i\% «<
tf i
e
v. I
ff
.*
If
% .' -*:.
Afcs».3>.7<i5./7
o
VERDEDIGING
VAN DEN HEERE
ARCHIBALD BOWER,
SCHRYFER van de HISTORIE der PAUSEN.
VERDEDIGING
VAN DEN MEERE
ARCHIBALD BOWER,
IRTl'ER va* de HISTORIE der PslUSEN.
Voormanh op ■ • in de Rhetorica, Ilifloriën en Philo-;
fophie op ' imen, Fenno en Macerata,
en, in de laat jl gemelde Plaats, Raad der lnquilitie.
BEHELZENDE
Deszelfs Leeven en Bezigheden, als Geeftelyke,in halten,
de Onmenfehelykhcden, door de lnquilitie van hia~
a rata, tegen den Graavc Vtncenzo della Torre,
gepleegd ; de vlucht van den Schryvcr
naar Engeland; deszelfs Gedrag en
Bezigheden aldaar.
Benevens een
KORTBONDIG BERICHT
VAN HET GESCHIL
TUSSCHEN DE
ROOMSCHGEZINDEN en den SCHRYVER
Uit het Engelfeh vertaald.
TE AMSTERDAM,
By KORN E LI S van T O A7 G E R L 0.
M D C C L X I 1 I.
VOORREDEN.
Elden ziet men, dat een J 'e/uit, die zich
reeds door plegtige Geloften aan ae Orde
verbonden heeft , dezelve verlaate , het
Pausdom verzaake en den Proteflantfchen
Godsdienfl ,omhelze ; doch , zo dikveils zulks
gefchied zy , hebben die Vaders noch moeite, noch be-
loften, noch bedreigingen ge/paard om het verloren
Schaap vee der om tot de kudde te brengen, zich niet
ent ziende, om zelfs tot logenen en lafleringen hun toe-
vlucht te neemen. In de zestiende Eeuvc verliet Klias
Haiènmuller de Orde, en keerde zich tot het Luther-
dom. Hy vcas een man , die hetjlerke en zwakke van
de Sociëteit naauv:keuriglyk opgemerkt en gade gejlaa-
gen had. Uit vreeze , dat hy een Hijlorie van de So-
ciëteit in V licht mogte geeven , lieten de Jefuiten niets
cnbezogt , om zich van zyn perfoon te verzekeren ; doch
hy had het geluk de Jl rikken te vermyden, vcelken hem
gejpannen veerden, zich dan hier dan daar verbergen-
de. Eindelyk begaf hy zich, om in volkomene veilig-
heid te zyn, in den jaar e 1587, naar Wirtemberg,
daar hy zich bezig hield, met de laatfle hand aan zy-
ne Hijlorie te leggen , die hy echter niet ten ehide bragt.
Zyn onvoltooid Kerk is naderhand, door PolycarpusLy-
* 3. £>
VOORREDEN.
ferus, in druk gegecven9waar in dejefuitenjlerk geha-
vend worden.
Meer geruebts maakte de bekeering van facob
Reihing , die , uit hoofde van ecne gelofte , welks
hy, in eene gevaarlyke ziekte , gedaan had, het Je-
fuitenklced aannam, en zich vervolgens, in de Or-
de, zo beroemd maakte dat de Generaal Aquavi-
va hem het Lecraarfchap in de Godgeleerdheid waar-
dig oordeelde. Men wil zelfs , dat hy het geweejl
zy, die den Hertog van Neuburgtot het Roomjch ge-
love overhaalde. Hy werkte , dag en nacht , om door bc-
vjysredenen de belydenijje der Luthcrfchen om verre te
werpen: Doch, dewyl zyne partyen hem flanavajlig-
lyk de Heilige Schriften voorhielden , zag hy zich ge-
noodzaakt die Boeken insgelyks te raadpleegcn ,om daar
uit wapenen te verzamelen , waarmede hy zyne Vyan-
den kracht daadiglyk te keer kon gaan. Doch , terwyl
hy met dit onderzoek bezig was , werd hy gewaar,
dat hy een kwaade zaak verdedigde. Hy verliet der-
halve zyne bedieningen, begaf zich naar het Hof van
Wïrtembefg, en omhelsde aldaar het Lulherfch gelo-
ve. Men maakte hem vervolgens Hoogleeraar in de
Godgeleerdheid te Tubingen. Onder tnjfch en bleeven
de Je Juiten in geenen deele in gebreke , om een man ,
die zich , door zyn Geleerdheid , goede Zeden en JVel-
Jprekendhcid, zo beroemd in hunne Maat f chappy e ge-
maakt had , en wiens bekeering den Protcflanten tot
eere vcrjlrckte, door allerlei beloften en aanlokzelen
aan
VOORREDEN.
aan te zoeken , om tot de fchoot der Kerke -veder te
kceren. Doch Reihings Standvafligheid liet zich daar
door niet bcweegen, om een Godsdienfl veder om aan
te netmen , die hy in zyn gemoed overtuigd was va/fch
te zyn. Men beproefde derhalve , of andere middelen
van 'iiccr vermogen op zynen geefl zouden zyn. Men
fchold en la/Ier de hem, op eene verfoeyeljke wyze; men
waakte hem uit voor een fchuimloopcr, en weïïujligen ,
die zich liever in bra/Jcryen en fmaakclyken wyn ver-
maaktc , dan zyne uuren in eenzaamheid en in den gebede
doorbragt ; men befclwldigde hem , dat hy een groot
liefhebber van de bemin lyke Scxc was ; dat hy zelfs een
jonge Dochter verleiden bezwangerd had ; en dat hy9
toen haare zwangerheid niet langer verborgen kon b/y-
*ven, om de fchande en fl ra ff e te ontgaan, de vlucht
had moeten neemen. Reihing weder leide deze la fier in-
gen in een fraai je Verdediging, die hy aan "'t Hof van
AVirtemberg zond. Hyflorf, in den jaare 1628(29;
aan eene -waterzucht , die men niet naliet , na zyn dood,
aan de god lyke wraake toe tej'chryven,
Beter gelukte het den Je/uiten met Petrus Jarrige,
die niet door overtuiging, maar om dat zyne verdien-
flen niet naar waarde beloond wierden , de Orde vaar-
wel zeide. Hy deelde zyn voorncemen mede aan den
Heere Vincent, Predikant te Rochelle, die hem de
middelen gemakkelyk maakte om naar Holland te vluch-
ten, daar hem de Ed. Groot Mog. Heer en, Staat en van
deze Provincie , een jaarwedde toeleiden. Maar de Je-
f ui ten decden , met de uit er {Ie drift , naar hem ver neemen ,
en
VOORREDEN.
en wenden alle mogelyke middelen aan, om zynen naam
te fchandvlckken. By den Rechter te Roebelle wijlen zy
uittcwerken , dat by veroordeeld werd om cerjl gehangen
en dan verbrand te worden. Maar alle hunne pogingen
dienden nergens toe , dan om aan den dag te leggen hoe
[mertelyk hun het verlies van Jarrige was. Hy wreekte
zich over den hoon hem aangedaan , met een gefchrift , V
welk hy den Jefuic op 't Schavot noemde. De breuk Jihcen,
derhalve , onher/lelbaar. Maar de Je/uit Ponthelier , die ,
toen ter tyde , in den Haag , onder het gevolg van een Am*
bajjadeur was, wijt het zo te beleggen, dat hy Jarrige
deed bejluiten , om zich wederom met de kerk van Rome
te verzoenen. De zaak werd ter uitvoer gebragt, in
den Jaare iójo. Jarrige vertrok van Leiden, daar hy
voor eene talryke vergadering over de beweegredenen
van zynen Afval uit het raus dom gepredikt had , en ver-
voegde zich by de Jefuiten te Antwerpen, daar hy zyne
Retraóhtie in H licht gaf. Zcdert weet men niet, wat
van hem geworden is.
Uit deze drie voorbeelden kan men ligtclyk ofnecmen,
welke middelen de Jefuiten gewoon zyn in V werkte fiel-
ten, wanneer een hunner Leden de orde verlaat en heeft.
Behoeft men zich dan te verwonderen , dat zy tot diezelf-
de middelen hun toevlucht namen, toen de Heer Arcfii-
•bald Bower, de Jchryver van de Hiftorie der Paufen,
de Roomfcbe Religie en de orde dier raderen niet alleen
verzaakte, maar daarenboven, door het opflellcn van dat
gewigtig werk, het Pausdom zulk ecu gevoelige neep toe-
bragt, welke het niet ligtclyk te boven zal komen? Be-
hoeft men zich te verwonderen , dat ze allerlei Jlrccken
en
VOORREDEN.
en konjlenaarycn in V werk fielden , om hem weder te
winnen? dat ze hm bejebuldigden van Jhoodc cuveldaa-
den, ben In fier den, en zyne bekeering, gelykze die van
Reihing gedaan badden, toefebreeven aan vreeze voor
eer loosheid en ftrajfe, om dat hj een onwettige gemeen-
i , eene Non? Moet mtn zich niet veel
eer verw i teren over de onbefebaamdbeid zyner vyanden,
die dezeijde flrecken en konftenaaryen ai wederom in V
c gefield hebben , waarvan men zich te vooren zo
menigmaal bediend had, om afvalligen vcederom tot dejeboot
der Kerk te brengen? Inderdaad, die lijlige aan/lagen zyn
reeds zo bekend gemorden , dat ze bt hoorden op nieuwen be-
dagt te zyn zo zy in hun oogmerk wenfebten tejlaagen.
De Heer Bowl r, heeft goedgevonden zyne verdediging
tegen de verregaande lajhringen, waarmede men zyn
perjoou en characLr heeft zoeken te bevlekken, met den
druk geween te maaken De Leezer ziet ze hier in 't Ne-
dcrduit/eh , en oordecle onpartydiglyk.
Hadden de Sehryvers der Nederlandfche Letterverlus-
tigingen (een werkje, dat van 'tyd tot tyd by den Boek-
verkoper Laveriagh uitkomt) dit gedaan, zy zouden wat
beter aan hun oogmerk, V welk zy in hun voorbericht
zeggen te zyn, om geenszins den gemeencn flender van
vee Ie anderszins goede Maandvccrkjcs te volgen, maar
om ecnpaarig'yk aan den fmaak van recht crnjlige en on-
bevooroordeelde f baarheid en Godvrucht licvendc leezers
genoegen te geevcn , voldaan hebben.
Billyk hadden wy, derhalve, van deze Lieden, weihén
betuigen onder den Invloed van waarheid en overtuiging
te Jchryven, en met een eer/yke begeerte, om alle bedrog
** te
VOORREDEN.
te ontdekken , mogen verwachten , dat zy , over het vyf»
de deel van de Hifloric der F au/en , door den Heer b o-
WERj f pree kende , niet alleen het iverk zelf, waar
ook de Verdediging van den Schryver , achter het ge-
melde deel gevoegd , geleezen, en naauwkeurighk over-
wogen zouden hebben , eerze onze Nederlanders met een
kleine febets v er r aften, en hun iets nieuws opgaven ,
'/ geene zy, in hunne taal, op zulk eene wyze nog niet
kenden. Maar wat doenze? in plaats van ons een be-
richt te geeven , V welk op eigen onderzoek {leunt <, flop-
penze ons een vertaaling in de hand. van V geen de Cri-
tical ReviQw-Schryvers in Engeland, ten opzichte van
den Heer Bower, waer el kundig gemaakt hebben, die,
ondertujjehen, omdat alles, wat hy tot zuivering van
zyn eer en goeden naam gezegd had, door deze maan-
delykjche Schryvers, op eene zonderlinge wyze , ver-
valfcht , verminkt , en in een verkeerd licht ge/leid was,
goedgevonden had de bejchuldiging en verdediging bei-
de voor de geheele waere/d bloot te leggen.
Het is niet genoeg voor de Schry veren der Letterver-
verluftigingen , V geenze in hun eerjle deel,bladz 10S,
ten opzichte van den Heer Bower en deszelfs Hiflorie
ter neder ge fit ld hebben , ovcrtelaaten ter verantwoor-
ding van de Opflellers van V Critical Review. Had'
denzc aan bun plicht willen voldoen , moejlenze onder-
zogt hebben, of de bcjchuldigingen, tegen den Heere
Bovrer ingebragt , wel overeenkom/lig met de waarheid
waren. Ten minflen hadden ze dien Heer in zyne Verde-
diging moeten hoor en , wilden ze den naam van onpar-
ty-
VOORREDEN.
ty&ig zich tot eigenen, hit Verdediging was met den
druk gemeen gemaakt. Dus ontbrak bet hun niet aan
gelegenheid, om beide de partyen te verjlaan;en dan ie
oordcelen, of men hem met recht of met onrecht beje hul-
dig Ie. Waarom niet liever met eigen oogen gezien , dan
door de bril -van een ander ? Maar men wilde gaarne nat
nieuws' zeggen, V geen onze Nederlanders nog in hun-
ne taal niet geleezen hadden ; en dit was de e enige re-
den, waarom men de Laflcringen en valfche Befchuldi-
gingen, tegen den Heer e Bower ingebragt , den Hol-
landjchen Lezer mocjl mededeelen. De Protejlanten
hier 1c Lande badden, ge/yk elders, e ene groot e achting
betuigd voor de Hi flor ie der Paujen, welke zy bejpeur-
, dat alleen gejehikt was , om het gantfebe gevaar-
te vay den Roomjcben Godsdie n/l ter neer te werpen.
Dezen mocjl men derhalve duidclyk doen zien , dat zy
in hun meening bedroogen waren; dat zy den Heere
Bower te onrecht hielden voor een Protejlant ; dat hy
de dwaa Hagen van V Pausdom nooit verzaakt had; dat
hy nog een' vermomde Jeiiiit was. En dit deed men, na
dat de Heer Bower alreeds zyne Verdediging had in V
licht gegeevcn , die achter hetzelfde Deel van de His-
torie der Paufen geplaatjl was, waar van men ons de
uitgave aankondigde. Dit /taaltje van de handelwy-
ze der Schryveren van de Nederlandfche Letterverlus-
tigin£en toont ten klaarjlen, wat Jlaat op hunne uit-
trekzels te maaken zy. IVy hoopen, echter, dat zy
thans de goedheid wel zullen willen hebben, van de Ver-
dediging van den Heere Bower eens te vergelykcn met
** 2 het
VOORREDEN.
hét ge ene %y ons uit de Reviewers opgegceven hebben^
<m na rype overweeging van de befcbuldigingen van den
tenen kant, en de tvederleggihgen van den anderen,
een onzydiger oordeel villen over de zaak iuverjch/I ,
en hunne Lezer en niet in 7 onzekere laaten omtrent den
Schryver van een iverk , dat met recht de achting van
alle Waarheid- en Godvruchtlievende Protejlanten
wegdraagt. fVy ver trouwen, daarenboven, dat zy,
hunne onbezonnenheid veroordeelende , in "'t vervolg,
wel wat voorzigtiger zullen te werk gaan , wanneer
ze ons wederom iets , ten opzichte van vreemde Schry-
veren, medetedeelen hebben. Eneindelyk verwachten
<wy, dat ze de Edelmoedigheid zullen hebben, van open-
lykte er kennen, dat ze ongehk gehad hebben, wanneer-
ze , enkel op "'t geloof van de Reviewers, het char aller
van den Heere Bower en deszelfs Hiltone der Paufen,
ver Aagt zogten te manken, waar toe wy denken, dat
zy zich zelven verplicht zullen vinden, willen ze an~
derzins niet met de Befchiddigers van den Heere Bo-
wer , de jefuiten . naametyk , de Douglailen en de Re-
viewers gelyk gejleld worden.
WVW
WW
wv
w
VER-
VER'D EED I GIN G
VAN DEN HEER
ARCHIBALDBOWER;
SCHILDKNAAP.
Zeeven en Bezigheden van den Heer Bower, ah
Geejlelyke , in Italiën: Verbaal van zyn Viugt , en
de redenen, die hem daar toe bcivoogen: Zyn Ge-
drag en Bezigheden in Engeland: Hijiorie en Inhoud
der zes Zoogenaamde Brieven.
RcniBALD Bower, Schildknaap, afkomftig
uit Schotland . in Italiën opgevoed, wierd in de
maand November van 't Jaar 1705 in de Orde
der Jefuiten aangenomen. Na , volgens ge-
woonte, zyn twee Proefjaaren doorgeftaan . en
zig daar na, een Jaar in cle Rhetorica, en c wee in
de Phikfophie, ie Romen, verder geoefend te hebben , wierd hy
naar Fano, aan de Golf van Fenetiën, gezonden, omonderwys
te geeven in de Letteren, en twee Jaaren daarna tot het Hoog-
leeraarfchap in de Rhetmea en Hiftoriën bevorderd op de Hooge-
fchool van Fenno, 'm 't Marquizaat van Ancona gelegen welke,
na die van Romen en Bologne, de aanzienlykfre is in 't gebied
van den Paus. Hier verwelkomde hy in 17 13, het eerfte
Jaar van zyn Hoogleeraarlchap uit naam der Univerjiteit , en
in tegenwoordigheid van alle derzelver Leden, met een La-
A tyn-
2 VERDEEDIGING van den Heer
tynfche Rcdenvoering , den nieuwen Aartsbiflchop Mattel,
die, voorheen PaufTelyke Nuntius te Venetiën, in plaats van
den Overleeden Kardinaal Genei, lotden AartsbiiTchuppelyken
Zetel van Fermo, verheven was. De Heer Bozver bekleedde
daar 'c Hoogleeraarsampt drie Jaaren,- en wierd toen naar
Romen te rug geroepen, om zig in de Godgeleerdheid te oef-
fenen. Hier aan befteedde hy omtrent vier Jaaren , en wierd,
in 't Jaar 1719, verkooren, om de plaats te vervullen van Va-
der h'laminiiy Hoogleeraar der RbetoHca in het Collegie te Ro-
men , die zig , ter herftelling van zyn gezondheid , en om een frifle
Landlugt te fcheppen, naar Fgprcatibegpeven had. By die ge-
legenheid, ftelde hy een Latynfch Gedigt op, 't welkhy inde
groote Gehoorzaal van 't Collegie, in tegenwoordigheid van
verfcheiden Kardinaalcn, Kerkvoogden, den meeden Adel van
Romen en de Leden der Univerfiteit uitfprak ; en 't welk zoo wel
ontvangen wierd, dathy, toen Vader Flaminii, na 't herftellen
zyner gezondheid , tot bezigheden van een anderen aart ge-
bruikt, en ten dienfl: der Orde naar Saxen gezonden wierd , in
deszelfs plaats tot Hoogleeraar in de Rhetorica wierd aange-
iteld. Dit Ampt bekleedde hy flegts agt Maanden; wanneer
hy 't zelve afleide, om zig geheel en al aan een ander zoort
van beoeffening en onderzoek over te geeven (a).
Dewyl, naamelyk, de JSulie Unigenitus nog een groot ge-
rugc in Frankryk bleef maaken , by gelegenheid , dat de Her-
tog van ürleans, Beftierder van 't Ryk, verfcheiden Franfcbe
Biffchoppen , en onder anderen den Kardinaal Noaillcs , omtrent
dien tyd, het Jaar 1720, overreedde om de Bulle, met deVer-
klaar'mgen , aan te neemen , waar door de Twift , in ftee van
gefmoord te worden, weer heviger begon te ontfteeken; on-
dernam de Heer Bower , terwyl hy Hoogleeraar in de Rhetori-
ca was te Romen, een Hiftorie der Paufen te fchryven in 'c
Italiaan feb, met oogmerk, om de PaufTelyke Opperhoofdigheid
te ftaaven, en aan te toonen, dat dezelve, van de allervroeg-
fle tyden af, tot nu toe,al:oos door de Katholyke Kerk erkend
was.
0») Answer to a fainilous Pamphlet. p. 6s- 66.
A R C H I B A L D BOWER. 3
was. In die onderneeming wierd hy fterk aangemoedigd eerfb
door den Heer Ruspoli, zedcrt Kardinaal, zyn' byzu n
Vrind,* en naderhand ook door den Kardinaal Tatiara, Deken
van 't Heilige Collegie, by wien de Kerkvoogd hem bukend
maakte en aanprees. Michaè'l /ingelo Tamburini, Generaal der
Orde, gaf 'er insgelyks zyn goed Keuring aan ; waarop een an-
der tot Hoogleeraar der Rbctorica in zyn plaats beftemd,en hy
naar 't Collegie der Maronieten te komen, een Collegie dat on-
der 't beftier der Jefuiten itait, gezonden wierd, om daar
zonder belemmering, en ftoornis van andere bezigheden, het
Werk, dat hy ondernomen had, te volvoeren. Dog eerlang
kreeg hy, by nader onderzoek, een geheel ander doorzigt m
de zaak , en wierd , terwyl hy alle vlyt aanwendde om de Paus-
felyke Opperhoofdigheidtehandhaaven, volkomen overtuigd,
dat dezelve geheel ongegrond was , en met geen den minftert
fchyn van regt of reden beweerd en verdedigd kon worden.
Op die Ontdekking vervoegde hy zig by den Generaal Tam-
burini en den Kardinaal Tanara beide, met verzoek, dat hy ver-
fchoond mogt worden van een Werk verder voort te zetten,
waartoe hy zig zelven, zeide hy , niet genoeg in (laat bevond.
De Generaal was niet ongeneegen, om hem 'er van te ver-
fchoonen; maar de Heer Ruspoli en de Kardinaal wilden van
geen verontfchuldigingen hooren. Dog middeierwyl ftk-rf
Paus Klemens, de Elfde, op den 19 Maart 1721 , waardoor
die Heeren, beide, andere bezigheden, en de handen vol
kreegen , en het Werk fteeken bleef (a).
Dus verzaakte wel de Heer Bomer, op de overtuiging zyns
gemoeds, terwyl hy nog te Romen was, en voor dat hy nog
eens zyn laatfte of vierde Gelofte, als Jefuit, gedaan had ,
de Opperhoofdigheid , welke zig de Paus over de geheele
Kerk aanmaatigt, maar was egter daar door nog geen Prote-
Jlant geworden, en bleef een opregt Roomfchgczinde. In
Jralii',1, 't is waar, zou het vry gevaarlyk zyn, dar gewaande
Yoo-regt van den Heiligen Stoel openlyk te willen betwifLn ,
of
(a^ Answer to a fciirrilous Paraphlet. p. 71. 72.
A 2
4. VERDEEDIGING van dun Heer
of in twyffel te trekken; maar iemand kan het zelve zeer wel'
in zyn hart lochenen en verzaaken , en egter een Roomfcl>
gezinde blyven, dewyl die Opperhoofdigheid van den Paus
over de algemeene Kerk geen noodwendig geloofs- artikel is,
van 't Katiiolyk Geloof. Dus weet men , dat de Janfewjtc Gee-
ftelykheid, by voorbeeld, in Frankryk, dagelyks de gewoone
Kerkplcgugheden verrigten, de Heiligen eeren, en^ alle de
Leerftukken van 't Pausdom belyden , leeren , en verdedigen ,
terwyl zy egter 's Paufen Opperhoofdigheid lochenen , en dat
hoogft gezag over de ganfche Kerk, 't welk de Paufen bewee-
ren,dat,als een byzonder Voorregt,aan hun en hunnen Zetel
vèrknogt is , beftryden ; en van dat gewaand Voorregt derhalven
alleen fprak ook de Heer Lower , niet, gelyk zyn tegenparty-
en verkeerdelyk zedert uitftrooiden , van den Roomfchen
Godsdienft in 't algemeen, nog van eenig Geloofs-artikelvan
de Katholyke Kerk , toen hy in zyn Voorreden , voor de
Hiftoric der Paufen zeide: dat, in weerwil van zyne poogingen vook
iet tegendeel, de Reden de Overhand kreeg boven de Jlerkfie l ''ooroor-
icelen : dat hy het gevoelen toeviel, het welk hy voorhad te wederleg'
gen , en opregtelyk dat ge ene in zyn gedagten afzwoer , het welk hy ,
in zyn onkunde , ondernomen had te verdedigen (a).
Na dat de Heer Bower derhalven van zyne, zoo ongelukkig
voor de PaufTclyke Opperhoofdigheid geflaagde. onderneeming
had afgezien, wierd hy gezonden, om, voor den tyd van zes
Maanden , de plaats van een Overleeden Hoogleeraar der
Philofophie in 't Collegie van Arezzo te vervullen , en van daar
weder gefchikt naar Florence, om 'er zyn deïde of laatfte Proef-
jaar te houden. Alle Jefuiten , naamelyk , moeten twee
Nieuwlingfchappen of Proeftyden ondergaan ; het een van.
twee Jaaren , wanneer zy eerft in de orde zyn toegelaaten ; het
ander van een Jaar, na dat zy reeds verfcheiden Jaaren Leden
der Orde geweéft zyn , en voor dat zy hun laatfte of vierde
Gelofte doen. De Kerfte Proeftyd duurt altyd twee gehee-
le Jaaren, en wordt nimmer verkort; de Jaatlle dikwils.
Dee-
(a) Voorreden bladz. C\ 7.
ARCH1BALD B O W E R. j
Deeze laatfte Proeftyd van den Heer Boiver duurde flegtsdrie
of vier Maanden, van November 1721 tot Maait 1722 , wan-
neer hy zyn laatfte gelofrcn en plegtige Inwyding te Florence
verrigete, en daarop tot Hoogleeraar in de Phil-fopbie op de
Univcrjitcit te Macerata verkooren wierd.
Ik zal hier in 't voorbygaan , tot nader Opheldering van die
ure gewoonten en inzettingen der Jefuiten , met den
Heer Bomer, aanmerken, dat, fchoun wel alle de Leden dier
Sociëteit door de Geloften , die zy op 't einde der twee Jaaren
van hun eerften Proeftyd doen, aan de Orde verbonden zyn,
de Orde nogtans aan hun niet verbonden is, maar de Gene-
raal hen, om eenig wangedrag, hun affcheidgeeven kan; ge-
Ivk hy hen ook, op hun verzoek, verlof kan verleenen, om
de Orde te verlaaten, en weer in de Waereld te gaan: dog,
indien iemand van hun zulks deed zonder zyn verlof, zou hy
voor een Afvalligen worden aangezien en als zoodanig een ge-
handeld. Maar door hunne laatfte Geloften zyn zy aan de Or-
de verbonden voor hun ganfche Leeven , en de Orde is ook
weder van haar kant aan hun verbonden ; zoo dat nog zy voor-
taan de Orde ooit verlaaten kunnen, nog de Generaal hen hun
affcheid geeven. In dien langen tufTchentyd van verfcheiden
Jaaren, die 'er tuflehen den eerften en tweeden Proeftyd ver-
loopen , wordt 'er zeer naauw op al hun handel en gedrag ge-
let, en indien men 'er eenige ongeregeldheden in befpeurt van
dien aart, dat zy de Orde eenigzins tot wanachting en oneer
zouden mogen ftrek ken, of zo de Eeftierders der Collegien,
in welken zy hun verbly f gehouden hebben, iets van belang op
hun inborft, neigingen tn wandel te zeggen hebben, ftaat
men hun niet toedelaatfte Geloften tedoen, maar geefthen hun
affcheid. Op deeze bekende gewoonten en regels der Socië-
teit beroept zig ook, onder anderen, de Heer Bower tot zyn
verdediging, dewyl men hem zekerlyk zoo lang in de Orde
niet geduld zou hebben, veel min toegelaaten dat hy zyn laat-
fte gelofien deed , indien zyn gedrag te Romen en in Italië n
den minden fchyn van overeenkomt gehad hadde met de
Schets , welke zyn tegenpartyen , en inzonderheid de Schry-
A 3 Yer
6 VERDEEDIGING van den Heer
ver van zekeren Brief, onlangs uit Romen, zoo men zegt, ge-
zonden, daar van hebben gelieven ce geeven (a).
Terwyl de Heer Bsver, gelyk vvy ftraks zeiden, het Hoog-
leeraarsampt in de Phllofuphlc te Macerata, een Stad in 't Mark-
graaffchap van Aneona, niet ver van 'tberugteiowfo gelegen,
bekleedde, had hy een naauwe en gemeenzaame vrindfehap
opgerigt met Vader Montccuccoli , Inqnifitcur , die daarzyn ver-
blyf en regtbank hield. Het Hooge Gengtsbof, naamelyk , de
Hooge Fierfcbaar , of de Heilige Vergadering der Inquifnie beftaat,
in Italiën , uit zes Kardinaalen , een Commijfaris Generaal, den
Grootmeefter van 't heilig Paleis, diealtyd een Dominikaan is,
den Generaal der Domiuikaanen , en een groot getal van Godge-
leerden, Canonijlen en Regtsgeleerden. Deeze hooge Vier-
fchaar, die haar verblyf houdt te Romen, is door de Bullen
van verfcheiden Paufcn gemagtigd, om yder, die van Kette-
ry verdagt is, zonder onderfcheid, zelfs Biiïchoppen, Aarts-
biflehoppen , Patriarchen , de Kardinaalen zelve niet uitge-
zonderd, aan beide zyden der Alpen, in Regten te betrekken;
hen te daagen, om voor hun Regtbank te verfchynen , en hen
in den Ban te doen en af te zetten , indien ze, binnen den be-
paalden tyd, die Indaaging niet gehoorzaamen. De Verga-
dering komt tweemaal 's weeks by één; 's JVoensdags in de
Kerk van St. Maria Sopra Mina-va , die aan de Dominikaanenbe-
hoort, en 's Donderdags in tegenwoordigheid van den Paus.
Zy fielt de byzondere Inquifiteurs van andere Landftreeken en
Steden in Italiën aan, die ook in alle moeielyke en twyffelag-
tige gevallen gewoon zyn,met deeze Vergadering raad te plee-
gen. In yder Bisdom , naamelyk , van Italiën , is een Inquifitcur ,
of ten minden een Stedehouder, die ook CommiJJ'aris der Inqui-
fitie genoemd wordt. Want zoo het Regtsgebied van den In-
quifileur eig uitftrekt over verfcheiden Bisdommen , houdt hy
zelf zyn verblyf in de'voornaamfte Stad, en heeft in yder van
de andere Steden zynen Commijfaris of Stedehouder. Dus be-
hooren onder de Inquifnie van Macerata , behalven die Stad
zel-
(a) Adswcï to a fcurrilous Pamphlet. p. 72. 73.
ARCHIBALD BOWEfi, 7
zelve, nog drie anderen, Toler.tino, Jefi, en Ofimo, en ont-
houdt zig de Inquifiteur te Macerata, terwyl zyn Stedehouders
hun verblyf hebben in de andere Steden. Deeze Stedehouders
zyn gemagtigd , om aanklagt en befehuldigingen in te neemen ,
gevangen te zetten, en zelfs onder goedkeuring van den Bis-
lchop hunner plaats, of van deszelfs Stedehouder, te pyni-
gen; maar da Inquifiteur houdt doorgaans het regt aan zi;r3"om
het Slotvonnis te vellen. Tot yder Regtbank der Inquifuie be-
hooren Twaalf Raaden; vier Godgeleerden, vier Canonijlen,
en vier Regtsgeleerden. Zy oordeelen met den Inquifiteur over
de Zaaken, die voor de Vierfchaar komen, waarom ze ook
zomtyds zyne Byzitters genoemd worden, dog hebben flegts
een raadgeevende geen beflhTende ftem. De Itupüfiseta- is
niet verpiigt hun oordeel in te voigen, maar kan een Perzoon
doemen, dien zy onfchuldig, of vryfpreeken, dien zy fchul-
dig verklaard hebben; maar in beide dit- geiral!en nogtans is
hy over zyn gedrag voor 't hooge Gerigtshof der Inquifiüs ,
dat te Romen zit, aanfpreekelyk , en kan door hetzelve, of
door den Paus , van zyn ampt worden afgezet : maar zo hy de
meerderheid der Raaden op zyn zyde heeft, is hy altyd veilig.
In de meette plaatzen hebben de Inquifiteurs vryheid om hun ei-
gen Raaden te kiezen, en zyn in die keur aan geen Orde van.
geeftelyken gebonden, maar neemen, naar hun welgevallen,
Franciscanen, Dominikaanen , Bencdictynen, Bernardynen , Jcfui-
tcn , en zelfs Leeken. De Godgeleerden zyn altyd Kerkely-
ken, gelyk ook meeft al de Canonijlen, maar de Regtsgeleer-
den zyn doorgaans uit de Leeken genomen. By zynen tyd ,
zegt de Heer Bower (a), beflonden de Godgeleerde Raaden
van de Inquifitieie Macerata, uit twee Dominikaanen, den De-
ken van Macerata, en hemzelven: de Canonijlen, uit eenen
Dominikaan, twee Minorieten, en eenen Scolopiaan; maar de
Regtsgeleerden waren alle Leeken. De Jefuiten , fchoon 't
hun nog door eenige PaulTelyke Bullen en Conjlitutien , nog
door de Wetten van eenig Land , nog door die der Inquifitte
zel-
(1) Answer to a fcuriilous ramphlet. p. 45.
8 VERDEEDIGING van den Hees
zelve, verbooden is, mogen volgens de regelen en inzettin-
gen van hun ei^en Orde het Ampc van Inquifiteur niet beklee-
dtn, maar wel Raaden, alleenlyk, zyn der Inquifitie. De
Heer Botver belooft ons een omftandiger berigt van die bloed-
dorllige Vierfchaar, en van zommige van derzelver gehei-
men , en haare Grondwetten te zullen geeven, wanneer het
vervolg van zyn Hiftorie der Pattfen hem gebragt zal hebben
tot den tyd , toen dezelve eerft wierd opgerigt (a).
Ondertufichen had de gemeenzaame Vriendfchap, welke
de Heer Bowcr met Vader Montecuccoli onderhield , hem den
weg gebaand tot dat aanzienlyk en voordeelig ampt van Raad
der Inquifitie Op zekeren tyd , dat zy met eikanderen in ge-
fprek waren: Buwer, zeide hy , Ik heb een toeleg op U: Woor-
den, die in den mond van een /«^?/;/ïft?Hrhaatelyk luidden , en,
in weerwil van hun onderlinge Vriendfchap, mogelyk niec
weinig ontroering in den Heer Bovocr zouden verwekt heb-
ben , indien Vader Montecuccoli 'er niet aanftonds had byge-
voegd, dat een van de Leden der Inquifitie doodelyk ziek was,
en hy, zo dezelve ftierf, die openvallende plaats van Raad
voor hem gefchikt hadde. De Heer Bomer ontving die gun-
ftige toezegging met groot genoegen, en betuiging van Dank-
baarheid ; niet lang daar na wierd hy ook nader by den In-
quifiteur ontbooden, die hem verklaarde, thans zyn Belofte te
zullen vervullen , en , hem daarop omhelzende , Nu , zeide
hy» zy* gy Een van Ons. Dien zelfden Nagt wierd 'er Verga-
dering belegd , de Heer Bower als Nieuwe Raad , met de ge-
woone gebruiklykheden, aangefteld , en na dat hy den Eed
van Geheimhouding gedaan had, het Berigtfchrift der InquU
fitte hem overgeleverd. Dit Boek of Gefchrift behelft de regels,
volgens welken zy in hun Regtspleeging, in hun Vonniffen ,en
in alle bedryven der Vierfchaar verpligt zyn te werk te gaan ,
en mag, om het te beter geheim te doen blyven, niet gedrukt
worden , maar wordt gefchreeven bewaard. By het afïterven
of ontflag van een Lid des Raads wordt het met het Zegel
der
fa) Ibidem, p. <58.
ARCHIBALD BOWER. 9
der Inquijitie toegezegeld , en die daar zyn handen aan flaan
durfde, was een Man des Doods. De Heer Bc/voer, mee zyn
nieuwe bediening niet kwa'.yk te vreden,en begerig om der-
zelver aart en vcrpligtingen wat nader te kennen, begon ,
t'huis gekomen , het Berigtichrift met groote nieuwsgierig-
heid te leezen. Maar welk een Verbaaftheid en Ontroering
trof hem , toen hy daar een opliet zag van Regelen , die in
Onmenfchelykheid en Verfoeijelyken handel alle verbeelding
te boven gingen : Regelen , die hy zig egter nog al vleide,
dat men nie' gewoon was ten ftrengflen uit te voeren; tot dat
hy eerlang dezelve wel ftiptelyk gevolgd en tewerk gefield
zag aan een Klendigen, die een week of twee daarna voor
hun Vierfchaar gebragt wierd (a).
Deeze onmenfchelykheden boezemden den I leer Bower een
affchrik in van dien verfoeijelyken Regtbank , en waren na-
derhand oorzaak dat hy Macerata verliet. En dewyl hy zelf
nu een naauwkeurig en omltandig berigt van zyn Vlugt uic
iën , en de redenen die hem daar toe bewoogen, aan de
Waereld heeft meegedeeld ; zal ik , in 't verhaal van dezelve,
my voortaan van zyn eigen woorden bedienen.
Nimmer heb ik voorgegeeven , zegt hy (Z>), dat het om
den Godsdierift alleen was, dat ik Itaüën verliet, maardikwils
heb ik integendeel verklaard, gelyk alle myne Vrinden ge-
tuigen kunnen , dat, zo ik nooit een Lid der Inquifitie gewor-
den was , ik flegts op goed geloof zou voortgeleefd hebben ,
;. k de meefte Roomfcngczinden doen , zonder ooit den
minlïen twyffel te liaan aan de waarheid van den Godsdienft,
waarin ik was opgevoed, of om een anderen te denken. Maar
de
(a) Deeze liyzondcrheden zyn getrokken uit zeker Verhaal van de Vlugt
van den lieer Bower, 't welk men zegt uit zyn eigen mondelinge berigten
te zyn opgeflel i. Dog dewyl de Heer Hower hetzelve niet volkomen voor
ene, maar in zommige omitandigheden of onwaar of gebrekkelyk
'aart, kunnen >vy ook voor de Waarheid van deeze Ryzonderheden ,
fchoon in zig zelve nog ongerymd nog onwaarfchynlyk, niet ten vollen
:■. Bo-Jicr arj Tillcmont compared. p. 92. 93.
(b) Answer to a fcurrilous Pamphlet. p. 4. &c.
B
io VERDEED1GING van den Heer
de ongehoorde wreedheden van die Helfche Vierfchaar trof-
fen- my gevoeliger , dan ik in (laat ben met woorden uitte-
drukken, en maakten my , gedwongen als ik was, door myn
Ampt als Raad, om 'er medepligtig aan te zyn , den rampza-
ligden Menfch , die 'er leefde. Eerd viel ik op de gedagten
om myn Bediening neer te leggen ; maar dewyl ik in ver-
fcheiden voorvallen eenige zwakheid ,gelyk zy het noemden,
dat is, eenig medelyden en Menfchelykheidhadlaatenblyken ,
en daarover bedraft was van den Inquifiteur , begreep ik lig-
telyk , dat hy het neerleggen van myn Bediening aanflonds
daar aan alleen zou loefchry ven , dat ik de handeling en Regts-
pleegingen der Heilige Vierfchaar afkeurde. En zeker, aan
niets anders kon ook zulk een Stap met eenigenfchyn worden
toegefchreeven , dewyl dat Ampt de naade en onfeilbaare
weg was tot Bevordering en hooger Eerampten,en met groo-
te voorregten , en een aanzienlyk Jaargeld verzeld ging. Met
een klaar vooruitzigt derhalven van het uiterde gevaar voor
de oogen , waarin ik my wierp , zo ik eenigen den minden
grond gaf tot een dergelyk vermoeden, en egternietindaat,
om de heillooze wreedheden langer aan te zien, die dagelyks
byna binnen die muuren gepleegd wierden, nog de wroegin-
gen uit te daan van myn geweeten, dat my onophoudelyk
verweet, dat ik 'er medepligtig aan was, befloot ik eindelyk,
na een langduurig overleg by my zelven en menig rudelooze
Nagten , de Vlugt te neemen , en de Inquifitic teftens en Ita*
liën te verlaaten. Een ganfch Jaar byna ging ik met dat be-
fluit zwanger, door de naarde en angdvalligde twyffelmoe-
digheid geflingerd , zonder op my te kunnen verkrygen , om
het ten uitvoer te brengen, uit vrees voor de menigvuldige
gevaaren, die ik voorzag dat 'er onvermydelyk mee verzeld
zouden gaan , en van de fchrikkelyke gevolgen , die ik te wag-
ten had, zo myde onderneeming mislukte. Maar toen ik,mid-
delerwyl , op 't bevel van den Inquifiteur genoodzaakt wierd een
Heer te vatten, met wien ik in de naauwde Vrindfchap en
Gemeenzaamheid leefde, maakte de Rol, welke ik, by die ge-
legenheid, gedwongen was te fpeelen , zoo diep een indruk op
myn
ARCHIBALD BOÏÏER. n
myn hart, dit ik eerlang alle vrees en beangftheid te boven
kwam, en een vaft opzet greep, om myn beiluit, daar moge
dan van komen wat 'er wilde, en zonder verder uitftel, te
volvoeren. Van dat merkwaardig en ongelukkig voorval za.
ik hier, een weinig omftandiger, berigt geeven , temeer, de*
wyl men zig daar uu een juilt en leevendig denkbeeld zal kun-
nen maaken van den aart der Regtspleegingen in den gewoo-
nen handel van dat yflelyk Gerigtshof.
De Heer, dien de Jnq-nfitcur my beval gevangen te neemen ,
was de Graaf Vincenzo della Torre, uiteen doorlugtig geflagt
in Duitshtrtd gdproo'en , en die zeer aanzienlyke goederen be-
zat in 't grondgebied van Macerata. Hy was een van mynge-
'ieffte Boezemvrinden, en onlangs getrouwd met een Dogter
van Sighor Omjlantini te Fernió, een Juffrouw , niet minder be-
roemd door haar Verfland, dan door haar Schoonheid. Met
haar Familie had ik ook, terwyl ik Hoogleeraar der Rhetorica
te Fcrmo was, zeer gemeenzaam omgegaan , en zedert den
Graaf, in zyn vryery , dikwils van Macerata derwaarts ver-
zeld, dewyl die twee Steden flegts vyftien Italiaanfchc Mylen
van elkanderen leggen. Ik verkeerde met beide derhalven in
de grootfte vrindfehap en gemeenzaamheid,- en de Graaf was
de eenigfte myner goede Vrinden , die, na dat ik Raad van
de Inquifitie geworden was, even vry en openhartig met my
bleef omgaan als voorheen ; terwyl de anderen fchuw voor my
begonnen te worden, en my niet duider deeden bemerken,
dat zy langer op myn Gezelfchap niet zeer gezet waren, en my
voortaan liever mydden.
Als op zekeren dag deeze ongelukkige jonge Edelman, met
een anderen ging wandelen, ontmoetten hen twee Capucyner
Monniken; waarop de Graaf, na dat ze hen voorbygegaan
waren , tegen zyn metgezel zeide: welke Zotten zyn dat , die den-
ten , dat ze den Hemel zullen ivinncn met een bairen Kleed te draa-
gen, en barvocts te gaan! Zy zyn ivaarlyk Zot, als ze dat denken,
'er eenige Verdienjl: Jleekt , in zig zeken te kivcllcn en te py-
nigen: waarom leezen ze met gelyk my doen? Zy zouden 'er niet een
.'■: laater om in den Hemel komen. Wie hem over dat on-
B 2 be-
12 VERDEEDIGING van den Heer
bedagt zeggen by de Inquifitie aanklaagde , de Monniken, zyn
metgezel, of iemand anders, weet ik niet ; want de Inquifiteurs
noemen hunne Raa;len nooit de Naamen van de Befchuldigers ,
nog die van de Getuigen , op dat zy ze niet wraaken zouden ,
of hun bedenkingen tegen dezelven inbrengen. Maar yder
zonder onderfcheid, wie hy zy, die eenig zeggen hoort, 'c
welk hem dunkt te ftryden of onbeflaanbaar te zyn, met de
Leer van de Heilige Moeder de Kerk, is verpligt, om zulks
aan den Inquijiteur te opeilbaaren , en, teffens den Perfoon te
noemen, die het gezegd heeft: en in dit ftuk heeft zulk een
geen banden, hoe heilig en onfehendbaar, aantezien, maar
is de Broeder verpligt zyn Broeder aan te klaagen, de Vader
zyn Zoon, de Zoon zyn Vader, de Vrouw haaren Man, en
de Man zyne Vrouw; en dat, alle, op ftraf van de Eeuwige
Verdoemenis, en van als Medepligtigen aangemerkt en ge-
handeld te worden , indien ze het binnen zekeren bepaalden
tyd niet ontdekken; ook kan geen Biegtvader iemand Ver-
giffenis van Zonden verkenen, die iets, 't zy in jok of in
ernft, ten nadeele van 't geloof, of van de gebruiken en inzet-
tingen der Kerk heeft hooren zeggen , voor dat die geene
zulks eerft aan den Inquijiteur heeft bekend gemaakt, en den-
zelven zoo veel onderrigting gegeeven, als hem eenigzins
mogelyk is, omtrent den Perfoon, dien hy 't hoorde zeg-
gen.
Doch, wie het ook moge geweeft zyn, die myn ongelukki-
gen Vrind aanklaagde, 't zy de Monniken, 't zy de Heer
met wien hy wandelde, 't zy iemand anders, die het bygevaJ
hoorde, de Inquijiteur althans gaf op zekeren nagt, (want om
hun zaaken geheimer en met minder rugtbaarheid te verrig-
ten, houden ze doorgaans, buiten Romen, hunne Vergade-
ringen 's nagts) den Raad kennis, dat de voorheengemelde
Woorden gefproken waren , en in goede ernfl: gefprooken , op
het zien van twee Arme Capucynen; dat het Getuigenis on-
wraakbaar was, en dat hy ze derhalven by één geroepen had
om hun oordeel te zeggen, hoe en waar voor men die Woor-
den had op te vatten, en om volgens dat oordeel dan verder
met
ARCHIBALDBOWER. 13
met den Misdaadigen naar Regten voort te vaaren. In ydc-r
Inquifitie, geiyk te vooren verhaald is, zyn twaalf Raaden,
naamelyk, vier Godgeleerden, vier Canonijlen, en vierRegts-
geleerden. Het is het werk inzonderheid der Godgeleerden
te oordeelen, hoe men een zeggen-, daar iemand over aange-
klaagd is, heeft op te vatten; of het Ketterfch is. dan of
het alleen maar fmaakt naar Kettery, of het Godslaflerlyk is
en tot onteering ftrekt van God en zyne 1 leiligen , din oi het
alleen dwaalend is, onbezonnen, fcheurziek, of voor God-
vrugtige ooren aanüootelyk.
Dat gedeelte van 't zeggen, Zot, ah ze denken dat 'er e enige
verdicn/le Jleckt in zig zehen te kwellen en te pynigen , oordeelde
en verklaarde men Ketterfch , als openlyk en regtdraats ftry-
dig tegen de Leer en 't gebruik van de Heilige Moeder de
Kerk, die een geftrenge Leevenswys enZelfkaftydingen, als
ten hoogden verdienftig , aanpryll. De Inquifiteur merkte
by die gelegenheid aan, dat door de woorden, zy zyn tnaar-
lyk zot, als ze denken &c. de Heilige Kerkvaders niet alleen,
die allen , geen eenen uitgezonderd , groote ftrengheid van Lee-
ven en Zelftugtigingen geoefend hadden , voor Zotten wier-
den uitgekreeten, maar ook de Heilige Paulus zelf , die zyn
Lighaam kaftydde en tugtigde, dat is, zig zelven geeflelde,
gelyk de Inquifiteur het begreep; en voegde daar by, dat de
gewoonte van zig zelven tegeefTclen, door alle Stigters der
Geeftelyke Orden zoo fterk aangepreezen, van dien grooten
itpoftel der Heidenen ontleend was , en haar oorfprong
genoomen hadt.
Na dat men dus dat zeggen voor Ketterfch verklaard had ,
was de ganfche Vergadering, eenpaarig, van gevoelen, dat
de Perfoor., die hetzelve geuit had, in hegtenis moeft geno-
men worden , en volgens de Weteen der Inquifitie te regt ge-
field. En daarop wierd de naam van den Perfoon genoemd.
"Want zoo lang als 'er nog geen belluit genomen is, of de be-
fchuldigde Perfuon in hegtenis zal genomen worden, of niet,
wordt zyn naam verzweegen, en blyft den Raaden onbekend,
op dat zy, mogelyk, zegt het Berigtsfchrift, in hun oordeel
B 3 over
14 VERDEEDIGING van den Heer
over zyn zaak zig niet door gunft of ongunft zouden laatenbe-
ftieren. Want in verfcheiden opzigcen en omftandigheden
maaken ze uiterlyk een goede Schyn vertooning van Regtvaar-
digheid en Billykheid , op den zelfden tyd , dat zy , tegen alie
erkende Wetten van Billykheid en Regtvaardigheid , regt-
ftreeks aan te werk gaan. Maar geen woorden zyn kragtig
genoec, om de verbaasdheid en doodelyke Zielsontroering uit
te drukken, die my trof, toen ik den Naam hoorde noemen
van een Vrind, dien ik de grootfte hoogagting en een opreg-
te en hartelyke genegenheid toedroeg. De Inqiufiteur was niet
onkundig van onze onderlinge Vrindfchap en gemeenzaam-
heid: en om my eene gelegenheid te geeven, ter daadelyke
beoeffening van de Les, die hy my dikwïls had voorgehou-
den ; naamelyk, om de zwakheden der Natuur met hulp der
genade te overwinnen ; koos hy my uit , om den misdaadigen ,
gelyk hy hem noemde, te gaan vatten, en hem nog voor 't
aanbreeken van den dageraad, veilig en wel bewaard in de
gevangeniffen der Heilige Inquijitie te leveren. Ik poogde
my wel , dog nedrig en met de diepfte ootmoedigheid , te ver-
ontfchuldigen , en verzogt verfchoond te mogen worden van
't volbrengen van dergelyk een Laft; een Laft, zeide ik, die
ik volkomen goed keurde; maar die ik alleen bad . dat door
ïemand anders mogt worden uitgevoerd; want, Mynheer, voer
ik voort, gy weet de Vrindfchap Maar de Inquijiteur,
dat woord hoorende, Wat% zeide hy , met een ftuurfch gelaat
en grammen toon, Watl van Vrindfchap te Jpreeken , daar 't bet
Heilig Geloove raakt ; zie, daar is ww IVagt, voer hy voort, op
de Sbirri's of Geregtsdienaars wyzende, die daar gereed fton-
den, draag zorg, dat de misdaadige deezen morgen nog voor drie
uuren in 't bok van St. Lucas (een der ergften) opgejlooten zy.
Hy begaf zig daarop met de overige Raaden van daar; en
zoo als hy my voorby ging, Dus, zeide hy, moet de Natuur
■overwonnen worden. Ik had niet lang te vooren eenige zwak-
heid , of aandoening van menfchlykheid en meédoogen laaten
blyken, door in zwym te vallen, terwyl ik het Pynigen van
iemand, die met de uiterfte barbaarfchheid mishandeld wierd,
by-
ARCHIBALD BOWER. ï5
by woonde, en was by die gelegenheid fcherpelyk door den
Inquifiteur beftraft , dat ik de Natuur de overhand liet neemen
over de Genade,- dewyl het een onverfchoonbaare zwakheid
was, gelyk hy aanmerkte, dat men eenige de minfle aandoe-
ning gevoelde over 't geen het Lighaam leed, hoe zwaar dat
lyden ook wezen mogt, indien het flrekte , gclyk dat oog-
merk by de Heilige Itiquifitie altoos plaats had, ten behoud en
nutte van de Ziel (a). En miiTchien, denk ik, was het om
eens te zien , welke uitwerking die Beflraffing op my gedaan
had ,dat my het uitvoeren van dien wreeden Lufl wierd aanbe-
volen (Z>). Dewyl 'er nu volftrekt geen middel of mogelyk-
hcid voor my meer overig was om'er van ontHagen te worden ,
vatte ik eindelyk, na een uur in eenzaamheid, en, mag ik
wel zeggen , in Doodsbenaauwdheid doorgebragt te hebben ,
moed, zoo goed ik konde, en begaf my, 's morgens een wei-
nig na tween , naar het huis van myn ongelukkigen Vrind , ver-
zeld van een Notaris der Inquijitie, en zes gewapende Gerigts-
dienaars.
Wy
(a) De Heer Bower ziet hier waarfchynlyk op zeker voorval, 't welk in
een ander Verhaal, daar in de voorgaande Aantekening van gelprokcn is,
omflandiger befchreeven wordt. Eens, naamelyk, dat het zyn beurt was,
om op den Perfoon , die gepynigd wierd, te paffen, want aityd llaat 'er
een der Raaden by hem, om toe te zien, dat alles volgens ord^' en de ge-
zette regelen van dat Gerigtshof gefchiede; liet hy zyn oog op het gelaat
van den armen man vallen, waar op hy de pynelyklle Doodstrekken in al
hun yffelykheid zag afgefchilderd , even als of hy zoo aanitonds den laat.
ften Snik ftond te geeven. De Heer Bower viel op dat gezigt in zwym.
Neem uw plaats, zeide de onmenfehelyke Inquifiteur, zoo dra hy wederom
tot zig zelven was gekomen, Neem uw plaats weer, Bower; gy bedenke
niet, dat, wat r.an 't Ligbaam gedaan wordt, ten nutte Jlrekt van de Zieh.gy
zoud anders dus niet in Zioym vallen. Het is de zwakheid van myn Natuur ,
gaf de Heer Bower ten antwoord, Natuur! hervatte de Inquifiteur, gy
moet de RTatuar t' onderbrengen door de Genade. De dood van den ongeluk-
kigen man, die gepynigd wierd, maakte een eind van die Zamenfpraak.
Buwer and Tillemont Cow.pared. p. 94.
(6) Aan den Perfoon , die benoemd is, om den misdaadigen gevangen
te neemen, wordt ten dien einde een gefchreeven Laft of Order gegee-
ven , getekend door den Inquifiteur.
i6 VERDEEDIGING van den Heer
Wy kwamen langs verfcheiden wegen aan het huis en klop-
ten aan. Eene Dienftmaagd, die uit een Venller zag, en
vroeg, wie 'er klopte? Kreeg ten antwoord , de Heilige Jnqui-
fitie! en men beval haar teffens, niemand in huis wakker te
maaken, maar op ftaanden Voet beneden te komen, en de
Deur te openen op ftraf van den Ban. De verfchrikte Meid
haaftte zig halfnaakt en ongekleed, gelyk ze was opgedaan,
naar beneden, kreeg eindelyk met zeer veel moeite, dewyl
ze van ontfteltenis naauwelyks wift wat ze deed, de Deur
open, en bragt ons, gelyk men haar belaftte, bleek en bee-
vende naar de Slaapkamer van haar Heer. Zy zag my dikwüs
zeer ernftig aan , dewyl ze my wel kende, en fcheen my gaar-
ne eens te hebben willen fpreeken; maar ik durfde my met
haar niet bemoeien, of eens laaten blyken, dat ik het merk-
te. Toen ik met den Notaris, en gevolgd van de Geregtsdie-
naars , de flaapkamer van myn braaven Vrind intrad, wierd
de Graavin, door 't geraas , wakker, en begon . haar Lede-
kant van gewapende Lieden omringd zynde , te fchreeuwen,
en bleef dus , als door fchrik van haar Zinnen beroofd , luid-
keels fchreeuwen, tot dat een der Gerigcsdier.aars, over 't
gerugt, dat ze maakte, geftoord, haar zoo geweldig een flag
in 't aanzigt gaf, dat het bloed 'er by neer liep , en zy in zwym
viel. Ik bekeef den Kaerel daar feherpelyk over, en liet hem,
zoo dra wy weer in 't Inquifitie huis te rug gekomen waren,
dapper afroffen.
Middelerwyl fchoot ook myn Vrind uit den Slaap, en my
met myn gevolg daar ziende. Myn Heer Bower ! riep hy mee
de uiterfte verbaasdheid. Hy zei toen niets meer,- en ik was
ook een geruimen tyd niet in ftaat om een enkel woord te
kunnen uiten. Met zeer veel moeite maakte ik my eindelyk
zoo ver van my zelven en van myn doodelyk Zielsverdriet
mee fier, dat ik myn ongelukkigen Vrind zeggen kon, dathy
een Gevangen was van de Heilige Inquifitie. Van de Heilige
Inquifitie! gaf hy ten antwoord, Helaas! Wat heb ik dan ge-
daan? Myn waarde Vrind, wees myn Vrind nu. Hy voegde 'er
nog verfcheiden tedere en Zielroerende dingen by ; maar de-
wyl
A R C II I B A L D B O W E R. 17
wyl ik wift, dat heft niet in myn magt was, hem eenigendienft
D , had ik geen moeds genoeg om hem in 't aangezigt te
zien, maar keerde my van hem af , en begaf my, terwyl hy
zig kleedde , naar een hoek van 't Vertrek, daar ik myn
Droefheid den vollen teugel vierde. De Notaris Hond mid-
delerwyl by hem , en zag het aan , gelyk ik opmerkte, zonder
eenige de minlte aandoening. En, zeker, ontbloot te zyn
van alle mededoogen en menfchlykheidj zyn medefchepzelea
onderde uitgezogtfte Pynigingen, die ooit wreedheid bedagt,
te hoeren fteenen en kermen, en met de Doodsangften te zien
wordden, zonder door hun Lyden hec minft geraakt en aan-
gedaan te zyn, is eene van de voornaamfte begaafdheden van
een Inquijiteur, en daar allen , die tot den Regtbank en Dienlt
der Inquijitie behooren, met allen yver naar tragten moeten.
Dikwils gebeurt het in die heillooze Vierfchaar, dat, terwyl
een ongelukkig, en waarfchynlyk onfchuldig, menfeh, in hun
tegenwoordigheid, fchreeuwt en kermt op de Pynbank , en
hen zoo beweeglyk, dat het geen menfchelyk hart, zou men
zeggen, kon uitltaan, bid en fmeekt by al wat Heilig is, om
een oogenblik Verligting, dat, zeg ik, de Inquifiteur onder-
tuÜchen, en de overigen van datontmenfchtgezelfchap, doof
voor zyn zugten en klagten, en zonder op zyn traanen en
Zielroerende fmeekingen eens te letten, met elkander zitten
te pra2ten, over het nieuws, dat 'er in de Stad voorvalt; ja
dat ze zomtyds, met eene nooit meer gehoorde Wreedheid,
de elendigen , in 't midden hunner lelde pynen , zelfs befchim-
pen en befpotten.
Zoo dra myn ongelukkige Vrind gekleed was, belaftte ik
den Bargello of hoofd der Geregtsdienaars , hem de handen
met een Touw op den Rug te binden, gelyk in dergelykege-
vallen het gebruik is, en aan alle gevangenen, zonder aanzien
van Perfoonen , gepleegd wordt ; dewyl de Inquijitie zelfs man-
nen van den hoogden rang, als ze met Kettery betigt wor-
d.n , met geen meer onderfcheiding en toegeevendheid han-
delt , dan de allergeringfte arbeidslieden. Kettery ver-
breekt alle banden, vernietigt alle Vrindfchap; zoo dat ik
C den
18 VERDEEDIGING van den Heer
den man , met wien ik zoo lang met de grootfte gemeenzaam-
heid en wederzyds vertrouwen had omgegaan, niet meer voor
myn Vrind durfde erkennen, of hem daarom met eenige de
minfte zagtheid en vrindelykheid, en genadiger dan anderen,
handelen.
Zoo als wy met hem uit de Slaapkamer kwamen , ontmoet-
te ons de Graavin, die te vooren, toen ze in zwym gevallen
was , uit het Vertrek was gebragt , en haar tedergeliefd^n
man, dus als een Dief of Moordenaar met zyn handen op den
rug gebonden, ziende wegleiden, gilde ze opeen erbarmlyke
wyze , vloog hem om den hals , en fmeekte ons , terwyl ze hem
om 't Lyf bleef hangen, onder een vloed van traanen, dat
wy zoo barmhartig wilden zyn van haar het Leeven te benee-
men, op dat zy het genoegen mogt hebben, het eenigft ge-
noegen, dat zy op deeze Waereld wenfchte, van te derven
in 't omhelzen van den man , dien ze beloofd had nimmer te
zullen verlaaten. De Graaf, overflelpt van hartzeer, kon
niet fpreeken. In den doodelyken angft en zielsbenaauwd-
heid, die my 't hart beklemde, was ik niet in (laat een enkel
woord tegen haar te zeggen en laft te geeven , om ze van één
te fcheiden: en zeker, nimmer zagen fterffelyke oogen een er-
barmlyker toneel van jammer en de allerbitterfte Droefheid.
Ik gaf egter eindelyk den Notaris een teken , dat hy met hem
voort zou gaan, gelyk hy deed, zonder eenige de minfte aan-
doening over zoozielroerend een Schouwfpel te laaten blyken.
De Graavin viel wederom in zwym, enmiddelerwyl wierd myn
ongelukkige Vrind, de trappen af en ten huize uitgeleid, on-
der het luid gekryt en kermen van zyn bedienden, dat men
aan alle kanten hoorde : want hy was een man van een lieftal-
ligen en zagtmoedigen aart, en byzonder minzaam tegen al-
len , die met hem omgingen.
Toen wy in 't Inquijitie huis gekomen waren, ftelde ik myn
Gevangen, in de handen van den Sipier, een Leekebroedcr
van de Orde van St. Dominicus, die hem in 't voorheengemel-
de Hok opfloot, en my den Sleutel bragt. Ik bleef dien nagt
in 't Paleis of huis der inquifitie, daar yder Raadsheer een ka-
mer
ARCIIIBALD BOWER,
19
Bier heeft, en overhandigde den volgenden morgen den Acu-
te I aan den Inquifiteur , dien ik tcfFens berigt gaf, dat zyn la(l
ftiptelyk was uitgevoerd. De Inquifiteur was reeds door den
Notaris van alle omftar.dighedcn en myn geheel gedrag, daar
by gehouden, naauwkeurig onderrigt, en zeide daarom tegen
my, toen ik hem den Aeutel overgaf, Gy hebt u gcdraagen als
iemar.d, ik geneegen is ten minjlen om de Neigingen en Zwakheden
der Natuur viet bulp van de genade te overwinnen; dat is, als ie-
mand, die geneegen is, om zig met hulp der genade van een
JMenfch, en redelyk Schepfel, een redeloos Dier of een Dui-
vd te maaken.
Volgens de Zetregels der Inquifitie wordt de Gevangen, de
eerfte week van zyn gevangenis opgeilooten gehouden, in
een naauw en donker Hok, zoo laag van verdieping, dat hy
'er niet regt over end in liaan kan; zonder ondertuflehen een
eenig meefch te zien, dan alleen densipier, die hem, om
den anderen dag, zyn Brood en Water brengt, 't welk het
eenigft voedfel is, dat men hem geeft. Dit doet men, ge-
lyk ze zeggen, om hem tam te maaken; en op dat hy, daar
door verzwakt, de pyn beter zou voelen, en minder in ftaat
zyn om ze door te flaan. Na verloop van die Week worde
hy, des nagts, voor den Raad gebragt om ondervraagd te
worden: en by die gelegenheid zag ik, dat myn arme Vrind,
in dieeene Week, zoodanig veranderd en vervallen was, dat
ik hem niet gekend zou hebben, had ik aan zyne Klederen
niet gezien , dat hy 't was. En geen wonder waarlyk. Het
kon niet wel anders zyn, of zoo ichielyk en onverwagt eene
verandering van ftaat en leevenswyze, de onwaardige en on-
meedoogende behandeling, die hy reeds geleeden had, de
vrees en 't angftig vooruitzigt van 't geen hy waarfchynlyk
nog zou moeten lyden, en, mogelyk meer dan iets anders, de
bedrukte en jammerlyke toeftand, van zyn lieve en voorheen
zoo gelukkige Huisvrouw, die hy tederlyk beminde, en wier
gezelfchap hy naauwelyks zes maanden genooten had, moeft
die uitwerking op hem hebben. Toenhy, volgens gewoon-
te, gevraagd wierd, of hy eenige Vyanden had, en verzogt
C 2 de-
i«j VERDEEDIGING van den Heer
dezelve te willen noemen; gaf hy tot antwoord, dat hy geen
menfch ter waereld vyandfehap toedroeg, en hoopte dat ook
niemand hem een vyandelyk hart zou toedraagen. Wantde-
wyl men in de Vierfchaar der Inquifitie den befchuldigdenper-
foon niet te kennen geeft, waar in de misdaad beftaat, daar
hy meê betigt wordt, nog wie het is, die hem aangeklaagd
heeft, vraagt hem de Inquifiteur , of hy ook weet, dathy vyan-
den heeft, en hoe dezelve heeten. Noemt hy by geval den
Aanklaager, dan worden alle verdere Regtspleegingen tegen
hem opgefchort, tot dat de Aanklaager op nieuws ondervraagd
is, en indien het blykt, dat de Aanklagt alleen uit vyandfehap
en boosaartigheid voortfpruit, en dezelve door geen andere
van elders 'er bykomende bewyzen geftaafd wordt, en waar-
fchynlyk gemaakt; wordt de Gevangen losgelaaten (#). Op
deezen hunnen Regel van Regtvaardigheid beroemen zy zig
dikwils, terwyl ze ondertuffchen beide voor Aanklaagers en
voor getuigen menfehen aanneemen, van de allerfchandelyk-
fte en oneerlykfte zoort, en die by alle andere Regtbanken
gewraakt en uitgeflooten worden.
Vervolgens doet men, na die eerfte Vraag, den Gevange-
nen zweeren , dat hy de Waarheid verklaaren , en niets van
't geen hy weet, en de Heilige Vierfchaar gaarne weeten wil-
de, in alles wat hem zei ven of anderen betreft, voor de Hei-
lige Vierfchaar verbergen zal. Daarop wordt hem dan ge-
vraagd ,
(a) In de Vierfchaar der Inquifitie zyn twee getuigen genoeg, om een
misdaad voor beweezen te houden : en de Aanklaager zelf kan één van die
getuigen zyn, indien de befchuldigde hem niet genoemd heeft onder zyn
Doodvyanden. Ik zeg zyn Doodvyaiuien , om dat een doodelyke Vyand-
fehap alleen iemand Onbevoegd kan maaken , om voor getuige tegen hem
te dienen. Maar dewy! de Schryvers verfchillen in 't beantwoorden van
de Vraag,- wat men voor doodelyke Vyandfehap te houden of niet te hou-
den hebbe, wordt het aan de voorzigtigheid van den Inquifiteur en des-
zelfs Raaden overgelaaten , om in byzondere voorvallen dat (luk te beilis.
fen. Alle , behalven Doodvyanden , worden als getuigen toegelaaten,
Ketters , Jooden , Mahometaanen , Ongeloovigen , openbame Hoeren , en
zelfs meineedigen; en van dergelyk Zoort van getuigen oordeelt men door-
gaans dat 'er Vier genoeg zyn, ora de Misdaad te bewyzen.
ARCIIIB ALD B O W E R. 21
vraagd, om welke Misdaad hy in hegtenis genomen is, en
daar voor 'c Heilig Gerigrshof der Inquifitie gebragt, voorhen
ullerrcgtvaardigfte , het allervoorzigtigfte en barmhartigfte
van alle Gerigtshoven. Op die Vraag antwoordde de Graaf
met een zwakke en beevende flem, dat hy niet wift, zig aan
eenige Misdaad te hebben fchuldig gemaakt, waar over hy
aanfpreekelyk zou mogen zyn voor dit heilig Gerigtshof, of
ook voor eenige andere Regtbank: dat hy geloofde, en ten
allen tyde geloofd had, alles wat de Heilige Moeder de Kerk
geloofde, of van hem cifchte, dat hy gelooven zou. Hy had,
naar 't fchynt, het zeggen, dat hem op 't zien der twee Mon-
niken onbedajt ontvallen was, te eenemaal vergeeten. De
Inquijiteur derhalvtn , ziende dat hy aan zyn Misdaad niet
dagt , of dezelve niet wilde belyden , deed hem na een menig-
te van bedriegelyke ftrikvraa-gen, en veelerlei beloften, die
hy tog nooit dagt te vervullen, weer te rug naar zyn Hok
brengen, en ftond hem, gelyk in dergelyke gevallen gebrui-
kelyk is, nogmaals eene week toe om zig te bedenken, met
by voeging, dat men, zo hy in dien tuflehentyd op zig zelven
niet verkrygen kon, om, overeenkomftig met zyn (traksge-
daanen Eed, de Waarheid te verklaaren , wel middelen zou
weeten te vinden , om hem 'er toe te dwingen , en dat hy dan
geen Genade te wagten had.
Na verloop van die week wierd myn braave en ongelukki-
ge Vrind wederom voor die helfche Vïerlchaar gebragt, en
gaf, toen hem dezelfde vraagen weer wierden voorgefte'J,
dezelfde antwoorden. Hy voegde 'er by, dat, zo hy uit on-
kunde of onbedagtzaamheid iets kwaads en ftrafbaars gedaan,
of gezegd mogt hebben, hy gereed was, om het openhartig
aanltonds te bekennen, indien flegts iemand van de Verga-
dering de goedheid wilde hebben , van maar een enkel woord ,
waar door 't hem mogt invallen, daarvan te reppen, gelyk
hy allen , die daar tegenwoordig waren zeer ernftig verzogt.
Hy floeg zyn oogen dikwilsop my, en fcheen ('t welk myn
hart met een onuitfpreekelyken angfl; ontroerde,) te verwag-
ten , dat ik iets ten zynen voordeele zeggen zou. Maar 't
C 3 was
ï2 VERDEEDIGING van den Heer
was nog my, nog iemand van de andere Raaden geoorloofd,
by deeze gelegenheid te fpreeken,- en al was hetmy geoor-
loofd geweelt, ik zou niets ten zynen voordeele hebben dur-
ven zeggen ; dewyl de Advocaat , door de Inquifitie daar toe ge-
field, en dien men doorgaans den Advocaat van den Duivel
noemt, de eenigfte is, dien men toelaat voor den Gevangenen
te fpreeken. Deeze Advocaat is een Lid der Inquifitie, ont-
vangt 'er een Jaargeld van, en is by Eede verpligt de
Voorfpraak van den Gevangen te laaten vaaren , zo hy ze on-
dernomen heeft, of dezelve in 't geheel niet teonderneemen,
indien hy bevindt, dat de Gevangen, volgens de Wetten der
Heilige Inquifitie , niet verdedigd en voorgefproken kan wor-
den. Zoo dat het alles maar enkele Mommeryis, en ydele
fchynvertooning. By andere gelegenheden, heb ik zomtyds
deezen Advocaat het een en 't ander ten voordeele van een ge-
vangen hooren bybrengen, maar in dit geval verklaarde hy,
dat hy niets tot verdediging van den Misdaadigen te zeggen
hadde.
In de Vierfchaar der Inquifitie veronderftelt men altyd , dat
de Perfoon, die aangeklaagd wordt, fchuldig is. ten zy hy
mogelyk zynen Aanklaager noeme onder zyn Vyanden: en
zo hy zig niet fchuldig bekent, en de Misdaad belydt, die
hem te Laft gelegd wordt, zonder dat men hem eens zegt
waar die misdaad in beftaat, wordt hy veroordeeld om gepy-
nigd te worden: daar in tegendeel in alleGerigtshoven, waar
Pynbanken in gebruik zyn, de befchuldiging eerft den Gevan-
gen wordt voorgehouden, en hem de misdaad gezegd daarhy
meê betigt is, voor dat hy gepynigd wordt. Nooit wordt
iemand ook in andere Gerigtshoven gepynigd, zonder dat
men goede en geloofwaardige getuigeniflen en bewyzen heeft,
dat hy 'er fchuldig aan is. Maar in de Inquifitie wordt iemand
dikwils gepynigd op de aanklagt van een Perfoon , wiens ge-
tuigenis by andere Regtbanken niet eens zou worden aange-
nomen , maar van de hand geweezen : en hy wordt altoos ge-
pynigd, zonder dat hy de Misdaad weet, waar over hy aan-
geklaagd is, en die men wil, dat hy belyden zal. Dewyl myn
A R C II I B A L D B O W E R.
23
ongelukkigs Vrind, aan zyn nootlottig zeggen niet meerden-
kende, zyn onfchuld bleef beweeren , wierd hy, volgens de
Wetten dor Inqurfitie, veroordeeld ter Pyniging (<j). Hy had
dezelve naauwelyks twintig minuuten uitgedaan, ondereen
onophoudelyk gekerm van Jefus Maria! of zyn ftem begaf
hem eensklaps, en hy viel in zwym. Hy wierd daarop,
zoo
(i> By de Regtbanken der Inquifttie in Italien gebruikt men tweeërley
zoort van Pynigingen, deCorda, en de Veglia, gelykze de baliaanenuoe-
D Der Perfoon , die met de Corda zal gepynigd worden, bindt Dien
Gewigt aan zyn Voeten, de Handen op den rug, en maakt dezelve, dus
en, fl aan een Touw, dat over een Katrol loopt, die bo-
ven aan 't Gewelf va ft is. By dat Touw wordt hy tot digt aan 't Gewelf,
ongemeen hoog is, opgetrokken, en blyft dus eenigen tyd han-
gen, tot dat alle zyn Ledemaaten en Gewrigten fchrikkelyk gerekt zyn,
en dan laat men hem eensklaps, met een ruk, nedervallen tot op eenige
weinige Duimen na aan den grond. De fchielyke ltuit van dien Val ver-
oorzaakt de allergevoeligfte pynen, en hy moet dus met zyn Armen en
Beenen, uit hun geleden getrokken , een geheel Uur blyven hangen, indien
hy de Misdaad, daar hy meê befehuldigd is, niet belydt. YieCorda, noe-
men ze de Koningin der Pynigingen; en zeer weinig voorbeelden zyn 'er
van Meufchen, die dezelve een geheel Uur hebben kunnen uitftaan ; ter-
wyl zommigen aan de Pyn fterven, eer nog het Uur verloopen is, en an-
du ai de Misdaaden belyden, daar ze meê befchuldigd worden, 't zy zyze
bedreeven hebben of niet, om zig van de yfTelyke foltering te verlolïen.
Het ander Werktuig der Pyniging, de Veglia genoemd, gelykt eeniger-
maate naar een Smits Aambeeld, van boven met een Spits voorzien, 't
welk uitloopt in een Stompe Yzcren Punt , van gedaante als een Dob-
belfteen. Aan de vier hoeken van 't Vertrek zyn vier Katrollen
maakt, waar over vier Touwen loopen. Deeze Touwen worden aan de
Armen en Beenen van den Misdaadigen gebonden, en met dezelve een;
weinig opgetrokken, wordt hy met het Ruggegraat vlak op dien Yzererj
Dobbellteen gezet, die, dewyl het ganfche Gewigt van zyn Li_;h an op
denzelven ruit, allenskens in 't Rugbeen inwerkt en tot in 't merg door-
dringt. Deeze Pyniging moet elf Uuren lang duuren, indien de Perfoon
middelerwyl de Misdaad niet belydt, daar hy over aangeklaagd is. De Graaf
della Torre wierd met de Corda gepynigd.
Geene van deeze twee Zoorten van Pynigingen gebruikt men in ItaliSn
tegen Vrouwen: maar men windt haar Lonten om, de Vingers , die mert
vervolgens aanfteekt en afbranden laat: of men bindt haar Duimen zoo
ffcerk met dunne Touwtjes, dat het bloed 'er van onder de Nagels uit-
fpringt.
2*. VERDEEDIGING van den Heer
zoo als hy aan zyn Armen hing , van twee Geregtsdienairs ,
wier werk het is de Pyniging uit te voeren, ondeiicliraagd en
opgehouden tot dat hy weder by zig zelven kwam. Hy bleef
by zyn voorig verklaarde, en betuigde nogmaals zig niet te
kunnen herinneren, dat hy ooit iets gezegd of gedaan had,
't welk ftrydig was met het Katholyk Geloof; en fmeektehen
zeer ernftig, dat ze hem tog zeggen wilden wat hy gedaan
had, en waar hy mee beichuldigd wierd, beloovende dat hy
't aanftonds bekennen zou, zo 't waar was. De Itiquifiteur was
daarop zoo genadig, dat hy hem te binnen bragt, wat hy ge-
zegd had op 't zien van twee Capucynen. De Reden , waarom
zy de Misdaad, waarover iemand aangeklaagd is, zóo lang
voor den Gevangen verborgen houden , is, op dat hy , zo hy
weet dat hy ooit van zyn Leeven iets gezegd of gedaan heeft,
het welk met het Geloof ftrydt, en daar hy nu niet meé be-
fchuldigd wordt, dat ook aan de Inquifuie ontdekken en bely-
den zou, in de verbeelding, dat dat de Misdaad is, daar hy
meê wordt betigt (a). Na een weinig gezweegen te hebben,
bekende de arme Edelman , dat hy iets van dien aart gezegd
had, maar dat hy, dewyl hy 't met geen kwaad oogmerk en
zonder nadenken had gezegd , daar zedert tot nu toe niet meer
om gedagt hadde. Hy voegde 'er by, maar met zoo fiaauw
een Hem, dat men 't naauwelyks hooren kon , dat hy gereed
was om aile ftraf gewillig te ondergaan , welke de Heilige
Vierfchaar ook mogt goedvinden hem om zyn roekeloosheid
en onbedagtzaamheid op te leggen : en daarop viel hy weder
in zwym. Na dat men voor een korte poos het Pynigen ge-
fchorfl, en hem weer tot zig zelven had laaten komen, wierd
hy door den Promotor Fiscaal, wiens ampt het is den gevange-
nen te befchuldigen en 't regtsgeding tegen hem voort te zet-
ten , dewyl nog Aanklaager nog Getuigen ooit te voorfchyn
ko-
(a) In de Inquifuie van Spanjcn zet men, in zommige gevallen, denPcr-
foon die aangeklaagd is, zo hy zig zelven niet befchuldigen wil , geheel e
Jaaren agter een in een van die duiftere fchrikkelyke gaten gevangen, t»
laat hein daar giffen , welke misdaad hy moge bedieeven hebben.
A R C H I B A L D B O W E R. 25
komen, ondervraagd , welk oogmerk hy by dat zeggen gehad
baddei Want by die Vierfchaar der Inquifitie is het niet ge-
noeg, dac de befchuldigde de misdaad belydt, daar hy mei
beiigt worde, maar hy moet ook verklaaren, of het oog-
merk, waar mcé hy iets gezegd of gedaan beeft, ketterfch
was of niet: en veelen zyn 'er, die, om zig van de pyn, die
ze niet langer uitftaan kunnen, te verloffen , belyden, dat
hun oogmerk ketterfeh was, fchoon het inderdaad zoo niec
geweeft is. Myn arme Vrind betuigde ons dikwiis, dat hy
gereed was om alles te zeggen , wat wy maar wilden ; maar
dewyl hy nooit ronduit erkende en beleed, dat zyn oogmerk
ketterfch geweeft was, voer men voort met hem te pynigen,
tot dat hy door 't geweld der ondraaglyke pynen te eene-
maal afgemarteld in doodsbenaauwdheid den geeft op de lip-
pen had; waarop men hem afnam, en als leevenloos zonder
gevoel of kennis weer naar zyn hok droeg. Daar maakte , op
den derden dag, de dood een einde van zyn lyden. De In-
quifiteur fchreef een briefje aan deszelfs Weduw, waar in hy
naar belaftte te bidden voorde Ziel van haar overleedenman,
en haar teffens waarfchuwde, dat ze zig wagten zou van te
klaagen over de Heilige Inquifitie, als of dezelve in ftaat ware,
zig aan eenige Wreedheid of Onregtvaardigheid fchuldig te
maaken. Alle zyne goederen wierden ten voordeele der In-
quifitie verbeurd verklaard (a), en uic dezelve alleen een klein
in-
(a) Hy wierd na zyn dood veroordeeld a!s een Ontkennende Ketter : fiVfe-
Heretic.) Volgens de Wetten der Inquifitie houdt men voor Ont-
kennende Ketters, alle dezulken, die ftandvaltig blyven volharden, in 'c
ontkennen of van de ketterfche woorden en daaden , daar ze meê belchu!-
digd worden, of na die bekend ie hebben; van de kwaade, en ketterfche
oogmerken, en meening, die ze daar by hadden. Delia Torre bekende de
woorden gefproken te hebben , ftond toe dat ze ketterfch waren , maat
b!eef ontkennen, dat hy ze met een ketterfch oogmerk en mening ge-uit
had, of dat hy iets anders geloofde, dan 't geen de Katholyke Kerk ge-
looft: En hy geloofde ook inderdaad opregtelyk niets anders, en had nooit
■de minfte gedagten gehad om iets anders te gelooven, ruaar uitte die woo-
nden zonder erg, en uit enkele onbedagtzaainheid.
D
«ö* VERDEEDIGING van den Heer
inkomen vergund aan de Weduw, om van te leeven. Dexyl
zy nog maar zes maanden waren getrouwd gewedt, en een
gedeelte van haar Bruidfchat nog niet betaald was, zond de
Inquijiteur een bevel aan de Familie der Confiantints te Fermo,
om alles wat zy nog aan den overleeden Graaf della Torre
fchuldig waren , aan de Heilige Vierfchaar, en zonder uitftel,
te betaalen. Want de ganfche nalaatenfchap der Ketteis
wordt gerekend ipfofaclo, en uit eigen aart, aan de Heilige
Jnqu'ifitie verbeurd te zyn, en dat niet van den dag af, dat zy
de misdaad bekend hebben, maar van dien dag zelfs af , dat
zy ze bedreeven : zoo dat alle gefchenken en giften, nadien
tvd door hun gedaan , kragteloos zyn, en alles waar zy iemand
meê begiftigd hebben, in wier handen het zig ook bevinden
mag , door de Inquifitie wórdt opgeè'ifcht. Het Huwelyks-
goed zelf, dat ze hunne Dogters meê ten huwelyk gegeeven
hadden, heeft men in diergelyke gevallen wel gevonnitt aan
de Inquifitie vervallen te zyn ; en op dien voet verbeurd ver-
klaard: en niemand behoeft te twyffelen, of de begeerte tot
die verbeurdverklaringen ook niet een van de ftcrkfte aan-
fpooringen zy, die dat Gerigtshof tot het bedryven van zoo
veel Wreedheid en Onregtvaardigheid aanprikkelt (a).
De Dood van myn geliefden en dierbaaren Vrind, den on-
gelukkigen Graaf della Torre wierd eerlang rugtbaar: dog yder,
zelfs zyn naafte bloedverwanten, wagtten zig wei om 'er vari
te fpreeken, ja om zyn naam zelfs te noemen, uil; vrees dat
hun onverhoeds iets ontvallen mogt , 't welk men mogclyk
zou kunnen of willen opvatten, als of zy de Regtspleegingen
van die allerheiligfle Vierfchaar afkeurden. Zoo groot is het
ont-
(«) Op een Godslafterlyke wyze leidt Ludovicusa Paramo, deeze gewoon-
te om de goederen der Ketters verbeurd te verklaaren , en hunne Kinderen
tot liedelaars temaaken, of uit het voorbeeld van God zelvcn , die onze
eerfte Ouders, om hun Ongehoorzaamheid, tellens met hun ganfche Na-
komelingfchap beroofde van alle hunne bezittingen, en eigendommen, van
hun aaufch Paradys, en van hun heerfehappy over alle Schepfelen. Want
dus, zegt hy, leerde God, de eerfte Inquijiteur, allede andere Inquift-
tenrs, zyn Gevolma^tigden, hoe men met de Ketters leeven moet.
A R C II I D A L D R O YV E R. 27
ontzag of de (chrik, Jiever, dien yder heeft voor dat agtcr-
dog.ig en ongenadig Gerigtshof.
jlec and.r voorbeeld van Wreedheid, door de Inquijitie
gepleegd, waar van in 't onegt verhaal van myn Vlugt, door
den Hr. Baron uitgegeeven , gewag gemaakt wordt, was een ze-
ker ge va] , 't welk gebeurde eenige Jaaren voor dat ik Lid wierd
der Inquijitie; en ik heb het zelve altyd verhaald, als een ge-
beurtenis, niet by mynen tyd, maar, alleen, als in de Inqui-
jitie v.:n Macenta voorgevallen. Men vindt 'er een omfhn-
dig en breedvoerig verhaal van in de Jaarboeken der Inquijitie,
't welk kortelyk hier op uit komt. Het hooge Gerigtshof te
Romen zond een bevel aan alle Inqtiifiteurs door ganich Itali-
in, waarin hetzelve hun belaftte, zekeren Geeftelyken te
doen vatten, die in dat bevel zeer naauwkeurig befchreeven
wierd. Men ontdekte iemand , die in verfcheiden opzigten
niet kwalyk na die befchryving geleek, in 'c (ligt van OJtmo,
een plaats, die niet ver van Mac e rata ligt , en onder de Vier-
fchaar van die ftad behoort. Men bragt hem derhalven der-
waarts in de Inquijitie, en pynigde hem, volgens een order
van Komen, met zoo ongehoord een wreedheid, dat hy te ee-
nemaa] zyn verftand verloor. Middelerwyl wierd de Perfoon,
daar 't eigentlyk opgemunt was, gevat, en de arme onfchul-
dige man, op een tweede order van Romen, los gelaaten;
maar hv kreeg het gebruik van zyn verftand nooit weder, en
de Inquijitie moeide zig verder met hem niet, maar liet hem
gaan , zonder eenige de minfte zorg voor hem te draagen.
Vader Piazza, die toen te Ofimo Stedehouder was van Va-
der MontecuccoR , Inquijitear te Alacerata, en nu weinige jaa-
ren geleeden als een goed en opregt Proteftant te Cambridge ge-
ftorven is , heeft een verhaal van dit ganfche voorval in 't
licht gegeeven,'t welk volmaakt overeenkomt met hetberigt,
dat ik daar van in de Jaarboeken der Inquijitie geleezen heb.
De diepe indruk, dien de rampzalige dood van myn braa-
ven en eerlyken Boezemvrind , de onmenfehelyke wreedhe-
den, die men aan hem gepleegd had, en de droevige Rol ,
die ik zelf gedwongen geweeft was te fpeelen in zoo zielroe-
D 2 remi
2S VERDEEDIGING van den Heer
rend een treurfpel, maakten op myne Ziel, verdreef eens-
klaps al myn angften en bekommeringen ; zoo dat ik de ge-
vaaren, waar voor ik tot dien tyd toe zoo zeer gevreesd had,
als vergeetende, een befluit nam , om zonder eenig verder
uitftel het voorneemen te volvoeren, 't welk ik genomen had,
om de Inquijitie te verlaaten, en Italiën voor eeuwig vaar
wel te zeggen. Om myn eigen veiligheid egter, zo veel ee-
nigzins mogelyk was, in zoo gevaarlyk een aanllag, in 'toog
te houden, vond ik raadzaam, den Inqiiifiteur verlof te vraa-
gen, om de Heilige Maagd te Loretto , dat pas dertien my-
len van Macerata ligt, eens te mogen bezoeken, en daar een
week doortebrengen : en in dien tufTchentyd dagt ik my te
fpoeden , zoo veel ik maar kon , naar 't gebied der Graawivbiw
ders; de naafte Landftreek aan Macerata, daar men buiten 't
bereik is der Inquifitie.. Na dar ik derhalven , na vry wat ftryds
en overlegs by my zelven, verlof verzogt en verkreegen had,
om het nabuurig Heiligdom te bezoeken, begaf ik my, den
volgenden morgen aanftonds, te paard op weg ; en betaalde
'er den Eigenaaar, dewyl ik het paard dagt mede te neemen,
op myn vlugt, de volle waarde van (a). Ik floeg den weg
in naar Loretto, maar verliet denzelven op de hoogte van Re-
canati, na een geweldigen en angftvalligen tweeftryd in myn
gemoed uitgellaan te hebben ; dewyl myne onderneeming my
op dat tydpunt te eenemaal wanhoopig en onmogelyk voor-
kwam , en allerylTelykfle gevolgen , die ik onvermydeiyk
verwagten moeft, zo ze my mislukte , zig aan myn bange
Ziel in het fterkfte licht vertoonden. Maar wanneer ik aan
de andere zyde bedagt, dat het immers in myn eigen magq
ftond, of ik my leevendig wilde laaten vatten of niet, en dat
het aan iemand in myne omftandigheden, naar wet en reden ,
geoorloofd was, om zyn vryheid te verdedigen ten kofle van
zyn
(a) Ik zei tegen den Eigenaar, dat ik, dewyl ik een zeer flegt Ruitei
was, en zyn paard mogelyk zou kunnen bederven, gaarne weeten wilde,
hoe vee! het hem waard was , en hoe hoog hy het fchatte. Hy noemde,
my. den prys, en ik gaf hem zoo veel als hy eifchte.
A R C II I B A L D B O \V E R. 20
zyn leeven, en liever, als 'er geen ander middel meer over-
bleef, door zyn eigen hand te derven, greep ik moed, enan-
kerde myn wankelend befluit,- en op dac oogenblüc verdween
eensklaps al myne Vrees. Ik liet Loretto agter my, en nam
myn weg over ïiceca Contrada, Fu{jbmbrone , en Calvi in 't Her-
togdom van Uibino, en van daar, door Romagna, naar het
Bologntes. Ik hield altyd d 1, en liet de fteden fa-
no, Vefaro, Rimini , Furli, Faenzi, en Imola, door welke de
gemeene weg loopt, op een grooten affland terzyden vanmy
leggen. Dus reisde ik zeer langzaam, en vorderde weinig,
dewyl ik doorgaans zeer kwaade wegen ontmoette, en dik-
wils zelfs door plaatzen genoodzaakt was te trekken , daar in
't geheel geen weg liep, om niet alleen de fteden en dorpen,
maar ook de gehugten zelfs te myden. Ik had middelerwyl
zelden iets anders tot Levensonderhoud , dan 't een of 't ander
grof en ilegt voedzel, en dat nog fchaars genoeg, 't welk de
arme Schaapharders, Boeren, of Houthakkers, die ik in
deeze afgelegen en onbewoonde ftreeken ontmoette, voor
my befpaaren konden. Myn paard had het niet veel beter,
dan ik zelf; maar wanneer ik ergens ging ilaapen, zorgde ik
voor hetzelve zoo wel als voor my , en verkoor tot myn nagt-
ruft zulke plaatzen, daar de befte fchuiling voor my was, en
het meefte gras voor myn paard. In halten vind men zeer
weinig boerewooningen of hutten, die alleen ftaan , dewyl
het Landvolk daar, alle by elkander,, woont in dorpen en
gehugten ; en het kwam my vry veiliger voor, dat ik den nagt
doorbragt overal waar ik maar een zoort van fchuilplaats vin-
den kon, dan dat ik my in dezelve waagde. Zeventien da-
gen bragt ik met dus te reizen door, eer ik uit den Kerkely-
ken ftaat raakte,- en het verfchilde niet veel, of ik was op de
grenzen zelve van dat gebied gevangen of vermoord gewor-
den. Het geval droeg zig op de volgende wyze toe.
Ik had in twee geheele etmaalen geen het mir.fte voedfel
genuttigd, dewyl ik by geen huizen komen durfde, en op
myne by wegen niemand ontmoette, die my iets konde of wil-
de byzetten. Ik was nu niet ver meer van de grenzen van 't
D 3 Paus.
3o VERDEEDIGING van den Heer
Panfll'lyk gebied, en dagtdat ik nog wel in flaat zou zyn om
het uit te houden, tot dat ik in 't Modenees kwam , daar ik my
verbeeldde, dat ik zoo veel gevaar niet zou hebben, als my
te dugten ftond, zoo lang ik op den bodem was van den Ker-
kelyken Staat,- maar op den derden dag tegen den middag
bevond ik my zei ven zoo ongemeen zwak en magteloos , zelfs tot
bezwykens toe, dat ik my begaf naar den gemeenen weg,
die van Bologne naar Florence loopt, daar ik opkwam eenige
weinige mylen van de eerllgemelde llad, en aan een Poll-
huis, dat daar geheel alleen ftond, opfleeg. Na dat ik de
Vrouw van 't huis gevraagd had, of zy eenig eeten voor my
gereed had, en daarop gunllig befcheid gekreegen, wilde ik
de deur van de eenigfte kamer, die 'er in 't ganfehe huis
was, (want hetzelve diende nergens anders toe dan om van
paarden te will'elen) openen, en zag 'er tot myn groote ver-
baasdheid een Plakaat aangeplakt, waarin ik zeer naauwkeu-
rig befchreeven wierd , en een belooning van 800 Kroonen ,
dat is omtrent 200 Fond Engelfch Geld , (of een groote Twee-
duizend Guldens) beloofd wierd aanyder, die my leevendig
in handen der Inquifitie , wier heilige Regtbank ik gezegd
wierd ontvlugt te zyn, leverde, en 6oo Kroonen voor myn
hoofd. In 't zelfde Plakaat wierd yder een zonder onderfcheid
van Perfoonen, opftraf van den grooten Ban verbooden, my
in te neemen, te huisveften , te fpyzen, te verbergen oftever-
zwygen , of op eenigerhande wyze, hoe genoemd, myn vlugc
te bevorderen of my daar in behulpzaam te zyn. Dit ontftel-
de my zeer , gelyk de Leezer ligtelyk denken kan. Maar
myn ontroering nam nog merkelyk toe, toen ik, in de kamer
komende, daar twee knaapen vond zitten drinken, die hun-
ne oogen op my flaande, zoo dra ik 'er intrad, my ftyf en
fterk bleeven aankyken. Ik tragtte wel, zoo veel mogelyk
was, door myn aangezigt af te veegen, myn neus te fnuiten,
fin uit het venfter te kyken, te beletten, dat ze my niet vlak
in 't gezigt zagen ; maar toen ik daarop een van hun hoorde
zeggen, die Heer fcbynt zig niet te durven haten zien, ftak ik
myn neusdoek in myn zak, keerde my tot dien Knaap, en
zei
ARCHIBALD B O \V E R.
3i
zei met een ftout gelaat tegen hem: *yvantKa
Zie my aan, zoo lang ge w//ï; ik durf mymel haten zien. Hy
antwoordde niets, maar zag my weer fterk aan, /chudde zyn
hoofJ, en ging de kamer uit, waar op hem ZynMakkeron-
middelyk volgde. Ik lette op hun, en ziende ftraks daarna
dat zy met nog twee of drie andere drukke zamenfpraak hiel-
den, en, gelyk ik niet twy ffelde , onderling beraadslaagden,
of ze my vatten zouden of niet, ging ik op het oogenbliknaar
tal-, klom, zonder dat ze het merkten, te paard, en
reed, terwyl ze in den boomgaard agter 't huis nog zamen
Honden te praaten en raadpleegen, in alleryl van daar, en
bereikte dus binnen weinige uuren het Modences, alwaar ik
my en myn paard, dewyl ik my daar tamelyk veilig oordcel-
de , met voedzel en ruft verkwikte. Jk verwonderde my
zeer, dat die Knaapen my niet vervolgden; en weet 'er geen
andere reden van te geeven , dan dat mifichien de Vrouw van
den huize, gelyk ganfeh niet onwaarfchynlyk is, hun , dewyl
ze daar vreemdelingen waren zoo wel als ik, en al 't uicerlyk
aanzien hadden van Bannelingen en Struikroovers, die uitliet
Pauffelyk gebied vlooden, haare paarden niet heeft willen be-
trouwen. Van het Modenees vervolgde ik myn reis met meer-
der gemak door het Parmefaans , het Milanees, een gedeelte
van de Landen der Republiek van Vencüën, tot aan Cbiarienna ,
welke Stad , nevens haar grondgebied , behoort onder de
Graauvibunders , die den raam zei ven van Inquifitie niet mo-
gen hooren, en altyd gereed ftaan, om yder, die dezelve
ontwyken wil , en , gelyk tfeéle Italiaanen doen , een Schuilplaats
zoeken in hunnen bodem, te ontvangen en in hun befcher-
ming te neemen. Maar dewyl ik van voorneemen was, om
hoe eer hoe liever de ftad Bern, Hoofdftad van het groot en
aanzienlyk ProtcJlantJ'cb Canton van dien naam, te bereiken,
en men my onderrigt had, dat de befte weg, dien ik derwaards
kiezen kon, door de Cantons van Uiy, en Underwald , en een
gedeelte van dat van £r/«r;2 was, welke alle drieRoomfchgezinde
Cantons zyn, hield ik myn Naam, wie ik was, en van waar
ik kwam, zorgvuldig verborgen. Want fchoon wel nergens
on-
3?
VERDEEDIG1NG van den Heer
onder de Zwitfers de Inquifitie iets te zeggen heeft, was ik eg-
ter bedugt, of niet mogdyk 's Paufen Nuntius, die te Lucern
zyn verblyf houdt, de overheden van die Roomfchgezinde
Cantons mogt overhaalen, om my als een afvalligen, die zyn
orde verlaaten had, aan te houden, en in hegtenis te nee-
men.
Na dat ik my eenige dagen te Chiavenna had uitgeruft, be-
gaf ik my weer volkomen verkwikt en herfleld op weg, en
zette myn reis voort door het land der Graauwbunders , en de
twee kleine Cantons van Ury en Underwald , tot in het Canton
van Lucern. Hier raakte ik, dewyl ik geen de minfte kennis
had van die landftreek, van den weg af, en ontdekte van ver
een ftad, werwaarts ik, dog zeer langzaam, voort reed, de-
wyl ik niet wifr. in wat oord ik was, tot dat een Landman,
dien ik ontmoette, my onderrigtte, dat de llad , die daar
voor my lag, Lucern was. Op dat berigt begaf ik my, zoo
dra de Landsman buiten myn gezigt was, van dien weg af, en
bragt dien nagt door by een goedaartigen fdiaapharder , die
my in zyn hut herbergde, en my vol op gaf van fchaapen-
melk, en myn paard overvloed van gras bezorgde. Den vol-
genden morgen begaf ik my zeer vroeg op reis, en nam myn
weg, met zoo veel fpoed als ikkonde, weftwaarts aan, de-
wyl ik wilt, dat Bern ten weden van Lucern gelegen was. Maar
na eenige weinige mylen voortgereisd te hebben, begon het
Land zeer bergagtig te worden, zoo dat ik dien ganfchendag
over en tuiTchen gebergten omzworf,en eindelyk in 't midden
van dezelve door den nagt overvallen wierd. Terwyl ik over-
al om zag naar een bekwaame plaats, daar ik, dien nagt, voor
de fneeuw en regen , want het fneeuwde en regende te ge-
]yk, fchuilen kon , wierd ik ook van verre een licht gewaar,
en raakte, toen ik my derwaarts aan begaf, op een zoortvan
voetpad, maar zoo naauw en oneffen, dat ik genoodzaakt
was, myn paard by den toom te leiden , en , dewyl het geheel
donker was, met myn eenen voet den weg te voelen, eer ik
den anderen durfde voortzetten. Dus bereikte ik eindelyk
met zeer veel moeite de plaats daar het licht was , dat ik gezien
had ,
A R C II I 15 A L D B O \V E R. 33
had, een arm klein boerenhutje, en my wierd, toen ik aan
de deur klopte, door een Mans item van binnen gevraagd,
wie ik was, en wat ik begeerde? Ik antwoordde, dat ik een
Vreemdeling , verdwaald , en van den weg afgeraakt
was. Van den weg afgeraakt ? hervatte de man , daar
is hier geen weg, daar men van af kan raaken. Ik vroeg hem
daarop, in welk Caafon ik was; en toen ik hem hoorde zeg-
gen, dat ik in 't Canton van Bern was, Goddank, riep ik ver-
rukt van vreugde uit, dat ik daar ben ; de goede man antwoord-
de, God dank, dat gy 'er zyt. Ik zeide hem daarop, wie ik
was, en dat ik naar Bern dagt te reizen, maar dat ik geheel
en al verdwaald geraakt was, zonder meer te weeten, waar
heen, dewyl ik alle gemeene wegen had moeten myden, om
niet in de handen te vallen van de zulken, die myn ondergang
zogten. Hy opende daarop de deur , ontving en onthaalde
my met zoo veel Ilerbergzaamheid, als zyn Armoede wilde
todaaten , zette my zuurkool en eenige verfche Eieren voor ,
den eenigften voorraad, dien hy had, en bezorgde my fchoon
ltroo met een zoort van paardendeken tot myn bed, dewyl
hy 'er geen ander had, voor hem zelven en voor zyn Vrouw,
om op te llaapen. Die goede Vrouw liet in haar gelaat en
ganfche houding geen minder genoegen en goedaartigheid
blyken clan haar xMan, en zei in haar Zwitferfcbe fpraak ver-
fcheiden vrindelyke dingen tegen my , die haar Man my
wederom in 't Italiaanfcb overbragd. Want hy verftond die
taal zeer wel, en fprak zè zoo, dat men hem verftaan kon,
hebbende zulks, gelyk hy my verhaalde, in zyn jeugd ge-
leerd , terwyl hy knegt wa in zekere herberg op de grenzen
van hallen, daar beide de taaien gefproken worden. Nooit
bragt ik een gerufter en verkwikkelyker nagt door, dan dee-
zen: en zoo dra ftond ik des morgens niet op, of de goede
Man en zyn Vrouw kwamen my vraagen, of ik wel geruft
hadde, en drongen my, terwyl ze wenfehten dat ze in ftaac
waren ge weeft om my beter te onthaalen, om myn ontbyt te
doen met twee verfche Eieren , die de Voorzienigheid, zeiden
ze, hun ten dien einde verfchaft hadde. Ik nam daar op af-
E icheid
34 VERDEED1GING van den Heer
fcheid van de Vrouw, die, met haar oogen ten Hemel gefla-
gen, my van harten een goede reis fc heen toe te wenfchen.
Maar de Man wilde my, zonder zig van my te laaten gezeg-
gen, tot op den gemeenen weg brengen, die mar Bern loopt,
en die , gelyk hy zeide , pas twee mylen gaans van daar kg.
Dog eerft verzogt hy my ernftig , dat ik eens een weinig met
hem wilde te rug gaan , om het pad te zien , dat ik den voor-
gaanden nagt langs gekomen was, het eenigft pad, zeide
hy, dat ik had kunnen komen, dewyl 'er geen ander was uit
het nabuurig Canton van Lucem derwaarts. Ik zag het, en
fidderde op 't gezigt van 't gevaar, dat ik ontkomen was;
want nu bevond ik, dat ik een geheel end wegs gegaan en
myn paard geleid had, langs een zeer fmal voetpad op den
rand eener ylTelyke fteilte. De man maakte by die gelegenheid
zoo veel Godvrugtige en welgepafte aanmerkingen , dat hy
my verrukte, en my teffens over hem deed verbaasd ftaan.
Ik had geen minder reden, om my over zyn belangeloosheid
te verwonderen, dan over zyn Godvrugt. Want toenwy,
na dat hy my zoo ver verzeld had dat ik geen het minfte gevaar
meer liep , om van den regten weg af te raaken , van elkan-
der fcheiden zouden , kon ik op geenerhande wyze van hem
verkrygen, dat hy van my eenige belooning aannam voor zyn
moeite. Hy had het genoegen , zeide hy , dat hy my in den groot-
ften nood dienft gedaan en geholpen had; 't welk door zig
zelven een genoegzaame belooning was , en begeerde nog
wenfchte geen andere.
Ik kwam dien zelfden avond nog te Bern, daar ik my eeni»
gen tyd dagt op te houden: maar dewyl ik hoorde van den
voornaamften Predikant dier ftad, aan wien ik my ontdekte,
dat 'er op dien tyd van 't jaar zeer dikwils fchuiten met goe-
deren en reizigers van Bafel den Ryn afvoeren naar Holland,
befloot ik, op zyn raad , my van die gelegenheid te bedienen.
Ik begaf my dan den volgenden dag weder op reis, trok het
Roomfchgezind Canton van Solothum 'snagtsdoor, dog ver-
mydde de ftad, ook Solothum genoemd , zeer zorgvuldig, en
kwam duis den rolgenden morgen al vroeg te Bafel Hier
wierd
ARCIIIBALD B O W E R. .35
wierd ik zeer vrindelyk ontvangen van een der Predikanten
van die plaats, aan wien die van Bern my een brief van aan-
prvzing had medegegeeven. Dewyl de fchuit eerft na twee
dagen zou afvaaren, onthaalde hy my, dien ganfchen tus-
fchentyd, aan zyn huis op een deftige en minzaame vvyze; en
toen ik den derden dag t'fcheep ging, Het ik myn gulhartigen
huiswaard myn paard ter belooning van zyn vrindelyk ont.
haal.
Het gezelfchap , dat ik in de fchuit ontmoette, beftond uit
eenige weinige Kooplieden of handelaars, en een tamelyk
groote menigte van liegt zoort van volk , dat niet aan de kolt
kunnende komeD, of om hun kwaad gedrag van daargewee-
ken, elders zyn geluk ging zoeken. Maar ik bleef in dat ge-
zelfchap niet lang : dewyl ik, toen de fchuit niet ver van
Straatsburg op een rots had geftooten, niet goed vond zoo lang
te wagten, tot dat ze weer herfteld was; temeer, om dat ik
tog geen voorneemen had om naar Holland te gaan: maar be-
lloot myn reis, ten deele met den gewoonen poftwagen of
Diligence, ten den deele met poftpaarden, door Frankryk voort
te zaten naar Vlaanderen.
ÏNIyn regtmaatige affchrik van de verfoeielyke wreedheden
der Inquifitic, onder den naam van Godsdienft gepleegd, en
daar door geftyfd en aangemoedigd , had wel reeds verfchei-
den twyffeüngen in my doen opkomen omtrent eenige andere
Leerfhikkcn, die ik totnogtoe, gelyk de meefte Roomfch-
gczinden in Italtcn gewoon zyn te doen , zonder verder on-
derzoek blindelings had ingezwolgen; maar dewyl ik dezelve
nog niet genoegzaam onderzogt, en onzydig overwoogen,
nog ook, als geduurig in zaaken en beoeffeningen van een
geheel anderen aart bezig, eenige goede gelegenheid gehad
had om zulks te doen , had ik op dien tyd nog geen befluit ge-
nomen , om of" de Roomfche Kerk of myn Orde te verlaaten.
Ik begaf my derhalven, toen ik veilig in Fr anjch Vlaanderen
gekomen was , naar het Collegie der Schotje Je/uiten te Douav,
maakte my daar aan den Rector bekend , verhaalde hem de re-
den van myn fchielyk en heimelyk vertrek uit Italiën, enver-
E 2 zogt
36 VERDEEDIGING van den Heer
zogt hem , zonder uitftel kennis te willen geeven van myn
aankomft zoo wel als van de beweegredenen van myn vlugt
aan Michaël Angelo Tamburini, Generaal der Orde , en mynen
byzonderen vrind. Dat ik my dus in een Collegie der Jcfui-
ten begaf, en my daar door geheel in hun magt ltelde, is een
kïaarblykelyk bewys, gelyk ik hier in 't voorbygaan mag aan-
merken , dat ik niet uit Italiën gevlugt was, om dat ik my aan
eenige misdaad had fchuldig gemaakt, en de welverdiende
ftraf, die ik daar voor vreesde, had ontloopen, gelyk myn
Vyanden naderhand hebben gelieven te zeggen. Want zo
iets dergelyks de oorzaak geweeft was van myn vlugt, kan
niemand denken, dat ik dwaas genoeg zou geweeft zyn, om
in plaats van naar Holland oï Engeland te wyken , gelyk ik even
gemakkelyk doen kon , en daar veilig de ganfche Orde te
tarten, my zelven dus moedwillig in hunne handen over te
leveren, en hun gelegenheid naar wenfch te geeven, om my
te ftraffen , zoo als ze goedvonden.
De Rcftor fchreef , gelyk ik hem verzogd had, aan den Ge-
neraal; en de Generaal, zonder in zyn antwoord eenig hetmin-
fte gewag te maaken van myn vlugt, (want hy kon dezelve
niet afkeuren , en oordeelde het niet veilig om ze goed te keu-
ren) belaftte my te blyven, daar ik was, tot nader order. Ik
kwam te Douay in 't begin van Mey,en bleef 'er tot op liet eind
van Juny , of het begin van July; wanneer de Rector een
tweeden brief van den Generaal ontving, waarin dezelvehem
verwittigde , dat hy bevel gekreegen had van de Hooge Vier-
ichaar der Inquifilie, om my, waar ik ook was, te belaften,
dat ik naar Italiën te rug zou komen; indien ik gewillig dac
bevel gehoorzaamde, my in naam dier Heilige Vierfchaar ilraf-
feloosheid en voikomen vergiffenis te belooven; maar, zo ik
weigerde, en agterbleef, my te handelen, als een afvalligen.
Hy voegde 'er by, dat het zelfde bevel, niet lang na myn
vlugt, aan alle de Nuntiën gezonden was, die aan de Hoven
van Roomfchgezinde Vorften hun verblyf houden , en raadde
my derhalven, om zonder verder uitftel, voor myn eigen vei-
ligheid zorg te draagen.
De
A R C II I B A LD E O W E R. 37
De Leezer merke hier aan , dat men het in iemand . die een
Lid is van een geeftelyke Orde of genootfehap, afval noemt,
zo hy zonder kennis en toeftemming van zyn overften zyn gee-
ftelyk gewaad aflegt, en uit het Collegie of Kloofter wykt, daar
ze hem in geplaatfr hebben ; en dat alle Biffchoppen niet al-
leen gemagtigd maar zelfs verpligt zyn, om zulk een afvalli-
gen binnen de grenzen van hun Kerkgebied te doen vatten,
en hem aan zyn overften over te leveren, om door dezelve
geftraft te worden. Dewyl ik myn gewaad afgelegd, en uit
het Collegie te Macerata geweeken was zonder verlof van myn
overften, die my daar geplaatft hadden, zou men my als een
afvalligen hebben kunnen handelen, indien men my in myn
vlugt betrapt had in eenig Roomfchgezind land, fchoon zelfs
de Inquifitie daar niets had te zeggen. Maar dat ik dus vry-
willig tot myn gehoorzaamheid wederkeerde, en 't gewaad
weer aannam , zuiverde my te eenemaal van de misdaad van
afval voor de Regtbank van den Generaal, en zelfs voor die
der Inquifitie. Maar nogtans behield het hooge Gerigtshof
der biquijitic altyd de magt , om den Generaal te belaften , dat
hy my naar Italiè'n te rug zou roepen , en indien ik weigerde,
handelen als een afvalligen; dewyl Ongehoorzaamheid aan
een uitdrukkelyk bevel van een wettigen overften als misdaad
van afval wordt aangemerkt, en als zoodanig geftraft met
raauwe opfluiting, en Water en Brood tot dat het bevel
volbragtis.Dergelyk een laft ontving ook deGeneraal van wegen
de Inquifitie; maar de vrir.dfchap, die hy my toedroeg, en
van welke hy my verfcheiden merkwaardige blyken getoond
had , nevens de erkentenis en volkomen overtuiging van myn
onfchuld, dewyl de lnquifueur zelf niets anders tot myn be-
fchuldiging had ingebragt, dan alleen myn vlugt, bewoogen
hem, om my voor 't gevaar, dat my dreigde, te waarfchu-
wen. Ik was ook anders , gelyk ik waarlyk zelf dagt, nu
veilig geweeft in 't Franfch gebied, en had daar ongeftoord
kunnen leeven, zonder deminfte vrees voor de Inquifitie, wel-
ke misdaad , wier onderzoek tot haare Regtbank alleen be-
hoort, ik ook mogte bedreeven hebben. Maar dewyl ik een
E 3 Lid
38 VERDEEDIGING van den Hier
Lid geweeft was van haar Vierfchaar, en bygevolg haar ver-
foeielyken handel en heillooze Regtspleegingen kende, waren
ze bedugt dat ik dezelve aan deWaereld ontdekken zou,' en
om zulks voor te komen belaflten zy den Generaal, om my naar
Italiën te rug te roepen , en een volkomen vergiffenis, zo ik ge-
hoorzaamde, in hunnen naam te belooven, maar my voor
myn ganfche leeven op te fluiten , indien ik weigerde te
komen.
Op 't leezen van dien minzaamen brief vanwaarfchuwing,
door den Generaal gefchreeven, was de Rcftor van gedagten ,
dat ik my op ftaanden voet en zonder eenig tydverzuim be-
geeven moeit naar Engeland, niet alleen om dat dit Ryk de
allerveiligfte vryplaats was, werwaarts ik myn toevlugt zou
kunnen neemen, maar ook om dat ik daar eerlang weder myn
moedertaal zou magtig worden, en zoo dra ik ze weer fpree-
ken kon, hun van zeer grooten dienft zou kunnen zyn, 't zy
daar in Engeland, 't zy in Schotland. Dit voordel van den
Rector , om naar Engeland de wyk te neemen , ftond my onge-
meen wel aan, als beft gefchikt naar den toeftand myns ge-
moeds op dien tyd, 't welk grootelyks ongeruft was en verle-
gen , dewyl myn oude twyffelingen over zommige (tukken
van den Godsdienft dagelyks meer en meer grond wonnen , en
'er telkens weer nieuwe in my opftonden door het leezen, ge-
]yk daar myn eenigfte bezigheid was, van de fchryvers, die
over de Geloofsverfchillen handelden, en welke ik daar vond
in de boekery van het Collegie. Na dat wy dus de plaats ,
werwaarts ik myn toevlugt neemen zou, beftemd hadden , en
wy daar by teffens met eikanderen waren overeengekomen ,
dat ik my , den volgenden morgen aanftonds, op weg zoube-
geeven, beloofde ik hem plegtig, op zyn eigen verzoek en
begeerte, dat ik, na myn aankomft in Engeland, geen woord
tegen iemand zou reppen van den brief van den Generaal aan
hem , of dat hy eenige kennis en deel gehad had aan myn
vlugt. Deeze belofte heb ik ook altoos eerlyk en met alle ge-
trouwheid gehouden , en ik zou my zelven als den ondank-
baarden menfeh van den aardbodem verfoeid hebben, indien
ik
A R C H I B A L D HO W E R. 93
ik dat vertrouwen misbruikt had, dewyl ik ligtelyk voorzien
kon, dat, zo men te Romen wift, dac of de Gcn.raal of de
ReSor de hand gehad hadden in myn ontvlugten , de Inquijitie
daar over baat misnoegen aan beiden op een zeer gevoelige
wyze toonen zou. Want fchoon wel een Je/uit in Frankryk, in
Vlaanderen, of in Duitsland buiten 't bereik is der Inquijitie, zy
heeft egter den Generaal in haar magt, en de Hooge Vier-
fchaar te Romen, daar hyaltyd zyn verblyf houdc, kan hem
zelven niec alleen ftraffen , zo ze wil, maar hem ook nood-
zaaken, dat hy iemand, wie 't zy, van de Orde, die van
hem afhangt , zulk een ftraf oplegt, als haar goeddunkt.
