar  geneeskundige  raad- 
fels  gelijken. 


•m^^mmm.,      I     II— p»—.^— Bfc^a^MaJ^ 


Over  de  Atteenheerfching  volgens  het  Charter;'  door  den 
Burggraaf  ds  CHiTBAUBRiANO  ,  Pair  van 
Frankrijk ,  Staatsmintster ,  .  enz.  Met  eenige  Aan* 
tner kingen  over  de  Zitting  der  Kamer  van  1815, 
door  de  XJitgcHrs  van  den  Nain  Jaune.  Uit  het 
Fransch  vertaald ^  door  y^.  w.  Baron  v.  o.  T^ 
V  Hertogenbosch  ^  bif  D.«  Noman  en  Zoon.  X  en 
«55  iïA/i-16-; 

XXoewel  dit* werkje,  door  den  overvloed  der  ftof,  en 
90fi|CBK9CHf  1820.  NO.  1,  B  om 


J 


omdat  het  epkel  tot  Frankrijke  binnenlandrchep  tpeftand 
Betrekking;  he^ft,  wat  Ung  bij  qius  is  bleven  li^en, 
zoQ  vereischt  toch  ()e  gerpaanen  toedand  van  Europa  ^ 
en  van  Frankrijk  in  het  bijzonder  ^  dat  wQ  iejts  yi^  het* 
zelve  zeggen,  Pljmmer  toch  werd  hét  g;ezegde  des  Dich- 
ters meer  bewaarheid  ^  dap  th^ps  in  4a|  Rijk  y^  \%  ip,  on^ 
gchecle  Werelddeel: 

MMi4tt  M»  Ag/faiWft  ^  y<^  »bA»^  Ckafjèam<> 

/  Twee  ©agtige  ^nrty^n  b^wiste»  elkafldcr  otreral  bet 
opper j;e?ag :  dft  ^nklevers  vau  bei  014de,  van  alle  voor^ 
malige  inrigtingeh ,.  wetten  ^^  ze(Jep  e.»  Qódsdieustlnzet- 
tuigén  vóór  17%  ;  en  de  onbep^ald^  voorftanders  vaa 
betgene  4q  QiRwenteUn^^,  eer§t  v^n  Amerika  ^  daarna 
•  vau  FraMkrijh »  tot  be^jipfel  ggfteldi  *  e»  <>p  de  Ma^^ 
fchappg  to^gep^$t  heeft,  he?  Sc|iriKbewi;p4  va.»  *Q* 
BESPiBaas  alleen  uitgezonderd.  £éa  oogenb]ik  «^ 
ér,  waarin  lI^?n  dezen  geest  uitge4Qofdl>  ofliwe^r^fil 
wat  hij  ^oeds  haid,  mX  Uet  oude  Monarchale  ftelf^il  iu- 
lilg;  verbi:oe4«4.  waaiide.;.  één  oogeuUik  ng^  ijéq  w^ 
van  i8i4:dan  achlbo^  r%«v<]:dw^«QdAe.rchQO«edraQa).!. 
De  terugkomst  4e§  Man>,  v«i  Elba  vertoonde  (te  -R^M^ 
/f^ii'd  weder  in  alhve.dreig;epdeeQrchakW^egi;(|^te. 
Men  onderdrukt^  di^i»  g^««t  fpo^dig  ixifraukrijk^  ei» 

waande  hem  voor  gpe4  ^eflnpprd,  AltbaJMi  §fibreiteI4; 
overal  elders,  dus  dacht  men,  weerden  hejiA  de  dqf^jf 
ondervinding  wijsgewordene  Volken  en  Koningen.  Er 
z^  na  de  faratfte  gebeui  leuls  naanweHjks  vier  Jaren  ver* 
loope»,.  en  cf^  foel^t  4e  m^  4«C  Q«»WMtfili%g ,  niet 
4echt&  iik  Fraakirv'i  i^m^Vi  QO)^ Ja  j^n^ian^^h^  bo^fd 
ö'p ,  en  wordt  iq  buitschlatfd^  ««auw^l^  dgw  liet  iper- 
nietigen  van  alle  .  vryheid  der  drukpers  ^  door  1^$^  op* 
tig;ten  van  In^uifitoriqfo  f}ommisficn ,'  en  dpor  het  aan 
banden  leggen  "èm  AkadmifcHt  vrijheid,  In  Spatg^  ^^t 
de  hatell|ktte  vervolgingen  geweerd. 

Wm  dt  reden  ma^  zijn  vai»  dit  verftl^^fel,  ilaaa  ons 
niet  te  onderzoeken ,  en  zou  ons  oOk  ta  vttw  liaeMee* 
ren.    In  JDaifschland  lü^^  men  over  V4öf/^el$yefkHt 


DB  ALLEEt^HEOtfCIflffe  VOLGEtfS  HIT-  CHARTEa.  "(tf 

t^êhég  gtmê$  ki  Sffg$lar$d  wil  mn  dao?  Pvrlcnem»* 
benpoESMBg  de  iibipcii  weder  aan  den  gang  ca  bet  volft 
tan  broed  helpen;  ia  Speitit^  eiscbt  laen  Teratchriog 
Taft  bet  Dmpat&ams^  bctwelk  tia  réecfii  bljria  drie  £eti« 
vrcB  dat  land  onder  den.  iroet  heeft  §eboisdeii«  Men  lice 
il  at  9  dat  bijkomeiide  oorxihcn  aaa  dta  oad'Moaarchatoi 
ea  oieuw-Conftbatioiidleii  geest  ia  ieder  laad  eeae  b^* 
zoodere  w^sigiag  geven»  ia  Fnmkr^h  ▼ertooaen  beido 
aarb  meer  sutrer,  meer  oardaaa  van  bekomende  tor* 
'vaUigbedea.  De  Ukgrakn  eifcben  het  Charur  van  r  a« 
»  K  w  q  a  XVin  in  dessetfk  volle  knebt  ^  en  daarin  heb» 
ben  a9  ^^  8^9^  \  aiaar  tij  teNea  oadcr  hanoe  banioi* 
ven  (ea  roenea  daarop)  eeaea  drom  van  veBe  flavea 
4ea  oodin  Oewddenaars ,  die  toen  oaderdanig  kropen  ^ 
én  nu  bnA^eela  fctareeuwen,  omdat  zq  bet  veilig  doen 
kunnen V  ->•  en  voor  deze  heeft  aten^  zelfa  onder  do 
lUqpet ing  der  beate  beginfelen ,  toch  wet  iets  te  vree» 
9tn«  £n  wat  wttten  daarentegen  de  zoogenoende  JÊntl^ 
Liberalm^  of  ftredg  KoningageziDden  t  De  aadereipaT^ 
tij'  zegt :  Terugkeering  vaa  al  bet  oude  ^  zelfs  de  Hee» 
xendienften^  de  Kerk-  en  Adelgoederen ,  ea  de  Tienden ; 
vervolgins  dct  Froteitanten ;  herftolMng  der  Jezaiten « 
és  der  oteddeeowfche  barbaaiMhheid  ;  benevena  wraak 
op  de  Mumnm  d$0  Ravoltaie ,  o^  de  Pranfcbe  kii^sHe* 
dcB^dit  dt  Rqmblick  ea  aooaApaava  bd)bea  ver« 

Tot  Qp-de  toragkoHMt  vanwAPOLaoa  waren  dit 
loafe  aant^ipnge»,  meer  in  vrees  dan  op  ftelfige  bewe- 
zen uan:  doadzakea  gegrond ,  en  verfiurdd  on  dea  op^ 
fiand  oeae  kknr  te  ge^ca ;  aa  zijne  tweede  verdrijvhig 
werden  29  gedeeltel^k  b«watrheid»  Men  beeft  bet  werk* 
]ez  Maffifllb et  Ntmês  en  1835,  fledaz  re  lezen»'  om  te 
etkenoeny  dat  er  zich  ia  bet  Zuiden  vaa  Fnmkr^k  ecu 
deaw  Scbrikbewntd »  eene  Regering  wai  het  Graan  w 
o^  aaam  des  Koaiagt  —  of  liever  der  Priafen-^  vestig* 
de,  die  aict  zHeen  üi  de  geaoooide  twee  fiedea,  maar 
ook  te  iMgMW  es  Ljon  een*  tijd  laag  ongeftraft  moor^ 
ten  pleegde  0]^  aadendeakendea  ,  voocal  of  de  Protes* 

Ba  ««^- 


jlO  B£  CKdTBAUBHIANS 

tanten :  want  (en  dit  verlieze  men  niet  oit  het  oog) 
GodsdieniUge  onverdraagzaamheid  en  ingekankerde  wrok: 
voegden  zich  bij  ftaatkundige  wraakzucht.    Men  zegge 
ook  niet ,  dat  dit  met  het  boven  door  ons  gezegde  zoit 
ftrijden ,  alsof  het  in  Frankrijk ,  zuiverder  dan  elders  ^ 
een  oorlog  van   beginfelcn  ware.    Immers ,  de  onvers 
draagzaamheid .  de  baat  tegen  de  Protestanten  behoort 
wel  degelijk  tot  de  beginfcUn  der  ilreng  Monarchalen » 
gelijk  QE  BONALD  eu  de  welfprekende  Pair ,  wiens 
werkje  voor  ons  ligt ,  (om  nu  van  de  mindere  Echo's 
dier  partij  te  zwggen)   tpet  zoo  vele  woorden  gezegl 
hebben.    Ook  heeft,  tot  bare  fchande,  de.  geheel  ia 
dien  geest  denkende  en  bandelende  Kamer  der  Franfche 
Vertegenwoordigers  van  1815  de  moorden  van  dat  jaar» 
die  geheel  Europa  reeds  kende  9  .durven  logenftraffen ; 
en  ook  CHdTfiAUBHiAND  doet  dit  zijdelings.  Dit 
moet  ons  verdenking  tegen  deze  geheele  partij  inboeze« 
men:  want  daden  fpreken  luider  dan  woorden     Het  is 
echter  nuttig ,  dat  wij  van  een  barer  eerfte ,  meest  ge* 
achte  en  zekerlijk  buiten 's  lands  meest  gekende  Hoofden 
eene  foort  van  ftaatknndige  belijdenis  hebben,  waaruit, 
wij  ook  ifu  nog  ten  minde  de  voorgcgevene  eifchen  ea 
gronden  van  Regering  der  ftreng  Monarchale  paruj  lee» 
ren  kennen ;  een  boekje  dus ,  thans  te  merkwaardiger » 
daar  het  als  oorlogsverklaring  kan  dienen  van  eene  der 
twee  partijen,  die  thans  in  flagorde  tegenover  elkander 
gefchs^ard  zijn,  om  tezamen  —  gelukkig  nog  ilechts 
met  mond  en  pen   —  eenen  onverzoeniijken  krijg  tef 
voeren.    Ut  hoofdrefultauti  zijn  deze,  bl.  198:    „  Oe 
„Godsdienst  als  de  grond  van  het  nieuwe  gebouw; 
„  htt  Charter  en  de  eerliike  lieden;   de  ftaatkundige 
„  zaken  ^  maar  niet  de  ibatkundige  mannen  der  Kevo^' 
„  lutic:  ziedaar   geheel  mgn  ilcliel!"   En  onder  het 
woord  Godsd'cnsf  verda  men  niet  den  Godsdienst  des 
harten   bl]  eenen  man ,   die  met  zoo  vee!  verrukking 
van  de  klakken,  fpreekt  (Génie  du  Christiafdsme^ ,  en  de 
getrouwde  Priesters  onbefchaaipdelijk  Ggdtmoordenaars 
QDeïcidei)  noemt.    Het  zijn  al  de  bijfgeloovighedei^  der 

Mid« 


DS  ALLESNHEBRSClimG  VOtOEKS  HET  CHARTER.   23^ 

Middeletuwen,  door  Jczuitcn  verdedigd ;  het  b  de  we** 
xing  aller  Protestanten  vooreerst  uit  openbare  ambten  » 
tot  meu  hen  voegzaani  weder  van  alle  burgerlijke  Reg«. 
ten  kan  berooven.  De  teruggave  der  geestelijke  goeden 
Ttn^  en  het  onderwijs  der  jeugd  door  de  Koomfche  GeeS'^ 
telijkheid^  (de  herftelde  Jezuiten^  '^ideatur  Freiburg:y 
ziedaar  betgene  de  Kamer  van  1815  wilde,  en  hetgene 
CHATEAUBRIAND  ook  begeert! 

Maar  wat  nu  zijn'  anderen  eiscb  betreft :  ,^  de  flaat^ 
^,  kundige  zaken ,  maar  niet  de  ftaatkundige  mannen 
,,  4er  Reyblittie/*  daaromtrent  hebben  wy  reeds  ge« 
zien»  dat  het  tweede  lid  niet  weinig  voor  zich  heeft. 
Wij  ook,  wij  kennen  de  ftaatkundige  mannen 'der  i^^- 
yolutie  —  en  van  het  Keizerfchap:  op  den  naam  van 
eenen afTphuwelijken  de  celles  rijzen  onze  baren  te 
]>erge,  gelijk  die  der  Hamburgers  op  den  naam  van 
D  A  v  o  u  s  T  en  die  der  Bremers  op  dien  van  van 
i>A^ME.  Zulke  booswichten  te  fnuiken,  is  nu,  en 
was  vooral  in  1815,  onmiddellgk.  na  de  voQrbeeldeloo^ 
ze  verlating  des  Konings  door  ben ,  die  hy  votpr  zijne 

.  getrouwden  hield,  niet  onbiirijk.  Maar  ongelukkig 
bleef  het  daar  niet  bij.  Onder  den  iiaam  van  te  zuiye* 
ren  9  wilde  men  ook  mannen  verdooten,  eerwaardig 
iloor  hunne  vrijheidlievende  beginfelen ,  en  die  hun  va- 
derland liever  verlieten ,  om  zich  aan  eene  lange  gevan- 
jgenfchap  bloot  te  ftellen,  dan  de  fchanddaad  van  !• 
Augustus  en  den  ondergang  van  den  Troon  goed  te^ 

*  leuren ;  gftlijk  lapayettje.  Ook  in  den  jongden 
tyd  hebben  de  dreng  Monarchalen  wel  getoond ,  dat  zij 
0llefi.  of  niets  wilden  hebben;  dat  zij  den  Ministers  niets 
-vergaven,    wanneer    deze  niet   volkomen   in    hunne 

.joaatregelen ,  in  hunne  voetdappen  traden* 

„Maar  zij  willen  toch  ,  volgens  ch&teaubriano, 

.,,  de  ftaatkundige  zaken  der  Revolutie.^*    Hier  is  het 
groote  punt ,  waar  wij  den  Burggraaf  toeven.  Hg  heeft, 

^zoowel  in  dit,  als  in  andere  gefchriften,  meermalen 

jftellig betuigd,  dat  hy  deherfteiling  van  den  ouden Rege- 

\Tin^svona  voor  ondoenlijk  hield:  maar   nogtans   ziet 
.\a  »S"  men. 


men ,  «et  welk  emen  tegetaein  1»^  <fe  veitreeMéisg  4€r 
tegefiwoordtge  Ntttooale  Dotnrinen  (tlte,  bij  tite  an» 
ƒ cgtvaanf Iglieid  in  htt  beginfel ,  ©ogtiits  aan  Fr^nkriflè 
landbouw  en  welvaart  een'  oneindigen  dienst  heeft  Ims* 
wezen)  befditinwt ,  en  hec  no^  niet  Terfcoehte  dadel^ 
aan  de  Geestel^heid   wH  hebben   ternggegevën ,  het- 
welk ook  het  verkochte,  door  de  vefeenigde  v/citing 
van  dat  magtige  ligchaam,  izeer  in  gevaar  sou  brengen* 
Ook  eoekt  bij  meer  voorregten  en  eigendommen  tan  de 
wtardlghrid  van  JP^rV  te  hechten,    dan   het   Charter 
daaraan  toekent ;  h^  wil  de  waardigheid  aan  den  grond 
verbroden,  want  „  dit  is  het  middel,  *om  in  Frank» 
,,  rifk  die  ^ristekratifehe  familiën  weder  te  brengen , 
„  welke  de  wachtene  tn  bolwerlien  van  den  Trooti 
,,  sHn.    Indien  de  Kamer  der  Pain  minder  eerbeWl^ 
,,  zingen  en  landeigendommen  dan  de  Kamer  der  Af« 
9,  gevaardigden  heeft,  is   het    evenwigt    verbroken/* 
(Bh  23)  Maar ,  aan  den  anderen  kant ,  fchijnt  [o  h  A* 
TEAiTBHiAKD  de  voorregten  ook  van  de  Kamer  der 
Afgevaardigden,  dus  van   het  Detnokrati/che  gedeelte 
der  Staatsregeling, niet  alleen  te  handhaven,  maarzelfil 
uit  te  breiden,  door  aan  die  Kamer  het  regt  van  voor« 
dragt  toe  te  kennen,  hetwelk,  volgens  de  Franfchê 
Grondwet,  nitfluitend  aan  den  Koning  behSbrt,  (bU 
7)  door  de  verantwoordelijkheid  der  Ministers  niet  aU 
leen,  maar  selfs  hunne  gedwongene  onderwerping  aan 
den  wy  van  de  meerderhéM  der  VolksvertegenwoordW 
gende  Kimer,  gelijk  in  Engeland^  (bl.  64) «vast  te  ttit%» 
Ita.    Dit  is  nog  niet  alles.    Onze  Koningsgeainde  Pair 
ijvert  zoo  fterk ,  als  een  CênftHtttietféh  dit  t^m  kutinett 
doen,  voorde  aflcbafitng  van  het  Ministerie  van  Policie 
(bl.  48),  voor  de  vrijheid  van  drukpers  (bU  35),  en  tegen 
de  bemoeijing  van  Vreemden  met  de  zaken  van  Frank* 
rijk  ,(bl.  168  en  verv,).  Doch  hierin  handelt  c  h  4 t  E  a  u- 
BRiAND    volkomen  naar  de    toenmalige  omftandtg« 
heden  zijner  partij.    De  Kamer  van  18 15  was  ftreng 
monarchaal.    Zij  ging  in  hare  plans  v«ii  tuirering  en 
h^rfielHng  vt^\  verder,  dan   de  Mnn'sters  noodig  of 


Ut  ALtftïNfiËURseïimft  vötfciïïs  Art  esAkTEi.  43 

zt\t$  uItvoê]fI§k1cettM$d.  ))èzfe  IfaËlitteü  vergeefs  ^  dóblr 
eeuige  opofjcrifigen  j  de  l^alfiét  lÊfüg  tè  lioücteh  vaïi 
verdere  gewjsidigé  Ih^peb^  d!ë  el&andef  tiü  fóet  op- 
volgden,  d)  van  velke  de  batlitigrctiap  dèr  Eóiiings* 
noordecs .  die  buD&e  fehtfld  door  bieüwê  vêrkleefdheid 
«an  ,6  o  öN  A.P  A R  t  E  jpa  zijte  tÈrügkömst  ledden  vér* 
zwaard ,  .gtenszios  de  ónrégt^^a^diéfte  óf  otibilIijkHe 
was.  Ia 'deze  omftandighedéti  riepéti  de  Mitaisters  ge« 
d^^irijg  den  naam  en  den  perfonélett  Wil  des  Roiiings  in^ 
om  zich  (taande  te  houden ,  en  omitKonlngsgezinden  te 

*  beter  tot  zwijgen  te  brengen  (*>  Dé  Liberalen  trok* 
ken  destijds  tnik ,  MMigsfaaivfc ,  met  de  Ministers  ééne 
ign»  ett  verftieven  *5  Kottlriè*  V'óotregten.  Er  fchoot 
dus  ain  ite  voorftanders  van  bet  óudé  tiie^s  over ,  dan 
zieh  met  den  mantel  der  volksgezindheid  en  vrijheids* 
liefde  te  omhangen ,  en  htinne  partij  van  Éucht  voor 
het  ministetidte  Despv^ismus  te  berchuldigen ,  dteop 
harè1)eU]*t  de  Kamer  van  iSï5!b1jde  Conventie  onder 
RoBBS^iBkRE  vergeleek,  en  haar  insgelps  be* 
fchuldigde  Van  niet  getrouw  aan  hare  beglhfelen  te 
blQven/Het  ftheen  dns,  alsof  de  beide  partyen,  door 
de  zl}de ,  welke  de  Ministers  kozen ,'  (een  gevolg  van 
de  tooüeelen  in  het  Zuiden ,  en  van  de  hevigheid  der 
Kamer)  de  rollen  gewisfeld  hadden ;  en  vandaar  de  onge- 
meen liberale  geest ,  die  in  het  fiaat kundige  dit  boekje 
fchijntte  bezielen.  In  het  Godsdienftige  blijft  elk, 
die  niet  S.M«B6ch  is,  den  lAéetk  g  iiATÉAüBiltAif  d 
eM  gfttwel* 

Over  brt  tlgemeea  c^  'het  de  Iiev9f t/Nonai f è  tn^icn^ 
gen  9  die  kier  aMgetast  irordefi*  Het  tij  verfê ,  dat 
\9^  ons  tot  verehidigers  «derzetve  randen  wHkn  ^wer- 
pen ;  bet  tegéddéel  is  waar :  masir ,  koo  men  ^nder  het 
wocyrd  Mëngvn  ook  dit  van  d6  ¥erkt>efate  M  Hl  dui* 

^  zend  hinden  overgegane  Nathfmk  Dmetnen  verftond , 

(en 

(*)  Zie  dit  aangetoond  in  hec  acliter  dit  werkje  geptotfle 
elctrekfel  ific  den  Nain  Jame.    - 

B4 


fl4Iȕ!  CHATEAUBRIAND, DE  ALLEENHEERSCHm?;. 

<en  dit  kon  zeer  wel  ^ta^  arrière  penfée  van  den  Burg- 
^raaf  zijn)  dan  ware  dit  piet  alleen  hoogst  onvoorzigtié 
voot  de  rust,  maar  ook  zeer  onftaatkundig  vooi;.  de 
welvaart  van  Frankrijk.  De  boerenftand,  te  voren 
doodarm  en  veracht,  is  thans  grootftendeels  welvarend, 
ja  rijk  en  zeer  in  achting.  Wee  der  Geestelijkheid  en 
den  Adel,  wanneer  zij.  dezen  ftand  verdringen  willen», 
ïnfchoon  wij  cji^te aübriano  met  dit  voorne- 
inen  met  befchuldigen ,  vreezen  wij  echter ,  dat  uit  ve- 
le van  de  voormaals  bevoorregte  Casten  dit  denkbeeld 
niet  geweken  is. 

Ziedaar  den  geest  van  dit  werkje,  naar  ons  inzien, 
gefchetsti  hetwelk  wij  boven  eene  doorloopende  ontle- 
duig  van  hetzelve  de  voorkeur-  bebben  gegeven.  Veel 
goeds  IS  er  buiten  twijfel  in :  het  valt  gemakkelijk,  in  de 
ichildenng  der  Omwenteling  en  der  mannen  des  bloeds 
weUprekend  te  zijn;  en  welk  een. veld  levert  dit  dan 
niet  op  voor  eenen  chateaubriand,  wiens  weg- 
llepende  ftijl  zelfs  hier  en  daar  in  dez£  vertaling  door- 
fchittertl  Als  er  ook  .flechts  de  helft  waar  is  van  het- 
gene  op  bl.  151  gemeld  wordt,  is  men  fchreeuweiid 
partijdig  voor  de  Jamtfaren  en  [gehoorzame  dienaars 
van  BuoN APARTE.  Maar,  zoo  als  gezegd  is:  Dum 
vitant  flulti  vitia ,  in  contraria  currunt. 


Fragmenten  uit  een  Dagboek ,  gehouden  in  Crnnland,  in  de 
jaren  i77^^^77^'*  ^oor  H.  egedesaabye,  weieer  geordend 
Zendeling  in  de  Diftril^ten    Claushavn    en  Christianshaab  ^ 

.  thans  Predikant  te  Udirje  in,  het  Stift  Fühnen ;  uit  het 
Deensch  in  het  Hoogduitsch  vertaald,  door  o.  fries,  weh 
eer  Koninklijk  Deensch  Kapitein^  en  verrijkt  met  eene  Foor^ 
rede  des  tloogduitfchen  Vertalers,  bevattende  eenige  herige 
ten  nopens  de  levenswijze  der  Groenlander% ,  het   Zendeling- 

^  fchap  in  Groenland y  benevens  andere  daarmede  verknochte 
onderwerpen,  en  eene  Kaart  van  Groenland.  Volgens  de 
Hoogduitfche  vertaling  in  het  Neder duitsch  evergebragt.    Te 

.Vro^ 


B«  E.  IAABYE;  dagboek*  ^j 

€kmisigen »  Mj,  W.  Wouter»*  .i|ï3.    /h  ^.  iv^.  ^a  yo^rrm. 

•  * 

•Ondet  1116  klMfen  v«n  menfchen  heeft;  ie  Aardryfcslcntide 
bijkans  aan  niemand  grootere  verpligting,  dan  aan  de  Zende* 
*4higeo«  Volgens  den  aard  vin  hun  werk  naar  rnWc ,  weinig 
bekende  volken  afj^evaatdigd,  om  aldaar  niet  enkel  met  de 
»boogere  klasfen  der  naatfchappij ,  maar  met  het  volk  te  ver- 
Iteeren,  en»  ten  einde  op  deszelfs  karakter  te  werken ,  ver- 
pitgc,  dat  karakter  door  en  door  te  beHuderen^  de  taal  óei 
lands  aan  te  leeren ,  en  tevens  door  den '  omgang  dé  zeden 
en  gebruiken  des  volks  >  waarttiede  de  Zendeling  ^ich  dtk^* 
iKrQls  gelijk  Hellen  moet,  te  leeren  kennen,  voor  ei^en  weU 
cljn  en  dat  zijner  hoorders  te  zofgen,  en  daartoe  fomtijd» 
ook*  de  inlandfche  planten  als  geneesmiddelen  te  gebruiken » 
waartoe  hem  vaak  een  veeljarig  verblijf  in  (laat  fteit,  kaïl 
niemand ,  die  Hechts  voor  genoegen ,  of  zelfs  voor  weten, 
fcbappelijke  doeleinden  reist,  enkele  Geniën^  zoo  als  eeti 
'cooK,  FOKSTER,  HUMBOLDT,  euz.'  uUgezonderd,  meC 
hem  gelijk  gefield  worden  in  gelegenheden,  om  echte  en 
^Daauwkeurige  aardrijksknïïdige  bijzonderheden  op  te  lezen* 
'De  ondervinding  heeft  deze  redenering  bevestigd:  China 9 
Indostan y  Siam^  ylbys/inië,  .de  binnenlanden  der  Kaap  de 
'CoeJe  Hoop^  de  IVestindifche  eilanden,  de  boorden  van  den 
Crimöco^  zelfs  Canada  en  Groenland  zijn  ons  het  eerst  door 
Koomfcbe  en  Protescantfche  ZendMingen  bekend  geworden; 
*en  hoe  groot  is  niet  de  masfa  van  kundigheden,  door  deze 
dikwerf  verachte  menfchen  'aangebragt,  federt  den  Monnik 
KUBRUQius,  die  het  eerst  Groot -Tartarije  bezocht,  tot 
de  Doopsgezinde  Zendelingen  carey  en  ward»  die  ont 
de  ]ong(le  en  beste  berigten  over  Indostan  hebben  geleverd !  «— 
Het  voor  ons  liggende  boek  Is  daarvan  een  nieuw  bewQa. 
NieuvhGroenland  toch  Is  zijne  geheele  ontdekking  aan  de  Zende« 
llngen  —  aan  den  braven  Deenfchen  Predikant  egede,  en 
aan  de  Moravifche  Broeders,  onder  welke  cranz  van  dat 
land  zulk  een  uitgebreid  tafereel  heeft  geleverd  —  verfchnl- 
digd.  Een  der  afftammelingen  (de  dochters  zoon)  van ^e^ 
melden  EGEDE,  de  Zendeling  hans  egede  saabte, 
levert  ons  bier  een  aantal  bijzonderheden  van  zjjn  verblijf 
in  dat  barre  gewest,  (waar  ook  hij  den  voorvaderlijken  naan 

"B  s  met 


net  ew^ïj^ld)  dte,  toüt  wnvöüfli^èid /lietöjttéia 
zuivere  waarheidsliefde,  na  den  toets  is«tter  ^tM^le  overfeie- 
tfng  te  hebben  doorgettaan,  ons  nog  bekwen,  }t  fomtffds 
xoete  iraseo  der  nenfehel^fJBlMid  in  obs  «ly  doM  vwiftei» 
De  kundige  Mo$^9itfchê    Vertaler  ^raiu  haeft^w  «^  è«t 
fiandpunt  watea  te  {daacfen,  waar  «y  aet  vmeht  vaa  4a 
IhrasmmPm  uit  «en-  Av^m*  ,  hetmUc    iiacttttrlt(k    Mtciigf 
bekendheid  aan   Gr4miémd  VMroatefl«Ic,     gelcf*  Jmmm 
maken»    Oeze  Voorvade  (of  liever    Inleldiqg)   getuige   mui 
neer  dan  gemeene  knode  diens  laads,  en  naakt  om»  i«  «euMer 
kcrt  bcftek,  vcy  voUedig  en  neer  fytummkck  net  lietMlvo 
bekend,  ^laa  de  Fmgnenceo  lut  het  Di^oek  w,^k9€t  «aar  dk 
laatfle  wint  het  verre  ia  oaderhoudeade,    wel  eens   dmmm^ 
$$fih$  voordnigt ;  het  wtfdt  ons  in  des  getac^  de  denk-  ea 
baadelwtfze.  der  GtttenUndirs  rolkoaMn  ia«  ea  ceont  tege- 
lUk  den  oniicfprekeMfk  lasUgen,    behoeft^gen  fen  wel  eena 
gevaarleken  toeftand  van  eenen  Zendeling  in  dit  ÜUimm  TkuU^ 
weer  hy ,   met  een  niecig  inkomen ,  «ui  ongemak  van  allerlei 
aard  9  de  koude  yan  den  Pooikring,  eenen   nacht  van  b^na 
twee  maanden ,  aan  overflroomingen  ^  aan  moeyelijke  en  (ome 
batobcekende  ^reizen*   aan  gebrek  van  befchaarden  omgang^ 
aan  worfteUng  tegen  menig  vooroordeel   der  inlanders»  aan^ 
levensgevaar  zelfs,  bU   eene  al    te  llverfge  waarneming  van 
syn  ambt,(fchoon^'dic,by  het  doorgaans  eachtaardige  en  leer* 
zame  karakter   der  ingezetenen ,  ten  uiterfte  zeldzaam  is ,  en 
flechts  din   plaats    heeft,  wanneer   hunne  vooroordeelen  of 
bun  bygeloof  in  het  fpel  komen)  en  eindelQk  aan  de  noodza» 
keiykheid  ia  blootgefteld ,  om«  ter  \k^mmxkg  van  zjijn  krediet^ 
ook  voor  Arts  te  iï>eleny  hetwelk  hem  ibmt^ds  moe^eiyic 
genoeg  vak.    Doch  veel  van  deze  bezweren  wordt  vergoed 
doer  genietingen  des  harten,  wanneer  de  bnve  ZendeUAg, 
zoo  als  onze  .egbds  saabtz,   in  de  igenoederen  van  dit 
geede  volk  echt  Christel^ke  beginfelen  mag  epwekken,  eo 
zelfs  den  fterkften  hanstogt  van  ruwe  Natiën,  de  zncht  tot 
bloedwraak  ,    overwinnen;   zoodat  een  zJUner  leerlingen  zeLO 
den  moordenaar  z^ns  vaders ,   om  wiens  dood  te  benirarken 
bU  opzetteiyk  in  dat  oord  was  gekomen ,  van  harte  vergaf, 
(bU    I39'-I530     Nu   en   dan    gelukt  het  hem  ook,  oude 
vrouwen»  die,  even  als  in  de  Middeleenwen  by  ons,  ala 
iHZÊ  kiiftn  veel  gevaar  loopen  ,  aan  de  klaanwen  van  hec  ^ 
beloof  te  onttrekken,  (bl*  4e*470    ^  2org  der  Voor* 

gie- 


r 


dnigMU  fthQnt  bQzoaaar  «m  iiese  nQ^I^getie  tSèMfenirc^ 
lentitsite  wftk«n;  'aliteot  MseriMlBi  2ieti  W9  den  Ettflgfiüg 
01  tfle  «grootte  jgevartir  'bi)M  wonderdadig  èêfehermd ,  (W.  iy» 
5^»  <«•)  fito^  bQ  ftoec  IVmm  voor  de  oomeosdikinuiige 
iMOrdheid  itljner  'Opfvitten  «mderdeen «  die  ^M  den  bekeer^ 
nog,  wüke,  volgent-de  Groentamifthe  w^fce^  met  twee 
ypootren  gebmrd  i»,  fcbeidlag  van  tene  deréelve  ^(UbeB,  dl 
lê^AiaCy  dac  ole  .»in  •daarbl}  vorüBheideoe  kindeien  heef^,  (bl. 
So  en  nenr.)  £ioddiJJc  grieft  den  eerltftai  eo  ^emoedelUkei 
Zendeling  de  ibbtndel^ke  hebtuebt  en  bedriegerij  der  P«nr* 
feke  kooplieden  een  aaiisien  der  -erme  Creenhmders  gevreld^» 
Vimgi  hifbec,  daarover  tyne  landelieden  te  berispen,  den  ie 
MJ  van  bomse  genegenheid  en  «bolpe  verAoken ;  en  dit  eegt 
ieu  In  Cr$enl»ndi  Ja ,  sIJ  befisholdigen  bem  zelfe  wei  hs  het 
Vaderland  met  home  eigene  i^sdadeir ,  QêA.  69*  76.')  Hec 
k  «en  fchoiiwrpel ,  betwelk  4en  ^lensch  verbefc ,  wanneer 
blJ  tynen  natuurgenoot  dergelijke  zwarigheden ,  uk  de  zuiver- 
fle  beginfelen,^ec  braveren, en  bec  in  mM  een  land,  op  zatt 
«sea  pose,  aèbt  jaren  ufthonden,  mee  geene. andere  uitwen- 
dige belooite^,  ^  dat  hij  bi)  zffne  tertr^omtc  door  zgne 
Gebiederi  vrij  ktel  omvangen  vwit^  (laatfte  bf*) 

-ftU  zoo  vele  goede  eigenfchappen  van  onzen  ZendeHng» 
«o  bi{  de  behoefte  van  omgang  mec>  de  Enropeènen ,  verwon» 
öcrde  iiec  ona  neer  of  mtn ,  hem  genoegïatm  voKfarefct  niec 
3van  de  Himlm^fike  of  êÊêrtÊ/rifcke  Broeders  te  hooren  gewa* 
^n»  i^ï^  tochvook  eanzleniijke^ Zendingen  in  CroentaHi  heb» 
^en«  Dan,  een  oogopflag  op  de  Kaart  toont  ons,  dat  de 
tvóodplaaia  ven  EGeoB  saahyc  wef4  ^aden  nooideiffker 
ligt,  dan  de  noordefi}kfte  Uürarifchs  volkpiantlng  Ifiem^^ 
fittniiêi.  Datreoboven  geefl  t>ns  de  Heer  ritizs^n  zQne 
'Voorrede  geen  zeer  gunftig  denkbeeld  ';nn  de  werkzaamhe- 
-deo  deser  Gemeente,  fn  zoo  verre  zU  de  Groenimiierf^  dodr 
hen  «ondom  bomie  woningen  te  veiz'ameten «  hi  het  b^omen 
van  onderhoud  door  jagt  en  vischvangst  beletten,  (Voorr. 
bl.  65.)  Hec  is  zeer  mogelVk;  aoMar  ^  kopen  niet,  da(  kier 
fekcengeest  in  het  fpel  komei  De  inrigtingen  der  Broeder- 
gemeente  elders  w<Mrden  toch  door  iedereen  zeer  geprezen  1 

en  zouden  zich  deze  in  Groenland  verloochenen  Y 

Het  karakter  der  Groen/anders  is  ,  over  het  algemeen  9  zacht 
en  goed*  Dieverij  van  kleinigheden ,  (meer  dan  te  ri|)keiQk 
opgewogen  door  de  dieveryen  in  hec  groot   der  Deenfiie 

koo|^ 


fS 


m  K.  SAAB7E;  OAGBOEff* 


koop&edên)  'b^geloof ,  bekfeomoord,   bloedtmak  Idoor  i» 
nabe(taaiidea    vtn    den   vermoorden  «en   toch   iafhtrtigheid^ 
ziedaar  de  vooroaamfte  vlekkea  op  hnn    karakcec    Sn  hec 
fcbUnc  2e]ter,  dac  door  de*  Zendelingen  daarin  groote  verba* 
tering  is  ce  weeg  gebragit*     Honne    zonderlinge    vr^erij    en 
andere  trekken  hunner  zeden,  (nic  saabyr,  zopwel  als  nic 
VRi£s}, hebben  wij   hïj  eene  andere  getegenbeid   san  onze 
JLezers  medegedeeld  (*}•    De    jeugd  if   ving  en  leerzaam  $ 
zedigheid  en  ingetogenheid  .worden  er,  door    weigering   de» 
haweiyks  vooral  by    de  Heidenen,  tot  een  bel&gchelijk  uii^ 
eerde   gedreven,  en  de   Predikant  moet  Xom^ds  met  gezag 
fnifchenbeide  komen,  om  de  ftughetd  der  ouders  t^  bnigeut 
(bl.  79.)    Doch  juist    hieruit    blijkt    hunne    ingetogenheid^ 
Zindelgkheid ,  vooral  , in  hupne  wint^rwouiugen\,  is.  alle(be« 
halve  hunne  deugd;  echter  drinKen  zljgeene traan,  gelijk  men 
/   bun  heeft  nagegeyen ,  maar  leggen  dngeli^  «vortels  in  ,  dooc 
walvischfpek  ce  kaauwen,  en  op  die  wortels  uit  te^fpuwent 
.«—  Meer  dalen  vanjeeu  en  ander  mede  te  deelen,  duldt  ona 
t>eftek  niet;  men  leze  die  zelf  in  het  belangnljke  boek.  ëgs» 
DE  acht  de  ontdekking  der  oostkust,   of  van  Oud^Grocnfand, 
(^ welke  men  weet,  dat  onlangs  door  de  Engelfehe  PooUEa^ 
peditie  vruchteloos  gezocht  is)   voor  zeer  mogelijk ,  al  wars 
Jiet  alleen  oq  de  zuidpunt  van  Nieuw  Groenland  heen.    On» 
^er  zijne  lotgevallen  behoort  ook  de  aandeHing  en  jnw^ding 
van  epnen  Leeraar   op  Gr<>enland^  onder  anderen  .door  hec 
boudea  eenei^  Lafijnfche  mis,  (bU  201.)    WIJ   wisten   niet. 
dat  van  den  oud^n    Roomfchen   zuurdeefem,  In  é»  Evangew 
lisch'Luterfche  Kerk  in  Denemarken^  nog  zoo  veel  tot  diep 
in  de  achttiende  Eeuw  was  overgebleven ! 

De,  vertaling  van  dit  boek,  hetwelk  w^  als  eene  aaoge* 
name  uitfpanning  zoowel,  ais  eene  nuttige  bydrage  tot  lan* 
deUf.  en  volkenkennis,  ja  als  :eene  belangrijke  lectuur  voor 
vrienden  des  Christendoms  ailezins  aanbevelen,  is  vloeyend^ 


•  ^ 


C^V0jerl.  Letwoef.  Mengelwerk.  Maart  18 19. 


.  f 


Ce* 


B.  H.  X  L  T  N ».  GtDlCBTBN* 


29 


Gedichten  van  hbndriic  haricem  kltn.  lUe  en  laatfle 
Deel.    Te  Haarlem^   bij  F.  Bohn.  i8i>    /«  ^r,  ivo.  VllI^ 

VVpoderliJke  tegemlrydigheidl  Wy  zijn  geepe  liefhebben 
ytn  thepriin  omcrenc  de  Oichckunsc,  en  w^  beginnen  geenft 
receiifie  van  eenig  ol^uw  (iichcwerk,  of  iedere  inleiding  is« 
als  ware  hec ,  eene  theoretifcbe  les  over  di.chcen  en  Dich« 
ters.  ]a,  zoo  ongelijk  is  de  measch,  en  dus  ook  de  beoos* 
deelaar*  aan  zich  zei  vent  Maar  is  di^zt  cegendhjdigbeid  vao 
beginfel  en  beKrachdng  ook  meer  fch^nbaar  dan  wezenlijk? 
£r  is  cocb  ^ne  eeuwige  waarheid;  er  is  toch  gezond  veiw 
fland;  er  is  toch  een  onvervaUchc  gevoel;  er  is  toch  jeea 
vaste  en  gelouterde  fmaak;  er  is  coch  oordeel ,  kennis ,  trant, 
l)erchaving,  juistheid »  gemakkeiykheid»  en  wat  al  zoo  neer 
loffelijk  heeten  mag;  met  één  woord,  er  beftaat  eene  deugd 
van  fchrijven  en  van  dichten;  Jiierin .ftemmen  wij  overeen^ 
Laat  ons  een  en  ander  flechcs  niet  ce  veei  uitpluizen,  niet  te 
zeer  in  de  fraaie  Letteren  als  fileren;  laat  ons  over  woor* 
den  vooral  niet  twisten.  Wij  erkennen ,  er  is  in  de  beoefening 
der  edele.  Dichtkunst  goed  en  kwaad,  dat  fpreekt  vaa 
zelf.  ^  Maar  er  is  toch  iets  karakferittieki  in  de  Dicht- 
iLunst  zoowel,  als  In  alle  knnften;  er  beftaat  dus  zeker  eene 
^wrie ,  zoo  van  alle  kunften  in  het  gemeen ,  als  van  Dichu* 
kunst  in  het  bijzonder.''  Lastige  Filozofenl  Nq  ja  dan.  Wilt 
gij  weten 9  waarin  bij  ons  de  theoHe  van  alle  kunst  in  het  ga* 
meen,  en  ook  van  de  Dichtkunst,  gelegen  zfl.  wij  kunnen  het 
u  met  één  enkel  woordje  zeggen, in  —  harmatHe.  „Mar.wac 
is  harmonie  f  ^^^n  harmoniek  geen  Hollandsch.*'  Loopt,  ^^^ija» 
neuzen!  wij.  willen  geene  avereenftemming ^  maar  w\|  willen 
barmonie  van  het  overgebragte  met  het  wezen,  .dat  is  hfic 
doel ;  harmonie  van\  de  deelen  mee  het  geheel ;  harmonie  in » 
met  en  door  zich  zelve;  harmonie  van  het  verHand,  gevoel 
en  fmaak;  wij  w|llen  ons  harmonisch"  gevoel  tevreden  ge» 
field  hebben,  of  wij  een  fchilderduk  zien,  mu^^k  .hoo« 
ren,  of  poêz\)  lezen.  Of  wij  goed,  dat  is  harmonisch  ge^ 
noeg  geftemd  z^n^  om  zaak  en  behandeling,  en  wat  er  ai 
zoo  meer  opgefloten  ligt  in  het  deugdelijke  van  kunst,. c^ 
pmvatten,  dit  lat^n  wjy  aan  het  oordeel  van  anderen;  gettoeg, 

dat 


dM  wijf'  Mi^  cbrt  {fevüd  of  dfe  (hfiunilug  üitgeiJTf  tcecffaii  ^  ^wt 
laen  ous  cef  beoordeelisf  g«eft«  Andficeo  mogen  op  hmM 
iciyzey  dpor  htume  of  anderer  oogea»  of  wel  door  hiiipgia* 
ken  zien»  —  wU  gebraiken  pns  natnuriyk  lichc«  en  willen 
bec  niemand  opdringen,  of  eens  anders  glazen  aan  ftakfcea 
liaan»  In  deze  Aemming  dan  die  tweede  Deel  der  GedicliieB 
van  B»  Hé  SLTN  gaieacf»  hobl^ende  en  mi  aankondigende » 
^•adei»  w9  i»  dai  gwCchen  bnndtl  iets*  bararoniich  cmfchêii 
ten  WW» Vaderiaoder,  vurif  Kuaailief hebber,  bartdffk  Wend, 
regt  gefcotiig  Eohtgeaoor,  diep*  gvCfroAm  VlRter^  edel  Mefl8c&  »• 
mtmmtw  litaiwieDcl  Dickter.  Ui«  aüe  pAtSfche  weilen  kan 
»en  }iii§t  den  Biaoack  nier  kenoea ;  bier  ontdekt  zïeb  oreral 
«eae  tdtlt  MN)r»t,  mivere  êev/gé  e»  barcelifie  Ifefilè»  set 
Mtderktid  en  ffngevoellgheid ;  hier  vtoeft  altes  zoo  wél  en 
fenakkciijk  naar  bii»e«n,<d|ie  êe  bron  ihwtendrg  wcf  reiff  en 
%xamt  tuin  noeD.  Wf  Acbten  dIkwerP,  ftif  Rerlteeir  dezer 
Vfiaatal  loeiené»,  Mfièwfo  e»  der  deugd  etr  IMüe  geW^d'e  Ge* 
dtckita^  aan  de  woerëeir  van  roirNo,  iir  den  zesden  Zang 
dtr  l^ÊeAtgHiaeiftm^  volgena  acHB'ors: 

Jkr»  *i  hm^^  m  '»  kart  mlhm  vêêgt  sik  kf  em  prtju 

Siê  V  ktsia  miêki  kèmê^  m»  V  ÜMt  dètfi  Ut  treffen. 

Dexe  inleidiiig  eo  «ftffpnaik  a«llti»aeo  Leser  mffOMen  doen 
Yemoedeo»  dat,  dnrib  eodicte»  w  als  kec  toonècdd—  ife^ 
voc  zeggen  wV  protiBea»,  vaat  aüe  dicfeicflQke  ?olttaak€!i«jd , 
noigeiis  ona»  sQa  as»  cw  aaükts,  en  ètee  afeóa  door  out 
fekenid  «oidiii  4s  be^  efaalge  evkae  gviiid;  —Neen,  wnrilfk 
oiar!  Ook  in  dan  Gediebte»  waden  w9  gin*  en  ekSnn  wel 
iaca»  dat  «t  gaant  andm  kiddenw  Zte  regte  gekviscbcer 
taal,  waar  acn  tagenwumdTg  loo  tioicH  opis,  ombreekc 
bier  en  daan  Sonniig*  woofdeo»  enkele  zinnen, een  én  ander 
jenkbeaü  in  (banpQteii  niet  fnise,  nier  proefbondend;  berge- 
no  w^  hiaff,  der  waartaM  gmrovw,  niet  rerzwggeii  wflfen,— 
Dlli»  leveren  w^  êÊoémkemy  (zieAar  een  woordje  vnn  den 
Aiaakl)  en  tooaen  w9,  na  bec  vefmclde  wegene  bet  eifen* 
émmeUfkÊ  (ook  al  naar  de  mode  f>  van  n£Tif>r  dicbttrant, 
dnna  door  proeven,  dbt'ooa  oordeel  mei  one  bannonisch 
|0votl  hkr  geeno  Itli^^bfenlr  IQdiw 
.  Van  alte'  gedichteü  meldhr  «t  nakeo»  leü  one  hH  beftékf 

ons 


tios  mteTcai)  i^t  io«»  WS  moeteii  dis  ü  taoftoodi;  tec  «te» 
voerig  gedicht.  Ik  iÜMi(tit|^oe  bffaMi(4|ki^  bmn  ligfMii  t» 
Inderdud,  hoc  da«CQ|i  iK^lgende,  Qff^fimMiUjkMd^  iriAi 
minder  uitvoefiig,  zwdeo  w4(  y«fiklesea:  il  das  vtme  «ii 
gevoelige  voor  Vaderhind  en  Kunac,  xltn  zoo' zeer  el- 
l|Kn«  bliokc  hier  «iUMtmeod  doori  «ü  kKiiNo  hH  geh«ei  «ces- 
cerMJkt  eó  gettemd  o^  d^  echim  «o  bMgfo  dichaeriükea 
toon;  het  ia  ¥q1  vetOaAd  n  gi^  van^  hottdkxgi  aeet  vtlt 
ptaatfen  kondio  wQ  Qiec  ipui/v  MtiBgewofM^  gieattkilkt 
niet  dan  overlnid  lezen;  inzonderbeid  trof  ona  de  opprop« 
ping  der  kunac  io  liet  FraoTche  JNhfensi  ea  de  temfvoeiiog 
der  vadecUndfii^uB  fqhUderijen,^  ea  Aip  voold*»  w^  do  HgAit 

De  Sder  van  Potter  kwijnt  oiec  meer  op  vreemden,  grond; 
Maar  !oeit  wéér  H<^llanda  Erf,  en  klaverweiden  rond! 
De  vreemdting  dte  ona  adnde  om  t  eeriyke  in  den  handel: 
De  vreemdling  die  ona  roemde, om  hart,  en  geest,  en  wtsdal. 
Staat  roer^ooa  b^  het  zien  van  mik  een  eedlen  hoita 
£  n  galmt  met  Neérlanda  dengd » —  wéér  Neéria^ds  kmuitroem  uir« 

Dan,  deelM  i^  ook  van  het  vroegere  Iets  nitYoerigera 
tnedo,  heiweNi  bewQ^B  kan  hte  hooge  en  wefgeftemde  der 
vaderlandMio  Lier  wn  onzen  Dichter  omtrent  die  ooder- 
verp: 

't  Wm  «^  f«mw  dm  d#  tvd''  taf  ^»  i9a  boef 'gefltgeo. 
En  volk  bJi  ¥^  lm  Hik  v«i  d'Aaataitetn  mqeu  dsaget: 
Hij  fprak  (zoatmHcA^  htl,>  ^'  WHitkm  hi»rloek  vntt  ^ 
^  Der  votttn  hMkKIt  fifQft»  hm  kmaifiAtt,  ^  m^n  hiii**^ 
Zie  lioe  die  plunderaara,  aii  nirgevaate  dieren, 
Zicli  (l.ort^n  op  SntoopV  e»  d<H»  hetf  fl«deft  gieitf^» 
fe^  roovQQ  w^t  dft  kmttt ,  nin  pootach  e»  fthkireods  biedt» 
En  fpateo  in  huo  wo^u  God#  h^ge  ^mpalt  niii. 

o  Swakhefdl  dte  zich  hier  het  fcheemrend  oog  latt  blinden : 
Dte  in  den  taatbren  nacXt,,  éétC  lichtftraal  denkt  te  vinden; 
Die  van  het  beerlek  gpian^  gerokt,  geroqfd  vap  *t  veld. 
En  in  de  fehunr  gedropt,  zich  nog  eenP  oo|(at  vooriselt; 
•  Dwaaaf  het  mist  zijn*  pond, het  miat  zQakrac&temgrQoüiogf 
Het  derft  de  vrije  Incht ,  de  zulvre  dauw  befproeyinc: 
*c  !i^  vin  zijn  (ieng  gernkt,  dOor  licht  noch  Incht  verkwikt  i^ 
Tot  bergen  opgehoopt ,  oi  eer  gQ  *t  denkt »  verdikt. 

Snel 


3$:  B.  H»  KLVÏf 

• 

Snel  nu  naar  'c  Bflbèl  heen!  ga  daar  uw»  fm'aak  vereedlen,"  *" 
Ga,CtfsziJnvunrge  w^rsch')  om  kunst  den  dwinglandbeedlen:  ' 
Gij  zwelgc ,  de  geest  geboeid ,  bedwelmd  van  hart  en  ziu. 
Met  franfche  woestheid,  ook  hun*  zedeloosheid  in. 

I 

Befcbermgeest  van  de  kunst!  gij  hebt  die  fchand'  gewroken; 
Uw  mond  heeft  dan  in  't  eind  het  magtwoord  ultgefproken  ; 
De  tweede  heervaart,  die  den  dwingland  heeft  verplet. 
Heeft y  voor  'c  verlost  Earoop*  baar*  kunsten- fchat  gered. 

o  Onvergeetbre  dag !  o  jnblen  aller  volken ! 
c  Heilig  dankgebed  dat  ftijgt  door  lucht  en- wolken! 
o  Plegtige  ommegang!  o  fchande  en  fmaa4  ontvliéul 
Zot)  als  Ëuroop%  nooit  zag,  of  nimmer  wéér  zal  zien; 
Snelt!  fnelt  uw  vesten  uit!  fnelt  aan,  o  Landgenooten! 
De  hoorn  des  overvloeds  wordt  op  u  uitgegoten! 
Hij  komt,  de  reine  (loet,  hij  komt  de  ontroofde  fchat? 
Rukt,  poorten!  rukt  u  op!  en  wat  ooit  jgrendlen  hadl 
Breidt,'  wallen!  breidt  u'ui.t!  buigt,  vesten!  buigt  u  neder t 
't  Verloste  Nederland,  ontvangt  zijn*  kunst-fehat  weder! 
Rijst,  Heden!  half  gefloopt,  rijst  uit  uw'  puinhoop  op! 
Heft!  heft  de  hijmnen  aan,  en  voert  uw  vrengd  ten  top! 
Juich t,acbtbreTemplen!  juicht!  fchudtafdatmoedloos treuren. 
Uw  heilgen  fnellen  wéér  in  uwe  ontfloten  deuren! 
Mep  zegt,  dat  Rubbens  beeld ,  (óp  't  needrig  praalgefticht » 
Wéér  door  het  juichend  volk  met  geestdrift  opgerigt,) 
Het  oog  ten  hemel  floeg,  als  of  het  danken  wilde, 
Terwjyi  z^ne  asch  bewoog ,  en  *t  heilig  Marmer  trilde. 

Weinig  beduidende  vlekken  vinden  wij  In  het  fchoon  ge- 
beel  van  dit- gedicht;  h.  v.bl.4o«  In  het  vloeijetid  zilver  baden. 
BI.  43.  7  f^rachtlijk  wier  en  fijk^  dat  gij  veraardt  in  goud. 
BI.  44. .  Waar  vorst  en  volk  te  .zadm  zich  V  vreemd  geweld 
verzet^  moet  noodzakelijk  zijn;  zich  tegen  V  vreemd  geweld 
verzetten.  BI.  64.  Die  onafhdnklijkheid  ^  ons  erf  eens  ince- 
zworbn;  dit  woord,  ook  elders  gebruikt,  behaagt  ons  geens« 
2ins..— 'Dan,  dit' zijn  kleinigheden.  De. lierzang  achter  die 
gedicht  is  zoo  vol  verheffing  en  zoo  gemakkelijk  van  verfifi- 
catie,  dat  het  ons  leed  doet,  daarvan  niets  te  durven  aao- 
balen. 

'  ^  *    •  '     Het 


CBDiqfiTBI?«  93 

Het  daarop  volgend  Krijgslied  is  doeltreflTend  i  en  jolsc  van 

gang.  en  maac.  .     . 

De  Cantate  toe  hf  der  Kunftett^  in  drie  deelen,  is  bet  on* 
derwerp  volkomen  wa^rdig^ 

De  Hulde  aan  jé  h.  van  KiNSfiBtcBN  is  welmeenend, 
ongeveinsd  en  zonder  vleijery,  ^eer  gefchikc  voor  bet  doel, 
waartoe   dezelve,. 2oo  wij  meenen,  vervaardigd  werd. 

Uitgenomen  eenen  enkelen  prozalfchen  regel,  geviel  oos 
iftède  zéeti  Bede  aan.  Hesperus. 

Regc.  kundig,  naTf  en  nic (lekend  gevonden  Is  Het  Klaver* 
hlad^  betgene  wij  ter.  lezing,  ook  om  de -keurigbeid  van  jA> 
dtukking,  inzonderbèid  aanbevelen^ 

De  Zangen ;  bij  gelegenheid  van.  het,  derde,  EeuyfeeU  der 
Hervorming,  deden,  op  den  tweeden  November  1817  in  de 
Lnterfebe  KerkieAmderdam  'uitgevoerd ,  eene  nit(lekeodewer<« 
king;  én,  boezeér  bij  de  lezing  bet  gemis  der  harmonie  vaq^ 
ilem  eii  indtcment  niet  de  .woorden  bét  regte,  accoerd  van  bet 
gebeel  natnnrlJDk  doet  misfen,  zijn  bet  blijvende  gedenkftukken . 
van  ,den  verlicbten  Godsdienüigen  en|we]ge(lemden  geest  ^wel« 
ke  onzen  Dicbter  vervult,  die  bet  moeyelljlc  werk, «om  naai; 
ciscb  verzen,  voor  de  mnzijk  gefcbikt,.te  maken t  uitoemend 
Verftaét,  geiyk  zulks  .bier  ^n  elders  blUkc 

Het  gedicbt;  De' Dood  een  flaap^  ademt  al  dat  droefgeesti<r 
ée,  roerende  en  Godvrucbtige,  dat  in  volgendje  .gedjcbten  dai 
gevoelige  ziel  van  rlyii    zoo  treffend  kenmerkt:  He^  ia  vol 
nroostrijke  denkbeelden,  waarvan  geen  d^  minsi  firai^je  cmJ 
uraarlijk  wysgeetige  dit  il: 

3E!en  geest  die  Je  eeuwigheid  kan  denken, 
Beflaat  niet  voor  één  oogenblik; 
£en deugd, wier  ma]e(leit,nocb  Hnart  nóch  fmaadkankrenkéir/ 

Vervliegt  niet  toet  den  jongden  fnik. 
o  Neen,  zi}  is,  en  blijft,  én  zal  bsar  banden  daken; 
Eens  komt  ge  o  zaligend  ontwaken! 
Gewenscbte  morgenftond!  verbeerlljkt  wederzien  f 
ó  Gij,  die  met  mij  Zorg  én  flnarte. 
Die  met  mij  *s  levens  flormen  tartte. 
Klemt,  Gade  en  Telgje,  u  aan  mijn  harte! 
De  Menscb,  ^t'^^t  de  Menscb,  zal  *t  bongrig  gfaf  oiicvll^if; 

bobkbesCr.  i8do.  NO.  I,  C  Ja» 


34  R*  ru  KLYK 

'Ja,  gevoelige  klyn!   klem  Gade  en  Telg  aan  uwr  haft; 
nog  weinige  jaren ,  en  gij  voege  uwe  Gade  toe  (bU  i}(8): 

'c  Eenigst  kind  van  God  gebeden: 

Alles  wat  Gods  liefde  ons  gaf: 
Al  ons  uiczigc  hier  beneden  ,• 

Stortte  naasc  uw  zijde  in  'c  graf« 

Er  is  voor  zacht*  en  welgedémde  harten  eene  hemelvfengd 
blJ  Gade  en  Kroost.    De  ware  wijsheid  des  levens  verheugt  , 
2{ch  in  den  huisfeiijken  kring  en  ouderlijken  pligt.    Wat  iai 
het  leven  zonder  deelgenootfchap,  zonder  te  verkeeren  me^ 
die  éénige,  die  wij  kennen  en  van  wie  wij  gekend  zijn,  die 
leven  door  ons  en  door  welke  w^  flechts  leven ,  die  wy  lief^i 
hébben  en  die  ons  vurig  beminnen?  Voelt  het.  Ouders,  wac 
het  is,  één  eenig  Kind  te  hebben,  dat  Kind  heerlijk  te  ziei» 
ontwikkelen , en ,  ontwikkeld, lUiergelukkigst  gehuwd  te  zieni 
voelt  het,  wat  het  Is,  met  opgetogene  blijdfchap  te  zien  na« 
deren  den  heugeiykften  aller  (tonden ,  dat  uwe  eenige  Dochter 
dioeder  wordt;  fmaakt  den  wellust  in  uw  hart  en  verbeelding  ' 
der  Grootouderiijke  en  Ouderlijke  vreugde,   en  gevoelt  daa 
den  afgrond  onder  u  zich  èpenen^  en  al  die  vreugde  in  een 
obgenblik  onhérdelbanr  verzinken;  terwijl  gU  bewusteloos  al- 
leen ftaac ,  en  u  daarover  Hechts  beklaagt ,  dat  die  zelfde  ar» 
grond  zich  te  ras  heeft  coegefloten,  om  ook  niet  dadelijk  u« 
en  met  n  uwe  ondraagbare »  moordende  f  mart ,  te  verfltnden  \ 
•  ••  Maar  neen!  gy'kunt  dit  niet  gevoelen,  of  gij  moest  ia 
het  ontzettend  lot  van  onzen  Dichter   gedeeld  hebben,  en 
bloemen ,  als.  hij ,  kunnen  hechten  aan  hei  graf  van  zulk  ee*n 
eenigst  Kind.     Geen  gevoelig  Lezer,    verbeelden  wtf  ons, 
kan 9  vooral  na  de  lezing  der  gedichten,  gekweekt  in  deuren 
mijner  vreugde ,   die ,  gekweekt  in  mijne  diepfte  fmarte ,  met 
drooge  oogen  lezen.  Alles  is  bij  de  laatde  ^want  bij  de  eer* 
fie  ons  op  te  houden,  verbiedt  ons  ons  medegevoel,  door  de 
laatfte  zoo  -  grievend  opgewekt)  zoo  vol ,  zoo  roerend ,  zoo 
regt  natuurlek  overftroomend  gedort  uit    eene    overkropte 
borst,  die  niets  voelt  dan  oniydelijke  Onart,  dat  wy  ons 
BuuweUJk»  herinneren,  by  eenigen  Dichter,  uitgenomen  mis« 
fchien  den  diepdenkenden  y  o  u  n  o ,  elders ,  en  den  gevoeligen 
1)È  DBCKER  bij* den  dood  zyns Vaders,  onder  ons,  iets  der- 
f eiyk  treffends  te  hebben  gelezen.    Is  no  het  opgewekt  ge* 
'  •-  voelt 


Z' 


'  GEDÏCHtENi  3^ 

voci,  gelijk  wij  meermalen  beweerd  hebben,  de  ware  b.ron 
der  poëzij,  zoo  kan  men  nagaan,  hoedanig  deze  gedichten 
zijn.  Dezelve  zijn,  mee  den  aanhef,  15  in  getal.  Uit  dezel- 
ve eene  keus  te  doen,  is  mpeijelljk,  cliti  de  voortreffelijkheid 
van  alle ;  bec  hiacfle ,  Het  Troosten  getiteld »  is  zeker  geen  d<5r 
minfte,  en  wie  roeren  niet  regels  als  étït : 

AI  'c  verzachten,  al  hec  troosten. 

Alles  wac  het  in  2ich  flnit. 
Loopt  niet, alles  op  *t  vergeten,    . 

Vanden  aangebeednen  uit?  — 
Wee  mij,  zoo  'k  door  uw  begoochling, 

Ooit  raijn  kind  vergeten  kon: 
Laat  de  fmart  me  aan  *t  leven  knagen; 
.  Zegen  is  'c  wat  zij  verflindt; 
Zy  vermolmt  in  't  eind  den  flagboom. 

Die  mij  affcheidt  van  mijn  kind. 
Weent  dan  f  weent  dan,  lijdende  oogen  f 

Vloei!  vloei  daaglijks  droeve  traan! 
Bij  de  flooping  van  mijn  leven, 
*     Is  den  rouwpll^c  eerst  voldaan* 

Op  taalonnaauwkèurigheden ,  ginds  en  elders  voorkomende^ 
liier  opmerkzaam  te  maken ,  komt  ons  koud  en  .ongepast 
voor.  De  Letterkunde  dezer  dagen  bepaalt  zich  al  n^eer  ea 
meer,  helaas!  tot  eene  kinderachtige  en  naauwkeurige  Gram* 
matica,  die  wol  prijsfelijk  in  zich  zeive  is  ,  maar  met  hooge 
letterkundige  en  dichcedijke  verdienden  in  geéne  de  minfte  ver« 
gelijking  komt ,  daar  zulks  veelal  ook  door  een^  goeden  Cor« 
rector,  vast  in  deleer  van  sirgenbbek  of  BiLDERslJt» 
ifgt  verholpen  wordt.  Daarom  zouden  wij  den  Zcrfd-Neder« 
landfchen  Broedere  gaarne  hunnen  eevften  naamval  den  eo  &un 
0é  laten,  zoo  zij  maar,  gelijk  zij  meer  en  meer  beginnen, 
met  de  snerken  onzer  Letterkunde  van  d^n  besten  ftempel, 
en  alzoo  met  hét  ware  pit,  merg  en  fleraad  onzer  taal,  zich 
gemeenzaam  maken.  —  Dan ,  keeren  wij ,  ten  ilotte ,  tot.  woh 
zen  Dichter  weder,  en  wenfchen  wij  hem  én  zQne  Gade 
verligting  van  fmart ,  door  banden  van  liefde ,  vriendfchap  en 
pligt,  bovenal  door  'te  bedenken  en  te  beleven  hunne 
[godvruchtige  betuiging: 

.    C9 


^  i:i  H.  E  L  Y  N  »  GEDICHTEN. 

Op  den  Drempel» 

Van  Gods  Tempel , 
Zinkt  voer  ,ons  de  nacht  van  't  graf: 

DiiVy  daar  koele  het  drukkend  gloeijeo; 

Diir^  daar  werpt  de  ziel  haar  boeijen. 
Met  eene  eedle  fierheid  af« 

Vol  vertrouwen , . 
Op  *t  aanfchouwen» 
Stijgt  zij  uit  het  (lof  omhoog ; 
En  het  zwaar,  en  fchriklijk  (Irijden  f 
En  het  onverdraagbaar  l^den, 
Vlugt  ais  dampen  voor  het  oog< 

Dair,  daar  trefc  haar^ 
En  verheft  haar. 
Wat  hier  onbegrijpbaar  fcheen : 
Daar  verklaart  zich  al  ons  kampen: 
'  Door  den  nacht  van  onze  rampen^ 
*     Schiccett  eeuwge  wijsheid  heen« 

Gij  beveiligt. 
Sterkt  en  heiligt. 
Godsdienst!  b\)  het  zwaarst  gemis; 
Wat  vraagt  hij  naar  *t  leed  verduren. 
Naar  den  (Irijd  van  weinige  uren. 
Die  door  u  gelouterd  is? 


feriandeUttg  ever  de  Gejlaehten  der  Naamweerden  in  de 
Neder duitfche  Taal^  doer  Mr.  w.  bilde r dijk.  Tweede 
Drtik^  wet  Bijvoegfelen  en  vermeerderde  ^anteekeningen* 
Te  Amflerdam^  bij  ].  C.  Sepp  en  Zoon.  iti8.  In  gr.  ivH 
Behatve  de  Poorheriehten \  Z7^  BI.  fZ'^^'i 

iuooverfchijntdan  eindelijk  de  zoo  lang  beloofde  en  verwach» 
te  tweede  druk  der  taalkundige  Verhandelin'g  van  onzen  beroem- 
den bilde  R  dijk!  Reeds  in  1805  zag  de  eerUe  druk,  als 
eene  proef  van  een  grooter  werk,  het  licht, «in  244  bladzij- 
den»   De  Schrijver  had  zijne  nadere  aanteekeningen  gereed > 

en 


f^.  B  I  L  D  E  R  D  IJ  E  ,(  V£RHANDELINO.  ^f 

en  dacbc  die  ió  1811  uic  te  geven.  De  omdaodighedenirfin 
dien  tijd  belemmerden  die.uicgave.  Welligt  ware. er»  zonder 
den  aandrang  van  eenige  vrienden ,  nog  niets  van  gekomen  ; 
en  dank  zij  hnn,  die  zulks  aandrongen,  daar  wij  alhier  een* 
fcbac  van  waarnemingen  en  aanmerkingen  ontpioeten,  die  ner- 
gens elders  voorkomt!  Een  ieder  begrijpt  ligtelijk,  dat  dit 
werk  geenszins  cene  algemeene  Spraakkunst  bevat,  maar  daar« 
coe  alleenlijk  den  grondflag  legt,  'daar  de  Schrijver  de  kennis 
der  gedachten  van  de  etymologie ,  en  de  vorming  en  aflei- 
ding der  naamwoorden  uit  de  eenvondigde  klanken  en  bete^ 
kenisfen  ondeent. 

Na  de  Inleiding,  waarin  eenige  taalftelf^ls  van  fommige  Ge- 
leerden beoordeeld  worden,  behandelt  de  Schrijver,  in  acht 
Afdeelingen,  de  algemeene  grondbeginfelen  der  taal  én  de 
grondwoorden,  waarbij,  ten  opzigce  der  ooifpronkelijke  ge* 
luiden,  de  tusfchenwerpfels  (JnterjecttSn)  ,  en,  ten  aanzien 
der  hoedanigheden,  de  adjectiva  en  verba  als  üamwoordeif 
gelden;  voprrs,  de  vorming  der  zelfïlandige  naamwoorden , 
welker  uitdrukking  de  congletter  aanduidt;  verder,  de  onder* 
fcheidene  geflachcen  van  mannelijk,  vrouwelijk  en  onzijdfgf 
met  derzelver  toepasfing,  die  uit  den  aard  en  het  tvezen,  en 
tevens  uit  de  wording  der  naamwoorden  ontdaan;  en,  einde* 
lyk,  de  verklaring  van  eenige  uitgangen  van  naamwoorden, 
waaruit  men  alsdan  de  zwarigheden  ontdekt ,  ^  of  vai}  den 
tcgenwoordigen  vorm  of  klank  van  een  wooft,  of  vsfn  de 
verif  antfchap  van  verfcheidene  woorden ,  of  van  de  verande- 
ring der  medeklinkers,  of  van  een  tweederlei  gedacht,  of 
van  de  ongelijkvloeijende  werkwoorden,  of  wel  van  het  mo* 
//^rfftf  of  ingeplante,  of  van  het  oude,  echte  en  eigenaardi- 
ge, voor  de  bepaling  der  geflachten,  voortvloeijen. 

Het  refultaat  des  Schrijvers  is,  na  eene  bcfchouwing  der 
perfoonlijke  en  algemeene  tóepasHn;^,  die  de  geflachcen  door- 
gaans regelt,  hierin  gelegen:  dat  de  vorming  des  woords  uit 
een  adjectivum^  door  deszelfs  aanneming,  het  geflacht  vrou- 
welijk, —  uit  een  verbum^  door  aanneming  <v«n  den  wotfel, 
mannelijk,  — uit  de  aanneming  van  het  participium  activum  en 
fasfivum  vroaweiyk,  —  door  aanneming  van  den  itifinitivus 
onzijdig,  en  door  toevoeging  van  het  zeintandigheidsteeken 
mannelijk  maakt;  terwijl  de  zigtbare  en  verholene  zamen- 
ftelling,  zoo  door  koppeling  van  erkende  naamwoorden  als 
doo^  aangenomene  uitgangen ,  het  geflacht  primitief  vrouwe- 

C3  «Jk, 


a*  «TtBILDERDIJ?,  VERHANDELING» 

>  ■  ■ ' 

lyk,  in  enkele  gevallen  maonelijk  doet  z^n,  en  de  vervor^ 
ming,  of  in  de  verandering  of  in  de  opvatting  van  het  woord 
zelf,  hetzi)  |n  de  verwrouwelökendo  uitgangen  of  het  g^brni^ 
in  concKeto^  bet  geflacHt  der  naamwpor^èn  onzijdig  ftelt» 
Eene  menigte  van  geleerde  Aanteekeningen  wordt  dus  gebe- 
zigd, om  alhier  de  noodige  ophelderingen  eq  bewezen  te  le- 
veren, welker  groote  uitgebreidl*id  van  232  bladzüdendehoo. 
gere  waai-dlJ  van  dezen  tweeden  druk,  die  flechts  48  blad-!. 
zijden  daartoe  bevaitede,  van  zelve  doet  \n  het  oog  vallen. 
.De  Heer  bilder  dijk  legt,  gelijk  in  al  zUne  gefqhr!ftei| 
en  dichtwerken,  ook  alhier  wederom  zijne  ongemeene  oor* 
fpronkelijkheid  en  fchranderheid  aan  den  dag,  en  bovenal 
zijne  ontzettende  taalkennis,  daar  hij  niet  flechts  het  Gotti- 
fche,  Mezogpttifche ,  Angelfakififche,  IJsIandfche,  Schijfu 
fche,  Keltifche,  Teutonifche  en  de  tegenwoordige  £urope« 
fche  levende  talen,  maar  ook  de  oude,  bet  Latyn,  Grieksch, 
flebreeuwsch ,  Chaldeeuwsch,' Arabisch,  Syfisch  en  Perzisch, 
bezigt,  om  tot  de  oorfproukelij&e  afleiding  der  woorden  op 
te  klimmen.  Alleenl][jk  moeten  wii)  twijfelen,  of  niet  eene 
diepe  achting  voor  ons  Nederduitsch  taaieigen'  zijne  ,fcherp* 
zinnigheid,  ten  aanzien  der  aangenomene  gronden  en  van  d^ 
afleiding  de^  woorden,  eep  weinig  verfchalkt  of  overdreven 
hebl^e,  daar  toch  de  aanneming  der  bijvdegcl\jke  naamwoor* 
den  tot  zelfflandige,  en  de  afleiding  van  «eer  vele  woorden 
uit  de  oude  «talen,  door  de  menigvuldige  verhuizingen  der 
onderfcheidene  volkstammen,  alhier  een  aantal  bedenkingen 
en  zwarigheden  doen  ontflaan,  welker  behandeling  zeer  ligte* 
]\jk  tot  eene  andere  uitkomst  doet  befluiten.  Dan,  men 
dient  dit  werk  zelf  in  te  zien ,  hetgene  niet  vatbaar  is  voor 
eene  mededeeling  van  enkele  proeven.  Den  zeer  geleerden 
Schrijver  z^  intusfchen  de  opregtfte  dank  toegewijd  voor 
deze  zijne  taalkundige  navorfchingen,  en  met  een  vurig 
veriangen  zien  wij  zijne  lang  beloofde  Nederduitfchc  Spraak- 
kunst te  geoioet. 


Ce- 


i 


GEDACHTEN   OVER  D£  NEDERj!.»  WETGEVING*  39 


Qedachten  over  eenige  Onderwerpen^  betrekking  hebbende  m 
de  aangaande  Nederlandfche  ff^efgeving*    Te  Zutpken^  bij 
-   H.  C.  A.  Thieme.  1819.  In  gr.  Zvo.  84  BI.  f  i-is-; 

X  oc  de  belangrijkflè  gebeurtenlsfen  van  ecnen  Scant  behoorc 
gewisfelijk  de  Invoenng  van  een  nieuw  Wetboek.  Het  i^ 
lüsof  men  door  ecue  mcuwe  verordening  den  Staat  hervor« 
men  en  zuiveren  wil  van  den  zwadder  y  die  denzelven  uit 
vooroordeel,  gewoonten  en  zeden  des  vorigen  tijds  nog  aan», 
kleeft.  En  echter  heeft  de  ondervinding  meer  dan  overvloe* 
dig  geleerd,  hoe  moeijeiigk  en  gevaarlijk  zulk  eene  onderne- 
ming moet  gefchat  worden.  Ondanks  de  vele  voorbeelden 
van  andere  Natiën ,  en  de  verligting  van  den  arbeid ,  die  daar<- 
iiit,  als  ware  het«  fcheen  te  moeten  voortfpruiten ,  bleek 
het  bij  de  uitkomst,  dat  al  de  voorarbeid  zeer  weinig  te 
flade  kwam ,  en  wel  daarom ,  omdat  de  juistheid  eu  vorm  van 
ieder  Wetboek  naar  de  heerfchende  gevoelens  en  zeden  yan 
den  tijd  moeten  gerigt  worden,  en  omdat  de  regtsgeleerden, 
aan  welke  die  arbeid  doorgaans  wordt  toevertrouwd,  flechts 
belden  zoodanige  land-,  wereld-  en  menschkundigen  zijn,  als 
tot  denzelven  vereischt  worden,  en  nog  te  zeer  gehecht  aan 
de  duizende  victerijen ,  waarin  de  nog  niet  genoeg  hervorm- 
de hoogefcholen  hen^  iq  hiinne  akademifche  jeugd,  gewoon 
waren  te  verwarren. 

Geen  wonder  alzoo,  dat,  bU  onze  aanflaande  Wetgeving^ 
menig  knndig  en  vaderlandscb  Schrijver  zijne  begrippen  daar* 
omtrent  in  openbaren  druk  mededeelde.  Van  dezen  aard 
zUn  ook  de  alhier  aangekondigde  Gedachten.  Zij  zijn  zeven 
In  getal  9  ^n  betreffen  zeer  vo.orname  punten. 

Het  eerfte  geldt  het  openbaar  Ministerie ,  hetwelk  hij ,  met 
onzen  beroemden  Advocaat  en  Schrijver  meijer,  hoogst- 
noodzakelijk acht,  om  het  politiek  en  admiuidratief  gezag 
door  eenen  naauwen  band  aan  de  regcerlijke  magt  te  verbih* 
den,  en  daardoor  de  algemeene  rust,  veiligheid  en  handha- 
ving des  regts  te  verzekeren. 

Tot  het  tweede  punt  maakt  de  Schr^ver  de  publiciteit 
der  Teregtzittingen  tot  onderwerp  zijner  befchouwing.  H^ 
^eeft  te  regt,  in  de  lyfldraffelijke  regtspteging ,  'aan  de  mon« 
édellnge  debatten  by   verre  de  voorkeur  boven  de  fchriftèllj- 

C4  '  ke. 


|«  GEDACHTEN 

ke ,  welké'  Isstfte,  bij  het  opmaken  van  verklaringen ,  maar  al 
te  ligtelijk  aanleiding  geven  toe  dwaalbegrippen;  doch  h^ 
vindt  tevens ,  ondanks  alle  zwarigheden ,  die  daartegen  worden 
iDgebra^t »  in  ^at  openbare  eenen  voosnamen  flenn  voorderegt- 
vaardigheid  der  regcers,  mits  deze  flechts  de  vrijheid  heb- 
ben,  om  de  jzeer  teedere  en  de  zedelijkheid  kwetfende  regts:. 
gedin^jen  voor  het  groote  publiek  te  fluiten,  en  mits  (dit 
zouden  wij  er  gaarne  bijvoegen)  het  vonnis  in  het  openbaar 
wierde  uitgefproken ,  en  daarbij  de  redenen  vermeld,  waar- 
om men  die  zaak  niet  openlijk  had  behandeld. 
*'  pe  inftructie  van  criminele  regtsgedingen ,  in  eeuen  ruime- 
ren zin,  maakt  het  derde  punt  uit.  Hij  wil,  overeenkomfti^ 
den  waarborg  der  individuele  vrijheid,  zulks  niet  aan  één 
i)epaa!d  perfoon,  maar  aan  de  geheele  regtbanl;  opdragen, 
welke  alsdan  den  een*  of  anderen  harer  Leden,  voor  eencn 
bepaalden  tijd,  zoude  verkiezen,  en  zeer  zeker,  tot  eigen? 
verantwoording,  geenen  onbevoegden  benoemen  zal/ 

Het  vierde  punt  dringt  aan  op  de  vermeerderiiig  van  L^ 
den  bij  de  Regtbanken  van  eerllen  Aanleg,  met  wegfchaf- 
fing  der  plaatsvervangende  Regters ,  walker  diens.t  toch  in  verre 
de  meeste  plaatfen  zeer  onvoegzaam  is»  Hij  wil,  dat  ook 
de  traktementen  verbeterd  worden;  dat  de  gegradueerde  Mees- 
ters ~it)  de  Regten,  als  b^zonderlijk  tot  deze  posten  be- 
voegd ,  daarin  vergoeding  vinden  voor'  de  kosten  hunner .  (lu,- 
diên;  dat  het  onderfcheid  van  Prokureurs  Q^voués')  en  Ad* 
vocaten  wegvalle,  en  de  laatlle  alleen ,  als  geadmitteerdè 
Regtsdoctoren,  zullen  mogen  pleiten. 

De  yredegeregten  worden  in  het  vijfde  punt  behandeld.  Te 
rc^'t  wil  hij  dezelve  in  (tand  houden,  zoo  tot  concih'acie» 
als  tot  penale  regcsmagt  in  zaken  van  enkele  politie,  mits  de 
misbruiken  geweerd  worden,  de  gedagvaarden  in  perfoon 
verfchijnen, 'de  uitfpraak  Heiliger  zij,  de  correctionele  ka^* 
nier '  uit  meerdere  Leden  befta ,  en  Vrederegter  en  Griffier 
veel  beter  bezoldigd  worden. 

Het  zesde  punt  betreft   de  intime  convictie    des  regters  in 

'lijfftraffelijke  zaken,  waaromtrent   de  Schrijver  vordert,  dat 

in  het  Wetboek   duidelijk  bepaald  worde,  wat  als  regterlijk 

bewijs  in  criminele  zaken 'gelden  kan,  gelijk  zolks  in  civi)e 

zaken  vry  naauwkeurig  wórdt  orafchreven. 

Aan  dit  punt  grenst  ook  het  zevende  óf  laatfle ,  namelijlc 


OVER  DE  NBDBRL.  WETGEVING».  4I 

hét  bew^s  door  getuigen ,  waaromtrent  de  wet  de  grootst* 
mogelijke  zekerheid  geven  moet.  Hij  wil  daarom,  dat  er 
verandering  kome,  zoowel  in  den  Ecdj  door  de  eerbiedige 
verklaring  van  den  Getnige ,  „  te  zullen  ziineren  bij  den  AU 
nagtigen  God^  dat  hij  zal  [preken  zender  haat  en  zonder 
vrees  j  en  de  waarheid^  en  niets  meer  dan  de  waarheid  ^  zeggen 
vsal^  als  in  den  vorm  met  het  opdeken  der  twee  voorAe 
vingers  van  de  regterhand,  waarvoor  hij  dan  voorflaac  het 
leggen  van  de  band  op  het  hart,  of  het  uicürekken  van  deti 
regterarm»  of  iets  anders  uiteriyks,  dat  meer  indruk  op  de 
ziel  maakt;  terwijl  hij  te  regt  vordert,  dat  de  Eed  altijd  in 
peifeon  worde  afgelegd.  % 

'  De  Schrijver  dezer  Gedachten  toont  in  alle  opzigten,  een 
2eer  bekwaam  Regtsgeleerde  te  zijn,  die  zeer  wel  in  ftaat  isj, 
om  over  regterlijke  zaken  te  oordeelen.  Het  flukje'^verdient 
allerwegen  gelezen  en  wel  overdacht  te  worden,  en  wy  ho«. 
pen,  dat  bij  het  te  arresteren  Wetboek  van  zijne  aanmerkjn- 
éen  een  allezins  gepast  en  nuttig  gebruik  zal  gemaak{  wor^ 
flen.  ,     . 


lAiMa 


IVendelgarde  van  Linzgau ,  of  Geloofd  Liefde  en  Hoop.    Door 
^  |.   C«  APPENZELLER.     In    lil   Boeken.      Uit  het  Hoog» 

duitseh*    Te  Haarlem^  Uj  A.  Loosjes ,  Pzi  In  gr.  Zvo.    Te. 

quanten  565  BI.  f  4-4-1 

In  dit  romantisch  verhaal ,  dat  zeer  wel  gefcbreven  is ,  en  iti 
de  Gefchiedenis  gegrond,  worden  wij  tot  in  den  aanvang  d^ 
tieiide  eeuw  teruggezet,  en  vinden  de  zeden  en  Godsvrucht 
Van  dien  vroegen  voortijd.  De  lotgevallen  der  fchoone  e^ 
waardige  vrouw,  hare  edele  grondbeginfclcn  enGodsvruchr, 
in  den  geest  van  dien  tijd,  hare  huwel^ksliefde  en  trouvv,cn 
bafe  'kinderliefde  en  overige  deugden,  leveren  allezins  een  be* 
langrijk  onderwerp  voor  den  romandichter ;  en  de  korte,  ach*- 
ter  ieder  boek  gevoegde,  aanmerkingen^  tot  welke,  gelijk 
tot  het  geheele  verhaal,  de  beste  hulpbronnen  gebruikt  zijq^ 
naken  het  werkje  ook  voor  de  Gefchiedenis  niet  onbelang- 
rijk. De  mare  van  het  fneuvelen  van  Graaf  ulrik  van 
LINZGAU,  in  eenen  veldOag  tegen  de  invallende  Barbaarfche 
horden »  deed  wemoeloards  rijkdom  en  grootheid  en  al- 
lo    \ 


i.2       J.   C*  APPE»2ELtE1l,   WÊNbELCAItDÈ  \Aff  LINZGAü* 

lö  vvereldsch  genot ,  ja  zelfs  bare  kinderen  opofferen ,  en  ié 
toevlugt  nemen  cot  ftrenge  kloosterlijke  afzondering  en  ont- 
houding ;  —  zij  legde  hare  gelofte  af;  Die  was  dan  haar  ge- 
loof ,  in  het  eérfte  Boek  geteèkeud.  Het  tweede  bevat  hare 
LIEFDE,  hare  biijvende^rüefde,  tot  kinderen  en  overiedenen 
echtgenoot, en  haren  wbraehlrijd  tusfchen  die  aardfdie  liefde 
en  betgene  zi}  zich  zelve  nu  ten  onherroepeliJJ|ten  pligt  had 
gefield.  Het  derde  behelst  bare  hoop  ,  door  de  gélukklglle 
uitkomst  bevestigd.  Deze  hoop  was  intusfchen  minder  de 
hare,  dan  die  van  hart  vrienden,  die  eerder  dan  zij  wisten, 
dat  Graaf  ulRik  Hechts  gevangen  was,  en  die  het  weder- 
zien bewerkdelligden.  Met  weinig  moeite  werd  de  opheffing 
der  gelofte  verkregen;  en  wendeloarde's  geluk  ware 
beflendig  gebleven ,  zoo  qiet  haar  gemoed  yerontrast  wa^ 
door  eenen  ellendigen  geestelijke,  die  haar  aan  het  wettige' 
der  vernietiging  barer  gelofte  deed  twijfelen.  Zij  fticrf  te 
vroeg,  eu  in  bet  kraambed  van  eénën  zoon^  die  het  verlies ^ 
dat  de  Kerk  door  bet  terugtreden  der  moeder  geleden  had^ 
aan  dezelve  moest  vergoeden.  Wij  lazen  geheel  het  verbaal 
met  genoegen^  en  bet  gaf  ons  velerlei  aanleiding  tot  naden- 
ken over  bec  menfbbelijk  hart  en  den  invloed  van  ecbte  of 
vermeende  Godsdienrtiirheid.  De  voorrede  van  den  Schrijver, 
hoe  afgebroken,  en  bier  en  daar  donker  misfchfen  ook,  ge-» 
ttiigt  van  zyne  liefde  voor  vaderland,  dengd  en  GodsdienK, 
en  verdient  de  behartiging  van  ieder,  die  bec  goede  en  kwade 
Iran  den  lateren  leeftijd  opmerkt,  en  daarbij  niet  onverfcbillig 
is.  ^  In  deze  verbalen  is  bet  beeld  ontworpen  van  die  tij- 
^  den,  welke  ons  geheel  vreemd  zijn  geworden;  doch  zou-^ 
^  den  wij  ons  daarop  wei  veel  laten  voorilaan  7  Zoo  min  ala 
^  wij  lueer  kloosters  üichten,  en  lust  gevoelen,  om  de  ont- 
^  eerende  kluisters  desbijgeloofs  te  torfchen,  of  ons  gecïwee 
j9  te  buigen  onder  het  fmadelijk  juk  des  gewetensdwangs ; 
^  even  min  durven  wij  ons  wagen  op  de  woeste  paden  des 
^  ongeloofs,  en  in  de  vermetele  aanmatiging:  —  om  ons  zel^ 
^  ven  genoeg  te  zijn,  het  anker  wegwerpen^  dat  de  Voor- 
^  zienigbeid  ons  in  bet  Christendom,  tot  troost  in  tegen- 
j9  fpoed  zoowel ,  als  tot  een  beboedmiddel  tegen  trotscb- 
^  beid  en  euvelmoed  in  voorfpoed,  aanbiedt.**. —  Eenefraay^ 
plaat,  die  de  Gravin  voordek,  zoo  als  zlJ  naar  bec  klooster 
uekc,  verfier c  den  titel. 


j*  U.  VAN  0E&  PAttt  AAN  R*  MÜNtlffOn^  4^ 

♦ 

Antvfoord  vitn  j«  b.   van  der  pal^l  op^de  jianmerkingen 
van  den  Hooggeleerden  Heer  lu  m  ü  n  t  3  n  g  h  e  ,  geplaatst 
in  het  XVde  No.  der  Faderlahdfche  Letteroefipsnge» 
j,  X        voor  1819^ 

Het  doet  [mij  opregtelijk  leed,  den  Heere  MüNTiNpüE 
redeo,  en,  gelijk  ik  vreeze,  geede  geheel  ongegronde  reden, 
gegeven  te  hebben ,  om  zich  over  mij  te  beklagen*  Moest  ik 
bet  gefi^hrevene  en  gedrukte  aangaande  de  Inleiding  van 
scHULTENs  ifp  het  Book  van  Job  nog  fchqjven  of  druk-, 
ken  laten,  hec  zou  niet»  althans  niet  op  deze  wijs,  gefchie- 
den.  Doch  daar  dit^^  helaas!  onherroepelijk  is«  biyft  m^ 
niets  over,  dan  mij,  zoo  goed  mogelijk,  te  verdedigen,  en 
iilthans  alle  verdenking  van  m^  te  werêh,  dat  ik  den  Heer 
MUNTiNGHE.heb  wlUeu  grieven;  eenen  man,  ^lens  üitge^ 
breide  geleerdheid,  en  groote  verdienden  omtrent  allé  vai^ken 
van  Bybeliludie,  op  «geenen  te  hoogen  prijs  kunnen  gefcbac 
worden  y  en  in  wien  de  gaven  des  geestes  door  die  des  ge* 
moeds  en  des  karakters  ten  minfte  worden  geëvenaarde  Hi) 
hoore  m^ne  verdediging,  en,  hoe  die  uitvalle,  hy  blijve  het* 
gene  hij  was,  mijn  hooggefchatte  vriend! 

fiiyne  9^r handeling  over  den  aanleg  en  de  voortreffelijkheid 
van  het  Boek  Joh  is  met   veel   warmte  en  ijver  gefcbreven ; 
inzonderheid  dat  gedeelte  derzelve,   hetwelk  de  echtheid  en 
ondbeid  van  het  historisch  deel  diens  Bóeks  betreft,  wasr* 
omtrent  het  m^  tot  onuitfprekelijk  genoegen  verHrekt,  ook 
den    Heer   muntinghe   aan   mijne  zijde  te  hebben.     Ik 
wist,  welk  een*  zwerm  ik  hier  tegen  mij  had,  zoo  van  wel* 
meenende.onde,  als  vai)  moedwillige  nieuwe  Uitleggers;  wel« 
ke  laatde,  uit  de  jongheid  van  dit  gefchiedkundig  deel,  tot 
den  laten  oorfprong  van  het  geheele  Boek,  op  hunne  wijze, 
lïefluiten.    Maar  aan  die  alle  kreunde  ik  mij  minder.    Doch 
HENDRIK  ALBERT   scuüLTENs,  denman,  wiens  naam' 
ik  nfet  dan  met  diepen  eerbied  en  vurige  erkentenis  noemen 
kan,  onder  de  zoodanige    te  vinden,  die  de  oudheid  de^ge*- 
heelen  BoAs  meenden  niet  te  kunnen  handhaven,   zonder  de 
nieuwheid  der  eerfle  Hoofdftukken  (jtn  dus  ook  van  het  laat* 
ite)  Haande  te  houden,  dit  griefde  mij;  griefde  mij,  niet  zoo 
«eer  voor  's  mans  eer ,   die  noch  door  zulk  eene  bijzonder* 

held. 


^'  j«  ti.  ^Att  üKR  pXLffi  Aan  h.  munI'Ing'iie; 

heiJ,  noch  door  iemands  oordeel  kon  beneveld  worden;  inaaif^ 
hec  griefde  mij  voor  mij  zêhen^dit  in  mijn  gevoelen  over  die 
punt  de  eer  des  ganfchen  Boêks  begrepen  achtte*  Daar  i^ 
mij  dui  niet  herinnerde,  gedurende  mQne  (ludiejareri.  Van 
1778  tot  1784,  scHtTLTENs  dit  gevoelen  te  hebben  hoo* 
jen  uiten,  althans  niet  in  dien  tijd,  toen  ik  hem  dagel^ksge- 
meenzaam  zag;  en  daar  het  mij  uit  d\t  Inleiding  ontwUfel-^ 
baar  ttleèk,  dar  sciiuLtens,  toen  &()  Het  eerst  dezelve 
opftelde ,  het  werk  van  herder  over  de  Hebreeuwfche  Poê-- 
dij  liiet  kende;  vermits  het  onmogelijk  was,  dac  hij,  dit  ken* 
nende,  van.LotVTH  al/een  zou  gefpróken  hebben,  als  dien, 
die  de  Hebreeuwfche  dichtkunst  in  faèt  liéht  heeft  gefteld.; 
zöo  was  mij  het  denkbeeld  ^VelkoIn ,  dat  dit  een  arbeid  vanr 
schÜltëns  vroege  jeugd  was,  dien  6ij  nimmer  aan  hec 
publiek  zou  gegeven  hebben;  hoewel  dit  oude  Dictatüm^ 
inet  zijnen  lateren  arbeid  over  Job ,  in  hetzelfde  loket  had 
kunnen  gevonden  worden.  Wanneer  zulk  ;eene  gedachte  een^ 
post  heeft  gevat,  en  ons  uit  eene  opkomende  belemmering^ 
redt,  wordt  zy  ligt  voor  onbetwistelijk  gehouden;  en  ziec! 
daar  mijn  geval! 

Alaar  waaroni  dan  die  Inleiding  niet  teruggehouden?  IkzoiC 
dit  misfchlen  gedaan  hebben;  maar  behoefde  de  Heer  mun* 
TiNGiiB  het  te  doen,  die  zelf  destijds,  op  voeifpoor  vanf 
ii.  SC  HUL  TEN  8,  den  Grootvader  des  laatden,  aan  de  echt- 
heid der  betwiste  Hoofdftukkén  twijfelde?  Voorzeker  neen  f 
Wat  de  Heer  munting^iib  in  1818  zou  gedaan  hebben » 
ionit  hier  niet  te  pas;  maar  wat  hij  deed  in  1794.  En  bo* 
vendicn  heb  ik  het  altijd  daarvoor  gehouden,  dat  hij  niet  ^^- 
heel  vrij  was  in  het  al  of  niet  plaatfen  der  hem  toegèzonderié 
,  üukken,  of  gebruik  maken  van  dezelve. 

pit  geef  ik  den  Hooggeleerderf  Heere  muntinghe  alj 
inljne  verdediging:  wat  daaraan  ontbreekt,  zal  de  vriendelijke 
toegevendheid  óiQ%  waa^digen  mans,'  becef  dan  iemand  anders^ 
iunvülleb. 

,  ]•  Ht  VAN  DER   PALMr 


Hierboven,  bl.  3,  laatöe  reg.,  ftaat  y/;/,  lees  vief* 


.  BOEKBESCHOU^f'ING. 

»   -         ■         ■■»  ■    II    I  ■  ■  ■  lil    II  ■       i  ■  ■  ■  .    ■  ■  '■'  -^ 

Nieuwe  Verhénitüngen  yan  het  GenoetfcAap.  ter  ver^ 
dediging  9an  deh  iSiristeüjien  Godsdienst  tegen  de$^ 
zelfs  hedendaagfch&  liefirijders.  Foor  den  jare  \%i6é 
IL  In  den  Haag^    bij  de  Erve  J.  Thierrij  en  C* 

•    Menflng  en  Zoon*    In  gr.  Svo.  ƒ  3* J • : 


n 


4t  Deel  behelst  een  antwoord  van  den  EerMr#.  Sfit*» 
^£|nrb'ich  over  de  Prijsvrage  nopens  ,,  de  krtcjit 
j^  van  het  bewijs  voor  de  waarheid  e&  Goddelijkheid 
),  des  Ghristeudoms  uk  destelfs  voortplanting  in  ^de 
,^  eerde  eeuwen  en  inftandhouding  tot  oüztn  t^d  .tqe  ^ 
)»  met  wederlegging  der  nieuwfte  tegenwerpingen  vaA 
),  ciBBOif  ed  anderen."  Lezers  van  ons  vofig^  ver^ 
llag  herinneren  zich  gewis  den  naam  van  dezen  Saifl^ 
fcheh  Lêeraar ,  wien  het  alzoo  gebeuren  mogt  9  ii\  eene 
en  dezelfde  Vergadering  des  Genootfchaps  ^  dubbelen 
lof  te  behalen ,  t}oor  zijnen  reeds  vermelden  letterjirbeid 
met  zilver ,  dezen »  dié  voor  ons  ligt  ^  met  goud  be- 
kroond te  zvoii 

*■  Zijn  ftuky  oórrprorikélijk  iir  het  Latgn  gefcbreveuy 
terfchijnt  in  het  licht,  door  eene  kundige  hand   niei^ 
flechtf  vertaald ,  maar   bovendien  verrijkt  met   eenea 
fchat  van  Aanfeekeningen ^  die,  onzes  oordeels 9  «niea 
weinig  de  waarde  v^hoogen  dezer  Verhandeling*  Wana 
doorgaans  Aésxxk  zg  tot  naderen  aandrang ,  of  toelieh«i 
ting  en  uitbreiding^  v^i^  hetgese.door  den  Eerw.  SBir* 
TENREicH  beweerd  en.  betoogd  wordt;    ook  wel 
geven  zg  blqk  van  teregtwljzing  en  befcheidene  verbe-^ 
tering  van  deszeifs  misflagen;  en  overal  getuigen  Z9 
eene  belezenheid' van  onzen  onbekenden  Landgenpot  4 
welke  met  die  van  den  vennaarden  Duitfcher  mag*  ver*- 
geleken  wordeUé    Ond  beftek  verbiedt  ons  meer  te  zeg« 
gen ,  of  eenig  bewijs  aan  te  voereo  tot  ftaving  van  den 
BOMBESGU.  iSao.  NO.  a»  .    D  lof 


40  NIEUWE  VBRHANDELINÖEN 

Iqf  dfiS  Vertalers;  daar  wij  ons  haasten   moeten    tot  ' 
cenige  opgave  wegens  den  inhoud  der  Prijsyerhande-  , 
ling ,  van  welke  een  kundig  oog ,  bij  het  nagaan  der 
Vrage»  daarin  beantwoord,  gemakkeigk  doorziet,  dat 
.2Q  eenen  grooten  omvang  en  tyerfcbeidenheid  *van  ftoSe 
bevatten  moet.    Zeer  gepast   opent  zij   dus    met  een 
overzigt  van  het  wijde  veld  der  geheele  gerchiedenis  van 
hpt  Christendom;  en  behelst  het  Ifte  Hoofdlluk  eene 
beknopte  fchets  vap  deszelfs  oorfprong  en  voortgang, 
in    een    vijftal  onderdeelen   behoorlijk  onderfcheiden. 
Daarna  treedt  de  Schrijver ,  in  het  Ilde  en  uitvoeriger 
Hoofdlluk,  toe,  ter  wegneming  der  tegenwerpingen 
en^ twijfelingen ,  door  gibboN'  en  anderen  geopperd 
tegen  het  bewijs ,  dat  Christenen  bouwen  op.  den  fnel- 
len  opgang  en  duurzame  inftandhouding  van  'sHeilands 
Baam  en  kerk  gp  aarde.    Met  genoegen  lazen  wij  hier 
de 'wederlegging  van  óibbon,  die,  met  terzijdeftel- 
ling  van  de  kracht  der  waarheid  van  Jezus  leere,  en 
Gods  Wonderdadige  medewerking  in  de  eerde  eeuw  ha- 
ter ftlcbting  voorbijziende ,  als  Wgsgeer  en  Gerchied- 
kundige,  een  vijftal  andere  en  t)»tedc  oorzaken   aan* 
Toert,  en  ook  gisnoegzaam  keurt,   ter  oplosfing  van 
die  hoogte  en  uitgebreidheid,  waartoe  in  weinig  jaren , 
of  bij  het  verval  van  het  Romeinfche  Keizerrijk ,  het 
Christendom  verheven  werd.    W^sfelijk  ontkent  s  e  l- 
TENREiCH  de  begunftiging  dier  oorzaken  niet ,  door 
oiBTYON  opgegeven;  dan  tocfnt  hij  omtrent  elke  der« 
zelve  aan ,  hoe  er  wezenlijk  meer  vereischt  werd ,  dan 
deze ,'  om  den  naam  des  Gekruisten  te  doen  zegevieren 
over  eene  wereld ,  vijandig  tegen  deszelfs  zedeleer,  en  zich 
ergerende  aan  dien  Mesfias  en  zijnen    gebaten  even« 
zeer  als  miskenden ^lanhang.    Anderen,  als  puerst» 
de  Schrijver  van  het  tasterfchrift ,  Ie  Cbrluianisme   dó- 
voile  ^  deze   en   gene  Duitfche   Neologen^    waaronder 
ook ,  naar  bet  oordeel  vooral  des  Vertalers ,  de  Hoog^) 
leeraar  henkb  te  rangfchikken  is,  tastten  meer  on^ 
befchaamd   en    ftoutelijk   onzen  Godsdienst  aan^  bet 
fpoor  van  g  i  b  b  o  19  wei  volgende  >  maat  tien  eenemale 

vreepd 


VAN  HET  HAAGdCU  GBNOOtSQRAF.       K^f 

vreemd  van  die  zedigheid  en  beicbeidenheid»  waarmede 
de  fchrandere  Brif  bij  herhaling  betuigd  be^f(,  niei  al^ 
Godgeleerde »  maar  als  GefcHedfchrijvcr  ^  den  yoortgan^ 
des  Cbristenddms  na  te  vor&ben.    Deze  alzoo  worden 
wegens   haUne  vermetdbeid  9  beidQ  van  Schrijver  en 
Vertaler,  met  fcherperfe  pen  wederlégd  èn  tot  itilzwij* 
gen  gebragt ,  zoo  aan  het  einde  van  het  Ilde ,  als  pp 
menige  piaatsi  van  het  lilde  Hoofdduk,  waar  hij  niet 
miafi^n  )^on  i  ben  b'^  herhiiUng  te  ontmoeten  op  zijneü 
weg.    Aldaar.,  namelijk ^  ontwikkelt  ssLTENnLEicu 
ttti  in  het  M*eede:  eerst,  hoedanig  het  pl^ó.  des  Heer» 
ren  geweest  zij ,  j&ti ,  wie  zi^h  Jezus  betoond  heeft  ^e 
zijn ,  in  het  ilichten  van  opzen  Godsdienst ;  daarna  ont- 
vouwt hij  den  aard  en  de  fttekking  der  Evangelieleer  ; 
vervcflgen^  bewerkt  en  ontwikkelt  hg  de  middelen ,  vvaar* 
door  de  Voorzienigheid  zoowel  de  voorbereiding  door 
de  Profeten»  als  de  voortplanting  van  het  Christen- 
dom  beid9  vóór  en  na  de  tyden  van  KorrsTANTijN^ 
had  begijn (ligd; alsmede,  boe  tiod  in  de  t^en  des  ver* 
vals  de.  kef k  in  ftand  gehouden ,  en  later  het  geweld  der 
Hieraréhi)  geknakt  heeft  bij  de  Hervorming.    Eindelijk 
toeft  hg  den  Lezer  bij  bet  aangelegen  püfit  vaq  onder* 
fcheidene  beilzanyè  uitwerkfel^n ,  vroeger  en  later  door 
het  Christendom ,  met  name  fqd/ert  de  Heryorming ,  der 
gereld  aangebragt ;  doende  hiarbij  inzonderheid  den  las« 
ter  uitkomen,  dpor  g^fsegde  onbefcbaamde  Schrijvers 
den  Godsdienst  van  J^Hid  «gqgewreven »  w^ker  taal  ^ 
Jndi^n  zij  eenige  waar^c^id  behdze ,  hard  vpor  de  Chris* 
tenkerk,  Mt  ^«deelte.  derzelfe  alleenlijk  treft ,  welk  no^ 
gelegen  ligt  «nd^  depi  Panf<$|ijken  zetql  en  het  gzeTed 
juk  vaa  domheid  en  bijgdQOf* 

Ziet.^lir,  Y;99r  zötfveei  ops  beflek  gehetigt,  eenig^ 
fchoon  oppervlakkig ,  overzigt  van  deze  hoogstbelan^^ 
rijke  Prijsverhandeling.  Naar  de  uitgebreidheid  van  het 
tijdvak,  en. het  onderfcbeid  v^  middelen;  waardoor  de 
Voorz^eiügheid  het  Chjffi^tendom  éérst  vestigde  9  uit-» 
Midd^  nn  in  groptheid  verhief »  daarna  idy^odchietd  ^ 
Dndankfi  at|e  list  e»  gj&wld  yan  het  rgk  der  dm^ti^rais  ^ 

Da  had 


%a  NfEüWE  V&tlHANl>BLlNGEN 

had  het  voorzéker  moeite  in,  de  verlangde  bewijzen 
Vóór  de  waarheid  'en  Goddelgkheid  van  Jezus  leere  en 
zending  in  een  geregeld  betoog  te  vatten ,  en  boven* 
dien  de  menigerlei  tegenbedenkingefi  des  Ongeloofs  uit 
den  weg  te  ruimen^  Men  befcbuldige  des  onzen  Schrij- 
ver niet  voorbarig,  wanneer  tnen  bij  hem  in  het  betoo- 
gend  deel  herhaald  vindt ,  wat  bevorens  bij  de  weder- 
legging van  GiBB  ON  en  anderen  voor' het  minst  werd 
aangeroerd.  Immers  de  Vraag  des  Genooirchap^,  vatt 
zoo  wijden  omvang  en  verfchillende  ftrekking,  was, 
onzes  inziens ,  bezwaarlijk  te  beantwoorden,  zondet 
in  dezen  min  of  meer  te  (Iruikelen.  Dan ,  het  mishaagd 
de  ons ,  in  dit  verdedigrchrift  van  Jezus  Godsdienst , 
by  herhaling  plaatfen  te  ontmoeten,  waar  dé  Eerw. 
Schrijver ,  buiten  ftaat  om  geheel  het  Christendom  te» 
gen  de  lastertaal  van  het  fchaamteloos  Ongeloof  tever^^ 
dedigen,  alteen  de  Hervormden  kon  vrijpleiten,  maar 
de  regtmatigheid  derbefchuldigingtenaanzienderRoom- 
fche  Kerk  erkennen  moest ,  en  haar  alzoo  die  fmet  aan^ 
wrijven ,  waarvan  hg  de  Protestanten  zuivert,  Nifet  dat 
wij  in  de  zaak  zelve  van  s£1.tbnrbich  zoozeer 
verfchillen ,  of  in  zijne  uitdrukkingen  zoo  veel  berispe- 
lijks  vonden;maar  onwillekeurig  rees  telkens  het  denkbeeld 
bij  ons  bp,  dat  zoodanige,  hoe  befcheidene,  verdedi* 
ging  van  eigen'  aanhang,  ten  koste  van  het  oudfte  eii 
talrijkfte  Genootfchap  der  kerke ,  welk  de  Vowzienig* 
heid  alsnog  in  ftand  houdt ,  ten  aanzien  van  liet  CAr/V* 
tendom ,  of  het  geheek  ligchaam  der  Gemeente  des  Hee* 
ren ,  weinig  klem  heeft ;  dat  Vijanden  der  leere  daarover 
juichen  mogen ,  als  zij  den  Christen  met  nedergeflagenen 
hoofde  over  zijne  Geloofsgenooten  zien  fchaanirooi 
worden,  of  met  andere  woorden  in  deze  XIXde  eeuw 

.  lezen : 

Puda 

Hoc  dici  fotuisfó ,  et  'non  fotuisfc  rrf^lü* 
En  wij  huiverden  bovendien  vanvreêze,  of  niet  de 
verwQderiil^tusrchcn  Ilbomf<Aen  en  Onrootufchen ,  en 
hun  we^zijdfche  aandoof,-  Mflgewakkerd  mogte  wor« 

den 


VAN  HET  ll[M09CH  aENOOTSCHAP.  49 

den  door  zulk  eene  aankfaigte,  en  vr^Tpraak  tevens  van 
dgea'  aanhang. — Dan  »  mogelijk  vraagt  m^ :  boe  zulks 
te  mijden ,  en  tevens  de  waarheid  niet  te  krenken  ?  Wij 
verbeelden  on$ ,  dat  eene  andere  orde  in  de  Verbande* 
ling  daartoe  had  kunqen  leiden ,  en  Itellen  dezelve  hier- 
nevens, onze  gedachte  aan  deskundigen  ter  toetüng 
aanbevelende. 

£erst  hadden  wij  eene  voordragt  in  bet  algemeen  ver<^ 
langd  van  de  weldaden,  door  den  invloed  der  Ëvange* 
lieleer,  of  de  belijdenis,  van  Jezus,  der.  wereld  i>  ^^^ 
.  algemeen  aangebragt.  Daarna  mogten  die  voordeelen 
volgen ,  die  meer  bijzonder  uit  de  denkwijze  en  de  kerke- 
orde, federt  de  Hervorming  bij  de  Protestanten  aange* 
nomen,  hunnen  oorfprong  ontleenen,  zonder  vermeb 
ding  van  het  kwaad,  welk  nog  te  dezen  iu  hetJPaus- 
dom  is  overgebleven.  Eindelijk  zou,  dus  vertrouwen 
wij,  de  geheele  verdediging  van  het  (Christendom  mee 
nadruk  worden  aangedrongen  door  het  bewijs,  ten 
flotte^,  van  den  langzamen,  maar  wisren  gang,  waar* 
mede  de  kerk  zich  zuivert  van  de  onkunde  en  verbas- 
tering, welke  den  luister  en  de  gezegende  ui twerkfelen 
des  Evangelies  benevelen  moest,  en  ook  belet  heeft, 
gedurende  den  loop  van  den  nacht  der  middeleeuwen. 

Behalve  deze  onze  bedenkingen  tegen  den  vorm  der  * 
Prljsverband.eling ,  willen  wij  nog  eenige  minder  alge*  / 
meene  aanmerkingen  onder  deze  bladzijde  plaatficn ,  (*)' 
'  en  nemen  thans  een  minzaam  afi'cheid  van  den  Sakfi-- 
fcAenhttfüzv  f  aan  z^n  werk  gaarne  den  welv,erdienden 
rang  toekennende  onder  de  fchriften  tot  verdediging 
van  het  Christendom. 

Be 

(*)  Alhoewel  wij  doorgaans  in  deze  Prijsverliandelingeene 
zeer  redelijke  Proces tancfche  denkwijze  aantroffen  ,  mee 
welke  wij  vertrouwen,  dat,  over  bet  geheel,  zelfdenken- 
de CHirfstenen  zullen  ;in(lemtnetf ,  hebben  wij  echter  op' 
deze  en  gene  plaatfen,  waar  sbltenrbic^  van  Christus 
en  diens  Goddelijke  Nature  fpreekt,  in  toepa$fing  op  hec 
werk  der  Verloafing ,  (bU  152,  165  en  182)  dea  Godgeleer* 

D  3  de, 

/ 


5^  h  I"  ^W^T-t^ 


De  Go4sdiènstkcf  *yah  den  Bijbel  uit  het  ftandpunt 
van  onze  geestelijke  behoeften  befchouwd;  door  j.  l. 
ËWALD.  Ilde  en  laat  ft  e  Deel.  Te  Dordrecht^  bij 
Blusfé  .en  van  Brtanj.  |8x8»  In  gr.  Zvo.  Vilt  en 
375  BU  f  2  •18-: 

V  tn  het  eerde  Deel  dezes  werl^s  een  kort  verflag  ge« 
yende,  hebben  wij  hetzelve,  over  het  algemeen,  zeer 

aan- 

de»  aan  z^jn  flelfel  gehecht,  meer  ^ien  doordralen,  dan  wjj 
oorbaar  keuren  in  een  gefchrifc  cegeu  hec  Ongeloof.  De  Kerk« 
gefchiedenfs  coch  heeft  geleerd ,  dac  de  twisten  over  dïepè 
V erhor genheden  y  tnsfchen  de  kerk  en  ketters  van  verfchillende 
namen,  weleer  mahomed  begunftigd  hebben.  Niemand  daar- 
om verbeelde  zich,  den  Wijsgeer  onzer  Eeuwe  ooit  te  zul* 
len  overreden ,  ten  zQ  de  Openbaring  hem  voorgefleld  worde 
als  een  helder  licht  of  woord ^  toe  verftandigen  gefproken»  di^ 
deszelfs  kracht  en  waarheid  erkennen  zullen,  met  onzydig« 
beid  oordeelende. 

«  Ook  18  het,  onzes  inziens,  vergezocht,  dat  de  Berw^ 
Schrijver  (op  bl.  172")  aandringt,  ^  als  ware  de  Christeiyke 
,,  Doop  door  den  Heere  ingefteld  io  piaatfe  der  Befnijdenis,*^ 
'  en  (gelijk  hij  op  bl,  261  beweert)  ^  die  kerkplegcigheid  een 
99  g' -egenJ  middel  geweest  tegen  het  te  vondeling  leggen 
^  der  kinderen,  ouder  de  Heidenen  in  zwang.**  Maar  omtrent 
het  eerjie  heeft  hem  aireede,  in  noot  ^,  de  kundige  vader« 
landfche  Vertaler  teruggewezen  tot  den  Doop  der  Profeijten , 
waaruit  die  van  Joannes  beide  en  Christus  fchijnt  ont- 
leend te  zijn.  Met  dezen  althans  Hemmen  de  voorwer' 
pen  en  het  doel  der  heilige  bediening  overeen ,  die  beide 
daarentegen  niets  gemeen  hebben  met  dat  uitwendige  blijvend 
teeken  e  waardoor  de  Israëliet  ten  achttien  dage  onderfcheiden 
werd,  als  behoorende  tot  Abrahams  Nagejlacht.  En  omtrent 
het  andere  willen  wij  niet  betwisten,  of  de  zwakheid  en  bij« 
geloovigheid  der  Christenen  van  de  derde  en  latere  eenwen 
door  kinderdoopen  eenig  goed  gefticht  hebbe  ter  afTchaffing 
van  het  te  vondeling  leggen*  Maar»  zoo  ja,  dan  diende  die 
uitdrukkelijk  coegefchreven ,  minder  aan  de  gewijj^  plegtig« 

beid , 


/ 


BE  GODSDIENSTLEER  VAN  DEN  BIJBEL.  51 

Aangeprezen ;  en  het  tweede  Deel  komt  ons  nog  ruim 
200  aanprijzens waardig  voor.    Trouwens  het  handelt 
over  het  voor  den  Christen  belangrijkde  gedeelte  des 
Bijbels  ;  en  geeft  tevens  een  overzigt  over  deszelfs  ge^ 
heele  leer  zoowel ,  ^\s  over  de  gronden  van  de  G6dde« 
•  Igkhefd  der  openbaringen ,  in  denzelven  vervat.  De  on* 
^idelijkheid ,  uit  eene  afgetrokkene  en  wijsgeerige  voor« 
dragt  ontfproten ,  en  op  eenige  plaatfen  van  het  eerde 
Dee)  voorkomende, zal  men  in  dktweedeDeèl  nietaan- 
treffen ,  en  ook  door  minder  drukfouten  gehinderd  wor* 
den ;  fchoon  er ,  behalve  de  opgeteekende ,  nog  wel  en«* 
kele  hier  en  daar  zijn  overgebleven :  b.  v.  bl.  5.  reg.  7, 
V.  o.  flaat  Matth.  IX:  11 ,  in  plaats  van  Matth.  IV:  ii. 
Dit  tweede,  dan,  en  door  deszelfs  inhoud  gewigtig- 
fle  Deel  handelt  over  den  perfoon  van  Jezus ,  —  over 
den  geest  zijner  daden,  —  over  zijne  leer,  — over  zijne 
lotgevallen ,  als  gevolgen  zijner  leer  en  daden  befchouwd, 
—  over  de  voorbereiding  der.Apostelen  tot  hun  leeraars» 
ambt  en  hunne  leer,  -».  ov^r  de  openbaringen  van  den 

held,  door  Jezus  aan  de  belijdenis  des  geloofs  in  Hem  vcr« 
bonden,  dan  wel  aan  reeds  gedachte  verbasceriog  dier  tijden* 
En  dewijl  nu}  de  Overheid  tegen  die  grove  en  onnacinirlijke 
misdfid  van  Ouders  genoeg  vermag  te  waken ,  vicijen  wij  « 
ons,  dac  eerlang  de  kerk  tnoge  terugkeeren  tot  het  gehoor- 
zamen van  óes  Heeren  last ,  „  om  zfjne  leerlingen  te  doo- 
„  pen ,  **  na    de  geerenen  in  haren  fchoot  4aartoe  te  hebben 

opgekweekt.  | 

Zacht  genoeg  ,    alverder,  waren,  voor  ons  gevoel  over  de 
mishandeling,    door    kalvijn    servetus  aangedaan,   de 
uitdrukkingen   des  Schrijvers   op   bi.  25S;  en   de  naam  vsn 
NAPOLEON  BuoNAPARTE,  als  h^rfteller- van  het  Katholi- 
cisme in  Frankrijk^  (bK  207") herinnerde  ors  onwillekeurig  aan 
zijne  (laatkundlge  rol ,  weinig  vroeger  in  £^jfp/^  gefpeeld ,  wan* 
neer  hij  zich  vertoonde  ais  voor(^ander  van  den  Profeet  ma- 
noMED.   Voorwaar,  den  Dwingeland  hier  in  éénen  adem  ge- 
noemd te   vinden,  na  de  lldatkuhdfgc  bemoeijingen  vnn  Kei- 
zér  jdZEP  It  ten  behoeve  van  ded  Godsdienst',  i$  onteerend 
voor  de  nagedaehtènis  van  deeen.     - 

D4 


5?  J?  !••  fiWALl> 

Bijbel,  ftls  berekend  naar  de  geestelgke  behoeften  d^ 
jncnschheid ,  —  oyer  de  bewijzen  vopr  de  waarheid  der 
ppenbaringen  vjn  den  Bijbel ,  —  en ,  eindelijk ,  over  de 
.  tegenwerpingen  tegen  de  leer  des  Bijbels  'm  het  alge* 
meen,  en  over  het  bew^  uit  eigene  ondervinding. 
Achter  iedere  dpzer  afdeelingen  volgen,  meestal,  aan« 
jnerkingep,  even  als  in  het  vorige  Deel.  Voorts  heeft 
de  Eerw.  Vertaler  eenigp  aanmerkingen  onder  den  tekst 
yan  EWALD  gevopgd,waar  hij  ^ulk^  eenigeriaate  noo, 
4ig  oordeelde. 

In  de  behandeling  der  zoo  even  aangeduide  onder- 
werpen ,* volgt  bwai.d  weder  zijnen  eigepen  weg. 
Men  ziet  er  overal  in  den  zelfdenkenden  en  waarheidzoe- 
kenden  man,  die,  ziph  dopr  het  voorbeeld  der  nieu- 
wigheidzoekers  onder  zijnp  landgenooten  niet  latende 
wegliepen ,  den  Bijbel  als  een  waarlijk  Goddelijk  boek 
eerbiedigt, en  de  buitengewone  tusfchenkomstderGod- 
UiJ  op  epne  befcheidene  en  verftandige  wijze  tegen  de 
xiieiuver^yetfche  uitvlugten  handhaaft.  IJg  verwerpt 
dcnialve  de  mythifche  verklaring  van  Engelenverfchij- 
iiirj.:n,  a  verdedigt  de  voor  velen,  in  onze  dagen, 
aanitootelijke  leer  van  booze  geesten.  Met  groot  ge- 
noegen zagen  wij ,  hoe  hij  de  bewijzen  voor  de  waar- 
l]eid  der  Goddelijke  openbaringen,  in  den  ligbel  vervat, 
wikt  en  weegt,  en,  bijzonder^  het  bewijs,  ^it  de  won- 
deren van  Jezus  en  de  Apostelen  ontleend,  op  de  ducl> 
tigfte  gronden  (laaft:  dit  gedeelte  is,  ?oq  als  het  ons 
voorkomt,  meesterlijk,  en  overeenkomllig  de  behoefteq 
van  onzen  tijd ,  behandeld ,  en  de  gefcbiedkundige  waar- 
heid der  wonderen ,  waarop  het ,  in  onze  dagen ,  voor^ 
al  aankomt ,  wordt  daarin  zeer  overtuigend  aangetoond , 
zoodat  een  onbevooroordeeld  lezer  het  gedrongen  e  en 
bet  nietige  der  pogingen  kan'  gevoelen ,  waarmede  men 
al  het  wonderbare  en  bovennatuurlijke  op  eene  natuur- 
lijke wij^e  zoekt  weg  te  verklarq[i.  Zeer  gepast  en  be- 
langrijk  zijn  ook  e  w  alp 's  aanmerkingen  over  de  te- 
genwerpingen tegen  den  Pijbel  en  deszelfs  leer,  waar- 
eWtF?ö?  >yij  0us  vergenoegen,  mqt  ^en  enkel  yvopr^, 

de- 


DB  GODSBIBJFISTLEBIL  VAN  DBN  BIJBEL.  53 

daze  twee  aumerkingen  op  to_  geven,  £r  is  geene 
zaak  in  de  wereld  zop  ze(cer ,  tegen,  welke  men  geene 
tegenwerpingen  kan  maken  y  die  moeijelijk  te  wederleg* 
,  gen  zijn«  En :  Bij  tegenwerpingen  tegen  zekere  leerlluk- 
ken  van  den  B^bel  vrage  men  zich :  zoude  men  niet 
dezelfde  tegenwerpingen  tegeq  de^  zoogenaamden  Na*> 
tnurlijken  Godsdienst ,  of  tegen  de  regeringswijze  van 
God  kunnpn  maken »  die  ons  de  Gefchiedenis  toont ,  of 
die  wij  vQor  oogen  zien? 

.  Wij  bevelen  dit  werk  ten  (lerkfte ,  -  vooral  den  Leer* 
aren  van  den  Godsdienst ,  aan.  Schoon. zij  hier  en  daar, 
in  de  bijzondere  gevoelens  van  bwald»  nog  ^l  iets 
vinden  zullen 9  dat  hun  minder  aanllaat,  zoo-als  wij, 
voor  ons 9  gevonden  hebben,  zullen  zij  echter,  gelijk 
wij  vertrouwen ,  ze#r  veel  in  het  werk ,  even  als  wij , 
viiulpn,  dat  een  gezond  en  geen  alledaagsch  voedfel 
oplevert  voor  verftand  en  hart.  «•  Wij  beQuiten  met 
den  wensch,  dat  een  gunftig  vertier  den  kundigen  Uit- 
gever, den  £erw.  o.  c«  spaan,  aanfpore,  om, 
200  als  hij,  onder  deze  billyke  voorwaarde,  eenigzins 
in  zijn  voorberigt  belooft ,  een  aanhangfel  in  het  licht 
te  geven ,  behelzende  eenige  ophelderingen  van  niet 
algemeen 'verftaanbare  uitdrukkingen,  als  ook  beant* 
n^oordrngen  van  tegenwerpingen ,  welke  in  de  Duitfche 
]}oekbeoordeelingen  tegen  die  werk  zijn  ingebragt. 
Door  beide  gelooven  wij ,  dat  dit  werk  meer  volledig*» 
beid  zal  bekomen. 


^s.' 


Leer  hek  der  ChrUttUjkt  Kcrkgefchiedcrns  ^  ten  gebruikó 
*  bij  Voorlezingen ,  door  w.  m  ü  n  s  c  h  £  r  ,  in  leven 
-  Conti ftoriaalraad  y  Doctor  en  ^rofesfor  der  Godge* 
leerdheid  te  Marhurg»  Naar  de  tweede  verbeterde 
uitgave ,  bezorgd •  door  l.  wachLbr,  Doctor  en 
Profesjor  der  Gefchiedkunde  te  Breslauj  uit  het 
JJoogduitsch  'hertaald.  Met  eene  Voorrede .  van  j. 
CLARISse,  Doctor  en  Profesfor  der  Godgeleerd*' 

D  5  heid 


14  W*    MÜNSCBER 

hdd  te  Leydcn.    Tó  Afnfltrdam ,  hij  J.  van  der  Hey, 
1818.    In  g^r.  %yOn  In  alks  512  -B/.  ƒ  4-io*:     * 

JLIe  Voorrede   van   den   Hoogleeraar    clarisse^ 
waarvan  de  titel  gewaagt ,  onderrigt  ons ,  dat  zijn  H. 
EerWé   de  vertaling  en  uitgaaf  van  dit  boek  heeft  be-» 
vorderd,     en  behelst   deszelfs   lof^    inzonderheid    als 
Leerboek ,  ten   gebruike    bij    Voorlezingen  ,    waartoe 
zijn  £d.  het ,   boven  andere ,«  zoo  zeer  fchat ,  dat  hl} 
verklaart,  dat,  iifdien  hij  de  Kerkeli^e  Gefchiedenis  te 
onderwijzen  had,  hetzelve  daarbij  zijn  handboek    zijn 
zoude.  Zijn  Ed.  draagt  hV  echter  voor ,  als  niet  flecht$ 
gefchikt  voor  Studtnten^  maar  ook  voor  alh  Christen* 
belijders ,     hetzij    Roomschgezinden    of    Protestanten , 
om ,  met  weinig '  moeite ,  een  pverzigt  van  de  gehcele 
«Gefchiedenis,  en  een  kort,   aaneengefchakeld  en  gere« 
geld  denkbeeld  van  het  gene  in  dezelve  wetenswaardigst 
js,  te  verkriïgen.  Na  zulkeene  aanprijzing  van  zuJkeenen 
man  mag  zich  het  publiek  wel  verzekerd  houden ,  dat 
het  hier  iets  voortreffelijks  ontvangt.    Wij  kunnen  die 
bearoeii ,  en  fcbatten  dit  boek  mede  zeer  hoog.    Even-; 
wel  een,  tot  het  aangewezen  einde, voor  alle  Christen* 
belijders  gefchikt  boek  is  het ,  naar  ons  oordeel ,  niet^ 
Hooren  wij,  welke  de  eerde  regel  zij,  naar  welken  de 
oorfpronkelyke  Schrijver  zelf  ons,  in  5(^*f}^  Voorrede » 
nieklt ,  het  opgefteld  te  hebben.    Hij  is  deze :  ,,  Een 
„  Leerboek  is  berekend  tot  het  gebruik  bij  Voorlezing 
„  gen.    Het  moet  belangftelling  voor  de  Kerkelijke  Ge* 
^  fchiedenis  gaande  maken,   en  den   toehoorderen  tót 
^  beter  gebruik  van  de  voorlezingen  dienen.    Hel  moet 
„dus  de  leergierigheid  opwekken,  maar  niet  bevredi- 
^  gén ;    hét   moét  tot  de  mondelljk^  voordragt  voor- 
^  bereiden,  en  helpen^  om  zich  deze  weder  te  binnen 
y^  te  brengen  en  vast  te  houden ,  maar  die  in  het  ge- 
^  heel  niet  onontbeerlyk  (lees  ontbeerlijk)  maken.  Een 
„  boek  tot  onderrigting  van  zich  zei  ven  moet  dus  van 
„  een  leerboek  ten  dienfte  van  voorlezingen  in  de^zelfs 
„  geheele  inrigting  < onderfcheideh    zijn,    en  die  eén 

^  bruik* 


LBIRBOBK  DER  CH&lSTBUJKE  KERITGESCHIEDENIS.  5^ 

^  bruiücbaar  leerboek  leveren  wil ,  moet  van  de  gedach« 
^  te,  tegelijk  een  leesboek  daarvan  te  maken,  afftanéf 
^  doen  9  wijl  beide  deze  bedoelingen  te  ongelijkfoortig 
^  zijn ,  en  te  veel  tégen  elkander  overdaan ,  dan  dat 
y^  men,  door  één  en  hetzelfde  gerchfift,  beide  tege« 
,,  lijk  kan  hopen  te  bereiken/'  Hieruit  blijkt ,  dat  de 
Schrijver  zelf  van  dit  boek  het  niet  alleen  niet 
tot  een  boek  tot  onderrigting  van  ziéh  zelven ,  of  tot 
een  leerboek  voor  ^lU  Christenbelijders,  bellemde^ 
maar  zelfs  verklaarde ,  dat  het^daartoe  niet  dienen  kon. 
Wij  moeten  daaraan  ons  zegel  hangen.  Het  is  voor 
zulken,  die  in  de  KérkgefchiedeniS' vreemdelingen  zijn^ 
en  er  geene  Voorlezingen  over  hooren  kunnen,  on« 
genoegzaam,  om  een  duidelijk  begrip  van  zaken  te 
verkrijgen.  — *  Men  zegge  niet :  zij  kunnen ,  tot  ophel* 
dering  en  uitbreiding,  de  Schrijvers,  welke  in  me* 
nigce  aangehaald  worden,  raadplegen  en  lezen,  isn'al* 
zoo  zich  zelve  ondefrigten :  want  dat  kunnen  flechts 
by  verre  de  mmfte  der  Cbristenbelijderen ,  —  dat 
kunnen  alleen  zij ,  die  niet  (leclits  de  Gefchiedenis  Ie* 
zen,  maar  ze  ook  beftuderen  willen,  -<-*-  ja  zelfs  deze 
flecbts  voor  een  gering  gedeelte ;  want  dan  moeten  zij 
ook  In  ftaat  zijn ,  om  zich  ten  minfte  de  voornaamftê. 
der  aangewezene  gefcbriften  aan  te  Ichaffen ;  dan  moe« 
ten  zij  weten,  welke  die  inzonderheid  zijn,  waartoe 
zij  volftrekt  nadere^ aanwijzing  behoeven,  en  welke  aaii- 
wijzing  de  Heer  munscher  zelf  aan  de  Voorlezin* 
gen  wilde  hebben  voorbehouden ;  dan  moeten  zij  ook 
die  bedoelde  gefchriften  künneri  lezen,  dat  is,  zij 
moeten  Latijn  ^  Engelse A^  Franschj  vooral  Ho»g'» 
duitich  enz.  veritaan;  daar  oddertusfchen  de  vertaling 
zelve  van  dit  boek  onderftelt,  dat  deszelfs  lezers  de 
laatstgemelde  taal  tdét  fctfiuini  dew§l  andËré  dészelfs 
vertaling  onnoodig  was.  ^^  Wij  hèfh^lën  dan^  flic!|6 
voor  alle  Christehbelgders,  mtlar  Hechts  voor  StuióH^ 
ten  is  dit  boek  befteted  en  géfchikt.  Of  nu  SHuittaén 
deszelfs  vertaling  behoefden,  is  eene  lüflere  Vraag  » 

welke  men  tnet  ja  biantl^oörden  kan,  v6or  zoo  veel 

•• 

ZIJ 


56  W.  MÜNSC^Eli 

zij  mede  geen  Hoogduiüch  kunnenl  lezen;  Doch  wat 
hebben  zij  er  dan  veel  aan ,  daar  zij  het ,  gel^k  wij  za- 
gen^ zqnder  de  kennis  dier  taal,  niet  beftudere^kun* 
nen»  vermits  een  groot  aantal  der  nader  te  raadplegene 
gefchriften  alleen  in  die  taal  gefcbreven  én  voorhanden 
IS?  Zulke  Studenten  behporen  dan  niet  tot  het  getal 
der.  zulke,  waarvan  de  lieer  münschbr  zegt,  dat 
de  Leeraar  hopen  moeo^  dat  zij,  in  hun  volgend  le^ 
ven ,  door  te  lezen ,  hunne  gefchiedkundige  kundighe* 
den. zullen  zoeken  uit  te  breiden;  en  waarlijk,  daar^bet 
lezen  van  BoogduitseA  j^httwtlk  de  Nederlander  zoo 
ligt  leert ,  thans  eene  onontbeerlijke  behoefte  is  voor 
Studenten ,  die  inzonderheid  bij  de  kennis  der  Kerkge-» 
fchiedenis  belang  hebben ,  en  zich  regc  bekwaam  zoe* 
ken  te  maken,  is  het  bedenkelijk,  of  men  voor  hen 
dergelijke  boeken,  als  het  tegenwoordige,  wel  bchoor« 
de  te  vertalen ,  opdat  zij  eene  drangreden  te  meer  mog« 
ten  behouden ,  om  zich  de  kennis  der  gezegde  taal  ei^ 
gen  te  maken. . 

Ondertusfchen  voor  hen  moet  dan  het  boek  voorna* 
melljk  dienen ,  en  is  het  inderdaa[d  uitmuntend  ingerigt*. 
Of  het  al  de  voorregten  boven  andere  uitfluitend  be« 
^  zit ,  welke  de  Hoogleeraar  clarisse  er  aan  toe-» 
kent,  willen  wij  nu  niet  naauwkeurig  onderzoeken* 
Doch  zeker  gaat  het  alle  andere  te  boven  in  de  keurige 
aanwijzing  der  bronnen,  waaruit  de  vollediger  kennis 
der  Gefchiedenis  geput  moet  worden;  en  men  beeft 
aan  den  Hoogleeraar  verpligtiug  voor  hetgene  hij  ge- 
daan heeft,  om  het,  in  dit  opzigi,  voor  een  ge* 
deelte  nog  te  verrijken.  Jammer,  dat  zijn  H.  Eerw. 
niet  in  de  gelegenheid  is  geweest,  om  dit  voor  het 
geheel  te  doen ,  waardoor  het  inderdaad  nog  veel  zou 
gewonnen  hebben.  *-»  Om  nu  van  hetzelve  eenig  denk* 
beeld  te  geven :  na  de  inleiding  levert  het  een  overzigt 
van  de  algeheele  Gefchiedenis  in  zts  tijdvakken,  waar- 
aan de  vier  eerfte  die  vóór,  de  twee  laatfte  die  van  en 
na  de  Hervorming  bevatten.    Het  ïfte  tijdvak  loopt  van 

JEZUS    CHRISTUS    to;    op    KONSTANTIJN    DEI< 

9  R  O  O- 


LBERBOEK  DER    ^BUISTBLIJRË    RERKCESCttlEDENIS.  Sf 

or.ooTÉN,  het  «de  tot  op  den  dood  van  g  re  go*' 

RIUS     DEN     GROOTEN,  bet     3de     tOtOpfGREGO« 

Riüs  VII,  het  4de  tot  aan  de  Hervorming,  het  5de 
tot  op  den  WestfaaHchen  Vrede ,  het  6de  tot  op  den 
tegenwoordfgen  tijd.  De  Schrijver  heeft  deze  wijze 
van  voordragt  boven  de  gewone  van.  doorloopende  jaar- 
boeken, of  afdeelingen  van  eeuwen,  verkozen;  doch^ 
opdat  men ,  met  een'  oogopflag ,  de  opvolging  der  ge« 
beurtenisfen  m  tijd  zon  kunnen  opmerken ,  is  achter 
elk  tijdvak  eene  tijdrekenkundige  tafel  gevoegd,  waariii 
kortelgk  de  regeringen  der  Vorften  en  Bisfchoppen  en 
de  op'merkelijkfte  voorvallen  zijn  aangeteekehd.  Voorts 
is  alles  w' par  agrafen  afgedeeld,  en  boven  elke  para^ 
^raaf  een  hoofd  getteld ,  derzelver  inhoud  meldende* 
Daar  nu  de  behandeling  van  een  aantal  bijzonderheden , 
(door  alle  of  eenige  tijdvakken  heen,  bij  vervolg, 
wordt  voortgezet ,  heeft  hij ,  die  het  geheel  wil  zamen- 
vatten,  (gelijk  de  Heer  clarisss  aanmerkt)  flechts 
in  elk  tijdvak  die  paragrafen  op  te  zoeken  en  te  le« 
zen ,  welker  opfchrift  dezelfde  llof  aankondigt*  Dit  is  * 
echter  (gelijk  elk  zich  daarvan  ligtelijk,  bij  proefne- 
ming, overtuigen  kan)  niet  zoo  gemakkelijk  als  te 
wenfchen  was ,  omdat  de  bladzijden ,  noch  boven ,  noch 
ter  zijde,  aanwijzing  van  het  tijdvak  hebben,  noch 
de  Schrijver  overal  de  bijzonderheden  in  dezelfde  orde 
verhandelt*  Hierdoor  vindt  men  niet  gereedelijk  het« 
gene  men  zoekt;  en  (hetgene  hierbij  van  wezenlijken 
dienst  had  kunnen  zijn)  éen  redster  of  algemeene  lijst 
van  al  de  opfchtiften  der  paragrafen^  zoo  als  zij  in 
het  boek  volgen^  met  aanwijzing  der  bladzijden,  is 
niet  gegeven*  Het  is  waar ,  dit  zou  ook  wat  veel  plaats 
hebben  ingenomen  ^  en  toch  nog  een  lastig  zoeken  noo- 
dig  gemaakt  hebben.  Best  ware  geweest  eene  kortere 
aanini/Aing  der  bladzijden,  Waarop  elke  doorloopende 
bijzonderheid  wordt  voortgezet.  —  De  correctie  heeft 
lieeft  hier  en  daar  wel  wat  te  verbeteren  o\<ergelxteD# 
Wij  hebben ,  onder  andéren ,  geftooten  op  de  voïg«n« 
de  mi^Ileliing  in  de  Voorrede  van  den  Schrijnr^  op 

bl. 


^S  W.  MÜNècHEa,  LEER90EK; 

1)1.  XV.  De  zamenhdngende  $n^ipikkcl/ng  zelve  moei 
Jiij  voor  de  Foor  Ie  zingen  Qverlaten  ,  mjl  hij  aan  dezen 
anders  meest  uitlokt ,  datgene ,  i»dt  tot  dkrizelven  voor» 
uit  reeds  ontnemen  zoude.  Dit  is  onverttaan))aar;  Men 
leze:  ^  wijl  hij  anders  aan  deze  .vooruit  reeds  ontne* 
^  men  zoude  datgene ,  wat  tot  dezelve  mee^t  uit- 
w  lokt." 


Lesfen  over  de  eerfie  leglnfelen  der  tVijshegeerte  ^  door 
j.  F.  HENNERT,  in  ïeven  Hoogleeraar  t$  Utrecht ^ 
ènz.  Naar  des  Auteurs  affchrift  vertaald  en  uitge- 
.  geven  door  o.  c.  sv a ah ^  Predikant  ie  HeerjanÉ- 
.  dam.  Met  eene  korte  Levensbefchrijving  door  j. 
NiEirwENHUls,  Hoogleeraar  te  Deventer.  Ifte 
Deeh  Te  Leyden^  bij  L.  Herdingh  én  Zoon;  1819; 
In  gr.  ivo.  Behalve  het  Voorherïgt  en  de  Levensbe* 
fchrijvthg^  aij  BU  ƒ  2^8- : 

l  VV  y  hebben  alhier  deri  uitvöerlgen  titel  van  dit  werk' 
èenigzins  verkort  medegedeeld.  De  naam  van  wijlen  den 
HoQgleerdar  n enne  ai"  is  bg  ieder,  die  jiiet  geheel 
vreemd  in  de  letteren  i$,  zoo  wèl  bekend,  ^ijne  nage- 
dachtenis bij  allen ,  die  hem  gekend  hebben ,  om  zijne 
uitipuntende  hoedanigheden  zoó  zeer  vereerd  9  en  zijn 
fo^m  in  bet  rijk  der  wetenfchappen  2S00  algemeen  ge- 
ve$itigd ,  dat  wij  de  Nederduitfche  uitgave  van  's  man^ 
voorlezingen  door  eenen  erkentelijken  leerling  niet  al- 
leen niet  wraken ,  maar  in  tegendeel  ten  volle  goedkeu- 
ren.  H  E  N  N  E  R  f ,  toch  9  was  de  man ,  die  b^  eene 
natuurlijke  vlugheid ,  fchrander Heid.  en  vrolijkheid  een 
lK4el  kfirakter  voegde,  op  beb^ng^looze  goedwilligheid 
$Q  echte  God5flien()jghetd  gegrcmd  9  van  alle  dweepéry 
IFervreem^i  ^ij  was  in  waarheid  de  toev]u^9  raadsman 
W  vriend  van  alte  ftu^erende  jongelingen  9  die  de  letten 
r«n  beminden ,  /sn  teyeas  ;^n  209  ijverig  en  onpaxt^ig 

oniersoeker  dw  ivwbeid  y  4R>t  hy  9  lioe  zeldzaam  dit 

het 


|«  F.  il  £I<I  N  £  R  t  ,  LÊMB^  ÓVER  BB  WIJSBEGEERTBé  $9 

bet  geval  onder  geleerden  en  wlj^geeren  is ,  geen  oogen« 
blik  aarzelde^  om  zijn  voormaals  aangenomen  (leUel 
Vaarwel  te  zeggen ,  zoodra  hij  oordeelde ,  dat  het  door 
een  beter  vervangen  werd.  Van  zulk  eenen  man  is  elke 
.wetenfchappeiijke  bijdrage,  ook  na  zijn' dood  lü^ege- 
ven,  een  onwaardeerbaar  gefchenk»  waarmede  zjyoe 
hulde  aan  de  nakomelingfchap  geheiligd  wordt,  gelgk 
deze,  van  hare  zijde,  door  eene  dankbare  aanneming, 
deze  hulde  vereeuwigt. 

Zeer  algemeen  bekend  zijn  *s  mans  korte  wijsgeerige 
Hellingen,  onder  den  naam  vtn  Jphorismi philofophici 
te  Utrecht  in  1781   uitgegeven.    Deze  waren  het ,  die 
iiem '  tot  leidraad  dienden  zijner  voorlezingen ,  oficfaoon 
deze  door  hem  niet  altijd  in  denzelfden  vorm  jaarlijks 
herhaald  werden.  De  tegenwoordige  Uitgever ,  de  Heer 
SPAAN,  had  die  op  de  coUegiën  zorgvuldig  aangeteë» 
kend«     Hij   deed  den   Hbogleeraar,  omtrent  een  jaar 
vóór  diens  overlijden,  het  voordel,  om  dezelve  in  orde 
te  brengen  en  in  het  NedeMuitsch  te  vertalen.  De  eer- 
biedwaardige Grijsaard  gaf  daartoe  gereedelijk  zijne  too» 
ilemroing.  De  Uitgever  vergeleek  dit  bijkans  onleesbaar 
fchriftelijk  opdel  met  zyne  eigene  aanteekeningen ,  en 
tevens  met  die  van  andere  leerlingen ;  en  op  deze  wijze 
is  dan  het  alhier  aangekondigde  Leerboek  ontIlaan,bet« 
welk ,  wat  de  orde  betreft ,  geheel  zijn  eigen  werk  is , 
offchoon  volgens  den  geest  van  hennert's  w^sbe« 
^eerte»  geheel  en  al  ingerigt.    £n  daar  deze  uitgave  een 
uitvoerig  berigt  van  het  leven  ^^  ^e  geleerde  werkza^m^ 
heden  des  beroemden  mans  noodzakelijk  maakte ,  kw^m 
^a^irbij  uitnemend  te  ft{u|e  de  Redevoering  van  den  Hoogf 
J^eraar  nieuwi^nhuis,    over  's  mans  wijsgeerige 
verdieQftea,  in  de  Aml(lerd;ijqfch^  l^a^itfchappy :  Fcli:s 
Meri$is  Qp  3  Noy*  1813  uitgefproken,  welkedan  00^ 
HO  aan  het  j^oi[^4  ^zes  Le^boeks  &epl?|^ts(  js. 
'   Wat  nu  dU  ^r^  Dee}  )»etreft ,  hetzolye  bevat  ^  \f 
41  paragrafen,  e^pe  zeer  voortreffelijke  en  duid^ll^ 
ontvquwing  van  betgene  w^  JL^necritw^  noeip ^  ^  of 
de  wetenfchap  om  juist  te  leeren  denken  en  alzoo  de 

waar* 


iSo  ).  P.  HENNERT 

Waarfteid  te  vinden.  Zij  vangt  aan  met  de  onmiddellijte  . 
en  middeHljke  klaarblökelijk heden,,  gewaarwordingen", 
zintuigen  en  derzelver  beoefening.  Zij  gaat  voort  mét 
de  befchouwing  der  opmerkzaamheid  en  haar  gebruik 
tot  op  bet  oordeel ,  hetwelk  de  verfchillende  voorftel* 
len  onderfcheidt  en  vergelijkt.  En  hierna  volgt  dan  de 
leer  des  betoogs,  in  deszelfs  veelvuldige  wijzigingen,, 
tot  op  de  fluitrede,  welker  onderfcheidene  formen 
worden  opgegeven. 

Hoe  verfcbillend  ifleti  over  Logika  én  derzelver  be» 
handeling  voor  het  fchooJTche  onderwijs  ook  denketi 
moge,  zeker  is  het ,  dat  de  voordragt  in  het  aangekon- 
digde werk  zoo  geleidelijk ,  van  de  eerfle  beginfelen  tot 
de  meer  zamengeftelde  opklimmende ,  zoo  eenvoudig, 
duidelijk  en  verllaanbaar  is,  en  al  datgene  bevat,  wat 
"voor  het  algemeen  menfchenbegrip  tót  het  vinden  vali 
waarheid  doelmatig  kan  geacht  worden,  en  wel  door  al* 
lerlei  voerbeeldén  uitnemend  opgehelderd ,  dat  het  zich 
van  rondom  aanbeveelt.  Wij  betuigen  alzoo  den  Uitge- 
ver onzen  dank  voor  deze  genomene  moeite ,  met  bljw 
voeging  van  den  wensch ,  dat  het  boek  alom  eene  me» 
nigte  lezers  zal  aantreffen ,  vooral  onder  de  ftaderendè 
jeugd,  ten  einde  de  wezenlijke  verdienden  des  grijzen  ' 
Wijsgeers  nog  lang  onder  ons  mogen  erkend  en  geëer«i 
biedigd  worden.  Wg  verlangen  zeer  naar  de  gefchie- 
denis  der  Redeneerkunst  eft  de  voorrchriften  over  de 
leer  der  waarfchijnlljkhéid ,  het  SCepticismus ,  de  f wlj^ 
feling^  dwaling  en  vooroordeelen ,  welke  in  het  Ilde, 
en  dan  eindelijk  naar  's  man$  bijzondere  gedachten  ovet 
de  inrigting  der  Akademirche  ftudiën,  die  in  bet  lilde 
of  laatfte  Deel  zullen  medegedeeld  worden.  BQ  óezt 
gelegenheid  kunnen  wij  tevens  niet  afzijn ,  om  met  den 
Uitgever  ons  verlangen  te  openbaren  naaf  AtConfpectus 
Philofophiae  Kantianae  (Overzigt  van  de  Kantiaanfché  . 
Wigsbegeerte),  door  den  beroemden  mto  aan  fommige 
zijner  leerlingen  medegedeeld ,  en  voegf  n  ons  verdoek 
bij  het  2^e ,  dat  de  bezitter  van  een  goed  aflchrift  het« 

2»W 


LBSSEN  OVER  DS  WIJSBËftfifi]lT£«  r    ,H 

ztlvt  aan  den  Heer  spaan  zal:  gelieven  te  zenden , 
ten  einde  zulks  door  hcsi  i^lmede  worde  uitgegeven* 

Tibdjïs  blijft  ons  nog  overig ,  met  een  enkel  woord 
gewag  te  maken  van  de  Redevoering  des  Deventerrchea 
Hoogleeraars  nibuwenhuis,  waarin    ons  eenifte 
levensberigten ,  en  bijzonderlijk  de  wijsgeerige  verdien « 
den  van  wijlen  den  (JtrecBtrchen  Hoogleeraar ,   zeer 
net ,  eenvoudig  en  zonder  de  minfte  vieijerij ,  wordftii 
voorgedragen*  Hef  blijkt  daaruit,  datHBNN£RT,.op 
den  19  October  1733 ,  te  Berlijn  gebaren  wwd ;  dat  hiial» 
daar,  en  ook  elders,  de  lesfen  der  bekwaam fte  mannen 
bijwoonde;  dat  h^,  in   1757,  naar  Leyden  kwam^  en 
aldaar  onder wys  gaf  in  de  wiskunde;  dat  bij,  injbet 
jaar  1764,  aan  Utrechts  Hoogefchool  beroepen  werd 
tot  onderwijs  van  de  wijsbegeerte ,  wis-  en  (lerrekunde  ; 
dat  hij  dezen  post ,  gedurende  den  tijd  van  47  jarefa , 
met  ongemeenen  ijver  èn  roem  heeft  waargenomen ,  en 
dat  hij,  na  eenen  zeer  gelukkfgen  echt,  eerst  met  Vrou* 
we  p*  j.  DE  TIMMERMAN,  Wed.  vau  den  Heer  a» 
HAVERKAMP,  eu  daarna  met  Vrouwe  c.  a..de  re* 
DER,  Wed*  van  den  Heer  c.  rose^  op  den  3c  Maart 
1813,  aan  dé  gevolgen  eener  beroerte ,  Overleden  isl 
Zijn  beminnelijk  en  goedwiUig  karakter ,  met  al  de  hem 
eigene  opgeruimdheid  enyrol9kheid,komt  aihier  in  des< 
xelfs  volle  waarheid  en  waarde  voor.    Ook  zyne.  ver^ 
dienden  als  wiQsgeer  worden  onopgefmukt  ontvouwen  , 
daar  W9  hem  nu  als  zelfdenkend  onderzoeker ,  zpnder. 
gehechtheid  aan  eenig  (lelfel,  dan  als  verdediger  van^ 
den  diepzinnigen ,  doch  zoo  fcbaars  begrepen'  en  Tcham- 
per  bdeedigden  S'PInosa^uu  eens  als  vereerder ,  maar 
tevens  als  fchranderen  beoordtelaar  van  den.  beroemden 
KANT,  din  weder  als  ernfiigen  zedeleeraar,  doch  ce« 
gel^  als  letterkundige,  als  mensch ,  en  als  vriend  van 
vermaak,  dichtkunst 'en ,  tooneel  leeren  befehouwen  en 
eerbiedigen.     De  Heer  ittfjuUWi^VHuis  lieeft  zich 
'door  deze  Redevoering  zeer  verdiend  gemaakt  bij  het 
vaderland,  dat  zulk  eenen  fchat  bezeten,  doch  mis- 
üctïien  wel  eens  miskend  be$fc.    De  lijst  van/$  Oians 
ZOBKBESCH.  i8ao,  NO*  s.  £  uit« 


I&  J.  F.  H>éNMEitT  »  LtSfiENCVERDEWIJiBBGBERTE* 

«ü^C^gfevene  gerchrffpta  Tan  onderfcheidenen  inhoud, 
door  d^n  Uitgever  alhitr  naar  de  tijdsorde  medegedeeld  *, 
bedraagt  niet  minder  dan  07  fluks ,  waarin  veeltl  de  in* 
^[ewikkeldfte  en  belangrijkfte  onderwerpen  verhandeld 
borden. 


mf 


HsmUoei  Ar  Gc«sês^  en  Verhskunde  yan  bet   Fee^ 

'  'Aeifdsake/f/t  garekken  uit  önderfcheldene  in^  en  uit» 
iand/ihe  yeeartfeftij kundige  Schriften  ^  vooral  ingerigt 
naar  de  behoeften  yan  het  Koningrijk  der  Nederlan^ 
^n;  onder  opzigt  der  Maatfchappij :  Tot  Nut  van 
\  Algemeen,  vervaardigd  door  a*  numan.  Lid 
der  Commisfie  van  Landbouw  en  van  Geneeskundig 
Onderzoek  en  Toeyoorzigt  voor  de  Provincie  Gronin» 
^en^  en  practizerend  Geneesheer  op  het  Hoogezand^ 
Sfa  Platen.  Te  Groningen  ^  bij  R.  J.  Scbierbeek« 
iBtj^*      In   kl.   Sva»     fiuiten  het  Voorberigt^    6s<i 

•  Bladz.  f  2^1  •% 

V^ngetwQfeld  ia  de  Veetrtfenljkunde  9  als  wetenfch^ 
bercbouwd,  tot  dusverre,  bij  ons  groótelgks- verwaar^ 
loosd  geworden ,  en  wi)  (laan  daarin  nog  verre  ten.  aeh« 
teren  bij  velen  onzer  naburen ,  bi}  wie  dexelve  door  een 
regelmatig  fchoolsch  onderwijs  kan  worden  verkregen^ 
ivaardóor  bekwame  Veeartfen,  ten  diende  der  mtat^ 
fchappij,  worden  gevormd;  terwQl  dit  soo  belangrijk^ 
vak ,  in  ons  land ,  met  uitzoodcring  van  weinigen ,  die 
liunne  kundigheden  aan  eenige  buitenlandrche  vétéri^ 
naire  fchool  hebben  opgedaan,  en  als  geëxamineerde 
Lands  Veeartren  in  onderrcbeidene  Provinci8n  z^  ge« 
plaatst,  (lechts  ta  de  handen  vais  louter  empifi/cJkeVt^ 
meesters  verkeert.  Zoodanige  Geneeskundigen  toch^ 
die  zich  voOr  htiime  eigene  liefhebberij ,  of  uit  befef 
van  het  belang  der  zaak ,  als  voorgangers  voor  ande« 
ren ,  op  de  nafporing  en  het  verkregen  eener  grondige 
kennis^  aangaande  ondcrfcbeidene  Veeziekten  9  hebben 

toe^ 


« 

tocgdegd^  aan  hoedanige  manuea  het  b|^  0Q9  ntminef 
heeft  ontbroken,  en  ook  nog  niet  ontbtj^kt,  wver  ar^ 
bdd  genoegzaam  van  bunne  belangftelling  in  dit  va^ 
getuigt ,  gel^k  het  voor  ons  liggende  Hudboek  hiery 
van  tot  een  nieuw  bewija  kan  verftrekken ,  -^  deae^ 
xeggen  wij,  komen,  als  praktifche  Veeartfi^,  hier  zoq 
^eer  niet  in  aanmerking*  » 

Men  heeft  zich  van  overlang,  en  niet  zonder  reden  ^ 
beklaagd  over  het  ontbreken  der  gelegenheü  van  opea« 
baar  onderwijs  in  deze  wetenfchap ;  daar  toch  de  voqrf 
deelige  ett  gezonde  Veeftaat  met  den.  Landbouw,  ajio 
welken  dezelve ,   als   onombeeriyk    hulpmiddal ,   tei| 
naauwfte  verknocht  is ,  tot  onze  nationale  welvaart  in 
de  onmiddellökfte  betrekking  ftaat ,  en  als  een  van  harf 
bechtfte  ftennfels  moet  worden  befchouwd*     £a  wi^ 
twijfelt  er  aan,  of  een  zeer  groot  aanul  van  niKtign 
en  noodzakelijke  dieren  kon,  ware    het  Land  overal 
van  behoorlijke  veeartfen^knndige  hulp  voorzie»  ^  wop« 
den  behouden ,  welke  nu  ,  ingeval  van  ziekten  ^  of  ook 
vooral  bij  moeijelgke  en  tegeanotnurl^ke  verloisfingen  i 
wegens  gebrek  aan  gepaste  hulp ,  of  welligt  evenzeel 
door  verkeerde  behandeling,  tot  wezenlijk  nadeel  van 
den.bezkter,  en  tevens  vanr  den  Staat ^  oat^dig  verlor 
ren  gaanT  Dodi  wi)  voeden  de  hoop,  dat  hétgene  14 
dezen ,  4>§  de  verledene  wiafelvallige  en  ongnnftige  toe« 
dragt  der  algemeene  zaken ,  waann  naan  wel^  aan  het 
ififtandbrengen  van  nievwe  fnrigtingen  té  denken  viel  4 
lieefk!  moeten  achterblijven,  onder  bet  tegeawoqlrdid 
genot  van  gnnftiger  en  beftendiger  tgden  ,  door  de  ZQr« 
gen  van  'sLands  Beftuur,  dat  zich  fteeds  genegen  be^ 
toont ,  om  de  wetenfcbappen ,  vooral  in  zoo  verre  4e« 
zelve  op  het  maatfcfaappel^  beftaan  den  faeilzaamften 
ftivloed  kunnen  hebben,  te  bevorderen,  eerlang  zzh 
worden  verwezenlQkt.  —  Dan ,  ter  zake.. 

Het  WIS  de  overweging  van  den  gebrekkigen  Raat  dei* 
Veeartfenijkunde  in  ons  Land,  en  het,  (leeds  voortdu- 
rend, gemis  van  genoegzame  bdrwame  Veeartfen, 
welke  den  Heese  nuk an ,  in  het  jaar  1S12,  bet  be« 

^  a  fluit 


'A.    NU  MAK 

fluit  deed  opvatten,  om  het  ^llgemeines  FieharzmU 
buch  van  joh.  n i c.  r  o h  l  vb s »  ten  dienfte  zijner 
Landgenooten ,  te  vertalen,  in  hetwelk  de,  in Duitsch^ 
iand  meest  voorkomende ,  uit*  en  inwendige  ongefteld- 
heden  van  het  Vee ,  als  dei-  Paarden ,  van  het  Rund- 
vee, der. Schapen,  Geiten,  Zwijnen  en  Honden,  op 
cene  eenvoudige  en  beknopte  wijze,  worden  behandeld; 
en  hij  meent  zich  overtuigd  te  mogen  houden,  dat  die 
Verrigting^  niet  nuttelooii  is  geweest ,  daar  toch  niet  al- 
leen het  werkje,  nu  federt^  lang,  is  uitverkocht,  het* 
welk  genoegzaam  de  behoefte  van  zoodanig  Handboek 
heeft  aan  den  dag  gelegd ,  maar  ook  deszelfs  nuttigheid 
door  de  ondervinding  van  velen  is  bevestigd  geworden* 
Intusfchen  miste  dit  werk ,  wegens  eene  al  te  groote 
kortheid  en  oppervlakkige  behandeling  van  fommige  on« 
der  werpen,  die  volkomenheid,  welke  gevorderd  werd, 
om  geheel  aan  het  oogmerk  te  voldoen,  waartoe  het 
voor  den  Nederlander  dienen  moest ;  wordende  daaren* 
boven  vele  gewigtige  ongefteldbeden ,  die  bij  de  ver« 
fchillende  Veefoorten  in  ons  Vaderland  worden  waarge* 
nomen ,  daarin  of  geheel  niet ,  of  flechts  als  ter  loops 
aangeroerd  (^men  zie  de  beoordteüng  hieromtrent  in  No^ 
X ,  v^oj!LS^4 ,  van  dis  ons  Tijdfchrifi) ,  terwijl  eenigc 
andere  ziekten,  bij  het  inlandfcheVee  zeldzaam  of  nim- 
mer voorkomende ,  daaruit  zonder  nadeel  konden  wpr« 
den  gemist;  zoodat  derhalve  eene  omwerking  en  uit- 
breiding van  dit  werkje  ,  in  gemelde  qpzigten  meer  ge- 
fchoeid  naar  de  behoeften  van  ons  Koningr^k ,  zeker- 
lijk als  eene  nuttige  en  belangrijke  zaak  mogt  worden 
befchouwd. 

De  Maatfchappy :  Tot  Nut  van^t  Algemeen^  beeft  be& 
geenszins  met  het  oogmerk  harer  inrigting.  (Irijdig  ge« 
oordeeli,  zi<;h  deze  zaak  aan  te  trekken,  met  het 
weldadig  doel,  om  daardoor  aan  de  bevordering  vaiè 
het  belang  des  Landmans  onmiddellijk  werkzaam  te 
ziin:  Ofl'choon  ook  hare  verrigtingen  zich  vooral  ev 
in  de  eerfle  plaats  bepalen  tot  de  bevordering  van  zede- 
lijke vcrUcliting  jen  verbetering,  befcbouwt  zij  hec'ech<r 

;'  ter 


HANDBOEK  DER  GENEES*  EN  VERLOSK.  TAN  BET  VEE.    6$ 

ter  niet  buiten  hare  taak  ^  om  zich  onledig  te  houden 
net  onderwerpen  van  een'  ftoffelljken  aard;  de  zooda« 
nige  9  namelijk ,  welke  eenen  onmiddellijken  invloed  op 
de  gezondheid  en  den  huishoudelijken  toeftand  van  den 
lezer  hebben  kunnen ;  geligk  onderfcheidene  door  haar 
uitgegevene  werken  getuigen» 

Op  haar  aanzoek,'  derhalve ,  is    het,  dat  de  Heer 
KUMAN  op  nieuws  aan  de  omwerking  van  het  gemeU 
de  werk  zijnen  arbeid  wel  heeft  willen  hefteden,  om 
hetzelve ,  overeenkomRig  het  bedoelde  oogmerk,  alzpo 
in  te  rigten ,  dat  de  min  bruikbare  gedeelten  weggela* 
ten ,  en  deze  vervangen  werden  door  zoodanige  meet 
noodzakelijke  opgaven ,  als  zijne  vlytige  nafporing  hem, 
als  belangrijk  voor  Nederland^  deed  kennen.    Dit  wer^ 
is  alzoo  een  zamenftel  van  zaken ,  waarvan  het  Hand» 
boek  van  rohlwes,   te  voren  door   Dr.  numan 
vertaald,  den  grondflag  uitmaakt,  doch  hetwelk,  door 
de  omwerking ,  zoo  vele  veranderingen ,  aflatin^en  en 
bijvoegfels,  uit  andere,  zoo  in-  als  uitlandiche,  vee- 
artrenijkundige  fchriften,  en  eigene,  als  ook  medege- 
deelde, waarnemingen    en    nafporingen,  heeft  onder^ 
gaan ,  dat  het  hierdoor  eene  gedaante  heeft  verkregen, 
welke  niet  gedoogde,  hetzelve  den  titel,  als  aan  den 
eerstgemelden  Schrijver  toebehoorende ,  te  doen  behou- 
den; waarom  men  aan  het  boek  dien  heeft  gegeven, 
welken  het  thans  draagt* 

Dit  zi]  genoeg,  om  den  Lezer,  naar  luid  van  het  Voor« 
berigt  en^  der  Voorrede,  voor  het  werk  geplaatst,  be« 
kend  temaken  met  de  omftandigheden,  die  tot  deszelfs 
oorfprong  aanleiding  hebben  gegeven.  Wij  mogen  aau 
deze  bemoeiingen  onze  goedkeuring  niet  ontzeggen, 
daar  wij  door  dezQlve  den  voorraad  van  nuttige  Volksboe* 
J&en ,  onder  medewerking  van  gezegde  loffelijke  Maatfchap- 
pij  uitgegeven,  met  eene  belangrijke  bedrage  verme,erderd 
zien,  waardoor  tevens  in  eene  allernoodzakelijkde  be- 
hoefte is  voorzien ,  en  welke  dus  vooral  dQpr  het  veehou- 
dend  gedeelte  onzer  Landgenooten  alshoogstwelkom  moet 
worden  befchouwdt  Wel  is  waar,  wy  bezitten  buiten- 

E  3  dien, 


|9(  Au    KUMAN 

4iefi9  over  de  Genees*  en  Verlciskuiide  vm  het  Vee  ^ 
ofidcrfcheidene »  en  onder  deze  fchoone  werken ,  of  en» 
kele  verhanddingen ;  matr  dezelve  z)gn  meestal » als  los* 
fe  ftukken ,  onder  andere  genees  < ,  natuur*  of  landbouw* 
kundige  ftoffen  verftrooid ,  de  voorflellingen  niet  altyd 
gefchikt  voor  de  vatbaarheid  ran  een*  ieder,  en  boven* 
aien  is  het  aankoopen  van  alle  zoodanige  werken  te  kost* 
baar ,  dan  dat  de  daarin  voorhanden  zijnde  veeartfen^* 
kundige  kennis  tot  het  algemeen  zoude  kunnen  komen. 
En  wat  de  Handboeken  aangaat,  welke  er  beftaan,  in* 
dien  wij  eenige ,  over  de  ziekten  en  gebreken  der  Paar* 
den  handelende,  (waaronder  het,  onlangs  in  bet  licht 
verfchenen ,  geleerde  en  nuttige  Handboek  van  den  ytt^ 
dienftelijken  Majoor   c.  a.    geiswbit   van   oer 
NETTEN  zeker  de  eerfte  plaats  verdient)  uitzonderen  ^ 
s;oo  bevatten  de  meeste  overige  flechts  enkele,  onbe* 
redeneerde  en  niet  zelden  ondoelmatige ,  raadgevingen 
tegen  deze  en  gene  kwalen  van  het  Vee ,  ontbloot  van 
oordeelkundige  toepasflng  en  aanwending,  naar  den vei^ 
fchillenden  aard  of  de  onderrchetdene  tijdperken  der  ziek- 
ten ;  terw^l  meestal  de  kenteekenen  der  ongefteldheden 
niet  duidelijk  worden  opgegeven,  noch  de  ziektever»^ 
fchljnfelen,  derzelver  zamenhang  en  oorzaken ,  ^eenig* 
^ins ,  op  eene  bevattelijke  wijze ,  siektekundig  worden 
ontwikkeld  en  voorgeileld. 

Het  Handboek,  dat  wij  hier  aankondigen,  besit  al 
de  vereischten ,  welke  men  in  een  werk  van  dezen  aard 
^oude  mogen  verlangen ,  daar  men  in  hetzelve  volledig» 
heid  met  beknoptheid  vereenigd  vindt;  wordende  de 
'kenteekenen,  oorzaken  en  uitwerkingen  der  ziekten » 
alsmede  derzelver  geneeswijzen ,  duidelijk ,  en ,  naar 
den  verfchillenden  aard  der  onderwerpen ,  met  meerdere 
of^  mindere  uitvoerigheid ,  onder  eene  gepaste  opbelde* 
ring  of  verllandige  verklaring,  in  het  licht  gefield,  ia 
zoodapigen  eenvoudigen  en  bevattelijken  fiijl ,  als  juist 
'gefch&t  is  voor  hen ,  die  van  het  werk  voornamelijk  ge* 
Vruik  moeten  maken.  Volgens  de  vermelding  toch  van 
^if,  tekwwen  Schröverjj  werd  bet  werk  vcrvaardiga 

inet 


9 


HANDBOBR  DER  GBNEES*  BM  WRLQSK.  VAN  HET  VEE.    Vf 

met  een  tw^voudig  oogmerk ;  vc^oreérst  ^  bm  te  dtenes 
voor  den  Landman »  die  zelf,  bi|  voorkomende  ligtt 
ongefteldheden  tan  zijn  Vee ,  zich  daarvan ,  ter  onderi». 
kenning,  genezing  en  verhoeding  van  dezelve , zal  to» 
nen  bedienen ;  en  ten  andere ,  om  te  (trekken  tot  ceae 
gefchikte  bandleiding  voor  ben,^ie,  hoewel  eigfenl^k 
geene  Veeartren  van  gronJigen  aanleg  zijnde ,  zich  eten^ 
wel  opzettelQk  met  de  behandeling  der  Veeziekten  bei^ 
moeijen ,  tot  hoedanige  Veemeesters  de  Landman  meezt* 
al  verpligt  is  zline  toevlugt  te  nemen,  wanneel-  zijn 
Vee  door  meer  gewigtige  ziekten  wordt  aangevallen  ^ 
waarbij  hij  zich  zelven  de  behanieling  niet  kan  toever« 
trouwen-,  of  in  gevallen,  waar  het  op  het  doen  van 
eenige  handverrigting  (operatie)  aankomt.    Wij  erkent 
tien  gereedelijk,  dat   dit  gezigtpunt,  ter  bevordering 
van  algemeen  nut ,  ais  het  beste  moet  worden  befchoowd  , 
en  dat  de  behandeling  aan  ^ulk  een  voorgefteld  doel  over 
het  geheel  zeer  wel  beantwoordt ;  terwijl  wij  echter  te^ 
vens  van  oofdeel  zijn ,  dat  in  het  werk ,  hier  en  daar , 
veel  belangrijks  ter  leering  of  herinnering,  ook  voor 
den  Veearts  van  eene  meer  geoefende  en  wetenfehappe* 
l^ke  opleiding ,  te  vinden  is ,  om  daarvan  als  dagelijksch 
Handboek  een  nuttig  en  gemakkelijk- gebruik  te  kunneo 
maken. 

.  De  hoofdinhoud  des  werks  is  bevat  in  negen  afdeelin* 
gen ,  waarin  gehandeld  wordt  over  de  uit-  en  inwendig 
ge  ziekten  en  de  verlosfinged  der  Paarden  ^  \*an  hei 
Rundvee ^  der  Schapen^  der  Zwijnen^  en  der  Honden; 
terwijl  de  Werking  der  rttgiften^s  en  onderfetaeidene 
êferatiln  of  handverrigtlngen ,  welke ,  zoowel  aan  ge» 
zonde  als  bij  zieke  dieren,  fomw^len  moeten  worden  in 
het  werk  gefteld ,  zoo  als  b.  v.  het  aderlaten^  het  zet^ 
ten  van  etterdragfen ^  het  vêrwlj deren  van  ligehameny 
(Üe  in  de  fliibtds  bUjyen  fleken ,  het  opzeiten  en  verkhU 
nen  der  eorm^  het  affiaan  van  den  fiaart  b^  Paarden^ 
het  AngÜfircn^  het  afzetten  of  korten  der  bhedaders 
a(tn  de  aehterbeenen ,  het  'fnijden  det  verfehiltende  die^ 
hn^  zoo  nansel^ke  als  vrouwelijke,  alsmede  b^t waar^ 

£  4  féC* 


($S    •  A.  r^  U  M  A  N  I 

nemen  van  den  pols  ei\  bet  zuineren  van  befmettt  ftallen 
door  middel  van  bet  ovcrgezuurde  zeezoutzuur  ^  in.  een 
bijvoegfel  achter  bet  werk  worden  voorgedeld.  Uit  de«» 
2e  zaakrijke  opgave  moge  de  belangrijkheid  van  dezen 
letcerarbeid  des  Heeren  nijman  worden  afgeleid,  zon* 
der  dat  wij  daarvan  c|>zetteltjk  eenige  proef  mededeeïen. 
In  bet  algemeen  zeggen  wij ,  dat  bet  werk  voor  onze 
Landgenooten 9  bij  des;^eirs  omwerking  en' verrijking, 
in  aUen  opzigte  veel  beeft  gewonnen;  waaronder  wy 
ook  als  eene  hoofddeugd  aanmerken ,  dat  de  volksb'ena* 
mingen,  bij  welke  vele  ziekten  van  het  Vee,  in  onder*, 
fcheidene  oorden  onzes  Lands,  het'  meest  bekend  zijn, 
aan  derzelver  befchrijvingen  doorgaans  zijn  toegevoegd  ; 
iets,  hetwelk,  ter  voorkoming  van  twijfeling,  welkq 
kiekte  bedoeld  worde,  allezins  nuttig  is,  daar  toch 
misvatting  in  dezen  tot  verkeerde  en  zeer  nadeelige  be« 
handeling  aanleiding  kan  geven*  Het  draagt  onze  goed<* 
keuring  weg ,  dat  de  verloskundige  gedeelten ,  en  in  het 
bijzonder  dat  der  het  meest  moeijelijk  barende  Koeijen^ 
met  zoo  veel  naauwkeurigheid  en  uitvoerigheid  zijn  be- 
handeld ;  ofTchoon  zulks  gef^hied  zij  ten  koste  van  an« 
dere onderwerpen,  in  het  oorfpronkelpe  Handboek  voor* 
handen ,  zoo  als  b.  v.  van  de  afdeelingen  over  het  aan* 
kiveeken ,  opvoeden  en  voederen  der  dieren ,  welke  za- 
ken de^leer  numan  meer  als  eigene  onderwerpen djcr 
Landhuishoudkunde ,  dan  der  Veeartfenijkunde ,  wil  heb« 
ben  befcbouwd ,  en  van  de  ziekten  der  Geiten ,  welke 
hier  weggelaten  zijn.  De  katfle,  trouwens,  hebben 
veel  overeenkomst  met  de  ongefteldlieden  der  Schapen  , 
zoodat  de. behandeling  der  eerfte  gemakkelijk  naar  die 
der  laatflie  zal  kunnen  worden  geregeld.  In  tegendeel 
fcheen  hem  eene  duidelijke  handleiding  tot  de  verlos- 
kunde aan  het  oogmerk  des  werks  allezfns  te  voegen ; 
en  te  regt ,  .want  er  heerscht  in  geen  vak  der  Veeartfe* 
nljkunde,  bij  het  algemeen,  meer  onkunde  en  dwaling, 
en  hebben  meer  misbruiken  plaats,  d^n  juist  in  dit« 
De  Landman  en  Veehelper  zullen  hier  op  de  duidel^k- 
fte  wijze  vinden  voorgedragen ,  wat  hun  omtrent^he^ 

drag". 


HANDBOEK  D&A  OBBIES^  EN  VBlLOSK«^▼AIf  RBT  VEE.  6f 

^ragti^e  Vee,  zooweluls-bQ  fifttmirtgke  verldsfiogeA,  te 
4iocQ  Ha  9  of  als  nadeeüg  voor  hecz«l?e  moec  vermijd  wor* 
-den,  ën  door  welke  handgrepen  het  Vee,  in  onderfcheidene 
:gevalien  van  moeijelijke  of  tegennattiurlijke  geboorten,  kaa 
worden  gered.  In  het  bijzonder  zyn  ook^de  kenteekenen 
van  dolle  en  vergiftigde  dieren  met  oordeel  en  juistheid  aan« 
gewezen ,  en  is  bi}  derzelver  behandeling  van  de  jongde  proe* 
ven  en  ondervindingen  omtrent  fommige  vergiften,  zoo  alf 
4)«  v.  Aet  bijtende  zeezout  zure  kwik^  of  de  fliJfHtnaat^ .  waar- 
tegen, volgens  d'obpuila,  de  ciwitflof,  als  het  vermo» 
gendile  tegengif,  met  bet  beste  gevolg  wordt  aangewend « 
gebruik  gemaakt.  Wij  vinden  hierbij  ook  eenige  medege» 
deelde  waarnemingen,  betreffende  de  vergiftige  uitwerkingen 
van  de  bezien  der  zivarte  nachtjchade  (folanum  nigrurn^  op 
Hoenders,  van  den  Hoogleeraar  dri essen,  en  door  eea 
voorbeeld  gedaafd  ,  dat  het  Hundvee ,  door  bet  blnnenflikken 
van  oude  heldeflruiken ,  die  de  maag  werktuigelijk  zoodapig 
Jbeleedigen ,  dat  z^  door  ontfteking  en  het  vnnr  wordt  aan- 
gedaan, plotfeling  fierven  kan. 

Het  refultaat  der  belangrijke  waarnemingen,  dat  op  bladz. 
359  het  publiek ,  te  eeniger  tijd ,  wordt  toegezegd ,  opztgte* 
lyk  de  wee  of  het  bhedpisfen  by  het  Jlundvee,  door  den  gt» 
melden  Hoogleeraar  gedaan  ,  en  waaromtrent  de  verdere  na- 
fporing,  doof  de  Coifimisne  van  Landbouw  in  de  Provincie 
Groningen i  aan  de  Heeren  d&iessen  euMUMANis  opge« 
dragen,  moge,  gelijk  wij  verwachten,  over  deze,  zoo  alge- 
jneene  en  gevaarlijke,  maar,  wat  derzelver  oorzaken  en  wa* 
ren  aard  betreft,  (leeds  weinig  gekende  ziekte  een  meer  heU 
jder  licht  verfpreiden ;  weshalve  de .  mededeeling  hunner  on^ 
deryjndingen,  nopens  dit  fluk,  door  ons  met  verlangen  wordt 
ie  gemoet  gezien. 

De  afbeeldingen  der  heel-  en  verlQSkundige  werktuigen 
kunnen  als  eene  prijzenswaardige  toegift  en  wezenlijke  ver- 
rijking van  het  werk  worden  befchouwd,  daar  hierdoor  hec 
duidel^k  begrip  van  derzelver  gebruik  veel  bevorderd  wordr. 
De  voorgeftelde  werktuigen  zullen,  In  vele  gevallen,  bet 
voordeel  eener  doelmatige  aanwending  niet  doen  ontberen. 

Wij  kunnen  den  verdienftelijken  Schrijver  onzen  welmee* 
nenden  dank  niet  weigeren,  voor  z^nen,  naar  ons  inzien,  aN 
lezins  welgelukten  arbeid ,  en  befohouwen  dit  werk  als  eëti 
jjiderdaad    allefnuttigst   gefchenk   voor  den    Vadcrlandfcheri 

E  5  Land* 


A.  ItOllAIf»    BAKOBOBX* 


fjandhnto,  Veehovder  en  VeetrCf.  De  g oèdkenrlo; , 
4oor  de  Hoogleeraren  deiesibn,  bakker  enuiLKKiia» 
MO  wier  herzieniog  en  beoordeeling  hec  werk  vöór  faec  af^ 
drukken  werd  coebecronwd,  aan  hetzelve  gegeven,  kan  toe 
den  veiligften  waarborg  voor  de  regcmatigheid  van  dit  ona 
gevoelen  verftrekken.  Moge  dan  het  werk  vele  kooperi  vte- 
den,  waartoe  wij  vertrouwen,  dat  deszcl fs  geringe  prija  nitc 
^weinig  zal  bijdragen,  ten  einde  het  beantwoorde  aan  de  wel» 
dedige  bedoeling  van  hen ,  dip  er  de  hand  aan  leenden ,  en 
ook<,  om  den  billQken  Uitgever ,  door  eenen  ruimen  en  dóur« 
«amen  aftrek,  voor  lyne  aangewende  kosten  met  goede  winst 
te  beloonenl 


i^trkaêl  90h  iet  verMgilukken  der  Amerikaanfehfi  Brik  de 

KocpHumdelf  en  Befchrijving  der  groote  JSieden  Tomiuctoo  ei$ 

'-  Ifasfansk$  dc0r  Kapitein  }.  eilbt*  Uit  het  Engehch,  Jldê 

'  I>eeh    Te  Dordrecht^  bij  filnsfé  en  van  Braam.  x8is^    ib 

gr.%yo.n^  BLf^'Zi 

Yv  y  hebben  r  i  l  e  t  In  het  eerfte  Deel  te  Santa-Cruz  gt^ 
brsgty  op  het  punt  om  bevrijd  te  worden  van  het  gevaar 
voor  flaverny,  door  de  vlugt  voor  den  magtigen,  listigen 
Ml  E  IC  K  ALU  Nu  volgden  de  gelukkige  ontmoetingen  fnel 
pp  elkander.  Rii.bt*s  goede  meester,  sxdi-uambt,  en 
iyn  bevrijder,  de  Heer  wiltshirb,  kwamen  hem  nog  vóór 
Jiunne  inirede  binnen  Zwearak  of  Mogadore  te  gemoet.  Hec 
eerde  gezigt  van  dien  redd^  onzes  Reizigers  is  zeer  aandoen* 
lyk  befcbreven.  Te  Mogadore  aangekomen,  woog  rilet 
niet  meer  dan  negentig,  en  zijne  lotgenoocen  zelfs  niet  meer 
4an  veertig  pond!  Ook  ,ftortte  hem  de  geledene  jammer  eetf 
Mjd  lang  in  waanzinnigheid.  Tot  zich  zei  ven  gekomen,  erken- 
de hy  met  bewondering  in  z^ne  lotbefchikking  den  gsng  der 
Voorzienigheid,  die  hem,  door  bykans  wonderdadige  verlos- 
fing  uit  ongehoorde  rampen ,  gedeelielük  het  werk  der  on- 
baatzuchtigfte  menfchenliefde,  van  den  menfchenhaat  genezen 
bad,  waartoe  hy  op  het  punt  ftond  te  vervallen.  Deedelftevaa 
•1  zy  ne  weldoeners  waa  de  Jmerikaanfehe  koopman  s  p  r  a  o  u  c 
te  airaltar^  die  eenmaal  150  zyner  ongelukkige  landgenoo- 
len  uit  zyne  eigene  middelen  onderhouden  had,  en  mi  dade« 
lak.  op  de  allervriendeHjkfte  wyze,  het  geld  voor  Ritzt 
^  aan 


J,  KXLBT»    VttBAJL'm   BtSCBRIJVZNG.  ft 

van  wiLTsBiitE  ovemnakte.  Welk  eeo  contrtsc  met  de 
i/iraUeren  der  woefcQn^  rilky's  eerde  meesceisl  M«ar  zm 
vereeoigc  de  meoftheiyke  nttaar  de  uicerfteo. 

Verder  is  die  Deel  niec  xoo  zeer  ato  de  bQsondere  locgck 
mallen  van  kilbt,  die  thans  van  JUpgadore  ce  lande  na« 
Tanger  ging,  in  gezeifchap  van  eenige  JaUn^  en  zUne  lo^e^ 
noocen  naar  GiknfUar  inCcbeepce*  als  aan  aardrijka-  e« 
llaacknndige  bijzonderbeden  gew^d,  waarvan  het  eerOe 
Deel  zeer  fchnnl  voorzien  is.  Verreweg  het  gewigtigfte  dezer 
|>erigten  is  niet  van  riley  zelven^  maar  van  zifnen  gewe* 
Mn*  Heer  sioi-hamzt,  het  verhaal  nameiyk  eener  reis  door 
de  groote  woestijn  naar  Tambuctoa ,  het  middelpunt  des  Bio- 
ntfi'^Afrikaanfchm  handels  en  der  Ettropefche  nieowsgierigu 
beid,  en  verder  naar  eene  groote  Stad,  fFdsfanah^  nog  ver« 
der  dan  Tónthtcfêo  in  bet  hart  van  jtfHka  gelegen ,  en  nog 
eens  zoo  groot  en  fterk  bevolkt;  eene  Stad,  van  wa&r  men» 
óp  den  Niger  ^  binnen  drie  maanden  naar  de  Atlantifclu  Zet 
kan  afzakken,  (zQnde  dus  de  gisGng  van  par  k ,  dat  de  Zé^ 
re  of  Conga  de  mond  van  den  Niger  zou  ztfn,  voikooea 
bewaarheid.)  De  vraag  ia  nu  maar,  in  hoeverre  men  op  djc 
bertgt  kan  (laat  maken?  Het  beste  zal  wezen ,  de  overeen* 
komst  msfchen  hem  en  robert  ad  aks,  die  ook,  vol- 
gens het  bovengemelde,  (zie  ent  iVS^.ióy^^riSip.)  leTomhuc'^ 
iea  was,  te  onderzoeken.  Komt  hQ  in  de  meeste  hoofdzaken 
snet  siDi.HAMET  overeen,  (,die  zekerlijk  van  dezen  fffjk* 
trooa  niets  kon  weten ,  zoo  min  als  de^e  van  hem)  dan  wor- 
den beider  berigcen  zeer  waarfchQnl^k ,  om  niet  te  zeggen 
cnbetwistbatr  echt.  Het  éénige,  dat  men  tegen  dezelve  dan 
nog  zou  kunnen  inbrengen,  mogt  het  vermoeden  zQn,  dat 
Kapic.  RiLEY  de  Reis  van  adams  gelezen,  en  naar  dezel- 
ve  dit  bertgt  van  sidi-hambt  vereoonen  had;  docl^  die 
wordt  hoogst  onwaarfcfaynl^jk ,  eensdeels  door  *s  mans  braaf 
en  godsdlenttig  karakter,  hetwelk  op  elke  bladzijde  zonder 
gemaaktheid  uicfohittert ,  anderdeels  door  de  getuigenisfen  van 
verfcheidene  achting wurdige  Engelfthen  en  /tmerikamm^  ten 
kierde  door  het  korte  t^dsverloop  tnsfcfaen  de  uitgave  der 
Reizen  van  adams  en  rilev,  wanneer  men  daarbQ  den 
kfOand  rekent  tttTchen  Engeland  en  Amerika^  Zien  wtf  dua 
nu .  in  hoeverre  bdde  verhalen  overeenftemmen. 

De  Koning  en  zQne  Onderdanen  zijn,  volgens  beide,  te- 
gen bet  aigetteene  gevoelen  aan»  Negers^  en  geene  Jlfy9eP 


71  '  !•  Viihzx       ' 

utanmn.  Dehuizen  zijnviti  (teen,  volgeof  iidi-hamst»  ^ 
van   klei,    volgens    adams;    doch    deze   ktn  in  de  zon 
zoo    hard    als  fteen  geworden  zijn.    Hecgene  ad.am8  gras 
noemt ,  waarmede  men  de  (laken  der  hutten  dekt,  is  ^  volgens 
zijnen  Uitgever,  óe  paJmafa;  sidi    hauet  zegt^  dat  Tbin* 
èuctoü  rieten  (laken  heeft,  met  de  bladen  van  den  dadelboom 
l^edekt.    De  woningen  der  kleine  (leden  z^n  volgens  aioi* 
BA  MET  bijna  letterlijk  zoo,  als  adams  die  befchrijfc.  £eo 
gedeelte  der  (lad  is  bevestigd ,  en  door  een*  (lerken  manr  en 
poorten  van  het  andere  gedeelte  afgefcheiden ;  dit  getuigeft 
beide.  Tombuctoo  ligt|,  volgens  adams,  door  zijnen  Uitgever 
verklaard,  aan  eenen  arm  van  den  Niger ^  op  i2  mijUn  (^n- 
gre//2:A^) afflands  van  deszelfs  voornnamllen  Qroom;  volgeus  si- 
n^HAMET,  uitgelegd  door  rilby,  aan  eene  bceede  rivier, 
twee  uren  ten  noorden  van  eenen  arm  (den  hoofdarm)  des 
Nigers  of  Joliba  {RoüM^^  die  in  deze  (Ireek  eene  menigte 
takken  ontvangt ,  (waaronder  ook  de  Mar  Zarak  van  aoaus 
kan  z|]n.)    Adams  houdt  dè  (lad  voor  zoo  groot  aU  Lisfa* 
kon;   siDi-HAM,ET  fcbat  hare  bevolking  op  ruim  2oq»ooo 
2ielen,  hetwelk  ook  met  die  van  Lisfabtm  overeenkomt*    De 
ilavenmarkt  maakt,  volgens  beide,  een  aanzienlijk-  gedeeke 
des  bandels  van  Towbuctoo  uit«  De  Negers  te  fTaifanak  (ook 
deze  zijn  Heidenen)  hebben  dezelfde  goede  eigeni'chappen , 
die  ADAMS  (en  pars)  inde  Negers  van  Tombuctoo ^  en  nog 
meer   westeiyk,  roemt.    Zij  zijn  gastvrij  ^  en  geene  dieyen  ^ 
zegt  de  eeriijke  sidi-ramet»  die  hun  daarom  van  harte  de 
bekeering /tot  Mohammed  toewenscht,    (eene  zeer  veree» 
rende  geuiigenis  in  dea  mond  eens  Muzelmans  ten  aanzien  van 
Ongeloovigen ï^  De  zucht  tot  dans,  den  geheelen  nacht  door, 
is  te  JVasfanah ,  volgens  dezen  Muzelman  ,  zoo  groot ,  als  te 
Tombuctoo  en  elders  in  Soudan  ^  volgens  den  Amerikaanfchen 
Matroos  en  den  Reiziger  pare^  doch  ichj[)nt,  in  plaats  van 
•eens  in  de  week,  (lechts  bij  elke  nieuwe,  maan  plaats  te  heb « 
ben.    (Deze  nachtdanfen  fchijnen  een  karakteristieke  trek  der 
Negers ;  men  vindt  die  zelfs  in  de  Koloniën.)  Treffend  is  ook 
de  overeenkomst  tusfchen  de  t)eide  Reizigers  daarin,  dat  zij, 
tegen  de  meening  der  Geleerden,   ii^ïikokosbopm  aan  de  oe- 
vers des  Nigers  hebben  aangetroffen,  waaryi^.  sidi-uamet 
uit  den  buicenften  bast  gemaakte  kleeding(lpikk,ep  zag. 

Het  is  waar,   bij  zoo  vele  blijken  van  overeenkomst  zijn 
•ok  vele,  waar  de  Reizigers  van  elkander  afwijken,   zoo  ala 

de 


VEMUAAL  SN  BUCHftljyiHO.  73 

4e  rehooBheicI  van  9bm^(pc/tf0 ,  die  volgens  iidi-ramet  ved 
froocer  is,  dta  volgens  a dam s;  de  daarbij  geJegene  Miiiak 
•oï  ftad  der  Muzelmmmen^  welke  alleen  de  eerde  vermeide; 
tn  vooral  de  voorwerpen  van  bandd,  die  bij  beide  geheel 
«n  al  veflbhillen:  doch  die  kon  niet  wei  anders ,  by  eeoe  zoo 
-gehsel  verfchillende  w\|ze  van  zien ,  en  weert  ook  alle  denk*^ 
•beeld  van  letferroof  van  de  zijde  van  rilbt»  Mogen  wQ 
dus  sioi«ffAMST*s  verhaal  voor  echt  aannemen,  zap  ont* 
ftêit  daaruit  eene  aamnerkelijke  verrQking  der  Aard^kskunde; 
«n  dit  kleine  opdel  (ook  als  reisverhaal  belangrQk ,  door  faec 
vennetden  des  ondergangs  eener  karavaan  van  duizind  man 
CB  9ier  duitend  kaneelen ,  waarvan  flechts  ten  en  twintig  aiaa 
«n  twaalf  kameelen  overbleven}  heefc ,  in  dat  opzigt ,  (200 
als  de  Ceographifehe  Ephemeriden  te  regt  aanmerken)  meet 
•waardy,  dan  rilet's  ganfehe  reis.  HQ  geeft  nogcans  eem« 
ge,  zeer  aangenaam  lezende,  berlgten  omtrent  de  groott 
woestijn,  die. hij  maar  al  te  zeer  had  leeren  kennen;  omtrent 
de  zeden  der  Arabieren^  welke  hi)  14  die  der' Aarts vaderan 
;irergelijkt ,  doch  bj|^  welke  zij  in  himttmteit  zoo  qneindig 
ver  acbterftaat ;  omtrent  die  óKt  Meeren  of  Hedebewooers» 
aten  kameel,  bet  AraHfehe^^tixé^  de  fprinkhanen,  van  wier 
verwoestingen  b^  getuige  Mras,  en  het  Keizerrijk  Marekke^ 
'door  &ILST  bijtka  in  de  geheeie  lengte  doorgereisd.  Overal 
-toont  de  Reiziger  blijken  van  vtaarheidüiefde :  doch  op  ééoft 
plaats  willen. w^  lié&t  ons-  oordeel  opfchorten  omtrent  de 
waarheid  (bl.  116);  hij  fcbat,  nanieiyk,  volgens  de  opgave 
van  siDi-ffAMET,  vele  Arabieren  der  groote  woestÜn  op 
v^f  ^Uén ,  of  twee  honderd  jareo^  ouderdom,  en  óénen  Aroi 
Mr^ztlh  op-nageooeg  drie  hond^f^d  jmen»  R  ijl  e  t*s- meeste^ 
iefde  dit  uit  ddet  de  gezonde  kameelmdk ,  het  éévige^  vped» 
fel  der  w^estijubewocers ,  waartegeq  wy  eehter  de,  ver- 
fchroeijende  bette  eener  by^na  loodiijnige,  door  b^t. hoekige 
sand  weérgekaatfte,  zon  mogen,  oveiftellen.  In  allen %gevail<^ 
vereischt  deze  vreemde  daadzaak  wel  degelijk  confirmatie^ ^-^ 
Onder  de  tegenfirijdigheden  behoort^  .dat- de  half  wHde,,*on# 
menrcbeli)ke  bewonérSeder  woestyn,  .waar  zelfs  de  Vrouwen 
ten'  zeldzamei^  irap  van  barbaarsebfaeid  bereiken,  oile  lezen 
en  fcbrijven  leeren,  en  bunnen  Godsdienst  niet  aIIcen,«aattMef 
gezet,  maar  met  voorbeeldigen  ernst  verrigtea.  Zij  gebruiken 
iïog  Arabijche  cijfers,  en  (lenden  zeer  verbaasd,  riley 
dsarvan  OQk  gebruik  te  zien  maken.  —   Meu  heeft  aan  de 

zwer- 


fcwerveode  herderi volken,  die  den  kameel  becigen » watrfcliQft* 
mk  de  uitvinding  der  bócer  ce  danken  ;  de  melk ,  in  geiceo- 
hiiiden  bewaard,   worde  door  ëe  gefladige  gdQke  beweging 
van  den  kameel,  die  ze  draagt ,  vao^  selve  gekamd,  (bl«i33.) 
Nog  eene  aanmerkeiyke  byzonderfaeid  waa  de  komst  vaa 
een*  Jtoifclun   Priester  uit  Jerwnakm  te  Mogaéore^  om  de 
liefdegiftett  zlfner  ÉÊarMaanfche  geloofsgenooten  op    te  za« 
melen*    H^  had  in  1813   bet  aardige  fommetje  van  580,00» 
dfffars^  en  dus  bijna  anderhalf  milüoen  van  ons  geld,   of^ 
gezameld.    Jeruzalem  telde,    volgens    dien   Priester,    thana 
8<>»oo»  Turken  en  20,000  Joden  en  Chri$tenen;  (dit  getal  rch)}nz 
ona  veel 'te  hoog  toe.)  De  bedelmonnik  b^oQ,  op  rilet^s 
verhaal  van  den  fiaat  des  Joéeniems  in  jlmerikm^   naar  dac 
knd  van  belofte  te  watertanden ,  en  zou  er  met  der  t\)d  ook 
nog  eens   heengaan.  -*  De  Joden  en  Ckriaenen  beide  C**^**^^ 
van  de  laatfte   genoegzaam,  alleen  Emropein  zQa}    wordc« 
in  het  MarokhtsnfcJü  diep  veracht  en  verdrukt;  en  over  hec 
fttgemeen  is  bet  „  de  flaatkunde  van  den  cegenwoordigen  Kei^ 
„  zer ,  zQne  onderdanen  zoo  arm  te  houden,  als  mogelQk  ie^ 
P,  en  hen  dus  in  de  onmogel^kheid  te  ftellea»  om  eengevaai^ 
^  llfk  oproer  te  beginnen/*    Dit  flK>ge  in  j^iis  bet  regtt 
middel  i^n,  in  Europa  zou  die  m^n  juist  verkeerd  QiriDgenf 
De  koophandd  wordt,  volgens  dit  begiofiBl  van  zQoe  Moor* 
fihe  Majesteit,  op  allerlei  w^zen  geplaagd,  ^kweld  en  ver- 
boden*   Benige  havens  wecden  gefloten;  ia  andere  de  uic-  eo 
invoer  zoodanig  gewt^igd,  dat  de  handel  «00  góéd  alf  te 
niet  was,  (bL  itfi.)  — >  Eindelifk  viodea  w^  In  dit  reisver»^ 
baal  goede  befchrQ vingen  ven  BSogaêere^   Saffy,  Ihwibeéa^ 
AfdaUah^  Rabat  ^  Laresck^  alle  havens  aan   de  JÊtlantèfekt 
See,  maar  door  hec  ftuiten  vin  den  bande!  doodelUk  ver« 
armd,  en  van  Ta$iger^  waanan  het  v^aMX^i  iKeJËur^efcke, 
CoaMa,  de  nabijheid  van  Spanje^  goede  btvea,  en  de  af« 
leveffag  vaa  koren  aaar  Cièraltar^   teokg  aieerder  veitier 
geveiib- 

Mea  ziet  uit  4it  allea,  hoe  belatigv|}k  ea  aaogenaam  dSl 
teiavefhaal  Is.  Wij  aifn  daarom  ook »  ia  enae  beoordeeling 
vaa  hetzelve,    een  weinig  breeder   geweest ,  dut  aaar  p^ 


X& 


JCenophontis  tPHEsii  de  Anthit  et  Hibrocone  Ephê* 
fiaconim  Libri  V.  Grcce  ec  Latine.  Recenfaic,  tdnottclö» 
Dibus  alionnn  et  fuis  üluftravit  petrvs  botuav  pberl- 
KA  MP  9  Gymnafii  HarlemenGs  Rector,  Harlemi»  apad  H* 
Juam  Mriani  LoosjeSf  P^  F.  i8i8«  4to.  form*  ma].  €09- 
lUc  /ld-:-: 

•  * 

£ien  boek  yan  Ewaar  kaliber  inderdaad»  soowel  om  deiselfii 
«fcgebreidbeid ,  alt  om  zyae  innerlijke  wtardQl  RecenTenc 
ilaat  bier  cnsfchen  cwee  vuren  in  de  «scb.  Aan  den  eenen 
kanc  befefc  h^t  dac  eene  algemeenelofTpraak»  zonder  i^/iifA', 
•an  den  Heer  pbbelsaiip  niec  aangenaam  ktn  z))n«  WQ 
E^n  hem  een  bewijs  van  onxo  achting  fchnldiff;  en  dac  bft- 
wtft  kunnen  wQ  niet  beter  geven,  dan  door  hem  te  coooen^ 
dat  w9  zQn  werk  naauwkeurig  bekeken  hebben*  Aan  den 
anderen  kant  voorsien  w))»  dat  de  fchoone  fekfe  en  het  ov^ 
fige  ODgriekfche  publiek,  hij  het  xienvan  100  veel Griekach, 
met  dit  Nommer  oneer  Letterorfenimgeu  nagenoeg  sullen  hab* 
delen ,  aU  velen  met  de  Haarlemfche  Courant ,  ^ ,  Eondor 
sich  aan  de  Infurgencen  in  Amtrikat  of  aan  Koning  cami- 
•TOPBE  op  iKair/,  te  bekreunen,  onayddeilUk  op  de  yid» 
serientiin  losgaan*  om  te  zien,  wie  er  geboren,  getrouwd 
en  geftorven  syn«  Recenfem,  om  zich  uit  deze  netelige  pó- 
fitle  te  redden,  wil  met  den  Heer  PEEELxaifp  en  het  pii- 
bUek  capituleren,  op  deze  voorwaarden:  Vooreent:  dat-fa^ 
Eich  alleen  tot  denzelven  bepale ,  met  voorbygaan  der  AaÉW 
ceekeningen   van   caarzEius,   palaxret,  iLSERTX'^ 

ABRESCB,     BEMSTERBOIS     CU     LOCELLA,     met     WCike 

«RERLXAiiP  zQnen  arbeid  verrykt  heeft.  Ten  tweede:  dac 
bJD,  om  ook  met  de  nrinue,  die  hem  vetgund  is,  te  rade  te 
gaan,  flechts  een  geéfeüe  van  des  Uttgeveta  arbeid  beoof* 
deele,  bt|  voorb.  de  luaig  eer/U  klaêujiim  van  de  Aantf^ 
keningeiu  Jfierdoof  hopen  wJD  den  aard  en  de  waaraf  va» 
bec  wtrfc  genoeg  te  doen  kennen,  en  meer  kan  men  vao  eent 
reeenfle  niet  verwachten.  Even  zoo  heeft  onlangs  een  ander 
Recenfenc  in  dit  Maandwerk  de  vertaling  van  wombaüs 
4oor  den  Heer  van  ^soravehwebrt  beoordedd-;  eo^ 
om  ons  eens  op  een  groot  voorbeeld  te  beroepen»  ook  wrvr 
rEHijACKlmndeideaUns  ten  aansieQ  der  oicgiye  vnn  jufr 

BA- 


bVniüs  door  aEiSKE,  bepalende  zich ,  !n  z^de  beoord^e* 
•Uog»  flecbtf  COC  ééne  redevoering.     Zia  ds   hibUotA.  Oif. 
J^üL  III.  P-  II»  p*  8o«  —  Ziedaar  de  voorwaarden  der  cap;cu« 
latiel  Misfchien  is  ^eene  der  beide  partijen  tevreden.  Na,  ef- 
fen is  kwaad  pasfen. 

Wij  hebben  elders  gehoord  of  gelezen,  als  eene  les  van 
WTTTENBACH,  dac  de  Uitgever' van  een  oud  .Auctcur 
zich,  voordat  hij  aan  het  werk  gaat,  drie  vragen  moet  voor- 
dellen: vooreerst,  of  de  Auctcur  waardig  is  uitgegeven  te 
worden?  ten  tweede:  of  er  niet  reeds  eene  goede  uitgave 
>rafi  befta?  ten  derde:  of  hij.  Uitgever,  Voor  dezen  arbeid 
zjl)  opgewasfen?  De  eerde  en  de  laatfte  vraag  zijn,  ten  aan- 
-zien  van  xenophon  ephesius,  gemakkelQk  te  beaot« 
voordeo.  Beo  Aucceur,  waarop  mannen  als  hemste-h- 
vt7is,  ALBERTi  CU  LocELi«A  ZOO  vcel  noelte  hebben 
«angewend,  moet  voorzeker  wel  waardig  zijn,  in  eene  goede 
uitgave  in  de  rij  der  Amctores  Ciasfici  te  verfch^nen.  En  wac 
de  laatlle  vraag  betreft»  of  peerlicamp  de  man  zij,  ofli 
zulk  eene  nitgave  te  leveren?  het  werk  2e|f,  dat  wij  beoor* 
deelen,  moge  daarop  tnt woorden.  Waarlijk ,  hy  is  geen  Rec- 
tor van  den  gewonen  dempel»  Hij  is,  buiten  tegenfpraak, 
een  voortreffelijk  Pbiloloog»  AU  zoodanig  had  hy  zich  reeds 
-iooT  zijne  Oratio  en  Spteiw.  Animadyerss*  op  xenoph* 
EPH.,  door  zijne  Vits  aliquot  excelL  Batav.y  door  zijne 
'EpiitoUy  en  door  z^ne  regc  antieke  Qtrmina  doen  kennenw 
Bn  zoo  bij  nog  niets  gedaan  had,  z}|ne  nisgave  van  xeno^ 
piiON  SP  HBS.  zon  genoeg  z0n,  om  bem  eenén  rang  naast 
<le  HoooBVBBNs  mec  regc  te  knnnen  toewijzen.  Niet  zoo 
Inmnen»  wig  de  tweede  vraag  ten-  voordeele  van  den  Heer 
t&bulkamp  beantwoorden.  De  Traag  is  niet,  of  deze  eeo 
nnttig  en  voortreffefijk 'werk  gedaan  hebbe,  en  of  zijne  nit*' 
gave  van  xenophon  beter  zy  dan  die  van  x^ocella? 
Voorzeker  Is  zy  beter:  want  wQ  zien  bier  den  arbeid  van 
-VBBRLKAMP  met  dien  van  locella  vereeiigd.  Het  fs 
wa  bUJft  een  paal  boven  water,  datPEEXLKAUP  zich  èene 
regtmatige  aanl^raak  op  de  dankbahrbtid  van  de  vrienden  der 
inide  Letterkunde  hee&  verworven.  Maar  de  vraag  is  ó^zei 
of 'er  eene  nieuwe  nitgave  «van  «zErr op h.  e  fur &.  no&dig 
mire  ? of  de  uitgave  ^  door'  l  o  c  e  l  l  a  bezorgd ,  niet  onder  de 
nltmuntende  nitgaven  derOnden  moet  gerekend  worden,  dle« 
lioewel  niet.  ^oorx^kimigeiotty    ccyact  in   vele  opvigten 

mec 


ZENOPfiON  BFHSS.  0£  AMtttA  &C«  yf 

toet  den  chariton  van  dokville  mtg  vergeleken  wor- 
den? en  of  niec  de  Heer  feerlkamp  een  nog  nuttiger  werk 
zotfde  verrigc  hebben ,  zoo  fai)  den  fchac  zijner  wetenfchap  op 
eencn  anderen  Auccebr  had  aangewend»  die  meer,   dan  ze» 
NOPHON,  zijne  genezende  hand  noodig  had?   Wat  vale  er 
nog  niet  te  doen  aan  vele  (tukken  van  aristoteles,  aan 
de  Orat&res  jfitieij    aan  pausanias,    aan    philo,   aan 
ARisTtDEs,  aan  LiBAfiius  en  meer  anderen  f  Men  verfla 
on^  toch  wél.    Wij  k>open   zeer   hoog  net  den  arbeid  van 
FEERLKAMP,  en   rekenen    zijnen  xENopnoN  onder  de 
omiimenten  onzer   Boekerij;    maar  honden  het  tevens  daar- 
voor,  dat  de  geleerde  Man,  ten  aanzien  der  tweede»  door 
ons  voorgedefde ,  vraag,  het  volkomen   met  ons   ééns   2al 
£ijn«    Men  vrage  nle^,  waarom  dan  evenwel  de  Heer  peerl« 
KAMP   zich  zoo-  (landvascig  bij  dezen  Anctenr  bepaald  heb« 
be?  Nie:s  is  natüuriyker.    Hij  las  den  xenopaon  ephes. 
in  eenen  leeftijd «  toen  hij  al  de  woeste  en  onbebouwde  vel* 
den  der  Philologie  nog  niet  kennen  kon.   Hij  las  hem  vroeg» 
en»' blijkens  zijne  bovengemelde  Oratie  en  Aanteekeningen» 
las  hem  met  bijzondere  applicatie ,    waartoe  ook  miaflrbfen 
de  inhoud   zelf,  eene  liefdegefchiedenis,  het  zijne  by  den 
jeugdigen  Geleerde  liceft  toegebragt.    Uit  deze  naauwkeorige 
iektuur  werden  verbeteringen,   en  uit  deze  verbeteringen  hec 
denl&eeid  eeaer  geheele  uitgave  geboren.     Nn.  groefde   de 
bouwftof  dagelijks  aan;   en  toeri  eindel^k  de    Heer  p^tRL* 
KAMP  over  de  ontbeerlijkheid  of  onontbeerlijkheid  der  uic- 
gavei  begon  te  oordeelen,  gelijk  wij  er  nu  over  oordeelen, 
toen.  was  de  voorraad  van  aanteekeningen  reedt  te-  gróoc, 
dan  dat  deszelfs  onderdrukking  van  de  billijke  zelfliefde  kon    I 
gevorderd  worden*    En  wy   verheugen  on^^  dat   de  Heer 
peer L KAMP  er  zoo  over  gedacht  heeft.     Had  hij  anders 
gedaan»   ht|  had  ons  een  belangrijk   werk    onthouden»    en 
flecht  voor  zijnen'  roem  gezorgd.     Dat  intfusfchen   hét  wérk 
Eülk  een'  gang  hMft  gehad ,  als  wij  zoo  even  gezegd  heb* 
ben,  dit  kunnen  wQ  wel  niet  ihlllg  verzekeren;  maar  als  wt| 
ons  herinneren»  boe  hec  ons 'eens  in  onze  Jeugd  itoet  pala.« 
FHATua  gegaan  is»  dan  gelooven  wij  den  bal  niet  geheel 
te  hebben  misgeflagen.    De  Heer  peer l kamp  beflisfe! 

Sommige  Duitfchtn^  veelal  gewoon,  om»  hetgene  z9  xe!« 
ve  niet  doen  kunnen ,  in  anderen  te  berispen »  hebben  wel 
eens  laag  gevallen  op  de  uitgaven  iier  Cltsfieke  Auctearcn 

ROEK0ESCH.  1820.  MO.  2,  F  door 


door  de  Hollanders.    Zelfs  de  fcbrale  fischer  ootzt^  alcli 
Diet^iu  zijne  Praf^  ad  Plat.  Sapk.  &c.^  op  den  arbeid  on^ 
^tx  Geleerden  te  fpbrollen,    f)ij  heefc  zljoen  iqan  g^vpiiden 
aanpi^XTTENBACHy  die  h/sin  de  volgende  dniceur  gezegd 
heefc  y  dac  er  by   de  Hollanders   geone  uitgaven  900  flechc 
j^yn^  quas  non  Fifcheriamf   jejunitati   omnino    pr<éeferamus^ 
Zie  nibl.  Crit.  Fel.  L  P.  I,  f.  33.    Even   zoo  heefc  vó<5r 
eemgen  tijd  de  jonge  s^rissri  gezegd,  dat   dorviils 
zijnen  charito)|  en  v^lckena&r  zijnen  buripiu£« 
onder  hunne  Aanteekeoingen   begra^ren   hebban.     Zie   z^jne 
Commentatm   L  De  ehcutionls  Poetarum  Feterutn   Latino^um 
iuxurie ,  pag*  8  sq.     M^  wordt  inderdaad    warm ,   wanpeer 
men  deze  IVIgncea,  en   vooral  onzen   groots,  nooit  overr 
troffenen  vuLCKi^tiARR»    voor   zulk    eene  regtbank    zie| 
yerfcliynen»    Wy  zwiJ[geo  v|n  eenen  tittmactn*  die  on* 
langs  aan  den  roem  van  wvttenbach   begon  te  knagen^ 
znagr  ter  dege  en  naar  v^fdiueiiftie  getuchtigd  ia  door  cr£U« 
ZER,    Wat  zullen  nu   onze    naburen  van    deze   editie   vaQ 
XENOPH.   BPH*  zeggen?  Inderdaad  fchijnc  de  uitgebreidheid 
<ler  Aaliteekeningen  in  geene  evenredigheid  tot  den  tekst  t« 
(laan  9  dew^l  aan  de  eerfte  323  bladzijden  belleed  z^n,  en  de 
laacfie  flechts  4e  bladzijdeti  beOaat.  Ia  het  nn  het  éénig  doel 
der  uitgave  van  een*  Aucceur,  dat  men  eenen  zuiveren  teksc 
bebbe  en  den  Aucceur  verlhi,  dan  vreezen  wy ,  dat  de  Hees 
PEERLKAMP  by  die  Duitfcbe  vrienden  het  verw\jc  niet  zal 
kunnen  ontgaan,  dac  zoo  vele  andere. Hoilandfcbe  Philologea 
getroffen  heeft.)  Maar  in  dit  g^val  zouden  er  al  zeer  weioige 
uitgaven  zijn»  waarvan  tnen  niet  zou  knonen  zeggen ,  én  z^ 
te  omflagtig  zyn;  en  minellius  zou  dan  al  he(  besr  deq 
fpUker  op  den  kop  hebben  geflagen.    Maar  er  is  nog  eeq  a^* 
der  oogpunt,  waaniit  men  de  uitgave  vai^  ee.n  CUsGek  Auc^ 
teor  befchouwea  moet.    Het  is  de  bi^vordeiiog   der  taal-  en 
oudheidkunde  in  hec  algemeen.    Wie  diP:  doel  bemken  wil,: 
kan  en  behoeft  zich  niet  aan  zynen  Auccenr.  te  binden,  naat 
mag  In  zyne  Aanteekeningen  iivagéren »  i^P  dikwyii  dit  pac 
geeft.    Wat  al  odnoemeiyke  plaatfei|  via  verfebiUende  Auc'i» 
teoren  hebben  ,  om  flechts  weinigen  te  ifioeoien ,   aan  eeneii 

HBM8TBRHUIS,    VALCKENAER,    O^    A^tVAIT    l.B»NE^ 

(^op  Phalaris)^  RaHNKBNiüs  en  WTTT^itfr4.cB  httre  op- 
heldering te  danken  1  Ja ,  uit  dit  oogpunt  tiercbouwd ,  is  zelft 
de  HERODiANUt  vao  denDuitfchen  irmiitch  (^anders  een 

aiees* 


l 


ZENOSliON  ÊPBES.  1)È  ANtRIA  icQ^  f^ 

idèèstérilut  van  ro»-  en  pr$fujfe)  een  bruikbaar  boek.  NA 
ftöge  men  zeggen,  en  naar  waarheid  zeggen,  dat  deze  mi* 
trièr  wel  eena  aanleiding  geeft  toe  al  te  grodte  uicwefdiogèn  \ 
VaafbQ  nlén  gevaar  loopt  den  oorfptGinkeUJkeri  yiucréar  uit 
tiét  tog  te  verliezen;  wy  voor  on$  honden  het  dstarvéor; 
dat  voor  de  bevordering  der  onde  letterkunde  deze  manieif 
VeM  te  veirkiezen  is  boven  die  angftige  naonwg^zètbeid ,  die* 
tft  vreet ,  dkt  de  fiank  in  de  war  zal  geraken  i  ilechcs  éénén 
fcliotel  damie  foep  op  tafel  zet.  o.  Wat  heeft  schweig* 
HAfibsElt  td  dezen  Aanzien  zwaar  gezondigd!  I3e  I^oteh 
van  jAcoBua  oftoNoViüs  op  nzKotoivt  wildeii 
IvÖ,  dea  nbödl,  ian  de  verminking  prijs  geven.  Maat  dtt 
MJ  zlcti  niei  ontiien  heeft,  de  asch  van  étas Aürfoitüs, 
Vf\&it  gt^otheid  M)  op  geene  voeten  öf  vademen  na  bereikt 
heeft,  zop  jammerlijk  te  (toren,  en  in  dien  heetlijken  Cofd- 
mtentariiis  op  atrenJeos  naar  welgevallen  té  hakken,  neen 
dat  vergeven wy  nooit  aan  acuwEiOHAEusEit,  boe  gróót 
x^iie  verdienden-  oölt  zijü  mogen.  Maar  keeren  wi}  tot 
^BËftLtAüp  terng, 

WU  vhfÜén  in  deie  trttgtfve  véteemgd }  i\  Éene  ÓpSragi 
oan  de  Curatoren  van  het  HadrïtffiscH  GjfHnn]!nm.  s^;}.  cas* 
^éait  Specimen  Dss/èrtatiantsdejitïiteTViOvrz  tvunsios 
iK  Pf^efitife  van  locella.  4*.  PréfaHe  ^ati  peerl- 
tAMP.'  S^w  iSriekfche  Tekif  tn  OMzetting.  t$^;  Aanfeeke'* 
nOtgeii  vit!  dé  reedi  bovengêno'enrde  Oeléferdélf  \Sb  vaif 
TtfLfLiftAtit.-  '  .....* 

'De  frUtiiié  Mn  tvlzttKAmp  (wafit  tot  hem  alfeen  moe^ 
éeh  wQ  ons  t)«pafen)  is  in  eenen  eenVbnUigen ,  vf oeijenden  4 
xnhreren  flïjl  gefchreven*  *  Hier  bewy«  hij  etfné  blllifke  hnldrf 
Mi  zijneer  Leermeester  rüaroi,  fchetsrt  hem  als  fetterknn« 
citge ,  en  geeft  een  kort  verilag  van  *f  msrns  nagelatène  hand* 
fthfifMi.  Toorts  vinden  wlJ  hier  eene  opga'vé  van  de  editién' 
^at)  ifftMëPii;  ÈPH.  -»  een  onderzoek  traar  a^jnen  leeftijd/ 
wlat  pftfitLVAif  p' eene,  ré  voren  dodr  hem  ^cidté,-'mee^ 
ahrg,  dat  ë^9^  feit o.phon  de  oudfle  van  alfe,  hog  bethan- 
i«l,  ÉrotM  z9,  herrofepté  Na  volgt  een  Veiftltfg  der  tritgav(? 
vah  «dezetf  Av^evr  d5o*  L^ircELLA,  vb  welken  Gefeerde 
^EtRLKAifi^  iegt,  pag/4;  dat  hij  fi^rd  eif  bitter  was  i» 
iJIJtie  beoó^dèellhgen  vrfn  déti  aifbtid  vaïi  anderen.  Maar,  te'gi 
PEB&LVAtf  p,  dat  moet  nfen  hem  niet  kwaiyk  nemen;  Nu^iiif 
tthr  BsH  etat.   (.Met  ferm%(k<  in  zoo  ver  die  een  alge^ 

F  2  fliee^t 


%m  9k  fU   PEERLSAMF 

meeoo  tH  is  op  alie  Vryheereii»  gatc  die  te  ver.  Wy  $\th,Mfit 
kennen  Vryheeren,  die  in  beleefde  zeden  en  verftandsbefcha" 
ving  voor  geen*  burgerman  behoeven  te  wijken«')  •.  Voo^s 
worden  de  namen  van  trbsling»  wassknbbjich  eo 
HiGT  mee,  lof  vernield,  en  pbbulkamp  eindigt  zijne  Voor* 
xede  mee  zich  te  beiclagen,  dat  hL|  de  Aanteekeniogeu  van 
BAST  en  TOLLius  op  ZENG  PH.  E  PU»  niec  heeft  kunnen 
!magtjg  worden.  Op  bh  67  haalt  pebrlkamp  eene  plaats 
aan  uit  de  Epistêla  Critica  van  bast»  waar  deze  Geleerde 
^yne  vrees  .te  kennen  geeft»  dat  de  uitgave  van  loc  el  f.  a 
ibbielijk  geheel  zou  uitverkocht  zijn.  Indien  deze  vrees  ge« 
■grond  zy,  heeft  ^eerlkamp  eene  dubbele  aanfpraak  op 
onzeA  dank.  Wij  .gelooven  echter,  dac  deze  vrees  niet  ge- 
grond is»  en  beroepen  ons,  ten  voorbeelde^  op  het  Magaz\jii 
van  LUCBTMANste  Leyden^ 

£n  ^  nu  eepige  proeven  van  de  Aauteekeningen  des  geleer- 
den Uitgevers,  wei^e  A^nteekeningen  beginnen  op  pag*  65. 

Pag.  66.  De  Heer  pebrlkamp  wil  onder '£^^i«xfiv  v^r« 
Haan  hebben  het  woord  hftyfifiirwfi  en  geeft  eene  uitmun- 
cende  verkladng  v^n  die  woord.  Wat  den  vorm  van  dezen 
tUel  betreft,  had  hij  misfchien  eenige  partij  kunnen  trekken 
van  de  aanteekeniug  van  valckenaer  op  hbrod.  p.i|3. 
,  Pag.  ,67.  rk  w^ÜT»  ivydfts^o^.  Hamo. potent..  W^  z^n  hec 
yolkomen  mee  pbbulkamp  eens«  als  h^zegc:  i»  hoc  far* 
mula  T^  9p&TBt  fer^  accipio^  ut  in  kis  Euripid.  Iphig.  in  AuU 
VS.  51.  U  r^  %pUt  ixfitfffjtévot»  Zoodae  rkvrptSrx  be^eekene  /«-^ 
primiSp  Pe  plaats, jdoor  locblla  uitBE^oDOTUs  bQ- 
gebragt,  is  van  eenen  geheel  anderen  aard,  eja  ;ita;i&  gel^ki 
met  Euripid,  Oresté  vs.  1253^  waar  men  de  Aantcjel^  vfin 
MUSGRAVE  kan  ^azieh,  alsmede  a«  matt.uia  GriecM. 
Grammat*  p.  609.  , 

Pag.  70,  In  den  tekst  (Uac:  AvKOfifiSu  ix  ywmic^  ijtéx^H^ 
esfAUfTQyq  yivtTM  speidq  ^App^zSf^mq ,  ftéya  H  rt  xPfifM^^/^fasSiiiT^ 
^u/ixTQj;.  ^Tep/3«AA0}^ »  xiX\0i/f.  ^  Pberlkamp  oorde^U 
dezo  condructie  Hroef.  De  woorden  ,'^^7^  rt  xPnftis^tdXKsv^p 
drukken  reeds  zulk .  eenen  g;aad  van  if  hoonbeid  uit ,  dat  de 
cusfchenbeide  g.eplaacAe  .  woorden  ,  «f  —  Czgp^x.  (len.  zio 
flechcs  verzwakkeo.!  H^  flsat  dus  voor,  dat  men  de  woorden 
omzette,  en  daarenboven^  om  de- tautologie  te  vermijden , 
bet  woord  pvep^xXK  in  Genicivo  leze  enb^  es^^roMc  vpe« 
ge,  aldu^:   I*  ^  e^/«w?ö5^>  iftuirfiTé  ^i*^, .ifr$pfittAXoikii^ ^ 


r 


XtNOPH(^  Cms»  M  ANTRTA  ace*  9f 

yfverm  reff^  cèu  Ifder  ziet,  dac  op  deze  wijze  de  zin  en  de 
cónflnictfe  veél  gemakkeliJKer  worden.  l^J  hebben  ook  niets' 
tégen   deze   conjectiiren ;    alleenlQk    wilden    Wij   den  Heeré' 
PEB&LKAMP  bec  voigende  in  bedenking  geven.    Vooreerst 
is  dé  Ityi  van  zenoph.  bVhss.  niet  elegant  genoeg,  om, 
gelijk  wij  bij  den  öuien  zenophon  zonden  doen,  alles, 
wat  hoekig  Is,  terflond  verdacht  te  houden.    Daarenboven: 
het  zon  niet  moeijel^k  valleh ,  uit  de  fchrifcen  der  Onden  eene 
iftenigte  voorbeelden  van  eene  dergefijke,  fchi|nbare  tautolo- 
gie te  vhiden,  waar  men  evenwel  het  kritisch  fnoeinies  niet 
mag  gebruiken,  '  Men    zie  b.  v,  herodot«  p»  171  op  het 
einde,  vergeleken  met  het  begin  van  p.  173,  alsmede  p.  198 
Ts.  83,   en  de  Aanteek.  van  WE  SS  el*    (Deze  aanmerking, 
evenwel,   geldt  •  minder  den  Heer  pxerlkamp,   dan  den 
Heer  tkeslinc,  die   de  woorden  &p.   —  ^srep^ffAA  voor 
eefte  glos  hieidO    Eindelijk  wilden  wij  den  Heere  peerl- 
VAMP  vragen,  of  het  hem   niet  voorkome,  dat  het  woord 
ii^oui'mq  beter  op  ètn  jongeling,'  dan  op  de  moeder  pasfe) 
,  be  beteekenfa  van  feho^nkeid  is  toch  ilecbts  eene  notio  fecun^ 
iakiay  afi^leid  van  de  twih  rijpheid;    en  dat  dit  prs^dicaat 
zich  beter  voor  johge  lieden  van  beide  fekren ,  dan  voor  ou- 
ders voegt,    behoeft  wel  geen  betoog  :    men  zie  zenopti. 
eph.  Lib.IL3,en  denThefaurus VTXi  sTEPHANua>^Tom«III, 
p.  j^.    Daar  wij  echter  gevoelen,  hoe   veel  tegen  dit  alles 
kan  -gezegd  worden ,  willen  w^  deze  bedenkingen  niet  meer 
laten  gelden,  dan  zij  gelden  kunnen,  ^et  heeft  ons  eenigzins 
verwonderd,  daa^  de  woorden  ispmirfi^  en  KéhXo^  hicrzoo  '\n 
elkanders  buurt  (laan,  niets  over  derzelver  zamenvoeging,  die 
echter    niet    geheel  ongewoon  is,    te  vinden  aangeteekend. 
Zoo  vindt  men  x^A^^,    &peC$o^  en  Iv^rpe^^q  vereenigd  bfl  j  o- 
LiAN.  p.  338  B.,  en  biJ  onzen  Aucteur,  p.  i6.  Misfchien, 
fchoon  de  plaats   van  eenen  anderen  aard  is ,   heeft  op  deze 
vereeniging  ook  gedoeld  x.Lihfi.  F.  H.  h.  XÏII.  C.  V.  t97< 
^^Utq  h  Tuv  xaXSiviiSicst  rl  V<7y  èpaiwèff^f.  Men  vergelijke  ook 
scHAEFSR  éid  DiotfYS.   HALic.  de  Cotffp.  Vetb^  p.  304, 
Voorts  had  hier  kunnen  vergeleken  worden  eene  plaats  van 
iüRiPiD.  Hecub.  vs,  369.  4/;^/KiA«Tflv  —  jeiAA£*uTep0/p«;fl'«v, 
waar  fommigen  voor  ^yrgpipépm  willen  gelezen   hebben  óirep- 
pdXKstvé  Vid.  FORS  ON. 

Pag.  71.  iêl  fAsv  KOLi.    Te  regt  neemt  p  e  e  r  l  k  a  m  p  dit  xx) 
In   befthermj^g    tegen    de  twijfeling  van  hem  ster  uu  rs. 

F  3  Wij 


^  jPf  B«  PSKRLXAMr 

WU  voegen  er  bU  het  gez^g  van  schaefer  in  ^Qne  uu» 
ceekeniDg  op  grbgoeius  corintq*  ^4?  Di^A  p.  i($9« 
Sgbaefsr  is  een  man,  die  vooral  over  zulke  grammacikale 
kieinigbe^en  verdient  geraadpleegd  te  worden^ 

P9g.  75*  De  verandering  jmMimb  In  Iffpx  is  eene  uitmuntende 
yerbctering. 

Pag*  76^  Over  de  dsrAofMs;^!»  had  men  opk  kunnen  vergelij* 
kea  JEB3»  ad  Arhtid.  IL  p^  53^* 

Vh*  ??•  ^AsdSoc  ^xffv  ^v  T^v),  voor  ^sr)  tiiA»  gelijk  beic- 
aTEEHUis  wilde  geienen  hebben »  ij^ordc  goed  doorLQ* 
pELLAi  en  nog  beter  door  fberleamp  verdedigd. 

Ibid.  ^pwtxov^  iii  h^»  Weinige,  maar  zeer  gepaste  plaat* 
fen ,  zijn  bier  door  p  e  e  r  l  i:  a  mr  bii}gebnigt«»  Wie  zulks 
verkiest,  voege  daarbij  julian.  7  Br  SA*  Misfchien  had 
bier  eene  kleine  uitweiding  kunnen  plaats  vipden  over  de  ge« 
woonte  der  Ouden,  van  meufphen,  die  door  het  een  of  an« 
0er  uitmunten,  met  Goden  te  vergelijken*  Cool^  £URIp« 
fpiig.  in  Aulid.  vs.  ^7^.  en  mus  gr  ave  ad  Helen.  568« 

Pag.  80.  De  rpreekwii}zea,4&cav^lv^7«r(rtai»TV/efif^^y9^fiy. 
irttp  IvSh  TUert»t$  &c.  worden  zeer  goed  door  éocella 
en  PEERLKABfP  Opgehelderd*  Ongaapie  misfen  wij  bier  de 
vermelding  van  valcxenasr's  aanteek*  op  herodot* 
p«  I72.  en  Diafr.  in  Euripid.  Fragm.  p.  ^  Ook  had  biet 
inet  een  woord  kunnen*  gefproken  worden  van  de  uitdrukking 
gen  iv^iv  Avou,  M»fMv,  ^«^m^ov  «Tvw.  Zie  de  aanteek*  op 
UBRODOT.  7ip*  Demosthbn.  Tro  Coran.  p.  33i« 
ILEisK.  HÉirrtE  ad  Epictet,  Enchir^  p.  69^  Qatak.  Opp.  L 
p.  IJ7.  Heinoorf  ad  Plat.  Vol.  II.  p.  34.  Wyttei«b« 
^d  Pfued.  174, 

Pag.  8r.  In  den. tekst  leest  men:  ^  Waar  Abrocomes  een 
beeld  van  Cupido  z^g^^  iTfécPMve  t$  imfrlv  "EpAfro^  «syrof 
x»AA<0va»  Ked  xdX^^vufuiTO^fKdl  imdffe^.  Hierop  zegt  pee  rl* 
KAMP,-:  mikt  dfspUcet.Additum  vellem  vod  Swdi/w  auf  ^9f$$,^ 
^d}i\ovrei  out  fanile  quidt  Qu^e  tundem  dicendi  r/^.io  «oAA^omc 
KdXKei  iréiMTo^^  li^  verwondert  ons  eenigzins,^  dat  defcbran» 
liere  peerlkamp  zich,  ter  (laving  van  z^ne  gisfing,  dat 
bier  iets  uitgevallen  is ,  niet  beroepen  behbo  op  het  woordje 
fs^  waarop  toch  gewoonlijk  %di  met  een  m'euw  lid  der  rede 
volgt,  fcboon  dit  iiiet  altijd  gebeurt.  ZieMATTHiA  Groinm» 
p.  893.  Wat  de  gisGng  zelve  betreft,  gevoelt  deüeecpE  E  RL* 
&  A  lu  p  zeer  wel ,  dat  de  tautologie  dezelfde  blijfi :  i  naV^fuff 


■  I 


.1 


XENOPIIOtl  EPIIES,  DE  ANTHIA  &C«  83 

riv^f  verrchiU  niets  vao  l  zékksi  nw  vsnpPd>iXi9v.  Op  <fe 
vraag  van  pberlkamp:  Qua  tandem  dicendi  ratio  ett^ 
xa}Mm  KdXket  mpuvro^^  moeceii'  y^  cweeledfg  ancwooraen, 
Vooreertt,  er  (laat  niet  x»XA/*if  xijUX»  atm/»  »  maar  «aAX^«y,jc«) 
K.  aéfit»  »stl  Iwdfui :  zoodac  de  ii^ODrden  %£i  «*  iwéfiei  eéne 
nadere  verklaring  zijn,  van  het  algemeene  xftAAfwv.  BJf  voorb« 
dives  dMtiis  zouden  wij  niet  gaarne  zeggen ;  maar  Zonden  et 
geen  been  in  vinden ,  om  te  z^en :  dives ,  ei  animi  divitiii  ei 
eorporis.  Kan  men  in  zekere|^'zn  niet  vergelijken  de  uitdrukking 
van  CJBCIL.  bij  OV.  Fin.  W  4,  lat  urn  etfe  omnibus  latitiis? 
Even  zoo  zegt  men  ^xf^et  sréAAoi  emJi;  ^Ax^v  aXxtftou  Zit  É  e. 
&ODOT.  p.25i  en  352.  T«n  tweede:  wij  behoeven  den  ge« 
leerden  PEE RLKA MP  niec  cê  zeggen»  dat  dergeiyke  overtollig* 
heden  in  den  ilijl  der  Ouden  niet  ongewoon  zijn.  Zonder  ons 
nu  juist  eene  plaats ,  aan  de  onderhavige  gelijk,  té  kunnen 
herinneren,  poeren  wy  een  paar  andere  voorbeelden  van  eene 
dergelijke  awidatie  aan.  Hom  er.  Odjsf.  T.  vs.  343,  hviéri 
ii9t  ToidwjFTpWvFoiSh  —  yfiaroi»  I  s  o  CR 4  T.  Panatken»  p*  5Cof. 
ed.  u.  WOLF.  üwouq  itffévav  naütsv.  £  u  r  i  p  i  d.  Phoenisf.  337. 
«srvsrAo^  ^apétnh  XsvxQv»  jindromaeA.  vs.  714.  kyrxt^  réxvêiv» 
Men  zie  v  a  l  c  k.  ad.  Fhoenisf.  1.  c.  en  w  e  s  s  e  t*  ad  Diodor.  S. 
I.  p.  379,  aldtfar  aangehaald.  Voeg  hier  eindelijk  bij  julian. 
«167.  D.  htxXXoimroq  xarèt  yfo^ctv  &AAoW<v»  en  reitz  ad 
Lucian.  II.  p.  753»  Wij  willen  met  dat  al  voor  de  ongefchoiu 
denheid  der  plaats  niet  Indaan.  Met  ons  ge\roel  en  met  den 
imi  vtn  ZENOPH.  EPMEs.  raadplegende ,  komt  het  ons  niet 
onwaarfchijnlijk  voor,  dat  achter  Ayyii^EMi  het  woord  i|^t^«  is  uic« 
gevallen.  Op  deze  wijze  zou  detegen(lellingvanx;£AAo$^«f(are< 
en  IC^pu^  4^%?c  volledig  zijn.  En  dit  is,  zoo  ais  gezegd  is,  in 
den  llyl  van  zenoph.  ephes.  Zoo  lezen  w\|  op  deze  zel& 
de  pag  I  ,  ]in.  5 ,  rt^  rav  oéfMro^  xceXct  xa)  rhrii^iitvxH^kyct^d: 
en  lin.  10,  It,  rèt  ri)c  4^Z^»^  nasrop^Sptara  koI  rb  rov  céfutro^ 
xi^Aof*  Vergeh  ook  zenoph.  ^gefiLKUi^^^ufiaTo^toxy^'^ 
4^;^«p«f<if  en  hzkac lid/ /f lieg.  p.  485,aangeh.  doorwTT- 
TENB.  op  PLUTARCH.  De  educat.  Puer.  p.  lor.  ed.  Oxon. 
jh  8vo»  De  verbinding  van  xéKK^m  met  xiAA»  fchijnt  minder 
jBwarigheid  te  hebben,  dan  met  iwdfuu  De  uitdrukking» 
fihoon  yan  Jtttackt^  klinkt  zoo  zonderling,  dat  w^  ons  niec 
begrQpen,  hoe  de  Heer  pberlkamp  dit  met  ftilz wijgen 
beeft  kannen  voorbQgaan.  De  zwarigheid  ware  weggenomen , 
zoo  wij  CC^iyk  HBMSTERH.  op  cene  andereplaats  voor« 

F  4  flaat , 


\ 


$4.  P.  V.  FtERLKAMF»   XEKOPH.  tPHEI» 

flaac,  pag.  108}  voor  ii»XXim  lazen  Kpeirrw»  Eyeowel  is  die 
i)iec. noodzakelijk.  Hec  is.Diec  ongewoon  bij  de  Grieken  en 
lljlomeinen^  dat  zij  één^Merium  oï  adjecHvum  by  twee  fyè* 
ftantiva  voegen »  waarvan ,,<^c.Jknichc  hunner  b.eceekenis,  flecbcs 
één  by  dac  verbum  oï  adjectivum  kan  gevoegd  worden,  ge- 
lijk bier  xaXXiwf  uit  kracht  si^jner  beceekenis,  alleen  op 
x^AA^f»  en  niet  op  iwéim^  kan  flaan.  Als  cicero  zege 
fro  Rpscio  yfm^r*  Cap.  VIII.  Cu»  eodem  tempotf  ^t  ea^  quét 
fféeterita  funt^  et  ea  qua  videntur  in  ft  ar  e  ^  ptétparet ;'  dan. 
past  dit  prépparare  alleen  bij  quée  vid.  inftare^  .en  niet  b^ 
préeterita.  Men  zie  vooral  den iS'f^^/r/7s/  op  s ovnocL.  Electr. 
\s,  41^89  aangehaald  door  davics  op  cic.  Nitt.  D.  I.  17, 
en  door  wesseu  op  heuodot.  p.  235»  die  ook  meer 
voorbeelden  bijbrengen*  Men  moet  derhalve  b^  ivydfiei  hec 
'wootd  x^tTTUVs  of  iets  dergelijks,  denken. 

(£fe/  vervolg  en  pot  hierna.') 


De  Schuld.  Treurfpely  in  vier  Bedrijven.  Door  adolp 
n  ü  L  L  N E  R.  Uit  het  Hoogduitsch  vertaald.  Te  Rotterdam , 
bij  A^  May  van  Volleuhoven.  i8ip.  In  gr.  ivo.  122  i?/. 
ƒ!-:: 


Wij 


ij  hadden  die  {luk  voorheen  in  de  oorfpronkelijke  tsal  en 
vorm  gelezen.    Wij  kunnen  niet  ontkennen,  dat  de  vergel^* 
king,  .tot    welke   wij    alzoo  in  (laat  zijn,  voor  de  vertaling 
zeer  ongundig  \$^     Deze  moge  zelfs    met  de  meeste*  naatüw- 
keurigheid  zijn  vervaardigd,   dat  blijkbaar  het  geval  niet  is, 
vele  zaken,  welke  in  gebonden  rede  zeer  goed  luiden,   zya 
aanftootelijk  in.  proza.     De    verzen  herinneren  ons   van  den 
beginne  aan,  en  zonder   ophouden,  dat  wij  niet  in  de  ge* 
wone,  maar  in  eene  dichterlijke  wereld  zijn;   en  derzelver 
harmonie  wiegt  onze  fcherpzinnigheid  in  flaap,  om  veel. on* 
gelo'ofelijks  geheel  niet  op   te    merken.    £r  h  intusfchen  in 
dit  boekje  niet  weinig,  dat  dien  fluijer  behoefd.   Niet  flechta 
de  zaken,  maar  ook  de  woorden;   daar  men  menigmaal  Tpe» 
lingen  van  het  vermift  opmerkt,  die,  van  een^   levendigen, 
vruchtbaren  geest' giecuigende,  en  in  dichterlijke  taal  weiligt 
geheel  verfchoonbaar,  in  ongebonden  rede  niet  onbemerkt, 
ais  ware  bet,  kunnen  vootbygaan.       .... 


4»  M  Ü  ïltSA  E»:,:  De  SCHULD.  9$^ 

;  Indien  j^et  echter  niet  aitdersr,  daar  op. deze  wijzêi  kón  ge^ 
(cbieden,  da(  hec  werkje  on^  weed,  zoo  bedanken  wlJ  den 
T^naler  opjegc  voor  ziiJnen  arbeid.  Hetzelve  toch  is,  in  ons 
ppgy.een  voortbrengfel ,  dat  niet  zoa  ongemerkt  behoort 
voorbU  te  gaan*  In  Duicschland  heeft  het  veel  opziena  ge* 
baard.  Door  zeer  geachte  tydfcliriften  is  het  uitvoerig  be* 
oordeeld ,  en  boven  de  beste  voorcbrengfelen  dier  natie  in  het 
ti^gifche  vak  gefteld ,  fchoon  een  éerlleling  des  onbekenden 
Ichiijvers.  Inderdaad,  h^  is  wegflepend»  met  nitdekend  veel 
gevoel  en  kennis  van  het  menfcfaelQk  hart,  gefchreven,  In 
zijnen  ganfchen  omvang  hoogstvernufcig.  gedacht,  ten  aanzien 
der  karakters  belangrijk,  fcherp  en  natunrl^jk  geteekend;  ter* 
wyi  de  eenheid  van  iQd  en  plaats  (alles  gebeurt  op  éénen . 
avond  en  Ju  hetzelfde  huls)  gelukkig  en  ongedwongen  worde 
bewaard» 

.  -  Het  is  piet  gemakkeliyk  9  eene  fcbets  van  het  geheel  te  ge» 
ven 9  die  cegelljlc  kort,  duidelijk,  en  gefchikt  Is.,  om  de 
hoofdpunten  in  de  voocftelliBg  te  doen  kennen.  Doch  wjjl 
moeten  hec  beproeven. 

De  Noord fcbe  Gravin  van  orindur  was  in  vroegeren 
tyd  naar  Spanje  vertrokken,  om,  bij  de  afwezigheid  haara 
echtgenoots  in  den  oorlog,  aldaar  gezondheid  in  haren  zwan* 
geren  toedand  op  te  doen;  .nogtans  onder  een*  vreemden 
naam.  Daar  geraakt  zij  in  vriendfchap  met  eene  edele  Kas* 
tiliaanfch^  vrouw  in  gel\)ke  omftandigheden,  welke,  door' 
jeene  bedelende  en  afgewezene  Heldin  met  dèn  vloek  bedreig, 
dat  hare  vrucht  zijnen  ouderen  broeder,  een  kind  aan  hare 
hand,  zou  vermoorden,  ten  laatile  befluic^  het  door  haar 
ter  wereld  gebragte  te  verwijderen* .  Het  worde  dan  gegeven 
aan  de  vreemde  Gravin,  die,  haar  kind  verloren  hebbende, 
dit  in  deszelfs  plaatfe  aanneemt.  Ongelukkig  blijft,  het  ge* 
heim,  na  .hare.tenvkooist,  niet  altijd  verborgen,  maar  eeraa 
aan  den  echtgenoot,  daarna,. iloor  hem,  aan  den  gewaanden 
zoon  med^edéeld.  Nu  gevoelt  d^ze  zich  onweérftaanbaar 
naar  Span|e  heengetrokken,  gerukt  daar  met  zijnen,  hem  oi> 
bekendetf ,  broeder  bevriend ,  verlleft  op  deszelfs,  huisvrouw^, 
^n  doorffhiet  hem  op  de  }agc.  Niemand  óenig  vermoeden 
tegen  hem  koesterende,  huwt  hj^  de  weduwe,^  en  trekt  met 
deze  en  baren  voorzoon  naar  zijn  land  terug» 

Dit  alles  is  voorafgegaan,  de  grond  en  de  aanleidiiv  roe 
het  treurfpel.    £r  is  federt  een  geroime  x^  in  onrustige'  ett^ 

F  5  kin» 


t&  A.    MÜLLNB& 

Uoderlooze  Itefde  gdlecen.  Hec  is  juist  de  dug^  dst  de  dood 
des  eerden  echcgenoocs    verjaart.     De  tweede  bevindt  zich 
op  de  jagt ,  en  z^ n  lang  vertoeven  baart .  onrust.   Op  den* 
zelfden  tijd  verfch^nt  een  aaozieniyke  Spanjaard  op  het  ilot , 
die  den  Graaf  bl^ft   toeven.    Deze  verfchijnc  eindelijk,  be« 
ipat  met  het  bloed  van  een  wild  zw^n ,  al  wordelende  door 
hem  afgemaakt.    Het  eerst  bezocht  door  zijne  zuster,  laat 
hij  zich  tegen  baar  in  gefprek  ontvallen ,  dat  zy  elkander  in 
'den  bloede  niet  beftaan;  het  meisje,^  op  deze  tijding  ont« 
field  en  verfehrikt,  deelt  zulks -aan  zijne  ecfatgenooce  mede, 
dict   de  zaak  maar  half  begr)f pende,   in  woedende  jaloezij 
tot  hem  vliegt.    Dit  geeft  aanleiding  tot  fmartelijke  liecinne» 
fingen,  ei}  onder  dezelve  treed;  de  vreemdeling  binnen  ^  dé 
vader  des  vermoorden,  henf  volkomen  gelJijkende,  en  bij  den 
Graaf  onbekend.  Langzamerhand  komt  nu  alles  aan  het  ]icht« 
De  oude  man  heeft  zijnen  zoon  en  den  moordenaar  van  zij* 
n^o  zoon  in  denzelfden  perfoon  gevonden. 
^  Hiermede  js  de  vertooning  tot  het  vierde  en  laatfte  bedrijf 
genaderd.    De  vader  vergeeft  zynen  zoon;  fchoon  hij  daar* 
na,  door  begrippen  van  eer  misleid,  hem  nog  eenmaal  tot 
ten  tweegevecht  wil  dwingen.    De  ander  wil   eerst  op  het 
fehavot  z^ne  misdaad  boeten;    daarna  fchijnt  hy  naar  zijne 
zuster  te  hooren,  om  het  opperbevel  in   eeilen  dreigenden 
oorlog  te  verzoeken ;  later  belooft  hij  den  Kastiliaan ,  -  hem 
te  volgen;  doch  zelfmoord  ia  het  uiteinde»     Zijne  vrouw ^ 
die  bep  (zoowel  als  de  grijsaard )  vooraf  vergeeft ,  had  ge* 
noopt,  heil  bQ  de  Roomfche  kerk  te  zoeken,   volgt. zijn 
voorbeeld  In  den  dood;  wanneer  vader,  zuster  en  zoon  toe* 
fchieten,  om  het  laatfte  tooneel  te  Volteoijeri. 
,  Dk  alles  Is  door  den  Dichter  zeer  natuurlijk  te  zamen  ge* 
fchakeld.  Vooral  de  bijkomende  perfon^ri  van  zuster  en  zoon 
leveren  fchoone  karakters  op,  die  het  geheel  teffëns  meer 
eenheid  en  verfcheidenheid  bijzetten.    De  gang  en  oilcwikke* 
Ung  verfchillen  wel  van  het  gewone  treurfpel ,  maar  verliezen 
daarby,  in  vele  opzlgten,  niec    In  het  kort,   W||  hebben 
ons  gunftig  gevoelen  over  dof  jsn  votm  reeds  uirgefi^roken, 

Intusfchen^  hebben  wij  toch  ook  onze  bedenkingen;  zoo 
dt  mlsfchien  reeds  daaruit  blijkt ,  dat  het  dunne  kleed  van 
den  ongebonden'  ftyi  ons  ontoereikend  voorkomt,  om  eene  en 
«ndere  onnatnurlijkheden  te  bedekken.  £r  komt,  nameiyk, 
«1  te  veel  in  voor  van  donl^ere  be&ffen ,  ten  opzigte  zoowel 

van 


PE  SCHULQ»     .  8/* 

van  belliaadc  zaken  -  tli  vtn  toakomflige.  Jt»  deze  oovei^ 
kkarbare  gevoeiens  makeo  veelal  de  fpil  uic ,  wurop  gefprek* 
ken  en  uickomllen  draayen;  even  of,  bQ  voorbeeld^  d^ 
bloedverwantfchap »  ook  zooder  eeoige  weceofchap  van  de* 
zelve,  zich  laide  en  fierk  in  hec  binaeofle  zon  doen  hooreii* 
Misrc'hien  iigt  hec  een  en  ander  in  den  n^yscieken  ge^sc  dea 
tjlJda,  die  Duitschland  beheerschc;  en  daarom  za)len  dezQ 
fomen  ook  niet  tegengegaan,  maar  veeleer  geftreeld  en  nicge« 
lokt  zyn:  alchans  een  later  ftuk  van  denzelfden  fcbryver 
beeft,  in  ons  oog^  al  deszelfs  glans  verdoofd  door  deze 
dampen ,  waarin^  hec  van  droomen  én  fpoken ,  en  wij  weten 
nlec  wat  al ,  krielt. 

Onze  andere  bedenking  heeft  den  algemeenen  afloop-  ten 
doeU    Het  uiteinde  is  bet  vreemdüe  en  misfchien  het  flecht* 

» 

fie*  Moeten  9  kunnen  wy  regt  medeiyden  hebben  met  per« 
fonen,  die  zoo  beredeneerd,  zoo  kalm  het  leven  verlaten? 
Ongelukkig  kennen  of. herinneren  wy'  ons  den  Cat$  van  ao# 
DIS  ON  niet  genoeg,  om  te  weten,  of  daarmede  iets  derge^ 
JjLjks  plaats  hebbe»  Doch ,  hoe  dit  zy  ,  fchrik  en  medelijden » 
welke  inzonderheid  op  het  dot  plegen  te  werken^  worden 
bier  opzetteHJk  verzacht.  En,  hetgene  erger  is,  deze  ver* 
zachting  heeft  iets  onzedeiyka  en  gevaariyks  in;  alsof  een 
zelfmoord  gefchikt  ware,  om  grove  zonden  «f  te  wasfchen» 
De  Latynfche  fprenk,  door  den  fgbry ver  gebezigd ,  doidt  in* 
derdaad  aan,  dat  hy  de  vlugi^  in  zulke  omfbindigbeden,  als 
hier  plaats  hadden,  voor  geraden  houdt.  En  fchoon  de  ver« 
taler  een  ander  motto  heeft  gekozen,  dit  past  daarom  niet 
zoo  terftond  geheel  op  de  voorgeQelde  zaak* 

Zoo  erg,  nogtans,  fchouwen  wy  het  kwaad  niet,  of  wy 
durven  de  lekuiur  van  dit  treurfpel  geruscelijk  aanbevelen, 
dat,  onzes  achtens,  ook  op  het  tooneel  genoegen  zon  kun* 
nen  geven. 


*  puhterlijkt  Bhemhof  fan  a.  l.  barbaz.    Te  Amfterdmn^ 
Mj  }.  C.  van  Keateren.  1818.  In  gr.  iyo.  368  Jï/.  ƒ  3  •  ia  - ; 

jLletgene  wy  hier  ontvangen  ^  beSaat»  voor  hetgrootfle  deél» 
In  voorl^ingen,  door  den  Heer  baebaz,  vimi  tyd  tot  tQd, 
^e^aan,^  in  d^  Mftttfphappy  Feli:si  MêrM^t  te  Amilerdamt 

als : 


th :'  r.  Proef efi  ^van  '^chtmatige  Schilderkinn ^' ^f  Galerij  van 
Hfthttafereelen;  «.  Sefpio^  overwinnaar  van  zicSzeiven;  2*  De 
1)roem  des  Levens;  4.  De  Jkrfit  van  het  jaar  1815;  $.De 
Winter;  6.  De  Tempel  der  Fortuin;  7.  De  Sedilzucht;  t. 
Natuurbefektfuwing  in  de  jaren  i8i5  en  1817,  In  twee  Zan* 
gen ;  9.  Alexander  Menzikoff^  of  Hoogheid  en  Vernedering. 
^.  Voorts  zijd  de  uitgebreidere  (lukken:  !•  Brief  eens  Ro» 
ineinfchen  Burgers  aan  Nero ,  na  4^  brand  van  Rome ;  2. 
Triomf  der  Ontucht  in  de  JlmfteJfiady  onder  het  Fransch  be* 
heer\  1810— 1813;  3*  Pleidooi  voor  de  Regtbank  van  ifpotto 
door  de  Mrs.  Mètróphilus  en  Prozanius;  4.  Le  Trafic  des  TVi- 
gres  abolif  en  deux  Chancs;  s*Deszelfs  vertaling;  6.  Dé  Too^ 
fieelist^  Leerdicbt,  Tweede  Zang.  (De  eerde  is  reeds  in  18 to, 
in  's  Dicbters  Mengelwerken,  uitgegeven;)  7.  Eerfte  Bedrijf 
van  het  Treur fpel  Sertorius^  naar  het  Fransch  van  Comeillé ; 
en  8.  Eerjte  Bedrijf  van  het  Blijfpel  Harpagon  ^  af  de  Frek^ 
naar  'het  Fransch  van  Molière.  Eindef^k  zijn  bier  een  aan» 
tal  kleinere  (lukjcs  van  velerlei  aard  tusfchen  gevoegd.  ^Dit 
geheel  noemt  de  Heer  b  a  r  i  a  z  een*  Bloemhof;  waarin  men 
(zegt  bij  in  de  inleiding)  • 

zich  frisfche  Rozen 
Bevallig  zal  zien  tegenblozen» 

Verheven  Tulp  en  Anemoon, 

Veelkleurig,  fier  op  dosch  en  kroon. 
Zal  pralen  zien>  als  hoffieraden,' 

Wier  groenend  loof  haar  luister  bied. 
Doch  zal,  om  't  rijke  van  haar  bladen, (?) 
Het  Veldviooltje  ook  niet  verfmaden. 

Zoo  min  als  *t  kleen  Vergeet.miJ*niet* 

Wij  zien  bier  meer  een*  zoogenoemden  Engelfchen  Tuin^ 
•waarin  allerlei  bloemdragende  heesters  en  ander  laag  gewas, 
zelfs  boo?e  boomen,  groeijen,  en  bier  en  daar  een  enkel 
bloempanöt je  voorkomt,  dan  eetf  enkelen  Bloemhof. -^Fttich  ' 
kunnen  wij  alles  niet  noemen.  Wij  vonden  aan  boomen  en 
heesters  vrij  wat  welig  bout  en  kwijnende  takken,  en  aan  de 
bloemen  veel  verwelkt  blad.  Ook  zou  de  fcboffel ,  zoowel 
als  het  fnoeifnes,  er  heel  wat  wérks  kunnen  vinden.'  Zg,  die 
lalles  uitgelezen  en  even  proper  willen  hebben,  zullen  dus 
bier  (vreezen  wij)  zich  niet  zeer  -voldaan  zien  j  maar  het  meea- 


• 

te^idül  ftnlMt  pubUifcr  4aMriiC-vlo  botanifehe  .kennl»  heeft 
en  zoo  paaaw  niiBC  fchouw^ ,  zal  waarfchy nigk  den  Heer  ji  A.sr 
BAZ  gaarne  danken »  dfat  hl^  het  z|(}ncn  hof  cntflocen  h'eetrl 
lïec  kan  zich  dan  iu  verlóaügen  i  en  nièniatid  late  zich  teitg» 
houden  t  uit  vreea»  dat  de  ei|;éiiav  een  -groot  heer' is-»  4ie 
hém  welUgt  mee  trots  zou  kunnen  tegenkomen  i  want  hl)  va? 
aékert  onf »  dat  hy  een  nederig  mai>  ISf  •    .  '^.  I 

pje»  zonder  praal »  of  trotfchen.  woi^^^  / 
Reeds .  w^sgeec  in  zijn  jongliogs  dagen,   * 

pes  waerelds  fcbynglans  k(H^  ye^fmain»^  :   -:  .•  — , 

poch,  uit  het  duister  ppgeïljaai:  ..  ,    •    .j 

Nochtani  een  eigen  v^aa^t  dorst  wagen,    <  \, 

Langs  ongewezen  i^orlbaan* . { 

oor  zich  zelven  weiej j  höe  hif 

met  den  Heer  barbaZ  da,'  en  of  hy  ooV reden  hebbe,  om 
te '  vermoeden  >  dat  hij  niet  welkom '^otit|fti,  ^oo  hjl'èok 
eens  kwam  wandelen:  want  bet  komt  onf  voor,',  dat  zQn  £d* 
tegen  fommigen  niet  weJgeoiutst  k.  Men  oordféele  i;it  de 
volgende  regelen:  ' 

ajn  zid,  ter  boven  *t  ftof  verheven, 

Belagcht  der  Grcfoten  ijdie  gunst,  ^ 

Meest  valfcbe  regkers  in  de  knnst, 
In  ed*Ien  zangtoon  onbedreven; 
Hij  ziet  ben  vaak ,  uit  trocsch  gevoel ,  ' 
Minachtend,  voor  verdienden  kod; 
H|)  ziet  fortuin  den  prijs  ^edeéfen  ^  ' 

'Zelfs  in  'Apolloös  heiligdom:    ' 
.   .:*    Homeer*  zwerft  blind  en  bêedlend  om. 
Ondanks  zijn  godlijk  cyterfpelen ; 
Maar'^Nero,  dien  zij)  groorschlauriert,'         .   "'    ' 
Als  hy  zyn  'dWaze  zangdrift  viert. 
Op  't  Schouwtoneel  van  *t  fpottend  Ronfsn, 
i  Mag  *s  vievere  handgeklap  bekomen,-  ^ 

Omdat  een  kroon  zyn  fphedelTiert.     ^     ' '\  ^      ' 

>  .t   '    y 


1  i 


\ 


,'"  r 


DUht* 


(KI  .-     Ja   T^JI£]|T&AJl 

lifchtytüchtefi  i  in  eenige  gewo^ki^de  uren  gehfêekf  ^  ionr  j,  r* 
B£RTRa'^*    te  jfmfterdam  f  \  HJ  }p   Aafinkfea.  jSijf^    In 

Jje  kweeker  dezer  dlditVracklétfj  4e  lieer  B&Rtk  am-,  k&z 
cechifeermeescer  te  Amfterdam ,  befcbouwt  hec  zelf,  naar  luid 
van  zijn  Vo^r'berigc ,  als  bijkans  (f>  téffmetel ,  dtc  hij  met 
zQne  gedichten j  <?>  die,  geiyk  fal|  tdet  vdkomene  naarheid 
xegt,  niec  naar  den  roem  kunaten  dingeit  van  meeiterdukken 
te  zijn,  te  voorfchi^it  durft  treden,  in  eenen  lyd^  Waarin  zoo 
vele  uitmuntende  BIthleM;  die  onstvsiartijk  meesterftnkkeii 
leveren,  ons  op  dezelve  Vé^gaMn.  i)an^  |[eene  zucht  naar 
roemyCvertplagre.by)  mw.we|  de  begeerte^  om  eenig  nu( 
ie  flichtim ,  Spoorde  Jie^m  daarcoe  atn ;.  en  hST  zal  htm  genoeg 
zijn',  zoo  Z]J°e.-gëdlc1i(en,  (waariyic*  dit  woord  wU  on^ 
moeijelijk  uit  de  pc^nl;  hoe  gfbrekkelijk  dan  ook  in  andere 
opzigten ,  door  bevoegde  kunsttegters ,  als  niet  geheel  oq* 
finakelijke  vruchten  voor  den  kiefehen  fmafik  onzer  landga^ 
ttooten  geoordeeld  worden«  Wat  znllen  wij  nu  zeggen?  De 
fmaken  zijn  verfchUlènd,  ■  Bet:  keurigst  ooft  —  .pi^rziken^ 
druiven,  abrikozen  enz.  —  gevtilt  ons  ben;  tn  fchoon  w))^ 
als  wij  deze  in  overvlofid  hebb^o,  echter  4]a  en  dan  ook  nog 
wel  eens  eene  peer  of  appel  willen  eten ,  too  pasfèren  wij 
ons  toch  liever  van  het  desfert  ^  als  men  ons  niet  dan  knol* 
len  heeft  voor  tf  zet^ei^  Ondertusfchen^  kO0liea  kunnen  ^ 
in  hunne  fbort,  tocl^  0ok  gped,  ea  hQ»  diexe  kweekt^  even 
verdienftelijk  zijn  als  hy,  die. ons  van  meloenen  voorziet | 
en  menig  een  zou  liever  de  laatfte,  dên  d^  oerfte,  misfen. 
Derhalve  elk  zijne  meugl  Wi}  mogen  lijden,  dat  Ibmmigen 
deze  vruchten  lekker  vinden^  W\)  wiJle9  zelfs  siet  zeggen , 
hoe  zy  ons  voldaan  hebben,  omdat  wyniefltfand' willen  af* 
fchrikken  van  ne  te  proeven.  Zelfs  wMtfn  .wQ  iiet  goede 
oogmerk  prijzen«^  Wis^  cni  waarfcktig  f  W<Ik  regt  hebben  wtf 
ook,  om  te  eiichen,  dat  elk  fleebts  zül  kwèekai  hetgenêf 
ên$  wél  flnaaktt  Vive  de  Rnolienwarmoezier,  zoowel  sils  de 
Ananasftoverl  Doch,  metpermislïe  van  den  Heer  bbrtraw, 
wy  hopen  niet ,  dat  by  ons  Letteroefenaars  bedoelt  door  één 
der  Maandwerken,  hetwelk  hem,  door  eene  beoordeeling ^ 
zon  hebben  aangemoedigd ,  om  éezt  zyne  vruchten  ter  open' 

ba- 


.^ 


DtCBTV&OCBTEIf»  .  ^l 

bftre  narkc  te  brengen:  wi\nc»  op  onze  Recejifente^trouifF^ 
ivij  hebben  dit  nooit  in  deo  zin  gehsid.  De  knQlleitihtfkt.ii 
waarlijk  aUlJd  te  overgoten,'  om  Iemand  te  anhnerea«  oin^«r 
nog  al  meer  aan*  te  voeren;  en,  om  nn  re^t  duidelijk  -te 
fpreken/  wij  ontraden  ï^n  Éd«,  in  allen  ernst ,  <im,  In'eea  vo> 
gend  jaar»  gelyk  hij  zich  daartoe. niet  ongenegen  yerklaari» 
tnet  een  nieuw  gewat  aan  ite  komen.  —  Ondertusfchtiï  ne« 
men  wij  hiermede  iHets  temg  van  den  welverdienden  lof» 
dien  wij  hem  voorheen,  over  andere  produkèen  van  zijnen 
akker,  welmeenend  gegeven  hebben. 


^r 


Louife  van  Fergyt  9f  het  vermogen  4tr  UartHegten^  ,Namr 
het  F^ansch  van  pacca'Ro.     Te  jimfterddm^  hij  J»  C« 

\  van  Resteren.  'i8l8.    In'gr.  ivo.  354  5/. /*3-;-:    *  . 

yViJ  tbndeff  nit  dezen  fhiaijen  Roman  eene.  aardige  verzsf- 
meling  pn  kernachtige  gezegden  en  goede  lesfen  leveren^ 
met  2oo^anlgf^  js  dezelve  deorweven,  ,  ;> 

^  De  overeenftemming  tnsfchen  broeders  en  zusters  onc^ 
Haat  veeuyds  uit  eenen  geleken  graad  van  teederheld^en  ge* 
negenhad,  9Iê  'verftandige  ouders  wijsleiijk  weten  te  betoo- 


oen,'* 


_  Hq(  gelukkig  zoo  de  pensch  z^n,  indleii  hU  vzifib  zel« 
ven  ,  \Ga^^. :,  9^erwlmien  I  Maar  met  dit  zeldzaam  ,^XAor(leel 
werd  flechcs  een  klein  deel  der  menfchen  begundig^ :  d^^om 
xal  men  waarfchynlijk ,  te  allen  t^dê,  de  wijzen  op  dit  on. 
dermaanfche  kunnen  tellen;  terwijl  de  dwazen  te  zeer  ves* 
menigvifidigen ,  en  daaroni  iulks  oömógëiyk  maken.*    ' 

„  Koele  jïedjenaars  I  vaart  j niet  te  zeer  uit  o^er  dfe.  driften^ 
w^st  09S  v^ieef  A^n^.weg^.  olm  jitet  fcbadelUke  derzejve:  te 
kunnen  imijden;  leeft. ons  dezelve  beteugeien,  en  .boe  w|t 
^•bandeteü  mölmn',  wanneer  de  liefde  oris  hart  beheerscht/'  ' 
,  ip  Bene  gp^^  opvoeding'  gaat  nimmer  geheel  en  'al  verlo- 
ren V  zy  laatf  fieeda  Tporen  van  goede  zeden  na,  en  uit  goede 
seden  wordt  bet  waar  geluk  geboren/* 

,,  £eh  deugdzaam  befluit  vertragen,  is  hetzelve  vernied» 
gen,»*  enzt 

Wij  Boemen  dezen  Roman  fraai ,  niettegenftaande  eene  en 
andere  hoo^^  onwaarrchyoliSf kheid  9  vermoeyende.  gevechten , 

eene 


^  PACCAB'D»    LOÜXSE  VAN  VERGY^ 

«efenc  fpi>okverfchiia[i)g  zoniet   kenige   opheldering,  en   wit 

"sonB^a  mdèt  in  éézeWe  nl!shflflge^^  wanc  bij  dit  alles  bleef  pir* 

ze/SAnd«ebc  gefpa^eia;  wij  lazQn  mee  deeinetoing»   en»  aU 

.men  <£ia,  in  romanlektuiir.  fmaak  vkidc ,  .is  hec -goe^^  dac  er 

,nu  en' dan  voor  vèftiand  'en  hart. nuttig  voediei  met  de  lelt- 

ïemQ  veWoriflen  IS.     Öe  "hartstögten*^  tegen  welke  bier  ge- 

waaricMwd  wórdt  ^  zïjn  cfi^enltjk  de  tot  jaioezy^  opgewoncfe* 

ne  yefde,  ea  zucht  naar  heerfcfaappij  en   grootheid.     Mea 

kon   ook   tegen   uog.anc{er9  'waarfchp.wien,..  (Jet    werk  kou 

even  goed  g  4  b  r  i  e  l  e  als  t  o  ui  s  £  v.an  f^ergy  beeceu.   A  11-, 

NAUD,    DüBELor    en.  Mej.     n't    lusan    en  de   onde 

Bêurgondifche  kronsjken  ' 'gaven'  deti  -Sehrijver    boiiwftoffem 

Hec  verhaal,  dat  op  Gefchiedenis  wenkt  en  op  dezelve  ge* 

grond  is 9  zal  met  genoegen^  gelezen  worden; -want -ook  het 

akelige  en  ontzettende  behaagt,   en  liefde  en  beminnelijkheid 

'^r^n  de  hoofdrol  eu^  triomferetit  a^t) '  hè.c  eiftdis;  ^     >  *     /  i 

/j  Efn  %Iregel,  hier  .^n  .^aar  dQorlkat$fide,.  ^nf..ifamer&  een. 

'^maal;  Heilig  geuit,    mishaagt  ons  :  ;die  .  pjr/<die^.  zou  geworden 

zijn ,  ddf  Hf  'ivenschte-te  weieh:-  eéfi  U^ijs  '  müir  en  een  ge/uk" 

kig  echtgenoot;  maar  zijne  bejiemming  wilde  dit  niet^  en  men 

weet ,  4^P  elk  fierveUng  op:  deze  lifreld  aap  4^  zfjne  ij  eifdef' 

vfcrpen.  Neen^  — v/f  wéten  dit  lijet;  wij.giinnen. denFrahsch- 

mandeze  zijtre  zoogenownde  wöteflfcibap j^itiaar   eei  Nood» 

lot,  onder  welk  eenen  naam  of  gedaante  uauoófk,-  ts^^ons  ^ea  ^ 


•i  '. .  I 


r 


.t*^l 


'I 


De  kleine  Jack.  Eene  Gefchiedenis  voor  het  Algemeen^  Fdi 
•  ielféfgd  naai-  het  Engekck.^  Zéér  gefehikt  'tot  een  Leesboek* 
'  'je  yobr'de  Jeugdi    Te  Hoorn y'bij}%  Vermande.  i8iS.  •  /» 

"'■.>•'.  •  1.  * 

\Jnzc  jeugd  ^%  den  werkzamea  pn  kun4Jgen{.J[lec^or  j.  s^ 
swAANji'te  Hoorn  9  dauk^  fchuldig  voor  deze  ^vernieuwde, 
Vefbeteroe,  eiJ  van  taal-' eti  fpelfouten  gezulveniei  vertalhig 
'Van  'dit  ^eer^ondeiti'öudemi  gefohreten  romantuéh  rerhaaN 
iD'hetwelk  dezelve  ziek' een&n  kleinen, -amtenc.vjdndetiQg  eict 
voorgef^eW^:  «^e,  bij  vele  afwisfejeflde  lQtgey4lMP.r.<ïpo«^cene 

f oecle  Inborst,  (Schranderheid, en  vj^jt.  tot  eeq^n  goeden fland 
wam ,  een  nuttig  en  geacht  lid  der  'burg^flijk'e  maatfchappij 
\verd ,  en  waarlijk  het  beste  aardfche  -geluk  in  eene  rUime 
mate  genoot.  Het  boekje  is  der  Maatfchappijei  Tot  Nut  van 
*^yf$emeen9  opgedragen,  en  verdient  inderdaad  vareerende 
goedkeuring  en  aanprijzing  van  deze  weldadige  (lichting. 


In  No.  I,  bladz.  38,  reg*  14^  v.  b.»  flaat:  Sehijftfches 
lees :  Schaft fche  , 


BOEKBESCHOUWING. 


^  Bijbel.  Ildó  Stuk ;  bevattendó  de  Boeken  '^an  Jozua  ^ 
de  BJgteren^  Kuth^  Samuêt^  de  Koningen  y  de  Chro* 
fiiken  y  Ezra  \  Nehemia  en  Esther.  Uif gegeven  dooi- 
j.  H.  VAN  DER  PALM.  Te  Leyden ^  bij  D«  da 
Mortier  cnZoon.  1819.  Ingr.j^o.  iH^l^  f9''M-i 

^  tY  ij  vinden  ons,  eer  wij  het  hadden  durven verwach* 
ten ,  inet  dit  Tweede  Stuk  van  des  Hoogleeraars  gewi]g« 
tig  Bijbelwei^  verrast ,  hetwelk  wij  9  na  dq  opletteodde 
doorbladering,  overal  even  doorwrocht  hebben  gevon- 
den. Wij  moeten  ^  onze  verbazing  over  betuigen ,  dat 
2tjn  Ed.  in  (laat  geweest  is  ,'  dit  vervolg  zoo  fpoedig  te 
leveren;  daar  het  toch  bekend  is,  dat  hij,  buiten  dat, 
ook  andere  en  belangrijke  bezigheden  heeft,  en  de  uit- 
gaaf zijner  fchoone  Leerredenen  '^  f^er handelingen  enRe» 
'ièvoeringeh  j  en  zijns  Bijbels  voor  de  Jeugd;  intusfchen 
mede  niet  (lilftaat.  Welk  eene  atbeidzaaoiheid ,  én  dat 
in  zoo  gevorderden  leeftijd I  Dat  maar  zulk: eene Jn« 
f^anning  voor  zijne  gezondheid  niet  nadeelig  worde ! 
Hoe  hartelijk  wij  ook  niet  velen. wenfcheo,  dat  dit  Bg* 
belwerk  niet  tragelp  voortga,  wij  kunnen  toch  den 
wensch  'niet  onderdrukken,  dat  zijn  £d«  zich  met  het- 
zelve langzaam  haaste;  opdat  te  gróote  fpoed,  in  hec 
vervolg,  geene  oorzaak  worde  van  trageren  voortgai^g, 
of  (hetgene  God  verhoede  f)  van  afgel^rokenVarWd* 
Daartoe  fpare  hem  de  Yader  der  Lichten  in  welftand  , 
en  fchènke  hem,  in  evenredigheid  met  denJust,  ook 
de  krachten  9  om ,  ten  gemeenen  nutte ,  werkzaam  te 
zijn ! 

Over  den  aard  zijns  werks  behoeven  wij  ons ,  na  de 
breede  aankondiging,  welke  wQ  daarvan,  in  No^  II 
van  1819  onzes  Maandfchrifu,  gedaan  hebben,  thans 
niet  uit  te  laten.    Wi|  hebben  n^^ïlec^ts  te  berigten , 

zoEKBESCii.  1820^  NO.  3*  Q  dat 


*   ' 


# 

/ 


J    , 

gj  .        j,  H.  VAN  DER  PALM 

dat.zyn  Ed.,  getrouw  aan  z^n  ontwerp  en  zij[ne  toe- 
«ggiogen»  voortgaat,  met  den  tekst  der  oude  verta- 
ling, waar  h^  het  noodig  acht  verbeterd,  té  leveren, 
en  dat  zgne  vertaling  akp  vertaling  Wp ,  «b  nepit , 
200  »to  anders ,  b^  zuUc  cene  verbetering ,  wel-  eens-  hrt 
geval  i&,  omfchrifVtng  wordt,  ja  dat  zijnEd.  de  letter, 
lü^  en  daar ,  mislchien  wel  eens  wat  al  te  fchroomval- 
lig  volgt.  Althans  w^  zouden ,  als  de  uitdrukking  nu 
en  aan,  naar  ons  taaieigen,  wat  al  te  vreetöd  kliükt, 
g^éüe'  zwarigheid  maken ,  om  een  bij  ons  eigenaardiger 
woord  te  gebruiken ,  dan  zijn  Ed.  fomtljds  doet.  Zoo 
zouden  wij,  bij  vpopberid,  jo<.  II^a,  voot.het  tand 
tdvtorfcken ,  (hetwelk  men  toch  in  onze  taal  niet  zegt) . 
'Uewt  vcrfpieden  ichrgvèn;  —  voor  ftrfmolun,  (ald, 
v.  34)  zouden  wij  liever  ftellen  radeloos ,  of  van  moed 
Uroofd^  enz.  —  Ten  aanzien  der  Kantuekeningen  moe- 
ten wö  zeggen ,  dat  zij  eer  fchaarfcher  geworden ,  dan 
vermenigvuldigd  z«n;  en  dat  het  fchijnt,  dat  onze 
wensch,  dat,  voor  het  vervolg,  een  bekwaam  en  op* 
lettend  man  den  Hoogleeraar ,  iU  dit  opzigt ,  den  arbeid 
mogte  helpen  vertigten,niet  Is  vervuld  geworden.  Maa? 
wat  de  Aanmeriii^en  betreft,  deze  zyn ,  even  ah  te 
vor«J,  zorgvuldig  bearbeid,  zoodat  elk,  die, ook  zon- 
der ander  behulp,  dezen  Bybel  leest,  doorgaans  in 
Ifaat  gefteld  wordt ,  om  denzelven  te  verftaan.  —  Wat , 
in  het  verhaal  der  heilige  Schrijveren ,  hier  en  daar ,  ver- 
ward  voorkomt,  wordt  uit  elkander  gezet  en  m  orde 
eebragt;  fchljnftrgdighedeö  worden  vereffend;  Iwe  het 
verhaalde  zich  heeft  toegedragen,  of  knnaén  toedra- 
een  wórdt  aangewezen ;  bedenkingen  en  zwarigheden 
worden  opgelost;  uit  de  Oost,errfihe  oudhedeir, die  nie» 
mand  beter  kent ,  dan  de  HeervA  n  d  »  r  p  a,l  m  ,  wor. 
den  vele  bözonderheden  keóriyk  wege|icht  en  ogfhel- 
derd  enz.  —  Met  één  woord,  in  zulk  een  kort  beftek 
beftaat,  nóch  in  onze,  noel»  (zoO: veel  wg. weten)  m 
eenige  andere  taal,zulk  een  fchat.tot  regt  verfland  vatt 
het  voor  aUcn ,  die  het ,  all  oorkonde  van:  wurl«k  God- 
delijke Openbaringen ,  aannemen,  onfchttbaai  Boek. 


/ 


OMeXmrs  yehvacbten  wetlïgt ,  dat  vvij  Wtiet  i  zoo 
flls  bq  önzeyorigt:  aankötidigiog ,  het  een  en  atider  uit 
de  veranderde  Vertaling  tn'AtAaamtrkingemvt\\etikhn^ 
ftippen ;  om  het  belang  van  beide  nader  te  doen  kern 
nen;  en  wij  willen  bieraan  te  eer  vokloett^  opdat  bU> 
ben'  moge,  dat  w^het  werk  n^tt  riiaar  oppervlakkig 
hebben 'inge«iefié'~  De*HoogIeei^ar  «al^  200  wij  vèr-« 
trouwen  4.  óns  gereedelijk  i  hetgenc  wij  daar  weder  van 
onze  eigene  aanmerkingen^^  met  alle  berdieidenheid  en 
onderwerping  aan  Beter  oordeel ,  {itsichen  mogen  vleeh« 
ten,  ten  goede  hoirdeUé  Het  kan  todi  de  hoo^e  waarde 
arsft'  iijiien  atbekl  9  indeszHfs  geheel  befehouwd,  geen 
aasje  vcfrmhidereik 

JOs.  Ks  as  flaal  in  de  oüdc 'hertaling :  ',,  Onder  ulie^ 
den  zullen  niet  afgefneden  worden  knechtëa.''  Daarvoor 
lezen  w^  Wj  den  Heer  van  dbr  1»  alm:  ,,Ë^  zal<Hi^ 
der  ulieden  niemand  ivezen^  die  geen  dienstkdecbt  zij.'' 

De  Ö*  Vé  heeft ,  j  o  s.  XV:  18 :  ^^  Zij  porde  hem  aan  ^ 
om  een  veld  van  baren  vader  te  begeerèn.*'  v.  0.  p. 
is  oöi  van  haren  vader  een*  akker  te  mogen  vragen/^ 
Voor :  ^  zij  porde  hem  aan  /'  zouden  wij  liever  gelezen 
hebben:  ^  zij  drong  bif  hem  aan/'  of:  ^  zij  bad  hem 
ernftig/*  of  iets  dergeKiks.  ' 

J  o  Sr 'XVII:  i<.  O.  Vé  „  Het  gebergte  «on  ons  niet 
genoegzaam  zijn."  v.  d.  p.  »  Er  is  geen  befgachti| 
land  meer  voor  ons  ie  vinden."  —  Vs*  17^  1».  O.  V* 
\i  (^  zult  goen  één  to  hebben  9  maar  het  gebergte  zal 
uwe  zqn  ^  en^  dewijl  het  e«n  woud  is,  zoo  bouw  hec 
-af  9  zoe  zullen  zijne  uitgangen  uwe  zijn."  ^.  0.  p. 
^  Gij  behoeft  niet  maar  een  lot  te  hebben.  Gelijk  het 
gebergte  hét  uwe  is, zoo  ook  het  wou.d«  Houw  het  af, 
200  aal  ftet  uwe  zyn  tot  aan  zijn  uiterst  einde." 

Jos.'  XXII:  IX*  0«  V«  ^  Aan  de  z^de  der  kindereii 
Israëls.**  v.  ö.  p.  ,,  Aan  de  overzijde.*^ 

Idgt.  iU:  12  eBv«  heeft  dë  O 4  V.  „Ebud  (lak  Ëglon 
in  dea  buik,  dat  de  drek  uitging ,^^  en£«  Htz^  plaat» 
luidt  bij  den  Heer  v#  n.  p. aldus:  „  £btid duwde Eglon 
den  dolk  in  zijnen  buik  ^  en  h$  ging  weg  door  het  voor- 

G  a    '  Hok. 


56  J.  H.  VAN  DEil  pALM   " 

iluk.  -  Voorts  ging  hij  naar, buiten  Ignga  den  afzonder* 
Igken  trap,  nadat,  hij  de  deuren  der  op^erzale  acihtisr 
zich .  geQoten  en  gegrendeld  had,  '  Nadat  hij  uitgogaaa 
yfSLs^  zoQ  kwamen  's  Konings  dienaars,  maar  zagen » 
dat '9  ziet^  de  devrc^  der  opperzale  gegrendeld  wai^9« 

—  lils  zij  nu  tot  vorlegen  wordens  toe  gewacht  bad? 
den,  —  zoo  naaien  zij  een  werktuig ,  waarmede  zij  za 
openden/'  —  Men  zal.  bij  vergelijking,  zien,  dat  hier 
veel  veranderd  is,  en  het  verhaalde  duideUjIcer  is  ge* 
worden.,. Wiy  twijfelen  echter,  of  alles  wel  rigtig  zij^ 
Althans -van  een  werktuig,  waarmede  men^  van  bui- 
ten, dt  binnen^rendels  van  eene  deur  kan  fchuiven» 
hebben  wij  geen  denkbeeld:  en  werd^de  deur  aan  ftuk 
gehakt,  dan  zou  de  tekst  anders  luiden.  Ook  begrijpen 
wij  niet,  waarom  de  dienaars,  niet  door  dtdeur  kwa- 
men;,  w^fird.oor  £|iud  was  uitgegaan ,  eq  welke  hij  voor* 
ztker^  uitgaande,  2 van  binnen  niet  ^ad  kunhen  grepde* 
jerur «-  In  vers  ^29  .is-  f  et  nog  vei^anderd  in  vefg^daan. 
. .} lU)  A^^^< iV : . i8,  is:  „  zij  bedekte  hem  met  eene  de« 
k^n,"  :Yerwisre)d  voor:  „  zij  verrchool  h^qi  achtereen 
tapijt.''  ,   •      ' 

Rigf^.  xni:.  16.  heet :  „  indien  gg  een  brando#er  zult 
doen,"  —  M  200  gij  iets.  bereiden  wilt.'* 

-  Rigi.  XVIII:  30.  wordt  de  echte  lezing  van  Mozes 
voor  Manasfc  herfteld.    .     ;   . 

,  1  Sam.  yil:  (5.  word!  gezegd:  „  alzoo  rigtede  Sa* 
nmël  de  kinderen  Israëls."  De  Heer  v.  d.  p.  heeft: 
^  en  Samqël  werd  rigter  aver  de  kinderen  Israëls.*' 

..Voor  yaten\itth  zijn  £d.  1  saai.  X:  22.  de  bagaadr 
je;  zoo  ook  iflders.  .     ^  '..    - 

2  Sam.  V:  23,  24.  lezen  wij  in  de  gew.  vert«: 
„  Trekt  om  tot  achter  heUf,  dat  gij  aan  hen  komt  van 
tegenover  de  moerbeziënboomen ,  en  bet  gefchiede ,  als 
gij  hoort  het  geruisch  van  eenen  gang  in  de.  toppen  der 
moerbeziënboomen,  dan  rept  u/^  Hiervoor  beeft  de 
Heer  v.d^p.  :.  „Omfingel  hen  van  de  achterzijde,  zoo- 
.  dat  gij  tqt  hen  komt  van  den  kant  van  (het  gebergte) 
Bechaim:  en  het  zal  gefcbied^u,  als  gij  hoort. het  ge« 

luid 


BJjfeEL.      •    •       ï.  i^\ 

Itiid  eens  nenrchengangs  op  de  toppen,  van  "Bëchaim  / 
val  dan  töoedïg  aan."  f  \  '  ' 

a  Sam.  XXIV:  I.  o.  V.  .  „*De  Heer 'pbrde'baviïl 
aan  tegen  hen."  v.  r>.  p«  ^  Toen  iemand  oiider  hetl 
David  aanpotdé."  £n  in  de  gelijkluidende  plaats^' 
I  Chrbn.  XX£:^i.  O.  V.  „Dz^Satan.^^  v.  D.  p* 
w  Een  Satan^^ 

t 

2  Kon.  II:  23,  24v  O.  V.  „  Kleine  jongens  uit  de 
Rad,  die  befpotteden  bem,  en  zeiden  tot  hem,  kaal- 
kop  ga  op.— Toen  kwamen  twee  beeren ,"  enz,  y.D.  p# 
,,  Er  gingen  jonge  knapen  uit  de  ftad ,  én  fpogen  naar 
hem»  en  zeiden  tot  hem:  uit  cjen  weg,  kaalkop!  <— 
Toen  kwamen  ér  twee  Ijeerinnen,"  enz.  —  liet:  kaal* 
Icop ,  ga  op !  (als  belpotting  van  Elia's '  opvaart ,  ^ 
vaar  ook  op,  kaalkopj)  behaagt  ons. beter.  ' 

aKon.  VI:  aa.  O.  V."  „  'ZqVit/^gij'odk  .flajii  ,Jdïea 
gy  met  uw  zwaard'eri  met  uwen  podg  gêfangiefn  hadtV' 
v/d.  Pi'  „  Dien'  gij  met  uw  zwaard  en  met  uwen  \)öog 
overweldigt,  dien  moogt  gij  dooden»"  —  Vs.-27.  Q*  V. 
„  De  Heer  helpt  u  niet."  v.  d.  p.  „Laat  de  Heer 
Tl  te  hulp  kom.en." 

EzRA  I:  9.  O.  V.  ^  Mesrcn.*'  v.  d.  p.  „  Wierook* 
fchalen.'*  —  Doch  genoeg  van  de  Fertaling.  '  Nu  nog 
hét  een  en  ander  uit  de  Aantetienitigen.  . 

Op  jos.  VIII:  18.  wordr  de  vraag,  hoe  het.ofï^TO^ 
ken  der  fpies  van  den  Veldheer,  door  de. hinderlaag, 
(want  daartoe  bepaalt  net  de  Heer  v.  d.'p.)  op  wijder 
afftand  gezien  kon  worden,  vernuftig  verklaatd,  door 
de  onderdelling^  dat  bet  fein,  op  verfchillende  afftan* 
den,  herjiagld  werd.    Het  was  dus  êene  foort  van  te* 
iegrapUsch  bevel ,  om  de  (lad  te  gaan  vermeesteren. 
^   Jos.  IX:  4.  ftaat  van  de  GibeoiKiten:   „*  Toen  zij 
hoorden,   wat  Jozua   gedaan  had  aan  Jericho  en  Ai,- 
zoo  handelden  zij  ook  met  lisf.'*  —  „  Waar  dit  woord- 
je ook  op  ziet ,  (zegt  de  Heer  v.  d.  p.)  is  moeijelijk  te 
raden, 'daar  ar  van  geene  list  vooraf  gaat."  -—  Ons 
dunkt  het'  tegendeel.    Voor  Ai  was  de  list  blijkbaar  de 
liioderlaag*    Maar  wat  voor  Jericho  ?  Vermoedelijk  de 

G  3  vrced* 


j 


^ . 


N 


p8  'J«  H.  VAN  DBa  PALM 

vrMzimt  on)trekkJn|;  der  (lad,  zjes  d^gen  lang  é^n-^ 
^aal ,  om  de  belegerden  af  te  trekken  9  en  op  den  ze* 
renden  dag  zevenmaal 9  om  hen.  te  doen  denken,  dat 
zij  nu  in  het  geheel  ge'en^'aaWl  te  duchten  hadden ^  ' 
daar  intusfcben  hierop  eenskbp5  en  -  volftrckt  oover* 
wacht  een  algemeene  ftorm  volgde,  bij. welken  de^ad 
nu  gemakkelijk  veroverd  werd ,  hetwelk  welHst  werd 
VitgedrukJt  door  2  .fiars  muren  vUUn  van  z^lve  om. 
\  Volgens  Rig^*  VI:  21,  dorschtc  Gideon  t^rwe  bij  de 
.pers,  'De  Heer  v.  d,  p,  vertajalt  dit$  V^fiocgzt  uif 
ter  plaatfe  der  wijnpers ;  en  teekeni  aan ;  1,  De  gewone 
wijs  van  dorfchcn  gefcbjedde  door  osfeh;  doch  pideon 
durfde  de  tarwe  niet  op  den  dorscbvloer^  die  in  de  open 
lucht  was  9  brengen ;  maar  voerde  ze  in  eene  plaats , 
waar  geene  gelegenheid  was  9  om .  ze  anders  9  dan  met 
den  (lok,  of  vlegel,  uit  te  flaan/* 

Kigt.  XV:  15.  Simfon  verflaat  duizend  Filistynen 
met  een  ezelskinnebakken,  y^  Dit  was  (zegt  v.  d.  p.) 
voorwaar  geen  knuppel;  het  was  een  weinig  befchadU 
.  gend  werktuig,  Simfon  van  minder  dienst,  dan  zijne 
enkele  vuisten  zonden  geweest  zijn^  Hij  deed  dit  tot 
een  teeken,  hoe  weinig  hij  de  ^Filistijnen' telde."  En; 
^  de  voorpost  der  Filistynen  beftond'  uit  duizend  man : 
deze  allen  joeg  hij  op  de  vUigt,  velen  daarvan  dooden- 
de."  Dit  Iaat  zich  echter  moeljelijk  begrijpen.  Hoe 
kan  men  9  onder  vlugtende  vijanden ,  velen  doodcn  met 
een  werktuig,  waarmede  men  nog  minder  doen  kon, 
dan  met  de  enkele  vuisten ,  en  waarmede  dus  elke  Ilag 
gewis  geen  doodflag  was  ? 

I  Sam.  XIV:  18.  y,  Breng  de  arke  Gods  herwaarts; 
(want  de  arke  Gods  was  te  dien  dage  bij  de*  kinderen 
Israëls/')  Hier  wordt  de  lezing  der  Griekfche  overzet* 
ting  als. zeer  wstarfchljnlijk  voorgedragen.  Zy  heeft 9 
^  Trek  den  Ephod  aan;  want  bij  droeg  den.Ephodje 
dien  dage  voor  het  aangezigt  van  Israël." 

a  SABf.  V:  (S.  env.  De  Jebufiren  hadden  David, 
bi)  de  belegering  van  den  burgSion,  befpót,  zeggen^t 
^c  \  d^t  de  kreupelen  eip  ^li^dep  on^^r  he^  Keip  zouden 

af- 


S1J8SL« 


99 


afweren.  Hij  vtvowttdt  oodertusrcben  die  fterkte ,  eo 
zeide  liu  (volgens  de  O,  V,):  »»  Alwie  de  Jebufit^n 
(Iaat ,  en  geraakt  aan  de  watergote  9  en  die  kreupelen 
en  die  blinden  9  die  van  Davids  ziele  gebaat  zijn ,  (dfe 
xal  tot  een'  hoofdman  en  overfle  zijn.")  Het  laatfte  is  , 
gelijk  men  ziet,  eeqe  invulling.  De  Heer  v.  d.  p«  acht 
die noodeloos 9  en,  bewerende ^  dat  David  de  Jebufi- 
ten  iparen  wilde,  vertaalt  hij:  s,  Wie  een'  Jebufiet 
d^odt ,  of  de  waterleiding  aanroert ,  of  die  kreupelen 
en  die  blinden ,  dien*  haat  Davids  ziel ;"  hetgene  een' 
geheel  tegenftrijdigen  zin  uitlevert.  *^  Doch  oss  bellek 
laat  niet  toe,  deze  uittrek  fels  t^  vervolgen.  . 

Het  ftHftaan  van  zon  en  maan,  (jos.  X:  12.)  be* 
grijpt  de  Heer  v*  d.  ». ,  kan,  in  Oosterfchen  (lijl,  zeer 
wel  beteekenen,  het  werd  jgeen  nacht;  dat  is,  het 
bleef  des  nachts  zoo  licht,  dat  men  de  ^janden  kon 
blijven  vervolgen :  en  dit  kon  (meent  zijn  £d.)  door 
verfchillende  luchtverhevelingen  worden  te  weeg  gé« 
bragt. 

Omtrent  de  gelofte  van  Jeftha  C^fgt*  II:  30  env.) 
deelt  de  Heer  v.  d.  p.  de  verfchillende  gevoelens  me- 
de, doch  laat  daarover  de  keus  aan  den  lezer;  fchoon 
de  zwarigheden  niet  verbergende,  welke  het  gevoelen 
drukken,  dat  bier  geen  menfchenoffer  beeft  plaats 
gehad. 

Zoo  óok  laat  zijn  £d.  het  in  't  midden,  of  de  zoo- 
genoemde  tooveres  van  EnJor  (1  saM.  XXVIIL) 
Hechts  voorgaf  de  gedaante  van  den  door  haar  opgeroe- 
pen' Samuel  te  zien ,  dan  of  baar  waarlijk,  door  Gods 
wonderbaar  bedel ,  tot  hare  verbazing  en  fchrik,  de 
geftalte  des  Profeets  verfchenen  zij.  Men  ziet  klaar  ,^ 
dat  de  befchciden  H^^ogleeraar  tusfchen  de  onderfchei» 
dene  Uitleggers  niet  heeft  willen  beflisfen.  .  Wij  voor 
ons  verklaren,  niet  te  begrepen,  hoe  het  laatde  dcnk« 
beeld ,  in  gezonde  herfens ,  gekookt  kan  worden. 

Op  het  aangeteekende  over  de  gefchiedenis  van  den 
MuJcft  Prof  ut  (x  Kon.  XIII:  ix  env.)  zouden  wij  vrij 

.  G  4'  wat 


/ 


\ 


\ 


i 


I. 