De Rector ging dien zelfden avond uit de ftadj en jn zyn af-
wezen , dog niec zonder zyn kennis en mede weeten , nam ik
den volgenden morgen zeer vroeg een van de paarden van 'c
Collegie, even als of ik my een weinig ging verlugten, dewyl
ik min of meer onpaffelyk was, en eenige dagen zou door-
brengen te RyJTel. Maar ik floeg wel haalt een anderen weg
in, en kwam dien avond nog te Aire, en den volgenden dag
ie Calais. Ik had daar wel geen gevaar, dat men my aanhou-
den en in hegtenis neemen zou uit laft van de Inquifuie, om
dat men voor die Regtbank geen minder affchrik heeft in
Frankryk, dan in Engeland. Maar dewyl ik uit den brief van
den Generaal gezien had , dat alle de Nuntiën aan de verfchei-
den Hoven, korts na myn vlugt een bevel ontvangen had-
den, om my in alle Roomfehgezinde landen, daar men my
ontdekken moge, te doen vatten als een afvalligen en verlaa-
ter van zyn Orde, was ik in geen kleinen angft, dat men my
kennen mogt, en, onder dien naam, zelfs te Calais aanhou-
den. Zoo dra ik derhalren voor de herberg van 't paard ge-
fteegen was, begaf ik my op ftaanden voet naar de haven :
daar ik , dewyl ik weinig kennis had van de Zee, en den over-
togt veel korter waande te zyn, dan die inderdaad is, eenige
VifTchers tragtte te beweegen , dat ze my nog dien zelfden
avond met een van hun kleine Viflchersichuitjes naar Enge-
land overvoerden. Dit gaf de Havenwagters agterdenken ;
en men zou my ongetwyffeld als een man, ichuldig of ten
min-
40 VERDEEDIGING van den Hzzvl
minften verdagt van de eene of de andere zwaare misdaad,
en die het geregt poogde te onifnappen, in verzekering ge-
nomen hebben, indien Lord Balrimore, dien ik het geluk had
in de herberg te ontmoeten, van myn gevaar onderrigt, en
met myn toeïtand medelyden hebbende, my niet op dat zelf-
de oogenblik met zyn ganfche gezelfchap naar de haven ver-
zeld, en aan boord van zyn jacht, dat buiten in zee lag , ge-
bragt hadde. Ik liet al myn reisgoed in de herberg, en be-
hield niets dan de kleeren , die ik aan 't lyf had; gelyk ik
reeds te Douay hec Berigtfchrift der Inquifitie op Order vanden
Generaal verzegeld, en aan den Rector van 't Collegiehadover-
gegeeven. Ik Hiep dien nagt op het jacht , en den volgen-
den dag zette Lord Baltimore my te Douvres aan land , van
waar ik met den gewoonen poftwagen te Londen kwam.
Geen woorden zyn kragtig genoeg om de vreugd en 't ge-
noegen myner Ziele uit te drukken, toen ik myn voet op den
Engelfchen bodem zette, en bedagt, dat ik nu eindelyk ineen
land van vryheid was ; en volkomen myn eigen meefter om
zonder gevaar of fchroom myn gemoed te beleeven, en vol-
gens het rigtfnoer van reden en geweeten te doen en te den-
ken. Ik oordeelde het egter, voor God en Menfchen niet te
kunnen verantwoorden, dat ik een Kerk verliet, waarin ik ge-
doopt en opgevoed was, voor dat ik eerft haar Leerflukken
grondig onderzogt, en naauw gewikt en gewoogen had. Ik
nam dan by my zelven een befluit, om by die Kerk te blyven
of dezelve te verlaaten , naar dat die Leerftukken my , na een
onzydig en naauwkeurig onderzoek, wel of kwalyk gegrond
zouden voorkomen. Dus bleef ik dan nog een Ledemaat van
de Kerk van Romen, en bygevolg ook van de Orde, waar
onder ik behoorde; en ik kweet my, onder 't beftier van Va-
der Parker, die toen Provinciaal in Engeland was, en aan wien
de Generaal my zeer fterk had aanbevolen, op een behoorlyke
wyze van alle de pligten van myn Orde, volgens de geloften ,
die ik gedaan had, en waar aan ik ook zekerlyk gebonden
bleef, zoo lang ik een Lid was van die Kerk, in welke ik ze
gedaan had. Dog middelerwyl lag ik my met grooten yver
uit
A II C II I B A L D B O W E R. *t
uit op 't onderzoek der Leerflukkcn, die tuffchen beide de
Kerken in gefchil liaan ; niet alleen van dat der Pauflelyke
Opperhoofdigheid, 't welk ik reeds te vooren wift, dat on-
gegrond was, maar ook van alle andere vcrfchilftukken. lic
vond hier merkelyk beter hulpmiddelen en gelegenheid, dan
ik eertyds had in Italisn, om de waarheid te leeren kennen;
dewyl de boeken, die ik daar toe noodig had , my bezorgd
wierden door den Heer /Jfpinwall , Onderdeken van de Ko-
ninklyke Kapel, en door den geleerden Heer Clarke van St.
James , met wien de Onderdeken my bekendmaakte. Het
was kort na myn komfl in Engeland, dat ik van den Heer
/Jfpinuiall hoorde fpreeken ; en dewyl hy , zoo wel als ik, tot
de Orde der Jefuiten behoord hadde, ging ik hem bezoeken.
Hy ontving my zeer vrindelyk, en ik gaf hem daar op myn
gedagten , zonder eenige agterhoudendheid , te kennen. Zedert
hield ik verfcheiden gefprekken , zoo met hem, als met den Heer
Clarke; gelyk ook eenigen met wylen den Biffchop van Cloyne,
toen Deken van Londonderry. Het gevolg van alle deeze ge-
fprekken, van myn naarftig leezen, en van myn eigen re-
deneeringen was , dat ik volkomen by my zelven overtuigd
wierd , dat veele van de begunftigde Leerftukken van de
Roomfche Kerk niet alleen kïaarblykelyk ftrydig waren mee
de Schriftuur en de Reden , maar dat zy ook Goddeloos , Gods-
hllerlyk, en te eenemaal onbeftaanbaar waren met de eigen-
en van een oneindig en volmaakt Opperwezen. Ik
ontrok my derhalven , zonder verder uitflel, de gemeenfehap
van die Kerk, nam affcheid van den Provinciaal, verliet de
Orde, vertrok uit het Roomfchgezinde Huisgezin, waar by ik
myn verblyf hield in Eittle • IVyld-jlreet , en daar Vader Par-
ker my geplaatft had , en ging woonen by eenen Procureur, die
Protejlantfcb was, naad de Kapel in Oxendenjlreet , op raad en
aanpryzing van den Heer AJpïnxaaU. Dit gebeurde in de maand
November van 't jaar 1726 , omtrent vier maanden na myn
komft in Engeland: en van dien tyd af aan tot nu toe, dat is,
meer dan dertig jaaren agter een, heb ik nimmer eenigen
F dienft
42 VERDEEDIGING van den Heer
dienft van de Roomfche Kerk of zelf verrigt, of, 't zy in 't
openbaar, 't zy in 't geheim, bygewoond.
Geen tydelyke inzigten, zeker, of beweegredenen van ei-
genbelang waren het , of konden het zyn , die my bragten tot
dien ftap, en 't Pausdom deeden verzaaken. Ik had op dien
tyd geen andere vrinden , of kenniffen van den Protcflantfchcn
Godsdienft in ganfch Engeland , dan Mylord Baltimore, den
Heer jtfpinwall, en den Heer Clarke. Ik voegde my daarenbo-
ven ook toen nog by geen byzondere Kerk, maar vormde
my , dewyl ik , zoo lang en deerlyk bedroogen geweeft ,
en om den tuin geleid , haar alle rerdagt hield , een by-
zonder zamenftel van Godsdienft voor my zelven, en bleef
dus een Prot ejlant, den tyd omtrent, meen ik, vanzesjaaren
lang, maar een Proteftant, die geen Ledemaat was van eeni-
ge byzondere vergadering of gezindheid. Eindelyk egter ging
ik over tot de Engelfcbe Kerk, die in haar dienft zoo vry is van
alle afgodifche en bygeloovige gebruiken van 't Pausdom , als
eenige andere Kerk, en minder, dan veele anderen, tot geeft-
dryvery geneegen. In deeze keur konden tydelyke inzigten
en eigen belang even weinig invloed op my hebben, als in 'c
'c verzaaken van 't Pausdom. Want dewyl ik om welgegron-
de redenen niet goedvond het geeftelyk gewaad weer aan te
neemen, floot ik my daar door van zelfs den weg tot alle Ker-
kelyke Ampten, en ik was toen nog by niemand bekend, die
gezag of invloed genoeg had , om my tot de eeneof de andere
bediening van den ftaat te bevorderen.
De Heer ylfpiniaall, met wien ik wel haaft een naauweBoe-
zemvrindfchap oprigtte, bragt my in gezelfchap by alle zyne
vrinden en bekenden, en onder anderen ook by den Heer
Grthwet van P all-mail- Court ^ in 't laatft van November 1726: by
welke gelegenheid ik ook kennis kreeg met den Heer Dalton
van Cleveland-Row, die de oudfte is van alle myne goede vrin-
den is, die nog in leeven zyn; en dien 't nog zeer wel heugr,
dat de Heer Jfpinivall my byzyn Schoonbroeder, den Heer
Ortbwet, in gezelfchap bragt. In December van 't zelfde jaar
1726
A R C II I B A L D EO W E R. 43
{•Ji6 kreeg ik gcvallig kennis aan den Heer Goodman, eenen
v.in de gewoonlyke Gencesheeren van zyn Majefteïtj Koning
Gt itge den Eerden, en naderhand van den thans regeerenden
Koning George den Tweeden. Die Heer, bemerkende dat ik:
vry wel ervaaren v/as in de Latynfche Schryvers, (en daar
was geen man in ganfrh Engeland , die die Schryvers beter
kende dan hy) verfchafte my,op de aanpryzing van den Heer
Afpinwall, en den Heer Clarke, toegang toe den, nu overlee-
denen , Lord Aylmet, weike iemand zogt , die in dien tak der
Letreroeffeningen bedreeven was , en hem in 't leezen dier
lchryvers met zyn onderrigtingen zou mogen dienen. Dus
raakte ik eer 11 in kennis met Mylord Aylmer. Maar dewyl
ik te eenemaal vreemd was in Engeland, en niemand my daar
kende, hoewel myn gefiagt in Schotland wel bekend was, en
niettegenftaande zyn Edelheid niets in my of myn gedrag te
berispen vond, vereerde hy my egter niet met zyn vertrou-
wen , en gaf my zelfs geen toegang in zyn huisgezin , voor
dat hy eerft buiten 's lands naar my en de omftandigheden
van myn wandel en leeven had doen verneemen. En 't waar
ook zeker een zaak geweeft , daar yder met regt over had
moeten verzet ftaan , dat een Heer van zulk een ongemeen
goed verftand, van zulk een befcheidenheid en voorzigcig-
hoid als Lord Aylmer, my in zyn huis zou genomen hebben ,
met zyn vertrouwen en vrindfehap vereerd, en zelfs, gelyk
Zyn Edelheid naderhand deed, de opvoeding van twee van
zyne kinderen my hebben toebetrouwd , zonder eerft buiten
's lands, en op die plaatzen, daar ik bekend was, naauwkeu-
rig onderzoek te hebben laaten doen naar myn gedrag, zoo
_!s naar de beweegredenen van myn vlugt, en wel vol-
komen verzekerd en overtuigd te zyn, dat het verhaal, 't
welk ik van myn lotgevallen deed, geen opgeraapte vertel-
ling was, nog bedriegery. Hy bediende zig ten dien einde vafi
verfcheiden van zyn nabeftaanden en goede vrinden, die in
hallen reisden , en van verfcheiden fcheeps-officieren , daar
zyn Edelheid, als in den zecdienft opgebragt, kennis aan had.
Niemand van hun hoorde iets tot myu nadeel, maar in tegen»
F 2 deel
44 VERDEEDIGING van den Heer
deel gaf yder, die my in Itaïïën gekend had, een zeer goed
getuigenis van my, en de Jefuiten zelve hadden niets ten my-
nen lafte te zeggen , dan alleen , dat ik hun Orde verlaaten had ,
en afgevallen was, waar over zy zig zeer aangedaan betuig-
den, uit zugt voor de behoudenis myner Ziel. Vader
Luthrcl, een Jefuit uit Ierland, toen lieftor van 't Collegie te
Livomo, was de eenigfte, die tegen iemand van de goede vrin-
den van Lord Ayhner, die hem naar de reden vroeg, waarom
ik hun verlaaten had, zeide, dat hy zulks niet zeker wilt,
maar zig verbeeldde, dat ik het alleen gedaan had, omdat
het my verdroot langer alleen te flaapen, en dat het my te
doen was om een bedgenoot. Maar hier in had die goede
Vader niet wel gegift; want ik was twintig jaaren in Engeland,
eer ik eens om een bedgenoot dagt, en vier-en twintig eer ik
'er eene had. Dit is de gewoone befchuldiging , daar de
Roomfchgezinden yder een meê bekladden, die Protejlantfeh
wordt, na dat hy gelofte van kuifchheid gedaan heeft; hoe
wel geen negen van de tien , die die gelofte doen , dezelve naar-
tomen. De vrinden van Lord Ayhner vernamen niets van al
die andere gewigtige bezwaarnillen ten mynen lafte, dat ik ,
by voorbeeld, een ongeoorloofde verkeering gehouden had
met een Non ; dat ik de Inqwfuie befloolen had ; dat ik het
Pausdom verlaaten had, enkel ui: fpyt , om dat men my geen
BiiTchop had willen maaken. Alle die fraaie (tukjes heb ik
eerft bedreeven, zedert dat ik de Hiftorie der Paufen heb be-
gonnen te fchryven , en ik zou 'er nooit handdaadig aan ge-
worden zyn, had ik de Paufen en 't Pausdom in ruft gelaaten.
Zoo dra kwam het eerfte Deel van myn Hiftorie der Paufen niet
in 't ligt, of de ganfche bende van Priefters, Monniken, en
Jefuiten raakte op de been, en begon, met oogmerk om het
werk, door den fchryver een kwaaden naam te geeven, in
wanagting te brengen, allerhande valfche en fchandelyke ge-
rugten van my en van de redenen te verfpreiden, waarom ik
uit Italiën gevlugt was. Zekeren Roomfchgezinden Edelman
wierd van zyn Priefters verzekerd , en hy verzekerde het we-
derom op zyn beurt den Heer Ptlbam, die zyn nabuur was op
't land,
A R C II I 13 A I. D B O W E R. 4.5
'eland, dat ik de /»g»(/ïf/V beftoolen had, en dac die diefftal
5 k de w..are oorzaak was van myn vlagt. In lVaks%
zeiden de Roomfchgezinden ronduit, dat ik hun Godsdienfb
verzaakt had uit fpyt en misnoegen, dat men my geen Bisdom
had willen geeven , en dat, zeiden ze, konden ze toonenmec
myn eigen hand. Il: twyffel ook niet of zy ha iden 'er brieven
van, even eigenhandig en geloofwaardig, als die ze nu on-
langs gefmeed hebben. Van myn gewaande ongeoorloofd e
verkeering met de Non zal in 't vervolg gefproken wor-
den,
I let zoo aanftonds gemelde onderzoek naar my en myn ge-
drag liet Lord Aylmer doen, zonder dat ik 'er iets van wilt;
maar naderhand gaf hy \r my kennis van; gelyk hy 'er ze-
dert ook een verhaal van deed aan veele van zyn vrinden en
kenniflèn, en onder anderen aan het geflagt der Lyttletons ,
toen ik eerft aan dezelve kennis kreeg door middel van Lord
dy luiers nigt, Mevrouw Lyttlcton, wier buitengemeene ver-
dienften aan yder , die haar gekend heeft, aan ganfeh En-
geland mag ik wel zeggen, te over bekend, mynen lof niet
noodig hebben. Ik heb haar gekend van haar kindsheid af;
zy prees my by den 1 ton aan , als iemand, die zyn
kennis en vrindfehap waardig was; en vereerde my zei ven ook
met haar vrindfehap en agting tot aan het uur van haaren
dood.
Myn kennis, myn gemeenzaame omgang, mag ik wel zeg-
gen, met Lord Ayhner , het onberispelyk gedrag, dat ik volle
negen jaaren agter een , en het grootfte gedeelte van de vol-
gende twintig hield in zyn huis, en de goede gedagten, die
zvn Edelheid van my geliefde te hebben , bragten my in ken-
nis en agting, by alle familien, aan welken de zyne vermaag-
fchapt was, of vrindfciap en verkeering meè hield: als die
van Xorris, Fortefcue, Mofiyn, Lyttleton, en verfcheiden an-
dere. Op 't getuigenis dier aanzienlyke familien, met welke
alle ik veele jaaren agter een gemeenzaam heb omgegaan, en
met zommige van haar zelfs van llegts eenige weinige maan-
den af na myn komfl in Engeland , of myn verzaaking van 't
F 3 Paus-
46 VERDEEDTGING van den IIeer.
Pausdom, beroep ik ray ter verdediging van myn gedrag. Ik
nvyffel zeer of iemand van myne befchuldigers , die zoo veel
tot myn nadeel te zeggen hebben, zyn eigen gedrag, als men
't eens onderzogt, wel zoo gemakkelyk, zoo lang een reeks
van jaaren agter een, en door den mond van zoo veele en zoo
geloofwaardige getuigen wel zou kunnen zuiveren , als ik het
myne zuiver.
Terwyl ik nog by Lord Aylmer was, ondernam ik voor den
Boekverkooper Prcvoji de-Hifloria Litteraria , die maandelyks
by (tukjes wierd uitgegeeven , van welke het eerlle in 't jaar
1730 uitkwam. Ik Jcnreef de voorreden , en verfcheiden af-
deelingen van dat werk in 't Italiaan/eb , dewyl ik de Engelfche
Taal nog zoo ver niet wederom was magcig geworden , dat ik
'er in fchryven kon. Die Voorreden wierd door den Heer
Lockman vertaald , en het andere door den Eerwaardigen Heer
Barkley. Middelerwyl lag ik my met allen yver uit op het
leeren der Engelfebe Taal, en na zes maanden begon ik te den-
ken, dat ik nu in 't vervolg geen vertaaler meer zou van noo-
den hebben, gelyk ik 'er zedert ook geen gebruikte. Het
eerde (tuk in dat werk, dat ik in 't Engel/eb fchreef en uit-
gaf, was de eerfte Afdeeüng van het tweede Deel, 't welk
een vergelyking behelsde van de Leer der Heidenen met die der Jc-
Juiten over denjtaat der natuur, en 't natunrlyk vermogen van 'smen-
fchen vryen wil, oorfpronkelyk in 't Franfcb gdchreeven ; want
het eigentlyk oogmerk van myn arbeid was een Berigt te pee-
ven van Boeken, die in de Latynfcbe, Franfcbe en Italiaanfche
Taal waren uitgekomen ; en uit zulke Berigten beftaat ook
voornaamentlyk dat werk. Ik maak met voordagt naauwkeu-
riger en breedvoeriger gewag van deeze Hi/loria Litteraria, om
dat niemand dezelve leezen kan, of hy ziet aanftonds dat de
fchryver een Proteflant is. Overal daar 't pas geeft ontzie ik
my niet de voornaamfre en meeft begunftigde Leerftukken
der Roomfche Kerk opentlyk tegen te fpreeken. Tot myn
geluk blyft dat werk nog in wezen, en ik zou geen overtui-
gender bewys ooit kunnen verlangen , om ieder te doen zien,
dat ik toen reeds al zoo gereed was als nu, om myn afkeer
van
A R C II Mi A L D DO W E II.
47
van 'c Pausdom voor 'c oog van de ganfche waereld blooc
t( : jgen.
Terwyl ik nog bezig was met de Hiftorta Ljtteraria ze fchry--
ven, zouden de eigenaars van de Algemeene B'ifiorie my gaar-
ne in hun onderneeming hebben willen inwikkelen. Maar ik
weigerde de aanbiedingen, hoe voordeelig dezelve ook
zen niogten, die de Heer Batlcy, toen bewindsman , geloof
ik , van dat werk, my deed ; tot dat de Heer Brevofl het uit-
geeven van de Hiftorta Lit ter aria ftaakte. Dit was in 't Jaar
1734 ; en in 't volgende jaar liet ik my van de eigenaars van
h.t ftraksgemelde werk tot het mede opftelien van 't zelve
överhaalen ; een werk daar ongemeen veel arbeid en omllag
aan valt. was; en dat my negen ganfche jaaren agter een, van
1735 naamelyk tot 174}. bezig hield , wanneer het ganfche
werk eindelyk tot volkomenheid gebragt was.
Terwyl ik nog aan de Algemeene tlijlorie fchreef , nam ik ,
op verzoek van den Heer Cbarkon van Apply-caftle in Shropsbi-
re, mynen by zonderen vrind, de opvoeding op my van den
jongen Heer Tbompfon, zoon van den Heer TbompfjiivanCoro'
ley in Berkshire, die na aan hem vermaagfehapt was. Maar de
flegte ftaat van m\n gezondheid op dien tyd liet niet toe, dac
ik langer dan een jaar in dat huisgezin bletf : en toen ik weder
herfleld was , droeg de Lord Aylmer my de opvoeding van
twee van zyne kinderen op; vanZyn oudften zoon, naamelyk,
die Capitcin in 't Regiment van Cohncl Lee geflorven is, en den
jongften, die nu Kanonnik is te Brijlol: en van dat ampt kweet
ik mv tot zyn Ijdelheids volkomen genoegen, geiyk de gan-
fche familie weet. In myne ziekte was ik genoodzaakt ge-
weeft, my van alle inlpunning van gedagten te onthouden,
tot groot hartzeer van de eigenaars van het werk, daar ik
meé bezig was ; maar zoo dra begon ik niet weer herfteld te
worden, of ik hervatte den arbeid. Toen de Lioekverkoopers
bellooten hadden een uitgaave van de Algemeene IJiJkue in
Octavo te vervaardigen , namen ze hun toevlugt tot my , en
ik heb die ganfche uitgaaf in de jaaren 1747 en 174H alleen
overgezien en bezorgt. De Heer Aliller, die beftier heeft
over
43 VERDEEDIGING van- den Heer
over 't drukken van de Hedendaagfcbe Algemeens Hijlorïc, wil Je
my gaarne, en op zeer voordeelige voorwaarden , datganfche
werk hebben opgedraagen ; maar ik verontfchuldigde my om
'er eenig deel in te neemen, op dat ik volkomen myn handen
ruim moge hebben, om de Hijlorie der Pau/en te fchryven, en
door dezelve myn verzaaking van de Kerk van Romen, voor
de tegenwoordige niet alleen maar ook voor de toekomende
geflagten,te regtvaardigen , en anderen, door 't blootleggen
van haare dwaalingen, waar 't mogelyk, op te wekken, om
myn voorbeeld na te volgen. Dus ver de Heer Bomer.
Ondertuflchen ontkent de Heer Bovier niet, dat hy, na
dat hy 't Pausdom en hun Orde verzaakt had , en zelfs, terwyl
hy tegen hun begin fels en leerftukken fchreef, zointyds in ge-
zelfchap geweefl is van Jefuiten; maar hy ontkent , dathy,
gelyk zyn vyanden hem zedert verweeten, in 't heimelyk ver-
itand en ommegang met hun hield. Ik was, zegt hy (a), on-
der hun opgevoed, had groote verpligtingen aan hun, en in-
zonderheid aan den Heer Michaël Angelo Tamburini, Generaal
der Orde, mynen byzonderen vrind, en kende veelen onder
hun voor mannen van groote verdienden. Ik behandelde hen
derhalven, even gelyk verfchciden andere Roomfchgezinden,
die ik buiten 's lands gekend.had, opeen vrindelyke wyze,
ontving hunne bezoeken, bezogt hen weder op myn beurt,
en dagt niet dat ik alle burgelyke beleefdheid, die ik hun zoo
wel als andere menfehen verlchuldigd was, verzaaken moeit,
en hen onbefcheiden en als vyand bejegenen, om dat ik geen
finaak had in hun Godsdienft. Ook maakte de Heer Bo-wer
daar nooit een geheim van by zyn Protejiantjcbe vrinden , die
het wiften , en uit hem witten. Dus verkeerde hy zomwylen
met hun , even gelyk andere Protcjlanten doen , die geen zwaa-
righeid maaken om 'er dikwils veel gemeenzaamer zelfs meê
om te gaan. Want de Jefuiten zyn in 't algemeen vrindelyk
in ommegang, zomtyds mannen van aanzienlykc afkomft en
geboorte, krygen by de Orde een geleerde niet alleen, maar
ook
(a) Answer to a fcurrilous Pamphlet. p. 76.
A R C II I 13 A L D B O W E R.
49
ook een befchaafde opvoeding ; en kennen de waereld: 'tzyn
zelfs, zegt de Heer Bomer, geen menfehen van kwaade begin-
felen in 't burgerlyk leeven , en in dingen, die no^ de Kerk,
nog hun Afgod, de Orde, raaken ; maar wanneer 'c om 'C
of de eer van eene van beiden te doen is, ftaan zy,
gelyk'men hun inprent, nergens voor. By die gelegenheid
toont ook de Heer Bo-jvsr , met opnoeming van perfooncn en
p'aatzen , aan (a), dat hy zedert zyn verlaaterj van het Paus-
dom nooit meer by Roomfchgezinden, maar altyd by Prute-
Jlantcn gehuisvefl: geiveeft is. Hy ontzag zig ook niet om
overal, daar 't pas gaf, gelyk in zyn fchriften , zoo ook in
gezelfchappen, de onregtvaardigheid en wreedheden der In-
quifitie, en de dwaalingen en 't bygeloof van de Kerk van Ro-
men openlyk te verfoeien en tegen te fpreeken. Verfchei-
den van zyn maagfehap, en anderen, in den Roomfcben Gods-
dienfl; opgevoed, tragtte hy met allen y ver te overtuigen, en
overreedde 'er in 't jaar 1754 drie, dat ze het Pausdom ver-
zaakten, en het Prot ejlantfcb geloof beleeden (Z>).
In 't begin van 't jaar 1756 hoorde de Heer Bovxr, dat men
eenige brieven toonde en leezen liet, die men voorgaf dat door
hem eigenhandig gefchreeven waren aan zekeren Vader SbeU
don, Jefuit in Engeland, onder den verzierden naam van Eliot
Bromt; tuffchen dejaaren 1745 en 1747: in welken hy fprak
als een groot boetvaardige, die reeds met de Kerk weder ver-
zoend was, en in diep berouw over zyn voorig wanbedryf de
vergiffenis en gunfl der Orde affmeekte met onderdaanigheid
en volkomen onderwerping. Die die brieven in handen had,
en zien liet, was de Heer Henry Bidingfeh , een Roomfchge-
zind Baronet; die egter geen berigt gaf hoe hy 'er was aange-
komen, en waar ze zoo lang gefchuild hadden. De Heer Bo-
wer deed veel moeite om ze te zien, en 'er egte affchriften
van te krygen. Na verfcheiden bekendmaakingen over en
weder in de openbaare Nieuwspapieren , na een aanbieding
van honderd Guinjcs tot belooning voor den geenen , die den
op-
(o) Ibidem, p. $3. CO Affidavic. r>. iS.
G
50 VERDEEDIGING van den Heer
opfleller en fchryver van die brieven ontdekken mogt , en een
beëedigde verklaaring voor de Regrbank, gelyk 'er geè'ifcht
wierd, van derzelver valfchheid, beide d»or den Heer Bower
gedaan, wierden hem eindelyk op den 5 Juny de egte en door
een Notaris bekragtigde affchriften dier brieven ter hand ge-
field. Zy waren van den volgenden inhoud.
EERSTE BRIEF.
IK fchryf deezen op den laatflen dag van den tyd myner afzon-
dering , in welke ik my zelven hoe langs hoe meer heb
tragten te beveiligen in myn voorheen genomen , en , gelyk
ik hoop, onveranderlyk befluit. Maar, myn waarde Heer,
ik mistrouw myn eigen zwakheid , en beef, als ik de zwaare
beproevingen bedenk, die ik nogmaals ondergaan moet. Om
dezelve, waar 't mogelyk te vermyden, is my een middel in-
gevallen-, 't welk, zo gy 't niet mogt goedkeuren, ik egter
hoop dat gy my wel zult willen vergeeven, dat ik de vry-
heid neeme u voor te draagen, en de moeite, die ik udoe,
toefchryven aan het volkomen vertrouwen, dat ik in u (lelie.
Dit middel is , dat gy een gedeelte van de/om, die men ufchuldig
ss , en die ik merk, dat gy niet gemakkclyk weer in banden zult kun-
nen krygen, aan my overdoet. Ik zou dezelve aanllonds iveder
cverdraagen op de vrouw, die, binnen een zeer korten tyd, wel
middel zou weeten te vinden , om ze magtig te worden , en my
dan eindelyk eens myne zoo lang gewenfchte Ruft weder zou
laaten genieten. Daardoor zag ik myn geluk volmaakt: maar
7wn mea vohtutas , fed tuafiat. Want dat, vertrouw ik zeker-
lyk, is de wil van hem, die alles fchikt en befliert ten onzen
nutte. Ik heb een brief van den Heer Carteret ontvangen ,
uit naam van den Heei Retzi die verzoekt te weeten , welke
Provincie 't meefi naar myn genoegen zyn zou. Indien ik bier ee-
nigen dienfl zou kunnen doen, zou ik van harten gaarne my-
ne dankbaarheid beiuonen willen voor de menigvuldige gun-
flen, die ik van u genooten heb. Maar ik laat het aan uover,
om te oordeeien, of ik bier van dien/i zou kunnen zyn of niet,
en
ARCHIBALD B O W E R. 5t
en om uwe gedagten daar over aan den I leer Retz te fchry-
ven. Wat my zelven aangaat, ik zal hem geene plaats noe-
men, maar ondcrwerpe my geheellyk aan zyn wil. Want ik
ben nu, dode zydank, te eenemaal onverfchillig in de keur
d.T plaarzen,en daar by ten vollen overtuigd, dat, welke plaats
gy of by ook de gevoeglykfte oordeelen viogt , dezehe de befte en ge'
[ternezen zal. Ik zal deezen eindigen met u te bidden,
dac gy my de moeite, die ik u doe, vergeeven wilt, en met
u te verzekeren, dat ik niets hartelyker wenfehe, dan gelegen-
heid te mogen hebben, om u door myn daaden en gedrag te
toonen, met hoe veel opregtheid ik ben.
Waarde Heer
Uw Gehoorzaamde Onderdaanige
Dienaar
A. B.
TWEEDE BRIEF.
WAARDE HEER.
Den 24 July 1746.
IK bedank u van harten voor uwe Vaderlyke Beftraffingen,
en beken , dat ik verdiende met grooter ftrengheid gehan-
deld te worden, dan uwe liefde en goedheid u toelieten, te-
gen my te gebruiken. Myn ongeduld en ernftig verlangen
om op eenmaal van myn tegenwoordige zeer zwaare bezoe-
king verlofl; te worden, deed my de paaien van myn pligt te
buiten gaan, en fchryven op een wys, te eenemaal onbetaa-
melyk voor iemand, die niets tot zyn verfchooning heeft of
hebben kan, dan enkele liefde en medelyden. Waarde Heer,
kan ooit boetvaardigheid eenen misflag vergoeden, wees ver-
zekerd, dat het geen ik gedaan heb, my van harten leed is,
en dat ik u zeer nederig fmeeke om uwe vergiffenis, die ik
hoope, dat gy my niet zult willen weigeren, in weerwil van
het billyk ongenoegen, dat ik u door myn ondankbaarheid
G 2 heb
5» VERDEEDIGING van den Heer
heb veroorzaaakt. Ik verlaat my geheel en al op u; op u at-
leen, naad God, ftel ik al myn vertrouwen; en zal derhal-
ven van u alleen myne verloffing afwagten. Ik ben met de
Vrouw, die ik met haar Kind ten mynen lajle heb , grootelyks terle-
gen. Ik ben gedwongen haar dikwils te bezoeken: zy dringt
my fterk, dat ik wederom, alstevooren, verkeering met haar
houden zal, of dat ik haar het Geld zal wcergecven; en ik vind
het een zeer bezwaarlyke zaak haar te vreden tejle'len, zonder
dat ik een van beiden doe. Waarde Heer, dewyl ik ondervind,
dat het een groote verzoeking voor my is, ben ik bevreesd
voor my zelven,* en ik kan u verzekeren , dat ik menige traan
gefchreid heb op 't nadenken vanden gevaarlyken toeftand,
waar in ik my bevinde. Maar dit is niets harders , dan ik ver-
diend hebbe,- en ik heb derhalven geen reden om 'er over te
klaagen. Ik zal myn beft doen, om het pak my opgelegd,
geduldig en blymoedig te draagen , tot dat het Gode behaa-
ge, my daar van te verloffen. Ik dank u ondertuflchen voor
uwe vrindelykheid , die gy my beweezen hebt met aan den
Heer Retz te fchryven. Ik zal hem, gelyk gy van my be-
geert, deeze week ook fchryven, om vergiffenis van hem te ver-
zoeken , en hem van de opregtheid myner voorneemens te
verzekeren. Dewyl uw brief my het hart doorgriefd heeft,
zal ik in geduurige ongeruftheid en "kommer leeven , tot dat ik
■weder van u hoore. Zo gy my verlaat, ben ik te eenemaal
verlooren: maar de goedheid, die gy tot hier toe ffceeds voor
my betoond hebt, doet my hoopen, dat gy dat nimmer dot:n
zult: niet tegenflaande de terging, die ik u zoo ondankbaar
heb aangedaan. Waar voor ik andermaal om vergiffenis ver-
zoeke, met opregten wenfch , dat ik in ftaat mogce zyn, om
'er vergoeding voor te doen. Ik ben
Waarde Heer
Aan den Heer Eliot Brown te Uw Gehoorzaamde Onderdaanigfts
Wefton, IFarwilksbire , met Pienaar
de Cbipfingnorton' s Poft. A. B.
DER-
ARCHIBALD B O W E R, 53
DERDE BRIEF.
WAARDE HEER. Lu-, .
WAnhoop en onophoudelykekwellinge hebben eind<_!yk de
overhand gekreegen op alle mynu goede voorneemens.
Ik was niet in ftaat om de verzoeking, die ik onmogelyk ver-
myden kon , langer te weêrftaan ,• en heb daarom myn toeftem-
ming gegceven , om de Vrouw weer by my te neemen , en wet baar
te lecven, gelyk ik te voeren gedaan beb, totdat ik in ftaat zal
zyn or.i haar billyken eifch te voldoen. Het was niet dan
met den uiterften weerzin en wroeging myner ziele, dat ik
tot dien (tap kwam; en ik zou dien nooit gedaan hebben, had
ik maar eenig het minfte vooruitzigt, eenige de minfte hoop
gehad van redding en uitkomft. Gy weet, ik heb alle mid-
delen en ontwerpen, die my in gedagten kwamen, voorge-
flagen ; en niets dan uw zugt voor myn welzyn en uw goe-
daartigheid was 'er, dat u zoo lang geduld met my kon doen
hebben: het welk ik ten allen tyde met dankbaarheid erken-
nen en gedenken zal. Het laatil voorgeflagen middel zou de
Vrouw beide en haar verwanten te vrede gefield hebben, want zy
wilden alleen maar eenige zekerheid hebben voor het geld; het zou
my voor myn uiterft verderf behoed hebben, zonder dat 'er
eenige kwaade gevolgen van te dugten waren, dewyl ik dia
Perfoon nooit den minden overlaft zou gedaan hebben, zon-
der uwe kennis en totftemming. In 't kort, ik zou nooit,
zo gy 't niet afgekeurd had, gedagt hebben, dat 'er iets tegen
dat middel gezegd kon wordenj dog dewyl gy 't afkeurde,
zou 't zeer onbefcheiden van my geweeft zyn, dat ik daar
fterker op drong. En wat het betaalen van het geld aan u be-
treft, myn Waarde Heer, het blykt maar al te klaar, dat dit
nooit haar meening geweeft is: en dit beneemt my te eene-
maal den moed, dewyl al myn hoop van redding daarop al-
leen gegrond was. Ik zal denfiap, dien ik gedaan heb, niet
tragteii te regtvaardigen; daar behoede my God voor ! maar
de weerzin» waar mede ik dien deed; myn ftryd, zoo hevig
G 3 en
54 VERDEEDIGING van den Heer
en zoo lang, eer ik daar toe kwam; en dat ik alle mogelyke
middelen heb bezogt en by de hand gevat om het gevaar te
ontwyken, zal, hoop ik, eenigermaate myn fchuld vermin-
deren. En nu, myn Waarde Heer, bid ik, in de eerfte plaats.
God met een opregt hart, dat hy u beloone voor uwe God-
vrugtige, maar totrr.^n onuufpreekelyk verdriet, vrugteloo-
ze poogingen. Gy hebt alles geaaan , wat gy eenigzins kondt
doen, om my te redden, en ik zal dat ten alien tyde erken-
nen en dankbaar gedenken. Vervolgens neem ik, met traa-
nen in myn oogen , afj'cheid van u : want deeze eerfte ftap zal
eerlang, mogelyk, gevolgd worden van een tweeden, die een
einde zal moeten' maaken van deeze onze briefwijfeling. Ik moet
de krytende onregtvaardigheid vergoeden , die ik gedaan
heb aan een onnozel Kind, en aan een Vrouw, die de groot ft e vrind-
fchap en tederfte gentegenheid voor my, zelfs in myne tegen/poedert ,
beeft laaten blyken ; en zal derhalven genoodzaakt zyn , de
voordeelige aanbiedingen , die myne vrinden my nu doen,
aan te neemen. Na dus myn hart voor u, als voor myn bes-
ten Vrind, zonder eenige bewimpeling te hebben blootge-
legd, hoop ik dat gy myner zult gedenken in uwe befte ge-
dagten , dat ik nooit in vervolg moge weigeren , 't geen , daar
ik thans met zoo veel yver om wtnlch, zo het immer meer in
uwe magt mogt zyn , of in de magt van iemand anders om my
te redden. Wees verzekerd, Waarde Heer, fchoon gy nooit
weder van my hooren mogt, dat ik ben, en altoos zyn zal,
met alle opregcheid.
Uw zeer verpligte Ondcrdaanige
Dienaar
Hoewel ik myn toeftemming gegeeven
heb om de Vrouw weer by my te nee-
men, ben ik e'gter niet verphgt, myn
Belofte naar te komen , voor dat ik
weder van u hoore. Wat de Bediening
aangaat, het zal omtrent nog een
veertien dagen aanloopen , eer de
Lafthrief zal vervaardigd zyn. Ik
wenfeh van harten, dat gy midde-
lenvyl in Raat mogt zyn , om my te
helpen , en 't verderf, dat my over
't hoofd hangt, af te wenden. VIER-
ARCHIBALD B O \V E R. S5
VIERDE BRIEF.
W AARDE HEER.
Ricbmond 24. Oiïober 1746.
HEt is met de innerlykfle aandoeningen van erkentenis,
dat ik u van harten dank zegge voor de groote moeite ,
die gy hebt gelieven te doen, om my uitmyn tegenwoordige*)
zeer ongelukkigen toefland te redden. Üwe goedaartige en
liefdaadige poogingen hebben wel , tot myn onuitfpreekelyk
verdriet , geen gelukkigen uitflag gehad ; maar ik ben egter
daarom aan u niet minder verpligt, dan of ze metderdaad
naar wenfeh geflaagd waren ; en ik zal altoos deeze myne ver-
pligting met de grootfte dankbaarheid erkennen; dewylik,
uit het geen gy gedaan hebt, ten vollen overtuigd ben, dat
gy nooit iets, van 't geen in uw vermogen is, zult agter we-
ge laaten, om my , zoo fpoedig als gy eenigzins kunt, uit
myn nood te redden. Het zou te eenemaal overtollig zyn,
dat ik u een zaak nogmaals aanbeval, die u reeds zoozeer
ter harte gaat. Ik zal 'er derhalven alleen maar by voegen ,
dat ik my op uw goedheid en liefderykheid ten vollen ver-
laat, en dat ik, in weerwil van de tegenwoordige zeer fterke
verzoekingen , en van alles wat 'er nog meer zou mogen ge-
b.uren, vaftelyk, en, gelykikhoop, onveranderlyk befloo-
ten heb, by myn eensgenomen opzet en voorneemen te vol-
hardan , tot dien tyd toe, dat ik door uw hulp in vryheid ge-
field , de zoo haxtelyk gewenfehte gelegenheid hebben mag,
om u myne dankbaarheid meer met daaden dan woorden te
betuigen. Midddtrwyl ben ik
Waarde Heer
Uw Gehoorzaamde Onderdaanigfte-
Dienaar
A. B.
V Y F-
5ö VERDEEDIGING van den Heer
VYFDE BRIEF.
WAARDE HEER.
Londen, den 14 Maart 17+7.
INdien gy 't gevoeglyk geoordeeld hadt,een gedeelte van de
Som, die men u iciiuldig is, aan my over te doen, zoude ilc
geen eenen flap , om dezelve in handen te krygen , gedaan heb-
ben, dan dien gy goedkeurde,- en zelfs geenen ftap in 't geheel
zogy 't in 't geheel had afgekeurd. Het was my alleen maar te
doen, om de Frouia en baar verwanten te vrede tejïeüen, door baar de
overdragt te laattn zien, en daar door weereen weinig ratl te
koopen: want bet geen ik nu in banden heb, is ganfeh niet ge-
fchikt om aan haar vertoond te worden. Gy kuntu, Waar-
de Heer, geen verbeelding maaken van de bitterheid myner
fmart en den bekommerlyken toeftand , daar ik my in bevin-
de: en het geen het ergfl van allen is, ik begin nu te wan-
hoopen , dewyl ik vaftelyk vertrouw , dat de Perfoon , die u
de Som fchuldig is, nooit van meening geweefl: is u te betaa-
len , en ze u ook nooit betaalen zal , ten zy ze door de wet
'er *.oe gedwongen wordt. Maar ik laat de ganfche zaak aan
u over, en onderwerp my geheellyk aan uw oordeel. Gy be-
hoeft de moeite niet ie neemen , om myn brief te beantwoor-
den. Ik fpreek den Heer Eliot dikvvils, en zal van hem wel
kunnen hooren , wat 'er uw gevoelen over zy. Houd mj dee-
zen overlafl ten goede, en geloof dat ik ben met alle opregt-
heid.
Uw zeer verpligte Onderdaanige
Dienaar
A. B.
ZES*
A R C II I B A L D BOÏÏER. 57
ZESDE BRIEF.
WAARDE HEER.
DEwyl ik zie, dat gy my zoo langen tyd in myn ongeluk-
kigen toefland gelaaten hebt, en zelfs nu nog daar in
laat, fehoon gy thans het in uwe magt hebt, om my daar uit
te verloflèn , en ik derhalven meene te moeten befluiten dat ik
geen den minflen bylland van u te wagten heb, vind ik my
genoodzaakt, my tot den Heer Rctz te vervoegen, en myn zaak
voor hem open te leggen. Deezen flap egcer, hoe noodzaa-
kelyk, wilde ik niet doen, zonder u 'er eerfl kennis van te
geeven. Waarde Heer, ik ftelde een volkomen vertrouwen
op u, en het fmart my ten hoogden, dat ik my in een zaak
van zoo oneindig groot een gewigt dus zie te loor gefield.
Waar dewyl ik , 't geen ik gedaan heb , pligtshalven heb moe-
ten doen, zal my zulks, hoop ik, regtvaardigen , en teffens
genoegzaame kragten verfchaffen , om de gevaaren , waar
aan gy my blootgefleld laat , te weerflaan , tot dat ik een ant-
woord van onzer beiden Vrind ontvange; die, gelyk ik vas-
telyk vertrouw, medelyden zal hebben met myn omflandig-
heden, en 't een of 't ander middel vinden, om my uit myn
tegenwoordigen ongelukkigen toefland te redden. Verfchoon
d-.n overlaft, dien ik u doe. Ik ben
Uw Gehoorzaamde Onderdaanige
Dienaar
A. 15.
Dewyl bet Geld nu gereed is , en 'er uwe
toefteinming alleen aan ontbreekt, ge-
lyk ik den Heer Retz fchryven zal ,
wenfehte ik wel, dat gy hem ter zelf-
der tyd de Redenen liet weeten .waar-
om gy dezelve weigert , of dat gy ze my
zeide, op dat by (ik ,) ze hem teffens
zou kunnen fchryven, zo gy 'er moge-
lyk geen tyd genoeg toe hebben mogt.
Aan den Heer Eliot Bmvn.
H Tot
SZ VERDEEDIGING van den Meer
Tot beter begrip deezer Brieven, wier zin dikwils duider
en ingewikkeld voorkomt, zal ik 'er nog kortelyk eenige Op-
helderingen en Aanmerkingen byvoegen.
Vader Sbeldon, aan wien , onder den verfierden naam van
Eliot Bro-von , deeze Brieven vooronderfteld worden gefchreeven
te zyn , was in 't jaar 1745 en eenige volgende jaaren Provin-
ciaal der Jefuiten in Engeland. Toen de oplïand in 't laatH van
't jaar 1745 begon, wierd 'er bevel gegeeven , om hem,- als
van verraaderlyken handel verdagt; te vatten: dog hy ont-
kwam liet nog ter naauwer nood, alle zyne papieren wierden
in beflag genomen, en hy nam de wyk naar het Landhuis
van zyn Neef Sbeldon te Weston in JVarwicksbire , daar hy on-
der den naam ging van Eliot Broivn. Hy ftorf in 1756 te Ro-
men, daar hy Recïor was van het Engelfcb of Schots Collegie
der Jefuiten.
Vader Carter et , die in den eerften Brief genoemd wordt ,
volgde Shcldon op als Provinciaal van Engeland. Hy was den
Heer Bomer niet onbekend, gelykhyook, als een man, die
verfcheiden zeer goede hoedanigheden bezat, met veel ande-
re Proteftanten , en daar onder mannen van den aanzienlyk-
ften rang, omging. Aan den Jefuit Eli>t, een nabeftaanden
van Vader Sbeldon, betuigt de Heer Bower geen kennis gehad
te hebben , fchoon 'er in den vyfden Brief gezegd wordt, dat
hy hem dikwils fprak. De Heer Retz was Generaal van de
Orde der Jefuiten geworden in de plaats van Eoivers grooten
Vrind Michaël Angelo Tamburini, die, eenige jaaren na deszelfs
aankomft in Engeland, te Romen geftorven was.
De Ferfoon , daar in den eerften en vyfden Brief gewag van
gemaakt wordt, als een onwillige Betaalfter, was, zegt men,
zekere Juffrouw Hales , die een Som gelds aan de Jefuiten
fchuldig was , welke zy niet konde, of niet van meening was
te betaalen. Een gedeelte van die Som, doet men den lieer
Bower verzoeken , dat Vader Sbeldon op hem wilde overdraa-
gen, om daar meê die Frouvi met het Kind nevens haar verwan-
ten te i Lillen , 't zy door 't vertoonen van die overdragt, 'tzy
dat dezelve wel middel zoude weeten om Juffr. Hales tot be-
taa-
ARC1IIBAI, D BOÏÏER,
59
; re noodzaaken. Men vooronderftelde, naamelyk, dat
de II- L<.n ongeoorloofde vei keering gehouden heb-
bende met zekere Vrouw , die een Kind had , (byhem,ofby
een ander blykt niet daidelyk) het geld, dat die Vrouw of
het Kind toekwam, ten blyke van de opregtheid zyner be-
I g by de Jefuiten gebragt, en toe zyn eigen behoef op
lyfrente gezet had : dat hy op hoop van weder in deOrdeaan-
ïen ce worden, gaarne van die Vrouw ontflagen waar
geweeft, maar dat hy 'er geen middel toe wift, en zy en haar
verwanten niet te vreden te (lellen waren , dan ten zv hy het
geld weerom gaf, of weder gelyk te vooien verkeering mee
haar hield. Tot dit laaide moeit de Heer Bo-voer eindelyk be-
fluitèn, dewyl Vader Sbsldon geen fmaak had in zyn voorfla-
gen; gelyk men hem inden brief, die hier de derde in rang
ftaat, klaagen doet, en daarop voor altoos affcheid neeme'n
van de Orde. Van den geldhandel van den Heer Bomer met
de Jefuiten, op wiens grond deeze ganfche fabel gebouwd
is, zal de Leezer een omftandig verhaal vinden in hec kort-
bondig Berigt.
In 't uitgeeven der Brieven volgde de Heer Brxer dezelfds
Orde waar in de affchriften (tonden , die hem door den Nota-
ris geleverd wierden. Zy zouden egter ge voeglykergefchikt, en
daar door een igzinsverftaanbaarder geweeft zyn, indien de twee-
de en derde brief delaatftein rang waren. Want men fchynt te
Tooronderftellen , dat Vader ShelJon door den misnoegden zes-
den brief en Bowers klagten by den Generaal der Orde, Retz,
moeielyk geworden, hem vaderlyk beftraft hadde; waarop
Bomer hem vergiffenis bidt in den tweeden. De derde brief
is ongetwyiTeld de laatfte, en de brief van affcheid.
De tyd der afzondering, daar in den eerften brief van gefpro-
ken wordt, doek op een zekere gewoonte der Jefuiten.
Jefuiten, na.mJyk, zyn volgens de Inftellingen van hun Or-
de verpügc Z'g eenmaal 's jaars voor dtn tyd van agt of tien
dagen genet : 'aereld af te zonderen; en mogen , in dien
ganfehen tyd, niet builen de deur komen, zelfs niet uit de
H 2 vea-
60 VERDEED1GING van den Heer
venfters kyken, met niemand fpreeken, niemand zien, dan
alleen hun Geeftelyke-n Vader. De Heer Bower merkt hierop
aan , dat hy nu zeventien jaaren lang gehuisveft was geweeft:
in dat zelfde huis, daar hy nog in woonde; dac hy in de eer-
fte tien jaaren van dezelve, den tyd waarin hy onderfteld
wordt den brief gefchreeven te hebben, nooit twee dagen ag-
ter een door onpafTelykheid zyn kamer heeft moeten houden ,
en dat hy , gezond zynde , nooit twee dagen agtereen in huis ge-
bleeven is, tot zyn trouwen toe in't jaar 1 74 o;gelyk hy met getui-
genis van menïchen , die dagelyks met hem omgingen, zou
kunnen aantoonen,- dat hy altyd onveranderlyk den zelfden
gelykvormigen loop van leeven gewoon was geweeft te hou-
den, des zomers en 's winters ten zes uuren 's morgens op-
ftond, nooit of zeer zelden voor drie uuren na den middag uit
zyn kamer kwam, dan zyn middagmaal hield, en het overige
van den dag in 't gezelfchap van zyn goede Vrinden door-
bragt; en dat hy derhalven zulk een tyd van afzondering niet ge-
houden heeft , of heeft kunnen houden (a).
Van een Bediening, daarin 't nafchrift van den derden brief
van gefproken wordt, betuigt de Heer Bower'm zyn tweede
geregtelyke Verklaaring, den 30 Juny 1756 voorden R eg ter
john Fielding beëedigd, niets geweeten te hebben, dan reeds meer
dan een jaar na den tyd , waar in hy onderfleld wordt , dien brief
gefchreeven te hebben. In September van 't jaar 1748 ftorf de
Heer Say , Boekbewaarder van 's Koningin's Boekery, en
fpraken toen zyn Vrinden van hem tot die Bediening te vor-
deren, daar de brief , gelyk men ook toeftaat, reeds voor 't
eind van Maart 1749 moet gefchreeven geweeft zyn, dewyl
hy toen zyn Voorreden en de voorwaarden van zyn Hifiorie
der Paufen uitgaf, wanneer hy zekerlyk geen onderhandeling
van dien aart meer hield of houden kon met Vader bheldon en
de Jefuiten (6).
Wat
(o) Bower's Answer to a fcurrilous Pamphlet, p. 89.
(fc) Uowers Affidavk. p. 33. 37.
A R C II I B A L D B O W E R. 6t
Wat eindelyk de Frouvo met het Kind aangaat , daar liy een
ongeoorloofde verkeering meé gehouden, en wier geld hy op
zyn eigen naam op lyfrente gezet had, de Heer Bovoer daagt zyn
partyen uit, om haar, of iemand die haar kent voor den dag
te brengen. Een Vrouw van eenig aanzien en middelen , want
de Som bedroeg 1350 Pond Sterüngs (a), in haar perfoon en
goederen verongelykt, met haar onnozel Kind verfchopt en
daar na weer aangenomen, moet, gelyk de Heer Bovoer aan-
merkt (b) , eenige verwanten, eenige vrinden en kenniiTen
hebben, ergens wooncn, ergens bekend zyn. Men heefc
haar egter in weerwil van alle moeite en onderzoek niet kun-
nen opfpeuren. Eerll ruim twee jaaren na den tyd, dat men
deeze brieven ondcrfteld gefchreeven te zyn, en wel agt jaa-
ren na dat het geld byde Tcfuitenoplyfrentegezetwas,den20
slugujlus , naamelyk,des jaars 1749, trouwde de Heer Bovoer een
nigt van den Biffchop Nicboljon , Dogter van eenGeeftelyken van
de Kerk van Engeland) uit een adelyk geflagt 'mlFeJlmoreland,
die een Kind had by haar voorigen Man , en 4000 Pond fter-
lings bezat (c). Dog deeze was deregte niet, en kon 't niet
zyn. Men vond eindelyk een andere Vrouw, of jonge Juf-
frouw, maar by ongeluk, zonder Kind. 'tSchynt, dat de
Heer Bovoer, gelyk hy zelfs ook zegt (d), zedert lange jaaren,
toen hy nog in 't huisgezin was van den Lord Aylmer , kennis
en vrindfehap gehouden had met zekere jonge juffrouw, die
naderhand eifch op hem maakte, uit hoofde van vryery, wel-
ken eifch hy , om allen twift te vermyden , goedvond by ver-
gelyk af te doen, gelyk een jaar of twee na zyn huwelyk , in
/tpril 1751 gefchiedde. Deeze, zeide men , was de Vrouw,
daar hy in zyne brieven zoo verlegen meê was. Dog zy deed
geen eifch op den Heer Bovoer, gelyk ze ook niet kon doen ,
voor dat hy trouwde in 't jaar 1 749 , en zy zig in de hoop , daar
ze zig meé gevleid had, zag te leur gefield. Dit was derhal.
ven lang na den tyd der gewaande brieven , en toen 't geld ,
om
(a) Six Letters p. 32. (b) AfEdavit. 36. (r) Affidavit. 32. (i) Bo-
wer's Answer to a new charge, p. 2. 3. &c.
H3
6*2 VERDEEDIGING van den Heer enz.
om 't welk hy in dezelve veronderffceld wordt te fmeeken , ten
minden twee jaaren reeds betaald was geweeft: want de Jéfui-
ten gaven hem de hoofdfom, die hy , van zyïi eigen geld*
by hun op lyfrente gezet had, in 't jaar 1747 weder; gelyk
van zyn tegenpartyen zelven erkend wordt (a). Wat het Kind ,
dat niet gevonden wierd, betreft, de O nt masker aar , Bowcrs
voornaamfte party, merkt aan, dat die Juffrouw, fchoon ze
geen Kind had , egter twee nigten had ; die Bowcr gaarne
Koomfchgezind had willen maaken , zo hy 't had kunnen
doen (b). De üntmaskeraar had zig liever, dunkt my, mo-
gen houden aan zyn eerfle ontwerp , dat al die verlegenheid
enkel een uitvinding was van Bowcr , en hy die Vrouw met
haar onnozel Kind alleen op 't toneel gebragt had, om te be-
ter meêdoogen te verwekken, in 't hart van Vader Sheldon
(c). Maar ik laat die Verdediging van den Heer Bower aan
hem zelven over.
(a) Sa Letters, p. 40. (Z>) Eower and Tilleinont compared. p 81. 82.
<c) Sis Le;ters. p. 36. 37.
VER-
V E RDEEDIGING
VAN DEN HEES
ARCHIBALDBOWER:
SCHILDKNAAP
AAN
ALLE WAARE
PROTESTANTEN,
zoo BINNEN als BUITEN 's LANDS,
JTfOrden de volgende Bladen , waar in de Wreede
en Onregtvaardigc Vervolging , welke de Scbry-
vcr van deeze Hiflorie der Paufen,in dit Proteltantfch
Koninkryk, van de Je luit en, door een Proteftantfchen
Geejlelyken aangemoedigd en geholpen , heeft moeten
lyden, en de heillooze maatregelen, die zy eenpaarig
met 'eikanderen beraamd en uitgevoerd hebben , om hem
te noodzaaken , dat hy tot de Afgodifche Kerk , en de
Onchrijlelyke Orde , die hy verlaat en had, ive der keer-
de, voor V .Oog der IVaereld worden blootgelegd, ne-
drig Opgedraagen, niet door een naamloozen Lafter-
fchry ver , maar door hunnen
Gehoorzaamden en Onderdaanigtlcn
Dienaar
ARCHIBALB BOIVER.
A A N-
KOR T B O N D I C
B E R I G T,
V A N HET
GESCHIL
TUSSCHEN DE
ROOM SC II GEZINDEN
EN DEN'
SCHRYVER.
' At men den Schryver van deeze Hijïorie der Pau-
fin heeft durven befchuldigen van Paapery; en
dat hy zelfs zig genoodzaakt gezien heeft, om
zyn arbeid in 't voortzetten van een Werk, al-
leen gefchikt om 't ganfche gevaarte van den
Roomfchen Godsdienft ter neer te werpen, een
geruimen tyd te ftaaken, om zig van dien naam te zuiveren,
is iets, 't welk de nakomelingen bezwaarlyk zullen kunnen ge-
looven. Maar 't geen niemand denken kon , dat ooit zou
hebben kunnen gebeuren, is met der daad gebeurd: en hoe-
wel myn Hijïorie zelve een volkomen wederlegging is van zulk
een ongehoorde befchuldiging , hebben egter verfcheiden
welmeenende Protejlanten , Geeflelyken zoo wel als Leeken ,
1 zig
66 VERDEEDIGING van den Heek
zig een vooroordeel tegen my laaten inboezemen, en een ver-
moeden, als of ik nooit opregtelyk de draaiingen van 't Paus-
dom verzaakt had, maar nog Roomfcluezind in 't hart bleef,
en zelfs, dat ik een vermomde Jcfuit was. Door derge'yke
Lafttringen hebben de Ropmfcligezinden en Jefuiten , in 't
midden van dit Protejlantfch Koninkryk, waar inzyzelven vol-
komen vry en ongeftoord leeven, zoo heet een vervolging te-
gen my weeten e verwekken, als ze ooit konden gedaan heb-
ben in een Roomfch land, daar zy den vervolgzieken geeft
van hun Kerk naar welgevallen den ruimen teugel vieren kun-
nen. Zy hebben zig, 't is waar, zoo lang dit gefchil duurde,
wel niet onderftuan, om openlyk eenigen aanflag teraaaken
tegen myn leeven ; maar egter ondertuffchen niets onbeproefd
gelaaten, om my van iets, dat my dierbaarder is dan myn
leeven zelf, myn eer en goeden naam, te berooven. De me-
nigvuldige Logens en Lafteringen, die zy ten dien einde be-
dagt en in de Waereld verfpreid hebben , heb ik in myn ver-
fcheiden Verdedingfchriften vantyd tortyd wederlegd, tot vol-
komen voldoening van yder verftanJig en onbevooroordeeld
Leezer, die ze met eenige de minfte aandagt heeft ingezien.
Dog dewyl alles, wat ik tot zuivering van myn eer en goeden
naam gezegd heb, op een zonderlinge wys vervalfcht, ver-
minkt, en in een verkeerd ligt gefield is door onze maande-
lykfche fchryvers (a) , die (of 't uit een beginfel van rede-
neering of van eigen belang zy, zullen ze zei ven beft weeten ,)
een ongemeen bitteren haat tegen my fchynen opgevat te heb-
ben; en dewyl 'er negen van de tien onder myne landsgenoo-
ten niets méér van dit gefchil tuiTchen de Roomfchgezinden
en my weeten , dan 't geen deeze partydige maandfehry vers
goedgevonden hebben hun meê te deelen, zal ik de befchuldi-
ging beide en de Verdediging hier voor de geheele Waereld
bloot leggen, en dan, na dus beide de partyen gehoord te
hebben, de geheele Waereld laaten oordeelen, of men my
met
(a) De Schryvers van de Montbly en Critical Reviews en van het Centk-
mans Magazyn &c.
ARCIIIBA LD E O \V E R. 67
met regt of met onregt befchuldigd heeft. Ik heb dit .'
rip van 'c gefchil, als een Aanhangfel, by myfl
nc gevoegd om myn eer en goeden naam te zuiveren inzon-
derheid by hen, wier agting my dierbaar is, myne Inteke-
naars, naamdyk, hier in 't Ryk, en de Geleerde Pro'.cjirnun
buiten 's Lands, die myn Werk, in hun verfcheiden taalea
eet, met meer goedkeuring, dan ik my ooit zou heb-
ben curven vleien, hebben gelieven te ontvangen.
Jk durf my vermeettn om te zeggen, en zal oaweerfpreeke-
lyk bewyzen, dat, het geen ik zeg, waar is, dat ik zulke- bly-
ke-n van myn opregtc aankleevingaan den Pfotefiantfchen Gods-
dieaft, en van myn afkeer en verfoejing van de bygeloovige
gebruiken en dwaalingen van 't Pausdom gegceven heb, dat
geen menfeh van eenig verftand, en die onzydig over 't ftuk
wil oordeelen, eenigen den minllen fciiyn van reden hebben
, om aan 't een uf het ander te twyffelen.
Ik verliet een Orde , zoo hoog in agting en aanzien,
als 'er eene is by de Kerk van Romen; een Orde, die geen
.eden van leevenswyze en zelftugtiging, hoe genoemd,
t , nog zelfs zonder byzonder verlof daar toe verleend
. toelaat, dat ze van iemand gepleegd worde: een
Orde, w.iar in alle Leden niet alleen van de noodzaakelykhe-
den des Leevens, en de noodige behoeften rykelyk voorzien
worden, maar ook van alles, wat 'er vereifcht wordt tot een
goede en gemakkelyke leevenswyze. Deeze Orde verliet ik,
ter .-ruitiïeliing van myn geweeten, om in 't zweet mynsaan-
gezigts myn Brood te winnen; en op die wyze heb ik het ge-
wonnen, door een veel arbeidzaamer en verdrietelyker lee-
vcn te leiden, dan ik ooit voorheen gedaan had, of ooit zou
hebben behoeven te doen, indien ik in die Orde gebleeven
ware. Hier in beroem ik my, en denk niet, dat eenig Prote-
! Geeftelyke my ooit dergelyk eene leevenswyzeals een
verwyt zal toerekenen, fchoon Roomfchgezinden en Jefuiten
my ren Jlaaffsben arbeid van voor Boekverkoopers tefebryven mo-
erweeten hebben, en my met den naam van een Huur-
ling gebrandmerkt, die voor geldfcbreef.
I 2 Ik
68 VERDEEDIGING van den Heer
Ik was nog geen twee jaaren in Engeland geweeft , toen de
Zendelingen van Romen een aanflag, die ook waarlyk zeer
wel beleid was, op my maakten, om my aan boord tekrygen
van een fchip, dat de Rivier (den Teems') afzeilde, en my
dus te water weg te voeren. Maar de overleeden Lord sJyU
mer redde my, en befchutte my voor dien fnooden trek, ge-
]yk alle myne Vrinden en bekenden weeten. Het ft.uk was
op dien tyd rugtbaar en waereldkundig; en hoewel Lord Ayl-
mer nu niet meer leeft, verfcheidenPerfoonen egter van eene on-
betwiftbaare Geloofwaardigheid, en daar onder zommigen van
den eerften Rang in dit Koninkryk leeven nog, die het ver-
haal van dat voorval uit den eigen mond van dien fleer ge-
hoord hebben; gelyk zy gaarne betuigen en verklaaren wil-
len.
Deeze onderneeming fchrikte my niet af, nog wederhield
my in eenig opzigt, om de dwaasheid en befpottelykheid van
de dwaalingen en bygeloovige gebruiken van 't Pausdom
openlyk aan te toonen, en, wanneer ik 'er gelegenheid toe
had, zonder bewimpeling te betuigen, dat ik zommiiien van
de mèeftbegunftigde grondregels van de Roomfche Kerk af-
keurde, en geen geloof floeg aan zommige Leerftukken , die
by haar voor grondwaarheden des Geloofs doorgaan. Ik
fchreef, nu agt-en-twintig jaar geleeden, toen ik myn moe-
dertaal nog niet weder volkomen magtig geworden was , de
Hijloria Litteraria, een werk, dat niemand leezen kan, zon-
der 'er uit te moeten befluiten, dat de fchryver een Prote-
flant is (a).
Toen
(a) Ik zal hier ten dienft der buitcnlandfehe Protejl anten, die mogeljdc
geen gelegenheid gehad hebben om het werk zelf te zien, eenige weinige
plaatzen uit hetzelve aanhaalen. In 't eerfte Deel bladz. 135, 136 geef ik,
uit Procopius, een berigt van het beuzelagtig verhaal dat hy doet van ze.
ker Eiland, 't welk hy Brittia noemt,- een vertelling, waar aan hy zelfook
geloof fchynt geflagen te hebben; en voeg 'er, daarop, deeze volgende
woorden by: „ hier kunnen we in 't vooibygaan aanmerken, indien der-
,, gelyke harllenfchimmen en beuzelagtige vertellingen in die dagen by de
„ Geleerden zelvenin 't algemeen geloof en ingang vonden, hoegemakke-
ARCHIBALD B O W E R. O
Toen men het uitgeeven van de Hiftoria Litteraria in 't jaar
1734 Haakte, overreedden my de onderneemers van de
me>
,, lyk het indien ty.l, en nog merkclyk gemakkclyker, in de volgende duf.
, moet gevallen hebben, om de
,, ONGERYMDE LEERSTUKKEN VAN HET VAGEVUUR , VAN DE Tl
,, stantiatie, en dergelyke, zonderecel tegenkanting in te voeren en
eigd was, om blindelings geloof te
,, liaan aan de grootfte ongerymdheden , inzonderheid zo ze onder den
,, naam van verborgenheden van den Godsdienft wierden aangepreezen".
In 't verhaal, 't welk ik geef van den Oorlog der Hujfuen, getrokken uit
de Hiftorie van dien Oorlog, door den Heer Lenfant befchreeven, merk ik
op blad/- 189 aan: „ datZiVJto, hnn berugté overfte, (als iemand, zeg
,, ik, DIE VAN ZTN JEUGD AF AAN DE GnovKI'GTIGS BEGINSELS VAN Dïï
msche Kerk had ingezooc^n) het voor een verdienftig werk aan-
om yder, die ns van hein verfchiide, om hals te bren-
I n". In het Derde Deel, bladz. 334 veroordeel ik alle ver-
volging, als te eenemaal onbeftaanbaar met waaren Godsdiend, en voeg
'er by; ,, by de Roomfche Kerk egter beftaat de ganfche pligt van een
,, waarlyk God in daar in, dat hy vervolge, vermoorde, en te
„ vuur en zwaard vemiele allen zonder onderfcheid, die hun Hvgei.oovi-
,, gen en Afgodischen Dunst wejgeren te erkennen'. Op blad
roe. 11 ik de Roomfchgezinden de Aapen dek Heidenen; en fpreek bladz.
398 van den Heeldendienlt op deeze wyze: „ fehoon de eerfte Chriftenen
„ goedvonden, eenige gebruiken, die by de Heidenen in zwang gingen,
,, over te neemen en te behouden, om hen Jaar door te beter te winnen,
,, en tot bet Chrii'tclyk Geloof te trekken, nimmer egter knielden ze neder
,, voor Beelden, of offerden Wierook of Gebeden op aan Hout en
,, Steen , gelyk de Roomfchgezinden gewoon zyn te doen in deeze dagen.
„ Indien Gregorius, Al 1 andere Oud vaders, die 't niet 011 •
vonden, dat men de fchilderyen en beeHceniffen der Heiligen
;en aan den wand fchilderde, nu eens uit hunne graven opza-
,, gen, en de fchandelyke misbruiken en Afgodischen Dienst, die allengs-
„ keus meer en meer is ingefloopen , aanfehouwden , zy zouden ongetwyf-
heel andere gedagten over dat (luk hebben, en de eerden zyn,
,, om al die fchilderyen en beelden der Heiligen van de wand te rukkenen
,, in 't vuur te werpen". Dus fprak ik nu reeds agt-en- twintig jaar gelee-
. veroordeelde ik zommigen van de geliefdezetregels en grondwaar-
heden van de Kerk van Romen. En kon iemand, die dus fchreef , nog
Roomfchgezind in zyn hart zyn, of naar het Pausdom hellen , of geneegen
zyn om in 't (tuk van den Godsdienft de Pausgezinden te ontzien, en hen
gaarne te vrind te willen houden. Ik ben waarlyk om myn zelfs wil blyde,
dit dat werk nog in wezen blyft, en zou geen klaarder en onweer fpreekc-
is" "*-
7o VERDEEDIGING van den Heer
tneèni Hijlorie, om in 't vervaardigen en opftellen van dezelve
deel te neemen; en dewyl ik byna twee derde deelen van
dat wydloopig werk fchreef, en daar by de uitgaaf in Octavo
alleen overzag en verbeterde, hield my zulks den meellen tyd
van het jaar 1735 tot het jaar 174.6 bezig. In aien tuflchen-
tyd lieten de Jefuiten , de zulken inzonderheid die my buiten 's
lands gekend hadden, geen vrlndelyke middelen onbezogt, om
my tot den fchoot van hun Kerk en hun Orde te rug te bren-
gen: dikwils booden ze my aan, dac ze mv weder wilden aan-
neemen op zulke voorwaarden, als ik zelf zou voorilaan : en
zomtyds verweeten ze my, 't geen hun zeker beter paft te
doen dan een Proteftantfcbcu Godgeleerden, dat ik, een zoon
van den grooten Heilig Ignatiits, my zelven zoo fchandelyk
vernederde, dat ik een armhartige Üoover, en een (laaf wierd
van de Boekverkoopers om de koft te winnen, daar ik onder
hun een gemakkelyk en genoeglyk leeven leiden kon. Dewyl
ik, als geen byzonderen wrok tegen iemand van hun hebben-
de, (choon ik een afkeer had van hunbeginfelsenGodsdienft,
hen niet minder beleefd en vrindelyk bejegende, dan ze my
deeden, vleiden ze zig ongetwyffeld met de hoop, dat ze my
eindelyk, vroeg of laat, nog eens winnen zouden.
Ik had, toen ik eerffc de dwaalingen van 't Pausdom ver-
zaakte, een befluit genomen , gelyk ik ook myn pligt oordeel-
de te zyn , om voor de tegenwoordige niet alleen maar ook
voor de volgende gedagten myn gedrag in 'tverlaaten vaneen
Kerk, waar in ik was opgevoed, te regtvaardigen, en tef-
fens, door het blootleggen van derzelver dwaalingen , ande-
ren aan te moedigen, om myn voorbeeld na te volgen. Met
dat oogmerk ondernam ik de Hijlorie, (zal ik ze de Noodlottige
Hijlorie noemen) der Pau/en: en op dat ik myn handen vry
progt hebben om my geheel tot dezelve te verledigen, wei-
gerde ik eenig deel te neemen ineen werk, (De Hedendaag-
fche
lyker blyfc kunnen wenfehen , dat ik toen niet minder gereed en bereid was ,
dan nu, om myn afkeer en veifoejing van Paanery opcnlyk voor de ge-
heele Waereld te betuigen.
A R C II I B A L D B O W E R. ?l
Jche AJgcmcenc Hijhric, naamelyk, die my geheel in haar vol
A-krd opgedragen,) waar uit ik merkelyk meer voor-
deel zou hebben kunnen trekken. Dog zoo dra kwam de
Voorreden voor die Hiftorie der Pau/eh, met de voorwaarden
ivaarop ik dezelve digc uit tegeeven, niet in 't licht, of de
kalmte, uie men my zoo langen tyd geruft had laaten genie-
ten, verdween, en de ftorm b^gon op te fteekui Eenfc
teloos lafterfchrift, onderden tuJ van AicbibdHtn Timotbeus,
en met een groote menigte valfcheden en logt rs vervuld ,
wierd 'er tegen my in de waereid gezonden. JVJaar dewyl
men wilt, dat het uir een verdagten hoek kwam, om dat 'er
toen nog geen Protcjla't gevonden was, die de zaak voorde
Roomfchgtzindcn en JJuiten opvatte, en hun logens aan 't
gemeen opdifte, woei de ftorm over, en alles geraakie weder
in de voorige ruft en kalmte.
Toen het eerfte deel van myn Hiftorie in 't licht kwam,
tragtten ze een nieuwen ftorm te^en my te verwekken. Aan
zeker Roomfchgezind Edelman was door zyn Priefters, zyn
Broeder waarfchynlyk, een Jefuit, die by hem woonde, voor
waarheid verzekerd, en deeze verzekerde 'erop zyn beurt den
overleden Heer Vclham van, wiens nabuur hy op 't land was, dat
ik de lnquifitie beftoolen had ; want toen waren ze nog toe
dien trap van onbefchaamdheid niet gekomen, dat zeontken-
nen durfden, dat ik ooit in dienft van die Vierfchaar geweeft
was : en aan dien diefftal fchreef hy myn vlugt toe. Een
Roomfchgezind Baronet in IFales, en de andere Roomfchen
van dat Graaffchap in 't algemeen, hielden openlyk ftaande,
dat ik myn Godsdienft verzaakt had, alleen uit fpyt, om dat
men my geen BifTchop had willen maaken; 't welk men, ge-
lyk die Baronet verzekerde, met myn eigen Handfcbrift toonen
kon. Ik wil het hun in 't geheel niet betwiften, of zy had-
den waarlyk dergelyke brieven , met alle vereifchte poftmer-
ken beftempeld, en zoo wel naar myn eigen fchrift gelyken-
de, als die, welken ze naderhand voor den dag gebragt heb-
ben; en daar is geenszins aan te twyffelen, of zy zouden, zo
ze goedgevonden hadden by de eene of de andere van dee-
ze
72 VERDEEDIGING van den Heer
ze twee vertellingen teblyven, uit Italiën, en van de Heili-
ge -Inquifitie zoo veel Oorspronkelyke Papieren, Vericlaa-
ringen , Getuigschriften &c. tot derzelver beveiliging
hebben kunnen krygen, als ze maar gewild hadden. Maar nu
fchrvven ze myn vlugt uit Italiën weder aan eene geheel ande-
re reden toe, en erkennen daar door ftilzwygende, dat zelo-
genaars en lafteraars zyn, die enkel beflooten hebben, om
my, zonder regt of waarheid aan te zien, te bekladden en
van myn eer en goeden naam te berooven. Dewyl 'er toen
geen Protefiant ondernam de egtheid van die brieven (taande
te houden, Het men ze alleen aan Roomfchgezinden zien, om
voor te komen, dat 'er niet iemand van dezelven door myn
Hijiorlc der Pau/en tot den hervormden Godsdienfl bekeerd
mogt worden: en nu leggen ze, waarfchynlyk, wel en veilig
bewaard ondere verfcheiden Archieven van de Orde, om in
't vervolg door deezen of geenen Doolenden Ridder , die zig by-
zonderlyk den dienft der Heilige Sociëteit heeft toegewyd , we-
der voor den dag gebragt te worden.
Ey het uitkomen van het tweede detl van myn Hiflnrie in 't
jaar 1750, namen de Jefuiten hun toevlugt tot een middel, 't
welk zy dagten, dat van ongemeene kragt zou zyn , om den
voortgang van dat werk eensklaps te fluiten. En dat middel
was , dat ze my groote aanbiedingen deeden , om my over te
haaien dat ik tot hun Orde wederkeerde, en nog merkel yk
grootere, dat ik myn Hiftorie fteeken liet; gelyk zezelven be-
kend hebben , en in 't vervolg nader zal getoond worden.
Maar toen ze zagen dat myn ftandvaftigheid en aankleeving
aan den Protejlantfchen Godsdienfl proef hield tegen alle ver-
zoekingen en aanbiedingen, beflooten zy van maatregelen te
veranderen, en op nieuw hun toevlugt te neemen totlaftering
en 't fchandvlekken myns naams. Men bragt derhalven ande-
re brieven ten voorfchyn , die men zeide, dewyl 't fchrift
naar het myne geleek , van my gefchreeven te zyn aan Vader
Sbeldon, Provinciaal der Jefuiten hierin Engeland: en in welke
brieven zy my deeden fpreeken , als een berouwhebbend en
boetvaardig Jefuit , die tot den fehoot hunner Kerk en tot hun
Orde was weergekeerd, De-
A R C II I D A L D B O W E R. ,3
Dewyl de Jefuiten bekend ftaan voor een Orde van menfehen,
die in 't /meeden van ver digt fels uitmunten , gelyk de EerwaardigeDr.
Douglas, Yikaris van High Ercal, Sabp, in zyn Criterion.p. 60.
aanmerkt, zou die nieuw verdigtfel geen gelukkiger uidlag ge-
had hebben, dan alle de andere daar ik te vooren van fprak,
indien 'er zig geen Protejlant mee ingemengd hadde. Maar,
voor deeze maal, hadden de Jefuiten de behendigheiden 't
geluk, dat zy een Proteftantfchen Geeftelyken , (wie zou het
hebben kunnen gelooven !) overhaalden, om niet alleen de
egtheid van die brieven openlyk te beweeren, maar ook, als
volkomen op de geloofwaardigheid der Jefuiten vertrouwen-
de , alle de logens en lafteringen , die zy tot bevlekking van
myn goeden naam konden uitdenken , als zoo veele onlochen-
baare waarheden , aan de waereld mee te deelen. Hy verze-
kert ons , 't is waar, dat hy in dus de party der Roomfchge-
zinden en Jefuiten te kiezen in hun hevigen aanval op iemand,
die hun Godsdienfl verlaaten had om den hervormden te om-
helzen, niet naar vooroordeel te werk gaat, niet door eenige byzon-
dei e partyfebap gedreeven wordt , maar alleen bezield is door liefde
tot de waarheid, en door yver voorden Proteftantfchen Godsdienfl, die
met het uiterfte gevaar gedreigd wordt door een lifligen en onderneem-
zieken vermomden Jefuit. En kan hy inderdaad bezield zyn door
liefde tot de waarheid , en yver voor den Proteftantfchen Gods-
dienfl:, hy, die de party kiefl, van de gezwooren vyanden van
beide, een Orde van Menfehen , die in 't fmeeden van verdigtfelen
uitmunten'. Kan hy denken, zo de Proteftantfchc Godsdienfl: het
uiterfte gevaar, of in 't geheel eenig gevaar te dugten heeft van
den vermomden Jefuit, dat de Roomfchgezinden en Jefuiten
hem ontmaskerd zouden hebben! Maar welke beweegredenen
hem ook genoopt mogen hebben, om de party der Roomfchen
en Jefuiten te kiezen, en zig tegen my teverklaaren, de naam
van een Proteftantfchen Gccjlelyken had al het goed gevolg, dat
de Jefuiten ooit konden wenfehen. De logens en lafteringen ,
die zy en andere zendelingen van Romen in 't veragtelyk klad-
fchr'ih , yJrcbibald en Timotheus , en in een ander, getiteld, Jan-
en op de twee eerjle deden van de Lecvensbefchryvingen der
K Pau-
74 VERDEEDIGING van den Heer
Paufjn (a) verfoeid hadden, maar waar op niemand, dewyl
ze zigtbaar uit Roomfchgezinde handen kwamen, eenigagt
geQagen had, wierden nu op nieuw weer opgehaald ; ontel-
baare anderen 'er bygevoegd , en allen mee tamelyk goed geloof
aangenomen, dewyl ze nu nier langer uit een Roomfchen,
maar uit een Protejlantfchen hoek kwamen.
Dog dewyl niets myn medelandgenooten in Engeland fter-
ker tegen my vooringenomen heeft, dan de zeven boetvaardi-
ge brieven , want totdat getal toe hebben zy ze eindelyk, ver-
meerderd, zal het noodig zyn, eer ik van derzelver inhoud
fpreek, en aantoon, dat ze verdigtzyn, dat ik den Leezer
berigt geef van het toeval, waar uit de Jefuiten gelegenheid
namen om dezelven te fmeeden. Alle verdigtfels hebben, in
't algemeen gefproken,eenigen grondflag Van waarheid, waar-
op men ze tragt te veftigen, en voorts opbouwt: en dus ver-
itrekte ook zeker verdrag en onderhandeling, daar ik zoo aan-
ftonds van fpreeken zal, den Jefuiten ten eerften fteen , om
'er de gewaande briefwiffeling op te gronden , die ik naar in-
houd van die zeven zoogenaamde brieven met hun gehouden
had. Hier maakte ik my zelven , ik beken het openhartig,
fchuldig aan een zeer onvoorzigtige daad , die ik egter nooit
voor myn Protcfiantfche vrinden verborgen hield , gelyk ik
met verfcheiden geloofwaardige getuigen, die nog in leeven
zyn, bewyzen kan ; al hebben myne vyanden het tegendeel
ftoutelyk durven beweeren.
Toen ik, in 't jaar 1740, een fom van 1100 ponden aan
oude rentebrieven op de Zuidzee by één had, belloot ik my
voor dat geld een lyfrente te koopen. Ik gaf verfcheiden van
myn
(3) Dit werkje, gedrukt, gelyk men zegt, te Douay in 't jaar 1754, is
«en lafterfchrift, dat het inzonderheid op my gemunt heeft, maar onder-
tufiehen egter de eerde hervormers . en den Protedantfchen Godsdienft
zelven, niet minder dan my, verongciykt. Nogtans heeft onze Procejlant-
febe Geeflelyke, dien fchryver tot zyn leidsman neemende, kunnen goed
vinden, om deszelfs ongerymde Aanmerkingen op myn Hidorie der Pau-
fen , en .Ie fchamperheden > die hy tegen my gebruikt, genoegzaam van
.voord tot woord na te fenryven.
A R C II I B A L D B O W E R. 75
myn Froteftan' ten kennis van myn voorneemen, en
bood bofa (effens gemelde fom ten dien einde aan ; gelyk bun
nog zeer wel geheugd; en zy gereed zyfl ten alten tyde te ver-
klaaren: maar dewyl niemand van hun het gevoeglyk oordeel-
de, zyn goederen mee e^n lyfrer.te te belaften, liet ik myn
geld in de openbaare Fond/en tot aan de maand Jiigujlus van 't
volgende jaar 1741 : toen hoorde ik dat het Parlement een be-
fluit gemaakt had , om ter herbouwing van een Kerk te Lon-
den geld op te doen neemen op lyfrenten tegen zeven ten hon-
derd, en begaf my daarop aanftonds. naar ftad, met oogmerk
om myn geld op die wyze aan te leggen. Dat dit myn oogr
merk en voorneemen was, weet zeker Heer van onbetwift-
baare Geloofwaardigheid, met wien ik op dien tyd daar over
raad pleegde, nog zeer wel, en wil 'er gaarne verklaaring van
doen (a). Maar ik kwam te laat, en vond de intekening
reeds gcflooten. Dus in myn oogmerk te leur gefield , ver-
haalde ik onder anderen myn wedervaaren aan den Heer ///'//,
dien ik by geval in een koffyhuis, niet ver van de Royal Ex-
change (of Koninklyken WiiTclbank) ontmoette. Deeze bood
my daarop dezelfde rente van zeven ten honderd aan, die de
gevolmagtigden ter herbouwing van de Kerk gaven, en dewyl
die aanbieding my zeer aanneem elyk voorkwam, wierd liet
verdrag na eenige weinige onderhandelingen geflooten, en de
fom van 11 co Ponden op den 21 ylugujtus 1741 overgedraa-
gen, niet op den Heer Sbirbiirn, Provinciaal, gelyk de Jefui-
ten in zekeren brief uit Vlaanderen zeggen (b) , maar op den
Heer
(a) Zie myn antwoord , of Arwmtt to a feurriltus Pampblet. p. 102.
(Deeze en dergelyke aanhaalingen zyn wel voor den Nedetcluitfchen Lee-
zer van geen dienft, dewyl die twiftfehriftjes niet vertaald zyn, en z^ker-
lyk nooit vertaald zuilen worden: dog ik heb egter belt geoordeeld, de.
2elven mede aan te tekenen, dewyi ze de getuigeni.Ten zyn waar
fchryver ter beveftiging van zyn zeggen beroept, en in welken de^aaibud
van '1 geen hy zegt omftandiger bewcezen wordt. Zy^onaWtirflcfien die,
ilfcbe taaie kundig, die Pampblets bezitten, kunnen 'er tot nader on-
derzoek en overtuiging voor hun zelven en anderen gebruik van uiaaken.)
Letter; illuftrated. p. 60.
K 2
76 VERDEEDIGING van den Heer
Heer Wright, Bankier van Mynheer HUI, gelyk uit de boe-
ken van de oude Zuidzee rentebrieven blykr. De Heer HUI
was een Jefuit, maar dreef, als gevolmagtigde, den handel
in geldzaaken, en was, in die hoedanigheid, zeer bekend,
had den naam van een opregt en eerlyk man te zyn, en han-
delde in dingen van dien aart zeer fterk met Protcftanten zoo
wel als Roomfchgezinden. Hy betaalde my ook zoo flipt, dat
ik eenigen tyd daarna, nog 250 ponden voegde by de fom,
die hy reeds van my in handen had; en dus, voor 't geheel ,
jaarlyks 94 ponden en 10 fchellingen aan lyfrenten van hem
ontving.
Tot zekerheid van de betaaling dier lyfrenten gaf de Heer
HUI, de eenigfteperfoon , met welken ik over dat ftuk handelde,
my een rentebrief, niet op hem zelven, nog op den Provinci-
aal, maar op de Sociëteit der Jef'uiten : en de ganfche Sociëteit ,
die, gelyk men weet, onmeetelyke Rykdommen bezit, is
verpligt , om voor alle verbindteniiTen en verdragen, welken ie-
mand van haare Provinciaakn of gevolmagtigden dus aangaat,
ïn te flaan, die verbonden zyn, om met de uiterfte ilipt-
heid op den dag, ja op het uur, betaaling te doen. En dee-
zen waren de beweegredenen , dè eenigfte beweegredenen,
die my, na de ftraksverhaalde te leurftelling van myn voor-
gaand oogmerk, het beOuit deeden neemen, om myn geldby
hen te plaatzen ,• zonder toen nog het minfte nadenken te heb-
ben , dat zulks t'eeniger tyd , vroeg of laat , tot myn nadeel zou
kunnen geduid worden , gelyk Lord Aylmcr my reeds voor-
fpelde, zoo dra ik hem 'er kennis van gegeevenhad {a). Het
geen die Heer voorzag, dat mogelyk gebeuren zou, is ook
met der daad gebeurd: hoewel ik teffens dagt, dat 'er ook
van de zaak niet meer gerept zou worden, na dat ik de gan-
fche fom weder uit hunne handen geligt hadde. Want toen
ik naderhand befloot my in den egten ftaat te begeeven , en
om die reden , hoewel om die reden alleen niet , het geld gaar-
ne weder had, vervoegde ik my tot den Heer HUI, om te hoo-
ien j,
(«) Answerto a fcurrilous Pamphlet. p. 112. 113.
A R C II I B A L D B O W E R. 77
ren, op welke voorwaarden hy gezind mogt zyn, my de
hoofdfom weer toe te tellen. De voorwaarden , die hy ftel-
de, waren zoo gunftig, als ik ooit zou hebben kunnen ver-
wagten: want hy bood aan, de ganfche fom my in eens te be-
taalen, alleen met aftrek van 't geen ik, geduurende den tyd ,
dat hy ze in handen had gehad , boven , en meer, dan de gewoone
gebruikelyke rente, daar van getrokken had; gelykhy ver-
volgens ook deed, zoo drahy 't eenigzinsgevoeglyk doen kon.
Zie daar een opregt en eenvouwdig verhaal van 't ganfche ge-
val, zoo als het gebeurd is: en wat de erbarmlyke vitteryen
aangaat, die men 'er op gemaakt heeft, dezelven heb ik reeds
voorheen volkomen wederlegd in myn Reply to ofcurrilous Li-
bel, p. 32. 33.
By dit verhaal zal ik nu ook nog, tot voldoening myner
Leezers, het verhaal voegen, 't welk de Jefuiten gegeeven
hebben van 't geval , en telkens debladzyden van hun gefchrif-
ten aantekenen, op dat men my niet zou mogen verwyten of
verdenken , dat ik de zaaken een anderen draai geeve , met oog-
merk, om hen belachgelvk te maaken. Dus dan luidt hun ver-
haal :
Ik wierd , naar hun voorgeeven, uit de Orde der Jefuiten,
in Italiën, verbannen. Want B — r, zeggen ze, kwam niet in
Engeland , na dat hy zyn Orde vcrlaaten bad, maar na dat zyn Or-
de hem ver laat en en ver /toot en bad om zyn ongeregeld gedrag (<-/). 'c
Is waar, zy fpreeken zig zelven in verfcheiden andere plaatzen
van hun gefchriften regtdraads tegen, en venellen daar hun
Leezers, dat ik nooit uit de Orde verbannen ben geworden ,
maar alleen dat ik myn overflen de fcbuldigc gehoorzaamheid , als een
Jefuit, niet bewezen had (/;): dat ik verfcheiden jaaren lang , na
myn komjt in Engeland, voor een Jefuit was bekend geiveejï (e),
dat ik zomtyds doorging voor 't geen ik met der daad ivas , naamelyk ,
een Jefuit (d) &c. Maar het kwam beft met hun kwaadaar-
dig oogmerk tegen my overeen, dat ze bier zeiden , dac ik uit
de
(«) Six Letters, p. 31. (i) Ibidem, p. 57. c) Ibid. p. 39. (,</) J'Ji-
dcin. 28. 29.
K3
7S VERDEEDIGING van den Heer
de Orde geftooten was, en elders, dat ik 'er niet uitgeftooteri
was. Dog om voort te gaan. Na dac ik dus van de Orde
myn affcheid gekreegen had, ('t geen ik hier flegts wel zoo
moet haten doorgaan, om dat anders de hoofdbefchuldiging
al haar klem zou kwyt raaken) en my genoodzaakt zag, de-
wyl de onderftand en bevordering, daar ik op gehoopt had, my
mille, om, met den Jlaaffcben arbeidvanvoor Boekverkoopers tefcbry-
ven, myn brood te winnen, befloot ik myn toevlugt weder tot
de Orde te neemen , als het befte en eenigfte middel , om voor
't overige van myn keven goede en gemakkelyke dagen te hebben .'
want ik bad my , gelukkiglyk , ontflagen van alle Godsdienjtige vooroor'
deelen (a): ik was een vrydenker ; een zvyze van denken , die inder-
daad zeer wel over eenflemde met myn wyze van doen , dewyl ik ook
in myn gedrag een vrylcever was (J>): beden was ik Roomfcbgezind ,
morgen Proteftanifch ; en weder Roomfcb op nieuw, zoo dra ik 'er
myn belang by vond, of zelf s een voorvegter der Proteftanten , zon-
der eens een Chriflcn te zyn (c) ja een vol/lagen ongeloovige (d).
Maar, hoe wel ik op dien zelfden tyd een yvcrig Roomjch gezinde
was , en my ten bewyze van de opregtbeid myner onwrikbaare aan-
kleeving aan het Roomfcb Geloof op de allerovertuigendjle blyken be-
roepen kon, lieten egter de Jefuiten my, hoe hartelyk ik ook
verlangen mogt om tot myn pligt weder te keeren , hen ver-
febeiden jaaren agter een vrugteloos bidden enfmeeken om weer aan-
genomen te mogen worden (f); die zelfde Jefuiten , die, gelyfc
maar al te wel bekend is, akyd zoo yverig zyn om zeeën en
knden te doorreizen, om uit allerhande, zelfs het ongebon-
denfte, flag van menfehen, aankomelingen tot hun Oodsdienfl
te werven. En hoe, om dat hier in 'c voorbygaan aan te
merken, zullen ze tog myn vrugteloos bidden en fmeeken van
verfcheiden jaaren lang over een brengen met het gunftig en
vrindelyk onthaal, 't welk Vader Sbirbrtrn, Provinciaal van de
Orde, my deed, toen ik de eerfte maal in zyn tegenwoordig,
heid kwam: want zulks wordt volmondig getuigd door eenen
van
(a) Ibid. p. 3."!. (b) Ibidem p. 29. 30 (c) lbid. p. 35. (<i) Bower
snd Tillemont compared. p. 73. («; Six Leturs. p. 32.
ARCHIBALD B O \V E R. 79
] de ooggetuigen van den Heer Hcnry Bedingfeld (<i), een
ooggetuige, 't is waar, zonder naam, gelyk alle de getuigen
van dien Heer zyn, dog egter een getuige van onbetwiftbaa-
re geloofwaardigheid. Dus dan byna tot wanhoop gebragt,
nam ik eindclyk myn toevlugt tot een middel, 't welk alle hinder paa~
len ter bereiking van het oogmerk, daar ik zoo zeer naar haakte, ge-
heel uit den weg ruimde. JFant om de Je/uilen een overtuigend bly '.
te gecven , (gelyk het ook inderdaad was) dat ik waarlyk van harten
en opregtelyk verlangde , om weer in de Orde aangenomen te worden ,
bood ik Vader Shirburn, die toen Provinciaal was, aan, hemeen
aanmerkelyke fom gelds in handen te gecven , onder voorwaarde, dat
men my , zoo lang ik leefde , daar van een jaarlykfche lyfrcnte betaa-
len zou tegen zeven ten honderd (£). Deeze aanbieding nam de
Provinciaal aanltonds aan, en het geld wierd hem daarop gele-
verd (c). Maar fchoon dit inderdaad een overtuigend blyk was ,
dat ik bet opregt meende , en 'er geen de minjic reden was om my van
het tegendeel te verdenken (d) , namen de Jefuiten my nogtans
niet weder aan, dan eerft vier jaaren daarna, dewyï ze nog al
zekerder en onweerfpreckelyker blyken wilden hebben van myn opregt-
heid, dan die, welken inderdaad overtuigend waren , en geen grond
overlieten om my verdagt te houden , of ik waarlyk wel opregt te werk
ging (e). Deeze meer dan inderdaad overtuigende blyken gaf ilc
geduurende myn vier proefjaaren ; fchoon ik aldien tyd op
dezelfde wyze leefde, als ik te vooren gewoon was, dezelfde
gezelfchappen bywoonde, met denzelfden afkeer, fpotterny
en veragting fprak van de leerftukken der Roomfche Kerk,
en openlyk met die van Engeland Kerkgemeenfchap hield,
gelyk alle myn vrinden en bekenden weeten. De ganfche
Sociëteit zou 'er vry wat meê verlegen zyn , zo ze die buiten-
gewoone blyken eens ftuk voor ftuk moeft aantoonen ; maar, zy
mogen dan geweeft zyn, wat ze willen, de Jefuiten althans
waren 'er ten vollen mee voldaan; en ik wierd einddyk in 't
jaar 1745 op een plegtige wyze weer in de Orde van Jefus aangeno-
men
(a) Full. Confutat. p. 73 (6) Six Letters, p. 32, (f) Ibid. (a) 1
p. 33. («) Full. Confutation. P..40.
80 VERDEEDIGING van den Heer
men door Vader Carteret, gelyk die aan verfebeiden v.mzyn beken-
den verhaalde , en Vader Carteret was een man, uit een aanzienhke
familie gefprooten . die groote bekwaamheden en geleerdheid bezat , en
van een onberispelyk gedrag in 't burgerlyke (a) : en bygevolg een
man, op wien geen verdenking viel, dat hy ooit eene on-
waarheid zou zeggen, zelfs niet om de eer van zyn Kerk , en
die van zyn Orde op te houden (/;).
Dit
(a) Six Letters, p. 74,
(ft) Dit vertelde Vader Carteret nan verfebeiden van zyn kenniflen , en
onder anderen aan zekeren edelen Hartog. Dog dit is de eeniglte valfchc
vertelling niet, welke die Jefuit onder 't beloop van dit ons tegenwoordig
gefebil verfpreid heeft. Dikwils verhaalde hy aan zyn goede vrinden , dat hy
twaalf en meer brieven in banden bad, die Bower hem bad gefebreeven , snjl uk-
ken behelsden, waar uit nog vry duidelyker, en op een befliffender wyse de in-
borfi en 't gedrag van den fihryver bleek , dan die , welke we in zyn brieven
nan Sbeldon leezen (1). Maar dewyl ik hem dikwils befchuldigd heb, dat
hy daar in aan Z711 goede vrinden een openhaaren en onbefchaamden logen
verhaald had, en dewyl de Jefuiten, fchoon meer dan eens openlyk door
my uitgedaagd, om die brieven voor den dag te brengen f2), dezelven eg-
ter niet voor den dag gebragt hebben, moeten alle verftandige en onbe-
vooroordeelde lieden met regt belluiten , dat Vader Carteret, inderdaad,
zyn goede vrinden een openhaaren en onbefchaamden logen heeft wys gemaakt.
Want hoe is het te denken, met wat fchyn te begrypen , dat, zo de Jefui-
ten die tivaalf of meer brieven waarlyk hadden , in bun Collegie in Vlaande-
ren, daar Carteret zeide dat zy bcrullten (3), dat die Vaders dezelve niet
voor den dag zouden brengen, en aan de waereld meêdeelen , om daar
door de gedagtenis van hun overleeden Provinciaal, van zoo lafterlyk een
blaam te zuiveren : een blaam , die waarlyk de ganfche Orde in 't algemeen
niet minder tot oneer ftrekt, dan ze hem zei ven, in 't byzonder, fchande-
lyk is. De reden waarom hy zelf die brieven niet aan den dag bragt , was,
zeide hy, om dat hy 't niet hillyk oordeelde een geheime briefwifj'eling open-
baar te manken , ten sy Jiower hem in zyn eigen Pcrfoon aantajlte en beledigde
(4). Ik heb hem in zyn eigen Perfoon aangetaft, en een logenaar en las-
teraar genoemd; en dewyl die reden dei halven nu geen Beftaanlykbeid meer
heeft, (om hun gewoone konflterm te gebruiken) moeten zyn Broeders of
die brieven tot zuivering van zyn goeden naam aan den dag brengen, ge-
lyk zy eers, geweetens, en billykheids halve verpligt zyn te doen, zo ze
kunnen; of anders dulden, dat de onpartydige waereld het nogal agter-
hou-
(1) Fall Confutation. p. 3S. (2) Reply to a fcurrilOUS libil, p. 17, 18,
39- (3) Full Confutation. ubi. fupra. (4) Ibidem.
ARCHIBALD D O W E R. 81
Dit ganfche verhaal dan, zoo ongerymd , belachgelyk en
tegenftrydig als het is. komt kortelyk hier op uit. Ik wierd
door de Orde, in Italiën, uitgeltooten of gebannen uit de So*
cieteit. Ik verzogt en fmeektehen, verfcheiden jaaren agter
een na myn komir. in Engeland, dat ze my weder wilden aan-
neemen ; dog te vergeefs, dewyl ze aan myn opregtheid twy-
feldenzea om hun een voldoenend en overtuigend blyktegee-
ven,
houden van die brieven da?.r aan toefchryfe, dat zy ze niet tooncn kunnen.
'c is waar, zy hebben de waereld eenig genoegen willen geeven , en haar
(jet nu" de reden te doen begrypen, waarom zy zoo merkwaardig een brief -
•wiffeling , gelyk zy 't noemen, lieflt verborgen wilden houden, en fchrec-
ven zulks, even als of alle de Inwoonders van Groot- Britannièn genoeg van
hun verftand beroof J waren om het te gelooven , aan de tedere genegen-
heid toe, en aan de vrindfehap, die ze my toedroegen (i). Maar kan eenig
menfeh , hoe Iterk ook ten voordeele van de Jefuiten en tegen my ingeno-
men, in 't hoofd krygen, dat zy, zo ze die twaalf en meer brieven in ban.
den badden in bun Collegie in Vlaanderen, uit enkele genegenheid voor
my dulden zouden.dat, tot fchande van zyn nagedagtenis, de goede Vader
Carteret, hun voorige Provinciaal, door 't geheim houden van die brieven
open'yk voor een logenaar bleef te bock liaan? daar zy door 't vertoonen
van dczelven die lafter kladde konden te rug kaatzen op een Godloozen af-
n , die hun Kerk beide en hun Orde verzaakt had.
lier ik van Vader Cart:rn afftappe, kan ik niet nalaaten een aanmerking1
te maaken, over het laag gedrag en de fchynheiligheid van dien Jefuit, die
de brieven, welken hy voorgaf van my ontvangen te hebben, weigerde te
laaten zien , om dat hy bet niet billyk oordeelde een geheime briefwijfeling
openbaar te maaken (2) ; en die zig ondertuffchen niet ontzag om ter zelfder
ryd te verklaaren, dat die brieven Jlukken behelsden, waaruit op eene nog
•lyker en bejlijfenderwyz; myn gedrag eninborft bleek , dan uit die , wel-
ken ik aan Sheldon gefebreeven bad. Wat was dat inderdaad anders , dan
een geheime briefwiffeling opsnbaar te maaken, en de waereld, door het
agterhouden van zulke brieven, een fterker vooroordeel tegen my in te
bo?zemen , dan hy had kunnen doen door ze openlyk te doen drukken ?
I r, die waarlyk gelooft, dat die brieven aan Vader Carteret Jluk-
ken behelzen waar uit myn inborjï en gedrag nog duidelyker blykt dan uit de
im Sheldon, moet gewiiTelyk denken, dat ik my aan geen minder
z-vaare en verfoeielyke misdaaden, dan Moord of Hoogverraad, heblehul-
óiz, gemaakt, dewyl 'er naauwelyks cenigs misdaaden , min zwaar en ver-
, zyn, waar van ze my in die fchriften aan Sbeldmi geen belydenis
heb-
(ij Ibid. p. 30. O) Ibidem.
. L
g2 VERDEEDIGING van den Heer
ven, dat ik het waarlyk opregt en van harten meende, liet
ik hun de voorheengemelde fom over, tegen een lyfrente van
zeven ten honderd. Ik zal 'er deeze weinige aanmerkingen
op maaken. Voor eerft,- de Orde heeft my niet uïtgejïooten of
verbannen ,• gelyk zy ook inderdaad niet kon doen; maaï ik
heb de Orde verflootcn, of verlaaten. Gelyk sy ook niet kondven,
zeide ik ; want gelyk iemand door zyn laatile geloften en
plegtige inwyjing, voor zyn ganfche leeven lang, verbonden
is aan de Orde, die hy daar door aangenomen heeft, zo is ook
wederom de Orde van haar kant aan hem verbonden. En hier
hebben laaten doen. Maar Cartcret was , aan den eenen bant, bedugt, dar,
zo die brieven in handen van 't gemeen raakten, en voor 't oog en onder-
zoek vanyder bloot Ronden, liet bedrog aan den dag zon komen; terwyl
hy zig,, aan de andere zyde, vleide, dat by by zommigen, zonder dat hy
ze toonde, wel geloof zou vinden, ten miniten by de zulken, die de brie-
ven aan Sbeldon voor egt hielden. En juilt op die wvze is de zaak ook uit-
gevallen. Myn Eerwaardige tegenparty onder anderen, die Vader Cartcret
voor een Jefuit aanziet van een onherispelyk gedrag in 't burgerlyke (i), en
voor iemand, wiens getuigenis al zoo veel Geloof verdient, als de allerpleg-
tigfte beeedigde verklaaring (2) neemt liet, op zyn woord, voor een on-
twyffelbaare'" waarheid aan, niet alleen dat hy inderdaad twaalf of meer
irieven van my ontving, die nog in zyn Collegie in Vlaanderen bewaard wor-
den; maar ook, 't geen nog wonderbaarer is, dat het alleen uitzuivere ge-
negenheid voor my is , dat zyn liroeders dezelven niet waereldkundig maa-
ken; en daar uit befluit hydan, dat, alles wel ingezien, de Je/uiten myn
iejle vrinden zyn (3). Maar iemand moet zeker wel verblind zyn door
vooroordeel, die uit het geen ik voorheen gezegd heb, niet zien kan, dat
de eenigfte waare reden, waarom de Jefuiten die brieven niet voor den
dag brengen, is, of dat 'er in 't geheel zulke brieven niet zyn, of dat zy
bedugt zyn, dat, zo ze in handen van 't gemeen kwamen en naauwkeurig
onderzogt wierden, het bedrog uit zou komen. In 't kort, dat Vader Cur-
teret twaalf of meer brieven beeft, die Bower bem zou gefcbreiven hebben, is
een openbaare en onbefchaamde logen: dat 'er in die brieven /lukken zou-
den Jlaan waar uit de inborjl en 't gedrag van den febryver nog duidelyker en op
een nog vry bejlijfendcr <vuyze bleek, is een kwaadaardige, 'booze en geheel
(1) Six Letters, p. 74. (2) Ibidem, p. 34. (3) Full Confutation. p.
36, 37-
A R C II I B A L D B O W E R. 83
uit volgt, ten tweeden, dat de Orde verpligt is, om dezul-
ken, die haar verlaaten hebben, of gclyk zy 't noemen, Af-
. geworden zyn, weer aan te neemen , op 'toogenblik,
dat ze zig genecgen toonen , om tot hun pligt weder te keeren ,
hoe weinig zy dat ook van de Orde verdiend mogen hebben.
Als men derhalven zegt, dat ik de Jefuiten Vtrfcheiden jaaren ag-
tcr een te vergeefs aanzogt, en hen eindclyk omkogt met alles ::..; ik
in de wacreld bezat, dut ze my weer aannamen > betekent dat in-
derdaad niets anders, dan dat ik hen dus aanzogt en eindclyk
omkogt om iets te doen,waar toe ze uit zig zei ven, verpligt waren
en 't geen ze zekerlyk zonder uitftel aanftonds gaarne en mee
het grooifle genoegen zouden gedaan hebben; al had ik geen
deuic
ongegronde laftering; en Carteret maakte zig aan logen teffens en laftertaal
[chuldig, tojn hy zyn goed: vrinden vertelde dat hy zulke brieven had.
Eerwaardige tegenparty, die de zaak voor Carttret,en de overigen
van de Heilige Orde opvat, geeft in zyn laatfte gefchrift deeze reden, waar-
om de Jefuiten die brieven niet voor den dag brengen : naamelyk , dat , hoe
n derzelver fchrift ook naar myn hand gelyken mag, bet zeggen
evenwel aanftonds zou zyn, dat gelyktnis van band enjebrift geen beivys is
(1). Het welk zo veel te zeggen is, als, dat zy daarom de brieven niet
laaten zien, om dat zy denken, dat ik niet zou willen erkennen, dat de
overeenkomt! en enkele gelykheid van handfehrift een bewys was van
derzelver egtheiJ. Ken reden zoo ongerymd en belachgelyk, dat ze geen
ernftig antwoord waardig is ; liever mogt myn tegenparty maar ge-
z;gd hebben, gelyk één van onze onpartydige maandfehryvers , dat de Je-
fulten my die brieven wederom hadden gegeevcn, en ze daarom nu niet
toonen konden. Maar wy behoeven Jlegts te vooronder/lellen , zegt hy ver-
der, dat 'er bet woord S o L I o[> de brieven gejcbrcevenjïond, en dan begrypt
men aanftonds, waarom men dezelven niet gemeen maakt en yder laat zien (2).
Dog 't is ongelukkig voor hem, dat 'hy ons elders zelf verhaald heeft,
hoe Vader Carteret verklaarde , dat by die brieven zou ofgeeven of voor
den dag brengen , als ik bem in zyn Perjoon aantaflte (3). Daar door
woidt de vooronderftcKing , dat 'er het woord Soli op gefchreeven
te eencmaal verydeld en weggenomen: en myn tegenparty za!
de Jefuiten moeten verzoeken , dat ze hem deeze of geene andere re-
dui aan de hand geeven, waar om zy die brieven niet laaten zien.
(1) Comp!ct. detcólion. p. 105, 106. (2) Ibidem, p. 105. 106.
(3) Full Confutat. p. 36.
I, 2
Sf VERDEEDIGING van den Heer
deuk in de waereld gehad (a). Ten derden: niemand, die
zyn gezond verfland heeft, zal kunnen begrypen, dat de Je-
fui-
(n) Geen een enkel voorbeeld is 'er, en ik daag de ganfche Sociëteit uit
om 'er een aan te toonen, dat ooit een Je/uit, die de laatlte geloften ge-
daan had, dien Orde verlaaten heelt, dien ze niet op allerhande mogelyke
wyzen getragt hebben te rug te trekken ; dien ze niet, op het oogenblik dat
hy aanbood weerom te komen, met open armen ontvingen, en even min-
zaam en vrindelyk behandelden, ais of hy nooit hun Orde verlaaten had.
Hoc onwaarfchynlyk moet het derhalven yder voorkomen, dat ze my op
een zoo ganfeh verfchillende wyze.en geheel anders zouden gehandeld heb-
ben, dan zy alle anderen gewoon zyn te doen? Dat zy, in plaats van
my aan te zoeken om totmyn piigt weder te keeren, my Uil in myn afval
zouden hebben laaten volharden, en hen zelfs, verfcheiden jaaren agter
een, vrugteloos aan zoeken, om my uit denzelven te redden; en dat zy ,
na dat ik bun voldoende blyken gegeeven bad, dat ik waarlyk opregtelykverlang-
de om weer aangenomen te worden, my daarna nog vier jaaren langer hadden
laaten wagten, eer ze my wilden aanneemen. VVras ik de allerovergegeeven-
fte Booswigt, die ooit de Orde oneer aandeed, gelyk ze my nu affchilde-
ren ; was ik iemand, die waarfcbynlyk de J'cbandvlek , waarmede ik ben te voo-
rin onteerd bad, op nieuws over ben brengen zou (i); waarom nam dcCene-
raal, gelyk hy ligtelyk zou hebben kunnen doen , zyn toevlugt niet tot den
Taus, om door middel van deszelfs gezag, zo hy 't op zyn eigen gezag
niet doen kon , zig op eenmaal van zoo overgegesven een Boawigt te ont-
flaan. Was bet waarfcbynlyk, dat ik de Jcbandvlek , waar mede ik ben te voo-
ren onteerd bad, op nieuws over hen brengen zou, waarom ftond hy my
dan toe, om naar myn welgevallen een Provincie, welke my beft geviel , van
de ganfche Sociëteit uit te kiezen , gelyk hy gezegd wordt gedaan te hebben
al flraks in den eerden van de zeven, zoogenaamde egte, brieven?
Van de onophoudelyke en onvermoeide poogingen, die de Jefuiten aan-
wenden, om de zulken, die hun Orde verlaaten hebben, weerte winnen ,
vinden wy twee zeer merkwaardige voorbeelden in 't Woordenboek van
Bayle. Het een van Jarrige , een F, ranfeben Jéfuït: het ander van Reibing,
een Duitfcber. Dcwyl zy beide de Orde verlieten, na dat ze reeds hunlaat-
ilc geloften gedaan hadden, fpaarde de Soc ietcit geen aanbiedingen, geen
beloften, nog aanlokfelen, en liet niets, wat ze maar bedenken kon, onbe-
zogt om de verdwaalde fchaapen , waar 't mogclyk , weer by de Kudde te
brengen. Jarrige, die niet door overtuiging , maar alleen om datzynver-
dien/ten niet genoeg beloond wierden (2) , Protfflantfcb geworden was, liet zig
overreeden om tot de Orde weer te keeren ; wierdt met open armen van
zyn overflen en van zyn Broeders ontvangen , fchoon hy dezclvenzoo fcbcip
bad doorgeflreeken in een boek, 't welk by in 't ligt gegeeven bad, dat Nur-
, M£&.
(1) Full. Confut. p. 4.1. (2) Sbidera. 41.
A R C II I B A L D B O W E R. «S
fuiren het overlaaten van een zekere fom gelds tegen een lyfren-
te van zeven ten hunJerd, zouden hebben kunnen aanzien voor
een
sier de Sociëteit iets geleurd was , 't welk baar gevoeliger getroffen bad:
wierd verder met de grootfte vrindelykheid en genegenheid behandeld,
en hem verlof vergund, om '.aar zulk een Koninkryl of Provincie van dewae-
reld te trekken, als hem beft geviel (i). Maar Reibing verzaakte het Paus-
dom, dewyi hy door 't leezen der Heilige Schrift overtuigd was geworden ,
t, dat die Godsdienft vallen was; en leefde daarom
en [Her f een opregi Proteftar.c, hoewel de Jefuiten hem allerhande zoortert
van voordellen beloofden , en zelfs een volkomen vryen keur gaven, om weer in
de Orde te kome-i , of Canokkik te worden, of als een waereldlyke te leeven.
Uit welke voorbeelden duidelyk te zien is, hoe zeer ze geneegen zyn om
de zulken , die ben verlaaten, weer te winnen; en hoe onwaarfchynlyk het
derhalven is, dat ze iny verfcheiden jaaren agter een vrugteloos ben zouden
. laaten aanzoeken, om my weder aan te neemen.
ik ben zoo verwaand niet, dat ik my verbeelde, dat ik in 't Ruk van
j\i of bekwaamheden by een Reibirg of een Jarrige verdien ge-
noemd te wor len , heuvel de Jefuit Maire, om zig een goeden fchyn van
oneenzydigheid te geeven , bekend, dat men eenige agiing voor my bad om
myne bekwaambeden (2): en Vader Ridotfi, Provinciaal van de Romeinfcbt
Provincie toeftaat, dat ik mv met zeer veel vrugt in de Wysbegeerte en in de
Godgeleerdheid geoefftnd beb (3). Maar 't is niet zoo zeer uit aanmerking;
van iemands kennis of bekwaamheden, dat de Jefuiten hem, indien hy
een afvallige geworden is, (om my in hun l'tyl en in dien van myn eerwaar-
diger) tegenparty uit te drukken,) tragten weer te winnen: maar 't is inzon-
derheid om de eer van de Orde, die hun boven alles ter harten aaat, on-
gefchonden te bewaaren, en te verhoeden, dat men niet tot derzelver
KhanJc zou kunnen zeggen dat een Zoon van Lcyola een hardnekkig
Ketter geflorvcn is. Om die reden zouden ze ook de/.elfde moeite
doen om den allergrootflen botterik, (zo 'er mogeJyk zulk een was onder
hun, die de vierde of laatfte geloften gedaan hebben, en die de lil
der eanfehe Orde,) als om den gcleerdilen en bckwaamiten man der ge-
heele Sociëteit.
Ik zal hi.r nog kortelyk byvoegen, dat de Jefuiten, toen ze zagen dat
de Itandvaftigheid van Reibing onwrikbaar bleef, en proef hield tegen al
hun beloften en aanbiedingen, de toeviugt nr.ni.n tot hun gewoone wape-
nen , logens en lafteringen ; en hem affchilderden als een overgegeeven
llooswigc , een Ligtniis, een groot liefhebber van de fchooneSexe; die
gelyk ze voorgaven, een jonge juffrouw verleid had, en daarom de vlugt
(1) Six Letters, p. 59. (2) Fu'1. Deteclion. p. 50. (3) Complet. De,
ledion. p. 87.
L3
85 VERDEEDIGING van den Heer
een voldoenend, en overtuigend blyk , dat ik waarlyk opregt verlangde ,
om weder in de Orde aangenomen te worden: ja zelfs dewyl
ikcenrentebrief en gefchrift eifchte tot zekerheid van de betaa-
ling dier lyfrenten, moeften zy natuurlyker wyze daar uit be-
flooten hebben, dat ik in 't geheel geen oogmerk had, om
ooit tot de Kerk ot Orde weder te keeren. Want dewyl door
de gelofte van armoede alle byzondere eigendom uit de Gee-
ftelyke Orden te eenemaal gebannen en weggenomen is, wis-
ten zy zekerlyk zeer wel , dat die rentebrief, daar myn eigen-
dom en regt op ftcunde en door beweezen wierd, van zelfver-
viel en kragteloos zou worden op het oogenblik dat ik tot hun
wederkeerde en myn gelofte vernieuwde. En waarom tog
zou ik dan zulk een brief van hun eifchen , indien ik inderdaad
van voorneemen was om weder tot hun te komen? Dan zou
het, gelyk yder ligtelyk zien kan, de uiterfte dwaasheid van
my geweeft zyn, een rentebrief van hun te eifchen; en de
uiterfte dwaasheid van hun, 'er my een te geeven. In 't kort
myn eifch van zekerheid voor de betaaling van myn jaarlyk-
fche rente, zoo lang ik leefde, eene zekerheid die ik wift dat
van zelfverviel, op het oogenblik dat ik my weer met de Or-
de verzoende, is een overtuigend bewys, dat ik op dien tyd,
toen ik ze eifchte, geen gedagten had om my, ooit van myn
leeven , weer te verzoenen met de Orde. Ik zal ter beant-
woording van zekere vittery, door de Jefuiten of door hun,
van wier pen ze zig bedienen, daar op gemaakt, hier korte-
lyk
genomen had, om zyn draf en welverdiende fehande te onnvyken. Juifb
even dezelfde misdaaden, daar ze my mee betigt hebben! Reibing weder-
leide deezc lafteringen, zegt Jlayle , volkomen ineen fraai verdedigingfehiifr.
Of myn e verdediging een volkomen wederlegging zal zyn vau dezelfde en
andere dergelyke lafterin ;-:n, zal ik aan 't oordeel overlaaten van alle ver-
flandige en eerlyke mentenen, die dezelve met eenige de minfte aandact
leezen zuilen; en hier alleen nog maar aanmerken, dat de Jefuiten geen
zivaarigbeid maaken, om ben, die bun Kerk of Orde verlaaten bebbente lafte-
ren, en dat derhalven hun getuigeniffen tegen my geen meer geloof ver-
dienen , dan het getuigenis vau een bekenden logcuaar , of een openbaar
hfteraar.
A R C II I B A L D B O W E R. Z7
lyk byvoegen, dat, fchoon een Jefuit, of iemand van eenige
andere Gecftelyke Orde, wel zyn zakgeld of Pecülium hebben
kan , afzonderlek van de beurs van 'f (Scejlclyk genoodfebap (a) ,
hy egter niets, geen enkelen deuit, kan bezitten, onafhanke-
]yk van den wil van zyn ovcrflen, of uit kragt van een ver-
:hrift , hem door hun verleend ; dewyl zulk een ver-
dragfehrift hem zeker regt van eigendom zou geetfen ,
en , om die reden, te eenemaal onbeftaanbaar zyn met zyn
gelofte van armoede.
Laat ons nu eens zien, op welke eene wyze de Jefuiten gebruik:
hebben weeten te maaken van den zoo aan Honds verhaalden
geldhancLl, en den zelven doen dienen ten grondflag of on-
derwerp der brieven, die ze op myn naam verdigt hebben.
'. ik, zeggen ze, na een vrugtelcozen aanzoek van ver-
. n jaaren, eindelyk in 't jaar 174.1 myn wederaannce-
voor alles, wat ik op de wacreld bezat, gekogthad,
en daarop met der daad ook in 't jaar 1745 weer aangenomen
was, kreeg ik wel haaft berouw van den Hap, dien ik gedaan
had, en nam, reeds al in 'c volgende jaar, een vafi bc/luit ,
om hen op nieuws te v^rlaaten, of, geiyk zy het uiidrukken,
om myn griften voor de tweede maal te verbreden (b). Maar de-
wyl ik bëdugt was, dat ze my nog de hoofdfom wederomgee-
ven nog renten van myn geld betaalen zouden , indien ik op-
hield, met my voor een Jcfirt uit te zeeven, eer ik het geld weer
in handen gekreegen had, hield ik het befluit, da. ik geno-
men had, met de grootfL omzigtigheid, geheim, en fehreef
aan Vader Sheldon, Provinciaal der Orde, die zoogenaamde
rj ; waar in ik op het te rug geeven van het geld aan-
drong; dewyl het zelve niet my , maar een zekere Vrouw toe-
behoorde, met weike ik een fbafwaardige en ongeoorloofde
gemeen fchap hield, gelyk zy 't noemen , (meenende daar een
I luwelyk meé, denk ik;) en die een Kind had (c). In dee-
ze brieven laaten ze my groote betuigingen doen van een diep
bè-
ta) Full. Confütat. p. 37. 63. (J>) Six Letters, p. 34. (c) Ibidem,
p. 30.
83 VERDEED1GING van den Heer
berouw over myn voorgaande wanbedryven;van een opregte en
liartelyke begeerte om weder myn pligt , beide als Roomfch-
gezinde en alsjefuit tebetragten; vaneen volkomen onderwer-
ping aan den wil van myn overften , en een bereidwilligheid
om te gaan naar wat deel van de waereld zy my maar zenden
wilden, Romen zelfs niet uitgezonderd. Maar hei: wederom-
geeven van 't geld is inzonderheid de zaak, daar ze my boven
al en in yder brief op laaten aandringen; als of ik anders van
die Vrouw niet ontüagen kon worden, maar gedwongen was
met haar te blyven leeven, tot dat het betaald en haar te rug
gegeeven was.
Het komt my zeer waarfchynlyk voor, dat deeze brieven
door de Jefuiten verdigt zyn geworden, zoo dra zy willen ,
dat ik voorneemens was, de Hiltorie der Paufen te fchryven:
hoewel het my onmogelyk is te giffen , uit welke hand zy kwa-
men, en hoe zy van de eene overgingen in de andere. Dog
welke maatregelen men ook daar by moge gebruikt hebben ,
ik ben vaftelyk van gedagten , dat 'er in 't eerft , en al een ge-
ruimen tyd lang, geen het minfte oogmerk ge weeft is, om 'er
een landsgerugt van te maaken , of de brieven te laaten zien
aan eenigen Proteftant , die geneegen of bekwaam mogt zyn ,
om derzelver geloofwaardigheid in twyffel te trekken. Zy
waren oorfpronkelyk enkel en alleen gefchikt ten dienfl van
de Roomfchgezinden , om door dat middel de lliftorie der
Paufen by hen in kleinagting te brengen , en voor te komen,
dat 'er niemand van hun mogelyk door bekeerd wierd. Maar
toen myn eerwaardige tegenparty, en nog twee of drie ande-
re Protcfiantcn , dezelven op zulk een ongehoorde en ganfehon-
verwagte wyze onder hun befcherming namen , fchepten de
Jefuiten moed, en verftoutten zig, om ze openlyk te laaten
zien. Men vertoonde ze derhalven aan verfcheiden Perfoo.
nen, van onbetwiftbaaren en bekenden yver voor de Protc-
Jlantfche zaak, en zelfs ook aan myn gemeenzaamfte vrinden,
die, zoo dra zy eenig zeker berigt kreegen , dat men ze zien
kon , verzogten , dezelven te mogen zien , en 'er duidelyke bly-
ken van valfchheid in zagen. Maar fchoon zy 'er dus niet
door
ARCIIIBALD B O \V E R. 89
door overtuigd wierJen dat ik ze gefchreeven had , myn te-
genparty egter was 'er van overtuigd: en hy ondernam daar-
op, niet alleen, dcrzelver egtheid (taande te houden, maar
u flens ook, op dien grondllag en met de hulp en onderfteu-
ning van de Roomfchgezinden en Jefuiten , de ganfche
wacreld te overtuigen, dat ik nog een van hun volk ben en
bleef, een Roomfchgezinde, een vermomde Jcfuit, dien van
zyn Jefuitifche overften en van den Paus verlof verleend is, om
in 't openbaar onder het masker van een Proteftant te gaan ; met
oogmerk om den eencn of den anderen kragtdaadigenflag te doen (a).
JMet de hulp en onder/leuning , zeg ik, tan de Roomfchgezinden en
Jefuiten ; dewyl 'er tot nog toe geen écn enkel bewys, daar
men zig meé heeft tragten te behelpen, om die zeldzaame
wonderfpreuk een fchyn te geeven , is bygebragt, 't welk niet
uit dien hoek komt. Een kragtiger en taftbaarder blyk , ze-
ker, om yder te overtuigen, dat ik, nog een Roomfchgezin-
de, nog een vermomde Jejuit ben, dan eenig, dat zy ooit zou-
den kunnen bybrengen om het tegendeel aan te toonen. Want
kan iemand, die wys genoeg is, om het onderfcheid tuflehen
zyn regter en linker hand te weeten, in 't hoofd krygen, dat,
zo my van myn Jefuitifche overflen en van den Paus verlof verleend
'Mas, om in 't openbaar onder het masker van een Proteftant te gaan t
met oogmerk om den eenen of den anderen kragtdaadigen flag te doent
(by voorbeeld, om door een tweeden en gelukkiger Buspoeder-
verraad den Koning , Lords en 't Lagerhuis met eenen flag te ver-
delgen,) dat, zeg ik, de Roomfchgezinden en de Jefuiten
my ontmaskeren zouden 2 Zulke dwaaze en buitenfpoorige
harflenfehimmen op een ernftige wyze te wederleggen, is on-
mogelyk : en nogtans komen ze genoegzaam op yder bladzy-
de van de vier , al tamelyk dikke, Jafterfchriften , tegen my
uitgegeeven, voor.
Maar, dewyl myn brieAvilTeling met Sheldon de hoofd mis-
daad, en't voornaamfte ftuk is, in de ganfche befchuldiging,
die men tegen my inbrengt, en al het overige of daarop ge-
grond
(3) Full. Confutstion. p. 59.
M
po VERDEEDIGING van den Heer
grond is, of alleen dient om hetzelve te ftaaven en nader aan
ce dringen, zal ik my hier flegts bezig houden met het onder-
zoek van deeze hoofdzaak alleen, <>j de brieven van Sheldon egt
zyn, ofvalfch en verdigt. Indien 't beweezen kan worden , dac
ze waarlyk egt zyn, dan verdien ik gten geloof meer, in gee-
ne flukken zt-ifs , hoe genoemd die ik tot myn Verdediging
zou mogen inbrengen. Maar blykc het, dat ze valfch en ver-
digt zyn, dan verdienen ook, meen ik, de verdigters en
imeeders van die brieven geen het minfte geloof ir iets , dat
ze ten mynen nadeele en tct fchandvlek van myn eer en goe-
den naam verfpreid hebben, of nog zouden mogen verfprei-
den. Devvyl 'er veelen ongetwyfteld deeze myne Verdedi-
ging, in myne Hiftorie der Pau/en als een anhangfel en gedeel-
te van 't werk ingevoegd, leezen zullen, die mogelyk niets of
zeer weinig van dit gefchil gehoord hebben, en het derhalven
ten hoogden onredelyk van my zou zyn, en zelfs fchynen als
of ik myn zaak mistrouwde, zo ik van hun eifchte, dat zy
.vonnis ftreeken, zonder eerft beide partyen, de eene zoowel
als de andere, gehoord te hebben, zal ik de redenen en be-
wyzen van myn eerwaardigen tegenparty om deegtheid, en
de myne om de valfchheid van die brieven aan te toonen , tef-
fens met myn antwoorden op zyn bewyzen, en zyn antwoor-
den op de myne, hier van fhik tot ft uk, den leezer voordel-
len , en dan de geheele Proteftantfche waereld , (want op dé
geheele Proteftantfche waereld beroep ik my, en niet op de
Inwooners van Groot-Britanntën alleen) uit de (lukken zelve
laaten oordeelen , of de brieven egt ofvalfch zyn. Ook zal ik tel-
kens de gefchriflen , en de bladzyden van de gefchriften , waar
uit de bewyzen voor de egtheid dier brieven genomen zyn ,
op den kant tekenen ; op dat yder leezer , die 'er luft en gele-
genheid toe heeft, door de aangehaalde plaatzen zelf na te
zien , zig zou kunnen overtuigen, dat ik die bewyzen niet
verzwakt, nog befnoeid , nog in een valfch licht heb voorge-
fteld. Myn antwoorden heb ik goedgedagt vlak tegen over
de bewyzen op hetzelfde blad te zetten, op dat yder, die ze
leeft, met één opflag van 't oog zou kunnen zien , of zyn be-
wy-
A R C II I B A L D B O W E R.
9i
wvzen aile onwcerfprcekelyke betoogingen zyn, en myn antwoor-
den op dezelve, enkele vitteryen, bedricgelykc febynredenen , en
Jlinkfche uitvlugten. Dewyl myn eerwaardige tegenparcy zig
dik wils beroemt, dat bet hem ten deel gevallen is , en heeft mo-
gen gebeuren, den vermomden Je/uit te ontmaskeren , zal hyhet,
hoop ik, niet kwalyk neemen, dat ik hem, in 't beloop van dit
geding, met den naam begroet van Ontmaskeraar j hoewel, om
de waarheid te zeggen , de gewaande ontmaskering van den
vermomden Jefuit geheel en al het werk is van de Jefuiten
zelven,die hem alle de noodige doffen en (tukken daar toe ver-
fchaft hebben: hy heeft 'er eigenlyk niets van 't zyne by ge-
daan, dan alleen de woorden, en die woorden, zo ik wel on-
d-rrigt ben, zyn nog niet eens , in alles, zyn eigen. Ik
wenfeh hartelyk om zynent wil , dat zulks waar mag zyn , de-
wyl de taal , die hy voert , meer naar de woede en bittere raazer-
' y van 't Pausdom fmaakt, dan naar den yver van een Proteftant
(.?). Maar laat ons tot zyn onneerfpreckelyke betoogingen over-
gaan.
Ontmaskeraar. Gelykheidvan Antwoord, Gelyk heid van
band enfebrift pleit jl et k voor de hand en fchrifc is , volgens het
Eer brieven , en zal altyd oordeel van den Ontmuskeraar
voor een kragtig bewys worden zei ven , gelyk ook volgens hwt
aangezien van elk unpartydig on- oordeel van yder verftandig
derzwker. Maar nu is bet onmo- menfch,geen voljlrekt en onweer-
gelyk , dat dit zourt van bewys fpreekelyk bewys. Want men
ooit jlerker en bagtiger zyn kan heeft, gelyk hy zelf bekent,
a\m in dit tegenwoordig geval, zomtyds de hand van iemand Z'jo
Six Letters, p. 43. konjlig wecten na te bootzen, dat
zy, die de band, die nagemaakt
was , beft kenden , 'er door misleid wierden (p. 43). Indien ge-
]yk-
(<i) Ik zal de taal, die hy voert, en welke ydcr eerlyk Geeftelyke zig
fctmmen moet van iemand van zyn geheiligde bediening te hoorea , hier
niec herhaalen uit inzigt voor de eer van de Kerk van Engeland, zoo wel
als voor zyn eigen eer: veel min die van mynen kant op dezelfde wyze be-
antwoorden.
M 2
92
VERDEEDIGING van den Heer
lykheid van hand en fchrift uit zig zelve derhalven geen vol'
jirekt en onwcerfpreekelyk bewys is, kan ze in 't geheel tot geen
bewys ftrekken , nog by een onpartydig onderzoeker van eenig
gewigt zyn tegen de allergrootfle onwaarfchynlykheden , die
'er van de andere zyde tegen worden ingebragt. En dut dit in
het tegenwoordig geval plaats heeft , zal men ftraks nader
kunnen zien.
Ontmaskeraar. Het fchrift
van den Heer Bower is zeer zon-
derling , en heeft meer merkwaar-
dige en zeldzaame trekken in zig ,
dan men doorgaans in een fchrift
ontmoet. Hier uit blykt , hoe
moeielyk het na te maaken zou ge-
weeft zyn , en letters te vormen ,
die zoo volkomen naar elkaar ge-
Jykcn &c.
fraai is, of niets ongemeens in
ten twyffel ook op reden.
Ontmaskeraar. Schoon wy
voel willen toeflaan , dat 'er juiji
■zoo veel werk niet aan vafi zou
zyn , cm een enkele ondertekc-
ning > °f ze!fs cen klein briefje ,
gelyk de eene of de andere fchrif-
telyke belofte , na te maaken ,
houden wy het egt er , ik zal niet
zeggen voor onmogelyk , maar voer
iets, 't welk naajt aan ' t onmoge-
lyke komt , dat men zes lange
brieven , (één derzelven is wel
van zeventien regels,) en een
zeer zonderlinge hand zou kunnen
nabootzen. p. 43.
Antwoord, By ongeluk blykt
hier uit juift het tegendeel,
dewyl het, naar 't getuigenis
van allen, die in 't ontdekken
van dergelyke bedriegeryen
eenigzins bedreeven zyn, veel
gemakkelyker is, een fiegte
hand dan een goede na te maa-
ken , en een fchrift met zon-
derlinge en zeldzaame trek-
ken , dan een fchrift , dat
zig heeft. En dit fteunt bui-
Antwoord- Indien 'er juift
niet veel werk aanvalt is, om
een klein briefje, een fchrif-
telyke belofte van één , twee,
of drie regels na te maaken ,
kan men 't met geen reden
voor onmogelyk houden, of voor
iets, 't welk naafl aan 't onmo-
gelyke komt, dat men een brief
van tien of twintig regels, en
zelfs, zo men 'er zyn tyd en
vlyt aan befteeden wil , meer
dan één', en nog veel langer
brieven nabootft. Elk be-
grypt ligtelyk, dut hoe meer
ie-
A R C H I B A L D B O W E R. 93
iemand, die daar goede gaaven toe heeft, zig op dergelyke
egeryen en ftreeken uitlegt, hoe gemakktlyker het hem
niet Jen tyd vallen zal; en dat hy meer werk zal hebben aan
't namaaken van de eerfte tien regels, dan aan de volgende
twintig, en aan die twintig meer dan aan de volgende vyfeig.
Maar de Ontmaskeraar vindt hier goed te vooronderitellen,
dat ocffening en gewoonte, die in alle andere gevallen hec
werk ligter maaken , het iu dit geval zwaarder en moeielyker
doen worden. Indien 'er niet veel werk aan vaffc is, om een,
twee, of drie regels na te maaken, maar zulks van veelen te
doen, iets is, 't welk naaft aan 'tonmogelyke komt, wildeik
wel eens weeten , binnen welk een getal van regels de Ontmas-
keraar hec vermogen van die bedriegerskonft bepaalt, in wel-
ke regel haar Non plus ultra , en uiterlte perkpaal is ; de regel ,
daar 'c de behendige konftenaar toe brengen kan, maar daar
hy fluit, en met al zyn kosilt en behendigheid niet verder kan
komen.
Ontmaskeraar. Het is zeer Antisoord. De Heer E-—r
aanmcrkelyk, dat de Heer B—r heeft nooit iets dergelyks be-
s/g tot zyn verdediging niet be- kend; en kon het niet doen,
roept op ecnige ungelykheid van om dat hy de brieven nooit ge-
fchrifti maar bekent, dat het be- zien heeft. Maar dat by zig
drog met de grootjle behendigheid tot zyn verdediging niet beroept
is uitgevoerd, p. 44. op ecnige ongclyk:eid van fcbr.f: ,
is waar; dog zulks is niet zeer,
zelfs in 't geheel niet, aamnerkclyk, dewylhy weet, dat men
zomtyds de hand van iemand zoo konjlig heeft weeten na te baotzen,
dat niet alken z\ , die de band, die nagemaakt was , beft kenden,
'er door misleid wierden , maar ook de menfehen zelven, wier
fchrift men had nagemaakt: en men heeft voorbeelden ge-
zien, gelyk yder Regtsgeleerde weet, niet van een klein ge-
fchriftje of beloftenisbriefje alleen, en van een enkele onder-
tekening , maar van geheele uiterfte willen en verdragen,
merkelyk langer, dan die zes lange brieven met malkander, die
zoo konflig nagemaakt waren, dat niemand het afichrifc on-
M 3 der-
9i VERDEEDIGING van dek Heer
derfcheiden kon van het oorfpronkelyke (a). Zy, dit gaat
vaft, die de zeven brieven aan SbelJon inde waereld gebragt
hebben, konder 'er, zo ze gewild hadden, wel zeventi^maal
zeven in gebragt hebben, die allen even goed naar mynfchrift
geleeken als de zeven. En hier mede houde ik het eerfte on-
wederfpreckelyk bewys van den Ontmaskeraar, en myn Jlitikfche
uitvhtgten ter beantwoording van 't zelve voor afgedaan. Waar-
]yk ik fchaam my , dat ik zoo veel tyds onnut verfpild heb,
en myn Leezer heb doen verfpillen, enkel om aantetoonen,
dat het geen meer, en zoo dikwils gedaan is, nog gedaan
kan worden.
Ontmaskeraar. Hadden de Antwoord. Deeze fraaie re-
Jefuiten die brieven gefmeed , zy deneering is van denzelfden
zouden B — r meer rond uit hebben aart, als ofmenzeide, had-
doen f preeken, en hem openlyk den den de Jefuiten die brieven
Roomfch gezin den Godsdienjt, de gefmeed, om deRoomfchge-
Jefuiten, den Generaal der Je- zinden, tot wier gebruik al-
Juiten , &c. hebben doen noemen ; leen zy oorfpronkely k gefchikt
en hem zonder eenige agterhou- waren , te doen gelooven , dat
dcndhsid en dubbelzinnigheden ik nog Roomfchgezind en een
zulke dingen hebben hiaten zeg- Jefuit was, zy zouden mywel
gen , waar uit de befchuldiging , hebben laaten fchry ven , ge-
daar men hem vicêbelaflen wilde , ]yk nooit een Jefuit in ditlYo-
ontegenzeggelyk blyken mogt. p. teftantfch Koninkryk gewoon
44. 45. is te fchryven. Want de Je-
fuiten zyn zoo dwaas en on-
nozel niet, dat zy in de brieven, die ze, met de gewoone
pos-
(a) De Jefuiten hebben in de meefte Provinciën cenigen van hun Orde,
die hun werk nmken , om allerhande fchrift, oud zoo wel als nieuw, na
te bootzen, en op die wyze tot zoo groot een volmaaktheid in die fraaie
konft geraaken, dat men 'er onder ons weinigen zoo ervaaren en handig in
vinden zou, dat men ze niet voor enkele broddelaars, in vergelyking van
de anderen , had aan te zien. Deeze lieden zyn by de Orde bekend onder
de konftterm van Medmnki.
AR CIIIB ALD B O W E R. 95
porten, aan eikanderen of aan hun overften fchryven de naa-
men van Roumfchgczinden Codsdienjl, Je/uit, Generaal der Jcjui-
tetiy Bekeerlingen en dergelyke noemen. In tegendeel blykt
hec uit de brieven van SbeUon, die in 't jaar 1745 opgeligt
wierden, dat ze gewoon zyn zig op zulk eenewyzetut eed ruk-
ken, dat hunne Broeders alleen, en niemand anders hen ver-
ftaan kan Zoo ftaac 'er in die brieven, by voorbeeld, B/an-
dyke in plaats van S' Omer, de Heer Lancaflcr voor de Heer
Jiillöcc. gelyk de Ontmaskeraar, dien ze, naar'tfc.lync, hun-
ne geheimen ontdekt hebben , ons berigt, Full. Confutat. p. 37.
Daarenboven , ik mogt zoo ronduit en openlyk gefproken
hebben, als ik wilde, ik kon niet meer gezegd hebben , dan
het geen yder Koomfchgezinde al aunftonds uitdeneerften van
die zeven brieven zien moefti naamelyk, dat het een boet-
vaardig Jefuit was, die aan zyn overfts fchreef.
Ontmaskeraar. Indien de Antwoord. De fmeeders van
hieven door de Jefuiten waren het bedrog dagten dat de ge-
epgejleldgewceft, met oogmerk om lykheid van fchhft en de geld-
t/c waercld te doen gelooven , dat handel, waar op het bedrog
de Heer B — r , brief wiffeling gebouwd witrd , grond ge-
hield met Vader Sheldon , zu- noeg gaf om my voor den
den de fmeeders van dat bedrog fchryver te doen houden ,zon-
niet nagelaaten hebben , dt h naam der dat 'er myn naam voluit on-
van den man, die men voorgaf , der (lond. De Ontmaskeraar, 'c
dat 'er de fchryver van was, 'er is waar , heeft geen ongelyk,
tnder te zetten, ijix Letters, p. als hy aanmerkt, dat men de
45. Letters A. B. 200 wel voor Abra-
ham Broomftik zou kunnen nee-
men, als voor A — d B — r , wanneer men , naamelyk, op geen ande-
re omftandigheden agt lloeg: maar de Jefuiten wiften wel , dat
men de Letters A. B. zo 'er de gelykheid van fchrift &c. by-
kwam, A — d B — r en niet Abraham Broomftik leezen zou.
Daarenboven hadden ze wel zorg gedraagen, dat ze van ge-
tuigen genoeg, als men ze zoo noemen mag, voorzien wa-
ren.
oó VERDEEDIGING van den Heer
ren , om my voor den fchryver te doen houden , zonder dat 'er
eens de voorletters van myn naam behoefden onder te (laan.
Ontmaskeraar. Op den tyd3 Antwoord. Ik had al vroeg
toen de brieven gefchreeven wier- in 't jaar 1746 een aanmerke-
dent naamelyk in't jaar 1746, Jyk gedeelte van het eerfte
bad de Heer li. den jefdt*n nog deel van myn Hiftorie der Pau-
geen ongenoegen gcgeeven. Zyn fen gefchreeven , en verfchei-
voorwaarden vanlnfcbryving, en den van myn Proteftantfcbe
de voorreden van zyn Hiftorie, Vrinden laaten leezen: en het
de eer/te blyken , die hy de •moe' was waereldkundig genoeg ,
rcld gaf van zyn Frotefiant- dat ik aan dat werk bezig was ,
Jchen Godsdienft, kwamen niet dewyl ik my verontfchuldigd
in 't ligt dan in bet volgende jaar had om eenig deel te neemen
&c. Six Letters, p. 53. 5-j. in het opftellen van de Heden*
daagfcbe Algemeens Hiftorie ,
hoewel het ganfche werk my wierd opgedraagen, diarom, om
dat ik bejlooten bad een Hiftorie der Paufcn tefcbryven. De Jefui-
ten konden daar van niet onkundig zyn, en behoefden, om
het te weeten , juift den geeft der Profeetzy niet te bezitten.
Maar het komt my ondertuflehen , dewyl ze niet wiflen
wanneer een gedeelte van dat werk in de waereld mogt ko-
men, niet onwaarfchynlyk voor, dat zy die brieven verdigc
hebben, zoo dra zy daar kundfehap van kreegen, naamelyk
in 't jaar 1746, met oogmerk omdezelven, als myn Hiftorie
in 't licht kwam, aanftonds te vertoonen, en daar door de
kwaade uitwerkfels voor te komen, die ze bedugt waren, dat
'er by de Roomfchgezinden hier in 't Koninkryk ontftaan
mogten uit zulk een werk, gefchreeven door een Jefuit, dat
is door iemand, die de leerftukken en grondbeginfels van de
Kerk beide en van de Orde door en door kende. Ik zal 'er
nog by voegen, dat, dewyl de Jefuiten zekerlyk reeds in 't
jaar 1746 weeten moeften , dat ik bezig was met een Ilittorie
der Paufen, en niet ten bunnen voordcclc, te fchryven, gelyk
van verfcheiden Perfoonen, om hun yver voor de Proteftant-
fcbe
ARCHIBALD BOWER.
97
fuhe zaak bekend, openlyk verfpreid wierd, men den van bei-
den (lellen moet, ot" dat die goede Vaders, niet tegen (taan-
de zy dat willen, nog met my , als met eenopregt B letva ir ii-
gen , briefwifleling bleeven houden ; (iets, dat te onj
is om 'er van te (preeken) of dat de brieven valfch en verdigC
zvn. De Ontmaskeraar vooronderstelt hier, dat m\ n voorre-
den voor de Hiftorie der Paulen bet eerjle blyk gevoeejl is , dat
ik aan de wereld gegeeven bib van myn Proteftantfchen Gods-
dicnjl. Maar ik had 'er reeds in de Hiftoria Literaria, die in
't jaar 1730 uitkwam, en dus wel zeftien jaaren eer myn voor-
reden in wezen was, niet min overtuigende blyk. n , zoo veel
de aart der onderwerpen en doffen toeliet, van gegeeven ,
dan ik zedert gedaan heb (*).
Ontmaskeraar. Het is on-
\' , dat die brieven door Je-
/uiten kunnen opgefteid zyn, de-
de geheimen van die Orde
aan den dag brengen: als, dat
'er groote geld/ommen door hunne
handen gaan ; en dat zy , bier in
't Koninkryk, met elkander eenre-
gclmaatig Lighaam uhmaaken,
dat bejlierd wordt door een Pro-
vinciaal, die onder het opperbe-
wind Jlaat van den Generaal ,
Antwoord. Gewigtige ge-
heimen, zeker! dat de Jefui-
ten in Engeland zoo min van
den wind leeven , als ze elders
doen : en dat 'er , dewyl ze
groote geldfommen tot hun
onderhoud en andere nood-
zaakelyke uicgaaven van noo-
den hebben , groote geldfom-
men door hunne handen gaan ;
dat ze hier zoo min als elders
hun eigen Heer en meefter
welke te Romen zyn verblyf zyn , en volkomen vryheid
houdt. p. 54. hebben om te doen wat ze
willen , en te gaan waar ze
willen, maar dat zy, even gelyk de leden van alle andere
Geeftelyke Orden, bejlierd werden door een Provinciaal , die onder
het opperbewind Jlaat van den Generaal, welke zyn verblyf houdt te
Romen. Was de Ontmaskeraar in de egtfte en geloofwaar-
digfte ftukken van de Hiftorie van Engeland, die verhoorin-
gen en te regtflcllingen van flae's gevangenen, zoo wel bedree-
vfen, a!s hy 't fchynt te zyn in gemeener zoort van twift en
N prul-
•(*) Zie boven, bladz. 63.
pS VERDEEDIGING van den Heek
prulfchriften , hy zou weeten , dat in die (lukken al voor lang
een van die diepe geheimen aan den dag wasgebragt; naa-
melyk, dat de Je/uiten hier in Engeland bc ftierd worden door hun-
ne Provinciaalen , die onder bet opperbewind [taan van den Gene-
raal, die zyn verblyf houdt te Romen: en zelfs zou hy 'er in ge-
vonden hebben, dat twee van hunne Provinciaalen, onder
het opperbewind van dien Generaal werkzaam, in dit Konink-
ryk zyn opgehangen, de een als medepligtigaan het Buskruid-
verraad, deanderalsdeelhebber.de aan den zoogenaamden
Paapfihen aanllag. Wat het tweede groot geheim aangaat,
dat de Jejuittn zoorykzyn, dat 'er greote geld/ommen door hunne
■handen gaan, ik weet niet, dat het, voor dat deeze brieven
in de waereld kwamen, een geheim geweeft is, dat de Jefui-
ten, zelfs in dit Koninkryk, zeer aanzienlyke goederen be-
zitten, in geld beide en inlanderyen. Maar indien de Overheid
zig 'er meê moeien wilde, en 'er onderzoek na laaten doen,
het zou, denk ik, verlooren arbeid zyn, dewyl die goederen
niet op den naam ftaan van de Jefuuen, maar op dien van
hun goede Vrinden , daar ze vertrouwen op hebben ; en 'er
zekerlyk geen dubbelzinnigheden, uitvlugten, verdraajingen
in zoo gewigtig een geval gefpaard zouden worden. Maar
dit bewys voor de egtheid der brieven wordt door den Ont-
viaskeraar zelven volkomen beantwoord, daar hy ons verze-
kert, dat de Heer, in wiens handen die brieven gevallen waren ,
fcherpelyk van de Je/uiten daar over beftraft was , dat hy ze aan
Proteftanten had laaten zien, (Six Letters, p. 54.) en datbyge-
volg het eerfte en eigen oogmerk der Je/uiten geweeft is, dat
men ze alleen zou laaten zien aan Roomfehgezinden: en on-
der deezen, durf ik wel zeggen, is geen een enkel Menfch,
die niet wilt,1 eer hy eens van deeze brieven hoorde, dat de
Jejuiten hier beftierd worden d'/or een Provinciaal, die ouder 't op-
perbewind Jtaat van den Generaal te Komen, en dat zy zoo Ryk
zyn, dat 'er groot e geld/ommen door hunne handen gaan. Laat ik
hier in 't voorbygaan aanmerken , hoe weinig de redeneering
van den Ontmaskcrafir over dit ftuk van de geheimen aan mal-
kander hangt. Hy brengt de onwaarfebynlykheid , dat de
Je-
A R C II I B A L D R O W E R. ^
fefujten brieven zouden verdigteh , die de geheimen van hun
O de ontd.kten aan d :en, als een bewys by, dat
zv ze niet kunnen vetdigt hebben; en aanüonds daarop ver-
zekert hyons, dat de Jcfuiten niet wilden , tlat men de brie-
ven, waarin die geheimen Honden , ooit aan Proteftanten zou
s/ntwoord. Men ftaat to;,
dat het opfehrift op den brief,
die deeze drie merken draagt,
van een andere band is. En
wat werk was het toer, om die
laacen zien.
Ontmaskerair. Een van de'
hri.^.n is met de ptfi .
in 't jaar 1746, gêdagl
24 july, tn draagt drie merken ,
en nietJMkn kan , iat r.age-
. en dm iemand anders 'er poftmerken op een lollen om-
epgezet zyn. p. 53. 54. ilag van een brief gezet te
krygen? Men had flegts zulk
een omflag, fchoon 'er geen letter in ftond te zenden aan den
Meer Eliot Brown &c. den naam, waar onder Sbeldon zig toen
verborgen hield. Dewyl het opfehrift derhalven van den om-
flag van een andere hand was, kunnen de poftmerken, die
'er op ftonden geen bewys zyn, dat ik den brief, die 'er bin-
nen in lag , gefchreeven en verzonden heb.
Ontmaskeraar. Het is zeer s/nt-woord. En waarom kan
aarnnerkérjk , dat bet op den 24 die brief dan niet gefchree-
July 170, (een Donderdag) ven en met de poft verzon-
ig-aas. p. 5,. cLn zyn in 't jaar 1755?
Want het is aanmerkclyk , dat
len 24 July 1755 (een Donderdag) juift pofidag was.
Ontmaskeraar. Urtdeprft-
e brieven blykt
mweerfpeeekelyk , dat die brief
met der daad gefebreeven en met
de p'ft verzonden gevaeeft is . in
1746. (Complete De-
tection. p. 10.)
Ont-
Antiawd. Zeker de Ont-
maskeraar moet gedroomd
hebben ; want hoe kon hy an-
ders , dan in een droom , het
jaargetal van 1746 zien op de
poftmerken ?
N i
/Int-
ioo VERDEEDIGING van den Heer
Ontmaskeraar. De Geld- Antwoord. De geldhandei
handel ivyft aan dat de trieven was het eenigfte, dat de Je-
egt zyn. p. Ó1-74. fuiten van my witten , waar
op zy met eenige waarfchyn-
lykheid de briefwifleling tuflehen hunnen Provinciaal en my
bouwen konden; en daarom bedienden zy 'er zig van, en
gebruikten dien ten grondfhg van alles , wat 'er in die brie-
ven gezeg 1 wordt. Maar ichoon die geldhandel waar is,
daar uit volgt egter niet , dat de briefwifleling, die zy daar
op gebouwa nebben , ook waar is: want, als die redeneering
doorging, zou men de meette bedriegeryën voor beweezen
en egt moeten houden, dewyl ze doorgaans min of meer op
eene waarheid gebouwd zyn, en de eene of de andere waarlyk
gebeurde zaak ten grundllag hebben.
Ontmaskeraar. In de gan- Antwoord. De onvermoei-
Jche Hijhrie der Pau/en van B — r de poogingen, die deRoomfch-
is niets te vinden , dat dezelve gezinden en Jefuiten gedaan
zoo gevaarlyken gedugt kanmaa- hebben om den naam en ag-
ken voor de Roomfchgezinden , ting van den Schryvcr , en
dat zy daarom zulk een laag en daardoor die van zyn werk te
(inbefchaamd bedrog /meeden zow krenken; de fpyt, wrok, en
den tegen den Schryuer. p. 5c. bittere partyfehap, die ze hem
toe draagen ; en daar ze zoo
veel duidelyke blyken van hebben laaten zien , bewyzen zigt-
baar, dat zy. (fchoon 't de Ontmaskeraar niet doen kon,) iets
in myne Hiflorie der Paufen moeten gevonden hebben , 't
welk een Orde van mèn/chen, die in 't /meeden van verdigtjels uit-
munten , hee/t kunnen beweegen om zoo laag en onbe/cbaamd een be-
drog tegen den Scbryvcr te/meeden. En dat het inderdaad dus met de
zaak geleegen is, zal in 't vervolg, tot befchaaming der Jefui-
ten, onweerfpreekelyk beweezen worden met getuigeniflen ,,
die zy, en de Ontmaskeraar zelf , voor volkomen geloofwaar-
dig erkennen. ■ — Dewyl myn Hiftorie met ongemeene goed-
keuring van de geleerde Protejlanten , zoo binnen als buiten 's
lands ontvangen is, zal ik 'er hier niets meer van zeggen 4
maar
ARCHIBALD B O W E R. ior
maar hen hun eigen gevoelen laaten bepleiten tegen dat van
den Üntmaskeraar , die hen daar over rrci :J} Ligt-
gc'oovi^beid en Onkunde befchuldigt. p, 52 (.j,.
Dee-
(a) Ik map; hier, om in 't voorbygaan aan te tooncn, welke ged
geleerde lieden van Groot-Britannièn van mj , wei aanmer-
ken , dat twee derden van hun, wier agtbaare naamen men leeft op de tal-
ryke lytï van rayn Intekenaars, f een lyll, die den Ontmaskeraar zeer in
d'oogen (leekt) my met hun Intekeningen begunltigden , eerlt na de uit-
gaave van het eerfte deel, dat is, toen zewiften, waar op ze inteken-
den: zoo dat ik wel haaft gedwongen was om zonder uicltel tot etn tweede
uitgaaf over te gaan; gelyK na het afleveren van myn tweede deel tot een
derde. Een dui.lelyk bewys, dat de geleerden van Groot Britanniën op myn
Hiftorie intekenden, ten minden, om dat zy deze! :e die openbaaie ge-
tuigenis van hun goedkeuring waardig oordeelden. Het fpyt my, om des
O nl maskeraars wil , dat hy dus ingedagten verfchilt van zoo veel v.rmaar-
de mannen, van erkende bekwaamheden, geleerdheid en verdienden;
maar ik verwonder 'er my in 't geheel niet over. Hy heeft JevrymoeJig-
heid gehad, om zelfs in gedagten van zig ze'vcn te verfchillen, en zyn
eigen oordeel te (lellen tegen zyn eigen oordeel, als hem zulks in zyn zaal;
te pas kwam. Dus fpreekt hy, in zyn eerfte cwHtfchrift, met even groo-
te veragting van de Hiftorie der Paufen door Bruys, en van de myne,
en eindige dat gefchrift met decze woorden: ten vollen met onze Chilling-
worths , onze Barrows, onze Stellingfleets , onze Tillotfons tevreden, ver-
agten wy de Hnurlingsbulp van eenen Bruys of van een B— r Maar toen
eene overzetting van die veragtelyke Hijiorie van Bruys in onze taal, in
plaats van de myne, het genieën wierd aangebooden , wierd hy 'er door
overtuigd, dat hy wat al te fchielyk en onbezonnen van het werk van den
Franfcbman geoordeeld had, en daar op zyn voorig vonnis vernietigen Je,
neemt hy, in ftee van zyn landgenooten de Cbilling.iortbs , de Barrows
tic. in handen te geeven, in zyn laatfte twiflfchrirt affcheid van hun met
deeze betuiging, dit bet bem een wezendlyk genoegen geeft, als by bede-At ,
dat by 't voor een van de menigvuldige geiaigtige voordeelen,die de Protellant-
fehe Inwooners van Groot-Briranniën uit de ontdekking van A— d r! — r trek-
ken zullen, rekenen mag , dat zyn landgenooten de Htftorie van Bruys, door
zyn toedoen , in banden gekreegen hebben.
Men moet egter bekennen, dat de Oikmaskeraar de eenigfbe niet is van
de ganfche natie, die de Hiftorie van Bruys beter keurt dan de myne.
Een geleerde en naauwkeurige oordeelkundige , gelyk hy hem noemt, is met
hem volkomen van één gevoelen : want die fchrandere oordeelkundige, het
leeven van Paus Gregorius den Grooten in myn Hiltorie, met hetleevenvan
dien zelfden Paus in de Hiftorie van Bruys vergelykende, en alle gebeur.
«nüTtn, aanhalingen, en bladzyden , in beiden, met groote geleerdheid
N 3 «u.
ioa VERDEEDIGING van den Hebr
Deeze zyn de bewyzen of zoogenaamde onwecrfpreckclykt
ietaagingen^ die de Orïtmaskeraar gebruikt om aan te toonen,
ent dé brieven geen verdigtfeh, maar egt zyn: betoogingen,
die men duidelyk zi^r. , dat in 't geheel niets bewyzen, en van
Welken zommigen niet alleen ongerymd , maar zelfs belagchelylc
zyn , gelyk yder orpartydig en verllandig leezer, die myn
antwoorden op dêzelven met eenige de minlte aandagt gelee-
zen heeft, bmten twyïFcl erkennen moet (#). Ik ga nu over
era
en naauwketirigheid hebbende opgeteld, bevindt, dat ik, in Ro bladzy-
den, nsaar vyf:gebeirrcenifien heb, die Bruys niet heeft, eri dat hy 'er meer
dan vyfeig heeft, die by my rri t te vinden zyn ; en dat ik van de twee en-
dertig fchryvers , die Rruys aanhaalt, niet meer aanhaale dan veertien,
fchüon ik 'er egter ooi; agt hebbe, aai hy geen gewag van gemaakt heeft.
p. 52. Mier uit b-ikiit onze geleerd! en iia'iwwksurige oordeelkundige , dat
de öidorie van Bruys zekerlyk beter is, dan de myne : 't welk, naar 't
iiiy voorkomt, eigenlyk gefproken , niets anders is, dan de waardy van een
Hiitorie te fchatten naar hst grooter of kleiner s;eta van eebourteniflen ,
waar of onwaar, geWigtig of beuzelagtig, die 'er in verhaald worden,- öf
inet andere woorden , van een boek oordetien- uit zyn dikte. Zommigè
fchryveis zyn 'er, wier tntekehaars., en leezersook, zo ze 'er eenige vin-
den, hen 'er voor bedankt zouden hebben, dat ze van de tien gebeurtc-
nifTen, die ze verhaalen, ten nrinftén negen ha. kien ngrcrgelaaten. Heb
ik in 't leeven van Paus Gregorim, of van eenijen anderen Paus, gebeur-
tcniflen van gewigt en merkclyk belang voor de gefchied ;unde overgefln-
•grn , of my met het verhaalen van banzelagtige voor vallen öpgtfhöötfe'riï
■Indien ik iets dergelyks gedaan had, hét Was het werk geWeeft pan di;n
ptnwwkeürigen ebréetikumtïgtn znlks aan te wyzèfh M:.a; z 1 & in 6a\ .uk
{iccve misflagen begaan heb, zou myn 11 itorie by Site lieden vafl verftaml
en fmaak den voorram hebben boven die van Bruys, al bevatte dl et dui-
zend gebeurteniflen , daar ik geen woord van fpreek. Die oordeelkundige
mag, voor zoo veel ik weet, een man van geleerdheid en naauwkeurig-
heid zyn ; maar zyn aanmerking geeft niet duifier een j.-mmierlyk gebrek
•in hem te kennen van de eerlle en voornaamile eigenfehap, die 'erin
een oordeelkundigen vereifcht wordt, een .goed oordeel.
(a) ü'e Ontninskemv evenwel , die deeze bewyzen, zo men ze zoo noe-
men mag, voor niet minder onweerfpreekelyk aanziet, dan eenige wiskon-
ftige betooging in Euclules, ontziet zig niet om te zeggen , dat yder , die
'er zig niet door overtuigen laat, of te weinig verftand heeft om de kragt
van cenig klaarblykelyk bewys te kunnen zien, of 'er zyn toeftemmingniet
aan geeven wil om redenen, die hy niet zeggen durft : (Boioer nnd Tille-
mont compared p. 77) 't welk, naar 't my voorkomt, hetzelfde is, alsof
hy
A R C II I B A L D B O IV E R. 103
om Je redenen en be>vyzen kortelyk myne leezers voor te hou-
. <ar il< my van bedieüd heb , om aan te t./onen, dat de
; ver . .. • met de
orden van den üntwaskera.:, Ive; en zal dan de
i . :.l laaien oordeelcn , wie van tweeën, myne bewyzen of
den i:a im mögi n ele vit-
en Jefmtifcbe firecken. Mui b-.wyzeu zyn deeze vul-
•
n ik de fchryver ben van die brieven aan V*der Sbcl-
:dermy, twee geheel un-n, er-
eend en ar.: voor iemand, die met de 1
de Or ! as, en br: JwiiLin g ine;.
houden tien I3oetvaat , aar yder je-
fuic in de fhJ hem had kunnen zeggen , cl. u zy nooit of ner-
gens dien gewaanden lioetvaardigen c enige Roomfehe Gods*
dienfioeffening als een Roomfchgezinden hadden zien bv.voo-
Hen , nog eensge van deszelfs plegtigheden als een Prielter en
een Jefuït yerrigtenj ja, daar ze zeer wel willen, dat 'm op
ven, als ik te vooren gedaan had,- dat
ik in dezeifde gezeifchappen bleef verkeereni dat ik volgens
gewoonte niet naliet om de bygeloovige gebruiken en onge-
rym-
hyzefde, ' rr.nnnrn van dit Koninkryk , beroemd door hun
It n, zoo wel , als door hun aar
en of fchurken zyn. lr.n vat moei het eerlv'.
in, 03 zyn redenen en myn antwom:
a ie hebben, tog van i.00 ilout ten taal denken ' Moet ze 1 iet in
d van yder menfeh, die eenige flgting heeft voor
..',, de uiterfte verontwaardiging ver-
Iviaar eik, di.- 1 van deezen man geleezen heeft,
moet reeds gemerkt hebben, dat hy. naar maate dat zyn bewyzer
^iker roept en fchreemvt en tegen my uitvaart en fcheldt. HLyfchynt
2ig te vleier, met de hoop, dat een luid gebaar, veel gefebreeuws en fcheld-
v.oorden by zommigen het gebrek van reden en bewys vergoeden
of ten minftcn dat hy den leezer, die zonder veel aandagt en 1"
loops zyn fchrift inziet, daar door trekken zal , en hem beletten o
leid en bedrieglykbeid van zyn zoogenaamde i'..\;-
.■.-ysredeiicn agt te eceven.
10+
VERDEEDIGING van den Heek
rymde leerftukken van het Pausdom in alle gezel fchappen,
waar ik kwam, ten toon te (lellen, en openlyk Kerkgemeen-
fchap hield met de Kerk van Engeland. Allemyne Vrinden
en bekenden zyn myn getuigen , dat ik waarlyk op die wyze
in dejaaren 1746 en 1747 , in welken men vooronderftekdatVa-
der Sheldon met my , als met een boetvaardigen , briefwiiTeling
hield, geleefd heb, en my dus gedroeg niet als een boetvaar-
digen Jefuit, maar als een Protefiant ; en dat de Jefuiten, die
op alle plaatzen zulke goede kundfchappers hebben, en zoo
naauwkeurig een narigt van alles wat hun betreft, zulks niet
zouden geweeten hebben, of, zo ze het wiften, nogtans ge-
loofd hebben , dat ik een waar boetvaardige en opregt was
in myne bekeering , is volftrekt onmogelyk ; en 't is derhalven
ook volftrekt onmogelyk, dat ik de Schryver zou zyn van
die brieven.
Ontmaskeraar. Ter beant-
woording van dit bewys ver-
haalt ons de Ontmaskeraaar
met een ftaatigen toon, dat
ik van myn Jefuitifche overflen
of van den Paus verlof had , om
myn pligt beide als Roomfchge-
zinde en als Jefult te verzuimen ;
om in alle gezelfchappcn de leer-
/tukken en gebruiken der Room-
fche Kerk vry te mogen ten toon
feilen ; ja zelfs om onder het mas-
ker van een Proteftant te mogen
gaan, en met de Proteftant fche
Kerk van Engeland Kerkgemeen-
fhap te mogen houden , met oog-
merk om een kragtdaadiger fag
te doen. Full. Confutation. p.
58' 59-
Antwoord. De lieer Henry
Bedingfelt verzekert ons, op
het gezag van eenen zyner ge-
tuigen , in zyn brief , bladzy-
de 73 , dat ik , toen ik de eer-
fte maal in de tegenwoordig-
heid van Vader thirburn, die
toen Provinciaal was , wierd
tocgelaaten , in goede en gepas-
te bewoordingen een fraaie aan-
fpraak aan hem deed ter verfchoo-
ning van myn voorgaand gedrag.
Maar hoe ftemt tog zulk een
verfchoonings aanfpraak over
een met het verlof, my van myn
Jefuitifche overjlen of van den
Paus verleend, om myn pligt
te mogen verzuimen , en te
leeven, gelyk ik geleefd had.
Hier fpreekt de Protefiant den
Roomfch-
A R C II I B A L D B O W E R. 105
Roomfchgezinden , en de Roomfchgfzinde den Proteftant te-
. Laac de leezer één van tweeën gelooven, wien hy wil ;
zo hy anders mogelyk niet liever verkieft, geen van beiden te
gelooven. Indien men al eens toeftond, dat de Paus of zelfs
der Jefuiten de magt had om eenen Uoomfchge-
zinden verlof te verleenen, dat hy onder 't masker ging van
een Protcftant, kan egter wel iemand denken, datzyn Heilig-
heid of de overfte der Jefuiten zulk een buitengewoon verlof
zou toeftaan aan iemand, die uit zyn Orde verbannen wat , die
u ; [taliè'n gevlu \' was om deftrafte ontwyken die hy dior zyn mit'
verdiend bad, een overgegeeven Boos wigt , 'tuitvaagjhlvan
zyn Kerk, de fcbandvlek van zyn Orde , een man, die, naar 't bent
in zyn kraam te fat komt, beden Roomfch, morgen 1'roteftantfch.
is , en die bygevolg even gereed zou zyn, om, zo 't hem in
Zyn kraam te pas kwam, een kragtdaadigen Jlag te/laan ten voor-
deele van den Proteftant fchen Godsdienlt, als ten voordee-
le van het Pausdom? Was iemand van dien aart de regte
man, om van den Paus en de Jefuiten in zoo netelig eene on-
raing gebruikt te worden ? Ik zal hier van 'myne Hifto-
rie der Paufen geen woord reppen, dewyl de geleerde Ontwas-
keraar van oordeel is, dat dezelve eer gefchikt is om de leer-
ltukken van de Roomfche Kerk te begunftigen, dan ze te
ondermynen (a). Maar ik heb althans drie van myn naa-
fte
(a) De Roomfchzc7ind:n en Jefuiten , die iets in myn Iliftorie fchjmen
gezien te hebhen , dat de O r niet in vinden kon , hebben hun
uiterfte beft gedaan, om dat werk veragtelyk te maaken in de oo.-rri der
•i, en het te doen aanzien, als een werk, gebed genomen uit
Ptiapfcbt febryvers, en gefchikt om de rrotejlantfcbe zaakte benadeelen, en
ïloovige gebruiken en leerftukken van 't Tausdom te begunftigen en
voor te planten. Ahar ik dank God, dat ik het genoegen heb van te kun-
':n, dat myn Hiftorie, in weerwil van alle hunne poogingen, by
n van een gelukkige uitwerking geweeft is,- en dat, nog onlangs
geleeden, zekere Proteflautfcbe Juffrouw, die reeds valt b.flooten had den
Koomfchen Godsiienft te omhelzen, door 't leezen van dezelve zoo vol-
komen overtuigd wierd van de dwaalingen van die Kerk , dat zy vin be-
:iaic veranderende, waar in haar niets, ge!yk ze dagt, zou hebben kun-
O neu
ioÖ VERDEEDIGING van den Heer
fte bloedverwanten den Roomfchen Godsdienfl: , waar in ze
opgevoed waren , doen verzaaken , en den Protefhntfchen
aanneemen. En heb ik dit ook al gedaan uit kragt van dat ver-
lof, my van den Paus en myn jfcfuitifcbtn oveifte veileend (a). Ze-
ker
nen doen wankelen, baar vrinden beJankte, dat zy baar zulken boek in
handen gegeeven hadden, baar bekeergraage Prierfers hun alfcheid gaf ,
en thans grooter afkeer heeft van 't Pausdom, en een yvtriger Protejiant
is, dan ooit te vooren. Zoo veel heeft een Edelman van aanzien, en van
een onbetwiftbaare geloofwaardigheid, my toegeftaan van 't geval te zeg.
gen, op zyn woord. De Ontmaskeraar , hoop ik, meent met hit dreigend
gevaar, waar voor hy de Inivoonders van Groot-Kritannicn in 't algemeen
zoo dikwils en met zoo veel yver waarfchuwt, het gevaar niet, dat moge-
lyk myne Hiftorie ook by anderen dezelfde uitwerking mogt hebben : maar-
dat is zekerlyk het gevaar, daar zy op dooien, die hem te werk llelien ,
en tot hun itookebrand gebruiken,
(a) Ik zal hier met den Ontmaskeraar het gefebil niet betwiften, dewyl
het tot het onderwerp, daar wy van fpreeken geen de minfte betrekking
heeft, of de Paus aan eenen Roomjcbgezinden verlof en vryheid Virleenen kan
ef niet, om zig voor een Protejiant uit te geevcn , e-n als zulk een te gedraa-
gen: maar ik zal hem hier alleen verzoeken, dat hy tog de waereld eens
doe weeten , welk een kragtdaadigen Jlag ik ter bevordering van 't oog-
merk van zoo buitengewoon een verlofgeeving., ge/lagen beb. Ik heb my
nu reeds dertig jaaren lang en langer voor een Protejiant uitgegeeven , en
welken dic-nft heb ik tog in al dien tyd aan de Roomfche Kerk gedaan? Ik
heb, zegt men, nu omtrent dertig jaar geleeden in zommige zamenfpraa-
ken by geval, zeker flegt hoofd van een Vrouw eenige zwaarigheden en
twyffelingen ingeboezemd , en voor omtrent zeven en twintig jr.ar haar
man, een Boekdrukkers knegt, tot bet Pausdom bekeerd , die cgter nooit
een opregt bekeerling geweefh is, en van wiens bekeering ik niets ge-
hoord heb, dan eerft lang daar na. (Zie bet Tweede Del van myn Ansvier
— p. 28-30.) Een groot gerugt maakt men nu over de bekeering van die
Vrouw ; en nogtans blykt het duidélyk, uit haar eigen verhaal dat ik ken-
nis aan haar kreeg enkel by geval en niet met voordagt en oogmerk om een
bekeerling van h3ar manken: en ze zegt zelve ook niet meer, dan dat ik
baar zivaarigbeden en twyfl'elingen inboezemde , en dat zy drie jaaren, nadat
ik haar die zwaarigheden ingeboezemd had, Roomfcbgezind wierd (Six
Letters, p. 75. 76 ) Waar uit klaar ce zien is , dat zy niet door de zwaa-
righeden en twyffelingen, die ik haar ingeboezemd had, maar door de in-
drukfelen, die anderen haar gaven, overgehaald wierd om van Godsdienfl
te veranderen. Ik zeide, dat baar man nooit een opregt bekeerling gevitcjt
is} want zo men my op dien tyd niet kwalyk ondèrrigt heefc, was zyn ge-
waan-
A R C II I B A L D BOWER. 107
kcr zulke ongerymde en buitenfpoorige denkbeelden, of liever
i irsfl-nfchimmen, konden nooit in 'c brein van eenig
; opkomen, dan in dat van een Ontmaskeraar , en wel van
een Ontmaskeraar , die in 't naauwgebragtis, en niet meer weet,
war.
waande bekeering alleen toe ie fchryven aan beweegredenen van eigen be-
"•yl ds Jefuiten hem eenige hoop gegeeven hadden, dat zy hem,
zo hy Roomfch wierd, tot hun Drukl n zouden; en daar ge-
i zy hem ook eenigen tyd na zyn bekeering toe. Dat ik derhalven
tig jaar zeker fle^t hoofd van een Vrouw in toeval li
eenige zwaarigheden en twyffelingen heb ingeboezemd, is de eenigtte
hg, dien ik tot nog toe geflagen beb; en om zulk een gewig-
toen, heeft zyn Heiligheid my verlof verleend om regtdraats
Ie pligteu van een Roomfchgezinden, vaneen Prie-lter, van een
Jefuit aan te gaan, en, zelfs, oin my voor een Protejiant uit te geeven,
en als zu k een te gedraagen.
Ik kan van dit onderwerp niet af flappen zonder de hooge loftuitingen
in aanmerking te neemen, die onze onpartydige maandfehryvers, aan dee-
ze myne gewaande bekeer! , ma oogmerk om daar door haar
getuigenis te meer geloof en gezag by te zaten. Zy verheffen en pryzen
, en één van hun, de fchryver van 't Gentlemans Mi.
;•::>■■;, i irer heiligt haar met den titel van een uitmuntend braa-
Maar hoe is hy zoo ongelukkig, dat hy in 't
midden van zyn opgetoogenheid over haar verdienden, het wonderbaar
geheugen, en de meer dm genieene doorzigt van zyn Heldin Itilzwygend
voorbygaat? Haar wonderbaar geheugen, zeg ik, dewylzy, fchoon ge-
heel ongeleerd, zig nog .- te binnen te brengen, dat ik over
dertig jaar den grooten Biffehop Tillotfon een Sopbiji genoemd had: haar
meer dan gemeen doorzigt j waar door zy, al ftraks naar haare b-j
de Jefuiten beter kende, dan ik. Want fchoon niemand, volgen-
meene fpreck". . eet, wat een Jefuit is, die zelf geen Jefuit ge-
) fuitajït, nifi qui fuit ipfe Jefuita ; en ik : ;
jaaren lai :n, kende nogtans Mary Hoyles, de Vrouw van
een Boe egt, en Zo per, hen eensklaps zoo veel be-
ur, d:n ik ben ooit gekend had, dit ik, zomen aan haar vertelling ge-
loof wil flaan , hun myn geld niet toebetrouwen wilde, voor dat zy my
verzekerd had, ja haar eigen loeven , haar dierbaar leeven, 'er onder
verpand, dit zy hun woord zouden houden, 't Is waarlyk zonderling en
jft op het getuigenis van iemand,
■ onwaarfchynlykheden niet alleen in ernlt ver-
.. iar ook aanbiedt, om ze met Eede te beveftigeu.
O 2
io8 VERDEEDIGING van den HeÜk
wat hy zeggen zal. Myn eerfle bewysreden derhalven tegen
de egtheid dier brieven, blyft beantwoord: naamelyk; dat y
zo ik fcbryver was van de brieven aan Vader ShelJon 5 die Vader
my twee jaarcn agter een moet gehouden hebben voor iemand, die,
met de Kerk en met de Orde weder verzoend was ; maar dat het te
eenemaal onmogelyk is , dat hy 'er viy in dien tyd voor heeft kunnen
houden, en briefwiffeling met my hebben als met ecnen Boetvaardi-
gen; en dat ik derhalven onmogelyk de fcbryver zyn kan van die brie-
ven aan Vader Sheldon , maar dat dezelve onbefchaamde en taftbaa-
re logens en verdigtfels zyn.
II. In die brieven vooronderftelt men , dat ik tot de Kerk,
en tot de Orde, die ik verlaaten had, ben weder gekeerd.
Maar nu is 'er geen beweegreden van eigen belang of eenig ty
delyk inzigt te bedenken, die my zou hebben konnen bewee-
gen, om zoo buitengewoon en zonderling een ftap te doen.
Een van beiden derhalven is zeker, of dat het valfch is, dac
ik , gelyk men vooronderftelt, my weder tot de Kerk en myn
Orde begeeven heb, of dat ik, zo ik zulks inderdaad deed ,
als een zot en een krankzinnig Menfch te werk ging. Geen
beweegreden zeg ik, van eigen belang en tydciykcinzigtcn; want
de Ontmaskeraar fhaat niet toe, dat beweegredenen van over-
tuiging en geweeten eenigen invloed gehad hebben op myn
gedrag, 'c zy toen ik de Kerk en Orde verliet, 't zy toen ik
tot dezelve wederkeerde; maar befchryft my als iemand ;die,
zyn eigen belang altyd en beftendig op 't oog hebbende , alles voor
allen wordt, op dat hy iets zou mogen gewinnen ; heden Rocmfch,
morgen Proteftantfch &c. (a).
Ont-
(o) Dit is regt het tegendeel van myn aart en inborft; want aüe myne
goede Vrinden weeten, dat 'er geen man in 't ganfche Koninkryk is, die
minder werk van geld maakt dan ik , die gereeder is 0111 'er af te fcheiden,
en zi£ minder bekommert om het by één te fchraapen. Waar de Ontmas-
keraar, of de Jefuiten liever, zouden my met even weinig zwaarheid een
geheel anderen aart en inborft, naar goeddunken, toegefchreeven. hebben >
indien 't hun dus io hun kraam was te p»s gekomen.
ARCIIIBALD B O W E R.
ICJl
Ontmaskeraar. O;.
>.s het zyn eigen
dat /jan zigtl m dien
fijp te doen; by bad tot
i inden n g v or panders.
pers was deflaaffcbe hufi i
alken van laven moe/t.
. . m met ds Or-
de verzoend ken worden, hoopte
hy , dat 'er het jaargeld by zou
komen , 't we I cv gewoon is te
aan een zendeling. 't
. 8 : aar zyn eigen be-
lang , dat hem aandreef om zig
weder tot zyn Orde te tc^cev:!:.
Haar toen b bet goed
geluk bad aangetroffen , van zig
m de gunjl ti wikkelen van een
viagtigcn Vrind en voa
cie in [laat en geneegen was om
hem dietijt te doen , dreef hem
zyn eigen belang een geheel ande-
ren weg heen , en deed hem zyre
op nieuws gemaakte verbindtenis
met de Orde wederom ven i
P 31- 35-
geld, dat ik op dien tyd in han
JJe Ontmaskeiaar zul derhalven
Antwoord. Op dien tyd,
ü vooronderftelt dat ik
weder myn toeviugt nam toe
de Orde, had ik een j
inkomen van 94 ponden ; waar
van de helft my ftiptelykyder
half jaar behaald wierd. Die
inkomen, wift ik, zou, zo
dra ik weer aangenomen
wierd, niet my, maar de Or-
de in eigendom toebehooren ,
(Zie boven bladz. (f6.) Zoo
dat het zeggen van den Ont-
maskeraar, dat het zigt baar myn
eigen belang was , 't welk my
aandreef om weder met de Orde
te verzoenen, eigenlyk zoo
veel zal willen betekenen ,
als, dat het zigtbaar myn ei-
gen belang was, 't welk my
myn Proteltantfche Vrinden ,
beide in (laat en geneegen om my
dien/l te doen , deed verlaateu
en een zendeling worden , om
een inkomen van 30 of 10
ponden jaarlyks te krygen, in
plaats van een van "94 pon-
den, en 'er nog al 't gereed
den had ,op toe te geeven (a).
eenoodzaakt wezen ecnig an-
der
(a) De Societcü (laat aan een Jefuit, die haar zendeling is hirr in de
ftad, een fom toe van 30 ponden jaarlyks, en niet meer, voer
tin?, kolt, en kleeding: en die zig op 't land ophouden, hebben de koft
in de huisgezinnen, daar ze by buisveften; maar krygen niets van de Oc-
de, Jan 10 ponden jaarlyks voor hun kleeding.
O 3
iio VERDEEDIGING van den Heer
der ontwerp of vooruitzigt te bedenken, dat my in zoo fier-
ke verzoeking brengen kon , om alle myne Protejtantfchs
Vrinden re verzaaken, en op nieuws een Roomfchgezinde
en een Jefiiit te worden. En zoo lang hy niet iets dergeiyks
bedenken kan, moet yder, die dit (tuk zonder vooroordeel
inziet, befluiten, of dat ik my nooit weder tot de Kerken
de Orde begeeven heb, of, zo ik het deed, dat ik als een
zot en krankzinnige te werk ging, en geenszins als iemand,
die zyn eigen belang altyd bejlendig op 't oog hebbende allts voor al-
len wordt , op dat hy iets zou mogen gewinnen. — Had de Untmas-
keraar zig willen vernederen om eens te onderzoeken , wan-
neer myne verbindteniffen met de Proteflanten , inzonderheid
met dien magtigen Wind, die infiaat beide en geneegen was om my
dienfi te doen , begonnen waren, hy zou bevonden hebben, dat
ik in 't jaar 1745 dezelfde verbindtenifll-n , dezelfde Vrinden
had, als in 't jaar 1746; en dat ik dcrhalven in 't jiar 1745
myn toevlugt tot de Orde niet neemen kon, om dat ik, ge-
1) k hy zegt , nog Vrinden nog voorftanders bad; nog dezelve weer
op nieuw verlaaten in 1746, om dat ik toen die magtige Vrin-
den had gevonden. — Dit antwoord heeft ook, naar'tiehynt,
den Ontmaskeraar overtuigd , dat het niet zigtbaar myn eigen
belang kan geiveejl zyn, 't welk my aandreef om weder tot de Orde
te keeren; en daarom loopt hy 'er losjes overheen. Maar de-
wyl egter zyn verbindtcnijjen , die hy met zyn nieuwe Vrinden
heeft aangegaan , niet toelieten, dat hy dit ftuk geheel op-
gaf, laat hy de beweegreden van eigen belang vaaren, en
oppert 'er eene van een ganfeh anduren aart: naanrelyk, de
vrees voor den Duivel, die nog hy my overbleef. (Full Confutar.
p. 64.) Maar wat menfeh zal hy tog kunnen wysmaaken,
dat een vol/lagen ongeloovige , (want als zulk een befchryft hy
my,) dat is iemand, die nog God nog Duivel vreeft, bang is
voor den Duivel, en wel zoo bang, dat hy uit vrees voor
hem, regtdraats tegen zyn eigen belang aan te werk gaat?
. Dat iemand , die zyn eigen belang altyd bejlendig op 't oog beeft ,
met open oogen, en zonder eenige reden 'er toe te hebben,
zyn eigen belang moedwilliglyk ce kort doet; dat ecnvrfjlagcn
on-
A R C II I B A L D E O W E R. in
vige , die God nog Duivel vreeft, evenwel uic vrees
voor den Duivel zyn belang en voordeel met d.n voec zou
ftooten , zyn t !i gheden congerymden tetaftbaar, dan
ciat men ze zelfs een Hot tentet of Samojeed zou kunnen diets
maaken. .Myn bewys blyft derhalven iii zyn volle
geen beweegreden is 'er I - nenaun-
Kerk van Romen of tot de Orde weder te keeren:
balven meet een van tweeën zeker zyn, of dat bet valfcb is,
.r toe begaf ', of dat ik, zo ik bet deed, tewerk
ging als eer. zot en een krankzinnig menfeh.
III. In die brieven doec men myeen Vrouw en een KinJ
op het Toneel brengen (a), met een voorgeevén, ci;;c het
geld, 't welk de Heer Hill, Bewindsman der ; . vanmy
in handen had, nLc my, maar die Vrouw toebehoorde: en
de Jefuiten, vo ironderftx-It men, dat nooit het minfte onder-
zoek gedaan hebben, ei" 'er ir.cLrdaad zulk een Vrouw was,
en of dat geld haar waarlyk toebehoorde of niet ; niet tegen-
liaan-
(a) Toen de verdigte brieven eerft voor 't ligt kwamen, verzekerde
men, op derzelver gezag, als een vatte waarheid, dat ik wederom verval.
len was tot het Pausdom; dat ik met de Orde verzoend was, un dat ik,
om de Jefuiten te bevoordecien , een Vrouw en haar onnozel Kind al
erzekerde men in 't eeiit voor vas-
te wanr'- r
de ftad tet aan 't ai
ideelde I rouw, en
n kun, veranderden zy v.ui toon, en ia
.;..:• . ten, dat die brieven, waar in van die V;
- i\ind , daar nergens anders taal of teken van te verneemen was,
n wierd, valich en verdigt waren, gaven ze nu voor, dat oio
Ui it 01 ie maar een enkele uitvinding was, niet van de j
ï my, ora die goede onr.oz.ie \ iden. Want dewyl
ik bedugt was, zeiden ze, gelyk ze nu ook nog zeggen , dat de |
my, na 't uitgeeven -van myn Voorreden, geen rente meer van mj
zouden wülen bctaalen, (fchoon ze zi.e; fchriftelyk en volgens re i
die betaaliiig verbonden hadden ,) en daarom gaarne myn geld et i
uit hun handen hebben wiide, eer ik die Voorreden uitgaf ,
i Kind op bet toneel, met voorgeevén , dat het geld ni«
.un toeb.hot.
ii2 VERDEED l GING van den Heer
ftaande hetzelve, zoo dra ik my weer in de Or.ie begaf, in
hun fchatkift moefl komen, indien 'er zulk een Vrouw niet
was, of indien het geld niet haar, maar my, toekwam. Maar
wie kan gelooven , dat de Jefuicen agteloos genoeg zouden ge-
weeft zyn. om daar geen onderzoek op te doen? of dat ie*
mand, die hen zoo wel kende als ik, ondernomen zou hebben
hen te willen blinddoeken met een bedrog, dat zoo gemikke-
1 y Ie , als dit, te ontdekken was? Waarlyk, indien de Jefui-
ten dergelyk een onderzoek niet gedaan hadden , of indien ze,
in weerwil van al hunne poogingen, niet fchrander genoeg
waren geweeli. om agter 't geheim van de zaak te komen, dan
zou men moeren zeggen, dat een gezelfchap van de allerlis-
tigfte en doorfleepenfle menfehen des ganfehen aarJbodems
zig op de onnozelfte wys om den tuin hadden laaten leiden ,
en veel ligter, dan anderen te doeken waren. In 't kort, het
is te eenemaal onmogelyk, dat ik een Vrouw en een kind op het
toneel zou gebragt hebben , om medelyden te verwekken en het hart
van myn over/Ie te raaken , en dat die nooit eenig het minffce on-
derzoek gedaan zou hebben, of Vr inderdaad zulk een Vrouw
was of niet, en derhalven is het ook te eenemaal onmogelyk,
dat ik de Schryver zou zyn van die brieven. Van deeze my-
ne bewysreden tegen de egtheid der brieven heeft de Ontmas-
keraar voorzigtig gemyd eenig gewag te maaken in al zyn
twjflfchriften.
IV. Het geld is my nooit geweigerd geworden , en nooit
hebben de Jefuiten, totnogtoe, verklaard, dat zy'tmyim-
mer geweigerd hebben. Ik had op dien tyd, nogdeganfche
fom, nog een gedeelte van dezelve noodig (#); ik was ver-
ze-
(a) Het was 'er zoo ver van daan , dat ik genoodzaakt zou gewecfr. zyn
dat geld uit te geeven, zoo dra ik liet in handen kreeg fgelyk ik zekerlylc
zou gedaan moeten hebben , indien ik het zoo zeer benoodigd was ge-
weelt) dat ik hetzelve, twee maanden daarna, in de nieuw; Zuidzee .-lelies
plaatffe met nog 3 ;S ponden daarby, gelyk uit de boeken blykt. Waar is
dan hier, ik vraag het mg eens, die onvermvdclyke , dit' dringende noédzaake-
lykbeid dat ik myn geld weer moeit hebben? Is myn uitzetten ven frstzelve
op renten, gelyk ook van de fom die 'er nog bykwam, op de ftraksvei haal-
de
ARCIIIB ALD B O W E R.
"3
.- kerd , dat de Heer Hill my 't geld , zoo dra ik het eifchte,
en hy 't cenigzins gevoeglyk doen kon, zou wedergeeven; en
middelerwyl wierd my de rente (lipt op liaartyd betaald. Wat
kon ik dan hebben om dergelyke brieven te fchryven ?
m wenfchce en fmeekte ik , om het geld op dien tyd
wederom te mogen hebben, en dat met zoo veel ernlt enang-
flig aanhouden, als of ik op 't punt fbrid, om naar een ge-
vangenis gefleept te worden , of gevaar liep om van honger
te fterven"? Waarom zou ik met die Vrouw en met een Kind
zyn voor den daggekomen, of my in 't geheel van eenig op-
geraapt voorwendfel , en loopje bediend hebben, om Vader
Sèeldm te beweegen , dat hy my tog het geld , en wel
zonder uitjlel , wedergaf? Waarlyk geen de minde reden is
'er te bedenken , waarom ik zulke brieven zou gefchreeven
hebben, en met zoo veel drift en bekommering aangehouden,
om myn geld weder in handen te krygen.
Antwoord. Ik gaf myn voor-
reden van deHiftoriederPau-
fen , het onfeilbaar teken , dac
ik my van bun bad afgezonderd,
en geen Jefuit meer zyn wil-
de, in 't ligt drie maanden
voor dat het geld my weder
ter hand gefield wierd (a).
Een duidelyk bewys, dat ik
geenszins vreesde (gelyk hy
zegt,) dat de Jefuiten my my-
ne lyfrente niet langer zouden
willen betaalen , als ik my van
hun
de manier, geen duiJelyk bewys (betoogine; wil ik niet zeggen; het kwaad
gebruik, dat 'er de Ontmaskeraar van maakt, heef: my een weerzin in dat
woord gegceven,) dat ik 'er op dien tyd niet zeer om benoodigd was.
fa) Het geld wierd my niet eer weder geteld, dan op den 20 Juny 174.7 ;
en myn Voorreden en voonvaardens gaf ik in 't licht op den as Maart van
't zelfde jaar.
Ontmaskeraar. De Heer
B — r had bejlooten om op nieuws
met de Orde te breeken , en vree-
zende , dat de Jefuiten , als hy
zig nogmaals van hun afzonder-
de , hem zyn lyfrente niet langer
zouden willen betaalen , drong hy
'er met zoo veel ernfl en bekom-
mering in zyn brieven op aan, dat
de boofdfom hem weder ter band
gefield mogt worden. (Six Let-
ters, p. 35.)
n+ VERDEEDIGING van den Heer
hun afzonderde. Die vrees was de reden , welke de Ontmas-
keiaar in zyn eerfte gefchriftje gaf van myn grooten ernft en
bekommering om het geld weder te hebben: maar toen hy na-
derhand nieuwe narigten ontving, was hy daar door in ftaat
geraakt, gelyk hy ons verhaalt , om 'er beter reden van te gee'
•uen dan te voor en. Laat ons hooren wat hy zegt.
Ontmaskeraar. B — r vrierd sintwoord. De reden , die
gedrongen om een eifch te voldoen hy hier geeft, waarom ik met
van 500 ponden, tot welker be- zoo veel ernft en drift om 't
taaling hy geen kans zag; ten zy geld aanhield , is, in fteé van
de 'je/uiten hem zyn geld weder- beter te zyn dan de voorige , nog
gaven : en dit ïvas de reden , veel /legt er. Want dj e eifch
waarom hy met zoo veel drift en van 500 ponden wierd eerft
ewjl daarom aanhield. gedaan drie jaaren , na dat ik
het geld van de jefuiten al
weer in handen gekreegen had ; gelyk onweërfpreekelyk be-
weezen is. Answer to anew charge p. 5. Reply p 14, 15. Ik
zie den Ontmaskeraar wel voor zoo opregt aan , dat hy met my
wel zal willen bekennen, dat ik niet zeer bekommerd en drif-
tig kon zyn om het geld weer in handen te hebben , op dat ik
'er een eifch meè zou kunnen betaalen, die eerft drie jaaren
daarna gedaan zou worden. Ik was, 't is waar, vanvoor-
iieemen om te trouwen , gelyk de Ontmaskeraar wel aanmerkt
(Full. Confutat. p. 64). Maar dewyl ik daar nog zoo veel
haaft niet nué maakte, en zelfs , gelyk beweezen zou kunnen
worden , beflooten had , het niet te doen . voor dat ik het
eerfte deel van myn Hiftorie der Faufen had in 't hgt gegee-
ven, kan dat voorneemen niet wel de reden zyn van myn kom-
merlyke drift om het geld weer te hebben, en weer te hebben
zonder uitftel. Die ernft, die drift en bekommering blyft
derhalven, in weerwil van alle moeite, die de Ontmaskeraar
gedaan heeft, om 'er een reden vooruit te denken, evenon-
begrypelyk; en het moet, zoo lang men 'er de reden niet van
begrypen kan, yder man van eenig verftand vry zonderling
voorkomen, dat ik zoo bekommerd heb kunnen zyn om myn
geld
A R C III B A L D B O W E R. 1I5
geld weer re krygen zonder uitfte!, en 'er zulke brieven om zou
hebben gefchreeven: een omftandigbeid die al een tamelyk
ivragtig btwys tegen derzelver egtheid uitlevert.
V. Alen vooronderftek , dat die brieven gefchreeven zyn
op dien zelfden tyd, toen ik gereed ftond om myne Ililtorie
van de Pauferj en het Pausdom in 't licht te geeven ; en z.lfs
dat een van de zes, die men in 't eerft voor den dag bragt,
gefchreeven is maar een dag of twee, eer ik myne voorwaar-
den van infehryving met de eerfte bladzyde van de voorre Jen
uitgaf. En kan iemand zig verbeelden, dat ik dwaas genoeg
zou zyn, om, op dien zelfden tyd, dat ik gereed Hond om
hun zoo onverzoenbaar tegen my te verbitteren , zulke brie-
ven te fchryven aan den Overfte derjefuiten, en dus hem,
en yder Jefüit, de bewysflukken in handen te geeven, om
myn goeden naam en agting by al myn I'rotcjlantfcbe Vrinden
en bekenden onherftelbaar te krenken? Kan iemand, zeg ik,
zig verbeelden, dat ik dwaas genoeg zou zyn , om zujk een
onbezonnen ftuk te doen , enkel en alleen om van de Jefui-
ten een fum gelds weder magtig te worden, daar ik niet om
benoodigd was, die ik wift, dat ze my, zoo dra ze eenigzins
gevoeglyk konden, wel zouden wedergeeven, en van welke
my ftipteiyk op den tyd een jaarrente van zeven ten honderd
betaald wierd? Zyn allen, die niet gelooven kunnen, dat ik
dus als een krankzinnig menfeh tegen myn eigen belang aan ,
tegen alle reden en gezond verftand te werk ging, zotten of
fchurkenl Want met die naamen vereert de Ontmaskcraar , vol-
gens zyn gewoone beleefdheid, de voortreffelykfte mannen on-
der onze natie, die in aanzien zoo wel als in Geleerdheid en
Vroomheid uitmunten. Dewyl niemand van eenig oordeel
zal kunnen denken, dat ik, zoo lang ik by myn verlland was,
zulken buitenfpoorig dwaazen ftap zou gedaan hebben, nad
de Ontmasker aar , dunkt my, ter wederlegging van dit bewys
liever mogen zeggen, dat ik in de jaaren 1746, en 1747, nu
en dan door vlaagen van krankzinnigheid wierd aangetall, en
in een van die vlaagen, deeze brieven ge "chreeven'had. Ons
zou men ten minften hebben kunnen begrypen, hoe het nu-
P 2
ge-
u<5 VERDEEDIGING van den Heer
gelyk was geweeft, dat ik tot zulk een ongerymd en onbezon-
nen gedrag verviel. Maar dit zou hem in zyn kraam zoo wel
niet gediend hebben; en daarom vond hy goed om, op zyn
wyze, aan te toonen, dat ik my wel ais een krankzinnig menfch
kan gedraagen hebben, terwyl ik by myn volle verftand was.
De fraaie bewysredenen daar hy deeze zyne Helling mtê ftaa-
ven wil, zal de leezer hier by een vinden.
Ontmaskeraar. Indien 'er
ecnige kragt in dat bewysjleekt ,
zal 'er uit volgen , dat een ver-
ftandig man nooit ecnfchurk ge-
weeft is , of het immer zyn kan.
(Six Letters, p. 55.)
gaat ; en dat ik zoo moeft te
die brieven had gefchreeven.
Ontmaskeraar. B — r wijle
zeer wel, dat leader S held on en
Vader Carteret niets vanzyn on-
derhandelingen met hun reppen
konden en de brief -wij] eling rugt-
laar maaken , zonder zig voor
Roomfche Zendelingen te doen
kennen , en zig bloot te flellen
voor de Jirengheid der Wetten.
(Ibid. p. 55.
Antwoord. Niets dergelyks
volgt 'er uit: maar daar volgt
uit, gelyk men 'er meêbewy-
zen wilde , dat men niet voor-
onderstellen kan , dat een ver-
ftandig man als een zot en een
krankzinnig menfch te werk
werk gegaan hebben , indien ik
Antwoord. Ik wift zeerwei,
dat de ftrafwetten tegen de
Priefters en Jefuiten niet meer
wierden uitgevoerd ; dat zy
zelven 'er geen geheim van
maaken dat ze Priefters en Je-
fuiten zyn: dat Carteret, in 't
byzonder , bekend was mee
verfcheiden Proteftanten van
rang en aanzien, die allen zeer
wel wiften , wie en wat hy
was: en dat derhalven de vrees, dat ze zig voor Roomfche
Zendelingen zouden doen kennen , en zig blootftellen voorde
flrengheid der wetten hen niet te rug zou houden, om, zo ik
hen tergde , iets van myn onderhandelingen met hun te reppen , en
onze briefwijfeling rugtbaar te maaken.
Ont-
A R C II I B A L D B O W E R.
"7
Antwoord. Hoe ongerymd
praac hier onze man! Als de
Jefuiten myne onderhandelin-
gen met hun , ea de brief-
wifleling rugibaar maakten,
en daar door myn goeden
naam en agting by myi
jlantfche Vrinden te eenemaal
gekrenkt hadden , zouden zv ,
7.0 m:n geloof geflagen had aan 't geen ze zeiden j myn weder-
keeren tot den fchoot der Kerke, en tot de Orde, wel ver van
onmogelyk, in tegendeel zelfs noodzaakelyk gemaakt hebben.
Ontmaskeraar. B — r hoop-
te mijfebitn, dat ze hem niet tot
een uiterfle z u Jeu dryven ; maar
veel eer trapten om bem weder in
den fchoot der Kerke te brengen :
tn hem dat wederkeeren niet te
eenemaal or.mogclyk viaaken.
(Ibid. p. 55. 56'
Ontmaskeraar. Mogelyk had
hy reden cm sag te vleien , dat de
je/uiten niet zeer gereed zouden
zyn om overal rugtbaar te maa-
ken , zoo dat het tot de oir en der
Trotejlar.tcn kaam , dat een van
de vertrouwde bende trouweloos
geworden was. Want de Heer
B. gelyk wy reeds voorheen heb-
ben aangemerkt , heeft z
zorgvuldig gewagt van ons te
zeggen , dat hy een jefuit was.
(P- 5ö.)
Antwoord. Het is waar, ik
heb op alle plaatzen , daar
men gewoon is openbaare af-
kondiging te doen, niet laa-
ien uittrompetten, dat ik een
Jefuit ben geweeft; maar ik
heb 'er ook nooit een geheim
van gemaakt , en allen , die my
kenden, willen wel, dat ik
onder die Orde behoord had.
De Ontmaskeraar zelf Vuoion-
derftclt , dat zulks op dLn
tyd, toen ik myne voorwaar-
den van infehryving uitgaf,
waereldkundig en opcnlyk bekend was: want hy verhaalt ons,
dat de Proteflanten zeer gereed waren om in tefehryven opdie Hijlo-
rie der Faufen , dcwyl dezelve befebreeven was door een Jefuit; en ,
dat meer is, ik zelfverklaarde rond uit, alaanftonds cpdeeer-
fte bladzyde van myn Voorreden, dat ik een lid was geweeft
van dat Lighaam. Als de Ontmaskeraar derhalven zegt, dat
ik reden had om my te vleien dat de Jefuiten niet zeer gereed zouden
Zyn &c. is 't even eens als of hy zeide, dat ik reden had om
my te vleien , dat de Jefuiten myne onderhandelingen met
P 3 hun
iiS VERDEEDIGING van den Heer
hun liever zouden verkiezen geheim te houden, dan iets rugt-
baar te maaken , 't welk al de waereld reeds wifr, , en ik zelf
in openbaaren druk ronduit verklaard had. Dit is een geheim
weder van den zelfden aart, als die twee andere geheimen,
daar wy te vooren , bladzydeo7, van gewaagden ; alleen met
dit onderfcheid , dat die twee aan yder een bekend waren be-
halven aan den Ont masker aar , en dat hy dit zelf ook zoo wel
wift als een ander. Hy zegt ons , dat hy reeds voorheen hadaan-
gemerkt , dat ik my wel zorgvuldig geivagt bad van te zeggen , dat
ik een Jcfuit was geweejl: Ik heb die Aanmerking nergens kun-
nen vinden : maar laat ze ftaan , waar ze wil , hy fpreekt ze
hier op de ftraks aangehaalde plaatzen tegen : gelyk hy ook
doet op bladzyde £8 en 39 van zyn eerlte tu'illfchrift,daar hy
zegt, dat B. zomty ds doorging voor 't geen hy waarlyk was , r.aa-
melyk een Jefuit, en dat hy reeds verfcheiden jaaren voor een Jefuit
was hekend geiveejl.
Ontmaskeraar. Men kan Antwoord. Waarom , Eer-
een zaak van zoo veel verfcheiden waarde lieer, paft gy ze dan
kanten inzien , dat een flap , dien op dit tegenwoordig geval
de een dwaas en onvoorzigtig zou niet toe, en toont aan, van
noemen, eenen anderen , of wel welken kant ik de zaak inzien-
denzclfden perfoon op een anderen de , het my als een wyze en
iyd , wys en welbcraadcn zal welberaamde flap heeft kun-
voorkomen. Deeze Aanmerking nen voorkomen, dat ik zulke
is op dit tegenwoordig geval zeer brieven fchreef, en myn ag-
tocpaffelyk. ting en welzyn waagde , om
een fom gelds zonder ititflel
weer in handen re krygen , daar ik niet zonder uitftel om benoo-
digd was, die my nooit was geweigerd, die ik zeker wilt dat
my weder te rug zou gegeeven worden, en voor welke my,
middelerwyl,een zeer goede jaarrente ftiptelyk betaald wierd?
Zoo lang gy niet aantoont, dat men het fchryven van de brie-
ven ook van zulken kant kan inzien, zullen alle uwe Fitteryen ,
Uitvlugten, en Spitsvinnigheden, gelyk gy ze noemt, geen het
minfte nadeel doen aan inyn bewysreden, die hier op uit-
komt,
ARCHIBALD B O W E R. 119
komt, dat ik zou gehandeld hebben als een zot en als een krank-
zinnig menfeh, indien ik, op dien zelfden tyd , toen ik gereed
üünd om de Jefuiten en de ganfche party van 't Pausdom te-
gen my te verbitteren, die brieven aan Sbcldon gelet. reeven
hadj tn die zelfs gefchreeven, aanftonds na dat ik die onver-
zoenbaare, en zelfs in dit Koninkryk magtige en gedugte ge-
zjndheid, zoo veel reden van verbittering tegen my gegee-
ven had.
VI. In den zesden of zoogenoemden affcheids brief doet men
my zeggen: Ik moet de bytende onregtvaardigheid vergoeden dis
ik een onnozel Kind, en ecne Vrouw heb aangedaan , die my zelfs
in myne wederwaardigheden en verlegenheid altyd de groot/Ie Vrind-
febap en te ter [Ie geneegenbeid betoond beeft , en om die reden de voot -
deelige aanbieding , die myn Vrinden my nu doen , aanneemen.
En in 't nafchrift, wat de bediening bet) cft , bet zal nog wel een-
veertien dagen aankopen, eer de lajUrief vervaardigd is. Indien
deeze brief egt is, moet my een beaiening aangebooden ge-
weed zyn voor den 25 Maart 174.7, den dag, op welken ik
myn infehryvings voorwaarden, te gelyk met de eerde blad-
zyde van de Voorreden, in 't licht gaf; want men daat toe,
dat de affcheidsbrief gefchreeven is voor dien tyd. Dog niets
is 'er zekerer , dan dat niemand van myn Vrinden ooit ver-
zogt, of gedagt heeft om een bediening voor my te verzoe-
ken, dan na dat ik de eer gehad heb van het eerde deel van
myn Hidorie der Paufen aan zyn Majedeit aan te bieden, 't
welk ik deed op den 13 Mey 1748- Op den volgenden 10 Sep-
tember 1748 overleed de Heer Say , Boekbewaarder van de
Boekery der Koningin; en het was op den 20 van die zelfde
maand , dat iemand van myne Vrinden , die zeer gemeenzaam
was met den Lord Pelbam, die bediening voor my verzogr.
En deeze was de ecnigde bediening, die my ooit beloofd
wierd, of waarom myne Vrinden ooit voor my aanzoek ge-
daan hebben. De brief moet derhalven valfch en verdigt zyn,
indien valfche dagtekeningen ooit het merk zyn van onegt-
üeidren buiten twyffel zyn ze 'e-r een van de zekerde enonfeil-
baarde merken van. Ik weet waar deeze valfche dagteke-
ning
VERDEEDIGING van den Heer
ning uit voortgefprooten is ; naamelyk uit een valfch gerugt ,
't welk zig, toen men hoorde dat ik van voorneemen was om
de Hiftorie der Paufen tefchryven, overal verfpreiJde, dac
ik door belofte van een bediening tot het onderneemen van
dat werk wierd aangemoedigd,- daarmy egter geen dergelyke
belofte ooit gedaan is, of ik ooit eenige hoop op een bedie-
ning gehad heb, voor dat myn eerde deel in 't licht kwam.
Ontmaskeraar. Men kan
dit met regt geen valfche dagte-
kening Wiemen , om dat wy geen
de minfle reden hebben , beha/ven
dat Mynbeer B — r bet zoo zegt ,
om te gelooven , dat de bediening ,
daar in den zesden brief op ge-
doeld wordt , de bediening is , die
de Heer Say toen bekleed had.
(Full. Confutat. p. 66.)
Antwocri. Dac de bedie-
ning . die de Heer Say be-
kleed had, de eenigfte bedie-
ning was, die my ooit beloofd
wierd, of daar myn Vrinden
ooit voor my aanzoek om dee-
den , zyn zy allen gereed met
hun getuigenis te verklaaren.
Wy hebben derhalven nog ee-
nige reden meer, behahen dat ik.
het zelf zoo zeg; wy hebben
geloofwaardige getuigenifTen , dat de bediening, daarop ge*
doeld wordt, de bediening was van den Heer Say; en byge-
volg moet deeze brief, zo men toeftaat dat valfche dagteke-
ningen merken zyn van onegtheid , valfch en onegt zyn.
Ontmaskeraar. Behoeven we
ons 'er over te verwonderen , dat
wy in den brief een ingebeelde be-
diening, of een ingebeelde Vrouw
in 't f pel gebragt zien; daar bet
oogmerk , dat by met dien brief
bedoelde , het viederkrygen van
zyn geld, bevorderd km worden
door dergelyke vcrdigtfels ? (Ibi-
dem, p. 07.
niet noodig had , die ik zeker
Antwoord. We behoeven ons
'er buiten twyffel zeer over te
verwonderen , en yder , die
maar een weinig gezond ver-
ftand bezit, moet 'er verbaasd
over ftaan , dat men in dien
brief een ingebeelde Vrouw , of
een ingebeelde bediening in 'tfpel
gebragt ziet met oogmerk om
het wederkrygen te bevorde-
ren van een fomgelds, die ik
wift, dat my te rug gegee-
ven
A R C H I B A L D B O W E R. 121
ven zou worden , en van welke my middelerwyl een jrarrente
van zeven ten honderd ftiptelyk betaald wierd; gelyk uit kragt
ïd verbandfchrift gefchieden moed, totdat
de hoofdfom weer afgelegd was.
Vil. my in den zesden brief van harten menfeben,
in'jlaat mogt zyn om my te redden in den tyd van
veertien dagen , en duar door bet 'verderf, dat my boven 't hoofd hing,
voor te komen, en nogtans gaf ik myn inichryvings voorwaar-
den ce gelyk met de eerde bladzyde van de Voorreden, waar
door ik hem te eenemaal buiten fiaat (lelde om het verderf, dat
my boven 't hoofd hing, vior te komen, in 't licht, eer nog de
1 dagen verloop-n waren ; en zelfs moet ik het, volgens de
vooronderitelling, al gedaan hebben terdond,en wel den eerden
of ten minden den tweeden dag, na dat ik dien brief gefchree-
ven had , gelyk ik in myn Anstoer &c. p. 90, breeder heb aan-
getoond. En wie kan in zyn hoofd krygen om te denken,
dat ik den Provinciaal een veertien dagen tyds gedeid zou
hebben om my te redden uit eene verlegenheid , die my zoo zeer
teT harten ging, en dat ik egter alle brief wiflcling met hem
zou afgebroken hebben, eer ik nog eens wid, of hy my bin-
nen ditn tyd redden kon of niet? Deeze zwaarigheid heeft de
Üntmaskeraar zelf ook wel gemerkt; en hoe loft hy ze op? Hy
vooronderdelc, maar bewyd het niet, en tragt het ook niet
eens te bewyzen, dat myn Voorreden , gedagtekend den 25
Maart, niet uitgegeeven wierd voor in de Maand dpril, toen
de veertien dagen reeds verloopen waren: eene vooronder-
ftelling, die niet alleen te eenemaal ongegrond is, maar ook
ten hoogden ongerymd, gelyk ik draks nader toonen zal.
De Jefüilen hadden in 't jaar 1756 zes brieven voor den dag
gebragt , die ze voorgaven dat ik aan Sheldon gefchreeven
had, en hadden my het laaide affcheid van hem 'aaten nee-
men in den zesden, dien men derhalven hield voor mynen
laat /ten en plegtigen ajfebeiasbricf. Dog toen ze merkten , dat
die zes van z-ommigen , en inzonderheid van den üntmaskeraar
.'. ontvangen wierden, kreegen ze nieuwen moed , en
.n 't, in 't volgende jaar 1757, om nog een anderen
q
122 VERDEEDIGING van dïn Heer
laatjlen brief voor den dag te brengen : en op die wyze kunnen'
ze mg meer andere laat/ie brieven doen , zoo lang als 't hun goed-
dunkt. Maar om de bewysredencn, die ik zoo aanftondsheb-
voorgefteld en waar uit de onwaarfchynlvkheid, dat ik ooit
eenige briefwiffeling in 't geheel met Sheldon zou gehouden
hebben, overtuiglyk blykt, niet weder te herhaalen, zal ik
hier alleen ten opzigt van dien zevenden brief in 't by zon der
aanmerken.
1. Dat dezelve gedagtekend is den 27 Maart 1747: en dat
men derhalven vooronderftelt, dat ik hun gefchreeven heb,.
na dat ik reeds myn infchry vings voorwaarden op de Hiftorie
der Paufen uitgegeeven had,- dat rs, na dat ik het masker had
afgeligt en openlyk den oorlog verklaard tegen den Paus en al
zyn aanhang. En kan iemand denken , dat de Jefuiten , na
dat ik zulk een itap gedaan had, nog al geloofd zouden heb-
ben, dat ik opregt te werk ging! of, zo zy 't nu niet langer
geloofden, dat ze nog verkeering met my zouden gehouden
hebben, gelyk men vooronderftelt, dat ze deeden? dat ie-
mand hunner my toegelaaten zou hebben in zyn kamer, op>
zig genomen om een brief van zulk een laf hartigen , geveins-
den, en meineedigen huichelaar in handen van den Provinci-
aal te bezorgen ; of dat deeze diergelyk een brief zou hebben
willen aanneemen fa)?
2. Uit dien brief blykt, dat SbeUon myn zesden brief be-
antwoordde, en my eenige hoop gaf, dat ik het geld weer
zou. krygen (Z>). Hier uit zou volgen, dat ik, indien de zes
brie-
fa) Dewyl de Provinciaal Sheldon , van verraaderlyke onderhandelingen
verdagt, op 't land geweeken was; maar my, zeggen ze, niet genoeg ver-
trouwde , om my kennis te geeven van de plaats daar hy zig ophield, fchoon
ik bent zulke hlyken van myn opregtbeid gegeeven bad , dat 'er geen redenmeer
'juas om 'er aan te twyfFclen; vooronderftelt men dat de brieven hem behan-
digd zyn door middel van de [efuiten , die hier in de ftad zig onthielden.
(/;) Hier op wierd duidelyk gezien, in deeze woorden van den zevenden
brief: uw brief beeft my doen berleeven : dezelve geeft my eenige bosp, dat ik
tioar uw toedoen nog zal kunnen behouden worden. Want niets anders kon my
■n die omftandigheden, waar in men vooronderftelt dat ik toen was, doen
ARCIIIBALD BOWER.
123
brieven egt zyn twee geheele jaaren agter een de uiterde ver-
legenheid en bekommering liet blyken om myn geld weer in
handen te hebben ; en dat ik , zo de zevende egt is, alle brief-
wifleling aanftonds, zoo dra ze my hoop gaven, dat ik het
eindelyk eens weer zou krygen, met hun afbrak. Indien de
Jefuiten , in weerwil van alle hunne fpitsvindigheden , en
eeden zelf, iemand zoo ver brengen kunnen , dat hy aan der-
gelyke onwaarfchynlykheden geloof ikat, behoeven ze niet
te wanhoopen , dat ze wel haal! in flaat zullen zyn om hem de
Transfubflantiatie zelfs te doen gelooven. De Üntmaskeraar ,
nogtans, die de zaak van 't Pausdom en de Jefuiten heeft op.
gevat , en zig niet moet laaten overtuigen , maakt weinig
werk van deeze myne bewysreden , en geeft 'er dit ant-
woord op.
Ontmaskeraar. Hem wierd,
't is isaart hoop gegeeven, dat
hy 't geld weer zou hebben ; maar
in 't nafchrift van zyn zesden
brief hadby reeds aan yadcrShel-
don gezegd, dat by hem redden
moeit in den tyd van veertien
dagen. Indien die veertien da-
gen derhalven verliepen zonder
dat 'er eenige zekerheid kwam dat
hy gered zou worden, ziet men
duidclyk de reden , waarom hy de
briefzvijjeling afbrak, het mas-
ker daar op aanftonds zonder lan-
gtr
Antwoord. Myn infehry-
vings voorwaarden metdeeer-
fte bladzyde van de Voorre-
den wierden uitgegeeven ,eer
nog de zevende brief, gelyk
men vooronderftelt, eens ge-
fchreeven was. Want de
brief is gedagtekend den 27
Maart 1747 ; en myn voor-
waarden den 25 Maart 1747.
Zoo dat de Jefuiten, indien
die brief egt was, nog, na
dat ik reeds het masker open-
lyfc had afgeligt , een brief
van
berleeven; en Sbeldon kon my door geen ander middel behouden, dan door
my het geld wederom te gceven, en daar door my in ftaat te ftellen om ge-
noegen te geeven aan de Vrouw en aan haar bloedverwanten, die, gelyk
in de brieven vooronderfteld wordt, zoo wel als zy zelve, daar op tton-
<ien, dat ik haar haar goed zou wederom verfchafFen, of als, te vooren,
met hair b'vven leeven.
Q2
124- VERDEEDIGING van den Heb*
ger draaien afligtte, zyn Foor- van my aan den Provinciaal
reden uitgaf &c. (Complete zouden bezorgd hebben, en
and final Üeteclion. p. n) hy denzelven hebben aange-
nomen. Het geen zoo onge-
rymd en ongeloofFelyk is, dat het niet behoeft te wyken ,
voor eenig (tak van dien aart, tot nog toe of door hun , of
door den Ontmaskeraar bygebragt.
Ontmaskeraar. De dagte- Antwoord. Dit voorwend-
kening, die op B — rs Voorreden fel is waarlyk al te ongerymd
fiaat , naamelyk den 25 Maart en belachelyk, om 'er in ernft
1747 wyjl den dag aan, waar op op te antwoorden ; dewyl het
dezelve naar de Drukpers gezon- natuurlyker wyze in geen
den wierd; maar geenszins den menfch kan opkomen om 'er
dag van derzeher uitgaaf. Zy aan te twyffelen , dat myn
wierd naar de Pers gezonden op Voorreden , gedagtekend den
den 25 Maart, maar niet idtge- 25 Maart, ook op dien dag
gecven voer April, na dat hyden wierd uitgegeeven, tot dat de
zevenden brief gefchreevsn had. Ontmaskeraar het tegendeel
zal hebben beweezen. Daar-
enboven zetten de Boekdrukkers niet altyd voor hun boeken
en gefchiïften den dag en 't jaargetal, waarin zy ze drukken
en uitgeeven , zonder zig 'er mee te bekruinen , op wat tyd
dezelve eerft gezonden wierden aan hun Drukkery, en of ze
daar lang of kort gelegen hebben? Maar ik heb uit den brief
zelven , gedagtekend den 27 Maart , onlochenbaar aange-
toond , dat myn Voorreden reeds uitgegeeven was, eer die
brief gefchreeven wierd. {Zie myn Reply to afcurrilous Libel.
p. 46.) Dog alles wat ik daar gezegd heb, heeft de Ontmas-
keraar, met zyn gewoone opregtheid, over 't hoofd gezien ; en
daar op den zwier eens overwinnaars aanneemende, als of hy
metderda;id betoogd had , dat die brief voor de uitgaave van
myn Voorreden gefchreeven was; ik zou bet niet eens, zegthy,
noodig geoordeeld hebben , om van deeze jammerbartige pooging om
de onegtheid van den zevenden brief te bewyzen, eenig gewag temaa-
ken, had ik niet tot myn groote verbaasdheid geboord , dat een van
B — r'o
ARCIIIBALD E O W E R. i;5
B — r's goede Vrinden., een Edelman van verftand en geleerdl
daar wonder viel meê opbod. Is'ttnog het vooroordeel zoo
val kragt op iemand kan hebben? Van andere beweegredenen wil ik
hem tgter niet vei \gt bouden. Wie moet zig niet verwon
over den liefderyken aarc van deezen man , dat hy een Edel-
man van ver/land en geleerdheid niet verdagt wil liouden , of de-
2elve door eenige andere beweegredenen-, dan de kragt alleen van
het vooroordeel overgehaald moge geweelt zyn om te geloo-
ven, dat de dagtekening, die op myn Voorreden ftaat, den
dag aanwyft, waarop ze wierd uitgegeeven , en niet den dag
toen ze naar de Drukkery gezonden wierd ? Is 't mogelyk dat
het vutroordeel zoo veel kragt op iemand hebben kan, dat het hem
kan doen gelooven, dat de Drukker van myn infehryving-s
voorwaarden en Voorreden dezelve dagtekende op dezelfde
v.-yze, als hy en alle anderen Drukkers altyd gewoon zyn al
hun boeken en gefchriften te dagtekenen? Zeker, geen voor-
oordeel, zou men zeggen, kan iemand ooit zoo droevig ver-
blinden: en egter wil dit voorbeeld van üefderykbeid niemand
verdagt bouden van andere beweegredenen. Door op deezen ftou-
tea trant zvn uiterfte verbaasdheid te kennen tegeeven, dat
menfehen van verftand en geleerdheid door zyn bewyzen niet
overtuigd waren, heeft hy zyn onkundige en onoplettende
leezers doen denken , dat 'er waarlyk vry wat kragts van over-
tuiging in (lak; fchoon ze, in hun waar licht gefield , die
zelfde leezers niet alleen ongerymd , maar zelfs belachelyk
moeten voorkomen (a).
Dus
(a) Ij :: i .-. •: Vhaneien en de voorwaarden niet eerder in 't licht kwamen dan
tp den 27 M.wrt, welk eene dagtekening sy sok draagen mogen, wordt, als.
aaibeid, verzekerd door den Schryver van het Gentlemuns Ma-
gav/n (Magazine lor Maren 1757.) En op welken grond lteunc deezezyn
verzekering? Op geen den minüen grond: maar, incegendeel, zou
zu'ks, gelyk ik getoond heb, firyden tegen de algemeene gewoonte de:
Boekdrukkers. Indien men geen den minlteu agt meet liaan op de dagteke-
ning, die myn Voorreden voert, zie ik geen reden waarom men beweeren
zou , dat dezelve op den 27 Maart is uitgegeeven, en niet op den 27
■April, of den 27 Mey. En zeker daar is zeer weinig aan gelegen, of J12
Q 3 VOOIr-
ï2t5 VERDEEDIGING van den Heer
Dus heb ik dan de bewyzen van den Ontmaskeraar voor de
egtheid dier brieven, met myne antwoorden op dezelve, en
teffens myn bewyzen om aantetoonen , dat die brieven open-
baar e en taftbaare vcrdigtfeh zyn, met zyn antwoorden daar op,
voor de waereld bloot gelegd. Nu laat ik die waereld, na dus
beide de partyen , aanklaager zoo wel als verweerder , gehoord
te hebben, het vonnis flryken, en oordeelen , wie van ons
beiden de reden aan zyn zyde heeft, en of zyn bewyzen of
myn antwoorden, myn bewyzen of zyn antwoorden enkele vit-
teryen zyn, Jefuitïfcbc fpitsvindigbeden , armbartige uitvlugten &c.
IVie van ons beiden, zeg ik, de Reden aan zyn zyde heeft.
Want wat de verklaaringen van getuigen aangaat, die zyn, zoo
als ze luiden, beken ik, tegen my: zonder dat ik egter daar-
om toefta , dat het enkel redeneeren tegen gebeurde zaaken , of
zaaken en {tukken door verklaaringen en getuigen bekragtigd,
een zeer verdagt aanzien heeft , gelyk de Ontmaskeraar voorgeeft.
Want indien de ftukken , daar iemand meé befchuldigd wordt
van dien aart zyn, dat men onmogelyk met tegen getuigenis-
fen en regtftrydige verklaaringen derzelver onwaarheid kan
aantoonen, zal geen menfch van gezond verftand , behalven
de Ontmaskeraar, zeggen dat het enkel redeneeren tegen dezelve
een verdagt aanzien heeft. Nu zal yder ligtelyk begrypen, dat
het in zig zelf een volftrekte onmogelykheid voor my is,
om door tegenverklaaringen van getuigen te bewyzen , dat ik
die brieven niet gefchreeven heb; en de Ontmaskeraar , zo
men
Voorreden in Maart, of in April, of Mey of in eenige andere maand in 't
licht kwam; dewyl het in Maart 1747 en lang te vooren al zoo bekend en
rugtbaar was, dat ik voor had een Hijlorie der Paufen uittegeeven, als toen
die Voorreden in 't licht kwam, en 'er reeds al voor Maart 1747 verfchei-
den honderd ontvangft-briefjes voor intekening geleverd waren. Dit was
iets, daar de Jefuiten niet onkundig van konden zyn, en, zeker, hadden
ze ook geen reden om te denken, dat de Hiftorie zou gefchreeven zyn ten
voordeele van de Paufen , dewyl de inteken ing gedaan en aangepreezen werdt
door lieden, bekend door hun yver voorden Protejlantfcben Godsdienlt.
En nogtans neemen zeeën brief van my aan, en behandigen dien aan den
.Provinciaal'. Wie kan dat gelooven?
A R C H I 13 A L D B O W E R. i.j
men hem 'er meê betigt had, zou zelf, zoo wel als ik, ge-
dwongen ge wee tl zyn, om dergelyk een befchuldiging enkel
met redeneeringen te wederleggen.
Ik ga dan nu over tot hetlaatllebewysvan den Ontmaskcraar
voorde egtheid van die brieven, en, gelyk ik het noemen
mag, zyn plegtanker, de Verklaaringen van getuigen. De Je-
luiten , myn befte hinden , zoo als hy zegt , hebben hem , moet
ik bekennen, met een grooten overvloed van Verklaaringen
voorzien , met een geheele wolkc van getuigen , die allen (laan-
de houden , en bereid zyn om met eede te bevestigen , dat ik
de Schryver ben van de zeven brieven aan Vader Sbeldon.
Maar dewyl op alle verklaaringen van getuigen, zy mo:;en
zoo duidelyk fpreeken als ze willen, zoowel onderzoek valt
als op eenig ander zoort van bewyzen , endezel ven, by dat on-
derzoek, mogelyk niet minder gebrekkelyk en onvoldoende,
dan de allerzwakftebewysredenen , kunnen bevonden worden ,
't zy uit aanmerking van de onwaarfchynlykheid der ftukken ,
die ze behelzen, 't zy van den aart en hoedanigheid der ge-
tuigen, die de Verklaaringen doen, zal men het, hoop ik,
voor geen overtollig en ongepaft werk aanzien , dat ik hier die
Verklaaringen van getuigen , daar men zoo veel gerugts van maakt ,
eens wat nader onderzoeke , en derzelver waardy en kragc
■weege , zoo ten opzigt van de onwaarfchynlykheid der ftukken ,
die ze behelzen , als ten opzigt van den aart en hoedanigheid der
getuigen, die deeze Verklaaringen gedaan hebben.
Wat dan, voor eerft, de onwaarfchynlykheid der ftukken
betreft, die is zoo groot, dat nauuwelyks eenig getuigenis,
hoe geloofwaardig ook, voldoende en genoegzaam zyn kan,
om die ftukken te bewyzen. Dezelve komen kortelyk hierop
uit: dat ik in 't jaar 1745 wederkeerde tot de Kerk vin Romen,
en de Orde der Jefuuen; zonder dat 'er egter een enkele be-
weegreden, hoe genoemd, geeftelyk of waereldiyk, bedagt
kan worden , die my zou hebben kunnen doen befluiten, om
200 zonderling en buitengewoon een flap te doen (a); en dat,
JU.
(<0 Zie boven, bladz. (10S).