ICO     \  ,    J«   H.  VAN  DER.  PACM 

wat  te  zeggen  hebben ;  doeh  bet  kan  bier  geeae  plaats 
vinden.  ^ 

Als  9  (2  Kon.  UI:  20.)  ingevolge  van  Eliza*s  voor«» 
fpelling,  water  van  bet  gebergte  van  Edom  komt  af- 
ftrootnen ,  verklaart  de  Heer  v.  d.  p.  dit  uit  eene  wolk« 
breuk  of  ander  natuurverfcbijnfel ;   en,  als  (Höofdd. 
Vis  60  vaa  denzelfden  Ptofeet  gezegd  wordt,  Uj  deed 
het  ijzer  drijven^  zegt  z'yn  £d. :  ^  Mlsfchien  zou  men 
liet  woord»  door  eene  andere  afleiding,  kunnen  verta- 
len:  hij  maakte  het  ijzer  zigtbaar;**  er  bijvoegende: 
„  De  bodem  der  Jordaan  was  niet  zoo  diep»  of  men  kon 
van  daar  iets  oprapen,  indien  men  flechts  wist,  waar 
het  lag.?  V-  Doch  daartegen  wordt  al  het  overige,  dat 
ivegens  Elia  en  Eliza  zoo  talrijk  wonderd^idigs  verhaald 
wordt,  tot  de  raven j  die  Elia  fpysden,  toe,  letterlijk 
behouden  en  verklaard;  evenwel  omtrent  de  rayenzQO^ 
dat  de  Profeet  van  den  roof  leefde,  dienrzij  in  'eene  der 
rotskloven  nederleiden ,  waarbij   dan,  zij  bragten  hem 
irood  en  vleesch^  eene  wat  llerke  Oosterfche  uitdruk* 
king  zijn  zal«    Hetgene  ons  hierbij  bedenkelijk  voor- 
komt ,  is ,  dat  gulzige  raven ,  die  al ,  wat  zij  vinden , 
terftond  verflinden,  en  wat  er,  nadat  zij  verzadigd  zijn  , 
overfchiet,  liggen  laten,  zich  geen'  voorraad,  in  holen 
of  gaten ,  gewoon  zijn  te  verzamelen ;  en  dat  datgene , 
waarop  dit  gedierte  aast,  zeldlsn  bruikbaar  voedfel  voor 
menfchen  is.  —  Wat  betreft ,  hetgene  de  Hoogleeraar 
«r  bijvoegt :  „  misfchien  had  Elia  deze  dieren  aan  zich 
gewend ,  dat  zij  hem ,  als  ware  het ,  voor  hunnen  gast  bid» 
den ; ''  dit  komt  ons  geenszins  aannemelgk  yoor.  Men 
gewent  fchuwe  vogels  zoo  iets  niet,  terwijl  ze  in  Vrij- 
heid zijn.  Als  men  ze  jong  in  gevangenis  beeft,  moge 
men  ze  iets  leeren,  waarvan  men  daarna,  als  men  ze 
heeft  losgelaten ,  dienst  kan  hebben ;  maar  zonder  dat 
gaat  4it  niet.    En ,  indien  het  ai  ging ,  hoe  traag  zou 
het  toegaan?  Voorwaar,  de  Profeet  ware  lang  van  ge- 
brek omgekomen  geweest ,  en  zelf  eene  prooi  der  raven 
geworden ,  als  bij  voe4rel  had  moeten  ontberen ,  totdat 
hij  dit  gevogelte  geleerd  had  het  heip  te  brengen !  — 


BIJBEL,  tol 

Bij  itze  gelegenheid  moeten  wij  nog  iets ,  in  het  alge^ 
meen ,  zeggen ,  wegens  het  2oogenoemd  natuurlijk  vt^f 
klaren  van  deze  en  gene  verhalen  der  Heilige  Schrift  ^ 
welke  9  naar  de  letter ,  wonderdadig  voorkomen.  Het  is 
zoo,  men  neigt  doorgaaD3  tot  zulk  eene  verklaring,  wan-< 
neer  men  meent,,  dat  men  ze  aannemelijk  kan  maken; 
doch  men  wordt  er  niet  zelden  toe  verleid  ddn  zelfs » 
als  zij  zeer  onnatuurlijk  en  gedwongen  is ,  en  minst  van 
allen  zulken  voldoen  kan,    die  de  aanneming  van. het 
wonderdadige  bedenkelijk  vinden»    In  dat  geval  vinden 
wij  zulk  eene  verklarin^nutteloos  en  zelfs  gevaarlijk ,  en 
zouden  wij  veel  liever  alles ,  wat  ons ,  in  het  wonder* 
dadige  ;self,  onaannemeli^  voorkomt,  opgeven,  dan 
pogingen  doln,  om  het  op  zulk  eebe  misfelijke  wijze,' 
als  dikwijls  gefchiedt,  te  readen.   W^  zien  er  toch  zoo 
vele  zwarigheid  nie|  in ,  om  toe  te  ftaan ,  dat ,  fchooa 
de  hoofdinhoud  der  fchriften  van  het  0«  V.  volkomen 
echt  en  gjéloofwaardig  is, daarin  echter  menige  verdicht 
te  bijzoudei^ieid  kan  voorkomen.  Wie  weet  toch  niet^ 
welke  liefhebbers  van  . verdicht felen  z^  altijd  geweest 
zijn,  van  welke  wij   dit  gedeelte  der  Heilige  Schrift 
hebben  overgenomen ;  en  waarom  mogen  w^  niet  on» 
derilellen,-dat,  gelijk  zij  blikbaar  de  getallen,  welke 
wij  op  vele  plaatfen  ontmoeten ,  uit  zucht  om  alles  te 
vergrooteti ,. veranderd^  hebben ,  (zoo  als  de  Heer  v*  d.. 
p.  zel^,  hier  en  daar,  duidelgk  genoeg  te  kennen  geeft 
ook  zijn  gevoelen  te  dijn^  zij  zoo  ook,  om  het  won« 
derbare  te  vermeerderen ,  dikwijls  hoogst  tw]^lachtige 
vertellingen ,  als  zeker  gebeurde  zaken  ^  in  de  oorfpron^ 
keiyke  gefchriften  hebben  ingeweven  ?  Van  zulk  eene 
onderftelling  houdt  ons  de  bedenking  geenszins  terug « 
dat  men  dezelve  ook  tot  de  fchriften  van  het  N»  V.  zoit 
kunnen  overbrengen ,  en  daardoor  het  in  dezelve  ver* 
haalde  wonderdadige  in  verdenking  gebragt  zou  kuiyien 
worden:   want  wij  meenen,  dat  het  ontnogelgke  van. 
zulk  e^e  vervalfching  dezer  fchriften ,  welker  behoud 
men  aan  geene  Rabb'^nen  of  Joodfche  fabelfchrö^rs  xt 
danken  heeft ,  voldoende  bewezen  kanwordeii*'i>0efc^.Q 

Q  5  kun- 


» 


<. 


lO%  .     J*  H.   VAK  D£1L  PALM 


I  \ 


kunnen  ons  hier  *  daarover  niet  verder  uitlaten;  inaar 
'  willen  no. Hechts  vragen ,  of ,  daar  toch  ver  het  meeste 
wodderdadige  in  de  Israëliétifche  gefchiedenis  niet  na» 
ttturlijk  te  verklaren  is »  het  niet  beter  ware  j  zich  ^  ten 
aanzien  van  al  bet  zoodanige ,  van  dergelijke  verklaring 
te  onthouden ,  om  'aan  zulken »  die  .700  gaarne  al  het 
wonderdadige  óp  eene  natuurlgke  wijze  verklaren ,  geen 
voorbeeld  te  geven ,  waarop  zij  al  te  gereed  zijn  zich 

^fe  beroepen?  -—  Laat  ons  het  gezegde »  door  het  vöh 
gende,  ophelderen»  De  doortogt  der  kinderen  Israëls 
door  de  Roode  Zee  (^Exod.  XIV:  m  9  a<2.)  verklaart  de 
Heer  v.  d.  i^ ,  in  zijn  ecrfie  Stak ,  in  zoo  ver  natuur<« 
nik ,  dat  hij  onderftelt  ^  dat  de  hevige  wind ,  waarvan 
vers  21  gefproken  wordt ,  eene  buitengewSne  ebbe  ver* 

'  oorzaakte  j  dat  deze  ebbe  eene  breede  bank ,  die ,  dwars 
door  zee ,  yaa  oever  tot  oever  liep ,  droog  maakte ;  dat 
het  Israëlietisch  leger  deze  bank  als  pad  gebraikce ,  en 
dat  het  dus  het  water  aan  zijne  regter- en  linkerhand  bad  ^ 
enz.  Hoe  vernuftig  nu  deze  verklaring  ook  zij ,  de  aan« 
merking ,  dat  de  uitdrukkingen  9  de  wateren  werden  ge* 
kliefde  en  waren  hun  ter  wederzijden  tot  een*  muur^ 
bezwaarlijk  zulk  eene  uitlegging  dulden  ^  zal  altijd  den 
twijfel  overlaten  ,  of  zij  wél  de  regte  zy.  Zoo  ook  wórdt 
de  doortogt  der  Jordaan ,  Q  ^  ^«  ^0  ^^  ^^t  tegenwoor- 
dige Stuk ,  in  zoo  ver  natuurlek  voorgefteld ,  dat  of  her 
bed  der  rivier^door  eene  aardbeving  ,  zal  ztjn  opgeligt, 
of  eene  overhangende  rots  in  dezelve  zal  zijn  nederge- 
fiort ,  die  den  afloop  van  het  water  geftremd  zal  beb« 
ben.     Welk  van  beide  men  aanneemt,  dit  moet  dan 
eerst  eene  groote  overftrooming ,  eni  vervolgens  eene 
verandering  in  den  loop  der  rivier  veroorzaakt  hebben  , 
waarvan  echter  niets  gemeld .  wordt }  en  de  wijze  van 
verhalen  is  dan  toch  regt  zonderling.    Wij  vragen  nu : 
waartoe  zulke  verklaringen ,  die  toch  buiten  kijf  zeer 
bedenkelgk  zijn?  Om  de  mogelijkheid  van  het  verhaalde 
te  dora  xien »  en  het  dus  geloofbaarder  te  maken  \  Maar 
hoe  dan  elders ,  waar  men  zich  verlegen  of  buiten  ftaat  be* 
tindt  tot  zulk  eene  aanwijzing  der  mogelijk^heid  ?  Zal  men 

dan 


BIJBEL.  «03 

dan  meer  mogen  twijfelen ,  als.  men ,  a  Kon.  H ,  eerst 
van  £  L I A  en  daarna  van  b  l  1 2  a  leest ,  dat  de  waterw 
der  Jerdaan  ,  toen  zij  dezelve  met  een'  te  zamen  gevoa<» 
wen'  mantel  floegen,  herwaarts  en  derwaarts  verdeeld 
werden,  zoodat  zij  er  konden  doorgaan?  Immers  di( 
zal  niemand  beweren.  Men  zal  zich  dan  moeten  verge^ 
noegen  met  de  bedenki^,  door  den  Heer  v.  a.  p»,  ia 
de  aanteekening ,  dus  uitgedrukt :  ^  De  natuur  gehoor* 
zaamt  aan  den  vertrouweling  der  Godheid  9  die  zich 
naar  zijne  beftemming  begeeft."  Maar  waarom  is  foort» 
gelijke  bedenking  dan ,  in  de  eerstgemelde  gevallen  ,  ook 
niet  genoeg?  Of  was  er,  toen  elia  en  eliza  de* 
ftroom  zouden  overtrekken ,  een  meer  dignus  Deo  yitim 
dice  nodas^,  ditn  bij  den  overtogt  van  IsrailP  Ook  dit 
zal  denkelijk  niet  ligt  iemand  (taande  houden.  —  Doch 
hiervan  genoeg,  en  ten  befluite  alleen  nog  het  volgen* 
ide:  Of  de  Israëlieten,  (c  s  am.  IV.)  toen  zij  de  veiw 
bondsarke  in  liet  leger  bragten,  in  verwachting,  dat 
zij  dan  voorfpoed  tegen  den  vijand  zouden  hebben  ,.daar» 
om  nog  weLdachten ,  dat  z^  net  dezelve  God  zelven  in 
hét  leger  gebragt  hadden ,  is  ons  bedenkelijk,  't  Was 
het  begrip  der  Filistijnen ,  die  zeiden :  God  is  in  iep  /^ 
ger  gekomen»  Het  is  wel  zoo ,  de  uitdrukking ,  da$  zij 
ons  yerlosfe  ais  de  hand  onzer  vijanden ,  is  zeer  fterk ; 
maar  hoe  menig  b^*geIoovige  bragt ,  in  de  duistere  eeu- 
wen, rcUquiin  van  heiligen  met  zich  te  velde,  denken- 
de ,  dat  die  hem  beveiligen  of  uit  gevaar  verlosfen  zoi»» 
den ,  jzonder  daarom  te  gelooveo ,  dat  de  reliquièn  de 
heiligen  zelve* waren? 

Op  I  s  a  M.  ]^X V:  93 ,  in  de  befchrijving  der  ont* 
moeting  van  David  en  Abigail^  heeft  de  Hter  v.  D.  i»« 
deze  aanteekeniog :  |,zy  kwam  den  éénen  berg  ftf,tev- 
wyl  David  van  een'  andenen  haar  tegenkwam ,  zoo  eclw 
ter ,  dat  hij  haar  niet  zien  kon ,  en  zQ  Davids  woorden 
tot  zijne  manfchappen,  vs.  ei  en  w  vemeld,  hooren 
kon.'*  Dit  twijfelen  wij,  of  zijn  Ëd.  ;^lf,  b«  nadere 
overdenking,  wel  rigttg  zal  keiirev.  Er  was ,  in  allen 
gevalle»  pog  een  gehiHe  berg  tuafcben  David  en  de 

fcboch 


W4  !•   H.  VAN  irBR  PALM,   BIJBEL* 

rcböoiie ,  en  hij  kwam  verzéÜ  van  viertionderd  mannen, 
flié  wisten,  welk  het  doel  van  den  optogt  was;  Kan 
men  iiu  bijvdeïe  bende  zoo  veel  ftilte  en  in  David  zulk 
eene  ftem  onderfléllen',.  dat  hg  door  Abigaü  verftaan 
koii  worden?  Waarlijk,  zoo  zij  oqk  zijn  voornemen  na 
eerst  lioorde ,  dan  moet  men  zich ,  hoe  veel  tegenwoor* 
^tgheid  van  geest  zij  in  het  geheele  geval  ook  toonde  ^ 
toch  verwonderen ,  dat  zij  dezelve  hier  behield.  Doch 
^it  het  vroeger  verhaal  blijkt  immers,  dat  zij  reeds ,  eer 
zl|  David- te  gemoet  ging,  wist,  wat  haar  boven  bet 
hoofd  hing,  ja  dat  het  de  reden  van  Aaren  optogt  was  ? 
En  immers  (laat  vers  fiti  m^i  ^  David  zeiüó\  maar',  had 
'gezegd  ^  toen  hij  namelijk  het  eerst  berigt  kreeg  van  Na- 
bal^'s  onbefcheid,  betgene  hier  flechts  te  Iaat ,  door  den 
Gefcbredfch rijver,  is  aangeteekend ?  ^^^Maar  tantum! 
•  Wg  zagen  met  blijdfchap,  dat  de  reeds  zoo  bi^llante 
Lijst  van  Inteekening  nog  weder  met  ettelijke  honder- 
den  van  namen ,  waaronder  vel^  van  Infchrij veren  in  de 
Oostinrdiën,  verrekt  is  geworden. 


Brieven  aan  eene  Vriendin  ^  over  het  Evangelie  Van  Jo» 
bannen»  Door  de  Vert^alfler  van  Fenelon^s  Godsdien^ 
ftige  Bcfchouwingen.  Ijle  Deel.  «  Te  Dordrecht  ^  bij 
Blusfé  en  van  Braam.  1819.  In  gr.  8v(?.  '352  Bladz. 


XJ( 


leker  Gezelfcbap  oefent  zich ,  onder  het  opzigt  van 
een  waardig  Leeraar ,  in  de  leer^n  gefchiedenisfen  des 
'BQbels.  Eenigen  tijd  was  het  Evangelie  vanjohannes 
hét  bepaalde  onderwerp.  De  Sdhrijffter  hield  daarvan 
aanteekening ;  en  het  zijn  deze  A%nteekeningen ,  welke 
zij,  zoo  in  brieven  als  gefprekken  met  hare  Vriendin, 
in  het  licht  géefc.  Tusfchenbeide ,  echter ,  zijn  er  ook 
gezegden  van  andere  Uitleggers  uit  derzelver  gercbrif<* 
'ten  overgenomen.  > 

'  In  het  algemeen  verdienen  zoodanige  GezeUcbappen 
tot  bijbelfche  onderrigtipg ,  mit»  onder  Verftandige  lei^ 
^-   -i  ding. 


BRUpe^N^:  OV^R  HET  EVANGELIE   VAN  JpHANNES.  10$ 

dmgV  Alien  lof;  want  waacris  toch  het  boek,  dat  lo^ 
veel  (loC  geeft  tot  leerzaam  zedtlyk  onderwijl ,  als  de 
Bijbel,,  vooratde  Evangeliën,  en  dan  nog  bijzonder 
dat  van  den  edelen  Joannes?  Hier  toch  leer  en -wij  den 
gezegemden  Heiland  zoo  geheel  Jn  al  zijne  eenvojtdigr 
beid,  waarheid  en  kracht  kennen,  dat  hetzelve  vQor 
godsdienftig^  kennis,  als  ware  het,  genoegzaam  .ett 
toereikende  mag,  geooideeld  worden.  '         ;  :     ^ 

^Uit.dit  zelfde  oogpunt  maakt  gezegde  Evangelie  dan 
het  onderwerp  uit,  dat  in  dez^  brieven  en  gefprekk^n 
voorkomt»  JÖle  Vriendin,  die  . fchrijft ,  ftqrt  ge^t 
haar  hart  uit  aan  Ijare  Vriendin ,  om  haar  al  de  i'choon« 
heden  des  Goddelijken  böejcs  te  doon  opiqerken  ea.be* 
vatten.  Toon  en  ftyi  zijn  zoo  geheel  uit  bet.  hart  ge- 
nomen, dat  zij  belang  moeten,  verw^ekken,  enda.tflesr 
selfs  gevoel  en  igevoelens  met  die  van  den  Evangelist., 
ja  van  onzen  Heer  zelven ,  moetq«  overeenftemmen*  Ook 
zgn  de  vijf  gefprekken ,  die ,.  in  onderfcheiding  van  de 
acht  en  twintig  brieven ,  alhier  voorkomen,  zoo  eenvoud 
dig,  uitlokkende,  leerzaaA  en  dMltreffende,  dat  zlg 
inderdaad  zeer  veel  bijdragen,  om  dien  kind^l^ken 
geest  uit  te  drukken,  die  in  JOannes  Evangelie,  \%  iti 
de  ganfcbe  Christelijke  leer,  zoo  karaktermatig  dopr- 
llraalt. 

Slechts  eenen  enkelen  keer  misfen  wij  dat  gebruik 
dier  uitlegkonde ,  hetwelk  de.  vorderingen  van  x>nz^ 
tijd  aan  de  hand  geven.  Dus  Jbebben  dezelve  thans 
jéeds  genoegzaam  beflist  over  de  benaming  van  God  als 
Vader,  in  tegenovcrftelling  van  der  Joden  God,  den 
wrekenden  Jehovah ,  en  van  Jezus  Christus  als  Zoon  \ 
in  de  beteekenis  van  eenftemmig  in  beginfelen  en  be« 
grip ,  geliefde  enz. ,  gelijk  reeds  de  oude  Koningen  en 
Profeten  alle  Zonen  van  God  genoemd  werden.  .  Even 
zoo  zijn  de  latere  uitleggers  vrij  eenftemmig,  dat. er  in 
Ale  fchriften  van  Mozes  geen  gewag  van  den  Mes(ias  ge- 
maakt wordt,  en  dat  de  plaats  Dcutcr.  XVIII:  ^5  en 
^8 ,  ondanks  al  bet  toepas  rel  ijk  gebruik ,.  dat  daarvan 
i^  de  fchriften  des  N.  Verbonds  voorkomt,  geene  an* 

de* 


I06  BRIEVEN  9  OVER  HET  EVANGELIE  VAN  JOtHAmfE^K 

^re  vtrklaring  toelaat  5  dao  wdke  op  den  eerst volgeai* 
ijen  ftand  der  Profeten  of  de  Profetifche  Schdie  na  Mo» 
zes  doelt.  Dan ,  niettegenftaaodé  deze  en  andere  foort* 
gelijke  aanmerkingen  meer,  Ui^t  bet*  gefcbrifc  zelf  «ene 
voortreffelijke  b^age  tot  het  godsdienfiig  en  gebed 
Uit  het  eenvoudig  gemoed  afgeleid  gebruik  van  Joannea 

Svangelie,  waarbij  de  faooge  waardigheid  en  het  eer* 
edwaardig  karakter  v^n  opzen  HeHand  allezins  ge* 
Ilaafd  en  aanbevolen  worden*  Dit  Ifte  Deel  eindigt 
met  het  Xde  Hoofdftuk ,  en  wij  verlangen  zeer  naar  het 
llde  Deel ,  waarmede  dit  werk  vi^tooid  zal  zijn.  Hoe 
gaarne  wij  eene  proeve  aanvoerden,*  om  d#afait  ovet 
de  behandeling  te  oordeelen,  kunnen  wij  hieraan  niet 
voldoen,'  omdat  dé  redenering  te  vdel  ;»amenhangr.  Wg 
wenfchen  het  Wjprk  in  véle  handen,  voorarvan  gods^ 
dienftige  Lezerésfen,  voor  welke  hetzelve  eigenlyk  ge«' 
fjphreven  fchijnt  te  zijn. 


De  Chriften  in  geeu  erji  aandacht  yerunigfi  mei  Godm 
Een  Gebedenboek  voor  J^*  Catholgken.  Naar  het 
Hoegduitsoh.    Te  Leyden  en  Rotterdam ^  bil}*  W« 

'  van  Leeuwen  en  J.  J.  ThompfonriBiS.  /»  kl.  Zvoé 
380  BI.  ƒ  1-16-:  ^  t 


H, 


.et  zij  dan  zoo,  dacht  Ree.  b§  het  doorfezen  vait 
dit  Gebedenboek,  dat  m^n Roómschkatholieke  broeder 
atidere  dogmatieke  begrippen  heeft  dan  ik;  wat  ver- 
fchilt  dit  mij,  wanneer  urt  dezelve  die  leiding  voor  haft 
en  wandel  voortvloeit,  welke  ik^ier  met  blljdfchap  ont« 
moet?  Is  niet  al  Ons  kennen  hier  bededen  ffecfats  ten 
deele  ?  Verfchillen  wij  niét  alle  van  elkander ;  en  zal 
dit,  ten  aanzien  van  befpiegelende  waarheden,  niet 
Eoo  blijven, zoo  lang  de  Gereld  (laat?  Wil  deRoöèisch- 
katholiek  mij  zijne  bijvoegfels  en  die  verbasteringen  z$^ 
ner  kei*kleer  voor  waarheid  verkoopen,  ik  wijs  hem 
van  de  hand ;  maar  dit  doe  ik  m^nen  Medeprotestant 
ook,  zoodra  hij  mij  menfchelijke  Hellingen,  die  ik, 

met 


m.  CATHOLIJK  OEBBDENBOI^K»  X07 

net  al  mijne  onpartijdigbeid ,  in  xkn  Bijbel  niet  kan  viiw 
den,  als  Goddelijke  waarhejj^  wil  opdringen^  Wil  d6 
Roomscbkatholiek  mij  bewijzen,  dat  ik  verloren  gtp 
omdat'  ik  niet  tot  jsijne  kerk  behoor ,  ik  verwerp  deze; 
^Ijae  leeri  maar  zoo  doe  ik  ook  omtrent  mijnen  Mede*% 
protestant,  die  and^sdenkenden  veroordeeld  en  ver- 
volgd heeft ,  en  bet  misfcbien  nog  gaarne  deed ,  ^lec 
om  den  wil  der  zaligheid  van  andersdenkenden,  maar 
om  den  wil  van  zgn  gezag.  ~.Wie  heeft  m'4  geïlelcl 
ten  regter  over  myna  broedera  denkwij;ze  ?  Al  vind  ik 
pijne  id^n,  aan  het  gezond  verftand  getoetst,  be* 
(laanbaarder  da^  de  zijne;  wie  zegt  mg,  dat/mgn  broe^ 
der  «-« immers  niet  aller  gaven*  zijn  eenerlei  -*-  uit  mijn  •  . 
confequenter  .ftelfel,  al  kwam  er  meer  licht. door  in 
zi)n  hoofd ,  meer  warmte  voor  zijn  hart  zoude  kunnen 
afleiclen:?  .  : 

In  de,  nu  geuite,  {lemming  las  Ree.  het  hier  aange- 
kondigde Gebedenboek ,  welka  zuivere  taal  en  een vou« 
dige  ftijl,  benevens  de  Cbristeligke  gezindheden ,  d^e 
er  in  doorftralen  en  die  het  wil  opwekken ,  her  tot  een 
zeer  algemeen  nuttig  werk  miaken.  De  suhus^Att 
Roomachkatfaolieke  kerii  Hgt,  het  is  waar,  ten  grond? 
flag;  masr  het  is  hnmers  ook  gcfcfar^ven  voor  Chris- 
tenen tot  die  kerk  behoorende,  en  öit  ctilsus  is  bier 
zoo  lirtictikaal  nuttig  gemaakt  ala  zg  worden*  konde. 
Houdt  zich  xle  BLatfaoIiek  aan  dit  praktikale,  ~  bet 
laatfte  doel ,  toch ,  van  allen  waren  Godsdietst ,  «-  daa 
zal  z^e  dogmatiek  niet  nadeelig  kunnen  werken. 

Een  fraai  vignet  verfiert  den  gegraveerden  titeU 


Ccloof^  ffope^  Liefde  ^  Vreugde  ^  tot  ^nen  krans  voor 
het  menfcbefijke  leven  gevlochten.  Naar  het  Hoog* 
duitsch  van  k«  lapfb*  Te  jtmfterdam^  bij  A*  B« 
Saakes.  i8i8.    In  gr.  Sy^»  59  J/./:-i4*: 


Ë 


en  niet  onatrdig  ftukje,  dat  zich  glad  Iaat  lezen,  en 

waar- 


i08    K.  X  A  P  I^IËI  9    C&LOOF  ,  HOPB  y  ttEFDfi  ,  £NZ« 

iiêaari^n  wy  nu  ook  al  niet  veel  meer  kunnen  zeggen* 
De  id^ën  Eijn  alle  met  elkaiider  welbekend  en  dagelijkscli; 
«n  wanneer  Ree.  een  buitenlander  was ,  hij  zoude  bij 
den-eeHlen  opflagniet  zeer  gunftig  kunnen  denken  over 
den  ftaat  der  letteren  bij  een  volk,  hetwelk  zulke  din*^ 
getjes  zelve  uit  eene  andere  taal  moet  hebben.  De  ftijl 
is  de  gewone,  rolleijde  romanftiji,  tusfchenbeide  niet 
aséer  juist  in  de  beelden  en  in  de  redeneringen.    ,,  Ge«  ^ 

yy  lijk  de  bladen  in  de  iQnte  (bl.  17)  zijn  wij  opgefcho- 
^  ten'*  (bladeren  fchieten  niet  op),  j,  gelgk-^de  vlin- 
^  der  In  het  voorjaar  zijn  wg  te  voorfchijn  gekomen  , 
^  rpelen  nu  in  het  lieve  liclit  der  zon,  en  wandelen*' 
(vlinders  wandelen  niet)  „  onder  den  fchoonen  hemel,  , 
yy  zonder 'te  weten  van  waar  de  adem  is,  die  van  onze 
^  lippen  vloeit**  (met  des  Schrijvers  permisfie!  dat 
weten  wij  wel) ,  „  noch  het  begin  der  baan  te  kennen, 
;,  op  wefter  midden  bet  bewustzijn  ons  ovetvier*  ^at 
bewustzijn  valt  ons  dan  wél  op  het  lijf,  geHjk  een  dief 
in  den  nacht  I)  „  Zoodra  een  dag  achter  ons. verzinkt, 
„  is  hij  verloren.  De  oogenbiik ,'  nvelke  ons  zoo  even 
yy  ontvtood ,  IS  weg  en  vergeten.  Met  moeite  kunnen 
yy  wij  ons  het  gisteren  herinneren  ,'*, (eene  korte\me« 
xnorie  I)  „  en  h^t  beden  zal  met  ons  ontflapea ,  zoodra 
^  wij  des  avonds  gedachteloos  het  oog  fluiten." 

De  taal  in  dit  boeksken  mag  nu  nog  zoo  mooi  klin« 
]ken,"er  is  onwaarheid  op  onwaarheid  in.  De  Apostel 
oordeelde  Geloof,  Hope  en  Liefde  genoegzaam  tot 
eenen  krans  voor  bet  menfchelijke  leven ;  maar  'de 
SchriyVier  oordeelt,  dat  de  Vreugde  er  nog  bij  moet, 
en  fchijnt  dus  niet  van  meening  te  zijn,  dat  gene  drie 
de  ware  menfchelijke  vreugde  voortbrengen.  —  Nu , 
nog  eens :  het  (tukje  is ,  in  zijne  foort ,  wel  'genoegd 
Wij  willen  ooi  gaarne  toeftemmen,  dat  er  lezers  en 
lezeresfen  zijn ,  die  weHigt  niets  godsdienftigs  zouden  ^ 
lezen,  kregen  zij  niet  zoo  een  ligt  kostje  voor  hunnen 
geest;  maar  ook  nog  eens^  moeten  wij  dan  alles,  tot 
zylke  vervullingen  toe,  juist  van  buiten  hebben? 


j.   C*  D&IEeSBN,  Dj[SSEI^Tih(TIO  MBDICA.      I09 

'  ■     ■  .  ■  ■ 

JSbrerratip  Medica:  insi^ralis:  de  phosphuria  et  dia« 
bete  mellito ,  :  (-övir   Hchundc  wi^tcriozing  en   oyet\ 

-den  hónigfisvhed.^  I^lsam  &c.'  publico^'. ac  faleainr 
examini  offert-  j.  Ö.»  drjesse*',  if.  It.  Af.  Phih 
Doct.^  Danmfienfiu  Oroniiig:*  apud 'J^.  <9o/AJt^*/i 
8vo.  i^agg.  104* 


ü.. 


dén.  titel  dezer  Verhaiidelihg'ziet>men:,  dat  deiel^ 
vè  over  twee  verfchriüendfc  onderwerpen  iooi^t ,  welke: 
met  elkander  weinig  gèiDeen  bobbeii ,  daii  de!  zddzaiof*: 
heid;  Maar,  zoo  dit  gebi-ek  aau  eenheid  ieihén4  hindd-r 
ren  mogt,  hij  zal  het,  na  de  Verhandeling,  met  aan-^: 
dacht  gelezen  te  hebben ,  den  Schrijver  gaarne  verge« 
ten,öm  de  belangrpheid  det  onderwerpen  niet  alleen v' 
maar  vooritl  om  de  geleerde  en  oordeellcundige  behan- 
deling. Wij  zien  er  uit ,  dat  hg  den ,  dot>r  vliegeren 
letterarbéid ,  verkregenen  roem  Ibsinde  .houdt ,  eti  dat  hij 
zich  op  de  geneeskundige  .wetenfchap  mét  .geen*  min^ 
deren  Ijver  en' met  niet  mindere  vrucht  heeft  toegeliegd-^: 
dan^op  de  NatoürkundFge.     *  ? 

Het  ecrftc  Raofdüuk  is  toegQ;ivgd  aan.de.befchouwing' 
van   een  zeldzaam  ; ziekelijk. ver rcbijnfel,    hetwelk  de, 
Schrijver  bij  zich  zelvenhadwaar^enoaidni  Dezewd^r* 
neming  gaf  hem' aanleiding  töt  eerdere  nafpbringen  etK 
overwegidgen ,  waarmede  hij  ons  hier  bekend  maakt;  ^ 
Hij  3l^er baalt  ons  ver fcheidene  voorbeelden  van  lichten-*' 
de  (*)  waterlozing;  uit  alle  welke  bUjkt,  dat  dft  ver- 
fchijnfel  wel  genoegzaam  altijd  van  eene  groote  veran«- 
dering  in.de'  pis  Vergezeld  gaat,  In  het  bijzonder  vaii 
eene  vermöideriAg  van  pisffbf,  maar  daarentegen  zeld-^. 
fcaam  eene  algemeene  oügefteldheid  dés  ligch'aams Jchijnc  r 

•:  '         •  _  .       té 

(♦)  Lkhnnde^  vertilea  \^y ;  fcnoori  het»  naar  de  övereeh- 
tömst  met  fiamatuiid^  dao  pkoiuria  móèsi  wezen.  Bedoel.' 
de  de  Schrijver  eepe!  pBosphorac'hcfgé  pifloiinp.  Maa*  Aéd 
dfende  het  pküspA&réffa  té  z^n;    '  •.  '^'  2-  -  .^  .  . 

JtoBÜBSCH*  28jlO«  NO.  J.  Il 


tld  J«  «•  DlttBSSBIt 

te  kennen  te  geven*  Ons  metüe  meeste  pogingen  van 
dndertn  j  têr  verklaring  va»  dese  zonderlinge  verande» 
ring  der  pis»  bekepd  mafarade,  hecbc  hij  sich  vooral 
taiB  bet  gevwleQ.vaaQUTTa^-^MOftVEAu,  bewe> 
residu).  da(  ttn^  ot^tl^'ng  der  pi^ftof »  en  eene  verbin- 
dii^g  van  def zelver  (Ukftof.met  het  pbospborig  saur  of 
het  phosphor-oxyde,  daartoe  aanleiding  zoude  kunnen 
geven ;  terwijt  de  Schrijver  van  gevoelen  is ,  dat  de 
koolftof  der  pisftof  de  ontleding  van  het  phosphorzuttr 
of  deteelfs  zouten, in  de  ^is  aanwezig ^soude  bevorder  ' 
neti)  en  zoo  gelegenheid  geven»  dat  bet  posphorfoxyde 
zich  met  de  ftikftof  veireenige.  —  Ons  beftek  Iaat  ons 
niet  toe,  hier  in  b^aonderheden  te  treden.  Wg  zouden 
andftrs  eeuige  zwarigheden  teg^  deze  theorie  voordra^» 
gen»  en »  onder  andere^ ,  vsagen ,hoe  de  Icoolftof » weN 
ke  de  ontleding  des  phosphotzuurs  zoo  moegelijk  ka^ 
te  weeg'  brengen ,  dit ,  zonder  door .  de  hitte  gebolpea 
te  worden,  in  ons  ligcfaaam  doen  kan? 

W^  vinden ,  in  4it  Hoofdftnk  »  ook  nog  eenige  voor- 
beelden van  lichtend  zweet ,  hetwelk  aan  dergelijke  oor* 
saken ,  althans  aan  eene  vrijere  ontwikkeling  van  pias* 
phorus ,  wordt  toegefchreven.  Het  zelfverbhtftden  ins-^ 
gelijke.  '  Althans  wordt , .  met  n  a  s  s  e  ,  ontkend ,  dat 
bet  éeHIe  een  electrisch  verfchyn&l  zijn  zou;       <    . 

Het  tmiede  Hoofdftnk  is ,  zoo  mogeiyk ,  nog  itpcer »: 
en  vooral  voor  den  pnrktifchen  Geneesheer  iiiog  belang*» 
rijker  van  inhoud*  Dt,  Aemgpisvlatiti  is,  bijzonder  in  ons 
Land,  eene  zeer  zeldzame  kiekte.  De  Scbrgver  mogt 
desM^e ,  iii  het  Akademisch  Gasthuis  ,  zeer  naauwkeu* 
rig  waarnemen,  en^  wat  nog  zeld:sanier  is,  volkpmen 
zien  genezen*  Zamentrekkende  SMddelen  deden  i/t^einig 
nut ;  ook  de  zuren  niet.»  Ben  ftrevg  dierl$k  dieet  was 
tot  de  genezing ,  zel&«nog  lang  daarna ,  volftrdct  nood-» . 
zakelijk.  Behalve  dit ,  was  het  geneesmiddel ,  hetwelk 
hier  aUeziQs  voldeed,  het  hydrofulfuretum  nmmof^a. 
Het  ;wcrd  echter  flechcs  in  zaei"  geringe  giften  toege- 
deeld* Déze  ziektQgefchiedeuis  i^  ook  daarom  lezens^*- 
waardig,  dewijl  de  langzaam  ont^/yU^ki^Untn  de.  voort-, 

5i  '    -r        •       9t^9^^ 


DtSSBRTATIQ  MBDIC/i*  Xfl 

« 

gang,  de  verfcbilleBde  veranderiogen  der  kwa:J  zctt 
omftandig  worden  opgegeven »  zonder  daarom  langwlj'^ 
lig  te  z$n.  zie  boeveelheid  geloosd  water,  en  de  vei^ 
houding  vaa  hetzelve  tot  den  draak,  de  gefteldlieid  der 
pis,  enz.  i^  ook  naauwkeufig  opgegeven*  Ten  bcfluhq 
geeft  óns  de  Sebrijver  de  theorie  der  ziekte  ,  de  gevoe-. 
lens  der  verfcbiUende  Schrijvers  overwegende.  De  ge« 
dachten  des  Schr^vérs  loopen  daarheen,  dat,  in  deze 
kwaal ,  door  eene  verkeerde  werking  der  eerfte  wegen. 
en  nieren,  datgene,  wat  bet  Bgcbaam  tot  voedfel  moest 
ftrekken ,  van  aard  verandert ,  en  wordt  uitgeworpen. . 


Belangrijke  Tafereelen  uit  de  Gefckiedems  ,der  lijffiraf^ 
feUfhe  Kegtspleging  ^  en  merkwaardige  bij  zonder  he^ 
den  tdt  d$  levens  van  geheime  misdadigen.  Een 
aantal  oor^mden^  OQrfpronkelij k  bijeengebragt  door, 
j.  B*  CHRJSTEMKijER.  Te  Amflerdam^  itf  J% 
'  C.  van  Resteren.  1819.  In  gr.  ivo.  IF  en  043  RU 
ƒ  jj-S.x  '  ' 

W  anneer  wij  den,  vloed  —  neen ,  den  ftroom  van 
ineestal  vertaalde  Romans,  overzien ,  die  allengs  de  hech* 
te ,  fóüde  lektuur  geheel-  dreigt  te  verzwelgen ,  terwijl 
de  winst  van  op  zijn  minst  negen  tiende  van  dezelve 
voor  menTebenkennis  nul,,  en  voor  zedelijlOieid  o^der 
tiul  is ,  zoo  vragen  wij  ons  wel  eens  af:  1$  dap  de  waar? 
beid  indei;daac(  zoo  onvruchtbaar?  Moet  men  voldrckt 
vinding  bezigen ,  om  d^  deugd  eindelijk  te  zien  zege-. 
vieren  9  de.  ondeugd  althans  te  zien  flraffen?  Het  is 
Tv^r,  d^  algesxUene  Folk^gcfchiedenis  levert  daarvan 
luet  altgd  bevvyzen  op,  (fchoon,  bij  naauwkeurig  on» 
^erzoek ,  ook  de^  niet  i^H.een  daarvan  ^ansch  niet  ont« 
bloot  is,  maar  bpk  dq  trefiendfte  blijken  der  Vporzie* 
nigbeid  vertoont; ;)  ma^  de  onoverzienbare ,  en  toch 
nog  zoo  weinig  beoefende ,  bijzondere  gefchiedcni^  der 
leidifig^n  van  elkep   mensch  door  de  Voorzienigheid 

Ha  moet 

• .  ■         i 


112 


J.   B^  C  H  R  I  S  T  E  M  E  IJ  E  R 


moet  vooral,  uit  het  weinige,  dat  ons  daarvan  bekend, 
is,'  de  zoogenoenide  dicfacrtijke  Regtvaardigheid ^  dfe 
in  zeer  vele  gevallen  ook  eene  v^aarheid  der  oAdöfvin^ 
ding  is,  flaven.  Doch  hét  is  opmerkelijk,'  dat  üe  detrgd' 
hier  beneden  minder  beloond,  dan  de  ondeugd  gellrafr 
wordt.  In  kommer,  gebrek,  ziekte, 'onder  lasterin- 
gen en  valfcbe  geruchten  verkwijnen  duizende  braven; 
maar  z£lden  blijft  — in  eene  geregelde  Maaisfchappij — 
de  misdadiger  lang  de  vrucht  zijner  misdaad  gemeten.' 
Is  dit  misfyhien,  om  de  deugd  niet  tot  eenen  dienst  om' 
aardsch  loon  te  vernedferen;  terwijl  de  rust  der  wereld 
daarentegen  vereischt,  dat  de  ondeugd,  al  ware  het 
bok  .door  vrees,  gefluit  worde?  D.an,  het  voegt  oi^s 
niet,  in* de  geheimen  der  Godsregering  in  te  dringen: 
zooveel  is  zeker,  dat,  zelfs  volgens  het  algemeene 
gevoelen,  verborgene  misdaden,  dié  de  veilièfheid  der 
Maatrchappij  in  gevaar  brengen^  bijna  altlïd,  en  foms 
kngs  de  zeldzaamde  wegen,-  aan  het 'licht' Konijn*. 
Hieruit  ontdaan  dan  voorvallen,  die,  bij- de  verdieiiile  . 
der  waarheid,  al  het  treffende  en  onderhoudende  van  ^ 
den  Roman  hebben ,  en  die  vooral  uit  geregtelijke  lijf- 
ftraffelijke  Akten  kunnen  getrokken  worden ;  gelijk  Tom- 
mige  der  bekende* verzameling  Cau/es  c4lèbrcs ^ttn\gt 
door  ME  IS s  NE  R  verhaalde  (en  wel  eens  verfraahJe) 
gebeurtenis fen ,  en  de  voor  ons  liggende  verhatenvafi 
den  Heer  c  H  R 1  s  t  E  M  E  IJ  Ê  R. 

Dit  werk.fchijnt,  althans' volgens  den  Titel  en  dé 
Voorrede  des  Schrijvers^  niets  dan  'gaarheid  te  behet^ 
zen,  op  geregtelijke  oorkonden  rustende;* en  wij  heb- 
ben ook  (lechts  zelden  éenige  verfr^aijing  van  ftijl  ont- 
inoetjN die  eene  wijziging,  althans  in  den  vorm,  zou 
doen  vermoeden.;  En  toch  zijn  deze  verhalen  zoo  be* 
langrijk,  zoo  yerrasfend  in  de  uitkomst,  zoo  fprekënd 
is  ^e  tusfclienkomst  der  Voorzienigheid  in  de  meeste, 
dat  wij  onzen  Lezeren,  die  uitfpanning  .  in  Romans 
zoeken,  5n  plaats  dezer,  thans,  door  de  overgroote 
meerderheid  der  prullen  in  dit  vak,  meestal  nuttelooze,' 
kktuur,    gerustclljk  boeken,-  als  dat  van  den    Heer 

chr!is- 


V 


c  H|i  I  s  T  E  MJt  IJ  E  R ,  waaivan  ons  in  de  Vooil'ede  èen 
tweede  bundel  beloofd  wordt ,  durven  aanbevelen.  De 
ftijl  is  noch  plat  noch  gezwollen :  Hechts  eene  enkele 
maal,  zoo  als  wij  boven  geiden»  (vooral  bl.  139  env., 
w^ar  hy  aan  zijnt  belden  ook  verdichte  redevoeringen 
en  zamenfpraken  in  den  mond  legt,  die  zij,  naar  ide 
mate  hunner  befchaying,  da^  niet  kunnen  gehouden 
hebben)  zien  wij  trekken  van  blijkbaren  opfchik.  Doch 
deelen  wi^  onzen  Lezeren  kortelijk  den  inhoud  .dezer 

verhalen  mede^» 

•  *      ,  ' 

Ia  het  eerlle  zi^n  wij  een  onrchulflig  flagtotTer.  der 
fchroroelijköe  vergisfing,    om    zijne    gdijkvortaigiieicj 
met  eenen  moordenaar,  door  het  rad  ter  dood  gebragt; 
doch  15  jare^  later  dien  moordenaar,  door  den  zonder- 
lingften  zamenloop  van  oinftandigheden ,  ontdekt.    De 
fchijn  was  den  eerstgenoemden  volkomen  tegen.    Hij 
.was  een  veearts ,  wat  los  van  gedrag  en  doodarm ,  ter* 
,wijl  de  vermoorde  eene    gegoede  weduwe  was;    eene 
obligatie  op  hem  was  alleen  op  bet  punt  geweest  van 
door  den  moordenaar  te  worden  medegenomen,  en  iwaalf 
getuigen  traden  tegen  hem  op.    £n  toch  bedroog  bok 
hier  de  fchijal   Een  Predikant  $   die  den  ongelukkigen 
ter  dood  had  helpen  bereiden,  terwijl  deze  zijne  on-* 
fchuld  tot  op  het  laaide  oogenblik  beweerde,^  ontmoet, 
25  jaren  later,  door  allerlei  oponthoud  later,  dan  hij 
voornemens  was,  te  A^fi^crdam  in  de  fchuit  gaande, 
eenen  jager,  die  treffend  op    den  ter  dood  gcbragten 
veearts  geleek ,  en  zich  dooi*  zijn  kwaad 'geweten  zelf 
verried.  IntqsfcUen,  hoezeer  de  misdaad  ontdekt  werd, 
de  misdadiger  ontfnapte,  en  de  onfchuldige  was  ge- 
radbraakt.   Hier  blijven    nog  altijd  duisterhedcn  over 
in  Gods  wegen,  die  bet  ons  past  te  eerbiedigen,  en 
de  ontknpoping  in  de  Eeuwigheid  te  verwachten.' 

In  het  tweede  wordt  de  onfchuld  luisterrijk  aan  den 
.dag  gebragt.  Eene  dienstmeid  in  eene  fchool,  bij  ha- 
ren minnaar  een  onecht  kind  hebbende,  werpt  dit  in 
het  water;  kort  daarna  worden  er  eenige  lepels  geflo- 
len.  Zij  belet  het  voorgenomene  baggeren  in  de  naburige 

H  3  gracht. 


/  ' 


ÏÏ5J  '  J.   B.  CHRISTEMEIJER 

gracht ,  door  bet  bèfchuldigen  van  eenen  boodfchap'» 
loDper.  Deze  9  uit  de  fchool^ weggezonden  ^  klaagt  de 
befcbtildigfler  aan ;  doch  de  fchijn  is  tegen  hem.  Maar 
emddijk  wordr  de  vrouw  van  een*  pruikntaker  gevat* 
2ij  verzint  eerst  eene  onwaarheid  tegen  den  ittAexk 
boodfcfaaplooper ;  doch,  daar  Haftr  man  nu  ontfnapt, 
èoet  zij  dër  waarheid  hulde,  en  bekent,  dat  deze  de 
dief  was.  Maar  un  werd  de  xaak  van  de  dienstmeid 
én' baren  minnaar  onderzocht,  en  bet  bleek,  door  te* 
genftrijdige  bekentenisren ,  dat  er  een  geheim  was ,  bet- 
welk  daarop  door  baggeren. in  de  gracht  werd  ontdekt.— 
Hoe  zonderling  moest  hier  alles  zamenloopen  tot  ont« 
dekking  van  den  kindermoord ! 

Niet  minder  treffend  is  het  derde  geval :  Je  Ko^tfier 
Jakob.  Het  is  te  ingewikkeld,  om  er  een  kort  verflag 
van  te  geven ;  doch  alles  liep  zamen ,  om  een'  zekeren 
'eerli|ken ,  maar,  in  eenen  roes ,  geweldig  driftigen  koet» 
fier,  als  moordenaar  eens  zadelmakers,  die  den  avond 
.b$  hem  had  doorgebragt,  te  doen  verdenken.  Nog- 
tans  was  bij ,  fchoon  met  het  zwaard  over  het  hoofd 
geftraft  en  tot  30  jaren  tuchthuisftraf  veroordeeld, 
volkomen  onrchuldig.  Een  in  het  huis  verfcholen  dief 
had  den  zadelmaker,'  bij  eene  korte  afwezigheid  des^ 
lioetfiers,  vermoord,  zich  weggemaakt,  en  gaf  zich 
naderhand  zelf  wegens  deze  daad  aan.-— Het  *geval  luidt 
romanesk;  maar  de  bljomftandigheden  maken  het  niet 
onwaarfcbijDlijk. 

In  den  raadfclachtigcn  Vreemdeling  wordt ,  door  eeü 
'zonderling  toeval ,  het  lijk  Tan  een'  vermoordde  gevon- 
den, en,  door  een*  nog  zonderlinger  zamenloop  van 
omdandigheden,  de  moordenaar,  na  verloop  van  15 
jaren,  ontdekt. 

Van  eenen  geheel  anderen  aard  is  de  gefchiedenfs  van 
deu.  armen  Schrijnwerker.  Hier  is  geene  ontdekking 
<.ens  verborgeuen  moordenaars  door  zonderlinge  wegen 
•diir Voorzienigheid;  integendeel,  'een  reeds  gegrepen 
lijoordenaar  weet ,  door  fijngefponnen  list,  zijne  Reg:- 
t«ri ,  hc£  Publiek,  en  «—  zoo  wij  van  ons  tot  anderen 

mo« 


'«ogeB  1>(sflttiteB  --^  ook  de  Le^e»  iw^^T^  G^^Médwk 
te  0isleide&* /$«F»t  na  eenene  althans  ukwendig»  voói- 
ipoedtges  lévemlopp  t^ikenc  h^  op  zija  doodbed  <i^ 
icfauld.  De  Schry^er  deelt  dit  mede  als  een'  wenk  voor 
Regters ;  natt  wQ  moeten  opmerken ,  dat »  als  men 
de  yersekering^;  doer  den  fchr$n werker  van  £«n.e  09- 
fchtdd  aan  den  Predikant  gedaaü  9  en  mder  wlkc  om^ 
fiéndigbódcn  pA^M^.mtt  mogt  i^loaven,  men  nog 
veel  fl^indet  kon  hechten  nan  4e  becuigfaig  zyner  oar 
fcbuld,  door  den  yeeana  in  bet  eerfte  verhaal  ^  onder 
mei.  meer  bezwarende  omftatdigheden »    afgelegd »  en 
die  tochi  waarl^  onTchuklig  was.    Volgens  den  heilig 
gen  regel ,  van  Kever  tien  fchuldigen  te  laten  ontfnap* 
pen^    dan  éénen  onféhiildigen  ter.  dood  te  brengen» 
konden  dos  de  Regters,  in  bet  geval  des  rcbrijnwerker^s » 
s^t  anders  bandelen»  dan  ««  werheiyk  dedisn.  Dit  ver^ 
haai  is ^ rtvoor  het  overige,  met  de.m^dste  levj^pdigl^ 
van  Hp  -»  hier  en  daar  zelfs  >  wal  veel  opgefdiukt^  ge* 
lijknvij.  boveil  zagen,  «^.verhaald» 

:Da  finm  van  den  Godsdêfimt  biedt  !om  aangenamere 
ftoie:  eènen  dief»  die,  ia  buts  gieHopca  ^m  «te  (telen « 
door  hen  Inide  gebed  des  hniavadefrs ,  dat  bg  beaeden 
eichhooort,  tot  inkeer  komt»:  en^  woning  vej^t^ 
«onder  s$&  opzet  te  volvoeren. 
.  Het  laatfte  d^r  verbalei<  geeft  eene  bekfigr^e  waar» 
fchdwing  aan  jonge  lieden ,  om  lich  voor  de  ftritten 
te  Wacbtea»  die, men,  hdaasl  ook  in  ons  VaderUnd 
mdar  al  te  ttfel  aan  de  oorchttldlpanr^  Een  }ong ,  dei^d- 
caam  landmelile  wfere  b^a  de  pr opi  geworden  van  eenen 
doorflepenen,  verleideliijken ,  r^n  welliisielisg.  Hg 
buigi  daavtoe  betzelfde  middel , waardoor  lovblace* 
CLAiiiySSA,  THOiiif HiLi,  4[>i»x VI A, (in  den  yïcar 

^Jffrafyfi0fd)MKKAMj^tT^lU  SUSANNA  DRONKr 

H^Orit^.i^  zoekt  ia  hec  net  te  lokken ;  twee  listige  kop* 
pelaarfters,  waarvan  de  eene  de  rol  eener  Oud  -  Tante 
v^a  bet  beftemde  flagtoffer,  de  andere  die  barer  Ger 
zelfcbapsluSer  fpeelt.  Op  deze  w^ze  in  Aaifi^rdum  en 
in  een  flecbt  huis  gelokt,  ia  het  ongelukkige  meisie  op 

IÏ4  het 


men  VQ  jirtiAW*  p*  i34*  C.  Iv  f199  *yMfat»  tw}^  i/jcdv. 
(Wtt  bi6ro«pen  ons  mewMlen  op  julianus ».omda{  wi) 
bem  het  laacK.  gple»en  hebben.»  en  hi|}  nog  het:  iQvendigK  in 
CQ3  gebeugen  ligt). 

Pzg.  88.  Hier  ware  misrcbieu  een  enjcel  woord  over  de 
pkrafe  ri  srpwr*  ^épsvitu.  (voorkomende  in  den  cêksc ,  p.  a . 
1*  7O  "^^'  ongepast  gemeen ;  niec  zoo  zeer  om  de  uicdrok» 
king  zelve,  die  zeer  gewoon  is,  maar  omdac  ^ess£I,ing 
op  HEROD  OT.  p«  727.  beweert»  dat  men  altijd  4^épg9^' mott 
zcjggen,  en  niet  ^^épeiv.  Zoo  oord.eelt  ook  valckenabr» 
'ibiiL  en  hemsterh.  ad  lücian.  Tim.  XXXF.  Wij  weten 
nier ,  boe  deze  drie  lettergrooten  het  zouden  gemaakt  hebben 
jnet  de  voorbeelden ,  door  j  a  c  o  b  a  bögebragt ,  AnthoU  Palaf. 
HL  p.  431.  en  AnOiol.  Gr.  VI.  p^.  311.  Vergel.  ook  dé  Ut- 
Urarifghe  Analekfen.vtin  v.  a.  WQLf,  L  p.  102    sq.      , 

Pag.  90.  Qttomodo  Xenophonfcriffenty  èil  iHcertum^Jcri^ 
tere  ceru  debuit  eet.  Défee  Bentlejaanfche  Welt  ia  .aan  p^>  r  L-. 
KAMP  ZOO  ontvallen.  Wij  houden  te  veel  van  hem;  dan 
*dat'^  op  hém  zouden  kunnen  küorren.  /  ' 
'  Pftg*  9i«  ^^  ^^°  '^^^'  ftaat:  i%dam  iè  iifriSv  .?vt»^'  u^  prpi^ 
ipMffTi»  ix^iii^fairo.  Er  gaat  in  dén  tekst  niets  vooraf ,.  waar 
die  èstéffm  i»^»v  op  flaan  kan.  Hemst-erhuis  èi}  ook 
VEERLiLABiP»  In  2?ijn  Spécim.  Qhferv. ,  wilden  het  obtbre. 
Itende^  leder  op  z^ne  w^ze  /  door  eene  gisfing  aanvullen, 
Maar  een  geleerd  Recenfent  van  é\%  Specimen » in  de  Jdarboe* 
ken  ^an  ha  Koningrijk  HoHand^h^d  opgemetlit^  dat,  hoe- 
wel  er  in  het  naastvoorgaande  van  geënte  meisjes  uitdrukke- 
HJk  was  gewag  gemaakt»  men  echtef  bij  de  daar  vermelde 
dingen  aan  meisjes  denken  moest,  en  dat  hiertoe  het  êndcTn 
iurSv  moetft  gerefereerd  wofden:  in  welké  opvatting  peer l* 
KAMP  berust.  En  te  regt.  De  aanmerking  van  dien  Reeen. 
cent  is  f^jn  en  juist.  Men  vindt  hier,  eene  zekiere  grata  ne* 
gligentia  orationiSf  waarvan  de  voorbeelden  niet  zeldzaam 
iijn,  maar  dikwijls  over  het  hooW  Worden  gezien.  Peerl* 
KA^p  'kent  die  voorbeelden  zoo  goed  als  wij.  Maar,  daar 
wg  -te  te  \lezer  plaatfc  niet  heeft  bijgebragt,  wiflen  wij,  niet 
om 'hem  Itfts  te  leetcn,  maar  om  voor  anderen  nouig  te  zyn, 
eenlge  ttergelt|ke  (talen  van  die  gratd  negligentia  aanvoeren. 
Her  o-D  o-t-  p.  1*$.  v^yafAOi  re  ^dp  ifri^sutt  rnvrd  S*  yvv 
^/rfX*#.  W'Tlke  rxira^  Zie  :VALCKEN.>AB(ro  Appi.  Socf.  Vol. 
^ !.-  p.  s±  sq.  ^Bipont.  ifeè  i?f<S«  i^AAijAöv^  ifidamy^  Zm  ifiov 


r 


• 
lüitM  tettrkm  Ufhs  fum.    U1J  rngtA,  éfiuthsf'  C  i  os  n,  (n»j- 

fue  ID  mnes.  Wkar  #1)  méc  fca ne sTi  Vrtgei :  q^èr)mm  id 
fértinetf  H9  lÉiitwoordtt  éMfiéiUm  kUêtUgiHéhm  est:  fid  ma^ 
4im  iSef.  Die  MiCfte  Mdden  i«rij  vin  £Rirs«Ti  nliec'ver- 
«rtélity  fUe  Mlf -zoo  fckoon  over  de  gruta  negligentim  ge-. 
üBfarevea  heefï.  Cio.1.  e%  Ci9.11*  J^em^triiUm  ^rnhmmuü 
fOMl  i$t  entm  apué  istos  ,  ^Uéd  nön  iimm9$mm^iurha  t^nfieiai. 
Waar  zijn  die  uti  genoemd?       

Ptg*  95.  4  JToAAi^  De  vêwnjtferiftig,  ^Hoor  ^sEkCKAM» 
^oorgeflagen ,  van  ^  in  %^M  ftMjMtMf  zeer  gwlti|^  en^effiak* 
Iteiyk*  Maar  niet  ligt  zou  iMilid ,  4lie  ttiiider  Griekach  ver- 
Rond  dan  «BERLKAMP»  <iatfOp  igfévatteii  zifn. 

Fk^  9^*  i^^MA/EioT,  IpMÜfcl  f/^)uq  itSpnq»  ^éji^pd)-^-^^  0^ 
Ij^oMc.  De  cegeaftelliag  der  woorden  ^^^^^  en  ^^^  worde 
^cmnntend  opgeMderd.  '  De  Criekeb  üBUjoea  dece  zaacab 
toeging  aardig  gevotideo  <•  kebbefa.    Zoo  lézea  wij  h^iu^ 

Itêd.  Ifidea  cekit  p.a,  ki9>  fi^u  ht>M^y9^or\tiitm^êmq^ 
<r((«i»  abtfvrrc  ^^|M«M>  k^m^  «MfMtti^  Bfec  het  koogfte  Tegc 
lieeft  PEE&LKAM»  dete^taacs  zdó doen  drskken,  -vcsalende; 
Arms  illius  mmt  pkareirA  fit^nfii^  ^a^tut-^  êela.  WH  wil. 
lén  echcer  niec  onckeonen^  4éc  dü^f^iM»  oiia  inifaet  Imfjtk 
llaaitw  en  verdiehc  yoortoraü ,  zoodic  mQ  scHk^mn  ««tpi0^ 

fmot  oe  9rTtp99ffum  b^nai  te  deokm»  geigfe  de  im^iMkc 
tWa)  bil)  homerus;  iliaoa  «ohter  begrijpende,  dék  xemih. 
VB  ON  eenè  cegenftellidg  Ikeeft  'wlUèn  maken  vaa  de  $kXm^0i'* 
piftiw  en  Mfumf  bemscen  n^  in  den  gewonen  «ekac*  . 

Pajg.  99*  ^  weten  van  die  «ooVeHlie  ^rtffmtuftét^  ook  al 
iilet  veel  beters  ce  makdiiy  Am  de  Heer  peeri.savp  tt 
Van  genaakt  beelt.  Hier  icbgnt  een  buitengewoon  vronw». 
iiyk  wezen  ce  worden  aangeduid  »  ^t  door  Aana  In  hare  by» 
tondere  befefaemiÉg  Is  genomen» 

*  lèid.  ymU  ^  "tfUMdpifyt*  BeaH  prmMcahmHtr  fsténPes , 
'iqui  iants  futeritwiinis  nmtrem  genuisfint.  Zeer  2;ficè  wwdc 
de  form  /bm7<  voor  y^^k^  tegen  oor  vil  le  en  k.^6%f.tft 
Verdedigd.  Voorts  had  de  Heer  PkERLitAHP  4e  Htmcnar 
Tiezer  Aénceekening  zeer  fcdnnen  verrl^kea^^toor  «kk  lete^ 
toepen  op  wEvrtEiN^s  N.  T.  iMc.  j&  ijr. 

Ptf.  103.  Hec  woord  Mftc^rüg  WoKde  diar  door  Ttforis^o 


ke  ^piegenheid  pgj^i^ÜKAiffp  eentge  adjecti^a,  noemt ,  die  te^ 
geHfk   cene  ^//j'*  ?aj^/ï^vf  bct^tenij  hjsbfcjnx  .Hü  fchync 
hieroiïc  gediichc  t©Jiebb.en  aan  ^.de  Aa^ieekening  van  hem-   ^|^ 
a^T£K'H'«-.op  Ziciww.  L  i7Pr.en.v^  B.  a^  V'AW  lsnn^p  op  ^   ' 
tk^lari% ,  pa&  aQ;r  .en  «93*  !&  be(  yoorbJyg«;in  vragen  wij  de 
Qicleggers  vai^  het    N«  V«,  .of  l^ec  mQ^eltiice  iwrepiifTw^i 
ifu^tistf  Hebr»  XII:  i.  ook.xoo  kan  iWorJ'Qn  .opgevat?  zoo* 
(t^c^oen.  Ü^t  moete  vemlen:  'zonde,  4ie  ons  Hg^ijk  omringt^ 
circumftat;  maar:  T^nde^  die  ons  ligtelijk  tef^g  dqet  keertn  inp 
kef  begin  of  midden  van   onzen  loop»    Meermaleb   beteekenc 
toch  wep$i9wnfêp  iets     omzetten^    cinumagere  in  <ottfr/fr$umjf 
lelijk  BUDieus'iegt,  Coptmenfar.  Ling*  Gf\  p,  226»  ,  Maar 
dit  in  bet  vooibijgaas.-  Men  vindt  op  d^ZQ.  zelfde  bladzijde 
^WQ  drukfoat:'  Bibliot/i.  Ct:i/*  VoJ.  IILpagf  ii..p.  37  5  die 
ffioec  :iUn  VoL  III.  P«  Il«.p»  350  Ook  moet  dgar  gelezen 
•worden  arpxmó^TO^  i^  plaats  van  rrpurl^    De  voorbeeU 
^ep ,  bi^r.bQgebragt :ten. bbvijze^  dat  woorden  ala  ^rXJf^&c 
f         wet  eens  met  een  voxium  piuraif  9  em- zeiU  met  e^n  partüü 
4         piufnplurale [Mascui.  gen.  gcfionfime^rd  worden^ konden  ver« 
oneerderd.  worden  met  beroep,  .op  a  s  t.  ad  Plat.  Legg^  p«  63*» 
jea  op  pmiaoii  ad  Eurfpidé.Hecubp  va;  3S,  39. 
.*  Pag. /116.  t2^  84^«f<  Tè<  Iftvrdtf.    Met  goede  voorbetilden 
bewast  PEE Rl. kamp;  dat  kmtrv»  hier  voor  èM<A«v  kan 
-^;iaoet  gesömen  worden.  *-  Wie   derhalve  er.eeo  JN.  Y*  op 
iia  boud; j' mec;  wie  .papier  doorfehoten,!  tejek^ie  deze  Nooc 
«an  by  Pkilipp.  IL  13»  en  voege, daarby^^oP  !>(&  hei^  be^ 
Jieft-yHEiNDoaF  ad  Plat.VoU  III.  p.  siu  ASf*.  ^^  Plat. 
Polit.  p.450»  64.3.  .... 

:.:  Pag.  119.  rt^avff-o  U  ifftéva^t\f  iév  9rorf.:T<Ia  naauwkeurig  gelezen 
^  (lebben  de  Aantéekeningen  van  h  em  s  t  e  1^ p  u  i  s ,  l.o  c  e  ll a 
jtAPEsaLKAMP,  is  en  biyfc  dit  to^-^ut?.  voor  ons  een  Hrui- 
J^elblpkt'  Pat  rfia^vTo  dikwjjis  vertaaJd  kan  wcM-den/^r^;^/;, 
iantummodo,  is  bekend,  en  wordt doorLocELi^A  eg  peer u 
Af  MP  nader  bewezen,  Maarwy  ontkennen^  iM^,T9v^ro  è^ri^ 
^la^t^  xoo.geheel  geïfoleerd  daar  flaande,  ooit  beteekeuen  kan: 
hij  zuchtte  f  echts.  Ér  zyn,  nameiyk,  twee  gevaliefc*  waarin 
wavro  gemalde  vertaling  toelaat;  vooreerst,  wanneer,  geiyk 
.  -dikwyis  gebeurt,  f^évay  er  by  verdaan  moet  worden^  ten  an- 
deren,  wanneer  ^e  geheele  zin  aanduidt,  dat  rotf'oi^c»  hetwelk 
fo  veel  en  zpo^  weinig  beteekent,  in  d^e  laatfte  beteekenis 

moec 


XEROPPON  BWBS»  DS  ANTHIA   &C«  tOI 

noet  opgievjic.  wordeh.    In  beide  gevallen  vindc  meaiecs»  of 
iii  bet  vocrgiMinde  of  in  hev*  volgende,  hetwelk , als  ware  htt^. 
bec  Kr^y  is*  Waarop  die  ^ecovro  flaat.    Als  de  Chorus  hy-jSiv- 
rtpid»;  HifpoU^t^*  2egt:  Wsl/toy  T^/icV»  ^bm  veel  weien  vtifi 
dan  flaat  dU't0a«i/iro*  op  ys.  Soai   eo  hieruit  blijke,  dat  do. 
zin  is:  dii^wHen  wij  fechtt,  (Men  zie  op  die  plaat^  valc- 
KEk.,   ook   aai^ehaald  door  pebrlkamp.)    £ve»«oo  ia 
liet   met  rovéfhoff  iéofiai ,  ihaföu  ^c.  ,.weJke  uitdrukktnge»^ 
200  als  zij  daar  (lian,  even  zoowat  beteekenen  kunnen:   zoè 
vee  f  yraag  ikf  kan' i-k  9\  als»  zoo  wéinig  vréuig  ik:  masr  de  ^su; 
mcnhang  der  rede  beQisc   de  beceekenis.  .Maar  bij  .X:£no» 
PHON'^üfit  «i^óvro  J>  i^r^w^r  gebed  op.zich  zelve ^  en  ooch 
in  hec  ^oólpgkande,  noch  in  het  volgende,  is  iets ;  waarop  die; 
^otf-fft^f^  •  flaan*  kaa:   en  .jsisf  de  zftflaeahROg  moest  hier  de  be*. 
leekeois  ytn  Jkchti^'  aiietnliikf  regtvaardigen.  .Inderdaad ,  i&eQ. 
ka&  in  zuika  kleinigheden  niet  te  voorziigctg  zij».    Wij.  gelden 
voötbedachteiy^k^  dat  rd^oü^d  door  fitckis  kan  veria^^d  yiot^ 
den^  ma:^  betfêkmen  ka^  het  die  oootitv  P  b^b  r  i,  k  a  m  p  haaic 
uic  XBNOPH.  BPB.  d^zt  plaats  aaiu  roviiZrQ^  flM^^  t^  o-flr 
liA  Sio^Sffw.  Dit  kan  vertaald  worden:  ik  konj^chsf  he^Jig-^. 
thaam  fekoudeu.    Maar.  eigenlek,  itaat  .er;  zoo  veel  kon.  ik  9  ie  f 
lègchaam  behouden^   Het  kenmerk  derliaivf-,  dat  mea  tq&o'ut^ 
tSjTg  vcrtales^  door  )0hr^5,  beftaat   hierin»   dat  men.  hec,  kaa 
verwisfelen 'met  zoo  veel.    Na  vei'gelyke  m^n  de.  pjaat^  .y^n, 
X B N .0 pp.  B p if.    Oamiddeligk  vooraf  gaat :    De  jonge  Ihden 
fehaaméen  zich  f  elksnder  de  waarheid  ie  opinbaren.  Nu  vqjgi^ 
rooipUro  iè  i^révz^w  &m  ifoto  'AfipoxéfAfi^;.     Ntt  levert,  het  .§$|i*: 
goeden  zin:  jlbroeomes' zuckt'ie  jiechis.     Maar  om  deze  vercaf 
ling  van  roerovro  door  fieehis.  te  wettigen,  nioet  men  l^et.kunr 
oeD'Vefwfsfelen-  met  zoo  veoi.'^En  Helt  men  dit  poo  veel  in.  do. 
plaats,  'dan  komt  er  geen  .zin  uit.    Ja»,  war  meer  is:  op  alie^ 
plaatfen,  waar  roo'AS^o  éoot  Jkchis  kap  .vertaald  worden,  be« 
leekene >bftt. eigenlijk. B0<).i»^efii/^«    £n.dua  zou.  hier  (laan;  zoo 
weinig,  zuchiie  'Mracometm    Wij.  geloov.en  derhalve,  d'ac;,de 
Heerèn:: uitleggers  van  zbn^Oph.  bpues»  het  met  on^  ééwz 
zullen  z^^t  dat  toMto  .  hier  .  door  jlechu  niet  vertaald  kan 
i^iftdêtü  Wat.  dan? , Wij  wet^n  het  ni^.  Lazers!  Is  de  piaaiJ 
ongefcbonden,  .-dan „gelooven  wij    niet,  dat  een  bis  daarvan 
gemakkelijk  bU  eeoig  ajider  Auc^eu^  ;Eal  gevonden  worden» 
Kbu  re^aftra  ook  een  enkele  uitroep  zQn?  Y^iltf*  BBsVcib 
iB«s!.  :TArra%  .AlAins  :4L9o  ^(cbUnr  m  ui  c  ba  vb  ook  op.  te. 
.70  '  vat* 


nscteo  eenc  plttcs  bij  euri  pid.  A»»  986»  £($  y^^  tatöi/t^ 
ifUtUaq  Mêiiuv  hn  M  vfeü:  eene  éif aasheid  zouden  wij  hm^nè 
Pag.  123.  Megamedes  eo  Evippe  zagen,  dat  de  fcbooabekl; 
vaa  Anthia  verwelkte»  terwijl  de  oofzaak  van  hare,  kwaak 
verbergen  waSy  r^y  iuiim  U^amfUwf^  t9<  cv/M^^Sk*  By  de 
plaatfeo ,  hier  door  pes&li^aiip  regc  ter  fnede  aaiigebragt . 
liad  Tooral  kannen,  gevoegd  worden  de  bercbri^viog ,  doot 
JULIANUS  gegeven»  p.  347,  van  den  op^ijne  ftjefmoef 
der  verliefden  Antiochqtf,  wiens  ligchaam  uitteerde ,  <r«^ 
^  |ilv  yen  i%e09^^  AirSav  rif « 1  vS0W«  fittMe¥  iè  ivï  ftvrii^f 
|ri$  werd  hrt»  ^tuvQttévn^. 

Pttg'  ia5«  Om  achter  de  ziekte  van  Anthif  te  kpmen« 
raadpleegde  men  de  priesters  en  wigchelaars*  Deze  SAvsv  -* 
irimmie^  ^  I^Asysv  ^tn^  fetpfiapiuke  —  nal  vepoeesroiew  è^ 
èh  T>  htv^¥  in  Têh  ^^%Miiy  UOe^  HEKSTBaBUis»  LOf 
CELLA  en  PE^RLKAVP  weten  mee. die  srpsnvtftsw  geen' 
,raad.  En* geen  wonder »  vooczeto l  Hemsterbuis  gist, 
dat  men  leien  moet,.  ^rpeeeTotovwex  et  fimahl^nt f  malum 
élUtd  etfe  inmhfiim  s  Diis  inferssi  welke  gisling  door  LOt 
CELLA  en  PEERLKAMP  'WOcdt  goedgekeool.  Wy  voo^ 
ons  knnnen»  900  wi>  ons  hart  regtuit  moeten  fpreken»  ona 
zegel  aan  deze  verandering  niet  hechten..  Om  niet  te  zeg« 
gen,  hoe  onwurfcblilnlQk  bet  ons^voofkomc,  dac  zenoph* 
É  p  HES.,  door ,  te  midden  van  leen  eenvondig  verhaal ,  hei 
woord  9ein^n  te  gebruiken,  zj|jne  lezers  hlet  aan  een  prtes^ 
Hrbedrog  ion  hebben  willen  doen  denken;  zoo  is  vooral  de 
beteekeni»  van  veinzen ,  wette  in  dezeik  zi»  ioott  de  genoèpi. 
de  uitleggers  aan  het  woord  wpoewoseTeèm  gegeven  wordt ,  bQ 
ons  zeer  verdacht.  Bigen^}k  beteekent  sfpeeTgeiAtné  fiH  aU* 
qnid  afngere^  ftn  vanhier  is  de /overgang  tot  de  beceekea^ 
vzn  veinzen, Jimétlare^  x^er  gemakkelijk.  Maar  dit  veinzen  b^ 
treft  aüijd  enze  zaak,  enze  gedachten  enz.  Zoo  kan. ik  zeg^ 
gen  vrpoewM'htni  0ê}Jae^  Uvoubê  enz.  vnen^ekfp,  géiéwiUit^ 
heid  jegeni  iemand  veinzen.  De  zaak,  derhalve ,.  die  geveinsd 
wordt,  betreft  den  veinzer  zehen,  en  niet  eenen  anderen* 
Als  ik  dus  zeggen  wü, méki  aUpud afmg^.fimuk^Jm  gefarmk 
Ik  irpoewoioSfutt :  maar  wit  Ik  uitdrukken ,  fiegene  aHquidp  eem* 
nMsci^  dan  zeg  Ik  w^ULvrn  of  n)dTT9ptêu\  en  dit  woerd  had, 
volgens  de  opvatiing  dev  ulileggers,  zzHeFHOif  ephes^ 
moeten  gebffüken.  W^  estkemien  daarom  niet ,.  dit  wMtr 
Tsn»  en  ^;ufTw^»-^ikwyie  hetzrtflte  ^beteekenen.met  4r^ 


XBNOF90H  VHE9*  BI  iOITVU  &C,  I2| 

nair  wij  ^elooveo  niet,  dat  n^ofwotiiHm  denzelfiden  oi^vtoc 
Yin  beteekeois  heefk  tls  srAimiy^n  srAitTcrfcu.  Desewioov- 
den  beteekeneo  en  fingere  enfihi  alifuid  at^ere^  i.  e.  fimm 
ii^fv;- terwijl,    zoo  ver  wQ   ons   berinoereo,    9rfMwot6«M«« 
flecbts  de  Ami;^  en  niet  de  eèrge  beteekenfs  heeft«    Xfe* 
NOPBON  hid  dns  mqetep  fchrgven  torAorrow  of  arpo^érAw^ 
T0y*'  Vraagt  men  oti,  of  mj  dit  laatile  wooid  voor  de  wine  . 
leiiag  bonden  ?  2eker  zondert  wij  bet  de  vocwkenr  geve^ 
boven  9p99ÊXHüuw\  maar  kenren  bcc  daarom  nret  goed,  de» 
wyi  de  .bovett  gemaakee  bedenking ,  of  bet  wei  waafCcb^o* 
lyk  2^9    ebt  ,z«iiopROif  bier  van  j>/'/#5/!rr//5/ zoo  bebbeU 
willeti  i]prd(en,  ook  (^'bec  woord  wpoffTPidmtv  'toepasfeiyk 
i§*    HsMiTJSRBOis   zegt:   fi   lectio  irfonw^ow* prébn  üt^ 
fij^cabit ;  et  illud  ctmmtntum  addehant,  infaper,  fiigièmifm 
Een  weinig  diaitia  leert  ons  locella  nit  dorvillz  ad 
Charit.^  dat   coccb iut  onder  bet  woord  ^p^nwchim  t^m 
ftreepje   gebaald  badt  quceinca t  zegt  i^ocella,   trtdir^ 
Ue^y   eum  in  e&mparatiime  C^d&is  Füremt,  oèfcune  firipftm 
hoe  yerhum  nperisfe.    Is  dit  laacSewaar,  dan,  gelooVenwQ^ 
zal  elk 9  die  eenigzins  mee  gefcbrevene Codices  bekend  is,  ons 
coeftemmen ,  dat  in  een  woofd ,  vit  zoo  vele  fyUaben  beftaan^ 
de,  die  ondnidelijkbeid  gemakkelü^ker  in  het  midden^  dai^  hl 
het  einde  of  lo  de  terminaiie  otfAaan  kon.  Dit  zou  een  nienw 
bewi||s   z^n,  zoowel  t^en  sifi^vffoiothva,  als  vó4r  de  gi^ 
fing,  die  w9  oogenbKkkelifk  znlien  voordragen.    Ik  trek  vm 
de  Hemfterfauifiaanfcbe  nicleggiog^  '  om  bijgebragte  redenen , 
de  denkbeelden  van  fngere  en  comnfmtttm  af,  en  bonde,  jsA 
deèamt ,  inftiper  dkêb^mu    Hiermede  kodU  overeen  de  glsfing 
van  DORViLLz,   door  loczlla  aangebaald,  9pê9^H9v% 
Ik  ftel  ni9  daarenboven  een  woord  voor,  zeer  vatbaar  voor 
mlsfcbrQving,  en  waamk  gemakkdlfk  yrpoatjtciotfv  kon  gèbmtiÉ 
wolden:  e«,  ölt  alles  bQ  elkander  genomen,  geloof  ik,  dat 
XKN0  9H«  EPHES.  gofcbrevMi    beeflBi,  Tp9ngré(4r3¥ f.  infwffiK 
dUehant^     Die  wootd  vindt  men  niei  in  den  Th$/b9rtfi  ven 
STEFBAKUS;  flttar  büdaos  heeit  bet  in  zijnen  Gim^ktftH 
tmr.^U^§i  Cr.  p«  i6.    En  BUOiBus  was,  naar  ber  oordeel 
van  v^ALCKEMAER,  Mtv  mafl,  ^ivtft  nêmoGtféue  dacêUmjUd^ 
WH  hebben  onder  andaten  dit  woord  gevondan.'bij  e  uav  A:V lu 
0d*  II.  Z.  p.  S99« 
Maar  wQ  moccen  ebKlige».  Tan  fioito  d^i  zQ  het  ons.  vnr# 

gund. 


« 


I 


gUiui  9 '  lile^  nog  eejnge  Hccertuifche  kleinigheden  nMer  té 
fchrijven,  die  ons  zoa.voer  de  hand,  zijn  gekomen,  en*  met 
welker  mededeeiiog  wij  den -geleerden  >£E&LKitfp  geen* 
ondientc  hopen  te  doem '  .  , 

.  Orblli  heeft  in  zijne  bewerlMng  v^viifpcrat.  Orah  ^f$ 
évTthfféwi  door  MusToxYDKs,  1814^  de  volgende  gnfin- 
gen, op  X£N0PB*  £PHxs.  voorgedragen»  p&g.^63.  ?0p 
bladz.  208»  naar  de  uitgave  van  mitschbiilich,'  wil. hij 
gelezen  hebben:  rSv  sri^arff  yafAWftivw  -r^^sróp^^i»  P$g.2i.i* 
«y  èTrMfAnvtt»  fjtk^  xp^vMv  9roAA«y.    Pag«  3ia>  i^icerpungeerc 

bij:  iKd?jté  fcéya,  ètq  vTpéftmi^iv»  Pag*  aïj.xat  ^i^H  ^^^  fti-* 
^^.  *£v  Toür^  x»l  (Ji)  itpxi»  ^H*  d32«  irópsr,  f»  rrsroiJMi; 
gelijk  pag.  235  ,!i5i ,  310*  Pag^  asr.-jöö  (Ji  fOv)  ffKfjirw* 
r«M,  i  ^^«  Pag*  355.  T^  794  jiAiJcto^  HcM^f  kyémrtQ»  yi 
gelijk  pag.  s53é  xa^  l£AA«^  ivèpixSv, 

In  he(  derde  (luk  der  Litterarifche  AnaUkten  van  f^  A* 
woi«F,M]itgek03}en  in  hei  jaar  1818,  (hetzelfde  }aar,  waar* 
in  p£ERLKAMF  ziJnen  xrnophon  uicgaf)  vindt  men  pagi 
d6  sqq«  Conjeetura  de  locis  nonnullis  /tokillisTatii  ^  Xenp* 
phtmtis  Ephefii^  CaUésiratiy  aUorum*  De  Schrijver  (r.  ja* 
coBs)  toont  het  ^J^^riM^  O^y^rvi^rr.  van  pfeRLKAMT  te 
kennen»  zie  p.  37;  maar  de  Ufitgave  zelve  van  xekopijj 
EFHEs.  kon  hem  niet  bekend  zijn^  Jacobs  verandert  p«.7.< 
(^edtf  PEBRLK.)  9rsAA2t  itifOvóoVvtif  in  ^roAAit  1^  iy{«0tf9rf<<y 
Pebrlk^mp  zégt«.  pagr  i5<>v  mf'Ai  dudum  in  tuentem  yene-'. 
rat  fy»  voovvts^.  Nihil  iamen  nunc  esfe  nmtahdunujudicoé 
Dit  laacde  kunnen  wij  ons  vt»  i'EErlkAmp  nie^.begrVpen4 
Even  zoo  leest  jacobs  op  pag.  41  sroAA^  ^^ut  %ékni^  ta 
plaats  van  sroAAd^  &AAdP  sridv.  En  niet  aUeen  heeft  pebri/- 
ramp  deze  zelfde  verandering  voorgeflage^^  maar  héef^  haar 
tfifs  in  den  tekst  .opgenomen  ^  over  welke  te  groote  vry« 
hdd'  bij  zich  eehter.  beklaagt  in  de  Prafatie^  psg.  674 
Pag..  7..  vnfi  è^&ihdr^  nwr  ifiov  mté^M.  Beide,  |acobs  en 
FiÊERLKAMP,  houden  de  plaats  voor  bedorven »  en  beide 
lezen  vicé^ofMu.  Maar  j  a  é  ob  s ,  niet  kunnende  berusten  ia 
xar  ifiov^  leest  hier  tuu  ydfiov.  Pag.  8»  Abrocomes  en 
Anth'ia  worden  op  zee  aangevallen  'met  een  èiagumfUt^  .-vni. 
rf^ipi^  n*  '^v  h%Cn^rl  vsAA^.  .  Dit  rptipmi  ^ .  is  een  crux  ifp* 
terpretum*  Mitscherlich  boddt  deze  woeden  vooreene 
parenihefey  waarmede  pebrlkamp  in  zoo  verre  inglemt# 
dac  hij  die  woorden  cusfchen  twee  cèmmaU  plaatst.    Maarjn 

de 


) 


XEN OPBOR  ïïntU  M  émtMlA  &C.  -  ^K 

te  tMCêelfeilh^,  p.'  f79;  mtrkt  h^  te  Ttgt  atir,  chc^nnr 
den  elsch.der  pateutkefé^  er  zon  moeten  gelezen.  worde&« 
t^ifn^  U  h*  Dtt  zelfde  wordt  ook  door  jiéicoBt  laofo- 
lDcrkt«  PEEft.irKAHip  houdt,  op  het  voetfpoor  vtn  lc^ 
OELLAy  deze  woorden  voor  eene  glo8«  Jacobs  geloofc-» 
Alt  men  1»  plaats  van  rfunm  ^  behoort  te  lezen  X  êifê&lm. 
Wii  berinoereh  000  elders  bij  y  o  r  s  o  it  ëtt  of  ïete  dergeMfki 
^Jeren  té  hebhen?  Jacoiui  nefpa  ingenii  néqué  d$$trinm 
est  experSy  fed  fubtnde  audücior.  Pag.  35.  ^  fn  MJHêUm 
tp'vtfMtpfx»  ifut  vtpóëyéy^^.  Jacobs  etneodeeri:  ^^  fut* 
wtponl^  iféy^^.  Pag.  ^«^  fyi^a  iè  4  Ai^^  hil  f^v  rdcPpw* 
xtü  hi  x^q  iè  Ji^»v  Atyijvmot,  Beide,  Jacobs  ext  pqbrw» 
iLAilPt  glsfen,  dat  hier  gelèeen  moet  worden  jlfT^rs  -^  t£- 

•  Ad  psg.  f49.  ed.  FBBaLK.  De  lezthg  van  den  Codex 
Fhf9nt.  tnmipK(pticé$9  doOt  LoCELLA  te  regi  een  monfirum 
p0cabuH  genaamd,  wordt  doof  baSY  In  (Hfveffm(pii$u*  veran- 
derd. Men  Zie  zQne  Commentsth  Paiégraph.  in  de  Appet^ 
dia  ad  Oigif^é  C9Hnth.  p.  ^8.  ed.  schaep.  Voorts  had 
de  Heer  pberlkamp  hier  met  vmcht  knnnen  gebruiken  de 
Aanteekenifig  van  jacobs  in  Antkol.  Qu  Tonu  XI.  p*  lad. 

Ad  pag.  185.  Over  he^  gehruik  van  het  woord  tUfn^  lip 
men  vooral  p.  c.  hess,  Obferv.  Crit.  in  tlutarch.  Vitam 
Tlmöl.  p.  aot  Francof.  i«i«. 

>Ad  pag.  ao;r.  Over  het  gebmik  te  deiier  pHiatfe  van  deto 
Acfristtfk  ipyé&Mchtêf  in  plaats  van  het  Tütnmm  ifyécrevitUf 
Cie'rfleil  uzêt  h  e.  p.  ity  die  te  dez^  danzlen  van  hebi- 
iTERfiüis  verfölifft  en  mét  ^EERLRA'ïift  overeenftem^ 
Beziffdtf  overeeftllenitiiing  mét,  p^érlramp  en  afwijking 
¥lé  loQELLA  tt€(t  aften  hiör  aan  ceh  idbsien  vaii  de  lezing 
iê  fé!)  ^icu  fa  plaats  van-  i$  ^^  r^xv* 

M  pag«  s48é'  De  Miiig  étfutpofïtv,  door  locella  in^leQ 
tekst  opgenomen 9  wordt  doo^  6 ast  goedgekeurd,  4rilGN- 
^sr.  QfHntó.  pig^  i^«^  éd.  skiiABV« 
'.  Ad  pag4  aéi*  aod  *tk  ^ifthd  ye  róS;'  ^«ra«  Ué$w9p$7  i^Mfim» 
vité  Dit  fit  misf^cftiell  de  éénigè  plaats,  waar  de  nadnwkeo. 
•  flfe^  geleerde  én  tevens  tordah  »éBRi«CAttp  eene  zwarlg« 
hdd  «ec  flilzwtjgén  Voorbijgaat*  LooélI a  zet  deze  woor« 
de&>  over:  Pi^iM  quidtm  a^^rii  yfde  •  ^ces  füère  ó%eulé. 
P«Hik'LEAMp  ze%(,  dit  noch  locblla  noch  éoccHft^s 
fieii  ^.«in  ZEM  o  Pit  o  11  gevat  hebben.  Mar  welke  is  dan 
.   •oerbescb.  iSsob  NO.  3.  I  de 


1^ 


f.  |i;  Tt^KtKAHt 


de  zip  van  XKNOPHQN?  De  zwapgbeid/ lige  In  faee  woort 
iiot^tiVf  hetwelk,  gelijk  xast  zege  aÜ  Grtgor.  j^.  2ïs% 
^ec  beceekenc  yt^r  iiucem  esfe ^  m%at>iter^facerem  Èa^*^ 
lef  SC  é^M9r(pM:  #/  primum  quidem  amoris  comUfi^fu^re  oscajai 
gelijk  de  Franfcbcn  zoadeii  zeggen :  Af^;»  4i[«r^iir  fuf  accom* 
pagni  de.&c»  Scu4£F£R  ad,  Cregor.  l."q*  verkieic  liever 
U^t^omi  et  primum  quidem  aworis.ftadiummuniuntoscula&tL 
Voorts  zie  meu  over  deze  plaats  ja.cobs,  Anthol.  FaiaP^ 

Ad  pag;  331.  Offltcent  de  conftructi^  van  het  woord  h^r 
%Mt^  met  een*  Dad'Nts  en  Jtca^fatiyui^  vergelijke  men  H6«s» 

i.  c.  p.  13-  .'   * 

.  W^  eindigen  mee  eene  Critifche  gisfing  te  maken  omitren^ 
de  Adverfaria  van  p&£R|Jka|Ip..  Abresch  gis^,  p»  343, 
;dat 'men , .  io  pltacs  van  cMyiv^^i  r^f^n^mf  lezen  moec  J  /ec^y  rn- 
'#i^i»»  Hierop  zegt  p^erlua^p lyeadem  c^njectura , ^  be* 
ne  memlné'im ,  119  menfem  venit  Mar.klandp  ad  Maxim^  Tjn 
Ml.  5»  t>ic  is  in  zop  verre  iwaar,  dac  mar kl and  deze 
gisfing  niet  yoorltelt  op, Dis/i  J/I^.Sect.  5,  nfaar  op  Disjert^ 
XXXF.  Peerlramp  heefc  zeker  in  zijne  Adverfaria  ge? 
icinreven  Di^ert^  35»  en  daiirpic  19  geboren'  {II;  5,  alsof  by 
gefchreven  hadde  3  9^ 

Wij  weten  wel ,  dac  w^  de  grenze^  eéoer.  gewone  I^ecei^ 
.fie  verre  zijn  te  bqic^n  gegaan:  maaj;  bet  gebeurt  ooi  ook 
nlec  alle  dagen ,  znlke  boekea  ce  moeten  beoordeeien.  WjiJ 
doen  buide  fan  de  geleerdheid  en  de  werkzaamhefd  van  dei| 
Jleer  F£BRLKA)d99'  en  wenfcben  hevi, hartelijk  toe,  da^ 
^üd  hem  nog.  lange  fpare,  eer  handhaving  van  onzen  vader^ 
landfcben  leccerroeitl  Hij  heefc  reeds  vfel  gedjian,  en  k|Q 
no^  veel  doen.  Hec  ^^ztitm^ch  Gjmnafium  z^  m^t  züU( 
eenen  Heccpr,  et)  bet .  geheele  Vaderland  met  zqjlk-  e^^en 
l^etterkuffdige,  gelokgewenscbt  ( 

Recenfent,  voorziendci»  dac  bij  ce  eenfger  tyd  In  bet  g^nl 
zal  komen y  yan  zi^l^' op  deze  Recenfie,  als  zijn.  werk,. te 
jDoeten  beroepen ,  e;i  v<^n  de  gem^iaktr  aanmerkingeti  bet  nooc* 
dige  geliruik  le^i^Hen,'  neemt  de  vr^beid,  door  oodertee^é*. 
ning  vao  zQnen  naam ,  bellag  op  deze.  beoordeeling  te  leg* 
gen;  gelooyen4e  tevens,  dat  d^e  H^er  peer^kajip.  dez# 
,opeubtarmaking  als  een*  waarborg  zal  befcbouwen:,  dat  w^ 
.-«ns»^  by   de  t»eoordeel(ng  v|n.  z^n  V9o;treffdj(jk  werk,  vHf 

^  Hen. 


XEMOPIION  IPaESJ  BS  A«THIA  &C«  '  Ift^I 

l 

kAd^en  viB  4\t  püüdöle  vitzucbt  en  klè'ngeestigeo^lMtfraQii^' 
die. iwif  wel  eèfis»  bQ  fomiDtge  onzer  vaderlandfohe  Geleéiw' 
den,  met  droefheid  opmerkcen^ 

den  16  December  3819.  .     -- ^ 


rtM«^^«imla 


ii/^r/^  Teifeifchade .  rtsfcher 9   ofi  het.  Skt  te  Muiden.    Biif\ 
/pêlj  door  A.  B&ELOO.     Te  Jmfierdam^  ^// M.Wester^ 
sua^.iSip.    In  kL  ivoé  ($4  i^/«/  :*8«:, 

Jléc  oudë  Tooncel  kende  gecne  andere  dan  Treur^  en  BliJ^ 
jPeten^  omdat  de  óndeTooneeldichterr  alleen 'bedoddefi, /'den' 
inenseh ,  of  van  zijne  bMagelijk^^  öf  van  zijne  bélagcheHjk'é 
xljde  voorste  ftellen,  en,  %\vi9xdooT\*oï  treurige^ of  blijde 
tandoepingen  te  verwekken.  Sedert  men  zich  rnlmer  (lof  ter 
bewerking  verkozen,  en,  te  regt,  begrepen  heeft,  d^t  hcc 
Tooneel  zich  nier,  bij  uit  fluiting,  tof  het  droevige  'oï  gelatfi^ 
eerlekkende  behoefde  te  bepalffn ,  heeft  men  echter  de  oude 
onderfcheiding  willen  behouden;  en  dwaze  kunstregters  heb« 
ben  menig  voortreffelijk  ftuk  alleen  daarom  veroordeeld,  omi 
dat  het  eigenlijk  noch  Treur-  noch  Bhjfpel  kon  worden  ge^ 
beeten;  even  alsof  erQAi|;e  (lukken,  fchoon  zij  geëne  rrmn 
•fperften ,  *—  of  over  bet  geheel  aangename ,  ichooti  zij  liiéc 
deden  (bhaceran^  —  en  of  zulice,  waarii^  vreugde  en  droef.' 
keid  elkander  afwfsfelen,  geene  echte  afbeeidin^efi  van 'het 
thenfchelijk  leven  konden  atjn,:  en  niet  zoo  bewerkt  konden 
worden,  dat  men  ze  met  deeHiemlng  en  genoegen  aanTcböti. 
wen,  en  arzédelU^k  nnt  uit  trekken  kon.  De  ondervthdfug 
beeft  het  4!egendeeV  geleerd;  en  wij  zijn  het 'met  vöxtaw 
RE  eens,  die  gewiéeen  bevoegd  regter  wtis,  dat  men  geene 
fooft  van  voorJbelHng'  van  vhet  Tooneej  • -moet  uitffin  ten  Ven 
dat  van  alle  foórt  datgene  het' beste  gekeurd  moet  worden,* 
hetwelk  beat  bewerkt  is.  Maar  nu  it  hét  evenwel',  naar  ons  oor- 
deel, wezettl^  eeti  loflsbrufk  van  den, naam,  wanneer  men  eeit 
Huk  BUjfpiL  noemt,  waarin  de  Dichter  'zfch  iiiéc,'a1s  hoofd' 
doely  beeft 'voorgeftefd,  vr^üryiètf *  tooneefen  te  fchetfen,  welke 
den  tanfchouwer  vreugde  en  gelach  veroorzaken  ;  even  als 
asen  het  geen  Treurfpel  heeten  kan,  waarin  hij,  'door  het 
voorftet  van  ttenltfhtlijken  tegenfpoed »  ellende  of  verkeerd^ 
'  Ia  held» 


i«8t  .      «*  xsELoa  . 

l\ieli>  AieC'  VHfiiameUjk  bedoelt ,  fonbedieidi*  feirosUg  isMc^ 
l^dè^'^of  edeia  veroulwtardigaig ^  cè  ddea  geboren  worden: ^ 
'a  pothre  enim  parte  fif  denomihatio.  j       .         . 

Volgens  deze  aanmerkingen ,  draagc  hec  (luk  voorbanden  den 
titel  van  BUjJ^el  niii  mee  genoegzaam  regt. '  Hét  bedoelc 
geenszins  yoornamelijk  de  aanfchout^ers  d6'  lever  te""  dóeiif 
fchud^len ,  en  (lelt  uiet  één  belagcheUjkJain\A^i  vooi.  Schoon, 
er  vrolijke  tooneeleo  in  z^n»  deszetfs  hoofddoel  is  ermt^  is 
^EY'SELSCH  ADE  voor  te  ft^ileb  in  het  algemeen  karakter 
Yift*  etfrfe  •verftèndigé^  geestige  ^  bnive  vrotfw^  eene  wahnie, 
gedlendige  vriendin , .  vQandiii  van.  cwtet  ^  eti  ^  mee  bttsekking 
tot  liefde,  boven  zwakheid  verheven.  —Ziet  bier  het  beloop. 
«  Tbsselsghade  komt»  op  eene  noodiging  vaa den  Prp^ 
fa'drd  HOOFT  en  zijne  vrouw,  op  bec  flot.te  Muiden^  ééu 
^aaris  geleid  door  constant ijNHUioENi.  Zij  oatmoec 
^r  CAS  p%&  BARXiEUs^  die  heimelijk  op  haar  verliefd  is» 
zijne  liefd^  aaf  deu  Drost  en  zijne  vrouw  beleden  heeft,  ^jk 
van  dezeii  de  verklaring  heeft,  omvangen ,  dat.  zij  zijue  iiefdd 
goedkeuren.  C^enraaoburg,  minnaw ,  mede«  in  hec  ge^ 
bèim^  .yaa  h  o  o  v  T,'s  dochter  ,c  h  r  i  s  t  i  n b^  en  van  haar  wén 
dpr  bemind,  treeft,  mee  baar  hec  plan  ^era^md, ,  om,  doo;^. 
Ti^^sELscuAOB,,  aau  hare  ouders  kennis  van  hunne, gencf 
genheid  te  geven ,-  en  hun  om  toeftpmming  (ot  hun^  huweiyi; 
(q.,verzoeken,  Vonpbl,  Tedere  eemgen  t^d  m.e(  4en  Droi^ 
iaard  \vl  onmin,  en ,  weof^hepde  mee  l^m  te.  verzoeneq»  Ml 
mede  naar  J/i^/V^i^ . gelfpmen ,  om.dopr.TEsss.LscHAOK 
dien  zoen  te  beweri^en.  Beide  vinden  gelegenheid  ox%  b^f 
bun  aanzoek  te  doen«  en  zij  belpofc  aan  beide,  dat  zïj- aui 
bun  verlangen  voldoen  zal.  Ifitusfchon  treft  darljeus  baar 
alleen,  c^  doet  asu  haar  zyne  liefd^  verklaring  &  doch  hij  lydc 
Tjfuuiy  zeliï  de  voorfpraak  «van  hooft, ^.daarCifsfcbeu  g€4 
j[omen ,  ^aat  hem.  oiet.,'TEss9LS9UADB  doet  ni(  aau 
HpoFT.  het  voordel ..vao  verzoening  me:  vonoi&l,  en^  a'.f 
zeker  van  wél  te  zullen  (lagen, '^oept  zij  s^elfs  den  laatfteQ 
te  voorfc)iyn  ;  doch  ;)u  moqt  ztf,  09  htr^  beurf ,  mee  hem 
4e  mortifi^atie  eener  weigeripg  en  ee.Q»,h<^l|gi|a99  ^n  aooF^ 
ondergaan.  (Oq  Dicheer  bad  haar,^naar. on^  oofdeel^  dez^ 
telen^elliog  iqoeteQ  befparen**)  Z^  ,oyfgrr^e$lc  ecbcfr  up  afk 
daanit;  en  deze  .qeeipc  .y,p;«D£z««w^af«  alK .  v^iend:«  «a.if* 
Ook^elD&t  bet  baar,  en  w^  m^  kleine^  m^tot  om  de  eter 
fteauning  van  4eP  JE)roif  ^f^yoe  c^dOg  cftfio^  /fchtYerbioiiir 

'       *      f  .te- 


tfüfs'tsnBVRo'éti'  CH1LI8TINB,  re  verwerven;  doeb  ftüd^oe^ 
HboFT,  óp  zQaebeiirc^  eeoe  fiaëére  po^n^^'em  baar  ïinre 
btodaan  vanbaarle  te ^oen geven;  danzy  blijfc weigeren ,. 
als  ongezind  coc  een  tweede  huwelijk.  —  In  het  laat(hï  toonee( 
van  het'ftuk  ftèden  nog-  vflf  vrienden  en  twee' Vrienclfnjiéq 
van  dèn  Drosfïar?-  op-, '  aüa ,  «bititen  ^^n  weten ,  Vlöor' ryne 
vrouw  ter  maaU^d  genoodigd,  om  de .  vrengde  ,vatf  4^i^^Q 
dag  ce  helpen  volmaken,  6iechts  één  derzelvé ,  echter^ 
i}>reek€  weinige  woorden,  ^n  oiid^r.  de  z^ijg^nde  is  (lè^^ell^ 
GER«  jo*  vo$siuSy  ^en  man,  door  fommigen,  als  geleer* 
de,  zelfs  boven  grotius  geTcbac! 

Om  nu  over  bjee  geheel  ons  jgQ^o^l^n  ce  zeggen :  hoezeéf 
de  Dichter  doet  opmerken ,  dat  het  ftuk  een  karflifer^u/^  i§^ 
(in  den  algemeimètt  zin 'namelijk,  dien  wij  hebben  aangewezen} 
gelooven  wij  toch,, niet,  da;  dit  geno^gzs|q$  rjede^.wji^^^m 
ttle  ififrigue^  waarvoor  het  anders,  weï  ^yacBaar  ^«w.eest  ^lj^^ 
éi  *dat  het  interesfanter  en '  aangenamer  [^  had '  kÜA(|cn  joajc^o^ 
ifit  te  fluiten.  Ook  komt'  ons  de  geheele  in^ld^njet'fi^^^ 
tig  éenoep'.vöor,'om  veel  helimg  tQ  yvQk]^^\^^Q[)p,vf^^^ 
ten;  dat  Ket  Hulti  ten  tooneele  jgevoerd^^  ?.e,^r.ypjidgefï:|al|, 
iell^^  ^^  bndervinciing  op  ons  'Amfierdamsch  ToóneeTi  on* 
dank»  al  de  talenten  van  Mejufyroui^  sAKPHyY.z^Nsrrbfi- 
reids  geleerd  heeft. 

Verre  intusfch'en'  zyn  .^IJ.iif'^vap'.vq, hetzelve  alle"verdien- 
ften  te  ontzeggen.  In  te^end^ej,  .^r  ^yn  tQj^neSeJej^K  ^^qjij 
zeer  behagen;  de  verlificatie  is  doorgaans  gemakkelijk  eti 
YlQ^tfendf^en^de  ;[;a)ii^nrpr8ak  biex.  en^daar  vo^rti^^^l^jk^^^k 
ontbreekt  het' geensziqs^.^^a^  il}fljB  i^^rts  en  ^oniffc^,  |}^v;ï^ 
lighèid,"  welke  toonepi  d^t  ^e  PicJ^tpv  goediBjj  ^^eg  ypp^ 
htt.Bfii/pcl  l|e^,;^y.^.,dury^  hfgi  zed  welannpyft!^» 
om  d|t  ^JJii  taleiif  .v^^dpc  t^  b^ef^nep.  •  n    r  -.    p 

Mair  np,  moéten  ^^„tpch  oojk  puze  ^i^s^ff^r^^ijipi^p^Iii- 
gen  wkeiv  •  p.?  YT^ï^V  van  fio.^fy  Xom^  H^U-  vtf^^i^ 
pordeej,  lp  eef  onpjnpi^  Hsb^ JW-^^J  Wljpfstjg.'ffCft 
.zen,  en  is 'over  het  geheel  laf.    Z^  fnapt  veel,  toont  weinig 

oorden»  ep  ipil.  oipji,..aI^  jpf;palta,.vw..J«u,pj:#«fittfdz  mm 
geheel  niet  bevallen.  Zoo  ook  behaagt  ons  christins 
Biet,  als  zijne  dochter..  ï?«e  gege|^n9mai?fetd«^C;9^VlLrii 
die  van  eene  kamenier  met  eenen  livereibediende,  niet  die.  van 
eene  welopg^vw^e  .jiifcp,;  y^i^\  4«if<  Jweündm  ff>f tf -Am 
hunne  liefde  weten. 
^''  1  3  Hooft 


r 


«.HaaFT  is  buiceoffSMïcig^to  Tr&s.sK&scRADf^'s  lof,  en. d«i 
&ldbter  vergat  zLch  zekei^»  tl$  bij  hem  9-/^^/1  sajne  ytiav^t: 
zeggen  liei:  .      .  , 


'» fc#  < 


Jn. waarheid,  driiJtte  iny  ttietieéi&  een  last  vaa  jwn,   \:  r.yr 
tk  gin^  op  't  oogeiiblik  mija*ilefde«  aaa  baar  verJtlareu  i\ 


»    »'  « 


> » 


én  als.  hij  hem,  op  haar  zeggeg,  /,    ,.    v       .   .,.' 

-  •  ■  '     ■  _.    ' 

Mijn  lieer  gemaail  vleit  mU  bü?on4er.^ 
laat  antwoorden : 


.    ,1  *k  Meen,  mön* Waardei  .• :  :  /, 

Bez^t  ik  öfet  in  u  mgn'  besten  fchatop  agr^e*       ,  ,,-> 

r  •  ♦    ^ 

'  Dit  IS  weitlig beter ,  dan  hetyolgendeinMeyroy^rHOO  ft^I. 
moiii.  Zy*  had,  zegt  zij  tegen  van  baarle,  onlangs. ojh^ 
gemerkt,  Jat  hij,  in  tjsssblscii  a  pE*'s  bijzijn, /2^w4^/:^, 
fiiif  ah  tn  zich  zely\  begraven  geweest  was,  enz,  en,  als  hij, 
iich  wil  oittfchuldigen ,  zegt  zij  hem  règtuit^  dat  hij  verfiefdC 
is.  Hjl  bekent  hét  ten  halve,,  eii  nu  laat  zij  zich  diia  tooien :' 

—'Ja,  is  men  vërtfeW ,  'dan  is' men  zeker  wdeTtg  /'  '        .  .  ;^ 

- '     •      »  ... 

•    ••..•    dan  kan  méh  immers  vliinf  |    , 

£0  diicwgli /JwA^r  zijn, 'maat  tevens  hèimlijk  juichen.   '    '     ' 

•  'Hoe  hangt  dït  zattieti,  eti  Koe  past  dit  aan  de  vronw  vaiif' 
fiöbrTt  Mij  dunkt,  dfcZe  m9est  éerie  deftige  eö  waardijge,! 
fióêwel  minzame ,  mittone' geweest  Vijii.'     '        ''  / 

*  Ho  o  *t' heeft 'wel  gróote  gedachten  viheeti  huwelijk' tni^ 
fchen  T BS s E  L s  c R  A üz  én-  V A  i^v  B  A  A R LÈ  ,  ais'  hij  z^gt  j^ 
^  Diêièdit  zow'iekerl^k  een  iègeh  ztfd  vopr'Je  aard^** 

Öp  Si'adz.  53  wensctit  hoö^t  zljné  vrienden  b^  zidh,  éir 
^mgt,   naar 'den  achtergrond  viin  het  tooneel  gegaan  zijnde:' 


f  ziet  mïjn  oó^è  vitk'verr^lAk  lemani'V»  '/  verfchiètf  '  " 
Ja  (antwoordt  Tiij^  "'t  ft  mijh  oude  knecht,  - 

Hier,  f  A IS u sul  (roept  hi})  Wil  toch  komen. 

•  -  -  -         ■» 


c  * 


JtABM  XESSEUCHAt)B  VIlSCtTEA.  I3I 

^  ft}  fpreeit  nog  ééü'  Jegc* ,  en  •  s  a  k  m  » ït  «vetrcllijtit;  Dfè 
oude  s AM  MER  inoec  geéii  fammetaar  ^  eil  nó^  zoo  ving  op 
4e  koteo.,  als  zijn  'H^er  go;Cd  V'sin  long  geweekt  2ijn! 
r  De  laatfte  regel  ^v»n  het  (luk  hèefc  ons  geffóoten.  „  Neef» 
iiod  (zegCTEsssLscR^ADB  zelve)'  zal  ed^hr  vfoüwen  /?^^ 
tó«»  TfiSJLiLSCHAbE  kweeken;** 

^  Wö  willen. geeoe  gebreken  van  t&al  en  uUdfrnkking  cfpnJef- 
^eo*.  Jyit.  sullen. nch,  mee  den  cijd;  van  zelve  vprbeteren; 
;Soo  ook,  bier.  en  d«r*,h(c  Itoolendè' vlin  hec^vers.  Döclrw^ 
IwiQiiereit  den  Heertf  iffcfii.'óö:d<!  atfnöaerktn^,  (wiJ  meénen 
SXa  *BLAiii)  dat;  *oo  iH^eenig  dichterlijk  werk  prbTia  te  fa> 
liomr,- het.  rekerlök  i)  in  dat,' h'etwWk  *  de*  Verke^ring  dct 
«enfchew^  iw  bec;"dagelijk»<*h  leven;  baT>doi8ti  W^hc^ndeh 
W9  overtbigé,  dat  xQn  Ëd.  zit h  bier  dikwijls  anders  en  n». 
^QurHJkér  zon  bebben  nici^edrttkt»  dan  hij  gédaai^  heeft,  zöo 
hec  nyjirheiB  niet  belemmerd  h^d»  -^  Nog  ééne  aarimërkin?g 
i\t  pAs  fcbiel*  ontflipt  wtia*  T'BsiELaCHADfc  Haat  van 
jiA  ar;le*s  ba^d^af,  omdar*ïü(|rè19k  Wij  zeiden)  tegen  èen 
4twei5dc:hnweiijk  is.  Zij  beOnit  hare  weigering  iiiec  éenige  re- 
ISels^van  cats»  waarvan  de  laat(t6  \ï\  ^  Nfet  en  gaat  voof 
^e  feeriiè  trouw.*?  *  Waa  dit  kiesbh  gezegd 'tot  hooitt  en 
4Ki)ne  vrouw,  die  beide  te  zattieti  in  tweeden  écht  leefden?  BH 
.boe:moest  bet  'der'  Drostinne  fmaken^  ó^t  haar  man  irE^  ^  fitu 
ïschadb's  zeggen  beaaibdé,  met  dezen  i-egel:  ,, Voorzeker-, 
.tbssel's  daAn  befiunrt  een  wijze  rede**?  Dit  wa»  Wa*T* 
Aijk  voor  haar  weder  geen  fnai  compihnènt!  Doch,  gePnkkigt 
dé  goede  doof  bemerkte  bet  oieti  ^  ' 

•         •  •  •  • 

Rx>fdura.t  »/  Artf  gelüeime  Gertgt  ^an  het  Noodfót.    N^ar  Tirt 

'  Hoogduiheh    van    a,     LAPONTAiNc.      Met    Platen.     11 

Dhelèn.    Te  Arhfteriam^  hij  C.  L.  Schlcy^r,    tn  gx.  tvo* 

Tezamen  fó^  BI.,  f  7-4-  i  .  ., 

xlet  Noodlot  fttat,  gelijk  wtf  .  onlabgs :' elder»  i^diden, 
•  ons  altijd  jegen:^  en  wij  voeten  .niet,  waarom  dit  Heldcff^sch 
ding  00a  Tomuicsend  Publiek- moet  worden  opgedrongen c 
wij  houden  bet  woord  en  bet  denkbeeld,  dat  bet' uitdrukt', 
verderfeiyir.  Maar  laf oNTAiNsmeendf  bet,  vertrouwen 
ivijy  Boo  erg  niet,  en  men  fielle  er  flecbts  het  werkzaam 
beHuur  der   regtvaardig  vergeldende   Godheid   voor   in    de 

I  4  pltats. 


fil^ntSt  %qf>  hebben  mij  op  de^eo  Roto9)i,.van  )fea  ktnc ^er 
9«ideHjt(^eid,  ntecs  te  berispep.  Wac  vindib^^en  ckvoeriDg 
betreft,  Haat. deze  verdichting  met  rde  \*e1e  andere  foi^rtgel^* 
be^  en  daaronder  voortrefelijke,  vao  dea  Schrijver  gelljic,  en 
zal  gewis  met  veel  voldoening;  gelezen  worden  ;^eft  wQ  ztfi* 
den  ons  bij  meer  dan  édn  gedeelte  'iSitgelokc  gevonden  \féb* 
ben  tot  het  geven  aioer  vrij  uitvoerige  proev8,'sbo"  nfec  de 
yele  drukperfen  ons  aaoJloijdeiMli  beu'g  hislden^.ien  wf]  eohtef 
^zeLiMraefetiingin  m0e$te»  befTerk^d  .natrhecvróqgerrbeflekw 
-  De  gefcbied^nis  begiiH  njigenoeg  net  een:  fdundeHjk  be- 
drog en  vceeafelDk  gr^welflpk,  h^twetk.  eiQdelijk  lan  liet  flot 
regtvaardige  vergelding.yindt,  giïlvk  k<et:beftrfaittdigei)d.gew«« 
ten  den  misdadiger  r^td^  vroeger ^  tn  gedtxig  wederom*;  «n 
eifidelijk  'aanhoudend  pynigd<^  .Wi)  IKÜIM  ^éo  'Lezer  tdet 
voQriiiaoop^D »  iioch  v^q  zij9:;g^99fg«D^l>fr9<fv0O^  éoor^dea 
^raad  ^er  gefch^denjs  en  d^9^lf9  ^DKkllQOpiog'  medto  ii^deé* 
len.  HU  ;(al  voQrirelFeHjKe .  Vtfirchcif'/  ziyvere^  iséfchaafdï  z^ 
den,  en  verfchiljenij^  bpaiHineiyke'  kar^k^efs-geceekeifd  «iem 
Ovetal  zal.  bU 'de.  verb^s^?llng:  i^nrafadjking  Van  her  goede 
tastbaar  aangew^jwn.,  ^  «|ph  (tegf m  be«  v-erk«erde  zien  waar*. 
fchuweiï.  liuJstfJiHc  geH*  en  -g^nej  ;zal  nii»  ook  hier  ais  de 
kweekfchooi  van  bet  goi^e  efk(»fKie9  (  etaVK^Ql^  ^4  ^oa  m€^ 
gig-en  anderen  R^man ,.  zjü  b^c  Nm  eenigUJk  f  mirten»  dic  hét 
in  de  werkelijke  wereld,  en  l^j  dé  itegeitwoo^digegeteldbeid 
der  menfchen,  zöóvnoch  ff*  ooch^  worden  kdn,  >'Mtar  wat 
fchaadc  dit?  Wparpor  zouden  wij  .ona  oiéc  mogati  verplaats 
fen ,  ter  verpoozing  van  de  vesidaftLJIeaiifiaft  .ca  elUnda  des 
levens»  in  eene  wereld  der  verbeelding»  indien  wy  maar  zor- 
gen, dat  wij  ui  deze  verpoozing  niet  o^Jgefchikter  zyh'vooir 
onze  tegenwoordige  b|?trekkingea  en  werkkring',  .«k^  la  to- 
l^endecl  de  menschheid  door  ^pc^nig/^  fafi^rei]/|t)i .  J>^<  pns , 
rgst  in  waarde  pn  acj^jin^^  eü  wij  meqigjtn  v^r^  tpt  ^g^ne 
verédèiing  tevens"  hebben  opgezamqld  en  nu  VQOfWpo  ^b^ar* 
tlgen?  Men  fpele  (loches  den  romanheld  niet  ,*  «n  vordere- 
geetie  TonMittifche  daden  dl 'verrfgtiïgeB  «M  h^ri.rdié  o^s  in 
4e  werkelUka  ea  niet  in  de  roman « wereld'^  omriü^en.  Onge'- 
)ukklg,  XQo'  men  »ijne  iroiiw  of  'bruid  atec  'Miitniie>ii  kan  ^ 
09dtt  sij  aiet  200  Tdióon  is  enz.  als  'df<f  iti>ée^  robaii; 
en  £00  men  in  fe^"  ^^^'n  ^<^^  aie^VergleAoegcn  kaa,  iofmd^ 
het  niet  zoo'  roiaioesk  ais  Sh  êie^  fnuye  virdAAtféHI^  ïa  in* 
jgcrigt.   TaafuiBi    -  !     •     * '  , 


MISS  BUlMEt'^1)£  MIlIPDBKUJr.  I3) 

Dè  SiftipirëuK^VUftéi  fl-ankK  Sf^o7$d  nakr  het  Engg/sci ; 
yan  Uifs  d  u  r  n  e  y.    TV  Am^e/dam ,  ^  bij  de  Wed,  H.  Viè » 
Kestct^n  en  ZoobJ    ïn  gr.  8vö.  3pd  i^/.  ƒ  3-:-:    , 

£je9  R^nita .  is  eepe  dichterlijko  toorftelltfig  vto  cooneeleS' 
vic  lyec  menTchelDlc  Jevep ;  «en  fobildciftiil^.  Daarajn  is  .be( 
even  zp^  Q^cuurlijk»  dac  de  sneprcben  gjaarne  Romans  lezen « 
nis  )iec  i)|Ciiii^iyk  is»  dat  zy  gaarne  fttn  goed  fchilderAuk 
2ieo«  Maar  een  fchildecftuk.,.  kei  bebbe  dan  ook  een  alle* 
daagsch  topneeil  (ep/on^^rvrerpei  moec  goed  gefchilderd  zijn; 
€x  n^oec  g^ne  pQpa^nur  in  heerfeben  \  in  tegendeel  moec  ie* 
der,  ook  i^i^r  gi)fj]9g(t^,v9orw«rp0KetvlJ}c  bewerkczijn,  cociiec 
gebeel  b»e)iooren»  «o  in  zekere  mace  de  opleccendbeid  bpeijen^ 
zoowel  als  hec  bopixlvpoirwerp^  Is  ^n  dpze  vereischcen  voU 
daan^  dan  befebQ^wc.  o^n  a;i€ic ..  vermaak  datgene  Dp  doek^ 
wac  ons  in  natura  geen  oogenblik  zoude  be^ig  hpudon*  Hec 
is  de  gave  van  nabootfiog  der  natuur,  die  bewonderd  W9rdc» 
en  er  ligt  over  hec  yopc;  opgea  geftelde  een  glans ,  dien  bec 
in  bec  wejrkeiijke  leven  oimmetr  heetst  —^  Nu  ftaac  bec :  den 
fcbilder  ook  vry»  zicbjeenf^..  wereld  ie  foheppen,  fituatiu 
zamen  ce  Sellen^.geiyk  dje  misfcbion  in  de  werkeiyke «nimmer 
zijn  voorgekomen.  Alleen  beeA  h^  te  zorgen ,  dac  alles,  in 
Vjff^  j^^r/ ,  nacmir  zi|  en  byeen  beboore*  Daar  moèc  niec5  w^ 
zen^  w^c  fluic»  wac  er  ais  vreemdaardig  inkomc^  wac  nie^ 
befiemd  is  om  belaj^cbelijk  ce  wezen.,  maar  hec  dpor^hecver* 
band  wordt.  Stijflieid  «n  gezochtheid  moeten  verwijderct 
zijn;  om  korc  te  gaan^<  alles,  wac  in  die  zamenfteiiing  aU  or«« 
natuur  moec  verfcbijnen.  —  i)ic  «Hes  nu  gelde  ook  van  deo 
t)icbter,'dus  ook  van  den  BLqmanfchrijver,  wiens  werk  ia 
de  rij  van  de  voortbreagfelcn  der  dicbtkunsc  op  verre  fta 
siec  ^e*  faagfte  plaats  bekleedt ,  «U  yereifcheade  wel  mede  d# 
meeste  moeite,  gevoel  en  veelzjLjdigiieid.  van  oo^f oneen,  en 
leverende  zeker « hec  meeic  boeiend  en,  zoo  de,.  Dicbcer 
*  znl^s  in  bec  oog  boude ^  geiijjk  betaamt,  ook  vin  den  2^4^* 
tijken  kanc^  nuttig  onderbond»  ^ 

De  Roman,  dien  wy,  bief  voor  pna  bebbeuy  voldoef  ê9» 
ge'ca  van..de  opgenoemde  vereischcen..  Hij.  beüaac  uic  eepo^ 
ionder  d^  mlnile,  belangwekkende.,  inwikkeliog  aflo«pend^» 
vee  beurcclingrphe  redeyoeriogen^die  gelprekjc^n  mueifn.);^^ 

ce»). 


i  ï 


«84  |«ws.  ^üjiNp? 

ten),  en  Qnn&cmiriykfaeden  ïn  karakters  eo  beloop,  aangeviri* 
de  verceUiijg,  aan  welker  eind  de  bebinden.—  :elkander  krij^ 
gm.    J^ergeus  eene  diepte;  nergens. cene' zedelijke  Örekking.  ' 

Lady  'e  a&  li  ir  g  f  o  r  d  réist  mee  hare  zevei^cienjari^e  doch- 
ter VIOLA  tiU  Engeland  n^^r  Bengalen  y  waar.  haar  echtge- 
noot zich  bevindt.  Zij  lijden  fchipbreuky  maary  aan  een  (lu]|- 
mast  gebonden 9  komen  zij  op  een  eiland  aan,  'waar  tpevtlli^ 
ook  juist  eene  kist  van  eenon  neef,  die  mede  op  het  fchtp 
was  geweest,  was  aangedreven  en  op  (Irand  gezet,  waardoor' 
de  fcUipbreukeliikgen  voorzien  werden  met  waskaarfen,  boe- 
ken, mesfen,  fcharen,  naalden,  garen  en  andere  nood  wen* 
digheden.  Hier  ontbreekt  hec  nn  'niet  aan  bladzijden -lao-' 
ge  uitroepingen  en  betoogen  ^  onder  andéren  eene,  regc^ 
wijsgeerig  gefielde ,  vergelijking  tuïfcben  .den  man  en  « de^ 
vrouw.  —  Het  blijkt,  dat  nog  eed  uabeftaande  der  fchtp^; 
breukelittgen ,  maar  die  in  het  vaderland  niet  met  haar  op  Uén 
besten  voet  gedaan  had,  en  mét  baar  op  hetzelfde Tchip  ged- 
weest was,  op  dit  eiland  was  behouden*  Nu  zoude  toch 
waarlijk  ieder  ander  Chtistenmensch ,  in  Soortgelijke  omdan* 
digheden,  hartelijk  blijde  zijn,  eenen  natuurgenoot  te  bin- 
den; vooral'  zoude  men  dit  van  twee  vronwen  verwachten^ 
welke  inderdaad  wel  eenen  befcbermer  noodig  hadden.  Maar 
ja  weH  Naauweiyks  heeft  Lady  EAULiNcroRb  dien  man 
herkend,^ of «  terwQl  zich  óp  haargelut  verwondering  en 
hittere  befehauwing  uitdrukte,  verweerde  zij  zich,  en  be* 
fidot  van  daar  te  vertrekken,  £r  ontftaat  een  zeer  pathetiek 
^efprek,  waarin  Lady  barlingfob.i>  onder  adderen  zegt: 
^Neen,  mijnheer  fitz  aymer,  gij  zelf  hebt  eenen  fcheid- 
muur  tusfcnen  ons  opgetrokken;  uwe  handelwijs  is  van  zulk 
^enen  aard,  dat,  noch  iii  dit,  noch  in  eenig  and^r  oord, 
%et  immer  te  wehfchen  zij,  dat  wQ  elkander  weder  ontmoe* 
ten  !V  «—  Ondertusïchen  het  trekt  bij  ;*  en  de  Lady ,  op  die 
eiland  dervende,  geeft,  kbrt  v66r  haar  verfcheiden,  éenenr 
brief  aan  viola,  om,  zoOnXi]  immer  het  geidk  mogt  heb* 
'ben  haren  vader  weder  te  zien ,  dien  hem  té  overhandigen» 
nits  zij  zelve  'tevreden  ware  met  den  inhoud,  welken  zij» 
vóór  het  overhandigen  aan  vader,  mogt  leeren  kennen,  en 
dte  niets  geringers  was  dan  het  verzoek  «-  vi qla  aan  fitz 
ATMtR  tér  vrouwe  te  geven.  Na  eenigen  tijd  komen  zii 
dan  ook  van  het  eiland  af  en  in  Engeland ^  waar  vader  ook 
fceds  is  aangek^meiv    Allèa  loopt  netjes  los  9  ea  vader  geeifr; 

•p 


/ 


DE  iCBIVBltEUa*  135 


9|i  den  brief  zijnet  overledene  gade»  gdarne  en  terdiAid  zy% 
ne  dpchcer  aan  fitz  AirKEn.  •— *  Die  is  hec  belaop  vaa 
bec  vervelend  verhaal ,  aap  becwelk  hec  yignet  beantwoorde» 


CriekscA  Lfesèofk  van  p.  jaco«$«    Ten  dienfie  der  Neder* 

.  lawdfche  Jkagd  keieerkt  daar  o.  L  e  e  v ,  Rector  der  Latijn^ 

fehe  sTholen  te  Zwol.  IF4e  Deel.    Poëtifcke  Jfdeeiing.  ■  Te^ 

ZutpheHy  bij  H-  C.A.Thieipe*  iSij».  /«  ^r.  8y^* /2-i4-: 

«     .  •    •  •      • 

JDe  geleerde  en  met  r^gc  beroemde  jacobs  beeft  zich  zeer 
verdienflelljk  gemaakt  b()  de  jeugd ,  welke  opgeleid  worde 
toe  de  kennis  der  Griekfche  taal^  door  hec  uitgeven. van  lees; 
boeken  voor  de  vatbaarheid  van  verfchillende  klasfen.  Hec  \% 
bekend,  mee  welk  een  nuc  de  twee  eer(le  (lukjes  ook  in  ons 
VadéHand  zijn  gebruikt  en  nog  gebruikt  worden.  De  Heer 
LEEN  heeft  een'  goeden  arbeid  verrigt,  door  dezelve  voor 
de  Nederlandfcbe  jeugd  te  bewerken.  Hij  verdient  op  nleuw« 
ónzeq  dank»  door  bet  uitgeven  van  dit  poëtisch' leesboek*  Dac 
inen  het  zpude-  kunnen  gebruiken  tevens  met  de  tweede  af- 
deellng,  of  zelfs  blJ  het  midden  van  de  eerde  afdeeling  vaa 
JACOBS*  prpzaTfche  leesboeken,  en  dus  op  de  laagde  klas» 
fen ,  fielt  de  u|cgev|r  Voor  vast.  Dan ,  die  kome  ons  zoo 
duidelijk  niet  vqor.  Wij  meenen ,  dat  de  leerlingen  gewooiw 
tyk,  ten  minde  vooralsnog,  op  die  klasfen  de  mate  van  Griek* 
fche  taalkennis  nlec  bezitten,  welke  vereischt. wordt  om  po6. 
zij  te  verfiaan ,  en  hee  bun  In  den  beginne  meer  verwart  dai^ 
helpt,  indien  zij  dadelijk  en  de  prozaffche  en  de  poëiifche 
taal  leeren;  weRcé  toch  zoo  veel  verTchiflen,  dat  men  leder 
bijna  eene  tnal  op  zich  zeivf  zoude  kunnen  noemen.  Doch 
dit  hangt  af  van  het  gebruik  van  dit  boek,  en  beneemt  nieti 
aan  deszelfs  waarde.  —  De  afdeelingen  zijn  in  eene  gelelde» 
lijke  .orde  bevat.  I.  plegeïfche  Spreuken.  II.  Puncdichceo. 
in.  Stukken  uic  Homerus.  IV.  Herderszangen  en  Idyllen.  V^ 
iLlerdlchten.  VI.  Eenige  fiukken  uit  Tooneeldicheers;  en  eio» 
delljk  eene  Lyrifche  bydrage  voor  de  hoogfte  klasfen ^^  welko 
inen'verfchnldlgd  is  aan  den  Heer  tieesch.  Wy  cw^feleQ 
iiiee',  ,of  die  leesboek  zal,  over  hee  algemeen,  wel  voldoen* 
iéne  bedenking  geven  wij;  of,  bij  eenen  eweeden  dmk, 
welken  wy  den  ijverigen  thieme  van  harte  j^oewenfcbeo 
&et  blee  dbelmaeiger  ware/dae  een' zeer  aanmorkeiyk  igede,ele^ 

der 


135 


G/   L£BN,  JAdOBt*  CAlIESSCS  LEESBOEK, 


dit  dpbéldariiiged  a6faier§fels€en  werd.  Wtf  i^èrbëékfett  onf « 
dtit  htfc  één '  leertin^>  èl  te  ^dmakkdijk  gemMtt  is.  Ztl  b^ 
goé4 .  ^dfdtfiWy  bji)  moec  aicfa  vroag^evi^tfntittfl  Miti^  eigea  eiM 
derzoek«_£n  hier  blijfc,  op  menige  bladzijde ,  den  leerling 
niets  over  een  onderzoek,  ndch  den  onderwijzer  ter  ver* 
k1iHd|«  t^ij  «etooven ,  dat  het ;  ovef  het '  èlgemèen ,  be»4 
was,  den  leerlingen  de  oude  Sckri|fver9,*of  «ftcrekfeto  uit  ie« 
961  ve ,  ce  geven ,  zonder  .eenlge  verklaring  er  bij .  cè  voegen , 
ten  zy  in  den  uiierften  nood.  Indien  de  Heer  thieme  be-* 
iloiten  mogt,  de  jlttika  van  jacobs  insgelijks  voor  de  Ne- 
derlandfcbe  jengd  te  laten  bearbeiden»  hetgene  wij  hartelijk 
Wenfchèn,  zouden  wij  gaarne  zien,  dat  dit  meer  in  het  opg 
gehouden  wierde.  WQ  hebben  de  Hoogduitfcie  uitgave  van 
}AC03s*  Leesboek  van  i8d6  daar  voor  ons,  en  zien  reeds 
met  genoegen,  dat  er  gcene  woorcieniijst  achter  is.  Maar  de 
verklaringen,  onder  den  tekst  gevoegd,  zijn  te  menigvuldig^ 
en  gaan  over  te  duidelijke  plaatfen.  --  Men  heeft  zoq  dik* 
tvijls,'en  metireden,  geklaagd  over  de  uitgave  van  mine l* 
trui'  vdor  het  Lac'Jn.  Nu  moet  hec  Grieksch,  vo(gens  de 
tegenwoordige  inrigting,  dadelijk  eh  tegel^k  met'  het  Latijn 
geleerd  worden.  Waarom  zal  men  dan  den  leerlingen  Griek- 
fcb'e  uitgaven  bezorgen,  volmaakt  ad  tnodum  ip,  minel* 
Lit?  Neen!  De  leerilngen  moeten  te  huis  zoeken,  denken, 
vcrgelfjken,  en  met  ongeduld  wachten  riaar  de  verklaring  vaq 
liunnen  leermeester,  en  den  leermeester  niet  lu  het  boek  zelf 
hebben. 


Spookvertellingen  y$or  Kinderen.    Met  Platen^  Te  Zultbqemel^ 
bij  J.  Noman.    In  \*iino.  n6  film  fz^i^^t 

£jtn  veertigtal  VertetUngjes  van  gewaande  fpokerij,  altijd 
eehter  ontdekt  als  bedrog  of  misleiding,  (eene  enkele  vitger* 
zo^dctd  ,'er  enkel  om  eens  te  lagchen  bijgevoegd^  maakt  deo 
inhoud  van  dit  boekje  uit ,  dac  zich  echter  noch  door  nieuw- 
heid, noch  ddor  het  naï^é  der  verhalen  aanbeveelt ,  en  even 
Hféhifg  ióot  bijzondere  liduWkeurigheid  ^an*  taal  en  fpellingj 
«ttitafrui.  pe ''goede  bedoeling,  óöi  kinderen,  en  door  do 
Vë^hden,  eil  door  vÖcnr«*eh^  nkbéf/gr,  'tegen  de  vrees  voor 
i|)dk«tf  te  \^petieti ,  ia  ecfateil  loPvi^ardlg,  bQaldten  zulks  b^ 
■idfe  ÉinHeréu ,  'vööt  Viie  iheri  ^it  boekje  koopen  zal ,  nog  be^ 

boefle  H ;  tA  dit  publlekje  kan  cocli  nu  wel  n'iec  groot  pieej 
lij»/     .  .  .   .  :      .       v      .  


;  %>   i.    ,f   ».    1  .1    *•       «.i  O.    1 

I 


^'ó^ 


I 


y  '     ' 'a* 


j        ^     "••    ir-»     Uit.'       -</«    ^*-^*''    »    •»•♦?.   J'.» 

•GtfcMiuknis  -des  "MiktfihMU  -tukr"  vkn, 'BijbUi  tl**r 

f»-«     i      »•  :     I.'    /     '   •  .'t'.\     ...'.    ."    .      ,      il   .    ."«.  , 

I 

■  Z    •»      .  ♦'»»  1    "  >   /  '    )      ':        •  ,;l:       '"»  '        ►♦•1"*'>   »    ■'    .      .  •» 

iyïöfte  Deéli]  '^ X  gdeSs'^tfe  èabyloirftthé-  gevihgèirfs 
%4rtn  de^teidè  Tijkeir;  vah«raaï  éri'viil'Judas  gefhéél. 
'  vernietigd.    Het  rijk  van  Ju^da, bleef  echter  In  ziTncti 
"hkjtt'vïli'Unifigfthat  i^  en  tï'eWaaVdé  ziine 

"geflkclitlysten;  ^  De  é^^ani» '  der  Öodsrcgering  Wa:s-  -vvel 
verddbfdi  tnfa^af-dè^VoorÜenïghfcidt  blefef  iiith  wcrk^éam 
^'étocftéh  bmtrëtïi  firi^'bogmefkeh,  èn  WèlaahffóUds  rèèïïs 

•Jpugèllngén  aari  zljll  tof'VeVhief;  waa'i-onder 'DaniëT, 

Öfè  zéér  veel'b^droegVda^  d?  Jóodfchê Godsdienst  on- 
'der'^de  Bafbyteniër»  in  aanzien  kvirait].  -i.  Onder  Belza* 
i*ï  wordt  het  Bibylonifche  fljk  doofCyrüs  ingenonrren, 
en  DaüiÖV^cn'  Van;  de -drie  Vörfteny  dfe  'over  Iret  ^é- 
%eelê  lïflKJ  werden- aangeïfeld,' hand h  zyfteö  Gods- 
iJictfsH*'  öiidanitsr.  aiie  "pogingen  der  vijanden. 

De  toeftand  der  Joden  *hi  de  BabyTonifcbe  gevangenis 
^as  voor  Wifihè  irerftaticfeltike' befchtving  niet 'zeer  ^tin» 
Ifig.  Alleen- ^van  de  ^-dicbtïunst  vinden  wij 'eenige; 
1irhrÖi>n  in  verbeveBheiii  ^én  rmaak  merlsdyk  afhéntende, 
proeven.       .         -    .  .*  /♦      .      >  .  : 

"  Wat  dé  zeden  aMftat :  eénige  brave  manneh  uil^^ 
honderd,  bragten  de  Joden  reeds  zeer  bedorvene  zeden 
snede  'naar  Babel.  Deze  önzed^Ujk,beld  fch^nt  ^  ten  miii^ 
fie'in  de  eerttè  t^envan  derzeiver  Verblijf  in  Babel , 
niet  verbeterd  te  zgn ,  bi^en^  de  klagten  van  Ezechtêl. 
©it  kwaad  werd  bevorderd  door  valfche  Profeten  en 
door  onheilige  Prieatera.  Dit  is  echter  zeker,  dat  Jo* 
den  en  laraSlieten^  alraa-na  hoiine  gevankelijke  weg« 
Voeting  9  de  afgoderij  verzaakt  hebben ,  doordien  Jeho* 
MEKBESca,  i8ao.  NO*  4.  K        '  vah 


\ 


xjS  d.muntiugbb 

yah  bun  thans^al  meer  bekencl  werd^  niet  alleen  ^t 
.hun  aiattonalé  God,  maar  oiok  als  die,. die  bemel^en^ 
aarde  beftuurde ,  —>  doordien  zg  op  eene  zoo  treffende 
wQi^e  vervuld  zagen ,  wat  de  Profeten  bun ;  uit  naam 
nm  Jb^vata  9  *  mn  dtte^  balüagfcbap  »  als  .ftraf  jrow 
bunne  af godery ^ . zoq  v^ak  voqr^egd  hadden»  ««eil 
doordien  de  Jood  met  geweld  van  zijiien  Tempel  en 
voorvaderlijken  Godsdienst. Was  afgefcheurd:  2^o  dien- 
de d^  BabylonHcbe  gevangenis  der.  yporzienigbeid  tot 
bare  oogmerken^  .  Gemis  ]ian  gele^ephe^  tot  ultwi»idi« 
gen  Godsdienst ^vfrlierkte^  hij,br4yem^nrchen,dien  viiii 

het  hart.        •  ;    , :     •       ::,:.. 

Ondertusfch^n  zorgde  jip.bovah  ook  nu  vof  r  de  hand« 
baving  ^n  bewaring  van.  den  Godsdienst  ^  door  de  red^« 
nen  en  fcbriften  der  Profetexu    Dezer  Godsdienstleer 
was  th%ns*  oog*  dezelfde  alf  hv  bnni)^  voorvaderen*  Tot 
de  b^qndere  wlj^ging  vaji^ dezelve,  in  dezen  tijd^  be» 
hoorde  ^  dat ,  naar  mate  d|ê  Joden  meer  getuchtigd  wer« 
den ,  de  Profeten ,,  aan  den  eenen  kant  van  Jehovab'ii 
llrafvorderesde  ^eregtigheid ,  maar  ook  aan  den  anderen 
van  Zijne   vergevensgezimlheid ,    veel  fpr^^ken.     Óok 
fpraken  zij  met  zeer  duidelijke  bewoordingen  van  bet 
toekomend  leven*    Zeer  vermeerderd ,  wijders ,  .yindt 
men  bij  hen  de  leer  der  g(;esten ,  en  bij  Daniël  he(  cuersjt 
namen  aan  de  engelen  gegeven. 
^  Schoon  de  afgoderij,  in.  de  hallinVebap  nifas  v^rmU^ 
derdji  waren  echter  de  z^n  der  JodeUyZeer.  bedorven^ 
en  maken  het  voorwerp  van  ét  beftraffingcn  der  Profe» 
ten  uit,  wier  denkbeelden  van  godsvrucht  %h  deugd 
nog  even  zuiver  waren  als  te  vor^;  want  ook  zij  fton-« 
d^n  zoowel  op  bekeering.  va^n  het  ha^t»  als  van  de.uU 
terlijke  daden.    J)e  byzondere*  pligtten ,  die  gevorderd 
werden ,  waren  dezelfde  ajs  vo^^een*  EzechlSl  i^Pi^qn^ 
derheid  neeipt  onder  allen  tot  gronden  t  waarop  h^  df 
verpiigting  bpuwlt,  deels  Jc^hevab^s  vergevfsnsgetstod^ 
beid ,  deels  dat  elk  de  gevolgen  van  z^iie  eigene:  oih 
deugd  zou  ondervinden.     Zedelijke  *  en    godsdi^(Vfi?a 


QESCHSMMS  BUL  MtWCfiHBID.  759 

deugd  fteldeii  Ezechiet  en  Daniël  tlt  één  der  voomaam^ 
fie  voorregteti  der  ^Mttfiaaafche  dagen. 

De  vt>omit£igten  omtrenc  den  Mesfias  komen  in  dit 
(tifdrak  niet  weinig  ultf ebreid  en  verhelderd  voor ;  ecli« 
Ier  SCO ,  dat  de  voorgaande  denkbeelden  ten  grondflage 
lileyiMi  "liggei^  «^  Oeee  was  de  ftaat  van  godadienat  en 
aedeleer  in  dit  tijdvak. 

De  vrQbeid ,  door  Cyrna  aafl  de  Joden  gegeven,  ter 
'terogkeedng  naar  hun  vaderland,  was  een  natvuif* 
Vjk  gevolg  vanxUne  edelmoedige  inborst,  maar  bok 
<vtn  agnt  godsdienftige  denkwijze;  want  de  öade  Ptr* 
;danen  vereexden  flechts  éénen  God,  onder  het  sin« 
ncbeeld  van  het  vuur  en  dé  zou.  Cyrns'  vriendfcba^ 
iroor  de  joden ,  en  zyne  erkenning  van  bunlien  Göd , 
«ras  wederom  een  &üp  verder  gevorderd  tot  de  alge* 
meene  vereeriog  van  den  waren  God. 

Zoo  gingen  dan,  op  Cyrus*  Vergunning,  42360  Jo« 
den  (de  dienstbaren  niet  medegetefd)  naar  tiun  vader* 
land  telrug,  waarbij  zich  nog  eenige  weinige  uit  de 
ISratSUetifcfae  dammen,  vroeger  weggevoerd,  robijnen 
gevoegd  ie  hebben.  De  Samaritanen  deel  willende  heb- 
ben aan 'de  opbonwing  van  den  Tempel,  en  dit  door 
de  Joden  geweigerd  wordende,  legden  zij  dezen  alleriei 
binderpaien  in  den  weg;  en  zoo  'omftond  de  vinnige 
-baat  ^vsrchen  beide  volken.  Óndertusfcben  Werd  het 
werk  róch^  later,  Unnen^weinige  jaren  ten  einde  gebragt. 

Onder  ^Daorina  Hystaspes  kreeg  Bzra  last ,  naar  Jerü* 
Mlem  te  gaan ,  en  in  Godsdienst  en  burgerftaat  te  hér* 
ifeeUan,  wat  nog  herfteld  moest  worden.  Hij  deed  dit 
op  de  nadrokkeIi)kfle  en  plegtftatigfte  wijze ;  fchoon  ér 
-na  z^nenr  dood  nog  veel  ontbrak ,  wat  tot  Welzijn  der 
Joden  vereiscbt  werd,  en  er  nog  veel  beleibmerends 
overig  was.  Hierin  werd' voorzien  doofr  Nehemta., — 
HiertnMë  eindigt  de  gefchiedents  der  boeken  van  bet 
Oude  Verbond ,  en  eenige  apakryphe  boeken ,  j  o  s  e« 
V  u  tr  s  enz.  inoeten  vervolgens  ten  leidraad  vefftrék* 
4cen.  De  Joden  genoten  onder  de  Per^tircheT  regering 
soo  veelirri||Mid|  ala  een  afhankel^k  volk  begeéren  kon. 

o  Ook 


,    Ook  ODilMr  A^^z^der  den  Grooteo ,  veroveraaCrVtH 
Perzié  en  van  Palestina » was  dè  flaat  der  Joden  gunftig^ 
::;^]|- verfchijnen.  nu^  als.  door  bim  verblijf  ondes^de^a^* 
.byloQiërs  eenigzins  gevorderd  in  kunden  der  firabht'^en 
'in  koophandei;  tawr  in  verftandelgke  befchaving  fcb^- 
i^fin.zü  weinig,  in  dU  tqdvak  vooroitgegaah.    Ondier  A 
de  kunden  beeft  zich  de  dichtkunst 'b^< de  Jodeü 'bat 
4Ang^  daande  'gf^ouden ,  en  zgn  daacvan^dok  in^dit  tijd- 
svak bewgzen.     Scjiooji  de  aff<;b#iften  van  de  boeken 
:de$  Qudtn  VerboQds ,   hoewel,  fcbaara ..aanwezig v  ^^B 
«waren  bewaard  ^bleven  ^  rhad  toch  i  in  de  |;>allingrobap 
.alles  medegewerkt  tQt  yerval  yan;Godsdienstjen  zeden; 
.echjcer  was  'de  afgoderij   gefnuikt:     JehoVah  ^  verwekte 
ilU8:%ondjerfcheidene  raa^nQ^  jot.  berdelUBg,  van  den 
Jpodsdi^nst.    Tot  die  vgn  de  Godsdienstleer  werkten 
vooral  Haggaï   en  ^acharjas.    Hun.  God  is  over.  bet 
,£ans€h.  heelal.    De  door  hen  begeerde    deu^   beftaat 
'.hikx,  in  plegtigheden«    Bii  Zacharias  is  fpoor  van  geloof 
.aaa  taligheid  na.  dit  leven ,  en  duidelijk  zijn  bij  beide 
•Profeten^ de  uitzigtep  in  de  MesGaanfdie  tijden.  ^  Dit 
.was  onder  Zerubbabel,  den  Uidsman  der  Joden  nlt  Ba^ 
beU    .E^ra  zorgde,  dat;  h^t  volk  weder  met.  de  wet 
bekend  en  in  dezelve  onderwegen  .wierde.  Na  hem  komt 
Nebemia.  voqr  aU  een  uitQiuntend  bervptmei!,  ni^  al- 
leen vyio  de  daatkundigft ,.  maar  ook  van   de  godsdtoi- 
'  ^ig^  CQ  zedelijke  gedeldbeid  der  Joden.  .— *  Te*  dezen 
.t^de  tred/sn  de  .Mesfia^Dfche  voorzeggingen  van  Malea- 
^chi  zeer  in  b^zonderbeden ,  fprekenyap  d^n  wegbeceidui-' 
den  Gezant'9  di^ voor  den  Mesflas  heenzpu- gaan»  fH 
.yan  dezen  als  van  den  Engpl  des  veirl>oiKte ;  naatwkn 
.de  Jodep  verlangden. ^    Oqk  wordtrdezp  gefc^^tst  a)f 
een  draSend  regter  der  goddeloosen  |^  ep  de  voorloop^ 
zinnebeeldig  j^lias  genoemd.       ^    .      *      .    •      ...    r 
,    j!)e  Perken  kregen  nu  ook;  hoqgachtipj;  v^or  den  é^ACft 
wwen  Qjod,  en  vele  in  BabylonJ^  bUjvepde  Jodea.'lci^ 
den  nu  reeds  den  ^rbnd  tot  die  algepjec^e  .veprwackttog 
.van  eenen  voornamen .werel|^eduurd6r,:.i9!'elke5r$  npifU 
Wod  inu  bet  Oosten  vinden,  en  yan^lpfiti.gdo^f  Jtan 


^ 

i 


'-  *  % 


•SSCHIEDENIS  DCK  MÈNSCHHSID.  Ifr 

» 

éénen^GódVliêtwelk  in  volgende  tijden  tan  zoovete*^ 
Heidenen 9  inzonderheid  in  het  Oosten,  gemeen  was,  " 

'  Na  Alexander^s  dood  kwam  Egypte  pnder  Ptolemeu$ 
Lagi  9  en  o6k  Jodea.  Vele  Joden  geraakten  nair  Egypi" 
te,  waar  de  wëtenrchappen  bloeiden ,  maar  genen  juist* 
geen  voordeel  deden  in  hunne  godsdienftige  gezindhe^' 
den.  Zij  verwisfelden  dilcmaafs  van  heerfchappij.  Ger[ 
durende  al  den  tyd,  van  den  dood  van  Alexander  tot' 
öp  Antiochüs  'BpipHanes ,  zag  bet  er  met  de  godsdt^n^' 
ilige  en  zédelpebörchaving'der  Joden  zeer  flecht  ait.   ' 

^  In  het  zedelijk  verval  der  Joden  moet  de  grond  ge-' 
2ocht  woMen*  van  het  ontdaan  van  de  Tekte  der  Saddu^" 
ceërs,  en  door  delcfaclit  'der 'tegenwerking  oniftond 
het  huichelend  Phari^eisme » '  het\Vëlk ,  om  meer  fteun 
te  hebben,  dien  het  in  de  heilige  Schriften  niet  yond»^ 
denzelven  in  overleveringen  zocht.  Ook  hèefl  inea 
Waarfchijnlijk  om  dezeh  tijd  den  oórFprong  der  Synagb* 
gen  te  Hellen.  Eindelijk  greep  ook  de  zucht  tot  het 
verwonderlijke  en  avontuurlijke  plaats;  waarvan  voof« 
beelden  in  de  apokryphc  boeken. 

Stelt  men  vasf,  dat  de  Joodfche  Godsdienst  In  de 
Babylonirche  gevangenis-  met  vele  vréemd'e  denkbeelden 
zij  vermengd  geraakt  ^^  zulke  is  niet  waar  in  dh  Aoojgé 
ffuuéy  waarin  men  dat  llelt..^  Van  de  Grieken  namen 
zij  nog  minder  over.  Maar  het  bijgeloof  aangaande  de 
jnagt  der  booze  geesten  vinden  v/g  in  dit  tijdvak  onder 
de  Joden  reeds  aanmerkelijk  toegenomen.  Vreemd  is 
het,  dat  bi)  Jezus  Sir^ch  geeri'fpoor  van  heldere  ti!t« 
zigtèn  over  den  dood  en  de  eeuwigheid ,  die  de  Joden 
anders  nu  toch  wèl  hadden,  wordt  ge  vonden;;  "Dit  is 
ook  het  eenigfle  boek ,  waaruit  wij  deti  ifaat  der  ièdt^ 
fcer  onder  de  Joden  te 'dezen  tijde  kuniïen  leefren  keil« 
nen.  Godsvrucht  is  ook  bg  Sirach  de  I/ron  van  alle 
pligfen.  Hij  dringt  aan  op  de  plegtigiieden ;  doch  zij 
x^n  bij  hem  de  hoofdzaak  niet.  Maar  hïj  fcherpt  den 
baat  in  tegen  vijanden.  [Schoon  wij  in  de  plaats ,  door 
den  Heer  M  uit  TIN  o  HE  aangehaald ,  meereene^  alle* 

K  i  zint 


142  Bp  MyNTINQH^ft 

zips  door  ondervinding  gewettigde «  waarfcfanwfgginfCM 
nen  te  zien,  den  vijand  nimfncr  $e  veelte  vertrièwen.'],^ 
Ónder  Antiochus   Epiphanes  wat  de  verbaateriog , 
door  aanneming  van  Heidenfcbe  zeden »  seift  in  deo 
l^rksteritand »  hoog  geklommen.    Dea«  ómftandigbeid  ». 
echter  9  werkte  bij  anderen  die  hardnekkige  vasthouding 
aan   voorvaderlijke,  welke  wij  in  de  vervolgingen  ten 
tijde  der  Makkabeën  xien  werken ,  de  gefchiedenis  van 
welke  ons  den   voorvaderlijken  Godsdienst  der  Joden 
wel  in  groot  gevaar,  echt  er, 'door  den  ijver  van  ftand<» 
vastige ,  veel  ook  Phaxizeeu wiche  aanklevers ,  gelijk  een  , 
met  het  zwaard  bekeerende ,  Johannes  Hyrcanus ,  be-^ 
houden «  voor  oogen  (lelt,  en  ons  de  wijze ^)e(luringen 
der  Voorzienigheid ,  ter  voorbereiding  eener  latere  ont« 
wikkeling»  doet  opmerken. 

De  ï^barizeërs  waren  onder  dat  alles ,  als  afzonderlijke 
fekte,  reeds  tot  hoog  aandien,  en  zelfs  tot  invloed  in 
de  ftaatzaken,   geklpoimen*    Ook  de  Sadduceërs  maak* 
ten  eene  bijzondere  fektè  uit.  '  De  Esfeërs  waren  eene 
foort  van  Jóodfche  monniken,  zich  meest  vermenigvyk 
digende  in  Egypte,  én  waarvan  men  voorts  weinig  weet. 
''in  Egypte  en  aan  hetzelve  onderworpene  landen  wa- 
ren de  Joden  in  groot  aanzien.     Zij  vonden  fmaak  in  de 
wijsgeerte  van  Plato  en  Pychagoras ,  en  vereenigden  die 
met.  hunnen  Godsdienst.    Merkwaardig  is  het ,  dat  de 
Itandvastigheid  der  Joden ,  onder'  de  vervolgingen  van 
Antiochus  Epiphanes,  hen  en  hunnen  Godsdienst  b^i 
^andere  volken  zeer  in  achting  bragt. 

^Hyrcapus  zoon^  Aristobuins,  verbond  in  zich  de 
^  ïioogepriesterlijke  met  de  koninklijke  waardigbeidr  De. 
twist  zijner  zonen  na  ziinen  dood  maakte ,  aat  Pompe* 
jus  ingeroepen  werd  ter  beflisfing;  en  zoo  kregen  de 
Romeinen  invloed  op  het  bewind  van  Judea,  terwijl 
bet  gezonken  geflacht  der  Makkabeërs  vervap^en  werd 
door  dat  van  Antipater;  gunfteling  der  Romeinen ,  va« 
der  van  Herodes ,  die  ten  tijde  des  Zaligmakers  leefde  i 
en  het  bewind  over  Judea  verkreeg. 
De  Samaritanen' waren  aanvankelijk  vereerders  der  af- 

go* 


....  :0BSCHIEIIS!fXS  0E1L  MEN9CHBBIDU  I43 

goden  'iievénsjehdyahyititat  hadden  waarfebijnlijk  tea 
tijde  VmEtin,  de  afgoderij  reeds  laten  varen.  De  Pei> 
zen  waren  ooifpronkdijk  een  klein,  nomadisch  volk^ 
maAr  dapper.  Cyrus  bedieif  ben,  door  hen  tot  veN 
.  overenden  krijg  aan  te  voeren.  Zij  vereerden  flechta 
édnen  God,  waarvad  hec  vuor  eft  dé  zon  de  afbeeidfels 
waren;  De  ineestber€baafd&  volken  in  het  Oosten  be» 
waarden  het  langst  de  godsdienftige  denkbeelden  dex 
Aarts  vadets.  ,      .      .^ 

'   Bij  alle  znilrbrheid  der  óudfte  godsdienftige  denkbeef* 
den,  fprak  men  toch  doorgaans  over  God  in  eene  ver^ 
bloemde  taal.    Men  oordeelde  niets  gerchikter ,  om  de 
natuur  van.  God  af  te  beelden,  dan  hef  Uehu    Bij  na- 
denken over  het  onderftHeid  tusfchen  goed  en- kwaad» 
noemde  men  dus  natuarlljk  het  kwaad  duisternis.    De 
duisternis ,  of  het  kwaad ,  dacht  men  verder  y  kon  niet 
van  God  komen;   men.  ftelde  dus  vast  een  |i:oed  en  een 
kwaad  wezen ,  met  elkander  in  gedurigen  ftrijd ,  mits. 
ftaande  onder  de  magt  van  eenen  opperllen  God.    Zoo 
ontftond  de  leer  van  goede  en  kwade  geesten.^  Het  tee^ 
ken  met  dé  zaak  verwisfelende,  nam  men  de  zon  voor 
de  Godheid  zelve,  en. maan  en  fterren  voor  mindert 
Godheden.     De  Magi,  of  Oosterfche  wijsgeeren ,  wak- 
ren of  fterrekundigen ,  of  zedekundigen ,  óf  natuurkun- 
digen.   De  beroemdfte .  hunner  vras  Zoroaster»  -«^  In 
het^vroeg  befchaafde  Indië  berustte  de  befchaviiig  eenig- 
lijk  bij  de  priesterfchap ,  die  hare  wijsheid  voor  het  volk 
geheim  hield ;  diis  is  het  moeijelijk ,  bare  gevoelens  op  , 
te  geven.^    De  Indianen  (lellen  ééne  Godheid ,  fpreken 
van  hare  deugden  bij  perfbonsverbeelding,  en  houden 
de  heelden,  lüs  afbeeidfels  van  hemelfcfae , 'aan  deQod* 
heid  dienitbare,  wezens,  in  groote  eere.    Zij  gelöo- 
ven  eèfle  wereldziel  en  zielsverhuizing.    Hunne  deug- 
den béftaan  in  uitwendige  ptegtigheden. 

In  Griekenland  Was  de  zucht  toor  kunden  en  weten- 
fcbappen  heerfebend;  maar  éti^  wareti  tteest  dieijst- 
baar  aan 'de  onzedelijkheid.  De  Sophisten  bevorderden 
de  ondeugd,  welke Socrstcs  zocht  te  (tuiten:,  isaardie 

R  4  het 


:aiH  MUNTlNOVS^OKSCBIfitttNISDE&HBNSCHHEID. 

« 

Het  Qzgtoffetvretdi  terwiJI'z^Dewïjï^^ite,' teer  (foor 

eijtie  le^jerlingen  onderfcbeidén  gefsiXbeikeerd,'  vele  üit^ 

leenloopèndè  ftelfels  deed  .ontftWV'  wpanrati^  bec  eeoe 

her  andere  wilde  verbeteven,  en'ZOO>  in.tegeuovecgiai 

fteld  uiterfteTieL    n  .        • 

.■'  De  oorlogzuchtige  Romeinen  bleven  vreexad  van  wé» 

tenfchappelijke  én'kiinst-berchaving»    totdat  zij  dere 

van  de  overwonnene  Grieken  pvernanieii;  : 

Ten  einde  van  dit  tijdperk  was  de  ware  Gódsdientft 

•Bijnk  geheel  verbannen  vin  de  a^rd'e* '  Hèt  ineéftte  van 

<]en  voorouderlijken  Godsdienst  ^a  nazonder  de  'Pa« 

êèstijflfche  Joden  te  vtndien».  «b  bet  Nitmwe  Verbond 

leert  ons,   tijdens  de  geboorte  vaa x>Qz4B  Heer,  edele 

karakters  onder  ben  kennel).    Pbatizeërs  en^adduceërs  ^ 

echter,  ondermijnden  den  Godsdienst,  elk  op;  hunne 

wijKe*  ^->  In  de  Heidenfche  wereld  was  be(  denkbeeld 

'van  éénen   God  bijna. gebeel  verdwenen*    Er  was  wel 

vele  wijsbeiden  gvootere  kundigheid  in  de  wereld;  maar 

die  ftond  in*  geen  verband  met  de  zedelykheid*    jOe  se* 

deleer  wa&  te  afgetrokken,  en  de* wijsgeereuj bemoeiden 

leicb  niet  ihet-faet  onderwigs  van  het  volkè*  Defohoone 

iLunften  werden  tot  bevordering  van  weelde  en  wOlust 

•misbruikt.  ...  ,      ' 

'    De  aedelgke.  nood  was.  dus  groot,  en  riep  om  eene 

buitengewone  Goddelgke.  bolp ,  aan  het  menschdom  in 

Hem    gefcbon'ken,    met  wiens   geboorte   dit  tijdjjperk 

eindigt.      ' '  '       •     • 

(/fp#  vervolg  Ahrns^^ 


Specimen  Hermeneutico-Theólogicum,  quo  vatiei/iar 
tioncs  Jtfu  Christin  de  perfcsfiombus  fuis^^  mart  e  et 
in  vitam  redïtu ,  illuitrantur  ^  vindicantur ,  quod  — - 
pro  gradu  doctoratus  ^  .publico  et  folen^ni  examini 
'  fubmittit-  H«  £•  VINKE,  AmUelod^mcnps.  Traj«  ad 
Rhen*  apod  O.  J..  van  Paddenturg;tic. 

et  is  den  echten  heminnaar  vati  onaen  geopenbaarden 

-:  'A  Gods- 


y 


Gcdsdiébit,  èn^irande  bèüfge  oorkonden,  waarin  debseU 
yerervatja,  ten  boogde  aangenaam,  wanneer  hijztcb 
overtdigeB'  kan,,  dat  de  jongelingen,  die  atieb  op  onze 
HoogefcJloleii  tot  Godsdienstl^eraar»  voripen,  behoor- 
Jp:  gewapend  worden  tegen^e  verderfeKjke  wQze  :9«ii. 
bet  behandelen  des  B$bels,  die  iff  het  nabttrig  Ouitscb^ 
land  ftdert'  eenigen  tijd  in  zwang  ia  geraakt ,  en  die  ba« 
te'  natuurlijke  ftrekking  heeft ,  om  al  het  buitengewone 
in  waarlijk  Goddelijke  uit  den  Bijbel  wég  té  verklarea 
iof  weg  té  filozofeïen  •     tloe  zeer  de^e  gewigtige  zdak  ^ 
^yzonderopdeUtrechtfche  Akademié,  behartigd  wordt  ^ 
kan^  blijlcen  uit  de  fchoone  Proeve  tot  opfaélderidg  en 
baBdbaving  van  Jezus  Voorrpellingén  betreffende  zijn 
Jgden,  dood  en.  opftanding ,  door  welker  vervaardiging 
èn  openbare  verdediging  de  Heer  viN'iCB.de  Wélver* 
diende:  waardigheid  van  Doctor  in  de  Theologie  onlangs' 
aan  die  Akademié  verkregen  hééft;    Deze  doorwrochte' 
Verhandetinghad  hlj^voor  het  grobtfté  ge^déelte,  afgewerkt,' 
na^at  hy  Predikant  aan  de  Fuurfche  geworden  was.  • . 
I^et  onderwerp  dezer  Verhandeling  is  nieuw  en  van 
bet  grootfte  belang.     Na,  in  eene  inleiding ,  over  de 
gefchiedkundige   bewpen ,    uit  •  de  wonderwerken  tXk 
voorrpellingén  gehaald ,  voor  den  Goddélijkén  oorfprong* 
van  het  Christendom ,  kort ,  zalcelijk  ;  en  toepasfelijk 
op  zijn  oogmerk ,  gehandeld  te  hebben ,  fpliest  de  Eerw.: 
Stbf ijver  zgn  (luk  [in^  twéé  deelen.    Het  eérfte  behelst  ,* 
Bèar  de  tijdsorde,  de  gezegden,  waarmede  Jezus  zijl* 
nen  dood,  lyden  en  opftanding  vdbrfpeld  heeft ,  heldert 
dezelve  op^  en  handhaaft  ze  tegen* die  nieuwerwetfche 
eA  verkeerde  verklaringen.    Het  tweede  deéi-  toont  atn  ,• 
d^t  dezelve  ware  voorrpellingén  zijn ,  en  eene  wezénj 
lijke  bewijskracht  hebben   vooi*  de  Goddelijkheid  vail 
Jezus  leer ;  en  in  hetzelve  worden  eerst  die  vdoifpél* 
lingen  nader  en  zoodanig  van  alle  kantéübéTcbddM^d/ 
dat  de  flotfom  is,  het  zijn  voorzeggingen ,  inideti  vol^ 
fien  nadruk'  vftn  het)  woord ,  en  door  dé  oltkoitnst  Wl* 
komen  bevestigd ;  waarna  dé  bew^irachtderzelyé  vv^oMf 
JMngetoond  en  tegen  de  ëietrwi  ultvlugcen  rerckdigü. 

K  5  Het 


/ 


/ 


M^  «•   B«   Vilt  «E 


V       .       « 


V 


Het  iMt  eos^  uit  lieide  Ii«ofd<tae1efr  .eep  (bukjsopn 
geven,  waafuii  eenisains  blijk^i  kan^  w^ik  eco  Tooff^ 
creiftlgk  llilk  de  onderb»? ige  i^ftdemifche  Pf o^ye  «9» 

De.  ee(fle  pltaxs  dan ,  die  al«  eene  voorMggbig  vatti 
Jttos  worde  opgegeven,  i»  JOb  II;  19/,  üwhax  Jeatti 
« t^BW  de  Joden  zegt  s  Brech  dezM ,  Umpel  ^f  ^  4n  in 
drie  dagen  mI  ü  dcn$ehen  veder  oprigHn^  9er  irerge* 
Igkiog  van  vs;  az,   alwaar  da  Apostel  opmerkt,  dat 
Je3^u$  di$  ztide  van  den  iempéj  jiijps  Ugchaams^,    Breefcê 
af^  wordt  hier  genomen  voor :  gi^  zult  afbreken,  ^  of  1 
if^M  tó  afbreekt.     De  tempel  is  hier  niet  ^  boo  ala 
fommigea  beweren ,  de  teinpel  van Jeriizalem ,  noch  het 
keftttur  des  tempels ,  noch  de  door  Jezus  te  vernieuwen 
indeliing  van  den  G.odsdtenst ,  zopdat.  Joannes  het  ge« 
zegde  vu  Jezus   verkeerdelijk  uit  hetgene  naderhand 
gebeurde-  zou  opgevat  hebben.      Joannes  toch,  do^r 
den  geest  der  waarheid  geleid,  \QXk  hierin  niet  dwa- 
len.   Het  komt  ons,  daarenboven,  ^iet  onwaarrchtjo* 
Igk  voor ,  dat  die  gidliefde  discipel  van  Jezus  met  zg* 
nen  Meester   hierover  naderhand  gefproken  aal  heb* 
ben-t  vooral  'Uit  vergelijking  van  het  ^afte  vs#    Dat  Jjb* 
zus  hier  zich  niet  duidelijk ,    maar  raadrelachtig   uH* 
dmkte ,  wordt  zeer  wel ,  als  een  blijk  van  Goddelijke 
wijsheid,  voorgefteld;  dewgl  H^  dus,  m  zyne  regen* 
part^ders  deed  zwijgen ,  en  zgnen  waar heidlie  venden  hoor* 
ders  gelegenheid  gaf,  om  hun  verftand  te  oefenen,  en 
de  verkeerde  denkbeelden  der  Joden  ^  omtrent  den  Mes* 
lias  van  ter  zlgde  aantastte.    Dubbelzinnig  was  evenwel 
2ijn  gezegde  niet  \  fchoon  de  Joden  ,dOQr  hunne  flecbte 
gemoedsgefteldheid ,  hieruit  de  gelegenheid  aangrepen  , 
om  Hem  te  befpotten.    Wat  JHij  eigenlijk  meende,  be- 
grepen zij  niet  terftond,  maar  konden  evenwel  inzien ^ 
dat  Hij ,  die  kort  te  voren  den  tempel  gezuiverd ,  en 
Y0  den^elven .  met  zoo  veel  eerbieds  gefproken  bad ,  hier 
dien  tempel  zelven  niet  bedoeldCé 
.  In  het  .tweede  gedeelte  wordt ,  onder  andere  uitvlug<» 
ten  van  nienwe  vinding  ,  ook  deze  niet  voorbijgegaan , 

dat  het  vervagen»  ona  de  toekomst  te  vosorlpellen ,  bg 

Je* 


- '  *  1. 


SPXCnCVN  laaMSWBUTICO-TilBOl^OGICUBr.        X4f 

Jezus  zon  kunnen  gesocht  wordeir  in  het  öHsriyk  Mg^ 
netismps,  geiyk  hefsdvewel  pkMts  heeftin  diea.ftaM 
tan  helderziendheid  {clatni9fance)  bS  gemagnetiteerdenM 
Daq,  hier  wordt  aeer  verftandig  opgemerkt,  dat  hm» 
bet  op. verre  pa  nog  niet  eena  is^  jorf  dit  vennogsa  doot 
liet  magnetismos  inderdaad  worde  Verwekt  $  dat  sel&f 
Tolgena  voorftanders  yan  hetzdi^e  ^  het  gemelde  Vermom 
gen. bij , helderziendeniBiet  verder  gaat,  dan  hetg^ 
liunne  eigene  ziekte  betrtft ;  dat  ook ,  wat  daarvan  a$tl 
img^  9  Jezus  ia  geenea  dede  met  die  hefderzieitden  vet* 
geleken  kan  worden ,  zoowel  om  andere  redenen,  ais 
TooraU. omdat  Jezüs  wikende,  en  bi  tegenwoordigheid 
van  ongeloovige  viiandèn ,  de  toekomst  voorzegd  heeft; 
terwijl  de  gemagnetizeerden  alleen  in  flaap ,  en  in  teget^ 
woordtgheid  van  zulke ,  dien  het  aan  goed  geloof  niet 
hapert ,  gezegd  worden  bet .  voorzeggensvormpgen  ilit 
te  oefenen.  ^ 

Dit  %%  genpeg  over  eene  Verhandeling,  waarin  wf 
niet  alleen  veel  kundigheid,  maar  ook  een  juist  en 
fcherpzinnig  oordeel  bewonderd  hebben.  Wij  vertro«« 
wen,  dat  allen,  die  dezelve  zullen  lezfen  en  eenlgxini 
bevoegde  regters  zijn.,  met  ons,  van  ^en  Steiler  den* 
'  zetvé  nitftekend  veel  goeds  voor  onzen  Godsdienst 
znllen  verwachten. 

Lecrrcdenm^  door  a.  van  b  £  m  m.e  l  e  n  ,.  PrsJHaf^ 
u  Anktvun.  To  Atnfitrdam  ,  6i  W.  Brave ,  €n  U 
Gromngên\  kif  W.;  Zuidema.   Jn  gf\  Sm»  321  Blm 


B 


9  de  menigte  van  Leerredenen,  die  er  tegeswooiw 
dig  worden  in  het  licht  gegeven ,  ii  bet  fcMkr  ünaM>^ 
ge^k,  het  karakteristieke  van  cikm  Redenaar  aan  té 
w^zen.  >  69  fommige,  echter,;  bnc  dit  eigendommei 
lljke  zoo  zeer  uit ,  dat  met ,  00I&  isonder voormenen  vol» 
genden  rbundel  d/m  Sckr^vers^naam  te  vinden  zotf  k4in- 
nen  proeven^  durzij;  vanr^hem  zfby  wlen^aen  reeds 

leer- 


l6erde  kdinen/  *-^'  Zoo  liébBèn  déie  Leëri^edefieir  vziL 
AW'Berw.VA'N  SÉMM£L£N  Öateigehe,  dtt  zij  van 
]M!t  begin  tot  'bet  èimlè;  zonder  metkbare  afwhrelin^ 
iwa- onieswijs  'tn  deeUtnatie;  Voortgaan  in 'ééneh  toon 
ft^  ma^r  in  welken  I  *  in  dien ,  waarin  onderwlji^'eD  aan«' 
dram  op  dé  '  nitliekeiKlfte  w^ze  met  elltflffldb^  lAeen- en 
tot  één  fmelten;  ieoodaï  ttien  als  doól-  ééne  keurige  ^ 
fbatgemozyk  wordt  geboeid  9  als  door  eenén  zachtetf 
flroam  medegevoerd.  *  Dé  preken  van  '^aNJ'BXmm&« 
^E««r«iBgYi  de  fchöone  'Uitvloeirels  van  êen  innig  reiU 
gJKus  ga^öel,'niet.alle  kemeekenen^  dat  zij'medege^ 
deeld  zgn,  gelijk  zij  natuurlgk'in  zijne ^zlel  opkwamen; 
En  alzoo  treden  zij  zonder  <de  minfte  Vertoon  making 
üp»  maar  houden  vast  dengenen,  die  ze  v  met  waafdé- 
ring  van  zoodanig  gevoel,  en  vatbaar  voor  des  zelfs  in- 
vloeden*, met  één  woord ,  zelf  echt  religieus  <  in  dft 
hand  neemt.  «-  Wij  aarzelen  niet,  deze  Leerredenen! 
Mf/raiigftirikken  onder  dê  voortreffelQkfte ,  en  derzetver 
toon  tl  noemen  den  echt  Evangelifchen  ,  natuurlijken; 
warm  en  zaébt.veriitanénden,  verhefFenden 'en  vertroos* 
tendens  bij  welk  alles  het  van  zelf  fpreekt,  dat  ftglen 
uitdirukking  gepast  en  keurig  zijn. 
:* 'Zoo- kan  «en  het  duidelijk,  gevoelen,  dat  de  tdcst 
der  eerde  Leerrede  zich  aan  tiet  bifrt  des  waardigen 
Sprekers  aangeboden  heeft ,  niet  met.  opzet  door  bem 
ffezocht  is.  Zij  is  over  Jo.  XVI:  32,  33,  en  handelt 
Over  JezliS  'hooien  én  heilfgen  moed  in  zlfn  tijden.  Dèzè 
préèk  isS  Wgkens  de  Voorrede,  „  de  vrucht  van  eigen 
lj|(kn,  !van  heC  verlies  eener  geHefde  èditgenoot'e  en  . 
moeder  van  drie  kinderen.*'  Stelt  men  zich'eenen  va* 
der  in  deze  omftandigheden  voor ,  hoe  moeten  wij  dan 
niet,  getroffen  en  overtuigd  woiden,  faisc  door  zljt^ 
god$dien(ligË  befchoxiwing^  van  de  jampfpoeden.,  eü 
dPQr/i(^.'berbaaldft vermaning:  „Hebt  goedetimoedl 
cctg.4k  ir^  iti  dtiet  naam  van  m^nen  Jezvs,  gi)^  die  door 
«waar  Joden  beproefds  Wordt  !'* 
-•  Van  de  over^e  negen  Leerredenen,  alle  belangrij 
ten  4MiiiMiiQinrdj(  -^^  volflrekt  edd  pqpulair  «f*  ook 

voor 


V 


■     ->  • 


'>Mr  den  alterètfivoöcrtgifea  verftünbaar  -^  JD»de  njü 
"Yoering,  rcboon' gedi8t>bDeefd  ^  zonder  veel  uitkomende 
verdeeIiog«  dén  inhodd  op  lè  géMii ,  <yf  ftal^n  te  lev» 
4reA,  gedoogt  ons  befték  niet^  ttia»  vMj  hebbeh  ^4>ok' Uti 
noeg  gedaan '9  met  de  degelijke  gebatte  van  dezelve^ce 
idoefi  opmerken.  «-*iMogé^on^godsdfonftlg  publiek  rook 
iden  wtfardigeh  van  j^Bümsts-M^  regt  leeren-  kenneA 
-«n  wMfderenLDe  woorden  in*  dè?  Voorreder  ^'eddk 
*van.  eenea  onbekenden  Dórppredlkant !  '*  'baddes*  w^ 
daaè  gaarne  gemist.  Dit  woord  baa-fleohtiT  Jcomeir  uit 
den  <  mond  dèr  «damfte  ^rootikeedfcbe  trotscbïidd ,  mtai 
nimmer  nit  dien  dea  veriiandige»j>::w«ané'er  andera  hoi 
rwerk  van  den  m' onbekenden  •Doc{'predfkant^/gt>ed  ia. 
IDaarenboven ,  :wie.was  aiet.eeraa^onliekend,  eer  hif 
bekend  werd?  En  eindelgk,  ftaan  dan  (de  bollen  loift 
In  de  groote  fteden  ?  Hoe  menig  godsdienitig  Genie  ye&* 
kwynt  ér  (wanneer  de  geest  niet  ilef if  genoeg  is)  on 
^en  elleniUg  dorpje^  terw^l  fomtf^^geeatêl^ke ^óoneeK 
'fpelera  dè*  groots  ftèden  vervttUen'/:van  hunnen  roem, 
•welken  de  regtgeaatde  Leeraar  niet  met .  heb  .l;egeert 
J^c  deelenl  -^  - .  .•  ,  ^  A*  •  \  •  .  i  /.  •  v,.  *  :v  \ 
[, .  Wij  tw^jfcljtft  4^1^  of  dr  y90iyicnighei*.;ai»l  «k, 
'naar  hare wgaÜeid ,  den  waardigen  v a n ,9 ^ m ms l^x n 
in  de  gelegenheid  ftellen,  met  zijnen  echt  godsdientU* 
gen  geest  het  meeste  nut  te  kunnen  ftichten.        f ' 


>      1  I      f      I         ■     ■■    1  ■    I  II» 


'Nagelatène  Leerredenen  yap  N. '  L  o  b  r  ij  ,*  Predikant  te 
Leeuwarden.  ïlde  Deel.  Té  Arnhem^  bij  1?.  Nijhotf, 

-  ^n  te  Leeuwarden^  tij  A.  C  Lobrijr  iS.ip.  SlVIÏ 
en  285  El.  ƒ  ft^S^r 


JDij  de 


>ij  de  lankondiging  van  het  teffte  Deel  dezier  Leerté«^ 
*4enen  hebben  wQ^  seo  wQ  mèenèn,  den  'geest  en  de 
.WfttrdQ  van  ^  deselve  genoegzaam  -  doen  kennen ,  en  dus 
miet  noodig,  daafover  andermaal  ons  uit  te  laten.  De 
-Eerw.  Uitgever  moge  ;gel$l(  hij  dit  noemt  ^  zijn  woord^, 
itot.de  uitgave  van  desen  tweeden bundel,misfchièn'on« 
«voorligt  jg.  gea  oeg  gegeven  biVben » dew^l  doer  den  waat* 

*  di« 


ff»  N.  L  o  A%  ij  *  UJMUBPE  NEK. 

^yn  overkdeoen  oiete  eifealyk  voor  de  drukper»'wa« 
hentxkti  wy  ^ijn  ipec  ilie  oavooraigtjgheid  w^  ib  oq* 
iBtfiifofaik»  wiot .  dtardoQr  ODtvaogen  wq  pog^zeBtiea 
fckoone  Leerredea^a,  vtp  godsdieoftlg  jsedei^kea,  mia 
«aa  te^rtteUigea  mliou4t.tif  voor  welken  laatft^nLo» 
»aij9  biykea$  bet  Voorberigt  den  Eerw,  ükgevera^dt 
Kat^cbiaaausprckeo  meer  gcrfcfaikt  oordeelde.. -?-» Was  het 
ttrfte  Deel  fpoedig  akverkocht»  w^  yerMijkiesi  ons  over 
^k  beirva  vMTmiak  voor  barteliike ,  zedelijke  godsdiea» 
ftigbeid»  ea  cw^feleo  geen  oogenblik,  of  ooktlit  Ded 
aal  liet  «vda  ^  noo  gud ;  en  aoo  werkt  een  uitmanteü* 
de  li-oaaii  nog  rijken jeegea ,  selfii  na  sijnen  dood. 
.  :B1#  XVI  ^  rég.  Us  ^^Q  genoemde  Vporbcrigt  mogen 
tirij  bf  t  tvipord  r^^aitaoornainjp  veilig  als  eene  dmkfeil 
doea  opmerktt* 


t     i',  '■       '     .  i  •  « t     •  f    •     ■  '•'.-•« 


Jtmjiiiffg  ran^  de  ^pmtmA  Xerk  -  dtr  Boop^44indc  Gs^ 
^  tnecnn.  u  Mmfingtaimêr  ^  op  Jen  4««y#i9  Grasmaand 
.  x^ijü.  Dêor  .&  }L.wrmi.inx^'^Larmria  de  Doopi^ 
gezinde  Gemeente  te  Midwolde^  Beerta  en  Meeden. 
» -Ti  'G^üHingéh^  19}' W.  Woateia.  1819.    In  gr.  8y0« 


n^ 


JLIe  Gemeenten  yMH.Dtjsrgumj^MMSfu^s  en  ika  iï^ra 

waren  find^  gef ^im^n  tijd  y»9  i^^nflQ jdge«en  Cbrisua* 

leeïaar  verdoken ;  niea  I)ad  daar  au  Aok  voor  den  aoo* 

4anigen  geene  woning  nifer,  ea.de  kerkgebonwea  zelve 

waren  'onbruikbaar,    tiet  is  waar ^  de  overige  Protes* 

tantrche  kerkgebouwen  ftonden  voor  de  Doopsgeziadt 

Jbroederen  open ,  TeaiVKe^dea  d^r  ben  daaktwir  enivl^ 

tig;.bezocbt:  :natAinrlijk  waft  wbter,  uit  boofde  dea 

Cbrisrelyke   vrivheld^^  «i  de  awrtaigiqg.,  ;op  vroeger 

oaderrigt   gegrond,  bet  verlsngen  aaar  een  bijzondcE 

Bedehuis  en  eigenen  Leeraar  en  Voorganger^  eo  vet- 

llandiglyk  hebben  zïcb  aUoQ  dese  drie  Oemeemea  ^  na 

.omtrent^  drie  honderd  aMeo  .uiisuü^ade  t  ver«enig4  tot 

,    ^  het 


k«  B.  WIBLINOv   INWIJDIHO  EBNBR  URK»      I5t 

/ 

hel  behartigen  ym  (Ut  huo  gemeeurcliappelljkxbdtfig:^ 
,tn  te  Minjlfigaweer  ^  oogeyeer  in  bet  oidden  gelegep^ 
Mpe  Kerk  eo^  Pftscor^  gebouwd.  De  «erfte  in  dezelvf 
grondene  ^I^eetredesiet  onder  bovengenoeipden  titel 
Jiet  lichr,  is  een  eenvoudig  Cbristdi|k  opftei ,  waarl^ 
liANO.  XVil:  ft4  en  ag  ten  grondflii^  ligt,  éaeene ata^ 
gentme  gedtcbttnis  *  toör  de  nu  veveentgde  Ckmeeaee» 
welker  opbmuving  in. geloof  enJiefde  door  eenen  eigo^ 
aen  wurd^n  Leeratr  w$  hartelpL  fureafoten* 


■a" 


ffün  Dfr4rubt  ^  ^êg^pTil^m  t^Hü^^crg  ^  4m  eerr 
0en  Fctr0^\^ij^^  jhf^,  v^.t^AViJ}  P4%nue,, 
in  u^nhnny^  Ho^ketaêr.^ i$  CMgêkicrdhM '^ 
uUmètf.'  Vi$yh$ê  ié0tifn  fertiaid  4o^r  ^aï  o.  2» 
Vitgeg49mm0t^4êê96  Voör^  én  Në^^tédk^  doeir  nico^ 
LAAB  sc'HOTSBfAN,  Predikant  \tc  Lejdón.  Tt 
LejdenJ  Hf  At  Wed.  D.  da  Star.  iSig.  In  gr.  Syp. 
jrr/^fl  66 -8/./ :.|2s:    '  •- 


w, 


ie  iMt  heeft;  on  dit, fi«i$e  ilnk»  ^t  fti.des 
echten:  geest  en  fnatk  derf dgtsinnicbèid  ^ran  hervoorst 
der  za»Miiên^e;.tmw  it  opgeflnU^rie  aezean^  jen  jnet 
SCHOTSMAN *s  Ecfczuil  te  vergeleken »  kin  er  nie 
zien  9  hete  vMmMkt  de  ^aetfte^  editet^  vorens  ei- 
gene .verzekering^  masr  in  het  gebeel  geen  dtficia  veH^ 
rum  is)  met  deü  Schr^er  vfn  het  eerfte  overeenftemt  ^ 
eUv,  in  de  aegêtitfendê  eettw,  in  denzellSen  geest  en 
fnizsk  heeft  wetenr  te  fiebrgvei»».  th  deze.  Maar  waats» 
toe  dit»  daar.dk  er  reeds  van  overtuigd  was ,  en  het 
juiat  tot  scBOTSirAN'f  fchande  fttekte,  door  de 
uitgaaf  van  dit  ftnk ,  q>zettd9k  bewezen  ?  On  bet  po^ 
blidc,  dat  zich  aan  z^ne  btttetbeid  géErgerd  beeft ,  zoo 
iDogël^k  zand  in  de  oogen  te  werpen ,  'door  te  toonen  ; 
dat  een  nmn-,  zoo  als  paubus,  ^  grodte  fa&bvs» 
over  de  RemopAranifcbe  gevoelenazich  niet  nialfcber 

ttir* 


»  ♦    ♦ 


liftgelaten ,  noch  hen  gunftigèr'beótfrdeeld  bii^fc,  jun 

fiCHÖTSMAif.    Doch  ook  dit  Wist  ieder ,  *^fe  In  de 

f eTcbiedenis  der  voormalige  twisten  geen  vreemdeling 

is;  '  Maar.hetgene^  in  de  hitte  dier  ti;»tet^n ,  vóór  t^ee 

fdttwen  céenige  verfehoohing  kon  vinden^  -lè'^MMet^ 

itlioonl^;  in  .onze  dagen ,  waarin:  die  twisten  swijgen  , 

pï^r  overal  >vrede-  en*  eensgefeindhetd  beerfohto;  -^'*  VblU 

•C'SO.'caMAN»    uit. dezen  t^^r  eein véénên"  eenlgett 

Schrijver:  noemen^  4^  heoi  Is /voor|egian  te  toet fchen* 

den  van  dien  vrede ,  door   het  uitgeven  van  een  gfif^ 

fchrifc,  hetwelk,  uit  aanmerking  van,  d$n  tyd^  waarin 

W  veWaardigd  wei^9 'Hui^eadlmaieh; ha^^  is,  dan 

tv  immer  ^een  ^e  vodtrêh^n  ki^nw  Dat  kan  hijiiiet.  t)e 

<e6rVan*dit  béWijs  van-iritterfteid  jkomt  hM  tttèetf  tóe : 

^want.^de  xazende  VoorreAmiar  van  den*  tweeden  druk 

z^n^r  pceken;  dié  hem  r  in '  kwéadaaMig(6id  .nit^s  wil 

Megeven  »/^n  <ii.  iïmti'hy<^^^^^^i'-9^V^''^^^^V^9  ^^n 
hier  in  geene  iiawnerkingvkoqjeR^.    ^  ^  :r-.^. ,   ^^  .; .  ; 

Wat,nMe. ^ier  uitgpgevene  Redevoering  ^,^^f^Ct :  ziJ 
Velïelst' niets ,  wat' men  niet,.in^eene  iiie^i|[t(?  van,  de 
Remonftranten  hoogstverongeiykende%'en  l^unne  gevoe- 
lens in  een  valsch  en  hatelijk  licht  (lellende ,  gelthrif- 
teii ,  lui0;Jezen »  én  fieeft ,  üoch  in  (lljl ,  nticK  in  wijze 
yan  vooiriragt^  iet$,"dat<'biiEr.eeBfgiins  behagtlp  Man 
maken^  jen.  vAj : achten '.2^4da«roni  oot^getn  b^zonder 
Verflag  wabrdig»-  -l"^:^''  ::  V   -    ,  \  -.  ..    t  .; .  .  - 

De  yèor  tVLiNsredé  yaif -S  c'h  d t  s  m  a  k  maken  langs 
hoe  meer  bedenkel^ ,'  of  nüet' waar  zg  ^  wat  men.,  van 
den  beginne  aan,  gemompeld  heeft ^  dat  bij  nog  niet 
eens  alleen  de:  fabrikant  zyner  ongefukkige  preken  is : 
.want,  waren  dtit  ^i^i*  droevig,  gene  zijn  inderdaad 
erbarmelQk/  *-^  Hoe^i^aande  vertaling. dezer  Redevoe- 
ting  gei^omen  zij ,  waaro'mt  hf  die.  uitgeve ,  wie  haar  op- 
(teller  war$9.  wat'  b^eokiiigen  men  over  haren  inhoud 
4eii  hjire  uigave  .kuQfle*  makeh ,  en  wat  daarop  te  ant* 
goorden  zij,-» dit  kan  meaJiier,  in  i^uifh  twintig  blad* 
;sljdea  ^  hcknopuUfk  lezeBé  -  Tüsrchenbeide  gaat  er  even- 
wel leta  aan  d&ReaenfiMHèn  af^'waarb^een  byzondet 

woord- 


ACADBMI5CHS  RBDBV0£|tlK9#      -  IM 

ilroordje  tot  ons  |;erigt  wordt*  -—  S  c ji  ot  9  m ak  «ou 
(negt  bij)  ons  9  in  >een  mondgefprek  ^  wel  eens  e^n  viertal 
van  vragen  willen  doen.     Na  moesten  wij  xoodv^ra^a 

^-syn  als  hij ,  zoo  wij  ben)  daartoe  te  Leyden  een  bezoek 
gingen  geven  9  dewiyi  by  ons  tdgelijk  die  vragen  open^ 
tijk  mededeelt.  Zij  zijn:  u  Of  w^  onze  berchuïdi« 
ging 9  dat  bij,  in  zijne  Eerezuil ^gtlogta  en  gelaster^ 

-beeft  9  geliefden  goed  te  maken  ?  2«  Of  bet  z^meii- 
hangt  9  dat  wij  de  Algemeene  Synode  der  Hervorindjs 
Kerk  vitn  Nederldtid  geprezen^  den  Voorzitter  derzelv^ 
gelaakt  bebben?.  .3.  Of  bet  (Irookt  met  onze  liefde  ^ 
dat  wij  bem  kerkelijk  bedraft  exi  nader  aan  de  kaak  ge-* 
zet  wenfchen?  4.  Of- het  ons  vrijllond  tefchrijven, 

'dat  het  bem  zeker  faiartelijk  fpeet ,  d^t  de  Remonllrant* 

-fcbè  Leeraars  enz.  thans  ook,  van  Lapdswege,  be* 
zoldigd  worden?  <(lij  leze  nu  hj^rop  ook  openlfj k  x>nzo 
antwoorden.  Op  1.  neeff;  omdat  wij,  te  zijneii  geval- 
le, geene  nuttelooze  moeite  willen  doen;  dewijl,. be<- 
balve  dat  bij  zijne  overtuiging  daarvan  in  honderd  ge- 
fcbriften  kan  vinden ,  wij  ons  ook  verzekerd  houden  9  ^ 
dat  zijne  eigene  confcientie  bem  daar vdn  mede^  gerufge- 
nis  geeft.  Op  2.  fa;  gelijke  bet  zameAbangt ^  dat  mOi 
^1,'  wat  liberaal,  liefderijk,  brOederrük,  christelijk  Js, 
Toemt,  en  6e t  goedkeuren  van  iets,  dat  vol  is  vau  de 
onchristelijk  Re  liefdeloo/sbeid ,  misprijst.  Op  s^  Jaf 
zoo  als  bet  oefenen  van  geregtigbeid »  die  ^  de  boosheid 

.Baar  verdieAften  ftraft,    firookt   met   de  nitgebrefdfte 

^menfchenliefde.  Op  4.  ja;  .dewijl  wij,-  nit  hoofde 
van  zijnen  betoonden  onwil  tegen  de  Reinonltranten^ 
daartoe  meer  dan  tiendubbel  gefegtigd  warenr. 

Nu  no^  iets  omtrent  zgnen  ^  a  a  e  u  s.  -^  Indien  bij 
den  fraaij^n  lauwerkrans,  dien  bij  hem  gevlocfaten 
beeft,  ontleend  bebbe  uit  bayle,  had  hij  er.de  voU 
gende  bladeren  niet  behooren  uit  te  laten :  dat  by ,  van 
jongs  aan,  een  beetböofü  en  twistinoeker  was,  die  een 
groot  deel  van  zijn  leven  fleet'met  de  pen  te  voeren  te- 

'  gen  de  Luterfchen ,  welke  bij  verlateil  bad-,  om  zich 
bij  de  Hervormden  te  voegen,  •»-  teg^n  At  Roamfchcn^ 

SOERBKSCH.    l820.  NO.  4«  L  AcC 


ttM  wie^  kèirted,  op  twee  plMtfea«  te  faueo  ^pei^ 
fiÈMüj  en  er  de  beeldeii  en  tltacea  in  te  kten  vergruis 
^sehi  of  daarbuiten  te  verbranden ,  hij  sijne  geesteiyke 
loopbaan  begon ,  -»  tegen  de  Rsmisien  ,  door  wier  bt« 
ftr^ing  hi)  zich  vooral  dierbaar  maakte  bij  den  beet* 
iioofiligen  s  i b  r  a n o  &s  t  ü  b  b il  «l  t  i  «ran  Franeker « 
iriens  boezemvriend  hij  waa;  dat  h^  inepvderheid  voor 
den  Catechisihus  van  o&e  t  nü s  van  iicideiberg  ijver* 
de,  zeer  veei  op  had  met  vo<Nrb^uidende  droogten , 
en  eindelQk,  in  z^ne  Commenttrie  over  den  Brief  aan 
de  Romeinen ,  de  Apostolifche  voorfchriften  van  on- 
derwerping aan  de  faooge  magten  op  zulk  eene  w^za 
verklaarde^  dat  de  Akademiën'VanCambridge  en  Oxford 
dit  2^  boek  niet  alleen  openl^k  veroordeelden ,  maa^ 
door  benishanden  verbranden  lieten.  ^  Dat  is  de  man» 
wiiens  Redevoering   de  Lezer  hier  ontvangt,   en  in 
wiens  overeenflemming  met  hem  schotsman    zy- 
nen  roem  en  zijne  eere  fielt.    Hij  is  wel  nijdig,  4ïe  ze 
liém  misgunt ! 


IIPI  1     -Mg 


l^H^ngifien ,  ^f  Middelen  \  hekend  v^ar  de  hthmaamfle , 
^s»  de  uUwêfkwg  der  enderfcbeidene  Vergiften  te 
be/Mjden;  alsmede  eene  aa$nHjzsng  van  de  hulp^ 
^elke  men^  bij  perfonen^  deor  verg^,ige  Dieren  ef 
Infecten  gebeten  of  gefioken ,  hij  Drenkelingen ,  ^ci^'n* 
doodeng  pasgeboren  Kinderen ^  enz.  moet  aanwenden. 
Door  H.  'CHAUSSIEII,  Med.  Doctor  en  Vroede 
meester.  Uil  hel  Fransch  vertaald  i^  door  i,.  a. 
)IB.UTN,  Heel^  en  Vro,edmee,sterte  Delf  shaken.  Te 
Kotterdam^  b^  ].  HendrikTen.  In  gr.  in.xyitn 
144  BI.  f  ^-ö-; 

\  W  '^  znllen ,  na  bet  uitfchcgvien  vafi  d^en  breeden 
titel,  weinig  meer  aangaande  den  inhoud  van  dit  wfi^k* 
je  behoeven  te  zeg^.  Dit  aHeen  va^en  ^ij  jei;  bij, 
dat  bet  oêgmetk  vanikn  beroemden  Sfibr$ver  nigf,  zoo 

zeer 


H«    CHAUf  S^lBlty  TBGBNQlPTENé  tf^ 

.  Éttr  wts ,  den ,  der  tukt  kondigen ,  Oenecsheelr  eefife 
handleiding 9  bQ  d^  behandeling  van. vergiftigde  perfo- 
nen,  te  verftrdcken,  maar  eer  i  )|eken  in  de  kunst  te 
<nid^rrigtcn  ^  hoe  zi),  b9  dete  meestal  Mer  veel  fpoed 
vorderende  gevaildi^  in  afWachting  van  den  Artn ,  ank 
len  baiidden«  Hot  is  waar^  h$  voegt  er  vervolgens 
de  meer  gcneeskundtfje  behandding  bi^^  doch  deze  is 
jBoo  duklelQk  en  loo  bepaald  aangewezen ^  dat,  des 
Boods,  elk,  wie  aijn  gezond  verftand  beait^  haar  zou* 

•de  ktinoen  volgen,  en  dat  z]|  althans  den  Genees-  en 
Ileeinfoeateren  te 'platten  lande  tdt  ten  uitmuntend  s|g^ 
fnoër  kan  dienen.  Ook  kt  dekenze  der  tegengiften  ^ 
«n  der  toe  verzachting  en  beftrijding  der  toetallen  aan- 
geprezene  bnlpmiddeiw ,  is  de  Schrijver  met  zoo  veel 
kennis  van  zaken  en  oorded  te  werk  g^an,  als-tnen 
van  éeo'  man  van  zulk  eene  utegebfeide  kunde  en  er* 
varing 9  als  de  Heer   chaitssivr,  mogt  verwach« 

'ten.  Het  verarondert  ons  evenwel,  dat  h*9  bij  de 
vergiftiging  met  braak wijnfteen ,  het  extract  van  kina 
boven  het  afkookfel  fchijnt  te  ftellen;  welk  laatfbe 
ecJiter,  meer  harsachtige  dêelen  bevattende,  hier  (ler« 
ker  werken  moet.  06k  misten  wi|;  bg  de  behandeling 
der  met  fpaanfcbevlisgen  vergiftigden,  de  kamfer;  bij 
die  met  het  heulfap ,  den  braakwortel»  -»  Onze  Land« 

,  genooten  zijn  den  Heere  bautn  daok  verfcfauldigd 
voor  de  gemeenmaking  van  dit  nuttig  werkje ,  waarvan 
de  vertaling  zeer  wdt  geflaogd  is« 


Jaarboeken  van  het  Kenêngrijk  der  Nederlanden^  Doet 
BTARTINUS  ^f^hKr^GefchiedfehrfjyerdesKifkSé 
1814,-^  1815  /•  Te  Amfterdam^  Uf  E.  Maaskamp» 
XSi8#    In  gr.  8iv.  s^o  en  438  iJ/.  ƒ  8  - :  - : 


M, 


en.  weet ,  dat  de  voorma^  Nederhndfcke  efi  Nlea^ 
me  Neder landfcke  Jtaarbeeken  eene  fchatkamer  van  bouw-» 
fto&n  waaen  voor  d»  Gerchiedesiia  vsn  01»  Vaderlands 

La  Na 


<^ 


,156  'M,    STUART  .  * 

i 

\  Na  eene  lange  tHsfcheripoozhig,  het  gevolg  der,  herhaal- 
'^de  omwentelingen  in,  en  eindelpl  der  inlijving  van  on- 
zen Staat,  werd  dit  werk  door  deabekwamensTüART 
.^eder  opgevat  met  het  begin  der  giroote  Omwenteling 
van  1813 ,  die  aan  het  Land  desizelfii  onafhankelijfcheid 
tei:qggaf*  Het  behaagde  Zijneé  Majesteit ,  den  Schrijver 
dier  Nieuwe  Nederlandfchc  Jaarboeken  tot  Gefchied^ 
fchrijvér  des  Rijks  ':te  verheffen ,  en  hem  de  taak  op  te 
dragen ,  om  het  gebeurde  in  het  berfielde  Vaderland ,  — 
van  dien  tijd  aan ,  waarop  ^jgne  Nieuwe  Jaarboeken  ein- 
digen, en  dus  van  de  bijeenkomst  der  Notabelen  ter 
aanneming  der  Grondwet,  —  met  de  meeste  naauwkeo- 
rigbeid ,  en  (geiyk  ons  door  de  uitvoering  blijkt)  met 
mededeeling  van  alle  ftaatsftukken ,  zoowel  tot  de  bui- 
ten- als  binnenlandfche  zaken  betrekkeiyk»  aan  de  na* 
komelingfchap  over  te  leveren ;  doch  met  uitdrukkelijk 
bevel ,  dat  dit^  werk  de  xeinoudige  voordragt  zal  beheh 
zen  van  gebeurde  zaken ,  zonder  eenige  de  minfte  oni* 
wikkeling  van  oorzaken  ^  bedoelingen  rf  gevolgen.  Dit 
laatilé  moet  eenen'sTUART,  wiens  bekwaamheden  als 
Gerchiedfchrijver  bekend' zijn,  ongemeen  zwaar  vallen; 
gelijk  hij  zélf,  in  de  inleiding  tot  het  jaar  18 15, het  ge- 
hoorzamen aan  dit  voorfchrift  eeUe  moeijelijke  zelfver^» 
loochemng  noemt. 

Zeer  ruim  is  de  fchaal ,  waarop  dit  werk  wor^t  aan- 
gelegd. Het  tijdvak  van  Maart  tot  December  1814*, 
waarvan  flechts  de  eerde  dier  maanden  benevens  April 
voor  de  algemeene  zaken  van  b^zonder  groot  belang 
waren ,  terw^l  de  acht  laatfle  in  diepe  rust  en  eenen 
Vrede,  waaraan  Europa  fmé&  lang  niet  gewoon  wa$., 
doorgebragt  werden ,  ^^  deze  tien  maanden  beflaaa  hier 
bijna  600  bladzijden.  Natuurlijk  moet  hier  dan  ook,  in 
de  mededeeling  van  kleine  bij;zonderbeden ,  die  gedeelte* 
lijk  een  enkel  plaatfelijk  belang  hebben,  veel  voorko- 
men, hetwelk  eene  gezette,  doorloopende  lezing  blhla 
ondoenlijk  maakt;  en  wij  hebben  waarl^k  dèn  kunoi- 
gen,  bekwamen  Schr^ver  beklaagd  .en  bewonderd,  dat 
hij  eensdeels  zijnen  fioaak  zoo  zeer  aai^  z^xkt'  hfirucHe 

heeft 


JAARBOEKEN  VAN  HET  KONINGRIJK  DBR  NEDERLAND.   157 

f 

0 

heeft  moeten  opofferen ,  en  —  dat  hij  zulks  heeft  kun-  ^ 
oen  doen.    Als  eene  voorraadfchuur  voor  de  Gefcbie- 
detois,  zijn  deze  Jaarboeken  gewis  van  belang;  maar  de 
roem  van  den  Gefchtedfchrijver  zal  en  kan  er ,  uit  den 
aard  der  zake,  niet  door  vermeerderd  worden. 

Vooreerst  vinden  wij  in  het  Jaarboek  van  1814  alles,/ 
wat  betrekking  heeft  tot  de,  aanneming  en  invoering  der 
Grondwet,  met  de  daarbij  gehoudene  aanrpraken,  enz. 
en  de  plegtigheden  bij- het  verblijf  dift:  Vorftelijke  Fami»' 
15e  te  jtm'per'dam.    Van  daar  doet  de  komst  van  eenen 
eourïcr  met  de  tijding  der  Inneming  van  Parijs  het  oog 
naar  de  zaken  van  Frankrijk  wenden ,  en  er  volgt  een 
naauwkèurig  vèrtlag  van  de  oorlogszaken  en  vredehan- 
delingen    federt'het  midden  van  Fcbruarij  tot  op  het' 
Traktaat  van  Parijs.    Daarna  volgt  het  verhaal  van  de* 
ontruiming  der  vestingen  in  'Nederland  door  de  Fran^- 
yirA^/i,. belooningen  aan  heldendeugd,  enz.'  De  Schrij- 
ver keert  dan  tot  dé' binnenlandfchezaken  terug,  dfe* 
nu  met  de  meeste  uitvoerigheid  woi^den  behandefld  i  en' 
twee 'derden  des  boeks  beflaanl  Vooreerst  hebben  wi)  bc* 
nt)emingen  tot  leden  vati  de  Staten  der  Pfovinciën  en 
andere  Collegtën,  de   drïe  Vfergaderingen  'iJer  Staten- 
Generaal  in  dat  jaar,  de  berigten  van  ambtswege  gege- 
ven  omtrent  den  toeftand  des  lands,'de  financidle  wet- 
ten over  1815  en  andere  befchikkingen  omtrent  dè  geld-* 
middelen ,  én  begunftigingeh  van  den  (toen)  herleven* 
dfen  koophahdel  door  verftandige  wijzigingen  in  het  Plak* 
kaat  van  1715,  maatregelen  ter  vrijftelling  van  de  vaart 
èp'  dé  Westindifche  volkplantingen ,  toen  nog  niet  te- 
iuggegeven ;  voorts  eene  menigte  afzonderlijke  bepalin- 
gen,  dié  niet  wel  ondereen  hoofd  te  brengen  zijn,  en 
waaronder  die  op  de  jagt  wel  de  voornaam  (Ie  is.    Nu 
befchbuweif  wij  het  tweede  Eeuwfeest  der  Gronihgfche 
Hoogêfchool,  door  den  Souvereinen  Vorst  en  Vorstin 
bijgewoond  ^  en  verdere  werkzaamheden  der  geleerde 
Öenootfchappen ,  en  ecnige  kerkelijke  zaken.    Daarop 
gaat  de  Schrijver  over  rot  de  Belgifcht  zaken,  de  reis 
vün  den  Souvereinen  Vorst  naar  Brusfel^  ter  aanvaar- 
V  L  3  ding 


15*  ^  M,    BTUAVLT 

drng  ran  bet  Algemeen  Hewind  over  ih  gewesten ,  beiii 
door  de  fiondgenooten  opgedragéa ,  zijne  reizen  en  verw 
rigtingen  in  dezelve, en  de  terogreis  der  VorftelijkeFa* . 
aiüie,  door  Noord-^Braband^sGeUerlafki^  Overijffü^ 
Groningen  en  FrUsland^  naar  Holland  en  Utrechts  Na 
voorts  nog  eenige  befchikkingen  omtrent  Belgic  te  heb- 
hen  gemeld,  eindigt  de  Schrijver  het  boek  met  de  rei$ 
en  bet  verblijf  in  Nederland  van  de  beminnelijke,  thans 
reeds  overledene, cA.THAaiNA  p.aulowna, Zuster 
van  Keizer  AL BXA^D sa,  in  den  winterden  v^ndien 
uitmuntenden  Vorsc  zelven  in  den  somer  van  bet  be^ 
l^andelde  jaar. 

Mogt  het  jaar  1814»  ten*  minde  in  200  verre  de  Schrij- 
ver het  behandelt ,  genoegzaam  een  vredejaar  heeteo  { 
ontlook  daarin  op  het  fchoonst  de  handel  van  Neder*^ 
land i^chttt  men  al*het  geledene  onhei)  gelijk  een  droom 
verdwenen  én  weldra  vergeten ,  -^  het  jaar  1815,  bee 
jserkwaardiglte  dezer  Eeuw,  en  voor  de  menfchenken* 
nis  zoowel ,  als  voor  de  befchouwing  van  de  wegen  der 
Voorzienigheid  met  het  menschdom ,  vooral  voor  ont 
Vaderland ,  misrchien  het  merkwaardigfte  jaar  der  Ge« 
fchiedenis , brak  aan, om  ons  verrchrikkelijk  uit  diezoe* 
te  verbeelding  van  ongemengden  voorfpoed  te  rukken» 
De  terugkomst  des  Mans  van  £lia ,  zijn  onbegrijpelijk 
\t  voorfpoed ,'  — •  nog  een  niet  volkomen  opgelost  raad* 
fel ,  '^  de  veranderingen  in  Frankrijk ,  d^  (lappen  üi 
Europa^  dien  ten  gevolge  genomen,  de  krijgstoerustio» 
gen,  de  veldflageh  van  Lignjl,  Q/satre*  Bras  en  ff^om 
tcrloo^  en  verdere  oorlogsgebeurtenisfen ,  tot  Op  dea 
intogt  in  Parijs  en  den  Vrede,  worden  hier  uitvoerig 
befchreyen.     Vooral   omtrent  de  beide  veldflagen  vaa 
Qtiatre^Bras  tn  •fFaterloo  ^  waarbij  w^ij  ook  het  on? 
middellijkst  belang  hebben,  treedt  de  Schrijver  in  bQ« 
/onderbeden ,  (bet  verhaal  beflaat  niet  minder  dan  4% 
i)l1|jzijden)  maar  verzuimt  ook  de  andere  merkwaardig* 
heden  niet  vi^i  dien  onvergetelijken  t^d,  ZO0  ala  da 
voorafgaan.!^  (laatshAnde>H)gen ,  dep  brief  .va»    nu  o» 

ah5  9^«^T«  saa  4^  Soi^vereiMii ».  ;djM  kii^ei^n:  ta 


JFmim»  seUs  de  veAlirfttg  'Mik  Ztdtferlmi ^th  (hM^ 
wel  flccbts  kortelijk)  de»  attyfti  co  de  fiedoftet  ^«ü^ 
jajicMlM  MURATin/Mjf^ook  betwel^fiekeiideflot 
des  b#0edvoerigBBveriI«gaTincnlTJ(AüBRiAifTaM 
deur  Koning  teO^nfè  De  Heer  stuaH  t  is  ook  nog  yss 
gffoefan,  dat  de  terugkomst  ran  it  apojleon  het  90% 
tolg  WIS  van  ^1»  zamênwttflil  der  fm^d/k  trmewth^ 
heim  en  Ustigfic  ferJlandbouMnem ;  ^en  gevoelcD,  \m^ 
welk»  onaes  etacbiens»  ononftootel^k  is»  en  alleen 
2$neA  fnellen  TOorFpped  kan  verklaren  »  in  weerwil  der 
ontkenning  van  fonmnge  mannen  der  omwettteling»  Tron« 
wens»  wat  dorft  mtn  tegenwoordig  in  Frankr^h  niet 
ceggeAf  W9  zw|gen  Tan  de  vergoding  van  it nT;maar 
keeft  niet  baillbvl  de onbeTchaÉmdbeid  gebad»  in 
openbaren  ^  dmk  »  n  o  nm  s  p  i  b  n  r  n.  te  verdedigen ,  en 
hem  als  eenen  hekl  der  ieugdy  d»  alleen  s$ne  drgfveêr 
was ,  voor  te  ftelten  ?  De  vrienden  en  ambtgenooten  van 
RO.BESPiBRRB  verdienen  de  voqrfpraken  vaiv b u o* 
MAPARTBte  s^n*  —Van  faec «rbaal  200 veler  fnood- 
heden  en  verraderijen  afgemat »  verkwikt  ons  de  hartige 
aalfpraak  van  bbmpbr  aan  den  Koning»  zoo  juist 
het  gevoel  uitdrukkende»  hetwelk  toen  de  geheele  N»» 
tie  bezielde.    De  voorvaflen  pa  den  flag  b$  Wateth^^ 
de  TneHe  vorderingen  der  Bondgenoaten »  de  volkomo» 
hè»  binökè  vergekiing  voor  het  gedrag  éti  Franfehm 
in  Ptutsfên  in  1 806 ,  toen  de  Konmg  ook  te  vergeefs 
een'redelgkenwapenllil(landverzoobc,die  him  ni|  ook» 
tn  defi  nood  spSe»  bill^k  werd  afgdlagen»de  innémixlg 
Van  Sjsesfipy  door  de  N4ddriéHkUrs  ^  van  SêdaH^  jUnn 
guj^    Marienbufg^   PhiUpprrtllê '^  Roerat  ^^  Oheê  m^ 
ÜMtmedy  door  de  Prtfifen^  in  twee  maanden^  {hunae 
vestingen  waren  in  1S06  met  denzelfden  fpoed  atfn  de 
Franfchcn  overgegaan)  en  eindelijk  het  Vredesvefdrag 
van  November  met  al  de  datftoe  bebootende  ilukhen » 
voorts  bet  eervol  ontllag  der  NêderUtidfchc  vi^wüIk 
|é#^»  befluüen  dit  Deét^ibi  het  eetfte  gedeelte  van  hef- 
aelve  #arcin  de  binnenkndCcbe  handelingen  vermeld  in 
sDe  viMtctt'«*li  boftnnr^  welkt  4e  flegttgs  aanvaasdhB^ 

L  4       .  "VM 


VM '  het  Eonibgrijk  'dtr  Ntdeslanden  ^  én  dé  aatiDemin^. 
der  Koninklijke  waardigheid  door  den  Souvereinen  Vorst ,' 
fti  Maart  1815  ^oordfgingeih ;  die  aannetning  zelve;  wet 
door  deMogendbeden  reeds  bepaald,  maar  door  denVor&t. 
iierhaast  ien  gevolgeder  onverwachte  verfcbljning  van 
BUOi<rAPAilTE;de  plegiigbeden  en  vreugdebetoonin- 
gen'  bij  die  gelegenheid^  de  bepaling  van  bet  grondgebied 
des  nieuwenKoningrijks ;  de  bezitneming  der  landen  aatt: 
At  Al  aai  ^  t^c  ddar^oe  door  AtPruifen  beeet,  en  de  be« 
nóeming  der  Cc^mmfsfie  tot  herziening  der  Grondwet* 
De  werkzaambeden ,  liogtans,  dier  Comfnisfie,  de  aan«» 
Beulingen  invoering  van  ons  nieuw maatfchappdijk ver«* 
drag,en  de  werkzaamheden  der  eerde  Algemeene Staats» 
vergadering' van  het  Komngrljk>  in  1815,  benevens  de 
verflere  binnenlandfche  befluiten  en  gebeUrtenisfen  na  « 
de  maand  Maart,  vinden  wij  niet  in  dit  Deel;  2»)odat. 
de.  overvloed  der  (lof  vooir  1815  een  tweede  Stuk  zA 
^nxiDd^akelljk  maken» 

-\  Men  gevoelt  gereedelijk,  dat  een  werk  als  dit  voor 
:geene  uittrdifels  vatbaar  is.  Zoo  wq  ons  eene  aanm^r* 
Icing  mdgten  veroorloven,  zou  Jiet  de  overmaat  .viaii. 
•saauwgezetheid  gelden,  waarmede  de  Heer  sTuA'anc 
^jne  Injlruetiln  fchijnt  te  volgen^  en  daardoor  aan  het 
verbaal  eene  droogheid  en  ongevalligheid  bijzet,  welke 
niemand  beter  weet  te  vermijden  dan  hii*  .  Tacitu^ 
ibeeft  toch  ook  w tl  Jaarboeken  gefcbreyen !  £n  zoo  men 
^t  voorbeeld  voor  ongepast  verklaart ,  met  te  zeegen  ^ 
j^#  zie  naam  nieu  ter  zak$  doet ,  efi  dat  w^  b.  v.  in  1820 
xooVel  als  in  1780  Siat^nvan  Holland  hebben,  wier 
magt  toch  Aog  al  een  weini|[  verrchilc , '—  zoo  mogen 
^ij  toch  met  regt  eifchen,  dat,  hetgene  zich  ook  de 
^^rfteKronijkfchri^ver  uit  de  Middeleeuwen  niet  liet  ont- 
nemen,  van  hier  er  daar,  waar  het  pas  geeft,  eetie 
Jdeine  aanmerking ,  eenen  wenk  aan  z^ne  Lezers  te  ge- 
•v%n.,den  Jaarboekfchrijyer  in  de  wijageerige  achttiende 
rEeUw  niet. worde  betwist,  ▼ooral  waar  het  gebeurte* 
.Tiisfen  geldt  als  die.  van  18 15*.  In  1Z16  enjater  komt 
de  vorm  der  Jaarbp^e«) ,'  zoo  aU  (li«  (baqs  ^^n,  inge* 


t' 


JAARBOBUN  VAN  HET  JlONINGRr^C  DBR  NBDERLAND.  t&I 

rigt,  ïÉet  de  minder  belang  wekkende  gebeartenisfipn 
'meer  overeen.  " 

'  De  Hemel  beware  den  uitmün  renden  s  t  u  a  r  t 
het  genot  der  gezondheid  zoowel,  als  vaq  zijn,  naar 
wij  vernemen ,  ongeli^kkiglijk  bedreigd  gezigt ;  een  rin« 
de  hij  ook  de  zoo  gewigtige  als  omflagtige  taak  van  het 
leveren  eens  waardigen  Vervolgs  op  de  Fadcrlandfchd 
Hiaorh  van  onzen  wa genaas,  oogefloordmpge kun- 
nen vQlbfengen !        ' 


Titftreelen  uii.etnê  Reis  naar  Noord  -  Amerika  ^  door   paux. 

.8 'WIN  J-N.    Uit  het  RMSffth  ,  volgens  de  Hoogduitfche  Verton 

Ung.    Te  Èaartem ,  bij  A.  Loosjes ,   Pz.    lm  gr.  %ye.  IF 

en  i2f'ji/.f  1-4-;    "  r  ü 

ï)é  Heer  swinin,  dezelfde.  S«5,  die  den  GeneratI   mo-' 

itEAU  Dtar  Europa  verzeld  heeft  ^  levert  ons  hier  eenige  bij^ 

dragen  toe  de  kennis  der   Vereenigde .  Staten ,   die  bU  echter  v 

Dechts  ats  voorlooper  van  eengrooter  werk  over  dat  Mltfe-^ 

firekte  Gemeenebest  wil  hcfbben  befchouwd.     Hij   heeft  dio 

in  zijne  moedertaal  gefcbreven:  daar.  echter  het  Ras^sch  b^, 

ons  weinig  gemeenzaam  is,  heeft  men  in  d$  ove(Z^tting  dte^ 

Reis  ilechts  dé  Hoogduitfche  vertaling   gevolgd*     De.  viec 

fragmenten^  die  wQ  biet  ontvangen»  z^n:  (^)  Algemeene  be« 

rigten,    of  een  kort   ftatisttek  terflag*   aS)^  Over  de  onder* 

fchcidene  Godsdienflige  Sekten  in  de  Nofird^  Amerikaan fche   ' 

Staten.    3.)  Over  de  Sioombofiten.    .4.)  De  Generaal  mó- 

REAir.    50  Over  de  Danfen  der  fydianfn,  —  Zamenbang, 

dit  ziet>men   terfioad,  hebben  deze  poderfctaeidene  flnkken 

niet,  en  zQ  befaporen  selfsr  niet    aUe  uitfluitend  lot  ^Noordm^ 

Jimerika.^  daar  de.  ih>OQboo€  •  thans  zoowel    de    eigendom 

van  £n^^i:(nM^  ala  van^deazelQi  Dochter- Republiek  is  gewor* 

den,  en  de  Generaal  moi^i^au  althans  wei  tot  Europa  be« 

hoorr.    Doch  de  voordfagt  is  onderhoqdencT,  en  wij  vondea 

daarbij  eenige  niet  onbelangri}ke  berigten  omtrent  een  land, 

welks  ongemeene  aanwas  thans  de  oplettendheid  van  geheel 

Europa,  tot  zich  trekt.;   terwijl  men  zich  den  braven  mo 

RZA^,.  vooral  zijne  buitfte  oogenbiikken »  zoo  gaarne  her- 

jmierc*  . . 

.     1  L  5  .Het 


>  tikt  HfM  fi^gffu»  k  wae  c^përvMUg^   A  bn  dtariftr 
medegedeelde  vry  algemeen  bekend.    Minder  (t  4^  hoi  gf vf)r 
4icl'hec  tweede.    W||  yiadtQ  davio  bet  lezfotwaardig  ver» 
flflg  van  een'  <»oggetuige  omtrent  eene  bijeenkomst  van  zwtr^ 
Ce  M^hêdütên^  C\9mi  in  het  ^^nyV  No^d^  Amerika  heetscht 
de  'jiriUokraiie  dier  kleur  tot   zelfs  in  de  (jodsdiens^vérgade- 
ijagen ;  geen  2^arte  zou  zich  in  eené  kerk,   VööV  Élankeii 
|;efchikt,  mogen   vertóonéfi)  eti  det  vcrflfrg  dief  véft'giderioj^ 
il '\MtfrKtk  Ijzifigwekkenri.     T%r  èefe  v«tf  het  Oèh6èlWh«(l 
der  Methodhten ,  hetwelk  in  vroeger*  en  littef  f|^  teAe  mIm  ** 
tingwaardlge  manoen  en  opregte  Cbriatenen  onder  z^ne  belQ- 
ders  geteld  heeft,  hopen  wij,  dat  flechts  de  mindere  befcha* 
ilfigc^er  2! (Kaarten;  die  Hgt  tot  türtVérdand  fM  dè  4e«r  aanfeb 
din^  kliiT  Ifeven,  i^tke   (ócMeelën  ve irooriatfe ,  ala  wQ  hier 
(bi.-iS'-'Stt)  gïercbétst< vinden».  Men  fteJi  dpar  Ood  niet  voor 
ils  liefderijk  Vader ,    maar  als  «en  grimmig  Weze»^  dorftend 
saar  wraak,  „  dat  de  verflokte  zondaren  bij  de  keel  grijpt 
éil  fn  de  benedenf^e  hil  ^er^t/*    Dft  wekt  dan  zeer  natnnfo 
ly k  Hngst  én  fchrfk  y^  de   toehoorders  «p ,  die  tioh  in  do 
verfclrrikkerpile'gebtfren  vlten;  en  Waarlijk,  ate  men  zich 
verbeidt ,  dae  h A  avond  ,  het  kerkgebouw  Oeohts  zwak  ver» 
fleht'  waé ,  en  de  leeraar  koowcü  als  de  leeken  niet  dtn  ge^ 
deékëlQk  afzigtige  Zwarten  Vertoonden,  die  lich  brallend  op 
den  ((rond  wierpen,  of  in  het  h>i]d  fprongen  en  óp  kvnno 
{vóórwitte  tanden  knar(ibén  4  dAn  zou  men  zich  bgna  reedi  Uï 
9e  hel  wanen,  dié  déze  Uédenr  200  verfehrikkeltk  affehetfenl 
Welfprekendheid ,  of  ztffri  dienige  taal,  wordt  ef  door  ettt 
inid  geroep   déf  toehoorders  afgekeurd.     8omt||ds  ziet  meil 
i^teheele  fch«ren  ^van  Methodhun ,  ter  vfering  vttfc^  een'  tigtf» 
meenen  bedeftond,  tn  de  eeuwige  wouden  van   dat  wereld» 
deel  b^eétrkbmen,  wlbr  zIJ  diTg  en  nacht  hunnen  Godsdienst 
VefHgtetT.    Efes  nachts  z^ti  die  boifthen  vef Mht  f  hetwelk 
èen  trcfffénd  gezigt  moet'  öplei^i^Q.  '  j(Vafi  ite^-zamenkonir 
Tren  zegt  de  Scht yvér  mindei'  kwaadL>  OMUTop  Wordt  de  (be* 
ketide)  oorfpróng  def  Kwaiêh  M  eétdlgé  bf^zonderhAden  mt» 
*per)s  den  tegen woordigen  toeftaild  tran  dkt  Genootibhap  raek 
tfe;;eidee1d ,  waarnit  bllfkt,  dat  er  ftdert   1776  reeds  yrfjê 
kwtfkefs  bcHaan ,  die  vïn  de  oorfpronkel^ke  geftrengheid  dea 
Genoocfcliaps  afwijken,  alsmede  in  den  fchoot  van  dat  Go^ 
uooifchap  zelven  natte  of  laauwe  Kwaken*     WQ  veftiemeii 
inct  droefheid ,  dat ,  in  den  vri|jheidsoorlog ,  door  de  landgé- 

BOO» 


JêfËMMMXMU  l4j 

ao9Mii  vin  FRAMKLiii,/  twae  Kwricért»  oMdae  xQ  gtew 
wtpeneo  wild0  dnien  ttgcn  den  v^iidy  (ea  dus  on  hxxê 
i#looO  Pi^  •pgekmgm  l  (isk  3/O  A»  de  deo^den  déisèr 
Ueden^  Vo^ml  yan  eerlljkbcid,  «rddtdigto'd  eo  vred«tlev6fMl^ 
beid,  worde  hier  regt  gtdisn.  £f  ii  nojf  een  enjler  GeoooN 
ficliep'ft  Averi  o^  Shakiri  g esoMd  ^ .  dié  aiei  ftlttitten  tocdif 
kun  geett  gecü^t,  gelQk  de  Kwaken  9  kiaer  danHsn  en  rondi 
ipringen  eet^kbeaecenen,  of,  zoo  fis  zQ  %^iggf:^i  gelijk  d/u 
TL  D  T(M  dè  A^e  des  Verbonds*  Dere  gecindce  is  het*  wetk 
eener  f'rnnf.  Hoe  Mgtinftfg  de  Scbii>vtt  otet  de  gewoonte 
der  Bofiiain  (Doopsgexifiden)  ook  denke,  om  seifs  In  d6 
grimmigfte  koude  de  onderdoiipeling  10  de  vr^e  inekt  Ie*  be<» 
dienen,  (iets,  hetwelk  fiogtinii  ook  bIJ  tijne  Geloofsgenoot 
ten,^doch  alleen  omtrent  kinderen,  pttats  heeft)  ioo  béti^ 
hQ  toch,  dat  dese  handeUog  liem  aM  aandoening  eb  eerbied 
vervuld  heeft. 

Nog  geheel  van  deze  befchr^ving  vefvntd;  floegen  wf  het 
blad  on,  eo  lazen  er  -^  óver  de  St&omkooieH.    Dit  h^nner<* 
de  ons  zeker  oud  Mengelwerk,   waarin,  na  het  hooftfftnk 
§»er  de  Regtvaardigmaking  ^  van  de  Schelpvirfchen  gehandeld 
werd.  —  De  ftoombooten  zijn,  na  de   voorafgaande  mislukte 
jlroeven   vtn    pinch   C<?^3T9  ^amsat,   livinostow 
en  STZVENSON,  door  voulton  in  1803  io  die  orde  tpt 
fiand  gebragt ,  waarin  men.  zich  tegenwoordig  in  Amerika ,  en 
ook  Dp  vele  plaatfbn  in  Engeland ^  algemeen  van  dezelve  be- 
dient.   Xn  zeven  (tien^)  jaren  werden  er  '%6  dezer  fchepen 
gebouwd,  ter  vaart  op  de  onderfchefdene TVb^r^* ^asmi^iSinN 
fche  blnnenwtteren ,  tella  op  dé  fiielvtidiendewftrooaen  JUSrs- 
fi^  en  Okie.    (Met,  den  i^d  zal  men  0^  of  eene  üooni^ 
boot  itÈÊisfnuri  opt  tot  a«i  het  Rdagebergte ,  en  dan  mls^ 
fekien  dcC^üêmUa  af»  lot  aaa  de  Znidaee:^  varen.  Men  weet» 
dat  het  varen-  OMomap^  evtn  geankkstyir   «t»  ftroonüf » 
bet  grqpie  vqofdeel  deser  jte^toigeB  M.y   Reeds,  óp  óe  Pia^ 
#«.* rivier,  op    den  Güi^ei  zouden  zl|  ingevoerd  z^ou     De 
HeegdnUfeke  Verteler  hcfeft  ia  een  tdnhangfel  eener  altedns  1^ 
Meswa«rdige  reia  met  eens  der  vroegfte  itowÉbwofen  nic 
eiasgm  ofver  Dmkm^  lOnd^-EMd  y^ofMI^i'XSaÈ  Imi^  ^^ 
Jcgedeefd.    Wanneei^  dè  eadeniiifldng  v«n  een  Hku^^T^kfch 
gezelfthap.gelidrtt  onr  ttsfthtv  dié  llid  en  CHoNisMim  een 
toomvaartnig^  in  ie  voett»»r  dM'  zü  Mzelte  eed  /hmfckfp 
.  IPOfir  fyr^  lewteggttw  ^^  VM  'ét  ^téiibiA>Car  ij«ttgen  wQ 

we^ 


]^  ^  »•    SWINIM»  TAVtMBLElf* 

Wfider  op  den  Generttl  mojiiav.  H«c  hier  vtn  hém  gfemM* 
4e  itwx  wij.  vjoorbUv^  <I^  r^c^^  destydt  grootftéadeels  In  de 
i|[$;iH«sp«piereD  medegedeeld.  De  ScKriüver,  een  Rut^  die 
zfch  C3V!ee.  jareo  Ja  Amerika  heef^  opgehouden ,  btd  c^er  goe« 
d^.^llSie9heM>r  dien  groocen  man  te  leeren  keonen.  —  In 
xljD  \t»i^  fragment  befchrljft  ons  swimin  een*  door  hem^ 
gjszi^pen  dans  van  Indiaanfche  krijgslieden^  als  gezanten  te 
t&iiaijijphia  gekpmep.»  ai  die  zich  voor  loc  dollars  daartoe 
^  ^ettoo^eel  Jiecen  gebruiken.  Vooit  de  kennis  der  zeden 
k*  zulk  eea  4ans  vaii  belang,- .daar  hij  al  hunbe  Jioofdbezig« 
|«deB,'deH  oogst,  (waaija  alles  vernieuwd  wordt)  den  oor« 
iQgf  de  wreedebehandeling^dec  kiiilgsgevaiigenen,den  vrede» 
(^met  .bet  jookc^n  der  ^redepijp)  en  hnnheniitfpannlng  dooo 
^e&  bnffeldans  voorliegt.  ^  :  -        ,  • 

\  De  HoogdtiitJihe  Vi^rtaier  (dien  de  onze» nttvurlQk. gevolgd 
heefc)  heefc  een  gedeelte  van  het  hoofdiluk  over  de  Danfsn 
der,  hdfapent  en  twee  hoofdflinkken»  de  Wace^vaUen  van  den 
Ifiagara  en,  de.  vischvaogst.op  ds  .bzük,  ynnNew/oiipdlapdi 
alf  ;ie..beke{)d,  achterwege  g.eliu^or,De  BolUmdfche  overzee» 
iMl&i#jedeJlijJt  goed.:^/     •       .    .    . 

ISÜjiie' totèévallén  tér 'Zee  ,  ê)i  Bedrijven  op  ffatavia,  in  dienst 
"  der  'Jivoormaliée')   O.  I.  Comp^  '  Tè  Croningfn^y  Ui  W,  van 
BóeKereii,  i8i9«    In, gr.  ivo^.Xll  en  ao&  BI.. f  2,   :.-: 

JLTit  is  eeóa  een  oudéfwetsch  Ihllandseh  prodnktf  Bi}  h'etie-> 
«ett.dliacvan  verbeelden  wij  ons  gedurig ^een^*  Zeeman  van  den 
Qttden:.fiempel  z||ne  avontiiren  tehooven  ven^len:  er  heersdht 
Biet  de^tfinae  knnst  in  het  verbaal  en  in  dé  voordragt,  zeffa 
welr  eevi  wat  al  te  wefaiig,:  zoodat 'de:  SdiriJ  ver,  die  nobfc 
dat\werh;^i>  de  band  heeft,  gehad/,  tot  herhaltngen  ^  plathe* 
4en  vervalU  Maar,  hoe  hetzij^  ook  duar  wWen'^wiJ  wel 
eens'letS'  voor  uitipanning  <  lezen ,  hetwdt;- <e^«H'dden  van 
tlen>  zondtlotd  der  vertalingen, zoo  geheel  den  vadcfFfudfchen 
Atfnpefl  aan  bet  voorhoofd  Vlsiagc;  Oök  leèren.wij'v^^o  toe* 
fim^djvan  ons  voormalig  Beftnuria  de  Oostindi9n^  -de  talloo» 
ze  miiiibrulken ,  /^mm  toenoaals  plaats  hebbetade,-  vrij  goed 
jxtt  kenn^q.  De  ongenoemde  Sci^r^ver  ont],ooi>t  ofr^zi^n  zes* 
lien^lf  jaar  ó>i  1757^»  ^^^  aiS'&OBiMsoN^  zyne.öttdewv 
..  '/  on 


injRB   tOTGtrALLCtf  TEft  !KEB,  ENZ.     '  1$^ 

t>m  op  zeé  te  gsan ,  en  i'eemt  dienst  op  bet  fchip  Lejden ;  reedt 
terftond  worde  hent  sijae  kist  en  kooi  ontftolen,  en  hlJ  heeft 
berouw,  doch,  vergeef?;  bet  fchip  vertrekt  nÈ^t [Bafavia^ 
vso  daifr  fioesL  de' Schrijver,  onder  den  brutaalflen  Oppei^ 
ftnnrman  en  Bootsman^  op  een  ander  fchip  naar  7/»/9r,  h«d 
nldaar,' met  het"  verdwalen  in  een  bosch,  de  zondertfngfte 
lotgevallen,  werd  door  de  inboorlingen  in  zijn  been' ge- 
kwetst, (waarvan  hij  ^o'jaren  daarna  nog  pijn.  gevoelt)  moast 
evenwel  nog^  ora  zijn  leven  te  redden,  met  zijne  kameia» 
den,  zoo  goed  bij  kon,* door  de  boifchen  beenibkkeleo ,  ea 
kwam  eindelijk  weder  bij  de  zQnen.  Naauwelijks  herdéldv 
moet  hij  naar  Malacca ,  om  ^een'  inlabdfchen  verdreven*  Yi<f^ 
ning  te  helpen-  herftellen.  Kluchtig  z^n  de  Anekdoten  v«a 
dat  Opperboofdje,  becwélk  '^tt%t  doov  de  Compagnie  af§«z«c 
was  en  gevangen  gebonden  ^erd,  omdat  zijn  Broeder 
meer  produkten  beloofde  te  leveren»  (Het  is  v^aarlijk,  alsof 
men  van  Engel  f  eken  leest  I)  Wanneer  het  gevecht,  dat  fom- 
tijds  al  heel  ernüig  was ,  begon ,  kroop  zijne  zwartgéle  Ma- 
jesteit in  zyne  hut  tusfcben  de  zeilen.    Onze  Schr^ ver  had 

•  eens  van  hem ,  voor  een*  ander' ,  wiens  fichuld  hij.  .oj>.  ztdi 
nam,  eeirpkk  (lagen  bekomen:  wanneer  dan  de  Koning  tnsfcfhea 
de  zeilen  kroop,  zelde-hij:^  „  Ik^tvou  dkt  de  eerde  kogel, 
j,  die  van  den  vQand  kwtm,  zijn  zwixtt  knikker  weg  naai^ 
^  voor  dat  pak  Hagen  dat  hy  mi)  heeft  doen  geven;  dan. zou 
^  ik  ook  zeggen :  z»atte  Mênlee  U  sdjn  kop  kwijt.^  .  Het 
ging  et  fomtijda  bloedig  genoeg  toe  op  deze  Expeditie;  doch 

.  4e  SchrQver  fch^nt  van  zijn  been  weinig  hinder  meer  gehttl 
ce  hebben,  daar  bij  tltifd  een  der  eerfte  hachjes  Is.    Voorn 

'had  hij  het  te  Malacca  zeer  ^oed;  ging  kort  daarna  naar  hec 
vaderland  terug  met  een*  besten  Kapitein  ,  met  wien  hij  oo^ 
kort  daarna  weder  uitvoer  (liever  met  hem  als  matroos ,  dan 
tls  Officier  ep  een  ander  fchip)  naar  Ceylon ;  werd  Officier  bjü 
de  floep  van  denEquipagiemeester;  kon  daar  een  rijk  weeuw* 
tje  trouwen,  die  ook  wel  zin  in  hem  had ,  kocht  er  reeds 
een  huis  oj»,  doch  ^vernam  nog  in  tijds,  dat  hy  de  éénjge. 
bezitter  van  zQne  fchbpne  niet  zoa  wezen ,  trad  terug,  matr 
moest  nu,  cp  last  van  den  Gouverneur ^  paar  her  vaderland 
terug;  doch  door  een*  twist,  dien  hij  had,  ueranderile  zffoe 
beftemmitig  naar  Batavia:  dit  deed  hem  toenxeer  leed; doch 
naderhand*  is  het  fchip,  waarop  hQ  teruggekeerd  zoo  t^n, 
met  man  en  muis  vergaan I,  Op  Bataxig  wcrd.hy  kwartier- 
'  rnees' 


SMHW  nn  d0  werf,  doch  kwam  weder  door  zOn'  j[)ver 
vpor  hf c  behoud  van  todden  io  hec  ongeluk :  om  een*  Huur* 
m$n  %0  helpen )  die  anders  als  fmokkelaar  zop  zijn  opgehaii' 
gM^  kwam  hy  Io  onmin  mee  den  bootsman  van  de  werf,  en 
Vfrd  na  weder  iaaar  Matêctéi  als  in  ballingfchap  gezonden. 
,  Ibar,  coea  bi).  van  daar  cerugkwam^  was  de, wraak  van  d^ 
bootsman  nog  niet  bekoeld,  die  hem  op  een  lek  fchipnaar  de 
Aoatknat  van  J^0  wilde  zenden.  Die ,  nogtans,  ftaitce  hem 
•tegeii  de  borsi,  ep  door  een'  zonderlingen  llreek  (hy  kochc 
een*  Officier  van  hec  febip  voor  e^n*  fleifchenkelder  met  arak 
/om,  een  einde  hém  een*  gednchcen  flag  op  den  rug  te  ge* 
▼eo)  maakte  hy  in  hec  boapicaal  ee  komen  ^  doch  ook  hier 
¥arvolgde  hèm  de  o&verzoettlJ[}ke  bpotsaun,  en  er  was  niet 
jmidera  op ,  lUf  uit  den  dienac  der  Compagofe  ee  ^aan , 
€n  een  logement  voot  Ooderoffieier^o  op  ee  rigten ;  als  bor- 
ger  van  As^^sfAa,  waa  hy  nv  bpiten  4e  magt  yaa  zQn*  vy- 
«id«  Hy  begon  zQpe  pttuwe  loopbaaii  met  acht  ftnivers. 
Hier  bad  hQ  nu  eene  menigfi^  avoncttren ,  als  jager  mit  lief* 
Itebbery,  naderband  .flfibouder,  AAftkuui  van  dei^  Waeerfis- 
€ul,  en  verrigccQ  eéne  nvraigee  heldenSnkken  ^  zoor  d0or  bet 
r^den  van  een*  jagtgtMoi  uit  de  klaeurweii  van  een?  beef, 
die  hem  reeds  gevac  had ,  als  dooi  het  aanhouden  yan  moor- 
denurs  (Amokroepers.},bet  temmeo  van  45  flaveo  mm  eenen 
Heer  marchant^  bet  ontdekken  ym  dieven ,  bet  betrap*^^ 
^en  van  reeds  gevlvgaa  (^«boeveii  bidden  to  zee ,  hee  re.d- 
den  vaa  menfchen  oie  een  braniettd  (chip,  vtn  den  zoon  étê 
Konlngs  van  BmUm  nie  een  hoUend  rottig,  en  het  bergen 
-van  ftnokkelaars  en  gefmokkelde  goedere,  ottder  aadertn  vmi 
een*  rQken  Domind,  die  andeia  z<mi  bebbco  moeten  hangeui 
(voor  dezen  laaeften  dienst  weigerde  hy  een  kostoar  fpan 
pHfden.)  Over  het  algemees  ^eed  hy  at  deze  dienften  uit 
zuivere  llefhebbeiy,  én  zonder  een*  dnii  daarvoor  oe  wtilen 
hebben }  en  dat  ia  waaraehiig  in  QMinéii^  waar  geM  nog 
meer  dan  elders  de  ziel  van.  aliQ  zakeit  ia,  eene. heele  aelfver- 
loochening  I  p-  Maar  hoe  de  onde  Heer  nn  CQch  zoo  aardig 
syne  koetjea  op  het  dioog  beeft ,  dÉl  hy  la  BHIoê^  goed 
kan  leven,  dat  vertelt  b^  m^ft»  en  iir  het  atgamefn  nieie  ven 
j||ne  térogreia. 

Of  wy  no  allea,  wai  in  dit  boek  ^mn^  zoo  maar  gaaftveg 
Toor  wurheid  aannemen,  is  eene  andere  vraag.  2oo  i^  de 
Qirenk:  fmipUm  figUUm  veH  (het  eenvondige  is  de  fiempei 

der 


na  sn»  taf» 


rt? 


4^  watrliaid)  sóodêr  bepallog  uaotmea,  zm^tx  w^  op  allet 
j0  ^  0men  .  moeten  ze^en ;  want  doodeeavoudiger,  dan 
Iper»  k«Q  wel  aaauwelii^f  iemand  fichryven:  het  if  letteilijk 
^e  ual  van  den  oiRgaog  dar  minjbefchfafde  kla^fe,  die  w||. 
kier- «antreffeo.  Ma^  In  platten  fljyi  k^n  men. ook  wel  on* 
yii^hedfa  vertellen  j  ^,  fchpan  ^11}  hec  hier  eoo  tuOf  ver* 
lékte  geeaasint  ondei  4^^  flocdige  rnbriek  niQgfchikkfn^ 
pieev^  wij)  to^h,  dat  er  veel  bi}  verCraaid  en  vergroot  ia, 
W|f  gelooven  zod  ligt  niet  vn  getirpg^encemmera ,  jian  asa* 
cuLEaaEN  en  THss&oaa^N,  in  het  verflappende,  verniel 
lende  klimaat  van  Batavia. 

Het  ia  eej;ie  eigenrcMp,  waprop  de  SchrilJver  (en  met  re* 
Mn)  zich  ze^  ve^  laat  voiQrttam,  d#t  ,^hy  opoit  Iq  zijn  Ie- 
^  ven  Herken  dr«9to  of  rooden  itf i|ii  geproefd  heeft  ;**  maar 
4ie;i;e.  c^geplgf  komt  wat  al  te  dikwerf  weerom,  onder  an» 
4tere9  i9p  bh  7a  en  73 «  en  wel  in  dezelfde  bewoordingen; 
j^ok  nog  op  am^e  pljuitfea* 

In  de  Voorrede  van  dep  Uitgever  vinden  w^  nog  een  an« 
der  daaltje  van  4e  onbaatznchcïgheid  dea  Schrijvers  ^  dat  ons 
.zeer  verdacht  voorkomt*  H\i  zon ,  namelQk ,  van  w^lei^  den 
boekverkoopet  CBALM0T,^te  Kamfen^  ƒ  2000,  en  daaren» 
boven  dea  avonds  een  goed  onthaal,  geweigerd  hebben , 
«aarvoor  hy  toch  niets-  anderi^  had  behoeven  te  doen,  dan 
dien  Heer  z|}ne  ]evet\sgefch^edenis  in  de  pen  te  geven*  Hec 
denkbeeld ,  dat  die  Heer  d^n  meer  vap  hem  zon  hebben  Xnnnea  * 
maken,  dan  hQ  geweest  was, (even  alsof  hij  dit  dan  oi^t^hadde 
kunnen  k)genÜi;afièQ»  zon  hem  dit  aanbod  hejbben  doen  vér« 
werpen;  en  nu  geeft  hij  toch  zijne  lotgevallen  zelf  uit, 
wurv'oor  wy  echtcir  piet  .denken,  dat  bQ  f  %6oo  zal  i|iake*6, 
Trottweni,  tioei^r  wQ  reeds  toonden,  dit  boekje  met  ver*  . 
maak  té  hebben^ geles^en ,  de  kopQ  iqxx  ons  toch,  zoo  wij 
boekverkoopers  waren/  zoo  veel  niet  waard  geweest  zijii, 
en  de  goede  cb.ai,|Iot  had  waarfchijnlijk  (ten  zij  hij  ge« 
.weldig  dichterljijk  er  meé  hadde  omgerprongen)  daarb^  ook 
Ceene. beste  rekening  gevonden* 

Nu  toch  nog  •  ten  fiotte ,  een  proefje,  van  den  (lyi* 

I,  Ik  heb  wel  oude  Heerên  op  Bafayi4i  gefproken ,  die  mQ 

^  vertelden,  dat  .een  groote  100  jaren  geleden,   de  Compag- 

9  nie  eene  Loterij  had  zonder  nieten,  en  dat  men  dain'.it 

.  n  S^oote  fchatten  konde  trekk^en ,  maar  dat  daar  dqor  de  Cc»m* 

^  pagnie  geen  fiand  kon  hoeden.    Ik  vroeg,  of  ik  ook  niet 

^  in 


"N 


iü  MJJNB   LOTOevALLBN  TEH  ZKE»  ENZ. 

^  in  die  LoterQ  kon  komen  ?  waarop  men  mij  vroeg  i  of  iir 
^  öok  vrienden  had  onder  de  Regering ,  '  en  of  ik  ook  mooi 
^  kon*  fchrijven  9  nummers  zetten  en  nullen  maken  ?  Ik:zei« 
^  dé:  dat  ik  niet  veel  meer  kon  fchrijven,  dan  mijn*  liafm 
^  wel  zetten;  want  dat  ik  nooit  fchool  had  gelegen  om  h 
^  fransch  of  fchrijven  te  leeren,-  daar  mijn  vader  in  Am* 
^  'fterdam  op  een  kantoor  was,  enwy  met  ons  Vier  kinderen 
^'in  hofs  waren,  waarvan  ik  de  oudfte  was,  en  ik  daarom 
^  ook  was  'weggegaan  om  mijn  fortuin  te  zoeken.  Toen  zeidè 
^  die  Heer  tegen  mij :  als  gij  van  uwe  ouders  fpreekt ,  moet 
3f  &i  altijd  zeggen:  mijn  Papa^  en  mijne  Mama«  Ik  zeide: 
'^*MJn  HeerJ  boe  kan  ik  dac  zeggen  van  mijne  ouders,  daar 
^  mijn  vader  maar  op  een  kantoor  i^.  Dac  is  go^d  voor  rij^ 
^  ke  lui.  Mijn  Heer!  dat  de  kinderen  zeggen  Papa  en  Ma^ 
"^  ma ;  maar  zijn  dat  dan  allen  rijkelui's  kinderen ,  die  hier 
•j,  op  Batavia  zijn  f  Wel  neen  ^  zeide  die  Heer ,  ik  ken  hier 
^  wel  Heeren  op  Batavia,  wier  vaders  in  Holland  ambachcsb 
^  lui  zijn:  wanc  ik  ken  Batavia,  om  dac  ik  51  jaar  hier  ben 
„  geweest.  Ik  zeide.  Mijn  Heer!  ik  neem  U£,  als  een  va« 
'„  der  in  nlljn  hart,  help  mij  tot  een  klein  fortuin.  Hij  wiN 
'^  de  d^c  gaarne  doen,  zeide  bij, 'maar  ik  moest 'dan  ook 
•^  naar  zijnen  raad  hooren ;  't  welk  ik  beloofde.  Toen  werd 
'jy  m^  de  les  voorgezegd,  hoe  hij  zijn'  leefregel' gefield  had» 
'  ^  Vooreersc  's  morgens  koffij  of  thee  bij  het  ontbijt.  Dan» 
^  om  12  uren,  3  glaasjes  Madera-  ofMallagawiJn  of  een  wei* 
^  nig  vruchten, 

^  *s  Middags,  mec  matig  eten,   een  bierglas  half  wijnen 
'jf  half  water. 

^  Om  2- uren  een  (laapje,  en  om  4  uren  thee.  " 
.  ^  Dan  gaan  wandelen,  of,  die  een  rijtuig  heeft,  uit  rij« 
^  den;  en  als  men  's  avonds  op  eene  partij  is,  hiec  meer 
^  drinken  dan  eene  halve  fles:  hoewel  'er  wel  Heeren  zijn, 
^  die  op  een*  avoud  6  flesfchen 'drinken;  maar  d^iar  moet  gij 
^  uniec  aan  doren,  wanc  die  leven  niet  lang." 

^  Hier  bij  heb  ik  mif  beflendig  gehouden ,  en  'goed  bevon- 
.^  den.  Doch  er  zijn  er  ook  Jn  het  vaderland  maar  al  te 
^  veel,  die  vroeg  beginnen  met  de  Genever,  (die  pest  voor 
^  de  jeugd  O  en  dan  van  één  glaasje  op  twee  komen,  en 
^  zoo  al  verder.  Dezulken  hebben  geen  kans,  om  mijne  ja- 
^  ren  te  bereiken;  Want  ziy  zijir  vóór  dien  tijd  reeds  ver- 
^  dronken,  hoewel  zonder  water.  —  Zich  voor  den  domk 
^  te  wachten,  en  in  alles  God  voor  oogen  te  houden,  zijn 
^  twee  groote  lesfeu ,  waar  mede  ik  van  mijne  Lezers  affcbeid 
„  neem.  J.  A.  H.1 


«      J»   SBItLIBEER,  0IITIIOeriNGE(7«  ||rg( 

'»       _: ■   « ^ 

-  '         ■  ■  ■■      I  ■■     ■  I. .  I  ■■■  I  ■ ■    ,,  ....        t,^^ 

öntmoélïHgen  op  'eene  Reis  éei  hét  Schip  Briton  naar  het  Ei» 
land  Pitcóirn ,  l^attende   eene   hel^ngriike  fchèts  i'an  den  '- 
t0genwQordigen  toeftand  der  Braziliên  en  van  Sfaanich-Amt^ 
rika  i .  d^ii^  j.^bilhbeer,.  Luifenant.  bil  ^f  Komnklijke. 

.  JUdfiue.  Naar  det^  tweeden^  Drvjt  uit  hef  Engelsch  vertaald ^  . 
Te  Dordrecht^  è$x  Blu^fé  envao  Braam«  i8is>.    ^  gr^^èy^. 

Onder  de  ihenigvnldlge  Zeereizen,  ook  nwr  de  Zoidzee, heb- 
ben v;\i  deze  met  genoegen  gelezen,  vooral  om  de  zeer 
merkwaardige  berigten  wegeris  eene  Kolonie,  uit  Engelfch^ 
vaders  en  Otaheitifche  moeders  voortgebragc;  het  kroost  der 
misdaad,  doch  zelve  voorbeeldig  godsdiendig!  Doch  geven 
wij  een  kort  verflag  van  het  geheel.  Het  oogmerk  der  reis 
(eeh  kruistogt  in  dè  Zuidzee  tegen  het  Amerikaanfche  Fregat' 
Esfex^  wordt  eerst  op  bl.  ao  opgegeven.  De  Reiziger  voer 
in  Decembef  1813  mèt  de  Engelfchè  O.  L  en  Zuid^Ameri* 
kaanfche  Koopvaardijvloten  uit,  en  bezocht  Madera  en  Rio 
ie  Jamiro.  I>è  berigten  over.de  laaifte'  plaats,  waarvan  men 
de  fcboone  ligging  erkent,  ^ijn,  ten  aanzien  van  het  karakter 
der  ingezetenen,  ««  hunner  onmenfchelijke  wreedheden  om- 
trent de  flaven ,  allcrongunftigst.  Zelfs  de  Koning  van  Portu^ 
gal  komt  er  niet  best  af;  hij  heet  een  dartel  P^orst ,  die  zich 
in  weelde  en  wellust  baadt:  de  moord  aan  iemand,  die  g^en 
JcerkelJJk  perfoon  is ,  wordt  naauwelijks  geAraft.  Het  gewlgi 
tige  béngt ,  dat  de  theekweeking  In  Brazilië  grootc  vorderin; 
gen'  maakt,'  en  déir  misfchien  door  den  tijd  de  groöte  thee- 
xnairkt  zal  komen,  wordt  ook  hier  bevestigd.  Van  daar  omreisde 
Kapitein  shtllibeer  'Kaap  Hoorn ^  langs  de  kusten  van 
ChiH  en  Feru^  en  kwam  te  Falparaifo  ^  Callaê^  FattaenTum- 
tiz;  doch  van  deze  landen  fpreekt  men  flechts  een  enkel 
wo(^d,  om  er  naderhand  op  terug  te  komen.  Bij  de  akelige  9 
éöTté  Cailipagos^eihtïóen  (door  de  werking  des  onderaard-^ 
fcheó  vuurs  gevormd,  welte  langs  de  geheele  Noordwestzijde 
-van  Ztrj^-^m^n'^^  zulke  geduchte  blijkenen  de  hoogde 
volkatien*  der  •  Aarde  vertoont)  fteekt  het  eilanjl  Nooaheevak 
^(^Nbeahivay  verbazend  af.  De  Schrijver  van  dit  reisverhaal 
verfchilt  oétrent  dit  eiland  (door  hem  ook  Henrj  Martijns 
•llaad  genoemd)  vierkant  van  KausÈNSTERN,  wiens  Noe^ 
90BXBESCH.  ]8ao.  ^o•  4*  M  ka* 


y 


« 

kahiv^a^    in  dezdfde    eilandgroep   der  Bfarqutfat  gelegen^ 
\%\ktx\ïik  Yitizéiïdt M.    Terwl}!  de  laatfte  i^i^t  alleen  op.ei^eo^ 
gezag,  ^laar  ook   op  dac  van  ee^j*  Engeljchen  en  een'  Fran* 
fchen  matroos,  welke  zich  coen  p^  dac  eiland  bevonden,*  de 
inwoners  als  zedelijk  woeste  kannibalen  affchetst,  verdedfgc 
hen  SHILLIBEBR  In  die,  gelijk  iri  andéré  opzigten.    MIJ 
iaaakc  'echter  geene  melding  vinden75i>5^/fcAtfif  Zeevaarder,  maar 
v^  ^ dktk,  Ame^kaanfihén  Kapitein  Fo-RTtk^  van  hetzetMe 
Fregat  Esfex^  hetwelk  hij  in  last  httrf'te  vervolgca^  «n  ota« 
crenc  welken  bij   zich  gedurig  mee  barcscogcelijke  verbicterine 
uitlaat»,   Ookv^&  had.  de  Nü£kéM»en^  ot^NotahiyerSm  méiM 
üchenêters  genoemd ,  doch  ilechts  de  bewoners  van  ééne  ^reefc 
vaiv  hel  eiland;  Kaplxein  8hillib£&r,  daarentegen,,  onckenc 
dit  (lellig :  hy  zegt,  eene  reis  naar  de  biunenftreken  gedaan^ 
en  aldaar  een  zeer  zacl\c ,  .vreedzaam   ^n  zélfs  weerloos  volic 
gevonden  te.  hebben»  hecweHc  echter  door  gemelden  Ameri^ 
kaan  fchen  Kapitein  op  .eene.   onverantwoordelijke  wjtjze  zon 
mishandeld  zij n,^ als  welke  hen  van  hec  noodige  voedfei,  ko- 
kosnoten  en  vark<(ns,,  beroofd,  en  bjij   cegeodand  veleti  oiw. 
barmhartig  gedood  bad»    £n  die. ia.  hetzelfide  volk,  hetwelk^ 
volgens  KRUsi^NSTBRN,  niet  alleen  zi^ne  vijanden^  maar 
zelfs  zyne  grijsaards,  viouweo*  en  Jünderen,  in  .tijden  va^ 
fchaar&chbeld ,  flagt  en  opeet,  a]le  oogc}wa|i^nde  vreemdelingen 
aanvalt»  en  zijne  vrouwen  en  mcis}e3dwingt,  zkh  aan  vreemd- 
delingen  ter  prooije  ie  geven.    Dit  laacde  wordt  door  onzen 
Reiziger  niet  (leUig  ontkend;  maar  hi}  beweert,  dat  de  man» 
nen  nogtans  tea  flerkdc  aan  hunne  kinderen,  en  de  vrouwen 
aan  hare  mannen  gehecht  zijn.    Daareni^gep  zou  het  ei  zoo 
verre  vaq  daan  zi^ti^,  dat  deze  eilandera  hunne  vijanden  zou» 
den  opeten ,  dat   zij   zelfs  in  de  oorlogen  elkander  niet  dioo* 
den,,   maar  de   broodVrucht-    en^ . kokosboomen,  nfTcbillen. 
waardoor  de    vijand  in  den  grond  gehi^pen  worde...  Het  ii 
moeljelijk,  in  de  du^s  uiteenloopende  opgaven  van  ooggetuigen 
ce^beflijfcRi*   Omtrent  andere  gewoonten '„  als  het  tafouéran^ 
den  dienst  -der  Eatoa^s  (^lloeC) ,  de  heilig-  Qacrofanctum')  of 
/i7^0^- verklaring,  der  grafplaaifen  enz.,  het  aannemen  van  eenea 
Tayo  of  vriend,  .met  wien  men  van  naam  verwiafejt,  komen 
deze  eilanders   met  de  overige  der  Zuidzee  overeen,r   Voorts 
.uiAn  de  Kapitein  het  eiland,    voigens  de  oud^  onregivaardige 
gewoonte  der  eerde   ontdekkers ,;  in  naam  yan  Zijne  Gr m^ 
BrUtannifche  Majesteit  in.  bezit»     Hij]  gewaagt  niet  ira|i^.^n 

naam 


luann  V^^MigE/Mtt-eittaflden,   door   ót  Amerikanen   tn  kkxj^ 
a-BNfX&Ri*  a«o  deze  «roep  gegeven.    Van  daar  gion  de  reia 
mr  bec  ellaUd  HtMirn ,   waar  de    Kapitein ,   cot   zij«)e   ver- 
«ondedog»  dexeeds  boveo'  gemelde  Volkplanting  van  Ehgef^ 
fcken  tag,  oaaiel^kvan  mcriters,  dle«  onder  zekeren  curis* 
TiAitiv^  bec  fcbip  vtB  Kapitein  bligh  badden  afge^oopen, 
es-  sjch    daarop  (1769)   mét  de  brood vmcht-  eu  kokosbooi- 
me9,  die  b|j  naar  de  Zuidzee  moeac  overbreogeo,  hadden  ge« 
voedi'    Oe  mannelijke  Otaheitert^  die  ^cb   bij  de  oproerigen 
bevonden ,  werden  in  den  flaap  doof  hunne  eigene  vrouwen 
vermoord  ;  de  Engelfchen  bragten  met  de2e  vrouwen  een  aan- 
tal kinderen  voort »  die  zij  in  de  begiB(elen  van  den  Christe- 
l|}ken   Godsdienst  en  zedel^Müieid  zeer  wel  onderwezen,   en 
daarin  de  ia  een  .Christenland  opgevoede  Èritten ,  «volgens  der* 
zei  ver  eigene  getuigenis,  befchaamden!  Van  deoorfpronkelijkd 
muiters  waa^  nog  Hechts  één ,  john  adams,  in  leven ,  dien 
zyalseeiien  Aartsvader  eerden.  •-»  Men  beeft  vele  voorbeelden 
van  ondeugende  kinderen  der  voortreffiAiJkfle  ouders :  -  het  is 
csooatii|{k  voor  dó  menscbheid,  eens  nu  en  daTibet omgekeerde 
te^zien,*  en  dat  op  een  eenz^m  eiland,  zonder  den  heilzamea 
invloed  van  betere  menfcben ,  door  de  opvoeding  der  andert 
zoo  misdadige  ouderen  zei  vel  Zoo  heilzaam  is  het  ongeluk. 

He^  overige  gedeelte  des  boeks  behelst   eene  befchrijving 
der  toofdftedcn  van  Ptru   (^Lima  -en  Cuzee)    en  van   Chili 
ifif»  J^t  en  des;selfs  haven  Valt^rsifb')    Deze  plaatfen  zijn 
by    vRj^zizR^   ULLOA  CK meer  aaderen  befcbreven,  maar 
reeds    federt  zoo  vele  jaren,  d^  nieuwe  berig(en   daarvan 
niet  dan  aangenaam  kunnen  zijn,,  vooral  in  dozecr/^s  tusfchen 
Span/e  eti  deszelfsO^oIkplantingen.     Dat    Peru    de  vrijlKid 
nog  niet  geniet,  gelijk  Nieuw  Grdnada^   het  meèréiideel  van 
Venezueia^  Buenos^Ajres  en  Chili ^  ligt  boogstwaarrcbyuiyk 
acD  de  verregaande,  ligcbaam  én  geest  verflappende,  cinneüjk» 
fattd  en  dartelheid  van   deszelfs  inwoners,   welke  wij  reeds 
van  elders  keilden,   doch  hief  bevestigd  wordt;  vooral  moe»' 
een  'de  10,000  monniken  te  Lüna  de  fchaaroteloosheid  een  top 
dry  ven,  en  de  kloosters  tempels  der  omucbt  zijn.    Er  is  te 
]Uma>  een  nitgeftrekt  Geregtsbof  der  Inquifltie ,  hetwelk  meer 
dan  é^e  ftraat^eflaat;  de  vreugde  des  volks,  bQ  deszelfa 
afTchaffing  door  de  Cerieif  was  groot;   het  liep  her  Geregts« 
hof  .6peo,  vernielde  de- aichiven,  en  bevf^dde  de  gevange- 
nm;  doeh  ,  op  laac  'van  Z«  M.*  per  o  in  and  VII»  haastte 

M  2  zich    . 


f7ft  J*    SHILLIBEA-E,  ONTMOETINGEN. 

zich  de  Ooderkooiog  mee  de  herdelliog  van  diCt  zoo  *c  fthljnt,. 
onmisbare  Gere^^iahoC  voor  eenen  ktthplijken*  Koning.  -»« 
Nog  een  Aa&Uje  der  zeden  leLiMa*  £r  is  een  Amphicheatfer 
voor  2o»ooo  menfchen,  gefchikc  voor  iUerengevech ten;  v«lt' 
er  nu  niet  alieen  ee#flier9  maar  zelf i.  een  numch^  zoo  klapD 
alles.,  op  zijn  ecbc  Romeintch^  in  de  binden,. zelfs  Dames I  .^ 

In  Chili  tfof  onze  Schrijver  hec  zoo  even  herlielde  Ko^o 
nlnklijke  beQnur ,  hetwelk  al  de  goede  inrigtingen  der  Repe«*!* 
bliek  reeds  liet  vervallen ;  niemand  durfde  meer  een  boek  te»^* 
zen,  dan  door  de  Icquiiicie  goedgekeurd;  zelfs  de  Bijbels 
van  het  Bijbe^gendotfchap  werden  opgehaald  en  openlijk  ver*' 
braud!  Wie  zegent  dus  de  nieuwe  Omweiueling  niet,  welke' 
de  vertrapte  Menscbheid  ook  dier,  door  de  bewerking  van: 
het  brave,  nog  min  bedorvene  Buenos ^ ^jres ^  weder  in  hare 
regten  herlleld  beeft;,  en  wie   wenscbt  niet,  dat  de  tegen» 
woordige  gebeurteDisfen  in  het.  Moederland  ook  aan  PaperQ- 
en  InqaiGue  eenen  onherftelbaren  flag  znHen  toebrengen? 

JDe  vertaling  ia  vrij  goed,  enkele  gewone  vertalersfouten»' 
zoo  alsi  Het  Porfugefcha  departement  van  Zeevaart  is  mM* 
groot ,  maar  zij  hbb4I&N  edz^,  fijnapfels  voor  ananasfem  enz.' 
niet  medegerekend.     '  :     i 

■  ■  ■  I.   I.     I       .     ■  I  I  .  '  „  ,      ,  t  mm 

Verflage    uitgebragt  bij  de  Tweede  Klasfe  wn  het  KoninkOjlt' 
Nedertandfch  Infti tuut  van  U^etenfohappen y  Letterkunde  en' 
f c koene  Kunften  ^  —  vegen s   de  Brug ^    of  het  Houten  t^oet»' 
fad^  ontdekt  op  de  grenzen  van  Drenthe  en  ïVe%tWoldinger* 
land.    Te  Amfterdamy  bij  Pieper   en  Ipenbuur.    18 19,    In 
gr.  ^0.    FI  en  32  j5/.  ƒ  :.I5-: 


W« 


ij  ontvangen  hier  het  refultaac  van  h^t  onderzoek  ^  faet« 
welk,  door  eene  geicorabineerde  .Commisfie,  uk  de  tweededen, 
derde  klasfe  van  het  Koninklijk.  Nederland^ch  Jnftiiaut»  op- 
deszelfs  last,  ia  gedaan  naarde  zoogenoemde  Brug,.hiert>o»i 
ven  gemeld,    welke,    volgens    fommigen,    een-  Romeiiisch. 
ftuk  werk,   en.  wel  v;in  yóór  plus  minus  adKtien  eevm^n» 
zijn  mo65C,  «^oo  als  onze  Lezers. zicb,- uit  hergene  wy  des- 
wege  vroeger,  in  onze  Faderlandfche  Letteroefeningen^  berigc- 
hebben,  zullen  herinneren*     Gelijk  dit.  aan  de. tweede- klaafe 
terftond  verdacht  was  voorgekMnen,    eü    dezelve   deswege: 

ha« 


7KRS  LAG  VAN  HEf  INSTITÜÜT  WBGBN8  DB  DRBNf  SCHt  BRUG.     1/ j 

haren  twQfól  atn  het  pabKek  he«fc  medegedeeld,  zoo  is  m 
ook,  naar  ent  oordeel,  na  bet  verflag,  dae  ona  bier  gedaan 
worde,  wet  genoegzaam  nfcgemaakc,  dat  zoomin  hec  opge* 
meld  gevoelen ,  als  een  ander,  volgens  welk  deze  Brug  eerst 
gemaakt  zon  zijn  door  de  Mai^erfcben,  in  den  oorlog  vart 
16729  aannemelijk  is.  —  Van  niet  minder  dan  zestien  onder- 
fcbeidene  SchrQvers  heeft  de  Cotnmisfie ,  op  bare'  nïtnoodi* 
ging,  brieven,  memoriën  enz.,  over  dit  onderwerp,  ontvan- 
gen; en  van  die  alle  ktQgt  men  hier  uitvoerig,  berigt.  Eerst 
meldt  zij,  wat  tegen  bet  laatfte  gevoelen,  wegens  den  Mun« 
fterfchen  oorfprbng  der  Brug»  is  ingebragt,  en  befluit  daar* 
uit,  naar  ons  inzien  te  regt,  tot  deszelfs  verwerpelijkheid; 
Daarna  doet  zij  opgaaf  van  hetgene ,  zoo  tot  ftaving  ais  totr 
beftrijding  van  het  tfndere  gevoelen,  wegens  den  Romeinfchen 
oorfprong,  is  aangevoerd.  En  bier  wordt  eerst  onderzocht, 
wat  van  dat  gevoelen  te*  houden  zij ,  voor  zoo  ver  het  bè* 
paaldel))k  wit,  dat  de  gemelde 'Brug,  door  een*  of  anderea 
krljgsbevelhebber ,  onder  den  Romeinfchcui  Veldheer  ger<» 
anANicus,  zon  zijn  aangelegd;  en  wordt  dit,  uit  overwe- 
ging van  het  voor  en  tegen,  uit  de  berigren  van  jden  Ro- 
meinfchen Géfirhiedfchrijver  tacitüs,  waarop  men  het  wit 
gronden,  mede  hoogstonwfsrfchijnUJk  geoordeeld.  Dan  volgt 
een  algemeen  onderzoek,  of  hier  in  het  geheel  aan  een  Ro« 
meinsch  werk ,  van  zoo  vele  eeuwen  oud ,  te  denken  zij  *  ed 
hier  worde  no  ov/erwogen,  of^men,  uit  de  (loffen,  waaruit 
de  Brtfg  is  zamengedeld ,  uit  hare  tegenwoordige  overdek* 
king  met  veen,  tiit  de  wijze  van  haren  aanleg  enz.,  inwendi* 
ge  bewijzen  kan  trekken  voor  haren  onderftelden  oaderdom. 
Dit  wordt  mede  ontkennend  beantwooi'd,  en  daaraan  een 
kort  betoog  gehecht  van  het  uiterstf  onaannemelUke,  dat  het 
geheele  werk  immer  een  werk  vi^n  Militairen^  en  tot  eene 
militaire  heirbaan  aangelegd,  geweest  zou  z^u;  terw\}l  te- 
iren»  wordt  aangewezen,  dit  alles  het  kenmerk  van  een  hand-" 
werk  van  landlieden,  of  hoeren,  draagt.  Maar  wat  (mag 
men  vragen)  kon  boeren  bewegen,  otn  zulk  een  houten  pad; 
van  drie  uren  gaans  lang,  aan  te  leggen?  Hierop  wordt  ein- 
delijk 1  tot  antwoord,  medegedeeld  de  glifing  van  den  [-leer 
Mr.  H.  A«  a PANDA w,  die  ook  wel  het  meeste,  tot  bedrij- 
ding  van  de  hooge  oudheid  en  den  milrtairen  oor/^rong  der 
Brug,  heeft  aangevoerd,  en  dezelve',  els  een  gewrocht  van 
boerenhanden,  heef^ ^voorgedragen.  Die  gisting,  nu,  is,  dat, 

M  3  daar 


ï7# 


VJULftLAo-vACf  «sr  IHtmWT 


daar  de  Brag,  op  welke»  als  op  een  hoofUpad,  tndefe  der< 
gelijke  aanloopen,  duidelijk  gerigc  is  naar  Ter  jipel;. op  dea 
..vitefl^en  hoek  van  W«s(erwolde,  men  niec  anders  te  deokeo 
Hebbe  dan  aan   een    kerk-   of  klooster- pad.     Te  Ter  Apei^ 
namelijk,   werd,   in  *Y4(>5 ,    een    kolosfaal  klooster  gefticbc, 
d^t  nog  beden  aanwezig  is,   en  io  één  jaar  volbouwd  werd^ 
I^en  kan  zich  niet  verbeelden,    hoe  men  hier  de  groote  me*  ' 
nigte  van  (leenen,  die  hoogscwaarfchijnljjjk  in  Drenthe  gebak«^ 
ken  zijn,   zou  hebben  kunnen  aanvoeren »  ponder  alvorens» 
door  het  moeras,  ean*  vasten  weg  aan  te  leggen.    Daar  na 
bet    klooscerdichten,    in  dien  (ijd,   ein    heilig    werk   was^ 
waaraan  elk  gaarne  deel  nam,   zal   al,  wat  in   de  nabijheid 
.woonde,  hieraan  de  hand  geleend  hebben.    Ze^t  dit  niet  ge« 
ii,oeg?  Men  bedenke  dau  daarbij»  dat  ook  het  landvolk  vaa 
rondom,   naarde  vroomheid  van  djen  tijd,   vooral  op  feesc« 
dagen  en  bij  procesfiën ,  de  kloosterkerk  moest  kunnen  be« 
zoeken,  en  dus,   zoowel  als  de  kloosterbroeders  zelve,  \sen 
pad  tot.  af-  en  aankomst  behoefde;   en  wat  begeert  men /daa 
neer,  tot  aanwijzing  eeoer  genoegzaam   waurfchijnlijke  her» 
komst  van  «het  beruchte  pad?.«^  Maar  boe  is  hetzelve  dan 
geheel  verwaarloosd  en  onder  het  iireen  bedolven  geraakt  ?  — 
Antwoord:  .door  de,  in  1517    optgekomene.  Hervorming  i# 
bet  klooster  in  verval  geraakt,  het  pad  langs  hoe  zeldzamer 
gebruikt,  niet  behoorlijk  onderhouden,   en  eindelijk  in  hel 
«oer  verzakt   en  overgroeid,  —   Wij   twijfelen  zeer,,  of  ie- 
mand ligtelijk  een'  waarfcbUülUker  oorfpfong   van  deze  zoo* 
genoemde  Brug   zal  aanwezen.     Evenwel    eenige  bedenking 
blUft  ons  nog:  overig»^  Het  klooster  (dat  thans  niet  meec  ge* 
]ieet,  maar  flechts  gedeelteiyk ,  nog  aanwezjg  is)  iè  niec  zoo 
liaast ,  na  de  opkomst  det  Hervorming ,  in  verval  gekomen» 
}Cerst  in.  1594 ,    toen  Groningen  én  Ommelandeii  in  de. Unie 
yan  Utrecht  werden  aangenomen^   werd  van  hetzelve,  door 
de  Algemeene  Staten,  een  gasthuis  gemaakt;  doch  moet  het 
tevens  den 'kloosterlingen  zijn  vrijgelaten,  In  hetzelve  tebi^* 
ven:  want  zji)   waren   er  mg  in  1619,    toen  de  ihid  Gronin<» 
gen,  door  aankoop,   eigetMores'werd  van  West woldtngen,  en 
hun  op  nieows  vrijheid  liet V  om  er  het  overige  van  hun  leven 
te  eindigen,,  zoo  als  er.ook,  fchoon  de  meeste  dit  niet  ver» 
^özen,  de  laacfte Pn'tfr  eerst  ^n  1Ö26,  of  1^537,  geftorven  is| 
gelijk  men  dit  alles  eien  kan  in  de  plaatfiHjkt  Befchrijving 
van  tVestwi^UingHiani ^  do^r  jacoB  DE.&HOBft^  te  vinden 

ach* 


WCGEtffl  Oft  mVSMfSCÊB,  BRUG.  If^fj 

I  verklaard, door  Mr»  a.   q.   van    s  wimoarkn ^  en  nitgêg» 

ven  door  het  Genoot fehap:  Vro  excolendo  jure  patrio,  te  Gro* 
''  Hingen  1809,  hU  afi9  -e^^-  Zop  na  de  ^too^natiinde  Bnig 
een;  klooscerptd  insas ,  moet  tteii  onderflellen ,  dtc  zij  dturtoe 
ten  ^nde  coe»  dac  is ^^  tot  in  de  17de  eeuw,  gediend  hèbbe; 
en  hoe  komt  dan  hare^gekengenü ,  binnen  fleclKs  twee  hon* 
d^  jareAft  200  geheeL verloren»  eu  z^  zoo  diep  onder  béc 
▼een  begraven?. Wat  er  ook  geen  ander  pad  ntc  Drenthe  naar 
bet  klooster»  <iaa  dit.»  met^  zoo  veel  moeite  genaakte;  hoe 
verklaart  men  het  dan ,  dat  Hien  bet  zoo  beeft  laten  verval- 
lei>?.  £n  weUte  toeigang  \s  er  dan  nu  uil  Drenthe  naar  Ter 
Apel,?*  Of  is  ér  tèans  fn  bet  geheel  zuik  een  toegang  niet? 
JSoo  ja^  was  er  die  dan  ook  voorheen?  £'n,  zoo  ja»  waartoe 
werd  dan  dé.vecvailen  weg  gelegd?  £nk«l  tot  bet  aanvoeren 
d^^  (Reenen  tot  den  kloosterbonw?  Was  dan  de  andere  toe- 
gang» zoo  die  beftond»  daartoe  niet  voldoende?  Dit,  dunkt 
óns»  zou  nog  Wel.  eenige  toelichting  behoeven.  «—  Voor  bet 
o  vorige,  vindt  men»  in  het  zoo  even  genoenul  werkje^  op 
bladz.  274— 277,  ook  een  en  ander  nopeqs  de  pontes  lohgi 
iVan  L*  DOMiTius  bi}  tacitus»  en  wegens  lipsi'VS*  ge« 
voelen  omtrent  de  plaats »  waar  die  gelegen  hebben. 


De  Oyerfirooming  ran  Gelderland  en  Zuid  ^Holland  in  Janua* 
W/ -1820.  Door  Mr.  a.  boxman.  Met  eenige  Gefckied* 
kundige  Aanmerkingen.  Te  Gorinchem^  bij  J.  van  der  IVaï. 
Ten  voordeéle  der  Noodlijdenden  door  gezegde  Overftrooming. 
In  gr.  ivo.  44  BI.  f  :  -  ja  •:         *^ 

ll«en  Dichtftnk»  welks  fchoonhedén  zoo  verre  de  gebreken 
overpfjBfien  1  en  welks  fchilderingeo  2oo  krachtig  fpreken  tot 
bet  gevoel»  dat  élke»  laat  (laan  e«)e  geftrenge,  kritiek  zich 
fl9gev4>elig  ontwapend  vindt.  Inderdaad»  het  behoeft  noch 
de  verqntfchuidiging  van  een  Eerdeling,  te  zijn»  noch  die  van 
deszelfis  uitgave»  alt  eene  bijdrage  op  het  altaar  der'mensch- 
Kavendheid.  Treffende ^plaatfen  ontraoeitea  wij  allerwegen^ 
die  de|  jeugdigen  Dichters  fmaak  en  hart  om  (It^d  vereeren. 
De  Lezea  verfcboone  ona  a|zoo  vqor  ditmaal  van  eeoe  eigen. 
lljke  Recenfie»  waarvoor  wij  vertrotiwen»  dat  de  jiavolgende 

M  4  ^  trek* 


jgjg  A*   BOZKAit 


// 


ir 


trekken,  Toetftootf,  ds  ware  hec^  opgenomen;»  he»  «rJ^lMtlik 

fchadeloos  zullen  ftelten#  .'«     '^      '  -^ 

't  .  .        •    . 

'^mm    ^  B\)  'cdoodsverderfy  dat  gi^t  v«n-alle  z^dén/ 
JCniel  ih  aanbiddend  neéfi  om  God  mfjtP  dank  te  wijden:    'V 
;Gden  aorm »  geen  windje  zelfs,. deed  in  *c  orkaanfaiïoeti      ^ 
-Het  wa^er,  dubbel  fel,  op  dijk  en  föbutsweer  woén; 
:De  .vloed ,  die ,  huizen  hoog ,  onze  akkers  heeft  bedol^env 
'Scheen^  niét^een  oceaan,  mee  opgeruide  golven, 
Maar  kalm  gelijk  een  meer^  met  effen  fpiegelbaao, 
•  Waarop  geen  windje  zucht,  en  naanwii^ks  rimpels  (laan;  ' 
De  maan  met  vollen  kiring  fcboot,  door  het  nevlig  duister 
'JDes  onheil -zwangren  nachts,  haar'  heldren  bemelluister. 
Wees  wijk  en  toevjugtoord  aan  't  eenzaam  landgezin. 
Of  voerde  ^  reddend  fchip  de  veege  dorpen  in. 
Heb  dank,  o  GodJ  en  ach!  vergeef  den  drang  der  fmarte; 
Dat  nog  geen  lofi^ang  fijst  uit  ons  gebroken  hartet 
Verzwolgen  is  ons  erf,  verzonken  have  en  fehat; 
•Maar  duizend  levens  fpaarde  uw  gunst  in  'i  ewalpetid  nar* 

ol  Die  dit  febouwf^el  [van  het  aanrollend  water]  zag,  terw^l 

de  maan  haar  firétecr 

Op  'c  ijstijk  fchriktooneel  fpookachtig  ni^r  deed  dalen, 

£n  ziivren  fcbijnfels  fchoot  op  't  rosfe  en  troebel  iiat; 

De  fliUe  van  den  nacht ,  waarin  geen  windje  *t  blad 

Bewoog,  nog  holler  klank  gaf  aan  het  fchor  gedonder,  «» 

'    &\  Die  dit  alles  zag,^  en  't  hartverfcbeurend  wonder 

Met  koelen  blik  aanfchouwde ,  of  niet  Gods  magt  en  pracht 

«Aanbad  in  d*eigen'  (lag,  die' hem  vernieling  bragt. 

Diens  hart,  met  (bal  omfchorst,  heeft' d^adeldom  verloren. 

De  vonk  van  't  Godlijk  vuur,  waarmee  hy  werd  geboren. 

Zoo  meert  de  vochtkolom,  terwijl  zij  voorwaarts  holt, 
Gelijk  de  fneeuwlavien  van  de  eeuwige  Alpen  rolt:  ' 
£erst  is  ze  een  kleine  klomp,  ligt  door  de  vlugge  fprongen' 
Der  fteengeit  van  den  rand  der  bergen  losgewrongeb , 
Verachtlijk  in  't  begin,  maar,  groeijende  iu  haar  vtart. 
Sleept  ze  al  de  fneeuw  met  zich ,  finds  eeuwen  zaamgegaard'; 
Barst  los  op  't  vreedzaam  dal  met  ratelend  gedonder, 
£n  Helpt  er  corenboogte  en  dorp  en  vlekken  onder. 

... 

Ja, 


Vm  OVBRSTROèMlIfG  VAN  JAN.   ifiso*  I77 

m 

!«;  200 f  200  il  de  vloed;  in  *c  eerst  een  broii,  eèn  beek. 
Die  maow  den  voet.  bevocht ,  waar  ze  onder  henen  Areek^ 
Vergeteb  kniipt  aiy  voort,  ontvangt  in  de  enge  boorden 
.]>er  zustren  waterRraa! .nit  .omgelegeoe  oorden; 
jijlt  dra  aJg  vli^t  daarheen,  waarin  een. kleiner  vliec,.. 
Van  eigen'  loop  vYmopid »  zijn  trage  wacren  fchiet  ; 
Thans  vloeit  ze  alsUaodriyier ,  reeds  waard  een'  naam  te  dragen^ 
Waarlangs  het  bootje  fpoedt  met  dartle  riemenflagen; 
Door  groater  tol  verbreed,  golft  zij  langs  Heiler  boord, 
.En  fluwtj  een  achtbre.  droom,  gewiekte  fchepen  voort ^ 
Zoo  groeit  ze  allengs  ten, vloed,  dienamenfchenkt  aan  landen^ 
Zich.  loawrin^t  door  zyn  kracht  uit  de  enge  kiuisterbandea; 
Die,  forsch  als  Waal  en  R\)n,  langs.de  akkers  beiengezweepc» 
Paleizen  neérrammei:  en  hutten  met  zich  fleept, 
£n,  dol,  dat  bij  zijn  woén  een  (boom  nog  kalm  durft  vlieten» 
De  dijken  openfcheurt  om  op  hem  neer  ce  fchiecen. 
Hem  kluistert  aan  zijo  kar,  om  zoo  met  dubble  kracht 
Te  brijzlen,  wat  nog  waagt  te  twijflen  aan' zijn  magt, 

—  Zaagt  gQ  bij  Gorkums  muren 
Die  Sluis  niet  van  arduin,,  om  de  eenwen  te  verduren 
Op  ^sNoormans  taaijen  den  gegrondvest  in  cement. 
Wier  cencnerzware  denr  geen  (lortvloed  opénwendtf,-* 
Schoon  hQ  er  over  b;uis\  ten  bemei  opgellegen, 
£n  lasten,  de  aard'  te  zwaar,  op  fchot  en  balk  doe  wegen9 
*t  Is  alles  krachteloos ;  natuur  verkeert  haar  wet, 
'De  üroom  viel  woedend  i|an,  en  heeft  ook  hem  verplet: 
Hij  beukte, \en  de  yzren  deurvlpog,  metverfchriklijk  knarren» 
Door  't  zweepend  luchtruim  heen, 'uit  haar  metalen  harren; 
De  vIojBd  valt  achter  na ,  en  bruist  met  woest  geweld 
De  veege  (ladspoorc  ip,.waar  lUets  gevaren  fpelt; 
Hij  woelt  er  kei  en  Qeen  uit  losge wielde  (Iraten t    . 
Stort  zand  en' water  in  de  huizen,  pas  verlate^, 
.En  .jaagt  den  fchrik  deff  doods  dea  ganfcben  omkreita  rond. 


Cedachten  wtr  de ,  V99r  htt  tnaatfihappefijk  geluk  nat^Ugê 
'    gevolgen^  vaé^  tv  hei  jende  ui$.  de  gewone , uitdeelingen  van  lè* 

ventmiddelen  enz*  aan '  de  Noodlijdenden  deer  den  J^aSert» 
''    ftoöd.  Fborgelizen  fe  Gorinchem,  den  11  van  ^rèkkelmaand 

1820,  in  een  Leesgezelfckap ^  doer   a.    van   zutpiien* 

M  5  Twee- 


fTfl  A*    VAN    ZDTPHfilfy  OEDACBTVN» 


Tiyeedé  DruK   Te  Gcrificiem^  bij  Ji  fiaorééym^^H  gn  SfAi 

JJe  Schoolmeester  van  züt-phtew  behoort;  nit  den  lii* 
lïDud  zoowel,  afs  den  tftel  van  dit  boeksken*  te'oordeeleo^ 
ondanks  den  fch'oonen  glimp  van  menschlievendbeid ,.  dien 
Wj  aan  «ijne  redenen  heeft  weten  te'  geven,  -gewis  niet  tot 
deznike,  die  rijke  offers  der  liefde  en  weldadigheid  gebragc 
hebben  op  dé  altaren ,  aan  de  ongelukkigen  doof  den  jong* 
ften  Waters riood, gewijd.  Inderdaad»  het  woord,  'zob  zeer  te 
onpasfe  hièr  gevoerd,  fchijnc  ons  evenzeer  eene  beléediging 
van  'sKonlngs  gepaste  en  doelmatige  voorzieningen  té  dezen, 
•la  het,  zoo  wij  van  goederhand  onderrigt  zijn,  met  opziet 
tot  die  te  Corinchem  erf  deszelfs  noodlottige  omdreken,  ib 
/  Inide  wederfpraak  (laar,    Wö  kunnen,'  omtrent  een  zoo  wei- 

nig beieokenend  gefchrljf,  in  geene  bijzonderheden  treden, 
maar  wenfcben  Meester  van  zutph^n  eene  (Vatidplaata  ia 
,den  Alblasferwaard  i 


Karel  én  Sophia  in  hunne  Beproevingen.  Door  den  Schrijver 
van  Drie  Jaren  van  Ramp fpoed^  den  kleinen  Emigrant  ^  enzm 
Te  Amfterdam^  hij  J»  van  ^er  Hey.  1819..  In  gr.  Zvq. 
306  /?/.ƒ  3-iö*s    . 

De  naam  van  den  fchrijver,  al  is  dfe  ona  nn  ook,  zonder 
tnoei)elijke  uitvorf^hing,  bekend,  zal  inderdaad  geenen  invloed 
hebben  op  onke  beoordefeling ,  want  dezelve  doet  niets  ■  tot 
de  waarde  Van  het- werk;  alleen  moet  hij  ons,  In  lie«  omdei- 
havige  geval,  de  aanmelding  doen  belpbedfgen ,'  en,  wasir  wij 
bier  of  daar,  bij  de  eerfte  lezftfg,  minder  gunüig  "toogteh 
oordeclen ,  kan  hg  ons  krachtig  opwekken ,  om  dit  oordeel 
naitór'en  bedachtzaam  te  toetfen.—  H^^recenferend  gefcbrtff 
js,  naar  ons  inzien,  niet  alleen  ten  behoeve  van  den  fchry- 
ver,  maar  vooral  ook  van  den  lezer,  wien  wij  doorgaana 
voóronderftellfen ,  dat  het  boek  nog  niet  ter  hand  kwam,  en 
wien  een  geraamte,  mits  niet  al  te  dor  en  nier  fmakefoos  ge- 
geven,  dikw^ls  welkom. is,  opdat  hy'zelf  proeve t. of  de 
fpy«  van  zijne  gading  «y ,  en  vooral,  opdat  hÜ  het  al  of  niet 
cegronde-  van   lof  pf  berisping  eenigermate  ku^ine  toecfeo. 


XARBL  IN  I09HU  W  BÜNNB  BfiPROCViKfOEN.  ff^ 

iHr^ .  vcridesoi  evenwel  y^r  ditmaal  den  ic1iri}i>er  genoegen 

te -geven,  èn*  zullen  dan  daarom  ook  ooi  ^ven  welwg  .foef>fl<>^> 

lên  bij  eenen  penneureky.  of  her  terugboMen  vso  MnswrkiiK 

geoy^li  wy  he(  werkje  jarev  H^geo  lieten,   en  «Ieoo  ëij-de^ 

j^o  vad^landfcheo  (en  een  weinig  ligtgcfaakcea?)  fchry  verwin- 

dermaal  liet  verpoeden  konden  opwekken,  én   wij  heiQ'^er« 

gete9.of  verwaarleozea»  .De  fthrijver  xiet,  dat  wj|  yoot  hec 

ipioH  ^QQ  voorbedgc  lazen  .met  opmerkEaamheid.     Met  'dac 

a)>/ofirchoon  wf)  io  die  ééne-^^ geval,-  en  om  bijzondere  réde^ü 

9ej9»  4en  Arlyrijyer  te  wiUe  itijn,  kunnen  wi)  ons  faieréan  ïHet 

bi94iNi  voor  ^et  veKVoIg,  en  niet  .aan  iedereen',  gelijke 'toe* 

gevendheid  beloven  voor  zijne  bijzondere  meenfng  en.  v9iV4 

too.  :als  W^  die  gennntfesceerd  mogcen  vinden  ia  de  Yoorbe^ 

|if^en«  .  Wij   hebben  ook  jegens  onze  iezers  zekere  pllgten^ 

en  ook  huone  tevredenheid  Is  ons  van  eenig  befang ;  daarbQ 

levert  de  aanhoudend  en  overal  bezige  drukpers  zoo  groot 

eenen,  voorraad,  dac    wy   waarlijk   niet  Oéchts  onzen  arbeid « 

snaar  ook  de  uitgebreidheid  Van  ons  Maandwerk^  veel  meer 

dan  verdubbelen  moescen,   bijaldien  wij  ce  dezen  aanzien  een* 

ieder  wilden  geiykll«ll«n«    Wij    willen  durom   ook  geenszins 

ger:ekend    worden,  ons  nu  bijzonder  toegevend  te   toon^i^ 

uit  vrees  voor  een  toekomend   beoordeel eiid  tijdfchriit ,  het* 

41'elk  het  tegenwoordig,   naar  des   fchrijvers  meeniog,  groot 

gebrek  aan  fpoedige»  uitvoerige  eii  grondige  waardering  omeé 

eigene  voortbrengfelen  vervullen  zou>  Over  gebrek  aan  fpoed 

kan  zich  onze  man,  nu  wel  niet  bezwaard  vinden,  en  wat  het 

grondige,  en  uitvoerige  beireft^  doe  hij  ^^  wat  bij  wil. 

.    De  roman*  is  gefchreyen  in  brieven.    De  eerde  is'  al  «m^ 

ftonds  van  de  lieve  jonge   jnfvroüw  .A«*S#  Roebel,  anders 

Sophia,  de  heldin  van  het  , verhaal;  jcerw^   wij  op   bladz»  f 

ook  reeds  kennis  /maken  met  Karel.LIndenhof,  den  héfd.  De 

jonge  jufvrouw  is    eene  Gelderfche,  'en  ritf,  vodr  <ïe  eerfte 

maal  van  haar  leven,  — **  Maar  waarKJk,   daar  b^gomien  wtf 

^al  aandonds  aan  het  geraamte,  en  de  fchrljrer' noemt  é^  be^ 

'oordeelaar  misfchlen  nu.  wel  reeds  een*  ooUJken  letre**-  en  <hu 

eerlijken  doitendief.     Wij   geven   er    wel  geen  oordje   ora^ 

juagr  hebben  het  er  nu  toch*op  gezet,  oto   hem  naaf  «ijMti 

imaak  te* bedienen.    Wisten  iwij  «o  maar  re]^  goed,  %6k  hlf 

het  hebben  wil!  Nu ,  dit  zeift  hij i  dat  men  hem   het  goede 

en  kwade,  van  z^n  werk' cnpartifdig  zeggt.    Nt^t  zoe  :t^er  den 

3r  of  gme  kleinigheid^  aan  '^eilt^  mm  mis&hl^  zien  kan  4 

dat 


1>         ■ 

Ito  KAtLÉt  BN  'SOPHlA 

iiaf  het  verdichte  en  geeke  ipérkelijke  gebeurtenisfiw  tffn^  wètJ 
ke  men  :teest;  maar  èelangrijke  zaken.  En  ónder  deze  *  komt' 
bet  608  voor»  (wij  moeten  ons  -voorzigcig  uitdrukken)  dar 
d€!  man  vooral  ook  rekent,  en  datron^  ook  aan  ons  vraagt-^ 
€^f  de  gedaante  in  hrieven  voer  onzen  landaard  en  zijn  talent 
herekend  isP  -^  Veel  eer^  veel  eer  inderdaad,  heer  fcbryverf 
en  daarona  willen  wij  volkomen  opregt  zijn.  Wat  onzen' 
fautdaard,  en^voora!  bet  romanlezend  gedeelte  van  denzelven, 
en  in  bet  bijzonder  ook  onze  vaderlandfch^  meisjes  betreflc» 
welke ^bierbij  zeer,  heel  zeer  In  aanmetking  komen:  metf 
bottdt  van  verfcheidenbeid.  Evenwel,  bj{f  het  betere  gedéel^ 
ie 9  (van  onze  meisjes  namelijk)  hetwelk  huisfelijk  denkt  «^ 
en  y  ook  in  eenen  röiöan ,  niet  gaarne  al  te  onhuisfelijk  fs ,  of 
in  eene  betooverde  wereld  komt,  in  welke  zy  voelen,  dat 
«y  niet  zouden  kunnen  medepraten  en  handelen  •  Is  de  brieft 
trant  doorgaans  de  meestverkiesUJke,  mies  de  briev&n  goed 
z^n;  en  de  uwe  zijn  voortreffeiyk.  Zoo  wij  zoo  dadeiyk  en 
in  eene  knorrige  luim  uw  boek  hadden  ter  hand  gevat,  waart 
gij  evenwel  te  dezen  aanzien  mlsfchiea  niet  vrijgekomen  van 
alle  berisping.  Want  «het  is  geene  geringe  kunst  ^  iedereen*  te 
doen  fchrijven  in  deszelfs  eigen* flijl  en  karakter;  en,'  als  men 
vitten  wil,  loopt  weL niemand  vrij.  Dan,  wif  meenen  op- 
legt» dat,  zonder  opzettelijken  vitlust  en  onedelmoedig  zoe* 
ken  en  hechten  op  kleinigheden,  te  dezen  aanziet  hief  weinig 
\e  berispen  valt.  En ,  zoo  gij  verder  over  het  geheel  ons 
oordeel  verlangt ,  of  gij  voort  moet  gaan  te  arbeiden  in  hec 
romantUche^  vak,  zoo  zeggen  wij  volmondig  ja,  en  verkla- 
ren, dat  dit  uw  oorfpronkelijk  werk,  (uwe  vroeg;ere  hebben 
wU  niec  by  de  hatid,  en  deze  zijn  ons  ook  niet  levendig 
vopr  den  geest:  er  gaan  zoo  vele  romans  van  goeden  en 
kwaden  ftempel  door  onze  handen I)  naar  ons  oordeel,  met 
^e  beste,  met  de  beate  althans,  die  wij  kennen,  In  meer  dati 
ééu  opzigt  wedyvèrc,  en  voegen  hierby  den  dankbaren  groet 
van.  eenige  vrouwen  en  meisjes,  (want  dezq  hebben  by  ons 
floorgaans  mede  (tem  op  dit  artikel)  die  uw  werk  regt  lief 
en  onderhoudend  vinden.  Wy  hangen  daar  gaarne  ons  iegéi 
tan,  en  fpreken  u  volkomen  vry  van  valfchen  fmaaki  of  ios^ 
/èr,  fchadelijke  grondbèginfeis ^  eo,  althans  voor  onze  grond» 
beginfels  en  zeden,  hefmettelijke  tafereekn^  welke  u  in  een 
groot  deel  van  oorfpronkeiyk  Franfche  en  Duitfche  romans 
zoo  zeer  mbbagen»   fiy zooder  aangenaam  was  het  ons ,  dat 

S9 


gij  den  fpfeeulatie-  eo  wiodhaodd  zoo  ducfitig  de  les  leest ,. 
en  dac  g,U  den  b^  velen  reeds  oa,.eQ  aUoo  te^vroeg,  verge« 
teneo  druk,  en  dwang  onder  napolbqh,  nog  eens  in  het 
jéheogjen  terugroept.  Maar  vopral  ibnken  wy  u  voor  de 
Mldzame,  maar  regt  pp  2\}n  pa3  gefprokene,  en  inïst  door 
eenen  soann  ter  plaatfe,  waar  h^t  .behoort,  gtbragte  woor-c 
den 9  over  bet  ioe  en  if^^tfr^ixr  van.bet  bijwonen yan  deujopen^ 
baren  godsdienst,  in  zekere  welbeke^e  (lad,  ,dobr  de  ieam 
Ufonde^  al^  welke  de  wafisbpid .  JlfÊM;:  in  e^n  Fransck  pak^  o$ 
ten  minde  van  ettC  of  anderen  grooten  baas^  hebben  wil;  win 
een*  of  anderen  grooten  baas,  die  nog  wat  anders  weet  te 
fnijden  dan  het  vhristeHjk- rokje  ^  waarmede  wij  allen  onze 
naaktheid  hebben,  te  dekken^  £n  vreesden  wij  niet ,  dajt  onze 
letterdieverij  n  binderen  zou,  wó  '^ven,  bétgene  gy  dur 
too  regt  nalf  door  een  lief'  meisje  zéggen  laat ,  tot  eene  uit« 
lokkende  proef* 

Naar  ons ,  voor  romans  thans  meer  dan  ooit  bepaald ,  be^ 

ilek,  werden  wy  teeds  uitvoerig  genoeg';  echter  zoOden  wij 

onzen  -^fcbryver  pnvergenoegd  amken^'Soo  wy  de  aanwyzm^ 

tenrghielden  van  hecgenè  ons  voorkomt  mindei'  goed,  }a  bei 

Dspeiyk  te  tyu.    Hét  onwaarfcfayniyke  moge  In  het  oog  van 

onzen  fcbryver  eene  Ueioigbeid  ^n,  maar  in  bns  oog  is  beo 

dit  nieCy  vooral  niec  by  een  verhaal,  dat  groétllendeels  niet 

enkel  In  den  kring.  Va^  hei  mogeiyNee,  maar  van  het  zeer  na^ 

tnnriyke  en  waarfcbyniykevdc,  ioodac  wy  ons  zoo  by  dè 

bandelende  menfchen  denken,  en  sOs  geheel  In'  bonnen  ktibg; 

en  voo^  hindert'  dit .  onwaarfcfaijnlljke  en  byna  onmogeiyke 

ons  «eer  nog  ia  Icanrkters,  dun  in '  onvoorziene  nitkomftón* 

De  fchryver  toètfe^'mi  zelfC  of>hy  den  vader  van  Sopbia  rn 

bet  hem  eigen  en  vföeger  bekend  karakter  laat  handelen ,  bi^ 

den  dwang  zijner  UeVe  dochter  tot  ^en  walgeiyk  huT^iyk? 

Hy  vrage  aan  ieder  braaf  en  fchrander,  endaarby  hartscogteiljfe 

verlieAl  meisje,  of  zy  ,..na  zoo  groote  betooning  van  zich  opof<< 

ferenfe  liefde  van  hare  zyde,  eene  zoo  fpoedigetrouweloi^s beid 

zoo  (l^oedig  en  volkoaften  vergeven  zon  ?  £n  vooral  herzie  hlf 

,  de  brieven ,.  .welke  hy  der  brave  mevronw  Roebei  in  de  pen  gaf» 

Zyis^eene  brave,  cbrlsteiyke,  waariyk  verüandige  en  oprege 

gcxlvniGhtige,  Heve,  zachte  vrouw*    Zy  heeft  juist  wel  gee* 

nen  bopgen  trap  van  godïdienftlge  verlichting,  en  is  vroom, 

piëtistisch.    Maar,  naar  ons  gevoel,    en  zoo  als  wy  deze 

ibort.  van 'Waariyk  achtingwaardige  menfchen  kennen «  meenen 

wy 


ita 


KAREL  Et»  ft4:^RU  IN  HUNNË  BEPRÖEyiNGEN. 


ivi^  Dlet,.dac  de  braue  vrouw  op  zoodanig  eeee  %ij£e  fcheK^ 
veo  70U.  Bet  komc  ons  voor,  dac  de  fchnjver  bij  die' ka* 
flücter  opL  eoiea  këtf  niet  'geheel  bekenden  grond  ft«at.  — 
Tmtumf  'DeimatY  htfd  otftneéA  Geinig  uicgecarc,  av^  ttop^n^ 
dac  'zi^u  noU^  me  taHgere  bem  piec*hitideren  zat  in  de  waarde^ 
fing '  onzer 'bicuigit)g  ven  otlgeveiósde  ^oogéchting;  .«n  wQ 
verzoeketi  ortien  lezer  vóór  ditiiiaal  vérfcbóoniog,  bijaldien 
onze  aanneldiog  van  Ksrel  en  Sèphia  mmder  naar  zijnen  en 
'onzen  fpmakydan  naar  den  ünatk  en  het  recept  van  den  fchrlj^ 
ver  a^J.  '        '  *.  .      •         \         '-  ' 


Tf 


'Nï'eiwe   Blóenien  van  a.  lafontaine,   in   Fer halen.    Te 
'  jlmfterdam,  bJi  J,  C,.v;in  'Keixeren,    iSip,     In  gr.  iyo. 