128 VERDEEDIGING van den Heer
na dat ik , door omtrent twintig jaaren agter één een zeer ar-
beidzaam en floofagtig leeven te leiden , een zeker vooruit-
zigt gekreegen had van voortaan geheel onafhankervk te kun-
nen Jeeven , en tenvyl ik my vereerd zag met de vrindfehap
van verfcheiden Protejlantfche Heeren van aanzien en bekwaam-
heden , die beide in Haat en geneegen waren om my dicntl te
doen: dat Vader Sheldon, en al de overige Jefuiten , my twee
ganfche jaaren iang voor een waaren en opregt Boetvaardi-
gen , d;e tot de Kerk en de Orde was wedergekeerd, aanza-
gen; hoewel ik in al dien tyd geen van de pligten, daar ik en
als Roomfchgezinde en als Jefuit onvermydelyk toe verbon-
den was, waarnam; maar my openlyk op zulk een wvze ge-
droeg, dat ik my daar door de beftraffingen van Romen, fchoon
men die nog nooit te vooren tegen my gebruikt had , op den
hals haalde (<*): dat ik, om een fom gelds weer uit de han-
den der Jefuitcn te krygen , voorgaf, dat dit geld niet my,
niaar een zekere Vrouw toebehoorde, die een Kind had,
en dat de goede Vaders zulks op myn woord geloofden zon-
der eenig nader onderzoek, hoewel da: geld, indien 'er zulk
een Vrouw niet was, of indien dezelve geen eigenaares was
van dat geld, aan hun moeft vervallen hebben, en dat onder-
zoek zeer gemakkelyk te doen was (Z>): dat ik om het geld
zonder u'ujlcl weer te krygen , de gemelde brieven fchreef ,
waar in ik zoo angftig een verlegenheid en zoo groot een drift
toonde, om het toen in handen te hebben, als of 'er myn lee-
ven of myn vryheid aanhing , hoewel ik nog om de geheele fom ,
nog om eenig gedeelte»van dezelve op dien tyd benoodigd
was (c): dat ik die brieven aan den Provinciaal der Jefuiten
fchreef, juift op den zelfden tyd zoo als ik gereed ftond om
de ganfche Orde tegen my te verbitteren , en dus hemen yder
Jefuit de befte blyken, die ze ooit konden wenfehen , in han-
den gaf, om myn naam en agting by alle myne Protejlantfche
Vrinden onherftelbaar te krenken; en dit alles met geen an-
der inzigt of oogmerk, dan om den Provinciaal te overree-
den,
(s) Boven bl. (103). (b) Boven bl. (ui), (c) Boven bladz. (112).
A R C IT I B A L D B O W E R. it0
den, dat hy my zonder uit,:-! een (om gelds wedt?rgaf, die ik
niec noodig had , die ik zeer wel wift dat my , op den behoorlyken
tyd, te rug zou gegeeven worden, en vin welke my, midde-
lerwyl, een zeer goede jiarrente ftiptelyk betaald wierd , uit
kragt van een va(t en wel opgefteid vérbandfehrift, 't welk
hen daartoe verpligtte, zoo lang de hoofdfom niet weer was
afgelegd (d): dat ik daar op , na dat ik de Ji Tuiten dus in ftiac
gefield had, om my van al myn agting, welvairt, en bevor-
dering in Engeland te beroovcn , aanftonds voortvoer met hen ,
zoo fterk als mogelyk was, tegen my te verbitteren, door
openlyk myn voorneemen bekend te maaken om het Pausdom
aan te taften, hoewel ik op dien zelfden tyd een werk onder
handen kon genomen hebben, daar ik merkelyk meer voor-
deel voor mv zelven uit kon getrokken , en hun geen het min-
fte ongenoegen mc-ê zou hebben gegeeven (/): dat ik nog,
zelfs na dat ik reeds het masker argeligt had , en de Jefunen
onmogelyk langer aan myn lafhartigheid, huichelaary en ver-
raaderlyk hart twyfFclen konden, een brief fchreef aan den
Provinciaal, waar in ik aanbood te gaan naar welk gedeelte
van de bekende waereld het hem ook gelieven 20U my te ver-
zenden; en dat de Jefuiten diep brief in fteê van denzelven
my in 't aangezigt te werpen , aannamen, en in handen van
den Provinciaal bezorgden &c. (ƒ).
Deeze zyn de (lukken , dceze de onwaarfchynlykheden . of
onmogelykheden liever, welken zy, die getuigen dat de brie-
ven egt zyn, door hun Verklaaringen, ftaaven moeten. On-
mogelykbeden , zeg ik, want dat iemand, die by zyn gezor.d
verftand is, zig zoo buitenfpoorig zot zou gedraagen hebben ,
als ik zou hebben moeten doen, indien ik die brieven ge-
fchreeven had, is iets, 't welk, zo het niet volltrekt onmo-
gelyk is, zeer na komt aan 't onmogelyke, en geen geloof
verdienen kan by menfehen van eenig doorzigt en oordeel ,
ten zy 'er het allergeloofwaardigfte getuigenis, dat 'er ooit op
de waereld kan gevonden worden , voor pleite. Maar wac
zyn
(i) Boven bladz. (113). (e) Boren Wadz. (114). (f) Boven bl. du).
R
i3o VERDEEDIGING van den Heer.
zyn het tog voor getuigeniflen., die men bybrengt om te be-
wyzen, d .t ik, terwyl ik het vol gebruik van myn verftand
had en wel by myn zinnen was, als een krankzinnig menfch
te werk ging? Het zyn enkel getuigeniflen van eenige weini-
ge zig fchuilhoudende Jefuiten, dat is, van menfclien, die
het niet alleen geoorloofd maar zelfs verdienttelyk rekenen, te
liegen en te lafteren , ja, wat meer is, hunne logens en lafteringen
met de allerplegtigfteeeden te bekragtigen, overal daar 't de eer
of het belang van hun Kerk of Orde geldt, volgens hun ge-
heilïgden zetregd, bet eind regtvaardigt de middelen. Dat de
Jefuiten inderdaad die verfoeielyke leer flaande houden en in-
prenten, heb ik elders uit eenigen van hun voornaamfte en
geagtfte Godgeleerden en Schry vers over geweetensgevallen
aangetoond (a) en dat zy die leer, fchoon reeds lang voor-
heen door Paus Innocentius XI veroordeeld, nog korts, in 't
jaar 1724, niet verzaakt hadden, maar wel degelyk beleef-
den , blykt duidelyk in het geval van de ongelukkige ftad
Thorn, daar zoo veel onfchuldige Protcftantcn op de wreedfte
wyze vermoord wierden, door de godlooze ko'fijl, eeken van de Je-
fuiten, door middel van hun valfche bejcbuldigingen en la/leringen ,
aan welken de Verklaaringen van de getuigen , die zy ten dien einde op-
gemaakt hadden , eenigen fchyn van waarheid hadden bygezet , ge-
lyk de Koning van Pruijjen zig uitdrukt in de brieven , die hy,
na de ganfche zaak zeer naauwkeurig onderzogt te hebben,
by die gelegenheid aan de Koningen van Engeland en Puien
fchreef {b) (*). By het geen ik elders (c) van de leer der
Je-
(a) Reply. p. 34. — (1i) Réply. p. 36. 37- CO Reply. 34- 35- &c.
(*) Een van die onge!ukkigen, die gevierendeeld wierd om dat hy wan-
ordens in het Collegie der Jefuiten had aangeregt, verklaarde pleg'ig, by
Jt ontvangen des H. Avondmaals, een weinig tyds voor het Vonnis aan
hem wierd uitgevoerd, dat hy nooit van zyn leevcn 2yn voeten in hun Col-
legie gezet had, fchoon de valfche getuigen het tegendeel verklaaid hadden,
en hun Verklaaring met een eed bevestigd Naderhand bevond men, dat
een van de getuigen der Jefuiten zelfs niet eens in de ftad was geivceit,
toen de oploop gebeurde: en hy bekende, dat het waar was. Dog toen
men hein vroeg, hoe hy dan zulk eene Verklaaring had kunnen doen, en
door
ARCHIBALD B O W E R. 131
Jefuiten gezegd heb, ten opzigte van c!e dubbelzinnigheden, hei-
melyke bepaalingen, ftilzwjgende agterhoudingen , met wier
behulp zy de al'erplegtigfte eeden weeten te ontzenuwen, en
zulks geoorloofd en wettig agten, zal ik hier nog een leerfluk
voegen, 't welk door een van de geleerdfte geweérerrsfch'ry
vers der Orde gedreeven wordt, en by rnya tegenwoordig ge-
val ze-.r wel te paskomt,* naamelyk: dat bet gètndmêelyke zondeis
. :.i te lajleren, als men zulks ter verdediging van zyn eer nood-
zaakelyk oordeelt. Het is een waar/cbynlyk gevoelen, zegt de groo-
te Vader Caramüel, dat bet geen dooaclyke zonde is , iemand val*
en ter bewwing van zyn eige eer en goeden naam:
. . rat door meer dan twintig deftige Leeraarcn
fièande gehouden; zoo dat, indien dit niet onder dt
. moet gerekend worden , 'er naauzvelyks een eenige van dien
Mart in bet ganjebe zaw.enjïel der Godgeleerdheid zal te vinden zyt
(a). De eer der Orde, betigt met openbaare valfchheid en
bedriegen', loopt, in onsgdchil, gevaar; en kan iemand,
die niet blind Roomfch is, denken, dat de Jeruiten eenige
zwaarigheid maaken zuilen, om ter verdedigingen bewaaring
van die eer hunner Orde, zig te bedienen va;; . ;n leep, die
door meer dan twintig deftige Leeraaren gefbafd en voorge-
daan wordt, daar, volgens hun grondbegmielen , het gezag
van een enkelen deftigen Leeraar genoeg is om een bedryf
ïvaar-
door zyn c: ' - geeven tot den dood van zoo veele ortfchuldige
ten antwoord; de Lutherfcbcn en all; andere Ketters wor-
den by ons, Roomfcbgctfndtn , aangemerkt als een volk, dat tot de bclfcbet
vlimmen gedoemd is , en wanneer wy 'er iets toe kunnen doen, dat ze 'er in ran-
ken, dan' leert de Kerk ons, dat wy daar in een werk, dat in Gods gogen ver-
dienftelyk is, gedaan bebben. Toen men hem verder voorhield , dat zulks
een wreedheid was , die e^n Chrilterj niet beraamde, had hy 'er niets anders
op te zeggen , dan dat iv en de andere getuigen net datjluk zeer goede onder-
rigtingen gekrtegen badden tan de Jejuiten j en dat daarenboven de Kerkban ,
dien de Heilige Vader jaarlyks te Romen tegen de Ketters uitblixjemt, bun ge.
•uiteten tin vollen geruft Jlelde. En deeze zyn nog de lieden, wier g«j
nis, z?gt-t:tn, al zoo veel geloof verdient , als de allerplegtigjle beccdigdcFcr-
llaaringl
(a) rrovinciaJ Letters, p. 363.
R %
i32 VERDEEDIGING van den Heek
waarfchynlyk wettig te maaken, en bygevoig van dien aart ,
dat men 't veilig pleegen kan?
Ik ga dan nu over om aan tetoonen, dat de Jefuiten die
leer in 't ganfche beloop van ons onderling gefchil maar al te
wel geoeffend hebben ,• dat ze my , en in meer dan één geval ,
valfcbelyk belasterd hebben; en dat by gevolg hun Verklaarin-
gen en getuigeniffen , wel ver van (tukken , die in zig zelven
ten uiterften onwaarfchynlyk zyn, te bewyzen, zelfs niet eens
voldoende en genoegzaam zyn om de allerwaarfchynlykfte
voor beweezen te doen houden; gelyk het een bekende en
overal aangenomen grondregel is, dat een getuige , die in een
geval een valfche getuigenis gegeeven heeft, onk geen geloof verdient
in andere gevallen. Èerft bclchuldigden zy my, dat ik de /«-
quifitie beftoolen had, en fchreeven myn fchielyke vlugt uit
hallen toe aan dien diefltal ; terwyl men, op dien zelfden
tyd, insgelyks voorgaf, dat men bewyzen had, en met myn ei'
ge hand toonen kon , dat ik den Koomfchen Godsdienft ver-
zaakt had, om dat men my geen Biffchop had willen maaken;
gelyk ik reeds te vooren heb aangemerkt (g). Maar deeze
laatfte befchuldiging lieten ze eerlang vaaren, hoewel ze zelfs
de moeite genomen hadden, om ten dien einde brieven te
verdigten en myn hand na te maaken; en deeerfte erkennen
ze nu zelven dat valfch en te eenemaal ongegrond is; dewyl
ze thans myn vlugt aan een oorzaak van een geheel anderen
aarc toefchryven. Volgens hun eigen belydenis derhalven
ftaan ze overtuigd , dat ze my valfcbelyk belasterd hebben in
twee gevallen , en verdienen bygevoig , naar het erkende
grondbeginfel , geen geloof in eenig geval. En ligtelyk be-
grypt yder, dat het getal van dergelyke getuigen, het mag
zoo groot zyn als het wil, hun getuigenis en verklaaringen
eenig het minfte gewigt kan byzetten, dewyl ze allen uit de-
zelfde fnoode beginfels te werk gaan , en een en 'c zelfde ein-
de beoogen.
Zy waren het, naar 't fchynt, nog niet volkomen met mal-
kan-
(jr) Zie boven bladz. (71).
ARCIIIBALD B O W E R. 133
km deren eens , waar ze myn vlugt uit ItaUïn aan zouden toe-
ven , toen ze voorgaven , dat het was , om dat ik de In-
quijitie beftoolen had: maar na ryper overleg verwiffelden zy
diefltal in een ongeoorloofde verkecringmeteen Non, en
ten verkeering van dien aart, dat dezelve ftrafbaar was voor
de Heilige Vierfchaar der Inquifitie. Die ongeoorloofde en
ftrafbaare verkeering wordt de oorzaak van myn vlugt ge-
noemd in zekeren miam'oozen brief van Romen, wiens inhoud
bekragtigd is, door het getuigenis van de drie Jefuiten, AlVx-
cozzi, Conijers, en Lunardi, aile drie uitmuntende Jefuiten, ge-
lyk ze van den Ontmaskeraar genoemd worden, die nooit na-
laat, den eenen of den anderen eernaam te voegen by den
naam van yder Jtfuit, daar hy bygeval gewag van maakt,
even als of de Sociëteit der Jefuiten (een adderengebroedfel
daar het Pausdom zelf min of meer bevreesd voor is ,) een ge-
nootfehap was van de befte en braaffte mannen des gan-
fchen aardbodems. Ik twyffel ook geenszins of die drie uit-
muntende Jefuiten zullen den inhoud van dien brief bekragtigd
hebben met hun getuigenis, en zelfs bereid zyn om zulks, des
noods, met eede te bevestigen: maar het zal my niet moeie*
]yk te bewvzen vallen, dat zy, toen ze de waarheid bekrag-
tigden van 't geen in dien brief ftond , getuigenis gaven van
iets, dat ze wiften, en noodzaakelyk weeten moeften, dac
volftrekt valfch was.
Ik zal met de hcofdiriisdaad, de zoogenaamde ongeoorloofde
verkeering met de Non een begin maaken. De brielfchvyver
verhaalt ons, dat B — r, naar Macerata gezonden om onderwys
te geeven in de Philofophie , zig daar in een liefdebandel inwikkelde
met een Non van aanzien , en dat die zaak gebragt wierd voor de ln~
quifttie, tot wier Regtbank zy eigenlyk behoorde, dewyl B — r de
Gce/leiyke Vader was van die Dame. Ik was de Geeftelyke Va-
der van die Dame niet, gelyk ik nader getoond heb op eenan-
dere plaats ; (in myn Amwer to afcurrilous Pamphlct. p. 55.56.)
Maar fchoon ik zulks al eens toeftund , daar zou egter niet uic
volgen , dat die zaak, waar ze ook in beftaan moge hebben,
daarom behoorde toe de Regtbank der Inquifitie, ten zy dezcl-
R 3 ' ve
134 VERDEED-IGING van den Heer
ve bedreeven was onder het doen van de Biegt zelf, ofon-
middelykvoorof na dezelve: want, volgens de PauiTelyke Bul-
len , heeft een Biegtvader niets van de Inquifitie te vreezen , ai
fchaakte of onteerde hy zelfs zyne boeteling, indien hy haar
maar niet daar toe verleid heefc, onder 't hooren zelf van de
Biegt, in den Biegtftoel, of onmiddelyk voor of na 't Bieg-
ten. (Zie myn Answer p. 56. 57.) Hier konden die drie
uitmuntende Heeren, gelyk ze genoemd worden, niet onkundig
van zyn, ten zy men vooronderftdlen wilde, dat zy te eene-
maal onbedreeven waren in de Bullen, die nogtans by eiken
landpaap in Italïèn zeer wel bekend zyn , en in yder godsdien-
stig genootfehap tweemaal 's jaars openlyk geleezen worden.
De drie Jefuiten konden derhalven niet getuigen, dat die zaak
eigenlyk, of zelfs in 't geheel eenigzins, tot de Inquifitie behoor
de , om dat ik de Cceflelykc Fader was van die Dame, zonder iets
te getuigen, 't welk ze wiften , dat valfch was.
In dcnzelfden brief wordt gezegd, dat ik my zehen aanklaag*
ie, en de Dame raadde om desgelyks te doen, met oogmerk om alle
verdere vervolging in regten voor te komen; dog dat dit de gewen fch-
te uitwerking met had, dewyl een vrywillige belydenis niet aangeno-
men wordt in eeltige misdaad tujjehen een Biegtvader. en zyn Boete-
ling. Hier getuigen de drie uitmuntende jefuiten wederom
iets, dat ze weeten, dat valfch is: want daar is geen Biegt-
vader in ganfeh Italiën, die niet weet, dat fchoon een Biegt-
vader zelfs onder het doen der Biegt, zyne Boeteling verleid
had, indien hy nogtans zig zelven aanklaagde, zulks de ge-
wenfehte uitwerking hebben zou , en alle verdere vervolging in reg-
ten voorkomen. Wy zien daar een merkwaardig voorbeeld van
in Piazza's verhaal of befchryving van de Inquifitie ; en dewyl
de Ontmaskcraar zig zoo dikwils op deszelfs gezag beroepen
heeft, denk ik niet, dat hy 'er ook in dit geval iets op zal
ie zeggen hebben (a).
De
(a) Een adelyke Dame, zegt Piazza p. 70, kian^de zekeren Monnikvan de
Orde van St. Auguflinus by de Inquifitie (te Ofimo) aan, dat by ligtvaardige
en tneerlyke redenen tegen baar gevoerd bad, terwyl ze bezig was,tm bem baar
hitst
ARCIIIBALD B O W E R.
«35
De Inq-i'fiteuT, voegt 'er de brieffcliryver by, bewerkte, on-
der ernige andere voorxendfeh , by zyn overfien , dat ze hem te Ma»
cerata lieten blyven; maar zyn waar oogmerk was, hem daar te
boudfn, tos datby genoegzaamebewyztn tegen hem in banden had, on
hem in begtenit te doen neemen. Had de Jnquiftteur , onder wac
voorw'.nofel hét ook mogt geweeft zyn, myn overften ver-
zogt , my te Macerata te laaten blyven , zy zouden my niec
naar elders hebben durven verzenden. Daarenboven had de
Inquifueur , volgens het zeggen van den brief zelf, reeds genoeg-
zaame bevoyzen tegen my in handen , om my in hegtcnis te doen nee-
tnen, naamelyk myn eige vry willige belydenis, en was hét
derhalven in 't geheel niet noodig, dat hy by myn overften
bewerkte, dat ik daar bleef &c.
Zyn ov:rjlen hadden, naar 't fchynt , te veel gehoord , om hem
langer te Macerata te laaten blyven : zy verzonden hem derhalven
naar Perugia; en zeer weinig tyds na zyn aankomfi aldaar , kreeg
hy van drie verfcheiden kanten berigt, dat de Inquifaeur een Ca-
Tiatur , of lajl om hem te vatten , tegen hem had mgegeeven.
Volgens het verhaal van den brief klaagde ikmy zelvenaan by
de Inquifitie; bevond, dat myn eigen aanklagt of vry willige
belydenis niet wierd aangenomen, en kon bygevolg niet lan-
ger twyffelen , of men had voor, my myn verdiende ftraf te
doen iyden; dat is, my, na dat ik de gewoone pyniging ón-
der*
hiegt te zeggin. Mair onze Monnik vond op een febrandere en doorliepen iry-
ze een middel uit om zig voor alle zoon van gevaarte dekken. Wmitivt zyk
geluk, by geval mijjebien , boerende, dat de Dame naar 't Jnquifitiebuis ge~
gaan was , kreeg ly agterdogt, en gijle loyjjelyk , wat sy daar doen zou, Jleeg
aanjlonds te paard, en Ingaf zig, terwyl zy ondertujjeben va(l te Olïmo baar
aanklagt deed, in alleryl naar den algemeenen Inquifitie meejler te Ancona,
alwaar by op zvn vrvr-ilIige belydenis en zelfseschuldiging de
Straffeloosheid verkreeg Een vrywillige belydenis wordt derhalven
tangenomen in een misdaad tulichen een l'.iegtvader en zyn boeteling, en
de drie Jefuiten , als ze verklaaren dat zulk een belydenis niet aangenomen
•werd, verklaaren iets,' 't welk ze weeten, dat valfch is; ten zy wy moge-
lyk vooronderftellenwiUen, dat zy iets niet geweeten hebben, 't weliC
yder Dorpprieiïer weet ia de landen , daar de Inquifitie heerfcht,
ij5 VERDEEDIGING van den Heer
dergaan had, voor den tyd van zeven jaaren in een hok op te
fluiten; 't welk de gewoone draf is, die volgens de wetten
der Liquijitie de Biegtvaders toekomt, die hun boetelingen in
de Biegt tragten te verleiden. En nogtans, daar ik wift dac
dit fchrikkelyk vonnis my boven 't hoofd hing, bleef ik,
fchoon ik my kon wegpakken als ik maar wilde, geruft te
Maccrata; ja, toen ik van daar naar Pcrugia, dat maar twee
dagen reizens van Maccrata aflegt, verzonden wierd, was ik
egter zoo zorgeloos, zoo weinig op myn eige veiligheid be-
dagt, zoo volftrekt van allen nadenken en gezond verftand
beroofd , dat ik my begaf naar een plaats, daar ik in geenen
deele veiliger was, dan te Maccrata zelf, in ftee van zoo
gunfüg eene gelegenheid waar te neemen, en te maaken, ge-
]y k men zegt , dat ik niet lang daarna deed , dat ik buiten htc
bereik kwam der Inquijitie. Kan iemand , die niet even krank-
zinnig van harffenen is, als ik moed geweelf zyn, zo ik my
op die regtverftandige wyze gedraagen had , wel gelooven ,
dat ik zoo onbegrypelyk zot kan geweefl zyn ? De Schry ver
van dien brief, en de drie uitmuntende Je/uiten , die deszelfs
inhoud met hun getuigenis bekragtigen, onderftellen waarlyk,
naar het fchynt, dat de Inwooners van Groet- Erhanniën nooit
iets geleezen, nooit zelfs iets moeten gehoord hebben van de
Inquijitie. Want wie, die immer iets van die Regtbank ge-
leezen , iets daar van gehoord heeft, weet niet, dat derzelver
bevelen nooit uitgegeevcn of openbaar gemaakt en afgekondigd
worden, maar met de allergrootfle geheimhouding dooreeni-
gen der bedienden van die Regtbank zelven worden uitgevoerd.
(Zie Answcr p. 60. 61).
De Inquifiteur, zegt men in dat fraai frukje, gaf eert Ca-
piatur of laft om my te vatten uit, zeer weinig tyds na dat ik
van Macerata vertrokken was. Maar waarom liet hy my van
Macerata vertrekken , daar ik, op myn eige belydenis, over-
tuigd was van de misdaad , waar over hy my in hegtenis wil-
de doen neemen ; en hy ongetwyffeld wel denken moeft, dat
ik, zoo. ik niet te eenemaal van myn zinnen beroofd was,
gebruik zou maaken van die goede gelegenheid om my weg
te
ARCIIIBALD BOÏÏER. 137
te pakken? Hoe kwam het hem in 't hoofd om een Capiatur
te Macerata uic te geeven of af te kondigen, in plaats van het
zelve heimelyk over te zenden aan zyn Broeder Jnquijiteur te
Perugia , die het ten ui'voer gebragt kon hebben, eer myn
Winden 'er iets van witten, of 'er my eenig berigt van kon-
den geeven, gelyk men nu zegt, dat ze gedaan hebben"? Ze-
ker, zo de inhoud van den brief waar is, is het gedrag van
den Inquifitcur niet minder onbegrypelyk dan het myne, en
het zou vry moeielyk te beiliflen vallen, wie van ons beiden
het meeft tegen alle reden en gezond verfland aan in dit fr.uk
te werk ging. Maar Vader Conyers fpeelde althans ruim zoo
zot een rol , als een van ons tweeën ; want toen ik hem , zegt
de Schryver, de brieven, die ik van myn Vrinden te Macera-
ta ontvangen had, en waar in die my berigtten, dat de Inqui-
fitie een Capiatur tegen my had uitgegeeven , wilde medeJcclen,
weigerde by dezelve te boeren , om zig in geen moeiclykheden te wik-
kelen; en nogtans voorzag by my van zoo veel geld, dat ik 'er meê
te Venetiën kon komen; en beval my daar aan iemand , die my ver-
der alles bezorgde wat ik noodig bad, om myn reis voort te zetten tot
aan Douay, dat is, tot dat ik volkomen buiten het bereik was
der Inquijftieieen daad, waar door hy zig zelven in vry grooter
zwaangheden zou hebben kunnen wikkelen, dan door 'thoo-
ren leezen van myn brieven, dewyl hy, op die wyze, mede-
pligtig wierd aan myn vlugt Wat de drie Vrinden betreft,
die my berigt gaven van het Capiatur, zy moeten inderdaad
myn waare Vrinden geweeft zyn ,• Vrinden zo als men ze he*
den 's daags zelden vindt; dewyl zy 't, in zoo netelig een
tydsgewrigt waagden, my met de gewoone poll brieven toe
té zenden , die Vader Conyers , fchoon een man van dezelfde
Orde, als ik , niet eens wilde hooren leezen }om zig in gcenzwaa-
eden te wikkelen.
Zie daar de Hiltorie van dien berugten brief, voor zoo ver
die myn gewaande ongeoorloofde verkeering met de JNon be-
treft. Ik tw^ffel geenszins of yder leezervan eenig doorzigt
en onpartydigheid zal uit de menigvuldige ongerymdheden ,
onwaajTchynlykheden , en met elkander onbettaanbaare te-
S gen-
233 VERDEEDIGING van den Heer
genflrydi^heid, daar ik onweerfpreekelyk beweezen heb, dat
die brief meê opgevuld is , met my befluiten moeten , dat de
drie uitmuntende 'Jefuiten klaarblykelyk iets getuigd hebben ,
dat ze witten dat valfch was: dat de gemelde vericeering, in
alle omflandigheden, die dezelve voor ongeoorloofd en'flraf-
baar zouden kunnen doen aanzien, een enkele uitvinding is,
die zy verzierd hebben, en dat ze my derhalven niet minder
valjcbelyk belasterd hebben, toen ze myn vlugc daaraan toe-
fchreeven, als toen ze ftaande hielden, dat ik gevlugt was,
om dat ik de Inquijitie beftoolen had. Dewyl deeze goede Va-
ders tog met mafkanderen hadden opgeftemd , dat de eene of
de andere kwaade zaak, het een of 't ander Jnoodbidryf, de
oorzaak wezen zou van myn vlugtuit Italién, zouden ze moge-
lyk beter gedaan hebben, dat ze zig aan hun eerfte fprookje,
en uitvinding, myn diefltal, gehouden hadden. Want indien
ze daar by waren gebleeven, en zig dan, gelyk zegemakke.
lyk hadden kunnen doen , door Vader Zabberoni , ivnuifiteur
Generaal, een behoorlyke lyft , met bet zegel der Heilige Vier jchaar
lezegeld, hadden laaten bezorgen van aldekoftbaarheden, die
aan die Vierfchaar toebehoorden , en ik op een heiligfchendi-
ge wyze in myn vlugt had medegenomen, zou ik ter naamver
nood in ftaat geweeft zyn, om die befchuldiging zoo kragt-
daadig te wederleggen, als ik die van de gewaande ongeoor-
loofde verkeering gedaan heb , welke zy nu goedgevonden
hebben in derzelver plaats te ftellen.
Laat ons nu eenshooren, wat de voorfpraak der Jefuiten,
daar hy met zeer weinig woorden myn lange verhandeling van aan-
merkingen, gelyk hy het noemt, kragtig'beantwoordt , over dien
brief te zeggen heeft.
Ontmaskeraar. Had hy de Antwoord. De Biegtvaders
Canoniften van de Roomfche worden, in alle gevallen van
Kerk maar eens ingezien, hy zou dien aart, geoordeeld naarde
bevonden hebben , dat de PauJJe- Pauffelyke bullen, volgens den
lyke Bullen ever het verleiden der natuurlyken en gewoonen zin
boetelingen op deeze wyze ver. der woorden, zonder dat men
klaard ee-
A R C II I B A L D B O W E R. 139
- i ii-r.ram, dat va 'eitlifig in eenig agt Ha op de eigcnwilli-
eer. Kuujler even eens wordt aan- ge verklaaringen der Canoni-
t/kt als verleiding in den Jkn: en dewyl 'er in die Bul-
Biegtfieel (Tuil. Confucat. p. Jen geen het minde ondcr-
2 3). fcheid gemaakt wordt van een
Kon , en van eenige andere
Vrouw, kan derhalven het verleiden vaneen Non enkelen
en in zulke gevallen behooren tot de Vierfchaar der Inqui-
, in welke het verleiden van eenige andere Vrouw, wie
't ook was, 'er toe behooren zou. Daarenboven heb ik reeds
getoond , dat , zo ik de Non onder de Biegt zelve had tragten
te verleiden, en daarop my zelven had aangeklaagd, gelyk men
in den brief zegt, dat ik gedaan heb, dat ik dan daar door
alle ver. Ui e vervolging in regten zou hebben voorgekomen; en dat
bygevolg myn vlugt uit hallen niet kan veroorzaakt geweeft
z\ n, gelyk de Jefuiten getuigen, door eenige regtsvervol-
ging , weike de Lnquifiue my uit hoofde van die gewaande
verkeering aandeed, al was het al een zaak geweeft, die tot
het onderzoek dier Regtbank behoorde.
Ontmaskeraar. Heeft de yJntwoord. Indien de Ont-
Ueer B — r wel iets bygebragt, maskeraar geleezen heeft, 't
omtebew\zen, aat hy inderdaad geen ik gezegd heb in myn
de Agh Riff getragt heeft te ver- Answtr to a fcurrilous Pampblet
1, onder het hooren zelf Van p. 58, moet hy van fchaamte
de Biegt ? Wel ver van dat te bloozen, zo hy nog eenig ge-
d.cn &C. (Ibidem, p. 22. 23.) voel van fchaamte heeft, want
daar heb ik verklaard, dat ik
nooit te vooren de Non gezien had, toen ik haar Biegt hoor-
de: (zo '1 anders waar is, dat ik ooit haar Biegt gehoord heb)
dat ik ook, na dat ik haar gezien had, nooit naderhand haar
Biegt meer gehoord heb; en dat men derhalven niet (lellen
k::n, dat ik haar onder de Biegt zou hebben tragten te ver-
leiden. En is dit niet iets bybrengen om te bemyzen dat ik inder-
4e N<ji; niet getragt heb te verleiden onder het hooren zelf van
de Bit ■
S 2 Ont-
I4<3
VERDEEDIGING van den Heer
Ontmaskeraar. Wel ver
van dat te doen , [laat hy toe ,
dat de befchuldiging mogelyk wel
waar zou kunnen zyn ; dewyl hy
bekent , dat hy , voer een korten
tyd , tot buitengewoon Biegtva-
der benoemd geweejl is van het
Nonnen- Kloojler , daar zy in was :
dat hy naar alk waarfchynlykheid
ook haar Biegt wel zal gehoord
hebben: dat hy haar kende, en
haar bezegt: 't welk alles alleen
dienen kan , om yder verjlandig
leezcr meer en meer van de waar-
beid te overtuigen van de ganfche
Hiftorie t zoo als ze ons in den
brief uit Italiën verhaald wordt.
(Ibidem p. 23.)
Antwoord. Ik heb zoo aan»
ftonds getoond , dat de be-
fchuldiging van het verleiden
dier Non onder het hooreti
zelf van de Biegt niet waar
kan zyn. Ik heb, 't is waar,
bekend , dat ik haar nader-
hand gekend en bezogt heb. Maar
kan dat dienen om yder ver-
ftandig leezer meer en meer
van de waarheid te overtui-
gen van de ganfche Hiftorie,
dat ik, naamelyk, een onge-
oorloofde en ft ra f baare verkee-
ring met haar zou gehouden
hebben? Indien 'er, by voor-
beeld, in de buurt van de be-
faamde Mary Hoyles een guugt
dat de Üntmaskeraar een
liep,
ongeoorloofde en ftrafbaare verkeering hield met die Dame,
zou dan zyn bekentenis, dat hy haar kende en haar bezogt (ruim
zoo dikwils mogelyk, zo men haar gelooven wil , als ik ooit
de Kon Buonaccorfi bezogt heb) aüeen dienen, om yder ver*
ftandig man meer en meer van de waarheid van die Hiftorie
te overtuigen? Vader Lunardi, één van onze drie uitmuntende
getuigen , bekent, dat hy zedert die Non z:;er wel gekend
heeft. En hoe zou hy zig tog kunnen zuiveren , zo zyn broe-
ders het eens in 't hoofd kreegen, om hem ook met een onge-
oorloofde verkeering met die Non te betigten ? Indien ooit
die Jefuit zoo gelukkig wordt, dat hy de verfoeielyke dwaa-
lingen van 't Pausdom ontdekt, en met zoo opregt een hart,
als ik gedaan heb, verzaakt, laat hem vlieden naar de eerly-
ke Protefiantcn in Duitfchland , maar nimmerdenken om zyn toe-
vlugt te neemen naar een land, daar men zyn bekentenis, dat
hy de Non zeer wel gekend heeft , voor een overtuigend bewys
zal doen doorgaan , dat hy eea ftrafbaare verkecring met
haas-
A R C II I R A L D B O XV E R. r4r
ïiaar gehouden heeft; en daar hem een Protcftanfch Godge-
leerde, door dj Jefuiten opgemaakt om het verJooren fchaap
weer naar de kooi te dryven, daarop zal toeduwen, dat de
Kerk van Engeland geen vry plaats is voor de uitvaagfels van do
Kok van Romen. Maar, alles wel ingezien, hebben zig eg-
ter de Jefuiten, moet ik bekennen , eenigermaate getoond
mvn Vrinden te zyn, daar in, da', ze die befchuldiging niet
verder aitgeftrekt hebben dan to: die Non alleen. Want de-
wyl ik nog vei cheiden andere Nonnen van dat zelfde Kloo-
fter, en ook van andere Kloofters kende en bezogt; konden
ze my tv.n licht met een ongeoorloofde verkeering met al die
Nonnen betigt hebben ; en dezelfde bewysreden had zeer ge-
vocglyk mogen di.nen, om yder verftandig leczer meer en meer
waarheid der ganfche lïifloric te overtuigen. — ■ Waarlyk
deeze man ffchryft alleen vour 't gepeupel; of voor zulken,
die, door vooroordeelen verblind, niet verder zien dan 'c
gepeupel. Ik had beweezen, dat ik, zo ik de Non al eens on-
der de Biegt getragt had te verleiden , en my daar op zelf aan-
jd h id, van de Inquifitie niets zou te vreezen gehad
hebben. Ily antwoordt 'er op, dat verleiding ineen Kloo-
fter van de Roomfchgezinde Canonijlen wordt aangemerkt even
als verleiding in den Biegtftoel; en dat ik niets bygebragt
heb , om te bewyzen , dat ik de Non niet onder de Biegt zel-
ve getragt lu.b te verleiden ; fehoon hy ondertuflehen wilt,
dat dit laatfte valfch was. Dat 's een regt verkeerd ant-
woord gegeeven op rayn vraag: en nog! ans heeft deeze man
de ftouLüeid , om een antwoord, dat zoo ongerymd, zoo be-
lachelyk is, en in 'r geheel niets ter zaake doet, een kragtig;
antwooid te noemen. Maar alle dergelyke bagtige anti.
laat ik aan yder lezer, die door vooroordeelen n;et geheel
van zyn veritand beroofd is, ter befcheidenheid over, om ze
hun verdienden naam te geeven.
Ik zal hier nog kuitelyk byvoegen ,dat de Vrinden van den
Lord Aybner, van alles wat my in dien brief wordt te lalt ge-
legd, geen enkel woord hoorden reppen, toen zy pas twaaif
maanden:, ca myn vlugt ait Italiën, een zeernaauwkeurigon-
S i dc£~
i+a VERDEEDIGING van den Heer
drziek deeden naar 't gedraag, dat ik daar had gehoaJcn ,
(Zie myn Answer to a fcurriious Pamphlet. p. 33I. Geen
menfeh hoorde ook ooit iets daar van, of van eenige andere
kwaaie zaak, of fnood bedryf , tot den tyd toe, dat ik myne
voorwaarden van infehryving op de Ili/lorie ier Pau/en in 'c
licht gaf, fchoon ilc reeds meer dan twintig jaaren in Engeland
gewoond had, eer ik dat werk ondernam. Een c'uidelyk be-
wys , zeker , dat de Jefuiten deeze en meer andere dergdyka
logens en lafteringen van my veripreid hebben, enkel om zig
aan my te wreeken over zoo haatelykeen ondemeeming En
ik laat het aan het oordeel van die Protcjlantcn zelven , die al-
les, wat de Jefuiten ten mynen nadeele gezegd hebben, gc-
looven , of het een Proteftantfcben Geeftely ken wel paft, dat
hy hun hier in de behulpzaame hand biedt, en zig dus ten
werktuig maakt van hun wraak.
Eer ik antwoorde op 't geen verder in dien brief van Romen,
ten opzigt van myn gedrag, gezegd wordt, terwyl ik Jefuit
was, en den naam dien ik had by de Sociëteit, moet ik den
leezer onderrigten , dat , fchoon wel de Jefuiten na de twee
proefjaaren doorgeftaan te hebben verbonden 2yn aan de Or-
de, de Orde egter niet verbonden is aan hun; en dat de Ge-
neraal hun , zo ze zig aan eenig misdryf of wangedrag fchuldig
maaken, hun affcheid geeven kan; zoo lang ze nog hunne
laatfte geloften , of plegtige verklaaring van vier geloften niet
gedaan hebben. Door deeze laatfte en plegtige geloften is de
Orde ook van haar zyde onverbreekelyk aan hun verbonden;
en laat zy daarom niemand tot het doen dier geloften toe , dan ,
na dat hy verfcheiden jaaren lang, in welken tuilchentyd men
een zeer waakzaam oog op zyn gedrag houdt , als onder de
proef geftaan heeft; en zo hy zig middelerwyl in 't een of 'c
ander verloopen mogt, dat tot eenige de minfte oneer voor
de Sociëteit zou kunnen ftrekken, of zo de beftierders der Col-
legien, daar hy zyn verblyf gehad heeft, iets van belang op
zyn gedrag of inborft te zeggen hebben , duit men niet dat hy
zyn laatfte geloften doet, maar geeft hem zyn affcheid. Dee-
ze.n langen proeftyd onderging ik, en iccd plegtige vsrklaaring
van
A R C II I B A L D B O W E R.
1*3
van ■; r ' Hent na dat ik zefiien jaaren in de OrJe gen
•was , gelyk Vad< r A. . , Provinciaal van de Romcinjcbe Pro»
_ , in zvn getnigfchrift verklaart (a).
Uit dit uIils nu volgt duidelyk, dat de Jcfuiten , den gan-
□ tyd van zeftien jaartn lang, in myn gedrag en leevens-
wyze, met hoe waakzaame oogen ook nagegaan, niets moe-
ten gevonden hebben, dat my, volgens hun gedagten on.
waardig maakte om tot den hoogften rang, die in de ürde
plaats heeft, dien van een plegtig erkenden Jefuit van vier
geloften, verheven te worden. En nogthans durft de Schrv-
ver van den brief van Romen, gelyk ook zyn drie uitmuntende
Broeders, die den inhoud \an zyn brief bekragtigd hebben
met hun getuigenis, wel zeggen, dat ik naauwelyks uit
melingjcbap zvas , of Da va in Amoiii , dat is, ik b.
myn liefdehandel ; en wel zulk een liefdehandel , dien de
Ontmaskeraar zelf zig fchaamt te noemen: dat ik daar in bleef
volbarden en voortgaan te Romen , onder de oogen van d<:n Ge-
neraal , en van al de aanzienlykfte mannen der Orde, de gan~
Jcbe Xtaet jaaren, die ik my in de Philofopbie ocffende , en de vier ,
in welken ik my uittelde op de Godgeleerdheid: en dat yier, die ir.y
kende , my aanzag voor een valjeb en bedrieglyk man , en een open-
baaren logenaar. Het welk, indien ik het wel begryp , (want
men liet my egter toe myn plegtige verklaaring van v er geloften
te doen) zoo veel zeggen \v;i, als dat de Jefuiten het in ie-
: , dat een valfb en bedrieglyk menfeh , een openbaare lo-
genaar is, en een bekende Ihcrejaager , Ovcrfpeeler , of Sodomie 1 1
voor geen gebreken van dien aart aanzien , dat hy daarom
niet toegelaaten zou worden om plegtig zyn vier geloften te doen ,
of dat zulks de Orde weerhouden zou, om zig aan hem, zoo
lang hy leeft, met een onverbreekelyken band te verbinden.
Ik mag hier vry de allergrootfte vyanden, die de Jefuiten thans
op de Waertld hebben, uit tarten, om iets ten hunnen na-
deele te zeggen, of zelfs te bedenken , dat meer tot fchand-
vlek of verfoejing liever der ganfche Orde (trekken kan, dan
'c
(a) Complete Deteftion, p. S7.
144 VERDEEDIGïNG van den Heer
't geen zy zelven hier openlyk voorde geheele WaereU ba-
kennen. Waar zullen zulke lafhartige en boosaartige knaa-
pen-, als de Schryver van den briefen zyn drie getuigen, voor
fluiten , die zig niet ontzien , alleen om my te lchandvlekken
en zwart te maaken, hun eigen huis te omeeren, en de hei-
lige Sociëteit zelve met zulk een lafterlyke fmaad te brandmer-
ken ! konden ze wel een zigibaarder blyk geeven van den ver-
ouderden wrok en den onverzoenbaaren haat', dien ze tegens
my hebben opgevat'? Het is ten vollen bekend, dat men
meermaalen deezen of geenen zyn affcheid geeft, eer ze hun
laatfte geloften gedaan nebben: en zelfs één van hun volkomen
geloofwaardige getuigen in ons tegenwoordig gefchil is een
leevendig voorbeeld, hoe de Orde de onwaardige leden , die
haar waarfchynlyk tot eenige oneer zouden kunnen ftrekken,
zig by tyds kwyt maakt. Dat de Jefuiten derhalven, daar
ze zoo naauwziende zyn op hun agting en aanzien bydeWae-
reld , my onder hun geduld zouden hebben, daar ze anderen ,
die men , volgens de befchry ving, die ze nu van my geeven ,
niet (rellen kan dat fchuldiger geweeft zyn, dan ik, hebben
weggejaagd ; en dat ze my zelfs , na een proeftyd van zeftien
jaaren, hebben toegeftaan, die plegtige gelofte verklaaring
te doen, die de Orde van haar kant zoo lang ik leefde onaf-
fcheidbaar aan my vetbondt, moet yder verftandig man over-
tuigen , dat de Schryver van den brief, en de drie andere Je-
fuiten, logenaars en lafhraars zyn, en my valjchclyk belasterd
hebben , toen ze my affchilderden als een vaijch en bedrieg'
iyk menjeh , als een openbaar en logenaar, &c. en een die daar voor
bekend Jlond by yder , die hem kende. Het is een geluk voormy,
dat de Provinciaal van de Rumeinfcbc Provincie zelfverklaard
heeft , dat ik de plegtige aannecming van vier geloften gedaan heb :
anders, twyffel ik niet, had men, om my op dit ftuk te ant-
woorden en den mond te floppen , getuigfebriften van Romen
doen komen , met de zegels der Heilige l'ierjchaar bezegeld, waar
in openlyk verklaard wierd, dat men my, eer ik de vier ge-
loften deed, om myn ergerlyk en fchandelyk leeven myn af-
fcheid gegeeven had; men had die zegels hiermogelyk laaten
af-
A R C II I B A LD B O W E R. 145
.:Jven in deeeneof de andereopcnbaarebc_:;è-
ry geplaatft, en 'er een grooten ophef van gemaakt, even
a's of nooit een Roomfchgezinde of Jefuit zyn hand en zegel
zetten zou onder een valfch getuigfehrift, zelfs in gevallen
daar 't de eer van zyn Kerk of zyn Orde gold : ik ondertus-
fchen aan den anderen kant zon niets by te brengen gehad
hebben , cm het doen myner vier geloften tebewyzen, en
myn enkel zeggen en i-crzcko en zou weinig hebben mogen hel-
pen tegen die ganfche verzameling van zegels, riften
ent ' brieven, daar myne partyen meê pronKen kon-
den. Maar nu Vader Ridolfi, Provinciaal van de Romeinfcbe
Provincie, (mogelyk niet regt weetende wat zyn Broeders ge-
fchreeven hadden) plegtig onder zyn hand en zegel verklaart ,
dat men my myn vier geloften vergund heeft te doen , is 'er
geen middel weg meer over, en de drie uitmuntende Jefuitea
moeten bekennen, of dit ir.cn de ongtbondenfte knaapen,
die 'er op de Wacrcid leeven, tot den hoogften en aanzien-
lykflen rang in de Orde toelaat, of dat zy ,als de eerloofte lo-
genaars en l.ifteraars, my, tegen alle waarheid en billykheid,
als zulk een knaap hebben afgefchilderd.
Maar, als men 't wd inziet, moet men egter bekennen ,
dat dj Jeuken my in dien brief niet erger gehandeld hebben,
dan zy, en andere Roomfcligezinde Schryvers doorgaans ge-
woon zyn , de Protejlantfche Geeflelykheid van dit Koninkryk
in 't algemeen te handelen, met oogmerk om hen, endaar
door den Godsdienft, dien ze prediken, veragt en haatelyk
te maaken. Dus geeft men , by voorbeeld, in een boek , dat
ik thans voor my heb, de volgende fchildery van onze Engel-
fche Geeftelyken. Hun Predikanten zyn op de verfoeielyk/le ■:.
igden, als Logentaal, Over-
fpel, iVr: , Meineedightid , Sodomie &c. en zoo zyn
ze i. . den tyd der ge-ivaande
hervorming af. En in een affchrift van een boek, dat ten ty-
de van den laatften opftand van buiten 's lands overgezonden
d om in Schotland gedrukt te worden, dog onderfchept
nu in handen is van eenen onzer eerwaardige Kerk*
T voos-
i+<5 VERDEEDIGING van den Heer
voogden, maakt men, genoegzaam met dezelfde woorden,
het zelfde afbeeldfel van de Crammers, de Latimers, de Hoo-
pers , de Ridleys, en van alle de andere hervormers van den
Godsdienft zoo binnen als buiten 's lands. Zeker, deeze
Schryvers wiften wel, en moeften het onvermydelyk weeten,
dat alles wat ze fchreéverJ , enkel valfchheid was; maar de-
wyl het diende om de goede Katholyken een afkeer van den
Protefnvitfchen Godsdienil en verngting voor de Proteflantfche
Geeltelykheid in te boezemen , zagen zy 't geenszins voer een
misdaad, maar veel eer vooreen verdienftig werk aan, dat
ze hen affchildarden , als op de verfoeielykfte wyze tct alle
zoorten van ondeugden &c. overgegeeven. Laat de Ontmas-
keraar nu kiezen, wat hy van tweeën wil: neemt hy deeze
befchryving van den aart en 't gedrag der Engelfche Geefte-
lykheid op het getuigenis van de Roomfchgezinden en Jefui-
ten voor egt aan, of dunkt hem dat het enkel boosaartigheid
is en laftertaal? Kieft hy, gelyk zeer waarfchynlyk is, het
laatfte , waarom mag dan hun getuigenis gelden tegen my,
daar 'c in de andere gevallen verworpen wordt V Is mogelyk
hun boosaartigheid en wrok tegen my, die hen verlaaten , en
zoo veel reden van ongenoegen en verbittering gegeeven heb,
niet zoo fterk en hevig als tegen de 1'rotcjlantfche Geeftelyken
in 't algemeen ?
De Ontmaskeraar verzekert ons in zyn Full. Confutation. p. 36.
Dat de Je/uiten uit genecgenhcid en vrindfehap voor my, den Heer
Henry Bedingfeld (denzelfden Heer, dien ze verkooren om
de verdigte brieven in de Waereld te brengen) vajebciden nieu-
we en nog hragtiger blyken en getuigeniffen onthouden hebben, die
men weet dat zy bezitten , van myn bricfwijfeüug en onderhandelin-
gen met hun. Ik twyffcl geenszins of de Ontmaskeraar zal dat
de Heilige Vaders wel hebben hooren zeggen ; maar waar zul-
len ze, behalven hem, een Proteftant vinden , met zoo blind
een vooroordeel t'hunner begunftiging ingenomen , dat ze
hem zouden kunnen doen gelooven , datzy, die den flraks-
gcmelden brief in de Waereld gebragt hebben, en zelfs, om
my kragtdaadiger te brandmerken, zig niet ontzien; hun af-
A R C II I B A L D B O W E R. 1 17
Orde zelve, te fchandvlekken j eenige. maat en
in hun vervolging tegen my houden, of iets voor bet gemeen
verbergen zouden, dat maar eenigzins zou kunnen dienen,
om my zwart te maaken. De Jefuiten hebben den Heer Hen-
ry mogen doen gelooven , (iets dat hun, naar gisting, niet
irlyk zal gevallen hebben) dat zy 1/ V nieuwe en nog
er blyken en getuigeniflhn in handen hebben; maar ver-
kiezen egtei dezelve niet aan den dag te brengen, zoo mirt
als de brieven die ik aan Vader Carteret heb gefchréeven; en
dat wel om dezelfde reden; dog juift niet uit geneegenheid en
vrindfebap voor my.
Dus heb ik dan zoo klaar en duidelyk , dat 'er geen de min-
fte fchyn van twj ff d op valt, aangetoond, dat de Jefuiten
dj twee geliefde grondregels der Orde, naamelyk, datbet ein-
de de middelen regtvaardigt , en dat bet geen doodelyke zmde is ter
verdediging van zxn eer iemand valfcbelyk te lajleren , getrouwelyk
opvolgende, my valfcbelyk gelasterd hebben, en getuigenis
^;i van iets, dat ze zeker wiften dat valfch en onwaar
was; nu laat ik het verder aan het oordeel der geheele Wae-
reld, of het getuigenis van zulke menfehen, eenig het min-
fle gewigt kan hebben, om de grootfte onwaarfchynlykhe-
den, of onmogelykheden liever, op te weegen. Het is, ge-
lyk ik reeds te vooren heb aangemerkt, een erkende regel, -dac
een getuige, die in één geval een valfche getuigenis gc^eeven beeft,
geen geloof verdient in ceni-; geval , al waar ook zelfs het fr.uk,
dat hy met zyn getuigenis bekragtigen wil, in zig zelf
zins onwaarfchynlyk : en zal dan hier de verklaaring van ecu
getuige, of van zoo veel getuigen als men wil, allen, en
zommigen van hun zelfs op eigen belydenis (<j) in verfchei-
den voorvallen overtuigd, dat ze getuigenis gegeeven hebben
van iet?, dat ze wiften, dat valfch was, niet alleen aangeno-
men worden , maar zelfs voor voldoende en genoegzaam er-
kend, omftukken te bewyzen, die, zo ze niet geheel onmo-
gelyk zyn , ten minden zeer na komen aan 't onmogelvke ■
Ee-
Zie boven , bladz. (7:).
T 2
148 VERDEEDIGING van den Heer
Eene byna ontelbaare menigte van getuigen bevestigde den
zoogenaamden Paapfchen aavjlag met hun getuigeniffen en te-
den; en egter deeden de aart en hoedanigheid van die getui-
gen , de menigvuldige tegenftrydigheden, daar ze zig aan
ichuldig maakten, en de zeer groote onwaarfchynlykheidder
ïtukken , die ze bezwoeren , veele lieden van oordeel en door-
zigt denken , dat de ganfche zaak flegts een enkele uitvinding
was van den Öntmaskeraar dier dagen, den eenvaardigen Heer
Oates. De Heer Hume , onder anderen , is van gedagten,
dat de ongerymdheden , welken die getuigen bezwoeren , van
dien aart waren, dat geen getuigenis van Menfchen ook vol-
doende zyn kan, om daardoor de zaak vcor beweezen te hou-
den (a). Dog laat het daar meê gelegen geweeft zyn , zoo 'c
wil, 't is my in dit ftuk genoeg, dat ik uit de hoedanigheid
en inborflder getuigen, uit de menigvuldige ongerymdheden ,
tegenfirydigheden, en valfchheden, die zy, fchoon ze zeer
wel witten dat ze dat waren, met hun getuigeniflen bekrag-
tigd hebben, heb aangetoond, dat al hun verklaaringen en
getuigeniflen, hoe nadrukkelyk en volledig, niet voldoende
zyn, om 'er de geringde, ik laat (laan de allergrootlte on-
waarfchynlykheden, meê te bewyzen: en nogtans (leunt de
egtheid van de zeven brieven aan Sheldon enkel en alleen op
die verklaaringen en getuigeniflen. Want wat debewysrede-
nen , zo men ze zoo noemen mag, aangaat, die de voorfpraak
der Sociëteit bybrengt, om derzelver egtheid teïlaaven, die
zyn allen, gelylc yder ligtelyk ziet, van geen belang altoos,
en zommigen van dezelven niet alleen ongerymd, maar zelfs vol-
komen belachelyk, gelyk voorheen beweezen is. Zy derhal-
ven, die de brieven voor egt aanneemen, neemen ze daar
voor aan op het getuigenis en de verklaaring alleen van Je-
fuiten; en willen dus, mag men zeggen , liever de allerblyk-
baarde onwaarfchynlykheden op goed geloof aanneemen, dan
denken, dat menfchen, die logenaars en laderaars zyn vol-
gens hun eigen grondbeginfels, liegen en lafteren zouden, si
waar.
(s) Iiift. of Great Brit. Vol. II. p. zlz.
A R C II I B A L D BO W ER. 149
waar 't zelfs om de eer van hun Kerk en hun Orde op te hou»
. — Alen zou zig byna, als men de voorvallen met ei-
kanderen vergelykt, verbeelden kunnen, dat of de Jefuiten
of de In'.vooners van Groot-Britaniën nu een verfchillend en ge-
heel ander flag van Menfchen waren, d?.n in de voorgaande
eeuw, en inzonderheid ten rryde van den zooeven
Baapfchen aanjlag; want toen wierden de groot ft e odj
den , onwaarfciiynlykheden , en zelfs openbaare tegenftr;
heden ten nadee - v n yderlid van die Orde, in 't algemeen,
voor gewiflè waarhed n aangenomen, thans gelooft men de-
zelfde, zo niet grootere onwaarfchynlykheden , ongerymd-
heid, en tegenftrydigheden , die men 't hunnen voordeeleby-
brengt. Toen . J. allerernftigfte en plegtigfte betui-
gingen, die ze deetien mat den ftrop om den hals, inden
wind; thans is 't een misdaad te twyffelen aan de waar.
van 't geen een Carteret , of eenig ander Jefuit , aan zyn goede
bekenden, zelf? in een byzonder gefprek , verteld heeft, indien
dat maar e< tot oneer en nadeel dienen" kan van de zul-
ken, die en durven onderwinden om
Jcben Godsdienft te kiezen boven dien van <.'.. Kerk;
van Romen. 1 men in dit Protejlantfeb Komnkryk,
de Jefuiten, gelyk men hen 'er altoos voor gehouden heefc
van de opreg ing van hun Orde af, voor een bende van de
liftigfte en doorfkependfte knaapen, die niet te betrouwen
n; voor verftoorders van de gemeene ruft, roe-
rig.a en oproermaak ; maar nu onlangs heeft 'er zig in on-
ze iandftreeken een zeer. ongemeen en wondeFl iyn-
rertoond; . . . . van Engeland de voor*
jlander en lof redenaar v i n de Hei ; i Sociëteit : dit . van
Ive, alle ten i lin en , welke hy gelegenheid heeft te noe-
men , verheerlykt als mannen var. eerlykbeid en opregthei i , die
bun Ürde lot eer ver/hekken, als mannen van onberispe
en zeden, en van zoo onbetwiftbaar eene geloofwaardigheid ,.
dat bun enkel Jteggen ruim zoo overtuigend is , als de pk ±:
't verklaaring van eenig Protejlant t of ten miniten van z -
ï 3 u-
ijo VERDEEDIGING van den Heer.
eenen , die fiiood genoeg geweeft is, om van hun af ts vallen,
en Pretejlantfch te worden.
Hoe aanltootelyk is het niet, en hoe zeer moet het niet al-
le opregte Proteflantcn, beide binnen en buiten 's lands, en
veele Roomfchgezinden zelfs ook, ergeren, dat men een
Geeftelyken van de Kerk van Engeland, dus, de leden vaneen
Orde, wier grondbeginzelen voor Koningsmoord pleiten , in
een Protejiantfcb Koninkryk hoort roemen als de eerlykfte en
braaffte mannen, op tienzelfden tyd, dat 'er in een Roomfch-
gezind land een vervolging in regten tegen hun wordt voort-
gezet, als fchuldig aan misdaad van hoogverraad, om dat zy
hunne mede onderdaanen hebben opgehitïl, om hun wettigen
Koning en Heer te vermoorden. De voornaamfte aanftoo-
kers van dien heilloozen aanflag waren de Vaders Malagarda,
Jilexandrc en de Motor, niet minder uitmuntende' Jeföitert; en
mannen van een niet minder onberispclyk gedrag, dan de Va-
ders Carterèt, Lunardi, Altkozz'i, en eenige anderen. Vader
of Vaders van de ganiche Sociëteit ; en van welken Vader Ma-
lagarda van yder zelfs voor een man van zelfverhgeriirig en voor
een Heilig wierd aangezien. Maar toen deeze mannen van
een onberispclyk gedrag, deeze zelfverhgev.end: Heiligen hunnen
Vorft onveranderlyk in zyn befluit vonden, om de wettige
regten van zyn kroon tegen hun onwettige inkruipingen en
misbruiken te handhaaven, en zig uit het hof, dat ze zoo
lang naar hun welgevallen geregeerd hadden, verbannen za-
gen, toonden zy wel haafh, wat zy inderdaad waren, en wat
alle Jefuiten inderdaad zyn, als men hen tergt, en het de eer
of het belang van hun Orde geldt: naamelyk, MeftTchen, die
zig geen misdaad, Ine fnood en verfoeielyk ook, ontzien,
en alle Goddelyke tefFens en menfehelyke wetten met de voe-
ten treedende, het voor geen zonde, zelfs niet eens vooreen
zonde, die zy onder de vergeeffelyke rekenen, ik laat (laan
een doodelyke zonde houden , hunnen wettigen oppervorft
te vermoorden , om een Vrind en begunftiger der Sociëteit 'm
deszelfs plaats op den troon te krygen. Zulke menfehen zyn
't,
A R C H I B ALD EO W E R. i5r
'r , wi n voldoende en befiïflend bybrengt
in een en agting geldt van hun Or-
-ii als of lieden, cl:-- geen zwaarigheid gemaa .
na ter bevordering van 't welzyn van hun Sociëteit 'm
een mo rdena umien Vorft deel te ne
en al w ;ewend,om hen, wiergewc tei i
t het volvoeren van dien aanflag op te ftoo-
1 en, zig ontzien zouden, om in een gefchil van dienaarteen
valfche tegeeven, en dezelve, zo ze het noodig
oordeelden , me fte eeden te bevestigen.
De Heer i verhaalt ons in zyn merkvvaardi-
een brief (a) dat hy . j beeft van den man
, et i ïelyk, in mens kamer , de zevende brief
's, die A. U. dien brief zag fchryveh , bem dei
buorde kezen , en van bem verzogt wierd. dien aan leader Sheldon
te willen • • ; en daarop voegt hy 'er by ; te durven zeg-
gen , dat 'genis, (het getuigenis van eenige weinige
zig fchui e jefuiten, die hy zig fchaamt te nc
zin geen gew'i . te zyn, febynt tny ca: weinig te
Haar i üet te.hard zou zyn, ik zou'er
byvoegen, iUaar dewyl ik heb aangetoond, dat
; tot verdediging -jan hm eer ie'
mand valfcbclykte lasteren, en dasrby onbeuviftbaar beweezen
heb, dat zy in uit ons tegenwoordig gefchil die leer in ver-
ir a! te wel beleefd hebben, zal ik Je
naar vermeit naand-.
, durf, dat het getuigenis van
e • behoort te zyn; en of het 'er niec
veel eer nar. ././, d;e beweert, dat
n te zyn tegen zoo menigvuld i
tufi.baare on :hynlylfhedeh , eii te-
genftrydigheden, dat de allergeloofwaardigfte getuigeniffen ,
die men op de wacreld zou mogen vinden, naaüwelyks vol-
doen-
(0 - -74.
152 VERDEEDIGINGvandenHf.hr
doende en genoegzaam zouden zyn , om ze aanneeme'yk te
maaken (*).
Maar het voornaamfte getuigenis, 't welk het ganfche ge-
fchil beüiffèn moet , blyft nog over : dat , naamelyk ,
van
(*) De perfoon, tegen wiens beé'edigde verklaaring het, naar degedag-
ten van den Heer Hcnry, verraeetelbeid of verwaandheid i;, eenige twyf-
felingen of tegenwerpingen in te brengen, is, zo ik '.vel onderligt ben, de
Jefuit Elipt, een van de ftoutfte en onderneemzieklte Jefuiten, die thans
in Engeland zyn, en niet minder gefehikt om in den eenen of den anderen
wantióöpigèn aanflag gebruikt te worden , dan een Garnet of een Malagar-
da. Men heeft my gezegd, dat de berugte brief uit Romen, daar ik tevoo-
ren van gefprooken heb, door hem gefehreeven was; en de Ontmaskeraar,
die van al hunne zaaken tatnelyk goede kennis heeft, verzekert ons, dut
Mynbeer Eli'ot in 't jaar 1756, toen die brief gefehreeven is, zoo ver van
hier was als Romen (1). De Heer Henry kent, als eenaankweekeling, en ,
gelyk ik geloof, een aangenomen zoon van de Orde, de ongemeene be-
gaafdheden van den man wel, en verkieft hem daarom liever niet te noe-
men. Ik heb niet geweeten , tot dat deeze Heer my daar van onderregtte ,
dat het zeggen, dat bet getuigenis van Priejlers en Je/uiten geen de minjie
kragt behoorde t* hebben , een zeggen is , 't welk tegen de bekende Wetten van
dit Koninkrykftrydt, en had wel gewenfcht, dat hy, of de Roomfchgezin-
de Raadgeever, dien hy aan zyn zyde had, toen hy dien brief fchreef, die
Wetten had aangehaald. Ik zal den Heer Henry Bedingfeld in 't ge-
ruft bezit laaten van de verheven loftuitingen , die de voorvegter der Je-
fuiten en hun Vrinden hem hebben gelieven te geeven (2): en hier alleen
maar aanmerken, dat hy niets uit zig zelven en zyn eigen welweeten ver-
klaart en getuigt; dan dat hy een volkomen eetiyk. man is, zonder eenig eigen
belang , en dat hy alleen veragt, die van een ander gevoelen zyi : want voor 'C
geen 'er meer in den brief van Heer Henry gezegd wordt, hebben wy 11 egts
het woord of de eeden van twee of drie Jefuiten zonder naam: dat is, van
Mentenen, die volgens een leer, hun Orde byzonder eigen, iets bezwee-
ren kunnen, en ter zelver tyd niets bezweeren, gelyk ik uit hun befte
Sehryveis en Godgeleerden heb aangetoond (3): die geen zwaarigheid
maaken, om iets, 't welk ze wetten dat valfch is, te getuigen, om de
eer van hun Orde op te houden; en die het nog naauwelyks zoo zwaar
als een vergeefl'elyke zon.le fchatten , hun wettigen opperheer te ver-
moorden ter bevordering van 't welzyn der Heilige Sociëteit.
(1) Six Letters; p. 15. (2) Full. Confutat. p. 73. (3) Rcply to *
icurrilous Painphlet. p. 34. 35.
ARCHI15ALD B O W E R. 153
Van JJllliam Sheldon, Schildknaap* een Edelman, wiens beminnc
lyke hoedanigheden hem geliefd $n dierbaar maaien by allen die hem
kennen. Het getuigenis of de verklaaring van dien braaven
Edelman voert de Óntmaskeraar ten toneele met deeze woor-
den. Nu zal ik een getuige voortbrengen , wiens verklaaring de Heer
Bower kezen zal met fchaamte , de voorjlanders van Bower met
eerbied zullen aannecmen, en daar het gemeen meer agt opflaan zal,
dan op een honderd bee'edigdc verklaaringen van iemand, die de verfoei-
jelyke leer van inner ly ke afzweering en jlilzwygende agterbouding ,
(dat is de leer van een Jefuit) aankleeft (a). Na zulk een
hoogdraavende inleiding, zou men met reden verwagten mo-
gen , dat men dien bcminnelyken Edelman zou hooren verklaa-
ren , dat hy my die brieven, of ten minden eenigen van de-
zelven , had zien fchryven ,-dat ik hem deze] ven had voorgelee-
zen, en hemverzogt, die aan zynen broeder, den Provinci-
aal, te willen bezorgen. Maar 'c is hier weder, gelyk het
deezen man meermaalen gaat, Parturiunt montes. (Veel
gefchreeuw , en weinig wol). De Heer Sheldon verklaarc
niets, dan 't geen zeer wel waar kan zyn , niettegenftaande egter
de brieven verdigtfels zyn en blyven. Want in den brief,
dien hy over dit ftuk aan zyn' Vrind fchryft, verzoekt hy hem
vooraf, den Heer Henry Bedingfeld te willen waarfebuwen, dat
hy voorzigtig ware, en van het berigt , dat by hem nopens den Heer
lio wer gegeeven had, niet meer zcide, dan hy kon waar maaken (Z>).
Dit dagt hy, naar 't fchynt, een zeer noodzaakelyke waar-
fchuwing te zyn , en begon 'er daarom zyn brief meé. Ver-
volgens verklaart hy, dat hy den brief van my aan zyn broeder
nooit geleezen heeft ; dat hy 'er ook myn naam niet heeft zien onder
flaan; maar dat zyn broeder hem gezegd heef t , dat die brief van my
kaam. Zoo dat, alles wel ingezien, dit ganfche getuigenis
van den Heer Sheldon, daar men zooveel ophefs van maakt,
inderdaad , voor zoo ver het de gewaande brief wiffeling betreft ,
niets anders is dan een getuigenis van Vader Sheldon. De Ónt-
maskeraar redeneert 'er dus over : de Heer Sheldon ge t uigt , dat
d;
(a) FulL Confutat. p. 77. (6; Ibid. p. 78.
V
154- VERDEEDIGING van den Heer
de Provinciaal der Jcfuiten hem gezegd heeft , dat hy een brief had
ontvangen van B — r. Hy moet 'er derhalten zekcrlyk een van B — r
ontvangen hebben; bygevolg is het ge/chil bejli/l. En op wiens
getuigenis is het beflilt? Niet op dat van den Meer Sbeldon,
die van de briefwiffeling niets meer wift, dan de Jefuit hem
'er van gezegd had; maar op dat van den Jefuit zelvcn, die
'er met hem over gefproken heeft. Alles ruft hier derhalven
weder op het gezag van een Jefuit, en het gefchil blyft nog
even onbeflift , ten ware men het getuigenis van een mislei-
denden , of misleiden Jefuit voor voldoende wilde erkennen
en genoegzaam om 't fluk te befliffen. Van een misleidenden of
misleiden Jefuit, zeg ik; want ik wil zelfs Vader Sbeldon niet
befchuldigen , dat hy willens en weetens deel gehad heefc
aan zoo fnood en grof eene bedriegerye , zoo lang ik myn be-
fchuldiging niet waar kan maaken. Zo hy zelf niet misleid
geweeft is, maar de hand meê aan 't bedrog gehad heeft, kon-
de hy , nog zynen broeder nog iemand anders , wie 't ook zou
mogen wezen, agter 't geheim laaten, zondereenen van de
vaftgeftelde zetregels der Orde te verbreeken , waar door aan
alle leden van de Sociëteit ftriktelyk verbooden wordt ,de geheime
onderhandelingen en bedryven der Orde aan ivaereldlyken of anderen
te ontdekken , hoe zeer die anderszins de Sociëteit ook mogen geneegen
en toegedaan zyn, of hoe na zy iemand van de leden in den bloede bc-
fiaan mogen. In 't kort, het getuigenis van den Heer Sbeldon
bewyft, op zyn beft genomen, niets meer, dan dat hy van
zyn broeder, den Jefuit, die gewaande briefwiffeling gehoord
heeft ; even gelyk zeker ander Edelman van zyn broeder, ook
een Jefuit, gehoord had, dat ik de Inquifitic hadbeftoolen (a):
maar dat getuigenis kan geenszins de waarheid van die ge-
waande briefwifleling zelve bewyzen; o^deOntmaskeraarmoett.
eerft kunnen toonen, daar hy egter waarfchynlyk vry wat
werks aan zal hebben, dat de Jefuit nog zelf misleid geweeft
is, nog zyncn broeder misleid heefr.
Toen 'er van de brieven eerft in de gezelfchappen begon
ge-
(a) Zie boven blad. (7).
A R C II I E A L D EO W E R. 155
gefprokcn te worden, verklaarde deeze zelfde Edelman aan
: Lord, te Batb > dat by niets van die brieven wijl. Ik
zal het zyn Biegtvader laaten beiïiflen, of hy in dit geval zig
een weinig behelpen mogt of niet met dubbelzinnigheden, om
een gelprok over dit fluk te ontwyken met een Pair des ryks,
die my te lang gekend , en te veel verftand had , om tegeloo-
ven, dat ik my ooit weder tot de Jefuiten begeeven zou, of
zulke ongerymde, onnozele en kermende brieven zou hebben
kunnen lchryven (*). Maar dit durf ik my egter wel ver-
mee-
(*) De Ontmaskeraar, zig het anipt van beflifler van gcweetensgevallen
arimantigende, tragt in zyn laatlle gefchrift te toonen, d3t de Heer Sbel.
;oed regt, en volkomen naar waarheid, beift kunnen zeggen, dat by
I van de brieven, die men voo-onderüelt dat ik aan zyn broeder,
Vader Sbeldon, gefchreeven hebbe , nicttegenftaande hy één van dezelven ge-
zien had, en hem gezegd was, van wien die kwam, en wat 'er de inhoud
van was (Complete üeteclion p. 15.) Ik wenfeh de Jefuiten geluk met een
man, die zulke merkelyke voortgangen gemaakt heeft in de geweetenkun-
dj der Orde, en zoo ver reeds gevorderd is in de konft om deszelfs geval-
len te befliflen. Maar het doet hier waarlyk zeer weinig ter zaak, of de
Heer Sbeldon, by die gelegenheid , zich aan voorbedagte dubbelzinnigheid
fchuldig gemaakt heeft of niet. Het geen , daar ik in myn Reply p. 42. 43 , op
aandrong, en dat de Ontmaskeraar niet waardig geoordeeld heeftom 'er ge-
wag van te mnaken , was , dat het getuigenis van den Heer Sbeldon niet dt
waarheid bewees van de gewaande briefwijfeling , gelyk de Ontmaskeraar be-
weerde, maar enkel en alleen de waarheid hier van,- dat, naamelyk, die
Heer uit zyn broeder, denjefuit, van die brief «-illrl ing gehoord had : op
- wyze, als het getuigenis van een ander Heer, even geloofwaar-
de Heer Sbeldon , niet bewyit , dat het waar is , dat ik de I
beitoolen heb; maar alleen, dat het waar is, dat hy uit den Jefuitzyn
broeder, van die diefltal gehoord heeft; gelyk ook het getuigenis van een
de-rden ?Ieer, een Baronet, niet bewyft, dat ik denRoomfchen Godsdienft
verzaakt heb, omdat men my geen liiffchop wilde maaken. (Zie boven
bladz. (7). Maar alleen, dat hy dat van de Jefuiten had hooren zeggen.
Dit, denk ik, is deonbetwiftbaare waarheid, en zoo duidelyk, dat yder 't
Maai de Ontmaskeraar, die door zyn overgroote liefde tot
de waarheid, dit over 't hoofd ziet, vertelt zyn leezersonophoudelyk , dat
bet getuigenis van Sheldon zekerlyk de waarheid van de britfwijfeling bewyjl ,
(het geen het zekerlyk niet doet, dewyl die Heer alleen maar van hooren
en niets uit zyn eigen wdweetcn getuigt) en dat de jammerlykeuit-
daar ik genoodzaakt ben my mei te behelpen, alleen dienen om de zwak-
V 2 tM
i56 VERDEEDIGING van den Heer
meeten te zeggen , dat men weinig Edellieden zou vinden , die
als getuigen zouden willen verfchynen, om in 't openbaar
verklaaringen te geeven van een zaak, daar zy in een byzon-
der gefprek gezegd hadden , dat ze niets van -wijlen.
De Heer Sheldon berigt ons in zyn brief, dat de Jefuit, zyn
broeder, hem zeide, dat dat een brief was van B — r; waai- in
dezelve verzogt, bit geld weer in banden te mogen hebben, dewylhy
de Vrouw moeji bezorgen , eer hy kon wederkeeren. Maar, 't geen
Vader Sheldon, hier aan zyn broeder zeide, ftrydt regtdraads
tegen 't geen Vader Carteret een edelen Hertog vertelde. Shel-
don zegt aan zyn broeder in 't jaar 1746 of 1747, dat ik bet geld
verzogt weer in handen te mogen hebben, dewylik de Vrouw bezor-
gen moefl , eer ik kon wederkeeren ,' en Carteret vertelde
den edelen Hartog, dat ik wedergekeerd tvas in 't jaar 1745;
zoo dat ik, volgens den eenen, nog niet. wedergekeerd was in
't jaar 1747; en, volgens den anderen, al was wederge keerd,
in 1745; indien Sheldon derhalven de waarheid fprak, maakte
Carteret dien Hartog een logen wys : fprak Carteret de waar-
heid, Sheldon deed het zyn broeder. Maar daarenboven werpt
ook het getuigenis zelf van den Heer Sheldon, 't welk, gelyk
ik getoond heb , inderdaad , niets anders is dan maar een getuige-
nis van Vader Sheldon, de geloofwaardigheid van de brieven
te eenemaal overhoop: want in die brieven doet men my
overal fpreeken als iemand, die reeds wedergekeerd was tot de
Kerk en tot de Orde beide; en zelfs doet men my, al ftraks,
den eerften van die brieven fchryven op den laatften dag van
myn afzondering , die ik op het wederkeeren tot de Orde hield.
Hoe kon dan Vader Sheldon tegen zyn broeder zeggen , dat ik
myn geld verzogt v/eer in handen te mogen hebben , dewyl ik
de Vrouw bezorgen moefl: , eer ik kon wederkeeren: dat is, eer
ik doen kon, 't geen men my in die brieven laat zeggen, dac
ik reeds gedaan had !
De-
beid van myn zaak aan tl turnen, jfammcrlyke uitvlugten , tnntselt vitteryen ,
Jejuitijchc jlreeken &c. zyn de gewoone itopwoorden van deezen man aia
hy niet meer weet wat hy zeggen zal.
A R C II 1 3 A L D BOWER, 157
Dewyl de Ontm 1 aar, uit zyn overgroote liefde voor de
waarheid, de zwaarighed n , die hy niet weet op te lollen,
doorgaans over 't h< ofd zier, verwagtte ik niet, moet ik be-
kennen, dat by eenige melding zou gemaakt hebben van de
getuigeniflen van Carter et en van Sbeldon, die al te taftbaar el-
kander tegenfpreeken , om ooit over één gebragc te kunnen
worden. Maar dewyl de geloofwaardigheid van twee uitmun-
tende Jefuicen, beide Provinciaalen van zyn Heilige Sociëteit ,
hier in merkelyk gevaar was , agtte hy het zyn pligt te zyn
om ten minften eens te beproeven , of ze niec over één te bren-
gen varen, en gelukkig viel hem een onderfcheiding in den
zin, die, gelyk hy ons gaarne zou willen doen gelooven, alle
tegenftrydigheid te eenemaal wegneemt. Die onderfcheiding
beftaat hier in: dat weder in de Orde aangenomen , of weder met
de Orde verzoend te zyn; en tot de Orde weder te keer en, twee
zeer verfchillende dingen zvn. Het is waar, zegt hy, dat ilc
door Vader Carteret weder in de Orde aangenomen wierd in 't jaar
1745: maar daar om kan men egter met waarheid nietzeggen,
dat ik toen wederkeerde tot de Orde; dewyl deeze laatfte woor-
den volgens h^n natuurlyke, eenvoudige, en gewoone bete-
kenis niet cen wederkeer en in de Orde aanduiden , maar een we-
derkeeren naar Vlaanderen , Frankryk , Duitfcbland of e enig ander
gewcje over Zee: en men kan, zegthy, die woorden in geen
anderen zin verdaan, zonder ze te wringen, en te verdraai-
jen. (Complete DcteSion. p. 15.) In denzelfden zin moeten
v.-y, volgens hem, ook verdaan deeze woorden van Vader
Maire: B r trad heimelyk in onderhandeling met de Overjlen van
het Lighaam , dat hyverlaatenhad, om tot hetzelve weder ie
keeren. (Ibidem, p. 50.} daar het woordje hetzelve niet be-
trekkelyk is, zegt hy, tot het voorgaande woord Lighaam ,
maar tot Aziën, Afrika, of Amerika, of eenig ander gewelï
over Zee, in deneenen of den anderen hoek van de waereld.
Dus wierd ik dan in de Orde weder aangenomen, zonder tot
de Orde weder te keeren ; en dus ftemt het getuigenis vaa
Vader Carteret, die verklaart, dac 631 ;i;y in de Orde weder aan-
tam in 't j-ar 1740 > volkomen overeen met dat van Vader
V 3 Stol-
158 • VERDEEDIGING van den Hef.ii
Sheldon, die zyn broeder vertelde, dat ik niet wedergekecriïvris
in 't jaar 1745 of 1747. Oiiando ulluin invenies parem ! Waariyk ,
deeze man heeft zyn weerga niet in ongerymdheden en war-
taal. Wat Roomfchgezind Schryver nam ooit, om twee regt-
draads tegen elkander itrydende befluiten van twee verfchei-
den Paufen , tot behoud der onfeilbaarheid, overeen te bren-
gen, zyn toevlugt tot zoo erbarmiyk een loopje, als daar de
Qnt maskeraar zig hier van bedient, om deregtdraads tegen el-
kander ftrydende getuigeniffen van twee Jefuiten met malkaar
te doen paaren, om hun geloofwaardigheid te redden? Lie-
ver had hy dit verfchil tuflchen Carterct en Sheldon mogen over
't hoofd zien, en die twee Provinciaalen van zyn Heilige So-
ciëteit elkander tot logenaars laaten maaken; even gelyk hy
het verfchil over 't hoofd gezien heeft tuffchen die twee uit'
muntende mannen en Gay, die hen beide tot logenaars maakt,
dewyl hy verklaart, dat ik al voor twintig jaar de Mis ge-
daan heb, en dat ik bygevolg al over twintig jaar weder ver-
zoend moet geweeft zyn met de Kerk en de Qrde, beide (*).
En
(*) Jan Gay, die lange jaaren knegt is geweeft by de Provinciaalen van
tic Jefuiten, vertelde aan Mynlieer Edwards, Snuifkooper in St. Martin*!
Court , dat hy in 'c Vertrek geweeft was, toen ik Mis deed,- en dat dievlfi'y
bediend wierd van Vader Turberville (i). Maar nu is het ontwylïelbaar
zeker, dat ik geen Mis doen, dat is, de allereerwaardigfte plegtighcid
van den Roomfchen Godsdicnft vem'gten kon, zoo lang ik onder dengroo-
ten Kerkban lag, als een afvallige beide van de Kerk , en van de Orde; en
derhalven moet ik ook toen reeds met beide al weder verzoend geweeft
zyn; dat is, nu al twintig jaar geleeden : want de Heer Turberville, die,
fchoon Provinciaal van de Orde, ïny de eer deed, om ray by die gelegen-
heid, als myn klerk, op te wagten, is nu al twintig jaar dood geweeft (2).
Dit was het antwoord, 't welk ik op die vertelling gaf, in myn Iieply p.
50: en maakte 'er toen dit befluit uit op; dat, een van beide, of het ge-
tuigenis van Gay , 't welk vooronderftelde, dat ik al over twintig, en meer
jaaren, weder met de Kerk en Orde verzoend was geweeft, valfchmoeft zyn ,
of anders de verklaaring van Vader Carter -et , die in hield, dat die verzoe-
ning niet gefchied was, dan eerft in 't jaar 1745, toen hy my met beiden
wederom verzoend had. De Ontmaskeraar had, zou men denken, wel 't
een
(1) Full. Confutat. 82. (2) Sec my Rcp'y. p, 50.
ARCIIIBALD B O W E R. i5)
En dus keerde ik dan, volgens den cenen van die zoo hoog
geroemde getuigen, tot de Orde weder in'tjaar 1745: volgens
/eelé jaaren te vooren wederge-
keerd geweeft ; en volgens den derden , keerde ik r.iec weder,
1! ld eerft een j 2 Jaarna. Zonderlinge gecuigen , ze-
ker, om mee hun verklaaringen op Ce weegen tegen de aller-
grootfee onwaarfchynlykheden !
Maar de Generaal, zegt de Ontmaskcraar , eifchte, dat B — r
over zee ging; en zoo lang hy dat niet deed, kan men niet
en Jat hy wedergekeerd was tot de Orde, of tot bet Ligbaam,
dat 1 bad. Ik Antwoorde, 1. Op het oogenblik,
dat ik verzoend wierd met de Orde, of wedier in de Orde
wierd toegelaateh, en door het vernieuwen van myn gelof-
ten, weder een Jefuit wierd, kon ik in den ftrikften en ei-
gentlykften zin gezegd worden, wedergekeerd te zyn tot de Orde
of tot het Ligbaam, dat ik zcr'.aatcn bad. Maar, volgens de
verkJaaring , die de Ontmaskeraar 'er van geeft, zou ik als
een Jefuit, dat is,w dit Ligbaam zelf, dat ik verlaaten had, heb-
ben
een of 't ander antwoord mogen gecven op die tegenwerping. Maar hy
merkte wel , dat hy dezelve niet kon oplofTen , zonder éénen van zyn twee
voiftbaare getuigen 'er aan op te offeren : en eenen van de twee c p te
geeven, was eveneens, als of hy ze beide, en alle anderen opgaf , dewyl ze
allen uiteen en 't zelfde grondbeginfel te werk gingen. JIv verkoor der-
halven wyffelyk, (hoe éerlyk laat ik de waereld oordcelen J om van de
verdediging niet te reppen, en 't gemeen alleen kennis te geeven van de
bcfchuldiging met de volgende voorden: c'.at U — r Mis gedjar. beeft te
Lond. • i door Mr. Jan Gay, die êp dien tyd in 't Vertrek was (3).
lai een (taaltje van de opregtheid van dien man, en van zyn liefde
;, die hem alleen aangcdiceven heeft , om zig in dit ge-
zaal; van de verongclyktc Jefuiten op te vet
i . zal ik hem r.og deeze twee fluitredenen te nerlcnauwen
;-.: B— r betft , nu twintig jaar geleeden , Mis gedaan, zu men Gay ge-
moet , en Gay is een man van onbetwiflbaare gehcftuaardigbtid : maar
B — r kon geen Mis doen , zonder eerjl met de Kerk en syn Orde weer verzoend
te zyn:by moet der talven, nu twintig jaar geleeden , met beide al weer verzoend
gewetft zyn, en Carteret getuigt val/eb , als by zegt, dat by niet eer met bei-
de
(3) Coir;-!ete DctecUon. p. 19.
1C0 VERDEEDIGING van den Heer
ben kunnen leeven en fierven, zonder datmenegter, indien ik
niet over zee ging, zou hebben kunnen zeggen, dat ik wedergekeerd
was tot het Lighaam dat ik vcrlaatcn had , dewy] deeze woorden ,
zo men ze niet wringen en verdraayen wil , geen wederkeeren be-
tekenen tot het Lighaam dat ik verlaaten had, maar eigentlyk een
wederkeeren naar Vlaanderen, Frankryk, Spanjen, of Italiën, of
naar eenig geweft , daar ik nog nooit te vooren geweeft was.
Verbeeldt zig deeze man , dat 'er in geheel Engeland, iemand
te vinden is, die dom en oordeelloos genoeg is, om niet te
zien ,
de weer verzoend is , dan in 't jaar 1745 — — E— r wierd niet eerder met de
Kerk neg met zyn Orde weer verzoend, dan in 't jaar 174.5, 20 men Vader
Carteret gelooven moet, en byisienmanvan de alleronbetwifthaarfie geloofwaar-
digheid: nu kon B — r geen Misdoen, of by mosjl eerjl met beide weer verzoend
zyn; bygevolg beeft by nu twintg jaar geleeden geen Mis gedaan, en Gay loog
toen by den Snuif kooper vertelde , dat by ze toen deed. Dus zegt hier deknegt
dat de meefter, en de medter dat de knegt liegt. De knegt laat iny de
Mis doen, eer ik, nog met de Kerk, nog met de Orde verzoend ben : en de
meefter weet niet (want anders zouden wy 'er zekerlyk wel van gehoord
hebben) dat ik ze ooit gedaan heb , na dat ik weer verzoend ben met beide.
Het is myn antwoord op deeze befchuldiging alleen niet, 't welk de np-
regte en eerlyke Ontmaskeraar , in zyn laatlt gefchrift, niet voordagt voor
't gemeen verborgen gehouden heeft. Hy fchynt van 't gevoelen te zyn
van dien regter, die niet wilde, dat de raad ook de andere party zouhoo-
ren, om dat 'er de zaak altyd maar verwarder door wordt: en daarom
heeft hy ook in dat hlterfchiift al de verfcheiden befchuldigingen, die hy
in zyn andere drie tegen my had ingebragt, weer van vooren af aan opge-
teld, maar wel naauwkeurig zorg gedrnagen orn tegen zyn leezers geen
woord te reppen van myn wedcrleggingen , even als had ik verftomd ge-
ftaan, en niets meer tot myn verdediging wectcn te zeggen. Ik heb ge-
dagt een geheel anderen weg te moeten inflaan; en heb niets agtergehou-
den, niets ten minden, dat eenige betrekking heeft tot de Hoofdbefchul-
diging; maar heb de redenen en bewyzen , die hy tot derzelver ftaaving in-
brengt , in haar volle kragt voorgefteld, en inyn antwoorden , op dezelfde
bb.dzyde, vlak daar tegen over gcplaatft. Een duidelyk blyk, dat ik ge-
heel geen wantrouwen heb op myn zaak ; maar wel , dat hy de zyne mis-
trouwt. Van deeze onvrindelyke manier van handelen , om geen fterkeruit-
drukking te gebruiken, vinden wy een ander merkwaardig voorbeeld op
bladz. 21 van zyn Complete DsteÜion of volkomen ontdekking , gelyk hy hec
aoemt. Hy had my in een van zyn gefchriftjes (4) venveeten, dat ik
in
(4) Full. Confutat. p. 70.
ARCHIBALD B O W E R. 161
zien, dat hy hier als naar een ftrootje grypt, om zig en zyn
twee Provinciualen boven water te houden ? Maar, gewiffe-
Jyk, hy moet zinken, en zy met hem.
2. Uit geenen van de brieven, die men de mynen noemt,
blykt het, dat men ooit van my geëifcht heeft, dat ik over
zee zou gaan, en zelfs uit den eerden van dat zestal blykt
regt het tegendeel. Want daar geeft de Generaal my de
keur van een Provincie , die befl naar myn genoegen zon zyn, zon-
der een eenige uit te zonderen. En nogtans, wie zou dat
ooit in 't hoofd hebben kunnen krygen? wil de Ontmaskeraar
uit die eigen woorden befluiten, dat de Generaal Engeland wel
degelyk heeft uitgezonderd. Uit welke worden , zegt hy v bet
Jcby
in dseze laatfte twaalf jaaren meer dan eens ter Biegt geweeft was : een pleg-
ti^beid, zoo noodzaake'.yk , om de vlekken vanmynjlruikelingen en dwaasbeden
af te wajjiben. Ik antwoordde 'er op, dat, zo ik in deeze laatfte twaalf
jaaren ter liicgt geweeft was , ik dan ter Biegt was geweeft , terwyl ik
Kerkelyke gemeenfehap en Avondmaal hield met de Kerk van Engeland:
terwyl ik in alle gezel fchappen my niet ontzag te fpreeken van deverfoeie-
lyke leerftukken en bygeloovige gebruiken van 't Pausdom : terwyl ik in
dtie Huwlyks onderhandelingen tellens was ingewikkeld, gelyk de Ontmas-
keraar my onderrigtte. terwyl ik leefde als een Proteftant, en als een Leek
&c. en bygevolg, terwyl ik wilt, dat geen Priefter my zyn vryfpraak ver-
leenen kon: ja, terwyl ik wift, dat ik in plaats van door die plegtigbeid de
vlekken van myn Jiruikelingen en dwaasbeden af te wajfcben, volgens de leer
van de Kctk van Romen, een niéuwe vlek, zwarter dan alle de anderen , 'er
nog zou by doen, naamelyk die van Heiligfchendery, en misbruik van 't
heilig verbondzegel. En was het dan met zulk een oogrrerk dat ik ter
Liegt ging? Of, wat kon ik tog anders my voordellen en verwagten van 't
volvoeren van dat gedeelte van myn pligtï Wat van twee is nu het onwaar-
fchynlykft, of dat de Jcfuit, die dit aan verfebeiden Heeren van aanzien, en
'eld onder anderen aan den Ontmaskeraar zelven verhaalde, hun
waarheid verhaal I heeft, of dat ik ter Biegt zou gegaan zyn, met
oogmerk om vergiffenis van myn zonden te verkrygen, terwyl ik wift, dat
igten van die plegti^heid alleen ftiekkcn kon, om myn misdaaden
en fchuld te verzwaaren? Dus beantwoordde ik die befchuldiging in myn
Reply p. 49. 50. en egter bevinden wy die zelfde vertelling weer op nieuw
door den Ontmaskeraar op de baan gebragt, in zyn laatfte gefchrift en geen
meer gewag van myn antwoord gemaakt, dan of ik 'er on gezweegen had.
Wie moet zig niet over 's mans opregtbiid, onpartydigbeid , en brandende
liefde tot de waarheid verwonderen!
X
jÖ2 VERDEEDIGING van den Heer
fcbynen zou, dat de Heer Retz, (de Generaal) Engeland bad uit-
gezonderd (a). Een redeneering, die hier op uk komt; de Ce-
ntraal gaf Ó — r de keur van een Provincie, die beji naar zyn ge-
noegen was', bygevolg zonderde by Engeland uit: hetwelk, ge-
]yk hy aanftonds zegt in den volgenden zin, hem boven alle an-
dere Provinciën beft behaagde. Dit gevolg is zoo aartig en juiftj
dat ik niet heb kunnen nalaaten van 'er hartelykom te lachen.
Yder een , behalven de Ontmaskeraar , zou 'er , natuurlyker wyze,
regc het tegendeel uit beflooten hebben; temeer, daar men
my , in denzelfden brief, die aan den Provinciaal doet fchry-
ven: ik laat het aan mv oordeel, of ik in flaat zou zyn , om bier
dienjl te doen of niet ; het welk, indien de Generaal Engelandhad
uitgezonderd, zoo veel geweefl zou zyn, als my van zyn oor-
deel te beroepen op dat van den Provinciaal, en hem te laa-
ten befliffèn, of ik in ftaat was om dienft te doen op een plaats,
daar de Generaal geoordeeld had, dat ik van geen dienft kon
zyn. Had de Generaal reeds Engeland uitgezonderd , dan had
de Provinciaal geen vryheid en magt,om my daar te houden,
en ten dienft* der Orde te gebruiken: en derhalven is myn
voorftel of verzoek, dat ik hem daar doe , een duidelyk be-
wys , en een bewys , daar niets op te antwoorden valt , dat de
Generaal Engeland niet uitzonderde, of liever, dat de Jefui-
ten, toen zy die brieven verdigtten, niet voor hadden, om
de leezers te doen denken , dat hy Engeland uit diealgemee-
ne keur had uitgezonderd.
Uit dit alles nu blykt ontwyffelbaar , dat de Ontmaskeraar
niet meer wift, wat hy zeggen zou, toen hy, om zyn twee
Provinciaalen met elkander overeen te brengen, beweerde,
dat de Generaal eifchte dat ik over zee ging: dat hy dingen
fpreekr, die zeer fterk naar wartaal fmaaken, als hy zegt, dat
de onderhandeling met den Generaal, of ik over zee zou gaan,
of hier dienft doen, vier geheele jaaren agter een duurde; dat is
van 't jaar 1741 tot 1745: en dat de voorzigtige afvallige, ge-
lyk het hem behaagt my, in den gewoonen ftyl van zyn nieu-
we
(a) Six Letters, p. 25.
A R C II I B A L D BOWER, ig3
vc Vrinden, te noemen, eerft al!es wat hy in de waereld had
in handen fteloe van de Jefuiten , en toen begon met hun te
fpreeken over de voorwaarden ; waarin hy den voorzigtigen af-
valligen, naar 't Tny voorkomt, de rol doet fpeelen van een
man, dien 't een weinig in de harflens geflagen is. De lee-
zer kan een breedvoeriger omhaal van deeze fraaie redenee-
ringen vinden, in zyn FulL Confatation. p. 40: en hy herhaalt
ze nogmaals in zyn laatfte twiftfehrift p. 19 , 20. Schoon ik
dat alles reeds oncegenfpreekelyk weerlegd had in myn Reply
p. 13. 14: en voegt 'er zelfs nog by, dat de Generaal het over-
zee gaan van B — r aanzag ah de eenigjle voldoende blyk vanzynop-
regtheid; hoewel hy te vooren ons verhaald had, dat ik al ze-
dert het jaar 1741, toen die gewaande onderhandeling begon,
zulke blyken van myn opregtheid gegeeven had, dat 'er geen reden
meer overbleef om te tvoyffelen of ik het mogelyk voel opregt meende
(7). In 't kort Vader Sheldon, als hy tegen zyn broeder zegt
in 't jaar 1746 of 1747, dat ik myn geld weer in handen moell
hebben, eer ik tot de Orde kon wederkeer en, en dat ik bygevolg
op dien tyd nog tot dezelve niet wedergekeerd was, fpreekt
Vader Cartcret regtdraats tegen, die verklaart, dat ik in 't
jaar 1745, met de Orde weder verzoend , of in de Orde we-
der aangenomen was; en Gay fpreekt hen beiden weder vol-
mondig tegen , als hy getuigt , dat ik voor twintig jaar de Mis
gedaan heb; dewyl ik onmogelyk Mis kon doen, zonder eerft
en met de Kerk en met de Orde weder verzoend te zyn (/>>):
voeg hier by, dat de Jefuit Maire , die, fchoon hy wilt, 't is
waar, dat ik voorgaf een talryk huisgezin te hebben, dat ik egter
nimmer gehad of voorgegeeven heb te hebben , egter nog zoo
onlangs, als in 't jaar 1750, niet eens wilt, dat ik wedergekeerd
wis, tot het Lighaam, dat ik verlaat en had, maaralleen, dat ik
met myn o~:srften in onderhandeling was om tot hetzelve weder te kee-
ren {e). Kan nu iemand denken, dat, zo ik inderdaad in 't
jaar 1745 tot de Orde wedergekeerd was, Mahe, diezig te
Ro-
ta) Full. Confutat. p. 40. (6) Zie myn Reply. p. 50. 51. (c) Cojm-
plece Detcclion. p. 49. 50.
X 2
i6\ VERDEEDIGING van den Heer
Romen onthield, daar in 't jaar 1750 nog niets van gehoord!
zou hebben , of zo hy 't gehoord had , enkel zou gezegd heb-
ben, dat ik met myn ovcrften in onderhandeling was cm tot hetzelve
weder te keerend Met één woord; het getuigenis van Maire be-
wyft onweerfpreekelyk , dat de zeven brieven onegt en valfch
zyn: want in die brieven laat men my in dejaaren 1746011
1747 fpreeken als een Boetvaardige Jefuit , die tut het Lighaam ,
dat ik verlaat en had, was wedergekeerd ; en volgens Maire, die,
gelyk duidelyk blykt, zyn berigten van hier had, was z'& alleen
in onderhandeling met myn overjlen om weder te keeren; of, liever,
gaf ik voor, in myn fchryven aan hun, dut ik ge neegen was , om
tot het Lighaam , dat ik verlaatcn had , weder te keeren ; in hoop ,
dat ik hen , onder dat voorwend/el de eene of de anderen fom gelds zou
mogen ontfutzelen , die ik hoognoodig had , om myn ialryk huisgezin
aan de kojl te helpen. Maar ondertuflchen fprak die Jefuit ze-
kerlyk de waarheid, toen hy aan zyn Roomi'chgezinden Vrind
fchreef, dat hy, in zyn tegenwoordige omftandigheden, hem geen
getuig fchrift nopens my, zoo als uy hetzelve verzogt, be-
zorgen kon. Zy waren 't, naar 't fchynt, nog niet met mal-
kanderen eens, wat zy zouden getuigen.
Om dan nu het ganfchegefcb.il, zoo ver het de zeven be-
TUgte brieven raakt, kortelyk op te maaken: dat ik die brie-
ven zou gefchreeven hebben, is ten uiterften onwaarfchynlyk
en komt zeer na aan het onmogelyke ; of ik moeft op dien tyd
geheel zot en buiten myn zinnen geweeft zyn. (Zie boven
van bladz. (103) totbladz. (125)). De reden en bewyzen , die
de Jefuiten (*) bybrengen om aan te toonen, dat ik 'er de
Schryver van ben, zyn taftbaar ongerymd, en bewyzen niets.
(Zie boven van bladz. (91 ) tot bladz. (103)). En de getuige-
nifTen en verklaaringen, daar men zoo veel ophefs van maakt,
en waar reden en gezond verftand zelf zwigten moet, beftaan
enkel en alleen in getuigenifTen van Jefuiten, of van men-
fchen
(*) Ik zeg de Jefuiten: want wat den Ontmasheraar betreft, dien merk ik
aan als een enkele Pop, die door de anderen, van agter de lchermen, op
bet toneel gevoerd, bewoogen en beftierd wordt.
ARCIIIBALD BOWER. 165
fchen die hunne berigten van Jefuitcn kreegen. (Zie boven
bladz. (152, 153)). Dat is, in getuigeniiTen van logenaars en
lafteraars, die 'er volgens hun eigen grondbeginfels voor be-
kend (laan, en die ik beweezen heb, dat in dit zelfde gefchil
met logens en lafteringen hebben omgegaan, en eikanderen,
zoo wel als hun medegetuigen, regtdraads tegenfpreeken. In-
dien iemand met een Halsmisdaad voor de Regtbank betigt,
uit verfcheiden redenen en veelerhande zamenloopende om-
ftandigheden kon aantoonen, dat het ten uiterften onvvaar-
fchyniyk en byna onmogelyk was, dat hy de misdaad , daar
hy mee beichuldigd word, begaan had: dat zyn befchuldi-
gers een opgeraapte hoop van de fnoodfte fielten waren, die
den aardbodem betraden; dat zy hem een onverzoenbaaren
haat toedroegen, zyn bederf gez'.vooren hadden, en van dien
a.irc waren, dat ze nergens voor ftuilten, zo ze flegts hun
wraakluft aan de zulken, die hen getergd hadden, voldoen
mogten : dat zy eikanderen in hun verklaaringen regtdraads te-
genfpraken , en tegen hem getuigenis gegeeven hadden van
iets, 't welk zy wiften, ja op hun belydenis overtuigd waren
dat ze geweeten hadden , dat valfch was : zou 'er wel eenig
rigter op de ganfche waereld zyn, die op zulke bly ken, den
aangeklaagden egter veroordee'en en fchuldig verklaaren zou
aan de misdaad , daar hy meê betigt wierd ? Met myn zaak
fbae het, gelyk ik beweezen heb, net even eens; ik be-
vind my juift in 't geval van zulk een onfchuldigen Lyder ; en
twyffel daarom ook geenszins of alle kundige en onbevooroor-
deelde lieden , op wier oordeel ik my van dat der partyzugti-
ge en onweetende menigte beroep, zullen my, zondereeni-
gen fchroom en hapering vry fpreeken van een befchuldiging;
naametyk, dat ik de Schryver zou zyn van dezeven
brieven,) welke nergens anders op ruft, dan opeen getuigenis,
dat in 't geheel geen geloof verdient, terwyl zelfs het allerge-
loofwaardigfte getuigenis naauwelyks voldoende en genoeg-
zaam zou zyn , om 'er de befchuldiging om ais beweezen aan
te zien.
Ik had my gevleid, dat 'er naauwelyks eenig menfeh irr
X 3 ge-
1C6 VERDEEDIGING van den Heer
geheel Engeland zou geweeft zyn , die, na dat hy de redenen
en bewyzen , die ik in verfcheiden van myn verdedingfehrif-
ten tegen de egtheid van die brieven had bygebragt, gelee-
7,cn had, dezelve egter nog voor egt zou hebben kunnen hou-
den, in weerwil van de ongerymdheid der bewysreden en de
ongeloofwaardigheid der getuigeniffen , daar men zulks mee
tragt te ftaaven. Maar groot, zeker, is de kragt van 't voor-
oordeel, inzonderheid op de gemoederen van zulken, die
maar met een tamelyke oplettendheid leezen en alles juut ten
naauwilen niet weegen en onderzoeken, wier getal nogtans
al een merkelyk gedeelte van 't menfehdom uitmaakt. Den
eerwaardigen Ontmaskeraar onzer dagen heeft het geen meer-
der moeite gekoft, om de grootfte onwaarfchynlykheden, on-
gerymdheden en tegenftrydigheden aan veelen wys te maa-
ken, ten voordeele der Jefuiten, dan het den eerwaardigen
Ontmaskeraar van voorige tyden, Titus Oates, eertyds koftte
om het meerendeel der natie even dwaaze ongerymdheden,
tegenftrydigheden en onwaarfchynlykheden ten hunnen na-
deele te doen gelooven: en dat ik waarlyk de Schryver was
van die brieven, daar was, dagten die veelen, dat Is, de menig-
te, al zoo weinig aan te twyffelen , als dat een volwaffen man
kruipen kon in een pints flesje. Dus wierd ik dan by de een-
voudigen, de ligtgeloovigen, de onoplettenden, de kortzig-
tigen gehouden voor één, die in 't hart Roomfch was, vooreen
tèrfnomden Jefuit, voor iemand die onder de band met de Jefdtcn
medewerkte, dien door den Paus verlof was verleend, om onder 't
masker van een Proteftant te gaan, en zyn tydwaar te neemen, om
den eenen if den anderen kragt 'daadigen Jlag te doen! en bet gevaar,
riep de Ontmaskeraar 'er tuflehen met luider keel, is groot elyks
te dugten (a). Tien doorjleepen Jefuiten , die zig daar voor uitgaa-
ven , daar B — r zig tut voor uitgeeft, en onder de begunfiiging van
dergtlyk een vermomming , zouden in (iaat zyn om ons aan Kerk en
flaat meer onheil te brouwen en kwaad te doen, dan honderd openbaare
zendelingen van Romen met malkander zouden kunnen dom (b). Wordt
dee-
(.1) Full, Confutit. p. 90. (fi) Ibid. p. 91.
A R C II I B A L D B O W E R.
ï67
deeze man zoo gelukkig, dat hy befcbermin ■; vit ."; (cegen de woede
van 't gepeupel, 't welk deeze liefderyke Leviet hier tegen hem
ophitlt ,) h:e myd een deur openen wy dan r.iet voor de geheime Iis~
ten en uiagen van t Pa isdotn &c. boe kragtig moedigen a-y daar door
de Romfchgezinden niet aan, cm ons andere Cummins , en andere
Heachs (menfchen die 'er nooit geweefl: zyn) (*) toe te zen-
den, die onder 't masker van Vrinéfcbap by ons zullen komen, cm
ons te kragtdaadiger en miffèr te vernielen; en zig tot Pkotestant-
sche HisTCRiEscHRWEKS , of iets dergelyks , opwerpen om de aan-
Jlagen van bet Pausdom te beter voort te zetten (c).
Deeze en meer andere dergelyke cerroovende verdenkingen
en kwaadaartige opftookeryen gingen, by de menigte, voor re-
den en bewys door; en wierd 'er door die bittere aanhitzin-
gen zoo hevig een vervolging tegen my verwekt, als nimmer
eenig Proteftant onderging in een Proteftantfcb land, geen ten
minften in dit land , zedert de tyden van de bloeddorftige Ko-
ningin Maria. Roomfchgezinden beide en Protejiantcn waren
het, dog uit zeer verfchillende beweegredenen, eens, om
my te vervolgen. De eerde deeden 't, om dat ik een Prcie-
Jlant was; de lautfte, om dat men hen had doen gelooven,
dat ik nog een Roomfchgezinde in 't hart was, ja een Jefuit,
door den ouden Heer te Romen met voordagt verkooren , om
de Kerk en (laat eerfl te ondermynen, en daarna by gelegen-
, met een kragtdaadigen ilag, te doen in de lugt vliegen.
Zulke _• grove ongerymdheden wierden teffens
:enftrydigb.eden gretig ingezwolgen van
de
•r toont h.'er, in een breedvoerige Aantekening, te-
• , dat 'er zulk een man als Cummin nooit geweeft
is. en dat de ga::fche vertelling van zyn Hifrorie, als had hy in de eerfté
jaaren van Koning, regeering, onder fchy.i van een Proteftantfcb
Leeraar, die 't Pausdom verzaakt had, de hervormde Kerk tragten te be-
nadeelen, een enkele fabel is, zoo wel als die van den gewaandan Hsatb.
Dog dewyl dit een byzonder gefchil is, voor buitenlanders althans, naar
't fchynt, van weinig belang, en tot de verdediging van Bo-jnr niet regt-
ftreeks betrekkelyk, hebben wy niet noodig geoordeeld, die Aantekening
te vertaa'ïn.)
(c) Ibid.
i6i VERDEEDIGING van den Heer
de ligtgeloovigen, de eenvoudigen, de kwaadwilligen ; wier-
den overal verfpreid door de Roomfchgezinden, door de Je-
fuiten, door hunnen Proteftantfcben medehelper, door zyne
en hunne Zendelingen , en openlyk uitgetrompet in yder Kof-
'fyhuis, in yder Boekverkoopers winkel, in yder herberg en
byeenkomft, van de wynhuizen af toe de bierkroegen toe;
en, dewyl de Jefuiten en hun medeftanders in zoo gewigüg
een- geval geen geld ontzagen, het ganfche Koninkryk rond
gevoerd door zommigen van onze huurlings maandfehryvers,
inzonderheid, door eenen van de zoogenoemde Critical Revie-
wers, die in hevigheid en bitterheid tegen my boven alle an-
deren uitmuntte (*). Te vergeefs was het, dat ik hun voor-
hield , dat, zo ik waarlyk Roomfchgezind en een vermom-
de ïefuitwas, gelyk ze zeiden , de Roomfchgezinden en Je-
fuiten my dan immers niet ontdekt en kenbaar gemaakt zou-
den hebben : dat ik nu al dertig jaaren agter een nooit eenige
oeffening van den Roomfchen Godsdienft had bygewoond,
nog zelf eenige van deszelfs plegtigheden verrigt: dat ik,
dien ganfehen tyd , beftendig gemeenfehap gehouden had met
een Protefiantfche Kerk: dat ik by alle gevoeglyke gelegenhe-
den den ukerften afkeer en veragting altoos betuigd had van de
leer
(*) Ik reken het my tot eer, tlat ik mishandeld word dooreen man
van zyn beginzelen ; begin zelen, voor alle waare Vrindenen voorrtanders
van onze gelukkige regeeringsvorm zoo haatelyk: en die in 't openbaarde
grondltellingen heeft durven veroordeelen, waar aan wy de gerufte bezit-
ting en 't genot verfchuldigd zyn van alles , wat den Proteftantfcben Inwoo-
ners van dit gezegend Eiland dierbaar is. De Montbly , zoo wel als hunne
Broeders, de Critical Reviewers zyn, zonder dat men de waereld behoeft
te zeggen op wat wyze, tot de Roomfchgezinde party overgehaald; en
hebben alles, wat ik tot verdediging van myn eer en naam gezegd heb, in
zoo valfch een licht gefield, dat een perfoon, my te eenemaal onbekend,
over hun partydigheid gefloord ,deeze volgende aanmerking indeopenbaa-
re nieuwspapieren deed zetten. Indien een regter ooit een vcrjlatr deed van
een regtsgeding aan zyn Jury op zulk een luyue, als hier (in de Montbly Re-
view) aan 't gemeen berigt gegceven wordt van de twiftzaak , die tujfcben den
Heer Bower en zyn befchuldigers in gefebil hangt , zeker , zyn gedagtenis zou
van alle beminnaars van regtvaardigbeid en menfcblievendbeid met oneer gebrand-
merkt worden.
ARCHIBALD B O W E R. i$>
leer en bygeloovige gebruiken van de Kerk van Romen: dat
ik in allerhande gezelfchappen de verfoelelyke wreedheden
der Inq'iifttie , daar ik zelf ooggetuige van geweefl was, dik-
wiis verhaald had, en daardoor yder, die he: hoorde, een
affchrik ingeboezemd voorden Godsdienft, die dezelve wet-
tigde: dat ik met der daad bezig was aan het opftellen van
cl n \v. rk, waar in ik' het Pausdom in zyn hoofdgronden zel-
ve, en verderen ganfehen opltel van wangevoelens aantaltte,
en waarvan de geleerde Proteflanten, zoo binnen als buiten 's
lands oordeelden, dat het geichikt was, om hetzelve een die-
pe en gevaarlyke wond toe te brengen ; dat ik , eer dceze twift
een aanvang genomen had, drie van myn naafte bloedver-
wanten had overreed, om den Roomfchen Godsdienft, waar
in ze opgevoed waren , te verzaaken , en den Proteflantfchen te
omtielzen &c. Alle deeze dingen, fchoon te waerelakundig
om geiochend , of zelfs in twyffel getrokken te kunnen wor-
den, en wat jk verder ook nog ter verdediging van myn on-
fchuld mogt bybrengen, 't wierd alles by de ligtgeloovigen,
bevooroordeelden, en onoplettenden aangezien voor enkele
uitvlugten en fpit svindige ftrecken; met aien naam getiteld, en
op dan voet beantwoord van de Jeluitenen hun Proteflantfchen
Raadsman : en ik was en bleef de Roomfchgezinde in zyn
h rt , de vermomde Jcfuit, die al het nadeel, dat hy den
Ro imfchen Godsdienft deed, deed uit kragt van een byzon-
der verlof, door den Paus hem ten dien einde verleend : re.
den en gezond verftand fcheencn in flaap gewiegd: vooroor-
deel, onverftand, kwaadaartigheid,afgunft, hadden de over-
hand. Menfchen van oordcel en van een onbeneveld doorzigt
Honden verbaasd over de algemecne verblinding: de Jefuiten
verheugden zig over den goeden uitflag , die hun verwagting te
boven ging,- en vleiden zig, dat het flegt onthaal , 't welk
een van hun Orde by de Proteflanten , wier Godsdienft hy om-
helsd had, ontmoette, in 't vervolg, alle anderen voor altoos
zou aflchrikken, om zyn voorbeeld na te volgen : hun Proti-
flantfebe voorvegter zegepraalde , en zig beroemende dat hy
alle de aanzienlyke Kerkbedienaars , en met hun de ganfene
Y na-
j7o VERDEEDIGING van den Heer
natie, zotten en J "cburken alleen uitgenomen, opzyn zydehad,
ftreelde zig met zyn eige wonderbaare fchranderheid ;
fchold de Jcfuiten luidkeels in 't openbaar uit, om dat zy hun-
nen waarden Broeder bcfcbatten wilden , en bezogt hen in 't hei-
melyk om verdere berigten te krygen en hun raad, op welke
wyze hy 'er gebruik van moeft maaken (*).
De Jefuiten waren egter nog niet voldaan: zy merkten ,
dat, fchoon zy wel hunne logens en lafteringen ingang had-
den doen vinden by een groot getal van goede en welmee-
nende, dog min doorzigtige, Proicjlanten, veelen nogthans,
zoo Kerkelyken als leeken, en mannen van te gezond een oor-
deel om lafternaamen voor goede redenen, fcheldwoorden
voor bewyzen, of de getuigeniffen , hoe talryk ook en me-
nigvuldig, van Jefuiten, voor onweerfpreekelyke blyken en
betoogingen aan te zien, het ganfche ftuk niet anders hielden
dan voor een liflig gebrouw en toeleg van een Orde van Men-
fcben, die in 't /meeden van verdigtfels uitmunten: dat myn Vrin-
den in 't byzonder , die my , zommigen twintig , anderen reeds
dertig jaaren, en eenigen van weinig maanden af na myn komft
in Engeland, van naby en in myn ganfch gedrag en wandel ge-
kend hadden , nog myn Vrinden bleeven,- en dat de trooft en
verkwikking, die hun geneegenheid en aanhoudende Vrind-
fchap my verfchafte, my het hoofd deed boven houden, en
belette, dat ik onder 't gewigt van zoo wreed een vervolging
niet wegzonk. Om my derhalven ook van die onderfteuning
en toevlugt te berooven, en my teffens in 't oog der ganfche
waereld blykbaar fchuldig te doen fchynen aan alles, wat men
my had te lafl; gelegd had, beHooten zy, (wie zou ooit gedagc
hebben, dat de Jefuiten, fchoon door een Prot ejlantfche par-
ty onderfteund, zoo ftout zouden geweeft zyn, dat zy aan
dergelyk een toeleg in een Protejlantfch land zouden hebben
durven denken!) beflooten zy, zeg ik, my uit hetKoninkrylc
te
(*) Dit zal in 't vervolg onweerfpreekelyk beweezen worden met di
cpene verklaaring van een getuige, dien hy zelf voor volkomen geloofwaar'
dtg erkent.
ARCHIBALD BOWER. 171
re jaagea. Ten dien einde fchreeven zy my, of deeden my
een brief fchryven, waar in ze my dreigden niet een vervol-
ging in rt-gten over een Ilalsmisdaad , indien ik my niet weg-
maakte en uil bet Ryk vlugtte, met zon veel fpoed als ik uk Italiën
gevlugt was. In dien brief wierd de plaats genoemd, daar
men vuoronderftelde, dat de misdaad bedreeven was; naa-
melyk in Litt'.e Wyldejireet , een flriat mcefr bewoond door
Roomfchgezinden , Priefters, en Jefuiten, en in de buurt van
hun algemeene getuige Hannah Hoyles : men voegde 'er zelfs
den naam by van myn medepligtige, die bereid was, om het
met eede te bevestigen, gelyk ook de man en de vrouw van
het huis wilden doen; en de Schryver van dien brief, die
voorgaf myn Vrind tezyn, deed 'erdeeze waarfchuwing by:
hoe groot tok uw onfchuld moge zyn , zy zal u niet konnen helpen te-
gen de ceden van drie getuigen (*). Had de vrees voor die ge-
dreigde regtsvervolging de overhand by my gekreegen , en
my met zoo veel fpoed, als ik eertyds Italiën deed , het ryk
doen verlaaten, ongetwyffeld zou 'er yder een beflooten heb-
ben , dat ik waarlyk fchuldig was aan alles wat men my tot
nog toe had te laft gelegd : nieuwe logens zouden 'er wel haaffc
door de Jefuiten zyn bygefmeed, door den uittrompetter hun-
ner lalteringen als zoo veele onbeiwiftbaare waarheden de gan-
fche waereld aangekondigd , en overal aangenomen als ten
vollen geloofwaardig, dewyl 'er niemand was, die dezelve te-
genfpreeken en weerleggen kon. Dit, wiftik, was het, dat
de Jefuicen zogten. Maar, aan den anderen kant, was ook
de gewelddaadige, onchriftelyke, en wraakzugtige geeft der
Sociëteit my niet onbekend : ik wift ook , reeds eer de Heer
AtwjIi het openbaarde aan de waereld (a), dat zy, zelfs in
dit Koninkryk, voorraad hebben van valfche getuigen, die
gereed ftaan op hun bevel; en had derhalven reden om tedug-
ten,
(*) Deezen brief ontving ik met de Bath poft. Alle vercifchte poirmer-
ken Ihan 'er op ; en dewyl ik hem 1105 in handen heb , zal yder Heer, die
hem gelieft te leezea, my welKom zyn.
(a) Zie des HeereD Arnoli's beweegredenen &c. p. 66.
Y 2
J73 VERDEEDIGING van den Heer
ten, dat zy, indien de bedreigingen de gewenfchte uitwerking
niet deeden, het mogelyk by de bedreigingen niet zouden laa-
ien blyven. Het vertrouwen egter op myn onnozelheid deed
my 't gevaar moedig onder d'oogen zien ,• en ten teken , dat
ik, ftout op myn onichuld, hun bedreigingen niet vreesde,
tartte ik hen openlyk uit, en liet de bekendmaaking, welke
de leezer hier onder in een aantekening (*) vinden zal, in
de nieuwspapieren zetten. De Jefuüen daarop, ziende dat
ik my door hun bedreigingen niet liet vervaaren, begonnen,
naar het fchynt, over den uitflag van zoo wanhoopig een on-
derneeming nadenken te krygen,- en ik hoorde 'er zedert niet
meer van. Nogthans, dewyl het twift en ïafterfchrift , dat
den titel voert a Fuïï Confutation. ikc. (Het vuur; 't welk de
Ontmaskeraar voorzigtig ge/paard bad, gelyk hy zelf in (Iruik-
roovers ltyl zig uitdrukt,) (a) omtrent op dien tyd in 't ligt
kwam, en ik ter hertelling van myn gezondheid genoodzaakt
was my eenige weinige dagen op 't land in de frifle buitenlugt
te onthouden, hield men ftyf en fterk ftaande, en veelen ge-
loofden 't, dat myn Vrinden, nu overtuigd dat ik fchuldig
was, my allen tot een' man toe verzaakt hadden, en dat ik
daarop uit bet Kyk gevlugt ivas.
Toen deeze, niet min wreede dan onregtvaardige, vervol-
ging op haar hoogfl was, kwam de Voorzienigheid op 't on-
ver-
(*) Deivyl zeker Heer op Donderdag, den twee-en twintigften deezer, mee
de Bath-po/ï een brief ontvangen beeft, getekend David Turner, waarin bem,
snder J'chyn van Vrindfcbap , kennis gegeeven tvordt, dat 'er een regtsgediug
over een Halsmisdaad tegen hem ftaat ondernomen te worden, en by daarom
geraaden, zig weg te maaken en uit bet land tewyken: bedient die Heer zig
van dit middel, om den Scbryver van dien brief te doen weetcn, dat hy , opzyn
eigen onfcbuld en de regtvaardigheid der wetten vertrouwende , de bedreig! ■
van zyn Fyanden, nog valfebe eeden vrcejl; en zyn gewaanden Prindver-
zoekt, dat by, zo hy James Davis (den voornaamlten getuige) ergens zien
en fpreeken mogt, den zelven op kragtig ft gelieve aan te maden, dat hy zig
zonder verzuim by den Regter Fielding wil vervoegen, en de aanklagt doen.
Deeze bekendmaaking wierd gezet in de Cizetteer, en de Public Mver-
tifer, en in de General Evening puft , den 26 Fcbruary 1757.
00 Bower and Tilleiaont. ~p. 83.
A R C H I B A L D B O W E R. 173
venvagtft de verdrukte onnozelheid te hulp, en de heillooze
aanflagen der Jefuiten wierden, toen zy zulks het minft ver-
moedden, voor 't 005 der waereld blootgelegd. Dewyl ik
van buiten 's lands geen getuigeniffen ten mynen voordeelete
hoopen had, en ook de Roomfchgezinden hier in 't Ryk, ze-
keriyk myn zaak niet zouden opvatten, kon i ;ns en
lafteringon niet anders te keer gaan, en wederleggen dan met
redeneeringjn. Maar uh ïe verklaaringen t
Jen te keer te gaan aüeen in:: . c;i had de Ontma.
my rcj.is gezegd, datmz zeer verd n had; en de aller-
onwaarfchynlykfle en ongelooffelyktte (lukken op het getuige-
nis van menfehen, bekend en onweerfpreekelyk overtuigd
als logenaars en lasteraars met voordagt niet te willen geloo-
ven, was naar de taal van dien befchaafden edelman, een
onbeschaamdheid zonder weerga. Dus ftond het met ons e.
toen ik, gelukkig zeker ter handhaaving der waarheid, maar
ongelukkig voor de Jefuiten en den armen man , dien zy tot
hun ftookebrand gebruikten, voorzien wierd, tegen al myn
;cing, met lihdrukkelykegetuigenijjen.uitdrul ïelykeProteftant-
fchc verklaaringen van eenen , dienzy voor volkomen geloofwaar-
dig erkend hadden , en wiens getuigenis zy zeiven als onweer-
fpreekelyk tegen my hadden bygebragt: den Ylecr slniu: .
ik, een man, by veele Roomfchgezinden in dit Koninkryk
zeer wel bekend, aan wien ook de Ontmaskerair zq\ï eenige
kennis heeft. Hy was voorheen, gelyk zoo veel anderen ,
door de Jefuiten tot het verlaaten van het Protcjlantjch geloof
en 't aanneemen van 't Pausdom verleid geworden; en had
1 zoo veel op met zyn nieuwen Godsdienft,
. uit dien hoofde een aanzienlyk en voordeelig ampt, 't
Welk de regeering hem, toen 't nog nietrugtbaar was, dat hy
Roomfch was geworden, aanbood, van de hand wees (*). Dit
bragt
(*) In den voorrmmkn Oorlog bediende de Heer Amold het ampt van
-:i opziener over de Krygsgevangenen , en over zieke
en gekwctfïe Matroozen en Zee-Soldaaten; en hy kweet zig van dat ampt
tot volkomen genoegen van zyn meelters, die hem aangelteldhaddwii ; zoo
Y 3 Jat
174 VERDEEDIGING van den Heer
bragt hem by de Jefuiten ongemeen in gunfr. : en zy fielden
een volkomen vertrouwen op zoo opregt een bekeereüng, de-
wyl ze hem te vaft en zeker in de ketens van 't Pausdom ge-
khiifterd waanden , om ooit eenige gedagten te maaken van
zig in zyn voorige Proteftantfcbe vryheid te willen herfhellen.
Maar toen hy met der tyd de Heilige Moeder de Kerk wac
meer van naby .leerde kennen, zag hy wel haaft, dat de
Heiligheid van haar yverigfte zoonen meeft al beflond in 'c
uiterlyke; dat haar grondbeginfels onchriftelyk waren, haar
gebruiken den naam zelf van Godsditnft ontheiligden, en van
dien aart waren, dat ze zelfs een blinden en onverligten Hei-
den niet paften. Hy vervoegde zig daarop by een geleerden
en zeer geagten Geeftelyke van de Kerk van Engeland, den
eerwaardigen John Corpe, ReEtor van IVayford, met wien hy
te vooren zeer gemeenzaam had omgegaan; lag zyn ganfche
hart met alle opregiheid zonder agterhouding voor hem open ;
en gaf hem kennis van alles, wat hem in zyn nieuwen Gods-
dienft aanftootelyk was voorgekomen, en onder anderen ook
van 't gedrag, 't welk de Jefuiten ten mynen opzigte gehou-
den hadden. Op dit openhartig berigt verzogt de eerwaardi-
ge Heer Corpe, na dat hy eerft alle zyne twyffelingen naar
genoegen opgeloft , en het verdwaalde Schaap weder te regt
had gebragt, hem zeer ernftig, dat hy hem een opregt ver/lag
wilde doen van alles wat by wijl van de vervolging, die de Jefuixin
tegen den Heer Bower verwekt hadden. De Heer Amold voldeed
toen
dat hy met dezelfde bediening wederom vereerd zou zyn geworden, toen
deeze tegenwoordige Oorlog uitbrak. Maar dewyl hy op dien tyd den
Roomfchgezinden Godsdienft, dien hy middelerwyl aangenomen had, be-
leed, oordeelde hy het te eenemaal onbeftaanbaar te zyn met de beginfe-
len van deugd en eerlykheid, dat hy het brood zou eeten van de Regeering
op den zelfden tyd, dat hy zig in de fterkfte verzoekingen moeft bevin-
den, om zyn getrouwheid aan zynen Koning te verzaaken, en 't by/.onder
belang te bevorderen van hun, die bittere Vyandcn waren van alles, wat
een Proteflantfcb Volk dierbaar is. Deeze waren de beweegredenen , die
hem deeden befluiten, om een aanzienlyk en voordeelig ampt vau de hand
te wyzen. Zie Mr. Arnold's Matives &c. p. 42.
ARCHIBALD B O W E R. ,75
toen niet rzoek van zyn Vrind, maar liec
zigookcin el] . bedugt mogt zyn voor den haac
lii vervolging d.r Roomfchgezinden , die hy zig daar door op
den bals moge haaien, zoo ver van hem overhaalen , dat hy
zyn toeftemming a in den Heer Corps gaf, om van die zyn be»
rigt zulk een gebrui* te mogen maaken, a!s hy zou goedvin-
den. De lieer Corps daarop, die nu deheillooze aanflagen
der Jefuiten volkomen doorgrondde, en bet, om met zyn ei-
gen woorden t \baar oordeelde met zyn pligt
als een Cbriflcn , - tog als een Protëftant, en een Geejiely-
kc, dat hy als bloot s toekyker ka f pel zou blyven aanzien, en geruft
dulden, dat een man, feboon hem te eeneinaal onbekend, alsfcbuldig
veroordeeld wierd , daar hy de out.. n van zyn onno-
'/ in handen bad ia) g F, gel; . hy zyn pligt dagt te zyn,
de twee brieven in 't ligt, die zyn Vrind hem over het gedrag
der Jefuiten in de zaak van den Heer Bowergefchreeven had, en
voegde 'er eeniize zeer verltandige Aanmerkingen, en eene
Voorreden by (*). Ik zal de vryheid neemen van hier deeze
Voorreden of inleiding ten dienft van den leezer uit te fchry-
ven, op dat dezelve zoo lang myn Hittorie der Paufen in we-
zen blyft, ten loffelyk gedenkfluk ftrekke van zyn eer]
welmeenendheid en goedhartigheid zoowel, als van zyn op-
regte liefde voor de waarheid en ongeveinsden yver voor den
Proteftantfchen Godsdienfl:. Zy is Van aeezen inhoud:
» De
(il Fr'face to a Pojlfcript. p. 4.
(*) Die gefchrift v.:icrd uitgegeeven onder den volgenden titel. Ét
\rdige J} ukken, onlangs ont. lekt , die betrekking hebben tot l-.:
...r Jefuiten, met den Hr. Bower gehouden ; en greotelyks dienen ku
. : te ontknoopen. Door een Geeftelyken van de Kerk
In perikelen van myn gejlagt. In perykelen onder de valfebe Broeders:
2. Corinth. 11. vs. 26.
Een tweede uitgaaf kwam 'er van in 't ligt, daar de lieer Corps zyn naam
onderzette, en een voorreden en nafchrift byvoegde, waar in hy de n
i lafhartige verdraaiingen en openbaare valfebbeden aantoonde , begree-
pen in 't nafchrift van een Werkje, genoemd a Complete and final Dctefti-
on. &c.
176 VERDEEDIGING van den Heer
„ De opregte üefde , die ik heb voor de waarheid , en myn
„, welmeenende zugt voor onze gelukkige regeeringsvorm bei-
„ de in Kerk en itaat, zullen, hoop ik, een voldoende en
„ genoegzaame verontschuldiging voor my zyn , du ik deel
„ neem in het thans zweevend gefchil tufichen Archibald Buwer
„ en de Jefuiten. Men heeft niet veel doorzigts en fchran-
„ derheids noodig om te zien, dat de vervolging, tegen dien
„ Heer verwekt, iets is, daar de Pioteftanifchc zaak eenig be-
„ lang by heeft. Want bezwaarlyk zou 'er anders eenewaar-
„ fchynlyke reden uit te denken zyn, waarom de openbaare
„ Vyanden van ons Sion zoo veel moeite zouden neemen , om
„ eenen man haatelyk te maaken in de oogen eener gehe-ele
„ Proteftantjcbe natie,- een man, die, zoo vee! ik kan nafpoo-
„ ren, nooit eenigen Protejïant in 't ganfche Koninkryk billy-
„ ke reden van k!ag<en gegeeven heeft. Menigvuldig en
„ zeer zwaar zyn de befchulJigingen , die men tegen hem in-
„ brengt: geen kleuren dunkt men te zwart te zyn , om 'er
„ hem mede af te fchilderen: een bedrieger, een openbaare loge-
„ naar, een ligt mis, een vrydenker , een vermomde papijl , zyn de
„ luidklinkende titels, daar men hem overal meê wreert, in
„ de openlyke aanklagte , die het zommigen Protejïanten zoo
„ wel als Roomfchgezinden goedgedagc heeft tegen hem te
„ vormen.
„ Door den Heer Bomer das als een yfTelyk fchrikdier, ver-
„ vaarlyk om te aanfehouwen, af te fclnldtren, ha I men de
„ waefeld Iteren roepen; weg van de aarde met zulk eenen; want
„ het is niet beboerl)k dat hy leeve ! dat dtrgelyk een geroep te-
„ gen hem opgeheven wierd door Roomfche Pricjïcrs, Je/ui-
„ ten, Monniken, en den ganfehen Jl 'am der Paus gezinden; dat
„ de aanhangers van de Kerk van Romen, van welke de Heer
„ Bower zig had afgezonderd, geen fteen ongeroerd lieten om
w hem te Jchandvlekken en zwart te fmaaken , is niets, dan
„ het geen ik wel verwagtte, van dien kant: maar dat een
„ Protejïant, en een Prot cjlantfchc Geejlelykc in dit Koninkryk
„ zou gevonden worden, laag genoeg en onedel van geeft,
., om hun medehelper te willen zyn niet alleen, maar zelfs
» ^g
A R C II I B A L D B O W E R. 177
zig tot liun hoofd op te werpen en hen aantehitzen, is iets,
beken ik, dat ik niet verwagt had, en dat my te ecncmaal
verbaasd doet liaan. De yver en kwaadaartigheid van 'c
lom is vin die natuur, dat zy geen de minlle hulp van
Piot ell anten noodig hebben in eenigen ftryd , dien ze ftry-
den voor 'c belang van de Heilige Moeder de Kerk. Al
waren de Proteftanten zoo eensgezind onder malkanderen ,
als ze behoorden te zyn, zy zouden egter nog altyd werks
genoeg hebben, om de Hagen, die hen onophoudelyk van
den Roomfchgezinden kant gedreigd worden, af te kee-
ren. Wat moet men dan wel denken van zulke Prote-
ftanten onder ons, die 'er in roemen, dat ze zig als werktui-
gen des Pausdoms gebruiken laaten, en in een treurfpel ,
door Roomfchgezinden aangerigc , openlyk de hoofdrol
fpeelen?
„ De woede en raazerny van een verdoolden yver en voor*
bedagte boosaartigheid te leeren kennen en gevoelig te on-
dervinden , is het ongelukkig lot geweeft , 't welk den
Heer Boiver is ten deel gevallen. Had hy zig zelven geen
openbaaren Vyand verklaard vandeRoomfchedwaalingen,
, had hy zig niet geneegen beide en bekwaam betoond om
dezelven te wederleggen, nooit zou hy, des houde ik my
ten vollen verzekerd, het voorwerp geworden zyn van der
Jcfuiten kwaadaartigheid en de vervolging der Roomfchge-
zinden. Zien wy de gefchiedeniffen der voorige tyden in,
wy zullen niet een enkelen man vinden, die deRoomfchen
verlaaten , en hun en hun zaak eenig wezendlyk nadeel had
toegebragt, of die het, huns oordeels, in Haat was om te
doen , dien zy niet op allerhande wyzen getragt hebben
zwart te maaken. Ik kan daarom naauwelyks zeggen, of
het meer medelyden by my verwekt of verontwaardiging,
, als ik Proteftanten zie, die zig zoo gemakkelyk door het
fchynfchoon des Pausdoms verblinden laaten, zoo gemak-
kelyk door de Jiftige zendelingen van Romen om den tuin
laaten leiden , en die zoo gereed zyn om zig in een vloek-
Z - ver-
173 VERDEEDIGING van den Heer.
„ verband te laaten fleepen, ten nadeel van hun zelvenenhun
„ eigen zaak.
„ In dit ligt moet ik noodwendig het gefchil befchouwen
„ tuflchen den Heer Bower en de Jefuiten, 't welk zedertzoo
„ langen tyd de aandagt van 't gemeen cotzig getrokken heeft.
„ Tot nog toe, 't is waar, fchync men de vergiftige pylen
„ van 't Pausdom los te fchieten alleen op den Heer Bower ,
„ maar egter, als deeze flryd dus voortgezet wordt door Pro-
„ teftanten, en onder fchyn van y ver voor den Prcteftantfcbcn
„ Godsdienft, of uit een voorgewende zugt en liefde tot de
„ waarheid, wie kan zeggen, waar de triomf der Roomfch-
„ gezinden zal eindigen?
„ Dewyl ik, ver van de fhad Londen , op het land woone,
„ daar men, den Hemel zy dank! van geen blinden yver,
„ partyzugt, of vooroordeelen van deezen of geenen aan-
„ hang weet , las ik, met de grootfte onzydigheid en geen
„ minder aandagt, alles wat 'er van den eenen en den ande-
„ ren kant in 't ligt kwam over een gefchil, 't welk my een
„ ftuk van het uiterfte gewigt fcheen te zyn voor de Protcft ant-
„ fche zaak; en ik kan den leezer verzekeren, dat ik uit die
„ fchriften zoo volkomen overtuigd wierd van de onfchuld
„ van den Heer Boiver, en van de boosaartigheid zyner Vy-
„ anden, dat het my te eenemaal onbegrypelyk voorkwam,
„ hoe 'er in geheel Groot- Brit anniën nog een enkel man, op-
„ regt van hart en gezond van oordeel , kon gevonden wor-
„ den, die niet van het een en 't ander zoo volkomen over-
„ tuigd was, als ik zelf. Dog, gelyk meelt alle menfchen
„ doorgaans hun eigen ruft en vrede beminnen , en zig niet
„ gaarne in de gefchillen van anderen mengen , die hen niet
„ raaken, zou ik my ook met rnyn eigen overtuiging verge-
„ noegd en ftil gehouden hebben, indien niet de goeder-
„ tierene Voorzienigheid, die altoos waakt voor verdrukte on-
„ nozelheid, my, op het onverwagtft, zulke bewyzen van
s Bomers onfchuld , had doen in handen komen, dat de erken-
» de grondbeginfels van billykheid, van eer, van menfchlie-
., vc-nd--
ARCHIBALD B O W E R. 179
vendheid my niet toelieten, die voor de waereld te verber-
gen ,• bewyzen , gegrond op ftukken, te beflilTend om weér-
fproken tj worden, te taftbaar, om 'er met al de tover-
konft van Jefuiufche fpitsvindigheden eenige uitvlugtop
te vinden
„ Deeze ftukken zal ik thans, als een voorfpraak ter verde-
diging van waarheid en vervolgde onichuld, het gemeen
onder 't oog brengen. Men zal 'er een zeer goddeloozen
aanllag tegen den Heer Bever door aan den dag gebragc
zien , gefmeed door de openbaare Vyanden van onze geluk-
kige regeeringsvorm in Kerk beide en (laat, en uitgevoerd
door J — D— s, Klerk, Schryver van de eerroovende las-
terfchriften , die tegen den Heer Bower zyn uitgegeeven,
en een Man , voor wien di Roomfcben en Jefuiten in al de Lirit-
fche Hecrfcbappyen van zyn Majefteit geen anderen zouden heb-
ben kunnen vinden, die bekwaamcr was om bun heillooze aan/lagen
voort te zetten. Zy zouden 'er ten minften geen anderen
Geeflelyken, hoop ik , hebben kunnen vinden , die zigzou
hebben willen vernederen, om voor een jlookebrand en roer-
vink van Roomfcben en Jefuiten te fpcelen , en bun vuil werk voor
hun af te doen.
„ Dewyl het een jammerhartig tydverkwiflen voor my zou
zyn , m'yn Proteftantfcben Broeder en zyne Jefuiten te willen
volgen door al die llyk en drekwegen , daar ze vuilnis ge-
raapt hebben om den fleer Bower te bekladden, zal ik den
leezer flegts wyzen naar de antwoorden, welken die Heer op
de tegen hem verfpreide la'derfcliriften heeft uitgegeeven ;
en my alleen bezig houden met de (lukken , die my zoo ge-
vallig en onvtrwagt zyn in handen gekomen. De perfoon,
dien ik in zal voeren als getuige om ze te (laaven, is een
man , wiens getuigenis ik my verzekerd houde, dat de Heer
D — s met fciiaamcc leezen zal , zyn Roomfchgezinde goe-
de Vrinden met innerlyke fpyt en verbaasdheid moeten er-
kennen, en daar alle beminnaars en voorftanders van waar-
heid en de Pioteftantfche zaak meer (laat op zullen maaken ,
dan op honderd verklaaringen, op honderd brieven, en
Z 2 „ hon-
rto VERDEEDIGING van den Heer
„ honderd eeden van menfchen, die het niet alleen voor eert
„ geoorlofd, maar zelfs voor een vcrdienftig werk aanzien
„ te liegen en te bedriegen ten voordeele van de Heilige Moe-
„ der de Kerk; en, dat meer is, die logens en bedriegeryen
„ met de plegtigfte eeden zelfs te bevestigen.
„ De Heer William Arnold, Apotheker, een man, by vee-
„ Ie Roomfchgezinden in dit Koninkryk zeer wel bekend %
w en daar de Heer Douglas zelf eenige kennis aan heeft, is
» een van dien talryken hoop, dien het Pausdom in 't. net
„ gekreegen heeft , en ongelukkig van den Proteftanifchen
„ Godsdienft verleid is geworden door bun, die onophoude-
„ lyk zoeken , wien ze zouden mogen verflinden. Na dat hy
„ eenigen tyd lid geweefl was van de Kerk van Romen, leerde
„ hy derzelver geboden en grondbeginfelen beter kennen;
„ dog bevond zig daar door niet te beter over zyn nieuwe
, keur voldaan. Dewyl hy egter in 't eerft den Roomfchen
„ Godsdienft omhelsd had, om dat hy meende overtuigd te
„ zyn , dat de Kerk van Romen de eenigfte waare Kerk van
„ Chrijius was, had hy grooten fchroom in zyn gemoed , om
„ zig wederom van zyn nieuwe Kerk af te zonderen ; en ge-
„ voelde zig nogthans ongeneegen om 'er langer een Lede-
„ maat van te blyven, daar zyn twyffelingen en menigvuldi-
„ ge zwaarigheden onophoudelyk in getal en kragt toenamen.
„ In deeze gelteltenis zyns harten vond hy goed zig aan my te
„ vervoegen, als aan een Geeftelyken, met wien hy tevooren
„ kennis gehouden had, en field e my, in een vnindelyken
„ brief, eenige vraagen en gefchilftukken voor, die tufichen
„ de Kerk van Romen, en die van Engeland betwill worden.
„ Ik nam met vermaak de laft op my , om hem in zyn twjffe-
„ lingen te voldoen , en zyn bewyzen ten voordeele van het
„ Pausdom te beantwoorden. Een geruimen tyd liep onze
„ briefwiffeling op dien voet, tot dat eindelyk myn Vrind
„ voor de kragt der waarheid bezweek; en ik had het geluk
„ van een nedrig werktuig te zyn, in hem als een opregt Le-
„ demaat aan de Kerk weder te geeven , en uit de gevaarlyke
m verzoeking te redden, daar hy in ge weeft was,, om eenon-
» ge--
ARCIIIBALD B O W E R. igi
„ getrouw onderdaan van zyn Majefteit te worden. Myn
,, Vrind was ten hoogllen by zig zelven vergenoegd, en ver-
„ heug Je zig van harten over den Hap, dien hy gedaan had..
„ Hy had my, in 't beloop onzer briefwiffeling, verfcheiden
„ geheimen van de Roomfche grondbeginfek en gewoone wy-
,, zen van doen in die Koninkryk geopenbaard , die enkel ftrek-
,, ten om myn y ver te doen aanwakkeren , en met te grooter
„ naarstigheid myne poogingen te verdubbelen , om hem tot
„ de kudde, waar van hy afgedwaald was, te rug te brengen.
„ Dewyl het gefchil tuflehen den Heer Boivcr en de Jefuiten
„ op dien tyd een groot gerugt maakte, en hy bygeval eeni-
„ ge byzonderheden , die 'er betrekking op hadden, had aan-
„ geroerd , verzogt ik myn Vrind zeer ernltig, dat hy my r.1-
„ les, wat hy van dat gefchil wilt, wilde mededeelen. liet
,, openbaar getuigenis, 't welk hy thans de waereld aanbiedt,
„ behellt niets anders, dan in 't algemeen den inhoud van 't
„ geen hy my, nu omtrent eenjaar geleeden, in onzebyzon-
,, dere fchrif'telyke onderhandeling verklaarde. Verheugd,
„ als ik was, dat ik iets gevonden had, dat de zaak der waar-
„ hud en de verdrukte onnozelheid onderfchraagen kon,be-
„ waarde ik zorgvuldig zyn getuigenis tot myn eigen voldoe-
„ ning en gerultlteliing, zonder als nog eenig voorneemen te
,, hebben, om het waereldkundig temaaken. Maar toen ilc
„ bemerkte, dat de party van 'c Pausdom, even als een be.
„ roerde zee, niet ruften kon, maar nog (leeds voortging
„ met haar flyk en lafter kladden op den verongelykten lieer
r te werpen; toen ik duidelyk zag dat zy beflooten
„ had, om een Inquifit ie zelfs in dit Koninkryk op te regten ;
,, toen oordeelde ik het hoog tyd te zyn , om my van myn
„ pligt voor God en Menfchen te kwyten; en myn uiterfte-
„ vermogen aan te wenden, om, zoo veel ik kon, den fter-
,, ken ftroom van 't Pausdom te (tuiten ; en, waar 't moge-
,, lyk , den fchielyken wasdom te fmooren van dat onkruid,
„ 't welk de verraaderlyke Zoonen van Romen tragtten te
„ zaaijen tot verderf van alles , wat een waaren Protejlant , en
v opregten Engelfcbman waard en dierbaar is. Ten dien ein-
Z 3- »- d'e;
i8a VERDEEDIGING van den Heer
„ de drong ik mynen Vrind, den Heer Arnold, fterk aan , om
„ het geen hy my in 't byzonder geopenbaard had waereld-
„ kundig te maaken , en met my, als voorfpraaken , de zaalc
„ van den Heer Bower op te vatten, hoe wel dezelve ons bei-
,, den van perfoon te eenemaal onbekend was. Hy fcheenin
„ 't eerft vry ongeneegen om onder 't oog der waereldte ver-
„ fchynen , en betuigde niet weinig bedugt te zyn voor een
„ hevigen ftorm van 't Pausdom, die op hem mogelyk zoo
„ wel als op den Heer Bower vallen zou. Hy kende, zei hy
,, my, de beginfelen en grondregels van het 1'ausdom te wel,
„ om 'er niet bedugt voor te zyn. Het is onnoodigdat ik den
„ Jeezer melde, welke bewyzen ik gebruikte, of welke drang-
,, redenen ik bybragt om hem over te haaien, dat by een ge-
,, nootfehap van Menfchen weerftond, die, volgens zyn eigen
„ belydenis, gezwooren Vyanden waren van onze gelukkige
„ regeeringsvorm beide in Kerk en ftaat , en heimelyk niets
,, vuuriger wenfehten, dan dat die beiden onherilelbaar mog-
,, ten ten gronde gaan. Ik was in opregtheid volkomen by
,, my zelven overtuigd, dat nog hy, nog ik, kragtdaadiger
„ maatregels konden by de hand vatten om de waereld duide-
,, lyk te doen zien, dat wy waareen trouwhartige Vrinden
,, en voorftanders van de Proteftantfche zaak waren, dan door
,, de verborgenheid van de Paapfcbe aanjlagen aan den dag te
„ brengen, en openlyk uit te komen, tot verdediging van
„ den verongelykten Schryver van de Hifiorie der Pau/en.
„ Ik moet nog hier by niet vergeeten aan te merken, dat
,, die zelfde Heer Arnold dikwils uitgelokt, en zeer fterk ge-
,, drongen geweeft is, om in het algemeen gefchreeuw des
„ Pausdoms tegen den Heer Bower mede deel te neemen.
,, Maar de vreeze Gods en de liefde tot de waarheid behiel-
,, den gelukkig by hem de overhand: en de beginzelen van
,, eer en billykheid hadden, terwyl hy nog- Room fch was ,
,, meer invloed en vermogen op zyn ziel, dan de dringende
„ verzoeken zelfs van een onweerftaanbaaren D — s , met den
,, ganfehen trein van 't Pausdom gefterkt. Menigvuldig
„ waarlyk zyn de laagen geweeft, die men hem gelegd, zeer
„ zon-
A R C II I B A L D B O W E R. ig3
„ zondcrlyk de liften, die men gebruikt heeft, in anderen ty-
„ den en by anderen geegenbedcn , om den Heer Arnohl van de
„ paden \m waarheid, reden, en gehoorzaamheid af te trek-
„ ken, en hem in een poel van verdriet, zonde, fchuld, wroe-
„ ging en ongetrouwheid te doen nederltorten. Had deVoor-
» zienigheid hem niet onder de vleugelen haarer befcherming
„ genomen, had een natuurlyke aandoening. en gevoel van
„ opregtheid , eerlykheid en goedaartigheid zyne gedagccn
„ niet bezield , en zyn woorden en daaden beftierd , Ky moeffc
„ in een van de verfcheiden en menigvuldige ftrikken gevallen
„ hebben, die men tot zyn bederf gefpannen had. Ik kan
„ derhalven het genoegen naauwelyks uitdrukken , dat ik ge-
„ voelde, toen ik den Heer /Irnohiait het gevaar, daar hy in
„ geweeft was, gered zag, en hem bereid vond om de d.vaa-
„ ling te verfoeien, en de waarheid te handhaaven. Men
„ zou het mogelyk vermetelheid, zo niet verwaandheid, in
„ my noemen, indien ik zeggen durfde, dat zyn getuigenis
„ het ganfche gefchil tuffchen de Jefuiten, den Heer D — s
„ en den Hec_r Bomer beflift. Maar ik zal het voor zigzelven
, laaten (preeken. En indien 'er, na een ernftig en onparty-
, dig onderzoek en overweeging van het geen nu door den
, Heer /i'rnold a.an den dag wordt gebragt, nog eenigen mog-
, ten gevonden worden, die betuigen, dat 'er nog niet ge-
, noeg gedaan is om dit ganfche gefchil in zyn waare ligt te
, zetten , en den Heer Bomer van de tegen hem ingebragte be-
, fchuldiging te zuiveren, die, hoop ik, zullen 't my niet
, k'.valyk neemen, dat ik medeJyden heb met hun vooroor-
, deelen, en hen beklaag, dat ze zig niet kunnen overtuigen
, laaten: maar ik zou 't myzelvenniet vergeeven kunnen, dac
, ik, in dergelyk geval, het voorbeeld volgde van den Heer
, D — s, en openlyk verklaarde, dat zy alle zetten of febur-
, ken moeften zyn.
„ Dit heb ik gedagt te moeten voor af laaten gaan, totvol-
, doening en onderrigting van den leezer zoo wel , als tot
, verdediging en verlchooning van my zelven, voorde vry-
„ heid
iU VERDEEDIGING van den Heer.
„ heid , die ik neem van het volgende getuigenis van mynen
„ Vrind , den Heer Arnold, de waereld aan te bieden".
Om nu dan tot dit getuigenis van den Heer Arnold, gelyk
hy het in de twee voorheengemelde brieven aan zyn waardi-
gen Vrind meedeelde, overtegaan, hy verklaart daar in , en
is bereid met eede te beveiligen.: „ dat , toen hy vry en
„ ronduit zyn gedagtcn tegen den Jefuit Kingsley tzynen iiiegt-
„ vader, zeide, en afkeurde, dat zy een Heer op zulk een
„ fmaadelyke en eerroovende wyze openlvk ten toon fielden
„ voor de waereld , de flraksgenoemde Kingsley, daar op hem
„ genoegen tragwe te geeven, met te zeggen: gy weet im-
» mers zeer wel, dat de Heer Bower een van ons geweefl
„ is: hy heeft den waaren Godsdienft, en zyn Orde, tot zeer
„ groote fehande en ergernis van beiden verzaakt : en dat
„ niet alleen, maar hy heeft ook godlooslyk de pen tegen de
„ Kerk opgevat, en is nog werkelyk bezig aan zoo fnood een
M ftuk , zoo dat men deezen weg heeft ingeflagen om den
„ Schryver veragt en haatelyk te maaken, als het eenigfl mid-
„ del om zyn werken in kleinagting te brengen, die ftaan of
„ vallen moeten naar maate dat men goede of kwaade gedag-
„ ten heeft van den Schryver (*). De Heer Arnold verklaart
„ verder,- dat het hem nog zeer wel geheugt, hoede Heer
„ Kingsley, op dien zelfden tyd,den ouderdom van den Heer #o-
„ i»er
(*) Juffrouw Arnold, Vrouw van den Heer Arnold, verklaart insgelyks,
en is bereid mee eede te bevestigen, dat zy haaien Uiegtvader Kingsley ,
van Bowers Hijlorie der Paufin fpreekende, meerraaalen heeft hooren zeg-
gen , de eenigfie weg om bet werk in kleinagting te brengen, is, den Schry-
ver van 't zelve baatelyk en veragt te maaken: en, 'er onder met den Schryver,
en 't is gedaan met bet werk. De Jefuiten hadden ongetwyffeld myn Hiftorie
geleezen, dog hadden, fchynt het, nog niet uitgevonden, tot dat de zeer
geleerde Ontmaskeraar hen daar van onderrigtte, dat het een enkel prulfcbrift
was; dat het gefebikt was , om de zaak van 't Pausdom te bevorderen: ja dat
het gefchreeven was door een vermomden Jefuit, die 'er een byzonder ver-
lof toe had van zyn Heiligheid. Want hadden ze dit geweeten, zy zouden
in plaats van den Schryver baatelyk te maaken, om 'er het werk te beter door
in klema&ing te brengen, het zelve in tegendeel zekerlyk wel begunftigd
hebben en aangepreezen , by hun eigen geloofsgenooten ten minften.
ARCIIIB ALD B O W ER. 1S5
„ iver uitrekende, mee te zeggen, hoe oud hy was geweeft,
„ toen liy eerft in Engeland was gekomen , en hoe lang hy daar
„ nu geweeft was: 't welk, volgens zyn rekening, op om-
„ trent twee of drie-en-zeventig .paren, op dien tyd, uic-
„ kwam: in welken ouderdom hy niet twyiïelde, zeidehy,
„ of de ftoot, dien ze hem zouden toebrengen , zou de eene
„ of de andere van deeze twee gokde uitwerkingen doen:
„ of naamelyk , dat hy 'er zoodanig door in wanorde en
„ verlegenheid geraakte , dat hy zyn pen moeft nederleggen ,
„ door 't een of ander toeval en kwaal mogelyk, die uit die
„ onruft en ontroeringen ontftond, en zyn dagen wel zouden
„ kunnen verkorten: of anders, dat hy door zoo geweldig een
„ aanval gefchokt, bezwyken moge en weder zyn toevlugt
„ neemen tot zyn Godsdienft en zyn Orde, als de eenigfte
„ haven , die hem voor zulk een ftorm kon beveiligen" (").
Dewyl de Heer sJrnold egter niet beruftte in deredenen ,die
zyn Geeftelyke Zielzorger bybragt, om hun handel wyze met
hun afvalligen Broeder te regtvaardigen , voegde Kingsley 'er
by: „ dat zy ten allen tyde den Heer Bewer, fchoon een af-
» val-
(*) Dit einde en oogmerk , 't welk die goede Vaders 'er mede bedoel-
den, was heilig, en regtvaardigt alle logens en lafteringen, en allerhande
andere middelen, die ze gebruikten om het te bevorderen , overeenkom-
ftig met hun bekenden zetregel , bet eind regtvaardigt de middelen. Ik heb
'er ook inderdaad nooit eens aangetwyft'eld, of het oogmerk , waarom de
Jefuiten zoo hevig een vervolging tegen my aanrigtten, was, om my te
doen bszwyken, en te rug vlieden naar den Godsdienji , en de Orde, die ik
verlaaten bad; en ik gaf zulks ook reeds te kennen in myneerfte verdedigings-
fchrift. (jinswer to a fcurrilous Pampblet. p. 107.) De Ontmaskeraar zelf
(chynt mede van dat oogmerk geweeten te hebben; en droeg daarom, zyn
godvru^tige poogingen met de hunne vereenigende, wel zorg, om my te
waarlchuwen , dat ds Kerk van Engeland geen vryplaats was voor een uitvaar-
fel van de Ktrk van Romen; 't welk ik begreep, dat zoo veel zeggen wil-
de, als dat hy my tragtte inteprenten , dat ik weder myn toevlugt moeit
neemen tot die Kerk. Maar tot nog toe heb ik volhard, en zal, hoop ik,
altoos volharden, by de zuivere leer, die ik omhelsd heb; en dat, in
weerwil van de vereenigde poogingen, die Jefuiten, en hun onnatuurlyke
bondgenoot mogen aanwenden om my wederom tot de bygeloovighedei»
van 't Pausdom te doen vervallen.
A3
185 VERDEEDIGING van den Heer
„ valligen, met alle minzaamheid, bejegend hadden, en him
„ uiterfte beft gedaan, om hem nooit eenige de minfte reden
„ van misnoegen tegen hen te geeven , op hoop , dat hy ein-
„ delyk eens , vroeg of laat, tot zyn Godsdienft en Orde te rug
„ zou keeren. Daarenboven, hebben wy, zeide hy, groo-
„ te dingen, die wy voor hem doen kunnen, door de gunft
„ van onze Kerk buiten 's lands: 't welk hem alles aangeboo-
„ den is, en geen middel onbeproefd gelaaten , om hem \ve-
„ der te winnen: maar hy volhardt met fteeds hardnekkig in
„ zyn boosheid voort te gaan ; 't welk ons heeft doen beflui-
„ ten om die brieven waereldkundig te maaken, om dat 'er
w tog anders geen ftellen met hem is" (*).
De-
(*) Dit zegt Vader Kingsley: ik zal 'er hier in 't voovbygaan by aanmer-
ken, dat het gedrag der Jefuiten ten inynen opzigte, zoo als het in debo-
vengemelde woorden van dien Jefuit befchreeven wordt, volkomen over.
eenftemt met het gedrag, 't welk die zelfde Vaders, zoo als Bayle ons ver-
haalt, met Jarrige, en Reibing gehouden hebben. Jarrige en Reibing vie-
len af, gelyk ik gedaan heb, van de Heilige Katholyke Kerk, en van de
Heilige Sociëteit van Jefus; en de Jefuiten agtten geen moeite te groot,
geen aanbiedingen te voordeelig, om hen, waar 't mogelyk van hun afval
te rug te doen keeren. Jarrige bezweek; maar als Reibing hardnekkig vol-
hardde met in zyn boosheid voort te gaan, veranderden zy van maatregels,
namen hun toevlugt tot logens en lafteringen, gaven eerroovendegefchrif.
ten tegen hem uit, en bcfchuldigden hem openlyk, dat hy een ftrafwaar-
dige en oneerlyke verkeering had gehouden met zekere jonge Ju (trouw, en
gevlugt was om de fchande en ftraf te ontgaan O). Dcczcn zelfden weg
floegen ze met my in, en liaan ze altyd in met allen, die hen verlanten,
na dat ze hun laatfte en plegtige beloften gedaan hebben, zonder eenigagt
te geeven, of ze dergelyk een behandeling verdienen of niet, meteen valt.
befluit, om geen middelen, hoe genoemd, goed of kwaad agterwege telaa-
ten, om. hun Heilige Sociëteit voor de fchande te bewaaren, dat één van
haare leden een Ketter geftorven is. Waren de Jefuiten in Duifcbland zoo
gelukkig geweeft, dat zy een Prote/ianrfcben Geeftelyken gevonden hadden ,
die onder den fchyn van voor ^t belang van den Protefiautfcben Godsdienlr.
te y veren, hun zaak had opgevat: die hun gevallen Broeder in openbaar*. n
druk met hevige fcheldwoorden te keer ging: die hem mi eens befehreef
dis een yverig Rownfcb gezinden , en een vermomden Jefuit , dien van den Paus
verlof ivas verleend, om onder bet masker van een Proteftant te gaan; aan
W£fiJ
(iO Zie Uayle 's Dietionaire. Hiftor,
A R C II I B A L D BOÏÏER. 187
D^wyl de Heer Henry Bedingfeld deeze brieven in handen
had , en dezelven zien liet, vraagde de I leer //meld zyn Biegt-
vader dwii Jefuit , hoe het kwam, dat die Heer de voornaamjle uit-
voerer en bedryfal was in ditjluk, daar die brieven gefchrceven wa-
ren
weer uitmaakte voor iemand, die nog Roomfcb nog Proteftantfch was, maar
ten De lagen « («vig-r, en die hen ondercuflehen roemt als mannen van
e:n opregtbeid, «':'» bun grootelyks tot eer verftrekte , van een onberispelyk ge-
dr ;r ( en van een onbetwijlboare geloofwaardigheid: als zy zulk eenen ge-
vonden hadden, zeg ik, dan mogtcn zy mogelyk, door zjn tuflehen-
komit, hun logens en lalteringei], hoe tegenftrydig ook, de onkundige
menigte hebben konnen wysmaaken, en geen min hevige vervolging tegen
dien braaven man verwekken , als ze gedaan hebben tegen my. Maar in
de hervormde Kerken van Duifchland vonden zy zulken geeüelyken niet;
en Iieibing blyft 'er, in weerwil van alle de poogingen van de boosaartig-
heid des Pausdoms, tot op deezen dag toe, geëerd als iemand, die, fchoon
een Jefuit, de dwaalingen der Roomfcbe Kerk opregtelyk verzaakte, en
«en waar Proteftant ltierf.
Wat verder de dwaaze en ongerymde denkbeelden van den Ontmaskeraar
betreft ; dat ik , naamelyk , de Je/uiten verfebeiden jaaren agter een , dog
vrugteloos , aanzogt , om in de Orde weder toegelaaten of in bun gunfl weder
aangenomen te worden ; dat 2y my myn toelaating en de vergiffenis van al myn
voorleeden wanbedryven deeden koopen voor alles wat ik bezat in de WMireid;
dat ze my, na dat ik bun die kooppenningen betaald bad, ntg vier jaaren in
myn afval lieten blyven ; dat ik onderhandelingen en verbindtenijfen met bun bad
vin dien aart, dat bet te eenemanl onverfcbillig was , of die brieven van Shel-
rfjn egt waren of niet &c- Deeze en dergelyke ongerymde en belachelyke
denkbeelden, of harflenfehimmen liever, wederleide ik volkomendoor
redeueeringen, toen ik nog weinig dagt, dat ik, het geen ik 'er tegen in
bra;t. ooit zou hebben kunnen bc^ragtigen en Itaaven met de eigen ver-
klaaringen en getuigeniiïen van de Jefuiten zelven , die openlyk bekennen ,
dit ik niet hen, maar zy my aanzogten ; dat ze my groote aanbiedingen
deeden, die ik verwierp; dat ik in weerwil van al hun Vrindelykheid,
hardnekkig in myn boosheid voortging, of een hardnekkige Ketter, dat is,
een waar Froteftant bleef; en dat zy daarom eindelyk die brieven waereld-
kundig maakten, om dat 'er anders geen ft ellen met my was. De Jefuiten
n bet woord wereldkundig maaken: om dat htt verdigten van die
brieven een geheim was, dat ze voor zig zelven hielden, en aan geen
waereldlyken ontdekken mogten , zelfs niet aan den Heer Henry Bedingfeld,
nog aan den Heer Sbeldon , zonder eenen van de geftaafde grondregels vaa
de Orde te verbreeken (2).
(2) Zie boven, bladz, (155).
Aa 2
188 VERDEEDIGING van den Heer
ren aan den Provinciaal der Je/uiten? Waarop de Jeftrit ant-
woordde, „ dat zy den Heer Hcnry Bedingfeld die brieven in
„ handen gegeeven hadden, om hei werk voor hun uit te voe-
„ ren; dewyl men het anders in hun mogelyk zou aanzien als
„ een uitwerkfel van dien geeft van vervolging, waarmee
„ men hen doorgaans, dog te onregt, befchuldigde behebtte
„ zyn: en dat zy oordeelden, dat het beter zou ftaan , en
„ fraaier vertooning maaken in 't oog van de waereld , indien
„ het van een leek kwam, dan van de vredelievende Dienaars
„ van Chriftus" (*).
Dus zien wy derhalven, volgens dit uitdrukkelyk getuigenis , de
(*) Dat een Roomfchgezinde, die geheel onder 'tbeftier fiaat der Jtfui-
ten, zig vernedere om een vervolging voorttezetten ten hunnen vooidee-
Ie, tegen een afvalligen van hun Kerk en Orde, is niet zeer te verwonde; en.
Een Roomfchgezinde is, wat het geloof aangaac, nr.tuurlyker wyze , een
vervolger, en moet het zyn volgens zyn eigen grondbeginsels, welke eene
zagtheid en gemaatigdheid hy ook uiterlyk vertoone, om de eenvoudige
en ligtgeloovige Proteftanten te beter in te neemen. Maar wat moet de
waereld denken van een Proteftantfcben Dienaar -can Chriftus, een lid van
een Kerk, die, ik zeg het tot haar roem, alle vervolging verfoeit, als hy
zig niet ontziet de rol, de haatelyke en onchriftelyke rol te fpeelen van een
vervolger; een rol, die Jefuiten zei ven oordeelden, dat met hun ampt,
als Dienaars van Chriftus, niet overeenkwam, datzeopenlyk volvoerden,
en die ze daarom overdroegen aan een leek? Wat moeite heeft deeze Pro-
teflantfebe voorvegter niet genomen om zyn Vrinden, de Jefuiten, te zui-
veren , en zorg te draagen , dat de haatelykheid van zulk een vervolging,
hun niet geweeten wierd? De Jefuiten, zegthy, dit onnozele Lamme-
ren, neemen geen bet minfte deel in dit gefebil: 3j draagen B — r nog wrok,
nog een kwaad hart toe: ja,zy zynzyn befte Vrinden. (Full. Confutat. p. 36) en
't Jlrekt bun tot groot hartzeer en leedwezen , dat die brieven bekend geworden
zyn by Proteftanten. (Complete Detertion. p. 28.) Dog hier hebben wy een
ronde verklaaring van het tegendeel: en zeker, al hadden wy die nier,
geen menfeh zal ooit denken , dat iemand , die men weet dat onder den in-
vloed en beftiering der Jefuiten ftaat, en geheel van hun geregeerd wordt ,
brieven, aan hun Provinciaal gefchreeven, zou meèdeelen aan Pnteftan-
ten, tegen hun wil, of zonder hun toeftemming,- zonder de tocftcmuiing
ten niinflen van den Jefuit zyn Biegtvader, of van Vader Carteret, die lan-
gen tyd het beftier gehad had over de eeweetens van dat huisgezin, cii
die, toen de brieven waereldkundig gemaakt wierden, Provinciaal was.-.
van de Orde , en zyn verblyf had te Londen*-
ARCIIIBALD B O \V E R. 189
redenen , die de Jefuiten bewoogen hebben, om, in een Pro-
ld , zoo hevig een vervolging te verwekken tegen
van hun Orde, die uit het Pausdom bekeerd was toe
het hervormd geloof: gelyk ook het einde en oogmerk, waar
toe zy die vervolging verwekten en wat ze 'er mee voor had-
den: en dan eindelyk de perfoonen, die zy tot ftookebranden
en roervinken gebruikten om 't vuur aan den brand te helpen
en 't oproer te zaaien , naamelyk , een Roomfchgezinden leek ,
en een Proteftantjt . . Geeftelyken, terwyl ze zig zelven , zoo
veel mogelyk was, buiten 't oog hielden, op dat men mis-
fchien de vredelievende Dienaars van Cbriftus niet mogt beJcbuUi-
gen, dat zy wel eens bebebt ivaren viet een geeft van vervolging.
Ik heb te vooren reeds iri verfcheiden merkwaardige voor-
beelden de waereld duen zien, met wat zoort van menfehen
ik te doen heb; hoe weinig werk zy maaken van geweeten,
eer, opregtheid, of billykheid: nu zal ik 'er hier nog, uic
dac zelfde uitdrukkelyke getuigenis, een ander en niec minder
merkwaardig voorbeeld van byvoegen. Het zelve zal ons
vry wat doorzigt geeven in hun bedryf en 'c beleiden hunner
:eh: het zal ons den aart en handel van myne befchul-
digers lceren kennen , en ons teffens eenig denkbeeld kun-
nen geeven van de onchriftelyke en onverantwoordelyke wy-
ze, waar op ze met my in dit gefchil zyn te werk gegaan.
De Heer ArnoIJ had een Zufter, die te Bath overleed; by
welke gelegenheid hy derwaarts reisde. Toen hy daar met
zekere Dienftmaagd , die te vooren by zyn Zufter gewoond
had, fprak overeen zeer verdrietig Proces, en menigvuldige
andere onruften en kwellingen, die ze in haar leeven gehad
had, en die ook, gelyk de meid geloofde, haare dagen ver-
kort hadden, voegde dezelve 'er by , dat ze zig verbeeldde,
dat zyn Zufter ook eenen liefde-handel gehad had met zekeren
Heer Bcvaer, die haar kwellingen mogelyk nog had helpen
vermeer d eren. De Heer Arnold had nooit voorheen, nog uic
zyn Zufter, nog uit iemand anders iers van dien liefdehandel
of vrijery gehoord. Hy gaf 'er egter, in een by zonder g3-
meenzaam gefprek , kennis van aan zyn Biegtvader, deg
Aa 5 Heer.
ioo VERDEEDIGING van den Heek.
Heer Kingsley, by gelegenheid dat hem die Jefuit my , die
hem anders te eenemaal onbekend was, affchilderde met zul-
ke zwarte kleuren, dat hy my voor 't godloofte fchepfel moeft
aanzien , dat den aardbodem betrad. Twee jaaren omtrent
na dit gefprek, en weinig tyds voor dat dit ons tegenwoordig
gefchil een aanvang nam, gaf die zelfde Jefuit den Heer Ar-
nold een bezoek, bragt hem weder te binnen , wat hy voorhe-
nen tegen hem gezegd had, en voegde 'er by , dat hem dage,
dat hy, waarlchynlyk, weieenige brieven zou hebben van to-
lvers eigen hand, die dezelve, by gelegenheid van die vrije-
ry, gefchreeven had aan zyn Zufter. De Heer Arnold verze-
kerde hem, dat hy nooit een enkelen brief, van den Heer Bo-
mers aan haar gefchreeven, had in handen gehad. De Jefuit
egter verzogt hem , dat hy al de brieven van zyn Zufter by
malkander wilde zoeken, om eens te zien, ofzy ook ergens
in dezelve eenig gewag maakte van den Heer Boiver; 't welk
de Heer Arnold daar op deed. Die brieven wierden geleezen
en nagezjen eerft van Kingsley, en daarna van den Heer Hen-
ry Bedingfeld, dien de Heer Arnold, op zyn verzoek, en opdat
van Vader Kingsley , dezelven bragt. By die gelegenheid ge-
raakte de Heer Henry ook met hem in gefprek over het geval
der vrijery, en de Heer Arnold verhaalde hem toen alles, wat
hy te vooren gezegd had tegen zyn Biegtvader; maar belaft-
te hem teffens de zaak geheim te houden, dewyl 'er tot nog
toe by de waereld geen praat over gevallen was; en de Heer
Henry gaf hem zyn woord van eer, dat hy 'er nooit tegen ie-
mand van fpreeken zou.
De Heer Arnold had naauwelyks van de zaak verder begon-
nen te fpreeken, of een otidagtig Heer kwam in 't vertrek,
waar op hy opftond en ftil zweeg , tot dat de Heer Henry hem
verzogt te willen voortgaan , zeggende , deezc Heer, dim
ge hier ziet, is een man van eer, en myn by zonde re Vrind, en ik
wil voor zyn geheimhouding zoo goed in ftaan als voor viyn eigen.
Deeze man van eer, en Heer Henry 's hyzondcre Vrind, was , ge-
]yk de Heer Arnold naderhand van zyn Biegtvader hoorde, de
goede Vader Carter et, toen Provinciaal van de Orde. Ter-
wyl
A R C II I B A L D B O W E R.
ro 1
wyl de Heer Arnold, zyn affchtid genomen liebbcnde.de trap-
pen afding, ontmoette hy op dezelven.en ftond over zulk een
oucmoeting op die plaats niet weinig verwonderd , een Ceefie-
. lan* en fchraal van Ligbaam, in zyn Kcrkclyk gcvoial, de
heel fchïelyk de trappen op kwam hopen. Die lange enjcbraale Gce-
Jlelyke was de eerwaarde Heer Douglas , Vikaris van High Er-
cal. — Dcwyl 'er nergens in die brieven van Ju II rouw Arnold
myn naam, zelfs niet een enkelen reis, genoemd wierd, of
ecnig het minfte gewag gemaakt van iets, dat eenigzins ,
fchoon maar van verre, naar eenige vrijery, hoe genoemd,
geleek, zond de Heer Henry dezelven den volgenden morgen
aan den Heer Arnold te rug, met een briefje, waar in hy hem
voor 't leezen bedankte (*).
De Heer Arnold verwagtte, dat de Heer Henry zyn woord
van eer houden zou; maar, tot zyn groote verbaasdheid, zag
hy op den 22 November 1756 den voorheen gemelden langen ,
fcbraalen gccftelylcn aan zyn huis komen, die hem een brief aan-
bood, welken hy, gelyk hy zeide, ontvangen had van den
Heer Henry Bcdingfcld, die hem deed groeten, en hem ver-
zogt, dat hy deezen Heer eens wilde hooren leezen , op wel-
ke wyze hy den ftaat van 't geval van Bq-jjcts liefdehande] en
vrijery met zyn Zufter had opgefteld , met oogmerk om het te
laaten drukken, zo hy het opftel goedkeurde. De Heer Ar-
nold ftond niet minder verwonderd over het voorneemen, dac
de Heer Henry had, om een zaak, daar hy op zyn woord van
eer beloofd had, nooit tegen iemand van te zullen fpreeken,
waereldkundig te maaken, dan over de wyze, waarop hec
geval was voorgedraagen in het opftel, dat die Geeftelyke
hem bragt, en voorlas, om te hooren of hy 't goedkeurde.
Want daar in wierd met uitdrukkelyke woorden, als zaaken
die bekend waren en geen twyffei leeden, gezegd, dat ik Juf-
frouw Arnold verfebeiden jaaren agter een gevryd had; dat ik door
her-
(*) Het briefje was van deezen inhoud. Sir Flenry Bedingfeld's Com.
plimcnt aan dm Heer Arnold, met bartelykc dankzegging voor 't leezm i\iri>
;en in deczt zaak van getn dienji zyn. Woensdag,
192 VERDEEDIGING van den Heer
herhaalde beloften van haar te trouwen haare genecgenbeden gewon-
nen had; maar dat ik de allerbeiligfte verbindt cnijfen onder de voeten
trceder.de, haar te leur gefield, en had laat en zitten; en dut zy ,
toen ze hoorde dat ik getrouwd was , het zig zoo ter harten trok , dat
ze van hartzeer Jlicrf. Dus wierd ik in de kragcigde uitdruk-
kingen en rond uk befchuldigd met den dood, of', gelyk het
in 't opftel genoemd wierd, met den moord van Juffrouw Ar-
no! d\ en die befchuldiging wierd met alle bitterheid en de
vuilfte ftreeken eener doorfleepen boosaartigheid voorgedraa-
gen. De Heer drnold, misnoegd, dat men hem wilde doen
bewaarheien en bekragtigen, 't geen hy nooit gezegd had,
ja 't geen hy altyd verklaard had, met een goed geweeten
niet te kunnen zeggen, hield den Heer Douglas voor, datzyn
Zufler menigvuldige en zeer zwaare kwellingen gehad hadde,
inzonderheid een verdrietig en Jangwylig Proces, dat haar
verfcheiden jaaren agter een veel hartzeer veroorzaakt had;
dat hy niet in fïaat was van te kunnen zeggen, welke van
haare kwellingen en verdrietelykheden haar het meelt getrof-
fen had, en of zy van hartzeer geflorven was of van eenige
andere kwaal ; dat al net getuigenis , 't welk hy in dit gewig-
tig (tuk geeven kon, enkel ruftte op een hooren zeggen, op
de praatjes van een fnapzieke meid, die zedert geflorven
was, en het miffchien nu ontkennen zou, zo ze nog leefde;
en dat hy derhalven den Heer Douglas verzogt , geen ftaat op
hem te willen maaken, dewyl hy dat opftel met zyn getuige-
nis niet kon bekragtigen. De eerwaardige Heer, alsofzy.
ne redenen ingang by hem gevonden hadden, verzogt hem
zig geruft te willen (tellen, en verzekerde hem, dat 'er van
die zaak , als hy 't niet goedkeurde, niet meer gerept zou wor-
den; dog noodigde hem teffens, en ftond hem zeer fterk aan,
om den eenen of den anderen avond van die week te (tellen,
om by hem aan zyn huis een fles wyn te komen drinken met
nog een of twee goeden Vrinden , wanneer ze verder met el-
kander over het (tuk zouden (preeken (*).
De
{*) „ Wat kon de Heer D— s tos v°of hebben, merkt de eerwaardige
,, Heer
ARCHIBALD B O W E R. v)2
De lieer Arnott gaf zyn Biegtvader Kingsley kennis van die
gefprek , en betuigde hem teffens , dat hy , met geen goed ge-
weecen, toeftaan of aanzien kon, dat het geval van zyn Zus.
ter, op die wyze als het door den Heer Douglas voorgedekt
was, onder zyn gezag waereldkundig gemaakt wierd. Kings-
ley, na een korte poos gezweegen te hebben, gaf hem ten ant-
woord : „ wel, ik weet niet wat ik daar vee! van zeggen zal.
„ Ik ben bedugt, dat dit alles Boixict eer verharden zal, dan
„ hem eenig goed doen. Ik wenfehte dat wy het nooit be-
„ gonnen hadden. Maar, wat Boiver betreft , gy moogt u vry
, verzekerd houden, dat het met hem te eenemaal gedaan is:
„ niemand zal hem ooit meer in eenig fr.uk op zyn woord ge-
„ looven ; zoo dat gy van hem niets te vreezen hebt, indien
„ gy 't geval met uwZufter onder uw gezag laat in 't ligt komen".
De godvrugtige zielzorger rept geen woord van 't gewee-
ten, evea als of 't geweetendeeze zaak geheel niet raakte, ter -
wyi
„ lieer Cor^e hier zeer wel aan, met den Hcer^rnoW, na debovengemel-
,, de zarr.enfpraak , dus tot zynent te noodigen, een man, dien hy nooit te
,, vooren gezien, en die hem nooit te vooren gezien had; maar dien hy
,, ontmoette, toen hy fehielyk de trappen opliep naar den Heer H. B. en
: Carteret, Provinciaal der Jefuiten? (Een driemanfehap van goede
,, hoop!) Mogen wy niet wel gelooven, dat de Heer D — s en zyn Vi ind en
,, zig vleiden, dat de Heer ArnM zig onder de fles het een of 't ander
,. woord, deeze of geene uitdrukking zou laaten ontvallen, daar ze zig
,, gelukkig van zouden kunnen bedienen tot hun zaak, en 'er een draai aan
n als of hy hun fchandelyk en logenagtig lafterfchrift voor egt
,, keurde, en toefïond, dat men 't waereldkundig maakte. Maar deHeer
i, die wiit ir.et wat zoort van menfehen hy te doen had, was te
,, wel op zyn hoede om in den ürik te loopen ; en wees daarom die lifti-
„ ge noodiging van de hand. De Heer D—s betuigt onder anderen, dat
; in deeze ganfebe zaak niets te ver<wyten beeft , dan dat by zig
,, in een gefprek beeft ingelaaten met iemand , dien by niet kende. Maar het
,, blykt duidelyk , dat het niet aan hein , maar wel aan den Heer Arnold
„ haperde, dat hy zig in geen tweede gefprek met hem inliet, gelyk hy
,, zeer gaarne zou hebben willen doen: maar de Heer Arnold doorgrondde
„ zyn oogmerken te wel , om het ten tweedeinaal met hem te waa-
» gen" .(O-
Remarkable FaSs. p. 61. 62.
Bb
194- VERDEEDIGING van den Heer
wyl hy zyn Geeftelyken Zoon inboezemt, dat hy, dewyl
hy van my niets te vreezen had, my veilig betigten kon , of on-
der zyn gezag laaten betigten, met geen mindere misdaad dan
die van Moord, fchoon hy niet wift, nog geloofde, dat ik
'er fchuldig aan was. Dus vatte ook de Heer Arnold het zeg-
gen van zyn Geeftelyken Vader op. Hoe was hy geërgerd,
want hy had den Jcfuitifchen geeft nog zoo niet ingezoogen ,
dat hy de beginfelen van eer en regtvaardigheid verzaakt had,
op zoo fnood een inboezeming van den man , dien hy de zorg
voor zyn ziel had aanbevolen'? En deezen nogthans zyn die
mannen van een onberispelyk gedrag, van een onhetimjïbaare geloof -
waardigheid, van ten opregtheid, die hun tot eerjhekt , op wier
getuigenis allen, die geen zotten of fchu) -ken zyn , deallergrooc-
fche onwaarfchynlykheden, zonder onderzoek, en tegen alle
reden , blindelings moeten aanneemen !
Niet lang na dit gefprek met Vader Kingsley, wierd de
Heer Arnold begunftigd met een bezoek van den grooten Va-
der Baker. Deeze Jefuit is de eerfte man der Orde in 't gan-
fche Koninkryk, de gelukkigfte van allen in 't verleiden van
zyn Majefteits Onderdaanen, een gemeenzaam en byzonder
boezemvrind van onzen Baronet, en voor wien de hoofden
en aanvoerders der Roomfchgezinde party hier in Engeland
een ongemeene hoogagting en eerbied hebben. Deeze waar-
lyk uitmuntende Jefuit vereerde den Heer Arnold op den zes en-
twintigften January 1737, met een bezoek, en wierd doórden
Heer Wheehle, een Jefuit, met wien de Heer Arnohl zeer wel
bekend was, met groote plegti^heid , by hem ingeleid. Toen
ze alle drie gezeten waren, vroeg Vader Baker, na dat hy ,
met zyn oogen ten Hemel opgeflagen , God gedankt had , als
hy hoorde dat het ganfche huisgezin Katholyk was, aan den
Heer Arnold, of hy den Heer Bovoer kende. Hy antwoordde
van neen, en dat hy niet wift hem ooit van zyn leeven gezien
te hebben. „ Maar, Mynheer, hervatte de Jefuit, gy weet
„ egter wel, dat 'er een vrijery ge weeft is tuflehen hem en uw
„ Zufrer: ik verzoek u vrindelyk, dat gy my alles gelieft te
, zeggen, wat gy van die zaak weet ; en of gy denkt dat het
,, mis-
ARCIIIBALD BOWER. 195
„ mislukken en te leur (tellen van haar verwagting van met
„ tien Heer Bomer te zullen (rouwen, oorzaak geweefh is van
„ haar dood. De Heer Arnohl ga.ï hem daarop tenantwoord,
dat hy v/el gehoord had, dac de Heer Bower zulk een voor-
llag aan zyn Zufter gedaan had; maar dat hy alles, wat hy
'er van wift, alleen wift van hooren zeggen , en geen bewys
nog blyk had van zyn Zufter zelve, nog by monde nog byge-
fchrift, om met zekerheid te kunnen zeggen, dat het geval
waar was: dat, wat de oorzaak van haar dood aanging, zy
lange jaaren agter een gewikkeld geweeft was in een Proce:
van het uiterfte belang, het welk ze voorzag dat eindelyk
nog haar bederf zou zyn : dat zy haar ganfche leeven langmet
allerhande wederwaardigheden en tegenfpoeden, die haarvaa
alle kanten troffen , had moeten worftelen: dat het niet waar-
fehynlyk was, dat een man zeer gereed zou zyn om zig in 't
Huwelyk te geeven met een Vrouw , die zig in zulke onge-
lukkige en beflommerde omftandigheden bevond: dat zy zel-
ve dat niet kon verwagten : en, eindelyk, dat het hem niet
mogelyk was bepaaldelyk te kunnen zeggen, wat de oorzaak
van haar dood mogt geweefh zyn. Vader Baker bekende, dat
het geen de Heer /Jmold had voorgedraagen hem zeer juijl en
billyk voorkwam; maar verzogt hem den Heer Hcnry nog eens
een tweede bezoek te willen geeven , en gaf 'er teffens by te
kennen, dat, zo hy van. zig verkrygen kon, om dien Heer te
verpügten , dezelve niet ongeneegen zou zyn om hem met
zvu neering te begunftigen : en hy zou 'er een zeer goed huis
ann gehad hebben, volgens het berigt, dat hy van zig zelven
gaf aan den Apotheker, toen hy met hem in gefprek was.
{Remarkable Faïïs. p. 53.) Maar de Heer yJrnold luifterde naar
dat voorfhel niet, en was niet over te haaien , om den Baronet
nog andermaal een bezoek te geeven , dewyl hy hem reeds al-
les gezegd had, wat hy van de zaak wift, en vaft beflooten
had, 'er niets meer van te zeggen, dan hy wift (•).
De-
(*") De Heer Henry Btiingfcld verhaalt, met oogmerk om liet getuige-
nis van den Heer Arnold te" ontzenuwen , in het laatfte gefchrift van zyu
Bb 2 Vrind,
ioö VERDEEDIGING vaM DEN Heïr
Dewyl dan, aan den eenen kant, de Heer Arnold beftendig
by zyn een en andermaal herhaalde verklaaring bleef, dat hy
niet wilt, aan welke oorzaak men den dood van zyn Zufter
had toe te fchryven , en dat hy derhalven , met geen goed ge-
weeten, en volgens eer en regtvaardigheid , dien dood kon te
kil leggen, nog toelaaten dat dezelve, onder zyn gezag, te
laft
Yri:id, den Ontmaskeraar , p. 134., 433. Dat de Apotheker bem betuigd bad,
dat by een jaar te vooren een ganfeb pak of bondel van brieven , door B — r aan
zyn Zitjler gefebreeven, bad verbrand : en dat sy , toen ze boorde , dat bet Hu.
'iXielyk van li — r voltrokken was, 'er zeer Jlerk van aangedaan ivierd, zedert als
•wegkwynde, en weinige maanden daar na overleed. Maar I. de Heer Arnold
verklaart, en is bereid met eede te beveiligen, dat hy nimmer, tegen den
Heer Henry gezegd heeft, dat hy ooit zelfs een enkelen brief, door /?— r
aan zyn Zulter gefchreeven , in bewaaring zou gehad hebben , of dat hy
een jaar te vooren een ganfeh pak of bundel van dergelyke brieven ver-
brand zou hebben; of dat hy, in 't geheel gefpiek, 't welk hy niet den
Heer Henry over dit onderwerp hield, zig eenige de minfte uitdrukking,
of die 'er naar geleek, zou hebben laatcn ontvallen, waar uit men eenig-
zins zou hebben mogen opmaaken, dat de Heer B—r, op de eene of de
andere wyze, oorzaak zou geweelt zyn van zyn Zufters dood. (Remarka-
ble Fafts. p. 52.) II. Hoe onwaarfchynlyk is het niet, en genoegzaam on-
jrelooffelyk, dat de Heer Arnold zyn Bicgtvader Kingsley zou verzekerd
ïiebben, dat hy nooit een enkelen brief van B — r aan zyn Zulter in handen:
gehad, zelfs niet eens gezien had, gelyk die Jefuit wel wilt dat ook waar
was; en dat hy ondertuiïchen egter aanllonds den volgenden dag, of den
dag daarna, aan den Heer Henry zou verteld hebben, dat hy 's jaars te
vooren een ganfeh pak of bundel van dergelyke brieven verbrand had?
311. Juffrouw Arnolds Vrindin liet ai de brieven, die over geen zaaken van
aangelegenheid handelden, verbranden na haar dood; en dererfooncn,
die zy dezelve liet verbranden, leeven nog, en weetcn, dat de Heer Ar-
hold nooit een enkelen brief van my aan zyn Zulter gezien heeft. Wat
zou hem dan hebben kunnen beweegen om zoo openbaar eene onwaarheid,
als dat by een ganfeh pak of bondel van B — rs brieven aan zyn Zufler verbrand
bad, aan den Heer Henry te vertellen, en dat op een tyd, toen hy nog
niet wilt, waarom men naar die brieven zogt? Is het, in tegendeel , niet
veel waarfehynlyker (zonder eens de verklaaring van den Heer Arnold, die
hy bereid is om met eede te beveiligen, in aanmerking te neemen) dat hy
tegen den Heer Henry de waarheid zal gezegd hebben , gelyk hy ze den.
-voorgaanden dag gezegd had tegen zyn Bicgtvader; dan dat hy de waar-
heid bekend zou hebben tegen dencencn, en den anderen een openbaa
jen logen verteld, zonder eenige reden te hebben, hoe genoemd, die hem
daar toe bewoog?
Da
ARCIIIBALD B O W E R. 197
laft gelegd wierd aan den Heer Bovjcr; en daar zy nogthans
aan den anderen kant geen getuige of bewys meer hadden,
om zoo zwaar een befctuildiging goed te maaken, wie zou
niet gedagt hebben, dat zy 'et eindelyk van afgezien zouden
1 , en 't ftuk laaten fteeken ? Maar met welk een won-
derlyk zoort van rnenfeben heb ik te doen 1 Onze naauwgezette
Pro*
De Heer Hetiry zegt ons verder, om zig te zuiveren van de befchu'ldf-
ging, dat hy zyn woord van eer gebroken had, dat de Apotheker hem in 't
ik hy met den zelven had, toen ze met elkander over
1 rs zaaken fpraken , geen geheimhouding had afgeyorderd ; maar
. zegt hy, in het tweede, toen dezelve hem de brieven brage
van zyn ZuÜer, als welke alleeri familiczaakcn betroffen. Dog de Heer
verklaart plegtig, dat hy nooit van zyn ganfche leeven meer dan
een enkel gefprek met den Heer Henry Bedingfeld gehouden heeft; en dat
liet in dat gefprek was, dat de Heer Henry hem zei.ie, dat by voor de ge-
beimbouding van den oudagtigen edelman zon goed ivilde injlaan als voor zyn
tigen. Maar, 't zy dat de Heer Henry één gefprek, 't zy dat hy 'er twee
niet hem gehouden heeft, uit den brief, dien de Heer Arnolday dien zelf-
den tyd aan den Heer D—s fchreef, blykt het althans, dat hy den Heer
Henry verzogt had, om 't geen hy hem nopens de zaak van zyn Zuftcrge-
zegd had, geheim te willen houden; wantin dien brief drukt hy zig dus
uit: betz-.l den liter Henry Bedingfeld nog wel beugen, dat ik hem, toen ik
de eer bad ben op te ivagten , geheimhouding in de zaak van myn Zujler beb
aanbevolen. Remarkable Fafts. p. 27. Dog dit heugde, febynt het, den
Heer Henry niet meer. Ook heeft ons die Baronet, by een andere gele-
. een zeer aantnerkelyk blyk gegeeven van de kortheid van zyn
geheugen. Want de reden, die hy den vyfJcn fnny 1756, 'f m
ten tien uuren , byh agt, waarom hy my het ooifpronkelyk hand fchrift van
de zes berugte brieven niet toezond, om van my gezien en onderzogt te
worden, was deeze; dat betzilve met eenige andere febriften van belang by
ten verz. ■ vos van zyn regtsgeleerde ; of dat bet gera 1
... - ten Jteutel niet van kon vinden. En nogthans blykt het
uit de v .\ ris, dat diezelfde handfehriften den :l
: n voorgaanden dag waren te rug gegeeven. (Bower's :
viitb Obfena'.ions. p. 30, 33, 34.) Zoo dat hy op des vyfden Juny , 's
morgens ten tien uuren, niet meer zeggen kon, waar die brieven van be-
even waren., die hy op den vierden van dezelfde maand, 's daags
te vooren, ontvangen had. Dus zullen we ligtelyk begrypen kunnen, dat
die Heer zal vergeeten hebben, war 'er in een gefprek, dat hy eenige
. geleeden gehouden had, was omgegaan, maar hoe zullen wy 't
begrypen, dat hy zoo wel onthield, wat 'er omging io een gefprek, dac
üoou was voorgevallen?
Bb 3
19» VERDEEDIGING van den Heer
Proteflantfche Godgeleerde, een man , die alleen door liefde tot de
waarheid gedreeven wordt, en niets zegt, dan op de onbetwijlbaar-
Jle en volkomen geloofwaardige getuigen ffen , befchuldigt my eg-
ter, ftraks in zyn eerde lafterfchrift daarna, mee den dood
van Juffrouw Arnold; en dat, 't welk alle geloof byna te bo-
ven gaat, op het gezag en getuigenis van haar Broeder; van
dien zelfden man , die zoo dikwils verklaard had , niet te kun-
nen toelaaten, dat zulks onder zyn gezag verfpreid wierd, orn
dat hy niet wijl nog geloofde dat het waar ivas. Dus, by voor-
beeld, [preekt hy op biadz. 43 van dit lafterfchrift (FullConfu-
taiion <&c.) van den dood van juffrouw Jrnold met deeze woor-
den : indien hy (Bower) zyn jammerhartige fmeekingen ontleende
van een wezendlyk en waarlyk gebeurd toeval , zou Juffrouw A — d
te Bath, die van hartzeer Jtierf ', hem mogelyk, zoo veel wy weeten ,
daar wel aanleiding toe hebben kunnen geevcn. En op bladz. 47 van
hetzelfde lafterfchrift zegt hy, Bower gaf hoop van trouwen
ten minsten aan drie Juffrouwen te gelyk; en onder die drie
telt hy ook Juffrouw A — d te Bath .. die niet lang , na dat ze ge-
hoord had dat hy getrouwd was, van hartzeer flierf. Moet yder
nu, die deeze gezegden leeft, 'er niet natuurlyker wyze uitop
maaken , dat het mislukken van de hoop, die Juffrouw Arnold
op my gefield had, de oorzaak van haar dood geweeft is? En
wat bewys , wat getuigenis had tog de Heer D — s , om my den
dood van Juffrouw Arnold te laft te leggen, en daar uit gele-
genheid te neemen, om my by de waereld af tefchilderen, als
een man , die bekwaam is om van allerhande zo&rt van liften en koi.ft-
ftreeken gebruik te maaken ; als iemand, die de allcihsiligftc verbind-
teniffen onder de voeten treed, en zig niet ontziet om alles, hoe ze-
ker ook en onbetwijlbaar , te hebenen? My verzekert het gemeen,
dat hy niets van dit ft uk gezegd heeft dan 't geen hy met ontwvffel-
baare getuigenijfen bewyzen kan. En waarlyk, zulk een befchul-
diging , gelyk yder ligtelyk my zal toeftaan, vereifcht ook
zulk een getuigenis, ten vollen klaar, ten vollen ontwyffel-
baar: en nogthans is het ganfehc ontwyffelbaare getuigenis van
onzen Godvrugtigen Kerkelyken , waar mede hy bewyzen
wil, dat het mislukken der hoop, door Juffrouw Arnold op my
A R C H I B A L D B O W E 11. 199
gefield , oorzaak van haar dood geweeft is , geen ander dan
dat van haar Broeder, den Meer Arnold, die hem verklaard
had, gelyk hy zelf bekent, dat by niet zeker zeggen kon, wat der
waare oorzaak van haar dond geweeft was , want dat baar gezond-
heid vry wat gel-:: Jen had door een langwylig en verdrietig Proces.
'.te Dctciïi.n p. 137). Dus laac onze eerwaardige God-
geleerde een man openlyk getuigenis geeven, dat een zeer
zwaare beschuldiging zeker en waaragtig is, die in een byzon-
der gefprek hem verklaard had, dat zulk een getuigenis met
een goed geweeten niet geeven kon , om dat by niet wijl , dat
die befchuldiging waar was. Is dit die opregtheid en eerlyk-
heid daar hy zoo hoog op itoft! Is dit zyn brandende liefde
tot de waarheid ! Maar ik laat dien ongehikkigen man over
aan de wroegingen van een kwalyk bewuft geweeten; indien
hy, trouwens, daar zoo zeer niet tegen gehard is, als tegen
alle gevoel van ichaamte en betaamelykheid. I Iet is my ge-
noeg dat ik dirideiyk heb doen zien , dathy, ten minden in
daad, de fnoode beginfels van hun, die hem gebruiken, heeft
aangenomen , en dac hy derhalven geen beter geloof ver-
dient, dan zy , dat is, als openbaare lafteraars en logenaars.
Maar de Heer Arnold vertelde den Heer D s , dac Bower ,
in verfebeiden van zyn brieven aan zyn Zitfler zig tekende Man :
dat van dit oogenbük af, dat zyn Zufler (die toen reeds veertig
jaaren oud was,) bet Hutveiyk van Bower, (die zvn groot
moordjaar al vooroy was) hoorde, zy weinig of geen voedzel meer
e , maar enkel door eenige har tjt er kende middelen opgehouden
wierd, en binoen weinige maanden een lyk was, &c. Deeze
en meer andere dergeiyke dwaaze en ongerymde praatjes wor-
den op een deftigen toon door den Ontmaskcraar , in zyn laat-
fle gefchnft op rekening gefteid van den Heer Arnold (Com-
plete Dettclion p. 137). Maar de Heer Arnold verklaart op
Je plegtigfte wyze, dat hy nooit van zyn leeven nog tegen
den Heer D — s , nog tegen eenig ander menfeh op deganlche
waere'd gezegd heeft, dat verfcheiden of een eenige van Bo-
voers brieven aan zyn Zufter getekend waren, Man &c. Dee-
ze Vwi klaaring is hy bereid met eede te beveiligen ; en daagt
den
2oo VERDEEDIGING van de n Heer
den Heer D — s uit, om op dezelfde wyze ook eens openlyk te
verklaaren, zo hy durft, dat hy ooit of ooit tegen hem gezegd
heeft, dat verfcheiden of zelfs een eenige van Bomers brieven
aan zyn Zufter getekend waren, Man. (RemarkableFacls p»
59, 60.) Voegt hier by, dat Juffrouw Arnolds Vrindin zeer
wel bewufl is, dat de Heer Amold nooit eenen brief van my
aan zyn Zufter gezien heeft, gelyk voorheen gezegd is: en
die zelfde Vrindin, zoo wel alszy, die de brieven na Juffrouw
Arnolds dood verbrand hebben , zyn bereid om getuigenis te
geeven , dat geen een van dezelve getekend geweeft is, Man.
Indien de Heer Amold derhalven tegen den Heer D — .f ge-
zegd had, dat verfcheiden van myn brieven aan zyn Zufter
dus getekend waren, zou hy hem een openbaaren logen ver-
teld hebben. Wat kon hem tog daar toebewoogen hebben;
wat kon hy beoogd hebben met den Heer D — s zulk een lo-
gen wys te maaken, daar hy den zelven zyn toeftemming
weigerde te geeven om iets dat die gewaande vrijery betrof,
in de waereld te verfpreiden, en zig, zelfs door zyn Geefte-
lyken Vader, niet wilde laa:en overreeden, om getuigenis te
geeven van iets, dat hy niet wift of het waar was? Maar dat
de Heer Aniold inderdaad nooit tegen den Heer D — s gezegd
heeft, dat verfcheiden van myn brieven aan zyn Zufter gete-
kend waren Man, kan, dunkt me, onweerfpreekelyk bc-
weezen worden uit de eigen woorden van den Heer D — t
zelven. Want in zyn laaifte gefchrift, lang na zyn gefprelc
met den Heer Amold in 't ligt gegeeven, venvyc hy my, dat
ïk my , op een lijlige wyze , meefter gemaakt heb van Juffrouw Arnolds
geneegenbeid, maar teffens wel vooizigtig zorg gedraagen heb , dat
ik my voor de jlrengheid der wetten niet bloot Jlelde. (Complete De'
tcïïion. p. 30 , 31). Zeker, zo de Heer D— s flegts den Heer
.Amold had hooren zeggen, dat 'er maar één enkele brief van
my aan zyn Zufter was geweelt, die dus getekend was, zou
'er geen grond of gelegenheid meer geweelt zyn, om my zulk
een verwyt te doen, gelyk de Heer D — s zelf zal moeten be-
kennen , indien hy niet even onkundig is in de wetten , als hy
fchynt te zyn in 't Euangelie. Dat derhalven de Heer Amold
hem
ARGHIBALD BOÏÏER. sol
hem dat gezegd zou hebben, is enkel een verdictfel van zyn
eigen vindingryk brein, om die van zyn Roomfchen grooten
Vrind, en al de anJere onwaarheden teffens geloof by te zet-
ten, die hy zejf voortgebragt heeft om bet gevalletje van een
vrijagie, gelyk de Heer Henry het gelieft te noemen, tot een
moord te maaken: elyk Jago, dien men zeggen zou
dat hy tot een voorbeeld genomen had, doet met het geval-
letje van een neusdoek in zeker fpel, dat hy dikwils aan-
haalt.
Wat verder Juffrouw Amolds onthouding van alle Foedfel &c.
betreft , van dat oogenblik af dat ze hoorde dat B — r getrouw
Haar Vrindin weet zeer wel, en op haar beroep ik my, dar,
ik Juffrouw Arnold niet gezien had, nog aan haar gefchree-
ven al verfcheiden jaaren voor haar dood ,• en dat ze my nooit
de fchuld van haar dood gegeeven heeft,* maar dat men haar
dikwils heeft hooren zeggen. De Heer — ,deperfoon, naa-
melyk, daar ze raeê in Proces was, zal my nog den dood doen.
Hier komt by , dat het berigt, 't welk de Heer Arnold gaf van
zyn Zufter, volkomen overeenftemt met het getuigenis vaneen
geagten en zeer kundi^en Geneesheer te Bath, die over Juf-
frouw Arnold ging in haar laatlte ziekte : want hy getuigt op
dezelfde wyze, in een brief aan den eerwaardigen Heer Cor-
pe, dat zyn zieke met veel onrufl en wederwaardigheden had
moeten worftelen, en haar tydelyke zaaken zeer belemmerd
en hachelyk ftonden: maar geen het minfte gewag maakt hy,
zelfs niet van iets dat 'er maar van verre naar gelykt, van ee-
ne hoopelooze en te leurgeftelde liefde, of van eenige kwaade
gevolgen , die daar uit mogten ontftaan zyn. (Remarkable
p. 44). Het is derhalven valfch , dat zy geen voed/el ge-
&c. en de Heer Arnold moet een onwaarheid ver-
teld hebben toen hy dat zeide, of de Heer D — s, toen hy
voorgaf, dat de Heer Arnold het hem gezegd had. Geen de
minfte fchyn van reden, zeker, is 'er te bedenken, die den
Heer Arnold zou hebben kunnen beweegen, om dergelyk een
vertelling te verzinnen; maar billyk mag men vooronderftel-
len, dat een man, die geen zwaarigheid gemaakt heeft, om
Cc ie-
202 VERDEEDIGING van den Heer
iemand iets als een zekere waarheid te doen getuigen , 't welk
hy verklaarde niet te weeten of het waar was , ook wel in
ftaat is, om zelf iets te getuigen, dat hy weet, datvalfchis;
te meer dewyl hy in verfcheiden andere voorvallen handcas-
telyk van de waarheid afwykt, gelyk in 't vervolg on weder-
fpreekelyk zal beweezen worden.
Daarenboven ftaat hier nog aan te merken , dat de Heer
D — s onder een verpligting lag van de zaak van Juffrouw
Amold geheim te houden, die hy aan de waereld openlyk meê
gedeeld, en met zulk een aanzienlyk byvoegfel van omftan-
digheden vermeerderd heeft. Want toen de Heer Amold,
gelyk boven verhaald is, geweigerd had het fchandelyk op-
ftel, dat hy hem uit naam van den Heer Henry bragt,en voor-
las, met zyn getuigenis te bekragtigen, verzogt by hem, dat
by zig wilde geruft ft ellen; en verzekerde hem dat 'er van die zaak,
ah hy 't niet goedkeurde, niet meer gerept zou worden. (Remar-
kable Facts. p. 27). De Heer Amold keurde het nooit goed;
ja verklaarde zelfs in een brief aan D — s zei ven, dat hy'cr
volftrekt tegen was (ibidem). Maar D — s maakte de zaak eg-
ter waereldkundig, zonder eenig agt te flaan, op de betuigin-
gen en verklaaring die de Heer Amold'er tegen gedaan had,
of op zyn eigen gegeeven woord. En wat naam een man
verdient, die op zyn eigen woord en belofte geen agtflaat,
behoef ik de waereld niet te zeggen. Maar ik had, zegt hy,
myn htndjchap van dat gevalletje uit den Heer 1 1. B. die my niet ge-
boden bad , dat ik 'er een geheim van zou maaken. Armhartige
uitvlugt ! Het was , na dat hy reeds zyn kundfehap van dat ge-
valletje uit den Heer //. B. gekreegen had , naamelyk , toen
hy het voorheengemelde opftel by den Heer Amold bragt om
het hem te laaten goedkeuren, dat hy hem verzekerde, dat
'er van dat gevalletje niet meer gerept zou worden &c. en hy
verbrak derhalven zyn gegeeven woord door het zelve wae-
reldkundig te maaken , gelyk de Heer Henry zyn woord ver-
brak, door het hem te vertellen. De Heer Amold mag zig zy-
ne voorzigtigheid wel tot een geluk rekenen , dat hy geen twee-
de gefprek waagde met een man van dien aart en deszelfs uit-
ver-
ARCHIBALD B O \V E R. 203
verkooren Vrinden, inzonderheid onder een fles , indien de
Vrin ivn en fiesbroeders van onzen eenvaardigen lieer niet be-
ter mannen van eer zyn dan hy zelf is.
De waereld is maar al te geneegen, om den alleronverfchi!-
ligftigen ommegang tuflehen perfoonen van verfchillendef
Scxen, en gemeene beleefdheden zelfs, vrijery te noemen:
maar de Ontmaskeraar alleen kan 'er een onmenfebeiy ken moorduit'
maakerj. Dit heeft de Ontmaskeraar van den vermomden Jcfuit
gedaan, gelyk we, gezien hebben , met hulp en onderfteu-
ning van zyn Jefuiten, en Roomfche Jefuitsgezinde Vrin-
den : en myn omftandig verhaal , met oogmerk om al de fnoo-
de en laage (Ireeken, daar ze zig ten dien einde van bedien-
den, eens aan de waereld te ontdekken, zal, hoop ik, yder
verftandig en onbevooroordeeld leezer den aart van de fpee-
lers eer hoofdrollen in dit Treufpel van 't Pausdom doen ken-
nen : en teffens my tot verfchooning (trekken, dat ik my
zoo lang met zoo beuzelagtig een (luk heb opgehouden.
Het gefprek van den Heer Arnold met Vader Baker liep over
het geval van zyn Zufter alleen niet. Dewyl hy myn antwoord
op een eerro vend gefchrift (/Jnswer to afcurrilous Pamphlet) gelee-
zen had , verweet hy de Jefuiten , dat ze in de waereld verfpreid-
den , dat de Heer Afpinwall Roomfchgezind geftorven was ;
dat ze brieven uitgaven , die onwaarheden behelsden , en
valfche dagtekeningen droegen: dat zy een Vrouw en een
Kind invoerden, die men nergens vinden kon, &c. De Je-
fuit gaf daar op met eenige aandoening en niet weinig be-
dremmeld ten antwoord: bet fpyt my, dat wy ooit dit gefe bil
met dtn Heer Bow er hebben aangevangen. Wy hebben, ik beken
bet , al wat te veel gezegd , en vry wat meer , dan wy in Jlaat Zyn
zen. Ik wenfehte wel, dat wy't konden laat en Jleeken, en
'er uitjeheiden: maar wy hebben 't begonnen, en weet en niet , hoe
wy 'er een end aan zullen krygen ; en God weet , wat 'er het gevolg
van zyn zal. Hy voegde 'er by, hoewel wy de Vrouw en het
iet kunnen vinden, egtcr , zyn hand op een zeer plegtige
wyze op zyn borft leggende, is de Heer Bower de grootjle feburk
die op den aardbodem keft. Op myn geweeten, hy heeft my
Cc 2 voer
So* VERDEEDIGING van den Hcer
moor ecnige jaaren gezegd, dat 'er zulk een Vrouw was, die hem
aanhing, en dat by zulk een kind had. (Kemarkable Fafts p.
31 , 32). Hy moge 'er ook nog wel bygevoegd hebben; en
wy Jefuiten zyn zulke narren, dat wv nooit eens onderzogt
hebben, of 'er inderdaad zulk een Vrouw was, hoewel dac
heel gemakkelyk te doen zou geweeft zyn ; en de Heer £0-
wer een aanzienlyke fom gelds, die wy van hem in handen
hadden , niet te rug kon ehTchen, zo 'er zulk een Vrouw
niet was.
Dat de Heer Afpinwall, als een getrouwe Zoon van de Kerk van
Romen Jlicrf, verzekerde de Ontmasker aar , in zyn eerfte ge-
fchrift, als een ontwyrlelbaare waarheid. Doktor Afpinwall,
zegt hy , Jlicrf een getrouwe Zoon van de Kerk van Komen , 't was
op dien tyd een f over bekende zaak: en Juffrouw .Afpinwall maakte
'er geen geheim van, in welke gevoelens baar man geflorven was ;
en bad, dewyf ze goed Proteftantfch was, niet willen dulden , dat
een Priejïer bet laatfïe Oly fel gaf aan den Dokter, die 'er om vcr-
zogt had. Maar dat 'er in dit alles geen een enkel waar woord
is , en dat zelfs de Heer Afpinwall zig, niet alleen als een op-
regt, maar ook als een byzonder yverig Protcjlant gedroeg, van
den tyd af aan , dat hyde Kerk van Romen, en de Orde der
Jefuiren verlaaten had , tot aan het uur van zyn dood toe, is
zoo handtaftelyk aangetoond, dat 'er geen de minftemoge»
lykheid van twyffel meer op valt. (Zie myn Answer to afcur-
rilous Parnphlet. p. 114. & feqq). Ik zal derhalven hier alleen
maar aanmerken, dat geen man van eenige goede beginfels,
't zy van Zedekunde of Godsdienft, zulk een vertelfel, als
een zaak die te over bekend was, openlyk onder de menfehen
verfpreid, en daar door, zoo veel althans in zyn magt was,
eenen zeer hoog geagten Kerkelyken na zyn dood, van den
goeden naam, dien hy zig met regt en naar verdienfte by zyn
leeven verkreegen had , beroofd zou hebben , zonder eerll"
wel naauwkeurig te onderzoeken, of dat eerroovend veriel-
fcl wel eenigen grond van waarheid , en welken yrond het
had Had de Üntmuskeraar het de moeite waardig geoor-
deeld , dat onderzoek te doen, hy zou bevonden hebben-,
dat
A R C H I D A L D B O W E R. 205
dat het alles enkel een godlooze, kwaadaartige en te eene-
roaal ongegronde laftering is,1 gelyk ik onwederfpreekelyk
beweezen heb. Maar het is het werk niet van een aanbren-
ger, van een openbaaren Lijieraar of,? \te) klapper, de waarheid
te onderzoeken van het kwaad, dat hy van anderen fpreukt.
Zo het flegts zyn boosaardigheid ftof vérfchaffen kan, is dat al-
leen voor lum genoeg, om het als een óntwyffelbaare waar-
heid te verfpreiden, 't zy het waar zy of niet. Dat hy de
waereld kon doen gelooven, dat de Heer Afpinwail een hui-
: was geweeft in zyn leeven, en een Papift ftierf, was
alles wat de kwaadaartigheid van den Ontmasker aar immer
wenfehen en beg.eren kun; want dewyl ik genoegzaam van
myn komft in Engeland af tot het uur van zyn dood toe, ais
een gemeenzaam en trouw boezemvrind met dien braaven
man had omgegaan , dagt onze liefhebber van de waarheid, dat,
zo hy de mer.fchen wys kon maaken, dat Dokter Ajpinwall
een Roorafchgezinde in zyn hart was geweert, terwyl hy zig
uiterlyk voor een Proteflant uitgaf, dezelfde befchuldiging ook
te bettr klemmen zou op dtsztlfs Vrind , gelyk ze ook beiden
voorheen Jefuiten geweeft waren. Meer wenfehte en be-
geerde hyniet: en daarop een en kei hooren zeggen, zekere los-
fe ftraatgerugten , daar altoos het minft van allen ftaat op te
maaken is, voor al zyn bewys neemende, verzekerde hy ah
c beid, als een zaak daar .
dat Dokter Aipinwall een getrouwe Zoon van de Kerk van Romen
■; en dat hy, ichoon van allen, die hem ken
voor den braafften man der waereld aangezien, op 't
den was de a te, en een vt fo ielyke huiche-
laar te zyn: welke boosaartigheid, welke fchelmagcigheid (de
leezer • ikking) is by deeze te e\
ren ! En nogthans Jit is de man , dien 't alleen om de wam .
, de man, die niets zegt, dan 't geen ruft vp de onbetwifl-
baarjle bewyzen c;i getuigenifjen! Myn kennis met den waarden
'.- my grootelyks tot myn geluk, dewyl
.- maate , myne bekeering aan hem verfchu
fcsn ; .
Cc 3
2o6 VERDEEDIGING van den Heer
Maar dezelve heeft hem merkelyk tot nadeel geftrekt: want zo hy
my nooit gekend hadde,en door geen ommegang, Vrindfchap
of anderszins aan my verknogt was geweeft , zou men hem
ongetwyffeld , zonder zyn gedagtenis te hoonen , wel in zyu
graf hebben Jaaten ruften (*). Het was alleen om myn goe-
den naam , door het fchandvlekken van den zynen, zwart te
maaken , dat men hem op zulk een liefdelooze en onverant-
woordelyke wyze lafterde, toen hy niet meer in ftaat was zig
zelf te verdedigen (f). Wat verder zyn zeggen aangaat,
dat
(*) Was ik een vermomde Jefith geweeft, ik moeft natuurlyker wyze, zo
ik eenige de minde voorzigtigheid bezat, en wilt wat ik deed, boven al
den Heer Afpimvall zorgvuldig gemyd hebben; dewyl ik met regt denkea
kon, dat hy, die zelf zoo langen tyd een Jefuit geweeft was, alle de lis-
ten en (aagen van de mannen van die Orde grondig kende , en niet min-
der geneegen zou zyn, dewyl hy een zeer yverig Protejiant was, dan in
ftaat, om den gevaarleken huichelaar te ontmaskeren. Maar in plaats van alle
kennis en omgang met een man van dien aart te ontwyken, begaf ik my,
zoo dra ik een crnltig opzet genomen had, om de dwaalingen, daar ik in
opgevoed was te verzaaken , van zelven naar hem toe, en hy was van myn
opregtheid , toen ik ze verzaakte, zoo volkomen overtuigd, dat wy van
dien tyd af aan tot aan het uur van zyn dood toe, altoos met de grootfte
Vrindfchap en gemeenzaamheid met eikanderen hebben omgegaan: op zyn
doodbed zelfs, beval hy my , als met den adem op de lippen , het uitgee-
ven van een werk, 't welk hy gefchreeven had, en waar uit ik ver-
fcheideu gezegden heb aangehaald, daar hy op de kragtigfte wyze eenige
van de hoofdleerftukken , en meeft bcgunftigde gebruiken vooroordeelt
van de Afgodifche Kerk, die wy beide verlaaten hadden. Deeze waren
de gevoelens , -waar in hy [lierf; deeze de gedagte, die de Heer slfpinivaU
hadde, tot de laaide oogenblikken zyns leevens toe , van den vermomden
Jefuit: maar de glorie van den Jlouten huichelaar ontmaskerd te hebben was
bewaard voor een man, die de Jefuiten zoo weinig kent, dar hy ze allen
mannen noemt van een onberispelyk gedrag en van een onbetwijlbaare geloof-
waardigheid.
(f) Ik mag deezen man wel raaden, dat hy de veertiende Predikaatzy
van den Heer Seed, over de kwaadfpreckendheid , eens leeft. Daar zal hy
leeren kennen , welk een teder ontzag men verfchuldigd is aan de gedag-
tenis der geftorvenen. Men is, zegt die uitmuntende Schryver, een teder
ontzag verfchuldigd aan de gedagtenis van zulken, die zig zelven niet meerver-
dedigen kunnen : en bebooren iuy derhalven altyd zeer zorgvuldig te zyn , dat
wy hun geen misdaaden te laft leggen, daar tvy geen khagtige en overtui-
gende blykew van hebben, 't zy door eigen kennis tn ondervinding , 't zy
door
ARCIIIG ALD BOWER. 207
dat Juffrouw Jfpinivall 'er geen geheim van maakte in welke ge-
voelens haar vian gejlorven was, en dat zy niet dulden wilde , dat
een Priejler het laat/Ie Olyfel bediende aan den Doktor, die 'er om
verzogt : ik ben volkomen van dezelfde gedagten als de eer-
waardige Heer Corpe, en zie dit ook voor een enkel ve-rdigc-
fel aan", in de vindingryke harifenen van onzen agterklappc
gcTmeed, om zyn hftertaal eenigen fchyn van waarheid by te
zetten ; (Remarkable Fa£ts. p. 67). Want zoo veel als ik by
naauwkeurig onderzoek heb kunnen gewaar worden, heefc
niemand , zelfs zy niet, die wel hadden hooren zeggen, dat Doktor
jjfpinwall Roomfch geftorven was, ooic van die byzondere
omltandigheid iets gehoord (*).
0:n
door getuigenis van menfeben van een onbetwiftbaare gehofivaardigbeid. Doe:
'er zigeene, zelfs zwakke WAARSCHYNLYKHeiD op, dat bet mogelyk met bet
ft uk, dur ze meé befcbuldigd worden, anders mag gelegen zyn , dan men
voorgeeft, bet betaamt ons te zwtgkw. Maar miirchien zal de Ontmai-
keraar zelf wel, op zyn gewoonen fraajen tran:, over de kwaadfpreekend-
hciJ gepredikt hebben, en in zyn Prtdikaatzy vooroordeeld, daar hy zig
flerfchriften zoo rykelyfc aan fchuldig maakt.
(*; De vertelling, dat de Heer jifpminall Roomfchgezind geftorven is,
wss, ongetwyfield , eerft van de Roomfeb.cn uitgevonden, en wierd na.
derhand, door zotnmige Proteftanten zoo wel, als door hun verfpreidj
door zominige Proteftanten, die uit laagheid en bekrompenheid van zie] dien/
Heer zyn bevorderingen in de Kerk benydden en misgunden. De Koom-
fche Prie.ters en Jefuiten hebben met het verfpreiden van dcrgclykcgeru:,'-
ten ten nadeele van de zulken, die van hun Geloof zyn afgevallen, twee
zaaken op 't oog. De eerlte, dat ze daar door alle bekeerlingen tot den
, lie de Heilige Katholyke Apoftolifche Kerk van
Romen verlaaten, by de Proteftanten tragten veidagt te maaken, en voor
bedriegers en huichelaars, aileen door tydelyke inzigten gedreeven, doen
doornam. De tweede, dat zy hun eigen volk dus zoeken wys te maaken,.
dat zy zelfs, die zuo godloos geweeft zyn , dat ze by hun leeven de Heilige
Keik verzaakt hebben, egtev by hun dood verkiezen te fierven, als waare
Zoonen van die Kerk. De Ontmaskeraar heeft als een yverig Protejlant, in
zyn vier lafterfchriften zyn werk gemaakt , om zoo veel mogelyk te be-
n, 't geen de Roomfche Prieliers over dat fhik zeggen om zuil. en
van liun volk ft.indvaftig te houden, die in hun geloof fchynen te wanke-
len. Indien 'er waarlyk overtuigende bewyzen zyn ten voordeele vanden Pr?-
ben Godsdienli , boven dien van Romen, gelyk 'er ongetwyffeld'
veele zyn, waarom zou dan een Roomfchgezinde, die die bewyzen durft
boo-
208 VERDEEDIGING van den Heer
Om het waare afbeeldfcl cindelyk van deezen man , als een
agterklapper onder den volke, en een lafteraar van dooden zoo
wel als Jeevenden te voltooien , zal ik 'er nog een voorbeeld
van zyn laag en veragtelyk gedrag, op het onderwerp, daar
wy van fpreeken, betrekkelyk by voegen. Ik had zekeren
geagten Godgeleerde van onze Kerk, toen we by gelegen-
heid met elkander over den dood van den Heer sJfp'mivall
ïpraken, verhaald, dat ik den Doktor had weezen zien een
weinig voor dat hy overleed (*), en den eerwaardigen Heer
Barton, die hem in zyn laatfte ziekte bezogt, by hem gevon-
den had, bezig met hem de gebeden voor de zieken uit het
gemeen gebedeboek voor te leezen. De Ontmaskeraar hoorde
wel dra, wat ik gezegd had: en zie hier wat gebruik hy 'er
van maakte. De Heer B — r, zegt hy , verhaalde aan zekeren ge-
agten Godgeleerde, van een aanzienleken rang in onze Kerk , dat hy
zelf
hooren en onderzoeken, 'er niet door overtuigd, en dus een waar en
opregt Protejlant kunnen worden. Dat dit plaats gehad heeft in 't geval
van den Heer Afiinwall, gelyk ook in dat van Reibing, mede een Jefuit,
is ongetwyft'eld zeker. (Zie Jlayle Hift. üiïtion). Schoon het geen plaats
had in 't geval van een Jarrige of van een Bruys: twee voorbeelden, daar
de Ontmaskeraar zoo groot een ophef van maakt, en waar uit hy ons wel
zou willen doen befluiten , dat allen, die uit het Pausdom bekeerd wor-
den , niets anders zyn dan bedriegers en huichelaars.
(*) Dewyl ik buiten de ltad was , toen de Heer dfpinwail gevaarlyk ziek
wierd , gaf my de eerwaardige Heer Barton , die hem in zyn ziekte bezogt ,
en voor een man van voorbeeldelyUe Godsvrugc bekend was, mei i
brief, dien hy op deszelfs verzoek fthreef, kennis van 't gevaar, daar hy
zig in bevond ; en verzogt my haaftig naar de Had te willen komen, dewyl
myn ftervende Vrind groot verlangen betuigd had, om my nog eens te
zien voor zyn dood. Ik vloog op 't ontvangen van dien brief naar ltad,
en vond, aan zyn woonplaats in Pall-mall komende, den Heer-Barrtn by
hem , die hem de gebeden van de Kerk van Engeland, voor de zieken , voor-
las. Hy had een uitlegging gefchrecven van den brief van Paulus aan de
Romeinen, en het was inzonderheid om my dat werk aan tebevcelcn, dat
hy verlangd had my te zien. Ik nam, na dat ik omtrent een half uur by
hem geweeft was, myn affcheid van hem, en zag hem niet meer: want
hoewel hy my op dien tyd nog juift zoo geheel gevaarlyk niet voorkwam ,
overleed hy, egter, dien nagt of den volgenden morgen. (Zie my A\u-
ivsr to afcurrilous Famphlet, p. 123, 124.
A 11 C I-I I B A L D EOÏÏER. 209
zelf en de Heer Barton , toen Curate van St. Anne, (maar die ook
voorheen Room/eb Priejïer ge-weeft was ,) den Heer Afpinwall ge-
duurcr.Je zyn laatjle ziekte bezogt hadden. Ik vrees, dat de Heer
Li — r, door deeze zyne verklaaring , de kwaade vermoedens , die.
veelen reeds te vooren van zyn Geloof en Godsdienft gehad hebben ,
Jlegts zal doen toeneemen, zonder iemand daar door, gclyk zyn oog-
merk was, te overtuigen, dat Duktor Afpinwall niet Roomfch ge-
ftorven is. Zeker deeze man moet zig gevleid hebben , dat
het dien Godgeleerden niet meer heugen zou, wat 'er in ons
gefprek over den dood van den lieer Jfpinwall was voorge-
vallen; of, zo 't hem nog heugde, dat hy waarfchynlyk
die groove verdraaijing van myn woorden, ten minften niet
in 't openbaar zou tegenfpreeken. Anders v/eet ik 'er geen
reden van te geeven , hoe hy my iets heeft durven doen zeg-
gen tegen een perfoon , die nog leeft , het welk ik nog tegen
hem , nog tegen iemand anders ooit gezegt hadde. Maar het
heugde dien braaven Godgeleerde nog zeer wel, wat 'er voor-
gevallen was in ons gefprek , en dewyl hy zoo wel een Edel-
man was als een Godgeleerde , agtte hy zig eers en gewee-
tenshalven verpligt, om zoo openbaar een valfchheid tegen
te fpreeken. Hy nam derhalven aanftonds de eerfte gelegen»
heid waar, zonder 'er my vooraf eenige kennis van te gee-
ven , en zond my zyn wederlegging van dezelve toe , waar in
hy plegtig verklaarde, dat hy nimmer van eenig menfeh had hooren
;en, dat de Ikcr Bower den Dokter Afpinwall had bezogt
in zyn laatfte ziekte, maar weidt Heer Barton , tot dat hy hetzelve
in openbaaren druk zag Qi). Dus had die laftermond van myn
enkel toefpreeken van den Heer afpinwall , als Vrind by zyn
laatfte ziekte , een bezoeken gcduurende zyn ziekte , als Priester ,
gemaakt (*). Welk een ruim veld zou ik hier hebben om te
fchel-
(3) Answer to a fcurrilous Pamphlet. p. 90, 100.
(*) Ik zeg , als een Pritjler of een Üeeftelyke : want als men van een
Geeftelyke zegt, dat hy iemand in zyn laatjle ziekte bezogt beeft, veiftaat
men 'er a'.tyd door dat hy htm bezogt heeft als Geeftelyke reven gelyknien
't van een Geneesheer, die een zieken bezoekt, verfuat dat hy hem be-
D d zoc!lt
210 VERDEEDIGING van den Heer
fchelden , te raazen , uit te vaaren; zo ik eenige neiging had
om my-door zulk een dvvaaze en buitenfpoorige drift te hiaten
vervoeren. Maar zulk een manier van gefchillen te betwis-
ten laat ik voor den Om maskeraar over, en zal van dit lluk
een einde maaken met deeze volgende fluitredenen. Een
yder, die tot verderf of krenking van iemands eer en goeden naam
iets verzekert , als een gewifje waarheid, 'f welk hy nut zeker weet ,
dat het waar is, is een logenaar en een lafler aar: dit nu heeft de
Ontmaskeraar gedaan , toen hy als een te over bekende zaak ,
ah een geivijfe waarheid, verzekerde , dat de Heer A fpin wall als een
getrouwe Zoon van du Kekk van Romen gejtorven is , by-
gevolg is de Ontmaskeraar &c. en het is niet noodig, dat wyons
lan-
zoekt als Geneesheer. Deeze man cgter om zyn verzekering, dat ik den
Godgeleerden verhaald had, dat ik den Heer Afpinwall in zyn laatfte ziekte
bezogt bad, overeen te brengen met de plegtige verklaaring' van den God-
geleerde, dat by nooit van een eenig mejifcb bad booren zeggen, dat ik den
Heer Afpinwall in zyn laatfte ziekte bad bezogt , zegt ons op een deftigen
trant, dat ik enkel gewag gemaakt bad daar van, dat ik by dien Heer in zyn
laatfte ziekte was geweeft , of hem eens had toegelproken ; endathy, toen
hy gezegd had, dat de Heer Bower, en de Heer Barton , den He er Afpinwall
in zyn laatfte ziekte bezogt badden, van geen andere meening dier woorden
gedroomd bad, fehoon niemand, buiten hem , ooit van dergelyk een mee-
ning dier woorden gedroomd zou hebben ; ja fehoon niemand, dien volzin
leezen kan, zonder klaar te zien, dat by zelf, toen hy dat fchreef, van
die meening ganfeh niet droomde. Zo een fchooljongen , op een logen be-
trapt , zig niet zulk een loopje behelpen wilde om flagen te vermyden,
moeft hy dubbel, en degelyk, flagen hebben. Hoe verlegen moet deeze
man zyn om voorbeelden te vinden van Uowers bedriegeryen , dat hy, dat ik
zyn woorden verfta, gelyk ze van yder een verftaan worden, en daarom,
op zekere plaats het woord bygeftaan gebruik voor het gelykluidend woord
hezogt, als een zeer merkwaardig voorbeeld bybrengt van myn bedriegeryen?
(Zie Full. Coufuiat. p. 28). Hy zal zyn goede Vrinden, de Manndfchry-
vers , aan dezelfde bedriegery fchuldig vinden , en onder anderen den
Schryver van 't Gentlemans Magazin, die de woorden even eens verdaan-
de als ik gedaan had, daaruit gelegenheid nam om de waercld te verwit-
tigen , dat ik den Heer Afpinwall, die men wijl, gelyk hy zeide, dat
Jtanmfcb geftorven was, in zyn laatfte oogenblikken bezogt badde , en by die
frelegcnbeid Dienst gedaan als Pbicster. {Gentlemans Magazin. for
Febtuar. 1757.)
ARCHIBALD BOWER, air
langer met bet ftaaven van die bekend gedeelte van zyn gr-
drnï en inborft ophouden.
1 Iet gefprek van Vader Baker met den Heer Amold,
ons nog deeze twee aanmerkingen aan de hand. I. Uit de
eigen woorden van dien uitmuntenden Jefuit, blykt het, dat dit
ons tegenwoordig gefchil eerlt aangevangen, en voortgezet
is van de Jefuiten, en dat bygevolg de Ontmaskeraar alleen
van hun gebruikt word als ftookebrand , om het vuur aan te
blaazen, of noodhulp om het vuil werk voor hun te doen.