Vi}f  verbalen,  die  ^wU  gaarne  erkemeo.  dat  ons  èeii'nange^ 
mam  vur  van  ukifiaDning.  gaven  bi)  erbftigen  letterari>eid^ 
tusfclien  iweikeo  wy  nu*eii  dan  wei  e^a'eea' leiban  in  de 
Itaiui  neoMin,  :en  waar&óe  wij  eeo  foed^-niec  jit  lang. gerekt 
lomaDtisch  verhaaj ,( liec>vélk  bna  s|d  V«óegeren  leefeijd  jen  de 
wereld  ^er  verbeelding  terogplaacffc  >  of  aaderi  een^luji^fg  ge* 
üchrifc  ,,.•  ^yzQi^ler  gsf'ipHyu  rekenen.  Tot  zoo  uks  diirvea 
ygfii  ook  deze,. zoo  altf  vele  andereovetdfdnftieB  vaa  laf  on« 
7AINB,  aanprijzen;  terw:(H  dezelve  tevens' ook  een  kange^ 
saasi^'  en-voor  bec  jnjiase . rónfc hadelij k,  ^tijdvodrijf  opKvëreo 
^|a::)onge&  en. ouden,  wier  létceroefenmg  zich  naar  Wein^ 
verder»  dap  cq^  romanft  en  een  gcdeeicevan  hec  mengelwerk 
onzer  vaderlandfche  cijdlchrifcen  ^  ulcdrekCi  Waarlijk ,  d%  ver- 
taler dezer  Bloemen  heefc  gelijk:  J)e.(^th^tï$y  lezende  wereld 
verlangt  verhalen :  EftOQ  Afit  de  b^ekverkoeper  wèl  mét  die  46 
geven  9  mits  hij  geene  kat  in  den  zak^verkoope;  en  lüj  mig 
xicb  mee  regc,  dunkt  ons,  vtetjen,  1/0/  dfleneé*  met  deajtver^ 
zameling  ^  die  mis/ihien.  doêr  een  tweede -en  laaftfie  deel  wordt- 
voltooidl',  mg  al  tevreden'  zal  zijn,i  -^':  ij)  -LiWèrdóén  'hlaf^ 
dine  9  of  /fmandns  en  Amanda  y  teekenc  de  beproèflde  en  ver*  . 
fiandige  trouw  Van  gelieven  finds  htmne  kindschheid,  mee  den 
gelukkig(}en  ecbc  beloond;  &:!)  Dt  Minderjarige  ^gee(k  on# 
de  gefcbiedenis  van  het  bart  van  cwee  ileve  meisje»,  bij  wel-f 
)Ler  ééue  Uefde.  me(  belang  worfteicven  .bet  belang  ove(weeg«, 

ter* 


A.    L  A  F  O  NvT  A  VV  t'y  NICU WJT.  3L0^MtVf*  IS3 

Mcwijf  bij  de.andece  liefde  voor  plSgt^evael  onderdoet, '  BeU 

de:  wordea  gelukkig  ia  den  echt;  -maar  de  meer  edele  woicdc 

(och  Jiei batrder  inn  dea  lezer  en  heerlijker  beloond,  daar  29 

cindeUjk  liefde  ea.piigc  vereei^gen  ktn.    3.)  De  Reis  naar  dê 

jf^tf.  is  liefde»  misfcbien  overdreveoe  liefde;   maar  de'ge- 

fcfaiedenia  Ja  onderhoudend  en  treffend  door    de  harté)l|ke, 

gecroitwe.  vriendfchap ,  in  fchijn.  van  de  3e6ne  zljdeiieleedi^d, 

sntar  daarna,  volkomen  op^efaeMerd^ .  en  degetedene  fnarc 

vergoed  door  de  vereeniging ' det  kinderen,  diet  bij  butioe 

liefde  én  trouw ,  nu  de  belooiiing  en  vrengde  der  hereenigde 

vrienden  syn.    4»)  De  IBurggeett  bèvac,  onder  anderen,  éczt 

voortrefielUke  hni:  ^  Wat  gaat  hetu  aa»i  hoe  de  barmhar^ 

tige  Ged  wjne^^wertid  regeert t  Op  tnise  fJaatif  waar  gij  ftaat^ 

kouwe  gij  f  .op  God.  vertrouwend  ^  door  deugd^  een  paradijs  im 

uwe  borst ^  en  ..rondom,  u  voor  anderen..   Daarvan  alleen  vor^ 

dert  de  doodsengel  rekenfchap  van  u ;  niet  of  gij  gelukkig  waart » 

niet  van  4ifn' voorfpoed  des  menfchelijken  geflachtsy    Het  toonc 

oQS  voor  bec  overige  menfchen ,  die  dezen  (lelregel  opvolgen^  en 

hier  reeds  gelukkig  zQn^  terwijl 'de  boozen  befcbaamd  worden. 

5«)  De  Mloemen^  het  laatfte  verhaal,  is  fierlijk  en  bevalfig. 

Hét  was  de  wil  van  een  ongelukkig  vader,  dat  zijn  zoon 

^eene. andere   vrouw  zon  nemen»  dan  het  meisje,  aan  welk 

hU  m^t, genistheid  de  bloemen  der  onfcbuld^  der  nederigheid 

en  der  liefde  kon  aanbieden.,  en  dat  alzoo  den  krans  der  crojiw 

en  der  l^oop  volkon^eo  verdiende.    ZiJne  keus  en  zijne  pioè« 

ven  waren  gehikkig,  en  hec   waardige  peaf  moge  velen  ten 

voorbeelde  zijn!         ^'    '  ^     . 

pen  vertaler,  die  over  het  geheel  lof  verdient,  .willen  wy 
liet  verfchil  tnsfchen  dan  en  als\  hetwelk  bij  hier  en  daar 
verwisfelt,  herinneren.  ^ 


Het  Goden 'pleite  Dramatisch  Dicht fiukjt.   Ter  Drukkerij  van 

£.  Lion  en  Zonen.    In  gr.  8v<7.  7  BI. 

*  •  ■  .  • 

Jdpollo  eh  Minerva^  of  eene  Ifahel  en  niets  tneer^  is  het  op- 
fchrift,  en  Finis  coronat  opus  het  onderfchrifc  van  é^z^  klei- 
Dlgbeid,  van  welke  wij  naauwelijks  weten,  hoedanig  wij  be* 
rigt  moeten  doen.  De  waarfchijnlijk  nog  jonge  Dichter  beefc 
wel  eenigen  'aanleg,  maar  de  allegorie  is  ons  düisterT  en  de 
g«iest  der  fatire »  dien  wij  hier  vermoeden ,  te  fijn  voor  ons 

mis» 


y 


184  ^^^  G0DE^.-CLEIT# 

aisfcbieo  wat  (lomp  gevoeU  £n  worden  er « ^^Jk  vt^  moe?, 
nen,  meDfcben  bedoeld.»  wi^n  mea  ailes  net  vJDger  ep  dnint 
ingeven  moer,  zoo  moge  het  Ftnss  coronat.apus  wel  io.  O/ét^iir 
«f  operam  perdidi'  veranderd-  worden.  Bebalve  de  in  het  op- 
fclirifc  genoemden,  .treedt.  eeuigUJ te  de  Godiune  Tbemis  nog 
pp.  b\|:de  beüis&ng:.  van :het  pleit,  hcrwellc  flecht^  iett  meer 
^aa.eeoe  bhoiz^de  hetloeg,  en.wiiarïn  wt^  vermeld  zien,  hoe 
Af/jurrvix,.. nadat  haar  vogel  ontvlugc  was^  ricb.  met  eeaen 
#0^. behielp /die  haar  uit  de  mouw  icijkt;  tef>«ijl  haar  vogel 
wegens  groote  ondanitbaairbeid  tegen  zekere  ifevers  befcbol* 
dig4  wordt.  Vab  de  redenen  van  T&emis  vatten  'wij  weiaijg 
meer»  dan  dat  zijl  eendragt^  en  .liefde  HerdeHen  wil.  Maar  wijf 
yatten  zoo  weinig  van  het- geestige,  hetweUtwJiJ'  bier  vermqe- 
.  i^en^  dat^wy  liever  in  het  geheet  niet  willen  oordeelep,  op* 
étit  wi)  ODS  niet  gelijk;  Hellen. aan  des  Dichters  .^ 

— -*  onbefchaafdst  gemeen^  tn.  bascaardlj-  ^épsofikei), 
Aan  de  ijzren  keten  van-de  driestheTd  vastg^kloAkefl  • 
Verflaafd  aan  't  vooroordeel  en  vloekbre  onzinnigheid^ 


Btlangrijhs  Verhalen  uit.  de  algemeené^Gefchiedenii^  eBn  Lees* 

beek  voer  jonge  lieden  van  acht  tot  veertien  jaten ^-ter  he- 

vordering  van  'kennis  en  goede  zeden,  Naar  het  Hoogduitsth. 

JT  Stukjes.  Niéuwe  verbeterde  Druk.  Te  Zutphen  ^  bij  H.  C. 
A.  Thieme*    In  kl.  %vo.  2^^  Bi.  f  t-Z^*. 

(jreene  aaneengefchakelde  gerchiedenis ,  maar  belangrijke 
by zonderheden,  'uit  dezelve  opgezocht  voor  de  jeugd,  naar 
hare  vatbaarheid  voorgeQeld,  van  korte  lesfen  verzeld,  en 
doorgaans  ook,  wat  het  eerde  (luk je  beirefc,  met  een  toe- 
pasfelijk  versje  beflocen,  '  In  het  tweede  (lukie  z\ju  de  vei;« 
halen  uitvoeriger,  daar  van  de  52  in  het  eerde  reeds  39,  en 
alzoo  in  het  tweede  fleöhts  13  gegeven  worden.  Dan,  het 
werkje  is  reeds  uit  de  eerfte  uitgave  bekep^j  het  bevalt  voor- 
^  zeker,  en  is  leerzaam. 


t 


0 


\ 


■ 


In  No.  11,  bladz.  85,   reg.  16,  y.  o,,  ftaat:  vergeeft ^  had 
lees;  vergeefs  had 


•     -   I       '      -  ..»■■■' 


dh      <      1^ 


iCefcUedems  der  HwehKud  naar  den  Bijiel,   do»r 

aÖRMAN^MüNTINOHE,     XI  Dcclên. 

(fervolg  "fan  hU  144O 

tin  het  IXdeDeel  van  dit  wcrt  gensdord  tot  d^n  tij4 
van  onzen  geëefbiedigdcn  Zaligmaker,  verdeelt  de  Hoo^. 
lèeraar  zijnen  ^rfgcndw  arbei^ifl  deaej  voeg^  *,  ^at  ,hij 
'ێm  iets  over  dwzelfs  leven: en: karaktet^  voqrzooyer* 
Yè  tot  het.  oogmerk  dienftig  is,  laat  voora^a^nj  Ut^ 
twcdc ,  zijne  leer  befchon wt^;  tén  derde ,  iets  o v«r  zo- 
ne leerwijze  segt  4  ten  yhrdei^ét  trapswSse  o?twi> 
keling  der  leer  van  jfezus  door.dt  Apostelen  gadeflaatj 
Jen  ri/fde ,  dé  uitwerkingen  dezer  leer  met  .betrekking 
tot  de  gefchredenis  der  menscbheid  opmerkt  j  Jen  zpsd^ 
nog  iets  aegt  over  de  lotgevallen  der  joden  en  van.der^ 
Belver  GodsdlerJst,  tot  op  de  flooping  van  bui»  gemeenc^ 
best ;  en^  un  zevende^  het  :werk  m«t  eepige  ^antnef • 
kingen  of  gevolgtrekkingen ,  üit  bet  behandelde,  afjg^ 
•leid  i  befluit,  —  Bij  de  algemeene  opgaaf  van  den  «e* 
tielgken  en  wetenfchappel^ken .  ftsind  d^r  Menschheid  ^ 
-tijdens  Jezns .  verfchljnittg ,  is  van .  zeer  veel;  belang  de 
ttnwijzing  van  de  gefteldheld der Palestijnfche Joden,  ii» 
vergelijlring  met  de  in.  andere  landen  wonenden ,  tn  ger 
t>er  bgzondere  gefchiktheid  voor  de  taöPQming  der  nlcu» 
we  leen  Maar  dat  nu  ook  in  den  geest  vap  deze  4  nog 
meer  dan  anderen  aan  den  voervaderlijken  Godsdienst 
verkleefde ,  Joden  de  Evangclieleer  niet  wel  ingang  kon 
vinden»  dan  met  veel  van  den  Joodfchen  vorm  vaU 
^voorftellen  omkleed,  (ietsi  hetgeen  bij  de  andere ,  en 
inzonderheid  na  de  verwoesting  van  den  Tempel  4  té9 
zeer  het  geval  niet  Was)  wordt  door  den  Hoogleetaar 
met  ftilzwijgen  voorbggegaan;  fchoon  wg  in  de  fchets 
van  Joannes  den  Oooper »  en  deazelfs  voorbereidend 
.  fiOEUsscB»  i8ao.  ifO«  5*  N    .  wetkf 


/ 


'•         •■*■        .«-  ••,    *»^ 

m^^;  v^rwiatioff  gafmaalct  'oorden  op  ide/n^zlt»- 
nefyke  3enkb*eeldén,^ónïrf  Sè  JbflW  fr^rfchcndè,  wel- 
ke fehadglljk  .hadden,  kmmen  werkes^  Hinneer  de  Zg- 
Kgmaker  met  deze  ontvangep  ware ,  en  daarom  door 
j  oainnès ,  tls  vóórbè^éldeilden  crirderWyieir , '  moesten  üft 
den  weg  gerbfnidT  w^rMeir.  'Q^on^derfü&rcheü' mei*  deze 
denkbeelden  nu  o/.  bett^JudaïsoBUS.  uit  do^  voorftelliog 
der  Evangelieleer  zij  weggérutm(),  (judaïsmus,  dat, 
wij  erkennen  het ,  taeti  de  voordragt  der  Evangelieleer 
Wel  dtèddé  fë  (injv^ni*v«r2dlett>  is^  nar  ons  gevael» 
l%tt8  andéèe  vra^g.  Weid.  deaselre  tina  met  fa  beantü 
Woofd ,  ^xf  ifoiideri  dtaróm  -er  niet  op.  dringen ,  dat  ^dc^ 
)^  Joodrche  o^e^bl^flelff .  10  manier  van  •voorftetiea  èa 
f^eföhcUwt^n  Ér^ftorids.  -meit!  geweld  moesten  wordeq  uk 
den '^#ég  geruimd  {lii«r  xondeilwy,  integendeel^  om 
Vele  Tëdéitn,  ons  metlTtciitt  tegenr^atnkancen)!  ook 
flemmen  v^g  9oe,  dat/  vdot  zoo  vee  de  kern  van  al- 
le wa>&  (Joa^Rnntereii  ver^titrg  isfékh  Moeatfchen 
0bdsdfèti8<  hg)  Jfobs-^  die  dezelve  vaiB  wdttr  den  Ol^ 
fóneb  Böop '  é^fjevbringèn  ten  vtfoefcfaijn  bragt  ea  ia 
^H)iroMcellj1ceti  klister  wederom  deed  kennen,,  z^nt 
Iht  op  den  Jo^afthéit  ^Sodsdieóst  heeft  gebouwd-,  eli 
Üët  èAgefóof  ër  nüeti  m*  wint,  w'anneer  bet  den  Chtis- 
Ifclgkéii  Godsdienst  rwr  «eti  voorfteaet  <Wfl  toudeft 
eëggen  t  |;eZBlvef d)  |oüend6i|tt  verklaart;  Maar  hier  M^ 
!yen  #g  tegefö,  dar  mi  het  •  €hrlstéiijli'  geioc^"  «eboiv 
Öfen  #orie  aan  iseftefe  üjtdr;lkkiiigen ,  boe  wéinige  s^ 
dok  ifijn'  mogen ^*  dié  eenmaal^  kenbaar  nit  het  Jode»* 
tMï  dntlèébd,  interi  gewvttjgdftelfetz^naaltgeiiitkmeft'; 
Ih  het  eir'bfj  df  1r^  of  i6en  dia  genen,  die  daar  geV9cte 
ffien  vorm  niet  te  behoeven  ^  en  liever  tienzelvea  wat 
iieer  flskr'  de  behoefte  vtuï  js^n  hirt  en  tifhe.  msuiier  van 
Aéifkéfi  inrigt ,  wei  vbor  beoenr  geiaovigen  kunm  b^n». 
dtfn» '  ^  Het  20Ü  ook  niet  ^ofirbelat^r^k  geweest  sAja^ 
Hllea  wenfc'ee  ontvangen,.  wat.JofiEqfes  de»  I>e>fif>effv 
l^'el  tijnè  vbörcreflfeHjkbekl  ^  aan  ^Af^ll^  ksa«i»  vM 
flèn  algeheefeó  jp (?#if  dèr:  Meafiaaofdie  bedeeHng  ir^  om« 
iMribèn.  ïsUb^oa  -iN  DvD  y  bet  z$  faièrttfcde  ftelecea  toci^hec 

-    -wil] 


wik  J  Joaraes.  wos  ét  wsardige.  wcgherciier  van  dw 
Mesfias;  inatr  ookrde  aoodxakel^ke ,  van  wegt  d^veiv 
Jserenh^id  .dea .  per fooÉs  vanje^ns  Chtistoa,  en  dewijl 
46  Joden  200  hüig  het  onderwijs  der  Profeten  in  (bOQUilp 
ga  dingfen  {^faiar^  en^us  hunne  denkbeeldea aangaande^ 
éetk  Mesfias  eane  vertcei^rde  rigting  hadden  genomen; 
wrmjl  de  prediking  mn  }oanues  dezelve  reinigen ,  maar 
ttvena  verhaffi&n  va^ocsh  * 

-  In  de  getoorte  en  ^gd  van  Jezus.  Chrisfus  vnf^^ 
^rolkomen  die  nederige»  aan  bewJgzen  eener  Goddell* 
ke  gfootbefd  niettemin  rijke »  gang  gehouden ,  wttlie 
4ioodig  was ;  eo»  terw^l  J^us  zich  in  Qilte  vormt »  b^ 
reidt  Joapnes  aöna  oatvangat  voor ,  doopt  Hem  nadei- 
haiid  op,a9ne  uitdrükhèl$ki^  begeert» ,  leert  Hem  fff* 
foonl^k  nader  kennen y  bami  voor  Hem  uit»  krygtdif* 
•pere  inzigteq  in  zijnen  perfoon^z^  waardigfanid  cift 
x^  werk 9  en  brengt,  overi^enkomftig  hiermede»  ét 
natie  tot  kennis  daarvan»  b^zosderliem  vooi'ftellende 
ab  aanbrenger  der  zoodenvergeving  fen  üichter,  van 
^et  ijodar^;  welke  VoorSellingea  niet  anders  fcondep 
dan.  welkom  z^  aan  de  Jodenw 

.    Jezus »  alvorens  op  te  treden ,  jiereidt  zich  tot  z^n  ga- 

wtgtig  werk ,  ook  floer  da ,  bi|  oudere  Hettigea  gebrul* 

IkaKjke,  godsdienftigo  a&ondeting »  voor.  In  deze  wordt 

Ji$  verzocht  door  den  Sataa.    .  [En  dtze  iti  hier »  vrt- 

gens  BroMTiNOHB,  freionlyk  bet  boofU  der  boon 

gaesteD ,  faatgeen  z^  Hoo^eL  tot  allerlei  hypothefien 

éwingty   dio  wonddi^k  en/ ais.  uH  da  lucht  gegrepao 

;voetrkomen,  en  wiarmxder  er  onder  andc^ett  ééoe.ia^ 

idia  wi|  m^r  vï^  eerbied  voor  denHeer,  nii^nu^noQdafi 

irefoorlooficl  heMen,  nasMlijk  di^ee  ,»  dbt:^  waatfcbqo* 

Ipt,.  devariMhar  in  de  alleenfprakeaen  gebeden  imtfi' 

.Jbzfla  iata  bcnerkt  boaft,  hetwelk  aanvertetdendüvoof- 

4eUaign  t9  dien  tyde  waarl^k  eeni|[en  indruk  op  deaztlGi 

rkart,  Wara  h^  een  gewoon mtnscti  geweest ,  zonbebbefi 

•taNmeo  govra )  en  wel  ziJUc  eenen  iodrnk »  dien  de  Heer  ^ 

•éoor  ée  vfekkelooae  bcfliglieid  via  z^n,  door  bet  odei* 

M  vtafisad  }>aittu«l,  I^nleer^  kou  oaecwioipieaé  Zqq 

N  ü  ieta 


V 


'W  *  •  ^ 


"itt  B«    MirNTINGB»  ^      4         ♦ 

Iets  toch ,  dat  bQ  ons  Daauweliji^  zonder  ttdttijkt  i^r* 
keerdheid  zoa  kunnen  plaats  vinden,  moet  er,  fchooa 
Mofu/er  Zó^elykc  v^rkurdhüd^  hebben  plaats  gegrepen 
^n  de  heilige  ziel  van  Jesus ,  indien  deze  verweking 
wérkelijk  eene  verzoeking^  of  eene  v»leiding  tot  het  . 
as^deiijk  kwaad  ^  zal  kunnen  genoemd  worden."    Wat 
fi  dat  nu  toch  gezegd:  iets^  dat  bij  ons  zonder  zede» 
Igke  verkeerdhéid  naauwelyks  badde  kannen  plaats  gry^ 
pen,  kan  bet  bg  Jezus»  fcboon  zonder  zedelykcvcr^ 
keerdheid^  wel?    De  Hoogieecaar  doelt  hier,  naar  ons 
gevoel ,  op  eene  mogelijkheid  der  lustaanprilckelingi  en 
-deze  9  bieweren  wij ,  kon  bij  den  Zaligmaker  zoo  min 
-«is  bij  ons  zonder. zedelijke  verkeerdhéid  plaats  vinden* 
Het  hart ,  waarin  die  mogelijkheid  ook  flechts  van  ver- 
'té  nog  plaats  heeft ,  is  geen.  beilig  hart ;  en  vond  z^ 
•bij  Hem  geene  plaats,  de  verzoeking  (uitwendige uutn* 
leiding,   buiten  vereeniging  met  den  lust)    Bleef  toch 
dezelfde*!     EU  zegt  de  HoogL  in  de  spfte  aanmerking: 
dat,  wanneer  Jezus  volftrekt  niet  had  kunnen  zondigen  » 
^ne  verzoeking  een  ijdel  fpiegelgevecht  geweest  ware^ 
en  de  heiligheid  zijner  mepfchelijke  natuur  voor  ons 
geene,  eigenlijk  gezegde,  menfcfielijke  waarde  zoude 
-Jiebben ;   wij  antwoorden :   dat  ook  de  zedelijke'  onmo» 
gelijkheid  om  te  zondigen,  in  ons  oog,  eene  volfirekic 
-jbz%  beeten.     Tusrchen  mogelijkheid  en  onmogel^kheid 
js  ^een  midden.     Elke  onmogelijkheid  is  yhlfirekP^  zy 
'iDOge  ziin  (loffelijk  of  zedelijk»    En  zou  deze  yoiftreku 
onmogelijkheid,  om  met -verkeerdhéid  in  de  minde. oir^ 
derhandeling  door  tnsfcbenkomst  der  neiging  te  tredenv 
#w,  nadat  Jezus  dertig  jaren  de  zonde  weirftaan  had:^ 
nog  niet  bij  Hem  mogen  vastgefteld  worden  ?  Wat.  is 
dan  het  loon  van  eenendertigjarigentegenftand?  Daaren* 
•lN>ven,  God  bad  Hem  vóór  deze  verzoekingen^  bijzijnai 
doop ,  reeds  voor  den  beproefden  Zoon  zijns  weibeha* 
gens  verklaard»    Wat  aangaat  de  bijvoeging:  „  warefaii 
een  gewoon  mensch  geweest,'*  die  komt  ons,  voo^« 
eerst ,  voor  als  een  gezocht  hulpmiddel  om  geenen  aan* 
ftoot  te  f  even  met  het  gezegde^  maar  ook » ten  andere:, 

•  ligt 


V 


OB9CHIBDBM9  DBR  .MBN5CHHRID*  1S9 

ligt  er  in,  dat^  daür  de  ^«li^aker  dafn  geen  gewoon 

in.ejD$ch  waa.9  ^^  geene  verleiding  vat  op  Hem  hébben 

kon;  ea  zoo  ftelt  immers  de  Hoogl.  zelf  eene  volftrekte 

onmog^ijkheid.  tQ€  eoodigen.  bij  Je^sus^^rast ,  welke  hij 

in  de  aanrn*.  niet  :wjl  toeftaan.    Ten  laatfte  bekennen 

wi]  ooK  vrijmoedig:)  dat  wij  in  dtze  verzoeking  mjnder 

de  grootheid -van  pn^en'  Zaligmaker  bewonderen,  daii 

wq  dc^  lompheid  des  verzoekers ,  niet  in  den  aanleg  dtt 

verzoekingen  1  maar  in  de  verzoekingen  zelve,  hij  zi] 

geweest  wie  hij  wil,  met  verachting  befchouwen;  en 

datjea^os  waarachtige.  Goddelijke  heiligheid   bl)  ons 

weinig] menrchelijke   waarde  {lebben  zou,  zagen  wij 

^em  nier  zjegepralen  in  verzoekingen  van  oneindig  tee- 

fierder  aftrd*  -<-  £n  zoo  volgt,  dat  het  in  't  geheel  niet 

behoeft   vooronderfteld,  te  worden,  dat  de.  ver  woeker 

kts  wankelendsin  '^  Heeiren  ziel  bemerkt  he^be;  maar 

^t  wy  voldaan  kunnen  ,(o|n  bet  eaos  heel  eenvoudig 

nit  te  ^dfakicen)  .iQet,  te  zeggen»;  hij  wilde   eens    be« 

jprqeven ,  wat  hij  ged^n  könde  krijgen.] 

I    Men(  inoet.  in.  zl^n^  natuurlijk  bellaan  Jezus  geheel  en 

^Ifen  i^ls  tpeP^cb  befchouwen^  het  Goddelijke  in  Hem 

^had;  geenen  invloed  op  de  Vorming  van.  zijn  natuurlijk 

of  medelijk  karakter.    Toen  de  Goddelyke  natuur  zich 

.met  zijne  menfchelijke.  vereenigde ,  vond  z^  haar  reeds 

jmtmfcheUjk .  yolkqmen  en  zuiver  9  en  verhoogde  haar  af* 

:leen j  door  haar  zulke  eigenfchappen  bij  té  zetten ,  die 

{)ia#r  wel  boven  de  natuur. van  al  het  fcbepfei  verboog* 

^0^9,  paar  tQt  de  vorming  van  het  menfchelijk  karakter 

.aii^ts  toebragten.  [Wij  voor  ons  vinden,  in  deze  fcher* 

^I^.^ffc^eiding  tusichen  de  Goddelijke  en  menrchelijke 

Ana^uur  van  Jezqs,  de  kerkleer  der  twee  naturen  in  Hem 

jfcholastiek<gehan^baa£d;  maar  noch  de  leer  des  Bijbels, 

^oeb  verheffing  voor  ons. hart.  •«*  Wyders  w^rdt  dati 

>Ueilands  natuurlijk  ep  zedelijk  karakter  befchouwd..] 

Bi}  de  bercbouwhig  van  de  leer  van  Jezus  aangaande 

'Zvc!^  zelven,  mo^  men  in  het  oog  hoaden:   i%  Üat 

Je^i&  in  den  ftaat  zqner  diepe  vernedering  niet  wel  an* 

•4epi  va^  zich  zelven.  kon  fpreken»  dan  als  van  iemancl, 

*    ^  "      N  3  ■  die 


1  w' 


ffie  minder  was  dan  deVadèn  [DefföogT.  fchiint  in  tiéé 
gthtd  nin  in  saamerking  te  nciaen  eenea  reidddweg 
tusfchtn  d€  vastftelling  van  J6züs  cpftrjie  Goê/ift^ü  en 
±'^t  verlaging  tot  een  gewaon  iti6lisch  /  noch  het  Hél-^ 
fel  der  genen ,  die  dezen  tniddelweg  'bétredenf.]  ^^.  Dat 
^e  leer  aan^aahde  Jezu%'  varlijk  <S6dM^e  natüèry 
komst  In  liet  vleésch  tnz.  èene  diepe  verborgenheid  is  » 
waaromtrent  ons  tfiets,  dan  in  uitd)*uk'k{ngen ,' ttit  détt 
kring  onzer  minnelijke  ofkdèrvinStngén  "geóbmen ,  kofl 
fnedegedeeld  worden ;  en  men  moét  de  onVolkomenbe* 
den,  welke  a«n  dezelve  verknocht  zijn,  piet  te  ftètk 
drokken,.noch  op  de  éodhetd  overbrengen.  Hetgeen 
d\s^  van  de  volkomene  gelijkheid'  dfer  natunr  dei  Zooni 
met  die  van  den  Vader  gezegd  wordt  ,*-éf  van  de'-edihiéM 
des  Zoons  met  den  Vader ,  moet  wel  >an'  éeiie  ware 
Goddelyke  natuur  verdaan  worden^  maar  tevens  zoo^ 
dat  daardoor  op  de  eenheid  van  God  geiene  inbreuk  ge* 
fchiede ;  terwijl  ook  i\ ,  wat  er  gezegd  wordt  van  den' 
Zopn ,  als  ondtergefchikt  aan  'den  Vafler ,  »oó  mnet  wor-^ 
den  opgevat,  dat  het  de  eenheid  des  Eoons  riiet  den 
Vader  niet  benadeele ,  en  dus  liiet  in  den  tMgêhl^kfteh 
2in,maar  in  zooverre  er  iets  in  de  beirckkhig  tusfcheti 
den  Vader  en  den  Zoem  plaats  heeft ,  hetwelk  voor  ohsf^ 
zinnelijke  menfchen ,  niet  anders ,  dan  door  bewoor- 
dingen ,  welke  eene  t)ndergèfchikcl*id  te  'kennen  ge4rW, 
kon  uitgedrukt  worden ,  en  hetgeen  i*lj  ons  wk  wél 
als  eene  ondergerchiktheid  mogeh  vbor'RéReti,  Inéféii 
Vrij  maar  de  onvolmaaktheden  daarvan  aftöhdcren ,- #%*. 
ke  bijons  aati  het  denkbeeld' van  ondergefch?fcttféid-vt#. 
bonden  zijn.  [Dit  heeft  veel  vati  iieen  en  weder  la¥t|. 
ten,  om  toch  vooral  te  komen  in  de  éénige  beliönifeta 
havcn  des  kerkelijken  leerftélfels.  Wat  al  teparllngeti 
;vali  200  al  en  zoo  fïiêt  opvatten ,  waar  mijn  BiJBèfl  «fief» 
•van  weet!  Voïfeens  Öezen,  is  God; fle  Vader  ctijekès 
de  Zoon,  God  de  IConfng,  Jezus  de  tot  Medéfcotiiög, 
en' öjy  aarde  tot  zigtbwen 'Onderkoning,  tonj{en<Mféb 
en  gefielde  Zoon  ,/en  iievmdt  zich -m 'iffe/i  ftrat -^van  ou- 
•  dtrgefchikt  iTcid  ,^^dken  i  bi)  öfe  ^g^I^Wiéia  Ha  -MiWt 

CD 


fj|^B|||t,  (%  |»r»«e  ?oon.  fpKoqn .  oaji?^  ^i^»  WdfF  9? 
(ij^  trooii)  ^e^eJten ,  itliüd  blöfc  ef^ttppfa,  Aik'  peeir* 
l^U^  is  Heqt.  door  den  Vi^ergitg^etfy  ^ip  neerdff 
ifi  dan  Hii^  H^  i;  ^n  kao  oifts  buAteA:(^?n  Vader  ^-^  di^ 
}$  ^i«re  Bijbelifer,.,  LatcQ  nu  eerst  j^è  voorltaiujers  der 
^uUt»:t0  t^paliogen  «en^  ker^lykep  ^^rikjirel^  Vp^^vh 
g^y  dax  .Ji^inne  UepaJifligen  ^i^i^^n^^  <^e  c^^at^jflgsj» 
Dok.in  den  fiyb^  jltvfa.;  ;d)it  jpen  ;Eif:^^  ()ok  vp^ens..d&* 
^n  y  4ea  Zopn  4U  4in4cr,(ie^hUÜ  y  «i^  /ofd  /lo^  «/i  ni^ 
0$dffgefcbüu ^  inoef . 4eBkea ^  (^  ytrat '4es  ojizios  ^ 
SJMif r.  ^ë ,  waAraaQ  xj<^  andera  ^iafu:acbtig  zóp  JbeldAr^ 
J^fnix  teo  gevalle  i^ener  formalieFlegr  fchjildAg  ^^kenj 
f|f  iaten  «j|  d9.:geh,eel!e^Ues.oplij^rendje  ^^^el^kei^is  van 

d«n  koning  S?  *^9:2?fto  M\t:4R»,  ÏWji?.?J,y9"J*él$;ep,> .  e.9 
««li»uWen  wij^j«i;i^  w»t  wü  nj^;  .^%n^y  worden  ^W^f 
n^. ,  l^jHv  tfot  d|katu)p  ^1  ^^  fiil^lg  ^et  zijpe  kljir 

<Al«i-  4W<^otugfi«.-«|fj^zMtDh(^  ^ijft.,j^ft;((ïp=,<y4.  y,%^ 

IdÜSo^iM^  .ffil)«|fi$]t«k  ./meeliep  jpr^jpe^,  Q^zp  .^es  ^ 
diwfewrAsr  «peylpgt  ^Jijye;^  ifjt,.ff>f?Fj  3'«  ^%  ^^^ 
)^{j  «e^uxqfid^  ^i|9  }W?!Si?.V>?r  :Op.ï«A«->,  ?iiJP<T.,?aKtr 
}ï^,G>>cl4B)ijke  jgroot^id  pon^t  200  pniw^i^cljfj  4e  Ic^i»; 

ifr..  IPe«e  iWlin|[;|p.}iet  gelif%9s4j^lpf^dip,,  ,}fi,^%t^ 
f>pfpo.ve?l«ek;«m,y»flr4t.  j  1^9^  jkfHP^  ^t  Sfl'-V^ffjf 

«elvk»  ^«.  <e%e  ^o/».Jigv  J^^e^nge)»^^  ,|lfillmg.,ecw 
#«fji*  ,heWi¥W,-FWi»^i«a»  ïKeidw  w4-  9«?ftjijgd,  :)w| 
f^i)^  JiR^,eïM^  /serJIJk  fin  qpenlyk  IfJiJc^  f l?,.jRii  ^k 

m-.^»  .am^eLjiftïjc  ,^|t^^I»|t  Jajyi^nt.wij  ilafin  ^ 
iv9))ae^$a  «f  4«  ylippfioHTi^e  ftry^ven.  pinjin^p  opcjp » 

«ï|«Hr.»IH»i»rjV%  da«:;Jft4tf^.^apd?f.j¥*^,jp  |»n4 
,••  •  .       N  4  .     tr« 


ë 


N 


rv  .. /^      ••*»'"'^rT  "-t 'J'NÏ  •ƒ '^ 


'■»••,  .  .   - 

iïiferqis  der  Joden  te  TcreaiieiS , .  ioo  Mtk  mogéll^^M 
zijne  eigètie  Goddeil^e -waardigheid  rpralc;  dkt  ^•'dtf 
Apostelen  dtfar  waariijk  ni^ts'  as^n  toevoegen 'konden , 
TpQcFook  aan  toegevoegd  hébben;  jerw^ï  3*;  wanneer-^ 
Vrg  verUngen  te';wéteny  wie  iemand  fs,  (én  voöral 
inoet  dit  gelden  yancene  zob^bóogc  natuur' als  /«zus 
t>ezat)  wij  wel  niemand  mèt^^  beter  gevolg  vragen  kün* 
tien,  dan  hein  zèlven,  —  pinden  wij  vetvblgens 'dé 
jttitdrukkingen ,  die  J^zua  van  «rchzefveh  bezigt  ^  en  ^ 
f!ie  zijne  hooge  waardigheid'  met  róttde  woorden  aanwgi 
ien,  wij  hejbben  aanftonds  bewijs  voor  hetgene  wij  <n»ii 
-ker  1  ftraks  zeiden;  en,  wanneer  wij  aan  's  Hoogleer* 
,  *aai*s  opgaaf  van  de  leer  der  Apostelen  aangèaüde  den 
'perCoon  des  Heeren  toe- kcAbèn/zaKV^i/n^ volle  befftg 
SekomeDt  l^en  ^aniiën  vaii  Aé  beWdordlngeh  onzes 
ÏJéensn ,  waarin  hij  zIcH  'als  öndergéfchBtt  aan  den  Va; 
der  V.öorftelt,- trafrhé 'de  Heer  m  u nttk o he  '  Covert 
cenkomftig  zijpè  boven  ripgege^ene  grortdfteffihg)  té 
^et<iogen%  dat  ^iezidve  tdch  eigenlijk  Jeene  ondéfgei 
fflliktheld  aandtiidéhf,  maar  de  betrekking,  ^elker^aan* 
Wijting  bedoeld  iv^rMY,  aan  onsl,  zintael^kéimizetfs'^' 
iiiet:,  wel  ^anders  daii-  iii  die  bewoordingen  kön  wofsden 
Voörge(leM«  Wij  moeten  bekennen ,  dat  wij  on^  ^nbe^ 
Itw^am  gevoelen  tot  'het  vormen  van  eeJHg  begrip Vad 
'4ie  bndergefchikrheid ,  geïijk  dat  dan  volgens  den  Schrifi 
ver  wezet  moetv  Dat  zijn  Höóggel.  zulk  een  duidetijR 
Végrlp  er  zdfuletvap  beeft  ^  blijkt  genocfg,  dewijl 
%\j  hft  ons  niet  mededeelt  dan  &!ƒ  dmfchrijvhig,  welkb 
tieëils  ds^arop  neerkomt ,  dat  die  öndergefchiktbéld  vM 
lezps  aab  den  Vader  toi^h  eigenlijk  |éene.óndërge(chikc« 
p^d  is ;  '2toodat  bó  ons  de  VKa^eti  ontftaah''  moeaten: 
Ijraarom '  fpreékt  de  Bijbel  dan  toch  ni^l^-dulde1^r  1^ 
eéfie  ;8a^  va^  200  veel  aanbelang  f  Waarom  brên^  ii9 
onsdoof  ronde  verklaringen, "die  geeh  geisönd  vörtfatrd 
^Ddeva  tan  opvatten  dan  zij  daar  ftaan,  ^elf  ópi'eeneti 
Üwaal weg 9  Óf  zdu*hèt  niet  tén  laiÉtfle  liool^uüekèideB  ^ » 
^at  wij  /ner  al  (il$*fTrholasdéke'ondérreheid!n^en^fèt'tii 

wak?»  fteW^i  CT*  ffeftvcmdi^j'  volfftfa^a  V^BëPftè 


GBSCHIET)Éttis'ibEft-iffl^CHHEtD«  4(^ 

'^etwyen  aan 'J«m  , '  afs  dea'ééngeb'oreflen' É^nviii 
Xrod;  en  wijdersy'dat  ons  de  Bijbel  volkóttellé  VifQhtil 
*g^ef^9  ons  Jériis  als  Zoon  te  deAleen  in  Bie^  bmdckiti]^ ' 
'ötntrent  de  6pperfte;öodhciHv'tó  welke  onder  metf» 
Tdhéh  een  ^oon^  tdt  z^nen  vader  al  zl^n  leven  btfft^ 
\enü^ol  mij  tnen  keerren  *èiidë-en  leggè  ntt eö^fcBrlj^ 
*vt  opvattingen  vbor,' zooveel  men  wil,  de  tiiftomét  ' 
'geené  iaildere  kaii  üjn  dan  deze :  ^lAfhèr  heift  den  zaf^ 

'VanJ^éft'tëdcr'ên^ngt^;  fUmmèr  wo^ds  Je  rn^o»  A 
tè^Oi  Viijft  é»-zéoé    den  vaclér '^kMc^^^^^ 

^   ^        ^w,      ^mW       •»    •     '»'■    ♦•       «     i  «-ro -•rti*' 'j  f    .••••    •        ■      •-        .*,.... 

''  Bat  w9  nii  'felöevett  küittett,'Hr«t-dë^4feerirM'2teli 
leelVtii  ièegt,  zonder  dtt  i»f  tet«reec«ir  h«bbAi'i-dftlt 
lli^'^^ns  \óude-  wHlen!  iniklèl<lMi,'*^f-  itfch^stfkretfiiA 
^weepèr  nmléid  %ébbe  y  dMrröoi'^«Il|»f  «f  %ija'tttt(lfekeii(l 
>er(landy  il}«:iffiliBiKitend  eaiél^  kihftter/<VdK=tt|^ 
iregtlidj',  tredérighieid' en  oagevdnade''^9v«aclie^-«M 
>Bvqie,  Wéito]^'  R^V'zdft  vïöoif 'bijtte  v$tMe«^^4hi&  tièM 
.  iet4ch  'fprïk  v€è  ^Saidémk  'zifaè  ^m6êét^iiWÉtÉrh6t^,  •  i 
,.   ■{•  "■'(iie$  ^rt^féidëféky  '•■    ^ ■•'•  ••••.•--•!?» 


'  '  <       '        f  '^ 


»0iSrQtéi$P€QPi  : Tfidfchrifp ^(^de^j^Ëvof^eUfche. Ckr^H 
tenAeidi^3fiJka.J£99iogr9ki/etrJf^^f^^ 

''W^hebbm,  na  &et  omnn^en!iiran:Nt.:i'4  ftiotteF; 
ftöéd  VM-^ieu^ve  vetfla^^irineii -^door;  iMar  een  voK 
geMl  N^i  *wifltn*''afw9ChMlii;;oaiJt^i>em  oir^  tóAif 
fleat  eö  'ftvefekjnrg  m  taimbëiiiOoMeeles.  iOMettosrcheé 
i^ilit  fêüAiiN».  3^érrcfaeneni  hetwelir  w9^stafiisjgeifb< 
agdtg :o|^i«ÉeD; :a^^  N^iii;:  bevat i'VMnséKrfii  oene./iÉM^ 
atfMjr^  wiafid'  bocnAotl.Vefldaafd'amrdc:^  Imwelk  <nmi 
ftidi;  -aiaidt  uU^tf  ifitf^Ut  TlMfifltriftv  lieefc  Voorgè» 
fttidl.  ;00vBMÜBMiw  mU  #  «ffk «dar  GdasdieBiiife 
•  i*« ,/  U  j  waar-- 


d^  te  ntönsTANT^ 

>«fftiMü8  krtchtdadtgiyk  kk  de  band  werlté  -»  ê.  ffa 
XMlètihmaal  van  Jtzus.    Wa  is  dit,  naar  het  berigt 
il^  H.^  S<Shnf€^  Wat  b  het  naderband ,  onder  de  ban« 
den  der  menfchen,  geworden  f  Wat  is  bet  thans  big  d» 
j^rbtcstanteo  ?  Dit  breed  uiteengezet»    Wat  is  het  b^ 
ile  Roomrctaen  ?  JDit  voorgedragen  in  eeii  aittrekTel  uit 
deó  Muhtlfcktn  Gauchiswuis^  behelzeade  korte,  ond^rm 
0^aMgBf^^  om  de  jonkheid  $e  bereidentet  d^  ecrfie  com* 
muMf^  voorzien  ifiet  aanteekeningen  van  den  Protes* 
Unt«  Dk  kort  ondtrwQS  vergeleken  met  het  voorfchrïft 
irai*  Apostel  PAULua^en  desxelfs  tfw  pingen  en  <»# 
4>efta«nbaarheid  daarmede  getoond.    De  Mecfaelfche  Cz^ 
-fechistaas  behelst  echter  de  leer  der  zich  op  onfeil* 
•baarheid  befoemendfr  kerk;    Hoe  kan  die  met  den  door 
:baar  onfeilbaar  erkenden  ^  a  ol  us  ftrydenl  ^-^  7.  De 
WièNékhod  van  Bngel  de  Merk  ,  (A  N  g<£  l  u  s  m  s  r  u» 
4fcA>4n^  zestiende  ttxkvf  Panoor  v^n  HeènvUeu  Ba% 
tverhMl' bie^s»  isr.velenr  gènèegzatm  befcond^  maat 
«wofdt  hier,  éca  dienfte  vancandereR^*  v^  omftaudig 
ifrigetrem,  als  ée4  voorbeeld  der  ver^lgtngea  en  mts» 
•Mn3et)0getf;-  welïe  doltehden, 'in- Izincn  tijd,. omdat 
't^  zlchaegen  eenige  der  dwalingen  en  misbruiken,  die 
•hrdeRoomfche  Kefk  waren  ingevoerd,  velzetten  dutl* 
•èea,  moesten  verduren^. en  ter  befchaming  vanben,di(i 
"ttii  martelaren  om  het  getoof  gaarne  voor  dolle  dweeper^ 
tAieielf  moedwillig  in  bonnen  doodzonden  geloopenzqn^ 
i'WitlM  doen  doorgaan»  ^  8.  Bif  het  leggen  van  den  eefm 
'xftek  fiéèn  vo^r  de'nieme  Kerk  der  HervêeitdcOemeenteht 
J^0iinfefAawt*    Een  over  bet  geheel  zeer  fraai  vers  van 
Oilm^I&lgrw.ï  A.  N.  VAN  •PBLLBCOM ,:Aredikant  «1* 
ndiarv^WMfop  w'^:«cht8D,  liet  ons  bélléfc  het  toe ,  eens 
iNieVidéwiMnmerking  zonden  hebben  te  ttaken^ —  g. 
-tÜrigt  yoor  vriend^  Edaard.   -  0«er -  eene.  unmerking 
,^aii  dèn  Oêdsdienmriend  op  bet  Tftetvtgofet  van  den 
'Protestant.    Bitter.  «-  10.  Jezuiten.    Eone  Anecdpte* 
'vBisde  Stukt  N^   iu    KeUquien.    N«   zeer  goede 
«anmeikittgen  over  de-waardU  van  echte  overbhjfrelen 
^M  Qttdbcklf  en  over  bec  ia  waarde  hotid^  va»  het- 
.-  :  I  geen 


i 
< 


DB  ir&OTBSTANT«* 


Wf 


geen  vMrbeoi  m  bereemde  tü  bra^e  nenfché»  éh^' 
hMT  was 9.  6f  lot.lieii  behoorde,  wordt  over  dön.hfHX? 
gen  eerbied ,  dien  de  Roomrche  kerk  aan .  de  MO^^ 
CQ(inide  overbl^fTcIen  harer  Heiligen  ena»  w$dt  ^  gefaan* 
^eld.»  en  aangi^weaen ,  hpe,  daar  men  er  in  <ie  eerl^ 

;  Christenkerk  niets  van  wist ,  bet  daartoe  gekontifii  zij^ 
en  boe  men  vervolgens  die  overblgfTelen  alom  ge^^c^f :, 
en  ze  (296  bet  heet>  ook  gevonden  bebbe;  welke 
fraaye  dingen  daar  al  onder  aijn;  hoe  bet  GopdSe  van 
.Trente^derjselver  vereering,  met  ten  anatham4.^  ge? 
canoniieerd  hebbe;  wat  van  dien  eerbied  te  bpudj^a 
zij;  hoe  vele  der  vereerde  reliquiën  onecht  xyn;  wat 
bedrog  daarpiede  z$  gepleegd»  Voorts  over  het  onlangs 
gevonden  en  b^a  zes  honderd  jaren  onbekend  geble* 
▼en  lijk  yzn  Sint  Frafiefscut  tt  Asfizff  ^  en  bet  op  nieuws 
ten  toon  ftéllen  van  het  AeiÜg,  bhed  onzes  Heeren ,  het« 
geen-,  in  bet 'verleden  jaar,  plegtig  heeft  plaats  gehaj 
te  Brugge  in  Vlaanderen^  met  belofte  van  vollen  a& 
laat ,  te  verdienen  'voor  de  zielen  in  het  vagevuur  eo 
voorde  devote  geloovigen,  door  het  doen  van  eenige 
gebeden ,  in  de  kerk  van  Sint  Salvafor  te  Brugge ,  t« 
4ier  gelegenheid.  Yerflag  en  uittrekJ'els  uit  een  (^eswer 
ge  uitgegeven  ellendig  pruldicbt  in  acht  zangen,  en' 
aanmerkingen  over  deze  gebeurtenis,  enz.  -«-*  ia.  Nog 
Swee  fiaaltjes  van  Priesterbedrog  uit  het  begin  der  n^ 
•genfiende  eeuw*  Het  eerde  eene  zigtbare  verfchijning 
van  onzen  Heer  J.  C,  iii  eene  kerk  te  Marfeille,  op 
den  24  Dec.  1815,  en  een  daarbij  achtergebleven  brief 
des  Heihuids ,  waarin  de  Marfeillanen  duchtig  gekaoki 
worden»  Het  andere  eene  bedrieger^  van  Franfcb^ 
Zendelingen,  die  (God  erbarme  zich!)  den  vervallejaT 
Godsdienst  herftellen  zullen^  volgebs   welke  de  tiei»^ 

.]and  zich  ook,  op  den  14  Nov.  ]8i8,  t^  Botbóefuet^^^ 
in  Bretagne ,  vertoond  zal  hebben  in  een'  eiken- 
lioomt  —  13.  2>tf  Kardinaal  Joannes  MoremUf  eene 
proeve  van  het  geloofsonderzoek  in  de  RpomfGhe  kerl^ 
en  van  betgene  Paus  p  a  u  l  u  s  IV  voor  onregtzinnig 
kifild«.«**  14»  Keturwderzoek.    £^  uittrekrel  uit  df 


9fi  Bf:Mt(»crii*pmifa 

daM^9  Lc^erar!  den  inbcmd.    Nü  oaé  oonte^  o>ver  dil 
TldMirift.  , 

'  Vhj  ftiBii 'tói^  dtt  de  t^en  ónbezontièiie  tlt^  onbe» 
fttleidede  aaflvantff,  welke,  door  ceoige  vcnmteM 
Toorllüider*  vaffi  b«c  blind  geloor,  in  onse dagen,  op 
het  Pfotestastiault  en  deszelFs  betijdef^  z$n  gedaan^ 
^\ut^  deaer  s^dey  eene/  le^ndige  afWêtmg  verdienden  ^ 
M'zelfe,  ia  AMnmige  opaigten,  voiderden,  «^  dat^ 
i^oor  too  veel  men  diaebij  liecft  dnrven  ondernemen » 
Mk  debrginrelen  enleerftelliiigenderRooaifcbekerkmet 
dié  der  Pr(X«ai«mefi  in  vergelgkhig  te  brengen,  en  zelfii 
daarbd^elv  td  veriieffen»  e»  aan  te  krijsen,  bet  noodig 
was  V  dé  èerftè ,  in  al  biinoe  büitenfperigheld  ea  onge* 
Yljdvdbèifl^  ten  tooit  ré  ftdlen,  en  dat  bet,  «e  allen  tij* 
de ,'  een  verdienftelijke  ttbéfd  is ,  het  monnikenbedrog 
èn  dé  priesterlengen ,  waar,  2§  zich  voordoen  (>om  eene 
onnoosele  menigte  té  bedriegen ,  te  Icbatide  te  «raken  » 
ën  alle  bogen,  die  £ien  vrillen,  daarvoor  te  openen. 
Ma&r,  dïar  nu,  ten  aenzien  rm  het  eerflre,  door  een 
tintal  Schrijvers ,  naar  ons  oordeel ,  overvloedig  g(S 
t^% ,  en  meer  xalfs  dan  behoefiie  i  tel  verdediging  en 
l^olkomene  beveiliging'  van  bet  Protesuntiame ;  gedaan 
lë,  zien  wg  -de  noodzakel^kheid  niet  in,  om,  tot  d^^ 
ieini  verdere  handhaving,  een  periodiek  werk  aan  te 
leggen,  en  ^ooral  niet ,  om  hetzelve,  zoo  ala  bier  gu 
fthiedt,  voornadiel^  te  beftemmen  tot  aanval,  in  plaats 
Van  tot  enkele  verwering.  Op  ai}n  hoogst  zouden  wg 
ket  éf^  vrnstgéfletd^  tijden  uitgeven  van  wck'^nfurfthrifi 
tunnen  goedkeuren ,  om  aan  eiene  Mhêerva  en  een*  zo»» 
iMOOtt^n  CodsdkMiniihd ^  en  wie  verder,  van  t^d 
«ot  tiJS,  eén^'  nieüwén  aanval  mogt  doen,  het  hoofd  te 
Meten;  >n  eicn  iVkift  van  aanval  zouden  w?  voiflrekt 
.uiteen  tot  het  dpeHbaknuahen  M  beftrtffen  vm  nieuwe 
1>eftieger9eA  en  on^mnigbeden  bepaald  wiUen  hebben. 
Vin  het  iH>ereta  van  een*  eigémeenen  krtjg^  neggen  wljc 
}È$uttk /hlof  bcKê i  en  4ièrt-dhH  te  voeren  naar  een  tê  vo- 
ten  bepaald  platt ,  gefchrfet  om  hem  tedoeAduraa^  zoo* 

•  tang 


mt  f Icft  fiMiftf  één  ^t^tia^gmi  opdoet  ^  i^*  i&liiMI: 
f  «it  ^MO  "üiëtig  dfl  tetttcbM^kv  ^  zoolanf  Utrbu  lA» 
vÉiWi  h^  Itet  tóctttzetcen-  ddf  vtjmielliitbeda  tettf  k^ 

t^alt  Mi^  mitt^'eilMg,  i»  09^  riogy  geTUiiijk  «en  «rikM» 
tdos.  GtiTBffikjk ,  uit  boofUe  utd  de  ftecds  tdNrflOTcte 
tarbiéteHilg  der  ftrijdeoden^  dié  er  Jiet  gevolg  nvliKiA 
^jn  ^  m  iitttfefoofr  9^  omdat ,  ia  sidke  verMtthig  Vtn  gek 
inoèddr<!fl^  gitede  vert&cbtirig,  welke  n»  be^oiderem 
^it ,  méaf  wel  ees  bminèkkiger  flvHen  mn  de  ^ingtnr^ 
^eflke  ftéD^  wtf^Oj^en,  téihcbceii  iB.-^Yaotts^.töi 
gen  deq  guit  en  opzettelijken  misleider  der  feieiri||té;  en 
ttften  dieir  kwa^AUinNten  iaèténMr^ea  Bioed\iHlligen  aan- 
rwder  mOr  tein  Etatigelifirb^  léêrfleHingca,'aoiid8ii  wQ 
geeM2ioe  «enen  flQI ,  die  de  levendige  Uijkor  van*  gv» 
Voelden  verontwtardtghv  dvoeü,  mits  biyvtirde  bidien 
g»  pUèn  Vaii'  ChriMettjke  b^fcbefdenbieftl  ea  «^ilvoegé* 
lyühisid^  wMen-ivttlenf  diaar  bet  iclgeiiieen  gefblulvoé- 
ren  op  den  Tcberpen ,  en  bier  en  daar  teer  bittereU.*, 
toon,  welke,  over  bet  geheel,  in  dit  gerchrift.  en 
Vooral  in  zeer  Vele  der 'aanteekehTn  gen,  heers  cht,  mis- 
Baigt  out  vMftfiektdtk ,  en  k»d  tot  nret  één  beilieêili 
tfndé  dieaem  Hef:  f0thtir  lé  modo\  {anviier  imre^ 
bdioordA  Aier^  wettneer  mta.  wakriijk  goed  wM  d^n» 
een  fteh-egel,(i^  ^chrijreire^  te  .1^*^  dteit  ^ij  nimiper 
verzaakten.  ^  Ook  zouden  wij  bun  het  riii^tïhtnk'üeri 
fortiut  e$  meïius  magnas  phrumquc  fccat  res  gaaVne  ter 

iMedeokfOB  emOis  vrilloii  «^nli^velen'^  datr  w^  nedefi^ 
jraa  yavoelen^  «ijo ,  d^t;  bkp  vrij  w^t  meer  met  ba  wa« 

!)en  van  iikitgLSMtfa^ .  (.vernuftige»  befehaafde,.  Qnè 
(Cherta^r  dan  bet  dat  van  luthbr,  (driFt  en  hevig« 
ieiè)  is  uu  te  regten;  ebj,  zoo  men  zidi  al  van  èêne 
WöIRgei'  Tcbrijtwi)zè  bedienen  wilde ,  ioüdën  wg  !6cb 
raden,  liever, -din-dp  dèfl  fctiofatftlékeè  vo^t^Wtóop 
men  vóór  drie  eeuwen  twistte,  op  eenen  anderen  te  weck 
It  flaM,  ^e»,  latende  il  liet  murelooe  en  belagch^t^ 
gfkibbeir,  over  de  ééoe  en  ware  Kerk,  de opvolguig  van 
JUeTc^oppea^  |iet  gezag  vaa  Coi^cUiSn  eaz« ,.  aan  zijne 
».  plaats» 


!|9^  m  UOTtaVAKTf 

ij^MiB^ :  zich  reettvoutlig  toi  bet  ge2on4i9: 
'lltod'ie  )rigtea,  :om  t^i.wdetzfit^en^  efrJiftt  efch  kav 
tHëts  ttidccD,3  dat  een  volftfekt. volmaakt  Opperw^en^  i 
^Ij  mégeiijkfacff d ,  igediend.kaH  worden  met  al  de  nietig- 
•beden  en  pngergmdheden,  welke  4e  Roomfabe  kerk 
^votnr&brijft  ^  :en.  of  het-  aanbidden  Van  HeBtgen , .  van 
Ixelden,  van*  venoplmd^  beenderen  ena^:,.  niet  ï^  bei 
•èuitenTporigfte,  MraaGTtoe  zidi  een  redel^k  fcbepJEel,  dal 
tot  aanbiddi^  van  den  yader  der  Geesten  alléén. geroe# 
'pen  t&,'kan  verlagen,  «^^of  bet  tiiet  ia,  aan  dien, Va» 
^er,  die  'tot  -  in'  eeuwigheid  te  prezen  ia  y  a^öne  eere  te 
ontftelent  enz.  enz.: 

-  Voor  bet  overige:  :.wl|  doen  gaarne  regt  aan  de  be» 
fkwaamheid  van  den  Protestant  en  z^oe  ^  Medefcbrvr 
-vers,  van  wier  ópflellei^  wij  moeten  toeftaan,  dat  zQ 

nvèl,  en  in  goeden  (UjUgerchreveni  en  met  vlQthtik* 
•beid  zijn,  en  dat  z$  van  de  belezenheid 4  de.  Atarapden* 
•beid,  het  geaond  oordeel,  en  ]^et  veznnftvder  fteye?eQ 
«aHerwegen  blijken  dragen;  '  ^ 

fCedachten  over  -Bi^'M  ert  Bifbelhzen^  Baor.h  B  a  N:D  e  R 
r'-  VAif  Esz*,  Roomsckkatboltj k   Prêfesfar  en  Pattèr 

*  tê   Marburg.     Uit '  bet    HédgduiticA.'    *jfferugen^ 

*  boscb^  bij  D.  NomaU  en  Zoon.    'in  gr.  Zve^  ïet 
JJA /:*I5-: 

19W  '^as  de  Bijbel  voor  de  eerffe  Cbristenen  f  Wet  hpelkè 
* '  gêmoedsgefteldheid  en  met  velk  oogmerk  lazen  zij  deif^ 
'  zehen  P  en  waarom  beioor  en  wij  d&  eerfle  Christenen  j 
thans  meer  dan  otAt^  in  het  lezen  Van  den  Bijbcf  n^ 
io  volgen  P  Door  denzelfden  Schrijver.  Uitgegeven 
.   mis  boven.    In  gr.  ivo.    &6  BI.  f  :*5.8    ^ 


Ë, 


en  paar  Gercbriften,  die  allerwegen  -  bet  kenmerk 
tiragen  van  de  opregtfte  bedoeling,  om  den -Bijbel  en 
deszelfs  beoefening  in  al  zijne  waardi}  en  kracht  te  ouU 

vou« 


1^;  VAlt  BSjS,  CnmR  BIJBBE  BH  BI}BBLLBBBV«    ^f 

VOtt\i^en  ttk  aat^  te  4)evcten.  Dt  Schrgver  heeft  ^  oiu^ 
inziens,  daarbg  juist  dat  hoofdpunt  getroffen ^ hetw.elfc 
bier  voornameiljk  geiden  moet;  namelijk,  die  eenvoa* 
dighei^  des  harten^  Welke  met  .de  liefde  tot  waarheid  en 
deugd  'gepaard  fiaat,'  ra  uib  elke  voordragt  iiichtfaig 
coekt.  &y  2ulk  een  gemoed  is  Bybel  en  Bybelleien  fiU 
t^d  ^'aardig,  altijd  heila^am. 

In  het  eerde  Stul^e  wordt^^eze.g^ond  nog  nader  aad^ 
gedrongen  door  de  alhier  aangevoerde  getuigénisren  ,de^ 
Kerkleeraren  vad  budeh  en  lateren  ftjd,  die  deze  beioe^ 
fening  met  kracht  van  taaf  aan  alle  Christenen  bevaleB| 
beginneilde  met  den  Bisfclrop.  clbji bns^  tn  eitdi^ 
gende  mt  Paos  pius  VI  en  den  Bi$rdiQp  van  Sslê^ 
iuYg^  in  den  jare  17824 . 

.  Het  tweede  Stukje  betoogt  het.  nottige  gebruik ,  iiet^ 
welk  de  eerfte  Christenen,  xoo  Jn/bet  openbaar  tls^id 
den  hotsfeiijken  kring,  van.  den  Bybel,.  en /vooral  vatt^ 
de  H.  Schriften  des  N*  Verbonds^  maakten^  en  h0(& 
zli  daarin  alles  zochten  en  vonden, wat  de.gemqedsnijit 
verfterkt  en  bevordert,,  juist  omdat  zij  met  ootmoed  efl 
eenvoudigheid  lazen  ;  terwgi  de  ondervinding  van  IrrO^ 
geren   en   lateren   tyd   bewast,   dat   dezelfde  kra<dvl 
beerschte  en  nog  beerscht .  bq  die  opregte  Christenen^ 
en  daarentegen  verloren  ^at  bg  allen^  4i<^9  Q^m  welkS 
redenen  dan  ook,  den  B^bel  laiiteren,  en  z\too  dat  pt* 
bruik  ^  oog  tegenwoordig ,  om  de  beerfébende  ligtzitk^ 
nigheid ,  volftrekt  noodzakelQk  maakt. 
-    Omtrent  den  vorm  dér  behtodeling  van  het  faat^ 
Stukje  zouden  gewis  wel  eenige  «anmetkingen  te  makefl 
•  zQnt  dan,,  ieder.  Schrijver  beeft  zgne  b^tondere  nut- 
Hier ;  de  Katholieke  SchrijVérs , .  meer  regtflreeks  t«l 
'hunne  geloofsgenooten  fprekehda^  onderréfceidcn  ztéti 
'daardoor  altijd  van  de  Pr\>testantrche:  voor  alsnog  H 
dit  onderfcheid  niet  weg  te  nemen  |  zdiks  moït  jAtt 
den  tgd  der  verlichting  eA  deft  vredeA  worden  ovetgeit- 
ten.  Genoeg ,  dit  het  in  onzen  tyd  éen  woord  Van  pA 
gefjirokén  is,  en  dearom  «oowel  door  ProteMintea ^ 
BOBtffiBtfcin  l8io#  fi0.  ig  O  ik 


/ 


ite  •dooVKvthdgken  ^  aHezios  verdteiit  geboord ,  gek< 
ikn  ta  betartigd  te  worden. 


IBIfppikratts.  'Mitgazijn^  totgevij d -dan  den  geAcelcrtomr 
vang  van  Hé  -Geneéfkündc ,  befchouwd  ais  wetenfchaf 

«  en  kunst.  Uiigegeyen  door  c.  a.  u  saneer  //ü  g. 
.H,  WACHTER^  P2»  IF'de  DceL  Te  Rotterdam^  bij 
J,  Hendrikfen.    In  gr.  ivo.  378  JJ/.  ƒ  3- 12-: 

'aU^it  Deel  is ,  Wtn  als  de  vorige  9 .  van  eea'  seer  ge- 
lfieffgd«iy  iüliKHidy^  Mowei*  wat  de  waarde  ^  als  wat  het 
onderwerp  der  verfchillende  bijdrageo  betreft.  •«-  Ziet 
*Kier  dën  voornaamfteu  inlioud.  EerftcSiuk.  1^.  Waar- 
'Afhing  omiréttS  ha  nut  van  bet  zoete  Kiidit  in. den Croup^ 
tfoOr  o.  A*  !;••  SAUDfER»     tiet  lijderesje  van' riiiin '3 
^vren  ^ebn^e  10  ^  nren  60  %f.  ^  behalve  de  iirwr|^ ' 
Vtegéo.    Sah'd  ER  bemerkte  nadeel  van   den  majiri&tfi:, 
«fi'^xrh^m  de  ^ene^g  bijna  geheel  aan  bet  kwjk  toe  te 
•fchrljreir. .   Wij  zÉg^u  ecbter  uit  zijn  verbaal ,  dat  de 
merite-  ontfpanbing  en  aanvankel^  ibeterfchep  voïgdle 
•<jp  eette  ruime  ^aonwaiding  van  bloedzuigers,  htzt  ont* 
4aiurng  beeft ,  in  ons  öogi»  geen  gering  deel  aan  de  ge« 
•ni^zlng  <gehad«  ^-  ^\  09efi  het  gebruik  der  KraanoógM 
'in  de  Ptsralyfisy  door  n.  van  lie  r.  Het  gebruik  van 
dit  middel  zeude  Tcfaokken  Veroorzaken  in  de  door  ver« 
kfluhing  aangedane  deelen,  niet  in  de  overige.  Dit  ver- 
mscfac  eene  tiada^  beproeving.  —    3^    Waarneming 
,  uner  vergiftiging  éóor  Murias  Hydrargjri ,  door  h.  w. 
^6t»^ERiNosH'0Bic.     Mdu  berekende,  dat.  een  kalf 
rionce  was  tegedomen.    De  verrohijnfelen  wanen  alierhe* 
^igat  en  duurden  la'Qg.    SulfUretum  sulcis  en  melk  wa« 
oen  de  hoofdaiddelen.    Het  verwonderde  ons ,  dat  de 
liekmHDe  Geneesheer  van  hec  eerfte  middel  aoo  fpoedig 
afilapte*  «^  4^»  Waarneming  'fan  zeer  horige  algemeene 
ftuiptrekkit^en  b^  e€ne  y^rl^sfit^ ,  benevens  de  .Bfgave 
.itan  een  Icerfttifel  te  dien  opzigte  van  o«  Oé  carus. 

Hoog* 


l 


BfAGAZtJN  DER  CËNEESRUNDE.  903 

Hoog/ceraar  te  Drcsicriy  door  j.  w.  CAT.tsNFEL«. 
Dit  .gevaV,  had  plaats  bij  eei^e  volbloedige  vrouw  ^  vaa 
e^a  ineeogedrongen  gpilel,  zv^annoedig  ^en  vreesachtig* 
De  toeval)en  bfigonnen  kort  vóór  de  verlosiing ,  en  hiel* 
dea  dqqr  d^z^ye  aiet  op,  loaar  liepen  in  den  dood  uit^ 
in.  weerwil  van  , de  kfampftillende  behandeling  van  Dr^ 
CAi..tENFRifa,  Pe  THEORIE  van  Profr«  cA&ua  komt 
bifl^P.  0^1*  9  d^t  dergeiyke .  krampen  dikwijls  ontftaaa 
i;  -eejQC  betrekkelijke  yolbloqdigheid ,  veroorzaakt  doof 
e  pntledigiog  van  bloQd  door  da  baarmoeder,  by  der<» 
zelver  zfigientrekking*  Dr.  calleni^^^s  wrtgkt 
dsfifom  zyne  gehoudene  bebandeling.  —  5^..  Utsavêr 
itdccor^ppfitU  van- het . Zoutzuur  ^  door  n.  van  tiER«. 
1^1)^  zeer  gebrekkige  en  byna  onverllaanbare  opgav^ 
4fir  pVoeven  van  lampaoius»  Ware  onzin.  W^f 
Ja.  b»  V,  4^  f^atcrfiof  van  het  droog/t  kqolflqft^uur  ?  'Hoe 

j^  iu  4k^S^  ^^y^  ^^^  ^^^  ™^  Vfrzuurba^r  in  fluorin^ 
afs  J^jdrogenabel  in  fluorc ,  enz  ?  -r-,  6^,  PFaarncming 
van  $ene  geiukkige  genezing  van  een  z^^r  hevig  en  langf^ 
4ufig  Itplyk  9  verzeld  van  eene  hardnekkige  buikver figp^»^ 
fi^g'^  en  gevolgd  do9r  ecne  verregaande  tromn^etzucht  ^ 
door  p.  HERMUS.  Blijkbaar  door  eene  fterkeverkou- 
4ing,  na  eene  aanperkelijke  verhitting  ontllaan.  \V«t 
44  -j>^hmdeUng  betreft ,  variis  modis  bene  fit.  Daar  er 
Bog  al  v^el  en  velerlei  is  aangewend^  verwondert  het 
ons,  dat  HBRMUS  geene  badeck  beproefd  bebbe.  •«« 
•7^*  F^rjlag  van  behandelde  Ziekten  ^  gedarifnde  het  jaar 
.  iU6r  4o9r  j,  p  B  b  r  a  u  w ;  vervplg  der  i^  bet  vorige 
Pe^  üfgebrol^ew  Verhandftljng.  . 

Tweede  Stuk.  i^  F^rfiag  d(tr .Kind^J^khen^epiih^ 
me  Ur  N^mege§^  in  dm  j are  1817,  benevens  eenige  aaa^ 
mtrkinget^  daartoe  en  de  Keepokken  betreklfelij]^ ,  door 
>,  MOi^Lc  Voorgal  belangrp,  daar  dit  v^flagdienc 
ter  bevestjgijig  van  bet  bevi^iligend  v^r^ixig^  dier  Koo- 
f^l^kfnj  te^M^ns  «enig^  I^ii74ze9  9pl$yicran4e ,  hoe  ligt 
kfer  door  onnapiuwkeurjg^dd  of  p9)cundf  kaogezoi^igd 
worden.  •-»  ao.  lat  pvef  4^  ^ef pekken  %^^  eene  ze^renifen^ 

jarig/e  endervUt^iH  ^?  tf^^^  ff§mwMr  ^^^  ^\  hiV 

O  %  '  me* 


{ 


ft04  MAtoAZlJN 

■f  • 

inedegedeelde  blijkt  het  beveiligend  vermogen^  maar  te* 
vens,  dat  dit  vermogen  jdoor  huidiiitflag  of  ziekten^ 
waarbij  de  huid  vooral  lijdt ,  zéér  beperkt  wordt,  baarr 
om  vinden  wij  het  vreemd,  dat  de  Scbriiver  de  riién^ 
ting  met  (lof,  uft  zulke  voorwerpen  -genomen,  dürl't 
-  aanraden.  Dit  kan  immers  zainen  niet' befl:aah?Hèt 
inenten  van  seer  jonge  kinderen  hebben  wij  bök  nooit 
verkieslijk*  gevonden.  Waartoe  dient  dit?  De  Sdir^- 
ver  fchijnt  geen  nadeel  van  de  fcrofuleuzt  gefteldhetd  op 
de  Koepokken  gezien  te  hebben.  Wij  zagen  dezelve,  In 
zulke  geftellen,  meer  dan  eens  ontaarden.  Den  uitOitg^ 
dikwijls  na  de  Koepokken  ontdaande-,  houdt  de  erva* 
ren  Schrijver,  met  rcgt,  voor  hetlzaaml  —  3*.  Unguen* 
'turn  Jaceae  een  nieuw  geneeskundig  praepafaat ,  door 
_  j.  5.  STEiN.  Dit  wordt  vervaardigd,  door  het,  doot 
uirperfing  l)ereid ,  extract  met  gé[ï]\LtAtt\kïi,axungiapo'f^ 
cina  te  vermengen.  De  Sclfrijver  vond  deze  zalf  in  on* 
der fcheidene  foor r van  huiduitflag  zeer  dienftig.  ';Som* 
wijlen  verbond. hij  dezelve  mti mercurius  duieiSj  fubti- 
"maat  of  antim$nialia.  Hij  liet  het  extract  ook  wel  if^ wen* 
dig  gebruiken.  Dit  alles  verdient  behartiging.  De  ü\u 
wendige  aanwending  van  dit  uitmuntend  geneesmiddel 
is  vooral  zeer  oordeelkundig.  —  4*.  f^erjfag  van^e^ 
handelde  Ziekten ,  gedurende  18 16 ,  door  j.  d  e  b  r  A' ü  w; 
Derde  Stuk.  1%  Waarneming  van  eene  hhrfenontfit^ 
'ting ,  door  f.  s.  a  l  e  x  a  n  d  £  r  ;  dienende  tot  betoog 
van  het  nut  des  zoeten  kwiks,  m&ar  tevens  van  de  be* 
langrijke  Helling  vain  h  u  f  e  l  a  n  o ,  dat  dit  geneesmid* 
del  niet  antiphlogistiseh  werkt ,  en  in  ware  ontftekingèn 
f chaadt, indien  deszelfs  gebruik  niet  door  ontftekingwe- 
rende  middelen- voorafgegaan  óf  vergezeld  worde.  -— 
2®.  Waarneming  Ifan  eene  aller  zonder  Ungfie  belecdigihg 
yan  het  oog^  gelukkig  her fteld ^'^^  éoor  w.  m-ensert. 
Het  hoornvlies  was  van  boven  gewond;  door  deze  wond 
was  veel  van  het  waftervocht  uitgeloopen,  en  tevens 
de  in  den  lijder  finds  lang  verduisterde  kristallens.  De 
Kjder  was  dus  als  toevallig  van  de  kataract  geopereèi'd ; 
m  dit  opmerkélgk  g^v^^  toonde    tevtns  de  mogellik* 

heid 


\ 


l^dd  vtnde  door  biIll  voorg^flagene  manier  otn  dezb: 
otwratieteverrigten. -*-  3\  E$nige gcnuskundige  fFaar'^^ 
nemingen  van  r.  'landskroonv    vooral  loopende 
over  bet  gebraik  van  mtras  argerui  in  zenuwtoevallen 
en  vao  de  ratanUa.    Het  uitwerkfel  van  het  eerde  ge* 
neestniddel  was  verfchülend.  De  ratanhia  vond  l  a  n  d  s« 
JIROON  in  bteedvloeljfogen  dikwQls  niet  voldoende,  en 
tUyd  flecbts  in  groote  giften.    Als  maagmiddel  en  bQ 
fcheurbiijk  voldeed  Bij  beter. — ^''^  Proeve  eener  SypiiH* 
ihicgf/cAe  Theorie , .  door  n.  v a  n  l  i  b  r.    Het  vervolg 
cal  ons  doen  zien ,  ,qf  er  aan  dit  vertoog  flot  komt ;  zin 
ia  er  tot  dusverre  niet  veel  in.  —  5*.  Verjlag  rdn  be^ 
handelde  Ziekten^  garende  1%  16 ,  door  j..d  b  b  r  a  u  w. 
Vierde  Stuk.    i**.    Eenige  aanmerkingen  oyer  de  ver* 
fcHjnfelen  der  venerifche  ziekte^  zoowel  omtrent  derzeU. 
ver  aard  als  behandeling  ^  getrokken  uit  de  ondervin* 
ding^  door  g*  h«  wachtbr.    Dese  belangrijke  aan* 
meckitigen ,  tot '  dusverre  alleen  over  den  druiper  loo» 
pende  ^  ftrekken  vooral  ten  betooge ,  i^.  dat  de  een*  , 
voudige  en  zelfs  ligte  druiper,  zonder  zweren,  alge* 
meiene  fjphilis  kan  veroorzaken ;  'a^.  dat  de  behande- 
ling van  den  druiper  zeer  moeijelijk  is ;  dat  dezelve  noch 
alcyd  ontllekingwerend ,  noch  prikkelend  moet  wezen ; 
dat.  men  vooral  nïet  te  vro^  met  kwikmiddeien  moet 
beginnen;  dat  de  onder  re  heiding  in^ïchth  htt  fiadium 
activum  en  pasfivum  zeer  moeijelijk ,  maar  tevens  van 
weinig  praktisch: Mang  is»  dewyl  men  hier  veel  meer 
met  hèt  geftel  des  lljdeis  en-  met  de  hevigheid  der  ver* 
ichljnielen  moet   te  xade    gaan:     wachtbr   had 9 
bij  fterke  gedellen,  ved  nut  van  ac.  tar$ar4fum;  3^. 
dat  de  infpuitingen  genoegzaam  akyd   naUeelrg   zijn. 
Hierin  zgn  w^  het  koet  dien  SchrSvef  meer  ééns ,  dan  in 
zgne  veroordeeling  van  het  gebruik  der  kwikmiddeien 
in  den  druiper.  Hij  Tchljnt  het  kwik  alleen  als  een  prik. 
loeiend  middel  aan  te  merken.  Ondertnsrchen  werkt  het*   « 
zelve ,  in  de  fyphiUs ,  als  zoodanig ,  waarfchijnl^k  niét. 
Wij  zien  ook  niet  in,  dat  meerdere  opwekking  de  op» 
florping  van  het  gift  zal  vermeerderen.    Voor  het  ove- 

O  3  rl* 


§06  MAGAZIJN   StR   CKNEB8K0NDE. 

xj^  zlju  wij,  met  den  Schrijver,  zoo  «eer  oVertBigd, 
dat  deze  ziekte  onder  de  allerbelMgrljkfte  en  atleroioei» 
Jelijkfte  behoort ,  dat  wij  naar  verdere  bijdragen  uit  z^» 
se  rgke  ervaring  zeer  verlangen.  ->-«  a**.  Niewp  inftru^ 
ment  van   wagnbr  ter  vormihg  van  den  kunftigen 
09gappel^  uit  de  AUgem.  MetHcin.  Annalen  medegedeeld- 
door  A.  o.  vAn  ONSBNOORT.    Bij  gebrek  van  afr 
beelding,  zal  deNederlandrche  Heelmeester  weinig  aao 
deze  befchrijving  hebben*  -^  3  *•   fFioarneming  eencr 
herJenontfieUng ,  door  j.  n.  u  x  e  r  c  k  ao  p  f*  Na  hét 
iBJsbruik  van  fterken  drank  omftaan ,  |xrikkelend  behan« 
deld,  uit  hoofde  van  de  onderdrukking  der   kraekten 
en  vrees  voor  verfterving.     Wij  herinneren  ooa  nog 
zeer  wel,  dat  de  groote  vak  geuns  een'  lijder  aan 
liongontfteking,  b^  wien  de  Tch^nbare  zwakheid  in  den 
hoogten  graad  pfatats  vond,   ilerk  antiphl9gisti$cb  be» 
handelde  en.'.,  redde,  en  verwondercoi:  ons  dos  geens^ 
«zins,  dat  deze  herfenontftekmg  ongelukkig* afliep.  --^ 
4^.  Waarneming,    eener   buikwaterzucke  ^    veroorzaakt 
door  faterblaatjcs ,  dopr  denielfden.     De  verharde  \&* 
ver  was  met  waterblaasjes  bezet;  maar  wat  bewast ^ 
dat  deze  de  oorzaak  der   waterzucht  waren?  -^  ^» 
iVaarneming^  nopens  eene  ver  lemming  der  onder fie  l^ 
dernaun^  van  POTTy  door  j.:j:  van  de  moer> 
gtntztn  doof  etterdrag:tein  in  den  omtrek  der  10,  it 
en  lade  rogwervelen,  welke  begonnen  uitgezet  te' worw 
den.    Wij  zien  het  wonderlijk  verhaal  over  het  boofil , 
om  de  belangrijke  «itkomst*    -Het.  geheel  uiigeteerd  If. 
deresy'e:  herftelde  volkomen.    V  a  n.  n  e  m  o  e  r  g^f  a^J)^ 
foetida  als  neryinum.  Zoude  die  hier  ook  gewerkt  heb» 
béü  ter  verbetering  van  het  beengeftet?  '^  6^  Verflaag 
van  bebandetdc  Ziekten  y  gedurende  i%i6^  door  j.  l^tt 


'•      e 


«    * 


.1  .  . 

Reit 


f 


A.  W.  K  B.P  H  A  L I Ü  l(  S,  RAI»  DOOR  VÏÏAUlé  EN SICILië.  .flop 


W    m'm 


Reis  d^or  Italii  en  ^ieiHi  vam  a.  w.kefralides» 
//  Deelen.  Met  Kaarten.  Vit  het  HeogduHseh.  Tsf 
Amfterdam^  hij  de  Wed.  G.  Warnars  en  Zoon. 
18 18 ,  19.    In  gr.  ivo.    XXIV  en  V718  Bh  f^^i^i 


K 


.et  is  zoo:  Italië  eo  Sicilië  leveren  (gel^  <de  Ver^ 
taler  In  zijn  voorberigt  zegt)  aanhoudend  r^fce  Aof  voor 
de  befcbottwingen  van  den  gele^rdeli  en  oordeelklindV 
^ gen  reiziger;  en  zelfs  liet  oude 9.  hoe  tfliwijU  onder» 
socht  en  befchreven ,  geeft  hem.  tdkens.  aanleiding  tot 
opmerkingen ,  die  aan  z^ne  voorgangers  z^n  omga^m 
Dit  wordt  door  deze  Reis  van  den  Heer  K  s  p  2^  a  ir  ir 
l&'ES,  thans  Hoogleeraar  der  nieuwere  Qefchiedkitild^ 
xtBt^tlaujtm*  discipel  van  den  beroemden  H£Ef.|s.ii,» 
op  nieuws  bevestigd.    Schoon  hij  oas.  niet  door  liind^p 
of  plaatfen  van  belang  geleidt  ^  welke,  niet  door  andch 
ren,    wier>  reisberehr^vingen!  voorhanden  zijn,    reedi^ 
Vroeger  bezocht  werden,  en  wi)  dus,  voor  zoo  veel 
wij  de  bertgten    der  laatfte  geleaen  hdriien,  /mental 
met  hem  op  bns  bekende  plaatfea  ionlsn^  en  er»  y^nr 
«en  goed  deel,  flechts  zien,  wat  n^- te  voeen.zagetr, 
bij  dóet  het  ons  echter  veelal  weder  uit  een  ander  oog*  ' 
{^unt  zien ,  en  maakt  ons  dikw^ls  />pi»erkzaam  op  bel- 
gene der  aandacht  van  anderea  ciptilipt  was.  Ook  heeft 
hij  over  vele  dingen  zijne  hem  b^zonder  eigene  aanmef- 
kingen ,  welke  wij  elders  niet  vindeQ  ^  en  doorgaana  bt* 
langrijk  ^ijn.    Wij  hebben  z^n  reisverhaal  met  veel  gfi^ 
ïDoegen  'gelezen,  ön- kunnen  net  den  Voovredenaa?  i^§- 
gen:  „  De'Séhrigver  vereenigt  mee  een*  grooten  i ^kdorn 
"Van   kundigheden*  fahr^nderlieid   Van    oordeel,'  warm 
'^voel ,  levendige  verbeelding ,  en  eene  eigenfchap , 
waarop  bef  bij  den  reiziger  vooral  aankomt,  de  gave 
namelijk,  om  het  bdi^tïgfljke  en  eigenaardige  op.  te  mer- 
kteen,  zelfs  '  in  kleinigheden  •  hét  karakter  van  meuTcben 
en  volken  te  ontdekken,  tn  zijne  ondervindingen,  ge«  . 
dachteii  en  gewaar wordidgen  ^  op  eenetreflfénde  en  aza* 

Ö  4  ge- 


r 

/ 


*9» 


JU  Wk   KBPHA^IDE/É: 


geune  wigzt ,  uit  ce  drukken^—  Hoewel  irij ,  gel^  vkn 
«U  fpreekt ,  dikw^ï*   'Hj  die   voorwcrpeB  vertoeft;^  ' 
welke  dezt  zuidel^ke  ftreken  v^n  oqs  werelddeel  ;^o 
h$  pHneioendheid  verfi^ren ,  bij  de  oqdhedep;  zijp  hoek 
iae^hteF  voor  alle  lazers  *  gefchilit ,  eo  df  geleerde  ^6o« 
wel  9  als  de  ongeleerde ,  vibdt  dfiarin  rijke  tlof  voor  zij» 
neo  weetlust."  — Het  werk  is  verdeeld  in  Hoofdftuk^ 
ken ,  én  ziet  hitt  deszelfe  korten  inhoud  t  Dé  seven 
terfte  Hoofdftukkea  van  het  eerfie  D^/  befobrijven-ons 
sijne  reis  van  Trien  ^  ovtr  Frioul^  naar  Fencü^^  efi 
vandaar,   over  Bddua^  Victnza^  Fcr^na^   Mantua^ 
Bolognd  en  ^ncona;  naar  Komc.     Indien   tfien>  elders 
breedere  berlgten  omtrent  de  eerstgemelde  plaatPen  aan- 
treft ,  omtrent  de  laatfte  H  de  SchryveF  breedvoerig  ^ 
en  houdt  ons^  met  bet  verflag  van  betgene  faijidaarejt 
in  den  omtrek ,  hy  dit  eerde  bezoek ,  zag  en  opmerk* 
te,  tot  in  zijn  veertigde  Hoofdftuk  bezig.    Ook  levert 
hii  ons  een  plan  van  het  Capiitdinum   en  Jiet  Campê 
VacciM  met  het  daaraan  helende.    Hem  van  Katne  naar 
Ci^ita  Vccchia  volgende,  gaan  wy   er  met   hem  aan 
)loord  van  eenè  Engelfche  brik ,  die  ons ,  in  het  vijf  en  ^ 
yeertigfte  Hoofdftuk ,  te   B^krmo   op  ^cilil  breng|« 
'Na  hier  het  merkwaardigfle  hezigtigd,  en  klei(ie  togt* 
jes  in  den  omtrek  gedaan  te  hebben,  reizen  wij  van 
daar  naar  Alcamo^  Segesta,  Salsmi  en  Cast^l  Vctrano^ 
"^n  waar  wtj  denruïnen  r^nSclinux  gaan  bezoeken.  Ver- 
-volgens  komen  wij  te  Sciaeca^  en  doen  van  d|iar  een^ 
leetogt  mtr  Gir§et^t^    httamdf^  Ag rdgefiiumj    va^ 
welks  voormaligen  zoowel  als  regenwoordigen  (laat  MfÜ 
||en  volkomen  begrjp.  verkrUgen^  terwijl  wij   ggen  der 
oude  overfaUjffelen  ongezien  Uten.    Een  plan  van  de 
ftad,  achter  aan  het  werk  gevoegd,  beldert  pns  alle;^ 
óp.    Owt  Galtanifeit^^    Ca^triK  ^Ghvami ^    Pia^Z4i,^ 
CêMagironty  Modicn ,  bet  dal  yznlsfJca  tï\  Nofo^  ga^t 
ginzereift  vervolgens  naar  ^yracu/c^  w^ar  wij  op  het  . 
{^d^  van  het  eerde  Deel»  (letwelk  pet  het  i^cht  en 
*V^fügfte  Hoofiiiluk  (iMÏt,  aankopen.  — iUintde  befchjr^ 
ïte»  VW  &r-^^fi  W«K4SBi  df  *?vcnecr(fe;Pqo«ftu^- 


kcD  Ttn  bec  tmeie  DeH  gewyd.    In  hec  achtfte  reizen  wji) 
natr  Cén^nia^  eo  bezijen  deizeifa  oudheden»  kuoicverzameJio- 
§eo  en  Mufeans*   Van  daar  bezoeken  wy  de  Cyckpen-tilanm 
'^,  en  beklimmen 9  na  onze  térngkomst»  den  £/m»  wiena 
top  wi],  piec  dan  onder  veel  cegenfpoedi  en  met  zeer  \ele 
moeite,   twee  malen  te  vergeef»  pogen  te  bereiken,  docb, 
bij.eene  d^de  infpanning   van  kracbcen,  eindelijk  gelukkig 
befiijgen,    Na    hier  alles    onderzocht,   en  er  het  beeriykst 
febonwtooneel  bewonderd  te  hebben,  dalen  wy  af,  om  iigac 
OOémia  weder  te  keeren ,  van  waar  wy  ooa ,  ov«r  Taarmina « 
naar  M^fs/ba  begeven,  wur  w^  weder  al  het  merkwaardig^ 
in  oogenfchouw  nemen,    en  ons  vervolgens  Infchepen  naar 
Nupelu    Hier  onze  weetgierigheid  voor  een  gedeelte  voldun 
hebbende,  doen  wij  een'  nicftap  naar  de  grenzen  v$n  het  oor 
AtLucanië  en  bet  tegenwoordige  Calahriê^  waaibU  wy  Paes^ 
turn  9  SaUrno^  Fietri^  La  Cava  9  Nocera^  Angri  ^Ca^tellama^ 
sv,  Smrrtnto^  Torre  delf  Annunwta^  Pompeji^  Herculanum^ 
fUfiffa  en  PoriM  een  bezoek  geven ,  en  nu  ook  den  Fefiiviu$ 
in  den  brandend^n  muil  k^ken,  en    van  z^n'   top  de  zoa 
zien  on^erg0sn.  Te  Napeis  wedergekeerd,  doorzien  en  door- 
zoeken wij  het  nu  nader,   en   wandelen  in  deszelfs  omtrek. 
Voorts  doen  wij  een*  uft^ap  naar  Puzzuoli^  waarbij   wij  ons 
«itftekend   verlustigen;    en  eindeiyk,    na    nogmaals,  in  den 
nacht,  een'  tweeden  togt  naar  den  Vefuvius  gedaan,  en  nu, 
van  zyne  kruin,  ook  den  opgang  der  toxy  in  al  bare  heeriyk- 
held  aanfchouwd  te  hebben,  nemen  wQ  de  terugreis  van  Nam 
feh  aan',  en  komen,  over  Capua^  Moio  ii  Gaêta^  FontH*^ 
Terrafina^  ie  Ponti/nfche  Moerasftn^  Cisierna^Felletri^  Ari-m 
eia^en  Albano^  andermaal  te  Rom^  waar  wij   ons  nog  drie 
weken  opboudeq,   welke  wQ  een  deelc  in  de  oude  bouwval- 
len, ten  deele  in  de  kunstzalen  en  kerken  doorbrengen.  Mee 
bet  drie  en  dertjglle  Hoofdftuk  reizen  w:ij  af  naar  Florence\ 
.welks  voorna|im(le  gebouwen   en   rchstcen  van   pehfeel-  en 
.   beitelkuQsc   wy  bewonderen.    Van  bier  gaan  wy  ntzt  Pffa^ 
en  doen  een*  uicdap  naar  Livorno^  bêgev/en  ons  vervolgens 
naar  Lerici^  en  van  dur,  ter  zee,  naar  Cenua^  hetwelk  ona 
weder  bet  gyne  ter  berchonwing  en  qpiberking  aanbiedt.  Z60 
doet  daarna  ook  Turin ,  werwaarta  wy  qver  de  (leile  Boeket» 
|#,    door  Alêifaniria  en  Asüf  gekomen  zyn,  en  waar  onze 
geleider,  eer  wy  ItafU  verlaten,  ons  van  naby  met  bet  Ita* 
.  Ilwaeb  vol|(|kafaktCT  bekend  maakt ,  ons  z(ine  nuttige  aan. 

O  5  mer. 


r  »s 


»ro  *     A^»  ^«    KEPBAtiDSI      ' 

aerkingen  overeet  reizen  io  deze  (hrelreniBédedeelt,  enzi-^ 
Ku  trekken  w^   met  hem'  over  deil  5^*   Bémkardsherg    ]ii 
'ZvHtferUfni  ^  dalen  tf  nair  Bfartinach^  kiimmen  we^^er  itaif 
den  beigpai  i/f  Gemmi^    begeven   oDi   nair  hec  Fhttigtndal^ 
en  komen,  na  het  overdeken  vun   hec  Tkuner^mttt^  in  de 
Tatlei  van  Lauterbrunnen.    Van  daar  'trekken  wQ  andere  ber« 
feir  over»   andere  valleijen  daor,  béfchonwen  der  waeervaU 
len  van  de  ^ar  en  van  de  Tofa ,   en  komen ,  over  den   Sim* 
fi^k ,  langs  de  boorden  van  den  Lago  Maggiort ,  in'  bet  ge* 
xigc  van  ^Aa  ^^//^,   ce  Milaan^  dac   ons,  op  z^ne  benrc, 
CB  voor  het  laatsc ,  onthaalc  op  de  befehonwing  van.  Italiaan* 
ibbe  knascdukken  en  gebouwen,   en  waar  bnae  Reiziger  ona 
onderhoudt  over  de  ontevredenheid  der  Italianen   met   dea 
tegenwoordigen  (hiac  van  zaken,  enz.     W^  Verlaten,  in  het 
Iwee  en  veercigfte  en  laacfte  Hoofdftuk,  Milaan^  en  eindelifk 
ook  onzen  Reiziger,  na  hem,  overOiir^,  Lugano^  BtHin^ 
9fitts  en  de  Alpen  ^  tovin  DuitscMami  geleid  te  hebben,    üij 
rchenkc  ons,   tot  affchetd,   eene    nette  afteekening  van  de 
"Renbaan  van  Flora  te  Rome^  een  fraai  plan  van  Syracu/e^ 
en  eenc  naauvvkenrige  afbeelding  van  den  zuidéüfken  £tna.  — 
De  Osrerzectcr  van  dit  werk  heeft  zich  wel  gekweten;  zijne 
ta9l  is  doorgatttts  zuiver,  s^IJn  XHjl  glad ,  gemakkelijk  en  le- 
vendig,'en  men  befluit  daarnlt  gereedelijk  tot  dezelfde  goede 
hoedanigheden  van  het  oorfpronkelislke ;  maar  ook,  uit  heft 
önvercaald  laten  Van  het  meeste  Italfaaiisch,  hier  voorkomen- 
de, moet  men  opmaken,  dat   de  Schrijver  dit  mede   onver« 
tolkt  gelaten  heeft.   Dit  befchouwen  wij  ati  een  gebrek.  EIlc 
lezer   verftaat  niet  auyd  de  brokken',  welke  men,  in  eene 
vreemde  taal ,  goedvindt  in  zijn  verhaal  in  te  vlechten.    Meti 
moet   (leeds  onderftelleh ,'  dac  zij  iets  belangrijks  behelzen; 
en  dan  is  het  onaangenaam  voor  hem,  die  leesc  en  hec  niet 
vtrllaac ,  dit  belangrijke  te  móeten  mfsfen.  —  Wellrgt  verlao- 
'gen  fommigen  hier  nog  een  of  ander  ftaal  van  de  fchrijfwg. 
ze ;  maar  Wl)  weten  niets  te  kiezen ,  dat  voor  ocs  bedek , 
.  na  zulk  een  breei  verflag,  niet  te  lang  Is.    Wij  kunnen  Ver* 
zekeren  ^  dat  het'  geheel  *  zeer  aangenaam  leen.    liet  meeste 
*i8  .luimig  en  vrol^k.    Veel  van  hoogen  ernst,  of  aandoenlijke 
droelheid   verwekkende  V  'heripneren  wlJ   ons  n'iet  er  In  onu  ^ 
ïöpe;  ,t^  hébben,   en  aatiftoót  Ijebben  wff'D'ïèt  geleden,  dan 
bier  én  daar  lp   het   oiizaiflen^ugend  en  al  tQ  lang.  gebabbel 
van  den  Napolltaanfcbtiï  chocólaadlbhenker,   öp  'het  einde 

des 


lEIt  I>db&  ItéUê  IM  ÜCILlë* 


if> 


iet  'negeo  en  dertigften  Hoofdlluks  rvm  bec'tweede'Deel,  waar-» 
«ftfl  Wij)  bier,   on  ,de  rawbtfd,  leii  flöt,  den  flaii«iin|;^ge> 
ven:    n   Ach»  mOn  liev^  Hecrl    God  segeoe  ui    Ik.  Jieb 
jnifC  van  o  gefprokes;  ik  wachtte  ,of  o»  even  alt  op  hec 
paaschei.    Ga  zitten }  gj^  anit  een  chocolaadje  proeven,  koo 
•Is  aan  een*  Kardinaal  toekomt.     Mijne  chocolade  \%  zniver» 
alt  de  Madonna.    Bij  mij  drinkt  men  de  ware  Maaeden-cho* 
colade.    zy  U,   God  dank,  altoos  de  eerde  te  Napels ^^^ 
de   Pant  relf  kon  tt  drinkes,  omdat  God  mi}  zijnen  zegeh 
▼erleenc.    Maar,  mifn  lieve,    wat    denkt   gi}  welf  Daarcoè 
worde  eene  weteofcfrap  vererscbt  i  Dtt  kost  een*  verdoemden 
arbeid  f  Ik  ben  in  vertw^feliDg  f  Want  men  moet  een  Mathei 
maticus,  mennioet  een  Mechanicus  zijn.     Ach '  mi}n  lieve 
liarc,  als  ik  bedenk,  dac  ik  na  een    werktnigefljk  ambacht 
frerrige , ' aoo'  bevangt  mQ  ^en  weinig  de  zwaarmoedigheid; 
naar  het  It  toch  altif d  zekere  chemie ,  ik  ben  toch  freeds  een 
Romein  i  mijn 'wapen  ti  alrijd  adellek;    Wac  drommel  denkt 
gy  wel?  Mijne  moeder  Was  de  dochter  van  den  befoemdea 
FiETRtJcci,  Advocaat  bQ  de  H.  R»f^9  en  mi|fn  vader  wat 
Ceremónieaieester  bif  den  Marchere  benenati.    GtJ  moet 
weten  ^  dit  fk  èen  fhai  wapen  bezit ,  en  m^  daarom  nooit 
gemeen  maak  met  het  laag  gepeupel,   dat  uit  z|fne  vnile  p9* 
pen  rookt,  en  geene  eergierigheid  bezit*  —  Eens  had  ik  aan 
al  nujne  vingers  gonden  ringen,  en  aan  het  hocffd'izag  ik  er 
uit  alt   een  Doge  van  Fenetiê.  —  Ik  heb  de  Doorlnchtfge 
Venetlaanibhe  Republiek  godXtïié:  als  eerfie  Tenorzanget^  ito 
"den  fcfaohwbnrg'  van  San  Benedetto,  —  Men  wilde  mij   at- 
leen  hooren.  Als  ik  verf^heen ,  fiepeii  aTten  tegeHJk : '  „  Zfec 
beml   ziet  hem!  Hff  level  Bravo,*  llomeinf*^  en   ik  boog 
zoo  maar  een  weinig*   Vóór  dein'' duivel!  ik  heb  den  fchonw« 
bnrg  van  San  Bènedetto   drie  Jtreiif  lang  flaande  gehondeii» 
Miiar  thans  it  de  wereld  bedorven,  i-  Geftorven  zijn  al  die 
^rave  zangers^  die  Itafifi  weleer  had  /*  enz.  enz. 


./ 


•«  » 


*  / 


iM< 


1 


I  > 

/ 


114  ^a^VmifTiA 


fUfar.  Indiëf  Cejhn^  d€  Roode  Zee^  AkyiSmi  en  Egjpi^ 

'  tt^  in  d$  jaren-  l8os  tot  1806;  naar  het  Bngeisck  van  den 

Burggraaf  o  zo  9i<^%  valbntia..   Met  Blaten.  IFde  en 

batfié  Deel.    Te  Haarlem ,  hij  F.  Boho,    In  gr.  ivo.  FI 

^  en  40a  Bl.fz-iS-i 

Juit  Itacfte  Deel  ^eh«lsc  het,  i/Srhaal  van  de  Reize  dei  HcereQ 
SALT  door  Abytjinii  mee  eeoen  lasc  van  Lord  VALENTiAt 
^ie  zelf  de  grenzen  van  dat  Chrisceogebied,  te. midden  vaar 
Mahemedaanfche,  volken  geiyit  een  eiland  geplaatst,  ntec 
^eeA  betreden.  Sedert,  bruce,  en  dus  in  35  jaren .  bad 
geen  J^rqpeër  dat  lapd  bezocht;  en  BRUce'a  ReisbefcbrU* 
ving  zelve  was,  volgens  d^  hier  medegedeeld^, berigceq^ 
flechts  eene  zeer  onzuivere  bron.  Doch ,  atn  den  anderen 
kant,  is  bruce  aeer  zeker,  ook  volgens  sa  jut,  verder  e« 
langer  geweest  dan  hjtj:  Gondar^  de  hoofdilad,  de  bronnen 
van  dtn.Nijl^  en  het  middelpunt  des  jikysBnifihen  Rijks, 
li^bben  jcwee  jaren  lang  aan  dien  vroegerén  Reiziger  ten  veN 
blQve  geftrêkt,  of  zijn  althans  door  hem  gezien;  «•  de  late« 
re,  daarentegen,  is  niet  verder  dan  de  provincie  7/gr^  ge« 
Iveest,  en  de  aloude  hoofddad  Axum  was  het  verde  punt, 
door  hem   bereisd ;  ook  was  z^n  verbluf  in  geheel  Abjsfinii 

f     jiiet  langer  dan  vier  maanden.    By  tl  de  onjuiste  of  zelfs 
verdichte  befcbeid en,  diefde  Heer  salt  aan  bruce  te  Ust 

-  legt 9  wordt  echter  ook  vael  ,  hetgene  iï&,Schotfehi  Reiz/gc^ 
tan  voert,  niet  flechts  onderdeld,  maar  bevestigd;  en,  mee 
tllen  eerbjed  voor  den  Heer  salt,  is  echter  ook  zijn  gezag , 
onzes  inzieiis,  niet  boven  de  noodzakelijkheid  eener  latere  .hes* 
«lening  verheven ,  hoewel  de  toon  der  eenyondlge  waarheid 
^ti  meer  fchijnt  .te  heerfchen,  dan  in  de  vaak  windige  en 
'praatzieke  voordragt.  van  BRUCf.  Over  htf  algemeen. k^qjC 
bet  karakter'  der  Akjsfiniërs  en  hun  inutfthappelijke  toelland 
by  SALT  in  een  gunftiger  daglicht  voor,  dan  by  zijnen voor« 
*  gADger ,  waartoe  de  meer  menfcheiyke  denk  wy  ze  van  den  Ras 
ouBLLBTA-sKLBsstf,  wicus  vrlcndfchap  de  Afgevaardigde 
van  Lord  valbntia  mogt  genieten,  boven  die  van  den  Rat 
mCBABL,  befchermer  van  bruce,  zekerlijk  veel  kan  heb* 
ben  bygedragen.  Deze  waardigheid  van  Ras  fchynt  veel 
•vereenkomst  te  hebben  met  die  van  majordomüs  of  maire 

du 


tZltZi 


m 


iu  pslaii  bij  de  oóde  Franken  vóór  K  arë  L  den  Grooten  ittfcd 
de  Ko'niDgen  ook  geboegzaam  geen  ge2ag  hadden,  en  otider 
de  vopgdUrchap  van  die  Stedehouders,  floflden.  Dic  verval 
der  konlnklQke  waardigheid  gaat  gepaard  net  burgerl^ke  ón» 
lusteti  y  gedurige  opflanden  en  oorlogen /verval  van  Godsdidh^'t 
y.eden  en  ïïiagt;  en  het  ia  tè  Vreezen,  dat,  zonder  hulp  uic 
Eurppa,  deze  Christenftaat  in  het  hart  van  AfHka  voor 'de 
omringende  Muxelmannen  en  Heidenen  zal  moeten  bezwQketr. 
Reeds  blijft,  uft  hoofde  der  onveiligheid  en  toenemende  bar* 
baarschheid,  de  post  van '  Opperpriester  oP  Mouna^  dien 
men  uit  AUoiandrië  ontbood,  onvervuld:  niemand  durft  zich 
ie  midden  Van  zoó  vele  beroerten  wagen  ,^  en ,  bij  gebrek  vail 
déze  kostbare  '  gemeenfchap  meé'  de '  overige  '  Christenheid  ^ 
(laat  bet  volk  aan  gehéele  verwildering^  bloot*  Nogtans  Qeekt 
liet 'daaAn  gunftig  af  bQ  de  oibliggende  Heidenen  en  Mahome^ 
danen^'dit  dé  zeer  dikw^ls  afgezette  Koningen  niet  alleca 
geenszins  omgebragc  of  verminkt;  maar  zelfs  federt  den  tijd 
Van-  Bitucfi  niet  meer  opgefloten  worden,  en  onder  het 
bpzigt  van  een  óf  ander  Opperhoofd  hunne  vr^heid  genleteit» 
De  Heer  s  alt «  na  bij  óe Mdkofnedaihn  van  AfasfouoAztet 
Vele  hinderpalen  en  onaangenaamheden  ondervonden  te  heb- 
l>en,  begaf  zich  óp  reis  naar  het  gebergte  Taronte^  des 
Ifcht^idmuar  'tusfcben  de  kustlanden  en  het  efgenl^ke  Abf^t^ 
nii.  Hy  vond  deszelfs  overtogt  minder  bezwaarlijk  dam 
brucb{  maar  de  geheêle  weg  tot  aan  deszelfs  voet  werd 
^em  verbitterd  'door  den 'onwil  zyner  Mahomedaanfche  laar* 
'dragers  en  gidfe'n.  Dixan  (ook  door  brucb  bezocht) worde 
door  de  Reizigers  befchreven,  als  de  woonplaats  van'eem 
'vadfig,  dom  en  morfig  volkje.  Van  hier 'ging 'de  weg"  saar 
Antahu^  den  toenmaiigen  zetel  van  dta^Raa.  Het  verblijf  bjf 
'dezen  Magtbebber,  met  de  vermelding  eener  menigte  kleine 
(oolf  wèl'  eens  minbedoldende) '  omfiandlgheden ,  beflaat  een 
'groot  gedeelte  des  verbaals.  Te  CheUeur  bezochten  ^ij  eene 
tneiltwaardige  kerk  en  eene  der  vrouwen  van  den  Rau  (Men 
•weet,  d^t  de  veel  wij  verij  bU  de  Ahysfiniin  beerscbt,  hO0. 
>2éer  zij*  ook  Christenen  zijn.)  Ovtr  het  algemeen  waren' de 
'Engftfckê  Reizigers 'bQ  de  Abysfinifihe  Grooten  van  beiderlei 
'geacht  en  van  alle  partijen  wél  gezien,  waartoe  zekerlQk 
het  denkbeeld,  dat  tij  Christenen  waren,  mim  loo  veel  bU« 
droeg  als  het  ontzag  voor  de  verw^derde  mngt  dw  Engeifikf 
Oostiodlfche  Maatfchappy ,  die  althans  niet  gedocht  foor  hen 

was. 


I 


t(4  ^-    VALBNTIA 

«NMb,  foen.BiJ  iRi7.CB.zoa  wél  ontbMl<^ff p » wo1k.en  menigeen 
ueb.nog  (iit  35  J*"^^)  Jevendig  herinnerde.  Merkwaardig  is  de 
lMi(chrUviogvfli%.cea  feestmaal  na  ee/ie  mönftering  der  troepen 
MO  dien.  Ras^  wwin  zich  de  gehèele  ruwheid  dór  ^hyfini: 
feJk  Beden;  len  rCÓoa/fpreidde,  die  echter  door  BRucE^met 
5^1^  te  zwarte  kleuren,  worde  voorgedeld,  wanueer  hlJ 'wil , 
ditt  juen  ftukken  ku  e^n  iiog  /f^^^^^beest  uitj[ii\)dc.  Het 'dier 
^orAe.  g/efl^,  ,eD  bet  xaau we,  nog  warme  vleesch  terHond 
fipgedischu  D^  troepen  zelve ,  ten  minde  de'  ruiters ,  waren 
%tct  goedt  ^  evenaren  éjé^,JrMbïfche.  Van  /fntaiou  d^ed  dt 
Schrijr^  een*  uitftap  .na»r,vf^ö*^y^  en  !/^;Ftf»,  weleer  'ook 
^opr  0Ri;,cs  htzocht^ ,  jliiouek  'is  eene  gewigtigefabrijkffad^ 
|XH<a  'm^^i  f<*  J''^  ^n  -f^Jn  Unneii't  waarvan  .bet.  eerfle,  als 
ifili:  door,  het  gei^eole  ^nd  io,  piploop  is.  De  oudhedeii  en  ■ 
n^^wmr^M^B  .y^°.h^(  ^^rig^,  ^xMm^  ifin  voocmaligen 
iC9iiifig!ff«^el ,  worden  om^n^fg.bejTchrerea^  ijamêlp  de  ho* 
J|^n:,rd9  ^M^elisk  (van  So  y^ft  h^ogy,  eene  ker)c»  diq  de 
grooffte  ^n  rijklle  in  Jb^sfifiië  ï$^  üeefien.  VBigt  Cr s f ijcke  in. 
f^otifuxij  4ie  ons  niet  ivoi:deo.inedfgedeekl>  ,nuuii;  ]faaruit  og 
«enetadw^  plaati  «ie^z^^ii^mardigebi^onderhe^  wprdc 
medcgedeeki,  dac  de  liiyefMn^ge  .Vorst /vaO|^j^^  zich 
gOên  ^^^  4fn  tmerwU^eiijken  God UA%%  noemt ^xen  bewü- 
«e«'*^t  <)e  4ksBst  der^  Oliffifif^  Qoden,  WJü^h^oljjik  door 
de,  Ii^m^9€n  mi  b^  toppunt  hunner  magt,  poïijn  Ijijsfinj^ 
<wi»;  (}oetgedro»geo«  Langs  dl^n  «elfden  weg  kit^am  er  later 
htt  Cforiateodon  (in  1^  beg^n  der  vierde.  Eeuw) ,  eQ  l^ieid 
sicb^  i«  fi^t  ^er  Aanvalleo  van  Makomeéenen  w.  bet  Qpsten 
eo  Wcaceu^  eo  vno  Heidenen  uit  bet  Zwdeo,  in  ftend.  Nog 
iieeft  «leu  te  ^Mir  eeoen  zetel,  waarop  de  oude  Koningen 
^teroenitf'  wendea,  en  «leer  pndere  overbiyfrefs  van  minder 
ht\Êég.  Ook  bD  deze  gefegepheid  gr^pt  de  Jatere  Britfch^ 
Aeizigêr  met  beMe  bandeyn  .^de  gelegeobeid  atn^  om  ^,  bet* 
snaogel  ann  uraerbeidalieMe  eur  de  ,#nveridi;agel(}ke  .«uunatigiog** 
vn  «yaei  ro^rpuger  te  iiierïiy^n»  wien  V^'  needs  op  «eer 
4ihMtfen  Iteefit  tefengfi^pbeu.  De  ^ehrfl ver  keerde  uaar  An' 
4£lm  fierug^^nerzMoekle-8^«  een%e,berigten  ontrent  Ginéar^ 
fde  Mfijkev,  den  bemitfl  en  de  jon^Qe-omwemeljiigen  ^nn 
Jlbpfmê^  fedeet  bet  vercrek  van  3Rvc«,|»  wiens .v^baal 
daariMii  ovi^feKis  vry  getrouw  jb»"  ea  ke«rde  daarop,  aog* 
m9^)$  ^er  Adêmh  en  Jdoiwm ,  (waar  b4}  nieuwe  bewezen 
van  ajLUCjt'iS  pMizui^t  «ncrtng,  alB  ntük»  nooit  mede  In 

den 


MMltE.  .  tI5 

^  4eo  krVg  w^f  f^pii o}  «a  over  ZV«:4w «  otar  Mas/iuak  tensgé 
4  waar  blj^  .^eor  .gelukkig ,  hec.^£«^//f^.  fcbip  voo4,  welkf 
vitt>mTeo  hem  io  .gepotte  mpeifeiyjchedènhad  kqnnea  ftorceo, 
£en|ge  •Igemeene  bedeakiagea;aver.  ite.ou<)a«  bèichiedtii» 
iti ,  Aby%fifuirs ,<t ,  i\^  bU  vaa  de  Egjpê^ioars  afleidt,..j(;BitQ 
Y^eec,  dac  ueerbn  en  andere  nieuwere  GefchiedoDderzo^ 
kers.  juisc  bec  t-^engeftelde  beweren)  over  de  handelsbelapgeft 
ytn,  Engeland  een  opzigce  vzn  ,/i^sfii$ié  9  ea  de  gedane  (lap- 
pen, om  de  gemeenfchap  mee  dat  land  aan  ce  kweek^^n».  be- 
fluiten  hét  DeeL  Op  eenen  medegebragten  brief  van  den  Ko^ 
M8g<^  «aa  Mys/büi-MXi  di«a  véa  EngéUmd  is  een  tnHroord  fe- 
yolgd,  veueld.  van  gefch enken,,  waaronder  gefcbyt,  hetweHp 
den  met  Engeland  verbondenen  Rss  gewis  het  oppergezag  . 
zal  dö'eti'bekoitiefiv  want  ^  federr  dé  tijdtn  der  Pcrtugezem 
b  daar  .'^eenkfnonfchot  gehoord.**  Van  dit  Oezantfcbap, 
waartoe  de  H^er  sa.lt  reeds  in  1^09  benoemd  w^d^ifont 
de  uiiflag  onbekend*       '  ■    '  ■ 

Wij  zijo  dos  mee  her  verflag  dezer  merkwaardige  Reize 
Jffm  eHidff't,  4ie;  JNthflve  de  v«te  «ardkUkakündtge  en  fiaüaiê^ 
fie  freritfeii»  .trelte  tQ  irtrvat«  üna  ook  ecnigecaaoè  in  èec 
i;ehéim.4ttr  Eng^ffi^eiitt^tkanée^smÈênzltn  der  Ooscerfelie 
éÊDÓfiüt.  t^:hak  doec  werpen.  Hds -éne* mm  éëvVorftenvaa 
vMUF  batdclc»  bteek  ona  «ie  dft  bcdonlaeliiig  ider  vroegere 
J>ee)!eii;  .^^c^t  mot  deo  sMenkmèd  jöfJudMÊ»  nog  ntecto- 
^eden»  ^rackc  «ïch'  de  JM^^iir  Natfei  ook  eed*  fs^eii  -voet  in 
Jr^èü^  de  Aoode  Zeer  en  .^^l^iiir  cc 'verwmvet;  Reedi 
iKCidc  zU  lo 'die  See  de . htvena  naar  detf  b«|b  knerÜaacsMd- 
<4efl;  iieedi  mi  ^Q  Ut  tikmA  FakMa^  btf  de  difjsfiiifcke 
*kns(,<gMttk  JIM0^»¥f^  OufiÊ^  gdifii,  MtJiïïiaHd)  bthou. 
:dco.  /E^^jbimntde. nog. niet  temdeo»  tmoht  z(|  aNBfcjbnte 
.otMt^n  Bi>Bd§^oêif.  irien  fy.(««eda  ^ao^het  loosdMtt 'Ot/af 
.es  van  4le  beaicciiq^  in  CamitiÊsnéii^m  Êfmhèmt  hobft  lbe« 
roofd ,  nu  ook  in  ifen  OoateHH^Q  JrMpêi  m  op  hec  J/^ 
^if/^if  ;&cfaier4(laii4  éen  voec  te  Hg(en>,.  waaitoe  ioaip  de  joogac 
^gedape  a^ikoop  ia  de  Areefc  van  üUavn  mAêt  ^tteacn.  Zn 
wac  wioc  nn  £arg«^i9^  14  al  dete  roMëoo2e  «aoetfogdnvm 
el  ^eae  aenwiiiAen,  .ptr  fiu  ^t  Mfmt  igaianf  Diepe  «mende 
4ier  mindere  klaaTen  ,  «alfemeene  mianoepElkeid,  aochc  tot  iend- 
^vtehuising^  die  gebeeie  fcbarea  na*  AmfUm  eo  dè-KaspJk 
Goiék  Jh&p  dfi}ftl  -^  200  waar  is  kec,  wat  nut^vit  et- 
te»  zegf:  ^rv^m  M  ^aerfiki  SséÉen  em idMgxMi» »  MMr 

i^l9Sg« 


•  •  J  _  .,     .         . 

langéuHg  tevin^  geïifk  ie^mormeUiirèn^  genieten  ^  zijn  Mê 
StaatsUgckamen  i^eren ,  4/e  cnverzadelijk  kruiderijen  en  ver^ 
g^^  zil9er  ^en  goud  yetpinden^  en  in  e^nen  hê$^  hortfigeH 
toefloffd  veie  in/paHnihg  en  levendigheid  hetomen^  W^  voot 
DDS  wenA^heo  hdrcetQk ,  dat  deze  koorcfige  coedAnd  flechtf 
Tier  zuiverfog.,  niet  ter  ontbinding  Van  bet  om  Zoö  naburige 
Staatfligcfaaaid  ino^e  ürekken,  en  dat  men  by  die  zuivering 
dati  ook  den  regel :  Elk  het  zijne  ^  wat  meer  in  het  oog  itlo* 

ge  bonden.  '         * 

• .  .  I  ■■ .  ,     • 

«  r 

X>nder%oek  naar  den  zin  en  de  wettigheid  9an  het  Decreet  9aU 

\    24  Jatiuarij  i8t2»  betrekkelijk  ^e  injlandhouding  der  Sub* 

.  fiitutiën ,   ten  ^  hehêeve  *yan  deH  premier  appelé.    Do9r  Mr^ 

\  H..  j.  pijCKMiESTJER.    JHf   Tielf^hij  a  Canipagne,  Je 

|8iy.    In  gr.^yo.  %9  BI.  f  i^iS'i 

•  •  •  '      ^ 

riet  Voof  ona  liggend-  tlegófeleerd  fièfchtïft^^fttJMüt  ^  Btf» 
jBef-inziena,  zoo  on  •  de- «ragettgtib^id  vwi^betönéerwvrp* 
•als  om  4e  goede  behandeling  daarvan;  tllezinè  ^  undadtc 
nran.  beo«  die  de  .  wecénfbhap  .der  Regtageleerdbeld  ,  of  tli 
'Regtera,^  of  ata  Ptskcizyna,  beoefenen.    Bekend  ia  het,  toe 
•boe  zeer  mteenioopeiidelgeToelciis  de  nitleggiog  van  het  De- 
creet van^24  Jamiary^  i8is   lanleiding  -  heeft  gegeten.'  De 
Heer  dijcsmbbvt'ee  .(lelt  die  ^eerfchiilende  gévoelena  in 
•den  loofr  van  s^ne  Verhandefhig  voor,  doet  fomtyda  tusfchen 
*dè£elve  eene'ken^»  of  fla»t  eenen  hem  geheel  efgenen*  weg 
4n«  -^  Het  eerfle,  .:én  >  wel*  het   wi^dlooplgde»  deel   van  dit 
Ondersoelt,  bh»  7-*^6& ;'  bepaatt :  xich  tot  betoog  iet  flelliog: 
•^  Dat 'door  de 3  invoering  vtn  bet  Fmnseh  Burgerlek  Wee« 
>^  boek»  op  dén  I  Maun*  i8ii ,  de  fidelcoonnliralre  l^bflkn- 
*9f  tien ,  welke  $  vóór  dien  dag ,  met  den  dood  vatt  den  teati* 
^  teur  bekrachtigd  waren ,  vernietigd «  en  de  fldetcommtafirire 
'^  of  bezwaarde  erf^^éoMien  Van   den  band  van  fidercomnria 
'^  ontflagen  zyn**'    Dese  fielBng  wfjkc  geheel  af  van  de  ge* 
'voelena  van  andere  Schnjvten,^^ie  dit  onderwerp  hebben  be« 
htndeld;    en  de  Schr^ver  lege  hier  een  gevoelen  aan  den 
dig,  dat  hy  met  regt  hec  zijne  noemen  kan.    In  de  tratifi* 
toire  qveatiën  ia  het  een  vaare  «kende  regel :  dat  verkregene 
•legten  niec  mogen  geTcfaofiden  of  mbkend   wocdeur    Matr 

wti 


vut  jyn,  vprktecj^qe  rctgteo  f  p^4fn  4e  zwiu:ighdd »  wirarps 
men  gedurig  ftuic*  De  H^er  i^e^ijbr  bepaalt,  ,,  droifs  a6f» 
qifii  y  ceujf  qa^ltpe  pfrfon^^  civilement  existanu  posfédaif  ir» 
révocMblement  ^  foit  furemenf^  foif  0^  tenuji%  foit  foui  une  cofi* 
dition  quckottque  mime  sneer  f  ai f^  9  fyspenfive  oft  re}olutoire!\ 
Princlp,  fyr  /es  fuesf»  iranfit.  f.  35»  wajffmc^e  geji.e.el  o^er* 
eendemmeo  iie  beginfejen  vs^n  cüabot  dï,  ^'a^lier^ 
iluesf.  trar{ltt.  h  p.^  Z77  ^f f ♦  VoJgens  dje  ftellin^ ,  is  ^n  v:er- 
kregen  regc  al  hec  zoodanige,  dac  mee  door  menfchelijke  be* 
palingen  kan  herroepen  worden,  al  hangt  de  exiscejicie  vao 
hetzelve  yao  voorwaarden  ^af*  ZiJ^  die  regcen  voorwaarde* 
^jjk,  dan  is  het,  in  dien  zin  ^  een  verkregen,  een  eigen  regt» 
op  die  verwachting  op  .|;iet  vervullen  der  voorwaarde  te 
bezitten;  het  is  een  verkregen  regt,  om  dat  Tegt,  dat  wy 
verwachten ,  te  verkregen ,  als  het  bedaat.  Men  beeft  eea 
verkregen  regt,  om  die  hoop.  te  voeden.  Volgens  ,dap  flel* 
i^l,  zijn  zeker  de  fidcicommisfaire  fubditudën,'  vóór  de  in« 
voering  van  het  Code  met  den  dood  bekrachtigd,  in  hare  vol* 
J^,  kr^t  J^^ven  beflfaq»  zelft,^  4e  JnvAeriogMan  d§t  Wetr 
boekt  I>e  He<^r  ]>JJ c k me bst^h  grondt  het  .tegeoge(leJde 
/^yoelefi  pp.  ^^e  .ftejlingei).  ..Qat  .bftt  730  eyen  >j|g^hragte 
wel  gelflt  iii  pon^racten,  ipa^r.iue^.jn.c^gt^,  di^  v^yk  ^fiH  tea- 
.^meutt  buim^Q  oorCprpng  erlangeo,  zoq  ala  fcteTcojDtwfflire 
/libdiiutiën. t  HU  br^sugt  bU  de  I»e^j4in^^«i  bjefi.I^nieiurche 
r.<5gc:  ,„  ./j!?  Jiipui^fi$r>i€(l9df^8af^\Jfé(^iiff^,dk^  coutracr 
(if4n  ccnf^^'  i»  .ieiates  die4  f  ffiia  QQ^dith  ewêiS.^K  {U^m  de 
|i;grx)pdbeid  waip  deze  bekende  >Q9lH(if  niet  ona&euaende^  ge- 
ipoA  e^htcf 9  ^%  de;ie|ve  «^ot  geheel  verkeer|k  gevolgtffeklciiw 
gen  ^ott.^pl^dipggeyea,  indiwioeo .dezelve  ia  dien  aio  tAC  de  be« 
Disfing  vfio cj-aujicojr^  ^e%ti^n,.u»i^de  bepaling  vat]/if#v 4«4frr/# 
.Wild^  oxefljrfng^  9iJ  .de^A  b^sfigg,  liie\  nMH^deondes- 
fi^b^idiug  van  dies  nêfi  qedttx  ^fiü  'V$mt\,  vm  diexttüt^  vjp 
4ies  yenit  ^cfijerypge.  Mep  ^nder#pek^./nfeif,-op  «welken 
^^tjjd  iefmiod  e^oe  akcij»  kan  |nftell€)a«  iii«a^  m#0  .zl&.,^tip  wei* 
Jteq  tijd  aai}.,  iewnd  e^n. f^gt ,  f^Vim-Mg^  Mf»  vec^ffftchtiiig 
op  een  regt,  on^rqÊfe^ji\(dAS.  .ii.:  door  ,pffm  iQftnfeheo- 
ivil^j&jeur-te  ,^^er€^)  m  gi»devo)yeerd*  Op  4fen  tUd  li  aan 
4eRH^9d  ^^9  if^^  f^^i^vm  ve/kregen4  Dit  pu  ««La  contjrac- 
^e9  i^in  de  tijd  der  ((^yerespkoiASf ,  en  10  lestameicaife  dii- 
f^Gufn  ^e  tijd  van  lye^^^verl^deq  van  den  erflater V(*)  wafit 

op 
(*3  „  Le  legs  —  acquiert ,  au  momeni  mime  du  décès  du  tes- 
BOBKBESCH.  j8bo.  fio.  5*  P  $a* 


\ 


0p  déze  tijden  kuidTen  dé  $emfta]tce  bfepfttingea  nfee  nêe^ 
door  menfchén  -  willekeur  berrpepen  wordeti.  (♦)  wy  zov^ 
4en  dus  de  toap^sQrg  van  den  fiangebatlden  regel  Dit  bet 
)lomèinrcbe  regc  yoor  niet  jnist  botiden;  Daarenboven  wQ 
hemman  giaroe  toe,  dat  de  legataris  eerst  bet  direcp  regt  op 
bet  legaat»  de  aktie  tot  bekoning  va^  bet  legaat,  verkrijgt, 
tijdens  de  voorwaarde  vervQld  wordt^  Doeb  de  verwacbting, 
dat  die  Voorwaarde  sott  vervtkid  worde^*  konde  bem  niet 
ontaomen  worden.  Dat  regt,  om  dat  legaat,  conditione  exit* 
fente^  it  verkrijgen,  is  dadelijk  op  ziob  zelf  een  verkre* 
^n  regt ,  alhoeifei  blJ  bet  legaat  zelf  eerst  naderband  ont* 
vangt.  Dus  beeft  de  fidefcommisfbir  gefubftitaeerde  eeit 
Verkregen  regé  van  verwachciiig,  dat  bém  door  geen  men* 
fcben. willekeur  kan  ónenoni'eti  wórden.  Al  wat  de  Scbrijvev 
bijbrengt '  tot  betoog,  dat  ^oiVdftionele  regt  en  ^  uit  tes  tarnen* 
ten  te  Verkrijgen,  eerst  ver^egeneregten  zouden  zijn  cd?fr<///iViie 

faieur^  h  cara$tène   tPii¥iyücahiHté  ^  tt  devient  un  droit  ae» 

fi^x,  qffauoune  loi  postérieure  ne  peut  anéantsrJ**    Ct^Anot 

i)z  l'alliar^  ia€m-  eit.    Dit  -geldt  evenzeer  van  inftitutiftt 

fo  fubilituciën  als   ykn  legaten,  want  de  reden  is  dezelfde , 

jrn  de  ftibftittttiêa  voor  meefder  graden   zDn  zoovele  inftitu- 

\\ln  of  legaten  als  z^  zicb  tot  graden  uitai:ekken«*    Het  eene 

jegaat  is  mmgii  remotum^  het  andere  proxinuts;  maar  de  aard 

van  bekiè  is  dez«(fde.    Dit  zijn  verkregene  regten,  ^décJaré$ 

feis  par  ia  hi  exUtann  9'  (exiacerende  op  bet  tijdüip,  dat  d« 

^égten:*^<mherroepell)lt   wotden)   die  niet  door  eene  nieuwe 

wét  kwineh^  vernietigd  of  gefbhoüden  worden,  ^hrs  mimequ^il^ 

pattni  foutnii   ^  de%  condiikm  qui  ne  pae€9mplisfent\  eu  è 

flei  i9fiiemen$  incertains  qui  n'urrivent  que  fous  Pempirê  de 

ia  loi  ucfiiveHe.**'  Ohabot  db  l^ allier, deze  (lelling  oveir 

0e  voorivaarden  opgevende,  fluit  daar  niet  van  uit  de  tesoi* 

^entairerse^en^    Dus,  volgens  deze  bëgtnfelen^  zijn  de  ver* 

If  acbtingen  op  fidelcommt^en  '  verkregene  regten  »    door  detl 

-^ood'des  cearateurs  onherroepelijk  geworden.^ 

(f)  l^let  '(^kreekt  -iwn  zelf,  dat  contractanten ,  wanneer  zQ 

)ift  le^  fameb  «ééns  t^n,  een  eens  aafigegaan  contract  weder 

j^nnoén  berro^n;'  Doch  dit  Is  niet  m\ser  in  de  willekeur  van 

^nep'  g^egeu,    Od  ^andere  beeft  •  verkregene  regteit ,  die  dii 

V  iperhipdercn* 


Ot«DERTOÉlt  VAK  ^IT  OeCHtSf  VAlf  2^  JAlfi   iSifl.      ftl]^ 

^xistèntCf  zoo  tis  "h^  iiït  Ar^''  1040  lèti*  1653  ifirr^.  /^5r/^.  eil 
eene  conclttGe  van  d^n'Heer'D«Nl  e'LI  trflchd  ce  becoogen, 
Üt  tHIes  bewijn  fleehtS',  dat  meii  over  zijne  eventueele  reg* 
ten  op  éffteaftingen  óf  legaten  niet  teftg-  belbhfkkeo  /of  de« 
zelve  alieneren,  dtn  inranee^  ^tj'  iveiikèft^k  vervallen  «^n; 
dat»/  cot  verkiQgen  van  eenig  regt  nit  een  tetcament,  ver» 
dacht  wtordt,  dat  men  }o  weven  sif;  ili-cM  voorwaarde  ver* 
Ttild'wofdt,  om  deze  natvuriyke  reden»  dat  de  testamencaire 
dtapoticié  eene  gnnat*  aan  ^eker  bepaald  perfoou^ heeft  willen 
toekennen,  betgene  in  contracten  het  geval  nïet  is.  Wi)  ge« 
Toovendus,  dat  de  interpretatie,  dfe  de  Heer  meijbr  geeft 
van  de  wet  van  25  en  14  October-t7<)s  •  allesins  {aist  is» 
daar  hij  door  den  tjQd  der  ouvertnie  van  de  fidetcommiafeQ 
verftaac  het  overlijden  van'de^  teacttenr;  tertvijl  de  Heer 
BijcKifEBSTkit  hierdoor  meent  te  moeten  verfhian  den 
tQd  van  het  overlijden  van  den  beswaarden  erfgenaam,  bl« 
ai— a6.  Gurne  (temmen  wtf  toa ,  dat  vói6r  dien  tijd  de  ge* 
Ifibftitneerde  geene  aktie  heeft,  en  zi)n  regt  niet  kan  over» 
dragen;  en  dit  is  het  alleen,  dat  Ari.  lop  en  1053  en  de 
eonclnGën  van  den  Hefer  daniblb,  bl.  26^  vascdellen; 
doéh  het  règt,  om  txistente  ^em^tione  bét  bij  fidefcommif 
vermiakKe  te  verkregen,  bedaat  reeds  van  den  tQd  van  den 
dood  des  tescatenra.  Laat  ons  dic  (Itven-  met  de  woorden  • 
van  M  B  R  L I N ,  die  door  den  Schrijver  zelven ,  bl.  27  ,  aan- 
gehaald worden  i  „  Bk  quoi^  celui  qui  êst  inftifui  f9Ut  «ne 
tonéition^  n^acéfuiert  •U  pas /par  Ie  dMs  du  testateur^  U 
dreit  de  recutilUr  'Nüréditi ,  en  êa$  f  ui  ia  eondstien  yfenne  è 
manquer^  fi  eUe  est  négafire  ;  et  h  paccempliry  ft  elk  est  af» 
firmatiyef  -*  Sans  doute^  par  Ie  déeès  du  testateur,  Pkéritier' 
tenditionnel  est  inyesti  du  droH  irrivocable  de^fuecèder  ^  en 
êas  que  la  ctmdifhn  nigdtive  de  fm  infiitutien  vienne  it  faillir 
de  fen  vtvant ,  en  cas  que  dé  fm  Hvant  la  condition  affifma^ 
tive  de  fm  infiitution  9ienne  è  faciompür.^*  De  Schrijvefr  wil 
'bet  niet  wagen,  dien  beroemden  man  te  wederleggen,  en 
brengt,  tot  dat  einde  *a'  mans  eonotonën  en  eén  arrest  van 
het  Hof  van  Casfatie  by ,  bl.  3o«»43,  over  de  vraag:  of  het 
jus  dêYolutUnis  (volgens  hetwelk,  ^n  der  editgeuooten- over* 
leden  zijnde,  de  aehcergelatene  kinderen  o(^  de  onroerende 
goederen  van  den  o  verblijvenden  echtgenoot  een  vast  regt  ver* 
kregeh,  zoodat  deze  over  deselve  niec  kon  befchlkken,  maar 
kinderen  vtn  dat  vroeger  bnwelijk  alleen  in  deielve  koo* 

Pa  des 


dtn  facced^ren)  nu  .nog  knchc  bad». na  de  invoering  der  w«( 
yan   8  April  i/pi ,  Art*  i,  $3,  waarb^  hetzelve  w^rd  afge* 
fcbaft»''  wanneer  reeds  «eo  der  ech^enooceft  v66r  de  pubüct* 
tie  dier  wee  waf   over|jeden«  •—   MfiRLiN  coocUidecrt  toe 
^ec  negetive»  en^het^of  van  Casfat^  hee^  dat.gevoeleo  be? 
krachcigd,    Hierdppf  J)i|eft,  volgeiir  imeeoing  dea^ -^chryveri » 
ifr £  R  'L  i^H  Bich  ^veib  W€4er4c^d/.    JElec.  zoudp  vip .  eeo  aa# 
4er  oordeel  zyn.     ^V^nnt^or  over  hetiiegt  yan  fuccederen  uif 
^en  testameoc  ge>kandeld  weerde,  dan  zyn  er  droits  irr^oca^ 
i/es  y  vit  eene  menic^eiyke,    niec  nM^r  vergnderiyke  bepaling 
feiprocen*    ^po  verila  vep  de  eerst  aangehaalde  plaats  véxk 
MfeaLii^»    poch   de  questie  over  het  yi^i  dewliUhnit  hangf 
Biet  af  van  eene  zoodanige^  niet  meer  veranderiyice  befchik* 
kings  tti^ar  hec  geheele  ynf  devolutionis   hangt  bloot  af  van  d^ 
Y^ei»  die  hetzelve  .toeftaau    CfiABOT  pr  t*ALL]£a  loc^ 
cp»  zegt  zeer  juist;    ^  U  y  a  ausfi  dfii  dmfs  réeis  ^    (in  te< 
genoverftelling  van  ptrfoneliy  qiti^  fyn^  c^mfenêiom  éxpr^sfif^ 
p>nf  établis  et  acquis  en  vertu  ei  par  la  feuU  autorité  de$  M 
ahr$  exiitantes,''*  Nu  behoort  het  jnst  de^clutionh  tot  de  zoo* 
danige »  ^  qui  n'ayant  iPexisience  que  par  Pautorké  des  hh 
qui  les  ont  établiSL^^  ne  peuveni  conferver  de  ferc^  et  de  valeur^ 
qu^autant  qve  ces  hts  conferyent  eiles*mêmesje  l autorité ^  e$ 
^la  loi  nouvelle  qui  abroge  les  unes  aboUê  eonfifquemment  la$ 
autres,^^  ^  ld.  locm  eit.  *  Hier  Was  dus  eene  geheel  andere  re# 
den  aanwezig,  die  noodwandig  tot  eene  ander?  ijkcifie  moesi' 
kideu*    MsHLiN  is  dus.  zich  zei  ven  aieer  confequent  geble^ 
^en^  en  het  is  er-  verre  van  af »  dat  hy  ticli  zjtl^tn  zou  we-i^ 
derleggeo.    Zeker  is  bet,  dat  wij  i^^confiderans^  in  het   ar-» 
rest  voorkomende,  bU  40,  waar   de  vcrg^i^l^ing    èiet  fidef* 
Qoniniis  gemaakt  wordt,  voor  onjuist  bou^en^  .Men  fcbync 
daur  de  geheel  verfcfaillende  gronden  van  beide  ragten  mis* 
k^i^te  hebben.  Wy  fliemaen  gaarne  den  SohriJver,.bl...44^. 
4^i  {pe,  dat  de  woorden  van.  Art.  896.  Burg,  ff^etb."^  les 
fubftitutions  font  prohibées^^  nie^  aUeen  voor  alsnu  het  in- 
Q^Uen  van  fideT<|ommisfen  verbieden,   maar  opk  nietig  doeo 
9ii)n  alle  zoodanige  fidefc^ittmisfau-e  rpb(litutiSn,als»  iof  t|jdens 
de  invoering  van  het  Wetboek  nog  niet  door  den  .dood  dei 
testatevrs  bekrachtigd  wircQ»  of  die  op  z^lke  perfonen  zou- 
dep  moeten  devolvereo,  die  tijdens  die  iovodripg  nog  ni^t  in 
ipeaen  wanH),  Owanc  de  perfoon,  é\t  eeïkfus  qumritsm  Vik 
bebbeo,  gictec  ciyikmewt  qtthtant  a|}n  d  fiptfodiêction  ife*A$ 
^m^elle  lol,    M  £ ))  E  R ,  op.  o'/v;  p.  34O      ' 

QHet  overige  hierna.^  De 


I 


» 


De' Mtmch^'th  drte  "Zangen  y  i/(?tfr  cornblis  loÓts,  Rid^ 

.der.  der  Orde  yqn.  4^n  Pfedcrtgndfcben  Leeuw ^  en  Lid  van 

.^li£t.  KmUMjk>  .^if^utM     Tf    Afifierdam^  bij  J*   van  deCL 

üée'  reèéBAreiri  dtt  nociceen  dankbare  arbefd  was,  wordt 
IfiilksV  voor  'dtni'  'éertfftten  'en  toch  niet  ongevoeligen  man; 
koe  fain^s'boe'tnitld^.  Wij' voor  ons,  ten  minde,  die  ook, 
«T^'^Scbr^v^iA's;  reédi  door  goed  en  kwaad  geruchte  zijn  ge* 
j(tan  »*  kéMén  nianwelljks' dènkbeekl  van  vordf^nngen,  welke 
i^li  'i6ét''9en  lof  ^' aan  de  bundels  van  den  Heer  loots  In 
dè  Letttrifefe^infèn  coegedeehl,  openlijk  ontevreden  toonen. 
ItDmera »  wat  zH  bee  dan  nu  wéér  worden ,  daar  wij  elders 
Al 'verltlaaM- hebben,-  dat  wij  wijsgeerige  onderwerpen  voort 
ttê^mèesté  bichtèta  niet  zoo  gnnflig  hielden  als  andere»  n.eer 
tiistórirehé,  en  de  Heer  Loots  onder  deze  ligtelijk  koti 
VehoÖtent  ^'  wat  zal  het  wordei>,  daar  zeker  dezelfde  Re- 
tebfent»  Ae  onlangs  kinker  zoo  moedig  verdedigd  heeft 
'tegen  'ik  weet '  niet  welke  gewaande  aanvallen ,  gereed  (laat 
^XQ,  ofizeii  Dichter  gelijken  dienst  te  bewijzen  t  Voorwaar 
èen  géviiri^k  man,  die  (waaraan  wij  tegen  iemand  ais  den 
fieef  KiNK«t  evenmin -zonden  hebben  durven  denken ^aif 
«rQ  er  eenige  neiging  toe  gevoelden)  onze  beoordeellhg  far*' 
vasfisch  (*)  üoemt,  en  teffena  beween,  (fchoon  w^  weer 
"niet  weten,  hoe  ntein  dit  knoopen  iean)  dat  wij  onder  dft 
Voorkomen  een  ongunftig  oordeel  hebben  willen  rerbet'gen; 
^  nu  van  andere  even  bitft ,  fthoon  ook  even  malle ,  ver- 
^ytefi  geèi»  woord  te  fpreken.  Jtf,-éewis  ligt  dé  roede  reed^ 
^•Méroin  Voor  ons  vaardig  I  WeluU ,  fic  fiorent  HberAhs  ap» 
tes^  z(n>  béfordert  men  het  gebfed  van  Uchf  en  vre^;  én» 
teiakt  men  zich  dan  ook  geenè  vrienden  van  den  onregtt^aaiL 
dfgen  ManhDon ,  züo  verbindt  nïen  welligt  dezen  am  'zich , 
%en  p^ze  van  ^IJi^e  vrienden.    Dit  iaatfte  is  voor  velen  wéér 

•  (•)  Wg  lattn  eerst  Sócratiich;  zoo  weinig  waren  wU  op 
'bet  genoemde  verwijt  gevat,  en  zou  het  ieder  zijn,  d\(i  zic)i 
onze  beoordeeling  herinnerde,  Dodi,  ons  ook  dien  wiT  nfet 
'bewust,  zagen'  wij  nader  toe,  en.,...  bet  werd  hoe  langs 
tóe  gdtket.  •  < ' 

Pg 


gaUwuUUéu;  docb,  die  bet  verntac,  ctme  bet  eer  bircef 
Wy  gtatt»  zooder  verdere  voortflprulc,  cof  onzen  Ai^het^ 
Over. 

'Wij  znllen  blJ   bet  werkcnlgelijke' zj|)ner  pofzij    niet  tliU 
ftun »  nocb  daarop  aanmerkingen  maken.    Men  kent  die  r^eds 
genoegzaam;  en  bet  zal  niemand  moelje]iJki.v)a)ien>» « dboiT  vèr* 
geiyking  onzer  beste  Dicbtera  onderling,  elks  (lèrke  of  zwak* 
kere  zijde,   in  dit  opzigt,  uk  te  viodep*.)  H^^^mt  hier.  iif^ 
^zonderheid  aan  op  de  behandeling  jran,  bet^.ondeimviei'p.   fy^ 
wij  gelooven  gaarne  den  Dichter,  dat  hfiin  de  verzamfliiig»' 
fchifting  en  fcbikking  der  boüwftoffe  al  heel  wat  moeicevko$«« 
te*    Doch,   van  den  anderen  kant,  sal  b^  voor  zich  zelveo 
ook  welligt  bijkomende  genoegens  en  vpordeejen  nit^leze  bef 
zigheid  en  infpanning  getrokken  hebben»  welke  hec. liezkigeil 
van  gemakkeiyker,   maar  tevens  onbeduidender,;  fiof  niet  kat 
opleveren.    Na  veel  gehoord  en  gelezen  te  hebbco,   b(etuig| 
bg   bet  beste  te  hebben  willen  kie^^n  uit  de  onderfcheide^f 
gevoelens   en  üandpunten,^ om  den  mensch  w^sgeerig  te  be# 
fchouwen.    Ons  dunkt,   deze  wil  \$  zigtbaar,  ekiiiet  pngnnf 
*Ilig  zigtbaar,  in  zekere  ruimte  van  gedachten,  bipnen. geeoe 
al  te  naauwe  perkeu  van  een  enkel;  leerdelTel  bepaald.    Nog 
beter  zou  welligt  bet  üuk  2ü)n  uitgevallen,  war^n  al  de  ont<^ 
leende  denkbeelden,  door  een  langer  verbiyjf.  en  bewerking  in 
het  brein  of  de  borst    des   Dichters ,   meer  g^êsfimikerd-  fa 
als  geheel  zijne  eigene  wéér  te  voorfchija  gebragr  gew^i4etu 
Wy  zeggen i  welligt;  want  w^  geven  ons  oocdeei  voor  gee» 
oe  Godfpraak ,  zoö  min  als  wij  dat  van  een*  ander  daarvoor 
aannemen.    En  zoo  is  het  ook  behoudens,  beter-,  da£  wij  de 
omwikkeling  van  den  mensch,  door  eigene  kracht  alleen,  air 
.  den  alleriaagften  dierllaat,  overdreven,  ja  op  eeue  wyze  vooib 
j[e(teld  achten,  die  niet  waar  kan  z^n,  en,  in  zoo  verre,  c^ 
gen  de  dichterlQke  waarheid  zondigt.  Wij  willen  bierom,  nogi» 
.tans,  alwéér  niet  vechten,   en  betuigen  alleen,  dat  oaa  de 
eerlle  Zang;  uit  hoofde  van  dit  monderachiige,  als  van  een' 
worm,  die  in  bet  fl^k  kruipt ,  ja  niet  eens  kruipt,  en  zifne 
.inwendige  vermogens  door  louter  wanklank    en  afzigtigheid 
,aftn  den  dag  legt,  min   beeft  behaagd.    Liever  zien  wi>  dea 
eerften  mentch,  als  een  kind,   aan  de  hand  van  Na^nur  en 
Voorzienigheid,  ét  (lelie  baan  langzaam  en  met  vele  kronke* 
lingen   optreden.    Doch   ook  dit  is  een  b^zonder  gevoel  ep 
gevoelen,  hetwelk  de  Dichter  zlcb  niet  behoeft  xe  laten  o^- 

dxin* 


\ 


I 


\ 

U  MfiNICOr  ^éS 

dringen*  Wj  b««ft  bet  Tcboope  van  syo  (lak ,  en  den  boofea 
lof  vfn  zDnen  mensch,  voornamelijk  verbonden  aan  de  kracbc 
der  cegenftelliog ,  bet  moeijelijke  der  wordeling,  en  den  ver« 
itzenden  afftadd,  door  eigen*  moed  en  kracht  alleen  afge- 
legd, uit  de  laagte  der  verachtelgkfte  dierlijkheid ,  tot  de 
fcbitterende  hoogte  eener  vrije  en  eelfgenoegz^e  deagd» 
MoeQeiyk  is  zeker  deze  gang  ce  befchrijven:  geen  Wijsgeer 
jiceft  bem  ons  nog  immer  duideiyk  kunnen  maken;  veelmin 
is  dit  van  den  Dichter  te  vergen:  docb  treffende  verld^ieten^ 
beerlljke  partyen  heeft  hij  ons,  bij  menigte,  in  denzelven  aan- 
gewezen; en  vooral  de  fchilderij  van  hetge(|e  de  aensich^iHi. 
bec  volbrengen .  der  eerde  heideudappen ,  dadel\|k  ü^  meeac 
In  den  tweeden  Zang  voorkomende^  is  meescerljfk.  ..Ook  de 
Wtweidingen  over  fchoone  kunst  en  idealen ,  fchoon  bier  of 
daar  mtsrchieii  te  veel  naar  het  fysteem  riekende»  zi]n  dea 
man  waardig,  die.  geboren  lieveling  der  iZanggodjoneo^.aoois 
Tan  eene  derteive  (]pteekt,  of  bec  is  in  hemel vaj. '  En  heit 
flot  van  dit.  boek  is  zoo  gepast  eo  yoorcrèffelijk^  dat  w), 
voor  eei>  oogenblik ,  beklaagden ,  dat  bet  niet  ten  algi^meen 
beduide  bad  kunnen  worden  gebezigd.  . 

Het  aeesc  van  alle , -nogtans ,  heeft  ons  de  derde  of  laac* 
fte  Zang  geAnaakt.  Tegen  onze  verwachting:  want  wij  boa- 
den,  over  be^  geheel,  de  .zinnelijkheid  voor  dichterJlJker 
onderwerp  dan  de  rede;  en  de  aankondiging  ^tn  ficties,  die 
die  werk 'ophesren  en  verbeldcren  moesten,  fiemde  <xns  i\iec 
te  gundiger.  Inderdaad,  die  tusfchenfprekers  komen  er  wat 
aardig  in;  maar;  bet  geeft  otts  toch  wéér  een  mooi  toonvel* 
ai  bekgene  xij  ie^gen  is  regt  goed*  Hoe  gepast  is  b.  v«  hec 
beeld  van  den  boogen  eik ,  die  zijne  kruin  wel  ten  benei  vec^ 
beft  en  zijne  takken  In  >de  verb«vende  luchten  wiegc^  maar 
Mhcer  in  'de  aarde  rust  en  deunt  als  het  nederigst  kruki ,  In 
den  mond  des  lasteraars  van  'smenfchen  grootheidi  £q  evea« 
rWel  verdwifnen  il  z^ne  drogredenen  voor  de  ual  der  waar* 
beid.  Niét  dat  wij  alles  in  proza  beamen,  -*  dat  deCbfift* 
lelijke  demoed  er  getne  gewigtige  -  aanmerkingen  op  ^u  te 
maken  bebben.  Maar  de  Dichters  z^n,  in  een*  ^geuaar^i^ 
Ün,  meest  Boven valdry vers,  die  den  mensch  befcbouwefly 
^U  er  feyn  foOie^  zoo  als  hij  zich  ten  minde  denken  iaat  t  de 
mensch  van  kant;  en  dan  beeft  de  man  in  het  boKrh  wél 
gefproken.  Vervolgens  wordt  de  fbm  opgematkr^  en  jde  vh 
kening  gefloten;  en  wij  beklagen  ons  regt  hartelijk,  dat  wQ 

P4  •      dk 


iS4  C.  L  o  o¥  S  ,  D£   MERSCH. 

éh  een  en  ander  oiec  geheel  knnnêh  ovërnemeit'.  'Men  zotf 
égn  niet  flechcs  den  inhoud ,'  maar  'ook  hec  meesterlijk  pen- 
feéï  kennen,  welks  laatfte  trek  het  zegel  der  hoogde  kunst' 
ii,    Oncvangc  ten  minde  iets!  <« 

Ik  zag  &ém  ,  daar  hij  lag»  verworpeling  (^  de  aarde,  • 
£n  hoe  natuur  niets  deed»  dan  dat  ze  uit  dwang^hem  baarde^ 
Geen  onderhoud  hem  bood,  dan  waar  hij  Woesc  naar  greep , 
Tben  nooddruftsklaanw  Iret  eerst  hem  de  ingewanden  neep* 
Ik  zag-,  wanneer  die  nood  hem  floeg  met  raatje  pezeti^ 
Oedwongen ,  wagglend  uit  zijn*  flaap  hem  opgerezen ,         -  - 
Zijn'giitg  l^eproeVen  met  de  zwakheid  van  een  kfnd,  ' 

Dat  in  een  Üoop^e  flofs  cén*  berg  van  weèrlland -vindt.' 

Ik  zag  tieid»,  eerst  als  worto,  in  flijk  en  (lof  vergeren/    '^    ^* 

Nu  btfv6n^*s1iadkar8  vlugt,  de  hemelboHen  meten, 

•ir  lïeeljil  'doorgronden  en  hervotmen;  aPzytf  fthit  * 

Afwegen  jw  een  fchaal ,  mier  Juiste  hand  'ge^t;  ' 

En  uk  al  't  denkbaai*  fchoou  een  nieuwe  fchepplng  telftn,  :^ 

Vetdommend  voor  natuur,  door  werking  vab  tafreelen.        i 

Ik  zag  hem  met  zich  zelv*  voor  't  laatst  ift  ban^n  fttijdw 

Der  driften  muitgefpan  kwam  vlammen  op  zijd  kroon.       :  *> 

•        -  •  •  ••   <  <  y 

Maar  'It'zag,  toen  hy  flechts  wilde,  ookbfef  Z\^odltid  ({««ketil^ 

Zoo  fchünt,  bij  't  opgaan  van  *t  oMwolkte 'morgenrood ,    •? 
De  zon  eea  niets,  een  beeld,  van  kracht  en  gloed  on€bh>ot^ 
Dat  flepend,  lÉngzaam'ftapt'in  vochtige  gewaden^  ^ 
En  moeilijk  't  hoofd  verheft,  met  dikken  dtmp  betadè*.      ' 
Een  drom  van  wolken  werpt  een*  ilagboom  voor  haai^  voea^ 
Giet  zeeën  waters  uit  tot  dooving  van  haar*  gloed  ;^     .    :,:; 
•Zij  treedt  ^ast  booger  aan,  maar  vergt  de  hulp  def  wkide». 
Om  door  der  nevlen  kloof  het  eerfte  (^ór  te  ^néèif;  . 
Nu  vlart  tij  fteiler  op ,  (bennt  op  zich  zelve  aiieeti , 
Eiliaagt  voor  't  gloeifend  oog  de  dikde  wbiken  lifeeti* ' 
Dai^t  ftaat  zij  dan  in  *t  einde,  ala  vorst  van  '•hemela  tranfea. 
En  de  aarde  bvigt  zich  neer  voor  dé  alongt  van  die  gkHiiè^,; 
'Geen  nevel  waagt  zich  meer  tiabij  't  verterend  licfat. 
Als  H  door  hec  fieilst  écr  Hwht  zjgn  gloéadt  OThreden  agc. 


Ce* 


CEILACHTKjaNPia  JA4IUI0K|CJ^  QAf 


.•^ 


SefachtkunÜg  Jaa^kcêkfe   voor   1816,    mét  gefchiédküniige, 

^^  fiathtieke   en  andere  hijvoegfelen.    Te   Amfierdam ,  hij  de 

Wed.  G.  A.  Diederichs  en  Zoon.  In  iSm^.  277  BLf%^x*\ 

Onder  dezen  licel  oncvtngen  wij  hier,  j.)  eenen  volledigen^ 
welbeiirerkcen  Almanak y  mee  al  de  Kalenders ,  en  zoodani^^ 
bUvoegfelen,  van  Reduccietafelf  onzer  Munten,  aanw^sinf 
fjer'  Jaarmarkten ,  en  Tarif  der  Zegels  enz, ,  dat  te  dezen  asJir 
ïien  niets  te  wenfchen  overig  bl^ft.  Voorts,  a.)  Cefachtr 
kundige  Merhva^rdighiden  der  Sonvereine  Fórften  -  Huizen  y«f 
^uropAf  zoo  de  tegenwoordig  levende  Hooge  Perfonen  ,  als  dnsjt 
zelyer  vroege  afpammtng  aangaande  ^  met  naauwkenrige  zoTf 
(e,  zoo  het  pns  toefchijnt,  bearbeid,  en  voor  ou^  Vedci^r 
landers  vooral  belangr^k,  om  de  Genealogie  van  alle  Voiw 
flenhuizen  van  Nasfau,  en  het  regerend  Koninkiyk.  Huis  ia 
}iet  bijzonder.  Algemeene  Scamtafelen  z^n  hier  bijgevoegd^ 
^•)  Ridderorden  en  Eerteekemsn  .  der  Souvereine'  Staten  yam 
Buropa,  4.")  Chronologifcke  en  Sjnchronistifche  of  Tijdreken^ 
<0  Gelijktijdikundige  Tafelen  over  de  Cefcklfdenis  ^  voornamen 
Ujk  van  Europa  ;  loopende  van  de  fcheppiag  der  wereld  tot 
1819  van  onze  tijdrekening.  ^  5,)  Verdere  fiukken  van  ver? 
fcheidenen  inhoud;  zynde :  BU^oe^feien  tot  de  ftjicistieke  Ja* 
fel  van  Enropa»  ^nz.  Eenige  woorden,  ^it  J^rb^ekje  tai|r 
gaande;  waarin,  natourlijk,  d.e  waarde  van  hetzelve,  boved 
andere  9  en  b^^onder  bovea  dpp^Qotiafchen  Almanak  ^  mep 
9pbefs  genoeg,  wordt  geroemd,  eq  ^e  geleerde,  vervaardiger 
z^n  ongunftig  gevoelen  te  konnen  geeft  over  de  verflerin^; 
met  printjes  van  zoodanige  Almanakken.  Nog  eenige  bijr 
voegfelen  tot  het  gellachtkundige^  gedeelte  van  het  Jaarboek? 
Je.     Achteraan  de  vi^r  Stam-  en  twee  Hatlstifche  Tafelen. 

De,  ons  onbekende,  buiten •amhteUjke  ftatistlfeke  Schrijd 
ver ,  zoo  als  hij  zich  noemt ,  heeft  een  zeldzaam  talent  tq% 
aaneenkoppeling  van  woorden,  wy  hebben  b.  v.  eene  vroom» 
naar/liger  mieren  •  dfif^^  ^  Neurenbfirger^  m,4ug$kurgor  kinde- 
rên-fpeelgoedi^prfntjes^  e^  een  grooc  faoial  andere  foortgeiyke 
i^ienWe  woorden,  ain  kefi  te  ^k^m  Mnar  vooni  heeft 
bU  zijn  vernoi't  gef^h^irpt  ^n  zyoe  pen  yerfneden /tot  het  leve- 
t^n  van  eene  foprt  v^n  beloog,  ter  inleiding  op  hecgeite  w|| 
ek  No.  4  ia  djt  Ja^rbo^fi  opgaven,  wearin  bitf  «eoo  (tedi 

tOC' 


^1 


t85  ^       CESLACHTKUlfBm  JAAUOÈÏÏJÉ. 

• 

toenemende  volmtking  van  het  menschdom  en  de  inflelllngev 
H}  hetxelve  wegblaisc,  en  in  iedtr  opzigc  be(oogen  wli,  da 
tec  nei];ichdom,  in  hec  wezenlijke,  ySrdfrr  duizende  jarem 
fierwa^rfSt  om  nieU  givorderd  /s,  maar  ^t  oude  wenenUfke 
telkens  y  alleentijk  onder  veranderde  formen  en  namen  9  tejrug 
gekomen  is^  en  aldus  heden  nog  hetzelfde  is^  wat  het  voor  dl^ 
dkizende  van  jaren  was.  Bij  dezen  z^nen  arbeid  zoekt  de 
Hifen*  ambtelijke  ftatistifche  Schrijver  zich  bulten  fchot  te 
konden,  door  te  zeggen,  dat  hij  alles  maar  door  enkele  los/e 
Wenken  aanduidt  ^  en  geene  deftige  prijsver  handeling  over  den 
roerrang  der  oude  of  der  nieuwe  volken  fchtijft\  terwijl  hij 
oppermagtrg,  ten  flotce,  deze  zijne  (fa  wel  loafe!)  wenken 
befhiit  met  een:  weg  met  het  otnwenteïingen^ zwangere  en  ver^ 
wvesting  ^  barende  fiel fel  eener  metaphyfiek^  gedroomde  aardfche 
menschddms ''Volmaking f  <—  Goed  en  kwaad,  waar  en  onwsaf 
'vindc  men  bier  natunrlljk  ondereen;  en  hetiswelmogeiyk,  dat 
Her  of  daar  iemand  zich  door  's  mam  drogredenen  laat  om 
den  tntn  leiden.  Oomheid  en  heerschzncht  vinden  nog  aU 
tijë  bare  voorfpraken  en  toejuichert.  Het  Inst  ons  niet, 
jD  bijzonderheden  te  gaan;  wij  zullen  aan  ons  Publiek  flechtt 
ieta  ter  proeve  voorleggen ,  hetwelk ,  indien  wij  oils  niet  beu  ' 
«Megen,  den  redeneertrant  van  de  oude  en  latere  mannen  # 
Societate  Jefu  dadelijk  herkennet>  doet: 

^  Er  Is  één  üuk  vooral ,  waarin  onze  nieuwe  en  nlenwfle 
^  aardbewoneren  waanen ,  ontegenfpreekelijk  verre  boven  die 
^  der  tijden  des  ouderdoma  verheven  te  zijn :  de  duizend* 
^  tonglge  b^kdrukkunst i . . . . .  En  deze  zoo  hooggefOemde 
^  torer- kunst,  in  wat  opzïgten  doch  heeft  zQ  ons  boven 
^  de -oude  volken  verheven?  Wat  nieuwe  ongehoorde  daden 
^  heeft  zij  ons  doen  uitvoeren,  welke  wQ  niet  even  eens  In 
^  de  oude  wereld  ontmoeten?  Laten  wij  zien  1  —  Van  deze 
^  hoöggeprezene  druk -pers,  naauwelijks  eerst  geboren,  wa» 
^  de  eerfte  wrange  rrucht  reeds  eene  droevige  fcheuring  in 
^  de  aloude  ééne  Kerk  van  Christus;  de  tweede  eene  zond^ 
9  vloed  van  geffchriften  (b.  v,  eens  Ulriks  v.  Hutten  enz., 
^  genoegzaam  veroordeeld  door  de  afkeuring  des  wijzeir 
^  grooten  Erasmus  v*  Rotterdain)'»  welke,  de  vrijheid  dea  ^ 
^  gewetens  in  het  godsdieollige  kwalQk  overbrengende  en 
^  uitrekkende  tot  het  (laatkundige ,  zoo'middelbarèr  als  on» 
1^  middetbarer  wQs  aanleiding  gaven  tot  de  twee  nustvolgen- 
^  de  heillooze  gewigtige  gebeurtenisreff«  den   vryheida'  en 


ISESLACirrKtyNDIG  JAAABOEtJB.  tS/ 

1^  (dijkhekls  -  oorlog  der  dukfché  boerenken  den  zich  noe* 
,9  menden  godsdienst  •  oorlog , '  wurvan  de  eerfte  dreigde  # 
^  met  Doitsebiand  te  beginnen^-  gelieel  Europa*  toe  eene  ]t« 
^  cobUnfche  woest^n   te    naken,    terwyi   de   tweede   4^fi 

I  *  ^  godsdienst,  welken  de  weder^ydfche  parteyen  voorgtv.en 
I,  in  zynen  Inistèr  herftellen.  of  handhaven  te  willen,  onbe« 
1,^  Tchjumd  .ontwijdde,  door  ond^r  djen^  masker  eenen   der 

I  9  wreedd^  bitceflle  berger  «oorlogen  te  voeren.    Ziedaar  daa 

^  iQ  de;Ee  vier  eefftelioS'-^^f^l^P^S' ^^^c^^^Q  *  godsdienst* 
jp  fch^nring,'  vryheids-ra?^rni),  gracchisch-jacobijnfche  go^ 
^  dere?  -  geUJkmaking  en  burger  «oorlog,  als  het  ware  dé 
^  prototypen  aller  verdere  vergiftigde  vpicbten,  die  deze 
y  zelfde  tpver^ife,  over  den  loop  ook  der  naastvolgende 
j,  eeuwen  harer  wereld- o verheerfching,  aan  hec  geteisterde 
y  menschdom  periodiek  moest  opleveren  en  gelijk  eene  twee**. 
p  de  dooi  van  pandora  over  hjetzelve  verfpreidenl'* 

Dit  Oeilachtku^idlg  Jaarboekje  heeft  (dunkt  het  n  ook 
hfet ,  Lezer  n  dus  opk  nog  een  ander  doel^  dan  hecgene  wi| 
naar  den  titel  verwachten  zouden ;  en  het  is  in  ons  oog  ge^ 
Inkki^,  dat  zoo  min  de  verlichte  flaatkunde  als  de  gtt^i  des 
•    tljds  zich  door  fophismen  laat  zwenken» 


■!• 


pe  Poedel  op  reis  om  zijnen  Heer  te  zoeken.  Eene  avonfuuf* 
.  lijke  Poedelgefchiedenlu  Uit  het  Hoogduitsch.  Te  Leeuwar^ 
^den^  hij  Steenbergen  van  Goor.  iSif.    In  kh  ivo.  iy&  Bt. 

liet  arme,  verdwaalde^  irouve  beest  floot  eindelijk  tusfchea 
z^nen  heer  en  een  regt  lief  meisje  een  gelukkig  huwelijk; 
maar  wat  het  arme  beest  op  zijne  omdolingen  niet  al  lijden 
moest!  Men  begrijpt  waarlijk  niet,  hoe  een  hond  het  ver. 
dragen  en  overleven  kon.  Nu,  thans  heeft  hij  toch  regt 
gbede  dagen,  en  bij  al  zijne  rampen  heeft  hy  veel  menfchen- 
en  wereldkenm's  kunnen  opdoen.  Dat  ook  de  lezer  hier  zoo- 
danige kundigheid  verzamelen  kan,  is  niet  de  geringfte  waar^ 
^e  van  dit  boekje.  Wy  vonden  hetzelve  doorgaans  luimig  ge^ 
fchreven,  en  prQzen  bet  gurne  ter  lezing  aan  in  een  inde» 
verloreo  pogenblik. 


t 


!  I 

I 


USa  LESISN  DKa  Wq$HE|P^ 


• 


^|/#a  i?r  fyijsheidy  in  Taferee  Ie»  uit  4e  Romeinfch^  Qffclue* 
'  ifewis^  i^eer  Kinderen  uit  4fin  hefck^kafden  fiand^  *$  Hage^ 
'  JÊmfterdmm  'en  Breda  ^  bij  van  Cleef  em  vao  Bergen.  181% 
'•  Jjr  gr.  Zye.  Z/',  48  */.  ƒ  l .  16-: 


..' 


iet  hoofdoogmerk  van  den  uitgever  dezer  Tafereelen  Is,  gefi» 
jgk  hij  zege,  niet  zoo  zeer»  om  zijne  lezers  bij  deze  gele^ 
ï^enheid  eeoe  of  andere  nuttige  les  op  het  bare  re  drukken» 
^\è  wel,  oïn  hua  door  voorbeelden  te  leeren,  welke  vrucht  z|f 
van  de  ^efchiedenisfen  plukken  kunnen  en  moeten.  WaarliJI: 
een  uitmuntend  oogmerk ,  indien  de  manier  van  '  voof  driagc 
d9araan  beantwoorde!  Het  komt,  namelijk,  in  werkjes,  voor 
linderen  gefchreveUj^  inzonderheid  op  den  zoogenaaoiden  kiH* 
dartoon  aan.  Sommige  fchrijven  al  te  kinderlijk  ,  andere' nic!f 
kjnderLyk  genoeg.  Door  net  kinderachtige  te  willen  vermijd 
4en,  vervalt  men  dikwijls  in  eenen  al  te^manncl^ken  flyl,  en 
ioo  omgekeerd.  Zoa  vinden  wij  b.  v.'den  volgenden  ziin, 
fl.  14,  jan  të  langéq  en  moeijelijken  omvang ,  ^iet  alle^p 
voor  jeugdige ,  maar  ook  voor  bejaarde  lezers :  ^  'Dé  jongcr 
lingen,  half  ontkleed  aan  dien  paal  gebonden,  zijn  zijne  bei- 
d&-««tien,  die,  vftende^  zijnde  van  de  zonen  des  verdreve- 
nen Konings,  omdat  ??  xnet  hen  deelden  in  hunn^  «licfpatci^ 
gen  en  ongebondene  vermaken,  met  eenige  andere  jon^t  lie« 
^en,, die,  'even  flecht  als  zij,  niet  verdragen  konden,  dat  de 
ledetoösheid  dóór'  wetten  beteugeld  werd,  het  doornemen 
opgev.n  en  zich  door  eenen  eed  verbonden  hadcfen,"'*enz. 
I)aar>nboyen  vreezen, wij,  dat  er  hier  en  daar  te  veel. kennis 
I  van  de  Komeiufche  gefchiedenis  bij  de. jeugdige  lezers  voor« 

I  tnderdeld  wordt,  en  de  toepasGhgfn  rpm.t^d)$  al  te  verbeveo 

iijn.    Ma^r  het  is  goed,   dat  er  vele>n  %'erfchniende  kindèp. 

boeitéi)   zijn,  daar  de  vlugheid  en  vatbaarheid  der  jeugd  ook 

I  zoo.  verfchillende  is  \   en   'als  papa  zijn  zoontje  hier  en  daar^ 

I  /  ais  h\)  hapert^  eenige  woordei)  van  verklaring  toefpreekt,  kan 

'ook  die  werkje  e^ne  putti^è  plaats. in  de  kindoTbibliotbeel^ 
:'    ^  betleedeq.    ,  ..  -        j 

•  •  •  t 


I 


«L 


«i* 


boekbeschouwing; 


FerhandeUngén^  rekende  dtn  Natuurlijken  en  Geopend 
baarden  Godsdienst.     Uitgegeven  door   tsylbr^S 

"  Godgeleerd  Genootfchap.  XXIXfte  Deel.  Te  Haar^ 
iem^  bij  ].  van  Walré  en  Comp.    1819. '  In  gr.  ^to. 


w, 


anneer  wij  in  181$,  bij  de  nitgave  etntr  Latijnfciê 
Pr§sverbanddin{(  van  den  Hoogleeraar  b  o  r  ob  r  ,  door 
T  E  Y  t  B  R  's  Godgeleerd  <ienootfchap  met  goud  be* 
kroond)  ons  verwonderden  en- ook  beklaagden ,  dat  de« 
zelve  onvergezeld  van  eene  vertaling  in  het  licht  verr 
fcheen ,  durfiien  wij  ons  beloven ,  dat  zulk  eene  blijkt 
bare  inbreuk  op  den  bekenden  inhoud  van  tb  ylbr.'s 
uiterften  mil  geenszins  herhaald ' zoude  worden.  Eer* 
bied  voor  betgene  heilig  is  bij  elk  regtrchapen  man  ^ 
de  begeerte  eens  ftervenden,  en  het  doel  dier  ftichting^ 
om^  vooral  in  ons  Vaderland ,  godsdieoftig  onderzoek 
en  verlichting  te  bevovderen  door  het  verrpreMep  van 
ware  kennis ,  '  ftond  immers ,  vertrouwden  ^wlj , '  aan 
Heeren  Beftuurdèren  genoeg  de  oogen  te  openen ,  om 
te  beletten ,  dat  zij  niet  andermaal  vielen  over  dtn^ 
zelfden  fieen.  Maar,  hetgene  wy  naauweips  zonder 
eenen  blos  over  Heeren  van  zoo  aanzienlijken  ftand  in 
de  maatfchappij  der  letteren  belijden  mpgen  voor  onze 
Landgenooten  9  is  gebeurd  9  en  wel  met  eene  tweede 
Lat^nfche  Verhandeling  van  den  beroemden  borobr» 
door  het  Genootfchap  vereerd ,  maar  door  Directeuren, 
als  een  ander  Concilie ,  welligt  gevaarlijk  geacht  om 
gelezen  te  worden  door  onze  leeken !  Dan ,  onthouden 
wij  ons  te  oordeelen  ^  zoolang  die  groote  Manlien  zich 
niet  verwaardigen ,  een  enkel  ïi^Oord  te  zeggen  tot  hun^ 
ne  verdediging.  Want  ligt  verdienen  zij  wel  onzen  lof 
wegens  hunne  bezuiniging ,  die  ,  ftelt  gg  het  denkbeeld 
BOBUBSCH.  1820.  NO.  6.  Q  van 


ftJO  V8RRANDBLINOBN 

v$n  wete^rchappelgken  opbouw  flechts  ter  2^e ,  yooN 
téker  ^aa  den  naam  van  tjê  y  l  £  r  's  rtjkc  lifalatenfcbap 
een  aasje  gewigt  zzl  toevoegen  1  Immers  de  uitdeeling 
van  ziheren  Mcdalja  is .  federt  jaren  uitgewonnen ;  de 
vertalingskosten  en  druUoonen  T«n  Prijsverhandelin* 
gen  ^  in  ênzc  tale  overgebrtgt ,  zijn.  nu  ttn  fwudenmaU 
befpaard ;  en  zoodiuiig  zelfs  was  de  waakzaamheid  des 
Befttturs  pp  den  gekruistep  penning ,. dat  zij,  door  de 
kleenheid  van  oplage  ter  perfe ,  derwijze  de  uitgaven 
bezuinigd  lieeft,  dat  niet  eens  aan  de  terfie  aanvrage 
der  geleerde  wereld,  dit  nieuwe  werk  van  boik^bir 
giretig  verlangende  ,  IcondO  voldaan^  wordem  Zjet  iiaar 
de  Opvolgers  van  wijlen  tbvlbr  in  het  beheer  van 
4ien8  Nalatpnfchap  l  Zgne  fchim  vergeve  hun  het  Bon- 
-dtgen  tegen  z^nen  laatften  wil!  WJg  knnnea,  wy  mcN 
gen  zulks  niet*  ' 

Maar  komen  wy  tot  onze  taak,  om  onze  Lezers  ^ 
Boo  veel  ons  beftek  gehengen  mag,  eenfgzins  bekend 
<t  maken  met  dit  werk  van  onzen  Landgenoot ,  ailezins 
jden  Leidfchen  Hoogleeraar  waardig.  Zeer  gevoegelijk 
Jiet  Bkh  het  uitgebreid  en  veelbevattend  voorneü  in 
€en  viertal  yrdgen  fplkfen ;  namelijk  9  I.  Over  de  oer^ 
maken  ik$n  hst  hedendüagfehe  Mystidsmut  hij,  Godger 
leerden  en  Wijsgeeren. .  11^  Qf  heisehe  veor  Godsdiemt 
€n  Deugd  al  f  ef  rde$^  verderfelijk  zij  f  III»  En  ^  sao 
ja  9  deer  welke  middelen  is  4^  eerdere  y eersgang  van  hef 
iwaad  te  fiuisenf-  IV.  Tot  hêcferre  kan  en  moet  het  Ge* 
yoel^  iu  het  oordeel  en  gebruik  9  zoo  van  i/at  uur/ij  ken 
als  Geopenbaarden  Godsdienst ,  der  f^ede  te  hulp  komen 
en  hare  plaats  f^erv^ngen?  -*•  Vanhier  derhalve  ont- 
leent de  Schrgver  den  -leidraad,  en  boofdverdeeling  zy- 
ner  Verhandeling,  welke  hij  opent  met  eene  keurigp 
Voorrede ,  tei^  grondflag  dienende  voor  het  geheeL  Hier 
onderzoekt  h^  zielkundig)  uit  de  gefchiedenis  en  voor« 
Jianden  zynde  bewijzen ,  waarin  de  aard  ,  oorfprong  en 
ftrekking  gelegen  zij  vaa  het  Mjsticismus  in  het  alge- 
meen ^  van  zeker  geheimzinmg^  dweepachtig  Gods* 
dienst  "gevo^  f  onder  dezen  naam  bekeadt     Want  in 

den 


rjm  TE7LBR^I  OODOfttBXRD  OBNOOTSCHAP.      ftjl 

iÊen  tn«n9ch  hiK  zich  een  tweedètlei  zielsvermogeit 
waaracnieo,    vtn   if^/iiltfis  en  vfth  gtvoehn^   uisfchen 
^elfce  zdcere  gelgkhei^  van  beoefening  dient  onderhoa* 
^eo  te  wy>r<}sn,  opdat  niet  het  fterkere  den  boventoop 
lur«ge  en  h^t  z wrakkere  overftemme.     Rede  ziet  naar' 
buiten ,  -tn  tracht .  door  befcfaoaM^ing  de  voorwerpt , 
nmdom  haar  te  Jeeren  kennen.  Het  Gevoel  bepaalt  zich 
toe  eigene  gewaarwordingen ,   en  het  befpiegelen/  of 
.tjoietfen  derzelve.    Waar  Rede  alleen  gezag  oefent ,  ver* 
4iest  zg  eich   in  fchoolfche  fpitsvondigheid  en  ijdele 
haarktovery  ,  die  het  harte  koel  laat.    Gevoel  ^  daaren- 
-tegen  9  flaanwet.  getroffen  door  eenvoudige  en  klare.^ 
dm  door  de   ineenloopende  (conürett  ides)  en  tpeer 
duistere  kevindlng  van  zaken ,  (lelt  luttel  waarde  in^ 
.€0  baat  in  het  einde,  het  koude  navorfchen  der  Rede, 
verdiept  zich  in  zich  zelf,  en  duldt  geenen  tw^fel  aan 
zijne  nitCpraaic.    2oo  waren  van  ouds  de  Mystieken  en 
'hunne  Godsdienfiigbeid.    Geene  belangftelling  in  ReJe 
'Kgt  ten  grond  dier  dwaling,  die  van  elders,  hare  be* 
grippen  ooitrent  God  en  Godsdienst  voorgaf  te  ondee« 
oen»    Doorgaans  neemt  zg  eène  Hemelf^he  inblazing 
tan ,   oita  de .  getuigenis  des  harten  te  ftaven., .  en  de 
iferbeelding  voltooit^ rad  het  l^egonnen  werk,  door  zich 
in  nafporiag  van  het  oneindige   te  :yer]iezeu,  en  de 
«aauwfte  vereeniging  te  zoeken  met  God »  het  Begiofel 
^M  lUes..    Vanhier  de  afzondering  van.  de  werelds, 
moimiken -^ ftrengbeid 9   en^  ook  4^e  verbolgene.  drift, 
welke ,  indien  haar  waan  en  bijgeloof  beftreden  wordt 
of  wederfproken ,  in   toorn  ontvlamt,  en,  met  dolk 
wóéde  ,  tot  vervolging  dreigt  uit  te  barften. 
•    I.  Na  deze  inleidende  Voorrede  treedt  borger  ter 
atiporing  der  oorzaken  van  bet  MysiMsmus^  b^zonder 
van  het  Isedendaa^che  der  tF^sguren  i  d^iarin  van  het 
aïgMuene  verfehillende ,  dat  het  van  de  Ferbeelding^^^ 
siet  vlin  het  Gevoel ^  uitga.    Nogtane,  alvoren'  daar^ 
^rao  te  fpreken ,  ontwikkelt  de  ervaren  Schrijver  de  over* 
betling,  die  in  Duitschiand ,  zoo  dooir  verval  in  Gods- 
dienfti^eid ,  als  druk  der  tiidén  ^  veler  gemoaderen  ften* 

Q  2  de 


s         ( 


de  voör  mjstifehe  aandoeningen  en  gevoelens.  Bi}  déh 
Itrijd  tegen  ftelfelmatige  Godgeleerdheid  en  fymboU* 
fche  Boeken  bepaalden  zioh  de  voorftanders  van  deugd 
en  TrdoiQheid  niet.  Door  s  e  m  l  b  r  ,  en  die  hem  volg* 
den ,  werd  de  Neologie  ter  bane  gebragt ,  en  tiet  uit» 
wendig  bewijs  voor  de  Openbaring ,  benevens  haar  gé* 
zag ,  en  dé  gewone  regelen  van  Schriftyerlclaring ,  aan- 
getast. Nog  verder  ging  kant,  hoezeer  hij  den  naam 
en  fcbijn  van  aloude  regtzinnigheid  voorwendcle.  Hij 
verwrong  de  Bijbelleer  naar  ei^en  ftelfel  van  wijsbegeer- 
te^, door  te  wettigen,  dat  men  in  de  Schriftuur  alleen 
eenen  zedelij  ken  zin  moest  zoeken;  earas  weérgalffli- 
den  zijne  EcAo^s  ter  kerke,  waarvan  zeker  de  Heiland 
en  de  zijnen  nimmer  gefprdken^hadden ;  terwqi  ig  ook 
van  dezen  niets  overig  hielden  dan  hunne  namen ,  om 
het  volk  te  begoochelen.  Geen  wonder  aUoo ,  dat  bet 
gevoel  der  menigte  daartegen  aandruischte,en  naar  eene 
gelegenheid  uitzag ,  om  tegto  zulk  een  verval  zich  te 
verheffen;  Geen  wonder,  dat  eerlang  het  zachte  il^^« 
tieismus  van  schelling  opgang  maa^^te^  en,  als^ 
^ene  fekte  der  Esreenen ,  uit  den  zuurdeefem  van  Fari* 
zeers  en  Sadduceërs  te  voorfchijn  trad.  Hier  'kwam*  bij 
.de  geest  der  tijden:  en  het  viel  voorzeker  eenen  bor- 
ger niet  zwaar  te  voldingen,  hoe  het  verlies  van'vrilj- 
heid ,  en  wat  op  aarde  dierbaar  is ,  den  warmen  Duit» 
fcher  drong ,  om  in  zijnen  eigen'  boezem  troost  te  zoe. 
ken ,  die  dan '  ligt  weggefleept  werd  door  gezangep  en 
fchriften,  vol  van  dien  tooverklank,  waaraan  een  be« 
vooroordeeld  harte  zich  hechten  wilde.  . 

Echter  de  ftaat  der  Wijsbiégeerte ,  waaruit  het  Mjs^ 
tieismus  van  schelling,  ficht  e  's  leerling ,  bp« 
daagde  9  en  de  ontwikkeling^  van  deszelfs  leere,  wat 
het  voorname  doel  der  Vrage.  Eenen  bewonderaar  vaa 
KANT  moge  het  bevreemden,  dat  uit  deszelft  fchole^ 
of  di^van  zijnen  navolger  pichtb,  eene  ,*  laat- hec 
zijn  wijsgeerige ,  dweeperij  met  zaken  van  den  Goda« 
dienst  ontftond ,  blijkbaar  evenwel  fpreekt  hier  de  ervt* 
renis ,  ^  trekt  het  iielfel  van  s  c  fit  e  l  l  i  n  o  naar  b^n** 

na 


ITAN  TBYLB&'S  G09OBUSJU>  .GKNOOTSCHAP«     %S%^ 

^mt  beiinfelen.    Het  moge.  waarheid  zijn ,  en  b  o  r  6  b  n 
erkent  zulks  ten  volle,  dat  in  de  leer  van  kant,  en 
nog  jneer  in  die  van'  f  i  c  h  t  b  ,  de  zaden  fchuilen  van 
ongeloof  en  ondermijning  van  allen  Godsdienst ,  het  is 
echter  niet  minder .  zeker ,  dat  hunne  wijsbegeerte  van 
tenen  anderen  kant  het  Mysticismus  begunftigdeé    Wi} 
kunnen  hlerby  niet  toeven,  gelijk  onze  Landgenqot» 
dopr  vien  dit  uitvoerig  bewezen  wordt.    Maar  het  aN 
oud  gezag  der  befpUgekndc  Ktdc  betwist  en  neder^e- 
worpen  zynde,van  iets  te  kunnen  wttcn  buiten  degrcn* 
ZM  der  zinnelijkheid^  (buiten  ons  eigen  Ik ,  volgena 
pichtb)  zagen  de  verdedigers  der  geheiligde  waarhei- 
den,'door  KANT  teruggedreven , evenzeej:  als  de  voor- 
flanders  zynèr  leere,  zich  verpligt,  om  zaken  des  Ge« 
loofs  op  een  algemeen  menfchengevoel ,  Praktifche  Re- 
de, of  welk  ander  beginfel  in  ons  gemoed  zijn  moge, 
te  vestigen.    Want^  gelijk  voorheen  na  fcherpen  firijd 
met  tw^felaars  de  nieuwe  Platonisten  ontdonden ,  zoo 
daagde  ook  eindelijk  uit  die  fchool  van  Duitschland ,  die 
zich  tegen  h  u  m  b  verzet  had ,  het  fteifel  van  schel- 
l^j^NG,  W£lk  nagenoeg  Jnilemt  met  de  gevoelens  dier 
Mystieken^    Veel  ontleende  hij  blijkbaar  uit  de  fchool 
va^  PICHTB^  doch  zijne  leer  hangt  beter  zamen,ver« 
mits  hij,  aan. onze  Rede  niets  overlatende,  of  zich  aan 
|;een  bew^s  bekreunende ,  een  geheel  denkbuldig  ftelfel 
fchept  (Jdealismus) ,  en^  beweert ,  dat  de  mensch  door 
inzien  des  yerfiands ^  of,  zoo  gij  wilt,  door  zijne  v^r- 
bfielding^  tot.  volle  zekerheid  komt  van  bet  onzienlijke. 
Uitgaande  van  het  begrip ,  dat  God  ééw  en  Al  is ,  legt 
bij  he$^  yê/maaksej  onkenbaar  voor  ons  denkvermogen, 
te  ontdekkep  door  yerftandig  inzien ,  tot  grond  van  zij- 
ne (leHing^n.  Dit  denkbeeldig  volmaakte  kent  zich  zei* 
ven,  is  i^Ueen  volkomen  kennen^'  denken  en^gedachte 
Byn  daarin  één,  nagenoeg  als  het  fchijnfel  of  afdruk/el 
yan  l^t  IffitfdbAcfd;  want  de  taal  is  hier  armoedig,  ook 
fchoon  f  ^  dé.  woorden  cclypus  en  archetypus  in  plaats 
d<r;  on^ei^  ^t.    De  mtneld^  het  geheelat,  zoo  als  zy 
«o^KI^'i  .i«.  ia  4e  voorllelling ,  die  bet  volmaakte  daar- 

Q »  va» 


134  VERHANDELINGEN 


.7 


yan  liad,  niét  z$o  'ah  dezeNe  ohs  téefcMfnt^  is  U»! 
fchijnrel  (de  ectypus)  vanMiet  volmaakte.  Elreneèns  tïya 
bijzondere  denkbeelden^  of  zaken\  bijzondere  trekkeii, 
ivaaraan  het  volfnaaku  iets  mededeelt  van  deszelfs  zelf-» 
ftandclij kheid.    Wij  beftaan  dus  alleen  voor  zoo  verre 
^     wij  zijn  in  het  volmaakte;  voorts  z^n  wij»  en  wat  wQ 
voor  aanwezig  aandien ,  bloote  fchijnfeh.  Anes  vloeit  ^ 
als  ware  het,  in  dien  oceaan  van  het  volmmftté'za- 
men ,  is  daarin  op  ééiien  voet ;  denkbeelden  en  zaken , 
ichoon    wij   dezelve  tegenflrijdig  wanen ,    zijn  daarin 
fitet  onder fcheiden;  en  vanhier  is  de  naam  van  Wijsbe* 
geerte  der  Benzelvigheid  (^Identiteit)   aan  de  leer  VaU 
s c  H £ L Lt N G  gegeven.    Men  bedriegt  zich  dus ,  diets 
makende  iets  te  zijn ,  aanwezen  te  hebben ,  of  vrij  te 
•  k'iinnen  handelen ,  buiten  het  volmaakte.    Die  verheel* 
ding  is  eene  af'wijking  (abfalt)  der  gedachten   of  be- 
grippen van  het  eigenlijk  'volmaakte ,  (van  deszelfs  ar^ 
'  che^ypus ,  of  hoofdbeeld.)  Afgefcheiden  van  het  Volmaak* 
te,  ziin  wij  in  waarheid  niet  vrij,  maar  met  ons  eigen 
óf  bevindelijk  (empiriscK)  Ik  onderworpen  aan  den  nood^ 
lottigen  gang  der  aardfche  dingen.    Zeer  verkeerd  han» 
delen  wij  daarom ,  indien  wij  ons  i^an  zinnelijke  verlet< 
ding  overgeven ,  of  wel  de  begrippen  volgen  van  het 
verdand:  alleen  in  beide  gevallen  zijn  wij  onfchuldfg; 
want   in   den  ftaat  der  afwijking  van  het  volmaakte , 
waarin  wij  zijn ,  kunnen  wij  met  anders.    Maar ,  gehjk 
het  volmaakte  door  inzien  zich  zelven  leert  kennen, 
200 ,  door  ons  zèlven  (als  zijnde  in  het  volmaakte)  in 
te  zien ,  en  door  ons  te  ontdaan  van  ons  eigen  (empi^ 
tiscH)  Ik^  vermogen  wil  ook  te  komen  tot  de  kennis 
van  het  volmaakte,  en  daarin  weder  te  keeren.  Dit  nu 
fs  Deugd jhtt  tegenoverftaande  Zonde;  en  a1zef5'#ar* 
den  wij  wederom  verzoend  met  Gody  her  field  in  zijne 

gunst»  * 

Ziet  hier  de  hoofdtrekken  vin  schbliiito's  fce* 
re, door  ons  eenigzins  ohtwikkeM , vermits  z^hetgroo- 
tc  onderwerp  uitmaken  i  waarover  bo-rgïr  fchtfft 
Veel   overeenkomst  heeft   dezelve  met  spinozX^s 

w§s» 


VAN  TETLB&'S  0MK»LSSRD  dBNOOTSCHAP.     Z^S 

HrQsbegêerte,  die  de  Naiitnr,   bet  sigtbftar\geheelal9 
God  noemt;    echter,  Tolgebê  ^cHBLtiNO^  is  de 
wereld  niet  wexenlijk,  alleea  fcb^nbaar;  x$  is  tfge^ 
fcbeiden  van  bet  yolmaakte^  en  niéi  God.    Bij  onze^ 
Düitrcher  heeft  het  geheele  zamenftel  zijner  gevoelens 
een  geheinzinnig ,  duister  en  verward  voorkomen ,  ejor 
Is  te  eenemaal  mptiscky  gebouwd  niet  op  redenering , 
Aiaar  vloeijende  uit  een  inwendig  Hchc ,  uit  verftandig 
inzien  in 'ons  zelven,  onvatbaar  voor  eenig  betoog. 
AUen  hinderpaal 9  die 9  naar  de  beginfelen  van  kant 
en  •  p  re  H  T  E ,  eenen  Mystiek  beletten  konde  aan  zijne 
verbeelding  bot  te  vieren,  werpt  schelling  ter 
neder.    De  zinnelijke  wereld  belemmert  altoos  de  vlugt 
der  dweepery ,  genegen  zich  in  het  oneindige  te  verdie- 
pen, en  zoekende  om  vereenigd  te  worden  met  God. 
^aar,  volgens  schellimg,  is  alwat  ons  omringt ^ 
en  zelfs  ons  eigen  /ifc,  een  wezenlgk  nie$»    Wij  beflaan 
alleen  in  het  volmaakte j  en,  in  onzen  (iaat  VAüfchei* 
ding  van  Aetze/ye^  moeten  wi)  pogen,  daarin  weder  t9 
koeren.    Die  vér  heffing  van  ons  zelven  boven  het  gezag 
der  Rede  ^tn  de  zinnen  wereld,  door  inzien  in  ons  zelven^ 
of  verbeelding  ^  maa^t ,  dat  de  Godsdienst  van  se  hbl« 
LiNo  en  de. zijnen,  naar  hunne  leere,  niees  anders 
wordt  dan  Dichtkunst. 

Altoos  heeft  dweeperlj  iets  zachts ,  verteederends  en 
wegflepends,  met  name  voor  vrouwen.  £n,  nadat 
s  G  u  E  L  L I N  G  de  Wijsbegeerte ,  tot  biertoe  éene  ftugge 
eo.deftige  matrone, als  eene  jeugdige  fcboonlieid  tooide^ 
eut  geleidde  in  den  kring  tier  befchaafde'wfereld,  verlokt- 
te  dit  velen ,  om  naar  den  naam  van  wgsgèer  te  din<* 
gen ;  en  bragt  bet  vernuft ,  gelijk  borger  toont ,  de 
misfelgkfte  toefpelingen  voort ,  welke  men  niet  zonder 
lagcben  leest.  De  Godsdienst  vooral  der  JProtest anten  ^ 
die  verftMds verlichting  en  Eedelljken  opbouw  ten  doel 
heeft,  mishaagde  dtn  Schelltttgiaan  ^  bij  wien  verbeeN 
ding  en  gevoel  moest  werken ,  en  die  van  den  predikt- 
iloei  zQne  gedichten  uitgalmde.  No^  meer  was  dezen 
tot  aanOottt,  bet  koude  van  huntie  kerkzedea;  men  be^ 

Q  4  treur* 


treurde  het'ge9ns;der  oude  Griekfclie  heillgdomnieQ  «tt* 
tempeipray ,  met  zooveel  fniaak  als  kunst  ingerigt.  Ja » 
bij  mangel  vau  deze^  beldei  men  over  naar  bet  gebeim« 
:&innige,  en  bet  pralende  van  den  KathoUjken  dienst 
voltooide  bij  velen  den  afval  {^terwijl  alleen  de  weêrzia 
tegen  des  Paufen  opper magt  andere  wijsgeeren  van  dei* 
zen  ftempel  belang  deed  (lellen  'in  den  naam  van  ProUs» 
tanteti^  die  voor  bet  overige  zicb  op  deze  of  géiewyze 
bechten  |an  het  geheimzinnige  van,  mis  en  outer,  en, 
het  zinnelijke  der  Mpederkerk»  bekwaam  om  bet  ge« 
moed  te  verheffen  tpt  het  volmaakte^  in  onzen  £er« 
dienst  terugwenlcheo. 

(Het  yervolg  en  flot  hierna.) 


Sarmons  de  a.  l*  d.   c  o  q  u  r  r  b  l.  -  A  Amfte^dam  5 
chez  »y.  Dtlackaux.  18 19.  *ve«  VI.  197.  ƒ  a -ia-: 

m 

XXet  voor  ons  liggend  boek  verdient  in  mee;  dan  ééa 
opzigt  de  aandacht  van  bet  Publiek »  dat  in  het  lezen 
van  godsdienftige  fcbriften  behagen  vindt.  Het  is  bet 
werk  van  een'  jongman ,  die»  in  FranKrijk  geboren » 
en  aan  eene  Franfche  Hoogefcbool  gekweekt »  met  zi}r 
ne  preken  onder  onze  Landgenooten  eene  toejuiching 
verworven  heeft »  boedanige  naauwelijks .  aan  onze  be* 
roemdlle.i^nlelredenaars,  doorvoed  met  gcondige  ge- 
leerdheid ea  verfi'erd  met  den  fijnften  fmaak ,  .mogt  te 
beurt  vallen 9  en  die,  ten  gevolge  van  dezeft  opgang, 
thans  eene  der  eerde  plaatfen  in  zijn  Kerkgenootfchap 
bier  te  lande  bekleedt.  £ea  opmerkeli^  verfchilnrel 
voorwaar!  Befcboüwen  wij^  het  werk  van  den  Heer 
cóQüEAEL  op  zicb  zelve,  of  in.  betrekking  tot  bisc 
land  zijner  geboorte  en  de  plaats  van  zijne  vorming  tot 
den  predikdtenst  ^  in  beide  opzigten  is  bet2elve  be* 

langrijk.. 

Mogen  *  wQvan  den  geest ,  die  in  deze  (lukken  beerscbt^ 
.  tot  .dfin.gfieU:.der  Hot)ifileesarei>  befluiten». waaraan  ;de 

kwee- 


\ 


tofvrnkibg  en  opleiding  van  jonge. Predilcanten  aan  de 
tweede  franfche  Akademie    (^Mantatsban)    is  toever* 
tTQpwd  t  dan  hebben  wij  alle  reden  ons  te  Verblijden  » 
^at  men  aldaar,  niet  veiblind  en  weggefleept  door  de 
)igcz innigheid  en  bet  ongeloof ,  die  ziich  in  soo  velerlei 
gediuinten  vertoonen  9  blijft 'vasthouden  aan  het  £van« 
gelie  9  als  Goddel^ke  OpenbMing ,  en  aan  Jezus  Chris*^ 
*t0S9  als  den  Zone  Gods  en  den  behouder  van  zonda* 
rèlD.    Deze  regt  fchriftuurlijke  en  Eyangelifche  denk« 
wgze  ftraalt  in  deze  Leerredenen  overal  op  het  heer- 
lijkst door  9  en  de  invloed  van  dezelve  op  hart  en  leven 
wórdt  allerwegen  met  nadruk  en  warmte.  voorge(leld« 
Wij  kunnen  echter  niet  ontkennen ,    dat  wy  hier  en 
daar  denkbeelden  hebben  aangetroffen ,  die  eenen  ver* 
ouderden  fmaak  in  de  behandeling  der  Godgeleerdheid 
en  in  bet  voordellen  van   godsdienftige  waarheden  te 
kennen  geven  ,  en  ons  tijden  berinneren ,  toen  de  Uit- 
legkunde »  deze  éénig  ware  grond  van  alle  Godgelterd* 
heid,  nog  niet  die  hoogte  had  bereikt,  waarop  dezelvo^ 
in  onze  dagen  ftaat.    Wij  bedelen  het  zoogenojcmde 
^lUgorifctcn  j  waarvan  deze  Leerredenen  veelvuldige 
voorbeelden  opleveren. .  Zulke  fpelittgen  toch  berusten 
op  eene  verkeerde  befehouwing  van  den  Bijbel,  als 
boek  van  onderw^  en  (lichting ;  zij  verraden  wezen* 
lijk  gebrek  aan  zuivere  nitlegkunde ,  en  laten  hoofd  en 
hart  ledig,  b@  al  bet  zinrijke,  vernuftige  en  fraaije, 
dat  deaselve  onderfcheidt ,  en  ze  voor  fommige  toehoor- 
ders bekoorlijk  maakt.    Langen  tijd  bleef  men  aan  dei» 
2«n  vair^hen  fmaak  vasthouden ;  zelfs  een  orotius 
(^et  zij  met  eerbied  gezegd  voor  dezen  onfterfeltjkea 
naam)  kon  zich  daarvan,    bij  de  verklaring  der  H. 
Schrift ,  niet  geheel  losmaken ;  en  men  Jieeft  bet  alleen 
aan  de  nieuwere  uitlegkuhde  te  danken ,  dat  men  van  dit 
0UegQrifcr€n  b^  de  beste  Duitfche ,  en  vooral  HoUand« 
ftfae.  Predikers  geene  fp oren  meer  vindr. 

Befcbouwen-wij  deze   Leerredenen  op  zich  zelve, 

dan  voelen  w$  ons  gedrongen ,  te  erkennen ,  d^t  de 

wtrdienften  ^  die  jtt  onderfcheiden ,  niet  gering ,  noqh 

-    •  .  Q  5  ge« 


SjS  A.  L,  e.  CO^jLfEKBL 

gewoop  flgn;  ên  kttonen  wij  0D9  dto  ongcamien  <^ 
{ftog  verklaren  ;  welken  de  Heer  coi^^ubhbi.  als  Pre* 
4iker  bier  te  lande  gemaakt  heeft*  Waariyk,  zulk  eené 
keurige  taal,  zulk  een  gekuiacbte  (lijl,  zulke  fraa^ 
übbilderingen ,  zulke  verrasfende  wendingen,  zulk  een 
liooge  oratorUcbe  toon  ^  als  wij  bier  ontmoeten ,  kun* 
ven  bunse  werking  niet  mïsfen ,  en  moeten  de  toeboor^ 
ders  wegflepen,  vooral  wanneer  bierbij  komt  eené 
Toordragt ,  gebouwd  op  een*  zeldzamen  aanleg -voor  ui^ 
terlgke  welfprekendheid ,  en  gevormd  naar  dè  groötRv^ 
modellen  in  jde  kunst  van  nabootfing.  Dit  verdienfteU> 
ke  wordt  niet  Weinig  Verhoogd  door  veelvuldige  trek* 
ken  van  zuivere  wijsbegeerte ,  van  fijne  menfchen*  en 
wereldkennis ,  en  van  grondige  fiudie  van  het  menfcbe* 
lijk  hart ,  waardoor  bet  prabtikale  van  deze  preken  aait» 
merkelijk  wint.  Maar  juist  dit  voortreffel^ke  kan  voor« 
al  jonge  Predikers  ligtelljk  verblinden  voor  het  min 
volteaakte  en  zelfs  gebrekkige  in  deze  ftukken;  en  bet 
is  daarom  van  belang ,  dat  dezelve  in  openbare  beoor* 
Relingen  oiipartijdig  worden  gewaardeerd.  Anderea 
:^n  ons  voorgegaan,  en  wij  hojfen,  door  onze  vol» 
geude  aanmc^rkingen,  ook  bet  onze  hiertoe  bij  te 
dragen. 

De  eerde  Leerrede ,  over  Handel.  V:  38 ,  39 ,  is  uit»* 
gerproken  te  Parijs  op  bet*  Eeuwfeest  der  Kerkber« 
vorming. 

Men  moet  hierbij  echter  bedenken,  dat  dit  in  een 
Roomsch  land  plaats  had»  alwaar  de  Viering  van  dat 
feest  niet  geautorifeerd  was;  want  bet  is  flecbts  van 
ter  zyde ,  dat  dit  onderwerp  behandeld  wordt ,  zijnde 
de  toepasflng  tolerantie.  Fraai  is  hier  de  inleiding: 
In^tgden  van  rust  flaapt  elk  doorgaans  mede  voort; 
maar  (leekt  het  onweer  op ,  dan  loopt  elk  geVaar ,  zieb 
blindelings  in  den  een*  of  anderen  droom  te  werpen ,  en 
dien  te  verfterken.  Zeer  kort  is  de  ontvouwing  der  ge- 
legenheid van  het  gefprokene,  die  intosfchen  voor  alle 
\ekstverklaring  moet  dienen.     Vervolgens  wordt,  I» 

eece  verkeerde  opvatting  tegengegaan  j  4lle  éu.  onver* 

fchiU 

$ 


SKRMOMe.  t$f 

fcbitligeii ,  der  tfkQkers  van  de  uitkomst ,  flechts  met 
Imn  belang  raadplegende.  Gepast  en  fcboon  1  IL  Wordt 
Gamaliërs  uitfpraak  geftaafd  door  de  aanmerking,  da€ 
de  waarheid 9  vroeger  of  later,  altijd  zegepraalt,  de 
dwaling  moet  zwichten»  Dit  is  wat  fterk  gefproken » 
en  door  de  opzettelijke  beantwoording  van  ingebragte. 
zwarigheden,  waarbij  aan  Mohammed*s  leer  gedacht 
vrordt,  (met  welke  de  hervorming  in  Frankr^k  zelvo 
ligt  te  paren  was)  niet  genoegzaam  verdedigd.  Ja» 
ligt  dkt  Gamaliël ,  indien  hg  kon ,  wel  gezegd  had : 
bat  "is  mijne  meening  niet.  Onderrcheid  het  geval  y 
dat  gg  wat  heel  fuccinct  hebt  opgegeven»  IIL  Zoa 
inisrchien  met  II  kunnen  vereenigd  zijn :  In  het  oogen- 
blik  van  den  twist  zijn  de  gemoederen  te  veel  verhit.- 
Doch  de  Prediker  voegt  er  by :  Aangezet  door  allerlei 
verkeerde  bedpelingen ;  en  dakrom  raadt  de  Wijze  tot 
z'acbthekl:  Laaf  u  kegaan.  Alles  echter  zeer  kort» 
IV^  Wordt  het  godvruchtig  uitzien  naar  de  Voorzio« 
Bigheld,  die  de  geringde  perfonen  en  gebeurtenisfen 
fomtljds  tot  groote  einden  doet  dienen ,  als  grond  voor 
Gamaliël  aangevoerd*  De  wgze  echter,  waarop  dit 
ontwikkeld  wordt ,  fchijnt  ons  ineer  fraai ,  dan  klem* 
mend.  V.  Bevat  inzonderheid  de  reeds  genoemde  toe* 
pasfing,  over  het  geheel  wèi  behandeld. 

Ree.  heeft  óver  deze  zelfde  (lof  bij  eene  gewone  ge- 
legenhekl  gepreekt ,  en  merkte  toen ,  na  de  uftbreiding 
vts  den  tekst,  aan:  ^  Wanneer  wij  de  zaak  oppervlak* 
kig  befcboiiwen,  dan  i^  het  onderhavige  geval  geheel 
bfzonder,  en  voor  weinig  algemeene  toi^pasfing  vzu 
baar^  immers  Aiit  alleen,  waar  Goddeliike  openba* 
ring ,  oC  roeping ,  wordt  voorgewend.*'  Én  bij  voeg* 
de  er  vervolgens  bij :  „  Öoch  wanneer  wij  op  de  om- 
fttndigheden  letten,  naar  de  oogmerken  van  den  wq* 
zen  fpreker  raden,  en  het  gefielde  zoowel  menschkun» 
dig  als '  redekundig  mogen  befchouwen,  dan  doet  zich 
een  geldiger  voorrchrtft  voor  elks  gedrag  op.  Welke 
toch  de  grond  zoude  mo^en  zgn ,  en  hóe  ieder  daar* 
Aver  oordeelde 9  dit  was^  blijkbaar^  dat  glctójende  geest* 

drift 


«4^  A^  L.  Cé  COQUERSL 

drift  de  vriepden  van  Jezus  bad  oatvoj^fcc  en  vfele  dui* 
zenden  desvolks.had  aangeftoken ;  niét  minder  kjaar 
was  bet  9  dat  de  Raad  zelf  om  velerlei  iredenep  tegea 
lien  verbitterd  was*  Hoe  ligt  kon  het  dus  gebeuren  ^ 
dat  deze^  zoo  al  niet  geheel  mistastte»  althans  veel  te, 
ver  ging,  önregtvaardig  en  wreed  werd?  £n  boe  waar« 
ichiyjalük  zon  9  bij  de  anderen ,  deze  bardheid  op  ver  bit* 
tering,  opwgkkering  en  bievestiging  in  bun  gevoelen» 
voor  verbetering  en  dooving,  uitioopen?''  £nz« 
:  Nu  komt  bet  Rec«  voor ,  dat  de  eerde  dezer  aanmer* 
Vngen  volftrekt  noodzakelijk  is ,  en  dat  derhalve  dcr^^ 
g^Ujk  eene  r^enering,  als  de  volgende  bevat »  ook^niet 
Wel  gemist  kan  worden.  Als  geheel,  voldoet  hem  dan 
deze  Leerrede  ook  niet ;  fchoon  er  veel  waars ,  fchoon» 
fcn  gepasts  in  dezelve  gevonden  wordt.   . 

De  tweede  Leerrede  Uopt  over  Luk.  II;  51.    Het. 
opfcbrift :  Marie ,  au  les  paroles  éé  Jefus ,  •  mishaagden 
|lec.  misfcbien  blootelijk  door  zekere  herinneri^)gr 
I  De  inleiding  bevat  drie  ftellingen:  i^.  De  verdiende 
.  van  elk  gefcbrift  rust  op  's  auteurs  menschkunde.    &^. 
Deze  wordt  zolder  lapgdorige  oefening  niet  verkregen. 
3*.  Hoe  heeriyk  moet  bet  boek  zyn^  door  Gckl  zelvea 
gtdioUéfd!  Tegen  dit  eerde  roeenen  wij  te  moeten  be« 
weren,  dat  eigenlek  de  gave,  om  het  inwendige  van 
den  mensch  te  doen  kennen,  het  groote  vereischte  is; 
vervolgens ,  dat  dit  inzonderheid  gtnUi  natuurgefchenk, 
is;  en  ëindeUjk»  dat  God  den  Bijbel,  en  vooral  de  be- 
doelde verhalen,  noojt  gezegd  kan  wpicden,  gedicteerd 
te  hebben»    Dit  ganfcbe  betoog  komt  ons  dus  onwaar 
«n  valsch  vernuftig  voor. 

.  Ten  aanzien  van  den  tekst,  is  bet  vreemd,. dat,  voK 
gèns  eene  aanmerking ,  elders  gemaakt ,  de  g^wo;ie  ver% 
taHng  niet  gevolgd  r^ ,  daar  de.Heer  coqub&bl  tocb 
niet  kan  nalaten,  de  zaken j  d.;i.  gebeurtenisfen,  mede 
op  %t  nemen  onder  hetgene  Maria  in  haar  hart.  bewaar* 
de,  daar  inzonderheid  van  Jezus  nog  geene  andere  woer- 
den vermeld  waren ,  dan  de  even  gefprol^ene :  ^is^  gjii  ^ 
dan  met.  f  enait  wMicop  het  volgende  t  A^  veor^^r  V^ 

wel 


Wel  voégdfei  maar  geénszios  het  epitbetofl:  at  déHê 
dingen.  De  ontwikkeling  van  den  tekst Js  fraai,  mis» 
•fcfaien  fomtljds  al  te  fpelend ,  meer  aardig ,  dan  deftig; 
'De  toepasiing  bevat  eenigsins  de  oplosfing  van  het  ge» 
noemde  vreemde:  Ook  wij  moeten  Jezus  Hfaordtn  in  ons 
bart  bewaren ,  omdat  ze  zijn ,  i**.  van  een'  Wijzey  d*« 
van  een'  Wetgever ,  3\  van  een*  Broeder.  Over  het 
geheet  lazen  wij  ookidit  met  genoegen. 

De  derde  Leerrede  vertoont  Panlus  yo<}r  Agrip]ia« 
Handel.  XXVI:  a8.  De  inleiding  is  overtollig  lang: 
eene  groote,  zwierige  deur,  van  welke  Mneinig.  gebruik 
wordt  gemaakte'  Het  tafereel  zelve  is  voortreffdijk«  Of 
de  gebeurtenis  in  allen  deele  z'oo  hebbe  plaats  gehad  ^ 
of  inzonderheid  Agrippa  met  zoo  veel  warmte  éie  uit- 
roeping hebbè  gedaan,  fchljnt  ons  toe  geenszins  zeker 
te  zön%  en  een  siauwkeuriger  Schrift  verklaarder  zou, 
*  xich  in  dit  onderzoek  eenigzins  beb>en  verdiept ;  doch 
onmogelijkheid 'beftaat  er  niet,  en  de  uitwerking  is  regt 
'  tréSend.  Zeer  ter  fnede  vvordt  door  den  Heer  c^o  q  u  e* 
&BL  eene  herinnering  te  pas  gebragt  van  hetgene  hij 
zelf  aanfchouwde  ^  waarin  wij  eenigzins  de  teregtibd* 
ling  van  Moreau  door  Napoleon  meenden  te  onderfchei* 
^  den;  ook  Z9  brengt  het  hare  toe,  om  de  fchilderij  heer* 
1$k  te  Ueuren^  Het  tweede  gedeelte-  befchouwt  de 
uitwerking  van  één  en  ander  op  Paulus,  Fescus  en 
Agrippa.  Jammer  In  ons  oog,  dat  de  Redenaar  dit  niet 
aankondigt ,  mair  zonder  eenig  woord  vooraf  met  den 
Apostel  beginté  Hierdoor  verkrijgt  het  den  fcbyn, 
al%of  h9 ,  nu  tot  de  volgende  woorden  van  Paukis  over* 
gaande:  Ik  ï/tnsthu^  enz.  zich  nitc  tot  ziinen  teksrzal 
bepalen.  Wijders  levert  Agrippa  de  voorname  (tof  tot 
4e  toepasfing :  Onvastheid  tXL  veranderlijkheid  van  ge* 
voel  en  gedrag  omtrent, den  Godsdienst.  Ook  dit  is 
gdukkig  bewerkt. 

•  De  vierde l^eèrrede  behandelt  den  Kerstekst,  Luk»  Ifa 
T5~fto,  en  draagt  het  onbepaald  opfchrift:  De  Her. 
é»n  Véü$  BaAlebem^  In  de  inleiding  heerscht  een  regt 
^litorjirclie  ioan»     De  •Redenaar  klimt  niet,  400  ais 


ft§ft  Ac  L«  C*  .COQ4UEREL 

* 

fenROönlijk  9  Tail  dQ  geringe  beginfelen  pp  tot  de  groote 
«itwerkfelen ;  maar  hg  gtat  van  de  laatfte  tot  diS  eerfte 
terug  9  en  voert  ons  alzoo  naar  de  kribbe  des  HeÜanda. 
Kiemand  kan  de  redekundige  verdienden  v^n  dit  voor* 
werk  ontkennen.  De  éénige  aanmerking ,  die  wQ  er  op* 
ftd>)>e]f9  beftaat  hierin,  dat  het,  naar  ons  gevoeld 
te 'lang  9.»  te  vol  9  ja  te  bont  en  overladen  is;  zoodat 
hier  9  gelijk  trouwens  op  neer  andere  plaatfen  9  die  wg-' 
ze  fpaarzaamheid  ontbreekt ,  welke  den  itieester  onder- 
fcheidt,  In  de  preek  zelve  wordt  het  gedrag  der  her- 
ders gefchetstt  efl  te  onzer  navolging  vooxgefteld.  De 
volgende  vier  punte^  worden  op  ons  overgebragt :  De 
herders  zQn  gereed  9  om  naar  Bethlebem  te  gaan  —  «jg 
Vinden  Jezos  ^  zij  maken  dit  alomme  bekend  ~  zi| 
Verheerlijken  hierover  God.  Het  booggefteknde  flot  her« 
Ibnerde  ons  onwillekeurig  zekere  bekende  fchoone. plaats 
^it  êese  preek  van  eeü*  der  beroeindfte  Pranfche  Kan«' 
felredenaars. 

De  vijfde  Leerrede  9  op  het  Paaschfeest  gehouden  (9 
heeft  tot  tekst  Matth.  XXVilI:  6.  In  bet  eerfte  deel 
fchildert  de  Heer  coqubr£L9  op  eene  voortrefEel^ 
ke  wijze  9  de  opftanding  des  Heeren ;  waarop  een  kort 
betoog  volgt  van  de  geloofwaardigheid  dezer  gebeurte»^ 
nis  9  en  van  defzelver  heilr^ke  gevolgen  ter  uitbreiding 
des  Evangelies.  Het  tweede  deel,  de  toepadfihg'^ 
rchetst  in  de  bevreesde  wachters ,  die  Jezus  niet  ken* 
den  9  de  menfcben  9  die  buiten  die  kennis  9  vol  van 
angst  en  Vrees  zijn;  terwijl  het  in  de  vrouwen,  die 
zonder  vreeze  zijn  9  omdat  zij  Jezos  gevonden  hebben  9 
ons  eigen  beeld  voorftelt,  wanneer  wij  Jezus:  hebben 

'gevonden.  ^  • 

Dè  laatfte  Leerrede  vertoont  ons  Jonsftban  als  hurgtr^ 
als  zoon  en  als  yrUnd^  naar  i  Sam.  XX:  4.  In  de  o» 
matig  lange  inleiding  ontwikkelt  de  Heer  coQ^usREr]; 
de  fl:eUing9  dat  uitfprakén,  in  den  drang^  der  omftan- 
dtgbeden  aan  de  lippen  ontfnapt  9  onbedriegelijke  teeke- 
lien  zijn  van  df  gefteldheid  des  barton ;  en  wiist  hij  zulk 
eene  uitfpraak  aan  in  dea  tekst^   Het  eerfte  deel  bevat 

eene 


timt  KkttB  iraB  b«t  karakter  van  Jonatten  uit  de  drie 
opgegevene  oogpunteih;  terwijl  n^yrij  ia  het  tweede  deel 
worden  aangefpoord,  om  als  burgers^  bl^dverwanêen 
en  vrienden  zijn  voorbeeld  na  te  volgen.  Als  l;)èwerke 
ftnk  9  behaagt  deze  Leerrede  ons  het  meest :  tij  loopt 
geregeld  af;  sij  is  dutdelijk  ontwikkeld,  niet  overladen, 
en  beeft  de  meeste  houding  als  preek. 
.  Aldus  hebben  wij  dan  deze  Leerredenen  doorgeloop 
pen ,.  en  hier  en  daar  onze  goed-  of  afkeuring  te  kennen 
gegeven..  De  flotfom  is  deze:  Het  is  het  werk  van  eeti' 
jongman ,  maar  van  een*  uitftekend'  jongman.  Bekend- 
heid met  de  Ouden  eH  met  den  B^bel ,  ook  warme  zneht 
voor  het  Christendom  en  deszelfs  invloed  op  haft  en 
wandel  dralen  overal  in  hetzelve  door ;  maar  bet  1iech« 
te ,  hc^ldere  en  zuivere  der  beste  Hollandfcbe  Predikers 
yan  onzen  igd  «mtbreekt  in  zijne  ftnkken  veelaL  Tt 
weinig  uitleggiog,  te  veel  tafered;  te  weinig  onder* 
wijs  9  te  veel  fieraad.  De '  menfcben  wijzer  te  maken , 
(ft  Timoth.  III:  15)  ziet  daar  de  roepiog  van  den  Leer^ 
aar  1  En  hiertoe  behoort  meer,  dan  eene  Ifgte  bewegtog 
des  harten,  eene  vlngtige  aandoening,  en  ingenomen- 
beid  met  de  heiligen,  deugden  en  ofeftandi^xeden,  weU 
ke  een  weHprekead  Redenaar  met  uitgezochte  woorden 
^n  bewegingen  fchildert.  Wg  ;ionden  onzen  .pligt  als 
openbare  beoordeelaars  te  kort  doen,  zob  wii'c^eze  Oin* 
ze  meenifig  voor  ons  hielden;  zoo  wg  het  verzwegen, 
dat  d^n  Jeugdigen  Prediker  nog  die  vustt  gang  ont- 
breekt  ^  welke  flechts  door  oefening  verkregen  wordt ; 
dat  het  zeer  gebrekkige  naast  bet  voértreffeiyke  bier 
ligt  gezaaid,  en  menig  eene  waterloot  moet  wegge- 
Tnoeid  worden, eer  zijn  bundel  naast  de  meesterAukken 
kan  geplaatst  wordM ,  die  ook  in  zijne  taal  beftaan. 
Wg  gelooven  dan  ook  gaarne,  dat  bijzondere  om  dan- 
digheden ,  en  niet  de  bloote  toejuiching  der  Gemeente  , 
hoe  groot  en  aanzienlek  die  ware  i  bet  befluit  tot  de 
üitgkve  heeft  voortgebragt.  De  laatfte  is  van  belang, 
maar  geene  veilige  leidsvrouw.  De  nieuwheid, de  jeugd 
zelve  van  den  Spreker ,  .de  voordragt ,  doorgaans  vurig 

en 


^ 


tt»4 


8XRM0NS  DE*A«  t.  C,'CO^0EREL» 


/ 


en  (lom  in  dezen  teefit^ ,  honderd  andere  omftandighe* 
den  vt>f deren  haar  deel  van  dien  lof.  Wee  Hem  ^  dié 
zich  denzelven  alleen  toeeigent ,  en  hoopt ,  een  even 
vleijend  oordeel  voor  zijne  gedrukte  (lukken  Van  den 
onl;)ekenden  9  koelen  en  zaakkundigen  beoordeelaar  te 
zullen  ontvai^gen!  Wee  vooral  hem,  die ,  het  laatfte 
verachtende  ^  alleen  op  den  eerften*  te  zeil  gaat  1  Zijne 
gebreken  zullen  toe-,  de  bewondering  voor  hein  zal  gt^ 
ftadig  afnemen ;  en  welhaast  is  bij  zoo  veel  te  ongeluk* 
kiger ,  naar  mate  h^  zich  gelukkig  bij  zijDen  roem  hedit 
gevoeld.    . 

Om  de  zuiverheid  en  fchoonheid  der  taal  naar  eis ch 
te  waarderen ,  hiertoe  achten  wij  ons  even  weinig  be« 
voegd ,  als  die  honderden ,  welke  hierover  roepen ,  en 
den  man  daarom  misfchien  voomamet^k  volgen.  WQ 
vooronderllellen  echter^  en  het  komt  ons  ook  voor; 
dat  dit  in  volkomene  orde  is;  gelijk  zulks  bij  onze  ei* 
gene  Predikers  van  den  lat  eren  tijd  doorgaans  plaats 
heeft;  fchoon  fommige  menfchqn,  die  er  zelve  niet 
;veel  van  weten ,  wonderen  meenen  te  hooren ,  wanheer 
eens  iemand' fpreekt,  die,  om  welke  reden  ook, 'bijzon* 
der  ervaren  in  de  taal  geacht  wordt.  Doch  ten  aanzien 
van  den  llijl  mogen  onze  gemaakte  aanmerldngen  mede 
eenigzios  gelden.  Dezelve  bezit  groote  vè'dienften^ 
maar  is,  hier  en  daar  te  onbepaftld ,  te  opgepropt  of  op» 
gepronkt  met  ihvlechtingen  en  toefpelingen ,  te  min 
eenvoudig ,  om  volkomen  doel  te  treffen.  Zoo  althans 
komt  het  ons  vQor ,  hoewel  wij  hier  liever  elk  zijnen 
fmaak  laten.  Worde  de  Heer  coquirbl  eens  een 
man,' die  al  'de  voprtreffelijkhtden  van  onzen  met  die 
van  zgnen  landaard  vereienigt ,  als  eeae  fpruit  ^  op  den 
vreemden  ftam  met  voordeel  geënt ! 


y 


s 


«•*i      ^    4  »   •* 


Dé 


X.  A.  W^yfiV  SIMMBHtMAMN.,  QR.AARDB.  tff 

B»  Akrék  en  hart  BMomrt  volgens  di  tUiuivjU  OM» 

'  dekkingen ,  naar  het  jtaö'gdattscA  van  «.  a.  W.  v  6  if 

ziMMRRMANN.  IHfét  Platen.  IFde  Deel.  Ti  Haaf" 

tem^  hij  F.   Bohn.  i8j8.    In  gr.  ivo.  FIÏI  en  38a 


Mc 


wees  reel  genoegen  « tint  liebben  w^  de  voort- 
tttting*  tan  dit  voortreffeliik  werk  in  onze  mo^dertds 
gelezoDé^   Het  onderwerp  in  dit  Deel  lokt  den  leeslust 
vit ,  en  de  beiundding  houdt  dien  aHezins  gaa*de.  Het 
3B  dat  gedeeUe  der  Nieuwe  Wereld ,  waarop  fisda  40 
jaren  z^o  veler  oog^n  gerigt  z^n ;  de  fcfattilpltats  v»n 
%ao  «nftntga   vroeger  ea  later;  door  onvcrdraagcaam» 
teid  of  toiwetten,  door  het  z*waard  der  vervolging  of 
van  defi-  honger  ^  verdrevene  Europeanen ;  Het  oord , 
waar  ons  iverouderd.,  f  langzaam  wegftervend  ^^rr^j»/», 
als  een  adehmr.  verjonfd^fliet  frisfche  krachten  herleeft  ^ 
CD  jaatl^ka  üter  en  meer  fle  erfefifs  zijner  befohaving, 
e&  w^Wchappen  9  en  kufUften  overplant ;  het  klasfieke 
Und  der  v^hejd ,  waar  men  den  druk  der  Regering  niet 
yoelt,  en  bpans  zoo  vrij  is,  als  de  luebt,  die  men  in*' 
atenr;  de  grootfte  Staat  der  wereld,  met nitzcmderiiig 
van  Ruslaml'^  en  mistehlan  van  CJUna^  met  de  tans^. 
qm  in  latere  Ecitwen.  de  cbévotkhig  -^  maar  geeoe  llaa&  ^ 
fehe  bcvplklfig«-^,  van  laatatgemelde  land  té  bereiken  s 
het  zijia  ét  1\reetdgde  Staten  fa^  Noêrd^jfmerika.  Hoe^ 
zeer  ^e  Heer  z  i  m  st  k-r  ai  A^teir  voor  alte  gedeelten  v«v 
«$n  onderlMtp  b)j  nitftek  "berekend  zij ,  had  h$  eehtef 
Wcr  in  )icc  hij^oi)der  veel  vooruit »  door  eeneft  vroege» 
«en  opzettd^ken  Irbeid  ter  vergeü^ing  van  de  Vereenig* 
de  Staten  ibet  Fnankrijk.  Doch  dit  Werk  was  van  1797;^ 
OB  met  welke  redzenfofareden  is  de  •RepQblfek  derNleo« 
we  Wereld  federt  niét  vooruitgegaan !   Met  teder  twin^' 
tigtal 'Jaiien  toch  rekeuf  men  de  verdubbeling  der  bevol- 
king. Verder,  dtfn  I{^od;'ichljt»t  toch  ook  de  Scbr^ver 
ki  dit  Daal  niet  t<  gaan  9  min  ds  befcMf'^hig  der  Ver- 
BOSKDESCu«  i8'ao«  NO.  6.  R  eenig« 


eenigde  Sttten  is »  bi}  de  fnelte  vorderingen ,  (gelijk  b^ 
bec  fpoedig  vefvtl  vtn  soo  menigeh,  weleer  btoeyes^ 
d^n,  Sua(  in  Europa)  ieder  jitr  vtn  belang,  om  op  de 
ware  hoogte  te  bigven.  Hoe  het  zij,  eene  tneer  onder* 
boadende  en  tevens  meer  omvattende  befct^ryving  der 
Vereenigde  Staten  (voor  het  ftand-^n  t^dpunt^jvaarop 
de  Schryver  sich  ftelde)  herinneren  wij  ons  niet,  im« 
mer  gelezen  te  hebben*  ,   r 

.  Ook  hier  volgt  2 1  m  bi  e  r  m  a  k  H  zline  gewoonte  ^ 
vtn  eerst  het  Und  en  c)an  de  inwaners  te  befcbr^en» 
Het  eerde  vervalt ,  volgens  eene  nataurtiike  verdeeUng^ 
in  drie  Hoofdgewesten ;  het  eene  ten  Oosten ,  of  de  af*' 
beliing  naar  de  Aüaruifchc  Zjtt ,  fterfc  oitgePneden  door 
teer  voordeêlige  batijen ,  en  met  28  rivieren  vMrsien ; 
het  tweede  in  het  midden ,  of  het  Alkghanj*  (en  ande« 
re  daarmede  samenhangende)  gebergte,  mee  debfo»» 
nen  der  bovengemelde  en  van  nog  40  andere  rivieren.,' 
die  naar  het  Westen  vloe^n ,  en  met  zijne  tlonde  bos* 
fchen ;  het  derde ,  verreweg  het  groocfte ,  ten  Westen> 
Chet  westeiyke  gebied)  met  onmeteiqke  vlakten  en  ftroo« 
men. ,  als  de  OMo ,  dei\  Mttfifppi^  en  deo  Mhfturh 
Daarop  volgt  eene  korte,  maar  zakelijke  befchri). 
ving  der  voortbreqgfelen ,  bieren ,  plantc;h  endeifllof* 
jtn  ^  vooral  van  den^reeds  zoo  aanzienleken ,  en  nog  tel* 
kens  klimmenden ,  landbouw  dezer  GewesteOr  (De  op^ 
gaaf,  nogtans,  van  het  }aar  1790,  is  wat  oud;  en  van* 
den  zoo  bélangr^ken  tak  van  nitvoer,-tle  rljét  uit  Caró^ 
Una  ,  wordt  weinig  gefprokenO  Behalve  de  graanfodr» 
ten ,  bon wt  men :  nog  in  de  Noordeiyke  Staten  aardap* 
pelen,  in  de  ZuidelQke  tabak,  katoen  en  iniigo.  Wat 
de  wijotedt  aangaat,  ftrijdt  het  hier  (bh  S6> opgegeve* 
ne  wegens  deo  goeden  voortgang  daarvaft  eenigermate 
daarmede,  dat  3e  Sehr'^ver  boven  (bl.  14)  de  onmoge*» 
lijkheid  beweert,  ogi  tldur  wijn.  te  bouwen,  ahhant 
tot  eenigeo  graad  van  volkomefiheid* 

De  mmeh  is  vervolgens  het  voorwerp  der  befchoii» 
wing.  En  hier  ontmoeten  wl^  een  keurig  tafeveel  van 
de  trapswgze  bevolking  en  bebouwing  van  N§9rd*jlm^ 


rtkd  door  de  Bngüfchtn  fn  dé  oude  f  3  Sittén ;  véo/nk 
wofdtvaUf^ndeogdiameawiLi^iAM  FERN,vftowi6il 
PMfjlVMiS  éM  natn  ontleent ,  uitvoerig  gerprokêm 
Over  de  vrlfmaking  >  der  -tColoniën  wordt  zeer  onpartij# 
dig»  mitt  gtSreoge  waarfaeidalieitje  en  kennis  van  za# 
km»  gehandeld;  en^  terwgl  men  de  beilri)ke  gévoIgenT 
dier  ttevri^ing  voor  het  Moederland  zooveel  alt  den 
Oothterftaat  erkent  4  wordt  toch  ook  de  nietigheid  vafli 
de  vonk  niet  Vergeten,  die  zulk  een  groot  vuur  koti 
•ntilekem  Van  bet  ontftaan  der  volkplanting  iW^enr^ 
Ned^rkmd  (xiMït  Nieuw  -  Têrt)  ^  tn  van  de  hoofdplaaU 
Nieuf0*  Jm/icrdam  »  wordt  weinig  gerproken :  de  vteem* 
delingen  zgn  doorgéans  onkundig  in  de  h^^onderhedeii 
fiMêr  GeTchtedenlB.  Men  vindt  daaromtrent  voortred 
felqke  ophelderingen »  met  eeno  Kaart  ^  in  het  laatatnit* 
gekomen  Stuk  van  de  Verhtndelingen  der  Zeeia^fêhi 
Maatfchappij  der  Wetenrcbappen»  waarvan  bet  te  i^en^ 
fetaen  waret  dat  dé  Vertaler  gebruik  gemakt  bad;,  of 
bad  kunnen  mdcen;  ie  meer,  daar  zelfs  büslinöi 
irolgens  fliitainnMANit'a  betigt,  daaromtrent  nog 
in  het  duiatet  verkeerd  héeCt.  Nieu» ->  JtrfiBy  werd  gei* 
deeltelgk  door  de  Zweden  ^evolkt ,  die  echter  voor  dd 
HêU^mierrüiEeemnn , gelQk  de<e  iit  1665  voor  de ÈiU 
geljckmi  moeaten  hokken.  B9  den  BrtdaftheH  Vtt&i 
vin  \66f  weid  Nieuw  •  N^riénd  tegen  Suriname  vel*^ 
toiU.  De  ooffprong  def  onderfcheidène  Nóerd^Ami» 
fikamnfehe  Staten ,  ten  gevolge  der  Eur^fe/cke  onvers 
dratgzaambeid,  éowc  eigene  vl^  en  vreedzahie  overeeü«> 
komften  met  de  oorfpronkelöke  bewonera»  wordt  itf 
een,. voor  ons  zekerlijk  vetnedefendf  ^omraie  gefield 
auet  de  wijze  9  waarop  de  Bur^fche  Rqten  en  Statèit 
l^tKormd  ZQOé  Ten  aaiizien  Van  arbeidzaamheid  eri  J)'^ 
▼erhekl  ftaan  eebter  de  bewonara  der  NoordetQke  Statiift 
Verre  boven  die  der  ZuidetykOi  welke  édoii  bet  beeié 
klimaat ,  etf  het  gemak  van  den  dienst  Am  Oaveii  ,^  bfnl 
tot  de  vadzigbeU  der  JSpMnfcbe  of  HriugepDèe  Ériokü 
venralien  iSj^i  De  wreede  ge#ooiite  van  Sog^ulidriüf^ 
kÊÊk^  io  JbmHkm  In  swattfi  die  dw^etQ  ükjèmUS^ 

iki  '        ftfü 


Srekeo «  de  (fiiiptti^  nitfuw^^Igheid;  tb  vooral  tit 
bebsudit  der  Qverseercbe  R^^obükdoen  ftptétn  aietb 
vergetep ,  msar  de  laatfte  i^cnigertotbe  éOQt  ift^otojfltd* 
dSgheden  vecfchooad*    Die  zóó  veel  doen  noét,  011 
£ich  te  middeik  van  woest^nen  een  etrlQk  beftaan^o 
Vclieppen ,  ftelt  in  dit  zoo  moeöetglc  verkrégeae  wUmnn 
lijk  meerdere  waarde ,  dan  de  rgke  firfgeqaaau  •  Eenige 
fiafhsictc  opgaven   beflniten  dit  gedeelte  dei.  bodra; 
t^aarop  de 'Schrijver  tot  de  parfpronkeiijkcéiwondrsj  de 
indianen^  overgaat,  (echter  niet  degene,  die  tan  Cm^ 
nada  grenzen ,  en  wejke  ia  bet  vorige  Deel  rtdds  hi^ 
fchreven  zijii.)  De  bier  vermelde  volken  zijnitTf^herê^ 
hezen  ^  Krieki  of  KreekSy  C^ur  de  veh  kreken  aldut 
genaamd)  die  naar  onze  oude  Btdtfcke  T^ootfodcfisM    \ 
menigerlei  opzigt,  en  ook  daarin  getyken,  dat  z9  on« 
der  bet  Wftüur  bupner  Ondften,  onder  een'  verkozM 
nen  Koning,  die  weinig  magt  beeft,  en  ook,  in  eor^i^ 
logst ^ ,'  onder  een*  afzond  éri^ken  Veldbter  ftaon  '^  welkë 
w&ardf gheid  llechtB  tot  bet  einde  vsn  den  oorlogd«urt; 
dbmede  daarin ,  da^  z$  een  weinig  landbouw  hebben*/ 
be  Prieaters  dragen,  ten  teeken  van  w^bcid,  een'  op< 
ge  vulden  uir,  met  glazen  oógen  in  bet  booMt  Hoe  bet 
tocK  komt, dat  een  vogel ,die  zoo  neer  liet nkiri^ekiei 
domheid  draagt,  waarvan  zelfg  bij  ona  lie  naam  vooi^ 
een*  dom5or  ontleend  is ,  aan  twee  zulke  verHcinHeMte 
Volken',  als  de  hoogbefcbaafde  Grieken  en  éé  NooV»^ 
AmeHkaanfèhe  Wildéi ,'  bet  zinnebeeld  der  wljsbcM  op^ 
Kvert?  Op  de  Kreekt  volgen  bnnoe  westelijke  n«lni<l 
ren ,  de  Tfchaktat ,  met  vele  zonderlinge  'gewoflWitan ,' 
de  zeer  Verminderde  CMkafas ,  de  Jpalêcken ,  ^A%dnf»i ' 
Panis  enz.  Dé  oorzaak  (}er  fneHe  vermindering  van  «1  dez« 
Volken ,  zoo  zeer  affttbende  bij  de  rpoildige  vertnetrdeK 
ilag  der  Europeanen ^vfx»iz  dan  overwogen ; doch  niniv  ' 
mer  fcbijnen  z^  zoo  t^lr^k  geweesttezijh',a**de'iS;^^A9r«v 
y^Atf 'oBtdeklcers '  van  Amerika  ons  willen  diets  «iMkeiLl 
Wij  nêmeh  echter  dé  vrijheid,  van  zfiMMn'itiiTANM: 
té  verrêbHIen,  len  aansten^vm  zijne  geringtteUing^  der 
»êrchii^hg -v^in  üe^koi  een.  Volk  ^  *  hemelk.  Simmjieft 
....';  '    .  kon 


HA--**"  •     -•     i 


WB/^iiUmm^  ;   .  -'        .r,  s^ 


vcBj^Ökt^vfaoet.  lach  gvoote  bekwaatabedea  hebben  be^: 
seceiTi    Na  :t)0t  de  grensden  van  Lomfitma  gefitfderd». 
treedt  ^Stiissr  .éiBijiiEicuANN   dit  ff  ooit  land  nog 
nlbt  MnneÉk ,  tfaA*  verzeil .  eera t  de  Kapiteins , lx  w r s  * 
ell   ci'AR'XV  'in-  bonnen  ontdokkingstogt  langs  den^ 
Mhfiiuri^  en  :tM  ^Aairde  Zuidzee,  keert  dan  naar  Loui** 
fiMh'i^  efftdolllr  naat  het  aFgc^gene  CaiJifirniin  aatf) 
dl^  Zttlnib-  tn  F€rniii^'a»n^ztt  terug.     Net  ware»  naaf 
ons  denkbee^,  Seleidelijker  geweest,  eerst  Lbuifiana 
aftebftoddttn,  dan  met  de  genoemdte.  ontdeldcers  west« 
waarts  naar  de  Zuidzee  te  gaan,  emiioo'  bijkans  vaa- 
Alfén  aan  de  grènxeh  ytzxxCalifarniin  té  komen* -^  Met 
i/Ëwrsend&AR  icewordc  it Franschmantv^v t% k\ï 
vèlgidlekekit    "JLmdfiuna  tvordt  verdeeld  in  shet   onme«: 
telijk  groote  ^iiy^/i- en  hetkleinb,  ib«ir  veel  beter^  jidi 
genoegzaam  alleen  bevolkte  Bcncden^Louifiana ,  met;  de 
hóofdftad^  Nieüw'^Orïèans  aan  den  mdud  van  den  Mis^ 
fljfif^i  r.^^»$  :^  grooie  vreg  van  li|inilelg^meen(<:ha(|. 
da  \v^ia)ijlct;\VereèBigde. Skaten,  wien^  loop  daarom 
<M>k' uitvoerig  befchreven  wordt.   Suiker  en* katoen  zijn 
die  uapelwaren  van.£t7/^iy/i9ri9<7,  — >  Uic  iiobin,.b.ar* 
TRAM  en  DB  LoziÈRËS  ivofdeh  nog  eenë  menigte 
andere  planten  opgegeven:    men  bad  uit  de  berigaen: 
¥m  f^*  ü ']$  L'ö  A  verfcbbidene  andere ,' die  vooral  in  «dé 
Mgfé  lèndeft^bij  den  mond  der  hooiSrivler  ffcotl^ydutii 
b9*tméén  V^egéA.  >  Veefomvroehtbaarder,  ja  eenvoN 
kÖiben'^rf/ziMr^  met  Benédm-Louifranif^  is  bet  treu- 
rige Oati^rntóir^  voat^l&ad^Californicn^  waiir  gebrek 
Ad  reg<n^t)eete  dorheid  ^sn  den  grond,'  én  deze  we* 
dtf^-eent  sredr  fobraie  bevolking  voortbrengc  ^zn  mtt'i 
fMiSnV  dfe  meë  levensgeilhaar  hunne  armóiedige  disteK 
TJMbtetti  topvoedrd  móeten  zobken^  die  geen  sseven 
tènÉen  idlen^  géén  enket  woord  bebben'^vooï  iets^ 
dfttttaftenrhuki  «g^igt^s  ,  jsl  «elfs  nietvoor  de.  (b;.  ben 
êoh'têb  tteldMfflé)  verancferingen  van  bet  weder  ^^  zelfs 
nMb^VNtfiA^he^^hiiweltben  «ken^dobdj  aenfchen,  aan  de 
m«pm  ut^/HÜÈ^  en-^lgelyUip  /miindclijkfaekl  (tot 
*  *  R  3  een* 


(  • 


1 


IfoT^  A«  W.   TOfl  S^BIlflrfrRWANN^  BB  AA&D^^ 


«en*  b^ktM  aógtloofelQkc»  irtp)  ove^gogeywi;  r  HlePi)! 
en  io  b«t  veel  vrHcbtbaSYdar ,  )a  bevallige  Ifieu»  •  £19^ » 
l(f0rmin^  hebben  de  Sfaanfche  Zendelingen  tén  ninf 
fte  iete   tot    berchaving  gedaan:    de   Nieuw "Califm* 
piirs  weven  selfs  bakenen*  «-Ten  ilotte  des  WeA9 
Icomen  nog  tanige   natourkundige  merkwaanligbedet . 
voor,  zoo  als  de  rUihru^  en  de  gsthnnïxi  Firgimi^\ 
de  hazaltbtrg$n  bQ  Monter ej    in  Nitum^CaUfQrniin^ 
4e  vlieghapper  (eene  vliegeuvangende  plMt),  de  zeer 
¥OordeeIige  eadoorn  -  fulker ,  de  MagnoUa^  de  BalU^ 
more'  vogef,  de  ratdflang»  en  bet  poppenhai«  van  een* 
vlinder  uit  MexicQ. 

De  Vertaling  blijft  ztch  goed  volhouden.  Men  vindt 
hier  en  daar  in  dezelve  niet  onbelangrijke  b^oegrelen 
vit  de  Réizen  van  kirb^  die  2^iMMBA|CAXf  n,  pa^ 
|iet  fcfaijiit  y  niet  gekend  heeft. 

Wammmmmimmmmm     ■  ■    i    i    i        i  ii         ■  »— — i— —^mm— ^w^mm— ^— «y^^— ^a— — 

Jj^elzcn  op  en  Bé/chrifying  van  de  Gouikust  ifan  OuU 
^     '•  nea$  Boor   j.    a.  de    MAitliiB.    llde  Deel*    TV 
\  ^s  Gravenhage  en  te  Amfterdam  ^  bij  ét  Gebroedere 
van  Cleef.    i8i8«    In  gr.  ivop    409  Bh  f  3^ ia-: 


H 


.et  eerde  Deel  van  dit  Mrerïc  had  eene  elgemeene 
befcbrijving  der  kust ,  en  der  Nederland/che  be^ittio* 
g^en  op  dezelve ,  behalve  het  fint  S$.  George  d^BlnUna^ 
gegeven.  Met  de  ^eer  ómftandige  en  in  kleine  by« 
zpnderheden  loopende  fehildering  van  dit  laatstgenoem- 
de kasteel  begint  het  tweede  Deel»  na  95  Uadsgdea 
klein  gedrukte  journahn ,  voor  de  meeste  Ijzers  onbe* 
langrijk ,  hehalve  een  roemri|k  zeegevecht  van  het  Fi!e« 
gat  Gelderland  met  de  Engel fchen  op  19  Mei  iSoi^t 
en  een'  edelen  trek  van  eed  Brk$eh>  Kapitein »  die  de 
gevangenen  overbragt,  welke,  op  bevel  van  na^^ 
LB0N9  nift  nieec  in  het  Vaderland  mo^en  worden 
fpegelaten.  M^n  yolk  en  ik^  ztide  ée,  Bngetscim^a ^ 
zfif  hêteid  Met  gsfangen  te  H^nu  f  indien  gff  uwe  n^,^ 
•"  ^  heid 


heii  €n  ze^hcid  aan  'maly  in  uw  g^oarielanJ  ^  ktsnê 
ytrkrijgcn.  Doch  tot  jit  uiterfte  kwam  het  Biet ;  de 
getvaogeMQ  wtrcten  on4er  oogiaiking  <i«odsw]jb: 
r^eerde  nog>  aan  wal  toegelaten.  Wg  nemen  dezen 
trek  te  eer  over»  omdat  dezelve ,  .tasFchen  eéne  menigte 
dr<>Qge.r6b«e9ftl>erigten,  ab  ware  het ,  begraven ,  door 
v^teJUejcers  2al  worden  overgeflageo.. 

0e  afbeeldiog  VM  St.  Gcorge  d'Elmina ,  die  men* 
vK>or  de  hefchr^ving  vindt,  is  bi)  uitlt^k  middelmatig*. 
0{>  de  ibefcbrijving  van  het  kasteet  laat  de  Schrijver 
eien  uicyoerig  en  belangrijk  tafereel  van,  de  «eden  der 
Negers  aldaar  en^op  degeheele  Goudkost  volgen.  Eene 
fAhool,  ter  befchaving  van  de  onderboortgen  der  N^ 
itrlanifoht  Regering  opgerVgt,  en  door  de  rampen  ia 
bet  vaderland,  niet  genoeg  onderlleund,  is  te  gronde 
gogaan.  De  Godsdienst  der  Negers  is  het  Fttichismus^ 
eigen  aan  den.  laagften  trap  van  befchaving ;  de  aanbid* 
ding  9  namel^k ,  ook  van  de  gemeende  voorwerpen  der 
Matuur  »  oorrpronkelp  wel  als  linnebeeldea  der  God^ 
heïd,  doch  naderhand  als  wezens » met  goddelijke  kracht 
bezield.  Nogtang  aanbidden  zij  ook  een  Opperwezen^ 
bij  hen  onder,  den  zonderlingen  naam  van  jan  c  o  m« 
f  A  K  <zoo  dit  geene  Hollandfehe  verminking  is)  be* 
kend.  De  Ondergoden  z^d  hun  van  dien  God  toebe- 
deeld, als  v&rgêeJing  Vêor  de  kunst  Vifnfchrfjyenj  die 
«9  onvoorzi^tigliik  aan  de  Blanken  overgelaten,  en 
d^rvoor  het  goud  gekozen,  hadden.  Schoone  en  regt* 
mrdige  hulde ,  aan  deze  kunst  toegebragt !  —  Wat  de 
Scheppuig:  betreft ,  z^n  i^  het  met  vele  nieuwere  Fi* 
töxofcn  eens ,  dat  God  in  den  beginne  zwarte  zoowel 
als  blanke  menfchen  heeft  gefcbapen;  en  fommige  we^ 
der  met  andere  WQsgeeren ,  dat  zy  van  zelve  uit  de 
Aarde  zijn  te  voorfcbyn  gekomen;  maar  tot  de  ontken- 
lung  yan  de.onfierfel^heid  der  ziel  hebben  zij  het  nog 
Biea  gehragt.  De  befnijdenfs  (waarfchijniyk  van  de  Mo- 
hammfdanen  overgeaomen)  heeracht  hg  hen»  doch  niet 
ipocur  tecargeborene  kindtfea,  (b1«  7>30  Ook  bj^r 
teeracht  hec  200  ver  wrfpreide  b^gdoof  *—  men  vindt 

R4  het 


t^  J.  A«  BV  MAIIR.ÉV  >> 

s 

het  tot  in  Groenland ^  en  dus  van  dtn  £d(»raAir  tot  de 
Pool;,  ~  van  tooveresflso  ofhkkfen^  die  tiiet/des  Dui* 
vttl  omgaan,    tót   beiiadeelrng.    hai^r  evfcntiwifchan. 
Vanwaar  twh,  cfat  45eze  verdferikiflg  «ich  oVèraii  (opfc 
waar  geenu  afTpraak  kam.  plaats  hebbett)  mttt  bep&ilde^* 
lp  op  pramen  vestigt?  Zpo  hier  cene  aJoodé |ov*rte» - 
vering  t^n  grondflage  liggen?  Nog  lees  haeft  er  pWats,' 
hetwelk  veel  naar  liet  water  de»  be|Mr«ef ing  in  de  JlSfo- 
MAÏfchc  Wetgeving  gel^itt  j  de  Adêtrt^^mi^tWBi'^  üd^ 
verbeelden,  dat,  20Q  «ij:  daarvan  iets  in  den  Wik  heft»** 
ben  gekregen,   bet  ligchaam  begint  tt  z^'öHen  en  te 
barften,  (bU  97.)    Oofc  heWifen  z^  eene  foort  van  oor* 
éeel  Gods;  meenende,  dat  h^^  die  onder  lekerc' plegtig* 
Ittfiden  zweert,    in  geval  .tan   meineed  aekér   fterfi^- 
(W.  99.>  De  Negers  verftaan  een  knnstj«,  waarvan  #3- 
ons  herinneren  ook  in  ons  Vaderland  weïecir'  een  voor< 
beeld'  te  he}>ben'  boorén  verhafam  (in  ttn^' HollMdfil^ 
tad,    onillreefes    1791O    Zy  lokken,  n^eü^k^  -dooi 
fohoone  vrouwen  den    onvoovzigtigto  vi^eamdeNng  iiii 
lel  net,    Ipringen  In  bet  oogenblifc,   tlat  dê^e  a^ichi 
cene  ongeoorloolüe  gemeenzaamliefd  vi^rj^UM,  to  voor^ 
fcbijO',  eif  vefkoopen  hem  als  Oaaf,  200  hij  fe^n  ianJ 
^rienlök  loögeM  kan  geven.    Want ,  hoefeer  dé  ontnohff 
net  jonge  meisje^  geoorloofd  zl),  wordt  Het  6verf)iel[ 
twaa^  gettraft.  De  Ouineafiho  worm  ^  At  kêrtderpokken^- 
(waaraan  duizenden  ftervdn  :de  inenting  d^  navoarlijk^ 
trokken  iS' er  bekend,  niiar  niet,  ^zéa  lieoX^éhijnc,  4e» 
vaccine)  nnelaatscbhekl ,  Rlé^^nfiafh  ,r  rbodétoop  enr 
koortfen  2ijn  de  voornaamfte^ 'ziekten  op' de' kMt;  en^' 
koor  ét  Europeanen  j  ebne  vèriïaMihg  ld  de  mik.    Hiei 
xtt  Jiltótfe  (bl.  158)  fchiju^  dfe  Schrijvi^:  niet  a>6  c«l*i 
gunftig  over  li«t  klimaat  te  oordei^lea,  alt  'in  het  eerllé 
Dee);  ten  minde- bij  doet  zien;,  dad  da  kraebP  dos  vmA 
oordeels  vele  meslfchen'  ziek   deet  wöltfen^-  en-  deelt 
«efnige   behoèdmiddelen .  mode  tegen '  dtf  1  vetoaoUng  tlef 
luduftreek^'jsoo  «Is  bet  teiaen  blf  nirfac  ,^  iiet' vuwfjk 
den  dêribiddhgzon^'èn  het  i^eer  nmti^  giMtttt^Giftii  dtoa^ 
Kjk  voed(^h    Vaa^  tKft  kUmaarboint^cSctifiDvitv  m«ii 

>  -^  een* 


Af W»t  QRi  i«b  aMNDST.  Vj»  fiviraei*.  assf 


9gn*  Bitc  aféff  Hf«ii«9l4)kei^  oyfrgiAg^  ^p  riet  kigêj^fsfkm 
der  Negerij  die  nm  Mf^meenride^  jMMCtMwitey  |Acr^^ 
ligh^i>  v^ielit  !»•«•*«  Doch  de  dwanheid.  wórde  nog  ^v^«^ 
Cjrofflen  dopt  de  j|«rciM4tf  darzclve^':«tai<c  ^eclits  door.  beCït 
a^ogooiuiul  mukffr^ftm  ta^  den.  ëmtt^  wien^  owvrllMiea 
bi^A  'Verdfteht  vo^rkomi»  (door  mea  nv  die  vntg  lot^Mg- 
nxk  fie  kistf  9i»  r  wordt  de  nte»  dien^  xi)  c^etfoemd  héb»»' 
ben»  vecToliemdy^xyik'liiiitgeziD'verkodff^  ea  sB^n  hoii  tt^tJ 
hiekeii)  Aur  öOk  dew  de  fiigKiagL.  der  wornatuKieiOt^^étf' 
étfi  ^teaiei^lraa,  ooKlieii  'm  de  endere,  emeré  «e  1>edieife<tf^' 
(bl.  iS3.)  Zelfs  kinderea  van  srijj^  jetoa^  worden  dlercöe 'gè«^ 
bruikt,  om  wreedheid  te  leereti,  (bl.  184.)  Een  nieuw  bé« 
wi^vte  gebrek  im  ufde  ie  die  boek^  hetwetlt  ook  zoudef 
▼erdeeling  In  Hoofdllttkken  doorloopt,  is,  dat  men  vpn  deze 
dbocklratfen  rèrffónd'  op  de  (eltendïgé^  öiuzjgkièrtrümeDtetf 
d«»*'Nègeril',  dn  vatt  defife  Weder  o^  'slrfhdi-  tc^ortbréngTefen , 
zoo  uit  het  ^lloiêtlii^  aM:  lAere«tf)k5  ivèrfpHngc.  J^eeè  öe- 
kleeden  flecbts  weinig  plaats ;  maar  uitvoeriger  is  de  SclurQ^ 
yei^  09IWnf  bee-r^  cterdflftteftn^  v^ral  het  ypiMf,  het/ 
welk  daar  echter  niec  (geli>k  i^en  oel^  uit  park  wfef)  ge*; 
g^ven,.  maar  gewasliplRen,  worde.;,  ^a  het  gpit4  aiJi>»«heleM9: 
4e  Jbrf^n  drie^SeiT'Wit  kyig  4e  aepeUrtyr  van  G#^>i^  iBM^eeu 
Bft  $chrUver  beala  eerst  eene  iplmt  .Dif^eep*  AfKl^eMr  <m^ 
die  eich  vet  kracht  ee.veur  cegon  <|ezea,. tondel' T^BfCyjevh 
iaat.  daarop  eepe  redenering  ven.defi  Kooipg  y^n,  Ifgtonif: 
Yelgeo»  cea  bctoqge^i  dac.de  an«baffiRg.fV|i|}  (}eo  fl9ve»iie%>v 
M  g0en8^D8  bcis  lo(  der  Negene  vecbeeereo  ^ '  ipaar  is  ^fig^ 
deel  de  oorlogee  bloediger .  zei  deeq  werden  ^  eQ  «iQ  vete^ 
gevangenen  1  dje  IM9  nn  gewimhelve  fpaart,  bet  ievee  lA 
keaaee.  Maftr  mg^  nen.  chin  Aimw^^  ^«»  #/j;is/  goed  da0ni$€: 
nmttkHHf'  fiflt  lUdfQ  de  aepe  Negiaaa  njet:  op.,  de  fievenfeheii^ 
pen  ee^  «ienvoudliee-  do^?^  W^d^  vmt  h^n«  die  aa»  de«« 
}iei  oncfnefk  a^^  nei^  eie^  eea^  n^H^  folteiiogri^  p(al^Ak 
kfeiuier.beAemmieg .bewaard»  deoc.  hei.a{fcheiden  van  e^tttgef> 
Booiea »  ouder»  ea  Underet»? .  BUei^  ^i%  de^  menscbo^aefireiide: 
it^xe:  ven  ojsderMek  vMr.de  jnfeheFH\^  (bC  24a),  en  de- 
lüd^tertegiop'de  Oareerehcpee*  C^l>  ^4fb>  T^:fl9C(if  .F9id% 
oeg  terflag  gedieii  ^fs^  de  ondeflipge  oorlogen  derX^gerko»^ 
HiegettF^  wallfdoe^  asjb  jMcb  de  S^veq  verTchafl^ij^^^bUftj^  .en^, 
IMv.)'  AIS'-blMeg^  dieet- een  vefdraj-vae  ond^rweipin^  d^» 
»eiwlto**ie/4|w'^.e»4e/J*/to»ifirAtf.R^^^^  zi-'    .0 

i-v ,  K  5  De 


.De  fiQï  v*]i  dttc  DmL  ff  oni  beter  iroorfékoieeD  éim  dfè 
mo'het  worige.  ^lomige  oicdnikkliifM  i^n  echter' weder  te" 
iewchi,  tti  bl.33*  I»  n^n  bemerkt  bier  ook  «1  weder  dtiide*' 
1^  llf  k ,  boe  ifa^  de  goeddoende  Nacmir  de  niddeieir  ttDbied(t) 
3^:001  bet  fcbepfel  mgmci  te  onderftevnea  »**  eos.  Al»fioi(bii»^ 
yïïfk  eigen  onderzoek  en  ondendodiug ,  ztl  echter  die  'werk- 
mn»  eenen  NeierUmder  over  ecne  onzer  zoo  weinig  1>ezocbto 
Yolkfiiaatingen  (die  nkfcbien,  wanneer  hecgroote  plen  v«i^ 
»AEii]>£i,t,  om  XxiQubiém  hindboiswénde  Koloniën  te  ve»-i 
ttgeo,  niet  doorgset ,  eerlang  ifX  móeten  worden  opgebio^ 
lu|n}  %ltyd  eeolge  waarde  bcliottden. 


•  ••    ,  ' 

*■  >  ■  I        ■        ■    ■    !■ 


'  ^fihkdenu  van  ie  FranJ^he  Heerfchappif  in  Europa.    Door 

,M..  «•  VAN  j^AMVZU.    /^%  ^  A%  /)4tf/.    /ji  *$  Grorem^ 
Mgit  Uj  de  Erven  }*  Allarc.    /•  §f^  8^4^/9-6 <»: 

> 

t 

vVg  bebben^  het  vierde  Deel  vata  dit  belangrijk  wetfc  tot 
Her  toe  laten  liggen;  omdat  bet  op  die  zelfde  wQze  e»  in  ge^^ 
qpteft  geest  voortging ,  aii  n^  reeds  naar  ona  vermogen  bad* 
4es  doen  kennen.  Het  is  toch  van  eenen  Reoefifent  niet  (#* 
vufdeitfi  t  dal  by  de  waarheid  en  nuawkeMgheid  Van  al  beC 
giedegedeerde,  in  een  boek  als  bet  onderhavige,  beoordee^^ 
'  ttk  |a ,  is  by  toevallig  al  nader  bekend  met  een  of  ander 
gedeelte,  zoo  ala  ligt  mogelijk  zou  zijn,  ten  aanzieti  van 
ftbennenisfen ,  die  bV  onzen  ttjd  hebben  plaats  gehad,  efr 
van  welke,  alMO,  nog  een  aantal  ooggetuigen  en  deelgenoo» 
'  '^  éen  tn  leven  zijn,  dan  zou  bét  misfcbien  nog  onvocnrzigcfff 
#ezen,  uit  eenigen  miaOag  daarin  begaan,  «ot  de  onaaaow* 
kenUgbeid  vtn-  het  geheel  te  befluiten  of  te  doen  bedolten» 
Eenmaai  overtuigd ,  dat  de  Schrijver  mee  vlQt  de  besae  bron* 
tten  opgezocht,  geproefd  eo  gebezigd  beeft;  heleindende» 
dar  het  hem  aan  algemeene  kundigheden ,  oordeel  en  fmaak 
stet  ontbreekt ,  om  alles  in  verband  te  befehouwen  en  toe  te 
Ucbten ;  en  vooral  ontdekkende ,  dat  H  mans  oogmerk  zul^ 
ver,  zijn  bart  welgeplaatst,  «yne  pen  aan  geene  parttf  of  bi^ 
londer  belang  is  toégewQd,  mag  diegene ,  welke  de  taak  van 
openbaren  voorlichter  omtrent  zijn  werk  op  zich  be«ft  go» 
aomen,  bet  lezend  Publiek  gerust  eene  poos  aan  zicb  ieir 
•verlaten.   Het>bonitamIte,  wat  des  Heeie  vam  cji¥^cb« 

door 


▼  AH  EAlTAit,  AAÏISCRB  HEBESCHAlKPfJ.  M$i 

\ 

■s. 

#Mr  mtmgm  RéMofttit  nog  k  te  Itit  gelegd;  is  zékere  hi^ 
geooaeobetd  tegen  bepttMe  atoliiingen ,  ▼»  welke  de  tQd* 
genoot  zieb  iüt|fd  owc «oAte  gebed  Ti^wurc*  Doch,  gel)}k 
im  ^aüy d  o^ennigd  zQq  geweest »  At  dit  gebrek  ^odieo  het 
beftond)  bQ  ben  óp  den  zolverften  ^groüd  ontfjwoot^  dien  na*, 
nel^k  vin  .  afkeer  tegen  de  verwoestende  begtnfeien  der  om* 
wenteling  en  ven  acbüng  voor  «l  wtt  waerl^k  edel  ii  «o 
fcoot»  too  vinden  w^f  o&t  bieria  bt)  tenboudendbdd  bevas- 
tifed.  .  Meer  en  meez;  verdwijnt  den  ook  de  fcMf n ,  alsof  m 
vipi  Bi^kÊn4^  van.*.*.,  geen  kwaad  zoo  kmmen  zien  of 
wïiten  aeggen.  In  tegendeel,  ^^  «aal  Is  datromtrent,  öp 
meer  dan  ééne  plaata »  zoo*  rond  afs  kracbdg.  Her  i$\  zon* 
den  w9  baast  neggen,  alleen,  do  parcQdigbeid  der  deogd»  dio 
bem  bezielt;  en  moet  deze,  als  bartstogt  bercboowd,'ook 
ttitgefloten  worden  van  bet  koele  onderzoek  des  Gefcbled- 
ftbrQvera ,  betgene  w9  ecbcer  zoo  gaaf  nog  niet  toefU»* 
men,  dan  ia  zQ  toeb  zeker  vrij  van  opzettelijke  bUndbeid» 
in  boe  langer  een  ScbrQ ver ,  onder  baren  invloed ,  voortgaat 
•e  booreo  eó  te  wederhooren,    hoe  meer  bij  der  waKbeid  in  , 

allen  opiigte  getioow  zal  wordeo.  Hierdoor  bezitM  wQ  dan  / 

ook  tevens  in  dit  weric  van  van  KiMvsif  een  boek,  met 
gevoel  gefebreveo  —  niet  alt^d  zoo  deftig,  zoo  afgemeten 
en  geiykmailg  in  liyi  en  toon^  als  welligt  bi}  anderen/  voor» 
ai  ook  onzer  -landgenooten ,  ptaats  beeft,  n^aar  daardoor 
geenasiaa  minder  aangenaam  voot  den  lezer.  Üoeb^  dergeli|1r 
leu  hebben  wQ  al  vroeger  gezegd  ^  en  behoeft  geeniinna  ber« 
baaid  te  worden»    W]}  zoMéi  dus  overgaan,  om,  door  het  « 

aiIcbcQveo  van  djUi  inbond  der  onderfcheldeoe  Hoofdfinkkent 
hem ,  die  het  w^k  zelf  nog  niet  gelezen .  beeft ,  eenigermate 
bnktfid  te  doen  .worden  met  dé  belangrï|ke  zaken ,  bier  voor** 
komende^  waarbij  wQ  misfiAien,  len  (lotte  ^  nog  bet  een  of 
ander  zullen  voegen. 

D.  IFi  H.  I.  O9Ê€0rds0t  mét  étn  Asni«  Amnestie  der  Oi$^ 
fiWehmem.  BtêêmtffMe  wordt  Berfte  Cmfitl  wêr  mjn  -  levmK 
Têgt  uétmr  St.  Dmlkgt^  IL  BMitmkmdfekt  BetrekUmgen  vam 
FirmdtHsk.  bêUë.  Bemiddeling  M  Zv^ferUmd.  fFerk  der 
tekd^ergeedingm  im  IkdttehimidL  femufirifd  met  de  EiÊget* 
fehe  Dêgklsde^.  UI.  FemiemHng  det  Oeriep  tusptkem  Kmnk^ 
Hjk  «ü  EngelMÊuL  Tegt.  nmsr  Ibmerer.  Hidemijdfike  Tee^ 
rastingeM.  IF.  Teemtdering  iet  de  erfeUfke  AOeetêkeerfeShig  ^ 
^.fyemkrtj^.:  ZmmmteriÊgwn  ik^rgei  e$  HeiegnL,  Bm^ 

nét* 


t 

wiideritti  .^s/chen^RmÜMd^    Zwgéfi»  €»;  Fn^n^ifké     OMS^ 

mfchen  St^nifi  en  .ffftgejand.    FI.  Pogfnwm  m  VrUfi.  Dmtdt^* 

Vffio^d  fégfi^,  Fêanfiri)h.^  Verheffing  der  ti0néanftie  Repuhiiik 

tQt  een '  Koningrijk».    V^andfringen  te  Qenma-nn  in  HkUtméi^ 

VjüMogi\in  i«oi  M  pp  de  Gekeui*iinitf$n.t9  Uhn.    Vil.  Oe^^ 

^Mr««iJ^«  ib»  iet  IVeêrdeHik  DuUsehtandi    VHdtagi  tégen  d^ 

IUfêfh%  .  9iag  bij  AmtfifiHz^    Vrede  te  Preikurg.    3lag'  U^ 

Ti^l^r..   VUU  fit^mikMmg    fén  ket^.JkderMtlve  Ste^. 

Vureftering*  9an\  iV)i^/xr    J^cUmi  MurjU.  warJ/.  Otfmifti/if- 

3%i#  43!^^/  en  Bfrg.  .  ScÜMttd  mM  mn  eeti  Franftke»  Fwüm' 

%gf^ef;0f.  , Famjlie0H  der ,  Bmwapmrtes.  .iMi  Qorhgin  Bain 

vMil{i^  em  €niaMën,  Dê.Frmmfekn  ^ertmvm,  4n  :Dmit5êhiantk> 

^»jnv<fk9Bd4   X,  D^  ynH  Pitt.   StJkatpfienaMfcidp  en  Dmtl 

iCê»..  Fgx.\    VrufihtekffM' .  Vredekamtitl  -tns/këem  Engeludd  «m 

^féHtkr,ijic."^  Aehcer   dicr  dtel.  viink  tiw^^  üt.Bijtt^gmi  oom 

fpvoqlil^ke  ftMlil(eii«  bdvebkeiJiHt  dft  berftt#9i«&g>.y^a  idoki 

iyofi  ii^eien  KooiBgryk.  *:  -   -^  :  •  ■    '  •# 

/  r  D.  V^  /ƒ•  /»  De  Oorlog  mt  PruHfmtot^  op  kH  Teindo  'vém 

4en  Veldt^t  in  DuitsthloH^^  lU  BetttAklM^rMtuttfohè»  FranH 

fj§M^  Epgelsnd  en  Nom^d-Am^rihtk    ^otntrt .  vén  -  Berlijn:  m 

eie^iiülH  ^^  ^^^  Cptttinfnf^M 'Stel/eik  .fVeérvrmak  r^n  Eifgn 

l0fkd*    Voortzet^iag  des  Oorlog  tot  deif  Slé^  tij  frmtfisch  E^^ 

kfii.    ///»    Oorlog  .  i5««    RttO^nd    em  E9§ekM  met   'BtrkijH 

VtUtogt  ypn  \%o7  en  Vnuk  te  Tiljitv  IK  Inwéeéi§e ^Toefiané 

ig0n  frankrijk  m  d»  Miet>  hetnehe  yerkonden^  Staten^*  Vèrkm 

4tnn§i  imn,  MiniitmeM  EngeUmêm    Téir  nétaè  KeppmhhgtfitL 

Otrl0g  4»  Aci  Noorden*    V4  VeroHrïng  itén  ■  Borfgal  -^  Spttè» 

je  teit  ifp.  den  Slag.  èij  Majkn.    VL  Oorkg  itr  her  Noordeni 

Müepnkemt  te  Mrfmrt^  Veddtégt  van  Na^okm  in  Spmjo.Jtitk 

Vurdo  9orleg  juet  Mostmiriik  tot  ep  dih  Slag  kif  jHpenr  oé 

Esflingen.    VUL  Vervolg  dei  Oorlogs  met  AmtmiHfk.    Slag  bif 

'  UUtgram.  LaadlHg  4er  Mngétfclmn  in  Zeoktid.  Vridó  ie  PV^o^ 

fiWtf  IX.  VeUtagt  ¥am  t^^^éit.  ^9anje.  dhnmataéhgom  êmimk 

dm.  m  TêM/f;  04  iheraimktM  StAatkmtde:.  U  Fi^anMjk^tü^ 

frènt  "die'stiveiè  Süjit^   Xt^Bep^émège^^meiddikPéAt.  htl^ 

^èag.vah  ünmè.    Bpkff^idla§^  émt  JVjfèp^inm;   aatfeU^iOt 

maeik  bÊMMtyan  ÜMettfijti.      - 

^'XedUtt  «Mè"  |kliee)r.Hfltpce|«r.ffiQiar  ittÊiMk^vïng  ^ 


\  * 


•Et CBlKDK«lf  4pn  f It^fH^.H/lf RSaiAPNJ.  «j^ 

èh  toch  >M  fr^^Ae  id^l  vaji  j^9ii>^4f  Aftvstf.  o|Nkilmf 

atcso  belMode  ideeLder  wtfreM »  dic  .w^  hier  Mcbwveii  ^vfB* 
4fOi  \9ffV  UüLeH  4e  .  gefchMeoi»  ^pm  fiwv^j»  é»n  ilnicl^li 
ilrijral^t  ]m^  wU  seggeir  meers  iiook  beeft  eti^tteicis  ém 
féüikr  p^Vita  ge^Mtii  .£n  evaiweU  bet  it  voorbijgegaavali 
f«ne  ,feiaéitfr ,  reOr  heefji  getnscios  iriie  cbepe  Ifsoren  «hcergeW 
fea^  wfike  andm»  gfp^ft  vnotweiittltigeA  hcMei»  tcmitrüigm  ^ 
ftbsd..  )V4I  Arek^e  mo«rU^  inin  tiet  «eheeè^  e»  ^vta  èce 
lliMffHdige  raorJcpwea  cpc  faier.fae.rVien(,  wee  ie  :iu(tg9ftrooi» 
4e^«fidefi4  4f -ivedfifffdeelde.  zaerdeefeni  Af  4e:  pMftageoe 
bMKegtag  nog  vrdef  «wMnr  «kwerkeo*  sij  de/ .toekoBk  ««*< 
bfevcteik  2»  lle^^i4laQ]|der  bevat. bet  vierde  Deet, *4)a'4^t 
|ie(:«4fdeir.Atet  weinig»  dat  onatvadedaod  inia  nabij  «bttveflti 
■aaamver  nog^dikii^l  secf '  Terfobiitaid  geoordeeld  ^irérdr^  ^ 
«ec  betrekking,  tot  db'  lioord|>erroBeii«  en-  «anrüi  kier  eed 
yoMediger  vefili«  xiQ(Orkoint,  deo:  a/ettfgt  jcygem  nog  \mfymü 
Be>  teer  vaa  oas  Maandwerk  saL  cteh  dan  ook'  «iac  btkiib 
|eft*  d^e  on^.  inhovdtopgave  dqof^oepcQ  te  hebbi* ,  :iitu 
au' eer  heriaBeiiag .  aaa  hec  gebaekie»  besi^  tét  opfèe^Miig 
tpao  sèoco  geelt,  vm  ^ieb  daannede  oaaaweatielieadi  te^aMu  , 
^v  dan  CoiVÉnc^n  ^n  loift  ftokkoa  heai-  rot  Mfrr  toe  «eelfigt 
bebbea  gcdaaow  .Wl|  oenea  afleheid  set.  de 'volgende  aaatod» 
Kag,  ona  dtft  ütfloakea  Gèfchiadfcbrgytrf  aita^n  b«laegrtf| 
itaal  eeaigziot  te.laeiea  keaneiu 

r  ^  Boeb,  'tmmlil  È»t  Zoide»  •tan  tflgaiife,!  door-  hopo  gic*  . 
üttdé^  ea  Aioc  «Dhcrgceo  beaeitigd'^»  adem  fthepie^'o^éaidé 
afeh-eair  verbeaaa^ 'pur^obrikktti^  xöooeel  lii;bat  Noaft 
dan..*..  Sarag0tfii  deed  «de  gedaobteMi  taa  Sagimiym% 
UarÉkagê  ea  JiÊamakmïmiwtïkm*.*  •'*  (Ffen  '4itBlxend' aKH  li» 
aietrocpao  telde  de  Ibid,  die / agaatacH^bi  veating  wae»  eb 
daaceobovcn  bi  hare  40,000  Inwoaeio  bVaa  100  ^rele  verdtdtl 
feva  ti;)de*'*.*..  .    « 

X  ,,  Bee  wee  (eerat)  dea  aO  }aanaiV « toea  dt  battef!l}o»,-at 
aiolkomeii  gereild,  op  de  beide  oeeew  dea  fireoma  begMnaa 
evfpèüis  e»  jeeda  daiga  daaiaaii  waa  er  e^oe  genóegciüaiè 
Éiief  gfftdMèn^  *9ipi  (aienei^)  opeifi^ibg  nogfeana  vafi-t4^» 
naa  beantwoordde  valapox  daaaaede^  dat' b9«dGi0~O4t- 
?\v's.  cier 


/ 


i. 


6ier  iQ  ié  fcooMkcft  hngt^  wur  de  ^ttgiêerit  fliéiilgM  tMf 
|«c  oog  der  GoAdd  den  eed  deed  ^n  nee  de  wipeoëó  ié 
de  hand  te  zullen  fterven.  Vergeefs  wu  dm  het  beftonMrf 
m  het  &m^GrëeiS'k\fofóÉttrt  hetwelk  den  infing  tot  dé 
ftid  ten  ééne  zQde  opende:  boe  verder  de  FrmifcheH  in  êéh 
rsgêsfm  vooraf tdrongen,  des  te  hardnekkiger  werd  de  ven» 
dedifingw  266  had  eenmaal  MexicB  aan  de  Ëmr&fefekg  roo* 
vers  weérfta&d  geboden  t  Men  verbeelde  zich  eene  fttd ,  waar 
ieder* hiris  eene  verfchAnfing  aanbiedt;  eene  ftad,  die»  van 
boven  door  een*  onophoudel^ken  regen  van  boamen,  eer 
sfjde  door  het  vinir  der  kanonnen^  die  de  mnren  vergrnizen^ 
van  onder  door  drie  rijen  mijnen  beftookt,  zich  noguos  vat 
woning  tot  woning  ^  vin  kamer  tot  kamer »  van  verdiepinf 
tot  verdieping  verdedigt ,  envnor  tefeen  vnnr^  mQn'iegeli 
9ijj]n  doet  werken;  waar  boven  en  beM^if  den  grond  wordt 
gevochten  I  waar  men  d«^ars  door  de  draten,  dwila  door  dé 
veroverde  halzen^  loopgraven  delft,  co  wolzakken  piaatacé 
om  het  vonr  der  belegerden  te.  ontdolkeni  #aar  de*  vttva« 
huizen ,  paleizen  en  kerken ,  de  verliiefing  selfii  vgn  het  péfU 
la4ium  der  inwoseren,  de  kerk  van  Mmris  m  éin  fuiféffi 
de  vrUheidibelden  meer  verbittert  dan  oocmoedigc ,  totdat;  eed 
derde  der  ftad  in  puin  ligt,  het  midden  derzelve  (de  OM^Qnat) 
'door .  de  betegersars  is.  bereikt^  en  de  -vorovoeing  der  gvooto 
Toorfiad  op  den  oosteroever»  en  der  brog,  die  n«r  da  ftad 
geleidt,  aan  Jtooo SfmÊ^srJm 9  Ihiieiroepen ,  die  omringd  z^ 
de  vryheid  kost;  terwijl  *p  al  Af  oz«  de  ziel  der  verdedig 
giog»  oiigeput  ter  neder  ligt.  Toen  begon  mea  in  de  flad 
aaar  overgave  te  luisteren:  want  al  bet  bnskmid,  alle  levienr- 
middelen »•  alle  artlïMiüen  waren  verbruikt;  fleehts .uitgeleerde 
fcUmmen  zweefden  tas&hen  de  bottwvaileo;  térw^l  ao^ooil 
aenfchen  gefnenveld^  I3f000.  ziek  of  fekwttat»  en  des  on» 
bruikbaar , ^aren  ter  verdediging.  LAN»iSt  reeds •  eenmaal 
door  de  vrouwen  verfchalkc  ^  die  ^et  het  uititeken  van  witte 
doeken  den  fobUn  der  overgave  vertoond  «en  daardoor,  teo' 
friüs  van  haar  leven,  meaigen  Fr^mhium  In  het  ftof  hadden 
fdoen  b)}ten,  vertrouwde  den  Sfanjaari  niet  meer»  3o.h»i« 
itD  deed  hy  nog  la  de.  lucht  (priogeo^  eer  hQ  eeae  Ca^tnla* 
de  vergande«.è.  Dit  tooned  van  verwoesting  werd^  alt  tm 
hdj^thig  der  aMnTchetlBke  ellende»  toen  lammjbs  jjfi'feeei» 
tdüken  uittogt  hield  C5  Maait),  met  laftfcmi  bdmafen^  aé 
wtérgrtmde  vau  danamnz4klü 

ISoei 


\ 


.  Moèc-diti  4U  novdise  vo(k ,  op  de  eene  of  lodere  ii9<^# 
«UiJ4  de  fpeelbel  ea  kec  flsgtoiEtr  ven  eüendige  DeqpoceB 

(^*)  Deze  eankoodigiog ,  vó6r  dejoagfte,  zoo  gewlfticeft» 
beurtemsfen  ini^/iii/#  gefchreven»  bad  ivtf  gewis  een  eenigiiiMi 
«ndcr  (loc  gekregen.  Wy  vergenoegen  ons,  voor  tegenvoov* 
di{ ,  net  den  barteiyken  wenach ,  dac  die  gebenrtenisfeB  mU 
leo  voortgun  op  deze  vraag  duldeiyk  ne^m  té  «nt woorden» 


Cefchie4.  en  Lftterkundig  Mengihvirk  van  iMr.  |.  f  CHei»« 
\  ,T£JI A.  Uden  Deels  ode  Stnk.  Te  Jnffiêrdam^  hij  H.  GarCr 


Ooi 


\  In  die  ftnk  wint  de  vaderiandfclie  Staat-  en  Letterkmi- 
dige  Gêfiehiedenia  weder  eenige  gewigtige  bijdragen ;  terwtll 
eenige^aadare,  bi)n»  vergetene,  ftakken  aan  de  herinnering  va& 
bet  nageflacbc  worden  verlevendigd»  Het  eerlle»  met  wm 
Mterifthe  kritlHt  gefcbreven,  is  een  Onderzoek  nangaande  de 
waarheid  der  bekende  Regtspleglng  van  kakel  dbmstoo* 
Tftif,  die  onlaRgi  door  bet  Trenrfpel  van  den  Heer  we •• 
TVKHAif  weder  in  bK  gebeogen  i»  teruggeroepen.  Ne  een 
kort  verbaal  ven  bet  geval  zelf,  volgens  p on tüs  beo* 
TXtus,  worden  de  ScbrQvers,  die  daarvan  gewagen,  opgc** 
soend,  en  naar  küfóHfhke  waarde,  en  vooral  naaf  otrdef* 
don,  tegen  efkaoder  gewogen.  De  niiflag  vib  dit  onderzoek^ 
ÏÈ^  d|ie  de  èodftè  en  beste  OeTAfedfebrf) vers ,  zelA  zulke, 
die  ftaedf  4NB  den  Hertog  waren,  cohminbs  en  de  tA 
MAftCttE,  van.dtt  geval  fdet  gewegen;  efleen  latere  Scbr9« 
vers,  Cmpilatetfntn  I>icbteM(Eélfrde  reeds  gemelde  n^ott- 
Rus  bebooff  ooder  de  eérfte  dier  ktetfbn)  vermeden,  betzèfve. 
Uit  de  getaifenlsva»  scmirBftiot  en  ooTTVRisn  blQkt, 
dat  bet  geval  waarTob^amk  In  bet  Hertogdom  Uilsim ,  in  bet 
b^n  der  Spmanfkhe  beerftbappij  over  betzelve ,  te  biHs  be« 
boort.  Het  TreoH^  van  VEkuoEK,  Kartlie  Stmtte,  wordt 
ongemeen  geprezen ,  en  op  lacertn  arbeid  van  ter  zijde  een  od* 
gnaftlge  buk  geworpen.  «-»  Het  gedrag  vanADOLFVAitzo- 
M01VD  tegen  z^n*  vader  aenoud  maakt  bet  onderwerp  vzft 
bet  volgeoda  ftak  iiit«  Het  is  eeae  vertaling  uit  tf ^si os.  ^ 
Ooriproakemk  van  dea  Heer  scBstTiMAlsde  Levensfebec 

vt» 


. «« 


^  fi^  «/cuwLir&Mi   .  '^        !o 


kMd^-c^  Fr/mikiMt;  éOth\wAi  i^ndeii  4atrtn.iiet.yeet  «pmet^ 
kelljks,  dan  dac  dezelve  jong  geftorvenjs  (in  i/tf/^^oftrett 
ond.^   —  Veel   merkwaardiger  is   de  volgende  LevensCcbecs 
van  MÊiNDfikr  VAN  tienen,  hoewel  Hechts  een*  fchèol* 
meester,  masr  tevens  een   ondernemend  kr^gsman  en  Inge- 
iifenr,'  aan  wien  de*  eer   der  verovering  van   Cêeverden^  iil 
r6/2,'   genoegzaam  vfc (Tuitend,   toekomt.     HIJ   toch  was  d^ 
man,  dfe  den  geheelen  aanflag  op  deze  (hdberaèm^le,  na  welker 
verovering  dt  igr^gtyant  zich   fen  voordeele  xan  NtdftUmd 
begon  ce  wen^^n.  Het  voorheen  <>nge^rul(te  Ji?i(fffjis/v;in.dezep 
moedigen  Vaderlander ;  aan  den  Verzamelaar  des  Mengtlwerltt 
medegedeeld,  wordt  hier  onveranderd-^gegeven.    Uit  hetzelve 
blijkt,  dat   geenszins    RAtoBNBAfypT  de  belegger  van  hec 
Hok  was,    die  van  tienen  Hechts  als  fpion  gebmlkte^ 
.300  79l«  ^^i'KKNiBt    mirt^ti   wf^rrfp^r  ook    blJ  WA6^ 
;naail  iflie  andera  zeer  v^dienftel^ke  DH/üf^hmf  f  Heen  de  «ent 
d/er  onderffeming  geniet;   iptajr  éf$,  va-Ni  TijE^ftfliy  na  met 
•vrouw  en  ktncl  rit  Coevipréhn  geviogt  te  zl|fi»   wtarln  hij  al 
^Jae  goederen  pis^ueriHec,  denaaoAag  iwn  ^HABEffHAir^T 
bloo^il^ide,  eff  de  mMfM^k  eer  utjtyo^inggfreetf  fliaakce;  dac 
ky  ^}fa  Am  Mng  éar^miief)  Steil vMgd  ffiditfif  «anze^eeB 
4>emA4dig4e,.  oader^i^o^e»-  ^emeenfetep;.  in  4t.  plaats  -.enéttf 
.hi«14 1>  4%  ondf neming /zelf  groocdte^d^  biftavrée ,  4laarbV 
de  grootae  aiiver4<;hroKkeBb^id  m  k«^lblpQdigk«id  (en  aoon 
.fpiiei4de,  en  de  pcï|telops4Mi^  vas  ;tek«iefi  i.f.AA'a  «ittbr 
Xdie  bU  vA.Lj^f  NiHB..  geiijke  eerf  :lBe(  vaiV'.ti«nbn  g6»> 
niet».  ?Hmi  ^ich  ive2/9f)mk;te;  «sar  .aan  deo  akudk  overgaf) 
^erftald^Y  W^%  hevflafn^vaq  ••  Pri»firK  manch  in  de  vesting 
Aqpx  2«)i<9rr  caab«e|r9«daiPimafMlverfi)irikca,:en  aldiii  in  dat 
jMfealtH^Mi  9ki  vmmyeiBar  van  enfndem^  rnnt  gtm^ttid  wd«. 
den,    Ma/ir  fiij.  ypiii«  h^  hekwaam  a0k  latr  In^enieoe,  niK 
meer.d^n  ^^hopta^n^t^c  ,r  •»».  ^Aii*BFCf»A'»r«  was  Geaeraall 
'"Wfio  weel,.  |ii^er«eto'gi[9Pre  Vehihüfscn.. kan  Vroeger'  of  laief' 
(jÜd  l^f  ipee^^ee)  vi^bniwen  leoem  leotfdeB  vettlezea ,- waah 
.neer  al.de  yerdjen^i^A  l^DiWr  QiylerbfireHie1)èen  bekend  w«f» 
d^n?  r-T  £en  ^jipep^ree^  <sq  een  hdceMcbc  op  de  Frmnfcfien\ 
iiic  fiiei^  ^elf^en  ty^t  PM^SQ  ni^(  kwalijk  bij  het  bovepftaatlH 
de  :yerkaal.  -r-  Van  eepeq  geheel  «adecon  aird  iujfi  dt  a»eiw 
jiefSe  4ffi/tfyo»  <iriP  VerCQOC^n  uia.!VA.N  EVFSii^a  fkHané' 


het  mt$  niet  «Ueen  dé  mdve  voordnigc  Tan  den  verbxler,  die- 

oDi  dttifin  l^ekporde,  mttTvoond  de  reine  ^eden»  de  ongeveinir : 

dt ,  onbaficznctacige  liefde »  de  ^nlle  hertelUl^hetd  b^  de  onsfa^ 

onzier  laadgenooten,  nog  vóór  minder  dan  eene  Seuv.    De:. 

VfeemdeHng  moge  onr  coen  kond,  baaczncbtig  en  fcbraapaiek 

genoemd;  hebben»  znlke  belaogelooze  minnaws  als  xobvi  # 

:^ilke  onfcbnidige ,  zedige,  meiijes, aU  a  on ibtjk». zulke  wel 

oogepolQste»,  maar  tocb  door  en  door  brave  burgerl\eden.^% 

de  vtder  van  «pa vs  en  kec  oude  vrouwtje »  behoorden x^ch^ 

IOC !  hec  gns  dei  Natie ;  anders  zou  derzelvér  fcbMering  i^ 

^oa  algemeen  als  pertntten  bevallen  hebben,  dat ,  gaiyk  a« 

ai  VIJL  verzekerde  9  de  afzonderiyke  dmk  dier  blaadjes  in  alle 

huizen  gevonden  werd.    Thfmaj.  vreezen  wy,  z|)n  niet  alUen 

At  AgHittjes  van  van  efpsn  vergeten»  maar,  ach!   mis« 

fcbienook,  met  de   gevorderde  befchaving»  de   origincften 

dimrvan,'  zoq  oiec  ve](lorea.gega^«.  toch  aanmtrl^iJJ^  |B^w> 

f^^luBr.  gesKivdeo^   i3Üe.i>e9:Mi(ing..tocb  .^c  |^J  ^(^m^astJa 

den  mond/ by  onze  ^ajifereR  ia  het  hart,  .jvy' danken  den 

Heer  scheltema,  dit  hi[)  met  de  meerdere  bekend itraking 

dier^  bevallige  ftukjes  de  eer  onzer  Vaderen ,  ook  in  dit  oju 

sigt,  geh«Qdbaaf4».«ii  d^ ; uf k^elHig^  mq? mtgaU!^,  .la[ 

sÉVver  Kèwc^kt  heeft»  ^  tetaM.weaen&hairpelifi^ev^^i  oM 

ip   de  Ventoflfeelanr  Mflt  een  WÉmig,  öeheod::  li^nHd  loip  ootf 

land ,  den  nttvimiet  van  imc  jtieroendn  PJêwUfmrüèm  '%t^£rmué 

AiTH'tTSB  EiaiNioa»  ae.bafbtoimeti,  .4iit:dc2é''4itfiMt 

ftih^cs  iiykZ'4e  gnoóte  liefhebber^  éuflhw^fi  VDor^de  '^u* 

inné^,  wflCenrdMplien »  jMè  in  «Ie  iipgerklnife^  "wiarMh 

ttent- ide.  hdd -dek  verbuir  «chcer  zèlfaün  tlfo  Bi^viaeiede 

Iwon   ^piiic^  (aMm  wat.  de. Jw^skcniglBiindo  betreft,    '^fn 

gpoDt  .Mi0«ri»9AnBi »  liet  werk  «der  wAr/^amir^aif  Ha«^MM»'iMKi 

-ieammer,  weüte:  d«  be«reaid(Mii|r-^er  Hëolgi&éhiféP'f'fÈr  étt 

van  dan  befMatéaa  v»n  ;tfViltéÉtf',  tétfk'éog  ee  frane^ 

Arr,  die  he»M^e  'OpMtieVk  lyertriiMef.    M  teaker  bekwam 

tertge  1>cloo«ing  fn  ^Mm  vè»  fenëswege.   'Vé  ^urgerKfiee 

^tAuÉimna^l^y^^m^  «efw^derden  hem  a^K^én  fao^ 

'  '      *    'van 

i^)«l^Heer.a9nL«BittA  n^emt  müe'D.V^.  ai^ëk 
no9«  In  den  tweeden  drak  CAmift.^  ifS^y  vinden  itri}  i%  jf^. 
nieffes  hi  hec  146,  151  en  161  fie  Vertoog  van  dat  Deel. 

*  ^  l|OEEBESCH«  l8n0.  NO*  tf.  S 


T«D  Franekir;   maflt  na  silneterugkoéir  herfteldè  hf)  lief^ 
Planetarium ,  hetWefk  op  den  toeftnnd  det  Stdrrekimdé  bere* 
|[tnd  it,    too  tis  dfe  waVin  '1781^ 'even  vóór  de  oritdekkjD^ 
vtn  Üranus.    Br  ontbreken  dit s  nog  vijf  Prsneteo  ain  heczel-' 
re :  om  bet  werk  ook  met  de^e  te  vertikken ,  is  niet  hbves 
het  kunstvermogen,  maar  boren  de  uiterlijke  omftindlgbedei 
fles  mtfceff.  -- "  Het  tfeeltje  wordt  met  eenige,   voorbeèn  on- 
bekende,  diehtnukjes  van  van  oabrle^  «aek,   amna 
|i9EttKRS|i  en  eentge  dicfaterlr)ke  vertalingen /beHoten. 
-  Mogt   de    Heer  acnELTEMA  lüit,  tQd  en  voorraad  be/ 
Iremdeo,  om  ons    nog  vefder  met  belangrijke  mengelftokke» 
uit  den  r^keh  fchat  onzer  Gefehiedenisfen  en   lèttefvnicbten 
ffe  onthalen;  en  mogt  hij  dit  aitijd  doen  met  wijte   keuze  09 

^eüvenge  zifting  vin  zy nen  voorraad  I 

. «  I 

^f^^^mimm^      I    ■  i^ii  I  i|ai  ■  I  i  |    ■    ^<    p,     iw    ■  >        i     ■     i  <!■    M'  '■  ■  I  '  ^ 

^fikkten  en  Gezangen 9  dMf  jh ft  aoBOUTEit.    Mh  Mm» 
'  ^jkplaten.    7k  Rotterdam  ^  hij  )•  Innnerzeel,  Jan.    1(^15^ 
in  gr.  Zvo.    Vil  en  iio  BI.  ƒ  a-S-: 

X)e  Heer  aeBoOTEii  heeft  zich  doorz^o  dichtflnkt 'D» 
frijmêtfelarij ,  w«arvan  iiij  ooItBft  een  uicvoerfg  verflaf  heiN 
^o  gegeven «  tU  ocvfproakeljfk  vadefttndsch  Diehcet,  of 
«ene  lofelQke  ir9>^>  bekend  feoatkc  Mee  genoegen  ont» 
isingeii  ivQ  dtn  Q#k  .^ait  «Mtfgeliageo  vtn  dezelfde  bekwama 
luiBd ,  en  met  grecigbeid  doorlaiea  w9  de/elve.  Wy  Mov 
aen  echter  niet  zegfen,  dat  inhood  en  'bewerking,  in  alle  opp 
Elgteo»  tna  ome  gnnftige  veravatthclng  hebben  beantwoooL 
Jlll^  oogac  'v^  bier  ntaa  fQk»  en  dMtonder  eQo  dan  nog  vtQ 
jHC  leroelMiit  qp  vreenMJten  bodem  gegroeM»  welke,  naar 
{inzfn  fumk «  i^  moelie  ^  e^n  de  ovecplanting  baOeed  ,  nat»* 
If^l^  vesdieoden.  .Aan  bac  VoUtaKed,  eene  foorc  v$n  poë» 
f  ij ,  w^kA  niet  %oo  gevakk^k  la ,  als  bec  oppervlakkig  wel 
ffl^iu,  beeft  de. Heer  t<kBnwt%n  ook  %Xj^  udeM  bedeed'i 
^<v:h  uil  t^yfelept  of  bU  er  waI  dw  ^(è^iakt  yoos  beeft» 
lAip  ^mnia  pcs/nnm$  emnes.  Hec  (hikje,  op  biidz*  tfi,  one. 
bccfkc  hec  «ai^gloed*  Ook  rolt  hec  niec  loa  en  ongedwoo- 
f^i^genj^g.    He(  vQiïle  conpkc  i»  cnifaiM  dtiacer»  d^pr 

I   •     ••  I  1  '  * 

.  Am 


V 


.0 


4     > 


j«  $cuovT^s,  ewMonm  wi  obzaroiiu        Aft 

Aan  beai  ev  Ncdertend 
Vereert  Heor  hert  eo  hand 
Keizenffmiit. 


-  •       ♦ 

Volgena  den  zin ,  moesten  deze  legds  in  eeoe  ongekeerde 

erde  .fiaaa: 

Oe  Keizers  fprait 

Vereert  haar  hark  en  haod 

Aan  bem  en  Nedeilsod* 

De  flotregel  van  bet  voorgaande  couplet;  Em  koort  zijn 
fiem^  komt  ona  wat  krachteloos  voor.  Het  volkslied:  Onu 
Koning^  beeft  hetzelfde  gd)rek  aan  warmte.  Iden  oordeele 
nit  den  aanhef:  .^ 

*t  Ga  onzen  Koning  wél! 
ZQn  Vorsctyk  Hnir  moog  bloeden  I 

£n  door  zQn  wijs  bedel 
BI^v*  Neérlanda  welvaart  groej^eni 

Voor  alled  raog  en  ftand 

Doe  zijne  vaderband  , 

De  voorf|>oedsbfonnen  vIoeQenl 

Hy  is  at)n  kindren  %oeè\  —  * 

Wie  is  op  aard'  ben  nader? 

Hun  bloed,  bua  Neêriandseb  bloed 
Klopt  ook  bnnn*  Vorst  in  de  ader*  ^ 

HQ  Is  In  wenscb^  en  daad 

Ons  aller  toeverlaat , 
"  £n  mint  ons  als  een  vader; 

'  Meer  dlcbterlQk  gevoel  heerscbt  in  den  Lierzang  op  de 
Overwinning  te  Algiers,  in  September  iSitf.  Regt  krachtig 
en  fraai  z^n  b.  t.  de  f  olgende  regels ,  vopralde  zeveü  eerde : 

Zingt  belder  op,  gQ  varensgastea  I 

Het  fchnimend  feeatglas  in  de  bandi 
De  palm  omkrinkei*  fteng  en  masten  I 

't  pyilhelmm  rolMh'  door  't  wapp'rend  want  1 
De  febalmen  van  de  Moorfcbe  keten 
ZQn,  van  elkander  lo^eteten, 
In  't  Jnichend  ban'  iter  zee  gefoecen; 

Sn  Dnck , 


f  ê 


% 


^  bücbc  nu  niet  Itnger  *c  roofg^xAi  I 

Die  troost  verfcwtkk*  uw  krooit  en  vfóuWea, 
Zoo  vaak  g^-  't  g«l veovetd  gaat  biiu wen » 
Tot  opbonw  Van  uw  land  en  buii.  ^ 

r 

Gelukkig  zijn  ook  de  regels  in  het  eerfte  coupleit^ . 

Klink'  rond  langs  allé  wefeféflmidéii 

De  galm  van  *t  hoog  cridtffgetangr 
Dm  d^outers.  God  ter  eer,  ontbranden » 

^ij  *t  zwichten  van  den  waterdWiin^! 
Ên  w.ord^  de  dübble  gtorielUndef 
ï)(*t  vloot  van  Brit  en  Nederlander, 
Gehecht  met  lauwren  aan  elkander. 

De  ftraten  juichend  omgavoerd^ 

Doch  de  flotregel:  l 

De  wegfloiet  pa/m^ütM  'nmrii  Hif heiril 

komt  ons  hard  voor ,  zoo#el  «et  opii^t  tot  ket  denkbeeld, 
fis  de  wijze,  wairop  btt  kicar  «ov4c  ^tgédrokt.  Ook  re* 
fels ,  als  de  volgende ; 

Hij  viel,  omftuwd  door  daizeD<Ital)en^ 

In  't  aanzigt  ;van  zyn  kfioprep  Mialkn^ 

J)oor  U  ftürmv^r^oovend  dondarknalleri 

Van  '/  alverMjfend  fch0cpsmeta^h 

hebben  iets  v^  het  brpmidende,^  waarin  w})  ^  |^eh*    flnaak 
▼inden, 

Ooi^ec.da  beitf ,  Aukke^^  in  dezen  bpndel  vooi{komende, 
ftkei06.n  wil .:  De  Ch9Beflendigi4tJ;^^anJf  RtJ^^;  Dé  tferfif 
in  i^i jjjiuUi  a^n  Mattbiji  B^elaam.  tèx  eete  yai\,dc2e|i 
aian  en 'van  de  dankbare '  Dortèuaren ,  nemen  .wjjj  ^et  laatÜtê 
cooplet  over: 

De  brtadieid ,  door  trwé  eér  bevolen , 

W«»  ï»  wn  prikkel  en  ten  loon< 
fen  moóg  geen  ordelitf t  u  frerwi ,  -- 
Zoo  vaak ' w^J  't-  Peest  der  rtddfajf  ^tieren , '  / 

Vemicuwep'WC  n  tt  flurgertarb<w.' 


# 


'  Jal  éfe  %tlr|»efkrooa  heeft  eëtie  belfige  WMrde;/êD^ië  latf 
be2ic,  behoeft  ^oen  ridrfercdéken.  Het  is  bovendien  de  boog- 
de eer  voor  den  verdieoftelijken  man,  nmnoeer  men  zich  ree- 
wcAdert,  dac  ht)  geen  eerelinc  beeft;  terwijl  wij  ons  nieta 
fcbandeiyker  kuotien  ▼oorftelleR  diin  dac  eigen  eerelint,  wan- 
oee(r  bet  g^edxa^en  wordt  door  lieden^  waarvan  men, alkander 
fluisterend  vraagt,  boe  zQ  er  tóch  wel  mogen,  aangekon^en  zijn? 
Nog  beüooren  tot  de  beste  ftukken :  Opwekking  ten  'ftrijd. 
Jprili^xS^  en  Aan  een^  Vriend.  ^Wy  zouden  echter  dea 
Dichter  met  zoo  onbepaald  nazeggen: 

'k  Voed  eerbied  voor  een*  Itatn ,  tiit  heilige  adrd*  géfproten  ; 

»  .  ... 

daar  wU  uit  de  gefchiedenif  weten,  da^  de  adel  niet  altijd 

door  verdi«nfteo  werd  verkregen,  maar  nier  zelden  het  loon 
was  voor  de  laagfte  vleQery  .en  ichandel^kfte  diénstbetoo* 
ning,  ten  gevalle  van  vormelijke  luimen  en  lusten,  en  wel 
ééns  Vöór  liet  misdri(ff.  Méér  fiéiifüiéti  WQ  met  tétt  lb%  wan- 
neer  htf  laingr:  . 

tffaiir  'If  acht  den  Adel  niet,  hoe  hoo^  zijne  afl:bhnt-^z% 
JDiè,  l^utrtcrend  naar  ontzag  en  kruipend  eerbewifs* 
£e«  elk ,  van  wien  hU  *t  wloc  in  tal  van  ftaaiklrircMratf , 
In  *c  ftof  vertreden  wil  als  redelooze  dieren ; 
Die  op  z|]ne  afkotnst  pocht,  als  of  't  iets  groots  bewees, 
jDat.UEl*  cpevaïll^,  uit  «een  fchpoi^rjaardUiiit^r^sl;     ' 
,  Wat|  zou  de  distel  (Imik  den  ^ed  der  roos  verdopy^t 
JSX  fjchoot  by  welig  op  in  vorfteiyke  hoven  j. 
pt  grond ,  waarop  hg  :bloei^9  V4ïirbe^  209  Vw^  ^^^* 
Hy  *s  distel,  en  niets  «9€erl  voor  jeder,  die  ji«oi  itffi^iv 
pe  roos  biyft  altyd  roos.  en  wfiasftoH^wi^apo^k^eqraBy.; 
iU  llopd  4se  ook,  oogea^hc,Jn  *(  kdikhofjirM  lè  jmnn^ 

'GewisreTiJ^I  Indien  niet  'alles,  wiait  ér  \h  'dë^aattte  't^^en 
j^éddcht,  g^iegd^  ^efeerd  en  gefcbreven  is,  voor  iJdel  moec 
worden  gehouden,  en  indieti   de ^  naam  van  verlichting  listr 


mi 


gen.  Voor  nietsbeduidei^de  wezens  "mogeii  houdM,  en  alleeii 

tt  uitfluitend  onze  acp^iiy  en  pulde  toebrengen^  lua  de^  xöiy> 

^dlé  klch  dó&r  perfoónl^ke  Verdfientle^  ondtfr^Beidt»    ' '     '    , 

iz  wy 


W9  dndi^ais  dk.!i;erflag  net  htc  afTchcyven  vfo  een  pttfr 
paocdlcliceQ,  w^trin  de  Heer  scbooten,  our  ods  gevae* 
ko»  goed  geflatgd  is: 

.  AA|f  Cin*  OUD  •  OBTROUWDEN# 

'k  Geloof  het  gaarne*  dat  de  kluisters  vati  den  trouw, 
o  Gryze  Roridon!  uw  dorre  beeuen  bind'ren; 
GQ  fQhijnc  de  vader  van  tiw  vrouw  ^, 
'    £o  jsijt  het  zelfs  oTet  vau  uw  kind'rer» 

OF  HRT  APBKSLDSaLrVAN   EENB  SCHIJNHBILIGC. 

Zie  hier  *c  portret  van  Karolijn, 
Bekend  afs  een  der  fijnfte  fijnen: 
Zy  paart  aan  de  eer  van  vroom  te  fchgnen 

'c  Geheim  genot  van  \  niet  te'  cQn* 


Onderteek  naar  den  zin  en  de  wettigheid  van  het  Deereet  9an 
^  Jamuurij  i8ia»  hetrekkeiijlk  de  infitmdheuding  der  Snb^ 
fiitntiin ,  ten  behoeire  van  den  premier  appeii.    Door  Ur. 
«Hf  J^  0ilCKMEkfTeR«    Te  Tiei^  bij  €•  Campagne,  }r« 

{{Vervolg  en  pot  van  BI.  sao.) 

'Jje  Heer  DTjCKHBtsTB&  mcht  alverder  sQn  gevoden 
tt'ftaveo  door  een  arrest  van  het  Hof  van  Tnrin  en  een  von- 
nis van  de  Regtbank  van  Leea^den  f  bh  49-^58.  Wat  hec 
eerde  betreft :  in  Piemont  had  niec  alleen  de  legislatie  van 
axc  896  beOaan ,  maar  te  voren  waren  eerst  de  fidefcommisfen 
geheel  afgefiehaft  geworden ,  en  daarna  was  bU  alidere  wetten 
▼erftaan,  dat  de  bezwaarde  erfgenamen,  wdke  alstoen  geene 
kinderen  hadden ,  de  bezwaarde  goederen  voor  de  helft  zoo* 
den  moeten  achterlaten  on  plu$  proche  appeU.  Nn  wordt  art. 
S96  ingevoerd ,  en  het  Hof  ontzegt  den  dsch  tot  nitkeering 
van  die  gezegde  hdft.  De  reden  komt  öns  voor,  hierin  ga* 
legen  te  moeten  zQn,  bmdat  die  fiddcommisfen ,  door  eene 
vroegere  wet  afjiefchaft,  (wy  beoordeelen  de  billQkheid  of 
onbHtykheid  daarvan  niet;  maar  het  was  in  allen  gevalle  faete 
gefchied)  nn  moesten  befchouwd  worden  als  regten,  alleen 
van  de  wet  afliiogende,  eo  dus,  door  de  wet  gegeven,  ook 

^        "  doer 


/-• 


*^ 


door  de  wcc  weder  te  oncn^neik  De  gropdea ,  die  het  «r« 
resc  echter  gemotiveerd  hebben ,  zQn  geheel  overeenkojnf^g 
de  ftelling  vto  den  Heer  DijCKMB^sTEa;  doch  wQ  mee« 
MO  bet  coijoUte  durvan   te  he&ben  aangetoonde.  Wat  hec 
vonnis  van  de  Regtbaak  van  Leeowuden  aangaat ,  Ree.  moet 
Verklaren,  zich  hetzelve  volllrekt  niet  te  kunnen  begrypen» 
Befiaat  er  toch  in   ons  land  niet  het  Decreet  van  94  JoMd' 
i8ia,  dat  aan  den  premier  appelé  de  bezwaarde  goederen  coe» 
Kent?  In  dit  gegeven  geval  fchynt  Jonker  ulbo  van  sctb* 
MAN  IA  de  bezitter  geweekt,  te  z^n  ,   tydens  de  invoeilnf 
van  bet  Franfche   regt  in  ons  -vaderlands    Had  men  ^n  niet ' 
aan  den  eifcher,  als  ptemier  apfelé  ^zïine  vordering  moeten 
toewijzen!  Het  komt  ons  ook  voor,  dat,  by  het  bedaan  vas 
dat  Deereet  van  34  Jém.  iSii,  de  algemeepe  gronden,  bi  èc 
jnotiven  van  het  vonnis  vervat,  minder  noodig  waren,  ea 
«men  zich  bijzonlfer  tot  de  applicatie  van  dat  Decreet  bad 
moeten  bepalen»    Of  erkent  men  hetzelve»    met  den  Hee^ 
DijCKiËEE^TBB,  &iet  als  wettig,  zoo  bad  men  znfks,  met 
opgfve  der  gronden ,  dienen  te  vermeiden*    Men  honde  em 
deze  aanmerking  op  het  vonnis  van  eene  vaderlandfcbe  Regu 
,bank  ten  gpede.  %  3.  brengr  de  Heer  dijcbmbbstbb  eeav 
ge    bepalingen  by,    welke  by  het  invoeren  van  het  Burg.. 
Wetb.   in  andere  ingelijfde  Suten  nopens  de  fidelcommiifeii 
gemukt  zijn.    By  het  Decreet  van   14  Prairial^   am  11^ 
worden  de  fidelcommisfen  gezegd  afgefcbafl  en  vernietigd  te 
zQn,  en  den  tegen woor4igen  bezitter  de  volle  eigendom  tote 
j;ekeiid.    Hieruit  biykt,   zegt  de  Scbryver,  dat  men  gedacht 
'heeft,  dat  de  beftaande  fidefcommisraire  fubditutién  dade(yk 
ophielden  by  de  invoering  van  het  Wetboek.  Maar ,  had  men 
dit  gedacht ,  zoo  ware ,  onzes  inziens ,  het  Decreet  overbo^ 
dtg  geweest.    Doch   al  bleek  eens  bierqit ,  tofi  als  uit  bet 
Decreet  van  1  Maart  1813,  err«  ia,  dat  men  wezeniyk  van. 
gedachte  waa ,  dat  de  invoering  van  het  Wetboek  dadelijlt 
alle  befiaaode  fidefcommlsfen  deed  ophouden  f  dan  biyft  ao# 
de  vraag,  «^  deze  opinie  juist  xsi  en  wy  meenea  bare  oo» 
juistheid  te  hebben  aangetoond,    l^y  de  invoering  van  bet 
Wetboek  in  Genua  heeft  men  ultdrukkeiyk  de  vroegere  wec« 
een  gehandhliafd.    H^t  Decreet  van  4  Juiy  1811 ,  art.  155, 
voor  de  Hanze  •Depanementen  (welk  art.  dan  op  onze  Pro!» 
vinden  mede  toepasfeUJk  is  gemaakt)  komt  óns  voor  bynt 
die  expresfe  bepaling  te  bevatten ,  die  regtens  zou  zyu,  4X 

S4  ht. 


>. 


\ 


Itf^  S.  7.  DX}CJL  K^%^  TER*. 

«  ■  ■ 

btfilóhd'  'dÜt  Decreet  niét ,  'en  iA  haH  '^th  üértélSk  \kt  Bnr^. 
Wétb.  alleen  iii^evoêrd ,  zonder  bijgevoegde  bepaling.  -^  De 
ffdercdtDmisfen  toch,  vbigéns  öri;fce  'ftellin^>  houden  niet'  gv^ 
heel  op,  mirar  kbmèa  tot  diegene,  welke  ,  tot  tiiezëlve  -gè^ 
foepea\  t\jdens  die  *  invoering  beftbnden  én  in  leveii  wareif. 
Oit  heeft  dan  ook  dit  Decreet  bepaald ,  alleen  met  dé  beper« 
king*  tot  den  premier  appelé  nê  iaifant  cette  'ipoquef  terwijl 
het  isich  anders  tot  alle  uppelét  nés  avant  tette  époque  zob 
hébben  üitgèftrekt.  Dit  Decreet  zoti  ^a  mèer^zUn  jurh 
ieclarativum ,  dan  'weï  exceptiën  invoeren.     . 

Hét  tweede  deel 'van  dit  Ö«//^r«dtfi?,  bU  68—75,  bepaalt 
kich  tbt  de  opgave  Van  het'oogfüerli,  dat^nren  met  hèt  hr« 
Voeren  van  dat  Decreet  jn  onf  land  zal  gehad  hebben.  Zoó 
'als  wi|  zoó  even  opniei*k'ten,'het  Decreet  %te^t  meer  pp^ 
Wat  zelfs  alleen  volgens  üet  Code  regtens  zoo  zijn ,  dan  dat 
het  jets  t)!euws  zon  Invoeren*  'kec.  gelooft,  dat  dit  Deérèét 
gegeven  \%^  als,  \.  legitlma  interpretath vin iSi^tgeviè^^^treg* 
tents  behoort  te  zijn,  om  aHe  qitesciiStrweg  te  nemen;  2.  om 
ffe  fidetcommisfsüf  gefubflicuéerden  gerust  te  fteflefi;  én  3. 
heeil  mefi  de  réftrictie,  van  de  fide^cömmlsfen  alleen  tot  den 
^/^>*/é>- 4f/5^/if  uit  tè  ftrèkken , 'er  bö^gievöe^d;  om  d'es  té  eer^ 
êén  ^éiilde  aa'a  öïe  fübditutiën  te  maken/  De  gevolgtrekkin* 
fcen,  dfè  de  He^r  DijfCK'MEESTER  voo.r/zijn  fystem'a,  fn 
!^ét  éetfté  'deel  ontwikkeld ,  nieent  te  inogeti*  ontfeeneo  uit  dé 
plaatfing  der  beide  gedeelten  van  het  qiTestfeci2lè  ^t.  Ï5^ ,  en 
bit  het  opfchrift  vad  hét  Decreet  van  24  Jan/jBia,  kbmèn 
aan  Ree.  vöbr ,  hilrtder  decifiêf  té  ztjn,  én  weinig  te  bewjjzetr. 
"In  hét  dei'Je  d^él,  bl.  ^5-7^»  bécóögt  de  Sctfr^véT,  dat 
aé  toenmèlige  Kéi;^er  niet  dé  magt  had,  het  Deci'eet  van  24 
Jan.  1812  tilt  te  vaardigen,  én  hetzelve  dus  on\Vèttig  en  011- 
geldig  IS.  tiettel^e  i's  posterieur  aali  de  iüvoeritïg  vaii  het 
Burg.  Wetb.  in  'óns  laöd.  Daardit  beflüft  de  Heer  èiVcit- 
faEESTÉR,  dat,  (vol^én^  .zijtiè  flelTfng^ 'de  ficïércomtorsfén 
"Aóót  dé  blobté  invoering  van  dit  Code  'èena  afgèfchaft  zijtf- 
j3e,  !•  de  toenmalige  I^iizer,  dóór  hefc  bU  dat  pécréet'  we- 
'der  ïn  Wérkïng  brengen  vap  de  reeds  afg.érai*ahe  fideïèommis- 
feiji  ééne  daad  van  wetgeving  heeift  g^le^gd,  die  hi)  niet 
'dan  by  fórini  van  Wet ,  'te  zamen  met  ;het  Wetgevend  Lfljf^ 
chaam»  had  kunnen  uicoetenen;  2.  de  toenmalige  beziccêrs 
{volgens  zijne  ftellin^)  den  eigendom  ieedé  verkregen  hep- 
beAde»   zoo  kan  nu  hun  dat  ééns  verkregen  regt  van  eigen. 

dom 


i0m.  nier  meer  ten  bijbofve  %vï  t/tr^mptmUr  égipetk  ojÊiwff 
pien  worden.  Het  *u  Mxaaf ,  het,  Hof  va»  Qnff^tit  beefc  bjj 
«rxesc  van  aa  Fkréal^  ^».  lo»  ^bij  B&^fiv^as»  A^^  ¥mi^p 
f.  47p.)  verftaao^  dai;  d^  regcbaokeq  o|ejC  mogea  najaden  eet 
teOuit  vap  )»ei  Couyeriieoem  toe.  te  pasfea,  onder  Toorgi^ 
yeq«  dac  bet  iniioafticntipneeJ  zou  z^a;  dat.^U  niet  moecet 
oodeizpekeot  of  liet  Gouveruemént  zUue  magc  bebbe  te  bn^ 
I^D  gegaauk  Docb«  ip  ons  \^aderland,  onder  eeoe  vr|}e  coi^ 
flUunonek  wecgeving,  is  die  Onderzoek  wei  zeicer  vao  d# 
bevoegdheid  d^  r/egcbani^en^  W^rg.  qifAHATiComM^tu^/iirlff 
iêi  4r  i0.  pubUc.  é€%,  lm  etc.  «i^.  a^^iy.  e$  »P.  51.  HeCê 
gelooft  echter  y  dat-  die  Decreet  viia  04  Jan.  18 ra  zeer  g% 
fboeg^iy^  >  kap  befehouwd  worden  a|s  eea  beOuk,  bepaleodie 
4e  wtfze  van  invoeren,  van  het  Code^  In  zoo- verie  dit  d# 
fidef^oamiafenaangffat*  Het  zou  dan  wezenlijk  rot  dt  pMH* 
fanf  €9tiUu$riCi  behooren*  Maar  worden  hier  niet  (xelfi  ia 
una  gevoeieo)  de  rtgten  v^dft  y\ïv  diegene 9 :well(e.»  ia  eeaei 
l^er^erea  graad  toe  bet.  fidckommis.  geroepen,  nu  In  leyet 
tQn^  en  op  het  fidfffffonimiaraire  goed  een  v,erkregen<  regt 
(volgens  onze  Üe)ii4g>  hebben  ?  Dit  zouden  wQ  niet  knniN» 
jon|ken«ien*  Veel  is  er.,  dft  v.erkregen  r«gt  goooemd  kan  w<Nf- 
4en«  dat  doer  i^  loo{)  4^1  tJiJM^f  4oor  veranderde-  Q|Kftaj|. 
«gbeden  noet  vemsderd  worden.  ï\^%  «^e  oiRfrl»t\)ffii^ 
/v«n  dienstibaailieden  uit  vroegere  tijden  ai'koBf^lig^  koe  v,el« 
reatea  van  «fendaiiasie  zj|}n,niet  in  den  taopd^  laatje  95  of 
go  jaren  vernietigid «  die  coch  ooit  miafckien  op-  verkr^eifg 
rsgceo  gegrond  waren  I  Ree.  erkent,  d^  mpeije^fkfaei^•  o« 
lier  de  goede  4tnkbMd^  van  yeibeteifiigi«  »«erdere  b^ 
fphaving  en  vcrlinhciag  iner  de  81^ te  tegcaipronden  ^i^d  .19 
aofo  oyereeiifteaiQen4  Hij  gelooft,  di^e  hec  zeer  goed  is « -étt 
er  een  perk »  eeo  eindfi  aan'  de  fidcieonmMtfaire  fobfticiKiW 
gmsaakc  worde;  boewei  UU  moet*  er}cenneti^  dat  hQ  dezelw 
liever  tot  al  de  iêffèlis  nés:  atawi  cetiw  éfqofy  da»  alleea 
COC  den  p-tmiêr  tippM,  bed:  zien  iiitftrekk«i.  J3och  mm 
§db^  zoo.lkng  niet  te  hebben  Wttlen  wichten. 
•  In  bec  yieide«v  btttfte  deeU  bh  8d^88^  ondérieebtite 
Sobryver* /m  ovtf^yM^,  (#anc,  lidnn  «Iffr  betoog  vad^fe 
onwettigheid  iMi^bec.  Mof  eet  jiiatis^  verHaït  iNOBClve  gi^ 
ioei)  wie  eigenmk  bi  bet  Decreet  door  ptnMett.  itppeM  M 
tfneld  wofdc.  De  Heet  Di|csas«m'iTBit,  üf;  viti  gmMtM^ 
AirilN)r«  aet  dttn uier*  l^AN'«ftgxg»«i^  li^lléeM  MPt* 


•7» 


K  J.  ft^CKIICCITKK 


l' 


Awv  im  eerscgeroepenen  bQ  kec  tefttnetie,  eo  niet  den  eMC« 
geroepenen  na. den  cegenwoordigen  bezitter»  De-gronden,  rot 
iNMOOg  hiervan  aangevoerd ,  Komen  ^k  met  de  door  den 
Heer  van  herzêelb  bijgebragte  overeen.  Ree.  coudü 
«ot>  bet  andere  gevoelen  overhellen,  en  daardoor  liever  ver» 
ttma  den  eerstgeroepenen  na  den  tegen woordigen  bezitter ,  ri 
«mdat  anders  het  geval  zeer  zeldzaam  zon  beftaan »  en  dé 
Wtigarer  niet  gerekend,  kan  worden  te  willen,  dat  iQn  De* 
Cieee  fleèhta  aan  eenige  enkelen  eenig  voordeel  zon  aanbren* 
fcn;  d«  de  reden,  om  de  verwachting  van  den  v<^genden  ge^' 
ftbSicoeerden  te  raallferen,  is  b^  tUen  evenzeer,  unwezfgi 
3»  de  idcfcommiffen  niec  geheet  door  de  Invoering  van  bet 
€Mr  afgefcbafc  zijnde ,  zoo  moet  men  aan  dit  Deereet  geenk 
tedrietlve  nitlegging  geven,  om  niet  wezenIQke  regten  te 
Ibhenden;  daarenboven,  4.  deelt  het  Decreet  eene  ftreMr 
«ir.  Welnnl  rif  fMV^rMUknt  ienigt$i&r$m  interpretMtkmem 
fipÊè  ^parut.  Het  is  waar,  art.  1048  en  1049  Burg.  ff^etK 
laten  afteen  (bbditutie  voor  ééoen  graad  toe:  men  zon  mee 
den  Heer  dijcemeestbr  kunnen  denken,  dai  dan  ook  in 
db  Decreet  de  fnbftitntie  flechta  voor  éénen  graad  ^hand« 
taafd  aal  zjyn ;  maar  de  -  artt«  van  het  Wetboek  becreffeii 
•llibftHntiên  tijdens  deizetfi  vigenr  gemaakt;  doeh  bier  be^ 
fBak  de  Wetgever  de  gevolgen  vkn  Ibbllltntiën ,  onder  vroei» 
gare  wetten  daargefteld,  die  tot  verdere  graden  fnbftiuuiés 
•eefiete^  — >  Ree.  ftemc  voorts  geheel  toe  in  de  gronden» 
tioor  den  Schrijver  bl.  8a— 86  ungevoerd  tegen  bet  gevoelen 
9tn  deo  Heer  Msijnn,  dat  daddQk  hQ,  die  bij  de  invoe* 
«ing  van  bet  Wetb.  de  fremitr  appêié  was,  onherroepelijk 
eigenaar  non  geworden  zQn.  wy  geleoven  met  den  SchrQ* 
^»  daé  de  premier  appM  moet  exiateien,  tj||dena  bet  oveiv 
mden  van  den  tegenwoordigen  bezitter ,  en  dat  hy  dan  eena 
den  eigendom  verkrUgt;  welke  ftelling  ook  door  aeer  goede 
nrgnmeoeen  veidedigd  wordt  in  de  Akademifche  Disfertikio 
man  den  Heer  siDDmOA,  ée  W  kgi$  mvae  in  uMmts  y* 
tmtsies,  te  Utrecht  in  1818  openlQk  verdedigd,  bK  73  ett 
4N»lg.  «-^  Rec«  gelooft  ook »  dat  de  ScfaiQver  zeer  te  ragt  van 
den  Heer  Mtijnn  verfchlU,  In  de  decifie  van  de  vraa|^ 
^  of,  waneer  iemand  mat  een  iidelcomays  bezwaiid  is,  tan 
lAehoeve  van  z^neUnderen,  dan  heueHre  alleen  maar  zon 
^Itoekkeo  ten  profijte  dier  kinderen  t  die  tQdeos  de  Invoeitai 
MA  ket  Week  souden  geboreii  ii)n»  «et  «üflnitiBg  tw  «fr 

de« 


4eren,  Ae  mcierhtiid  negeen  geboren  wcMeni*'  Her'b  WMr« 
ie  letter  vordert  né  avémt  cetu  épê^e^  meer  de  grondeir^ 
0ie' de  Schrijver  bQbrengt,  wettigen  hier»  onzet  oordefüt 
lOfne  voorgedngene  excenfive  interpretatie. 
•'Eiedttr  dan  deze  Regttgeleerde  Verbandelhig  önevonwes 
en  óndérsociK.    Ree.  wenacht  de  adminittratie  der  ]nicielÉ. 
fetult  mee  eenen  Ambtenur,  die  zoodanige  blaken  vao  iiiod# 
aan  den  dag  legt.     Verfchii   van  denkbeelden   fa   fónmigr 
fcooMpointen  deden  deze  beooKieeting  vrQ  wijdloopigéfwa^ 
ien ,  dan  Ree.  eicb   eerit  had  \oorgeftèld.    Dat  béfohtldeoi 
en  knndfge  Legers  de  gronden  van  de  oocrenc  die  onderwerp 
seer  oiteenioopende  gevoelens  onderzoeken»  en  aan  bna  ooi^ 
ieel  wii  ook  Ree.  het  zijne  gaarne  onderwef|>ett. 


prijkt  Pirhaten.   Uit  het  F^Mnseh^  van  Mevrouw  ie  Ss* 
*  ronesfe   dk  movtolibu.     Te  Lejden^  Hj  ].  J*  Th9i* 
Ana  en  Zoon«    1819.    /#  gr»  Sna*  aof  Bt^/i*i6'i 

jDeze  Verbalen  x^n  weatiyk  bdangri)k|  sQ  zQn  vier  in  g«* 
ial«  1)  mjsiMge^te  en  Gedséientt;  jinekdete  ketr^enék 
i^AviD  BO»E,  Hiueriefchrijvfr.  Deze  Anekdote  kan  xeer 
wel  echt  .zQn;  wQ  zonden»  naar  ons  gevoel,  zegg^:  zg 
beeft  daar  bet  inwendig  bewQi  van.  Hét  is  bet  verbaal  eener 
befaingriDke  ontmoeting»  die  de  booge  waarde  van  den  Goda* 
dienst  voor  bec  birt  blieken  dóet»  eb'  wd  bec  veffland  vat 
dtn  Heer  nvuw  niet  overcoigde»  maar  hem  evenwel  ^^ 
ëlannanieii  wenseb  g»f »  dat  bQ  nooit  mogse  getwtKtW  beb» 
ben.  s)  De ^ngé  KM^kir;  jkiekéeia  vém  wiliiam  J^nnn^ 
Grendkgger  vsn  de  Seèie  derltmêkert  in  Amerikn.  Met 
leert  nit  dee;elve  de  bekende  vreeditame  ibkte  der  ICwakers « 
pf  Vrienden»  eenigsins  kennen;  de  Anekriece  telve  geeft  aa»> 
Jfiding^  toe  een  nog  al  nltv^oerig  yerhael »  dac  fioT  genoeg  voor 
eenen  roman  aan  de  hand  geeft»  en  allezins .eerenan  hetg^ 
ypelig  kart  en  de  deogd  yan  william  doet»un  wiens  ovei» 
^revene  denkbeelden  Jnist  niet »  maar  wiens  braaf  en  edefanoo» 
dUg  geding  wU  vele  navolgers  weofchen.  3)  Berkmeringem 
fmi  BLisi}  ff  A  jenge  Mermrifdu  Zntter.  Eene  liefdeiv» 
^hledenls»  in  weikeeeo  braaf  en  verfiandig  fnder  zQne  dod^ 
ur  «  dmi  joageitaf»  4k  kmv  a  dien  sQ  teikooi,  opleide 


AM    IIETft«  DB  MONTOLUVf  nUiAMOtqU  VURALKII» 

^  •        •  • 

fi^  yipm^  <•<  '  ^(  opvolf^  van  rede  eo  pU^i  hov^  hunbv^, 
1^1  69.  neiig^og;  zoodat  hij  eiodel^k,  dopt  ee«  geJokkig  b»^ 
li^l(y  dien  criomf  vno  rede  en  pligc  jaec  ^art>cog(  eo  oei*, 
ging  tereenigen  kacu  4}.  Kersavond ^  cf  de  Btkiering»  C^ 
911^  M«^  M'  tbêiduifuh,  (Ëa  hier  aa  wederom  «tt  faec 
4hms(^  vitrtoUc^O  Aiadoeaiyk  genoeg!  De  KatbolUke  Qpd«^ 
#MWI  Wdc  kier  io  al  zyneti  laUcer  afgefchiiderd»  ^  £^ 
4ic^  i#  beo»  wat  myoe  keuze  tot  die  godfdlenftig  pictrekièi 
kffpaalA  beefe^i'*  Waartoe  deze  veraaiTchqidigiog,  i^jiao  bei 
ft  Mie  wnm  fnqett  Het  v^baal  wekt  de6|ae«iog|  pmmni 
4l«  bf ^  ieiaasd  voof  diep  luifcervollea  Godfdienft  w^pfA 
mit  viPtten  wQ  bietw^felen» 

VeruIingeA  «it  bet  Firamel^  zUn  }mi  bij  oof  g^ene  grootik 
beboefite^  naar,  als  men  dezelve  dau  toch  lezen  wil 9  ver* 
langen  Wq  dezelve,  even  als  éete^  oofcbadeHfk  en  onder^ 
tfi^d$nif  lüek  ea  daic  berioniarden  wj||  ona  echier  te  ?cal 
ifi  oprfpronjceiyke  taai. 


Het  Gebed  enzes  Heeren  Jezus  Christus ^  voor  Kindereu ^,Mf 

"'hunnt  taéU  ^»  »«»^  hmme  hevéfHng^  door  ). «.  sailcit. 

tA>  A*/  Hdügiuitsch  vertaaid^  door  ].  M.  icnaAT^i^,  /^ft 

Priester.    Tweeik  verheterit  DrUjt.    Te  yfuifterdam,  hij  B. 

;  J^ Crajenfchot  ep  ]•  Noman.  In  i2mo.  loo  ^A^  ;-|in: 

Ëea  vitmnnad  f>0eb]e,  ook  door  oHs  bij  de  eettte  ntfgavt 
ftiec  welverdienden  lof  aengemtld  ^  en  door  bet  PoMek  VÊt 
^otdfefviiog  ontvaofea,  becwtltt  alsóa  reedt  In  v«le  bindtfi 
ito,  eo.,  %oo  wiji  vemooiMn,  |tet  out  b9  AoMUbben  en  om 
•domfcMi  gebniikt  woéda,  Ooae ,  hoewel  wit  late,  aMW^ 
ftiag,  dat  deze  tweaéa  tsltfave  bet  Hohc  aiet ,  ia  voor  onat 
IMteroefiningm  iroMoende)  terwyi  #i^  ook  den  eerAen  drek 
«m  b9  de  band  hebben,  en  alzoo  de  vtrbtteiliigen  biet  }mL 
•Mn  btodffdeelea* 


\ 

I 


«MMaMiMaMHM«»«tfMMMA««>««*MiMlMÜ«M«ih4m 


BOEKBESCHOUWIN  G. 


,^^^m^t^m^,^^^^*mi^ét^m^^mm^mm^tém*m»»^mm^mmtltmmtm*m^Bi 


yerhandcllngen^  rakende  den  ïfatuurlgkcn  en  Geopen» 
haarden  Godsdiemi.  XXÏXfie  Z>« 


VL  Met 


{JTerrelg  en  fiieifan  ht.  236.) 


N 


Dadhik  gatt  vervolgens  de  Hooggel.  ë  o  il« 
OBR  voort ^  om  de  Itelliogen  vtn  het  hedendaagfchd^ 
MjstMsmos  te  beftrijden ;  niet  met  oogmerk  om  ééaen 
ScAeilingiaan  te  overtuigen  van  dwaling  y  want  zulks  ia 
ondoenlijk  9*  naardien  de  dweeperij  met  woorddn  fpeelc 
en  vastftaat  op  bare  gemoedsverlichting;  maar  om  het 
verderfelijke  dier  gevoelens  voor  Godsdienst  en  zede* 
Ujkheid  aan  te  toonen  in  dien  sin ,  waarin  dese  uit^ 
drukkingen  door  geheel  de  onzijdige  wereld  vertlaaa 
worden*  Leed  doet  het  ons » dat  de  beperktheid  van  oni 
oeftek  ons  verbiedt  ^  de  fchoonheid  en  kracht  der  rede« 
kaveling  van  onzen  beroemden  Landgenoot  in  dezen* 
over  te  nemen.  Genoeg ,  hg  betoogt  ^  en  dit  is  blijkt 
baar  ook  uit  onze  opgave  nopens  de  Wijsbegeerte  der 
BenzeMgheidy  dat  het  volmaakte  van  schelliiki 
éigeniyk  geen  voorwerp  van  Eerdienst  kan  zgn  ^  daar 
het  iets  denkbeeldige ,  maar  geen  Wezeo  is » eigenfchap^ 
pen  9  die  ftr^ig  zgn ,  in  zi^h  vereejiigt  ^  tü  door  geeno 
rede  en  wisheid  ^  maar »  volgens  hem  ^  door  eene  te^ 
geerte  tot  voortbrengen ,  tot  Teheppen  bewogen  werd « 
Ja  geene  zedelifk&eid  heeft>  Bveneens  is  de  vrijheid^ 
door  SCHELLING  den  menfche  toegekend , leene  htu 
fenrchim.  Bi)  de  aflcheiding  van  het  volmaakte  ging 
%^  verloren ,  eer  wij  nog  perfoncn  waren ;  nu  zijn  wQ 
ian  noodzakelijkheid  onderworpen :  en  weHce  deugd  ver« 
mogen  wg  dés  te  verrigtea  ?  Als  geftraft  tot  die  affchel^ 
ding  van  bet  volmaakte ,  hebben  wij  nu  te  trachten^ 
om  '^aarin  weder  ie  koeren^  en  wel  door  van  ons  eigea 
(emfl^iseh)  Ik  ons  te  ontflaan.  Maar  welk  eene  onfier* 
felijkk  /dj  anders  de  vgicht  der  zedelgkhetd»  is  dete, 
üOftUKSCH.  iZzo.  vo.  7«  T  ^ 


mj£  VICRBANDBLmGEIf 


«>■■      '    «. 


\ 


die  op  yerntBtiging  dér^f$r/b<mI^'kieidnfitr]aomti^  Vpor; 
waar ,  geeti  verderfeigkerftéHWlaat  tith  cfenkin  ^tltoèit  l 
waar  men  geheiligde  JiainfilL.l3ebQ.ud.t9  dfi,  zaken  weg«. 
brengt. .  —  Wederom ,  \^at  |s  heilloozer ,  dan  te  bewQ« 
f  én ,'  dat  Godsdienst  niét  een  werk  van  nede  i  maar  van* 
dichtkunst  zijn  moet?    Wlj^crkexteèrf  hetf^ofizcn  eer* 
bied  voor  'het  onzienlijke, ^welk  koele  rede  leert  ken- 
nen, mag  de  verbeelding  verhoogen.     Ihïn,  \Kaartoe 
bolt  nieteén  Dichter. yport,  aan  wienfr-vecauft  ï^ec.ge^ 
2ond  ver  (land.  geepe  p^len  ftett?  En  kan.de  waarheid  ^) 
\zu  het  Christendom  niet  ftichten  9  wat  is  daarvan  goeds^ 
te  wachten,. zoo  gij  bet  aljB  y^r^V^(/d/ predikt  ?  Alles^ 
wordt  dan  uitzinnige  d^eeperij  en  blinde  geestdrift ;  eo^ 
de  Godenteelt  der  Ouden,  als  Dichtlluk  van  11  b si 9/^ 
DUS  voorgedeld ,  heeft  boven  de  Gewijde .  Gefchied^ 
nis  dit  vooruit,  dat  zij  niet  voor  iF/^Wrii^/^  werd  uit- 
gegeven^ —  Eindelijk ,  zeer  hoog  loopen  de  .navolger|. 
van   seHBLLiNo   met  pjegtige/i  $n  beeldrijken,  of 
Katbolijkcn ,  Godsdienst ,  bpyen  dien  der  Protestanten  ^ 
tot  onderwijs  en  leering.  beftemd;  en  over  waardig  was: 
dit  punt,  dat  boro.&r  daarbij  toefde._  Geletterden^, 
voor  wien  zijne  Verhandeling  nu  alleen  het  licht  ziet.,, 
zullen  hem  te  dezer  plaatfe  niet  zonder  nut  lezen  ;  mo* 
gelijk  wel  iemand  hunner. zich- fchamen, vap  ignperzjcb 
vergaapt  te  hebben  ^an  kerlcelijken  tooi  en  Oaatiie  %  fiann 
vankelijk  en  tot  een  nuttig  doel  daargefteld^  w^i  la^xk 
noch  Yün  lezjen,  noch  /cirJi/ven  ifii^  wist#    Wij  mogeii 
aai7  dnzen  wensch  niet  voldoen,  om  voor  onae  L^era 
alhier  den  man  te  volgen,  die  betoogt,  dat  kunstgevoel 
en  fmaak  niet  moet  verward  worden  met^godsdiendigf 
aandoening;  dat   de  heiligde  verrukking,   bij   prachi) 
van  eerdienst,  door  gewoonte  verftompt ,.  althans  b^ 
het  uitgaan  uit  den.  tempel  verdwijnt ;  j^a  dat  de  zedeu 
der  Christenen  van  de  vroegfte  eeuwe  niet  bejioefdeq 
onder  te  doen  voor  die  der  latere  tijden ,  yar^  de  '^ast^ 
f  pij  ze  op  nUmts  als .  tot,  de,  maedprmeik  teruggekeerd,, 
(Hebr.  V:  it ,  13.)        .    i  ...  ; 

IIL  Vervolgens  eischte  /  het  voorftel  dq.  opgave  d^f 
«v  *  ......    ;.lHid- 


V 


'    VAIf  TEYLBR^A  MDGELKKM'  MNOOTSCUAP.      èff 

«Iddéfen  tegen  den  voortging  van  hét  kwtfad^  eü  töoni 
onze  ervaren  lAeester,  dat  geene  artreoii ,  véél  tnfndet 
vuurproef  of  yèfvolgiiig  vereiacht  worden,  roaar'de.on4 
gehinderde  gaog  der  natuur  de  kwaat  der  dweepzucht 
weiras  genezen  zuU  Want  het  menschdom  helt  bij  beur<* 
ten  over  tot  redelQkenen  geheimzii^igeif  Godsdienst.  Het 
gevoel,  doof  geene  drift  en  tegenftand  opgewonden^ 
komt  fpoedié  tot  rust.  De  rede  herneemt,  en  hand^ 
1laaft*dobrg^ans  het  langst, haar  gezag«  Bijzondere  aan^ 
leidingen  tot  den  opgang  dér  SchclUnffaanfthe  gevoe^ 
lens  en  <lweeperi] ,  de  druk  vooral  der  tqden ,  en  hej^ 
verlies  der  Duitfche  vrijheid,  nemen,  bij  hérftel  van 
trede,  wet  en  orde,  een  gelukkig  einde.  De  wereld 
Itan  niet  .lang".gehecht  blijven  aan  de  gedrogtelijke  be^ 
grippen  dier  wijsbegeerte ,  en  de  menach  vermag  niet 
duurzaam ,  iijn  efgen  Ik ,  en  wat  hem  omringt ,  voor  een 
ênéiffg,  tti^fcMjnfel^  en  niets  wezenlijks^  aan  te  zieni 
Duttichland  zélf,  waar  zekere  geestdrift  en  naijver  we* 
gens  den  roem  van  kant  velen  aanzette  om  zichdoot 
nieuwigheid  van  leere  eenen  naam  te  maken ,  zal  einde* 
Igk'  moede  wOrden  van  eiken  Schrijver  toe  te  juichen  ^ 
die  zich  voor  eenen  Corjph^us  uitgeeft. 

IV.  Nog  was  er  te  antwoorden  overig  op  het  (lot  dev 
vrage ,  ruim  zoo.  belangrij  misfchien  in  het  oog  onzer 
•Landgenooten .,  als  het  redetwisten  met  uitbeemfchd 
Mystiekem  Hier ,  nametgk  ^  toetst '  onze  b  o  a  o  r  r  , 
ur  hoeverre  hef  Gevocl\  in  de  beoordeeling  en  het  ge^ 
truik  van  den  Godsdienst  ^  de  plaats' der  Rede  yervaw* 
gen ,  of  hare  uitfpraken  kan  en  mag  onder/leunen»  •^ 
Blijkbaar ,  nn ,  kan  het  Gevoel ,  omtrent  zaken  buiten 
bereik  van  zinnelijke  gewaarwording,  niet  anders  b^ 
tkn  mensch  ontdaan ,.  dan  uit  den  indruk ,  welken  hare 
VdOrftelling  of  grootheid  miakt  op  sijnen  geest.  Dua 
mag  hij  weggefleept  worden  door  den  inhoud  van  een 
verhaal,  getroffen  door  het  aanbelang  van  een  denk* 
%ee]d ;  maar  bet  toetfen  van  het  ware  en  valfche ,  van 
•kct  lekert  en  tw^felscbtige ,  moet  verblyven  aan  hec 

'Ta  oor* 


\ 

\ 


k76  YBRBANDELINOBM  ^ 

.  oordeel  der  bferehouwende  Rede.  Verder,  dewQl  een 
rend  vierkant  zich  even  weinig  denken  Uat  als  waarne* 
men ,  is  te  dezen  ^ene  wezenlijke  ftrijdigheid  van  uit- 
fpraak  tusrcheh  Gevoel  en  Rede  te  verwachten.  Maar 
eerstgenoemde  gaat ,  ook  bij  den  dweeper ,  altoos  luit 
▼an,  en  wordt  bewogen  door,  zeker  denkbeeld,  dat 
huist  in  onzen  geest.  Hierom ,  zoo  onze  befcb<\uwen» 
de  Rede  aardfche  dingen ,  gelljlc  di|B  wezenlijk  zijn,  niet 
kennen  mag,  maar  alleen  berusten  moet  bij  derzelver^ 
voorkomen ,  en  zij  nog  minder  wegens  Gods  natuur  (aan* 
wezig  buiten  het  perk,  door  tijd  en  ruimte  omfchre-» 

.  ven)  iets  anders  dan  in  eenen  ontkennenden  zin  kan  w»* 
f  en  9  mag  desgelijks  onze  Verbeelding ,  hoe  hoog  of  diep 
zij  zweve,  ons  niets  omtrent  God  getuigen,  dan  wat 
Hij  niet  is ,  geenszins  wat  Hij  is. 

Ontzegt  dus  de  Heer  boitobr  aan  het  Gevoel, .-om 
In  'de  plaats  der  Rej)^  op  te  treden ,  in  het  onderzoeken 
en  oordeelen  over  Godsdienllige  waarheid ,  anders  denkt 
hij  over  deszelfs  invloed  op  's  mènfchen  handelingen , 
of  onze  werkelijke  vereering  van  God.  Want ,  laat  gi} 
de  Openbaring  daar ,  dan  zeker  is  hQt  licht  onzer  be- 
fchouwende  Rede  niet  toereikend  j  om  volkomen  over^ 
tuigend  en  met  wiskundige  zekerheid  door  te  tien,,  „dat 
„  bet  Hoogfte  Wezen  tot  den  meosch  in  wezenlijk  ver* 
„  iand  of  betrekking  fta ;  dat  onze  natuur  buiten  God- 
„  delgke  medehulp  niet  vermag  te  beftaan ;  en  dat  het 
„  de  wil  des  Onzienlijken  zij ,  om  van  ons  gediend  te 
„  worden."  Immers  onze  onkunde  te  dozen  veroorloft 
niet ,  van  het  mogelijke  tot  het  dadeUjke ,  van  betgene 
zijn  kan  tot  hetgene  is^  te  befluiten.  Daarentegen,  in 
deze  zaak  van  den  Natuurlijken  Godsdienst ,  mag  en 
behoort,  volgens  borgsr,  het  Gevoel  bij  ons  de 
plaats  te  vervangen  der  befchouwende  Rede.  Want 
elke  Natie,  die  eenrg  denkbeeld  van  Goden  had,  e& 
zelfs  APicuRus,  die  hen  jn  waarheid  loochende ,  in. 
naam  erkende,  werd  tot  derzelver  vereering  genoopt 

door  dit  algemeen  en  gezaghebbend  gevoel ;  gevoel ,  ou« 

der 


^ 


VAN  TSTLE&*8  GODGSUSRD  OBKOOTSCRAP.     a77 

4er  en  öofefibAarder  'dao  alle  redekavelisg.  (*)  Alleen » 
Wit  nopens  den  Nëtuurttjken  Godsdienst  mag  en  be- 
hoort 

(*)  Indien  er  eeaepliats  is  in  dese  Verhtndelinf «  wttr 
wy  vsn  BomoER  verfchilleD,  en  nog  miifchien  in  woorden 
meer  dan  ia  zstken,  zon  bet  deze  zijn,  waar  hy  het  gezag 
van  hec  Godidienftig  Gevoel  bep^leic.  Die  benaming  cocb  dnnkc 
ons  te  algemeen  en  van  te  onbepaalden  zin.  Liever  zouden 
iHrQ  hier  het  gtyoel  van  behoefte,  zwakheid  en  afhankeiyk*  , 
Md,, en  beter  nog  der  menfchen  v^l  en  duideiyk  begrip  van 
dezen  honnen  toeftand,  aangeduid  wenfctien,  als  de  reden  ^ 
die  hen ,  zede^Jk  en  niet  wiskunftig  ovennigd  zQnde  van  hec 
beOaan  eener  Hoogere  Magc ,  toe  derselver  vereering  en  aan« 
bidding  nope*  De  overeendemming  der  Volleen  in  bet  dienen 
van  één  of  meer  bovennacuuriyke  Wezens  verliest  toch  daar* 
bij  niets  van  hare  klemmende  betoogkracht,  zoo  gy  Qelt^ 
dat  zy  daartoe  eerder  als  verftandigen ,  dia  bun  belang  erken- 
den, en,  zoo  gy  wilt,  ^^vorA/^,  aangezet,  dan  wel  door 
zéker  Godsdienfiig  Gevoel ^  by  dezen  dus,  by  genen  anders» 
door  verbeelding  en  meening  gewyzigd,  bewogen  worden* 
Want,  fcboon  wy  overtuigd  zyn,  dat  bet  Gevoel^  ten  aan- 
zien van  bet  zinneiyke,  te  rangfchilclten  zy  onder  onze  meest 
afdoende  kenvermogens ;  fcboon  ook  by  ons  de  Volkomene 
overtuiging  van  waarheid  vergezeld  ga  van  een  vergewisfend 
gevoel  nopens  de  zekerheid  van  bet- betoogde ,— dat  laatstge* 
zegde  Gevoel  volgt  fkecói  bet  gezag  der  Réde^  en  kan  dus 
nooit,  g^lQk  borger  te  regt  aanmerkt,  bare  plaats  ver- 
vangen; en  aan  het  eerstgenoemde  is  bier  niet  te  denken,  waar 
van  God,  en  van  waarbeden  buiten  bet  zieniyke,  melding, 
is.  .£r  biyfc^^erbalve,  bedriegen  wy  on^  niet,  alleen  een 
kartttogteUjk ^  duister  of  mjsHsch  Gevoel  over,  welk-dtt 
Hoogleeraar  wil  doen  gelden ,  ais  eene  bevestigende  uitfpraak 
aanbrengende  over  het  verband  tusfchen  God  en  menfchen , 
onbetoogbaar  voor  de  Rede.  Stelt  gy  met  borgbr,  dat 
dit  ons  vermogen  van  denken,  onderzoeken  en  oordeelen  (of 
de  Rede)  alleen  naar  buiten  werkt,  maar  bet  Gevoel  naar  bin* 
^en  ziet ,  en  uftf)>raak  doet  over  onze  gewaarwordingen  ^  dan 
valt  hierop  geen  tegenfj^eken.  Doch  nederig  vermeenen  wy, 
dat  de  beproeving  van  ons  hart^  en  dcszelfs  bewegingen,^ 
weL  degeiyk  aan  bet  verfiand^  of  onze  Rede^  toebehoort; 
met  andere  woorden,  dat.^#  befcAouwing  van  ons  nelve,  het 

T  3  kern. 


tif$-  ^m&sMFMfrdriüMf 


«  . 


hpen  t<  {«IdeB,  de  tficfpratk  des  htrt^B  • '  bi  mtctr-tofi^r 
Piisreli))^  op  den  G0$fmh0atd0n ^  Of  ^ih^set:isit  H^r 
Sfhnk.    Geen  zoo  algemeen  en  gezaghebbend  Gevoel 
laat  zich  denken ,  dat  omtrent  bare  waarheid  en  leere 
aeou  raogen  beflisren.    Daarentegen 'de  götobleris,  lea* 
ftn  ed  Peilingen  in  den  Bijbel  zijn  een  eigeplijk  ondet« 
werp. der  befchouwende  Rede,  en  deszelfs  inhoud,  ge- 
l^k  mede  het  gefchiedkundlg  deel  en  het  gezag  der  won* 
deren,   moet  uiticgkundig,  als  .elk  ander  boek,  ver« 
fclaard,  en  door  het  Oordeel,    dat  wa^  ei»  onwaar- 
fcbift,  getoetst  en  uitgemaakt  worden. 
.  Eindelijk  ook  in  dien  z\n  mag  be(  Godsdicnftig  Ge« 
voel  te  regt  geacht  worden  aan  onze  Rede  weldadigen 
bijftand  te  bieden,  dat  hetzelve  den  mensch,  traag  tot 
savorfching  van  dingen  buiten  het  berei]c  der  zinnen , 
daartoe  met  nadruk  opwekt ,  en  verder  hem ,  ondanks 
allen  aanval  der  Idealisten  en  twijfelaars,  ip  Jiet  geloof 
aan  God  en  Goddelijke  z^k^n  beveitigp ;  terw^l  het  an* 
dera.  moeite  kosten  zoud^,  op  grond  van  bet  voorname 
bewijs,  van  bet  gefcbapese  afgeleid , eene  voüêdige ovtu 

tal- 

Jtennen  van  onz$  ügchawtlljhe  en  redelijke  b^i^efif^^  even* 

zeer  aU  de  kennis  der  voorwerpen  rondom  onsy  dje  w^  tasten 

f n  coetfen  kunneo ,  doffe  vei^fchafc   voor  onze  Theoretifche 

Rede  ter  befpiegeling.    Heefc  dus  kant  wél  gedaan  mee  de 

'  Praktifche  Rede  van  haar  te  willen  fch^iden?   Zoo  lang  jdeze 

vraag  bij  ons  onopgelost  is,   zien  wij -die  fplitfing  vpor%ea# 

Doodelooze  fpicsvindigheid '  aan ,    en  gelcit  by  ons  bet  gezaf 

^er  Rede  boven  het  Gevoel^  zoodat  almede  tqx.  ^«r^  legcbaalc 

behoore,   om  deszelfs  oorfprong  na   te  ga^n,    eo  deszejfa 

waarde  te  bepalen*  Voor  het  overige,  waar  wO  opl^ouden  t^ 

iveten^  en  g^ene  wiikundife  pf  wel  v4>lkoménê  stedelijke  zeker ^ 

heid  erlangen  mo^en,    vangt   by   ons  het  gelooven  aan,   em 

krijgt  ons  geloof  meerderen  grond,  naar  mace  yyij,  <^oor  i&^tf* 

gere  waarfchijnlijkheid  op  te  «ioen,   der  blijkbaarheid  meer 

nabij   komen   omtrent  alles ,  wat,   buiten  den  menfcheiijkea 

gezigf einder»  aanwezig  i^,  en  invloe4  ];»ebbeo  kaa  op  09f 

geluk. 


» 


I 


! 


f 


!  ifOft  hthiMk  w«  dfD  9  bpMs  nfer  d«n  ons .  beftqk  ge^ 

kenf  dei)  onsfi&Mers  <}oen  tpevw  by  d^ze  regt  wijsgeèrige. 
Verfaandtling  van  oqz^  verf^arden  L;indgeapot.  W4^ 
f leiïtD  OM  ]&tosrcbeQ,7iW«  door  wie  hec ^>arrprofi^ 
kel$ke  niet  kw  fiig^flageii  ivorden,  p&^t  deze  OQze  ttU*^ 
voexigheid. eènigen  d,ieBa  bewe^ieq  te  hebben;  en  ui 
bet)  dat^w99  we^ns  ^^  HP^beid  van  zaken  in  dit  wer^ 
van  BORtosR,  naar  bet  oordeel  van  andecen,  te  weir. 
Big  doe)  mo^ep  treffen >  zoo  hopfsn  wij ,  dat  onze  po*' 
ging  als  eett. blijk  onzer . goedkeuring,  en  welverdiende^ 
tcbting  voor  den  Hoogleeraar  ^al  befchpuwd  worden^ 


Leérredemu  bif^  tijspndere  gêhgfnhtitn  en  eenige  an^\ 
.  dert.  Doór  j.  v^aw  voorst.  Tè  V  Gravcuhage ^. 
'  hij  de  Wéd*  J*  Allart  en  Corap.  1819.    In  gr.  iyto^ 

• 

^.liet  A^njchoêrvoetende^tni^gtn  zijn  voorheen  itieer^ 
malefi  genogienbefluit,  geeft  de  beroemde  yA  n  v/p  or  a  t 
eenen  bundel  zijner  Leerredenen  in  het  licht ,  op  drin^ 
gend  aanzoek  van  zyne  vogrmalig^  en  tegenwoordig^ 
Leerlingen^  en  ais  bewijs  van  oude  en  voortdurende 
\^etrekking  en  toegenegen  aandenken  ;  bii  verzoekt ,  dit 
doel  der  uitgave  niet  voorby  te  zien.  Als  zljdelingrch^' 
iFOorfchriften  of  lesfen  over  bet  prediken ,  al^  modellen  ^ 
wil  bi)  deze  Leerredenen  geens^Ips  befchouwd  hebben  % 
)iij  acht  het  niet  alleen  ongepast,  de  be^yerking  aan  al- 
tijd en  voor  ieder  geldende  bepaalde  kunstregels  tq  y^iU 
len  onderwerpen,  en  houdt,  by  eigene  ondervinding ^ 
eigepe,  naar  ieders  vermogen  bedacbtzaatp  aangelegde 
endeeds  voortgezette ,  oefening  voor  de, beste  leer* 
meesteres;  n^aar  ook,  boezeer  hg  zelf.  vele  jaren  ge* 
predikt  beeft  en  heeft  hporep  prediken,  over  de  beste 
en  nuttigde  predikwijze  veel  heeft  nagedacht,  en^  ge- 

T4"  lijk 


tÉ0    '  j.  l^AW  Tx^bRiT 

Kjkin  tl  £9<^  letteroeftnita^én  9  met  dént^  beeft  m»8 
gewerkt  9  en  van  tlles^  wtt  onder  zljti  berdk  wa4 \  ptrt^* . 
getrokken,  (en  wij  atooo  betuigen 4' niet  te  veten, wat 
de  Hoogléêraar  in  dezen  meer  hadde  kunnen  doen^  ^->» 
aoo  wil  hij  er  echter  gaarne  voor  uitkomen,  over.iteli 
zelven  nog  geenszins  votdaan  te  zijn.  Daarom  zegt  h^ 
dan  ook :  Hef  zeumij  kwalifk  fiaan^  uticden  n9g  te  wil» 
len  onder ricwt en ^  die  zelve ^  zoo  novens  nrif  ais  elders^ 
op  den  loerftoel  geplaaM ,  m^t  lof  on  roem  ondsntifs 
geeft ,  of  door  eigene  oefening ,  kii  kleinere  en  grootere 
Gemeenten ,  ook  wel  bij  de  eerfio  in  rang^  de  hulp  en  te^ 
regtwijzing  van  leermeesters  blijkbaar  ontwasfen  zift. 
Aan  dezulke  zijner  leerlingen,  die  dezelve  nog  zou« 
den  behoeven ,  geeft  hij  de  opwekking  tot  berinnerii])| 
van  zijn  en  zijner  Ambtgenooten  vroeger  onderwijs ,  es 
aan  hen ,  die  nog  ter  Hoogeréhole  gaan ,  dat  zy  zich 
de  iteeds  voortdurende  onderrigtingen  ten  nutte  ouken. 
Met  v.oUe  overtuiging  Hemmen  wq  bier  met  deo  Hoog* 
leeraar  in;  maar  dit  brengt  ons  op  een denkbeeU^  vaar-* 
bij  wij  den  Lezer  verrcbooning  vragen  voor  den  kleinen 
fprong,  dien  wij  hier  maken;  zoo  ftraks  komen  wij  nog 
eens  op  de  Opdrajgt ,  of  dé  Voorrede ,  terug. 

Het  Is  ons ,  namelijk ,  bedenkelgk ,  of  de  vastgefteldf 
wet ,  bij  de  regeling  van  het  booger  onderwijs ,  volgens 
welke  al  de  Hoogleeraars  in  de  Godgeleerdheid  bij  de 
vaderlandfcbe  Hoogefcholeh  ook  tot  Akademiepredikeré^ 
zljq  aangefteld ,  en  hun  bepaaldelijk  in  last  gegeven  is  , 
pm  ecne  predikbeurt  waar  te  nemen ,  wel  geheel  en  A 
doelmatig  is.  Wy  zeggcndit  waarlyk  niet  bepaald ,  en  met^ 
1>ljzondere  toepasfing  op  den  waardigen  vani^oorst,' 
4ie  zakelijk  en  b^  herhaling  zeggen  moge,  verre  af  te 
zijn  van  die  hoogte,  welke  men  moet  beklommen  heb« 
ben ,  om  anderen ,  zonder  fchroom ,  op  eigen  voorbeeld 
te  durven  wijzen ,  en  wel  des  te  verder ,  daar  hém  het  . 
prediken,  door  geene  of  weinige  oefening  in  de  laatst* 
verloopene  jaren,  iets  ongewoons  geworden  is,  maar 
wrens  voor  ons  liggende  Leerredenen  ods  ook  geenszins 
hijzondor  tot  deze  bedenking  ^itlokkeo*   Maar  moge^ 

.  wa- 


XJUÜlLRSDEIIBV. .  ftSC 

iMit  ta^  toch ,  dtt  eeoig  ander  Bdo^eerur  9  "«^  ^^^ 
Atx  T€gt  dan  b^,  zeggen  fcoo,^at  veel  van  het  yoor« 
sialig  vttUr ,  bi)  het  kliurmen  der  jaren ,  in  hem  wu  vcv» 
flaaowd  of  verdwenen :  -en  zon  het  niet  mogelgk  z^o ; 
dat  van  zoodanig  vuur,  en  algeheele  gelchiktheid  tot 
het  predik  werk  ^  b^  dezen  of  genen ,  andbrs  voor  zQii 
Tak  ttitnmmesd  en  in  ieder  opzigt  berekenden  man,  bQ 
]iet  kliminen  der  jaren ;  inderdaad  niet  veel  verdwijnea 
ianfJ  Waartoe  9  bij  «oodmig  in  ieder  ander  opzigt  voor» 
treffeliik  fieraad  «ener  Hoogerdiool ,  dit  aanhangfcl  yaa 
het  HoogIeeraar8aiB()t  in  de  Godgeleerdheid ,  door  Ko* 
ninklijk  bevel? —Wij  willen  er  niet  bijvoegen ,  dat  eene 
Akademiepreek ,  boezeer  dan  ook  met  het  oog  op  de" 
Gemeente  gebonden ,  echter  altijd  Iets  geheel  onderfchel» 
dens  behoudt  van  betgene  de  zich  daar  vormende  Pre« 
diker  b^  z^ne  Gemeente  leveren  moet ;  want  deze  aan« 
merking  wordt  verzwakt  door  de  menigvuldige  gelegen* 
beid,  om  ook  van  de  gewone  Leeraren  andere  leerre* 
4efien  te  hooren.  Doelmatiger ,  en  van  het  hoogde  be* 
lang  9  zouden  mi]  de  zorge  rekenen ,  dat  de  Chriatelijke 
leerftoelen ,  in  iedere  Akademieftad ,  altijd  bezet  waren 
door' mannen,  wei  van  onderrcheideAeo  aanleg,  maar 
«Uen  nitftekeade  in  bekwaamheid,  en  al  zoo  voortreffe» 
Jijke  voorbeelden  en  meesters  door  hunne  predikwijs^ 
Gaarne  zagen  «wij  dit  ook  op  de  dorpen  in  den  omtrek  ^ 
wur  w$  mannen  verlanj^en  zouden ,  die  de  bijzondere 
^fcbiktbeid  bebben,  om  voor  het  landvolk  te  predi- 
ken*   De  meeste  der  kweekelingen  aan  de  Hoogefchool 
worden  toch  Landpredikers ,  en  blijven  dit 'meerendeels 
bun  leven  lang;  zij  hebben  althans  geene  zekerheid, 
dat  2^4  bij  al  hunne  bekwaamheid,  en  uit  welk  eene 
fcbole  zij  ook  komen  V  geplaatst  zullen  worden  bijgroo« 
tere  Gemeenten ,  en  wel  bij  de  eerfte  in  rang ;  vooral 
nadat  het  Synodaal  Reglement  op  de  Examina  bi)  het 
Km'kgenootfcbap  der  Hervormden  ons  waarborgt ,  dat 
geene  Gemeente ,  boe  afj^elegen  en  klein  ook ,  voortaan 
anders  zal  kunnen  voorzien  worden ,  ^dan  door  eenen  , 
in  al  de  tot  zijn  vak  bahoorende  wetenfcbappen ,  wel- 
'•  .  T  s  on- 


on(kfi«9«cxiea.M.  ftee&iidni  mu;'  1i(rt>  ééafge  sidÉtl* 
jjié3rdaad>9  Qm  voor  te  kMieii  hfit  plaatfen  van  ongsv 
fiebUcie  /e«  oDbevo^gd^  voorvrerpen  ^  den  GhriftieiMptf 
kol  leerftoel^  eu  het  fpreekwoovd :  de  g$kk$m  èri^gêê 
i&  Junari »  buiten  alle  toepaafli^  te  ftellen  op  de  kerkt** 
llke  beroepingen  tot  Gemeenten  ook  w^i  van  den  eer^' 
ftén.  f aag«  W«  willen  daarom  vooral  niet  ^Mpen ,  dat' 
ée  Provinciale  Kerkbefturen,  aan  weikt  het  afnement 
dezer  Examina  13  toevertromvd »  de  v^ oorden  Van  dea 
Hoogleraar  t  in  de.  tweede  alhier  gegevene  Leerrede  v 
«^r  zullen  laten  gelden,  dan. dezelve,  zekerlijk  naae 
^Sf  bedMling ,  met .  w^lke '  wel  ieder  t%\  inftemmen  ^ 
kbnnen  en  mpg^n  gelden ;  de  volgende ,  bij  voérbeeld  x 
^  Waar  vindt  men  dezulke ,  die  gdijkd^k ,  en  in  deny 
^  elfden  graad ,  voorzien .  9Ïjn  van  alle  tot  de  voorgel 
y^  ftelde  eindeq,  op  menigerlei  wjj^en  ^  dieoflige  vermo« 
y^  gene?  Hoe  zeldzaam  zijn  z^,  die  dese  volkomenheid 
y^  nabij ,  komen  ?  £r  zou  dna,  inderdand ,  to  de  menig« 
^  vuldige  beboeften  der  groote  menigte ,  wier  hoedde 
^  belangen  de  Dienaars  van  bet  Cbriatendom  moetea 
^  trachten  te  bevorderen ,  niet  kunnen  voorzien  wor« 
y^  den.,  i^ien  men  deae  taak  aan  dezulke  alleen  bé-^ 
^  hoorde ;toe  te  vertrouwen,  die,  al  wat  men  verei*» 
^  fchen  kan ,  in  zich,  vereenigden."  Want ,.  gefteld 
pok ,  dat  gezegd  Reglement  te  veel  mojt  vorderen  ,  (ïwt^ 
f  ene  wij  echter  geenazine  kunnen  toegevm ,  indien  maar 
de  uitvoering  en  toepaBfiing  altyd  aan  moA^^A ,  en  nooit , 
iii  Vervolg  van  tijd  t  aan  kinderen ,  worde  toevertrouwd) 
dan  zouden  wij  verandering  in  hetzelve  door  de  Hooge 
JCfirkvergadering  wenCchelijk  houden ,  maar  nhnmer  aan 
iiet  mindere  Beftuur,  hetwelk  het  examen  afneemt^ 
eenig  ander  oordeel  toeftaan ,  dan  de  eenvoudige  befliz' 
fin g,  of  aan  het  b$  het  Reglement  gevorderde  al  dan 
Biet  door  den  geëxamineerden  is  voldaan ;  terwjji  bet  ziek 
geregtigd  houden  tot  het  gebjulken  van  zeemanfchap^ 
om  de  Gemeenten  vooral  toch  van  Leeraren  te  kunnef 
voorzien ,  een  geneesmiddel  wezen  zou ,  veel  erger  dan 
de  kwaaU  en  van  veruitziende  gevolgen.    Beoetigde^ 

•  ^  IQ- 


9lk»  ijbhurschheid  is  vtfrre  te  verkiaen  boven  Iniiiiie* 
¥porrtad  van  o^geasiond  tn  ntittt:lck>s,  en  eyefnwel .méaii 
tl  te  fmekelijk  voedfel^  hetwelk:  dè  goede*  nv^aar  dan  ook 
90g  beneden  de  markt  doet  dalen ,  de  aanvrage  vermiM 
4ert ,  en  alzoo  weldri^  geheel  den  moeijel^kcn  en  kostv 
if$xtn  arbeid. en  aanvoer  doec  opbeuden.  Nog  eenty 
fliea  vergeve  öas*  dese  uitweiding ,  en  denke  na ,  of  af 
fltiafchien  een  woord  op  zijn  pas  gefp  roken  ay;  en  v^ 
M*9felen  fchier  niet^of  nien  zul  met  ons initenunen , eit 
daarbij  overtuigd  zijn,  dat  men  voor  eigenlQk  gezegden 
kóngerenöod  de  Hervormde  Gemeenten  nog  wel  door 
andere  en  'betere  middelen  bebèeden  kan.  -^  Maar,- 
keeren  wij  tot  de  Opdragt  en  de  Leerredenen  terug. 

De  Hoogieeraar  wijst,  in  eene  waarlijk  al  te  langa 
periode,  met  zeven  en  twintig  ifffinifiyl^inditn  wij  wél 
getekl  'hebben  (*)  aan  de  groote  moeijelijkheid ,  van  bet 
prediken  voor  godsdienftige  vergaderingen ,  zoo  zamen^^ 
fteld,  als  de  onze  gewoonlijk  zïjn;  en  fpreekt  daarop^ 
inderdaad  zonder  eenigen  ophef,  van  de  hier  door  hemr 
gegevene  proeven ,  en  de  redenen*  der  keuze  van  dez« 
proeven; 

De  eerfie  Leerrede,  ov^r  de  Gelijkenis  4er  TahntM^ 
MATT.  XXV:  14—30,  uitgefproken  ter  bevestiging 
van  zynen  watrdigen  Schoonzoon  in  diens  vroegere  Ge« 
meente  te  R^swlfk ,  zag  reeds  vroeger  het  licht ,  en  deed 
niet  alleen  deo  oordeelkondigen  en  by  uitftek  fchrande» 
ten  uitlegger  der  H*  Schrift,  dien  men  reeds  lang  ia 
den^  geleerden  -man  bewonderd  had,  proeven,  naar 
doodde  ook  al  aanftonds  de  meening  van  fommigen ,  (dit 
éen  geleerden  man  niét  genoegzaam  kenden)  alsof  alleen 
teaar  uitUgkunde^  en  daarbij  dan  dorre  aanwending^ 
*amans  predtkwerk  zou  kenfcbetfen.  Men  vond  bier  we* 
tenlijk  warmte ,  en  meer  dan  gewone  dttidelijkkekL  Ib4> 

dei^ 

(•)  VWïarba  dati  «og,  „  if»  W/  Ueruff  ¥frdfr  volgf;\d^ 
fiede  nog  w^I  iq  zev^o  e^  ijff'w^  itifimiM  %pü  ^oti^  pic- 

4c)iceaaa  kom* 


I     - 


«S4  ƒ•  VAK  VOORSV 

'4etdaad,  zeide  men  terregt,  die  man  kan,  bij  al  290e 
geleerdiieid ,  niet  anders  dan  regt  nuttig  en  naar  aller 
wtlfaarheid  prediken  1  £n  waarlijk,  terwijL  bg  zi|nen 
nitlegkundigen  fmaak  alleeins  doet  doorllralen ,  en  zijne 
verklaring  voor  den  geleerde bi}con4efbelangFyk maakt,- 
onthoudt  hy  zich  van  al  dien  omhaal  en  uitweiding, 
die  9  hoezeer  dan  ook  elders  en  op  zich  zdve  van  waar« 
de,  geheel  ongepast  is  bij  het  volksonderwijs.  Wij  duf* 
vea  gerust  ook  aan  al  de  overige  Leerredenen  deze  we^ 
zenl^ke  verdienden  toekennen. 

De  Pvcedcj  b§  den  aanvang  der  Afctdemifch^  predikt 
jpeurt  gehouden ,  behandelt  het  grooie  nut  der  verfcM^ 
denhciiin  dt  vermogens  der  Godsdienspkeraars  ,  i  p  e  t  a. 
IV:  10,  II. 

'  De  derde ,  ter  gelegenheid  der  vervulling  van  veer« 

tiglarigen-^  dienst  in  onderfcbeidene  «Gemeenten  en  aan 

d§  Hoogefcholen ,  zegt  (de  toen  i/iY  kct  han  gevloeide 

gebeden  kouden,  en  dit  is  waarlyk  jammer,  hier  niet 

worden  medegedeeld)  niets  van  dit  voor  den  Spreker 

«00  belangrijk  tijddip ,  dan  met  weinige  en  eenvoudige , 

roerende,  hartelijke  woorden  aan  herflot,  juist  zoo  als 

het,  onzes  inziens,  behoort^  daar  men  toch  ook  by 

zoodanige  gelegenheid  niet  voornamelijk,  veel  minder 

geheel,  ynn  en  voor  zich  zehen  fpreken  mag;  terwijl 

de  Leerrede  eene  aanpr^zing  is  yan  dê  gedurige  herin^ 

nering  en  het  )jf^ijduitgefirekte  gebruik  van  ï)ayids  Lof', 

zang ,  p  s.  CXLV.  Zeer  gepast  fprak  de  Hoogleeraar 

alzoo ,  voor  zijn  eigen  gevoel ,  ever  Gods  mgduitgefirêk^ 

te  goedgunftighcid»  "     -       i 

.  Gelijkroortig  in  de  wijze  van  behandeling  in  dezen  is 

de  zesde^  over  ps.  XLII  en  XLIII,  (welke  beide  PfaU 

men  een  en  betzelfde  Dichtftuk  uitmaken)  en  wordt  be^ 

titeld :  De  diep  neergedrukte ,  doch  uit  die  laagte  fich 

oprichtende^  Godsdienstminnaar.  „Door  de  ztfi/^,zoo* 

„  wel  als  de  derde ,  mede  op  te  nemen ,"  zegt  he^  Voor* 

bèrigt ,  ri  ^^b  ï^  ^^^^  vërfchiHende  proeven  van  zekere 

„  foort  van  Bijbeloefeningen  willen  leveren ,  bij  weUcê 

y^  uit  eenea  uitvoerigen ,  naar  de  algemeene  vatbaarheid 

..  be« 


99 

ft 


bekooptelijk  verUtti>aen ,  Bijbeltekst  één  hoofddenk- 
beeld afgeleid ,  en  tot  godsdienftig  ond^rvrqs  atnge*. 
wend  wordt.*' 

Mêzes  door  G^  gerust  gefteid.  Een  on^enrijs  Set  ge* 
rustfiefttng  van  elhen  waren  Godsdienstvriend.  E  x  o  d« 
XXXIII:  14—17 , i$  de  vierde;  en  De  vergeneegdAefd  van 
Paulus  9  verkrijgbaar  voer  iedet^  Christen ,  puil.  IV: 
zx^,  12,  139  de  v^^fde  in  den  bundel. 

De  zevende  handelt  avir  ongepaste  nieuwsgierigheid 
naar  het  toekom fiige^  hakd.  Ii  6-* 8;  en  eindelijk  de 
^l^fte  waarfcbuwt  tegen  eene  der  grootfie  engevaafttfk; 
fU  dwaUngeUy  o  au  VI:  7. 

^  W$  sonden  bêt  geheel  onvoegMam  rekenen,  den 
l^ezenlijk  grooten  en  geleerden  man  en  zoo  nuttigen  on* 
derwijzer,  ook  dppr  zqn  predikwerk,  eenige  aanmer- 
kingen  te  makien,  die  den  fchgn  konden  hebben  van  te^ 
regtwljzing  of  berisping ;  en  zulks  na  zy^e  ^o  open- 
hartige verkh^ring ,  dat, hij  geene  aaafpraik  maakt  op 
eenige  meerdere  gefchiktheid  voor  het  predikwtrk  bo- 
ven de  gewone ,  Leeraren  der  Leidfche  Gemeente  ,*  en 
geenszins  anderen,  hetzi}  Leeraars,  hetzi)  Hoogleer- 
aars ,  den  voorrang  bi)  dit  werk  mbgnnt ;  terwyi  tK>k' 
geheel  het  Voorberigt  duidelyk  bewgst,  dat  hy  deze 
Hukken  niet  als  Hoogleeraar,  en  om  te  dienenrtot4&o- 
dellen  voor  z^e  vroegere  of  latere  kweekdingen,  maar 
eenijglgk  «Is  bewigs  van  voortdurende  betrekking  en  tpe« 
genegenheid ,  en  alzoo  uit  vriendel^ke  infchikkelgkbeid 
voor  hun  verlangen,  ter  drukperfe  gaf.  Maar  niemand 
misduide  het  ook  ons, dat  wy/s  mansjongerendiscipe^ 
len  den  raad  geven ,  om  hunne  kennisneming  aan  leer- 
redenen vooral  niet  alleen ,  en  bij  uitzondering ,  te  b^ 
palen  bij  die  van  bunnen  achtingwaardigen  Leermees- 
ter ;  hetgene  iwQ  daurom  te  meer  zeggen ,  daar  niet  ie- 
der nuttig  discipel  een  Genie  is ,  of  worden  kan ,  het- 
welk zijnen  eigenen  gang  houdt ;  en  als  men  dan  vol* 
gen  wil  of  moet ,  (en  hoe  vele ,  inderdaad  bekwame  en 
nuttige.  Leeraars  moeten  dit  werkelijk!)  dan  neme  ^ 
vereenige  men  liever  eenige  goede  voorgangera  euleids- 

lie- 


«S' 


J.  VAN  VOORST 5  LKBRKEBENEN* 


Kèden,  onder  welke  men  dan  den  voor  t\t\i  meest  pi»^ 
ftiiden  uitkieze  en  meestal  volge.  Htv  ónd^rwij zengde  \% 
b^  eene  leerrede  vereischte;  en  is  meh  bekwaam,  on» 
vtü  den  predikftoel  te  c^nderwQxen  £Óo  «1^  deze  Hoog- 
leeraar ^  dan  mag  de  toehoorder  tevreden- lijn,  al  zoir 
Bij  ook  nu  en  dan  wat  meerderétr  aandrang  en  roef  ing' 
Verkügétt:,  en  geeft  ook  de  kunstkenner  wel  lers  toe,- 
hetgene  bij  niet  toegeven  kan  bij  algeheele  middelnsa* 

Aghei4* 

'  Wij  eindigen  ons  vërflag  met  de  betuiging,  dat  w9 
dén  Hooglberaar  eerder  van  te  groote  nederigheid ,  datl^ 
Van  te  hooge  waardering,  bij  dit-^^n  werk /  ^oudeii 
tutinen  befchuldigen )  dat  bij  zijne  waarde  als  Prediker 
eer  te  weinig,  éan  tfe  véél,  fcliljnt  te  fchatten.'  Inderrf 
tfaad,  «ijne  proeven  overtuigen  ons,  dat  hij,  ook  als 
Akaaemicprediker ,  geenszins  behoeft  te^  fchromen',  zicH 
te  meten  met  zijne  voorgangers  in 'dettn*;  eehen  vaü 

SCHELLE)  HOOGVLIET,  SCHOLTEN,  V  A  ïf 
DER    KEMF,    NArftJIS^    RIETVEL-D"«n  SOfens,* 

welken  laatstgenoemden  hij'bijzonder ,'  ook  iU  Ambrge^ 
noot,  heeft  gekend  'eö  bewonderd.  „  De  bevallige  erf 
„  (foardringènde-fteih  vatf  dett  rijkbegaëfden ,-  altijd  in 
^  den  regten  Evangelitchen  tobn  predikenden  boers,** 
segt  hij,  „  klinkt  tt  ntfgf  in  dfe  ooren  ,•  en  fpreckt ,  rrièt 
5,  den  onvergelljkelljken  rao^  nóg  tèt  ons,  nadat  bei* 
^  de  ons  ontrukt  z^n,^  •—  De  geleerde  van  voorst* 
Sichte  met  mond  en  'pbn  liog  lange  ortdfer  de  levenden 
overvloedig  nut,  en 'wordé  der  vaderlandHthe  tCerke 
niet  dan  fpade  ontrukt ,  waéneer  hij  voorzeker  ook  no^ 
hnge  na  zijnen  dood  tot  de  hem  overlevenden  fpreken 
zaH 


* 

jm  .IS1JBBL4  fif 


Dó  Mijiel  y  ni€$  ^  g^ifJ^  ^^^^  willen  ^  een  tèék  yeèr 
Priesters  sUeen^jnaar  oek  voor  Forst -tn  Voik.'l>è^ 
ecff  Katholijken  Priester  uitgegeten. 

Hec  woord  Gods  eo  is  niec  gebonden»  2  tiu$  II:  ob^» 

Uit  het  Hoogdiiitsck.    Te  Am  fier  dam  ^  bij  dé  Wed. 
G.  ^arnars^  en  Zoon.  i8dö»  In  gr.  %yo.  FlIIen^ii 

J5;./i-i6.:   - 

\ 


D 


e  tijden,  welke  \;^  beleven ,  ftaan  blijkbaar  gekti^ 
fierkt  dooif  eenen^firijd  tusfchen  ware  CbrUtelyke  v^r^ 
Ilcbtln^  en.  pbfcurantismus,  tusfchen  den  flaafTchen 
(eest  via  het  KathoHcismus ,  of  liever  Pi^ismus»  €a 
den  vr^en  fj/ttsx  der  Protestantfcbe  kerk.  Bij  de  y^etr 
.  Yujdige  teekenen  9  welke  di^  trc^urig  verjchgnfel  maar  al 
ts  zeer  beveati^en ,  behoeven  w$  flechts  te  letten  op 
den  onvermoeiden  ijver  ter  .verbreiding  van  Gods  woord 
pnder  alle  •  volken  der  aarde  en  alle  ftanden  der  tnant^ 
Cchappij,  welke  zich  aan  den  eenen  kant  zoo  heerlijk 
openbaart;  terwijl  w$  aan  den  aiidefftu  icant^eeoe  even 
Qadrukkeiljke  ^genwerking  ontwaren ,  ftrekfcende ,  oia 
bet  algemfen.  y^ripj^iden  ea  lezen  van.  den  Bijbel  f  en 
toon  t^  ftelteil,  itls  .gevaürtp.  f^a  nadeeVg  voor  war« 
Evangelifcl^e^iken^is  ea  deufd«.  Aan  dezeoftrijd»  dia 
in  Duitsehhtnd  Teder t  langen  ,tyd  met  ongemeene  warm^ 
te  van  belde  kanten  U  gevoerd »  heeft  het  bovenftaano 
de  gefchrift  z^en  oorfprong  te  danken;  een  gefcbrift, 
welks  overbrenging  in  onze  taal  wij  als  eene  wesenlyt 
ke  behoefte  en  weldaad  befchouwen  voor  ons  Vader« 
land ,  daar  die  Itrijd  opk  onfier  ons  hoe  langs  lioe  meer 
)>egint  te  ontbranden  ,  en  BybelgenQOtfchappen  zoowel » 
als  andere  nuttige  inrigtingen,  di^  ware  verlichting  ^ 
gegrond  op  zuiver  Christendom»  naarden  inhoud  der 
H.  Schrift ,  vixWtn  bevorderen  9  door  deo  geest  van  bi|« 
geloof  en  dweepzucht,  worden  bedreigd.  Veelal  misfen 
w|i  in  dezea  ftrigd  di«  volkoroeoe  onzijdigheid «  Welfc» 

he; 


•M^^^ 


Ket  oog  ^^êor  een  helder  insigt  der  dingen  opent ,  eH 
den  gees(  tot  bezudigdheid  ftemt,  terwijl  zij  het  haft 
net  'zaofatnioedigbeid  vervult;  daar  twee  ptrCQ^n. tegen» 
oyer  elkander  ftaan ,  die ,  door  eehe  grootf  klove  ge* 
fcbeiden,  nooit  by  elkander  kunnen  komen, 'zonder  het 
begihiel  van  haar  beftaan  op  te  geven ,  en  alzoo  zich 
selve  te  vernietigen.  Van  belang  is  het  derhalve,  bier* 
Qver  eenen  man  te  hooren ,  die,  als  een  getrouwe  xotoa 
der  Katholijke  kerk ,  de  zaak  in  questie  befch<^iiwen« 
de,  onpartijdigheid  genoeg  bezit,  om  de  waarheid  ce 
handhaven  9  waar  hg  ze  vindt.  £n  zulk  een  manfpreekc 
ifk  het  voor  ons  liggend  gerchrift. 
-  Scho#n  de  titel  den  naam  van  den  Auteur  niet  ver« 
meldt,  is  het  echter  algetrieen  bekend,  uit' wiens  pen 
het  werkje  is  gevloeid^;' en  men  behoeft  bet  ook  ïlechtv 

^  ^  in  te  zien,  om  zich  te  overtuigen,  dat  bet  niemand 
anders  is ,  dan  de  gröote  roorftander '  en  bevorderaar 
fan  de  zaak  der  Bljbelvérfpreiding  in  DuiuMahd\  -^ 
de  man,  die,  met  de  rchraaderheid  én  dénSijverglóed 
van  eenen  luthèr,  en  met  de  geleerdheid  en  de 
sachtmoedigbeid  van  eenen mblanchton, den gleest 
der  kerke,  waartoe  hij  behoort,  zuiver  tracht  te  bewa* 
ren ,  zondar  den  grond  aan  te  tasten ,  waarop  die  kerk 
is  gebouwd ,  «-^  de  kathól^ke  Pastoor  en  Hoogleeraar 
LEANDBR  VAN  Esz.  Mcn  kent  den  vóortrcfi^lgkén 
wan  uit  vroegere  gefchrirten  van  hém,  die  o6k  in  onze 
taal  zlin  overgeiset.  In  die  gefchriften  behandelt  hij  dé 
ééne  groote  zaak ,  waarvoor  hy  gfoeit ;  het  geoorloofiie  » 

j  bet  pligtmattge ,  hec  heilzame  en  echt  Evangeltfche  van 
Bybelverfpreiding  en  Bijbellezing  onder  ir//^ Chris tenen« 
Dit  is  Vt}  hem  het  ééne  noodige';  hierin  vindt  hii  zijne 
roeping;  hieraan  wjjdt  hij' met  hóoge  vreugde  al  zgnen 
tgd  en  al  zijne  krachten  toe ,  en  elke  tegenkanting  is 
voor  hem  flechts  eetnéniéuwe  aanleiding,  óm  zijne  uit* 
muntende  hoedanigheden  van  verftand  en  hart  ten  toon 
te  fprelden.  Ben  bewijs  hiervan  Is  wedetóm  het  boek , 
dat  w'^  thans  aankondigen.  Hetzelve  handhaaft ,  gelijk 
de  titel  zegt  ^  de  algameenheid  der  H«  Schrift  tegen 

de* 


/ 
I 


DB  ÉlJZtU  ^ 

I 

dezulke,  die  dezelire  willen  bepalen  tot  eene  zekere 
bevoorregte  klasfe ,  even  gelijk  de  Hindous  hunne  beik 
lige  taal  en  fcfariften  tot  de  Jiaste  der  Brahmincn^oïiixt 
de  Pondicts  onder  h«i,  beperken.  Niet  alleen  de  Pries*. 
ters  zgn  geregtigd  tot  bet  onderzoek  van  den  B^bel  j 
naar  de  lezing  van  dit  Goddelijk  boekis  nuttig  en  nood*' 
zakelyk  voor  Vorst  en  Volk  j  de  Vorften  moeten  Ib  bet 
woord  van  God  den  hechtden  fteun  voor  hunnen  troon  9. 
de  Volken  de  rijkfte  bron  van  troost  en  geluk  eerbied^ 
gen :  dit  is  de  groote  i^aarheid ,  die  hier  door  klem  van 
redenering  en  door  kracht  van  bewezen  wordt^ontwik^ 
keld  en  voldongen.    Het  boek  is ,  uit  den  aard  der  za^ 
ke,  een  zeker  verweerfchrift  tegen  het  Obfcurantis* 
mus  9  4dt  in  fommige  (Ireken  van  Dtdtschland  onbe« 
fcbaamd  wordt  gepredikt ,  en  tegen  kwaadaardige  aan^^ 
vallen ,  waaraan  de  waardige  man  dik w$Is  zelf  ten  doe^ 
Ie  ftond.    De  polemifche  toon,  die  vandaar  in  hetzelve 
beerscht,  maakt  de  lezing  op  fommige  plaatfen  wel 
eens  minder  aangenaam ;  maar  men  getroost  zich  dis 
gaarne,  dewijl  dit  juist  gelegenheid  geeft,  om  het  on* 
fcbriftmatige  in  de  leer  en  den  handel  der  ftrenge  aan- 
klevers  van  het  Pausdom  in  het  vereischte  licht  te  Hel* 
len.    Voor  eep  overzigt  is  bet  werk  niet  vatbaar  %  ea 
daarom  moeten  wij  ons  vergenoegen  met  deze  algemee* 
ne  trekken  op  te  geven ,  en  te  verklaren ,  dat  het  een^ 
rijken  fchat  van  bewyzen  behelst,  uit  oude  en  nieuwe* 
re  tijden  ontleend ,  waardoor  de  bedoelde  waarheid  on« 
wederfprekel^k*  wordt  bevestigd.     Tot  deze  bew$2en 
behooren  ,  onder  anderen ,  veelvuldige  aanhalingen  uit  de 
fchriften  der  Kerkvaders  en  van  andere  groote  mnneil 
der  Katholijke  kerk ,  die  b^  wijze  van  aanhangfel  acb^- 
teraan  gevoegd  z$n«    Dit  aanhangfel  ia  eene  bloemlc* 
zing  van  keurige  plaatfen  over  het  belangrijk  onderwerp  ^ 
in  dit  boek  behandeld ,  en  verllerkt  het  geloof,  dat  er 
.  te  allen  tijde  mannen  hebben  beftaaa ,  die  met  (trikto 
gehoorzaamheid  aan  de  Kerk  een'  echt  liberalen ,  Ëvan- 
gelifchen  geest vereenigden«  Defchoooeveruling^waar^ 

BOIftUMH*  28m«  MO»  7«  V  ift 


ftjK>  DB  BIJBEL.  ' 

in  wi)  deze  plaatrea  bier  vinden ,  verhoogt  niet  weifiig 
het  aangename  van  derzelver  lezing. 

W§  Iiopen  genoeg  te  hebben  gezegd ,  om  de  aandacht 
van  allen,  die  belang  (lellen  in  Bijbéh;errpreidtng  en 
Bijbellexing,  ^  en  welk  regtgeaard  Protestant  kan  hier^ 
TÓor  onverfchillig  zijn  ?  -i-  op  dit  voortreffelijk  boekje 
te  vestigen.  Mogten  de  Bijbelvrienden  hier  te  lande , 
door  de  lezing  van  hetzelve ,  verfterkt  wórden  in  hun* 
den  edelen  ijver,  om  rustig  voort  te  gaan  op  hunnei» 
weg  9  en  de  wapenen ,  welke  een  waarachtig  Katholijk 
hun  in  handen  geeft ,  aangrijpen ,  ter  verdedtf^iig  vaa 
Vunne  pogingen  tegen  de  aanrandingen  der  bl^geloovige 
vereerders  van  den  Paus !  »,  Mogten  ,'*  om  de  woorden 
van  het  fraaije  Voorberigt  te  gebruiken ,  ^  allerlei  ledere 
ér  wgzer,  beter,  gelukkiger,  en  onze  Roomfchen  er 
ware  JtafAolt/ken.  door  worden !  Er  is ,  onder  het  be^ 
ftuur  des  Geestes,  goede  hoop:  want,  door  welk  dek* 
fel  de  ongeloovigen  verblind  zijn,  Ae$  Evangeiie  'fan on» 
ztn  Heer  is  niet  bedelt ,  en ,  welke  kluisters  het  b^ge^ 
loof  ook  fitoede,  Gods  woord  is  niet  gebonden.^* 


9^ 


Raadgevingen  aan  Hypochondristen  ^  ten  dienfie  yan  al^ 
kn  9  die  met  de  miltzucht  gekweld  zijn ,  of  vreezen 
door  deze  kwaal  te  zullen  worden  aangerand;  doot 
Dr»  Q*  W.  B  E  c  K  E  R  ,  beoefenend  Geneesheer  te  Leip^ 
zig*  Naar  den  nieuwften  druk  uit  het  Hoogdmitsch 
vertaald.  Te  Rotterdam ,  bij  J.  Héndrikfen.  1819. 
Jn  gr.  Sva.  J[IF  en  276  BI.  f  a-4-: 


D 


1t  werkje,  hetwelk  veel  goeds  bevat,  en  den  lodè* 
ren,  waarvoor  het  beftemd  is,  gerust  in  handen  kan 
worden  gegeven,  is  verdeeld  in  vier  afdeelingen.  In 
At  eerfte  fpreekt  de  Schrijver  over  den  aard  der  milt* 
zucht  ^  in  de  tweede  over  derzelver  geneeskundigef,  in 
de  denle  over  de  di^tetlfche^  en  in  de  vierde  over  de 
ffjchologifche  bebandelinj^.    Een  aanhtngfel  geefr  eenig 

on* 


1 
I 

enderrigt  ^  hoe  men  zicb  voor  de  hjp$chondtie  kaa  be- 
hoeden ,  en  Wat  men  in  acht  moet  nemen  bij  het  kiezen 
van  een'  Geneeabeer«  — -  De  Schngv^r  berchouwt.de 
hypochondrie  als  eeoe  ongefteld beid  der  ziel,  beftaande 
in  een*  zekeren  angst,  ongerustheid  en  wantrouwen, 
-«baarbij  men  iigte  ongéfteldheden  des  ligchaams  met  by^ 
zondere  aandacht  opmerkt ,  voor  grooter  en  gevaarlijker 
houdt  dan  zij  zijn ,  en ,  uit  vergelqkiQg  vr.n  zijnen  toc^ 
fiand  met  dien  van  anderen,  wrevelig  en  mistroostig 
wordt.  Hij  befcbouwt ,  als  de  voornaamfte  oorzaken  , 
hartstogten ,  overmatig  denken  en  een  zittend  leven  ^  oo|c 
eenigermate  het  verlies  van  goede  Tappen.  Dezer  laatfta 
•orzaak  kent  bij  niet  genoeg  krachts  toe  ,  daar  zij  gewit 
eeiie  der  veelvuldigfte  en  geweldigfte  is*  Ook  hecht  h$ 
te  veel  aan  het  gebrek  van  beweging  by  geleerden  i  en 
ziet  niet  genoeg  op  verminderde  werking  der  fpgsveih 
teringswerktulgen  en  die  der  ademhaling  bg  bet  den^ 
ken,  welke  voorzeker  de  bron  is  der  onderbuiksver» 
ftoppingeh  en  trage  beweging  van  het  bloed.  Voorts 
ontwikkelt  hij  de  gronden  van  het  algemeen  aangeno* 
Bien  onderfcheid  tusfchen  fiofcUjke  en  onfiofelijkc  by^ 
fochondrit :  de  eerde  leert  hij  in  hare  verrcbynrelen  vrij 
dniddijk  kennen ,  als  eene  ziekte  des  onderbttiks$  van 
de  laatfte  zegt  hij  .weinig  /  en  niets  zeer  bepaalds.  «-«^ 
In  de  tweede  afdeeling  geeft  hij  de  hoofdpunten  der  ge- 
neeskundige behandeling  op,  waarbij  hij  opzettelijk  in 
geene  bijzonderheden  treedt,  en  zyiie  lezers  wel  be- 
paald doet  opmerken,  dat  er,  ter  genezing  der  hypo* 
chondric ,  allerlei  middelen  dienftig  zijn ,  en  dat  zij  dus 
niet  moeten  denkeh  verkeerd  behandeld  te  worden, 
wanneer  hun  Arts  nu  eens  dit  voorichrijft ,  dan  eens 
wat  anders.  In  het  bijzonder  verheft  hQ  zeer  de  Kampf- 
fche  klisteren,  hetwelk  nog  al  vreemd  is  bij  iemand, 
die  over  het  geheel  weinig  andere  werking  in  de  genees- 
middelen ziet, dan  dat  zij  ons  op  verfchillende manieren 
prikkelen.  —  De  derde  afdeeling  bevat  eenige  voor- 
fchriften ,  den  Itefrcgtl  vaij  hjpochondristcn  betreffen* 
de.  Laauwwvnie  baden  worden  zev  anngeprez^ ;  ook 

V  a  bron* 


Sp*  ^«  W*  BBC  KB  R,    RAADGEVINGBN. 

r  > 

bronkur^ ;  voorts  reizen ,  wandelen ,  paardrijden  ;  ma- 
tigheid in  Tpys  'en  drank;  vermijding  van  te  groote 
warmte  in  vertrekken;  warm  kleeden,  enz.  Vooral 
dringt  de  Schrijver  er  op  aan ,  om  het  dieet  niet  als 
op  eene  haarbreedte  te  bepalen.  —  De  laatfte  afdeeling 
loopt  over  de  pfychohgifchc  behandeling  wat  los  heen; 
Dit  gewigtig,  maar  moeijelijk  punt  wordt  hier  niet 
zeer  opgeheUlerd.  Het  is  toch  lang  bekend  ^  dat  angst 
en  vrees  den  AypocAondrisi  zeer  nadeelig  zijn ;  dat  vriend* 
fchap  en  liefde  zeer  weldadig  op  hem  kunnen  werken^ 
en£*  Het  ware  b.  v.  van  belang  geweest  j  den  invloed 
een  weinig  uiteen  te  zetten ,  welken  de  aard  van  let- 
teroefening, of  andere  herfenbezigheid ,  waaraan  men- 
Bich  overgeeft, de  manier  van  iluderen  op  de miltzucbt 
hebben.  Het  is  opmerkelijk ,  dat  zij  den  koopman  biina 
evenzeer  eigen  is  als  den  geleerde.  —  In  het  aanhangfel 
zal  de  lezer  de  kenmerken  der  naderende  hypochondrü 
zeer  duidelijk  vinden  oj^^eteekend. 


ffamUfoek  der  Gcfchiedenis  der  oude  Staten^  voorna^ 
meltjk  met  betrekkirtg  tot  derzeher  Regeringsvorm 
nién^  Handel  en  Volkplantingen;  door  aV  h.  l.  h  e  e- 
&  B  N ,  Profesfor  der  Gefefdedenis  te  Gottingen ,  enz. 
enz.  Naar  de  derde  uitgaaf  uit  het  Hoogduitseh 
overgezet ,  met  eenige  Aanmerkingen ,  door  g.  d  o  r  n 
s^iT^Eify  Leeraar  aan  de  Latijnfche  School  te 
utrecht  j  enz.  Te  Zutphen^  bij  H.  C.  A.  Thleme« 
Ingr.  M.  XVI  en  546  JBl.f4'k6'i 

«Cf en  voortrefièlijk  werk!  Weinige  zijn  zoo  gerchikt, 
als  dit ,  om  niet  alleen  een  fchraal*  en  dor  overzigt  der 
oude  Gefcbiedenis  te  geven «  maar  tevens  in  het  alge- 
meen met  dezelve  bekend  te  maken ,  eli  in  haren  geest 
te  doen  indringen.  Trouwens,  de  naam  van  hbe» 
R  E  V ,  de  grootfte  tegenwoordijge  Gefchiedonderzoeker, 
(naar  ons  gevoelen)  ftaat  ons  reeds  borg  voor  de  hooge 

waar» 


A.  H.  L.  H  E  E  R  B  N  ^  HANDBOEK  DER  GESCHIEDENIS.   ^J 

waarde  van  een  gewrocht,  waarin  vele  van  deszèlfa 
.denkbee/den  over  de  Gefchiedènis  voorkomen,  die  in 
2ijn  meesterwerk :  Id^ën  uier  die  Politik ,  enz.  flecbts 
m<er  ontwikkeld  zijn.  Wij  moeten  derhalve  den  kundi* 
gen  DORN  SEiFFEN  dank  zeggen ,  dat  hij  deze  voor 
jonge  lieden  zoo  nuttige  handleiding  in  onze  moeder- 
taal heeft  overgcbragt. 

De  vormvan  dit  werk  is  aphoristisch^AtX  is, in  korte 
Hellingen  vervat ,  waarvan  elke ,  hoewel  zeer  beknopte- 
lijk,  onmiddellgk  daarna  in  eene  Toort  van  noten  wat 
meer  uiteengezet  wordt.  Voor  -iedere  hoofdafdeeling 
vindt  men  de  bronnen  aangewezen ,  waaruit  de  Schrij- 
ver geput  heeft ,  of  waaruit  de  Lezer  het  opgeteekende 
nader  kan  leeren  kennen ;  en  wanneer  de  Schrijver  de 
gefchiedènis  van  eenig  land  begint ,  geeft  hij  ons  Van 
hetzelve  eerst  eene  aardrijkiskundige  fcbets,  en  op  den 
kant  der  bladzijden  zoowel ,  als  aan  het  begin  van  iede« 
re  afdeeling,  de  jaartallen  (vóór  en  na  CHRiSTtJS), 
gedachtig  aan  de  fpreuk,  dat  de  Aardrijkskunde  het 
regter- ,  gelijk  de  Tijdrekenkunde  bet  linkeroog  der  Ge* 
fchiedenis  t^  vandaar  ontvangen  wij  ook,  als  bijlage , 
de  Tijdrekening  van  h£ROi!>oti;s  vóór  cyrus, 
volgens  V  o  L  N  E  Y. 

Heeben  bepaalt  zich,  na  eene  korte  opgave  van 
de  ftof  en  de  bronnen  der  Gefchiedènis ,  tot  eene  za. 
menvoeging  der  tweederlei  wijze,  waarop  men  die  be* 
handfelen  kan ;  te  Weten ,  naar  Volken  {ethnographiscK) 
en  naaf  algemeene  Tijdvakken  C/3^#7cAri>/2/V//j^A.)  Hijveiv 
vat ,  hameK}k ,  in  zijne  eerftc  ji f  deeling  al  de  oude  Rij- 
ken vóór  cv  RU  8 ,  met  wien  de  Gerchiedenis  eerst  een 
beginfel  van  algemeenheid  bekwam;  in  de  tweede  bet 
Perzifcht  R^k;  in  de  derde  de  Gripkfche  Staten  toe 
ALEXANDBR  (dit  laatfte  ftemt  dus  met  de  beide  eerde 
tezamen,iilthans  grootllendeels ,  in  tijd  overeen)  ;iade 
vierde  ótMacedom/cAeMonztch^j  met  alle  daaruit  ontfta* 
nè  kleine  Rijken ;  en  in  de  vij/de  het  Komeinfche  Ge^ 
meenebest»  en  de  daaruit  oQtftane  Monarchij,  tot  op 
den  val  des  Ryks  in  bet  Westen ,  het  thans  algemeen 

.  V  3  en 


$94  A«  H.  L«HBBRBN 

en  met  regt  aangenonteDe  eindperk  der  oude  Gerchfede- 
nia ,  doordien  het  Rijk  ,  dat  nog  alleen  van  de  oude  Vol* 
ken  overig  was ,  toen  onder  de  Barbaren  besweek ,  van 
welke  de  nieuwere  Europefchc  Natiën  afftatnmen»  Zoo 
men  ook  bet  Komeinfche  Rijk  in  het 'Oosten  nog  tot  de 
oude  Gefchiedenis  wilde  brengen ,  zou  men  al  de  Mid* 
deleeuwen  daaronder  moeten  betrekken. 

Men  gevoelt  ligtelijk,  dat  een  doorloopend  verflag 
van  een  werk ,  zoo  rijk  in  (lof  en  behandeling ,  hetwelk 
al  de  vroegere  lotgevallen  des  menschdoms  omvat ,  te- 
kens ondoelmatig  en  voor  ona  bedek  ondoenlijk  zou 
wezen«  Op  kleinigheden  (want  meer  dan  kleinigheden  , 
liet  noodzakelijk  uitwerkfel  dermenfchelijkeonvolmaaktA 
Iieid, heeft  men  in  eenen  heb  hen  niet  te  berifpen)te 
vitten,  zou  bekrompenheid,,  kleingeestigheid,  en  vol* 
flagen  misverftand  van  het  werk  eens  Keeenfents ^van,^ 
den.  WIJ  zullen  dus  liefst  den  Lezer  bij  eenige  fchoon* 
heden  des  werks,  bij  eenige  oogpunten  doen  vertoe** 
ven ,  waaruit  de  Schrijver  de  Gefchiedenis  befchouwt  ^ 
en  ten  flotte  de  vrijheid  nemen,  ons  oordeel  te  zeggen 
otntrent  enkele  nitfpraken  des  Schrijvers,  waarin  wij 
meenen  van  hem  te  moeten  verfchillen, 

!•  Vooreerst  beviel  ons  de  kritiek  der  brormin  uit* 
{lekend*  Deze,  hoewel  niet  met  die  achteloosheid  en 
Hgtgeloovigheid  behandeld ,  waarmede  vroegere  Schrij* 
Vers  te  werk  gingen,  vooral  die  der  £;9^^i^/i^Algemeene 
Gefchiedenis ,  bij  ons  verkeerdelijk  onder  den  naam  van 
den  Vertaler  wbstbrbaen  bekend ,  weet  zich  ecb» 
ter  doorgaans  ook  te  wachten  voor  die  andere  klip , 
waarop  thans  zoo  vele  Duitfche  SchrQvers  (iranden.» 
de  hoogere  kritiek^  die,  zoo  voortgaande,  als  ^^  hm 
federt  eenige  jaren  gedaan  heeft ,  ons  ten  flotte  niets 
Ineer  van  de  oudere  Gefchiedenis,  althens  tot  al&x« 
A  N  D  £  a ,  of  misfchien  nog  wel  verder ,  zal  overlaten* 
NiBBUHR  b.  V.  maakt, op  eigen  gezag, romulos^ 
19UMA  en  porsbKna  tot  mythifche  perfonen,  en  be« 
fchouwt  de  gefchiedenis  van  tarquiniu^  als  over* 
bl^ffelen  van  een  heldendicht)  hig  en  anderen  (preken 

ook 


HANMOBK  PER  GSSCJHI90BN15. 


ws 


Q(dc  reeJ$  van  dt  Perzifche  oorlpgen  als  mjth^sfb;  ho- 
meruns is  reeds  verdwenen ,  en  aienweec,  wat  er ^ 
Qnder  d^  handen  der  DuUJchc  Bijbelverklaarders ,  van 
de  gewyde  Gefchiedenis  overblijft  H  e  e  r  e  n  ,  daar* 
entegen,  hoewel  bet  llelfel  van  zijnen  Schoonvader 
HEYNB  omtrent  de  Mjthn  omhelzende,  is  verre  van 
de  vermeteltieid  vder  van  zijne  land*  en  tijdgenoocen 
verwijderd.  Met  reden  noemt.  hij.NiEBUHR's  werk 
,,  byoa  meer  kritiek  dan  gefchiedenis,  met  een  aanhou» 
I,  dend  pogen ,  om  het  tot  hier  toe  aang^nomene  om- 
^  verre  te  werpen,"  en  voegt  er  de  gulden  woorden  by : 
,,  Scherpzinnigheid  is  niet  ahijd  waar hcidlief  dó  ^**  bK  362. 
(Zekerlijk  beftaat  er  tusfchen  deze  twee  allezins  bekwaï* 
ine  Gefchiedonderzoekers  eene  perfonele  verwijdering, 
die  echter  aan  de  waarheid  der  gezegden  van  heb  re  n 
niets  ontneemt.)  Hy  erkent  de  echtheid  eQ  waarde  der 
gefchriften  van  m  o  z  £  s ,  ook  voor  de  E^gyptifche  Ge» 
fchiedenis,  en,  benevens  die  der  latere  Htbreem^fche 
S^chrijvers ,  voor  de  kennis  der  groote  Aziatifche  Rij- 
keq.  Keurig  is  zijn  onderzoek  naar  de  bronnen  der  oude 
£gyptlfchc  en  Perzifche  Gefchiedenis ,  omtrent  welke 
laatfte  de  veelal  verachte  k  t  e  s  i  a  s ,  die  uit  Perzifche 
jaarboeken  fchepte ,  gunftig  beoordeeld  wordt.  Den  Zen^ 
davesta ,  dien  w$  thans  bezitten ,  erkent  h  e  e  r  £  n  voor 
echt.  By  de  Griekfche  Gefchiedenis  word^  zoowel  de 
oudere  als  nieuwere  Schrijvers  over  dezelve  opgenoemd; 
aah  MiTPORO  wordt  in  geleerdheid,  rijke  inhoud  en 
saauwkeujrigheid ,aanGiXLi£Sin  genie , fmaak  en h^t 
)uist  vatten  van  den  geest  der  Oudheid  de  prijs  toege* 
wezen ;  het  katlte  zou  ook  aan  den  anders  fmaakvollen 
tn  geleerden  barthélémy  ontbreken.  Bij  de  Grie* 
ien  wordt  plutarchus  niet  a)s  hoofdbron  be- 
fchouwd ;  bi]  de  Romeinen  wordt  hij  boven  l  i  v  i  u  s  en 
piONYSiüs  verbeiiren.  De  opzetteUike  Verhapdeling 
van  den  Schrgver  ofirer  jdit  onderwerp  niet  bij  de  hand 
beb)>ende ,  weten  wy  niet ,  waaraan  4it  verfchil  toe  te 
'lchrö?eo«  Hij  ei^kept  wijder^,  dat  er  in  de  vroegfte  Ra^ 

V  4  «wrfii- 


êp6  ^^    ,  A.  H.  L.  HCERBN 

mdnfche  Gefchiedenis  onzekerheden  en  eenige  dichter- 
lijke opfieringen  plaats  hebben. 

fi/Het  gedurig  in  het  oog  houden  van  dmjlaafkun* 
digen  toeftand  der  Volken  lüet  alleen ,  masir  ook  van 
hupne  handelshetrekUngen ,  Is  eene  verdiende  des  werks. 
Waar  men  van  de  fAenicilrs  en  Egjptenaren  handelt ,  is 
dit  reeds  zigtbaar  uit  korte ,  c^och  veel  beduidende  wen- 
ken; doch  vooral  over  Karthago  (door  de  Romeinen 
zelve  dus ,  en  niet  Carthago ,  gerpeld)  en  over  Perzii 
beeft  HEBREN  in  de  genoemde  opzigten  een  nieuw 
licht  v^rrpretd,^  hetwelk  in  zijne  Idein  wel  meer  duide- 
lijk fchittert ,  maar  ook  hier  reeds  verrcheidene ,  voor- 
heen In  het  duister  liggende^  gedeelten  dier  Staten  op* 
heldert.  Omtrent  de  Griekfchè  Gefchiedenis ,  waarom- 
trent weinig  meer  fcbeen  te  kunnen  gezegd  worden , 
geeft  hij  niet  alleen  vele  voortreffelijke  wenken,  ter 
waardering  van  de  wetgevingen  zoo  van  lykurous 
als  s  o  L  o  N ,  (de  laatfte  onderwierp  nie$^  ah  l  y  r  u  r- 
a\5%j  de  Zedelijkheid  aan  de  Sfaatiunde ,  maar  de 
Staatkunde  aan  dé  Zedelijkheid  ^  bl.  149.)  maar  ook 
een  taneengefchakeld  verflag ,  zoo  als  wij  nog  nergens 
in  die  ti^eknoptheid  gevonden  hebben ,  van  de  Griekfehe 
Volkplantingen^  een  zoo  gewigtig  en  toch  zoo  inge- 
wikkeld deel  van  Griekenlands  Gefchiedenis.  Zoowel 
de  Koloniën  ten  Opsten ,  als  die  ten  Westen  van  hec 
Schiereiland',  worden,  in  &8  bladzijden ,  wel  niet  ^//is 
opgenoemd,  (dit  wa»  ondoenlijk,  daar  alleen  Miletus 
30P  Volkplantingen  moet  hebben  gefticht)  maar  toch 
wordt  van  alle ,  die  eenigen  naam  hadden ,  de  ftaatsre- 
geling  en  meerdere  of  mindere  welvaart  aangewezen. 
Slet  gewigtigfte  tgdvak  der  Griekfehe  Gefchiedenis  (van 
de  Pertifche  oorlogen  tot  a  l  s  x  a  n  d  e  r)  wordt  kor- 
telljk  flljgedaan;  hoewel  ook  met  zonder  aanwijzing  ^ 
onder  anderen ,  der  trapswijze  toeneming  van  de  eerst 
vrgwillige ,  daarna  gedwongené  faeerfchappij  der  Athe* 
mrs  over  de  Bondgenooten ,  het  gci^ag  der  Veldheeren , 
en  bet  4thunfche  finantiewezen.  Dergelijke  onderzoe* 
kiDpn  kwamen  omtrent  4^  Macedonifche'^ï^ktu  min« 

der 


HANDBOEK  t>U  GBSCHlEDSMIf*  i^ 

• 

Ier  te  pti »  ttwaar  d6  Kpningen  ▼olilrekte  Alleenheeribherf 
wiren$  alteen  in  Egypte  werden  door  de  oude  Godsdienst- 
en Staatssnristing  tekere  w^zigingen  aan  het  gezag  der  fto<* 
LEiiEëN  gegeven,  die  hier,  zoowel  als  de  gewigtige  we* 
reldbandel  van  AUxandriMy  met  behoorlQke  dnidel^kheid  wor«« 
den  ttiteengezec ,  (bl.  977->-s8ii.)  —  Voor  Kotfie  coonc  hee* 

'HEN  geensiins  die  vooringenomenheid,  welke- aan  zoo  vele 
andere  Schrijvers  eigen  is ,  die  hetzelve  tot  een  model  aller 
deugden  verhieven,  (waartoe  zelfs  de  faradóxe  RotrssEAti 
tehoori.)  Maar  de  flaatkunde  van  den  Raad ,  vooral  na  den 
tweeden  Punifchen  oorlog ,  'om  de  Tolken  door  den  fchijn 
^an  vrijheid  aan  zich  te  verbinden ,  tegen  de  Vorden  op  te 
metten,  deze  zelve  onderling  te  verdeden,  de  zwakkere 
lioor  hoop  op  voordeel  tot  zich  te  lokken ,  wezenlijk  de  ge-. 
ntakce  veroveringen  fehijnbtar  aan  deze  te  fchenken,  totdat 
de  tyd  gekomen  was ,  om  zonder  vrees  of  fchaamce  alies  in 
te  zwelgen,  —  deze  (laatkonde  worde  hier  in  znlk  eed  licht 

.  geplutst,  ea  mét  Zülke  bewoordingen  en  'waarfchuwingen 
tegen  eene  verov^erende  Repubfiek  gekênfchetst,  dat  men  bij« 
^oa  ottwütekenrig  aan  de  Cênventie ,  het  Directoire  Exicutif^ 
den  eerften  Qmful  en  Ezkeizer  dier  wyien  Franfche  Repu* 
1>llek  denkt,  welke  zoo  gaarne  de  rol  van  Rome  had  willen 
fpelen,  en  misrc;hien  gefpeeld  zoo,  hebben,  indien  er  thans 
dat  zelfde  gebrek  aan  zamenhang  en  gemeenfchap  der  onder- 
^drakten  bellaan  had,  als  in  die  tyden,  toen  ieder  Volk  bij* 
k^m  geT/bieerd  fbeed,  en  Cenifn  als  hannidal  en  mi« 
TB Ri DATES  noch  begrepen,  noch  onderdeund  werden. 
Het  financiewezen  onder  de  Romeinfche  Keizers  wordt  ook 
'kort  en  duidet^k  ontwikkeld ;  doch  het  verwondert  ons ;  dat 
ivij  zoo  Weinig  van  den  gewigtigen  handel  der  Romeinen  naar 
Indie  door  de  Z.  W.  en  N.  O.  Moutfoni  lezen, 

3.  De  naauwkeurigJteid ^  waarmede  de  Schrij7er,  in  een 
zoo  kort  bedek ,  niet  alleen  van  de  Hoofdlanden  en  Hoofd<* 
fikken,  maar  zelfs  van  de  kleinere  Staten,   vooral' deznlke , 

'  die  uit  het  verval  der  Macedonifcke  MonarchiJ  ontftonden, 
alle  Regenten  met  hnnnén  naam ,  het  begin  hunner  Regering, 
en  hunne  voomaamfte  verrigtingen,  opnoemt,  is  inderdaad 
▼erwonderlQk.  'Zoo^ vinden  wlJ  hier  alle,  ook  de  laatüe  Ko- 
ningen van  S'jriiy  wier  Regering  zoo  ineenloopt,  behoorlijk 
onderfchelden ;  ook  die  van  Bitkynië^  Paphiegonii^  Pontus^ 
Ksffadoetti  al  de  PartUfehe  tn  lUtitriftke  Konuchtü,  Slechts 

VS 


*s« 


«.o»  L,  BBK&tR. 


•r 


4ie  Ttn  ArmmnS  worden ,  ili  van  té  «reinig  behng,  behsln 
TicaANES*  voorbij^egtiq.  Reeds  boven  zagen  w^»  hoft 
paaQwkeurig  bsbrbn  ook  de  Qriekfche  Volkplantingen  op- 
geeft* .De  oude  Egjptifch  Koningen  worden,  in  twee  g€}« 
IQkloopende  tafelen,  vo^gena  HftRopoTi^a  en  oioBORua 
opgenoemd ,  en  daarby  de  vecoveriagen  ^an  a£SoaTRia 
Diet  vborb^gezi^n,  of,  geiyk  door  velen  gefchied  is»  als  g«^ 
]^el  fabelachtig  verworpen.  Van  al  de  latere  RomeinfcAe  Kei- 
zera  wordt  iets  gezegd,  en  zelfs  de  tijd  d^  inlijving  van  de 
onderfcheidene  wingewesten  des  R^ks  by  «Ik  derzelye  aa» 
geteekend. 

Wanneer  wy  nu  den  vorm  des  boeks  in  overweging  nemen» 
^oo  is  d|ezelve  wel  voor  het  mondeling  onderwijs  en  de  onu 
wikkeling  der  diaarin  vervatte  zaken  zeer  gefcbikt ,  doch  mtnr 
der  aangenaam  in  eene  doorgaande  lezing.    Somtijds  worde  de 
Xezer  zelfs  in  de  onzekerheid  gelaten;  b.  v.  door  be(  bloo* 
te  gezegde,   (bl*  40.)  OotMOJtinf  welke  de  natie  bewogen ^  em 
eenen  Koning  Se  eifchen ,  waarpp  niets  meer  volgt.    Ook  ^ji 
bet  onbiliyk  wezen,  van  Gefchied -^ff^^rM^i^rs,  gelyk  nn^ 
IL  Elf   is,   die  'bevalligheid  of  nadruk  van  (lyi  te  willen  ver- 
gen, die  men  van  eenen  eigenlijken  Gefchled^/irAnyWr  ei- 
fchen mag.  Het  is  een  Handboek  der  oude  Gefchiedenis.,  en 
tis  zoodanig  beantwoordt  bet  volkomen  aan  het  oogmerk  dea 
Schr^vers.  Doch  ook  in  zulk  een  gefcbrift  verlangt  men  mee 
regt,  dat  de  Auteur, bier  en  daar  zijn  oordeel  over  de  fpriog- 
veaen  en  gevolgen  der  daden,  en  over  de  hatidelende  perfo- 
aen;  aan  den  Lezer  doe  kennen;  en  dit  beeft  ook  hebren 
gedaan.  Met  enkele  dier  beoordeelingen  kunnen  wij  ons  ech- 
ter niet  vereenigen.    Reeds  in  de  Bijdragen,  toe  de  Gedgeleer* 
de  Wetenfchappen  heeft  men  met  reden  eenige  uitdrukkingen 
ten  nadeele  van  samuel  gegispt,  wien  een  plan  wordt  tóe* 
gefchreven,  om  de  regteriyke  waardigheid  in  Ei]n  geflacht  er- 
felijk te  maken,  waarvan  de  gewijde  oorkonde  niets  weet.  Zoo 
bet  dweepzucht  was,  die  judas  m  a  c  c  a  b  b  u>a  en  zijne  partQ 
aanzette ,  om  voor  Godsdienst  en  Vaderland  de  wapenen  te 
voeren,  (bl. 346)  dan  is  elke  tegenfland  tegen  de  fchreeuwend- 
fie  verdrukking  van  de  regten  der  menschheid  dweepzucht  ^  ep 
de  Volken,  die  geene  dmepers  willen  heecen,  mogen  bw 
testament  wd  maken  ten  voordeele  der  dwingelanden  en  der 
IfifuifiteunI  Stli«a  wordt,  dan^c  ona,  in  een  minder  af* 

a^igtig  Ucbc  geplaatst^  dan  jsype  (Taweleoi  &0g  m;er  dan  4ie 

'    ■    ^  •  ■      ^ .  *  van 


Ttn  HARiui,.Terdieml«D«    De  maa,  die  ia  koelen  bloede 
4(000  menfchen  kan  laten  Termoorden,  oniler  hnn  nopdge- 
fcbrel  eeoe  Redevoering  toe  den  Senaat  bondt ,   en  de  ijzing, 
van   deien  met  de  woorden  foeftrafc:    Ik  iaat  maar  eenige 
miidsdigen  kastijden ,  mag  toch  wel  degelijk  van  cndêelmati* 
ge  wreedheid  befchuldigd  worden,    Öintrent  cjssar,  daaren» 
tegen,   denkt   ABERSff  minder  gunflig;  heerichzucht  fcbync 
hem  het  éénige  doel  van  dien  grooten  man  geweest  te  zijn , 
en  b9  geefc  M^kbaar  aan  al£xanoer  de  voorkeor  bovev 
hem;  ah  menseh^  zegt  hii t. mant  Jn. zijnen  eesten  tijd^  dien 
CJK8AR  n«<nt  had y de  Macedoniër  i^f/;  #9  van  de  froote  fiaat* 
kundige  denkbeelden^   die  zich  hij  ale zander    ontwikkei* 
den,  kennen  wij  er  geene  tij  cas  ar.    Het  zij  ons  vergund, 
hierop  un  te  merken,  dat  de  man,  die  aan  al  zijne  vQande^ 
tergaf,  en  flechu  dUrom  viel, omdat  h^  geen  dwingeland zyn 
wilde,  als  sylla,  ook  sAs  mensch  boveri  den  moorder  zQ- 
oer  beste  vrienden,  van  clitus,  parmznio  en  p«ilo- 
TAS^  en  van  den  vriend  zifns  onderwijzers,  kallisths^ 
|iEs,  nitmunt.    En  wat  dte  ftaatktmde  betreft,  alrxai^ 
D  B  R  BK>gt  daaromcreni:  later  groote  denkbeelden  koettereii» . 
z^n  heea  en  weder  trekkem  om  flechts  ce  veroveren ,  zUn 
togt   naar  Indii  zonder  kennis  van  het  land ,  enz.  zUn.  juiic 
geene  bl|}ken  van  een  geregeld  plan,   Cjesar,  daarentegen, 
zocht  waarfehUalUk  GaJiië  te  veroveren,  om  meester  leRoma 
ce  worden  \  en  het  zou ,  onzes  inziens ,  voor  die  Had ,  welke 
«Is   Qemeenebest  rcifir^kf  niet  we^r  befiaan  k»n^  ièd^t.dac 
haar   gebied  zich  van  de  Noordzee  tot  den  Enphram  uiu 
firekte,  zeer  gelukkig  geweest  z(|n,  wanneer  de  zachte,  ge- 
matigde G  iB  s  A  R  aldaar  eene  ewfiitusioneie  Mwarekij  haé  io» 
gevoerd,  die  z^jn  meer  listige  en  befehroomde  opvolger  niec 
Jurfde  vestigen,  en  daardoor  de  grenzen  d^r  magt  van  dea 
Vorst  en  den  Senaat  zoo  cnkepétaid  liet,  dat  ikaruit  de  vrees* 
Alijkfte  dwingeland^  eenen  fch^nht^  wettigen  vorm  kon  ai^Q- 
•nemen.  J[)ir,gelooven  w^,  zouden  casar's  inrigtiogen  heb- 
ben belet ;  de  dolk  van  0  r  u  t  u  s  was  in  de  gevolgen  flecht^ 
vpor  TiRRRius  en  nero  geflepen* 
.    Nog  moeten  wy  aanmerken,  dat  van  den  invloed  des  Chris, 
tendoms  op  het  JUmeinfihe  Rijk,  ook  wat  de  ftaatkonde  bt' 
tt^ït,  te  weinig  melding  gemaakt  woadt*    Voor  het  oterige 
üdienes  deze  aanmerkingen  flechts,  om,  b)^  den  wehrecdton* 
aden  frooten  roem  ryan  dit  MjB^f  {die  égêt  de  H$Umtdfcha 


ftOO     A.H«L«HIBRKir9  BANDBOKK  D£&  OBSCHIEÜBNIS. 

vert&liog  olec  ▼ermM^en  zal)  de  oplecceadbeid  van  Onder* 
wijzers  en, Lezers  op  fommige  uitdrukkingen  ce  vestigen,  die 
aanleiding  toe  misvattingen  zouden  kunnen  geven^  omtrent  be- 
langrQke  pnderwerpen.  Wij  wenfcben  harteli^,  dat  het^doel^  ^ 
nstig  gebruik  van  die  boek  de  fragmatifche  beoefening  der 
Qefchiedenis  onder  ons  bevestigen  mogel 


Jïe  onzigtbare  Kerkt  '^»  Tafereel  van  de  kracht  des  inwen* 
digisn  levens  op  kef  uitwendige.  Door  carldaumoar* 
T£N  CRUsius.  Uit  het  Hoogduitjsché  Te  Groningen  ^  bij 
W,  Zuidema,  i8ip.    In  gr.  Ivo.  UlI  en  ao8  Bh  f  i^i6 't 

,  Wat  la  toch  Godsdienst,  en  wat  Is  deszelfs  oogmerk  bij 
ilen  mensch  ?  Is  het  dit ,  dat  bij  door  fysthemen  van  zijnen 
natuurgenoot  zQ  afgefcheiden ,  -  om  fysthemen  met  hem  twia- 
ce»  en  de  eene  partij  zoo  doende  even  ver  verwQderd  blijve 
van  den  geest  d^  waarheid  als  de  andere,  en  van  de  deugd, 
de  liefde,  die  alleen  ,de  vrucht  en  het  kenteeken  der  waar* 
held  Is  ?  Is  de  mensch  gefchapen  tot  ietterziften ,  of  tot  re- 
del^k  gevoelen?  tot  veroordeelen,  of  rot  beminnen?  Is  de 
zaligheid  flechts  in  ééne  fekte,  en  binnen  de  grenzen  van  d^ 
%e  alleen  de  wederztfdfche  bewerking  van  elkander  tot  deugd 
bepaald  \  of  heeft  de  mensch  j^en  punt  van  aanraking  met  al 
wie  menfchelQk  gevoelt,  en  omdat  hQ  menfchelijk  gevoelt? 
•—  Al  naar  dat  het  antwoolrd  op  deze  vragen  redematiger 
zal  gegeven  worden  in  eenig  hart,  zal  ook  dat  hart  bereid- 
•vaardiger  zfjn  om  te  fchatten,,  en  gefchikter  om  te  ver(hian,de 
toenadering,  door  den  Heiland  der  wereld  beoogd,  tusfcheii 
menfchen  en  menfchen,  doorkliefde,  zoo  betamelijk  tus« 
fchen  kinderen  van '  éénen  Vader  in  den  hemel ,  ontfproten 
Uit  één  bloed  op  aarde,  en  onder  welke  geen  is,  of  hec 
beeft  van  zijnen  broeder  zoo  veel  Infchikkeiykheid  voor 
2 wakheid,  zoo  veel  verdraagzaamheid  van  wege  dwaling,  zoo 
veel  vergeeflijkheid  voor  gepleegd  onregt  van  noode.  '  Dk 
eenmaal  zoo  zijnde,^  komt  de  mensch  met  zulk  een  hart  zij. 
nen  oatuurgenoot  ook  ddn  met  liefde  tegen ,  wanneer  rang  of 
goederen  hem  boven  dezen  mogten  verheven  hebben.  Hy 
f evoeH  de  waarde  (Van  den  mensch ,  en  fcbat  menfchel^ke 
toegenegenheid  op  boogCQ  prijs*  .De  we'g.tot  aanraking  zelfs 

Aec 


C«  BAüMOAlTCIf  CRUSIÜIt   0E  OMieiHARX  KIRI*     3M 

met  den  booten  is  toe  bekeering  Ttn  dezen  geopend;  en  de 
Godsdienst  bereikt  een  doet»  dat  bij  de  vele  murten  vtn  afr 
zondering  tusfchen  menfcben  en  menfchen  wt\  onbereikc 
bleve. 

Hiervan  levert  ons  het  hier  aangekondigde  werk,  in  form 
van  Roman»  een  fchoon  tafereel.  De  fchoone  gezlndbedeoi 
der  meeste  ^  perfonen  vertegenwoordigen  ons  bet  inwendige 
leven»  dat  zich  boven  alle  banden  dea^geestes  verheft,  en 
juist  daardoor  de  bron  wordt  van  de  zuiverde  deugd,  die 
over  de,  zelfs  fchijnbair  natunrlijkfte  en  meest  gewettigde, 
aandoeningen  des  harten  waakt»  ook  de  minfte  ontheiliging 
fireng   bedrafc  door  wroeging,  en  'den  flechten  alzoo  weet  \ 

te  boeijen,  dat  ook  hij  tot  betere  gezindheden  komt.  Het 
is  niet  onbekend ,  hoe  gemakkel^k  zoogenaamd  hooger  leven 
in  dweepery  ontaardt,  en  overflaat  tot  zinnelijkheid;  daarom 
Is.  het  in  dit  (luk  zoo  veel  te  meer  te  j^rijzen,  dat  elke 
vcrkeerdheld  hare  teregtwijzing  vindt.  Herman  Waldau, 
een  der  vier  boezemvrienden»  die,  niettegenflaande  verfchil 
van  rang  en  uiterlijke  geloofsbei^denis ,  oDaffcbeidbaar  aao 
elkander  zffn  verbonden,  mag  geene  liefde  belijden,  die,  hoe 
heilig  in  zich  zelve,  door  des  ouden  Burgau's  geretbeid  op 
adel  en  beiydenls,  de  vervnlling  gemist  had,  en,  door  v«r- 
bindtenis  des  geliefden  voorwerps  met  eenen  anderen ,  ongeü 
oorloofd  was  geworden ,  of  Maria  zelve  beftraft  hem  liefde- 
ff^k ,  maar  ernSIg , ,  in  bewoordingen ,  die  het  eigen  geweeea 
volkomen  beaamt.  Mehgt  zich  menigmaal  trotschheld  onder 
de  hoogere  aandoeningen,  het  is  zeer.üoelmatig,  dat  deBgc- 
ist  Arthur  Brighton  met  al  zijne  weldadigheid  de  rust  nioi 
.vinden*  kan,  voor  en  aleer  b|}  tot  menfcheliJkérNgevoel  ia 
overgegaan.  De  FranCcha  jongen ,  door  hem  in  den  krijg  vaa 
den  ondergang  gered  en  finds  aan  hem  verbonden,  maar  asa 
Waldau  overgegeven,  verfhekt,  benevens  de  anders  koude 
en  trotfche  Eng^schman  zelf »  .  ten  beeld  van  verwant* 
fchap  tusfbhen  menfóhen  van  allerlei  landaard ,  wanneer  fléchti 
een  goede  geest  In  hen  ontwaakt  is ;  terwQI  de  door  Waklan 
X  met  de  z^nen  van  het  fchromeiykst  verdeif  behonden  fpeler 
Psnikow  aanwijst»  hoe  menfchel))kheid  zelfs  op  den  dlepg^. 
zonkenen  kan  werken,  zoo  lang  er  flechts  nog  een  vonkje  des 
boögeren  levens,  fchoon  fmeulende,  in  hem  overgebleven  ii. 
Ten  laatfte  zQn  Wafda^  en  Maria  de  voorbeelden  van  we» 
ten$p,  door  de  Godheid  befiemd  ,  om »  tijdig,  voor  hooger  Ie. 

,  vei 


S99  C«  BAüUaAftTSn  CRVtlüt  ^ 

ven  Teredeldy  dit  aardfclie  beClasD  vol  beproeving  c^  varl»^ 
ten.  Ree*  kan  niet  nalacen,  een  paar  platcien  nic  detzelver 
lai^tfte  btieveOf  die  ala  z wanezangen  klinken,  eer  proeve  over 
te  nemen* 

9  MOne  siele^  fchryft  Marfa  v^  Witlbei^»  coen  zij  baar 
einde  voelt  naderen,  aan  Herman  Waldau  — -  vertangc  0DI11&- 
fprekelijk  naar  bec  Vaderland,  en  dtt  roept  en  trekt  mQ  weg 
van  de  aarde,  op  welke  ik  zoo  veel  goeds  genoten  heb,  aan 
welke  zulke  zoete  banden  mij  nog  binden  ^  en  ik  moet  die 
hoogere  ftem  volgen.  Daarom  dan  ook  geloof  ik,  en  geloof 
gy  het  ook  getroost  ^  want  de  (lemme  des  harten  liegt  niet^ 
en  het  zal  u  rust  geven  dit  te  gelooven ;  r-^  daarom  wcrde» 
en^e  betrekkingen  zoo  geordend »  dat  wlf  op  aarde  nooit  dac 
verbond  zouden  -  kunnen  fluiten,  waaraan  het  aardfcfae  geluk 
verbonden  ia.  Wat  baat  het  n ,  cegen  de  Goddelijke  veror* 
dening  un  te  druifcbenf  hoe  wilt  gij  verbinden,  wanneer  gij 
met  dezelfde  wreede  hand  de  heiligde  banden  verfcheurt? 
Laat  mij  mijnen  weg  gaan,  welken  ik  mU  zelve  niet  geko» 
zen  heb,  maar  welken  ik  met  vreugde  ging^  nadat  dezelve 
mij  was  aangewezen. ,  Spoedig  loopt  die  ten  einde  \  en  ik 
dank  Hem,  die  daarover  gebiedt,  dat  Hij  mij  dit  voorgevoel 
in  het  harte  gegeven,  en  tijd  gefchonkea  beefl,  om  mij  me( 
de  mijnen  daarop  voor  te  bereiden*  Met  bedaardheid  zie  Ik 
den  oogenblik  tegen,  die  aan  de  korte  reize  efu .einde maakt, 
om  my  naar  het  doel  te  leiden;  den  oogenblik,  die,  na  korr 
te  fmarc,  tot  eeuwige  vreugde  voert.**  -*  Herman  antwoordt 
haaf  otoder  anderen :  ^  Het  is  geen  ijdele  waan ,  geene  m\u 
leiding,  hetgene  ik  van  den  verborgenen  trek  der  zielen  ge- 
loofde. Of  zij  vroeger»  voordat  z^  met  deze  ligchaaen  be- 
kleed werden 9  elkander  reeds  naby  waren,  dan  of  de  groo* 
te  Ééne  in  allen  den  geheimen  band  knoopt ,  dan  of  onzigt^ 
btfe  geesten  werkzaam  zijn  voor  datgene^  hetwelk  eenmaal 
In  hun  gezelfchap  tot  volkomenl^eid  en  tot  het  regte  geno( 
komt,  —  dit  zullen  wQ  fterveliogen  nimmer  doorgronden» 
Wat  in  de  toekomst  voor  elkander  bedemd  is^  dat  vindt  zicb 
kier»  al  hebben  de  oogen  zich  ook  nooit  gezien,  de  wegen 
aick  nimmer  ontmoet*  Dat  zQn  de  tranen ,  welke  wy  wee- 
nto  bl|  de  woorden  van  hen,  die  eeuwen  vóór  ons  leefden » 
of  .door  wereldzeeën  van  00$  gefeheiden  waren ;  dat  zyn  de 
Vuurvouken  van  woord  en  van  dud,  welke  in  onbekende^ 

OD  evenwel  eeuwig  verwante ,  hanen  vallen  f  dac  ia  de*  gelijk» 

held 


w  oifzioTBita  u&i»  *  303^ 

hM  vtn  gedaebce  en  gevoel ,  bQ  de  grootlle  Qitwêodlge  veiw 
fchefdeafieid/'  En  tan  zijnen  vader  fbhrijfc  hQ:  ^  Hoe  vtt^ 
noemen  en  kwellen  zich  de  menfcben  met  bunoe  ievefMoac* 
werpen,  en  de  begeerl^kbeden  hunner  eerzucht ,  ydetbdd  tm 
hebzucht,  of  ook  zelfs  met  de  edèfer  wenfchen  van  hnn  He* 
vend  harte  t  Nimmer  komt  het  zoo ,  als  zij  het  zich  voor* 
gedeld,  zelfs  wei  vermetel  van  de  hand  der  Voorzienigbeid 
gevorderd  hebben;  en  wél  hnn,  wanneer  zij  fpoedig  inzien, 
dat  dit  bun  nut  was ,  en  wanneer  de  (loornlsfen  en  hinderpa^ 
^len,  welke  hun  wil  menigmaal  zoo  fbartelijk  ontmoette,  alf 
heilzame  opvoedingsmiddelen  van  den  besten  Meester,  het 
doel  bereikten,  om  de  zelfzucht  te  onder  té  brengen,  ea 
eene  gewillige  en  ootmoedige  onderworpenheM  aan  Hem  ia 
een  kinderiyk  gemoed  op  te  wekken  1*' 


De  Ilias  ran  h.ousrus,   door  Mr,  j.  vAn  *s  graven^ 
.  w  &  E  R  T*    lilde  Deff.  Te  Jmfterdam ,  bij  J.  van  der  Hey« 
tZig.    in  gr.  8vt.  ^42  BL  ƒ  4«io-: 

Jliindel^k  vatten  wij  de  afgebrokene  taak  weder  op^  e»  be- 
palen ons,  uit  dit  derde  Deel,  bij  het  achttiende  Boek.  Wy 
zullen  tot  lof  van  den  Uollandfchen  Dichter  niets  meer  2e^« 
gen,  dan  dat  hij  ons  In  het  algemeen  meer  en  meer  voldoet, 
indien  bü  echter  zich  dit  gezegde  tot  lof  rekent. 
BI.  213.  r.  tf.  . 

r 

Ach  mij  1  waarom  toch  neemt  ons  leger  weir  de  vlugt? 
MTaarom  toch  wykt  men  wéér  voor  onverduurbre  fchpkkenf-^ 

Indien  die  fchokken,  .door  de  Trojanen  gegeven,  taoen* 
verduurbaar  waren,  konde  Achilles  zich  over  de  vlugt  der 
zUnen  minder  beklagen,  verwonderen,  of  vertoornd  maken. 
Zoodanig  epitheton  fch^nt  hier  in  den  mond  van  Ach|IIes 
min  gepast. 

Home  RUS  fc&ildert  de  aandd^ning  van  Achilles,  op  ^ec 
vernemen  van  den  dood  z|}ns  vrfends  Patroklus,  met  leven, 
dlge  en  flerke  kfeuren:  „  Een  'zwarte  nevel  van  droefheid 
j,  bedekte  hem.  HQ  greep  met  beide  handen  morfig  fKiir,  eli 
i^^ftrooide  het  langa  zQu  hoofd,  ea  ontfierde  zijn  fcboon 

•  aan- 


3€^  I*  VAN  's  GAAVin^BSJLT 

^  tangezig^  Zwarte  tsch  cac  om  liJn  Goddelillc  fcbooa 
^  kleed.  Hy  witirp  zich ,  zoo  lang  hij  was ,  op  deo  vuilen 
y  grQnd»  co  'misvormde  eyn  haar,  door  hec  mee  beide  hai»- 
^  den  nic  te  fcheureOé*'  -^  De  Heer  v.an  *s  gra?zn* 
wsfiRT  heeft  die  dus  uicgedrakc,  bl.  214.  r,  8  eav« 

— <—  AchiHes  trilt;  de  rouw  verdooft  zyn  ftem 

£0  't  wee  beftelpc  zljo  hart;  hij  voelt  zyn' boezem  branden» 

£n  (lort  eeu'  flHst  van  aard*  met  radelooze  handen 

1 

Op  hoo^d  en  ligchaam  neer»  en  krabt  zich  in  't  gelaat» 

En  *t  neergeworpen  (lof  bevlekt  z^n  blank  gewaad, 

Hy  rolt  2ich  op  den  grond,  en  fchenrt  de  blonde  haren 
Met  bei  z^n  vuisten  los« 

Hóe  fraai  deze  verzen  op  zich  zelve  ook  zj[)n,  komen  ze 
fiiet  bij  het  oorfpronkelijke.  Daarenboven  gelooyen  wQ  niet» 
dat  ^xfuê  trpSveiTfW  beteekent :  Asj  krabde  ziek  in  V  gelaat. 
De  Grièkfche  mannen  beftrooldent  in  groote  droefheid,  ooit 
hun  aangézigt  met  fiof.  Dat  is  der  Lat^nfche  Dichters  dem 
turpant ,  deformant.  Het  krabben  ir  eigen  aan  de  vronwfn ; 
en  iivij  t wafelen,  of  homerus  dit  ergens  manden  laat  doen. 

BU  ai5«  r.  lo* 

• 
Vit  Nerens  bloed  gellamd  en  koningsteelt  der  baren. 

Konsngsfeeit  der  baren  fchijnt  ons  eene  te  gekunllelde  nlt« 
drukking  toe »  gelijk  ook  die  bU  sip.  v.  i6.  Koningsfioi  der 
baren.  Vervolgens  laat  's  gravenweert  de  meeste  na* 
men  der  Zeenimfen  achter.  Dit  behoorde  bQ  de  ufereelen 
der  oude  Dichters ,  om  hunne  voordellen «  als  ware  het » 
meer  te  verwezeniyken. 

Bl.  ai5«  r.  15. 

Ach  mijl  onzaalge  vrouw!  zoo  vruchtbaar  tot  myn'  val. 

Vn^  heiinneren  ons  nie( ,  dat  Thetis  meer  dan  één  kind  had. 

^  was  wel  vmchtbaar  tot  haar  ongeluk  geweest »  maar  niet 

zoo  vruchtbaar^  zeer  vruchtbaar.  Als  Hekuba  b.  v.  bi)  èvi* 

.öius  zegt:  Et  Crajis  foecunda  fni 9  dan  zoude  die  vertaling 

l^eter  pasfen. 

Bl. 


l     •       c 


m.iuuks  «taif  «MBivi.  V.  ^tg 


f» 


-91/  fillLr.f*ri;'T  Beo^  dorreti  U9«»p  tfiiQk.       ::  mix.' 
den  xamenhing,  en  der  LÊtiintn  p^mius  inutil$^inen\i$9frm^ 


BI.  fti8.  r.  5. 


4        • 


Zoo  moog*  gefcbll  en  twist  bfl.nienCclien  en.bJJ  Goón,- 
Gelijk  een  rook»  vergato':  zoo  biyV  de  fp^ft  in  boeijen. 
Die  *t>  bratfsc  en  wijst  gemoed  van  *razernij  |doet  gloet^ti> 
En  7oet  als  honig  vloeit  door  't  opgezwollen  har^  .. 

Het  beeld  by   romerus  is  fchooner*    HQ  zegr^idat  dê 
pramfchapL  zich  in  de  bont  der  menfchen  verheft  ah  eem  nok  f 

al  grooter  én  grobter  opftögt. 

..      ,      .       ,  .  •    • 

BI.  aia^  •r.Ki3'«  Xü  gink  geruit. ia  *c  graf* 
Niet  Hfimatüch. 

j  •  •  * 

y 

BU  921*  I5»»8..' . '  .  •  . .   '      ..    ,    *  ... 


»»,  • » 


Ontwaak  dus  jiit  nw  ros$v  ofiln^er  n  't  gelaat» 

Wanneer  ge,  *i  )y k  u ws  vrieads  aie^  veiUgc  voor  den  fmitd» 

...  .      •    '  .  . 

^ »   •  •      •  , 

HoMEi^iPS  zc^(:  fchasm  u.  Wi]  zijn  van  meeoiiig,  dat 
bet  y7i;r//Vr  »  '/  gelaat  hier,  van  Achilles  gezegd,  aanleiding 
geven  kan  tot  een  verkeerd  denkbeeld.  Indien  wij  bet  ech« 
ter  wél  opvatten,  dat  de  meening  van  'a  GRAVSNw&ètT 
\tr  bedek 'UW  'gelaat  uit  fckaamtei 


{ .  - 


'.  BU  aas*  r,  6.    Zo6  lang  geregte  wrok. 

*  « 

•*  Het -komt  ons  voor,  dat  het  minder  past  in  den  aiónd  vaa 
een*  Trojaan ,  om  in  dit  geval  te  oordeelen  over  de  biii^k- 
l^eid  of  onbitiykheid  van  Achilles'  gramfchap.  Als  men  de 
epitheta  aan  den  Dichter  ontneemt,  ontneemt  men  hem  een 
'zéér  groot  deel  van  den  ómatus  poitieus.  Mèu  deze  oma» 
tis  brengt  din  alleen  fieraad  aan,  als  het  epitheton  geheel  in 
llen  geest  van  .het.  onderwerp  is*  .  Q^ .  zelfïïandrgheid  moet  er 
by  winnen.  .De  Rhetorici  zeggen  mèt. grond:  Additum  fum 
yirtute.  Men  heeft  homerus  wel  eens  verweten,  dat  hjl| 
^^enlge  epitheta*  verkeerd  plaatst.  Die  dat  gedaan  hébben » 
'Irfllen  homerus*  te  modem  maken.  HQ  plaatst  dezelve, 
i«aar  ieder-  ^oc  DIdirer  In  dien  lyd  ze  zonde  gepiaatic  beb« 
^OBEBESCH.  iSao.  NO.  f.  X  ben« 


jflfi^.  VAN  'I  QRé^mummrnmwwr^WÊAwm  van  homerus. 
p9iu    WaarUjk  «eae  ftlipdia  «of-  mi  «nüit  DifftMic^  vlibr 


•  >  *      .  •  •  ^ 


9U  fi4if  r.  4* 

fgfs  üp  aan.    |5e  ^erMRogüi  «iee  gdiikïrj. 
9k94&  n  14^    . 


>. 


««    4.rf        » 


.'    » 


De  rchponfte  ini|«gc}eDblpein ,  der  jqqg^IiQfeo  iloec  . 
(}flftt  hand  aao  hand  ten  feesc  en  rept  den  vluggen  voet^ 
DoorfcbljDend  liJiiviEid 'fiere  de  niMdiel^fee  fidiaian^ 
^n  'c  keurigfte  geblQemce  omftrengeic  baar  di^bamni 
Een  krUg«gewaad  omkleedc  der  jopgeiiogen  rij » 
Vfin  bairem  glinftrend ,  met  een  'gouden  zwaard  »of  eiij  y 
Door  zilvren  koorden  aan  hec  ravke  Ifff  gefloten. 
Veelvuldig  ia  de  Anatk  Mt  }onge  fpèelgcaoötHSfl. 
pao  %oüdan  zQ  met  kiieht  de  fatodeo  ztarmigeVait , 
En  draaQen,  vliegend  als  een  pottenbakkersrad ;         , 
^an  we^  niteeo^eAeld ,  floorliiippl^  «y  dê  rejlen,  ' 

PAi7|AiriAa  piaftkt  e;:geQ|  ge^nif  vftn  eenen  danirei  Ia 
ikêo  MbificeJd*  we}ke  gemaakt  ia  mar  deze  Ihmerifcke  ve^ 
^eo*  De  oude  kun(lenaar$  deden  dac  zeer  dikwUlt^lietwelk  vaq 
de  voortreffelijkheid  dier  poezy  getuigt.  De  overbrenging  van 
la  GB.AvBVWEBR'T  ia  uitmuntend*  Echter  geiooven  wU 
niet,  dat  het  kleéd  dier  jongelingen  wezenlijk  van  balfeoi 
^(tavle«  suiir  4ac  «om krui  den  glaoa  van  be(  kleed  ver» 
^elDk;  Ml  dea  ghmi  vtn  olie.  . 


iiffartifdffe  BefehonwiH   ^^  /^^  Uefta^êi  det  lüoj 
Umm  df  Vettem^e  NedfrkmJen.    in  Briew.  FIJI.   7c 
/f^fferdimp  é$j  M.  Sdipoaeveld  en  ^OM»  ^ttto*   In  if) 

ffK|Vif9  dan  di  Inkofijlen  der  Sckatik$  niei  verzekerd  ^frden^ 
ff^  dpÊ  Nederlandfehm  ^del  te  hdervenf  Doer  ds^ 

^Mjyer  Tim  w  ge*f*f  *f  C^vep^W 


*  mWt  VM  BW  W9*  9T 

'BedètMngtn  mtrem  ég  mogeitj^tèM  mmf  ngtlnuaigtt  f ^«r- 

'    iering  yan  fmnOgê  téhaüngen^   hfj  iHjMe  ^an  thófi^U; 

hriefsH^Jsif  mèdegeieétd  aan  4en  S.krfjver  van  *h€t  (boven 

vermefdè)   Antwoord.    Té  Amfierdam\   hif  Beyer'tick  en 

WiÜemsz.  iSao,    In  gr.  Zy§^  38  j8/.  ƒ :  •  8  - : 

•     •        •   •  •  • 

r 

f/^itkè  Selastingen  zouden  toch  wet  de  lette  zijn  f  Domr  den 
^fihrijver  yan  de  Gevolgen  der  Omwenteling  hefckouwd.  Een 
yirvefg  ep  ketzebfe^    Te  Amfierdam .  hij  P.  deo  Heogit  en 

>    Zooiw  iSso.    tn  gr.  tta.  116  BU  ƒ  i«  :•  : 

•Wq  hebben  gepMgd,  de  (l«lt]e»,  dre  rsn  tjgd  cot  t^d  over 
^tt  aard  onzer  tegenwoordige'  belastingen  in  bet  licht  ver« 
^henen,  met  oogmerk  om  derzeiver  nadeelige  (hekking  voor 
?deii  faandd  aan  te  wQzen ,  zoo  vee!  moget^k  Qioedig  te  doen 
leimen.  Doorgtans  mogten  wij  dairby  het  genoegen  heb* 
^fr,  met  lof  van  hnhond  en  geest  dier  gefcbrifijes  te  gewa* 
gen;  op  eenen  toon  van  bedaardheid  en  grondige  redenering 
fe(tlnid  tQnde,  wetlce  bi|  znik  een  onderwerp  niet  zoo  ligt 
^e  wachten  wts.  Neen,  men  zegge  wst  men  wille,  wiar 
bet  de  nitzigcen  op  een  onbekrompen  beRaan  voor  zich  ze!» 
^en  en  zUne  kinderen»  bQ  een  zeer  groot^  asnsdeniyk  «n  bo» 
langrijk  deel  dn  natie,  gelde,  dtmr  Is  geene  fiitie  bemtiog', 
fioeh  zelA-touter  bedachtzame  en  onderwerpelijke  tegei»* 
fpriak,  tt  vooronderdeilen:  en  het  ware  niet  bevreemdend 
feweest,  zoo  een  aantal  onbevoegden ,  heczy  door  eigene 
drift  veibHnd>  hetzij  om  anderen  te  vlej|}en  en  diait^  ecue 
goede  benrs  té  maken ,  met  allerVei  winderig  gefchreeuw 
tn  wilde,  étibdcookte  plans  ter  veibetering  wnnea  voor  den 
^ag  gekomen.  Maar  de  Hollanden  z^n.  waarlijk  van  eene 
faechtheld  in  fatmne  denkwtfze,  die  hoogen  lof  verdient.  £n^ 
loopt  de  pnblieke  i^nwsgierigbeid  ook  fomtgds  weg  met 
openbare  en  bHzondere  fchand-  en  fchimpkronykjee;  ten  aan» 
Uen  Vflln  het  genoemde,  hoogitbetang^e  onderwerp  hebben» 
onzei  wetene,'  geene  prullaria  naam  en  opgang  gemaakt, 
'  De  fcMDver  van  N*.  i  en  a  flut  hier  bovenaan»  Ben  paar 
Meven»  op  l]^o(icbti{eo  toon  getond»  mogen  eenige  erger* 

(  TL%  ^  nis 


/ 


-  30l  •TVVI&f  TAW  J)pUf  9A0« 

«         ♦- 

.Bil  hebben  knnoe»  geven,  doorgians  ilreed  liy  friet  dho^jMt 

waarheid  en  gezond  verfland.  voor  zijne  zaak,    BJD  elk  nienw 
Hukje  klom  de  belangflelling,  de  overtuigiug  van  H  mans  beU 
.-der  ia*  ea  volledig  overzigf.    ^Q  althans  kpn4eB  on;ee  b<$« 
wondering  dikw^ls  uiec  weerhouden»  en  hebbep, meeic^  te 
vergeefs  naar  tegenredenen  gezocht,   die  zijn  gefielde  ver- 
mogten  omver  of  voor  het  hoofd  te  flooten.  Ook  deze  acht- 
fte  brief,  een  onmicTdelliJk  vervolg  op  den  vörigen,  fpréekt 
wéér  met  daadzaken,  daar  hi}  doét  zien,  dat  de'fabrijken  in 
Noord  •  firaband ,   w^l  verre  van  geleden  te  Jiebben  bij  hec 
laatstvoorgaande  (lel fel ,  in  tegendeel  In    \%\\  en  1815  beter, 
althans  niet  minder  hebben  gebloeid,  dan  bij  des^elfs  ve^e* 
niging  met  het  Franfche  rijk.    Over  het   geheel '  fchljnt^  de 
zaak,  welke  hij  hfer  bepleit,   die  van  den  vrijen  haèder- na* 
melijk,  als  voordeelfg  voor  den  geheelen  lande  en  de  fabrU* 
vken  zelve,    meer  en  méér  te  zcfgeptalee^  da^^r  wij,  onlangs 
een  Huk  van  £ngelfche  belangbebb.èideQ^  mogten.lez.002  dez^ 
*Jeer  niet  min  predikende,  ^m  hunne  beste  fchryv/^s.over.hèjC 
onderwerp  federt  lang  deden,  en  daar  dat  r^k*  :Zo.<>  dikvf^ 
.  door  andersdenkenden  als  een  voorüeeld  a^gevofrd,   z^ilke 
biyicbare  bewijzen  van  flapheid,  neridgloosheid:  en,  acmqede 
onder  zyne  onderdanen  vertoone.  .3  -     ,.•    ^ 

£ene  andere  zaak  echter  is  het,,^eftaande  wetten  te  beris^ 
l>en;  eene  andere,  iets  beters  aan  de  hand  te  geven«  Hec 
Jaatfte  is  de  bedoeling  van  N*'.  2.  En.  Ziedaar  1  dezelfde  vas^ 
•ce  gang  kenmerkt  den  man,  bi{  deze,  moeUeliJke  ja,.ipa^ 
.vooral. verleidelijke  taak,  om  zich  aan  allerlei  eigene. befpi^ 
gelingen  over  te  geven.  .  Hij  (lelt  ons  geene  nieuwe,  w^ge* 
ving  voor,  maar  wil  eenvoudiglijk  die  hebben  teruggebragr, 
welke,  te  ontijjdig  ter, zj|}de  gefield»  bare  v/oortreffell^kbeidp 
^oor  de  latere  proeven  ter  verbetering,  flechts  te  meer  bCf 
Testigd  heeft  gezieti.  Wij  .hd>ben  hier  bet  hewya .  voor  00- 
^en,  dat  zy  aan  den  eiscb  der  fchatkist  voldeed,,  ,veel  min. 
der  kostbaar  was ,  en  minder  belemmering  ep  ongenoe^^n 
veroorzaakte.  Het  fchijnt  derhalve,  dat  de  vo^rpordeelea 
der  Zuidelijke  Nederlanders  het  éénige  flcuikelblok  inpecen 
zijn,  waarom  deze  inrigting,  op  den  duur,  bnicen  werking 
zou  blijven:  en  te  regc  beweert  de  fcbryvcr»  dat,  ^ngevallt 
éener  voldrekte  onmogelijkheid,  om  partijen  te  beduidei^y  dac 
derzelver  )}plaugen^,  op  dat.  punt  wel  kunnen  zapenfaan ,  eene 


'  «TtmjES  VAN  DEITDAa   "     '  I  3C^ 

linie  van  ünctieiding  hec  noodzakelijke  en  nicvoerbare  middel 
18 ,-  dat  overfcbiet* 

N**  3  vpegc  ini;oi)derheid  nog  eenige  verbecerlogea  bQ 
die,  welke  de  andere  reeds  op  het  bewnite  Helfcl  van  den 
heer  Isogel  liad  voorgeflagen,  en  doet  tevens  eenige  daad- 
zalten  icennen^  die  geenszins  onbelangrijk  zQn.  Hec  (lukje 
kun  èenigermitêbefchouwd  worden  als,  een  overgang  loc 

'N^.  4,  well^  fcbrijver  wij  ook  reeds  kennen,  en  wel  als 
een  waariyk' zachtzinnig  en  geenszitis  bi^fsterzinnig  man,  did 
wél  redeneeft,  én  zich  noch  tegen  menfchen,  noch  tegen  flel- 
iels' ligt  erg  bóps  maakt;  Hij  wil»  nu  het  er  toch' is,  hec 
tegenwoordige  maar  behouden,  doch  met  de  halve  vermin- 
dering der 'gevorderde  opbrengst,  en  met  zoo  veel  meerdere 
vrjDhdd  én  'gemakkelijkheid  voor  den  'koopman  en  fabrikeur, 
diit  db  vóornaamlle  klagten  van  zelve  vervallen;  vertrouwen- 
de, dat  de  zedelijkheid  en  billijke  eerzucht  in  dit  geval  meer 
zullen  afdoen  voor  de  rigtige  betaling,'  dan,  bij  onverge- 
lioegdheid  enz.,'  een  geheel  leger  van  kostbare  beambten* 
Het  overfchietende  deficit  wenscbt  hij  meest  bij'  eene  hoof- 
<!felijke  belasting  te  zien  gevonden,  waartoe  hi}  een  plan  en 
carif  opgeeft;  meest ^  zeggen  ^ij,  want  er  komen  ook  eeni* 
ge  andere,  nieuwe"  of  vroeger  gebezigde  ,  direkte  belaftingen 
Wjj  hem  voor,  in  welke  Me  drie  heeren  elkander  fomtljds 
ddtmó.eten.  — 'Daar  deze  laatde  het  meest  van  alle  rede* 
neert;  zijn '  natuurlijk  ook  de 'meeste  aanm'erkingen  op 'zi]a 
gefchiijf  te  makeV  'Het  komt  ons,  met  anderen',  voor,  dac 
SiJ  al  te  ongunfllg  over  onzen'  grond  fpreekt.  En  gewis  is' 
zijn  vertrouwen  op  de  liSeralittlt  der  handelaren ,  indien  zij 
zelve  flechts  liberaal  behandeld  worden,  niet  zoo  zeker,  als 
dè  ondervinding,  welke  de  andere  voor*  zijn  begunlltgd  ftelfel 

aanvoert* 

Wij, hopen  regt  harteHJk,  daV  her  een  en  ander  zal  (lrek« 
ken,  om  de  algemeéné  denkwijze,  zoo  hier  als  elders,  te 
verlichten  en  meer  en  meer  te  bczadigen ;  opdat  de  vor- 
deringen en  verwachtingen  nergens  te  groot  of  te  eenzij- 
dig blijven.'  De  Koning  heefl  nu, 'ten  minde,  een' doordaand 
bll[jk  gegeven, 'dat  Hij  enkel  het  goede  zoekt.  Deze  maat« 
f  egel  doet  ons,  óm'vele  redenen;  het  grootde  vermaak.  Mo-* 
gé  dezelve  even  gezegend  in  de  uitkomst,  als  loSfel\]k  in  de 
^bedoeling  zgn! 


*    « 


X  3  F*r' 


tM  f*  VAII  *tClt4TS««EUT 


^^im^^ifimmmmmmÊfmmm^a^gmmmmÊÊmmmmm^^ 


ferffreide  Lettervruehten  ran  Mu  JAN  var  *t  aitATÉii^ 
.    w»tBT«   Tê  Amflerdam.  èij  J.  vÏB  der  Bey.  1819.'  ƒ« 
^.  %94.  214  £A'/  4«io«: 

Wij  fchrikceD  bU  bet  Voorberigtl  Vm  *t  naos  Rein/us^ 
berigc  om  de  Oicbcert  wa&  een  oiec  ooeoeoAwaardif  fe^t 
exemplaren  neer  aamvezii*  Hoef  wurcoe  heeft  oen  dao  de , 
opUfe  gebesigd?  Hec  weck  van  eeoen  man»  éit^  fed^c  aQ* 
ne  eerde  jengd,  (hQ  wu,  geiyh  hy  zelf  pos  zedjgl(jkbe. 
rijgt»  naanweiyki  yarifém  jaren  ood»  toen  bQ  hec  eerfte  der 
vijf  Treorfpelen  navolgde ,  welke  (e  4mfierdam  de  eer  der 
vectoonlng  genoten  hebben}  al  z0ne  fnippernren  un  de  be« 
oefening  der  Leccerknnde  en  onze  Dichtkunst  meer  bQzonder 
heeft  toegewyd,  en  genuteiyk  kan  zeggen»  de  helft  van  zy.n 
leven  met  deze  beide  fiennfela  van  het  befchaafd  maatfchi^ 
pelQk  beftaan  te  hebben  doorgebragt;  die  it  lUas  vanHO*^ 
11  saus  met  zoo  veel  toejuiching  nagevolgd  beeft;  en  die 
%f}o  kiesch  is  omtrent  hetgene  hy  het  Publiek  aanbiedt ,  dat 
hy  niec  alleen  ulkoze  hroilofts*»  vecjaar-  en  lyk verzen'  ^enif-  I 

boudt»  maar  ook  (welk  een  b^ldènèukl)  een  Treurfpel,  op 
zyn  zeventienJe  jaar  vervaardigd,  een  vnre  heefc  gedoemd» 
—  ZQu  men  hec  werk  van  zolk  eepen  man  door  het  ynnr» 
of  op  eene  nog  minder  beramende  wijze,  nit  de  wereld^  heb« 
ben  geholpen  I  en  dat  wel  s^nen  Rigulut »  welken  ook!  wy  «^    * 
Umroefenaars  y  (het  wordt  ons  hiet  zqo  vrieodeiyk  berijK 
nerd)  zoo  veel  lofa  gaven »  dat  de  groots  man  zich  dien. 
^Muwdyks  durft,  toeeigeaen  I  Maar  9  verder  lezende»  bekwv 
nen  wQ  van  onze  verontwaardiging  en  fchrik ;  want  de  Na«* 
tie  deed  den  Dichter  regt;  zyn  J^gwArr  is  nog  wel  aanwe- 
zig» maar  —  waa  uitverkocht*. 

By  dezen i(<g«Arr  wordt  na  ook  het, vers:  JIm  den  Koning, 
tn  hit  VaifirUini  gevoegd»  aan  Konkig  t  opa  wijk  nameiyk* 
Voorts:  hH  het  graf  vn  p.  j.  üTL^tfULOiJt;.  Alexan» 
naa.  fis  sisTcaiLiis,  na  den  Aod  van  daeiIüs;  HatJIé 
aaa  tmaan  Koning ^ w'tft/frêken^  i/ssr  WATTiaa^zicsaNis;, 
DefiMm  van  Kiiaer  earsl  o&«  V,  bij  de  kereenigipg  der 
Wederlandew^  endar  Rming  willem  D£V  I;  Hei  VtrJhmt 
der  Edelen  yin  1815;  Faderiandfche  Uitbóeneming^  kij  de  reem^ 
veUê  nege  ep  NAroLsoit;  4ff€heidtgr$ei  /tan  WATTiaa* 

Zlli> 


l 


«IISSHJS;  ttt  eioddUk^  *Hu  Vmeimi  dêf  EdilèB%  Tmt^ 
f^l;  welk  Uatfte  llat  nnr  èeo  pf\jis  voor  kec  meest  vokk^td^ 
oprj^ankeHjk  Nederlandwh  Treurfpel  dong,  en  hecweljumi. 
door  deo  Dichter',  (dien  w^  cegetiover  den  ticel  van  deze 
zyae  yèrfpreide  Leittrvruekten ,  na^r  het  leveQ ,  -  en  met  den 
liril ,  dqor  welkeo  hy  de  yoorwerpeo  befchouwt,  op  desr 
neuf  ,  zien  afgebeeld)  ,,  ook  na  de  uitQtf^ak  der  Klai fe  en  da^ 
lezing  der  «erdienftemke  werken  zyntr  mededingei8,'*^c4tff*r 
ienttjk  verdedigd  wordt,  als  een  ,,  g&^d  Treur fpel"^  nie;  al« 
leeür  OMr  ala  htt  éénig$^  hetwelk  een  geheel  Nati(maal  m^ 
éerwerp  maar  den  HoUandfcken  aard  en  det^ijzê  iehoüi^ld 
heefi^  fn  ais  zeedamig  misfcMên  (^ waarom  flechia  miefchkn^^ 
0p  iae9rdere  enderfykeiding  $f  heegere  rangfeUikiag  aanfpraak 
kfd  mégewl  maèen<  (Met  uw  verlof,  Mynbeer  vam  'a  ora-^ 
V^NwgzRTl  bier  waalt  ona  zulk  een  liefel^ke  genr  van 
eigen*  lof  tegen «  dat  wy  verpligt  zffn »  uw  werk  eenige  oogeo- 
bUkkcn  ter  z^de  te  leggen  en  een  fnuifje  te  nemen*) 

Het  fcbUnt,  dtt  de  Olcbrer  meent «  dat  de  uitgave,  isd 
bogmaali ,  van  bet  vera :  Aan.  den  Koning  (l  o  d  z  w  jj  k}  en 
ka  Vaderland  eenig  opzien  baren  kan ,  en  min  of  meer  coxin. 
tfasteerc  met  fommige  andere;  i^thana  hy  geeft  daarvoor  ze- 
kere  foort  van  verdediging,  betuigende,  dat,  fcheon  onder 
verfchillendê  omfiandigheden ,  het  eene  zoowel  ai3  het  ands« 
re  dezer  (lukken  bewys  ia  van  nijne  grenzenieose  liefde  voor 
xljn  Fadertani  en  deszé^s  enafhanlEeUptheid^T) ,  welke  hem  aT* 
aijd  zullen  UQvea  beaiefen,  boe  groot  eent  vlek  ipen  ook 
op  zyne  fltaatkwMlige  handelw^ZA  heeft  trachten  te  werpe/i^ 
hy  verontfchuldigt  zulks  met  zUne  jeugd ,  en  roemt  op  zi> 
ne  dankbaarheid  jegens  eenen  anderen  yreemdeli9ïg ^AAfi  wel« 

ZEN    ALLEEN    (Iet    Wel  1)    IZ    MIJNE    OPENBARB  AMbrsaÊTREZ- 

'  KINGEN  u  DANKEN  HBz;  (o  greuzetilooEe  vaderlandsliefde!} 
verzekerende  ons  alverder ,  dat ,  ootfar  én  omflandighedefs, 
welke  Eurepa  tot  in  de  ingewanden  gefcbdk  hebben,  aa«f 
derden  van  desne^  deniendè  èereHcfag  gewi$  meermakm  ram 
êtnhr^ne  en  uêtdmkiHng  efrer  demtlfêe  enderwet^en  yeranderé 
wijn.  Reeds  de  ticel  doet  voorta  zie»»  «n^deinbotd  beveatigc 
bet,  dat  allet,  wat  wij  hier  ontvangen,  ai  vroeger  bet  Hcbc 
zag,  en  fleebts  nu  it  byeengevoegd ,  om  dit  etden  ver» 
Q»reide,  met  bet  vttverkodite  dtcbtünk,  der  iwgeteikekl  ee 
entrukken;  wetbélve  wy  niet  behoeven  te  beoerdèeién,  Mttr 
net  de  aanmelding  dezer  verai^Qwdle  uitgave  volffaan  kunuen* 

X4  VOM 


3tt     •     J.  VAN   *S  CRAVENWEÊÏIT,  LEtTEftVRÜCHTlN. 

'  Voor  bet  overfire  fbWJm  de '  Dichter  te  kénhen  te  geven  ,^ 
dat '  hij 'i  door  geboorte   of  toeval  in  die  betrekkingen  ge- V 
pfeatrt   is ,  dat  hij   hét  Vaderland  wezenlijk  nottïg  zón  kiihi  • 
nen   worden,   en  dus  verpiigt  is,   meer 'voor  dat  VaHerland,^ 
waarvoor  wij   iijn  en   moeten  leven,  te  doen;  dan  deèzelfs 
Letterkunde    te  beoefenen.**    (De  man  heeft ,  zoo  ^j  mee- 
neo,  eenen  post  bij  de  kegistratie  f)  Ook  \%  öu  z^ne  open-' 
bare  dichterlijke  portefeuille  geheel  geledigd;    en  bij  zi^ne' 
kleschbeid   weliigt ,   om  niets   dan   meesterfiukken  te  geven ,  ^ 
gelooven  wij  niet ,  dtt  bw  Publiek  genoegzarnen  grond  heeft ,  • 
om- op  eenen  volgenden  bundel  te  hopen;  tenzij  misfcWen" 
de  Dichter  het  oog«nbl1k   nog  beleven  mogt,    hetwelk  hij 
iegt,  dat'  bij  *ou  zegenen ,  waarop  /bij  dat  Vaderland   het 
tweede  -mecsterftuk  van  homerus,  zijne  Odysfia ,  en  alzoo » ^ 
êp  het  fpor  van   vopz  en    voss,  —  doorluchtige^  namen ^ 
naast  welke   hij  zich  naauweUjks  (ei!   waarom   niet?)  <&r^ 
rangfckikken  ^  —  dien  geheelen  Dichter  zou '  kunnen  aanbie- 
den;  waartoe  intusfchen  de  bij  uitftek  gurtftfge 'ontvangst  en 
beoordeeling ,  in.  de  Zuidelijke  Provinciën  vooral,   zijner  na- 
volging der  lliai  hem  nog  tïl  eenigermate  fchijnt  uit  te  lok-- 
ken,   en  waartoe  ook  wij  henl  welraeenend  aanfporeir,   mits' 
hij  om  maar  verfchoone  van  zijne  ingebeelde  en'belagchelii}-' 
ke  Voorredenen, 

N 

Agatha^  ef  het  Crafgewelf;  naar  het  Hoogduitsch  '  van  ao- 
GUST  jiAFONTAiNE.  H  J>telen.  Met  Platen,  te,  Lejden^ 
hij  A.  en  J.  Hónkoop.'  In  gr.  2vo.    Te  zamen  7Ï0   Bh 
ƒ  6-10  r  /    ' 

JJle  eenen  regc  osderboiidenden  Roman  lezeii  wil,  in  eaneA 
goeden- fottk  «gefchce ven,  vol  belangr^lce  ^n  ingeivikkeldA 
fjebeurteniafen,  gedurende  Juk.  bopen,  verlaagan  en  wenfchejiv^ 
ip  eindelijk  geojetem,  bj}  den  handel  der  liefde,  en  daarop 
gelukkige,  vroiyke  of^^rèOfi^i^g ^  bij  «elke  (lecl|t8  ééi^  enke^ 
te  fqb^  voorkomt,  die  .zyn, loon. kr\}gt,  peme  vrijelyk  die 
Vjerhaal  ia  banden,  hetweljc.hem  in  kennis,. brengt,  met  de  toe 
d^  j^eestmog^ijke^  hoogte  in  liefde  ,en  vriendichap  op^ewoiu 
dene  harten,  en  JbiJ  ^aj.zjyn.uur  van  uicfpaoning  met  v^rmaafc 
doofbrengen,  en  meeE^^aii^eeua  z^ne  geestdrift  voor,  het  goe* 
djB  joelen   opgewekt.    Als  Yo^rtbrengfel  der  kunst  kan  men 

me- 


.medie  terredèn  z{]o:  over  de  VerdieMDg;  'en  bij  il  Het  Mt* 
.wlJU  heihtalde:  „  Üaerbet  toch  zóo  komen,  200  in  de  war 
komen,  en  toch  eindelQk  nog  te  regt   komefa  kan?'*  moec 
men  echter  toeftaan :  volflrekt  onmog^UJI^  is  het  niet;    en 
dit  Ts'^toch  wel  henénige,   dat    meii  ce  dezen   aanzien  ia 
.de  nxmatiweleli  eifehen  kan.  ..Agathav-de  hehlin.  des- ret- 
^l^ala,  ia  de  ééoffe  fd^xin^ ^eo  igeiiricliige  èemiBde.niec;  hare 
.mendinnen  hebben  niets  minder  bekoorltfics  eo  geen  minder 
gelok.    Maar  de  nun naars  aljn  ooIl  zelve  evenzeer  belang» 
rijlt;   en  de  ouders  van  allen. zljji.  regt  edele,  voor  elkander 
onderling  berekende,  lang  vervreemde,  én  eindelijk  zich  we# 
dervindende  en  gelukkige  menfchen.    In  één  woord,  om  mee 
Sen  Schrflver  zélVen  aan  het  flóé,   Bair' alles  zoo  heérl^  afe 
Ifepy  te  fprekw:  „  de  Yomin   levfert  den  fean{bh<Ln'Toonee^ 
-^  toeftel  van  aflfl  natiën,  verlorene  en  wedergevondene  kinii 
^'dm,  verzoende -vrienden ,    de  'Duivel  zelf  was  er' oök  ia 
•^vg%i»eftgd,  en  eeii  Engel."-  '   ' 

*  wy  wenfcheii  der  wereld  vele.  zoo  voortfefffelBk'e  mei 
Téh'en,  en  even  braven  gelieven  even  gelukkige  vickomften; 
'Heefc  de  Lezer  fmaak  In  lafontainil's  vérhalerf,  en  la 
%9  er  nog  niet  verzadigd  van ;  zoo  durven  wij  hét  hem  ook  b^ 
HlkGrafgèweifbélovtfi,  én  hét  Zal  een  onfchuldigf  vermaak  zijto; 


rr: 


•i*  j\    i       ~  ,'.-.*>•-' 


II..  I    .1        \  I  • 


^dèvèering  teh  hagedqehtems  van  N.  w;  H  A  u  w  E  N  h  o  F  v  ; 
I^^Vi»  teven  Med.  Doctor ^  enz.  enz.  üifgéfproken  in  het  Qf 
.^.  ^Sot[ch4p  S>9.9^^^^  Amicitja,  deni%  Maart  i8i8,,,4^j^r 
.,V,  HAAKJIAW,,  ififil^  Doet.  Tf  ,' 4m^erdam  ^  tij  FliJiM 
Hengst  en i^opp. .  In  gr.  jBva.^  5?;  BI,  fj^iar'.     :.  , . .      i 

JtMte  liukte  aan  eeii  aUezinr  achtlogwaardfg ,  llobgstver<ffeil« 
ilelijk  man,  bewijs  vin  wezenlijke  vriend fchap en o|»rej|fcelwWw 
dering,  uicgefproken  in  eenen  talrijken  vriendenkring,  en  web 
ke  hulde*  inderdaad,  ook  als  Redevoering,  grooten  lof  ver« 
di^t,  dnrven  wij  Hctoat  terlezièg  "émfV^ven;  al^il  «Ito  66k 
ailer  en  daar  de  vns^ge>  Redemiaf  v^od.  e^  ifevdèl  -een  wttnig 
te  weelderig  en  zwellend  in  z^nen  fiyi.  :A%n  al  de  vrienden 
vsn  RAUWBNHOFF  IS  voorzeker  deze  waardige  viering  van 
Zl^n  aandeqken  wcli^pm;  Wie ^  voor, het^OYeri^e,werit^iy*/piw 
wêrkzaipe  verdteoftei)  met  dankbfirè  hobgachtifig  gevoelen  kan^ 
...  .'         '     '  .      <    •  .  .  '^^^^^^ 


^ 


'«•o  jAea  WÊÊtdlgeü  ovdedetwi  ktt  nièt,<aiidttr»  lioa  cdc  IM. 


fus.  «jfn   ip|rj9  kef   Zteuwseh  Cenoüffeïitp  de  Zifrerew  Mk* 
^  da^e  htfi  aangeèoJknl    Te  Miidea»r^^  tij  S.  vtH  Béit* 
Acm.    ƒ»  ^r,  8y^.  17*  JÏ7.  ƒ :  -  lï  -  ; 

/ 

JLven  ¥ooczjgtif  tlsfiet  gdëérde  Geoootfcbap.,  wUlev  n^ 
jpeenszhii  ver(hiaQ  worden»  al  de  in  4eze  Verhaodeliag  v«ft- 
vaue  üelliogen  volkomeu  toe  te  ftemmen  en  ali  de  onze  aao 
^e  aem^  Hec  werktoij  U»  volgeni  den .  ujcviodei;  zelven^ 
luet  toe  ffheikundige  proefoemiogen»  maas  jüleeoiyic  voor  d«» 
felUItOelie  waaroemingen .  vait  de  temperatuur  des  dampkiingt 
befteiQd,  De  dampkriugfluchc  is  voor.  den  thermometer  de 
SBC^est  verkieslyice  vloeiftof;  de  JLuchc«tberuioiDecer  van  a 
ARE  BB  E  Lp  0ie  niet  flecht^  doorde  itr|urmte,^maaf  ook-doo^ 
éi  drokkuig  4es  dampkrings  wordt  «aogedaan ,  kon  oiea  ^ala 
thermometer  'dieoêo,  en  is  daarom  ook  In  onbruik  geraakt; 
iie  uitviouiog  oenaat  10  eene  Kieioe  tuevuegiug  wni  iien  \,en^ 
tr^kwr.  'iaremeut » .  door  namel^k  boven  aan  de  coxiHtoleiir^ 
p^p  eènVgla2;en  diinder  of  M^  te  doea  blazen,  Pe  w^zê 
der  vervaardiging  van  het  werktuig  wordt  aangewezen ,  en 
een  pftar  bedenkingen'  opgelost;  eene  afteekénlng  maakt  atles 
iMdeAjk/D^  voordeelen  viid  dezen  Thermometer  z^nt  l^de 
meerdere  grootte  der  graden ;  2)  de  meerdere  gevoeligheid; 
2)  grootere  gemakkd^kheid  van  waarneming ;  en  4)  de  mi^- 
iJef»  ^oyloed  yan  -de  temgkMtfing  der  finrieii  door;  aureo^  jf 
Ictattipcea» 


tm/ütge^  hij  de  Wed^  }•  Aiknt  en  Cooq»*  itao.  ^  In  \%m$k 

\    . 

Juietdaar  eene  proeve,   die  jairlQks  met  twee  foortgel^kê 

ftnkjM  ztl  worden  voortgezet »  bQ aldlen  maar  eene  voldoen.' 

I         ■  dt 


A  ifltêckéifcg  *en  gooien  iftrék  waarborgt.  Bf|  liet  «ttte 
(hitóe  wordt  ihn  tdken»i  gel^k  bij  het  tegeawoorüg© ,  ten 
Almanak  voor  iütt  jaar  -gevoegd.  Wij  durven  der  fclioéiid 
$ek(b  wel  tsnrad^Q.  d!t  eerfte  fhiirjeittectandadic  In  te  sieo; 
én  bet  zou  -dm  reer  ^evretemden »  soo  «en  aincdi  waardige 
Vrbnw^n  en  Heve  Meisje»  ntet  werd  opgewekt  om  de«e  tnr* 
dememhig  wn  te  mofedlgen*  Bebalve  liet  bevallige  titelvignet, 
ié  dit  (eerde  ftnkfe-verfiel'd  met-  eeoe  fraalje  en  net  bewerkte 
afbeelding -van 'S I  tl  E G  o N D  weNss&M,  £^btgeno)«te  van 
Ülr,  ROMBOÖT  HotjBRBEars,  Vervaardigd  naar  de  oor- 
^rnikttli^keTqhflderiJ  bij  Mr.  j.  «creitbua;  Ibóttg^U 
plaatje  wordt  ^^  ieder  'volgend  deeftj^  beloofd »  en  de^tilt* 
voering  van  het  werkje,  op  best  velin  pskpier,  -met  ecne 
nieuwe  brevier  letter^  doet  eer  aan  de  drukpers.^  MaaiTi  die 
inoge  iiiclók^en^  mee  reden  zullen  onze  Lezeresfen  naar  den 
ipboiM  «»eer  Wêvtmig^^  "^9"*  ^en  JoffeHJke  m#ver^  te^ 
iK^ooge»  da(,  tfo  aanzien  van  Aneak  en  uitvoering  bU  zoo* 
d^Qige  kleine  lek^uur^  4»  Hollander  voor  gepBe  andere  Natie 
behoeft  pnder  te  doen ,  zette  dt  UiC|^vers  aan ;  zy  vonden, 
meer  dan  éiénen  beoefenaar  der  fraaie  letteren,  die  ben  ter 
faand  gingi  leu  daar  zii  hope  hebben  van  meerdere  hulp,  ook 
franjindece  Jielewnee  én  bevoegde  vaderlandfohe  VemnA^^ 
gd^k  i^  die  alleii  eitnoodigen,  en  in  bet  bijzoader  x}ole  de 
fteller  der  toleidlog  dit  aenzoek  aan  onze  vaderlandfche  Vroov 
wen  herbaalt,  leoo  veitroAiwen  zij,  in  bet  vervolg  niet  da« 
oorfprónketijke  ftiikjet  te  zulten  gevea,'daar  cQ  ou  nog  zSek 
pok  fee  eenige  verdiennelOke  ^overnemingen  bediend  hebben» 
Deze  oveniemingjBn  meeoen  wij  vooral  onder  de  dichtdakjea 
berkend  te  hébben*  Bene  aangename,  bevallige,  onderhon- 
jiende  eq  leerzame  lektonr,  voor  verftand  en  hart,  aaa  onze 
VroDwea  en  Melaiea  ce  geven,  ia  bet  lofwaardig  doeU  . 
.  Allea  woadt  .ia  vyf  mbHeken  gerangfehlkt:  L  f^roMeUfkê 
4anfikg€nhêden,  Bê$rekkingen^  PJigtên'' $n  Gmtêgem.  Hieiv 
van  oatvadgen  wQ  thana:  7)  Sèfthartng  der  Frpuw.  (Zoo 
is  bet  o^fchrift ,  en  zoo  wonic.  «dit  ftukfe  ogk  boven  iedere 
bladzijde  aangewezen,  tot  bi.  a;  toe,  waar  men  in  het  meer» 
vond  vrouwim  ieeat;  ea  dit  boveiffidsrilt  laat  mee  «Izoo  daa 
ook  b|}  de  twee  pog  ^rolgende  toktea,  tec  I  béhöveeiKle^ 
?oortloopenr«  dit  it  eene  kleine  verglafing;  echter,  daar  mea 
bQ  deze  f<Km  ven  wertojea,  ook  wat  bet  viterlQke  betreft^ 
zeer  keurig  moet  z^n,  wlldeil wij 'dezelve  aanwifzen.)  t)Uet 
$0r/^oMteUJèé  €n  verbmieréê  wrmtmHj^  KBPmher.  j)  Dê 
f^rwm^  M00r$ekt  den  Jtffen^  DtZ9  oi^Mlen  t^n  alle  zeef  Ie»» 
zenMPaardig,  en  .waapli|k,  zonder  4aflre  v4eOetQ ,.  uitlokkeial 
voor  de  Sekfe»  II.  MêPuHrkimMjge  Ondermetfen.  Sene  ktei» 
ne,  maar  fraatfe  veifbandtfiieg  over  bet  Liehc^  IlL  Levem». 
Metfen  Hém  nermame  TiHeeundfche  Frmtmm.  Hier  mi  een^ 
Wk  die  4)er  WMnttfe  matreoe,  welker  beeldtenia  4iet  fcoekfe 
verfiert.  (Het  Lat^nfehe  graf&4artftHV«ti<oiioTiW0  ^^iaa 
niet  vov  yrpoir?^  ^^  meiifeat  maar  teoeder-  of  maalief  mag 

het 


lm  werkje  ook  wel  eent  iozieo ,-  en.4è  vertajüjg  van  -ju  ka  ^p7, 
i» ^r  bijgevoegd*)  IV,  Dichtfiukjei  en  Gezaggen.'  Uog  al' 
een  aaócal^  van  ongel^ke,  maar  echter,  a^j^  van  m'épt  da& 
^mlddelmacige  waarde,  yj.  ^Kleine  Romans  en,FerhalefK  i)  De 
Miskenning.  Nog  al  uitvoerig ,  en  van  zoodanig,  eenen  ia«, 
boud,  dat. wij  allen  eil^ander  miskennendén ec(;ttgenooten  zoo« 
cTaoig  eenen  vaderlijken  vriend,  ais  hier  ajles  te  regt  brengjc.» 
toewenfchen.  3)  Hef  eerfie  Na^tvdooltje,^  of  èe  keuze  ee^er 
FrUndin.    Een  kort,  maar  lief  e^n  leerzaam  vqrhaai. 

Onze  Schoohén  mogea  zelve  proeven ;. zij,  oqc vangen  hier 
so^h  ongezoj/d , uofh  wanAnakelijk  voedi^l..^. Het  werkje 
yindt^,  (Jes  t^wijfielen  wU  uïét^  voorzeker "ijjn'tubliek,  ea 
alZQo  de  UltgevQra  voldpeade  aanmoedigio^g.  \.  .     '   ' 


\  ,       ■      ■  ■■■      I     ■        I       ■  ■ 


^  w«  FBNELoif,  uir  het  Ftetnsch  i^ertaalé  en  met 

Aanteekeningen  vermeerderd^  doer  h.  J.  mebrman  vaW 
*ê:r  horst  f  SehMloAderwijzer  te  T^geren.^  Te  •  Deven» 
'fer ,  hij  ]•  W.  Rob^ns.    §»  ki.  8vö.  isa*  J?/.  ƒ : .« -: 


t  «f* 


e  -vertMer  dezer  Fabelen  van  den  beroemden  rjtmvon 
beeft  zicb'  door>  desen  zijnen  arbeid  bU  ëe  Nedetlandfcii^ 
jeugd  zeer:  verdienftelijk  gemaakii  Dezelve  toch. a^ijn,  geliik 
flien  ook  van  eenen  fbn.bl.o.n  .nier  sndersrverwacbten  kon»' 
de^vatogeDaam  en  zedeljj^k  onderhoudend.  Maar  insonderbeid 
sijn  de ,  meest  mythoIogifQhe »  aanteekenliigeu  van  den  ver« 
taiér,  achter  bet  boeltje tVoor«  kinderen  van  yeei  belang; 
want  in  de  mythologie  behoort :men  niet  geheel. onkundig  te 
syo^  wil  men  niet  dikwijls  fluiten;  ea  dt' meiamorpkefen  vt^ 
ovii>i.ü:i.  zouden  wy.  in  een  boekje»  voor  kioderen  met  heb« 
Ven  aangehaald,  ]en  zulks  om  redenen»  die  »el.. te  .bevroeden 
c^n;  ^0  on  welke  w^  dus  liever  zien,  dat  de  kinderen. m^ 
thologie  uu  aanteekeni0gien  achter  hunne  boekjes  ieeren ,  dan 
vit  jOviDiu»«  Ook  is,  in  zulke  .géfchrifcjes, .  de  uiterde 
naauw keurigheid ,  bij  de  opgaaf  der  namen  van  Schryvers, 
fioodig;  en  suaKSPEiiE^  In  plaats  van  shakbsp&are, 
DoJruite'OOdQr  de  drukfouten  genoteerd,  hinderde  ons..  Pau 
LIP8.JI  ^dden  wy  gaarne  wat  puntiger  ten  aaozien  van  ont 
vaderland  voorgefteld  gezien.'  Dat  het  niet  viel  te  geloêven  is, 
d&tieenr  Sater  tegen  den  H.  HiERoifras us  zoude  hebben 
gefproken.,.  0aat  er  wat  zonderling  (bl.  tai);  en  dat  de. Jood* 
Iche  fabri».  aldaar  vermeld,  bezyden  de  waarheid. ia,  ^nk» 
daeh(<ons».  van  zelf.  «^  Deze  vlekken  zijn  intusfcteeft»  in 
Vei^elöklog  der\ waardij  van  bet  overige,ivang«6n  belang; 
iiaaretiteg^A  is^  b»  v.,  de: uitweiding,  bL  ii7v%ov(er  bet  vjcr* 
band')  tnsfefa^P  mythologie  .im  biybelfcte  oveiietrering,,zefl^ 
fiKcbtkt'i.  om  kinderen,  uau  d^ze,  zoo  geWicciget  zaak  een 
aigttatfeof  denkbeeld  tie/ geven;:  ;    .- 


\. 


boekbeschou\^ing! 


^ 


Gcfchiedenis  der  Nedcrlandfchc  Hervormde  Kerk;  door 
Aé  IJ  p  B  IJ  9  Doctor  en  Hoogleeraar  der  Godgeleerd' 
hdd  te  Groningen^  en  u  j*  dermout.  Secretaris 

0 

van  de  jtlgemeene  Synode  der  Nederlandfche  Her^ 
yormde  Kerk  en  Predikant  te  V  Gravenhage.  Ifte 
Deel.  Te  Breda  ^  hij  W.  van  Bergen  en  Coinp.  iSip. 
In  gr.  ivo.  ZJT,  554 ,  en  de  ^anteekeningen  %69 
jp/. /8-10.: 


L 


het  Mengelwerk  der  Vaderlandfche  Letteroefening 
gen  van  1K17,  bl.  649  en  650^  verklaarde  Recenlent  t^ 
verwachten ,  dat ,  in  het  hier  aangekondigde  werk  van 
de  Heeren  ij  p  e  ij  en  d  e  r  m  o  u  t  ,  onpartijdigheid  de 
pen  zou  voeren.    Met  het  hoogde  genoegen  betuigt  hij 
thans,  zijne  verwachting  welgegrond  bevonden  te  heb» 
ben.    Als  hij  flechts  het  noodfge  aftrekt  van  de  ,  naar, 
2ijn  oordeel,  te  hooge  verdienfte,  welke  hier,  gelijlf  in 
andere  gefchriften  vaiï  den  Hoogleeraar  ijpeij,  aan 
Nederland  en  eenige  Nederlandfche  mannen,  wegens 
het  geheele  werk  der  Hervorming ,  wordt  toegekend , 
als  ^are  deze  daaruit  en  daarvan  eeniglijk  hervoortge* 
komen,  moet  hij  erkennen,  dat  alles,  naar  zijn  inzien, 
met  de  grootfte  onzijdigheid  is  gefcbreven.    Hij  geeft 
deswtge  te  eer  aan  dit  werk  den  hoogden  lof,  omdat 
de  geachte  Schrijvers ,  met  cene  verwonderenswaardige 
nederigheid,  denzelveh,  in  hun Voorberigt ,  hebhen  af- 
gewezen, op  gtond  van' overtuiging,  dat  zX)  hier  en 
daar  nog  wel  zouden  hebben  misgezien ,  en  er  leemten 
in  hun  werk  zouden  zijn  overgebleven.    Gematigdheid 
en  onzijdigheid  toch,  fchoon  tot  het  zien  en  erken- 
nen van    waarheid  gereedst  leidende  en  onohtbeerl§k , 
waarborgen  echter  geene  onfeili»akrheid.    En  is  dwa- 
Hng,  gelijk  «g  is»,  van  alle  m^nfcheJgk  ^trk  onaffchel- 
^delijk,  zij  d^ht  alt^d  verfchoonhig,  wanneer"  blgkt , 

BORKUESCH.    l820.   NO.   8.  Y  dSt 


$lè  iU  IJFEi;  BN   I.  J.  DBRMOUT 

dat  m^n  opregjt  waarheid  gezocht ,  en  genoegzame  vS^ 
beeft  aangewend ,  ötn  ze  te  vinden.    Alleen  ddn  ^  wan- 
neei*  verwaandheid,   onKunde  en ' verwaarlopsd  onder- 
zoek tot  valschheid  leiden ,  verdient  zij  beftraffing ,  en 
verbeurt  zij  allen  lof,  dien  men  zich  anders  zou  heb^ 
ben  mogen  verwerven.    Dit  ia,  zooveel  wij  zien  kun« 
fie^,  hier  nergens  bet  geval.    Befcbeid^heid,  grondi- 
ge kennjs,  en  dptett^nde,  bier  en  daar  misfchien  wat 
al  te  omflagtige »  overweging  van  zaken ,  faeerfcben  al« 
lerwegen,  en  het  ganfcbewerk  bevat  een*  fchat  van 
kerkelijke   geleerdheid ,  waarover  ipen  zich  verbaast. 
Nu  en  dan  fchljnt  alleen  eenige  vooringenomenheid  en 
het  feilen  van  het  oordeel  eenigen  misflag  te  veroorz}» 
ken:  en  wie  is  daar  vrij  van?  Wij  herhajen  dan:  het 
werk,  dat  bovendien  zoo  vele  misflagen  van  anderen 
verbeterd,  en  zoo  veel,  dat  tot  hier  toe  duister  was, 
in  het  licht  gezet  heefc,  verjiieut,  te  dezeu  aanzien, 
allen  lof.    Dan ,  ter  boven  aangehaalde  plaatfe  uit  de 
Letteroefeningen ,  wenscbte  Recenfent  ook ,  dat  de  ge» 
eerde  Schrljver^s  zich  met  dit  werk  langzaam  mogtei^ 
hamsten;  ^n  dat  aan  dezen  wensch,  even  als  aan, zijne 
voorgemelde  verwachting ,  voldaan  zou  zijn ,  kan  hi) , 
als  hu  opregt  zijn  gevoelen  zal  zeggen ,  niet  verzeke* 
ren.  In  tegendeel  dunkt  het  bem ,  ginds  en  elders ,  bl^ 
ken  te  dragen  van  met  te  groocen  fpoed  vervaardigd  te 
zyn.  Hij  vreesde  reeds ,  dat  bij  dat  bevinden  zou ,  toen 
h'y  in  het  Voorberigt  las,  dat  bet  werk  in  Slagtbiaaud 
van  1819,  al  meer  dan  twee  jaren  was  op  de  pers  gc^ 
weest,  en  bij  daaruit  fcheen  te  moeten  opmaken,  dat 
het  deels  gelijktijdig  gefchreven  èn  gedrukt  werd.    Het  - 
geheele  ontwerp  fcbijnt  hem, niet  met  gewenscht  over^ 
leg  gemaakt,  noch  eene  laatfte  fchaaf  (zoo  als  men 
zegt)  daarover  gegaan  te  zijn.    Althans  daaraan  fchrijft 
hij  de  vele  herhalingen  toe ,  welke  in  bet  werk  voortko- 
men, en  in  het  vervolg  nog  wel  noodzakelijk  zullen 
moeteq  voorkomen  \  daaraan ,  dat  bet  verhaal  bier  en 
daar  omftandiger  dsüQ  elders  ,  en  ten  aanzien  van  de  or* 
de  dtkwyto  gebrekkig  4$)  daaraan  >  dat  men  nie^  bepaald 


Ijéggeaka^lioever  betgayen-waMt  het'vervolg  Mlmoer 
tén  ftaiiVanglsn ,  ^^  ^ran  d^nMBvaiig^  nanelljk ,  af  van 
h«téili(ki^vairi;£T'CBSTSK*s  bcwfaicU  Schier  de  faelft 
van  bet  gohéejie  iverk^  'bevattende  de  inrigsingen  in  ^ 
Nêderlandfcbe  Herinnraide  K^rk^  mei  al  wat  .daartoe  be«> 
boort ,  iMddéB  wi|  bitr;  niét  garacbr ;  van  oordeel  zijnde  ^ 
dat  dit  éérst  liad  itfoéten  komen',  als  bet  gerchiedkondig 
dèél,  in  z^n  gebeel,  geg<even  was,  wanneer  zeker  eene 
isenlgt^'dêf /altijd  verdrietige»  herhalingen  afgefne^en 
geweest-  zou  %ïysï4 «—  Dooh  jiet  wordt  tijd ,  dat  wij  het 
yfhxk ,  tloor  ^ne ,  eoo  naauwlteurig  mogelijke ,  opgaaf 
vka  dèszelfs  ibhoud,  waartuiirchet)  wl$  (opdat  onze 
IJezers  üieer  in  ftaat  nibgétt  z^  he$  geheel  te  bêoordee* 
len)  onze  aanmerkingen  vlechten  zullen »  nader  kennen 
lèefetii 

'  *  Na  éerté  Lijst  van  veJe  hoodctdett  van  Inteekenaren  , 

tn '  eetife  Opdaagt  ^n  Zijne  Excellentie  den  Heer  Baron 

VAN  PALLANDT,  Directeuf " generaal  yoo^  de  za^ 

'ken  ydn  den  Hervormden  en  andere  Eerdienfien ,  uit* 

ifetonder4  den  Roomschkatholijken  ^  enz.  e/uar.  volgt  een 

Toorberfgt ,  en  daarna  bet  werk  ze(f^  w;elks  eerfte  Af^ 

deeling ,  van  bladz.  i  tot  47  ^  behelst  yoorlooplge  'Aan^ 

werkingen  ^  ketrekkelljk  de  Qefchiedenis  van  de  Herror'» 

mngder  Christelijke  Kerki  -^rDeze^aamnerkiiu^en  moe* 

-ten  voornanielj}k  dienen    fenrbew^ze  van  hetgene  de 

ïleer  !ƒ p  B'fj  elders  beVireerd  heeft  ,4lat  het  lichc ,  waar- 

tan  dë  Hmrornring  der  Kerk' het  gevolg  gèweest^is,  ^ 

ken  is  uitgegaan  uit  Nederland»  en  aan  Nederlanders 

te  danken  was.    Wat  nu.  hier,  ten  aandien  van  l  a  u* 

k  ft  N  a  K  o  s  T  £  R  en  zijne  uitvinding  der  Boekdrukkunst^ 

'  gezegd  wordt,  beamen  wy  volkomen;  maar  wat'voor-* 

'%\  wegene  onze  zeker  toogstverdtenfklljke  latidgenoo- 

ten 'OsnRT  orojscTb  en  feRASMua  (aan  welke 

iets  van  den  lof  ^  dte  hun  regtmatlg  toekomt »  te  ont* 

nemen,  wQ  voor  heiUi^bunis  honden)  hier  op  nieuws 

beweeM  wordt ,  dat  nümelp  de  ecirfte  de  éénige  verbe- 

tenMV  van  bet  beoge  en  lage  fchoolwezen ,  en  de  laatfte 

<«de  éénige-taiefidltf  de0  wcrcnfchappn  en  letteren^  en 

/:*  '  Y  e  de 


\ 

/ 
i 


N 


jaO  JH.^  IJPBIJ  EN  I.  |.  DBRiMOUT 

de  eer fiê  en  gnotfifi Hervormer  zou  gevvecst  a^,  —dit 
houden  #ij  voor  overdreven*  Wg  wederfpraken,  dit  voor« 
heen,  in  deze  Leturaefefdngmyoox  1817.,  Ilk.Stuk» 
bL  631  env«9  en  voor  181&9  Ifte  Stuk,  bL  719.  enj^. 
Men  tracbt  het  hier  (n^ftr  oos  oordeel  ter  ongefcbikte 
plaatfe,  ahhaiis  met  eene  geheel  ongepaste  uitvoerigr 
heid)  te  wederleggen.  Het  is  wonderlijk..  Wij  dachten , 
het  was  onwederleggeUjk.  En  dat  denken  wg  nog,  fchoon 

.hier  (wie  weet  hoe  dikwyis)  herhaald  wordt,  dat  h^t 

'nu  wel  uitgemaakt  zal  ziin,  dat  wi^  ongelijk  hadden,  $n 
dat  alle  onbevooroordeelden  dk.  nu  wel  zullen  toeftem- 
tnen.  Doch  wij  laten  ons  daarover  nu  niet  verder  uif^ 
ons  voorbehoudende ,  om  dit ,  big  eene  anderegelegep^» 
heiJ,  te  doen. 

De  tweede  Afdeeling  behelst  de  Géfchiedenis  vm  de 
Hervorming  der  Christelijke  Kerk  in  de  Ntderlané^n  y 
van  hl.  47  tot  161 ,  en  loopt  tot  op  den  afiland  van 
K A R E L  V  van . de  regering.  ,       :.  v 

De  derdA  verhaalt  de  Gefahipdenis  van  de  ^chtingdcr 
Hervormde  Chrisielijke  Ke^rk  in  de^elfide  landen,,  vaa 
bL  i6i«*294,  en  gaat -tot  op  den  dotod  van  w  j  i«  jl  £  yi 
I.  •—  Van  'dit  gefchiedirerh|al  laat  zich  geeq  doorgaand 
verflag  geven*.  Op  deszelfs  vorm  zou  niet  weinig  zijn 
aan  te  merken ;  doch  ona-  befiek  gedoogt  niet.,  dat  wij 
in  bijzonderheden  treden*  De  bewerking  is  niet  gelj^ii» 
matig.  Ukc  weidt  het  varhaal  uit,  daar  is  liet  zeer  te 
zamei^  getrokken,  ook  wanneer  het  wel  wat  breedfr 

)gaan  roogt.  Het  volgt  de;  orde  des  tijds,  maar  fprinft 
dikwijls  in  denaelven  (fointijds  toe  in  onze  eeuw)  voor« 

.uit,  en  verzaakt  na  en  dan  bet  geheele  karakter  van  gf. 
l^delijke  gerchiedenis.  Zoo  dpët  bet  vooral  vanbl..a(^ 
tot  £93,  inaobderbeid  in  datgene ,  x  waar  uitvoerig  g^« 
handeld  wordt. oytr^kloosterlijke^^, geestelijke  ep  kerk^lij^ 
ke  goederen.  Dit  alles  ^dunkl  0n4,  behoorde  hief  niec, 
en  had,  ot/ onder  eene  volgencte,.  of  ood^r  eeqQ  afiSOB- 
derl^ke  rf/^ri^;^ ,  gtbrsgc.. dienen  te  wonkn.  Dit  alles 
neemt  niet  wiegf  dat  bi^r  zeer  veel  ivoork<>mi;,  wiwrop 
onze .  hiervoos  g^eyene  lof^  in  4en  uitgi^breidilen  zin  ^ 

van 


C£SCHXE]>Bms  Ofk  NB1)ERL/HKRV.  ICKRK.      S^l 

yin  toepasfing  is.  Daartoe  behoort  vooral  het  berigt 
wegeos  de  DoofUgezindM ,  (fchoon  wij  denken  ,  dat  het , 
20nder  iets  wezènllks  te  verliezen  ^  beknopter  had  kun- 
nen z\\n}  -^j  'dar  wegen»  de  gevoelens  en  de  onderlinge 
verdraagzaiinhëid  der  eerde*  Hervonnden ,  —  dat  we- 
gens de. óproefigheden  der  Gentenaars  onder  hemby- 
aB,  eniderzelver  gevolgen  voor  de  Hervorming,  enz. 
Het  verhaal  van  de  flichting  der  Waalfcht  Kerk  in 
]^ederidmi\  onder  de  vierdlf  Jtfdeettng  ^^^M  ^K  294—* 
307, rbeUaagt  ons  om  zijne  meerdere  kunheid'; doch  het 
tenpc  ine^e  het  hoofdverbaal  vooruit,  en  vermeldt  niét 
fiechrs  harcrcftichtipg ,'  maar  ook  hare  uitbreiding,  tot 
op  de  herroeping  van  het  Edict  van  Nantes.  ^-^  Op  bl. 
300,  in  den  laaiften  regel,  zoade  de  invoeging  van  het 
woord  Roomschgezinde^  vóór  dat  vxnff^alen  ^  At  dui- 
dehikheid*  bevorderen.   - 

i  'De  vijfde  Af deeUng  %ttXx:  ons  Historifche  Merh»aaf^ 
dèghêden ^' tot  nihderc  opheldering  van  de  pichting  der  . 
Neder  land  f che  Hervormde  'Kerk^  van  bl.  307  tot  337; 
Hiervan^den  geheelen  inhoud  opgeven, kunnen  w^niét. 
iSr  woxot  voornamelijk  breeder  Uit  elkandet  gezet,  hoe 
Luier fchen  en  WederdooptrS  ^dXt  in  Nederland  de  eer- 
fte  Hervormden  wa^en ,  waurbii  zich  vervolgens  Zmng^ 
lianen ,  en  later  Kalvinisten\  voegden ,  in  den  begin- 
jpei  broederlijk  vereenigd  waren ;  hoe  de  eenigheid  met 
dei  Wederdoopers  verbroken  werd,  toen  vele  hunner 
(waaronder  echter  ook  (ïcchte  Lu^eranen  èn  Zwinglia.^ 
yieh  hunne  rol  fpeelden)'oproerig  werden;"  hoe  de  Zw- 
tenfchcn^  eerst  den  groot  den ,  daarna  den  kleineren  hoop 
uitmakende,  z\ï  de  gematigdde ,  bij  de  Wethouders 
iter  Aeden ,  die  meest  ZwingHsch^  en  Melanehthms-gezind  y 
waren,  in  het-  meeste  aanzfeii  ftónden^  hoe  de  Zwing-* 
iiknen  en  Kntvtnisten  daax^m  gaarne  onder  den  naam 
;van  •Le//'(;ri7y7^^  Tchuilden ,  ^en  omtrent  de  leer  van  het 
H.  Avondmaal  zeer  veel  aan  hen  toegaven,  hetgene 
wii'i'&BiIen  de  >  verbond^e  Edelen  te  vergeefs  rie  • 
den ,  ifatt  piói  algemeen  doen  zou ;  hoe  de  fcheuring  in 
Dttttschlilnd  ooit  hier  bare  kwade  gevolgen  bad:.>  en  al 
•  .  Y3  de 


^%  A.  IJ  P  C  IJ  ^»  ft*  ƒ•  Jl B  a  N^Q;Ufn:n^T:) 

de  ^^/  Ze^/^0r/2r>id/7;;ich  diari0p,viefeeiu8d6n.&}etde-£F^ 
7^/1 9  en  de  belijdenis  v^n  GfJ ijxo  djü  3 a e  9 aiu|niiii«o r 
waarbij  zich  de  SfclanchtMr^an^i^  VQiigdftOv^S^v^  ^^ 
getal  der  Luftrfchen  zeer, deed  ;afneinen;  hoe  de  Neder- 
landfche  Hervormden,  b^  eil  na  al^va's  komst,  ver-.* 
ftrooid  weriien,  zich.  daatna  weder  vérsamelden,  en. 
wiLLBM  I'Zich  b^  hw  voegde;  hoe  zich  vervolgens: 
Qok  de  Luterfchtn  hier 'ye$t)gd)env  waarbij  .inzonderheid 
wegens  Jbunne  genieenten  van  Woerden  tvi  Kuiiehburg';, 
eindeJijk,  hpe  ook  de  Doépsgczindmi ^ -At  velen  t^gen 
zich  hadden^  door  will^ji  I^belchennd,  endoor 
's  lands  Staten  gehandhaafd  werden^  fclioon  zij  Kieren 
daar  veel  leeds  hadden  te  v^duren*  o 

.  In  de  Histórlfche  Aamnerkipgen  over  de  Ker.k^Sr4ening^ 
'onder  de  Nederlandfche  H^ryortnden  ingeyoerd^  komt^ 
in  de  zesde  Jfdeeling^  bl.  '337 — 361 ,  voor,  het  berlgt 
wegens  de  onderfcbeidene  ontwerpen ,  daarvan  van  t^d 
tot  tijd  gemaakt,  — -  de  verrchillende  begiafelen»  waar« 
van  de  geestelijkheid  en  de  regering  daarby  uitgingen,—^ 
de  aauhöiudende  onaangenaamheden  daatx)ver,   en  de 
verwarringen  9    daaruit  in  Vlaanderen  j   en  ikarna  im 
Holland  enz. ,    onder    lbycestbh,    ont({aan ,  «-^ 
fchandelyk  gedrag  der  Hervormde  Kerkelijken  van  dien 
tfld,  vooral  in  Friesland^  —  en  wat  er  al  verder  ovef 
de  Kerkeördening  is  voor  ge  vallen,,  en  boe  het,  federt^ 
tot  de  tegenwoordige  inrigting,  in  de  verfcfalllende  ge» 
westen,  gekomen  is ;  waarbij  wij  opmerken,  dat,  op 
bl.  353,  reg.   12,  het  woord  C7/r^A/,  gelijk  uit  bet 
vervolg  duidelijk  blijkt ,  bij  misflag  is  uit  de  pen  ge« 
vloeid.    Nog  merken  wij  %an,  dat,  hetgenevan  bU 
348—352  voorkomt,  oqs  dunkt,  hier,. in  het  berlgt 
wegens  de  Kerkeörde,  kwalijk  geplaatist  te  zijn,  en, 
als  vervolg  der  gérchiedenis ,  met  de  noodige  verande* 
Ting  Iiad  dienen  Ingevlochten  te  worden  in  liet  vorig 
verhaal ,  op  bl.  258  of  daaromtrent.  ' 

In  de  nu  volgende  zevende  Af  deeling  y  bl.  361-^427, 
M  worden  Hlstorifehe  Aanmerkingen  geïnatkt.^    oyer  het 
bèfiuur  der  Nedfrian^fphe,  HfrfH^rmde  KetAi  JDaiar  zvA 

dit 


l 


GESCHIliDfiNIS  1>£R.;N8]>E&L»  HXRV.  KERK.     %i$ 


dit  beftttiir  naar  de  Kerkedrcfeningen  reVelc ,  vo)gt  van  * 
s^etf ,  dat  hier  weder  niet  weioig  faerbaUng  voorkomtJ 
^  Wij  achten 'het  noodeloos,  het  beloop  dezer  dan  mer* 

kingen  bijzonder  op  te  geven,  en  melden . alleen ,  dat 
de  Heeren  Schrijvers  van  die  werk  de  overdrevene  ge- 
voelens van  RALvijN  en  voErius»  óver  de  opper- 
magt  def •  Kerkelijken  ten  aanzien  der  Kerk,  wraken , 
en>2ichvoor  liet  getnatigier  begrip,  waarnaar  de  Re- 
gering zich  (leeds  rigtte ,  verklaren.  <---  Voorts  wordt 
bier  ook  gehandeld  over  de  opleiding  tot  en  de  beroe-i^ 
ping  van  Leeraren ,  over  bet  onderfcheid  tusrcbcn  Pre^ 
Mkanten  tnl^rcfeten^  over  Proponenten^  hunne  éxa* 
mina^  bevestiging  van  Predikanten,  hunne  beroeping, 
(men  ziet ,  dat  de  orde  niet  zeer  geregeld  is)  over  het 
jt/s  patronatus ,  vooral  in  Friesland  (verbazend  omflag^ 
tig)  enz.    In  hoe  verre  dit  alles  hier  te  zijner  plaatre 
lla,  laten  wq  daar;  maar,  zoo  ja,  dan  hadden,  dunkt 
ons,  de  bijzonderheden  van  bl.  265  hier  behoord. 
V     De  Godsdiennlur  der  Nedcrlandfche  Hervormde  Kerk^ 
is  het  gewigtig  onderwerp  der  Historifche  Aanmerkln* 
gen^  in  éi^aehtfte  AfdeeÜng ,  van  bl.  4127—479.    Der- 
zelver  beloop  is  dus :  In  de  eerde  dertig  jaren  van  de 
Hervorming  der   Nederhtudfche   Kerk  was  de  Gods«. 
dienstleer  der  Protestanten  onvast  en  wankel.    In  de 
hoofdzaak  was  men  het  eens;  omtrent  min  belangrijke' 
(lukken  verlchilde  men , gelijk  srasmus,luther, 
zwiNOLi  en  vervolgens  k a i.  v ij n  verfchilden.    De 
Walen  waren  eerst  Lutersch^^  na  153a  Kalvijmch^^t» 
zind.  —  Over  de  vroegfte   godsdienftige  gèrchriften » 
waarnaar  zich  de  gevoelens  in  de  Noordelijke  gewestqn 
rigteden.  —  De  Katechismus  van  kalvijn,  bij   de 
Walen  al  Tpoedig  na  de  uitgaaf  aangenomen,  niet  zoo 
ras  bij  de  Nederlandsch  -Düirrchen  ,  die  tot  het  midden 
der  zestiende  eenw  ZwingUseh  waren,  en  eerst  den 
Katechismns  van  a  lasco,  den  kleineren  van  mi- 
cro n  ,  en  de^  laatif en  Koru  Oriderfoekinge  des  G^ 
kofs^  waarin  de  leer  des  H.  Avondmaals  begrepen  was  9 
(alles  in  den  jeest  vap  z  w  i  n  o  l  i)  gebruikten.    Tot 

Y  4  1ÖJ9  • 


1619  toe  was  de  leer  der  Nederlandfehe  Hervormde 
^  Kerk  9  ten  aanzien  van  het  Avondmaal ,  ongelijk  aan 
zich  zelve 9  ja  zij  was  tiet  nog  lang  daarna, en  zij  is  het 
nog  heden  9  daar  baar  formulier,  om  die  plegtigheid  te 
houden,  verfchilt  met  de  Nederlandfehe  GeIooFsbeli)« 
denis  en -den  Heidelbergfchen  Katechismus.  Zelfs  tea 
aanzien  van  de  Voorverordening  en  Voldoening  zoo* 
wel ,  ais  van  het  H.  Avondmaal ,  was  de  leer  der  Ne* 
derlandfche  Hervormde  Kerk,  op.  ruim  de  helft  der 
zestiende  eeuw ,  Zwinglisch.'  Daarna  vereenigden  zich 
de  Nederduirfchen  al  meer  en  meer  met  de  KaMnifcha  4 
Walen ,  verdragende  *  elkander  niet  alleen  ^  maar  jslch 
tot  éóne  Kerkgemeenfchap  verbroederende.  -«  Volgens 
de  Sjmbolifchc  Leerboeken^  later  Formulieren  van  Ee» 
nigheid  genoemd ,  (zijnde  de  Nederlandfehe  Gehofsbem 
lijdenis  en  Heidelbergfche  Katechismus ,  welke  in  en  na 
1566  werden  aangenomen)  waren  de  Nederlandfehe  Her- 
vormden Kfllvinisten;  maar,  volgens  de  Liturgïfchc 
Kerkfchriften  waren  zij  Zwinglianen  ^  en  zóo  zQn  zy 
dus  nog,  als  deels  Kalvinisfen^  deels  Zwinglianen^ 
aan  te  merken,  boezeer  zij  elkander,  vooral  in  het 
voorst  der  zeventiende  eeuw,  beftreden  hebben.  — 
Berigc  wegens  de  Nederlandfehe  Geloofsbelijdenis  en  den 
Heidelbergfchen  Katechismus.  Hoe,  door  wien,  en 
waartoe  zij  werden  opgefteld.  Niet ,  om  een  rege)  des 
gcloofs  te  zijn.  Zelfs  een  formulier  van  eenigheid  was 
de  Nederlandfehe  Geloofsbelijdenis  niet  van  den  beginne 
aan.  Zij  werd  het  eerst  in  1566;  maar  daarom  nog  geen 
geloof sregeL  Dit  te  zijn  ,  had  zij  nooit  bedoeld ,  en  zij . 
werd  het  eerst  kter,  niet  openlijk^  maar  heimelijk ^ 
.  naar  de  ayeregtfche  denkbeelden  van  fommige  heetgeba-- 
kerde  geestelijken  ^  alleen  door^de  verbittering  der  ge* 
moederen  tegen  anders  gevoelendetu  Ook  het  doel  ha* 
rer  onderteekening  was  niet ,  dat  men  zou  verklaren  ^ 
vf4it  men .  geloqfde ,  maar  wat « men  zou  leeren,  -—  Hoe 
men  op  de  Lejcesterfc^t  Synode,  in  I58({,  fchoon  het 
den  Statep  niet  geviel,  de  .vastdelling: verkreeg ,  dat 
^ij  onderteekend  moest  worden ,  op  bedreiging  van  af- 
zet^ 


GBSCHIBOKMIS  DEIL  tVSDEllL.  BERV.  KBRK.     3^5 

Mfting,  ponder  echter,  vóór  1619,  agn  oogmerk  daar* 
nede  te  bereiken.  --  Overeenftemming'der  Nederland» 
iche  Geloofsbel^ems '  met  de  Franrche.  —  Berigt  we- 
gens deze.  «»  De  Htidclbcrgfohe  Kaiechifmus.  — *  Hoe 
die  j  in  de  Nederlanden ,  allengs  tot  dat  aandien  is  ge- 
komen ,  dat  bi)  algemeen  is  aangenomen ,  fchooti  niet 
algemeen  onderteekend  vóór  161 9«  -*-  FormuUtren  yan 
imdórteekemng  ^  toen  ontworpen.  —  De  Waal fch e  Leer- 
aars onderteekenen  0en  Kdtechismus  niet ;  maar  de  Ge» 
kofabclijdemsj  At  Dordfihc  Kanons ^  en,  federt  16S6, 
Mkere  hepalingen  omtreru  de  leer  der  voèrverordening 
en  de  'Verdorvenheid  der  fnênfehétifke  natuur.  —»  De  leer 
der  Nederlandsch- Duit fche  Hervormde  Kerk  was  dan, 
in  den  beginne,  Luterseh^ÈrasnUaansch^  wat  Tater 
Erasmiaansch'-ZwmgUseh'Mtlanchthoniaansch^  en  is 
daarna  ZwingUsch ^HaMmsthch  gtmorètn  ^  ^  sonder 
dat  het  *volk  en  vele  keraara  bet  wisten,  terwijl  Tom- 
migen  het  niet,  en  anderen  het  wel  weten  wilden, 
waaruit  verdeeldheden  ontdaan  'zijn ,  die  op  fcheuring 
zijn  uitgeloopen/' '  De  Nationale  Synode  van  1619 
heeft  het  eche  KaMnifche  met  het  ie  nfeinig  verftane 
ZmingUfche  zoeken  te  vereenigen ,  én  daarom  de  Liturm 
gifche  fchriften i  die  in  den  geest  van*zwiNGLi  ge- 
IteU  zyn ,  niet  naar  de  Geneefrche  gevoelens  veranderd. 
^  Hadden,  vóór  dien  tijd, ^ van  den  beginne  af  aan, 
„  de.  Kalvijnschgezinde  leeraars  zich  zoo  uitgedrukt 
„ftls  de  Dordfche  Synode  leden,  én  hadden  Zwing- 
„  liacbgezinden  niet  de  oorfprotfkelt^e  gevoelens  van 
„  hunnen  aanhang  te  verre  'getrokken^  zoo  zouden 
„.  welligt  beide  partijen  het  b«rnas  niet  tegen  efkander 
,^  aangetrokken,  maar  elkander  wel  verdragen  hebben/^ 
Vde  Hervormde  Leeraars  hebben  ook  na  1619  de  be« 
twiste  leerpunten  verder,  dan  de  Dordfcbe  Vaders, 
gedreven,  en* zich  veroorloofd,' bij  het  gebruik  der  Lt« 
turgifche  icbrifren ,  daarin  willekeurige  veranderingeti 
te  maken,  en  zich  van  fommige  gebeden  niet  meerré 
bedienen.  «-  De  Waalfche  Kerk  is'  altyd  KaMnisch 
gebleven. 

Y  5  Van 


.Vao  bl.  479-^5ft^.WPrdt,  in  M.hcg^ndaAfdselingui 
oy«r  ^uopef9b4ren,Qod^ierèst  dtr  Nedcrlandfcht  Hcr^ 
yormde  Kerk^  dat  is  over  prediken,,  bedieiven  der  Sa« 
cran^nten.,  onder  vija  uit  den  ^  Katechiitous ,  en  gebe«. 
cUn^vS^handeld.    ({iet  gehang  ^^otéx  wei^  mede ,  gelyk 
h^t'jtoteden  openbaren  Godsdienst  behoort,  genoetna; 
cj^b  daarvan  komt  hier  niets  voor.  Men  fprëekc  daiari*. 
van  onder  de  volgende  Afdieeling^  die  4^  Liturgifchdi^ 
fcbrifun  ten  onderwerp  heeft^wair; het,  dunkt  óns>. 
niet  behoorde.)    Hier  wordt  de  gëheeie  jnrigting .  vaa 
^n  openbaren  eerdienst,  onder  de.  Nederlandfcbe  Her« 
vormden  ^  in  den  vrQegftjen  t^ ,  .-befcbcevfen ,  van  elltN 
vande$zelfs  deelen  afzonderlijk  ge(|iroken^  welke/vcr-' 
anderingen  daarin  van  t^d  tot  t^  gemaakt  werden  ge» 
neld  ,  enz.    Ook  van  de  K^ktneht ,,  en  -bet  flaiten  .eti 
ontfluJten  vap  bet  Hemelrijk  9  «-*  van  het  eerst  in  het 
geheel  niet  vieren,  daarna  plegtigvastftdkn.  der  viering, 
van  Kers- 9  Paascii*  en  PinkQer-feestem  >  aelfs  geduren- 
de^wee  dagen,  en  van  bet  prediken  op  Nieuwjaars-  en 
I^melvaarts  -  dagen ,  wordt  gehandeld.    Zelfs  van  het 
lij  zonder  kate^betiscb  .onderwijs  ,  dat  bezwaarlijk,  tot. 
den  openbaren  Godsdienst  k^n  betrokken .  worden ,  <«-• 
van  bet  aannemen.van  ledematen ,  r^  van  de  e^&t  af- . 
gekeurde , daarna  ingevoerde ^  orgelmuziek  in  de  kerken, 
en  eindelijk  van  de  afkondiginflfen  van  den  predikdod, 
sa  geëindigden  Godsdienst,  wordt  verftag  gedaan. 

.DeüWfte  of  tiende 4fdeeting  gaat,  van  bl.  511—554^. 
oy«f.  de  Litur^ifche  Jthriften.  —  Wat  men  er  door  i^ 
verftaanr  bebbe,  van  waar  «ij  oorfpronkelgk  ziin ,  hoe 
z^j.zljn  ingevoerd,  enz.  wordt  gemeld.  Op  de^ Synode 
vai)  Holland  en  Zeeland  van  1574,  'waar  M  Z^vingUts^ 
nei^  den  boventoon  hadden  9  werd  bepaald ,  geene  andere 
t^  gebruiken ,  dan  die  achter  d»  Katecfaismus  gedrukt : 
waren ;  doch  men  liet-'  bet ,  óp  de  Nationale  Sjmode 
van  1581,  vrij,  pm  zich,  in  de  tweede  vraag  van  het  ^ 
in  iü7^  üsa^gwomtn  f  /ormuitesf  des  JCinderdoops  4  al  dan 
niet  4«i  d^  wporden^,  4f  teer^  die  hier  geleerd,  wordt  ^ 
te  bonden.    Hierover  wordt  te  regt  de  wisheid  jder.  Sy-* .; 

no- 


Qp4e  g«[>jezcn^  die  de  uijtbarftlng .  mn  gePchffleo  tM« 
(c^en  KahinUten  ^  ZwfpgHanen  voorkcwen  wilde ;^ 
en  daarbij  herinnerd  het  deswege,  in  1613^  .gebeur*? 
de  .-inet  uiteï^booaard  en  efiscopiu39  te 
Amfterdaai,  waar  de. Leeraars-p lakcius  en  vak 
PitRHBiDEN  niet  zoo  wijs  en  gematigd  wareuialft 
^e  Synpde.*^ Volkomen. ge^ag  yer^cegen  deze  gjerchrifr 
ten  eerst  in  1619,  ,tpen  orde  gefield  werd  op  derEf;}vec 
fevifie.  Zij  werden  doorgaans  ilordig  gedrukt,.  011^ 
zelfs,  als  daartoe '  befletei)  wa& »  voor  het  yerv4?^lg  nie| 
genoegzaam  gezuiverdn.  —  Den^elyer  lof.  — •  N^^g  wor^ 
gebapdeld  van  de.  EyangelUbo<ken  ^  op  de  feholeii  ge* 
bruikt 9  ^<-*  ^WkMij^elvertalingen ,  (waarvan  reedsr^broed 
gefprokei)  was  op  bh  .iio-*ii3 ,  h^tgene  bier  gedeelte^ 
lijk  herbaald  wordt)  '«F*-  Jnarönderhcid  van  utenho» 
V  £  N  's  vertaald  Nietf w  Testatneof .,  dat  regtmatigen  lof 
erlangt,  «^  en  eindelijk  van  htv  Pfalmgezang ^  vooral 
van  de  armzallge^  en.  ibrety^i^  berijming  van  da« 
THE  EN,  die ,  Ecker  *niet  naar  verdiende,  allèandei» 
verdrong,  ^^  van  m^rot^s  en  BSXA-'è  pfajmen.^ 
hQ.de  Waalfcbe  gemeenten  aaiigenooien ,  ->-  vaa  deo 
voormaligen  afkeer  van  andere  kerkliederen ,  en  van  de 
yergeefTche  pogingen ,  om  die  in  te  voeren. 

Nu;  hebben .  wj  nog  te  fpreken  vuk  de  Aanteekétü»  ' 
gen 9  welke,  in  grooten  getale »  b^  dit  werk  gevoegd, 
doch  niet  onder  den  tcekst  geplaatst ,  maar,  betgeae 
wg  zeec  goedkeuren ,  in  een  afMOderlijk  boekdeel  van 
wel  ddS  bladzydsn,  ^meii.  eene  kleinere  letter  gedrukt  4 
verzameld  zi>n,.  znodat  men  ft ,  onder  het  lezen ,  naaste 
zich  ijjiebbende ,  geinakkelijk  kan  raadplegen.  Behalve 
de  aanwijzing  der  Schr^veren,  waarvan  men  ziólv  ia 
bet  opftellen  van  dit  werk  heeft  bediend ,  bevatten  zg 
alles,  wat  men,  tot  opheldering,  bevestiging,  uitbrei« 
ahig  enz.,  noódig  geacht  heeft  bij  het  gefchrevene  t^ 
▼oegen ,  en  •  biet  en  daaf  lelft  vr^.  breede  berigten  we» 
gens  zulke  bijzonderheden ,  als  men  in  den  tekst  zelil^eii 
gemeend  heeft  niet  te  kunnen  opnemen.  Men  vfttfl 
tDok  dairin  veel  Iceiicisi ,.  eo  ÜUfa,  ln>  4enz6lféetf^ed»t 

als 


/ 


3CïS     IJ  PB  I)  £N  D^B  R  A  O  Üf ,  RfiUKdBSCHÏÉ&ETfts. 

ats  het  wérk  gefield.  Zij  zijn' een  voörtréffeigit  gedenk-^ 
ftuk  van'  der  SchfSveren  vlijt  en  uitgebreide  belezen* 
faeid^  in  het  vak,  dat  zij  bearbeid  hebben. 

Wg  fluiten  dit  verflag  met -te  fce^gen,  dat  wij,  onder 
het  lezen  vtrn  andere  werken  van  den  HeerijPEij, 
icoowel  als  van  het  fègenwoordige,  (want  2ljn  Ed.  al« 
ken  fchljnt  hier  de  pen  gevoerd  te  hebben)  roeerraalenr 
gedtt<^ht  hebbetf  aan  de  overeenkomst ,  welke  zijn  Hoog* 
eerw.  heeft' met  den  door  hem  zoo  Kóoggefchaften 
E  RASMUS,  daarin,  dat  hij',  zoowel' als  deze,  rchiè^ 
Kjk  Tclir^ft,  en  het -gefchrevcnc  onverwiiM  uitgèèFu 
Er  AS  MUS  zelf  erkende  dit  als  een  gebrek.-  FdUóf 
(fchrijft  htj ,  0pp4  3>  IX.  p.  fisfy.)  '^^  f^^'^'  (^rrtnia  pi^x^ 
clpitdrc .  verlus ,  qUA^n  ederc.  Sic  est  i'ngemum ,  et  ag* 
noseo  culpam;  en'^.  B79;  Qjniiquid  edó\  übortas  versus 
iftj  quam  partus,  Móc  yitium  miM  pemtus  infiium  est. 
I^n  fertf  retognosccndi  t^dïum ,  non  premcndi  müram  ^ 
non  elimamU^  qu^d  deformatüni  est ,  diligentiam.  Doch 
wij  herinneren  ons  bierbij,  wat  bextus  rhena» 
w u s ,  in  yita  £  R a s  m  f,  apad^  ba  t e  s  i  ü m }  p.'iöS;* 
van  hen  zetde ,  die  den  grooten  man  deswege  bitter  vtr^ 
wijt:  deden ,  hetgene'  ten  aanzien^  van  den  Hoogleeraar 
ïj  p  E  IJ  van.  vrij  waf  toepasfing  is*:  Proferant  nobis  in 
fnedium  tot  tamque  utilia  fcripta^  tam  fancta^  tam 
cordata  ^qmt  abEfasmo  Chris tiamss  orbis  accepit.  Wie 
2tcb;  door  veelvuldig  tuittig  fchrijven ,  eenigzins,'  als 
B RASMUS,  verdienftél^k  maakt,  mag  ook  wel  een ig 
^eel  hebben  aan  devèrfcbooning  van  een  gebrek,  dat 
hi}  met  hem  gemeen  heef^^  en  dat  men  hem  gaarne  ver- 
gaf»  Mogt  er  zich  echter  niemand,  in  faooger  graad, 
aan  fchuMig  maken ,  dan  erasmus! 


Lurrcdfncn^    door    heiman    muntinohs.     Ttf 
,-GrMingen^  W/ iJ.-Pwnkeas.    In  gf.  8ya.  ^304  «B^ 

:  ƒ  ft  •  IC- :  •        ';':'-'*■  /        "  i  .  '!    '  -  :  •; 

T.       «      »   • 
ien  Leerredenofi ,  weUcer  inhoud  tis  een^achte  datiw 

'     ia 


JSL  UJf.H:XJ'JI£  |IX>  XCVRSXDICIIBM. 


za9 


in  het  gemoed  van  den  lezer  ffdaak«    In  de  eerde  tref« 
den  'wit  mee  .den  kenrigen,  eenvoodigen  fprteker,  vMi 
den  groodigen  Oosterling  tot  de  befcbouwing  van  de 
l^a^ui^  y  .naar  inleiding  van  bet  heerlyk  natuardicW 
fluiVvdei\  ClVd^n  Pfalm.    Daar  toont  hij  ons ,  den  lei» 
df«ad  des; geween) Dichters  volgende,  Gods  onbeperk» 
x^  j^luwgt,  allesomvattende  wetenfchap,  onnavorsch*. 
bare;  wijsheid,  aV)e3  vaderlijk  verzorgende  liefde ,  allH 
vervuilende  overa4tegenvsroordigbeid  ,  door  ons  het  oog 
-te doen  opflaan  naar  den  hemel,  ons  te  doen  herdenken 
de.ec^rfle  ivorming'  der  aarde  ^  en  opmerken  hare  tegen» 
^ypoidige  inrigting,  benevens 'die  van  alle  fchepfelen^ 
^\t!  biar  bewonen ,   en  dat  deze  alle   ieder  oogonblik 
van  God  afhankelijk  zijn.    Zoo  vinden  gereeden  ingang 
4e  gezindheden.,  die  de'fpreker^  op  grond  yan  deze  be* 
Xchpuwing  ,^vj^  :onf  oiscbt ,  en  worden  wij  zachtelijk 
beftnurd,  om  op  .te  yolg^  zgne  ra^i^gevingen^ter  ver- 
\yerviqg  ^an  deze  gezindheden^  — In  de. tweede  worden 
wij  ge(lem4  tot  dat  gevoel  van. Gods  alwetendheid  en 
alomtegeniwoord\gheid ,  hetwelk  den  Dichter  van  den 
CXXXIXften  Pfalm  bezielc^ ,  toen  hy ,  waarfchynUjk  in 
een .  tii)d(ly> ,  dat  hij  door  zyne  vygnden  bi|  Stal  werd 
j^aog^kla^gd  ft  alsof  hij  hem  naar  kroon  en  leven  ftond, 
iioor  dezen  werd  vervolgd ,  in  woestijnen  zijn  heil  moest 
.zoeken ,  en ,  mlsfchien  in^  een^  ber^fpelodk ,  door  de 
duisternis  overvallen,  inzpnderheid  de   28   eerde  ver* 
zen  van  .diea  Pfalm  zamenftelde.  -—  In  de  derde,  ovef 
Spr.XXX;  i~6t  vinden  w^  de  belangrijke  aanmerking, 
dat  de  woorden:  tot  Ithicl^  tot  Ithiel  en  XJchai^  met 
eene   kleipe  verandering  der  Hebreeuwfche  kianknip* 
.pen.,.  dusJcunnen  vertaald  worden:  Ik  bezwijk  ^  o  God  f 
ja  ik  bezwijk  y  -o    Godl   en   heb    mij^^fi'omp  gciachf^ 
i^ügevolge  welke. vertaling   dan  de  zaken,  die  in  (jen 
«tekót  liggfi)».  deze.  zijn:  ;•  Welke  moeite  de  mensch 
jO{>k  aanwende  om  na- f  et  dekken  over  God,  c|cazelfs  iki» 
;fiii>r  blijft  voor  hem  fleeds  onbegr\^eliit.    a.  Hoe  onr 
.(^T^pe|ijk;God  vpox  ons  zij, zijn  woord  leert  ons  ech- 
ter zoo  vfeW-ao-HfiRisAla  genoegzaam  is ,  om  op  Hem  , 

in 


in  ftl  ODM  tkooden  én  v'aoral  onze  beboefteu;»  eenbfl'i- 
ftübaar  vertrouwen  te  vestigen^;*  ep^zoo  veel  van 'Hem' 
té  weten ,  la  noódig  en  toepeikeiid  tot  èwe  getükaaHg* 
héd.  3«  Dieper  in!  de  kennis  der  Goddelgke  natuur  ré 
willen  dringen,  kan'  zelfs  tot  ftrafbare 'dwalingen  ver^ 
lelden.  -^  De  vierde  (uitgefproken  in  den  winter)  bc- 
helst ,  uit  Jez.  XLV:  15 ,  de  troos'iFeer ,  dat  God ,  fcboon 
Hij  zich  al  een«  verborgen  boude,  toch  altijd  bet  ka* 
tsikter  behoudt  van  verlosfer  en  heilaanbrenger ,  en  her«* 
innert ,  zoo  töt  onzen  troost  als  tot  onze  leéiring ,  héi 
w$  jegegs  God,  vooral  in  eenen  tgd ,  waarin  H^- sich» 
zoo  diep  verborgen  houdt ,  moeten  gezind  zijn.  —  De 
vijfde/  naarMacch«  XIIL  31  en  31 1  (de  gelijkenis  van 
])et  mosterdzaad}  handelt  óver  de  ontwikl^elittg  vab  bet 
Christendom ,  langzaam ,  uit  een  kïein^  onnanzienlljk 
begin ,  tot  verbazende  uitgebreidheid  en  grootheid.  «-^ 
De  zesde,  naar  Maith.  XIII:  33,  (de 'gelijkenis  van  het 
2U«rdee(em)  over  da ^  wel  krachtige,  maar  tegelijk  dik«- 
wijls  verborgene-  e»  ftiUe,  werking' van  het 'Evangelie 
tot  veredeling  en  vérbetering  des  menscfadóms,  «*.  Dè 
zevende  is  over  Matth.  XXV:  i— 13.  (de  gelijkenis  der 
vijfwijze  en  vl}f  dwaze  maagden.)  In  deze  vinden  wij  de  V 
v^r  de  uitlegging  van  200  menige  plaats  in  de  Brieven 
der  App.gewigtige,  en  den  Neologen  den  pas  afihijden^ 
de ,  aanmeilking ,  dat ,  indien  al  de  App.  Jeaus  wede]> 
komst  nog  bij  hun  leven  verwachtten,  zulks  hun  niet 
ikUeen  niet  fchaden ,  in  tegendeel  waakzamer  maken  kon» 
—  De achtfte  Leerrede ,  over  Matth;  XXV:  13,  is  toe- 
pasfing  op^  de  vorige.  -^  De  negende  heeft .  ten  tekst 
Hand.  IV:  3a«.  De  eensgezindheid  der  eerde  Christenen 
beftond  in*  eensgezindheid  in  de  hoofdzaak  des  Ëvange* 
lies  —  in  genegenheden  of  begeerten  -^  in  beginfelen 
en  oogmerken  —  in  karakter  of  geaardheid.  Scttoone 
fehets  der  eenheid,  die  kan  en  moet  plaats  grepen!  «^ 
De  tiende  handelt  over  a  Gor.  III:  1—3 ,  en  4>èfeltouwt 
eenige '  trekken  van  de  voortreffelSkheid  der  werkingen 
van  den  H.  Geest,  zoo  als  die  door  Jezus  Christus  ons 
gefchonken  wordt  9  op  het  hart  der  meDfcbéh.- 

Ker- 


O.  H.  L  A  G  BrJL  8i  £M.  J*  S  C  H  U  L  T  Z^  a«Dl¥0£A«  ENZ.  3|1, 

■^■■■'     -  -■    ■'  ■■■    ^■*'  '.'1'     '."■-  ■■■■  .»         ■  .1,,  I 

Ktritlijkc  Rtdey$erwgen  en  Janfpróken  bij  ék  ^pcnU^ 
•  t,n  fl^iiiing  '^4n  de  cerfic  Vergadering  der  £yangc^ 
li^ch'Lutbtrfckp  Synode  in  Act  Koning  rif  k  der  Ne* 
der  landen^  zoo  door.  Z^  B^etlh  den  Moer  e  Stdats^ 
taady  Directeur '  generaal,  voor  de  zaken  der  Her^ 
vormde  Kerk  enz»  f  als  door  0«  ii«  lager^S  en 
j.  SCHULTZ;  met  een  Foorberigt  van  den  laatstge^ 
t^oemden^  Te  Amflerdam ,  bij-  B.  Kramer  ea  Zoon. 
.    1819.    Ingr^Zvo.    144  jff/.  ƒ  .x-io- : 


et  belangrijk  voorberigt  geeft  den  dankbaren  lof  aan 
Z.  M.  voor  Hoogstdeszelfs  vadeWijke^  zorg ,  ook  voer 
liet  Kérkgenootfchap,  van  hetwelk  hier  fprake  is,  th 
toont  de  uood^akelljklieid  der  nu  ifageyoerde  organizr» 
tie,  ter  naauwere' vereeniging  derEvang.LuterfcheG.* 
ineenten  in  ditRyk,  onder  één  gemeenfchappelijk.Ker*» 
keiijk  beduur  \  terwijl  bet  tevens  de  gefchiedenis  van 
dezelve,  en  van  de  nu  het  eerst  gehoudene  Synode, 
opgeeft.  De  Aanfpraken  zijn  ^  zoo  als  men  die  van  zoo 
voortreffelijke  mannen  bij  zoodanig  eene  gelegenheid 
verwachten  mögt.  De  Redevoeringen,  zoo  ter  opening 
der  Synode  door  dèn  Weleerw.  l  a  g  e  r  $ ,  als  ter  flui- 
tiny door  deirWtlcerw.  scHtJLTZ,  over  Bphez.  IVï 
1$ ,  16,  en  VS.  3^6^  prezen  zich  allezins  aan ,  door  eeo« 
voudige  welfprekendheid  en  overredende  kracht;  zoodat 
deze  bundel  niet  alleen  een  aangenaam  en  blijvend  aan* 
denken  is  voor  de  Luterfche  Gemeenten  in  ons  vader* 
land,  maar  tevens  hartelijke  vreugde  over  dèn  Christe* 
lijken  geest,  dien  dezelve  ademt,  aan  'lederen  welden^ 
kenden  zal  geven ,  en  deze  geest  zich  by  lederen  lezer 
"krachtig  zal  voelen  opgewekt  en  verllerkt. 


) 


ff09$d^ 


332^  A.DBKÖNINC,    HANBLBIDINOié  ^ 

Hvndkiding  omtrent  de  Leerredenen  over  de  Lijdensge* 
fchieéenis  dis  Heilands ,  j aarlij kr  te  houden  in  de  Her* 
vormde  ChristelijkeGemeente^' bijzonder  ten  platten 
lande.  Door  albxander  de  koning,  Pre* 
dikant  te  Sliedrecht.  Te  Dordrecht ,  bij  J.  de  Vos 
en  Coinp.    In  kl.  Hvo.    XII  en  9Ö  5/,  /  :  -  ia  - : 


D 


e  Heer  de  koning  heeft  door  de  uitgaaf  van 
deze  Handleiding  eenen  wezenlijken  dienst  bewezen. 
Het  is,  namelijk,  gelijk  de  Schrijver  zegt,  moeije« 
lijk,  de  gefchiedenis  vs^n  het  lijden  des  Heeren  op 
eene  gepaste  wijze  ter  behandeling  op  den  kanfel  te  ver- 
deelen.  Hy  helpt  den  Leeraar ,  die  alleen  (laat ,  zulks 
doen  op  onderfcheidene  wijzen,  het  getal  der  Igdens- 
tekften  tot  het  mogelijkst  kleine  en  mogelijkst  groote 
gebragt,  en  laat  eene\ duidelijke  aanwijzing  aangaande 
Üet  gebruik  van  dit  boekje  hetzelve  voorafgaan.  Het 
is  niet  alleen  voor  den  Prediker,  maar  ook  voor  de 
Gemeente;  en  wij  wenfchen,  om  het  belangrijke  der 
Llidènsgefchiedenis  onzes  Heeren,  dat  van  hetzelve 
200  algemeen  mogelijk  worde  gebruik  gemaakt ;  aan  dé 
vervulling  van  welken  wensch  wij  ook  niet  twijfelen. 

Handleiding   Voor    het   onderwas  in   den  Christelijken 
Godsdienst.     Door  o.  benthem  reddingius, 
Th.  Dr.  en  Predikant  te  Asfen^  enz.   Te  Groningen^ 
.bij  W.  Zuidema.    In  kil  ivo.  34  BI.  /  :  -  a  -  8 


D 


it  boekje  onderfcheidt  zich  van  de  andere ,  ons  be- 
leende ,  daarin ,  dat  het  enkel  tekften  uit  het  N.  V.  ten 
bewijze  aanvoert ,  en  dezelve  telkens  achter  ieder  hoofde 
(luk  eenvoudig  opgeeft ,  opdat  leeraar  en  leerling  de- 
zelve zouden  naflaan,  en  het  onderwijs  alzoo  tot  het 
naflaan  en  het  onderzoek  van  den  Bijbel  dringe.  Het 
acht  de  bljbelfche  gefchiedenis  reeds  aan  den  leerling 

bc» 


y 


G.  B.  REDDIKCIUS,    BAlfpLEIBING,  335^ 

bekend ,  en ,  den  Natuuripcen  Godsdienst  mede  Voor- 
onderftellende ,  bepaalt  het  zich  'alleen  tot  den  Geopeo* 
baarden ,  en  houdt  geloofs-  e;i  2;edeleer  vereenigd.  Voor 
het  overige  doet  het  den  Godsdienst  kennen,  als  liel>« 
bende  den  gezegendften  invloed ,  zoowel  op  het  tegen* 
ivoordig  als  toekomend  leven ;  en  heeft  ook  deze  Hand« 
leiding  dat  (f elfelmatig  aanzien  niet,  hetwelk  bij  menig 
ander  leerboek  zoo  weinig  uitlokt.   Wij  gelooven  gaazw 
'   jie,  dat  de  fteller  zelf  niet  alleen,  maar  ook  menig  im« 
der ,  naar  dezen  leidraad  goed  onderrigten  kan.    Even* 
wel,  wij  voor  ons,  die  zoo  menig  leerbpek  beproefd 
bêbben,  Rellen  dit  niet  boven,  maar  nevens  vele  anda-i 
re,  reeds  in  gebruik,  en  meenen,  dat  ieder  onderw^ 
2er  best  doet,  met  zich  niet  aan  een'eü  hetzelfde^oek« 
je,  en  bij  iederen  leerling,  te  binden.    De  onderyin* 
dinf  leerde  ons ,  dat  men  b^  velen  piet  vooronder ftellen 
kan ,  hetgette  dit  boekje  vooronderftek ,  en  ook  diir^ 
waar  dievooronderflelling  geldend  is,  doorgaans  toch 
op  het  hier  verzwegene  terugwenken  moet;    hètgene 
vooral  ten  aanzien. der  Bijbelgefchiedenis  ,  en  om  het 
eigen  Bijbelonderzoek  te  bevorderen,  zoowel  als  om 
bet  bevktteUjke  en  bruikbare, wel  eenige  meerdere  aan* 
wgzing  in  6et  leerboekje  zelf  verlaugen  doet.    Qnder 
de  nieuwere  leerboekjes,  die  wij  iederen  leeraar  ver« 
zoeken  in  te  zien,  etx  hetwelk,  bij  fommige  letriingen 
gebruikt,  zeer  goede  dienden  zal  doen,  tellen  wij  dit 
werkje  voorzeker.    Het  heeft  de  volgende  tloofdfluk» 
ken':  i.)  Geopenbaarde  Godsdienst  in  het  gemeen;  ds 
Christelijke  in  bet  bijzonder.     2.)  God.     3.)  De  Men* 
fchen.    4.)  J.  C. ,  Gods  Zoon ,  Hehsch  en  onze  Leer^    . 
aar.    5.)  Lotgevallen  eh  hooge  ivaardigheid  van  J^zus. 
6.)  De  H.  Geest.    7.)  De  Christelijke  Godsdien/ligheid 
in  h.t  algemeen.   S.yDe  zedelijke  verbetering.  9.)  Ben 
Christelijk  deugdzaam  leven.    .lo.)    Invloed  van  den 
Godsdienst  op  ons  tijdelijk  geluk.     11.)  De   Eeuwig* 
heid.  —  Bij  het  opgeven  der  Hoofdftukken  het  boekje 
jiog  eens  doorloopende ,  mogen  wij  het  goede,  dat  wij 
van  hetzelve  zeiden,  van.  heeler  harte  bevestigen* 
'  fiOf&BESC».  182c.  NO.  8.  Z  .    Kort 


KORT  GNB^RWIJS* 


"Kort  Onderwijs  tot  Bcli}dcni$  en  Beaef^ng  vmn  den 
*"  ^Christttijken  Godsdienst.  Te  Groningen ,  bij  W.  Zui- 
'    dema.    In  kl.  %yo.  ia  BI.  /  :-i-8 

.X/Qor  )twee  Horvormde  Predikanten  vervaardigd ,  ea 
^pzettel^k  voor  loeerbejaarden.  ea  gehuwden ,  die  belet 
JMT^rden^  door  uitvoeriger  onderwijs ,  zich  te  oefenen* 
•Dit  boekje  geeft  daarop  dan  ook  alieen  het  allernood* 
isakèlykile»  on  laat  don  onderwijzer  overvloedige  ruim* 
*te  tot  verhalen  en  mondeling  onderwijs,  Hetgene  van 
-buiten  geleerd  wordt,  ia  maar  ^weinig.  £en  kundig 
Leeriar  zal  hier^  in.  iMt  bedoelde  geval»  ecne  genoeg* 
.came  haodleidiog  vinden* 

ft 

J)isfertatio  pbyfiologico-pathplogica  inauguralis  de  Fee* 
$u  intra  Fmtum^  quam  &c.  publico  et  folemni  ex* 

'  amini  fiibmittit  abrahamus  ca p^ aü o j s.  Lugd. 
VkKXn.  %X^}Xii.Viduam  M.  Cyfvter^  jfoh»  fil.  8vo. 
106  pp.  • 

D.  L  Natuur  *  Ziektekundige  Inwijdingsverhandeling^ 
wer  Vruchten  tinnen  Fruchten  befloten^  enz. 


D 


'eze  verhandeling  draagt  de  èeQiafeiidfle  blitfctn  vao 
de  uitmuntende  vorderingen  des-fcbrljvera  in  natuur- en 
'geneeskundige  kennis ,  waarvan  hij  reeds  in  «gne ,  door 
de  geneeskundige  faculteit  ^e  Leydén  bofcroai^de »  ver« 
'handeling  zulke  uitftekende  blijken  gegeven  had*  Het 
OBderwerp  wordt  er  voornamelijk  gefchiedkundig  in  be* 
handeld»  en  alle  eenigzins  opmerkelijke  gevallen  van 
plant-  of  dier  -  vruchten ,  welke  zelve  bevrucht  bevoa* 
den  werden,  vindt  men  hier  opgezameld,  bet  verbaal 
van  dezelve  moge  voor  het  overige  waarfchijnlgk  zya 
of  niet.  De  fchrljver,  echter,  is  verre  van  alles,  wat 
dien»ang9/mde  verteld  wordt,  voor  goede  mubt  op  te 


« » 


ne* 


A.CAPADOS]^,  WSIfBRTATIO.  3^ 

&e»»  9  fcfaoon  'hij  elk  der  verbialdc  gtvallta  wt  op» 
zett^Ujk  met  4e  fiikkel  der  oardeelkunde  toelicht.  Van 
de  best  bewezene  voorbeeldea  g^eft  h^  zinri|ke  verkla- 
rlngeo ,  in  het  bedonder  van  de  b$  den  mensch  voorko» 
wende,  welke.  h$  niet  zonder  grond  aan  overbevruch«' 
ting  toefchrijft^  De  verhevene  befpiegeüQgeii »  welke 
HTij  hier  en  daar  vinden ,  over  het  alleven  der  Natuur  ^ 
over  Une  krofiH  en  é4M  ftpfïn  dezelve  a^z.,  desgelyks 
het  gebeele  eerOe  hoofdftiik  over  df  bevruchting  der 
delfftoffeQt  berchouwen  w^  aU  het  fchatm»  hetwelk 
ficb  bov^n  een  gistend  vocht  vertoont ,  en  een  bewijj» 
ia »  dat  hetzelve  n^  niet  geheel  ia  uitgegiat.  Dit  bi| 
hem  gefchied  «ynde ,  ^al  h||  met  poa  overtuigd  wezen  « 
4at  naauwkeurlge:  onderfcheiding  het  éénige  middel  iSi 
ter  v.erkrüging  van  ware  w^tenfphap* 

Luiuchlfiud en  (UKevolutie.  Door  j.  G^%Vi,%%.  UH het 
HoegduUsfh  vertaald.  Te  Amjlerdam »  hj  J.  C*  van 
Kesteren.  xBip»    In  gr.  $y9«  919  ^ff/, /i*xo*: 


I 


n  langen  tijd  namen  wij  geen  boek  met  zulk  eene  hck>g. 
gefpannene  verwachting  in  banden  ^  dan  dit ,  hetwelk 
in  geheel  Daitschland  zoo  veeropgang  gemaakt ,  de  eer 
van  het  verbod  genoten ,  en  den  Schrijyer  die  der  ver- 
volging gefcbonken  beeft.  Wy  verwachtten  da^in  eéne 
klare,  krachtige,  met  geestdrift  en  vuur,  maar  toch 
ook  yoor  hét  Algemeen ,  dat  is  duidelijk  gerchrevene 
blootlegg(f ng  van  den  tegenwoordigen  (laat  der  betrekkin- 
£en  iii  Duitschland  tusfchen  de  Vorften  en  Volken ,  en 
eene  ontwikkeling  der  middelen ,  om  die  zoo  veel  mo* 
gelijk  t^  vereffenen.  De  naam  des  Schrijvers  benevdde 
^e  hoop  wel  eeti  weiiïig ,  wanneer  wy  ons  in  hem  den 
hoogvliegenden  Idealist  voor  den  geest  bragten,  die 
zich  in  meet  dan  ééne  wetenfchap  niet  ongelukkig  ge- 
oefend heeft,  maar  de  gaaf  niet  bezit,  (die  aan  wel 
meer  Duitfehers  onzer  dagen  ontbreekt)  zijne  denkbeeU 

t  %  4eii 


3s6  J.  fli:öRRES  '     •  >  -^ 

den  omtrent  dezelve  hé1de^,  tn  ook  voor  het  gemeene 
xnenfchenvcrftand  bevattelijk,  vobr  te  dragen.    Doch 
wanheer  wü  ons  dan  wed^r  zijnen  Khtinifchen  Mcrkur 
voor  den  geeat  bragten,  dit  blad,  zoo  geheel  inden 
volkstoon  geschreven, dat  geheel  DuitscAland Az^tmtét 
was  ingenomen,  en  hetwelk  den  publieken  geest  eik  de 
regtinatige  verlangens  der  Duüfchers  in  iSfs  zoo  zeer 
in  de  hand  werkte  j  —  dan  fchepren  Wij  weder  moed,' 
en  hoopten,  niet  alleen  iets  zeer  belangrgks,  maar  ook^ 
iets  zeer  verftaanbaars  te  lezen;  te  meer,  daar  wij  niet 
konden  denken,  dat  men  een  «duister  en  in  Hierogijphen 
ingewikkeld  boek  zou  hebben  verboden.    Dan ,  onze 
verwachting  werd   grootftendeels  te  leur  gefield.    Er 
heerscht  in  dit  werk  een  duistere,  ingewikkelde  ftljl» 
vol  beelden',  niet  zoo  duidel^  als  de  meestgei^wollene 
Oosurfche^^w^ïrsL  de  Schr^  ver  zekerlijk  zijne  geleerd* 
heid  'heeft  willen  ten  toon  fprdden,  hetgene  hem  ech* 
ter  bij  zttt  vele  Lezers  weinig  tot  aabbéveling  zal  (trek- 
ken. ^  Zoo  noemt  hij  b.  v.  het  geld  „  eene  algemeehe 
„  wereldkracht ,  welke  in  een  beftendig  fy fiool  en  dja* 
„  fiool  uit  het  algemeen  middelpunt  naar  den  omtrek  e^ 
„  weder  naar  het  midden  terugfireeft ,"  — de  nieuwer» 
Volksvertegenwooydjging  „  eene  antithefis  tegen  de  M^ 
^  fis  der  beambténwereld ,   in  vvier   antagonismus   de 
^  ftrijd  zoo  lang  duurt ,  tot  eindelijk  de  nuttige  fyn$hcfi$, 
^  gevonden  is  ;*'  om  nu  niet  meer,  en  nog  wel  erp;ere  ^ 
fiaaltjes  by  ie  brengen.  **  Daarenboven  viel  de  geest  van 
dit  boek  ons' tegen.    Wij  berkenden  daarin  terftond  den 
tchttn  ScAellin^iaaff  9  die  fchijnbaar  zeer  voor  Gods- 
dienst en  Christendom  ijvert,  nuar,  wanneer  men  ten 
flotte  vraagt,  wat  de  Schr'^ver  eigenlijk  meent,  ons  op^ 
de  zalige  Middeleeuwen ,  het  onafhankelijk  beflaan  der 
Roomjche  Geestelijkheid,    en  den  onbelefnmerden   in» 
vloed  van  dpn  Paus  wijst;  die,  terwijl  heiden  tegen^ 
woordigen  tijd' uit  den  mond  van  het  verlêdene  om  al 
des^elfs  nietigheid  en ;  fchijn^roptheid  wel  zeer  ernflig 
beltrafc ,  (vvaarrcbijnlijk  ook  om  óngodsdietidigheid)  vaii 
eeue  „  {cheppende' wereldkracht "  droomt,  ^  die,  toen 


DIHTSCHLAKD  VN  U  JMB VOLUTIT.  5)7 

^  20  i|i..dka  HirfncshtktT  .dt  elementen  het  eerst  gt^ 
».  mengd  had,  en  de  krachten  nu  bruifend,  gistend ^ 
^  lierend  .en  donderend  door  elkander  vlogen ,  in  veW 
^.mislukte  fcheppingen,  die  de  bergen  thans  in  zich 
^  befl'uiteh,  )]aar  vermogen  beproefd  heeft ,  eer  zij  de 
,,.  regfe  maat  in  haar  werk  heeft  kunnen  treffen;'^  (b]« 
150)  aldiijs  het  Christelijk  denkbeeld  van  eenealmagtige 
en  vr^e  fcheppende  ^odh^id  Verzakende.  (Men  weet , 
datscHBLLiNO* Panthcismus  en  het  Koomfcht  geloof 
zeer  goed  weet  te  vereeuigen.)  De  voorkeur,  aan  het 
Cathoücismus  gegeVen ,  is  op  vele  plaatfen.  zelfs  zeer 
ilootend.  Sedert  het  eeuwfeest  der  hervorming  (lezen 
wij  bh  76)  n  was  de  federt  lang  aanwezig  zijnde  over« 
il  moed  onder  de  Protestanten  in  Duitschlafid  toteenen 
^  pnverdragelljken  graad  geklommen."  Een  paar  blad* 
2i]den  verder  lezen  wy  van  een  verbond  tegen  den  Pais , 
van .  zijifpelingen  (die  de  Schrijver  afkeurt)  op  de  ^«* 
tuiten ,  enz.  De  uitmuntende  wbssenbgro,  dien 
ejik  braaf  en  verlicht  Rooroschgezinde  als  ijveraar 
voor  de  regten  der  Duitfche  Kerk,  en  tegenftander  van 
uliramontaanfche  beginfelen,  eerbiedigt ,  wordt  gezegd , 
*»  zich,  tot  bet  doordringen  eener  onzuivere  zaak,ach« 
9  lter.de  weraldlijke  magt  te  verfchuilen,  en  dus  de 
y^  kerK^te  verraden.**  By  deze  uhra-kathoiijke  gevoe- 
lens voegt  zich  natuurlijk  eeüe  teedere  liefde  voor  de 
Middeleeuwen;  en  voor  het  leéndelfel:  de  zoogenaamd 
dtiistorifcAe  partij  in  DuitscMandy  tot  welke  deSchrij- 
ver  erkent  te  béhooren ,  wenscht  de  zalige  tijden  der 
eenheid  in  het  Rijk  terug ,  welke  vooral  door  de  Kefor^^ 
matte  verbroken  is:  wij  hoofen  hier  voor  bet  eerst ^ 
.„  dat  de  Middeleeuwen  in  geenerM  kunst  of  weten- 
,1  ichap  door  geenen  anderen  tijd  konden  overtroffen 
„  worden,  en  door  het  Reizerdom  eene  wetgeving  had- 
„  den  begonnen  te  vestigen ,  tot  welke  nog  geen  volk 
„  zich  verheven  had."  (Bi.  141.)  o  Die.  heerlijke  tijd 
▼ab  het  vütstregtl  o  die  heerlgke  wetgeving  van  pijn- 
"batik ,  en  radbriaken ,  en  verbeurdverklaren ,  en  hekfen- 
procesfenl  o  die  uitmuntende  wetenfchap,  die  aan  den 

2  8  lel- 


leiband  van  ahistotelvs  liep,  en  die  onvergèlQ* 
keüjke  fcholastiek  /  -—  Doch  fpottep  wQ  niet  met  dé 
laatüe.    2g  was  ^  eene  levendige  gymnastiek ,  waap> 
^  door  de  Natie  eene  fcherpre,  behendigheid  en  kracht 
^  bekwam 9  tot, welke  wij  niet,  dan  op  eefien  aflland', 
,  y^  kunnen  naderen.^    Verw^onderen  wij  ons  hlerovef 
«iet.    De  Duitfche  Tchool  van  Wqsgeeren ,  tot  welke 
de  Heer  gÖrrbs  behoort,  is  in  hate  hooge  vlügt  töt 
de  duisterheid  en  den  onzin  der  Scholastieken  (het  ge- 
west der  wolken  van  aristophanes)  genaderd. 
Het  is  daarom  ook  niet  te  verwonderen ,  dat ,  bij  zóó 
verwarde  begrippen,  ook   de  ftijl  duister  moet  zijn; 
„  waarom  men  (volgens  den  uitmuntenden  borger) 
„  in  de  taal  en  de  gefchriften  dier  Mystieken  geenen  öf 
„  flechts  een*  verwarden  zamenhang ,  en  eené  onge^ö^ 
,,  ne ,  duistere  manier  van  (preken  aantreft,**  (*)  In* 
derdaad  is  de  orde  in  deze  Verhandeling  zeer  moeijelijk 
te  vinden :  er  wordt  wel  eerst  over  den  ftaatkufidigen , 
daarna  over  den  (uitwendig)  Godsdienfirgen  toeftdnd 
Van  Duitschlandy  en  dan  over  de  gisting  in  het  Rijk 
der  Letteren  gei^roken ;  maar/  dit  beOaat  (leehts  ruim 
de  helft  des  werks :  de  andere  helft  zijn  aanmerkingen , 
wéarin  het  Verband  (ook  bij  gebrek  van  eenige  ver<)e<e* 
ling  in   Hoofdftukken  of  doorloopend  Register)  zeer 
moeijelijk  te  vinden  is.    By  het  derde,  (luk,  omtVent 
den  geest  der  Studenten  «  wórdt  oatuurnjk  ook  van  den 
moord  van   kotzebue   gefproken.    W$  erkennen 
gaarne,  dat  de  toon,  waarop  dit  feit  hier  behandeld'!^, 
ons  ergerde.    Het  fchljnt,  dat  h^  KorzEBUE  voor 
des  doods  waardig  erkent ,  en  de  daad  meer  voor  onre* 
gelmatig ,  dan  voor  misdadig  houdt.  Zelfs  voert  bij  den 
dader  fprekend  in,  om  hem  van  ifiisdadi^en 'hoogmoed 
N  vrij 

(*)  Ia  zUne  bekroonde  PrQsvetliandeliirf  orer  ket  Mym* 

€$smtttt  bl.  9*    Wy  hebbes  onz^  eigene  vertaüiig  mpecenigf^ 

bruikeo;  daar  deze  Latijnfeke  Verhandeling,  tegen  de  fêteer 

en  den  geest  van  het  Tescamenc  det  Sckbcers,  niet  vertaald 

is  geworden. 


I 

f  '   • 

ouitschlaud  eh  tm  kbvolut»»  s39^ 

vrij  te  pteften.  En  hier  voorei  fch^ot  de  duistere,  vèr« 
wèrde  geest,  die  liet  hoofd  van  sand  en  anderen  op> 
hol  br^gt  ,  ook^  in,  onzen  Schrijver  gevaren :  het  groot- 
fie  gedeelte  der  jtfohgic  van  sand  is  zoo  verward  ^ 
als  de  denkbeelden ,  die  den  moordesaar  aandreven ,  en . 
kon ,  volgens  den  aard  der  zaak ,  ook  met  wel  anders^ 
zyn.  Dac  men  sand  om  het  reine  der  bedoeling  (yri|; 
van  eigenlielang).  verdedigen  wil ,  gaat  lüet :  men  zou  9^ 
op  denselfdeii  grond,,  kavaillac  y  jAC<^usSr 
pL£Mo;N/r ,  LO u vel,  enmisfchiepBALTHAZ aK) ' 
G  B  R  'A  R  D  s ,  kunnen  verontfchojdigen» 

Wij  kunnen ,  na  al  het  gctegde ,  onmogelijk  begry«: 
pen,  boe  dit  boek  ii  Dtdnehlané vtihoim  is  gewor-^ 
den ,  zoo  niet  dezelfde  g^at  van.  vrees  eii  wantrouwen^ 
(uit  de  zelfbewttstheiü  Van  fchuM  geboren)  die  ook  het 
f'pelen  van  denr  wilesh  tb^lIt  heeft  verboden ,  hi^£ 
^r  een  fpook  van  eigene  verbedding  gefchiikt  he^ft.»' 
Eensdeels  toch  ,if  het  boek  te  duister  voor  den  gFO0«^ 
ten  hoop,  (op  welken  men  toch,  zoo  eene  Omwenie^ 
Kng  moet  worden   daargefteld,    voornamelijk   werken 
moec ,  en  waarop  de  Engslf$h6  Radicalen  dan  ook  wtl 
hoofdzakelijk  werken  O  anderdeels  (waarvoor  men  meest 
zou  kunnen  vreezen)  heeft  de  Scbn|ver  zelf  gezorgd  ^ 
dat  althans  verlichte  Protestantcin  zijne  grondbeginfe^ 
len  niet  zullen  aannemen.    Waartoe  dus  het  verbod  ^ 
dan  om  de»  teek  naar  de  verbcfclene  vrucht  op  te  wek« 
ken  en  te  fcheipen?  Tronwens,  dit  moet  altijd  het, 
0evolg  eeaer    geftrenge  Cenfuut  zgn*.    Ia  Engeland 
beersc.ht  federt  168S  vryheid  va»,  drukpers :  er  zijn  Se- 
dert wel  onlusten,  maar  geeAe  omwenteling  geweest^ 
Deze  vrpeid  beerschte « bijkans    onbepaald,    ook  in 
DukscMmd^  v<kk  de  ^r^ar/r^ Omwenteling;  en  daarm 
dcar  bleef  misrcbien  dat  Rijk  voor  die  Omwenteliog 
bevryd.  In  Frankrijk ,  daarentegen  ^  heerschte  vdót  17891 
gel^k  in  Sptmfc  vóór  i8do,  de  Cmfuur;  en  menrweet 
ée  gevolgen.       n 

Nogtana  zon  men  ons  zee»  kwdijk  verftaaa,  wjtnneer 
men  dacht,  dtt  w^.  all^  nu  aaa  £t  boek  .ontzeiden* 

Z4  In 


J 


3I#  j*  i»6rrbs 

Is  'tegendeel  is  het  voor  de  betere  kennis  der  partyen 
bij  onze  oosteiyke  naburen  van  veel  belang.  Men  moet 
de  thans  in  Duitschland  naar  eene  «vrije  Staatsregeling 
verlangende  Burgers  niet  alle  onder  ééne  klasfe  rang* 
.fchikken,  noch  vooral  met  de  Franfchc  Revolutionnai- 
ren  van  1792  verwarren.    De  laatfte  waren,  of  vljan» 
dig,  of  op  zijn  best  onVerfcbillig ,  omtrent  den  Gods*  ' 
dienst:  de  aanhangers  van  het  oude,  daarentegen,  ga* 
-ren  eene  (lerke  gehechtheid  iutfi  den  van  ouds  faeerrpfaen- 
den  Koomfchen  Godsdienst  voor.  *  In  het  canfite$  dier 
twee  partijen  zien  wij  dus  den  ftrijd  van  het  ongelocrf*, 
fomtijds  met  vrotne  overtuiging,   echter  fomtijds  ook 
snet  bijgeloof,  als  een  kenmerk  van  beide,  heerfchen* 
In  Duitschland  is  bet  anders.    De  zoogenoemde  historie 
fchc  party ,  welker  verdediging  o  ö  R  a  e  s  op  zich  neemt, 
wilde  een  groot  gedeelte  van  het  ^ude ,  van  de  Middel* 
eeuwen,  en  de  onafiianlcelijkheid  der  geestelijke  goede- 
Ten :  de  andere  partq ,  of  die  der  Vorften ,  verzette  z^ch  * 
(en  doet  het  nog)  tegen  de  eifcben  van  het  Hof  van 
JLomCj  wil  onbepaalde  Verdraagzaamheid,  en  heeft  nog 
onlangs  de  Godgeleerde  Faculteit  van  Munfier  omban«< 
den,  omdat  zij  die  fluiten  wilde.    De  onrwentelaars  in 
Frarikrijk  flreefden  naar  het  allernieuwfte,  en  zouden 
de  Gefchiedenis  wel  hebben  willen  verdelgen :  de  C/A 
tfa^Royalisten  wilden  Ie  bon  vieux  tems  ^  tot  zijn  leen« 
llelfel   en   tienden    en    heerfchenden  (verdrükkenden) 
Godsdienst  toe.    Doch  die  hhtorifeht  partij  in  DuUschm 
land^  welke  ,,  eenen  Keizer  aan  de  fpi^s  van  het  Ryk  . 
^  plaatfen  en  erfelyk  verklaren ,  daarnaast  tot  verdedi- 
^  ging  deryrijheid  ttn' Dait/chen  Koning  wHde  benoe- 
,,  men ,"  (dien  van  Pruis/en  ??)   „en  dan  de  Herto* 
^  gen,. Graven,  Prelaten  enz.  rondom  die  beide  Op*  _ 
^  perboofden  verzamelen  wilde  ,*'  die  zelfde  partij  be« 
leerde  ook  „  voor  bet  Volk  eene  tweede  Kamer  ter 
I,  vertegenwoordiging  in  het  Rijks  -  Parlement ,'' (g  ö  r** 
Kss,  bl.  10;)  terwijl  de  Voi'ftenpartij ,  óf  de  vijanden  > 
van  het'  Deugdverbpnd ^*  de  Volksvertegenwoordiging 
Ala  de  pest  fabttwde^eft  ncrde  oude  fpreuk  fchermdes 

,4.  ^  -.  •  ^/* 


OUlTSGHLAND  EN  SB  RSVOLVTIB»  341 

Aüesiwir^  maar  tdeês  door  iM'Volk.  Daarb^.' voegde 
«ich  dan  ook  de  Adel,  die  onder  napoleon  uit  dea«> 
xelfs  ootmoedige  dienaars  lieftaanMd,  en  haastte  zicfa^ 
terw^l  hec  Volk  in  Frankrijk  Yoor  de  herftelde  troonen 
vocht ,  om  de  trappen  van  den  troon  te  bezetten ,  en 
van  het  Volk  te  zeggen ,  ,,  dat  bet  Hechts ,  gdyk  on» 
^  nutte  dienstknechten ,  zqn'  f  ligt  omtrent  de  Mafes* 
,^  tek  gedaan  had ,  en  meer  niet.*'  Natuurlijk  heeft 
dit  nu  wel  die  vele  excentrieke  hoofden,  waarvan 
DüitseUand  vooral  op  de  Hoogefcholen  zoo  vol  is,  in 
de  verbittering ,  tot  onvoorzigtige  en^romtljds  misdadiT  * 
ge  ftappen  verleid;  de  edele  zucht  naar  vrijheid  is  door , 
SchelUmgiaamch^  mystieke  droomen  ontluisterd  gewor- 
den ,  (bij  welke ,  daar  hun  de  gronden  der  zedel«|kheid 
.mangelen ,  de  middelen  tot  bereiking  van  het  doel  on- 
verfchillig  moeten  z^n ;)  maar  tevens  hebben  zeer  vele 
.waarachtige ,  edek  vrienden  van  hun  Vadérhind  en  des- 
«elFs  wettige  Bftgenten  de  noodlottige  verblinding  der 
Vorften  betreurd,  die,  omoiiets  van  hun  aloud  gezag 
te  verliezen,  hunne  beste vrietiden , die  hun  bloed  voor 
hen  geftort  hebben ,  van  zich  verwijderen ,  en  het  oor 
Jeenen  aan  die  vleijende  faletjonkers ,  welke  'in  het  uur 
der  beOisfing  gerust  te  huis  bleven,  terwijl  een 
ARNi>T,>een  jahn,  en  andere  Braven ,  met  pen  en 
kling  den  overweldiger  beftookten*  Hoe  men  de  Vol* 
ken  nn  op  4eze  wijze  misleid  heeft ,  zelfs  éüx ,  waar 
zij  reeds  vrije  ftaatsregelingen  bezitten ,  dit  toont  ons. 
«  ö  a  R  s  6  in  vérfcheklene  ftatUjea  ongemeen  treffend , 
en  ,  naar  het  fchijnt ,  volkomen  naar  waarheid ,  aan.  De 
hoogte ,  waarop'  thans  de  bela<itingeto  in  de  Pruisfifchê 
ili^Vi*-^ provinciën  ftaan,  moet  fcfarikbarend  ^ijn.  l^e- 
halve  het  drukkende  toNtarif,  heeft  men  van  denbran- 
dewyn  drie  vierde  gedeelten  van  den  prijs  geëischt,  door 
èe  daaropvolgende  flniting  der ftokerijen velen menfched 
gebrek  doen  lijden;  en  door  den  eisch  van  ttd* vijfvoü* 
digen  grondlast  den  verarmden  wi^bouwer  tot  de-  be<i 
dreiging  genoodzaakt,  om,  wanneer  men  daarop: Ueef 
aandringen »  d^e'  wijnftokken  omverre  te  Stouwen  -J  van 

Z  5  al 


lilt  J«  CrdRRES    '■  .       '    ' 

Éi  de  MeraUidt  der  vorige  jaren  i#  flecfats  eene  kr|gt^ 
wel  overgebleven,. welke 9  ooder  het  voor wendfel  v» 
Jbooge  verpligtingen  9  de  gebeele  bevolking,  zonder 
itiusoi^dermg ,  tot  den  kr^gsdienst  yerbkidt.  (BI.  75.) 
Men  mefet  ia  bet^werk  zelf  lezep,  hoe  de  traagheid 
van  fonmige ,  de  verkeerd^,  woelingen  van  andere  Staat»* 
«amnen  (uit de  fchool  van  napolkok)  de  verwach- 
tingen van  geheel  Dui$schlan4  te  leur  gefteld  héb^^tt^^ 
jsoowel  in  Pfiksfen  en  Hésfên  ^  aan  welke  men  llaatsréN 
{;elingen  onthield ,  als  zelfs  vk  BeifórM^^Madm^  Sak^ 
fkn  en  Nasfau^  welke  die  bdtwimen.  Het  verrïgte  in 
-tlamver  en  WurHmber^^  vaoral  bet  }a«tfke,  wordt 
geprezen :  dit  heeft  zi^ne  flaat^rsgeKoi^  y,  laiigs  coAA» 
:^  tutsooele  wegen  en  in  eene  vredelievende  dverceato 
^  komst  met  de  Regering  zelve  toebereid  ^  an  deirelve 
^  nu  op  eenen  inderdaad  onwrikbasen-^ondQag  be^ve»- 
^  tigd«'^  Elders  werden  de  ftappen  Ier  GemeentsAi 
oih  b.  V.  het  siv^rtlindende  Oor)ogsdef  artenienr  te  bo^ 
.  Inoegen  ,  zeer  kwal^k  opgenonen ,  en  h\  Baiin  de  veiw 
gaderingeü  der  Kamer  zel£i  gefcborstv 
:  Do£h^  behalve  deze  belangrgke  beiig^en,  is  inrdit 
boek  vooral  bet  flot  opmerkeli^.  Wij  hebben  hier  het 
kUtarfte  bewijs,  dat  helderheid  van  denkbeétden  ook 
doideiykheid  van  llijl  met  zich  brengt.  Zeer  kzemsv 
waardig  zijn  's  mans  voorflagen  omtrent  de  inrigting  der 
Volks  vertegenwoordiging*  HJ9  wil  geenszins  dea  Adel 
afTcbaffen ,  inaar  dien  ook  volflrekt  geen'  onbepasJden 
of  uitfloitenden  invloed  overhten.  Het  gezond  verfiand 
zegepraalt  hier  Uj  hem  over  den  geest  der  Middeleen^ 
wen.    Hij  toont  de  nadeelen  aan  van  het  fystemu  der 

/  twee  Kamers,  waarÜQ  de  AdelXxnct  de  Geestelijkbek}) 

altijd  de  belangd  van  den  troon  tegeii  den  derdai  fland 
zal  haiidbaven ,  en  dezen  dus  in  alles  te  leur  ilcUen } 
terwijl  dfe  gemeenfchap  tusfchen  de  (tanden  ia  afgefne» 
den  l  en  de  Kamer  d^  Pairs  of  nutteloos  ,  of  impapm 
Mr  is.  (bl.  194,  195.)   Daarentegen  wii  h^  ééne  Ka^ 

^  mer  van  Vertegenwoordiging,    maar  in  drie  Curiin: 

s.>  Pe  Gemeenten,  of  den  ücrofpifioBd^  weder  in  dt 

f  ban* 


duitschlAnd  en  de  revolutie. 


S4é 


banken  tan  ftedelingen  en  landbewoners ,  tn  deze  op 
nieuws ,  wat  te  kunftig,  naar  dé  bezittingen,  elk  hitwea 
banken  verdeeld,    a,)  Den  Adel,  of  Wtcrftand^  6ot 
in  twet  banken ;  den  ouden  Adel ,  en  den  Adel  doof  ^ 
Verdienfte.     3.)  De  Geestelijkheid,  of  Lurfiand\,,vx 
cehe  tweede  bank  mer Afgevaardigden  4er  Üniverfitei»' 
tén  ver eenigd.    Men  zou ,  naar  mate  der  onderweft 
pen,  bg  ctifiin  of  banken  kunnen  ftemtaen.    Vooral 
dringt  iiij  aan  öp  eene  innige  vereeniging ,  têt  weïiijft 
3^ès  gelieels ,  van  den  ouden  Adel  en  dien  door  verdic»- 
ftc.    Hg  voorfpelt  uit  deze  toegevendheid  omtrent  dé 
Wcnfchen  desVolics. de  heilzaatnfte  uitwerkingen , dringt 
échter  voornamelijk  aan  óp  verheffing  van  het  godsdien- 
ftig  gevoel,  met  eene  verlichte  denkwijze  verbonden , 
(hier  fchljnt  hem  een  betere  geest  aan.  te  waaijen)  eil 
eindigt  met  zeer  treffende  aanfpraken  aan  den  derden 
liiina,  'dienh^  voor  pverdrevene  hieüwigbeidszucht  eii 
^en  verlangen  naar  omwenteling ,  —  meesterlijk ,  ovcr|' 
tuigend,  zelfs  welfprekend  gefchreven,  —  aan  den  A- 
del ,  dien  hg  tot   infchikken   en   tijdige  kflcggirig  vaA 
ijdelen  ioogmped',  —  aan  de  Geestelijkheid,  die  hij  tot 
prediking  van  orde  < en  rust  aan  het  Volk,  maar  Oók 
aan  de  Vorften  vaU  regt  en  billijkheid,  en  nakoming 
hunner  beloften ,  vermaant.     Het   doet  ^ns  waéH^k 
|eed,dat  wij  deze  fchoone  aanfpraken  niet  grootfïendèels 
kunnen  mededeelen;  maar  éép  {taaltje  zijn  wij  toch; 
na  al  de  gedane  berisping,  als  een  blijk  van  onzijdig* 
heid,  aan  onze  Lezers  verfchuldigd. 

„Wat  zulfctt  wettige  vorften,  doorgaans  goedhartig 
^  en  welmeenend  als  de  onzen  zijn ,  met  de  fchadiiweA 
„  eener  magt  uitvoeren ,  wellce  flecfats  een  tiran  wer^ 
„  keiijk  bezitten  en  handhaven  mag ,  en  die  voor  heiï 
^  llechts  bet  hemd  van  den  Nesfus  is ,  hetwelk  in  het 
^  bloed  van  den  Ceataurus  gedoopt ,  hen  tot  een  doo» 
^  delijlc  verderf  i:oude  verftrekken*  De  regenten- ge* 
^  flacbten,  die  met  het  irolk  uit  de  diepte  der  eeuwen 
M  'zijn  opgekoiAen ,  met  hetzelve  eensgezind  denken  eii 
„  durmede  verbcmden  2ijn ,  moeten  niet  ^  als  Jmpsra* 


'S44  J«  GOR&fiSy  DUSnCHLAND  SIV.BX  HBVOLUTIB. 

^  tors  9  door  middel  van  b^oetten ,  doode  letters ,  baii« 
^  formuliereii  es  kabtnets  -  orders  heerfchen  9,  maar  als 
^  vaders  in  den  kring  bupner  huisgezinnen ,  door  den 
^  eerbied  aan  den  ouderdom  verrdiuldigd ,  door  de  lief* 
^  de  der  blqed verwan tfcbap,  door  het  vertrouwen  t 
^  hetwelk  dikwijls  beproefde  wysheid  en  geregtigheid 
^  grondt,  door  de  achting,  die  overal  de  zedelijke  waar- . 
^  de  gebiedt  9  en  door  de  neiging ,  welke  de  haften  on* 
^  derling  vereenigt ,  het  gezag  voeren/'  —  jtmen  I 

WaF<^  het  geheele  boek  zóó  gedacht,  en  zóó  gefchre- 
ven,  wij  zouden  hetzelve  ruimfchoots.  moeten  goed? 
keuren.  Maar  nu  is  flechtjs  het  tindc  en  niet  aUci  goed. 

De  Vertaling  beeft  misfcifaien  wel  een  gedeelte  onzer 
aanmerkingen  omtrent  den  <lïjl  te  haren  laste.  Wij 
liebben  het  Oorfpronkelijke  niet  gelezen ;  maar  bier  en 
daar  blijkt  duidelijk ,  dat  de  Vertaler  den  Schrijver  lUet 
verftaat,  en  flechts  Hoogdm$/chc  yrooxdtn  talit^r  qua^ 
Kter  door  Hollandfche  doet  vervangen,  zonder  den  %\v^ 
te  begrijpen.  ^  Ook  fttiiten  de  tallooze  bastaardwoorden 
en  kunsttermen  ons  nog  me^r  dan.  de  Dtdtfchcrs ,  'en  '"* 
moesten  dus ,  ten  deele  althans ,  een  wéinig  omfcfaire-r 
ven,  of  zelfs  wel  weggelaten  zijn«  Aan  zulke  hoo^;* 
vliegers  moest  geen  Vertaler  van  den  gewonen  llempel/ 
2ich  wagen*^ 

PerikUs  van  Aihene.  Door  Mr.  c.  j.  Va  N'  a  s  s  e  n*  'In  *t 
Cravenhage,  bij  de  Wed.  j.  Allart  eb  Comp.  1819/  In  gr» 
8y*.  95  W.  ƒ  I-:-: 

x)e  geleerde  ep  keurige  Scfarijver  levert^  ent ,  onder  dezen 
fticéli  twee  Voorlezingen  in  de  ^aatfcbappy  van  Nederland* 
jTcbe.  Leuerkunde  te  Leyden.  V\  de  ^eene  wordt  p  £  a  i  k  l  ss 
als  inen^ch  befcbouwd  en  geprezen  y  in  de  andere  worde  Hl|. 
yoorgefteld,  als  zièh  zelven  verdedigende  en  zediglijk  ver- 
heffende ,  in  de  hoedanigbeid  van  ftaacèman«  Beide  zijn  met 
zeer  veel  kennis  van  Oriekiche  zeden  e&  Oriekfcbe,  inzoo* 
derbeld  -  Atbecnfche  zaken' -gcrchrevftn.  In  de  eerde  vinden 
%t),  als  tér  inleiding ,  'een.  bevallig  taflBreel.  v^n  jeugdigen 
bloei  en  kracht  'eena  a«ats,.in  de  ganfe^e  g^fcbiedenis  van 
titlUu  te  aanfcbottwenU  maar   vooral  in  het  fcboooAe  tUd- 

perk 


\ 


e.  I»  TAN  Al  1119,    FniKLStj 


345 


Tfétk  vtn  Athene. .  Dit  wts  de  eeuw  van  pek.  ik  lei.  ^q 
(tand,  zijne  afkomst,,  z^ne  opvoeding  en  onderwlH  wordeif 
gefbhetst;  waarbij  wy  f»  de  Gnekfche  verdeeling  derbelangw 
ii}kj[!&  wetenfchappen.  en  de  nicmnntende  leermeesters  leeren 
kennen,  die  bem  in  dezelve  onderwezen.  Al  fpoedlg  bragc 
hij  liet  verworvene  In  beoefening,  inzonderheid  door  eent 
welfprekendheid,  die  zoo  eenvoudig  ais  krachtig  fchijnt  ge« 
weest  te  zijn.  Na  hem  als  den  man  van  talent  en  fmaak  te 
hebben  gefchetst,  gaat  hij  lover,  om  zijn  karalccer  te  does 
kennen.  Regtvaardigheid ,.  mannenmoed,  of  grootheid  vta 
ziel,  en  ingetogenheid  zijn,'  in  den  geest  der  Ouden»  hier 
voQrgefteld  als  de  hoofddeugden,  welke  hij  met  vele  dalen 
bewezen  wordt  uitnemend  betracht  ke  hebb'en.  Veel  beléng» 
rijlft  komt  hierbij,  natuurlijk,  voor,  ter  opheldering  der  ge* 
fchiedenis ,  vooral  op  die  punten,  welke  niet  zonder  duister* 
his  en  onzekerheid  zijn  omtrent  het  behandelde  onderwerp* 
£n  niemand  zal  het  ligteliyk  zonder  vermaak  lezen,  wat  eer 
vereering  van  een  groot  msfn  en  ter  zuivering  van  deo  naam 
eet^er  voorbeeldige  vrouwe,  met  oordeel  en  kunde,  worde 
in  het  mldd.en  gebragr.  Fraai  is  het  Oot»  gelijk  zoo  menige 
plaats,  waar  de  behtndeling  eene  vrijere  viugt  toelaat,  bo» 
venal;  en  hoe  kan  dit  ook  anders,  daar  de  welfprekendheid 
der  Ouden  hier  met  die  van  onzen  landgenoot  zoodanig  iii# 
eenfmelt,  dat  het  moeiJ^lQk  fs,  elk  het  zijne,  naar  billQk* 
held,  toe  te  wijzen  f 

Het  andere  flnk  vorderde  meer  kunst.  Niet  van  assen, 
maar  PBRfSLEs  wordt  dair  geacht  te  fpreken.  t)it  zet!» 
evenwel ,  een  eigenaardig  belang  aan  het  vertoog  bij ,  dat  ana 
ders  ligt  iets  eentoonigs  zou  hebhen  verkregeii.  Ook  kiio- 
oen  wij  In  hetzelve  over  geene  flijve  onnatuurlijkheid  kit* 
gen,  ai  is  het  ook,  dat  de  geest  van  den  vorlgen  fprekerhec 
fiuk  nog  duidelijker  als  het  zijne,  dan  de  veelvuldig  gebe« 
zigde  uitdrukkingen  van  pzrikles  als  dal  van  dezen  ken« 
merken.  Het  doel  is,  den  man,  als  hoofd  van  den  Atheen* 
Ichen  Aaat,  te  doen  kennen  in  volle  waarde,  en  derhalve  ook 
datgene  in  een  goed  en  loffelijk  licht  te  ptaatfen,  wat  fom« 
tij  ds  anders  plagt  befchouwd  te  wotden.  Het  komt  ons  voor, 
dat  zultcs  den  Schrijver  zeer  wél  gelukt  is.  's  Mans  volkf* 
gezindheid  in  het  bijzonder  wordt  uit  de  edelde  beginfeleo  ^ 
uit  de  verftandlgfte  begrippen  afgeleid.'  Zijne  vredeliefvend» 
heid  kenmerkt  zich  ali  de  verbevenfte  deugd.  En  zelfa  ilfne 
zucht   tot  pracht  iirordt  (als  door  hem)  niet  flechts  verd^ 

digd 


^  a  ].  VAK  AS^ïVff   BWERL^S.^ 

4{|#  ojK  «ene  wU^e,  4ie  voor  Athtnen  «eiari^kt  oowelcflaian> 
Hur  W9«  •  mtu.  oq1(  in  zulk  eetji  wj»ariyk  fcbpoo  lichc  ge«^ 
plitiiC,  dftC  dai  vïclust  zelv^n  de  mojed  oDtzjnkea  zal,  Hoe 
A  f^faMT  ultFailftD  moge,  psrijlles  was  een  groot  'man., 
Poiik  zijnen  Lsfredenaar»  die  005  bem  zoo  wdl  leerde  ken* 
aeof  is  gewis  i^  be^niging  van  menig  een*.  £n  wy  hebtlben 
lüat  nter  te  doen,  daq  npg  ee^  Haal  ujc  (e  zoeken,  om. 
VAM  Aa8ZN*s  fm\  tp  dioten  kennen,  Wy  nemen  het  uit  de 
$ptfif  liedevo^ing,  in  b^t  begin. 

^  Nooit  w^9  bij  eenig  volk  der  oude  of  nieuwe  wereld 
4e  ippeenvolglng. 'der  m^est  beflisfende  gebeurceni^feo  zpo  fnel, 
of  de  gelukkige  ommekeer  in  zj]ne  fiacen  ^00  groot  en  tre& 
ftod ,  als  hief  (te  Atben^.') 

^  De  zegeteekenen  van  miltiaoes  praalden  wel  oi|de 
Telden  van  Marathn^  maar  tzExzs  rukte  aan  om  gtt  uit  te 
ïjdeyea,  eJ9  overftroomde  geheel  Griekenland  met  zijne  tsU 
iMze  beerrcharen.  Le  on  ij»  as  lag.  veTdagen:  Thebe  en  Thi$* 
fiUii  biagten  demoedig  het  flaaffche  offisr  van^  water  en  ^asde« 
Jfe^  Athener  liet  tempelen  en  Goden  aap  het  wrekend  ;e  waard 
^i  V^bolgen^  vljandi ,  en  vJagtte^.  niet  wefepde  waar  zicli 
be«eo  t^  keereo.  Maar  hy  was  nog  onbewust ,  dat  hg  den 
jsedder  ziUns  vaderlands  in  zijne  fchepen  met  zich  voerde^  hy- 
kende  nog  de  grootheid  niet  van  ^ynen  medeburger  the- 
MI870CLES,  wien^de  heilige  liefde  voor  het. vaderland  eii 
de  edele  zucht  naar  den  roem  van  mil^iadi^s  geen^  ruste 
j^vftn,  en  niec  eerder  de  afgfjpatte  oogen  lieiien  Ambten,  voor. 
d*€  CfiekenUmi  W|is  bevrjj^d ,  en  de  zegeteekenen  van  SaUh 
9ifi  iit  van  AUratA^n  hadden  overfchaduwd,   * 

^  Heeri^k  wm$  inzonderheid  het  loon  v^  Atie»^  voor  die 
g^oedig  tarten  der  grootfte  gevaren. 

ip  Het  verwoe&te  Atheife  herrijst  uit  z^ne  pijiineo.  Öe  mu- 
ZfDf  luin  wier  einde  zich  de  w\)de  haven  openr  voor  den  r)i^ 
ken  handel  ler  cee,  heien  zich  weder  op*  yolkplanringeo* 
trekken  uit  naar  de  vetfchUlendeflzeken  der  wereld.  I>e  zooavan 
:kii.TiADEa  vervolgt  de  vlngtende P^rz^  ter  zee  ea  te  land» 
en  verfiert  Athepe  met  Aziatifc^en  buit«  Ziet  de  tinne  van 
den  tempel  van  MInerva  op  marmeren  zuiden  rQzen,**  en^. 


:*^w— T—    ■'       '  1^^^— — — —■       ■  '1  I    1 1  m 


Jk  JUeiJ<rliefiie 9  in  vier  Zangen^  door  j.  imvkeseel, 
loii.  Te  ,Ratteriam^  hij  J.  Immerzeel,  Jun.  ]8i$«  /•  gr. 
8i>#«    Behalve  Opdrag^  en  iTeerierigtr  93  J^*  f  1*16  ^i 

iUQO  rljk  onze  Mederlandfe'he  Dichterenfchool  is  io  onder- 

fcheir 


/ 


}•  IiriIEEZlfL  fV«.t    Ai  MOIOEUIBrDB*         %(ff 

fbMdeM  voorlbrengrelen  vta  göéien  finaak»  ev«n  200  heu 
veelt  zich  bet  «Ibier  sangekoDdlgde  Leerdicht,  óver  het  fo^ 
beei  genomen,  door  z^nen  rijkdom  van  gedachten,  voordel* 
Mngen  en  verfleriogen.  fkc  I1  eeae  vr^e  navol  ging  van  kH 
Franfche  GeAcht:  fAmaur  matemei^  par  Mme  B^f**^*^ 
te  Parijs 'in  1811  uitgegeven*  De  Dicfacer  vond  daariii  e«# 
veel  fchoona,  dat  faQ  bet  der  aavolginge  waardig  aciitte;  ca 
deOpdragt  aan  sQne  eigene  Wederhelft,  op  den  dag  barer  st» 
vende  bevallfnf,  bewijst,  door  den  eenvoudigen,  4och  bè^ 
zielden  toon,  zijne  bopge  vooringenomenheid  omtrent  dea* 
2elfs  inhoud.  Het  kon  alzoo  naauwelijks  misfen,  of  de  nap 
volging  moest,  in  zufke  handen,  gelukkig  flagen. 

Zeer  eigenaardig  is  de  fcbildering,  in  den  eerften  Zungt 
van  bet  ongenoegzame  eens  kinderloozen  echts,  van  de  ver^ 
rnkking.bif  bet  éerfte  uitzigt  op  de?  huweiykszegen,  en  va^ 
bet  eérfte  oogenblik  van  de  bevalling  der  echtvriendip« 

Dit  tafereel  gaat 'voort,  in  den  tweeden  Zang,  htt  de 
fchets  van  bet  moederlek  gevoel  bU  het  zogen  van  h|ar 
wicht,  door  baat  als  ho.oge  pligc  befchonwd* 

De  derde  Zang  meldt  de  kinderlijke  en  mugdelijke  onCf 
wikkeling  der  welopgevoede  dochter,  tot  op  faec  tydfty», 
dat  deze,  op  den  leeftijd  van  v^ftlen  Jaren,  door  eei)e  god^ 
dienftige  belijdenis,  openljüke  hulde  aan  haren  Schepp^ bewast* 

De  vierde  Zang,  eindelQk,  maalt  de  dochter,  in  haar  jeu^« 
dig  leven,  becooverende  door  hare  fchoonheid,  door  bare 
moeder  naar  de  fiad  vergezeld»  doch  aldaar  op  het  ziekbed 
ter  Jieder  gejrxup^  9  ^^^  alle*moederiyke  zorg  opgepast  ei| 
aan  bet  leven  bergeven,  tot  daar  zy  zich  in  de  min  vaQ  eei^ 
cdelaardig  jongeling  verheugt,  nvet  hem  zich  door  den  ecbc 
verbindt,  en  de  moeder  zelve,  als  aan  hare  beftemming  vol- 
daan hebbende ,  zacbckens  in  den  dood  oncflaapt. 

Uit  deze  korte  fchets  blijkt ,  dat  eene  welgekozene  eenheid 
bet  ganfche  .Gedicht  verbindt..  Het  fpreekt  van  zelf,  dat  hier 
en  daar  door  den  Dichter  epifoden  gebezigd  zQn  tot  afwis« 
feling,  contrast  of  beve^dging.  Dus  vinden  wij,  reeds  ia 
den  eerilén  Zang,  het  voorbeeld  der  Joodfche  Hanna,  ïjie 
Jehova  om  eene  telg  fmeekt,  en,  In  den  derden,  den  brand 
te  de  danszaal  te  Paci^,  .bQ  Napoleon's  baweiyk  met  Maria 
Louiza,  in  ilio,  alwaar  de  Pzinfea  Pauline  vau  Schwartzen* 
terg,  vit  angftige  moederliefde,  baar  leveo  opoffert.  Ook 
mangelt  bet  geenszins  aan  dicbteriyke  verfieringen,  die  zoo 
^r  tot  de  levendige  en  bezleldo  poézij  behooren.    Dus  1<« 

•    '  zen 


t 

flf  J«  IMMERZBEL,  JCIV. 

%     ,  zen  wl|} ,  in  den  èerfteo  Zang ,  b))  de  bèfclirijving  der  ent* 
dekking» van  Frofines  zwangerfchap : 

Frofinef  heil  Inikc  op  in  d  baar  wezenicrekkeii. 

Zoo  zien  w^  Zefira  alm  de  regendroppen  lekken 

Vtn  *c  veldviooUje »  door  de  flortWaag  oyerllroomd ; 

Zoo  ry«t  weAr  Febua  op ,  die  'c  ftormgeweld  becoomc » 

En  vaagt  den  hemel  rein  van  'damp  en  neevlig  daiacert         * 

En  dost  hec  vocbUg  veld  in  diasuncen  luister. 

"   En  vervolgens: 

Nu  kan  ze  in  \i  drok  gewoel  van  't  onvêrfcbfllig  leven 
Zich  niet  aan  't  zoet  befef  der  echtvreugde  overgeven ;        ^ 
*t  Moet, alles  (leramen  in  baar  zwijmelboog  genot , 
En  beeldfpraak  z^n  van  min  en  hoop  op  ^t  zaligst  lot. 
Ze  ontwikt  dan  roet  haar  'gd  de  luide  (ladsvermaken  » 
Om  op  't  onfchuldig  laad  bedaarder  vreugd  te  fmaken. 
De  jeugdige  natuur  fprefdt  hier  haar  groeieend  fchoon, 
T^aauw  half  ontwikkeld  nog,  reeds  heerlijk  hen  ten  toon, 
£n  fpelt  uit  bot  en  knop,  gezet,  gereed  ae  ontfluicen, 
'    De  (chacten  van  den  oogst,   die  uit  haar*  fchoot  ontfpruiten^ 
Zij  zien  er  't  prille  loof  de  takjes  zamen  Haan, 
Die  onder  't  groen  verdek  der  digcgecrosce  blain 
Een  fchuilplaats  welven  doen  voor*  tfcbroeijend  zonhebranden* 
Het  zilvren  beekje  rolt  langs  geurge  klaverlanden 
De  zachte  kreukjes  voorts,  en  fllngerc  keer  op  keer. 
Frofine  viniTt  hier  *t  beeld  van  'saardrijks  leoce  wéér: 
Hierklemt,  hiergroeit,  hier  knopt,  al  wat  haar  valt  inde  oogen» 
En  fchecst  de  zaligheid ,  die  haar  houdt  opgetogen; 
Daar  ?;lngt  de  nachtegaal  in  't  boschje,  blij  te  moé, 
-^ijn  gaaike  in  't  eenzaam  nestje  een  mlnneliedje  toe , 
En  door  dit  tijd  verdrijf  doet  hy  haar  't  bofstje  bkiken. 
Om  óver  't  jong  gezin  met  moederzorg  te  waken; 
pinds  breidt  de  tortelduif «  bg  'klaaglijk  mingeluid, 
be  vlerkjes  over  't  bed  der  teedre  jongen  uit. 
En  tart ,  hoe  zwak  ze  'ook  zQ ,  bedoken  haar  gevaren » 
Den  hagel  van.de  jagt,  den  kl^auw  der  adelaren. 

Dan,  boe  fcboon  enkele  fchil deringen  ook  zQn  mogen»  tot 
hoe  zeer  de  vloeiende  maat  en  toon,  over  bet  geheel  geno» 
men,  voldoen,  zijn  ons  echter  nog  aanmerkelijice  feilen  voor^ 
gekomen,  welke  wij  de  vrifheid  nemen  alhier  mede  te  dee* 
lep.  Het  ganfche  (luk  wordt  door  den  DicfateY  ala  eene  na» 
volging  opgegeven.    Het  verfcbijnt  als  zoodanig  in   Neder* 

landsch 


Itndsch  fewtad.  Doch  ook  dto  tien  w^  geeoe  reden ,  inwr# 
om 'de  Franfcbe  ntmen  bebondeo»  en  wtarom  botreul  die 
jafflmefl^ke  P«Ufche  ramp  gemeld  zij^  die»  doorbec  noenes 
van  bijkans  in  vergecelbeld  bedolrene  perfonen,  niet  kan  im^ 
laten,  de  aah^achc  van  bèc  tafereel  zelf  af  <e  wenden;  ^er* 
wijl  toch  de  fchilderfng  van  eenen  brand  voor  den  Neder* 
landfcben  Dichter,  even  goed  als  voor  de  Franfcbe  Dich* 
teres ,  flof  in  overvloed  oplevert ,  om  de  aandoeningen  op  te 
wekken.  Zoo  ook »  boezeer  wij  geerszins  de  keuze  van  bet 
Roorofcfie  kerkfeest  wraken  voor  Lifes  godsdienftlge  belijde» 
nis,  komt  hec  ons  echter  voor,  dat  en 'de  jeugdige  leefcQd 
van  vljflien  jaren  hier  veel  te  jong  gemaald  wordt  om  dien 
heiligen  indruk  te  kunnen  ontvangen,  en  dat  de  eigenlijke 
bepeinzingen  van  het  maagdelijk  gemoed  bij  zulk  eene  gele^ 
genheid  niet  naar  hare  waarde  ontvouwen  worden.  De  on- 
fchuldige  maagd  toch,  die  plegcige  beiydenis  van  den  Chris* 
telijkea  Godsdienst  doen  zal ,  treedt  ook  alsdan  te  voorfcb^Q 
juist  in  dat  edele  befef,  om  aan  a|  de  verpligtingen  ce  vol- 
doen, welke  de  Schepper  voor  hi(ar,  in  verband  met  een 
toekomftig  leven ,  op  deze  aarde  beltemd*  beeft.  Welk  een 
uitnemend  veld  van  befpiegeling ,  waarvan  wij  hier  geen  er# 
kei  woord  ontmoeten  1  *  Ook  vatten  wy  geheel  niet,  boe» 
na  die  Ichildering,  tot  flot  van  den  derdek  Zang,  te  pu  ko« 
ne  de  banbükfem  aan  den  verwaten*  wijsg^r,  die,  door  glo- 
rlezucbt,  waanwijs  onverfiand  w  andere  voortellingen  meert 

/ 

^  't  gelnk  durft  ondermanen» 

Dat  sich  de  reine  deugd  ten  zegekrans  belooft. 
En  zelfs  de  toorts  der  hoop  voor  't  fcbuldloos  mden  dooft. 