Wv hebben V gefchil begonnen, zeide Baker, en vrt metten niet
bue 'Joy 'er een eind aan zullen bygen (*). Hy voegde 'er by ,
God roeet wat 'er het gevolg van zyn zal. En hy fprak daar in
ais een wyze man. Want hoewel de Ontmaskerav 'er veelen
overtuigd heeft, wel negen van de tien in dit ganfebe Koninkryk,
zo men aan zyn zeggen geloof wil Daan , en daar by een zeer
ontzaglyk Lighaam van Geeftelyken, dat de Jefuiten in dit
gefchil geen net minfte deel hebben, maar dat men het Ont-
maskeren van den vermomden Jefuit enkel en alleen verfchul-
digd is aan zyn eige wonderbaare fehranderheid; nogthans
zullen, te eenigcr tyd, vroeg of laat, de fterkft bevooroor-
deelden zelven wel eens het onbeneveld verfland wederkrygen ,
en by bezadigde en onpartydige overweeging bevinden, dat
men hun deerlyk in dit ft.uk bedroogen had ; dat de vermomde
Jefuit niet alleen een opregt, maar zelfs een yverig Vrotejlant
was; en dat hy, om diereden alleen, door de vyanden vati
onze gelukkige regeeringsvorm in dit Proteftantfcb Koninkryk
zoo hevig vervolgd is geworden, als of hy in een Roomfch
Koninkryk het Pausdom openlyk verzaakt, of 'er tegen ge-
fchree-
(*) De Jefuit Kingsley fprak op den zelfden toon, en zei tegen den lieer
. /, dat by voel verzekerd was , dat Bower hun gefebrift niet kon beant-
woorden: dat by beter wijl , wat bet in bad, met bun te doen te bebbertr endat
by , 3fl by eens begon bet paj ier t; bekrabbelen, zyn boef d al zo lief in een wes-
pennejl mogt Jleeken ; dewyl by nooit gedaan werk zou vinden. (Remarkable
FaSs. p. 20, 21). Door dat wespennefl verftond de Jefuit waaifchynlyk
de Maandfcbryvers , die de Rooinfchgezindi: party tydig zorg droeg op baar
zyde te winnen.
Dd 2
212 VERDEEDIGING van den Heer
fchreeven had , en God weet wat daar 't gevolg van zyn zal. II. In
dit gefprek maakten nog de groote Vader Baker, nog de an-
dere Jefuit eenig gewag van de tegenwerpingen , die de
Heer Arnold tegen de egtheid van de zes brieven had ingebragt ,
maar lieten ze ftil beruften zonder 'er op te antwoorden: in
tegendeel, fcheen het hun zelfs zeer te fpyten, dat zy ze
waereldkundig gemaakt hadden, dewyl hun de noodige be-
wyzen ontbraken, om te toonen dat ze egt waren. De Je-
fuiten derhalven moeten de bewysredenen van hun Vrind den
Ontmaskeraar geenszins voor onbetwijlbaare blyken en betoogin-
gen hebben aangezien, daar niemand zyn toeftemming aan
weigeren kon, of hy moeft een zot of een feburk wezen. Ik
zou veel eer geneegen zyn om te gelooven , dat zy daar allen
voor aanzagen , die zig hadden laaten overtuigen , of voorga-
ven dat ze overtuigd waren door dergelyke onbetwijlbaare -bc-
toogingen (*).
Zie
(*; De Heer Arnold merkt aan, dat 'er in dat gefprek niet een enkel
woord gerept wierd van den zevenden brief door geenen van de twee Je-
luiten j en dat hy zelf van niets dergelyks droomde. (Rcmarkable Fafts. p.
33). Waarfcbynlyk droomden 'er de Jefuiten toen zelve nog niet van, of,
zo ze 'er al aan gedagt hadden , waagden ze 't ten minften niet om 'er meê
voor den dag te komen : tot dat het berugte geval van den man met de fles
hen overtuigde, dat 'er niets zoo onwaarfchynlyk, ja zoo onmogelyk was ,
of veelen van de goede gemeente van Engeland waren gereed om het te
gelooven , zo ze gevoeglyk 'er van te vooren toe bereid wierden Kn
waarlyk, dat een volwaflen man, zelfs de grootlte Gram dier van 's Ko-
nings Lyfwagr, in een pints flesje zou kruipen, had niet veel meer 011-
waarichynlykheids in zig, dan dat ik, na myn Voorreden van de Hiltorie
der Paufen in 't ligt gegeeven, en o-penlyk aan de waereld myn voorneo
men verklaard te hebben om het ganfebe gevaarte van 't Pausdom aan te
taften, aan den Provinciaal dergrlyk een brief zou gefchveeven hebben , en
my, als een gehoor/aame Zoon der O; de, met alle gewilligheid aangebto-
den . om, naar welk gedeelte der bekende waereld hethemgoeddagt, heen
gezonden te worden. Dat ook cenig Jefuit op dien tyd zulk een brief van
my zou hebben willen ontvangen of op zig neemen, om dien aan den
Provinciaal te bezorgen, is niet minder onwaarfchynlyk, dan dat ik hein
zou gefchreeven hebben: maar de Jefuiten twvffelden niet, ofzy, die de
eene onwaarfchynlykheid of onmo^elyldieid hadden kunnen verduwen,
zouden de andere ook wel door krygen : en 't ging ook juut , zoo als ze
voui-
A R C II I B A L D B O W E R, ti3
Zie daar dan het getuigenis van den Heer Arnold, 't welk
hy bereid is, zoo era het geè'ifcht wordt, met eede te beves-
tigen, voor welke Overheid, en voor welk geregtshof men
wil in het ganfehe Koninkryk. Door het zelve ben ik gezui-
verd van de voornaamfte ftukken der befchuldiging, die men
my te lalt gelegd heeft; by voorbeeld, deeze: dat ik gemeen*
i hield of onderhandeling met de jefuiten, om vergiffenis van
myn voorige misdryven te erlangen , en in de Orde -voeder aangenomen
te worden (*). Dat ik eenfomgelJsaaiiliiW, bun bewindsman,
leen-
voorzien hadden. Dewyl het ondertuflehen veelen ten niterften on.
waarfchynlyk , en byna onmogelyk voorkwam, dat ik blieven van onder-
werpingen diepe boetvaardigheid aan Jen overfte der Jefuiten zou hebben
gefchrteven op het ze'.i'de oogenblik dat ik gereed ftond , om de Voorre-
den van myn Hiftorie uit te geeven , deeden my de goede Vaders , miflehien
oin die tegen i aanftoocelykheid weg te Deernen, een nog veel
nederiger en on.i. t brief fehryven , na dat ik die Voorreden
reeds uitgegeeven had; even gelyk die man van wonderen, daar ik zoo
aanftonds van (prak, om zyn tairyke vergadering van aanfehouv.ers te be-
ter te overtuigen, dat hy in een mengelsfles kruipen kon, hun beloofde,
zo ze hem op een anderen avond met hun gezelfchap wilde begunftigen,
het te zullen doen in een pintsfksje. De Ontmaskeraar voelde zelf ook de
OQwaarfcbynlykheid wel van myn briefwiffeling met de Jefuiten, na dat ik
reeds myn Voorreden had laaten drukken ,• en de leezer kan boven bladz.
(123, 124) de armhartige uitvlugten zien, waar meè die armhartige ftoo-
kebrand der Orde die tegenwerping trage te ontwyken.
(*) Dewyl de Jefuiten iny nooit ecnig leed gedaan of kwalyk behandeld
hadden, nog ik hun Godsdienfl of Orde verlaaten uit een wrok en paity-
fchap teg.n hen, of tegen iemand anders, ging ik in Vrindfchap met hun
om, gelyk ik ook deed nvt verfchciden andere Roomfchgezinden, die my
' .'s lands gekend hadden: zy bezogten my zomtyds en il; bezogt h:n
;eiiheid op myn beurt: dewyl ik niet dagt hun burgerly-
V.e b eren of verpligt te zyn, om hen onbefcl
den en als vyanden te bejegenen, om dat ik geen benaagen had in hun
Godsdien'd. Op die en geene andere wyze hield ik gemsenfebap of c. •■
bundeling met zommige Jefuiten en Roomfchgezinden, na dat ik reeds hari
Kerk en Orde verlaaten had, en zelfs, terwyl ik werkelyk bezig was me: te-
gen hun .a en grondbeginfelen te fehryven. Deeze o-. 1 . -. a's
men ze tog zoo noemen wii , wierd niet gedreeven in 't geheim : alle rayne Pr*-
tc(lamjcbe Vrinden witten het, en zy dzya
te verkiaaren. Was ik een vermomde Jefuit geweeft, haJ ik or.iir debana
Dd 3 £*;
2t.j. VERDEEDIGING van den Heer
leende , om hem te overtuigen , dat ik opregt en waarïyk van harten
begeerde weder in de Orde toegelaaten te ■worden: dat ik vier jaar en ,
na dat ik zulk een voldoende en overtuigend blyk van myn opregtbeid
gegeeven had, weder met de Kerk verzoenden in de Orde aangene-
men wierd: dat ik een vermomde Jefuit was: dac ik met de Je/ui-
ten verbindt eniffen heb of gehad heb van dien aart , dat het te eenc
maal onverfchillig is , of de brieven, die menmy toefebryft , egtzyn
of niet : dat ik onder de hand met gemeen overleg met hun heb te
werk gegaan , en nog blyve te werk gaan : dat my verlof verleend is
door myn Jejuitifchen Overfie , of door zyn Heiligheid te Romen ,
om onder het masker van een Proteftant te gaan, en zelfs om de
Hiftorie der Paufen tefchryven&c. Deeze en dergdyke meer
zyn de grootfte bezwaarniffen en de voornaamfte ftukken van
de befchuldiging, die men ten mynen lafte heeft: en die den
Ontmasker aar zoo ryk een ftof verfchaft hebben, om zoo on*
betaamelyk , met zoo veel hevigheid , en langdraadige woord-
verkwifting tegen my uit te vaaren. Maar van alle en yder
van die ftukken ben ik nu ten vollen gezuiverd en vrygefpro-
ken , door dit getuigenis van den Heer Arnold. Want uit dat
getuigenis blykt niet, dat ik de Jefuiten aa^zogt om vergiffe-
nis
gemeen overleg met bun gewerkt, de eenvoudigfte voorzigtigheid, of liever
die byzondere begaafdheid , daar men my meê gelieft te vereeren , de doortraptheid
zou, my hebben moeten Ieeren, om met de uiterfte zorgvuldigheid voor de
waereld bedekt te houden, dat ik aan iemand van hun kennis had, maar
boven al om hun gezelfchap in 't openbaar te myden , en hen, gelykeen
andere Nicndemus, alleen 's nagts te bezoeken. Maar ik heb op een ge-
heel andere wyze te werk gegaan, gelyk ik gezegd heb, en alle myne
Vrinden ten vollen bemift is. Indien de Heer Folkes derhalven , eertyds
Prefidenp vnn de Koninklykc Sociëteit, daar uit, dat hy my in Lodewyks
lioeku'inkcl met zulke van de Jefuiten of Roomfchen , die my kenden , had
zien fpreeken , belloot of vermoedde dat ik een vermomden Jefuit was,
redeneerde hy over dat ftuk eerder gelyk een Ontmaskeraar , even onkun-
dig in de pligten van een goede opvoeding als in die van den Chriflelyken
Godsdienft, dan als een Prefidcnt van de Koninklyke Sociëteit. Maar ge-
lyk deeze man veelen heeft laaten zeggen , 't geen ze nooit gezegd had-
den , en my onder anderen ook meer dan eens; zoo heeft hy ook zommi-
gen, en onder die ook den lieer Folkes laaten redeneeren, zoo als ze nooit
redeneerden, en niemand dan hy zelf kon redeneeren.
ARCHIBALD B O W E R. 215
nis vin tnyn vorige mis dryven te verkrygen ; maar, dat zy myaan-
zogten , dat ik de vergiffenis, die ze my aanbooden , aannee-
men wilde: niet, dat ik geld leende aan Uil], om hun gunjl te
winnen , en myn v;rzoening met de Orde te hopen , maar , dat zy
my groote aanbiedingen deeden, enmy, op myn eigen voor-
waard.. n , met open armen ontvangen zouden hebben: en dat
ze zelfs deeze hevige vervolgi )g tegen my verwekten, alleen
met dit oogmerk, om my, door dat middel, dewyl alle an-
dere middelen vrugteloos waren, te noodzaaken, dat ik tot
hun Kerk en Orde wederkeerde. Uit hetzelfde getuigenis
blykt ook verder, dat ik geene geheime of geuaarlykevcrLindtenis-
Jen met de Jefuitcn heb, of ooit gehad heb, dat ik nooit met
gemeen overleg met hun heb te w;rk gegaan &c. Maar, dat ik ia
tegendeel al hunne vrindclyke noodigingen weigerde, al hun
aanbiedingen verwierp, naar geene voorwaarden hooren wil-
de, mair hardnekkig in tnyne boosheid bleef volharden, dat is , in
weerwil van alle hunne poogingen om my te rug te doen kee-
ren, een waar en opregt Protejlant bleef; en dat zy daarop
eindelyk de zes brieven voor den dagbragten, op hoop, dat
de floot, dien ze my daar door zouden toebrengen, zo dezel-
ve my al niet te rug dreef in hun armen , althans my zoo ge-
weldig zou aandoen, dat ik 'er den dood van zette, of ten
minften 'er zoo fterk door gekrenkt wierd in myn gezondheid,
dat ik buiten (laat raakte om myn Hiflorie te vervolgen , die
Hiftorie, die van woord tot woord uit Ileomfchgczinde Schryvers is
uttgefcbrecwn, en gefchikl is om het Pausdom te bevorderen. Het
zelfde getuigenis geeft ons ook een vry kragtig bewys aan de
hand tegen de egtheid der brieven aan Sheldon. Want fchoon
men niet vooronderflellen kan, dat de Jefuiten zig ooit aan
zoo openbaar een valfchheid fchuldig zouden bekennen, en
zy het inderdaad ook, zelfs aan hun Vrinden en naafte bloed-
verwanten, niet mogten of konden bekennen, zonder een van
de onverbreekbaare grondregels der Orde te overtreeden, ge-
lyk voorheen reeds is aangemerkt: moeften ze egter vry wat
in 't naauw geraaken, als ze myn tegenwoordig of voorleeden
berouw over myn misdryf , myn wederkeeren tot myn pligt in
de
n6 VERDEEDIGING van den Hei-r
de Orde, en 't fchryven van die brieven als een vernederde
en bedrukte boetvaardige, eens overeen moeden brengen met
myn hardnekkig volharden en voortgaan in myne boosheid. De
Jefuit Kingslcy kon zig ten minften niet anders uitgedrukt
hebben, dan hy deed, toen hy tegen den Heer Arnold. zeide ,
dat ik hardnekkig volharde met in myn bonheid voort te gaan &c,
zo ik nooit eenig berouw getoond nad over myn misdryf, en
niet wedergekeerd was tot de Orde. Hier komt by, dat zo
ik tot de Orde waarlyk ooit was wedergekeerd , en die brie-
ven gefcbreeven had, ik my zelven by de Je/uiten na myn
eerden afval voor een waar boetvaardigen had willen doen
doorgaan, en daar na door een tweeden afval, erger dan den
eerften, weder tot dezelfde Kcttery moeft vervallen zyn ge-
weeft. Maar van dien tweeden afval maakte egter Kingslcy
geen het min ff, e gewag tegen den Heer Arnold, toen hy by
den zelven hun onchriftelyke vervolging tegen my tragtte te
regtvaardigen , en zeide alleen, dat ik van de waare Kerk was
afgevallen, en godlooslyk tegen dezelve gefcbreeven bad. Een dui-
delyk bewys, dat hy, als hy 'er niet op verdagt was, 'er niets
van wift, dat ik tweemaal was afgevallen, of die brieven ge-
fchreeven had. Dog dat die brieven openbaarc en taflbaare ver-
digtfels zyn, is reeds voorheen onwederfpreekelyk aangetoond
met bewyzen, daar men nog geen antwoord op heeft weeten
tegeeven, dat ik nietten vollen wederlegd heb.
Indien 'er mogelyk iemand wezen mogt, die de waarheid
en geloofwaardigheid van het getuigenis van den : ::er Arnold
betwiften wilde; de volgende aanmerkingen zullen, denk ik,
yder verftandig en onpartydig man ten voden overtuigen , dat
zoo eenig getuigenis op den ganfehen aardbodem geloof en opmerking
verdient , gelyk de eerwaarde 1 leer Corpe zig uitdrukt, het on-
getwyffeld , dit is. Want I. gelieve men agt te geeven , dat
die braave en eerlyke Godgeleerde, dien ik zoo aanftonds
noemde, niets aan 't gemeen heeft meegedeeld , dan 't geen
de Heer Arnold hem te vooren als Vrind in vertrouwen gezegd
had. Wat zou nu den Heer Arnold tog bewoogen hebben,
om zoo veel logens en onwaarheden , en zelfs eene enkele
on-
ARCHIBALD B O W E R. 217
onxaarheid te gaan uitvinden, en die zyn byzonderen goe-
den Vrind in de gcmeenzaame en vertrouwde brief wiffeling,
die hy met hem hield , wys te raaaken : en zulks ten voordee- '
Ie van een perfoon, die by hem zoo wel als by zyn Vrind ge-
heel onbekend was; op een tyd, toen geen van beiden nog
eenige de minde gedagte had of voorncemen om dat berigc
ooit waereldkundig te maaken; en zelfs de Heer Arnold vcl-
flrekt begeerde, dat het een onfehendbaar geheim onder hun
zou blyven. Had hy kennis aan my gehad, men zou hem
van eenzydigheid voor my, zelfs in zyn gcmeenzaame brie-
ven , min of meer hebben mogen verdagt houden ; maar hy
had my, toen hy dezelve fchreef, nog nooit met kennis ge-
zien, en was zelfs fterk met vooroordeel tegen my ingeno-
men , tot dat de Rukken , daar hy een verhaal van doet in zyn
getuigenis, hem van myn onfchulJ en de boosaartigheid my-
ner vyanden overtuigden. Hy is derhalven de voorfpraak niet
van B — r, gelyk de Heer Henry Bedingfeld hem gelieft te noe-
men , maar de voorfpraak van regtvaardigheid en waarheid.
II. Gelyk het geen byzondere geneegenheid en vrindfehap
voor my kan geweeft zyn, die hem aandreef, om de voor-
hcengemelde (lukken aan zynen Vrind te ontdekken, zoo kan
hy 'er ook niet toe bewoogen geweeft zyn door eenige rede-
nen en inzigten van eigenbelang: want wat voordeel kon hy
'er tog meê bedoeld en van gehoopt hebben , dat hy die ftuk-
ken in ver! rouwen aan een Vrind openbaarde, en in deszelfs
boezem alleen, onder verband van geheimhouding, uitfehud-
de ? Want op die wyze en voorwaarde deelde hy ze mede, en
zouden ze, wat hem aanging, dewyl de wraakzugtige geeft der
Ucï'ige Socicieit hem niet onbekend was, altoos geheim geblee-
ven zyn, indien niet zyn eerwaardige Vrind hem overtuigd
had, dat hy or.verrnydelyk vcrpligt was, zyn toeftemming te
geeven, dat die (tukken voor de waereld wierden blootge-
legd , en ter verdediging van de verdrukte onnozelheid open-
hk uit te komen. Het was zyn belang, gelyk we gezien heb»
ben, dat hy in dit gefchil de zyde koos der Jefuiten , of ten
ir.inften zig ftil hield; maar door de kragtige en waarlyk Chri-
Ee fte-
2ii? VERDEEDIGIXG van den Heer.
ftelyke drangredenen van zyn Vrind overreed , offerde hy
zyn belang zoo wel als zyn ruit en vrede aan de waarheid-en
regtvaardigheid op. III. Het getuigenis, 't welk hier voor-
gedragen is, wordt van den Üntmaskeriar zei ven voor onbe-
twiflbaar geloofwaardig erkend. Dog dit meld ik hier niet als
een bevvys da.', het inderdaad zoo is: want het is altoos zyn ge-
woonte, dat hy yder getuigenis van eiken logenagugin Jefuit
en Roomfchgezinde, daar hy meé voor den dag kan komen,
cnbctivijlbaar , onwederfpr'eekelyk , voljlrekt betoogende , ten vollen
geloofwaardig &c'. noemt. Ik maak 'er alleen maar gewag van,
om cle onopregtheid, op dat ik geen kragtiger woord gebrui-
ke, en verwonderlyke ftoutheid van dien man aan tetoonen ,
die in zyn laatfte gefchrift dat zelfde getuigenis, als het tegen
hem is, durft betixiften , het welk hy als onbetisijlbaar had
ingebragt, toen het voor hem was, of liever, toen hy voor-
gaf, dat men 't zoo moeft aanmerken. Want de Heer Arnoll
heeft, gelyk wy voorheen getoond hebben, nooit getuigd,
't geen hy hem doet getuigen ; maar heeft hem zelfs ronduit
verklaard, dat hy 't niet getuigen kon, om dat hy niet vvift,
of het waar was. Dat hy dus een getuigenis van den Heer
jirnold tot bekragtiging van een logen, toen die hem 't zelve
weigerde tegeeven, zelf ging verdicten , is een klaare blyk ,
hoe hoog en kragtig hy een getuigenis fchatte, dat hy nu ver-
kleinen en beknibbelen wil. IV. Had de Heer /Jrnold my,
ten kofte van de waarheid, willen begunftigen , hy zou,
voor alle dingen, niet vergeetcn hebben voor te geeven, dit
de Jefuit, zyn Biegtvader, hem, onder anderen, gezegd
had, dat de brieven aan Sbeldon niet egt maar verdict waren.
Want fchoon het, uit het geen die Jefuit, toen hy 'er niet op
verdagt was, in een byzonder gefprek tegen hem zeide, vry
klaar bleek, en volgde, dat die brieven maar verdigtfels wa-
ren; nergens geeft egter de Heer Jirnold voor, dat of hy of
iemand anders zulks ooit in duidelyke bewoordingen tegen
hem erkend en beleeden heeft: een overtuigend bewys, ze-
ker, dat hy de waarheid, en niets meer dan de waarheid in
zyn getuigenis gezegd heeft. Dewyl ik weet, dat het den
Je-
A R C II I B A L D B O W E R. 219
. door eene van de erondweitcn hunner Orde verboo-
den is, iets, dat in 't geheim onder hun gehandeld wordt,
ar.n ivaerela . ;n anderen te openbaar en , zoude ik de eerfte
ïefl zyn om het getuigenis van den Meer Arnold in twyffel
te trekken en te betwiften, indien hy voorgegeeven had, dat
iemand van hun dat geheim aan hem toe vertrouwd had: maar in
zyn ganfche getuigenis komt niets voor, dat, gelyk ik ge-
toond heb, niet volkomen overeenftemt met de beginfds en
grondregels der Jefuiten , zoo wel , als met het algemeen ge-
drag , dat ze met zulken, die hen vcrlaaten, gewoon zyn te
houden. — Voegt hier nu nog de befchryving by, die de
eerwaardige Godgeleerde , uien ik zoo dikwils gelegenheid
gehad heb te noemen, uiteige weetenfehap en ondervinding
van den Heer Arnold aan de wacreld geeft; naamelyk, dat hy
een man is van groote bekwaamheid en kennis in zyn beroep , dat by
oed nabuur is, en een zeer menfcblievend man zoo rxel alsoprcgt
en van een firikte eerlykbeid: en hy, die deeze befchryving van
hem doet, ftaat by allen, die hem kennen , niet alleen voor
een man van een onbetwiftbaare eer en vlekloozen naam be-
kend , maar ook voor een man van zoo voorbeeldelyk een
snswandel , als 'er iemand van zyn geheiligde bediening in
s. Ie drie de Koninkryken te vinden is.
In 't kort, indien 'er eenig getuigenis is op den ganfehen
.i , dat opmerking en geloof verdient , het is onge-
twyfféld dit. Wil iemand egter aan de waarheid der ftukken ,
in het zelve geftaafd en bekragtigd worden, nog twyffe-
len , ik zal met geen onbetaamelyke en raazende fcheldwoor-
den tegen hem ui vaaren , en hem nog een zot , nog eenfeburk
noemen; maar met zyn vooroordeel medelyden hebben en
wenichen, dat men 't enkel en alleen aan dat vooroordeel
hebbe toe te fchryven, dat in dit gefchil het allerbetwiftbaar-
fte getuigenis, dat men ooit op de waereld hebben kan , meer
kragts op hem heeft, dan het alleronbetwijlbaarfte. Maarmen
vindt menfehen, die zoo onchriftelyk en liefdeloos van aart
zyn , dat zy allerhande ongerymde en aanftootelyke vertel-
lingen, diezehooren, greeüglyk geiooven; dog die zig niet
E e 2 be-
220 VERDEEDIGING van den Heer
beter willen laaten onderrigten , op dat men niet denken zou,
dat ze ooit kwalyk onderrigt geweeft waren Deezen , nevens
de onkundige, de ligtgeloovige, de kortzigtige, en onop-
lettende maaken die negen deelcn van de tien in ie natie uit , die
de Ontmaskeraar zegt, dat hy op zyn zyde heefc. Wantin
deeze natie zoo wel als in alle anderen zyn wel de negen dee-
len van de tien menfehen van dat (lag; en voegen wy hier nu
nog alle de Roomfchgezinden en Jacobieten by, aile de Mon-
niken, Roomfche Priefters, Kloolterbroeders en Jefuiten van
het ganfche Eiland, die allen tot eenen man toe Vrinden zyn
van den Ontmaskeraar , zy zullen waarlyk met malkanderen al
een zeer aanzienlyk Lighaam uumaaken; enhymagzig, zo
hy wil, aan hun hoofd (lellen , en al pochende uitroepen , nos
numerus fumus &c. Maar dat is ook alles wat hy zeggen kan.
Wat zyn ontzachelyk Lighaam van Géejlelyken aangaat, dat is
op verre na zoo ontzachelyk niet als hy het befehryft; en indien
men eens een ly ft maakte van myn Vrinden en van myn vy-
anden, die 'er in dat eerwaardig Lighaam zyn, ik houde my
verzekerd, dat ik geen reden hebben zou om my of over dee-
ze of over die te fchaamen. De Maandfchryvers , 't is waar,
houden 't met hem: en ik heb geen klaarblykelyker bewys
van de onweerftaanbaare kragt van dit getuigenis van den
Heer Arnold noodig, dan dat die o pr egt e en onzydige Schryvers
hetzelve met de grootfte zorgvuldigheid voor 't gemeen be-
dekt gehouden hebben. Zy zagen , dat zy een zoo volkomen ,
zoo uitdrukkelyk, zoo onbetwiftbaar getuigenis onmogelyk
ontzenuwen konden; en verkooren daarom liever, met hun
gewoone opregthcid en onpartydigheid hetzelve agter te hou.
den, en geen het minfte woord te reppen nog van de twee
brieven van den Heer Arnold, die dat getuigenis behelsden,
nog van de inleiding van den eerwaardigen Heer Corpe voor
die brieven, welken wy voorheen woordelyk den leezer mee-
gedeeld hebben; nog van de fchrandere en verftandige aan-
merkingen , die die geagte Godgeleerde daar by gevoegd
heeft, en zy niet wiften hoe ze wederleggen zouden. Daar
door weeten 'er tien deelen van de negen in deeze natie nog
toe
A R C II I B A L D B O W E R. 221
tot op deezen dag niet, dat 'er zulke menfehen als een Willir
rtv; kmtili, een eerwaardige Jubn Curpt, 0'>it geweeft zvn;
terwyl de 1 mder flrydendegetuigeniflen vandeGdv'r,
dj Hyyles, de Hornes door deeze enpartydige en onbevooroordeel-
de oordedkundigen de waereld worden opgedrongen , als getui-
geniflen, die bet gefchil ten villen beflijjen; en niet dezelve de
verklaariogen zelfs ook van getuigen zonder naam, al even
onbetwi/lbaar en geloofwaardig, fchoon zy niet eens weeten,
wie die getuigen zyn, hoe ver zy geloof verdienen, en of
zy wel in 't geheel eenig geloof verdienen ; en zelfs ofzy wel
ooit op de waereld geweeft zvn, en of 't met hun niet gaat als
met de Heaths en de Cummins. Ik heb gezegd, tegen elkander
Jlrydende getuigeniffèn &c. Want Home, een tamelyk onbe-
kend Heelmeèfter, die voorgeeft, d3t hy in dienft geweeft i-s
van de Keizerin van Rusland , houdt liaan de, dat ik, doormid-
del van Vader Carterct, met de Kerk en Orde weder verzoend
ben in 't jaar 1745. Maar Gay, een al zoo geloofwaardig ge-
tuide als hy, maakt den Heelmeèfter openlyk tot een loge-
naar,en verklaart, dat ik al verfcheiden jaaren tevooren met de
Kerk en Orde beide verzoend geweeft ben; en dat ik, nadat
ik op nieimde magt ontvangen had, de allerontzachelykftepleg-
ligheid van den Roomfchen Godsdienft verrigtte: en dat hy
'er toen zelf by tegenwoordig was geweeft (.?). Maar die te-
genftrydigheid hebben onze Maandfcbryvers niet min zorgvul-
dig voor het gemeen gelieven bedekt te houden, als zy het
getuigenis van dn Heer Amold gedaan hadden: en konden ze
wel ooit handtaltelyker hebben doenblyken, onder v/ier in-
vloed zy over dit gefchii fchreeven (*j?
Ik
(a) Zie boven bladz. (ói).
t*j Het is waarlyk zeer annraerkelyk, dat het getuigenis van den Heer
Arnali , het welk, in twee brieven den fnooden handel der Jefuiten tegi n
my, blootlegt; en zyn bewegredentn &e. waar in hy de onehiiiielyfce
grondbeginfela van de Roomfehen in 't algemeen, en van de Jefuiten in 't
byzonder, aantoont, de eeniijfte (tukken zyn onder zoo groot een hoop,
a s 'er onlanes is uitgegeeven , die niet tot kennis fehynen gekomen te zyn
van onze Maandfcbryvers. Wat 'er de oorzaaak van moge geweeft zyn ,.
zal ik aan 't oordeel van de waereld laaten.
Ee 3
VERDEEDIGING van den He*u
Ik zal dit gedeelte van 't gefchil befluiten met den leczer
eenige weinige tegenftrydigheden voor te draagen, als een
proefje uit de talryke menigte van die zoort, waar aan zig on-
ze gr tot e liefhebber der waarheid nu en dan heeft fchukiig ge-
maakt. Ik laat de taak om zyn eigen woorden zoo te verdraai-
jen en te wringen, dat hy zig zelven ten minden regtdraats
riet tegenfpreekt, en zig zoo openlyk tot een logenaar maakt,
aan zyn fehrandere behendigheid over; gelyk hy voorheen
ook de woorden van zyn goede Vrinden de Jefuiten gedraaid
en gewrongen heeft, om hun tegen elkander lb'ydende getui-
gen iflen overeen te brengen (<?). Op dat zy te beter op el-
kander zouden affteeken , en met flerker ligt op 't oog val-
len , zal ik zyn tegenftrydige verzekeringen . op dezelfde blad-
zyde, de eene regtdraats tegen de andere overplaatzen.
„ B — r kwam in Engeland,
niet, na dat hy om eenige
zwaarighedén van Gods-
dienfl: en geweeten zyn Or-
de verlaaten had; maar, na
dat zyn Orde hem verlaaten
en zyn affcheid gegeeven
had , om zyn ongeregeld
gedrag (/>).
„ Hy had zig gelukkig van
„ alle Godsdienstige voor-
„ oordeelenontllagen: hy was
„ een Vrydenker : heden
„ Roomfch , morgen Prote-
„ (lantfeb : weer Roomfch op
„ nieuw , als hy 'er zyn bc-
» la"g
(o) Zie boven bladz. 158, 159.
p. 57, 39, 28, 19.
„ B — r had zig alleen aan
ongehoorzaamheid tegen
zyn overftens fchuldig ge-
maakt, tegen zyn pligt als
Jefuit: was verfcheiden jaa-
ren na zyn komfi; in Enge-
land voor een Jefuit bekend :
hy ging zomtyds door voor
„ 't geen hy inderdaad was ,
„ naamelyk een Jefuit (c).
„ Hy was een yverig
„ Roomfchgezinde , en kon
„ zig, om zyn opregte aan-
„ kleeving aan het Katholyk
„ Geloof te doen blyken op
,, voldoende en overtuigende
„ bewyzen beroepen. Hy
„ was
(i) Six Letters, p. 31. (c) Ibidem.
ARCIIIBALD B O W E R.
223
hng by von.1 : en eenvoor-
r zelf» van de Prote-
. 11 , zonJ^r eens en
Len ie zyn ; ja een vol-
.:i ongeloovjge (a).
„ B — r heeft zig met voor-
dagt we] zorgvuldig gewagt
ons te zeggen , dat hy een
Jefuit w-i (<?).
„ was een vtrmomdc
„ aan wien door d?n Paus en
„ zyn Jefuitifchen Óverftë
„ verlof was verleend , 0:11
„ onder het masker van een
„ Proteftant te gaan, met oog-
„ merk om den eenen of den
„ anderen kra^tdaadigcnjljtgie
„ doen ten voordeele van het
„ Pausdom {b).
„ Hy ging zomtyds door
„ voor het geen hy inderdaad
„ was, naamelyk een Jefuit:
„ hy is verfcheiden jaaren
„ voor een Jefuit bekend ge-
„ weeft. De Proleftantcn na-
„ men met yver deel aan de
„ infehryving op zyn Hifto-
„ rie, dewyl ze gefchreeven
„ was door een Jefuit (d).
„ Hy was zelf een Priefter
„ en een Jefuit, toen hy de
„ Jefuicen zyn geld leende in
» 't jaar 1741 (ƒ).
„ Om de Jefuiten een vol-
doende en overtuigende
blyk tegeeven,dachy waar-
Ivk opregt verlangde om
weder in de Orde aangeno-
men te worden , &c. leende
hy hun een fom gelds &c.
en v.ierd daarop , op een
plegtige wyze weder aan-
genomen door Vader C'<ar-
tcret, in 't jaar 1745 (/)•
(a) Zie boven bladz. f 77 , 78). (t) Zie loven bladz.^S. &c).
Letters, p. 56. (d) Zie bovenbladz. (.117). CO SixLettcrs. p. 74.
dem. p. 66.
„ De
(c) Six
Cf) lbi-
22+ VERDEEDIGING van den Heer
„ De Heer Shirburn kon , „ Wanneer een Jefuit ee-
„ als een Jefuit, geen eigen- „ nig eigendom bezu &c (b).
„ dom bezicten (a).
„ Men heeft nooit als een » De Heer Home wierd in-
„ befchuldiging ten lafte van „ gebragt als getuige, om te
„ den Heer B — r ingebragt , „ bewyzen, dat onze beketr-
„ dat hy weder verzoend was „ ling weder met het Pausdom
„ met de Kerk van Romen: en „ verzoend was door middel
„ dat wel om eene zeer goede „ van Vader Carter et {d).
„ reden: naamelyk om dathy
„ ze nooit verzaakt had (c).
Ik zou, behalven deeze, nog andere en ontelbaare voor-
beelden uit de vier Iaftcrfchriften van deezen man kunnen
bybrengen, waar in hy openlyk zig zelven tegenfpreekt, en
willens en weetens van de waarheid afvvykt, met deplegtig-
fte betuigingen op de lippen , dat hy dezelve opregt en onge-
veinsd aankleeft. Maar deeze weinige zyn meer dan genoeg
om de waereld te doen zien, dat 'er niets is, 't welk onze
liefhebber van de waarheid zig ontziet te zeggen , zo het tot
voldoening van zyn kwaadaariigheid tegen my dienen kan;
en niets, dat hy zig fchaamt te lochenen, zo dat lochenen
hem ten zelfden einde te pas komt. En welken naam een man
verdient, die dus zig zelven onbefebaamd en met voordagc
tot een logenaar maakt, behoef ik de waereld niet te zeg-
gen.
Na dus dan, met hulp van den Ontm.iskcraar zelven, de
menigvuldige logens en lafteringen wederlegd te hebben, die
de Jefuiten hebben uitgevonden, en hy, als de uinrompetter
van hun eerroovende verdigtfelen, door de waereld verfpreid
heeft, om haar te doen gelooven , dat ik weder tot het Paus-
dom vervallen was, en myn Orde weder had aangenomen,
en
(a) Full. Cunfutat. p. 33. (i) Ibidem, p. 38. (f) Six', Letters, p. 34.
(J) Full. Cm/utation. p. 81.
A R C II I B A L D BOWER. 225
en om op die wyze de egtheid van de brieven aan Shcldon te
ftaaven; zal ik nu nog het gemeen ecnige logens en lafterin-
gen voordraagen van 's mans eigen uitvinding, die nog myn
verval tot het Pausdom, nog myn weder aanneemen der Or-
de, nog myn Roomfch of Protejlantjch zyn, raaken; maaral-
leen gefchikt zyn om my van 't geen my dierbaarder is dan
myn leeven zelf, myn eer en goeden naam te beroovcn , of,
gelyk zyn eigen uitdrukking is, my tot fchande te brengen. Ken
onderneeming moet ik bekennen , cenen Prediker van het
Euangelie waardig! Maar of hy my, dan of hy zig zelven
daar door tot fchande gebragt heeft, zal de waereld uit het
geen ze op de volgende bladzyden zien zal, kunnen oor-
oeelen.
Dewyl deeze man , in zyn eerfte gefchrift, zig beroemd
had , de dankerkentenis van yder waar en opregt Proteftant intby-
zorrder , en van de Inwoontrs van Groot-Britanniè'n in 't algemeen
met regt verdiend te hebben, om dat hy den vermomden Je/uit
ontmaskerd, en daar door den Proteflantfchen Godsdienft in dee-
ze Koninkryken voor zyn gedreigden ondergang bewaard had,
verzogt ik, in myn antwoord op dat fchrift, te mogen wee-
ten, waarom hy zyn naam niet gezet had vooreen werk van
zoo veel verdiende, op dat de Inwooners van Groot-Britanniè'n
niet onkundig, aan wien ze zoo dier verpligt waren, en daar
door in gebreke mogten blyven om de fchuld hunner dank-
baarheid af te doen. Laat ons nu eens hooren , wat antwoord
hy geeft op die vraag : het zetten van myn naam voor myn ge-
Jchrift , zegt hy, zou de zaak, die ik verdedig , wezendlyk goei
gedaan hebben &c. Maar de reden die ik had om denzelven te verber-
gen', was gewigtig en voldoende. Indien ik deeze voorzigtigbeid
niet gebruikt bad , zoude ik my zelven bloot gefield hebben voor de
gramjehap van een man, die de waereld, door zyn voorgaand ge-
drag , hetft doen zien , dat hy in Jlaat is , om zig nergens aan te
kreunen , zo hy flegts zyn oogmerken bereiken en zyn eer handhaaven
kan (a). Dat is , ik zou my blootgefteld hebben voor de
gram-
(«) Bon-er and Tillemont compared p. 70.
Ff
22<J VERDEEDIGING van den Heer
gramfchap van een man, die in ftaat is, om my de beenen
aan (lukken te Haan, of den hals af te fnyden , om zyn eer te
bandbaaven. Een overheerlyk middel, moet ik bekennen, voor
iemand, om zyn eer te bandbaaven, in dit land. Maar, eerwaar-
dige Heer, fta my toe dat ik u zeg, dat gy hier, gelyk ik ge-
toond heb dat gy wel meermaalen gedaan hebt , van de be-
kende waarheid afwykt: want gy weet immers zelf zeer wel,
dat het ftukje, waar voor gy met zoo veel onbefchaamdheid
de dankerkentenis eifcht van allewaarePntf£/?anJe«,een fchan-
delyk en eerroovend laflerfchrift is; dat gy tegen de wetten
van God en die van uw Vaderland regtdraads aangingt , toen
gy hetzelve fchreeft en waereldkundig maakte: 'en dat hec
geenszins uit vrees was voor het mes of voor de ftok , dat gy
*er uw naam niet voorzette, fchoon uw bedugtheid, of liever
nw voorgeeven, dat gy 'er voor bedugt zyt, klaar aantoont,
dat gy by u zei ven overtuigd zyt, dat gy wel eenige kafty-
ding verdiend had. En waarlyk in geen land, denk ik, dan
in dit, zoudt gy, ftraffeloos , mannen van aanzien en vanden
eerflen rang zoo fmaadelyk nebben kunnen bejegenen en uit-
fchelden, om geen andere reden, dan om dat zy het gezond
vernuft niet verzaaken wilden, en blindelings geloof Haan,
aan uw ongerymde Jogenen, en de logenen van hun, door
wien gy u als hun ftookebrand en roervink gebruiken liet.
Elders zou men umogelyk geleerd hebben uw meerderen te ont-
zien , en eer te geeven aan hun , dien men eer verfchuldied is.
■ — Ik heb reeds van 't begin af geweeten , uit wiens harflenen
deeze fraaie agterftraats redenen en fcheldtaal geboren wierden :
en egter leeft gy nog, niet alleen, waarde Heer, maar tot nog
toe zyt gy 'er heels huids afgekoomen. En op dat gy u op dezelf-
de gewigtige en voldoende reden om uw naam te verbergen niet
meer zoudt beroepen, zo gy naderhand nog eens mogt goed-
vinden , om eenige nieuwe logens van uw eigen maakfel , of
van dat van uw goede Vrinden de Jefuiten, in de waereld te
Terfpreiden,zal het geen gy hier in eene aantekening (*) kunt
lee-
{*) (De Heer Sowtr telt hier, in een aantekening, ten blyke dat hy
den
A R C II I B A L D B O W E R. 22?
leezcn, u volkomen kunnen overtuigen, dat ik u zoo welken,
als of gy uw naam met groote letteren had laaten fchry ven aan
het hoofd van uw vier wydloopige telterfchriften. — Nie-
mand kan die fchriften met eenigen aandagt leezen, of hy
ziet wel haaft, dat de Schryver, even als die ganfche eerloo-
ze hoop van Lajlcraars, Oorblaazers en Agterklappers altyd.
gewoon is te doen , dikwils heimelyk meer tragt te doen ver-
moeden, dan hy openlyk zegt; en den bevooroordeelden of
kwaadwilligen leezer zelven uit zyn woorden laat opmaa-
ken , het geen hy zig fchaamde of fchroomde rond uit te ken-
nen te geeven. Dus, by voorbeeld, brandmerkt hy my niet
openlyk met den naam van moordenaar, beenbreeker &c.
Maar uit zyn woorden blykt klaar, dat zyn oogmerk is, yder,
die my niet kent, my voor zulk een knaap te doen aanzien:
hoewel hy, waarfchynlyk, wel moet geweeten hebben , dat
ik van allen, die my kennen, voor een man van een geheel
anderen aart en gemoedsgefteltenis gehouden word. Hy moet
ten minden uit hun niets van het tegendeel gehoord hebben,
nog ik de waereld door tnyn voorgaand gedrag iets van het tegen-
deel hebben doen zier.; dewyl hy het anders, volgens zyn ge-
woonte, veel eer merkelyk vergroot zou hebben, dan met
flilzwygen voorbygegaan. Maar hy had een voorwendfel
noodig, om de waare reden, dat hy zyn naam niet onder
zyn lafterfchriften gezet had, te verbloemen; en denken-
de dat een voorgeeven van dien aart by de groote vienigte niet
alleen voor een goede reden zou doorgaan , maar my ook teffens
in kwaad vermoeden kunnen brengen, maakte hy 'er gebruik
van, zonder eenig opzigt op eer, geweeten, regtvaardigheid
of waarheid. Waar toe by, door zyn voorgaand gedrag , dewai-
reld mag bebbgn doen zien, dat by injiaat was, weet ik niet, en
wil
den Ontmaskeraar kent , en weet wie, en wat hy is, verfcheiden byzonder-
heden op , die den Heer en zyne familie doorgaans niet zeer tot eer ftrek-
ken. Dog dewyl die enkel perfoonlyke dingen zyn, en ik my niet ver-
beeldt , dit iemand van de leezers zig juift veel daar aan zal laaten gelege»
leggen ; heb ik die aantekening onnoodig geoordeeld.)
Ff 2
22g VERDEEDIGING van den Heer
wil ik my niet vernederen te onderzoeken. Zyn gedrag te-
gen my in dit gefchil is het ft uk alleen , daar ik my meê te
moeien heb; dewyl myn eenigft oogmerk is, my zelven en
myn goeden naam te verdedigen, en hem niet verder te be-
laften, dan tot bereiking van dat einde volftrekt or.vermyde-
lyk is. Dit Haaltje van zyn gedrag tegen my zou alleen ge-
noeg kunnen zyn, om, zo niet negen deelen van de tien, ten
minften het tiende deel van de natie, dat is, menfchen van
oordeel en onzydigheid, hem onder een geheel andere ge-
daante te doen befchouwen, dan waar in hy zig aan alle de
Inwomers van Groot- Britanniè'n in 't algemeen verwonen wil,
naamelyk, onder de gedaante van een kvvaadaartigen lafte-
raar, in plaats van die van een liefhebber of onderzoeker der
waarheid. Wy hebben zoo vry wat gehoord van 's mans y ver
voor den Vrotejlantfcben Godsdienft, maar hier laat hy zig on-
bedagtelyk iets ontvallen, waar uit wy merken kunnen, dat
die zelfde yver , daar hy zoo hoog opftoft, een ftukje is juift
van gelyken aart, als zyn opregtheid en liefde voor de waar-
heid; dat is, enkele fchynheiligheid en huichelaary: want
wat betekenen tog zyn woorden, die wy ftraks aanhaalden ,
anders, dan dit: het zetten van myn naam voor myn gefchrift zou
wezcnd/yk goed gedaan hebben aan de zaak , die ik verdedig , dat is
aan den Protejlantfchen Godsdienft, enmerkelyk nadeel aan den
Heer Bower, dat is, aan 't Pausdom; maar ik zou my daar
door blootgefteld hebben aan 't gevaar, dat die wanhoopigc
knaap my het hoofd , mogel yk , of de beenen aan ftukken floeg ,•
en daarom verkoor ik liever, niet tegenftaande myn hartely-
ken yver voor den Protejlantfchen Godsdienft, heelshuids te
leeven en te fterven ; en dat de Proteftantfche zaak het gewig-
tig en wezendlyk voordeel mifte, dat zy uit mynen gkooten
naam, indien hy bekend was, zou hebben kunnen trekken,
dan dat ik myn dierbaaren perfoon , my dierbaarder dan eeni-
ge zaak op de ganfche waereld , in eenig gevaar zou brengen.
Is dit, eerwaardige Heer, in goed duitfeh, de meening uwer
woorden niet? Welk een heldhaftig voorvegter zyt gy niet
voor de Protejlantfche zaak ! Gy kuntraazen, fchelden, lafte-
ren
ARCHIBALD BOWER, 229
ren voor die zaak; maar dat is 't ook alles, fchynthet, wat
uw yver'er voor doen kan.
De opregte Üi.t maskeraar , niet te vreden, met mv ah een
wanhoopigen knaap, die in Jiaat is om zig nergens aan te kreunen,
te hebben afgefchilderd, befchryft my op bkulz. 30 vanzyn las-
terfchrift , de z?s brieven &c. genoe.nd . als een -ov:rgcgt>even ligt-
mis, die in bordeelen optrekt , en roemt in zynfebande. Laat ons
hooren wat hy 'er van zegt. De Heer B — r, dus luiden zyn
woorden , ver van zyn ongeregeldheden te verbergen , is gehoon zig
'£r in te beroemen. Onder andere vertel/eitjes, beeft hy dikmls
zyn goede I'rinden verhaald , dat hy , zoo ah hy uit zeker buis van
plaifier kwam, niet ver van Coventgarden, ontmoet wierd van
een kennis van hem, die hem vroeg, Hoe? , Mynheer Bower, is
dat ir.v Hiftorie der Paufen? Als wy nu in aanmerking neemen ,
dat hy ten minflen veertig jaaren oud was, eer hy in Engeland
kwam, en dat hy de Hiftorie der Paufen niet begon tefebryven,
dan ecrjl verfche'uicn jaaren daarna , kan het ons geen zeer gunjïig
denkbeeld getven van de regelmaat igheid van zyn gedrag, dat wy
hem, reeds zoo ver op zyn dagen, dus in bordeelen zien optrek-
ken en in zyn eigen fchande roemen. Wie zou, als hy dit
leeft, 'er niet uic befluiten, dat ik het grootfte gedeelte van
myn tyd in buizen van plaifier , of bordeelen, verïleeten had ?
En nogthans heeft deeze ganiche belchuldiging, (zou de lee-
zer het wel ooit geloofd hebben?) geen anderen grond, dan
dat ik by gelegenheid van een goed en loffelyk oogmerk, om
een jong Edelman van myn kennis 'er uit te roepen, eens in
een van die huizen intrad , en door zyn Vader, die 'er ons by-
geval zamen zag uitkomen, met de ftraksgemelde woorden
wierd toegefproken. In een zekere familie, naamelyk, met
welke ik gemeenzaam verkeerde, was eenig misverftand ge-
reezen tuflehen den Vader en den Zoon, zo dat zy eikanderen
een geruimen tyd niet gezien hadden. Ik bood my zelven tot
middelaar aan, om hen weder te verzoenen, en drong den
Zoon dikwils, dat hy zyn Vader zou gaan opwagten : 't welk
hy eindelyk aannam, onder voorwaarde, dat ik hem verzei-
len zou ? Dit ftemde ik gereedelyk toe, en tyd en plaats, daar
Ff 3 wy
230 VERDEEDIGING van den Heer
wy by één zouden komen , wierden vaftgetteld. De jonge
Edelman kwam 'er eer dan ik, en dewyl hy geen zin had, om
my daar te wagten, ging hy zoo lang in een dergelykhuis, daar
in de buurt, met verzoek van hem te laaten roepen, zoo dra
ik gekomen was. Ik kwam kort daar na, en niemand daar
in huis vindende, dien ik om die boodfehap zenden kon, de-
wyl de Dogter van dien huize alleen t'huis was, ging ik 'er
zelf naar toe om hem te roepen. De Vader zag 'er ons byge-
val zamen uitkomen, gelyk ik gezegd heb, en groette my op
die wyze. Hy verzoende zig ook, door myn bemiddeling,
weder volkomen met zyn Zoon (a). Dat dit het geheele ge-
val is, is genoeg bekend, en ik plagt het dikwils myn goede
Vrinden , als een klugtje , te vertellen. De opregte Unt maske-
raar heeft het ongetwyffeld zelf op die wyze hooren verhaa-
len , en myn optrekken m bordcelen, myn pochen op myn ligtmiffè-
ryen, myn roemen op myn eigen febande , zyn enkele byvoeglèls
en vermeerderingen van zyn eigen vinding. Maar de goede
man had, uit een hartelykenyvervoordenPfoff/Za/jf/cfonGods-
dienft , beflooten , my tot fchande te brengen, 't zy ik Roomfch.
was of Protefiantfcb , Jood oïTurk: en ten dien einde moeiten
niet alleen onverfchillige maar zelfs de loffelykfte daaden tot
misdaaden gemaakt worden. En moet hy zig daar door niet
gerekend worden aan een even zwaar misdryf fchuldig ge-
maakt te hebben , als of hy , uit een beweegreden van een ge-
heel anderen aart, dan de myne, zelf in dat huis gegaan wa-
re? Een Schryver althans, in wiens fchriften ik wenfehte
dat onze Godgeleerde zoo kundig was, als hy fchynt te zyn
in onze Engclfcbe Toneelfpelen en blaauwe boekjes, verze-
kert, dat hy, zo niet fchuldiger, ten miniten even fchuldig
moet gehouden worden; dewyl hy de Lafteraars gelyk (telt
met de Hoereerders, en zelfs met de Afgodendienaars , en Over-
fpeelers &c. (5).
Tot dus ver dan, heeft onze waardige Godgeleerde niet
my,
(o) Zie Answer to afctirrilous Pampblct. p. 97 . 98. (J>) Jpl. Paulus I
Corintben. V. vs II. en VI. vs. 9, 10.
ARCHIBALD B O W E R. 231
my, gelvk yder onzvdig en onbevooroordeeld leezer erkennen
zal, maar xig zeluen lot fchandc gebragt \ en zoo gaat het meelt
al op 'c laatit met alle Lafteraars , Oorblaazers , Agter-
klappers en Kwaadfpreekers : laat ons nu nog eentge ande-
re voorbeelden zien van de oprekt heirf van deezen man, van
eyn liefde voor de waarheid, van zyn yoer voer den Proteitant-
fchen Gqdsdienjl; woorden, die hy altyd in den nond heeft.
Ik heb nu vier en-dertig jaar in dit Koninkryk gewoond, met
veele en verfchtiden koop- en handwerkslieden gehandeld en
omgegaan, en men heeft my aanmerkelyke Sommen geldstoe
vertrouwd; nu daag ik yder zonder onderfchcid uit, om my
te befchulcligen , dat ik hem ooit eenen penning benadeeld,
of getragt heb te benadeelen. De Ontmaskeraar weet zelf zeer
wel, dat ik daar in volkomen zuiver ben; want de meeden
Tan de handelaars, daar ik ooit iets meê te doen gehad heb,
de meefte dienftboden, die by my of in 't zelfde huis gewoord
hebben, zyn aangefproken geweeft, en wel naauvvkeurig on-
derde hand bevraagd naar myn eerlykheid, door hem, of door
z\n zendelingen: een bedryfi zeker, eenen Godgeleerde
waardig ! En wat heeft hy en zyn ganfche aanhang met al
hun zoeken en navorfchen tog kunnen vinden? Niets, dan 'c
geen hun vry wat fpeet te vinden : naamelyk, dat ik altyd op-
regt en eerijk met alle menfehen gehandeld had, en 'er, in
dat opzigt, in 't geheel niets op myn gedrag te zeggen was.
Maar wat gedrag, wtlke eer, of opregte eerlykheid is voor
de tong en pen van eenen lafteraar veilig? Onze Godvrugti-
ge Kerkelyke, na plegtig verklaard te hebben, en zelfs, 't
geen vder menfeh, die eenig beginfel heeft van Godsdienstig-
heid, geweldig llooten en ergeren moet, na op deemlligfte
wyze God zelven tot zyn getuige geflüÉMB te hebben, dat hy
my geen kwaad hart , geen wrok , geen vvandfehap toe.
draagt (a), befleedt een ganlch hoofdftuk van zyn laatlte ge.
fchriit, waar in hy in Scheldwoorden en faamroovende- uit.
drukkingen zig zelven als te boven gaat, en onze taal in haa.
ut.
(Vy Full. CtrfaOt. p. 53.
532 VERDEEDIGING van den Heer
telyke benaamingen uitgeput heeft; befteedt, zeg ik, een
ganfch hoofdftuk van dat gefchrift aan een vergclyking tujjcben
B — r en Fournier: dat is, tuflehen iemand, die nooit menfeh.
benadeeld heeft of heeft getragt te benadeelen , en tuiïchen
een man, dien hy als een openbaaren bedrieger affchildert,
die eenen van onze Kerkvoogden een zeer aanzienlyke fom.
meende te ontfutfelen. Waar aan moet men tog zulk een be-
handeling anders toefchryven, dan aan wrok en bittere vy-
andfehap tegen my ? En nogthans fchroomt onze goede, on-
ze Godsdienftige, onze naauwgezette Godgeleerde niet, om
God zelf tot getuige te roepen , dat hy my geen kwaad hart,
wrok nog vyandfehap toedraagt. Wat zal zulk een man zig
ontzien te doen, en van welke boosheden en wanbedryven
zullen de beginfels, die hy heeft van Godsdienft of Zede-
kunde , hem te rug kunnen houden ? — Gelyk hy my by
Fournier vergelykt, zoo vergelykt hy ook een edelen Vrind
en voorftander van my, by den Vrind en voorftander van
dien Monnik. Indien hy daar meê het doorzigtig oordeel en
de vroomheid van dien Pair des Ryks tragt te verkleinen en
te krenken, zal het enkel flrekken , om yder te doen zien,
dat geen verdiende, hoe uitmuntend, buiten het bereik is
van zyn kwaadaartigheid; van die kwaadaartigheid, daar hy
God over tot getuige roept, dat ze in zyn hart niet huisveft.
De groote moeite, die hy genomen heeft, om dien Edelman,
gelyk ook al myn andere Vrinden, van my te vervreemden
door hen op den eenen tyd met een byna ondraaglyke ver-
waandheid in faamroovende taal te beledigen, en op den an-
deren weder niet minder hoog te pryzen, geeft duidelyk ge-
noeg te kennen , hoe groote gedagten hy en zyn aanhang heeft
van hun oordeel, hun af, of goedkeuren: maar zy hebben
waarheid en regtvaardigheid te lief , om door lof of lafter zig
van 't fpoor te laaien dryven : bewys alleen kan hen doen ge-
looven, dat ik fchuldig ben; en tot nog toe heeft men geen
bewyzen voor den dag weeten te brengen, die hen daar van
overtuigen kunnen, nog ook eenig ander menfeh, die onpar-
tydigheid en doorzigt heeft, en myn antwoorden op die zoo-
ge-
A R C II I D A L D B O W E R. 233
Ie bewyzeri met eenige de minde aandagt leezen wil.
— Ck . ■ . Schildknaap, zal mogelyk, zoo veel ik
weet, de eenigfte Vrind zyn, dien die Monnik heeft; maar
r il :s K\ks, daar ik zoo aanilonds van fprak, is myn
eenigfte Vrind in deeze natie niet. De Ontmaskeraar, 't is
waar, verzekert ons, dit hy de Inwooners van Groot- Britan-
niën in '('algemeen, en alle, of genoegzaam alle Kerkelyken
van aanzien en rang op zyn zyde heeft, en, dat meer is, zoo
Hout en verwaand is die man, dat ze zig over zyn opregtheid
en geleerdheid verwonderen (a). Gelyk hy door zyn armhar-
tige vitteryen voor overtuigende bewyzen en onwderfpreekdy-
ke betoogingen luidkeels uit te fchreeuwen , dezelven by veel on*
oplettenden en ligtgeloovigen daar voor inderdaad heeft doen
doorgaan, zoo zal hy hen ook mogelyk, met op het onzydig
oordeel der natie ftout te pochen , hebben doen gelooven dat dit
oordeel geftreeken was ten mynen nadeele. Maar juift hec
tegendeel heef: plaats : hy is veroordeeld geworden , ik vry-
gefproken door het oordeel van het waardigfle en agtbaarfte
gedeelte der natie, dat is, van alle verftandige en onpartydi-
ge mannen, die rypeiyk en koelzinnig overwoogen hebben,
't geen 'er zoo van de eene als van de andere zyde was inge-
bragt (*). Geen de minfte ovcreenkomlt is 'er derhalven
tus-
\futat. p 73.
• Ier deezen was een Heer van aanzien, die al ftraks na het eerde
rifi van ritezen man geleezen te hebben, openlyk verklaarde , dat,
Jcboon de Heer Bower fcbaldig ware aan alles wat bem daar in wierd ten lajl ge-
l :r Bower sou willen zyn, dan de Scbryver van datjiui-
je: zoo duidelyk ontdekte hy in dien lafterfchryver een ongemeen heate
drift van boosaartigheid, ran partyzugt, van haat en nyd, en andere bly-
ken vsn een kwaad en bedorven hart, die ie eeneraaal onbegaanbaar wa-
ren met een goeden en edelaartigen geelt. Hy merkte teffens zoo groot
een menigte van onwaarfchynlykheden , tegen flrydigheden en ongerymdhe-
den op, die in dat fraaie ftukje met de grootfte ftoutheid voor zekere
waarbeden wierden uitgevent, zoo veele annhartige vitteryen, die het ge-
meen voir onbetwiftbaare betoogingen wierden opgedrongen.dat hyover
de onkunde of fchurkery van dien man niet minder verbaasd ftond, daa
o\ ei deszelfs kxaa daa.'ticheid. Een Godgeleerde van verdienfte en rang in on-
Gg ze
334- VERDEEDIGING van den Heer
tuflchen het geval van Fournier en het myne: en de vergelyking
dient alleen om de kwaadaartigheid te doen zien van den man,
die die gevallen met eikanderen vergelykt. Zou ik hem op
dezelfde wyze, en met meer regt, niet vergelyken mogen
met zyn Broeder Ontmaskeraar, thans in de gevangenis, dia
zyn beurs vulde ten kofte van het bloed van zyn onfchul Jige
medeburgers, gelyk hy de zyne gevuld heeft ten kofte van
hun eer en goeden naam (*) ?
Maar om voort te gaan ; by gelegenheid , dat ik met zeke-
ren Lord fprak over de brieven aan bbclJon, toen die eerfl; wae-
reldkundig begonnen te worden , zeide ik onder anderen, dat
zy uit handen kwamen van de jefuiten, en dat hun getuige-
nis, om dat ze myn openbaare en geflagen vyanden waren ,
niet aanneemelyk was; dewyl, zelfs ook volgens de wetten
der Inquifitie, de befchuldiger niet erkend wordt als getuige,
indien de befchuldigde hem noemt onder zyn vyanden. Van
dit myn zeggen heeft de Ontmaskeraar , in zyn eerite gefchrift,
mee
ze Kerk, die my in 't geheel niet kende, zeide, nu eenigc weinige maan-
den geleeden, in een groot gezelfchap: ik zou Mynbeer D — s niet willen
zyn om al 't jaarlyks inkomen van den Koning; nog, om de gebeele waereld
niet. Hy zag ongetwyfFeld in den Heer D—s den lafteraar zoo wel als den
huichelaar, die zyn eigen boosaartigheid , zoo wel als die van zyn Vrinden,
voor wier werktuig hy zig gebruiken liet , niet alleen zogt te bewimpelen ;
maar ook een fchyn van pli§t en deugd by te zetten met den agtbnaren
naam van yver voor den Godsdienft. En wie zou, om de gebeele vjaer:id,
zulk een man willen zyn! Die braave Godgeleerde is de eeniglle niet, die
'er dus over denkt; veele anderen van dat eerwaardig Ligh2ara,en mannen,
van verdienden , weet men, dat geen beter gedagter» hebben , dan hy, van
nnzen yverigen Proteftantfchen voorvcgter; en zy zouden, zo men ze by
één telde, met malkanderen een Lighaam uitmaaken, dat het onzacbelyk
Ligbaam, daar hy zoo dikwils op itoft , wel haait in verwarring en van 't
ftuk zou helpen.
(*) De naam van dien Ontmaskeraar is, zo ik het wel heb, Mccdaniel.
Hy was het hoofd van een allerverfocielykfie bende van Ontmaskerairs , die,.
om de belooning, welke op dergelvke ontdekkingen gelteld was, te trek-
ken, hun werk maakten om menfehen met rooveryen te befchuldigen, die-
ze nooit bcdreeven hadden. Macdaniel en de overigen van zyn fchelmr
fcoen hobu. waren allen j^oede Katholykeo..
ARCHIBALD D O ïï E R, 235
met alle opregtbeid en onzydigheid een hffpraak weeten te maa-
ken tot verdediging der Inquifitie. De Heer B — r, zegt hy , ver-
gat zig zclven eens , toen hy aan zekeren Lord verhaalde , dat de
Éngelfcheti een gebed verkeerd denkbeeld hadden van de Inquifitie:
'mant dat 'er geen Regtbank op den aardbodem -zvas , die meer moeite
deed om agter de waarheid te komen : <tet zy met de uiterjle omz>g-
tigheid zorg droeg, dat niemand, die by haar aangeklaagd wierd ,
eenig leed weer voer en in lyden geraakte door kwaadaartigbeid of vy-
andfehap van anderen &c. (a). Even als of ik de Inquifitie ge-
preezen had als de biilykfte en gemaatigdfte Regtbank des
ganfehen aardbodems, en dat by een familie, aan welke ik
niet alleen myn bloedige vertelling, diehyenzyn aanhang zoo
noode hooren wil, maar nog verfcheiden' andere aanftoote-
Jyke en verfoeielyke voorbeelden van de onregtvaardigheid
zoo wel als wreedheid van dat geregtshof verhaald had. Hy
voegt 'er by, dat deeze befchryving, die ik van de Inquifitie
deed &c. dien edelen Heer zeer verwonderde. Die edele Heet
raogt zig ook ongetwyffeld wel degelyk verwonderd hebben ,
zo ik hem zulk een befchryving, als de Ontmaskeraar zegt,
van de Inquifitie gedaan had, en, op dezelfde wyze als hem
wel meer gebeurt, heden gelochend, 't geen ik gifteren be-
veftigd had. Maar, zoo veel my heugt, liet zyn edelheid
geen de minfte verwondering over myn zeggen blyken ; en
het doet ook inderdaad hier weinig ter zaak, of hy ze blyken
liet of niet, dewyl ik hem niets zeide, dan 't geen ik wift,
dat waarheid was, en een yder zoo bevinden zal, die de moei-
te wil neemen, om de Schryvers in te zien, die ons de befte
en geloofwaardigfte berigten van dat gerigtshof hebben mee-
gedeeld. Ik zou een verdraaijing van myn woorden zoo
grof, zoo ongerymd, zoo onwaarfchynlyk in zig zelve, niet
waardig geoordeeld hebben, om 'er eenig gewag van te maa-
ken, indien niet de Ontmaskeraar, in zyn laatfte lafterfchrift
(b), my die gewaande hffpraak van de onzydigheid der Inqui-
iiiie op nieuw verweeten had. Toen hy zeker logenagtig ge-
tuig-
'«) Six Letters, p. 65, 66. (&) p. 56.
Gg*
&36 VERDEEDIGING van den Heer
tuigfcbrift van de Inquifitie, waar in verklaard wierd , dat ik
nooit tot dezelve behoord had, voortbragt, had ik hem ge-
vraagd; waarom dan de Jefuiten en Roomfche Priefters my
dertig jaaren agter een in alle gezelfchappen de ongehoorde
onmenfchelyke wreedheden der Inquifitie hadden laaten ver-
tellen, zonder hun werk te maaken om een ootfprimkelyk en
geloofwaardig getuigfcbrift in handen te krygen , daar ze my
meê konden doen zwygen , en befchaamd maaken ? Ik zal
hier het antwoord van dien regtbefchaafdenHeer, op die, zoo
my voorkomt, niet onbehoorlyke en ongepafte vraag , met
zyn eigen woorden ter neder ftellen , op dat de leezcr eens
een proefje zie, zoo van zyn flyl, als van zyn wys van rede-
neeren: let bier eens, dus drukt hy zig uit, op de verbaazende
vermetelheid en balddaadigbeid van deezen man! vertelde gy dan in
alle gezelfchappen de ongeboorde onmenfchelyke tvrcedbcden der In-
quifitie? Hebt gy uw lof [pr aak vergeetcn over de onzydigheid van
die Regtbank, daar die edele Heer zoo zeer over verwonderd Jlond , die
ze uit uw mond hoorde? Liet gy u in 't breede over die wreedheden
uit by Juffrouw Hoyles &c. Waren die de onderwerpen van uw
geheime gefprekken met de Vaders Carteret en B — k — r? Spraakt
gy in den kring uwer Roomfche gcede Vrinden in den Boekwinkel van
den Heer Lodewyk over zulke Jloffen? Op dien trant gaat hy
voort, en haalt telkens ftuk voor (luk weder voor den dag,
't geen reeds meermaalen en tot verveelens toe onwederfpree-
kclyk beantwoord en wederlegd is. De bewysreden, die in
deeze woorden legt opgeflooten, zo men al toeftaat dac 'er in
't geheel iets dirgelyks in ligt, komt hier op uit: de Heer B — r
vertelde de onmenfehclykbeden der Inquifitie niet aan yder Roomfcb-
gezinde , Jefuit en Prie/lcr, dien hy kende, en by geval ontmoette
by den Heer Lodewyk, by Juffrouw Hoyles, op de Jiraat , of el-
ders: by gevolg vertelde hy die onmenfebelykbeden niet in alle. gezel-
fchappen. Een wonder fraaie wyze van redeneeren, zeker, en
die ongemeen kragtig is, en overtuigend 1
Ik zal den leezer fiegts met nog één enkel voorbeeld van
het onberispelyk gedrag van onzen opregtcn en onzydigen Ontmas-
ieraar in dit geichil laftig vaüen. Het is dit vuJgende, en
zal
A R C II I B A L D B O W E R. stf
zi' vier klaar kunnen doen zien, dat 'er geen foltering uit te
denken is om my totfcbande te brengen, die hy niet gereedelyk
•\pr, zy mag komen uit welken hoek zy wil , en die hy,
i x ongegrond ze ook zyn moge, zig ontziet als een onbe-
twiftbaare waarheid de waereld op te dringen. Toen , of dee-
Z-- man zelf, of iemand van zyn aanhang in 't zoeken naar die
Vrouw en het Kind , daar in de brieven aan Sbeld,n gewag van
gemaakt wordt, een Vrouw gevonden hadden in zeker huis-
gezin, waar mede ik bekend was, die wel geen Kind, maar
iwee nigten had, befchuidigden zy my (dewyl zy tog, naar
't fchynt, hun moeite niet geheel voor niet wilden gedaan
hebben ,) dat ik getragt bad de Pror.trdancfche grondbeginfels van
die twee jonge ptr/oonen ie doen wankelen: en die befchuldiging
wiefd door den Ontmaskeraar met uitgedrukte woorden, als
een zaak daar geen twyftel op viel, tegen my ingebragt. Het
moet den Heer ü — r, zegthy, nog wel beugen , (f zo 't kernver'
geetcn is , het beugt anderen nog wel, dat by, terwyl hy in dat Ir.iis-
gezin verkeerde , zo veel Godvrugtige zorg liet biyken voor de goeie
begrippen oa» GoJsüienJl van de ti'cee junge perfoonen, dat hy d't
Proteftantfche grondbeginfels t waar in zy o; r. èd waren , tragtte
te doen wankelen &c. (a). Die befchuldiging vond by veele
■weimeenende 1'rotejlanten ingang, die, my niet kennende,
zig niet verbeelden konden, dat een Geejlelyke zoo laag van
geeft zyn zou, om zoo zwaar een befchuldiging zoo uitdruk-
kelyk en met zoo vee! verzekering my ten laft te leggen, in-
dien hy nL-t voikomen zeker wift, dat het waar was (*): en
op dat goed geloof zagen ze my aan, niet alleen voor een
KoomfcbgezmJc in myn hare, en voor een 'Jcju't , maar ook
voor
(u) Uowr » Tillem. p 81, 82.
(*) Het was hun , naar het fchynt, verboeten , dat diezclfJ.- Gcefle!y!:ei
niy te vooren had afgefehilderd , als een Vrydenker, a's iemand, die nog
Rjo-nJ'cb nog Protellantfch, nog zelfs een Chriften was; en bygevolg als ie-
te eenemaal ongefchikt en onbekwaam was om veel, of z<.\k ee-
ltige G zorg te laaien biyken voor de goede begrippen van Codsdienfi
van de time jonge perfoonen ; of van eenigen anderen, wie het ooi; zoamo-
geu zj n.
Gg 3
238 VERDEEDIGING van den H*8R
voor een zeer yverigen vermomden zendeling van de Kerk van
Romen. Onze goede Geejielyke was egter zoo laag van geeft:
want dat die vertelling, hoe fterk en uitdrukkelyk ook van
hem verzekerd, geen den minften grond van waarheid had,
maar in tegendeel niets anders was dan eengodlooze, kwaad-
aariige, en te eenemaa! ongegronde laflering wierd door die
jonge Juffrouwen zelven tegen iemand van den aanhang, die
haar in perfoon kwam verzoeken om de befchuldiging met
haar getuigenis te bekragtigen, wel uitdrukkelyk verklaard.
En uit welken hoek kreeg dan de Ontmaskeraar dit berigc, hy,
die niets zegt en beweert , dan op de aller onbetwijlbaarfle getuigeni([en ?
Iiy had het gekreegen van een uitmuntenden Proteftantfchen ge-
neesheer, dog zonder naam , niet ver van Soho-plein , die het ver-
telde op het gezag van perfconcn , zonder naam, by de familie be-
kend aan twee eerwaardige Godgeleerden, zonder naam, van de
Kerk van Engeland. Deeze onderrigting wordt 'er ons van
megedeeld , door den Schryver van het nafchrift in de London
Chronick: Maart 25, 1758. Maar wat logenaar, wat las-
teraar zal men ooit van zyn logen en laftertaal kunnen overtui-
gen? met welke misdaaden kunnen dealleronfchuldigftemen-
fchen van de waereld niet betigt worden , en dus als fchuldi-
gen vooroordeeld, zo men de verklaaringen van getuigen zon-
der naam voor wettig aanneemt, en laat doorgaan? Zou ik
ook, indien ik geweeten en billykheid niet meer voor oogen
hield dan onze waardige Godgeleerde, hem dus niet befchul-
digen kunnen, dat hy een beurfefhyder was, onder voorgee-
ven , dat ik myn berigt had van zekeren uitmuntenden ge-
neesheer niet ver van Soho of eenig ander plein , die het ver-
telde, op het gezag van die perfoonen zelve, wier beurzen
hy geligt had, aan twee of een half vyf-en-twintig eerwaar-
dige Godgeleerden van de Kerk van Engeland'? Hoe zou hy
tog een befchuldiging van dien aart kunnen beantwoorden (*)?
Zou
(*) Wat de onwaarfebynlykheid van 't ftuk betreft, nog onwaarfchyn-
Iykheden , nog redenen, nog bewyzen zyn, volgens hem, van eenig bet
minfte ge wig t tegen uitdrukkelyke, fchoonnaamlooze, getuigeniflen. En,
daar-
ARCIIIBALD BOWER.
239
Zou hy my niet, en met reden, uitdaagen, datikdieper-
foooea noemde, om te zien oftewel eens in wezen waren ,
en uf het menfehen waren, die eenig geloof verdienden?
Even nu gelyk hy my in zulken geval zou uitdaagen, daag
ik h:in nu ook uit, om die perlbonen te noemen, dii dien
logen aan dien uitmuntenden geneesheer vertelden , en dien ge-
neesheer, die het vertelde aan de twee Godgeleerden: en op
dat hy geen fehyn of voorwendfJ moge hebben, om deeze
myne ukdaaging te ontwyken , beloof en verklaar ik hier
openlyk, dat ik hun over die zaak geen de minfte moeielyk-
heid zal aandoen. Maar zy zyn allen, des ben ik wel ver-
zekerd , enkel ingebeelde perfjonen, die alleen ingevoerd
worden, om den goeden Katholyken Heer te verbergen , die
die vertelling eerft verzon, en op wiens gezag dezelve nader-
hand in de waereld kwam (*). Want het is de gewoonte
van onzen opregten Ontmaskcraar , dat hy getuigen inbrengt,
die of dood zyn, en hem dus niet tot een iogenaar maaken
kun-
daarenboven , ik zie ook niet, waarom 'er meer onwaarfcliynlykheid
in zyn zou, da: hy zyn werk maakt, by voorbeeld, van beurze Cnydtn ,
dan dat ik , of iemand anders veel Gndvrugtige zorg zou laaten blyken voor
iemands goede begrippen van Godsdienft , of hem zou tragten tot het Paus-
dom te bekeeren , zonder eens of Roomfch of ProtejlaKtjcb, of zelfs een
Chritieu te zyn.
(*) Ten opzigt van dien uitmuntenden geneesheer r.iet ver van Soho-flein ,,
kan ik den leez'.r beriuten, dat 'er op dien tyd, toen dit nafclinft in druic
kwaj), zekere Vroedmee'.ter daar in ik nabuurfchnp, in Pohnd-[\naz n:.a-
;;.c'yA, woon.1, : en ik htb reden om te gdoovcn, dat die de man is ,.
daar in het nafchtift op gedoeld wordt, dewyl hy een van deby;'on.''eregoe.
de Vrinden is van den Ontma keraar; maar die uitmuntende geneesheer , over
dat Hok ondervraagd , verklaarde , dat by van die saai in 't geheel niets iai/1 ;.
en 't zal den Oitmaskeraar wat vreemd in 't oor klinken, dat 'er cm ander
uitmun:etii geneesheer niet ver van Sohe-plein te vinden is, die meer van de.
zaak weet, dan hy zelf. In de nabuurfchap van dat plein woonde die uit-
muntende geneesheer Doktor Sh— b— r, tot dat zyn uitmuntende en ir.eer
dan terneene verdienden hem regt gaven tot een huisveiting, voor lie-
den van zyn aart er. waardy betel gefchikt: en de Ontmasker aar mag. zoo
veel ik giiTen kan, zyn beriut wel van hem gekreegen hebben, als vaneen
medearbeider, die den zelfden yver heeft getoond voor 't vvelzyn vaw dem
flaat , sis de OntmasKtraar voor 't welzyu van de Ktrk.
»4"o VERDEEDIGING van den Hele
kunnen , gelyk in 't geval van de goede Juffrouw /ffpinwall,
(j) , of die nooit leeven en beftaan op aarde gehad heb-
ben , gelyk in dit en verfcheiden andere gevallen , te
verdrietig om op te haaien , plaats heeft; zoo dat, als hyden
getuige niet noemt, de leezer gerull Haat kanmaaken, dac
die ook geenen naam heeft.
Ik heb in zeker gefchriftje, 't welk tot titel voert, nog iets
aanmerkelyks &c. gezegd, dat de Heer H. B — , voor dat de
ftraksgemelde eerroovende vertelling in 't ligt kwam, de jon-
ge Juffrouwen een bezoek gaf, die hem verzekerden, dat de
ganfche vertelling onwaar was: ik geloof nog, dat het zoo
is, als ik gezegd heb; dewyl ik myn berigt heb van iemand,
die ik weet, dat: met die familie zeer gemeenzaam omgaat,
en van wien ik nog een briefin handen heb, waar in hy zig
dus uitdrukt: de familie van — is gereed om te verklaaren , ge-
lyk ze met -waarheid doen kan , dat de befchuldiging tegen den Heer
Bower ingebragt , valfch is. Deeze brief is gedagtekend den
15 December 1757, en ik heb hem aan verfcheiden van myn
Vrinden laaten zien. Had die Heer ons dat berigt niet mee-
gedeeld, wy zouden ook waarlyk niet eens geweeten hebben ,
dat de Heer H. B. in eigen perlbon die jonge Juffrouwen had
aangefproken , om die befchuldiging door haar getuigenis te
beveiligen, en dat zy zulks geweigerd, en in tegendeel ver-
klaard hadden, dat die befchuldiging valfch en geheel onwaar
was. Want dat hield de Heer H. by zig, en liet ftilzwygend
toe, dat zoo goddeloos en te eenemaal ongegrond een lade-
ring, fchoon hy ze daarvoor kende, by veelen geloof vond,
met oogmerk, denk ik, op dat hy geruit zou kunnen zeggen;
myn gedrag in de zaak van den Heer Bower w firikt cerlykgeweejl,
en geheel belangeloos (a). De Baronet bekent daar op wel, dat
hy in eigen perfoon de jonge Juffrouwen en de familie had
aangefproken, om haar de waarheid van die vertelling ten
mynen lafte door haar getuigenis te doen ftaaven, en ontkent
juift niet, dat zy hem in tegendeel verklaard hadden, dat die
ver-
(a) Zie boven bladz. 206. (fr) Full. Confutation. p. 73.
A R C II I 3 A L D BOWER. 241
ing te eenemail valfch en ongegrond was: maar heeft
. eerlyk en geheel belangeloos hy ook zyn mag,
iet kunnen goedvinden, om, 't geen hy niet ontkennen
durfde, opsnlyk te erkennen. Hy geeft alleen voor, dat hy
haar had aangefproken, na dat reeds die eerroovende vertel-
ling in 't ligt was gekomen; en beroept zig, tot bewys van
ïggen, op zyn eigen memorieboekje , en op den man, van
micn hy de paarden huurde, en op den knegt van dien man, die hem
derwaarts bragt. Decze onbetwiftbaare getuigeniffen , zo men
ze daar voor wil laaten doorgaan, bewyzen wel, 'cis waar,
dat hy die familie een bezoek gegeeven heeft, na dat die ver-
telling reeds in 't ligt was, maar daar volgt niet uit, dat hy
't ook ran te vooren niet gedaan heefc. En, zeker, wanneer
en op welken tyd de Baronet dat bezoek afleide, en of de fa-
milie hem van de onwaarheid van die vertelling verzekerde
of voor of na dat dezelve indewaereldopenlykverfpreid was,
is iets, dat hier niet veel ter zaake doet ; was het 'er voor, dan
kon hy buiten twyffel niet gilrust verklaaren, dat zyn gedrag
Jlrikt eerlyk en geheel belangeloos ivas, daar hy ftilzwygend en
tegen zyn beter weeten toeliet, dat een laftering , die zoo
zeer tot nadeel ftrekte van de eer en goeden naam van een on-
fchuldig menlch, als een onbetwiftbaare waarheid, door den
ftookebrand van zyn party, in de waereld verfpreid wierd , ter*
wyl hy overtuigd was, dat het niets anders was dan een on-
betwiftbaare logen. Gebeurde het daar ra, hy zou inderdaad
een Jlrikt eerlek en geheel belangeloos ftuk gedaan hebben, in-
dien hy dan de laftering, daar hy nu niet langer aan twyffden
kon, of ze was te eenemaal ongegrond en valfch, openlyk
herroepen had, of doen herroepen, ineen gefchrift tegen
my (a), 't welk toen onder de pers was, en niet lang daar
na in 't licht kwam. Dit was niets meer, dan 't geen yder
Jlrikt eerlyk en geheel belangeloos man zou gedaan hebben , en
zig eers en regtshalven verpligc zou geoordeeld hebben te
doen. Maar wel ver van daar,- de belangelooze Baronet heeft ,
zelfs
(a) Tb: Fu',1. C$rrFutati$n.
Hl.
242 VERDEEDIGING van den Heer
zelfs in dat voorheen gemeld gefchrifc, niet alleen niet be-
kend, dat de befchuldiging valfch was; maar ook in tegen-
deel wel zorgvuldig voorde waereld verborgen gehouden,
wat 'er in dat bezoek by die familie was omgegaan ; zoo dat
'er zelfs niets in dat gefchrift voorkomt, 't welk den leezer kan
doen befluiten, dat die befchuldiging mogelyk niet waar is.
Hoe zal hy tog die jlrikte eerlykbeid en zoo hoog geroemde be-
langd osbeid overeenbrengen met dit verzwygen van een getui-
genis , dat my van zoo zwaar een lafter zou hebben gezui-
verd , en met my zoo goedsmoeds te laaten fchandvlekken als
fchuldig, daar hy wift dat ik onfchuldig was? Welke begrip-
pen moet deeze agtbaare Edelman tog hebben van eer en van
eerlykbeid? Voorheen hebben wy hem openlyk waereldkundig
zien maaken , 't geen hy op zyn woord van eer beloofd had
onfehendbaar geheim te zullen houden (a) , en hier zien we
hem weder voor de waereld zorgvuldig geheim houden, 'c
geen hy eers en regtshalven verpligt was om openlyk waereld-
kundig te maaken : en egter hooren we hem nog verklaaren ,
dat zyn gedrag in de zaak van Bowerjïrikt eerlyk en geheel belang-
geloos geivee/l is (b). Zoo volkomen fchynt hy by zig zelven
overtuigd te zyn, dat het waereldkundig maaken van een ge-
tuigenis, 't welk hy denkt dat eenigzins tot myn nadeel zou
kunnen ftrekken, en het verzwygen van eenander, dat hy
vreeft, dat miffchien ten mynen voordeele zou zyn, een zaak
is, die, in dit gefchil tuffchen de Jefuiten en my , jlrikt eerlyk
is en lofwaardig: maar indien hy , gelyk hy zig met groote ze-
digheid gelieft uit te drukken (c) , yder veragt , die anders van
gevoelen is, zullen 'er, geloof ik , weinige mannen van eer
en eerlyke beginfels in 't ganfche Koninkryk zyn , die zyn ver-
agting niet op hun laaden zullen.
Dewyl 'er geen de minfte reden is om te twyfelen of de Heer
ƒƒ. gaf den Üntmaskeraar kennis van het droevig berigt, dat hy
in Z)n bezoek, 't welk hy by de jonge Juilrouwen in eigen
per-
(<j) Zie boven pap. 190, 191, en 195 Aantekening. (6) Fu'.l. Con-
futat. p. 73. (e; FulL Ctnfutat. ?. 73.
ARCIIIBALD BOWER.
f3
p'erfoon had afgeleid, gekreegen had; naamclyk, dat ik nim-
mermeer nog regtjheeks nog door omwegen getragt had, baar begin-
Jjth van den Proteftantibben Gtdsdienji te doen wankelen: dat 'er
en my eenig gefprek was voorgevallen, dat de
minjlc . engeeven, om die begin/els te verz-
en uit teroe:j:n: maar dat in tegendeel myn gefprekken ge flrekt bad-
den , om dezelve meer en meer te bevejligen en baar daar in te fier-
ken; dewyl At Baronet, zeg ik, dit b-rigt ongetwyffeld zynen
Vrind, den Ontmaskeraar , meedeelde, was het ook, dewyl
deeze my openlyk en met uitdrukkelyke woorden voor de gan-
fche waereld befchuldigd had , dat ik de begin/els van den Pro-
teftantfehen Gudsdienjl in die twee jonge juffrouwen getragt had
i wankelen, deszelfs pligt voornaamelyk, en onvermy-
delyk geweeft , om , of met of tegen den zin van zyn
Roomfcbgezinden voorftander , zoo zwaar een laftering te
herroepen, toen hy nu ten vollen overtuigd wierd, dat ze
valfch was (•). Door openhartig te bekennen, dat hy kwa-
lyk onderrigt geweeft was , gelyk zekerlyk yder man van eer
en geweeten gaarne gedaan zou hebben , zou hy eeniger maa-
te beantwoord hebben aan de befchryving die hy geeft van zig
zelven, naamelyk, dat hy een man is, die alleen de waarheid
zoekt , en niets anders op 't oog beeft , dan de waarheid te ontdekken.
Maar op welke wyze zal hy tog, en zullen zelfs zyn meefters,
de Vaders der Heilige Sociëteit , met al hunfpicsvindigheden,
die
(*) Indien iemand meteen halsmisdaad voor een gerigtshofbetigtwierd,
zou niet Je aanklaager , als hy naderhand bevond, dat de aangeklaagde
onfchuldig was aan de misdaad, eers en geweetenshalven verpligt zyn,
zulks bekend te manken, en zyn aanklagt te herroepen? En zou hy niet
een ten uitcriten onregtvaardig en met rest Itrafbaar ltuk bedryven , zohy
het niet deed, en de onfchuld op zyn aanklagt lyden liet? De toepaffing
begrypt yder ligtelyk, en ik zal den Ontmaskeraar, die my aangeklaagd
heeft als een Jefuit en een Roomfchen zendeling, die de Proteftantfche
grondbeginfels van twee jonge perfoone'i getragt httfc te doen wankelen , zigze'-
ven haten zuiveren, zo hy kan, van de kladde, dat hy zig aan een zoo
Onregtvaardig en met regt ftrafbaar (tuk heeft fchuldig gemaakt, door niet
openlyk te verkiaaren, dat de aanklagt, daar hy my meè bstigthad, valfch
was, toen hy wift, dat ze zoo was.
II h 2
«44- VERDEEDIGING vam den Heer
die befchryving weeten overeen te brengen met het verborgen
houden eener erkende waarheid , op dat door dat middel logen
en laflering, die zy 't gemeen hadden wys gemaakc, ftand
zouden blyven houden ? Waarlyk uit het ganfche gedrag vaa
deezen man, dat hy in 't beloop van dit gefchil gehouden
heeft, blykt het maar al te klaar, dat het een vaft grond be-
ginfel, en onwrikbaare zetregel by hem is, (een Godvrugtige
zetregel, zeker, alleen zulk een God vrugtigen Godgeleerden
waardig) alle onnutte enfchadelyke woorden te /preeken , en nooit ,
't geen eens gefproken is, te herroepen , hoe zeer het ook de
eer en goeden naam van dooden of leevenden tot fchandvlek
flrekke , en hoe ongegrond, onwaar, en valfch het zy, of
hoe onwederfpreekelyk wederleid , en ontzenuwd. Wy zien
daar, behal ven dit (luk, 't welk wy thans onder handen hebben ,
en vec-le anderen, die ik zou kunnen opnoemen, een zeer
merkwaardig voorbeeld van in de lafterlyke vertelling van
den dood van den Heer /Ifpïnwall, die hy in de waereld ver-
fpreid , en nog tot op dit uur niet herroepen heeft , fchoon
met de alleronbetwiftbaarfte getuigeniflen, die ooit in deeze
natie gevonden kunnen worden, onwederfpreekelyk bewee-
zen is, dat die Heer een opregt Protejlant leefde en ftorf; en
fchoon de lafteraar, door my niet alleen, maar ook doordien
agtbaaren Godgeleerde van de Kerk van Engeland, den eer-
waardigen Heer Corpe uitgedaagd is («) , om zyn laflering te
herroepen, en de waarheid zoo waereldkundig te maaken ,
dat ze even algemeen geloofd en aangenomen mag worden als
voorheen de logen. Hy kan immers zoo onnozel en dwaas
niet zyn, of hy weet zeer wel, dat iemand, 'tzyleevend,
't zy dood, van zyn agting en goeden naam, dooreen loffe-
]yk gedrag met regt verkreegen, te berooven, ten hoogden
zondig en (Irafwaardig is, en dat yder, die iemand in zyn eer
gekrenkt heeft; of door zelf logens en lafteringen tot zyn na-
deel te verzinnen , of door zulken , die van anderen verzonnen
zyn , te verfpreiden en waereldkundig te maaken; niet min-
der
f» Rtmarkablc Faiïs. p. 67.
A R C H I B A L D BOWER. a*3
■ pligts en geweetenshalven verfchuldigd is vergoeding te
doen door die logens en lalteringen openlyk te herroepen, dan
:en ander benadeeld heeft in zyne goederen, ver-
c is, 't geen liy onregtvaardig naar zig genomen heeft,
wederom te geeven. Deeze zyn tic eeuwigduurende wetten
van ze lekunde zoo wel als van Godsdienic, maar onze Gods-
dienflige Kerkelyke fchynt 'er zig weinig aan te bekreunen,
en in ftee van zig behoorlyk van dien zedelyken zoo wel als
Chriftelyken pligc te kwyten, laat hy nog al niet af een waar-
in: -. in twyffel te trekken, die door'de onbetwiftbaarfle bc-
en boven alle tegenfpraak gefield is. Indien bet gen ',
'eer .'.ipinwall Roomfcbgezindjiorf, valfch is, &c. .
hy in zyn laatfte gefchrift; en erkent daar door, dat hy die
godlooze laftering als een onïwyffelbaare waarheid, als eenzaak,
die wereldkundig was openlyk in druk verfpreid heeft, fchoon
hy wilt dat die ganfche vertelling nergens anders op ruftte dan
op een gerugt, en enkel booren zeggen: en nogthans weigert hy
die laftering te herroepen , en derzelver valfchheid te erken-
nen, even als of een enkel gerugt de alleronwederfpreekelyk-
fte getuigeniffen , die ooit in zulken geval kunnen plaats heb-
ben, opweegen kan. Wat moet ook yder waar en opregr,
denken van een Proteftantfchen Godgeleerde,
die het getuigenis van een Carter et , van een Ahicozzi, van
een Maire, van een Ridolfi, of van eenigen anderen Jefuit,
wie 't ook zy, zelfs van een lyfknegt der Jefuiten, en een
Roomfehen zoopjestapper , of van yder die maarPvoomfch is
hemelhoog verheft, als een getuigenis, waar door bet ganfche
wordt; die Staande houdt, dat redenen en bem]
'gen zulke getuigeniffen; die een
c'aar niet b:ir.üL'lings geloof aan Haat , metdeu;
ite onbefchofiheid en laftertaal uitfehekk; en in denzelfden
adem het getuigenis van Proteftantcn van onberispdyken naam
en erkende geloofwaardigheid verkleint en fmaadelyk agter
de bank werpt, als niet gewigtig genoeg om zelfs tegen een
.neen gerugt in de weegfchaal gelegd re worden? Doet
hy door zuik t^n gedrag niet klaar zien , dac 'er geene svaar-
11 h 3
24<S VERDEEDIGING van Dr.N Hhek
heid is, ho; omvederfpreekelyk oik doof de onbetwiftbaar-
fte getuigeniflTen geftaafd, die hy niet geneegen is te betwis-
ten en te ontkennen, en geen valfchheid of laffering, op hoe
zwakke bewyzen ock g'?gro'.:d, di: hy niet aanftonds gereed
is, het gemeen met alle kragt op te dringen, indien hy door
't een en 't ander flegfs zyn boosaartige oogmerken denkt te
zullen kannen bevorderen? Ho? zou hy de fnoodbeid en on-
chrïftelyke bitterheid zyns hf.rten klaarblykelyker hebben kun-
nen ten toon Hellen? Dikwils roemt hy op zyn onvermoeiden
yver en naarftigheid in het nieuwe arnpt, 't welk hem ten
deel gevallen is , dat van Ontmasker air. En men moet
ook waarlyk bekennen , dat hy zyn yver en naarftigheid daar
in niet geheel vrugteloos befleed heeft. Want fchoon hy juiffc
wel den Rod'mïchgezinde en den Jefuit, die onder 't Mom-
kleed van een Proteftant fchool, niet ontmaskerd heeft, hy
heeft egter een lajteraar leeren kennen , een logenaar , een
Vrind en bondgenoot van de vyanden onzes Vaderlands , een lafharti-
gen jlookcbr~:id van de Jefv.iten, die hunne logenen in de wae-
reld verfpreidde, en op die wyze hun fnoode aanflagen hielp
voortzetten, alles onder het masker van een Protejlantfchen
Geeftelyken, en onderden fchoonfchynenclen glimp van lief-
de voor de waarheid en yver voor den Protejlantfchen Gods»
dienft. Dat hy zig in zyn ganfehen handel als zulk een ge-
draagen heeft , en de geheiligde naamen van waarheid en
Godsdienft fchandelyk misbruikt om zyn onchriftelyke begin-
fels en onverantwoordelyk bedryf met een fraije kleur te ver-
gelyken , is reeds voorheen meer dan eens en met de Hukken
zelf klaarblykelyk aangetoond , en ik twyffel geenszins of
yder , die myn werk met eenige aandagt en onzydigheid
leeft, zal voortaan J. D—s in geen ander ligt befchouwen,
dan in dat van een kivaadaartigcn lajicraar, een logcnagtigen
kwaadfpreeker , en een febandelyken huichelaar, waardig, dat men
hem volgens de Canons der Kerke in min verdorven eeu-
wen (*) uit den Heiligen Dienft met fchande uitftoote , en
hem
(*) Het Concilie van Agit beveelt dat een Klerk , die een eerroover is,
af-
ARCHIBALD BOWER.
247
hem zyn brood laate winnen met zyn nieuw ambagt, dat hem
beter paft, dan dat van een Prediker van 'tEuangelie, en 'er
rok te etnemaal onbegaanbaar meé is. — Het iinart my,
dat ik vin een Proteftafitfcben Geeftelyken anders dan met de
grootfte hoogagting fpreeken moet, maar het is, dunkt my,
de pligt van elk eerlyk man , dat hy om zig zelf zoo wel als
anderen wil , een openbaaren logenaar en lafteraar, hy zy
wiehyzy, brandmerke, en kennen doe, zoo wel als een dief
en roovcr, op dat 'er zig yder voor wagte. Want iemand,
die zyn werk maakt om eenen onfchuldigen in zyn eer of goe-
deren te bcnadeelen, dreigt yder vroeg of laat met het zelfde
lot, en moet dus als een openbaare kwaaddoender en gemee-
ne vyand worden aangemerkt. In dit opzigt alleen, heb ik
uit een begir.fel van zelfverdediging het laag en verfoeielvk
gedrag blootgelegd van een man, met wien ik my, in ande-
re opzigten, niet moeien wil (*). — Laat ik hier egter in 'c
voorbygaan ook nog deeze aanmerking by voegen; dat het
gedrag van deezen man, hoe fnood en boosaartig, nogthans
niet
afgezet zal worden: Clcricum Jcurrilem &c , ab Officia retrabendum. (Con-
cii. Agathen. Canon. 70.) en hec vierde Concilie van Cartbago wil, dat een
eekende Klerk, inzonderheid, zo hy een Priefter is, gedwongen
zal worden, om Vergiftenis te verzoeken, en zo hy dat niet doen wil,
van zyn Dien!t afgezet. Clericus Maledicus, dus luiden de woorden van
den 57 Canon van dat Concilie, maxime in Sacerdutibus , cogatur ai pojïu-
Imdam fren:.-.n; fi noluerit, degradetur. üat J. D — s, de Ontmasker aar ,
een eerroovenie Klerk , en een kivaadfpreekende Priejier is , en dat hy byge-
volg, naar decze Canons, z-an zyn Dienji geweerd en afgezet verdiende te
woiden, behoeft men 1 üemand te zeggen, die een van zyn vier wydloopi-
riften flcgts heeft uitzien.
(*) Ik ben v.r rigten nopens verfcheiden gevalletjes van dee-
zin mans byzonder gedrag en leevenswyze, en die hem niet zeer tot eer
zouden ftrekken, zo ik ze mgtbaar maakte, niet te ccnemaal onvoorzien.
Maar ik wil my tot zulk een laaghaitigheid r.kt verrederen. Jk heb tot
myn eigen verdediging, en tot verdediging van een yder, die een goeden
r.aam te verliezen heeft, getoond, dat hy een tpenbiare vuilj'preekende las-
teraar is , die op betaainelykhcid zoo weinig ziet als op waarheid. En waC
my 's mans aart en zeden, in alle andere opzigtcn, al waren ds»
zelve zelfs zoo vuil en onbehoorlyk, als zyn taal is.
24« VERDEEDIGING van de:i Heïr.
niet tot hoon en verkleining ftrekt van het eerwaardig Lig-
haam, daar hy een lid van is. De befte genootfchaopen en
maatfchappyen hebben nu en dan leden gehad, die haarer on-
waardig waren. In 't gezelfchap der Apoftelen, dat uit niet
meer dan twaalf perfoonen beftond , vond men eenen Judas,
en men heeft zig derhalven niet te verwonderen, dat 'er in
zoo talryk een Lighaam, als dat van de Geeftelykheid vim
Engeland, een D — s gevonden wordt.
Dus heb ik dan de verfclieiden ftukken afgehandeld van de
hoofdbeschuldiging, die men tegen my heeft ingebragt: dat
ik, naamelyk, weder tot het Pausdom vervallen was, en
wedergekeerd tot de Orde, die ik verlaaten had: dat ik ze-
ven boetvaardige brieven had gefchreeven aan Sbetöon, den
Provinciaal der Jefuiten: dat ik onder de hand met gemeen
overleg met hem en andere Roomichc zendelingen te werk
ging : dat my verlof verleend was door myn Jefuicifche Over-
fte, en door zyn Heiligheid zelve, om onder 't masker te
gaan van een Protcftaiu, en zelfs het ganfche gevaarte des
Pausdoms openlyk aan te taften, met oogmerk, om by eene
goede gelegenheid een kragtdaadiger Jlag te Jlaan tot verderf
en ukroejing van den hervormden Godsdienft in deeze geluk-
kige Koninkryken, en herftelling van den Roomfchen in des-
zelfs plaats: ongerymdheden vvaarlyk te buitenfpoorig om op
een ernftige wyze beantwoord te worden ,• indien men ze
(door gebrek van oplettendheid ongetwyffeld ,) geen ingang
had weeten te doen vinden by veele welmeenende Protuftan-
ten, Geeilelyken zoo wel als leeken. Dit zal ook. hoop ik,
my tot verfchooning verilrekken by de geleerde Piot cftar.ten
buiten 's lands, dat ik een geruimen tyd mynen arbeid ge-
ftaakt heb aan een werk, dat zy met hun goedkeuring wel
hebben willen verwaardigen, en 't welk yder, die het maar
een weinig doorbladert, alleen als een volkomen wederlegging
moet aanzien van zoo ongewoon een befchuldiging.
Laat ons nu overgaan tot eene misdaad , van een geheel an-
deren aart, die my te laft gelegd wordt van dien zelfden agt-
baaren Proteftantfchen Godgeleerde , die zig hier op dezelfde
wy-
A R C II I B A L D B O \V E R. 249
wvze als voorheen, ten behoeve der Jefliiten, ter. voorvegter
opwerpt van een nog fnooder genoot fchap, zo 'er fnooder
7.vn kan, de bedienaars, meen ik, van die heillooze Vier-
fchaar, die den naam draagt van de Heilige Inquifitie te^cn Ket-
terfebe verkccr.ibeden. Want voor hun ook, vuur d^ bedienaars
zelven van dat yiTelyk Gerigtshof, de vyanden niet alleen ,
maar, uit kragt van eigen grondregels en inltelling , de vervol-
gers van den Proteflantfcben naam, vat onze goede Geeftely*
ke, die yder, wie hem maar werk geeven en helpen wil, gaar-
ne dienft doet, de wapens op, en biedt zig tot ten werktuig
aan van hun wraak tegen een hardnekkigenen onverbeterly-
ken Ketter. Deaanklagt, die hy in dit zyn nieuw ambagt te-
gen my inbrengt , komt hier op uit : dat ik voorgegeeven heb ,
en nog blyf voorgeeven, dat ik Raad van de Inq.iijhiegev/eeH
ben, zonder ooit, nog in die, nog in eenige andere bediening
tot de Heilige Regtbank behoort te hebben: en dat ik onder
dien naam, zonder de vreeze Gods voor oogen te houden ,
die heilige, die regtvaardige, en barmhartige Vierfchaar heb
onderftaan te bekladden, als ware ik zelf 'er ooggetuige van
geweeft, met zoo heilloos en verfueielyk een ftuk van wreed-
heid en onregtvaardigheid , eene enkele uitvinding van myn
. ire barjjenen, dat het allen, die het hoorden , een on-
verzoenbaaren afkeer ingeboezemd heeft, niet alleen tegen
de Heilige Regtbank, dat bohverk tegen alle Kctterfcbe verkeerd-
beden, maar ook tegen den Godsdienft zelven, die die Regt-
bank wettigt, aanmoedigt en handhaaft.
Zie daar de aanklagt: en 'c is, buiten twyffel een zaak van
het uiterlle gewigt, dat men de Protejlantfcbe Onderdaanen
van zyn Majefteit niet zoo droevig misleide en gelooven doe ,
dat 'er inderdaad nog dergelyke wreedheden by de Heilige
lnquijïtie gepleegd worden ; dewyl ze daar uit mogelyk beflui-
ten zouden , dat de Kerk van Romen . ook nog in deeze onze
dagen, dezelfde Onchriftelyke, onbarmhartige enbloeddorfti-
ge Kerk is, die ze was in voorgaande tyden, toen zy baar
duizenden en tien duiztndenjloeg; of liever haar honderd duizen-
den : dcwyl het, zeg ik, een zaak was van 't uiterfte gewigt,
Ii óat
250 VERDEEDIGING van den Heer
dat men de Proteftantfcbe Onderdaanen van zyn Majefteit zulke
fehaddyke denkbeelden en verderfFelyke dooiingen inprent-
te, oordeelde het de Ontmaskeraar , als een goed Onderdaan en
Proteftantfche Gceftelyke, zyn piïgc te zyn , om de zaak van de
cnfchuldige, maar zwaar verongelykte Inquijitie, op te vatten ;
het merkwaardig voorbeeld , 't welk de vermomde Koomfcbe Zen*
deling in allerhande gezelfchappen van haar wreedheid en on-
regtvaardigheid vertelde, voor een enkel verdigtfel, gelyk
het was , te doen doorgaan : en op die wyze den indruk ,
dien zulk een nooit meer gehoorde onmenfehelykheid op de
gemoederen van ligtgeloovige en eenvoudige Protefianten , toe
nadeel van de Heilige Katholyke Kerk , gemaakt mogt hebben,
uit te willenen ,• en met een woord beide de Kerk en de Heilige
Rcgtbank van alle fchandvlek te zuiveren en rein te maaken.
Ten dien einde heeft hem de Inquijitie zelve rykelyk voor-
zien van oorfpronkelyke gefchriften, getuigeniflen , verklaa-
ringen &c. , die alle verzekeren , getuigen , en verklaa-
ren, dat ik nooit Raad van de Inquijitie geweeft ben; ja, dat
'er zelfs te Macerata, daar ik voorgaf dat ampt bekleed te
hebben, niet eens een Inquijitie is, nog Raaden der Inquijitie t
maar flegts een arme Vicaris; die van den Inquifiteur Generaal,
die te Ancona zyn verblyf houdt, derwaarts gezonden wordt:
daar by dient men aan te merken, dat de amptlieden der Hei-
lige Inquijitie, die deeze getuigfehriften &c. verleend hebben,
allen mannen zyn van zoo groot een vroomheid, opregtheid
en geloofwaardigheid, dat zy, zo ze aan de wreedheden, die
hun te laft gelegd worden, waarlyk fchuldig waren, zulks
openhartig bekennen zouden, en liever verkiezen, dat de
ganfche waereld hen voor het onmenfchelykft gebroed van
Schepzels, dat den aardbodem betrad, aan zag, dan dat ze
zig van zulk een befchuldiging zuiveren zouden ten kofte
van de waarheid: zoo dat 'er, om aan bun getuigfehriften volko-
men geloof te geeven , niet anders fchynt vercijebt te worden , dan,
dat ix>e ten vollen overtuigd en verzekerd zyn , dat 'er inderdaad zul*
ke mannen zyn (a). Dit is 't gevoelen , 't welk onze Godge-
leer-
(ê) FulL Detefliou. p. 54.
ARCIIIBALD BOÏÏER. rjr
leerde hfeft] en ue Protejlantfche Inwooners van Groet- Britath
i ; , (op ftraf van anders voor zotten of feburken uitgemaakt:
te worden ,) wil doen hebben van de bedienaars eeni_r Vièr-
fci.ur, die met voordagt en uicdrukkelyk opgeregt is, omde
waarheid ce onderdrukken , haar te vuur en te zwaard te ver-
volgen, en valfchheid en logen in derzelver plaats ten troon
te verheffen.
Maar wat zou men zeggen, als men eens uit deeze zelfde
geiuigfchriften, deeze Godfpraaken van Delfos, zoo klaar als
den dag deed zien ; dat 'er te Macerata inderdaad een Inquifitie
is ; dat de perjoon , die daar in voorzit , geen bloote Vicaris is
van den Inquifiteur Generaal te Ancona, maar dat hy zelf ook
ten Inquifiteur is, feboon juifi geen Inquifiteur Generaal: en dat
hy, in die hoedanigheid , zyne Raaden, en andere bedienden van ver'
fcheiden rang onder zig heeft? Deeze onderneeming is op verre
na zoo bezwaarlyk niet, als ze mogelyk in den eerften opllag
hun zal toefchynen, die deeze getuigfehriften flegts ter loops
hebben ingezien , of die zonder onderzoek blindelings aller-
hande getuigfehriften, uit welken hoek zy ook komen, wat
'er ook in betuigd en verklaard mag worden , op goed geloof
voor onbetwijlbaare bewjien, en onwederfpreekelyke getuigeniffen
aanneemen, inzonderheid, zo 'er de zegels van een Gerigtsboj\
(zonder te zien, wat hof het zy) aanhangen.
Want, voor eerft, dat 'er te Macerata inderdaad een Inqui-
fitie is , erkent de Inquifiteur Generaal zelf in beide zyn getuig-
fehriften. De Heilige Inquifitie te Macerata, zegt hy in zyn
eerde getuigfehrift , is aan onze generaale Inquifitie van Anco-
na onderworpen: en wederom, onze generaale Inquilitie is tt
Ancona, en die van Macerata is 'er aan onderworpen (#). In
zyn tweede getuigfehrift drukt hy zig dus uit; de frierfc haar van
de Heilige Inquifitie in deflad en bet Bisdom van Macerata ir, van
dien tyd.af aan, dat ze eerjl opgeregt zvierd, aan ons* generaale
Inquilitie van Ancona onderworpen geweefi (b). Zoo dat 'erder-
hal-
(a) Complete Detection. p. 62. (b) Ibidem p. 67.
Ii 2
252 VERDEEDIGING van den Heer
halven, als men den Inquifiteur Generaal gelooven mag, een
Inquifuie is te Macerata, hoewel onderworpen (in welken zin
zullen we ftraks zien) aan de generaak Inquifuie ce Aicona , en
dat 'er aldaar bygevolg niet flegts een arme Vicaris, maar een ƒ«-
quifitear is, met zyn Raaden en andere bedienden , die datge-
regtshof, die Regtbank , of Vierfchaar uitmaaken: want
zonder zulke Raaden en bedienden kan 'er geen Inquifuie hof
zyn , gelyk 'er geen Geregtshof kan zyn zonder regters. Daar-
om wordt ook die perfoon , die in dat Inquifuie hof, in deftad
Macerata , voorzit , met den titel van Inquifiteur vereerd , door
die drie uitmuntende Jefuiten (a) , waar van voorheen meer-
maalen gelproken is , en van welken 'er twee openbaare Hoog-
leeraars geweeft zyn van die Univerfiteit , Conyers, naamelyk,
een geruimen tydvoormy, en Lunardi, eemge jaaren namy.
Die drie uitmuntende Heeren, gelyk men ze gelieft te noemen,
hadden toen, zoo'tfchynt, nog weinig gedagten, dat de In-
quifiteur van Macerata zoo laag vernederd en tot een armen Vi-
caris gemaakt zou worden, en gaven hem daarom den titel,
die hem toekwam, dien van Inquifiteur. Ik ben die Heeren
daar voor grootelyks verpligt, maar nog merkelyk meer aan
den goeden Vader Zabberoni, Inquifiteur Generaal , dat hy dus
in 't openbaar en door plt-gtige getuigfchriften hen tot loge-
naars gemaakt heeft , die ltyf en fterk durfden (taande hou-
den, dat 'er te Macerata zulk een ding als de Inquifuie niet
te vinden is.
Ten tweeden; dat de Inquifiteur van Macerata zyne Raaden
heeft, zoo wel als de Inquifiteur Generaalle Ancona, of eenig an-
der Inquifiteur, kan men zeerduidelyk opmaakenuit hetgetuig-
fchnft van Eufebio Antonio Calabrini, Capo Noraro, of eer fl e en
hoofdnutaris van de Heilige Romeinfche en algemeene Inquifuie.
Want in dat getuigfehrift, zegthy, dat hy na de liegt/Iers -of
naamlyften van de Patentati , de amptslieden der Inquifuie,
naarftiglyk en naauwkeurig nagezien te hebben, gevonden
heeft, dat A. B — geen raad van bet gemelde Heilige Gerigtsbcf in-
de
(a) Six Lettres, p. 36.
ARCHIBALD B O W E R. 253
de ftad Macerata ff, nog ooit geweeft is (*). Indien nu het Ge-
rigtshof der Inquifitie van die Had geheel geen Raadea had,
zou de Notaris Jan dac aanftonds niet gezegd hebben, en zig
de moeite gefpaard, om zoonaar/lig en naauwkeurig de naambj-
Jten na te zien, of A. B — . ooit daar raad van de In;
weeft was? De eerde Notaris van 't heilig Gerigtshol mo ;:
immers ongeuvyffeld weeten of 'er Raaden waren of niet. En
v . t hy d it 'er geène waren , en zag hy egter zoo naarftig en
naauwkeurig de naamlyften na, om te zien of A. B — . 'er ooit
een \ m geweeft was! Waarlyk het moet dien eerften Notaris
in 't hoofd fchorten, dat hy niet weet wat hy zegt; of men
moet toeftaan dat 'er te Macerata Raaden der Inquifitie zyn.
Laat ik dit nog eens, ten overvloed, met een geiykenis op-
helderen. Indien, bv voorbeeld, de beroemde 'John Douglas ,
1 is van High Ercal, Doclur in de Heilige Godgeleerdheid
&c e\:c. buiten' 's lands reizende voorgaf, dat hy als een der
gevolmagtigden van de Engelfcbe Geeftelykheid zitting gehad
had in 't lagerhuis, zou de fpreekervan 'c huis, zo men hem
verzogt zulks te bewaarheden, wel naarftig en naauwkeurig
de Re ifters gaan nazien of de naamlyften , van de leden, om
te zien of die Douglas daar ooit de Engelfcbe Geeftelykheid ver-
beeld had? Hy zou liet zekerlyk niet doen: maar aanftonds
zeggen, dat 'er zulke gevolmagtigden in 't huis niet zitten.
De zaak fpreekt van zdf: en niemand, die niet geheel van
zinnen beroofd is, of den eerjlen Notaris van de Heilige Ro-
meinfche en algemecne Inquifitie vooreen volflagen nar aanziet,
zal 't ooit in 't hooLi kunnen krygen, dat die Notaris naarftig
tn naauwkeurig de Iiegifters en naamlyften zou nazien, of A. B — .
ooit
(*) Men zou mogelyk vcnvagt hebben, dat (te eer^c Notaris van de
Ji : Room/ebt en algemeene Inquifitie , het aanzi jtshofvande
Katholyke waereld zii; juiüer en netter uitgedrukt zou hebben in een p!eg-
tig ^oiuigfchrift, en gezegd, dat Ly de Regifiers nagezien , maar niet ge-
I, dat A. B— . Raadsheer was, in plaats van te zeggen . gelyN hy
nu duet, dat by gevonden bad, dat A. li — . geen Raadsheer vaas. Want hoe
kor. hy vinden, dac A. IS—, geen Raadsheer was? Stond dat in dj
ters aangetek<
ü 3
25+ VERDEEDIGINC van df.n Heer
ooit te Macerata Raad der Inquifitie geweeft was, indien d::ar,
in 't geheel, zulke Raaden niet waren. Dus heb ik dan, en
met zeer weinig omllag en moeite , klaarblykelyk en onlocnen-
baar, zoo ik meen, uit die getuigfciuifcen zelven doen zien;
dat 'er te Macerata een fnquifnie is: dat deperfoon, die 'er aldaar
in voorzit, zelf ook een Inquifiteur is ; endathy, in die hoedanig'
beid , zyr.e Raaden , en andere mindere amp'. slieden onder z:g
beeft (*).
ik zal thans den leezer eenig nader berigt geeven, hoe ver
en in welken zin de Inquifitie van Macerata onderworpen is aan
die van Ancona. In dat gedeelte van 't Pauffelyk gebied zyn
drie hoven van Inquifitie, naamelyk, te Ancona, te Fenno, en
te Macerata, wier gezag aan de eene zyde zig uitftrekt over
het ganfche Markgraaffchap, tot aan de grenzen van Abruzzo
in 't Koninkryk van Napels, en aan den anderen kant , over
het Hartogdom van Urbino. Yder van de drie hoven heeft
zyn byzonder regtsgebied , ma3r dat van Ancona is alleen een
algemeen of Generaal Inquifitie hof; en de Inquifileur van die
plaats heeft, als Inquifiteur Generaal, een zoort van gezag en
magt over de twee anderen , waar door hy regt heeft om in
ee-
(*) De Inquifiteur Generaal getuigt, gelyk wy gezien hebben, dat de Hei-
lige Inquifitie te Macerata, onderworpen is aan de algemeine Inquifitie f*
Ancona: dat by en zyne voorzaaten altyd bunnen Jledcbouder in die plaats ge-
zonden bebben; en voegt 'er daarop hy; waar uit duidelyk blykt, dat A.
B — . nooit Inquifiteur in die plaats geweejl is. Een vcdeneering Jie hier op
uit komt: de Inquifitie van Macerata is aan die van Ancona onderworpen,
en wy en onze voorzaaten hebben altyd een Üedehouder derwaarts ge-
fchikt; bygevolg kan A. B — . daar geen Inquifiteur gewfceft zyn. Welk
een fraai (tukje geeft ons hier Vader Zabberoni van zyn redeneerkunde: Va-
der Zabberoni, van de Orde der Predikbceren, Meejier inde Godgeleerdheid,
door den Heiligen Apoflolifcben ftoel aangejleld tot Inquifiteur Generaal , te-
gen de Ketterfche (of Proteltantfchc) verkeerdbeid. Het eenigfl gevolg, dat
hy uit het voorgaande had kunnen afleiden, was dit; bygevolg: indien A.
B — . ooit daar Inquifiteur was, was by derwaarts gefebikt door ons of door
iemand van onze voorzaaten. Maar uit de onderwerping van de Inquifitie
van Macerata aan die van Ancona, en het zenden van ftedeliouders der-
waarts, volgt zoo min dat 'er J. Douglas nooit Inquifiteur geweelt is, al»
A. B—r — .
A R C II I 13 A L D B O W E R. «55
eerrge byzondere gevallen, gelyk in dat van openbaare Kct-
tcry, demisdaadigen uil hun gevangeniflèn te doen overbren-
gen in de zyne. Daarenboven geeft ook liet opperfleGerigts-
hof te Romen alle byzondere Inquifiteurs laft, dat zy in alle
twyilelagtige gevallen met bun Inqttifitaurs Generaal zullen raad-
:^n. Als 'er een Ir.quijiteur Iteifc, of zyn ampt anders-
zins open valt, benoemt de Ir.q-.ilfueur Generaal iemand, en
ftelt hem de Heilige Vergadering te Romen voor als opvolger:
en doorgaans, fchoon juifb niet altoos, wordt die benoemde
door de Vergadering goed gekeurd en tot opvolger verklaard.
In deezen zin is 't alleen en niet verder, dat de Znquijufa van
srata aan die van Ancona onderworpen is , en dat de Inqii.
fileur van de eerftgenoemdeftadeen///Vam isofgevolmagtigde
v.m den /'•;.-- . :' Cv -''.', die in de tweede zynverblyf nou :.
• — Ook ftaat hieraan te merken , dat Zabberoni in geen van
zyn getuigfehriften rond uit verklaart, dat 'er te Alacerata
geen raaden der htfvfitie zyn, dtwyl het tegendeel uit h . :
getuigfehrift van den eerfien Notaris, zoo dra men 't met eeui-
ge oplettendheid overweegt, klaarblykelyk is af te neemen.
Hy blyft alleen , en met vry veel konft en gefleepenheid ,
ftaan op de onderwerping van de eene Inquijitie aan de ande-
re, zig ongetwyneld vleiende, dat de onoplettende en min,
fcherpzigtige leezers daar uit zouden denken, dat 'er te Mar
i - i flegrs een arme f'icaris was , of een gevolmagtigde van
hem zonder raaden of eer,ige andere bedienden. D^fchcrp.
° Ontmaskgraar > eeft het ook inderdaad zoo opgevat,
en daar uit gelegenheid genomen , om met vry wat zouc^loo-
ze fpotterny en beuzelpraat r :erata te beklaaeen
over het verhes van haar Inqpifitit, en haar Jnqwjiteur, met
zvn twaalf Raaden. Maar waarom beklaagde hy ook tellens
zyn Hetiige R ome-in fche en algemecne Inquifiac ni.c, dat zy ie-
mand tot haar eerfte en hoofd Notaris had, die ftapel zot ge-
noeg was, om marjiig en vaawwkeurig dcRegifters na tez'c::, cf
hy daar iets in vinden Kon , 't welk hy voor's hands will, (zo
'er, naamelyk , te Macerata geen Raaden van Inquijitie zyn ,)
dat nog daar, nog elders te vinden w„s. — Maar om kort te
saan ,
256 VERDEEDIGIXG van den Heer
gaan, wat doet tog die zoo hoog opgegeeven onderwerping;
van de eene Inquijitie aan de andere hier tog ter zaak? Want
zoo lang als het waar is, en waar blyft, dat 'er te Macerata
een Inquifitic is , en dac de perfoon , die 'er daar in voorzit
zyn Raaden en andere bedienden onder hem heefc; wat raakt
het dan ons en ons gefchil, of zyn Inquijitie aan die van Anco-
na onderworpen is of niet: of hy door den Inquijiteur Generaal ,
of door de Vergadering te Romen tot dat ampt benoemd wordt;
en of men hem d^n naam moet geeven van Inquijiteur , gelyk
de drie uitmuntende Ileeren Jejuiten hem titelen , of flegts dien
van Vicaris van den Inquijiteur Generaal!
Zabberoni verklaart in zyn tweede getuigfehrift (a) dat van
den 5 Mey 1724 tot aan den 20 Maart 1732 bet ampt van Vicaris
te Macerata bekleed is geworden, door Vader Pius Aenkas Mon-
tecuculi , en dit, zegt hy, blykt uit (b) het Regijler der
Patentati. Indien A. B — . derhahen, voegt 'er de Ontmaskeraar
by , bet ampt van raad drie jaaren bekleed heeft , en uit Italiën ge-
vhtgt is in 't jaar 1726, kan hy 'er door Monrecuculi niet toe ver-
kooren geweejl zyn, gelyk hy nogthans wel uitdrukkelyk zegt. — Ik
antwoord : de laftbritf van Montecuculi kan mogelyk die dag-
tekening van den 5 Mey 1724 wel draagen , gelyk Zabberoni
zegt; maar die doortrapte Inquijiteur weet ook zeer wel, dat
Vader Montecuculi al een langen tyd te vooren de bediening
van Inquijiteur, in alle opzigten, waarnam, dewyl 'er zyn
voorzaat niet meer toe in ftaat was: en, zo hy gewild had,
zou hy ons teffens ook we! hebben kunnen zeggen, waarde
ongefteldheid van dien ongelukkigen man uit was voortge-
fprooten, en of, 't geen men toen ter tyd te Macerata daar
van mompelde, waar was of niet. — Dewyl men ligtelyk een
blad ergers in kan voegen, of een (tuk of twintig zonder veel
moeite verfchry ven; twyffel ik geenszins, dewyl het Zabbe-
roni zegt, of Vader Montecuculi heeft daar op (c) in het Re-
gijier, zoo als men 't nu vertoont, geen anderen naam dan dien
van Pius Aneas. Maar yder die ooit ommegang en briefwiffe-
ling
(a) pag. 67. (&) pag. 42- 00 P.s- 4*-
A R C H I B A L D B O W E R. 257
li-g met hen gehouden heeft, weet, en Zabbtrom zelf kan 'er
niet onkundig van zyn , dathy ,behalvtnzyn Heidenfchen naam,
gelyk ze 't noemen, ook een Chriftelyken doopnaam had, te
v/eeten dien v:in Innocent, en dat hy zig altoos gewoon was
! snen J. Mant ecucuH (*). Ik geloui , de Inquijiteur Gene-
raal
{*) IT.-t geen de Ontmaskeraar over dit ftuk zegt, is leezenswaardig, en
ik zal het hier mee zyn eigen woorden ter nederftellen. Ik ben hedugt,
-. dit de leezer, de Italiaan fche fpraak kundig en die meer onderteke-
van inboorlingen van dal geweft gezien beef:, btm uitdaagen zal, om
I voorbeeld te tootien, waar in de doopnaam alleen met de eerjle of voor-
letter uitgedrukt . '.. 1 '01b verjebeiden Italiaanfchc o ren nage-
: nverandeiilyk bevonden, dat een Italiaan ,die , als
by, maar éenen doopnaam beeft, dien altoos vol uit Jcbryft ; en ikbeb'erin-
blorlingen van dat land naar gevraagd, die my verzekeren, dat zulks by bun
de algemecne gewoonte is. (Fuü. Confutat p. 13). In zyn laatfte gefchrift
y den leezer naar het geen hy daar gezegd had, en voegt 'er
by: 't is gelukkig voor den Heer B — r; dat by niet waagde daarop te antwoor-
-. — — Maar 't is waarlyk ongelukkig voor den Ontmaskeraar , dat een
van zvn voornaamfte ltaliaanfcbe getuigen , naamelyk, Prospero Afcenzia-
ui, Kanonnik van de Hoofdkerk te Macerata, juill by geval maar eenen
doopnaam heefc; en dien oenen naam tekent hy, in zyn eerden brief, door
zelfden Ontmaskeraar voortgebragt, alleen met de voorletter; dus:
nziarit. (Full Deteftion. p. 58). En is niet dceze zelfde Heer
D—s een zeer ongemeen man! F.erit verzekert hyuitdrukkelyk .zoowel op
zyn eigen ondervinding, a's op-het getuigenis, gelyk by voorgeeft, van in-
boorlingen van Italièn, dit een Italiaan, als by maar eenen doopnaam beeft,
dien nooit ttker.t mei de voorletter alleen, maar dien naam altoos vol uit
fe':ryft, daarop komt hy met een brief voor den dag van een Italiaan , die
nnar eer.en doopnaam heeft, en dien eenen naam nogthans tekent met de
% oorletter alleen : en niet lang daar r.a kraait hy overwinning, alsof 'er zulk
een voorbeeld niet getoond kon worden; zulk een voorbeeld, als hy zelf,
maar eenige weinige bladzyden te vooren , had bygebragt. Ik zcide ftraks ,
gelyk by voorgeeft; want dit geval zelf, dat wy hier voor ons hebben, en
de menigvuldige andere gelegenheden, waar in hy van de waarheid af-
v.vyl.t, en zig /.elven niet zelden tot een logenaai maakt, moet yder verllan-
dig en onzydig leezer overtuigen, dat al zyn nazienvan verjebeiden Italiaan»
fche ondertekeningen, en Iet vraagen aan inboorlingen van dat land &c. enkel
verdigtfels zvn van zyn eige vindingryke hardenen. Mogclyk heeft hy 'er
zyn Vrind , den lyf kr.egt van den Heer Cajar Parifetti naar gevraagd ; maar
wat die hein ook verteld mag hebben , hetblykt onwederfpreekelyk uit ds :.
brief van den Kanonnik P. Afcenziarii, dat een Italiaan, die maar eenen
K k doop.
258 VERDEEDIGING van den Heer
taal en de Generaal der Dominikaanen zelven zouden vry wat werk
hebben , om nog een tweede voorbeeld aantetoonen van eui
Geeftelyke van die Orde, die geen anderen , dan alleeneen
ffeidenfeben naam voerde. In zommige Monnikordens, moe-
ten de nieuwelingen , die zulke naamen hebben , dezelven ge-
heel laaien vaaren, en in eenige anderen voegen ze 'er den
naam van Heilig of fint voor, zo 'er een Heilig is van dien
naam (*). Of Vader Montecuculi zyn Heidenfchen naam
van Pius /hieas te eenemaal heeft laaten vaaren, weet ik niet,
maar dit vertrouw ik , dat Zabberoni , met voordagt , en om een
goede reden, in zyn getuigfehrift, den doopnaam Innocent heeft
agtergelaaten. Ik ben hem egter daar voor verpligt, dat hy
openlyk bekent, dat 'er zulk een man, als Vader Alontecucii-
li, geweeft is. Want had hy eens in 't hoofd gekreegen om
zulks te ontkennen, hoe zou ik het hebben kunnen bewyzen?
— Maar de Regifters , roept de Ontmaskeraar , kunnen niet. lie-
gen: maar, antwoord ik, de ondervinding leert ons even-
wel , dat de Regifters liegen kunnen , en zomtyds wel eens ge-
loogen hebben ; even eens gelyk het zomtyds gaat met de
meefters of de Doélors in II. Godgeleerdheid.
Ik ga nu over tot de twee getuigfehriften of oorfpronkely-
ke brieven vanden ftraks, in de aantekening, gemelden Kano-
nik P. AJcenziarii , egte en oorfpronkelyke linkjes /eker, 't
zy men op de taal agt geeft, 't zy men let op de doffen , die
ze behelzen. De taal is zoo plomp, zoo onbefchaafd , zoo
on-
doopnaam heeft, dien viet altoos vol-uit febryft. Die met inbo
van dat geweft briefwifleling houden, weeten, dat deeze gewoon l da i
even zoo algemeen is, als ze is in Engeland, in Frankryk , of in '
land.
(*) By myn tyd was 'er f en jong man te Romen, Ercole of Herkules ge-
noemd, die, toen hein, als hy de Capucyner Orde zon aanneemen , bevo-
kn wierd zyn naam te verwiflelen, en een anderen te kiezen, dewyl 'er
geen Sint Herkules was , ten\ antwoord gaf, dat by zoo heiligen leevens-
iiaat omhelsde, me* oogmerk om een Heilig van dien naam te manken:
over welk antwoord de Vaders zoo wel voldaan waren, datzyh
(tonden , dat by zyn ouden naam behield , met 'er alleen Sir.t voor te
voegen.
A R C II I B A L D B O W E R. 259
orregelmaatig en vol misflagen, dat men, zoo ze inderdaad
komen van een Kanonik van de Cdthedrak of Hoofdkerk van
Macerata, ligtelyk tot de gedagten zou vervallen, dat die
lieer dezelven had laaten fchryven door zyn knegt, en het na-
derhand niet eens de moeite waardig geagt had, om te zien en
overteleezen , wat hy gefchreeven h;ul. Dewyl 'er onder mvn
feezers ongetwyfFeld veelen zyn zullen, die de Italiaanfcbe taal
magtig zyn, zal ik hun, in eene aantekening (*) een van
die
(*) De brief is van deezen inhoud.
Macerata, 19 Marzo. 1757.
fV' ba fcritti, ft circa il conté Fincenzo della Torre, e cbe lui/iajfato
*£~ConfaltoT del S Öfficio e tutto falfisfimo arcifalfisfimo, e/c lui non
Java fareble incappato lui nel S. Officia. Sappia cbe t Jcjuiti in queflo flato
mat ban fotuto porre il nafo nel S. Officio , ne fotto que/lo cielo é Jlato mat il
icenzo della Torre. Risponlo quejli pocbi verft, acció non m' accufi ne-
gligente afuoi demandi, e cojiantemente mi raffegno,
Suo Servo Obligmo,
P. AsCENZIAillI.
De tweede brief is niet minder vol van misflagen zoo tegen taal al? zin.
Die brief, zegt de Ontmaskert .r, was gefchreeven aan een Italiaan/eb Edel-
man, die -'t; Londen beeft, by -ceel perfoonen van aa:^
rang bekend is, en beflendig over zyn byzondere zaaken briefwijfeling boudt
»B«r lieden van Macerata. Dit zegt de Öntmaskeraar: maar ik ken de liften
en konftftreeken van de Jefuiten te wel, om niet alles, wat uit dien hoek
komt, verdagt te hou.li.-n, en ben zeer wel overtuigd, dat 'er geen ftad,
dorp, of gehugt in ganfeh Icaliën is, brieven zouden
kunnen voor den dag brengen, zo ze wilden, gefchreeven aan den eenen
of den anderen Italiaanfchen Eltlman zonder naam, die zyn verblyf beeft te
Londen, ly veel perfoonen zonder naam vm aanzienleken rang bekend is,
en befter.dig over zyn byzondere zaaken briefwiffeling boudt met lieden van ai
die fleden, dorpen en gebugten. Wat my aangaat, ik zal en kan nooit geloo-
ven, dat brieven , met zulke onverfchoonbaare misflagen tegen taaf beide
en zin vervul.!, n zouden zyn door ccnKanonnik van dehoofd-
kerk vin Macerata, tot dat de man zelf, P. jlfcenzarii zelf, die voor de
zyne erkend heeft tegen den eenen of den anderen Proteftant van onbe-
twiftbaare geloofwaardigheid. Dewyl de gewaande Schryver van die brie-
ven maar eenen doopnaam heeft, Prospero naamelyk, en dien eenen nar.in
tekent met de voorletter P alleen, kan de Öntmaskeraar niet zonder zig
Kk 2 zei-
2üo VERDEEDIGING van den Hees.
die fraaije (tukjes , het eerfte naamelyk, dat teffens ook het
kortfte is, in 't oorfpronkelyk ItaUaanfcb meêdeelen , en hert
laaten oordeelen, of ik de zaak vergroot of niet. — In die
brieven befchuldigt my de Kanonik, (want zoo zal ik hem noe-
men) voor eerfr. met fnoode /lakken of aanflagen, daar hy on-
getwyffeld den gewaanden minneban-lel met een Nönmeë meent:
en hy fchryft myn vlugt uic Itah'dn toe aan een regtsgeding ,
't wrelk de ïnquifitie my om die reden aandeed. Wat dienzoo-
genaamden minnehandel aangaat, ik heb die befchuldiging
wederlegd, zoo ver als het ooit voor eenig man mogelyk kan
zyn eene befchuldiging van dien aart te wederleggen, en heb
my kfagtdaadiger daar van gezuiverd, dan de Ontmaskeraar
ooit zig zelven zou kunnen zuiveren, indien hy eens betigt
wierd van ongeoorlofde verkeering met de Weduw tioyles,
by welke het bekend is, dat hy meermaalen een bezoek heeft
afgelegd, in een byzonder vertrek, agter den tapwinkel vandie
eerbaare Juffrouw (a). En wat het regtsgeding, door dt [iiquijï-
tie tegen my aangevangen , betreft, ik heb zoo handtaltelyk ,
dat 'er niets tegen te zeggen valt, aangetoond, dat de brief
van de drie uitmuntende Jefuiten, die myn vlugt aan eene ver-
volging in regten door die Vierfehaar toefehryven, met zul-
ke aanftootelyke onwaarfchynlykheden , om niet onmogelyk-
heden te zeggen, is opgevuld, dat ze by geen menfeh, die
niet teeenemaal van zyn gezond veriland beroofd is, eenigen
ingang zullen kunnen vinden (b\
I : zal 'er hier nog deeze weinige aanmerkingen kortelvk
by voegen: i. De Vrinden van Lord /Jyhner, die pas een jaar,
nadat ik Italiè'n verhaten had, zeer naauwkeurig naar het ge-
drag, dat ik daar gehouden had, onderzoek deeden , hoor-
den
zelven weder restdraats tcgni te fpreeken, financle houden dat de brieven
egt zyn, na dathy ons zoo valt verzekerd ha I, ven dat na verfebeiden Ita-
liaanlche ouderteken'mgen nagezien, en inboorlingen gevraagd te bebben) dat
een Italiaan, die maar eenen doopnaam heelt, dien altoos gewoon is
vol uit te febryven
(aj Zie boven bladz. (140}. (b) Zie boven van bladz. ( i;o) tot biadz. (141).
ARCHIBALD D O W E R. 20*1
den geen een enkel woord reppen van myn fiioode /lukken (a) ;
zoo weinig aJs zeker eerwaardige en geleerde Geeftelyke van
onze Ktrk 'er nog onlangs in 'i jaar «750 vin hoorde, hoe-
wel hy 'er iemand, een lerfcb Prielier, naar vroeg, die my
. I gekend had, co n ik ce Macerata woonde (ü). 1. In
myn vlugc uit Italië» herwaarts begaf ik my naar een Collegie
der 1 finten, dat der Schotze Jefuiten naamelyk te Doaay, en
wlcrd van hun een geruimen :\ . tald; getytv zy
zelven aan hun Vrind, den Unt masker aar , betuigd heoben (c).
Kan nu iemand ia 't hoofd kryg n , dat ik, zoo ik om fnoode
., en om de ftraf voor myn fnoode Jlukken te ontloopen ,
;: genomen had , in plaats van naar Holland of naar
. ..! te wyken, gelyk ik gemakkelyk kon gedaan heb-
ben, en daar volig en buiten hun bereik de ganfche Orde uic
tarten , my zelven in de magt zou gegeeven hebben van
hun, die my om myn misdryven [haffen konden, en 't ook
ld gedaan zouden hebben? 3. Op myn komfh in
i ontmoette ik even hetzelfde minzaam onthaal van
Vader Parker, die toen Provinciaal der Orde was, en van al-
le de andere Engel/cbe Jefuiten , die hier te Lenden waren , als,
de Schotje Jefuiten van Doaay my beweezen hadden ; en zy
en my bellendig met de grootfte beleefdheid en vrinde-
lykheid bejegenen, tot dat ik in weerwil van alle hunne poo-
gingt.n om my in hun Kerk en Orde te houden, hen verliet;
Dat ik my dus vrywillig buiten 's lands in hun magt gaf, i>
een dui lelyk bewys, dat ik my zelven van geene ,
bewufl was; en d-it zemy, beide buiten en binnen 's lands,
niet zoo veel minzaamheid onthaalden en b. 1 lel , moeu
j _r. die maar eenig gezond oordeel heeft, overtuigen, dit
zy van dergelyke fnoode jiukken niets willen, en dat het byge-
volg faljiffuno aicifalfiffimo, te eenemaal vaifch en meer dan te
eenemaal valfet: . ; _n gewoone uitdrukking van het ge-
meen Volk in Italiën,) dat, om de fraaije fpreekwyze van
den
00 Anrvntr to a fcurrilous Pam!hltt. p. 33 , 34. (b) Ibidem, p. Cj,'
(cl Six Lettert, p. 8;.
Kk 3
VERDEEDIGING van den Heer
den taalkundigen Brieffchry ver te gebruiken, zo hem (My) bet
niet ontloopen bad, hem (Hy) van de Heilige Vi erf c baar geknipt zou
geweejl zyn.
Het komt my ook v/aarlyk ten uirerften onredelyk, kwaad-
aartig en laflerlyk voor, dat men tot Romen en tot Italiè'n
zyn toevlugt neemt, om getuigeniflen op te zoeken van myn
gedrag, daar ik nu reeds vier-en dertig jaaren hier in Engeland
gewoond heb : dat men 'er Roomfchgezinden , Roomfche
Prieflers, en Jefuiten naar vraagt, wier Godsdienlt ik niet al-
leen verzaakt, maar ook, en mogelyk met vrugt , openlyk
heb aangetaft: dat men al het kwaad blindelings gelooft, dat
men uit lieden hoort, die men weet dat nog logens nog laffe*
ringen gewoon zyn te fpaaren om de zulken , die hen verlaa-
ten hebben, te brandmerken; en dat men ter zelver tyd geen
de minde agt flaat op de getuigeniflen van Protcjlanten, man-
nen , door hun verdienden en vroomheid niet minder dan
door hun rang en flaat aanzienlyk, die my gekend, en van
naby gekend hebben, zommigtn reeds twintig, anderen dertig
jaaren, en eenigen zelfs al van weinige maanden af na myn
komft in Engeland. Laaten zy, die te Romen getuigeniflen
haaien van myn gedrag, ook eens gaan hooren wat men daar
zegt van de eerfle geloofshervormers, en wel haafl zullen ze
de handen vol krygen met flapels van mfpronkclyke gefebnf-
ten, verklaaringen, getuigenijjen &c. &c , waar in die grooteen
eerwaardige mannen met nog merkelyk zwarter klunen ,
dan ze my meê geverfd hebben, zullen afgefchilderd liaan,
gelyk zy ook de Heilige Moeder de Kerk merkelyk meer
kwaad deeden, dan ik gedaan heb, of in flaat ben te doen.
Ik daag den ganfehen Pausgezinden aanhang, en hun Prote*
fiantjehen flookebrand met hun, uit, om my eenen enkelen
perfoon , die hun Kerk verlaaten en 'er tegen gefchreeven
heeft, te noemen, daar ze niet kwaalyk van gefproken heb-
ben: eenen enkelen perfoon, wiens gedrag en goeden naam
zy niet, by gelegenheid, getragt hebben te brandmerken,
hem of by zyn leeven of na zyn dood met deeze of geene
Jnoode Jl ukken te betigten: en zoo ze 'er flegts een enkel voor-
beeld
A R C II I B A L D n O W E R. 2f5g
my vin weeren aan te wyzen , eal ik de geloofv 1
heid der getuigeniffen van Roomfohen en
ger betwiflen. Maar zoo lang ze my geen voorbe i 1
aart toonen, kan geen menich van oorde I en 1 - 1
van my zegge»» dat ik voor myn doen geen de ruin/te j
van reden beb, als ik huö getuigenis, als niet geloofwaardig ,
p; dewyl ik daar door myn eigen zaak niet alli
ook de zaak van alle bekeerlingen uil het Pausdom, in '1
meen, op een regtmaatige wryze, verdedig, en den Proteftant~
feben Godsdienft zelven , dien ze yoorgeeven dat geen Katho-
lyk ooit omhelsd heeft, die zig niet reeds te vooren tot alle
boosheid en fnood bédryf had ovefgegeéven. — - Vader O»»1
rayer is bekend voor een man van een onberispelyk gedrag en
, zoo wel a!s van groote geleerdheid , en daarom een bé-
ter Loffchryver waardig, dan iemand, die met zyn walge-
lyke loftuitingen yder Roomfchen Priefler , Monnik, en Je-
fuit, die hem het een of 't ander fchandelyk ftukje, dat hem
in zyn kraam te pas komt, aan de hand geeft, hemelhoog
verheft. M lar die zelfde goede Vader, hoe goed hy ook zyn
mag, zou miflehien egier /.eer weinig genoegen fchéppen in
de belchryving, die zyn oude Vrinden te Parys mogeiyk van
hem geeven zouden, indien 'er navraag over hem by hun ge-
le, dooreenen D — s, of iemand anders, die zig met
ringen van 't Pausdom ophoudt.
- om tot or: 'te kee-
ren: dewyl hier geen Inqufitit is, zegt de Kanonnik, is hec
er niet. Skcome quünon é Inqniji
o de Patentati — Ik antwoord: dewyl uió
I ' -ir Generaal, die by h .
. ermoeier.s toe van de . - te Ma-
ccrata (preekt, ontegenzeggelyk blvkt, dit daar een Inq
is, moet '< e'.voonte, het Regifler der
■ , na&melyk , en alle andere befcheideri
en gedenkfehriften, die tot de Heilige Vierfcbaar te Mi
j die Inquifitie • aalt 1
te Ancona, en by de algeinecr.c Inquifitie te Komen; want het
was
só+ VERDEEDIGING van den Hzer
was te Romen dat de Cjpo Notaro zw naar/lig en naauvokeurig bet
Regijler naza^ &c. ten zy meu n »gelyk zou willen onderltel-
Jen , dat hy ten dien einde een reis ondernomen had van 170
roylen. Ik zal 't verder voor den Ontmasker aar overlaatea,
om den Kanonuik , cie verzekert, dat 'er te Macerata geen In-
quifitie is, tot eerpaarigheid ie brengen met den Inquifiteur Ge-
neraal, die zoo dikwils fpreekt van de Heiligs Inq tijitie te Mace~
rata; woorden, die ik, om des Ontmasker aars wille, vreeze,
dat men niet wel anders zal kunnen opvatten, dan dat 'er al-
daar inderdaad een Inquifttie is.
De Kanonnik doet my de eer, dat hy my een onwaardigen
af-aïïige noemt, 't welk ik hem niet wel kwaiyk neemen kan,
dewyl zjn Heiligheid, naar het fchynt , niet goed gcoagc
heeft, om hem, gelyk den Ontmaskeraar , agter dat groot ge-
heim te laaten; dat ik, naamelyk, geen afvallige ben , maar
een yverige vermomde zendeling, dien van den Heiligen yjpo/lolifcben
Stoel verlof verleend is , urn onder bet masker te gaan van een Prote-
ftant, met cognrerk om een zoo veel kragtdaadiger Jlag tejlaan: 't is
waarlyk ook niet edelmoedig van dien braaven Ontmaskeraar,
dat hy iets zoo openlyk waereldkundig maakt, 't welk zy 11 Hei-
ligheid , in vertrouwen, aan hem, en aan hem alleen, geo-
penbaard heeft! iNJaar zonder fpotterny: een man, die in
ernft dcrgelyke taftbaare ongerymdheden elders uitfloeg, zou
naauwelyks in eenig gezelfchap geduld worden , maar overal,
waar hy kwam , uitgejouwd of als een volfiagen gek, of a's
een kwaadaartigefchurk , of als ten mengfel van beiden. — De
Jefuiten fchryven myn vlugt uit Jtaliën alleen aan een enkel
fnoodfiuk toe: maar de Kanunnik- maakt gewag van fnoode /luk-
ken, een half vyf entwintig, by voorbeeld, om welken , en
een yder van welke ik, door de Ir.quifitie, zou geknipt gemeeft zyn ,
zo ik bet niet ontloopen was. Nu wenfehte ik wel, dat de Edel-
man uit Italiën, die zyn verbhf beeft te Londen, en bejlendig
bricf-jiijjeling houdt met .Macerata, zynen Vrind, na minzaame
groetenis van my , (want men zegt my, dat hy nog een oude
goede kennis van my is, hoewel ik my juift niet te binnen
kan brengen, dat ik de eer heb van hem te kennen,) eens
ver-
ARCHIBALD PC El
re:
- - .
xx « ig te reugen ,
en ik hem . ;
... ai h - -■
K PntefiaM
■
-
!
. -
i n E r, _ . . • . . :
«). Uit de . - ra ia
eerfbe . mee teragög :a
. :: Wal : . ge sent,
- . • ■ _-
: , ca: ik
rt ge _ •
[ . - 1 \ ' ü:
• . gdyk a e na ae
Vrinden westen; en *a p verre ra zoc
- . - -; ee . zon hebben kunnen c
ram - nd wees, imyn ganft
keu-
LI
z66 VERDEEDIGING van dek Heer
keuring daarenboven, waar mede de geleerden (uitgezonderd
egter den zeer geleerd n J.D — s , die , als -en man van een zeer
fyne reuk, he; Pausdom 'er in gerc;oken heeft) myn Hifïoric
hebben gelieven te vereeren, wyft duidelyk aan, dat ze zoo
goeden opgang nie1- nuakte, enkel daarom alleen, om dat ik
eertyds tot de Inquifitie behoord hadde. In plaats van myn
welvaart en voordeel te bevorderen , heeft die on d rneeming
een zeer hevige vervolging, zelfs in dit Protefiantfcb Konink-
ryk, tegen my verwekt, beide van binnen en buitenlandfche
Roomfchgezinden , welke ik egrer ook w^l voorzien had, en
reeds voorfp Jde in myn Voorreden. Maar weinig dagt ik
toen nog, dat een Geeftelyke van de Kerk van Engeland on-
der hun veldteken ftryden, voor hun de wapenen opvatten,
en hun vervolging tegen my met alle kragr zou voortzetten,
door zig, in den veragtelyken en flaaffdien dienft van ftooke-
brand en verfpreider hunner lafteringen , van hun te laaten ge-
bruiken. Ik kon het ook in 't eerft bezwaarlyk gelooven , tot
dat men my zeide, wie de man was. en welke zyne gronden
en beginfelen waren. Wat moet de waarlyk getrouwe en
opregt Proteftantfche Univerfiteit van Glasgow wel denken, dat
haar voedficrling dus de voorfpraak, of net veragtelyk werk-
tuig liever, geworden is van de gezwooren vyanden van on-
zen Godsdienft, onzen Koning en ons Vaderland ! Dog on-
ze eenvaardige Heer, om dit in 't voorbygaan aan te merken ,
fchynt hier , gely k hem wel meer gebeurt , met zig zei ven niet al
te eenpaarig: want op eene andereplaats (a) zegt hy ,• dat ik zoo
voorzigtig was,dat ik mynltaliaanfchc vertelling niet waagde buiten Jen
naauwen kring van myn weinig ergdenkende Vrinden , en dat dezelve
by gevolg maar aan eenige weinigen bekend was. Hoe kan nu
een vertelling, die maar aan eenige weinige menfeben bekend
is , en daar al 't overige van Engeland geen woord van weet,
He grond/lag zyn van myn welvaart en mem in Engeland? Waar-
lyk deeze J. D — s heeft, in het uitflaan van allerhande war-
taal en het regtdraats tegenfpreeken van zig zelven, weinig
we-
00 pag. 59.
ARCHIBALD B O W E R. 2<5;
wedergia. — Her is een waaragtig zeggen , die van de waar-
heid afwykt, heef: de waarheid tegen hem:, en de waarheid
praalt in 't end. Zy br Dgt de iiarflènen van de '.
itandigfte lied n in vi rwarring, on doet ni't alle.vn zulke arm-
hartige papierbekladders als onze vroome Godgeleerde , maar
eerjle NotariJJhn , meefters in de Godgeleerdheid , Inquijiteurs Gene-
raal, Kanunniken van Hoofdkerken &c. , zigzelven tegenfpreeken ,
en fchryven .ure- neeren als jamm-rlykefbgthoofden. Ver-
fcheiden onb -twiftbaare blykeu zien wy daar van in die vier
getuigfehrifcen ,• ge'.yk yder, die 'er e nigeagt opgeeft, en
gezonde redeneering van v.-artaal onderfchciden kan , ligtelyk
bemerken zal.
By deeze vier getuigfehriften, die myn befte Vrinden, de Je-
fuiten, ais zoo veele tekenen van de opregte Vrindfchap , die
ze my toedrvgen , uit Itaïiën bezorgd hebben, heeft het den
Protcjlantfchen Patentato van de Heilige Vierjchaar ge lult nog een
te voegen van zekeren Italiaan, die zig hier onthoudt; van
den voorheen reeds gemelden lvfknegt, naamelyk, C afar Pa-
rifetti, die mogelyk die Edelman is uit Italiën , die beftendig brief -
wijfeling houdt met Macerata. En wat zegt deeze goede Edel-
man'i Hy zegt, voor eerfh, dar by geboortig is van Macerata ,
en nu den ouderdom bereikt van vyf-en-veertig jaaren: dat by de fa-
milie van delia Torre te Macerata zeer w:l kent ; dat hy daar , nu
omtrent tzvee jaaren geleeden, nog gezien heeft den Graaf John
Louigi , (of Luigi) della Torre , wiens Vader den naam droeg
van Graaf i.oui^i, welke Graaf 'Louigi een Broeder had, Thomas
genaamd, die zig neder gezet had te Recanati : maar dat hy nooit
gehoord had van eenen Graaf Vincenzo della Torre, nog dat 'er
ooit die ofeenige andere Graaf della Torre door de Inquijitie gevat ,
en gepynigd was geworden , en dat hy , zo 'er iets dergelyks
gebeurd was, het moeft gehoord hebben. — - Ik antwoord; dat
Mr. Cafar Parifetti van Macerata geboortig is, en nu den ou-
derdom van vyf en- veertig jaaren bereikt , kan, wat my aan-
gaat, zeer wel waar zyn : gelyk het ook waar kan zyn, dat
hy de familie della Torre zeer wel kent ; indien men van iemand
zeggen kan , dat hy een familie zeer wel kent, die niet eens
LI 3 weet,
263 VE11DEEDIGING yan den Heer
weet, of het Graaven zyn, of flegts gemeene edellieden.
Want Gian Luigi della Torre, dien hy Graaf noemt, is geen
Graaf, maar flegts Sigmr Gian Luigi, of, gelyk wy zouden
zeggen, de Heer Jan Lodewyks, zooalsyder, die 'er daar op
de plaats zelve onderzoek naar doet, bevinden zal. De Va-
der van deezen Gian Luigi had, inzonderheid met fmokkelen,
zeer veel gelds gewonnen; en de Zoon, na zyn Vaders dood ,
van Monte Santo , daar die familie haar verblyf had, naar
Macerata trekkende, trouwde daar de Dogter van den Mar-
q'tis Ricci, en zette zig daar neder. Ik heb Gian Luigi della
Torre zeer wel gekend, en zyn Vrouw ook, Signora Mina (en
niet Graavin) della Torre. Maar onze edele lyfknegt Pa-
rifetti had nooit van eenen Graaf Vincenzo della Torre geboord.
Wat dan! Zou het niet wel hebben kunnen gebeuren, dat
hy, die gehoord heeft van een Graaf, en die zelfs nog om-
trent maar twee jaaren geleeden een Graaf gezien heeft, die
'er nooit geweefl: is, eens een Graaf niet zag of nooit hoorde
van een Graaf, die 'er wezendlyk was? — Hy voegt 'er by "?
dat hy nooit geboord heeft , dat 'er ooit die of eenige andere Graaf
della Torre gevat is door de Inquifitie en gepynigd is gemorden, en
dat hy , zo 'er iets dergelyks gebeurd was , dat moéji gehoord hebben.
Ja zeker, alles wat 'er in de Inquifitie omgaat, wordt maar
zoo aanftonds rugtbaar, en lippït & tonforibus , by kruijers en
fleepers bekend. Indien een lid van den (laats Raad van Fe-
nctiiin verhaalde wat 'er in die Vergadering was voorgevallen ,
hoe zou men 't opvatten , zo een gemeen fchuitevoerder, by
voorbeeld , hem dorfl; tegenfpreeken , en zefde, indien 'er iets
dergelyks gebeurd was, moe/i ik, die een inboorling ben van Veneti-
è'n, en vyf en veertig jaaren oud, bet geboord hebben! Dewaereld
Is te wel onderrigt van de geheimhouding, die alle beampten
en dienaars der lnqwfit:e zorgvuldig betragten, om niet ver-
baasd te ftaan over de onbefchaamdheid vaneen lyfknegt, die
z-ggen durft, indiende Graaf Vincenzo della Torre /«^Inqui-
fitie gepynigd was geworden , ik zou dat wel gehoord hebben. Waar-
fchynlyk heeft men zelfs den naam van Graaf Vincenzo della.
Torre niet eens durven noemen, dan alken heimelyk en on-
der
ARCIIIBALD B O W E R. 26*9
tl r vertrouwde Vrinden , van dien tyd af, dat de Inquifitie
hem deed vatten , toe op deezen dag toe. Zoo groot is 'c
ontzag of de fchrik , dien yder heeft voor die eigendunkelyke
en onbarmhartige Vierfchaar.
Ten tweeden: de eerzaame Parifttti zegt verder, dat ' er on-
•\k iets dergelyks heeft kunnen gebeuren, devoyl'er geen jï rif
wordt dtor de Jnquilltie te Macerara, om d.it 'erin die
Inquifkeur tf, maar alleen flegts een Vicaris. Het
welk zoo veel betekent a!s of hyzeide, dat 'er te Macerata
flegts een Vicaris is van de Inquifitie, en dat de Vicarijjln geen
magt hebben om eenige ftraf aan iemand te oeffenen , veel
min iemand te pynigen. — Antwoord. Dit zegt de knegt ze-
kerlyk uit zig zelven niet, maar hy fpreekt even gelyk het
hem is ingegeeven , of gelyk men 't noemt in zyn eigen land-
taal, imboccato. Want wie kan gelooven , dat een lyfknegt
zig zou vermeeten om te zeggen dat hy wift, en daar op ftou-
k op eigen gezag onderneemen te bepaalen, met welk ee-
ne magt een Vicaris van de Inquifitie bekleed is, en hoe ver
dezelve zig uitftrekt? Hy is 'er ongetwyffeld van anderen toe
verzogt geworden, dat hy dat zeggen zou, en wel door lie-
den, die 'er even veel van willen als hy; dewyl het een zeke-
re zaak is, dat zelfs de enkele en gcmeer.e Vicarijfen magt heb-
ben om ftraf te oeffenen , en zelfs iemand ter pynbank te bren-
gen. Ik beroep my tot bewys van myn zeggen op alle Schry-
vers , die met eenige naauwkeurigheid en kennis van de Wec-
ten en zetregels der Inquifitie gefproken hebben. — Vader
Piazza, die in alles wat de Inquifitie betreft , de GoJfyr iak is
van onzen Ontmaskeraar , was een Vicaris, een enkele tngemec
ne Vicaris, en moeit derhaiven weeten, hoe ver de magt,
daar hy in dat ampt meé bekleed was, zig uitftrekte. Laat
ons dan eens hooren, wat hy van dit ftuk zegt. De Inquifi-
tem Generaal, dus drukt hy zig uit, benoemt zot vcele gtwhnag-
•n, Jledehouders , of VicarifTèn , als 'er jïeden in zyn Provincie
cf t'gtsgebied zyn , welken hy , door zyn lajlbrieven , magt geeft , om
■gten tegen allerhande zoorten van menfehen avi te nee,
ken in de gevangenis te zetten, hen in te daagen, de getuigen te ver-
hl 3 hOGf
270 VERDEEDIGING van den Heer
boeren, in den ban te doen, op de Pynbank te leggen , &c. (a). Dit
verhaal van Piazza wordt, geiyk ik zoo aanltonds reeds heb
aangemerkt, b:-veft.igd van alle Schry vers, die de zaaken der
Inquijitie 't beft kundig geweeft zyn, en zy maaken dus een-
paang, alle met mall'anderen, den lyfknegt (of zyn inbl la-
zers liever) tot een logenaar, daar hy zege, dat 'er iets der ge-
tyks, als bet pynigen van den Graaf Vincenzo della Torre onino-
gclyk te Macerata beeft kunnen gebeuren, dewyl daarjlcgts een Vi-
caris is. In 't kort: het is valfch, dac Ccefar Parij'etti de fami-
lie della Torre zeer wel kent: het is valfch, dat hy, zo Graaf
Vincenzo in de Inquijitie gepynigd was geworden , dat wel ge-
hoord zou hebben: en het is niet minder valfch, falfijjimo ar-
cifaljijfimo , dat 'er onmogelyk iets dergelyks heeft kunnen ge-
beuren. De eerzaame Parij'etti moet derhalven voor overtuigd
gehouden worden, dat hy in drie ftukken valfche getuigenis
gegeeven heeft; en een getuige, die in een Jluk valfchelyk getuigd
beeft, verdient, volgens de bekende grondregel, geen geloof in
e enig jluk. Maar het gedrag van Parifetti, zegt de Ünt maskeraar ,
is onberispelyk , en daar valt niets op te zeggen: dat kan
wel waar zyn, dat hy zyn dingen als lyfknegt zeer welgedaan
heeft, dog daar is my weinig aan gelegen, dewyl ik niet van
gedagten ben om hem in myn dienft te neemen. Maar dat
zyn gedrag als getuige niet te eenemaal onberispelyk is, en
'er in dat opzigt vry wat op hem te zeggen valt, is , meen ik,
buiten alle tegenfpraak beweezen; en zou ook ongetwyffeld ,
zo hy voor de Regtbank van den Heer Fielding verfcheen,
hem, niet tot zyn eer, worden voorgeworpen. De woor-
den onberispelyk gedrag, onbetwijïbaare geloofwaardigheid en der-
gelyke fchynen als in den mond van den Unt maskeraar beftor-
ven. Geen Priefler of leek is 'er, Meer nog knegt, toneel-
danfter nog zoopjestapper, dien hy niet, als ze maar tegen
my getuigen, vereerd heeft met een onberispelyk gedrag , een
oubetwiflbaare geloofwaardigheid &c. Dus beloont hy meteen
ruime en milddaadige hand yder zonder onderfcheid , die
hem
(») Piazza' s Account of befchryving tier Inquifitie pag. 19, 20.
ARCIIIBALD BOWER. 271
hem aan 't een of 't ander nieuw eerroovend fhikje weet te
helpen; en dat alleen fchynt by hem kragtig genoeg te zvn,
om een menigte van zenden, niet alleen te bedekken, maarzeifs,
althans in zyn oogen, te heiligen. Maar wat wonder is 't,
dat een knaap, die zig niet ontzag; om de ailereerwaardigfte
bediening tot bereiking der fnoodfte oogmerken lafhartig te
onteeren , zyn pen ook daar aan opoffert, en de loffchryver
'dt van het veragtelykfl zoort van menfehen , Inquijiteurs ,
Jefuiten, en logenagtige knegts. Maar had hy zyn loftuitingen
by deeze gelegenheid gefpaard, en in plaats van dezelvenPa-
rijetti liever een halve kroon, (de gezette prys in zyn land
voor een valfche getuigenis) in de hand gedopt; de knegt
zou zig mogelyk beter beloond gedagt hebben voor zyn
moeite.
Ik heb eenige kennis aan dien Parifetti. Ik heb de eer ge-
had van eens met hem in gezelfchap te zyn: en wel by deeze
volgende gelegenheid. Als ik op zekeren dag in den winkel
kwam van den Heer Davis , op den hoek van de Sackvilleftraat,
zei die Boekvtrkooper tegen my, dat 'er een Heer by hem
was gehuisveft, wiens knegt, een inboorling van Macerata,
beweerde, dat 'er in die ftad geen Inquifitie was. Ik was daar
op zeer begeerig om dien man eens te fpreeken , en verzogc
den Heer Davis dat hy hem roepen wilde, gelyk hydeed. De
Heer Davis weet, dat ik niets zeg dan de waarheid. Ons ge-
fprek duurde flegts eenige weinige minuuten ; want ik merkte
aanftonds dat de knegt, met te zeggen dat 'er geen Inquifitie
te Macerata was, niets anders wilde te kennen geeven , dan
:aar geen onderfc-heiden en byzonder gebouw was; 't welk
men de Inquifitie, of het Inquifitiehuis , noemde. Dit 's ook
waar: dcwyl 'lt zulke byzondere gebouwen of Inqiiijstiehuizen
(van het Dominikaanen Kloofter onderfcheiden ,) alleen maar
zyn in de fteden, daar een generaak Inquifitie is, en dat nog
maar in eenige weinigen van dezelve. Hy kwam my toen in al-
les wat de Inquifitie betreft ongemeen onkundig voor. Maar
zedert heeft hy zyn les geleerd; en nu vermeet hy zig zelfs te
wil-
272 VERDEEDIGING van dcn Heer
willen bepaalen hoe ver de magt van een Vicaris zig uitftrekt,
en wat die doen kan , wat niet. Maar, by ongeluk, witten
'erzyn leermeefters niet veel meer van, dan hy,- gelyk ik zoo
aanftonds breeder verklaard heb.
Laat ons nu eens zien, in welk ligt, of liever met welke
valfche kleuren dit gefprek , zo men 't dus noemen mag,
voorgefteld wordt, door onzen goeden Doktor in de Godgeleerd-
heid, dien groot en beminnaar der waarheid. Het zal hier , zegt
hy , niet kwalyk te pas komen , dat ix>y 't geheugen van den Heer
B — r eens wakker maaken door hem den perfoon weder in de zcJagtcn
te brengen, die in den Boekwinkel van den Heer Da vis , nu omtrent
vier <ƒ vyf jaaren geleeden, tegen hem gehoord wieku, en
die in tegenwoordigheid van den Heer Davis , tegen j'j — r
Jïaande hield, dat het gebouw, dat tot de Inquifuie te Macerata
behoorde, al zoo min een Inquifuie was, als het wagthuis daartegen
over (wyzende op het wagthuis van St. James) de Newgate
was (a). — — De knegt wierdt, 't is waar, tegen my gehoord ,
maar volgens myn eigen begeerte en op myn verzoek: en die
aanmerk'elyke omftandigheid heeft de opregtc Ontmaskeraar hier
voorzigtig met ftilzwygen voorbygegaan, op dat de waereld
'er uit denken zou, dat ik tot dac gefprek als gefleept was ge-
worden tegen myn zin en 'er toe genoodzaakt. Maar of hy,
door zulks te verzwygen , zig niet fchuldig gemaakt heeft aan
't grof, zoo niet boosaartig, vervalfchen van de zaak met
averregtfche kleuren, laat ik de waereld oordeelen. De
knegt hkld niets Jlaande tegen my, in tegenwoordigheid van den
Heer Davis, maar zei alleen, in den ftraksgemelden zin, dat
'er geen Inquifuie te Macerata was: en daar in wederfprak ik
hem niet. Zoo veel my eenigzins nog heugt, zeide hy niets
dergelyks als dit, dat het gebouw , dat tot de Inquifuie te Ma-
cerata behoorde, al zoo weinig een Inquifuie was, als het wagthuis
van St. James de Newgate was. Want zo hy dat tegen my
gezegd had, zou ik hem verzogt hebben zig nader te willen
verkïaaren, dewyl ik beken nog niet te kunnen begrypen, hoe
zeer
(«) Complete Dcteftion. p. 79.
ARCHIBALD B O W E R. 273
: 'er op denk, wat hy m:cnde met een gebouw, dat tot
dt Ir.quifrie te Macerata behoorde, en al zoo min een Inquifitie
thuis van St. James de Newgate ivas. Maar
jen woorden van den knegt geeven duidelyk genoeg te
verftaan, dat hy fprak niet van de Vierfchaar der Inquijitie,
m 1 ;r alleen van 't byzonder gebouw of Inquiiïtiehuis (*).
Dus heb ik dan uit deeze getuigfchrifcenzelven duidelyk dat
geen beweezen, 't welk men 'er meé ontkennen wilde; naa-
mefyk , dat 'er te Mactrata een Heilige Inquijitie is; dat de per-
foon , die daar aan 't hoofd is der Heilige Inquifitie ('t zy men
hem ee f, 't zy men hem een Vicaris gelieve te noe-
men,) zyn Raaden of eigen lieden heeft om meê te raadplee-
gen in 't uitvoeren en verrigten van zyn ampt; en dat het by-
gevolg wel kan zyn , dat ik eertyds in die hoedanigheid tot die
Heilige Inquijitie behoord heb. Maar hoe zal ik nu bewyzen,
dat ik inderdaad daar toe heb behoord, en, als zulk een lid
dier Inquijitie, die of dergelyke bediening by haar waarlyk be-
kleed? Üewyl de Inquijiteur Generaal te Ancona en de eerfte
Notaris van de Heilige Romeinfcbe en algemeene Inquijitie te
Komen, in hun getuigfebriften verklaard hebben, dat ik nooit
het ampt van Ir.quijiteurofvangemagtigde, dat is Raad, bediend
heb, kan men met reden van my niet verwagten, nogeifchen ,
dat ik hoe volkomen zeker en waaragtig de zaak ook zy, uit
dezelfde of uit andere plaatzen van Italie'n, getuigfebriften ont-
' en herwaarts zal doen komen, waar in verklaard wordt,
dat ik het een of het ander van die ampten met 'er daad heb be-
kleed. Ongetwyffeld leeven 'er nog veelen te Macerata, diemy
daar als gemagtigde of Raad van de Inquijitie gezien en gekend
hebben. Maar wee den man, die zig onderwond een getuig'
"ft,
(*) Indien de lyfknegt tegen my beweerd bad, dat het gebouw, 't welk
tot de Inquijitie behoorde te Maarata, geen Inquijitie Vierfchar.r was,
moert ik tegen hem zekerlyk beweerd hebben, dat het wel een Inquijitie
Vierfchaar was. En was ons gefchii derhalven. niet of 'er een Inquijitie
te Macerata was, maar of een zeker gebouw, 't welk de ln^uif.tk toebe-
hoorde te Macertta, ecu Inqa\fitieiuis was of]
Mm
274. VERDEEDIGING van den Heer
Jchrift , waar in dat verklaard wierd , over te zenden , en dus
de bedienaars der Heilige Inquifitie tot logenaars te maaken ,
indien hy zyn gefchrift niet zonder uitftel volgde, en zyne
Vrinden, zyn Vaderland, en alles wat hem lief en dierbaar
is niet' voor altoos vaar welzeide! Met een Afvallige van de
Heilige Katholyke Kerk, en naar 't getuigenis van den Ka-
nonnik , ben ik een onwaardige Afvallige-, bricfwifleling en ge-
meenfchap te houden , ten zy alleen uit oogmerk om hem
te bekeeren , is een misdaad die (bafbaar is voorde Vierfchaar
der Inquifitie. Wie zou derhalven op plaatzen , daar die Regt-
bank onverhinderd, zonder perk of teugel, al haar magt en
dwinglandy kan oeffenen, zig verftouten durven, om met
zulk een sJfoalhge briefwiiTeling te houden niet alleen, maar
ook openlyk deszelfs zaak op te vatten! Het is my bygevolg
onmogelyk , om met getuigfehriften uit Italïén of uitdrukkclyke
vcrklaaringen van getuigen te bewyzen , dat ik het ampt van
Raad waarlyk bekleed heb; even gelyk het my ook onmoge-
lyk zou zyn om op die wyze eenige andere zaak, hoe ge-
noemd, te bewyzen, die zy ter bereiking van hun byzondere
en fnoode oogmerken beft dagten te ontkennen. Ik zal my
derhalven voor het tegenwoordige (*) moeten vergenoegen
met
(*) Ik zeg voor het tegenwoordige. Want wie weet, of niet de een of de
andere, die my te Macerata gekend heeft, myn voorbeeld mogelyk hierna
eens volgen zal, en zyn toevlugtook tot dit Proteflantjcb Koninkryk nee-
mende , de waarheid getuigenis geeven V Dit is geenszins onmogelyk.
ÜVlaar 't is, egter, beken ik, meer dan ik verwagt; hoewel 'er iets, dat ik
al zoo weinig verwagtte, onder 't beloop zelf van dit gefchil gebeurd is.
Want nooit zou ik hebben durven hoopen, dat iemand, dien dejefuitcn
verfeheiden van hun geheimen hadden toebetrouwd, zig aan hun fnoodin
handel ergerende, hun Godsdienft vcrlaatcn zou, hun htillooze aanflagcn
voor de waereid bloot leggen, en de zamenzweering, die ze tegen my ge-
maakt hadden, niet alleen openbaaren, maar ook zeifs de perfoonen noe-
men, die ze als ftookebranden gebruikten, om het vuur tegen my aante-
blaazen: rraamelyk een Roomfchen Jcfuitifchen Leek als hun eer/lenen
voornaamen Jlookebrand , en een Proteftantfcbtn Gceftelyken a's deszelfs o)i-
derjlookebrand. Gelyk ik dus in dit geval, tegen alle verwagting , vit'
drukketyke getuigeniflen van iemand, dien ze zelven voor een man van onbe-
tivijlbaare geloofwaardigheid akenncu, in tornden gekreegen heb, om de
Je-
A R C II I B A L D B O W E R. «75
met bewyzen van een andere naruur: en deeze volgende zul-
len , hoop ik, by alle mtnfchen van oordeel en onzydigheid
van gewigt genoeg bevonden worden, om een ganlchen fti-
pel op te '.veegen van getuigfchriften , verklaaringen , oorfpronkdy-
keflukken, &c. alleen uitdien hoek gekomen, al wier Jen zelfs
de zegels van de Heilige Jnqui/itie en andere Regtbanken, die
'er aanhangen, teft'ens met dezelve op de fchaal geworpen.
I. Voor eerft dan, (om de geloofwaardigheid van die waar-
lyk eg'e en oorfpronkelyke ftukjes, die getuigfchriften , mee
de taftbaarfte ongerymdheden en duidelykfte tegenftrvdighe-
den zoo rykelyk opgevuld, thans niet te betwiften) waarom
volgden die zelfde getuigfchriften my niet, kort op de hie-
len, naar Engeland? Indien het een logen was, dat ik tot de
Inquijitie behoord had, waarom lieten dan de Jefuiten en Room-
fene Priefters, die hier in 't Koninkryk omzwerven, my ge-
ruft, veertig jaaren agter een, in allerhande gezelfchappen de
ongehoorde wreedheden van die Vierfchaar openlyk vertel-
len;
Jefuiten den mond te floppen; wie weet of ik ook naderhand, langs den
eenen of den anderen weg, niets eens dergelyke getuigenitfen vind om de
dienaars der Heilige Inquijitie te doen befchaamd ftaan ? Onze Prote-
Jlantjcbe Godgeleerde, die even zeer bedreeven fchynt in de wetten van zyn
Vaderland, als in die van 't Euangelie , frelt het als een zekeren en onbe-
twütbaaren giondregel vaft, dat redeneeringen van geen de minjie kragt zyu
tegen uitdrukkelyke getuigeniffen: een regel, geheel van zyn eigen uitvin-
ding, en wonder wel gefchikt voor onze Macdaniels , onze D — s, onze
B — fds , en andere dergelykej?ri£{ eerlyke, en gebeel belangelooze Heeren ,
die hun werk maaktn van in valfebe getuigenijjen te handelen. Maar alle
anderen menfehen weetcn wel, dat het 'er zoo ver van daan is. dat rede--
neeringen van geen de minjle kragt tegen uitgedrukte getuigenijjin zouden
zyn , dat in tegendeel geen uitgedrukte getuigenis van eenige krngtkanzyn,
indien het de proef van reden en redeneering niet kan doorltaan. Als ie-
mand , by voorbeeld, uit wedcrwraak eens in 't hoofd kreeg om den groo-
ten lafteraar op zyn beurt ook eens te laltcren, en ten dien einde flaamle
te houden, dat hy voo: heen een beurzefnyder geweelt was, en verfchei-
den van zyn Vaders klanten, toen hy nog een jonge was, op de kotFyka.
uur de zakken gerold had, hy zou in zulken geval zelf ook genoodzaakt
zyn , tot redeneeringen zyn toevlugt te neeinen ; en redeneeren zou het ce-
Idel zyn, om dat getuigenis te wederleg^n. Want wie-zoulum-
: -veeren, dat hy 't niet gedaan had?
Mm 2
276 VERDEEDIGING van den Hees
len; en daar door zeer veel menfchen een affclirik voor die
onbarmhartige Regtbank en teffciis voor de onbarmhartige
Kerk, die haar handhaaft, inboezemen, zonder by de Inqui-
fiiie geloofwaardige en oor/pronk elyke getuigfebriften te haaien , om
my te duen zwygen, en als een logenaar te doen befchaamd
ftaan (*y? Indien 'er verfcheiden jaaren agter een een fc;ian-
delyk gerugt en faamroovende verrellingten iafle van iemand,
en waar door zyn eer en goede naam te eenemaal gekrenkt
wierd, in allerhande gezelfchappen had rond gegaan, zonder
dat of hy zelf of iemand van zyn y verigde en troiuvfte Vrin-
den zulks ooit wederfprolcen had, zou de ganfche waereld uit
zyn en hun (lilzwygen niet beiluiten, dat de vertelling waar
was ? Zou hy ook tellens met zyn Vrinden niet van yder een
worden uitgelachen , indien zy , na zoo veele jaaren lang de
vertelling zonder tegenfpreeken haaren gang te hebben laaten
gaan, eensklaps in 't hoofd kreegen dezelve te lochenen en
ten dien einde groote ftapels van getuigfebriften, verklaaringen
en oorfpronkelyke Jïukkcn, voor den dag bragten, die zeeven
gereed en goed hadden kunnen in handen krygen en verwo-
nen i zoo dra de vertelling in de waereld ku-am ? Zekerde
fpotters zouden hun, in zulken geval, cngetwyfTeld raaden,
dat ze hun fchriften, als nergens anders goed toe, liever toe
een noodzaakelyker gebruik wilden bewaaren (f).
IL
C) De vermomde zendeling der Jefuiten heeft, door zyn vertellingen van
de Inquijitie, meer menfchen tegen het Pausdom een afkeer ingeboezemd,
dan onze yverigc Proteflantfcbe Godgeleerde ooit gedaan heeft, of, zo hy
'er genesgenheid toe had, ooit in flaat zou zyn om te doen, meteen zyner
leerredenen.
(f,i Deeze hewysredenen drong ik aan in myn Reply p. 5 : en 't geen on-
ze beminnaar der waarheid daar op antwoordde, op een zekere plaats van
zyn lafterfchrift , wederfprak hy weder op een andere plaats, en maakte
dus, gelyk hem wel meer gebeurt, zig zei ven tot een logenaar. Want op
pag. 59 van dat fiar.ije meefterftukje zegt hy, dat ik myn Italiaanfcbe ver-
telling bepaalde binnen den naauwen kring van myn goede en weinig ergdenken-
de kennijfen tot aan bet jaar 1757 toe, wanneer ik gedwongen wierd dezelve
waercldkundig te maaken: en op pag. 6i en 70 zegt hy: dat ik den grond-
Jlag van myn roem en welvaart in Engeland oj> die vertelling gebouwd heb :
het
A R C II 1 B A L D B O ÏÏ E R. 277
II. Lord Jylmer had verfcheiden Roomfchgezinde bloedver«
-, en onder anderen eenen, die rinrn 7.00 yverig een
Katholyk, om niet te zeggen zoo Jefuiisgezind eenbygeloo-
.1", als de Heer H. B. zelf. M in 'c byzon-
dcr heb ik mcnigmaalen gefprtk en gei' I ov;r de In-
; en dewyl zyn Roomlc ie Priefters hem dat zelfde had-
en , 't welk onze tfebe Priefter gaar-
ne de Inwo r.^rs van Groot- Brit anniën zou willen wysmaaken ,
ede wreedheden, die men vertelt dac door die
.r gepleegd v/orden , enkel logens en lafterin-
yn , verba tlde ik hem , om hem klaar het tegendeel te
doen zien en gelooven, als ooggetuige, verfc'ieiden voor-
v . . haar omnenfchelykheid, en onder andere ook de
yfTelyke moord van den Graaf /'incenzo delli Torre, Dat die
waarlyk zoo is, als ik het zeg, kan de familie getuigen. Wat
menfeh nu, die maar eenig verftand heeft, zal Kunnen geloo-
ven, dat niemand van die goede Katholyken, nog die zoo
ongemeen yverige Katholyk zelf, hun Jefuiten en Priefters
ooit naar my gevraagd heeft, en of ik inderdaad behoord had
tot de Inquifitiel Of dat zy, zo ze bevonden hadJen dat het
een logen wus, zulks voor zyn edelheid verborgen zouden ge-
houden hebben ; en 'er geen een woord tegen hem van gefpro-
ken, in plaats van die goede gelegenheid aan te grypen, om
de
1 regtsdraats aanloopt regen 't reen hytevooren, pag. 59.
, ik den grondflag van myn roem en welvaart ia Enge-
land op een vertelling bouwen, die alleen aan eenige weinige ttocde Vrin-
.\;:akteii die Engeland uit, of kan men dien naauwen
t eenig regt Engeland noemen ? Vo
il;, in myn infehryving* voorwaarden op de Hiftorie der Paufen, dit- in 't
jaar 1T47 in 't ':gr kwamen, en door sanfeh Engeland verfpieiJ wierden,
ir.y zclven den titel gaf van Raad der Inquijitie: zoo dat het toen ten min-
ïfen en aan den Heer H. B., en aan zyn Jefuiten, en aan den ganfehen
aanhang van lloomfche zendelingen hier te land, bekend moet geweelt
zyn, dn ik voorgaf, An ik een Raad van de Inquijitie geweeft was. En
waarom draalden dan de Heer H , en zyn Geeflelyke Vaders naderhand
n 'a::j, eer ze getuigfehriften uit halten ontbooden, waar
,.i.;ard wierd, dat ik nooit het amH van Raa4 bekleed haAI
M m 3
278 VERDEEDIGING van den Heer
de Heilige Vierfchaar van die lafterkladden te zuiveren, en
hen te doen zien, dat de perfoon, op wien hy een volko-
men vertrouwen ftelde, en dien hy zelfs de opvoeding zyner
Kinderen had toevertrouwd, een bedrieger was , een onwaardige
Afvallige, die om zyn J hoode jïukken uit Italiër. gevlugt was'? De-
wyl men derhalven met geen den minften fchyn van regt of
reden vooronderftellen kan , dat zy myn Italiaan fche vertel-
lingen , zo ze bevonden hadden dat ze valfch waren, niet
zouden tegengefproken hebben, mogen wy nu uit hun (lil-
zwygen wel beiluiten, dat zy ze juift anders bevonden; en
by zig zelven erkennen moeden en gelooven, dat het geen ik
hun vertelde waar was (*).
III. Dewyl 'er, toen ik eerfr. hier kwam, niemand in 'tgan-
fche Koninkryk was, die my, myn gedrag enomltandigheden
kende, vereerde de Heer Aylmer, by wien ik negen vollen
jaaren en het grootfte gedeelte van twintig geleefd heb , my
met zyn vertrouwen niet, en gaf my zelfs geen toegang in
zyn familie, dan na dat hy vooraf in Italiën, daar ik bekend
was, wel naauwkeurig onderzoek had laaten doen , naar myn
gedrag zoo wel als de beweegredenen van myn vlugt, en daar
uit klaar gezien had, dat het verhaal, 't welk ik van my zel-
ven deed , geen -oerdigtfel was van myn vindingryk brein. Dat
'er dergelyk een onderzoek door eenigen van Lords Aylmers
byzondere Vrinden, op 't verzoek van zyn Edelheid (j) ge-
daan
(*) Uit het geen ik hier zegge, blykt onwederfprcekelyk, dat ik myn
Italiaanfche vertelling niet kan bepaald hebben tot den naauwen kring van myn
goede en weinig ergdenkentle kennijfen tnt dien tyd toe, dat ik gedwongenivierd
'dezelve waereldkundig te miaken, gelyk deeze man , volgens zyn gewoonte,
by de gis fpreekende, verzekert, maar dat zy al zeer vroeg bekend moet
geweelt zyn by zulken, die ze onwaar konden manken, en 't ookzekerlyk
wel gedaan zouden hebben, zoo ze bevonden hadden, dat ze geen denmin-
Jlen grond van waarheid bad.
(f) De perfoonen, daar zyn Edelheid zig van bediende oin dit onderzoek
te doen, waren de ïïeer Gcrard Aylmer , Baronet, die toen, op reis zyn-
de, zig in Italiën bevond; verfclleiden Zee- Officieren, en een Koopman
te Livorno, (wiens naam, zo ik het wel heb, Clmmberlane was) met wien
zyn Edelheid briefwifTeling hield. Deeze laatfle was het, die van Vader
A R C II I B A L D BOWER. 279
daan wierd , omtrent een jaar na dat ik Italiè'n verlaaten had :
dat het berigt, 't welk yder, die my daar gekend had, van
my gaf, ten vollen, in alle ftukken en omftandighedcn,
overeenftemde met myn verhaal, is by de ganfche familie be-
kend, en kunnen verfcheiden perfoonen van ontwyffelbaare
geloofwaardigheid getuigen, van welken zommigen mannen
zyn van den eerften rang in dit Koninkryk, die het uit Lord
dyhner's eigen mond hebben. Niemand zeker kan ook den-
ken , dat een Heer van Lord Aylmers ongemeen goed oordeel ,
van zyn bekende fchranderheid en voorzigtigheid, my toe-
gang in zyn famrlie verleend zou hebben , met zyn vertrou-
wen en Vrindfchap vereerd, en my de zorg zelfs over de op-
voeding zyner Kinderen hebben aanbevolen, indien hy niet
ten vollen overtuigd en verzekerd was geweeft, dat ik geen
beJrieger was, en dat men in Italiè'n niets anders tot mynen
lafte had , dan alleen myn afval. Is het nu wel mogelyk te
bcgr\pen, dat, zo ik om eenige Jnoode (lukken uit Italiè'n ge-
vlugt was, de Vrinden van Lord siylmcr in al hun onderzoe-
ken en navraagen, daar niets van gehoord zouden hebben'?
Dat, zo ik een bedrieger was, en nooit tot de Inquifitic be-
hoord hadde, zy dat bedrog niet ontdekt, en zyn Edelheid
daar kennis van zouden gegeeven hebben? Of dat, zo myn
kenniiTen in Italiè'n toen zulk een befchryving en afbeeldfel
van mv hadden gegeeven, als waar meé ze my in 't vervolg
hebben gelieven te vereeren, zyn Edelheid my egter in zvn
familie genomen , en dat vertrouwen op my geplaatft zou
hebben, 't welk men weet, dat hy tot aan het uur van zyn
dood toe in my gefield heeft? Deeze ongerymdheden zyn ze-
kerlyk te grof en te buiten fpoorig, om by iemand die nog eenig
ge-
Lvttrel, toen hy hem vroeg, vaarom ik hem verlaaten bad, ten ar: woerd
kreeg, dat by bet niet wijl , maar dat ik bet mo£eï-jk gedaan bad , om da: my
verdroot langer alleen te jlaapen. De goede Vader v.ift , naar liet fchynt,
- 1 eenige jnoode /lukken van my; anders zou hy die gewiflelyk by die
beid n;et vergeeten lubben, nog zyn toevlugt genomen tci het oud
gen deuntje. Ik beroep my op de familie, die wet:, Jat het geen
. . :, waar is.
28p VERDEEDIGING van den Heer
gezond verftand bezit, en dat gebruiken wil, ingang te vin»
den. En logthans, hoe grof en buuenfpoorig zy ook mogen
wezen, moeten ze ingang vinden by yder, die nog geluoft,
dat ik om fnoode ftukken gevlugt ben, en nooit Raad geweeft ben
van de Inquifitie. Indien het derhalven in dien tyd, toen dit
onderzoek gedaan wierd,, dat is, voor omtrent drie-en-dertig
jaaren , waar was , dat ik aan geen fiu,oae /lukken fchuldig was ,
en dat ik het ampt van Raad der Inquifitie bekleed had, is het
nu ook waar, en zal altoos waar blyven, in weerwil van alle
getuigfehriften , die men by één haalt om het tegendeel te
verklaaren.
Indien eens de befehuldiging, daar ik voorheen op 't eind
van de Aantekening (a) gewag van maakte, tegen onzen voor-
ftander der Inquifitie wierd ingebragt, als een zaak, die ia dien
tyd bekend en waereldkundig was geweeft, op welk eenewy-
ze zou hy zig van zoo fchandelyk eene lafterkladde zuiveren'?
De onwaarichynlykheid van een ftuk is, naar zyn zeggen,
geenbewys, dat het valfch is. En, daarenboven, is het ver
van onwaarfchynlyk te zyn, dat iemand, die in een Ieeven-
ftaat, welke boven al met een ftigtelyk en voorbeeldelyk ge-
drag behoort verfierd te zyn, alle wetten van zedekunde zoo
wel als Godsdienft onder de voeten treedt, een beurzefnyder
zou geweeft zyn toen hy nog een jonge was. Eensklaps, door-
gaans en perfali'.un, met een fprong, maar allenskens en mei
trappen komt men tot het toppunt der Goddeloosheid, vol-*
gens het bekend Latynfch fpreekwoord, Nemo repentefit turpis*
Jimus. Dewyl hy onmogelyk in zulken geval eenige regtftreek-
fche uitdrukkelyke getuigeniiTen tenzynen voordeele zou kun-
nen hebben , (want wie zou willen en kunnen zweeren , dat
hy met zekerheid wift , dat J. D — gl — s nooit van zyn leeven
zakken gerold had?) zie ik niet hoe hy zyn onfchuld zou kun-
nen beweeren , anders dan met zig tot de klanten , die in zyh
Vaders koffyhuis gewoon waren te komen , toen hy nog een
jonge was, te vervoegen en hen ie doen verklaaren, dat zy
nooit
(«) P^S- 274-
ARCHIBALD E O \V E R. 281
gehoord hadden, dat liy ooit iemands beurs geligt had.
verklaaringen en getuigenifi'en zouden hem ook by yder
menfch, dieeenige eerlykh^id en gezond vernuft bezit , van
die laltering zuiveren , devvyl het zoo goed als onmogelyk is ,
d.it hy aan zoo fnood een bedryf fchuldig en zulks
in dien tyJ bekend en waereldkundig geweeft zou zyn ;
en zy 'er egter nooit iets van zouden gehoord hebben.
Laat ik nu ook eens op dezelfde wyze van my enmyn 1
diging redeneeren. Dewyl yder, die my in Italiën gekend
had , omtrent een jaar na dat ik .dat geweft verlaaten had ,
. :rde en getuigde, dat het verhaal, 't welk ik van my
zelven deed, geen verdigtfel was; en dat zy nooit van eeni-
ge fnoode (lukken gehoord hadden , die ik daar gepleegd zou
hebben , en d:e zy , zo ik 'er fchuldig aan geweeft was, onge-
tvyffeld moeften gehoord hebben, en zekerlyk niet verbor-
gen zouden hebben gehouden , moet ook hun getuigenis en
verklaaring by ydermenlch, die eenige eerlykheid en gezond
verftand bezit , in myn geval, voor even befliflend worden
aangemerkt, als een derge'yk getuigenis zyn zou, in dat van
den Üntmaskeraar.
IV. Toen ik het eerftedeel van myn Hi/loric der Pau/en in
't jaar 1748 in 't licht gaf, verzekerde een Roomfchgezind
Edelman den nu overleeden Heer Pelbam, die zyn gebuurwas
op 't land,gelyk die Edelman het, ongetwyfFeld , gehoord had
van den Jefuit, zyn Broeder en Kapellaan, dat ik de/,
beftoolen had; en aan dien diefftal fchreeven zy myn vl^gc
uit Italiën toe: daar door vooronderftelden ze derhalven van
zelf, dat ik tot dat Gerigtshof behoord had. Want hoe kon ik
de Inquifitie beftoolen hebben , en hoe zou het hun ooit in de
gedagten hebben kunr.en komen , om mv met dergelyk een dief-
ftal te befchuldigen , zo ik 'er nooit toe had behoord ? Waar-
lyk , die zoo hoog geroemde opregtheid en geloofwaardigheid
van deeze goede Vaders munt uit ! Eerft befchuldigen zy my
met het belleden der Inquifitie, 't welk noodwendig influit,
dat ik 'er toe behoord hebbe; en dan brengen ze weder geheele
Nn fta-
282 VERDEEDIGING van den Heer
ftapèls van getuigfchrifcen voor den dag , om te bewyzen ,
dat ik 'er niet toe heb behoord.
V. In myn antwoord op 's mans eerfte lafterfchrift(fl) en boven
(b) merkte ik aan , dat zeker geleerde en eerwaardige Godgeleer-
de van de Kerk van Engeland, nu nog onlangs, in 't jaar 1750,
niets gewaar kon worden nog van fnoode /lukken, nog van iets
anders, dat tot nadeel van myn gedrag zou mogen geftre-kt
hebben , hoewel hy 'er over fprak met iemand , een Ierfcb
Priefter naamelyk, die my zeer wel gekend had, toen ik te
Macerata woonde. Dog dewyl ik nu juift den brief, dien die
Heer in 't jaar 1757, ten antwoord op eenen van my, over
dat voorval aan my fchreef, en dien ik verlegd had, heb we-
dergevonden, zal ik hier een nader berigt geeven van het ge-
fprek, dat hy te Venetiën met dien Priefter, myn oude kennis,
had; gelyk die Heer het zelf verhaalt in zyn brief. „ De
„ Priefter, zegt hy, by wien ik te Venetiën onderzoek naar u
„ deed, was een Iersman, en had eenige jaaren lang zyn ver-
„ blyf gehad te Loretto, als Biegtvader van de Engeijchc natie,
„ terwyl gy te Macerata waart. Hy zei my zeer openhartig
„ en zonder omwegen, dat hy 11 zeer wel kende, en dat hy
„ u nog niet vergeeten had: dat hy u te Macerata wel bezogt
„ hadde, en uw bezoeken wederom ontvangen te Loretto. Ik
„ verzogt hem daarop, dat hy my eens vernaaien wilde, wat
„ hy wift van uw vertrek uit Macerata, en wat 'er aanleiding
„ toe gegeeven had. Na vry wat draalens en haperens, zei-
„ de hy my kort af, dat hy daar niets van wift. Ik tragtte
w hem wel weder op dat ftuk te brengen , en 'er iets meer uit
„ te krygen , maar ik kon 'er hem geen een enkel woord meer
„ van doen zeggen. Deeze gemaakte onkunde en ftilzwy-
„ gendheid, (want zoo kwam ze my voor) merkte ik aan als
„ een bewys van de waarheid van ir& vertelling". Dit is 't ver-
haal, dat die eerwaardige Godgeleerde geeft van zyn weder-
vaaren, en 't oordeel, dat hy 'er over velt. En men zou ze-
ker een man van zyn gedrag, van zyn verftand, en bekende
be-
(«) Answer to a fcurrilous Paniphlet- p. 63. (J) Zie boven bladz. (aöi)-
A R C II I B A L D D O W E R. 283
begiafdheden verongelyken, indien men 't oordeel van eeneu
y. D — gl — s tegen het zyne wilde in de fchaal zetten. — De-
wyl het vvaereldkundig was, dat ik den Graaf MlaTorre, myn
byzonderen Boezemvrind, op order der Inqu\ ifitie had in heg-
tenis genomen; dat hy in de gevangenis van di: Vierfchaar
overleeden was, en dat ik niet lang daar na de vlugt nam
uit Macerata, was het zeer natuurlyk , dat diePriefter, en dus
ook yder een , dagte dat ik daar over ten uiterften aange-
daan en getroffen, myn bediening verlaaten, en my, zoo dra
als my maar mogelyk geweefl was, buiten 't bereik be-
geeven had van zoo yflelyk een Vierfchaar. Maar de Prie-
lter, kan men ligt begrypen, wilde daarvan niets bekennen
tegen een Protejtant. Op die wyze alleen kan men gevoeglyk
reden geeven, dat hy zig zoo gemaakt onkundig hield, en
over zoo teder een fluk zorgvuldig mydde in gefprek te ko-
men.
Deeze gemaakte onkunde en voorbedagte flilzwygendheid
van den Priefler geeft my een bewys, dat myn vlugt uit Ita-
lïcn, niet om eenig fnoodjluk, gefchied is, aan de hand, 't welk
ik den naam zou geeven van betooging, indien het kwaad ge-
bruik, dat deeze broddelaar in redeneerkunde van dat woord
maakt , my niet een zoort van afkeer 'er tegen had doen op-
vatten. Want was ik aan eenig dergelyk fluk fchuldig ge-
weeft, en daarom van Macerata en uit Italiè'n gevlugt, hoe?
Zou een perfoon, die zoo wel bekend met my was, en te Lo-
retto, maar dertien mylen van Macerata, woonde, nooit ge-
noord hebben van een fluk, daar, volgens het zeggen van de
drie uitmur.tende Jefuitcn, in die plaats, en zelfs te Romen, open-
]yk in de gezelfchappen van gefproken wierd? En zo hy het
gehoord had, gelyk hy onvermydelyk het moefl gehoord heb-
ben, zou hy dan geveinsd, gehaperd, zig met dubbelzinnig-
heden en onwaarheid beholpen hebben, om myn misdaad te
bedekken en te verzwygen, daarhy, nu in 't jaar 1750, ze-
kerlyk wifl, en moefl weeten , dat ik niet alleen het Heilig
Katholyk Geloof verzaakt had, maar ook bezig was met 'er
tegen te fchry ven j en daar hy goede reden teffens had om te
Nnj ge-
284- VERDEEDIGING van den Heer
gelooven, dat hy, door de waarheid te zeggen, en my en
myn werk in kleinagting zou brengen , en allen invloed en ge-
zag beneemen by de Inwooners van Groot- Britanme'n , die dat
werk toen voor een kragtdaadigen flag aanzagen, die het Paus-
dom wierd toegebragt. Wy nebben menigvuldige voorbeel-
den van Roomfchen en Roomfche Priefters, die hun, welke
hen verlaaten hadden, misdaaden te lalt leiden, daar ze on-
ichuldig aan waren: en mogelyk zyn die voorbeelden al zoo
menigvuldig, als 'er bekeerlingen zyn uit het Pausdom. Maar
ik daag onzen Jefuitsgezinden Godgeleerden, en allezyne Je-
fuiten met hem , uit, om my een enkel voorbeeld aan te too-
nen van een Roomfchen of Roomfchen Priefter, die de mis-
daaden , waar aan een afvallige van hun Geloof en Godsdienft
fchuldig was, verzweegen of bewimpeld heeft.
VI. 'I'oen de Jefuit Kingsley, de voornaamfte dryver van
't gefchil tuffchen zyne Broederen en my, den Heer yJnwld,
zyn boeteling, het titelblad voorlas van myn Hijtorie der Pau-
Jen, waar op ik Hoogleeraar der Rhetórica re Romen, en Raad
der Inquijïtic te Macerata genoemd word, ontkende hy zulks
niet, nog beweerde, dat ik nooit die. ampten bekleed had,
maar verkleinde ze alleen , met te zeggen , dat het geen merk-
tekenen waren van byzondere eer, of die iemand een meer
dan gemeenen rang en aanzien gaven. De Heer Arnold is ge-
reed om dit met zyn verklaaring te beveiligen. Merkt hier
by aan, dat Vader Kingsley zig in de weetenlchappen oeffen-
de in 't zoogenaamd Ratnemfcb Collegie te Romen, kort na den
tyd, zoo niet reeds 'er voor, dat ik Italiën verliet, en dat hy
bygevolg zeer wel weeten kon, en weeten moert, dat ik daar
iïoogleeraar geweeit was in de Rhetórica, en Raad van de In-
quijitie te Macerata. Indien ik, derhalven, nooit een van die
ampten bekleed had, zou hy my niet aanftonds van die eerti-
tels beroofd, en daar uit gelegenheid genomen hebben , om
my , by zyn boeteling, dien hy gaarne een vooroordeel tegen
my wilde inboezemen, af te fchilderen als een openbaaren lo-
genaar en bedrieger ? Bekende hy, door my in 't geruft bezie
van die titels te laaten, en alleen te zeggen, dat het geen
merk-
A R C II I B A L D B O W E R. i8j
merktekens van eenige byzondere verdienden waren, niec
dilzwygend, dac ik 'er regt op had , en dat ze, zoo als ze dan
.. my wezendlyk toekwamen?
Alle deeze bewysredenen ; (de laatde alleen uitgezonderd)
drong ik al in 't jiar 1757 in myn antwoord op 's mans eerde
laderfchrift aan , om te toonen , dat ik behoord had tot de In-
quifuie. En wat zegt hy 'erop'? Geen een enkel woord,- en
zy blvven nog, tot op deezen dagtoe, niet alleen zonder weder-
legging, maar zelfs zonder dat 'er iets van gerept is, hoewel
hy zedert di^-n tyd vei dileke boekjes heeft uitgegee-
ven, in yder van welke hy roemt, dat hy alleftukken, rede'
. bewyzen &c. die ik ooit tot myn verdediging heb durven
voor den dag brengen , volkomen, onwederfpreekelyk, op een be-
toogende wyze &c. wederlegd heeft. Dog dat is zyn gewoone
wyze van doen. Hy verzwygt met voordagt de bewyzen en
reienen, die ik gebruik om de waarheid van myn zeggen te
ftaaven , en dan noemt hy 't valfchelyk een enkel zeggen zon-
der eenig bewys. Wat duidelyker blyk kon hy geeven van
een lèhandelyke verkragting van alle eer en geweeten , en ver-
agting der waarheid, die hy plegtig verklaart alleen op 't oog
gehad te hebben, toen hy de zaak van de Inquifitcurs , de*
Roomfchen en Jefuiten opvatte? Een man van eenige eer en
opregtheid , die alleen de waarheid poogt te ontdekken, zal
altoos, in welk gefchil 't ook zy, of de bewyzen van zyn fe-
genftreever weerleggen, of zo hy zulks niet doenlyk vindt ,
voor derzelver kragt en overtuiging wyken. Maar iets, dat
men niet beantwoorden kan , in een valfch ligt voor te del-
len, of geheel te verzwygen , en dat in een gefchil , daar ie-
mands eer en goedenaam, dat is, alles wat hem lief endier-
baar is, aan hangt, is het werk niet van een b e minnaar der
waarheid, maar dat van een fchurk, een eernaam daar hy tegen
anderen zoo mild meê is en wel van den crgjlcn der f (hurken.
Maar fchoon onze beminnaar der waarheid zorgvuldig ge-
mvd heeft, zig met de draksgemelde redenen en bewyzen,
om dat hy 'er geen voldoenend antwoord op w:d te geeven ,
te bemoeien, heeft hy egter durven waagen eenige melding
N n 3 te
286 VERDEEDIGING van den Heer
te doen van den brief, dien ik zeide van den Inquifiteur Mon-
tccuculi ontvangen te hebben, omtrent zes maanden na myn
komlt in Engeland. Dat ik inderdaad zuik een brief ontving,
dat ik dien aan Lord Aylmer vertoonde , blykt onweder-
fpreekelyk uit het getuigenis van mannen van ontwyffdbaare
geloofwaardigheid , die 'er zyn Edelheid van hebben hooren
fpreeken, en zeggen dat hy dien gezien had (a). De Onf-
maskeraar vindt daar op goed dit volgende te zeggen : de Heer
B — r kan men ligt bcgrypen dat wel inftaat geiveejl is, om een brief
uit Italiën te haten zien aan een weinig ergdenkenden Vrind, die de
taal niet kent, waar in dezelve gefebrecven is (Z>). Antwoord.
Ik ontving dien brief en vertoonde dien aan Lord Aylmer zes
maanden na myn komft in EngeLnd, en bygevolg toen zyn
Edelheid my nog niet had leeren kennen, en niet gebed zonder
ergdenken was. Want het was eerft na dien tyd, dat hy, ge-
]yk ik voorheen gemeld heb, onderzoek liet doen in Italiën,
naar myn gedrag en wat de oorzaak geweeft was van myn
vlugt. — Wie heeft ook deezen man gezegd , dat Lord Ayl-
mer de taal niet kende, waar in die brief gefebreeven wasl Nie-
mand zeker: en hy fpreekt van iets, daar hy in 't geheel niec
van weet, wantallen, die Lord Aylmer gekend hebben, kun-
nen getuigen , dat hy 't Italiaanfcb zoo goed kende als zyn ei-
gen moedertaal ; en ik zal 'er nog by voegen, dat hy 'tmerke-
lyk beter fchreef dan de gewaande Kanonnik van Macerata.
Maar het diende onzen man tot zyn oogmerk, dat Lord Aylmer
onkundig moeft zyn in die taal; en daarom verzekerde hy
zulks rond uit, zonder te weeten , of eens te willen weeten,
of het waar was of niet. Wy hebben 'er ons ook niet over te
verwonderen , dat hy dus een zaak verzekert, die hy niet
weet of ze wel eens waar is, dewyl we hem zoo dikwils een
zaak hebben hooren verzekeren , die hy wel wift dat valfch
was. Verdient hy derhalven ook met regt den naam niet ,
voor welken (om de woorden te gebruiken van den Heer Locke,
tegen den eerwaardigen Ontmaskeraar , die hem ondernam
te
(o) Reply tg a fcurrilous libel. p. 7. (&) Full. Confutat. p. 12.
A R C II I D A L D BOÏÏER. 287
te ontmaskeren) niemand zig blootjlellen km zon -Ier een verdor-
ven ziel te bezitten. Ik heb reeds zoo veele voorbeelden vn
de verdo • in ziel, in deezen ongelukkiger! man, by-
ragtj d 11 hy zich , bezat hy niet dezelfde zedigheid, welke de
[eeren, die in openhaare buizen zyn opgevoed, djor-
. ■ :. /.ou zich ergens te laaten zien.
>cl bet klaarblykelyk bet belang wis van den Heer IS — r, ver-
volgt tiy , om dien briefte bevoaaren, ruim zoo zeer ah dat een ()f-
ficier zyn lajlbrief bewaart, of een reiz'ger zyn brieven van voor-
febryving, bekent by egt er, dat hy dien niet toonen kan (a). Ant-
woord: zommigen zullen mifl'chien van gedagten zyn; en
zy begrypen 't Huk zeker nieckwalyk; dat myn bekentenis,
dat ik dien niet kan toonen ,een bewys is van dcszJfsegthcid.
Want was dezelve verdigt en valfch geweelr., wat zou my be-
letten om den fmeeder van dien valfchen brief of iemand an-
ders op te maaken, dat hy een anderen van dien inhoud voor
my fchreef? Maar zonder daar op te Haan, nooit had ik my
kunnen verbeelden, dat of de Jtïuiten, of de bedienden zel-
ven der Inquifitie, tot zoo groot een onbefchaamdheid zouden
komen, dat zy lochenen zouden, dat ik behoord had tot do
Inquifitie; inzonderheid, daar het verhaal, dat ik van myn
wedervaaren gedaan had, en waar uit bleek dat ik een lid dier
Vierfchaar geweefl: was, van allen, die my in Italien gekend
hadden, beveftigd, en door geen Roomfchen, geen I'riefler
of Jefuit ooit betwiil was of tegengefproken. Veel minder
dagt ik, dat zy ooit een Protcjlantfcben Godgeleerde, die de
zaak voor hun opvatte, zouden hebben kunnen vinden,- al
zogtcii ze alle vier de hoeken der waereld door: en het komt my
rog, moe ik bekennen, voor als een droom. Geen won-
der derhalven, dat ik, niet met de uiterfte zorgvuldigheid ,
centum clavibus, agter honderd floten en grendels, een brief
bewaard heb, die alleen dienen kon om iets te bevvyzen, dat
geen menfeh ontkende, en dat ik niet kon denken, dat ooit
eemg menfeh ontkend zou hebben.
Maar
(j) Complete Detcdion. p. 71.
283 VERDEEDIGING van den Heer
Maar dat deeze man zig met het verlies van den brief van
den Inquifiteur vry kittcle; ik laat liet aan 't onzydig oordeel
van yder verftandig menfch, of de verfcheiden bewyzen, dis
ik bybreng om aan te toonen, dat ik behoord heb tot de In-
qidfitk , ja zelfs , of yder van die bewyzen op zig zelf en afzon-
derlyk niet gewig-ig genoeg en meer dan gewigtig genoeg
zyn om alle getuigfchrïftèn op te weegen, die menby een ge-
haald heeft, en nog in 't vervolg uit dien zelfden hoek zou
mogen byeenhaalen. om het tegendeel, en dat ik geen lid
dier Vierfchaar ooit geweefl: ben, aan te wyzen. Ik zeg,
met voordagt . by één gebaald of nog in 't vervolg by één te boa-
lent uit dien zelfden boek f want wie zyn 't, die getuigfchriften
geeven, dat ik nooit Raad geweefl; ben van de Inquifitie; en
dat derhalven alle de aanttootelyke voorbeelden van wreed-
heid en onregt vaardigheid, daar ik de bedienden van datG erigts-
hof meê betigt heb , enkele verdigtfels zyn ? Wie anders dan
de bedienden van dat Gerigtshof zelven? En kan iemand, die
ooit van de Inquifitie gehoord of geleezen heeft, gelooven,
dat zy zig aan die betigting, ze mogt zoo waar zyn, als ze
wilde, fchuldig bekennen zouden? dat zy zwaarigheid zou-
den maaken om ze ron Juit te lochenen , en hun lochening met
duizend valfche getuigfchrifttn , en duizend valfche eeden te
bekragtigen? Men gelieve hier aan te merken, dat hetgefchil
tuflchen hen en my niet is, of de brieven aan Sbeldon egt of
valfch zyn , of ik een opregt Protejlant , of een vermomde lioom-
febe zendeling ben ,• maar, of zy fchuldig zyn of onfchuldigaan
de gruwelyke wreedheden, daar ik hen, als ooggetuige van
dezelven , meê betigt heb. Zy zeggen dat ze onfchuldig zyn ;
maar gaat dan hun zeggen in hun eigen zaak door voor een
getuigenis, dat het ganfebe gefchil bef ijl? Moeten we hen daar
op alleen , zonder eenig ander bewys van hun onfchuld te
hebben, en in wederwil van de overtuigendfte blyken dat ze
fchuldig zyn , vryfpreeken ? . — Waarlyk iemand moet de
heginfels van het Pausdom weinig kennen , die niet weet, dat
zelfs de braaffte mannen onder de Roomfchen, mannen in al-
le andere opzigten van een onberispelyk gedrag en volkomen
ëe*
A R C II I B A L D B O \V E R. 2S9
geloofwaardigheid, geen zwaarigheid zullen maaken om din-
gen, die zelfs waereldkundig zyn, (elochenen, en valfche-
den, niec minder waereldkundig, door hun getuigenis te ffcaa-
ven , wanneer de eer en 't belang van hun Kerk zulks van hun
vereifchr. ('). Hier van was hun Protcjlantfchc voorfpraak,
naar
(*) Een 7.eer aanmerkelyk voorbeeld zien wy daar vnn in Jen beroem-
den, en by veelen zoo hoog geagten Boffuet, Biffchop van Meaux. Die
Kerkvoogd zegt in zyn harderiyken brief aan de nieuwbekeerden van zyn
ftigt, dat niemand van bun eenig leed gedaan is, nog in zyn perjoon, nog in zyn
goederen: 't is 'er zoo ver van daan, zegt hy, dat 'er geweldenaaryen aan u
zouden gepleegd zyn , dat gy ze zelfs niet eens hebt booren noemen : andere
Bijjcboppen boor ik bet zelfde getuigen: maar wat u aangaat, myne Broeders,
ik zeg u niets , dan 't geen gy zoo wel als ik zeggen kunt, gy zyl in vrede tot
ons wedergekeerd, gelyk gy zelven weet (Bijfcbop of Meaux Pa/loral Letter p.
3, 4, Londen 1686;. Nu was het waereldkundig, dat de Protejhnten van
Meaux niet wederkeerden voor dat de Dragonders, de zendelingen van Lo-
»'.'.'.;, v XIV, zig reeds voor de poorten der lhd vertoonende, gereed (ion-
den om in te trekken, en dat zy derhalven niet in vrede waren wederge-
keerd, maar door fchrik en de gedreigde geweldenaary daartoe gedwon-
gen waren, en daarom oordeelde de Heer Ihy'.e , die toen la Republique
des L".:r;s fchreef, dat de Biiïchop in een volgende uitgaaf van dien brief,
die plaats 'er uit zou laaten. Il eft apparent, zegt hy, que M. de Mea t
retrancbera l'endroit ci-dejjus marqué {Nouvelle de la Republique des Lettres
Juin. 1686. p. 736). Maar in plaats van zulks te doen bekragtigde de Uis-
fchop van Meaux zyn voorgaande zeggen, in een brief van den 13 Mey
met een plegtige betuiging, als in de tegenwoordigheid van God , dié
de refter is van leevenden en dooden , da! by niets daar in dan waarheid gefpro-
. (Reply to the defence of the Expofition of tbe Doürine of the C
Engeland p. 181). Indien nu een man , als die Ki-rkvoogd, van die agtbaar-
heid, die geleerdheid, van die bekende deugd en vroomheid zelfs,, in alle
andere opzigten, zig niet ontzien heeft om ter verdediging van de eer zy-
ner Kerk en tot andere godvrugtige einden, dus van het regte pad aftewy-
ken, en, als in de tegenwoordigheid van den God der waarheid, twee
zulke openbaare onwaarheden (taande te houden , a'.sdeeze, dat de Pro-
tejlanten van zyn Itigt zelfs geen geweldenaaryen badden booren noemen, maar
in vrede wedergekeerd waren, welk een Roonifchgczinde is 'er dan, hoe
eerlyk ook en onberispelyk in alle andere gevallen, op wiens getuigenis
■wy eenigen flaat kunnen maaken , zoo dra het de eer of het belang van de
Heilige Moe-der de Kerk raakt? Zeker zyn 't de Jefuiten niet, nog Inqui~
Jiteurs , nog Roomfcbgezinde Toneeldanfters , lyfknegts, of zoopjetap-
'pert.
Oo
290 VERDEEDIGING van den Heer
naar 't fchynt, zelf niet onkundig; en verklaarde daarom, al
aanftonds op de eerfte bladzyde van zyn eerfte boekje , dat
hy niet van meening wat t om blindelings geloof te /laan , aan iets
dat uit dien boek , der Roomfchgezinden naamelyk , voortkwam.
Maar deeze zyne verklaaring wel haaft vergeetende , gaf by
zedert , gelyk we gezien hebben , blindelings geloof aan alles
wat 'er kwam uit dien boek ; van eiken Roomfchen Priefter,
Monnik, en Jefuit, en zelfs van eiken geringen en veragten
Roomfchen taphouder of lyfknegt. Maar niets, egter, oordeel-
de hy een blind en volkomen geloof waardiger, dan 't geen van
de Inquifiteurs kwam, en van kanzeliers, geheimfchryvers,
NotariJJen &c. van de Inquifitie. A\ wat die zeggen is een be-
toogde waarheid ; al wat dje lochenen, is betoogd valfch te zyn.
Dus zegt hy onder anderen in zyn laatfte lafterfchrift (a), de
eerfte bedienaars van de Inquifitie betuigen plegtig, dat B — r nooit
het ampt van Raad bekleed beeft ; het is, bygevolg , een betoogde
waakheid, dat die naam hem niet toekomt. En op een andere
plaats {li). Door het getuigfebrift van Zabberoni wordt betoogd,
dat B — rs vertelling van de Inquifitie valjeh is, en dat nog meer is,
(zeker vry wat meer) dat ze onmogelyk ivaar kan zyn. Dus ook
elders (c). P. Afcenziarii verklaart , dat B — r nooit zyn neus in
de Inquifitie geftoken heeft. Het is derhalven een betoogde waar-
heid, dat hy met verdigtfelen omgaat, en de valfchheid van zyn
bloedige Inquifitie vertelling is betoogd. Van dien aart zyn
de betoogingen van den man , die niet blindelings geloof wilflaan
aan iets dat uit dien hoek komt (*). En door betoogingen van
dien
(a) p. (52. (b) p. 67. (f) p. 70.
{*) Ik wilde gaarne wel eens weeren, welk denkbeeld zig deeze man in
zyn wanredeneerkundige harflens vormt van het woord betooging. Hy is,
(wie zou 't gedagt hebben!) een Doüor der Heilige Godgeleerdheid; en wiet
nog niet, gelyk blykbaar is, wat dat woord eigenlyk in heeft. — Dien
eernaam van Doiïor , heeft hy , om zulks in 't voorbygaan aan te merken , eerll
aanvaard na dat ons gefchil reeds een begin had genomen; en, 't geen
aanmerkelyk is, denkende dat 'er alle getrouwe Ondtrdaanen van zyn Ma-
jefteit ten hoogden aangelegen was , dat zy dit witten, heeft hy mlks in
4e openbaars nieuwspapieren laaten zetten, niet met de gewoone fpreck-
ma-
ARCIIIBALD E O W E R. :;r
dien aart, kunnen allerhande bloedige vertellingen t door wien ook
verhaald, ligtelyk betoogd v/orden valfcli te zyn, en hec
voor een betoogde waarheid doorgaan, dat de Inquifitie, de
allerz.igtite en goedertierenfte Regibank is, die 'er op den
aardbodem gevonden wordt. — Daar is eens een tyd ge-
weeft, eerwaarde Heer, dat dergelyke getuigfchriften van
Romen, ten voordeele van een Vierfchaar, die zoo veel Prote-
ftantfcb bloed geftort heeft, en opgeregt wierd met oogmerk
om het te ftortcn, in dit Protejtantfcb Koninkryk openlykdoor
beuls handen verbrand zouden zyn geworden : dat het uw
Roomfchgezinden grooten Vrind en zyne Jefuiten duur zou
te liaan gekomen hebben, dat zy ze in 't Ryk hadden inge-
bragt: en dat gy, een Protejlantfcb Godgeleerde, die u tot
een
manier, de eerwaardige Heer D— g — s betft den eernaam van Doctor in dt
Godgeleerdheid aanvaard oj> de Univerfiteit : maar op deeze wyze : de Univerfi~
teit beeft den eerwcardigen Heer]. D — g — s vereerd met den eernaam van Doc-
tor in de Godg:iicr<1beid : om, naamclyk, de eenvoudigen en onkundigen
te doen geloovcn, dat de Univerfiteit hem die eer gedaan en met dien ti-
tel begiftigd had, uit aanmerking van zyn buitengemeene verdienden in 't
ontmaskeren van den vermomden Jefuit, en 't redden van den Protejlantfcben
Godsdienfl uit den jammerlyken ondergang, die denzelvcn dreigde. DiC
gel oo ven 'er nog tot op dcezen dag negen van de tien in dit Koninkryk; en
merken hem daarom aan als bun vcrlofler, als den kaakelenden Gans , die
' het kapitool behouden heeft. Dus heeft men ook in een van onze
Maindfchriften gelieven te zetten , dat, zo 'er maar tien zulke Geeftelyken
ais J. D— g— s in Engeland waren, 'er geen een enkele Roomfcbgezinde, in
een zeer korten tyd, meer zyn zou in de ganfche natie, die niet bekeerd
wierd : het welk (zo het anders niet uit fpotterny is) niemand dan J.
D—g — s zelf gezegd kan hebben. Hy heeft nog nooit in zyn ganfche lee-
ven een enkelen Roomfchgezinden bekeerd ; want anders zouden wy 'er
zekerlyk in 't beloop van dit gefchil wel degelyk van gehoord hebben. En
wat man , dan van zyn ftoutheid en onbefchaamde vermetelheid , zou zig
egter durven beroemen , dat tien Protejlavtfcbe Geeftelyken van zyn be-
kwaamheid, geleerdheid, en yver, in een zeer korten tyd, alle Roomfch-
gezinden in de Britfcbe Heerfchappyen van zyn Majefteit zouden hekeeren 1
Door zulke laage konftjes en doortrapte ftreeken heeft deeze man zig by
de onkundige menigte weeten te doen doorgaan voor een voorvegter van
den Prttejlontfcben Godsdienft, terwyl hy onder de banieren ftreed van het
Pausdom.
00 2
aoe VERDEEDIGING van den Heer
een voorfpraak van de bedienaars van zulk een Vierfchaar
opwierpt, hun zaak mee al den yver van den bygeloovigiten
Roomfchgezinden bepleiue, hun getuigeniffen tot hun eigen
voordeel , als volkomen betoogingen ter wederlegging van de
onmenfchelykheden, hun te lalt gelegd , aannaamt, en ande-
ren hun gezond verftand wilde doen verzaaken om ze aan te
heemen; en dus, zoo veel eenigzins in uw vermogen was, de
Itiquijitie van alle kladden en fmetten reinigde; daar was, zeg
ik, eens een tyd , dat menu, een Protefiantfchen Godgeleer-
de, om een gedrag, uw ampt zoo onwaardig, het Koorkleed
uitgewogen, en dus van 't agtbaar gewaad, dat u tot een
eerwaardig man maakt, beroofd, met fchande tot dien laagen
en veragtelyken ltaat weder zou vernederd hebben, waar uit
het zelve u verheven heeft.
Twee getuigfehriften, de eenigfre van de nog overige vyf,
die eenige opmerking verdienen , ftaan my nog te beantwoor-
den: het een, dat de bedienaars der Inquifitie hebben doen
verleenen door Signor Confiantini van Fermo, waar in dezelve
verklaart, dat 'er nooit ee'ne Juffrouw van zyne familie ge-
trouwd geweeft is aan Graaf Fincenzo, nog aan eenigen ande-
ren Graaf della Torre van Macerata: het ander is een getuig-
fchrift van Signor Cotohni, Notaris van de ftad Macerata , die
verklaart, dat hy, na alles zeer naauwkeurig onderzogt en
nagezicn te hebben , den naam van den Graaf Fincenzo della
Torre niet heeft kunnen vinden op eenigen van de naamlyften
van de Burgers van die ftad (*). Dewyl yder , die eenig
ver-
(*) Van de drie andere getuigfehriften is het eerfle een brief van zeko-
ren Carlo Cojla van Macerata aan zyu Vrind , die hem verzogt had om et!i
getuigfehrift over den Graaf della Torre; en in dien brief verhaalt hyzyncn
Vrind, wat de Notaris (Cotoloni) tegen hem gezegd had; 't welk in alleop-
zigten net het zelfde is, als het geen de Notaris zelf verklaart iu zyn ge-
tuigfehrift, dat hy, naamelyk ,alles met de uiterfte naamvkeurigkeid nagezogt
hebbende &c. Alles wat Cofta uit zig zelven en eigen weeren zegt, is, dat
Graaf fincenzo niet afkomilig was van de familie, die tegenwoordig te Mar
cerata haar verblyf heeft, waar meê hy de familie meent van Gian Luigi
itlla Torre; 't welk ook inderdaad zoo is, gelyk ik voorheen reeds gezegd
heb..
A R C II I B A L D B O W E R. 233
Turfland heeft , ligtelyk beerypt, dat het my te eenemaal on-
mogelyk is, om, ten miniten op een betoogendc vtyzc , dat is,
heb. Het tweede geluigfchrift is dat van Ahtonius Henricus Martelli,
■ :, dit Signor Conftantini zyqbeëedig'
ie verklaaring voor hem afg t, 't welk ook mifixhieri wel waar
zal zyn. Het derde getuigfchrift komt van den allerierwadrdigftm
Alexander Ilorgia, Aartsbiffcbop en Prins van Fermo , is door zyn Vicaris
Generaal, en kanzelier getekend, en bezegeld met het Aarisbifféhoplyk
zegel. En wat getuigt zyne genade met zoo veel plëgtigheids enplegtigen
toellel? Gewiffelyk iets, zou men denken, dat bet ganfcbe gefcbii bejlijfeti
zal, dat de vergiftige pen den Jejuitifcben H r uit de band zal
doen vallen, en de ligtgeloovigbei.i vap laage en bekro .pen geejien, 'die nog al
niet aflaaten ten zynen voord, i, den. mond jloppeii, Klaar Parturi-
tint Montes. Zyn sre~ Je ts, 't wek hy kon denken, dat ik
der moeite waardig agten zou om te betwiften ofte ontkennen: Ily ver-
klaartal man is, dien hy zegt te zyn,
naamelyk een gewettigd Notaris te F:rmo: iets dat ik zoo weinig betwift
zou hebben, al had de Aartsbiffcbop zig de moeite gefpaird van het op
zoo p'egtig een wyze te bekra^rig^n , als ik Cótoloni z/n Notaris-ampt re
1 betwift, hoewel zulks niet bekra^tizd wordt door den BÜTchop
van die plaats, nog door zyn kanzeüer en Vicaris, nog ii 't geheel door
cenig ander menfeb. Maar de bedierden der Inquijitie wilden, naar 't
fchynt, de lylï van hun getuigfehriftfehryvers vergrooten en op'.Ieren met
den naam van een Aartsbiffchop; en 't is waarlyk jammer, dat zy zynege-
nade niet iets van meer gewikt hebben kunnen doen verklaaren, dan dat-
een Notaris is. Indien de verklaaring dat Martelli een A'otnris
is, een noodzaakelyk vereifebte is, gclyk hun voorfpraak zegt, dat het is
(a) om de geloof waar. yn getuigenis te flaaven; dan ontbreekt 'er
een noodzaakelyk vereifebte, tot ftaaving van de geloofwaardigheid van Co-
toloni's getuigenis, dewyl 'er geen verklaaring is te vinden van een eenig
menfeh, dat hy de man is , dien hy zegt te zyn, naamelyk een gewettigd
Notaris. Let hier eens ondertuffchen op de doortraptheid van onzen
Ontmaskeraar , daar hy van de verklaaring van den Aartsbiffcbop fpreekt,
zegt hy onder anderen, op dat bet getuigenis van Conftantmi in Engeland
zou komen, met all: r.oodzaakelyke vereijebten tot ftaaving van deszelfs geloof-
waardigheid voorzien, beef'. m bet getuigfchrift van Martelli ook
zorg gedraagtn om deszelfs getuigenis door de verUaaring vanden Aartibifjcbop
van I'ermo te doen bekrngtigen (b). Wie zou uit die woorden niet beflui-
ten, dat de AartsbilTchop ook verklaard had, zoo wel als Kapitein Con-
ftantini, dat geene Juffrouw van die familie ooit met een Graaf dtlla lorre
van
■ Complete Dttection. p. 83. (/<) Ibidem, p. Si, 83,
Oo 3
29+ VERDEEDIGING van den Heer
gelyk onze Godgeleerde het hebben wil, met uitdrukkelykc
getuigfchriften en verklaaringen, te bewyzen , dat de Graaf,
myn Vrind, met eene Juffrouw Cenjlantini getrouwd, ofzJfs,
dat 'er ooit zulk een man als de Graaf della Torre op de wae-
reld geweeft is, zal ik dergelyke betoogingen voor onzen be-
tooger moeien overlaaten, en my vergenoegen met de volgen-
de aanmerkingen, of redeneeringen , zo gy wilt, om deezetwee
betougende getuigfchriften te beantwoorden.
I. Voor eerft dan : het verhaal, dat ik van my zelven, en
van de beweegredenen myner vlugt , deed, toen ik eerft in die
Koninkryk kwam, nu over omtrent vier-en-dertig jaaren, en
't welk het zelfde verhaal is , als 't geen ik in 't jaar 1757 heb
in 't ligt gegeeven, wierd omtrent een jaar na myn vertrek
uit Italiën ten vollen waaragtig bevonden ; gelyk ik voorheen
(a) getoond heb. Het was derhalven toen waar, dat 'er
zulk een man als de Graaf della Torre was geweeft, dat hy ee-
ne Juffrouw uit de familie der Conjlantini's ten huwelyk gehad
hadde, en door de Inquifitie in hegtenis was genomen. Want
ongetwyffeld was het droevig lot van dien ongelukkigen man
het voornaamfte ftuk, daar Lord Aylmer in Italiën naar vernee-
men deed, eer zyn Edelheid my in zyn huis nam, en met zyn
vertrouwen vereerde: eene eer, daar ik nu geen gelegenheid
zou hebben om op te roemen , indien de Graaf della Torre ner-
gens anders te vinden geweeji zvare , dan in myn vertelling.
II. Ik heb dikwils de onmenfehelyke mishandeling en moord
van dien Edelman, met al de omftandigheden , die men 'er van
in druk gezien heeft, verhaald in 't byzyn en ten aanhooren
van Roomfchgezinden , en Roomfchgezinden ruim zoo yve-
rig als de Heer Hcnry Bedingfeld zelf, ten einde hun , weinig
dtn-
(a) Zie boven bladzyde (278).
van Macerata getrouwd geweeft was? Dit fchynt zekerlyk in den eerften
epllag de meening van die woorden te zyn ; en was ook, ongetwyffeld het
geen die opregte man zyn onoplettende en ongeleerde Leezcrs wilde do^n
gelooven: daarom heeft hy ook alle de andere getuigfchriften in onze taal
overgezet, maar dat van den Aartsbiffchop in 't oorfpronkelyk Latyngvtii-
»en, een taal die wel asm negen van de tien in onze natie onbekend is.
ARCHIBALD BOWER.
ïJ>5
denkende, wat 'er binnen die verfoeielyke muuren omgaat
beier te onderrigten, en hun 't vooroordeel en verkeerd denk
beeld van de goedertierenheid van de Roomfcbe lnquifitic tè be
neemen (a). En heeft dan nooit iemand van die goede Ka
tholyken by hun Priefters, heeft nooit iemand van hun Prfe
fters by hun Vrinden in Itaüèn en by hun Overften te Romen
daar ze beftendig briefwiffding meé houden, navraag en on
derzoek gedaan, of zoo aanftootelyk en gruwzaam een ftuk
van wreedheid en onregtvaardigheid , daar hun Heilige Inqui-
fitie meé beklad wierd, waar was of niet? Of deeden zv dat
onderzoek, en bevonden ze dat het alles maar een enkel ver-
digtfel en zuivere logentaal was, dog hielden zulks ftil en voor
zig zelven , en lieten my ongertoord , dertig jaaren agter een . hec
Volk een vooroordeel tegen de Kerk, die zulke onmeniehe-
lykheden niet alleen handhaaft, maar zelfs een Heilig werk
noemt, inboezemen, daar het telken uur in hun magt was ,
my befchaamd te doen ftaan, en hun Kerk van die lafterfmec
te zuiveren? Welk van deeze twee voordellen het onwaar-
fchynlykfte is, zal ik niet op my neemen tebefliffèn, maar ik
durf my wel verftouten te zeggen, dat het een zoo wel als
het ander aan menfehen van verftand en kennis oneindig on-
waarfchynlyker zal voorkomen , dan dat een Notaris , en
Hoofdman van 's Paufen Krygsvolk, onder 't bereik der In-
qiijitie, zig door die Vierfchaar, die in dwinglandy en wreed-
heid geen wedergaii heeft, en op regt nog waarheid ziet,
heeft laacen overhaakn, om een onwaarheid met zyn getuige-
nis te bekragtigen. Met één woord, indien 'er nooit zulk
een man a's de Graaf J'iiccnzo della Torre op de waereld ge-
weeft was, zou een vertelling, wier valfchheid zoo gemak-
te ontdekken was, en die zoo zeer tot nadeel llrekte
van de eer en goeden naam van de Heilige Katholyke Kerk,
ontdekt en voor valfch uitgemaakt zyn geworden , zoo dra ze
by de Roomfchen bekend, dat is, byna zoo dra ze verteld
wierd. Had men, by voorbeeld, openlyk in de gezelfchap-
pen
(«) Zie boven bladzyue (::?.)•
296 VERDEEDIGÏNG van den Heer
pen verteld , dat de beroemde J. D — gl — s voorheen een
beurzefnyder was geweeft, had men de perfoonen genoemd,
dien, men zeide, dat hy de zakken gerold hadde, en was
die vertelling een half dertig jaaren lang nooit tegengefproken
geworden, nog van hem zelven ,nogvanzynallerbefteen yve-
rigfte Vrinden, fchoon ze in hun byzyn , en daar ze het hoor-
den meermaalen verteld wierd, wie zou eenig agt flaan op
verklaaringen en getuigeniiTen , die hy naderhand mogt by
één zien te krygen, om zig van dat verwyt te zuiveren? De
toepasfing is 'er ligt op te maaken.