Eindelijk  ontmoeten  wij  eenige  ongepaste,  wanloidende, 
ongebmikel^ke-,  es  daardoor  welltgt  onverflaanbare  woorden^» 
die  bier  en  daar  bet  vers  en  den  zin  ontGeren,  en,  meestal » 
zeer  gemakkelijk  badden  kunnen  veranderd  worden.  Dos  Ie* 
zen  wij ,  in  den  aanvang  van  den  eerden  Zang : 

o  Moederliefde,  die  bet  fcboonst  zij  e  Mi  f  gekomen 
Van  al  wat  ik  me  op  aard*  van  zaligheid  mogt  droomen  I 
Gij ,  die  n^n  ziel  vervult I  ei,  fMet  er  flralen  i^//. 
Die  fonklen,  zacht  en  rein,  door  't  hertlijk  UergeluidI 

BOSKBESCH.  1%%Q.  M0«  8*  Aft  BI.  4% 


*•• 


( / 


/ 

m 

Jgd  J.  IMMERSEBl  |VIV«,  M  MOIDKRLISFDE. 

iBL- 4*  Het  Hgtfte  fi§dderkked  belemteeri?  héMr  jgiog:. 
-«-  48,  De  cyd  jttg'  booger  op  de  golfirift  vn  mr  jareof 
^  51*  Zoo  laif  luwr  (der  beek)  kreukjametMiJMhoeumandm 

—  56.  Zy  (de  belijdenis  doende  MMgd)  fchonwft  xijn  (des 

Verlosfers)  wonden  asn;  —  verlangt. 

Dat  zy  met  aï  haar  bUed^sJjn  lijden  mogt  vergelden. 

^  58.  En  is  die  tol  betaald»  na.ar  't  heilig  kerkgebod  * 

,    Gaat  dan  In  vrede  heen,  ontvangt  dan  uwen^  Godi 

Deze  en  dergeiyke  ftootende  pitdrukkingen  mishagen  ons  in 
dit  Gedicht ,  waarin  anders  een  aantal  fchoonheden  pralen, 
^arteiyk  wenfchen  wU  ,  dat  eerlang  gelegenheid  zijn  zal  tot 
eene  tweede  uitgave,  waarin  de  Nederlandfche  Dichter,  die 
voor  dezQ  taak  zeer  wel  berekend  is ,  z^n  (luk  geheel  in  een 
Nederiandsch  gewaad  kleedt  en  deze  fouten  venniyden  zaU 

Ten  (lotte  voegen  wQ  hierbij  de  volgende  ;cipQ)ede,  alwaar 
de  Dichter,  die,  het  zy  te  zijner  eere  gezegd!  het  ganfche 
tafereel  met  eene  ongemeène  kieschbeid  behandeld  beeft,  do 
befchrijving  van  Lifes  üaderend  bruiloftsfeest  aanvangt: 

Se  feestdag  breekt  nu  aan  met  ongewonen  glans, 

Natuur  voert,  dartelziek,  valel  en  woud  ten  dans,  ' 

£n  *t  lustig  pluimgediert*  looft  met  den  fcbapenhoeder 

Uit  keel  en  véldfchalmei  >iun  algemeene  moeder.   . 

Reeds  heeft  FroGne ,  aleer  *t  nog  iemand  merken  mogt. 

Het  bloemfchakeerfel  in  haat^  (den)  lusthof  zaamgezocht. 

Om  't  blanke  voorhoofd  van  haar  dochter  op  te  tooyen; 

zy  plaatst ,  ^  fcbikt  het  door  de  breede  fluyeiplooyea 

Van 't  fiyne  duodoek  heen,  dat  tot  den  gordel  daalt. 

Om  *t  praqhtig  feestgewaad  met  hechtgoud  digtgehaald. 

Verlegen,  trillend  en  met  de  oogen  ne^rgeflagen. 

Durft  Life  nog  geen'  blik  in  haar  toei<mend(j^vA%txtioAom%i) 

wagen; 

Het  wonderiykst  gevoel  beftrijdt  (doorwoelt^  de  jonge  bruid; 

Een  zucht  glipt  hare  borst,  een  traan  hare  oogen  uit; 

zy  werpt,  beklemd  van  hart,  zich  voor  haar  moeder  neder 

En  fmeekt:  j,  ó  Zegen  myi"...  en  onaffchetsbaar  teeder. 

Heryar  Frofme:  ^  Ontvang  myn  ;eegen,  dierbaar  kindj*' 

En  daar  nu  belder  tong  geen  woord,  geen*  klank  meer  vindt ^ 

Omhplzen  zy  elkaftr  in  domme  zielvervoennj(, 

Cr. 


CP^^MGISN  U«  PEN  KERXn^  y^ 

GeMOBgen  in  ém  KirkêrJ  Tin  v9&rdeele  9én  den  Dichter  nét4 
'gegeven  éocr  w.  goede»   Chrisienkeraar  ie  Retferdmné 
Aldaar^  hij  C.  D.  TftD  den  Dries.  iSij>.   In  gr.  Zvo.  XIF^  ' 

Jilec  bijzonder  OQgmerk  der  nicpve  v^n^  dezen  dichtbnndet 
i^  waarUJk  te  ede^  dan  dai  wi)  niec  bij  iederéén  ^en  aan. 
koop  van  hejc  boekje  zouden  wenfchen  te  bevorderen»  De 
£erv.  GOEDÊ»  die  zijnen  naam  fcbync  te  wülen  beleven  en 
zijnen  Meeseer  navolgen «  goed  doende  'un  atlen ,  heeft  ook 
de  uitgave  van  dit  werkje  bezorgd,  ten  beste  van  een  onge-. 
lukkig  ]ong  menscb,  die,  bijbns.de  helft  zijns  leeftijd^  toe 
hier  toe  in  den  kerkerhebbende  dooi^bragt^  thans  in  vijf.  of 
zesendertig}arfgen  onderdom »  zJcb  geen*  ander  middel  van  be*' 
ilaan  ziet  overgelaten,  dan..«g  de  hulp  v^ii  brave  menfcheo 
en  eenige  weinige  letterkundige  bekwaamheden.  Va^  h%t  laat- 
He  ylnden  wij  hier  een  aangenaam'  biijk,  zoowel  als  vajl 
de  goede  gezindheden  9  die  den  eenmaal  verdoolden  j|oDge|ing 
thans  bezi|Sleo;  gea^indheJen,  welke  de  pitgever.  verzekert  op 
de  pro^f  echt  bevonden  te  :^jn^  in  ^en  gedrag,  dat  l^ovef 
alle  berisping  verheven  is,       . 

Dat  de  gezangen  niet  Oecht  zijn,  daarvan  verzeker^  eenea 
ieder  gewis  de  medeweA:ing  van  .niemand  mindctr  dan  toi.« 
leK^s,  om  inteekenaars  op  het  werkje  en  begunftigers  van 
den  fchr^ver  op  te  fporen.  Zy  hebben,  inderdaad,  op  vele 
p^atfen,  tets  van  den  trant  dezes  hoofddichters ,  in  zyne 
kleine  ftokfes,  Ben  enkel,  de  gevallen  jongeling,  is  zelfil 
een  biykbi^e  tegenhanger  en  'navolging  van  dat  bekende  ju- 
weeltje, hetwelk  geene  nadere  aanduiding  noodig  heeft»  Zie* 
daar  eeqe  nieuwe  aanpr^zing  vaa  deze  gedichten  I  WaarlQki 
zU  z$n  in  eenen  lieven ,  zaditen  flnaak ,  op  verre  na.  niec 
zonder  verdieqfte ,  v<)0|  iedereen  verQaanbaar  en  belangrijk , 
dikwj^  treffende  om  den  inhoud  en  deszelfs  vergelijking  mee 
de  treurige  lotgevallen  van  den  maker,  ja  oneindig  beter,  dan 
men,  mei  eenigen  grond,  vad  iemand  zou  kunnen  Verwacb* 
ten,  die,  eerst  fn  den  kerker 'gevormd,  b{{  al  zijnen  arbei^ 
niec  dan'trenrigt,  akelige,  eenjselvige  beelden  en  voorwerpen 
voor  oogen  had,  vaa  de  gehpele  fchoone  oataar  nlettf  dan 
0ian  en  Aerrea  door  eoge  traliën  aanfchoawde»    IToor  het 

Aas  ove* 


I*« 


fMSAMOtlf  ni  BSir  KERUR. 


overige  zffn  de  Ookken,  hoewel  meeittl  befpiegelend  en  tot 
)ieni  selven  betrekkelijk»  van  gemengdeo  tsrd,  ten.de/ele  ooli 
mir^  Dnitfebe  flukjet  gevolgd*  Alles  van  pr^afemken  in« 
bond;  fcboo|^  wQ»  met  eenen  anderen  beoordeelaar,  óm  *i 
jongmans  eigen*  wil,  }« »  wel  zonden  wenfehen »  dat  meer  fteU 
lig  ChriitelQk  geloof,  als  de  zekerde  grond  van  liefde  en 
l^oop,  in  een  ep  ander  dichtftuk  doordraaide.  Dit,  echter, 
benadeelé  den  man  vooral  bij  niemand !  En  om  znlks  voor  te 
komen,  en  hem  en  ztfn  werk  wijders  zoo  veel  mo^elQk  aai| 
(p  prijlzen»  volge  hier  het  ganfcbe  eerfte  (tukje: 

MACWrmVlZMLlMQ  IN  i>KN  UKKZa. 


O  SciUe  nacht  I 
Wat  grootfche  pracht 
yerfpreidt  gU  langs  den  hemel  I 

Wat  majesteit 
'     En  heerlUkheid 
(Unkt  ip  het  ftargewen^elf 

Waar  is  de  nensch , 

Die  hier  de  grens 
Van  't  mim  heelal  kan  meten  f 

De  rede  fnft, 

En  't  grootst  vevnnft 
^^lydt  znlks  niet  te'weteo* 

God  zU  myn  lof  1 

Geknield  in  't  ftof , 
ppe  ik  mijn  danklied  rijzen ^ 

Ai>  wat  hy  f^hiep, 

In  't  leven  riep» 
Koe(  «yn  bea«an  bewÜz^Ot 

De  zUvren  matn 

Lacht  reeds  my  aan ; 
ffeen  wolk  doet  haar  verdwijnen : 

<t  Streelt  m^n  gezigt. 

Wanneer  haar  licht 
^omt  ^opr  mijn  tralies  fehy pen 

Kwelt  mgenengi^ 
MQn  lentejengd, 
{n  m^  ik  jaren  igden, 


De  liefde  Gods 
.  Is  nog  mUn  rots. 
De  bron  van  m^n  verbiyde^ 

Die  liefde  —  ze  Ia 

*t  Getuigenis 
Van  Gods  barmhsrtJgheden; 

Zijn  hand  kan  mQ ,  . 

Word  ik  weer  vrö ,  ' 
Op  rozenpsAn  doen  treden*    ' 

Dan  zal  de  nacht 

Geen  droeve  klagt 
Van  myne  lippen  hooren: 

Geen  kerkerflnarc 

Zal  in  m^n  hart'' 
De  zoetfte  wenfi^hen  fmqreii. 

Dan  zal  natnnr 

My  menig  uur 
Geleden  ramp  beloonen. 

En,  in  den  nacht. 

Der  darren  pracht 
In  ruimer  pmtrek  tooneq,' 

Ala  dan  de  maan  • 

Is  opgegaan. 
Zal  zich  myn  ziel  verheSuiii 

En  Gods  beftunr 

In  *t  avondnnz 
Met  fiiUen  dank  befeifen* 

Acht 


/. 

Sb^ANGBN  ut  DBP  XlUÉlU  Üi 


Acb,  groote  God! 

Schenk  mU  *c  genot 
Van  mQn  verloren  vrijheid  1 

Opdac  myn  hart. 

Na  loo  veel  fmarcy   y 
U  cegenklopp*  met  biybeid» 

Verilooc  my  oiect 
In  mijn  vérciriec, 
o  Gpdi    mijn  heilbéwerker ! 


Ach»  ik  verwiAc^ 
Van  uwe  magt, 
Myn  redding  uit  den  kerkers   . 

Na  zoo  veel  noo^s 

Zal  *t  nut  des  doodtf 
Mij  olec  vati  fchrlk  doenbevéh| 

Schep  moed,  mijn  ziell 

llóe  cliép  ik  viel. 
Gil  iülc  öndérfiyk  leveh« 


immmm^mmm^ 


\ 


Éu&iPiDis    3Icd€a  ed.  joan.  LBNtii^o.    ZttCph.  apüd 
H.  C.  J.  ThUme.    i8jp#    8ya, 

I)o  Heer  lbm.txmo,  lector  der  Latijnfctie  fehofen  iè 
Zucphen,  heef^  door  deze  Medea  eeoe  uicftekende  proeve 
gegeven  van  zijnen  fmaak  en  bekwaamheid  in  hec  behandeled 
der  Griekfchf  Tragicl;  eene  proeve,  welke  otis  zeer  begeerig 
doei  uitzien  4iaar  'amflna  aanmerkingen  over  al  de  Treorfpe* 
len  van  zuaiPiDEa,  door  hec  Provinciaal  Utrechtsch  Oe« 
nootfehap  onlaoga  met  goud  bekroond»  Htf  heeft  zich  jdé 
Manier  van  den  grooten  valckenazh  voorgelteld«  Éd 
beter  voorbeeld  konde  hQ  in  dit  vak  niet  vinden,  Alwac  h|j 
Ier  verklaring  en  verbetering  van  het  aangekondigde  Treur* 
4iel,  door  vlijt,  oordeel  en  geleerdheid,  mo&t  byeenbrenj^ea^ 
H  byeengebragt*  De  Chrtaus  fatitns ,  eenige  Handfahriften^ 
svaTAtBiva  en  de  Schollaicen  z^n  met  vracht  gerudi 
pteegd,  Hec  werk  is  voorzien  van  zes  bladwyzers,  en  be^ 
Vcelc  zich  ook  door  een  bebageiyk  niteriyk  zeer  aan.  Dezd 
liarteiyk  gemeende  betuiging  waire  misfchien  genoeg,  om  deil 
Heer  lbmtino  aan  ce  moedigen,  dat  bij  op  den  door  heni 
jBgeflageneo  weg  moedig  voortga  #  en  op  de  wijze  dér  voo/^ 
vaderen  blijve  ünderen;  maar  hy  weecniet,  of  onze  aanmdé- 
diging  geloef  ?erdiene«  Daarom  willen  wy  éenlgé  aanfier* 
kingen  geven,  welke  ona,  die  fink  doorlezende,  voof  ded 
geeft  kwimen^ 

va.  14.  %nêt  furtèri.  Djt  ii  hetzelfi^e  ais  it$p.  te  ^iitt 
ivordt  verdedigd  door  hz&man.  ad  Pigefé  t.  U*  p.  yoJl,- 
en  fchynt  om  zeer  goed  te  Orooken  mee  bet  verimndi  Lw,ti» 
tiiffe  Iceat  Iftfév,  ^ 


iSi  ^    'h  LÏRTING  '   ^ 

▼s.  t;^«  h  ToMe.'  Het' kon If  ons  vt>or,  êtt  er  gelezen 
moet  worden  jf.  Gelijk  nu  de  vader  zijne  kindeken  haat  om 
dai'huÉeHjk.  Het  U^  tiic  hoofde  van  hec  Jocacismus,  bé« 
kend ,  böe  2/  en  ^  honderdmaal  verwa^  zi^n.  ~  ' 

VS.  151^  t3^  itxX&vrw  —  mW»^  %pcq,  Lentino  feest 
hfhdrw.  Maar  of  knXdaroM  bU  wiriti  flaatV  heef^  het  ecl» 
tér  dezelfde  kracbc  alsof  het  bij  ip$^  ftond.  Medea  konde 
het  niet  vergecen,  dat  zy  van  haren  mhtt  (het  kitwelijk.met 
hem)  verftoocen  werd*  Hare  begeerte  naar  denzelven  waa, 
onverzadeüjk.  Daaruit  leidt  ook  Jafon  overal. ^en  grootdea 
haat  van  Medea  tegen  hem  af.    Zie  vs,  570.    13^^  13^* 

VS.  157.  xeiv^  réh  fti  ;c«p^^ov. .  De  een  leest  zoo  >  de 
ander  dus.  Het  komt  ons  voor,  dat  de  Schol,  den  weg  ter 
verbetering  aanwljsré  Hij  zegt:  h  èè  h  cU  i^v^P  iMruffg  rot>« 
ipxod^,  ixehi»  yevértat^  >Svvw  ré^e.  d.  i.  Indien  uw  man  de 
ee'den  niét  geachi  he^ ,  ïaaf  .  dof  \ oor  isijne  'rekening  zijn  ; 
fmeekj  dat  dat  op'zifn  koófd  mo^e  nedirkélnen^  (Gelijk  ti* 
BULL.  Capiti  fint  precor  Hla  mee.')  Nu  bevat  een  Griek 
eene  zware  verwenfchlng  4n  de  woorden :  Dat  tij  hem  niet 
tot  vreugde.  Misfchien  heeft  EunipiDEs  gefchreven:  nei^ 
riiê  [Aii  xuf  %trru.    Hec  itU  non  fit  gaudió. 

VS.  S30.    yiyvéffzii^  %n}J&i.    De  uitmuntedde  herftellfng  de-»'^ 
zer  plaats  fa  men  v^rfchüldlgd ,  niet  An  müiégeave,  mslar 
tan  CANTEBL.  yHr.  Leet.  IV.  li.' 

VB.  386.  %v(i^d}J<$Tm  U  sroXASi  Hvh  i^fiATH.  De  Grid» 
ken  gebruiken  dat  woord  even  als  vvkKnfipdierifiu.  Zié 
SB Kzs en.  ad  Jf^istéèn.  p*^.  ARiètANETü^  ibhreefs 
iwePdKero  vat  réö  ydfkov.  In  E  OEI  K  Med.  vé.  8ro/EOtltfea 
Wij  leze»  —  $p6T0$q  vofiuv  &vXX»fAfidyovax» 
'vs.  454»  fA^  T«^wi  Jrorl  fq.  De  <!n  189  naar  onze  mee* 
Hing:  Dat  gaat  mij  niet  aan.  Vaar  maar  •roort  met  te  zeg» 
gen:  ^  Jafon  is  de  flechtfte  man.** 

VS.  654.  1%  Iripw  —  iiCitn.  Uit  de  woorden  van  anêeren. 
Schol.  ï%  iicdn^.  Daaruit  is  niet  af  te  leideA,  dat  ^  ftépof/ 
moet  gelezen  worden.'  Pro  peet.  (.  XIV.  ij^  fféee  egê* 
non  rumoire  malo^  non  aitguré  doctusi  -i»  Ftdi  ego:, 

VS.  703.    ^vy^j^merk  lih  ykp^  ?y.   Nu  verwender  il  mij  t^et^ 
At  uw  gelaat  zoo  vervallen  is  "iitJ  Oj»% '   WaW  Mt  U  u 
wet  te  vergeven  ,  dat  gij  n  zoo  kwelt  dbór  dHépwid^ 

v$,  732.   ixfi^^  fty.    Beter  is  niUfcliiett  %jiM  f*^  *v.'    GelQ!^ 

*       *  VS.  fSSm 


SORimV  UBMAm      ,  $15 

V9é  7S8*  wélrin  w(|  oiess  veiaDdereo  zoodetw    Het  it  bekend 

m  de  Tragicifi'  voor  fior. 

^  .VS,  948.    Oe.  orde  is:  Wffil^  9r3^^iK  !p^P^w^  9&ft^.i»^'i. 

Misfcfaieo:  whn^  i  l^iEMfy.    jmbivJ^,  vSv  &$»  trf^ 

•  £Sf^  ^«M  II  Düf  0!|^  hare  tijde.  God  (het  geluk)  zal  de 
jwge  Koningin  met' nieuwe  weldaden  negenen,  taifun  it  het 
iet ;  geluk  of  engeluk ,  ptor  0ice  hec  in  deo  zin  ce  pas  komt» 
'£^)y  ijwlvitf;  gel)]k  de  LaiC  D^  iw^f»  tui  enz.  Ntfc  t^#s»t 
va$»  geliyk  VS.  io6a.    fC(t^  rüpavyoi,  i235«    ^^^  r^pauifo^ 


Zedekundige  Mengelingen  ^  iteoral  veer  Lieden  Éit  de  meer  êe^ 
fchaafde  Standen.  Doeryr.  g.  KEDDiNt»ius,  BreSkata 
te  Eppenhuizen.  Te  Groningen ,  bij  J.  OomkeDs.  /b  ^« 
Sve.  ass  jB/.  ƒ  1-16-; 

Zieer  veel  is  en  wordt  er  gefchreven  voor  den  zoogenóem*. 
den  gemeenen  man.  De  Schr^ver  dezer  Mengelingen  vreest « 
éei  de  meer  hefcha^tfde  Ihinden  Inmiddels  ce  zeer  vergecea 
worden.;  en  in  zoo  vene  b]}  den.middelfiand.,  zoodanige  Sfe« 
den 9  die  zich  niet  gyirne  tpt  den  gemeenen  man  zien  gere» 
kend,  en  die  daarom  dé  rcbrifcen  van  de  Maacfchappi)  7«r 
Nut  ran  U  Algemeen ,  en.  w«t  in  dien  zelfden  geest  is^  als  niec 
voor  hen  gefchreveo  rekenen,  bedoel^  mag  zQne  vrees  wel  niet 
geheel  ongegrond  z^n»  Hij  begint  daarom  In  deze  behoefte 
te  voorflen;  en  deze  Mengelingen»  ef  korte  zedeknndige 
Vertoogeo »  verdienen  allezins  druk  gelezen ,  en  de  daarin  ge^ 
gevène  lesftn  beoefend  te  worden,  wy  hebben  dezelve  ftnk 
voor  ftnk  met  genoegen  doorloopen ,  vonden  ze  doorgaan» 
niet  alleen  noccig  en  leerzaam»  maar  ook  onderhoudend,  en 
twyfden  niec»  of  zy  znllen  goeden  aftrek  vinden,  indien  z^ 
mate  door  de  Zoodanigen ,  die  by  burgerhnisgezlnnen  invloed 
en  vertrouwen  beziccen,  worden  bekend  gemaakt  en  aaii« 
gqwezen.  Ziet  hier  den  inhond:  t.  Het  geven  van  een  goed 
FeerheeU.  (Het  gewigt  daarvan»  de  invloed»  en  onze  ver. 
pllgting»  wordt  aangewezen»  en  dit  vertoog»  gelQk  doorgaani 
ieder  andere  door.  vooAeelden  verlevendigd:  b^zonder  ook 

Aa  4  wen- 


l^enfclieo'wQ,  dat  bec  vóïgenét  warde  behartigd:  j^  Vodfd 
^  moeceo  wQ  in  de  tegenwoordigheid  van  kioderea  voorbed^ 
j,  di^  leTeti,  fpfekéil  en  bimdejen,  enz.  Zulke  volwasfenetf, 
j^  welke  ^ich  er  In  hec  geheel  niet  ov^  bekreunen  |.  of  dirt- 
^  gene,  wat  zij  doen  en  fpreken,  van  de  kleinen  kl  of  niet 
^  gezien  en  gdioord  wordt,  en  of  dit  voor  derzelver  zcidë- 
ff  UJkheid  Toordeellg  of  fcha^elijk  worden  kan,  maken  zich 
^  aaft  eéne  g^oote  mate  van  figtzlitnigbeid  ibholdig;  eof  die- 
9  gene,  welke  bet  er  itaet  opzee  op  toeleggen,  om  kinden \ 
jf  ren  door  htin  voorbeeld /te  bederven,  moeten  tot  een*  af* 
^  i^hnwelijken  graad  van  fieehtheid  vervallen  z^tu  Wanneer 
^  wij  niet  gaarne  met  kinderen  wilden  verkéeren,  omdat  w^  ^ 
j,  verpligt  zijn  in  hunne  tegenwoordigheid  omzigtig  te  ban- 
yf  delen,  opdat  wij  aan  hen  niet  een  kwaad  voorbeeld  geven, 
^  zotx  dittot  een  Hecht  teeken  firekkeu,  dat  wi)  ons  nog* 
y,  niet  eraflig  beijverden',  om  ons  te  allen  tijde  betamelijk  te 
^  gedragen.  Afaar  zoo  het  er  ons  waarlijk  om  te  doen  is » 
^  dat  wij  (leeds  onberispelyk  mogen  leven  en  wandelen,' 
^  moeten  wij  gaarne  kinderen  om  ons  henen  willen  hebben, 
^  die  getuigen  zijn  van  tl  onze  woorden  en  daden ,  dewijl 
^  dit  dan  iliet  weinig  kan  dieiien ,  om  ons  behoedzaam  te 
y^  maken,  dat  wij  geenerlei  fputed  mogen  begaan,'*  enz.)' 
2.  DanMhaarheiS  en  Ondankbaarheidm  (Jegens  fnefifcheu)  hoé 
dezelve  moet  uitgeoefend  worden;  voordeel  hiervan.  Oor*' 
2aken  van  ondankbaarheid,  en  tlzoo  behóedmiddelen  tegeir 
dezelve;  klagten  over  ondankbsiarheid  dikwijls  ongegrond^ 
boe  men  het  moet  aanleggen ,  om  ondankbaarheid  te  voor- 
komen.) 3.  Tegen  de  verachting  vak  geringe  Lieden.  (Die 
vertoog  beviel  ons  boven  andere,  vooral  omdtt  het  bet  vele 
edele  en  goede,  dat  men  liij  bijzondere  perfonen  in  dezen 
fiand  dikwerf  aantreft ,  overtuigend  doet  opmêrken.)f  ^  Dé 
Müdctttcht  ten  aanzifn  der  Rleeding.  (Ren  waar  woord  ^ 
vooral  voor  onze  vrouwen  en  meisjes^)  5«  De  Vriendfchafi 
(Keuze  van  vrienden;  de  vriendfchap  dlenitbaar  maken  aan 
elkanders  verbetering  en  veredeling ;  het  beftend^  maken  der 
vriendfchap ;  wanneer  en  waaroni  men  vriendfchair  afbreken 
moet.)  tf.  Wat  moeten  wij  in  acht  nemen  êmtrentenne  Dknsfs 
hodent  (Hier  geeft  eene  moeder  harer  dochief  wQzen  en 
goeden  raad;  waarbij  w^  echter  nog  een  wok>rd  ^erMngen 
zouden  tot  aandrang  der  verpiigting  tot  medelijdende  hül|^ 
la  ziekte  enz»,  daar  enze  dienstboden  alsdai^vai  bonnebhiedi 

^  ve^-» 


ni^KDNDIdE  IfCNCKLmGllV»  .       i$f 


irerwtmen»TerwiJderd  z^n»  en  menfchetijkheidl  de  heeren  es 
vronwen*  no|»en  moet»  bun  die  gemis  yoor  het  minst  eeniger* 
mtte  te  vergoeden.)  7,  De  begeerte  naar  Rijkdom.  (Wan* 
neer  al  of  niec  te  laken ,  en  door  welice  middelen  men  al  tü 
niet  aan  dezelve  mag  trachten  te  voldoen.)  8.  Het  lezen  van 
Boeken.  (Goede  opwekkingen  en  wafirfchnwende  wenken.*) 
9.  fTare  en  valfche  Schaamte.  (Men  fchame  zich  met  regt 
over  onkunde  omtrent  God  en  Gpdsdiensc ,  omtrent  zich  zei* 
ven,  in  #9n  beroep,  én  over  algemeen  bekende  dingen,  die 
men  onoplettend  voorbijliep;  maar  nog  meer  over  betgene 
xedelijk  verkeerd  is ,  en  eindel^k  ook  over  zelf  veroorzaakt 
ongehtkm  Valfche* fchaamte  wordt  in  eenige  voorbeelden  aan*, 
gewezen,  en  het  verkeerde  daarvan.)  10.  Te^en  den  Nijd^ 
(Eene  kelijke  ondeugd ,  waartegen  -  ernftige  waarfchuWing, 
helaas!  maar  al  te  nopdig  is.)  ii*  De  verkrijging  en  het  ge'- 
hruik  van  Magt  en  Heerfchappij.  (De  wenscb  en  poging 
daartoe,  onder  bepaling,  gieoorloofd;  nntcige  lesfen  en  wen« 
ken  voor  dezullte,  die  dezen  wenscb  verkrijgen.)  ia« 
Dienstvaardigheid»  (Hoe  beminnelijk  deze  deipgd  zij,  en 
boe  dezelve  moet  worden  beoefend.)  13.  Befcheidenheidé 
(Ziph  niet  te  veel  aanmatigen,  en  verfohnldigde  achting  aan 
anderen  bewQzen.)  14»  De  wensch  naar  een  lang  Leven. 
(Deze  wenseh  is,  net  eenige  weinige  uitzonderingen,  alge- 
meen, en  worde  behoorlijk  gewijzigd  en  gematigd.)  ^ 
Het  Is  ons  b^tondtt  tot  genoegen  ^  dat  w^  dit  werkje  zoo 
n)ifnfchoQ(a  kt^Qoen  aanprezen. 


fTvian^  of  de  Sfan  ponder  Karakter,  Naar  het  Engelsch  van 
JUistrefs  edgeworth.  //  Deelen.  Te  Leeuwarden^  hij 
Steenbergen  van  Gqou    In  gr.  ivo.  410  5/,/ 4-10.: 

Ueze  Roman  is  leerzaam ;  bet  jonge  menscb  •  wieps  gefchie* 
denis  en  vroege  dood  bier  verhaald  wórdt,  beeft  goeden  aan* 
leg,  wezenl^ke  fludie,  groote  talenten  en  innerlijke  braaf* 
béid;  maar  bij  is  een  jong  mensch,  zoo  als  er,  helaas!  ve- 
len zijn;  het  hapert  hem  aan  zelfflandlgheid  en  eelien  vasten 
geest;  zijne  karakterloosheid  maakt  hem  nutteloos,  het  werk* 
lulg  van  anderen  tegen  eer  en  geweten  ^  ontrouw  un  ininna^ 
res  en  vriend,  arm  en  diep  ongelnkkfg.  „Door  eene  vrouw» 
^  d{e  hij  niet  beminde,* die  bQ  niet  kon  achten,  liet  hij  zich 

»  ovefi 


^  mttttimt  om  ter  te  fcbakeQ ,  hut  uur  het  vaice  Ito^ 
^  ovesr  te  brengeo,  eo  dac  wel  op  een  tydfnp^  dat  h^  eeo 
^  ander  oieisje  beminde  en  wezenlijk  boogacbcce.*'  £n  dic 
was  nocb  zyne  eenige»  no^b  zijne  laatde  dwaasheid.  Gebeel 
Se  'gefcbiedenis  is  leerzaam ,  de  ontwikkeling  van  bet  karak* 
ler  menschkundig^  en  .de  Iqop  der  gebeurceniifen  zeer  moge» 
fij)( ,  jM  nagenoeg  vooraf  te  berekenen.  WjJ  bopen ,  dat  zich  ' 
▼elen  )ian  dezen  vivian  zullen  fpiegelen,  en  dat  ook  deles* 
|cn  voor  den  opvoeder ,  bier  zoo  oyerpjigend  en  tastbaar  ge* 
feveo,  niet  znllen  verloren  gaan. .  Omdat  wij  de  lezing,  met 
een  opregt  prcjkiaf^  velen  jongen  lieden  aanprifzen ,  geven  wij 
fan  bec  onderhoudend  gefcbrijf  geen  overzigt  of  uiccrekfel ; 
ce  minjder,  daar  een  ander  Tijdfchrift  ons  te  dezen  aaneen 
ditmaal  vooruit  was»  zoowel  ali  in  den  verdienden  lof:  maaf 
SMt  de  volgende  ware  opmerkingen,  die. inderdaad  zoo  vele 
SQtttge  lesfen  z^n». wielen  w^  onze  Lettp^êrfigniugeaycrü^ 
len  en  den  gegev'enen  lof  bevestigen: 

^  Menfcben  van  meer  dan  gewone  geestvermogens  zijn 
doorgaans  degene,  die,  wanneer  bunne  harcstogten  eenmaal 
ontvlamd  zijn,  de  eene  ongerijmdheid  op  de  andere  llapelen, 
CU  alle  hulpmiddelen,  zonder  onderfcbeid ,  te  bate  nemen, 
om  bewQsgrooden  voor  bunne  dwaze  ftellingen  te  vinden.  Zij 
vergenoegen  zich  niet  met,  even  als  de  domme  boop,  een« 
Tondig  te  zeggeoi  ik  wil  het  zo»i  maar  zij  pogen  van  hetge* 
fie  -zy  willen  de  radenen  aan  te  voeren ,  en  bunne  gevolgtreki 
kingen  zijn,  aan  bet  gezond  verftand  getoetst,  niet  zelden 
gebeel  valscb  en  ten  eenemale  onbellaanbaar.**  ^ 

.  ^De  onvernuftiglte.  dieren ,  van  bet  infekt  tót  bet  viervoetig 
iter,  betoonen,  bf)  hunne  gewigtigüe  aangelegenheden,  eene 
ftbraoderheid  ,  die ,  met  hun  gewoon  gebrek  aan  inzigt  en  be* 
vatting  vergeTeken,  inderdaad  verwondering  baart  .^^  (Hier 
moeten  wij  de  toepasfing  bijvoegen.:  OnmogelQk  koa  vi. 
V I A  N  zich  verbeelden ,  ooit  de  fpeelbai  te  zullen  worden  ^ 
yan^  eene  vrouw,  die  by  daartoe  zoo  volft^kt  onbekwaam 
achtte.  Tpi|;enoyer  eene  vrouw  van  verftand  en  vernuft  zou 
hiif  buiten  kyf»  behoedzamer  z^n  geweest,  lp  een  enkel 
oogenblik,  en  met  eene;  zeer  geringe  infpanning  van  zi)ne 
^cbtep,  me^e  byitch  te  Itnnnen  losrukken,  vsnneer  z^ 
het  al  wagea  durfde ,  hem  netten  jte  fpannen.  Hiervaq ,  f y ns 

4K)rdeels »  genoegzaam  overtuigd »  verzuimde  hy  sclfs  die  ge- 

'      'rio. 


ifiige  ini^tming  ifim  Irftchten  ü»  te  wariaif  en  vfitaogfc 

dMTdoor  eigcnwillig  van  uur  tot  uit  «g»  gerangeiifch v> 

Htd  de  moeder  zich  thanr  bedwongen»  «n  het  overige 
tebecl  aan  het  gezond  verOand  van  haren  zoon  ter  toetfing 
overgelaten,  dap  zon  alles,  bnlten  k^f,  eenen  gewenschten 
keer  hebben  genamen.  Doch  zy  draafde  door,  en  in  haten 
«ver,  om  te  bew«zen,  dat  zij  gelijk  had,  vergat  zü,  dat 
men  de  menfchen  onhandelbaar  en  wreed  maakt,  wanneet 
men  hnn  al  te  duidelijk  poogt  te  bewezen,  dat  zy  volftrekt 
ongelijk  hebben.** 

Wie  het  hart  eener  vronw  van  eenig  verftand  bezit ,  die 
ia  In  ftaat,  om  hare  geestvermogens  binnen  een  enkel  jaar 
meer  te  volmaken,  dan  alle  leermeesters ,  boeken  en  leerwQ^ 
zen  gezameniyk  kunnen  doen< 


mjbehch  Handboekje  voer  bejaarde  en  oude  Lieden.    Door  o. 
BENTHEM  REDDiNCiüs,   TA,  Doctor  en  Predikant  té 
.  Atfen.   Te  Groningen ,  bij  W,  Zuidema.    In  gr.  ivo.  ia| 
^/./.-.liB.: 

Oude  lieden  ontvangen  hier,  naar  aanleiding  telkens  van 
eenen  fchriftnnrtekst,  waarin  de  ouderdom  voorkomt,  of  die 
daarop  toepasfelijk  il,  zeer  nuttige  lesfen,  troost  en  opwek* 
king,  met  eene  groote  letter  gedrukt,  ten  behoeve  van  hnn 
zwak  gezlgt;  en 'al  deze  vertoogjcs  z^n  kort^  omdat  oude 
lieden  niet  gaarne  lang  aaneen  lezen  of  hooren  lezen.  Zitt 
hier  een  proefje,  opdat  men  zie,  wtt  men  l|ier  waehten  kan; 
wy  kiezen  iets  voor  onze  oude  vrouwtjes: 

TiT.  li:  3.  De  oude  vrouwen  insgeüjks,  dat  «/ƒ  in  hare 
dragt  zijn  gelijk  den  heiiigen  betaamt ,  dat  ne,  geene  iasteres* 
fen  zijn ,  iich  niet  tot  veei  wijns  begevende. 

39  Hier  geeft  j^auloa  aan  de  oude  vrouwen  dezelfde  vermi* 
ning,  die  hij  in  het  voorgaande  vers  aan  de  oude;  mannen  ge- 
geven had ,  zoo  als  wy  gezien  hebben ,  om  zich  op  eene  zé* 
dlge  wyze,  overeenkomftig  hare  jaren,  te  kleeden,  en  in  hi« 
re  dragt  te  zQn  geiyk  den  heiligen,  dac  ia  den  Christenen » 
betaamt.  Daar  ^  ik  de  drangredenen  daartoe  in  hec  algemeca 
voor  alle  oude  menfchen  heb  opgegeven ,  behoeven  wy  deer* 
jover  niet  weder  nit  te  weiden,  i—  Maar  vervolgens  gebie(|c 

Pau- 


36d         «•  B.  RBDDINGIUt^  B09KI.SCB  BAl»>BOBK|ir^ 

pin  JUS  oolf  de  owdc  vrottwen,  dat  zij.gmm  iaUere$fen  ^n^ 
He$.te$iei:cn  eoeerrooveo  is  eene  fchan^^^iyke  eoiuic,  -lie  e-iiioa. 
menscb  verachtelijk  maakCj»  oindac  zij  .tegen  ti-  Chrjsfeiike' 
Befde  zoo  regtüreeks  inloopt.  Vooraf  i«^het  0TiverafhsV:)qr. 
del^k  voor  oude  meafcbeu,  dac  zij  noi?  aan  jiutk  ttne  veü 
foeÖelyke  zonde  verflaafd  zij»,  en  zao  wciijii;  licide  toe 
buiine  naasten  hebben.  Incusfclien  hellen  oude  vrouwen 
daartoe  wel  céns  over;  zij  wordeu  dikwijls  iiiet  x^o gezocht, 
zoo  geëerd  en  gedietid,  als  de  jongere;  zij  luinneo  ztHk  eeo* 
grooten  invloe^  niet  maken,  als  deze;  zij  Mnneu  zoo  veel 
fcJroonbeid  niet  meer  ten  toon  spreiden,  als  die  kunnen  doent 
z^  hebben  meer  ledigen  tijd  dan  te  voren .  en  dus  meer  aan. 
leiding  tot  fnapachtigheid,  die  ligt  ontaardt;  zij  verbeetdeir 
ïichr  dat  on  alles  veel  flechter  toegaat,  dan  toen  zij  fong 
vrsren,  dmdat  zij  in  h^re  jeugd  niet  zoo  veel  venminen  van 
hetgene  er  ouiging  als  nu.  Dit  alles  verleidt  haar  Ifgc  coc  las- 
teren  en  kwaadfpreken,  Ondertusfchen  \^  znlks  re  alleu  tijd© 
2cer  liefdeloos  en  dus  flrafwaardig.  Die  zich  da«raaif  fchul-^ 
dig,  jnaakt,  heeft,  ook  eene  ongunftige  beoordeeling  van  ao« 
lederen  te  wachten J  want  met  die  mate, 'met  welke  men  'an- 
deren meet»  zal  men  bok  weder  gemeten  worden.  Zulk  ias« 
xeren  en  kwaadfpreken  noont^ook,  dat  het  hart  van  /.nlkc 
vrouwen  nog  zeer  verkleefd  is  aan  ijdelheid  en  wereld;  terwijl 
ïïj  rntusrchen.  vooral  ook  e^m  hare  japen,  bedenken^ moes- 
ten, niet  de  dingen,  die  op  aarde  zijn,  maar  die  boven. z^n. 
Bejaarde  vrouwen I  wacht  u  dan,  dat  gij  u  daaraan  uret  fchuU 
cfig  maakt.  Bemoeit  u  niet  met  de  zaken  vaa  anderen,  maar 
be^jirtigt  uw  eigen  en  vopral  uw  eeuwig  welzijn.  Staat  af 
van  de-  wereld,  die  gij  welhaast  verlaten  moet.  Houdt  xt 
fteedr  met  iets  nuttigs  bezig ,  opdat  uwe  gedajcbren  niet  ver-^ 
mld  worden  met  ijdelheid.  Vergeet  nimmer,  wanneer  gij  joo* 
g<jf  mcnfchen  beoordeelt,  dat  zj)  nog  jqng  zijn,  en  dat  gij 
ook  eens  jong  geweest  zijr.  Herinnert  ii  gedurig ,  dst  de  las-: 
ter  niet  verbetert,  maar  dat  gij  behoort  #^ene  zelve 
re  vermanen,  die  zich  naar  uw  oordeel  te.buRK>  gaan,  en 
dat  gij  eenmaal  van  elk  woord,  door  u  gefproken^  rekenfchap 
•zult  moeten  geven  in  den  dag  des  oordeels.  Voegt  Paulus 
tl  bij :  z/cA  niet  tot  veel  wijns  begevende  ^  wij  'hebben  in  het 
Voorgaande  reeds  gezegd,  hoe  ichandelijk  en  onverantwoor* 
delijk  het  is,  dat  oude  lieden  tot  den  drank  vervallen.  Voor^ 
al  Is  het  verfoeijelijk ,  wanneer  oude  .vrouwen  d^rtoe  g^ra* 
.keu.  Zttlks  verkort  ia  het.  middellijke  het  leveiv,  en  roaakc 
voor  allerlei  bezigheden,  i;oawel  vooi^  ^\t  leven  als  voor  de 
(euwigheid,  ongéfchikt,'»  ' 

Het  fpf eekt  van  zelf,  dat  de  Bijbel  in  tekften ,  die  va« 
•oude  Heden  gewagen y  Mï  dit  kleine  werkje  niet  is  uitgeput; 
eo  heeft  de  Theêkgiae  Dntor  gezondheid,  ti}d  en  lust,  e» 
vindt  zy n  boekje  góf^den  aftrek ,  dan  gisfen  wij  ,  dat  er  nog 
Viel  een  vervolg  van  kpmen  kan;  wij  hebben  zulks  evenwel 
tot.  dusverre  niet  ontvangen,  waardoor  onze  vermeWinf  ;Pift 
dit  boeksken  zoo  latt  gefchiedc.  Welligt  ontbrak  het  alzoo 
aan  debiet*  Te  veel  hoofdbrekens  ztl  het  den  Schrijver  tock 
wel  niet  gekost  hebben  ?l 


^MB«*n 


■*Mi 


BOEKBESCHOUWINa 


^maêm 


•mtt 


■er 


f*^ 


irf^Ml 


Tw^e  Fèfhandelihgèn^'ovèr'den'^arén  aard  '^an  het 

onderifljf  déi    BijhtU\   als    een^  met  befpitgelend^ 

tndaV  leuter  praitikaal  onderwijs ,  naar  onse  vaU 

haarh^iA  ifigcrigt ;   ep^  óver  Je  noödzakelij'kheid  yart, 

de  'Hr lichting  eri^ het  onderwijs  des  H.Geestes^  tot 

regt  en  onfeilbaar  verfland  van  den  naaren  tin  der 

.    BijbelfcJiriften$  beide  ter  bevordering  eemr  ^gegrcndd 

-  yereef^png  der  Ciris tenen  aangewend^  door  }.}.  h^ 

'•   R  oYv  'Prèdil^ant  .te  Oude^Tonge^  Te  Dordrecht  ^  b0 

'   Blosfé'en  VM  Braam.  1819»    In  gr.  &yo^  XII  eri 

185  BL  f  i-iö*:    .  ^ 


I, 


Btiig  heeft  bet  óns  gefpeteti,:dac  tvij  van  de^e  Vef^ 
hafidelingtn  niet  ttv  konden  verflag  geven;  want  zij  veiw 
dienen  zoo  zeer  g^end  te  i/eorden  om  hare  uitfiekende 
belangrijkheid^  en  adj'  verdienden  juist  daarom, fpaedtg 
gekend  U  worden^  De  loop  der^  dankbeeUen »  in  da 
eerde^  id  de  volgende:  ^  ,      , 

'  De'B^bd  bevisGoddeiyte  openbaring,  die  niets  on^ 
redelgte  of  will^keorigs  kid  behelzen ;  maar  ónze  fedtf 
is  n6g  niet  genoeg  ^ontwikkeld ^  om  reine  Qobjecti^ó} 
waarheid  te  bevatten:;  en  da;arom  juiat  hebben  Wij  eeno 
opMbariog^  noodig^  die  ^raps wijze  werkt;  maar  ook 
daaïom  wordt  eenvoudig' en  ootmoedig  geloof  .gevofii 
derd,  zelfs  omtrent,  dat  gene:,,  wat  w^nn  nog  niet  ver^ 
ftaan.  Men* is  echter  van  dezen  weg  afgegaan ,  en  iian« 
daar  al  het  onheil.  In  onze^  dagen  begint  de  rede  hafd 
genzen  te  erkennen,  en  ka;^t  leert  ons  onderfclieif 
den  tttsTchen  bcfpiegdemfe  en  werkdadigo  oï  zetlij  1l9 
rede,  en.wvst  elk  baar  werk  aan,  hetgene  de  kat  (Ie 
liet  meeste  heeft ,  naar  mate  M  eerde  tpt  kennis  van  bof 
vetfoinnel^ke  waarheden  ten  eenemale  ongefcfaikt  ia.  (Zoo 


ver  de  Inleiding^) 

•   BoiauBSCH.  igfi^  NO.  p. 


£b 


«» 


3(ïa  ^  J.  J.  Ï-B  R^OY 

^ij  alle  goedwilligheid ,  om  den  Bijbel  te  eerbiedigen , 
YOrfetylt  ifier^,  omtrent  deszelfs  waren  zin ;  vahbier  dé 
verdeeldheid  onder »  zelfs  waarheidlievendë ,  Christé- 
iien,  die 9  dkc partij,  eene  regelmaat -des^-geloofs  bad- 
i&^  v^tgeftelcl ,  naar  welke  hunne  uitlegging  des  BijbieU 
luisteren  modest.  Men. (lelt  zich ,  namelijk,  den  Blibeï 
voor  als  een  boek,  waarin  zekere  vastbepaalde  waar- 
heid, of  iseker  fteirel  van  waarheden,  allerwegen  jiiist 
en  naauwkeurjg,' volgens  de  ware  gedeldheid  der  za- 
len ,  zoo  als  zij  door  befchouwing  gekend  worden ,  is 
voorgefteld.  Men  behoort ,  in  tegendeel ,  den  Bijbel 
als  ^en  boek  aan  te  tnerken ,  dat  louter  tot  een  prakti- 
kaal ^n  geenszins  tot  éen  befpiegelend  gebruik  is  ge» 
Schaven ;  als  eea  boek ,  derhalve ,  (opm^rkeRjke  'woor* 
den !)  waarin  geenszins.  zu]k.:een  juist  afgemeten  ftel- 

r 

fel  van  waarheid  is  te  vinden,  u;aaruit  wy  geenszjns 
de  ware  geileldheid  van  zaken ,  zoo  als  ons  befpiegc^ 
lend  vecftand  wel  zöu  verlangen  4  kunoen  iteeren  keo- 
Ben.,  en  waairki  d^  waarheid  zelve  niet  anders  dan  ön^ 
jder  zulke  hekleedfclen  is  vootgefteM  ^ -welke  dezelve 
iBOor  onze  kindfche  vatbaarheid,  aan  dezeizydd  ,van  het 
gcafi,.  gefchikt  m^n*. :  I9  den  Bijbel  is  veei^  ja  o^isr 
fchien  alles ,  wat  tot  God ,  tot  zyne  eigearcbappen ,  ^  . 
ne  handel  isgen  en  bedoi^Üngen  met  oaa  eö  Q»et  de  we- 
reld in  bet  gemeen  bctcekkihg  beeft,  onder  bekleed* 
felea,  en  misfchieii  nibts  naar  de  zuivere  waajQhoid; 
200  als  God  alleen  ze  kent,  en,  ten  minfte  .:to^ 
iiog  toe,  alleen  kennen  kan,  voorgefteld;  en  hiermede 
itioeten-wij  ons :  tevreden  houden  ^  zonder  dit/ bekleed* 
felen  te  willen  wegnemen^  hetwelk  wij  toch,. zpnder 
beioadeeUng  van  het ,  voor  ons  noodig,  inzigt  der  waar* 
])eid ,  niet  doen  kunnen.  De  B'^bel  l>evat  al  de  ondetr 
fcheidene  voorftellingën,  nl^t  welke  de  goede  Hemel^ 
fclie  «Vader  tot  feljne  kinderdi^  naar  elks  vatbaadieidi 
wel  heeft  willen- afdalen.  Wélonderwezené  Schd&gei- 
leerden  maken  wederom  van  al  die  verfchfllende  voor* 
ftellingen,  naar  de  otiderfcheidefae  behoeften  buiiner 
onderwijzelingen ,  gebruik;  maar  dwaas  is  hét;  lut  die 

^  .       voor* 


I 


TMrftellitfgen  ftof  tot  twisim  te  o^ntleenen.  (Dh  wordt 
wgders  door  treffende  gel^kenisfen  opgehelderd.)  Wg 
fDoeten  tot  dftt  Goddel^k  ctndeFwijs  kiaderllik  naderen; 
niet  om  over  Goddelijke  esken  redekundig  fuist  te  den» 
ItéJD,  maar  om  praKtikaal  j^oed  te  leeren  gevoelien  en 
bandelen. 

Om  misverftand  voor  te  komen,  merkt  de  Schrijver 
aan ,  dat '  h§  het  géz^de  alleen  verftaan  wi)  hebben  tefl 
aansien  van  het  b*$belsch  onderwijs  omtrent  Goddel^ 
ké,  geestelijke  en  oiizigtbare  saken,  welke  Hier  doot 
ons  niet  zuiver  kannen  begrepen  worden ,  -«  dus  niec 
Yèn  aanzien  van  de  gefchiedenisfen ,  in  den  B'^bel  be^ 
grepen ,  febooo  wQ  ook  hier  de  wijze ,  Mc  vele  ^aken 
gercMed  z$n ,- mogen  onbepaald  laten »  —  ook  niet  ten 
tfanzteh  van  de  voorzeggingen  aangaande  het  nog  toéko« 
mende.  liMi  tweede,  dat  hi)  gelooft ,  dat i  zelfe  te  de 
omkfeedlblen , -def' waarheid  geenszins  duister  én  onze- 
ker is  begrepen,  in  tegendeel  zoo  khiar,'als  vbor  ovs 
«e  tegenwoordige  kindfehe  bevatting  mogfeUjk  is,  ent 
wy  op  de  hoofdzaak  Volkomen  aan  knnnen ;  ter ^g^ zelfs 
in  de  bekléedfelen  veel  waarheid  is.  Ten  denfe  wil  de 
Schrijver  dat,  wat  hij  zegt ,  niet  verward  hebben  met 
de  figuurlijke  of  allegorifche  voordragt,  tn  vehr  figbeU 
boeken  voorkomende;  ter^^I  ook  de  bekléedfelen  té 
ónderrcheiden  z^n  van  de  gelijkenisren.  BindelQk  wil 
hij  liiet  zöó  verftaan  zijn,  alsof  hij  alle  vordieringen  ia* 
Gódédienftige  verlichting  en  voortgang  tot  eritCTtenis 
der  zuivere waafrheid loochende.  H^ bev^ijst dezenvMrt- 
fflxai  door  verslijking  tusfchen  de  teeringen  des  O.^  en 
die  des  N.  V.  j  beweert,  dat  de  eene  bijbeirche  Sclirg- 
ver^dieper  in  de  eigenlijke  gefteldHeid  der  geopenbaarde 
zaken  zij  ingedrongen  dan  der  andere ,  en  dat  ieder  Chris* 
ten,  die  opregt  de  waarheid  zoekt,  onder  bijzondere 
Ifeiding  des  Geestes  ftaat,  die  htm  de  waarheid  zuiver- 
der 'doet  kennen ,  dan  hij  zelf  in  (laat  is ,  dezehre  aan 
anderen  in  woorden  mede  te  deeten. 

Dat  de  Bijbel  flechts  bedoelde ,  ons  een  praitfkaal 
ond^wijs,  ter  onzet  verbetering  en  vertroosting';  eti 

B  b  a  vol» 


\ 


vol^QmcQ  tiaar  pD2e,vatbadi:beid:g9rcfai}ct)  te  gevea» 
Uljkc  a.itde  geheele  gciftèldbeid  des  Bijbels ,  waarin  ner« 
gens  eeoig:leerftgirel  is  voorgefteld  o£  .ontwikkeld ,  maar 
4ie,  belialv.e  de  gefchiedeoisfipn,  (die  .a:e We ,  gelijk  te 
yqren  jetoond  is,  prqk^ikaal  zi}ü)  louter  prakt ikalc 
fchriften  bevat ,  waarin  wel  van  de  befchouwelijke  yraar- 
heden  een ./^r^ i//^i7^/ .gebruik  gemaakt  wordt,  maar  die 
dezelve. nergens^  op  eene  befpiegelende  wijze,  veelmin 
in  een  zamenft:el(  vereenij[d,  voordragen.—  Aangaande 
het  O,  V..i9  men  cir  reeds. over  heen,  een  voorberei* 
dend,,.alleen^op  de.. beoefening  berekend,  onderwas  in 
hetzelve  .vast  te  {lellen»  Maar  in  het  N^;  V.  ,maakt:m€a 
hieromtrent  zwarigheid ,  als  onder  "hetwdk  het  menscfa* 
dom-tot  een'  volwa^sren'  (laat  is  gekomen ,,  eA  de  waar«« 
heul  Ztonder  bekieedfelen  kohde  verftaany  £n  \  ja ,  iHt, 
behoeft;  de  bedekfelen,  die  in  bet  O.  V.  gebezigd  wor« 
den,  niet  Q\eer.f  maar  wij  zi^n  toch, ook  onder  het  N, 
V.  ÜQj(.,  volgens  uitdrakkelijke  Apostolifche  verkla» 
ring^  door  een  befcbilderd  glas  in  eene  duistere  rede.^ 
Ook  lijn  nu  nog.  niet  allé  Cluistenen  den  kindje  ben /ha|: 
des  verdands  te, boven;  terwijl  vele  voorftellingen  de» 
N-  V;  duidelijk  het  be\yijs  met  ziqh  voeren,  van  naar 
onze  vatbaarheid  te  zijn  ingerigt;;  b.  v.  die  van  Qods 
Zoon ,  Gods  eeniggeborcn  Zmn  —  vetlosfing,  door  zijtK 
hloU;  en  het  20u  niet  goed  ziji\,  den  Bijbel  van  alle. 
Joodfche  denkbeelden  te  willen  zuiverjpii;,  omdat  de Jpod« 
fched^kwijzé  in  de  zindelijke  nastuur,  van.  den  mensch. 
is.  gegrond,  en  iius  bij.  allen,  die  nog. niet  verder  zijn, 
nagenoeg  dezelfde behoejften  voortbrengju--..  Ook  ii\  het 
N.  V«  vinden  wij  eene  traps wijze  ontwikkeling  ;vaa 
denkbeelden.  Jezos  droeg  veel  ip  gelijkenisfen  voor^ 
hetgene  in.de  brieven  der  Apostelen  nader  en,di^idelljker 
wordt  voorge(lel(l ;  .en  ook  deze  briev.en  zelve  bevatten 
onderwijzingen , ,  naar  onze  bekrompene  bevatting,  ge« 
fchikty  en  de  meer  gezuiverde  waarheid  wordt  flechtg 
in  hier  ïén  daar  verfpreide  wenken  voorgedragen. 
•  Of  er  nu  nóg  eene  derde,  volmaaktere  openbaring, 
•f  ten  minde  opheldering  der  tegenwoordige  openbsi* 

nng. 


^ 


TWEE  VXRHAÜ^bfiLmGEN.  365* 

ring',  te /wacht  en  ZIJ,  wüde  Èerw.  Schrijver  hier  niet 
onderzoeken  t-iflTéen  dit  wil  hij  er  van  zeggen, dat 'hem 
zulks  niet  onwaarfchijniijk  voorkomt ,  in  het  laatdetyd- 
perk' der  wereM  lezullen  gebeuren ;  waartoe  veelligtdc 
toebëreidrelen  reeds  gemaakt  wordenden  tot  welk  einde 
ook  dat  reikhalfe«nd  Verlahgen  liaar' meerder  licht,  het* 
welk  in ' onze jdagen  gedurig  toeneemt,  misfclnen  als 
YoorbereMing  dienen  inoetl  Zoolang  dit  echter  nog  niet 
gefcbied  is,  ntoeten  wij  ons,  behoudens  de  yr^heid 
'des  verderzienden ,  onr,  onderde-leiding  van  den  Óeest 
der  Waarheid',  van  zijd  meer  gjffcherpt  vermogen  ge» 
bruik  te  maken',  ian  de  voorftellitigen  In  het  N.  V.een» 
voudig  houden.     .    '  -  ^ 

Wordt  het  nu  eenmaal  aangenomen ,  dat  de  Bijbel  ons 
geene  zuivere  (onomkleede)  waarheid ,  maar  zulke  voor- 
itellingen  van  dezelve  levert ,  als ,  in  onzen  z.innelijkea 
ftaat ,  ter  gnzer  verbetering  eii  vertroosting'  kunnen  die- 
nen., dan  zal  alle  twist,  tuslchen  opregte  vrienden  der 
waarheid,  geëindigd  zijn,  omdat  verlcbil  van  begrip- 
pen een  natuurlijk  gevolg  van  deze  inrigting  des  Bijbels 
zalgeoordeeld  worden.  —  Wijders  zou  de  géheele  ver- 
betering, ook  van  den  zedelijken  Haat  des  Christen* 
doms,  bij  de  algemeene  omhelzing  Van  gezegd  denk«> 
beeld  winnen.  Nu  zoekt  men  in  den  Bijbel  een  leer* 
fteirel,  en  blijft  in  de  befpiegeling^ hangen,  die  alleen 
de  oppervlakte  der  ziel  raakt,  maar  het  gemoed  Iaat  ge« 
Kjk  bet  is.  Men  floot  zich  aan  allen  fchijn  van  tegen* 
ftrijdighetd  in  den  Bybel,  zoekt  vereffening,  en  komt 
tot  gedrongene  uitleggingen.  Nu  komen  de  hartstogten 
mede  in  hM  rpel,die  in  den  Bijbel  veel  (lootends  meenen 
te  vinden.  Welnu ,  men  Is  der  eenvoudige  opvattinge 
ontwend,  roept  eigene  wijsheid  te  hulp,  behoeft  uit 
den  Bijbel  niet  méér  aan  te  nemen  dan  de  hartstogten 
kunnen  gedoogen ;  deze  hebben  alzoo  gewonnen  fpel , 
en  dgen  zin  en  wil  worden  in  het  Christendom  behou* 
den«  Ook  verkiest  men  tot  verbetering  niet  die  midde* 
len ,  welke  de  Bijbel  aan  de  hand  geeft ;  daairom  blijven 
de  welmeenendftc  pogingen  zoo  onvruchtbaar.  Van  dit 

Bb  s  aU 


'^ 


^  % 


alles  zou  het '  tegendeel  plaats  vfaden ,  bij  eenvoudig^: 
terugkeering  tot  den  Bijbel  ^als  een  {tttakcikaal  onder* 
wijs,  naar  onze  vatbatlrheden  gefc^iikt*     .  . 

Wij  hebben  bier  nog  iets  bij  te  .voegen  ,« dat  ook  als, 
eene  uitdekende  nuttigheid  zou  moeten  aangemerkt  wor*; 
den«  De  Katholijke  kerk  beklaagt  onze  Protestaotfche^, 
omdat  zij  door  baar  geoordeeld  wordt  jgeene  vastbeïdr 
des  geloofs  te  hebben,  en  in  groot  gevaar  te  ftaan  vaiv 

•    •  • 

aan  verderfelijke  dwaling  ter.prooije  te  vallen:;  we^we^. 

ge  zij  haar  welmeenend,  raadt,  al  .ware  bet  ook  flejcbts^ 

om  der  zekerheids  wille ,  zich  aan  haar  gezag  te  oodcr^, 

werpen.    Wordt -het  denkbeeld  van  den  Schr|}verde.a6c^ 

Verhandeling  aangenomen,  dan  antwoordt  de; Protea^i^ 

tant:  „  Het  zij  zoo^  dat  wi^  de  waarheid  in  hèt  ifge* 

trokkene  niet  erkennen;  wij  gelooven  aan  de  grond-» 

waarheid ,  die  jn  het  omkleèdfel  rust ,  en  •  mogen  van 

elkander. in  opvattingen  verrchillen,   omdat  de  Bijbel 

zelf  tot  dit  verfchil  aanleiding  geeft,  en,  fprekende 

naar  onderfpheidené  vat  baarbeden ,    zulks  toelaat ;  ea 

wij  zijn  tevreden,  wanneer  wij  zóó  gelooven^  dat  wjj; 

daardoor  bétere  en  meer  getrooste  menfchen  worden. 

2ij  her ,  dat  wij  dv^alen ,  w^  dwalen  ter  goeder  trou* 

we  in  bijzaken ,  of  in  hetgene  de  Bijbel  zelf  ons  niet 

duideUiker  maken  kan ,  -^  en  dit  zal  ons  niec  verdoe* 

men.    Wij  verdoetnen  immers  ook  u.niet»  Katboiyke 

broeders !  omc^at  gtj  den  gewijden  ouwel  in  fezua  lig« 

chaam  veranderd  gelooft.    Meent  gij  dit  ie  moeten  ge*« 

looven;  wij,  aan  ons  beginfel  getfouw^  ztggén:  wel« 

aan!  gelooft  het,  en  zorgt  Hechts,  dat  uw  geloof  van* 

invloed  zij  op  uw  hart ;  maar  ook  wij  zi)n  gerust  en  te*; 

vreden  in  hetgene  mj  bezitten."    Op  deze  wijze  warer 

de  toegang  afgefneden  aan  al  het »  met  den  fchijn  van 

bezorgdheid  voor  ons  heil ,  geuite  gezucht  en  gedeeii 

vanopenbare  en^beimelljke  Jezuitep;  welke  laatfte,  in 

de  Protestant{che  kerk,  —  óf  boos  geworden »  oa^lat 

butifie  meeningen  geen  geloofsregel  neer  zijn,  ***-  óf^ 

door  onderfcheidene  oorzaken  geestel^k  uitgeteerd ,  ge* 

lijk  de  -tcringacbtigea  naar  bet  li^cbaam'  eea'  dtkkereu 

damp- 


TWBB  VEAHAVDELipfOBN.*  ^l$f 

dimpklriiig  bdlzaam  vfndea,  ook  io  cerettioniSn  meer 
voedfel  voor  bun  hart  (wt}  oordeelen  voor  liuane  z^inne* 
lijkheid)  vmden ,  dan  in  de  reine  leer  y  —  óf,  einde^ 
11^ ,  te  vadzig ,  om  zelve  door  te  denken  ^  het  gezag 
eener  magt  van  buken  zeer  gemakkel^k  vinden ,  «^  pna 
op  Theodulus  gastmalen  en  dergelijk  tuig  onthalen^ 
Ml  den  eenvóudigen  te«  verftrikken ,  voornamelijk  dootf 
de  uiti>origliedèn  der  Neologen  op  te  geven  als  den 
geest  (fer  Protestantfche  kerk  in  het  algemeen. 

Het  kan  evenwel  niet  ontkend  worden'^  dat  er  eene 
«ekere  leiding  en  bepaling  noodig  is^,  om  de  Helling^ 
^  de  Bijbel  onderwijst  ons  Hechts  praktikaal/'  voor 
misbrnik  te  beveiligen*  Zeer  gep4st  vinden  wij  hét 
daaro» ,  dat  de  Eerw.  Schrijver ,  in  erne  tweede  Ver- 
handeling^ aanwijst:  de  noodzakelijkheid  van  de  ver^ 
Mehting  èn  het  ondenfUs  des  H*  Gestes  ^  tot  regt  en  on- 
féèlbadr  verband  yün  den  'waren  zin  der  BijMfchripen. 
'-  'Hij  wil,  nameiij^,  in. zijne  eerfte  Yerhandeting  niet 
zoo  ver  liaan  zijn  4naisof  hij  bedoeld  bad  ce  beweren, 
dat  elke  BijbelverkHiring  aatt  de  ware  meening  der  Schrij- 
veten ^  zoo  zij  maar  zedelijk  nut  bevorderde,  even  goed 
voldeed,  en  dien  in^de  opvatting  niet 4uiiidé  miscasren^ 
en  dus  het  indifehntismus  voorftood.  Neen  >-^  zegt 
hij  ^  de  Bijbel  heeft ,  geli^  ftlk  ander  boek ,  in  al  des- 
zelfs  bijzondere  voorftellingen,eénen^^f^tf^^^/7  zin,  wel- 
-ke  alleen  als  de  ware,  dat  is^  door  de  Sohrqveren  we- 
zenlijk bedoelde,  zin  kan  wordeit  aaiigem^kt<;  Tchoon 
deze  zin  praktikaal  en  niet  bërpiegelend  is ,  en  dus  de 
eene  Bijbelplaats,  ten  ópzigte  van  de  aildere,  eenrg 
verfchil  in  denkbeelden  toelaat ,  als  bevattende  elk  ge- 
deelte des  bijbels  de  waarheid  ,  onder  voor  ons  gefchik* 
te -bekleedftiën ,  welke  niet  altijd  eene  volkoniene  over« 
eenkomst  vergtinnen;  —  elke  bijzondere  S^belplaats 
ên  b^beirehe  voorftelling  faiseft  echter  eéti^n  bepaalden 
sin,  welke  Aiit  alleen  de  wa'M  meening  des  Schrijvers 
uitmaakt. 

Wij  hebben  dus  zckèthtid  woo&g  ^  dtft  wij  niet  mis- 
tastèn.  Maar  hoe  komen  wij  aan  dezdve  ?  Door  eenen 

B  b  4  men* 


36*  j.  j*  L»  ao-ï 

mearchelijken  9  onfeilbaren,  uitkggcr  eg  regtef  *?  ^Mam^: 
wie  zal  oiis  yan  de  onfeilbaarheid  van  dezen  wederom 
onfeilbaar  overtuigen  ?  £n  vanwaar  heeft  die  menfcbelij» 
Vt  uitlegger  zijne  onfeilbaarheid  zoo,  dat.  wij  die.dun 
niet  eveneens  konden  verkrijgen  ?  —  Geleerdheid  moge 
veel  kunnen  beflisren,teo  opzigte  vaneenvöudigeyoor^ 
ftelling  van  menfchelijke  zdcen  en  lotgevallen  in  df^ 
Bijbel;  ten  aanzien  van  bovenzinnelijke   leeringen  Ja 
zij  krachteloos,  dewijl  tot  tegt  begrip  van  dezelve  eepe 
bijzondere  gefcbiktbeid  en  vatbaarheid  van  geest  van 
jioode  is*    fFij .  A^bben  dus ,  tp$  regt  vtrfland  yan ,  en 
0€m  onfeilbare  gemsheid  omtrent .  den  waren  zin  der  Bijr 
belfchriften ,  en  elke  bijzondere  yoorftellsHg  in  dezelve  ^ 
de  yerlichtfng  e»  het  onderwijs  des  H.  Geestcs  noodig.    . 
Wat  de  H»  Geest  is ,  moet  alleen  zuiver  uit  den  £(I> 
bel  wqrden  afgeleid^  dan ,  de  Schrijver  oordeelt ,  dat 
hier  de  vraag  niet  is  van  deszelfsinnerlyke natuur»  maar 
alleen  van  deszelfs  werkingen.    Offchpon  de^  bijzondere 
beftaanlijkheid  van  den  H.  Geest  erkennende,  boudt  bij 
2ich-dus  hier,  om  buiten  allen  twist  te  blijven^  aan  die 
verklaring  .der  Nederlandfche  Geloofsbelijdenis ,  waarin 
seker  alle  Cbcistenpartijen  het  eens  zijn :  de  H*  Geest 
is  4^  eeuwige  kracht  en  mogendheid  der  Godheid;  welk 
dembeeld  ook  overal  in  den  Bijbel,  waaf  yajïdenzel- 
ven  gefproken wordt,  ten  grondflag  ligt.  (De  tegen wer* 
pingen,  die ^  van  den  kant  der  wijsbegeerte , tegen  zulk 
e^nen,.zich  in  alles  mengenden,  invloed  der  Godheid 
Jconden  gemaakt  worden,  lost  de  Eerw.  la  i^ o y  vol* 
doende  op.>.  Zoo  komt  hij  dan  ook  voor ,  als ,  op  eene 
bijzondere  wüze,.de  grondoorzaak  van  's  m^nfchen  z^ 
delijke^en  grondige  verbetering;  en  juist. daarom,  de* 
wijl  hij  als  Goddelijk  beginfel  in  den  mensch  werkt  en 
.hem  boven  eiken  zinnelijken  beweeggrond  verhef c,  is 
de  mensch  door  deze  inwerking  vri^  ^  hetgene  hi)  als  di^-* 
naar  der  zelfzucht  nimiper  is.  (De  Schrijver  was ,  in  de 
bepaling  van  de  werkzaamheden  des  H.  Geestes  ter  en- 
iger grondige  verbetering ,  in  de  'noodzakelijkheid ,  om  ^ 
(Cf  bfkoqing  vsR  bet  bi^r  vereiachte  oogpunt »  eenig- 

.    .  zins 


TWEC  VSaiIAKDELlNGEN.  ^6^^ 

EiM:.  breedvQdrig  te  as^o.;  isaar  al  ^^  wftt  big  zegt  y  ver«' 
4ifent  <K)k  le^ifig  en  overdenkingO    '  .    ..     ^ 

..  De^ifpreekwijzeü:  iVerlüihting'  en  onderwijzing  des-H^ 
p(€»ü€i\  z^n  . wedeYom  eeaigzins  sSnaebefttdig ,  •  Mté 
fielten  «ogs  deiwaarbftid.ioar  onn  bevatting  vooc-  Bei^ 
de  z'^u  noodig  tot  regc  verftoncl  der  Btjbeirebtift^s  I'  dé 
Biibèl  zelf  \%.  vol  vila .  betttigingen -bkromtré&t.  -  ^De 
JMeste  der  onderfdieidene  tritfpraken.des  Bijbeld  wór^ 
den.  aaogiehaald  en  voldoende  ia  verbi^ild'vefklaatd^i)  >  •  > 
^^  De..  iipodzgkeJijkJbeid.  van  eea  .  alvermogend. .  beSBiiff 
der  Gt)d{i$id^.tat:Tegt  verfland  der  hybelfchefcbriftèiri 
)]diijkt  ook  uijt  ous  «eig^B  gevO^l  van  l)9hbdte  te  dezen 
iMi^ïenM  VV$  .gevoeleir»  d^t  wir  ;tozdcering  van  noode 
hebib^n ,: da(  demiddeien ^  die  w^  tot  regt  verftasdudea 
Q^bets  bezigden;  de  ivace  zijri^  -^  De  binderi^isfen ^ 
well^  da;  ver(land:i9.on$  beletten,  zgn  te  magtig^dan 
iiatrw^  tg, ,  zo.iider  avedewerkendeaGoddel^kes  invloed^ 
kon4«in.  ovi^rv)riQften.«r-J^ind]eUjk»  }\et  b@belscb  ondervrifs 
J^cueft  bovegzinnsUjkj^' ziiken,  tot  welker  erkentenis 
gezegde  invloed  daarom  juist  niet  kan  ^emiiit.wordêit» 
.  ]yi^r,(  boe(«^^))n]S0 iwtj  nu  v^rizdcerd  worden,  datwy 
4por  den  H^  Geest,  )aiy  ons  ondciszoek  der  bybeUcbb 
;^hriften,  zijn  beüuurd,'en  dtis  derzelver  regtenzia 
gej^At  hfbben?  r-  Vaoreerst,  door  de  klaarbi^kelijk* 
beid  zelve,  welke  natuurlijk  -en  noodzakelijk-  geboren 
seordt,  zoodra^  geiük  vyij  voor  onder  (lellen,  dat  d0or 
des  (!•  Ge^stciS:  alvermogende  eb  onfeilbare  beflaring 
gerdiledt,  bij  het  gebruik  der  beste  middelen,  waartoe 
bij:  zejf  ons  l«dt ,  ons  etnftig  onderzoek  en  nafporing 
zopdanig  geleid  wordt,  dat  ons  alles  in  bet  regt'e  licbt 
en  in  juriste  orde  en  verbjand  voorkomt.  > Daar  echter 
ook  de  dwalende  zich  op  kUarblijkelijkhdd  berèeist, 
zoo  wordt  de  niet  dwalende,  ten  tweede ,  gerustgéfteld 
door  de  be wu^thekl , , ^elke  hij  van  zich  zelven  beeft,- 
van,  met  eepe  opregte  begeerte  ntar  waarhad  en. met 
volkomene  onderwerping,  van  bartstogtea  en  .dgeae 
wisheid,  de.  waarheid . ge^Q^^t  ^e  h/;)>ben;  waartfede^ 
^icl)  paart  bet  vast  vertrouwen  op  de  Goddelijke  be« 

3b  5  lof. 


\ 


$7^  .     h  h  h^  HOT 

lo/j^f n  voor  )^t  gi^yaj*  .Maar  jvsmatral wordt  het  g^ëonMI 
vervuld  inet  eene  onyerddgbare  zdcerheid^  ;door- dio 
^idelijke  overeenftemming  der  in  den  Bijbel  *  ons  ken« 
)uuur  wordende  waarheid  met. ons  waar  zedelijk  .belang; 
wa«rvAnwij>  bij.eeue  geooegxame.ofttwikkeling  van  bet 
«^f  mk.  beginfel  itf  ons ,  ons  onmiddellgk  bewust  siju.— 
Hieruit  bigkt  ^  hoe  die  onfeilbare  zekerheid  geheel  ver- 
ff htlt  van  alle  'geestdrqveiidé  en  dweepachtige  verbeet» 
dingien ;  qaar  ook ,  evenwel ,  da;t  eik  haar  flecbts  voor 
«icft  2el«en  hdihen  kan ,  zonder  4ie  ook  aan  anderen 
trluinnen  nieèedeeleitóf  voorw^rpelijk  béwijzeh ;  fchdoa 
b^hun,  die  hooren  willen  9  den  weg  kaü  aaitwljsen^ 
waarop  ook;  zg  die  zekerheid  verkrijgen'  kunnen»  Voot 
zfdeloo^e  en  met  eigenwaan  vervulde  menrehen,  toch, 
)>lijft^zi|  altijd  onbegrijpelijk:  Eindelijk  volgt  uit  Het 
ontvouwène,  dat  die  Goddelijke  vtff  Ikhling  ^  en  daïarüifc 
yoortvlóeijende  helderheid  en  gewisbeid,  bij  allen  niét 
even  groot  of  (terk ,  voor  aanwas  en  vermeerdériiïg 
vatbaar ,  en  naar  elkd  bQzondere  behoefte  erf  vatbaais  ^ 
beid  is  iogerigt.  '         r  :. 

Vtfe^iging  kan  dan  nu  ook  niet  anders  plaats  vin- 
den ;  dan  tasfchan.  opregte  Christenen ;  ^^ai  iis ,  de  i^oo* 
danige )  die  met  waren  eerbied  voor  het  woord  van 
God  vervuld  zljii.  Tot  het  onderhouden  van  den  vrede 
^moeten  wij  ons  nimmer  aan  valfcbe  infcbikkelijkheid 
fchuldig  maken ;  maar  omtrent  zuike  waarhedttu,  die 
nader  aaH  de  befpiegeling  grenzen  en  niet  onmiddellijk 
de 'gronden  der  beoefening  betreffen »  tf)oge$  en  moeten 
wg  meer  toegevendheid  gebruiken.  In  de  gronden  van 
ps^akt^k  -^dit,  zégt  de  Schrijver ,  zij  onze  regel— eene 
ware  overeendemming ;  maar  in  alie  andere  leeringèn 
eese.  <ltefiler§ke  zaanenvoeging ,  zelfs  van  verfchillendë 
en  uiceenloopende  bËgtippen.  En  biertoe  bishoort  men 
vo<scnamelgk  in  zich  te  onderhouden  cehê  ootmoedige 
eekemtdia  vaa  Ah  i^eperktheid  z^iièr  eigene  inzigtén^ 
en  van  de  vom^èktur  ndMzakel^hèid  éehef  hoogere  . 
Goddeli^  verU(5fating  i   benevens  éené  hebbeiyfeheid  ^ 


1^9  IQ  ons  Bijbelonderzoek,  gedurig  vtfli  dk  .getóde 
des  H.  Geestes  af  te  bange».  ^  : 

Wij  hebben  den  inhoud  dei^r  twee  Verhandelingea 
wijdloopiger  opgegeven,  dap  ons  bedek  eigenUjk  gei» 
doogt ;.  maar  een  beoordeelend  Tijdfchrift  moet  zijnett 
pligt  kennen ,  vooral  omtrent  werken,  dié  epoqua  ma- 
ken. £n  hieronder  aarzelen  wi}  niet ,  déze  Verhandel 
Ungen  fe  ningfciiikken.  /  Wa^t,  fehoon  bet  waar  zj^^ 
wat  de  Schrgver  bl.  6s  zegt ,  dat-.het  denkb^ld ,  dpor 
hem  in  de  eertle  VerUandeJing  vaorgeIlel(} ,  niet  geheel 
nieuw  is,  dat  reeds  meermalen  wenken  daartoe  in  jiet 
gemoed  van  opregtewaarheidsvriendeii  opgekomen  zün, 
is  het  even  zqo  waar  ^  wat  hij  verder  zegt ,  dat*  liet 
Tèhijht,  men  kon"  zich  lictzelvê  nog  zoo  duiijclijk  niet  / 
ontwikkelen;  men  kon  zich  nog  mlet  zoo  -geheel  van 
alle  zucht  tot  berpiegeling  losmaken ,  om  zoo  alle  (let^ 
Kge  en  bepaalde  voorttetiing  der  waarlield  ^  attevieerftei* 
lel  in  den  Bijbel  vaarwel  te.aieggen,  en  daarin  éfiket  en 
alleen  een  door  en  door  ptakdkaaiomler^gs^  Haaf  on^ 
ze  vatbaarheid  gefchikt ,'  ook  der  fi:oogèhoèmde 'befchmjAi 
welijke  waarheden ,'  fiechts  tot  ^raktifctal  ifüt,  troost 
en  verbetering,  aan  te  nemeui  *  De-.Eerw.  tlf  Kót 
heeft  dus  als  levend  woord  Jatèn  te  voorrchljn  treden^ 
wat  lang  ais  gedachte  in  bet  verborgene  fluimerde; 
terwijl  de  volledigheid,  en  de  geheele  wgze  vin  vóor^ 
ftellen,  bij  hem,  gefchikt  is,  om  eiken  onpardjdlgen-^ 
al  ware  hij  ook  nóg  met  eenig  vooroordeel  bezet,  <fè 
oogen  te  openen, len  te  doen  juichen  in  de  ontdekking, 
lioe  vele  zwarigheden  en  tegenbedenkingen ,  dóór  dé 
omhelzing  étt  ifl  de  onderhavige  Verhandelingen  voora 
gedeMeidéën ,  wegvallen ,  die  anders  der  vereeniging^ 
onder  Christenen  in  deii  weg  ftbnden;  tehvijl  tevefts-y 
met  wafen  eei1)ied  toor  de  open(^arin*g  des  B^els,'  datf 
H  het  misbruik  derzelve  de  pas  is  afgéTneden^  i^9 
Imbben  meft  ons  vefflag  ook  beoogd»  aah  Hét  dnder^ 
aoekli^vend  I^u bliek  eenen  voofïUaal  van  he^  Werk  ii 
geven ,  opdat  het  des  te  gretiger  moge  geleae*  é^ber^ 
iMen  wt^rdenfé    liiaónderlieid  behoorde  het  ctvondM  ié 

wor- 


N 


57&     J.  J.  LE  ROT,  TWEE  VERHANDELINGEN. 

Wórden  l^  elKen  j oti gen  Godgeleerde ,  ten  tivilié  hij  tlj^ 
dig  het  ftandpunt  leere  be|>nen,  waarnit -hij  den  Kijbel',^ 
en  de ,  op  deszelfs  vefrcMHende  ulf Ingingen  gegronde, 
verdeeldheden  onder  de  Christenen ,  te  beoordeelen 
liebbc^. 

Jic^  Christelijke  Godgeleerdheid^  of-  tfnndleidifi^'yoor 
•  iéidmaien^  tot  herinherfng  van  het  gene'  zij  eenmtrdl 

geUerd  en  beleden'hebben ^  en  voor  mijne  Leerlingen  j' 
'^  tóV  ^heldering  van  mijn'  öndèrwij'sboekje.  *   Door 

q.  BE  NT  HÉM    red'ding'ius.      Te    Groningen  y 
:  hij  W:  Zuidemi.     iSjp.     ïn   gr.    ivo,     Vlll ,  tn 


1 


.n  de  .voorrede  van  dit  werkje  W(M:dt  eerst  van  deszelfs 
mtroetigcn  Titel  r^den  gegeven,    en  dan  wordt   het 
\^  door  den  Schrijver  aan  zgae  geliefde  loecHogen  opgedra* 

gen ,  voor  wie  hij  te  voren  eene  korte  handleiding  bi|; 
bet  onderwijs  in  den  CbristelQken  Godisdienst  in  kldnr 
Svo  had  uitgegeven.  H^.verontrchuldigt  zich  eenigzins 
over  de  benaming  van  Chrii^elijke  Godgeleerdheid^  en 
*  ^  jbefcent,'  dat  bet  miarchien  gepaster  zou  geweest  z'^o, 
wanneer  hij  eenen  anderen,  meer  beperkten,. titel. ge« 
kozen  bad,  daar  men ^  welligt ,  hier  een  zoodanig  za« 
^  inenftel  der  ChristelijW  leer  verwachten  zou,  als  do 
Hoogleeraren  aan  ^de  ftuderenden  op  de  Hoogefcbolen 
behooren  mede  te  deelen.    En  inderdaad ,  \irlj)  vinden' 
dien  titel  ongepast , .  dewijl  dezelve  een  geleerd  (lelfel 
^anduidt,  en  zouden  dien  van  Christelijke  Godsdienst^ 
/^^F  verkiezei}.  — -  Doch;,  den  titel  daarlatende,  vinden 
W4  bet  werkje  naar  des  Schrijvers  oogmerk  zeer  wel 
geffchikt.    Het  heeft   elf  Hóofdll ukken :    j.  Van  den; 
Oeopenbaarden  Godsdienst  in  bet  algemeen,  en  dea 
Cbriste}ijken  in  het  bijzonder,    a.  Van*  God.    3.  Van 
de.Menfcbem    4.  Van  Jezus  Christus,.  Goda  Zoon, 
Meoscb  r  en  pn^eu  ]Leera»r«    5,  V^njfzu»  Iptg^valle^ 
-     ;  en 


O«B.RBDOlM^0rUS»  CHRI8T.  I^OÜGELEBRDHRID.   373 

en  bo9ge  wft«idigbeid«  6.  Van  den  Heiligen  Geest. 
7.  Vaö  de  ehristelgte  üüdsdienftigheid  m  het  alge- 
meen.- 8;  Van' de  zedelijke  verbetering;  9.  Van  een 
Christelijk  deugdwam  teven.  10.  Van  den  invloedivatt: 
den  Godsdienst  op  ons  tijdelijk  geluk.*  11  •  Van  de 
Eeuwigheid.  —  Tot  i  deze  HooüKfaikfcen  brengt  de 
Schrijver,  in  eene  zeer  geregelde  orde,  alles,  wat  tot 
de,  GqdsdienSitleer  voor  een'  Christen  behoort,  en  heeft 
;;i€h  nfet. alleen  bepaald  tot  betgene  men  weten  en  gé- 
looven  moet,  maar  ook  genoegzaam  aangetoond,  wel- 
ken indruk  die  leer  op  dien  Christen  moet  maken,  en 
wat  hö,  volgens  dezelve,  te  doen  en  ite.  betrachten 
j^ebbe.  Alles  wordt,  zöo  verre  de  verfcfaillsnde. txi> 
derwerpen  bet  gedoogden,  klaaf,  duidel^k,  vatbar 
en  recJtUjk  voorgefteld.  Het  is  een  nuttig ,  fticbtel^lc 
boek,  .zeer  gefchikt  om  achting  en  liefde rvoor  dtn 
Godsd^enfit,  ^ziiiye^re  denkbeelden ,  van  densselven.,  en 
een'  waren  lust  tot  echte  Cfaristel^ke  de^gl  in  te  toe* 
^^emen.en  aan  te  kweeken,  hetw^Ak-wjy  dus  inhl^pden 
yan  velen  wepfchen. 


Pfdlmi  quindccim  Hammaaluh  pbftQhgice  et  criHcc  iU 
'  Imtratu  Specimen  exegpticum  inaugprale,  quodr- 
\  pro    gradu  doctoratps— publico  .  exaitiini  fabmittit 

T-HEODORUS    ADRIANUS     CLARlS'sÊ.      Lllgd. 

'Bat.i'apud  ƒ/•  W.  Hazenbcrg\,  Jun.     1.819.    8vo. 
VIII  et  163  pag.  ƒ  1-16-:  '       • 

jdLet  is  den  bemjnnaar  der  wetenfcbappen  zeer  aan- 
genaam, wanneer  hg  ziet,  dat  Zoons  van  mannen^ 
die  in  geleerdheid  den  eerften  rang  bekleeden,  zich 
.reeds  in  hunne  jeugd  beijveren ,  om ,  zoo  veel  in  hun 
vermogen  is,  de  loffelgke  voetftappen  van  hunne  Va- 
4ers  te  drukken ,  en  aldus  de  gegrondfte  hoop  geven , 
van  ook  eens  als  geleerden  te  zullen  uitmunten.  Wij 
t»rgfelcn  derhalve  niet  ^    of  alle ,  die  den  beroemden 

Hoog» 


1 
f 


^ 


s 


< 

Uoogleeraat  clariss:^  eenigzins  wèMi  te  waarde* 
ren  9  zuVen  zkli  van  harte  verbHjden ,  dac  zijn  Zoon  ^^ 
(fie  mGi  fegc  de  Dóctonüe  waardigheid  aan  de  Leydfche 
Hoogdcbool  «erkregen^  heeft ,  -door ..bet  bev\rerkèn  van 
xigne  inaugurele  proeve  uitnemend  veel  van  zich  doet 
beloven,  tn  reeds  getoond  Jieefr,  wat  een  jongeling ^ 
net  tle.  gefchiktfte  geestvermogens  begaafd,,  én  door 
het  luisterrijk  voorbeeld  zijns  Vaders  aangevuurd ,  door 
vlijt  en  naarftigbeid  verrigten  kan.  Deze  verhandeling , 
inderdaad^,  over  de  vijftien  liederen  HammaahfA,  is 
meer  dan  eene  proeve,  zoo  als  zij  op  den  titel  benoemd 
wordt*  Het  is  een,  voor  een*  jongeling,,  doorwrocht 
ftvk ,:.  waarin  veel  belezenheid  en  veel  geleerdheid  aan 
den  èstg  wordt  gelegd*  Sommrge  zullen,  mogelijk, 
vipden ,  dat  verfcheidene  btoóte  opgaven  van  namen  en 
cenige  aanhalingen  in  allerhande  talen  béter  hadden 
kunnen  wegblijven,  en  dat  bet  link  dan  wat  min« 
der  kakelbont  V  iri*ver(chèi(lene  opzigfen,  er  zou  uitge** 
zien  hebben.  Dan,  wij 'voor  ons  kunnen  dat  weelde*- 
rig  en  eenigzins  wild  voorkomen  van  eene.  jeugdige  be^ 
werking  zeer  wel  verdragen,  en  vertrouwen,  dat  rij- 
per oordeel' en  een  meer  geoefende  fmaak  eenen  jonge- 
ling vsin  zulk  eencn  fcboonen  aanleg,  in  het  vervolg,' 
bij  het  fchrijvèn  en  uitgeven  van  bet  een  of  ander  ftnic, 
allen  fchijn  van  overtolligheid  en  onbevallfgheid  zullen 
leeren'vermijden. 

Het  (luk  heeft  eenen  zeer  geregelden  gang.  In  voör« 
loopige  aanmerkingen  wordt  gehandeld  overde  algemee- 
ne  benaming  dier  vijhien  Pfalmen,  en  de  voorkeur  ge- 
geven aan  het  gevoelen ,  volgens  hetwelk  het  reisliede^ 
ren  zijn ,  —  liederen ,  door  de'  uit  hunne  ballingfchap 
tcrugkeerende'  of  teruggekeerde'  Joden  op  hunnen  toe- 
fland  toegepast;  voorts  over  de  makers'  dier  liederen;  ' 
dan  over  derzelver  oogmerk , '  inhoud  en  uiterlijken 
vorm;  eindelïjk  over  de  godsdienst  en  zedeleer,  in  de- 
zelve vervat,  alsmede  over  derzelver  dichterlijke*  waari 
de.    Nu  volgt  eene  fchoone  Lati^nfche  vertaling  van  al'  ' 

de  liederen ,  en  eindelijk  uitvoerige  aanmerkingen  over 

ie- 


*  SPBCIMEN*  375 

jtder  derzelve.  Ons  befljek  laat  niet  toe  y  'm  bgzODdeF* 
he^en  te  treden.  Wij  yet^eno^gen  ons  in  het  algemeeii 
téj^ej^gen».  dat  wij^^over  het  geheel  genojmea,  de  pp-i 
vattingen  van  den  jongen  cx^aaisse  goedkeuren ,  eQ 
oordeelen ,  dat  h^  veel  li^ht  over  de^e  belangüjke  iiede* 
ren  verfpreid  heeft*  W^  wenjfchen,  dat  de  waardige 
Zoon  van  den  zoo  zeer  geachten  H^ogleeraar  «meer  eo 
ineer  vordere  op  het  fpoor.  van  ware  geleerdheid,  en 
van  tijd  tot  t^d  daar  blüken  van  ipoge  ^even ;  en  fizx  de 
waardigjp  Vader  nog  la&g  zich  verheugen  moge  in  eenea 
Zoon  •  bijzonder  gefchikt ,  om  den  roem  van  zijnen  oup 
derlijken  naam  naar  eiscbte  handhaven! 


Sermon  fur  i  Timotb.  *IV:  14,  15,  par  j.  H.  pa- 
R  £  A  u  9  Profesfcur  ctc^  en  Langues  Oriemaics  è  PUni^ 
vcrjUi  et  Pasteur  de  FËglife  Wallonne  d*UtreehL 
A  Utrecht,  chez  J^..  Jhheer*   iSijK  £ve.  41  pag^ 

JLXez^  Leerrede  werd  uitgefproken  te  Zutphcn^  i^ 
opening  van  de  Vergadering  der  Afgevaardigden  vap  de 
Waalfcbe  Kerken.  Volgens  oude  g^woont^,  benoemde 
de.  vorige  Vergadering  bi^rt^e  de9  Redenaar ,  en  -  b^ 
paalde  den  tekst. :  En  Pfofesfor  parsa^u,  wiw  dk 
werk  werd  opgedragen ,  kweet  zich  waardig  van  «VQ^a 
^ast.  Wy  Iszen  deze  Redevoering  met  groot  genoegen , 
tv^  twijfelen  niet ,  9f  zy  werd ,  bij  het  uitrpreken ,  a]^ 
gemeen  toegejuicht.  W^  willen  er  den  inhoud  van  me>* 
dedeelen  ^,  en  er.  ons  b^ondeit  pcirdeejl  oyer  bijvoegen» 

Na  eene  doelmatige  inleiding  uit  den  rusteloozen  i)ver 
van  Paulus,  dien  de  Ayost^l  ook  in  Tii^otheus  wijde 
ye^fterl^en ,  geeft  p a RS A u. eefit  eene  I^terlijke  verkla- 
ring tn,  daarna,  de  i^adqre  ^ontwikkeling  en  pra]^£ikale 
befchouwing  van  hetgene  in  den  tekst  vervat  is*. 

In  de  verklaring  vindien  yfq.  den  fmaakvollen  G^i/eer» 
de ,  die  grondige  kennis  hf qft  ^  en  vei:fcbillende  deulL* 
beelden  weet  te  zapra  ;e  brengen  en  in  fen^fcboon  en 

be- 


belaTigtijk  punt  te  verecnigen.  Om  hierran  feti^  bij  te 
^rengeir:  de  gave,  die  in  l^iqiotheu^  was ,  door  de  op* 
lê^ging^d^  handen  j  2gn  /volgens  den  Heer  p  ar  eau-, 
'de  natuurlijke  aanleg  en  talenten,  de  door 'oefening 
reeds  verkregene  be^twaaitihedén  van  Timotheus;  doch 
ïietwelk  alles,  door  onmiddellijke  Goddelijke  befchik- 
"king,  meer  ontwikkeld,  volmaakt  en  verhoogd  werd'é 
Wg  noemen  dit  fchoon  en  belangrijk:  zoo  bleef  Titnc^ 
thens  altijd  verantwoordelijk  voor  zijn  gedrag,  en  de 
vermaning  van 'l^aulus  was  voor  hem  brirrk baar  en  moest 
Ttéiiï  treffen.  Het  öVerige  hdudt  dien  zelfden  gang.  Ia 
het  tweede  ftak  komeö  vier  punten  vooif,- diefde  tekst 
duidelijk  bevat«  Mea  Vindt  Jiier :  .den  pligt  van  een'  i 
Evangeliedienaar,  eene  beweegreden,  om  dien  aan  te 
'dringen^  de  wijze  om  dien  ie  vervüljeni  en  de  vrücfli- 
^en ,  die  meti  er  van  plukk<^n  zal.  De  ontwikkeling  de* 
zer- denkbeelden  is  natuurlijk  en  belahgrijk-,  en-wórdt 
celkenreize  op  eene  zeer  kiefche  fiiaar  t-refiendè  vMjze 
toegepast.  Het  is  een  woord  op  zijn  pas ,:  dat  over« 
waardig  is,  door  alle  Evangeliedienaars  gelezen,  ^er- 
lezen  en  behartigd  te  worden. 'De  Heel'  PAREAuvóe^t 
%ier  bij  den  geleerden  ook  denver(1:andigenman,di)^den 
^eedt  van  het  Evangelie  en  deszelfs  belang ,  üe  natuur 
-van  den  mensch  en  zijne  behoeften  itent ,  èn  toont  zelf  * 
doordrongen-  te  zija  met  het  gevoel  van  het  verhevene 
tójBÈf  pltgtcn.  ^ 

.  De  taai  is  zuiver ,  de  Il$I  ongekunfteld  en  vloèijend » 
-dikwyb  lierlijk  en  verheven,  altijd  verilaanbaar ,  över^ 
tuigend  en  roerend ,  en  het  geheel  zeer  weliprekend'^  ea 
bijzonder  gefchikt  voor  den  kanfel,  waarop  de  Redenaar 
fprak;  '  • 

Eigen*  fmaak  volgende,  zouden  wij,  niogel$k,  hier 
€>f '  daar  iets  bekoi^t  of  wat  üieer  uitgebreid  Hebben: 
ïbaar  anderen  konden  dit*  weder  anders  begrijpen,  en  -^ 
yariis  modis  bene  fit^      '  '  '       - 

"  Wij  wenfchen  de  Waalfdie  Genleente  ert  de  ftü'deT'en- 
de  Jeugd  te  Utrecht  geluk  met  dezen  votMtreffetiik^n 
Redenaar,  dezen  meester  in  de  kunst,  en  hop  ^    *.\nt 


SKftMONf  377 

»  • 

zijn  Hoogeerw.'  er  nog  lang,  ter  bevordering  van  wa- 
re geleerdheid  ,  echten  fmaak  en  zuiver  Chrisiendom , 
moge  werkzaam  wezen. 


Beknopte  flandleiding  Ut  de  P aardenkennis ,  derzelver 
Cezondbeidsbewaring.  en  Geneeskunde  ^  yoor  eerstbe* 
ginnende  Beoefenaren  dezer  Weêenfchap.    Door  c«  a. 

OEISWBIT    VAN     DKR    NETTEN,     Mofoor    der 

Kay allerijl  Inftr acteur  der  Koninklijke  Militaire 
Rijfchoelj  Lid  der  Commisfie  tot  Examen  der  Vee^ 
art  f  en*  Te  AmfUrdam  en  'i  Gravenhage^  bij  de 
Gebroeders  van  Cleef.    In  gr.  Svö.  ƒ  3-15-: 


D 


e  werkzame  Majoor  van  der  netten  blijfe 
met  eenen  onvermoeiden  ijver  de  uitbreiding  van  hec 
vak  voorftaan ,  aan  hetwelk  hij  al  den  tgd ,  dien  zijne 
overige  menigvuldige  ambtabeti^kkingen  hem  overlaten  , 
fchijnt  te  belleden.  Ieder ,  die  prijs  op  de  aankweeking 
der  Veeartfenljkunde  ftelt,  zal  zich  met  ons  verheugen, 
dat  deze  brave  man  blijft  volbarden.  De  wctenfchap  ea 
koast,  welker  aanleering  hij  onderfteunt,  welker  meer 
algemeene  kennis  en  verfpreiding  by  helpt  bevorderen  , 
vereischt  iemand ,  die  niet  moede  wordt  het  goede  te 
werken ,  waar  hij  flechts  Itan.  Hij  moge  met  eenig  leed- 
wezen ontdekken ,  dat  .zijne  pogingen ,  over  het  alge* 
meen,  nog  niet  met  dien  gewenschten  uit  (lag  bekroond 
worden,  welken  het  belang  van  dezen,  voor  ons  land 
zoo  belangrijken ,  tak  vereischt ;  wij  hopen  eerlang  den 
dag  te  zien  aanbreken ,  die  de  vervulling  zal  aanbren- 
gen van  meer  dan  éénen  wensch  ter  volmaking  dezer 
ftudie.  De  korte  tijd ,  federt  welken  de  Heer  van 
DER  netten  dit  vak  bewerkt,  levert  reeds  bew^» 
zen  genoeg,  dat  hij  niet  te  vergeefs  werkt.  Wanneer 
echter  het  Beftuur  dezer  landen  zich  aan  de  uit  breid  Jtog 
dezer  zaak  meer  zal  laten  gelegen  zijn;  wanneer  bet 
door  openbare  inrigtingen  het  onderwijs  en  de  aanlee- 

BOEKBESCH.   1820.  NO.  p.  C  C  riUg 


i 


$76  CA.   G.  VAf^ötlt  WET  TEW 

Hag  vaü  dit  belangrijk  vak  gemakkelillcer  2al  traken, 
dan  kan  in  eenen  zeer  korten  tijd  volkomen  daargetleld 
worden  9  hetgene  door  de  kracht  van  enkelen v  zoo  niet 
gehee}  ondoenlyk  is^  ten  minde  eenen  te  langen  tijd 
vereischt,  eer  dit  oogmerk  ten  algemeenen  nutte  kan 
bereikt  worden,  Mogten  wij  dan  in  dit  Rijk »  in  navol* 
ging  der  ons  omringende ,  inftèlUngen  zien  geboren  wor* 
den ,  diendig  ter  aankweeUng  van  eeqe  wetenfchap  en 
lamst  9  tvaarbii  de  Landhuishoudkunde  zoo  veel  belang 
heeft!  De  Nederlander,  die ^>  wat  kanflen  en  weten- 
fchappen  aangaat,  voor  geen'  zijner  naburen  behoeft 
onder  te  doen ,  zal  fpoedig  t>ok  in  dezen  (Irijd  zegevie- 
rend optreden.  De  aanvankelijke  goedkeuring  van  Z. 
M.  den  Koning,  die,  bij  andere  blijken  van  tevreden* 
heid,  den  Heer' van  der  netten  ook  tot  Lid- der 
ve^ar$fcHij kundige  Commisfie  benoemd  heeft, is  het  bes* 
te  bewijs ,  dat  Hoogstdezelve  de  werkzame  verdienden 
voor  dit  vak  niet  alleen  erkent»  maar  ook  wil  aanmoe* 
digcn. 

In  feen  welgefteld  Voorberigt  worden  wij  met  de  re-  . 
denen  bekend  gemaakt»  waarom  de  Schr^er  dit  werJc 
ondernomen ,  en  om  welke  hij  hèt  dus  bewerkt  lieeft. 
Liefde  voor  het  vak ,  dat  hij  beoefent ;  belangftelling  in 
de  welvaart  der  ingezetenen  en  den  luister  des  vader* 
lands,  en  zucht,  dat  hetzelve  bij  andere  Rijken  nret 
terugblijve ,  dralen  hier  op  elke  bladzijde  door.  De  aan* 
leg  en  de  bewerking  van  dit  ftuk  worden  vervolgens  na* 
der  ontwikkeld,  en  aangewezen,  voor  welkes  dand  en 
voor  welke  menfchen  het  hoofdzakdijk  is  opgedeld ;  ter^ 
wijl  de  Schrijver ,  eindeligk ,  met  eene  den  waren  gelet* 
*  terden  vereerende  zedigheid ,  aan  de  goedkeuring  zijner 
beoordeelaren  hulde  doet ,  de  toegevendheid  van  bevoeg- 
de regters  inroept ,  en  zijne  wezenlijke  verdienden  met 
eene  befcbeidenheid  voordek ,  welke  hem  de  acbtingvan 
éenen  ieder  moet  doen  verwerven^  De  behandeling  van 
bet  geheel ,  zoo ,  dat  bet  werk  doorloopend  kan  wor* 
den  gelezen,  en  tegel^k  ooV  als  eene  handleiding  ter  on* 
dervragtng  diendig  kan  zgn » is  ons  allezias  gepast  voor* 

ge- 


/ 


r 


gekömeii,  eti  twAt  ib  dci:gd^  ^eytllen  navolging 

verdtenfii% 

Men  omwaan^  den  inhoud  van  het  werk  nagaande  ^ 
dat  hetzelve  ifi  iric  (lakken  verdeeld  is,  waarvan  bet 
eerflt  de  Paardtnktnnis  befchrijFt,  het  fVfetdc  de  Gt^ 
%9ndhddi)tundeht\\t\%t^tVL  het  dcrdt  dt  Ziekte-^  Gefieef» 
en  Heelkunde  voorftelt ;  hetwelk  door  eene  korte  Inlei** 
ding,  over  de  Paardenkennis  in  het  nigemeen^  wordt 
voorafgegaan.  Wij  vinden  hier  het  Paard  zeer  doelmatig 
gefcbetst,  vooral  in  zijne  betrekking  tot  den  Mensch, 
eerst  als  "werktuig^  daarna  als  bewerktuigd  Hgchaantm 
Men  zal ,  het  Paard  uit  deze  beide  oogpunten  befcboQ!* 
. weode'^  den  juisten  roaatftaf vinden, om  van  dit  dier  tot 
het  dagelijksch  gebruik  niet  te  veel  te  vergen;  maar 
ook  tevens ,  om  dat  nut  en  die  dienden  van  hetzelve  xt 
.trekken,  waartoe  de  Schepper  het  beftemd  heeft* 

H«t  Uf/le  Huk  wordt  in  twu  Jfdeeüngen  gefplitst» 
van  welke  de  eerfte  ten  opfchrift  heeft :  de  Ontleed^  en 
Natuurkunde  van  het  f  Paard.  De  befch  rijving  der  be- 
wegingswérktulgen ,  der  levenswerktuigen  en  der  zin- 
tuigen zijn  als  onderafdeelingen  te  befcbotwen.  Men 
ontmoet  in  deze  verdeeKng  eenige  moeiielijkheid ;  dewijl 
^ot  de  eerfte,  behalve  de  beenen,  fpieren  en  banden, 
ook  nog  de  zenuwen  ,  vaten  enz*  gebragt  worden.  Dk 
isoude  bij  den  eerstbeginnenden ,  voor  wien  dit  boek 
vooral  toch  beftemd  is, tot  d waalbegrippen  kunnen  lei- 
den. Ook  hadden  de  zintuigen  eene  uitvoeriger  betaain* 
deling  gedoogd.  ' 

De  tweede  Afdeeling ,  aan  de  uitwendige  Paardenkenntj 
^gewijd ,  behelst  in  het  IJle  Hoofdfluk  de  kennis  der  ui$* 
wendige  ligchaamsdeelen.  Dit  befchouwt,  i.hetyeor* 
^efiei^  en  dus  Aorfd^  hals^  enz.  a.  het  lijf^  waartoe 
i>ehooren  de  rag^  de  lendenen^  enz.  3.  het  achtergeflel ; 
bet  kruis ,  de  heupen ,  enz.  Zeer  kort ,  maar  allezins 
Toidoende ,  geeft  hier  de  Schrgver  eene  ontleedkundige 
befcbf öving  van  al  deze  deelen ,  hetwelk  ook  genoeg- 
saam  is  om  den  leerling  niet  onkundig  te  laten,  terwql 
den  OBdetwQzer  gelegenheid  overbluft  ,door  zigne  voor« 

C  c  ft  dragt » 


\ 


|8o  o.  A.  G.  VAR  DER  NSTTXI» 

I 

dragt  9  ieder  ftuk  verder  uit  te  breiden.  Van  het  Ildc 
tot  het  yidc  Hoofd/luk  behandelt  de  Schrijverden^ 
zondheidsvereischten ,  ^gcftaUe  in  de  keuze  des  Paards , 
(deszelfs  beweging^  ouderdom  en  dekfel^  waarbij  de  ha* 
rer^^  zopwel  als  teeken  van  onderfcheiding ,  als  ken* 
merk  der  gezondheid ,  befchouwd  worden,  Hetgene  er 
bij  de  keuze  des  Paards  en  in  den  Paardenbandel  be* 
hoort  in  acht  genomen  te  worden  ^  befluit  dit  eerfte 
iluk^  hetwelk  met  geene  belangrijker  aanmerkingen 
konde  gefchieden ,  daar  hier  van  eene  goede  keuze  zoo 
veel  afhangt,  om  vaak  groote  fommen  te  fparen,  en 
zich  zelven  en  anderen  groote  onaangenaamheden  uit  te 
winnen.  Zij  vooral ,'  die  door  dienstbetrekkingen  eens 
in  de  gelegenheid  kunnen  komen,  met  den  aankoop  van 
Paarden  voor  het  leger  belast  te  worden ,  zullen  zich 
behooren  toe  te  leggen  op  de  aanwijzing  der  kunstgre« 
pen ,  tot  verberging  der  gebreken  in  den  Paardenbandel 
gebezigd ,  welke  niet  gering  zijn ,  en  op  de  ongeoor- 
loofUfte  wijze  werkflellig  worden  gemaakt. 

Na  dit  te  hebben  laten  voorafgaan ,  gaat  de  Schrijver 
nu ,  ih  het  ïweede  ftuk ,  tot  de  Gezonèhcidskundc  over  , 
behandelende  in  ióne  Afduting  al  hetgene  vereischt 
wordt  ter  bewaring  ^n  verlenging  van  leven  en  gezond- 
heid. Onder  de  uitwendige  oorzaken,  welke  daartoe 
moeten  medewerken,  rangfchikt  hij  bet  Hcht^  de  lucht ^ 
de  verblijf  plaat  f  en  y  het  voed/el  ^  de  oppas fing  en  behan^ 
deUng ,  en  eindelijk  de  rust  en  beweging.  De  gezond-» 
heidskundige  regels  worden  vervolgens  op  bijzondere 
gevallen  toegepast,  en  deze  Afdeding  met  de  befchou* 
wing  van  het  be/lag  gefloten.  Zeer  gepast  worden  eerst 
die  deeien  befchreven,  voor  welke  het  beflag  beftemd 
is ,  en  naderhand  de  werktuigen ,  welke  daartoe  dienftig 
zijn;  terwijl  de  wijze,  hoe  dit  moet  gefchieden,  het 
geheel  voltooit.  Hoezeer  de  invloed  van  het  licht  van 
groot  belang  is  op  ü  hetgene  er  beftaat,  was  deszelfs 
vermelding  beter  in  het  Hoofdftuk,  alwaar t>ver  de  rust 
en  beweging  gefproken  wordt,  gevolgd,  dan  dat  er  nu 
een  afzonderlijk  Hoofdftuk  voor  hetzelve  a^zonderd 

wordt. 


.HANDLEIDING  TOT  DB  PAARDfiNRENNIS*         38! 

wordt.    De  naauwkeurige  befchryving^.hoe  het  Paard 
moet  opgepast  en  behandeld  worden^    is  der  lezinge. 
overwaardig  en  verdient  behartigd  te  worden ,  daar  het 

.  vooroordeel  bij  velen  nog  heerfchende  is,  dat  de  reini- 
ging van  het  Paard  voor  betjcelve  geene  sulke  behoefte 
is ,  als  de  Schrijver  hier  met  regt  voordek.  Jonge 
Officieren  kunnen  zich  niet  te  gemeenzaam  maken  met 

'de  toepasflng  der  regels  tot  gezondbeidsbewaring  in 
bijzondere  gevallen.  Deze  wèl  toepasfende,  zullen  zl} 
voor  zich  zelve  veel  fchadc ,  voor  TKideren  nadeel  en 
verlies  kunnen  voorkomen.  Het  ware  te  wenfchen^» 
dat  zelfs  iedere  ruiter  met  dezelve  gemeenzaam  bekend 
gemaakt  wierde.  —  De  leergierige  hoeffmid  vindt.,  ein* 
delyk,  kort,  maar  duidelijk,  voorgefcbreven  al  hetgene 
voor  hem  bij  deze  bewerking  wetenswaardig  is. 

Het  derde  ftuk  voltooit  het  geheel  door  de  Genees* 
kunde  van  het  Paard.  De  Schryver  befchouwt,  m 
fvee  Jfdeeüngen^  de  gences*  en  heelkundige  kennis  der 
^kkten  van  het  Paard  9  en  de  middelen  ter  genezing 
van  dezelve.  Daar  deze  vooral  eene  verkorte  bewer« 
king  der  onlangs  uitgegevene  Handleiding  tot  de  behan-^  . 
deling  ^gezondheidsbewaring  en  geneeswijze  van  deZiekr. 

'  ten  der  Paarden  fchijnt  te  zljil,  kan  men  hier  in  het^ 
reeds  door  anderen  gevelde,  gundige  oordeel  blijven 
bepusten.  Nog  flecbts  eenige  geringe  bedenkingen. zi> 
het  geoorloofd  ten  toets  bij  te  brengen. 
.  Onder  de  oorzaken  zïyn^  ook  hier,  de  verwijderde 
niet  genoeg  van  de  naaste  onderfcheiden ,  en  behoort 
de  aanleg  yzu^  oorzaak  wèl  onderftheiden  te  blijveii»  . 
Pe  aanleg  maakt  vatbaar  voor  ziekten,  maar  wordt 
geene  ;5if^/^,  indien  er  geene  opwekkende  oorzaken  ïAy^ 
koh)en. 

Indien  bij  ontdekingskoortfen,  bladz.  138,  vooral 
eeöe  vermeerderde  Icvenswerkzaamheid  in  het  bloedader» 
en  zenuwgeftel  wordie  waargenomen ,  boe  kan  men  dan 
eene  vermeerderde  prikkelbaarheid  met  weinig  geftoorde 
gevoeligheid  onderdellen  ?  Over  het  algemeen ,  en  mej 
uitzondering  der  ontdekingachtige  zenuwkoorts ,  zal , 
'.       .  C  c  3  bij 


3Vt  c*  a;  e.  van  oer  r b t tb n ^  HAiCDEsniiNe. 

•  \ 

bij  antfteklngkoortfen »  de  vaaraatmlle  ftoomis  in  het 
bloedvatengelUI  moeten  worden  gezocht. 

Bij  &e  behandeling  van  het  HÓapitaaU  verderf  be» 
hoorderene  meer  krachtdadige  plaaiPeKjIce  behandeling  , 
en  wel  tqet  het  gloeijend  ijzer,  aangeprezen  te  wor« 
den;  van  dezelve  zoude  men  hier  veel,  zoo  tiiet  het 
ideeste ,  mogen  verwachten. 

In  deze  verhandeling  ware  het  wenrchel^k  geweest  ^ 
èd/paan/cAe  vliegen  niet  onder  de  pisdrgvende  middelen 
vermeld  te  zien ;  dërzelver  aanwending  vereischt  teveel 
omzigtigheids ;  zulke  middelen  t^asTen  niet  in  de  band 
van  den  leek  of  mingenefenden.  Hetzelfde  zoude  ook 
kunnen  gelden  omtrent  eetUge  andere  zeer  werkzame 
geneesmiddelen,  welke,  terwijl  zij  ophouden  ver|;tftefi 
te  ziin  in  de  handen  van  den  Arts ,  in  die  van  deh  leeb 
of  liefhebber  altijd  zeer  bedenkelijke  hulpmiddelen 
blijven. 

Wij  wenfchen  voorts ,  dat  dit  anders  zoo  wèl  gefteU 
de  en  doelmatige  werk  in  veler  handen  moge  komen  ^ 
en  met  voordeel  en  nut  gebruikt  worden ;  dat  vooral 
de  Militaire  Jeugd ,  aan  welker  vorming^  de  Heer  vA^f 
DER  NETTEN  zich  ZOO  veel  laat  gelegen  zijn^ 
deze  pogingen  waardere,  en,  door  eene  vlijtige  beoe- 
fening dezer  belangrijke  wetenfchap ,  aan  het  oogmerk 
van  haren  Mraardigen  Onderwijzer  beantwoorde!  Hij 
blijve  bij  voortduring  de  leidsman  van  dat  gedeelte  dier 
Jeugd ,  hetwelk  aan  zijn  byzonder  onderwijs  en  oplet* 
ding  tot  den  dienst  te  paard  bij  het  leger  wordt  overge» 
geven!  En  onder  zijne  medewerking  worden  de  hei)za<* 
me  pogingen  van  het  veeartfenijkundig  Beftuur  in  dit 
Kijk  fteeds  uitgebreider  en  luisterr^ker  I  Hg  vleqe  zich 
niet  alleen  met  de  hoop,  geene  onvruchtbare  zadea 
voor  de  toekomst  te  hebben  uitgeftrooid ;  het  gebeure 
hem ,  dit  zaad  nog  te  zien  opkomen ,  vruchten  dragen  , 
én  eenen  ruimen  oogst  beloven :  dit  zij  eens ;  in  deo 

avond  des  levens,  de  zoete  belooning  voor  den  zoo 
\ih\  teft^den  dag ! 

» 


I 

Aardrijishunit  yootf  Zewaurt   en  ll,Q$^handfil ^    naan 

'  iet  £ftgeisc A  van  jA^fts  HiNaaToi^r  Tua&Ey'd 

Maritiine  Geograpby  and  Statisüos.    Iftc  DceL    2V 

RotUrdam^  bi/  ].  Imoerzeel,  Jan.     iSip.    In  gr^ 

ivo.    XXXIV ^/J  590  W.  ƒ  5-: • : 


H 


.et  denkbeeld  eener  Aardrijkskunde ,  meer  bepaalde* 
l^k  voor  den  Zeevaarder   ea  Koopman  gefchikt»  die 
daarbij  het  onmiddellijkst  belang  hebben,  moet,  be« 
hoorlijk  uitgevoerd ,  gewis  in  ons  Vaderland  even  wel* 
kom  aujn  als  in  Engeland ^  waar  het  werk  van  7uc^ 
K£Y  algemeenen  lof  en  aanmoediging  beeft  gevonden* 
Dat  ook  bij  ons ,  in  weerwil  der  bellaande  hinderpalen, 
nog  lust  voor  de  wetenfchappcn  is,  die  meer  bijzonder 
den  Handel  tot  onderwerp  hebben ,  blijkt  uit  de  vrij 
breede  Lijst  van  Inteekenaren  voor  dit  Deel ,  waarbn^ 
der  wij  het  peeat  Kooplieden  tellen.    Gelukkig  heeft 
TuciLBV  ook  geenen  blooten,  flaaffchen  Vertaler  ge^ 
yonden.    De  Overbrenger  van  hetzelve ,  dezelfde  als 
van  de  Ontdekkingsrelze  van  flinders,  is  ons  ge« 
bleken ,  allezins  voor  zijne  taak  berekend  te  zijn.  Doch. 
zQne  manier,  om  den  Schrijver,  dien  hy  volgt,  naar 
believen  uit  te  breiden,  te  veranderen,  en   ons  dus 
^^nc  gevoelens ,  in  plaats  van  die  des  Schrijvers ,  te 
geven,  zonder  daarvan,  hetzij  in  oï beneden  den  tekst, 
eenige  aanwijzing  te  doen ,  kunnen  wij  niet  goedkeu^ 
liCnj  daar  men,  zoo  doende,  denkbeelden  en  opvat* 
tingen,  waaraan  de  ooffpronkelijke  Opdeller  hooit  ge« 
dacht  heeft ,  op  z^ne  rekening  zou  kunnen  (lellen.  Dit 
as  t^  minder  raadzaam ,  wanneer  die  gevoelens  en  denk* 
geelden  van  de  gewone  nog  al  verfchillen ,  zoo  als :  om« 
ireAt  de  ligging  van   fommige   oude  plaatfen,  en  de 
ft  rekking  van  Rivieren  voorheen  in  ons  Vaderland ;  (op 
^1. 119  wordt  het  algemeen  'aangenomen  gevoelen  van 
^et  verdrinken  der  72  dorpen  in  den  Bissbosch  $nge* 
fijmd  genoemd ,  en  de  Vertaler  is  in  bet  algemeen  zeer 

C  c  4  met 


^4  h    B«    TUCREY 


y 


met  dit  woord  ia  de  weer;)  omtrent  het  verbond  tus» 
fchen  de  Romeinet}  en  Marfcille ,  ten  tijde  van  t  a  r« 
QuiNius  I,  tegen  de  Hctruriirs^  die  daardoor  Op^ 
fcr-ltalic  zouden  verloren  hebben ,  (bU  133;)  omtrent 
bet  rondseilen  van  geheel  Afrika  door  de  Tchepen  van 
SALOMO9  (bl.  135.)  de  berchaviog  van  Mexico  en 
Peru  uit  Chinm^  (bl.  157.)  enz.;  (lellingen,  die  wel 
blijk  van  fchranderbeid  geven ,  en  tegen  welke  wij  ook 
geenszins  het  harnas  aantrekken ,  maar.  die  men  nog-*» 
tans  dient  te  weten ,  of  van  t  u  c  ic  e*y  ,  dan  van  zy* 
nen  Vertaler  z'yn:  wij  vermoeden  het  laatfle. 

Doch,  hoe  dit  zij,  het  boek  is  zeer  belangrijk,  ea 
(gelijk  reeds  uit  de  opgegevene  ftalen  biltkt)  geene  bloa< 
te  herhaling  van  hetgene  vóór  hem  honderdmaal,  en 
beter ,  was  gezegd.    De  Inleiding  geeft  eene  voorloopi-* 
'^ge  korte  verklaring  van  de  kunstwoorden  der  Zeemahs* 
Aardrijkskunde;  n2X\x\xxVi)\i  grootftendeels,  uit  hoofde  van 
de  afw'yking  der  twee  talen,  van  den kundigen Overzet* 
ter.    Daarop  volgt  eene  verdeèling  der  Zeeën,  die  men 
tot  den  Oceaan  kan  betrekken;   in-  Noorder'- Ijszee^ 
Noor  der  -  Ztiider'    en    Evennachlslijn  -  AtlanUfchen  , 
Indifchen*^  Noorder^  en  Evennachtilijn  grooten  Oceaan^ 
groot  e  Zuidzee ,  grooten  Zuider  -  Oceaan ,  en  Zuider  • 
ijszee.  De  algemeene  befchouvfing  van  den  Oceaan  geeft 
rekenfchap  van  deszelfs  algemeene.  en  bijzondere  eigen« 
fchappen^  de  zUcigheid,   het  lichten  bij  nacht,    het 
bevriezen,  beweging  door  winden,  eb  en  vlood,  flroo- 
men ,  (zeer  in  bijzonderheden ,  grootftendeels  naar  den' 
beroemden  bernakdin  de   st.  pierre,  doch 
op  verre  na  zoo  Vchaon  niet  gefchreven ;)  ^^  vervoU 
gens  van  de  Pasfaatwinden ,  Mousfons,  (hiervan  wor« 
den  de  oorzaken  zeer  goed  opgegeven)  luchtverbeve« 
lingen,  als:  hoozen,  noorderlicht,  zodiakslicht ,  enz.; 
van  de  afwijkingen  van  hét  kompas,  de  Krooszee^  de 
*  koraal  zeeën ,  —  meest  alles  kort,  bondig  |  en  uit  de  beate 
bronnen*    Daarop  volgt  een   gefcbiedkundig  overzigt 
der  veranderingen ,  welke  ten    aanzien  van   zeeën  en 
kusten  hebben  pbats  gegrepen  ^  voorafgegaan  van  eene 

bc* 


/  AA&DRlJKSKURDB*      '  385 

beTcboowing  des  verfchils  van  uitgeftrektheid  tusrchen 
liet  land  des  Züidelgken  en  Noordelgken  balfronds. 
Het  evenwigt  tusfchen  de  beide  halfronden  zoekt  onze 
Scbrgver  (of  zijn  Vertaler)  in  de  (vermoedelijk)  minde- 
re diepte  desOceaans  aan  den  kant  der  Zuidpool.  (For«» 
STER  bad  betzelve  wéleer  in  de  meerdere  zwaarte  der 
ligcbamen  op  den  grond  des  Zuider-Oceaans, gezocht: 
volgens  hem ,  moet  de  zee  op  vele  plaatfen  in  het  Zui« 
der  halfrond  onpeilbaar  diep  zijn  (♦).)  De  Oostkust 
van  Amerika  wordt  mét  die  van  AziS  vergeleken*,  eii 
beider  gelijkvormige  infcheurittg  aan  de  wrijving  des 
Oceaans  door  de  beweging  van  het  Oosten  naar  het 
Westen  toegefchreven.  Hierop  worden  de  toevallige 
veranderingen  overwogen» 

Het  tweede  gedeelte  der  Inleiding  bevat  eene  gefchled- 
knndige  fchets  van  de  opkomst  en  vorderingen  der 
Zeemans-Aardrijkskunde,  i.)  tot  den  aanvang  der 
Chrüitelijke  jaartelling.  (Strabo  wordt  ook  hiertoe 
gebragt  j  fchoon  dcic  waarfchljnlijk  zgn  werk  eerst  la« 
ter,'  op'  het  einde  der  Regering  van  augustus, 
misfchien  onder  tibbrius,  fcbreef.)  In  het  begin 
onzer  jaartelling  bragt  de  ontdekking  der  Mousfons 
in  de  fchecpvaart  eene  groote  verandering  te  weeg,  en 
deed  van  den  mond  der  Roode  Zee  dwars  overfteken' 
naar  Malahar.  Het  ade  tijdperk  neemt  de  Schrijver 
dus  van  daar  tot  de  ontdekking  van  Amerika.  Deze 
vijftien  Eeuwen  waren  nogtans  veel  onvruchtbaarder 
dan  de  drie,  welke  federt  (na  149a)  verloopen  zijn, 
en  welke  dus  nog  in  tweeën  gefmaldeeld  worden ,  na« 
melijk  tot  aan  de  Regering  van  Koning  geor  qe  III 
in  1760,  en  in  de  laatde  60  jaren.  In  het  eerfle  tijd* 
vak  werd  Amerika  en  de  weg  naar  Indie  langs  de  Kaap 
de  Goede  Hoop ,  in  het  tweede  Australië  ontdekt ;  met 
uitzondering,  nogtans,  van  Nieuw •  Hollands  Oost- 
kost  ,  van  Diemen's  -  land ,  Nietrw  -  Zeeland ,  en  drie  der 
Vriendfchapseilander^^  reeds  in  de  17de  Eeuw  door  de 

Hol^ 

(*)  FoRffTBR,  Waarnemingen^  Ifte  St.  bl.  tfo.  Si. 

Cc   5 


\ 


386  !•  )a.  f  uc&BX 

fIfkUandin ,  voonl  t  a  $  m  a  n  9  ge voadetu     Van    ^ 
'  yoornaamde  Zeereizen  ^  ter  oncdekkuig  g^aq ,  war4(D 
bier  beknopt  veriUg  gegeven. 

Daarop  gaat  de  Schrijver  tot  zijne  eigenlijke  taak  o  v^rw 
lüj  begint  met  de  Noqrdcr  -  Ijszee^  vermeldt  eers.t  U)i 
weinige  woorden  hare  voornaamlte  bijzondere  eigen» 
{cbappen ,  en  geeft  dan  eene  breede  en  uitgewerkte  be« 
fcbrijving  van  bare  eilanden  en  kusten  ^^als  Spitster^ 
gen  9  IJüand^  Groenland  f  Zwccdsch^  Lapland ^  em  bet 
voor  den  Hollandfehen  bandel  zoo  belangrijke  Noofiwe^ 
gen.  Alsdan  gaat  onze  Schrijver  de  Oostzee  in ,  levert  een 
vrij  uitvoerig  tafereel  van  die  zee ,  en  werpt  een*  blik  op 
Itare  gefchiedenis ,  befchrijft  vervolgens  de  havens « eilan- 
den en  kusten  derzelve,  in  Zweden  j  Denetnarkem^ 
jyuitschland ^  Pruisfen  en  Rusland^  en  eindelijk  de  op- 
komst 9  voortgang  en  tegen woordigen  (laat  des  koop<» 
handels  in  die  Oostzee ,  welke  van  oudsjier  eene  goud* 
miyn  der  Nederlanders  geacht  werd ,  en  Uog ,  hoe  diep 
ocïc  vervallen,  een  der  gewigtigfte,  minst  befnoeide 
handelstakken  voor  ons  blijft.  ~  Op  de  Oostzee  volg^ 
natuurlijk  de  foefchrljving  der  Noordzee,  namelgk  d^ 
Westkust  van  i)^i7«xo j/^^/?  ,  de  Noordkust  vsmDuiPscAn 
land ^mtt  Hamburg  fsa  Bremen^  (wat  al  tè  kort,  naat 
evenredigheid  van  het  overige)  tot  aan  onze  grenzep  \, 
zullende  het  tweede  Deel  met  de  befchrijving  der  Ney 
derlandfche  kusten  en  havens  beginnen,  In  dit  alles, 
kunnen  wij  natuurlijk  den  Schrijver  niet  volgen,  zoa 
min  als  in  de  breedere  aanteekeningeu ,  meerendeela, 
\aa  natuurkundigen ,  doch  ook  gedeeltelijk  van  (laats^ 
boishoudkundigen  inhoud ,  waarin  wi}  de  hand  des  Ver* 
taler-s  hier  en  daar  zeer  duidelijk  befpeuren.  Doch ,  bo^ 
^er  eene  dier  aanteekeningen  (bh  567)'  geheel  den  Ne^ 
dcrlander  verraadt ,  die  met  de  klagten  der  kooplieden, 
o?er  de  hooge  belastingen  zeer  wel  bekend  is ,  w(j  ziei^ 
tevens  met  leedwezen  den  anti  •  na^lonalen  gets%  ^  óit 
dezen  man  fcbijnt  te  bezielen,  zoodat  hij  het  zeer  tk»* 
deelig  zou  vinden,  wanneer  men  den  Hollandfehen^ 
weleer  zoo  bloeijenden ,  linnenhandel  door  de  verminde- 
ring 


# 

rittg  of  aflcbafling  der  Regten  omhoog  hielp ,  dnr  die 
hooge  Regten  -^  den  VUfsmf^hcn^  üBBealuindel*  moeten, 
ftaande  houden.  Is  dese,  t aders  Zieer  helez^M,  Vertg- 
ter  dan  eu1fc.een  vreemdeling  in  Jeruzalem  ^é^x,  hg  niet 
alleen  onkundig  ia  vsin  de  alles  afdoende,  Qnwederleg* 
bare   redeneringen   Yan  onzen  van  hogendorp,^ 
VAN  ALPH£N,  KBMP£R,  en  200  vele  andere  Hel* 
lanifehe  Afgevaattitgden  in  de  Staten « Generaal ,  ^#^ 
Mtwangwettcn  de  deoi  yeor  den  Handel^  en  ep  den  iangem' 
weg  zelfs  nadeelig  foor  de  Fabrfjken  zijn;  maar  is  hem 
het  werk  van  den  Engelschman  A  o  a  m  s  m  i  t  h  »  die 
dit  reeds  vroeger  bewezen  heeft ,  ook  onbekAra  ?  Zoo 
er  nog  eenige  twijfel  aan  de  zaak  lóogt  zijn  ^  zou  hec 
verzoekfcbrift  der  Engelfcht  kooplieden ,  met  den  Ban-* 
kier  BARING  aan  het  hoofd ,  om  vrijftelling  van  deu 
^  handel ,  -*  een  verzoek  ^  door  het  Huis  der  Gemeente 
gnnftig  ontvangen  ,•  -^  deselve  thans  voldingen. 

Voor  het  overige  draagt  dit  Deel,  achter  hetwelk 
ook  eenrge  nuttige  Tabellen  gevoegd  zijn ,  alle  blgkeii 
van  naauwkeurige  bewerking.  Volgens  het  uirgegevene 
Profpecttts ,  is  het  uit  meer  dan  duizend(?)  vroegere  en 
latere  werken  geput.  De  Schrijver  herinnert  echter  in 
zijne  Voorrede,  dat  men  daarin  geen  zeebeek^  geene 
volkomen  juiste  opgave  van  de  ligging  en  den  afftand 
der  plaatfen ,  noch  eene  Hydrographifehe  (waterkundi* 
ge)  befchrijving  van  havens ,  banken  enz.  moet  zoe« 
ken.  Dit'  maakt  het  voor  den  algemeenen  Lezer,  dia 
in  vele  Zeereizen  meer  dan  de  helft  moet  overnaan,zoo 
veel  te  belangrper  en  aangenamer;  en  inderdaad , 
fchoon  noch  op  zeevaart,  noch  op  koophandel  betrek» 
king  hebbende ,  lazen  wy  dit  werk  met  genoegen  en  nut» 
Slechts  had  de  Vertaler  zich  hier  en  daar  wat  meer  vaa 
^pothefen  kunnen  onthouden. 

Het  geheel  zal, blijkens  het  Pr4>fpectui^\jx  y^i  «ware 
botkdeelen  beftaan. 


Mm^ 


ZZi  HMMOSTNK. 


^•WMi«OTMi*OTaBiM«a«r««MaaBi^ 


Mnemofyne.  Mengelingen  voer  fFetenfehappen  en  fraaije  LeU 
teren;  verzameld  door  Mr»  H4  w»  tijdkuan  en  n.  g» 
va/t  kampen.  Fde  Stuk,  Te  Derdrecht^  bij  filü^é  en 
van  Braam.    In  gr.  Zve.  368  -ffA/3-10.: 

lliene  voortreffelijke  Redevoeriqg  van  den  uitmnntendea  van 
XAMPBN  zei  ven  is  hec  eerfte  in  die  Stuk;  en,  hij  moge  zich 
/  dan  flecbts  een'  dilettant  noemen  ^   ons  hinderde,  niets  In  die 
ilnk^  dan  alleen  hec  te  dikwi^fs  herhaald  protest  van  onbe* 
voegdheid  voor  de  taak,  die,  na  het  hoofen  of  lezen  van  die 
fiu^,  wel  niemand  zich  vermeten  zal,  dezen  man  uit  de  hand 
te  nemen.    Het  onderwerp  is:   Plato^  befchouwd  ah  welfpre'^ 
Jkènd  en  dichterlijk  Schrijver.    Het  doel  was  hier  wel  niec," 
de  wijsbegeerte  van   Placo,  z^n^   fcbrfften,   zijne  zedeiijke 
waarde,  zijne  vorming  en  levensloop  op  te  geven j  echter 
wordt  van  dit  een  en  ander  zoo  veel  ingeweven  en  gezegd » 
als  men  verlangen  kon.  Voorts  leeren  wij  bier  Plato  kennen » 
all  den  man,  die  de  poêzij  der  ziel  en  des  harten  (fchoón 
«iet  de  poézi)  der  maat)   en  de  verhevenfte  welfprekendheid, 
met  de  diepfte  onderzoekingen  der  wijsbegeerte,   de  hoogde 
vlagt  in  het  r^k  der  denkbeelden  met  het  fijnst  gevoel  voor 
het  fchoone,  en  den  uitgebreid (len  zin  voor  het  oneindige  ea 
heilige  met  een  onbepaald  gebied  over  de  rijkfte  taal  der  we. 
reld  paarde;  een' man,  dien  zijne  tijdgenooten ,  het  befcbaafd* 
^    fle  volk  der  wereld,  eenparig  den  Goddeiyken  noemden,  te 
allen  tijde  by  den  kenner   ook  van  hoogeren  Godsdienst  in 
hoöge  achting,   en  wiens  lezing  en  beoefening  nog  voor  de 
vitdekendHe  geleerden  een  wellust  is.    Zijne  groote  verdien* 
fien,  als  Schrijver,  hebben  voornamelijk  haren  oorfprong  aaa 
drie  bronnen  ce  danken:  i)  zijne  denkbeelden;  2)  z\{ne  taal^ 
3)  de  vorm  zijner  voordragt.    's  Mans  lof , worde  door  eene. 
voortreffelijke  en  uitvoerige  proeve  geQaafd;    waarop  de  Re- 
denaar, na  eenige  wenken  flechts  op  andere  van  's  mans  gt» 
fchriften,   zich    tot  zijnen  Phedrus  htipvLzXt.  —  Aan  het  flot- 
werden  wij  aangenaam  verrast  door  de  herinnering  van  onzen 
waardigea  Landgenoot ,  den  te  weinig  gekenden  p  r  a  n  9  o  1  s 
HEMSTERKUis,  die,   cven  gelukkig  als  Piato»  de  wQsbe-ii 
geerte,   van  hare  droeve  vormen  ontdaan,  in  het.bevalligat 

kleed 


^^ 


«NfiMOSYNi.  ^  itfi 

kleed  wift  ce  huKen,  en  mee  eeqe  proeve  uit  wiens  meesceN 
ftuk:  ff  Ariitie^  ou  de  la  DifittiU  f"**  de  rede  beflocen  worde» 
-  Hêf  Feestmaal  van  Leontis^  eene  zamenfpraalc  door  Mevr. 
WTTTKNBACH,  geb*  GALLiEN,  uic  bet  FraQsch  vercatfld 
door  VAN  KAMP&N,.  \$  hec  tweede  meescerduk,  hetwelk 
wij  hier  aantreffen.  Het  tooneel  is  het  buitengoed  van  Leon-* 
cis», nabij  Athene;  de  aanleiding  is  bet  wijnoogstfeest,  en  de 
zamenfpraalc  tMtdc  gefield  kort  na  het  einde  van  den  Pelo« 
ponoeHfchen  oorlog  te  zijn  voorgevallen.  Inhoud  en  hou« 
ding  zyn  zoo  geheel  en  al  Grieksch ,  dat  zij  den  voortreffe- 
lykften  Leeraar  toe  eer  zouden  verflrekken;  trouwens,  daar<« 
atn  viel»  zoodra  wU  den  naam  der  Schryffler  zagen,  niet  te 
twijfelen*  De  begaafde  Vrouw  teekent  eenige  haar  bekende 
perfonen  ónder  verbloemde  Griékfche  namen  naar  het  leven» 
eo  brengt,  hoewel  zU  de  echte  perfonen  niet  vermag  te  noe- 
men, alzoo  der  edele  vriendfchap  hare  warme  huld^ 

Het  derde  Üuk:  Beknopt  Verfiag  aangaande  de  Folkslittera^ 
$uur  der  Chinezen  ^  getrokken  uit  hunne  eigene  fchriften^ 
door  den  Eerw.  Heer  a.  morris  on,  uit  het£ngelsch  ver* 
taald,  voor  het  Zeeuwsch  Genootfchap  ier  Wétenfehappen  te 
Middelburg,  door  deszelfaMedelid«j.WBRNiNCK,  Th.  Dr^^ 
Nederd.  Pred»  te  fanden  ^  enz.  trekt  buiten  twijfel  aller  op* 
aerkzaamheid,  en  is  dezelve  overwaardig»  De  geleerde  mor- 
ris on,  die  den  Bijbel  in  het  Cbineesch  vertaalt,  en  wiens 
ongeloofeiyke  oefening  en  kunde  aller  bewondering  tot  zich 
trekt,  gaf  een  uitvoerig  werk,  uit  hetwelk  w^rnxnck  deze 
belangrijke  oittrekfels  ontleende.  Het  eerfte  is  eene  overzetting 
vun  het  boek  der  drie  Karakters;  een  der  vier  kleine  (tukjes » 
die  deu'Chioefchea  kinderen  in  handen  gegeven  worden,  zoo« 
^Ira  zy  beglfloen  te  lezen:  van  41^  drie  overige  gefchiedt  hier 
m«de  kort  beiigt.  Na  een  klein  voorloopig  herigt  aangaande 
Tahh ,  het  ee;(le  det  vier  boeken ,  welke  de  leer  van  Kung* 
fu'tsti  behelzen,  volgt  dit  boek  zelf ,  waardoor  wy  niet  aU 
leen  de  denkbeelden,  maar  ook  'den  llijl  en  de  wijze  van  uiu 
llrukking  leeren  kennen*  Voorts  ontvangen  wij  hier  een  berigc 
aangaande  Foi^  den  Grondlegger  eener  fekte,die  thans  in  Ja» 
pan  en  China  groötdendeels  de  overhand  heeft;  een  ijittrekfel 
vit  Ua-kiangf  en  een  berigt  aangaande  de  fi^kte  Tao^/zu; 
«eae  redenering  ter  afmaning  van  het  eten  van  09fenv!eesch , 
in  den  mond  gelegd  aan  eenen:  os;  (een  ilukje,  hetwelk  zoo 
s$^i  indruks  maakt»  dat    vele  ChinejE^,  miiftpbien  ^én  yaii 

twi«- 


^  4M  .  if1«Elll09TNfil» 


V 


t\trintig:,  fommi^n  seggen  één  van  tien,  geen  osf^Yleettfli 
iritlen  eten.  Of  hec  ook  in  Enge/and  dezelfck  uitwerking 
Ind?)  etnddyk,  proeven  vafi  brietwisfelingen. 

Ree  vierde  ftokje  is.  eene  Korf  e  ontwikkeiing  der  grornkn 
vïïn  het  Natuurregt ,  door  Mr.  ir*  b  i  l  s  b  r  d  i)  k.  Hetzelve 
Ü  het  mdenken  allezins  waardig,  eif  voor  vlogcige  lezing 
vobral  niet  gefcliikt.  Doel  en  ftrekking  kunnen  wy  niet  beter 
^doen  voeten;  dan  door  bet  affchrijvan  van  het  (lot:  ^Wil  ik 
^  de  nuttigheid  van  het  eten,  de  wijsheid  van  het  eten  be* 
^  toogen.  ik  mag:  maar  dat  Is  het  niet,  wat  het  mQ  tor 
^  pNgt  maakt*  Het  is ,  dat  ik  dos  gemaakt  ben ,  dat  ik  het 
„  niet  nalaten  kan ;  of  liever ,  dat  ik  niet  nalaten  kan  het  ce 
^  willen,  dan  zelfs  ais  ik  jtnij  geweld  doe  om  het  na  te  la> 
^  ten.  En  dus  moet  het  met  afles  zijn.  '—  Is  nu  het  gevoel 
^  van  zedelijkheid,  van  gezelligheid  zoodanig?  ZJie  daar  *€ 
^  feit,  waarvan  ten  aanzien  der  verbondenheid  alles  afliangt* 
^  Is  het  200,  zoo  kunnen  wij  met  rnstigen  tred  voorcgainn, 
*  en  zien  wat  er  uit  voorcvloelje ,  wanneer  wij  het  vcró^ 
^  ontwikkelen.  Is  het  zoo  niet,  zoo  trachten  wij  verj^eefi» 
^  naar  eèn  Natuurregt.  Het  ia  dan  een  on;ben%ard  diug-^ 
^  waarin  w^  wel  eenen  aanleg  tot  vrede ,  mtir  niettemin  een' 
,P  werkelijk  louteren  ftaac  van  oorlog  aantreffen.'* 

De  Verhandeling  Van  Mr.  j.  t).  M  ft  ij  &  & ,  over  dtfn  regel  t 
iaf  iedereen  vêor  eerlijk  wordt  gehouden ,  totdat  het  tegétt* 
deel  is  bewezen ,  is  meel*  naar  ieders  vatbaarheid  berekend.  ZQ 
i$  Ingerigt  tegen  hen,  die  bet  Romeinfche  Regt,  om  dezen 
by  hetzelve  aangeuomenen  ilelregel,  boog  verheffen,  en  het 
Franfche  verwerpelijk  houden ,  efs  bij  hetwelk  dezelve  ge^ 
fceel  zou  zijn  omgekeerd»  De  kundige  Regtageleer^e  toont 
aan ,  dat  te  dezen  het  Romeihfthe  Regt  eigenlijk  niets  voof^. 
uit  heef^,  daar  zonder  tlenzelven  geene^  wetgeving  ken  be^^ 
ftaan,  en  dat  de  Franfche  evenzeer  denzelven  bevat;  terwijl 
omgekeerd  ook  het  Romeinfche  Regt  wel  degelijk  erkent  en 
vooronderftelt ,  dat  daarom  ieder  menscb  nog  niet  ee^ijk  Is^ 
omdat  het  tegendeel  niet  is  bewezen,  want  alsdan  kon  ieder 
wetgever  geheel  zijn  wetboek  beQ»aard  hebben.  ^  Die  bieri 
^  in»'*  zegt  hij.  ,»cenig  verfchll  tusfchen  de  eene  ea  endere 
jy  wetgeving  zoeken  wil,  bewijst  tüeen,  dit  hQ  den  regel  iÉ 
^  deszelfs  waren  zin  niet  heeft  opt^evat ,  en  geene  gezonde 
p  begrippen  van  wetgevhrg  heeft  Met  één  woord :  tokljd  ea 
^  overtl  oaderileiC'deVet  den  menicii  oaeerigk^  dech  veiw 

m  moede 


/ 


MtEMOSTNl.  f|« 

1^'  tilóédt  hem  iih  twijfelacbcige  genllen  tMiJk » totdat  het 
^  tegendeel  Is  aangetoond/' 

jintomus  Hamhroek^  door  Mr.  w.  tbrpstra,  is  dé  het 
kende  helangrijke  gefcbiedenis  treffend  verhaald.  Achter 
hec  verbaal  vinden  wij  eenige  aanceekeningen,  tot  daving  ea 
opheldering  van  hetrelve«  Terwijl  de  Heer  r.  w.  t.  in  cenii 
oooc  doet  opmerken,  dat  Hambroek  niet  volkomen  met  Re» 
gnini  en  onzen  Albrechc' Beiling  kan  worden  ^elijkgefteld. 

Eenige  Dicbcftnkjes  van  meerderen  of  minderen  omvang  eq 
waarde  verfieïén  en  ^niten  die  Stuk,  onder  welke  wij  vooral 
aangenaam  verrast  werden  door  een^e  dichtregelen  van  wij« 
len  den  Staatsraad  en  Ridder  j.  hinlópenv  vaa  welke», 
f^ortrefielijken  man  het  Publiek  zoo  weinig  bezit.  Voor  hec 
Merige  verdienen  de  meeste  melding,  en  fommige  bifzondert 
osderfcheiding.  Maar  —  reeds  ligt  ook  het  zesde  Stuk  der 
Mnemefjne  ^tocfi  ona,  van  hetwelk  wij  hopen  de  gezettt 
nntiielding  nn  niet  lang  te  zullen  uftfteUen. 

Meuwe  Mengeidichten   yan  b.  van  lo&beii»     Te  Deven^ 
ter  f  bij  L.  A.  Karfenbergb.    1819.    In  gr.  Zy4.    158  Bk 

ƒ3-:-: 

< 

JUL«  VAN  LooRSut  en]  niets  voor»  niets  achter  de<p 
4M»m,  hetwelk  ons  aandnidc,  .«lat  wij  met  een  gegradueerd^ 
l^iordend,  of  by  hoogere  of  lagere  Inftituten  van  geleerd^ 
heid»  lettereil  of  kunden  Ingel^fd  man  te  doen  hebben;  ook 
geene  opdiigt  tan  eenig  perfonaadje  van  hoogheid,  g^z»g 
of  beroemdheid;  zelfs  i^eené  voorrede»  die»  het  geffljs  va9 
.#eti  en  ander  te  gemoec  komende,  ons  beleefdelijk  noodigt 
den  hoed  ar  te  nemen,  «Ivoienf  z^n  lettertuincje  In  te  cre« 
idep :  doodeenvoudig  b.  van  tocBEM,  en  meer  niet ! 

's  Mans  afbeeMfel  ten  minde ,  over  den  titels  hetzij  .a}e( 
of.  zonder  bril  ?  —  Ook  niet  I 

'  Eene  fnudiJe  titelpliat  dan  toch?  «•  Eene  titelplaat,  ja| 
«aar  fraai?  Enfin,  dat  deze  is,  zoo  zls  zjj  is,  en  dat  zt 
voor  het  hoek  fiatt,  kan  de  Dichter  deokeiyk  niet  helpen. 

Er  ontbreekt  derhalve  hier  veel  van  hetgene  men »  of  yer« 
tenigd»  of  fhikfwtfse,  fedett  eenden  t]]d' gewoon  is  waar  tt 
jMnen  aan  bet  itfcweadige  van  werken  vnn  ünaak*  en  eniJe* 


I 


ipi,  H.  V-AIf  LOGHl&M 

re,  niet  onder  die  rubriek  c'huis  befaoorende»  tot  zelfi  bi^. 
blaadjes  over  hec  voortdurend  nut  en  de  genoegzaamheid  der 
vaccinatie,  waarvan  titels  ea  opdragcen  nagenoeg  zoo  veel 
papiers  beflaan  als  de  zeer  overtuigende  betoogen.  Loopt  die 
ontbrelcende  duseenigftins  buiten  het  hoog  •ailedaagfcbe,  daar* 
door  moeten  wij  nog  geene  reden  meenen  verlcregen  ce  heb- 
ben ,  óm  9  by  voorraad ,  guuiliger»  maar  vooral  qoit  niet  ongun* 
iliger,  over  den  Heer  van  lochem  of  zijne  Nieuwe  Men* 
geldickten  te'denicen.  Wij  weten  niet,  <»ƒ  en  ^elke  kwalitei- 
ten en  titels  de  Dichter  moge  hebben ;  maar  w\f  vermoeden , 
dat  hy  daarvan  niet  riJkelUk  bedeeld  is ,  'en  vinden  het  dus 
zeer  natuurlijk,  dat  hij  niet  vermeldt,  hetgene  hQ  niet  be- 
zit, en  zeer  navolgenswaardig,  dat  hij,  afwekende  van  de 
hedendaags  gansch  niet  vreemde  voorbeelden,  op  den  titel 
van  zijn  bbek  met  geene  Lldmaatfchappen  van  geleerde  en 
lettericundige  Maatfchappijen  pronkt,  die  men  voor  eeoe 
jaarlijkfche  opoffering  vtn.eep  paar  duktsen ,  of  de  helf^  daar# 
van  misfchien,  bekomen  kan.  Arme  zielen,  die  uwe  ver* 
diende  door  uwe  titels  meent  te  bewijzen!  hoe  belagchelijlc 
is  uw  waan!  De  titels  moeten  niet  u,  maar  gy  moe(  de  ti» 
tels  verheffen.  .    . 

Doch  genoeg  hiervan!  Trachten  wy  nu  den  Dichter  uit 
zyn  werk  te<»leeren  kennen.  BUJkbaar  bezit  hy  een*  goeden 
voorraad  van  kundigheden,  waarvan  hy  by  de  bewerking 
der  dichtftoffetr,  zonder  Bucht  om  er  parade  meé  te  maken , 
in  het  algemeen  oordeelkundig  en  met  /maak  party  weet  té 
trekken.  De  gevoelens,  die  zich  ia  zyne  gedichten  openba* 
ren,  zyn  die  van  den  verlichten  wysgeer,  ademend  voor 
God,  deugd,  eer  en  vaderland,  gloeyend  voor  al  wat  goed 
en  fchodn  \u  Taal  en  fiyi  zyn  doorgaans  zuiver.  Maar  zel- 
den zal  men  by  hem  in  een  zelfde  gedicht  gedachten  mee. 
andere  woorden  meermaals  herhaald  vinden,  dat,* hoe  veel 
pynUJke  kunst  en  zweet  ook  vorderende ,  tóch  voor  den 
opmerkzamen  lezer  armoede  van  g^t%t  verraadt.  Treft  men 
dus  by  hem  die  behoeftige  m9not9nie  niet  aan,  evenmin  be- 
hoeft hy ,  om  die  zelfde  treurige  reden ,  zyne  toevlugt  ce 
nemen  tot  dat  zwellend  nietmetal,  dat,  als  luchtblazen,  ul€ 
het  fchulmend  zeepfop  van  den  wanfmaak  opftygt.  Maar  het 
is  te  verwenderen,  dat  een  man,  die' zoo  veel  befef  van  hec 
'fchoone  heeft ,  niet  overal  even  net  en  keurig  in  de  zamen- 
fteUIng  (jcênfiructie)  zyner  vereen  is;  fomw^len^  aUd^Jiood 

van 


^ 


tin  het  rijm  hem  dwingt,  treffen  wy  eeoe  (looteode  woord* 
Toeging  aan*    Wie  kan,  bé  v^,  regels  tls  deze  lezen ; 

I 

Ik  voel  het.'^k  èweef  op  zwakker  fchachceni 

Maar  ook  een  vonkje  gloeit  in  mij : 
Maar  vlerkjeiV)ok  voor  mijn  gedachten 

Natnur  I  y^i(#oi^i  me  uit  mi^  rijkd$m  f  ij» 


tonder  gemelijk  te  worden  over  de  gewrongene  woord^*aiit* 

fing,  en  daardoor  als  be^ .gepot  te  zien  vergallen,  dat  ander) 

de  fchoone  geclachten  ons  té  finüa)cen  geven? 

Eenige"  bladzijden  vtftder  vindt  men: 


*  >    / 


•  • 


Hem  fchokcen  dpzljn  wortels  fiörneiti 
Hem  knaagden  aan  het  liarte  wormeoé 

Waar  ahofedé  eene^  gehfcekkt^e  woord?o<gin|f  j^lmi  trlipt^ 
'Doch  hier  kan  meri  ten  minfie  de  bedoeling  doideiyk  be* 
jf ijpeti ,  hetgene  niet  overal  het  geval  i^,  , 
'  Somteige  ^gaU  x>ök  zijti  htrd  en  noej^emk  ce  ieieo ,  ow 
dat  er  na  eens  de  klenitooa.itt  rmU .  Qp  zachte  lettQrgrep^m-^ 
en-  er  dan  eens  medeklinkers  op  elkander  horten ,  wiordoo^ 
de  uitfpraak  hoogstbeswnfigk  femsadcc  worde       ; 

Ën  van  t^vf  io&st  geinig/  V  keehüi 

Uit  Aet  bevrozen  oosten  aan. 

Een  mist  vaii  fneeiiw  benevel/  V  oog« 

•       •  •  •  .  .  j 

Zou  iet  zJtfn  hoofd»  vernederd»  buigen? 

l)ea  doQd  gebraakt  nïc  het  musket. 

Uw  góeit.  vetrijst  ui/  V  r^k  der  fchimmeiu  ènr^    , 

Dé  volgende  regels  geven  een    gantéh  ander  detfUreeftft 
dan  dé  tlichter  heeft  gemeend  pit  te  drukken : 

De  raadzaal  ^wAar  ^slands  Vaadfen  flooven    '  '^ 

En  pal  liaan  in  deii  bangen  nood, 
.  Gaat  zelfs  /kt  Kapiioel  té  boven ,  ' 

BefirmaU  door  't' licht  van  een^  D#'  öroot 


y 


i\    *•    .%    1 


'iOtSBESGB*  iSsOé  KO*  ^  D  d 


*  Irt  platrts  dit  bier  de  va^ferlancïfche  raadisial  ioa  beflraald 
wor'den  door  het  lidht  van  btt   Dolftsch  orakel,    wprdt  er 
,  het  feapltool  door  dien  luister  verlicht. 

Maar  geen  kaDSCwêrk  Is  volmaakt.  Tot  lof  vim  den  Heer 
▼  AN  LOG  HEM,  moe^  meti  erkennen,  d&t  de  rcb^nheden, 
die  zijn  werk  beVac,  zoo  memgralóig  eii  zoo  groot  zijn, 
dat  dezelve  bdmi^rdvottdig'^'ftliadeloös  ftellen  wegens  de  klei* 
se  vlekjes,  die  wij  zoo  even  aanrperden.  Een  en  ander 
Ifaalije  laten 'wij,  ten  bewijze,  vorgei)': 
-  üft  het  vrif  uitvoerig  gedicht :  De  P'erloipng  van  Europa  \ 
een  enkel  couplet  fleclKs,  'waaraan  inderdaad  het 'geheel  be* 
awwoordc;  :   .  -   .    . 

GeencEcnt  braakte  op  r^ke  .dreiveQ 
Ooit  kva,  moordend. als  dit  vuur? 

'  <Dt  Dithw;  R:bil6ert '  ons  In  4e  vorige  c#i»plettfa  den  tijd 
^Mr  ffanOsH*  dverbeerfthldg ,  en^  zegt,  dtaroede  beginnendef: 
Wat  pen  zou  at  de  fimi&eren^kiiiinen  malen»  die  de  bittere 
iBMtil^fL^ltA  öiiren  ti;^f  ...l  ik  ga.  den  «firood  oi^^ufcheisl 
^ir,  om  HiiJoe'hMdw  ait  de^lielr  to  halen) l«  ?  y^  ... 


•    ••»        ■•      , 


Geen:  Etna  bmalne '«p  ifke  dreven 

Ooit  lava,  moordend  als  dit  vunr: 
•t  Vernielt  de  IHefinao.  Ttfiï  het  teven 4 

Het  zaad  op  d*akker  der  natuur. 
Hier  ligt,  bij  *t  Vöf  genot' van  krachten;    ' 
De  (lam  der  .vojgewie.geflachten. 

Geveld ,  in  de  armen  van  den  dood  ; 
De  krijg,  door  In  het  blofed  te  Waden,  :;  :: 
Vertrapt  den  bloefem;  en.  de  bladen . 

En  fluit  den  vruchtbren  vrouwenrchobt* 

In  het  llukje:  De  natte  Zomer  van  1816;  1}éhdlgden  ona 
fjngemeen  deze  refels: 

De  boekweit  hangt  iutfi  fchrafe  (telen ,  ^ 

*  De.  bj}  mag  fphjer  geen*  honig  telen » 
Geen  zwanenUeed  ligt  nitgefpfêid  t 
£n  luttef  zal  de  landman  gairén » 
Wanneer  de  vlegel  kaf  en  blaftren 
Van  de  onvoldragen  korrel  fcheldc* 


•'".' 


Een* 


itixDWE  uMtmumdawm  Mf 

Eeiktoudig  en  treffend  kwsm  om    bet  rolgead  flolTeii]e 
root  'm  het  gedichtje,  getiteld:  Ze/Sr  en  de  Sterm: 

Stervelingen!  dcb».  hoe  intfnig 

Kent  gij,  blind,  bet  ware  goedl 
Dikwerf  is  de  beste  zegen 

*t  Zore  Ttn  den  tegenfpoed* 

En  nn  nog,  om  te  beflufteo»  liet  gedfcbc 

BIJ  DE  UlTVAARt   EENS  MENSCRKMY&IENDf* 

ihttr  wordt  in  Hllte  een  man  naaf  *t  fomber  graf  gedrage» 

Die  nimmer  kroon  bezat; 
Dbar  i»  zi|A^  gade  ea  kroou,  ia  eedu  tjüdganootan- 

Opregte  vrienden  bad« 

ZUn  ftofl^k  hnlfet  worde,  na  't  ChristellDk  verftheidefl, 

*  Met  fmrper  niet  bedekt , 
Noch  alt  bet  koud  gebeant^  van  trotrcbe  wereldgnxxe» 

Op  *t  praall^d  idt^eArdtt. 

l^y  'c  zielloos  iigchaam  fteekt  geen  boogmoe^  iraa  zQo  nageir 

Het  kostbaar  reukwerk  aan:    ) 
JBaar  uH  het  oog  der  gade  en  van  de  wapg  der  kiatfres 

Vloeit  op  het  l))k  een  traan. 

•  • 

Een  trunl  Neea,  dierbare  asch  t  ontèlbre  tranen  vlocten» 

Tot,  eindlijk  uitgefchreid , 
Door  *t  floers  dier  tranen  heen  het  troostvol  licht  kan  dringen 

Der  naadrende  eeowigheicU  . ' 

Ook  op  dep  weg  naar  n  graf,  waarin  ^n  Sof  zü  woneo^ 

Volgt  hem  geen  legerfcbaar; 
Oeen  donder  kraakt  om  hem,  noch  fieren  zwaard  of  fcheeees 

De  dbodUst  of  de  huxi 

Itar  bQ  de  groeve  wordt  een  qikztng  aangelieven} . 

De  weeAw  en  *t  weesje  weent: 
Dt  moeder  bidt  voor  hem  én  *t  nog  onfthuldig  htndjé  . 

Plast  tloemeff  by  *t  g^bent*. 

Dd  »  |IK 


/ 


)94  H.  VAN  |fnG*H^ftM9*mtUWE  MBICtELDICUTEN. 

Nlec.hro^  feen  trotfclié  wU,  geftlchc  doör  lage  yleijerr,  ^ 

•. ...  Wordt  hi>.  geyoetd  oaar  -'t.  graf,  ^     •  t 

Maar  'c  fchoon  gebouw  voorbij ,  waarin  zijn  menfchenliefde 

BehoefcpTO«df«l  gaf.  i  .    ^    ! 

Noch  zal  *c  gefchiedboek  eeos  2ijti^  naam.  ipac  lof  ^ vermelden , 

Als  waar  bj)  Heer  der  aard' : 
Hij  gaat  van  zoon  op  zoon  tot  aan  den  naneef  over 

Ed  y4)/c  ia  k  >aft  beiftard,- ;.:  . ;: 

£q  dan,  wanneer  de  dood  In  't  eln()  wordt. overwonnen 

*  '  'S.ii  *t  leven  zegeviert,  "  *  ^ 

Sluit ^zich  ^en,  kring  om  iiem.  4ie  't  glanzend  boofd  van  d'engel 
Mei  hemelpalmen  fiert. 


Het  Beeld  van  eene  Stille  in  ^eh  Lande ^"  ofVrekken  uit  het 
Leven  der  JVeduwe  van  j.  c.  x  a  v  a  t  £  R ;  door  o»  o  e  g  s^ 
NEB..    Uit  het  Hoogduitsek».  Te  Haarkm^   kij,  A.  Loosjes, 

Het  ia  waarlijk  vreemd,  dat  dit  WöfKfe'ohs'  zoo  Iaat  ter 
hand  kwam;  dan^  zoo  dit^ook  bij. onze JLezers.  het  geval  \ya$. 
jiuHen  'zij  hét  tons'  dank  weten',  rfit  wP'hetzefve  nu  eèhtef 
nog  aanmelden.  ]En  h  nieC' reeds'  de  "ticéf 'aanbeveling  genoeg^ 
hiy  iedfer ,  die  l  !▼  a  T  È  r  Hoögiachtte ,  en  toet  's  m.aö^  Lèvi?rfsgé^ 
fchiedenis»  tnede  door  de^en  ziJtietf'ScBoonzöbti  gefchreven, 
bekend  ist   Hier  hebben   wij   geen  levensberigt,.  maar.enkeL 
karififteftrekkén ;  en  die   afle  bewijzen  en  'deejert  tevens  ge? 
voel  mede  voor  de  hdoge  waarde  van  de  echte,  ftillPj.onge^ 
ASchetde,  werkzame  Godsvrucht  der  waarifige  Vrouw.  'tRc 
boekje  leert  <n  Ilicht.  *  Het'Voorberigt  verdedigt  het  aan  het 
licht  brengen   der  liefst  onbekende  dille  deugd,   door  kcc^ 
reeBs  wegzijn  dezer  Godvrucbtfge  uit  den  kring  der  ftèrfelij- 

5^n,  het  leerzame  Van  bet  uitlokkend  voorbeeld,  en  den  ia» 
ruk; dien  men  van  zoodanig  eene  ware  en  onopgefmukte  cee^ 
kening  naar  het  leven,  meer'  dan  van  eenig  verzierd  verhaal , 
wachten  kan«  Wy  betuigen  den  Schrijver,  en  Vertaler  oozeo^ 
dank:  bij' dézen  voegen  zich  zeker  velen,  véle  lijderesfen 
voorali  'Want  lavater's  vrouw  was  Ln  en  door. lijden  bew; 
proefd.''  Een  èefchrift  ,  als  'dk  ,  behoeft'  flechti^  'aanmelding,*' 
geene  aanbeveling  of  verdediging. 

^^  ^  •i  -  *-  Her* 


P.  V  REED  E*)  BtÉMAt«*llf  BERHINÈ.  |f^ 

Herman  en  Hermine ^  of  Tafereekn  van  Liefde  en  f^riendfchnpi 
Door  PiETER  VREEDE.  f  e ;  Groningen  ^  hij  W/  Zujdel 
ma.    In  gr.  Svp.  Il  en  304  Bi.  f  2^10  ;  ,  , 


*   ■*         mr 


I 


x)e  Heer  thee  de  zegt  In  liet  Voorberfgc'vto  dezen  tljdeé 

tierddii  Roman,    dac   zijne   beide   vorige  gtii>ftfg>  oncvanl^d 

^IJn,  en   metl  bem   welligc  daardoor ^hèefc  willen  aantocM^fdU 

gen,  om,  door  aldns  voort  ce  gaab,'  de  krachcen  van  anderen 

Qic  te  lokken;  ^  ten   eiride  ook  in  dit  vak,  even  «Is  in- de 

dicbckiinde,  mannen  te  zlén  véortkomen,  die  in  verdienftëit 

toet  de  grootfte  Dichters  van  andere  landen  kUntien  wedijvei 

ren/*  Het  la  waar,  in  faet  vak  der  Romans  hebben  ons  Man^ 

Ifen  nog  niets  geleverd,  wat  men  eigenfijk  kiasfiek  zou '-teo^ 

gen  noemen «  maar  Frouwen  toéïï  wel;  en  wlJ  geioovenydae 

Etcb    de    Heiiandfche   Rómanfcbrijver    wel     niet    dat^i^at» 

den   vorm   en  de  uitdrukkingen  éet  Sara  Burgerhart  en  van' 

den  JViiiem  Levend  he^kotïi  te  braden,  mair   toch   die  ech^ 

te  Natuur ,  dat  Nationale ,  eigenaardige  in  onze  zeden  en  ona^ 

volkskarakter,  tot  in  'de  kleinfie  bijzonderheden  toe,  moet 

toeken  te  behouden ,  waardoor  zich  die  Romans  ioo  uitné^ 

laend  onderfcheiden.    De  Heer  v  r  e  e  d  e  fcheen  dir  In  eeü^ 

cijner  vorige  re  wiUea  doeiu    Het  kont  óns  v^oof^  dat  hif 

cbans  dit  fpoor  verlaten  heeft.  '^ 

Zijne  Hermine  is,  gelijk  doorgrians  de  romanheldinnen,  hec 

kort  begrip  aller  mogelijke  velmaakcheden;  zij  wil 'wel  vrien*^ 

den^  maar  geene  minnaars  hebben;  dan,   ditdunrc  toch  niec^ 

hnger,  dan  tot  eobbrt  (de  Schrijver^ zegt  altijd  verkeerde«> 

lyk  EGT  bekt)  komt;  deze  weet  den  overgang  van  vrietid*' 

fGhap  tot  Jiefde  nog  al  fpoedig'  te  bewerkdellfgen.    Doch  ïtu} 

tiisfchen  heeft  ook  zijn  boezemvriend  HBRteAN  faaèr gezien:' 

de  brieven,  watrin  de  twee  vriei^den  elkander  dit* geheim  ver-^^ 

tronwen,  kruifen  elkander  in  beider  afwezigheid ,  en  dit  maakt' 

nu  den   knoop '  van  dejti  geheelen  Roman  uit*    ZIJ  zien;  dat' 

zy    beide  betzelfde  voorwerp  beminnen,    willen  -duelleren^' 

9aar  worden    nog  in  ujdf  door  eenen^  Det^  ex  machind^^ 

•enen  Jimeriitaan  t  h  o  m  s  on  ,   gefcfaeiden;  herman  (!a*at  * 

An  EOBBRT  zijtae  jongere  ïegten  af,  en  gaat  naar  Ameriita^' 

bU)ft  echter  aldaar  even  fmoorlijk   verliefd    als    te   voren/ 

Ifii  bQWJ|}st  wel  door  t^n  voorbeeld ,  ^tt  noch  verwijdering^ 

D  d  3  noch 


\y 


' 


«odi  -t^d  <iM>o  irft  tbdi  bet  (piecli  woord  lugtj  ~tiet  grif  d€r 
liefde  is.  Nu  beeft  echcer.  hsrmiii«  nog  eenVilerden  vrijer « 
ten  ellendig  étre^  'zekeren  }anus»  'éie,  door  zU^e  zuicer 
PAU  LI  NB  in  het  huisgezin  worde  ingeleid.    Immers  her* 
Ml  UB  woont  by  twee  Tantes t   ware  caricaturett^  de  eene 
eene  grommige,  de  andere  eene  minzieice  oude  n^ster ,  weU 
lier  karakters   au  volftrekt  niet  vtlgens  de  naiottr*    maar 
naar    bet^  üfeoéfl   van   een*    grompot    en  eepe   loctiQ»    dit 
Sich    verbeelde,  dat  elk  op.  baar   veriievea   moef,  gefcbiU 
derd'  worden ;     geiyk    by    fike   ontmoeting  ^an    ook   die 
twee  karakter^   noettn   contfHStéren.    Deze  pverlading  doea 
de  uiewerking  di^r  fchildering  misfen.    Ook  in  een  derde  kar 
rak  ter.  beeA  de  ^  Heer  vafiEDs,  onzes  inziens,  hier<yatseaf 
gezondigd;   in  dat    van^  pavl<N£',  de  Zuster  ven  j 411  us^ 
eene    jamaeriyke   Coquecte,  die   bU   elke  geli^enheid  baaz 
FranscJk  zop  rykeiyk  te  luchten  hangt,  dat  men  zulk' e^i 
icbepfei  in   de  werkeUJke  wereld  bezwaariyk  zal  aaatreffeni 
^el  een«  die  beurtelings  alléén  Fransck^  of  tQchjah'ffr  ^Mm 
User  HoJlandi€h    fpreekt.    Met.  deee  zoctivnea ,    en  met  dea 
nevens  gekken  en  fnooden  j  a  n  u  ^ ,   is  dan  de  goede  r  s  r^ 
11 1 N  E   gebruld ,   en  —  wonder  ,boven  wonder  I  «»  zy  is  dt 
Vriendhi  van  eene  pauline,  en  van  eenen  jANua,  dit 
zonder  eenig  yoorwendfel  by  de  twee  .Tantes  koüen  lege* 
len,  waar  iamus  zich  tn  peeiiine's  vriendichtp  dringt # 
en  by  de   zotte  Tatte  b  e  t  j  a  voor  de  leus  jw^n  maakt» 
Intusfcheo  gaat  sx>bbrt  toch  met  l^aar.aryken.    Maar  ook 
.deze  houdt  den  mallen  jan  va  aan,  els  am  4e  la  maifmi 
Pauline  huwt  met  een  nietabeduidend  jonkerife;  zy  dryft 
de  fnoodheid  zoo  ver,  vaonBRMiNB,  die  in: de  eénvoadig-i 
heid  van  haar  hart  met  haren  Vrietd  herman  in  Amerika 
briefwisfeltng  houdt  ,^door  een*  naneloozen  brief  te  doen  op<* 
merken^  dat  deze  vrUnd  haar  minnaar  is  geweest,  eo  veel* 
ligt  nog  is :  dit  baart  eenlge  wolken  aan  den  huweiykshemel  ^ 
daar  heraiini^  het  egbert  zeer  kwaiyk  neemt,  dat  h)| 
h  a  zulks  niet  gezegd  heeft.    Intusfchen  komt  de  omwente« 
Ung  van   1813:   men  flaat  in.  het  dorp,  waar  eobert  Bsêt^ 
gemeeuer  ia,  een*  FranseJtman  dood,  eo  wH  hem  begravea^ 
zyne  landgenooten  komen  terpg,  eo   Oaanmi  xoteRT  tek 
▼end  ie  hetzelfde  graf  te  werpen,    toet  de  Kefuikhm  hen 
vefloafeo;   masr  hpc  é^p  wordt  in  brand  ^eftoken,  en  d€ 
beide  echtgenooteo  met  de  Tentea  toual  cen>Iteerd9  zyjberw 

gen 


nuiAff  yii  oHUlUfB* 


39» 


9M  sleh  ^  eene  kdotne  landhoeve,  die  faxin  oog  overig  U« 

eo  moeceo  «Ich  dtar  zeer  komraerlljfo  behelpen*    Die  h  geea 

conplimenc  «an  cte  Nacie  io  dien  <ydl  iDCusfcbeo  worden  sy 

van  e^'  anderen  kant  uit  den  nood  geholpen.    Herman 

is,  TchrUfc  THoiiaoi9«    genoegzaam  van  liefde    geftorven» 

en  ma^kc  hzruisr  umverfeel  ttfgeirünm.    Die  helpc,  wart 

bet  vermogen  is  aanzienlijk*  Maar  wat  gebeurt  er  iacuafcbenf 

Op  een  familieparcijcje  ontvangt  h£rminb  een  brieHe.    Z^ 

begeeft  zich  naar  de  graftombe,  die  zij  ter  gedachtenis  van 

karen     weldoener    herman   bad   gebonwd,    en   waarin  zy 

aich  neer'malen  met  e  o  b  b  r  t  afzonderde.    Hier  heeft  zich 

PAULiNE  levend  in  de  kist  gelegd,   en  moet  door  her- 

üiNE  «a  SGB8RT  op  den  rug  naar  huis  gebragc  worden» 

Die  moet  eekeriyk  romanesk  zyn :    maar  kan  men  zich  iett 

onwaarfchgnHJkers,   wij   durven  zeggen  iets  befpoctelijkers* 

voordellen  ?   Pau  line  beeft,  na  een  fchandeiyk  gedrag  ea 

irerval  tot  bkcere   armoede,  berouw  gekregen,  en  heeft  te« 

rftm  gelukkig  al  baar  Frmuck  vergeten?  de  kracht  van  haar 

berouw  doet  4iaar  vooruao  niets  dan  zuiver  tMütfuiscA  fpreu 

ken«    Alles  wordt  nu  vergeven,  en  pauline  de  (ware) 

Vriendin  van  den  huize;  doch   jai^us   heeft  haar  verlacea. 

Ondcnnsicbea  heeft  het  doorgefiane  leed  egbsrt^s  gezond- 

kdd  doen  kwenen ;  «len  hoopt ,  dar  verandering  van  Iticbt 

kearsal  heipen»  en  op  raad  van  pau  line  wondt  eene  reit 

Mar  FranÈnjk  tn  Duitschtand  ondernomen.    PaulxNe  Haat 

de   proef  door,    en  fchrijft  eelfs  uit  Phtnkrijk  geen  Fransck 

■leer.    Aan  é^n  -Rijn  gekomen,   zien  zit.  deszelfs  fchoone, 

bergscktige  oevers:   het  Zoontje  van  bg bert  enHBRMi- 

ME  verdwaalt,  doch  komt  met  druiven  terug,  die  hem  eea 

goedaardig  Heer   gefchonken  heeft :  liec  gezelfcbap  gaat  ded 

goeden  man  bedadken,   en  —  ziedaar I    het   is    hermam. 

Daar  valt    eobsrt  dood   op  den    grond;   hermine  ea 

f  AU  LI  NS  vatten  boven  op  hem*  Is  dit  natuurlijk?  Of  moest 

bet  aoo  konen ,  om  den  Roman  ce  doen  eindigen  ?  Het  fchyDZ 

wel  zoo:  wtoc  voor  eg  bert  is  geen  bruid  gewastèn ;  maas 

de  twee  .Vronwen  komen  langzaam  weder  by*    Hermande 

Qnde  liefde,  die  alles  behalve  Terroesc  is,  (waoc  by  had  stek 

dood  gcvetnsdy  om  met  fmtilocn  aan  itermine  bét  gropcfict 

gedeelte  vm  z^n  vermogen  te  kunnen  legitérett,  cerwyi  faU 

stek  nee  bet  x>vérige  in  deze  oorden  was  gtan  veffchnilen)^ 

keac  ««C:  aagt  weder  boven;  langzamarhaad  wim  hi|  binic 

Dd  4  hart; 


4^.  ff.  VRËBDjf'        '^ 

hirt;  nen  viert. dé  brailoft,   en,  opdte  éA  tijn  befcheidetiv 
deel   zou   hebben,    krijgt    pauline,    gelukkig  weduwe,-» 
THOMsoif,  en  Tiote  BSTje  —  den  lieven  janus.   Alleen^ 
dt  oude  grompoc,  margaretba,  Iterft  als  oude  vrijster. 
Ziedaar  hec  belpop  van  dezen  Roman.    De  intrigui  zal  nu* 
wel  niet  voor  bijzonder  belangrijk  worden  gehouden..    Hec- 
is  inderdaad  een  misfeiyk  produkt  I  De  meeste  karakters  zijn 
overdreven  gefefailderd,  en  zullen,  althans  in  Nederland^  wei- 
nig Originelen  vinden.     Maar  worden   mifffcbten  deze  gebre- 
ken door  eene  uitftekendé  bewerking,   door  keurigheid  van' 
taal  en  ftijl  vergoed?  "Wij    kunnen  niet  zeggen,  dat  dtt  hec 
geval  is.    Sommige  plaatfen  zijn  te  lang  gerekt,   en   zeggen^ 
met  een*  vloed  van  woorden ,  hetgene  de  Lezer  reeds  zeer 
gevoegelijk  kan  weten  of  begrepen.    Na  den  dood  van   eg-- 
BERT,  toen   alles  reeds  deed  zien,    dat  herman  in  zj^ik 
aanzoek  niet  ongelukkig  kon  (lagen,   moeten  wQ  zijne  gehee- 
Ie  historie,  die  wij    reeds  kennen,  nog  eens  uit  /lyn-  eIgenV 
mond  hooren.    H\}  vertelt   ons  vervolgens,  dat  hy ,  na  Jan^* 
wikken  en  wegen,  waar  hij,  de  gewaande  doode,  eene  fcbniK 
plaats  zou  vinden,  zich  bepaald  had  tot  het  zoê  fchaars  hey 
zocht  wordende  (J^  Rijngobergu.    Op  bh  184  vernemen  wij  , 
dat  liefde  eu  vriendfckap  tot  de  hoogere  befehaving  hehooren^- 
en  de  mindere  klasfen  een^  anderen  grond  dan  liefde  voor  hum* 
%e  Buwelijksvereeni gingen  hebben;  zoodat  verreweg  het  groou.. 
ile  gedeelte  vad  het  menschdom  eigenlijk  geen  hart  zou  be*; 
boeven.    Wij  durven  bijkans  beweren,   dat  in  tegendeel  dé 
boogere  klasfen  een*  anderen  grond,  dan  liefde  voor  hunne  hu<^. 
welijksvereenigingen  hebben,    nameiyk  geld  oï  fatfoen.    De* 
Heer  vreede  gelieve  de  Agnietjei  van  onzen  echt  vader* 
landfchen  Zedefchilder  van   effen  (bij   wien  bet  verblijf 
en    de  vorming   in   Frankrijk,  den  Hollandfehen    geest  niee 
bebben  kunnen  verdooven)  daarop  eens  na  te  zien*  De  tooii 
ia  wijders  veelal  niet  natuuriyk,  maar  gewrpngen,  en  pynlijk 
naar  verhevene  uitdrukkingen  zoekende.    Onder  vele   voor» 
beelden  flechts  een  paar.  CBl»  fi5««)    «t  Men  (temde  van  hpr* 
^  ten  overeen  In  zegening  over  de  gelukkige  dagen,  die  Mrij 
j9  beleven  mogen,   in  tegendelling  van  die   donkere  djden,. 
1^  toen  duizend  kleine  tirannen  Europa  in  een  moordhol  her^ 
,P  fchiepen,  de  onvervreemdbare  bezittingen  der  menschbeid». 
^  die  nooit  ontkend  zijn  geworden,  uoch  in  twQfel  getrok*. 
n  ken,  mét  dep  voet  fchopten,  en:eene>  y^eren^dombeid,^ 

'"  vft  ••  den 


•^  • '       '  ÜER*AN  'tp  ikzikbxü    '     '  4^ 

^^én  êflelen  meoseh  meestal  door  fliokfcbe  gangdh  irf  het 
^  hare  gefcfaroefd ,  hem  toe  verre  benedeq  den  dierenftand 
^.deed  nederzinken,'*  ^BI.  a/p.)  ^  Ik  zegende  de-  ftecn- 
^  klippen,  in  wier  midden  ik  mij  geplaatst  vond,  en  noemde 
"^  haar  mijne^ vrienden,  dibr  zij  MJ  uEftiftiNEf  her  mi  Net 
^  nariepen,  zoo' dikwerf  ik  dien  dierbaren  daam  aan  hfttt  ón« 
^  be^^ld.  4j|»rafkvenDogerr  toèvercrotiwde,  ien  boe^Véle  dnU 
y^  zende  malen  hebben  zij:  >llU  ten  diende  feftaao  \  Hqi^  ein* 
^  deloos  dikwyis  ben  ik  met  haar  in  gefprek  gekomen,  en 
^  heb  haar  toegeroepen:  hermine!  ik*  bemin  u!  en  bi^ 
^  in  den  tnond  gegeven,  mij  te  antwoorden:  herman!  on^ 
^  gelukkige  Q  E R  M  a  N !  cntvang  mijne  wederliefde!  Hoe  veel— 
^  hoe  eindeloos  dikmaals  heeft  mij  deze  begoocheling  opge« 
\y  togen  p  tranen  doen  (toreen  en  een  fbarceiyk  vermaak  g(« 
J,  fchodken!**  Zoo  iets  was  goed  in  de.yïstréa  van  d*ur- 
r6;  maat  dergelQke  jirJtadifche  zoetigheden  zijn  nit  den 
Imaak. 

Voor  het  overige  is  de  zedelijke  (trekking  van  het  boc^ 
ènberispelijk.  Dat  de  goede  hermine,  vóór  en  na  het  hr« 
weiijk ,  wat  veel  van  vrienden  houdt,  en  met  vrienden  cor- 
respondeert ,  behoort  —  indien  het  eene  dwaling  is  —  aan 
haar  verftand,  niet  aan  haar  hart.  Bij  al  het  overdrevene  en 
onnacmirlijke  in  de  rol  van  pau  line,  kan  echter  haat  bc* 
rouw  en  verbetering  tot  eene  nuttige  leering  (trekken.  Th  o  m« 
$oN  en  zijn  Vriend  jones  verdienen  onze  achting.  Maai; 
over  het  algemeen  verheft  deit  ttoman.  zich  vooral  oiet  bc* 
yen  het  middelmatige ^  en  b^*^  al  ^ onze  gereedheid,  om  aan 
oorfpronkelQke  voortbrengiele'n  onzer  Letterkunde  buldo  te 
doen,  kunnen  wij  toch  zwart  geen  wit  noemen*  .Vroegere» 
en,  naar  het  ons  voorkomt ,.  betere,  gewrochten  van  dezen 
Schrijver  in  dit  vak  doen  ons  vertrouwen^  dat  •  hij «  me^ 
incer  vli}t  en  meer  oplettendhekl  op  de  zuivere,  .ongekunltclr 
jte  Natuur,  iets  beters  kan  leveren,  .      ' 

'Achter  hét  boek  vinden  wij,  als  bQlage,  het  oittrekfel  uiC 
^n*  brief  van  D**.  ross  ce  RMeden^  l^helzende  da  g.crcbJed« 
kubdige  daadzaak,  dat  de  Ataire  op  dat,  4orp  wezenlijk  ii| 
gevaar  is  geweest»  van  door  de  Franfchin\  na  het  dood» 
ibhieten  van  eenen  hunner  makkers  door  de  dorpelingen ,  Ie* 
vend  te  worden  begraven,  en  dat  bet  dorp,  indien. het  oiee 
aan  de  geflrenge  Requifitiën  voldaan  had,  inderdaad  zou  ver* 
brand  zQn,  alcbans  daarmede  bedreigd  werd»    De  Heer  pib« 

••'•  "^  TER 


tbh    vsebde  fchyoc  legeowoordig  latgcïg-  op   j«  fi^Mi* 


De  Tooverkracht  det  Rijkdomt*  Dêor  T.  8>  svrr»  Schrijver, 
vanx  Een  Winter  In  Lood^n,.  era*  £/£^  ^^r  ,Engeisch^ 
Il    Deibm»    Tk  JtamFlem\.  hij  A^  Looifei^^  Vte.    ^i   ^f% 

JL/ezeti  bnderhoudendpti  Roman  lazen  wij  met  veel  geoóe* 
gen ;  hij  .  prijst  zich  aan  door  het  goede  zedelijk  doel ,  en 
volfirekce  onthouding  van  alles,  wat  hetkulCche  hart  en  eeue 
nog  reine  verbeelding  bezoedelen  kon;  en,  ons  leidende  op 
ècn  ona  vreemd  tooneel ,  vermaakt  hij  ons ,  door  1;)elangne- 
Bii'ng  te  wekken  Voor  den  afloop,  en  deelneming  in  t^e  boe» 
zemeb  in  bet  lot  van  'zeef  voortreffelijke  menfchen.  De  r^k* 
dom  oef^ne  zijne  tooverkrachr  op  ^een  grqot  aantal  dwazen 
en  Hechten,  al  aandonds  treedt  hier  een  geheimzinnig  man 
op ,  die  grooteren  r^kdom  tegen  rijkdom  zetten  kan ,  en  al« 
zoo  de  boozen  en  het  door  <  hen  geflichte  booze  vernietigd 
En  deze  zonderlinge  onbekende  wordt  eindelijk  bekend,  ala 
beboorende  tot  bet  aanzienlijkst  gedacht,  en  van  den  vroe* 
geren  edelen  (lanl  ^oo  weinig  ontaard,  dat  wij  hartel^k  zou* 
den  wenfchen,  dat  aan  zoodanige  edele  (hmm^n  de  groo^fle 
rijkdommen  duurzaam  'ten  diende  fipnden.  De '  groote  wereld 
bij  de  Engelfchen  vertoont  zich  hier  juist  niet  in  het  veree* 
rendsc  licht;  maar  vooral  heeft  deze  Roman  het  op  den  uie 
niet  opge1(omenen ,  eti  dt)or  l^ijnen ,  hoe  dan  ook ,  verkregeneii 
fJi)kdom  trotfchen,  Grooten  gemunt.  Ook  ten  aanzien  van 
)et  Jezuitisme,  en  deszelfs  verborgene  magtlge  woelingen , 
vondeft  wij  hier'  opmerkelijke  en  onderrigtende  wenken;  en 
Wordt,  geiijk  betamelijk  is  in  een  oorfpronkelijk  Engelscti 
^efchrift ,  de  Conftltutie  van  Engeland  verheven  'boven'  al« 
len  lof.        ' 

'  Onder  Üe  gewone  Róinan- lectuur  ondérfcheldt  zicb  deze 
bg  eene  allézins  VoordèeÜge  wU^e»  ^ 


^  • 


V. 


n^ 


'il  ■'■■  H'.    1"    '  .'  *  '       • 

TAeone.  Bén  Gefchenk  voor  gt>ede  'Dochters ,  M  üfwekking  éH 
veredeling  van  hèar  godsdienftsg  en  zedelijk  CevoeU  iW«r 
jAKOB  GLATZ.  ^aar  den  tweeden  Hoogduitfcheh  Druk. 
11  9^Mkjeu   ïf  4rnlifim^  bij.  C.  A.  Thieme.    In  kf.^^ü. 

DeHeer  OLAT*,  een  dex.  kweekdingen,  mcdehelpéM  en 
opvolger»  van  den  uicmunijenden  salzmann,  is  doqr 
meer  dun  één  g^hrifc  by  om  reed»  zeer  yoordeelig  bckeiid. 
Ook' deze  TA^witf  verdient  goodk^nring  en  lof.  Wie,  door 
des  mmm  misleid^  eenep  «oinan  verwachtte,  zpu  bedrogen 
dtijji.  Het  werfje  beÖaac  uit  kleine  zedeiyke  verhalen ,  wel- 
ker doel  en  ftre^Unj  op  den  titel  zUn  opgegeven,  die  aan 
4ie  opgave  beaDtwiporden,  ea  afgewisfeld  worden  door  een 
p9«r  redevoeringen,  eêne  over  i^  waarde  det  Vriend fchap^ 
gehooflen  te  debidzaal  uan  hetinttitunx  te  SchnepfentkaUj^vi 
'de  andere  óver  de  Lenpt^  al%  ten  hee^  der  jeugd ^  |ehoud<5n 
.voor  de  E.vang.  Lut«rfche  Gemeente  te  fVeenefs.  Hec  ver- 
blijdt oBS,  dat  de  overbrenging  In  onze  taal,  hoezeer  hier 
«a  doRr  wel  iets-^io  wenfchen  overig  blijft.,  topdanig  is,  dqt 
Kjtj  bij  hec  lezen  niet  hipdert^  waarvoor  wfl  in  deq  begiuBs 
.vre^den,  toen  wlJ,  W.  71  de^«  ««^^«<^*  verkeerd  geüelife 
Einniedft  v.anden:  „  Waarom  mp^  ik  de  hoogfte  vrengde 
.  eeaer  moeder  ^tberen ,  »4»  in  «(/«« :  ^^*'^''  ^^^^  S^aard- 
^  hêid  te  zien,  di^  V  (o  GodO  nif^t  welferallig  is:' 


t       -II  '.'  ^  ....  y       ...        .  I  téi  'f 


Regfiiem  4er  hrieering  met  Kinderen^  een^Feryolg  op  kviG' 
•aE>  y^i^kiieriog  mei  Menfchen,/r^*//JcA'yp^^^A^rf  ^^«^ 
Vproedert  en.  Kindef^Hend^ ;  deot  f*  p*  JVJIjM^e*  U{t 
M  Hcagdüitech  vertaald^  doorvr.  L.  h.  «^sTJit  w*w%5f» 
Taéhneester  det^  Hevgefikool  en  i>ndèrwljzBr  te  Qrmingé$, 
Te  Cr^singen^  ^/ W.  van  Boekerem  In  gr^  8v**  iW  * 
ƒ  :.l8.:  \  ^  .  : 

^jtnyerfólg  o^  tUVocEli  vk!9\i*  e^epT^  FerkeeMngma 
Menjihen  f  Jutat  déïé  eifel  sonde  bec  adintt  gefebikt  108  ter 
aanbeveilnge ,  J^  tfen  l^ai*  de  ^enièvtfldfge  gebreken  va»  dit 
boek  alhier  ftdlig  térb^erd  wareti  gewiMea.  Dk  iMille ,  «ot* 


ter,  is  geenszins  ii« feevfft ,  Dcrch  het  behoeft  ook  alro(>;  want 
.^ic  gefchnfc  is  flecbcs  een  Janhangftl  toe  hec  genoemde 
.4¥eik,. hetwelk  geene  betrekking  tot  de  kinderwereld  heefr. 
Alhier  optmoetfa  wij  een  aantal  vborCciuflften  wagens  de  be* 
handeling  der  kinderen  in  de  jaren  der  éertle  öütwikkeHng  , 
inèestal  ontleend  uit  dé  beste  Hoogdnitfche  Schrijvers ,  die 
dit  belaogryk  vak  beoefenden;  In  hec-algeifteétt  zijn  wij  ver* 
pligt,  van  dezelve  eene  gundigè  getuigenis  te  geven,  omdac 
iij  voor  de  jengdige  voorwert>eD  ^kn  beiderlei  geflachc  op  c(e 
zuivere  kennis  der  nienfchélijke  natuur  en  eene  ji^M  ervar 
ring  berusten;  uitgaande  o!t  het  onwederf^tekelijk  beglnfcl , 
dat  de  geaardheid  van  het  kft)d  alleenlijk  onderllètrning-  bé» 
hoeft  tot  hare  eigene  en  ongeftoorde  oniwikkelfrrg.  Nogtan» 
hadden  wij  ,  in  de  <$  regelen ,  éene  ordelijker  verdeeling^  ver- 
langd, waarbij  zoowel  het  zinnelijke  als  zedelijke,  het 
fchoolfdhé  en  maatfchappelijke,  bQ  het  openbaar  onderwif^^ 
'en  voorts  in  de  verkeertng  der  kindérèti  roet  elkander  afzoif- 
derlijk,  bij  voegzatne  afdeelingen  ware  behandefd  gewórdeo» 
Jlet  laatfte  gedeelte;  onder  den  naatn  van  pxdagogifchè  G^ 
neeskufi'dej  i&  betrekkelijk  tot 'dé  gefehiktivê  middelen,  oift 
vörkfeetdelijk  aéngenonlene  eir  toegepaste  begldfelen  en  ge- 
woonten té' verbeteren.  Wij  maken  g^eéne  ztVartgheid  ^  om 
dit  werkje  aan  alle  Opvoeders  met  den  beesten  ernst  ter  Ie* 
zing  en  beoefening  aan  te  bevelen ,  daar  het  In  een  kort  be- 
llek de  uitgebrejdfte  en  belangrfjkfte  waarheden  !:tehelst,  wef- 
Ke  vaak  het  onderwerp  tran  vele  boekdeelen  uitiüaken.  Qe 
leer  der' verboden,  belooningen  en  ftraffeü  wordt;  onder  an- 
dere voorfchriftea^  alhier,  onzes  Inziens,  zeer  juist  voorge* 
dragen,  daar  het  overdrevene  in  beide  op^lgten  niet  dau  de 
ichadelijkfte  gevolgen  te  weeg  brengt.  ^  Men  kan  (dus  li^* 
2en  ivij)  zoo  (Ifaffen,  dat  de  ftraf  verbetert ,  maar  ook  zoo, 
dat  ^  terbittett.'-  Ber!«(i  noorc  op  eeue  bierere  wijze,  en 
,  flraf  alleeü  dan^  wanneer 'gy  voornk  ziet,  ofby  öndervin- 
cilog  weet,  dac  zachtere  middelen  het  doel.  niee  doen  berei« 
|[eii«  Laat  echter  het  geftrafte  kind  noch  te  fchlelijk,  noch 
ce  laat,  bewijzen  van  uwe  yergüfenls  en  liefde  zien,  en  wees 
karig  met  lof  en  belooning,  maar  mild  met  «we  toegevend. 
'héA  en  opwekking*  ^.Yind  geen  vesmaalt  ia  bevelen  en  véir* 
"bieden,  vmx  meer  io  \m  vrQe  'handeleD  dei  kinds,  en  ver* 
'Mcht  hef  verbod  natr  tyd  en  omfiaiidighed«ii|  koud  het  te« 
fog ,  wanneer  hqt  OBtydig  n*  —  Verbied  meer  door  de  daa4 » 
.^an  door  woorden.  *»  Schend  nooit  door  uw  verbod  de.reg* 
ten  dea  kinds.** 


»  •      • 


BOEKBESCHOUWINGj 


^iÜ 


^mJm 


Nieuwe  Verhandelingen  yan  het  Geniotfchap  tot  yerde* 
digihg  van  den  Christeli/ken  Godsdienst  tegen  des^ 
zelfs  hedtndaagfche  Befi rijders^  voor  den  J are  li  17. 
In  den  Haag^  bij  de  Erven  J.  Thierrij  en  C*  Men*, 
fing  en  Zoon,  i8i8.    Inf  gt.  ivo.  333  iSA /«(•i8-<: 


G 


'aarne  zouden  wij,  benevens  de  ]^rijsverhandeling 
van  den  £erw«  simon  dirk  de  kbizbr,  thans 
Predikant  te  Amfierdamy  (voormaals  te  Schagen)  die 
den  voornamen  inhoud  van  deze  bladen  uitmaakt, beide 
de  ftukken  over  hetzelfde  onderwerp ,  .weüe ,  blijkens 
het  Programma',  door  het  Genootfchap,  als  een  jlcces* 
fitj  met  Zilver  bekroond  zijn,  opeens  aangekondigd 
en  vergeleken  hebben;  maar  ?de  vrees  voor  -te  groote 
uitvoerigheid  eenet  zoodanige  behandeling  deed  ons  van 
dit  voornemen  afzien. 

Behalve,  bet  zeer  bewerkte  Huk  van  de'keizer» 
behelst  dit  Deel  de  Aanfpraak  van  den  Éerw.  j.  lu 
Koo RD IN K,  Predikant  te  '/  Gravenhage^  waarmede 
des  Genootfchaps  Vergadering  in  1817  geopend  werd. 
Zeer  gepast  voerde  toen  de  kundige  Voorzitter  het 
woord  n  over  het  eerbiedig  geloof  van  het  Goddelijk 
y^  gezag  van  J.  C.  in  de  belydenis  en  verdediging  der 
y^  waarheid/'  Duidelijk  en  overredend  is  's  mans  taal 
en  betoogtrant;  en,  zoo  men  acht  (laat  op  het  doel 
des  Genootfchaps  én  den  geest  van  onzen  tijd,  met  name 
in  Duitschland,  waar  de  Neologie^  met  eenen  glimp 
van  Wijsbegeerte  en  praal  van  Uitlegkunde,  onze  ge- 
wijde 'Oefchiedenlé  en  Boeken  aantast  en  verwringt , 
lijdt  het  geenen  twijfel ,  of  de  keuze  van  bet  onderwerp 
dier  Aanfpraak  was  zeer  gelukkig. 

Dit  echter  mogen  wij  niet  zeggen  van  het  Foorftel^ 
om  welks  zeer  volledige  beantwoording  de  £erw.  o  e 

noEKuËsciu  iSao,  N0«  lo.  &e  kei- 


4o6  NIEUWE  VEIlHANDEtlNGEN 

KEizER  met  Goud  bekroond  werd,*''en  dal^^^/r^  Op- 
güyc  'moest  behelzen  yan  de  Gtloofs-  tn  Zedêlter  van 
Paulus  ^  getrokken  uit  Zijne  Redevoeringen  in  de  Han* 
delingen  der  Apostelen^  en. zijne.  Brieven  aan  de  Romei' 
nen  en  GaJatiirs.  Want  waartoe  die  beperking  van 
bet  onderzoek ,  deze  affluiting ,  óm  niet  te  zeggen  deze 
zonderlinge  uitmonftering  ,  der  overige^  evenzeer  voor- 
treffelijke ,  en  voor  echt  bij  de  Kerk  erkende ,  Brieven 
des  Apostels ,  200  men  een  geheel  en  volledig  verflag 
wenscbtevan  Pautus  Geloof s^  en  Zedeleer?  In  het  laat- 
fte  of  zedekundig  deel  van  zijnen  arbeid  kon  de  Eerw. 
DE  KEIZER  zelf  niet  nalaten ,  op  bl.  292  en  tlders ^ 
zich  te  beklagen  wegens  deze ,  onzes  inziens  willekeu- 
rige ,  althans  griÜige ,  bepaling.  Of  verlangde  misfcbien 
bet  Genootfchap  een  vernieuwd  ondefzoek  nopens  de 
Geloofsleer  van  Paulus  in  de  aangeduide  Brieven ,  waar- 
over, en  met  name  over  den  zin  vsin^eenige  welbe- 
kende plaatPen,  eeuwen  achtereen,  met  name  onder. de 
Hervormden  of  Onroomfchen ,  een  200  heftige  ftrijd  ge- 
voerd werd?  Wij  mogen  zulks  niet  onderfliellen ,  en 
vinden  er  zelfs  geenen  grond  toe ,  dewijl  er  ook  mel- 
ding IS  van  des  Apostels  Redevoeringen^  en,  behalve 
naar  deszelfs  Geloofsleer^  ook  naar  deszelfs  zedelifks 
vootfchriften  gevraagd  werd. 

Intusfchen^hoe  weinig  ons  het  voordel  behagen  mo« 
ge ,  en  deszelfs  beantwoording  niet  dat  geheel  oplevere, 
hetwelk,  wg  voor  ons,  en  voor  den  Christelijken  Le- 
^er ,  hooger  waarderen  zouden ,  dft  belet  niet ,  dat  w]g 
aan  den  arbeid  des  Eerw.  de  keizer,  op  die  ge- 
dwongene  leest  gefchoeid ,  dubbel  verdienden  lof  toe- 
kenneq,  en  zijn  werk  inzonderheid  den  Hervormden 
'Leeraar,' als  ^en  gefchikt  handboek,  aanprgzen«  Want 
voeren  wij  alleen  de  hoofdverdeeUng  aan ,  zoo  mag  de 
geregelde  orde  blyken,  waarin  d£ze  Verhandeling  ge- 
Fchreven  is.  *Zij  opent  met  eene  Inleiding,  waarin  no- 
pens den  pérfoon  en  het  karakter  van  Paulus,  en  diens 
.wijze  vw  fpreken  en  fchrijven,  een  kort  verflag  gedaan 
wordt,  gevplgd  van  eenige  aanmerkingen , zoo  over  het 

Boek 


VAN  'HST  HAAOSCH  GEN0QÏ3CIIAP.  407. 

Boek  V der  IlandeliBgcn^  als  over  de  beide  ApostoUfche 
Brieven.  Vervolgens,  onder  de  hoofdverdeeling,.  die 
Gelw^fskcr  ten  titel  draagt  Tgeeft  de  Ejerw.  Schrijver  , 
met  yereischte  uitv'oerigheid  en  aanwijzing  der  tekften  » 
het  gevoelen  vanTaulus  op,  over  de  Goddelyjce  Open- 
baringen en  over  God;. voorts,  wat  bv  wegens  de  £n«* 
gelen ,  en  inzonderheid  over  den  Mensch ,  voordroeg ; 
daarna  wordt  des  Apostels  denkwijze  over  Jezus  Chris- 
tus en  de  Yerlosfing,  en  eindelijk  die  over  de  Opftan*^ 
ding  en  het  laatlle  Odrdeel  opengelegd.  Korter ,  en 
min  volledig ,  of  doordien  nu  het  voordel  hem  het  mees- 
te  bond ,  behandelt  b  b  k  k  i  z  e  r  de  andere  hoofdver- 
deeling,  wegens  de  Ztdêlur  vanPaulus;  eQ  gewaagt 
hij  eerst  van  de  Christelijke  verpligtingen ,  verder  van 
het  grondbeginfel ,  drangredeneh  en  hulpmiddqlen. 

Met  ongemeene  naauwkeurigheid  en  zorge  vinden  wij 
hier  alzoa  de  Vraag  van  het  Genootfchap  beantwoord  ; 
een  aantaV  aanhalingen  en  uitweidingen  ter  toelichting 
en  nader  betoog  van  zijne  gevoelens ,  geplaatst  achter 
elke  paragraaf^  draagt  blijk  van  *s  mans  belezenheid  in 
de  nieuwere  Godgeleerde  en  uitlegkundige  werken, zoo 
van  Landgénooten ,  als  ook  van  meest  veriiiaarde  Duir* 
fchcrs.  Bovendien  ftraalt  zqne  ervarenheid  en  gezond . 
oordeel  door  in  deze  Aanteekeningen ,  vooral  bi)  de  ver* 
klaring  van  meer  of  min  moeigelijke  Bijbeltekften ,  waar* 
toe  zich  DE  KEiZEü  inliet.  Dikwerf  ook  beftrijdt  hy 
daar  met  pannenkracht ,  en  zegepralend,  de  Ncohgic 
jder  Duitfchers,  meest  de  groene  en  raauwe  (lellingen 
van  Profeafor  j.  a.  l.  wEcscHBrDBR,  in  diens 
InfiU.  TAcóJ.  Christ.  Dogm.  QHalhj  1815)  der  geleerde 
wereld  opgèdischt  met  fchaamtelooze  ftoutoioedigheid 
en  leugcnochtigen  titel.  . 

Zie  daar  een  kort  ov.erzigt  van  deze  Prgsverhandeling, 
die  wij  echter  mindar  voor  buisfelljke  flichting,  dan 
wel  voor  eene  nuttige  beoefening  van  Christenleeraren 
en  kundige  Bijbelvriénden  aanprijzen.  Want  vermits 
de  (lyi  door  veelvuldig  beroep  op  plaatfen  derH.  Schrift 
wordt  afgebroken  9  en  bovendien  de  tekst  woorden  zeer 

E  e  2  zeld« 


• 

iKeldzaam  2^n.  aangevoerd  f  heeft  men  gedorig  noodig, 
de  Redevoeringen  en  Apostolifcbe  Brieven  na  te  flaain^ 
wanneer  bet  geheugen  fkalt,  in  zich  de  bedoelde  wooor^ 
den  des  Bijbels  te. herinneren.  Het  u  wel  zoo,  de  ga- 
trouwheid  van  den  Eerw.  DirKBizsit-  verdenken  wij 
niet,  en  eigene  erv^n^nis  zoowel,  als  de  goedkeuring 
der  TheoIogiTcbe  Faculteit  te  Leiden^  verzekert  ons 
nopens  deze  bQ  het  Genootfchap  bekroonde  Verbande* 
Ung,  dat  zij  niet  afwijkt  van  het  Kerkbegrip  der  Her« 
Vormden ,  gelijk  dat  hier  te  lande  op  den  gewijden  kan« 
fel ,  en  bij  de  meerdere  vrijheid  van  fpreken  en  fchrij- 
ven ,  thans  voergedragen  en  aangedrongen  wordt ;  maar 
zulks  belet  ons  niet,  bij  meer  of. min  betwistbare  ftel* 
lingefi ,  Tonlwijlen  te  twijfelen »  of  zijn  Eerw.  den  zin 
van  Paulus  altgd  even  wèl  gevat,  en  uit  deszêlfi  vfoKn* 
den  genoegzaam  bewezen  hebbe,  wat  wi|  g^rne  toe* 
flaan ,  dat  ook  andere  Godgeleerdop.  m  hunne  fcbriftea 
^Is  vjar/ii;/// .  voordroegen*  Dus  komen  on&  de  bewifv 
zen,  welke  wij  (S  17^  hier  aantreffen,  bij  xd&ttk  zwaic 
yoor,  omtrent  de  OoddeUjke  en  merrfcbfilijke  oftweederm 
jtü  Natuur , -welke  D£  reizbr,  naar  heti voorbeeld 
der  Kerke,  beweert,  dat  in  Gbristus  vereenigd  zouden 
geweest  zijn ;  zich  daarop  grondende ,  dat  Paulus  dit 
geheimzinnig  gevoelen  begunftigde,  hetwelk  ^  zoo  wif 
liieeuen,  eerst  in  latere  eeuwen  een  twistappel  is  ge* 
worden  onder  de  Christenen.  Immerz  de  titel  van  Gods 
ZiiOnj,  of  eigen  Z^on^  welken  de  Apostel  y  en  geheel 
de  Schriftuur,  den  Heere,  als  den  grooten,  heiligen, 
en  ook  door  zijne  geboorte  van  eiken  andtren  onder^ 
fcheiden*  Godsgezant  ^oi  OpVolget  in  JehovaV  ryk ,  too- 
eigenen ,  wettigt  geenszins  het  bcfluit  nopens  zulk  een* 
band  cener  Goddelijk  volmaakte  ' t\\  fto f elijkêN^Ntur^ 
als  zich  bij  ons  niet  denken  laat.  Maar  ook,  was  deze 
vereeniging  reeds  bij  zijne  geboorde  daar  in  fiet  kind  Je- 
zus, waartoe,  vragen  wij  met  eerbied,  daalde  dan,  by 
den  Doop,  de  Heilige  Geest  op  Hem  van  uit  den  //^ 
mei  neder?  Voorts  grondt  ziéh  zijn  Eerw.  op  Rom.  I: 
3 ,  4 ,  en  de  tegenfteiling  aldaar  ^  tusfchen  den  Zone , 

»  ge- 


> 


▼AN  flET  ttAkt^SeU  OENOOTSCRAF.  409 

^geboren  Btar  den  vleefehe  uit  den  zade  Davids,  en 
^  Hem,  naar  den  geest  der  heiligmakiDg ,  krachtigllj^!:- 
,,  bewezen  Gods  Zoon  te  zijn  uit  de  opdanding  van 
^  den  dooden."  Wij  ftaan,  om  niet  te  redeaiften, 
eenïgzins  toe ,  dat  hier  eéne  foort  van  tegenftelling  zij 
tusfchen  hetgene  Christus» als  menscljibefchouwd^met 
ons  gemeen  had,  en  dat  verheven  onfchuldige,  heilij^e^ 
en  Gade  gehoorzame ,  waardoor  Hij  reeds  ,  ^yóör  zijnen 
dood^.iji  zijn  leven. en  lijden  zich  kenteekende,  in  den 
B^belfchen  zin ,  bij  üitiiemendbeid ,  een  éf  wel  ife  Zootk 
Gods  te  zijn.  £cbter  gevoelen  wy  niét ,  dat  Paulus  ^ 
dit  fchryvende»  aan  eene  tweeder  lei  Nutaur  dacht  jh^ 
Immers  noemt  ^  den  Christus  naar  den  vle^fche  even* 
jy^zeer  Gods  Zetm  (vs.  3),  als  denzelfden,  die,  naar 
j,  den  geest  der  heiligmaking ,  krachtiglgk  bewezen  is 
9i  zulks  te  Zi^i.,'*  (voIgeii$  vs.  4.)  Waartoe  dan  deze 
haarkloverli ?  Of  is  dan  niet  hét  (lofFeltjke  deel  vaü  den 
Heiland  uit.  het  graf  verrezen,  en  opgevaren  ten  He^ 
mel?(*)  Schrift  zelfe  de  Apostel  niet  elders,  dat  wij, 
degezaligden,  aan  zijn  „  heerlijk  li^chaam^*  gelijkvor* 
mig  worden  zullen  ?  Terwijl  v^ij  daarentegen  geloovon 
en .  valstfteUen ,  dat  God,  hoe  weinig  van  ons  gekend 
tn  zijne  NëSUur^  door  geeoerlei  bekleedfel  omhuld,  en 
volgens  de  woorden  van  Jezus  „  een  Geest ''  is.  Ten 
laatfte  voert  onze  Schr^ver  Rorn*  IX:  5  aan,  om  te  be« 

'    wij- 

•  (*)  XJitHand".  Xtlli  14  befluit  zijn  Eerw.,  bl.  181,  «Iiof 
Pauius ,  door  te  zeggen ,  „  dac  God  Hem  gegeten  bad  den 
^  Regtvaardigen^  te  zien',  en  de  flemme  uie  zijnen  mond  te 
^  booren/'.  htid  wtlten  aanduiden,  dat  Christus ,  opk  ah 
fHensch^  leve  in  den  Hemel.  Dit  toch  weten  wy  mee  i  Kor. 
XV  in  het  gebeel  niet  te  rijenen;  en  eene  enkeii  verfchijning 
yan  d^ft  verhoogden  Heiland ,  welker  wezenlijkheid  wij  niet 
bVvyjTelenf  i'  '^^  ^ec  toereikende,  oid  daarop  zoo  vreemd 
een  beffuic  te  bouwen.  Htc  aannemen  van  de  gedaante  dei 
kegivaardigen ^  en  fpreken  tot  Paulus,  (welk  vermogen  nie«  ^- 
mand  den  Zone  betwisten  zal,  die  aan  de  regterhand  des  Va* 
dera  zit)  was  genoegzaam  voor  bec  doel  der  roepiqg  ézt 
Apostels}  ook  zeggen  zQne  y oorden  niets  meer» 

E  e  3 


4IÓ  NIBUWE  VERHANinCXmCtN       • 

Wijzen,  dat  Christus. 'aldaar  Gt^^  zoude  genoemd  wor«^ 
den.    Wij  konden  in  tegendeel' bet  oordeel  van  £Ras% 
MUS  hem  voorwerpen , ons  beroepen  op^ORicENCS^ 
en  bétoogen ,  dat  het  oudtijds  voor  een  kettersch  ge* 
voelen  der  Gnostieken  gehouden  werd ,  zoo  iemand  ftel* 
de,  ^  dat  Christus  Göd  ware,  boven  allen  te  prijzen." 
Zoo  verFchillcn  menfchen  en  t^denl  )Vij  antwoorden 
alleen^ dat  zoo  tmjfelachtig  eene  plaats, onzes  inziens, 
fActs  beflist,  en  alzoo  veiliger  naaide  doorgaande  leer 
der  Éénheid  Gods  dient  uitgelegd  te  worden,  -r  Wq 
hebben  daarom  te  liever  (IHgedaan  bij  dit  leerftellige, 
alzoo  wij  ontwaren,  dat  bet  den  Eerw«  Schrijver  in 
menige  duisterheid  en  verwarde  denkbeelden  gewikkeld 
beeft,  waaruiè  zijn  eigen  gezond  verltand  hem  niet  ver-* 
mogt  te  redden  ,  en  dewijl  wij  ongaarne  de  Evangelie- 
leer,  dat  licht  der  wereld,  omwonden  zien  in  fchooW 
fche  geheimzinnigheid  der  vroegere  eeuwen.    Men  zie 
onder  anderen  bh  151,  164,  179  en  elders. 

Ook  omtrent  andere  punten ,  als  de  Verlosfingsleer 
en  de  verdorvenheid  der  menfchen  ,  gelijk  omtrent  Pau* 
lus  herhaalde  vermaningen ,  om  geheell^k  van  denk-  en 
leefwijze  te  veranderen  bij  de  bekeering  tot  Christus , 
zijn  wij  het  niet  in  alles  eens  met  den  Schrijver,  en 
badden  ten  oogmerk ,  eene  en  andere  bedenking  aan  te 
teekenen;  maar  wij  moeten  ons  bekorten,  en  vragen 
alleen ,  omtrent  het  laatne ,  of  Rom.  III:  9«»3o  op  al 
wat  mensch  heet  ^  in  het  algemeen ,  gelijk  zijn  £erw« 
op  bU  115  (lelt,  toepasfelijk  zij,  dan  wel  inzonderheid 
op  de  Heidenen  en  Joden  doele ,  in  de  lijden  van  den 
Apostel?  alsmede,  bf  zij,  die  onder  Christenen  zija 
opgevoed ,  bij  hunnen  Doop  of  aanneming  in  de  Ge- 
meente, alzoo  van  denk'^  en  handelwijze  moeten  veran* 
deren, als  Paulus  vorderde,  en  ook  zijn  Eerw.,  bL  197, 
fcbynt  te  vorderen?  Dan,  bet  vermelde  zij  genoeg , 
om  dit  (luk  te  doen  kennen  aan  onze  Lezers, wien  bet» 
.  den  Godgeleerden  met  name ,  voorzeker  niet  berouwen 
zal, hetzelve  (ondanks  de  bepaaldheid  van  den  inhoud, 

uit 


( 


VAN  HKT  HAAGSCH  GENOOTSCHAP.  411 

uit  'het  voorftel  ontftaan)  als  een  kort  begrip  en  regel- 
matig verflag  der  Geloofs<.  en  Zedelcer  van  Paulüs 
aan  te  nemen  en  te  gebruiken. 


.Om 


Uren  ,  aan  den  Godsdienst  gewijd.  ÜU  het  HoogduiticX , 
naar  den  derden^  verbeterden  Druky  door  j.  m.  l* 
R  o  L  L ,  Evangeliesch  Luthcrsch  Predikant  te  Amfter^ 
dam*  Ifte  en  llde  Deel.  Te  Amfterdam ,  bij  ten 
Brink  en  de  Vries.  1819.  In  gr.  8vö,  Te  zamen 
XXIV ^  797  JB/.  ƒ  7.4.: 


o 


nder  de  menigvuldige  (lichtelijke  boeken ,  welke  de 
Duiticbe  Letterkunde  in  de  laatstverloopene  jaren  heefc 
opgeleverd ,  bekleedt  het  bovenftaande  werk  eene  voor- 
name plaats.    Hetzelve   werd,  als  weekblad,  in  het 
n^oödlottig  tijdperk  van   iSep,  onder  den  eigeriaardtgen 
titel  van  Stunden  der  Andacht ,  begonnen ,  gedurende 
zes   achtereenvolgende  jaren  voortgezet,    en  in  iSx6 
yoltooid,  met  het  loffelijk  oogmerk,  om,  bij  den  druk 
der  tijden ,  belangftelling  in  den  Godsdienst  op  te  wek- 
ken, om  dwalenden   te  regt  te  wijzen ,  ep  bedroefden 
te  vertroosten.    Schoon  het  werk  gefcbreven  was  roef 
bepaalde  betrekking  tot  de  tljdsomdandigheden ,  en  dus 
bij  eene  gunllige  wending  van  zaken  minder  doel  moest 
treffen,^  de  aftrek  was  200  fterk,  dat  het  zelfs  in  de- 
zen  gebrekkigen   vorm   werd,  herdrukt.    Na  dien  tiji 
heeft  de  Schrijver  het  boek  geheel  omgewerkt, en  meer 
ten  algémeenen  gebruike  gefchikt  gemaakt.    Hij  rang* 
fchikte  de  vécipreide  overdenkingen  uit  de  acht  jaargan* 
gen  van  zgn  weekblad  onder  zekere  rubrieken ;  hij  ver« 
zamelde  alles,  wat  in  het  algemeen  tot  ftichting  van 
Christelijke  huisgezinnen  kon  ver|h*ekken  —  wat  in  het 
bijzonder  voor  den  jongeling  of  het  meisje  in  derzelver 
eigenaardige  bétrekkfngen  —  wat  voor  den  godsdienfti* 
gen  natuurbefchouwer  '—  voor  den  lijdenden ,  die  zijn 
oog  naar  de  eeuwigheid  verheft  —  of  voor  den  Christen 
belangrijk  was ,  die  z^n  hart  door  het  overdenken  der 

E  e  4  lot- 


.4?»         .  >VREN» 

•  •  .  .  .  «  , 

lotgevallen  van  zijoen  Gedsd^nst  wil  veredelen  en  Iiei* 
ligen;  en  op  deze  wijze  óntftoQd^n  de  vijf  afdeetiiigen  ^ 
waarin  het  borfpronkelijk  werk  is  gefplltst,  en  welke 
door  bijzondere  titels  'aehter  den  algenieetien  worden 
vermeld.  Het  gefaeele  werk  be(laat  uit  acht  deelen» 
waarvan  de  vier  eerde  de.  eerde  afdeding  uitmaken» 
terwijl  elke  der  volgende  afdeelingen  in  één  deel  is  ver- 
vat. Hierdoor  verlcreeg  het  boek  eene  doelmatiger  in- 
"rigting,  die  het  gebruik .  van  hetzelve  gepiakkelyker 
maakte,  en  de  verfpreiding  zoo  aanmerkelijk  bevorder* 
de ,  dat  de  eerde  uitgave  van  3000  exemplaren  binnen 
eenige  maanden  was  uitverkocht ,  en  er  hu  reeds  een  * 
yijfde  druk  is  verfchencn»  Een  verbazende  opgang  voor- 
waar;, die  aan  \Qreinig  boeken,  mo^  ten  deel  vallei)* 
Doch  deze  ongemeene  goedkeuring  wordt  Verklaarbaar, 
zoo  m^en  de  wezenlijke  verdienden  van  het  werk  in  aan* 
merking  neemt.  Deze  verdienden  zijn  door  alle  beoor- 
deelende tydfchrifcep  van  Duitschland  volmondig  er* 
kend ;  de  loffpraken  zijn ,  van  de  uitgave  des  eerden 
'deels,  tot  op  de  verfchijning  van  l?et  laatde,  qiet  ver- 
flaauwd,  en  het  publiek  heefr  door  den  bovengemelden 
'ongemeenen  aftrek  zjjne  dem  bij  dit  gundig  oordeel  ge- 
voegd. En  waarlijk^  het  kon  niet  anders,  of  het  oor- 
deel over  dit  boek  moest  zoo  gundig  uitvallen  bU  hen, 
die  prijs  dellen  op  verlichte  GodsdiensUcennis  en  echt 
Christelijke  dichting.  Hec.  althans  aarzelt  niet ,  aan  dit 
boek  den  prijs  toe  te  kennen  boven  alle  dichtel^ke  huis-  en 
handboeken ,  die  er  federt  vele  j^ren  inDuitschlandver- 
fchenen  en  in  onze  taal  zijn  overgebragt.  Volledigheid 
is  het  eerde  kenteeken  van  dit  werk.  Men  behoeft  d? 
^ijf  bovengenoemde  afdeelingen  flcchts  in  te  zien^  om 
zich  te  overtuigen,  dat  deszejfs  inhoud  zich  uitdrêkt 
over  atles,  wat  voor  den  mensch,  in  de/iatupr  en  in 
de  wereld,  in  zijne  betrekking  tot  God  en  zijne  mede- 
tnenfchen,  bij  de  veelvuldige  wisfelingen  ran  dit  leven  ^ 
met  opzigt  tot  de  eeuwigheid,  tot  de  leiding  van  ons 
geflacht  door  de  openbaringen,  belangrijk  is.  De  geest 
van  het  boek  is  rein,  zedelijk  en  godsdiendigj  bet  is 

I.  even 


.    AAN  DEN  GOnSDX£:NST  GEWIJD.  413 

even  vry  van  dweeperlj»  als  zuiver  van  koude  leerfleU 
lige  Godgeleerdheid;  het  onderwüs  ftaat  ge^kenmerkt 
door  duidelijkheid  en  bevattelijkheid;  het  fcbildert  met 
geyoel  en  warmte ;  het  roert  en  treft  het  hart  met  on« 
gemeene  kracht ,  en  het  verheft  en  fticbt  door  deo  echt 
Ëvangelifchen  ^jn , die  allerwegen  doordraait.  Hoeveel 
geleerdheid  en  belezenheid  er  tot  het  fchrijven  van  zulk 
een  werk  ook  vereftcht  werd,  de  Auteur  pronkt  m«)t 
deze  hoedanigheden  niet,  maar  blijft  opk  dea  et^voudn 
.gen  en  minkundigen  onderwijzen  en  ilicbten.  Daareo* 
boven  onderfcbeidt  bet  boek  zieh  allervoordeeligstdoor 
den  geest  van  gematigdheid  en  algemeene  Christelijke 
liefde;  nergens  worden  gefchilpunten  behandeld,  of 
van  ter  zijde  aangetast ;  de  hoofdwaarheden  des  Evan* 
gelies  liggen  overal  ten  grondflage ,  en  zelfs  öiir ,  wtiar 
hieromtrent  eenig  verfchil  van  begrippen lieersclu, ver- 
bant de  geest  der  liefde  alles  ^  wat  dechts  eenigen  aan* 
llQOt  kon  geven ,  en  doet  de  praktikale,  zijde  van  de  eene 
of  andere  waarheid  zoo  dpldelijk  uitkomen,  dat  alle 
Christenen. zich  me^  de, woorden  vanden  Schry ver  moe«> 
ten  vereenigen,  en  dat  de  ware  KathoUjk,  de  getVouwe 
zqön  der  kerk,  hier  evenzeer  voedfel  vindt  voor  zij- 
nen geest  en  zijn  hart,  ^Is.  de  regtgeaarde-Procestautt 
Het  werk  bevat  ei;i  omvat  de  zuivere  leer  van  Jezus , 
zoo* als  ir^  dezelve  qp  ^arde  heeft  verkondigd;  het  is 
^eniglijk  bedemd  ter  bevordering  van  ^waar  Cl?ristea« 
dpm,  en  diensvolgens  t^.  gebxuike  gefchikt  v^n  alle 
ICAnsienctt^zouitT  eenig  verfchil  van  geloofsbelijdenis: 
een  kennjierk ,  waardoor  het  zich ,  naar  het  oordeel  van 
Ree. ,  allêrgundigst  onderfcheidt  van  alle  Godsdienfl;ig«^ 
handboeken  ,  die  hg  ooit  heeft  l.ceren  kennen;  Al  deze 
wezenlijke  verdienden  worden  niet  weinig  verhoogd 
door  de  edele ,  fchoone  en  dt^idelijke.  taal ,  waarip  bet 
werk  is  gefchreven. 

De  Schr^ver  is,  in  weerwil  van  atl^  gisfingen^  ge» 
heel  onbekend»  £r  befta:>xv  waarfchljnl^k  bijzondere  re- 
denen, die  hem  weftrbguden,  zidi  te  openbaren;  en 
deze  redenen  laten  zich  zeer  wel  gisfen ,  zoo  het  alge« 

E  e  5  meen 


\ 


414  ÜRBN, 

meen  gcroelen  wiar  Js ,  dat  hij  tot  de  Roomsch  •  kafho- 
lijke  kerk  behoort.  Deze  onbekendheid  zelve  en  veel- 
vuldige plaatfen  in  het  boek  maken  deze  gisflng,  naar 
het  gevoelen  van  Ree. ,  zeer  aannemelijk ;  welke  gisfing 
tiiet  weinig  verfterkt  wordt  door  ellendige ,  vuilaardige 
fchotfchriften ,  uit. den  regten  hoek  van  het  Daitfche 
Papismu$  tegen  deze  vrucht  der  zuiverde  Godsdienftig- 
heid  uitgegeven ,  waarin  dezelve  als  een  'wcrk  des  Satans 
wordt  uitgekreten.  Men  heeft  het  boek  aan  menig*  door* 
luchtigen  perfoon  der  katholijke  kerk  in  Duicscbland 
toegerchreven;  doch  alles  is  te  onzeker ,  dan  dat  Ree. 
vrijheid  zou  hebben ,  bier  namen  te  ïioemen. 

Na  zoo  veel  tot  lof  van  het  boek  in  het  algemeen  te 
hebben  gezegd,  behoeft  Ree.  wel  niet  te  verklaren, 
4at  hij  zich  over'  de  uitgave  van  hetzelve  in  onze  taal 
beeft  verheugd ,  en  dat  het  hem  tot  wezenlijk  genoegen 
verftrekt,  de  twee  eerde  deelen  van  deze  vertaling  aan 
te  kondigen ,  en  alzoo  iets  bij  te  dragen ,  om  het  werk 
meet  bekend  te  maken ,  en  welligt  eenige  wenken  te  ge- 
ven ,  die  bij  de  bewerking  der  volgende  deelen  misfchien 
niet  geheel  nutteloos  zouden  kunnen  zijn.  Bij  dezen  al* 
gemc^nen  lof,  dien  het  boek  heeft  verkregen ,  kan  het 
met  reden  overtollig  worden  geacht ,  den  inhoud  van 
deze  twee  deelen  in  de  vertaling  te  beoordeelen,  en 
meent  Ree.  met  de  opgave  van  de  behandelde  onder« 
werpen  te  kunnen,  voldaan.  Zie  hier  den  inhoud  der 
beide  deelen ,  elk  derzelve  in  vijf  en  dertig  afdeelingen. 
—  Eerde  deel.  De  huisfelljke  Godsdienst.  De  openlijke 
Godsdienst.  De  huisfelljke  vrede.  Tevredenheid  met  on- 
zen daat.  Genot  der  vreugde.  De  fpeler.  Het  oordeel 
der  wereld.  Het  uur  der  verzoeking.  Pligten  jegens  de 
,  dieren.  De  kracht  des  gebeds.  De  drljd  der  pligten.  De 
eed.  Het  lijdende  vaderland.  Zeltlcennis.  De  ondankbaar- 
heid.  De  Voorzienigheid.  De  vreemdeling.  De  weelde* 
De  wraakzucht.  Schijn  en  wezen.  Verfchil  van  Ge- 
loofsbelijdenis. Pligten  jegens  lieden  van  eene  andere 
geloofsbelijdenis.  Zucht  voor  het  algemeen  belang.  Het 
valt  niet  zwaar,  een  Christen  te  zgn.    Bedaardheid. 

Plig. 


AAN  DEN  OOBSDIBNST  GEWIJD*  415 

Pligten  jegens  de  dooden.  De  doop.  Ut.  goederen  ded 
geluks.  Eerbied  voor  vreemden  eigendom.  Zacht moedir 
ge  menfchenliefde.  Vrees  voor  de  toekomst.  De  Chris* 
jten  in  de  uren  zijner  uicfpanning.  Laauwheid  in  het 
«Christendom.  Bevordering  van  eenvoudigheid  der  ze« 
den.  De  klippeü  der  vriendrchap»  —  Tweede  deel.  De 
eeuwigheid  des  Goddelgken  woords.  De  iveldaden  der 
eenzaamheid.  Wereldfche  fchranderheid  en  Christjelijke 
wijsheid.  Beoordeeling  van  de  gebeurtenisfen  des  tyds. 
Wijsheid  bij  het  geven  van  aalmoezen.  "De  Christen  en 
JKljne  tegenftanders.  Zorg  voor  aardfchen  eigendom, 
Voorzigtjgheid  in  het  fpreken.  Het  huwelijk.  Vervolg. 
Eenvoudigheid  des  geloofs.  Openiyk  goeds  werken.  De 
kunst  9  om  gelukkig  te  worden.  Beilendigheid  van  den 
Christen*  Godsdienilige  aandacht.  De  ouderdom.  Ge* 
heime  bronnen  van  v^ndfchap.  De  Christen  in  den 
drang  van  het  gewone  leven.  Vervolg.  De  Goddelijke 
naam.  De  vrijrpreking  van  den  zondaar  voor  God.  Ach» 
ting  voor  eiken  (land.  Zonde  en  onwetendheid.  De 
Christen  en  de  tijden.  De  nijd.  Het  geloof  en  de  wer- 
ken. Werken  en  geloof.  Verkeerde  huishouding.  Ver« 
lichting.  Vervolg.  De  laster.  Onvergenoegdbeid  met 
het  tegenwoordige.  Regtmatige  en  dnregtinatige  eigen« 
dom.  Geestelijke  hoogmoed.  Liefde  en  eerbied  voor  God. 

Meer  komt  hier  in  aanmerking  de  wijze,  waarop  het 
werk  in  onze.  taal  is  overgebragt.  Zoo  als  het  nu  voor 
ons  ligt ,  onderfcheidt  het  zich  in  eenige  bijzonderhe* 
den  van  het  oorlpronkelijke ;  en  deze  bgzonderhedeti 
zal  Ree.  kortelgk  opgeven,  ten  einde  het  goede  en  het 
minder  goede,  dat  de  vertaling  naar  zijn  gevoelen  be* 
zit ,  open  te  leggen. 

Al  aanftonds  mist  Ree.  in  de  voorrede  van  den  Schrij* 
ver  hetgene  deze  zegt  over  de  fplitfing  van  jsijn  werk 
in  de  bovengenoemde  afdeelingen ,  alsmede  de  bijzonde- 
re titels  voor  de  eerlle  derzelve;  waartoe  deze  beide 
deelen  behooren.  Hét  rchijnt  •  derlialve ,  dat  menviin 
het  plan  des  Auteurs  is  afgew^k.Qn^  ^ix  voornemens  i$, 
bet  werk  als  een  doorloopend  geheel  uit  te  geven.  WeU 
'  ke 


4rf  URBK, 

ke  redenen  den  VerttUr  hiertoe  lieVbea  bewogen ,  be* 
grijpen  w.y  jDiet^daar  juist  die  Terdeelmg meer  eenheid, 
orde'  enzamenhang  in  het  werk  heefc  gebragt,  daar  de 
onderwerpen*  zellre  elke  afdeeling  zoo  blijkbaar  aanduii* 
den ,  dac  het  onmogeli|fc  is  dezelve  te  Verbergen ,  daar 
het  .^bruik  van  h#t  boek  hierdoor  piet  weinig  wordt 
bevorderd  9  en  de .  Verfpreiding  van  hetzelve  aaninerke»» 
Igk  zou  hebben  kunnen  worden  verii^t^  De  twee  deé^ 
len  van  de  vertaling  beflaan  het  eeriie  en  de  hellt  vaA 
het  twieede  deel  in  het  oorfprankehQke. 
.  Van  meer  belang  acht  Ree*  bet  wegftfteh  der  Schrit 
tnurplaatfen  9  welke*  iü  het  oorrpronkèUjke' boven  elke 
ovetdenkiag  4laan  ^  eti  den  grondflag  van  dezelve  iiitma» 
ken.  Ook  hi^van  bevroeden  wijdde  reden  niét.  Elke 
overdj^nking  tocb  wordt  uit  het  een  of  ander  gedeelte 
der  H*. 'Schrift  afgeleid^  'of  daarmede  in  verband  ^gew 
bragt;  e»,  fchoon  dit  verband  niet  overal  even liecht 
zï}n  XQOg^f  (zoo  .als  fau  v.  töj  de  zesde  befchou^ing  van 
liet  ent&it  deely  waar  uit  bet  verdeefen.vaik  *s  Heilands 
Ueederen  door  het  lot ,  Markus  XV:  24. »  de  fpeelzncht 
inbettdgieineeii  wqfdt  afgeleid)  doorgaans  echter  vJn<ft 
men  éene  juiste  en  getronwe  opvatting  van  de  wobrd^ 
des  Bijbels»  £n  tav  zolk  een  verband  tnsfchen  de  wonr* 
den  der  H.  Schrift  en  de  overdenkingen  is  de  uitdrnk^ 
kelijke  vermelding  van  die  woorden  niet  alleen  aange« 
mam,  maar  wordt 'zi|  zelfs  een  wezenlijk  verelschte, 
dewql  mtn. daardoor  van  zëlveni  wordt  teruggevoerd  toa 
de  wart  broïi  van  allé  Cbristel^e  ftichting.  Ook  zon 
hierdoor  de  aanmerking  vervallen  ,  welke  kee.  wel  eëïis 
tegen  het  gebruik  van  Godsdienitige  handboeken  heeft 
hooren  maken ,  alsof  dezelve  nadeetig  waren  voor  eene 
gezette  lezing  vinden  Bijbel,  ja  éè  menfchen  van  deze 
eerwaardige  en  to{fe1i}ke  gewoonte  aikeerig  ma^ktem 
Het  zal  daarenboven  moel^elijk  z'^h,de  Sehrif^unrplaat* 
fen  ih  bet  laatfte  deel  weg  te  laten, daar  dit  deel  eenig- 
lijk  is  toegewijd^  aan  befpfegetiiig^n  ov^  de  vestiging  en 
de  lotgevallen  der  Christel|ke  kerk ,  en  vele  o  verden* 

kin. 


.^ 


AAN  DEN  GQDSDISfiST  GEWIJD.  •     ^if 

kiogea  bj^  uitfluitiDg  bijsooderhedeïi  betreffen  uit  het 
leven  van  Jezus  en  desxelft  Gezanten* 

Tot  de  minder  gewigtige  bozonderfaeden  ^  waarin  d%' 

verialmg  zich  onderfcbeidc  y  bebooren   ook  de  verzeB  ^ 

welke  in  bec  oorfpronk^lijke  op  de  aanhaling  derSchrif* 

tuurplaatfen .  volgen^     Deze  verzen  zijn  geen  berijmd- 

.proza,  geen«  fticbtelijke  rijmen;   ma^r  bet  is '  gewade 

poezg,  welke  hier  r{)reekc  en  .fchiklert,  en  den  alge» 

nieenen  inhoud  van  elke  overdenking  in  weitiige  krach»^ 

tige  en  bezielde  trekken  véorftelir.    Wij  badden  wel  ge** 

wenscht,*  dat  jnen  dir  fieraad  aan  de  HoHandfclie  uitga* 

'Ve  niet  faadde  ontnomen  ;  doch  wi)  willen  gaarne -erkent 

nen,  dat  men  hierover  zeer  onderj^cfaeiden  kan  denkan. 

.  Een  ander  verfcfail  tusfchen  de  vertaling  en^het  oor» 

fpronkelijké  bedaat  hierin,  dat  de  eerfle  het  fchooné 

'kenmerk,  van   een.  Godsdienllig    handboek  voor  aiU 

Christenen  te  zijn ,  fchljnt  te  zullen  verlie^sèn»  Deze  bei«< 

de  deelen  loopen  alleen  over  zedekundige  onderwerpen  y 

waarbij  het  niet  zoo  zeer  aankomt  op  verfchil  van  Gods« 

dienftige   begrippen;  maar  zelfs  hier  heeft  de  Eer^W^ 

Verulcf  alle  uitdrukkingen  weggelaten ,  welke  den  Ie- 

aer.  den  eerdienst  der  Roontöch-katbolijke  kerk  herilf^ 

neirea.    Misfchien  heeft  men  bij  deze  afwijkingen  ^end  • 

0ei)ige  bedoeiing  gehad  j  maar  misfchien  zijn  deze  utt« 

Htingen  ook  met  opzet  gefchied ,  om ,  door  de  woor^ 

dett  van  aitaar ,  mis ,  biecht  en  rozckrans ,  \\t\  grck>tse 

lezend ,  d»  u  het  Proteatantsch  publiek  niet  te  engeren  t 

doch ,  hoe  het  ook  zij ,  wij  voor  ons  "kunnen  er  onze 

gpcdkeuring  niet  aan  geven,  daar  alle  Christelijke  Kerk» 

genootfcbappen  in  dezen  evenzeer  moeten  worden  ge* 

eeibiedigd.     Zijn   deze  veranderingen    met  ropzet  ge« 

maakt ,  en  ftrekken  z§  tot  voorfpei  van  grootere  verfcbik» 

kingen ,  welke  in  het  vervolg  te  pas  zullen  komen  b^ 

bet  behandelen  van  de  (lichting  en  de  lotgevallen  der 

Christelijke  kerk,  dan. zanden  de  Protestamfche  Ver« 

taler  en  het  Protestantsch  Publiek ,  waarvoor  deze  ver*  ' 

taling  zóó  werd  bewerkt,  naar  ons  geVoelén,  ongun- 

ilig  affteken  bij  den  Schrijver  van  dit  boek ,  die  als  een 

ge- 


geitouwe  zoon  der  Rooinsch>katboUjké  kerk,  echter  zóó 
fpreekt ,  dat  hij  aan  de  behoeften  van  alle  Chrisunen 
voldoet.  Ree.  heeft  niet  veel  op  met  het  omwerken 
van  boeken ,  die  zoo  duidelgk  den  ftempel  dragen  van 
de  eigcnaardijge  denkwijze  en  gemoedsgefteldheid  des 
Schrijvers,  daar  bet  hem  voorkomt,  dat  de  ware  een* 
heid  altoos  verloren  gaat*  .  Nog  minder,  echter,  kan 
hij  zulk  eene  opuwerking  goedkeuren ;  wanneer  dezelve 
niet,  dan  ten  nadeele  van  de  flellig  verklaarde  edele 
bedoelingen  des  Schrijvers,  kan  worden  tot  ftand  ge* 
bragt«  £n  juist  dit  zou  het  geval  zijn,  zoo  men  den 
algemeen  Christelijken  geest ,  die  geen  bijzonder  Kerk- 
geuootfchap  huldigt,  uit  dit  boek  wilde  verbannen. 
Doch  w^  hopen,  dat  de  kleine  bovengemelde  verande* 
ringen,  welke  ons  aanleiding  gaven  over  dit  puntte 
fpreken,  zonder  bepaalde  bedoeling  zijn  gemaakt,  en 
.dat  de  Uren^  aan  den. Godsdienst  gewijd^  even  als  de 
Standen  der  Andacht  ^  zullen  blijven  een  Godsdienftig 
handboek  voor  alle  Christenen,  zou(}er  eenig  verfchii 
van  geloofsbelijdenis.      ,  .    . 

De  Vertaling  zelve  verdient  in  het  algemeen  grooten 
lof;  de  overbrenging  is  doorgaans  los ,  de  ftijl  gemak- 
kelijk en  vloeijend ,  de  woordvoeging  goe'd  Hollandsch , 
de  taal  zuiver,  en  maa»  zelden : herinneren  woorden , 
zoo  als  kloekheid  voor  kloekzinnigheid  ^  troonen  voor 
ten  troon  zitten  4  ver  luisteren  voor  veryrolijken  enz. ,  dat 
het  boek  uit  het  Hoogduitsch  is  overgebragt. 
•.  Hier  en  daar  is  het  Ree.  voorgekomen ,  dat  de  Eerw« 
Vertaler  bij  het  overbrengen  te  veel  vryheid  heeft  ge* 
nomei).  .  Een  boek,  dat  door  een  zoo  bekwaam  man  is 
gefclirevjen,  als  de  Auteur  toont  te  zijn,  en  dat  nu 
reeds  zesmaal  zorgvuldig  is nagezién enverbeterd ,  mag , 
naar.  ons  oordeel ,  op  de  grootfte  getrouwheid  bij  eene 
vertaling  aanfpraak  maken.  Daarenboven  is  deze  vrijere 
vertaling  wel  eens  nadeelig  voor  de  duidelijkheid ,  zoo 
als  b.  y.  in  de  15de  Overdenking  van  hejt  Ilde  Deel, 
welke,  uit  het  lilde  van  het  oorfpronkelijke' genomen, 
en  hier  is.  ipgelascbt  in  plaats  van  eene  befpiegeling 

over 


^  AAN  rBN  OOl^SBIBNST  GEWIJD»  ^19 

over  yerfchijfiingen  van  afgefiorycnen  en  voorgeyockm  j^ 
die  (waarom,  weten  wij  niet)  jgeheel  is  weggelaten. 
Aldaar  lezen  wij ,  (bl.  169)  dat  de  ware  Godsdienftige 
aandacht  door  geene  kunst  wordt  te  weeg  gebragt ,  en 
dat  het  houden  van  bedeftonden ,  het  vouwen  der  han- 
den enz.  nog  geene  aandacht  zal  voortbrengen ;  terwijl 
èr  bijkans  onmiddellijk  op  volgt: '^^  De  klagt  van  vele 
.  Leeraars  over  gebrek  aan  aandacht  bij  hunne  toehoor* 
ders  is  niet  zelden  eene  befchuldiging ,  die  hun  zelven 
tot  last  komt ,  dewijl  zij  ligtèlijk  zelve  de  oorzaken  van 
dit  gebrek  kunnen  wezen  y  door  aan  hunne  voordellen 
niet  dd  kracht ,  de  levendigheid ,  de  bevalligheid  en  waar- 
digheid te  geven ,  welke  de  gemoederen  konden  innemen 
en  boeijen.'*  Ree/  vindt  hier  efenige  tegenftrijdigheid , 
daar  de  Leeraars  toch  kwalijk  befchuldigd  kunnen  wor* 
den,  indien  het  uiterlijke  niets  afdoet  ter  opwekking 
der  aandacht.  Dit  Wordt  wel  eenigzins  verholpen  door 
het  bijgevoegde :  „  hoewel  het  uitwendige  een  middel 
zgn  kan ,  om  de  aandacht  te  bevorderen ;"  doch  er  zou 
meer  duidelijkheid  en  vastheid  van  redencrhig  in  het  ge* 
heel  heerfchen,  zoo  de  ,Vertaler  de  volgende  woorden 
van  het  oorfpronkelgke  in  het  Hollands ch  mede  had 
overgenomen :  „  Houdt  vrij  uwe  bedeflonden  —  dit 
brengt  nog  géene  aandacht  voort ,  hoewel  het  een  mid- 
del is  ,  om  ons  tot  aandacht  te  wekken ,  of  eene  wer« 
kingder  inwendige  aandacht  op  ons  Iigchamelijk  gefliel , 
om  alle  verdrooijing  van  ons  af  te  weren.  De  aandacht 
moet  van  binnen  naar  buiten  werkenden  kan  geenszins 
dooir  uitwendigheden  in  het  gemoed  worden  voortge- 
bragt.  Offchoon  zulke  uitwendige  bedrijven  de  wezen- 
lijke aandacht  niet  doen  ontdaan ,  of  derzelver  plaats 
kunnen  vervangen ,  zij  zijn  echter  geenszins  te  laken , 
maar  verdienen  allen  lof.  Zij  brengen  ons ,  vooral  in 
jgrdote  vergaderingen,  aan  de  vereering  van  God  ge» 
wijci ,  voor  den  geest ,  wat  er  gefchieden  zal ;  zij  belet- 
ten, door  de  langdurige  gewoonte,  alle  nadeelige  ver- 
drooijing,  waarvoor  wij  in  eene  talrijke  vergadering  meer 
blootdaan ,  dan  in  de  eenzaamheid ;  ja ,  daar  het  uit- 

w>èn- 


'42^0  UREN,  AAN'-DÈifl  OOÖSÖIÉNST  GÊWtjD. 

I 

wendigej  dat  wij  menfchen  door  onze  zinturgen  ont« 
tsaren ^  veel  iövloed  heeft  op  ons  gemoed,  zoo  hebbea 
wij  allezins  reden  te  gelooven ,  dat  zalk  een  Ratfg  be- 
drijf, hoewel  de  aandacht  niet  voortbrengende ,  echter 
het  hart  daartoe  voorbereidt  en  daarvoor  genegen  maakt.*^  ^ 

Wij  hopen  door  .het  boyendaande  iets  te  hebben  bg« 
gedragen ,  om  de  veffpreiding  en  het  gebruik  van  dit 
uitmuntend  boek  te  bevorderen.  Mogt  het  in  veler 
handen  zijn ,  en  overal  die  vruchten  kweeken ,  welke 
Ree.  in  zijnen  werkkring  daarvan  heeft  mogen  zien ! 


Dlsfertatio  Medica  inauguralis:  de  Angina  Polypofa^ 
quatn  Sec.  defeudet  g.  hoijbr,  BricUanus.  Lugd» 
Batay.  apud  H.  W.  Hazenberg ,  Jun. 

X3lj  hét  lezen  van  den  titel  dezer  verhandeling,  ont* 
ftond  bij  ons  reeds  de  vraag.:  wat  kan  men  voor  nieuws 
verwachten  omtrent  een  onderwerp,  waarover  ia  de 
laatfte  jaren  zoo  veel*  en  zoo  uitmuntend  gefchréveu 
werd  ?  Wij  konden  en  mogten  ons  niet  anders  voorïleU 
len,  dan  daarin  opgegeven  te  vinden  de'  verfchillende 
ineeningen ,  zoowel  omtrent  den  aard  dier  belangrijke 
ziekte,  als  omtrent  derzelver  behandeling.  Hierin  is 
onze  verwachting  niet  te  leur  gefteldfdefchrijver  toont, 
air^  werken  over  de  Angina  Polypofa  met  aandacht  en 
vrucht  gelezen  te  hebben ,  en  geeft  het  hóofdzak'-Ujke 
daarvan  kortelijk  op.  Hij  verkiest  de  verdeeling  van 
eene  catarrhale  en  inflammatoire  boven  alle  andere.  Vol* 
gens  onze  herhaalde  waarneming^  is  deze  wel  de  ware  ; 
en  al  zijn  er  tusfchenbeide  geringe  afwijkingen  iii  de 
form  dier  ziekte,  zoo  kunnen  dezelve  evenwel  meestal- 
onder  eene  van  die  twee  hoofdfoorten  gerangfchikt  voor- 
den. Zoowel  in  een.  theoretisch  als  praktisch  opzigt 
heeft  deze  verdeeling  de  meeste  waarde, ^en  daarom 
geeft  de  fchrijver  ook  eene  vrij  nxtyottigt  Diagno fff  01^  ^ 
waarop  het  vporah  in  die  ziekte  aankomt. 

In 


Ö,   HOIJ  £  R  9    B£  ANGINA. POL YEOSA^  4|li^ 

In  het  praktifche  gedeelte  (lezer  verhandeling  bepaalt 
sich  de  Heer  h-oijbr  bij^nderlgk  tot  de  meest  ge^. 
bruikelijkd  middelen ,  vooral  tot  de  plaatfelljkd  bloed* 
ontlastingen  en  het  kwik  5  en  loemt  vQoral  het  laatlle. 

Vitt  f ulphuretuf^  calcisy  zoo  fterk  aajigeprezen ,  maai^ 
zoo  weinig  aan  bet  oogn^erk  voldoende ,  wordt  niet  aaii 
de  hand  gedaan ,  mogelijk  wegene  het;  geringe  nut  van 
dit  middeU 

Wij  kudnen  niet  ontveinzen »  dat  wij  van  d^n  fchri}* 
ver  verwacht  badden, dat  bü  met  mees  lofvandedamp* 
bad^n,  famigatiën  en  atidere  plaatfelyke  heilzame  mid'^- 
delen  gefproken  zoude  hebben;  doch  de  geheele  vet'* 
hftideling  draagt  de  kenmerken ,  van  met  eenige  over^ 
haasting  vervaardigd  te  zijn ,  waaraan  wij  ook  de  veld 
taaU  en  drukfouten  toeffehrijven«  ^ 


m^mtmm^^mjLm^iAtlA 


llandlciding  tot  de  kennis  der  enting  met  Koepokftofi 
voornamelijk  ter  inlichting  der  Heelmeesters  ten  plat^ 
ten  lande  onder  haar  r es  fort  \  óf  ge  field  en  uitgegt^ 
yen  door  de  provinciale  Commisfie  van  Geneeskundig 
Onderzoek  én  Toevobrzigt  ^  re/iderende  te  Dordrecht* 
Te  Dordrecht  9  bg  Biusfé  en  van  Braaa.  1819.  Irt 
gr.  8voé  60  Bl.fi^i€^i 


w, 


ij  zijti  de  uitgave  van  dit  klein  maar  zaakrijk  t^erkjd 
verfchuldigd  aan  de  menigvuldige  en  herhaalde  aanval* 
len,  welke  de  weldadige  Koepokinenting,  in  ondef^ 
Ccheidene  gedeelten  van  ons  vaderland  ^  zoowel  als  in 
andere  landen ,  in  deze  laatfte  dagen ,  heeft  moeten  utt« 
ftaan*  De  voorbeelden  van  kinderpokken  bij  met  koe« 
pokftof  ingeente  voorwerpen,  het  verfchijnen  en  de 
zeer  algemeene  verfpreiding  vaU  zekere  bastaard  •  kin« 
derziekte ,  welke  zelfs  door  Artfen  met  de  gewone  ver« 
lï^ard  wordt,  en  aanleiding  geeft  tot  onregtmatige  ver-** 
menigvuldiging  der  voorbeelden  van  onvoldoende  bevci« 
liging  door  de  koepokken ,  dit  een  en  ander  maakte  het 
noodzakelijk  9  den  Heelmeesteren  ten  platten  lande  eene 

BQftKBXSQH.   l8aO.  N#.   lO.  Ff  kOI* 


4M^-  HANDLElDmC» 

korte,  dttidelylce  en  1>eptalde  handleiding  te  geven ^ 
waaraan  zij  zich  veilig  kondtn  houden;  en  dit  gefchiedt 
in  dit  gefchrifc  zoo  voortreffelijk ,  dat  w9  deszelfs  aU 
gemeene  verfpreiding  aan  elk,  die  er  gelegenheid  toe 
Heeft,  ten  hoogfte  aanbevelen.  De  Schrijvers  faande« 
léh ,  in  9  afdeelingen ,  io«  over  de  ontdekking  der  koe* 
poktlof  en  derzelver  enting  ^  qo«  over  de  inlandfche  koe- 
pokftof  en  derzelver  gelijkvormigheid  metde  Engel rche^ 
3o«»5o.  over  de  voorzorgen ,  bij  de  enting  in  acht  te 
nemen,  6^.  7^  over  de  verTchjynrelen ,  voorkomende 
bg  de  ware  en  valfche  koepok ,  8o.  over  de  zoograaam- 
de  valfche  kinderpokken  (yariceUac) ,  90.  over  die  bij- 
zondere wijziging  der  kinderziekte,  welke  fomwijlen  bij 
met  koepokftof  geSnte  voorwerpen  voorkomt ,  en  door 
de  Schrijvers  te  regt  als  een  bewijs  van  ilechts  gedeelte* 
lijke  Verking  der  koepok  wordt  aangemerkt.  Daarom, 
hechten  wij,  met  de  Scbr^vers,  meer  belang,. dan  ge« 
woonlijk  gedaan  wordt,  aan  de  keuze  der  voorwerpen 
ter  inenting,  en  houden,  in  allen  geval,  by  eene  ge- 
ringere werking,  de  ovefenting* voor 'noodzakelijk.  Wij 
zouden  echter  aan  de  door  de  koepokftof  gewijzigde 
I^inder pokken  eer  den  naam  van  bastaard^  of  ontaarde 
kinderpokken  geven,  dan  aan  de  variccUae;  eene  ziek- 
te, die  met  dezelve  niets  gemeens  heeft,  dan  den  ui- 
terlijken  fchijn. 


J)ó  Aarde  en  hare  Bewoners^  volgens  de  nieuw  Re  On$* 
:  dekkingen^   enz.    Naar  hee  Heogduitsch  van  £•  jl». 

•  w.  vow  ziMMERMANN.    Mef  Platen.  FdeJieeL^ 
Te   Haarlem  i  blf  F*  ''Bohn.   i8ij.  ,In  gr.  iy&,  X 

'en  428   BI.  ƒ  3-^8- • 

•  ,.  , 

JVxet  dit  Deel  vat^  zimmermann's  werk  b^nt- 
de  befchrijving  van  het  Spaanfche  Amerika  ^  ten  minfte 
200  als  het  nog  vóór  eenige  jaren  was :  want  men  weet^ 
dsLt  dtAnglo  *  Amerikanen  thans  regt -op  Florida  mctntn 

te 


B.  A«  W*.  VDN  ZIMMERMANlt,  t)B'AARDjB. 

te  bezitten  ,  eir  het  zelfs  cloor  de  wapenen  hebben  be- 
zet; hoewel  Sparde  nog  de  bekrachtiging  van  het  des* 
wege  geflotene  rerdrag  blijft  weigeren.  Voorafgaat  eene 
vergelijking  van  denzelfden  aard ,  als  ons  reeds  in  het 
voorgaande  Deel  id^ voorgekomen,  namelijk  van  AmerU 
ka  met  het  oude  Halfrond  i  welke  geheel  en  al  ten  voor* 
deele  des  laatften  «en  ten  nadeele  des  eerfteh  uitvalt; 
«nefa  plaatst  de  planten  zoowel  als  dedigren,  ook  de 
menfchen ,  der  Nieuwe  Wereld  in  een  zeer  ongunftij; 
licht.  Zoo  echter  het  kliinaat  Voor  de  ontwikkeling 
van  'den  mensch  zoo  fchadel§k  is ,  vanwaar  komen  d^n 
die  groote  mannen  onder  de  geborene  ^/77(;rii(^9rf7^n,  maar 
afllammi^ingen  van  Eiiropeanen , een  pranklin, een 
WASHINGTON,  ttu  jEFP«RSON?  (om  nu  van 
anderen  niet  te  fpreken.)  Hebben  ook  de  Mexikanén 
ten  tijde  van  c  o  r  t  b  z  geene-  voorbeelden  van  den 
.hoogften  graad  van  heldenmoed  en  ftandvastigheid  gege- 
ven ?  Wat  het  dierenrijk  aHngaat ,  willen  wij  het  ftélfcl 
der  minderheid  van  het  vierde  Werelddeel  geenszins 
ontkennen:  ook  omtrent  den  mensch  heeft  bet  véél 
fcfaijn;  want  de  inboorlingen,  die  de  Europeanen  ér 
vonden ,  hadden  op  verre  na  dien  graad  van  volmaking 
in  kunften  en  wetenfcbappen  niet  bereikt ,  welken  men 
b$  vele  .volken  van  ons  HaJfrond  aantreft;  zelfs  het 
ijzer  en  de  huisdieren  waren  hun  onbekend,- (de Zr/^mr 
uitgezonderd;)  doch  men  kan  zulks,  dunkt  ons,  even 
goed  als  een  gevolg  van  de  latere  bevolking,  door 
onbefchaafde  ftammen  uit  Noordelijk  Azië  l  als  van  het 
Iclimaat ,  aanmerken.  *  Hoe  het  z\j ,  <leze  vergelijkende 
Inleiding  is  uicmuntendbewerkt,  en  eindigt  (als  ter  pfoe* 
ve  van  de  minderheid  in  kracht  vèn  de  Peruanen  en  Mexi» 
kanen  beneden  de  Bur^feirs)  met  een  verhaal  van  de 
ontdekking  en  verovering  dier  beide  Rijken. 
.  Het  fbhoone  en  vruchtbare ,  maar  onder  het  vadzige 
Spaatifche  Beftuur  wegkwijnende ,  Florida  wordt  daar- 
op befchreven.  Op  het  geleide  van**"  bar  tram  en 
ROBIN,  leeren  w'4  eenige  der  merkwaardige  planten 
en  dieren  van  hetzelve  kennen.    Onder  de  twintigjarige 

F  f  a  Re- 


4-4.  Em-A.W.  VON  ZIMMERff'ANIV 


.1 


/" 


K^gmtig  der  :Bn^l/cAfn  (1763—1783:)  Jjegmnen'  de 
zydeteelt  ep  de  wiji^pu  w ,  door  Grïcksn  uit  de  Leyasa 
aangebragt ,  reeds  voorcrefielijk  te  bloeijen*;  maar  Span^^ 
je  kreeg  het  lapd  terug,  en  de  ad^m  d^s  dopdé  verpieU 
de  deze  fchejp^ng  der  nijverherd*  Laat  ons  da^n  hopen  ^ 
dat  deze  landftreek  eerlang  voor  gp^djiit  de  boegen  e^ner 
jsdï^  Regering  zal  verlost  zijn,  of  dat,  bij  bare  langere 
weigering,  om.  een  Jand  af  te  (laan,  hetwelk  29  reeds 
niet  meer.  bezit,  htt  Noord •j/merikaanfcA^Qtmttne* 
'best,  door  krachtdadige  pogingen,  de  vestiging  vatt 
vrijheid  en  volksgeluk  in  de  overige  Spaanfcl^  M^IOs.^ 
plantingen  zal'  befpoedigen  l  (♦) 

Tot  deze  laatfte,  die  zich  niet  minder  dan  79  graden 
in  de  breedte,  of  meer  dan  jpoo  uren  van  bet  Noorden 
tot  het  Zuiden ,  uicftrékken ,  gtat  zimmermann 
thans  over,  na  vooraf  nog  een  kort  overzigt  van  de 
landen  tusfchen  Florida^  Lfiuifiana^  NUifw^Mexico  en 
den  Misfisfipi  en  Misfouri  te  hebbeiï  gegeven ,  (hetwelk 
eigenlijk  in  bet  voorgaande  Deel  behoorde ,  maar ,  uit 
hoofde  der  berigten  van  den  Majoor  p  i  k  e  ,  dié  de 
Schrijver  toen  nog  niet  moet  gekend  hebben ,  eerst  hier 
geplaatst  is.)  Bij  Nieuw  •Spanje  (met  influiting  van 
NieuW'Mexlco^  Js  h  ü  m  b  o  l  d  t  (^Esfai  fur  la  Notr^tU 
Ie  Espagtui)  de  hoofdbron  d^s  Schrijvers ;  en  inderdaad 
zou  men  moeijelijk,  ^elfs  over  eenig  land  van  Europa  ^ 
een  werk  kunnen  aanwezen ,  met  zoo  veel  grondigheid , 
kennis  van  zaken  en  bevaHigheid  gefchreven ,  als  dit 
gewrocht  vstn  den  grootftenKeiziger  onzer  Eeuw.  Nog* 
tans  worden  ook  de   berigten  van  pike,  pages, 

THIBRRT      DE     MENÖNVILLK,      CLAVIGERO, 

(een*  geboren*  Indiaan)  zelfs  van  obmelli  car« 
R  E  a  I  en  den  ouden  goeden  Engelfohen  Monnik  gage, 
Viet  verwaarloosd.  De  Provinciën  van  Nieuw-Spanfe 
worden'  in  de  volgende  orde  (van  het  N.  naar  het  Z.) 

be- 

(^)  Mogt  de  finds  in  Spanje  voorgevallene  grooce  Gebenr- 
tenis»  zooWel  voor  die  Volkplaotiogeo,  als  bec  Moederland 
-  zelf,  heilryk  2^0 1    Ritdatt. 


Dfi  AAKÜZ  EN  HARB  BKWONEUS^  4t$K 

bèrchreven:  Nieuw -^ Mexico ^  Nieuw  ^Biieaihn  of Bïh) 
rango^  Sonora  of  Nieuw  ^  Navarre  ^  en  i5'4r/i  X»//  //^ 
Póto/i^  in  de  eigenlijke  Provincie  van  dien  naam^  Co* 
hahuila  en  TM^i,  gefinaldeeld ,  (welke  laatfte  door  bet 
Franfche  Champ  é^AjlU  onlangs  eenige  vermaardheid 
bekomen  beeft)  in  de  gematigde  luchtftreek ;  en  Zaca^ 
Uem » Guanaxuato  (beide  fchatrijk  aan  zilver ;  de  hoofd- 
fiad  der  laatfte ,  eene  der  aanzienlijkfte  mijnfteden  in  de 
wereld,  heeft  met  de  onmiddellijke  omftreken  70,090 
Inwoners),  Guadalaxara^  Valladolid  of  Muhoaeaif 
(diet  den  zonderling  opgekomen'  v&urberg  JoruUo) ,  Mo^ 
s6ico  (met  de  hoofdftad ,  door  137,000  menfcben  bewoond  , 
waarin  zeer  vele,  ook  wetenfchappelijke ,  inrigtingen 
worden  gevonden ,  met  de  belangr^ke  haven  van  jfca* 
fuico  aan  de  Zuidzee,  «en  twee  vuurbergen,  hooger 
dan  de  Mont^Blanc)^  Puebla  de  los  Angelos^  (de  oude 
Republiek  Tlascalas  de  volkaan  Popocatapau  ^  reeds  bij 
Mexico  vermeld,  wordt  ook  hier  opgegeven)  Oaxaca 
of  Guaxaca  (met  vele  gedenkftukken  der  oude  bewo* 
ners),  Fera  Qruz  (aan  de  jdtlantifchc  Zee  ^  het  m\A* 
delpunt  des  handels  van  Niew»^ Spanje  met  Europa^  • 
met  den  geweldigen  vuurbefg  van  Orozava ^vsxxm  16000 
voet  boog,  en  den  berg  Coffre  de  Pero$e)j  Merida  of 
bet  Schiereiland  Tucatan ,  ^le  in  den  heeten  Aardgor^ 
del' gelegen.  Door  een&  zonderlinge  ilaatkundige  (geens« 
xins  natuurlijke)  afdeeling,  is  bet  ten  Zuiden  daaraan 
grenzende  Koningrijk  Guatimala  lAet  mede  onder 
Nieuw* Spanje  begrepen,  hetwelk  anders  het  gebeelè 
grooteSchiereiland,  van  de  landengte  van  Panama  tot 
het  eigenlijke  vaste  land  van  Noord -^  Amerika^  zou  ba- 
vatteo.  Hier  verlaat  humbol o t  den  Schrijver,  die 
dit  onherilelbare  gemis  eenigzins  uit  de  reeds  boven 
gemelde  oudere  Schrijvers ,  en  de  berigten  van  eenige 
Engfilfchen^  die  de  vestigingen  van  hunnen  landaard 
aan  de  Mosquito-Baai  hebben  befcbreven ,  moet  zoeken 
te  vergoeden*  Vandaar,  dat  ook  de  fchildering  van 
Guatimala ,  met  deszelfs  merkwaardigen  vuur-  en  wa- 
ter berg,  en  de  aaDgrenzende  Provinciën  Nicaragua 

F  f  s  (waar. 


4i6  X»^A«  W^c^ON  ZIMTMBEMANM 

(watr^zoo  het  rchijnt,wel  eene  vereeniging  der  beide 
Wereldweeën  te  bewerken  zou  zijn »  die  der  zeevaart  en 
deft  baodel  onberekenbaar  veel .  tijd  en  moeite  kon  uit» 
winnen)  en  Cosfa  Ricca^  fcbraler  is  uitgevallen,  dan 
anders,  wel  het  geval  'zqu  geweest  ;^n.    Zeer  belangr^ 
is  het  hierop  volgende  jilgtmecne  Overzigt  vian  Nüuw» 
'Spat2^y  deszelfs  Irgging  en  luchtdreek,   zijnde  oage^ 
meen  gematigd ,  hier  en  daar  zelfs  koel ,  en  dus  g^ond^ 
door  de  Jiooge  bergketen  te  midden  des  lands,  nmar 
verftikkeiid  beet  en  vochtig,  derhalve  bok  ongezond « 
op  de  kusten  der  beide  Zeeën ,  in  het  algemeen  gefcbikt 
tot  allerlei  voortbrengfelen ,  waaronder  het  goud  en  ztl* 
ver  in  dè  fchatting  der  meeste  menfchen ,  vooral  der 
Spanjaarden^  de  eerfte  plaats  bekleeden.  Mexico  j  het* 
"welk  voorheen  den  eerlten  rang  in  het  bezit  dier  mcfta* 
kn  verreweg  aan  Peru  moest  afftaan ,  is  thans  het  rijk« 
fte  land  der  Aarde-  in  die  zoogenoemde  ede/e  metalen* 
In  het  begin  dezer  Eeuw  (toen  zekerlijk  de  mijnen^  door 
de  binnenlandfche  rust ,  beter  dan  thans  bearbeid  wer^ 
den)  Hond  de  jaarlijkfche  opbrengst  van  Nteuw*  Spatie 
•tot  Peru  als  23  tot  6,  en  tot  geheel  Zuid'- Amerika^ 
zelfs  Brazilië  medegerekend,  als  23  tot  43;  cerwijl  |;e« 
heel  Amerika  meer  dan  voor  twee  honderd  zes  .^x  der^ 
tig  Millioenen.,  Europa  en    Noords  Azii  daarentegen 
te  zamen  flechts  drie  en  dertig  Miilioenen  jaariyks  op<* 
'  brengen.    Onder  de  fchatten  van  het  plantenrijk ,  mees 
wezenlijk  en   duurzaam    dan   zilver*   en  goudmijnen, 
wordt  voornameliik  gewag  gemaakt  van  de  nia^z^^tsk. 
aardappel,   de  maniok ^  en*  de  pi/ang;  het  campéeAe* 
hout,  (hetwelk  de  Engelfchen  langen  tijd  het  voorregt 
genoten,  op  de  Atlantifche  zeekust  te  kappen)  de  c^^/xo , 
de  yahille ,  en  de  cheirodendron ,  als  bijzonder  eigen  aan 
dit  land,,  worden  meer  uitvoerig  befchreven*  Nog  lan* 
ger  vertoeft  de  Schrqver  bij  de  ^e^ér^^/»///^ ,  eene  fódrt  van 
ichildluis ,  die  op  de  cactus  opuntia  huisvest ,  en  die 
kostbare  roode  verfftof  oplevert,  welke  de  kermes  ver- 
drongen heeft,  en  ons  het  gemis  van  het  purper  dèr 
Ouden  niet  meer  doet  betreuren.    (Wg  vinden  éicae* 

tus^ 


PB  AAR]»9  £N  IIAR£  BEW^NG|lS«t 


4^ 


4»5*foort9  waarop  bet  dier  vooroameliik  huisves^t^bier 
.doorgaans ropal gefpeld; dochTHi^RRY  D£M£no||« 
viLLB»  die  dit  belangrijk  InPekt  uit  Nieuw -Spanje 
naar  Sp.  Domingo  overbragt ,  en  het  beter  kende  da^ 
cenig  ander  Reiziger,  fchrijrt  gedurig  nopal:  pok  oiv- 
derfcheidc  hg  dat  gewas ,  op  hetwelk  de  cochenille  bij- 
zonder tijcrc,  geenszins,  van  ét  cactus  opuntia^  zoo  al^ 
ziMMBRMANN  fchljnt  te  doen ^  maar  befchouwt  die 
veeleer  als  eene  byzondere  Ibort  van  dezelve^)  Nog  heeft 
jnen  eene  foort  van  purperflak  in  Nieuw -Spanje^  ^n 
ook,   volgens  nieuwere  Reizigers,  in  Braüilië^  aan- 
getroffen ;  doch  de  geringe  hoeveelheid  purper ,.  die  z^ 
bezit.9  maakt  hetzelve  te  duur  voor  hét  gebriiik.     On- 
der ()e  visfchen  is  een  groote  rog  zeer  gevaarlijk  voor 
de  parelvisfchers*   Geen'  ichooner'  vogel  kent  de  Oude 
Wereld  9  dan  de  Amerikaanfche  colibtijin  wel  70  foor- 
ten,  die  ook  hier  vooral  t'.huis  is.    De  Mexikanen  ge- 
bruikten van  d^ze  en  andere  vogels  de  vederen. tot  aW 
lerkunnriglle  fchilderijen,  of  liever  ü/ii^/zsriX'-v^erk,  het* 
welk  zelfs  eeneu  heiligen ,  pnfeilbaren  Paus(dea  welbe- 
kenden six  T  u  s  V  9  bloed^orftiger  gedachtenisfe,)  her 
droüg.    Van  de  viervoetige  dieren  dezer  oorden  wordt 
weinig  gezegd;  doch  de  n^ensch  is  het  voorwerp  eener 
-meer    uitvoerige  beiiandelipg»     Humboldt  gelooft 
aan  de  afftaniming,  zoowel^der  oudisre  als  latere  bewo- 
ners  van  Mexico^  (Tuluken  en  Azteken)  uit  Azii$  en 
'daar  nu  (zie  bL  3x9). de  oorfpronkeliike  yimerikanen^ 
van   Nieuw 'Spanje  t(ft,  Pa^agoniSf  veel  naar   elkander 
gelijken  ,^  daar  de*,iqeer  Noordelijke  (lammen  nog^  nader 
^by  ^zif  zijn  en  nog  meei;  van  het  karakter  d^r  Oude 
*  Wereld  bezitten  ^  zoo  behoeven  wy  aan  de  afkomst  der 
oorfpronkelijke  Amerikanen  uit  ons  Halfrond  niet  meer 
te  twijfelen,  en  aan  geene  Autochthonen  te  denken,  ge** 
..lijk  onze.Schr^er  in  een  voorgaand  Oeelfcheen  te  doen. 
Goedhartigheid,  koelde  ernst  en  hartstogtelooshdd  ken« 
merken  thans  de  naneven  der  krijgshaftige,  van  vader* 
''lands liefde  blakende  en  met  menfchenofFers  bezoedelde 
:Mexikanen  van  goj^  T^z*.  Diep  drukt  de  flavernlj  hen 

F  f  4  tèr 


^ 


430  B.  A.  W.   VON  ZiMMBaMANN»  DB  AA&0B. 

te  Hukken  onzes  tijjds  over  Landen*  en  Volkenkunde 
te  ^Hn.  hetwelk  voor  ons  de  bloem  der  Reisbefcbrij« 
vingen  plukt ^. en  ons  van  de  doornen  verrchoonc.  Ook 
de  Vertaling  behoudt  hare  waarde :  (lecbts  hier  én  daar 
vindt  men  eenige  onnaauwkeurigheden ,  zoo  als 
fchmcuw  enz. 


De  Ferlosfer^  en  enkele  andere  Gedichten ; -door  }.  l.  nier» 
STRASZ,  JUN.  Te  Kotferdam^  hij  ]•  Immerzeel ,  Jüiu 
z8so*    In  gr.  ivo.  XII  en  98  BLf^'S^:' 

Het  is  waar,  wat  de  Dichter,  in  zijn  Voorberigt.zegr,  on* 
ze  ujd"  blinkt    uit  door  de  fijnlte  kiinstbefchtving   en  den 
'kieschften  fmaak;    de  grootrte  Geniën  beiwiiten  elkander  den 
lauwer;  en  dit  moge  elk,  die. zich  fn  dien  moeijeiijken  wed- 
ïlr^jd  begeven  wil ,  eene  huivering  aanjagen ;  maar  ook  is  het 
^aar,  die  zulke  talenten,  als  de  Heer  nibr  str  a  sz.opeii- 
baart,   toewijdt  aan  de  Godsdienfiige  Poêzi/y    die  behoeft  niet 
^00  fdiroomvalltg  te  »ijn,  om,  als  Dichter,  op  te  treden,  in 
dezen  tijd.  Wat  toch  deze  foort  van  Poêzy  betreft ,  wie  zal 
ontkennen,  dac  onze   leeftijd  hierin  niet  uitblinkt;  en  wie, 
die    de    Dichtkunst    voor    de   befchaaffler    der    mcnschheid 
houdt ,    zal   dit  niet  betreuren ?    Na   van  alphen *8   ver- 
fcheiden^  (e ere' zij  pvet  z^ne  nagedachtenis!)  is  daaroin  de 
edele  feith,  aan  wien  ook  dezebundel  is  opgedragen ,  nog  te 
meer  de  hartelijk  gelièfde^  Zanger  der  Nedèrlandrche  Christen- 
heid, en  wij  danken  hem,  met  ons  ganfche  hart,  voor  zijne 
Ferlustiging   in  Jen  Ouderdom^   die  ons    zoo  zeer  verlustigd 
'heeft.    Wij  herhalen  het,  dar  we  het  betreuren,  dat  het  vak 
der  Godsdienllige  PoSzij  zoo  weinig  bearbeid  wordt.    Geeft 
'dan  de  Bijbel,  en  de  Christelijke   Godsdienst,  den  Dichter 
geene  rijkere  ftof ,  dan  ■—  wy  zullen  nu  niet  zeggen;  de  My- 
thologie,'maar  zelfs  —  de  Gefchiedenis  aanbiedt?  Incusfchen 
een  geheel  aan  de   Godsdicndige    ftichting  en  verheflin]^  van 
het  Christelijk  hart  gewijd  Dichtwerk  is  een  ongewoon,'  eeh 
ecldzaim'  verfchijnfel  In  onze  dagen ;  en  Godidienftlgheid  {9 
toch  een  grondtrek  in  het  oorfprookeiyke  Nederlatidfbbe  ka- 
rakter,  welks  befchaying  vooral  uw  werk  is«  aRngel)«dene 
Dichters  onzer  dagen  t    De  Jezut  van  Nazareik^  bij  onzen 
onvergeteiyken  helmejls;  de  Gedsdiena-m  door  onzen  (lou- 

iea 


|.  L    NIBES7aASZ.  JUII»9  OS  VUU>S#ER,  ENZ*       ^y 

t0a  Loott  bft^oofen 9 .  om  niets  aod^s  te  noemen»  deden 
QQS  Eoo^dikwU)s  den  wensch  becluileny  dien  men  hier  reedt 
geiezen  heefc.  Wij  verlangen  niet  f  4at  men  weder  de  ge» 
woonce  lavoere»  om'  vruchten-  voor  het  htrt  t^  voegen  bQ 
▼ef gif  voor  de  zedelijkheid,  enxons  rein  en  onrein  aanbiede, 
onder  den  naam  van  Mengelir^en ,  kunnende  dasrvm  zelfs  do 
Nitvwe  UUf^ruitfeU  van  onzen  bildbrdijk  geenszins  vr^^ 
pleiten^  want  (lichting  en  ergernis  z\)n  niet  te  vereenigen; 
even  weinig  fmaken  ons,  niettegenllaande  derzelver  Gods« 
djendigheid ,  middelmatige  Diekivruchtcn ,  %n  etnigM  gewoeker^ 
de  uren  gekweekt;  maSr  -i»  dat  zieh  een  Dichter,  dien  naam 
waardig,  de. «ere*  gave,  vsn  zijn  -talent  den  Chri8teUJt;eq^ 
den  reinen  Evangelifcheo  Godsdienst,  vrij  van  bekrompena 
fielfelzucbt  en  verketterende  ertkodexie^  te  wijden,,  dit  wen^ 
fchen  wy,  en  we.  zullen  de  vervulling  vsn  deze^i  wenschgr 
bij  onze  overtuiging  van  de  betrekking  der  befcbaving  en  de% 
Godsdiensts;  houden  voor  eeoe  weldaad,  voor  welke  wy 
den  Vader  der  Geesten «  met  ons-geheele  hart,zaUen  danken* 
Aangentam  is  het  ons9.deih*I)re,nu  ei|  dan,  (en  het  Cchijnc 
ileeds .  meer)  ^een  Godsdieudig  (luk  van  onze  Vaderlandfche 
Dichters  te  ontvangen.  Hoe  treiFel^k  bezong  warnsiivci^ 
de  Het^ermingt  en,  xiogtzeer  onlangs,  het  Ckriitendoml  Wy 
zouden  achten,  door  den  verzamelaar  van  ftukken  .yag^diea 
aard,  van  grooter  of  kleiner  omvang ,  een  aangename  diensc 
bewezen  te  zijn  a»»  zoo  velQ  huisgezinnen*  in  welke  heft 
noch  san  echt  Cbristelük  ;gevoel,  noch  aan  zuiveren  froaak 
voor  knnac  en  wetenfchap.  ontbreekt,  en  in  welke  daarom 
eene  welgekozene  verzameling  van  de  beste  DiohtduUkenV 
liefst  echter  kieine,.  en  by  kleine  deeltjes  uitgegeven,  jeene 
welkome  lektuur  aan  ontbijt  en  theetafel  zojide  kunnen  0|w 
leveren. 

Doch  laat  ons  op  bet.  Dichtwerk  ét%  Heeren  nibr» 
STRASZ  terugkomen.  Wij  verblijden  ons  dan,  gelijk  we 
#eeds  te  ketfnen  gaven,  vooral  daarom^  omdat  Iretzelve  de)^ 
Godsdienst  de»  Cbristeoei/  toegewijd  Is ,  eo'  deze  zullen,  den 
Dichter  met  ons  danken.  Geen  kunstkenner,  en  beoordeelaar 
der  kunst  alleen,  ontzei^t'aan  dezen  blchcer  den  roeai  der 
verdienden,  en  de  onpartijdige  ftrbat  hem  hoog  onder  hen^ 
die  thans  meer  of  min  toegejuicht  worden  door  allen,  dleon« 
ze  NederlandCcbe  Letter-  en  Dichtkunde  weten  te  waadde* 
ren.    Maar  geeue  geringe  waarde  ontleent,  "daarenboven,  dii^ 

'      DichV 


43S  7«  L.  lfIEHST1tAI2>  JON. 

IMchtwtrk  vtn  liec  Chriitelijk  gevoel,  dtc  fa  hecsel verziek 

'     mecfedeelc,  en  van  den  diepen  eerbied  voor  den  Verlosfbr* 

Ttn  ons  geflachty  die  dan  ook  hec  omjerweFp  is  van  het  eer« 

üe  der  hier  aangebodene  tien  (hikken.     Hec  zij  zoo,'  dac  op 

zulke,    (om  de  woorden  des  Dichters  te  gebruiken)  wier 

borst  voor  het   onderwerp,  dat  hij  bezingt,  niet  gloeit,  de 

hier  aangehevene  klanken  niet  het  allerminfte  oitwerkeo'  mo* 

^  gen, (hetgene  wij  hem  echter  niec  zoo  geheel toellun  willen) 

^^,       allen,    die,  net  hem,  in  den  wensch  InClemmen,  dat  zich 

*^         eens  alle  knien  buigen  mogen    voor  den   Verlosfër,  zullen 

zich  —  wij  fpreken  de  taal  van  ons  hart  — *  dankbaar  aaa 

Cod  verblijden  over  des  Dichters  beflult  tot  de  uitgave  van 

dit  ichoone   fluk.    Wy   namen  het  met  gretig  verlangen  tet- 

hand;  een  verlangen,  dat  in  ons  was  opgewekt  door  het 

verhaal  van  den  indruk »    welken  's  Dichters  voorlezing  vao 

dit  link  gemaakt  had  op  allen ,   die  het  hoorden ,  en  welken 

indruk  wij  den  eenen  zoo  hoog  hoorden  verheffen  boven  al 

zQn  genoten  kermis  «vermaak,  als  de  ander  de  (lichting;  die 

.  hy ,  *s  daags  na  die  voorlezing,  uit  de  leerrede  van  een'  aaiu 

gegaapten   Prediker   medebragt,    beneden    dtea    indruk  diep 

▼erfmaadde  (*)•    Bij  ^e  gelegenheid  vernamen  w^ ,  dat  dere 

Dichter  nog  een  zeer  jong  mensch  is,  en  een  uitwekend  ora* 

corlsch  vermogen  bezit.   Ons  is  h^,  zelfs  van  aangezigt,  on« 

bekend.    Onze  ingenomenheid  met  hem    kan  daarom  geene 

partijdigheid  zUn;  hetgene  ook  blaken  zal. 

Wjy  zouden  hem  onregt  doen,  indien  we  zijn  Dichtftuk, 
De  Verhtfer^  aan  den  Lofzang  van  den  grooten  hblmer» 
toetfen,  en  naar  denzelven  beoordeelen  wilden.  De  Dichter 
heeft  dien  beroemden  Lofzang  gelezen,  en  vandaar  misfchien 
wel  deze  regel: 

»  Sgyp^cs  wisheid  heeft  UMT  jonkheid  nooit  befchenen.'! 

dien  wij  gaarne  lazen ,  daar  het  ons  nog  altyd  jammert ,  dac 
een  h  s  l  m  b  z  s  van  Jfzus  zingen  konde ,  als  ware  H\|    , 

9  In  «1  de  wUsheid  van  Egypten  opgevoed.*'         \ 

Maar 

Q*)  Men  pasfe  dit  niet  toe  op  *s  Dichters   woonplaats , 


DE  vEigiOt^ssa ,  skz«    I  433 

Mitr  dit  ftok  beoocdeelende  é  met  de  gedtebce  aan  's  Dich- 
ters fcugdigen  leeftyd,  en  naar  desxelfs  gefchiktheid  voor  zij* 
ne  bedoeling- f  am  der  Cbrisc#aen  hfinen  in  eerbied  en  liefde 
ce  ontvonken  voor  Hem»  die  oo^.h^efc  liefgehad,  meenea 
wtf  akn  hetzelve  hoogei  lof  ^e  mogen  geven ,  eo  wenfchen 
.vurigiyk»  dat. velen  zoo  met  eerbied  en  liefde  voor  den.Hel« 
land  der  zondaren  mogen  bezield  z^n,  of  door  de  lezing  ^faa 
die  link  worden  mogen ,  als  zich  de  Dichter  openbaart.    . 

Wil  m^n  eene  en  andere  proeve ,  die  onzen  lof  wettige; 
'wien  roert  deze  aanroep  niet? 

'o  Geeft  ml}n  toonen  kracht!  Ik  weet  niet  aan  te  vangen:  . 
liet  overkropt  gevoel  ontzegt  mij  fpraak  en  zangen. 

Daalt  neer,  gij ,  die  het  loon  op  n^en  ftr^d  verwierf: «  , .  . 

In  Jezus  aamdet,  in  Hem  leefdet,  in  Hem  llierft* 
Daalt  uit  de  kreitfen  van  een  onvergankiyk  leven  » 
Verheven  geesten,  die»  het  wisflend  lot  ontheven^ 

De  vrocht  van  Jezus  kruis  en  zijn'  triomf  geniet ! 
.  o  Geeft  mvjn*  toonen  kracht,  bezieling  aan  mijn  liedl 

.  H9e  fdhOon  is  de  vobrllelling  yan  het  licht ,  in  hetwelk 
ons  Jezus  de  Godheid  doet  befchouwen,  tegenover  defcber 
mering  van  de  vroegere  openbaring! 

De  God  van  Horeb ,  die  in  llorm  en  donder  fprtk.» 
Was  nu  de  liefde,  die  tot  wederliefde  ontQak: 
Een  Vader,  die  ons  draagt,  en  in  hec  aardsch  gewemel 
Zoowel  den  zuigling  mint,  als  d'Ënglen  in  zUn*  hcoMh 

Niet  minder  trof  ons,  hetgene  de  Dichter  zegt^  nadat  bi) 
den  it^druk  had  vermeld  der  befchouwing  van  de  grootheid 
Gods  in  de  werken  der  fchepping  x 

a 

Maar  zao  *k  uw  Vaderliefde  In  Jezus  mag  aaufchonwen , 
In  Hem  de  rots  vind  van  mUn  onbeperkt  vertrouwen, 
In  Hem  het  middelpunt,  dat  aard  en  hemel  fcboort,    • 
De  bronaar  van  het  licht,  dat  werelden  doorgloorc» 
Dan  zw^mt  de  jubeltoon  van  broze  ftervelingen. 
Dan  daag  ik  d'Ënglen  uit^  dat  ze  uwer  waardig  zingen*    . 

Met  moeite  wederhouden  we  ons  van  de  aanhaling  van 
meer  fchoone  regelen»    Men  zal  zt  niet  behoeven  te  zoeken. 

De 


De  Dichter  M  m  wtf  tti  goede  oogtaefk  oret  knniiai 
;v)iskeBDeii »  wairmede  wi)  um  s^d  oordeel  ea  fmaak  «étoe  en 
'tndere  aanmerking  onderwerpen  willen ,  dfe  wQ  hopen»  dac 
tot  verdere  befckavini^  en  volmaking  van  dit  fchoone  Dicht, 
fiuk  hem  itilleri  aanleiding  geven.  Hoort  men  toch  naar  on- 
ze aanprijzing,  dan  wórdt  eea  tweedd  druk  fpoedig  noodza* 
kemk.     •  .     •  ^  > 

De  Heer JUERS TRA *z  heeft  gelifk,  dat  hij  zijne  eigene  ' 
denkbeelden  omtrent  den  Verlosfer  zoo  heeft  ontwikkeld , 
als  hij  meeat  overeenkomdig  meende  met  de  Evangelieleer 
zonder  den  leidraad  van  eenig  Kerkgenootfchap  te  volgen» 
fchoon  hij  overtuigd  Is ,  dat  legeri'  geen  derzelve  zijn  (luk 
firijde;  maar  even  diiarom  lazen  wij  ongaarne  de  jn  hét  ge« 
lieel  ook  niet  dichterlijke  regels,  bl..2i: 

Gij,  ZoonVan  GodlGodzelf»  die  in  het  vleésch  verfcheen  , 
Schoon  mderfcheiden  vmn  den  Fader ,  met  Hem  een. 

Wy  méeneii,  bij  onze  geheefe  overtuiging  aangaande  de  God- 
delijke natuur  onzes  Heeren,  ons,  zelfs  in  proza,  hierover 
toch  anders  en  meer  Bijbelsch  te  kunnen  en  moeten  uit. 
drukken. '• 

Ook  dit,  bl.  7:  • 

De  Vnder  had  berust  in  't  offer  van  den  Zoon  * 

voordat  de  komit  des  Hellands  bezongen  was,  te  lezen  ba. 
haagde  ons  niet,  dewijl  het  ons •  onwillekeurig  de  lystema. 
lifche  voordrags  te  binnen  bragt  van  den  zoogenoemden  raad 
ées  vredes. 

Bl.   a5  vinden  we  de  bekende  taal  van  Jezus ,  ^  de  vosfen 
^  hebben  holen**  enz.  nog  opgevat,   als  eene  klagt  over  ge. 
brek;4e  zamenhang,   vooral  de  aanleiding   tot  deze  khgte 
(Lukas  Xï;5i— s8)*wijst  echter  gènoegzaamr  aan ,  dat  Jezus 
alleep  klaagt  over  zijn  zwervend  tn  rusteloos'  leven. 

Op  'dit  grootfle  Dichtrfnk  volgt  nu  nog.,  i.  Eene  Cantate 
op  Jezus  Geboorte,  waarvan  nierstrasz,  In  het  Vooi^ 
berigt,  de  plaatfmg  in  dit  bundeltje  daarmede  wettigt ,  dat  er 
in  onzfe  Dichtwerken  weinig  voorraad  voorhanden  is,  om  op 
dit  Cbristenfeest  te  kunnen  dienen,  en  niemand,  die,  volgens 
*et  verlangen  der  Synode',  het  Kerkgezang  gaarne  verbeterd 

zag» 


DB  TEHKOSSER,-  MZê  433 

tngf  ziijne  poging  dan  zdl  wraken.  aNeenl  dat  doen  wij 
fiïec,  maar  verlangen  gefene  mindere, -dan  znike,  zangen,  tl«i 
leen'— ^og  al  meer  Bijbelsch  in  tiirdrukMngen.  «Dat  »  dè 
éénige  weg  tot  vereenigrog  der  Chrfsc^pen.  ^  Tor  verzoening 
kwam  Jezus  /*  b!.  4<S.  Dat  is  genoeg,  Fold^ening  \t  geene 
Bijbelfche  nitdnrkking ;  en  dat  Jezus  zijne  waarde  yertaakt 
fatefc ,  hjébben  'v^e  nergens  in  de  H«  Sehrlfeen  gelezen.  Hel 
had'^daarom'^okhiör  niet  moeten  (han* 

j2.  Hec  Vonnis  van  Salomo,  reeds  elders  door  ons  met  gè« 
noegen  gcFezen;  ^  .     ^  . 

3*  Het  'Geweten.  Een'fierk,  krachtig  vers;  Niet  bet  minftê 
in  dk  bundeltje, 

4.  Opwekking  tot  Liefdadigheid»  in  den  Winter  van  i8i6# 

5.  Ter  gelegenheid  van  bet  vijftigjarig  bedaan  der  Maat* 
fchapplj:  Toe  Redding  van  Drenkelingen. 

6.  Aan  myn  Kind,  en  %.  Aan  m^ne  Bchtgenoote,  beide  in 
den  tram  van  tollens,  wiens  manier  men  meermalen  ge^ 
lukkig,  maar  natuurlijk,  door  nierstaasz  gevolgd  ziet, 
In  bet  laatde  vers  hinderde  ons  hec  geWag«  dat  de  r^  G^^ 
HdJende  Bchtgenoote  van  Hymens  autaar  maakt ;  en  wij  ver* 
trouwen,  dat  zal  haar  man. baar  nu  wel  verbiedlen,  en  haat 
nooit  meer  voordoto.  W^  fchreven  gaarne  uit  beide  deze 
(ieve  ftukjes.  bet  een  en  ander  af,  maar  —  we  waren  reedf 
uitvoerig  genoeg*. 

7.  Oordeelt  niet!  Em^ig,  Christeiyk,  overtuigend.     '    -•  ' 
9.  Spoor  tot  Milddadigheid,  bij  den  Watersnood  vèn  i8ao^ 

Een  meesterlijk  tafereel,  met  Iterke  verwen  |eföhllderd,  nHrart. 
^  God  zij  gedankt !  te  overdreven.  De  verbeelding  des  Dich- 
ters neemt  vooral  hiet  eene  fioute  vlugt ;  maa^ -^^  waarheid 
Is  het  niet,  dat  de  f^ng^Xoté.alletsvigen  op  zijn^-rug  de  )y« 
ken  aanvoerde.  Dit  echter  kunnen  wij  den  gevoeligen  en  ont- 
roerden Dichter'  wel  vergeven^  Aanfchouwdé  hij  vW  zoo  nal 
J>ij  'de  tegenwoordige  gevolgen  des  jammer^oeds ,  als  Receni 
fent  daartoe  in  de  gelegenheid  is,<bj^  zoude,  met  dnizenden,' 
overtuigd  zijn ,  dat  de  thans  béftaande  ellende  verre  overtreH: 
de  akelige  voora;eHingy  die  de  eerde  noodkreten  van  dé  rami' 
deden  ontdaan.  .      -      i 

.  Het  fpije  ons,  d&  we,  ten-opalgte  van  taal,  woordvoe- 
ging, en  de  ca^fuur  van  fommige  regèfs ,  nog  eenige  aanmerk 
kingen  hebben:  hên  voor  hun  ,  en  eerder  ah^  ontfiert  al  aanw 
ftonds  het  Voorberigt*  Heigène  daar,  bl.  VUI,*  fVaati  toen  ai 


y 


43^     h  U  NlERSTRAtZ   JU^«,  Dft  f  S&LOSSCR  ,  BNZ« 

gedachte  '^  hij  mij  veld  wou  —  i/ïff</  »(/  iot  de  uitgave  he^ 
puiten ,  geeft  geenen  zin*  BI.  25  ^^^^^  ^^^  •  ^oor  God^^  dê 
Heilige^  de  Regter^  in  plaats^ van  dem  De  /  ii  dikwijjls  weg« 
gelaten  by  den  tweedan  perfoon,  reeds  In  den  tweeden  r^el: 
U  ..  i//>  if  iitfn/  met  God  verzoende ,  en  meermalen :  wie  zich 
dat  ook  veroorlove,  het  is  en  blijft  eene  fpnt^  die  we  oicc 
gaarne  algemeener  sagen.  Of  bet  ook  niet  te  vele  vrijheid  ge- 
nomen is,  huldde  voor  huldigde  te  fchrijven,  ünervaring voot 
gebrek  aan  ervaring ^  eu  ontvrêmen  voor  '  ontvreemden  ^ .  als 
kwam  het  van  ontvredemen,  laten  we  nibrst&asz  zei  ven 
beoordeelen.  Wij  kunnen  bet  ook  niet  goedkeuren,  hoe  dik* 
wijls  het  gefchiede,  dat  in  het  Hebreen vMCche-jEG^/Z^/fir/ia  de 
klemtoon  valt  op  de  tweede  lettergreep.    Regels,-  als: 

En  de  aarde  knielt,  de  hemel  juicht,  want  van  Gods  troon 
,  Klinkt :  deze ,  deze  alleen  is  iny n  geliefde  Zoon. 

De  zon  verbleekt,  de  hettiel  Ümigt  zióh  voor  het  wonder , 

laten  zich  moeiJe!i|k  vloeljend  tezem 

Zoo  de  Dichter  immer  dit  werk  befchave,  beoordeele  hij 
ook  eens,  of  d^  tooverUik^  aan  Jezus  toegekend,  bl.  ts. 
Hem  wel  voege;  wat  het  zij ,  dat  de  hel  verbleekte,  bij  de 
opwekking  van  Lazarus ;  ^  of  he|  eigenaardig  zij ,  op  de 
kribbe  te  fekrijven^  bU  45.  Ook  komt  het  ons  voor,  niec 
iuist  te  zyn,  wat  Salomo  beveelt: 


n 


Men  honwe  en  klieve  *t  kind  id  twee 
„  En  deele  't  mee  elkander  I  ** 


De  DicUter  meent  toch  niet ,  dat  zij ,  die  het  kind  klieven 
(eigenlijk  kloven:  eene  vloeitof  wordt  gekliefd)  zouden, 
maar  de  beide  vrouwen  het  met  elkander  moesten  deelen. 

Dan  genoeg  -—  alleen  nog,  het  Dichtwerk  Is  verfierd  mee 
eene  titelplaat,  verbeeldende  de  opwekking  des  Jongelings 
te  Naln, 

De  Algóedheid  fpare  dezen  Dichter  het  leven  en  de  kracht, 
en  fchenke  hem  goede  gelegenheid  tot  de  ontwikkeling  van 
2ijnen  voortreffelijken  aanleg,  om  den  Vaderlande  en  der 
Gemeente  van  den  Verlosfer  toe  eere  en  nuc  te  verflrekkenf 


lULOPS  BN  IIK,iSCHBRT,  DE  WATERSNOOD.       43^ 


Watersnood  n  een  Gedicht  van  Mr.  b»  h.  lulofi.  Hoogleer» 
aar 'te  Groningen  ^  enz.  Te  Groningen  ^  Bij  }•  Oomkeoi* 
1820.    In  gr.  Zro.  28  5/./:- 8*:    . 

De  Watersnood.  Diektfiuk^  door  w.  Messchbrt.  Te  Am* 
fterdam^  bij  M,  Westerman.  1820*  ïn  gr.  Zvo,  31  BU 
ƒ:- ja. : 

(Beide  uitgegeven  ten  voordeele  der  ongelukkig  géWord^nea 
'  by  gezegde  Overflroomiag.) 

.  Indien  ^1),  gelijk  otilabgs  eén  onzer  Cöllega';S,  den  aantief 
van  })eide  deze  (lukken  uicfchreveil  t  hetgéne,  fchoon  de  in* 
lioud  meer  verfchilc,  nogtans  2eer  doelmiitig  to\x  kunnen  ge« 
fchiedén,  en  riepen  daarna:  ^  wetlc  een  Verfchil  in  manier  itl 
fmaak,  in  kracbc,  in  keurigheid  van  uitdrukking,  in  wijze 
"vaa  zien,  voelen,  fchilderen,  met  één  woord  in  de  ppécifche 
waarde  der  beide  (lukken  1'*  de  lezer  zou  wetligt  nog  veel 
fpoediger  begrijpen,  aan  wien  door  Receiirent  dé  i^alro  Werd 
toegekend,  dan  in  het  bewusce  gevaU  Ën  echter  zullen  wij 
ona  wel  wachten  zoo  gaaf  uicfpraak  te  doen ,  dac  de  Pröfes- 
for  dez£  voorkeur  verdient.  Althkn9,  wanhper  (lechtA  óp 
één  der  beide  (lukken  aanmerkingen  moesten  gemaakt  Wor« 
den,  dan  zou  bet  zeer  zeker  bet  z^ne  wezen.  Inderdaad  ^ 
bet  Gedicht  bezit  vele  verdienden,  draagt  blijken  van  eenen 
levendigen  en  Houten  geest,  dien  hec  ook  doorgadn^  aan  de 
regte  uitdrukking  niet  ontbreekt.  Doch  er  is  tegelijk  jets 
wilds,  onnaatiwkeurigd  en  ongepasts,  betzy  in  zin  ot  v\u 
drukking,  dat  menige  plaats,  ja  tiet  geheel  oncfieft.  Hét 
Dichtduk,  daarentegen,  zoo  terdond  na  het  andere  gelezen, 
minder  gefchikt  om  ons  doof  de  eerde  tegels  gundig  in  te  he- 
men, en  meer  ibezwaatd  door  de  verkozene  maat,  fchijnc 
bijna  al  te  bedaard  dé  gebeurtenisfen  te  volgen,  in  dé  een« 
voüdige  taal  der  waarheid.  Doch,  wij  künneti  hét  niet  ont« 
kennen,  hy  verplaatst  ons  waarlijk  op  bet  tooneel  der  ge« 
beurtenisfen ;  en ,  klinkt  zijne  uitdrukking  ook  niet  bijzonder 
fraai  of  verheven,  hét  ichiJnÉ  toch  inderdaad  de  fegte  te  we« 
zen,  om  ons  de.  bedoelde  zaak  in  al  hare  kracht  te  tioen 
kennen.  In  zoo  verre  zouden  wij  kunnen  wenfchen,  en, 
niet  beter  wetende,  zekerlijk  ginfen ,  dac  bet  laatfte  vun  den 
BOEkBESCH.  i8ao*  NO.  lo.  G  g  Hoog« 


Vv 


438  LULOFS  IN  MESSCBBllT 

Hoogleeniar  het  ecrfle  van  den  jongen  Dichtef/Wfl»,  wiétii 
genhf  zondet  bepaalde  aanleiding  door  eenc  geletterde  opvoe* 
dlog,  hem  onlangs  op  de  dichterlijke  baan  beeft  gevoerd* 
Want  de  meeseer  noec  het  fuo€Limès  weten  te  gebruiken;  de 
leerling  is  er  niet  te  erger  aan  toe»  wanneer  hij  het  fomcijds 
noodig  beeft.  Dan,  (indien  mèn  ons  dit  fpreekwoord  hier 
vergunnen  wil)  de  fiatunr  gaat  veelal  boven  de  leer,  en  maakt 
fomtijds  }ongeIingeii  tot  grijsaards,  grijsaards  'tot  jongelingen, 
in  geaardheid  en  karakter:  elk  hebbe  dus  zijne  manier,  elk 
zjjue  voortreffelijkheden,  en,  indien  het  uiet  anders  kan,  oolc 
zijne  gebreken!^ 

WJil  hebben  genoeg  te  kennen  gegeven ,  dat  de  inleiding 
van  den  Heer  l  u  i#  o  f  s  meer  wegficepte :  het  begin  des  ver- 
baals, daarentegen,  komt  ons  voor,  bij  den  Heer  mes« 
CCHBRT  de  voorkeur  te  verdienen.  «-  Dus  zingt  ldlofs^ 
m  de  fraaije  fchildery  van  den  zomer  in  de  bedoelde  oorden; 

Maar,  ach,  bewoners  van  óie  flrekenf 
Tot  welk  een'  duren  prijs  betaalt  gy  dees  genengt'. 
Zoo  ras  de  zomer  is  geweken 
Met  al  zijn  fchoon  en  al  zijn  vrengd; 
Waniieer  de  Wintervorst,  bij  't  hullen  der* Orkanen, 
Herauten  van  zijn  komst,  uw*  grond  en  erf  betreedt^ 
Den  glans  van  't  welig  groen  doet  tanen, 

In  flarden  rukt  uw  bloemtapeet; 
Als  hij  met  forfche  reuzenhanden 
Uw  vloeden  in  zijn  kluisters  (laat. 
Met  marmer,  als  bet  waar*,  hunn*  breeden  rug  belaadt , 
En  ze  onder  dezen  last  van  fpijt  doet  knarfecanden.  » 

O  wee,  wat  jammren  zonder  tal 
Bofpungen  n  dan  overal! 
Ziet ,  fchriklijk  wordt  op  eens  dan.  de  aanblik  dier  Uivfereiy,. 
In  't  zoaerjaargety*  het  fieraad  van  uw  Landt 
Ziet,  brij  ziend  bij  den  dooi  haar  flaaffche  boel  en  band, 
Soea  zy  met  woest  en  buldrend  tieren » 

Schuimbekkende,  naar  alle  kant 
Hare  opgezwollen  golven  gieren! 

Zie  hier  het  tafereel  van  Mesichert: 

De  laatfte  loover  viel,  '  De  rijm  l^eefde  aan  de  boomen. 
Df  winter  bliea  Jiet  veld ,  mee  fcherpen  ademtogt  ^ 

Een 


téfi- ionT}g*  itittvtwUe^d  9^tn,  eb  rimpelde  de  firoomea*    . 
.  Bn  ftoMe  beek  ea  bron,  en  (Iremde  'c  vliêteod  vocht, 
De  breede  landrivier,  door  bergfneettw  boog  gezwollen » 

£n  door  de  ftren^e  vorsc  mee  fievig  ijs  bevloerd. 
Scheen,  onder  't  wigt  gedrukt,  onwillig  voort  te  rollen  ^ 

En  hield  zijn  golven  in,  te  traag  naar  zee  gevoerd.  — 
De  landjeugd  zag  verheugd  den  ftroora  tpt  ijs  verkillen^. 

En  greep  de  flede»  en  bond  de  vlugge  fcfaaacfen  aan^ 
Bn  dartelde  in  de  kou,  die  lijf  en  leen  deed  rillen , 

En  zweefde  vrolijk  langs  de  fpiegelgladde  baan.  — 
Onzinnigen!  houdt  op!  vreest^  vreest  den  dag  van  morgen t 
^H(^  brosfer  dan  het  ijs,'gew£ocht  van  éénen  nacht,         . 
Nog  wufcer  dan  de  vloed,  thans  «an  uw  o6g  verborgen, 

1%  't  vlirgtige  genot,  dat  om  uw  fchreden  lacht. 
Reeds  ft^gt  een  vale  mist  in  *t  westen»    Zoeler  dampen 

Verdrijven  *t  winterweer,  dat  al  zijn  ilrengheid  toont. 
De  fneeuw  fmelt  weg.  De  flroom rijst  hooger.  Duizradramped 

Bedreigen  't  lage  veld,  en  wie  het  veld  bewoont» 
••• 

Volgens  de  eerde  dezer  teekenitlgen ,  is  de  winter,  vad 
étfu  beginne  aan,  eene  vreesrelijke.ramp  voor  de  laaglandefs; 
f4$lgttti  de  laatfte  juist  het  tegendeel ,  en  eerst  met  den  dooi 
en  het  zacbce  Wed^  kouc  hec  gevaar:  wie  heeft  gelijk  f  wid 
begint  op  het  regte  oogenblik?  en  wie  roept  te  vroeg  de 
Orkanen  op,  om  niet,  meer  te  doen  ,  dan  zij  overal  eldera 
verrigteh,  ten  zymisfchiendeflWintervorst  te  helplen  de  vloe-^ 
den  in  kluisters  te  liaan  en ,  als  het  waar* ,  met  marmer  t« 
bevloerèn?  iets,  dat  by  ftilte  toch  doorgaans  ligter  toegaat* ^ 

Bijaldien  wy  de  noodige  ruimte  hiertoe  durfden  nemen  ^ 
zouden  wy  vele  gelegenheid  tot  dusdanige  vergeUJkingen  vin^ 
4en;  want  beicle  Dichters  miilen  ons  een  aanul  treffende  too^ 
neelen  af,  die  niet  kunnen  niilaten  punten  van  vergeUjkfng 
tan  te  bieden.  Ldlofs  fchildert  dikwyis  meesteriyk,  voc^ 
liet  Oior  met  klanken,  voor  de  verbeelding  met  kleuren i 
fchoon  de  voorwerpen,  naar  onze  wyze  van  zien,  fomtydi 
min  of  mee^  misteekend  zyn.  Messchcrt  is  misfchleq 
der  tale  min  meester »  en  niet. zoo  ftou^  in  zyne  trek'ken; 
maar  by  fchildert  voor  het  hart,  ja  flicht,  tervyi  hy  zingt. 


•# 


LuLovai 


Neen ,  'klieb  geen  troofC voor  U I  Uw  traoeo kan  ^k  niet  droo^n, 
O  Moeder,  die  daar  zit  vetzwolgtn  in  uw  leed, 

Gg  A  y^ 


44^0  LULOFS  EN  IIESSeÖERT 

VerbrUzeld  door  't  valies,  Co  Noodlot ,  wreed  is 'e,  wreedt) 
'c  Verlies  yan*!  eenigst  kind,  wairopuw  echtmogc  bogenl 
}a ,  goede  Moeder  I  *c  lipve  wichc 
Zag  u  zoo  vriendlljk  in  *t  gezigt. 
Wanneer  gy  *c  aan  nw  borst  mogt  zogen; 
De  roosjes  bloeiden,  ach,  zoo  fchoon 
Op  uwer  zuigling  teedre  koon , 
Wanneer  ze  in  't  fcfaommlend  wiegje  msttet 
En  gij  haar  in  henr'  ilaap  wel  honderdmalen  knste* 
Ach,  Moeder!  Moeder!  waar  is  't  kind» 
Dat  gO  zoo  teeder  hebt  bemind? ..•••• 
,•  In  't  graf!  in  *t  gol vengraf!''  klinkt  met  ijlhoofdig  gillen^ 
(Dat  yzing  mij  door  't  hart  doet  rillen) 
.  Het 'antwoord:  —  „  *t  ligt  in  'safgronds  fchoot; 
Het  water  is  haar  wieg ;  haar'voedfter  is  de  dood; 
De  visfchen  znllen  met  haar  fpelen. 
Niet  waar?  en  't  bloedig  lijkje  Klreelen, 
Tot  dat  het  woeste  golfgeklots 
Hun  fpeeltuig,  (ach,  m^n  kind!)  verbril[zelt  op  een  fchots.'! 

Dit  laatfte  klinkt  waarlijk  SBakespeariaanschf  en  zon,,  op> 
liet  töoneel  te  pas  gebragt ,  veel  werking  knanen  doen ;  doch 
kier  zal  het  alien  misfctiien  niet  eveozeer  behagen, 

Messcbert: 
Blikt  heen  naar  gindfche  fiulp ,  In  lage  (treek  gelegen , 

De  dille  woning  van  een  dengdzaam  hulsgezin. 
Daar  fchonk  een  teedre  g4  haar*  gade  's  levens  zegen, 

^£n  gistren  de  eerfle  vracht  der  relnfte  huwlijksmin, 

2ijn  gt  herademt,  en  het  oog  op  hem  geheven, 

y  Vlied  benen,**  fnikt  zQ  ,  „laat  mij  derven,  red  ons  kindi'*-if 
y  Neen,  dierbrel"  gilt  hij  uit,  „  ik  kan  u  niet  begeven,'^ 

£n  knelt  zich  aan  het  hart,  dat  hem  zoo  teer  bemint. 
Het  water  klotst,  en  kookt,  endruischt,  enfchuimtin'cronde; 

Nog  drnkt  de  moeder  't  wicht  den  vader  aan  het  hart, 
iiet  water  dj[|gt  omhoog,  en  fpoelt  reeds  op  de  fponde; 
'  Nog  fmeekt  zij:  „  red  ons  kind!"  In  hopelooze  fmart. 
De  golven  bruifen  op.    ZQ  heft  het  uit  de  golven. 

^  Vlied,"rnikt  zij  dervend,  „red  ons  kind,  vlied  he^n,behoedf  •*! 
Daar  (lort  de  kleiwand  in.  —  De  hut  is  overdofven. 

En  de  ouders  fmoren  met  het  telgjeo  in  den  vloed, 

Wtf 


UB  WATttSlf  oom  4^1 

WQ  willen  geeoszins  bevróren ,  dac  deze  flalen  jnlsc  het 
fhiaifte  zijp*  lo  tegeadeel;  om  de  gel^kbeid  en  eenen  zeke- 
leo  kmkceri9(iekeQ  trek  alleen  kozen  w^  dezelve.  Wij  dur* 
ven»  voor  het  overige,  eiken  liefhebber  wel  nitnoodigen^ 
om  zelf  hec  een  zoowel  als  het  ander  te  lezen ,  waartoe  wtf 
-de  drangreden  der  liefdegift ,  welke  hij'  door  het  koopen  nic- 
reikt,  geenszins  behoeven,  en  zullen  het  (daar  deie  kleine 
•fiukjes  008  reeds  zoo  lang  ophielden)  dan  ook  maar  aan  hem 
overlaten ,  het  bewQs  voor  onze  gemaakte  aanmerkingen  ver- 
der op  te  zoeken. 

Met  de  drie  laatfte  coui^etjes  van  den  treffel)}ken  flotzang 
bJIjMEsscHBRT,  die  zich  ter  mededeeling  ons  als  opdrin- 
gen, eindigen  wy: 
.     <      • 

Rampen  z]]n  de  kruiswegpalen , 

Die,  met  uitgedrekce  hand, 
Obs  behoeden  voor  verdwalen. 

Op  de  reis  naar  *t  vaderland;  j 

Die  den  waren  weg  vermelden. 
Wie  te  zorgloos  hem  verloor; 
En  wie  omdoolt  doof  de  velden. 
Wijzen  naar  bet  regte  fpoor. 

Wéi  hem,  die  zich  Iaat  geleiden 

Door  haar  opfchrift,  door  haar*  raad,   . 
Om  van  't  pad  niet  af  te  fcheiden. 

Dat  naar  zijn  beftemming  gaar» 
Ooverftoorbaar  zielsgenoegen , 

Langs  den  weg  vergeefs  gezocht. 
Bloeit,  tot  loon  van  zweet  en  zwoegen, 

Aan  den  eindpaal  van  den  togt» 

Moog'  bet  dalen,  moog*  het  rijzen. 

Rustig  dan, het  pad  gegaan. 
Waar  de  handen  henenwijzen. 

Die  bij  bogt  en  Juruisweg  liaan. 
Heengedrongen  door  't  gewemel; 

Opgezien  uit  Hof  en  damp , 
I^Iet  een  hopend  oog  ten  hemel.  — 

In  den  hemel  Is  geen  ramp» 

Gf  3  \    D* 


'  "  '      '  ■       .  '■  ' '     i !  IJl  uii.j" 

De  Frouw  in  hare  waarde  fn  groothei J,  Do^r  >.  ehreïc. 
BERG,  KoninkL  Hofprediher  te  Berlijn.  II  Deelen.  Uit 
het  Hoogduitschf  naar  de  derde  ^  veranderde  en .  vermeerder'- 
de^  Uitgave  ,  door  j.  m.  L»  r  oll,  Predikant  hij  4c  Ev^t^^ 

'  Lutherfchi  Gemeente  te  Amflerdam.  Te  Amfierdam^  hi$ 
BeijeriDck  en  Willemsz.    In  gr.  Sv^»    Te  wmen  544  JU» 

Het  is^e!  bij  ons  niet  twijfeltchtig^  of  ieea  werk,  door 
|KH RENBERG  gefchreren,  ea  door  .<Ieo  Eerv.  rolx  der 
vertalinge  waardig  geacht,  aanbeveling  verdiene.  Reeds  at* 
dere  gefchriften  van  den  Berlijnfchen  Hofprediljer  z^vl  onzea 
Landgenooten  bekend,  én  vonden  bijval;  de  fchoone  Sekfo 
Vooral  kent  en  eert  hem  als  eeneu  waardigen  raadgever  en 
vriend,  en  wy  twijfelen  geenszins,  of  ook  <lit  's  mans  werk 
fs^  eenlglijk  door  den  nsam  vaneden  Schrijver,  reeds  in  vele 
banden.  En  wie  zou  zich  dit  bekladen,  daar  buiten  twijfel 
veel  goedi  en  nuttigs,  veel  vereerends  en  leerzaams  aan  onzo 
Schoonen  te  zeggen  valt,  over  <^  edek  Frouw^^dehe* 
fchaafde  From^  —  waardigheid  der  Vrouw  ^  —  de  godsdien^ 
ftige  Vrouw  ^-^  dfi  huisfelijke  Vrouw ^  *.  de  voornaamfle  kin- 
derpalen  der  huiifelijkheid  in  den  tegenwoordigen  tijd^^  — * 
middelen  f  er  Bevordering  der  huisfelijkheid  ^  —  gevoel  der 
f^rouw  voorwet  feven^  —  het  rijke  gemoed^  --^  het  reinm 
hart^  —  goedhartigheid-  der  Vrouw  ^  —  vrouwelijke  zwak* 
ifeidf  —  vrouwelijke  Jlerkte  van  ziel^  —  en  het  vertrouwen 
der  Vrouw  ^  —  «n  al  deze  onderwerpen  hier  worden  verhan- 
deld. Of  intnsfchen  al  de  werken  van  eh renberg  b3  om 
met  zoodanige  gunüige  vooringenomenheid ,  als  nu  het  geval 
is,  zouden  ontvangen  worden,  wanneer  dit  werk  het  eerfte 
geweest  ware,  hetwelk 'men  ons  had  aangeboden?  —  of  ook 
zelfs  een  icu renberg  niet  te  veel  voor  en  óver  de  Vrou- 
wen fchrijven  kan?  —  en  of  alles,  wat  hfl  daarover  fchr^ft, 
ook  noodzakelijk  vertaald  moet  worden  voor  ons  Hollandsch 
publiek?  is  eene  andere  vraag,  die  welligt  door  ons  en  door 
anderen  verfchillend  zou  worden  beantwoord. 

,,  Het  beeld,  hetwelk  bier  gefchetjt  wordt /•zegt  deEerw. 

Vertaler,  „vertoont  ons  de  Vrouw  in  de  ganfche  volko- 

^  ^  menheifl  harer  natuur,   gelijk  zij  onget^jfe)d  door  geene 


Pfi  VROUW  IN.  MêMB  VfM9i9&  W  GROOTHEID*         4^ 

,,'üQ4eze  ^^i^  vtn   het  graf  bereïkc  word(;^  mjuir  iedere 

gf  trek  is  aogtans  gerroaweUJk  ontleend  uit  datgene»,  wat  de 

^  werkeiykheid  ter  eere  van  het^  vrouwelUV   geflacht  aaU»  ' 

„  biedt;  men  vindt  de^e  trekken  waarlijk  aan  de  Vrouwen.** 

enz.    Wij  erkennen  dit»    ^  Men«^indt  deze  trekken  verdeeld 

en  afzonderlijk»  hoewel  niet  alle  in  derze(ver  hoogde  volko* 

menheid  en  ïq  hetzelfde  voorwerp  vereenigd^'*  zal  de  mee* 

Hing  zijo*    Wij  twijfelen  ook  geenszina ,  of  de  befchonwing 

van  het  fchoone  beeld  zal  vele   der  Sekfe  opwekken,   ofl| 

zich  te  vormen  naar   dat  beeld ,  en  te  beproeven ,  In  hoe 

verre  zii  het  kunnen  bereiken.    Onzer  liezeresfen  zou  he( 

echter  welligt  «venzeer^ala  ons  aangenaam  geweest  zijn^  soa 

ons  bet  een  en  ander  hier  en  daar  meec  in  voorbeelden  ware 

f eceekend.    Nu  en  dan  ook  zouden  vU »  mee  hetgene  de 

Schrijver  zegt,  zoo  geheel   onbepaald   niet  inftemmen;  b|| 

voorbeeld,  Cmisfchien  verdaan  wQ  hem  n|et,  of  ligt  het  aan 

de  overzeuiog?  deze  vraag  deden  wij   nu  en  dan  wei  meer 

by  de  lezing  van  dit  werk)  hoezeer  w^ ,  evenmin  als  hy , 

met  hetgene  men  geleerde  Vrouwen  noemt,  hoog  willen  loo* 

pen,  zeggen  wij   hem  niet  na:  heawaarlijk  is  er  ietSj  wat 

aanftjooteUjker  luidt  ^^  dan  eene  pordfelkundige  fpreuk  —  in  den 

in0id  eener  Frotm^p  bl.  s6,  hetgene  ons  onwillekeurig  salo* 

MO^s  woorden,  aangaande  eene  fpreuk  in  den  mond  der  zoc« 

ten.   Spreuk»  XXVI:  p»  herinnerde;  hoezeer,  wU  heriuüen 

het,  wU   het  voorafgaande  nagenoeg  toeftemmen:    ^  Edele 

p  eenvoudigheid  verCere  altyd,  en  in  ieder  opzigt,  de  sach* 

„  te  Vrouw !   Nooit  ftreve  zij .  naar  geleerde   kundigheden! 

^  Nooit  betrede  haar  voet  het  onvruchtbare,  vreugdeloozê 

^  gebied  der  zoogeooemde   bovenzinnelijke    kennis!    Nooi( 

^  noeme  zij  de  werkzaamheid  van  haar  verdand  wljsgeertel 

9,  Nooit  prale  zij    met  wecenfcbappen,   die  Hechts  tot  eer 

^  verdrekken  aan  het  g^flacht,  dat,  tot  diepzinnig  denken  ea 

^  veelomvattend  werkea  geboren  isl   Bij  dergelijke  pogingeif 

„  kan  hare  ihwepdige  ruft,  haar  levendig  gevpel,  hare  hooge 

„  vatbaarheid  voor  hec  fchoone   en  goede,    hare   r|}ke  en 

,,  vlugge  Verbeelding,    waarmede  zij  l^ehaagt   en 'geluk  om 

■^  zich  henen  verfpreidt,  onmogelijk  bewaard  Inlijven.  De  ge^ 

^  leerde   Vrouwen  hebben  altijd    het  min^le    gevoel ;   alle 

>,  winst,  welke  haar  te  beurt  valt,  beiteat  doorgaans  in  fem^ 

^  timentefe  fpreekw^zen^  kunf twoorden ,  die  xij  selve  niec 

j,  verdaan,  qprdeelv^iogfn,  welke  z%  van  anderen  ontleen- 

QZ  \  „  den. 


444  '•    BHRBNBERI? 

^  den,  overdrevene  begrippen »  en  zeldzime  gevoelefiff  wd« 
^  ke  misfchien  in  derzelver  zatnenhang,  waarnic  zQ  gerakc 
^  werden,  waarheid  bevacceden,  maar»  op  ziah  zelve  (laan* 
^  de,  In  een  vrouweigk  hoofd  befpoccelijke  ongerymdheden. 
5,  worden.'* 

^  Hec  kenfchetfende  karakter  der  beide  gedachten  is  diep 
^  ia  het  plaö  der  natnur  gevlochten.  Het  >kan  niet  verloo« 
^  chend  worden,  zonder  dat  men  de  natunr  tevens  aanrandt 
j,  en  met  haar  in  eenen  ftr^jd  geraakt,  dié  zijne  gevolgen, 
^  vroeg  of  laat,  op  eené  fmartelijke  wijze  doet  gevoelen.** 
Deze  regel  gaat  buiteq  twijfel  door;  maar  dit  kenfchetfende 
kan  men  echter  wel  eens  al  t&  zeer  dmkken  in  de  toepas* 
fing,  en  men  behoort . nimmer  uit  het  oog  te  verliezen,  dac 
zoowel  het  eene  als  het  andere  gedacht  behooren  tot  de 
menschheid,  en  nergens  hunpUgt  en  aanleg  ultfluitend  tegea 
elkander  over  daat.  Zeer  zeker  toont  onze  Schr^ver  dit  te 
gevoelen;  dan,  of  hy  nergens  hiervan  afwijke,  en  ten  aan* 
zien  van'  dat  kenfchetfende  te  yerre  ga ,  moge  de  opmerkza* 
me  Lezer  beflisfeo.  „  Door  de  vereeniging  van  het  verAeve» 
^  ne  met  het  fchoone^  het  flerkt  mét  h^t  zwakke^  het  vttU 
„  omvattende  met  het  bepéalde^  het  hevige  met  het  ZMchte^ 
^  htt  ftoute  met  het  lief taiUge ^  het  emflige  met  het  vrolijke^ 
^  het  vaite  met  het  buigzame ,  het  ontzagwekkende  met  hec 
^  bevallige ,  fchijnt  de  natuur  op  al  hare  gewrochten  den 
^  dempel .  der  volkomenheid  te  drukken/*  /  Dan ,  Man  e« 
Vrouw  zijn  ieder  afzonderlijk  toch  ook  zoodanig  gewrocht 
der  nacuur,  en  hoezeer  de  nuancen  dan  ook  in  het  eene  ge- 
ilacht  anders  zijn  dan  in  het  andere,  zoo  merken  wij  toch» 
in  Man  en  Vrouw  op  zich  zelve  befchouwd,  deze  vereeni* 
ging.  Zoo  komt  het  ons  althans  voor.  £n  de  Man  en  de 
Vrouw,  zoo  als  die  ons  door  de  natuur  gegeven  worden, 
verfchillen  nog  al  eenigzins  van  het  bedek,  dat  wij  voor  de» 
ze  geiljkfoortige  en  toch  wederom  verfchillende  fchepfeien» 
waarvan  het  eene  het  andere  jer  hulpe  is ,  naar  onze  wijs- 
heid maken;  en  voor  het  overige  is  het  zoo  kwaad  niet,  zoo  alt 
DU  toch  de  menfcfaen  gefchapeii  zijn,  dat  ook,  nu  en  dan, 
hetgene  den  Man  of  der  Vrouwe,  in  de  gegevene  omdandig- 
heden,'  ontbreekt,  door  de  wederhelft  vergoed  worde.  Wy 
zien,  ja,  wel  gaamêi,  dat  de  Man  geheel  Man,  de  Vrouw 
geheel  Vrouw  zij ,  en  alzoo  zich  verbinden ;  maar  er  z^n  by 
den  mensch ,  zoo  als  hy  voorkomt  op  den  bekenden  aard- 

bo* 


DB  VROUW  IN  HARE  WAARDE  EN  GROOTHEID.       445 

bodem »  afwljkiogen ,  en  wij  houden  de  Vrónw  ^  die  dan  wel 
Iets  beeft  vtn  hetgene  den  Man,  wien  het  nu  ontbreekt» 
en  ook  in  het  omgekeerde  geval  den  Man,  daarom  nog  voor 
geene  misgewrochcen*  Het  fpreekt  van  zelf,  dac  men  ook 
bier  overdrijven  kan,  en  dat  w^  in  geen  geval  den  Man  aan 
bet  fpinoewiel ,  en  de  Vrouw  in  bet  Cüde  Napokou  verdiept» 
met  welgevallen  zouden  aantrefièn.  De  algemeene  aanmer* 
king,  die  w^  hadden  bij  de  lezing  van  deze  Frow»  in  hart 
waarde  en  grootheid ^  ia  deze:  dar  wij,  in  weerwil  van,  of 
misfchien  wel  jni6t  door,  dea  Schrijvers  fcherpe  affcheldtng, 
te  dikwijls  gevaar  liepen  van  te  vergeten,  dat  wy  hier  lazen» 
becgene  bijzonder^  }a  uitfluitend^  de  Vrojiw  betreft;  en  dac 
wQ  niet  zelden  het  woord  Freuw  met  dat  van  Memch  wil" 
den  verwisfelen;  b«  v«  ,,  De  vurige^  de  al  te  levendige^ 
^  de  onepAoitdelijk  bezige ,  en  de  hoogvUegeride  verbeelding 
^  kunnen  voor  de  VTouwel^ke  zie!  niet  anders  dan  verderfe* 
^  lyk  wezen.'*  Maar  bet  omne  nimium  noeet  geldt  bij  ons 
ook  den  Man.  ^  Den  Man  kan  eene  vurige  verbeelding  vaak 
j,  te  ftade  komen,  en  hem  tot  het  daarftellen  van  heerlijke 
jp  'gewrochten  aanprikkelén.''  Ook  der  Vrouwe  niet  ?  ^  Lig« 
„  teiyk  brengt  zQ  de  onnatuurlijkfte  en  gevaarlijkde  har  es* 
M  togten  voort ,  en  verwoest  den  vredib  der  ziel.r  Immers 
ook  wel  bij  den  Man?  ^  De  Vrouw  moet  zorgen,  dat  de 
39  levendige  verbeeldingskracht,  welke  ieder  beeld  in  zinne* 
^  IQke  aanfchouwlng  daarftelt»  niet  make,  dat  zf|  inbeelding 
^  en  werkelijkheid  met  elkander  vermenge,**  enz.  Dit  i^ 
«ene  goede  les ,  maar  die  de  Man  ook  moet  behartigen.  Zoo 
gelde  ook  bij  de  volgende  lesfen  voor  de  Vrouw  hetzelfde: 
^  De  verbeeldingskracht  mag  niet  te  veel  vrijherd  en  magc 
^  hebben  ,**  en :  „  zij  mag  zich  niet  te  hoog  boven  de  wer- 
M  kelijkheid  verheiFen.'*  Wel  verbeeldt  zich  de  Schrijver  daar- 
bJO,  dat  hy  'alleen  voor  Vrouwen  fichrijft;  maar,  naar  ons 
gevoel,  zon  het  werk  geene  minder  goede  figuur  maken,  wan- 
neer men  het,  als  bevattende  goede  lesfen,  ook  voor^  Vrou- 
wen» befcbouwde»  dan  nu  het  de  bonding  aanneemt"^  van 
alleen  voor  Vrouwen  gefield  te  zijn. 

Het  oorfpronkelQke  had  Reden  on  Gebildete  aus  dem  weib* 
Heken  Gefckleckte  ten  titel;  maar  de  vorm  van  Redevoeringen 
of  Ferhandelingen  kwam  den  Eerw.  r  o  l  l  minder  gefchikt 
voor.  Zonder  deswege  met  zijn  Eerw»  te  willen  twisten, 
dunkt  ons  evenwel»  dat  bet  toch  veel  van  dien  vorm  heeft 

be- 


behouden*  Men  inpge  bet  dao  ini  welgemeende»  befcheMe* 
ne,  leerzame,  hartelijke  (oefpraken  noemen,  hetzij  zoo;  w^ 
trenfchén,  dat  ze  veel  goeds  zullen  ilichten« 


ItnHfiing  êer  nieuwe  Leesikial  van  kn  RMerdamfche  Depar* 
t£went  der  Maatfehappij :  Töt  Nut  van  V  Algemeen ,  &ff 
fFaemdag  den  "ijlen  van  ïVintermaand ^  \%\§.  Te  Ketter'» 
damy  hij  C.Di  van  den  Dries;  In  gr.  8Kd.  59  5/.  /^.  12.* 

» 

JLoen  wij  deze  Inm'j'd/ng  ontvingen,  deed  ons  de  bezending 
een  dubbel  genoegen.  Zij  herinnerde  ons,  dat  het  fcboonc 
gebouw,  door  Rotterdam  voor  het  Nut  van  */  Algemeen  be* 
fiemd,  nu*  dadelijk  iu  voUe  beeriykheid  flond;  ev  zij  be^ 
loofde  ons  een  aangenaam  uur,  bi).  de  doorleziagf  desVeirks 
van  -twee  zoo  g^inOig  bekefltle  mennen.  Wij  begonnen  even^ 
wel  van  achteren  op,  en  verflonden  derr  eigen', oogenblik  het 
Vers  van  tollens,  dat,  trouwens,  zoo  glad  naar  bini^en 
ging,  en,  é^ns  geproefd  zijnde,  nfet  .wel  weir  ter  zQde  kon 
gelegd  worden*  Wij  moesten,  op  nieuws,  zj^n  heerlQk  \u 
lent,  zQn  brandend  gevoel  voor  het  edele,  en  goede,  zijn 
vernuft  bewonderen,  dat  altijd  een  oogpunt  w.eet  tè  kiezen, 
hetwelk  hem  de  zaak  in  het  volkomenfie,  waatachtigfie  eQ 
tevens  dichtetlijkfte  licht  doet  aan-  en  overzien.  Ja,  span* 
daSv  had  gelijk,  toen  hij  eenmaal  de  verdediging  (ook  der 
uitgave)  van  Gelegenheidsverzeo  op  zich  ntm:  ook  onze 
irOOTS  is  nooit  gelokkig^^  dan  wanneer  h^  eene  belangr^ke 
plegcigheid  viert:  daarbij  fpreekt  het  hart;  daarbij  komt  hee 
gevoel,  ei)  de  taal  des  gevoels,  van  zelve  voor  den  dag;he€ 
wek  «It  eene  levende  bron  op,  zonder  dat  de  verbeelding 
aU  eene  perspbmp  behoeft  te  werken,  om  hetzelve  naaiLbo« 
ven  te  brengen.  —  De  Redevoering ^  daarentegen,  van  reb« 
5EMA,  bleef  vooreerst  liggen.  Ei,  men  hoort  zoo  vele  re* 
devoeringen  en  verhandelingen,  dat  d^  lust,  om  dezelve  ook 
nog  te  lezen,  althans  bij  ons,  zelden  heel  opgewekt  i»;  en 
KBESEMA  was,  ja  wel,  een  knap  man,  maar  evenwel  geen 
tollens!  Dan,  na  wenscht  men  van  ons  een  verüag  de« 
zer  üukjes  in  de  Letteroefeningen  ^  en  ziel  meer  dan  een  klein 
(lootje  (waarvoor  wij  van  achteren  zeer  dankbaar  zUn)  is  er 
niet  noodig,  om  ons  het  geheele  fluk  eens  ordelijk  en  be* 
daard  te  doen  doorgaan.  De  Redenaar  had,  voorzeker,  eene 
moeijelijke  taak.  Veel  verwachting,  en  eigenlijk  maar  weinig 
ilof  1  Over  een  oud  gebouw  valt  dikw^lf  heel  veel  te  pra^ 
een;  over  een  nieuw  meestal  niet  meer,  dan  over  een  jong- 
geboren kind:  zoo  wat  van  de  kraamhistorie ,  de  baker  en  de 
min,  en,  als  men  meer  wil,  de  brave  ouders  etc.  Men  kan  dns 
bg  zulk  eene  gelegenheid,  even  alt  by  eene  gewone  fpreek* 

beurt. 


■ 

*  6 wft ,  iiftndeleti  waarover  men  wil  ^  en  loopt  blJ  deze  vrij*' 
heid  groot  gevaar,  ook  den  toehoorder  te  lacen  denken  wat 
hij  wil;  terwijl  hetnien^fe  gebonw  veel  gefehikter  is  om  zij-» 
nc  aandacht  van  onze  rede  aF^  te  trekken^  dan' wel  om  re  . 
daarbij  te  bepalen.  Wèl  hem,  die  hier  eene  goede  keu$  weet 
te  doen!  inzonderheid  wanneer  hij  ze  door  eene  bekwame 
titvoering  cnderfteuntf  Hem  alleen  gelukt  bet »  roet  de  ln« 
drukken  van  buiten  en  de^ewegingen  (^deu  toehoorders)  van 
binnen  éénen  weg  te  loopen,  en  alzoo  het  gezelfchap'tê 
brengen» waar  het  wezen  moet.  De  Heer  heb ^ema  Heeft 
dit,  naar  ons  inzien,  zeer  gelukkig  geklaarde  Hij  gebruikt 
eene  lange  inleiding;  en  die  heeft  men  bij  zutk  eene  gelegen* 
held  nood!;:  hij  zegt  daarin  veel  waars  en  goeds  en  fchoons 
óver  het  onderhavige  geval,  en  maakt  in  hef  b^zonder  zijner 
woonlïad  een  complimentje,  zoo  fraai  als  het  gemaakt  kan 
worden.  Een  cpmplimentje??  vraagt ,  dunkt  ons^  een  echte « 
warme  Rotterdammer»  Met  uw  verlof.  Mijnheer!  een  com- 
pliment is  eene  lofrede  In  het  klein;  of,  zoo  gij  misfchien 
Jneer  van  de  kunden  don  van  de  letteren  mogt  weten,  het  is 
een  pottrer,  dat  zeer  wel  gelijken  kan,  al  zegt  ook  de  eene 
t)f  andere  grompot,  dat  het  geflatteerd  is.  Enfin,  zoo  al  pra- 
tende (maar  het  is  er  praten  naar!)  komt  hy  op  zijn  onder* 
werp :  De  geestdrift  voor  het  goede.  Door  zulk  eene  drift 
was  dit  gebouw  verrezen;  dezelve  bezielde  al  de  aanwezigen  $ 
atij  is  het  begiufel  en  leven  der  geheele  MaatfchappiJ  Tot  Nut 
Van  V  Algemeen:  over  dezelve  fprekende,  wasfiet  voor  eiken 
hoorder:  tua  res  agitur  (uwe  zaak  wordt  behandeld),  en 
toet  genoegen  volgde  men  den  fpreker  op  de  uitdapjes,  ó\t 
hij ,  al  ongevoelig  tot  het  einde  (de  aanfpraken)  voortwan. 
delende,  in  bet  rijk  van  wijsbegeerte  en  letteren  deed.  Ook' 
wij  hebben  ons  op  deze-  wandeling  geen  oogenblik  verveeld , 
maar  danken  den  Heller  wel  hartelijk  voor.,»,  bet  geheele 
ttuk.  Eei'e  hebbe  de  ilad,  die  zulke  mannen  zoodanig  e?n 
gebonw  ziet  inwijden,  gefchikt  voor  de  grootfte  afdeeling 
der  weldadigde  MaatfchappiJ! 


I 

BRIEF    AAN  BEN  REDACTEUR   DER  VAPERLANDSCHB  LBTTE!lOfi« 
FENINOCN ,    RAKENDE    DE     VERDEDIGING    VAN    DEN     HEER  ' 
TANT  's   GRAVENWBBRT  IN  DEN,   ZOOGENAAMDEN,   RE- 
CENSENT pÓK  DER  RECENSENTEN. 

Miynheerl     ' 

Ik  ben  regt  blijde,  dat  er  zich  oog  zulke  dappere  Kampioe- 
oen  voor  de  eer  der  beleedigde  Dichters  opdoen,  aJs  er  zich 
ter  verdediging  van  den  Heer  van  's  graven  weert, 
in  het  MaandfcMrift  t  De  Recenfent  êok  der  Recenfenten ,  No. 
6,  hebben  vertoond;  en  het  is  mij  ook  aangenaam,  dat  men 
van  denzelven  Dichter  thana  even  zoo  goed  en  precies  weet, 

wur 


44*  BRUr» 

waar  hlJ  zich  boiten^sUnds  beWddC|  ais  inen  oos  hieromtrene  * 
berigt  geeft»  wanneer  catalani  of  andere  merkwaardige 
en  faooge  perfonén  op  reis  zijn;  die  'dele  Europa ^  Amfterdam 
en  mij  geritst.  Doch  het  fpijt  m^  tevens»  dat,  ten  opzigte 
van  de  bril- historie  in,  het  portret  des  gemélden  Dichters, 
zulk  eene  misfelijke  en  niet  (leek  houdende  vergelijking  mee 
den  brii  in  het  afbeeldfel  van  m^n'  overledenen  Vriend  hbl- 
MERS  is  gemaakt.  Dit  (irookt  niet  met  al  Hëlmkrs 
was,  vooreerst,  niet  over.  te  halen,  om  zijn  ponret  uit  te 
geven»  en  zoude»  dit  «1  doende»  geenszins  den  brii,  als  een 
teeken  zijner  geleerdheid,  in  z^n  afbeeldfel  op  den  neus  heb* 
ben  rondgevoerd.  £en  bewijs  van  het  eerfle  it  zijn  gedicht» 
De  Hollandfche  Natie  ^  zonder  portret  uitgekomen  bij  zifa 
leven; en  van  het  tweede» dat  hij  zich»  in  vxoegeren  tijd»  te 
Parijs  wel  heeft  laten  portrettéren»  maar  bloot  met  een'  or- 
dinairen  neus»  zonder  blazoen  van  geleerdheid  er  op.  De 
reden »  dat  er  nu »  buiten  zijn*  wil  en  weten »  een  afbeeldfel 
snee  een*  bril  verfcbenen  is»  ligt  hierin»  dat,  bij  het  overlij- 
den van  HELMERS»  er  geen  portret  van  hem  beflond»  daa 
alleen  hee  bovengemelde  weinig  gelijkende»  in  Parij%  vcrvaar-r 
digd;  en  dac  onze  Kundenaar»  de  Heer  smibs,  die  hel- 
WERs  nooie  anders  dan  mee  een*  bril  gezien  had,  het  toen 
waagde»  om  zijn  atbeelcffel ,  op  het  geheugen  af»  te  malen, 
en  zich  den  Dichter  d  rhalve  niet  andeiy  konde  voordellen, 
dan  als  ziende  door  een*  bril.  Dit  is  hee  geheele  geval.  £n 
jtiELMERs  heeft  zeker  nooit  kunnen  denken»  dat  deze  bril 
hem  eenmaal  in  vergelijking  zoude  brengen  met  den  Heer 
VAN*s  GRAVENWEERT,  met  wleu  hij»  buiten  étit  neus- 
decoratie»  anders,  zoo  ik  geloof,  weinig  overeenkomst  heefc 
gehad. 

Hee  overige  dezer  a(oogenaamde  Antikritiek^  als  daar  is  het 
verwijc»  dae  de  Letteroefenaars  alleen  het  Voorberigc  reeen, 
feren  en  niet  hee  werk  zelf,  (dat  crouwens»  als  voldrekc  niets 
nieuws  behelzende,  voorlang  reeds  zijne  beurt  gehad  heeft) 
ter  defenfie  van  den  Beoordeelaar  zelven,  zoo  hij  zulks 
der  moeite  waardig  acht»  overlatende,  dank  ik  den  Brief- 
fchrijver  voor  de  graden  van  dichterlijke  verdienden ,  aan  de 
Heeren  bilderdijk  en  van  *s  gravbnweert  boven 
andere  Dichters  toegekend.  Dit  is  leerzaam  en  bemoedi- 
gend.  De  eerde  daat»  namelijk,  al  de  overige  Dichters  in 
het  bejagen  van  roem  In  den  weg»  en  zij  (waaronder  dan 
ook  zeker  de  Heer  fbith}  gevoelen,  dat  z^  nooit  zijne 
fchadnw,  laat  daan  hem  zélven,  bereiken  zullen;  en  de  twee* 
de  gaat,  door  juistheid  van  denkbeelden,  9uiverheid  van  dijt, 
en  echte  muzikale  verddcatie,  ^e  meeste  onzer  hedendaagfcbe 
Dichters  boven  het  hoofd  klimmen.  Nul  die  hét  weet, 
moet  het  zeggen,  al  is  bet  quafi  ook  fchertfende.  De  Schrij- 
ver betuigt,  in  dit  zijn  ironisch  gefchrife,  zelf  ook  Dichter 
ce  zijn.  Wij  moeten  dus  krediet  hebben  voor  de  fijnheid  van 
zijnen  fmaak;  doch,  zeker,  ook  in  dezen  is  verfchil,  en 
een  zeker  geleerd  Prelaa;  zeide  eenmaal  tegen  vondel: 
Als  gij  zoo  voortgaat ^  zult  gij  CAt  s  welhaast  op  zijde  ftaan. 


j 


BOEKBESCHOuViNG. 


X 


Gtfchiedcrds   der  Mtnschhüd  naar   den   Bijbel^    doof 

HERMAN  MüNTINéHE.      XI  Declcn. 

(Vervolg  van  bh  193.)  • 

[Xde  DeeK]  Lle  leer  van  Jezus  mogt  in  de  hoofdzaak 
niet  verfcfaille;!  van  het  onderwijs  ^  hetwelk  reeds  de 
'Aartsvaderen  ontvangen  hadden.    De  kennis  van  den 
éénen  waren  God  moest  ook  in  gene  ten  grondflag  lig- 
gen.   Een  eerdienst  9  Gode  waardig ,  moest  in  dezelve 
worden  aanbevolen  ;  bet  !groote  oogmerk  ^  zedelijke  vol- 
making des  menfchelijken  geflachts,  by  toeoadering  aan 
de  groote  ontwikkeling»  te  helderder  doorftralen;  he( 
onderwiis  al  duidelijker »   en»  fchoon  gefchikt  naarde 
vatbaarheid  der  Joodfche  natie,  echter  zoo  veel  ont- 
kleed worden  van  datgene » wat  het  eigendommelljke  de- 
zer natie  tot  dusverre  gevorderd  had ,  als  noodig  was 
om  het  voor  elk  volk  der  aarde  verllaanbaarder  te  ma- 
ken ;  waarom  w$  in  het  Nieuwe  Verbond  dan  ook  eenc 
mengeling  van  JOQdfche  en  Onjoodfche  denkbeelden  enz* 
vinden  [belangrijke  aanmerking!]  %  terwijl  eindelijk»  in 
den  volwasfenen  ftaat  des  menschdoms ,  onderwijs  door 
daadzaken  niet  meer  zoo,  noodig  was  als  in  den  kind* 
fchen » maar  toch  nog  niet  geheel  kon  ontbeerd  worden» 

[Zielverbeffend  is  het  «.aan  de  hand  van  den  voortref- 
felijken  MUNTiNOHf^  yiniddelerwljl  hij  het  bovenftaan- 
de  op  de  bgzondere  ptmten  van  Jezus  onderwijs  toe- 
past, de  ontwikkeling  van  het  vroeger  gegeven  Godde- 
Ip  onderwijs  na  te  gaan ,  en  alzoo  te  komen  tot  een 
Jielder  gezigt  op  den  zainenhang  des  O.  en  des  N.  V.  ^ 
Gods  wijsheid  in  de  godsdienftige  opvoeding  des  men* 
fcbelijken  geflacbts  te  erkennen  —  iets ,  dat  zoo  hoog 
fioodzakeUjk  is»  zal  de  gehcelc  Bijbel  wèl  gewaardeerd 
worden.    Het  fpijt  ons»  dat  ons  bedek  verbiedt»  hier* 

BOBKDESCU»  i8ao;  NO.  II.  H  h  van 


450 


H.    MUNTINGHB 


van  in  alle  bijxQntlerheden  de  proeven  aan  te  wijzen. 
Dit  moacn  Wtf  echter  nog  opgeven ,  dat  de  doelmatig- 
beid  van  eene  verrchijning  der  Godheid  in  het  vleesch 
uit  de  menfchelijke  behoefte  te  dezen  heerlijk  wordt  af- 
geleid, en  welzód^,  dat  geen  tegenftander  dezer  loer, 
wanneer  hij  niet  door  zijne  waanwijsheid  voor  alle  over- 
tuiging  is  onvatbaar  geworden,  zijne  toellemming  op 
den  duur  weigeren  kan -aan  dii  betopg.  — De  Hoogleer- 
a^ar  vindt^  wijders,  de  leer  aangaande  den  lU  Geest, 
ats  afzonderlijke  ^*tf^^^/ï//y*Arfrf(het  woord */>^r/ba/i  heeft 
zijne  goedkeuring  niet)  in  het  Goddelijke  wezen,  pp 
cene  voor  ons  geloof  verplJgtende  wij^e ,  In  Jezus  leec 
gegrond ,  maakt  dezelve  aan  bet  verftand  200  duidelijk 
als  hg  kan,  maar  erkent  tevens,  dat  zij  éene  verbor* 
'eenheid  is,  waarvan  wij  zoo  goed  als  niets  weten. 
'  De  leer  van  Jezus ,  omtrent  den  mensch  en  deszelfii 
beftemming,  brengt  de  Hooglecraar  tot  vier  algemeeno 
fteliingen ,  en  verklaart ,  in  dö  ontwikkeling  van  deze , 
zoo  min  te  willen'  toegeven  aan  wgsgcerigen hoogmoed, 
als  aan  de  fpitsvindigheden  eener,  zich  Aoemende  regt* 
zinnige ,  Godgeleerdheid ,  en  daarin  atsoo  te  werk  gaan» 
dat  niet  alleen  geene  Cbristengezindheid  geërgerd  ,  maat 
veelmeer  de  grond  tot  de  verlangde  ver6enigtng  all» 
Christengezindheden  gelegd   worde,  welke  h'9  geeae 
zwarigheid  maakt ,  openlijk ,  als  een  voornaam  doel  van 
dezen,  gelijk  van  zijnen  overeen  arbeid,  te  erkennen, 
tte  Hoogleeraar  rekent  het  Gode  minder  waardig,  en 
niet  ftrookende  met  de  beftemming  van  den  mensch, 
aan  te  nemen ,  dat  heiligheid  een  gevolg  van  fcbuldver- 
geving  wezen  zoude ,  en  vindt  in  'de  leer  van  Jezus  ook 
het  tegenovergeftelde  geleerd. J'"  '  ^  '^' 

Tot  de  zedelijke  herfteïling  van  den  mensch  is  voofw 
eerst  noodzakelijk,  dat  hij  verzekering  cmtvange,  4at 
God  hem  zijne  zonden  wil  vergeven ;  en  deze  verzeke- 
ring is  niet  zoo  gemakkelijk  te  verkrijgen,  als  lAen  wri 
meenen  mogt.  —  Maar  ook  deze  verzekering  is ,  tot  *k 
menfehen  zedelijk  herftel,  nog  niet  genoeg;  daarvan 
zou  misbruik  kunnen  gemaakt  worden  ,^  wanneer  er  niet 

bij 


GBSCRIBlXeiiriS  DER.  IffiNQCHHBiD*  45l 

b^  kwame  de  omdekking  van  Gods  oovtraBdfriyken  wi^ 
em  de  achtbaarheid  zijner  zedelijke  .wet ,  ook  dip  zelfs , 
wanneer  Hy  zich  aan  derzelver  fnoodfte  Qvertreders  in 
vergevende  genade  op  het  hoogst  verhoerlgkt  ^  ten  ern- 
ftigfte  te  handhaven.  [Men  gevoelt  ^  wat  de  Hoogleer-* 
aar  bier  voorbereidt.]  ) 

Beide  benoodigdbeden  worden  in  de  leer  van  Jezua 
vervuki.    God  is ,  naar  dezelve ,  een>  vergevend  God ; 
maar  de  hoofdleer  van  Jezus  te  dezen  aanzien  was ,  dat 
Hij  de  middelsperfoon  is  9  door  wien  God  deze  zijne 
genegene  gezindheid  jegens  eet^  mondig  menschdooi^open» 
baarde.}  en  dit  is  overeenkomftig  de  orde  in  alle  werken 
Gods ,  want  ook  in  de  natuur,  doet  Hij  aïles  dopr  mid« 
delen*    In  Jezus  9  ni^melljk »  vertoonde  God  zich  welven 
als  vergevensgezind ;   maar   ook»  in  dien  broeder  der 
xnenfchen  en  hoofd  des  menscbdoms,  de  heerlijkheid» 
tot  welke  menfcben  door  Hem  komen  konden*    God 
fchonk  aan  zondaren  vergiffenis »  om  het  lijden  en  049 
den  dood  van  Jezus »  welke  in  het  algemeen ,  naar  zijne 
leer,  tot  heil  des  menschdoms  ondergaan,  het  middel, 
rantiben,  losgeld,   waardoor  en  waarvoor  velen  van 
verdiende  ftrfffen  souden  bevrgd  worden, heetenmogt^ 
2oodat  deze  dood  niet  alleen  vergeving  van  sonden  ver^ 
zekerde,  maar  ook  bewerkte.    Dan,  ten  aanzien  van 
het  vqrband  tusfchen  vergeving  der  zonde  als  uitwerk* 
fel,  en  den  dood  van  Jezus  als  middel,  heeft  deze 
[merkt  de  Hoogleeraar  wederom  aan]  zicb  niet  duide^ 
lijk  uitgelaten;  en  de  ontwikkeling  moet  dus  wacbtea 
tot  bij  de  befchouwing  van  de  leer  der  Apostelen  te  d^ 
xen  aanzien.  Door  de  wenken,  echter,  die  Jeztis  bief" 
omtrent  gaf,  U  klaar ,  i^.  dat  de  Vader  zijne  geboor*» 
saamheid  met  de  fc  huid  vergeving  van  al  zijne  broede"» 
ren  verkozen  heeft  te  beloonen.  'Door  die  gehoorzaam-; 
beid,  toch,  was  de  sedelyke  orde  voor  on$  en  in  oni0 
plaats  h^rfteld ,  omdat  de  gehoorzame  broeder  tsa  hoofd 
de»  meischdoQs  was.    a«.  Dat  Jezvs  dus  tevetls  voor 
ons  de  wrange  gevolgen  dêr  zonde  op  het  ievendigston« 
dervwd,  niet  qua  firaffen  yoor  Hom  f  maai  toch  al* 

Hbs  nsh 


45»  È.  MüNTI'NCïrB     -^      :^ 

natuuriijke  Voortbrengrels  vaOD  der  menfchen  fchuld. 
[Met  welk  regt  de  Hoogleeraar  den  bekenden  uitroep 
aan  het  kruis  aldus  geeft :  ^  mijn  God !  mijn  God  l  waar- 
om zoud^  gij  mij  verlaten?'*  betuigen  wij  niet  in  te 
zien»  £n  ten  aaqzien  der  üjn ,  fijn  uitgeplozene  rede* 
neringen ,  waarmede  de  Hoogleeraar,  bij  alle  redelijkheid 
zijner  denkwijze  en'  openhartige  opgaaf  van  dezelve, 
toch' zoo  n^lbij'immer  mogelijk  aan  her  oud^regtzinnig 
geloof  aangaande  het  dragen  der  ttraf  onzer  zonden  door 
Jezus  heenfchuift,  erkennen  wij  derzclver  blijkbaarheid 
niet  te  bevatten^  haar,  bij  hare  v^rgezocntheid  (^fft 
venia  verbo) ,  niet  te  kunnen  houden  voor  den  gang^ 
dien  het  geloof  van  eenen  ieder  te  dezen  aanzien  nemen 
fnou ,  en  in  Jezus  eenvoudige  voorllellingen  aangaande 
de  aanleidUig  en  het  doel  van  zijnen  dood  haar  niet  we^ 
der  te  vinden.  —  Het  een  en  ander  zouden  wij  trachtes 
te  bewyzen,  wanneer  wij  eene  verhandeling  fcbreven, 
in  plaats  van  een  vérflag.  Alleen  dit  moeten  wij  vrai- 
gen:  hofe  weet  de  Heer  muntin'ohe  zoo  yecl  van 
die  zaak ,  daar  Jezus  (zie  boven)  er  zich  zoo  Geinig 
duidelyk  over  heeft  uitgelaten ,  en  hij  thans  Jezus  leer, 
en  niet  die  der  Apostefkn ,  voordraagt  ?]  Pe  verloafing 
gefchiedt  wijders  ook  door  Jczu^^  uit  hoofde  dat  God 
Hem  als  den  volmaakt  heiligen  ons' ten  voorbeeld  (ieN 
de ,  en  ten  laatlte  doordien  Hij  Hetn  na  zijne  diépever- 
nedering  wederom  verhoogde  en  tot  hemelfcbe  heerlQk* 
heid  verhief.  —  De  mensch  wordt  niet  anders  deeige« 
«oot  aan  de  zaligheid  ,  door  Jezus,  aangebragt ,  dan  door 
het  geloof, en  wel  zulk  een, dat  gepaard  gaat  met  eene 
hartelijke  belangfteliing  in  Jezus  verdiende ,  en  invloed 
op  het  hart  en  het  leven.  [Ten  aanzien  der  oorzaken, 
waarom  bet  geloof  zoo  ftellig  wordt  begeerd ^  hadden 
wij  den  fchranderen  Hoogleeraar  wel  wat  uitvoeriger 
gewenscht ,  daar  toch  ihenige  fcAijngrond  tegen  de  ver^ 
pligtende  kracht  van  dezen  eisch  wordt  ontleend  uit  de  « 
op  zich  zelve  waarachtige,  ftélling:  ik  kan  toch  t^t 
gun  geloof  genoodzaakt  '99orden.  Zou  het  hier  niet  de 
plaaics  geweest  zijn  aan  te  toonen ,  dat  God  niet  flrijdig 

.     .  ban* 


GESClIIEDBNjrS  DBR  MBNSCHHEID.  453 

handelde 9  met  zulk  een  geloof  te  vorderen?  lo.  omdat 
zander  geloof,  als  eerile  daad  van  onderwerping ,  en 
als  grond  aller  deugd,  ook  de  bekeering  onbegonnen 
blijft;  üo.  omdat  er  redeliike  grpnden  genoeg  gegeven 
;;ijn,  waarop  het  {leunen,  kan;  .3<*.  omdat  in  deze  zaak.,  ^ 
als  de  geheiuizinnigftjs ,  niet  alles  zinnelijk  doorzien  kan 
worden;  4^.  omdat  juist  tegen  de  leer  van  eenen  ge* 
kruisten  Zoon  Gods  en  Zaligjngker  der  Wereld  n^en-* 
fcheiijke  waanwijsheid  en  zinnelijkheid  zoo  veel  meent 
te  kunnen  inbrengeo ;  5°.  omdat  derhalve  (gelijk  ook  de 
ondervinding  genoegzaam  leert)  ftelHg  ongeloof  meer 
het  gevolg  is  van  een  bedorven  hart ,  hétgene  de  waar^ 
heid  niet  wif^  dan  van  onvermogen,  om  .de  gronden , 
waarop  het  (leunen  moet,  blijkbaar  te  vinden;  terwijl, 
6\  de  zaak,  die  geloofd  moet  worden,  veelzijdig  ge- 
noeg is  voorgeileld ,  om  aan  eiken  geloovigen  z^ne  ei« 
gene  manier  van  befchouwen  tevens  toe .  te  (laan ,  en 
dus  het  geloof  aan  Jezus ,  hoezeer  als  pligt  gevorderd  ^ 
echter  altijd  vrij  en  redelijk  blgveft'kap.  .Van  de.tagen» 
ktnting,die  hetzelve-  in  de  zinnelökheid  vandenmensch 
ontmoet ,  vinden  wij  namelijk  flechts-  in  zoo  verre  mel- 
ding gemaakt,  als  de  Hoogleeraar  de  leer  aangaande  de 
hoogere  hulp ,  die  men  tot  hetzelve  behoeft  en  ook  be« 
komen  kan ,  als  de  vierde »  algemeene ,  tot  de  leer  van 
Jezusr  aangaande  onze  yerlosilng  behoorende,  (lelling 
opgeeft.] 

.  De^vereeniging  van  die  m.aatfchappij  van  menfchen, 
die  jQzua ,  door  het  gelopf  en  de  belijdenis  van  het  £van- 
gelie,  :van  alle  andere  volken  en  menfchen,  welke  van 
dit  geloof  en  deze  belijdenis  vreemd  waren ,  wilde  on« 
derfcheiden,  noemt  hij,  in  navolging  vaii  de  leer  en 
denkwijze  des  O.  V.  ,een  Koningrijk  Gods.  Hij  tracht* 
te  van  lieverlede  zijne  t^genooten  terug  te  brengen  tot 
de  regte  denkbeelden,  welke  reeds  de  Profeten  van  het 
Koningrijk  van  den  Mesfias  gegeven  hadden.  Hij  deed 
het  kennen  als  niet  van  deze  wereld ,  langzaam  en  on* 
zigtbaarontftaande,  maar  bedemd  öm  eenmaal  in  vollen 
luister  te  verfchynen  i  .zigtbaat  voor  elk ,  en  gereinigd 

H  h  3  van 


^4-  H.    MUNT  ING  HE- 

vtn  at  die  gene,  welke  flechts  voor  het  uiterlQke  on* 
derdanen  in  hetzelve  waren. 

Aangaande   den  Itaat  des  toekomenden  levens  leert 
Jezus  9  dat  de  zielen ,  terftond  na  den  dood  des,  h'g- 
cbaams ,  in  eenen  toeftand ,  overeenkomftig  hare  zede- 
lijke gefteldheid ,  zich  zullen  bevinden ,  maar  dat  haar 
lot  eerst  ten  dage  des  oordeels  ial  beflièt  en  voltooid 
worden  en  eeuwig  duren.    Ook  de  (IraiFen  der  motdwil^^ 
tig  vcrftoktê  zondaren  zullen ,  in  allen  gevalle ,  in  fcr* 
gcÜj  hing  met  de  zaUgheidderregtvaardigen ,  eeuwig  zgn. 
Hartekundig  verordende  Jezuë  ^  als  uitwendige  Gods« 
dienstplegtigheden 5  flechts  Doop,  Avondmaal  en  Ge^ 
bed*    De  eerfte  als  eene  plegtigheid ,  haren  grond  heb* 
bende  in  de ,  bij  Jood  en  Heiden  vrij  algemeen  aangeno* 
mene,  gewoonte,  dat  zij,  die  plegtigaan  de  vereering 
Gods  toegewijd  werden^  met  rein  water,   ten  zinne« 
beeld  van  de  reinheid  der  ziel ,  waarmede  de  Godheid 
moet  gediend-  worden ,  werden  gewasFchen.  Jezus  ver- 
ordende haar  voor  ééns ,  namelijk  bij  de  intrede  in  de 
gemeenfchap  der  Christenen.   'Het  Avondmaal  als  zin- 
nelijke vertegenwoordiging  van  zijnen  dood.    [Zoa  bet 
Avondmaal  waarlijk  niets  meer  zijn  ?  waartoe  dan  het* 
zelve,  en  waar  liggen  dan  de  toereikende  punten  van 
gelykheid?  Ons  komt  voor,  dat,  wanneer  het  niet  meer 
it,  het  alsdan  zelfs  ook  dit  niet  is.]    Het  Gebed  heeft 
Jezus  zóó  gewijzigd, dat  wel  al  het  misbruik  wegvallen 
moet*    [Wanneer  de  Heer  m  u  n  t  ity  g  h  e  bij  deze  ge* 
legenheid  onder  anderen  zegt,  dat  tè  menigvuldige  of 
te  zeer  fjphitterende  plegtigheden  aanleiding  tot  pries* 
terbedrog  en  vervolging  geven, moeten  wij  aanmerken, 
dat  elke  Relfelzucht  dit  ook  doet,  al  is  de  voordragt  der 
ftelfelen  z.oo  dor  en  zouteloos ,  dat  verftand  noch  hart 
er  iets  aan  hebben  <en  misrchien  in  dit  geval  het  meest); 
al  vindt  zij  plaats  in  kerkgebouwen  zoo  luguber  als 
doodsgewelven ;  al  is  al  het  gevoel  opwekkende  als  met 
opzet  tegengewerkt ,  en  alles ,  wat  baar  verzelt ,  ge». . 
loèen  en  cfkipasfende. 
Tc  (tellen,  dat  de  Heer  het  beflaan  en  de  werkittgen 

van 


OBSCHIE0SMIS  OER  MENSCÜHSIO.  455 

van  booze  Geesten  niet  kan  geleeraard  hebben »  omdat 
wij  van  dat  beftaan  onkundig  zijn  ^  houden  wi]  ^  met 
den  Heer  biuntinohb,  voor  eene  groote  trotschheid. 
Maar  wanneer  zi]n  Hooggel.  in  Jezus  redenen  te  dezen 
aanzien  yoljirckt  geene  fchikking-  naar  Joodrcfae  denk* 

'  en  fpreekwijze  toedemt^  dus  alles  letterlijk  opgevat 
wil  hebben ,  kunnen  wij  daar  ons  zegel  niet  aan  hech- 
ten ;  fchoon  ook  wij  in  de  leec  van  den  mogelijken  in- 
vloed van  booze  Geesten  /voor  onze  zedelijke  vrgheid» 
voldrekt  geen  kwaad  zien*] 

Je^us;  leer  wordt  bijzonderlijk  gekenmerkt  door  hare 
tlgemeene  (trekking  voor  alle  menfchen  en  hare  geldig- 
heid voor  alle  tijden«  Zij  js  ook  inderdaad  gefchikt  ter 
bevordering  van  perfponlijk  geluk ,  van  volksgeluk ,  en 
van  wereldgeluk.  —  Deze  algemeetie  (trekking  (Iraalde 
ook  (leeds  door,  als  hoofddoel,  in  het  onderwys  vaa 
Jezus,  hetwelk  volftrekt  menschkundig  was,*  zoowel 
ten  aanzien  van  de  ftof ,  die  Hï}  koos ,  als  van  de  manier 
van  behandeling.  Hi}  fprak  en  leerde  voor  den  mtnsch^ 
droeg  zyne  leeringen  ook  voor  in  eene  orde,  juist  voor 

*  den  mensch  van  alle  tgden  gefchikt ,  en  ftaafde  dezelve 
Mer  dikw^Is  door  betooning  van  zijn  Goddelgk  gezag» 

• 

{Het  yervolg  en  flot  hierna.^ 


BijMorftfdng  over  het  Evangeïie  yan  Mattheus;  êoo'r 
H.  VAN  HBYNINGEN,  Predikant  te  KijrvHjk. 
Ifte  Deel.  In  'j  Grarfenhage ,  bij  de  Wed.  J.  Allart 
en  Comp. .  1819^  In  gr.  %yo.    340  i5/.  ƒ  3- :    : 


D 


e  voorrede  van  dit  doelmatig  en  nuttig. werk  ver* 
4ient  allezins  herhaalde  lezing  en  opmerking ;  dezelve 
wijst  overtuigend  aan ,  dat  echte  Bijbelkennis  het  ware 
middel  is  tot  onderlinge  verbroedering  der  Christenen , 
tot  matiging,  en  het  dempen  van  ieder  gefchil ,  en  ter 
afwering  van  iedere  poging ,  zoowel  van  het  on-  als  van 
Ittt  bygeloof.    Uit  de  vroegere  gefchiedenis ,  en  ook 

H  b  4  die 


\, 


456  H*  VAN  HEYKiNGEtf 

die  by  en  na  de  KerkherVortning,  wordt  dit,  zoowel 
als  door  bondige  redenering  ^  bewezen.  De  Sctjrijver 
•komt  dan  ook  natuurlijk  op  het  nut  der  Bgbeloefenin- 
gen  van  den  Christelijken  leerdoel ,  zijnde  ophelderen* 
'de  lezing  van  een  meer  uitvoerig  gedeelte,  met  invoe^ 
ging  van'zoodamge  aanmerkingen,  als  ter  zedelijke  be« 
oefening  voor  den  toehoorder  de  meeste  opwekking  ge 
ven.  Hij  nam  daarvan  eene  proeve,  ingevolge  den' raad 
der  Synode ,  en  koos  oordeelkundig  daartoe  het  £van* 
gelie  van  Mattheus;  en,  na  deze  taaji  vólbragt  te  heb- 
ben ,  geeft  hij  dezen  zijnen  arbeid  in  het  licht ,  den- 
zelven  nu  hebl)ende  vervormd  tot  een  godsdiénftig 
leesboek  voor  ieder  Christelijk  huilsgezin;  en  hij  doet 
dit  met  zob  weinig  aanmatiging,  dat'  hij  op  dén  voor- 
grond zet ,  niet  gefchreven  te  hebben  voor  den  geleer« 
den  Hand ,  en  den  geleerden  waarfchuwt ,  dat  hij  g  a  o* 
TIU8  eUKuiNOBL  tot  zijne  befliendige  gidfen  koos» 
tn  men  dus  weinig,  dat  men  'bij  deze  niet  vindt,  bg 
hem  verwachten  kan ;  alhoewel  hij  zich  daarom  ^eens« 
eins  (laafs  aan  het  oordeel  van  deze  mannen  bond, 
maar,  waar  hij  daartoe  reden  zag,  zich  zeer  wel  van 
ben  heeft  durven  verwijderen ;  hetwelk  wij  ook ,  big  de 
gezette  lezing,  hier  en  daar  inderdaad  hebben  op* 
gemerkt. 

Het  werk  zelf  bevat,  na  eene  korte  inleiding,  (in 
welke  het,  voor  den  gewonen  Lezer,  noodige,  ,ter  in- 
leiding van  dit  Apostolisch  gefchrift ,  kort  èn  bondig 
gezegd  wordt)  het  Evangelie  zelf ,  met  bijzonder  ken- 
merkende letter  gedrukt ,  en  met  ophelderende  aanmer- 
kingen doorweven,  zoodat  de  nadenkende  volkomen 
verftaat  hecgene  hij  leest,  en  ook  de  meergeoefen^e 
en  met  andere  uitlegging .  bekende ,  ook  waar  hij  ver* 
fchillen  moet,  opmerkt,  dat  van  hbyninobn 
niet  zonder  oordeel  en  nadenken  gekozen  heeft;  ter* 
wijl,  bij  bet  op  deze  wijze  openen  der  Schrift  voor  het 
verlUnd,  het  hart  niet  koud  en  ongevoelig  gelaten, 
inaar  telkens  aanleiding  genomen  worde  tot  roering, 
en  aanwijzitg  en  opwekking  gegeven  tot  ernftjge,  regt 

Chris* 

4 


BJJSELOBPCNING.  457 

'CfiristeHjke,  beoefening. /Aan  fommige  Lezers  zul- 
kO)  bier  en  daar^  die  prakciCche  aanwijzingen  en  op* 
wekkingen  wel  eens  wat  té  uitvoerig  voorkomen ;  maar 
•doorgaans  is  toqh  dit  btt  geval  niet;  en,  als  men  in 
4)et  oog  houdt  y  dat  men:  een  volksboek  in  handen  beeft^ 
zal  men  erj^ennen  moeten »  dat  dit  zelfs  geene  veront* 
fc huldiging  behoeft. 

.  Wij  ontvangen  h^r  Bijbeloefening  over  het  Evange- 
lie van  Mattheus ,  en  flechts  hm  en  daar ,  waar  die 
volftrekt  noodig  was , .  wor<jen  de  andere  Evangelisten 
te  hulp  geroepen*;  hetwelk  alzoo  is  gelijk  het  behoort^ 
opdat  men  den  eenvoudige^  Le^ser  niet  verwarre;  en 
bijna  altyd  houdt  zich  de  I^eeraar  hier  zoo  volkomen 
en  regtftreeks  aan  den  tekst ,  dat  ieder.  Protestautsch 
Christen  dit  Bijbelsch  huisboek ,  zondter  eenige  botQng 
tegen ,  zijn  bijzonder  Genootfcbap  eigene ,  meeningen , 
lezen. kan.  Evenwel  geven  wij  den  Schrijver  te  dezen 
aanzien  in  bedenking,  of  het  wel  noodig  ware,  (zijn 
'gevoelen  laten  wij  hem  voor  het  overige ,  dit  fpreekt 
Tan  zelf,  volkomen  vrij)  bi^  Hoofdd.  III:  17,  b]«  51, 
zoo  ftellig  te  verzekeren ,  dai  de  gewoonte  der  Christcm 
ften ,  Vtf «  de  eerfte  eewwen  af^  gewild  heeft  l  dat  hunne 
kinderen  door  de  plegtigheid  van  den  Doop ,  voordat  zij 
eenig  begrip  van  dezelve  vormen  konden^  der  fiemeente 
aderden  ingelij'fd.  En  wy  ftemmen  den  Schrijver  wel 
gaarne  toe ,  „  dat  Jezus  zeer  zeker  meer  van  het  Gees* 
^  tenrijk  wist  dan  wij ,  en  dat  zijne  verklaring  in  dezen 
^  niet  te  gelaoven  onverftand  Js,  en  geene  verlicht 
„  ting;'*  overtuigend  is  oni  echter  zijn  bewijs  niet  uit 
Matth.  XIII:  15— -199  bl.  194,  dat  Jezus  aan  eenen  in- 
vloed des  Duivels  op  het  hart  des  menfchen  geloofde. 
En  daar  het  geloof  aan  den  Duivel  toch  wel  niet  tot 
het  wezenlijke  der  Christelijke  leer  behoort ,  zoo  had* 
den  wij  ook  hier  de  onfcbadelijke  meening  van  velen  te 
dezeii  aanzien  wat  meerder  ontzien  verlangd ;  gelijk  wij 
'  de  fchrandere  voorzigtigbeid  van  dezen  Bijbeluitlegger 
omtrent  de  door  Demonen  bezetenen  opmerkten,  b. 
V.  bl.  71  y  S67  en  elders ;  alhoewel  des  Schrijvers  bij- 

H  h  5  zon* 


458     H.   y  A  N«  H  E  Y  N  f  N  0£  N  ^  BIJIBLOEFENINQ. 

zondere  meeniog  bij  Hoofdft.  VIII:  31  toch  dttidelyker 
uitkomt;  waarvan  wij  voor  ons  tot  nog  toe  Terfchil* 
len,  als  die  's  mans  aanmerfciDg ,  hU  i6or^g  vs*  28» 
lieyer  aldus  hadden  gefteld  gezien :  „  als  name  ie$.  ge* 
loof  aan  den  invloed  der  booze  geesten  afy  naar  mat^ 
veriichtnig  en  befcba^ing  toenemen." 

Dan,  deze  en  foortgelijke  aaninerUagen",  die  wq 
zouden  kunnen  maken ,  zijn  jvan  zeer  gering  belang ; 
en  wij  achten  bet  onnoodig,  over  de  wezenlijke  en 
groote  voortreffelgkheid  van  dit  werk  uit  te  weiden; 
want,  waarlijk 9  het  valt  reeds  bij  het  doorbladeren 
een*  ieder  in  het  oog ,  dat  zoo  goede ,  Ja  v^oorcreffeiijkc 
wijn  geenen  krans  behoeft. 

Wij  zien,'  en  zeker  het  godsdienftig  Publiek  met 
ons,  het  tweede  Deel,  hetwelk  de,  14  laatfte  Hoofd* 
flakken  van  dit  Evangelie  bevatten  zal ,  met  groot  ver> 
langen  te  genroet. 

Bij  eene  tweede  uitgave ,  welke  wij  van  een  gods» 
dienftig  huisboek  van  zoo  eene  blijvende  waarde  zeker 
verwachten ,  mogen  wij  vMr  fpelling  en  taal  wel  eene 
naauwkeurige  herziening  wenfchen. 


Dagclijkfchc  Oefeningen  des  Christtns  in  de  Lijdcnsge^ 
fchiedcnis  van  zijnen  Heiland  ^  ten  tijde  van  derxel» 
ver  Gedachtenisviering.  Door  .a«  de  koning. 
Predikant  te  Sliedrecht.  Ifie  en  Ilde  DeeL  Te  Dor d* 
recht ,  bij  J.  de  Vos  en  Comp.  In  gr.  $v^.  Te  zo* 
men  371  jB/,  /  3-6-: 


H 


oezeer  het  groote  denkbeeld:  „Jezus  is  in  zyn 
lyden  het  offer  voor  onze  zonden ,"  bij  den  over  dit 
bijden  pein zenden  en  over  hetzelve  f chrij venden  Chris* 
ten ,  het  heerrchende  behoort  te  zijn ,  zoo  is  het,  aan 
den  anderen  kant ,  verblijdend ,  de  vele ,  zeer  vele  leer* 
rijke  en  vertroostende  zijden,  die  Jezus  lijden  heeft ^ 
door  de  vlijt  en  het  godsdienftig  gevoel  opgezocht  en 

te 


tt.  voorrcliijn  gebrtgt  te  zien.  'Het  hoofHdenkbeeld 
toch :  „  Jezus  dood  onze  verzoening  met  God ,"  kan 
zoo  veelvuldig  ontleed  worden,  en  moet  het,  zal  er 
geen  tede  -  beleedigend  misverftand  geboren  worden. 
'De  fchatten  van  aanwijzingen,  waarrchuwingen ,  te« 
regtbrengingen ,  velrtroostingen  moeten  opgedolven^ 
en  alzoo  de  wijze ,  waarop  onze  verzoening  met  God 
is  voltooid,  duidelijk  gemaakt  worden  uit  de  onder* 
fcheidene  behoeften  onzer  zedelijke,  maar  toch  zondige 
natuur,  waarvan  de  voldoening  in  Jeztia  lijden  en  ütr* 
ven  wordt  gevonden.  Het  is  de  vrucht  van  den  min 
beperkten  en  min  eenzijdigen  —  zoo  gij  wilt »  min  ftel« 
felzuchtigeü  —  geest  des  tljds ,  dat  de  lijdensgefchiede* 
nis  meer  dan  te  vqren  alzoo  behandeld  wordt. 

De  Heer  ds  koning,  niet  door  het  onderhavige 
werk  alleen  bekend ,  maakt  er  ook  bgzonder  zijn  werk 
van  f  dit  pf  aktikale  te  doen  uitkomen ;  en  alzoo  levert 
ky  een  werk ,  ter  „  dagelljkfche  oefening  des  Christens 
ip  de  lijdènsgefchiedenis  van  zijnen  Heiland**  zeer  ge- 
fchikt,  zoowel  ten  aanzien  .van  den  inhoud  9  als  bet 
vloeijende  en  gemoedelijke  van  den  ftijl.  Na  het  popu* 
lair  verhaal  van  elk  tooneel  van  's  Heilands  lijden ,  vol* 
gen  de  opwekkingen ,  waartoe  het  aanleiding  geeft ,  en 
ophelderende  aanmerkingen,  getuigende  van  de  bele* 
zenheid  des  Schrijvers  en  van  deszelfs  helder  oordeel. 
Wat  de  letterkundige  aanmerkingen  aangaat ,  zoo  kwa* 
men  ons  de  Latgnfche  aanhalingen,  in  een  werk  voor 
ongeletterden,  wel  wat  vreemd  voor;  dan,  wij  dach- 
ten :  z^  ftaan  eigenlijk  toch  niemand  in  den  weg.  Ten 
aanzien  der  uitlegkundige  zijn  wg  het  met  den  Schrij* 
ver  niet  altijd  eens;  dan,  dit  is  zoo  min  mogelijk  als 
noodzakelijk.  •»-  Wij  ▼erihan  onder  „  den  overften  der 
wereld' •  ook  den  duivel ,  die , .  nakr  ons  gevoel ,  en 
overeenkomftig  hetgene  van  hem  alom  in  het  N.  V.  ge*' 
zegd  wordt,  zoowel  een  onzedelijk  begiAfél^  als  eene 
zelfftandigheid 9  oï booze geest ^  kan  wezen,  en  kunnen 
dus  (Jo.  XIV:  30)  de  Joodfche  overheid,  als  uit  dit 
onzedelyk  beginfel  handelende,  geenszins  buitengeflo- 

ten 


tien  rekenen ,  wanneer  Jesus  zegt :  de  overfte  dt%cr  vem 
rcld  komt»  —  Dat  in  's  Heilands  betuiging :  de^  Vader 
is  meer  dan  ik ,  dit  meer  de  beteekenis  van  gelukkiger 
zoude  hebl^en,  komt  ons  gezocht  voor;  hoezeer  wi| 
de  geleerdheid  van  Calvinus  enz.  eerbiedigen.  sMaar^ 
gefteld  ool^y  dat  deze  beteekenis  konde  doorgaan^  is 
dan  degene^,  die  heerlijker,  gelukkiger,  of,  gelijk  ia 
de  aangehaald  wordende  plaats.  Gen.  XXVI:  13,  ry- 
ker  is  dan, oen  ander,  niet  ook  tevens  meerder,  in  den 
eigenljykften  zin  ? 


Kort  Begrip  der  Christelijke  Kerkgefchiedtni's ^  yoor 
Folk  en  Jeugd;  door  j.  i.  ^f,  schmid^  Predikant 
te  Bikelsberg  ^  in  het  Hertogdom  Wurtemberg.  Ver^^ 
volgd  tot.  op  den  tegeitwoordigen  tijd 9  door  a.  ijpb,  ij^ 
Doctor  en  Hoogleer  aar  in  ,de  Godgeleerdheid  !te  Gr  o* 
ningen.  Il  Deelen.  Derde  ^  vermeerderde  en  verbe* 
ter  de  Uitgaf  e.  Te  Groningen  ^  bij  J.  Römelingh. 
1819.    In  gr.  ivo.    Te  zamen  535  Bh  ƒ4.6-: 


I 


n  1817  deden  wij  van  dit  zoo  nuttig  werk,  en  den 
door  den  Hoogleeraar  ijpbij  daaraan  hefteden  arbeid  , 
yerflig.  Toen  zag  hetzelve  reeds  voor  de  tweede  maal 
bij  ons  het  licht;  en  het  bevreemdt  ons  niet,  dat  die 
oplage  reeds  wederom  geheel  is  uitverkocht.  Prof. 
IJ  p  E  IJ  heeft  nu  de  fpelling  veranderd,  hier  «n  daar 
het  geftelde  nog  verduidelijkt,,  en  er  nu  en  dan  nog  iets 
belangrijks  ingevoegd.  \Vi}  twijfelen  niet,  of  de  druk* 
ker  vindt  ook  bij  deze  nieuwe  uitgave  zijne  rejcening, 
en  wij  hebben  alle^^ins  ftof  tot  blydfchap ,  dat  dit  werk 
zoo  druk  gezocht  eu  met  zoo  veel  vruchi;  gelezea 
wordt.    ' 


■ 

Frw 


«        '    T.   FURII  BONONIA,  ^     46I 

«  *  •     •  • 

Friderki  Fürii,  C^eriölani  Valentini  Bononia,  five  de 

LTbrfS  SÏcrfs  in  Vernacatatn  Llnguam  convertêndjs. 

> 

Libri  daóy  ad  Tranclscum  Bovadillam  Mendoziüm, 
Cardinalem  Burgenfem.    £x  editione  Bafileenfi »  An. 

r 

1556  repetitU    Lugd.   Batav.  apud  S.  et  J.  hucht^ 
pians.  18 19.  8vo.  form.  maj.  pp. XXVI, 099.  ƒ»•:-: 

{fi^er  het  vertalen  der  H^  Schrift  in  de  moederfprake^^ 


D 


e  vraag 9  bier  vermeld,  is  thans,  in  een  dubbel 
opzigt ,  aan  de  orde ;  vooreerst  wegens  de  vernieuwde 
fchermutfelingen ,  in  ons  vaderland,  tusfcben  Roomsch 
,€n  Protestantsch,  waarbij  dit  onderwerp  dikwijls  mede  ter 
bane  komt ;  ten  andere,  inzonderheid ,  wegens  de  uitge- 
breide j)Ogingen  onzer  tijdgenooten  ter  Bijbel  verrprciding, 
welke  ons  aanleiding  hebben  gegeven,  om  te  zien,  dat  niet 
alle  Katholljken,  zelfs  van  naam  en  gezag  in  de  kerk-, 
eenftemmig  over  deze  zaak  zijn  denkende»  Men  weet  in 
.tegendeel,  dat  de   waardige  Priester  vaw    ssz,  in 
DuitschlaQd,  een  der  ^verigfte  en  werkzaamfte  leden 
van  dat  waarlijk  heilige,  verbond  is ,  hetwelk  ztch.de 
algemeenmakUig  van  de  kennia  des  Heeren ,  door  mic^ 
del  van  drukken ,  vertalen ,  uitdeelon  en  verzenden  des 
Bijbels,  oQder  alle.  volken  ten  doel  (lelt;  zich  hierover 
verdedigende  tegen .  de  aanvallen  der  onkunde ,  mét  ge* 
,z;ig  u)t  oude  en  nieuwere  tijden.   De  ijverige  Hoogleeii- 
aar  tijdbman  doet  dus  det  Christenwereld  ligt  geei^ 
nen  onbelangrijken  dienst,  door  de  tqdige,  vernieuwde 
uitgave  van  een  boek ,  dat  federt  lang  onder  de  zeldza* 
me  behoorde,  en  echter,  om  den  naqm  des  Auteurs, 
eenmaal  aanzieniyk  tn  het  rgk  der  letteren ,  onwrikbaar 
getrouw  gebleven,  aan  de  leer  en  tucht  des  Pausdoms>, 
en  vriend  en   ratdsmaa  van  phjlips  van  Span/^^ 
doch  tevens  genegen  tot  den  vrede ,  en  Ijverig  werk* 
zaam  om  de  gefchillen  in  £eze  landen  by  te  leggen ,  ver* 
diende  geraadpleegd  te  worden ;  geliyk  dan  ook  de  in« 

houd 


^1^2  F»   FU&II  BONONIü^. 

houd  aan  de  opgevatte  vemrachtifi^  Ttn  tefien  zoo  1iel* 
derdenkenden  en  zacht  moedigen  man  uitnetnend  beant- 
woordt, en  het  pleit  ten  vpordqele  der  vriencjen  van 
den  Bflbel  en  zijne  ^erfpreiding  zegevierend,  beflist. 
Dubbel  aangenaam ,  voorwaar ,  is  ons  zulk  e^n  voor- 
beeld, gefchikt,  aan  de  eene'zljde,  om  h^t  vooroordeel 
der  Roomschgezindën  tegen  eene  zaak  ^  meest  door  Pro* 
testanten  verdedigd,  weg  te  nemen,  en,  van  den  an« 
deren  kant;,  dat  der  laatde  ^  tegen  de  eerde  .^l  te  al'' 
getdeen  opgevat ,  aanmcrkelijkte  verminderen.  Inder- 
daad ,  wij  hooren  hier  eenen  man  redetwisten ,  zoo  vast 
verkleefd  aan  de  leerftellingen  van  Kómi\  dat  hij  alle 
andersdenkenden  in  vroegere  of  latere  dagen ,  (fcfaoon 
wij,  dat  opmerkelijk  is,  van  de  Hervormers,  in  of  kort 
vé'^r  zijnen  tgd ,  geene  opzettelyke  melding  hebben  ge- 
vonden, en  B&ASMU8  en  de  vertaling  van  casta* 
.XI  o  hoog  geprezen  worden)  zonder  omftandigheden , 
verblinde  letters  noemt ,  en  die  echter  over  de  hoofd* 
zaak  des  Christendoms ,  als  licht  en  leven  der  deugd , 
tot  troost  voor  tyd  en  eeuwigheid,  op  zulk  eene  wijze 
fpreekt ,  dat  men  genegen  wordt  om  te  vragen ;  waar- 
toe eene  bloedige  Hervorming,  indien  dU  de  KathoUjke 
leer  zij  ?  Verftaat  de  Christenfchaar  dan  thans  hare  over- 
geblevene verborgenheden  beter?  Of  weet  zij  daar, 
waar  men  ze  alle  verworpen  wil  hebben ,  dit  gevoelen 
gemakkelijker  met  de  U.  Schrift  overeen  te  brengen? 

Doch,  ZQ  was  dan  voorzeker  ook  niet  ontdaan  ,  en 

bet  is  echter  zekerlijk  goed ,  dat  zij  ontdaan  is ,  om  be« 
weging  en  veerkracht ,  helderheid  en  gloed  te  brengen 
in  het  kwijnende  en  veelal  bedorvene  ligchaam. 

Het  blijkt ,  dat  dé  Schrijvet  verfchil  over  het  behan* 
delde  onderwerp  bad  gehad  met  bononia,  een'  Doc- 
tor in  de  Godgeleerdheid  te  Ltuyen.  Dit  beeft  hem  aan- 
leiding gegeven  opi  het  werk  naar  hem  te  noemen ,  en 
alzoo  in  te  rigten ,  dat  Atzt  geleerde ,  in  bet  eerde 
boek ,  zijn  gevoelen  tegen  bet  gemeenmaken  der  Schrift  in 
het  licht  delt ,  maar  f  ur  insein  het  tweede,  dit  zelfde 
gevoelen  bedrydt.    In  beide  4eelen  heerscht  derhalve, 

aa 


I 


F.  FURII  BONONIA.  4^5 

at  korte  redewisreliog  en  verhaal  ter  algemeene  inlei* 
ding»  een  doorgaand  'betoog ,  hoewel  met  die  warnue 
ontvouwen,  en  bier  en  daar  fcherp  te  over  gekruid  ^  ge« 
lyk  bet  gezigt  of  de  levendige  voortelling  van  den  te«' 
genftander  pleegt  mede  te  brengen.  Zulk  een  trant 
wakkert  «eker  de  aandacht ,  maar  leidt  ook  ligtel'yk  tot 
uitvoengbeid  en  eene  zekere  mate  van  partijdigheid,  ' 
daar  toch  niemand  eens  anders  gevoelen  zoo  ijverig  en 
krachtig  zal  voorftaan  als  zijn  eigen,  en  deze  omftan* 
digheid  alleen,  dat  dit  in  de  laatlle  plaats  wordt  verde- 
digd, een  aanmerkelyk  voordeel  aan  hetzelve  geeft.  Wij 
beweren  dan  ook  niet,  dat  hij  deze  zwarigheden  gan- 
fchelp  ontweken  heeft ,  en  dat  al  zijne  bewijzen  zon« 
der  mogelijkheid  van  verdere  tegenfpraak  zijn ;  doch  zijn 
het ,  in  het  algemeen ,  met  den  hooggeU  Uitgever  eens , 
dat  het  boek  deftig,  naauwkeurig  en  vrij  fierlijk  ge« 
fchreven  is. 

Wij  bedanken  den  Protesfor ,  in  bet  bijzonder ,  ook 
voor  zijne  verzamelingen,  ter  lu&kendmaking  van  den 
perfoon ,  de  omlUndigfaeden  en,  verdienden  des  Au- 
teurs ,  zoowel  als^4iens  anderen  fprekers ,  wiens  naam 
het  boek  draagt,  'jbf  oge  de  werkzame  man  nog  lang  de 
voetftappen  zijns  geleerden  en  godvruchtigen  Vaders 
alzoo  drukken ,  dat  licht  en  vrede ,  deugd  en  algemeen 
geluk  daaruit  rijkelijk  voortvloeijen ! 

Specimen  politico  historicum ,  de  fropria  Ktipübücat 
Komanat  conditiont  in  Tribunorum  ^lebis  inpUutione 
obferranddj  dedit  roblandus  schbbrs  van 
HARBNCAASPBi»,  Ncomago  Gctfus.  Traj.  ad 
Rhen. 


z 


londer  hierin  zelfs  de  minde  voorijigenomenheid  te 

doen  werken,  betuigen  wg  opregtelijk,  dat  de  Sticht- 

'  fche  Akidemie  een .  uitmuntend  voorbeeld  levert  van 

den  ijver  harer  Kweekelingen ,  daar  hetzelve  door  een 

«antal  fteUige  proeven  bevestigd  wordt. 

•Het 


464  1^«   S.   VAN  HAREN  CARSPEL 

•  Het  alhier  opgegevene  onderzoek  bepaalt  zich  tot  den 
bijzonderen  ftaat  van  het  Romeinsch  Getneenebest  hg 
de  iuilelüng  van  het  hoogwaardig  ambt  der  Gemeens^ 
mannen:  een  onderwerp  inderdaad^  hetwelk  der  over- 
weglnge  dubbel  waardig  is ,  en  waarvan  de  latere  fiaat^ 
kunde  te  regt  een  bijzonder  nut  had  kunnen  overnemen. 

In  ,de  behandeling  dezer  ftof  fpoort  de  Schrgver  jtU 
lereerst  den  oorfprong  op  van  deze  bijzondere  inftcl- 
ling,  en  leidt  dezelve  af  uit  den  ijver  der  oude  Repu^ 
blieken  voor  de  handhaving  der  burgerlijke  gelijkheid  ^ 
welke  door  de  verdeefldheden  tusfchen  Adellijken  en 
Onadellijken  zoo  dikwerf  aangevallen  werd ,  en  waarby 
dan  de  overhelling  van  Volk  en  Staat  der  Romeinen  tot 
heerschlust  de  invoering  van  den  Hand  der  Gemeens^ 
mannen  noodzakelijk  maakte.  '''' 

Er  was  wel,  het  is  waar,  een  aanmerkelijk  verfchil 
tusfchen  Grieken  en  Romeinen.  De  eerde  waaleen 
zorgvuldig  tegen  alle  aanmatigingen  der  £delen,  welke 
menigmalen  hunnen  wederftand  met  den  dood  moes- 
ten boeten.  Bij  de  Romeinen ,  daarentegen ,  was 
de  magt  en  invloed  der  Patriciërs^  als  gewaande  Af- 
ftammelingen  der  aloude  Raadsheeren  j  vooral  van  den 
tijd  van  Romulus,  en  \laarna  van  Tarquinius,  geves- 
tigd. Zij  ielve  achtten  zich  alleenlijk  •  tot  het  Confu- 
laat  bevoegd.  Zij  maakten  eenen  afzonderlijken  ftand 
uit  ^  in  tegenoverllelling  des  Volks ,  of  wel  der  gemee* 
ne  Volksklasfe,  welke  hare  regten  tegen  de  Patriciërs, 
nu  eens  met  meer*,  dan  met  minder  geweld  en  gevolg, 
handhasrfde. 

Alzoo  werden  dan  de  Gemeensm^nnen  aangefteld,  als 
plaatfende  zich  tusfchen  het  Gemeen  en  den  Adel ,  met 
oogmerk  Om  beider '  oneenigheden  te  verhoeden.  WeU 
dra,  echter^  dongen  de  Gemeensmannen  naar  dezelfde 
hooge  waardigheden ,  welke  de  Adel  zich  uitfluitender. 
wijze  toegeëigend  had.  De  magt  des  Volks  wies  on- 
gemeen, en  de  oude  eerwaardige  Volksvergad'eringen 
der  Grieken  ontaardden  dra  in  die  onftiiimige  Wijkver* 
gaderingen,    waarin    dikwerf    woeste   drift   alleenlijk 

heers  ch* 


SPECIMEN.  465 

heerschte,  en  waartegen  de   afdeeling   in  Centuriên 
eenig  .vergeefsch  tegenvvigt  beproefde.  • 

De  fland  der  Gemeensmannen  was  alzoo  zuiver  Ro« 
^  meinsch.  Onder  de  Grieken ,  en  bepaaldelijk  onder  de 
Spartanen,  maakten  de  'Ephorcn  (Toezieners)  zekeren 
fiand  uit  9  die  het  toezigt  haddeh  op  het  gezag  der  hoo* 
ge  Magistraten ;  en  deze  (land  gaf  welligt  aanleiding  tot 
dien  der  Rotneinfche  Gemeensmannen:  maar  de  eerde 
waren  enkel  hapdhavers  der  wetten  in  het  algemeen» 
en  de  laatfte,  uit  en  door  het  Gemeen  alleen  gekozen  ^ 
kantten  zich  eeniglijk  tegen  de  indragt  des  Adels, 
in  onderfcbeiding  van  het  Volk.  De  Gemeensmannen 
behoorden  bij  uitzondering  tot  de  Romeinfche  Gemee* 
nebestregering,  en  kunnen,  in  zekeren  zin,  overge- 
bragt  worden  tot  dat  ftelfel  van  vertegenwoordiging , 
hetwelk  latere  tijden  en  Volken  gepoogd  hebben  in  te 
voeren  9  om  paal  en  perk  te  ilellen  aan  die  overheer- 
fching»  welke  Adel  en  Geestelijkheid  uitgeoefend 
badden. 

Deze   is   de    inhoud  van  deze  zeer  goed   bewerkte 
Akademifche  Verhandeling.    Het  is  hier  geenszins  de 
vraag:  of  deze  (lof  geenen  anderen  en  beteren  vorm 
bad  kunnen  en  mogen  vorderen?  Die,  door  den  Schrij* 
ver  zelven  gekozen ,  ligt  voor  ons ,  en  beantwbordt  aan 
het  oogmerk.     Juist  dit  behaagt  ons,  dat  wij  daarin 
den  gang  van  het  jeugdige  vernuft  zelf  befpeuren  ,  en 
daaruit  tot  eigen  oorfpronkelijk  opftel  beüulten.    De 
menigvuldige,  wel  ter  fnede  aangebragte,  plaatfen  uit  . 
Griekfcbe  en  Romeinfche    Schrijvers,    met   derzelver 
juiste  beoordeeling,  en  de  19  welgekozene  Stellingen 
tot  openbare  wederfpraak,  getuigen  zoo  voordeelig  tot 
des  Schrijvers  roem,  dat  de  befpiegelende  Wijsbegeer- 
te en  fraage  {^etteren  in  hem,   door  den  tgd,  eenen 
edelen  vriend  zullen  mogen  verbeiden. 


BOEKBESCH.    182O.  NO.    XI*  Il  *lit^ 


^  MAGAZIJN 

IwiroKparitC'  Magazffn ,  toegewijd  aan  den  gehukn  em» 
yang  der  Geneeskunde ,  hefchouwd  ah  fVetenfcbap  en 
Kunst ^  mitgegG^en  door  €•  a«  l.  sanoer  «»  g« 
H«  WACHTER,  ^ifeiï  Deels  x—^/ic  Stuk.  Te  Aot* 
terdam^  bij  J«  Heodrikfen.  In  gr.  Svo.  292  ^A 
•  /ft-14-:  i 

VY  j|  nullen  van  onze  gewoonte ,  ofn  van  dit  werk 
niet  anders,  dan  deels  wijze  verHag  te  geven,  ditmaal 
^ifgaan  ,  om  onze  Lezers  een  weinig  vroeger  met 
de  belangrijke  Verhandeling  van  den  kondigen  Genees- 
heer A^EXANDER,  over  hct Hospitaalverjlerf ^ welke 
de  «beide  eerde ,  en  een  gedeelte  v^n  bet  3de  Stukje  ver« 
vult ,  bekend  te  maken.  Wij  zijn  aan  een'  onzer  be« 
Toemdde  Landgenooten ,  aan  b a  u  gh a n  s  ,  eene  voor* 
ireffelyke  Natuur-  en  Ziektekundige  berchouwing  diei 
vreesrelijke  kwaal  verrcbuldigd ;  D^.  a  l  e  x  a  n  d  b  r  bef 
paalt  zich  meer  tot  de  Geneeskundige  kennis  en  behan- 
deling van  dezelve ,  gevende  daarbij  zoowel  een  zaakrqk 
fn  oordeelkundig  verflag  van  hetgene  andere  Genees* 
kundigen  hieromtretit  bebben  geleverd» als  het  refultaat 
fijner  eigene  waarnemingen^ 

De  Schrijver  begint  met  eene  korte ,  doch ,  zooveel 
yt'^  bebben  kunnen  nagaan,  volledige,  opgave  y^i^  ^^ 
Schrijvers,  die  over  het  Hospitaalyerllerf,  hetzy  in 
bet  voorbijgaan ,  of  meer  opzettelijl^  ^  gehandeld  hebben 
(bU  4—18),  en  ge^ft  vervolgens  (bK  18,  19)  eenige 
der  verfchillende  namen  op ,  waaronder  het  befchreven 
is*  Hierop  treedt  hij  in  het  eigenlek  onderzoek  der 
kwaal;  bewerende.,  i^dat  dezelve  eene  bijzondere  ziek^ 
te  i^,  en  geene  wijziging  van  het  gewoon  koudvuur 
(bl.  i9-»at)9^S  d^^  dezelve ,  in  haren  loop  en  ove». 
rige  verfchljnrelen,  verfchillen  kan,  zoodat  er  ten  min* 
fte  vier  foorten  of  verfcheidenheden  zijn  waargenomen, 
namelijk  a)  plaatfelijke  aandoening  vóór  of  zondtv  al* 
gemeeriej  b)  beide  gelijktijdig;  c)  algemeene  aandoening 

voot^ 


V 


/ 


DBR  6B1IE&5KUNDK.  ^67 

▼oonf^ainde ;  en,  terwijl  dese  alle  zich  door  een'  zeer 
haastigen   loop    kenmerken,  d)  ^langzaam  ontwikkeld 
ycrfterfin  bijna  genezene  WQnden  (bU  ai— a8) ;  3o.  leert 
hij  ons  de  vgornaamfte  verfchijnrelen  en  toevallen  (bU 
a8— 44)  nader  kennen,  waarbij  hy  bijzonder  opmerk^ 
zaam  maakt  op  het  zeer  haastig  verloop  eti  fnel  toene- 
men van  dit  gebrek  ,  op  de  buiungemeen  groote  pijnlijk^ 
heid^  welke  voor  de  kankerpijnen  naanwelijks  onder- 
doet ,  en  op  den  eigenaardigen  reuk ,  dien  het  verfpreidt. 
Deze  twee  laatfte  verfchijnfelen  zyn  echter  wel  een» 
4iiet  aanwezig»    Hierbij  geeft  hij  nog  eenige  andere  af* 
wijkingen  in  de  ontwikkeling  en  de  gedaante  van  het 
plaatfer^k  gebrek  op^^en  gaat  daarna ,  4<>«  over  tot  de  bei- 
(cbrijving  der  algemeene  aandoening  (bl.  44-^50) ,  welke 
als  eene  asthenifche  koorts ,  Qu  eens  meer  met  bederf 
der  vochten ,  dan  met  ongeregelde  bewegingen  der  vas- 
te deelen ,  voorkomt ;  50-.  behandelt  onze  Schrijver  (bl. 
5o«»62)  de  compUcatièn  van  deze  ziekte ,  in  het  bijzon» 
der  met  venusziekte  en  fcheuréuik ,  welke  beide  hij ,  met 
regt ,  tegen  d  b  l  f  e  c  h  ,  als  zeer  belangrijk  berchouwt  ^ 
daar  zij  de  genezing  natuurlijk  veel  moeijelijker  maken  ^ 
in  het  bijzonder  de  eerde ,  wanneer  er  fterke  kwikkurem 
zijn  voorafgegaan.  Ook  andere  verwikkelingen  zijn  hier 
mogelijk,  en  onder  deze  is  die  met  htifchurft^  door 
B  B  L  p  B  c  u  waargenomen ,  opmerkelijk ,  omdat  men  b^  . 
die  gelegenheid  bevond ,  dat  de  zwavelf meringen  voori» 
deelig  op   het  Hospitaalverfterf  werkten*     Met  .reden 
vraagt  onze  Schrijver,  of  niet  de  met  zwavel,  of  liever 
zwavelig  zuur,  bezwangerde  dampkring  iets  konde  toe» 
brengen  ter  vernietiging  der  fmetftof  ?  Men  kan  dit  ge- 
'  ruSt  aannemen ,  wanneer  men  de  (lerke  werking  van  dat 
zuur  op  diertijke  vochten  nagaat*  Op  deze  befchouwing 
der  complicatiën  laat  nu  de  Schrijver ,  6o.  die  der  cverm 
eenkomende  ziekten  (bU    62—76)  volgen,  om  uit  die 
vergeliiking  de  natuur  der  kwaal  eenfgzins  op  te  helde- 
ren. nAIs  zoodanige  overeenkomende  ziekten  befchouwt 
hij  den  kanker  tw  fungus  haematodes^  en  de  cachexia 
nofocomialis.  Gelijk  deze  vergelijking,  over  het  geheel, 

1  i  a  zeer 


468  UAOAZtp^ 

zeer  doelmatig  is»  zoo  is  in  het  bijzonder  belangrijk 
(hoewel  hier  misfchien  niet  geheel  op  zijne  plaats)  het* 
gene  alexandbr  over  de  plotrelinge  verflimmering 
der  hoofdwonden ,  als  eene  bijzondere  wijzigin|  van  het 
tiospitaalverfterf ,  aanteekent. 

Na  deze  zaakrijke  befchouwing  der  kwaal,  gaat  de 
Schrijver  tot  die  der  oorzaken  over ,  (bl.  76—104.)  Hg 
J8  hier  wel  korter ,  en  wijst  vooral  telkens  op  de  voor« 
treffelijke  Verhandeling  van  brugmans,  verwijlt  ech* 
ter  wat  nader  bij  de  vragen :  of  het  Hospitaal  ver  derf 
befmettelijk  zij,  dan  niet?  en  waarom  hetzelve  voomt» 
melijk  in  militaire  hospitalen  voorkomt  ?  De  eerfte  wordt 
bevestigend  beantwoord ,  en  dit  antwoord  met  klem  van 
redenen  bevestigd ;  de  laatfle  geeft  albxandbr  ge* 
legenheid ,  over  vele  gebreken ,  welke  er  in  de  hospi» 
taalpraktgk,  voornamelijk  bij  de  FranfchenCenPruifen), 
plaats  hebben ,  en  welke  hij ,  niet  zonder  reden ,  voor 
eene  der  hoofdoorzake^  houdt ,  een  hartig  woordje  te 
zeggen.  Voorts  fchijnt  al  wat  het  Hgcbaamsgeftel  ver- 
flapt  en  hevig  ontftemt,  vochtigheid,  flecht  voedfel, 
jnaar  vooral  neerdrukkende  hartstogten ,  veel  tot  bet 
ontflaan  dezer  kwaal  bij  te  dragen. 

t)e  ontwikkeling  der  oorzaken  leidt  onzen  Schr^ver 
-vervolgens  (bl.  104-^1 10)  tot  eenige  aanmerkingen  aan- 
gaande de  Vêorzegging  in  het  Hospitaalverfterf.  In  het 
algemeen  is  dezelve  ongunftig ,  vooral  wanneer  men  van 
genoegzame  middelen  verdoken  en  genoodzaakt  i^  de 
kwaal  aan  de  Natuur  over  te  laten ;  het  gevaar  wordt 
hier  vermeerderd  om  de  neiging  tot  inftortingen ,  en  is 
het  grootst  bg  lijders,, welke  tevens  aan  venusziekte 
lyden,  of  met  kwikmiddelen  behandeld  zijn. 

Van  bl.  iio  tot  het  einde  zijner  Verhandeling  worde 
er  over  de  gcfieeswij:^  gehandeld*  Hier  ontmoeten  wg 
eerst  eene  korte  op|;ave  der  gefchiktfte  middelen ,  01a 
het  Hospitaalverfterf  voor  te  komen,  (bl.  1 10—1240 
Onder  de  beste  voorbehoedmiddelen  rekent  hy  de  goe» 
de  inrigting  van  het  lokaal;  de  behoorlijke  en  ruime 
verzorging  der  lijders;  de  afzondering  van  zieken  en 

ge- 


DER  CBNBB9RÜN6C.  46^ 

gewonden ;  de  zorgvuldigfte  verrngding  van  alles ;  wat 
de  befmetting  kan  veroorzaken;  de  berookingen  ^et 
zoutftof  (cAhrine) ,  enz.    £n  wij  vinden  hier  menigen 
trek,  die  de  hospitaalinrigting  bij  ons  boven  die  der 
Franrchen  en  Pruifen  verliefc,  en  leeren  ook  den  uit- 
muntenden geneeskundigen  dienst  bij  de   Engelfcben 
kennen.    De  eigenlijke  behandeling  wordt  in  de  in-  en 
de  uHwendige  onderrcheiden.    De  eerde  (bl.  124 — 169) 
wordt  tot  vier  hoofdpunten  gebragt,   van  welke  het 
e^rfte  is   de  behoorlijke  zuivering  der  eerde   wegen.^ 
waaraan  de  Schrijver ,  met  de  meeste  waarnemers ,  een 
groot  gewigt  hecht,  doch  waarbij  echter  de  gefteldheid 
des  lijders  zeer  moet  in  aanmerking  genomen  worden* 
In  de  tweede  plaats  moet  men  zorgen  voor  de  krach* 
ten  en  voor  eene  opwekkende  behiuideling,  in  het  bij- 
zonder met  vlugge  prikkels,  doch  ook  met  kina,  de* 
wijl  de  kwaal  byna  nooit ,  en  dan  alleen  zeer  in  den 
beginne,  ontftekingachtig  van  aard  is.    Deze  opwek* 
kende  geneeswijze  moet  echter,  ten  derde,  gewyzigd 
woijden  naar  de  complicatièn  en  bijkomende  toevallen ; 
terwijl  men  eindelijk,  ten  vierde^  de  herfiellendcn  met 
bifzondere   oplettendheid   moet  gadeflaan,  uit  hoofde 
van  de  groote  neiging  t(5t  inflorting.    De  uitwendige 
behandeling  (bl.  169  env<)  wordt  insgelijks  tot  vier 
hoofdpunten  gebragt :  i».  de  bepaling  van  den  voort* 
gang  van  het  verderf  door  kina 'en  terpentijnolie,  en, 
als  dit  niet  baat ,  door  het  gloeijend  ijzer,  of  door  zu- 
ren, vooral  het  zout-  en  het   falpeterzuur,  waaraan 
ALEXANORR  boveu  het  geweldig  branden  de  voor- 
keur geeft ;  a<>.  de  bevordering  der  afzondering  van  het 
afgedorvcne;  30.de  behandeling  van  byko mende  toe« 
vallen,  en  4<».  fpoedige  genezing  der  zweer.    Voordat 
hij  tot  de  ontwikkeling  dezer- vier  punten  overgaat, 
geeft  ons  de  Schrijver  een  oordeelkundig  verflag  van 
het  voornaamde,  wat  door  andere  Heelkundigen  hier 
wordt  voorgeflagen ,  en  dek  zyne  Lezers  daardoor  in 
ftaat,  de  voorgedragene  geneeswyze  zelve  te  toetfen. 
Ons  bedek  Iaat  niet  toe,  bier  verder  in  byzonderbe- 

I  i  3  den 


\ 


470 


MAGAZIJN  DSR  6BNEB8KUNDE. 


den  te  treden ;  wij  zullen  genoeg  gezegd  hebben ,  om 
onze  Lezers  begeerig  te  mak^n ,  den  rijken  inbond  de- 
zer Verhandeling  nader  te  leeren  kennen*    De  geleerde 
Schrijver  vergunne  ons  nog  eene  enkele  bedenking.  De 
1>I.  20  en  elders  bljgebragte  bewrlzenvoor  de  bijzondere 
liatuur  van  het  Hospitaalverfte;Tf  komen  ons  niet  vol* 
Ringend,  genoeg  voor,  om  het  als  zoo  geheel  verfcbil- 
icnd  van  het  kpudvuur  te  houden :  de  oorzaken ,  waar* 
door   hetzelve  wordt  te  weeg  gebragt ,  de  verrchijnfe- 
len,  die  het  vertoont,  en  vooral  de^geneeswijze ,  die 
geheel  bederfwerend  en  opwekkend  is,  tooheo  hier  eene 
groote  overeenkomst. .  Het  verfchil  fchijnt  in  de  eigen» 
aardige  fmetftof  gelegen :  even  als  deze  in  andere  ge- 
vallen de  ettermak  ing  wijzigt,  fchijnt  zij  hier  der  ver- 
llerving  eene  bijzondere  gedaante  en  eigcnaardigen  loop 
te  geven.  —  Voorts  komt  ons  de  bl.  49  voorgeftelde 
l^efchouwing  van  deze  kwaal ,  als  een  plaatfcHJke  tj" 
phm^  niet  zeer  gelukkig  voor.    De  typhus  is  eene  ziek- 
te van  het  vaatgeftel  en  de  zenuwen ;  en  deze  worden 
bij  het  Hospitaal  verderf ,  zoo  als  de  Schrijver,  na  an- 
dere waarnemers,  elders  zelf  aanmerkt ,  niet  zeer  (lerk 
aangetast.  —  Wij  voegen  hierbij,  dat  de  Schrijver  meer« 
malen ,  b.  v.  bU  182 ,   de  berookingen  met  zoutftof 
(j^hhrine)  en  die  met  zoutzuur  verwart,   zoodat  h^t 
jnoeijelijk  is  te  bepalen,  welke  hij    bedoelt.     Ook  is 
Weingèist^  bl.  192,  geen  brandewijn,  maar  ten  minfte 
fpir.  vin»  rectificat.^   zoo   als  üit   het  verband  blijkt^ 
Men  zal  toch  onzen  gewonen  brandewijn  niet  met  wa» 
te^  vermengen ,  waar  men  den  rum  enkel  aanwendt.  • 

De  befchouwing  der  overige ,  in  het  derde  Stuk  van 
dit  vijfde  Deel  vervatte.  Waarnemingen  en  Verbande-" 
ling  befparen  wij ,  tot  wij  gelegenheid  hebben  over  het 
laaide  Stukje  te  fpieken.         ^ 


Ut^ 


J.  K  o  N  IJ  N  E  N  B  C  R  G  ,  MENOELINOBN*  4/)i 

V   «ji  lil  ■  •  ■     I    ,      '  •  ■      ii  .^ 

tsitter^f  Nat  uur '  en   Zeiekundige  Mengelingen  ^  door  j»  ko^ 
I9IJNEI9BURG.    Te  Amfierdam ^  bij  Schalebimp  en  van  de 
*    GnmpeU    In  gr.  %yo.  1^2  BL  f  i-ió-i    . 

Wij/ ontvangen  bier  van  den  Hooglteraar  ^onijnknburo 
een  viertal  Verhandelingen,  van  welke  nogtani  niec  éénei  tU 
genlljk  gezegd,  natuurkundig  is;  zoodac  de  titel  van  dit 
ftükje  beter  geweest  ware:  Lener»  en' Zedekundige  Ferhande* 
tingen.  Daar  echter,  bU  gunfiig  onthaal ,  misfóhien  een  twee* 
de  bundel  (tast  te  volgen ,  waaHo  veeliigt  ook  Natuurkundigtf 
Verhandelingen  cul(en  voorkomen,  is  waarföbyntljk  de  titel 
uit  dien  hoofde  dus  gefteld. 

De  eerfte  Verhandeling ,  bij  gelegenheid  van  eene  prijsuit* 
deeiiog  in  Felix  Merifis^  loopt  over  de  belangrijke  vraag,  ifi 
hot  verre  de  £erzocbt, ,  zoowelln  het  gebied  der  Zedelijk^ 
heid,  als   in  dat   der  Kunst,   tot  drijfveer  onzer  daden  mag 
dienen,    tiet  refultaaf  is:  dat,  volgens  de  gronden  der  Kan- 
tiaanfche  Wijsbegeerte,  welke  achting  voor   de  wet  als  het 
éénlge  beginfel  der  zedelijkheid  erkent,  de  eerzucht,  ten  aan*  ""^ 
2ien  van  de  zedelijkheid  onzer  daden,    niet  te  pas  komt,  ed 
een  meer  fchadeiyk ,  althans  overtollig,    dan  heilzaam  /^^r^'* 
dient  tot  de   deugd  is.    Men  zou  dit  misfchiea  met^  Christen 
lijke  gronden  even  goed,  en  nog  beter,  kunnen  üaven«~^D« 
liefde  tot  God  en  menfchen ,  het  Christelijke  beginfel ,  kan  zich 
bezwaarlijk  met  het  egotttifche  der  eerzucht ,  althans  in  eene 
booge  mate ,   verdragen ;    en   de  groote   Stiehter  van  onzen 
Godsdienst    geefc    daaromtrent  meer  dan   éénen    duidelijken 
wenk.    Doch  in  het  gebied  der  kunden  beweert  de  Schrijver 
te  rêgt,  dat  men  dit  beginfel  riiimfchoots  mag  aannemen.   Dé 
kunst  is  de  eigendom   van  den  kundenaar;  geene  wet  is  er, 
die  hem  verpligt,  dezelve  aan  te  kweeken:  alle  verdiende  ia 
dus  zijne  eigene.    Dit  bewijs  is   zeer  bondig  gevoerd;  wij 
weten  echter  niet,  of  de  ichets  der  door  de  Maatfchappy  op* 
gegevene  prijsdolien,  ala  voorbeelden,   wel  in  dezen  zamen^ 
hang^  als   bewijzen  bijgebragt,   voege.    Dit  is  echter  mis^  ' 
fchien  overdrevene  kieschheid   van  onze  zijde ;    doch   veet 
meer  heeft  ons   de  plaats  (bl.  3)  geflooten ,  waar  de  Heer 
KONijNENBURO,  dic  gcroepcn  \%  om  den 'Godsdienst  ta 
leeren ,  van  de  martelaars  zegt ,  dat  zij ,  yo&r  de  gewaande  ze*  \ 

1 4  g" 


47^  !•  R0NIJNB»B0R« 

gepraat  iunner  hij  zondere  gevetlens  en  hahfiarrigheid  ^  de 
brandftapeh  beklemmen ;  terwijl  men  op  de  volgende  bladzij* 
de,  zonder  berisping,  van  cato  én  brutus  fpreekc,  dia 
den  dood  voor  de  fehande  kozen.  Hec  zou  nog  te  bezien 
lltan,  of  hec  b.  ▼•  In  cato  fchande  geweest  ware,  zicb» 
,  gelijk  CICERO,  aan  den  menfcbelijkden  overwinnaar  te  qiw 
'  derwerpen;  doch  wat  it  grooter ,  liever  door  de  handen  vaa 
dwingelanden  te  ilerven,  dan  zijne  overtuiging  van  het  hoog* 
ile,  het  heiligde,  en  zijne  liefde  tot  den  edelften  Menfchen- 
-vriend  en  besten  Godsdienst  te  verzaken,  of  zich  door  zeli^ 
moord  aan  eene  tijdeiyk^e  heerfchappij  ce  onttrekken,  die 
men  niet  dulden  wil?  Ia  het  eerde  haUftarrigkeid ^  hoe  moec 
men  dan  het  tweede  bedempelenf  en  is  dit  grootheid,  wat 
is  dnn  het  eerde  ? 

De  tweede  Redevoering  zoekt  den  beroemden  onderen  sci-^ 
pio    AFRiCANus    te   regtvaardigeu  wegens  de  daad,  die 
ons  door  live us  is  te  boek  gedeld;  dat  hij,  namelijk,  om 
den  veroverden  bolt  tot  verantwoording  geroepen,  de  papier 
ren,  daartoe  dienende,  voor  aller  oog  verfcbeurde.  'Uit  hoof* 
de  van  hec   karakter  des  mans,  die  dit  deed,  worde  dit  ge- 
val, al^   uitzondering  op  den  regel  befchouwd  ^   zekerlyk  niec 
ilechts  verfchooni^k,  maar  kan  zelfs  aangemerkt  worden  als 
uitwerking  van  een  edel  zelfvertrouwen,  en  verontwaardiging 
over  de  kleinbartige ,  bekrompene  vitzucht  van  den  ouden 
FORCius  CATO  (met  ver!of  van  cicero,  een*  der  nijdig- 
ile,  ongevoeligde  en  verachteiykde  Romeinen  van  dien  tijd, 
die  hun  eigenlijk  de  helfche  daatkunde  tegen  Karthago^  Ko- 
rinthe ,   Numantia  enz.  leerde.)    Te  regt  zegt  l  i  v  i  u  s ,  dac 
deze  den  grooten  scipio  aanblafte»     Wy  mogen  er  bjüyoe* 
gen,  hetgene  livius  zegt,  maar  de  HeersoNijNfiNBORG 
niet  vermeldt,  dat  hij,   onder  het  verfcbeuren,  met  veront« 
waardigtng  inbragt,  dat  men  hem  rekening  afvroeg  van  4  mil« 
lioen  festertiën  (260^000  gulden),,  terwijl  hij  200  milloeo  ^tn^ 
tertiën    (13  millioenen  van  ons  geld)  in  de  fchatkist  gebragc 
'had*    Deze   bijzonderheid  is  belangrijk,   daar  zij  en  's  mans 
groote  verdienden   omtrent  Rome^  zyne  edele  onbaatzuchtig, 
heid,  en  de  ondankbaarheid  en  kleingeestigheid  zijner  v^andea 
in  het  helderde  licht  dele.  Volgens  valerius  maximus, 
zou  hij  gezegd  hebben:    „  Van  geheel  Afrika^  dat  ik  aan  u 
w  onderworpen  heb ,   ben   ik  flechts  een'  bijnaam  rijker  ge* 
I,  worden**'  Met  dat  al  zouden  wij  tegenwoordig  geeuen  Ge- 
ne- 


..-1 


ï 


UTTKK*,  HATUOR*  BM  ^UBKOtlDICB 'NKKGBLINGEN.     473 

néful  of  MiDtecer  nden,  zich  op  vorige  dienden  te  beroe- 
men» ten  einde  hec  doen  vtn  rekening  te  ontduiken.  Men 
zoa  zich  zoo  ligt  kunnen  inbeelden ,  een  sciPio  te  zijn, 
tl  bid  aen  niet  eens  zoo  veel  georganifeerd ^  als  de  ander 
veroverd. 

Hec  derde  fink  is  eene  Verhandeling,  bQ  de  Hêilandfche. 
MaatfchappiJ  van  Wetenfchappen  met  den  zilveren  eereprijs 
bekroond,  en  loopehde  o^er  de  vraag:  o  f  de  Gefchiedfchrij* 
ver  ziek  alteen  tot  het  vermelden  van  daden  en  gebeufienisfên 
moet  bepalen^  dan  ook  zijne  gedachten  en  oordeelvellingen  over 
dezelve  tevens  mag  mededeelen  ?  ( Men  weet ,  dat  de  geleerde 
BOROER  op  deze  vraag,  do^r  zijne  meesterlijke  Latijn fche 
Verhandeling,  naderhand  ook  afzonderlUk  gedrukt,  den  gou* 
den  eereprijs  heeft  behaald.)  De  Heer  konijnenburg 
maakt  onderfcheid  tusfchen  den  opteekenaar  'van  gelijkc^dige 
gebeurtenisfen,  als  bouwdoffen  tot  de  Gefchiedenls ,  die  mee 
den  Kronijkdijl,  des  noods,  kan  voldaan,  en  hem,  die  later 
deze  bouwdoffen  tot  een  geheel  rangfchil^ ,  of  de  eigenlek 
gezegde  Gefchledfchryrer.  De  eerde  mag  zich  met  een  een« 
voudig  verhaal  vergenoegen;  de  laatde  moet  oorzaken  en 
fpringveren  der  daden  vermelden.  Deze  onderfcheiding  komc 
ons,  ten  aanzien  van  den  t^jd,  niet' jurst  voor.  Men  behoeft 
geene  laog  verRsdene  gebeurtenisfen  te  vermelden ,  om  al  de 
voortreffelijkheid  van  een'GefcfaiedfcbriJver  te  b/szitten.  Tuu. 

CTDIDES,     XENOPBON,     POLYBIUS,     SALLUSTIUS, 

TACiTUs,  GuicciAHDiNi  befcbrevcu  de  lotgevallen  van 
huJinen,  of  al  thans  van  eeu^zeer  nabij  gelegeoen  tijd.  De  Heer 
KONIJNENBURG  moct  dit  zcif  (.bi.  5p)  in  zekeren  zin  er- 
kennen. Met  den  lof  en  het  nut  der  GefchiedenJs  te  vermeN 
den,  {h\,  65,  66)  en  eenige  monders ,  helden,  en  vriendea 
der  deugd  op  ce  fomraen,  welke  hij  ter  waarfchnwing  of  na* 
volging  voordele,  (waarbU  wij  echter  met  verwondering  juist 
ALCiBiADEs  tusfcheu  EPAMiNONDAs  eucoND^  onder 
de  helden  geplaatst  zien,  en  seneca  onder  degene,  die^ 
êm  hun  zuivfr  gemoed  en  hunne  fiand^aitigheid  van  geest  ^  met 
•de  hoogfie  eere  vbrgooo  worden)  —  gaat  de  Schrijver  over 
tot  de  vraag:  of  die  lof  aan  de  Gefchiedenis  dan  toekome, 
wanneer  zij  enkel  het  gebeurde  vermelde,  zonder  meer?  Hec 
antwoord  is  natuurlijk  ontkennend,  en  de  Schrijver  hangt 
hier  het  Ideaal  eens  Gefcbiedfchrijvers  ten  toon,  dat  flechts 
doot  zeer  weinigen  bereikt  is.    Daarop  volgt  eene  kenfcbet* 

li  5  Cng 


» 


474  I*  KONIJNBIIBO&O  ^- 

fiog  der  voonnamfte  oudere  eo^eowere  GerchiedfcbriJ^Fèrf  ^' 
waarin  wi]  echter  mee  verwoDdériag  onder  deOnden  hbro» 
DOTui^  den  Vader  der  Gefcbiedenis ,  iallustius,  èen* 
der  krachtigile  en  welfprekendftc »  en^SjstAR,  mee  2ijd6 
eenvondig*nacnvrIijke  voordragt,  misten,  tot  wij  ntderfaaod 
sagen»  dat  de  een  om  z\)ne  fabelachtigheid ,  (dia  echter,  bij- 
nadere  kennis  der  Aarde ,  hoe  langs,  hoe  meer  verdwijnt)  dt 
ander  om  zijne  opoffering  der  waarheid  aan  eetC  grootfeken  en 
zwelienden  ftijl^  de  derde  omdat  hi).  —  den  iof  des  oorl^i  in 
éénen  adem  voortzingt^  (bl.  93)  uit  de  rij  der  modeilen  wefw 
den  weggelaten.  )ViJ  gelooven»  dat  dit  oordeel^nseh  niet 
conder  appèl  is ;  maar  ons  bedek  gedoogt  niet ,  daarover  «ie 
te  weiden.  Maar  wanneer  de  Schrijver  na,  onder  ée  iialia^ 
9en%  MAKUCCi,  MAscARDi  en  jBENt  opnoemt,  €if 
GVicciARDiHi  en  DAviLA  weglaat,  onder  de  F^-anfchen 
▼an  de  Jezuiten  catrocj  en  RoniLHi,  die  waartijk  gea* 
se  modellen  zijn,  en  niet  van  de  thou,  thüanvs,  on» 
der  de  Duitfchen  niet  éens  van  j  ohannes  von  MfiLteR 
gewaagt,  en  ons'^daartegen  eene  lange  lijst  van  minbekende 
Noordfche  Gefchiedfchrijvers  (loubom,  blix,  scbt« 
sciTBRBATOW,  LjETOPisj  enz.)  opdlscbt,  zoo  weten 
wij  daarvan  inderdaad  geene  reden  te  geven,  en  moeten  by« 
na  denken»  dat  de  Schrijver  op  goed  gehik  af  uit  de  bedaan* 
de  Gefchiedfchrijvers  eenige  ter  vermelding  bebbe  opgevat. 
Wat  betoekent  het  ook ,  (bh  93.)  dat  de  eenvoudigheid  Pan 
COMINBS  gebrek  aan  oordeel  y  er  raadt,  en  de  kracht  der 
overtuiging  mist?  Eenvondigheid ,  in  den  echten  z\tk  dea 
w^orda ,  heeft  doorgaan^  tegem)verge(leide  uitwerkingen ; 
misfchien  neemt  de  Schrijver  hec  hier  in  de  beteekenis  van 
bet  Hoogduitfeke  Einfaltigkeit ,  domheid.         ' 

De  tegenwerping,  dat  de  Gefchiedichrijver  zijne  Lezers 
door  verkeerde  oordeelvellingen  zeer  ligtelljk  kan  misleiden  # 
wordt  aldus  wederlegd ,  dat  de  Gefchiedfchrljver  behooriyk 
tot  zijne  taak  uitgerust  moet  zijn ,  en  de  nakomelingfch^ 
doorgaana  zeer  juist  oordeelt..  Dan,  al  ware  dit  gevaar  ook 
te  duchten,  eene  drooge  vermelding  van  het  gebetrrde  kan 
evenmin  den  Lezer  op  het  üandpunt  zetten ,  van  waar  hij  dat 
^  gebeurde  moet  leeren  kennen;  zoo  als  blijkt  uit  het  voor- 
beeld des  invals  van  XERXza  in  Griekenland,  en  der  daad 
van  Burgemeester  van  der  werff  in  het  beleg  van  Le^* 
den.  ~  Hieruit  ziet  men  verder ,  dat  de  Gefchiedenia  ^K 

moet 


LETTU',  NATUU&»  W  ;SBDBS9NIM0S  MENQELIII6EN*     475 

|D«et  atnbevelen  door  hare  iedel^ke  ftrekkiog,  de  , keuze  hu 
f  er  onderwerpen;  en  hec  opfporen  d^r  drijfireren  van  hare 
jieldeD;,  zij  moet  niets  boeken,  dtn  hetgene ^^^<9^iMri% en 
waar  lu 

De  vierde  en  laatfie  Verhandeh'ng  heeft  ons  het  beste  be- ' 
valleD*  Zij  loopt  over  het  veelbet  wiste  vraagftnk,  of  hec  ^^ 
verdichten  van  Aanfpraken  en  Redevoeringen,  in  de  manier 
der  Ouden,  den  Gefcbiedfciiryver  geoorloofd  «ij,  eft^niehan- 
delt  dit  moeijel^ke  onderwerp  op  eene  wijze ,  die  ons  we* 
cenljük  oferiuigend  voorkomt.  De  Inleiding  is  eene  hulde 
•an  de  Waarheid.  Is  nn  het  willekeurig  inlasfchen  van  Aan* 
it>raken  en  Redevoeringen  geene  zonde  tegen  dezelve?  Om 
dit  te  beoordeelen,  moeten  wij  die  leeren  kennen.  Daartoe 
dienen  nn  de  twee  Redevoeringen  van  nicias  enALCiBiA» 
Bss  btj  THUCTDIDES,  en  van  xenophon  zelven,  in  des- 
xelfs  Optogt  van  cyrus;  de  Aanfpraak  van  r.  q.  flami- 
NiNus  uit  poLvnius,  die  van  l*  aiiilius  paullus 
«an  de  Rfimeinen ,  tegen  het  beJflIen  der  Veldbeeren  door  on- 
kundigen, uit  Livius^  en  uit  de  vériorene  boeken  de  Aan^^ 
fpraak  van  aurelius  orestrs  aan  de  Overheden  der 
'Acheirs;  voorts  die  van  al  va  en  fresneda  uic  hooft. 
Deze  manier  worde  aldus  verdedigd:  Het  door  de  Gefcbie- 
denis  vermelde  is  geen  uitvloetfel  van  nverktuigelijke  oorza- 
ken, maar  van  vrij  willige  daden,  wier  fpringveren  men  moet 
tracbccft  op  te  fporen,  (volgens  |het  in  de  vori^,?  Verhand^ 
llng  betoogde.)  Doch  hoe  moet  dit  "nu  gefchieden?  Door 
afgetrokken  betoog,  door  het.  wikken  of  wegen  van  de  voor- 
en  nadeelige  zijde  des  karakters,  In  den  vorm  van  een  pleit* 
geding ,  of  door  mij  den  man  zelven ,  dien  ik  wil  leeren  ken* 
nen,  voor  oogen  te* Hellen,  zoo  als  hij  denkt,  fpreekt  en 
handelt?  Het  laatde  is  gewis  het  verkiesl^kde,  het  aange* 
naamfte,  en,  ter  bereiking  van  het  doel  der  Gefchiedenis, 
ook  het  nuctigde  voor  den'  Lezer,  dien  men  dus  niet  tot 
vooroordeel  inneemt,  wiens  belangftefling  men  beter  opwókt, 
en  dien  men,  in  het  voorbeeld  des  helds,  tot  navolging  'op* 
wekt  van  alles ,-  wat  edel  en  goed  is.  Het  is  dus  niet  zoo 
zeer  de  vraag:  of  de  Gefchiedfchrljver.  zelf  de  weinige  woor* 
den  van  zijnen  held  uitgebreid  en  orofchreven  kebbe;  maar 
veeleer,  of  zulks  naar  waarheid ^  volkomen  naar  het  karakter 
en  in  den  geest  dier  perfonen  gefchied  zij.  Men  moet  toch 
wel  de  /(v-ip  van  de  firf  onderfcheiden :  tot  de  laatde  mag 

niecs 


4r<>  J*  KOJIIJNBNSDIIG,  MBNGELlMiGBir* 

oiecft  toegedaan  worden ;  de  eerfte  ftaac  eer  keuze  dea  Gei 
fekiedfckrijvers f  d.  i.  van  hem,  wien  wij,  in  den'volflea 
zin  des  woords,  dezen  naam  mogen  geven  y  niec  den  Kro* 
nijkfcbiïjver»  niec  den  man  van  den  gewonen  (lempeU  (De 
Heer  konijn.bnburg  kömc  iiier  'nogmaals  op  het  gefchil 
over  de  onderneming  van  Sidiii ,  bij  thüctdidb»,  cei» 
rug.)  0och  veel  van  liet  goede ,  hetwelk  hier,  en  naar  ont 
l^evoel  blijkbaar,  ten  voordeeie  dezer  gefchiedkundige  fiera^ 
den  gezegd  worde,  neemt  de  Schri|}ver  cerftond  weder  weg, 
doordien  hij  den  Gefchiedfchrijver  met  den  Treurfpeldiehter 
vergelijkt,  en  beweert,  dat  niets  hem  verhindert,  om,  in 
Bekeren  zin ,  hei  vak  des  hoogen  Treurfpeh  tot  zijnen  werk* 
kring  over  f  e  voeren  P  Hiermede  geeft  de  verdediger  van  de 
gewoonte  der  Ouden  aan  zijne  bellrijders  de  wapenen  in  de 
hand:  want  indien  de  Gefchiedenis  tot  een  Tteurfipel  gemaakt 
wordt,  zoo  moet  natuurlijk  ook  de  Itof  voor  de  fchoonbeid 
der  vinding  en  de  ordonnantie  van  bet  tafereel  bezwijken.  — 
Met  vijf  regelen,  hoe  men  van  de  vrijheid  dier  vM>fiering  ge* 
brolk  zou  mogen  maken,  eindigt  de  geleerde  Schryver  déze 
Verhandeling. 

.  De  (lijl  van  den  Heer  konijnbnbubg  is  ons  niet  over^ 
al  even  klaar  voorgekomen.  Hier,  gelijk  in  meer  'zyner 
werken,  heerscht  op  vele  plaatfen  eene  droefheid  en  ondui- 
delijkheid, die  misfchien  het  gevolg  van  diepe  overdenking, 
maar  voor  den  Lezer  toch  onaangenaam  is.  Het  zal  niec 
noodig  zUn,  di^rvan  voorbeelden  op  te  geven:  dezelve  ver* 
coonen  zich  in  grooten  «'getale.  Aan  den  anderen  kant  erken» 
nen  en  vereéren  wij  *smans  bekwaamheid,  fcberpzinnigbeid 
en  geleerdheid,  ook  weder  in  dit  nieuwe  gewroclit  zijner  pen. 


Mengelpoêzij  van  PBTBONBLLAMOBNf*  Te  Amfierdam^ 
hij  Schalekamp.  en  van  de  Grampel.  iSip*  A  gr^  %vo^ 
Flltentioj  BLfz-i'* 

XJt  naam  van  petronella  mobns  is  alom,  in  ons  va* 
derland,  met  lof  bekend.  Deze  vrou^r»  die  reeds  in  hare 
vroegde  jeugd  van  het  edelUe  zintuig  werd  beroofd,  draagt 
haar  lijden  met  moed  en  onderwerping.  Men  hoort  van  haar 
geene  ontevredene  klagten  over  haar  rampfpoedig  lot,  en  zQ 
mort  niet  tegen  dé  Voorzienigheid »  die  baar  met  zoo  weinig 

uit» 


»•  II  o  El«  8  »  MSNOELPOta]*  477 

« 

^cweodtte  géluklgotderen  bedeelde.  Maar  zij  bezit  ook  in 
ziek  selve  eeDen  fchac , .  kosceltfker  dan  de  biinkende  gaven 
der  foruiin.  Haar  geeit ,  vr^  en  verlicht ,  is  verrijkt  met  ve- 
lerlei kennis  en  wUsbeidt  én  baar  hart,  zuiver  en  godsdien- 
iligf  ia  de  bfon  van  de  <delfte  gewaarwordingen,  welke, 
door  haar  geyoel  verhoogd,  door  baren  fmaak  voor  hec 
fchoone  gekuischt^  en  door  bare  verbeelding  ib  bevalKgen 
tooi  uitgedost,  aait  anderen  worden  medegedeeld  door  hec 
vermogen  eener  kunst,  fvelke  dken  waardigen  ingewijden 
verheft  en  veredelt ,  en  oók  haar  troost  en  toevlngt ,  de  lust 
van  baar  leven  fcbiiJnc  te  ziyn»  Zulk  eene  vrouw  moet  alge* 
meen  belang  verwekken,  èn  zi)  heett  de  regtmatigae  aan- 
fpraak  op^Uer  tcbting  door  hare  gevoelens,  door  hare  deug- 
den, zelfs  dopr  baren  rampf^oed,  zoowel  als  door  baar  ver- 
nuft en  bare  begaafdbeden. 

Wat  byzonder  dezen  bundel  aangaat,  de  Dichteres  gtett 
denzelven  in  het  licbt  met  eene  beminnelijke  zedigheid.  Zij 
wilde  hare  lettervruchten,  welke  nameloos  in  onderfcheidene 
tüdfcbriften  geplaatst  zQn,  zooveel  mogel\fk  van  gebrek^ 
zuiveren,  of  liever  geheel  omwerken,  Ben  groot  gedeelte 
van  deze  verzameling  beftaat  uit  die  lettervruchten,  waarvan 
zQ  nog  een*  rQken  voornad  bezit.  Het  bier  aangebodene  is 
\  Hechts  eene  proef,  en  de  goed*  of  afiteuring  der  oordeel- 
kundige lezers  zal  over  bet  lot  van  bet  overige  beflisfen. 
Indien  wij  ons  onder  deze  klasfe  van  lezers  mogen  raagfchik- 
ken,  dan  zouden  wQ,  h\i  ons  in.  het  algemeeA  zeer  gnnftig 
oordeel  over  deze  verzameling,  de  Dichteres  aanraden,  uit 
dien  rijken  voorraad, bet  beste  ie  nemen,  en  dat  beste  voor* 
af  met  zorgvuldigheid  na  te  zien  en  te  befchaven.  De  dicht- 
ader  van  de  Jufvrouw  moems  ia  overvloedig.  Hare  Muze 
Is  gevoelig  en  bartel^k,  fomtljds  ceeder,  bQ  voorkeur  emftig 
en  godsdiendig ,  altijd  rein  en  zedelijk.  Hare  toonen  zijn 
aan  de  heiligde  voorwerpen,  aan  God,  de  dengd^  de  natuur, 
bet  vaderland  en  de  vriendfchup,  gewijd.  Hare  manier  is 
,  meer  beeldryk  en  fcbildéFichcig,  dan  krachtig  en  (lont;  hare 
verwen  zijn  firaa),  mi  en  dap  wat  fterk  gekleurd;  haar  pen- 
feel.is  zuiver  en  fiksch,  niet  altijd  zoo  zacht  en  keurig,  als 
men  wel  zoude  wenfchen;  Het  is  ons  niet  doeniyk,  de 
voortreffelijkheden  en  gebleken  dezer  dichtftukken  door  ge- 
pasce  proeven  in  het  licht  te  ftellen«    Schilderachtig  en  fraai 

van 


47'  '•  MOEN» 

▼sn  verwe  zijn ,  onder  anderen ,  'de  yolgende  coupléccen  i& 
het  dicbtflokji:  Bij  den  aanvang  van  den  Zomer. 

sGül  naderde  ons  dé  lieve  lente, 
*     En  't  fchaduwbeeld  des  doods  verdween  { 
Sthks  groenden  heuvMen  en  valleijen. 
Ja ,  de  uren  dansten  wéér  in  re^en » 
En  dauvden.*c  rozenwus  der  jonkheid. 
Bevallig  om  die  halfrond  heen. 

De  gouden  ram  werd  pas  gefpannen, 
O  Lente!  voor  uw'  wolkenkoets. 
Waarop  ge  ons,  lagcbend,  wéér  moge  sad'ren, 
Of  \  vlokkig  q>oor  der  zilv»ren  rtdVen , 
VoorfpeMe  ons  heil ,  en  zelfs  op  rotfeo 
.  Ontlook  de  kiem  des  overvloeds* 

Nu  golfde  wéér  de  lucht  wellustig. 
Door  •t  fchuldMoos  koorgejuich  der  mln^ 

Zachu  parelden  de  morgendroppen 

Wéér  op  de  ontloken  bloefemknoppen, 

£n  't  koeltje  fluipierde  op  de  geuren 
Der  teed're  nachtviooltjes  in» 

•  •  ' 

Ook  deze  ujt  het:   Faar^U  aan  een*  Jengen  FHend^  bij 
zijn  vertrek  naar  Batavia* 


'e  Verlangen  gloeit,  om  zee  te  bouwen, 
.  Zoo  vaak  de  vloed  al  tuim'lend  wast. 
Dan  huppelt  hoop  091  de  ankertouwen. 
Dan  flonkeren  kunde  en  gul  vertrouwen. 
Als  tweelingvlammen ,  om  den  masu 

Wen  de  oostenwind  de  noorderbaren 
Met  2ilv*ren  fchuim  al  zwellend  kuift, 

Dan  bsuist  uw'  kiel  vol  iwier.door  't  water. 
Dat  fonkelend  om  de  banken  ftoife ; 

Dan  doet  zieb  't  fdieidingsuur  gevoelen^ 
Want  ouderliefde  wankelt  niet. 

Geen  vriendenmin  kan  ooit  verkoelen , 


Maar 


\ 


llINGE|.POëZI}#  479 

Misr  moed  ontvtftiiic  door  'c  grooticb  bedoelen^ 
Wagr  Neérland  wegblaauwc  in  'c  verfchiec. 

Dat)  galmt  n9g  eens  *c  koezee !  vol  weemoed , 
De  ruwde  zeebonk  pUngc  een'  traan. 

Hij  drijkt  xicb  '(  waaiend  haar  nit  de  oogen, 
£n  flaart  den  laatften  duincop  aan.  enz. 

In  dit  ganfcbe  linkje  heerscbt  veel  gevoel.    Wi)  fchryven- 
nog  het  laatfte  couplet  af: 

Nog  eens ,  vaarwel  I  uw'  feis  door  't  leven 
Ziet  ge  eenmaal  ook  met  roem  yolcooid. 

Vergtiar,  uit  pligtbetracbting ,  fchatten» 
En  (irand',  o  llrand  op  de  ondeugd  nooit» 

Geen  tydttip  ga^voor  u  verloren,  "^ 

'     Biyf  groot,  wen  't  zinvermaak  u  vleit. 

.Wy  zyn  tot  hoogVen  Hand  geboren. 

Ziet  gij  dien  Üraal  door  't  nacbifloers  gloren? 
't  Is  't  weerzien ,  Vriend  1  in  de  eeuwigheid. 

a 

Even  fchitderachtige ,  doch  meer  üoute  trekken  bevat  het 
vers:  Aan  de  Nederldndfche  Dichtkunst.  Slechts  enkele  cou* 
pletten  mogen  wij  er  uit  mcdedeelen : 

Aan  u  wordt  mijn  offer,  o  liev'ling  der  dapp'ren! 
Die  eenmaal  deze  oorden  met  helden'  bevolktet , 

Al  juichend  gebragt, 
U  wUde  ik  mijn  fpeeltuig,  u >  Godd'iljke  Dichtkunst! 
Die  de  eeuwigheid  llrengelt,  met  ketens  van  bloemen, 

Aan  't  fterflijk  geflacht. 

Hier  f!emt  glJ  den  lofzang  der  dankende  fchepp^ng, 
o  GoddMyke  Dichtkunst  1  bij  't  knielend  aanbidden. 

Voor  't  gloeijend  gevoel. 
Dan  parMen  hier  tranen  op  galmende  harpen ,  ^ 
•t  Gebed  wordt  een  feestlied,  by  't  zwijgend  bewond'ren 

Van  orde  en  van  doel.  ^ 

m 

Hier,  Godd'lijke  Dichtkunst!    hier,  Hev'ling  der  Ed'len! 

Was  't  ioofdak  yan  dennen  tn  eeuwen  oude  eiken 

Uw  tempelgewelf. 

Ge 


/ 


4to  F.    MOE  NS     » 

Ge  ontleeodec  ów*  tail  kier  van  'c  brnifen  der  golven. 
De  klank  van  uw*  lier  fcheen  'c  harmonisch  oncwikk*ien 
Der  hoofdftofièn  zelv\ 

• 

BU  zoo  veel  voortreffelijks  van  eene  zoo  achcens waardige 
hand  worde  de  (Irengfte  kritiek  ontwapend.  Doch  het  plan  der 
Dichteres,  om  meer  foortgelijke  (lukken  uit  te  geven,  legt 
ons  de  verpligting  op ,  om ,  met  befcheidene  rondheid",  ons 
reeds  geuit  gevoeien ,  door  een  paar  aanmerkingen ,  eenigzins 
te  ontwikkelen. 

i.}  Wy  noemden  de  manier  onzer  Dichteres  meer  fchilder* 
achtig  dan  krachtig.  Fraaije  beelden,  wél  aai^ebragt  en  wél 
volgehouden,  doen,  zonder  twijfel,  eene  overheerlQke 
werking,  en  zijn  onmisbaar  in  eene  taal,  die  zelve  beeld* 
fpraak  is.  Doch  ook  hier  geldt  hec:  omne  nimium  noceU  Het 
komt  öns  voor,  dar  de  Dichteres  een  al  te  verkwistend  ge- 
bruik van  beelden  uit  de  natuur  maakt,  te  veel  fchildert,  en 
vooral  re  veel  epitheta  bezigt,  ja  daarmede  bare  voortbreng* 
felen  overlaadt.  In  vele  (lukken .  waar  fchilderlng  van  de  na- 
tuur hoofddoel  is,  doet  deze  overvloed  veelal  eene  gunüige 
uitwerking;  maar  wanneer  het  op  wendingen,  op  kracht,  op 
treffende  en  roerende  voorftellingea  enz.  aankomt,  dan  wordt 
door  dien  overvloed  van  beelden  het  geheel  te  bohtkleurig, 
en  de  werking  van  het  gedicht  door  de  veelvuldige  epitheta 
verzwakt.  Ieder  (luk  fchier  draagt  blijken  van  deze  manier, 
welke  de  voortbrengfelen  van  Mejnfvrouw  m os Ns  onder» 
icheidt. 

9.)  Wij  zeiden  mede,  dat  wy  het  penfeel  onzer  Dichteres 
fomtijds  wel  wat  zachter  en  keuriger  zouden  wenfchen.  En , 
inderdaad ,  van  eede  zekere  hardheid  of  droefheid  ia  het  niet 
altijd  vrij  te  pleiten.    B;  v. 

Bi.  48. 

Die , 'vallend ,  zich  kruisten;  flaanw  fpiegelde  V  licht  ziek 
In  V  'nat ,  op  de  blaén. 

Bi.  49.  De  keten  der  orde,  die  alles,  wat  is^  en 

JVat  was^  en  wat  zijn  zaly  zoo  vast  houdt  gefchakeldf 

BI*  6o.  Hoe  bont,  hoe  fchoon  ook  't  lichc  haar  tooit» 

BI. 


BK  98.  *c  Gewelf  praalt  rijk  tnec  gouden  lailipeQ. 

BU  139.  Ruischt  hier  *c  herrstloof  in  de  bosfchen*  enz. 

Die  gebrek  worde  vergroot  door  hét  veelvuldig  gebruik  vkn. 
rijinelooze  regels,  waarin  de  Dichterea  veel  behstgen  fchijnc 
te  fcbeppen.  Hoe  zeer  zouden.»  no^^taos,  deze  verzen  niet 
verzacht  zijn,  indien  altijd  en  doorgaans  het  rijm  ware  ge- 
bezigd!, Dit  geldt  bijzonder  van  de  zang(!ukken.  De  Cantate 
$p  de  verjaarde  Zegepraal  bij  fVaterh»  is  anders  een  fchooa 
en  treffend  lluk;  maar  zy  is,  naar  ons  oordeel»  almede  niet 
muzikaal  9  niet  zoetvloeijjend  genoeg.  Onze  taal  (wij  kunned 
het  niet  ontkennen)  heeft  een*  overvloed  van  medeklinkers* 
De.  dichter  móet  deze  eigenfchap  door  kunst,  vooral  door 
eene  melodieuze  versmaat  en  het  rijm,  zoeken  te  verzachten. 
Dit  is,  bovenal,  noodzakelijk  in  een  zangduk»  en  regels  als 
de  volgende: 

Waar  eendragt  firljdt,  valt  *s  dwing^lands  trots, 
't  Neérlandsch  meisje  fcheen  de  helmpluim 

« 

Der  Franfchen  lelie ,  (rotsch  —  o  Lastïaar  zelfs  van  God^-^enz. 

zijn  te  bard  en  moeijelljk  voor  den  zang. 

Hoe  zeer  werkt  het  rii)melooze  in  d^  volgende  regels  nlec 
mede  tot  deze  droefheid  1 

De  wednw  zoekt  vruchtMoos,  bij  juichende  helden» 
Haar'  echtvriend;  hij  bloedde,  hij  llierf  op  het  flagveld* 
Oii5,  om  is  de  zegel  ^k  Ster/;  God!  neem  mijn  gade 
En  kind  in  uv^  hoede:  zoo  riep  h^  nog  luid. 

Waar,  de  Dichteres  zich  van  bet  volle  rijm  bediend  heefc, 
rolt  ook  alles  gemakkelijker.  Men  vergelijke  flecbts ,  in  hec 
HuweUjküied  op  bl.  132,  dit(\  toezang 'met  het  vorige;  en 
wy  meenen ,  dat  het  (lootende  in  de  twee  laatde  regeld  vkn 
bet  volgende  couplet  door  het  zachte  rijm  naauwelgks  worde 
opgemerkt:  ,    ' 

Maar  fchoone,  korte  Zomernacht! 
Nog  naanW  verfch^nt  ge  in  al  uw'  pracht ^ 
Of  *k  zie  uw'  vleugMen  itcdi  gedoopt  in  'c  morgenblozen ; 
BOES0BSCH.  i8ao.  NOf  II.  K  k  Een 


\ 


4tff  1^.  MOEJNS,  MtMCELPOëZIJ, 

Een  droom  van  vaur  en  purper  Tloeic 
Langs  heel  V  gewelfd  ja ,  V  zoHlickf  gloeit : 
*k  flang  V  fpetUuig  aan  een*  (Iruilc ,.  vol  opengaande  rozen» 

Deze  beide  gebrelcen,  welke  wij  mee  vrijmoedigheid  heb« 
ben  opgegeven,  geven  aan  de  voorcbrengfelen  van  onze  Dich- 
teres eene  zekere  gelijkvormigheid,  waarnic  noodzakelijk  iets 
eentoonigs  ontdaat,  dat  men,  vooral  in  eene  verzameling  van 
"perzen,  niet  genoeg  kan  vermijden. 

^  Eindelijk  nemen  wij  nog  de  vrijheid,  onzer  waardige  Zan- 
geres in  bedenking  ce  geven,  of  niet  vele  van  hare  lier- 
a^angen  al  te  lang  zijn,  en  door  nicgebreidheid  aan  kracht 
en  dichterlijk  vunr  verliezen.  Somwijlen  is  een  couplet  wel 
eens  wat  duister,  zoodat  men  er  bij  nadenken  moet,  om  den 
zin  te  verdaan.  Eene  herhaalde  lezing  was  vobr  ons  niec 
eens  voldoende  bij  de  volgende  regels,  welke  wi[j  niec  be- 
grijpen: 

(.nu  69.^  Op  *c  zilveren  dons,  langs  berg  en  dalen,      « 

Gekleurd  door  flaanwe  zonnedralen. 

Schept  voor  uw*  geest  den  tooi  der  lieve  onnoozelheid , 

Die  *t  jonggedorven  kroost  moet  fleren , 

Watr  *x ,  onbeproefd ,  mag  zegevieren , 

En  waar  zijn  jubMend  lied  't  verhevensc^  zangkoor  vleic. 

Enkele  geringe  feilen,  als,  bl.  15,  zaPge  voor  zalige i  bf. 
tft,  eeuwige  voor  eeuw'* ge;  bl.  40,  ge  voor  gij;  bl.  50,  zij 
voor  kij^  enz.  fchrijven  wy  aan  de  onnaaüwkeurigheid  van  den 
corrector  toe. 


Verhandeling  over  de  Interpunctie  i  behelzende  een  zeer  gelei* 
'  delijk  onderrigt  aangaande  de  gronden  en  het  gebruik  dezer 
hoogstnuttige  wetenfchap^  en  opgehelderd  door  eene  menigte 
voorheelden ;  naar  hef  Fransch  van  den  HooggeL  Heere 
K.  /.  L  E  Q  u  I E  N ,  Profesfor  in  de  Grammatica  &c»  ffc.  &c.^ 
teParijSf  tweede  Uitgave:  doch^  met  vermijding  van  hetFran* 
fche  taalëigen^  opzettelijk  ten  gebruike  van  den  Nederlan^ 
der  gefchikt.  Door  j.  j.  perk,  te  Hilverfumm  Te  Amfier^ 
dam^  bij  W.  Brave*    i8ip.    In  gr.  %vo.  206  Bl.  ƒ  i-io-: 

YYij  deelen  den  uicvoengen  titel  van  het  alhier  aangekon* 

digd 


E.  A.   I.£QUIB9y  VERflANDEURG  OtCa  DE  INTERPUNCTIE.    48I 

41gd  werk  mede;  doch  moeten  onze  bevreemding  betuigen, 
10.  wegens  deze  uitgave  als  vertaling  nit  het  Franscb,  daar 
de  Franfchen  juist  In  bet  gebmik  der  mstdippen  zeer  mer« 
kelijk  van  onze  taal  verfchilten,  en  wij  den  Heer  perk  zeer 
wel  bevoegd  oordeelen,  om  een  foortgelijk  oorfprookeiyk 
Nederlandsch  werk  te  vervaardigen;  2^.  wegens  het  gebruik 
op  den  titel  van  bet  onduicfche  woord  interpunctie^  waar« 
voor  wij  liever  gelezen  hadden  het  gebruik  der  taai* 
fiippen;  30,  wegens  de  uitvoerigheid  van  den  titel:  yèrhat\ 
deiing  ever  •••  behelzende  ^..  en  opgehelderd  enz.,  en  4<>« 
wegens  het  zonderlinge  van  den  titel:  naar  het  Fransch.*m 
doch  met  vermijding  van  het  Franfche  taaieigen ;  dat  is ,  in 
andere  woorden,  naar  het Fransch  van  het  vermedene Franscb. 
Van  de  uitdrukking :  iV^/^^/^r  in  de  Grammatica,  zwygen  Wij* 
Hoe  flordig  de  Franfchen  met  deze  tiisfcbentaairtippen  tot 
rnst  te  werk  f^aan,  blijkt  uit  bet  voorberigt  van  den  Schrij- 
ver zelven,  die»  bij  de  aanhaling  van  een^  kleinen  volzin  uit 
lUFFON's  Natuurlijke  HistoHe  vau  het  Paard J  innemen 
uitgaven  een  aantal  plaatfcn  verrchillei)d  getaalftipt  gevon* 
den  beef^,  gelijk  hij  dan  ook  van  deszelfs  Increérede  elders 
73  plaatfen,  in  13  kleine  bladzijden  druks^  en  in  bet  ifle 
boek  van  den  Telewachus^  volgens  de  (léréotype  vicgave  van 
Dl  DOT,  in  15  kleine  bladzijden  druks,  173  yerfcbillende 
caalftippingen  ontmoette. 

Dan ,  hoe  gaarne  wQ  gewenscht  hadden ,  dat  de  Heer  perk 
zelf  Schrijver  geweest  ware,  daar  htj-desniettegendaande  bet 
werk  vanden  Heer  lequien  had  kunnen  volgen,  zonder 
daardoor,    geiyk  nu,  in  hec  geval  te  komen,  om  hetzelve 
dikwerf,  te  moeten  tegenfpreken ,.  wij  nemen  thans  hec^  boek , 
zoo  ais* het  voor  ons  ligt;  en  daar  de  Vertaler  de  aangebaai* 
de  plaatfen  uit   Franfche   Schrijvers  tot  voorbeeld  goed  ver* 
tolkt,  en  over  het  geheel  genomen  eene  vry  gepaste  taaldip. 
ping   gevolgd  beeft,  moeten  wij   hem  onzen  dank  betuigen 
voor  de  aangewende  moeite,  waardoor  bij  inderdaad  veel  lë« 
digs  in  dit  lettervak  beeft  aangevuld.    Hoezeer  toch  het  ge« 
bruik  der' taal-   of  rustdippen  bij  Nederlanders,  Duitfchers, 
Engelfchen,  Franfchen  en  'overige  £uropefche    natiën  zeer 
merkeiyk  verfcbillen  moge,  laat  zich  nogcans  de  echte  wijze 
uit  algemeene  regelen  tamelijk  zeker  afleiden;  len  zy  de  een 
of  ander  wilde  beweren,  dat  de  rustpunten  in  elke  raal,  naar 
geiange  van   de  naauwere  of  ruimere  borstholte  der  onder* 

K  k  3  fchei. 


484  ^   A.    tBQVtSII 

fcheidene  landbewoneri »  Terfchtllea,  en  bet  kmkterm«cigè  fo 
derzelver  klimaac  en  ligchamelijk  geftel  gezochc  moet  worden* 
De  Schrijver  zelf  verdeelt  zijn  werk  In  %  Hoofdftukkeo: 
ïO  ovef  de  komma»  Ci);  «O  de  komma- punt  (;);  3.)  de 
dubbele  punt  (:);  4.)  deflot.punt(.)  ;  5O  het  vraagteeken  (?); 
tfO  ïiei   V4ïrwondering-  of  uitroepteeken  (!);     7,)   het  op- 

fchoriing- of  uklatingieeken  ( ),  en   (8.  over   de  bind- 

ftreep  (-).  Nog  een  <pde  en  lode  Hoofdftuk  dienen  tot  op- 
^elderfng  van  de  namen ,  in  fpr^kwctading  gebezigd ,  en  van 
de  alinea^  of  het  beginnen  van  een*  nieuwen  regel  tot  vol« 
i  zin.  Eindelijk  volgt  nog  een  Aanhangfel  van  den  Vertaler 
omtrent  den  zachteren  klank  der  letter  c,  met  het  piaatfeé 
der  cedille  (3)  onder  dezelve,  het  fcherpe  klankteeken  boven 
de  letter  e'(')»  bet  gebogen  klank,  of  nitlatingteeken,  tot 
verkorting  der  weggelatene  a  (a),  de  letterknottcr,  of  a* 
foftrophe ,  bij  de  zamenfmcifing  der  vokalen  (*) ,  het  fchei» 
dingteeken  ,  of  trema  ^  in  de  klinkers  boven  de  vokalen  (•;), 
de  vierdubbele  kómmtt  bij  aanhalingen,  in  andere  aanhalingen 
voorkomende  („  „) ,  het  ftarretje ,  of  auérique ,  tot  aanwij* 
zing  in  aanteekening  (*,  fi  :}:)»  den  wachthouder,  over- 
Wijzer,  oï  custos^  aan  den  voet  eener  bladzijde  (*),  de  kop-, 
pelüreep ,  of  barre  de  Haifon ,  tot  verbinding  van  woorden 
CO»  <*e  grootere  rust ftreep,  oï paufe  exfraordinaire ^Mi  ge- 
bfek  van  rustieeken  en  echter  noodige  vcrpoozing  (—),  hec 
afdeelingteeken,  of  paragraaf  (-§),  en  eindelijk  de  curfijf* 
ütt^ip  ^  oï  ligne '  itaüqus  ^  tot  onderfcheidingteeken ,  om  een 
of  ander  woord  of  woorden  meer  te  doèb  uitkomen.  Ieder 
Höofdftuk  is  in  velerlei  artikelen  verdeeld,  naar  gelange  der 
gevallen,  waarin  de  taalflip  tot  rust,  onderfchelding  of  ken- 
merk  van  afdeeliiig  of  beheerfching  der  naiiiD-  of  werkwoor- 
den dienen  moet,  en  zulks  wor^t  alsdan  door. gepaste  voor- 
beelden  opgehelderd. 

Hoezeer'  ^1),  over  het  algemeen,  de  kunstmatige  onder- 
fcheidingen  des  Schrijvers  in  het  gebruik  der  taalftippen  niec 
kannen  afkeuren,  moeten  wij  echter,  aan  den  anderen  kant 
de  juiste  aanmerking  des  Vertalers  ten  volle  billijken,  dat[ 
namelijk ,  de  genoemde  flippen  geenszins  alleenlijk  kunnen  oF 
moeten  dienen  tot  aanduiding  van  rust,  maar  wel  degelijk 
in  een*  rölmeren  zin  moeten  opgevat  worden,  als  teekenen 
eener  merkbare  verandering  van  toon ,  hetzij  verzachting  of 
verhooging,  of  ook  van  verkorting,  verlenging,    afbrekfnf 

of 


VE&HANDELllfO  OVBft  Dl  INTIRPDNCTIE. 


4«5 


ef  verband  van  denkbeelden  ^  naar  inace  iedere  kortere  of 
langere  zinfnede  zulk&  vordert,  waartoe  dan  ook  het  Aan* 
.bangfel  des  Vertalers  dient.  Het  hoofddoel  der  plaatfing  van 
alle  taalllippen  k|in  wei  geen  ander  getusemd  worden,  dan 
verduidelijking  der  denkbeelden  of  begrippen  voor  den  I&* 
2e|: ;  en  bieraan »  dunkt  ons ,  moet  al  het  overige  getoetst 
worden*  In  -het  gebruik  van  de  alinea ,  of  bet  begin  van 
nieuwe  volzinnen ,  moeten  wQ  insgelijks  van  den  Schrijyet 
vérfchillei^,  en\^ijn  van  oordeel»  dat  dezelve  voldrekt  niét 
te  pas.  komen,  zoo  lang  het.  denkbeeld  of  begrip,  hetwelk 
voorgedragen  wordt,  niet  vol  of  geëindigd  is,  en  dus  alleen* 
lijk  bij  de  wending  eener  nieuwe  ontwikkeling  of  redegeving* 
Zoo  als  wij  reeds  zeiden,  er  wordt  in  dit  werkje  veel 
goeds  gevonden;  doch  wij  blijven,  tenflotte,  nog  aandringen 
op  eene  meerdere  volmaking  ten  opzigte  onzer  HoUandfciiè 
uat,  welke  de  Vertaler  ons,  zoo  wij  hopen,  bij  een'  twee- 
den druk  zal  leveren,  wanneer  hij,  met  verandering  van  den 
vltvperigen  en  zonderlingen  titel,  dit  werkje  van  den  Heer 
LzquiSN  Hechts  zal  behoeven  te  volgen,  en  ook  met  voor* 
tteelden  van  HoUandfche  Schr^vers  zal  kunnen  aanvullen. 


oorkonden  uit  de  Gedenkfchriften  van  het  Straf  r egt  ^  en  uit 
die  der  menfchelijke  miifiappen ;  tot  een  Vervolg  op  de  be» 
langrijke   Tafereelen  uit  de  Gefchiedenit  der  Lijfftrafelijke 

.  Regtspleging  9  enz.  Door  j.  b.  c  kriste  me  ij  er.  Te  Am* 
fier  dam  ^  bij  J.  C.  van  Resteren.  1820.  In  gr.  %yo.  Vil  en 
^^\Bl.fZ'\-i 

De  bier  medegedeelde .  Oorkonden ,  door  den  bekwamen 
CHRisTBMEijBR ,  zijn  op  denzelfdeu  trant  v^haald  als  z\i« 
ne  ,  voorheen  door  ons  beoordeelde,  Tafereelen  (*).  Het 
komt  ons  echter  voor,  dat  er  vrf]  wat  meer  fieraad  aan  de- 
inkleeding  te  koste  gelegd  is,  dan  in  den  zoo  even  geaoem« 
den,  vroegeren  arbeid  des  Schrijvers.  In  de  beoorHeeling 
daarvan  zeiden  wij ,  „  Hechts  zelden  eenige  verfraaljing  van 
^  (lijl  te  hebben  ontmoet,  die  eene  wijziging  in  den  vorm 
^  kon  doen  vermoeden.**  Wij  moeten  erkennen,  die  hier  zeer 

dik* 
(♦)  Vaderl.  Letteroef.  Febr.  1820..  N<^.  III*  bl.  Iii-^lltf. 

Kk3 


r 


485  ;•  B.  CHaiSTtMElJBR 

dikwijls  te  liebben  gevonden ,  en  de  Schrijver  fchijoc  dit  zelf 
te  gevoelen,  wanneer  bij  in  de  Voorrede  erkent,  ^  vóél  aan 
0  de  naanwkeurigheld ,  msar  doorloopend  minder  aan  de  waar» 
^  beid   der   Gefchiëdenis   te  hebben  opgeofferd/*    Dit  is  ons 
duister.  Naauwkeurigheid  iS,in  dit  geval ,  waarheid ^ea  wordt, 
!n  een'  bundel  van  gevallen ,  die  hetzij  op  geregtelijke  ak- 
ten, hetzij  op  berigten  vun  geloofwaardige  lieden  (leunen ,  on« 
misbaar  vereischt.    Anders  laac  men  zich  door  het  bevallige 
der  inkleediug  van.  lieverlede  tot  den  gefchitdkundigen  Raman 
wegliepen,  en  van  dezen  tot  hec  gewone  verdichte  verhaal  is 
flechts  ééne   fchrede.    Hoezeer  wij  verre  zijn  van  dit  laatde 
af  te  keuren,   en  daaraan  boven  den  zoogenaamden  gefchied* 
kundigen  Roman  den  fteliigften  voorrang  toekennen ,  zoo  moe* 
ten  nogtans  fcherp  afgebakende  grenZen,  eene  diepe  klove» 
het  van  de  ware  Gefchiëdenis  fcheiden,  of  de  Lezer  wordt 
misleid ,  en  er  heeft  in  dit  vak  der  Letterkunde  de  grootfte 
verwarring    plaats.     De    redenen,   die  de  Heer  christ£« 
ME  IJ  ER,  In  zijne  Narede,  geeft,  komeh  ons  geheel  niet  af' 
doende  voor.  liL)  wilde  het  gevoel  zQnei;  Lezeren  fparen ,  hen 
niet  te  zeer  door  harde  fchokken  pijnigen,  (beftaat  ons  ge- 
flacht  dan  uit  zulke  teére  fchepfeltjes ,  dat  zy  het  kwaad  niet 
eens  meer  bij  den  naam    kunnen  hooren  noemen?)  en  toch, 
van  den  anderen  kant,  het  afzigtige  der  misdaad  niet  in  de 
fchaduw  (lellen.    Om  een  en  ander  nam  hy  dus  (bet  zijn  *s 
mans  eigene   woorden)  '  nu  en  dan  de  pen  der  verdichting  te 
haat^  en  bezigde  fomtijds  de  vrijheid^  em  zijne  tooneeJen  naar 
eigene  vinding   te  ontwerpen.    Maar  dit  doel  wordt  daardoor 
niet  bereikt : .  want   ten  (lotte  moet  men  dan  toch  de  gruweU 
daden  vermelden ,  en  de  krasfe  tinten ,  waarmede  de  SchrQver 
(kwanswijs  in  een*  droom)  den  gemoedsangst  van  den  Vader* 
moorder  (bl«  226)  fchildert,  zullen  lieden  van  zulk  een  tee* 
der  zenuwgedel,  als  h(j  zich  voorftelt,   meer  aandoen,  dan 
het  eenvoudige  verhaal  der  zaak. 

Voor  het  overige  moeten  wij ,  deze  in  ons  oog  gewigilge 
bedenking  vborbijgezien,  aan  het  talent  van  den  Heer  c  11  ris- 
te me  ij  er  regt  l^ten  wedervaren.  Hij  verhaalt  wegflepend. 
Van  de  doorgaans  bevallige  inleiding  af  tot  het  ijzingwekken. 
de  flot  weet  hij  'de  aandacht  te  boeijen,  en  de  nieuwsgierig* 
heid  trapswijze  meer  en  meer  gaande  te  maken.  Het  vale 
moeijeiyk,  een  zijner  verhalen  uit  de  banden  te  leggen,  eer 
het  ten  einde  is,  en  —  eene  hoofdverdienSe  «-*  z^  laten  al- 
tijd 


OORKONDEN*  48/ 

t 

C^d  edele,  den  mensch  waardige ,  indrukfelen  achter;  diep  af^ 
grijzen  voor  hec  kwade, en  eerbied  voor  den  gedrengen  Reg- 
eer der  ondeugd   boven  de  darren,   die  zijnen  ftedehouder^ 
bec  Geweten,  in  ons  gemoed  ten  troon  heeft  verheven,  wien 
geen  (lerveling  kan  ontvlugten ,  dan  de  geheel  verftokte  boos« 
wicht,    die  zijne  grootde  draf  op  Aarde  vindt  i&  den  gehee- 
len  dood  zijner  zedelijkheid.    Van   deze  laacfte  klasfe,  no^ 
zien  wij   in  dit.  wefk  weinig   voorbeelden.    De  twee  eerfte 
verhalen  en  bet  vierde  behooren  eigenlijk  tot  dezulke,  waar* 
bij   de  hand  der    menfchélijke  Geregiigheid  werkzaam  was, 
No.  3  ligt  den  fluijer  voor  de  verborgenfle  fchuilhoeken  van 
den    wellnsc  op,  doch 'met  de  uiterfle  kieschheid,    zoodac 
het  teederfle   gevoel  door  de  uitdrukking  niet  in  het  minde 
gekwetst  wordt.    No.  5  toont  (even  als  No..  4)  de  onweer* 
daanbare  kracht  des  Gewetens  ook  ddir»  waar  de  misdadiger 
reeds  lang  aan  den  wereldl^ken  Regter  ontdiapt  was.    Zeer 
zonderling  is,  in  No.  i,  de  ontdekking  van  eenen  dubbelen 
moord,  in  de  nabijheid  van  eene  Hoogefchool  in  onze  Zuide- 
Kjke  gewesten  aan  een'  aldaar  duderenden  Edelman  gepleegd. 
Wij  keuren  hec  echter  niet  goed,  dat  de  Schrijver  deze  Hoo« 
gefchool,  die  geene   andere  dan  Leuven  kan  zJQn,  (de  éénu 
ge,  die  toen  bedond)  onder  de  letter  C.   vermomd  heeft, 
betgene  voor  deskundigen  nu  aan  het. verhaal  eene  inwendige 
onwaarfchijnlijkheid    bijzet.    Waartoe  ook  deze  noodelooze 
geheimzinnigheid  ?  Indien  het  geval  waar  is ,  moet  het  thans 
bijna  honderd  jaren  oud  zijn;  en  waartoe  dan  den  naam  der 
Hoogefchool,  waarop  hec  gebeurd  is,  Verzwegen?  Ook  moe- 
ten wij  aanmerken,  dat  al  de  gebruiken  op  den  voet  onzer 
Hoogefcholea  gefchoeid  zijn,  hetwelk   wi]  twijfelen,  of  In 
Braband  wél    zöó  het   geval  was.    De  Jonker  van  rode- 
nijcKE  (zoo  ten  minde  wordt  zijn  naam  opgegeven)  gaat  in 
de  kersvacantie  op  fchaatfen  naar  zijne  woonplaats.     Op  den 
weg  derwaarts  wordt  hij  'vermoord.    Verfcheidene  onfchuld.'- 
digen  geraken   in  verdenking:    alle  wordi^  vrijgefchouwen. 
Men  geeft  reeds  de  hoop  op  ontdekking  verloren,   toen  een 
der  mededudencen  van  den  Jonker,  op  de  toevalligde  wijze, 
de  bewerkers  der  misdaad  ontdekt.     Op    een  dorp  iemand 
moetende  fpreken,  en  dien  niet  t'buis  vindende,  beduit  hij  te 
wachten,  en  intusfchen  in  de  herberg  een*  briefte  fchrijVen: 
bij   zoekt  naar  fcbrijft;creedfchap  ,  en  vindt  in  eene  Inde  bet 
faandfchrifl   van  een  blijfpel ,  weieer  ter  gelegenheid  der  her- 

K  k  4  '     eeni. 


/^ 


488  J*  B«   CHRISTEHBUER 

I 

eeniging  van  de  verdeelde  facalttiten  door  deo  Jonker  ge« 
fchreven,  dqor  liefhebbers  onder  toejuiching  vertoond,  en 
iecwelk  de  ongelukkige  mee  zich  naar  buis  wilde  nemen, 
om  het  eer  uitgave  gereed  te  maken,  met  eenige  Latijrifche 
regels,  den  zielangst  Ó!t$  veegen  jongelings  uitdrukkende. 
De  vriend  van  roder ijckb  geeft  het  geval  aan;  en  nu 
blijkt  het,  dat  deze  laatstgenoemde  in  die  herberg  omge« 
bragt  was ,  om  een'  anderen  moord ,  aldaar  gepleegd ,  en.  dien 
hij  toevallig  ontdekt  had,  herborgen  te  houden.  Dit  gebeele 
Verhaal  is  bij  uitnemendheid  belangrijk,  en  (wanneer  er  niec 
al  te  veel  aan  hetzelve  ingekleed  is)  een  der  trefTendde  voor- 

,  beelden,  hoe  de  liraf  der  Voorzienigheid,  al  hinkt  zij  ook, 
volgens  de  oude  Dichters,  toch  nooit  geheel  acBterblijrc.  -^ 
Dit  zelfde  ziet  men  uit  het  tweede  Verhaal ,  ^^  ^A^^iy»^^ /^M/^r 
genoemd,  hetwelk  echter   te  ingewikkeld  is,    om    er    eene 

.  fchets  van  te  geven.  Ook  hier,  gelijk  in  de  vier  Lepels  uit 
den  vorigen  bundel,  wordt  door  middel  van  eenen  diefClal 
een  moord  ontdekt.^  Uit  den  zamenbang  der  omllandigheden 
vermoeden  wij ,  dat  deze  gebeurtenis  te  Maastricht  beeft 
plaats  gehad*  Den  naam  van  den  blaauwen  Ruiter  draagt  de 
hoofdperfoon  (een  onfchuldig  betigte,  maar  in  wfen  eene 
menigte  omflandigheden  zamenloopeb,  om  hem  als  misdadiger 
te  doen  befchouwen)  naar  de  montering  van  een  Regement, 
onder  hetwelk  hij  weleer  gediend,  doch  naderhand  eene  tap* 
persnering  begonnen  had.  Gelijk  in  het  vorige  geval ,  wo^dc 
hier  de  ontdekking  der  misdaad ,  doch  tevens  de  redding  van 
een  onfchuldig  huisgezin,  uit  de  zonderlingfte  aaneenfchake- 
ling  van  omflandigheden  geboren.  1—  Het  derde  Geval ,  de 
Galerij  der  twintig  Schoonheden^  herinneren  wü  ons  reeds 
vroeger  ergens  geltzen  te  hebben ,  zekerlijk  door  den  Heer 
CHRiSTEMEijER  medegedeeld.  Eene  bakkersdochter,  eerst 
Coquette  ^  ó^^vnsL  boeleerder,  wordt  door  een'  braven  en  rij. 
ken  jongeling  uit  Gelderland  bemind :  deze  (laat  op  het  punt 
haar  te  huwen,  toen,  een  .vriend  den  armen  bedrogenen  nog 
even  in  tijds  waarfchuwt,  en  hem  in  een*  (lif  huis  brengt, 
waar,  onder  den  maiicel  des  nachts  en  van  het  dieplle  ge- 
heim, uitvaagfels  der  fekfe,  welker  afbeeldingen  de  waardia 

<  vertoont,  zich  zelve  heen  begeven,  om  de  prpoi  van  rijke 
'wellustelingen  te  worden.  Hier  ontdekt  hij  zijne  aauftaande 
bruid.  Wij  meenen,  <dat  de  inkleeding  hier  vooral  zeer  ruim 
genomen  is,  hoewel  het  daarom  te  aangenamer  leest.    De 

{  Heer 


OORKONDEN.  ^tt^ 

Heer  chri^stembijer  legt  doorgaans  zijne  verhalen  in  den 
mond  van  hen,  die  hem  dezelve  hebben  medegedeeld;  hier 
komen  wel  drie  verhalera  te  pas;  een  Amfterdamsch  Makelaar, 
die  ook  eene  Mevrouw,  zijne  Principale,  fprekend  invoert, 
en  een  Advocaat,  zijn  vriend,  bit}  ^^^  ^P  ^^^  theebezoek 
zijnde.  Deze  manier,  van  de  Gefchiedenisfen  te  diahgifé» 
ren ,  \^  zekerlijk  aangenaam  en  belangwekkend  ,,  vooral  In  den 
bevalligen  (lij  1  des  Heeren  christemeijer;  doch  wat  is 
'nn  waarheid?  —  De  vierde  Gebeurtenis,  de  Frijvrouw  (Ba- 
rones) van  Groedenrode  j  behoort  ook  in  de  voormaals  Oosten* 
rijkfche  Nederlanden  tehuis.  Eene  Baronesfe,  dochter  eenr' 
braven 'Vaders ,  doch  eener  flechte  moeder,  huwt  haren  Rent* 
meester,  neemt  diens  natuurlijke  dochter  (zonfler  haar  te 
kennen)  tot  zich,  maar  vergiftigt  het  deugdzame  meisje  uic 
jaloerschheid,  daar  zij  aan  de  liefkozingen  des  vaders  eene 
verkeerde  en  fnoode  uhlegging  geeft.  Deze  ontdekt  haar  op 
z^n  doodbed  dé  betrekl^ing  tot  de  vermoorde,  en  van  die 
oogenblik  aan  is  de  ziel  der  moordenares  met  de  hevigde 
wroeging  vervuld,  die  zeer  llerk  en  naar  waarheid  gefchiN 
derd  wordt.  Naderhand  gaat  zij ,  uit  wanhoop ,  en  vm, 
door  Verkwistingen  (ter  verdooving  van  haar  geweten)  haar 
vermogen  te  hebben  verloren,  in  een  klooster  ,  wordt  daaruit 
door  de  Franfchen  verdreven,  geniet  nog  geene  rust,  moet 
op  haar  zeventigfte  jaar  met  zuren  arbeid  haar  brood  winnen, 
en  komt  eindelijk,  door  een  toeval  en  eigene  aangifte^  in 
handen  des  Geregts,  doch  fterft  vóór'  de  uitfpraak  van  het 
vonnis.  Hier  is  het  getal  der  perfonen ,  die  men  laat  verha- 
len, wezeniyk  verwarrend.  —  In  het  laatile  Verhaal  wordt 
een  Landfchapfchilder  ten  tooneele  gevoerd ,  die ,  na  eene 
reeks  van  zonderlinge  lotgevallen,  in  een  noodlottig  oogen- 
blik zijnen  vader  vermoordt,  en  daarna,  in  de  verfchrikkelijke 
inbeelding^  dat  dit  zelfde  lot  hem  eenmaal  van  zijnen  zoon 
zal  te  beurt  vallen ,  dezen  en  zijne  geboorteplaats  Manheim 
verlaat,  in  Amflerdam  eene  fchuilplaats  voor  zijne  wroegin- 
gen zoekt,  aldaar  met  een  weldadig  man  bekend  worde,  die 
hem  voorthelpt, 'maar,  door  zijne  vrouw  en  zwager  opge« 
zocht,  deze  ontvlugt ,  fcheep  gaat,  zich  In  een*  ftorm  als 
den  JONAS  befchouwc,  dien  de  hand  der  wrake  vervolgt, 
zijne  misdaad  belijdt ,  en  In  Portugal  flerft. 

De  Heer  chthstkmeij  er,  lieeft  bij  uitftefc  de  gaaf,  (die 
door  den  vloed  van  het  vteemde,  hetwelk  ons  öVernröotnt, 

hoc 


/ 


490  }•  >•  CHRISTEUBTJER^  OORKONDEN. 

boe  langer  hoe  zeldzamer  wordt)  van  de  echt  Hollanéfitê 
zedei^  treffend  ce  fcfailderen.  Hij  geeft  daarin  den  thans  over* 
ledeoen^LooajES  niets  toe,  en  wij  verwachten  veel  goeds 
in  den  bnndel  van  gemengde  Fefhalen^  <lien  hij  ons  in  zijn 
Voorberigt  belooft.  Zoo  zijn  b.  v*  de  inleiding  tot  de  Ga» 
ferij  der  twintig  Schoonheden  (het  tfaêebezoek  b^  den  Make« 
]aar},  en  nog  meer  die  tot  den  Landfchapfchilder  (de  gang 
naar  het  koffijhnis,  de  tooneelen  in  hetzelve,  en  de  wande« 
ling  naar  huls)  kabinetdukjes,  waarin  men  den  Atnjterdam^ 
ffi^r  befpenrt ,  of  ten  minde  den  man,  die  Amderdam  zeer 
goed  kent.  Wij  doen  den  Heere  curistemeijcT.,  aU 
verhakt  y  onbepaald  hulde. 


Odille ,  par  Mlle  h.  van  den  bergh.  Il  Tomes.    Breda , 
imprimé  chez  ^.  van  Bergen  etComp.  1819.  8vo.  381  pag« 

DtztFranfche  Roman  van  de  hand  eenerLandgenoote,  geiyk 
naam  en  plaats  aanduiden ,  behport  niet  tot  het  gewone  flag 
dezer  gefchrifcen.  Dezelve  is»  voor  het  groocfte  gedeelte,  in 
brieven  gefchreven,  doch  moet  daarom  niet  vergeleken  worden  by 
de  (lukken  van  RicH/R  DS  ON,  onze  wolfv  en  deken 
en  anderen,. wier  waarde  in  dezen  vorm  en  in  de  briefswijze 
ontwikkeling  van  een  aantal  karakters  enz.  bedaat.  Het  Ss  hier 
fiechtr  om  de  heldin  te  doeri ;  en  die  heldin  is  zekerlijk  een 
vreempje,  zoo  groot  ais  er  ooit  eene  beilond.  Wij  wiilcm 
daarmede  toch  niet  zeggen  ,  dat  het  een  onding,  eene  over* 
dry  ving,  eene  herfenfchim  is.  Neen,  wij  zyn  nog  al' met  j. 
j.  Rou  SS  E  AU  van  gevoelen,  dat  het  alledaagfcbe  in  de  \i%^c' 
rakters,  by  het  ongewone  in  de  lotgevallen,  den  middelma^» 
tigen  Roman l^enmerkt.  Het  komt  ons  voor,  dat  deScfariJfder 
mede  niet  onbekend  is  met  dien  gevoeligen  w^sgser,  en  in 
een  zeker  derde  vinden  wij  overeenkomst  tusfchen  haar  (luk 
en  de  Julia  des  eerften.  Zeker  is  een  jong  meisje  van  eenen 
gevoeligen  aanleg  en  levendige  verbeelding  al  een  wonderlijk 
fchepfeltje,  waarvan  bij  eene  afgezonderde  leefwijze,  onder 
opzigc  een^r  treurige  (fentimenteel-melankolieke)  moeder  wat 
zonderlings  kan  groeien;  en,  is  zy  eenmaal  op  eenen  dooden 
auteur  letteriijk  verliefd  geworden,  dan  is  het  voorwaar  geen 
wondert  ^^^  ^^  200  lieve,  mannelijke  oom,  al  is  hy  dftn 
ook  wfiC  kreupel  en  niei:  meer  Josg ,  tot  geneesheer  van  die 

kwaal 


IVnie  B*    TAN    PEN    BER.OH»  ODILlC.  49X 

kwfal  iageroepen,  dezelve  niec  200  teer  geneest,  tis  veeleer 
yaii  voorwerp  doec  veranderea',  zelf  dac  voorwerp  worde. 
Het  verwonderde  ons,  daarentegen,  wel  een  beetje,  dat  hiJ 
noch  mama  daarin  zoo  geheel  geen  erg  hebben;  fchoon.ons» 
Toor  het  overige,  die  gedeelte ,1  en' met  name  oo!c  haar  ge« 
houden  dagboek,  wel  het  beste  bevalt.  De  (lijl  is  daar  dik- 
wijls zeer  warm,  zeer  naTf,  zeer  fraai,  voor  zoo  verre  wij 
over  Franfchen  (llji  mogen  oordeelen.  Nietter^endaande  hec 
boven  gezegde,  hebben  wij  toch  ook  géene  b^zondere  aan* 
merkingen  op  dé  bijkomende  karakters,  maar  vinden  die  'zeer 
lief  geteekend.  En  dat  alles  nog  zoo  wél  wéér  te  regc  komt, 
doét  ons  pleizier:  deze  afloop  is  voorzeker  de  natnurliJkHe  en 
beste;  ten  zij,  misfchien,  dat  er  eene  kleine  fchaduw  op  de' 
fcbilderij  ware  geworpen,  iiit  hoofde  dat  al  die  vroegere 
dwaasheden  haar  toch  hadden  beroofd  van  het  vermogen,  om 
eene  gelukkige  vrouw  en  moeder  te  zijn.  Dan,  weliigt  voeg- 
de  zulk  eene  aanmerking  Mlle  de  Schrijfder  niet.  Wy  heb- 
ben dus ,  ten  flocte ,  flechts  een  paar  reflecties  -*  of  het  de 
gewone  lezytjes  wel  onderhoudend  genoeg  z^  zijn?  en» 
waarom  het  door  eene  Hollandfche  niet  in  hare  'gene  fcboo.' 
ne  moedertaal  is  gefqhi^ven?  Ware' het  dit,  wij  Honden  er 
óog  wat  langer  bij  lliL  Achteraan  volgen  eenige  versjes  van 
Odille^  die  mede  zeer  wel  zullen  bevallen,  vooral  door 
de  levendige  en  klare  befchr\|ving  in  fommige. 


i 


De  Oudejaars  Avond.  Het  dubbele  Schot.  Twee  Verhalen  van 
B.  CLAUREN.  Uit  het  Hoogduitsch.  Te  Amflerdam^  bij 
J,  C.  van  Kesteren.    In  gr.  %yo.  \i^  hh  f  v-i^-x 

Jc^n  verhaal  uit  de  Feênwereld  of  de  Feéntijden  f  en  alzoo 
van  goede  zedelt|ke  (trekking?  Niet  alzoo  voor  't  minst,  k\% 
wij  verlangen  zouden  bQ  het  overbrengen  van  zulke  vreemde 
fprookjes'  op  onzen  vaderlandfchen  grond.  Een  goedhartig* 
meisje  raakt  door  hare  weldadigheid ,  tot  haar  geluk  of  onge* 
luk,  met  de  Koningin  der  dille  wateren  bekend;  eene  Nixfe, 
die  haar  en  harer  zuster  eenen  wensch  vervult;  é^t^  laatde 
loos  rijkdom,  maar  de  eerde  de  gave  om  de  wezenlijke  on* 
gelukkigen  en  armen  (leeds  te  kunnen  helpen»  Na  eenig  tijds. 
verloop   brengen  beide  de**  meisjes  der  Tooveresfe  hare  ge« 

fchen» 


/ 


49ft     •  fl«    CLAU&EÜy    VBUALEV» 

fchenken  terug :  zQ  werden  geene  van  beide  er  gelukkig  doör. 
bii  de  eene  ging  die  zeer  nacnurUJk  toe;  maar  ook  de  andertif 
werd  in  bare  goede  oogmerken  miskend ,  en  zij  ging  de  ha« 
rer  fekfe  gedelde  palen  te  bniten;  zij  had  willen  heerfchen. 
De  Toovergodia  leidde  nu  echter  beide  meisjes  tot  het  hii<- 
welijk,  en  maakte  haar  rj|)k  en  gelukkig.  ^Hef  dubbele  Schot 
h  een  verhaal  van  nog  ongeUJk  minder  belang.  Het^is  dè 
aangekondigde  en  volbragte  wraak,  die,  ja,  weL dodr  eea 
crotsch,  ellendig  w^f  verdiend,  maar  jegens,  haren  man  voor 
het  'minst  niet  z^er  edelmoedig  was.  Ook  kunnen  w^  m'ec 
zeggen,  dat  er  in  de  karakterfchetfen,  en  voorbereidfelen  tot 
dat  tweemaal  fchieten,  iets  is,  dat  ons  bif zonder  bevalt  of 
uitlokt»  WIJ  zouden  tlzoo  ons  wel  zeer  vergis fen^l  zoo  een 
flerke  aftrek  den  uitgever  en  vertaler  bijzonder  aanzette  toe 
het  opzoeken  van  meer  van  f^ortgeiyk  *  gehalte  op  Daitsch* 
lands,  ook  In  dezen,  vruchtbaren  grond. 


Spiegel  voor  Meisjes ,  of  nuttig  en  aangenaam  leesboek  voor 
Jonge  Dochters ;  vrij  gevolgd  naar  den  vierden  Hoogduitfchen 
Druk,  van  j»  o.  reinhardt.     Ilde  Stukje*    Te  Rotter-^ 

'  ^^9  ^(/  J*  Hendrikfen.    In  kl.  Zvo.  151  Bl.fim^^i 

iLeven  en  zestig  verhalen,  gefprekken  of  zedelesfen,  vsn 
gemengden  inhoud ,  en  aliezins  geiijkfoortig  met  die  van  hee 
eerfte'  Stukje.  Onder  dezelve  trok  vooral  onze  aandacht  No« 
45,  met  het  opfchfift :  Een  middel,  waardoor  men,  zonder 
gevaar,  de  kinderziekte  kan  bekomen;  verhalende  de- welge* 
daagde  poging  'van  eenen  Predikant ,  om  dé  inenting  der  koem 
fokken  zijner  landgem'eente  aan  te  prijzen;  waarbij  ons  echter 
bevreemdde  te  lezen,  4at  een^der  kinderen  mu  deze  kunfljgeL 
pokken  gefforven  was ,  hetwelk -men  echter  had  verwaarloosd. 
Dit  is  wel  buiten  voorbeeld ,  gelooven  w)}  |  het  voegt~  dut 
Biet  in  een  verzièrd  VerbaaK  Lazen  wij  eene  echte  gefchie^ 
denis,  dan  zouden  wij  nog  niet  zeggen:  het  kind  ftierfaan- 
de  koepokken;  maar  liever  denken,  het  was  niet  onflerfeiyk, 
of  voor  andere  ziekten  veilig,  terwt)!  het  gekoepokt  was;  teq^ 
zU  er  duideiyke  bl\)ken  wareo ,  dat  juist  de  koepok  den  dood 
veroorzaakt  hid* 


BOEKBESCHOUWING, 


Gefchicdenis  der  Mensehhdd  naar  den  Bijbel  y   deop 

HERMAN  MUNTINGHE.      XI  Deehfi, 

I 

(Vervolg  en  flat  yan  il.  455.) 

[Xde  DeeU]  «Tiet  was  iioodig,dat  de  leer  van  Jezus « 
na  tijtï  verfchefden  van  de  aarde ,  trapswijze  ontwik* 
&eld  werd.    Zulk  eene  ontwikkeling  der  Goddelijke  on- 
derwijzingen  was    altijd  gebezigd  9  en  diepgewortelde 
Vooroordeelen    maakten  dezelve,  ten  aanzien  van  die 
van  Jezus ,  ook  zeer  tot  behoefte.  Zijne  wisheid  ftraalT 
'de  bijzonder  door  in  de  keus  der  mannen  ^  door  welke 
Hij  z^ne  leer  liet  uitbreiden  en  ontwikkelen ,  en  die  Hg 
nam  uit  dé  leerlingen  van  Joannes  denDooper;uitden9 
in  het  oog  der  waanwijzen ,  onnoozelen  middeUland; 
uit  de  bevooroordeelden  zelfs;  terwijl,  hun  natuurlek 
*%è(laan  niet  alleen,  maar  ook  hun  zedelijk  karakter  borg 
bleven  voor  hunne  goede  trouw  in  het  overleveren  van 
huns  MeQsrers  leer*    Even  zoo  veel  wijsheid  bewees 
Hij  in  de  vorming  van  deze  mannen  voor  hun  beroep  ^ 
in  de  keus  van  -  twaalf  bijzondere  vertrouwelingen  tot 
dit  einde,  en  in  de  bijzondere  vorming  wederom  van 
deze ,  en  bet  onderwijs  aan  hen  zoowel  als  aan  de  tüp» 
dere,  zoowel  vóór- als  na  zQne  opftanding,  tot.  aan 
zijne  hemelvaart ;  terwQl  ook  de  Pinkllergebeurtenis  zear 
doeltreffend  was ,  en  de  overgang  Van  Paulus  tot  het 
Evangelie  niet  anders  dan  ten  uiterfte  belangrijk  voor 
de  bevestiging  van  het  geloof  aan  deszelfs  waarheid 
wezen  kon. 

Deze  Apostelen  hebben  de  leer  van  Jezus  verkondigd 
in  eentge  redeyoeringen  en  brieven; geen  zamenftel  van 
Godsdienstleer  aan  de  menfchen  voorgehouden,,  zoo 
min  als  hun  Meester ;  maar ,  gelijk  deze ,  datgene  tel* 
kens   verkondigd  y  wat  bij  voorkomende  gelegenbeden 

BOXKGESCH.  i8ao.  NO.  ia.  L  I  door 


494  H.    MUNTINGHB 

door  de  omllandigheden  vereischt  werd}  en  zulks  met 
bewoBderens waardige  wisheid  9  beleid »  e^  befche(deiie 
vrijmoedigheid.  Schoon  door  den  IL  Geest ,  naar  Je- 
zus belofte  9  geleid ,  fchreven  en  fpraken  zij  echter 
fnenfehcUjk.  De  Godheid  zorgde  Hechte  i  ,,  dat  zg  zich 
in  zaken ,  den  Godsdienst  betreffende  ,  aan  geene 
dwaling  fcJiuIdig  maakten ,  hetzij  door  eene  tegen  de 
waarheid  ftr^dende  voorftelling  der  Evangelirche  ge« 
fchiedenis,  betzij  door  eene  voordragt  van  leerftuk* 
ken ,  welke  tegen  den  geest  4es  Christendoms  inli^ 
pen.'*  [Schoon  «—  dit  hadden  wij  er  gaarne  l^ggo^ 
voegd  gezien  —  de /#ri» » waarin  deze  leerftukken  voor» 
|;edragen  werden ,  wederom  gedoogd  werd  vmI  te  heb* 
i)en  van  het  tgdelijke  en  plaatfelgke.]  Paulus,  geen 
«nder  woord  er  voor  hebbende ,  zeide ,  dat  de  Scbrifit 
des  O.  V.  door  God  ingegeven  is ;  e^  de  Godgeleerden 
hebben  daarom  «ook,  reeds  van  ouds  aan  ^  deze  hulp  van 
Goi^  door  welke  Hij  voor  de  pnfeilbaarheid '4er  IL 
Schrijvers  in  zaken  van  den  Godsdienst  gezorgd  heeit^ 
met  den  naam  van  ingeying  benoemd;  welk  woord  men 
onrchuldig  kan  gebruiken ,  indien  men  er  geene  ^e  vipr 
gedrevene  denkbeelden  mede  zamenvoegt. 
'Er  z%tk  velerlei»  zich  van  zei  ve  aanbiedende ,  gron- 
den, om  welke  de  Apostelen»  in  de  leer ,  van  Jezus  niet 
konden,  niet  konden  willen  verfchlllen*  [Hier.volgt  eene 
tfhikswgze  vergelgking  van  de  leer  der  Apostelen  meit 
•die  van  Je^us.  £n  au  verwonderde  het  ons ,  dat  wg 
igeene  aanwijzing  vonden, in  hoe  verre  de  Apostelen  de 
ieer  van  Jezus  Goddelijke  natuur  wijder  ontwikkeld  heb* 
1>en9  dan  Jezus  (zie  Deel  IX,  bl.  6^^  by  zijne  omwan* 
deling  op  aarde  had  kunnen  doen ;  namelijk  in  zoo  ver* 
.^e,  dat  door-  hunne  voordragt  het  denkbeeld  va*n  eene 
eigenlijke  ondergerchikthetd  aan  den  Vader  wegviel;  in 
'tegendeel  wel  öpgaaF  van  plaatfen,  die  alle  even  zoo 
'fterk  ons  op  het  denkbeeld  dezer  ondergefchiktheidbreii- 
gen  ^  als  de  uitfpraken  van  Jezus  zehrendoen.  (De  twee 
voorname  plaatftn  toch ,  Rom.  IX:  5  en  i  Jo.  V:  oo, 
worden  onderrcheiden  opgevat ,  en  kannen  dus  In  eei)e 

xaak 


GBSCHIEDBHIt  DBK:  MftNaCHHBID.  49$ 

* 

atak  v«fi  gefÊjtkU  'niet  bijgebrtgt  wor^kn.)  Merkwaitrdig» 
dtaretucgent  wts  ons,  bl.  94^  dexe  jukdrukking . d^s 
Hoogl. ,  bo  gelfigenlieid  der  opgaaf  van  de  leer  der  Apost 
telen  omtrent  den  perfoon  des  Heerst     ,,  Zoo  waSi 
Gods  Zoon^  reeds  lang  voordat  Hi)  nensch  werd  ^  reeds 
van  eeuveigbeid ,  welligt  vóór  andere  we^^ens »  (wcWg$c 
zeg  ik  «-  voegt  de  Hoogl.  er  bij  «^  want  hier  vind  ik 
cene  diepte ,  waarin  ik  niet  wagen  durf  zelfs  mi^  oog 
te  flaan)  bet  beeld  des  Onzienlijkeo:  zoo  was  Hij  reed$ 
toen  diegene^  in  welken  het  eindige,  den  Öneindigen 
aanfcbouweny  door.  welken  het  eindige  aich  met  d^oi 
Oneindigen  verbinden  kon ,"  enz.    Ook  ware  bier  d^ 
plaats  geweest  p.  om  van  1  Cor.  XV:  74'^ai  i^  handen 
len,  en  aan  re.wyzen»  dat  Pau  lus  daar  geene  ood^rge^ 
fichiktheid  van  Jesus  aan  den  Vader  It^ru    Dit  wordt 
echter  vergoed  door  hetgene  wjy  over  deze  uiifpraak  D. 
IV.  bl.  ftoó  lezen  «alwaar  de  Hoogl,  baren  zin  zeereen^ 
voudig  en  natuorligk  opvat  en  opgeeft ,  onder  andereiv 
ia  deze  bewoording<in :  dat  m^  de  Zoon  aan  het  eind  der» 
dingen,  na  aflegging  yan  alle  zoodanige  beerrchapi>ij « 
als  Hq  tot  nog  toe  gevoerd  had ,  zich  voegen  zal  in  de 
£9  dec  onderdanen  van  den  Qpperkoning ,  die  Hem  té 
vorep  alle  dingen  ter  beftiering  onderworpen  had«"] 
•  Het  hoofddoel  van  Jezus  leer  was  de  bevordering  yaa 
waar  geluk ,  door  ware  deugd ;  en  de  gefchiedenia  beefi* 
ook  geleerd »  dat  alle ,  die  de  leer  van  Jezus  van  harto 
geloofden  en  zochten  op  te  volgen,  daardoor,  niet  al* 
leen  in  bun  oiteriyk  leven  en  gedrag,  maar  ook  vooraf 
in  hun  Inwendig  beftaan ,  in  hunne  gezindheden ,  bet 
ginfeU  en  bedoelingen ,  «ene  zoodanige  zedelgke  verbe* 
tering  ondervonden ,  als  nooit  eenige  vroegere  of  latere 
wljsgecrige  leer  heeft  kunnen  te  weeg  brengen.    Er  is 
4}o\l  na  de  invoering  van  het  Christendom  in  hetzelve 
veel  verbastering  ontdaan;  echter  heeft  er  in  de  eerlle 
eeuwen  des-  Christendoms  bit  de  Christenen  altjjd  veel 
veer  ware^  d^ugd  beftaan,  dan.^r  bij  de  Heidenen  waSb 
Verflapte  déze  deugdijver  ook  naderhand,  dit  kwam  doojs^ 
dien  de  leer  des  Ch(istendoms  d;n  belijderen  miiider 

L  1  a  .  be* 


49<  n.  MÜKTXNOHE     « 

bekead  was »  of  met  vele  onzuivere  denkbeelden  Weid 
vervuld.  Maar  duidelijker  inzigt  in  die  leer  heeft,  niet-* 
tegengaande  dit,  mee  ware  deugd,  blijkens  de  geTchie^ 
denia,  altijd  in  evenredigheid  gedaan* 

Dergel^s  leert  de  gefchiedenis  pok  ten  aanxien  van 
de  bevordering  des  maatfchappel^ken  geluks  en  dat  der 
volken',  door  de  leer  des  Chris tradoms.  Het  zij  zoo, 
dat  dit  veelvuldig  gemisbruikt  is :  heilzame  artfen^  kan» 
in  de  baod^  des  onbekwamen  geneesmeesters ,  ook  teft 
vergif  worden  ;  en  het  Christendom  heeft  toch  veel  aan» 
leiding  tot  zedeloosheid  afgefchaft ,  vele  weldadige  in* 
rigtingen  te  weeg  gebragt,  en  deszelfs  onderwies  ia 
doorgedrongen  tot  alle  klasfen  van  menfchen.  Het 
heeft', «hoezeer  de  middelen  tot  deszeUb  uitbreiding 
dikwerf  de  verkeerde  waren ,  den  eerden '  grond  gelegd 
tot  de  befchaving  der  ruwe  volken ,  aan  welke  bet  ver« 
kondigd  werd ;  en  bijzonder  komt  deszelfs  invloed  op 
volksgeluk  uit,  na  de  tijden  der  Kerkhervorming.  Dat 
deszelfs  heilzame  uitwerkingen  nog  niet  algemeener 
2jjn.,  komt  door  deeds  voortdurende  miskenning  van  ea 
gedeeltel^ken  haat  tegen  hetzelve ;  ook  doordien  des* 
zelfs  leer  flechts  als  wetenfchap  wordt  behandeld.  £a 
ten  aanzien  der  volken ,  tot  welke  zij  nog  niet  is  door* 
gedrongen ,  mag  men  de  toekomende  wereld  en  de  te» 
genwoordige  zeer  wel  zamen voegen.  Deze  zaak  echter 
voor  ons  een  geheim  blijvende,  hebben  wij,  ten  aan^ 
2itn  van  de  bewoners  dezer  aarde ,  flechts  in  het  oog 
te  houden ,  dat  God ,  ten  opzigte  van  de  verdere  uit* 
breidittg  des  Christendoms,  en  dus  ook  van  het  nut» 
dat  hetzelve  verfpreiden  kan,  denzelfden  langzamea 
gang  gaat ,  dien  Hij  doorgaans  houdt ,  en  in  de  zeddij^ 
ke  opvoeding  des  menschdoms  door  den  Godsdienst 
deeds  gehouden  heeft ;  terwijl  wij  toch  duidelijke  belof* 
ten  hebben ,  dat  de  kennis  des  Heeren  ééns  de  aarde 
vervullen  zal ,  de  tijd  van  welke  vervulling  reeds ,  ia 
onderfcheidene  wenken ,  als  derk  nadereode ,  fchijnt  te 
worden  aangekondigd. 

[Nu  volgt  eene  opgaaf  y«D  de  jefcbiedenls  dies  Jood^ 

fchca 


ÖESCHIEBKNIS  DEH  MENSCHHBID.  497 

fcben  ftaats ,  van  den  dood  van  Her  odes ,  bijgenoemd 
dén  Greoten,  tot  aan  deszelfs*  onder  gang;  maav  welke 
opgaaf  geen  uittrekfelgedoogt*] 

Door  dezen  ondergailg,  echter,  ontftonden  wezenl^- 
ke  voordeelen  vpor  het  Chrisiendom.  Alles  wet^  ^^ 
ftipt  doQr  vervuld ,  wat  onze  Heer  te  dezen  aanzien 
had  voorfpeld ,  en  zoo.  werd  de  waarheid  en  Goddelijk- 
iieid  zijner  zending  bevestigd.  De  Christenen  verloren 
tr  eenen  voornamen  vijand  door.  De  Christenen ,  by 
gelegenheid  van  dien  ondergang  gevlugt ,  hiebben  waar*- 
fchijnlQk  niét  weinig  toegebragt  tot  verbreiding  van  het 
Evangelie.  God  handhaafde  door  hen  de  waardigheid 
van  zijnen  Zoon,  en— «-een  zeer  belangrijk  oogpunt , 
waaruit  mpn  die  gebeurtenis  befchouwen  moet !  •«»  met 
den  Tempeidienst  moesten  der  Joden  zinnelijke  verwaclH 
tingen  verdwijnen. 

*    De  gevolgen ,  uit  het  geheele  werk  afgeleid ,  zgn  i^. 

De  Bijbel  is  een  boek ,  hetwelk  in  de  gefchiedenis  dér 

ontwikkeling  van  den  menfcbelijken  geest  van  zeer  groot 

belang  is.    ^^.  De  Bijbelfchë  gefchiedenis  heeft -dit  zeer 

duidelijk  inwendig  bewijs  van  waarheid,  dat  zij  altijd 

overeenftemt  met  dé  onderfcheidene  trappen  der  natuur* 

lijke  ontwikkeling  van  den  menfchelgken  geest.    3<>.  De 

Bijbel  geeft  ons  berigt  van  de  wgze  der  zedelijke  opvoe* 

•ding  van  het  menschdom  door  den  hemelfchen  Vader, 

en  bevat  derhalve  inderdaad  eene  eigenlijke  openbaring 

van  God  aan  het  menschdom.    40.  Volgens  den  Bijbel 

^heeft  God  zich  in  de  opvoeding  van  het  menschdom  al« 

tijd  zeer  wijs  en  goedertieren  gefchikt  naar  deszelfs  on« 

derfcheidene  vatbaarheid.  50,  Geenè  tegenkanting  heeft 

'jmmer  het  ontwerp  van  opvoeding  des  menschdoms, 

hetwelk  God  gemaakt  had ,  kunnen  vernietigen :  alles , 

in  tegendeel,  wat  er  gebeurde,  is  aan  de  uitvoering  daar* 

van  dienstbaar  geweest. 

Het  geheele  werk  wordt  door  een  volledig  Register 
gefloten,  hetgene  bet  Xlde  Deel  uitmaakt. 


\ 


LI  3  An- 


49?     '       ANNALES  ACAPEMIA  ORONIHGAKA. 

^DDales  Academise  Groningan»  x8i7-x-i8i8.    petro 
DRiESSBN,   Rectóre  Magnifico^  thboo.    van 
•'  awiNOifREii,  Actuarh.  Grooing»  apud  ^.  Oom^ 
'    kért$%    i8 19.    4to.    maj^  f.  ƒ  6  - :  •  t 

JLLet  4eel  dtr  Jaarboeken  van  de  Groninger  Hooge» 
fphopl)  dat  wij  hier  aankondigen ,  bevat,  behalve  de 
.gesvone  Series  Lecthnum  van  Groningen,  Franeker 
-en  Deventer, en  de  oordeelvellingen  der  ondel-fc heidene 
.Faculteiten  over  de  ingezondene  prijs  verhandelingen, 
.met  de  opgave  der  nieuwe  prijsvragen  en  de  lyst  der 
verdedigde  inaugurele  Disfertatien ,  drie  Gratiën  van 
.de  Heereu  Profesforen  driessen,  de  wal  en, 
AMERSFOORT,  CU  vier  Prijsverbandelingen  van  de 
.Studenten  de  oro<)t;  pareAü,  muntendam 
^en  cocK* 

De  Rectorale  Oratie  van  den  Hoogleeraar  dries- 
•SBN  bevat  een  betoog , dat , en  op  welk.eene  wijze, de 
uitbreiding  van  de  beoefening  der  natuurkundige  we- 
.tenfchappen  aan  de  Hoogefchool  van  Groningen  moet 
aangewend  wordet»  ter  bevordering  van  het  algemeen 
welzijn  der  burgers» 

Na  eene  zeer  pasfend^  inleiding,-  waarin  de  bejaarde 
.Redenasu[  inet  jeugdig  vuur  van  den  verloopenen  tgd 
fpreekt,  en  dankbaar  de  weldaden  erkent,  hem  door  de 
.Goddelijke  Voorzienigheid,  gedurende  <tjne  lange  let« 
.  terkundige  loopbaan ,  bewezen ,  gaat  bij  tot  de  eigen- 
lijke behandeling  van  zijn  onderwerp  over,  dat  ieder 
zeker  even  gefchikt  zal  vinden  voor  den  dag  en  voor 
de  plaats,  als  voor  den  (land  des  Redenaars.    . 

Hij  begint  zijn  betoog  met  eene  herinnering  van  den 
invloed  der  natuurkundige  wetenrchappen  op  onzen 
.  eerbied  voor  den  Schepper ,  en  de  daarmede  in  verband 
flaande  of  hieruit  voortvloeijende  gevoelens,  eü  roemt 
nu  de  meerdere  hulpmiddelen  des  tegenwoordigen  tiids 
boven  den  vorigen ,  ter  uitbreiding  der  natuurkundige 

wc- 


•ANNALXIB  ACABBMIiC   OROTCTNOANA.    '        490 

wetenfcbappen ,  en  de  glansrijke  uitsfgten ,  die  de  toe* 
tomst  hierin  oplevert. 

De  Redenaar  dringt  er  Tervolgens  op  aan,  om  de 
nog  onbekende  krachten  van  de  voorwerpen  der  Na- 
tuur, die  het  Vaderland  oplevert  ^  zoowel  uit  het  Dier* 
lyk  als  Plantaardig  en  Delflloffelijk  rijk ,  ja  ook  selfs 
de  lucht,  die  ons  omringt,  en  de  zee,  die  onze  landen 
befpoelt,  vlijtig  te  onderzoeken;  en  fpreekt  Irij  die  ge- 
legenheid  van  de  (teenen  en  verfteeningen ,  die  de ,  bij 
Groningen  gelegene ,  Hondsrug.  in  zulk  eene  menigte 
oplevert ,  de  veengronden ,  die  ons  brandftof  geven ,  de 
'menigvuldige  in  het  veld  groeijende  planten,  die  nog 
'tot  huishoudelijk  en  geneeskundig  gebruik  zouden  kun* 
nen  worden  gebezigd.  Met  hartelijk  genoegen  hebben 
wij  hier  den  regt  vaderlandfchen  wensch  van  den  be« 
roemden  Spreker  beaamd ,  dat  er  op  iedere  vaderland- 
fcbe  Hoogefchool  eene  verzameling  zoude  zijn  van  alle 
inlandrche  voortbrengfelen ,  die  in  den  kring  dier  Hoo* 
gefchool  gevonden  worden ,  opdat  er  zoo  eindejijk ,  door 
aller  zamenftemming  en  zamenwerking,  eene  Nat^r* 
lijke  Gerchiedenis  des  geheelen  Vaderlands  konde  be- 
werkt ,  en  tot  nut  der  ingezetenen ,  der  Fa  brijken  eti 
Trafijken ,  van  den  Landbouw  vooral ,  die  hoofdbron 
van  ons^beftaan,  gebezigd  worden.  £n  zoo  vindt 
-dan  de  Redenaar  van  zehren  eenen  gemakkelijkèn  over* 
gang,  om  over  den  invloed  der  natuurkundige  weten* 
'fchappen  op  deze  takken  van  onze  volksvlijt  te  fpre* 
ken ,  en  zijnen  wensch  te  uiten ,  dat  er  op  alle  Hooge- 
fcholen  openbare  lesfen  in  de  volkstaal  gehouden  wier- 
den voor  alle  klasPen  en  (landen  van  burgers ,  om  den 
-welda4igen  invloed  dezer  wetenfcbappen  in  de  fabrijken 
en  de  werkplaatfen  te  verfpreiden ;  gelijk  reeds  de  les- 
fen over  de  Landhnishoudkunde  den^edenaar  het  heer- 
lykfte  verfchiet  opleveren  voor  de  meerdere  toepasling 
van  de  beginfelen  der  Natuurlijke  Historie ,  der  Kruid- 
iiunde ,  der  Schei-  en  Natuurkunde  op  den  bloei  van 
den  Landbouw,  en  op  het  ontginnen  van  nog  woest 
liggende  velden* 
-       -  L 1  4  Met 


I 


500        '     ANNALBS  ACADBMIiB  CROraNGAN.S. 

( 

Met  grond  wekt  dan  ook  de  Redenaar  zijne  Toehoor- 
ders ,  hen  vooral ,  die  }n  hooge  betrekkingen  de  belan^ 
gen  des  Vaderlands  verzorgen  of  eenmaal  verzorgen 
«uilen,  op,  het  niet  beneden  zich  te  rekenen,  om  de 
Akademircbe  lesfen  der  Hoogleeraren  in  deze  vakken » 
ook  na  het  verlaten  der  Hoogefcholen ,  ijverig  bij  te 
wonen,  bijzonder  ben  daartoe  o)>  het  voorbeeld  van 
onzen  Koning  wijzende,  die,  gedurende  zijn  verbluf 
te  Berlön,  altijd  een  der  getrouwfte  en  oplettendftc 
toehoorders  was  bij  de  lesfen  van  den  beroemden 
kkrmbstSdt* 

De  Redevoering  eindigt  niet  eene  vermelding  van  de 
lotgevallen  der  Hoogefchool,  gedurende  het  afgeloopene 
jaar,  en  de  bij  zulke  gelegenheden  gewone  aanfpraken, 
die  wij  intusfchen  met  zeer  veel  genoegen  gelezen  heb* 
.ben,  (b^zonder  ook  het  verhaal  van  het  heugelijk  ver« 
blijf  van  Z.  M.  te  Groningen)  en  welke,  met  de  ge- 
heele  Redevoering,  eene  nieuwe  parel  hechten  aan  de 
onverwelkelijke  kroon  van  den  beroemden  Redenaar.' 
Wg  zouden  het ,  om  verfchillende  redenen ,  zeer  wen* 
fchelijk  oordeelen,  dat  dit  belangrijk  (luk  in  het  Neder* 
duitsch  vertaald  wierde. 

De  Verhandelingen  van  de  Heeren  de  groot  en 
PA  RB  AU  hebbqn  beide  tot  onderwerp  eene  gefchiede* 
nis  van  de  verhuizingen  der  Hebreërs  buiten  hun  va« 
derland ,  tot  de  tgden ,  welke  de  verwoesting  van  Je* 
.ruzalem  door  de  Romeinen  het  naast  voorafgaan ,  met 
eene  opgave  van  de  oorzaken ,  welke  dezelve  hebben  te 
.weeg  gebragt,  en  eene  befchrijving  :van  de  landen  en 
plaatfen ,  waar  deze  verhuizingen  gefchied  zijn» 

De  Verhandeling  van  den  Heer  munten  dam  be« 
vat  eene  verklaring  van  de  Rede,  door  den  Zaligmaker 
gehouden  met  de  Joden ,  zoo  als  ons  deze  door  Joan» 
nes  is  te  boek  gefteld,  H.  V:  17—47. 

Die,  eindelijk,  van  den  Heer  cocR  handelt  over 
het  doel  der  Arafièn,  zoo  uit  den  aard  der  zaak,  alt 
volgens  de  leer  der  Romeinfche  Regtsgeleerden» 

De  Heeren  d£  groot  en    MurfTRNDAM  zSa 

Kwee* 


AMNALBS  ACAOtMÏM  ORONINGAN^.  501 

Kwedteliogen  der  Groninger ,  de  Heeren  p  a  a  b  a  u  ea 
cocK  der  Utrechtfche  Hoogefchool;  allen  ftrekken 
deze  VerhandelingeSi  tot  groote  eer. 

De  Redevoering  van  den  Hoogleeraar  d  b  wal,  bij 
cene  gelijke  gelegenheid ,  als  die  van  den.  Hoogleeraar 
1>RiBSSBN*,  te  Franeker  uitgefproken ^  handelt  oveif 
de  beroemde  Regtsgeleerden  van  Vriesland ,  en  levert 
eene  belangrijke  bijdrage  tot  de  letterkundige  gerchiede* 
nis  van  ons  Vaderland »  en ,  als  zoodahig ,  ter  handha-» 
ving  Van  onzen  roem  in  dit  vak.    Daar  wij  intusfcben 
vernomen  hebben,  dat  dese  Redevoering,   voorzien 
jnet  een. aantal  aanteekeningen  van  den  geleerden  Schrijd 
.ver,  afzonderlijk  zal  worden  uitgegeven,    zoo  hopen 
wij  op  dit  belangrijk  (luk  bij  eene  nadere  gelegenheid 
nog  eens  terug  te  komen,  en  fpoeden  ons  dus  tot  bet 
laatfte,  in  dezen  bundel  voorkomende,  ftuk,  dé  Rede- 
voering van  den  Hoogleeraar  Amersfoort. 
■    Deze  heeft  ten  onderwerpe  de  populariteit  van  den 
,  Christelijken  Godsdienst ,  en  is  uitgefproken  bij  gele« 
.£enhe{d  van  hec  aanvaarden  der  Godgeleerde  profesfie 
.aan  het  Atheneum  te  Franeker*    De  Redenaar  opent 
.dezelve  met  eene  vermelding  van  de  verandering  van 
.Bijn.ftudievak,  (hg  doceerde  te  Harderwijk  de  Ooster« 
fcbe  lettelren)  en  den  wenscb ,  dat  die  letteren  in  ons 
Vaderland  mogen  blijven  bloeljen*     Hij   doet   daarop 
hnlde  aan  de  nagedachtenis  van  zgnen  onlangs  overle^ 
den'  Broeder,  die  ook  te  Franeker  een  gedeelte  zijnet 
letteroefeningen  had  volbragt.  Daarop  verklaart  de  Re- 
denaar eerst,  wat  hij  door  populariteit  in  den  Gods-" 
dienst  verftaat ;  te  weten ,  •  dat  dezelve  duidelijk  en  een« 
voudigzij,  ten  opzigte  van  de  leer  zelve,  aangenaam 
aan  het  volk,  door  de  gemakkeiykheid  van  het  opvolgen 
van  deszelfs  voorfchriften ,  en  heilzaam  in  de  nitwerk<* 
felen ;  en  bewijst  vervolgens ,  dat  deze  drïe  kenmerken 
jn  de^  Christelijken  Godsdienst  vereenigd   gevonden 
morden.  —  WQ  hebben  opk  deze  Redevoering  met  ge* 
joegen  gelezen^  en  twijfelen  niet,  of  dé  aanwinst  van 

hls  de* 


50»  Af«NALES  ACADSMLA  ORONÜfOANAt;- 

dezen  verdieiiftelijken  Hoogleeratr  zal  het  gemis  rïïA 
zynen  beroemden  voorganger  bi}^  bet  Atheaasum  te  Fr«« 
neker  op  de  gunftigfte'  wijze  vergoeden. 

^_____ ■       ) 

• —  .         ■  -  ■ 

JSijMfcAe  Dogmatiek  des  Ouden  en  des  Nieuwen  Tesm 

SamenSSy  of  Kritifche   Voorfielüng   der  Godfdiens$^ 

Jeer  van  hes  'Hebraismus ,  hes  Jodendom  en  hes  'ootr 

^  fpronkelijk  Chrissendo^..  Door  w*  M«  t.  db  wet- 

T  B  t  gewezen  Hoogleer  aar  der  Godgeleerdheid  se  Ber» 

'    Ujn.^  Mes  ophelderende  en  wederleggende  Aanmerken» 

•    gen   tiis   hes    Hoogduitsch   yerSaald  door  c.    vAif 

^    B  p  £  N ,  Leer  aar  det  Hervormden  te  Veendam.  ^Iften 

Deels  ^ifte   Stuk.    Te  Groningen^  bij  W.  Wouters. 

1820, ,  4n  gr.  %vo.  XI ^  XXIV  en  ajo,  BI.  f  t-^-\ 


H, 


/ 


et  kan ,  in  den  eerden  opflag ,  aan  fommlgen  vreemd 
voorkomen,  dat  een  Leeraar  der  Hervormden  m  ons 
land  eene  Btjbeifche  Dogmatiek, in Duitschland uitgege- 
ven en  geheel  in  den  aldaar  heerfchenden  nieuwerviret* 
fchen  geest  opgefteld ,  heeft  begonnen  te  vertaleiu  Wor-^ 
den  er  dan  niet  reeds  maar  al  te  veel  fchriften  van  aller- 
hande foort  uit   het  fchrljfzieke  Duitschland  in  onze 
inbedertaai  overgebragt  ?  Waarom  en  tot  tirat  nut  biedt 
Hieh  ons  publiek  een  werk  aan ,  waarin  al  \itx  wezenlQ* 
ke  van  onzen  geopenbaarden  Godsdienst  wordt  wegge* 
filozofeerd,  en  er  niets  dan  eene  ijdele  fchaduw  van 
wordt  overgelaten ; een  werk  van  een^n  oe  vO^ette, 
een'  der  ijverigfte  en  ftontde  Neologen^  die  den  gan* 
fchen  Pensaseuchus  tot  een  mythisch  gedicht  heeft  wil* 
len  verdraaijen ,  en  door  dit  dolle  denkbe'eki  aan  meer 
danéénen  zijner  Daitfchemede-»Neologen  zelve  mishaagd 
heeft  ?  En  zoodanig  een  werk  wordt  door  een  Hervormd 
Leeraar  vertaald  en  uitgegeven!  Het  is  waar,  deze  beeft 
er  niet  alleen  ophelderende,  maar  ook  wederleggende 
aanmerkingen  bygevoegd ;  dan ,  is  het  toch  niet  gevaar- 
lijk^ het  vergift  aan  velea  in  banden  te  geven  >  fchoon 

men 


•  f 


W«  M.  L.  DS  WETTB,  BIJBELSOHK .X>OaiiATI£K«  503 

jnen  er  eenig  tegeogift  tevens  bij  gegeyen  heeft  9  Zal  bg 
fommigen  het  eerde  «iet  werken ,  en  het  andere  onge» 
.bruikt'  blieven?  — '  Hoe  veel  fchijn  dergelijke. bedenkin- 
gen ook'  hebben  mogen ^  wij  voor  ons,  wel  verre  vaQ 
des  Vertalers  onderneming  te  misprijzen  of  «f  te  keur 
ien  9  vinden  dezelve  lofwaardig  v  en »  in  vele  ppzigten  ^ 
zeer  nuttig.  Trouwens,  hoezeer  de  NeologiCche  denk- 
J)eelden ,  die  in  het  naburig  Duitschland  heerichen ,  b^ 
ons,  gelukkig,  niet  veel  opgang  maken,  fommigeder* 
;Selve,  echter,  aCzonderlgk  befchouwd ,  komen  den  een* 
.en  anderen  nog  al  zoo  onaannemelyk  met  voor  ,enhebr 
.ben  zelfs  iets  aangenaams ,  iets  bevalligs ,  iets  zeer  aan?» 
«bevelenswaardigs ,  zoodat  men  ai  ligt  gevaar  loopt  de* 
j^elve  aan  te  nemen ,  daar  men  niet  ziet ,  waarheen  ze 
gunnen  leiden,  en  hoe  men,  door  dezelve  als  door 
4waallich|jes  geleid,  van  lieverlede  op  bedriegelijke  bu«> 
.^aden  geraakt,  en  meer  en  meer  zich. van  den  warj»^ 
fweg  verwydert.  Maar  in  deze  Dogmatiek  van  o  b  wb  Tr 
;T  B  vindt  men  al  de  Neologifcbe  denkbeelden  in  der- 
2elver  zamenhang,  en  tot  een  geheel  in  ^ne  fjstema?» 
jtifche  orde  bijeengebragt.  Nu  kan  men  ze  alle ,  al&  w»- 
.re  het ,  in  ééns  overzien ,  en  zich  ten  volle  overtuigen  ^ 
hoe  verre  deBelve  doen  afdwalen.  Ja  ^  voor  den  onbe* 
-vooroordeelden, ^  den  kundigen,  den  verltandigan  be« 
minnaar  van  den  geopenbaarden  Godsdienst,  onder  ons  ^ 
'brengt  dit  werk  xijne  wederlegging  met  zich  :  het  be* 
•vat  geen  vergift,  waarvoor  hi}  ^ich  behoeft 'te  wach« 
ten;  of  liever, hg  Biet  met  eenen  opfltgvan.faet  oog,  hoe' 
"gevaarHjk , .  hoe  doodel^k  dat  vergift  is ,  en  hg  heeGt 
f  een  tegengift  noodtg.  Daar ,  echter,  ieder ,  in  wiens 
Jiand  dit  werk  komen  kan ,  geenszins  zoo  volkomen  in 
xichzelven  beveiligd  kan  gerekend  worden,  heeft  de  Ver* 
:t4iler ,  die  ook ,  uit  hoofde  van  den  post ,  dien  bij-  be^ 
kleedt ,  zoodanig  een  werk  niet  wel  zonder  aanmerkini» 
rgen  in  het  Nederduitsch  kon  overbrengen ,  er  zeer  voor* 
'Bigtig,  overal  waar  het:  te  pas  kwam ,  wederlcggingen 
liijgevoegd.  «^  Dan ,  laat  obs  den  Veruier  zdven  hoo^ 
^en ,  om  des  te  beter  aan  x$n  oogm.erk  hulde  te  doen. 
.    :  .  In 


504  W.  M.  L«  DE  WETTE 

In  zijn  lezenswaardig  voorberigt ,  na  den  geest  van  bet 
Werk  onbewimpeld  aan  den  dag  gelegd  te  hebben ,  brengt 
hi;  deze  vraag  voor  r  of  het  'werk ,  over  het  geheel  en  in 
deszelfs  geest  aangemerkt ^  vertaling  en  aanprijzing  v^r» 
diende? En  hij  antt^ordt  volmondig :  iV^^^ /  maar  me^ 
"s^egt  hij  daarop,  zal  beweren y  dat  de  vertaling  van 
zoodanig  een  werk  ,  met  wederleggende  aanmerkingen  ^ 
daarom  nutteloos  zou  zijn  f  Immers  dan  ware  de  poging 
tot  verdediging  Van  den  Chris telij ken  Godsdienst  tegen 
fchriften^  die  denzelven  beftrijden^  over  het  algemeen 
nutteloos  ?  En  hoe  kan  dat  beter  en  duidelijker  gefchic^ 
den ,  dan  door  de  vertaling  van  zulke  fchriften ,  met  bij" 
genoegde  wederkggende  aanmerkingen?  —  Indien  men 
'alverder  vraagt ,  gelijk  ieder  oplettend  vriend  der  waar» 
leid  natuurlijk  vragen  zal,  of  er  dan  niets  goeds  ea 
i>ruikbaars  in  dit  werk  gevonden  worde, zoo  ant\voordt 
die  Eerw.  vanei»en:J^ö/  Buiten  de  form  ,  die  zeer 
bruikbaar  is  voor  eene  Bijbelfche  Dogmatiek ,  en  tot  het 
vervaardigen  van  eene  betere  kan  opleiden  ^  is  het  ih 
meer  dan  één  opzigt  bruikbaar.  En  dit  bruikbare  brengt 
bij-  tot  deze  drie  hoofdpunten  i  i.  om  ons  te  doen  zien^ 
ho^  verre  dé  Neologi/ehe  denkbeelden  vervoeren  kunnen  ; 
d«  omdat  het  werk  ,  ondanks  zijne  Neologifche  ftrekking  , 
ook  Vêel  goede  bouwflqf  voor  eene  Bijbelfche  Dogmatiek 
oplevert ,  en  vele  fehrifieh  opgeeft ,  die  bij  de  bearbeid 
ding  dertelve  in  aanmerking  komen;  3,  omdat  de  vriend 
der  waarheid  j  door  de  befehouwing  van  dit  zoo  kunst^ 
'tnatigy  geleerd  en  methodiek  gefehreven^  maar  nietta- 
min  los  en  ftout  opg$ field  werk ,  het  ongeloof  in  zijno 
beperkte  kracht  en  zwakheid  zal  aanfchouwen ,  en  ziek 
levendig  in  zijn  Christelifk  geloof  zal  verflerkt  gevoelen. 
Na  het  voorberigt  des  Vertalers  volgt  de  voorrede 
van  den  Schrijver ,  waarin  hij  den  aard  en  de  inrigting 
van  zijn  werk  opgeeft ,  benevens  een  overzigt  van  den 
inhoud  des  geheels,  waarvan  wij  thans  een  gedeelte 
vertaald  ontvangen.  Het  werk  zelf  begint  met  eene 
uitvoerige  voorbereiding,  waarvan  de  eerfte  afdeeling 
is  eene  anthropologtfehe  voorbereiding ^  of  befehouwing 

van 


ItJBBLSCVE  DOOBUTIEK*     .  S^S 

yan  den  tard  en  de  behoeften  des  tnenfchea ,  toot  zoo 
verre  de  Schrijver  daarop  xgne  BQbeirche  Dogmatiek 
wilde  bouwen^  en  waarin  alles  op- de  leest  der  nieu- 
wer wetjcbe  wijsbegeerte  gefchoeid  is*  De  tweede  a&. 
deeling  wordt  genoemd  Hcuristifike  yoprbereiding  ^^, 
welke  zeer  duistere  en.  eenigtios  barbaarfcbe  bena* 
mi ng  door  den  Vertaler  aldus  wordt  opgehelderd :  y^Hetp* 
ristick  is 9  o^^er  bet  algemeen»  'uHyindingskunst^oi^ 
den  Godsdienst  toegepast ;  die  kunst »  om  de  leer (luk^ 
ken  van  denzelven  op  te  zieken  in  de  formen ,  waarin 
hij  zich  vertoont."  In  deze  afdeeling»  dan,  worden; 
die  leerftukken  alle  uit  menfchelijke  bronnen  geput« 
'Na  deze  voorbereiding  wordt  het  werk  in  twee  hoofd» 
deelen  verdeeld ,  waarvan  het  eerfte  handelt  over  den 
godsdienst  des  Ouden  Verbonds»  of  het  Hebraiamus 
w  het  jodendom ;  het  tweede  over  den  Godsdienst  des 
Nieuwen  Verbonds,  of  het  Christendom.  Het  eerfte 
deel  wordt,  na  eene  historisch -kritifche  inleiding  over 
de  gefcbiedenis  en  de  hronnen  van  het  Hebraismus  en 
bet  Jodendom,  In  twee  grootere  afdeelingen  gerplitst; 
zijnde  de  Dogmatiek  van  het  HebraTsmus,  en  de  Dog* 
matiek  des  Jodendoms.  De  Dogmatiek  van  het  Hebra» 
ismus  begint  met  Abraham ,  van  wien ,  volgens  d  b 
WETTE,  de  Hebreërs  niét  fléchts  den  oorfprong 
huns.  volks,  naar  ook  van  hunnen.  Godsdienst  afleid- 
den,  en  eindigt  met  de  Asfyrtfche  en  Babylonifche  ge* 
vangenfcbap.  Dezelve  wordt  gcbragt  tot  deze  hoofd- 
punten: de  leer  aangaande  God  en  de  Engelen,  de  leer 
omtrent  den  Mensch.,  de  Theocratie  of  Godsregering, 
en  de  hoop  op  eenen  Mesfias.  Het  vertaalde  gedeelte. 
gaat  niet  verder*  Dus  blijft  er  nof  over  de  Dogmatiek 
des  Jodendoms ,  of  van  de  Joden  federt  hunne  balling* 
fchap  tot  op  Christus,  en  de  Dogmatiek  van  het  Chris- 
tendom; en  deze  beide  (hikken  wilde  de  Vertaler  in 
één  volgend  deel  bevatten,  waarmede  het  werk  com- 
pleet zal  zijn.  HeV  zou  ons  ,  echter ,  niet  verwonde- 
ren, indien  zijn  Eerw.  bij  het  bewerken  ondervond, 
dat  het  beter  ware,  het  overige  in  nog  twee  deelen  uit 

te 


5^^W.  M.  L.   DE  WBTTB,  BIJlETJSCjËB  DOGMATIBK. 

te  geven,  watrvan  dan,  natuurlijk,  het  laatlte  bet 
grootfte  *zou  2ijn.  Althans  wg  verwachten ,  dat  hij  nop 
zeer  veel  zal  hebben  aan  te  merken,  en  hopen, dat  hg, 
ttit  hoofde  van  bet  groot  belang  zijner  onderneming, 
zich  niet  te  veel  bekorten  zal* 

Wat  nu  zijne  aanmerkingen  betreft ,  dezelve  zQn  van 
tweedertei  aard,  ophelderende  en  weder  leggende.  De 
eerde  zijn  op  vele  plaatfen  noodzakelijk,  daar  men  Te* 
dert  eenigen  tijd  in  Duicschland  vele  voor  ons  onver* 
flaanbare  woorden  en  uitdrukkingen  gebruikt,  meestal 
uit  de  nleuwerwetfchè  wijze  van  filozoferen  genomen.' 
De  wederleggende  aanmerkingen  zyn  de  uitvoerigfte , 
Boo  als  zij  ook  moesten  zijn.  Dezelve  ademen  eenen* 
oiipaitijdigen  ,opIettenden ,  voorzigtigen ,  verflaüdigen,' 
onderzoekenden  geest,  en  zijn  meer  of  min  uitvoerig. 
Haar  gelange  van  den  aard  der  onderwerpen  zelve.  Zoo 
heeft  ons ,  b#  v. ,  zeer  behaagd  de  meerdere  uitvoerig- 
held ,  waarmede  de  Vertaler  het  denkbeeld  wederlegt , 
volgens  hetwelk  de  verwachting  van  eenen  Mesfias  niet 
anders  zou  zijn  dan  het  uftwerkfel  van  eetie  mengeling 
van  melancholie  èn  volkstrots ,  vati  verbeelding  en  dwee* 
perij ,  niet  vroeger  dan  na  de  feheuring  des  rijks  ont« 
ilaan;  een  denkbeeld.,  dat  den  ouden  Joodfchen  en  te* 
vens  den  Christelijken  Godsdienst  van  al  deszelfs  waar« 
digheid  op  eenmaal  berooft.  •«*  Dat  hij  ^nc  aanmerkin» 
gen  terllond  onder  cfen  tekst  geplaatst  heeft ,  keuren  wQ' 
volkomen  goed.  Dit  is  voor  den  lezer  de  allezins  ge« 
makkeliikfte  wijze. 

Wij  wenfchen  den  waardigen  man  den  noodigen  lust,' 
tijd  en  krachten  toe,  om  zijne  gewigtige  taak  volledig 
af  te  werken,  en  mogen  niet  twiifeleff,  of  hij  zal,  W 
het  gunftig  vertier  van  4iet  reeds  uitgegevene,  alle 
aanmoediging  daartoe  vinden. 


^   f 


Jici 


R.  KOOPMANS^  RBPEVOEHINGEN  ,  ENZ.        .507 


■^1" 


•  ^       .  -        - 

Redt'^cringen .  en  VcrhandtUngtn:  Door  it»  k.ooK^ 
MAKS.  //  Dcolcn.  Tt  Amft&riam^  hif  de  Wed^  6^ 
Warnars  en  Zoon.  i8ao.    In  gr.  ivo.    Te  zamM 

ot  de  uitgave  van  het  iaatfte  Deel  van  dezen  arbeid 
des  Hoogleeraars  bij  de  Kweekfchole  der  Doopsgeziiv^ 
den  fteidea  wij  uit  van  deze  Rcdjsvoeringen  en  Verhard 
delingen  vereerende  melding  te  maken.  Ër  was  toc\i 
geene  reden  om  onze  aanpr^zing  te  verbaasten  wegens' 
dezen  bundel  van  Hukken»  bevorens  bQ  hupne  vooi^- 
dragc  in  Felix  "MeritU  door  velen  met  goedkeuring  go* 
hoordf  en ^  voor  het  meerendeel  althans ,  niet  onbeken^ 
aan  Lezers  van  ons  Maandwerk ,  waarin ,  x>f  in  het 
JUagaxijn  van  Wetenfchap^  Kunst  en  Sn^aak ,  nagenoeg 
^lle  in  der  tijd  volgaarne  zijn  opgenomen.  Hierom  ook 
mogen  wy  ons  thans  bekorten ;  een  breedvoerig  verflag 
wegens  den  inhoud  overbodig  achtende ,  en  het  daar- 
voor houdende ,  dat  het  publiek  gevoelen  in  ons  Vadei^ 
land  aireede  gunftige  uitfpraak  heeft  gedaan  over  deze 
pennèvruchten  van  den  HooggeL  koopman s*  Wö 
ten  miafte  vonden  dezelve  bij  de  herhaalde  proeve  zeer 
fmakelijk »  en  zagen  haar  gevalliglyk  op  een'  en  denzelf- 
den discb  ons  voorgezet  en  bekwame^k  gerangfchikt  ^ 
met  tusfchenvoeging  p^ajjieen'  en  anderen  keurigenfcIio« 
tel  de  tafel  verrijkt »  en  bovendien  het  oude  hier  en 
daar  met  eeae  faus  overgoten ,  blijkbaar  van  lateren  t^- 
en  bewerking,  pit  los  en  waarlijk  gepast  verbai^^al 
een  "bevoegd  beoordeeU^r  voorzeker  niet  miskennen , 
die  met  ons  de  moeite  neemt ,  alleen  den  hoofdzaken 
lyken  inhofid  na  te  gaan*  -    v 

In  het  eer  fit  Deel  ontmoeten  wfl  verfcheidenheld  Ta^ 

ftoffe,  die  tot  het  vak  der  Wijsbegeerte  van  den  ouden 

of  lateren  dag  te  huis  behoort ;  in  het  fveede  werd  ge« 

.plaatst,  wat  tot  den  bepaalderen  titel  van  goeden  fmaak 

gebragt  kan  worden,  ^  .....  , 

Deel 


^0$  K«  KOOPMANS 

Deel  I  opent  met  eene  Redevoering  over  pyrrho', 
den  Stichter  van  het  Supticismus  ^  of  overdrevene 
Twijfclarij^  en  eindigt  met  Z£No  en  spicuaus; 
Wjtatblj  y  in  afzonderlijke  (lukken ,  over  de  Hartstogte^ 
loosheid  QavFa^eta)  der  Stoieijnen^  de  vergelijking  van 
hunne  Zcdelcer  met  die  van  bpicurus,  en,  ten  flot« 
te ,  over  de  Wet  der  Rede  gefproken  wordt ,  naar  aan« 
leiding  eener  voorname  plaats  van  cicbro,  door 
XACTANTiüs  voor  OHS  bewaardi*  Tusfchen  deze 
Redevoeringen ,  tot  de  oude  Wijsgeereti  en  hunne  Scho» 
len  betrekkelijk 9  en  wd  terflond  na  de  eerde,  volgt 
een  dHetal  Verhandelingen  (II— IV)  over  de  Eenheid  in . 
het  Gefchapene ;  getoetst  mis  bewijs  vowr  de  Eenheid  der 
rOorzaak ,  ever  de  Wet  der  Spaarzaamheid  in  de  Na^ 
tuur ,  en  over  de  Eindoorzaken  of  Oogmerken  in  deftofi^ 
felijke  Natuur. 

Bij  de  opgave  dier  ftofien  blijkt  den  deskundigen ,  hoe 
bekwame  aanleiding  de  Verhaudelaar  hier  aantrof,  om 
over  de  nieuwere  Wijsbegeerte ,  met  name  over  kant, 
te  fpreken ,  en  in  dat  tydftip ,  daarin  er  was  ,  die  met 
den  Koningsberger  dweepte ,  tegen  eene  en  andere  van 
d'eszelfs  bedenkelijke  gevoelens  mannelijk  zich  te  ver* 
zetten,  en  aan  te  teonen,  dat  beide,  het  Ontohgiseh 
en  Kosmologisch  bewijs  voor  het  beftaan  van  een  wijs  en 
•alvermogend  God,  genoegzaam  geldig  te  fchatten  zijn 
tot  een  redelijk  geloof.  Leeren  wij  elderé  (in  dit  Ifte 
Deel)  den  Heer  koop  mans  van  den  kant  der  Geleerd- 
heid ,  en  bedrevenheid  in  de  Schriften  en  Wijsbegeerte 
der  Ouden,  gunftig  kennen;  hier  iQzonderheid ^  waar 
hij,  met  bondigen  ernst,  klaarheid  en  fcherpzinnig* 
Jieid,  den  grond  van  allen  Godsdienst  (laaft,  onder» 
fcheidt  hij  zich  met  voordeel  in  het  bijzonder  hoofdvak 
zijner  letteroefeningen  en  (land. 

Het  Ilde  Deel  opent  met  eene  van  's  mans  hatfte 
Redevoeringen ,  bij  de  uitdeeling  der  Prijzen  in  de  bo- 
vengedi^chte  Maatfcbappij,  in  1818  uitgefproken,  over 
het  voorregt  van  den  goeden  Smaak  ^  gemeenlijk  het  rf* 
gendom  van  de  Leden  eener  befchaafde  Maatfehappij . 

AU 


kBDBVOBRINOfiN  ÈU  VSRHANlJBLmGENé         fjq^ 

Allelafls  gelukkig  tt^as  ^  èöo  wy  achten ,  de  keuz^  van 
dit  onderwerp»  zoo  wegens  de  gelegeniieid  als  plaats 
bij  uitnemendheid  gerchikt  oih  de  adndaêbt  te  boeijen, 
inzonderheid  daar  het  bg  den  Redenaar  adü  keut  vaa 
ftyl  en  WeK^rekende  vóordragt^  of  ook  aan  bevallige 
iokleeding  der  zaken ,  niet  ontbrak;  Van  dezen  aard 
trof  ons  de  voorftelling  van  het  bewijs  V9êr  denalge^ 
meemn  gotdtn  fmaak ,  door  den  Redenaar ,  als  oqgge* 
tuige,  ontleend  van  den  indruk  der  laatségeboudené 
Tenioonftcllihg  ^  verwekt  bij  eenen  ihndaian  van  ge^ 
zond  natuurlijk  verftand ,  doch  welke  nioHner  fchilde** 
tg^n  Van  eenige  beteekenis  gezien  bad.  Wy  sichten  on-^ 
zenLezerft  eeiie  proeve  van  den  geprezen' fchrljftrant  té 
Eijn  verfchukügd ,  ofTchoon  w^j  daardoor  eenigzins  uit-^ 
voeriger  worden  zullen,  dan  wij  ons  hadden  Voorn 
gefteld. 

^  De  zaal  intredende   inet    den    Landman,    (zegt 
koopMANS)  fcheen  hij  door  den  luister  der  menige 
vuldige  tafereelen  als  verblind*    B'^  nadere  bezigtiging 
verving  b^daardef e  aandacht  de  hooggeftemde  ver^wonde- 
ting  i  en  het  bleek  mij  wddra ,  dat  de  Hukken  ^  i^elkg 
de  toejuiching  det  kenners  verwierven  j  ook  bijzonder 
zijne  opmerking  trokken^    Meest  gaf  hij  zijne  goedkeu* 
ting  te  kennen  door  te  betuigen:  ^  wat  is  alles  klaar; 
I,  hoe  duidelijk  kaa  men  zien ,  wat  het  is  i  '*  -^  Aa^ 
bet  gezigt  der  VrUfchcKraamkamcf  kon  hij  zich  naaiï* 
welijks  verzadigen.     Hij  was  met  zulke  Vriefche  too-^ 
teelcn  bekend.    Bij  Dldo  ch  Enea$  hield  hg  zich  niei^ 
lang  opi    t)aar  fcheen  het  wel ,  of  het  onbekend^  on* 
bemind  maakte.    Intosfehen  gevielen  hèm  de  üieestir 
p0rtretten  nit(tekend,  off((:hoon   hem   de  afgebeeldet^  ^ 
geheel  vfeemd  waren.    Paarden ,  koegen  ^  fchapen  en 
landfchiippen  bei^orgden  hem  doorgaans   het   grootild 
genoegen ,  en  daar  wist  hij  dnidelgk  de  overeenkomst 
en  het  veffchil  met  de  Natuur  aan  te  wyzen.    In  ii 
tafereelen  van  de  '9hr  Getijden  merkte  hij  weldra   op^ 
het  heldere  en  vrolgke  der  Lente»  bet  zwoeJfe  tin  druk- 
kende des  Zomers ,  het  frisfche  .van  den  Herfst  ^  eit 

B0EK9B8CH.    l820«  K0«   XSI.  M  tt  W« 


510  *       R.  KOOPMANS 

bovenal  de  werking  van  de  ftieeuw,  bg  het  zonneficbtln 
den  Winter.  In  de  Schaapskooi  wekten  de  voorwer« 
pen,  tot  alle  kleinigheden  toe,  2iine  verwondering. 
Ongemeen  beviel  hem  ook  het  klare  en  duidelijke  der 
keurige  BinnenvcrtrekjcSé  In  de  Fruit/iukken  fcbenen 
hem  vooral  de  druiven  belust  te  maken.  Menig  zee* 
togtje  gedaan  hebbende,  kwam  hem  de  ondervinding 
te  (lade,  bij  de  a1gem):ene  beoordeeling  der  Zeeftükken. 
De  indruk  was  natuurlijk  evenredig  aan  de  kalmte,  de 
woeligheid  en  den  ftorm ,  welke  afgebeeld  waren. 
Reeds  vroeg  viel  zijn  oog  op  het  meesterfluk,  hetwelk 
den  vaderlandrchen  kanstroem  en  heldenmoed  zal  ver- 
eeuwigen. Met  dille  opgetogenheid  hM  hij  het  op 
cenigen  afftand  aangeftaard,  en  vooral  het  paard  van 
den  Kroonprius  bewonderd.  Eindelijk  verkreeg  hg, 
door  het  wijken  der  aanfchouwers ,  gelegenheid,  meer 
onmiddellijk  het  ftuk  te  naderen,  en  rcheen,op  het  on- 
verwacht gezigt  der  bajonet  van^  den  Flaukeur,  als  on- 
willekeurig terug  te  deinzen.  —  Zoodanlig  waren  de- in- 
drukken bij  dezen  Landman,  wiens  oordeel  overeenftemde 
met  het  gevoel  van  de  meeste  befchouwers ,  die ,  over 
het  algemeen,  den  fmaak,  waarover  wij  fpreken,  toon* 
den  te  bezitten.^' 

Op  deze,  welligt  van  alle  het  keurigst  bewerkte^ 
Redevoering  in  dit  Deel  volgt  een  tweetal  Verhandelin* 
gen,  over  het  Spraakvermogen^  en  over  de  waard^ 
des  Menfchélijken  Levens^ 

*  Eindelijk  betoont  de  Schrijver  zijne  hoogachting  voor 
een  drietal  waardige  Mannen  en  vaderlandfche  Dieh- 
ters  der  naastvorige Reuw :  ]>irk  rafelsz  camp* 
HUYZEN,  CONSTANT  IJ  N  HuroENS,  CU  den  be- 
roemden Vries  gijssert  jakobs.  Den  eerstge- 
melden  leert  hij  ons,  als  Mensch  en  Dichter,  in  een 
tweetal  C^) ,  de  beide  laat  (Ie  ieder  in  ééne  Redevoe- 
ring kennen  en  bewonderen. 

Elk 

(•)  Deze  twee  Redevoeringen  zijn  evenwel  blJ  de  uitgave 
COC  ^én  gebeei  gebnigc» 


RBDEVOERINQBN  SN  VKRHANBELINOBN.    5x1 

Elk  dezer  ftukken  draagt  bewijs  van  den  lust,  waar- 
mede  zij  in  den  beginne  dóór  koopmans  bearbeid » 
en  daarna,  tot  den  dag  der  uitgave  toe,  behartigden 
verrijkt  zijn  geworden  met  bijvoegfelea  en  zeer  aangel&- 
gene  aanteekeningen.  Deze  wijzen  doorgaans  over  tot 
|[erchriften  van  kundige  Manuren ,  in  de  jongstverloa* 
pelie  jaren  in  het  iicht  verFcbenen.  Bgzonder  omtreitt 
den  GijSBERT,  moeljelljker  om  te  verdaan,  naar  g&» 
iange  de  oorfpronkelijke  Vrierche  landrpraak  in  onbruik 
komt,  zal  men  met  genoegen  ontwaren,  hoe  zeer  de 
Schrijyer  zich  liet  gelegen  ^ijp  aan  desz^lfs  ophelde- 
ring. Wg  mogen  ons  tot  geenen  toets  inlaten  vën  de 
doorgaans  gewigtige  aanmerkingen,  zoo  van  kooP)* 
MANS,  als  van  andere  beminnaars  der  oude  tale,  bem 
.vriendrcbappelijk  medegedeeld  (*)•    Liever,  toeven  wg 

het 

(*)  Over  de  bekende  plaats  van  gijsbert  japiks: 

Ut  ik  di  hjnst  fenn^  {lal  rejz^  Ueie  , 
Az  yen  folie  wol  befchieie. 

waarmede   men   jiren  lang  geen*  rtad  wist,  vinded  wQ  hier 
groot  licht  verfpreid.  Vruchteloos  verpande  zich  de  geleerde 

^  w  A  8  8  E  N  B  È  R  G  H  in  Zijne  Taalkundige  Bijdragen ,  om  goe^ 
den  zin  aan  de  woorden  te  hechten.  Gelukkige^  fladgdè 
KOOPMANS  door  d6n  invlily  dac,  in  het  eerRe  vers,  van  het 
Tuintjt  'van  fial  kalen  ^  of  mesfetrekken  ^  oudtijds  zoo  gewooü 

'  onder  het  landvolk  en  in  kroegen,  gefptóken  werd.  Echter 
bleef  er  dui8terheid ,  hoe  men  den  volgenden  regeel  te  ver« 
liaan  hadde.  De  Heeren  e  pre  ma  en  ttALiERTSMA^w^rkêir 
gedachten  koopmans  mededeelt,  flaan  onderfcbeidene  we- 
gen in ;  maar  de  gronden  voor  hunne  verklaringen  vinden  w^ 
hier  niet  ontwikkeld.  Vermetel  ware  het  óMt^  te  beflisfen, 
wie  des  Dichters  meening  hest  getroffen  hebbe.  Wij  helled 
over  naar  den  kant  van  halbert^Ma,  omdat  zijne  uit* 
breiding  en  toelichting  ons  töefcb^nt  meer  te  vallen  In  hét 
Vriesch  nafve ,  dan  de  zin ,  door  e  p  k  e  m  a  aangeduid» 
Echter  het  komt  hier  vooral  op  de  woorden  aaif ,  die  letter- 
lijk dus  luiden:  ^  Als  ééif  veel  (of  velen)  wit  befcheiden:^ 
De  zwarigheid  omftaac  blijkbaar  uit  de  beceekenis,   die  men    ^ 

M  m  a  te 


gif  WU    KOaPMAHS 

faet-oogenblik,  dtt  de  nieawe  uitg&vevan  den  otjs- 
BBRT,  dopr  EPKBMA  fedcrt  jtrén  bearbeid ,  eo  os 
bij  inteekening  (*)  aapgekoadigd ,  ooi  daartoe  ruimere 
flof  zal  bieden.  IntUBfcben  verblgdeh  wy  ons  in  het 
kitsigt,  dat  ons  vaderlandach  en  tetterminnend  Pik 
bliek  9  door  eenen  Man ,  berekend  voor  die  taak ,  ftaat 
ingeleid  te  worden  tot' betere  tcennis  en  verftand  van 
dien  Nationalcn  Poikdichrer  ^  thans  werkelijk  voor  ons, 
en  zelfs  voor  den  Boerenlland  in  Vriesland ,  onbruik* 
baar,  en  zonder  gezette  beoefening  voor  eiken  Stede- 
ling duister.  Ook  durven  wij  ons  vleijen,  dat  het  bq 
onze  Landgenooten  niet  ontbreken  zal  aan  de  verlangd 
de  aanmoediging  tot  den  druk.  Althans  door  de  Taal* 
kundige  Bijdragen  tot  den  Vriefchtn  Tóngyal^  van  den 
Hoogleeraar  wassenbsrgh,  is  de  aangelegenheid 
van  de  verouderde  landfpraak,  door  gijsjkert  gehe- 

zigd  , 


i 


te  hechten  hebbe  aao  hef^hied^  oïhefchetden^  hetwelk  mes 
hier  aantreft  iA  eenen  zid  ,  zoowel  In  Vriesland   als  elders 
verouderd  eo  ongewoon  ^eWorden.    Felen  befckeiden  kan  nu 
te  kennen  geven   ¥elen  uitdagen^  noodigen  om  tegen  hem  te 
fnijden^  te  vechten.    Liever,   evenwel  ^  zouden   wij   denken 
aan  eenen  haairanger  of  twistzoeker\    die  veel  wil  hepaien^ 
bezetten^  naar  eigenen  dpnk  3^//{/2r0 ;  en  zoo  ^  dunkt  ons,  heeft 
het  HALBERTSMA  ook  opgevat ,  die  gijsbert's  uitdruk- 
Jcing  vergelijkt   bij   het  nog  gewone  zeggen  van   ^  veel  re 
willen  befckaaijen ,  heheeren ,  of  de  wet  ftellen/'  Dan ,  waar* 
om  zyo  Eerw.  niet  eenige  gronden  voos  zijde  verklaring  aan 
EoopifANS  opgaf,  is  ons  onbekend,    wy  wijzen  deskundi« 
gen  over  toe  uutdecoper's  Praeve  van  Taal-  en  Dickê^ 
kunde ^    bl.   4—8,   waar  deze    Letterkundige»  aireede  door 
WASSENBERGH  aangehaald ,  breedfprakig  is  over  bet  woord 
befckeiden.    Of  wil  men  het  korter,  dan  verdient  ki  liaan 
nageflagen  te  worden.   Daar  leest  men  befcheeden ,  befckeiden^ 
Definire^  prafinire^  determinare^  conjlitnere^  prastituere^  de» 
^rnere» 

C*)  De  onderneming  gefchiedt  door  j.  f  r  o  o  $  t  »  Boekhan» 
delaar  te  Leeuwarden^  bij  wien  een  berig(  v«a  iat^ckepkif 
worde  uitgegeven» 


\ 

tigd,  volkomen  iiUgetn&attf  bij  Letterkiindfgetlé  Eri 
tirat  het  fchdone  en  nofve  bef fcïft  mn  eentge  vdii  des^ 
zelfs  losfó  (lukjes^  eene  vrijé  Nantgihg^  oiid^  deti 
C};el  van  Grootmoeders  Ktagf^  in  het  IVde  Deel  VHfi 
B I L  DS  R  D  IJ  R  's  Mengelingen ,  alsttied^  de  fiaauwkeu* 
f iger  Vertalingen  van  verlcheidene  zijner  verzen  in  dè 
voor  ons*  liggende  Redevoering  van  koopmans,  ken<^ 
ceekenen  voorlooprg  genoegzaam  de  bekwaamheid  efi 
ongemeene  verdienden  des  Mans ,  blijkens  z^ne  ?faU 
men  niet  minder  bevoegd  de  lier  te  fpannen  tot  den 
boog  verheven',  deftigen  zang»  Maar  vergeten  wij  ons 
2elve  niet  bij  dit  onderwerp.  De  tijd  gebiedt  ons ,  de 
pen  neder  te  leggen ,  en  van  den  Heer  roopmans 
affcheid  te  nein^n,  met  dit  enkel  woord  wegens  het 
matigen  van  onzen  lof :  Goede  wijn  behoeft  géenenkrdnu 


Gefóhiedkundige  Gedenkftukken  en  Aanmerkingen  over 
het  ,Befiuur  van  Holland^  door  lodbwijk  bo- 
naparte, gewezen  Koning  van  Holland»  Uit  het 
Engelsch  vertaald.  In  III  Deelen.  Te  Jmfterdam  ^ 
^V  J-  JC.  Van  Kesteren.  iSap.  In  gr.  ivo.  Te  za* 
men  FII^  1030  ^/.  ƒ  9-:-: 


w, 


ij  haasten^  ons  met  de  aankondiging  van  een  boek 
van  zeer  veel  gewigt  voor  ons  land ,  ja;  wq  zouden 
bijkans  zeggen,  voor  tW^n  Hollander.  Hetzelve  bevat  de 
öedenk&hriften  (^documens')  j  niet  Gedenkftukken  {mi^\ 
numens)  der  Regering  van  den  goeden  en  welineenen- 
den  LODBwijR,  die  zoo  gaarne  de  tranen,  welke  zijn 
ommenschte  Broeder  deed  vloéljen,  alle  zou  hebben 
gedroogd;  die  zulke  edele  voornemens  en  gevoelens 
koesterde,  terwijl  het  flechts  aan  de  omflandigheden  en 
aan  zgn  vermogen  haperde,  dat  dezelve  niet  werden 
tot  ftand  gebragt.  Deze  Oedenkfcbriften  zijn  gelleld 
door  den  hoofdperfoon  zelven :  er  is  zulk  een  ovèrtai» 
gende  toon  van  echtheid,  van  waarheid  in  dit  boefc , 

Mms  (ten 


514  lodbwije:  BeNA;pARi^B 

(ten  minde  in  het  oorfpronkelijke  FramcK)  (]at  bet  bg 
ons  nimmer  in  bedenking  gekomen  is,  of  lodjs wijk 
lioNAPARTE  wel  de  Schrijver  ware.    Men  gevoelt , 
dat  deze  ons  eene  menigte  byzonderhedisn  der  vier  nood- 
lottige jaren  van  zijne  Regering ,  waartoe  hij  den  fleu* 
tel  had ,  alléén  kon  ophelderen ;  alléén  de  verborgea« 
lieid  der  ongeregtigheid  kon  ontvouwen  van  8ie  Nap€F^ 
hontifche  ftaatkunde,  welke  zelfs  wij^  die  er  de  flagt- 
. offers  van  waren ,  in  hare  geheele ,  helPche  verfoeljelijk^ 
Jieid  zóó  niet  gekend  hebben  als  wij  4iaar  hier  met  a& 
fcbriic  aanrchouwen. :  Daarbij  heeft  natuurli)k  de  veelal 
miskende  Vorst  eene  ApQhgU  van  zyn  beftuur  willen 
/chrijven,  hetwelk  hem  niemand  ^en  kwade  zal  duiden. 
Hii  heeft,  dit,   gelijk  natuurlijk  was,    in  de  Franfchc 
taal  gedaan ,  waarin  wij  zulks  ook  gelezen  hebben ,  zijn* 
de  te  Parijs  uitgekomen ,  en  naderhand  te  Brusftl  nagc- 
drukt.    Het  moet  dus  eene  boekverkoopers-  kunstgreep 
^an  de  Engtlfcht  uitgevers  zijn,  en  niemand  zal  het 
ligtelijk  gtlooven  •  dat  hun  werk  naar  het  oorfpronke» 
Jijk  en  eenig  Handfchrift  is  vertaald ,  en  dus  de  Fran^ 
fche  uitgave  te  Parijs  eene  overzetting  van  hun  Ënm 
gclsch  is.    Dat  de  Cenfuur  (welke  thans  niet  die  van 
s  ON  AP  AR  TE  is)  er  veel  in  geknot  heeft,  zal  men 
ook  niet  wel  toeftemmen,  daar  de  Schriiver  het  zich 
tot  wet  gefteld  heeft ,  geene  beftaande  Regering  te  be- 
leedigen.  Eik,  die  deze  Franfchc  uitgave  gelezen  heeft , 
zal  het  met  ons  eens  zijn ,  dat  zij  zóó ,  en  niet  aoders  , 
uit  de  pen  van  den  Schrijver  moet  gevloeid  zijn.    De 
Ilroefheid  eener  vertaling  van  eene  vertaling  doet  zich 
.dan  ook  in  deze  Hollandfchc  uitgave  dikwijls  genoeg 
opmerken ;  hoewel  wij  iets  moeten  toegeven  aan  den  on* 
gemeeiien  en  prijsfelijken  fpoed ,  waarmede  de  overzet» 
ting,  om  het  billijk  ongeduld, van  het  Publiek  te  ge* 
moet  te  komen ,  vervaardigd  is. 

Doch ,  hoe  dit  zij ,  komen  wij  ter  zake.    Het  werk  is 

in  zes  (lukken  verdeeld :  komst  tot  den  Troon  en  het  jaar 

.i8j6  in  het  eerfte,  de  jaren  1807  en  1808  in  het  twee« 

de  9  1809  en  1810  in  bet  derde  Deel.    Het  begint »  na 


GKDBNRSTUKREN  ENZ.  OVSR  HOLLAND.    515 

ctne  korte  inleiding ,  met  eene  fcliets  van  den  ftaat  on« 
ces  Werelddeels  9  en  bijzonderlijk  van  Holland  9  in  i8o6. 
Dezelve  valt,  wat  het  laatfte  betreft ,  wat  ongunftig 
vit ,  natuurlijk  om  liet  goede ,  door  l  o  o  e  w  ij  k  als  Ko« 
ning  gefticht,  te  releveren.  Er  is  wel  iets  waars  in  het 
verwijt ,  door  den  Schrijver  aan  onlt  .Voorvaderen  ge* 
daan ,  dat  zij ,  na  de  Unie  van  Utrecht ,  verzuimd  iieb* 
ben,  de  utt«  en  inwendige  veiligheid  van  den  Staat 
door  een  vast  Beftuur  te  verzekeren ,  (daaronder  men 
dan  een  monarchaal  verftaat.)  Maar  men  valt  tegen* 
woordig*  al  ligt  in  den  misftap ,  van  de  oude  tijden  naar 
de  onze  te  beoordeelen.  Onze  Confiitutionéle  Eeuw  be* 
ftond  vóór  1775  nog  niet*  Toen  regelde  men  alles  naar 
de  ondervinding ,  en  was  blijde ,  altijd  zoo  vee)  moge- 
lijk het  oude  te  kunnen  behouden;  —  thans  wordt 
alles  naar  theoriën  geregeld »  zonder  juist  veel  naar  bet 
oude  te  vragen,  dan  in  naam.  In  Engeland j  Zmtfer^ 
land^  Fenetièy  enz.  was  de  RegeHngs vorm.  even  wei« 
nig  op  berpiegeling  gegrond  als  in  Nederland^  en  men 
befcbaafde  flechts  altijd  het  gebrekkige,  zoo  veel  de  om> 
ftandigheden  vereischten.  L  o  d  s  w  ij  R  «egt ,  dat  w  i  l« 

te  M  III  Holland  tot  een'  monarchalen  Staat  zou  bebben 
unnen  brengen,  en  wij^elooven  dit  ook;  maar  her 
aott  hem  niets  gebaat  hnben:  na  z^nen  kinderloozen 
dood  badden  de  Staten  even  gereedelijk  de  Republiek  her- 
fteld ,  »ls  zij  nu ,  na  den  dood  des  Erfftadhouders ,  die 
waardigheid  (lilzwj^gend  vernietigden.  Dat  willbm 
IV  een  ontwerp  zou  gehad  hebben ,  om  de  fouvereine 
Magt  in  handen  te  krijgen ,  hetwelk  mislukt  zou  zijn , 
is  ons  nooit  gebleken,  maar  wel  het  tegendeel.  Lode« 
WIJK  keurt  het  Patriottisme  van  1786  en  1787  zeer  af, 
en  beweert ,  dat  de  Hollanders  toen  veel  liever ,  in  den 
woefigeii  ftaat  vaa  Europa^ een  eenhoofdig  Bêftuürhad* 
den  moéten  .aanftellen.  Hij  erkent  gereedelyk  den  af< 
hankelljken  ftaat,  waartoe  ons  land,  door  den  inval 
der  Franfoheni  iQ  ^795  gcbragt  was;  doch  ft:hat  zeer 
juist  de  voorzigtigheid  der  tusfchenbefturen  op  prijs, 
die  de  zeden  ^  de  gewoonten  en  den  koophandel  door 

M  m  4  gee. 


N 


geene  nieuwe  en  vreemde  wetten  vodr  bet  hoofd  fUo*, 
ten.  Maar  hét  gene  hij  l^ter  (én  nog.  in  1805)  van  da 
partijdigheid  der  Hervormden  jegens  de  Roomfchen  zegt^ 
en  dat  deze  vernederd^  ftrfioottn  en  Qngelukkig  waren  » 
is  hem  wel  flechts  door  eenen  JezuH  op  de  mouw  ge« 
fpeld:  federt  1795  hadden  de  Hervormden  gcene  meer- 
dere voorregten ,  dan  de  bezoldiging  hunner  Leeraren  uit 
^  lands  kas. -^  Thans  tot  het  jaar  1806  gekomen zyode 9 
waarin  l  o  D  &  w  ij  K  den  trooa  beklom ,  geeft  faij  eene 
korte  'fchets  van  zija leven,  en  van  de  daarmede  in  be«^ 
trekking  (taande  veldtogten  zyns  Broeders  in  Itakf  en 
in  Egypte*  De  goede  lodewijk  is  niet  horeq  fami* 
Iie*ijdelheid  verheven :  in  weerwil  der  beleedigingen ,  door 
NAPOLEON  zoo  rijkelijk  ook  aan  he^m toegevoegd ,  ii) 
weerwil  zijner  juiste  waardering  van  blpedige  l^uwereii 
en  adeltrots ,  die  op  vele  plaatfen  van  dit  boek  door- 
draait, ftreelt  hem  de  morlogsrocm  van  dien  Qrbeder 
toch  zeer  ^.  en  doet  hij  zich  niet  minder  te  goede  op  de 
oudheid  van  zijn  geflacht ,  hetwelk  hij  (\k  het  werk  zelf 
^n  in  eene  •  bijlage)  tot  de  dertiende  Eeuw  brengt.  ^ 
Maar  flappen  wij  dit  over,  en  befchouvven  wij  het 
voornaamfte  gedeelte  des  werks. 

Van  den  weréldkundigen  dwaf?g ,  ons  door  n  a  p  o« 

L  s  o  N  aangedaan ,  pm ,  op  fmtlFe  van  inlijving ,  eenen 

Koning, 'en  wel  l  ode  wijk,   te  kiezen,  wordt   in 

dit  werk,  tot  onze  groote  verwondering,  niets  gerept. 

^^oudan  {rODsw^jR  napoleon  waarlijk  denken  ^^ 

dat  de  wereld  hiervan  onkundig  was  ?  Of  zou  zekere 

valfche  fchaamte  hem    beletten,  ronduit   te  zeggen^ 

4at  de  Nederlanders  genoodzaakt  waren  hem  tot  Ko-i 

ning  te  kiezen?  Zulk  eene  gulle,  ronde  bekentenis  zou 

zijn  waarlijk  openhartig  karakter  veel  meer  vereerd  heb*. 

ben,  dan  ^et  lakonieke : (lü^  D.  bl.  107;)  „Omflxèek^ 

^  de  Jente  van  1806  kwam  er  te  Parijs  eene  deputatU- 

y^  uit  HoUand  aan.  •  •#  Na  eene  ónderbandelln|[ ^  welke 

^  vier  weken   duurde,  werd   het  Traktaat  gefloten^ 

^  door  hetwelk  Holland  tot  een  Confiltutloneel  Koning* 

.  «  f  Ijk  w^rd  ye^rfelaard-»    Doch,  zoo.  bij.  niet  fpreekt 

Vfft 


?«ft  defl  dwaofff  der  iW^/Z^  nnifedaaii,  ócs  te  ö^bewtmpeldèr 
meldi-  bi^,  dat  napoleon,  na  alles  buiten  bem  verrigc  cë' 
hebben  ^  hem  koeU}et  deed  bHJketi ,  dat  ii^  Konhtg  ran  H0U 
hnd  was,  daarheen,  vertrekken  moest,  eti/op  zijde  ti^^é? 
riog,  Éeide,  1/^9/  het  ee^^  tmderdaan  voegde^  gehoorzaam  ii' 
a^s^»;  cerwQL  ta'll£Trano  ei^onbefchaamdetijk  bijvoeg* 
dei  Het  is  alles  ingedaan;  maat  zonder  Prins  lodbwijk 
(dat  \$  i  xooder  diens  naam)  zou  H  er  nimmer  in  hebhen  kms» 
nen^  flagen*  DMr  de  buisfelijke  betrekkingen  van  dézen  thanr 
200  ongelukkig  waren,  C^  was  mee  hortensia^  Dóch* 
ter  van  Kei2erlfl»^osEi»iiiNE,  gehawd,  doot  aandrang  des 
Keizers,  doch  met  afkeer  van  beide  iljden)  zoo  böbpce  hö* 
ib'  HêHanf  in  de  liefde  eens  Volks  vergoeding  voor  hét  ge* 
xMs  van  huisfeHJk  geluk  te'vfudefi. 

Wij  ontvangen  nu  eene  geheele  reeks  van  aanfprakep,  anc« 
woorden,  bekendmakingen 'enz.,  die  hier  no^  wel' eem'ge 
waarde  meer  hebben  dan  in  Frankrijk^  daar  de  Hollander  zij# 
iten  aard  nooit  zoo  geheel  kah  ^verloochenen  ;öm  vierkant  të«. 
gen  zi}n  hart  te  fpreken,  maar  die  fn  den  tegenwoordigen  tijd 
locb  voor  negentien  twintlgde  mees  het  werk  van  fleur  en 
étiquette^  dan  van  gevoel  zijn.  Als  offitiék  ftnkken,  en  bouw- 
lloffen  voor  de  Gefchiedeiiis »  hebben  zt)  echter  altijd  ^6g 
eenig  belang»  Veel  gèwigtiger  is  het,  de  (lappen  na  re  gaan,^ 
die  ifA^aLEaN,  reeds  terftond  na  de  oprigtingdes  nieuwen^ 
Koningrijks,  tegen  deszelfs  eer  en  waardigheid.  Ja  tegen  des»' 
zelfs  be(laan,  ét^^  Reeds  terdond  drong  hij  óp  Confcriptie, 
en  bankeroet  aan,  oiider'^dèn  naam  van  herasHng  op  de  ren* 
fen^  De  Generaal  dupont  chaüMont  mefddehém  in 
den  veldtogt  ^legen  Pruêsfen^  (waarin  de  Koning  ook  op  al- 
lerlei wijze  'door  zi^n*  Broeder  vernederd  werd)  dat  de  ti^ 
ken  van  Hollend  nog  niet  waren  afgedaan ,  en  ^^  invoering 
van  het  Kom$gfchap  nog  geene  uitgemaakte  zaak  was.  Mea' 
wilde  Holland  tot  onderhoud  eener  zeemagc  boven  deszelfs 
krachten  noodzaken,  om  *s  lands  geldmiddelen  uit  te  putten , 
hec  bankeroet  te  verhaasten,  en  daardoor  ook  bet  oogenbllk^ 
der  inmiring,  onder  een  goed  voorwendfel,  te  kunnen  be» 
ffoedtgen^  (flde  IX  bl.  4.) '  Geweldig  waren  de  plagerijen 
ler  ftremming  van  den  koophandel,  die  napoleon  met  al«' 
Ie  geweld  wilde  doorzetten^  terw^f  lo^bwijk  dte  mee  zy# 
96  geringe  mtgc  tegenhield,  In  bHzonderhedcn  daaromttent 
IWQi^n  iiry  niec  ijr^den^  alle  drie  de  Deeten  z^n  er  vol  van. 

'  Mw5  Uit 


5i8  »         LOBEWIJK  aOlf^VAUT» 

UJc  Bergfin  $p  Zêom^  Breda  en  *i  Bosch  werden  de  borgert* 
Qnder  voorwendfel  van  flnikhandel,  op  tast  vAi  Frankrijk^ 
opgeligc.  L  ODE  WIJK  bad  de  onvporzigtigheid  gehad,  in 
het  begin  zij  oer  Regering»  eene  foorc  van  vry  willige  belas- 
ciog^  die  med  aan  de  Franfche  Confuh  voor  ooglmldng  be* 
taalde,  af  te  fchaffen,  en  deze  daardoor  in  kwaadaardige 
fpioDs  veranderd,  die  alles  aan  napoleon  overbriefden, 
én  zijnen,  buitendien  reeds  grimmigen,  haat  tegen  ^i^/l^iii 
qög.  meer  undookten.  Zoo  waar.  ia  het  getegd^  van  deo 
Oasterfcken  W^ce :  H^ees  niet  al  te  regtvaardig  i 

In  de  jaren  1807  en  1808  treffen  wij,  behaj^e  de  reeds  ge^ 
melde  aanfpraken  enz. ,  na  eene  uitvoerige  fchets  van  den 
Haat  der  geldmiddelen  aan,  en  der  middelen,  om  het  te  kort 
te  bédrijden.  De  verlegging  van  den  zetel  des  bewinds*  naar 
Amfierdam  zoekt  l  o  de  wijk  daarmede  te-  regtvaardigen , 
dat  de  Regering  in  geene  flad  zonder  haven  en  koophandel 
haar  verblijf  behoorde  te  hebben,  maar  veeleer  in  de  groou 
fte  koopdad.  De  ondervinding  heeft  bewezen,  dat  het  ooi 
land  best  ging,  toen  de  Staten  zich  in  dat  vlek,  en  niet  in 
de  grooce  koopfiad.,  ophielden.  De  kooplieden  behoeven 
waarlijk  zulk  een  naauw  tqezlgt  en  zulk  eene  opge^rongene 
befcbermiiig  van  de  Regering  niet!  Hunne  grooie  fpreuk  is: 
Laissez  faire.  En  wilt  deed.. de  Koning  dan  een  viereodeel* 
jaars  te  Utrecht?  Wat  behoefde  hij  aldaar,  onder  voorwendfel 
van  den  dienst  der  Artillerij ^  zoo. vele  huiden  aan  te  koo* 
pen ,  die  even  te  betrekken ,  en  dan  weder  té  verlaten  ?  — 
Voorts  heeft  l  o  de  wijk  de  zonderlinge  manier,  van  de 
groote  gebeurtenisfen,  die  gedurende  i^ne  Regering  voorvle» 
len,  al  hebben  zij  op  dezelve,  of  op  Holland  in  het  ^e* 
meen,  niet  de  minde  betrekking,  evcniüsonze  kleine  kron^k 
lichter  de  Almanakken,  ter  neer  te.zetten,.  hetwelk. z^n  boek 
een  bont  en  vreemdfoortig  aanzien  geeft*  '  Meer  pas  geeft 
het,  dat  hij,  op  zijne  reisjes  idoor  Holland  en  de  an» 
dere  gewesten,  de  plaatfen,  vooral  de  kleine  en  min  beken* 
de,  kortelljk  befchrijft,  hetwelk  dan  aap •  die . togtjes  zoo 
iets  van  kleine  reisbefchrijvingen  b^zet.  Onder  de  meer  ge» 
wlgcige  ftaatkundige  berigten  vinden  wij,  dat  LoaawijK, 
door  zynen  Bloeder  uitgenoodigd  om  de  Kroon^  van  Spanje 
te  aanygarden,  zulka  Jiiec  verontwaardiging  van  zich  wees.— 
Hf]  fchets  c  ook  verfcheidene  perfonen ,  die  onder  hem  dien. 

detu 


dep.  Zoo  worde  h.  v.  de  Heer  appelius  ben  qobd  WEii&i 
jiAN  genoemdlil 

,  Mee  hec  jaar  1809  wint  de  Gefcbiedeiijs  Jn  t>elaDg.  De 
vreesfeiyke  overürooming  der  rivieren»,  en  de  hulp,  daaraan 
door  den  Koning  toegébragt,  worden  naaa^^kaurig ,  en  mee 
kennis  van  zaken  en  plaacfen ,  befchreven.  L  o  o  e  w  ij  c 
fpreeke  hier  (gelijk  bij  hec  verbaal  der  ramp  van  Lejden  in 
J807)  alehans  oiee  te  veel  van  zich  zei  ven:  hec  h  ce  hopen , 
dae  de  Gelcbiedenis  deze  zelfopoffering  des  edelen  mans» 
fchoon  zijn  geflachc  gevallen  is»  niec  zal  vergeten.  Hij  be* 
fefce  ook  zeer  wei  de  bron  van  ^slands  onheilen,  de  telkens 
opgehoogde  dijken»  die  de  rivier»  als  ware  hec»  toe  gewei* 
.dige  doorbraken  dwingen»  terwijl  een  zachte  overloop /W^^r« 
land  vruchcbaar  zou  maken  ,geli]k  Egypte.  (Iltde  D.  bU  4^ 
en  47O  Doch  die  plan  (de  verlaging  d^t  dijken)  bleef,  ge* 
lijk  zoo  menig  ander»,  onuitgevoerd  door  de  rampen  der  tij- 
den en  hee  geweld  des  Dwingelands.  Zoodra  ma  fol^  on  zich 
in  verlegenheid  bevond»  gelijk  in  1808  en  180^  hec  geval  was 
In  den  Oork)g  tegen  Spanje  en  Oostenrijk ^  toonde  bij  zich 
rekkelijker  jegens  Holland. .  Hec  g^  eenige  hoop  van  verzoe» 
^ing,  dae  hij  hec  Qroochertogdom  Berg  aan  's  Konings  oud» 
ilen  Zoon  een  gefcheoke  gaf»  dien  h^  echter  tegeiyk  toe 
sich  nam.  Maar  naaowelijks  was  napoleon  aan  de  over* 
wthnende  hand»  of  zijn  wrok  barstte  weder  uit;  waarbij  dan 
nog  de  ongelukkige £ffg/iy2:^f  onderneming  op  Zeeland,  kwum, 
die  alles  bedierf.  Hiervan  vernemen  wij  nu  vele  bijzonderheb 
den ,  doch  inzonderheid  van  *s  Konings  kort  daarop  gevolgde 
reis  naar  Parijs  ^  waarin  hij  niet  dan  op  raad  en  aandrang 
.zijner  ftaatsdienaars  bewilligde:  tegenftand  zou  hem  liever  ge« 
.weesc  zijn.  In  hec  boek  zelf  moec  men  de  fcbandel^ke  wy« 
ze  lezen,  hoe  hy  daar  ontvangen»  en»  door  het  fnoodst  ge- 
;weld  én  de  hevigüe  bedreigingen »  toe  hec  ceekenen  van  hec 
heilloos  verdrag,  op  16  Maarc  1810  gefloten,  is  gedwongen 
geworden.  De  brieven  van  napoleon  zei  ven»  aan  zijnen 
Broeder  gefchreven,  werpen  een  vreesfeiijk  lich^  op  dae  ka« 
rakter,  hetwelk  men»  na  de  regtmatlge  verfoeijtng  in  1S13 
en  1815,  naderhand»  door  eene  zonderlinge  begoocheling» 
veelal  in  een  gundiger  licht  heeft  begonnen  aan  te  ziei)»  Slaar 
.dat  zij »  die  deze  zwarte  ziel »  welke  niet  in  de  achttiende 
Eeuw»  maar  in  de  dagen  der  Hunnen  en  fFandalen  te  buil 
koorde»  nog»  om  zijne  bekwaamheid  ior  bee  men(chenmoor« 

den  9 


5fto  t^DtXfftji  notfAVAkrt 

Hiieti ,  fioopiebtéii ,  de  brieven  rol  2ittiNiIoo2en  höogtAo^  éil 
kwaadaardigheid  iezeo,  door  hem  aan  fijn'^Brdeder  gefctrre^ 
Yen,  — *  eeneti  door  bem  aangeftelden  Koiiing,  maar  erger  daa 
bediende  behandeld»  -^  etr  dan  do^  balde  aan  zijn  yast  en 
grffot  karakter  toebrengen  f  Zelf»  de  befcheideüfr  Vertaler, 
die  zich  andera  zelden  eene  aanmerking  veroörloft»  verliest - 
hier  zijn  geduld.  (lilde  D.  bl.  183.  zie  ook  bl*  227  eti 
63^0  ^^  kwellingen  der  Franfche  foidaten  en  tolbediendea 
worden  door  lodbwIjk  geheel  niee  bewimpeld;  hij  ver-. 
lk>od  bnn  te  gehoorzamen,  en  coen  bij  zich  eindelijk  cot  dea 
tFftand  genoodzaakt  zag,  ontfnapcé  hij  heimelijk ,  om  niet  in 
bnnne  handen  te  vallen*  £n  nogtans  blijft  deze  zelfde^maa. 
zoo  getroniv  aan  hetgene  hQ  nu  eemnaai  zijn  Vaderland 
noemde,  (met  even  ^èel  regt,  als  Frankrijk  in  iSrj  hecVa- 
derland  eens  Nederlanden  was;  want  Corfica  was  onregtvaar* 
dig  door  LODBWijK  XV  op  de  brave  vrijheids  vrienden  ver- 
overd) dat  hij  zich  naar  geen  land  wit  begeven,  in'vijand- 
fchap  met  Keizer  napoleon,  maar' ook  de  met  hem  be« 
vriende,  althans  van  hem  afhankelijke  landen  moet  fchuwen* 
Het  onzijdige  Oeitenrijk \%^x.  hem  tóe;  hij  begeeft  zich  mee 
der  woon ,  eerst  naar  Toplitz ,  dan  naat  Oratp ;  doch  naau« 
wel^Jks  heeft  Oostenrijk  in  1813  den  Oorlog  aan  Frankrijk 
verklaard ,  of  hg  verhuist  ook  weder  van  daar  naar  Zwitfer» 
land.  L  o  DB  WIJK  heef^,  door  het  ganfche  werk  he^n,  en 
selfs  in  den  Rnsfifchen  veldtogt,  de  onnoozelheid  van  heiiig« 
llJk  aan  de  Franfche  Bulletins  te  gelooven,  ^n  woord  voot 
woord  derzelver  logentaal  na  te  klappen ,  zoo  als :  dat  er  een 
wapenftilftand  in  Rusland  zou  gefloten  en  door'  de  Rus/en 
Igjcfchonden  zijn,  enz.  (Illdó  D.  bl.  279.)  Ondertusfchen 
tad  hij ,  terftond  na  de  nederlaag  der  Franfchen  in  Rusland^ 
aan  napoi-eon,  wanneer  de£e  het  Kdningryk  Holland  he»- 
Hellen  wilde,  z^nen  dienst  aangeboden.  Deze,'  thans  in  hec 
ongeluk,  verwierp  die  aanbod,  doch  op  een"*'  henfchen  toon» 
Toen  te  Bresdèn  onderhalldelingen  werden  aangeknoopt, 
trachtte  lo  de  wijk  (wien  het  gewis  een  weinig  aan  men. 
fchenkennis  ontbrak)  daarin  ook  voor  zijn  geliefd  Holland 
op  te  komen ,  qu  wilde  zelf,  na  den  dag  b})  Leipaig ,  naar 
'jlmfterdam^  doch  werd  in  Frankrijk  tegengehouden,  daar 
NAPOLEON  liever  zag ,  dat  H<;>]land  voeder  onder  den  Prins 
fan  oHANjB  kiMm^  dan  onder  zijn^  Broeder.  Eene  andere 
I^oging,  bij  de  Amfierdamfche  Stadsregering  is  November 

X813 


CEDEiqUTUKSEN  ,  UIZ4  OVBE  BOLLANo;  5AI 

s8iS  gedaan,  (die  lodewi|k  verkeerdelijk  met  bet  ^i^e. 
fheen  Beftuur  der  Fereenigde  Nederlanden  verwart}  om  zicfi 
toe  bet  Bewind  aao  te  bevelcp»  liep  even  vruchteloos  af« 
Hoé-' kon  he(  ook  in  bem  opkomen,  ce  vooronderfteUen ,  dat 
Bolland  in  de  toenmalige  omitandfgbeden  enTtijdi^  kon  blif* 
Ten !  Na  de  Omwenteling  in  Holland  begaf   hij    EicH^^naar 

^  Frankrijk y  waait  men  weet,  dat  hij  aan  de  Utrechtfifhe  Hee- 
ren,  als  gijzelaars  opg^'ligt,  nóg  gewfgtige  dienden  betoond 
heeft.  Door  de  Bondgenooten  weder  tot  landvexbuizing  ge- 
dwongen, heeft  hij  z^jn  verblijf  te  Rome  gevestigd. 

Zie  bier  enkele,  veelal  onbekende,  bijzonderheden  uit  een 
boek,  hetwelk  vol  daarvan  is.  Doch  wy  ontveinzen  niet, 
dat  het ,  door  weglating  der  oneindig  vele  unfpraken  en  der- 
gelijke  hoftaak,  alimede  door  het  afTniJden  van  de  dorre  kro- 
nijk,  bykans-  ter  helfte  had  kunnen  befnoeid  worden.  Dan 
KOU  het  een  der  koitbaarfte  en  tevens,  wat  den  ftijl  betrefc, 
aangenaamfte   werken  voor   onze  jongfie  Vaderfandfche  Qc- 

^  fcbiedenis  z^jn. 

Den  Veruler  hebben  wf)  nog  flechts  een  enkel  woord  te 
Beggen,  daar  wU  boven  reeds  eene  reden  tot  verontfchuldl* 
ging  voor  vele  zijner  misflagen  gevonden  hebben*  Maar  ei- 
gene namen  ha4  hij  toch  wat  beter  behooren  te  kennen,,  en 
niet  Soleure  ^  Vorogne  .(yoox  S^hthurn^  de  Corunka')^  coe- 

BOEN     voor      KOEHOOR^.»      SCHULTEN     VOOr     SCHUL* 

T£N8,  en  SCALIN6EEL  voor  scALiGEE  bchooreo  te 
fchryven.  ,  •         " 

Ter  proeve  van  de  bewerking,  den  ftijl,  en  de  vertaling, 
nog  flechts  het  volgende  uit  het  eerde  Deel,  hetwelk «  als 
ware  hec,^een  kort  begrip  des  gebeden  werks  h^  maar  waaf^ 
bij  het  den  Lezer  in  het  oog  zal  vallen,  dat  de^zinfnede, 
beginnende  met:  Een  vreemdeling  en  een  koning\  enz.  geen 
flot  heeft:  wy  denken,  dat  dezelve  met  de  volgende  zamen* 
l^angt ,  en  dus  zal  moeten  wezen :  had  hij  vfeldra  &ok  te  wor* 
fielen^  enz,  Dq  Ëngelfche  woordvoeging  zal  den  Vertaler  ge« 
fopt  hebben. 

^  Een  man  van  eene  aangebOrene  matigheid,  en  zonder  te 
^  ver  gedrevene  eerzucht,  doch  niet  van  Qen  gezond  ver« 
I,  (land  en  een  vast  karakter  ontbloot,  vond  zich  vereerd  en 
I,  ten  hoogde  gedreeld ,  wanneer  hJU  zijnen  broeder  en  zijne 
^  familie  als  de  voorwerpen  der  keuze  van  zijne  medebnr- 

f»  gers 


53ft  LÖDEWIJff   BONAPARtE 

j,  gen  mogt  befcbouwen.  Op  het  flerkde  aan  zijn  vaderland 
^  gehecht,  geen  groocer  geluk  kennende  dan  den  onafhanke« 
j,  lijken  en  werkzamen  (land  van  een  eenvoudig  burger ,  werd 
„  hij  op  eens,  en  in  weerwil  van  zich  zelven,  aan  den  yoec 
y,  ót$  keizerlQken  croons,  en  vervolgend  op  den  koninkIDken 
^  croon  van  Holland ,  geplaatst.  Onvoorziens  in  een  vreemd 
^  land  overgebragc,  geheel  alleen,  zonder  lieun,  zonder  eenig 
^  ander  voorbereidfel »  en  zonder  eenigen  anderen  wegwijzer 
^  dan  zijn  eigen  hart,  bad  hij  tertlond  de  grootde  moeQeliJk. 
„  heden  te  beflrljden,  het  natuurlijk  gevolg  in!  zoodanige  hag- 
j,  chelijke  omflandigheden*  Een  vreemdeling  en  een  koning  bij 
^  een  ^olk ,  met  vernuft  en  Verftand  begaafd ,  dat  billijk  en 
^  regtvaardig  was,  doch  tevens  gemeenebestgezlnde  gevoe* 
jy  lei^  koesterde  /  alles  beoordeelde ,  en  moeijelijk  te  voldoen 
3,  was ,  dst  de  openbare  vijand  van  eiken  breidel  en  vooma- 
„  melijk  van  eenen  vreemden  breidel  was.  Weldra  had  hQ 
^  ook  te  wordeten  met  de  openlijke  daden  en  geheime  kun- 
^  (leuarijem  van  een  Gouvernement,  dat  hem  had  behooren 
^  te  onderdeunen,  en  aan  welks  invloed  hij  zijne  kroon  te 
^  danken  had.  Binnen  zijn  rijk  en  bniten  af,  overtfl  waar  hQ 
^  zijne  oogen  wendde,  vond  hij  hindernisfen  en  valdrikken, 
^  en  nergens  eenen  (leun,  pergens  hulp,  nergens  hoop;  wanc 
„  zijne  pligten  regelden  altijd  zijn  gedrag,  en  zijne  grondbe- 
^  ginfelen  waren  de  infpraak  Van  zijn  hart.  Hij  zoude  de- 
„  zelve  niet  hebben  kunnen  veranderen,  al  had  hij  zulks  ge- 
y  wild,  en  van  dien  oogenblik  af  aan  was  er  voor  hem  noch 
^  hulp  ,  noch  onderftenning ,  noch  hoop  bij  de  vijanden  van 
^  Frankrijk  te  wacliten.  Wanneer  men  nu  nog  in  het  oog 
houdt  y^daf  bij  al  deze  omfiandigheden  nóg  plaats  had,  dat 
het  land,  waarover  lüj  regeerde,  zoodanig  in  deszelfs  geld» 
middelen  was  uitgeput,  en  dermate  in  eetien  (iaat  van  be« 
lemmering  en  overdrevenheid  was  ingewikkeld,  dat  men  aaa 
deszelfs  redding  wanhoopte.  Wanneef  men  in  acht  neemt, 
dat  de  omflandigheden  en  de  toefiand  van  Europa,  we^ 
verre  van  zich  vóór  Holland  te  verbeteren,  trapsgewijze 
ongunfliger 'werden ,  dan  zal  men  met  verlangen  wenfchen 
te  weten,  op  welk  eene  wijze  zoodanig  een  land  zichr, 
gedurende  vier  jaren;  heeft  Haande  kunnen  houden,  ert  men 
zal  daaruit  veefÜRt  eene  gevolgtrekking  daarftellen,  dat  mew 
nooit  aan  de  redding    van   een  land  moet  wanhopen,  zoo 


99 


V 


«XDBNESTUKKUf ,  ZJÜU  0?S11  HpLLMD.  533 

iP  liog  ils  de  bewoners  van  hetzelve  nog^e^pigzins  bemiddeld 
^  z^o^  en  hec  Gonveroemenc  eensdenkend  Qfdenti/h4)  met 
^  hec  volk  zijode,  geene  andere,  dan  dt  algemeene  gevoe* 
«  lens  koestert,** 


De  Frouwetk  y  in  vier  Zangen^  Mer  MféUé  a.  spandaw. 
Tweede  Druk.  Te  Groningen,  kij  W.  Wouters.  i8ip.  In  gr. 
«vtf.  yill  en  109  j?/,  ƒ  a- 8-2 

Ik  vrees  uw  oordeel  niet^  dat  ik  eerbiedig  wacht  :V 
Waar  gU  de  vierfchaar  fpant,  daar  valt  l^ec  vonnis  zacht. 

Zoo  eindigt  de  Dichter,  zoo  fpreekt  hy  tot  de  vrouwen^ 
Toor  welker  oordeel  dan  ook  vooral  geen  spandaw  be« 
hoeft  ce  vreezen;  en  niet  een  zacht  vonnis,  maar  lof  en 
dank  beefl.hQ  reeds  behaald »  niet  flechts  bij  de  waardige 
voorwerpen  zyner  zangen, ^  maar  bij  pannen  en  jongelingen 
in  menigte,  uit  wier  mond  door  gade  of  meisje  reeds  lang 
eene  hartelijke  lofQ>raak  op  spandaw  gehoord ,  en  uit  zij. 
ne  gezangen  bevestigd  werd.  £n  nu  moest  er  eens  een  Re* 
cenfent  ongunSig  oordeelen,  of  maar  wat  vele  aanmerkingen 
maken  durven;  welk  een  vonnis  had  hji)  te  wachten I.  en  — 
verdiend?  o  Jat  ulthans  de  fchiyver  dezer  uitfpraak  durft 
naauwelijks  van  heoerieeling  fpreken,  en.  Lezers  en  Lezeres» 
fenl  (gi>'  voorall}  tQt  uwe  gerustdelliog  moet  hij  u  zeggen, 
tis  hy  eens  Mt  koelde  oordeel  zijn  warm  gevoel,  door  deze 
zangen  opgewekt»  liet  beheerfchen»  en  hy  zette  er  zich  be- 
daard toe,  om  aanmerklogen  te  zoelcen  en  t^  vitten  op  ge- 
breken, dan  zoude  het  alles  hierop  nederkomen:  een,  twee, 
drie  regels  moesten  nog  wat  meer  zoetvloeyend  s^jn;  de 
klemtoon  is,  vooral  bL  89  en  5)0,  verkeerd  gevallen  op  »//, 
en  tot,  en  %ij\  op  bl.  105  zijn  twee  lettergrepen  te  weinig 
In  den  eerden  regel;,  bl.  9  moet  mtrïfiaaf$ck^  en  uiet  ftaajk^ 
lezen.  Meer  gewigtigs  heeft  Recenfent  niet.  aan  te  merfêa, 
ten  ware  hy  durfde  zeggen :  „  Ik  zonde  in  een  dichtftuk  van 
dezen  titel  liefst  nog  iets  zien  opgenomen ,  dat'  er  niet  is.** 
Mur  —  wapende  hy  niet ,  door  zulke  vitteryen ,  de  ergftè 
antikritiek ,  die  der  waardige  voorwerpen  van  s  p  a  n  o  a  w's 
zangen?  Wat  dan?  Zal  ik  A^  Letteroef eningen  ver  Geren  met  een 

of 


of  tddef  Qhtrekrel  uit  dezelve?  Ik  2ocht  het  fchoonde  iiü^ 
toe  nk,  en  *-  duar^  piiu^cs  ik  niets.  \  Is  alles  zoa  fchooo. 
£n  ik  maakte  m  gaarne  naar  het  geheele  boek  iiietiirsgierig , 
die  het  nog  niet  gelezen  hebt» 

Zegt  er  Iemand:  ^  Ik  ken  dat  boek  reeds  dertien  jaren t*^ 
ik  antwoord i  dat  kan  niet  vaar  zijn;  want»  omd:it  span*- 
DAW  zelf  het  DiChtfluk,  dat  hij  toen  uitgaf^  aan  zijne  ei* 
gene  'firen^e  kritiek  heeft  onderworpen ,  met  de  beul  gemaakt 
^  te  aanmerkingen  voordeel  doende,  (dat  elk  jong  Dichter  wef 

van  hem  leeren  mag)  daarom  is  hier  zoo  vee^  veranderd  en 
-verbeterd,  dat  ge  u.nu  nog  meer  dan  toen  zult  verblijden^ 
dat  dit  Dichtwerk  niet, is  achtergebleven,  na  de  uitgave  van 
dat  van  NiEUWBNnuizBSé 

Omvange  spandaw  met  welgevallen  den  dank  Voor  zij- 
ne zangen,  hem  ook  hier  toegebragt,  en  fchatte  hem  fteeds 
het  dankbaar  Publiek  hoog!  ïe  klinken  zoo  zacht;  ze  (Iree^ 
len  zoo  tqoverend;  ze  dringen  zoo  gemakkelijk  den  geest  en 
bet  harte  in;  ze  zijn  zoo  rein;  derzelver  verhevenheid  is  zoo 
eenvoudig;  de  geheele  zwier  zijner  IMuze  is  zoo  bebagelijk^ 
als  haar  toon  iets  zoo  eigens  heeft,  dat  haar,  onder  200  ve« 
len  zelfs,  die  met  roem  zingen,  aldjd  als  de  Mnze  van 
SPAN  DAW  onderfcheidt  I  Als  de  derde  druk  van  dit  ons 
dierbaar  boek  noodzakelijk  wordt,  mogen  we  dan^  edele 
man!  op  bh  46  niet  van  ons  zinkend  Vaderland  befaoeven  te. 
lezen!  Mogt  gij  ook  eens  \me-Gedithten  én  RedeP&ifingen r 
ten  jare  1803  uitgegeven,  op  nieuws  het  liehtdoen  zien,  zoa 
veranderd,  verminderd,  of  vermeerderd,  als  g9  dat  zelfver* 
Idéstl  Recèttfent  heeft  dit  om  u,  om  pzirn,  om  het  Va- 
derland en  om'  200  veel  reeds  lang  gewenscht.  Die  wensch 
Is  gegrond  in  bet  laatfte  dichcftuk.  van  dien  bundel.  En  nog 
\^  iets,   sPAi^DAwl  In  de  beoordeeling  van   nibrstras2 

leest  gij  onzen  wensch  omtrent  *onze  Godsdienftige  Pogzij. 
Is  die  wensch  niec  de  uwe  ook,  die  irUL'ors  zoo  verftan- 
iSfg  Christeiyk  troost  in  dezen  nieuwen  bundel,  en  vanwien» 
■Lied.  ep  een^  Zaturdag  •  avond  eenu  eèn  gebruik  gemaakt  ia 
op  een*  Zondag,  op  den  kanfel,  nuttiger,  dan  het  vreemd  kanr 
fch^nen»  zoo  nuttig,  dat  gy  ar  God  voor  moogt  daakeu? 


Twéé 


TWBE  BMEVX9.  $%$ 


Twee  Brieven  van  een  Koopman  in  Londen  f  aan  zijnen  Frienê 
te  Am  fier  dam;  houdende  een  Gefprek  van  een  Roomse Age*. 
zinde  en  een  Protestant  met  een  'Jood.  Uit  het  Engeiui.  Te 
Lejden^  èij  h.  en  J,  Hookoop.  In  gr.  %vo.  119  BI.  ƒ  i  •^•i 

Jjic  boekje  verdient  opmerkztambeid*  De  aatdeidiog  tot  htc 
gefprek  is  aardig  gevonden.  Pater  s  al  tan,  een  Jezuit^ 
liieJd  het  middagmaal  b^.den  Procestantfcheia  brieffchrijveri 
Lsvi,  de  Jood^^  komt  (laaaQe  den  maaiend  binnen»  en  men 
kon  hem  niec  noodigen  mede  aan  te  zitten,  omdat^er  na 
niets  meer  dan  varkensvleesch  voorhanden  was;  de  ga8tvrou\v 
hield  de  onthouding  van  den  Joodwoor  vxij  wat  me^  gegrond  , 
dan  dat  de  Pater  zich  eenigl^kmet  visch  beholpen  had,  om« 
dat  het  nu  juist  vrijdag  was*  Dit  gaf  een  we!  vriendelijk, 
.maar  nog  al  hevig  gefprek.  En  na  den  maaltijd  bepaalde  men  i 

eene  nadere  bijeenkomst,  om  eens  over  den  verrcbillenden  1 

Godsdienst  te  fpreken;    bedingende  levi  echter,  dat  een    *  | 

zyner  gtltetde  Rabbijnen  voor  hem  het  woord  voeren  mogt» 
Op  den  bepaalden  dag  kwam  men  b^een,  en  Pater  salian 
betoogde,  (en  deed  dit  waarlijk  goed)  dat  jizus  van  Na* 
nareth  de  Mesfias  was  9  uit  de  door  hem  verrigte  wonderen» 
Maar  de  knappe  Rabbijn  bleef  geen  antwoord  fchuldig,  en 
ontzenuwde  geheel  het  bewijs,  door  het  loochenen  dier  won* 
deren  ^  zich  beroepende  op  een  aantal  wonderen  van  lateren 
tyd,  van  welke  hy  er  een  goed  aantal  opnoemt,  en  die  in- 
derdaad de  wonderen  van  jzzus  en  zijne  onmiddellijke  na« 
volgers  nog.  overtreffen,  en  aan^»  welker  wezenlijkheid  Pater 
lALiAN  even  zeer  geloof  moest  hechten»  offcboon  de  Jood 
niet  onnoozel  genoeg^  is,  aan  eene  enkele  dezer  vertellingen 
ce  gelooven,  gewisfeiyk  overtuigd,  dat  de  Almagtige  nooit 
tldus  met  de  ftervelingen  wil  beuzelen*  De  Pater  was  verte-' 
gen  en  Qomi  dan,  gelukkig  was  er  zeker  ProtescantschHeer, 
BEZA  genoemd,  tegenwoordig,  die  nu  het  woord  nam,  en 
de  wonderen  van  jzzus  en  de  Apostelen  zeer  goed  wist  te 
liandhaven,  zoodat  nu  de  Jood  op  zijne  beurt  tut  zwijgen 
werd  gebragt.  Dij  eene  andere  gelegenheid  nam  deze  Heer 
BBZA,  voor  betzelfde  gezelfchap,  het  betoog  op  /Jcb,  dac 
JEZUS  van  Nazareth  /werkeiyk  de  Mesfias  was ,  naar  de 
fcbrift^n  van  het  Oude  Verbond.  £érst  wijst  hij  aan,  dat  de 

BOBCBESCH.  X820.  IfO«    I2«  N  U  INIes- 


5tf  tWBE  BUlTEfl. 

MesGif  reedi  laog  noec  gekomen  z^a;  zicb  beptlende  roe 
de  Toorzeggtiigen  oeH*  XLIX:  8»  lo,  dah.  IX:  94 — 27  «» 
HAL.  III:  I ;  welk  betoog  wij  in  geheel  deze  tweede  onder- 
htndetiDg  het  neesc  Tofdoende  bonden,    Vo^volgent  wi}sc  k) 
ato:   i)  dat  niemand  mêt  i^z\i%  in  mededinging  kan  fiaan; 
toecfende  bi)  de  gefchiedenis  van  allen,  in  wie  men  den  Mew 
fiaf  had  meenen  1% zien ;  en  2)  dat  alles ,  wat  van  euds  aam 
gaande'  den  Me$fias  is  voorzegd^   in  je  zot  kevestigd  en  vetm 
rvld  is,    WQ  willen  de ,  doorgaans  gewone ,  hier  aangevoer* 
de  bewezen    niet  oprgeven ,  en  geeoszina  de  kracht  van'  fom» 
mige  derzelre  loochenen;  maar  hoewel  RakH  j o  w  atb ah 
tusfchenbeiden  een  woordje  in  het  kapittel  fpreekt,  (hetwelk 
iran  öes  (lellers  kennis  aan  de  Joodfche  uitvingten    bi^kett 
draagt^   zoo  komt  het  ons  echter  voor,    dat  de  Heer  beza 
trel    eens    eenen   anderen  Rabbijn  ^   en    ook  wel  Christen* 
uitlegger;  zon   knnnen  aantreffen ,   die  h^t  pleit  zoo  gémak<* 
kelijk  niet  gewonnen  gaf.    Liefst  hadden  wQ  het  verhasf  van 
ÉPiPBAMiüs,  betrekkelijk  zekeren  f  o  z  b  f  ,  een'  Jêodj  dit 
ten  tijde  van   KonaTAiiTijN  oeh  grooten  leefde,  ia 
dit  gefprek  ook   niet  aangetroffen,   daar  bet  toch  wél  iett 
beeft,   dat  aan  verfcheldene  wonderen,  met  welker  aanvoe- 
ring de  Pater   nif  het  veld  geflagen  werd ,  geiQkfoortlg  it. 
Hoe  het  zij«  deze  Brieven  zijn  zéér  lezenswaardig,  en  vet» 
dienen  opmerking  bij  de  zoodanigen ,  die  zieh  met  de  bekee- 
rlng  van  Joden  willen  Inlaten,  en  kunnen  den  Roomachka» 
tholijken  doen  voelen  9  [dat  hij  nog  al  wat  oprnihieii  iaoéty 
eer  hij   zich   aan  eenen  fchranderen  Jood  ^tg'RtL  toig  •  WQ 
vreezen  evenwel,   dat  ook  een  Protestant,  met  al  zijnd  finü- 
de  in  de  Profetifbhe  fchriften,, weinig  vitrigten  zal,  alVotena 
bij    den  Jood  regt  vatbaar  gemaakt  heef^  voor^  en  bégeérig 
naar^  bet  zedelijk  Mesfias  -  rijk» 

P«  SNATiCH  aan  zijne  Medeonderwijzerr^  kondende  P^erfiag 
jegens  zijne  Tkeorie  van  Straffen  en  Belooningen  ^  ingevéerd 
bij  de  nieuwe  Stads-  en  Armenfchokn  te  Groningen,  Tê 
Groningen^  bij  R.  J.  Schierbeek.  In  gr.  %yo,  31  JA  /:-6.: 

Ueze  wefgellclde  brief  is  zijnen  oorfprong  verfchuldigd  aan 
de  grooce  goedkeuring  en  het  zonder  uitzondering  goed  ge- 

.    volgs 


D«flfATICH  AM  ZIJNE  lULDEOHOIEWIJUU»   '      $2f 

▼olgt  dat  de  (teller  bad  van  zijne  handelwijzei  'zy  verdient 
das  bQ  lederen  fchoolonderwijzer  opmerking.  Zij  beyac  zeer 
goede»  hoewel  genoegzaam  van  elders  bekende,  herinnerin- 
gen en  opwekkingen;  voons  eene  aanwijzing»  hoe  UiJ  in  zy« 
ae  fchool  handeU»  waarbij  menigeen  'nog  wel  iets  van  hem 
leereo  zaU  Het  komt  op  klasfificatie  neer»  die  vooronder* 
field  worde  algemeen  in  zwang  te  zijn;  maar  hier  zoodanig 
gerigt»  dac  flecbcs  een  twaalftal  fchooiklnderen  hunnen  pri« 
mus  en  voorganger  hebbeo ,- wiena  taak,  en  wijze  van  be« 
vordering  tot  dien  eerepost»  naauwkeurig  worde  opgegeven; 
terwyi ,  voor. bet  overige^  door  bewijzen  van  viyc»  van  af« 
keuring»  getuigfcbrirt»  prijsjes»'  enz.  (^in  de  by zonderheden 
moge  men  hee  zelve  nagaan)  andere  nrafoefening  (als  op* 
•fluiten  9  taak  gevjen,  fchandbord,  ligchameiyke  draf)  weg- 
valt; en  verzekert  d^ze  verdienfleUjke  fchoolieeraar»  dat  hi^ 
alzoo  achting»  liefde  en  vertrouwen  bewaart,  het  kind  met 
Just  en  y  ver  tot  pligt  ^zielt,  en  Heeds  onder  bepaalder  toe- 
yoorzigt  houdt.  Gaarne  gelooven  wy »  naar  U  mans  onder- 
vinding, dat  het  slzoo  worden  kan;  en  een  ander  fchool* 
leèraar  moge,  naar  eigen*  aanleg  en  bevind  van  zaken»  het 
«en  of  ander  nog  anders  wyzigen»  hy  zal  toch  mee  vrucht 
kunnen  werken  in  denzelfden  geest.  Hy  gevocle»  met  den 
fchryver,  dac  de  zedeiyke  verbetering  der  fcholen  een'  geUJ* 
ken  tred  had  moeten  houden  met  de  wetenfchappeUJke.    Hy 

'  voele  haogen,  innerlijken  drang,  om  aan  de  veredeling  en 

'  verbetering  des  harte  te  werken;  en  dat  het  doel  van  alle 
on^erwys  wezen  moet:  brave ^  befehsafde  en  verlichte  men* 
Jchen  te  yormenl  j.  Oordeelt  zelve,"  zoo  fluit  de  brief» 
ip  ,ip.afir  oordeelt  niet  eerder,  dan  nadat  gy  het  (deze  theo* 
n  i^'O  lenigen  ÜJd  in  uwe  fcholen  ingevoerd ,    en  zelve  be« 

'  j9  merkt  zult  hebben »  welken  invloed  dere  middelen  op  de 
^  «ecUl^^kheid  «n  4ie  viye  uw^  ieeriingen  uitoefenen;  dan 
^  nadat  gy  zeive  gezien  zult  hebben,  met  welke  graagte 
\»  uwe  leerlingen  alsdan  naar  de  fchool  zullen  gaan»  met  Wel- 

'  ^  ken  lust  en  yver  zy  hunnen  pligt  zullen  betrachten,  welke 
M  achting  en  liefde  zy  n  zullen  toedragen»  en  eindeUJk» 
ip  boezeer  dit  alles  uw  leven  aangenamer  en  uwen  zoo  moei* 
jp  jeHJken  post  gemakkeiyker  zal  maken.  Wat  ik  u  echter 
,^  by  deszelfs  invoering  te  berinneren»  ja  te  bidden  heb»  \i^ 
^  dat  gy  van  deze  middelen  alleen »  hoe  doelmatig  ook ,  niet 
ip  aUes  moet  verwachten;  gy  'zelve  moet  hiertoe  het  meeste 

Nn  a  '    f»  l>y- 


53S  D.  SNATICH  AAN  ZIJNE  MtDEONDERWljZERI* 

9 

^  bijdragen;  geheel  het  gedrag  des  onderw^zers  moet  mét 
j,  den  geest  van  dit  plan  indemmen^  en  dan  kan  er  waarlijk 
j,  door  hetzelve  veel  goeds  in  de  fcholen  gefticht  worden* 
j^  Deze  middelen  zuilen  maar  alleen  dienen,  om  ons  een* 
a,  weg  tot  het  hart  des  kinds  te  banen»  om  ons  de  Terbete* 
j,  ring  van  hetzelve  gemakkelijk  te  maken;  maar  de  verbete> 
^  ring  zelve  moet  nit  het  verftand  en  hart  des  onderwQzert 
^  voortkomen.  Hiertoe  zijn  atleen  zinnelijke  middelen  niet 
^  toereikend :  want  Aet  hart  laat  ziek  alken  door  het  hart 
^  vetbettren»^ 

Leerzame  FerhaUn  vit  de  Bijbel fche  Cefihiedenisfen  ^  ^voor 
Kinderen;  door  j.  F.  fedde&sen.  Predikant  te  Bïaa^ 
denburg.  Zijnde  een  Vervolg  van  het  Leven  van  Jezus  voor 
Kinderen;  van  denzelfden  Schrijver.  Derde  Druk*  Gevolgd 
naar  de  Spelling  van  den  Hoogleeradr  m.  sibgenbbek» 
T(t  Amfierdam^  hij  W.  van  Vliet.    In  kL  Svo.    S44  BI. 

■Verhalen,  grootendeels,  en  bij  vervolg  In  geregelde  orde^ 
uit  het  O. ,  maar  ook  uit  het  N.  Verbond ,  kort  en  goed  ont« 
wikkeld,  met  regt  gezonde  praktifche  aanwending,  eenv«u« 
dige  versjes,  en  hier  en  daar  uitboezemingen  van  het  hart, 
of  korte  gebeden ;  alles  voor  kinderen  doelmatig  gefield. 
Wij  verblijden  ons,  dat,  bij  den  grooten  voorraad  van  foort- 
geiyke  nuttige  boekjes  voor  kinderen,  ook  die  van  fed* 
PERSEN  (biykens  het  noodzakelQke  van  eenen  vierden  drak 
van  zijn  Leven  van  Jezus  en  den  derden  van  deze  Leertama 
Verhalen^  bij  ons  nog  niet  vergeten  zijn. 


J)c  ProfQdi%t\  of  Wootdentijst,  voor  de  Uitfpraak^  door  m.  J. 
ADRiANi,  Schoolopziener  van  het  tde  Diftrict^  in  de  Pro- 
vtncie  Groningen.  Te  Groningen^  bij  J.  Oomkens.  1819. 
In  kL  %vo.  Vill  en  ia8  BL  fi^S*- 

J/e  waarde  vin  dit  boeksken  beoordeelende  naar  de  verdien- 
f/eii  van  betzeWe,  verheugen  'we  ons,  dat  het  zoo  weinig 
kost,  4at  bec  «Iihans  daaraan  niet  behoeft  te  haperen,  by  de 

ver- 


M*  J«  A  D  A I A  N 1 ,   0E  TROSODIIT;  jftf 

yenmlilng  vin  onzen  wensch ,  ^  dat  het  boekje  in  vder  han* 

„  den  kome  \  *• 

Wij  betuigen  dank    aan  den  Schrijver,  en,  met  hem,  aan 
den  Heer  w  e  s  t  E  r  ,  die  hem ,  wat  h^  had ,  mededeelde.  De 
opmerking  der  verkeerde   ultfpraak,  vooral  van  eigennamen, 
zelfs  door  OnderwQzers,  en  van  fommiger  verlangen  naar  een 
Schoolboek,   iQ  plaats  van   hel  oude  Schoolboek  der  Ceflack^ 
t€U9  gaf  tanleiding  tot  deze  Woordenlijst  ^  die  niet  alteen  den 
klemtoon  aanwijst,   maar*  ook  van  elk  woord  of  naam  eene 
korte  befehfijviog  geeft.    Uit  de  Gefchtedenis ,  Aardrijksbe- 
fcbryving  enz.  zyn  znike  namen  opgenomen ,  die  meest  voor- 
komen, of  wier  verkeerde  uitfpraak  hun,  die  in  vreemde  ta- 
len zQn  geoefend ,  zeer  ergerlQk  z^n  moet ,  maar  vooral  ook 
vele  Bljheifcke  namen  ,  omdat ,  zegt  a  d  r  i  a  n  i ,  vele  School- 
onderwijzers  tevens  Voorlezers  in  de  Kerken  zQd.    Wij  voo* 
gen  er  bij:  dew^]!  vele  Voorlezers,  die  geene  Onderwijzers 
:zyn,  zelfs  in   de  aanzieniykfte   Gemeenten,  zeer  verreten 
tchtere  daan  bij  menig  Dorpfchooimeester,  is  dit  boekje  hun 
niet  minder  althans  noodig« 

De  lettergreep,  op  wetfce  de  klemtoon  past,  is  knrfyf  ge« 
,  4rukt,  en  het  Voorberigt  leert,  ^hoe,  in  de  vreemde  nzmeo, 
^êU9  ens^  dt  e  en  oe^  en  wanneer  twee  klinkers  in  ééne  lec* 
'tergreep,  en  wanneer  in  twee  moeten  worden  nitgefproken. 
.      Zie  hier  eenige  Haaltjes  ter  proeve: 

Baa/.  Veer ,  Afgod  der  Midianitem  De  twee  .  •  leeren ,  dat 
beide  a*ê  afzonderlijk  moeten  uitgedrukt  worden ,  en  de  kur« 
lijve  letters ,  dat  al  en  or  den  klemtoon  behoeven. 

/Vrfeus,  een  der  zoogenoemde  batve  Goden  in  de  FabeU 
kunde,  moet,  biykens  het  teeken  ^,  uitgebroken  worden» 
als  makende  eu  eene  lettergreep  uit,  die  als  ui  moet  luiden. 

£sfefiis^0,  lees  Uekibo^  vesting  enz.  in  Guiana. 

Hilres,  ftad  in  Frankrijk.  Het  teeken  ^  toont,  dat  de  # 
klinken  moet  als  de  Franfche  ai. 

ilftfr/borough  wordt  uitgefproken  ü^s/broeg,  plaats  in  Bn. 
geland,  met  den  titel  van  Hertogdom. 

O^dipus,  lees  £iidipus,  Thebunsch  held,  die  onwetend 
zynen  vader  vermoordde,  daarna  z^jne  moeder  trouwde,  en 
eindeiyk  zich  zelven  de  oogen  uitftak* 

De^tfra,  vrouwenaam,  welk»  echter,  onder  ons  ook  in  ge« 
,  brnik,  doorgaans,,  verkeerd  wordt  uitgefproken,  Z>^bora. 

]ammer  is  het,,  dat  in  zulk  een  hulpboefcje  nog  zoo  vele 

Nu  3  druk- 


/ 


580  K«  J.  AD&IAHr 

drukfeilen  zl|a  iogefripeq.  Die  worde  t  4>[}.  «eot  tweede  of- 
li^ge»  toch  voorgekomenl  Toe  , volmaking  zt^ner , proeve  wU 
de  SceUer  gaaxne  ^bmik  maken  v«b  de  annfiieFkingeD,  hem 
•ondef  iKires  vflo  den  Drukkej  coegezondeo*  Dk,  wimfcben 
w^  •  gefchiedel  Recenfi^QC ,  die  ntee  Movcq  jcajB »  wac  iiif 
vervrt^lgens  zal  doeo,  neemt  deze  gdegeolieid  waar,  om  den 
Heer  üD&iANi  opmeriezea»  te  makea  pp  E/rdim  en  Jocké^ 
btth^  waar  de  klemtooa  xip.  de  tweede. lettergreep  moe;  vat 
len;  zoo  is  her  ook  met  Bttféka^  HizUa  ^enz»  Ia  ook  Bjtth^ 
féHa .  uter  hecer  dan  Bithfdida «  efl  Naheud»  evee  als  Jen^ 
.m(0  uk  te  (preken?  Melanchtan  «iioet  op  4e  ^  gedrukt  wor» 
dea.  P4nmlifèmenm  zegx  met  haekkn  en^.,  maar  BaraUpomim 
MéÊm  Zoo  vt\e  woorden  9  als  op  si  nicgaao,  sier  RecenfeBC 
^eaeekeod^^;  idat  is,  dat  ze  «eogrepig  moeten  tuCgelprokeB 
9fmrdeB.  Soul 9  daarentegen,  niec 9  omdat  hec  oor^pronkelJ|}k 
lut  twee  Jetcergrepen  beüaat«  Maar  is  dan  dat  oorfprookelgke 
de  maatflaf,  zoowel  van  fpelling  als  uicfpraak,  buiten  opz^ 
toe  de  welliiidendbeid  voor  bet  Nederjandfche  oor?  Waarom 
die  dan  niet  algemeen  Uten  geldeir?  Akhana,  wij  zooden  lie* 
irer  /ttJzat^  dan  ^bizai^  en  Haggaï  enz.  booren  zeggen.  De 
Sck^MT  denlce  hierop  ^ens  oa.  Het  ware  të  wenfcheo,  dat, 
4Mntseixt  de  fpelHng  en  Hitfpraak  van  vreemde  namen  e»  woor- 
den, mindere  ongelijkmatigheid,  ja  wanorde,  onze  Nederland- 
fche  fchrifcen  ontfierde;  m  meer,  daar,  omtrent  eeoige  wel* 
.  ;fMgev  ibejpalingen  gemaakt  zijn  en  gevolgd  worden*  Dit  ja,  na 
.den.  Siegenbeekfchen  arbeid ,  eene  zeer  groot^  gaping  gebSe- 
Yen,    Doch,  J;eeren  we  nog  eens  tot  adrjani  terug,    . 

H^  houde  ons  ten   g-oede ,  dat  we  ona  zeer  verwonderen 

tnrer  bet  gemis  der  namen  Egypte  ^  EHIm ,  Eehemoii  ^  HsMém* 

jm^Koloife^  Hammaakth,^  Mazzar4th^  Mattbtnaiy  onz.wvic 

we  zoeken  niet.   Onlangs  hoorende  voorlezen  Nebemia  VIII» 

*  beklaagden  we  zeer  den  man,  die,  tot  ftichting.d^r  Gemeen* 

te,   de  kwade  namen,  (zoo  heet  men  ze  wei  eens)  welke 

Ts.  .5  en  8  voorkomen,  doorwordelde.    Dit  herinnerden  We 

ons   thans;  maar  het  f^eet  ons,  dat  adriani  toeyti  niet  in 

de .  kerk  was.    Zijn  medeleden  had  hem  nog  eeuige  woorden 

meer  doen  fchrijven.    jlgapen^  Auto^Da^Te^s^  Cre/hs^  Tks* 

'  montane    enz.  enz.   vonden   we  ook  niet.    V^iJ  verwondeven 

.   ons,  uit  hoofde  der  dikwijls  te  angdige  bezorgdheid  voor  de 

uitfpraAk.    Wie  zal,  b.  v.,  aanwijzing  behoeven,  hoe  hij  bet 

dorp  H^dinxveld  of  IVêrnier  te  noeman  hebbe ,  of  wat  ia 


Kralingen  of  Knmminie  wn  den  ireeiteir  nadrok  !s  ?  A!i 
zoD  eens  onze  Proviocién  waren  doorgereisd!  In  fommige 
derzelre,  incusfchen,  komen  heel  wac  moeijelijker  namen 
voor,  en  die  vindt  men  overgeflagen.  Om  een  eenlg  voor- 
beeld te  noemen,  dat  Receüfent  invalt:  St.  MickifUs'Geaei 
vond  hy  niec,  hetwelk  hQ  eens,  tot  groot  gelach,  hoorde 
vitfpreken ,  alsof  er  f^rake  was  van  de  gelleldheld  van  £r. 
Miekieh  £n  hoe  wonderlijk  worden  vele  andere  namen  ge« 
rabraakt,  die  hier  z^n  overgefli^gen  I 

Uit  den  Bybel,  de  Couranten,  de  Berigten  van  het  Zen- 
deling -  geoootfchap ,  de  Boektaal  ook  ,  verzamele  a  o  R  i  a  m  t 
ftog  eentgen  voorraad ,  en  dan  tA  hij  niet  eens  vele  monde« 
llnge  of  fcfarifteiyke  opgaven  behoeven,  Ëene  tweede  oplage 
tal  toch  wel  noodzakelijk  zijn,  aUHana  zoo,  naar  onzeQ 
wensch ,  dtt  boeksketf  aanffeprezen  én  gebruikt  worde ,  waar 
hec  ooodig  ISé  De  onders  geven  het  aan  hunne  kinderen  I 
21)  zullen  er  veel  uit  leeren.  De  Schoolonderwijzer  gebruike 
bet  In  de  fthool ,  en  diene  er  zich  zelveh  mede  tot  de  voor-  \ 

lezing  uit  de  H.  Schrift  $  en  zij  vooral,  dfe  geene  onder  w9« 
^era  maar  toch  lezers  zijn,  en  van  de  Christelijke  Gemeente 
aandacht  en  eerbied  verlangen,  wanneer  zij  zullen  aanvangen 
Wt  den  heiligen  BObol ,  mogen  zich  dit  boekje  aanfchalFen , 
-opdat  hunne  Predikanten  in  geene  verzoeking  komen  tot  eene 
onwaarheid «  alt  hun  gevraagd  wordt ,  of  het  voorlezen  uit 
de  H.  S.  tot  waarachtige  ftlchttng  der  Gemeente  gefchiedel 
Gelukkig,  dat  er  al  vele  beterA^hap  komt,  en  van  tijd  tot 
tijd  een  onbevoegde  Voorlezer,  die  nog  StepMnus^  filemom^ 
flmêihéêés  tnu  uitgalmt,  plaats  maakt  voor  eenen,  die,  zon- 
der gemaaktheid,  kunstmatig  leest.  Dit  neme  meer  toe,  op- 
dat er  (lichting  zij,  en  Gods  eigen  woord,  niet  minder  dan 
dat  des  Leeraars,  eerbiedig  en  gaarne  gehoord  worde,  ook 
door  hen,  die  nu  de  voorlezing  zelden  bijwonen,  of  onder 
dezelve  lagchen  moeten,  of  den  tijd  met  allerlei  praatjes  zelfs 
korten! 

De  waardige   adriani   verheuge  zich   over  de  vrucht 
van  zijnen  arbeid ,  en  zij  nogmaals  gedankt  voor  den  dienst , 
^len  by  bewezen  heeAl 


F$i' 


53^  J,  B.  C.  F.  V.  PLdfZ,  FOfZTJ  EN  FROSA« 

PoëziJ  en  Profa.  Blijfpêl^  in  één  Bedrijf.  FHj  naar  hêt 
Hoogduitsck  van  j.  b.  c.  f.  v  p  l  ö  t  z.  Te  Groningen^  hij 
W.  van  Boekeren.    Jn  iil.  Zvo.  ó^Bi.fi^S^i 

VViJ  zeggen  gaarne,  dac  die  Biljfpel  ons  wezenlijk  vermaak 
gaf  9  niet  zoo  zeer  v^n  wege  de  vinding  of  treffende  en  vro« 
lijke  wendingen,  (hoezeer  wij  op  plan  en  uicvoering  niec 
veel  te  zeggen  weten ,  en  een  minnaar ,  die  zich  als  Ukkei 
by  zijne  fchoone  indringt ,  in  eeneo  oom  zijnen  medevrijeic 
vindt,  ontdekt  wordt»  en  de  tiand  der  fchoone  verkrijgt, 
hoewel  niet  nieuw»  echter  niet  onaardig  is^  maar  van  wege 
een  aantal  onfchuidige  puntige  gezegden,  waarmede  het  na 
en  dan  doorweven  is,  en  biJ,fommige  van  welke  wij  ons  de 
applaufe  der  aanfchouwers  levendig  voordelden;  b*  v.  daav 
er  over  een  lintje. in  het  knoopsgat  gefproken  was:  Die  dis^ 
tinctie  hebben  thans  zo$  vele  menfchen  zonder  distinctie ,  dat 
fut  weldra  eene  distinctie  zijn  zal^  wanneer  men  geene  dis* 
tinctie  heeft. 

De  meeste  menfchen  hebben  een  karakter  noodig,  wijl  zij 
geen  karakter  hebben;  zoo  heeft  ook  menigeen  daarom  alleen 
geen  karakter ,  wijl  hij  karakter  heeft. 

De  millionairs  zijn  in  deze  tijden ,  ten  minfte  onder  de  jChiia- 
telijke  baronnen^  eene  groote  zeldzaamheid. 

De  vrouwen  zijn  nooit  ernftig  boos ,  als  de  mannen  uit  lief* 
de  tot  haar  domme  ftreken  begaan.  «^  enz. 

De  titel ,  Poëzij  en  Profa ,  zal  daarin  gegrond  zijn ,  dat  de 
}eagdige  minnaar  een  poêer  was,  wiens  verzen  men  zyoen 
oom  opdrong,  en  die  ze  zich  etndel\jk,  tls  z^n  nuakfel» 
moest  laten  aanleunen ,  alhoewel  hU  veel  liever  gezien  bad , 
dat  men  zijne  liefdesverklaring '  io  proza  in  ernftige  overwe^ 
ging  nam. 


r. 


BÖEKBESCHOÜWING. 


II        '  •    I  ■  >■ 


De  U'xiormreldj  of  bemijztn  voor  het  btfhan  en  den  on* 
der  gang  van  meer  dan  éine  ')froegere  Aari^fchepping. 

'  Naar  heff  Hoogduitsch  'van  j.  o.  J.  BALLENf- 
STEDT,  Predikafit  te  Pahjiorf  in  het  Hertogdom 
Bruns'wljk.  Vrij  vertaald^  omgewerkt  en  met  eerdg^ 
canteekeningen  vermeerderd ,  door  Dr.  a  m  o  l  l  , 
'Lid  van  het  Utrechtsch  Genootfchap  van  Kunflen  en 
Wetenfchappen  y  enz.     Ifte  Deel.   Aardrijks-Oudheid^ 

.  kundige '.  Verhandelingen.  XI t^  en  %j6  BI.  f  ^-i^-l 
Ilde  Deel.  Gefchied  -  Oudheidkundige  Verhandeling 
gen.  Vlll  en  yii  BI.  Te  Dordrecht ^  bij  Blusfé  ca 
van  Braam.     1819.    In  gr.  Svo.'  ƒ  a-.i8-: 

• 

JAeeds  federt  een  aantal  jaren  Jiebbcn  de  ontdekkin- 
^en,  die,  meer  of  minder  diep  in  den  fchooi  der  Aarde 
gedaan ,  oijs  een  aantal  onbekende ,  meestal  verlVeefi* 
de,  planten,  land-  en  vooral  waterdieren  leerden  ken^ 
»cn,  de  aandacht  van  Natuuronderaoekerg,  en  langza- 
merhand ook  van  andere  beminnaars  van  befchaatóe 
lundigheden ,  bezig  gehouden.  Eerst  trokken  de  Ver- 
bazend talrijke  fcbelpen,  die  geheel^  bergen  gevormJ 
.hebben,  daarna  ook  de  landdieren,  vooral  de  thana 
uitgtftorvene  Mammuth^  en  eindelijk  de  verrchiUende 
dierfoorten ,  in  Duitschland  en  Frankrijk  (door  c  ü- 
VIER  vooral  in  dtn  Montmartre)  gevonden,  en  geheel 
van  de  onze  verfchillende ,  de  opmerking»  Natuurlijk 
trachtten  de  vrienden  der  Openbaring  en  Christelijke 
Wijsgeeren  deze  onwederfprekelijke  daadzaken,  die 
eenen  zeer  boogen  ouderdom  der  Aarde  bewezen ,  met 
de  oudfte  Schcppingsgefchiedenis ,  ons  door  mozes 
medegedeeld,  en  zekerliik  uit  de  eerfte  tijden  des 
menschdoms  afkomftig ,  te  doen  overeen ftemmcu*  Men 

BOfiKBESCH.  182Q.  NO.    I3.  O  O  flOefT 


534  J*   ^*  h  ^ALLBNSTBDT 

floeg  daartoe  twee  wegen  in :  de  een  zag  in  de  Jagen 
tfto  Bt  o  z  £  s  9  yolgens  eene  zeer  ongedwongene  verkla* 
ring,  (wanneer  men  den  dichterlijken  vorm.  der  oudfte 
ooi^onden  in  het  oog  houdt)  groote  tijdperken ;  waar« 
tan  het  eerfte  gekenfchetst  was  door  de  ontwikkeling 
yah  het  licht,  het  tweede  door  de  vorming  van  den 
•dampkring , het  derde  door  de  nederploffing  der  bergen, 
c€02.    Deze  opvatting  hac^  zélfs  bet  voordeel,  dat  zg 
zich  met  de  nieuwfte  ontdekkingen  nopens  eene  alge« 
meene  lichtfliof ,  die  door  de  zon  Rechts  wordt  aange* 
trekken ,  (en  pok ,  volgens  m  o  z  e  s ,  vóór  de  zon  be« 
Hond)  alsmede  met  het  vroegere  beftaan  der  water-  dan 
der  landdieren,  zeer  wel  liet  overeenbrengen.    Doch 
hiertegen  ftfeden  de  herhaaïde  omwentelingen  en  over* 
flroomingen ,  langduriger  en  'geweldiger  dan  de  Zond* 
Vloed,,  die  de  Aarde  meer  dan  eenmaal  moeten  hebben 
omgekeerd,  en  waarvan  zich  onbedriegelijke  fporen  in 
de  lagen  der  Aarde,  en  de  daarin  opgeflotene  of  ver« 
lleendé  diersoorten , 'vertoonen.    Men  liet  dus  het  eer* 
jile  vers  van  Genefis ,  als  eene  algemeehe  inleiding  tot 
het  volgende,  op  zich  zelf  ftaan,  en  vertaalde  of  ver- 
klaarde )iet  volgende:  de  Aarden  'was  voest  en  ledig  ge* 
worden;   nemende  dus    al  het 'volgende  (waarbij  toch 
ook  het  denkbeeld  van  tijdperken  voor  dagen  niet  ge* 
Iieel  uit  het  oog  werd  verloren)  als  eene  vervorming^ 
^ene  groote  cataflrophe  van    onzen  Aardbol,  waarbg 
deszelfs  vorige    bewoners   verdwenen,   en,  als  ware 
het ,  eene  nieuwe  Aarde  werd  voortgebragt ,  op  welke 
Gods  magtwoord  nu  weder  de  kiemen  des  leyens  deed 
ontluiken,  en  die   Hij   voornamelijk   niet    het   edeifle 
fchepfel,  den  redelijken  mensch,  bekroonde»    De  Mo* 
zdifche  Scbeppingsgefchiedenis  behoefde  dan  niet  die 
van  den  oorfprong  onzes  Aardtols  te  zijn;  genoeg, zoo 
zï)  den  oorfprong  van  ons  Ge fl acht  bevatte.    En  met 
deze  laatfte  verklaring  kwamen  de  ontdekkingen  der  Na* 
tuurkundigen  op    eene    treffende   wijze   overeen.    De 
grootfte  mannen  in  dit  vak ,  een  c  u  v  i  b  r  ,  een  b  l  u- 
menbach"^    (om  flechts  een  paar  der  grootfte   te 

noe« 


VOp]tWEltBX.D*  « j[25 

.noomon)  v^mden  nergens  menfchcUjkc  overhlijfleleQ  ujt 
.êene  yroegere  w/sreld ;  gec;^e  ycrftccnin^ ,  als  zoódanjg 
uitgegeven  i  Jcon  de  proef  dpbrllaan  ^  maar  bleek  altijd 
die^van  eenig  di^r  te  zijn«  Dat  het  Igdperk  van  de 
fcbepping  des  Menschdoms  9  in  Tpijt  der  blijkbaar  fg« 
jbelachtige  Chaldceuw/ch^f  Indifcht^  Cbinefcht  en  E^yp^ 
tifcfie  (fterrekundige)  tijdperken ,  Jiiet  veel  ouder  kan 
fyn»  dan  M0ZB8  bet  opgeeft,  hebben  de  nieuwSa 
onderzoekingen  dier  overleveringen  zelve  niet  alieeni^ 
Qiaar  van  dcai  oorfprong  d^  kunften  en  welenfcbappen^ 
volgens  de  Gefobiedenls ,  blijkbaar  betoogd;  fnannea 
jijs,  LA.RGH^R  en  DE  GuipfiBs  ftaven  zulks,  eii 
«uviBn  bewlijst  ftellig,  dat  Egjptc  zoo  oud  niet  kap 
'  geWeest  zyn  als  men  voorgeeft ;  de  aanfpoelingen  va|i 
den  Nijl  moet^^n  oudtijds  verbazend  fnel  zijn  toegeno- 
men.  De  echte  oorkonden  des  menschdoms  kKmmen, 
volgens  hem ,  niet  hooger  op  dan  5  of  6000  jaren ;  (b. 
V.  die  der  Chinezen »  volgens  p.gaubil,  niet  hooger 
dan  den  torenbouw  yan  Baipl.^  De  overlevering  vajt 
den  Zoncjvlped',  of  eene  Xnelle,  ras  teruggetredene 
overftrooming,  waarin  enkele  menfchen  gefpaard  wer- 
den «  wordt  bij  alle  Volken  |[evonden.  De  oude  tem« 
.pels,  zoo  men  wil  ui^  oudere  tempels  gebouwi,  doen^ 
.jsegt  hij,  niets  af  tegen  phyfijche  daadzaten^  die  den 
-boogeren  ouderdpm  des  Menschdoms  wraktn*  Bi)  die 
.gevoelen  van  c'uvier  voe^t  zich  de  fchrandere  Oud* 
heidkenner  langl&s  (*)•  H$  houdt  de  beroemde 
graflpelonken  te  Elloer  (die  volgens  de  Braminen  7915 
jaren  oud  zijn)  eerst  voor  een  werk  van  ten  hoogde  ze^ 
^of  zeven  Eeuwen  vóór  christus  geboorte,  daar 
men  er  bewijzen  van  Griekfche  kunst  in  aantreft ,  die 
flechts  door  middel  van  Ethiafii  over  Egypte  kan  gc« 
.komen  zijn.  De  vereeniging  der  Grottentempels  bj| 
JScmbay^  in  de  nabijheid  der  Westkust  van  Indiê^ 
pleit  voor  de  afkomst  der  bouwmeesters  uit  Egypte^ 

niüt 

'     (*)  Menumni.ancknt  et  modemet  ie  PBindwfin^^ 

O  o  a 


55^  J-    a  J.  ÏAXLENSTfiÖT 

niet  omgekeerd.—  Tevens  kwamen  de  grootfk  Geleer. 
den,  een  HERDER,  de  luc,  cuvier,  BLtrM£»r« 

BAÖHjCAMPER,  BRUGMAN 5, V ON   HUMBOLbT, 

ADELUNG,  VATER,  overcèn ,  dat  het  MenscÜQom 
hoogstwaarfchljnlijk  fl^chts  nit  éénen*  bloede  (en  wel 
in  de  omftreken  van  het  Kaukaftfcht  gebergte)  is  voort- 
gebragt;'dat  al  hét  verfchil  in 'kleur,'  vorming  enz. 
flechts   verfchêidcnhcden ,     geenë   afzonderlijke  foortcn 
Tan  tóenfchen  te  kennen  geven ,  en  dat  de  Neger  z^tt 
'gevoegelijk  met  den  Europeaan  van  één  paar  menfcfaen 
kan  afHammen.    De  vriend  des  Bijbels  en  die  der  Wqs* 
tegéerte  verheugde  zich  over  deze  zusterlijke  overeen- 
ilemming  dèr  beide  bronnen  van  onze  kennis ,  de  Zin^ 
nenwereld  en  de  Openbaring;  maar  ziedaar  eensklaps 
cen'-beftrijder  van  al  de  gehoemde  gróot'e  mannen,  die 
tien  Bijbel  voor  een  fproofcje  verklaart,  waarjtan  zich 
toch  vooral  niemand  moet  ftören.    Het  is  —  de  Heer 
BAtLENSTEDT,  Predikant  te  Pabfiorf  in  het  Her- 
togdom  Brun5wijk\  en  dus  van  ambtswege  vérpllgt, 
de  Openbaring  te  handhaven,  die  verklaart  „  niet  aan 
^  M  o  z  E  s  te  geloovfen ,  daar  de  Godsdienstweienfchap 
^  zelve  gedurig  terègtbreüging  hoodig  heeft;  die  van 
•5,  M  o  E  E  s  dezelve  b.  v.  door  Christus  ontvangen 
\,  heeft  ,'*  (en  dus  die  van  c  h ri  s t  ü  s  dezelve  waar« 
fchljnlijk  door  den  Heer  ballenstedt    zal  ont- 
vangen ?)  Het  ware  te  wenfchen ,  dat  deze  en  dergelijk 
ke  beftrijders  dèr  Openbaring  ^  gelijk  v  o  L  t  a  i  r  ë  en  de 
zijnen,  openlijk  voor  hunne  zaak  uitkwamen,  daar  zij 
thans,  fchuilénde  onder  den  naam  van  Christenen  en 
vrienden  van  den  welSegrepenen  Bijbel ,  de  gronden  vin 
'ons  geloof  aan  eenen  almagtigen  Schepper  des  Hemels 
en  'der  Aarde,  tevens  ihet  al  die*  grondflagen,  waarop 
de  0udfte  Gefchiedeflis  rusten  moet,  omverre  werpen» 
Volgens  hem,  is  niet  alleen  de  Aarde,  maar  ook  de 
Merisch ,  veel  ouder  dan  het  Bijbelsch  vprhaal :  hij  bc- 
ftond  vóór  die  groote  verandering,  welke  laatst  aan  on* 
zen  bol  eenc  andere  gedaante   gegeven   heeft;   en  de 
r$eds  genoemde  Geleerden  hebben  groot  ongelijk  ^  waa-. 

neer 


neer  29  het  beftaan  van  m^nrchelijke  overblijffeten  en 
yerfteeningen   Wkennen,  enz.      Het  Mehschdom  is 
'f  niet  uit  één  paar  menrchen  ontdaan ;  er  is  nooit  een 
ADAM  of.  .£VA\|    nooit  "tcn  Paradijs   geweest:    dit 
fproofc^e  is  op  verre  na  200  geloofwaardig  niet  9  als  de 
verhalen  der.  Sraminen ,  Chlneun , .  Egyptenaren »  ens* 
(bl.  %% ,  33)  maar  waarfchijniyk  door  eenen  IndUan  of 
JSramin  verdicht ,die  aribcanbs  onder  de  gedaante 
cener  Slang  voorilelde;  (de  Schrijver  toont  hier,  niet 
eens   het   onderfcheid  tusfchen   den  Godsdienst  van 
zoroasteil  en  brama  te  kennen;)  en  dus  is  het 
in  de  Babjhmfchc  gevangenis  onder  de  Joodfehe  volks- 
verhalen   opgenomen.     Immers,    dit  moet   zoo   zijn. 
Waarom  ? .  De  mensch  ,  die  op  onder fckêidene  plaatfen 
der  Aarde ,  zoo  als   bet  verfchil  tusfchen  Negers  etf 
Blanken  toont «  door  de  kracht  der  bewerktuigende  Na* 
tuur  is  voortgebragt ,  was  in  den  beginne  ook  nog  dier* 
lijk  en  ruw ,  misTchien  nader  aan  de  apen  dan  aan  de 
nenfchen,    (Hier  komt  de  aap'  uit  de  mouw:  ook  de 
Vertaler,  die  in  het  algemeen  zeer  wel  met  2ijn  omge« 
werkt  oorfpronkelijk  overeenïlemt,  hééft  ontzaggelijk 
veel  op  met  doornik,  die  ons  en.  zich  zelven  de 
eer  heeft  aangedaan,  van  ons  tot  beTchaafde,  of  liever 
verbasterde,  apen  te  maken;  de  uitmuntende  weder* 
legging  door  bakker    wordt  daarentegen- niet  eens 
aangebaaldO  Mozes,  of  wie  de  Schrijver    der   naar 
bem  genoemde  Boeken  moge  geweest'  s^ijn ,  beeft  flèclits 
uitzucht  tot  tegenfpraak  tegen  de  Egypttfche^  CAaU 
decuwfcic ,  ti}dTt\ienki\ndt  j  en  die  van  het  eerwaardige 
volk  Atc  Hindoes^   hunne   30,000  jdren   tot  zulk  een 
klein  getal  van  jaren  doen  ineenkriftipen.  Over  het  geheel 
wordt  de  verhevene  Schrijver  van  ö^/9f^/ even  als  een 
fchooljohgen  door  den  Heer  ballknstedt  gehe* 
keld,  waarover  men  verontwaardigd  zou  wezen  ^  in« 
dien. het  niet  befpottelgk  ware,  teti^  Lii/ipuuer  xtgtn 
een'  reus  te  zien  fchermenl  (Men  leze,  om  zich  daar« 
van  te  overtuigen,  Ilde  D.  bU  31^37.)     Maar  deze 
zelfde  Heer  bajljlbnstbdt,  die  zoo  ongeloovig  is 

O  o  3  om* 


1 


53^  J*    G.    Jfrf    BALLBNSTEOT 

omtrent  het  gezag  der  Heilige  Schrift ,  welkei'  verkon^i^* 
diging  heiD  is  opgedragen »  is  uitermate  ligt  te  bevredi- 
gen ,  wanneer  eeu  p  l  i  n  i  u  s  hH  jaargetal  opgeeft  van 
den  togt  van  baccHus  naar  Indic  (bU  41);  icts^ 
waaraan  anders'  geen  mensch  meer  gelooft*    Deze  ver« 
fcbtjning  van  baCchus  is  by  hem  iets .  zeer  gewig<r 
'tigs^«n  bewijst  ^  tegen  >c  o  z  B  s  en  onze  grootlle  he«« 
dcndaagrche  Geleerden  9  ^  dat  de  wereld  nu  reeds  8543  ^ 
,9  jaren  oud  is."    (Hierbij  wordt  lang^lès   aange- 
haald ^  ^in  zij'rte  Recherches  Afiatiques  in  de.Verhande« 
^  lingen  der  Academie  te  Caleutta»**  Langlj^s  heeft 
dus  in  het  Franlch^    ia  de  Afia$.  Kcfearches^  eene 
bedrage  geleverd?  Dit  was  on$  nog  nteuw.)'     ' 

Bij  al' deze  gewaagde  Hellingen  komt  eep  toon  van  ge* 
zag,  die 9  wel  is  waar,  den  onkundigen  kan  terne£r«> 
ilaan^  wegflepen  of  overbluffen ,' maar  bij  den  kundigen 
J^ezer  een'  medelijdenden  glimlach  moet  wekken.  Wan« 
neer  de  Schrijver  iets  gefield  heeft  als  zijn  gevoelen^ 
(zelf$  togen  het  gezag  der  grootfle  mannen)  zegt  hi)  VL%é 
der  hand :  Dit  of  dat  is  nwwel genoegzaam  bewezen.  Zoo 
b.  V.  Ilde  D.  hl.  88:   „  Het  is  wel  zoo  goed*  als  bewe« 
9,  zen ,  dat  niet  m  o  z  e  s  zelf  ^  maar  veeleer  een  later  * 
I,  teita  tijde  der  ^abylonifchc  gevangenfchap  levend  /r« 
y^raëliet'9  welligt  esra,  de  overblijffels  der //r^JA- 
^  fi/che  godsdienftige  boeken  verzamelde  en  tot  éen  ge-^ 
^  heel  rangfchikte ,  tevens  dt  Parzi/che  Mythologie  aan* 
^  nemende ,  en  de  eerde  Hoofdflükken  der  vijf  Boeken  , 
^  zoo  doende ,  daarllellende.  Taal  toch  en  ttijl ,  beeld- 
,,  tenisfen  en  voorftellingen  zijn  te  fraai  en  te  befchaafd, 
„  om  aan  den  ruwen  ^n  onbefchaafden  leeftijd  van  mo- 
^  ZES  en  zyn  Volk  te. kunnen  wórden  toegefchreven.'* 
Welk  eene  opeenftapeling  van  valscbheden  en  uit  de 
lucht  gegrepene  Hellingen !  Is  de  Godsdienst  van  m  o« 
2:  £  s  de  Parzi/che  Mythologie  ^  Is  Hy ,  die  tot  c  y  r  u  s 
zegt:  Ik  vorm  het  licht ^  enfchep  de  duisternis ;Ikmaak 
den  vrede ,-  en  fchep  het  kwaad ,  —  is  Hij  niet  meer  dan 
o  R  M  u  z  o  ?  Ën  wat  taal  en  ftljl  aangfaat :  de  Heer  b  a  l^ 
LSNST£0T  moge  doorkneed  zijn  in  de  kennis  der 

Voor* 


Vm>rwereld ; miftr  hij;  die ovef befcbaying  en  il  tegroQp 
te  fraaiheid  in  de  Gercbiedenis  der  Aartsvaderen ,  in 
ABRAHAM*s  geloof  en  jACoft*8  klagt  en  joz-sB'a 
tranen  vindt, -^  hij  kent  het  hart  dermenfcben  van  de 
tegenwoordige  wereld  niet«    . 

Wil  men  nog  een  kostdyk  bewijs  tegen  de  waarheid 
der  Bijbelfche  vierhiilen  hooren  ?  BI.  79 :    „  De  Bijbet 
^  ftete ,  wel  is  waar ,'  <)e  eerfte  menfchen  reeds  als  be« 
k  ^  fchaafde  weaens  voor,  die  eene  meBlcheUjIce  taal  fpra* 
^  ken ,  kennis  hadden  aaa  god  en  andere  zaken ;  die 
„  offerdeb ,  veeteelt  en  akkerbouw  dreven :  maar  wie 
^iser^  die  niet  inzie  4  dat  znike  menfc'hen,  als  daar 
y^  befchreven  worden  ^  geenszins  de  éer'fte  Aardbewo^ 
y^  ners  hebben  kunnen  wezen ;  dat  de  wereld  alreedc; 
,,  vele  duizende  Jaren  bewoond  moest  zijn  geweest^ 
„  bevorens  men  zoo  ver  komen  konde,  als  adam  met 
yy  zijne  zonen  reeds  was ,  en  dat  derhalve  te  d\er  plaat- 
„  fe  alleen  van  reeds  min  of  meer  befchaafde  natiën 
„  kan  worden  gefproken.  Dit  is  een  klaar  bewijs ,  dat 
y^  de  verhalen y  nopens  de.eerfie  menfchen^  affiammen 
„  uit  latere  tijden.^''  o  Welk  eene  heerlijke  fetitio  prin^ 
eipiii  Dit:  wie  is  er  f  die  niet  inzie  ^  is  dus  «en  klaar 
tewijsP  De  Lt^gica  van  Do»  ballbnstedt  verdient 
waarlijk  bewondering!  Wie  ziet  dus  niet,  om eanfequent 
te  redeneren ,  dat  de  vroegfte  menfcben  apen ,  (bL  ^51) 
ja  nog  Dimmer  dan  dieren  (bl.  163)  waren?  Maar  hoe 
werd  de  mensch  nu  iets  meer  en  beter  dan  het  dier? 
hoe  leerde  hy  zich  zei  ven,  zijnen  Maker,  de  Natuur  ken« 
nen  ?  Geen  Orang  -  Outang  leert  dit  ooit ,  wat  moeite 
men  zelfs  aanwende ;  ja  geen  verloren  j  in  de  bosfchen 
verdwaald  kind^  aan  zich   zelf  overgelaten,  zal  ooit 
bet  hemelfcbe  vuur ,  de  vonk  der  Godheid ,  verkrijgen , 
die  hem  als  mensch  onderfcheidt,     „  Het  is  flechts  oa« 
„  der  nenfchen  ,'*  zegt  p  i  c  h  t  s ,  (en  diens  gezag  zal 
hier  toch"  niet  als  partijdig  gelden  1)  „  dat  de  mensch 
^  een  mensch  wordt.  Opgevoed  moesten  zij  worden" 
(fprekende  van  de  eerft^  menfcben)  ;  „  een  mensch  kon 
^  dit  niet  doen,  daar  zq  de  eerfte  menfcben  waren; 

Q  o  4  yy  dus 


540  V       J,    G.    J.    BAL*LEN»TEDT 

^  dus  was  het  noodigj  dat  zij  door  cén  ander  redelijk 
^  Wezen ,  hetwelk  geen  mcnsch  was ,  opgevoed  wierden.^ 
ilaar  neen:  de  meiifdien  zijn  eenmaal ,  door  onweir* 
lUaabare  natu  urkrach  ten  ,  of  de  vormdrift  der  Natuur^ 
in  elk  klimaat ,  op  onderrcbeidene  tijden ,  uit  de  Aarde 
fjérprocen^   en  hehbén  zich  zelve  allengs  (door  een  voU 
ilrekt  onverklaarba;ar  wonder^  hoezeer  onze  Schrijver 
alle    wonderwerken   en  ontniddellijke  tasfchenkomfteii 
4]ef  Godheid  rchiiwt  en  verwerpt)  uit  hunnen  apenftaac 
tot  ^redelijke  menrdien  verheven.-  En  dit  is  niet  ééns» 
maar  verfcheidene  malen  gebeurd ;  want  zeer  dikwerf  is 
de   wereld   met   het    menschdom  door  omwentelingen 
vergaan.  De  Schrijver  gelooft  zelfs  nog  liever  aan  m«ii« 
fchen  met  flaarten  (bl.  ii8),dan  aan  de  afdamming  der 
menfchen  nit  één  paar.    o  Hoe  verheft  deze  nieuwere 
verlichting  ons  gedacht  boven  de  oude- dwaasheid,  die 
het ,  als  een  kind^door  den  besten  Vader  eerst  liet  dragen^ 
tot  Hij  het  allengskens  waggelende,  en*  eindelijk  vastere 
fchreden  leerde  zetten !  Maar  deze  Vaderlijke  hand  /^i* 
tert  BALLBNSTE D T ,v  wsunecr  hij ,  op  eene  wijze , 
die  eiken  Christen  moet  ergeren, den  Schepper  der  we« 
reld  befchuldigt ,   „  dat  dezelve ,    volgens  het  verhaal 
^  bij  MozES,  in  den  voortgang  en  wasdom  der  be* 
,,  fohaving  een  voorwerp  van  haat  en  van  afkeer ,  ja 
„  gevaar  voor  de  befnoeijing  zijner  Heerfchappij   zou 
^  hebben  gezien,  en  daarom  den  mensch  zonder  gena* 
'^  de  uit  het  paradijs  jaagt,  opdat  hij  zich,  door  het 
^  eten  der  verbodene  vrucht ,   niet  uit  den  (laat  der 
^  dierlpheid  verhelTe !  **  Hier  is  elke  aanmerking  over«» 
toUig.   De  God  van  Do.  ballbnstedt--  ja,  lic* 
▼e  Lezer!  wat  die  eigenlijk  is,  weten  wij  niet.  Hij  legt 
eens  vooral  krachten  in  de  Natuur;  maar  die  kan  dan 
ook  nu  gerust  haren  gang  gaan  i  de  Godheid ,  niet  veel 
.beter  dan  die  van  EPiGURuSy  bemoeit  er  zich  verder 
niet  mede.  Als  de  menfcben  eens  als  kool  uit' den  grond 
zyn  gegroeid,  bier  een  paar,  daar  een  paar,  dan  naa- 
.gen  zij  zich  fpoediger  of  later,  of  geheel  niet  befcha* 
ven ;  't  is  baar  alles  wel :  zij  kan  eu  mag  er  niet  tus« 

fcben 


Dl  ^OORWBIALD.  541 . 

fch^nbeidft^  komen ;  want  dit  zovl  een  wonder  zijn ,  en 
lieveir  dan  één  mi^er  té  doen ,  moge  het  menscbdom 
Sim  wen.  lang  als  apen,  of  flimmer  dan  dierenr,  daar** 
keen  leven  i 

De  beoordeeliDg  van  den  geesp ,  en  gedeeltelyk  ook 
van  den  inhoud  v:BXi  dit  werk,  Iieeft  ons  te  lang:bezig: 
gebieden,  om  van  de  overige  zaken,  die  het  bevatten 
van  den  vorm ,  veel  te  zeggen.  De,  regtvaardigfaeid  eisclic 
nogtans , dat  wg  erkennen,  in  het  eerfte  Deel  veel  goeds 
bijeen  gevonden  te  hebben  nopens  de  eigenlijk  zoo-  ge* 
noemde  (en  thans  door  elk,  die  aanfpraak  op  GeoJogit» 
fche  kunde  maakt ,  aangenomene)  Voorwereld ;  dat  is  te 
zeggen ,  den  toeftand  der  Aarde ,  eer  er  menfchen  be* 
ilondeh,  en  vóór  hare  tegenwoordige  iorigting.  Zoo* 
dra  de  Schrijver*  zijne  iypoiAe/en  >>  zucht  en  ^ijne  alles 
vermogende ,  verborgene  tooverkracht  —  de  vormdrifc 
der  Natuur  —  laat  vaaea ,  (die  alle,  ook  bewerktuig* 
de,  wezens  beeft  voortgcbragt ,  en  nog,  zelfs  bier  en 
daar  zonder  zaad  of  kiemen,  voortbrengt)  deelt.bg  ons 
belangrijke  ontdekkingen  der  Geleerden  mede  over  de 
vorming  der  Aarde  naar  bare  verfcbillende  tijdperken , 
baren  boogen  ouderdom ,  ontdekkingen  uk  het  planten» 
en  dierenrijk  der  vroegere  wereld ,  (bar baarsch  door  den 
Vertaler  overgezet ,  voor  -  wereldlijke-  ontdekkingen  enz») 
Dit  hoofdftuk  is  inzonderheid  zeer  lezenswaardig,  en 
behelst  de  nafporingen  der  Geleerden  omtrent  A^houts* 
kolen  ^  fteenkolen^  (befchouwd  als  begravene  bosfchen)r 
étïi /pclofikbeerj  den  rhinoceros ^  den  tijger^  de  iyena^ 
het  elandsdier  ^  bet  Megatherium  of  den  luiaard^  den. 
Mammuth  (of  Viever  Mastodonte)  van  den  OAio^dit  zich 
door  zijne  randen  onderfcheidt  van  den  eigenlijken  of 
Siberifchen  Mammuth ,  (hierover  wordt  in  het  bijzon* 
der  zeer  uitvoerig  en  doelmatig  gehandeld)  de  .gevonde*. 
ne  tanden  en  beenderen  big  Canftatt  in  het  Wurtemberg^ 
fche^  die  bij  Osterode  vtn  elefanten^  rhinocerosfen^ 
hjena^s ,  en  andere ,  thans  nog  in  DuitscUand  levende 
dieren ,  de  beenderen  •  eilanden ^vzn Nieuw " Siberië^  (ten 
Noordoosten  van  bet  oude)  den  porfpronkelgken  fiier  bij. 

O  o  5  Of. 


S^m  J.    G.   J«    BAtLB-fCaTEDT 

Ofiebsf^j  en  eindel^k  de  dier^  vao  het  vroegere  ^^ 
perk 9. waarvan  de  gipsgroeven  by rii/^iok  dejoverblqfl^i 
vertoonen.    Want  de  eenhorens,  waarvan  ba&row, 
(wiens  naam  ónzen  Schrijver  ontdacht  is)  bij  de  Bosclm 
^  jêimannen  (de  Troghdjten  van  b  a  l  l  e  n  s  T  £  d  t)  af*  ' 
beeldingen  gevonden  heeft »  kannen  even  zoowel  nooit 
Veftaan  hebben ,  als  de  wondergedaanten ,  die  de  Oos« 
^erlingen  b.  v«  te  Perftfolh  en  elders  op  .huime  gebou* 
wen  vertoonen;  en  de  ctnhortn^  bij  Qjtedlinhurg  in 
1776  ontdekt ,  kan  zeer  .wel  een  rhinoceros  of  een  an« 
der  dier  van  dien  aard  zgn  geweest.    Voorts  worden 
voorbeelden  opgegeven  van  levende  padden  ia  (leenen  ^ 
en  een  infekt  in  verkoold  hput  gevonden  ^  die  de  Schrij* 
ver  het  (lerke  ge^Ioöf  héeft^  van  uit  zijne  Voon/trM 
aftomftig ,  dus  circa  8000  jaren,  oud  »  te  achten  1  Na 
lEomt  hij   tot  menfchclijkó  overblijffelen*  .  Tegen  c  u* 
yiBR,  BLUAiBNBACH  CU  Budere^  reeds  boven  ge« 
noemde )  lierren  van  de  eerfte  grootte  (lelt  ballen- 
'S  T  B  D  T  uittrekfels  oit  d&iFreimSlAigc^dt  Zeitungfür 
die  elegante  Wek ,  het  Morgenblan ,  het  Brimswiikjchc 
Magazijn ,  de  Jugendzeitung  en  dergelijke  Journalen- 
kosr,  zonder  >kraarborg  van  Schrijvers  9  of  toch  met  on« 
bekende  of  althans  onberoemde  namen  aan  het  boofd. 
Veel,  van  hetgene  bier  wordt  aangevoerd  en  te  huis  ge- 
bragt  op  de  Foorwereld^  kan  even  zoo  goed  tot  vroeger» 
tgdperken  van  i/«zd  behooren ;  gelyk  de  oude  grafplaat  fen 
in  Kamfchatka  en  Buiuchland:  en  ijzeren  baken,  tus« 
fchen  het  verkoolde  hout  gevonden»  leve]::en  waarlijk  geen 
afdoend  bewgs  op  voor  menfchen  in  de  vroegere  wereld» 
daar  het,  volgens^BALLBN'STEDT  zelven,  (bl.  aj^o]) 
nog  niet  genoegzaam  blijkt ,  dat  er  onder  de  oyerblijf* 
felen  van  dieren  uit  die  wereld  ook  fommjlen  menfcheHj^. 
ke  beenderen  worden  gevonden.  Daarop  wordt  in  dit  DeeL 
iiog  gehandeld  over  de  Reuzen  in  de  Foorwereld  ^  ken* 
merken  der  Foorwerelden  har  er  voortbreng  felen  ;  meer* 
dere  warmte,  vruchtbaarheid,  grootte,  ilerkte,  duttr« 
zaamheid  en  langlevendheid*  (W$  lezen  hier^  bU  315» 
van  een'  bart^eenboom ^  die  wel  nergens,  dan  ïa  de 

.    her- 


DS  yOORWERBCD.  54) 

ktffenen  vio  den  Schr^ver  ^  xal  beftam  hebbeiu>  O^r^^ 
4ri0Am  y^r/ü  den^  Ondergang  der  l^oorwereld^  (hier  fchput 
94.i^L'BNSTBDT'^  uiaar  o<d(  fledits  voor  een  ooge]i% 
bliky  MozBs  regt  te  wiUen  doen,  bh  sr^O  ^Dez^ 
eonaak  is  niet  de  Zondvloed  ten  tyde  van  ttoACH} 
deze  toch  kon  niet  algemeen  zijn  r  ook.  geene  langzaipe 
veonindering  van  de  warmte  des  dampkring»  of  der 
Atfde;  maar  waürfchljnlgk  eene  of  andere  r  plotfellj* 
ke  en  geweldige  verandering ,  hetzQ  door  den  floot  eener 
komeet,  eene  inwendige  uitbarfting,  of  eenen  grooten 
vloed  uit  het  Zuiden.  — Achter  dit  en  het  tweede  Dee( 
(hetwelk  meer  bepaaldelijk  tegen  het  Mozaifchc  verhaal 
der  afkomst  uit  één  menfchenpaar,der  befchaving  door 
medêdeelsng  ^  dér  Paradijsgëfchiedenis ,  der  nieuwheid 
des  menscbdoms  enz.  is  ingerigt,  en  waarvan  wi|  boven 
bet  noodige,  naar  ons  inzien,  reed^  gezegd  hebben^ 
vindt  men  vr§  breede  Aanteekeningen  van  dea  Vertaler. 
De  Heer  m  o  l  l  had  zynen  tijd  beter  kunnen  befteden, 
Wy  zien  er  voor  hem  geenè  eer  in ,  dat  hy  bet  geloof 
van.  velen  in  de  waarheid  van  een  Boek,- dat  bun  biyd* 
fcbap  in  bet  leven  en  rust  j^  het  ilerveh  fchei^kt ,  helpt 
ondermijnen:  hy  ligt  daardoor  geen'  fluger  op,  zoo  «Is 
hy  het  in  de  Voorrede  tot  het  tweede  Deel  wil  doen 
voorkomen ,  maar  opent  Hechts  de  deur  van  een  dool* 
hof,  waarin  de  ongelukkige  zwerver,  die  den* veiligen 
gidfen  van  Gefcbiedenis  en  Openbaring  vaartwei  zegt» 
zich  eindeiyk ,  na  lal|ige  en  moeijelijke  kronkelwegen  ^ 
aan  den  oever  van  het  onpeilbare  meer  der  onzekerheid 
van  alles  verliest ,  met  nacht  en  nevelen  omtogen  \\     * 

Proeve  eener  Kegugelurdc  Verdediging  van  de  onfchuli 
onzes^  Ileersn  en^aligvMkers.  Jezus  Christus^  deor 
j.  R'O  B  M  £  ft. ,  Christen  -  Leerüar  te  Leyden*  Te  ^^^ 
den^  hij  A.  en  J.^Honkoop.  i&so*  Ingr.  Sroé  XU 
en  137  Bh  f  I-S*: 

pDekend  ii  dV^belftSgryke  Varhandelloit  n»  wyien  Dr. 

REN- 


544.  ,  •     h  ROÏMSR 

RENSIK6,  welke  eens  eenen  R^eenrent  (yvg  meeflea 
in  de  BibUoth.  van  ThtoU  I^terk^^  deed  wenfchen^ 
dat,  gelijk  k.bnsin4?  een  Geneeskundig oogpam koos, 
een  andef  's  Heilands  Lijdensgefchledenis  niit  een  Regts- 
geleerd  mogte  befchouwen.  Roem  b-r  beproeft  aan  évsst 
wensch  te  beantwoorden ,  die  tot  nog^toe  niet  vervaU 
Ifvrerd,  en  wij  verheqgen  ons,  dat  het  ü/^iMaij^Ai^^rit  van 
schbltema  hem  heeft  aangemoedigd,  om  het  on* 
derbavige  dakje  te  ontwerpen.  Het  verwgtt  ^  mJw- 
tor  ultra  erepidam  /*  wordt  in  de  Voorrede  seer  goed 
afgewend.  Daar  ook  lezen  wij  roe mbr 's  wensch, 
dat  een  kundig  en  in  de  Regtsgeleerdheid  erraren  man 
Eicfa  aangemoedigd  moge  gevoelen,  om  de  taak,  die  Uf 
begon ,  voldingender  te  behandelen.:  dit  is  de  wensch 
van  Recenfent  zoo  zeer  niet.  Roemer  voldingt  al« 
leen  de  onfchuld  van  Jeieus  voldingend.  genoeg ,  en  dat 
kan  wel  niet  beter  gefchieden ;  maar ,  daar  zijne  bedoe« 
ling  ziel?  niet  verder  uitftrekte,^en  hij  alleen  het  Regts« 
geding  voor  Pilatus  behandelt ,  blijft  het  zeer  wenfche» 
lijk,  dat. eens,  door  een'  daartoe  juist  bevoegden,  de 
geheele  Lijdensgefchiedenis  uit  de  Regtsgeleerdheid  op- 
gehelderd worde.    .  .  .    .      . ' 

Deze  Proeve  beflaat,  behalve  uit  eene  Inleiding  over 
de  Joodfcbe  Staatsgefteldheid  en  deform  der  Romein* 
fcbe  Regtspleging ,  die  den  Lezer  in  (laat  moet  fteUen  , 
Dm^en  gang  van  het  met  Jezus  gevoerde  Regtsgeding, 
bier  nu  voorts  verhaald ,  juist  te  beoordtelen ,  uit  tien 
^fdctüngen^  in  een'regt  onderhoudeuden  ftijl  en  zuive* 
re  taal  gefield ;  nu  en  dan  verheft  zich  de  ftijl  bevallig. 
Eéne  uitdrukking,  op  bl.  3,  ^  het  zwaard  opgeheven 
yoor  de  deugd,"  had  minder  dubbelzinnig  kunnen  lui* 
den,  hoezeer  ze  dat  niet  in  het  verband  zijn  kan. 

De  Afdeelingen  zijn:  i.  De  befchuldigisg  van  Jezas, 
voor  den  Landvoogd  ^  in  het  gemeen.  %.  De  Perfoon 
Van  den  befchuldigde.  3.  Onderzoek,  of.Jezus  de  mis- 
daad van  beleedigde  Majesteit  bebbe  kunnen  bedryyen» 
4.  Betoog,  dat  Hij,  te  voren,  niets  gedaan  heeft,  het* 
gene  de  befchuldiging  bewijzen  kan.  .  5.  Onderzoek  9 

of 


<>f' Hij  gedacht  hebbe  naar  'dé  Konifiktgke  waardigheid 
ie  dingen;  (k  Zyne  wijsheid.  7«  De  berchutdigers  vas 
'Hem.  8«  Overweging  der^  berchuldiging,  in  het  bij^ 
ieonden  9.  Het  ftilzwi|geB  van  Jesns*  ^oor  zijne  Reg« 
ters.  lo.  Zijne  pleitrede.  ^  Hierop  volgt  het  Beflatr^ 
uit  het  overwinnend  bètoogr afgeleid;  en  hier  leest  men 
de  taal  der  zegepraal-,  niet  ronder  mèdegevoerd  te  wor« 
den  tot  diepen  «erbied  voor, den  heiligen  Lyder. 

Recenfent  moet  roembh  ^oor  deze  proeve  ^^ner 
bekwaamheid,  danken ,-  en  pr$A  dezelve  allen  Chris* 
tenleeraren  aan ;  dat  Ia ,  niet  dieen  aan  de  Remon* 
firantsch« Gereformeerde  Predikanten,  (fchoon  men» 
tegenwoordig 9  aan  deze  bgna  alleen^  bij  dien  titel « 
fchignt  te  moeten  denken.)  Veel »  zeer  veel ,  ook  wel 
eens  iets«  dat  men  hier  niet  zoude  gezocht  •  hebben , 
kunnen  z^,  die  de  Lgdenagefchiedeftis  van  Jezus  bé« 
handden^  hier  leeren;'  en  dat  noBHsa  zijner  zake 
meester  was ,  zal  wel  niemand  betwQfelem 

Vooral  behaagde*  ons  de  eerftê  AfieéUng^  in  welke 
men  veel  lezenswaardlgs  vindt  over  den  aard  van  het 
misdrijf  van  gekwetde  Majesteit,  ea  de  vijfde;  mztx 
2eer  fchoon  is  vooral  de  negende ,  en^,  gelijk  gezegd  is , 
htlBeflidt. 

■  De  Heer  xobmbr,  die,  te  regt,  ooren  noch  woor« 
den  betuigt  te  hebben  voor  onbefc^eidene ,  partijdige } 
iiefdelooze  en  onchristelijke  veroordeeling ,  zal  wel  zoo 
verdraagzaam  zijn,  dat  hj  op  een  paar  aanmerkingen 
des  Recenfents,  die  van  deze  betuiging  ook  de  zijne 
maakt ,  dezelve  niet  kan  toepasfen.  : 

In  de  vierde  Jfdeelifig  tWee  opeinbare  bedrgven  van 
Jezus  verdedigende,  als  nifcts  dienende  tot  bewijs  der 
befchuldiging ,  faierkt  rob  me  r  op,  dat  Jezus  aan  het 
gebeurde  geheel  onfcliuldig: ,  en  het 'volk  alleen  er  de 
oorzaak  van  was.  Onzes  oordeels  is  hier  toch  te  veel 
uit  bet  oog  verloren  het  geheel  planmatig  handelen  van 
Jezus  ter  voorbereiding  en  fcbikking  der  hedoelde  voor* 
vallen ,  waardoor  ze  juist  teen  en  juist  zoo  meestem 
p\%ti%  faebbeo^   JDit,  verzuimd  op  te  merken,  ftelt, 

mee- 


54^  r..ROBM:E«. 

i 

me^en  wij,  deB 'Heiland  te  lydelijlr  voor»  wiens  tan^ 
éelwijze  toch  niet  moegeliik  te  verdedigen  v^alt*  Ook 
wil  Recenfept  roemrr  wel  nazeggen:  »  Jezus  wlfc 
^  de,  te  voren,  nooit  voor  K<ming  verklaard  zijn," 
jndten  dit  Aaar  niet  htttéktn^  geA9uiitn  zijn  ^  hetwelk 
hier  te  ^t^einig  in  hét  licht  ftaau  Immers ,  dat  Jezas 
jBÈlf  als  Israëls  Koning  wilde  erkend  wezen,  hUjkt» 
dunkt  ons ,  ontegenzeggelijk ,  uit  zyne  intrede  in  de 
Hoo£dftad.  Rosmer  vergeipe  eens,  wat  onlaiigs 
hierover  fchreef.ni^  kou  in  o,  in  deszeUEs  .Dagel^k^ 
fchc  Oefeningen  enz.  L  bh  15,,  aanm.  3. 
.  Bene  andere  aanmerking  -betreft  de  pleitrede  van  Je» 
zus ,.  Jo,  XyiII:  36 ,  37  en  XEK:  11^  welke  r  0  b jw  e  r. 
goedgevondenr  heeft  Jh  eene  uitvoerige  omfehrijving'op 
te  nemen».  Wat  h^'  ook  in  de  Voorrede,  en  in  eene 
Noot  onder  den  tAiw,  zegge  ^  ^  dat  beroep  op  de  Stoirche 
ftelling:  „  alleeir  de  Wijze  is  Koning,**  die  pntwüclce- 
ling  derzelve  door  Jezn^,  die  ontleding  van  het  dot  van 
?s  Heilands  antwoord  aan  Pilatus ,  — •  liet  is  aHes  goed 
en  wel,  naar  ro:e.mer'8  taaien  denkwijze  beoor« 
deeld;  maar  dre  had  hy  aan  Jezua  niet  moeten  leenen-, 
wiena  antwoord  wg,  hoe  kort  ook,  bil  Joannes  veel 
liever  lezen,  dan  zoo  uitgebreid  bij  roemer. 

Vooral  fchljnt  roemer  tè  weinig  te  hebben  gelet 
op  het  verrchil  tusfchen  de  veroordeeling  bij  het  San- 
bedrin  en  de  aanklagt  bij  pilatus.  Aan  dezen  geeft  men 
eerst  op  hét  einde  de.Godsl^stering  aan,  op^  welke  men 
Jezus  bij  Cajaphas  had' veroordeeld  ;  en  men  weet,  we1« 
ken  verbazenden  invJoed  die  einóelijke  aangifte  op  den 
'Hamein  maakte.    AI^  ware  bet  alleen  hierom ,  en  ora  de 
lioudlng,  die  de  Joodrche  Raad  aaxmeemt,  zuHen  wg 
er  nooit  toe  komen,*  Gods  Zoon  en  de  Christus  voor 
fynoniem  te  liouden^  zoo  als  roemer  fchijnt  te  wil- 
len, die  echter,    hl.   102,  de  uitdrtikking  Gods  Zoon 
mrkiaart  van  éene  waardigheid ,  die  Jezus  gemeen' had 
met  allen,  die  hun  geloof  door  hunne  deugd  bevesti* 
gen,  en  ook  Zonen  en  Dochteren  des  Allerhoogfleii 
;2^ijn.    Wij  zeggen  ronduit,  het  N»  V»  geeft  een  geheel 


HLOBVI.  .    ;5^ 

ander  onderrcheid  <{p  tusrch^a  Gods  Zmu  eq  Kindek 
'ren  GoÓK 

fiehoudcas  deze  stasmerkingen,  en  onze  bevreem* 
ding  9  dtt  het  gedrag  d^s  Landvoogds  geheel  is  voorbi|« 
gegaan 9  (dit  was  immers  niet  noodzakelijk?)  dankep 
wij  hem ,  nog  eens ,  voor  z^ne  Proeve  \  en  hij  yerbeiip 
ge  zich  over  derzelver  goed  onthaal ,  vooral  bij  zyne 
medebroeders  in  de  bediening  des  Evangelies ! 


■MliA^ 


Hthhcn  de  ZUlcn  der  Afgefiorvenen  kennis  van^  en 
werking  op  onze »  na  hénnen  dood  yoorgevaliene  ^ 
omflandigheden^  Wat  z^t  hieromtrent  het  geloof  der 
Joden ^  Heidenen  en  Christenen jl»qt  de  H.  Schrift^ 
en  vat  de  AedePPP  Door  u  x«  bange.  Christen^ 
ie  raar  bij  de  EyangeÜfche  Lutherfcbe  Gemeente  te 
Sappemeèr.  Te  Groningen^  i^' W.  Zuidema*  1Z19. 
In  gr.  ivo.  8a  J/.  ƒ  :-i4»:    ' 


R 


eeds  menigmaal  werd  dit  zelfüe  onderwerp  door  on» 
derfcheidene  Godgeleerden  behandeld ,  doch  altQd  met 
éene  onbevredigende  uitkomst.  £n  geen  wonder}  zoo- 
dra  de  adem  des  levens  is  opgdiouden ,  bet  ligchaam 
werkeloos  wordt ^  de  ftof  zich  ontbiedt,  en  elk  uitzigt 
op  de  hoedanighekl  eener  qieiiwè  ftandsverwisfeling  niet 
meer  dan  loutere  glsfing  blijft  ^  moeten  ook  de  gevolg* 
trekkingen  voor  de  afgeftorvenen  in  dezelfde  onzeker* 
lijcid  deelen.  £n  waartoe  zouden  ook  derzelver  kennis 
en  werking  dienen , daar  men  toch  altijd  naar  eennieuw 
en  (Icllig  bewijs  voor  die  werking  zoude  moeten  zoe*  v 

ken,  hetgene  z^er  ligtelljk  tot  dweeperij  en  bygdoof 
zoude  voeren  ?  —  De  Schrijver  beantwoordt  de  geop* 
perde  vragen  allezins  ontkennende.  Ten  aanzien  der  H. 
Schriftuur,  behandelt  hy  de  meeste  plaatfen,  welke  door- 
gaans vopr  dit  gevoelen  worden  biygebragt ,  en  ontze* 
nuwt  derzelver  kracht  voor  die  onderfteld  bewijs  door 
tene  redelijke^  op  woord  en  lamenhang  gegronde  ver- 

Wa- 


5^    I.  I.  BAN GB 9  OVBti  DE  STIELEN  DER  APGBSTORr* 

khring.  Bij  het  onderzoek  ^^r  R^dt ,  kent  hij  den  afge» 
Horvenen  wel  het  herinneringsvermogen  van  hunnen 
Torigen  toeftand  op  aarde  tóé,  èn- leert,  dat  zi}  hunne 
geliefden  niet  vergeten ,  evenmin  als  deze  met  'ware  lief- 
de aan  hen  blijven  denken^  maar  hij  ontkent  derzelver 
werking  op  onzen  geest ,  als  overtollig,  nutteloos,  en 
geheel  (Irijdig  met  die  wijze  van  omgang  en  ervaring, 
welke  in  dit  leven  plaats  heeft,  en  zo^nder  welke  wi} 
ons  geenen  anderen  werkkring  kunnen  voordellen.  Zelfs 
de  uitzondering ,  welke  een  of  ander  voorval  of  ver^ 
liaal  daaromtrent  fclüjnt  te  maken ,  bij  wijze  van  voon- 
fpellenden  droom  als  anderzins,  wordt  door  hem  te 
regt  als  eenigziiis  bewijsbaar  in  twijfel  getrokken ,  omdat 
ons  de  manier  van  voorfiellingen  onbekendis,  welke 
xich  menigwerf  herhalen  en  •  verlevendigen ,  nadat ^  zg 
eenmaal  in  onzen  geest  met  kracht  aanwezig  waren.,— 
Allerwegen  verdient  deze  Verhandeling  met  oplettend* 
heid  gelezen  en  nagedacht, te  worden. 


Uatuur*  en  ziekukundige  Onderzoekingen  over  het  ge 
brmk  van  het^  Pruisfiseh  Zuur  iAcidum  Prusftcum) 
iof  Acidum  HydroóyanïQum  ^  in  4c  behandeling  van  de 
ziekten  van  de  berst ,  en  by zonder  in  de  longtering  ; 
óoor  Fé  M AGEVJ} IK  j  Hoüglee/'aar  in  de  Ontleed^ ^ 
Natuur''  en  Ziektekunde  te  Parijs.  Voorafgegaan 
door  eènè  befchrijvtng.  van  de  fcheikundige  en  phyji» 
fche  'eigen/c happen  van  dit  Zuur  en  deszelfs  bereim 
dingswijzen  naar  a.  b.  granvillb,  M.  D.  te 
Londen.  Uit  het  Fransch  en  En^elscb  vertaald  en 
tnfit  eenigf  Waarnemingejn^errijkt  doorn.  j.  schou- 
ten, M^  D.  te  yirnjlerdam.  Aldaar^  bij  C.  G^ 
Sulpke.    1820.    In grl Svo.    XII en  76  £Lf  i-iS^z 


D 


eze  Verhandeling  bevat,  ili  de  eerde  plaats, -eene 
zeer  korte  fcheikundige  befchouwing  van  het  Blaauw* 
suur^  waarbij  de  bereidingswijzen  van  sghbele    ea 


T.  MAGENDIE^  Olf0a  SBT  P»7l981SCH  ZUU&.  $0 

V 

Tin  TAVQueLTN  word^tt  medegedeeld;  ih  de  twee- 
de 9  eepe  reeks  van  waarnemingen,  welke  deszelfs  nut 
in  onderfcheidene  borstziekten ,  in  het  bijzonder  in  den 
kinkhoest  en  in. de  longtering,  bevvijzen,    en  welke 
\yij  voornamelijk  aan  den  beroemden  Af  aobnüië  ver* 
fchuldfgd  zijn.    Dtz^  fchijnt  bet  vooral  in  de  knobbel* 
achtige  longtering  te  hebbeil  toegediend,  gra^vil* 
L  E  deszelfs  gebruik  meer  ultgeftrekt  te  hebben ,  b.  v# 
in  katarrbale  aandoeningen ,  zelfs  in  verkoudheid.  Daar 
faet  nut  van  het  Laurierkerswater,'  als  vardoovend  en 
oplosGend  middel,  federt.  lang  algemeen  erkend  is,  en 
dit  geneesmiddel  Blaauwzuur  bevat ,  welks  hevige  wxr« 
king  op  het  dierl^k  gedel  genoegzaam  bewijst ,  dat  het 
groote  veranderingen  in  hetzelve  te  weeg  brengt,  kaïi 
hetzelve,  met   omzigtigheid   gebruikt,  zeer  weldadige 
uitwerkselen  hebben*     De  hier  medegedeelde  waarne« 
mingen  verdienen  dus  getoetst  en  nagevolgd  te  worden^ 
waartoe  dit  werkje  eene  genoegzaam  veilige  handleiding 
oplevert.  Het  fcheikundig  gedeelte  is  wel  oppervlakkig 
genoeg,  maar  hier  ook  van  minder  aanbelang ;  wij  moe* 
ten  alleen  doen  opmerken,  dat  het  nie£  onverrchilUg 
is,  welke  bereidingswijze  men  volge:  die  van  vav^ 
QUEL IN,  geeft   een  min   fterk   zuur   dan   dlsi. van 
SCHEELS,  na  de  verandering,  welke  la   plan>- 
CHE  er'in  beeft  aangebragt*    De  eerfte  is  dus  te  ver* 
iciezen ,  mits  *  men  zorg  drage ,  dat  door  de  z wavelwa« 
terftoflucht  alle  kwik  worde  weggenomen  |  er  ontftaat 
anders  ligt  een  beziokfel  in^  hetwelk  bewijst,  dat  er 
nog  kwik  in  voorbanden  is ;  het  geneesmiddel  is  dan 
«linder  Eulver,  »  dus  onzekerder « 


BOEKBESCH.   iSaO.  NO.  X$^  ^p  J^g 


iSO  ALBllKCiaT$ 


\ 


De  Ziekten  van  het  Gehoor  ^  of  zekere  middelen  y  om 
bet  fuizèn  der  oor  en  ,    de   har  dhoor  endheid  en  doof- 

.    heid  te  verminderen  en  langzamerhand  volkomen  te 

.  genezen ;  benevens  eene  aanwijzing ,  om  de  oor  en  éh 
het  gehoor  goed  te  behouden  ^  gebreken  van  dezelve  te 

•  verbeteren ,  voor  te  komen  ^  en  de  lastige  zoogenaasn* 
ife  oor  kramp  volkomen  te  herftellen.  Door  Dr,  al* 
B RECHTS.  Uit  het  Hoogduitsch  vertaald  door 
G.  ] .  POOL,  Doctor  en  praktif erend  Heelmeester  te 
Moordrecht.  Te  Rotterdam ,  *//  J*  Hcndrikfen.  In 
gr.  Svo.    yiU  en  57  5/.  ƒ  :  -  ia  - : 

JL/at  de  ziekten  van  het  gehoor  zeer  moeijel^fc  2911 
te  behandelen ,  en  dat  ,zlj  ^  wegens  de  gebrekkige  ken» 
:nis  van  dit  zintuig,  dikwijls  kwalijk  behandeld  worden, 
zal  ieder  den  Schrijver  dezer  Verhandeling  toellenifflen  ; 
maar  elk  zal  het  daarom  te   vreemder  en   pngepaster 
voorkomen^  dat  een  Geneesheer,  die.  overtHiigd. zegt 
te  zijn  van  het  gewigt  zijns  onderwerps ,  daarover  zoo 
oppejrvlakkig  en  ligtvaardig  fpredit»    Het  zintuig  dea 
'gehoor^  befchrijvende ,  gewaagt  hi|  alleen.van  het  uit* 
wendig  oor,  zonder  een'  flap  verder  in  des^elfs  zameiw 
Hel  te  dringen ;  en  hoe  weinig  kennis  hg  van^de  eigen- 
lijke werking  dezes  deels  zelf  heeft ,  toont   hg  reeds 
in   het    eerfte   Hoofdduk.     Zeer  ongepast  prijst    li$ 
liet  reinigen  van  den  gehoorgang ,  door  wasfchen ,  oor« 
lepeltjes  enz.,  door  het  wegnemen  van  liet  oorfmeer, 
zonder  verdere  bepaling ,  aan ;  geeft  de  koude ,  als  de 
hoofd-,  bijna  als  de  éénige  oorzaak  van   oorkwalea  ^ 
op ,  en  féhijnt  zeer  met  het  bedekt  houden  der  ooren 
ingenomen ,  hetwelk  blijkbaar  met  de  natuur  ftrijdt ,  en 
ook  niet  voldoet  aan  het  oogmerk :  want  door  de  zotte 
onttrekking  van  die  deelen  onzes  ligchaams ,  welke  na- 
tuurlijk aan  de  lucht  zijn  blootgefteld ,  aan  de  werking 

van 


DB  ZIEKTBIWAN  HBX  GBIfOOR..  5S^ 

Yan  dezelve ,  maken  wij  ze  hoe  langer  hose  gevoeliger 
en  vatbaarder  voor  allerlei  ongemakken.  Tot  verfter- 
king  des  gehoor»  bepaalt  hij  zich  genoegzaam  geheel  tot 
prikkelende  middelen ,  en  toont ,  in  de  gebeele  Verhan- 
deling ;  het  onderfcheid  toslchen  prikkelen  en  verfter- 
ken  niet  zeer  duidelijk  voor  oogen  te  hebban*  Vreemd 
is  het  ook ,  de  ;^ekten  der  ooren  in  zulke  te  verdeelen  ^ 
welke  met  geene  volkomene  doofheid  gepaard  gaan ,  en 
zulke  9  waarbli  het  verlies  des.  gehoors  plaats  heeft» 
Onder  de  eerfle  worden  de  verfchillende  foorten- van 
t)orpijn  gerekend ,  welke  toch  waarlijk-  geéne  afzonder* 
lljke  ziekte  uitmaakt.  Bij  de  oorzaken  der  hardhoorend* 
beid  en  doofheid  wordt  weinig  op  de  gebrekkige  geftèld^ 
heid  van  het  zintuig  zelf  gezien,  enz;  Het  is  waar^ 
het  werkje  is,  naar  het  plan  des  Schrijvers,  voor  gee- 
ne Geneeskundigen ,  maar  voor  hpt  Volk  gefchreven. 
Dit  geeft  ondertusfchen  geene  verfchooning  voor  de 
oppervlakkige  bewerking,  en  voor  het  aanprijzen  van 
heftige  geneesmiddelen^  gelijk  b.  y.' ammonia ^  kamfer^ 
opium  ^  enz.  Wij  willen  echter  dit  werkje  niet  Mc 
waarde  ontzeggen:  het  bevat  enkele ^ zeer  goede  aan« 
merkingen,  b.  v.  betreffende  het  misbruik  van  .yer« 
zwakkende  en  ontlastende  middelen;  maar  daarentegen 
is^de  prikkelende  geneeswijze  wat  veel  op  den  vobr« 
grond  gezet',  en  wi)  weten  niet,  wat  meer,  nad^elig  is. 


Vóorfttl  to$  verbetering  van  den(de)  Haven  van  Amfler^ 
dam  Aldaar  tn  te*sGravenAagejbijdeGehtO0dtrs 
van  Cleef,  1819.    In  gr.  Svo*  14  -B/.  ƒ:-£!-: 

e  gedarigjt  aanwas  van  flib  binnen  de  Haven  der 
Ho.^fd(lad  was  meermalen  het  voorwerp  van  overpein« 
?^g ,  voordellen  en  vruchte^ooze  proeven  tot  voorko- 
ming. De  Schrijver  van  dit  werkje,  die  zich  in  eea 
kort  Voorberigt  a«  w  a  r  i  n  teekent ,  (lelt  voor,  het  aan- 

P  p  ft  leg* 


g$t  •     A.  WA RIN 9  VOORSTEL. 

leggen  van  een  nieuw  en  ruim  (l^oombed  in  het  IJ  voor 
de  (lad ,  breed  omtrent  tosfchen  400  en  500  el » waarvtn 
hij  alhier  in  de  bijgevoegde  Kaart  het  omwerp  behoor* 
lijk  omfchrijft»  en  faetwdk  h^  voor  de  kleinere  ftheep* 
vaart ,  en  ook  voor  die  naar  de  Zniderzee  y  doelmatig 
oordeelt.  Hoe  wejgemeend  en  nuttig  welligt  dit  ont« 
jiverp  iü  vorigen  tijd  mlnge  geweest  zïjü ,  moet  echter  de 
tegenwoordige  aanleg  der  twee  Schutfluizen-naby  het 
Tolhuis  enz.  het  vermoeden  doen  ontdaan,  of  htt  al* 
hier  voorkomende  ptan  wel  meer  uitvoerl^k  €n  nuttig 
7ij,  daar  men  beweert,  dat  uit  den  zei  veü  aanleg  eene 
nieuwe  en  genoegzame  ftrhuringvoordeflibontftaanzaU 


Antiquiteiten;  ^tn  oudheidkundig  Tijdfchrifi^  bezorgd 

'    door  N  I  C  o  L  A  U  3  WESTENDORP,   V.  D.   M.  Iftc 

Stuk,    Te  Groningen  j  bij  J.  Oomkens.  1819.  In  gr. 
ivo.  85  -W.  ƒ  i-:-: 

r 

V-/p  nieuws  vertoont  zich  in  dit  Tijdfchrift  betbewgs 
van  herlevende  zucht  voor  een  lettervak,  dit  maar  al 
te  jammerlijk  verwaarloosd  is.  De  Heer  n.  w  s  s  t  b  n- 
DORP,  Predikant  bi}.  de  Hervormden  te  Losdorp ,  kon* 
digt  diarbij  zijn  voornemen  aan,  om  een  oudheidkundig 
Tijdrchrift  in  enkele  Stukken  's  jaars  uit  te  geven , 
waarbij  gedenkteekenen  van  vroegere  eeuwen ,  of  out* 
dckicingen  op  vaderlandfchen  bodem ,  voor  de  nakome* 
Uogfchap  zullen  bewaard  worden.  Dit  ifte  Stuk  bb- 
Jielst  een  paar  Verhandelingen  van  den  Schrijver,  en" 
nog  eene  andere. 

De  eerde  betreft  eenen  ontdekten.  Grafheuvel  te  2Vr« 
munterzij t^  drie  honderd  fqhreden  van  Termunun ,  aan 
de  regterzijde  van  den  weg,  die  derwaarts  gaat^  roo 
ais  die ,  na  menigvuldige  verlaging  van  deze  hoogte  ^  ed 
het  te  voorfch§n  komen  van mfenfchenbecnderea ,  fchciu 
ven  van  aarden  kruiken  enz. ,  het  denkbeeld  eener  graf« 
ftede  heeft  opgeleverd,   {^ezclre  is  90  voet  breed ,  en 

ftrelit 


er.  WBSTSNDORP»   AKT1^VITEXTE1«»  553 

ftrek^  zich  40  voet  uit  van  het  westen  naar  bet  cos* 
te;ti.  Moeijelijk  bleef  de  gisfing ,  of  dezelve  tot  inhn 
ders ,  dan  wel  tot  geborene  Romeinen  behoorde.  De 
Schrijver  is.  na  menigvuldige  vergelijkingen  en  gehou- 
dene  correspondentiën ,  van  oordeel ,  dat  deze  Griifbcuvel 
J8  opgerigt  bij  gelegenheid ,datG£RMANicus, eeuen 
inval  of  ftrooptogt  in  het  bare  van  Germanii  bedoelen^* 
de,  in  deze  omftreken  geland,  en,  nadat  de  tijd  daaiv 
toe  verloopen  was,  alhier  weder  is  teruggekeerd,  om 
zijne*  t^erbenden  naar  de  Eems  terug  te  brengen.  De* 
ze  gisfing  wordt  door  velerlei  bedenkingen  gefchraagd, 
en  voorts  den  beminnèren  der  oudheid  ter  nadere  over- 
weging aanbevolen.  Eene  bcfchryving  van  het  alhier 
gevondene  ftuk  ijzer  met  een'  koperen  ring ,  van  twee 
koperen  fporen  ,  en  van  onderfcheidene  urnen  van  ver« 
fchillende  kleur,  met  de  bijzonderheden,  daartoe  be- 
hoorende,  wordt  door  eene  plaat  opgehelderd.' 

De  tweede  deelt  het  berigt  mede  van  den  Heer  j.  n. 
KARSTBN, Hoofd •  lugcnieur  van  den  Waterdaat , no* 
pens  de  opgegravene  Urnen  onder  Flagt'wedde  j  aan  de 
linkerzijde  van  den  rijweg  naar  Ter  Apel.  Dezelve  zijn  ^ 
zeven  in  getal  en  velfchillende  van  kl^ur  en  groo^e , 
behoorende  waarfchljnlijk  almede  tot  eenen  nu  gedeelte** 
lijk  opgegravenea  Grafheuvel,  of  van  de  Komeinfche 
Legers  en  Hulptroepen ,  of  van  de  toenmaals  nog  on- 
befcbaafile  Inwoners  dezer  (Ireken.  Zij  zijn  desgelijks 
op  eene  plaat  afgeteekend. 

De  derde  is  wederom  van  den  Uitgever  dezes  Tijd* 
fchrtfts,en  behelst  eene  Voorlezing  over  de  oude  Graf-, 
-heuvelen ,  voornamelijk  met  betrekking  tot  de  Provin* 
cie  Drenthe ^tn  bepaaldelijk  in  het  Gooregt  ,te  Tinaar» 
loe^  te  Segefe^  bij  Rolde  ^  bij  Balloo^  tusfchen  Slcen^ 
Koevorden  en  Emmen^  nabij  Vahe  enz.  Zij  beflaan 
doorgaans  alle  uit  opgeworpene  aarde,  met  kleine  kei- 
fteenen  doormengd ,  en  bevattende  grove  aarden  potten 
met  beenderen ,  asch ,  houtskool  en  aarde.  Daar  men 
jn  dezelve  niets  vindt,  dat  aan  Romeir.fchen  oorfprong 
^et  denken ,  dienen  zij  veeleer  gehouden  te  worden 

P  p  3  voor 


11 


554       ï^»  WESTENDORP,  antiquiteiten; 

voor  grafplafttfen  onzer  Voorvaderen ,  die  aldaar  vóór 
de  invoering  van  het  Christendom  gewoond  hebben ,  en 
waarvan  elke  familie  hare  begraafplaats  had. 

Ailezins  moeten  wij  deze  onderneming  van  dep  Heer 
WESTENDORP  toejuicben ,  en  wenfcben,  dat  dit 
Tijdfchrift  zoo  veel  vertier  en  onderfleuning  van  vader- 
landfche  kunscminnaren  moge  ondervinden ,  dat  wij  ons 
eerlang  met  eene  geregelde  voortzetting  van  dezen  ge- 
leerden arbeid  vleljen  mogen» 


M.     VALERIUS    ^fBSSALA    COB.VINUS9  geJchcM 

in  cenigc  Taf  er  celen  uit  de  Rómcinfche  Gtfchiedenls-^ 
gedurende  zijn  leven.  Door  Mr»  m.  c,  van  hall. 
Ridder  der  Orde  van  den  Nederlandfchen  Leeuw ^ 
en  Lid  yan  het  Koninklijk  Infiituut.  IJle  Deeh  Ti 
/  Amflerdam^  bij  ].  van  der  Hey.  1820.  In  gr.  Zvon 
X  en  aio  Bh  ƒ  4-18- : 


H 


.£t  is  bekend,  Welke  eere  van  hall,  en,  door 
hem,   onze   Nederlandfcbe   Letterkunde^,  ook  buiten 
ons  Vaderland  heeft  verworven , toen  hij, ten  JareiSop, 
zijnen  .Plinius  uitgaf.  Zijn  Mesfala  zal  wel  naast  den« 
zelven  geplaatst  worden,  doortden  beminnaar  der  Ge- 
fchiedenis  en  fraaije  Letteren.    Keurig  is  de  typografi- 
fche  uitvoering,  en  het  kunstwerk  (want  hoejmoet  het 
anders  heeten?)   prijkt  met  verfcheidene  vignetten,  die 
over  het  geheel  niet  nalaten  kunnen  den  ]ciesch(len  fmaak  te 
bevallen.  Dewijl  de  Recenfent  oof:  der  Reeen/enten  ^dtnr 
zelfden  Uitgever  hebbende ,  reeds  een  uitvoerig  verflag 
aangaande  dit  werk  gegeven  heeft ,  en  de  Steller  dezer 
aankondiging  de  opgave  onnoodig  acht  van  den  inhoui 
dezes  boeks ,  die  toch  wél  door  allen ,  aan  welke  zulke 
werken  hefteed  zijn ,  in  het  boek  zelf  niet  gretig  ver« 
langen  zal  gelezen  worden;   dewijl,  daarenboven,  de 
op  dit  werk  gemaakte  aanmerWngen  bier  niet  behoeven 
afgefclireven ,  en  althans  door  geene.  gewigtiger  kunnen 

ver* 


« 


li.  C*  VAN  KALL,  M.  VALERIUS  MBSSALiU      555 

vervangen  worden,  vergenoege  zich  onze  Lezer  met 
onze  eenvoudige  aanprijzing.  Goede  wijn  behoeft  geen' 
krans.  Van  hall  zy  geli^kgewenscht  met  zijnen 
welgeflaagden*  en  aan  hem  zoo  goed  toevertrouwden  ar- 
beid» dien  h^^der  Nederlandfche  Letterkunde  tot  eere, 
voorfpoedig  voltooije ! 

Tot  onze  blijdichap  'ziel  er  dit  werk,  ten  aanzien  van 
taal  en  interpunctie ^  beter  uit,  dan  *s  mans  J^HmuSm  Is 
MEssALA  minder  bekend ,  thans  behoeft  er  aan  'de 
kennis  aangaande  hem  niets  te  ontbreken.  Maar  niet  al« 
ken  Aemj  dt  eeuw  van  augustits,  en  menigen 
,  bolangrjyken  perfoon  uit  dezelve  y  leert  ons  .v  a  n  h  a  l  l 
fomtijds  zóó  kennen ,  als  men^  bg .  andere  Schrijvers , 
in  het  geheel  nief  leeren  kan.     Men  ziet  hen  handelen; 
men  neemt  deel  in  hun  lot :  men  vermeef dert  zijne  men- 
fchenkennis    bij    hunne   opengelegde  karakrel:s;  men 
verzamelt  eenen  fchat  van  leering  uit  hunne  wijsheid , 
en   men  verkwikt   zich  aan  hunne  gezangen.    Heizlj 
van  HALL  hen  fprekende  invoert,  of  zelf,  over  hen, 
ons  onderhoudt,  men  zal  wel  nergens  onvoldaan  zijn. 
Laat  ons  deze  aankondiging  befl uiten  met  een  gedeel- 
te van  het  (lot  der  voorrede ,  hetwelk  evenzeer  eene^ 
itulde  is  aan  den  achtingwaardigen  Hoogleeraar  c  r  a  s  « 
als  eene  gewigtige  aanbeveling  van  dit>oekgefcbeQk... 
^  Ook  de  beroemde  en  onvergetelijke  Hoogleeraar  c  a  a  s^' 
«-  dQzt  zijn  VAN  HALL 's,  'ons  zoo  treffende,  woor» 
(}en  —  „  nam,  nog  op  zijn  merkwaardig  (lerfbedde,  in 
„  mijn  werk  op  het  vriendfchappelljkftedeel ,  las  hetzelve 
^  toen  nog  met^de  hem  altijd  eigene  fcberpzinnigheid 
^  en  naauwkeurigheid 9  en  deelde,  flechts  weinige  da<* 
„  gen  vóór  zijnen  dood,  mij  belangrijke  opmerkingen 
^  daarover   fchriftelijk   mede;  aanmerkingen,  die  mij 
^  eeuwig  dierbaar   zullen  blijven,  als  het  laatfte  ge- 
„  fchenk  van   eènen  llervenden  vriend  en  van  eenen 
„  Wijzen,  die,  na  een  lang,  altijd  werkzaam  en  hoogst* 
„  nuttig'  leven,  met  dezelfde  helderheid  en  opgeruimd- 
p  heid  v'an  geest,  die  hem  in  de  kracht,  zijner  jaren 

P  p  4  „  nooit 


g$6      lf«  C.  V  A  N  H  A  L  L  9  V.  VALËRIUS  MBSSAtA. 

^  Dooit  bfigaf ,  in  zeer  hoogen  ouderdom  zoo  gereed  was  cfe 
y,  gewesten  der  onfterfelijkheid  blijmoedig  in  te  gaan/' 
De  ouderdom  van  van  hall,  door  geene  verdrie- 
tige bezigheden  belemmerd,  brenge  nog  vele  vruchten 
voort ,  en  het  goede  en  fchoone  worde  ook  door  hem , 
op  zijne  wijze ,  bevorderd !  Wij  vergasten  ons  altijd  aan 
de  voortbrengfelen  van  zijnen  geest,  en  verlangen  ook 
naar  een'  tweeden  bundei  Gedichten. 


Tooneélm  én  Mengel^ poHij^  do^  a»  bekloo.»    In  ^sCraven^ 
hage^  bij  de  Wed.  J«  Atiart  en  Coi0j^«.  i8aOb    ïu  gr,  Zvu 

/  .      ■ 

^  A.1  wederom  een  Bundel  Gedichtett ,  en  van  een'  Jonf eling , 
Qog  wtiaig,  of  in 't  geheel  niet,  als  beoefenaar  der  Dichtkunde 
bekend !*•—  Dezen  uitroep,    en  een ^etfonst  voorhoofd   er 
bij,  verwacht  de  Dichter.  Eiüevel  waarom  juist  dat  knorrig 
gezigt,  eer  men  heefc  gelezen ?Wac  fcheelt  het,  of  de  Dich* 
.ter  jong,  en,  als  Dichter,  onbekend  Is,  levert  hij  maar  Poi* 
pij?  De  luister  der  Dichtkunde   en  het  getal  der  Dichters, 
in  onze  dagen ,  veroorzaken  toch »  dat  veler  gerijmei  ons  niec 
zoo  gemelijk  maakt*    Verfehijnt   er 'een  nieuw.  Dichtwerk, 
waarom  dan  niet  met  bUjdfchdp  uitgeroepen:     ^  Ab^ederom 
enz,,"  hopende,  dac  de  lezing  des  werks  die  blijdfcbap  zal 
bevestigen*    Maar  becloo  zoude,    door  z^ne  Voorrede» 
ons  van  de  lezing  zijns  weiks   wel  aflchrikken,  althans  als 
wij,    geachte  Lezers!  zoo  gehumeurd  waren,  als   h\|  vaa 
zijne 'geachte  Lezers  v^moedt.     Immers,  als  hun  gefronst 
gelaai  na  de  lezing  zijner  verzen  eenigzins  is  opgehelderd» 
zal  zyne  zegepraal  volkomen  iQxx ;  en  echter  kan  hij  dat  ge« 
fronste  voorhoofd  maar  eenigermate  billijken.    Och!  bad  hi} 
dat  geheele  Voorwerk   maar  weggelaten,  dat  ons  de  aanlei* 
dtng  tot  de  uitgave  zijner  Poêzij   mededeelt  I    Het  Am  zoo  al 
het  gewone  kompliment.    Hij  vertelt  óns,  dat  het  hier  voor« 
komend  Treurfpël  aan  de  tweede   klasfe  van  het  KoninklQk 
Indituuc  ingezonden  geweest  is ,    maar  den  prijs  niet  ver* 
kreeg,   die,   trouwens,  aan    meesterjiukken    ontging.     (y^tX 
foei  \  dat  's  niet  Koninklijk   of  Nederl»ndsch  van  dat   Inflf*^ 
lyvuO  B^Eï^PP'^  vripp^w,  achter,   drongen  ftcrk  aan  op 


&•  BfiKLOO;  TO'OMEBL-  EN  MENOSL-POêZlJ.  55^ 

ie  i3itgave  vin  dar  ütik.  Daar  kwam  hij  fchoorvoeceode  toe; 
dodi  na  was  hij  er  ook  door»  en,  als  het  ons  niec  te  veef 
geld  7oude  gekost  hebben,  had  hij  er  gaarne  nog  een  Blij* 
fpei  bijgedaan «  om  alles  hij  eikander  te  hebben;  maar  dae 
krijgen  we  nu  in  eene  tweede  Verzameling,  als  men  hem 
wéér  aanfpoott  om  iets  nlt  te  geven. 

Recenfent  Wil  hem   daartoe  wel    opwekken,  ónder  voor*  ' 
waarde,  dat  hij  de  üjne  fchaaf,*  zoo   als  men  zegt,  eerse 
goed  over  iets  en  alles,,  dat  hij  uitgeeft,  late  gaan,    en  be* 
paalt  zich  nu  het  fangde  bij  het  hier  voorkomend  Treurfpef, 
Numitor  en  Amulius. 

Hij  waagt  veel,  die,  ndg  jong,  zijn  dichterlijk  talent  be« 
proeft  aan  het  Treurfpel,  en  heeft,  voorzeker,  geene  (bhan- 
de  nog  behaald ,  al  behaalde  hij  den  prijs  niet,  die  aan  mees» 
terdukken  toekomt.  Gecne  foort  van  fchriften  —  op  deze 
verklaring  van  blair  dingen  we  niets  af  —  is  een  zoo  ze« 
kere  proeffteen  van  eene  grondige  kennis  van  het  menfchelijk 
hart;  en  die  is  toch  wel  de  eigendom  niet  van  eiken  jonge? 
Hng.  Wij  hebben  ze  dan  ook  hier  niet  ontdekt;  en,  is  het 
waar,  dat  deze  foort  van  Dramatifche  Poézij  ,  door  het  wer« 
ken  op  onze  hartstogten ,  vooral  aan  de  verhefHng  van  deugd* 
zame  neigingen  moet  dienstbaar  zifb,  by  dit  zedelijk  doel 
fchiet  des  Dichters  (luk  veel  te  kort.  Het  onderwerp  zelf 
(men  weet,  hoe  veeL  duisternis  de  echte  gefchiedenis  om* 
zweeft;  hoe  verfchillen  livius  en  plutarChus  in  der- 
zelver  voorftellingl)  fchijnt  ons  daartoe  ook  niet  zeer  ge* 
fchikt,  althans  alleen  onder  de  bewerking  van  eene  fikfche 
liand  en  veel  beleid* 

'Amulius  openbaart  zijn  voornemen ,  om  z^nen  broeder  om 
te  brengen,  aanClaudiusj  die  het  hem  echter  ontraadt ,  maar 
het  aan  Numitor  bekend  maakt.  Dezen  wordt,  door  den 
Koning,  een  landftrooper  in  handen  gefteld,  welken  de 
Hoofdman  der  Lijfwacht  gaat  halen,  waardoor  Numitor  aan- 
leiding kr^gc  COC  eene  alleenfpraak«  Zoo  verre  hec  Eerde 
Bedrijf.  ,   .  - 

Veel  onnacunrlijks  komt  hier  voor.  De  (hpode  Amulins 
biecht,  vry  uitvoerig,  zicb  sdven  en  z^nen  .vertrouweling 
zijne  gruwden  voor;  maar,  zoo  misdadig  als  hij  zich  be"» 
lijdt,  ,zoo  beklagelijk  maakt  hem,  wien  al  zijne  mtsdaden 
voor  oogen  ftaan  als  fpoken,  ^oe  wanboop*  Hieraan  is  h^t, 
denkeiyk,  ook  toe  te  fchrljven,  dat  hij  z«o  dwaas  redeneren 

Pp  5  «n 


55^  >  A.    B£ELOO 

cn  ?ragea  kan,  hoe  by  tocb  duizeUg  kaa  wezen »  fisande  op 
den.  top  des  roems;  er  bijvoegende»   dat  hij   zich  toch  no{ 
verheffen  zoude»    Claudius»  een  man  van  deze   geloofsbeIi> 
denia: 
19  De  deugd  eisfht  ieders  hulde  ^  cffchoon  wij  haar  verzaken^ 

« 
zoekt  toch,  onder  allerlei  moolje  praatjes »  z^n*  Koning  at 
te  brengen  van  deszelfs  voornemen,  en  boude  daartoe  eene 
redevoering  over  bec  onbetamende  van  dat  plan. .  Hy  is  een 
goed  Phjfiognomist ^  maakt  van  Numitor  tegelijk  eene.roort 
van  Patriarjch  en  een'  Dondergud »  en  roept  uit : 

ffffle  zie  f  hem  eenwaal  flechts  f  die  reeds  zijn  hart  niet  kent?^\ 

Zoo  ver,  lavater!  hebt  gy  het  toch  nooit  .gebragc!  Zoo 
knap  een  Redenaar  is  hy  niet.  Hij  brengt  het,  met  zijne 
:tvaarfchuwingen  aan  Numitor,  wel  zoo  ver,  dat  deze  ter« 
Hond,  ook  al  op  het  gelaat  af^  van  de  opregiheid  van  zijn 
berouw  overtuigd  is;  maar  met  het  troosten  gaat  het  zoo 
goed  niet:  ^i^Vij  grijpen^  zegt  hy,  dikwyls  naar  eene /cAiw , 
,,  die  fpoedig  is  vervlogen ;^^  maar  geene  zwarigheid:  het  kan 
Verkeeren.  Op  een'  wenk  van  het  noodlot,  „  wordt  diefcha* 
^  duw  firaks  een.  beeld?^  Is  het  wonder,  dat  Numitor  uit» 
roept:  „  Wat  wil  die  duistre  taalT*  Claudius  antwoordt: 

„  Zy  zegt:  niet  alles  is  voor  ons  geheel  verloren, 

j9  Wat  we  aaa  ons  minnend  hart,  onze  oogen  zien  ontrukt.^' enz« 

Het  IS  te  hopen.  Lezer!  ^at  ge  er  nu  zoo  wattachter  komt, 
dewyi  ieder  de  beste  uitlegger  is  van  zyne  eigene  woorden, 
én  Claudius  betuigt : 

9  Ik  kan  geen*  klaarder*  zin  aan  myne  woorden  geven.*!^ 

Willen  we  dan  nu  maar  zeggen,  dat  bet  genoeg  i$  opgebel* 
derd ,  wat  eene  vervlogene  fchim  is ,  in  een  beeld  ^eranderd? 

Vindt  ge  bet  niet  hrtl  broederlijk  van  Amulius,   die  toch 
zyn*'  broeder  den  bals  wil  breken,  dat  hy  hem  dien  flrooper' 
toezendt ,  »  opdat  gy ,"  zoo  zeide  hy  ,  „ «  regt  verfchaffe  ?? 
(verfchaffet.) 

Die  iandflroöper  was  er  geen  van  profesfie. 

m  Een 


TOONEBL*  IN  MENGBL^POEZIJ*  SS9 

y  M  Een  zachte  majesteit  blinkt  op  sijo  fchoon  gelut; 

^  Het  boezemt  eerbied  in,  maar.  doet  in  *t  minst  niet  Treezen«'! 

# 

xegt  de  Kommandant;  dus  lüweér  een  Phyfiognomhtl 

Volgens  het  Tweede  Bedr^f  is  die  jongeling  regt  dank^ 
Jnuur,  dat  hem  Nomitor  voor  zich  duldde  ^  om  deze  bondige 
reden,  dewijl  hij  nu  zijne  emfchuld  veel  klaarder  hem  bewijf 
Men  kende  9  dan  — •  wanneer  hii  daartoe  niet  in  de  gelegenheid 
was*  Hi)  doet  het  dan  ook.  Z^u  broeder  Romolns,  wiena 
gewaad  de  wacht  verblind  bad,  komt  hierop  aan,  en,.daarfi 
op,  belder  yoedllervader  Fanstnlns.  Deze  kwam  van  den 
Koning ;  op  zijn  verzoek  was  hU  daar  gebragt ,  diende  geen* 
anderen  we^,  om  het  gevaar  te  ontgaan,  waarin  hem  zyne 
belangftelling  in  Romulus  gellori  had»  vooral  om  den  korf,  in 
welken  de  beide  broeders  ,  vóór  twintig  jafeo ,  op  den  vloed 
gelegd  waren,  en.  dien  hU  bii  zich  had,  toen  hU  Romulus 
ging  zoeken,  omdat  men  nooit  weet,  hoe  een  diog  te  pas 
kan  komen.  Uit  hem  wist  de' Koning ,.  dat  z^ne  neven  nog 
leefden;  maar  wordt  door  hem,  omtrent  hun  verblijf,  misp 
leid.  Dit  veroorzaakt  thans  de  ontdekking  aan  NumitcH*,  dat 
xQn  gevangene  en  deszelfs  broeder  zijne  eigene  kleinzonen 
waren,  aan  welkp  .hl)  na  een  droevig  vetrhaal  doet  van  het 
lot  hunner  moeder,  baren  eed  aan  Vesca  gefchonden  hebben* 
de,  omgebragt  door  .dezelfde  wreedheid,  die  haar  tG|C  dien 
eed  dwong;  waarop  Romulus,  wiena  bloed  verfiiift^  en  ook 
k^okt^  den  ondergang  des  wreedaards  zweert. 

Sylvia  was,  intusfchen,  door  Ciaudius,  die  twintig  jaren « 
verborgen  gehouden,  en  komt'  thans  voor  den  dag,  terwijl 
(hiermede  vangt  het  Derde  Bedrijf  aan)  Amulius  bezig  i&  aan 
Ciaudius  te  verhalen,  hoe  benaauwd  hij  het  door  een  droom* 
gezigt  had  ,  in  hetwelk  hij  -  Sylvia  had  herkend.  Gelukkig 
dat  Ciaudius  niet  van  zyn  duk  raakt,  èn  de  Koning  haar  nog 
boudt  voor  éen  fpook,  voor  hetwelk  hy  stch  we^pakcnaar 
de  andere  z{)de  van  het  tooneel.  Zij  hervindt  vader  en  kia- 
deren,  en  het  beflnit  komt  tot  (land,  wat  zij  er  tegen  ia* 
brenge,  dat,  aoodra  het  avond  is,  Romulus  zal  aanvallen* 
en  het  volk,  door  Ciaudius  cot  opdand  te  bewegen,  in  Bïu. 
mitor  zijn'  ouden  Koning  wederzien  zal.  ; 

De  alleenfpraak  van  Sylvia,, die  het  Vierde  Bedrjjf  opent, 
had  wel  wat  korter  jcnnnen  zijn^  maar  hiuderdr  ons  minder 
in  haar,  dan  de  doorgaans  zop  lange  redeneringen  in  de  twee 

vo« 


5<$0  *  JU    BBBI^^a 

*   / 

vorige  Bedr^ veo ,   dit  toch  dé  uodoetriog  zelden  opwetckeOr 
Remiif  brengc  goede  tijding  aingUDdeden  volksgeest  terug  f 
eo  hierdoor  merken  wij ,   dat  Romulus  het  mis  had  ^  toen  hij 
zijne  moeder  troostte :  ^Bii/fi  Remus  u  niet  bij  f'*  Nu,  deze 
bftd  het  ook  zoo  begrepen;  wanf'hij  zeidé:    ^  ^k  Volg  kéèaa 
^  uw  fchreinf*  mesr  Namitof  had  ook  gezegd:  ^  fW^,  «m, 
^  mij  en  uwe  moeder,"  en:  „Cf/.  Rsmusl  hlijfi  mi§  bijJ^ 
.Nu,  er  loopt  wel  meer  in  de  war*  Namitor,  even  te  voren, 
tntylamd  in  woede  en   kaat^  en  higeerefide^  aan  het  bleed^ 
éêt  aan  zijns  broeden  zwaard  rookte  ^  deszeifs  etsch  te  yd» 
doen^  wil  nu  weer  al  het  leed  vergeven,  en  den  broeder  fp^ 
ren»'  Deze^  razend  op  het  volk,  dat  zich  tegen  hem  gefteid 
heeft,  en  dat  niet  met  gejuicl^l^j  wenscbt  zi^n*  broeder  te 
fprek«n,  die  hem  ook  wel  ontmoeten  durft,   niet  gelooven* 
de,  dat  zijne  drift  hem  tot  het  ergfte  konde  vervoeren.    Dat 
had  hij   eciiter  niet  geraden ;  want ,  toen  hij  den  broeder  ak 
les  verweet,  onder  anderen,   dat  hlJ,   met  tijgerklaauw ^  en 
tanden  uitgevast(^f)  ^   zijne  kinderen    bad   verfcheurd,  wordt 
hij   gewaarfcfauwd  door  Amniius:   „  Mijn  dolle  zal  u  terftond 
^  doen  TMfijgen^^    Daarvoor  is  Numitor  toch  niet  bang ,  «wel* 
gerende   het  verbluf  van  Romulus  en  Remus  te  ontdelckem 
Men  begrijpt,  ,hoe  boos  de  /tiran  wordt,    vooral   daar  de 
Hoofdman  hem  nu  het  volksoproer  komt  verhalen,  es  dat 
het  zelfs  Sylvia  van  2;ijne  hand  elschte.    Numitor  zoude  dz« 
ook  nu  gegrepen  zijn  door  de  wacht ,   ware  niet  Sylvra  met 
haren  dolk  tusfchenbeide  gekomen.    Nu  merkt  de  Koning^ 
dat  zij   vooral  geene  fcbim  was,   en  evenmin  een  beeld;  ea 
zij  ware  door  hem  doorftokèii ,   ware  Remus  Aiet  toegefcho» 
ten,   en  hadde  Claudins  niet  betuigd   tban3  tot  deugden  w^ 
der  te  keeren.    De  wacht  was  er  toch  ?  Ja ,  en  krijgt  bevel 
om  ze  altemaal  te  pakken;  doch  —  daar  komt  ook  niet  ven. 
Sommigen,  ja,  voegen  zich  op  zijde  van  Adiulius^  maar  an- 
deren wn  Numitor;  en  óux  ftaan  ze,  zoo  het  fchijnt ,  zeer 
ftit  en  bedaard.    £r  komt  nieuwe  verontrustende  t^ding,  heu 
welk  Amulius ,   hoofdzakelijk ,  doet  zeggen ,  dat  h^j  hen  al- 
len wel  zal  vinden 9  maar  eerst  het  oproerig  volk'^^ftraffen  gaac 
^Maar  in  bet  laatfte  Bedr^f  wordt  hij  zelf  gedrafc;  althans 
bet  loopt  bloedig  met  hem  'if.  Het  ia  moe^elgk  te  gisfen ,  hoe 
die  zamèn(];>raak  met  z^n'  broeder  er  in  komt ,  die  alleen  bem  , 
verzeld  van  den  Hoofdman ,  ontmoet,   en  hoe  die  zoo  No- 
digt»   Over  Romulus  is  men  zeer  bekommerd^  doch  hij  ver» 
*   •  .  fcbijDt 


tOOmitt-  tN  IIIIICEL*  »OefIJ«  5ffl 

fcbQflt  relf,  terwijl  sijne  moeder  bljnt  bezweken  ii.  Om  hi« 
rentwille  bid  hij  sljii  verbstl  wel  wac  mogen  bekorcen ,  want 
bèc  is  oni  flaatiw  te  worden  $  maar  dati  had  ook  a^ae  weL 
fprekeiidheld  zoo  niec  gerchicrerd.  Uit  den  ei^sden  nood  waa 
ë#  overwinnlog  gerezen;  doch,  daar  men  van^Remns  niecs 
vernam,  ontbreekt  er  nog  véél  aan  de  blQdrchap.  Maar  ziet! 
Hemua  verfbhtfnc ,  en  de  door  hem  gevangene  Koning.  Deze 
is  nog  zeer  bmtaal,  en  zoude  door  Romnlns  zQn  afgeinaakr, 
ètd  het  de  goede  Nofflitor  niec  belet;  maar  nu  maakt  hy 
zich  zei  ven  van  kant ,  onder  dezen  uitroep : 

y.  Ik  vloek  n,  Numlcorl  ««^  dat  n... mijn  fchim  ontroert  «-• 
'y  Ik  haac  d  eeuwig  —  'k  llerfl*' 

Neem  een  voorbeeld.  Lezer I  aan  zijn*  broeder,  en  zie  be* 
/daard  te  blijven.    Deze  zege  in  dit  ontzettend  liJdHip:^ 

^  Dat  men  van  bier  hem  vocre ! '! 

En  daarop  ontvangt  Numitor  's  volks  hulde?  Daf  juist  niet| 
matf  vr^  zten  hem  «-  naar  buiten  gaan^  om  zich  te  laten 
Eten»    Zoo  Wêrdi  de  ondeugd  gefirafi  ,  en  de  deugd  beieondl 

Recenfent  maakt  op  verfcheidene  bijzonderheden  geene 
aanmerking,  noch  op  de  voordragt  zelve  der  gefchiedenis^ 
Bi  BLO  o  zal  zelf  moeten  overtuigd  zijn  van  het  onnatuuiv 
lyke  zQner  voorfterfing,  met  opz^  «ot  de  kanktera  en  aai> 
doeningen;  en  dit  alleen  wilden  we ''doen  zien. 

Zeker  ontbreekt  het  hem  niet  aan  dichterfljk  ulent;  maar» 
ons  is  het  duidel^k,  in  de  ontwikkeling  daarvan  zal  hij  ge* 
lukkiger  dagen ,  wanneer  hij  zich  der  eenvoudigheid  meer  be» 
vlijcigt,  loopendë  anders  gevaar  van  onbegrijpe^ykheid ,  of 
van  •••.  wildheid «  zouden  wj|)  zeggen;  doch  misfchien  gaat 
die  wel  voor  Verhevenheid  door»  Nu  dan,  elk  zijn^  fmaaltf 

Wat  is,  bl.  4,  die  geest,  op  den  troon  druifchende  of  fui» 
«endef  Begrijpt  ge  wel.  Lezer I  dat,  als  de  blikfem  van  het 
oog  des  belds  op  z))n  zwaard  tenigkaatst,  dat  zwaard  niet  in 
de  fcheede  moet  wezen?  BK  in  wordt  u  anders  dit  geleerd, 
Bleeke  fcbimmen,  die  er  akelig  rood  uitzien,  begrimden  y^0 
ide  IFerffl  W.  so«  Marren  is  binden,  of  talmen,  vertoeven: 
naar,  wat  is  dan  iemand  marren  om  brood,  bl.  si?  De  HeU 
den  (of  z)}n  het  hunne  tooneo  >  bU  nó?)  fluisteren  i,  Amen,*' 
«    .  en 


J 


5^1         A.  BEBLOO,  TOOmei.*  EN  MBNQKL^POSZIJ» 

en  zinken  dan  weg  in  faec  grtf.    Die  k^rte ,  predikatie  if  nicc 
krachcigi  Toen  hec  jaar  1815  naderde»  beefde  de  geheele  aar- 
de van   den  tred  des  grijzen  en  gefpierden  tijdig  en,  uit  den    ' 
damp   van  dien  ouden  Heer^  wórden,   op  hec  einde  van  dac 
jaar,  beelden  opgeroepen  1    De    Engel  des  levens  fpHjt  de 

'  2waarfte  zerk  open,  op  bl.  45.  BI.  76  zie^  g^  eene  zwaan 
liggen,  trotsch  op  pluimen,  de  roem  van  'c  v^vergac,  maar 
wier  hals  nu  verbroken  fchijnt  en  wier  vlerk  nederhangt.  Wat 

t  ligc  zij  ftilf  in  U  riec  gedokénl  Welnu ,  ze  is  immers  dood^ 
dac  domme  dier  I  Is  dac  dan  niet  nacuurlijkf 

Geenszins  ontzeggen  wij  verdienden  aan  de  ftukjes,  op 
welke  onze  aanmerkingen  becrekkeüjlc  zijn ,  noch  aan  andere. 
Dac  op  Osfian^  dat  op  Bingley  heeft  zelfs  vele  dicfateri^ke 
waarde.  Maar,  wiJ  herhalen  hec,  beeloo  zij  eenvoudiger» 
en  hy  zal  nacuurlUkftr  zijn.  HU  ziiige'  mee  minder  opzet  om 
hoog  te  zingen ,  en  hy  zal  ook  verheVener  zvagtxi.  De  üukr 
jes,  getiteld:  Het  Slot  te  Muiden^  en  AfiHifeüng^  bevielen 
ons,  denkelijk  om  die  reden,  best* 

£r  zijn  Errata  (waarom  nu  juist  Lat^n  gepraat?)  aange« 
wezen,  ook  zulke  feilen,  die  er  niet  zijn,  maar  niec  weinige 
overgeflagen.    Recenfenc  zochc  ze  niet  op;- maar  dac  nsarp    . 
manneiyk  en  vrouwelijk  voorkomc,  en  de  voorfpoed  harem 
hoorn,    en  rotfen  i^»»»^  voeten  gekregen  hebSen,  hinderde 

^  hem.  Onftuime  voor  onfluimlge,  en  menfchenheidvoor  mensch» 
beid  ce  fchrijv^n ,  om  hec  r^m ,  is  dac  niec  wac  te  veel  Li* 
€£ntia  Poëtica ;  zoowel  als ,  om  dezelfde  oorzaak ,  een  TOlk 
eerst  ce  verfiaan  en  dan  te  breidelen,  bi.  5)8?  Geheel  verkeerd 
is  de  conftruecie  bl.  44: 

„  Dan  immers  juichc  van  vreugd ,  als  nu ,  verlosc  van  nooden  » 
„  De  fchepeling  de  haven  zi^tj* 

„  ff^aar  andre  Goden  cuters  rocken^*  is  onverQaanbaar; 
moec  hec  andren  zijn  ? 

De  Dichter  doe  met  deze  aanmerkingen  zjyn  voordeel,  ea 
behale  roem  op  onzen  Zangbergl 


R0^ 


AT01.XESSCZM   ROMANCSN^   BALLADEN  BK  LBOBlfDBIff«5tf3 

Romance/i  9  Balladen  en  Legenéfen.  Ilde  Stukje.    Te  Rotter dam^ 
hij  ].  liomerzedy  Jon.  1819.  In  gr.  ivo.  100  £/•  ƒ  i.t6-: 

iViJ  hebben  ons.  over  bet  eerfte  Scnk]e  deBer  Romancen^ 
Balladen  en  Legenden  zoo  duidelijk,  en  over  den  Dichter  of 
Navolger  derzelve,  den  te  regt  beroemden  tollens,  zoo 
loffelijk  uicgeltten ,  dat  wij  er  weinig  of  fchler  niets  hebben 
bij  te  voegen ,  dan  alleen ,  dac  wy  door  dit  tweede  Stukje 
diirin  volkomen  bevestigd  zijn,  dat  wij,  als  ware  en  wel» 
neenende  vrienden  van  den  man  en  zijne  gedichten,  naar 
waarheid  gefproken  hebben.  Als  proeven,  hoe  men  in  Duitich* 
landy  ondanks  losheid  en  geniB ,  nog  bij  Nederland  in  fijnen 
fmaak  en  oordeel  ten  achteren  Is,  kunnen  deze  Navolgingen 
zelve  gerust  dienen,  ten  zij  men  ze  liever  befchouwe  als 
proeven ,  hoe  de  groote  tollens»  ook  in  verlorene  oogen* 
blikken,  door  het  overbrengen  van  vreemde ,  losfe  gedichtjes» 
die  door  allerlei  wendingen  daartoe  bijzonder  gefchikt  zijn, 
zich  ontfpi^nt  en  oefent.  Het  best  in  die  bundeltje  beviel 
ons,  nevens  de  inderdaad  infilde  Jager  van  den  ,naïven  buk* 
G  B  R  (<iie ,  ware  bU  zoo  wild  niet  geweest ,  zijnen  roem  onbe* 
vlekt  zou  hebbén  overgebragt}  en  de  Doodgraver' v^xï  sei« 
DEL»  Nannijf  naar  haug,  hoewel  de  toepasfing'niet  dan 
•net  veel  voorzigtigheids  dient  te  gefchieden.  Het  denkbedd, 
echter,  de  gemakkeiyke  gang,  de  eenvoudige  ntcdrukking, 
en  de  uitftekende  overbrenging,  (trouwens  deze  Is  in  alle 
voortreffelijk)  maken  het  voor  ons  ter  overname  meest  ver^ 
kiesiyk.    Zie  hier  hetzelve: 

De  blonde  NanniJ ,  vol  van  vuur» 

Vergat  haar*  pligt  in  't  groenend  dal, 

£n  baaitle,  in  't  aaklig  wimeranr. 

Een  knaapjenin  den  rmiderftal* 

^  Hed,  red  mij,  zuster!  hulp  en  raad! 

j,  Bewaar  uw  bloed  voor  fchimp^  en  fmaad ; 

^  Verberg  my  met  my n*  f.xx\g<A\ng  • « •** 

^  jNeeur*  zei  de  zuster,  ^  neenl'!  en  ging. 

De  blonde  NanniJ,  bloo  en  mat, 
DiO  boezem  en  de  baren  loi. 

Sloop 


I 


I 


.  I- 


$54  H.  TOLLENI  C2.  >  RIHtfAKCEN,  EAtLADElf  M  UtQMgnp», 

Sloop  aogftig»  langs  een  duister  psd. 
Naar  de  yzerfinelcerij  ïn  *c  bosth: 
^  Bewaar  uw  bloed  voor  fchimp  en  boon: 
^  Verberg  mij,  broeder!  berg  mijn*  zoon: 
^  Gij  krjjgt  er  •s  hemels  zegen  voor...'* 
„  Weg!"  fiep  de  broeder»  «weg,  g^  aoorl*! 

De  vader  kwam  van  'c  nachcmaal  wéér» 

Godvruchtig  en  gedicht  van  zin: 

Daar  valt  zi)  aan  zijn  voeten  neer 

£d  roept  z^n  deernis  roerend  in: 

j,  *t  Is  waar,  ik  heb  te  fnood  misdaan, 

„  Doch  neem  mij  flechts  als  dienstmaagd  aan...^ 

jp  Neen,  fchandviek!  leef  in  fchimp  en  fmaad: 

,,  Weg!*'  riep  de  vader,  j,weg',  op  ftraat!*' 

Toen  viel  zij ,  overftelpt  van  fmart , 

Haar  moeder,  ntft  befcbreid,  te  voet: 

^  Ontfliiit  uw  fchuldig  kind  uw  hart; 

j.  Vergeef  mij,  wat  ik  bitter  boet!  '*  — 

^  Zie  voortaan,  kind,  flechts  beter  toe  ; 

„  Vergeve  u  God,  ais  ik  u  doei 

„  Gy  weet  niet  hoe  ik  nog  u  min  !  •  •  • 

9,  Kom,'*  fprak  de  moeder,  „  fchaap,  kom  io.** 

Wy  meenen  io  b^'de  onze  beoordeellngen  getoond  te  heb^ 
ben,  dat  wij  opregc  zijn,  en  bijzonder,  dat  wij  zeer  hooo 
ioopen  net  den  enyergeiijkelijken  Dichter.  Wy  betuigen  hier 
gaarne  en  openlQk,  dat,  fchoon  wij  oorfpronkeiyke  dicht» 
werken  van  hem  liever  hadden  gewenscfat,  zijne  zeer  zeldza- 
me verdienden  bij  ons  zoo  hoog  Iban,  dat  ook  vreemde  klei- 
Bigbeden,  door  zJDne  onnavolgbare  wi}ze  van  behandeling, 
te  regt  nog  belang  inboezemen,  en  uit  dien  hoofde  inzou- 
derheid  aanbeveling^ verdienen.  .  . 


Lesfén  wer  êê  gtziü^JFBhaegeUjkhiidf  datr  }.  cbr.  dols. 
Ui$  het  H$ogduiisth  naar  Jen  derden  vergierden  Druk»  Te 
Zutphen^  bij  U.  C  A.  Thieme.  1820.  In  ki  Zve.  1233  Sim 
ƒ  :  •  w  • :  ^ 

De  authenr  ii  ook  door  sQne  ervareshei^n  de  opvoedkunde 


}•  C.  DOL 2,   OVER  DE  0E2£Ut«B tWttVOËGBtfJlCQtT».     S^S* 

bekend^  -«'  hét  onderwerp  eo  ê4^  nvMirér  van  (litvMrfff^  liijQ 

belangrijk,  —en  de  man  heeft  tien  jaren  aan  tfit'boélrffe^ 

tobeid:  dU -alles  zégt  Irtt  voorbeirigt;  eil,  voege  fie't  *r  bij, 

het' enkel  doorUladereti  ^in  Kec 'werk jê- z<al  eea'  ieder  oyertoi^ 

gen,  dat  het  goed  en  vbortrë8v*lijk  is.  -Onze  tiak  wag  tUöé 

niec  moeijelijki  wij  .badden  Hiaor  i)t^  te  zi^h-en'  t^  dö^tbHóé» 

ren,  cn>'vondeb  In  f6  paragrafen  aangeteekend,    waafb^  ^ea 

welvoegelijk'  gedrag  'gejond  Is ,  eti  de  -voorwaarden    tot  het« 

celve;  waarop  dan  Ae^wehoegeiiJkHföidsleer^  in  veler-,  bij nt 

fcfarevenw\)  daar  difi2enilef.iei  opzl.^teb  ^ebyzenderd ,  wördc 

voorgedragen,  waarvan  tvij,  'ter  proeve  vaohetMiefi  nadet^ 

ken  des  ileilery,  tien  jaren  lan^/hè%  volgende,  dai-^»  daar 

juist  in  het  oog  valt,  gaan  aPfchryven  :  '-  ^^'       '  *» 

^  De  zindelijke  zal  alle  ochtenden,'  of  zeo  mCni^fiMl'tiH 

^  noodig  is,    zijn  haar  behooflQk  )(aaltiien,«  opdat  'h^t  nfet» 

^  gelijk  bet  baar  van  den  oniindelijken,  -^ne  bë^tMA-jHevta 

^  van  llroo,   vederen*,  of  wel   van^eene  fbort' vin  levtwié 

^  wezeoa  ziji    Hij' zal  daarom  ook  niet  in  de  énw<ivoég3lij« 

^  ke  verlegenheid  konen  van  tnet  tfé  vingers  tir  her  haar' t6 

^  moeten >zicten  en  zich'  te  krabbend  •  Naardien  fan^ei  fhet 

^  Vuil  gevnide,   nagels  aan   de  ♦ftTa:érs-  eeae  zeer  wal^(elfl%é 

^  vertooning  maken,  zoo  zal  debeminnaar'der  Z'ndteHJklieii 

^  de  einden    der    nagels  nooit  over  de  vingers  h^en  "kRea 

^  groeijen,  naar  9ofg  dragen   om  ze  ceff  ^epasten  l^^e  fè 

^  korten.    Tegen'  de  Zindelijkheid  ea  welvi^gclijkbeid- flrijdt 

^  verder,  wei  nf€ft  het  fnuften  van  den^news  inbec  atgemeen^, ' 

^  wanneer  het  door  middel  van  eenen  zakdoek ,  maar  wan^ 

^  neer  het  zonder  dieii,  of  ook   met  denzelvenf  maar  op 

^  eene  te  veel  geruisch  makende  wijze ,  fn  het  bijz^lti  van  am^  ' 

^  deren,  gefchiédc.    De   zlndelijlie  zal  daarom,   wanneer  hif 

^  deze  noodzakelijke  verrlgting,  In   het  bij/ijn  van  anderen v 

„  niet  vermijden  kan ,  zich   daarbij    zoo  min  mo{;elijk'd<De« 

^  hooren,  ook  het  gesrigc  van  anderen  afwenden,  en   Vöbr'al 

^  niet  de  lomphefd  begaan',    nt  gedane   reiniging,   ifi  zijne* 

^  zakdoek  te  zien*  •  Even  zoo  zal  hij  ook  niet  alleen  eei>'  x% 

^  Hark  niezen,  door/het  voorhouden  van  zjnen  eakdoekv 

^  verhoeden,  maar  ook- andere»  en  é!ch'zelveii  daardoor vo#e 

^  de  vuile  bevochtiging,  dié  ligt  een  gevo%  van  Het-  liortllrê 

^  onbedekte  nieren  2ijn  kan,  beveifigeti«'   Zijn   f^^eekfü  zal 

^  hij  geenszins  in  elk  vertrek,  aan  de'eerfte  de  beste  plaati 

^  naast  hem,  op  deg  grond  uitwerpen,  maar ,  zonder  ieta  %è 

irOEKBfiSCQ.  l830«  N0«  13*  Q  <1  s»  1^* 


j»  latea  iberken»  naar  de  kwispedoor,  zoq  er  die  is,  oflu 
^  zieii  /*  enz.  en»,  enz. .  •        ' 

.  Ziet  daar  ieia  van  de  belangrijke  onderrigtin^n ,  die  men 
soodig  hield  tric  Duitschland  voor  onf  te  doen  overkomen  eo 
it  vertolken  1  Wij  wenfchen  der  NedêrUsndfcht  natte  met  de* 
^  vnichc  van  tieofarige  Djiitfch$  gc)éerdbeid  geluk ,  en  voe« 
gen  er  eenfgiyk ,  toe  een  wfwrdig  aanhaogfel ,  nog  bij ,  de 
herinnering  van  den  vader  van  t  At  ar  ram,  .en  diena  omzlg* 
ligheid  bO  .de  keuze  van  een^  gouverneur  of  opvoeder  voor 
zijn  kind,  welken  hy  aanmerkte  als. den  fpiegel,  waarin  i^et 
kind  zich  van  den  ochtend  toe  det>  avond  zou  moeten  be* 
Ichouwen»' volgena  welken  hec  zyn  gelaat  en  gellalte,  en 
snisfcbien  de  binneofto  gevoelens  van  z^a  hart,  zou  moecen 
fc^ikkeBf  en  daafon»  wilde  bij  er  gaarne  eetf  hebben,  die 
zod  veel  nogaiyk  overal  gepolijst  was,  en  regt  bekwaam 
voor  zUnen  zoon^  om  zich  t^  fpiegelen»  —  Die  vond  oooi 
«Of  IJls  zeer  verftandijg* 

.    De  onde  tz  ia  tram  beweerde»  dit  er  in  alles^zektrcr 
draai  en- houding,  van  he|  ligchaam  ii,  welke  bewijzen,  dat 
.een  man  inunndig  g9ed)M%  en  dat  pythagoras  een  man 
van  letteren  was ,  bleek  reeds  bij  het  opblnden  van  een*  lak- 
tebos;  ea  hy  hield  ftaande»  dat  een  mon  vaa  verftand  z^a* 
lioed  niet  kan  nederleggen  ^  bQ  het  increden  van  een  vertrek , 
of  denzelven  by  het  heengaan ''opvatten,  zonder  dat  hem  iets 
i>ntflippe,  hetwelk  hem  doet  ontdekken»    Om  d^zt  redenen 
.wil  ik  niee ,  voer;  de  zorgvuldige  man  voort ,  dat  de  gouver* 
jieur,  dien  ik  kieken  zal  voor  mijn*  zoon,  zal  wezen  lispend» 
of  fcheel,  of  pinkoogend,  of  grof  vaq  (lem,  of  ftunrscb  van 
opflag,  of  mal   van  uitzigt;  of  dat  hy  op  z^ne  lippen  zal 
byteo,  of  op  zUne  tanden  knarfen,  of  door  den  neus  fpre. 
i^en,  of  daarin  peuteren»  of  dien  opbllzeu.    Ook  zal   hQ 
slet  te  fchielyk  moeten  gaan,    of  cè  langzaam;  of  zijne  ar- 
men óp  elkander  leggen »  want  dat  ia  luiheid ;  of  die  bi)  het 
ly f  laten  nederhangen,  want  dat  ia  gekheid;  of  die  in  den 
zak  Heken,  want   dat  is  non  fins.    Hy  zal  ook  niet  mog^n 
kloppen,  knijpen  of  tikken  met  de  vingers,  of  zijne  nagelt 
ari)Uten  of  aflbyden,  of  rogchelen,  of  fpuwen,  of  opfuui. 
veo»  of  trommelen  met  handen  of  voeten  in  eenig  gezel- 
ichap.    Ook  zal   hg  (naar  het  voorfchrifc  vansRAaMcrs) 
oiet  mogen  fpreken  tegen  Iemand,  die  watert,  of  zich  op- 
tonden  over  eenige  onreinigheden.  —  ba:  is  nu  wederom  zeer 


i 


ttSiM  OTËft  DE  mtlLLlCt  WELyoiGELlJKfi£m«       sSf 

i  » 

Soc,  leide  oom  tobus  bf)  sicb  xelven»  die»  het  eio^ijk 
Diet  IflDger  kunnende  vUbon^e^d»  vroe^:   WA&rom.^moec  hij 
niet  liever  «ijn  r^nJhrfiig  en  edelmoedig  en  mptsekifeyend  en 
düfperl  Dac  C9I  b^  ^  moeien  zijn,  antwoordde  de  oude,; 
en  gaf  zijnen  broeder  de  hand.  En  hierin  zal  de  Heex  dol.£^ 
ook  wel  vj|0  betzelfde  geroelen  z^n,    Hi}  oeme^  ons  majir. 
niet  euvel,  dac  wy  bem  eens  bf^.de  (lukken  wilden  aantoonen, 
•dat  er  ook  in  do  welvoigeiijkheidileer  meester  bqveo  mees*» 
ter  \%4    Zijn  boekje  kan,  voor  zoo  ver  het  door  ons  daaroU. 
medegedee^e  betreft»  in  een*. of  anderen  afgelegen*  hoek  van 
bet  Efefenland  oüsfcbien    nog    wel    vporcreffeiijke   dieuUeu 
-<ioen. .  , 


Ha»dl4fMg  tet  hit  fchrijven  van  êAktki  fcorten '  van  Brfe^ 
yen  9  tn  regelen  eê'  voorbeelden.  Naa^  den  tweeden  Drttk^* 
Uit  het  Hoogdtiitich  vertaald  door  w.  o.  ft  z  d  d  i  n  c'i  t;  s , 
predikant  te  Midlum  (jn  Reider  land).     Te  fFinfcAoUn,  bi/ 

'  H«  V.  Hnifiogb.  1839»    In  kLZvo.  f  i»i^i 

m 
_  0  S^  •  •        ■  ■" 

juet  bengc.oni»  dat  ona  nóg  «enmaal  foorcgeiyk  Handboekje > 
ter  band  kwam  ;«^  inderdaad  «.daar  vinden  wy  hec  nog  in  onzèa^ 
Qrullenboeki  het  is,  zien  wij,  oorfpronkeiyk  Hollandsch,  en 
zag  in  1810  te  £//r^cA/,biJj,vAri  8CHooNHovBN,bet]ichcl 
Wij  gelooven ,  dac  bet  en  vollediger  en  berer  is ,  en  w|]  zoxim 
den  doa  meenen ,  dat  bet  gelijkfoortlg  vreemd  t>rodukt ,  het« 
Welk  ons  m  wordt  aangeboden,  zonder  iemands  febade,  ge«' 
faeel  bad  konnen  achterwege  blijven ;  een  zff  miafcbien  é^t* 
zelfs  vertaling  den  weleerwaardfgen  en  zeer  geleerden  Prcdi. 
ker  te  Midlum^  In  keiderland^  eene  aangename  verpoozing 
gegeven  bebbe  van  tuinen  geleerden  en  Üicbceiyken  [arheid 
^oor  bet  tOldlums  godadienftig  publiek.    Dit  is  waarfchijnHjk 
ket  geval,  en  zoodanig  genoegen  gunnen  wi)  hem  hartelijk;' 
'de  boog  kan  niet  alt^d  gefpannen  zijn;  ieder  z^n*  fmaskl  en 
deze  foort  van  fmaak  is  even  weinig  onteerend  vqor  eeneii  Ne« 
derlandfcben  Geestelijke,  als  bet  Dr,  kdnasteokius  toe 
oneer  was,  dat  bij  ,  (die  groote  man,  volgens  stern  e)  in 
s^ne  ledige  uren ,  een  b^zonder  vermaak  vond  in  ezplstlsar* 
ceu  uic  ce  kammen»  en  de  doode  baren  mee  zijne  tanden  uit 
t^  trekken,  fehoon  by  altijd  een  tangetje  in  z^n'  zak  éto^g. 

Q  q  B  Ia. 


568.  HirouiDfUtf*      "" 

—  Indien  "wij -oflff  «él  herinneren,  (ynnl  wQ  ^^i^en  ottidetf 
tijd  oitc  om  hec  öp'ce  zoeken)  hébben  wij,  bij  de  tanme!* 
ding'Vflo  liet:  vrDifegére  ,  ftMks  gefidemde  boek  je »  ^orfredeld, 
iedere  brief wisföHng  té  bekörcen^  door,  zoo  bü  bet  fchrijveir 
als  béMCwoorden  v«n  brieven,  eenvoudig  natr  dat  werkje, 
biadiüjde  ^oo  bf  zooveel,  te^  vèliWJzen,  betgene  veel  tijdi 
papier  én  .lokt  fparen  zou;  efn  daartoe  i»  oók  df^,  nu  door 
den  geleerden  rbudingius  vertaalde,  werkje  eeiiigermate 
gefchlkt.  Eenigermate;  wanr  ook  in  dezen  la  bet  andere 
werkje  vollediger.  Voor  eenén  of  anderen  dommen  fchool- 
meester-,  ^\e  zelf  zijnen  fcbooljongena  'geenen  tamelijk  goe* 
den  brief  kan  hi  de  pen  geven  ,  eo  hen  echter  in  het  'opfteU 
ien  van  brieven  wil  oefenen,  is  het  boeicje  misfchlen  van 
eenig  belang.  De  tweede  druk  in  hec  Hoogduitick  moge  «en 
goed  debiet  bei>b?n ,  w«Kniede  w^  den  ons  'onbekenden  Heet 
5**TH4BL,  i^fyggnH'^  geinkwenfQheii;  w9  gelo.oven,  dat  de 
^  Heer.B.uisiNGB,  te  IVinfchotUny  zich  in  zijne  rekening  op 
niet  weinigi  koopêrs  en  legers,  vergis fen  zal.  Maar  wij^  die 
geen^  gegeven  paard  cè  naauwkenrig  in  den  bek  willen  zien, 
zullen  deze  Handleiding  hij  bet  Handboekje  ^  fhaks  genoemd, 
in  veiligheid  zoeken  te  ftellen  tegen  de  fpotzucht  van  mees» 
ter  en  fchooljonfdns,  aan  weUce  het,iieten  wijj  het  flingeren^ 
velligt  zou  zIJb  bJQotgeAèld;    •         '     . . 


M     A     B      £  .  R     I     a     T. 

De  Reeen  fenc  van  s»andaw>  Dicht  ftnk:  De  Pr  ouwen  ^ 
vraagt  verfchojooiiog  voor  zijne  onw^endbeid,  dat  aan  het  eer«, 
He  gedeelte  van  z^qe^  wenach  reedji  lange;  voldaan ,  en  derhal* 
ve  zijn  verlangen. naar. eene  tweede  uitgave  van  sparstaw*» 
Gedichten   en    Redevaeringen    overtollig   ^was»      Hij    vernam 
z\)ne  dwaling,  die  ook  den  Redacteur  oi^tfnapt  was,  toeval*  ' 
lig,  maar  te  Ua^.     Hg.  verontfchuidigt   dezelve    daarmede» 
dat  hem  die  tweede  uitgave  nimmer  nog.  onder  de  oogeit 
kwam,   hetgene  hy,   uit  hoofde  z^ner  ingj^nomeuheid  met  al 
wat  van  spai;iidaw  ia,  naauwelijks  kan  begrijpen, -maar  bI« 
leen  wijt  aau  zijne  afgelegenheid  van  het  Ryk  der  Letteren, 
waardoor   hem  veel    onbekeQ4  biyfx.    Spandaw  zelf     zal 
hem  Biet  kwalijk  nemen,  hetgene,  bU  mindere  hoogachtïug 
voor  dien  Dichter,  in  de  pen  zoude  gebleven  zi)n.    Aaa  bec 
tndere  gedeelte  van  zijnen-  wensch  blijft  de  Recenfent  zich 
zeer  ernllig  houden,   en.wenscht  nog  bovendien,  dat  niets, 
uit'  z)}ne   dichtader  gevloeid,    erg^s  onbekend  of  ongeze- 
gend zijl 


MM 


BOEKBESCHOUWINÖ. 


Het  Heimwee^  Naar  het  Hoogduihch  yan  h  B  j^  D  r  ï  ft 
STILLING.  Iftc  Deel.  Tc  Amperdam^  ^0  ]•  C. 
Sepp  eu  Zoom   1820*    In  gr.  Svo.  XXXt^If  iif 

^n  454  ^'•/4   1**^ 


H( 


et  lust  on3,onze  Leiders  met  dit  werk ivat  nader b&s 
kend  te  maken ,  welks  vertaling  reeds  lang  door  j  u  n  <?•< 
&TiLLiNG*s  vrienden  is  te  gemoet  gezien^  en  bet- 
welk  hem  den  naam  van  een*  Ziener  van  den  eerden 
rang  heeft  verworven.     De  nagedachtenis  van  dezeti 
zonderlingen  en »  ]t ,  öok  grooten  man  is  ons  dierbaar  ^ 
nit  hoofde  vaö  het  menigvuldig  goede ,  do6r  hem  ge*» 
ilicht^  en  de  ongeveinsde  Godzaligheid ,  die  b^hem  bel* 
ginfel  wassen  doel.    Hem  beöórdeelendc  naar  den  gf^est 
des  tijds ,  óp  welken  hij  gewerkt  heeft ,  en  deil  invloed 
zijner  gefchiedenis  op.  zljnqngcestenhartinbetooghoa^ 
dende,  zal.  men  hém  gewis  nimmer  kunnen  minachten^ 
Alles  y  wat  ons  van  beoi  werd  gegeven ,  verdiende  op* 
merking  en  onderfchefding ;  en  zelfs  zïjntTAeorie  der 
Geestenkunde  —  men  ergere  zich  niet  f -*^  heeft  hem  aart 
de  achting  des  ónpartijdigen  niét  mogen  onttrekken.  Dat 
de  man  dwaalde,  droomde,  dweepte,  enz.  wie  kan  dall 
ontkennen?    Ivlaar    verdiende  hij  daarom  verfmading^ 
Aieer  dan  b.  v.  de  Wiisgeef ,  evenzeer  voor  divaling , 
droom  en  dweeperij  vatbaar,  énkel  daarom,  dmdat  h^ 
cien  meüscH  is  ?  o !  Men  moet  vooral  den  man  veel  kun-^ 
nen  vergeven,  wiens  leVen   èene  havolgfng  was  ^ari 
Hem,  die  het  land  doorging,  goeddoende  aafi  allen,  tH 
die  zeker  zijne  vrome  droómen  niet  zal  (Iraffen.    Wij 
bad(fen,  wel  is  waar,  zijne  Theorie ^hmt^n  fcliadé,wel 
kunnen   misfen;   maar  dan  hadden  we  ook  rroi^*s 
Mrnst  en  Luim  moeten  ontberen,  een  tegengift  (dif 
ODthonde  men l )  fegen  stilling  en  tegen  zoo  ved 
BosuKSCHt  1620.  NO.  14.  JR^  f  neef. 


/ 


570  .  H.   STILLING 

meer.  Hoe  het  weien  moge ,  noch  om  die  Geestenkei* 
re^  noch  om  's'^  vavins  profetien  j  sij  het  alleen  de  ligt* 
geloovige »  en  de  met  stilling  dweepende  vrome , 
die  zijn  Heimwee  wil  lezen !  Elk  ontvange  het  althans 
.met  achting,  die  des  Schrijvers  Kindschheid ^  Jonge* 
lingsjaren  en  Freemdelhigfckap  zich  nog  gaarne  dank* 
baar  herinnert ;  een  boek ,  waaraan  wij  bet  laatfte  ge» 
zang  van  b  b  l  l  a  m  i  hebben  te  danken  y  waarin  by  be- 


tuigt : 


9 

StillinoI  'k  wil  op  God  vertrouwen , 
üeni'.  beminnen  zoo  als  g'Q! 

En  (deze  zijn  de  aller  laatfte  woorden,  die  wij,  tot  nog 
toe,  van  bbllami  kennen)  : 

StillingI  'k  wil  mijn*  God  ook  vreezen. 
En  gij  zulc  mijn  voorbeeld  zijn. 

Het  Heimwee  zal  echter  te  groot  en  te  duur  zijn ,  om 
zoo  algemeen  nuttig  te  we'^en,  en  derhalve  ook  om 
fchadelijk  te  zijn; dat  's  eene  gerustilelling  van  belang! 
Immers  zij,  die  zulke  boekwerken  betalen  en  doorlezen 
kunnen,  zijn  immers  mannen,  die  een  gezond  en  vast 
oordeel  bezitten,  en  dus  alles  kunnen,  durven  en  wiU 
len  be{)ropven,  en  het  goede  bewaren!  Ergo. 

Wij  treffen  hier  eerst  eene  Foorrede  aan  van  den  Ver- 

taler  se  pp.    Bet  belangrijktle  in  dezefve  is,  wat  hg 

zegt  van  de  verandering  dezes  werks,  dat  uit  vier,  ia 

plaats  van  vigf  Deelen  beftaan  zal,  dewijl  hij  den  Sleu* 

tel  9  (het  vijfde  Deel  in  het  oorfpronkelijke)  voor  zoo 

^'^^el  die  op  elk  der  Deelen  betrekking  heeft ,  bij  wijze 

van  Inleiding  9  telkens  zal  voorafgeven;  hetgene  wQ 

niet  anders  dan  zeer  goedkeuren  kunnen.    Hierop  ver* 

haalt  ons  sepp,  wsli, Heimwee  is,  verontfchuldigt  dat 

woord,  en  verdedigt  de  gepastheid  van  hetzelve ,  als 

naam  voor  dit  gefchrift  i  dat  eens  Christens  Reize  naar 

de  Eeuwigheid  behelzen  zal.   Dit  vinden  wij ,  voor  het 

.  minst ,  niet  poodzakelijk ;  maar  sepp  is  uiterst  naaliw- 

keurig.    Hy  geeft  verflag,  dat  bij  niet  alleen  door  op* 

hel- 


.ilEt^HBIttWfiie<  5fl 

I 

helderingeo  en  a&naierkingea^maar  ook  doof  ütanwijziii* 
gen  der  Bijbelplaatfen,  zn  door  de  Griekfche  woordgn 
uit  Matth.  XIII:  35, ook  zoo  ala  «e  inPfalpi L^VIII: 
2  Ihan,  op  het  titelblad  iij  het  Hebreeawscb  te  plaat« 
fen  —  den  Ncdcrlandfchen  Ltztf  ectjcn  dienst  befivextn 
huft.    liet  minst  belTaagt  ons  (niet  omdat  wij  Reeen* 
fenten  z$n  «-  o  neen!  maar  omdat  wij  Christen -men* 
'  fchen  zijn)  bet   overige  der  Voorre/e,  waarin  se  pp 
fpreekt  van  zgn  doel  met  deze  vertaling*     Wj|  willpn^ 
om  bet  belang  der  zake,  hierop  eens  hechten.  Die  van 
vroomheid  en  Godzaligheid  fpreekt,  mag , of  hij Recen« 
fent  of  Schrijver  of  Vertaler  eens  weeks  is,,  op  geenen 
anderen  toon  Tpreken,  dan  die  duiddijk  leert  ^  dat  men 
het  met  Paulus  eens  is,  die  de  Liefde  het ,voornaam(le 
beftanddeel  noemt  van  den  innerlpen  Godsdienst ,  en  dait 
men  afkcerig  is  van  alles ,  w^t ,  zelfs  van  verre ,  zweemt 
naar  hetgene  men  wel  eens  geestelijken  hoogmoed  plagt 
te  noemen.    Maar  nu  r-  s  e  p  p  fchrijft  j  „  hen ,  voor 
„  wie  dit  gefchrift  te  vroom  zijn  mogt ,  verzoeken  wQ 
„  bun  geld  en  tijd  liever  aan  iets  anders  te  belleden^' 
(dan   aan   dit  boek)  —  maar.  Broeder  in  Christus I 
fchoon  gij  voor  reden  geeft,  dat  ge  ongaarne  iemand 
ergert,  is  deze  loon  de  echt^christelpe  wel?  £n  gQ 
wenscht   immers  anderen  ook  in  het  bezit  van  yfarê 
vroomheid P  Wi}  lezen  v^er:  „Het  zij  toejuiching^ 
„  het  zij  fpot  en  verachting  de  vrucht  zij  van  mynen 
„  moeljelijken  arbeid,  zulks  doet  niets  ter  zake."  Oac 
doet  wel  veel  ter  zake;  daarvan  hangt  immers  het  nut^ 
dat  wij  (lichten  9  grootftendeels  af?  Zoude  het  u  niet  aan 
het  harte  gaan  ^  als  de  goede  zaak  befpot  en  veracht 
werd  ?  ook  om  dergenen  wille ,  die  zich  daarin  bezon* 
digen?  Wie  zijn  die  baatzuchtigen  ^  om  wier  oordeel 
men   zich   niet  kan  bekommeren?   Het  is  goed,  dat 
s  £  p  f ,  uit  zijne^  ^lijkenis ,  dit  niet  overbrengt ;  het 
ware  echter  nog  beter  gezwegen ,  daar  nu  iemand  den- 
ken kan ,  dat  zulke  benamingen  op  eigen*  lof  nederko^ 
men,  en  die  is  nooit  welriekend*    Se  pp  beHuit  met 
een*  Apostolifcbcn  zegen wensch.  Goed  en^bea^I  Maar 

Tki  %  aan 


s?» 


.H«  SI^ILLINC 


ten  wie?  „  Aan  u,  roiine  Vrienden!  maar  vooral  aan 
^  u  ,  mijne  Geliefden ,'•  zegt  hij.    Wie  zijner  lezers, 
: dat  is,  zoo  als  wij- merkten,  zulke,  die  dit  boek  niet 
iê  ^room  achten,  onderfcbeidt  hij  zoo  zonderling?  Is 
dat  Evangelisch  ?  Als  zoo  eens  een  prediker  des  Evan* 
'  gelies ,  de  allervroomfte  dienaar  van  Christus ,  de  ge- 
meente  zegende?  Deden  dat   de  Apostelen?    Stil- 
XI KG  maakt  ook  dat  onderfcheid  niet,  hetwelk,  juist 
.  omdat  bet  vreeiód  is ,  meer  kaü  hinderen ,  dan  iemand 

mag  lief  zijn. 

De  Opdrugt  des  Schrijvers  zelven  aan  den  Graauwtn 
Man 9  dien  zijne  lezers  wel  nader  zullen  leeren  ken- 
nen,   en  dien    hy   betitelt:      „  Hoogedel  Verheveii! 
„  welwijze  Heer!''  doet  onwillekeurig  denken  aan  de 
^Opdragt  van  Aimus  'aan  zyn'  Vriend  Hain.    Er  komt 
hier  ook  een  ernllig  oordeel  in  omtrent  Boekbcoordecla^ 
rciif  by.  welke  het  oordeel,  dat    bij   stilling  be« 
-flist,  dat  van  den  patroon  dezes  werks,  weinig  be- 
kommering baart,  en  die  den  GraauwcnMan  een  flaap- 
verwekkend  middel  wanen  te  kunnen  bjjjbrengeii  (Jbij* 
irengen?')    Daar  ons  deze  fchoen  niet  past,  trekken 
wy  hem  niet  aan.    Wij  hebben  deze  Opdragt  aardig  ge- 
vonden; maar  onzen  fmaak  (de  gustibus  non  disputan^ 
dum)  hinderde  toch,  hier  en  daar,   een  beeld;  neem 
eens :  de  Graauwe  Man  zijn'  finaïcifchen  blikfem  flin- 
gerende  op  die  trotfche  Dame ,  die  op  haar  hinnekend 
ros  ronddraait ,  enz. 

Zeer  lezenswaardig  •  is  de  volgende  Opdragt  aan  alk 
Beimweelij dcnde  Lezers^  enz*  Stilling  verhaalt 
hier,  op  zijnen  trant,  wat  hem  aanleiding  gaf,  eerst 
tot  zoodanig  werk ,  en  voorts  tot  deszelfs  naam.  Of 
zgn  achtfte  jaar  wilde  hij  al  een  tweede,  bunja  r^  zijn, 
en  eene  Reize  naar  de  Eeuwigheid  fchrijven«  Belang* 
Tijk  laat  hij  zich  uit  over  de  oorzaken ,  waarom  hi|  na- 
derhand zijn  voornemen,  fteeds  behouden,  echter  <» 
uitgevoerd  liet.  Niet  zonder  nut  zal  men  lezen  ^  hoi 
zalig  STILLING  was,  toen  hg  al,  wat  hij  van  Oods 

dienst  en  Godsvrucht  wist,  zoo  weinig  betwijfelde 


a'«  dat  tweemaal  twee  Vier  ||;  höe  hg  twintig  jaren  te* 
ftrijdén  had,  toen  bQ  waaMe'de  bewijsbaarheid  van 
hetgene  tegen  aljnc  vorige^voelcns  overftoiid  te  mo- 
gen vooronder fteHen ;  en  hoe  hij,  niettegen (taande  ^ 
alles ,  een  Christen  blijven  kende.    Ii^en  moet  hier  den' 
•  vromen  man  zelven  hooren ,  en  achting  en  Ifefde  zal 
ellcen  Christen  voor  hem  innemen;  al  ware  het  ook^ 
dat  men  hem  inaHes  niet  kon  bijvallen,  wat  hij  van 
;  Aijne  beoefening  der  Eantiaanrch^  wijsgeerte  zegt ,  en 
hoe  hij'daardoor  tot  de-volkomenfle  tekerlield  van  2ijn 
geloof  kwam«    Evenrwel  aan  de  befchrgvin^  dér  Cbris« 
tens-teite  werd  niet  gedacht,  voordat  de  uitgever  van 
•  T I L  L I N  G*s  Landhuhhoudktmdlge  Schriften  hem  eèn'' 
ftoot  g|if;  dat  is,  een  woord,  dat  als  eene  vonk  op< 
tondel  viel ,  —  en  no  befloot 'stilling,  zijne  eige* 
ne  proefondervindelijke  waarnemingen ,  door  eene  lang« 
darige  '4>verweging  van  het  profe^sch  woord, «^die  h>} 
daaruit ^ getrokken  had,  in  verband  te  brengen.    ((Deze 
woordvoeging   laat  vermoeden,   dat  de  'vertaling -hier 
niet  wèl  geflaagd  is.    De  Uoogduitfche  uitgave  bezk 
Recenfent  niét.    De  zin  is  echter  wel  te  i^adenO-Hi} 
bepaalde  zijne  keus  tot  den  fti)l  van  den  Tristram  Shèn* 
dj  van  s  T  £  R  N  E.   Heinvwec  is'de  naam  van  zijn  ^erk : 
boe  langer  hoe  moeijelijker  wordt  de  vreerodelingsreis^ 
zoodat  de  Christeti,  overal  uitgefloten,   het  htimv^eé 
tvel  krijgen  moét :  daarom  fchreef  hij  ook  in  een  aU 
hum:  „Zalig  zij,  die  het  Heimwee  hebben!  want  zè 
„  zullen  te  huis  komen  ;'*  en  fedèrt  werd  dft  papTcfèn- 
kind  zoo  gedoopt.    Hq  w^st  verder  de  gepastheid  van 
dezen  naam    aan.    Hierbij   gewagende  van  zulke  ^  die 
de  Christelijke  kerk  met  den  wijn  derBabylonifche  hoer 
wil^n  drenken,  voegt  hij  er  een  woord  bij  over  Opertb. 
XVII:   5.    Indien  alle  lezers  der.  Letteroefeningen  dat 
vroord  verftaan ,  dan  zijn  er  meer  uitverkorenen ,  dan 
vader  stilling  dacht.  De  'Verborgenheid  dier  hoer ,  • 
die  elk  moet  tegenwerken »  eA  die  misfchien   weldra 
openbaar  wordt  ^  ilaat  over  tegen  de ,  in  heerlijkheid 
uitblinkende,  verborgenheid  van  het 'rijk  van  Jezus, 
die  echter  zeer  onderfcheiden  is  van  de  verborgenheid 

R  r  3  der 


5M  ^  $rïVhiva 

der  Godzaligheid,   i  Tim.^:.i6^  dewgl  si}  eerst,  zal 
geopenbaard  worden ,  als  Slj  in  zijne  h^erly^hekl  ver- 
fchynt,    £lks  verpligting  ,%nK  de^.e^  verborg^heid  yap 
ti^  Godsrijk  te  bevorderen ,  wor^t  ernftig  aangedron* 
gpn.    Het  Heimwee  geeft  de  wijse  PP  9  boe  ip^ii  dit 
i9ioet  aanleggen*    „  Dje  het  vatten  kan»  zal  b^t  vai^  - 
^  tet^,V  zegt  stilling;  ,,  atair  wij  zvllen  6t)ft  niet 
^  .|e  ireel  aap  den  vijand  blootgeven  i  h9  9  die  met  ver^ 
^  borgenbeden  aangevallen,  wordt ,  moet  zich  ook  met 
I,  verborgenheden  verdedigen:  ^ulbs  is. dan  ook  de  re« 
,^den^  waarqoi  men  dergelijke  verborgenheden  niet 
Pf  openbaren  kan/'    Nadat  stillinq  de  Ridders  der 
orde  vap  het  heilige  kruis  vermaand  heeft,  otn  niets  ts 
doen,  dan  op  bevel  van  hnmlen  Grootmeester \*wtar-i 
fchuwt  hij,  laatfteiyk,  tegen  die  lantaarnopftekertjes 
en  lainpmannetjes •  de  Pharjzeërs  onzer  dagen, die, on^ 
4er  anderen,  waken,  dat  de  Romeinen  niet  komen,  na 
land  en  volk  te  veroveren,  en  juist:  door  dat  vaken  den 
«ppgenoemden  Romeinen  ter  prooije  worden.  ,,  Ja  waart 
I,  lijk,''  roept   hg  uit,  „  den  Romeinen  —  wie  dit 
I,  leest.  ^  maar  ook  verflaat ,  lette  er  op  !  Ik  heb  het  ge^ 
^  zegd,  en  mijne  ziel  gered!  **  -**  Om  fobrtgelflke  vet- 
^orgenbeden ,  ware  het  wel  te  wenfcben ,  dat  men  hier 
^ene  dagteekening  laze*    Het  is  zes  en  twintig  jaren  t 
peenep  wij ,  geleden ,  dat  stilling  zoo  fchreef. 

Zoo  uitvoerig  wilden  we  eens  bij  het  Voorwerk  van 
dit  zonderlinge  boek  zijt^,  om  er  de  aandacht  onzer  Le-i 
^ers  op  te  vestigen*    Wij  gaan  over  tot  een  verOag  vap 
den  Inhoud  dezes  Deels.     Hetzelve  behelst  vier  Boe« 
ken,    waarop   de  Inleiding  j,   of  Sleuf  ei  ^    voorafgaat. 
Men  moet  eerst  die  Inleiding  lezen,  om  elk^Boek  te 
verdaan,  en  dezelve  gedadig  raadplegen:  wij  zouden 
ze,  in  plaats  v^nS/eufel^diQ  QOs  de  deur  eenmaal  opent, 
en  dan  brengt ,  waar  wij  zijn  willen ,  liever  anders  ,  b. 
Véhet  licüt  op  den  *<?W<jA»^?r,  noemen ,  dat  men  telkens, 
ter  bdchouwing  v|in  sti^^linq-'s  beelden,  behoeft 
tmhoog  te  houden* 

Ip  h^t  fetft?  Boek  yipdt  men; 


10,  De  opwekking  van  het  Heimwee  door  den  traieii 
Pr edikani.  Voor  Christiaan  was  de  Liefde  tot .  den 
ff  aasten  de  opwekking  van  het  Heimvcê ,  oqder  l^t 
wi}8  beftier  sijnef^  Onderen.  Ernst  GabricUyan  Oêf^ 
tenheim  is  ziyn  Vader*  Dit  beteekent  de  vQorbereiden^e 
Genade 9'  om  derzelver  ernst ^  Goddelijke  kracht^  en 
êoirfprong  ^t  bet  eemfig  Oosten.'  Met  deze  werkt  al« 
tydt.op  liare  wijse,  de  lyloeder  mede,  die  aan  btt 
Ual^e  of  de  fcbel  trelit »  200  dikwijls  er  eene  pieuwe 
toedragt  van  zaken  begint.  Zij  is  de  Moederlljlce  Foor* 
zünsgAeid f  dit  y  vooral  bg  fxienrchen  van  booge  roe* 
ping,  fieeds  opmerkzaam  is  en  maakt  op  elke  verande» 
f  ing  in  de  Goddelijke  leiding  of  Helm  wee  •  reis.  De 
Vader  voedt  op  zonder  dwang ,  vooral  werkende  zbo^ 
dat  alles  bij  zijn  kind  als  van. zelf  komt»  boewei  bet 
buiten  hem  eigenlijk  niets  vermag.  Belangrijk  inderdaad 
i$  de  opmerking,  dat  door  menschlievende  weldadig* 
beid  de  overgang  tot  bet  werkdadig  Christendom  ge« 
makkelijk  gemaakt  wordt.  Daarom  verfchljnt  bier  de 
arme  Predikant^  tevens  een  voorbeeld  des  lijdenden 
Christens;  en  zijn  toedand,  Christiaan  bewegende, 
was  voor  bem,  bet  gene  eens  een  rauggenileek  wasvoor 
de  Keizefhi  elizabeth,  «ene  allergewigtiglle  en 
veel  beflisfende  verandering,  waarom  dap  ook  zline 
Moeder  aan  de  fcbel  trok.  Men  leest  met  genoegen  de 
redding  dei  armen  mans  door  Christiaan;  terwijl  men 
jnet  hem  nieuwsgierig  gemaakt  is  naar 

fio.  De  gefchiedenis  met  den  Rotsbewoner.  Eenmeest 
verfchljnt  op  den  muur  van  een' ilo^i^/i/r; ,  (Gods  gees* 
telijken  tempel  op  aarde.)  Die  geest  heet  Urama  Sophia 
van  'Edangy  d.  i.  de  Hemelfche  wijsheid  en  genade. 
(^Edang ,  van  achteren  af  gefpeld.)  Eenzaam  wandelt 
;de2e  op  die  verhevene  ruïne ,  bij  den  dag ,  dat  is ,  on« 
2igtbaar  bij  bet  licht  der  nieuwmodifcheFilozofie;  maar, 
laat  zich  het  verftand  eerst  door  de  zon  der  Geesten* 
wereld  doorgloeyen  ,  eer  het  zelf  verlichten  wil ,  dan , 
bij  dat  licht  der  maan,  is  Urania  zigtbaar.  De  gewone 
mensch  houdt  baar  voor  een  fpookfcl ,  dat  men  niet  kan 

Rr  4  na* 


1 


iiadef en  din  door  den  dood.    Chrtstiaan^s  Vtder  öndef^ 
houdt  bem ,  in  eene  ftilte  landfireek ,  \ferwèaru  hij  hem 
geleid  heeft,  (de  menscfa,  die  den  weg  der  heiliging 
inflaat ,  moet  buften  het  gewoel  der  verfijnde  zinnelqk^r 
lieid  zyn)  over  den  herfstdood  en  bet  heimwee  dep  nt« 
tuuF  y  en  doet  hem  dat  v^rfcbijnfel  naderen ,  otitmo6« 
ten ,  kennen*   De  voorbereidende  Genade  den  mensch 
vatbaar  gemaakt  hébbende ,  wordt  hQ  met  de  waarbekt 
van  den  Godsdienst  vertrouwd.  Een  groote  hoopvallen 
tOannen,  hebben  het  over  dat  verrchijnrel  heel  druk; 
^n  bet  gerucht  verrpretdt  zich ,  dat  het  de  geest  is  vaa 
een'  overleden*  Burgemeester»  of  dat  bet  een  fpotboef 
is,  (^Bijgeloof  oï  Huichelarij.')   .Velen  sien  het  aan; 
maar  daarbij  blijft  het.  Christiaan  nadert ,  met  s^n^  Va* 
fier  Urania ,  en ,  haar  zijn  Heimwee  geppenbaard  heb« 
bende,  wordt  hij  tegen  alle  bezwaren  bemoedigd,  on« 
^er  anderen  met  deze  woorden :  „  G9  behoeft  maar  on* 
^  veranderl^k  te  willen^  zoo  kunt  gij  ceker/*     Hem 
wordt  geboden ,  na  zeven  dagen  voorbereidens ,  op  den 
fkvond  van  den  zevenden  dag  alleen  terug  te  komen ,  om 
haar  ondetrigt  te  vernemen.    Het  zeventai  herinnert  da 
Schepping  i  zoo  heet  pok  *s  menfcben  heiliging.  Chri$m. 
fiaan  overpeinst  drie  vragen ,  die  hem  zijn  Vader  op« 
geeft*  Waarom  heb  ik  het  Heimwee  ?  Wat  hpudt  mgne 
fieiging  naar  bet  ^Vaderland  zoo.  gerpannen  ?  Hoe  zal  ik 
%t  huis  komen  f  Zijn  geest  moet  daartoe  gezuiverd  wof^ 
flen  van  het  aardfcbe ,  om  zich  zoo  op  te  heffen ,  eft 
^icb,  in  zijn  waar  Vaderland,  tot  genezing  veler  kran* 
ken ,  uit  te  zetten ,  enz.  (want  Christiaan  is  ten  werk- 
tuig in  het  rijk  der  waarheid  beflemd.)  Na  een  tusfcheo- 
bedrijf,  op  den  avond  van  den  zesden  dag ,  eerie  ver* 
.     looning  der  onftuimige  natuur  in  den  herfst ,  (trekkende 
ftlleen,  om,  aan  den  avond  van  den  tegenwoordigen 
jpesdén   grooten    werelddag,    's  Heeren  dienaren  voor 
.  zijne  komst  te  bereiden ,  wordt  de  plegtigheid  van  den 
jevenden  dag  verhaald ,  op  welken  Christiaan  met  den 
p^am  Mugenius  (welgeboren)  ingewijd  wordt.    Verba^ 
l?n^  zippgbeeldig  |s  dpz^  gpheele  inwijdingsgefchiedc. 


fiftt  Hk|Mvn&c»  *  577. 

uit  9  tn  welke  ^Des  zYjüt  1)epaalde  beteekenis  heeft ,  en 
JSugeniut  zijnen  geest  en  vuurdoop  ontvangt.  Men 
Bioet  dat  in  bet  boek  ze9f  lezen,  en  zal  dan  althans 
STILLING 's  vernuft  bewonderen!  Eugcnius  is  na 
een  Kruiiridder ;  want  onze  t^d  vordert  niet  alieei» 
Christus  -  belijders ,  maar  ftrijders ,  helden ,  die  met 
waarheid  9  geduld  en  liefde  oorlogen.  Na  eenige  aan** 
merkingen  en  wenken  enz.  (van  welke  stilling 
zegt :  ^  die  ik  elk  verzofek  wel  in  acht  te  nemen ,  en 
^  dan  te  paard  gedegen;  want  vooruit  is  de  weg"> 
leest  mtn 

S«.  De  onderneming  der  reis  zelve.  Gelijk  overal « 
hier  is  het  bijzonder  duidelijk,  stilling's  fchriften 
en  zijne  gef<:hiedeftis  hangen  aaneen.  Zij  gaan  naar 
Frankfort.  Wie?  Eugcnius  en  zijn  bediende  HanÈ 
EcrUjkj  deze  is  het  eerlijk,  regtfcbapen  temperament, 
zoo  als  vooral  deo  Kruiiriódtr  past*  Gel$k  bij  eiken 
Christen,  bij  hem  vooral  komt  het  op  een'  bediende^ 
die  dikwijls  laeef  invloed  heeft  dan  hg  mag,  op  hec 
temperament ,  vee}  aat)<  De  reis  is  aangevangen ,  d.  u 
de  beoefening  der  EvangeHeleer.  By  den  eerden  inkeer 
in  zicb  zelven  f  maakt  die  reiziger  al  de  vreugde,  welke 
de  bewustheid  der  veiligheid  aanbrengt,  bier  onder  het 
beeld  der  tcrfle  nachthtrberg  voorgelleld.    Maar  nu 

4^*.  De  Graauwt  Man  in  de  herberg.  Deze  is  de 
tuchtigende  Genade ,  of  het  Geweten ,  die  de  leidsman 
wordt  des  reizigers,  door  wien  nu  beide  Ouders  hun 
bedier  uitoefenen.  De  Kastelein^  bij  wien  men  ^an 
tafel  gaat ,  is  de  oude  mensch»  Bij  hem  is  eenr  Advö^ 
€aai^  de  Ligtzinnigheid^  des  zondaars  gevolmagtigde 
en  verdediger;  een  Ambttnan^  de  beerfchende  Hans* 
togt  van  den  onbekeerden' toedand;  een  Secretaris^  of 
Ceheimfchrijver ^  bijziende,  kortzigtig,  alles  door  een 
kijkglaasje'naar  zich  toe  halende;  deze  is  de  flangenlist^ 
van  welke  zich  de  zondige  hartstogten  bedienen ;  een 
Koopman ,  de  Woekerzucht ;  een  Hesjisch  Oficier ,  de 
natuurlijke  Edelmoedigheid;  en  Anonymus^  een  aan 
^ugenius  nog  onbekende  Pdlicie-  beambte  der  Voorzie* 

ïl  r  §  nig. 


57$  .H*  STI4LLIHO-  V 

Bigheid,  der  tpchtigende  Gepade  tot  buipe  toegevoegd. 
>  Alleen  de  Graauwe  Maa  eet  tiiet  mede ;  wel  Jlnonymuu 
Hiervoor  wordt  reden  gegeven.  De  eeclle  is  alien  tot 
fchrik,.en  door  zijne  ontdek)(ingen  verwijdert  hy  G^« 
kemfjchrijycr  ^  AmfUfnan^  Koopman  en  Advoc({nU  De 
Ucsfifchc  Officier  wendt  zich  vriendelijjc  tot  den  Graan . 
ven  Man,  die  Iieo^  zyne  waardigheid  (laaft  door  de 
berifinering  van  de  edeUle  verjborgene  daad,  die  hij  be« 
dreven  had  ^  en  dpor  de  openbaring  van  eeq  Qode  ah 
^tn  bekend  zielsgebejm.  Ook  de  Waard  gaat ,  zoowel 
als 'deze,  been.  Hij  wordt  echter  van  den  Graauwen 
\i^Xi  betaald,  met  eege  bijgevoegde  veriDaniiig  tot 
meerdere  w^dadigbeid%  Eugenius  verftaat  niets  van 
Ipet  gefpret  tusrchen*  AHonjmus  en.  den  Graauwrok , 
«adat  deze  hem  bevolen  had ,  wat  hij  in  bet  vijfde  Art. 
ten  uitvoer  brengt.  Recenfent  kan  niet  nalaten,  allen 
liaaf  d|t  tooneel  ii>  de  herberg  te  wijzen.  Het  hart  des 
ganvangenden  Christens  is  nu. gereinigd  van  alle  zondi- 
ge: hartstogten ;  de  MoederlQke  Voorzienigheid  llatt 
^eér  aan  de  fcheU  VVat  zal  het  nu  zyn?  De  reine 
»enfchenliefde  móet  uit  haren  druk  bevrijd  worden, 
en  in  een'  kring  van  werkzaamheid  gebragt  -»-  aan  znU 
Ie. trekken  erkent  men  stilling's  hart,  en  eerbie* 
digt  heai.    Men  leze  vooral 

50.  De  gefchiedenis  van  Gerolffs  Weduwe.    Deze  is 

de  reine,  zuivere  Menfcbenliefde.  Z(j.was  gehuwd  met 

Gerold  %  bet  natuurlijke  Vertrouwen  op  God.   Maar  de 

Jtmbman^  (en  nu  wordt  liet  verwijt,  hem  dpor  den 

GraauvenMan  gedaan,  opgehelderd)  de  zondige  Harts- 

togt  9  was  aan  het  geluk  dier  beide  gevaarlijk  geweest.  In 

des  Amhtmans  ziel  was  de  edele  neiging  tot  menfcben^ 

]ief4e  vervormd  tot  die  van  den  wellust.  Vóór  GtrolJ'i 

liuwelQk  had  de  ^//i^/«9i!i/7  die  fchoone  onfci^ld,  maar 

'  te  vergeefs ,  belaagd ,  en  voorts  verdrukt.    Hij  fteunde 

op  zyfi'  Schoonvader ,  bet  Vernuft ,  Minisier  van  een' 

Forste  afwezig  in  dienst  als  Generaal;  die  zedekünde» 

die,  als  hoofd,  (laat. aan  de  legermagt  der  valfche  ver* 

.  lichting,  en  alles  door  vernuft  en  btrtato{t|  Minister 

/  en 


BBT  HEIMWBS«  579 

f  9  Ambtmi^n ,  in  tv/a  eigen  hnd ,  regeren  liet.  Door 
een*  Sluipmoordenaar ^  Geldzucht «  had  ét  Ambtman 
naderhand  den  man  van  Gcrnholda  doen  ombrengen  ^ 
en  uit  baren  boedel  vernietigd  een  bewijs  van  eene  lee- 
ning van  iQo  caroiinen^  ^an  dien  moordenaar  eens  door 
Gerold  gedaan*  Toen  Èugemus  te  Reinhcim  bij  dèn 
Predikant  (het  Evangelisch  gebod  der  liefde)  zich  het 
ongeval  van  vrouw  Gerold  verhalen  liet  ^  klaagt  zich 
f^ar.de  moordenaar  zelf  aan,  verbrijzeld  van  boetvaap" 
digheid;  een  onbekende  brengt  100  Carolinen,  en  men 
¥ernéemt ,  dat  de  Minister  gevangen  ,  en  *s  Ambtmans 
buis  bezet  is.    Hierop  volgt 

-6^,  Een  gev^l  met  een*  Jood.  Hans  Eerlijk  vertelt 
bet  aan  zïjn'  Heer.  Dezje  Jood  (men  moet  zijne -ruiling 
van  een  paard  voor  een  borologie  enz.  zelf  lezen)  be* 
teekent  de  voorzigtigheid  der  fiange,  den  Christen  zoo 
onontbeerlijk,  als  de  (langenlist  niet  te  dulden  w^s* 

7^.  Het  afgelegen  buis  van  een  Zwitfersch  Menbo« 
niet.  Een  kind  (dt  Voorzienigheid  leidt  tpt  haar  groot 
doel  dikwyis  door  de  geringde 'middelen)  overhandigt 
aan  Eugemus  een  brieije,  waarin  hij  zijn'  naam  en  hel 
bevel  las  om  dat  kind  te  volgen.  Dit  brieije  van  de 
Rotsbffwoners ,  Gods  genadewerkingen  ,  zoo  be(leld ,  ia 
veilig*  Men  volgt,  langs  een*  weg»  dien  men  zelf 
niet  zoude  hebben  verkozen,  en  moet  wezen  in  een 
huis ,  daar  Eugenius  zich  bijna  fchaamde  t^  gaan.  Zelf- 
verloochening en  nederigheid  moet  geleerd  worden. 
Hier  woonde  Urania  mee  haar*  Vader,  eenzaam,  ttil, 
een  huisgezin  geheel  uit  de  mode.  Een  meisje  van 
Griekfche  houding,  maar  aan  een  fpinnewiel,  zoazièt 
er  de  Hemelfche  waarheid  bij  den  eerden  <^flag  uit ,  ên 
de  oude  Zwitfer^  het  zaligmakend  geloof,  ipa^en  groo» 
ten  indrulc*  Urania  verbindt  reeds  Eugenius  aan  zich. 
De  Zwit/er 9  "htt  geloof^  de  lamp  op  tafel  zettende, 
gaat  voor  het  zinnelijk  vernuft  een  licht  op,  dat  nie» 
mand  kan  behagen ,  maar  elk ,  die  niet  reeds  zoo  als 
J^ugenius  is  voorbereid ,  zoude  doen  terugbeven.  Warf. 
bet  anders»  elk  werd  4ra  tedlond  Cliriat«9*  Maar^&p 

g^ 


5^0  H.  STILLING»    HET  REJMWEE* 

getjlas  (latt  de  proef,  om  het  zinnelijke  te  verlobchenêif 
om  het  zedelijke  Tchoon ,  door ,  en  ontdekt  dan  toch  de 
Hemeirche  fchoonheid  van  Urania.  Waot  hetzelfde 
^ind  bragt  hem  een'  brief,  waarin  hem  geraden  werd, 
zich  door  haar  de  oogen  te  laten  genezen ,  en  haar  •:cü 
fanwelijk  te  vragen.  Het  gebeurde.  Wetende,  dac  bet 
masker  des  doods  ieven  en  fchoon  bedekte ,  vroeg  en 
verkreeg  hij  haar  woord.  Hiel*  is  den  reinen  alles  rein. 
De  nachtrust  van  Eugtnlus  en  zijn  ontwaken  verbeelden 
den  vrede  des  gemoeds  en  de  ware  verlichting  van  hem, 
dfe  de  waarheil  vindt,  en  zich  door  het  geloof  laat' 
wekkef).  Hij  wordt  plegtig'door  de  waarheid,  die  hent 
tot  KrUisi'idder  gezalfd  en  gedoopt  bad,  zoo  verlicht , 
dat  hem  nu  alles  in  deszelfs  ware ' gedaante  voorkomt, 
enz.  enz.  Van  Urania  affcheid  nemende ,  èie  hem  al« 
tijd ,  waar  het  behoeft  j  zal  nabij  z^n ,  zet  hy  de  leize 
voort. 

Ook  hie^  heeft  meer  dan  ééne  bijzonderheid  opzigt 
tot  eiken  Christen,  en  bepaalder  toe  de  door  stil* 
Lirro  zoo  genoemde  Kruisridders;  maar  ook  profeti* 
fche  bedoeling,  van  welke  de  vrome  man  niet  meer  dan 
wenkóti  geeft ,  zoodat  Eugcnius  b.  v.  ook  de  Kerk  be* 
teekeht ,  de  inw^disg  door  de  Rotsbewoners  de  Her« 
vormfng,  en  de  verloving  met  Urania  op  de  Christen* 
Iieid  in  de  eerde  helft  der  iSde  Eeuw  ziet. ' 
•    (^Het  vervolg  en  flot  hierna.^ 


Tijdrekenkundige   Far handeling  ^    dienende  ter  beyesti^ 

.  ging  en  verklaring  van  eene   tijdrekenkundige  Tafel 

vaar  de  Gefchiedenis  der  Israëlieten  en  andere  Asi»^ 

iifehe   Volken ,  vergeleken   met  die    der  Grieken  en 

•  Romeinen^  door  j.  ter  pe'lkwijk,  A^  L.  M.  , 

*  J.  U.  fit  JPAiK  Dk    Te  Zwolle j  bij   Clement,   de 
Vri  en   van  Stégerin.    1818.    In  gr.  Svo.  VIII  esé 
300  -B/.  Te  zamen  ƒ  4- 16- : 

jS adat  de  Heer  ter  pelkwije  «ijne  groote  vigt 

met 


J.   TBR  PELKWIJK,  TIJDREKENK.  TERHiINDEL.  58I 

XBtt  veel  lof  had  betoond ,  in  eiene  Verhandeling  over 
de  Maten,  Ge^vtgten  «n  Munten  der  oude  Volken ^ 
waarvan  wij  in  i8iS  kortelijk  verflag  gegeveil  hebben^ 
levert  hg  ons  eene  tijdrekenkundige  Verhandeling  en 
Tafel,  welke  beide, bij  elkander  behoorende , een  nieuw 
blijk  zijn  van  zijne  uitilekendeen  prijzenswaardige  werk* 
xaamheid  in  een  duister  en  moegelijk  vak.  Opmerkelijk 
is  het,  dat,  in  één  en  hetzelfde  jaar  1818,  twee  geli)fc- 
foortig^  werken  over  het  aangelegen  onderwerp  der 
Tijdrekenkunde  in  ons  vaderland  en  in  onze  moedertaal 
uitgekomen  zyn,die  beide  de  onvermoeide  vlijt  en  naauw- 
keurige  behandeling,  welke  de  Nederlandfche  Geleer* 
den  kenfchetfen ,  op  het  roemrijkst  aan  den  dag  leg* 
gen.  Wij  bedoelen,  namelijk, den  Tijdmeter ^  ofbeknop* 
te  Tijdlijst  der  gedijde  Gefchiedenis ,  opgefteld  door  p* 
BOSVELD,  welke,  met  het  eerde  Deel  der  Bijlagen 
over  de  t^drekening  der  Egyptenaren ,  na  's  mans  dood 
uitgekomen,  en  dit  jaar  (1819)  in  dit  Maandwerk  reeds 
behoorlijk  aangekondigd  en  naar  waarde  aanbevolen  is« 
Beide  hebben  dit  in  het  bijzonder  gemeen ,  dat  zij  niet 
vroeger  opklimmen  dan  tot  het  jaar  van  Abrahams  ge^ 
boorte,  omdat  vóór  dien  tijd  de  tijdrekening  veel  té  on* 
zeker  is;  dat  zij,  nagenoeg,  bij  hetzelfde  tijdvak  op- 
houden ,  dewijl  TER  PELRwijR  hiet  verde?  gaat  dan 
tot  de  verwoesting  van  Jeruzalem  door  de  Romeinen^ 
M  bosveld'^,  fcboon  eenige  jaren  verder  gaande,  bet 
echter  niet  verder  brengt ,  dan  tot  aan  het  einde  der 
eeuw,  waarin  die  verwoesting  voor(riel:  beide,  einde* 
)iik ,  berekenen  de  jaren  naar  onze  tijdrekening, als  zlin« 
de  die  berekening  voor  ons  Christenen  de  eenvouiigfte 
en  natuurlijkfte,  en  rekenen  dus, tot  aan  het  begin  dier 
tijdrekening ,  achteruit ,  bepalende  telkens  het  jaar  vóór 
die  tijdrekening, tot  hetwelk  zij  de  gebeurtenisfcn  bren» 
gem  Met  dat  al  is  er  in  het  oogmerk  der  beide  Schrijd 
vers',  zoowel  als  in  hunne  behandeling ,  een  zeer  groot 
'  onderfcheid.  Bosveld  bepaalt  zich  in  z^n*  Tijdme* 
ter  tot  de  gewijde  Gefchiedenis,  en  behandelt  dezelve 
net  eenige  uitvoerigheid^^  terwijl  hij  flechts  hier  endaac 

iets 


j 


53flt     .  J.   TER   PELKWIJK 

iets  van  de  ongewijde  Gefcliiedenis  er  in  aanroeft,  efli 
voor  zoo  verre  deze  van  belang  is  voor  d^  tijdrekening 
der  gewijde  Gefchiedenis ,  dezelve  in  bijlagen  uitvoerig 
bearbeid  heeft;  gelijk  blijkt,  niet  alleen  uit  het  boven 
aangetogene,  maar  ook  uit  het  andere  Deel',  eenigen 
tijd  naderhand  uitgekomen.  Ter  pblkwijk's  oog* 
merk  (trekt  zich  verder  uit.  Hü  leert  niet  alleen  de  tijd* 
rekening  van  de  gerchiedenis  der  Israëlieten ,  maar  ook 
die  der  gefchiedenis  van  andere  A^iatiCche  volken,  met 
vergelijking  van  de  gefchiedenis  der  Grieken  en  Romei- 
nen: en  dit  Fevert  hij  kortelljk ,  en  brengt  hij,  als  war6 
het, onder  hét  oog  iii  zijne  tijdrekenkundige  Tafel ;ter« 
wijl  hij ,  al  wat  hij  noodig  oordeelt ,  met  gepaste  uit^ 
voerlgheid  -bevestigt  en  verklaart  in  zijne  tijdrekenkun* 
dige  Verhandeling.  Ook  komen  zij  beide  niet  overeen  in 
de  berekening  der  jaren,  gelijk  al  in  den  beginne  blijken 
kan,  dewijl  bosveld  het  jaar  van  Abrahams  gehoor, 
te  (lelt  in  het  jaar  2317,  en  ter  p  elk  wijk  in  het 
jaar  1997,  vóór  de  Christelijke  tijdrekening;  een  ver- 
fchil,  dat  «niemand,  der  zake  eenigzins  kundig,  ^al 
bevreemden,  daar  er,  met  alle  mogelijke  moeite,  altijd 
iets  onzekers  in  de  oude  tijdrekening  gebleven  is  én 
blijven  zal. 

Dan ,  laat  ons  ook  iets  meer  bepaalds  en  bijzonders 
opteekenen,  betreflTende  it  onderhavige  Verhandeling 
en,  de  daarbij  behoorende  tijdrekenkundige  Tafel.    In  Je 
Verhandeling  wordt,   In  15  Hoofdftukken ,  gefproken 
over  de  jaren  en  jaartellingen ,  —  over  de  verdeeling 
van  de  Israëlietifche  gefchiedenis  in  tijdperken,  en  der- 
zei  ver  verbinding  met  de  gemeene  jaartelling,  —  over 
het  tljdperK  tusfchen  Abrahams  geboorte  en  dèn  uit* 
togt  der  Israëlieten  uit  Egypte,  — over  het  tijdperk  rus* 
fchen  den  uittogt  en  Tempelbouw,  —over  het  tijdperk 
tusfchen  den  Tempelbouw  en  de  verwoesting  van  Jeru- 
zalem d6oT  Nebucadnezar ,  -—  van  de  oude  tijdrekening 
der  Grieken,—  óver  de  tijdrekening  van  het  Egyptisch 
Rijk,  —  van  de  Asrjrrifche   en  Medifche  Rijken,  — * 
Tan  het  Babylonisch  Cbaldeeuwfche  Rijk,  —  van  de 

over- 


TIJD&E&BhKUNDiOe  VBRHAlfD£LINQ.  5S3 

.  overblyflelen  der  tydrekening  van  de  Tyrlërs,  <—  van 
het  Rijk  .van  Lydiën,  -^^  van  bet  Perzifche  R^k,  «-« 
over  de  tijdrekening  der  Israëlieten ,  van  de  Babylam« 
Tche  bailjngfchap ,  tot  den  dood  van  Alexander  den 
Grooten, — over  de  opvolgers  van  Alexander  in  Egyp- 
te en  Syrië  ,  en  de  eerfte  Ronieinfche  Keizers »  —  ein- 
delijk ,  ove^  de  tijdrekening  der  Joden ,  van  den  tijd  van 
Alexander  den  Grooten^'tot  de  verwoesting  van  Jeru* 
zalem.  Al  Beze  (lukken  worden,  overeenkomftig  des 
Schrijvers  hoofdoogmerk ,  tijdrekenkundig  behandeld» 

'  met  invlechting,  echter,  hier  en  daar,  van  belangrijke 
gefchiedkandige  aanmerkingen  en  uit>yeidingen,  waar 
dit  te  pas  fcheen  te  komen.    Op  deze  15  Hoofdftukken 

'  votgt  nog  een  i6de ,  hetwelk  de  inrigting  en  het  ge- 
bruik der  tijdrekenkundige  Tafel  opjfeeft ;  en  dit  brengt 
ons  dus  van  zelf  tot  eene  bijzondere  b^fchouwing  der- 
zelve. 

* 

De  Heer  vTER  pblkwijk,  dan,  had,  gelijk  hij 
zelf  betuigt  in  zijne  Verhandeling,  bl.  295  en  volgg. , 
een  groot  gebrek  opgemerkt  in  bijna  alle  tijdrekenkun- 
dige Tafels  ,^  welke  tot  nu  toe  in  het  licht  verfcheiien 
zijn;  dat  daarbij,  namelijk,  geene  juiste  verdeeling, 
naar  eene  vaste  fchaal,  is  in  acht  genomen,  müar  ge- 
lijke tijdperken  dikwijls  daarop  eene  ongei^ke  ruimte 
beflaan,  naar  mate  der  daarin  voorkomende  gebeurtenis- 
fen.  Dit  gebrek  heeft  hij  in  zijne  Tafel  getracht  te  ver- 
mijden, en  dezelve  naar  eene  vaste  fchaal  ontworpen'. 
Daar  hij  van  gedachte  is,  dat  men  thans,  vooral  nadat 
de  invoering  van  het  metrieke  ftelfel  van  Maten  en  Ge- 
wigten  in  ons  vaderland  befloten  is,  alle  fciialen,  zon- 
der eenige  uitzondering,  van  den  meter  of  elle  behoort 
te  ontieenen,  heeft  hij  aan  elke  eeuw  de  kngte  van 
eenen  decimeter  of  palm  gegeven :  één  jaar  bevat  du6 
de  lengte  van  een'  millimeter  of  (treep ,  en  de  meter  of 
elle  is  aan  1000  jaren  gelijk.  Elke  gebeurtenis  \f» ,  zoo 
veel  mogel^k,  geplaatst  tegen  het  jaar,  waarin  zg 
voorviel,  op  de  naast  de  Tafel  gevonden  wordende 
fchaal.  De  regeertgden  vun  onderfcheidene  o^volgin* 
j  gen 


584  i*   T^^^  P£.LkWlJK^  tlJDRElfENKé  TERHA^DEÜ 

gen  van  Koningen  zijn  door  gekleurde  lijnen  aangew5> 
Een ,  en  de  levens  van  eenige  vermaarde  mannen ,  eoo 
veel  de  ruimte  toeliet  ^  door  enkele  lijnem  Deze  inrig- 
ting  kwam  hem  voor  de  beste  en  tot  het  oogmerk  meest 
gefchikt  te  zijn ,  dewijl  alles  daardoor  met  eenen  opflag 
van  het  oog,  2onder  eenige  moeite,  kan  overzien 
worden. 

Wij  beOuiten,  om  kort  te  g^an,  dat  dit  werk^  zelfs 
na  den  Tijdmcter  van  bosveld,  geenszins  als  over* 
toUig  of  onnut /kan  befcbouwd  worden.  Afzonderlijk 
is  het  van  groot  belang  voor  de  (ludie  der  oude  Ge- 
fchiedenis  in  bet  algemeen,  en ^  bij  het,  overeenkom* 
fiig  zijn  oogmerk,  meer  •  bepaald  werk  van  bosveld 
gevoegd)  vult  bet  datgene  aan,  hetwelk  tot  de  ftudie 
der  oude  en  algemeene  Gefehiedenis  kan  gerekend  wor- 
den te  behooren« 


Tijdrekenkundig Schoolboek , door  j.  ter  pelrwijr^ 
^.  L.  M.y  J.  £/.  et  Phili  Dr.  En  :  AUoosdurende 
Almanak,  voor  de  Juüaanfche  en  Grcgoriaanfche ,  of 
oude  en  nieuwe  Stijlen :  tot  dit  Schoolboek  behoorcn^ 
de;  door  denzelfden*  Te  Zwolle^  bij  Clement  ^  de 
Vri  en  van  Stégeren.  1818.  In  kL  ivo.  FIII^  84 
en  il  BI.    Te  zamen  ƒ :  - 14* :    - 


w, 


y  laten  de  korte  aankondiging  dezer  beide  in  ééa 
deeltje  uitgegevene  en  tot  elkander  behoorende  ftukjes 
terftond  volgen  op  de  'meer  uitvoerige  vermelding  der 
tlj^kenkundige  Verhandeling  en  Kaart  van  den  Heer 
TER  PSLKWijK,  als  zijude  vermaagfchapt  in  onder* 
werp ,  fchoon  verfchillend  in  bedoeling.    Daar  er   nog 
^en  volledig  Schoolboek  is  over  de  Tijdrekenkuude  ^ 
heeft  de  in  dat  vak  zoo  kundige  man  zich  de  lastige  9 
doch  lofwaardige  moeite  getroost,  om  kort  en  duide» 
lijk  bijeen  te  brengen  het  voornaamfte,  tot  de  kennis 
daarvan  behoorende^  met  bijvoeging  van  een'  altoosda* 


ƒ.  TRR  PtLKWIJK,  TIJORBKENK.  3CH00LB0EK,  585 

rcDden  Almanak.  Indien ,  gelijk  wö  wenfchen  en  ho* 
pen,  dit  werkje  genoegzaam  getrokken  worde,  h  do 
Schrijver  voornemens ,  het  noodigfte  over  de  Joodfcho 
en  andere  jaarvormen ,  hetwelk  bij ,  om  de  palen ,  die 
hö  zich  had  voorgefchreven ,  niet  ver  te  overfchrijden  , 
thans  achterwege  heeft  gelaten,  naderhand  nit  te  gc^ 
ven.  Deze  zullen  dan  nuttige  bydragen  tot  het  onder^ 
havige  werkje  zijn^ 


yerhandeling  <r9cr  He  TyphuSy  welke  ^  in  den  FeUfog$ 
van  iS  15 9  bij  het  ifte,Jrmée^  korps  der  Nederland^ 
fche  Ar  mie  keersthte;  alsmede  omtrent  de  verfch^n- 
felen  en  geneeswijze  eener  ziekte ,  veroorzaakt  na 
voorafgegane  zware  ziekten  door  afwijkingen  in  d$ 
dieet:  benevens  eene  Waarneming  ofver  de  Tetanus, 
Door  Doctor  beckers,  Ofcïer  van  Gezondheid 
der  ijle  Klas  f  e.  Te  utrecht ,  bij  S.  AUer,  In  gu 
%V0.    Xn^n  157  HK   f^-X^\ 

Xlet  grootfte  en  tevens  belangrijkfte  gedeelte  dezer 
verhandeling  loopt  over  de  verfchijnfelen  en  de  genee3« 
wijze  eener  ziekte,  die  na  voorafgegane  ^ware  ziek* 
ten  door  afwijkingen  in  de  dieet  ontdaat ,  en  over  een' 
waargendteen'  tetanus.  Hetgene  de  fchrijver  in  het 
eerfte  gedeelte  der  verhandeling  óver  den  typhus  zelven. 
zegt,  voegt,  hoe  belangrijk  en  hoe  W9ar  op  zich  zelf, 
weinjg  tot  onze  kennis  dier  gevaarlgke  krapkte»  Zpo« 
veel  meenen  wij  uit  zijne  aanmerkingen  en  waarne* 
mingen  te  mogen  opmaken ,  dat  in  dezelve  de  herfenêllC 
en  vooral  de  ingewanden  van  denonJerbuik,het(lerk$t. 
waren  aangedaan.  Wij  zouden  die  tiandoening  bijna  ala 
eene  op  ontfteking  gevolgde  verfterving  aanmerl^n ,  in* 
dien  wij  niet  wisten ,  hoe  twijfelachtig  de  teekenen  van 
plaats  gehad  hebbende  ontfteking  zijn  ,  en  hoe  dikwijU 
inen  voor  een  gevolg  van  hevige  ontfteking  houdt,  het* 
gene  een  gevolg  van  den  dood ,  en  de  daardoor  veroor« 
BO£UE#CH«  i8ac.  NO.  14^  S  s       ^    zsak* 


S8« 


BBCRERSi   VBRUArgDfiLINO. 


tzikit  ontmenging  der  deelen,  is.  VVJj  ?:ien  ook, dat  de 
fchrïjver  niet  zpo  in  eiken  typAus  eene  ontlteking  ziet , 
als  velen  dit  tbans  wel  doen,  en  dat  hlj^  hoexvd  te 
regt  twee  tijdperken  onderfcheidende ,  waarvan  het  eer- 
[le  ontdekingachtig  is,  en  eene  ontdekingwerende  be- 
handeling vordert ,  echter  het  tweede  tijdperk  als  niet 
ontdekingachtig  aanmerkt,  daarin  prikkelende  en' be- 
derfwerende  middelen  aanwendt,  en^  naar  zijne  verze* 
kering,  met  een  gelukkig  gevolg. 

De  ziekte,  waarvan  de  fchrijver  voorts  fpreekt,  als 
uit  eene  afwijkingfin  de  dieet  ten  aanzien  der  fpijzen ' 
ontftaande , .  welke  zeer  dikwijls  in  hospitalen  wordt 
waargenomen,  fcbljnteene  gastrifche  koorts  geweest 
te  zijn,  welke  i}iet  zelden  in  typHus  overging,  zoo  als 
de  behandeling  ook  uitwijst. 

Eene  waarneming,  betreffende  een'  bardnekkigen  ^^» 

» 

tanus^  na  eene  wonde  van  den  linkerduim ,  befluit  dit 
kerkje.  De  algemeene  aandoening  van  het  zenuw-  en 
fpiergellel  ontflonJ  door  gemoedsaandoening,  maar  werd 
door  de  wonde  onderhouden.  De  Siutzfche  geneeswij- 
ze voldeed  hier  volkomen.  Deze  waarneming  bewijst 
.  ^chter,  dat  men  niet  te  fpoedig  moet  ophouden  met  het 
toedienen  van  opium,  dat  men  hetzelve  en  de  alkaliën 
in  korte  tusfchenpoozen  moet  toedienen ,  en  dat,  zoo 
er  eene  wonde  aanwezig  is,  men  dezelve  met  alle mo^e- 
lljke  oplettendheid  onderzoeken  en  behandelej)  moet. 


<-•*» 


Cezantfchapsreis  naar^  en   Befchrijying   van  het  Ko^ 
ningrijk   Kabulj    en    naburige   Landen,  en    Valken^ 

^sJoor  MOUNTSTüART  ELPHINSTONE,i/l   l8oS 

Engelsch  Gezant  aan  het  Hof  van  KabuU  Het  En^ 
gelsch  vrij  gevolgd."  Te  Haarlem ,  bij  de  Wed.  A. 
Loosjes^  Pz.  In  gr.  %vo*  IJle  Deel  3169  lldc  Deel 
s,yi  BI.  ƒ  5*4-5 


D 


e  veroveringen  der  Britten  op  het  vaste  Ian4  van 


ELI^HINSTONB»   GEZANtTSOflAPSRBIS.  58^ 

Iniic  zijn  geenszins  nutteloos  geweest  voor  ^t  weten* 
fchap.  Behalve  de  groote  ontdekkingen  van  .  w.  jo* 
NES,  COLBITROOKE,  en  andere  Geleerden  derMaat- 
fcbappij  van  Calcutta^  hebben  wij  belangrijke  berigten 
van  de  naburige  landen  --»  van  Ava  door  symes,  van 
Boutan  en  Thibet    door  turner,  van  Perziê  door 

MAtCOLM,      MACDONALD      RINNEIR      en      MO* 

RiER,  van  Belud/jistun  door  pottinoer,  van  de 
Sieks  door  malcolm'—  ontvangen ,  en  worden  nu  in 
deze  keurige  Reis  naar  een  zeer  weinig  bekend  Gewest 
overgebragt,  naar  het  Koningrijk  Afghanistan  ^  of  het 
]and  dMAfghanm^  etn  Mohammedaansch^oXk  tusfchen 
Indii  en  ^^rjs/ê",  hetwelk  de  hooge  bergen  van  den  wes« 
telljken  Imaus  bewoont,  en  in  het  begin  der  achttiende 
Eeuw,   onder    mir-weis  en   machmüd,    zé\ï% 
Perziê  veroverde,  tot   bet,  door  nadier  schah 
overwonnen ,  nogtans  van  Perziê  onaftxankelijk  bleef, 
en  onder  ahmbd  en  zemak  scHAsigeene  kleine 
rol  in  de  omwentelingen  van  Indië  gedurende  de  ücht« 
tiende  Eeuw  fpeelde.    Natuurlijk  was  de  aanleiding  tot 
deze  Reis ,  ondernomen  door  ,eem  kostbaar  en  talrijk 
Gezantfchap,  niet  geheel  wetenfcfaappelljk :  de  vreea 
voor  ondernemingen  der  Franfchen^  misfchien  met  d€ 
Rusfen  (na  den  Vrede  van  Tiljii)  vereenigd ,  naar  Indii , 
deed  den  Heer  blphinstöne  naar  dat  Gewest  af* 
vaardigen,  alwaar  eene  kort  daarna  gevolgde  troonsom«i 
wenteling  zijne  bemoeljlngen  fchijnt  verijdeld  te  heb* 
ben;  fchoon  ook  het  gewaande  gevaar  met  den  kort 
daarop  gevolgden   omkeer  van  zaken  in  Europa  ver- 
dween. 

Het  is  waar,  hetgene  de  Vertaler  in  zijne  Voorrede 
zegt :  behalve  enkele  berdieiden  van  b  e  r  n  i  e  u  ,  k  r  u* 
8INSR  J,  en  de  (meer  uitvoerige)  berigtÉn  van  den  Ett^ 
gebchman  p  OR s  T e  r  , bezaten  wij  niets  over  het  mag» 
tige,  door  14  millioenen  zielen  bewoonde,  Koning 
rijk  der  Afghanen.  lïfaar  tles.te  vollediger  wordt  dézt 
gaping  in  dit  werk  aangevuld,  hetwelk  met  nog  ééft 
Deel  volledig  zal  zijn.    Na  een  onderhoudend  verflag 

'  S «  a  '  d#r 


^S8  SLPHINSTONB 

det  Reize,  (bL  i— 142)  heeft  de  Schriivcr,  volgens 
eene  zeer  goede  fchikking,  al  de  aardrijkskundige,  (h* 
tistieke,  gefchied-,  natuurkandige  ^n  cthnographifcht 
berigten  omtrent  het  Rijk  der  Afghanen  in  afzonderiyke 
Hoofd^eelen  bgeengetrokken ,  en  dus  een  niet  alleen 
belangrijk,  maar  Qok  aangenaam  geheel  geleverd;  ter* 
wijl  de  berigten  in  de  meeste  Reisbefchrljvingen^  tus* 
foben  de  lotgevallen  der  reizigers  ingevlocbcen ,  het 
verhaal  afbreken ,  en  zich  toch  minder  in  liet  geheugen 
prenten. 

Wij  (laan  waarlijk ,  bij  den  overvloed  van  bijkan^  ge- 
heel nieu^ve  ftoife ,  verlegen ,  hoé  den  Lezer  dit  boek 
te  doen  kennen.     Een  doorloopend  verflag  van  alles 
zou  ons  veelt  e  ver  afleiden ,  en  ons  bellek  geheel  te 
buiten  gaan.    Wij  zullen  ons  dus  voornamelijk  tot  het 
reisverhaal  zelf  bepalen ,  en  daarna  van  het  grootfre  deel 
des  werks  -«  de  la^d*  en  volksbefchrijviog  -*  eenige 
kenfchetfende  trekkea  opgeven.    De  reizigers  kwamen 
uit  Indii  in  de  groote  woestgn,  die  zich  uit  Arabic^ 
de  kusten  en  hpt  midden  van  Ptrzii  tot  bij  den  Inim 
uitftrekt,  en,  aldaar  door  Tind  afgebroken,  achter  het« 
zelve  op  nieuws  van  het  zuidwesten  naar  het  noord* 
oosten  eenen  natuurli}ken  voormuur  tusfcben  Indït  ea 
Afghanistan  soxvau    Eerst  is  het  land  met  (Iruiken  be- 
dekt; dan  ziet  men  naakte  zandheuvelen  van  20  tot  100 
voet   hoog,  door   tallooze   ratten  en  wilde  ezete  be* 
woond.    Elders  is  de  woestijn  eene  vlakte  van  hard  en 
dor  leem,  dat  onder  de  hoeven  der  paarden  als  eene 
plank  klinkt.  Te  midden  dezer  woestijn  vindt  men  nog- 
tans  verfcheidene  groote  (leden,   vooral  Bikanier    en 
Choerog  (Tfchurn) ,  doch  ook  ellendige  pïaatfen  ,  zoo 
als  PiigguL    Hier  en  daar  ziet  men  eenig  groei^  tas« 
fchen  de  heesters*    Het  water  is  op  fommige  pïaatfen 
•300  voet   onder  den  grond,  en  wordt  getrokken  uit 
{>utten ,  die  flechts  3  voet  middellijns  hebben ;  daarl^ 
is  het  brak  en  fchaarsch ;  doch  groeijen  er  watermeloe* 
nen  in  overvloed,  van  3  of  4  voet  in  den  omtrek.     D« 
gemeene  inwoners  dezer  ftreken  beeteo  Jauts  {Dffatas^ 

X>fchi 


GEZANTSCHAPSREIS  NAAR  KABUL'.  S^d 

I 

DfchaUfè) ,  en  zijn  mismaakte  en  dfep  armoedige ,  trage 
menfcben ;  de  hoogere  klasfen  altijd  dronken  van  opium. 
Men  ziet  in  deze  woestijn  het  bekende  verfchijnfel  van 
het  mirage^  of  het  optisch  bedrog  van  meren  of  rivie- 
ren vol  water  te  midden  der  woesiijne.  Deze  woestgn 
is  ten  oosten  bepaald  door  het  Rijk  der  Brittcn\nIndiS^ 
ten  noorden  door  het  gebied  der  Sieks ,  en  ten  westen 
door  Afghanistan^  of  het  Ri;k  van  Kabul^  waartoe  ook 
Multan  behoort.  Geheel  verfcliillend  is  het  karakter 
der  bewoners  van  haren  oostélijken  en  westelijken  zoom: 
dddr,  in  eene  brandende  luchtdreek  en  effene  vlakten, 
de  lijdelijke 9  onderworpene,  belchaafde,  doch  valfche 
Hindoes^  hier,  in  een  koeler,  bergachtiger  klimaat j, 
eene  meer  vrije,  edele  Natie,  die  wel  een'  Koning 
heeft ,  doch  wiens  gezag  door  eene  patriarchale  (lam* 
regering  (niet  ongelijk  aan  dien  van  Oxx^^lsrait)  zeer 
fierk  gewijzigd  is ,  „  waar  allen  beweren  geUjk  te  (laan  , 
y^  en  met  oneenigheden ,  onrust, woelingen,  en  de  on* 
,  „  veiligheid  van  eigene  wraak ,  meer  tevreden  zijn , 
„^dan  met  een'  Vorst  en  Heer;"  (Ilde  D.  bl.  294) een 
flaatsgedel  dus ,  waar  de  groudftoffen  tot  eenen  vryen 
regeringsvorm  voorhanden  zijn ,  die  in  het  flaaffche  In* 
dië  en  Perzii  (Volken,  wier  karakter  liet  Dcspotismus 
in  den  grond  bedorven  beeft)  zijn  uitgewischt.  Het 
Rtik  der  Afghans  ftrekt  zich  van  de  eeuwige  fncei|w- 
gebergten  van  Himmalah  en  Hindoe  ^kosj  (^Hindu-Cush^ 
—  van  21  tot  24^000  voet  hoog  ^-  tot  de  brandende 
woestijn  toe  uit.  Vandaar  een  groot  vcrfchil  van  kli- 
maat; en  de  temperatuur  ^trfchUt  op  dezelfde  plaats 
(de  vlakte  van  'Pefchawer^  van  120  tot  25. graden  van 
Fahrenheit»  In.fommige  (treken  ligt  d»e  of  vier  maan« 
den  lang  fneeuw ,  en  kan  men  te  paard  de  bevrozene 
rivieren  over  rijden:  te  Siwi^  daarentegen,  is'^de  het  te 
zoo  drukkend ,  dat  men  zegt :  „  o  Heere !  daar  G%  Sim 
„  hadt,  waarom  hadt  Gij  dan  nog  noodig,  eene  Hel  te 
„  fcheppen  ?"  De  vijf  Rivieren  van  alexander  vloei- 
jen  gedeeltelijk  door  dit  land ,  gedeeltelijk  (en  wel  voor- 
namelijk)  door  dat  der  Sieks ,  of  Pundjab  (JPundfchaV)^ 

S  s  3  Van- 


fffö  ZLl^HINSTONB 

Vandaar  cene  groote  vruchtbaarheid,  doch  meer  vaa 
Bngelfcht  oïEurop^chc^  dan  van  Indifcht  voortbreng- 
felen  ,  althans  in  het  midden  des  lands.     Men  heeft  er 
tarwe,    gerst,    booneii,    erwten,    wortelen,   rapen, 
andere  Ëuropefche  moeskruiden,  appelen^  peren,  prui- 
men,  granaten,  perziken  enz.  f  Iet  gras  is  er  zeer  aan- 
genaam  groen ,  niet  zoo  dor  als  in  Hindostan. 
•     Het  Gezantlchap  kwam  eerst  aail  den ,  in  deGefchio» 
denis  van  alexander  bekenden,   Otyphafis^  (den 
eindpaal  der  togten  van  dien  werelddwinger;)  vandaar 
aan   den  Hyfudrus  (JSutudsJjc)^    te  Multan  aan  den 
ActfintSy  uit  de  vereeniging  van  den  Hydaspes  tn  By 
drdotes  gevormd,   (de  ftad  is  4§  Eng.   mijlen  in  den 
omtrek,  heeft  een'  muur  i^an  40  of  50  voet  hoog,  een 
kasteel,  tapijt-  én  zijdefabrijken)  en  eindelijk  aan  den 
Indus ,  welke  rivier  men  overzette ,  waar  die  1010  cU 
len  breed  is..  Men  trok  nu  den  regter*  of  wester  -  oever 
langs.  Naar  mate  men  meer  noordelijk  kwam ,  werd  de 
kleur  der  bewoners  lichter,  het  voorkomen  en  de  kle«- 
ding  beter.    Te  Callabagh ,  een*  naauwen  bergpas  ^an 
den  Indus ,  verliet  het  Gezantfchap  de  vlakte.    Hier  is 
een  zóutgebergte,  fl:eil  langs  de  rivier,  foms  ter  boog*. 
te  van  ico  voet ,  oprijzende.  Uit  dit  gebergte  omPprin- 
gen  zoutbronnen,  die  den  grond  met  eene  fchittercnd 
witte  korst  bedekken,  en   zonderling  afdeken   bi}  de 
blocdroode  aarde  en  den  helderen ,  zilveren  flroom  van 
dtn   Indus.    Het   is    eene  vertooning,    zoo  als    men 
Hechts  in  het  land  der  wouderen,  in  Indic^  ziet.     Het 
Gezantfchap  had  nu ,  bij  een'  bezwaarlijken  togt  door 
de  bergen ,  veel  van  piasregens  te  lijden.    Nu  weder  in 
de  vlakte  neergedaald,  -—  waar  men  een  heerlijk  gexigt 
van  den  Hindoe  ^^  kosf  (den  Indifchen  Kaukafuiy  had  — 
kwamen  onze  reizigers   te  Pefckai»er^    de  toenmalige 
verblijfplaats  van  den  Koning,  meer  dan  vyf  Eng^elfeU 
nililen  in  den  omtrek-,   en  met  100,000  inwoners   \^ 
vollvt;   de  huizen  meest  van  ongebakkene  tigchelftee* 
nen,  tusfche»  houten  vakken  gemetfeld,   drie  verdie- 
pingen hoog;  de  benedenfte  2ljn  winkels.    De  ajideie 

voor- 


GEZANTSCUAPSREIS  KAAIC  KABUL.  594 

voornaamfte  (leden  des  Rijks  (die  echter  niet  door  het 
Gezantfchap  bezocht  wer  ien)  zijn  Kabul^  eigenlijk  de 
Hoofddad,  hoogerop  in  hcL  gebergte,  Cacbemirc ^  met 
150  tot  200,000  inwoners,  (Ji^zt,  Üad  met  haar  gebied, 
een  aardsch  Paradijs ,  is  thaiiS  ook  aan  de  Afghans  on^ 
derworpen  ^    die   daardoor  den  belaogrijken  handel  ia 
fhawls  bekomen)  i^n  in  hu  westelijk  gedeelte  des  p.yk$ 
Kandahar  en  Herat  in  Chorasfan.  (J&hiznah ,  of  GhaZ' 
na^   niet  verre  achier  KabuK  was  vóó»  acht  Eeuwen 
de  Hoofdftad  van  mahm ud,  wiens  Rijk  zich  van  den 
Tigris  tot   den  Ganges ,  en  van  den  Jaxarus  tot  de 
Indifchc  golf  uitllrekte.    Thans  is  die  Hoofdftad  ver* 
vallen.)   Na  een  gehoor  te  Pefcha%vcr  bij  den  Koning 
gehad  en  een  vriendelijk  onthaal  genoten  te  hebben , 
noodzaakten  de  ongelukkige  berigten  uit  het  noorden 
en  westen  (^Cachemire  was  afgevalkn ,  had  's  Konings 
leger  verflagen,  en  de  (leden  Kandahar  en  KabulwüTQU 
in  handen  der  opdandelingen)  het  Gezantfchap  tot  den 
aftogt,   om  geene  getuigen  van   dien  oorlog  te  zijn, 
daar  men  geene  partij  trekken  wilJe.    Op  den  terug* 
weg,,  dien  zij  langs  een'  anderen  weg,  dan  zij  gekomen, 
waren,  meer  noordelijk  Aoov  Pundjab^  namen ^  troflfen 
hen,  bij  de  intrede  in  het' land  del*  Sieks^  de  ruwe  ze* 
den ,  de  barbaarfche  taal  en  de  tiaakte  ligchamen  van 
dit  Hindoefchc  Volk.  Deftad  Kami  Pindi^  eene  hunner 
hoofdplaatfen ,   is  nogtans    groot,    volkrijk    en    fraai. 
Niet  Verre  van  daar  zagen  zij  de  overblijffelen  van  een 
waarfchijnlijk  Grieks^h  gebouw ,  op  de  hoogte  van  het 
oraéttaxiU^  zelcerlijk  «een  gedenklluk  van  alexan* 
DER.     Te  JoUalporc  (JDfjetlalpocr ^  Dfchellalpocr')  aan 
den  Iljdaspes  vertoont  zich*  nog  treffend   het  tooneel 
van  den  velddag  tusfchen  al  £x  ANDER  en  porus, 
volgens  de  befchrljving  van  q.  curtius.    Het  on- 
vruchtbaarlle    gedeelte   van    Punjjab  is  het .  beste  be- 
bouwd; het  geheel  nog\oor  geen  derde.    Allès  is  hier 
vlak  en  zonder  boomen.    Alleen   de    heilige   ftad  der 
Sitks^    Umritfir^  fchijnt  in  bloei  toe  te  nemeifr  de 
overige  lieden ,  daarentegen,  vervallen  geweldig,  en 

S  8  4  het 


.  / 


59*  KL^HlNStONU 

het  gfoote  XiSrA(?r  fpoedt  zich  ten  ondergatig,  hoewel 
nog  door  zijne  praalgebouwen  een  voorvtrerp  van  be^ 
wondering. 

N^  dit  reisverhaal   volgen  tou   deze  Üoofdllukkenj. 
1    Boek.     jflardrijkskunJf^e  Befchrijving.     u  Ligging 
en  grenUn  van  Jfghanistan^    61    tot   77**   oostelijke 
lengte,   en  24  tot  .37^  noorderbreedte,  tusfchen  dea 
ooscelijken  Kaukafus  ten  noorden,  Hindostan  ten  oos« 
ten ^  de  Ptrtifchc  zee  ten  zuiden,  en  eene  woestijn^ 
die  het  van  Per  zit  fcheidt,  ten  ^westen.    De  loop  der 
onderfcheidene  grenzen ,  die  der  gebergten  en  rivieren  ^ 
iVordt  uu  verder   zeer   in  bijzonderheden  opgegeven^ 
die  ons  echter,  in  deze  ontiekende  (Ireken ,  bijkans  ge* 
heel  onverftaanbaar ,  en  dus  natteloos  waren,  bij  ge* 
tjdis  eener  Kaart  van  dit  land ,  die  ons  de  Uitgevers  wel 
bij.  het  derde  Deel  beloeren,  maar.  alsdan  ook  de  drie 
Deelen'  tegelijk  hadden    moeten  uit^even«    2»  Getergd 
ttn^  en  3.  Riy^icren  van  Afghanistan.    De   oostelijke 
Kaukafus  of  Imaui^  meer  westelijk  Paropamifus  ge* 
noemd,  trekt  zich  ten  noordwesten,   zuidwesten  en 
•  Westen  heen  tot  in  PerziS^  waar  dezelve  zich  waar- 
fchljnUjk  met  den  westelijken  Kaukafus  vereenigt.    Vait 
dit  gebergte  daalt  dt  InduSy  de  Laitak^  en  de  vgf  Ri«»^ 
Vieren  van  Pundfchah  naar  de  vlakte,  op  eene  groote 
bergketen,  de  Salomons '}ktxj^X!k  genaaöid,  met  verfclieU 
dene  gelljkloopende  bergketenen ,  die  zich  van  bet  noor* 
den  naar  het  zuiden  rigten :  tusfchen  de  oostelijke  en 
westelyke  Provinciën  der  Afghans  ontfpringen  de  Ka^ 
hulftroom^  de  Kurum^  de  HilmendmZk^  alle  zeer  groo« 
te  rivieren,  die  veel  vruchtbaarheid  fchenkem    4*  ATa^ 
tuarlijke  tn  fiaai kundige  vcrdeeling  van  Afghanissaru 
Ook,  bij  gebrek  eener  Kaart,  ongemeen  duister, en  bi)« 
kans  onverflaanbaar*    5.  Luchtgtftd  van  Afghanistan 
Rega.    Hiervan  is  boven  reed^  iets  gezegd.  6.  Dieren^ 
fïanten  €n  dclfftefen  in  Afghanistan.    Leeuwen  5  bye* 
na^s,  becren,   zwart  en  rood  wild,   onder  de  tamme 
dieren  vooral  het  paard  en  de  kameel,  meest  dedroimne* 
dHris^  zeldzamer  de  tweebultige  Baktrifchc  kameel^  de 

/il- 


ORSAMTfCBA»S&lIf  NAAR  lABUL*  SfJ 

ïnékfike  boltós  Yoor  den  ploeg»  het  fcliatp  met  den  vec« 
Rsart ,  de  geit ,  de  hond  en  de  kic.  Ooder  de  boomen  vindt 
tten  op  het  gebergte  dennen,  eiken  en  andere  NgorJ-Eurê-' 
fefche  boomfporten. 

Il  Boek*  Algtmeen  -herigt  off^rent  ie  inwoners  van,Af* 
gkanistah»  i.  Inleiding.  Oorfprüng  en  oude  Cejchiedents  der 
Afghanen»  Dit  Volk  hondt  zich  zelf  voor  ntkomeüngen  des 
Volks  van  Israël^  en  wel  nic  zekeren  a^oha^n,  kleinzoon 
van  saul;  na  de  Mffrifche  balllngfchap  zou  een  gedeelte 
hunner  Vaderen  naar  dit  land,  een  ander  naar  Arabiê  getogen 
%Tin%  De  Heer  blpbinstonb  verwerpt  echter  dit  gevoe- 
len ,  doch  befcbeiden ;  maar  een  aanteekenaar  onder  )den  teksc 
(wien  wij  alle  reden  hebben,  voor  den  Hoogduitfchen  Verta;* 
Ier  te  houden;  zie  hierbeneden)  dóet  zulks  op  een*  zeer 
Houten,  befllsfenden  toon,  en  zegt  van  den  grooten  wi«l« 
LI  AM  joNEs,  die  dit  gevoelen  mede  voordond,  dat  hij 
9an  aiie  kritiek  gevoel  ontbloot  was ,  en  dat  zijne  gefchiedkun* 
dige  nafporingen  nimmer  tot  een  kerrèdigend  refultaat  gelei* 
den^  Nu !  vele  Duitfehers  hebben  ook  een  kritiek  gevoel  en 
bevredigende  refuitaten ^  op  hünqe  eigene  hand,  die  andere 
Adamskiaderen  belagchel^k  vinden*  Wij  vereeren  w.'jones 
als  den  ysbreker,  en  nog  onbereik  ten  kenner  derlndi/ckeLet" 
terkunde»  Ook  de  uitmuntende  Schrijvers  van  het  Engelfchê 
Mundwerk  Qvarterij  Review  (i8i6*  Maart)  geven  eeoige» 
gansch  niet  onverwerpelijke,  gronden  op,  die  het  gevoelen 
-van  de  afkomst  der  Afghanen  uit  cie  tien  (lammen  van  Israit 
verfterken ;  als :  de  getuigenis  der  beste  Perzifcke  Gefbhied* 
.fthrUvers,  en  van  bijna  alle  Mahomedaanfché  Schrijvers;  de 
eigene  overleveringen  der.^^if^if  ;dat  hunne  geflachten  door 
oude  Joodfche  namen  onderAcbelden  z^n,  (fchoon  zy  dit,  f(»> 
dert  hunne  bekeering  tot  den  Islam ^  zorgvuldig  verbergen;) 
de  overeenkomst  van  htt  Poesehtoesch  (hunne  taal)  met  het 
Ckaldeeuvnch ;  de  gentalogifche  lijst,  onder  j.  malcolm 
berustende ,  dat  de  Afghanfche  groote  familtën  onmiddeliyk 
van  de  Koningen  van  Israil  afdamden ;  de  uitrpruk  der  taal- 
kundige Zendelingen  carey  en  iiarshman,  dat  de 
Poeschtoefehe  fpraak  veel  meer  Hebreeuwfcke  woorden  heefc 
dan  eenige  andere;  het  gezegde  van  een*  geleerden  Afghan^ 
dat  zijn  Volk  Beni  Israël  (^Israëliërs)  ^  maar  geene  Tuhoêi 
{Joden)  zijn;  eindeiyk  de  arendsneuzen  en  Israëlitifche  gt» 
iMtsttekken  der  inwoners,  die  dadeiyk  de  Heeren  van  hec 

^^  S  Ge« 


594*  SLfHmsT.onB 

Geztntfehdp  troiFeo»    a.  Ferdeeling  m  RjBgtring  rah  het  4f« 

ghanfche  Volk.     (Ook  hiervan  is  boven  reeds  eenig  denkbeeJd 

gegeven.)    3.  Huwelijken^   foeftand  der  Frouwen ^  Begrafenis* 

fen ,  enz.    De  Afghanen  koopen ,  volgens  de  Aziatifche  ma* 

nier 9  hunne  Vrouwen,    De  ^leviraats- wtt  van  mozes,    dtc 

de  broeder  Verpligc  is,   de  kinderlooze  weduwe  zijns   broe* 

ders  te  trouwen ,  lieerschc   ook   hier.     £r  fcbijnc  veel  meer 

eigenlijke   liefile  bij   de  Afgham  bekend  te  zijn,  dan  by  de 

hen  omringende  voilkeo  van  Haven.  Eenigen  verwerven  hunne 

bruid y   door  hunnen  fehoonvad^r  te  dienen,  zoo  als  j/kcos 

'  RACHEL  verwierf:    ons  Noerdhollandsch  kweeuen  (iets  ongei» 

hoords  in  Azië')  is  er  zelfs  niet  onbekend.    (Dit  noemen  zij 

Namfud  Bofi^  de  genoegens  der  verloofden.')  Vele  jonge  lieden 

gaan  buitenslands»  om  zich  een  genoegzaam  vermogen  ter  be» 

koming  hunner  geliefde  te  verwerveui     Schakingen  zijn  ge. 

/inecnzaam.    Een  hunner  gedichten  behelst  de  liefdesgefchte- 

denis  van  aoam   en  doerkhani,  die  wel  iets  heeft  van 

ket  treurig  einde  van  PYR  AM  us  enxHisBéy  of  romeo 

en  JULIA.    4.  Opvoeding y   Taal^  en^  Letterkunde  der  Afghm^ 

ften.     De  Mullahs^  oï   Priesters,    beduren    de    opvoeding^ 

doch  geen  vierde  gedeelte  der  mindere  (landen  ican  zijne  izmX 

lezen..    Het  Poeschtoesck  is  eene  mannelijke ,  doch  ruwe  taal , 

meestal   uit  het   li\^Vi\Q-Perzisch  of  Oud-Zend  en  Pehlwi  af. 

komftig.    Het  Perzisch  is  zeer  in  gebruik,   en  het  algemeene 

voorbeeld  der  Letterkunde.    De  Odendichter  reman  worde 

bet  meeste  geacht;. pnze  Schrijver,  echter,  houdt  meer  vaa 

den   Dichter   kaschal,  een*   krijgsman,    die  den  grooten 

^ogol  AURUNG-ZKD    durfdc  bevechten.     5.   Godsdienst y 

Sekten^   Mullahs \    Bijgeloof.     De    Afghans    zijn    regtzinnige 

Snnnietfche  Mohammedanen  ^  dooh   omtrent  andere  Gods  dien- 

fien  vrij  verdraagzaam.   Niet  alleen  Ketters  of  Schüten ,  maar 

celfs  Ongeloovigen  (Christenen^  Hindoes  enz.)  mogen  in  bec 

land  wonen,  en  zelfs  hoo^e  posten  bekleeden.    Er  z^n  ook 

vrijdenkers   onder  de  Mohammedanen  ^  en   zelfs  eene  feki^, 

die  men  voor  Panthetsfen   zon   kunnen  houden;  anderen  zija 

zeifs  Godloochenaars;  nog  anderen  pvediken  het  alteen  wettr» 

ge  bezit  der  goederen  door  leden  hunner  gezindte.   Ter  zij* 

de  van  dit  ongeloof  heeft  Veel  bijgeloof  pisats*    6.  Gastvrij* 

heid^  roofzuchtige  Gru^oonten  enz.    Herbergz^iamheid  en  roof^ 

zbcht  gnan  hij  dt  Afghans  ^  gelijk  bi)  dt  Arabieren  der  Woes« 

tijn,  in  de  hoogde  mate  gepaard.    Weigert  meo^  in  iemands 

huis 


OaCAWrSCHAfSaBIS  NAAR  SABVLt  595 

huls  of  tent  bittoeiigetredefi ,  vaii  de  gast?rijbeld  gebrvtk  ie 
naken,  zonder  hec  inwilligen  van  zeker  verzoek  door  den 
gasiheer,  zoo  moec  deze  dit  laatfte  doen,  op  verbeurte  zij« 
ner  eer.  Nog  (lerkere  flanfpraak  op  onderftand  geeft  het  zen- 
den van  eea*  fluyer  door  eene  Vrouw«  Moord  gaat  met  de 
Tooverijen  der  /Ifghans  nooit  gepaard»  f^  Zeden  ^  Gewoonten 
en  Karakter  der  Afghan$.  De  westelijke  Afgham  zija  door* 
gaans,  in  verfcheidene  opzigten,  beter  en  befchaafder  dan  de 
oostelUke,  Hec  vrije  herdersleven  wordt  door  dt  meeste 
jffghans  zeer  bemind.  Het  Volk  is  gezellig,  houdt  van  ver* 
halen,  zingen,  jagen  en  andere  tijdkortingen,  zelfs  kinderfpe*  > 
len.  Hunne  flaven  worden  zachc  behandeld.  De  kieeding 
verandert  naar  de  Mode;  eii  het  is  een  zeer  ongegrond  denlr- 
beeld,  dat  di^zt  in  het  Oosten  altijd,  of  zelfs  lang,  dezetf^t 
blijft.  Men  zon  de  Perzifehe  kleeding  volgens  chardfn 
aldaar  thans  even  vreemd  vinden,  als  bij  ons  de  allonge^pa^ 
ruiken.  De  zeden  der  Afghant  vereenigen  onafhankelijkheid 
net  deftigheïd ,  leergierigheid,  werkzaamheid  en  gezond  ver- 
Hand.  .  Ik  ken ,  Zegt  de  Schrijver ,  in  Azië  geen  Folk ,  dat 
minder  gebreken  heeft,  8*  Inwoners  der  Steden.  Schets  der 
onderfcheidene  flanden,  als  kooplieden,  winkeliers  en  hand- 

.  werkslieden  (in  32  gilden)  -enz.  De  policie  \s  goed.  Qe 
leefwijze  der  gemeenere,  der  burgerklasfe,  en  9»  die  dér 
Crooten  des  Rijks  ^  wordt  'in  biJzonderhedeV  befchreven.  lo. 
Koophandel  van  KabuL  Natnnrlijk  alleen  landhandel,  door* 
dien  het  Rflk  geene  haven  heeft,  en  naauweiijks  tot  aan  de«» 
zee  reikt:  dezelve  wordt  flecbts  met  k^meelen  gedreven,  en 
heeft  plaats  met  Perziëf  over  Kandahar  en  Herat  ^  Indii ^ 
oy^t  Pefchawer^   Multan  enz.,  het  vrije  en  Chinefche  ^n-^ 

.  kestan  (Tartarije')  ^  over  Cackemire  ^  Pèfehawer,  en  vooral 
Kabul,  een  weinig  met  Thibet  en  ArabH;  die  met  Indiê  'ft 
de  aanzienlij kde;  paarden  en  fhawls  zijn  de  vooniaamfle  arti- 
kelen van  uitvoer.  11.  Landbouw  en  Landhuishoékunde  9an 
i^buL  Men  heeft  vijfderlei  landbouwers;  eigenaars,  pach* 
ters,  kolonisten,  daghuurders  en  lijfeigenen.  Doorgaans 
wordt  tweemaal  in  het  jaar  geoogst.  is«  Tadfehiks^  Hindkfs 
£n  andere  Inwoners  van  Afghanistan,  De  TadfeMtszi}ïï  tegen'^. 
woordige  P^r^/isif/ff,  waarfchijnlijk  oude  P^z^m,  met  Ara^ 
bieren  vermengd.  Zij  bewonen  de  vlakten,  zijn  gezeteoe 
landbouwers  en  y verige  Sunnieten :  de  meeste  zi)n  onkr^gsi. 
h«fttg;  maar  fommige  {tammeo  hebben  zich  bl|na  onafhanke- 
lijk 


59^      ELPHINSTONC,  OBZAtffSCBAFSltEK  NAAR  KABÜU 

lyk  weten  te  hoadeti.  De  Hindkis  of  D/Jattts  (^Dfckaten) 
Bijn  Mohammeéaanfche  Hindoes:,  ulrijker»  doch  ffecbcer  en 
min  geacbc  dan  de  Tadfchiks.  Ook  vindc  men  vele  Heiden* 
fchc  Hindoes ,  Kifilbafehen ,  landgenoocen  van  den  tbans  ia 
'Perste  beerfcbenden  KoniDgsftam,  en  Schüten  enz. 

Ziet  daar  eene  vlugtige  fcbecs  van  die  belangrijke  werk» 
waarvan  wQ  bet  derde  en  laacde  Deel  mee  verlangen  te  ge- 
moet  zien.  Wij  vfeezen  echter,  dat  het  weder  eene  Verta* 
lingvan  eene  Vertaling  is,  namelijk  uit  bet  Hoogduitsch.  Be- 
halve een  aantal  Duitfcke  nftdrakkingen ,  gaven  oqs  de  aaii- 
teekeningen ,  die  waarlijk  uit  geen*  Hoilsndfchen  koker  zijn 
voortgekomen,  en  vooral  de  fpetling  der  eigennamen ,  grond 
voor  dit  vermoeden.  Geen  Hoiiandsch  Overzetter  zal  b.  v. 
Jauts  door  Dfehaten ,  Jollalpore  door  Dfckeiialpur  overbreo* 
gen,  maar  wel  etn  DuitfcAer,  die  juist  zoo  fpreeku  Waar- 
om y  indien  men  zulks  om  eene  of  andere  reden  gedaan  hebbe, 
bet  niec  op  den  titel  vermeld  f  Of  waarom  niet,  nog  liever, 
het  oorfpronkelijke  geVolgd?  Dit  zal  toch  wel  te  bekomea 
zlfn.    Anders  laat  de  vertaling  zich  zeer  goed  lezen. 


Schetfen  en  Tafereekn  eener  Reis  naar  Konftaniinopel  ^  gedaan 
door  den  Baron  l.  voN  stüRmer,  in  de  iaatfte  maan* 
den  van  het  jaar  i8i5.  Naar  de  Uitgave  door  }os%?n 
c  o  L  u  c  H  o  w  s  K I  uit  ket  Hoogduitsch  vertaald.  Te  Oronin» 
gen ,  bij  W.  Wouters.  In  gr.  %vo.  XVI  en  205  Bi,/  i»i6*z 

Indien  wij  eenigzins  den  fmaak  van  onze  Landgenooten ,  en 
wel  bijzonder  van  bet  aankomend  geflacbt,  kennen,  dan  ver« 
zadigc  zich  hun  leeslust,  zoo  men  de  Romans  ter  zijde 
fielt,  wel  het  liefst  mét  Reisbefchrij vingen;  en  vleijen  wij 
ons  daarom,  dat  het  voor  ons  liggende  werkje  geen  ongun- 
ilig  onthaal  bejegend  is.  «Wy  hopen  ten  minde,  dat  een  aan. 
tal  Nederlanders  niet  zoo  zeer  moge  verOingerd  zijn  om  rond 
te  zwerven  en  te  willen  vertoeven  bij  de  bekoorlijke  ea 
veelal  overdrevene  tooneeten  der  verdichting,  of  men  zal 
Bog.  oog  en  oor  overhebben  ter  befchouwing  der  wereld 
en  van  bet  menfcbeiyk  leven,  gelijk  het  in  waarheid  is,  en^ 
behalve  door  eigene  ervarenis,  voorzeker  het  best  gekend 
kas  worden  uic  de  Gefchiedenia  ea  Reisverhalen.    Te  meer 

ope* 


V  • 


U  VOM  STÜ&HEE-,   SCHETSEN  TAN  KOMSTANTlllOPEL.       $97 

opeD«n  wlJ  ODi  verflag  mee  deze  at Dmerkiogen ,  dewijl  ook 
de  Hoogduitfche  Uitgever  zijne  Voorrede  afinvangc  mèc  eene 
aanprijzing  van  bec  reizen,  ali  inzonderheid  nactig  eer  opbeu* 
ring  van  den  geest,   tot  vermeerdering   van  ware  kennis  en 
vlcbanning  van  vooroordeelen ,  ter  befchaving,  eindeiyk,  en 
xelfvolmakiog  to  Jongelings,  die   met  een  gezond  verftand 
en  hart,  en  tot  een  waardig  doel,  zich  buitenslands  begeeft. 
Mag  dit  DU  aan  duizenden  onder  ons  ,even  weinig  als  aau 
Recenfent  zei  ven'  gebeuren,   die  b^kans,  gelijk  een  kluize- 
naar, aan  zijne  kamer,  huis  en  beroep  gebonden  is;  en  heefc 
bec  ook  veel  bedenkeiykheids  in  voor  Rijken  of  Aancieniy« 
keu,   om  hunne  Zonen,  naar  gebruik  van  den  ouden  tijd, 
£uropa  rond  te  zenden  (*);   wij  durven  din,  met  den  Heer 
coLucaowsKi,  in  de  tweede  plaats,  buiten  eenig  gevaa^ 
▼oor  iigchaam  en  zeden,  volmondig,  en  boven  menig  werk» 
waarin  verbeelding  of  vernuft  hare  wegflepende  rol  fpeelt, 
het  lezen  aanprezen  eener  welgefchrevene  Reize^  gelijk  aan 
die  wij  thans  beoordeelen  zouden*    immers,  hoezeer  het  bi]* 
komend   oogmerk  van  den  Baron  von  stOkmbr,  om  no« 
.    pens  de  reisroute ,  pos  tergen  enz.  z^ne  Duitfche  Lan^genoo* 
ten  voor- te  lichten,  minder  voor  ons,  dan  voor  hen,  die 
oostelijker  op  wonen,  van  aangelegenheid  zU,  een  zoo  nieu* 
we  togc  van  Weenen  naar  Kênfluntinopel  mag  even  weinig, 
als  elders ,  de  opmerkzaamheid  ontgaan  van  den  weetgierigen 
Nederlander.  Wij  willen  ook  daarom  niet  pogen ,  de  nieuws* 
gierigheid  door  een  uitvoerig  Verhaal  van'  den  inhoud  te  vol* 
dqen ,   maar  veeleer  dezelve   ter  ^  lezing  uit  te.  lokken.    Dus 
tefekenen  wQ  flechts  uit  de  Voorrede  van  goluchowski 
aan,   dat  het  werkje  uit  Brieven  aan  eenen  Vriend  zaraenge* 
fteld    en  tot  een  geregeld  opdel   is   vervormd,  waarbij  de 
weg,  door  den  Reiziger  afgelegd,  geleidelijk  gevolgd  worde 
van  plaats   tot  plaats.    Dus  nemen  wij  verder  daaruit  alleen 
het  volgende  over:    ^  Men  ziet  a^ich  ala  in  eene  geheel  vei^ 

j»  fcbü* 

• 

(*)  Die  zucht  y  buitenfporig  als  zij  voormaals,  met  name 
in  Pruisfen^  fchynt  geweest  te  z^n,  zoodat  rewn  doar  Em 
ropa  louter  mode  werd»  en  een  noodig  vereischte  tot  eene 
befchaafde  opvoeding,  is  naar  verdiende  gehekeld  door  den 
Koninklijken  Oichcer,  in  deszelfs  Oeuvret  du  Phihf0ph€  de 
SMfisfiuQt »  Epiti  IVi  Jur  tet  Fifjages. 


59$  L.    VON    STÜRMER. 

^  fbhillende  wereld  verpla^sr;  een  Europeesch  oog  herkent 
^  zich   zelf  niet  meer;  de  uitwendige  gedaai^e,  waarin  men 
f^  alles  gewoon  was   ce  befchooweny    is  als  afgefoèden,  en 
^  een  nieuw  beeld  treedt  ifi  hare  plaats»  De  Oosterf^be  waaiw 
„  wijsheid,   de  Ooscerfche   op^eblszenheid ,   de    Ooste^rcbe 
ff  geheimzinnigheid,  het  Oosterfche  despoti;iflÜsïr>  kortom  het 
^  ganfche  Ooscerfcbe  blifft  fteeds  voor  vete  Europeanen  een 
^  nooit  gezien,  een  belangrijk  verfthlJnfeU*    Men  .verwachte 
incnsfcheii,  opdanks  den  tital ,  geene  volkomeoe  inlichting  no- 
pens Turkije:,  of  het  Turkfche  Rijk.  Zelfs  onjtrent  de  Hoofd-s 
flad,.het  eigenlijke  Konftantinopel ^  waar  hij  niec  toefde,  nog 
minder  wegens  het  Serail^  en   wat  dies  meer  zij,  treft  men 
iiier  itiets  aan,   maar  beroept  zich  de  Schrijver  deswege  op 
de  uitvoerige  werken  van  anderen.    Dstarencegen  gttït  de  £a* 
ron  hecgene  h\j  beloofde,  Scketptn  enTafereelen  zijner  Reize  ^^ 
en  vangt  zQn  verflag  aan  met  zijn  vertrek  uit  Teweswar^  ons 
bekend  makende   met  de  aangename  of  onaangename  ontmoe« 
tingen^ op  zijnen  togt,  met  kost,  nachtleger,  herbergen,  kof« 
fijhuizen,  wegen,  wagens,  paarden,  postwegen,  rusthoudin» 
gen,  en  voorts,  wat  hem   merkwaardig  voorkwam.    Onder* 
houdend,  met  één  woord,  en  wél  gefchreven  mogen  wij** dit 
boek  noemen.    De  Schrijver  deelt  ongezocht,  wanneer  -het 
eenzelvige  van  den  weg  vervelen  zoude,  zijne  overdenkingen 
en  aanmerkingen    mede.    Nergens  verliest  de  Lezer  den  Man 
vit  het  oog,  die  belang  weet  in  te  boezemen,  en  wien  men 
siet   kan  nalaten  onder  de  wijsgeerige   waarnemers  te  rang* 
fchikken :  ja ,  naar  gelange  men  met  hem  door  Zevenhergen  , 
Wallachije^  Bulgarije  en   in  Turkije^   tot  aan  de  Hoofdllad» 
voortreist,  krijgt  zijn  verhaal  fleeds  meerdere  aangelegenh^d* 
Ook  na  hem  vergezeld  te  hebben  op  den  langen  en  dikwerf 
noeijelijken  togt  deeit  men   in  zijne  verrukking  by  de  aan- 
komst te  Pera^  befchouwt  met  verwondering  het  uitgebreide 
en   prachtige  Konjlantinopelj  en   geeft  er  gereedelijk  de  be« 
ichrijving  aan  dier   digt  bebouwde,   volkrijke  en  van  binnen 
onbevalllge  Stad,  om,  met. den  Reiziger,  te  fcheep,  voorbij 
het   Serail,   en   langs  den   Bosfirus^  tusfchen  de  bekoorlijke. 
«n  welige  boorden  vam  Europa  en  jtizië^   af  te  varen  naar  het 
somerverblijf  der  Europefcke  Gezanten,   het  bij  uitflek  fraai 
gelegen  Bujukderen   (de  Bathjkolpos  der  Ouden),  alwaar  de 
teederlievende  Zoon  afflapt,  en  toeft,  in  het  aanzienlijk  va« 
derliyk  lasthuii.  r-  Achteraan. het  werk  vinden  wij  eene  Tri* 

go* 


SCHETSEN  VAN- K0N8TA1VTIN OPEL.  $99 

ê 
% 

goDometr^rcbe  berekening  van  den  afftand  tusftben  Konft^nti^ 
nopel  en  JVcenen^  welke ♦  daar  zij  de  regte  lijn  bepaalc  op 
ruim  193  mijlen,  loc  bevestiging  dienen  mag  .van  de  opgave 
des  Barons,  die  den  afgelegden  weg  berekent  op  213—230 
mijlen. 

Alvorens  de  pen  neder  te  leggen,  rekenen  wij  ons  verpligt  ,* 
onzen  Lezers  een  proeve  te  gev^n  van  deo  ftijl ,  en  het  on- 
derhoud, dat  hun  hier  wacht.  Bij  deu  rijkdom,  evenwel, 
en  verfcheidenheid  der  doffe,,  viel  ons  de  keuze  eeuigzil)a 
moeijelijk;  doch  bepaalden  wij -ons  een  laatfle  tot  de  be« 
fcbrijviug  der  koffijfliuiztn  te  Ra$grad^  eeue  plaats  in  Balga» 
rtjef  12  uren  van  Ruschfchuk. 

„Op  de  openlijke*]  (wij  zouden  liever  openc  hier  lezen) 
^  uitftekken  der  veelvuldige  koflijhuiz^n  zaten,  onder  ge- 
verwde  linnen  daken^  me:  kruisw^ze  onder  het  lijf  geflagene 
beenen,  verfcheidcne  lediggaande Tf/r^^n ,-  zij  rookten  tabak, 
dronken  koflij»  eu  keken  de  voorbijgangers  aan.  Menigeen 
bragt  op  die  wijze  den  ganfchen  dag  door,  in  gedachteloos- 
heid, of  diepzinnigheid,  zoo  a]s  men  het  noemen  wil,  vei« 
zonken.  Met  veel  fmsak  slurpt  hij  óqw  zwarten  drank  in^ 
en  rookt  uit  zjtjne  lan^e  pijp,  zonder  zich  om  zijnen  nabuur 
te  bekreunen.  Behalve  koffij  en  tabak,  wordt  er  anders  ge* 
woonlijk  niet  terftond  iets  aangeboden.  Met  de  eerde  is  men 
vrij  gul;  en  de  bedienden  bieden  dezelve  den  bedelaar  niec 
minder  eerbiedig  aan,  dan  de(n)  rijken.  Uier  zag  Ik  den 
geest  der  gastvrijheid  of  herbergzaaml^eid  ,  welke  de  Koran 
voorfchrijft,  en  die  den  Oosterling,  zeer  eigen  is;  maar  ook 
het  nietsbeteekenende  van  bunnen  omgang,  het  langdradige 
hunner  gefprekken,  en  de  traagheid  van  hun  ligcbaam.  Velen 
leggen  zich  rondom  de  fpelers  (*)  neder,  en,  zondereen 
oog  af  te  wenden,  begluren  zij  geheele  uren  lang  den.Joo^ 

vat 

* 

(*)  BU  nadenken  gevoelt  men  hier  eene  gapiog  in  den  zin^ 
èn  dnt  er  geene  melding  gemaakt  \s  \%\^'fpekn;  hetwelk  de 
Lezer  bijkans  onvrij  willig  onderdeld  heeft»  gewoon  in  zijne 
'gedachten  het  denkbeeld  van  /pelen. met  dat 'van  êtn  koffijMs 
ce  vereenigen.  Aan  kaartfpel,  nogtans,  of  dobbéldeenen» 
door  de  wet  verboden,  is  hier  niet  te  denken;  veeleer  laa 
eene  foqrt  van  fchaakfpel ,  of  dtnuneo ,  volgens  den  SchrQ» 
vér  zelven  bij  de  Turken  in  gebruik* 


>. 


6od  t»  VON   ITÜRMtR 

van  het  fpel.  Naardien  de  postbuizen»  getijk  men  weet,  ook 
koifijhuizen  zijn,  ben  ik  nu  onder  enkel  Turken;  sij  zicten 
erndig,  deftig,  eu  blJ  wijze  van  eene  raadsvergadering,  even 
tUof  zij  de  gewig^ig(le  audiëntie  verleenen»  Slechts  de  gasc^ 
wa^rd  cóonde  my,  gelijk  allen  anderen,  een  vriendelQk  ge* 
laac,  fprak  met  allen,  en  vloog  van  den  eenen  hoek  In  deo 
fenderen ,  om  de  bevelen  ^er  gasten  te  ontvangen  en  te  vol« 
brengen.  Terwijl  ik  dit  alles  befchouwde,  en  mét  datgene 
vergeleek,  wat  ik  voormaals  van  dezen  aard  in  m^n  vader* 
land  gewoon  was  te  zien,  genoot  ik  het  aangenaamfte  t^d* 
verdrjjr.  Geene  (loeien  meer,  enkel  zitplaatibn,  van  lea« 
ningen  omringd,  eene  foort  van  trappen  —  ik  weet  niet,  hoe 
ik  het  noemen  zal  «^  om  er  op  te  zitten,  deze  en  menigte 
andere  befchonwing  van  het  alledaagfche  in  de  Turkfche  Je* 
vensw^ze,  die  van  de  onze  zoo  zeer  afwijkt,  wekt  een  zon* 
derling  gevoel  op  in  het  hart  van  eeuen  Europeaan.  Hoe 
vele  vooroordeelen  moet  men  daarbij  niet  afleggen;  hoe  vele 
nieuwe  begrippen  in  zijne  overige  kundigheden  opnemen,  ten 
ehidede  omringende  zaken  in  derzelver  echte  gedaaotcf  te 
zien! " 

Wij  moeten  hiermede  afbreken,  opdat  wij  niet  wljdloopig 
worden*  Anders  ftruikelde  misfchien  onze  kieschheid  over 
menigte  Germanismen  of  zonderlinge  zegswijzen,  die  den  (li}l 
dezer  vertaling,  hier  en  ginds,  naar  ons  gevoelen.,  ontfïe* 
ren  (*).  Anders  merkten  wij  vooral  den  vreemden  mlsflag 
op,  waarby  onze  Baron,  op  absalom  toefpelende,  MJ  bec 
ryden  door  ftruiken ,  zich  diets  maakte,  ,,  dac  hij  z^n  hoofd 


(*)  Ten  bewijze  het  volgende.    Meer  dan  epns  lazen  wi|  » 
dat  de  Reiziger  ergens    henen  eene  uitvlugt  deed ,  voor   uit^ 
fi4ipje.    Ook   zege  h^:   „  het  oog  had  vfeinlg  fpeelruïmre  ^^ 
voor :  ruimte  om  rend  te  zien»    Voorts  (lieten  wij  op  de  uit<P 
drokkingen:  „  het    huis,    dat  het  niezigt  geeft  {yoox  heeft) 
„  op,"  enz,  en:  „de  vaartuigen  ontfchepen  hunne  gasten.»» 
Maar  hoe  vreemd  l^linkt  het  niet   in  onze  taal ,  van  ^  bloe- 
„  fems**   te   hooren ,   „  die  de  asch  der  overledenen  onckie- 
^  men  ;*'  of  wel  van  „  doodsdalen  (begraafplaatfen),   die  de 
„  Turk  in  het  leven  mengt/*      Ronduit  gefproken,   w})   ver- 
ftaan  die  woorden  niet,  ofTchoon  wij   de   bedoeling  ligteliik 
Qic  den  zamenhang  kunnen  opmaken. 


SCHETSER  VAN  KONSTANTINOFB^,  éol 

^  zeer  gemakkelijk  san  den  eenen  of  anderen  boomtak ,  even 
^  ais  kij\  kon  laten  hangen»  en  (NB)  zonder  hoófd  te  Kon* 
^ftantinopel  aankomen,'*  Trouwens  alle,  en  voorzeker  deze, 
vergelijking  gaat  mank;  en  wij,  van  vltterlj  afkeerig,  ver- 
meeoen  genoeg  gezegd  te  hebben  tot  aanprijzing  van  dit  ba* 
vaTIig  en  nuttig  Reisverhaal. 


•  Parnarus  Latino  •  Belgicna^  five  pleriqoe  e  Poétis  Belgii  L»« 
tinis,  Epigrammate  atque  adnotatione  illustrati,  a  jacoïo 
HENiiicQ  HCEür?T,  Amft.  apud  A  den  Hengst  et  FtU 
&c.  1819.  ƒ  2*io-; 

Ue  naam  van  ]acob  iiendrik  iisufft,    'DvrdrechH^ 
naar^  is  in  vele  vakken  van  oude  Letterkunde,  bijzonder  iti 
dat  van  Latijofche  PoëziJ ,  mee  eer  en  lof  bekend.  De  waaiw 
dige  Grijsaard  beeft,  door  bet  uitgeven  van  dezen  Parnajus^ 
zich  zei  ven,  als  ware  het,  een  nieuw  gedenkteeken  van  roem 
gedicht.  De  Nederlandert  hebben  boven  andere  Volken  heeiw 
lijk   uitgeblonken  In  bet  voortbrengen  van  zoo  vele  en  voor* 
treffelijke    Geleerden,    en  ook  voornaoielijk  van  Lat(}nrche 
Dichters.    Geen  wonder  dos,  dat  de  Koninklijke  Akademie 
van  Wetenfchappeo  en  Fraaije  Letteren  te  Brusfely  opg^weke 
door  bet  voorbeeld  eéner  MaatfchappiJ ,  welke  eens  de  Ge«  . 
fchiedenis  der  Nederdttltfche   Dichtkunde  gevor.derd,   en  de 
overfchoone  Verhandeling  van  den  fmaakvoüen  j.  db  vries 
met  goud  bekroond  heeft,  —  geen  wonder,  zeggen  wij,  da^ 
de  Brusfelfche  Akademie  een  Gefchied»,    Letter-  en  OordeeU 
kundig  Verflag  van  de  Latijnfche  Dichters  in  de  Nederlanden 
gevraagd  heeft.    De  Heer  hckufft  heeft  zeker  aan  de  be« 
antwoording  van  die   vraag  gedacht.    Maar  hij  zegt,  dat  hij 
zich  voor  dat  werk  niet  berekend  gevoelde,  wegens  zijn  ge«« 
ring  kritisch   vermogen  en  mindere  vaardigheid  in  het  fchrij^ 
ven  van  goed  Prosa -Latijn.  Dat  hij  zich  zelven  partijdig  ba. 
oordeeld  beeft,   bewijzen  en  het  gezond  oordeel,  hetweilc 
doorgaans  in  het  geheefe  werk  doorlhaaltt  en  de  (l^U  en  do 
voorrede,  en  de  onder  de  £pigrai))ma's  gevoegde  aanmerking 
gen.    Door  die  zedige  fchroomvalligheid  dan  teruggehouden, 
om   door  een  volledig  fluk  op  de  Brusfelfehe  vraag  te  auN 
woorden,  wilde  hij  echter  bec  zijne  bedragen  toe  den  roem 
ét%  Vaderlands  en  opwekking  der  Jeugd,  welke  door  eeno 

BOXUESCIft  I8a9.  NO,  ff  Tc  V9P 


■1 


^^rkeerde    leiding   meer   en  meer   van  den  weg  ifgetrokkeo 
werd,  om  ooit  weder  tot  dien  roem  ce  kunnen  naderen.    Htj 
Ireefc  in  een  aant/il  bijfcbrircen  eene  dichckundige  beeldenga* 
Ieri|  opgerigc,  waarin  hij  de  Nederlandfche  Larljnfche  Dich- 
fers  flechcs   gefcbecst  heeft^  eene  uitvoeriger  bewerking  aan 
anderen    overlatende*     Zij    zijn   gerangfcblkt   naar   orde  des 
tijd««  beginnende  met  de  herleving  der  Letterkunde  in  ons 
Vaderland,   en    wel    met   den    onflerfeltjken  RUüt>LPHUf 
^GRicoLA.    De  Epigramitia*«  worden  all^  meer  of  min  op. 
gehelderd   door  eerfge  bijzonderbeden    van  leven,  geboorte» 
|ie  bronnen  van  levens berigten,  nadere  ontwikkeling  van  het 
in  de  verzen  gevelde  oordeel,   enz.    De  verzen,  ala  verzer, 
zijn ,   zoo   als  men  ze  van  een  dud  meester  in  de  kunst  kan 
Verwachten;  vloeijend,  ïuiver,  puntig,  en  Latynsch.     Doch 
het  konu  ons  voor,   dat  het  eene  aUerrooeijelijkfte  zaak  zijn 
Qioet,  om  Dichters  te^fchetfen  in  twee-,  vier-,  zes-   of  acht* 
legeli^e   verzeo,    £n  dan  nog  znlk  een  aantal  Dichters!    De 
Schrijver   heeft   wel  dikw^is   den   wo]f  bij  de  ooren  moeten 
houden.    Hij   had   te  doen   met  eigene  ver&ficatio  en  beooi* 
deeling  van  vreemde.    Hoe  gevaarlijk  wordt  bet  voor  zood^ 
Higen  Dichter,  om  niet  fomt^ds  eenige  opofTering  te  doeo 
van  het  oordeel  aan  een*  geestigen  inval  of  fraai  klinkendea 
f  egel !   Op  deze  klip  komt  de  H  eer  ^  ce  u  r  p  t  ons  voor  ge- 
ilrand  te  z^n  in  het  anders  waarlyk  fchooo  Epiitam  op  den 
beroemden    jeronimo  d&  bosch»    waarin  hg    door  de 
zucht,  om   lijn  bijfchrift  regt  epigrammatisch  te  doen  elndU 
gen   met  een'  verrasfend^n  val ,    verleid  fcbynt  geworden  te 
zyn  tot   eene  uitfpraak,   die  niet,  als  de  flag  op  den  vuui^ 
pyi,  enkel  fcbiitert  en  treft,  maar  ook  verzengt  eii  wordt , 
en    wonderlijk    affteekt  b^    het    oordeel,   door   den     Meer 
BCEÜFFT,  in  den  {are  1808,  ten  aanzien  van  de  alleriaatde 
.|;edichteD  van  den  Heer  de  bosch,  geveld,  in  zija  aller* 
keurigst  versje  voor   den  /Ippendix   Poëmatum  Hiefonjmi  de 
3oscky  waar  hij   deze  naplukfiels  van  zijnen  Vriend  groocen 
lof  toez waait,  en  dezelve  onder  anderen  uitdrukkelijk  noemt: 
Mniifuas  non  degeneranfia  arisfas»    Na  dien  Apfendix    toch. 
beeft  DB  BOSCH,  zooveel  w^  wete;i,    geen  vers  getuaakc^ 
althans  zeer  zeker  geen  enkel  uitgegeven.  Voor  het  overige  is 
tn  bl\}ft  deze  Pamafus  etn  gedenkduk  van  echt  Nederland- 
fchen  fmaak  en  geleerdheid.   Het  ontbrak  ons  noch  aau   lusc, 
noch  aan   vermogen  (immers  in  ons  oog)  om  eenige  l^eoor* 


/ 


FARNAtUi  LATISO»BEiLGICUfi«  .  (fj 

deelendc  eo  ophelderende  aanmerkingen  te  geven ;  maar  w9 
fparea  dezelve  tot  eene  gefcbiktere  gelegenheid.  Wanc  wy 
hebben  uit  hec  Programma  van  de  Brusfelfcbe  Akademie  vao 
dit  jaar  gezien ,  dat  de  weoach  dier  Akademie  vervuld ,  en  d« 
vitgefcbrevene  pr^svraag  beantwoord  ia  met  een  Quk  vol  van 
geleerdheid,  oordeel  en  finaak,  aan  hetwelk  zU  2lcii^gehaaac 
beeft  den  gouden  eereprijs  toe  te  wi|zen»  en  waarvan  de 
Schr^ver  is  gebleken  te  z^n  een  man,  niet  enkel,  c^oor  ver* 
fcbeidene  uitgegevene  , werken,  ala  een  grondig  Geleerde» 
maar  ook  ais  een  verdiendel^k  Latijasch  Dichter»  Mgeneefi 
bekend»   -*  de  Uooglecraar  pieter  hoffman  F£ERL> 

KAMP, 


^m^^i'r-^^mm^mm'^m-^mt-^^mmmÊm^ 


Heide/pruitjes ^  ihor  klaas  baems  bouman.  Te  Grönk^ 
mingen^  bij  R.  }.  Schier  beek.  1820*  In  gr.  Sta,  99  bK 
ƒ!  5-: 

Onder  dezes  eenFoudigen  dtel  biedt  oni  ÉouMANdertfg 
dicbtftukjea  aam  Vddr  tien  jaren  was  deze  man  Boerenknechtv 
en  gaf  hy  e^tA^e  verzen  uit,  welke  Reeenfenc  -*  dit  fpifc 
bem  zeer  —  niet  kent»  maar  die  eene  gonflige  ^eoordeelinf 
ontvingen.  Desaiectegeuftaande  iaat  bouman  h«t  Publiek 
zoo  lang  wachten;  waarlijk,  dat  's  geen  teekea  van  boog* 
moed.  Neen  ^  nederigheid  tpreekt  hier  ook  i  op  titelblad  en 
in  voorbertgt,  zoo  ongeaaakt»  dat  men  den  Dichter  achiea 
]D#et,  die  federt  Heirenkneckt  en  K^etfier  ïs  gewordefa.  Uit 
dKeo  ftaod  kennen jwij  nog  niet  éénen  Poëet;  en  die  nu  üeC. 
bebbery  keeft  voor  rariteit »  koope  dit  boekje  van  den  Kêef^^ 
fer^  dat  menig  boer,  knecht  en  Heer  tot  verwondering  en 
heilzame  fchaamte  moge  opwekken.  Aan  den  weled,  geb.  en 
geür.  Heer,  Mr.  a.  j.  van  der  hoop,  bQ  wien  bocbiak 
In  dienst  is,  is  dit  bundeltje  opgedragen,  en  deszeifs  uitgave 
ia  door  een  honderdtal  Imeekenaren  bevorderd,  onder  welkt 
Diet  weinige  In  aanzien  of  roem  verhevene  mannen*  Dit  h 
voor  hen  enzouaiAN  al  even  vereerend;  en,  of  J$t  mei; 
genoeg  zij»  onze  aPANDAyr  bemoeit  zich  met  dezen  Ditb« 
ter ,  die  hem ,  voor  teregtwijzingen  en  goedkeuring  z]Jti$ 
werks,  dank  betuigt. 

Mtar,  ^  de  Heerenknecht  moet  zich  maar  met  Mijnheer  en 
Mfvroaw   te  dienen»  de  Ko9$lkr  met  de  paarden  enz.  be« 

T?  ^  moei* 


1^  R.  H.  tOÜMAN  * 

moelDen^  en  laten  de  boeken  en  de  gele^dbeid  nn  ten  óver, 
die   daarvoor  den  tijd  hebben,    of  wier  jiost  of  belang  vot« 
derc,  dat  zij   Anderen ,..; .'•    Wel  zoo!  die  dus  redeneert, 
'weet  gij  wel,   dat,  al  rijdt  ge  in  eene  koet»,  en  al  vliegen 
knechts  en  meiden  van  uwe  wenken,  gij  zoo  aanzienlijk  niet 
zljt  al8*'de  ^dienende,  die  zijnen   geest    befchaaft  en  zijn  hart 
veredelt,  en  d.ii   gij    verachteliik  zijt  in  de  oogen  der  Ede- 
len, die  den 'mensch  alleen  ,   In  eiken    mensch,  waarderen? 
Wie  zoude   den   Heer  van   der^hoop  beklagen  om  zulkv 
een*  knecht,  die  zijne  uitfpanning  vindt  jin  het  zedetijk  ge- 
Boegen  der  kunst,  welker  befchaving  hij  tndetgefthikt  houdt 
aan  handenarbeid  en  dienstbecoon ,  door  püvTt   en  beUng  van 
hem  gevorderd?  Die  Heer  althans    is  met  hem  tevreden,  en 
fchat  hem  oasr   verdiende;  en  hoe  bouman  bij  hem,   bij 
Mevrouw  en  hare  familie  gezien  is ,  daarvan  mogen  de  hier 
voorkomende   dicht(luk>es  »  aan  den   Oud  -  Burgemeester  der 
Stad  Zwolle^  op  zijn'  Siften  verjaardag,    op  Nieuwjaarsdag^ 
eo  te  zijner  Nagedachtenis^     die  ter  f^erjaring  van  Mevrcuw 
en  de  jonge  Jufyrouw  van  der  hoop,   ótt  op  de  Reis  van 
Mijnheer  en  op  de  goede  IVeder komst  van  Mevrouw^    en  het^ 
door  BOUMAN,  gpbroken  Ftschglas^  dat  met  een  kkintrver* 
wisfeid  werd^  getuigen.     . 

RecenCent  verpoosde, zich,  bij  dezen  Koetfier,  gurne  vt« 
2)]ne  bezigheden.  Hy  jaagt,  er  niet  wild  en  winderig  over- 
heen, zoodat  men  vreest,  dat  hij  van  den  weg  zal  afrikeo, 
of  dat  men  duizelig  zal  worden ;  het  is  echter  ook  ^^eea  fle^ 
pen,  dac^bQ.  ons  doet;  en  die  zich  verbeelden  kan  over  eene 
fchraie  heide  te  rijden,  dien  hapert  bet  aan  gezigc  en  gevoeU 
want  het  rolt  er  goed  door,  en  <—  de  weg  Is  gemtkkeK)k  es 
aangenaam. 

Na  een  lief  praatje,  diC  een  fFandeiaar  mee  een    Sijsjt 
koude,  bij  den'aanvang  van  het   togcje,  aangehoord  ce  heb- 
ben» is  men  i'eeds  tot  zoo  veel  ernst  gedemd,  da^wij  bou« 
MAN,  die,  zonder,  in  zijne  geestverheffin^,  aan  de  aanmer- 
kingen, die  men   hem  maken  mogt,    te   denken,   Goiie    eeif 
Lofzang  zingt,  met  innig  genoegen  kuanen  aanhooren.  (Neen, 
om  oï  over  uwe  ouders  hebt  ge  u  niet  te  fchamen.  Hi)  fcha- 
jne  zich  v^^;*  zijne  ouders,  die- de  braaf  held  van   bunoe  har- 
ten  mist!    Dit,  bouman!  «tnsfchenbeide.)     Wij  komen  bü 
het  Graf  zijner  Ouderen.  •  H^ar  ztjn  Wij   nog    ettït  geweest. 
(Zie  Groni»gfir  Mé^andjcht^ift ^    voor,  1817.  No.FL^     Toen 


HEIDMPRUITJES.  iog^ 

zagen  wij,  bij  bet  mnnliclie,  h«  fpiWgé  gns  nfet,  dat  er' 
nu  tiert;  matir  anders  vinden  \vi\  hier  eene  verandering  ge«' 
maakt,  die  van  des  zoons  vorderlag  in  goeden .fniaakaange* 
naam  getuigt.  HIJ'  neemc  pns  ,mede,  na  hier  het  gevoel  on* 
zer  rterfelykheid  en  onfterrtlijkheid  opgewekt  te  hebben,  en 
dat  wordt  gefterkt,  door  ons  ce  herinneren,  dat  ons  leven 
voorbij  fnelt  (h\.  38)  en  de  onbeftendigheid  alleen  èt  deugd 
uitzondert  (hl.  44);  hy  neemt  oiis  mede  naar  het  L$o»  Wij 
^zeggen  bouiian  na: 

o!-.Mogt  die  wond*  die  loof^  dit  groen» 
Dit  heerl^k  oord ,  In  'c  fchoon  fatzoen, 

Den  Koning  (leeds  behagen  1 
Ontwijk;  o  Vorst I  bier  (laatsverdriet. 
Hier  drukk*  de  kroon  uw'  (chedel  nieu 

Slijt  hier  uw  best«  dagen« 

Het  Landleven  (h\.  93)  bevalt  ons  best ,  en  bij  den  geluk* 
kigen  Huisman  (bl.  29)  ontfermden  we  ons  0(yer  nenlg  H«e«  ' 
renhuis  en  Boerenwoning,  in  welke  deze  vier  regels  niet  eeot 
verQaan  kunnen  worden. 

.  Onze  voerman  is  geen  grappenmaker,   en  veoral  niet  valt 
bij  in  bet  onbetamende,  wanneer   htj-  vrol^k  is.    Dat  it  hy 
wel  eens ,  niettegenftaande  zijne  Gedachten  in  ee^n  fiapeko* 
zen  Nacht  ons  tot  een  fomber,  hoog.erndig  medegevoel  mtc 
ziijne   aandoeai«igen  (lemmen.     Wi}   zijn  met    hem    op   eene 
Sruilóft  geweest ,  en  daar  hadden  wij  het  goed  nur  den  zin  » 
door  zijne  bediening,  die  hem  niet  alleen  van  vele  kneebta 
achter ,  maar   van    vele   zoogenoemde  Dichters  aan  de  tafel 
gunftig  onderfcheidde.    Wij  wenfcben  Damon  en  Roosje  ^  die 
wij  aanftonda   na  de  BruiIoA  fpraken,  een*   zoo  goeden  Hu-    . 
weiykazang  toe.    Wanneer  bij  Dorinde  verjaart,    (b1.  Pa)  of 
bij  il.  STOART  zijn  rouwbeklag  maakt,  of  bij  Do,  S.  in  de 
kraamkamer  n  brengt ,  ik  verzeker  u ,   gij  knnt  u  gerust  aan 
hetzelfde  kompliment  honden,  waarmede  hy  groet* 

Het  Huwelij ksgarèel  fchUnt  bouman  nog  niet  In  orde  te 
hebben.  Hij  weet  ^chter  wel,  wat  liefde  ia,  bi>  eigene  er- 
raring.  Heel  aardig  is  de  Misleiding^  die  hem,  deed  betui. 
gen,  dat  hij  het  bloempje  van  zijne  hoop  niet  geplukt  heeft, 
wijl  hij,  die  door  zijn  zorg  en  vlijt ,  en  vol  van  liefde  en 
treuw^  dit  fier aad  van  den  lentetijd  had  opgekweekt^    niet 

Tt3  fcheen 


' 


6K|.  •      K^a*  BOUVAWr 

fcheen  verhliji ,  dat  hij  het  plukken  im.  Meer  kfltt  de  Rck 
cenf^nc  er  niet  vtn  seggen,  die  noch  bouman]  noch  dtc 
Hèempfe  ooit  gezien  hcefc^hetgene  hem  alleen  fp^t  v«n  die 
nleuwf gierige  Lezeresfen,  die  bet  met  tmik  een*  KoeiGer 
wel  eent  zouden  willen  wtgen,  en  wie  het  aan  het  hart^ 
gHat ,  dat  hij  klaagt  i 

Helaas !  ik  voel  mijn  hart  gewond , 
£d,  vol  van  onrust,  dwaal  ik.  rond, 
Bn  ken  mv)  zelren  niei! 

Itttosfchen,  niets  fchaadt  deze  verliefdheid  aan  ie  Paarden^ 
die,  biykens  den  laatden  zang,  niet  te  klagen  hebben,  wanc 
hlJ  bezorgt  ze  opperbest,  en  zij  ftaan  bij  hem  op  hooger 
prijs,  dan  menig  mensch  bij  zijn'  natuurgenoot.  ' 

Den  BUnden  van  kkümmacher    heeft   bij   Holhndscli 
geleerd;  en  die  beweegt  003  no,  door 'zifn  „  Erbarm  q1*^ 
zoo  goed,    als    toen  hij  Hoogdnicsch.  fprak.    Dat  mogen  na 
neer  Koetflers  verdaan;  maar  dan   kennen  ze  onze  landtaal 
xoo  goed  niet  als  Bot^MAN,  die  ons  den  ff^interzang  van 
SRUMMACBER  ook  voorgezongcn  heeft,  maar  wiens  eigea 
tFinterzang^  de  grootfle  in  dit  bundeltje,  wel  een  kns)e  vmn 
l4mr0  waardig  is*    Hiervan  melding  makende ,  herinneren  we 
ons    nog  één  Hukje ,    nan  de   Groninger  Studenten   th  b  ic* 

.  IAËN  en  TAN  DER  MUELEN  toegew^d,  zamen  verdronken 
In.  den  winter  van  i8i6.  Ook  dit  Huk  je  Was  Reeenfent  be* 
loend  uit  het  Greninger  Maandfchrifi;  maar  hier  las  hl)  hec 
met  meer  genoegen,  wasr  het  vQf  coupletten  korter  is»  ééa 
geheel  nieuw,  en  vele  niet  weinig  verbeterd.  De  Leter  oof« 

.  deele  eenst 

In  het  üaandfchflft  leest  men : 

Dtar  nam  hij»  (Gods  Engel)  biy  te  moede» 
Die  braven  in  zijn  hoede , 

Wijl  *t/(loflyk  deei  bezweek» 
Natuur  der  volken  oogeo 
Mee  fluljers  hield  omtogen , 
Dat  niemand  redding  zag,  eer  h\|  van  de  aarde  week* 


Hier  is  het: 


Daiii'  nsm  hij,  vol  ontferming, 
Hec  paar  in  z^n  befcherming. 


'  WUI  't  ftoflyk  deel  bes  week,  ^ 
Natuur   de  ilerflyke  oogen 
Mee  nev*len  hield  omcogen, 
£d  niemand  redden  kon,  wijl  hij  van  de  aarde  week. 

Recenrent  kon,  39,  «anmerkingen  maken,  maar  heefl  er  gee» 
nevan  belang,  geene  ,  die  noodaakelijk  zijn,  b^j  sPANDAw't 
gewilligheid  ten  diende  dezes  Zangers,  en  geene,  die,  zyne 
gelegenheid  in  aanmerking  genom«?n  z^nde,  den  onpartijdigeo 
aangenaam  zouden  kunnen  z^n.  Wy  geven  ook  geen  proefje» 
vertrouwende  hec  verlangen  naar  dit  gebeete  bundeltje  te  heb- 
|)en  opgewekt,  dat  ons  aangename  oogenblikken  beeft  bezorgd* 

Blijf,  bouman'  door  nederigheid,  dankbaarheid,  tevre- 
denheid  ea  kunstliefde,  (leeds  de  achting  waardig  der  £de« 
Icn,  die  o  kennen,  en  onthaal  ooi  op  nog  al  geuriger  bloe* 
men  en  edeler  vruchten,  waartoe  men  u  de  gelegenheid  niec 
late  ontbreken  I  BU  onze  blQdfcbap  over  'dit  boeksken  over* 
valt  ons,  onwillekeurig,  de  fmartende  gedachte  aan  lut  iaat* 
fie  Fersje^  waarmede  van  dam  affcheid  neemt  van  de  Poe* 
zif ,  in  het  5de  Deel  der  Mtumofyne.  Wij  vreezen ,  dat  W$ 
het  gemeend  heeft.  Eilieve!  waarom  toch  is  van  den  Land* 
man  geene  Poêzy  te  vergen,  als  het  Pabliek  die  gaarne  leeatl 
Neen,  van  oauI  op  uw  vyfendertigfte  jaar  moet  uw  fpeeU 
tuig  niet  bleven  liggen;  en,  zoo  al,  volg  gy,  boum ahI 
deze  hoofdigheid  niet,  (zoo  willen  wi)  zQne  te  groote  iied6< 
righeid  eens  noemen)  maar  doe,  wat  gQ  kunt»  en  wees  npt* 
cig.  BiLDERDijc  en  anderen,  op  welke  wïj  roemen,  ma» 
ken  hen  niet  overto'lU »  die  daarom  juist  te  nuttiger  zQa 
kunnen,  naar  mate  zQ  verftaanbaarder  z{|n  voof  hen,  die  zich 
nog  zoo  hoog  niet  kannen  verheffen,  en  welken  men  den  b^ 
fchavenden  invloed  der  PoézU  niet  onthouden  maj;^^ 


Sckifs  der  oude  Aardrijkskunde ,  een  Leer-  en  Handbeek.  Th 
Groningen,  bij  ]•  Rdmeiingh,  i8if»  In  gr.  (y#.  X  en  375 
Bi.  f  i-i(-: 

JDe  Schrijver  of  Vertaler  dezer  oude  Aardrijkskunde  (want 
bet  is  grootftendeels  eene  vertaling  van  n  1  t  s  c  r  ,  Entwurf  der 
aiten  Geogra^/Ue^  dat  weder  meest  uit  d^antille  ontleend 
ia^  zegt  in  zijn  Voorberigt ,  „  dat  velen  nog  het  nut  van  de 

T  t  4  ^  op« 


(ToU  SCHETS 

^  opzettelijke  beoefening  der'  oode  AflrdrJJkskuti Je  nïet  in. 
^  zien/*  en  zoekt  dit  nux  te  bewijzen.  Dit  zat  toch  nu  wet 
niet  noodig  zijn,  daar,  volgens  befluit  der  Regering  zelve, 
op  alle  Xatijnfche  Scholen  in  die  wetenfcbap  onderwijs  moec 
gegeven  worden,  hetwelk  ook,  tot  regt  verüand  ,der  oude 
Schrijvers ,  onmisbaar  noodzakef))k  Is.  Doch  nu  is  de  vrat^ , 
welke  Methode  te  volgen?  Die  van  «tk  abo,  welke,  even 
als  in  eeneReisbefchriJving,  (na  eene  ftreng  wetenfchappelijke 
Inleiding)  ons  de  oude  Wereld  in  hare  merkwaardigheden,  de 
cAide  Volken  in  hunne  zeden ,   gewoonten,  gedeeltelijke  ge« 

)  ichiedenis,  en   oudheden  vertoont;  of  die  van  plinius» 
welke  droogweg  flecbts  de  Landen  en  Volken,   derzelver  af- 

"^ftandeh  enz.  opnoemt^  en  Hechts  hier  en  daar  eene  enkele  by- 
2onderheid  wegens  merkwaardigheden  van  menfchen  of  plaat« 
fen  tnlascbt?  De  eer(!e  fs  zekerlijk  de  aangenaamtle,  matr 
voor  een  kanéhotk  minder  gefchikt ;  de  tweede  zou «  in  hare 
geheele  gèflrengheid  gevolgd,  den  Lezer  meer  affchrikken  datn 
onderrigten.  De  middel  weg  is  dus  de  beste.  Dezen  vloden 
wtj  hier  dan  ook  gevolgd  ;  hoewel  zich  nader  aan  de  manier 
van  PL I NI us  dan  aan  die  van  strabo  hondende,  en  wet 
voornamelijk,  hetgene  ons  verwondert ,  in  de  befchrijving  vm 

'  die  landen,    waar  de   verbeelding  door  het  vele  fchoone  ea 
grootè  zoo  ongemeen  getroffen  wordt,  Griekenland  ^n  lialië ^ 
welk  laatde  plinius  zelven,  te  midden  zijner  dorre  plaats. 
befchrijving,  in  geestdrift  wegfieepr.  (L.  III,  C.  5).    In  de 
befchrijving  van   jlziê  en  Afrika ,  vooral   in  die  van  Egypte^ 
Perzië  en  Indit  ^   is   meer  levendigheid    gebragt.      Na    eene 
goede  Inleiding,    de   Gefchiedenis -> der  otYde  Aardrijkskonde 
^    bevattende,  begint  de  Schrijver  met  Europa»    Hij  geeft  geen 
tijddrp  op,  welk  ht|   voor   eene  fcbets  der  oude  Aardrijks* 
kunde  kiaat^.b.  v«  de  Regering  van  augustus,  of  die  van 
vESPAsiANus;  maarwyst,  bij  de  opnoeming. der  plaacfen» 
doorgaans  aan,   of  zij  zeer  oud,  of  van  latere  dagceekenin^ 
zijn.  Eerst  vermeldt  hij  de  grenzen,  dan  de  rivieren,  zeeën, 
landsgefleldheid  enz.   kortelljk,    gaat  dan  over    tot   de    ver* 
deeling,    en  voegt  bij  de  opnoeming  der  oude  plaatfen  zot^^ 
vuldiglijk  ook  de  hedendaagfcbe   namen,   hetwelk  wij    zeer 
{oed   keuren.    Met  Ifaiiê  begint  hy,  van  de  jl/pea  af,   ea 
volgt  de  verdeeling,   zoo  als  zy  in  de  bloeijende  tijden  der 
Romeinfcki  Republiek  beftond.    Rome  wordt  uitvoerig  en  tot 
iq  plaatfeiyke  b\) zonderheden  befchreven,  even  ali  de  andere 


DER  OUOR.AAtDRI)RSKUNDE«  4o^ 

voornaam  Re  fleden  der  oade  Wereld,  -  Athene^  Sjrakufe^ 
(korter;  Sparta  nxtu)  Tyrus^  Alexandriê ^  JeruzaUm^ 
Mabyhn^  PerfepolU^  Thehe  en  Karthago.  Vao  Italii  eii 
deszelfs  eilanden  (leekt  men  over  naar  Griekenland^  hetwelk, 
van  het  Zuiden  of  den  Feloponnefus  af,  (juist  met  Argos^  de 
.oiidfte  ftad,  beginnende)  zeer  geleidelijk  berchreven  wordt; 
daarop  volgt,  ten  Noorden,  Macedonië ^  Epirus^  Illjrie  jMoe* 
fii^  Throciêy  QByzatitum  worde  bij  de  Turken  niet  Hamhatl 
genaamd ,  zoo  als  door  eene  niet  verbeterde  drukfout  pp  bl« 
isB  (laat,  maar  StambouW) Dacii ^ Europitick  Sarmafië,  Ckerm 
fênefus  Tauricaj  {de  Krini)^  FannoniSi  N&ricum^  HudéUi* 
ciëi  Rfuetië^  Germanië  of  DuifsMand^  Galiië  (ais  ten  t^de 
van  c£SAR  verdeeld  ia  Aquitania^  dltica  of  Lugdunenfis^ 
Nar  bonenfis  en  Beigica)^  de  Brif/de  eil^odfin  eo  Spanje  (ver* 
deeld  in  Lufitania^  Batica  en  Tarrseonenfi^')^  Hierop  zoo 
zeer  natuurlijk  Afrika  volgen;  doch  de  Sobrijvcr  heefc  wa 
liever  naar  Azië  overgebragt.  Hier  gaan  w9  nu  van  .A>/ff^ 
Azië  door  al  deszelfs  landfcbap^en  heep,  Syrië ,  Pal^giti»4 
(hec  oude,. ten  tijde  der  12  (lammen,  en  het  latere,  in  de 
dngen  d^z  Zaligmakers,  vrij  uitvoerig),  Arahië ^  Mefopotamië^ 
CJuildiea^  Asfyrië^  Armenië^  KolchiSj  Iberië^  Albanië^  Mcm 
/hën  Perzië  (in  deszelfs . onderfcheidene  Provinciën,  waarb^ 
vil  ec)itcr  moeten  aanmerken,  dat  Baeirianaü  zoo  z«er  nee 
hec  tegenwoordige  Qhorafan  overeenkomt,  als  Arla)^  Indië 
(waarbu  ^^  verdeeling  in  Kasien  en  verdere  zeden  en  gft» 
vvodDCen  des  volks  niet  vergeten  worden),  eindelUk  bec 
Aziüiifcfte  Sarm^tië^  Scythië  (het  Europefche  Scythië  it  niet 
vrrmcid)»  Serica  {CAina).Vk\i  bier  moeten  wij  nu  naar  Afrl^ 
ka  terug,  en  bezien  er  achtervoJgens  Egypte  (uitvoerig), 
Ethiopië^  CyrenaUa  en  Libye;  hec  eigenlijke  Afrika ^  Numi^ 
dièy  Maurifanië^  GetuUë  en  de  verdere  binnenlanden^  lade 
korte  aanteelieningen  worden  eenige  vreemde  woorden,  in  het 
leerboek  voorkomende,  opgehelderd,  zoo  als  Toga^  Legioen^ 
lilunicipium^  FasceSp  0/ympi/che  Spelen,  Amphyctionen ^  Sioi» 
dien  en  Talent ,  ^n  eenige  oude  afdaadsmaten  opgegeven.  ^ 
Uic  al  heq  gezegde  kan  blyken,  dat  dit  boekje  veeJ  we:ens« 
waardigs  in  eene  geregelde  orde  behelst,  en  zoowel  den  aatv 
komeling  in  de  Scholen  ^  als  den  meer  in  jaren  gevorderden  , 
die  in  de  kennis  der  ondc  Gefchiedcnis  en  óqx  klasfielce  oudU 
beid  vorderingen  wil  maken,  van  niu  kan  zijn^  en  tot  leid- 
draad verUrekkcn*  Kaarten  zijn  eC;.mec  bij ;  men  wijst  dea 
I^ezer  op  die  van  o*  ii  n  v  i  l  l  r* 


I ' 


6ro  A«  oorriÈ 


Frans  be  kzr$te^  en  Mevrouw  de  ciiateaob  ri  and; 
Gifchiedkundige  Roman.  Naar  Jnt  Fransch  van  Mevrouw 
A.  ooTTis.  Te  Lejden^  hij  J.  ]•  Tbysfens  en  Zooiu  i8ip. 
/«  gr.  Svo.  39ft  J/.  ƒ  s-6» : 

Ër  Iaat  zich  nog  al  h^  een  en  ander  zeggen  tegen  bet  geven 
van  een  uUtrekfel  van  een  of  ander  versierd  verhaal ,   en  wij 
ontmoetten  daarover  ook  nu  en  dan  berisping.    De  dmkker 
beklaagt  zich  wel  eens»  dat  men  hem  daardoor  dezen  en  ge- 
sen  lezer»  wien  het  flechcs  om  den  draad  der  gefcbiedenis  te 
doen  IS,  ontrooft,  'en  menig  lezer  vindt  zijne  deelneming  en 
genoegen  verminderd,  wanneer  hem    aizoo    de   ontknooping 
vooraf  berigt   wordt.    Wij  ontbonden  er  ons  dan  ook  door- 
gaans van,   wanneer  w^  bet  werk  van  zoodanigen  zedelijken 
inhoud  vinden ,  dat  wy  bet  de  \Qz\ng  van  zoodanige  lezers  of 
niet- lezers  wenfcben,   die  wij  verroeeuen,  dat,  bij  bet  na* 
fporen  van  den  draad  der  gefcbiedenis ,  toch  zulks  niet  kuo. 
nen  doen,   zonder  den  indruk  te  voelen  van  menige  bun  on. 
gewone,  maar  toch  noodige  zedeles,  of  bijaldien  wij  aan  het 
werk  geene  andere  waarde  toekennen  dan  het  geven  vao  on- 
fchuldig  vermaak,    waarb|]   nieuwsgierig  gefpannene  verwach* 
ting  de  hoofdzaak  is.    Maar  altijd  Is  de/.e  terughouding  ech« 
ut  niet  noodig.  Het  werk  voorhanden  (Irekt  ten  bewijze.  In 
bet  Mengehverk   onzer  Letteroefeningen   voor  1819,  No.   5, 
bU  273,  vindt  men  den  boofdzakeiyken  gefcbledicundigen  in. 
boud  van  dit   belangrijk  en  leerzaam  verhaal,   naar  hetwelk 
wy  alhier  derhalve  kunnen  verwyzen;  en,  eeuige  weinige  ec« 
kei  nieuwsgierige  lezers  moge  de  roman  daardoor  misfen ,  m«ar 
over  het  geheel ,  meenen  wlJ ,  zal  dat  opftel  vele  lezers  heb- 
ben uitgelokt,  die  het  niet  Oechts  omeene  vertelling, mtar om 
leerzaam  onderrigi  zoowel  ala  aangenaam  onderhoud  te  doen  is. 
Sn^un  de  zoodanigen  durven   wy  belpven,    dat  Mevrouw 
OOTTIS  hun  niet  uit  de  hand  zal  vallen.    Geheel  haar  vex& 
btal  is  zoo  onderhoudend  en  w^l  gefchreven,  dat  men  liet 
fliet  genoegen  lezen,  herlezen,  ja  nogmaals  herlezen  zaK  Hec 
ontwikkelt  zoo  menschkundig  het  ontdaan  en  bet  voeden  vaa 
den  hartscogt,   die  de  ongelukkige  ten    val  en    toe   ellende 
bragt;  het  is  zoo  geheel  voelbaar  de  gefcbiedenis   van  hec 
zwakke  hart ;  hec  geeft  zoo  aanhoudend  overtuigende  waar. 

fchv- 


f%AH$  DE  I  M   MEVa»  DB  CBATBAUBRIAND.     J^Xf 

fchuwing;  het  vergoeiykc  Eoo  weinig  de  misdaad»  enuflelc 
zoo  nadrukkelijk  de  gevolg:en,  de  welverdiende  rampzalige 
gevolgen  voor,  dat,  nieccegenHaande  het  xnedetijdend  gevoel 
voor  menrchel^ke  zwakheid  en  den  aiTchuw  voor  ie  ver  ge* 
drevene  wraak,  oiec  dan  goede  gezindheden  de  blijvende 
vrucbc  bij  den  een  weing  nadeokendeo  lezer  kunnen  wezen. 
Het  laat  ook  genoegzame  ruimte  voor  nog  andere  overwegin« 
gen,  in  bet  bijzonder  bec  nadeel  der  kwalykgepUatfle  étt 
kwaiykbeduurde  Qverzucht,  zonder  welke  hec  wel  zwakke, 
maar  in  den  grond  deugdzame  en  beminnelijke  hare  zich  niec 
ge(lor&  bad  in  den  pcliloozen  i^groad  vau  wegwerpiug  en  eU 
lende. 

Indien  wij  dan  al,  door  ons  toevallig  medcdeelen  dezer^ 
deels  ware,  deels  verzierde  gerchiedenis ,  in  ons  Mengelwerk ^ 
aan  den  uitgever  eenig  nadeel  mogten  hebben  toegebragc ,  zoo 
vertrouwen  wU ,  dat  die  ons  berigt  van  het  werk  zelf  dsc 
nadeel ,  door  andere  lezers  en  in  grooten  getale »  overvloedig 
vergoeden  zal. 


Leven  en  jlvpnturen  van  gil-blas  van  s.antillana, 
ten  dienjie  der  meergevorderde  Jeugd  bearbeid  door  kin* 
j}  E  R  L I N  o.  Naar  het  Hoogduitteh.  Met  Platen.  Te  Haar* 
lem^  bij  A.  Loosjes,  Pz.    In  kh  8v0«    ^36  BL  f  I»t6  : 

Xcdicn  wy  wél  zien ,  zoo  heeft  dat :  „  ten  iienfte  ier  meer* 
gemeerderde  Jeugd**  op  den  titel,  niet  veel  meer  te  beteekenetr, 
dan  dat  eene  korte  Inleiding  en  Narede  eenige  waarfcbtrwen* 
de  wenken  voor  jonge  lieden  bevatten.  Hetgene  voor  hec 
overige  in  het  voorberigc  gezegd  wordt  van  den  fmaak  voor 
Roman  «lectuur,  he:  onmogcIQke  om  dien  fmaak  te  verandc» 
ren,  en  hec  nuttige  alzoo  van  dien  goed  te  wijzigen,  laren 
v\'ij  gelden.  Men  feest  de  gefchiedenis  hier,  zoo  bekort,  mee 
genoegen;  en  daar  w^  van  den  cil-dlas  geene  andere, 
dnn  eene  nu  reeds  zeer  verouderde  HoHandfche  uitgave  keti* 
nen ,  en  men  dezen  Roman  eenigzins  echter  afs  klasliek  be. 
fchouwen  kan,  zoo  keuren  wQ  deze  verkorte  uitgave  gotê^ 
waardoor  het  al  tevr^e  en  iosfe  is  weggeruimd,  en  men  ech* 
ter  de- hier  en  daar  op  dezen  Romen  elders  voorkomende  roe# 
fpelingen  en  wenken  genoegzaam  kan  vatten«  In  zoovem 
dan  zijn  w^  ook  den  Nederduitfchen  Vertaler  dezer  ver- 
korte  uitgave  van  die  beroemde  werk  van  le  sage  dank 
verfchuldigd. 


/ 


tfia  TAFEREBLCrr/ 


Mannelijke  Grootheid  van  Ziel  en  Heldendapperheid  in  Ta/e» 
reelen  uit  de  Qefchiedenis  voor  de  Nederlandfche  Jeugd.  Met 
l  in  hêut  gefnedene  Platen.  Te  Zutphen,  bij'  H.  C.  A» 
Thieme.  i8ao.    In  gr.  %vo.  f  i«  lo-: 

Jtlec  genöc  van  een*  langdnrigen  vrede  kan  volken  coc  eenen 
flaat  van  weekheid  en  verwijfdheid  brengen,  welke  dezelve, 
bij  bec  eindelijk  uitharden  van  eenen  oorlog,  den  eerden  den 
besten  aanvaller  ter  prooije  geefc.    Hec  aangekondigde  werkje 
noec  voor  hec  opkomende  gellachc  als  eene  foorc  van  tegen* 
gif  tegen  de  genoemde  ondeugden  dienen.    Offchoon  'er  dan 
ook  andere,  krachtigere  tegengiften  bedaan,  en  hoezeer  wi} 
van  oordeel  zijn,  dat  eene  regte  bebandtling  der  vaderland» 
fche  en  algemeene  gefcbiedenit  eene  rijke   en  edele  bron  van 
allerlei  voorbeelden  van  manael^ke  grootheid   zal  verfchaffen, 
vinden  wij  deze  verzameling  evenwel  overtollig  noch  ondoel- 
matig, en  verheugen  ons ,  dat  de  tboekverzamellng  der  lieve 
jengd   alwederom  met  een  goed  gefchenkje  vermeerderd  is. 
Volgens  berigt  van  den  uitgever,    Is   het  werkje  voor   het 
grootde    gedeelte    overgenomen    uit   het   Tloogdnicsch    van 
wiLMSEN.    De  opfteller  van   den  veldflag  by  Nieuwpoon, 
in  1600,  Is  de  Heer  g.  bruinimo.    De  in  hout  gefnedene 
platen  heeft  men  te  danken  aan  den  verdiendelijken  a.   c  r  a- 
MENDONCQ,    wien  wy    hart6igk  geluk wenfchen    mee    de 
tweede  gouden  medalje,    hem  door  de  Nederlandfche  liuis- 
houdeiyke  MaatfchappiJ   te  Haarlem  toegewezen,  wegens  ia« 
gezondene  graveerfels   in  hout  en  afdrukken  van  dezelve.  — 
Wij  hebben  twee  (lukken  uit  dit  werkje  gelezen;   te  wetea 
No.  !•  Hannibal  de  Held  van*Carthago,  en  No.  g.  den  dag 
bU   Nieuwpoort.    No.   9.  kenmerkt  wederom    den    aan  den 
Heer  bruihin  o  eigen^  dijl.    Wij  zouden  denzelven,    over 
liet  algemeen,  gaarne  wat  losfer,  duidelijker  en  gemakkelijker 
2ien,  bijzonder  als  hy  vopr  kinderen  fchrijft,  in  welk  geval 
bet  voornamelijk  op^  de  ;nkleeding  der  zaken  aankomt.  No.  3» 
.'beviel  ons   zeer  wel.  ..H9C  laatde.  gedeelte,   de    dood    van 
^Hannibal,  zou  door  eenige  meerdere  bijzonderhedea  hebbea 
^gewonnen.  .Jr 


■4—^ 


r         -         -  4 


^BOEKBESCFIÓÜWING, 


Het  Ilcim'wee.    Naar  het  lloo^duitsch  van  li'teNORiK 

STILLINCn     Iftt  Duim 

{Vervolg  en  pot  van  Bt.  580.) 


Xl( 


et  tweede  Boek  vangt  tan  niet 

10.  De  reis  naar  Frankfort i  Gebrek  aan  geld ,  en  aan 
kennis  van  een  verblijf,  beproeft  het  geloof ,  beloond 
door  eene  goede  uitkomst,  in  welke  weder  itjóodi 
als  werktuig  dei*  zorgende  Voorzienigheid,  voortreedt^ 

^.  De  Gcheimraad  Lithtenberg  wordt  de  weldoener 
en  leetmeester  van  Eugenius.  Dat  beteekent :  de  ver* 
lichtende  geest  van  Gods  woord  onderwyst  hem.'  Een 
uittrekfel  uit  het  Register  van  des  Motlarchs  Geheim* 
raad  bevat  eenige  merkwaardige  Spreuken ,  welker  le^ 
zing  ons ,  over  het  geheet ,  behagen  moest. 
"^  30.  Op  de  reis  naar  Hanau  geeft  hem  eéü  wandelaar 
de  verklaring  van  des  Graauwen  Mans  woofd  aao  den 
Kastelein :  „  Als  tr  weer  een  voetganger  lAj  o  komt » 
^  heb  ik  voor  hem  betaald  ,'*  in  eene  aandoenlijke  fre» 
fchiedenis.  Te  Hanau  ontmoet  hli  den  Hesfifchen  Of* 
eier^  nu  gehuwd  aan  de  Wed.  Gerold.  Dien  hoort  men 
zeker  met  genoegen  alle&  verhalen ,  wat  hém  en  haaf 
had  zamengebragt,  hoe  het  den  Ambtman  was  vergaan  ^ 
faoe  vreesfelijk  een  misdrijf  er  van  den  Seoretqris  W9,È 
uitgekomen ,  en  wat  de  Graarjwe  Man  gemeend  had  nret 
hetgene  ht)  den  Hes  zeide.  De  twee  tafef celen,  hier  ge« 
geven  ^  zijn  waarlijk  op  zich  zelve  onderhoudend  en  be* 
langwekkend  genoeg ,  buiten  opzigt  tot  s  t  1  l  1 1  n  o  's 
doel;  en  dit  is  met  verfcheidene  andere  anekdoten  het 
geval.  De  hoogere  bednidenis  is  vernuftig  aangewezen. 
De  onzekerheid ,  die  Bugenius  en  de  Kapitein  openba* 
ren  aangaande  den  Graauwen  Man ,  wordt  ook  allego^ 
risch  verklaard.  Eugenius  moet  hier  zich  zelveo  op* 
wekken,  oia  voorwaarts  te*  gaao*    Hii  raakt  van  den 

BOBKBESCH*  i8ao«  NO.  15.  V  V  weg 


r 


614  «.STILLING 

weg  af,  omda(  hij  zich  door  ^n'-maft^  het  zinnelijk 
inrnuft^  iaat  ra  Jen,  en  iriet  door  EeriijL    H§  koiot 
dan  ook  bij  Mevr.  yan  IJdelbcrg  vAt  ^  welker  pachter 
ylecfchclijkc  vrij  sin  heet ,  en  hare  dochter  ijdele  eere^ 
die,  met  haref  moeder,  menig  een 'ophoudt,  inden  waan, 
dat  hij  toch  naar  huis  reist ^  totdat  het  te  laat  wordt, 
om  vetder  te  gaan^:  wat  stilling  daar  meer  van 
zegt ,  mogt  wel  wat  meer  dbor  zekere  foort  vi^n  vrome 
lieden  behartigd  worden,  „  die,*'  zegt  hij,  „  eindd'yk 
„"^n  een  ijdel  vertrouwen  op  Christus  verdienden  om- 
„  fiapen."    Eugenius  was  bijna  door  de  redeneringen 
van  Mevr.  van  IJdelberg  verleid ,  vooral  door  de  be« 
toovêring  van  eene  vairche  verfchijning  van  Kotsbewó* 
sers.    Hij  redde,  op  hunne  aanwij/Jng,  eene  lijdende; 
maar  men  misleidde  zijne  menfchenliefde;  bet  was  de 
ijdele  eefj  die  hem  in  hare  (Inkken  lokte.    Gelukkig 
voor  heo^,  dat  bij,  hoe  knen  het  ook  aanlegde,  tot  gee* 
ne  miskenning  van  Urania  te  lokken  wks.    Deze  ver* 
leiding  is  ftefk  gekleurd;  treffend  is  de  overbrenging: 
9,  Zoo  lang  den  Christen ,  ondanks  alleti  twgfel,  toch 
M  de  overtuiging  zoude  bedroevend  zijn ,  dat  de  Gods* 
^  dienst  van  Jezus  misleiding  ware,  zoo  lang  heeft  de 
^  tuchtigende  genade  nog  toegang  tot  zijn  harr,  en  de 
„  Graauwe  Man  zijn  Hofmeesterfchap  nog  niet  opge* 
„  geven.''    £en  bal  op  hjdelberg  teekent  eene  nieuwe 
verzoeking;  maar  gewapend  YerrchynenhierdeGr^sacrvf 
Man^  Urania  en  de  Kotsbewoners  ^  en  fchrikkeiyk  ia 
nu  de  toeftand  der  ontmaskerden ,  vlugtenden,  verjaag* 
den ,  vooral  de  openbaring  der  gebeele  fchaade  van  de 
Sdétfaeid  en  wellust;  aandoenlijk  Urama^s  onderhoud 
met  den  bedwelmden  Eugenius ,  die  zich  echter  vyel  ovir 
bare  vergevende  goedheid ,  maar  niet  over  hare  bruids^ 
liefde  (zielevrede  i^t  overtreding)  verheugen  mag  :  b^» 
zonder  treffend  is  menig  een  fijne  trek  bier  van  s  m  l» 
L  ING 's  penreel,  en  leerzaam  meer  dan  ééne  aanmer- 
Jiing.    Het  paard  (het  vertrouwen  op  Gods  leiding) 
was  kreupel  gemaakt »  maar  ras  door  Hahs  £ierl4fk  her* 
Aeld,  van  wkn  (het  temperament)  bet  gelukkig   was 

voor 


HET  HBIMWBE»  6*1  jt 

voor  Eug^nlus^  dat  bi>  zich  met' den  Pachter  (Atn  vlee* 
fchelijken  vr^zfn)  niet  vetftaan  kende.  ^  Ze  ontvliedea 
deze  he(,  en  komen,  de  nanwijzing  van  den  Graauwen 
Man  volgende )  op  den  regten  weg»  De  vertelling  van 
JHam  zal  zeker  elk  (of  bij  moest  sti£X.ino,  die  het 
danfeiv  niet  eens  voor  zondig  houdt,  en  dikwijls  vrij 
koddig  zich  uitlaat,  ook  voor  nog  niet  vroom  genoeg 
houden)  barteU}k  beamen  en  doen  lagcben.  Déze  ver« 
telling  eindigt  met  dit  antwoord :  Ooddank  f  ik  hou  er 
dan  ook  maar  hier  in  deze  ivereld  voljlrekt  niet  vaf^(yzxk 
geesten) ;  / *  w/7  Uer  liefst  met  goede  geesten  ook  niet$ 
te  doen  hebben;  dat  *s  n/og  tij  ds  genoegd  als  ik  zelfeent 
een  goede  geest  zal  geworden  zi]n. 

De  goede  weg ,  op  welken  men  in  een^  heerlijken  Ien« 
temorgen  (beeld  van  bet  herfteld  genot  van  Gods  wel* 
behagen)  sïch  bevindt ,  leidt  naar  Fronheim ,  waar  het 
nog  hinkend  paard  gefieel  herfteld  zal  worden ,.  aU  men 
18 ,  wiaar  bet  reine  hart  woont* 

40.  Daar  in  de  herberg  houdt  zich  ook  een  jdrts  op  ^ 
die,  van  bet  ziekbed  des  Leeraars  teruggekeerd,  des* 
Mlfs  gefchiedenis  verhaalt*  Recenfent  beeft  aichaande* 
zelve  gelaafd  en  verkwikt^  Ze  \%  ttat  Epifode  ^  voor 
eiken  Godsdienstleeraar  gewigtig,  behelst  een  voor^ 
beeld  -eens  ftervenden  heiligoi,  een  model  van  een*  Chris* 
^elgken  arts ,  eene  fchett  der  leidingen  van  Gods  voor^ 
jciènigheid,  en  dan  eeqe  Allegorie  itwns  ^  waarvan  dQ 
inleiding  eene  verklaring  behelst,  en  in  wejke  de  bij4 
zonderbeid ,  dat  ook  At,,  bediende  deelgenoot  wordt  van 
hetgene  ^Eugenius  ziet ,  niet  onopgemerkt  wordt  gela* 
ten.    Oe  zamenfpraak  van  deze  beide  ja  wéér  zeer 

nalf. 

50.  Te  Augshurg  is  de  beproeving  zoo  zwaat,  dat 
b^na  de  paarden  (en  die  beieekenen  wat)  opgeofferd 
moeten  wordea.  Er  is  uitkomst,  echter,  bij  zekeren 
Forfcber  ^Qiti  uitftekend  talent  tot  erkentenis  van  God* 
delgke  en  natuuriyke  geheimen.)  Bybelkennis ,  by  Li(fim 
tenberg  geleerd ,  wordt  (voor  een'  Kruisridder  ia  dat 
noodig^  mei  «z^el^ke  ffienfchenkennia ,  bjj  Forfcier^ 

V  V  i^  v«i 


6i6 


1!«  STILLING 


vermeerderd,  wiens  landvcrbli//^  — •  argercbeidenlieid 
van  Ket  gewoel  der  weVelJ  behoort  tot  deze  (ludie  ,— 
ook  uit  hoofde  zijner  verzameling  van  afbeeldfel»  der 
menfchelijlte  karakters,  juist  gefchikt  is,  om  het  Ideaal 
der  menschheid,  de  zich  zelve  vormende  e;n.door  God- 
delijke  onderdeuning  geheiligde  deugden,  de  vergeli}» 
kiDg  der  onderfcheid^ne  menfchen,  ter    bepaling  der 
hoofdneigingen ,  enz*  te  beduderen.    Dat  Förfchtr  het 
Oostcrs'ch  van  Eugcmus  leeren  wil,  leert  dien  befchew 
denheid',  en  dat  Bijbelkennis  en  Schriftgeleerdheid,  bg    ' 
een*  Kruisridder,  den  grondflag   van  alles  moeten  uit« 
maken.  Wel ,  Lezer !  wat  dunkt  u  van  zoodanige  dwee«  * 
perij?  Hier  w^rd  het  karakter  bepaald.    Verrasfend  is 
de  ontdekking  van  het  huwelijk  van  Forfcher  met  Ma» 
ria  (de  gelatenheid) ,  dochter  des  ge  Horvenen  Leeraars; 
welke  veréeniging  door  Hans  Eerlijk  was  bewerkt.  Op 
het  affcheidmaal  leert  Eugenius  vier  mannen  kenneu:» 
een'  Teekenmeester  ^  een'  Schilder^  een*  BèêUhowwer^  en  — 
een'  Wijsgeer,  hen  (de  talenten)  2endt  de  heiligende 
genade ,  elk  op  zijnen  post ,  uit ,  tot  bevordering  van 
dés  Kruisridders  roeping.  —  In  deiHtekst  leest  Reeen» 
fent  niets  van  Theodorus  Jo^as  van  Edang  ^witninazxa 
in  de  inleiding  wordt  verklaard.    Hij  heet  daar  de  0»i« 
terling^,  wiens  onverwachte  verfchijning,  en  daarna  die 
van  zijnen  gezant,  (^E/iaSf  in  de  inleiding)  ontzagge- 
lijken indruk  maakt.  Deze  laatde  is  de  dienaar  der  bei* 
ligende,  gelyk  Anonymus  der  tuchtigend^e  genade,    en 
ontvangt  zijne  Vootfchriften ,  gelijk  de  v^f  overige,  ser- 
ding  naar  Smirna ,  Egypte ,'  Syrii  en  Samarhand.  Dat 
ons  hier  veel  duister  ii ,  kunnen  wij  toch  vast  niet  hel- 
pen.   De  Kruisridder,  van  wien  Forjcher  en  «ijne  vier 
gasten ,  doch  onder  onmiddeliyk  beftuur  van  den  Groot- 
meester der  ingewijden,  (den  Oosterling^  de  heiligende 
genade)  leidslieden  kunnen  worden,  wist  er,  op  dien 
avond,  niets  meer  van. 

Wij  komen ,  in.  het  derde  Boek , 

V>.  Te  Msinchen.    Derwaarts  rijdende,  houdt   Heer 
CD  knecbt^  olbcdUndc^  (dit  participium  komt  hier  be- 
ter 


H£T  HBIMWEB.  6f7 

ter  te  pas)  eene  zamenrpraak »  onder  welke  zi)  in  Bdjc» 
ren  komen ,  waar*de  paarden  beflagen  worden :  het  ver- 
lies van  eenèn  fchelling  hier  is  aanleiding  tot  kennis 
net  tt^  Kapucij ncr  ^  die  het  geval  van  den  (later  in  deii 
visch  verhaalt «  waardoor  hij  met  Hans  in  gefprek  komt 
over  den  naam  God^  aan  Jezus  door  hem  gegeven.  Wij 
laten  zijne  gronden  nu  eens  daar,  maar  met  Han%  zou* 
déo  wij  bet  eens  zijn,  en  hebben  er  niets  tegen,  wan^ 
neer  Cliristenen  alle  gefchil  zoo  goed ,  als  hij  bij  Eugt'- 
tfius  y  wisten  te  termintf ren.  S  e  p  p  had  zijne  noot  wel 
mogen  weglaten:  zulke  bewijzen,  dat  de  Kapucijner 
•gelijk  heeft,  doen  meer  kwaad  dan  goed.  Een  tafelge* 
fprek  met  eenige  wijsgeeren  naar  de  mode,  hetwelk 
twijfel  in  de  ziel  des  Kruisridders  (lort ,  is  de  aanvang 
yau  hoogere  proeven,  die  hij  te  geven- heeft.  .  In  plaats 
van  zijn'  weg  te  vervolgen,  gaat  hij,  echter  tot  zijn 
eindelijk  nut,  reikhalzend  naar  zekerheid,  tot  zekere 
Mevrouw  van  Traun  op  Bilemtz.  Door  verfpelling 
komt  hier  Natuur  en  Leibnitz  \x\l ,  van  welke  deze 
Modefihzofie  eene ,  toch  ontaarde,^  dochter  was.  Naar 
^ene  hoogere  allegorie,  moet  hier  gedacht  worden  aan 
deii  profeet ,  die  voor  het  groote  apocalypttfche  dier  den 
weg  baant;  alle  aanflagefi  tegen  Godsdienst  en  (laat, 
die  uitvloeifels  zijn  eener  valfche  verlicbiing.  Hij  komt 
yan  deze  Dame  wël  af,  die  .niets ,  in  de  plaats  van  het« 
gene  zij  rooft ,  terug  heeft  te  geven. 

Hij  woont  eene  vergadering. bij,  in  welke  deze  Dame 
prefideert  tH  een  yan  Hoogenjhoef  re|lenaar  is ,  doch 
die  door  een'  Boer  wtderlegd  wordt.  Dit  disputeer- 
collegie'woonde  Recenfent  met  genoegen  bij.  Die  boer 
is  ten  bewijze  daar,  dat  ook  het  vooroordeel  -  vri'e , 
onbefcha^fde  begrip  de  groote  waarheid  vanjezua^^hris* 
tus,  als  behoefte  voor  de  menfchelljke  natuur,  kan  er- 
kennen.. De  Hemelfche  waarheid,  die  door  Hem  fprak, 
laat  zich  aan  hare  weder  Ure  vers  niet  onbetuigd^  dit 
wordt  daardoor  aangeduid »  d^t  de  groote  Oosterling^ 
TAeodöruSj  zich  ontdekt;  want  die  was  bet,  die  zich 
)iad  yerkleed  en  verborgen  gehouden  ,  en  niet  een  boer. 

V  V  3  a\  Eu^ 


,^ 


/ 

6lS  H.  STILLING 

&^.  Bugenius  komt ,   door  te  veel  ^zelFverbeffiDg  Oji. 
x^ne  verkregene  kracht ,  in  akeligen  toedand»  te  Wte* 
nc9 ,  en  voert  een'  krijg  tegen  den  vijand ,  waartoe  hij 
niet  was  geroepen ;  deze  vijand  ftelt  nu  list  ia  het  werk, 
€n  eene  fpookgefchiedcnis ^  z\  heel  akelig  om  te  lezen, 
is  bet  beeld  van  dien  troosteloozen  (laat,  in  welken 
men ,  na  hoogen  moed ,  wel  eens  vervalt :  een  Kapu* 
djncr  (het  beeld  van  eene  phantafièy  in  eene  geestelgke 
houding)  voert  hem  naar  een  akelig  oord :  de  doDkere 
weg,  gewezen  door  cct^  leeuw  met  vlammende  oogm 
(den  inwendigen  boozen  lust),   brengt  in  een  akelig 
vertrek,  waar  hem  aanftonds  de  oogenlust,  eeoijsfe-  « 
lijk  nare  nachtuil ^  op  eene  oude  kast  wandelende,  waar* 
in  het  zondenregister  der  jeugd  bewaard  wordt ,  in  bet 
gezigt  valt:  zeven  mannen  (Matth.  XII:  45)  worden 
uit  hunnen  looden  flaap,  door  ecn^'  man  fhet  ijzeren 
harnas y  de  vertwijfeling,    gewekt,    en  trachten  met 
kunne  magtrpreuken  den  weg,  dien  Euganius  bereist, 
jils  eenen  weg  naar  de  vertwijfeling  te  doen  befchouweo. 
Jtli]  had  het  al  heel  benaauwd,  doch  — -  overwint,  en 
redt  zich.  Dit  alles  moet  nfet  een  beeld  van  bypochon» 
drifclie  grillen ,  maar  van  inwendige  agn vecht ingen  2yn! 
Nu ,  dat  fpreekt  van  zelf,  mgar 

3<>.  Hij  kreeg  onverwachts  een  nachtverblijf  ten  huize 
van  eene  arme  Wedwwe ,  het  beeld  der  werkdadige  men* 
fchenliefde,  werkzaam  in  vertrouwen  op  God  in  den 
xioodi  de  Christen,  zegt  stilling  hier,  tot  kalm- 
te gekomen  over  hetgene  hij  doorftond ,  moet  zich  niet 
aan  befpiegelingen,  maar  aan  werkzaamheid  en  vertrou- 
wen toewijden*  Daarom  ontving  Bugenius  nn  lang  ver- 
Deid'ea  onderftand,  en,  door  middel  van  den  Xapucg* 
ner^  dien  hij  in  Beijeren  ontmoet  had,  wordt  hij  de 
weldoener  der  arme  Weduwe,  en  een  voorbeeld,  dat 
men,  bij  mepsc  hl  levende  daden,  verftandig  handelen 
aoet.  -' 

4^  Als  men  niet  reeds  voorlang  wist ,  hoe  6jn  het 
vtrnuft  van  jung  fpinnen,  en  hoe  zijne  verbeelding 
fcbildcren  kan ,  dan  overtuigt  er  ons  het  hier  geteeken* 


HST  BEIMWEB.  V.    6lf , 

I  i 

'  de  TerbUjf  bQ  Stuhinger  en  jfrno ,  en  w>t  er  verder 
volgt  f  tot   verbazing,  van«    D^ze  twee  en  al  hunne 
bekenden  ziin  Jtzuiten ^ \ttMtxi  van  geestelrken ,  die, 
voor  Protcstantsch  zich  uitgevende^  daarom  te  gevaar- 
lijker, wervers  voor  Mevrouw  van  Traun^  en  Deïsten 
zgn.    Eugeniui  begaat  d^  fout,  dat  bij  verkeerd  fpaar* 
saam  wordt,  en,  op  de  overreding  van  Siubingery  b$ 
dien  zyn'  intrek  neemt.    Deze  trekt  met  hem  naar  ^r* 
no's  landgoed:  elk,  dien  fay^  daar  leert  kennen,  neemt 
hem  in.    Op  zekeren  nacht  knielt  eene  vrouw,  in  z^ 
yie  kamer,  voor  de  glinfterende  fchildeiij:   „  Christus 
M  op  Thabor!*'    Dat  was  heimelijk  geïllumineerd  en 
geSlektrizeerd  door  han  vernuft.    Dat  het  geen  beeld 
was  van  den  Opgewekten , .  of  ten  Bemel  gevarenen ,  is 
.ook  opmerkelijk :   hier  was  da^  bijgeloof.    Die  vrouw 
teekent  af  de  natuurüjke  zucht  tot  volmaking ^  die  b§ 
de  Neologen  Christusvereering  huichelt.    Bij  haar  ver* 
dwynen  gebiedt  ze  A^n  Eugentus  ^  naar  de  Sti^  Nikolaaf 
kapel  te  gaan.    Opgeflaan ,  en  de  beeldtenis  onderzoe» 
kende ,  wordt  hi)  door  een'  eléktnieken  flag  neêrgewoür* 
pen.    Niemand  fcheen  hem,  op  zijn  verhaal,  te   be* 
grijpen,  en  elk  gedraagt  zich  zoo,  dat  men  zoude  mee« 
nen :'  „  Zij  hebben  er  niets  aan  gedaan»    Het  is  alles , 
^  wat  het  fchijnt.'*    De  Geest   heVhaalt,   weder  ver» 
Ichenen,  ha^r  verzoek,  en  dat  hij  haren  broeder,  in 
de  kapel ,  te  zeggen  had ,  dat  zij  hetn  de  vergiftiging 
eens  jongclings  had  medegedeeld ,  die  zij  dervend  haren  . 
broeder  had  beleden.    Hy  komt  eindelijk  bir  den  Klui^ 
zcnaarm    Deze  verhaalt  bem ,  dat  die  jongeling  de  min« 
naar  was  geweest ,  dien  zijne  zuster  aan  hare  dochter 
daarom  had  ontrukt ,  omdat  zij  eenen  rijken  de  voorkeur 
bad  beloofd.     Dit   gebeele  verbaal   is    indrukmakend. 
Het  kan  niet  vromer.  Btégenius  moet  nu  ook  het  Meisje. 
zien,  en  hij  ziet  haar  biddende  in  de  kapel.    Dit  gezigt 
wordt  in  al  deszelfs   bekoorlijkheid  ^en  gevaarlijkheid 
meesterlijk  geteekend.    De  ftudie  bg  Forfcher^  even- 
vreï,  deed,  ten'laatlle,  de  verrukking  hier  in  medelij- 
den eindigen»    Nu  moet  men  weten,  dat  dat  meisje  is 

Vv  4  de 


624  *  R.  STILLING 

de  jonge  dtme  NiseHin  (zifinelijk) ,  de  hoogstvetfijnfe 
en  6efchaafde  zimtel^kbeid ,  de  geestelijke  Luxus ,  dte 
'het  eena  is  met  Mevr.  vanTraun^  de  Modefilozofie; 
dat  haar  eerde  minnaar  door  bare  moeder ,  de  zucht  tot 
volmaking,  door  den  zondeval  zoo  bedorven  geraakt ^ 
daarom  is  omgebragt,  omdat  zij  het  ware  fchoone  en 
goede  zoekt  weg  te  ruimen,  en  aan  het  fcb^nrcfaoaa 
en  den  rijkdom  de  ziel  te  koppelen ;  én  dat  de  jonge 
dame  zich  dien  minnaar  niet  had  laten  opdringen,  dat 
liegt  de  Kluizenaar  (de  bi/rgerlijke  tucht)  van  zgne 
nicht.  De  geestellike  Luxe  offert  ia  de  kapel  van  Sr. 
Isfikolaas;  dat  is,  haar  patroon  Is  deFolksheerrohafpifh 

g>.  Nu  eene  geestbezwering ,  zoo  als  het  heet.  ï^t 
STJLLINO  vooral  op  zulke  tooneelei^  zich  verftaat, 
weet  elk.  Eugenius  meende  den  Graauwen  Man,  Rot8« 
bewoners  en  Urania  te  zien.  De  bezweerder  was  mbt 
xljn  gezelfchap  verdwenen*  Urania  raadt  bem^  de 
,  Kluizenaars -nicht  in  bercherming  te  nemen,  en  met 
haar  naar  haUi  te  gaanu  Dat  is  het  doel ,  de  hemel- 
fche  waarheid  en  geestelijke  Luxe  beide  te  doen  dienen! 
Eugenius  vermoedt  en  vindt  nu  het  bedrog.  Hij  vraagt 
naar  zijnen  nieuwen^  iiaam ,  en  nu  is  het  fpel  verfpeeld* 
Wat  dat  beteekent,  heldert  stilling  op:  men 
zoeke  de  bron  zijner  neiging  op;  kent  ze  den  naam 
welgeboren  ni^t ,  dan  deugt  de  neiging  niet. 

6a.  De  heiligende  genade  redt  Eugenius  en  beloont 
hem»  De  Oosterling  ontdekt  zich  nu  als  zyn'  broeder, 
en.  groet  hem  van  Urania^  welker  bruidsliefde  bij  hem 
verzekert.  Deze  voorfmaak  van  'taligheid  is  het  lood 
der  trouw  in  de  beproeving.  Tegen  nieuwe  beproie^ 
vingen  verfterkt  z^,  hier  Izaüks-^ofers  geheeten.  The^ 
dorus  geeft  Eugenius  desaangaande  ^n  voorts  verdev 
^riderrigt  op  reis.  Deze  verlaat  Weenen^  na  fchulden 
ei) 'fooien  betaald  te  hebben  $  waAt  men  moet  beleedi» 
gers  vergiffenis  fchenken. 

W^  fpoeden  tot  het  laatfte  Boek. 

Ij,.  Hans  Eerlijk  vertelt,  (aardig  wcèr,  op  zgn'  lul- 
r}i)igen  tr^nt)  boe  hem  een  bedlende  van  if/z/M/i^é^r^  inairr 


JIBT  HSIMWSE*  6ft| 

xoider  gevolg »  bad  zoeken  ten  val  te  brengen :  dit  be« 
wgst  j  dat  de  aanvechtingen  van  den  geestelijken  I^uxus 
met  verleiding  van  het  temperament  tot  wellust  gepaard 
gaan;  dat  het  dan  op  deszelfs  eert^heid  het  meest 
aankomt;  dat  de  barmhartigheid  Gods,  die  ons  be* 
hoedde ,  eerst  naderhand  door  ons  geroemd  wordt ,  de* 
wijl  wij  dikwijls  eerst  naderhand  zien,  in  wat  gevaar 
wij  verkeerden ,  en  welke  bercherming  het  was  »  waar» 
van  wij  niet  eens  bewust  waren. 

s9s  Berchouwt  men  de  ontmoeting,  bij  Gran  in 
Hongarije^  met  den  Herder^  zijne  fluit  befpelende, 
en  volgt  men  hem,  met  fchaap  en  hond,  in  zijne  wo- 
ning,  waar  eene  ^Ihoofdige  moeder,  die  hare  kinderen 
niet  zien  mag ,  welk^  Roomscb  in  een  klooster  worden 
opgevoed ,  en  een  zwijgende  onde  vader  in  ellende  zft» 
ten,  een  gevolg  van  den  raad  eens  Huzaars,  die  hen^ 
tot  verbetering  van  bun  lot,  herwaarts  geraden  had  te 
reizen,  dan  behoeft  men  zich  gewis  niet  te  fchamen, 
al  komt 'er  eéta  traan  in  het  oog.  Hans  vraagt  hier,  of 
Kg  nu  ook  niet  vJoeken  mag?  en,  daar  het  antwoord 
natuurlijk  was :  „  Neen  ,'*  zegt  hij :  „  Ach !  dat  God 
y,  zich  dan  ontferme !  Nu ,  Flij  zal  die  .  • « ook  zonder 
y^  mijn  vloeken  wel  vinden.'*  Intusfchen  deze  herders* 
fkmiiie  ia  eene  allegorie  van  het  kMrte  hoefje  ware  ge^ 
hoyigen*  De  fierder,  4p  zijne  fluit  fpclende,  beduidt 
bet  waar  geestelijk  onderwijs ,  "bedelende  aan  deii  weg ; 
de  ijlboofdige  moeder  is  V  Ih^rtn  Qcmeente^  treurende 
om  het  gemis  harer  kinderen,  die  men  bederft;  dezwu« 
gende  onde  is  bet  algemears  Christelijk  geloofd  verdomd 
van  rouwe;  de  Huzaar  is  de  ver  lichte  naar  de  Mode. 
2i}  worden  weder  herUeld ,  die  ongelukkigen ,  in  hun 
vaderland ,  heel  anders  dan  Eugenius  trachtte ,  ten  be* 
wi^ze :  de  mensch  mikt ,  maar  God  fchikt. 

3<>.  Eugenius  wordt  opgeligt,  en  gevangen  gehouden 
door  de  Freule  van  Nischlin*  AI  wat  verleiden  kan , 
omringt  hem;  maar  bQ  overwint,  en  een  Kpl  kQree 
hammidbar^  (de  ftem  des  roependen  ip  de  wo^stijne) 
die  van  een'  B^otabiewoner  Trevernau^   (vertrouwen, 

V  V  5  bij 


62ft  H«  STVtLlIie 

bQ  verrpefling)  doet  zich  onzigtbaar  booreo  9  en  raidc. 
eti  troost  en  (lerkt  hem.  Hij  is  hier  voorbeeld  vtn  een' 
Christen,  éoor  geestelijke  befchaving  als  gevangen,  b. 
V.  in  dienst  van  het  hof,  ftaats-,  univerfiteits*  of  idU 
litaire  ambten  enz.  Gedraagt  men  zich  dan  zijner  roe« 
ping  waardig,  cene  (lemme  Gods  in  ons  «erfchaft  ons 
immer  hulp  en  kracht.  Wij  lezen  hier  kantteekeniogen 
'voor  de  levensgefchiedenis  van  Eugenius^  uit  welke 
men  nog  al  wat  leeren  kan. 

'  4<^.  Uit  de  gevangenis  verlost,  nadat  hij  zich,  toen 

de  Vcrleidfter  het  uiterfle  waagde»  als  ware  het,  meet 

dan  overwinnaar  betoond  had,  is  hij  daarom  vab  IA« 

proeving  niet  vrij.    Bene  nieuwe  treft  hem  by  Saphien-^ 

ta^  (Phantafie,  verbeeldingskracht)  eene  verleiding  tot 

dweeperij.    't  Is  opmerkelijk,  dat  deze  Heer  zijn  geluk 

aan  Mevrouw  van  Traan  verpligt,  en  de  Freule  yan 

Nischlin  zijne  vriendin  belijdt.    Wanneer  men  de  phy*  ' 

lifche,  chemifche  en  optifche  vertoon ingen  van  dezen 

Heer  voor  Eugenius  aanfchouwd  en  zijne  gefprekkea 

met  Eugenius  aangehoord  heeft ,  dan  zal  men  over  ved^ 

dat  men  misfchien  van  stilling  niet  zoude  gewacht 

bebben,  zich  .verwonderen.     De   beteekenis  geeft   hij 

dus  op:    „  Als  de  ziel  van  de  aanlokfelen  de/ 9  ook 

meest  verfijnde,  zinnelijkheid  de  verbeelding  heeft  ge« 

reinigd ,  wil  zij  echter  werkzaam  blijven ;  zij  lijdt ;  be« 

oefeqde  ze  dan  maar  iets  anders,  en  wendde  ze  alle 

voorftellingen  uit  natuur ,  gefchiedepis  en  w^tenfchap- 

pen  aan  l  maar  ze  vervalt  dan  ligt  in  onbezonnene  be* 

fpiegelingen.     T>e  een"  (let  wel  op,  vrome  zielen!) 

„  houdt  zijne  droomerijen  voor  ingevingen  van  den  H« 

Geest }  de  ander  wil  voorfpellingen  doen  of  verklaren  ;** 

(wel  zoo 9  is  dat  van  j  ung?)  „  een  derde  waant  sich 

in  Gods  nabijheid ,  en  met  Maria  aan  de  voeten  van  Je« 

zus,  maar  hg  Haat  voos  van  NiscAlin^  en  Saphicnta 

houdt  achter  hem  het  Ucht;  een  vierde  vervalt  opMys* 

tieke  geheimen ,  waarop  bij  zoo  lang  blikt ,  tot  bi)  alle 

kracht  en  fap  kwijt  is,"  enz.  Ja,  )a,  het  i^  wei  wmart 

maar  waarom  dan  zoo  vaak  vergeten  >  ook  door  hen  ^ 

die 


^ 


HET  HSIMWBE.  025 

êlé  tegen  de  dweeperij  waarrchuwcn  f  tn  de  hoogere 
allegorie  ziet  dit  toooeel  op  de  leerwijze  van  den  val* 
Ichen  profeet»  bij  welke ,  door  voo'rrpiegellngen  van 
zekere  geheimzinnige  dingen  en  ordesverbindcenisfen  ^ 
de  menlchen  verleid  worden*  bc  afgoderij  van  SapMen^ 
ta  opent  Eugeruus  de  oogen«  Als  de  dweeper  voor 
Gods  werk  het  werk  van  eigen  maakfel  uitgeeft »  dan  — 
wee  hem,  die  aanbidt!  Woorden ,  inderdaad »  van 
waarheid  en  gezond  verlland. 

50.  De  voortgang  der  reis.  Eugenlus  moet  voort , 
en  gaat.  Een  bediende  van  Safhienta^  hem  nagezon» 
^en,  zoude  hem  een  eind  wegs  verzeilen.  Nog  is  hij 
dus  niet  ontflagen  van  deszelfs  banden.  Hij  en  Ham 
werden  treurig,  bij  het  gevoel  hunner  gefcheidenheid 
van  zoo  veel  dierbaars , Jop  geen*  Christelijken  bodem  , 
en  alleen  voor  elkander  vertlaanbaar.  Dat  is  het  lijden , 
als  men  alle  ongeoorloofde  genietingen  verloochend» 
maar  h;t  genot  des  geloofs  nog  niet  genomen  heeft* 
Ze  ontmoeten  een'  landsman^  die  hun  van  het  Her«i 
dcrshnisgezin  bij  Gran  verÜaalde,  en  zich  door  den' 
Hfingaarfihcn  bode  van  Saphienta  niet  liet  verdrgven. 
Die  landsman  (het  is  Trcvernau;  als  eene  alledtagfche 
gowaarwording  doet  zich  de  nieuwe' troost  voor)  be« 
handigt  Eugenius  een*  brief,  (den  hoogen  troost ,  die 
idoor  het  onvoorwaardelijk  vertrouwen  op  Gods  gena* 
^ige  leiding  zich  -in  de  ziel  vestigt.)  Dien  had  men  ook 
wel  noodig ;  want  het  plan  was  bij  Saphienta ,  hen  in 
handen  vaQ  roovers ,  en  \zoo  in  Turkfchc  flavernij ,  te 
doen  vallen.  Daartoe  de^  van  den  weg  leidende  bode. 
Men  kwam  dan  ook  in 

6^.  Een  Roovershol^  niet  anders  dan  de  donkere  ka* 
roer  te  Wttncn^  waar  de  fpookgefchicdenis  voorviel; 
De  Christen  heeft  nu  reeds  eene  Hemelfche  gezindheid, 
en  kan  de ,  tot  hier  toe  verloochende ,  wederkeerende 
lusten  in  derzelver  geheele  affchuwelijkheid  befchoa^ 
wen.  De  Moeder  van  dit  helsch  gefputs  is,  alweder , 
het  zinnelijk^  vernuft;  hier  is  het  te  ^oen  om  hem  in 
eene  eeuwige  flavernij  te  (iorten ;  bier  ziet  hij  zijnen 

ver- 


6ft4  H.  STlLLima 

verdorven^  toeftand  in  deszelfs  g^eel ;  gelukkig ,  da 
een  verborgen  toevoorzigt  op  God  (Trcvernau)  hem  h^ 
Inlijft.  Is  de  uood  zoo  hoog,  dat  bij  alles  hier  verlorea 
heeft ,  dan  openbaart  zich  dat  toevoorzigt  als  eene  gena- 
degave«  Gods  QR^tsbewon^r) ,  en  in  de  ziel  wordt  hij  van 
tiare  aanftaapde  verlosfing  overtuigd.  Die  verlosfing 
moet  men  zich  door  ^en  Vormelijk  geloof  verwerven ; 
daartoe  dient  het  befef  van  ons  onvermogen;  daartoe 
bet  9  alzoo  opgewekte ,  verlangen  naar  redding.  Dit  too- 
^eel  heeft  weder  nog  boo^re  aanduiding ,  en  dan  is  de 
leering:  'SvHeeren  Gemeente  moet  het  ware  zaligmt* 
kend  geloof ,  door  llandvastige  trouw  in  den  (Irijd ,  ook 
weder  op  nieuws  >  als  eenen  buit ,  uit  dea krijg  qiet  zic& 
Toeren. 

Zoo  uifvo^rig  wilde  Recenfent  gaarne  zijn  in  de  op* 
gave  van  het  gene  men  in  dit  boek  vinden  kan ,  ten  ein* 
^e  men  hetzelve  leere  kennen ,  en  oordeele ,  of  men 
Zijn  geld   aan   hetzelve  hefteden »    of  zich  he^t    werk 
ter  leen  laten  bezorgen ,  of  er  geene  notitie  meer  vai^ 
I nemen  wiU    Verfmadeu .  moet  men  bet  niet;  want  h^ 
<)oel  van  stilling  is  eerbiedwiurdig.  De  uitgaaf  be« 
Jtlagen,  om  het  misbruik ,  dat  er  van  te  fchromen  is, 
behoeft  men  niet ;  want .— -  wat  zoude  men  dan  al  nki 
te  beklagen  hebbeu  ?  en  — er  is  toch  ook  ten  goed,  een 
nuttig  gebruik  van  te  maken,  Recenfent  laat  voor  stil* 
Liiyp's  rekening  zijne  profetifche  uit^igten,  omdat  hi)' 
bet  met  Setrus  eens  is ,  die  zegt ,  dat  er  gecnc  profetie 
is  van  eigene  uitlegging ,  vóór  de  uitkomst  goed  ver^ 
l^laarbaar ;  maar  daarom  let  Ilij  wel  op  de  teekenen  der 
tijden ,  en  'vindt  hier  menig  woord  9P  zijn  pas  gezegd, 
dit  hg  der  bebartiginge  van  alle  voorftanders  des  Chris* 
tendoms  ernftig  aanbeveelt.    Op  de  menigvuldigheid, 
niet*  gepastheid  en  duisterheid  wel  eens  van  heelden  en 
oyerdragtelijke '  beteekenisfen  kan  bij  aanmerkingen  aia« 
ken ;  maar  —  dit  verwacht  elk  reeds  vooruit*    Daarge- 
gelaten 9  nu,  dit  een  en  ander;  daargelaten  de  Tomwy* 
len  meer  vernuftige  dan  bondige  redeneringen  van  dea 
Schrijver,  en  derzelver  PiStistifche  afwyUngen  van  de 


HET  HfilMWEB»  6slS 

«envoadige  Godzaligheidsleer  des  B^bels ,  (er  is  hier  al* 
leen  fprakc  van  de  voorftelling  der  waarheid ;)  in  over- 
weging gevende t dat  dit  boek  niet  het  kompas  is^waar* 
op  der  mqnrcben  wedergeboorte  koers  inoe^  zetttn ,  zal 
bij  goed  aanlanden ;  «vel  eraftig  protesterende  tegen  de 
hypothefe  5  xlie  altijd  zalke  nadeelige  gevolgtrekkingen 
aangaf t  dat  ieder  mensch  (bo6«dan  zij^  die,  als  Obad* 
ja.  God  vreezen  van  hunne  jongheid  aan?)  zoo  oioet 
veranderd,  zoo  merkbaar,  heugelijk,  wonderbaar  be- 
keerd worden;  even  e^rnflig  waarfcbuwende  tegen  alle 
aficbeiding  der  inmerlpe  Godsvrucht  van  het  uiterlijk 
;f edrag  in  de  wereld ,  waarin  zij  moet  ingeweven  zijn  » 
€n  tegen  éene  louter  gevoelige  Godsdienlligheid ,  door 
welke  men  ophoudt  nuttig,  eerwaardig  en  beminnelijk 
te  zijn,  (iets,  w^farxoe  alleen  het  misbruik  van  stil« 
L 1 N  a  's  gefchrijf  aanleiding;  zoude  kunnen  geven :)  on« 
der  voorbeding  van  dit  alle» ,  raadt  Recenient  de  lezing 
dezes  ^oeks  niet  af,  maar  aan;  niet  echter  aan  allen ^ 
maar  hun ,  die  de  dingeli ,  welke  des  geestes  Gods  zijn^ 
liunnen  onderfcheiden ,  en  liun,  die  nog  piet  zoo  wla 
9ijn,  dat  zij  geenen  Godsdienst  voor  hun  kostelijk  hart 
meenen  tt  behoeven,  of  wel  de  vrucht,  maar  niet  den 

«(feoom  of  wortel  noodig  achten,  RecenfeiU  las ,  dit  ge<- 
fchreven  hebbende ,  de  approbatie  van  den  Graauwen 
Man  achter  dit  werk,  en  hy  fchaamde  zich  niet.    Dezc/ 

'approbatie  beteekent  meer,  dan  die  van  Faculteit,  Kerk- 
belliiur  of  Aarts^fchop  ,  en  dan  alle  Recenfiëu !  Even* 
weldeGraauwe  Man  is  toch  ook  niet  onfeilbaar,  zondur' 
eenige  uitzondering :  in  'zekeren  zin  kan  meA  immers 
fpreken  van  een  dwalend  geweten,  en  zoo  zoude  men 
wet  eens  voor  tuchtigende  of  heiligende  genade  kiinneu 
houden,  hetgene  heel  wat  anders  was,  niet  waar? 

£r  wordt  vaak  zoo  nadeelig  gewerkt  op  de  v^rbeel* 
dipgskracht  des  zinnelijken  menfchen;  waarom  zoude 
bet  den  Leeraar  van  Godsdienst  en  Zeden  minder  vrg* 

'  ftaan ,  zijne  voordragt  zóó  in  te  kleeden ,  dat  ze ,  juist 
door  der  verbeeldinge  te  behagen,  's  menfchen  gevoel 
Hemt  voor  Godsvrucht  en  Zedelijkheid  ?  Het  prenten- 
boek 


Z' 


Gl6  ^fl.   STILLING  ^ 

boek  der  kindschheid  zij  verfleten  en  vergeten  ;  maar  -« 
bet  is  niet  flechts  het  kind ,  ook  de  man  5  die ,  in  elk  nienw 
boek«  voor  hetwelk  (laat:  „  met  platen/'  bet'eerfte 
naar  die  platen  kijkt »  ten  ware.  sijne  ^nnelgkheid  zM 
geheel  is  opgelost  In  geestelijkheid  ,  dat  er  maar  weioi* 
gep  met  hem  te  regt  kunnen  komen.  De  redelijke  meosch 
is  zinnelijk.  Fabel  ep  Parabel  zijn ,  derhalve  ,  in  de  <^ 
voeding  tot  zedelijkheid ,  belangrtike  leermethodes;  te 
meer,  daar  der  meurchelijEe  nature  eene  neiging  tot  bet 
\70nderbare  eigen  fchijnt.  Hierom  moet  eene  voordragt 
als  die  van  stilling  behagen ,  die  der  verbeeldinge 
eene  groote  ruimte  geeft  om  te  fpelen,  en  baar  ni^' 
zelden  in  vreemde  gewesten  voert.  Alleen  wenschte 
Recenfent  wat  minderen  overvloed.van  ailegoriën,  die 
nu  vaak  vermoeljen ,  en  althans,  maar  déne  beteekenis 
van  dezelve.  Het  nadeel  van  fterke  afbeeldingen  voor 
bet  zinnelijk  oog,  en  van  de  hooge  opwinding  van  Pa- 
thetisch •*Godsdien(lige  aandoeningen,  door  den  ernftig 
en  verllandig  Godvruchtigen  toon  ligt  voor  te  komen, 
konde  nog  meer  voorgekomen  worden  door  die  eenvoQ« 
dighéid ,  welke  het  verdand ,  bij  de  verhevenfte  berpie- 
gelingen,  niet  behoeft  te  verleen,  en  diè  minder  te 
zoeken  en  te  raden,  dan  te  bevatten,  te  onthouden 
en  te  gevoelen  geeft. 

Eens  Christehs  Reize  naar  de  Eeuwigheid,  voorgedra« 
gen  in  een  welgekozen  en  goed  volgehouden  allegorisch 
verhaal ,  dat  de  nieuwsgierigheid  onderhoudt  en  faet  ver* 
langen  naar  ontknooping  vap  wonderbare  gevallen  op* 
wekt ,  en  op  den  gemoedelijken  toon  van  eene  niet  door 
Theologisch    Systema,  maar  door  zui^^ere  Bijbelleere 
verlichte  Godsvrucht,  komt  Recenfeiit  voor ,  eene  nog 
niet  vervulde  en  niet  gemakkelijk  te  vervullene behoefte 
te  zijn,  eene  zeer  wenrchelijke  onderneming,  van  wel* 
ker  goede  uitvoering  veel  goeds  voor  zekere  kltsfe  van 
menfchen  te  voorfpellén  was ,  vooral  tot  zuivering  der 
begrippen  van  den  gang  der  btAeering  en  den  aard  'der 
Chrlsteliike  deugdbetrachting.  AWt  eenzijdigheid  moet  m 
de  befchouwing  dArvan  vermijd  worden ,  en  daartoe  ge» 

tee- 


HET  HEIMWfté.  0a7 

I 

teekend  het  Icarakter  van  zulken ,  die  immer  wandelden 
op  den"^ goeden  weg;  van  anderen,  die  nimmer  de  zon* 
de  dienden,  zonder  naar  goede  indrukken ,  van  waaY  dan 
ook ,  te  luisteren ;  van  zulken ,  die  even  ligt  en  omnerk* 
baar  voor  bet  goede  kannen  gewonnen  worden ,  als  ver- 
leid tot  liet  kwade;. van  zulken,  die  door  buiteng^wo* 
ne  omftandigheden  tot  verbetering  gebragt  werden ,  wel* 
ke  niet  j^Iaats  hadden  b§  huns  gelyken ,  die  echter  o{ft 
andere  wj)ze  werden  geheiligd ;  en  van  verwilderde  on« 
deugenden ,  die  van  zondigen  faun  werk  maakten ,  enz* 
Die  bet  in  deze  meening  met  Recenfent  eens  is ,  oor* 
« deele ,  of  dit  omflagtig  werk  van  s  t  i  l  l  i  n  o ,  dat  wij  ,- 
om  vele  redenen ,  met  genoegen  aanprijzen  ^  in  deze 
behqefte  voorzieil  kunne!  / 

Ten  (lotte  wilde  Recenrent  de  lezenswaardigheid  de* 
zes  werks  ^el  bewijzen  uit  het  zoo  vele  goede,  dat  hi|  _ 
hier  aantrof;  maar  -**  die  overvloed  is  zoo  groot.  Hg 
"bepaalt  zich  dan  ^t  eenige  Tpreuken  en  kernachtige  gt« 
zegden  9  die  hij  aantrof ,  die  tot  lezing  des  werks  mo* 
gen  uitlgkken,  en  die  zij,  welke  dit  nttk  zelf  niet 
verkiezen  te  lezen,  toch  Wel  kennen  mogen.  Onder  de 
Mengelingen  voor  allea ,  althans  voor  Lezers  van  Maand* 
werken ,  verdienen  ze  wel  eene  plaata.  Wij  laten  ze 
hier  volgen,  om  het  even  of  ze  de  Redacteur  hier  plaat* 
fen,  of  in  ziin  Mengelwerk  opnemen  wil,  onderden 
tilel  van :  Spreuken  uit  het  Heimwee.  (♦) 

(*)  De  Redacteur  verkoos  bet  laatfie ,  vin  wege  de  ongeu 
meere  uitgebreidheid  van  die  verflag,  en  zal  ze  das  aldaar  \n 
een  volgend  No.  mededeelen. 


Eenê  VerhündeUng^  aangaande  het  kenmerkende  der 
Gelif  kenis/en  van  Jezus  Christus.  Door  r.  s  y  t  b  ft  t 
den  Jongen ,  Ho/prediker  te  Potsdam.  Te  Groningen  ^ 

»  */;  W.  Zuidema.    In  gr.  Svo.  6i  Bi.  ƒ  :-ii.: 


XXet  is 


hartverdagend^  het  fchoone  Christendom  hoe 

iafl* 


öj8  r;  eyxert 


y 


I 


langer  hoe  meer  te  zien  te  voorfcbun  treden  in  deszelfs 
Goddelijk- eenvoudige  gedaante.  Lag  het  eeuwen  lang 
bedolven  in  duisternis » begraven  onder wQdliOpige leer- 
fteirels,  die  het  hart  zoo  min  raken ,  als  het  verftaiid 
Terlichten  konden  ^  als  hadSe  de  Godheid  hét  menschiom 
met  eepe  nieuwe  Openbaring  begiftigd ,  komt  men  thans 
der  waarheid  op  het  fpoor,  en  vindt :  y^Ah^  dit  wemi« 
ge,  dit  eenvoudige,  voor  allen  verftaanbare,  dit  is  het 
geheele  Christendom,  dirmoex  geloofd  worden 'ter  za^ 
ligheid ,  door  elk ,  binnen  wiens  bereik  het  is ,  en  al  het 
andere  is  bljhangfel,  waarvan  een  ieder  bevatte  j^  zoo 
Teel  hij  kan,  en  aanneme,  zoo  veel  hij  wtl/^ 

Ter  ontdekking  van  het  wezen  des  Christendoms  is 
vooral  noodig  het  onderzoek :  wat  was  toch  bet  hoofd* 
denkbeeld  van  Jezus  ?  wat  vinden  wij  in  zijne  redenen 
altijd  op  deQ  voorgrond ,  of  als  heerfcheud  denkbeeld 
altijd  wederkeeren  ?  «—  en  men  zal  deze  vraag  niet  beter 
kunnen  beantwoorden,  dan  wanneer;  men  zijne  Gelijke* 
nisfen  inziet,  waarin  Hij  de  verborgenheden  van  bet 
Koningrijk  der  Hemelen  voor  allen  openlegt^- 

En  dit  is  het  oogpunt ,  waaruit  deze  Verhandeling 
moet  befchouwd  worden.    De  Schrijver  wil' het  ken- 
merkende van  de  Gelijkenisren  van  Jezu^ ,  en  daarom 
moet  hij  ook  juist  het  hoofdïdee  aanwijzen ,  dat  in  de* 
zelve  ica  grondflag  ligt ;  en  dit  doet  hij  ^  opmerkende  , 
dat  het  denkbeeld  van  een  Godsrijk  ^  eene  inrigting,  iif 
welke  de  mensch  op  aarde  voor  den  Hemet  gevormd  en 
gewijd  zal  Moorden ,  eene  maatfchappij  van  heilige  men« 
fchen,  juist  dit  heerfchende  in  de  Geiykenisren  van  Je* 
5yis  is.     Hij  noemt  de  weloverUgde  en  voorzigtigc  wijS' 
ii^/^,  waarmede  Jezus  deze  Gelijkenisfen  voordroeg,  als 
bet  eerde,  dat  bij  derzelver  kenfchets  onze  oplettend* 
lieid  verdient.    Zij  hebben,  wijders^  fchoon   in  bare 
voordragt  eene  plaatfelijke  betrekking',  evenwel  het  ver« 
mogen,  bij  elk  denkend  hoofd  en  gevoelig,  godsdiendig 
hart ,  ook  een  algemeen  èeJang^op  te  wekken.    In  haar 
Tindt  mtn  de  gelukkig  ft  e  yereeniging  deredeljlc  etnfou^ 
dighdd  met  ifcrheycnheid  en  kracht  van  gedacAScn ,  ea 

4c. 


I  rsaHANBELING.  6^9 

deze  is  verböndeö  met  VefkereitAeid  en  gegrondheid  vdn 
denkbiótden.  Zij  hebben  ook  dit  eigendomaielijke,  dat 
zij,  mee  beoordeeling  en  fnbaak,  met  kennis  van  men» 
fchen  en  zakea  voorgedragen  zijnde,  de  gezamenlijke 
krachten  van  ver  (tand  th  hart  innemen  envferkxaatnma^ 
kcn^  en  in  ontwerp  en  uitvoering  ligt  geen  suder^doel 
ten  gronde,  dan  reinig  ing- van  hart  en  zedelijk  e  ^ver ede* 
Ufig.  Daarbij  zijn  zij  aeuhêtisch  fchoon  ^'  en  liet  is  ver- 
rasfend,  dat  zij  urtgefi^coken  en  medegedeeld  z^n  ih 
óogenilikken  der  daartoe  aanleiding  gevende  gelegen^ 
heden» 

AI  deze  punten  zijn  niet  alleen  goed ,  maar  ook  fchooa 
uitgewerkt,    en    het    boekje  Jeest  als  van  zelf*    Ooif 
vonden  wiï  zeer  gegrond  de  kl^gt  des  Schr^vers  ,  dat 
zoo  vele  Leeraren  den  rgrónd  en  zin  der  Gelijkenisfen 
nimmer  begrepen  badden,  xti  dat  de  geiijkeniaaardige 
preektrant  bijna  geheel  niet  gebezigd  wordt,  —  Eene 
andere,  klagt  voegen  wij  er  by;-  deze:  d^t  de  jonge  lie? 
den  in    het  predikambt  doorgaans  niets  gemakkeiyker 
vinden,  dan  eeile  Gelijkenis  te  behandelen.   Mogten  zy 
bedenken,   wat  aangaande  de  bejaarde  Leeraars  zelve 
zoo  eveii  gezegd  is,  eo  dat  den  geest  der  Gelijkenisfen 
bevatten  niets  geringers  is  dan  den  geesi^  van  bet  Evan- 
gelie volkomen  begrijpen,  die  toch  wel  ^^ii^^/ in  deze 
Gelijkenisfen  liggen  moet,  omdat  Jezus  ze  aan  het  volk 
voordroeg,  hetwelk  toch  noodig  had  te  verllaan  waar 
het  al  op  aankwam!  Maar  uit  eene  Gelijkenis  eene  eeni> 
zijdige ,  alledaagfche  waarheid  afleiden ,  of  er  een  ih)|c 
van  een  zeker  aangenomen  (lelfel  in  brengen;  naar  aan* 
leiding  van  dé  Parabel  van  den  verloren*  Zoon  over  jeug* 
dige  losbandigHeid^  van- die  van  defi  ontrouwen  Rent* 
naeester  over  'ontrouw  en  banltroeten ,  van  die  der  Ar* 
l>eiders  in  den  Wijnberg  over  de  luiheid  te  prediken,^ 
lieve  Hemel!  mag  dit 'nu  den  naam  hebben  van  eene 
Evangelifche  b^KandeRisg  va)i  voorftelleo,  fn  welke  de 
Zaligmaker  niets  geringera  beoogde,  dan  de vierbergen^ 
heden  van  het  Koningrijk  Gods  voor  te  dragen?  Wijbid» 
den  u,  jongelingen!  —  en  of  gij  't  ons  ook  al  kwai^k 

iioEKKBSCu.  1820.  NO.  25.   .  Xx  na« 


f" 

6^0  R»  EYLEUT»  VIRHAX«DELING. 

nmet^  wij'  bidden  ook  velen  van  u ,  oudere  praelici  in 
bet  predikambt !  «•  leert  over  deze  gewigtige  zaak  eens 
wat  grondiger  denken ;  er  hangt  te  veel  van  af. 

Wg  hebben  hier  flechta  van  een  klein  boekje  verflag 
gedaan;  taaar  .waardy  baugt  niet  vjin  uitwendigen  om* 
vang  af,  en  dpor  de  kleinheid  is  hetzelve  ook  voor  eene 
UeinigüieSd  te  bekomen»    Daarom  moest  er  ook  geen 
Student  in  de  Godgeleerdheid  zyn ,  die  het  niet  bezat,— 
Koopt ,  koopt  het  toch  vooral ,  mijne  jonge  vrienden ! 
Ontvangt  door  hetzelve  gezonde ,  algemeeoe  gronddenk* 
beelden  aangaande  de  Gelijkenisten  van  onzen  Zaligma- 
ker! Laat  n  alzoo  op  den  weg  brengen  tot  bet  regte 
Inzigt  in  het  doei  van  elke  Gelijkenis  op  haar  zelve ! 
/Voegt  daarbg  eigen  vjigtig  nadenken  en  warme  belang* 
Helling  in  den  ivaren,  eenigen  geest  des  Evangelies, 
gebruik  van  bet  onderwijs ,  hetgene  gg  ook  bij  andere 
kenners  der  zaligmaklende  Evangelieleer  kunt  vinden, 
ca  gaat  dan  door  den  tijd  heen  en  predikt  over  de  Ge* 
lijkenisfen  van  Jezus ! 

De  Lente.    Eent  Leerrede  oyer  PJ\  CIF:  yf  ^   mtg^ 
fproken  te  fF^Iphaartsdij k  ^  den  7  Mei  1820,   door 

J.AB    UTRECHT    DRBSSBLUUIS.      Te    Middel' 

burg ,  bij  de  Gebroeders  Abrahams.  iSsd*     In  gr. 
Zvo.  3a  i8/. /:-8-2 


o 


nder  de  refpectabele  vlag  van  bet  Provinciatl  Kerk* 
lieftuur  van  Zeeland  fteekt  dit  fcbeepje  in  zee.  Het  is 
een  fbhuiq'e  Ugt  en  digt,  helwolk  UQg  al  wat  wind,  star 
bet  o«s  toefcbljnt,  voeren  kan»  maar  van  te  weinig  be- 
laing  op  de  groote  wateren»  dan- dat  het  bgzondere  op. 
anerkzaambetd  verwekken  zou,  texv^ij  de  groote,  tbans 
niet  meer  noodige ,  en  ocJe  alleen  voor  cekere  foort  van 
fehippert  en,fchuitjes  nog  maar  verkiealgke,  rlag  van 
oud  •  Gereformeerde ,  kerkel^k  gewaarborgde  segtzin* 
nigbeid  de  aandacht  trok.    Wy  verbeelden  ons  ^  hoe  de 

Hce- 


I  ' 

J.  A«  V*  JDEBSSEt  HÜIS^  DE  XJBijKTt;         6}! 

H  ecrf  n  A^vAffDBüfse^  fnfidcm  «eDi^,j««NOucje 

H  ö  R  a  R  o  N  j  E ,  Secretaris ,  hebben  zutcn  turen  op 
dit  Wolphaartsdijkfche  fcbeepje ;  en  wie  weet ,  welke 
Tecmoeüende  raadplegingen  de  Provinciale  Kerkv'ergade*- 
ring  zelve  gehouden  heeft ,  en  hoe  ieder  dkar  zat  met 
eenen  oud^Dordfchen  bril,  eer  men  gezegde Heeren  toc 
.het  afgeven  van  vlag  en  wimpel  volmagtigde  I  -*  W$ 
hielden  reeds  op  het  zoo  prachtig  verfierde,  anders  weinig 
beteekenend  vaartuigje  aan ,  en  wilden  het  zoo  zoo  aan 
boord  klampen  9  toen  ons  ,  tusfchen  al  de  vlaggen  in^ 
eene  kleine  in  het  oog  viel,  die  teeken  is  van  rouw  over 
e^ne  doode  op  her  fchip ;  en  aandonds  hielden  wij  daar« 
om  af.  —  Inderdaad «  hoe  zich  het  gevoel  dan  ook  ont- 
laste en  het  gebroken  hart  zich  uitflorte ,  bij  zoo  iets 
verltompt  dadel'yk  onze  pen,  hoe  zeer  ook  reeds  gepunt 
tot  fcherts  ol^  berisping.  Zoo  zal  het  ook  den  I^ezer 
gaan ,  die  welligt  echter ,  ipet  ons ,  verwachten  en  wen* 
fchen  zou,  wat  minder  bloempjes,  en  wat  meer  en 
duidelijker  van  en  voor  bet  leende  hart ,  in  dese  Leo- 
upreek  te  vinden. 


n    I  iiii» 


^n  W0Qrd  aan  het  Puhlick ,  o^er  de  nadeeUn  en  ge^ 
yarWf  weüe  men  $t  if reezen  heeft  ^  vanneer  Da4r 
téren  ^  CUrur-gijm  en  Apothekers  hutten  hun  rak  Ué' 
efen ,  ander  de  zlnfpreuk :  Schoenmaker ,  houd  u  blJ 
uwe  leest.  Il  Stukjes.  Te  Rotterdam^  bij  N.  Cor<* 
nel.   i8&o»    In  gr.  %yo.    Te  namen  VlII^    104  Bi. 

IvJet  regt  zegt  de  Schrijver  van  deze,  over  bet  geheel 
welgefchrevene^  bladen,  In  zline  voorrede:  Wie  tal 
oenen  Schoenmaker  halen  ^  om  zijn  vertrek  te  befchil* 
deren  —  'wie  eenen  Smid  ontbieden^  wanneer  hij  tien 
nieuw  kleed  begeert  te  hebben  -—  wie  bij  den  Timmer»  ^ 
man  'eene  ijzeren  kagchel  beflellen  f  en  hg  tracht  daar* 
om  9  met  klem  van  redenen ,  zijnen  landgtaooten  hunofs 

%x  n,  dwni^ 


•^  ♦  »  

63a  '    EEN  WOORD  AAN  HET  PUBLIEK. , 

dwaasheid  en  verkeerdheid  onder  het  oog  te  brengen , 
wanneer  zij ,  ten  aanzien  van  een  der  kostbrarfte  goe* 
deren ,  van  de  gezondheid ,  geheel  anders  handelen.  H§ 
tdónt,  tejjien  einde,  na  bepaald  te  hebben, wat  eigen- 
lijk tot  het  bijzonder  vak  van  Doctor,  Chirurgijn  en 
Apotheker  behoort ,  aan ,  i*.  hoe  ieder  vaii  dezelve  zij- 
nen betrekkelijkcn  werkkring  overfcjirijdt  j  2^.    welke 
oorzaken  hiertoe  aanleiding  kunnen  geven ;  3^.  welke 
^    noodlottige  gevolgen  er  uit  ontdaan,  en  4®. welke  mid* 
"delen  het.  daaruit  voortvloeljend  kwaad  zouden  kunnen 
fluiten.    Alles  fchijnt  voornamelijk  gefchreven  te  zijn  . 
met  een  oog  op  Rotterdam ,  Schiedam  en  andere  plaat* 
fen  in  ons  Vaderland,  waar  de  Doctoren,  zoo  als  de 
^Schrijver  zegti,  Commisfionnairs  in  geneesmiddelen  zijn. 
'De  (trekking  van  het  geheele  vertoog  loopt  voorts  hier- 
op uit ,  dat ,  zoo  van  den  eenen  kant  het  eigenbelang 
als  de  bron  van  dit  geheele  kwaad  moet  worden  aange«^ 
merkt ,  van  de  andere  zijde  de  dwnasheid ,  onachtz'aam- 
heid  en  gierigheid- van  het  publiek  die  bron  geopend 
\  hebben ,  en  dat ,  om  dezelve  te  Hoppen ,  er  niets  ver- 
eiscbt  wordt,  dan  dat  het  publiek  wijs,  bedachtzaam 
en  edelmoedig  worde;  waaruit,  tot  gerustllelling  der 
belanghebbenden,  vrij   duidelijk  is  op  te  inaken,   dat 
deze  en  dergefijke  bronnen  wel  zullen  blijven  vloeijen 
^        tot  aan  het  einde  der  dagen.  -  Mogt  er  oildertusfchen 
deze  en  gene  zijn,  wien  het  niet  om  het  even  is,  hóe' 
\  het  in  de  wereld  toegaat ,  en  die  dus  gaarne  weet  ,.waar 

het  hapert.,  wij  durven  hem  het  lezen  van  dit  boekje 
gerust  aanbevelen.  ,  Mogelyk  vindt  hij  de  trekken  ,  in 
de  hier  opgehangene  fchilderij,  wat  grof  en  hoekig,  de 
kleuren  wat  hard;  maar  men  fchildert  geene  dievea  en 
moordenaars  met  Madonna  «gezigtj es. 


t  • 


Schets 


B.   U.  LÜLOFS,   SCHETS.  Ö33 


tS^^/i^//  van  een  Overzigt  der  Dut  t/c  he  Taal^  of  der  Ger* 
maanfchê  Taaltakken ,  in  derzeher  oorfprong  en  te^ 
getïwoordige  verdeeling ,  in  het  Hoogduitsch »  Neder'^ 
landschj  Deensch^  Zweedsch^  Engelseh  ^  en  andere 
foortgelijke  talen  en  tongvallen;  door  Mr.  B*  11.  Lü« 
L  o  F  s ,  Hoogleeraar  in  de  Nederland fchc  Letterkunde 
en  Welfprekendheid  aan  de  Hoogtfchool  te  Groningen. 

•   Te  Groningen^  bij  J.  Oomkens.     1819.    In  gr.  8va. 

r///^/ïft44^/. /1-16-: 


D 


k  kleine  gefchrift  van  Prof.  lulops  (de  vrucht 
zijner  verdubbelde  letterkundige  werkzaamheid^  om  bet 
fmattenjk  verlies  sijner  Gade  eenigermate  te  v^rzett^n) 
bevat  eenen  rijkdom  van  zaken^     Met  regt  meent  dé 
Schrijver,  dat,  ter  grondige  beoefening  A^v  Nederland* 
fche  ta^I,  eenige  kennis  aan  hare  zustertalen  voldrekt 
noodzakelijk  is ,  en  geeft  da^^oe  dit  boekje  als  handlei- 
ding.   Eerst  befchüuwt  hij  de  algcmeene  Duitfche  taal, 
zonder  opzigt  op  de  fcheiding  der  takken;  daarna  die 
takken,  elk  op  zich  zelven.*    Na  een  kort  woord  ter 
vermelding  van  de  drie  hoofJtaa!(lammea  van  Europa^ 
de  Komanifche^  Slayonifche  en  Duitfche  y   betoogt  hij 
de  belangrijkheki ,  eervtraardigheid ,  oudheid,  oorfpron* 
kelijkheiJ  en-'zelfdandigbeid  des   Duitfc/ien  taaUtams, 
^vooral  uit  vergelijking  met  de  meestbekende  der  Koma* 
nifche  talen ,  het  Fransch.   Daarop  volgt  eene  befchou* 
wing  van  den  oorfprong  der  Duitfche  taai.     Hij  leidt 
dezelve  uit  het  zuidoostelijk  Azië  af,    van  waar  zij, 
door  Perziê  taThraciS^  over  den  Donau^  in  haar 'te- 
genwoordig'vaderland  zou  gekomen  zijn.    De  overeen* 
komst  tusfchcn   de  zeden  der  Duitffhers  en  Thraciirs 
wordt  zeer  uitvoerig,  doch,  naar  ons  inzien,  niet  in 
alle  bijzonderheden   overtuigend^    volgens    een    Hoog» 
duitsch  werk  van  a  r  n  d  t  ,  aangetoond.    (Uit  de  taal 
der  Thraciirs y  die  geheel  verloren  is,    konden  geene 
vergelijkende  proeven  worden  aangevoerd.)  Wanneer  men 

X  X  3  door 


door  Thraelirs  de  Scythen  verRaat,  die  waarrchgnlijk 
met  de  Geteh^  een  Thracisch  volk ,  naauMr  verwant  wa«      ■] 
'ren,  ftemnrcn  wij  (hoewel  op  andere  gronden)  de  ver-      ] 
wantrchi^  géreedelijk  toe ;  doch  hero'dotüs  fch'^nt 
de  Scythen  van  de  Thracsirs  wc!  degelijk  te  onderfchei-     ,; 
den.    Ten  bew^ze,  dat  de  Perzen  niet  alleen  in  bet 
raaleigen,  (hetgene  niemand  betwist)  maar  ook  in  ze- 
den en  gewoonten,  met  de  oude  Duttfchtrs  overeen* 
kwamen ,  haalt  de  Heer  l  u  l  o  f  s ,  met  veel  juistheid , 
den  afkeer  van  beide  Natiën  van  afgodsbeelden  en  tékn- 
pels  en  ket  voorzeggen  uit  paarden  aan,  volgens  ta« 
ciTUS  by  At  Duitfchcrs  in  gebruik,  en  hetwelk  ook 
bii  de  keuze  van  l>Aiiius  tot  Koning  heeft  plaats  ge» 
had,  gelijk  er  ook  een  Perzifche  volksdam  was,  die 
Germanen  heette.    Nogtans  wil  de  Schrijver  de  Dzdu 
fchers  niet  onmiddellijk  van  de  Perzen^  maar  met  deze 
uit  bet  zuidoosten  vail  Azië  afleiden.    Het  voornaam* 
lle,  wij  zouden  bijna  zeggen  het  éénige,  bew^s  hier« 
voor  ligt  in  de  vele  woorden,  zelfs  wortel  woorden , 
die,  volgens  schlsgel,  het  SamkriUch  met  het 
Jiuitsch  (vooral  het  NederduitscK)  gemeen  beeft.     Da 
overeenkomst  van  den  geest  der  heldendichten  in  beide 
Natiën  is  eene  proef ,  die  niets  afdoet :  men  zal  toch 
géreedelijk  bevroeden ,  dat  op  die  lange  reis  ,  en  in  dat 
lang  verloop  van  Eeuwen ,  welke ,  volgens  de  onder* 
iUlliqg,  ï>uitschland  \zvi  Indit  is  gefcheiden  geweest^ 
vooral  door  het  onmetelijk  groot  verfcbil  in  godsdien* 
f!ige  denkbeelden ,  de  geest  van  eenen  m  i  l  t  o  k  en 
KLOPSTOCK  niets  van  de  Indifche  heldendichten  ü^a^ 
majan  of  Uahabharat  heeft  kunnen  overhouden  ^  vriet 
overladene  fabelachtigheid  ook  hemelsbreed  van  de  ver- 
hevenheid der  genoemde  Dichters  verfchilt;  zoodat  wg 
bij  deze  aanmerking,  al  is  zg  van    hebrbn,   altQd 
hebben    moeten   meesmuilen.    Zonder   andere    fporeti 
nu,  dan  van  eenige  verwantfcbap  met  het  Samkrttsch^ 
zouden  wij  den  oorfprong  van  Z>//f/;£:A/j>2//^  volken  uit 
het  ipsgelijks  zeer  vroeg  bewoonde  Perzii  nog  alt^ 

^  tOQ!  waarfcbtjoiijker  houden» 

Vcf 


> 


SCHBTS  VAN  ESN  OVEÜZIOT  9BIt  DyiTSCHB   TAAL,  fy^, 

■ 

Vef?oIge]i8  gMt  de  Scbryvcr  tot  de  verdeding  der 
Duiffche  taal  in  tweehoofdtakkcffl,  den  Opper^  en  Na* 
d^rduitfckcn  j  en  de  ondeifcheidende   kenmerken  van 
beide ,  over.    (Hg  kiest  daarbij  veellal  A  0  e  L  u  n  « ,  itt 
des2elfs  Mithridaus  en  andere  taalkundige  ge^uifcen  » 
tot  leidsman.)    Daarop  worden  de2e  twee  hoofdtakken 
in  hare  zijtakken  en  tongvallen  nagegaan,  met  opgave^ 
hier  en  daar,  van  enkele  prpeven;    zoo'^als  van  het 
Zwabisch^  Tyrolsch  en  Opstenrijksch;  het  HoogduUsek^ 
oorfpronkelijk  het  Sakfisch  (OpperduHseh  ^  in  bet  iV^* 
derduitsch  overgaande)  ,  naderband  door  l  u  t^h  e  a  tot 
fchrgftaal  verheveii ,  en  het  Mefogothisch ,  (onzes  in* 
ziens  te  regt  door  den  Hoogleeraar  meer  tot  het  Oppers 
dan  tQt  het  Ntdcrduitsch  gebragt.)    Ondef  de  Neder^ 
duitfchc  tongvaHen  komt    bet   Nedcrfakfisch  of  Plat^ 
duiiscA  het  eerst  in  aanmerking;  (het  Platduitsch  ftrekt 
zicb  echter  veel  verder  dan  NcdtrfakTcn ,   tot  diep  in 
Wcstfalcn  en  langs  den  ü/y/i   uit)  zijnde,  door   lu« 
T H E R*8    Bijbelvertaling ,    ais   fcbrijftaal   verdrongen} 
hiervan  worden  nog  al  eenige  proeven  gegeven.    Daar- 
op volgt  het  Nederlandsch ,  eene  even  oorfpronkelijkê 
taal  als  het  Hoog-  of  OpperduHsch ,  maar  gewijzigd  door 
het   oude  FrUich^   het   Frankduttsch  ^  (de  Schrijver 
geeft  hier 'proeven  uit  het  lied  van  Hildebtand  en  He^ 
dubrand^  en  uit  den  lofzang  op  St.  Anno;  bij  betrekt  | 
het  AlUmatmich  ook  onder  het  Frankduitsfh^  welke 
falen    wy   echter   gelooven,    dat   altijd   zijii   geHcbei- 
den    geweest)    en   eindel^k   ook    d^or  het ,  Fransci. 
De  beftanddeelen  dezer  taal  in  bet  Ntderlandsch  ^  en  de 
invloed  derzelve  op  onze  woordvoeging  en  onze  nit* 
fpraak,   worden  bier  zt^x  goed  uiteengezet:  de  uit» 
fpraak  der  u  op  de  Franfchc  wijze ,  en  bet  veelvuldig 
gebruik  der  tegenwoordige  deelwoorden,    (tegM  her 
Boogduitfche  taaieigen)  zijn  daarvan  wel  de  voornaam» 
fte.    Dit  laatfte,  echter,  is  geen   gebrek,  maar  eene 
wezenlijke  voortreffel^kfadd ,  die  w^  met  de  oude  talen 
gemeen  liebben ,  en  welke  de  Duitfchers  ons  wel  benijden 
mogen*— *  Nog  een  woord  zegt  men  van  den  invloed  der 

Xx  4  ^^- 


Latijnfche  taa}-op  de  onze,  en  gaat  dan  over  tot  een 
kort  overzigt  der  No^rdfchti  of,  volgens' deaSchrij. 
ver ,  SGnndinayisch  -  Neder  duit fchc  talen ,  daar  dezelve 
vxtt  dtNederduit/che  taal  meer  overeenkomst  hebben, 

'  é2Sixxïtx,\\ti  Opperduitscht  Hij  vergelijkt  het  i)w»«A, 
h^v^weedsch^  Noarwagsch  en  IJslaridsch  met  elkan- 
der,  en  toom  daarin  vrij  bedreven  te  zijn.  Het  ^hw^z/jc* 
komt  meer  met  de, hoogere  taal  overeen^  dan  het 
Dccnsch.  Ten  flotte  befchouwt  de  Heer  lulofs  het 
Engelsch^  onder  den  naam  van  Romamsch"  Ncderduih 
fche  taal,  daar  de  Duitfche  grondtoon  in  hetzet^,  met 
het  Frhsch  en  Ne  erfakfisch^  ook  met  h^t  Deemh^ 
overeenkomende,  reeds  in  de  elfde  Eeuw.  door  de iViwr- 
manfche  verovering  (misfchien  ook  wel  door  de  geduri- 
ge betrekkingen  derpLANTAGENETs  tot  .Fn»«Ar/;i,  ban» 
iye  hofhoudingen  en  oorlogen  in  dat  land^  met  Franr 
fche  woorden  overladen,  en  wel  ter  helfte  yan  zijnen 
©Offprong.  verbasterd  is.  Onder  de  Schrijvers  over  de 
Gefehiedenis  der  Engelfche  taal  bad  ook  de  beroemde 
j  o HN  s-o  N  (in  deszelfs  Voorrede  voor  ziin  Engebci 
Woordenboek)  kunnen  genoemd  worden.  In  dat  Woor- 
denboek zelf,  waar  de  afleiding  vari  elk  woord  opgege- 
ven wordt ,  zoekt  de  Schrijver  gedurig  het  grondwoord 
in  het  Hollandsch  (^Dutch.)  ^  Achter  het  ftukjeVijo 

I  vele  aanteekeningen ,  die  meer  dan  een  vierde  van  het 
werk  befl^an,  en  van  uitgel)reide  belezenheid  in  de.Al* 
gemeene  en  bijzondere  taalkunde  getuigen.  Wij  heve- 
Ten  dit  nuttige  boekje  aan  alle  liefhebbers  der  Neitf* 
duitfche  taal.  Velen  zullen  daaruit  hunne  onbillijke 
verachting  tegen  het  zusterlijke  Hoogduitsch^  op  voor» 
oordeel  6f  ijdele  vrees  gegrond,  leeren  overvviraieD, 
daar  het  in  den  oorfprong  met  de  onze  immers  étóc 
taal  was.  De  Duitfchers^  van  hunnen  kant,  beginacu 
hunne  verachting  tegen  onze  taal  (die  zij  voorheen  oet 
het  gemeene />/ö/^«///.Té:A .  verwarden)  af  te  leggen, -oi 
hoe  'langs,  hoc  meer  Hoilandfche  woorden  en  zegswijwn 
aan  te  nemen.  Wij  hebben  die  zelfs  bij  oöthe  aan- 
getroffen,  doch  herinneren  ons  dezelve  thans  niet  meer. 


ttHBTS  VAV  ESN  OVERZtCT  DRft  DUITSCHB  TAAL.  637 

Bl|  LA  MOTTE  FOOQujfe  (€€»'  der  oiecst  geliefkoosd 
de  Dtdtfeht  RomtDrchrijvers  en  Dichters;  heboen  wQ 
Sehreiber  (mtt  ,Fcrf as  f  er  of  SckriftfitlUr)  io  de  HoU 
landfohe  bcteekenis  van  Schrijver  (van  een  bock)  ge- 
vonden. Mogten  onze  naburen,  die  immers  al  het 
vreemde  onvermoeid  onderzoeken ,  de  fchacten  hunner 
miskende  broeders  ^  die  ook  voor  hen  zoo  veel  kost* 
baars  bevactea ,  meer  en,  meer  leeren  waarderen ! 


Mnemofyne^  Mengingen  voor  Wetenfehappen  en  ft  aatje  Let* 
ttreni  verzameld  door  Air.  h    w.   TijOEMAN  <i»   n.  q. 

^  YA«  K*AMPEN.  ^ide  stuk  Te  Dordrecht .  hij  lilusïé  ett 
van  Braanié  1819.    In  gr.  8v0«  302  Hl.  f  *l    18 •: 

JJe  Dichtkunst  f  befchouwd  ah  hefchaaffer  van  het  dienfehe* 
'  üjk  geflacht ^  voldoet  volkomen  aaf)  de  verWactuingy  die  men 
van  den  nog  jongen,  maar  geleerden  en  fmaak vollen  Mr.  a. 
BOXMAN,  door  tijne  Akademifche  verhandeling,  enalsDicb* 
rer  door  eenenen  andere  ftukjes ,  ook  in  ons  Mengelwerk ,  tvX 
bebben  opgeVac.  Het  is  eene  voorlezing»  io  welke  con  amore 
niet  fle€;lit«  de  ftelling  al^  gefchiedknodfge  daadzaak  bevestigd » 
maar  ook  de  voortdurende  weldadige  invloed  der  Dichtkunst 
becoogdy  en  ten.  (lotte  tegen  plato,  die  men  beweert  'dac 
haar  uic  zijn  Gemeenebest  wilde  verbannen ,  verdedigd  wordr. 
Aangenaam  h  de  gedane  belofte  eener  verhandeling  van  de- 
zelfde  hand  in  den  eerstvolgéftden  bundel,  welke,  als  van 
aanverwanten,  maar  nog  meer  belangrijken  inhdbd,  wotdt 
aangemeld. 

De  beroemde  Dordfche  Kerkleeraar  kist  prijst »  In  de  hier« 
op  volgende  vet-handeling ,  de  fchriOren  van  den  waardigen 
OELLBRT  overtuigend  en  voortreffelijk ,  als  blijvende  volks* 
lektuur  voor  alle  flanden,  aan;  onderzoekende,  en  met  ken« 
rige  redenering  en  proeven  (lavende,  waardoor,  en  met  het 
boogde  regt ,  de  fchriften  van  dien  waardigen  man  zoo  groo- 
ten  opgang  en  toejuiching  yonden.'  Wij  konden  bij  de  Ie* 
zing  den  wensch  niet  terughouden,  dat  deze  verhandeling 
door  ieder,  die  voor  het  algemeen  fcbrijven  wil,  gelezen  en 
beoefend  wierde,  en  ook  meer  in  alle  handen  komen  mogte, 
on  den  finaak  «voor  's  mans,  thans,  naar  hec  fchijnt,  maar 
.        '  'Xx  5  al 


f 


\ 


61%  imiMósiritB* 

m  te  zee/  MJ  veTed  vergetette »  werfceft  mredefodi  tip  vt  w*» 
ten,  en  bet  nac,  dit  biy^heefc  geftieliCy  ook  voor  onxeft 
Itfefcyd  alzoo  te  vermenigimlchgeti. 

.  Dt  Neitrlandfche  RepubUek  af  iet  eindt  der  XFIlIde  Eatm 
kefihonwd^  is  een  wéi  gefield  gefehled-  en  fiaatkondig  verflag 
van  eenen  ongenoemden  uit  de  fchool  van  den  Hoogleeraar 
iLuiT»  met  zaakkennis  gefchreven,  en 'waarvan  de  uitgave 
tlsnu   nog,  daar  de  vroegere  part^fcbappen  gedempt,  en  de 
twiscen  door  den  loop  der  gebeortet^sfen  en*  de  ondervinding 
tStt  bUgelegd,  van  nuttigheid  wezen  kan;  boezeer  bet  niec 
te  denken  is ,  dat  allen  den  ileüer  in  jeder  opzigt  van  iedere . 
voortngenonenbefd  CfHlen  vryfpreken.    Ala  annbangfel  is  er 
cene  èroehure  van  1790  bijgevoegd,  een  tkel bobbende;  fn$ 
féMt  m%  Batayieren  te  doen  hij  het  ttij  werden  d&  Befgsm  f 
en  waarin  alstoen  reeds  beweerd  werd  het  wenfcbel^ke  ya^ 
de  vereeniging  der  Zmdelljke  met  de  Noordelijke  NederUmdm 
Jchè  Provinciën.    De    Uitgevers    meenea,    dat  die    ftokfe, 
zoo  al  niet  ddor  den  Raadpenfioaaris  van  oer  sfisoek* 
zelven»  dan  toch   waarfcbijniijk  met" overig  en  goeAeoring 
van  dien  Staatsman  alstoen  zal  gefchreven  zljn« 

HuUe  aan  de  Nagedachtenis  van  wijlen  j.  o  u  b  p  i  m  is  bec 
laatfte  prozaTfcbe  opdel  in  dit  Deel  *  en  leert  ons  dien  voof« 
«Mligen  Schepen  en  Raad  der  itad  VUtfingen ,  ais  Dichtervoor* 
al  dan  ook,  kennen «  en  als  den  man,  die  tot  de  verbaaainf 
van  hec  Psalmgezang ,  naar  de  berUming  van  OATiiENua, 
vit  onze  Kerken,  krachtig  medegewerkt ,  en  dezelve  ▼<K>i^e- 
arbeid  beeft;  offchoon  hij  zelf  het< genot  dezer  weldaad*^ ni^ 
beefc  beleefd.  *  Onder  de  Dtébtftukjes  In  dit  Deel  viodc  meo 
eenen  Lijhang  op  dezen  verdienftelijken  man,  door  wijlen 
Ds.  j.  |.  BR  AH i ;  welke  zang  den  Uitgéveren  niet  van  ver- 
dienden ontbloot  fcheeu. 

Meer  dichterlijke  waarde    hebben  intusfchen  de  Iiler  me» 
de|edeelde  Hokken   van  den  Heer  en  Mevr.  BiLOEitmijKi 
eene  navolging,  namelQk,  van  het  zetde  Hekeldicht  ra»   fes* 
aiua^  en  Rodrige  de  Ccth^  nur  heiEngeisch  van  $out  u  et» 
welke  bier  als  eene  voorloopige  proeve  van  volledige  ov^* 
brengingen  dier  beide  (lukken  worden  opgegeven.    Ook  Tin- 
den  wy  hier  herdrukt  de  gedichten  van  bildbedijk  mem 
Mr.h  DA  COSTA  en  VEiTHephetaffleryenramt.u  Git k vb. 
Van  DA  COSTA  ontvangen  wy  bier  albz ander^b   JZe^^ 
feest t  natr  het  Engelsch  van  dbydbn,  De  ZeffefoffirisÊg  ^am 


J 


« 

rerH)k  vermeld.  Al  dcïe  ftukketr  hebben  waarde ;  en  *  Ktndkk^ 
heii,  door  den Med.  Doet.  c  Vaw  üe*  hoévéw,  h  ttdie, 
bevallig  eti  Chrtstel^k.  Den  i^rlötfglWti  Zang  van  de  i^f^ 
van  HOMERUS  moeten  nHJ,  vooral  nfct  over  het  hoofd  Elen; 
Mr;  RH.  V.,  dte  dtti  Dichter  iHet  noemt,  «efci  èr  Vent 
toe  vefiffkatit  is  wiU.  hs^  himig^  mmar  iit  is  ii  t^heOt 
man  —  maar  ttrem  is  tij  flout^  meesterlijk  ^  ürigineei^  en 
geheel  Someriaansek.  Ik  keb  in  verzen  niets  TOnnoMtkVê 
getim,  dat  er  Uj  hmt^  en  fechpeOtmen  nouïï^nsgeklefM 
is.  HU  noemt  dan  Verialer  uw»  a^r  fingnlier  Genie ,  He  mH^ 
feUen  zestigmaai  iioif  e  RUi  d&erleaen  heeft ,  Imm  veer  a//É 
hanikfiek  kewdi^  en  megetijk^  zee  hij  verleren  vms^  kesfs  nü 
Idjn  herfd  weer  ep  het  papier  hragt. 

Dé  Hoogleeraar  tiB6EitB«EK  heeft,  tot  zoo  fong  hQ  wé^ 
derom  eene  eigene  veraameling  aafilegt  en  uitgeeft»  bijdragen 
beloofd  :  mee  dtt  aangenaam  berigt  willen  w^,  eoo  alt  N^é 
Uitgevent  hno  voorberigt,  ook  desa  onze  korte  aknmeldfng 
en  beoordeeliog  fluiten** 


ijediehten  van  Mr.  h  tm SRR,  Heegleerèar  in  de  ffijtie^ 
geerte,  enz.  aan  dé^  Heegefckeol  te  Luik^  Ud  vm  het  Ote 
nlnklijk  InfiitUMt.  Itde  Deel.  Te  Amfierdam^  isj  J.  vaA 
der  Hey.    iSao.    In  gr.  %ve.    XXX/^,  ipS^BA /4.io.t 

!V^U  hebben  de  beoordeeQng.  van  die  boekdeel  in  den  Ra» 
eenfent  eek  der  Recenfenten  gelea^en,  tn  willen  nteti  afdingen 
op  deli  lof,  aan  hetzelve  toegezwaaid.  In  tegendeel^  hoo 
gunftig  w\i  oof  reedt  over  het  eerde  deel  verklaard  hebben  ^ 
het  tegenwoordige  wint,  in  ont  oog,  niet  welaig  bU  de  ver« 
gelijkiug,  alchant  ten  aanzien  der  bruikbaarheid  voor  het  al- 
gemeen, dat  bier  duideiykheid  en  bevalligheid  doorgaant  ves* 
eenigd  zal  vinden  met  aanprOtfeliDke  denkbeelden.  Doch 
}ammer  it  het ,  dat  een  tjljdfchrift,  anderi  achtent waardig  door 
biyken  yan  geleerdheid  en  oordeel»  xoo  dlkwyit  bezoedeld 
wordt  door  grove  fcheldweerden  en  plempe  hatelijkheden  tegM 
jaudere  Recenfenten.  Het  it  niet  noodig ,  dat  een  openbaaff 
Beoordeelaar  juitt  eoi  man  zQ »  gefchikt  om  met  de  wapenen 
van  een  Jtlekeüg  vernuft  regt  behendig  om  t^  gaan  iüftiaa 
bij  flochts  zijnen   eigen*  weg  nittig  vervolgt»  en  goed  eil 

>  kwaad» 


\ 


\ 


•  ^ 


649  h  KJWKEJL  ^       ir 

kwaad,  zooder  omzien,  boodig  in  ket  Ijcfac  fielc ,  is  bQ  dtar- 
om  waarfchUolJDk  des    te  nuttiger.    Doch   wil  men  volArelu 
vechteo,  dan  dient  men  héc  qok  behoorlijlt   te  verdaan ,  om 
den  aanfchouwer  <dat  hier  de  lezer  is)    voor  zijn    geld  al- 
thans geeoe  tooneelen  te  vertoonen ,  die  bij  op  de  vischmarkc 
lïeter   en  voor  niet  kan  bijwooen.    Om  de  gepastheid  dezer 
aanmerking    te   bewijzen»    konden  wij   ons    op  vele    voos- 
jbeelden  beroepen;  doch  wy  bepalen  ons  bij  het  dot  der  be- 
oordeeJicg,  boven  aangehaald,  in  welke  van  elkndigen  ^  vtA 
wijsheid'' verkoelen  ^   van  kedvermaak^   vtn  juges   reprochabJes 
en  talent  outragé  (^) ,  vroeger  ook  van  aangrijnzen  en  eenen 
kreupelen  ^Zoïlut^    wordt  gefproken*    Dit  alles    toch    zal  -« 
daar  wij    pfis   nog  gaene  andere  openbare  beoordeeüog  van 
het  werk  berinneren ,  en  bijzondere  uitlatingen  wel  niec  zoo 
plegtig  in  den  ban  zullen  zijn  gedaan  —  zekériyk  ons  en  'oo> 
ze  oordeelvellingen  betreffen.    Het  is   waar,  wi|  hebben   te 
kennen  gegeven,  dat  de  Filozofid   van  kimkbr,  hoe  fraai 
ook  ingekleed  en  met  fchittèrende  verwen  opgefierd»     ons 
toch  zoo  wezeniyk  gegrond,  fchooir  en  heilrijk  niec   voor- 
kwam, als   zQ   zich  op  deze  wijze  wel  vertoonde;  voorts, 
dat  wij ,  in  zoo  verre  er  tweederlei  begrippen  over  de  wei- 
Ittidendheld  in  verzen   beftonden,   hem    niet  geheel  'dtirfden 
toevallen ,  en  het  droeve  zeker  even  zorgvuldig  als  bet  een* 
toonige  diende  vermijd  te  worden,  enz.:  wij  hebben  dit,  in* 
zondérheid  het  eerfrgemelde,  daarenboven  ingekleed   op  onze 
ivljze,  misfcbien  zeer  gebrekkig,   maar  althans  niet   hacelijk; 
terwijl  wy  ,  voor  het  overige,  als  boven  reeds 'gezegd  ,   dea 
hoogden  lof  van  bekwaamheid  aan  den   Dichter  toedonden. 
Welnu,  derhalve,  was  dit  zulk  een  crime  f  Of  móet  hlf  nier 
veeleer  geacht  worden  molens  voor  reuzen  te  hebben  aange« 
zien  ,  die  hiertegen  reeds  bevorens  zoo  dol  te  velde  trok , 
en  nu,  als  ware  het  ,  geboeid  door  een  paar  eenvoudige  aan- 
merkingen ,  die  wij  ons  daartegen  veroof loofden ,  nog   rond. 
om  zich  bijt  en  fp...?  Inderdaad,   niet  de  man  zelf,    (^want 

die 

'  (♦)  Deze  Franfche  woorden,  namelijk,  komen  voor  in 
eèn  aangehaald  versje,  dat  hier  juist  zoo  veel  bewijst,  als 
Met  zou  bewijzen,  wanneer  wij  den  man  dien  wijsgeer 
berinnerden ,  die  ^ol  angst  vroeg,  S{  hi)  eene  dwaasheid  ge* 

zègd  had ,  omdat  zekere  lieden  hem  toejuichten^ 

i 


dit  2al  wel  on^etbecerlijk  ziyn)  matr  dè  Redflcceor,  zij  ten 
aanzien  dezer  verkeerdheid  oplettend  gemaakt! 

Zonder  nu  meer  naar  die  ghnfche  Recenfie  om  te  zien» 
zullen  wij  thans  verder  bec  onze  van  het  boekdeel  zeggen. 
Qe  Voorrede  is ,  bilHJk ,  hec  eerfté  voorwerp  onzer  befchou. 
wing*  wy  lazen  dezelve  terftond  met  ongemeen  genoegen 
door.  Zy  heeft  zelve  Iets  van  bet  onderwerp,  dat  zij  be- 
\andelt^  iets  van  dat  ll^te,  vlngti^e,  hetwelk'  ruim  zoo  goed 
gevoeld  als  duideiQk  begrepen  wordt,  en  om  hetwelk  te 
fcbrijven  eene  zekere  opgewondenheid,  eene  zekere  eigene 
vlugt  van  geest  wordt  vereischt,  welke  weinigen  bezitten. 
Het  ijpreekt  van  zelf,  dat  wlJ  biemede  aan  de  hechtbeid 
jan  klaarheid  van  's  mans  denkbeeldenfvoor  zoo  verre  zü  mo« 
'gelijk  zijn  en  bij  eene  bedaardere  lektuur  worden  ingezien, 
niets  willen  onttrekken.  In  tegendeel,  bet  gezegde  is  zeer 
j;efchikt  om  meerdere  helderheid  te  verfpreiden  over  hetgené 
menig  eenen  zijn  onbedorven  gevoel  wel  reeds  mag  %!^zt%^ 
hebben.  En,  zoo  wy  hec  ergens  nlec  geheel  eens  waren  met 
den  Schrijver,  het  was,  waar  bij  bet  onderfcheid  van  de  Ode 
met  ^andere  dichtfoorteii,  in  dit  opzigt,  daardoor  verklaart , 
dat  In  de  eerQe  wel,  maar  bQ  de  laatfien  niet,  met  zekere 
ftonce  grootfpraak  mag  begonnen  worden.  Dit  fchuilt,  naar 
ons  oordeel,  niet  in  den  verbalenden  vorm  van  bet  helden* 
dicht  y  maar  in  de  natnur  van  de  ganfche  zaak*  Eenen  rede^ 
naar  voegt  bet  doorgaans  ook  niet,  op  boogen  toon  te  be- 
ginnen; doch  In  fommlge  gevallen  wederom  wel.  wanneer 
men  namelQk  mag  vooronderftellen,  dat  hij  geheel  vol  is  van 
zeker  gevoel.  Het  bekende  Quo  uufuc  tandem  Catilina  zelf 
behoort  hier  eenigzlna  toe.  Voor  bet  overige  danken  wij 
bijzonder  voor  bet  gebezigde  voorbeeld ,  in  de  vertaalde  Ödc 

van   HORATIUS, 

Het  eerft^ftnk,  bier  voorkomende,  beet:  Het  heilig T^oud^ 
Nachtgraet  aap  tnijtu  Vrienden ,  ItQrt  vóór  de  aankomst  van 
Koning  hODEWijK  in  Holland ^  en  bevat  de  volgende  merk». 

waardige  vóorfpelling  omtrent  napoleon; 

■> 

Hg  komt!.  ..of  dnrft  bij  *t  nog  niet  wagen; 
Ziet  bij,  aan  •snoodlots  'wentlend  rad, 
,  Wat  tegenliand  zijtf  loo?  vertragen  ' 

En  ftremmen  mogt  op  't  hellend. pad; 

Vel 


l 


Wel  nu,  een  aoder  ma«k*  bet  effen !,«^ 
Eeos  zal  de  p^l  gewisfêr  treffen, 

Wenneer  hy»  voor  de  derde  maal» 
Van  juuier  «ikpam  afgitfehocen,    i 
Laogs  't  rjgcfooer  zljaer  vloekgeaopcea 

Zt^  fiiegen  als  een  biikfemllitaU 

Men  ziet  bieruit  tevens  bet  vldeflende  Tan  dit  faofcbi 
ters;  fcboon  bet  ons  voorkomt,  dat  de  plaatfing  van  dea 
kleqitoon  (bU  ?•  reg.  12)  op  bet  woord  een  den  zin  min  of 
ipeer  ftoorc,  omdat  bet  thans  luidt  als  één»  Het  tegenoyerge. 
Aelde  vonden  wy  bl.  i39-  laatfYen  regl  Voorts  bevalt  ons  dè 
tegenftelling  van  bet  fFesten^  wasrin  de  zon  zonk^  (van  vrQ. 
b^id  en  verlichting)  19e;  bet  Oosten  x^  (als  zinnebeeld  zeker 
der  wijsheid,  of  der  vrymecfelarlj)  waarnaar  \  zij  kunm*  y^eg 
taanden^  in  bet  allerefrde  couplet,  t\^t\  inogdiyk  uit  gebrek 
van  een  volkomen  be^ipj  dat  ons  verdet  ook  wel  eens  moei« 
jelijk  viel. 

Het  tweede   ftuk:   Siilk   Semoeding^f)  ^  na  de  inlijving^ 
enz.  is  zeer  fraai ^  zinrijk,  en  vol  oorfpronkelljliie  beelden. 

Het  Vaderland  beftaat^  wat  lot  ons  z^  befcborenf 
Nog  beft  bet  zyn  gelaat ,  en  zonder  blos ,  omboag. 

Zoo  lang  zijn  fchoon^  i))raak  voor  *t  oor  niet  gut  vetlom; 

Zoo  lang  wlJ  t\og  bfaf  klank  en  volte  tftalkracbt  booren  ; 
Zoo  lang  blinkt  Holfand  aan  der  volkren  HemelboogI 

WTeeklagt^  enz,  i  Oct.  1813  «  is  een,  d/?r  weinige  fièkkên  tf 
dezen  bnndel ,  die  niet  tot  de  Aiort   der  lierzangen  behooreo. 
£r  wordt  rroiiwens  meer  dan   één  (preker  in  hetzelve  inge- 
voerd.   Aan  ftoutbeld  en  vnnr  ontbreekt   bet  anders   geens* 
zins.    Meer.  dan  eldera  maakt  de  Dichter  blèrt  in  bet  foQzott- 
der,  gebruik  yan  dien  ftr\}d  van  he(  rychmua  d^  fneden  a 
volzinnen  met  de  maat  der  verzeg ,  wejke  zich  van  het   Cat- 
liaanfche  zoo  zeer  onderfcheidt  ^  en  In  kinsbr»  tbeoretisck 
en  praktisch  y  den  grootden  voorftander  vindt.  -«*   Of   men 
kan  gezegd  worden  de  tmchfrpfdc  te  fijfen^  bl.  sl3«   srsmoecr 
het  niet  juist  bepaaldelijk  oip  een  zwaard  of  dergel^ ke  ziet , 
ZQ  daargelaten* 

mtboezeming  Uj  den  Fal  v^n  NiiFOLZON,  ]^rachti£r| 

Pê  Verhifing  en  HerfieUing  ran  Nederland  9 


CtDJCBTINf  ^4^ 

Wie  kan  io  één  gevoel  >  één  eokd  gf esqrtrmkkep » 

Al  wat  2icb  vtn  rondom  io  *t  AUigt  luin  komt  biéity 
pe  bier  tneengevloeiile,  en  daar  verfirooide  Rukken» 
Pie  zich  iu  'c  beaadpuju  der  verbeelding  zaoendrukken  ,^ 
Door  d'eigentt*  areodsblik  geraogfehil^c,  overzien? 

Van  ganfcber  barte  neggen  wij  die  den  Dichter  na.  Teder^ 
éen  doec  die  voorzeker  me(  ons^  die  weec^  dat  pnze  gefcbie* 
denis  hier»  van  Keizer  icar£L*s  cijd  af»  toe  na  den  flag  van 
if^aurloo^  worde  doortoopen;  zekerjiijk  met  wijde  fprongen^ 
maar  toch  zoo»  dit  de  laatde»  beflisfeode  tooneelen  —  na- 
poleon*! dvringèlandij ,  de  togt  naar  Rusland»  de  opftand 
|q  deze  landen»  de  eindeiyke  beflisfing  qp  reeds  gedoemde 
flagveld  -»  uitvoerig  gefchilderd  worden;  en  dat  in  een*  tier> 
^angl  Inderdaad»  gel^k  in  het  e.ei;(le  deel  bi>  de  onderne- 
ming»  om  een  afgetrokken  w^Jsgeeri^  ftelfel  In  een  gehee( 
poëtisch  kleed  uit  te  dosfen»  en  daarin  zoo  te  flagen»  dat 
vele  fchoonheden  van  den  eerden  rang  het  tafereel  verderen  j 
even  zoo  hebbeii  wij  bier  ^  mans  onbegr^peiyk, geheel  éér.ij| 
dichtvermogen  bewonderd.  Ondertusfcben  bevestigt  ons  toch 
dit  zelfde  ftuk  ceoigsioa  in  onze  voorkeur»  aan  kortere  lier? 
zangen  gegeven.  Een  enkele  kinkeji  moge  zoo  landen 
adem  hebben;  weinigen  hebben  dien»  zelfs  als  lezers.  £i| 
hoe  kundig  de  ^uqsc  pok  yeii>orgen  is »  het  gevpel  der  on- 
mogeiykheid  »  om  eoo  laxig  In  geestdrift  te  blijven,  doet  aa^ 
dezelve  denken.  Waarlijk,  wij  raden  den  lezer»  een  weinig 
te  poozen»  en  op  het  re^  ontvaqget^  te  kaauwen  (vergeef 
de  triviale  yifidrukking)»  nadat  de  Zanger  zich  zei  ven  heeflc 
l>emoedigd»  om  4e  beOisfende  kacaftrophes  nitvoerig  te  fcket- 
fen »  met  étzt  veeibevattende  en  fchoqne  rf gela : 

» 
llttw  aan  den  jammertoon  den  Jnbelzaqg» 

Het  vreugdgejoel  aan  droeven  boezemdwang» 

Uw  zegepraal  aan  *s  vQands  ondergang» 

En  *t  vroiyk  knettren 
Der  heirge  wraaktoorta »  die  Eorope  omfeheen!  — 
^t  Getrippel  klink*  door  *t  nokkend  fchre)}en  heen^ 
Ala  moedervreugd  door  felle  barensweén ;  — 

By  *t  ipkverplettren!  — 

Tot  hier  toei  das »  waren  het  gelegenheidsverzen  op  de  tp* 

den 


644  J-  tiUKtt. 

den  en  gebenrtenlsren ,  door  ons  beleeftJ ,  dfe  wij  doorilepeiu 
Doch 'wie  bet  daarom  voot  een*  afgezaagden  zang  boude , 
die.kenc  den  Luikfchen  Profesfor  oiec.  J»,  bijna  coc  walgeos 
toe  hebben  wij  de  meeste  onderwerpen  hooren  bezingen;  mair 
i///  baddeft  wij  niec  gehoord,  en  mee  geheel  onverzwakcen 
leeslus;  hebbei)  wij  bec .  • .   .  verflontien. 

De  Geest  yan  l  o  V  o  l  a  in  de  Negentiende  Eeuw  £«b  ftok 
vol  waarheid,  wijdheid,  en  gepasce  waarfchuwing,  in  een 
fcboon  ^en  treffend  kieed  gedost.  Wij  zeggen  ^x  amen  op: 
want,  mogen  wij  met  kinker  al  eens  verfcbillen  over  de 
middelen,  zijn  doel  —  verheffing  van  algemeene  menfchen* 
waarde  en  geluk  —  is  ons  even  heilig. 

Cantate y  bij  het  epenb^ar  Examen  enzm  van  Blinden,  i8i7« 
Fraai  en  gepast! 

Feestzang y  bij  ...  het  Genootfchap :  Tot  Nut  en  Befchavingi 
zoo  ais  bekend  is^  door  Joden  opgerigt.    De  regels: 

Die  waanzin,  om  de  wet  van  'c  zedeRJk  Heelal 
In  't  ijdel  fdiimmenrijk,  niet  in  zich  zeiv%  ie  zoeken; 

tnogten,   naar  ons   oordeel,  zonder  fcbade  weggelacen'^z^ 
Trouwens ,  vele  det  kinderen  Israëls  zullen  ze  wel  niec  regi 
verdaan  hebben. 
Gedachte y  na  het  Huwelijk  van  Z.  E.  a.  a«  rALGK«  Regt 

aardig,  en  tevens  waar  poëtisch  ingekleed! 

•  « 

Uw  echtverbinding  wofd*  de  lens  en  *t  téeken 
Van  *c  heilig  fnoer,  dat  de  achttien  pijlen  bindt» 

De  onzigtbre  barnfteenkracht  (Re,  onbezweken. 
Het  middlend  punt  der  beide  polen  vindt. 

Men  weet  f  dat  Mevrouw  falck  eene  Brabandfche  Is.' 
Thans  volgen  de  lofrede.  Ode  en  gezangen,  ter  gelegen* 
held  van  de  hulde  aan  haydn,  in  de  Maatfchappy  Felix 
Neritis  voorgedragen,  en  reeds  vroeger. uitgegeven  gewecsu 
De  eerstgenoemde  kan  zeker  als  een  model  van  dergelijke 
flukken  worden  befchouvvd.  Z\|  heeft  niets  van  eene .  on- 
Trnchtbare  levensfchets.  Trouwens,  het  is  de  kundeoaar  ,  eo 
siet  de  mensch;  het  is  zijne  kuust,  en  niec  «yne  deugd  of 
sniiere  verdiende,  welke  men  zich  voorftelde  te  huldigen;  en 
^ifi  is  op  eene  voortreffeiyke  w^ze  uitgevoerd.    ]a ,  al  wilde 

sea 


WDfCBTBH. 


«45 


«en  het  anders  öok  ongepast  achten,  een  soo  nltvoerig  pro« 
TuUch  ftuk  In  den  dichtbundel  ce  zien  ingevlochcen » 'ó^n  mag 
men  dezelve  vrijelijk  als  de  inleidende  verklaring  van  den  lier« 
Zütg  befchouwen.  £n  het  geheel  ftrekc  niec  qDkelten  be** 
wijze-  vaq  kinker*8  beider  inzigc  in  den  waren  aard,  de 
vereiscbcen  en  bedoelingen  der  toonkunst,  teaar  kad  voorze* 
kérln  de  hand  van  beoefenaars  dezes  hemelfchen  vermogens, 
met  name  diegene,  welke  zich  op  dt  compoficie  toeleggen, 
tot  eene  aanleiding  dienen ,  om  hetzelve  al  meer  en  meer  diS 
volmaaktheid  ce  doen  naderen.  De  Dichter  verdient,  derhal- 
ve, allen  dank  daarvoor,  dat  hij  zQne  heldere  denkbeelden 
in  dit  vak,  deszelfs  gefchiedents  en  verdere  nitzigten,  ook 
floor  dit  dichtwerk  nog  wijder  zoekt  te  verbreiden. 


Geen  zangcoon,  die  bedwelming  teelt. 
De  ziel  verdooft ,  llechcs  de  ooren  (Ireelt, 

£n  *t  hart  bewnstloos  hondt  gevangen; 
Geen  wild  gerulsch,  dat  magtloos  woelt, 
£n,  daar  bet  verder  niets  bedoelt. 

Ons  tergt,  door  onvoldaan  verlangen*. •• 
Is  *t  voorwerp,  daar  de  kunst  naar  üreefc, 
AVaarin  z^  adem^t,-  waar  ze  in  leeft.  -» 

Neen!.—  Hooger  doel  bellert  haar  po  jen: 
Zy  wil  de  ziel ,  aan  't  (!of  öntboeid  p 
Van  tintlend  ^emelvDur  doorgloeid. 

Door  't  edelst  zelfgevoel  verhoogen. 

Ode  aan  voltaire.    Wij  vreezen  wel  den  lezer  te  ver^ 

moeden  roet  onze  herhaalde  uitroeping:  fraai!  heerlijk!  Doch 

van  dit  Huk  moeten  wij  echter  betuigen,  hetzelve  met  dat 

gevoel  van  ongelloorde  tevredenheid  te  hebben  gelezen,  bef« 

.  welk  flechis  meesterftnkken  kunnen  voortbrengen.    In  hetzel* 

TC,   namelijk,  meenen  w^  dien  vasten  gang,  dot  ongezocht 

vernuft',  die  gemakkeiykheid,  dien  rijkdom  en  die  juiste  kcc« 

ze  van  zaken  en  beelden  te   hebben  opgemerkt,  welke  ons 

aan  de  klasfieke  meesters  in  het  vak  doen  denken.    Wij  zien» 

ja,  meer  dan  enkele  vlekken  in  de  zon,  welke  kiuker  hier 

rot  ^bet  f  oorwerp  van  zijnen  lof  ilelt.    Maar  wij  miskennen 

haren  glans  niet,  al  wordt  z^  ook  door  fommige  harer  voorr* 

Irengfelen,  gelijk  her  groote  hemetUcht  door  de  opgetrokkc» 

nocKBzscB.  1820.  MO.  15.  Y  y  ne 


6^6  J.  KIN  KM      V 

nt  wolken,  dJikwijU  verduisterd.  EA,  in  alleo  gevftlle^  moe- 
ten  wij  bij  de  beoordecling  vtn  een  dichtiluk,  tJs  kuoftwerk, 
ons  verpliatfen  op  liet  ftandpunt  vin  den  vervaardiger.  Met 
den  Dich j^  zeggen  wij  trouwew  t 

Had  01  aan  d'  Oder,  Roer,  of  't  IJ ^ 
OF  waar  de  geeat,  meer  ernftigt  vry, 
£o  (loot  in  zijn  befpiegelingen , 
Zich  opheft  —  •t.eerfte  lipht  beftraald; 
•tigc  hadt  gij  Pallas  fchild  meer  voorwaarcs  roogen  drisgen. 
En  groocer  [ook  reiner]  zegepraal  behaald. 

In  de  volgende  Ode  asn  alp  red  vinden  wij  eenige  data. 
terheid  in  deo  volzin,  voornamelijk  door  het  laacQe  gedeelte 
des  tweeden  en  hec  begin  des  eerden  couplets  gevormd.  Ook 
klinkt  deze  ftouce  ovcrfprong  met  het  woordje  zonk  ons  \mt 
toch  wat  heel  hard.  Voorts  vinden  wij  bU  166  zegen  in  bet 
meervoud.  Bedaac  die  waarlijk?  Bij  he(  werk  van  eenen 
Hoogleeraar  in  de  Nederlandfche  taal  is  deze  vraag  wel  niet 
ongepast;  zoo  min  als  de  opmerking,  dat  hy  meermalen  hen, 
den  vierden  saamval,^  bezigt,  waar  ons  blijkbaar  toefchgoi 
Ann^  de  derde,  re  moeten  plaats  hebben. 

De  Ode  aan  alexamoer  van  Rusland  ontvouwt  ons  de* 
Zelfde  edele,  vrijheid*,  regc-  en  menfchenliefde  ademende  ge* 
voelens  van  kink  er,  welke  wy  in  andere  (lukken,  op  de. 
zelfde  wijze,  zien  doorllralen;  maar  tevens  zijne  hooge  denk* 
beelden  en  verwachtingen  van  den  Monarch,  dié  zich  waar- 
lijk  door  zijne  (laacsdukken ,  en  het  gebruik  zijner  kr^gsmigt 
voor  Europa,  als  anderzins,  heerlijk  onderfcheidt.  J^een, 
dus  befluit  hij  bet  vers,  dat. voor  het  overige  mee  vele  ftoa* 
<e  en  treffende  gedachten  en  beelden  pronkt; 

Neen,  't  is  geen  heldenmoed ,  met  duizendtallen 

Een  overmagt  van  ilrydren  aan  te  vallen , 
Verwinnend  volk  bQ  volk  te  kluistren  aan  een*  tioon. 

Die  misdaad  kan  flechts  fchittren  bij  bail}areQ« 

't  Onedel  roerfel  dat  geweldenaren 
Op  bloedige  lauweren  doet  (laren. 
Verdient  in  de  eeuw  die  gloort  verachting,  fmaad  en  hoon» 
•    Maar  wijd  en  zijd  de  volkren  te  verbroederen; 

Te  leven  in  hun  dankbe(a]re  gemoederen; 

Eei 


Cea  kfiehcig  reirzeiivelk  te  ontbolderen  ;BEiJii  \e)agd^ 
Zijn*  prillen,  Iigc  beweegbren  aard  te  ontginnen^ 
*c  Uw  vaderlijke  magc  te  doen  beminnen» 

Een  fchooner  eeuw  te  doen  beginnen  — -  ^ . 

2ie  daar  een  grootfeber  taakt  Zij  voegt  uw  beldendengd. 

De  Httüii  éum  wattibk,  reeda  vroeger  bekend  gewor* 
^en»  en  bet  verhevene  talent  dier  groote  kunftenaresfe  sekeg 
volkomen  waardig,  befluit  dezen  bondel. 

Desgel^ka  eindigen  wij,  met  de  becniging,  dat  het  ons  in* 
zonderheid  la  te  doen  geweest  om  dit  dichtwerk  te  doen 
kennen ;  daar  we  ons  weinig  vermeten ,  den  Hoogleeraar  les* 
ien  tei geven.  Met  dit  oogmerk  hebben  wU  den  Inhoudt  of 
den  geest,  der-voornaamde  fiukken,  dikwijls  met  'smane 
eigene  woorden,  pogen  aan  te  wOsen,  die  gekerlijk  bij 
lange  slet.  altQd  de  fraaifte  z^n ,  welke  wij  konden  aanha- 
len, maar  evenwel  tegel}{k  gefchikt  om  den  dichttraoc 
te  doen  kennen.  Hebben  wU  van  enkele  (lokken,  vooral 
lot  lof,  minder  gezegd >  degelvt  moeten  daarom  niet;  ge« 
tcht  worden  van  v^dienfte,  nitllekende  verdiende,  ontbloot 
ie  zUq*  £q  hebben  wy  ona  hier  en  daar  eene  aanmerking 
veroorloofd ,  dit  behoort  mede  tot  onze  taak ,  onzen  pligt , 
en  ons  verlangen,  om  het  aanpr^zend  oordeel  als  geene  i||i|* 
leidende  vleijery  te  doen  voorkomen,^  Het  zal  gewis  dei| 
fmaak  onzer  landgenooten  tot  eere  en  voordeel  verftrekken^ 
,  wanneer  d^zt  Gedichten  veel  gekocht  eo  gelezen  worden* 


'■»■  i '%  ".^ 


y^or  Jongeiinfen ,  bijzonder  lijk  ui$  de  befchaafde  (landen.  2e$» 
4mI  Redevoeringen ,  door  joamnesclarisse.    Te  Am- 
,    fier  dam  ^  bij  ]•  van  der  Hey.    In  gr.  Ivo.  XU  m  197  Bf. 
/•a-4,: 

JJe  eerfte  Redevoering  behandelt  vraag  en  antwoord :  fFa^fi^ 
midi  zal  een  jongeling  zijn  pud  zuiver  houden  ?  Ah  hij  da$ 
'houdt  naar  nw  woord  (o  God!)  —  De  tweede  beantwoordt, 
'Haar  Mark*  X:  au*  Jezus ^  hem  (den  rijken  jongeling)  ^^nm 
ziende ,  beminde  hem ,  de  vraag <:  Hoe  maken^  wij  ons  regi  be« 
minnelQk?  —  De  derde  (lelt  de  verbindtenis  tusfcben  Amnox| 
en  Jonadab ,  of  het  karakter  van  eenen  fcbUnvriend ,  voor.  — ^ 
De  vierde  fchecst  Davids  droefheid  bij  den  dood  van  Abftt 
<—  Da  v^fde  behandelt  de  waarf^huwing  t^gen  liot  ge- 


*  • 


64fi*  J«.CLARt8Sft',   VOOR  JONGELINGEN. 

dng  van  Ëfan ,  in  deo  brief  aan  de  Hebreen  voorkomeude.-^ 
De  zesde,  eindelijk»  coonc,  naar  aanleiding  van  bet  gedrag 
van  DaniaJ  en  zijne^  vrienden  aan  het  bof  van  Nebukadaeztr» 
wat  een  jong  niensch  worden  kan ,  en  hen  bij  bec  worden  kan. 

Iets  ce  zeggen,  opzeccelijk  cot  aanpr^ing  van  den  arbeif 
van  eeuen  cLARisse»  zou,    in  zekeren  zin,  befpotcelijk 
aijti ,  en  liec  den  Hoogleeraar  kennend  en  waarderend  pObtiek 
•eenen  medelijdenden  glimlacb   afperfen.    W^  ftellen  daaroA 
Hechts  d^t  ter  neder,  wat  als  gevoel  bij  de  lezing  dezer  Re*- 
deiroeringen  in  ons  opwelde,    ^t'^  een  gefcbikte  toon  voor 
Jongelingen,  zoowel   eer  hunner  waarfchiiwicg  als  bemoedt-' 
ging,  zoowel  ter  leiding  van  hunne  gezindheden,  als  ter  op* 
'weklting  van  edele  aandoeningen,   en   van  afTchuw  voor  de 
ondeugd  I    welk   eene   helderheid  van  denkbeelden  en  orde  in 
de  voordragti  welk  eene  vetrasQng  door  tegennelUngen ,»  door 
opklitnmingen ,  door  onverwachte  verklaringen  en  toepasfingenl 
welke  meesterlijke  tafereefen !  Inzonderheid  munten -door  de 
laatstgenoemde  uit  de  derde,  vierde  en  vijfde  Redevoering. 

Waardig  Man!  dachten  wlJ  bij  de  le2^ing,  die  uwent^gfwig^ 
tigen  post  niec  bekleedt ,  alleen  om  bet  hoofd  der  JoDgeltfigen 
mee  nuttige  kundigheden  te  verrijken ,  maar  ook  om  bun  baic 
voor  de  deugd  te  gewinnen!    —  Hóe  wenfchelijk  ware  bet, 
dat,  in  het  algemeen,  op  de   Hoogefcbolen ,   ook  voor  dit 
laatfle  afzonderlijk,  meer  gedaan  wierde,  in  dien  fmaak,  waar. 
in  cLARissE  het  door  deze  Redevoeringen  doet;   het  ingt» 
nuas  didicisfe  fideliter  artes  £f^/zon  dan  niet  zoo  menigvvi» 
dig  door  den  ruwen  Akademietoon  gelogenfttafjt  worden^  mio 
verwaand,   min  bedorven   kregen  wij  voorzeker  onze  Zonea 
vaii  de  Hoogefchool  terug,  en  de  Hoogleeraren  zouden  daar- 
mede kennelijk  bewijzen,  dat  zij   zoowel  om  bec   hare  als 
om  het  verftaud  hunner  leerlingen,  zoowel   om   bec  heil  aii 
om  het  geld  van  deze  dachten  en  arbeidden* 


Redevoeringen  van  den  Hofraad  von  eckart$h AasEic 
ijit  het  Hoogduitsch^  Te  Lejden^  lij  }•  W.  van  Lejenweo. 
In  gr.  8yö.  FIII  en  293  -5/.  ƒ  a -  lo- : 


Het 


zedelijk  oogmerk  Van  den  Hofraad,   blJ   ons    bekend 
:  door  vroegere  gefchriften ,  ilraalt  ook  in  deze  Redevoertngea 

do<ff« 


yON  £CKARTSBA-U«eN,  REBBVOERI.KOeif •  649 

4oor.  HIJ  is,  een  vrleoctvan  Godsdienst»  deugd,  orde»  Va» 
derJand  en  Vorst  t  en  fpreekt  met  vuur  tenvoordeele  van 
die  alles.  De  onderwerpen,  welke  hij  behaadelt,  zijn:  L  De 
wederkeerige  inyioed  van  den^  Gadsdienst  pp  de  wfiten/chapfenm* 
II.  De  eerfte  en.  grMfte  v^et  in  de  jchepping.  IlL  De  invieed 
.  der  v^etenfehappen  en  kunften  op  het  verfiand  en  het  hart. 
IV.  2)«  achting  jegens  den  gemeenen  mnn.  V.  De  invleed  der 
fcho9ne  wetenfihappen  op  de  Regtsgeleerdheid.  VI.  De  noodza* 
kéiiikhtid  van  natuurkundige  k'enriis  bij  dé  beoordeeHng  der 
mhdaden^  VII.  De  bronnen  der  misdaden  ^  en  de  mogelijkheid 
om  dezelve  te  verhnden.  VUL  Is  etnt  Lijkrede  op  VLiCfi  ké is 
ADAM  voM  BBRGMANR.  BUJkens  de  Voorrede,  zijn  deM 
Redevoeringen  meestal  uitgefproken  bU  plegcige  gelegenbe* 
étti^  eer  feestviering  van  de  Beijerfche  Hoogefcbool. 

Zoo  zeer  wij  bare  en  doel  van  den  Schrijver  eerbiedigen, 
kunnen  wij  toch  niet  naVcen  «an  ce  merken»  dat  deze  Rede- 
voeringen» over  het  algemeen»  dat  degelijke  misfen»  hetwelk- 
wij  in  vaderlandfche  Verhandelingen  begceren  en  öok  door* 
gaans  vinden.  Zwellende  Hij!  en  declamatie  ontbreken  niet, 
en  gaan  bier  en  daar  wel  verzeld  vjn  ooverdaanbaarheid.  Wij 
misfen  vaak  juiste  definitiën  en  vcrdecHin^^  en  vinden»  dat 
de  Hoflraad  meer  in  zijne  idéin  roi^dzvvemt,  dan  ze  tot  bel- 
derheid  brengt.  Zoo  zouden  wij,  b.  v.»  indien  de  eerde  Re* 
devoering  geen  opfchrift  had ,  daarin  waarlijk  dnt  thema  niec 
gezochc  hfbben»  wat  zij  gezegd  wordt  te  behandelen:  wanc 
«r  worde  wel  In  gedeclameerd  over  godsdienlligbcid  ea 
ongodsdienQigheld ;  maar  hoe  de  wecenfchappen  op  den  Gods* 
dienst  en  deze  op  de  wetenfcbappen  werkt »  ^aarvan  vinden . 
wij  eigenlijk  zoo  veel  als  niets.  Maar  deze  is  dan  ook  wei 
de  minlle  in  den  geheelen  bundel.  Op  de  tweede  past  in* 
zonderheid»  wat  wij  aangaande  è^%  Schrijvers  rondzwemmen 
in  zekere  idéën  zeiden.  De  vierde  fpreckt  alleen  van  den 
landman  ,  en  fchilderc  z^ne  deugden  en  ellenden  met  over- 
drijving. De  vijfde  behelst  zeer  veel»  wat  naar  waarheid  \% 
opgegeven;  wat  jongelingen,  die  zich  aan  de  Regtsgelcerdbeid 
toewijden»  wel  mogen  behartigen.  Maar  in  foor(gelijke  fld- 
lingen,  ais,  dat  lycurgus  de  dieverij  met  het  ftrengjle  we» 
zen  der  regtv aardigheid  vereenigd  hebhe^  zijn  wij  bet  mee 
den  Schrijver  niee  eens.  In  de  zesde  verflaat  hij  onder  na^ 
ttiurkundige  kennis  de  kennis  aan  de  oorzaken  der  misdaden.  In 
de  zevende  komen  ons  de  philantbrppifcbebeginfeleii  du  Schrijd 

-Yy  3  ver». 


\ 


6^         V0f9  tCZAKttHAÜitHt  ItEbElfOERiftOMft 

vers,  volgens  welke  geen  ttienseh  tot  zijnen  nasste  teggéH 
hiag:'^  gij  zijt  een  misdadiger,*'  maar,  in' aünmerking  nemen* 
tfe  des  ongelul^kigen  cemperitmenc  en  omftandigbeden ,  altijd 
Êeggen  moet:  gij  fhhijnf  een  misdadiger,*'  —  deze  begin- 
i^en  komen  ons  gevaarlijk  en  overdreven  Voor» 

Nieuwe  Zedelijke  Ferhakn  9aB  Mrt.  o  r  t  e,  Üii  kei  È^bcK 
Te  RoHerdam^  hij  hthw  en  Krap.  i8ip.  üi  gr.  SniÉa 
815  i?/.  ƒ  a.is-f 

De  voort^effeiyke    zedettjke  ftrekking  vdn  het  eerfie  verbaal 
doet  ons  dit  werk  inet  alle  vrijmoedigheid  aanprijzen  \  het  ii 
Eeer  onderhoudend   tsi  in  eenen  geliecl  goeden  toon  gefcbre* 
ven,  Eoodac  w^  hetzelve  ook  in  dit  opzigt  nevens  de  beste 
.vftn  deze  foort  van  gefcbriften  eene  plaats  mogen  aanwijzen; 
en,  ofTchooii  wU  den  vertaler  niet  zoo  geheeien  al  en  zonder 
uitzondering  lof  kunnen  geven,, zal  men  zich  evenwel  flechtt 
hiet  en  daar  in  de  lezing  gehinderd    voelen.    Op  bU    137. 
^  Éh  zoo  nu  en  du$^  vermoeden  wij   eene  drukfeil.     £ene 
Waardige  echtgenoote  en  moeder  verwijdert  zich  voor  eenig» 
Weken  v&n  hare  Hille  woning,   en  uit  de  armen  van  baren 
beminden  miin^  van  wege  eene  erfenis,  en  ondervindt  den 
wegflependen  invloed  der  groote  wereld  en  derzelver   weelde 
fen  verflrooijefide  vermaken.    Schoon  volliefde  en  braafheid^ 
keert  zQ  echter  met  tegenzin  naar  haren  kting  terug»    De 
moederlijke  zotg  voor  hare  brave  oudere  kinderen  deed   baat 
evenwel  onverwijld  tot  de  temgreize  befluiten,  niettegenflta»» 
. t3&  kllen  aandrang,  daar  zij,  hoewel  toevallig,  zich   nog  la 
lijds  g^waarfchüwd  zag.    Zeer  bevallig  komt  het  verlangett 
van  eene  lieve  kleine,  naar  vader  an  de  ftille  huisfelQke  veiw 
maken,  uit,  en  toont  de  lieve  kinderlijke  onfchuld.    Op  de 
(érugreize  houdt  haar  een  ongeluk ,   dat  echter  wél  afloopt» 
hog  éenige  dagen  op  bet  vorftelijk  prachtig  landgoed 
onbekende  edele  vrouw  op;  en  ook  hier  wordt  zij  nog 
gedemd  om  hooger  genot  te  begeeren,  dan  haar  Ihnd  en  woning 
haar  ge\'en  konden ;  maar   ook  hier  behoudt  haar  wankelend 
piigtgevoel  de  overhand.     Haar  hart  is   wel  geheel   gevod 
Voor  de  onfcbatbare  liefde   van  den   echtgenoot;    müar  de 
iii^rderyk»  zorg  harer  ni^we  vriendin  op  het  gezegde  land* 

goed» 


N 


ut.  té  Of  IE»  KBD£L1JKE   ▼E&HAtCIU  051 

fp^f  tn  het  toezenden  van  derzelver  lerensgefchledenïSt 
wff<  ecbcer  noodig  toe  volkomen  herftel  van  hare  vergenoegd* 
beid  en  innerlijken  vrede*  Deze  brave  en  waarlijk  edele  vrouw 
boette  zwaar  voor  hare  ligtzinnfg  gedane  howelijkikenzey 
regen  hec  genoegen  en  den  raad  van  waardige  ouden;  maar 
ontvangt  nog  eindelQk  hec  loon  van  haar  opregc  berouw  ^ 
ftandvaitige  deagd ,  en  wijze  en*  voorzlgcige  menfchenliefde. 
ZQ  vindt  in  een  tweede  huwelijk  het  ware  genot  des  levens 
btl  haren  overvloed,  en  wordt  de  wddoender  der  beminne» 
Igfce  en  brave  familie*  ^^Hét  is  niét  alles  goud ^  waf  erbUnkii^^ 
il  het  opfchrlfl  van  die  nenschkundig,  leerzaam  verhEaU 

'Hec  tweede  en  laaefte  in  dit  deel  is  van  mindere  uitgebreid*' 
beid  en  belang,  maar  is  evenzeer  onderhoudend.  ^  Huwe* 
Ujits^aofiêfedingeH'*  is  de  titel.  Een  waardig  man,  door  een 
gedwongen  huweiyk  Eljner  eerfte  geliefde  ongelukkig  ,  bevor- 
dert, door  zQnen  invloed  en  middelen «  het  geluk  van  twee 
beminnende  harten ,  -  die  gevaar  liepen  van  door  den  tegéo* 
fiand  der  ouderen  te  worden  gedoemd  tot  foorcgeiyk  loc$ 
cerwyi  reeds  hec  jonge,  fchoone  meisje  hem  hare  hand  had 
umgeboden^  om  daardoor  eenen  gebaren  man,' dien  men  haar 
opdrong,  te  ontgaan* 

Be  vertaling  vaa  een  tweede  deel  wordt  beloofd,   daar' 
pen  f  en   wij  meenen  te  regc ,    van  den  goeden  opgang  veq 
dit  eerfte  zich  verzekerd  boude.  . 


Handbêek  yo9r  Reizenden  ^  M  redewisfêüng  9p  weg ,  te  waterig 
t€  landy  en  in  fieden  en  plaat fen^  waar  men  zici  opkeudt» 
Düor  Mevrouw  ps  genlis.  In  vier  talen :  Neder duitsck ^ 
Fransek ,  Engelsek  e»  Heegduitsch»  Te  Amfierdam ,  bij  Mof" 
tier,  Covens  en  Zoon,  en  een  Brink  en  de  Vries.  itip.  In 

£ien  Zak  •leerboekje  VEn  merkwaardigen  inhoud,  hebbenda 
Diets  minder  ten  doel ,  dan  de  eene  taal  deor  de  andere ,  ^9 » 
SÊ9e  deende^  de  vier  falen  te  gader^  ja  als  van  ulve^  te  ke* 
ren  verftaan ,  en  eigenaardig  in  elke  derwehe  zich  uit  te 
drukken;  zoodat,  indien  dic  werkje  doel  treft ,,  onze  fcholen 
iMgenoeg  kunnen  worden  afgefchafc  En  hoe  kan  dit  doel 
Cembt  worden?    Immers,  naar  het  Berigt^   Afont^prepn^ 

Yj  4  ?ri^ 


6S%  HEVK*    DE  -O^ït'hl^ 

Préfaety  Fcrredê^  he^fc  meiiy  met  voorbijgang  van  al  het'vfê^ 
tenfchappelijke  en  zoogènaatHd  grondige  ^ (^zijnde  httfpiaakkan* 
dig   gedeeUe,  bij    hecweik  men  zich,   in  -hec   leereo   eeoer 
Vreemde    catl,   doorgaans    hec   langst  zicc   opgehouden  ,  en 
fchaars  de  gelegenheid  beeft,  haar  zoodanig'  te  kennen,  alszi} 
in  hec  gemeene  en  gezellige,  leven ,  beide  binnens*  en  baitens- 
huis,  worde  gefproken)-  hier  gecrach(  Ce  vergoeden,  wat  el* 
ders  gemist  wordt*    £n  die  niet  aanllotids ,   met  één*'  opflag 
van  hec  oog,  ziec,  dac  die  gezegde  waarheid  ia,  is  niecbe. 
veegd   hier  ce   oordeelen.    Imnters  in  zoo  verre  hij ,  die  die 
2egc,   (dus  niec  Mevrouw  B£  oen  iris,   maar  een  onbekend 
maDsperroon)  hederig  (fa,  nederig   Is  byi)   zich   êenige  Be^ 
voegdheid  inoge   toekennen ^  om  over  d^  vt^r.  calen^  hier  ge*' 
bezigd ,  en  ook  over   pnderwijsboeken  in  dezelve,  re  .ipre- 
ken   (nu  ja ,  dit  merken  wij ,  dac   hij  kau)  en  ce  oordeelen 
(die  is  eene  autre  chofe)^  maakt  hy  geenede  minfle  zwarigbeid 
(die  merken  wy),  het  ontwerp  van  dit  boekje,  en  den  gang,, 
in  de  uitvoering  van  hetzelve  gehouden,  voikomen  beaniwoor* 
dend  te    verklaren  aan  fut  doel^  welk  het  beoogt;  (en  die 
doei  worde  vervolgens  met  een  handje  aan  den  weg,  opdtc. 
wij  hec  vooral  zouden  opmerken,  zoo  ais  wij  het  hier  opgm« 
ven,  aangewezen)  ja  zelfs,   dae  de  w^^e,   waarop  hec  ge> 
drakc  is,  dat  oogmerk  nog  bevorderu.^ 
^  Waarom  ?  |  Pourquoif  \  Why?  {  fVarum  ?  • 

Die  diene'  ter  opheldering^  in  dezer  voege  is  gebee!  hec 
boekje  gedrukt. 

Maar  hetgene  aanleiding  tot  deze  nutïige  vinding  (om  de 
vier  talen,  met  voorbijgang  vön  af  dat  wetenfchappelijke  en 
zoogenaamd  grondige ,  te  leeren ,  hetwelk  flecbrs  toevallig 
hier  is)  gegeven  heefc,  z^^x.  de  titel:  mee  behulp  alleen 
van  die  boekje  kan  men  reizen ,  ai  verflaat  men  flecbcs  ééne ' 
d^zer  calen,  overal,  waar. men  anders  niet,  dan  met  eene  der 
overige,  ce  regc  kan,  en  heefc  er  overgenoeg laan  tot  rede* 
wisjeling  op  weg^  te  water  en  te  iandy  en  in  fleden  en  plaats 
fen^  waar  men  zich  ophoudt^  Waarlijk ,  clder$  zal  men  toch 
vJel  niet  refzen,  ten  zij  per  luchtboi;  en  ontmoet  men  in'hèc 
Itlchtgewese  dan  ook  iemand ,  die  maar  ééne  dezer  calen 
l]preekc,  tien  is  ook  déar  mee  dit  boekje  Volkomen  geholpen  I 

Begrijpt  gij  hec  niet,  Hollandsch  Juffertje,  dat  niets  dan 
ilollandsch  verftaac,  en  toch  'de  Franfcben,  de^ngèlfchen  en 
de  Duiefcber9  bezoeken  wlltT  Kom,  wIj  WUIcQ  u  ce  regc  beU 

»  <  •       •  •  -     • 


SAMDB0IK.  YOOE  MIZEmEN.  6Si 

pe».    Gij  moet  beleefd  «ijn  op  reis^  en  allereem  hebt  gV 
bier  een  aantal  beletfdheidsHitdrukkingen:  verbeeld  u,  gij  ziit 
nu  ia  Engeland,   en  gij  wilt  een  linap  jong  Heer  ttnfprelien; 
fla  bet  boekje  <  bl.  4^  maar  op.:  Mijnheer^  ik  wemeh  u  gcc^ 
din  dagl  Gwd.morrow^  Sir.t  en  moge  gö  CPaar  dat  wiUep 
wij  niet  hopen,  waut  op  reis  heeft  men  zoo  zijn  gemrtniet) 
hi)  geval  eens  in  de  kratm  bomen,  dan  zégt  g^  mtAii  fVltick 
is.tke   hist  manmidmfe.  or  midws/e,  in  this.placef:t^  me? 
roept  ü   terftond  een*   vroedmeeater  of  vroedvrouw.    En  als 
een  jong  Heer  op   dac  ambacht  (wij  wiHen  nu  eens  nemen 
in  Frankrijlt)  reizen  wil ,  en  hij  komt  dan  bij  zoo  een  Jufferc- 
je,  bü  ziet  zich  hier  dadelijk  geholpen,  en  koecert  maar« 
even  als, een  ekftef,  het  boekje  nar  Bonjour ^  madMme.l  avevh 
yous  €U  dijii  dei  en  fans  f  —   Combien  en  avez-yous  eu?  ^  Vo% 
couches  ont-eUes  iti  heureufesf  —  Fos  enfantt  vivent-ihf  — 
Av^Z'Voui  nourri?  —  Avez-vous  Ie  deifein  de  nourrir?  — 
Quel  age  avez-vous  F  —  Suivani  v^tre  compte  accoucAez-y^us  ^ 
terfne%    -*  Avez-yous  fait  me  ehute?  —  Senttz-vous  remuer 
votre   enfant  ?  —   Combien  de  foi%  depuii  votre  grosfeife  avez* 
vovs  été  fnignée?  enz.  enz.  Wilt  gij.  Mijnheer  of  Mevrouwt 
by  geval,  in  Engeland,  Frankrijk  of  Duitschland,  met  e^u* 
tatidmeescer   Ipreken,   —  wilt  gij   er  dè  mazelen,  de  jicht, 
de  pokken,    of  wat  gij  zoo  al  verkiest,  krijgen,  —  wilt  gij 
een  lavement  gezet  worden,  —   wilt  gij  op  het  flagveld  lig^ 
•gen,   en,  uitgefchud  ^oor  een'  vijand  of  door  een'  bondge* 
noot  van  een  ander  land ,  er  een  praatje  houden  met  den  eer« 
üen  j  die  bij  u  komt ,  —  kortom ,  in  welk  geval  gij  ook  we- 
zen  mogt,  (la  het  boekje  maar  "bp,  het  zal  u  te  regt  helper. 
Ja,  (lïiet  uw  verlof.  Mevrouwt  het  \%  wel  wat  vies,  maar 
bet  doet  de  uitgebreide  nuttigheid  van  bet  werkje,  dat  op  aU 
les,  alles  is  gevat,  nader  kennen)  al  had  uw  kind  luizen y,  en 
gy   waart  in   het  hartje  van  Duitschland ,  gij  zegt  maar :  B$ 
hat  viel  Laufe^   en  gij  zult  het  antwoord  gemakkelijk,    met 
behulp  van  het  boekje,  verdaan:  Sckneiden fie  ihm  die  Haare 
ab*    Halten  Jie  es  fehr  reinliek ,  und  geben  ihm  fonst  nickts 
dafür  dn.  •  Ja ,  (en  dit  is  welligt  nog  eene  bekomende  voor* 
treffelijkheid)   gij  behoeft  in  verfcheidene  gevallen  om  zooda* 
nigen  medicinalen  raad- niet  eentf  naar  verre  landen  te  réizen; 
maar  gij  kunt  bier  in  de  vier  talen  te  regt. 

Ben  boekje  van  zo#  ultg^breiden  omvang  in  een  kort  be^ 
fttk  verdient  Immers  allen  lof?    Hec  wint  de  kosten  vóór 

fchool* 


634     VEV&.  DE  0(NLT|^9  HAUÜBOCK  VOOH  REIfKKDER; 

fchoo>  en  prïTMC  onder wQs ,  -->  het  wini  iedere  verlies. 
heid  op  reis ,  '—  hec  winc  in  vele  ge?illen  zelfs  Dokter  en 
^otheker  uit  I  öatt  op  reis ,  Heeren  en  Dames  I  maar  ver* 
geet  dit  boekje  niet(  of  durft  gü  het  «üsfchien  niet  wngeo, 
omdftt  gy  aftn  ▼erftrooijing  van  gedachten  onderiievig  z|}€^ 
faetgene  menig  mahè^ propos  geven  kon,  zet  flechts  een*  ac« 
tenten  knecht  met  het  boekje  in  de  hand  aciicer  n ,  en  gQ 
'zijc  tot  en  in  allet  geholpen,  behalve  evenwel  tot  datgene, 
waarom  wij  voornamelijk  gaarne  A>uden  reizen,  lind-r  en  voU 
kenicennia  namelijk,  want  van  deze  nietigheden  zwifgt  hec 
boekje;  te  dien  opzigte  houdt  gij  dna  4>p  reia  den  mond 
maar  digt  \  ma^r  daarentegen  in  bet  fpreken  met  kapper ,  kleer- 
maker, waschvrouw,  en,  hetgene  misfchien  vtn  liies  bcc 
voorname  is,  p9ur  étemander  è  manger  dans  une  auberge^ 
zult  gij  niet  ligt  verlegen  zijn;  zoodat  hec  boekje  voor  rtle 
foorten  van  stzRNz's  reizigers,  de  ond<r%êekenée  aUees 
uitgezonderd ,  onoptbeerlijk  is. 


^^F' 


Qriehch  Lêethoek  roor  Eerstbegffmenden  en  Meergevorderden^ 
Door  F.  !•  JACOBS,  lUe  Deel.  zde  Af  deeling.  Te  Zui* 
fken^  bij  H»  C.  A«  Thieme*    1830*    In  gr^  Zvo.y  a«  14*: 

Wy  behoeven,  na  onze  aanpr^zende  beoordeelingen  vat 
de  vorige  Oriekfche  Leesboeken  van  jacobs,  niet  lang  (IH 
te  Haan  bij  dit  UacdCt  in  het  hisconTcbe  vak.  Wij  zeggen 
in  hec  historifche  vak^  omdat  jacobs  beloofd  heeft  er  nog 
«en  te  zullen  leveren,  bevattende  uitgelezene  (lelltngen  uit  de 
Griekfche  w^sgeeren.  ^  Zoo  dat  boek  werkelijk  in  bet  licht 
yerfchenen  is,  hetgene  wij  wel  denken,  maar  niet  verzeke* 
jen  kunnen,  zouden  wij  zeer  gaarne  zien,  dat  hetzelve  ook 
voor  de  Hollandfche  jeugd  bearbeid  wierde.  Het  na  door 
ons  aangekondigde  Leesboek,  door  den  verzamelaar  Attiks 
getiteld,  bevat  eenige  zeer  voorname  punten  uit  de  gefchiede» 
nis  van  Athene,  met  oordeel  gekozen  uit  plutarchus, 

XtNOPBOlf,      THUCYDIDES,     LTSIAS,      XSOCRATBS, 

DEHOstHENss   CU  OBRODOTUs.    AIs  dc  leerlingen    dt 
eerde  Leesboeken  naauwkeurig  zullen  hebben  doorgewerkt 
vinden  wy  hier  eede  voor  hen  welberekende  en  zoo  aange- 
name als  nuttige  taak.    Zij  worden  verrijkt  met  kennisfe  van 
taal  en  zalten.   Zelfs  beeft  het  afwisfelende  in  den  ity i  zgn 


F*  J,  JACOtS»  G&IEK9CH  L&ESBOEX*  ^55 

«oordeel  en  geooegen.  De  Heer  jacobs  ontvonwi  ia  de 
voorrede  de  oogmerken,  weike  blJ  bi)  hec  verzamelen  vaa 
deze  (lof  gehad  heeft ,  en  verklatrc ,  waarom  kij  zoo  en  niec 
«nders  gehandeld  hebbe.  Wij  vinden  dac  alles  zeer  jniaCy 
doch  kunpen  hec  mee  zoo  ve)e  en  dikwijls  onaoodige  annmer- 
kingen  maar  .niec  ftellen.  Wy  behben  de  reden  van  die  ons 
gevoelen  elders  Jn  dit  TUdfcbrifc  verklaard.  •->  De  Heer  ver- 
taler beefc  zich  zeer  nsaowkeurig  van  z^nen  pllgt  gekweten» 
en  gezorgd  voor'eene  uitgave,  gelijk  bet  behoort.  Wy  ber 
danken  hem  voor  hec  berigt,  dat  de  Heer  tuiem&  eea 
Grickich  NtdtrèuUuh  fVcordenhoek  op  de  pers  heef:«  De 
uEDEaici  w orden. zpo  fchaarsch,  dac  er  wezentiSJk gebrek  u^ 
en  de  schrevelii  z^n,  Deo  gratiat^  bSjna  verdwenen. 
Wy  mbedigen  gemeldèn  Boekhandelaar  ook  aan,  om  becL^xi* 
C6n  van  riem  er  te  laten  bearbeiden,  en  bidden  heft,  dau- 
mede  toch  langzaam  en  wis  voorc  ce  gaan»  en  bekwame  men* 
fchen  COC  hulp  te  nemen,  thm  is  er  hoop,  dac  wff  ee» 
Gr.oAsch  woordenboek  zullen  bekomen,  hecwelk,  al  is  hec 
&An  zóó  voortreffelijk  nIec  als  scheller  voor  hec  Lacifn^ 
evenwel  dac  van  scheller  in  voonreffelijkheid  uaby  komt» 


Latijnsch  Leesboek  voor  Eerstbegitmenden*  Door  f«  w.  schip- 
p  n  R  s «  Pkil.  Theor.  Mag.  Litt.  Bum.  Doet.  en  Rector  dtr 
Latijn fche  School  te  Botsward.  Te  Groningen^  bij  }•  Rö- 
ir.  (^ingh« « 1 820*    In  kU  8 v^.  ƒ :  •  1 5  • : 

J  Jet  is  nuttig  en  noodzakelijk,  dac  men  op  de  Lacyafbbe 
fc^'.oien  velerlei  leesboeken  heePc  voor  eerscbeginnendeo.  Al 
waren  er  geene  andere  redenen  voor  dit  gezegde,  dan  was 
doze  ééue  voldoende :  Indien  er  flechcs  een  of  twee  zooda* 
wv^t  leesboeken  beüonden,  en  dezelve  gedurig  weder  van 
het  be^^in  coc  hec  einde  behandeld  werden,  zouden  dezelve 
zoo  bekend  worden  aan  de  nieuwe  leerlingen,  en  de  eene  de 
vertaling  er  van  aan  den  anderen  overleveren,  dac  alle  vrucht 
des  arbeids  verloren  moesc  gaan*  Hec  korac  er  flechcs  op 
aan,  of  die  leesboeken  in  eene  geleidelijke  erde  vervsar4l%d 
zijn.  Wij,  door  ondervinding  geleerd,  moeten  in  die  optigic 
allen  lof  geven  aan  hec  kleine  leesboekje  van  gedikb.  Hèc 
ware  ce  wenfchen,  dac  heczelve,  hier  en  daar  verbeterd  ea 
uitgebreid»  op  oieows  wierde  uitgegeven*    Wi)  loopen  ook 


'6s6  8.  W.  SCHIPPERS,    LATfjftsCfi  LEESBOEK, 

r 

\ 

zeer  hoog  met  de  Ltitia  vsn  bosscha  en  bet  feesboek  yu 

B  R  ö  D  is  R ,  onlsogs  voor  de  tweedemisl  by  t  h  i  b  u  b  verbe» 

cerd  in  hec  iicfac  verfcbenen.    Deze  leesboeken  worden  cbans 

met  een  vermeerderd  door  den  Heer  schipfers,  gnoltig 

bekend  door  z^ne  DisfertatiOf  waarop  h^  bec  Doctoraat  ia 

de  Letteren  verworven  beeft,  in  den  jiare  1818,   behelzende 

Obfervationes  critica  in  quartum  libfum  Propertii.  De  Schr^. 

ver  beefc  zichby   hec  vervaardigen  van^  dit  ieesbo^  eentge 

ponten  voorgedeld,  als  over  de  crapswijze  opklimaiiog  vaa 

het  gemakkelijke  tot  het  moeljeiyke,  over  de  l)ij voeging  van 

verklaringen,  over  de   keuze  uit  oude  Schrijvers,  enz.    Hij 

heeft  dit  alles  vrij   wel  in  acht  genomen.    De  vooraaamfte 

aanmetlcing,  welke  wij  op. dit  boekje  hebben,  is  étzt^  dat 

er  te  veel  in  voorkomt,  hetwelk  reeds  in  andere  leesboeken, 

voornamelijk  in  bosscha,  gevonden  worde.    Hierdoor  gait 

een  groot  deel  van  het  nut  verloren,   waarvan  wij  boven  een 

'aanzien  van  de  vermeerdfring   dier  leesboeken  fpraken.    Zoo 

vindt  men  ook  hier  wederom  de   beste    fabelen  uit   vh  i&« 

DRUS.    Het  verwondert  ons,  dat  de  uitgevers  van  Latijn* 

fche  leesboeken  geene  partij   trekken  van  de  uitmuntende  en 

echt  Romeiufche  fabelen  van  gabriel  FAéKMUS.     Daar« 

b\}  vindt  men  in  de  tweede  {fJeeling  eeuige  Ihikjes,'  welke, 

naar  on»  inzien,  te  moeijelijk  zijn  voor  den  leerling,   geïvk 

b«  V*  uic  HORATius,  Epift»  n«36,en  catullus,  bij* 

zouder  Carmen  4^, 


Htf  Middagmaal  van  Magdaïena^  of  de  Schat  tl  met  ooren; 
Blijfpel  met  Zang»  {Vaudeville.')  In  een  Bedrijft  vrij  naar 
het  Fransch  van  M.  obsauoibrs,  daor  j.  n,  gi^ve* 
Te  Nijmegen  9  bij  C.  ]•  van  Goor  en  Zoon.  1829.  In  kL 
u  61  BI.  f  :-9-- 


JtLen  Kapoen,  Lezers  I  is  de  fcbering  en  indag,  en  alzoo   de 
boofdperfonaadje 9  dezer  Vaudeville;  een  mager  beestje,  met 
garüig  fpek  gelardeerd!  Eene  Franfche  ellendigheid ,  met  één 
woord ,  in  barbaarseh  Nederlandsch  gekleed ;  zoodat  wij  niet 
weten,  in  welk  opzigc  dit  prulletje  meest  verwerpeiyk  zij. 
Inderdaad,  bet  wekt  fmart  en  verontwaardiging  teven»,  zul- 
ke produkten  onder  het  oog  te  krijgen.    Is  dan  het  vernuft 
der  Nederlanderen  zoo  geheel  verdorven,  dkt  hun  Toooeei 
tot  zulke  laffe  Kluchten  de  toevlugt  moet  nemen ?^  Mogt  der* 
zelver  vertaling  en  vertooning  hetzelve  uic  de  diepe  kwijning 
wekken,  waarin  het  ce  dezen  aanzien  fcbijnt  verzonken I    wy 
houden  ons  verzekerd,   dat  het  middelmatigst  oorfpronkefyk 
voortbrengfel  in  dit  vak  zich  nog  zoo  verre  zal  verheffen  bo* 
ven  de  hedendaagfche  Franfche  Vaudeville^  als  het  Nederland* 
fche  Volkskarakter  in  vastheid  en  degelijkheid  boven  bec  Fram^ 
fche  verheven  ïu 


III'  lil'  ■       i     t'  II   i'ri 

f 


BOEKBESCHOUWING. 


— «.- 


ifuMe,  aan  Je.    NugeAacht§ms  ian   den   Hoogleer aat^ 

*  IS.  A«.iiOR«GBR,  idtgcfprohtn  in  ceue  Leerrede^  ge^ 

daan  10^  deizttfi   tê^erüjdett  ^  rwkr  de   Gemeente  ta 

.  Leyden^*  •  door  j.  r^o  e  9f  i^  R  ,  •  Christen  •  Leerhar  al^ 
.    daar.    !ft  Lejdm ,  bij  A.  cti  J.  Uonlioopè  182b.  IH 

^  gr.  8y<?.  114  5/.  /  i  •  8  •  t  . 


T 


wee  dtgea  ta  het  OYcrlijcien  des  Wjiardigèn  tfians,  dié 
het  ouderwerp  dezer.  Leerrede  liitmaakt,  is  zij  uit£6« 
fprdkev^^irdrden.    Natuuji^k  sal  men  dus  hier  ook 
flecfats 'q«  enkel  woord  OTer.de  vetgankelykheid  van 
alldiV  ^"^^'^^  onzekerheid  des  aardrchen  levens»  ge-^. 
ftaafd  door  'tiORGUER's  yerseh  6n-tre£fend  voorbeeld « 
over  de' hope  der  oofterfblvkheid »  die  ons  alleen  een* 
Ucbi  g«<^ft  in  Gods  duSscecé  wegen  ^  en  geene  lijkrede 
vefwaditen  op'  den  man,  die  harer  zoo  waardig  was^ 
Hls  een  j^ib^uwland-  zijnen  van  swiNjp.BNi.eêd 
SGHULt&KS  .£*^en  kanteilaar^  en  die  ook  wel 
z^eh  V  A  NS  wj  K.n  £  A»  zijnen  KA«9T£t  AAR  zalving 
dem  Wg  zullen -dos  bier.  qii^k; niet  bijzonder  ni;wei^len; 
over  deze  9  anders  goede  en  ftichteliike  5  Leerrede ,  m^a^ 
ons  korteip  bie^mlen  bij  den  roortreffelyken  Oyerlede^ien», 
wiens  gemtegwsch  Nederland  betreurt,  Jn  zooverre. 
bet  fmaak ,  gevoel  voor  hët  fcboone  en  edele  heeft ;  bg . 
een*  mdftV^die  .gelieel  uit  zish  zelven^  iq  weerwil  van 
min  gunlligé  oivftandigheden  y.tot  den  allerhoogftentraiü: 
lil  bet  -Gtfltfis^nebest:  der  Letteren  is  opgeklommen.  Die . 
is  nu  de  twte^,  bgkatis  obherfielbare  flag,  dio  Ley^ 
dons  HoègéCcVool  in^  min  dan:  al^derbalf  jaar  getroffen 
heeft  I  In  BH  vt, k  a  v  s  verloot  zy  veel ,  onbedenkelijk . 
Veel;  en  wi|  2(ullen  ons.wd  Wachten  van  een  e  vergelijk 
Iting  rusfchen  deze  twee^  in.  geheel  verfchillende  vak-< 
ken  uitftekènde^  Geniën;  tflleen  opmerkende,  dat  de  ja- 

MBRDBSCH«  iSftOé  NO.   l(.  ZJ  rsH 


65S  J*  ao£MfiR 

ren  van  saRGSR  h^^aanfpraak  gftvtn^  om  nog  zoo 
oneindig  veel  te  doen  ,  ea  Cf  dat  ^gedeelte  van  bet  Ge- 
bied der  Letteren,  dat  hg  voor  zich  ter  bewerking  geko- 
zen had  9  nog  zoo  vele  heerlijke  vruchten  te  kweeken. 
Immers,  hoe  fchitterend  een  vèrfcbijnrel  hij  ook  in  de 
Godgeleerdheid  was,  van  hoeveel  ^unde,  (maak,  kri- 
tisch gevoel,  weFfprckendheid . eQ  gQ^Sdl^ftigen  geest 
ook  ^yneZtfiJrreröfefftf o,  (waarvan: wij  hopen,  dat  nog. 
wel  voorred  voor  een  fw^öifc  Deel  onder  zyn^  papieren 
zat  worden  gevonden)  zijne  Verklaring  yan  den  Brief 
aan  de  Galaten^  zijn  werk  over  A^/  Karakter  van  j«* 
zus,  uit  het  EvangeÜe  yan  j  o  a  n  n  s  s  opgehelderd  9 
en  zijne  Weerlegging  van  b  b  &  r  h  a  r  d  ^  bif  t  e  y  l  k  r  *s 
Genootrchap  bekroond,  getuigen;  nogtans  fcMjnt  <Ut 
niet  het  vak  geweest,  u  zijü,  bet  welk.  h«  zon  bebj^enge* 
kozen,  wanneer  hem  van- het  begin  zijner  loopbaan  de 
keuze  had  vrijgeftaan.    Fraaije  Letteren  ,  VV^sbegeerte 
en  Gefchiedenis,  —  voornaarelijkjde  W^abegeerte  der 
Gefchiedenis ,  ^-*  dit  waren  de  takken  der  menfcbeljike 
kennis,  die  hem  by  uitftek  bekoondeiU'  Hij- bad  «eb 
tot  voertuig  bij  de  mededeeling  aijnor.  denkbeelden  tot 
die  taal  vol  majesteit  en  kracht,  bepaald,  WJ^ia  Kom^ 
der  wereld  wetten  gafen  de  westelijke  wereld  befchaaf- 
de;  zijn  voorbeeld  toonde  aan ^£ara^,. dat- het  ware, 
zuivere,  lierlijke  Laiijm  nog  nergens  .«00  goed  als  in 
Nederland  te  huis  was ,  en  w  y  t  t  e  w  jj  a  c  h  's  gemis 
werd  treffelijk,  uit  (lekend  door  hem  vergoedt  zijn  'La-^ 
tijn  was  niét  dat  gelikte,  angstvallig -nabootfende  ,  on- 
berispelijke, maar  ziellooze  Latijn  van  maar^al  Ce  vele 
nieu weren, ^le  aan  den  fchfoom,  van  een  wqord  ie -ge- 
bruiken, dat  niet  in  cicero  ftaat,foma  deb^rlijkAe 
gedachte  zouden   opofferen  f  neen:  B0R|^£a  bs|d  de 
taal  in  zijne  ipagt ,  die  hij  volkomen,al$  9^e  moe^r- 
taal  —  v^ij  zouden  bijkans  zeggen ,  vlugger  dan  zijne 
moedertaal  —  Tprak.    Hier  ftortte  hy  de  y(>lbeid  van 
«ijnen  rijken  geest  s  van  zijn  oorfpronkelük  jrernuft  ^  van 
zijne  onmetelijke  geleerdheid  in  volle  tlroomen  uit ,  en 
bad  zich  zoo  geheel  aan  de  deAkbeelden  sxk  fpraakwen- 

...  din* 


tlULDB  AAI>r  B.  A.  BOUGËIt»  659 

dingen  der  Romeinen  gewend  9  er  waaide  ons  tiilk  <ieil 
liefelijke  geur  van  Oudheid  iiic  zyne  fcbriften  te  geoitfet» 
dat  men  zich  bijkans  niet  verbeelden  kon ,  een  heden> 
daagsch  Schrijver  te  lezen ,  zoo  niet  de  menigte  van  zn- 
ken  TU  wijsgeerige  opmerkingen,  waarvan   öfi  Ouden 
niets  wisten,  ons  weder  op  elke  fchrede  verrast  bad. 
Dan  zagen  wij  9  dat  hij  flechts  dat  antieke  gewaad  had 
ontleend,  om  zijne  beelden  te  edeler  te  draperen i  dat 
bij  9  oneindig  verre  van  de  Pedanierh ,  die  alleen  te  it^- 
me  9  te  Athene  of  te  Sparta  te  buis  is ,  in  tegendeel  doof 
weinigen  geSvenaard  werd  in  de  kennis  der  W^begeer* 
te  9  en  van  den  toeftand  der  nieuwere  Letterkunde.  Zijne 
Verhandeling  tegen  eberhard,  hoewel  eigenlijk  Van 
een'  Godgeleerden  inhoud,  is  vol,  niet  alleen  van  eene 
tttx  diepe  en  grondige  kennis  der  oude,  vooral  Alex^n* 
drijnfche  en  Niewf^-Pïaterdfche ,  maar  ook  van  vele  tleKi 
lingen  der  latere ,  zelfs  der  nieuwfte  WQsbegeerte.  Doch 
voornamelQk  heeft  hij  deze  ten  toon  gefpretd  in  ziine 
tweede  bij  t  e  y  l  e  r  's  Genpotfchap  bekroonde  Ver- 
handeling over  het  Mysticismas ;  etn  werk ,  waarin^slchy 
bij  de  fcfaoonfte  voordragt ,  zelfs  der  neteligfte  en  droog' 
fte  onderwerpen  9  eene  waarlijk  verbazende  kunde  ver* 
toont  t  niet  alleen  der  bedendaagfche  Duitfehe  wljsgee* 
tige  fielfels ,  die  hg  zoo  grondig  ontwikkelt  9  maar  ook 
van  eene  geheele  zee  van  Duitfcht  gefchriften  van  aller- 
lei aard ,  die  wel  doorgaans  van  weinigen  worden  gelezen< 
Maar  vooral  toonde  hij ,  in  zijne  bekroonde  Prysverhande- 
lingen  bij  de  Hollandfche  Maatfcbappy  der  ^Wetenfchap* 
pen,  zich  als  Gefchiedkenner  en  Gefcbiedonderifoekef 
van  den  eerllen  rang*    Zijne  gefprekken  over  de  pHgten 
des  GeGchiedfchrgvers  geven  ons  niet  alleen  een  zeld- 
zaam voorbeeld  van  Ciceroniaanfchen  dijt  en  bevallig- 
heid in  de  Zamenfpraak ,  maar  ook  een*  fchat  vad  zttt 
belangrijke  opmerkingen ,  lesfen  en  wenken  voor  den  Ge^ 
fchiedfchrijver;   en  in  de  tweede  dier  Verhandelingen 
geeft  hij  aan  de  manier  der  Nieuweren  9  van  geene  VeN 
kierde  Hedevoeringen  in  hunne  verhalen  te  mengen « 
blijkbaar  de  roorkeur  boven  den  trant  der  Oodcn  9  oé« 

SBz  ft  der 


660  ]•  RCEMBR. 

der  welke  bij  echtei*  een  «eer  kritisch  on  lerfchèid  matkt 
,vih'zalken,blj  welke  die  Redevoeringen  uit  echte  bros* 
neti  konden  voortvloeljen ,  en  anderen ,  die ,  ia  plaacs 
dezec  bronnen ,  hunne  verbeeldingslTracbt  te  hulp  rie- 
pen. A|3  men  nu  bedenkt ,  dat  al  deze  volkomen  rgpe 
herfenvrttchrenf  de  flotfom  van  uitgebreide  en  moeyel^ 
ke  nafporingèn ,  vöór  's  mans  35(^6  jaar  verfcbenen  ziin; 
dftt'zij,  als  ware  het,  flechts  bijwerk,  flecbts  uitfpas* 
niog  en  verpooziftg  waren,  van  gewigtige  ambtsbezig- 
'heden;'dat  deze  laatde  (eerst  als  LcatT^  daarna  al* 
Hoogleeraar  in  de  Godgeleerde  Wetcnfcbappen ,  en  vet' 
volgens  in  de  fraaye  Letteren  en  befpicgclende  Wijsböi 
geerte ,  vooral  ook  in  de  Geichiedenis)  een  zeer  ruigi 
veld  der  menfcbeiijke  kennis  omvatteden ,  en  hy  in  die 
alle  nogtans  met  de  grootfte  toejuiching  onderwijs  gaf, 
en  z'^ne  leerlingen  met  lust  en  liefde  voor  de  letteren  wist 
te  bezielen  ^  hen  aan  zijne  tonj;  te  boeijen ,  en  bun  fmaak 
voor  echte  ht^mamuit  in  te  boezemen :  dan  (laat  mea 
verfteld  over  zoo  veel ,  in  zoo  korten  tgd  verrigt ,  ea 
verbeeldt  zich  natuurlijk,  dat  borger  een  Geleenk 
was  9  die  aUeen  op  zyne  boekenkamer  woonde  ».  ea  ziek 
(lechts  weinig  in  é&n  ge.zelligen  omgang  vertoonen  kas. 
Doch  boe  zeer  heeft  de  ondervinding  dit  denkbeeld  weer- 
legd! BoRGBR  was  de  gezelligde,  de  aardigfle,  de 
geestigfte'  en  vrolijkfle  man  in  gezelfcbap;  allen,  die 
hem  gekend  hebben, oud  en  jong, geleerd  en  ongelecid, 
mannen  en  vrouwen ,  getuigen  zulks.  Hij  had  voUlr^ 
niet  den  tr«ts ,  of  den  toon  der  ycehcterij  Cgetl^k  de 
£erWé  ROEMER  in  zijne  Leerrede  ook  zeer  wel  op- 
merkt) ;  hij  zocht  zijne  kundigheden  niet  uit  te  kramer^ 
of  hét  pas  gaf  of  niet ,  maar  wist  over  onverrchiUip 
onderwerpen  zoo  goed ,  en  beter  meè  te  praten  dan  me- 
nig onder ,  hoewel  zouulooze  taal  hem  vreesfelijk  tcgei 
4e  borst  was*  Want  er  vloeide  bij  hem  eepe  onuitpot* 
telijke  ader  van  oorfpronkelijk  vernuft ,  die  in  ieder  gezd* 
fcbap  welkom  was ,  allen  in  eene  vrol^ke  llemming  bragti 
zpnder  iemand  te  heleec^igen ,  en  waar  zich  Aitifck 
fchevts  \>ïl*Ncicrlan^Jj(hc  rondborftighei4  voegde,    Vc^ 


HULDE  AAN  E.   A.  BORGER.  ' '\    .    66l 

re  verwijderd  van  al  wat  nitfloltend  en  bekrompen  was, 
beminde  en  begefende  hij  tfok  de  yadtrtandfche  letter- 
kunde met  ijver  en  lust  j  zijné  Leerredenen  mogen  ge» 
,   tuigen ,  hoe  zeer  hij  de  Holland fche  taal  aan  óvefrétJing 
wist  dienstbaar  te  maken ,  en  hare  kracht  ten  tooti  te 
fpreiden;  zijne  Gedichten,  hoe  zttr  hij  in  ftaat-was, 
bare  fchooiheden  uit  te  drukken.    Vondel  beminde 
hij  bovenal,  en  had  hem  tot  model  genomen,  in  zoo« 
verre  hij  modellen  volgde.   Het  !s  merkwaardig,  en  ge- 
tuigt van  B  orger's  fijd  gevoel  voor  het  gepaste,  dat 
Mj,  die  zich  de  Laiijnfche  taal  zoo  door  én  door  had 
cfigen  gemaakt 9  die  in  de  Latijnfche  letterkunde  woon- 
de, en  die  tevens  gevoelig,   krachtig,  oorfpronkelyk 
Dichter   was ,  zoo;verre   wij  weten ,  nimmer  een  Lt$' 
tymch  vers  beeft  gemaakt.   Misfchien  dacht  bij ,  dat  de 
uitftorting  van  het  volle  hart  in  de  moedertaal  moest  gt^ 
•ffchieden;  dat  vreemde  toonen,  hoe  gemeenzaam  ook , 
alleen  gefchikt  zijn  óm  er  kunstfrukjes  mede  te  doen  , 
niet  om  het  verheven  doel   der  echte  Poëzij  daarmede 
te  bereiken.  —  B'g  al  deze  eigenfchappen  van  den  geest 
bad  BORGER  een  voortreffelijk  hart.  Hij  was  een  goed 
Zoon,  een  teeder  Echtgenoot  en  Vader  (*).    Hij  was 
een  lieflièbbend  en  hartelijk  Vriend;  een  nuttig  Ifd  der 
Maatfchappg ,  ook  in  zulke  betrekkingen ,  die  vreemd 
waren  aan  zijn  vak ;  een  vijand  van  alle  gemaaktheid  en 
yalschheid ;  een  goed  Christen ,  en  verdediger  der  Open. 
baring  (f) ;  in  het  kort ,  een  edel  Mensch.  Zacht  ruste 
zijn  gebeente!  De  algemeene  deelneming,  dé  rouw  over 
zijn  gemis  moeten  zijnen  verheerlijkten  Geest  --  indien 

'         '  de* 

(^^Twee  zjïfpfr  GedichceQ,  17^911  «t/n  Kind^  en  een  in  den 
i^uzen-Jtlmanak  voor  i8Ai«i  dragen  blijk,  hoe  harceiyk  hij 

zjijne  twee   echcgeoootea ,  die  hem   beide  korc  op  elkander 

naar  betere  gewesten  vooruitgingen,  beminde. 
'  Cf)  Zelfs  bij  de  aanvaarding  van  zijne  nieuwe  roeping,  die 

aan  de  Godgeleerdheid  eigenlijk  vreemd  was,  (laafde  hij  nog 

bet  Werefdbeduur  der  Godheid,  en  befebouwde  zich  als  ha* 

fea  dienaar  7  ook  aia  Gerchledonderwyzer. 

•  Zz  3 


66%      J.  &OEHBR,  HULDE  AAV  E.  A«  BORCBK. 

deze  daarvan  kennis  drage  -*-  gewis  eene**  aangename 
gewaarwording  verrchaffen  f  want  Liefde  blijft ,  ook  in 
dat  betere  leven;  en  het  is  zoet,  zich  beminden  be« 
weend  te  zien.  Het  verheugt  ons,  dat  de  EerW«  rob« 
l^iER»  hoewel  van  een  ander  Christelijk  Kerkgenoot* 
fchap ,  dat  ^er  Kemonfiranten ,  nogtans  overal  van  b  o  r« 
aB  R  als  Broeder  Tpreekt ,  in  het  openbaar  zijne  Leerren 
denen  prijst ,  en  plaatfen  daaruit  aanhaalt»  Maar  b  o  r« 
GBR  was  ook  zoo  liberaal ^  dat  hij  elk,  die  flecht» 

'  Christelijke  beginfielen  huldigde ,  moest  voldoen.  Alleen 
duisterlingeB  konden  hem  lasteren;  doch  deze  laster 
is  nog  vóór  zijn'  doo4  in  het  niet  verdwenen.  Thans  is 

,  bü  weggerukt,  wel  in  den  bloei  van  zijn  leven,  in  de 
vaag  zijner  krachten,  maar  zekerlijk  om  tot  een'  hoogeren  ^ 
meer  uitgebreiden  werkkring ,.  waarvóop  hij  reeds  yatbaar 
was,  te  worden  overgebragt;  terwijl  bij  nu,  ego  als 
oöTHB  van  scHiLtBR  zegt ,  in  de  gedachtenis  der 
menrchen  leeft  in  eeuwige  jeugd ,  en  zijne  hermnering 
voor  altijd  ontheven  is  van  de  gebreken  des  ouderdoms, 
4i^  den  mensch  zich  zelven  doen  overleven* 


'Ticntül  Bijbcloefeningtn  in  Leerredenen^  deor  JODQ- 
cüs  HERINGA,  E.  «.  Te  Amfierdam ^  bij  J^  van 
der  Hey  en}.  Aarinkfcn.  In  gr,  8y<?,  KV  UI  en  279 

J/rofesfor  heringa  levert,  in  de  Voorrede  tot  dit 
tiental  By  beloefeningen ,  aan  Leeraren  van  het  Evangelie, 
inzonderheid  aan  de  jongeren  in  die  betrekking,  koste- 
liike  raadgevingen,  hoe  de  D«beloefeningen  te  meestca 
nutte  in  te  rigien;  en  wö  wenfchen  reeds  fatèrorm  ,  dtf 
deze  bundel  in  handen  van  alle,  nog  min  bedrevenehi 

let  predikwerk  althans, zijn  enkometimoige. E^venwd 

«ouden  deze  door  hem  uitgégevene  geene  modellen  s^a; 
anders  hadde  zijn  Hooggel,  zich  op  meerdere  y^fehei- 
-dtnheid  toegelegd.  Z^JQ  oogmerk  wa$  meer,  ooa  hed» 

ki«h 


kingen  te  geoioec  te  komen ,  wette  tegen  de  Bijbeloere* 
ningen  gemakt  worden  infominige  aanzienlijke  en  ach* 
tiugwaardige  Gemeenten.    Sommige  gemeenteleden ,  h. 
v.9  zoud^  zich  niet  kannen  gewennen  aan  den  nieu* 
wen  vorm ,  welken  zij  meenen ,  dat  van  Bijbeloefenin- 
'gen  onaffcbeidelljk  i^.    ïn  zulke  Gemeenten ,  waar  dit 
jbet  gevat  mogt  z^n,  zonde  heringa  aan  de  Leêra* 
<ren  f  aden,  zoo  veel  doenl^k  is,  hunne  Bigbeloefénin** 
*gen  als  gewone  Leerredenen  in  te  kleeden ;  en  om  aan 
te  wHzea,  .dat  dit  gevoegelijk  géfchieden  kan ,  ook  met 
onderfchetdene  foorten  van  onderwerpen ,  biedt  de  HoogU 
deze  Bijbehcfcningen  in  Leerredenen  den  lezer  aan.  Zij 
zijn :  I»  Ecnc  herhaalde  verzekering  yan  Gods  gunst  en 
pefehernHttg ,  eh  van  een  talrijk  nakro^st ,  aan  Abram 
gedaan^  en  door  een  zinnelijk  teeken  bevestigd;  G£n> 
XV.    II.  Het  gebeurde  tusjehen  Abram ,  Sar  ai  en  Ha^ 
gar^yóór  en  bij  éfe  geboorte  van  Ismaïl^  onder  Gods 
weldadig  befiier ;  gen.  XVI.    IIL  De  togt  der  Israiliem 
f  en  naar  en  door  de  Roode  Zee ,  en  het:  ofnkomen  van 
Farao  en  zijn  leger  in  dezelve  ;  £  x  o  d.  Xiy.    IV.  He$ 
voorgevallene  tusfchen  Kuth  en  Boas ,  ter  voorbereiding 
van  Aan  pligthuwelij k  s  naar  r  u  t  h  IIL  V.  De  aanvang 
der  rede  v^n  Elibu ,  tot  Job  en  diens  onbillijke  beoor^ 
deelaars  gerigt;  job  XXXII  en  XXXIII.     VI.  De  ver* 
f^rderdng  van  Gods  Zoon  tot  Koning  der  ffereld;  p  s.  II. 
VII.  De  lof/praak ,  snet  welkp  Joannes  den  Zaligmaker, 
aanprijst^  in  het   begin  van  zijn  Evangelie;   jo.  I: 
1.^18.  VIIJ.  Eene  twiftrede  tiusfchen  Jezus  en  de  Fari* 
zeers  ,  betreffende  de  geloof  vusaniigheid  van  zijne  getuid 
ge$sis  aangaande  zich  zehen^  en  des  Heilands  vermanin* 
gen  aan  hen^    die  Hem   geloofden;  j  o.  VIII:  23— 3a. 
IX.  De  twistrede ,  gevoerd  door  den  Heiland  tegen  de 
Farizeirs  »  veJke  zich  op  hunne  vrijheid  en  afkomst  van 
Abraham  beroemden^  met  de  gevolgen  van  dezelve;  jo« 
Vni:  33—59.  X.  De  verpligting  der  Christenen  tot  een 
deugdzaam  leven ,  uit  hoofde  van  Gods  genade  aan  hen 
bewezen ,  en  van  hunne  betrekking  op  Christus  ^  mot  wien 
zij  geflorven  en  opgewekt  zijn;  aoM«  VL 

Zz  4  Des 


\ 


\ 


664.     J.  UB  R I N  G  A  -S.  S.  ^  .ilJBEXiOErEVIVaN; 

Des.  Hoogleeraars  eeoroudigei  Toordrsgt  jkq  .  g^noedo* 
lijke  erls^t  zullen,  vertrouwen  w'g^  ook  iit: deze  Leer « 
tedeuen  doel  treffen. 


•r- 


J^raktikalc  Oefeningen  ,>  naar  aanleiding  van  den  Hei* 
delbergfchen  Cathechistnus ,  door  . j.  w.  v.  • .  b oom. 
Lidmaat  der  Hervormde  Gemeente  te  Schiedam.  Gé* 
dr  uit ,  voor  rekening  van  den  Autheur ,  te  R^tur^ 
dam ,  tij  N.  CoxtktH.  1819,  In  gr.  ivi.  XI  en  yji 
BI.  f  SL'i-; 

W  ij  hébben  er  niets  tegen,  dat  de  Schrijver  zich  zei. 
ven  houdt  voor  een  blind  en  tot  alleis  goeds  onbekwaam 
Adamskind,  het  gene  dok  door  du  zijn  werk  niet  wordt 
wederfproken  j  dat  bij  er  ook  zijne  Lezers  voor  houdt, 
is  een  gevolg  van  zijne  blind-  en  onbekwaamheid ,  het! 
welk  wij  hem  ook  niet  eens  zoo  kwalijk  nemen ,  maar 
dat  ons  ook  verrchoont  van  aan  hem ,  tot  zflne  verlich* 
tingen  verbetering , aanmerkingen  mede  te  declen.Wat 
jcouden  die  bij  hem  gelden  V  Hoe  zoude  hij  met  dezelve 
9LJn  voordeel  hunnen  doen?  Dat  de  Boekhandelaar  c  or» 
NEL,  van  wiens  'pers,  ja,  ook  menig  regt  ftichtelgk 
ftukje  van  het  Nederlandsch  Zenddinggenootfchap  ia 
het  licht  verfcheen,  zich  tot  de  uitgave  van  dit  ellen- 
dig knoeiwerk ,  dat  daardoor  misfchien  in  handen  van 
fommige  vrome  zielen  komt,  geleend  heeft,  verflrekt 
hem,  in  het  oog  van  alle  vrienden  eener  verlichte  Gods- 
vrucht,  tot  geene  groote  eere.  Maar,- wat  zullen  w§ 
zeggen  ?  Geen  woord  méér.  Tot  onze  blijdfchap  ftaat 
voor  dit  boek  geene  KerkeKfke  goedkeuring.  De  Schic^ 
dammtr  is  ook  al  te  bijsterzinnig,  om  zelfs  eenigerinate 
Pijbelsch-  of  Kathechi^mus  -  regtzinnig  te  kunnen  mee- 
praten. Het  beste  van  zyn  gefchryf  is^  dat  men  het  -n 
pift  rcrllaan  k^n,  —  Ach!    .     ' 


P^ 


v_ 


J.  r.  DIN^fttfUETM»  VMI^LlOTINGf    ENZ*     66$ 


J)e  vtrpHgting  ^an  NéêtJands  Jóngelingfchap  f0t  eene 
gewillige  gthoorxaamheid  aan  de  Koninglijke  Burger- 
l^ke  Wet  van  Of  roeping  tot  den  Nationalen  Mili- 
tairen Dienst.    Jl f  geleid   uit    de  S taatsmaxime  fan 

'  het  Koningrijk  van  God.'Matth.  2^X11:  37.  X>oor 
j.  F.  DiNCKGREVEi^ÜfJ  Z.  Mm  PAU.  Jioct.  en 
^mer.  Pred.  te  Botèrtapgci^yhder  de  Zinfpreuk  :  QiJ 
zult  God  meer  gehootMmen  dop  fte  Menfcben.    Tc 

.    ^i«/i:A««<?»,  *yH.V,  HuifU>gb..i8 19.    Jn gr..%fo^ 

■ 

5a  BL  f  •*9^^ 


A 


l  werd  h«t  vonnis:  wanneer  gij  dit  boekskep  zuU 
gelezen  hebben  ^     zoo   werp  het   in.  de  rivier  Phratl 
wel  eens  door  den  Reeen/erft^  luimiger  gedachtenis,  te 
pas  gebragc,aan  dit  gefchrift  algemeen  en  letterlijk  ult-t 
gevoerd,    2^00  zou  er   de  komenljswinkel»,  naar   ons 
oordeel»  toch  weinig  bij  verliezen.  Wij  althans  bebbea 
l)ist  niet  doorlezen j  en,fchromeu  echter  niet,  de  beurs 
van  den  Heer  h  u  i  s  i n'g h ,  den  Uitgever, en  de  oogea 
van  den  bejaarden  Schrijver,  maar  vooral  bet  Vaderland 
ligrtelljk  te  bek^ggen ,  indien  het  zijne  bcrcherming  vaa 
;Eood9nigen  t  y  r  t  ^  y  s  moet  wachten.    Verre  zy  bet 
van  ons ,  den  Grijsaard ,;  die  blyk  geeft  van.  edele  gevoe<» 
lens  en  belangryke 'kundigheden,  nutteloos  te  willea 
grieven.    Maar  de  fcbrijfjeukte ,  door  ongewone  ledig- 
heid aapgezet ,  en  door  goede  meening  en  dankbaarheid, 
in  eigen  oog,  ten  volle  geregtvgardigd ,  is  eene  kwaal, 
welke  voor  zachte  middelen  niet.  altijd  (laat.    ^n  waar* 
i|jk ,  wy  beven  voor  den  goeden  man ,  zoo  h^  misfchiea 
in  harde  handen  viel ,  'en  het  brandijzer  der  fatire ,  ia 
vollen  glo^d,  tegen,  hem  werd  aangewphd.'  \Vat  ha* 
pert  er  dan  :?oo  grootielijks  aan .  het  werkje .?  »aÜ  mca ' 
talsfchien  seggen.    Alles,  indien  het  den  lezer 'uitlok- 
ken ,  hem  overtuigen ,  hem ,  tot  het  beoogde  doel ,  móet 
ivegflepeo.    Wij  willen,  trouwens,  van  d^  zaken  géeu 

Z  2 .  5  woord 


wifoti  fpreken;  de  vorarifeiigtnietfeirb^  een  ftul^je 
van  dcieo  aard  geldt  ge vmh^  ^ranfebe  gezegdes  La 
firmc  êmpêrêc.  Ic  finds^  { 

Den .  titel  ziet  mqn  hi^rbov^n»  DaQ  volgen  een  langer 
en  een  korter  motto;  bet  eerfte  gefchikt,  om  ons  te 
bewegen  ,  op  oud  Roine's  voorbeeld ,  allen  boer  en  fol^- 
ift^^r  te  lKror(féii ;  het  tweede  y  om  hét  wapendragen, 
vitt  geeli  ditnder  ge^ag ,  dan  dat  des  gouvbrnbmehts 
VAN*  BERLIJN,  als 'OodsSienst^  te  leéren  befchonweiu 
Vervolgens  vinden  Wiyf  eèlöe  èpdragt  atfn  Z.  M.  van  om* 
ticllt.  v^f  bladzijden';  een  "vóorberigt  ^  me€  desselfs  na- 
fchrift,  van  vijftien;  eindelijk  de  verhandeling  zelve ,: 
achter  al  deze  voorwerken  tot  aan  dé  unden  toe  vei^ 
fcbanst,  zeven  en  twintig ,  en  dus  even  zoo  veel  als 
de  rest  beflaande  ^  wanneer  wij  tot  het  laatRe  nog  een 
Verste  rekenen,  dat  200  wat  achteraan, komt  hinkeiu 
'  Men  vindt  in  deze  verzameling  een  aantal  drukfou- 
ien,  irooral,  dat  jammer  is,  in  de' geleerde  Latijnrcbe 
jtsmhairngen ,  fchoon  men  ze  in  ons  exemplaar  met  de 
{>en  heef't  zoeken  te  berddlen. 

Ën  nu  een  (laai!  Doch  wij  zullen  er  niet  pm  zoeken. 
Üet  begfn  is  ons  voldoende. 

„Ieder  menscb,  elk  IndMdu^  moet,  •—  is  verpligi, 
Yerfchuldigd ,  om  Gods  wil ,  om  z^ns  zelfs  wil ,  om , 
ter  bevordering  van  aiijn  eigen  welzijn,  om  zyne  eigene 
volmaaktheid  en  gelukzaligheid  te  bevorderen  9  en  tot 
den  hoogst  mogelijken  trap ,  eindeloos  te  doen  klimmen, 
en  in'  eeuwigheid  te  vermeerderen ,  zijne  Naasten  ,  zijiie 
fixedemenfcben ,  elk  Indtvidu^  eiken  mensch,  alle  In* 
iMdus ,  aUe  menfchen ,  die  to(  bet  groote  buisgezin , 
fot  ót\08c(fmmi6 y  waarvan  God,  de  Vadefis»  en  tot 
welke  leddr  mensch,  eïi  alle  menfcheti,  als  zyAckin* 
tfereii  behooren ,  en  ondeflirtg  te  zametf  één  groot  //jmx- 
^5?/»  uitmaken,  lief  te  hebben;  niet  flcchts  gedOrende 
•bet  tijdvak  de^er  nienrcKelijke  Oècomfnie^  in  dit  lefven 
Uer  op  aarde;  maar  ook  na  de  voleindigtng  vati  het^eN 
^e ,  in  een  volgend'  tijdvak ,  w^öiraaa  g^isn  einde  ko- 

dien  zal.** 

Zie! 


/» 


VBRPLIGTING  VAN  ^URI^hNDS  JON^EI<INOSCHAP.  667 

Zie!  op  zulk  ecne  taal  iiK)et  jminfnr^  elk  Jongcifiig » 
des  vermaand,  terllond  te  wapen  vüegeo»  om  2^ne 
Naasten  9  zijne  mjedemenfchen  >  elk.  Indiyidu^  t\\tVL 
mensch,  alle  IndMdus^  alle  njcüfcljeö  ,.uit  loutere  tUf" 
dc^  dood  te  flaan;  en  de  antoninussen,  tra* 
jANUssRN  en  TiTussBN  vau  onzen  tijd  —  tfi*w*' 
r^s  a  dclicié  generis  humani  ^  gel^k  zi}n  Eerw.  Rum 
lapds,  Oostenrijks^  Pruiaretia  en  EngeUnds  V<;yrfien 
noemt  —  zullen  voor  geene  ftilzitters^  als^A^ffM»^// '4 
dtn  bijenkorf^  behoeven  te  vreezen ! 


Staai'^  en  Handclkundige  Bcfchauwing  van  het  Koh» 
niaal  Systema  in  Frankrijk^  met  een  Tafereel  der 
TecAnologi/cAe  Benaming  van  alle.  de  Koloniale  en 
Commercieele  J^iailisfementcn  der  Europeanen  in  de 
mndere  fFerelddeelen*  Door  d.van  hogendorp. 
Uit  het  Fransch  vertatald.  Té  Amflerdam ,  b^  H* 
van  Kesteren  en  Zoon*    In  gt.  Hi^o.  ƒ  x-i6«; 

$  bebben  het  verfUg  van  dit  boekje  een  weinig 
lang  verzuimd ;  doch  beter  laat  dan.  nqoit^  De  Scfarij* 
ver  ia  de  genoegzaam ,  voors^l  te,  f/a^burg ,  bekende 
Franfehe  Generaatl  hooendjorp^  van  wiena  4adeiL 
wy  niets  zullen  seggen»  (}aar  Europa  ze  kent;  ntaar 
wij  hadden  toch  wel  gewenscht,  dajr.de  Spbr$ver  zelf  9. 
tn  zgne  Voorrede,  waar  hij  zoo  luid  dt  dankbaarhdik 
der  Natie  voor  een'  verdienflielpt^  Brurger  inroept,  di^ 
daden  een  weinig  meer  in  bet  oog  badde  gehouden.  Doch 
beichouwen  wij  liever  zijn  werk.  De  Heer  d.  van  90^ 
OB N D  OR p ,  in  zljae  jeugd  langen  tyd  in  de  Oosiindifn^ 
doorgebragt  hebbende ,  beeft  aldaar  de  gebleken  vaa  bet 
fteUel  vw  mpnopoHe  en  uttflmtende  ban^dmaatfcbap*^ 
I^jen»  vooral  die  v)ia  het  Nederlandfehe  bewind,  tet^ 
ren  kennen 5 eH  vleit  zich,deboofdaai)teidingtotafTcba&i 
fing  vaa  dal  ft^Hel  te  bebben  gegeven^  Tfaaiia  (of  lie» 
T«r  bv  bcK  offteUea  vtn  dit  ftukje}  want  w)j  vern^^ 

aeo. 


■ 

»erf ,  dat  hg  zich  federt  naar  BratiUi  begeven  heeft) 

iïk  Frankrijk  gtyt%t\^A^  tracht  hij  te  betoogen,  dat  het 

Kelomak  ftelfel  van  dat  land  door  de  om(landigheden' 

onbruikbaar  geworden  is,  na  het  verlies  van  St»  Do* 

fntngo^xAtt  genoeg*  voortbrengrekn' meer  oplevert ,  ceae 

}&arl^kfche  nadeclige  handelbalans  voortbrengt,  en  dus 

door* een  nientr  moet  worden  vérvangeö*  *  Hii  begint, 

wtt  de  benaming  van  yölkplantingen ,  of  Koloniin ,  voor 

vMt  et abUsfementenAtt  Nederlanders  in  andere  werelddee* 

len  (waarvoor  wij  nieii^en&een  woord  hebben)  ongerchikt 

te  keuren,  en  verdeelt  al  die  bezittingen  dus:  i.)  in 

eigenlijk  gezegde  Volkplantingen,  welke  oï geheel  (zoo 

al^  Kanada\  de  ^^Kanarifche  eilanden  enz.)  of  mtt  in* 

toorhngen  gemengd  (Êoo  als  Spaaasch^ Amerika^  of  met 

''  parken  (gelijk  JVestindie)  uit  Europa  bevolkt  zijn;  a*) 

bandelsetablisfemënteif .eo  faktorijen ,  hetzl)  verfterkt  of 

ooiveriterkt ,  gelijk  de* fgr ten  op  de  kust  vslü  Guinêa^ 

iq  Malabar^  Coromandêl^  op  verfcheidene  Oostindifcbc 

eilanden  ,  en  Canton  in  CfUna ,  alleen  tot  bevordering  of 

beveiliging  des  handels ;  en  eindelijk  3.)  grondeigendom* 

men,  waar  de   bevolking   aan   de   veroverende  Natie 

treémdis  gebleven-,  en  fledns  tot  hare  (>ogmerkeh  dient, 

gelijk  de  Engelsch  -  Oostindifehe   bezitriögen  en  NeSr^ 

tandt  Indiim    (In  zekeren  zin  Icomt  bet  ons  ook  voor, 

dat'Ook  Spaanseh^  Amerika  hiertoe  behoort.)  ^  Hiervan 

^eft*de  Schr^ver  een  Tafereel^  waarop  echter  verkeer- 

del^k^  Cochin ,  en  zelfs  ^Negapatnam ,  dat  reeds  in  1 783 

.is  afgedaan ,  nog  tot  de  Nederlandfche  bezittingen  ge» 

lakend  worden.    De  Schrijver  betoogt  vftrvolgêns  het 

belang  dier  onderlcheidene  Europefehe  etablis  Cement  en 

TOM  Het  Moederland,^  00 'zegt >  dat  de^uitfdiitende  han« 

del  van  Maatfchappijen ,  fchoon  in  i^roegere  'tijden  seer 

dbetoKiUg  «n  voordaelig ,  ihani  zeer ' verdêrfêHlh  is  ,  blij« ' 

kens  den  ondergang  van  al  dié  Maatrcbapptjen  ^tiitgezón^ 

derd  de  Engelfche  (Axt  echter^gëhéelvan  aird  i^  vefan-^ 

dèrd,  en  den  vrijen  handel  naar  de  Oóstindiin*ti^nBZ\n^ 

neer  iiltfluit)en  de  Nederlandfche  Maailfcha{>pij  vanden 

tbeChandd  vMt  China  j  (die  echter  ookfedert  remie-^ 

«      •  tigd 


MSCTHOUWINO. 


6<9 


tfgcl  is.)  FRj  ooraèelt  zeer^örig^iirfi^  otAt  het  beftüuf' 
aé'Ned.  O.  I.  é^mjp.'in  hare  bezit rm gen ^"ilr waar  2§* 
^f'indttgetidom y  tegeii  alle  regelen  va[n  fta^t kimde,* als 
éétiè  faktorif  wHdfe  beharidcfeé'lfwaafblj'wlj  échter  détt 
Le2er  taden,  ook  de  eeer  Ifotfdigé  aaditretkiitgen  vati' 
itn  Generaal- VAN  den  r» o s c  h ,  !n  deszelft*  werk 
over  de  Ntderlandfcht  Betittirtgen  j  itn  vootdtde  V2in 
dat  beftuar,  te  vergelijken);  beweert^  dat  de^affcba^ 
fing  ded  ilavenhandels  die  der  flavemij^  en  deze  den  val 
aller  Volkplantingen  met  flaven  moet  naar  2?eh  flepen ;' ' 
koait  dan  bepaaldelijk  op  Frankrijk^  welks '  zeem agt 
nier  meer  onder  hetzelfde  beftuur  tfiet  dat  der  KólonKfil 
1>ehóort  té  ftaan  \  terwijl  die  KolMiSn ,'  welke  Ttetkctve 
thans  laog^ezit,  ongenoegzaam  «ijh  tot  vervüHliig  dei^ 
behoeften,  veel  minder  tot  buitentandfche  verzending  &  * 
\ii)  troont  niet  zeef  veel  grond,' dat  faktirijen i  Vooraf 
verfterkte  faktorijen ,  thans  even  nutteloos  zijn  hx  In* 
Tff/,  waar  de  ïRn^fchen  volftrekt  meester  zijn,  als  \n 
ÉiigelMd  itM'X'tti  dat  dus  ^  wanneer  Frankrijk  ceiie  Ivo* 
Ibttiale  magt'  wil  .Wijven  ;^  (gelyk'  het  blijven  moet ;  wit 
het  tevens  zijnen^  handel  en  eêhe  zeemagt  ftaande  tiou**^ 
den)  zijn  geheele  Kofoniale  (leHel  moet  veranderen,  tlier- 
tóe  zijn  Oeclits  twee  middelen ;  vergrooting  of  vermeer* 
derde  bloei  der  thans  beftaande  Volkplantingen ,  'of 'ojv 
rigting  van  nieuiirei  Tot  het  éerftè  is  geene  karis,  daar 
de  grond  der  Westindifche  eilanden  bepaald,  de  flaven- 
handel  afgefchaft  is ,  en  er  gebrek  heerscht  aan*  geld  en 
aan  handen*  De  eerde  zwarigheid  bellaat  wel  ai^tna 
Fransch* Guyana  en  den  Senegal  (op  het  vasteland)^ 
maar  in  volle  kracht  de  drie  laatHe»  Uit  ln(liê  kgn 
men  federt  de  a^ehheèrfching  der  BrUtcn  geen  heil 
meer  verwachten.  Er  fchiet  dus  niets  over,  dan  het 
oprigten  vtu'-rdeuwt  etablisrementen ;  en  hiertotethitil 
weder  drie  wegen  open:  aanlegging  van  geheel  nienwe, 
ónbevolkte  Kolaniin ,  of  verovering  van  reeds  be{^ailf* 
de  landen  tot  het  verkregen  yzngficndeigendom ,  öf  vf«èd« 
zame  overeenkomst  met  halfbelchaafde  eilanders to^1let 
aanleggen  van  gemengde  Vt>lk}lantirjgen.   Ilct  f ertte  Zf}f 

■       '  "•*     te 


•  l 


670        D.   VAN  HOGBNP0  9.P9  BSSCHOÜWlNdl 

te  yeel  kosten »  en  toch  te  niet  loopen,  door  de  onn»* 
gelijkheid  voox  Europars^  om  den  arbeid  in  de  heete 
lucbtflreek  (de  vruchtbaaffte  tot  bet  aanwinnen  vaa 
kostbare  voortbrengfelen)  te  verrlgten;^  het  tweede  sou 
onz.edel9k.t  gevaarlijk,  kost  baar «  en  mede  zeer  pnaeker 
zijn;  er  fcbiet  dus  alleen  het  derde  over,  waarvoor  é% 
SchrQver  zekere  i:egelen  en  beginfelen  aan  de  hand  geefCt 
I^9ar  welk  land  of  eiland  zou  daartoe  wel  het  gerchikt* 
fie  wezen? De  Schrijver  loopt  de  vier  vreemde  Wereld» 
deelen  door ,  en  toont  9  .dac  al!es  of  reeds  bezet  ,*  of  on*  E 
^efchikt  tot  het  oogmerk  is ,  (behalve  misfchien  de  West» 
kust  van  Afrika  9  4^f^b  ook  flechts  gedeelteüik)  en  dat 
alleen j  bet  eiland  Mad^^^scar,  all^.  vfreischten  tot  dat 
einde  vereenigt ,  tot  welks  KolonifaiU  hij  dus  den  rat4 
geeft ,  wederleggende  eindelijk  d»  tegenwerpingen  «  die 
tegen^isljn  ftelfel  gemaakt  kunnen  worden ,  en  befchr^ft 
tot  dat  einde  Madagascar  als  een  by  uitftek  vruchtbaar, 
en  door  zachte ,  voor  befcbaving  vatbare  ^  eilanders  be» 
volkt;.bij  geeft  eindelijk  den  raad ,  den  handel  van /'rtfnjlr- 
rijk  óp  Itutii  volkomen  vrij  te  (lellen ;  doch  niet  dien  of 
Cyii/itf  ,  welke  aan  eeiie  Ma^tfchappij.  moest  worden  toe* 
vertrouwd.  Wij  vreezen,  dat  de  uitvoering  van  dit 
ontwerp  op  de  moeijelijkheden ,  den  aard  der  inlander^ , 
en  den  Engelfchcn  handelsnijd,  (ten.  onzen  aanzien  zoo 
Heilig  gfcbleken)  fchipbreuk  zou  lijden^ 

De 'Vertaling  is  hier  en  daar  ftootend , .  ep  vol  G^iA 
liciimtn. 


KitdiehM  van  r.  u,  van  sou  er  en.  Gedrukt  voor  Reke^ 
ming  ^an  den  Dichter.  Te  ffadrlem^  bij  F.  Dohn.  1819*  /» 
gr.  Zvo.  mr^  ip6  BI.  ƒ  1*  ia-: 

■       • 

dÊMttftfffifhen  AlmoMQh.  rmk  Nut.  eu  Ftrmatk  Vêór  ket  Jae^ 
^  ii%o\  dóór   het  Antwtrf%ch   TaeU  m  DifhtUeveud-  Gemséêk 
ffhap9  ander  de  Zin^J^rmk:  Tot  Nut  der  Jeugd.    ZesA 
Jaett  Utile  Duici.  Har.    T Antwerpen ,  bij  Aocelle.    In 
kt*  ivck  Xn^  9KBi.fi^i6^i 

Wonderlijke  cembinatie!  niet  wssti  geUerde^  ^^  wij  aeenen 


ft«  H,  VAN  8  0JiE.R£M^  OftDICBTEM*  ^71 

geUrde  Lezerr?  —  »  Jt  wel  woQderU{k{IV  -r-  EBievc,  ge- 
duldl  Schijn  bedriegc,  eo  het  Vlugge  oorded  is  dikwerf  kio* 
kende  bevonden,  -r  ».  Mw  bpie)  Eery  pr^uft  vtn  de  Zoi- 
deiyke  en  Noofdèiyke  drpkpers^,  een*  \iwit]  Qedichcoo  ea 
een'  Almanak,  bij  elktpder  te  zeuen?"  r-  Nn  ja!  Is  dat  na 
niet  broederlijk?  J^uiTi  om  de  waarheid  te  a^ggeo»  daaroa 
was  bet  juisc  niet,  —  ^  Maat  watrom  dan?*'  —  Eilieve, 
gednldl        :..     .     .  '  \       / 

Onder  de   voor (|and  era  der  yaderlao^fc^C  taal  >io  het  vooiv 
malig  België  dieiit  |i|  de .ef file. plaau  genoemd- en  geroemd  te 
worden  ji  f.  w  i  l  l  eji  s ,  Arcbiyirias  t^  Aj^^mrptn ;  een  man, 
door  taal-,  dichc-9tQoih  en  oadfaejd^ffmie  niet  alleen,  maar  00b 
door  zachte  en  hqlf  vtardigt  zeden  (c  roemeiii    Deze  en  an* 
dere  Antwerpenaars  met  vaderlandfche  harten  zj^n  leden  van 
een  Genootfchap  t^  Nut  der  Jeug4%  d^t  geeoe  poging  fpitrt, 
om    knnde  en  fmaak  .vopr  Neder]findf<pl|e  leic^etp  te  bevorde- 
ren,  }at   wat. r neer  ia,   v^becerd  .Qn4(^rw|}s  voor  te  ftaaa. 
Met  vreugde  vernpm^  wy,  4*^  ^dit   Cenootfchap ,  de  uit- 
gever  van   dezeji  Alrngmtk,   dffzer    4^ig^Q  ato  Koninklijk  H 
gelnftalleerd  geworden,  ^  tt  f  egt;  )iet  houdt  den  Koninklij- 
ken weg,  nameiyk  dien  van   zich  zelf  niet  te  verzaken,  vt« 
derlandfche  taal  ($,iMM!KikftV!f»il^  d^  Htf f^n  van  i^lle  jveldenken. 
den  te  vibneii   door.  ;McltfJKl<^a; zaken  4oor  menfchea  tt 
veit)inden,  en  tlzoo  :alle  reik:  ooeenlgb^ld  op  te  losfen  itt 
perfcnele  harmonU..  Dit  Oenootfchap  ttefï,   bi^kens  dezea 
jilmanach^M^  gelQh  eto  Ntosdé  tHel  te  keonen  ^eft,  iU^^ 
gel' werken  in  rifm^^en   enHym  jenz.,    bekvatoe  lieden,  bixi- 
oen-  en  buitenleden  onder  zich.  Onder  de  binnenleden  ia  voor^ 
zekerde  Heer -wix.!  bics  de  0erte;»en  leae.flechts  den  tnn- 
hef  van  het   dichtaak   He$  HinwelyÈêllfeyi^  in  dezen  bttsdd 
voorkomende: 

^allg  is  niy  't  huw^Iyk/;    . 
'R  ben  geinkkig'  dotfr  myn  Gade* 

Door  nïj^n'  klpd'rei)  ben,H^  ryk. 
*K  zin^  den  w«U^<(  daer  *k  in  bade ,  . 

*K  zing' 4e  vreti|;dep  van  d^  £cht: 

Myrf  gezangen  2 jn  opregt. 


.  > 


•  •  •  * 

TC  wil  deö  gceitdriflf  die  myieyj 

•  '  In  Wjfn  véêrzen  overgiiecen.j 

*K  wil  een*  craen  vao  cederhi!yd 
Uyl  hèc  oog  ^an  hen  doen  'vlieteti 
Öle  gevoefen  wat  ik  vóeli 

•  '      l'ref  ik  dit.  Ik  tref  öy»  docU 


•     '  •     a  »  > 


ï 


t     •    ..  •     « 


«•  .    •     >    « 


Kofii ,  m  jrn  dierbrê  f  u^  eerst  gekust  f 
Eefst  'u  in  iftyn^  ató  gehangéèf^  • 

£n  dan^^lytlgen  tiset  lusr^ 
Myae  dtchctaek  aengüvangeo. 

Ó,  -gy  2yt  tiiyn'  Möfe ,  gy. 

Want  uw  oog  begeestert  «y  I 


4t  ••.  ^ 


f       .  f'   ,     o  » 


Zalig  i»^  <fca  édstebètid; 
De  Almagt  bééflt  hem  'zelf  geftreirgield:  — ^ 

Hééft  de  Vrotiw  den  ïnaff-vlrpiöd' 
Èri  hun  Veyyèr  Z'y»  verengetó*  • 

Door  den  zegen 'vtB^zi)D'  hand. 

Zalig 'is  den  EehCeband*  .r\-.    -... 


•  -•  ■ 


,», .. . 


Adam  Crtntfdè  In  Edeiff  gaerd^  '•   • 
6chodn  de  Vreugd  hedi  ilaég  omzweefde^ 

Ëenzaetit,  ydel  was  hem.  xl*tecd :  :.   . 
Toen  rprak  God  -*  en  £va  ieéftie# . 

•*T  fchödnSfte  fchefifbi  was  de  Tfoiïw,. 

'T  hoopt  gelnk  wta  d*ëAte(CMwK:  .. 


^  •>  <  .lilt 


Jft,  de  woaw.,WM  \  hoogfte  go«dt;  . . 
Adam!  u  iTan  Godgeg^éveo»;., 

Dóór  haer  zuyvres  itefdegloed 
Kréég  uw  leéven  een  nieuw  leéven. 

tn  *t  volop  Tap  haer  genot,      ..   , 

Wierd  ge  céfr  SpjiepEer  öüdét  tïód,.  - 

Adémi  't  heyt  Van  uwen  (taiet, 
CK.  dank 'het. dè  Almagt  Vrqeg'ei!  ^^it) 

Smaek  Ik  óók  in  volle  maèt ,  /     ^ 
In  den  arm  der  beste  Gade. 

*K  vind  uw*  wellust  in  haer'  fchobc 

'K  ben  uw*  Paradys»genoót« 


> 

\ 

t 

1 

• 

1 

/ 

- 

T 

Wia 


ké  n.  VAN  ÉOMfcRtN,  dlDICHfCÜ.  6fi 

Wie  hier  om  een  kegeestert^  waarvan  bU  de  kracht  en  het 
tocak  gebruik  iiiec  kent,  den  heerlijken  Hanleg  van  een  groot 
Dichter  voorbijziet,  —  tegen  henl  tpxAtn  wU  niet;  hij  ii 
door  harmonUi  dat  i^  lieTde»  noch  bezield^  noch  begeesterd i 
maar  allen  anderen  zeggen  wij ,  dat  het  ons  groot  genoegen 
doet,  dat  de  tweede  Klasfe  dei  Koninklijken  Inditnuta  ge* 
toond  beeft  den  HeerwiLLEMa  te  onderfcheiden ,  door  hem 
ftls  haren  Correspondent  te  benoemen.  Zijn  verdienftelijk 
werk  over  de  VUamfche  Dicbtera  doét  ons  den  man  vaq 
kunde  in  dit  vak  kennen;  gélQk  ook  in  dezen  Almanak»  door 
de  Leêvéns^berigten  i^an  Dichters  ^  Jie  te  Antwerpen  gebpóret^ 
tjtty  bewezen  wordt. 

Eenen  tweeden  Dichter  van  bijzondere  verdienden  trc^r: 

wij  in  dezen  tydw^zer  aan  in  m.  j.vandsr  MAESENyV^^dr 

weinigen  tijd  overleden.    Deze  brave»  zachtgeftemdc  en  x> 

kwame  man  wofdc  (e  regt  betreurd  döbr  z^ne  vrienden;  a*. 

inderdaad,  het  G^nootfchap  veHiest  vee!^  zeer  veel  aan  he.~^ 

die  weleer,'  too  wy  ineenèn^  Secretitril»  laltit  fioekbewar% 

der  in  hetzelve  was.    Men  oofdeele  over  z^ne  gevoelens  en 

dichttrant  uit  deze  regels 'van  het  gedicht:    Hoe  lang  zal*  f 

dueren? 

Tfenr  niet. langer,  dengdzaem  hart^' 

Sta6g  vervnld  van  rotiw  eii  fmatt. 

Ach  1  vergeet  die  pyn!yke  neren !  • .  é 
2iet  gy  de  ondeugd  vol  geluk, 
Daer  g^  kwynt  ftoór  angst  eo»druk; 

Troost  n ,  want  Hoe  lang  zal  V  dueren  f 

Laet  den  laster,  onbefchroomd « . 

Vry  vertellen  wat  hy  droomt  i 
Ze\r$  al  moest  gy  ?t  hard  beznerens  r   , 

Hy  verwint  de  waerheyd  niet  t 

Baert  den  laster  n  verdriet. 
Denk  gemat:  Hoe  lang  zal  V  duerenf  -^  f        *^ 

Laet  den  vrek,  die  *t  nietig  geld 

Boven  de  eélfte  gaeven  ftelt, 
^T  jaeren  lang,  verrukt,  begluereni^ 

£ynd*lyk  rand  de  dood  hem  aen; 

^l*  geld  moet  naer  een  Neefje  gaen, 
Vraegt  gy  nog:  Hoe  lang  zal '/  doeren? 

EOBXBSSCQf  1(20,  M0«  l6.  A  ft  i  WalT 


ANTW&RPSCnE  AtMANAK«, 

W«er  den  Godsdienst  criomfeérCt 
Word  de  (Itecshulk  geregeerd 

Vao  bekwaeme  Pslinuereii*  -^ 
Heylryk  is  hec  volk  dat  God 
£erc  eo  dient;  maer  al3  hec  fpoc 

l^let  zyn'  Leer  ^  Hoc  lang  zal  V  dueren  ?■ 

Houd  een*  vorst  den  Handel 'vry» 
Dan  2yn  vefd*  en  HedMing  bly; 

Wel  vaere  vloeyi  in  huys  èn  fchueren;  -7. 
Maer  belemmert  by  die  bron, 
Waer  hec  Ryk  nyt  pacten,  kon  , 

?K  vraeg  u  dan^  Hoe  lang  zal  V  ducnnt 

£d*le  Liefde  l  nooyt  geCnaekc 
Dan  als  *t.  hart  vóór  immer  blaekt , 

^oop^  kan  m*  u  niet,  noch  fauerenf».. 
Wulpsch  vermaek,  bezorgd  voor  goud, 
Laetniet  flegts  de  harten  koud, 

Maer,  helaesl  Hêe  lang  zal  V  dueren^ 

Waere,  doch  verheven*  tael^ 

Zonder  yd'len  woördenprael , 
Kan  alleen  het  hare  aenvueren: 

Valfche,  drooge  tael  verveelt;! 

Hem,  die  ilegc  met  ivoórden  fpeélt, 
Vraegt  men  hae<c  c  Hoe  lang  zal  V  dueren  f 

Drama «fchry vers!  ^die  uw'  held^ 

Tot  het  pleegen  van  geweld, 
Leyd  langs  dè  yslykfte  avontueren, 

Gy  verdriet  my ;  —  maer  niet  ligt 

Als  Molière  al  lachend  (tigt. 
Elaeg  ik  van:  Hh  lang  %at  V  dneren  ? 

■ 

Hy  die  fiooy t  krakeel  verwekt , 
Nooyt  zyns  naescens  eer  bevlekt , 

Word  bemind  van  zyn*  gebueren ,  ^ 

Ja,  van  gan(sch  de  ftad;  —  maer  hy..«« 
—  Doch  ik  voeg  hier  niets  meer  by. 

Eer  men  vraegt:  iBoe  lang  zatU  dueretif 


Mea 


&•  iC  VAN   SOMBRBN,  qfit>ICHT£Ei.  f^S 

Men  yindc  ook  vin  desen  tAMosa  vaksbn  hier  eenigé 
Ü8t\)e  Franfche  verzen.  Behalve  deze ;  levert  alhier  niec  on« 
beltogrijke  dichterlijke  by dragen  in  de  moederfpraak  het 
'  Ancwerpfche  lid  ji  a.  a tips»  om  hier  van  anderen ,  die  wij 
op  de  lijflc  der  leden  vóér  den.  Alotfn^k  niet  gevonden,  heb* 
ben,  te  zwijgen; 

De  Franfche  prozaflnkje^^  gecéekend  J.  D«,  vonden  wij 
"Vin  weinig  belang,  en  ook  niet  gepaste  Ingebonden*  ftyi 
moge  dan  nog*  het  Franse^  in  eene  dergelyke  verzameling  ge* 
üuid  worden,  in  ongebonden*  üijl  moeit  het  geweerd  zijn, 
bovenal  wanneer  het,  gelijk  in  deze  van  J«  o'*,  wéinig  be« 
Is(ngrijk  is ,  en  dè  ware  harmghie  geenszins  bevordert.  (W^ 
treden    liever    thans  in  geene  bijzonderheden.) 

Niet  alleen  de  binnen-;  maar  ook  de  bölteöleden ,  waaronder 
ïnannen  van  naam  nit  de  Noordeiyke  ge  westen,  heb  ben  bijdragen 
geleverd;  zo6  als  de  peeren  töllbn^  en  immii(zeel. 
Niemand ,  échter,  van  de  binnen»  of  buitenleven  heeft  eenezod 
doelmatige  en  voortreffeiyke  bijdrage  gegeven  al^  de  Rotter* 
damfche  Dichter  r.h.van80Me&£M»  wiens  bundel  wit 
daarom  tegelijk  mee  dezen  Almanak  hebben  aangi^koudigd; 
jfa,  hoe  veel  friais  er  ook  In  de  afZonderli|ke  verzameling 
van  gemelden  Heer  zij,  geen. gedicht  trof  ons  als  bet  vol' 
gende  in  den  Almanak^  Aan  di  Noord  en.  Zuid  Nederlanden ! 
hcftwelk  wÜ,  om  vele  redenen,  geheel  overnemen. 

• 
Broeders!  komt,  de  borst  aan  een; 
De  armen  in  elkaar  geftcengeld  I 
Broeders  1  land  en  lotgemeen, 
.   Al  nw  wenfchen  zaamgemcogeld  I 
Gul  en  goed  den  vriendfèhapsband 
^        Naauw  gevlochten  om  elkander, 
"     En  in  't  eigen  v«ierland 
Ons  verfmolten  de  een  met  d^lBde^• 
£n  tot  zuiver  zielakkoord' 
Ons  vereend  uit  Zuid  ea  Noord! 

Zou  belaflg  van  'c  ééne  deel  9 
*ï  waar  belang  van  't  ander  krenken? 

Zou  de  heilbron  van  *t  gekeeld 
Enklen  fledits  met  zegen  dfenken? 

Netn{  —  *t  belang  van  Noord  en  Zuid^ 

Aaa  3  Loopt 


/• 


47€  i(IITWUP8CIIB  ALMANAK* 

Loopt  in  *t  eigeo  ^oc  €«  zamen; 
*T  is  een  cirkel  die  sich  (luie. 

Schoon  hy  «fwykc  to  de  namen; 
'T  is  een  c'zatoigeftroaaide  vloed, 
Dieo^  geen  dam  mier  fcheidea  moet» 

Of  KOU  andre  vtl  vin  fpraak. 
De  eigen  cailbezicters  deelen  f 

Vreemde  klank,  mee  meer  vermaakt 
Zoeter,  inlandfche  ooren  (breien? 

Zou  een  Belg  zyn  afkomst  waard  y^ 
Eigen  taal  met  afketer  hooren? 

Neen,  —  zóó  laag,  zóó  fnood  van  aarc 
Word  geen  ware  Belg  geboren* 

Zulk  een  vuile  zwarte  blaam 

Kleefde  nooit  op  Neérlands  naam. 

Laat  dan  razen  dol  van  wrok, 
*T  wankroos t  van  onze  eigen  moeder^ 

Hunkren  naar  't  terbroken  jok     ^ 
Vanden  beul  in  fchyn  van  broeder,    * 

Schimp*  het  vry  op  d'ouderfchat  j 
Echte  zcnén  dier  en  waardig; 

Jï^eérland,  op  dat  Erfgoed  pret 
Bl^ft  voor  zyn  behoud  (lrydvaardlg| 

Met  de  Pen  en  met  het  (laar 

Waakt  het  voor  de  moederuaL 

Ja ,  die  taal ,  soo  ryk  en  zoel 
Om  er  't  hart  in  nlttegieten, 

1$  van  't  erflyk  ondergoed,     .. 
!T  best  dat  zy  ona  agterlieten* 

'K  zag  een  vyand ,  gram  en  (hood ,  i 
}tfen  lang  hnn  erf  verdrukken : 

Maar,  dat  edel  taalkleinood 
Kon  hy  nooit  hun  kroost  ontrukken* 

Voor  wat  pronk  van  blinkend  kaf. 

Stond  het  lipoit  een  parel  af*      .  . 

O  f  die  parel  fraii  genet 
iDoor  de  kenners  van  hur  waarde. 

Word,  met  vorstiyk  goud  omzec. 
Binnen  kort  de  Lust  der  aarde. 


Ar. 


é 


^  &•  H.  VAM    f  OME&SII»  OBDICHTU.  (jff 

Afgefpoeld  van  ^t  yreemde  flyk 
Toonc  se  ons  Lutofs  (*)  ia  hatr  glorie; 

iftüems  zee  baar  glans  te  prykj 
In  het  licht  der  Laodbistoriet 

En  zoo  wtl  uic  Zuid  alt  Noori 

Stygt  haar  lof  op  ién  akkoord. 

Broeders,  te  éénen  Hond  geteeld» 
Te  ééner  tyd  mee  fmarc  gedragen » 

In  het  uur  der  Moeder weeld\ 
Van  denselfden  band  oncflagen» 

Uit  dezelfde  volle  bron 
Aao  twee  fprongen  mild  gevoedderd 

£n  zoo  teer  een  Moeder  *t  kon 
Door  liaar  band  gelyk  gekoesterd, 

Zaïm  gekweekt  en  zaam  gellreeld..«« 

Nfior4  en  Zuiditié  daar  uw  beeld» 

tflaar  ala  zulk  een  cweelingpaar 
Wreed  gefcheiden  door  hun  hoeders. 

Na  verloop'  vm  menig  jaar,  ^ 

Zich  herzien  tls  dierbre  broedera. 

Als  van. ver  tot  één  gevoerd  |. 

In  elkanders  wagtende  armen 

Zy  zich  dan  verheugd»  geroerd 
Aan  elkanders  borst  verwarmen.. •• 

'K  vind  dan  in  dit  fchoon  tafreel, 

Neérlandl  thans,  ow  beeld  geheel. 

Och  I  wen  breekt  die  dag  eens  aan  ^ 
Dat  de  mMm  van  Itoord  en  Zuiden , 

Door  het  nakroost  onverftaan. 
Vreemd  bet  7.a!  in  de  ooren  Iniden? 

Als  op  eigen  adel  fier 
Bn  door  eendracht  groot  van  krachten, 

Neérland*s  Msagd  met  konings  zwier 
Zich  weer  plaatse  by  de  eerfte  magten 

(*)  Zonder  iets  te  willen  onterékken  aan  den  roem  vao 
.  den  Heer  Si  u  i,  o  f  a,  badden  wQ  liever  hier,  eetf  anderei  naaiii 
cahad» 

Aat  s 


ITWEtPSCTB  ALlIANAir« 

'*  en  Maas  en  5"^^/;/ 
zeeën  wetten  fteltj 

■ 

Belgen!  'c  hart  aan  één! 
n  elkaar  gefirengeldl 
ld  en  lotgemeen  y 
hen  ziamge mengeld 
;oed  den  Broederband 
}Chten  om  elkander 
heel  het  vaderland 
leen 9  de  een  met  d'ander 
lOQic  te  breken  koord 
lakeld  Zuid  en  rfoordl 

eel  fchoons  in  dit  gedicht^"^  Troii vens  ^  de 
sr  yAR  8  OM  CE  E  lü  verdient  in  het  alge* 
nift  alleen  wegens  dichterlijke,  maar  ool^ 

denkbeelden ;  hetgene  wjy ,  nic  plaatfge« 
end   Nommer,   by    het  befchopwcn   van 

nader  zullen  trachten  te  ftaven» 


r 


fin  dienjfe  van  onderfcheidene  Cèdsdienftige 
»,    dêor  F.  H.  vos.  Schoenmakersgezel  te 
incie    Groningen. y    Uif gegeven    door   het 
hebbende  tot  sdnfpreuk: 
oefening  in  toon*  en  m^atgf^zang, 
ïrbeteriilg  van  't  ftfchcfök  Kerkgezang, 
f/  R.   vpn  proenenbergh*    1819.    In  gr. 

^t|  wia^om  bij  den  naam  des  jfchrij verf 
den  titel,  worde  iiitgedrukc«  Het  doel 
(lukje  ia  ze^  goed.  Vopr  nladappen  ia 
?  voi  ook  zoo  zeer  geene  verfchoonlng 
de  poëtirche  waarde  betreft,  eenige  re» 
I  welke  het  blijkt ,  dat  V  0^1 ,  onder  goe. 
D  mef.  de. lezing  van  goede  PoSzij,  ver- 
vindt  men  bier  niet  veel  meer,  dan  eeili- 

8» 


ge  iHcbcdy ke  en  witriyk  Trome  gedücbteo  vrij  wel  bttijmd. 
Niet  fllMJd,  ecbter«  Voqnl  maakt  bij  telkenf»  even  ah  in 
de  siofpreuk  van  bet  Geselfchap,  de  e  lang,  en  betrennc 
2icb  niet  om  de  ximenfladciog  van  twee,  klinken ;  daarom 
lezen  HviJ:  ,,  een  pracbtig^  een  deftige .  vertooning.  Door 
^  (teeltend^  en  teederl^ke  klanken.  Daar  bQ  bet  volgende  id 
^  jnicbeod  fpreekc  ;"*  en  zoo  is  bet  gedurig  weder.  Had  bQ 
dickminen  vermijden  ^  zQne  verzen  hadden  zicb  dan  toeb 
beter  laten  leien.  Lam  is  ook  deze  versmaat:  Dat  ênte  t$&n 
ée  yUjf  bêkm  Her  waardige  yoorGAXSgerst  W^  willen  echter 
vos  niet  toeroepen:  ,, Schoenmaker  1  bond  u  bij  uwe  leettp 
alsof  wy  bem  ontraden  wilden ,  om  voort  re  gaan »  op  zijne 
Vfiize^  godidtenaig  nut  te  ftichten;  dit  fchym  de  man  te 
2oeken »  en  den  Goifsdienstleeraar  niet  tegen ,  maar  in  de  band 
te  willen  werken.  H^  zal  dan  ook  wel  naar  goede  aanw^ 
zingen  hooren  willen ,  en  zelf  goeden  raad  zoeken.  Zoo  wQ 
ons  niet  in  liedi  bedriegen,  ware  bet  te  wenfcben,  dat  men 
sijnen  geest,  in  de  zoogenoemde  vrome  Gezeircbappen;*  wac 
meer  aancrofe»  Men  overtuige  zich  hiefvan  nit  dit  linkje 
zelf.  Een  zescbalf  is  bet  wei  waard» 


Eugenia^  of  het  Leven  in  Geloof  en  in  IdefA.  Naar  h$t 
Hoogduitseh  van  r.  p.  wilmsen.  Predikant  te  Beriijn^ 
Te  Am  fier  dam  ^  hij  ten  Brink  en  d^  Vries.  1820.  In  gK 
2yo»    474  Bt.fz-\s** 

Als  een  bQzonder  voorregt  van  den  tegenwoordigen  tijd  mo« 
•gen  wi)  b^t  aanmerken,  dat  vale  gefcbriften,  veel  meer  dan 
wel  te  voren,  den  (tempel  dragen  van  wareGodsdiendigbeidt 
waarbij  bet  gemoed  der  lezers  en  lezeresfen  met  heilige  ge- 
zindheden vervnld  en  tot  de  odellle  neigingen  en  handelingen 
on t vonkt  wordt*  Hoe  vele  Romans  leverden  ons  niet  de 
hatstverloopeoe  v^f  en  twintig  jaren ,  waarin  laffe,  onzinnige^ 
ongdoofemke  en  ongeriümde  varzieringen  de  jeugd  In  eene 
denkbeeldige  wereld  verpltatften  zonder  eenig  zuiver  doel  >or 
nnt,  en  meer  dienden  om  de  verbeelding  te  prikkelen,  otu 
▼ei^^noegd  te  maken  met  den  (hmd ,  dien  zQ  in  dit  leven 
vervullen  moet  >  en,  door  wezentyke  misleiding  van  verfiand 

A  a  a  4  en 


eti  Imrt,  tet  lniitei)()K)fig!ield  te  Toeren  I  Ttisi»  idemc^  fii 
}  Tcle  opdgten ,  eeo  reiner  freeic.  Men  fchetsc  cooneelei) 
[  uil  de  wereld,  zoo  tlf  zlJ  bellatt;  men  wiJzFgt  dezelve  toc 
een  zuiverder  doe)  \  men  fctailderc  den  menicb ,  -  zoo  alt  hQ 
'  knn  en  noec  leven,  om  tan  al  zijne  verpligciagen  cf  deze 
'  '  narde  te  v/oidöen ;  en  menigmaal  zijn  de  fehilderijen  mee  zul* 
ke  tinten  van  echt  godsdtenflig  en  christeljtlk  gievoel  opge^ 
lulaterd,  dac  zy  perfonen  en  handelingen  in  een  beminnelOk 
Uchtdoen  voorkomen,  waarin  achting  voor  menfctoiwande 
en  voor  de  deugd  de  prtfawaardigfte  voomemena  en  beflniten 
vormt,  den  raropfpoed  lenigt,  en  bet  Vertronwea  op  den 
Algoeden  bevestigt*  Het  zj^n  die  fchriften  vooral,  waarin  de 
vaardigde  ftanden  der  maatfobapp^  van  de  aangenaamfie  en 
nuttigde  zyde  worden  vporgcQeid,  die,  daar  zQ,  Gode  zQ 
danki  aU 'zoodanig  nog  in  werking  zijn,  ooa  den  leefUfd 
doen  zegenen,  waarin  het  oni  gebenren  mag,  dezelve  te 
aanfchouwent  en  ons,  met  een  blij  voorukzigt,  te  verbein 
£en  over  den  zedelQken  gnndlgen  invloed,  dien  zoodanige 
tafereelen  op  het  niet  geheel  verbasterd  gemoed  gewisfel^k 
moeten  te  weeg  brengen.  Onder  deze  (landen  bebooren  die 
van  Christenleeraar  en  van  Opvoeder  der  Jeugd,  welke,  zoo* 
dra  zij  aan  hunne  ware  beftemnring  voldoen,  onder  de  genie* 
getidde  middelen  moeten  gerekend  .worden ,  om  het  volgende 
geflacht  toc 'betere  inzigten  en  handelingen  op  te  leiden. 

Met  wezeniyke  blijdfchap  dellen  wU  het  oni  ten  pHgc, 
om  het  alhier  aangekondigd  boek  allerwegen  ttn  te  bevelen. 
Eugenia  is  de  dochter  van  Fredenber^^  deq  Heer  vfn  her 
Dorp ,  door  rampfpoed  ongelukkig «  doch  naderhand  berdeld. 
Hare  moeder  geeft  baar  eene  goede  opvoeding;  doch  dezelve 
wordt  voltooid  door  Sêhna^  de  dochter  van  den  zeer  waar« 
digen  Predikant  Eerman ,  en  naderhand  door  deszelfs  trefie- 
lijken  opvolger,  Buneu^  die,  om  hun  uitmuntend  karakter 
geacht  en  bemind,  overal  vrede  dichten  en  het  maatfchappe* 
lijk  geluk  bevorderen.  De  laatstgenoemde  overreedt  haar» 
nadat  zy  bij  eene  oude  nicht  tot  gezelfchap.  heeft  ingewoond» 
em  leermeesteres  te  word^  in  eene  nieuw  <^gerigte  Meis- 
jer-fchooly  thet  behulp  vae  andere  vriendinnen,  en  ook  van 
eenen  zeer  bekwamen  Gouverneur,  EmsU^  die  .zich  alle  nic 
de  zniverde  boginfeien  tot  dit  gewigtig  en  nutdg  werk  ver- 
binden,  Eugenia  begeeft  zich  eindeltfk  met  dezen  bciven 
{pm  in  be(  l^uirei^k»  do^bmeg  «ieb  Hechts  drie  jar^  in.  die 


SÜGtMA*  ttV 

gttok  ▼cfkêogeii,  wanneer  zU  hem  d«or  den  dood  veHiefC 
Zij  rindc  ktrcii  troost  tileen  in  den  Godidientc  eo  io  het 
i»erbaar  pa«d  van  htreo  echt,  dat  xU  even  sorgvnldig  qp- 
vocdt ,  als  het  evenbeeld  van  haren  hnwelijkavrieod. 

Zoodanig  ia  het  eenvoudig  beloop  vtir  dezen  Roman ,  voor 
looveel  het  hoofdvooirwerp  betreft  der  gefebiedenis.      0e» 
«elve^  echter,    la   overd  doof  «reven    met  de  verfcUlItnde 
voorvallen  van  andere  perfpnen ,  die  tot  EngêMia  In  betrek* 
^iog  (laan ,  als  van  hare  ouders ,  haren  broeder,   bire  magen 
«o  vriendionen,  die  alhier  een  belangrijk  voorkomew  hebben» 
on  byaondcnyk  van  de  Predikanten  Eerman^   die  baar  tot/ 
lid  der  kerk  aanneemt,  en  Bunou  tn Lint^ndaai ^  die  baar  van 
liid  tot.tyd  den  zorgvoldigfteo   raad  mededeeten.    Hare  eige- 
ne opvoeding,  van  de  eerfte  kindschheld  aan  tot  op  gevorder* 
den  leeftUd  en  eigenen  levensftand ,  haar  omgang  met  hare 
^fmSf  hare  vcreering  v«n  den  ftervendeo  Eerman,  bare  be.- 
proevingen  in  verfcheidene  ongevfillen ,  vooral  dan ,  wnnneer 
2y  fchanddUk  belasterd  wordt,  of  zich  in  den  echt  begeven 
zal;  dit  alles  Is  nitnemend  voörgef^eid,  att^d  gepaard  mee 
die  zedelijke  en  godsdienftige  llrekking,  v^elke  hare  inneriQke 
waardU  met  zich  voert  en  tot  opmerking  en  navolging  dringu 
j>e  karakters  der  handelende  perfonen   ioopen^  oodanka  hec 
fchijnbaar  eenzelvige,  zeer  goed  uiteen,  zooder  overdrUving; 
Allea ,  in  één  woord ,  Is  Natuur ,  hoedanig  wij  ieder  tooneei 
op  zich  zelf»  en  alle  tafereelen  te  zameo  genomen,  van  eeneo 
bekwamen  Schrijver  mogen  vorderen*   De  wenken  voor  hoia^ 
felijke  en  fchoolfcbe  opvoeding,  voor  godsdienaig  onderw^fs^ 
zonder  zich  tot  de  eene  of  andere  ketkeiyke  gezindheid  ce 
bepalen,  en  tevens  voor  he(  echtelijke  leven,  zQn  door  hec 
ganfche  boek. benen  voortreffelijk   gegeven;    en  het  geheel 
▼oldingt  des  Schrijvers' oogmerk,    om  alhier  duidelijk  te  lee» 
jrcn,  dat  «geen  Xland  of  beroep  in  dit  leven  inderdaad  geluk* 
Ug  kan  z^ft  zonder  de  ware  GodsdieniUgheid!  des  gemoeda » 
txk  dat  alleen  bet  eerbiedig  venrouwen   op  Gods    aanbid* 
é^iik  beftonr  gefcbikt  is,  om  de  gewone  rampfpoeden  der 
wereld  te  matigen  en  heldhaftig  te  overwinnen. 

Uit  deie  korie  opgave  zuUeft  onze  l^ezpra  en  Lezeresfini 
van  zelve  bet'  goedkeurend  oordeel  opmaken,  hetwelk  w|l 
0«er  dezen  arbeid  van  dev  BérlijnfikenLeeusLT^  wilmszii # 
ipogen  veUen.  Reeda  andere  veelvuldige  gefchriften,  fomp 
i»%e  ook  in  h0C  HoUandicb  vertaald ,  hadden  hem ,  vooral  19 

A  a  a  5  hec 


tfto  r«  V.  V I LM  SLE N ,  KOGBRIA. 

Bet  Huk  vsn  opvoeding  ^eenen  gevescigdcn  roem  VerworVeii; 
cff  i^in  dit  cegcD woordige  weric  tam  hy  de  zaligende  bewusu 
feeid  met  zich  voeren,  dic  z^ne  voordngc  ónder  bet  iezea 
aiec  minder  (lichten  zal,  dtn  hQ  gewoon  is  op  dan  prédïli- 
•  Coct  ie  doen.  Ligteiyic  konden  w^ ;  ten  bewifze,  de  eene 
/  of  endere  proeve  overnemen;  doch  het  boek  zelf  verdient  ta 
iüfr  btnden  te  ic^n,  en  zti  tlsdtn  zich  zeif  genoegzaam  au^ 
|iri|fzen.  Ook  de  vertaling  ia  zeer  tirel  geflaagd»  daar  wy 
jatagens  bet  Duitiche  caaleigeö  of  (>reekwijzen  ontmoetten , 
WHi  allea  in  zynen  eigenaardigen  toon  en  fchrijfwijze  be* 
«aard  bltfft.  De  afdeeling  geeft  den  inhoud  op,  door  dt 
Mdding  der  boofddenkbeelden,  die  ontwikkeld  en  behandeld 
irorden ,  zonder  zich  aan  bepaalde  hoofdftnkken  te  verbindeiu 


Petrarcha  en  laura.  Gefchiedkundig  Tafereel ,  naar 
iet  Fransch  van  Mevreuw  de  Gravin  de  genlis.  Tc 
Amfflerdanti  bij  J.  C«  van  Kesiereu.    1820.    In  gr.  Zv». 

fjlelQk  zich  niet  anders  verwachten  liet  van  znlk  een  onde^ 
aatrp  en  van  znlk  eene  bekwame  hand ,  dit  Tafereel  is  voor« 
aseff^lijk:,  en  de  vertaling  viel  in  zeer  goede  handen.  De  ge- 
fefaiedenis  is  hier  en  daar  opgefierd ,  maar  op  eene  waardige 
wijze;  en  tegen  iedere  gefchiedkundige  misvatting  wordt  men 
fe9  ^^  lezing  verzekerd,  niet  alleen  door  de.  melding  der 
Dicbteresfe,.  dat  zQ  zich  iHIeen  ten  opztgte  van  de  fchoon» 
&AURA  eeoe  kleine  afwijking  van  de  gefchiedenis  beeft  ver- 
verloofd  ,  maar  ook  door  de  aanwijzing  telkens  aan  den  voet 
ifft  bladzijden ,  wat  gelchiedkundige  daadzaak  is ,  en  vooral 
'io&t  de  teregtw^zende  aanteekeningen ,  achter  bet  werk  ge- 
^roegd;  terwijl  hetzelre,  uitnemend  dichterlijk  gedeid ,  geens- 
i/éx»  overladen  ia  naet  Heraden  der  knnat ,  miar  t  aia  de  meeu 
Mdéfboudende  roman,  met  het  grootat  vermaak  gelezen 
wordt  {  althans  zoo  ging  het  ons.  Hetgene  wij  imusfcben 
irerlangen  zonden ,  en  in  welke  verwachting  wij  ona  zagen  te 
leen  gefteld,  zijn  eenige  proeven  der  diehtftukken  van  den 
•ttOerfeliJken  Dichter;  én  wij  twijfelen  géeoszhis,  óf  bet 
netlkngen  naar  dezeWe  wordt  bij  lederen  'lezer  van  Mevr. 
l^E   •  B  N  L  T  s*  Tafereel  •  evenzeer  ais  bij  ons  opgewtkt.    Ita^ 


UVrVi»  DE  GENILIS;  ftLTKAKCak  EN  LAUEA.  6(3 

plddels  vinden  wij  hier  den  mati^  in  zijne  lotgevallen,  zXjmt 
«vaarde,  eu  jijne  beminnelijke  godsvrucht,  naar  hèt leven  ge? 
teelcend;  en  zijne  (landvastige  liefde^  waardoor  hij  niet  min. 
jder,  dan  door  zijne  betoo verende  Godencaal ,  onftexfelQlc 
^erd  en  zijne  laura  onfterfelijk  maakte,  roert  bij  dit  Tt* 
fereel  de  fijnfte  fnaren  van  het  hart.  -^  Eené  én  andere  meet 
lüitvoerige  cpifode,  des  Dichters  vrienden  betreffende,  li  evcii» 
zeer  ata  ^smans  levensfpheti  welkom,  en  even  meesterlijk 
uitgewerkt. 

iDe  Dichter  van  de  veei'tiende  eenw  is  bekend,  en  worft 
pog  meer  nu  bekend  door  dit  romantisch  verhaal;  de  Schnjf* 
lier  biedt  door  hetzelve  den  grooten  en  waardigcn  man  b'é- 
tameiy^e  hulde,  en  betaalt  alzoo  eenen  pligt,  waartoe  groo- 
re ,  verdlendelijke  mannen  onbetwistbaar  tot  by  het  laatlle 
fiageflacht  zijn  geregtigd ;  en  als  zich  met  zoo  groote  vet- 
jdienlten  en  zoo  veel  roems  znlk  eene  nederigheid  paarty 
geeft  het  toebrengen  van  zoodanig  eene  huMe  tfubbel  genoc 
'aan  het  hart* 

^o  Myn  deugdzame  broeder!**  (deze  heoi  bijzonder  karair-» 
teriferende  woorden  legt  men  hém  hier  in  den  mond,  toen 
bij  zijnen  broeder  ge  r  ar  o   gefield   wordt  te  ontmoeten  in 
bet  klooster,  dat  geheel  ^n  al  door  de  pest  was  uitgedorven) 
I,  wanneer  w^  beide  ons  aan  den  voet  des  troons  van  dén 
ppperften   Regter  bevinden ,   hoedanig  zal  dan  uw  roem  dea 
myncn  verduisteren,  en  hoe  zeer  overtreft  g^  mi}  hier  reedi 
Op  aarde!   Kom  af,  held  der   heilige  menschhevd!  ik  wijde 
mij  geheel  aan  u.    Gij,  die  den  dood  getrotfeerd  hebt,  oia 
vreemdelingen  te  troosten  en  te  verzorgen,    o  I  Niets  Is  bil- 
lljkert  dan  dat  gij   dezelfde  hulp,  in  de  armen  van  uwen 
broeder,    vindt.**   —    Hierbij    behoort    deze  aanteeketiing: 
jp  Alles,  wat  ten  aanzien  vtn  gerard  in  djt  werk  gezegd 
wordt,  is  gefchiedkundig  waar;  alleen  de  onverwachte  za« 
menkomst  der  twee   broeders  in  den  nacht   moet  men  als 
eene  vinding  befthouwen.    Zie  hfer,  boe  deze  zaak,  letter- 
lijk, verhaald  wordt  in  de  brieven  van  pbtrarcha^  en  In 
2i/tte  levensbefchrijvlbg:  „  Prtrarcba  was  te  Padua;  op 
^  eenen   dag,  dat  blJ,   ten  huize  van  den  Bisfchop  ildb* 
p  BRAND  IN  CONTI»  ter  maaltyd  genoodigd  was,  kwamen 
aldaar  twee'Karthuizer  monniken,  die,  zonder   pETaAk*N 


f» 


^  CHA  te  kétinént  de  edele   en' menschlievende  daden  va« 
^  g'erard,   geestelijke  in  het  Karthnizer  klooster  ce  MÈn^ 

„  trieu^ 


0B4  mnu  DC  GtNLIi     ' 

^  trien »  vcrhatWeii.  Hec  klooster  werd  door  de  pest  caiH 
^  gecast ,  en  de  prior  ontvlagcce  hetzelve »  latende  vier  en 
I»  dertig  geestelijkeo,  welke  door  deze  verfchrikkelijke  kwatl 
ff  waren  aangeüokeo,  en  waarvan  reeds  eenige  lagen  ce  2ïel* 
j^  cog^n »  aan  de  zorg  van  eenige  loontrekkende  dienaars  over* 
jp  GERAao»  die  volkomen  gezond  was,  wilde  in  hec  kloos* 
I»  ter  blijven,  in  weerwil  van  al  de  drangredenen  des  priors, 
ip  Dan»  deze  laatCle,  die  naar  zijn  vaderland  wilde  gaan,  had 
n  reeds  de  kiem  der  ziekte  onder  de  leden ,  en  ftierf  op  eene 
I»  ellendige  wijze,  terwijl  hy  zich  op  weg  bevond.  Ge- 
19  R  A 1 D  was  dus  alleen ,  met  eenen  l^ond ,  overgebleven ;  hg 
^  verzorgde  de  zieken ,  en  begroef  de  dooden.  Al  zijne 
^  me<febroeders,  zoowel  als  de  oppasfers,  IHerven  aan  de 
^  pèst«  Eenige  ftruikroovers  kwamen  incnsfchen  hec  kloot- 
^  rer  aanvallen;  dan,  by  wist  ben^  van  de  hoogte  eens  co» 
ff  rens,  door  kracht  van  redenen,  van  het  klooster  te  ver- 
^  wijderen*  Tot  belooning  van  deze  menschlievendheid  • 
^  vergunde  hem  de  Paus ,  om »  in  al  de  onder fctieidene  kloos- 
19  ters  van  zijne  orde,  een  zeker  gettl  geestelijken  te  kie« 
^  zen,  en  hQ  had  de  eer  om  dit  klooster  in  ftand  te  hoii- 
^  den,*'  —  BU  dit  verhaal  was  pctrarcha  hevig  aan- 
f  edun ,  tn  Hortte  eenen  vloed  van  tranen ,  waardoor  de  Kar* 
thulzer  monniken  ontdekten,  wïe  hij  was.'*  , 

In  zijnen  f7rgr7/crs,  welken  petrarcha  atn  de  Ambrofi- 
atnrche  boekery  mas^kte ,  fchreef  hij  hec  volgende :  ^  I^  a  a- 
ra^  die  door  hare  deugd  beroemd  is  geworden,  en  die  het 
onderwerp  .mJDner  verzen  gedurende  eene  reeks  van  jaren  ia 
geweest,  lAg  ik  voorde  aerdemaal  den  6den  April  1327  in 
de  kerk  van  Sinte  ClMrm  te  jiHgnpn.  In  dezelfde  kerk,  op 
denzelfden  dag,  en  in  betzelfde  uur  van  het  jaar  1348»  is 
dit  licht  verduisterd  geworden ^  heefc  deza  zon  de  aarde» 
waarop  zij  fchitterde,  verlaten»  Ik  was  te  Fèrwa^  en  ik 
'was  onkundig  van  mUn  ongeluk^  O^  den  ipdeo  van  de  vol* 
fende  maand  ontving  ik  eenen  brief  van  mQnen  vriend  lc* 
z.ius'»  die  mS  deze  noodlottige  tijding  berigtte.  Haar  fchooa 
en  zuiver  ligchaam  werd  in  de  kerk  dor  Cordeliers  begraven. 
Om  étzt  onfcbatbare  herinneringen  aan  de  vergetelheid  et 
onctrekken,  en  om  mijne  regtmatige  droefheid  te  vereeowU 
gen,  heb  ik  dezeomHandigheden  opgefcl^reveo  in  een  boek« 
dat  ik  onophoudelijk  lees.  t)it  verlies,  dat  my  (leeds  in  de 
gedachte  is,  leert  mij»  dat  niets  op  deze  aarde  mij  gelukkig 

ka» 


tan  mAen,  en  dtt  het  tijd  it,  étx  ik  tfaind  döe  van  deze 
wereld  >  dew^l  de  zscbce  band ,  die  »ij  aan  dezelve  bood, 
▼erfchcurd  la.  Ik  hoop,  ooder  den  bjüftaod  dea  Hemelt,  dac 
deze  affland  m^  niet  moeijelijk  zat  vallen.  Mijnf  ziel  zal, 
wanneer  ik  aan  bec  verledeoe  denk,  zicb  overciügen,  dac  al- 
lest  waaraan  Ik  mQ  becbue,  oleta  dao  ijdeibdd  wat;  dat  de 
boop,  waannede  dezelve  zich  voedde,  bedriegel^k  wat;  eo 
dat  de  ontwerpen,  die  ik  maakte,  vernlecigd  zijn,  en  flecbta 
mija  ongeiok  hebben  bewerkt.'' 

Petea&cha  eindigde  zyne  loopbaan  In  z^ne  afgezoodeT' 
de  eenzaamheid  te  Jlrqua^  in  het  faar  1374;  men  vond  heoi 
dood  in  z^n  boekvercrek ,  met  zijn  hoofd  op  een  boek  4ig« 
gende.  Qp  bet  gedeokteeken  van  marmer,  voor  den  ingang 
der  kerk  te  Arfus^  werden  de  navolgende  regeli  gegrifiUd, 
die, zoo  men  zegt,  uit  *fmana  «igene werken  getrokken zyn^ 

.  Inveni  reqt^m :  J]^  et  fortuna  vaUêe  ! 
Nu  mihi  y^oUscum  esi:  luéiie  mumc  alios^    • 

Deze  grooce  man  werd  te  Areu99  geboren.  H^  was  een 
flandvascig  Minnaar  en  een  getroaw  Vriend,  een  beroemd 
Dichter,  een  verfiandig  Geleerde,  en  de  onbaatzuchtigfte 
Letterkundige  van  zijne  eeuw.  Hij  paarde  aan  z^ne  bekwaanu 
lieden  godsdienaige  en  deugdlièvende  gevoelens,  die  hij  nini» 
mer  verloochend  heeft» 

Door  het  overnemen  van  deze  bijzonderheden  vlochten  w9 
dao  nu  ook  een  enkel  blaadje  in  den  lauwerkrans  voor  hem 
en  zljnie  laura,  hetwelk  wy  bQ  onze  Lezert  niet  befaoe* 
ven  te  verontfchuldigen. 

i , L 

Dt  Dcos  van  Psndêrm^    Mei  Phten.    Te  Amferdam^  hij  Q. 
L.  Schieyer*  iftij^    In  gr.  tfo.  23$  BI.  /s^itf*; 

Uit  deze  doos  kan  men  niet  veel  goeds  verwachten;  wQ 
zien  er  ook  op  het  titelvignet  veel  uit  vliegen ,  hetwelk  niet 
zelden  fchltterende  ellende  geeft ,  terwijl  het  anker  der  boop 
op  den  bodem  ligt,  en  er  niet  uit  wil.  De  verhalen,  die 
men  óns  onder  dezen  titel  aanbiedt ,  zQn  echter  beter  dan  dl^ 
blinkende  zaken,'  in  zooverre  dezelve  leerzaam '  zijn ;  en« 
lioewel  men  ons  joiit  geenen  groocen  dienst  doet,  met  ^enè 

ech« 


' 


\. 


6ê6  .DÉ   0004  VA(f  PAVÜOMAd 

èdite  Paodoni's  dofod  van  Duitschhads  vtttcbtbarco  boden 
yoot  oas  ce  ombieden,  kan  men  nog  ai  te?reden  zyo  met 
ét  tegenwoordige  gifc;  eo  is  de  verdere  voorrttd  éïóêês  niet 
.loeer  geiraarlijlc,  dan  mogen  wy  lijden  t  dat  de  vèrztmelair 
bec  werk,  naar  zijn  voornemen ,  vervolge ,  wanneer  by  on* 
ook  oorfpronkeiyke  verhalen  vtti  vaderUndfche  vemofteo 
belooft    Hier  ontvangen  wij  acbt  verhalen,  i}  Hn  kt  Nüm\ 

Wr    P9,  <)00r   HARTWIG    VON    HÜNDT^ftADOWfiKY»  i« 

eene,  helaas  I  niet  geheel  onwAirföhynliJke  proeve  van  meor* 
leheiyie  dwaasheid;  het  vermeldt  plannen  en  twilt  overplan* 
aen,  waartoe  een  lot  in  de  loteiQ,  een  bandvol  vliegen  aW 
200  of  nog  minder,  aanleiding  gaf.  Gelukkig,  dat  de  twist 
^tot  eene  verbazend  dwaze  hoogte  liep,  c;d  bet  lot  met  een 
met  Inkwam ,  waardoor  dit  verwenscbte  lot  voor  bet  miiisc 
geene  gelieven  verdierf»  dit  de  voorgemelde  rijke  wtost  van- 
een te  fchenren  dreigde.  9)  Het  Misverfiandf  door  a.  f.  e. 
LANGDBiN,  vcrmehtt  niecs  meer  dan  een  grapje.  Eea 
lompe  knetht  van  eenen  Bisfchop  bragt  de  broek  van  zijne 
Hoogeer  waardigheid,  om  .«te  lappen,  in  het  Nonnenklooster 
Yan  St.  Agatha ,  in  plaats  van  bij  den  kleermaker  Agathus; 
en  dit  misverftand  gaf  aanleiding ,  dat  eene  fcboone  ^ienwe- 
linge  van  het  klooster  gered ,  en  door  een  hiiweiyit  nsar  bare 
keuze  gelukkig  werd.  3)  De  Redding^  door  hblmina 
voN  CREZY,  gek.  voN  xLBNCKi^  Deze  redding  werd 
door  eene  verfchijning  uit  de  Geescenwereld  bewerkSelligd , 
waarvan  bet  bedrog  genoegzaam  in  bet  oog  valt;  nfaar  zij 
verblijdt  den  lezer,  die  in  de  geredde  weduwe  en  haar  lief 
kind  bdang  ftelt^  zU  verblijdt  hem  te  meer,  daar  de  losbol, 
wien  bet  minder  om^  Amalia,  dan  om  hare  inkomften  te  doen 
was,  door  het  fpook,  zoo  by  meende,  gewaarfchuwd,  niec 
Hechts  de  weduwe,  maar  ook  zyne  dwaze  Godverzakery  va- 
ren liet.  4)  Denna  Urraca ,  of  de  Zeifopefeting  der  Liefde^ 
door  CHa.  niemeijer,  is  eenigermate  onwaarfchijnlif k ; 
en,  daar'wy  de  edelmoedige  zelfopoffering  der  liefde  bewon* 
deren,  wenschten  wy  wel,  dat  de  Donna  haar  hart  soowei 
als  hare  hand*,  en  de  twee  Kooingryken,  un  eenen  wurdigen 
echtgenoot  hadde  mogen  geven.  Al  deze  verbalen  hebben  dé 
verdiende ,  cfat  zy  kort  zyn ;  daardoor  leest  men  dezelve  dan 
ook  met  belangdelliog;  en  deze  verdicfifte  heeft  5^  De  Zil* 
yermijn^  door  wilhblminb  willüar»  minder,,  (het 
teflaat  alleen  wel  50  bladzyden)  by  hetwelk  ons  ook  de 

Bcr^ 


0ft  DOOS  YM  rANOoilA.  tt^ 


Berggeest,   io  zQne  yetfcbiltende  geduoseOy  vootal  die 
bet  witte  paard ^  niet  bevalt,   te  meer,  wijl  dtt  fpook  tuec 
vernaiiiurli{kc  worde,  noch  worden  kan;*  maar  de  zedeles  ur 
goed;  bet  waarfcbuwt  tegen  de  verleiding  van  den  r^kdom^ 
en  vertoont  het  vreeafelijk  ftrafgerigt   over  hoogmoed,  «dar- 
telheid en  verkwisting^  vao   hetwelk  eenigl^kde  onfcbuld 
regtmétig  verrchoond  werd.    6)  Twee   Huwelijken  veer  ééti^. 
door  K.  L«  nsTHUSALEn  MULLER,    gaat  goed  in  ^e 
denkbeeldige  wereld;   bet  \e  een   lief  venelfel  vin  waardige' 
broeders;  terwijl  echter  hier  de  opoffering  van  eene  rcb€K)Qe. 
eti  geliefde  minnares,    ten   gevalle  van  den  beminden  broe« 
der,  geene  zoo  groute  2iiak  was,    daar  een  even  beminnelijÜB 
meisje^  in  welks  bezit    de    hdogjh    zaligheid^   waarvoer 'ée 
mensch  ep  aarde  yatèaar  is^  gefmaakt  werd,  op  heuelCde 
oogenblik  die  opofiering  vergoedde*^     7)  Hee  rammelend  Ge* 
raamte,  door  e,  l*  langbbin.     Dit  fpook  bad,  nog  Ie* 
vend ,  een  braaf  meisje  door  valfcbe  beloften  en  eeden  bedro- 
gen; maar  de  Nomefls  volgde  het  in  het  graf,  en  de  vloek, 
trof  hem  daar,  200  als  bi)  dien  over  zich   had  ingeroepen. 
Zonderling!   Maar  gelnkkig,  'dat,  toen  de  bedrogene ,  findt^ 
gelukkig  gehuwde,  baar,   ^  ik  vergeef  het  »,"  uitfprak.  go> 
heel  de  vervloeking  vernietigd  was.    W^  houden  van  geene 
fpoken,  ook  niet  In  een  verzierd  verhaal.    Laat  de  doodeii 
maar  mstent-  Hunne   gewaande  verfcbyning  zal  geene  braaf*' 
beid  en  trouw  bij  den  ondeugenden  uitwerken,  even  weinig 
ais  eenig  ander  goed   (lichten.  Luc.  XVI:   31...    8)  Meester 
Hofman^  door  kar  el  stein,  is  een  lief  verhaal,  en  leeic 
de  belooniilg  van  eenvoudige,  ongehuichelde  deugd.  —  Zoo-^ 
dat  door  dit  alleelei,  waarvan  ons  het  eène  meer^  bet  an- 
dere  minder  behaagt,  betgene  de  Vertaler,   of  Uitgever,  ^^p 
B4iei  van  Pander a   geliefd  te  noemen,  bet  fpreek woord  gol9- 
genQraft  wordl,  dat  de  jongen  de  ouden  niet  verbeteren» 


Nederlandfche  Muten'^  Almanak^  iSsf.    Derde  Jaar.    Te  R$P- 
terdam^  bij  ]•  Immerzeel,  ]un,  254  BLfZ'ip-i 

jtlmanak  veer  het  Scketme  en  Geede.    Feer  18a  i«    Te  Am^ 
fierdamt  bij  Q.  ].  A»  Beyerinck.  184  BL  f  i.jo-: 

No.  i.Is  en  blj[)ft  nommer  een!   Ke«rig»  aanlokkend,  vnxt 
binnen  zoowel,  ala  Tan  bulten.    Met  verfcbot  van  waarlljlc 

•dich» 


dicfitertyke  bijdragen » vooral  ook  van  dfen  Uitgever, die  g^ené 
der  minde  leverde.  Feith,  en  bilde&dijk  en  zijne  Ga. 
de^  en  tollens,  en  loots,  en««.  alme  verder,  met 
roem  en  eere,  de  fnaren  tokkelt,  offerden  hier  rijke  en  milde 
gaven.  De  trefFend  gelijkende  en  uitmuntend  uitgevoerde 
portretten  der  belde  laatstgenoemde  verluisteren ,  tievens  fom-» 
Bige  tndere  plaatjes,  dit  Jaarboekje,  dat  onzen  lof  niec 
meer  behoeft.  Waartoe  dns  meer  woorden  gefpild  ?  Liever  op 
een  klein  rproefje  den  Lezer  vergast ;  w^  kiezen  het  Recepr 
if9or  lang  Levtn. 

y,  Wat  hebt  ge  toch  daar  voor  gedaan??. 
Zoo  fprak  ik  zeekren  gr^saard  aam 
,        ly  Ik  zie  n  wandlen  langs  de  ftraten^ 

,1  Flet  hoofd  om  boog,  it  kniên  vuc^ 
^  Zoo  vlug  nog  als  de  ftinkde  gast » 
^  Gezond  en  blozend  uitermacen.** 
£n  lagchend  ving  de  grijsaard  aan» 
„  Daar  heb  ik  nooit  iets  voor  gedaan, 
„  Alaar  alt\jd  veel  er  voor  gelaten.** 

No.  2.  De  naam,  de  eerwaardige  naam  vaü  n.  swartoiw 
der  de  voorrede,  als  verzamelaar  en  medewerker.  ••.  Waar* 
lijk,  veel  eere  voor  eenen  Almanak I  —  Gelukkig  (geiyk 
trouwens  ce  wachten  was)  is  de  inhoud  van  denzelven  de 
beste  verdediger  van  zulk  eene  zeldzaamheid ,  Immers  hier  te 
lande.  Die  inhoud  toch  is  onberispelijk  —  neen!  hQ  is  lof- 
waardig. De  verhalen  (met  uitzondering,  edhter,  naar  on% 
gevoel,  van  ie  noodlottige  Bruiloft^  hetwelk  wi}  althans  a]« 
leen  In  handen  van  ouders  wenscbten^  z^jn  welgefchreveiu 
(In  RAëMA  vonden  wi)  jepAta's  gelofte  als  daodvonnh 
voorgefteld.)  De  dichtllukjes  meestal  geestig.  De  Urekking 
van  ket  Nachtegaaltje  van  loots,  txztX  in  z^ne  foorc^  if 
blijkbaar  In  de  vier  flotregels: 

*k  Geef  dan  roem  op  oude  tt^eOf 

Ouden  fmaak  ook  vroiyk  weg^ 
Mits  men,  by  de  nachtegalen. 

Mij  myn  wildzang  niet  ontzeg. 

BQzonder  belangrijk  ia  het  ftukje  over  FitAtis  NAEAt* 
BOUT, en  keurig, ver  boven  de  andere  prentjes, bet  portretje 
van  den  grazen  Zeerob,  ^  Het  boekje  is  aikJtioa  bevallig 
en  zindelijk  ultgevotd. 


■  ff 


REGISTER 


VAN     DE 


BOEKBESCHÖÜTFING. 


A. 

^drianiy  {M.  J.)  De  Profodist.  Gron.  bü  J.  Oom* 

Albrcchts^  De  Ziekten  ran  -het  Gehoor.  Rott.  bij  J. 

Ihndrikftn.  5")^ 

Almanak  (Antwerpfche)  voor  18120.  Antw.  brj  Anccik. 

670 

— ^-'(NedertandfClie  Muzen-)    i^ai.    Derde J.iar. 

Rott.  bij  J.  Immerzeel y  Jun*  687 

voor  het  Schoone  eu  Goede.  ï8ai.   Amft.  b4j 


^— 


G.J.  A.  Rcijerinck.  '         f>87 

Annales    Acadcmia    Groningana  1817-^1818.       Gron. 

apud  J.  Oomkens.  •  -     49Ö 

Antwoord  van  Prof.  van  der  Palm  aan  Prof.  Muntin^ 

ght.  *  43 

Appcnzelhr  ^  {J.  C.)  Wendelgarde  van  Liuzgau.  Maarl. 

bij  A.  Loosf'rs^  Pz.  41 

Asfen ,  (t?.    J.  v^/;)  PeriWes  van  Athene.   *s  Hag.  bij 

de  Wed,  J.  Allart  en  Comp.  344 

B. 
Ballenftedt^   {J.    G.   J.)  De  Voorwereld.  II  Deelen. 

Dordr.  by  Blusfé  en  van  Braam»  533 

Bange  y  {J.  J.")  Over  de    Zielen  der  AFgeftorvenen. 

Gron.  hï]  H^.  Zuidema.  .    547 

\Barbaz^  (/f.  .^.)  Dichterlijke  Bloemhof.    Amft.  bij  J. 
.  C.  van  Kestertm  87 

Bcckcr  ^   (G.   ÏV.y  Raadgeving  aan  Hypochondristen.    * 

Rott.  bij  J.  Hendrik/en.  090 

Btckeri^  Verhandeling  over  de  Tj^pbus ,    enz.    Utr. 

bij  S.  AUer.  585 

BOEKBESCH,  1820.  N0*.li6/  B  b  b  Be« 


REGISTER. 

Bedenkingen  omtrent  de  Invordering  van  Belastingen , 
enz.    Amd.  bij  Beijcritwh  en  fFslUmsz.  •    307 

£eeIoo\  (^0  Maria  Tesfelfchade  Visfcher*  BIvfpA 
Amft*  bij  M.  Wcsttrman.  ^  117 

■*' '  '  ■  ■  ■  ■  ■  Tooneel-  en  Mengel  -  poSzij,  's  Hag.  bij 
de  Wed.  J.  AUart  en  Comp.  556^ 

Bemmelen^  (^.  van^  Leerredenen*  Amlt.  bij /SP.  itz-jv^ 

147 
Berg,  (Mlle  H.  van  den)  Odille.  II  Tomes.  Breda ^chi$ 

W.  van  Bergen  et  Comp.  490 

Bertram^iJ.  7.)  Dichtvrucluen.  Am  ft.  by  J.Aarinh 
fenm  po 

Berchouwing  (Onpartijdige)  des   Koophandels.  ^  VIII. 

Amft.  bij  ilf.  Schooneveld  en  Zoon.  306 

Bilderdijky  C^.)  Verhandeling  over  de  GeOacbtendèr 

Naamwoorden*    Tweede  Druk.    Amft.  bi)  J.  C.  Sepf 

en  Zoon.  ^ 

Bonaparte  ,   (JLodemljK)  Gefchiedkundige  Gedenkftnk- 

ken  9  enz.  over  Holland.  III  Deelen.  Amft.  bij^.C. 

Vtfü  Resteren.  %i  3 

hom  y  CJ".  IF.  r. . .)  Praktikate  Oefeningen.  Rott.  b$ 

N.  Cornet.  664 

Bouman^^  (K.   if.)  Heidefpruitjes.    Gron.  bg   K.  Jn 

Schierbcek.  60% 

Boxman  y  (^O  De  Overftrooming  van  Geld.  en  Zuid* 

iiolU,  in  Jan.  i8ao«    Gorinch.  bij  J.  van  der  Wal. 

175 

Brief  aan  den  Red.  der  Fad.  Leêteroef. ,  rakende  van 

*s  Gravenweert.  447 

Brieven,  over  bet  Evangelie  vanJohann«s.lfteD.Dordr« 

bij  Blus  f é  en  van  Braam.  104 

(Twee)  van  een  Koopman  in  London*    Leyd. 


i^rm 


bij  A.  en  J.  Honkoop.  5^5 

Burney^  (,Mifs)  De  Schipbrenk.  Amft*  bij  de  Wei.. 
,   H.  van  Resteren  en  Zoon.  i%i 

Bybely  (De)  geen  Boek  voor  Priesters  alleen  ^  ent. 

Atnft.  bg  de  W^d*  G.  W0mar$  in  Zoon.  «87 


C 


REGISTEIti 

Cantzlaar^  CJ^O  Verhandeling  over  een'  nieuwen  Con- 

trolear.     Midd.  bn  'S.  ')/an  Bcntbcm.  314  . 

Capadofe,  (A.)  Dïsftrtatw.    Lugd.    Bat.  apui  Vid. 

M.  Cyfveer*  Joh.  fil.  334 

Chittauhriand ^     iBurggr.  de)    Over    de   Alleenbttr- 

fching  volgens    het  Charier.    's  Hertogenb.  bij  D. 

Homan  en  Zoon.  17 

Chausfier^    (^0  Tegengiften.    Rott,  bg  J.  Hendrik^ 

f  en.  154- 

Christtmeijer^  Q.  5.)  Tafereelcn  uit  de  Gercbicd.  der 

Ltjfftraff.  Regtsplegiog.    Amd.  by  J.  C.  van  Kesto^ 

ren.  iit 

— -.— *-~— — — ^  Oorkonden  uit  de  Gedenkrchr* 

van  bet  Strafrtgt ,  enz.    Amft.  by  J.  C.  van  Kestf 

ren.  485 

Christen  (De)  in  geest  en  aandacht  vereenigd  met  God« 

Leyd.  en  Rott.  bij  J.  JV.  van  Leeuwen  enz.        >  lotf 
Clarisfe,  (T.  A.)  Pfalmi  quindecim  Hammaaloth.  Lugd. 

Bat.  apud  H.  W.  Hazenberg,  Jun.  373 

«  (J^.)  Voor  Jongelingen.    Zestal  Redevoerin*  . 

gen.    Amft.  bjj  J.  van  der  Hej.  647 

Ciauren  9  C<^0  Twee  Verhalen.    Amft.  bg  %  C.  yan 

Ketteren.  491 

Coquerel ,  (A.  L.  C. )  Sermons.    Jmfi.  chez  S.  Dela- 

cbaux*  ^  S36 

Crufius^  (C.  Baamgarten)  De  onzigtbare  Kerk.  Gron. 

hg  W.  Zuidema.  300 

D. 
DesaugierSj  (M.)  Het   Middagmaal   van   Magdalena. 

BlijFpel.    Nijm.  bli  C.  y.  yan  Goor  en  Zoon.        656 
JDeusfen\  (J.    IF.  Jt.)  Verklaringsproeve.    Amft.  by 

J.  Vink.  9 
■     '■              De  cerfte  Oordeelsdag.    Amft. 

bg  J.  Fini.  !• 

IHnckgreye^  (J.  F.)  Verpligting  xmn  Neerlands  Jon* 

felingrcbap»  enzt  WInfchotens  by  H.  F.  Mtêifingh. 

66| 


REGISTER. 

DolZj  (J.  C)  Lesfen  over.  de  Gezellige  Wel^oegel^lr* 
-  heid.    Zutph.  bï]  /f.  Cyji.  Thieme.'  ^Q^- 

Doos  (De)  van  Pandora.*  Anift*  bij  C  L*  Schhijtr.  6S5 

Dresfcihuh ,  C^,  ab  Utrecht)  De  Lente.     Middclb^  b^) 
de  Gebr.  Abrahams.  .    63a 

Driesfen,   (!•  C.)  Disfcrtatio.    Gron.  apudj.  Oom* 
kens.  ■  '  109 

Dyckmeestcr  ^  (//.  ^•)  Onderzoek  van  het  Decreet  van 
'  a4  Janl  181a.     TIel,  bij  C.  Campagne^  Jr.         ai6 

-.  Tweede  Verjlag.  266 

E. 

^ckarts'haufen ^  (J'on)  Redevoeringen.  Leyd .  bij  J^. /Fl 

y/ar/j  Leeumfefi..         ,     .  '   648 

Edgeworth^  (^Mistrefs)  Vivian.  IX  Deelen*    Leeuw,  bj 

Steenbergen  van  Goor*  ^  '  C57 

Ehrenbcrg^  (F,)  Dq  .Vrouvy  in  hare  waarde  en  groot- 
heid. II  Deelen.  Am(l.  bij  Beijerinck  en  TVillemsz./^x 
Èlphlnflone  ^  C^O  Gezantfchapsreis  naar  Kabuï.    lïle 

en  Ilde  D.  IlaarK  bij  de  IFcd.  A.  Loosjes^  Pz.  58^ 
Esz^  (^L.  vari)  Gedachten  over  TJijbél  en  BijbeHezen. 

*s  Hertogenb.  bij  /)•  Nolhan  en  Zoon*  '  '"    aód 

— r— Wat  "was  de  Bijbel  voor  de  eerfle  Chris- 

tenen?  enz.  's  Hertogenb.  \n] D .  Noirtan en  Zoon. 200 

Ewaldj  (J.  ZrO  De  Gpdsdienstleer  van  den  Bijbel.  Ilde 

*en  laatfte  D.  Dordr.  bij  Blusfó  en  van  Braam.  .      50 

Eyk^X^P.  van)  Gefchiedenis  der  Joden,    A^ft.  bij  A. 

B.  Saakes.  5 

JB7A?r^,(A.)  Verhandeling  over  de  Gelijkenisfen.  Gron. 

bij  JF*  Zuidema.  627 

F- 

Fedder/en,  (J^.  F.)  Leerzame  Verhalen.  Derde  Druk. 

Atnft.  hij  IK  van  Fliet.  '        S2È 

Furii  Bononia.    Lugd.  Batav.  apud  S.  et  J.  Lucht* 

.  mans.  4(5i 

G. 

Gedachten  over  de  aanftaande  NederUAVetgevIng^  Zutpli. 
<  bij  H.  C.  A.  Thieme^  39 

r    i  Gctf 


R.    E^  G    I  -  S  .  T  ,  E    R». 

Ceüïh^  X^Mem  4e)  Handboek  voor  Reuenden.  AmU. 

bij  Mot  tier  ^  Covcns  en  Zoon  enz,               /'  651 

Pctrarcha  en  Laura*    Amft.  by  J^ 


1  ■•   •  * 


C.  van  Kestcren.  ...  68a 
Geijncr ,  (G.)  Hel;  Beeld  van  «ne  Stille  in  dtu  Lande. 

,  Haurl.  bij  A^  Loosjes ,  Pz.  ,        ►    '  39" 

Gezangen  in  den  Kerker.  Rou.  bij  C.  i).  va/»  den  Dries. 

,  3.51 

G/tf/3 ,  0-')  Theone.  Een  Gefchenk  voor  goedeOoch- 

tcrs:  .Arnli,  b|j  C.  4,  Thiemi.   .  ■  4©? 

43<Mci.pkit.  (Hel)    V>\)  E,  Lio»  en  Zonen.  ï^S 

Gvrres^  (^.)  Duitschlaud  en  de  Revolutie.    Auift.  bg 

Jf.  C.  van  Ketteren.  35i 

G<«/«,  (A/<rv/-.)  Frans  de  I  en  Mevrouw  de  Chateau- 

briand.    Leyd.  bij  ^r  5".  Thijsföns  Jn  Zoon.  610 

Gravemeert,  (5^.  va»  'O  De  Ilias  van  Homerus.   llIJe 

"  D.    Amft.  bij  5'.  va/J  </</•  Hey.  S03 

■     ■ _» — i—    Verlpreide    Lcttervrucbten. 

Amll.  bij  J.  van  der  Ilej.  ,310 

H. 

m 

Haakman  ^ifL^Ktdtvoctïwg  op  Dt.  Rauwen/ibf.  Amft, 

bü  P.  den  Hengst  en  Zaon.  *  3^$ 

Uailj  iM.  C.van)  M.  Valerius  Mcsfala  Corvinus.  Ifte 

D.  Aiiitt.  bil  J*  Vtf/;  der  Ihy.  55+ 
Handleiding 'tot  de  kennis  der  enting  met  KoepoklloR 

Dordr.  bij  Dlusfé  en  van  Er  aam.  421 
tot  bet  i'chrijven  van  Brieven.    Winfchot. 

bij  II.  r.  Huifingh:  .  •  .5^7 

Harencarfper,   (R.  Schcers  van)  Specimen.    Traj.  tfrf 

'     Rhen.        ...  '  4Ö3 

Heereri ,   (^J.  H.  L.^  Handboek  der  Gefdriedcnis  det 

oude  Staten.     Zutph.  bij  II.  C.  A.  Thieme.  ff9a 

Htnnert\  Q.  f.)  Lesfen  over  de  Wijsbegeerte.  Ifie  D. 

Leyd.  bij  L.  Herdingh  en. Zoon.         ,      .  58 

Heringa^  £•  Z.  iJ.')  Tiental  Bijbeloefeningefl.  Aailt. 

bij  J.  van  der  Ihy  tn  jf.  'Jarint/en.'  6Cz 

Heyningen^  (//.  van)  Bijbcloefening  over  let  Evang. 

B  b  b  3  van 


REGISTER. 

Vktt  Mattheui.  Ifle  D.  's  H«g.  b$  d9  ÏVei.  J.  Aüan 
€n  Comp.  455 

Hfleafft,  (ƒ•  H.)  Parnafüs  Laiin^Bclgieus.  Amfi.apud 
P.  deo  Hengst  et  Pil.  601 

Hógaulorp^  (D.  v^/i)  Berchouwing  van  het  k<rtonittt 
Systema  ifl  Frankryk.  Amft.  bl$  //.  fan  Kcsur$n  en 
Zoon.  66j 

Ilorsi ,  (H*  J.  Meerman  van  der)  Fabelen  van  Fene* 
Ion.    Dev.  bij  J.  W.  Robijns.  ji6 

Hoyer ,  (G.)  Disfertatio.  Lugd.  Bat.  apud  H.  W,  Ha- 
«cnberg,  Jun.  410 

J  en  I. 

Jaarboekje  (Gedachtkundig^  voor  i82o«  Amfl.  b^  de 
Wed.  Q.  A.  Ditderichs  en  Zoon.  225 

Jack.  (De  kleine)    Hoern ,  bQ  J.  Vermande.  9» 

Jacobs^  (/*.  7.)  Grieksch  Leesboek.  Ilde  D.  jde 
Ard.    Zutplu  by  H.  C.  ^.  Thicme.  654 

Immerzeel  ^  Jun.  Q.)  De  Moederliefde ,  in  vier  Zan- 
gen.    Rott.  bij  y.  Immerzeel  j  ^un.  346 

Inmjding  der  nieuwe  Leeszaal  te  Rotterdam.  Rotr. 
by  C.  Z>.  van  den  Dries.  44  6 

Kampen^  (M   G.    Vtf«)  GeFchled.    van  de   Franrche 

Heerrchappii  in  Europa.    IVde  en  Vde  D.    'sHag. 

bij  de  Erven  J.  Allart.  254 

Karel  en  Sopliia  in  hunne  Beproevingen.     Ainfl.    bq 

J.  van  der  Hej.-  17S 

Kcphalides^  iA.  /F.)  Reis  door  Itali!  en  Sicilië.*  If 

Deelen.  Amft.  bq  de  fVed.  G.  fFarnars  en  Zoon.  ^07 
Kinderling^  Leven  van  Gilblas  van  Santillana.    Haarl. 

bij  A.  Loosjes^  Pz.  611 

Kinker^  (J^.)  Gedichten.    Ilde  D.    Amft.  b^  J.  van 

der  Hej.      "  639 

JT/jii,  (H.  H.")  Gedichten.    Ilde  en  laatlle  D.    Haarl. 

bi)  F.  Bohn.  29 

Koning^  (^A.  de)  Handleiding  omtrent  de  LQdenege* 

fchiedenis.    Dordr.  by  J,  de  Voi  en  Comp.  %%% 

m  ■  Dagelijkfche  Oefeningen.  lOe  en  Ilde 

D.    Dordü.  by  y.  do  Vqs  én  Comp.  45S 


R    E    G    I    S    T    B    E« 

XoHyntt^vrg^  (JO  Letter»,  Nat imiiw  m  Zedtkimdtfle 
Mengelingen.  Amft.  bij  ScAmlckamf  en  fanJc.Gr^m* 
peL  .471 

Kêofmam^  (il.)  Redetoeringen  en  Verhandelingeiu 
11  Deelen.  Anil»  bij  de  Wed.  G.  WarMm  en  Zoon.,  507 

Krem^  (//.  ^'O  {«eerrede.    Coudt»  by  IV.  F^Uaauw 

Kunnen  dan  de  Inicomllen  der  Schatkist  niet  verzekerd 

warden  ?  en^.  Amll.  bij  Af,  Schoencfcld  en  Zoon,  ipé 

L. 
Lafoniai^e^  (^}  Roreuri^,  of  hét  geheime  Gerigt  vao 
.  het  Noodlot.  II  Deelen.  Amft.  bij  CL.Schleijer.  1*31 
p>  ■    ■        Nieuwe  Bloemen.  Amft.  bij  J.  C.  van 

Kesieren*  ite 

■  Agatha,  of  het  Grafgewelf*    Il  Dee* 

)en«    Leyd*  bij  A.  en  J.  Honkoop.  31  a 

Lagers  (G«  if.)  en  J.  Schuhz ,  Kerkeliike  Redevoe* 

ringen,  enz.    Amft.  bij  JB.  Kramer  en  Zoon^        3;;c 
Lappe^  (ir.)  Geloof,  Hope,  Liefde,  Vreugde.  Amft. 

bg  A.  B.  Saakes.  107 

Lêen\   (C.)   Jdcobi^  Grielcsch  Leesboek.     IVde  pL 

Zutph.  by  Ui  C.  A.  TMemu  135 

LektQUF  voor  Vrouwen   in  den   befcliaefden  Staodl^ 

's  Hag.  bij  de  Wed.  J*  Allart  en  Comp.  314 

Lenting,  (J.)  £ffHpidis  Meéea.  Zufph.  apu4  H«  C  A« 

Thieme.  /  353 

Lesfenjier  W^hetd»     'sHag.,  Amft.  en  Bredn,  bQ 

van  cleefQtk  van  Jtergen.  aaS 

Zebrif ,  (iv.)  Nagelatene  Leerredenen*    Ilde  D.  Axüh* 

bij  P.  Nijhof.  i^ 

JLoghemj  (//.  vm)  Nieuwe. Meogeldicbteii.    Dev.  bg 

i*  A.  Karfeféergh.  ,     3/^ 

Loots ,  (C.)  De  Menscb ,  in  drie  Zangen.    Amft«  bQ 

J.  van  der  Hej,  aai 

Lotgevallen  (Mqne)  ter  Zee ,  en  Bedreven  op  Batavia* 

Gron.  by  fF,  van  Boêkeren.  164, 

Lnhfi^  XBi  /f.)  Watersnood,  ecA  Gedicht.    Grpn. 

bg  ^.  Oomkens^  437 

B  b  b  4  Lu* 


RE  O  I  s'  f  E  r: 

'tutofs ,  (A  /A)  Schets  van  èetf  Overzigt  der  psirfclii 

Taal.    Gron.  bij  J.  Oomkens,  ,      -    ■     '  .     ; .  ^33 

M. 
Magazijn  dpr  Geneestunde.     IVde  D»     Rott,  b^  -Ji 

Hendrikfen^\  *.       102 

■  n ■       •  ■ '  VdenD.i ,  1  en  jdcSt»  466 

Magendie ^  (/^.)  Over  het  Pruisfisch  Zuur.    Amft.  bij 
*    C.  G.  IS'///;)*^?.  548 

^anneliike  Grootheid  van  Ziel ,  eiiZé    Zutph.  bi]  //. 

C.  -^.  l^hUme.  6i£ 

Marrit^  {J.  A.  de^  Reizen  op  en  Befchrgving  vaii 

de  Goudkust.  Ilde  D.  .'s^Hag*  en  Amft.  hij  de  G^r. 

van  Cleef.  ^50 

JI/<jjr/^A^r/ ,  C^O  I^e  Watersnood.    Dichtftuk.   Amft. 

b5  M.  Jt^esterman*  '437 

Mnemofyne.    Vde  St.  Dordr.  bij  Blusfé  en  van  Braam. 

388 

■»  ■       t^Ide  St.  637 

Moens^  (P.)  Mcngelpoëzij.    Amft  blj  i^cAalekamp  cïi 

van  de  Grampel:  476 

'Itontolieu^  ^Mevr.  dé)    Belangrijke  Verhalen.    LeyJi» 

H\  J*  J*  Thijs fens  en  Zoon.  271 

MSilncr\  (^.)  De  Schuld.    Trcurfpel.    Rott.  bij  A 

May  van  Vollenhoven.  S4 

Münfchcr^   (fV.)  Leerboek  der  Ctirist.  KerkgefcWct 

Amft.  bij  J.  van  der  Hey.  54 

MunfingAcj   (AT.)  GefchJedenls  der  Menschheid.   XI 

Deelen.    Amft.  bij  y.  Jllart.  Achtfic  Verfflag^     i37 
^  ■       I     , .  Negende  Verjlag.  1*5 

-  Tiende  Verjlag*  449 

^ ï Elfde  en  laatst  Verpag.  4?3 

— — — — — —  Leerredenen.  .Gron.    bij   J.  Oom- 

kens. "  32* 

N. 
Naherigt.  ,  5« 

Nttt^^  (C.  Aj  Geisweit  van  der)  Beknopte  Handl.  tot 

de  Paardenkeriiiiii.  Amft.  &k  's  Hag.  bij  de  Gckr*  v^ 

Cleef.  -         377 


ïf  E:-  Q    IS    TB    R, 

Nierftrasz  ^  Jun.  iJ.  LJ)  Dt  Verlosrer,  enz.    Rott. 

bij  J.  hamerscól^  Jun.  .  430 

üumoff^  Q/i.y  Handboek  der  Genees^  eo>Verlosk*  van 

bet  Vee.    Gron.  bij  R.  J.  Schttrbuk.  6% 

O.         . 
Paderwijs  (Kort)  in  den  Christ.   Godsd.     Gron.  bij 
.    W.  Zuidema.  .334 

Qpie^  (^Mrs.)  Nieuwe  Zediriijke  Verhalen.     Rott.  bij 

Arbon  en  Krap.-  65a 

Paccard^howH^  vtn  Vergy.    Amft.   bij  J.  C.  van 
: .  Kesteren.  91 

falm^  Cv^v  ^/-  y«»  ^^^^  Bijbel.    Ilde  St.    Leyd.  bij 
.    D.  du  Mortier  en  Zoon.  '93 

Pl^reaUt  Ü-  H*)  ^f^on  fur  i  Tim.  IV:  14 ,  15.  Ü^r.. 
chcz  J.  Alt  heer.  *  375 

Parels  ^   (^D.y  Acadero.   Redev. ,    in  1619,    over  d^ 
.    Dordfche  Synode.    Leyd.  bij  D.  du  Saar.  <  151 

Peerlkainp,  (P.  Hofman)  \Xenofhetntis   Efhefii  de  Ati^ 
.    thiaetc.    Libri  V.    Harl.  af^d  ,W\^.  A.  Loosjes, 

P..  F.  75 

,       ■       ■■         Tvfeede  VerJIag.  117 

Pelkwljk ,  (^.  ter")  Tijdrekenk.  Verhandeling  en  Tafel. 
.  Zwolle,  bij  Clement  enz.  ,        580 

-T-— — — — —   Tijdrekenk.   Schoolboek  en  Alma- 

.    nak.    Zwolle*  V\\  Clement  enz.  .5^ 

JPemberton^  (C.  ü.)  Verhandeling  over  de  Ziekten  der 
.    Onderbuiksingewanden.    Haar),  bij  F.  Bohn.  11 

Fèrk^  (^J*  JJ)  Lequien^s  Verhandeling  over  de  Inter- 
punctie.*  Amd.  \\\  W.  Brave.  4851 
.Plotz^  Q.  B.  C.  F.  yon)   Poczij  en  Proza.    Blijfpei. 
Gron.  bij  /T.  van  Boekeren.  532 
.Poedel  (De)  op  reis,  om  zijnen  Heer  te  zoeken.  Leeuw, 
bij  Steenbergen  van  Goor.  .          '  0^7 
Protestant.  (De)  No.  1,  2  en  3.    Ooi?dr.  bij  BIusf4en 
van  Braam.           ^  jm 


R. 


REGISTER. 

R.  ' 

JietfJit)giuSy(^G.  Bónthem)  HaaéDetdIflg  voor  het  ög< 
derwtjs  in  den  Christ.  Godsd.    Gron.  bö  IF,  Zuh 

atfnüm  AM 

*  .    ■  *  ■  Bijb.  Handboekje  voor  bcj.  en 

oude  Lieden.    Gron.  bij  W.  ZMema.  359 

*-- ■  ■    ■— — ' Christelijke   GadgeJecrdlieid. 

Gron.  bij  fF.  Zuidema.   '  y^i 

■  (^-  G.^  Zedckundigc  McngeliBgen.  Gron. 
bii  J.  Oomkem.  355 

"Keinhardi ,  iJ.  G.)  Spiegd  voor  Memjes.  Hde  %u 
Rott.  by  J.  Hetidrikfcn.  492 

Rilcy^  (^.)  Verhaal  en  Befchi^viig.  IldeD*  Dofdr. 
bij  Blusfé  én  van  Braam.  jq 

Réemer^  (^.)  Proeve  eeöer  Hegtsgel.  Verdedigfiag  van 
J.  C.    Leyd.  bij  jt.  en  J.  Honko^py  543 

■  ' Hulde  aan  Borger.    Ltyd.  bij  A.  €n  j. 

Uênioêp.  65^ 

Rofenmulkr^  (JB.  F.  JT,)  De  Oosterlingeo.  Iftc  D. 
GroD.  bij  JF.  fan  Soektren.  1 

-*V»  (%  y»  /O  Twee  Verhandelingen*     Dordr.   bij 

Blusfé  en  yan  Braam.  ^fi^ 

S. 
Saahye^  (if.  £•)  fragment  van  een  Dagboek  in  Groen* 

land.    Gron.  bij  fF.  Wouters.  24 

Smler^  (^.  Af.)  Het  Gebed  onces  Heeren  J.  C*  Amft. 

bij  B.  J.  Crajenfchot  enz.  272 

Schehcma^  (J^.)  Gefchied-  en  Letterfc.  Mengelwerk. 

Uden  D.    dde  St.    Am  ft.  bij  H.  Gartman.  259^ 

Schets  der  oude  Aardrijkskunde.    Gi-on.  bij  J.  Rome» 

Hngh.  5ojp 

Schippers^  (S.   W.^  Latijnseh  Leesboek.    Gron.  bfj 

J.  RomeUngh.  65$ 

Sckmid^  CJ.  I.  F.)  Kort  Begrip  der  Christ.  Kerkge- 

fchiedenis.    K  Dee^en*  Gron.  bij  J^*  RcmeBngh.  460 
Schouman ,  (M)  EerezniL    Twêed$  Druk. '  Leyd.  bij 

J.  ran  Thair,  f 

Sciêu^ 


F 

•C 


•REGISTER. 

Schouten  ^''iJ.')  Gedichten  en  Geziogen,  Rott.  bij 
J.  Immer  zeel  ^  Jun,  a6^ 

Shillibecr ,  (5^.)  Ontmoeringeti  op  eene  Reis  naar  Pit- 
cairD.    Dordr.  bij  Bhafó  en  van  Braam.  169 

Snatich^  (/)•)  aan  zijne  Medeonderwijzers.  Gron.  bij 
K.  J.  Schkrbeek.  .     5»* 

Somercn^  QR.  H.  van)  Gedichten.  Haarl.  bij  F.  Bohn. 

67c 

Spanda'» ,  (/ƒ .  -rf.)  De  Vrouwen»  Tweede  Druk.  Gron. 

bij  fV.  Woutert.  5»$ 

Spookvertellingen  voor  Kinderen.    Zaltb.  bij  J.  iV#» 

man.  .  I3« 

StilUng,    (//.)    Het   Heimwee.    Ifte  D.     Amft.  hij 

J.  C.  Sepp  en  Zoon.  5^9 

-    I  Twtcde  Ferflag.  6iz 

Stuart^  (Af.)  Jaarboeken.  1814;   1815- L     Amft.  bij 

JS.  Maaskamp.  ^55 

Stürmer ,  (/..  w«)  Schctfen  en  Tafercelen  van  Kon- 

ftantinopel.    Gron.  h\}  ^fF..  Wouters.  59^ 

Surr^  (T.   S.)    De  Toovcrkracht  des   Rijkdpmt.    U 

Dcelen.    Haarl.  bij  ^.  Loosjes^  Pz.  40* 

Smnin^  (P.)  Tafereelen   uit  eene  Reis  naar  Noord- 

Amerika.    Haarl.  bij  J.  Loosjts^  Pz.  161 

T. 
Tolkns ,  Czl  Cf/O  Romancen  ,  Balladen  en  Legenden. 

Ilde  St.     Rott.  bij  J.  Immorzecl^  Jtm.  5*3 

Tuckey;,  {J.  i/.)  Aardrijkskunde   voor   Zeenart  en 

Koophandel.    Rott.  bij  J.  Immer  zeel  ^  Jun.        38$ 

U. 
Uren ,  aan  den  Godsdienst  gewijd.     Ifte  en   Ilde  D* 

Amft.  bij  ten  Brink  en  de  furies.  AH 

V. 
Falentia ,  (G.)  Reize  naar  IndiS ,  enz.  IVde  en  laatfte 

D.    Haarl.  b«  F.  Bo^n.  ftU 

Veen ,  (if .  J^  van  dmr)  Hmdbodc  over  bet  Avondmaal. 

'  Gron.  bij  fF.  Zuidema. «  .3 

Verhalen.  (Belangrijke)  Q  Stukjes.    Zntph.  by  H.  C. 

•  Jt.  TAiem^.  184 

Ver*