De voorfpraak der Inquifitie fchynt de kragt van deezerede-
neering reeds bemerkt, en voorzien te hebben , en zegt daar-
om (a) , dat ik myn Italiaanfcbe vertelling zoo lange jaaren ag«
ter een voor de Roomfchen verborgen hield , en voorzigtig
genoeg was om ze niet te waagen buiten den naauwcn hing van myn
goede en weinig ergdenkende Grinden. Maar ik heb reeds aange-
toond , dat myn Italiaanfcbe vertelling byna zoo vroeg bekend
geweeft is by Roomfchen als by Proteflanten (b). Daarenbo-
ven fpreekt hy, 't geen hy op die plaats zegt, op verfcheiden
andere plaatzen rond uit tegen, en maakt zig zelven, volgens
zyn gewoonte , tot een logenaar. Dus zegt hy , by voorbeeld (c) ,
dat ik den grondflag van myn roem en welvaart in Engeland op myn
Italiaan fche vertelling gebouwd heb : en wederom (d) , dat ikniets
-anders bad om van te letven: en elders (e), dat die vertelling my
zoo veel aanziens gegeeven beeft , dat ik op 't goed geloof van dezel-
ve , byna dertig jaaren agtcr een , niet alleen gegetten en gedronken ,
maar ook rykelyk en overdaadig geleefd heb , en myn beurs gevuld, de
iJeaumont van de ryken, en de gunjlehng van defeboone: en der-
gelyke laffe en ongcrymde praatjesmeer, enkel gefchikt om
zyn boek dikker te maaken, en in prys te doen ryzen. Maar
hoe zal hy dit alles kunnen daar mee overeenbrengen , dat ik
•myn vertelling voor de Roomfchen zorgvuldig verborgen
hield? Kon ik dertig jaaren agter een eeten en drinken &c. op
het
(«) Complete Detfftion. p. 59. (&) 7.:e boven bladz. (177). (0 Com-
r>tu. Dctcftiun. p. 62. {d) lbid. p. 67. (.e) ibid.|p. 74.
A R C H I B A L D B O W E R. 297
liet goed geloof van die vertelling , en hoorde egter nog
Roomfcbgezinde, nog Roomfc'i Priefter nog Jcfuit ooit iets
daar v.m? Zaten zy dan dien ganfehen tyd opgeflooten tus-
n de gebergten van Walles 01' in de Schotje Hooglanden?
rymdheden, wartaa), en tegenfpreeken vanzig
2 Wt ,D — gl — s geen wedergaa; zelfs niet onder
, veragttlyken aanhang van logenaars , lafteraars en
Kers.
III. Ik heb voorheen zoo klaar en zeker, da', 'er geen de
minfte twyffel of tegenfpraak op valt, beweezen, dat'ereen
, en Raden der Inquifuie te Macerata zyn, dat ik d u
anipt daar bekleed heb , en dat bygevolg de Inquijiteur Gene-
raal, dat de hoofd of eerfte Notaris van de Heilige Romeinfche en
algemeene Inquifitie, dat een Kanonnik van de Katbedraale Kerk
van Macerata , en drie uitmuntende Jefuiten , allen , door het te-
gendeel te getuigen , een openbaare onwaarheid getuigd heb-
ben. En verdient een Cotoloni , Notaris van de ftad Macerata ,
meer geloof, dan een Calabrini, eerde Notaris van de Heilige
Romeinfche en algemeene Inquifitie'? Moeten vvy meer vert reu-
wen rtdlen op 't geen van een Hoofdman van 's Paufen Krygs-
volk komt, dan op iets, dat komt van een Inq'iijiteur Gt ..-
raal, van een Kanonnik etner Hoofdkerk, van drie uitmun-
tende jefuiten ?
Maar zou een Edelman van familie, van aanzien en midde-
len, zegt de voorftancer der Heilige Vicrfchaar, de aller door-
Heer Signor Chriftiano Capitano Conflantini,
Patricins, (dat is Heer) van den Kcrkelykcnjlaat, uit het edel en
boogadelyk geftagt van Conflantini te Fermo, v\fcn-vccrtigjaa-
ren oud, zig vcor de ganfebe waereld willen bloot [tellen en onteer ca
als een logenagtigen getuige'? Ik wenfehte wel, dat wy, in
dit ons gefchil, zelf, geen voorbeeld, hier binnen 's lands,
gezien hadden van een Edelman , van ten minften zoo goed
tn aanzienlyk een familie, en van merkelyk meerder midde-
len en hooger rang, die zig voor de ganfche waereld als een
valfche getuige blootftelde en onteerde. Egter zien wy zulk
een voorbeeld in den Roomfchen voorftander van onzen Pro-
Pp te-
298 VERDEEDIGING van den Heer
teftantfchsn Godgeleerde, die ontelbaare onwaarheden, wier
valichheidjdoor on wederfpreekelykeblyken en redenen zoowei
als uitdrukkelyke getuigenijfen, Protefiantfcbe getuigeniiTen, van hem
en zyn ganïchen aanhang eertyds voor onbetwifibaar erkend,
beweezen is, met zyn verklaaringen en gecuigenis bekragtigd
heefc (<?). En kan een menfch van eenig oordeel en kennis,
daar een Edelman van aanzien in die Koninkryk, zonder dar,
hy de Inquifitie heefc te vreezen, zoo veel openbaare onwaar-
heden zig niet ontziet tefhaven, zig 'er over verwonderen,
dat een Hoofdman van 's Paufen lyfwagt, onder den fchrik
van die Vierfchaar, de ontzachelykfte engedugtfte Vierfchaar
op aarde, op haar verzoek, dat is, bevel, eene onwaarheid
tekent, die zy tot handhaaving van haar eer, van de eer van
haar gerigtshof , en die van haar Kerk ncodig oordeelde? Dat
hy inderdaad een onwaarheid getekend heeft blykt zonneklaar
uit het geen ik voor heen , tot voikomen overtuiging , hoop
ik, van ten minden het tiende deel der natie, heb aangetoond.
De overige negen deekn laat ik voor hunnen Protefiantfcben Pa-
icntiito, (of amptenaar der Inquifitie) over. Hy mag 'er met
zyne Jefuiten en Inquifueurs zig op beroemen. Het voor-
beeld, dat ik onlangs \b) van een der agtbaarfte Kerkvoog-
den van zyn tyd heb bygebragt, die zig niet ontzag om iets,
dat geheel Frankryk wilt dat valfch was, op de plegtigfte wyze
als eene waarheid te verzekeren , toont maar al te klaar, dat
lloomfchgezinden, zelfs van aanzien en rang, en in alle an*
dere opzigten van 't onberispelykft gedrag en zeden , geen
zwaarigheid maaken , om , v/anneer 't de eer en 't belang van
hun Kerk geldt, allerhande onwaarheden, hoe genoemd, en
ichoon by duizenden daar voor bekend, met hun getuigenis
te bekragtigen , en zig dus voor de ganfche voaereld bloot te Jlcllen
en te onteer en ah logenagtige getuigen. Ondertuflchen ben ik eg-
ter van gedagten , dat geen menfch in geheel Italicn een enkel
woord weet van het ganfche gefchil tuflehen de bedienaars der
R-
(a) Zie boven bl idzyde 195, in de Aantekening, (b) Zie boven in de
Aantekening, blad:. 290.
A R C I-I I B A L D BOWER. z;j
V en my over den Graaf de Ha Torre: geen merrfch, naa-
, dan wiens getuigenis zy vohïrekt noodig hadden, om
dat voorbeeld van hun gruwelyke wreedheid voor valfch te
verklaaren. Hun getuigfehriftfebryvers [lellen zig derhalven
daar uit bloot als logenagtige getuigen, en wat raakt het hen,
wat de Overbergfcbe Ketters, of, gelyk zy ze gelieven te noe-
men, Beftie Batt . .at», dat is, gedoopte beejien van hun denken,
indien zy de gunll en befcherming van zoo magtig een Vier-
fehaar, met zulk een beuzeling, als een valfche getuigenis ,
winnen kunnen'?
Wat in 'c byz^nder dj beè'edigde verklaaring van Hoofdman
Conftantini betreft, ik wilde wel eens weeten, waarom die al-
Icrdoorhtgtigjle en edele Heer, (titels, die men in Italiën aan alle
zelfs amptelooze en gemeene edellieden geeft,) juilt verkoo-
ren heefc, dezelve te doen voor een Notaris, die hy wift en
weeten moeft, dat niet bevoegd was om iemand in den eed
te neemen, liever dan voor een Overheids perfoon , die 'er
alleen toe geregtigd is. Een eed, die niet vooreen wettige
Overheid gedaan wordt, is, om de taal der getoeetenfebryvers te
gebruiken, geen eed, nog in foro confeientics , nog in f,,
dat is, nog in geweeten, nog volgens regten. Daar fchuilt
hier zekerlyk de eene of de andere llreek of geheimenis on-
der, anders zou Signor O.njtantini ongetwyffeld wel verfchee-
nen zyn voor de Overheid; in derzelver tegenwoordigheid de
waarheid van zyn getuigfehrift bezwooren hebben, en het
zelve naar Engeland gezonden, eigenhandig door de Overheid
ondertekend, Bezwooren voor my &c. , met een getuigfehrift
van den Aansbiflchop , dewyl zyn genade tog m^é in 't fpel
gebragt was, waar in dezelve verklaart, dat de perfoon, voor
wien de waarheid van het getuigenis bezwooren wierd, een
Overheids perfoon is. Dat hy zoo niet gedaan heeft, maar
heeft kunnen goedvinden een eedalsfteelswyze te fmokkelen,
want dus kan men 't noemen , voor een Notaris, heeft vry wat be-
denkens in zig, maar zonder daar op te ftaan, moet ik my
waariyk zeer verwonderen over de onkunde of fchurkery van
hun nederigen en veragtelyken dienaar, die de goede Injeze-
Pp 2 te-
joo VERDEEDIGING van den Heer
tenen van Engeland een beëedigde verklairin? wil opdringen ,
als met alle noodige vereifcbtens overvloedig voorzien, daar het
eerfte en i igen veieifchte 'er aan ontbreekt, dat onvermydelyk
noodig is om het tot een beëedigde verklaaring te maaken.
Het is te ecncmaal ongcrymd te voormderfiellen , vervolgt de ver-
dediger der JcTuiten en der Inquifitie , dat menfehen van rar.g en
middelen , menfehen die geen kennis aan eikanderen hebben &c , ecu
zaménzvieering zo'iden maaken, en hun aanzien, eer, en agt'mg
waagen met bet verkenen van hun naam, eed en zegel tot fiaaving
vin een logen , enkel met oogmerk om een Godloozen Oudjefuit (*) ,
een overgegeeven booswigt van een Oudjefuit (Exjefuit) daar bet
Pausdom nooit iets het minjïe kwaad van te dugten heeft , te f oh and-
vlekken en te lafleren (a). De redenen en blyken , die ik voor-
heen heb bygebragt, om de valfehheid van 't geen deeze meil-
ieden van rang en middelen getuigd hebben te bewyzen , kun-
nen yder, die niet geheel eenzydig is, zonneklaar doen zien ,
dat zy inderdaad hun naam &c. tot flaaving van een logen geleend
hebben, en daar aanban aanzien, eer, en agting gewaagd. Daar-
enboven lub ik aangetoond, dat menfehen van vry hoogeren
aanzienlyker rang ook wel zoo gedaan hebben ;en 't geen nog
vreemder is, dat een Proteftantfch Geeftelyke, een Doclor in
de Godgeleerdheid , in dit zelfde gefchil, zig meermaalen
open-
(*) Hier, en cp twintig andere plaatfen meer , noemt hymy een Oudjefuit;
dat is iemand, die eert) ds een Jefuit geween; is, maar het nu niet meer is;
en op anderen plaatfen weder, die niet minder in getal zyn, beweert hy,
d,.t ik nog een Jefuit ben. Ik moet alles zyn , naar 'tfchynt; zoo als lut
hem belt dient tot zyn oogmerk. Nu ben ik by hem een yverig Roomfch-
gezinde, een 'Jefuit, een Cummins of een Heatb, die van Romen gezonden
is om de Kerk van Engeland niet een kragtdaadigen (lag ter neer te (laan r
dan ben ik weder, een Oudjefuit, en Afvallige van mynOrde, nog Roomfch
nog Proteflsnt , nog zelfs eens een Cbiifien, maar een voljl.igen ongeloovige &c.
Dog deeze en duizend dergelyke beuzelagtige aanltootelykheden zal de b: -
fcheiden leezcr, hoe regtsdraats dezelve ook tegen elkander ftryden mogen,
wel door de vingeren willen zien.dewyl hy weet, dat ze alleen toetefchry ven
zyn aan 's goeden mans hartelyke liefde voor de waarheid, en biandendea,
yver voor den Protejïantfchen Godsdienü.
(a) Complete Detection. p. 115.
ARCIIIBALD B O W E R. 3or
openlyk tot een logenaar gemaakt , en dus zyn eer , ag-
ting ( i niet alleen gewaagd, maar, dat meer is, ver-
beurd heeft; zo hy anders iets te verbeuren hadde; en dat alleen
om de Roomfchon, de Inquifiteurs en Jefuiten diend te doen :
-elk zelfs in een ProteJlantJ,hen Leek een zeerfnood (luk zyn
zou. — Het kan zeer wel zyn, dat die menfehen van rang en
tien geen kennis aan malkanderen hebben. Maar zy hebben
r allen kennis aan de Jefuiten en de mecfLn van hun, zo
niet allen, (laan onder hun onmiddelyk bedkr: en die goede
Vaders zyn 't, die de getuigfehriften bezorgd hebben. — In-
dien bet Pausdom nooit eenig bet mïnfte kwaad en nadeel van dien
Jnooden O i beeft , waarom geeven zy zig dan zoo
veel moeiten om hem van zyn goeden naam en allen invloed
te beroovcn ? Waar toe zulke (lapels van getuigfehriften, ver-
klaaringen, oorfpronkelyke dukken &c. met geheele wagen-
vragten , by na van alle oorden , daar ze kennis hebben , by een
gehaald'? Én waarom hebben dan twee van hun bekwaamde
Godgeleerden in dit Koninkryk, van welken de een een man
is van geen minder aanzien, dan dat van hun Bi (Tc hop van
Londen, te zimen met malkander een antwoord op zyn werk
ondernomen? Zagen zy, dat hetzelve het Pausdom in 't minde
niet fehaaden kon, zy zouden, mag men vry denken , zig wei
ililgehouden, en 'er zig in 't geheel niet mtê bekreund heb-
ban. Onze waarheidfpreekende Godgeleerde, 't is vtraaf,
verzekert ons, dat de Roomfchgezinden trets zoo zeer ;■:. . ,
als dat werk, myn Hidorie der Paufen , vervolgd te zien: maar
il , vrees ik, zal hy al zoo bezwaarlyk weeten overeente-
brengen met de ondernomen wederlegging van 't zelve, alshy
't met elkander kan vergelyken , dat ik een zeer yverig Room/eb-
gezinde, en, op der. sc'.fJen tyd, weder nog Roomfcb nog Prote-
fc l n Maar dat de Jefuiten eigenlyk dien fwoden Oud-
it veragtelyk en haatelyk poogden te maaken, om zyn Hi-
llorie al haar agting en'invloed te beneemen, en dat zy byge-
vo'g wezendlyk van gedagten waren, dat ze het Pausdom wel
eenigzins zou kunnen fehaaden en vry wat kwaad doen, heeft
zeker Jefiüc, zoo uitmuntend als 'er een in dit Koninkryk is, irr
Pp 3 ver-
So2 VERDEEDIGING van den Heer
•vertrouwen betuigd tegen twee van zyn boetelingen , die bei-
den gereed zyn , om zulks, zo 't geeifcht wordt, met eede te
beveiligen (a). En, 't geen aannaerkelyk is, een van die ge-
tuigen is de man zelf, dien onze Godvrugtige Geeltelyke,
met den ganfehen aanhang der Jefuiten gelterkt, niet over-
reeden kon , om verklaaring te geeven van iets, dat hy niet
will of het waar was of niet, en dien hy egter , op een logen-
agtige wyze, (tot welk eene fnoodheid is deeze man niet be-
kwaam!) openlyk invoert als een onbstwiftbaami getuige , die
zulks wel uitdrukkelyk verklaart (Z>). Hy kan derhalven des-
zelfs geloofwaardigheid niet betwillen nog lochenen. Waar-
lyk ik moet bekennen, dat het geen my gebeurd is, nooit
menfeh , geloof ik , voor my gebeurde. Ik ben vervolgd
geworden , gefcholden, gefchand vlekt door de Roomfchen,
om dat ik tegen het Pausdom fchreef : en ik ben niet beter,
mogelyk erger, en op een veel onbetaamelyker en onver-
fchoonbaarder wyze, gehandeld van zommige Protefianten,
zommige Protcftantfche Godgeleerden , die voorgeeven , dat
myn werk gefchikt is, om het Pausdom te begunftigen en te
bevorderen ^*); dat zelfde werk, 't welk de Roomfchgezin-
de Godgeleerden ondernomen hebben te wederleggen, als ge-
fchikt om de grondflagen en hoofdleer zelf van hun Godsdienft
te ondermynen en om ver te werpen.
Tder een, voegt 'er de voorfpraak der Heilige Inquifitie by,
kan hm en , daar op de plaats zelve , dat 'er zulk een man ah de Graaf
Vincenzo della Torre nooit in de ivaercld geweejl is. Wat
vder daar op de plaats hooren kan, nu, terwyl ze op hun hoe-
de
(a) Zie boven bladzyde 196 in de Aantekening, (b) Zie bovenblad?.. T96".
(*>) Een eerwaardige Broeder van het ^enootfehap heeft een gefchrifc
in 't ligt ;;egeeven, waar in hy die wonderfpieuk tragt te bewyzen. Maar
bet denkbeeld, dat allen, die den man kennen, en dtn verdiietigen ar-
beid ondergaan hebben van zyn gefchriftje eens door te loopen, my en
van den Schryver en van zyn werk gegeeven hebben , heeft my overtuigd ,
dat ik my deérlyk myn tydverzuim bëkleagen zou, indien ik my verledigen
wilde <mi dat of eenig ander werk van dezelfde ontroerde barjj'enm te lee-
zen : ik heb 'cv daarom de oogen zelfs niet eens ingtflagen.
A 11 C H I B A L D B O \V E R.
303
de zyn, weet ik niet: maar ik weet zeer wel, en heb het reeds
1 tbaar beweezen, dat het verhaal , 't welk ik van myn
ontmoetingen gif en daar die Graaf del/a Torre en zyn
genis, en mishandelingen in dj . _ .. a inlykge-
-. ■ ■, waar be
voor omtre . mot op hun
waren. Ik ei • ns, of Atlnquijkie heeft, na
het in 'c ligt geeven e Ikundig maaken van dal Vit*
haal, door een heimelyk bevel, alle Ir.wooners van Macerata
fcherpelyk verbooden , ooit eenig het minde woord te reppen
van den ongelukkiger man, dien zy zoo onmenichelyk ver-
moord had: zulk een heimelyk bevel kreegen eertyds de In*
wooners van Siena, van die zelfde Vierfchaar , om voortaan
tegen niemand ooit eenig gewag meer te maaken, v
ftandbeeld van Pauiïn 'Jobanna. De ganfche waereld wiil, dat
het ftandbeeld van die Paufin mede onder de ftandbeelden van
de andere Paufen in die pragtige Hoofdkerk geplaatft wasge-
weift; en egter durfde niemand bekennen, dat het 'er ooit
geflaan had. Toen Vader Antonius Pagi , door Siena reizen-
de, met de Geeflelyken van zyn Orde daar over fprak, en
gaarne, daar op de p'aats zelve , eenige byzonderheden van zoo
berugt een gedenkltuk uit hun had willen weeten, betuigden
ze allen , tot eenen man toe, dat ze 'er nooit iets van gehoord
hadden , fchoon het 'er flegts eenige weinige jaaren te vooren
was weggenomen. De Kanonniken van de Hoofdkerk, door
Pagi, zoo als ze na het zingen van den fesper uit het koor
kwamen, daar over aangefproken, gingen heen, zonder zig
eens te verwaardigen , om hem op zyn vraagen eenig ant-
woord te geeven. Dit verhaalt Vader Pagi zelf in zyn üb/er-
vationts Critica in Annales Saronii, ad annum 853. N. 17. Zulke
geheime bevelen zyn in ItalïJn niet zeldzaam, nog ook, ge-
loof ïlc , in andere landen, daar de Inquijitie heerfcht. Zy
worden door de Iiuvtifitcur; aan alle Biegtvaders, en door
deezen aan hunne Boetelingen bekend gemaakt. Het was 00!:
in dit .geval , zoo zeer als ooit, der moeite wel waardig, dac
So4 VERDEED1GING van den Hei-r
'er een dergelyk bevel gegeeven wierd, dewyl de eer en ag-
ting van hun Heilige Vierfchaar , met zoo gruwzaam een
wreedheid en onmenfehelykheid beklad, hier gevaar liep.
De goedaartige , de menfchlievende en tederhartige man
kan zig niet verbeelden, dat eenig menfchelyk fchepzel tot
dergelyke wreedheden bekwaam zou zyn, als die de Roimfche
zendeling den bedienaars der Heilige Inquifitie te lalt gelegd
heeft, en vraagt, zyn de Inquifkeurs menfebelyke fcbepjels^ Ja,
zekerlyk zyn het menfebelyke fchepfels; maar zulke fchep*
fels, als een Pbalaris, als een Dionijius, een Nero &.C., en zul-
ken zyn ook alken bekwaam om lnquijiteurs ie zyn. Indien
deeze man flegts zig zelven en zyn eigen hart ken Je, hv had
zulk een onvoeglyke vraag niet behoeven te doen. Want
zoo ver wy oordeeler. kunnen uit de onmenfehelyke behande-
ling, die hy iemand aandoet, die hem nooit getergd of eeni-
ge reden van ftoornis gegeeven had; uit de dolle woede en
bloeddorfhgen geeft van vervolging, dien hy op yder blad-
zyde van zyn fchandelyke lafterfchriften laat doorkyken ; uit
het vermaak en genoegen, waar meé hy elke faamroovende
vertelling, die hy denkt, dat fmarten en gevoelig treffen
zal, verhaalt, hebben wy maar al te veel reden, om te den-
ken, dat hy niet minder van alle aandoeningen van menfeh-
lykheid en mededoogen vervreemd is, dan een Zabberoni, een
Montecuculi, of een Dominicus , en dat het hem flegts aan magt
ontbreekt om hen in wreedheid te evenaaren, zoo niet te over-
treffen. Maar, de Hemel zy gedankt ! hy mag getuigschriften
van Romen hebben weeten te krygen ,• magt heeft hy 'er tot
nog toe niet kunnen bekomen : en , zoo lang dat gelukkig oogen-
blik nog niet voor hem opdaagt , zal hy zig vergenoegen moeten ,
om , op zyn gewoone wyze, zyn heeten en van yver branden-
den geeft wat lugt te geeven met fchelden , en raazen.
Laat ik 'er dit derhalven nog kortelyk by voegen: ik heb
in plaatfen gewoond , daar een Inquifitie is, en daar verfchei-
den menfehen door die Vierfchaar gevat zyn , van welke men
zedert nooit meer gehoord heeft : en dat ik cgter tot bet toneel
van
A R C H I D A LD HO W E 11. 305
tan myn Inquifitie bedryven een plaats zou verkooren hebben,
'r/sis, dat ik een man , diï nooit op den aard-
bodem was, tot den beid van myn Roman genoomen , en dm ik door
n te noemen,yder een gelegenheid zou gegeeven
h . m liet bedrog te ontdekken , is iets zoo ongerymds en
bnitenfpoorigs, datht n 't hoofd zal willen, by iemand,
die n gezond verftand heeft, of niet gelooft, dat ik
te eenema linnen byfter ben. — Het geen de verde-
diger der lnguijttie , in zyn laatfte gefchrift (a) , bybrengt, is
te dwaas om beantwoord te worden: wanneer een verdigtfel,
zege by, verhaald wordt met omftandigheden , die ons middelen aan
cic band geeven om bet bedrog te ontdekken, wordt het dik wils, o:n
die reden zelf, voor waar aangenomen. Want fchoon ik my zel-
ven gevleid mogt hebben, dat de Proteftanten, hoe zeer ook
van middelen voorzien om het bedrog te ontdekken , eene
vertelling, <Jie de fnoodheid der Inquifitie aan den dag bragt,
gelooven zouden , zonder eenig gebruik van die middelen ter
ontdekking te maaken ; kon ik egter onmogelyk zinneloos ge-
noeg zyn om te denken, dat de Roomfchgezinden, deRoom-
Iche Priefters en J Tuiten, die in dit Koninkryk omzwermen,
ook zoo doen zouden, en de Inwooners van Groot- Britannie'n ,
tot wier bekeering zy herwaarts overkomen , geruft een af-
keer tegen hun heiligen Godsdienft laaten inboezemen door
een logenagtige vertelling, wier valfchheid zy aanftonds ont-
dekken en handtaftelyk aantoonen konden, en wel door zoo
' opei ige vertelling , dat 'er, naame-
, een man, die 'êr nooit op de waereld was geweeft, dood
gepynigd was in de Inquifitie , op een plaats, daar geen Inqui-
fitie was, Niemand zeker, die niet geheel van zyn verftand
beroofd is, zal eeri logen gaan vertellen met zulke omftandig-
iddel zelf, om 'er de valfchheid van teont-
. s aan de hand geeven aan iemand, die hy ze-
ker weet, dat van dat middel gebruik zal maaken, om hem
met zyn logen befchaamd te doen ftaan.
Ik
0) r=s- 75.
Qq
3o5 VERDEEDIGING vak den Heer
Ik zal dit gedeelte van 't gefchil befluiten met de woorden
van dien regtfchapen Protejlant , en waariyk agtbaaren God-
geleerde, den eerwaardigen Heer Corps, tyy hebben hier bin-
nen 's lands te veel voorbeelden van goede Kalbolyken , die geen val-
SCKE GETUIGSCHRIFTEN, geen VALSCHE VEKKLAARINGliN , geen
valsche eeden ontzien , als de eer en 't behing van de Heilige
Moeder de Kerk in nood is , om eeiv.g agt te/laan op getuigschrif-
ten of eeden, die men ons brengt uit Icaliën, uit bet gebied vin
den Paus, of van de Inquifltie. De lieer D — gl — s mag zulke
goede gedagten van de Heilige Vierfcbaar hebben , als hy wil; ik,
voor my , ben ten vollen by my zelvcn verzekerd, dat de bedienaars
van die heillooze Regtbank liever duizend valfebe eeden zouden doen,
en de zulkcn, die bun niets weigeren durven , beveclcn en r.or> ' ..,' ■ n
om ze te doen, dan bekennen, dat bet affcbuwelyk voorbeeld, 'i vot IA
de Heer Bower van bun onregtvaardigheid en i:reedbeid verhaald
beeft, waar is (a). Yder leezer, die in onze, (Engelfcbe),
Gefchiedenifien maar eenigzins bedreeven is,, zal, geloof ik,
het zeggen van dien waardigen en geagten Godgeleerde ge-
reedtlyk toeftemmen , en het voor J. D —gl — s overlaaten ,
om allerhande getuigfehriften, die uit dien hoek komen , als
zoo veele betoogende bezvyzen, blindelings aan te neemen. En
zulke bewyzqn, die alles betoogen zullen wat hv maar wil, kan
hy jaarlyks by geheele wagenvragr.cn te gelyk krygen , die
hem van alle kanten , te water en te land , en zonder zyn kos-
ten , zullen worden toegevoerd.
Ik ga nu over tot het beantwoorden eener beichuldiging
viiri een geheel andere natuur, en wel eene zeer zwaare be-
fchuMigine, door denzelfden aanklaagcr my te laft gelegd.
De bifchuldiging is, dat ik briefwifTding hield met den Je-
fuit Carteret , niet tegenftaande ik, in myn beëedigdeverk kla-
ring, onder eede betuigd had, dat ik nooit eenigen brief of
brieven aan gemelden Carteret c;efclireeven , of van hein ont-
vangen had, en myn aanklager bewyft zulks, op de allerozcr-
'tuigendjie manier , gelyk hem dunkt, uit een brief van dien Va-
der.
(o) Foftfcripc to fonic veiy rcmarkable Fafts &.c. p. 75.
C II I D A L D BO W E R.
i°7
der Carterct aan zyn Geèftejyke Dogter Hanna Hoyks , die w/V-
braave Roomfche zoi r. Wam in
dien brief ftaan decze woorden: als gy liowtrs ziet , zeg hem,
- r: my, dat bet my verwo/idert, dat by myn brief
(a).
Vreemd, z.ker, is het, dat Hanna Hoyks dien brief nier
;n dag gehaald on geioond heeft, zoo dra ik
beëedigde verklaaring deed : dat zy 'er drie
jaaren lang agr^reen geen woord van gerept heeft tegen den
ltookebrand van haar aanhang , in de menigvuldige bezoe-
ken, die liy by haar kwam afleggen om nieuwe ftof van lader
en Jogentaal op te doen: dat zy dien verborgen gehouden
heeft voor den eerwaardigen en onderzoekzieken D.eur Bircb,
toen hy door den Heer Henry Bedingfcld by haar wierd inge-
leid, en haar met zyn geleerde tegenwoordigheid aan haar
._ .• ( '). Zy kon immers niet vergeeten heb-
ben,
(«) Complete Dèteclion. p. i
i" IV; zou, als hy twee Proteftanifcbe Gceftelyken dikwils ten huize
;ezinde kroeghouditer, met haar
-.ken, en langen tyd agter een niet haar in gtfprek zyn, niet ver»
>ben, dat by eerlang hooren zou dat zy bekeerd was , het Paus.
dom verzaakt, en den Prottjiantfcben Godsdienft aangenomen had? Zou
het ooit in de gedagten van een eenigmenfeb hebben kunnen vallen, dat
de eenigtte bezigheid, die het de twee Doctors daar zoo druk deedh
-.'.leen was , i • tu ji taal uic
te brandmerken, die- den gznfchen
. . had, door bun
i. maar oo . i.' — Het is myn ongeluk, dat ik
een gar.fch Heirleger v;:n DoSors, D ■■ . tegin my heb.
vèn zyn : de ;: -'or Cb—r.l—r,
chop 1 " H—tl—r, I' n.van eengroo-
, eerde Kapell
Sb—b — re;Do8orB—rcb;
, en een ont< b are mi i i
minderen rang en la:.; Waarlyk, zy maaken ïrn t elkander een ger
. vlei my dat regr en waarheid nog gedugcerzul-
van vermogen. Twee van den hoop hebben reeds de beloonine
wc?, die zy door hun yver , to: fg van 't zeen ze v
gelieven tï noemen , rykelyk verdienden. Laatcn de ovengen voo; j
Qq 2
3oS VERDEEDIGING van den Heer
ben, dat ze zulk een brief ontvangen, en in haar bewaaring
had ; zy , die in dertig jaaren tyds het woord Sophifi niet had
vergeeten, fchoon ze het nooit van te vooren , gelyk we wel
mogen denken, had hooren noemen , nog ook , waarfchyn-
lyk, ooit daar na, tot aan den tyd toe, dat ze haar berugt
Hifïorifch verhaal opftelde. Hoe kwam het dan , dat zy een
brief van zoo veel belang, en die haar menigvuldige kwaad-
ftookers en medeflanders in faamroovery zoo wonder wel te
ftade zou gekomen zyn, zoo lang vergat en agterhield? Men
behoeft niet veel doorzigts, om die vraag te beantwoorden.
- — Maar toegedaan eens, dat Vader Carteret dien brief voor
zyn dood gefchreeven heeft, en niet na zyn dood, wat zal
die brief dan bewyzen ? Hy zal bewyzen , dat Carteret eens aan
rr.y gefchreeven heeft. Maar volgt daar uit , dat ik zyn brief
ontvangen heb? Durft myn aanklaager zelf, hoe weinig
hy zig ook om de waarheid bekreunt, en hoe flout hy is in
zyn verklaaringen, wel onderneemen te verzekeren, dat 'er
nooit een eenige brief, aan hem of door hem gefchreeven,
vernuft en niet te regt geraakt is. Had ik een brief van Car-
teret ontvangen, ik zou geen de minfte zwaarigheid, zeker,
gemaakt hebben om hem te beantwoorden, en het zelfs voor
een gebrek van behoorlyke befchaafdheid en voor onbeleefd
gehouden hebben, dien onbeantwoord te laaien, dewyl hy
my toen nog geen de minfte reden gegeeven had, om hem op
zulk een veragtelyke wyze te behandelen. Maar laat ons
hooren, hoe de Dotlor Aanklaager uit dien zelfden brief, e-p de
allerovertuigenelfte manier , bewyft , dat ik briefwiffeiirg hield mee
Vader Gvicret, en hum twaalf of meer blieven gefchreeven heb.
Aanklaager. Dat Carteret Antwoord. Dat B — r den
aan B— r fchreef, is zeker, en brief van Carteret niet beant-
dat deeze. zulk een man , die aan woorde, is zeker. En cf het
beril fchreef, zoo vcragtclyk be clan egter nog ten hoogflen on-
bandelde, dat hy hem nooit weder waarfchynlyk is, dat hy rooit
fchreef, is ten Imgfttn onwaar- aan dien Jefuit fchreef , tnof
fettynlyk. het niet liever ten hoogden
waar-
A R C II I B A L D B O W E R. 309
chynlyk zou mogen genoemd worden, Iaat ik aan yders
sel over.
Aanklaager. Carteret ver- Antwoord. Rifurn tencath
rief aan amici: dat is, Grinden, i
Hanna Hoyles zyn van lacchtn (om den Do6lor,)
groetenis te doen aan wel onthouden.
er Bowers (*). En ver-
. ooit zyn dienflaan-
ng en groetenis aan : •
te ( 1 , die ons ouic
en heeft?
Van harten w deeze man enkel een v
vas van lacherny , om zyn 01 , ten min-
den misdaad tn zonde is , zelfs niet in een Doctor der
..'. Maar het aan (lootelyk blyk, dat hy ons op deeze
lats zien laat (<;), van zyn weinig ontzag voor alles
■wat het allerheiligft is in den Godsdienit, moet hem in yders
oogen een voorwerp raaaken van veragting niet alleen, maar
in verfoejing in afkeer. Niemand kan zyn lafterfchrif-
tên maar ter loops inzien , of hy ontdekt 'er aanftonds, in het
hevig fchelden en raazen, dat hy op yder blad byna ontmoet,
de voetftappen in van een verouderden bitteren wrok, enge-
wiflè kenmerken van een ontaard hart, v.
doeningen , van alle menfchlievendheid en medelyden ver-
I. En nogthans is de ongelukkige man van alle
van febaamte zoo wel als van Godsdienft zoo te eenemaal ont-
bloot , dat hy voor 't oog der ganfche waerdd verklaaren
durft, en zelfs God tot-getu ïn (even als zeide hy in
zyn
* C rt;r:t wift z-Jfs nnz niet eens, hne myn nnam gefpeld wordt; want
• 1 ' 'yk , d.:c
lor met al zyn doorzigt en ;
oys , dat ik met dien Vader b uden, en
.- . aan iieai gefchreeven ha.i, over 'c hu jfd heeft kua-
e ' et ... p. 107.
.13
3io VERDEEDIGING van den Heer
zyn hart, daar is geen God,) dat zyn hart geen aandoening ge-
voelc, dan die van barmhartigheid en medelyden. God is myn
getuige, deeze zyn zyn eigen woorden, dat myn hart geen aan-
doening gevoelt , dan die van medelyden. Geen aandoening, dan
die van medelyden ! Kunt gy , eerwaardige Heer, zonder fid-
deren , God tot getuige roepen, dat, terwvl gy zoo bitter
een gal tegen my uitbraakt, terwyl gy my met de haatelyklTe
naamen , en de eerroovendfte fcheldwoorden, die de door-
trapte boosaartigheid een zie!, van woede en raazerny aan 't
blaaken, kaningeeven, laltert en brandmerkt, uw hart geen
andere aandoening gevoelt dan die van medelyden ! Welke
logens, welke lalteringen zal iemand ontzien met zyn getui-
genis te ftaaven, die zig niet ontziet den God der waarheid
tot getuige over zoo openbaar eene valfchheid aan te roepen ?
Maar dit is te aanftootelyk een onderwerp om 'er langer op
flil te ftaan, en ik zal het, derhalven, liever aan 't oordeel
van die Heeren, aan wien hy zyn laatfte lafterfchrift heeft op-
gedraagen (*_), overlaaten , of de man, die dus Godlooslyk
zyn fchepper als in 't openbaar befpotten durft, den naam
verdient van cm Prediker van 't Euangelic.
De volgende befchuldiging, de eenigfte die eenige opmer-
king verdient, is, dat ik my den titel van Hooglccraar in de Rhe-
torica te Romen heb aangemaatigd, daar bet egter betoogd kan
worden, dat ik noófi dat ampt daar bekleed heb. — Dat ik inder-
daad dat ampt daar bekleed beb , heb ik ree;'s voorheen {a) on-
betwistbaar bcweezen, en zal derhalren, den leezet derwaarts
wyzende , hier fL-gts eenige weinige aanmerkingen m'aaken
op
(*) Ily heeft het opgedraagen aan de allereerwaardigjle AartsliJJcl
de zeer eerwaardige Bii /'(hoppen , de geleerde Univerjiteiten , en de eerwaardi-
ge Geejlclykbeid van dit Koninkfjk Deeze agtbaare naarrien heeft de eer-
rooveude logen-Schryver zig niet ontzien te zetten voor een fchahddyk
lafterfchrift > daar hy zyn eigen naam niet voor durfde zetten, dewyl hy
wift, dat, hetgeen hy deed, ftrydig was met 'de Goddelyke wetten , en
volgens de wetten van zyn Vaderland ftrafbaar V\ 'ierd we! ooit de gan-
fche Geeftelykheid eener natie fmaadelyker verongelykt?
(a) Zie boven biadzyde. 284, 285.
A R C H I B A L D BOWER. 3rr
op de bet • . ' ge om het tegendeel
ns die \ortbondig berigt ten einde brengen,
'cv , miflehien, oordeelen zullen ', dat reeds te lang
is, zonder te bed^; , het een antwoord is, op niet
minder dun vier al tameïyk dikke boeken. Zyn betoogingeu
zyn.( Pnëï bet onbettotfi ■ .
■ :>iis van drh
fuitt . . dal ■ '.er B — r ;
Rhetorica te Romen geweejl is. Maar dal bei waar is, dat by.
Student :?.is in de Ct . .:. . i
r in de Rh Romen die plaats vervuld
. icantien {a). Dit verklaaren
de Vaders Alticozzi, Lunardi, en Cuiijcrs, alledrie uit
Jen dv.r Heilige Sociëteit. En zou li — r de weêrgalooze ,
, notw'f meer geboorde ftoutbeid , vermetelheid, on-
beid, balddaadigbeid &c. hebben om het geen drie zul-
.krnuniende Jefiiiten verklaaren, te betwiften en te loche-
.' Ik antwoord 'er alleen dit op: dat deeze drie Jefuiten ,
zoo waarJyk uitmuntende ais ze zyn, iets voor waarheid ver-
klaard hebben, dat ze wiften dat valfch was, en daar by zul-
ke grove en taflbaare ongerymdheden, onwaarfchynlykhe-
. en onmogelykheden , dat ze ydcr menfeh, behalven een
D — gl — j niogeïyk , ftooten moeten, is reeds voorheen be-
weezen, of, gelyk ik het noemen mag, betoogd (b). En een
ige , die in een geval een valfche verklaaring ged
Fi , verdient ook in alle anderen gevallen geen geloof
rneer.
Tweede betoogtng: het .;"v', *enis van Vader Ridolfï, Provincï-
indeRot] van de eer/te en aanzienlyk-
ieden der Sociëteit, en een man van cene opregtheid 3 die hem
tjt ccr Jlreht (*). En wat zegt dceze opregte man? Hy (preekt
zyn
(.7) Six Letter?. kc. p f5. (b) 7.' : boven van blaJzjde 150 tot 1-7.
i*j Hoe • ■',-. moet het niet yder vaar in oprekt Preteflanl voor-
kom
dien .eu. en, tot den hemel toe hooit .
en
3i3 VERDEXDIGING van den Hüer
zyn drie uitmuntende Broeders tegen , en zegt, dat B — r, mo-
gülyk , de Rtietorica te Romen ge leer aard beeft , nieü juiil drie
weeken lang, maar alleen voor den korten tyd van eenige wittige
dagen;en dac, niet incle^flcaBï/f^rf,maartoendefchoolennog
open waren , docli de me e fier afweezig was. Wint dus luiden
zyn woorden,- hy is nooit benoemd geweejl om de Rhetorica te
keraaren in bet Coüegie te Romen, dan, mogei/ïk, voor den
korten tyd van eenige weinige dagen , en by 't afweezen var. d:n
mee/Ier (a). — Ik zou myn verftandige leezers, dunkt my ,
verongelyken, indien ik op een ernftige wyze dergelyke ge-
tuigeniffen wilde ontzenuwen, daar ze zig zelven wederzyds
vernietigen en van alle gezag en kragt berooven: ten zy men
miflehien beweeren wilde, dat eenige weinige weeken en eenige
weinige dagen , drie of vier weeken , en drie of vier dagen een en 'c
zelfJe is. Ik zal daarom hier alleen maar aanmerken, dac
Vader Ridolfi, 'nu Provinciaal van de Romeinfebe Provincie,
myn medegenoot geweeft is in den proeftyd der Orde, en in 'c
be-
Ca) Complete Detection. p. 87, 88.
en roemen als een man van een onberispelyk gedrag, van onhetwijlbqare geloof-
waardigheid, vnn een opregtbeid, dis hem tot eer verfirekt i en dat, op den-
zelfden tyd, dat ze allen, tot cenen man toe, met fchande verdreeven
v.-orden uiteen Roomfeh bygeloovig Koninkryk, om luin heillooze aanfta-
pen tenen het leeven van hun wettigen Oppervorlï ; en terv.'yl zy, daar
'alle natiën behalven dëeze, (dewyl ze hier een Proteflantfcbcn God
gevonden lubben die hun zaak opvat) over zoo verregaande eene I
hcid verzet k,i::n, eerlang mogelyk het lol ondergaan zullen van de Orde
dor Tempelbeeren. Had onze Godgeleerde zoo gunflig van dit Godlsos
Broederfchap gefproken in 't Roomfchgezind Portugal, hy zou vry wat
Lans gehad hebben, om, 7.0 hun nies ergers gebeurd ware, met zyn
mannen van een opregtbeid, die bun tot eerjirekt, naar Civi'.a Veccbia te zei-
len. Qsezc man mag \ry ro men, dat hy nn kennis heeft van eeni e
byzon'dere en geheime zetr ge's dier Heilige Sociëteit, by voorbeeld, dat
'er in yder Collegie ten zoon ■ R '. 'en 'u , i« ■' welken de Rector inz -.-
ken van gewigt raad ple gt : maar ik zal hem nog een anderen zetre ; I
een, dien ik wel durf aanneemen te verzekeren , dat dê Provinciaal van
Engeland, zyn byzondere boezemvrind, zorgvuldig, in alle seheitnebyi 1 -
komften, die hy aan 't huis van hunnen, nu overleeden, gemeenen begun-
fligcr, den Heer ff. B. met hem heeft gehad, voor hem verboi
houden heeft. De zctregel, daar ii. van fpreek, is dceze, iilgeeni
van
ARCHIBALD BOWER.
3i3
beoeflfenen der Pbilofopbie en Godgeleerdheid; en dat hy der-
halven, zoo goed als zyn Broeders, weeten moed, dac ik te
Romen onder wys gegeeven heb in de Rhctorica voor den tyd,
ten minll n, van drie weeken , gelyk zy verklaaren. Hy
ontziet zig egter niet, hier den veinzaart en onkundigen te
fpeelen , en voor te geeven , dat hy 'er niet van weet, dat ik
te Rcmen geleeraard heb zelfs voor den korten tyd van eenige
weinige dagen: hy is nooit benoemd geivceft &c. zegt hy, dan
mogelyk voor den korten tyd &c. Dewyl ik vafl {lel , dat
D — gl — s zyn overleeden Roomfchen begunftiger en grooten
Vrind opgevolgd zal zyn in het loffelyk ampt van eerften
jlookebrand, ten dienft van de Sociëteit van Jefus ,ïn het Konink-
ryk van Groot- Britanniën, wilde ik wel dat hy, zoo dra hyeens
aan den Provinciaal, of aan iemand van de drie uitmuntende
Jefuiten fchreef, by hen vernam, of ik niet een Hwjoelyksge-
digt , by gelegenheid van zeker Huwelyk, heb opgefleld: of
ik hetzelve niet , in de groote zaal van het Collegie te Romen,
heb
van tollenaars af pagters ooit in bun Orde worden toegelaaten , zelfs niet alt
Uekebreeders af dienaars: en zulks niet zoo om hun geringe of veragte-lyke
afkomft , als wel om dat de zulke vooronderfleld worden van Kindsbeen af
opgevoed geweeft te zyn zonder eenige begrippen van eer, van goede ze-
den , en betaamelyke welvoeglykheid. Onze eerwaarde Godgeleerde der-
halven, wat hem ook gebeure, (en geen menfeh zeker kan weeten en voor-
zien, wat iemand van zyn beginfelen, en van dat ambagt, 't welk hy nu
heeft begonnen op te zetten, en reeds de voordeelen van gefmaakt heeft,
nog zou kunnen gebeuren) moet niet verwagten, dat hy ooit een lid van
dat eerwaardig Lighaam zal worden. De Jefuiten zyn wel een fnoode,
maar teffens een wyze Sociëteit: en ten blyke van de wysbeid van dien zet-
regel in 't byzonder beroep ik my op het geding van J D—g! — s in dit ons
gefchil. Ik mag 'er nog wel byvotgtn, dat de Jefuiten . gelyk meeft alle
anderen menfehen, het verraad beminnen, maar den verraader haaten ;
en voor zulk een moeten zy ongetwyffeld dien J. D—gl—s houden , die
hun zaak opvat tegen iemand, die hun Godsdienft verzaakt heeft om den
te omhelzen, of die 'er, ten minden, uiterlyk belydenis van doet,
en 'er zig aanhoudt. Al 't geen van den Heer Henry Bedingfeld in de
voorgaande bladen gezegd is, was reeds gedrukt eenige maanden voor zyn
<k>od, gelyk verfcheiden HeereB , die ze geleezen hebben, weeten, en
myn Drukker getuigen kan.
Rr
3i4 VERDEEDIGING van den Heer
heb opgezegd in tegenwoordigheid van verfcheiden Kardinaa*
len, Kerkvoogden, en van byna den ganfchen adel van Ro-
men, en van de leden der Univerfiteit ; en of ik hetzelve op.
flelde en opzeide enkel by geval , dat ik jnift benoemd was , om
de plaats van den meefter in de Rhetorica voor den korten tyd van
eenige weinige dagen te vervullen, Dewyl ik dat g.digc van
buiten geleerd had en het dus uitfprak, heugt 'er my nog een
gedeelte van, en ik heb 'er verfcheiden ftukken van zomtyds
opgezegd voor myn Vrinden, lang voor dat men my myn
Hoogleeraarfchap begon te betwiften.
B — r, zegt hier de voor- Antmord. In ganfch Enge-
fpraak der Jefuiten , zal ongc land, hoop ik , is geen Prote'
tvoyffeld zyn toevlugt neemen tot Jlant , ten minften geen Prote-
zyn laatjïe fierste en toeverlaat, Jlantfch Godgeleerde , behal-
dat geen Jefuit , zelfs de Pro- ven J. D — gl — s, zooonkun-
vinciaal niet van de Ro- dig van de grondbeginfelen en
meinsche Provincie , in hun zetregels van der Jefuiten Or-
getuigeniffèn tegen hem cenig ge- de , of zoo fterk met vooroor-
loof verdient (a). deel ter begunftiging van die
fnoode, lafterzieke en logen-
agtige Broederfchap ingenomen , dat hy van gedagten zou
zyn, dat eenig Jefuit, hoe genoemd, dat zelfs de Provinciaal
van de Romeinfche Provincie eenig geloof verdient tegen ie-
mand, die hun Orde verlaaten , hun Godsdienfl verzaakt, en
hun fnoode en verderffelyke leer zoo wel als hun verfoeiely-
ken handel voor de waereld heeft blootgelegd. Hun voor-
fpraak vindt vry wat kragts en nadruks in 't getuigenis van
Vader Ridolfi, dewyl hy de Provinciaal of het hoofd is van
de Provincie. Maar om die reden verdient hy geen beter ge-
loof, dan een dief of roover verdient, om dat hy het hoofd
is van een ganfche bende.
(o) pag. 88.
ARCIIIBALD B O W E R. S*5
Zy , die gewoon zyn de waar- Antwoord. De Jï Tuiten zyn
fcbynlykbeden met een koele onzy by Roomfchen zoo we] als
; en te weegen i Prctejlantcn bekend, voor het
Vervolgt hun voorfpraak, Z>£- wraakzugtiglt genootfehap
boeven tiet hing in tvoyffel te van menfehen , dat 'er is op
jiaan , wat van beiden men te den ganfehen aardbodem ,
gehoven beeft, of bet enkel zeg- menfehen , die nog logens nog
gen zondeh bewts van een laftcringen ontzien om de zul-
Üudjefuit , of bet getuigenis van ken, die hen verlaaten, te
een der eerfte en aanzienlykfie Ie- onteeren en zwart te maaken,
dtii der Sociëteit (a). op dat ze van hun in hun eer
en aanzien niet gekrenkt zou-
den worden, en zelfs de openbaarde logens en de teeene-
maal ongegronde en opgeraapte lafteringen voor een ten hoog-
den verdiendig werk houden, wanneer men ze uitdenkt en
verfpreidt met dat Godvrugtig oogmerk. Dus vervolgt dat ad-
deren gebroedjel, dat van geen goedertierenheid of vergeeven
weet , tot aan 't graf-, en in 't graf zelf, (getuige zy de goede
DuCtor AfpintsaU) allen , die hun Kerk en Orde verzaakt heb-
ben, in geweden, daar zy 't niet veilig oordeelen hun wraak
door geweldenaary en moorden uit te voeren. En kan 'er dan
nog iemand in fxyffel jïaan , wien by gelooven zalt of eenen van de
eojlc en aanzienl^kjle leden van dat heilloos genootfebap , en byge-
volg een lid dat erger nog moet zyn , dan zyn Medebroeders,
of het zeggen , al was het zelfs zonder bewys van een Oudjefuit ,
dit is van iemind, die, fchoon tot den hoogden rang in de
Orde verheven (*) , fenoon van alies wat tot leevensonder-
houd
ftf pag 8 f).
(*) I'.; was cen Jeruït, die vi»r geloften gedaan bad; een trap, dien 't
niet veelen tot gelasten wordt te beklimmen, dewyl het aan niemand
vtrgund wordt, da:i na dat 'er zcfueD jaaren agter een een naauwkeuiig
oog gehouden is op zyn gedrag, en hy verfcheiïen ftrenge onderzoeken ,
ten opzigt van zyn bekwaamheden en geleerdheid , zoo in 't heimelyk al)
in 't openbaar, onderzann heeft. Men rekent, dat 'er tuflehen de a?ttien
en twintigduizend Jefuiten zyn, maar het getal van zulken , die vier ge-
lofcea gedaan hebben, beloopt naauwelyks vyfduizeaJ," en dtezen zyn 't
Rr 2 al-
5i6 VERDEEDIGING van den Hïer
houd niet alleen maar ook tot een goed en gemakkelyk leeveit
aoodig is, overvloedig en rykelyk voorzien, egter dat alles
verlaaten heeft , om in 't zweet zyns aangeiigts zyn brood te
winnen, en alle de aanbiedingen van de hand geweezen , de
waarlyk groore en voordeelige aanbiedingen , die Ze- hem dee-
den, om hem, het verlooren fchaap, weder tot de kudde te
lokken (a ?
De Je/uiten, in plaats dat zy Antwoord. Indien de Jcfui-
B — rs Hijiorie der Paufen zou- ten myn Hiftorie der Paufcn
den tragtcn te onder .rukken, wen wenfehen vervolgd te zien,
fchen in tegendeel niets liever .dan zou J. D—gl — s de liatfte
de zelve vervolgd te zien; dewyl van alle Protejlanten in dit Ko-
hun zaak voordeel hebben moet ninkryk zyn, oie hen in hun-
hy zoo onhandig een tegenparty; ne wenfehen zou tragten te
zo hy anaers niet beimelyk hun leur te (Tellen; zo hy de grond-
Vrindis (£). beginfelen, die hy , gelyk ge-
noeg bekend is , al vroeg heeft
ingezoogen , niet verzaakt heeft : en dat hy dat werk (te za-
men met de twee Roomfche Dsflors ,} zoo goed als hy kan,
dat is, met agterftraats fchelden en lafteren op den Schryver
aantaft, is geen gunftig blyk, dat hy dien ouden zuurdeejfem tot
nog
alleen, dien men de geheimen der Orde vertrouwd. Dat ik myn plegtigt
werklaaring deed van vier geloften wordt van Vader Riceioli erkend: andcrs_
zou ik niet in (laat geweelt zyn om het te bewyzui , dewyl ik uit Italicn
geen een enkel getuigfebrift mede bragt , nog eenige de min/Ie papieren en
febriften om de waarheid van de vertellingen , die ik deed, te ftaaven en te 6e»
'kragtigen. Ik had zeker myn eigen veiligheid zoo ver niet vergeeten , dat
ik eenige papieren of gefchriften, die my zouden hebben kunnen venaa-
den, met my op reis nam, veel min getuigfehriften. Dit heeft cgter hun
ffimmen voorfpraak een zeer kragtdaadigc betooging aan de handgegeeven,
en die hy my dikwils voorwerpt, tegen de waarheid der vertellingen , die
ik gedaan heb ten nadeele vtyi zyn Heilige Inquifitie , en van zyn onbevlek-
tt Sociëteit vnn Jefus. Ken foor my ontegenfpreekclyke betooging, moet
ib bekennen: la.it hy zig in die fraaije vinding beroemen.
i*) Zie boven bladzyde 18+ , 1 « 5. (b) pag. 89.
ARCHIBALD B O W E R. 317
nog toe heeft uitgeztatri (*). Maar laat ons tot 's mans beloo-
gingen wederkcerca.
Der-
(*) Merkt hier de dwaasheid en fnoodheid van deezen min. Hy heeft
Tiet tamelyk dikke boekjes gefehreeven , om de Inwooners van Groot firi-
tannièn te overtuigen, dat ik een vermomde J'fuit ben, die van den Paus
en in ;i Jefuicifche Overften herwaarts gezonden is, met verlof om op het
Pausdom te fchelden en 'er tegen te fchryven, op Jat ik, onder Jie ver-
momming een zoo viel te kragtdaadiger Jlng zou mogen Jlaari : hy heeft de
ganfche natie :e.:en iny getragt op de bcên ;e lu-'p n, en luid en ;>.r,. ge-,
fchreeu.vd; b?t gevaat is groot en dreigend; tien zulke doortrapte Jefuiten&c.
zouden meer kwiad doen &c dan honderd openbaare en bekende zendelingenvan
Romen . i). Hy het.it met onbezonnen taai ydei een mishandeld en voor
een s»r of feburk uitgemaakt, die zig niet aanftonds door >.ie onweder ia in-
baare kngt overtuigen liet vai» zyn betoogingen, die de waarheid onbetioijï'
baar betoogden van zyn bejcbuldiging , dat ik naamelyk een vermomde Jejuit
was: hy heeft zig de loffpraak en dankbetuigingen van de Inwoners van
Groot Bricmniên in 't algemeen toegeëigend, voor dat hy den vermomden
Jefuit zoo geluskig ontdekt , en voor de ganfehe waereld ontmaskerd had:
en egter, wie zou 't geloofd hebben na zoo veel geiugts en gefchreeuws,
na zoo veel hevige en bittere fcheldwoorden , uitroepingen, veitoogen en
lafteringen tecen ray als een opcnlyk nu ten toon geitelden Jefuit, begint
hy zelf te twyffelen , of ik een Jefuit ben of niet, ol wel een Vrind van de
Jefuiten; want ztgthy; in.ien by in 't beimetyk bun Vrind niet is K'.i-
men en de zot en de Jcburk wel ooit te vooren in een en denzeifden per-
foon zigtbaaiJer uitkykeo? Ik moet hier nog een grove ongeiymdheid
van dien zonderlingen man byvoegen; waar uit teffens ook blyken zal , dat
hy de titels, die ik hem daar zoo aanftonds gegeeven heb, ruim zoo goed
verdient als dien van DoBor in de Godgeleerdheid. Ikwa;, naar zyn zeg-
gen, geen Jeüiit, toen ik in Engeland kwam. B—r, zegt hy, is niet in
Engeland gekomen, na dat by de Orde vtrlaaten bad, maar na dat de Orde
bem verlaaten en uitgeworpen bad, om zyn o-ngeregeld gedrag en leeven [2),
B— r was derhalven, toen hy in dit Koninkryk kwam, niet me^r een Je-
fuit, dan de Vicaris van High Ercal 'er een was. En nogthans ltrekt het
ganfche oogmerk, 't welk die man in zyn vier lafterfchriften met zoo veel
hevigheid beJo.ir, enkel daar toe, 0111 ovenuigbaar, en door betooging te
doen zien, dat B—r, fchoon geen Jefuit, egter een vermomde Jejuit is ;
en wel, Iets zeker daar men niet minder over verbaasd moet liaan, een
Jefuit, dien de Paus en zyn Jefuitifche Overüen, zoo dra ze hem uit hun
Orde verbannen hadden, en uitgeworpen, verkooren !-ebb-.ni.n herwaarts
gezonden, om bier den eentn of den anderen kragtdaadigen flag tot voordeel
•aan
il) Full. Confutation. p. 91. (2N Six Letters, p. 31.
Rr 3
qi8 VERDEEDIGING van den Heer
Derde betooging. B — r
kan niet zeggen dat hy tot Hoog-
leeraar in de Rhetorica veiicoo-
ren was , terwyl bymaar Student
was : nu was by , volgens de
v.aamlyjlen van 't Collegie te
Romen , Student in 'f jaar
1720; en bygevolg kan hy in dat
jaar geen Hoogleeraar geweeji
zyn.
Antwoord. In alle Collegien
der Jefuicen begint hetfcnool-
fche jaar op aller Zielen dag of
den 2 November , en eindige
op St. Michiet, den 29 Septem-
ber. Schoon het dernalven
waar is, dat ik geen Hoog-
leeraar in de Rhetorica kon
zyn , terwyl ik nog maar Sf«-
dent was , is het egter zeer
wel mogelyk , dat ik in een
en 't zelfde jaar, dewyl het het laatfte jaar was dat ik my in
de Godgeleerdheid oefrende, en Student en Hoogleeraar in de
Rhetorica kan geweeft zyn: Student, naamelyk tot aan den 29
September, toen de fchool gellooten wierd , en Hoogleeraar
van den 2 November, toen ze weder wierd geopend, tot aan
het einde van het jaar. Zie hier wat 'er van de zaak zy , om-
trent het midden van July verrigtte ik 't geen men het groot
of plegtig bcdryf der Godgeleerdheid noemt; en daar meè namen
myne Studiën een einde. Op dien zeifden tyd begaf zig Va-
der Flaminii, Hoogleeraar in de Rhetorica, buiten de ftad, om
ter herftelling van zyn gezondheid een landlugt te fcheppen,
en wierd ik, nu zonder bezigheid en vry zynde, benoemd
om zyn plaats te vervullen, gelylc ik reeds drie jaaren lang
voor-
rai! bet Pausdom te doen. Wie zou , a's hy dit bedenkt en met malkandereu
vergelykt, niet gedagt hebben, dat de böosaartigbeid van 's ongelukkige!!
mans hart den zelven in 't hoofd gefteegen waar, ep hem van 't gebruik
zyner zinnen beroofd had, indien by God niet tot getuige genomen had,
dat zyn hart vry is vrtn alle böosaartigbeid , en geen aandoeningen beeft dan die
'jan medelyden. En aan die aandoening alleen moeten \vy 't derhalvcn toc-
fchryven, dat hy op de eene plaats uitdrukkelyk verzekert, dat ik uit de
Orde geworpen en gebannen ben, en niet minder uitdrukkelyk op een an-
deren, of liever op verfcheiden anderen p'aatfen beweert, dat ik nooitge-
bannen en uitgeworpen , naar alleen viyn Ouerjlen in de Orde ongehoorzaam
len gevjiijl (3). Quando alruin invemtsfarem!
(3) Zic'bovcn b!;;dz. 222.
A R C II I B A L D B O W E R.
319
voorheen de Rhctarica geleeraard had op de Univerfiteit van
FermO, de aanzienlykfte, na die van Romen en Bologne, in 't
Paufelyk gebied. Dat ampt bleef ik bekleeden tot den 29 Sep-
tember, lchreef middelerwyl het gedigt daar ik flraks van ge.
fproken heb , en zeide liet in 't openbaar op, eenige weinige
dagen , voor dat de fclioolen gefloottn wierden. In No-
vember van hetzelfde jaar 1720 (indien men op de naamlyften
ftaat wil maaken ,) wierd ik, in plaats van Vader Flaminii f
die toen naar Saxen gezonden wierd , verkooren tot Hooglee-
raar in de Rhctorica , "nam bezit van dat ampt met een Latyn-
fche redenvoering, en bleef het waarneemen tot na den dood
van Paus Ckmens den XI, die op den 19 Maart 1721 overleed,
wanneer ik eerlang van Romen verplaatft wierd naar /Irezzo.
Dewyi ik geen een enkel blad papiers in myn vlugt uit Italiën
heb meegenomen, kan ik niet met zekerheid zeggen, of ik in
myn verhaal gemift of niet gemift heb in 't noemen van den
regcen dag, en zelf het jaar, dat ik aangenomen ben in de
Orde; iets dat nu al vyftig jaaren , en langer, geleeden is.
En uit dien misfiag, zoo 't een misflag is , volgen ook alle de
anderen misrekeningen. Ik zou nu het jaar, waar in ik geor-
dend wierd, niet wel met zekerheid kunnen bepaalen; en zoo
ik eens een ander, dat het regte niet was, noemde, zou daar
uit volgen, dat ik nooit geordend ben geworden? Waarlyk,
zoo ooit iemand , ,7. D — gl — s behoorde althans zeer toegee-
flyk te zyn in misllagen, die uit een kwaad geheugen ontdaan;
hy, die zig zelven zoo dikwils rot een logenaar gemaakt heeft,
en eene en dezelfde zaak beveiligt en lochent in eenen'tzelf-
de boekje, en zomtyds ook, gelyk ik getoond heb, op eene
en dezelfde blaczyde. Indien Vader Flaminii niet waarlyk
naar Saxen was gezonden geweeft, zou het my zeker ook nooit
in 't hoofd gekomen zyn hem derwaarts te zenden, en zoo
zonderling een keur te doen, dewyl ik hem even gemakkelyk
wel een andere boodfehap en verrigting kon gegeeven heb-
ben, om plaats voor my te maakt.n in zyn Hoogleeraars doel.
Maar zy fchynen beflooten te hebben, om niets wat ik ook
zeg , zonder tegenfprecken te laaten voorbygaan. Ik ben
hun
3-20 VERDEEDIGING van den Heer
hun egter daar voor verpligt, dat zy erkennen, dat 'er zulk
een man , als Vader Flaminïi, op de waereld geweeft is. Want
hadden ze dat ontkend ik zou niet wel in (laat geweeft zyn om
het te bewyzen , zoo goed ten minden en zo ontwyffelbaar niet
als ik beweezen heb, dat 'er een Graaf dcïïa Torre geweeft is. — —
Wat myn onderwys geeven in de bovennatuurkunde te Perugia
aanbelangt, zo iemand geloof kan flaan aan 't berigt, 't welk
de drie uitmuntende Je/uiten van myn verzending van Macerata
na die ftad gezegd hebben (a), moet ik bekennen dat hun ge-
loof in de Jefuiten, en hun naamlyften of regifters, grootis.
Na dus, en, zoo ik meen, tot volkomen overuiging en
voldoening van elk verftandig en onzydig leezer, de voor-
naamfte ftukken beantwoord te hebben van de uit alle hoeken
byééngeraapte befchuldiging, door de Jefuiten , de Inquijiteurs ,
en hunnen Protcjtantfchen ftookebrand tegen my ingebragt, zal
ik het alles eindelyk befluiten met eenige weinige aanmerkin-
gen op zommige gezegden in het Iaatfte lafterfchrift van on-
zen papierbekladdcr. B — r, zegt hy (b) weet wel , dat by zig
niet durft haten zien in verfebeiden buizen , daar by voorheen met
een vrijen toegang was begunjligd, en ik geloof dat by binnen eenigen
tyd niet zal gewaagd hebben , den Heer en de Juffrouw te bezoe-
ken , daar ik in deeze af deeling gewag van gemaakt heb. Van dee-
zen Heer had hy gefproken in zyn eerde gefchrift (c) als van
iemand, die algemeen bekend en geagt was; en hy maakt weder
elders (d) gewag van hem , daar hy hem den man van de Juffrouw
noemt , wier beginfels en Gudsdienfl zeer wel bekend zyn. Opdat nu
vreemdelingen, en zy, die ver buiten Londen woonen , niec
denken zouden dat ik my niet durf laaten zien aan 't huis van
eenigen aanzienlyken en deftigen Heer, of van eene braave
en aanzienlyke Juffrouw, daar ik voorheen met een vrijen toe-
gang begunftigd was, zal ik de vryheid neemen om hen te on-
derrigtcn, wie deeze Heer en Juffrouw zyn, daar onze man
op doelt. Die lieer dan , is de Heer Carrick, een Toneelfpee-
Ier,
(a) Zie boven bladzyde 130 tot 137. (b) Complete Deteftion. p. 41.
(c) Six Letters, p. 41, ' (d) Full. Confutation. p. 87.
A R C II I B A L D BOWER. 3^
Ier, die hier nu nog fpeelt op onze Schouwburg. De Juffrouw
is zyn Vrouw, Juffrouw Garrick, alias Hoktti, die voor wei-
fle op het Toneel. Om hun regt te doen, zy
munten beiden waarlyk uit in hun bedryf. De f/ccr, (fchoon
juiil s) is niet minder bekent en geagt om zyn [pee-
. dan de Juffrouw was om haar dan/en; en de Juffrouw was
1 .: minder bekend en gcigt om haar dan/en, dan de Heer is om
z\r.fpeehn; en in dien zin zyn ze Zekerlyk een Par \obile, een
aanzienlyk , braaf en deftig paar. Dat ik my in dat huis niet
durf laaten zien , is waar ; en dat durf ik ook niet doen in ee-
nig ander huis, wiens Meeltres Roomfch is, (wier begin/els en
Godsdienjl zeer vel bekend zyn,) en bygevolg onder verpligting
ligt, om, zo ze maar ecnige kennis aan my heeft, ook haar
Ltigdeel tot de aigemeene inzameling vanlaftertaalenfaam-
roovery toetebrengen , en de byzondere en gemeenzaame
praat niet alleen te verklikken, maar zelfs, zo 't geeifcht
wordt, te verdraaien Zou niet liever de Juffrouw den Prie-
fter, die haar wettig deel kwam inzamelen, met de bekende
woorden van Koningin Did) hebben mogen heenen zenden,
rnara Mali, aliis fuecurrere disco?
Onze opregte en onzydige rigter maakt in 't zelfde gefchrift
(a) het beiluit van al de getuigeniffen op : maar draagt wel
zorg, dat hy voorzigtig alles agterhoudt, wat ik gezegd heb, om
die getuigeniflen kragte'oos te maaken,en'tgeenze ook, naar
'1 gevoelen van alle verltandige en onpartydige menfehea, te
eênem.n! Irngteloos en verwerpelyk gemaakt heeft. Hy
komt hier can weder met de verklaaringen voor den dag van
zyn Sbel :, zyn Hornes , zyn Cartcrets, zyn Gays, zyn Be-
. als de volkomenfte en uitdrukkelykfte verklaaringen, die
men ooit zou kunnen vertoonen; maar wyflelyk, en daarblyktzyn
ote opregtheid uit , rept hy geen woord van 't geen 'er op
die verklaaringen aangemerkt is, en zonneklaar doet zien, dac
zy geen beter geloof verdienen, dan die van een beurzefny-
der, die zegt, dat hy 't niet gedaan heeft. Dac het ganfche
ge.
00 Complete Deteftion. p. m.
Ss
322 VERDEEDIGING van dun Heer
getuigenis van den Heer Shelion eigenlyk niets anders is , dan
het getuigenis van den Jefuit Sheldon , zyn Broeder, is zeker;
want hy zegt in zyn verklaaring niets, dan 't geen hy van zyn
Broeder gehoord had (a), en 't is niet minder zeker, dat Va-
der Sheldon, Vader Carter et , en hun lyfknegt John Gay el-
kander regtsdraads tegenfpreeken, gelyk klaar bevveezen, ik
mag wel zeggen , betoogd is, in weerwil van alle vitteryen van
hun armhartigen nederigen dienaar, die zig te vergeefs uit-
flooft, om ze met malkanderen overeencebrengen, en een-
paarige taal te doen fpreeken (£). Wat den Heer Henry Be-
dihgfeld belangt, die verklaart niets uit zig zelven en eige
weetenfchap, maar alles alleen op 't gezag van getuigen zon-
der naam^ zoo dat wy onmogelyk weeten kunnen , hoever
zy geloof verdienen of niet , of ze in 't geheel wel eeniggeloof
waardig zyn , en zelfs of ze wel eens op den aardbodem zyn
of ooit geweeft zyn : en de Roomfchgezinde Heelmeefter Hor-
ne , die verklaart, dat ik met het Pausdom weder verzoend was
(c:), wordt openlyk tot een logenaar gemaakt door iemand,
wiens getuigenis en geloofwaardigheid de Heer J. D — gl — s
zekerlyk niet wraaken zal, naamelykjdoorj11. D — gl — s zelven,
die verklaart heeft, dat B — r nooit weder met de Kerk van Ro~
vien verzoend geweeft is (d). Deeze zyn nu de braave en eerly-
ke lieden, wier getuigeniflen de Inwooners van Groot-Britan-
niën , voor de volkomenfte en uitdrukkclykjle verklaaringen moeten
aanneemen , die men ooit zou kunnen vertooncn , op ftraf van an-
ders of voor zotten of voor Jchurken gehouden te worden; en
aan wier getuigeniffen,egter, niemand, die geen zot of/t hurk,
of beideis,van een verftandig man zou durven eifchen meer ge-
loof te flaan, dan aan dat van den allerbekendften valfchen
getuige, die ooit aan de kaak ftond. Indien een rigter aan
zyn bank op zulk een wyze verflag deed van eenige twiftzaak
of aanklagt , als hier verflag van myn zaak en befchuldigingen
aan de waereld gedaan wordt, dat is, zo hy alleen maar ge-
wag
(a) Zie boven bladzyde 153. (i) Ibidem bladz. 157 — 163. (0 FulJ.
Coufutaüon. p. 81. 00 Six Letters, p, 34.
A R C II I B A L D B O W E R.
323
-\- » maakte van de getuigeniflen, die tegen een man waren
iragt , en geen woord repte van 'c geen die man van zyn
: toe wederlegging van die getuigeniflen gezegd had, de
naam en gedagtenis van zulk een rigter, (om de woorden van
een onzydigen oordeeler, by deeze gelegenheid, in zommige
van onze openbaare gefchriften , te gebruiken,) zou by alle
beminnaars van regtvaardigheid en van 't menfehdum in haat
en verfoejing zyn; zulk een rigter is J. D—gl—s, gelyk uit
het geen ik zoo aanftonds van zyn wyze van doen gezegd hebbe,
klaar blykt,- en daar by een geveinsde huichelaar, die, ter-
wyl hy alles met voordagt agterhoudt wat de waarheid in 't
licht zou kunnen brengen, ondertuflehen zig met zyn fchyn-
heilige taal en gewaanden ernfl: ten goede by 't gemeen wil
doen doorgaan, voor een man van Godsdienft en deugd, voor
een beminnaar van regt en waarheid, voor iemand, die niets
anders op 't oog beeft , dan de waarheid te ontdekken. Schande en
verfoejing moet ongetwyffeld het deel zyn van zulk een on-
regtvaardigen rigter, en doortrapten huichelaar, en de bezol-
ding zyner ongeregtigheden.
Zoo dra onze Godvrugtige Godgeleerde op die wyze, als
ik zoo aanftonds gezegd heb , de getuigeniflen heeft opgefteld ,
en 'er, als rigter, een kortbondig verflag van gedaan aan 'c
gemeen , overvalt hem op 't onverwagtft een hevige vlaag van
yver voor de behoudenis en veiligheid van den Proteftantfchen
Godsdienft, thans in 't uiterfte gevaar, door de dagelykfche aan-
eeven Oudjejuit , die gerc:d ftaat om nu, of
:, zyn kragtdaadigen Jlag te do^n. In die vlaag drukt de
Godvrugtige man zyn bekommering met grooten ernfl: uit, in
e< ii driftige langwylige redénvoering , die men gevoeglyk zyn
afjekeidsreden zou mogen noemen. Ik zal 'er hier een ftuk den
leezer van raeédeelen, met zyn ei.^en woorden, op dat hy
daar uit zou mogen zien, door welken geeft deeze man ge-
dreeven wordt, en teffens overtuigd worden, dat dezelve,
door God tot getuige te neemen , da.r. zyn hart geen aandoenin-
£:n gevoelt, dun die van medelydcn, God tot getuige genomen
heeft van een onwaarheid, en dat 'er dcrhalven niet ligtelyk
Ss 2 een
5H VERDEED1GING van den Heer
een godloosheid zyn zal, hoe fnood ook, in welker bedryf,
zo hy ilegcs daar door zyn verfoeielyke oogmerken, en de
verfoeielyke oogmerken van hun , die hem gebruiken , berei-
ken kan, hy door zyn grondbeginfelen , van Godsdienft of
van Zedekunde, gefluit zal worden. Laat ons hem dan lioo-
ren in zyn waaren aart en hoedanigheid, die van een fch\n-
heiligen kwakzalver of oproermaaker liever. „ Indien dus
„ yder weglpoper van Romen met open armen moet ontvan-
„ gen worden, en zonder eens te onderzoeken of hy geloof
„ verdient of niet: indien 't aanmaatigen van den agtbaaren,
„ maar te veel misbruikten, naam van bekeerling hem regt
„ moet geeven tot befcherming, en zyn eigen verbaal, dat hy,
„ zonder eenig bewys, van zig zelven doet, hoe onwaarfchyn-
„ lyk ook , aangenomen moet worden in weerwil van de vol-
„ komevjle en uitdrukkelykfte getuigenijfen en verklaaringen,
„ die men ooit vertoonen kan: indien dit, zeg ik, altyd zoo zou
„ doorgaan, &c. zouden wy blootftaan voor de dagelykfche
„ aanilagen van den overgegeeven Oudje/uit (*), en den ver*
„ loopen Monnik; wy zouden onze Altaaren op nieuw on-
„ teerd zien, door ingedrongen Foumiers ("(), en de veilig-
„ heid
(*) Dagelyhfcbe aanjl'ageri! Wanrom melt en noemt hy niet den eenen of
tien anderen 'van de ten minften jaariykfcbe aaujlagen van dien overgegeeven
Oudje/uit^ Ik begryp niet , wat hy niet die dagelykfcbe aaujlagen meenén
kan, dan mogelyk de dagelykfche poogingen van dien overgegeeven Oudje-
J'uit, om de verfoeiel.ykheden van 't Pausdom voor de waereld bloot te
leggen, en daar door, zoo veel althans in zyn magt is, den gevaarlyken
voortgang en uitbreiding van dien Godsdknft in dit Koninkryk te (luiten.
Zulke en dergelyke poogingen zyn ongetwyffeld fnoode aanilagen hy een
man van zulke beginfcls, als men weet dat hy al vroeg heeft ingezoogen,
en die hy maar al te klaar heeft doen zien, dat nog tot op deezen dag toe
heimeiyk in zyn zielhuisvelten.
(f) Kunnen onze Altaaren we! meer onteerd worden door eenen Fcur-
nitr , dan ze onteerd zyn door cenen D— gl— s? Is het wel mogelyk dat
iemand de voorgaande Maden kezen kan , zonder overtuigd te worden ,
dat, zo de cene onwaardig is om tot den dienfl van onze Altaaren te war-
den toegelaaten, de andere waardig is, dat hy van den dienft van onze
Altaaren worde uitgeilootcn?
ARC II I B A L D B O W E R, j*$
„ heiu en 't welzyn der maatfehappy in gevaar gebragt door
„ een Neft van Adderen in onzen boezem te koefterep (*),
m die zig in allerhande bogten wringen zouden, allerhande ge-
„ daanten aanneemen , indien het aanneemen flegts van die
„ gedaanten , zonder verdere bewyzeo,een voldoende en ge-
, noegzaame reden is , om alles te gelooven wat ze
(«)•
Wat bewyft, bid ik u, deeze fraaije redenvoering ? Ik
wenfehte waarlyk te kunnen zeggen , dat ze niets bewyft.
IMaar zy bewyft, en maar al te klaar, de doorcraptheid van
deezen opregten en eerlyken redenaar, die op de hartscogten
verkt, en de verbeelding en driften der cenvoudigen en
doorzigtigen gaande maakt, daar hy het oordeel van kundige
en verftandige lieden niet overtuigen kan. Hoe komen tog
al die redenvoeringen, uitroepingen, fcheldwoorden , aan-
fpraa-
(*) Het is maar al te waar, dat de Prot:Jlanten,janrMs,in menigte, van
de Kei ergaan tot die van Romen: en liet is niet minder
waar, dat 'er in tien j jaren naauwelyks een eenige Roomfcbgezinde uit de
van Romen tot die van Engeland bekeerd wordt. Van de Jefuiten ben
ik, onder de Inboorlingen van Groot- Britannièn, de tweede Jefuit van vier
geloften, die de Orde, zeiiert den tyd haarer infteüing tot nu toe, verlaa-
ten heef; cm den Proteftantfcben Godsdienft te omhelzen: en de behande-
, die ik by myn leeven, en de eerfïe, de goede Heer AJ\
Jood, ontmoet het.'-, zal ;;i 't vervolg anderen zeer weinig aanmoe-
ons voorbeeld na te vo'gen, ten zy ze, op de volkomen o'
s gemoeds, het manneljk befiuit durven neemen , ora hun ruit
:1, a . len naam aan de waarheid op te of.
-. . eft derhal'ven zoo zeer niet bekommerd
yn over d.M ; , daar hier van gefproken wordt. Dat
i maar in inbeelding. Zou dan ook onze yverige G
ie uuren niet wat beter be leed hebben, zo hy ze
aan yverige en welmeenende poogingen om den eenen
of den and.ren van aat groot getal van Roomfchen, daar hy zoo gem
zaam mcè bekend is, en die dan, denk ik, geen Adders zouden zyn, nog
\t brengen, te overtuigen , en bun
loen vetzakken, dan met zig te verledigen, gelyk h
die ze Verlaaten heelt, te la'.tercn en te fc
(aj on. p. 117, n8.
Ss 3
326 VERDEEDIGING van den Heer
fpraaken te pas by het onderzoeken der waarheid '? Wat nut
en dienfl doen ze daar toe? In fleé van ons op den regten weg
te brengen en tot een waar doorzigt in de zaak op te leiden,
{trekken ze alleen om het voordeel van de onkundigen en on-
oplettenden, dat is, van wel negen van de tien, te verwar-
ren en te verblinden ; als , die veelal denken , dat hy de mee-
fbe reden heeft voor zyn zaak, fchoon zy 't juift niet zien kun-
nen , die het meefle geraas maakt. Door deeze middelen van
overtuiging, dat is door ftoute en onbefchaamde lafteringen
en fcheldwoorden , en een luid gefchreeuw, waar by dezagte
ftem der rede zig niet kan doen hooren , is 't ook alleen , dat
onze ivaarheids minnaar, gelyk hy zig beroemt, wel negen van
de tien in ganfch Engeland overtuigd heeft; en hen zoo klaar
als de dag doen zien , dat ik door den Paus en myn Jefuicifche
Overften uit de Orde gebannen was om myn ongeregeld ge-
drag en leeven (a), en weder, dat ik niet gebannen was,
maar dat ik alleen myn Overften in de Orde ongehoorzaam
geweeft was (Z>): dat ik dus gebannen en niet gebannen, in
de Orde zynde en buiten de Orde (*), door den Paus en myn
Jefuitifche Overften, in weerwil van myn ongeregeld gedrag ,
verkooren was om een kragtdaadigen Jlag in Engeland te ducn , en
ten dien einde van hun herwaarts gezonden was met een verlof-
brief in myn zak, om onder het masker van een Proteftant te
gaan, en tegen het Pausdom te fchryven (c) : dat ik, uit de
Orde uitgeftooten, aan de Jefuiten een fom gelds leende, hen
daar door omkogt om my weder in hun Broeclerfchap aan te
neemen, en daar op ook weder als Jefuit in de Orde aange-
nomen wierd, vier jaaren, na dat ik hun dat geld geleend
hadde (J) ; hoewel ik een Jefuit was , toen ik het hun leen-
de
Ca) Sis Letters, p. 34. (b) Ibidem, p. 57.
(c 1'ull. Confutat. p. 59. (d) Six Letters, p. 74.
(*) Dat ik dus, naar zyn zeggen, uit de Orde gebannen was en niet ge-
bannen, is, naar alle waai (chynlyUieid, de reden gevceft, waar om by,
zig zelven in alles gelyk, my zomtyds een JeJ'nit noemt, en zomtyds eeo
Oudje/uit.
ARCHIBALD BOWER.
127
de (a): dat ik nooit met do KefJc van Romen «neder verzoend
geweelr. ben (b) , en dat ik wei wederom verzoend ben ge-
weert met die Kerk of met het Pausdom (c): dat ik een yve-
rig Katholyk ben (d) , en nog Roomfch, nog Prutejlant, nog
zelfs een Chriften (c) &c. Indien negen van de tien in dee-
ze natie zulke grove ongerymdheden en taftbaare tegenftry-
digheden hebban konnen doorkrygen en verduwen , gelyk on-
ze waarheid fpreekende G Ie ons wel uitdrukkelyk,
verzekert, is 'teen klaare blyk,dat by negen van detienindeeze
natie het maaken van gefchreeuw en geraas kragtiger overtuigt
dan reden en bewys,en dat bygevolg niemand, dan een bedrie
die de gemeente logens in plaats van waarheid wil wysmaaken ,
zig van zulke middelen van overtuiging bedienen zal. Zulk een
bedrieger moet dan ook de man zyn , die zyn lafterfchriften
met bewyzen van die zoort, by gebrek van betere, zoo ryke-
lyk voorzien en volgepropt heeft, dat, zoo men die 'er uit
nam, zyn vier dikke boeken, 't zamen maareen gevoeglyk
dun boekje van een zeftehalf zouden uitmaaken. Met een
woord , uitroepingen , aanfpraaken , fchelden , raazen en
fchreeuwen bewyft niets, en dient maar alleen om zwakke ge-
moederen een averregts en haatelyk vooroordeel tegen ie-
mand, hoe weinig hy zulks ook verdienen moge, in te pren-
ten ; en behoorde daarom ook nimmermeer by opregte en on-
zydige onderzoekers der waarheid in gebruik te zyn; maar
alleen by bedriegers, die hun werk maaken om de waarheid
te vermommen ; en die te vermommen en met voordagt te
verdraaien in een gefchil, daar 't op iemands eer en goede
naam, hem dierbaarder dan 't leeven zelf, aankomt, is on-
getwyffeld het toppunt aller fnoodheden. Dit had ik over
de hevige en dolle redenvoeringen van deezen man in 't alge-
meen aan te merken.
Ik zal hier nu nog kortelyk eenige aanmerkingen maaken,
over deeze reden voering in 't by zonder, die wy thans onder
han-
(a) Six Letters, p. 66. (b) Ibidem, p. 34. (c) Full. Ccrj Utat. p, Sr..
(d) Six Letters, p. 32. («) lbid. p. 35.
32S VERDEEDIGING van den Heer
handen hebben. Indien yder taegïooper van Romen met open ar<-
men moet ontvangen worden, en zonder eens te onderzoeken of by ge-
loof verdient of niet &c. Ik heb toe nog toe gedagt, dit
yder in dit land den Godsdienft mag belyden, welken hy wil:
en dat een Roomfchgezinde, en zelfs een Jcfuit vryheid heefTt
tot de Kerk, die door de wet valtgefteid en bevoorregt is,
over te gaan, zonder dat iemand regt heeft om hem daar re-
kenfehapover af te vorderen. Wy weeten, dat 'er Pr oteftm-
ten jaariyks in groote menigte den Roomfchen Godsditnil
omhelzen, en dat niemand hun zulks betivift, en daarover
moeite maakt; en waarom zouden dan de Roomfchen, die
hun geloof voor dat der Proteftmten verwijfden, diezelfde
vryheid niet genieten? Waarom zoa het een Jefuit zelfs, die
den Protcflantfchen Go.Ösdienft aanneemt, en daar voor niets
van anderen eifcht of bedelt, maar in 't zweet zyns aangezigts
zyn brood tragt te winnen, niet vry (taan om even geruft en
ongeftoord in dit Prote/lantfch Koninkryk te leeven, als hy ge-
daan zou hebben, zo hy Roomfch en een Jefuit gebleeven
was? Waarom zou men een Inquifitie opregten tegen Room-
fche'l, die Proteftantfch worden,- en geene tegen Proteftmten ,
die Roomfch worden? Wie merkt in deezen man den waarea
geeft niet van een Roomfchen Inquifueur tegen Ketterfcbe verkeerd-
beden, dat is, tegen Roomfchen, die het Pausdom verzaa-
ken, en niet tegen Protejlanten, die hun geloof verlaaten en
overgaan tot de Roomfchc Kerk? Maar om dit over te flap-
pen;" welke klaarde* en kragtiger blyken kan ik tog geeven
van myn opregtheid, dan ik al reeds gegeeven heb? Welke
bewyzen, taflbaarder en overtuigender zou deeze man tog
hebben willen, indien hy eens tot Inquifiteur of onderzoeker
verkooren wjerd van de bekeerlingen uit het Pausdom, of ge-
lyk hy ze noemt, van de wèglöopers van Romen? Ik was, na
myn komft in dit Proteftantfch Koninkryk, myn moedenaal
nog niet wederom volkomen magtig geworden, toen ik aan-
ftonds al de eerfte gelegenheid , die my voorkwam , waarnam ,
om, als Schryvcr, en in openbaaren druk, de dwaalingen
van
ARCIIIBALD B O \Y E L 329
ran 't Pausdom tegen te fprecken (a). Ik heb, en niet zon-
der goed gevolg, het ganfche gebouw van den Roomfchen
Godsdienft in myn Hijlorie der Pau/en aangecaft, en volgens de
de gedagten van de befte regters binnen en buiten 's lands, de
Afgodery die Kerk onwederfpreekelyk en onuit-
even (*;. Ik heb vier-tn-d .'rtig jaaren
in Engeland gewoond, en al dien tyd gemeenzaam verkeerd
met verfcheiden Protejïantfchc huizen, beroemd wegens hun
getrouwe aankleeving aan de thans regeerende Koninklyke
fa-
(a) Zie boven blaihz. 68.
(*) Ik ondernam dat werk met geen ander oogmerk, d.m om inyn ge-
drag in 't vcrlaaten van den Godsdientl, waar in ik was opgevoed, voor
de waereld, vooi de tegenwoordige beideen toekomende geflagten, teregt-
Yaardigen : en ten dien einde weigerde ik eenig deel te neemen in een
werk, daar merkelyk meer voordeel voor my by te doen geweeft zou zyn,
zonder eenig het minde gevaar te loopen. Dit heb ik reeds voorheen at
ftraks in myn eerfte gefchiift te kennen gegeeven ,• en daar het werk zelf,
dat my aangebooden wierd , naamclyk het ganfche opflel van de Hedendaag-
febe sllgemeene Hijlorie, die nu gedrukt wordt, genoemd, en teffens ook
den perfoon, die 't my aanbood, den Heer Mttlar, den uitgecvei dier
Ilittorie, en een byzonder Vrind van den Heer D— gl — s, die derhalven
weeten moet, dat, hetgeen ik zeide, waar is. En nogthans, tegen zyn
eigen beter weeten aan , fchryft hy in ai zyn lalterfchriften myn ondemee-
men van de Hijlurie der Paufen als een zaak, daar geen twyftel op valt, toe
aan inzigten van eigenbelang, aan de beop van een groot deel Proceftanten tot
Infcb ■:. Is dan deeze J. D — gl — s geen opregt en on-
r der waarheid! Had ik de zeer voordeelige aanbiedin-
gen, die d: Heer Millar my deed, aangenomen, ik had, ltiaffeloos, al-
le bordtcien van de ftad mogen bezoeken, by alle Juffrouwen , daar ik
kennis aan had, dtn vrijer fpeeleu, en door my eerfl van haar hart en ge-
maaken , en haar dan te verzaaken, haar laaten
. en zitr enkt :nde middelen in 't leeven houden tot dat
ze eerlang den geeft gaven: (wart deeze man heeft ook kunnen goedvinden,
voorheen bladz. imo gezegd is , om my, toen ik reeds myn groot moord-
jaar voorby was, met moorden en doodllagen van die natuur te bctigten.)
De Jefuiten zouden zig dan nooit met my gemoeid hebben , noghunjïo»-
kebrand, en d verspreider bunner logenen zyn beurs gevuld ten kofte van
myn goeden naam Hy is de winner alleen in ditgefchil, zo, 't winnen
ii , dat uien , onTerfchillig waar meê , wat gelds Krygt , en fchinde
Tt
330 VERDEEDIGING van den Heer
familie, en wegens hun yver voor onze gelukkige regeerings-
vorm, beide in Kerk en in fhaat : mee de huizen, naamely k, van de
Jylmers, de Morris , de Fortefcues, de Mojlyns, de Lytteltons ,
om nog veele anderen niet te noemen; en op hun beroep ik
my, of ik niet, by alle gevoeglyke gelegenheden, den uiter-
ften afkeer heb laaten blyken van de godlooze leeringen en
verfoeielyke gebruiken van die Afgodifche Kerk; en of zy
zelven my niet altyd voor een opregten niet alleen , maar ook
voor een zeer yvcrigen Protejlant gehouden hebben. En zal
deeze baldda3dige man , met al zyn voorraad van Jefuitifche
onbefchaamdheid, de ftoutheid hebben van te zeggen , dat
men geen agt heeft te flaan op de getuigenifTen van zoo veele
perfoonen van aanzien en naam, van onbetwiftbaare eer, en
bekende deugd ; en dat men de tegen elkander lïrydende ver-
klaaringen van Jefuiten , van Roomfchen die onder 't beftier
en den onmiddelyken invloed der [eiuiten ftaan, van geringe
Roomfche kroeghouders, zoopjetappers, lyfknegts, &c. het
fchuim van de natie en van 't Pausdom zelf aanneemen moet,
en gelooven , als de volkomenjle getuigenijjen , die men ooit zon
kunnen vertoonen? Het is waar, dat deperlbonen, op welken ik
my tot getuigenis van myn gedrag beroep, allen myne Vrin-
den zyn, en my zelfs in deeze myne zwaare en onverdiende
vervolging met nog meerder minzaamheid en trouwhartige
Jiefde bejegend hebben, dan ooit te vooren. Maar zulks wel
ver van hun getuigenis te ontzenuwen, bekragtigt hetzelve;
dewyl ze my zekeriyk hun Vrindfehap onwaardig zouden ge-
oordeeld hebben, op het oogenblik dat ik eenige de minde
neiging tot het Pausdom had laaten blyken. Ik heb daaren-
boven ook de groote en voordeelige aanbiedingen , met ver-
agting, van de hand geweezen, die de Jefuiten mydeedenom
my na de Kerk en Orde, die ik verlaaten had, te rug te lok-
ken ; gelyk de Jefuit Kingsley zelf verklaard heeft aan zyn boe-
teling den Heer Amold, die bereid is om zulks, voor welke
Overheid, of welk Gerigtshof in Gnot-Britanniën men wil, on-
der eede te beveiligen (a). Verder heb ik, en wel inzon-
der-
(«) Zie boven bladz. 184.
A R C II I B A L D B O W E R. 331
derheid van 'c Priefterfchap, (van zommigen, meen ik, uit
hec Protejlantfcbe Priefterfchap , mei die van 't Pausdom tegen
my vereenigd) de wreedfte vervolging, die ooit Prot e flant ia
een Proteji veft onderging, moeten uitftaan, omdat
ik een Protcjlant was. Ik zeg met nadruk om dat ik een Prote-
ftant was: want was ik Roomfch en een Jefuit gebleeven, ik
zou even geruft, ongeftoord, en gelukkig myne dagen hier
hebben mugen flyten, ais de overigen van de Broederfchap
doen in deeze Hoofdftad, en in andere deelen van het Ko-
ninkryk. De Jefuiten vleiden zig ongetwyffeld , dat myn
llandvaftigheid 'er door aan 't wankelen, zou raaken, dat ik
my dus onwaardiglyk van hun,- wier zaak ik had opgevat, be-
handeld zag, en dat zelr* iemand van hun, (die braave God-
geleerde J. D — gl — s ,) wel tegen my durfde zeggen, dac
de Kerk van Engeland geen vryplaats was voor het uitvaagfel van
de Kerk van Romen; 't welk zoo veel was, als my teraaden,
dat ik maar hoe eer hoe liever naar die Kerk zou wederkeeren.
Myn vervolgers aagten niet, dat ik zoo zwaar een proef door-
geftaan zou hebben, maar dat ik 'er of geheel onder bezwee-
ken, of de Kerk, die my zoo ruwelyk verftooten had, ver-
laatende, weder myn toevlugt zou genomen hebben tot die,
•welke als een liefnebbende Moeder haar armen nog uitge-
ftrekt hield, om my met vreugde in haar fchoot te ontvan-
gen. Maar nog de kwaade en onvrindelyke behandeling vau
de eene, nog de minzaame noodigingen en gunftige aanbie-
dingen van de andere maakten eenigen indruk op myne ziel.
Ik bleef het gezuiverd geloof , dat ik omhelsd had, aanklee-
ven in wederwil van de onvermoeide poogingen , die en de
Jefuiten en hun Proteftantfch werktuig en deszelfs aanhang met
nigde kragren aanwendden, om my weder tot het byge-
loof van 't Pausdom te doen vervallen. Ik zal over dit ftuk
nie^s meer zeggen, maar beroep my op alle de Inwoonersvan
Groot -Britanniën in 't algemeen, of 'er thans in 't ganfche Ko-
ninkryk wel een eenige Protefiant is, die onbetwiftbaarder
blyken , dan ik, gegeeven heeft, van zyn waarlyk opregte
ïgeveinsde aankleeving aan den Protejlantfchen Godsdknft ,
Tt 2 en
332 VERDEEDIGING van den Heer
en zyn afkeer van 't Pausdom ? En nogthans word ik hier van
onzen opregten en Godvrugri^en Kerk lykenbefchreeven, als
iemand, die geen ander bïyk van zyn Protefiant/cb geloof ge-
toond heeft, dan het aanmaatigen van den te veel misbruik-
ten naam van bekeerling, en , om die reden alleen , onder hec
verwarde Neji van andere ontiJbaare Adders, in den boezem van
de Kerk van Engeland is toegelaaten. Dit is de man, eg-
ter, die zoo dikwils en plegtig verklaard heeft, dat hy niets
op 't oog beeft, dan het ontdekken der waarheid, en die ongeiwyf-
feld God daarop wel tot getuige zou willen roepen , of op iets,
wat het ook ware, zo zyn zaak flegts daar door bevoordeeld
kon worden; even gelyk hy hem tot getuige geroepen heeft,
dat hy iny geen kwaad hart toedraagt , en dat zyn hart geen aandoenin-
gen heeft dan die van medelyden; fchöon niemand die ongerym-
de oproerftookende redenvoering, daar wy van fpreeken, lee-
zen kan, zonder in dien redenaar een ziel te ontdekken vol
van bittere woede en boosaartigheid.
By de menigvuldige voorbeelden, die ik reeds van 's mans
fchurkery gemeld heb , zal ik 'er nog een voegen van zyn on-
kunde: een voorbeeld, waar uit men teffens den regten aart
van deezen man zal kunnen leeren kennen, onbekwaam om
te zwigten, en 't zy hy dwaalt, 't zy hy laftert, zigdoor de
allerkragtigfte bewyzen te laaten overtuigen. Het voorbeeld
is dit. In de voorreden van myn Uijlorie der Paufen had ik ge-
zegd, dat ik, terwyl ik te Romen was, in myn gedagten 's
Paufen opperhoofdigheid afzwoer, hoewel dezelve voor een ge-
loofsartikel door het lighaam , waar toe ik behoorde , gehouden wierd , en
Bcllarminus my geleerd had, dat zulks een zaak was, daar het
geheele Chriflendom van afhing. Uit deeze woorden zelven bleek
duidelyk , dat ik geen artikel op 't oog had , dat van alle
Roomfchgezinden zonder onderfcheid geloofd wierd, of dat
iemand noodzaakelyk gelooven moeft om een Roomfchge-
zinde te zyn; maar alleen een gevoelen, 't welk doordat Lig-
haam, daar ik een lid van was, gedreeven wierd. üoclor
Ch — / — r egter, NaambifTchop van Londen, en des^zelfs me-
dehelper Doclor ZJ— 1/—~ r, namen daar uit geleegenheid om
m v
ARCHIBALD BOWEU. 333
my te venvyten , dat ik inderdaad reeds Proteflantfcb 'm 'dure
was, to;n ik myn laatfte geloften onder de Jefuiten deed , en
»s Pai c:J, zoo wel als al de andere leerftukken
van 't Katholyk geloof voorftond en verdedigde: waardoor
2y duidelyk fcheenen te vooroHderftelIen , dat 's Paufen Op-
perhoofdigheid een van de leerftukken was van dac geloof.
Deez 5 ram zedert D — gl — s van hun over.
Ik antwoordde 'er op, dat ik, terwyi ik te Romen was, ds
.in myn gedagten afzwoer, naame-
lyk, dieopperfte, onbepaalde, onafhankdyke, en onwede'r-
fpreekbaare magt over de geheele aarde, welke verfcheiden
Paufen zig hebben aangemaatigd, en niemand van hun toe
nog toe afgedaan of openlyk verzaakt heeft; maar dewyl die
zoort van Opperhoofdigheid geen artikel was van 't Katholyk
geloof, hoewel het in zyn volle kragt en ganfche uitgeftrekt-
heid door het Lighaam, waar toe ik behoorde, gedreeven
wierd , dat myn afzweeren van 't zelve my geen Protejïant in
myn hart maakte. Ik voegde 'er by, dat ik zelfs de Geefte-
lyke Opperboofdigbeid of Oppcmagt , die zig de Paufen over de
Kerk toeeigenen wel zou afgezwooren kunnen hebben , zon-
der egter eer.ig leerftuk van den Roomfchen Godsdienft te
verzaaken : en verklaarde my daar op nader, welke eene Op'
permagt ik meende, en de Paufen zig toeeigenden ; naamelyk
een (Jppergezag door geene Canons of Conciliën bepaald,
niet alleen over elke Kerk in 't byzonder, maar ook over de
meene Kerk; en dat gezag zelf ook, zeide ik, die Opper-
boofdigbeid, of Oppennagt was ook geen artikel van 't Katholyk
geloof, dewyl het door de Janfenijle Geeftelykheid in Frank-
gelocherid wordt, met welke Romen egter Kerkgemeen-
i'chap houdt. Van de Roomfche Doftors hoorde ik zedert niet
meer. Maar onze Protejïant f eb e Doftor, die zig mede in 'c
flrydperk begeeven had, nam de zaak voor zyn twee mede-
broeders op, en liet zig, vol van bittere woede en raazerny,
die hy Protejlantfebcn )• ver noemt, dushooren: deeze vermetele
man beeft de fioutbtid van Jlaande te bonden , dat iemand 's Pau-
Tt 3 fen
33} VERDEEDIGING van den Heer
fen Opperhoofdigheid hebenen kan en egter een goed Katbolyk zyn. —•
Dat die Opperhoofdigheid geen artikel is van het Katbolyk geloof. — ■
Dat de Janfenilten in Frankryk dezelve lochenen en dat een
Roomfche dit leerjluk zoo wel ontkennen mag, als een Proteftant
mag ontkennen, dat de Paus de Aiuichrilt is. Ik beken 't, dit
alles heb ik itaande gehouden en houde hec nog (taande; maar
op welke wyze wederleg! tog deeze man myn zeggen? Hy
doet het met de volgende fraaija redeneering, die ik met de
eigen woorden hier zal [tellen, op dat de leezer haar mag heb-
ben in haar volle kragt. Dus redeneert hy. Is dit niet een
ivonderjluk of van onbefchaamdheid of van-ontroerde barffenenl Ver-
beeldt Irj zig dan , dat wy ons verft and geheel verhoren hebben , of
heeft hy zelf nooit eenige de ininfie kennis gehad in /lukken van doe-
zen aart; zoo dat hy niet eens onderfcheii weet te maaken tuffchen 's
Paufen Óppiuuioofdigheid en zyn onfeilbaarheid! Deezelaat-
Jle is 't , die geen artikel is van 't Katbolyk geloof, en bet-wijl wordt
door de janfenilten en welke een Roomfcbgezinde wel ontkennen
kan en Roomfch gezind bly ven: bygevolg, de Opperhoofdigheid
is een artikel van 't Chriftelyk geloof, en wordt door de 'Jan-
feniflen in Frankryk niet gelochend. Q. E. D. — Door dus te
redeneeren, dat is, te fchelden en uit te vaaren zonder eenig
bewys, f want wat is 'er in deeze ganfche fraaije redenvoe-
ring, dat naar bewys gelykt?) heeft die man, gelyk hy zegt,
negen van de tien in de natie de groflte ongerymdheden, en
zelfs de taflbaarfte tegenftrydigheden zonder wederzin en
walging leeren doorzweigen, en door dat zelfde zoort van
bevvyzen zal hy hen ook mogelyk wysgemaakt hebben ,
dat de Janfenijlen in Frankryk , van wier geloof hy droe-
vig weinig weet, in de Opperhoofdigheid van' den Paus ge-
looven.
Had hy , vervolgt onze redenaar , een Protcftantfch boek,
genoemd Barrow over de Opperhoofdigheid van den Paus, ooit eens
ingezien , hy zou 'er uit hebben kunnen leeren , dat dit leer/luk , wel
ver van geen artikel te zyn van het Katbolyk geloof, de hoekfleen
zelf is van den Godsdienjl, en een leerjluk, dat boven alle andere
een
ARCHIBALD B O W E R. 335
een grondvtaarheid is van 't Pausdom (*), daar, volgens Bellarmi-
nus, de ge dftm en bet wezen zelf van het Cbriftcndomvan
afhangt. Dewy] ik dat geleerde werk van Barrow geleezen ,
en , zoo ik my verbeeldde, verftaan had , 't geen ik geleezen
had , nam ik aanftonds, toen ik zag dat deeze man zig op dien
Schryver beriep, dat werk weder in de hand, en vond 'er, 't
geen ik van te vooren wél wift, dat ik 'er vinden zou, naame-
]yk dat Barrow die zelfde gevoelens bekragügde, die hy hem had
haten tegenfpreeken. Want op verfcueidene plaatfen (a)
van
(*N Or.zc opregte en. I lerzoeker der waarheid neemt hier de
vryheid om Barrow te vei . die nergens in zyn ganfche boek van't
begin tot het end iets dergelyks zegt, als hier wordt aangehaald, r.aame-
lyk, dat de Oppetboofdigbeid van den Paus de boekfleen zelf is van der. I
dienft , en een leerjluk dat boven alle andere een grondwaarbeid is van 't Paus-
dom: zelfs leert hy in verfcheiden plaatzen juilt hei tegendeel, gelyk ftraka
getoord zal worden: 't geen Barrow ze;:t in de plsats, daar deeze ir.an op
t te doelen, is dit: dat r. hunner Kerk , ■ non.
■? is, waar omtrent - met elkander moejlen overee .
ven, en bet welk zy nu, by deezen tyd, reeds van alle twijlen engefcbil mos-
ften r i -.crd mogtenzyn, waarin;
zelfs :
Jiuk : '^\ft, bet geloof en l. . i .
alle C i «fr- Kerke en den vrede en rujl van . (i).
Uit deeze '.voorden blykt duidelyk, dat al 't geen Barrow zeggen wil , (en
hy kon zelfs z\n meening niet wel duidelyker hebben uitgedrukt,) hier op
üitkoi het een zaak van
hoe ver het gezag van den Paus zig uitflrekt , dat (luk egter to
toe niet befiifl zy. Betekent dit nu, dat de Opperboofdigbeid i
.: te-
k, dat tot nog toe niet beflisd is, een .
irrow op deeze plaats, die
dien Schryver heb . het oog had, lydt geen twyffel ; want daar
op die plaats vond laaiing uit Bellarminus , jfgitur dt
me; dat hy met de eigen woorden van Barrcw ook heeft over: e
maar verder gaat hy niet: zoo dat hy omtrent twintig of dertig tegels in
Schryver geleezen heeft; en deeze heeft hy vervalfcht; gelyk ik ge-
toond
(i) Barrow p 2.
(a) pap. 39. «u de uitgsr.ve in cuvto. tn pag. zo tot 25 in die van de /WH*.
S36 VERDEEDIGING van den Hiïex
van dat voortreffelyk werk , zegt hy , dat de Oppeïi-
hoofdigheid van den Paus over de Vorften in bet taaereldlyke m
al rond uit gelachend wordt : dat de aanhangers van de Kerk van Ro-
men het met eikanderen niet eens zyn over de idtgcftrcktbeii van 's
Pa' f en gezag zelfs in 't Geefteyke: dat , fc hoon de Paufenzigzelven
een volsrekte Opperhoofdigheid over ds Kerk aanmaatigen ;
fchoon de groot e hoop der Godgeleerden , die by hen in de gin ft f taan ,
dien voeg heen wandelt ; fchoon zulks volgens hun be^infelcn . zo zy
anders eenige begwfelen hebben, die duidelyk en zeker bepaald zyn,
de leer mogt febynen ts zyn van hun Kerk; dat 'er nogthans onder hen
een talryke aanhang gevonden wordt , die den Paus zulk eene Op-
ferhoofdigheid niet TOESTAAT, en deszelfs gezag binnen vry
enger paaien beflu.it. En gelyk de andere party decze met Kettery
bctigt , zoo brengt deeze wed.ro m op haar beurt , dezelfde bef chuldi-
ging in tegen de andere (a). En weder (Z>); Ik weet dat 'er in de
Kerk van Romen een groote overvloed is van Godgeleerden, die di
Paujfclyke Opperheerfchappy vry wat naauwer beperken, dan, 11 aa-
melyk, de Paus zelf en de trouwhartige voorftanders van zyndoel
gewoon zyn te doen; die beweeren, dat de Paus , even als alle
andere BiJJiboppen onderworpen is aan de Canons , en hem
geen meer magts en gezags in 't gemsenebeft der Kerke toeftaan, dan
de Hartog of Doge van Veneuè'n heeft in zyn Raad &c. De ge-
geleerde Schryver voegt 'er nog by, dat dergelyke begrippen
openlyk de overhand genomen hebben by een groot deel
van de belyders van 'r Katholyk geloof; dat dezelve door
de mcefte Godgeleerden in de Kerk van Frankryk gedreevin worden,
en dat men wel ft ellen mag, dat ze over al, daar vryheidvan oordcel
is , algemeen zyn: ja dat ze zelfs in aanzienlyke Synoden vnor Ka-
tholyke waarbeden verklaard zyn , &c. Kun de Prote/tantfcbs
Schryver, genoemd Barrow , wel ooit met uitdrukkelyker en
Verftaan baard tr woorden gezegd hebben , dat 'er in de Kerk
Zelf van Romen zeer veele Godgeleerden zyn , die 's Paufen Op-
perhoofdigheid lochenen ; dat dezelve door de mcefte Godge-
leerden in de Kerk van Frankryk gelocnend wordt, en dat dezel-
ve
(*) PaS> 2<5' i" quarto. (b) Ibidem p. 35.
A R C II I B A L D B O W E R. 337
v:-, bygevo'g geen artikel kan zvn van het Katholyk geloof,
en nog veel minder de boekfteen zelf van den Godsdienjl {"). Wie
zou nu niet denken , dat onze opregte en onzydige onderzoeker der
waarheid, toen hy zag, dat het gcc.i hy beweerd luid, dus
duidelyk wederlegd, en 't ge-en ik beweerd had niet minder
cluidelyk bekragügd was door d^n Schryver zelven, op wiens
gezag hy zig beroepen had, eindelyk toegegeeven zou heb-
ben, en opregtdyk bekend, dat hy gedwaald had, en van
zyn twee Roomfche leiJslieden misleid was geworden? Yder
zeker, behalven 'J. D — g — s, zou dat gedaan hebben. Maar
hv is een man van een geheel anderen aart dan de meefte
menfehen, etn, die of by gebrek van verltand en doorzigt
zig door de onwederfpreekelykfte bewyzen niet overtuigen
laat, of niet bekennen wil, dat hy overtuigd is uit gebrek
van eerlykheid en opregtheid. Hy heeft een byzondere gaaf
van lalteren en fchelJen, en om bittere en eerroovende reden;
voeringen en aanfpraaken te doen: en tot bewyzen van dien
aart neemt hy zyn toevlugt om de waarheid te vermommen ,
als dezelve al te klaar aangetoond is om ontkend of betwifl te
worden. Dus maakt hy in zyn laatfte lafterfchrift geen het
minfle gewag van alle deeze aangehaalde plaatzen en gezeg-
den uit een Protejlantfcb boek, genoemd Barrow, die by yder op-
regt en verftandig menfeh zekerlyk geoordeeld zullen worden
dit ganfehe gefehil te befliflèn , dewyl het juift dat zelfde
boek is, daar hy zig op beroepen heeft. Maar hy laat en dat
boek en dien Schryver geheel vaaren, en weder zyneredeneer-
kunde of liever agterftraats taal te hulp neemende , vleit hy zig ,
dat hy door braaf te fchelden en een groot gefchreeuw te maa-
ken , de eenvoudige en onkundige , dat is , negen van de tien in
de natie, in wederwil van betooging zelve, verblinden zal en
{tand
(*', Voeet hier by, dat 's Paufen volftrikte opperbeerfebappy , onbepaalde
tnagt, of oppcrbooftligbeid , zelf; naar 't zegeen van Uellarminus , dien dee-
ze ;- ,' flegts is, Ouafide Fide (i) byna een geloofjluk , en der-
halven geen leerftuk van het Katholyk geloof nog van de Katholyke Kerk.
(ij Bcllarm, Concil, II. 1-.
Vv
333 VERDEEDIGING van den Heer
ftand doen houden. Ik zal dat fraaije ftukje van welfpree-
kendheid, daar hy zig by deeze gelegenheid van bedient, hier
invoegen, op dat het een duurzaam gedenkftuk moge ver-
ftrekken van 's mans verwaandheid, van zyn verkeerdheiden
onoverwinlyke hardnekkigheid, om zyn misflagen , zoowel
ais zyn lafterirrgen, hoe volkomen en kragtig ook wederlegd,
{taande te houden. » Niets evenaarde ooit de onbefchaamd-
„ heid van deezen man, in de poogingen, die hy deed, om
„ de befchuldiging, dat hy den verfbeielyken zetregel van
„ ftilzwygende afzweering geoeffend had , te ontwyken (*),
„ dan
C*) Hy had my befchul Jigd , dat ik de verfoeielyke leer der ftilzwygende of
innerlyke afzweering erkende (r). Iemand, zegt hy, van my op de onder-
aangetekende plaats fr>reekende,««jand die de verf 'oeielyke leer der ftilzivy gen-
de afzweering erkent. Ik verzogt hem daar op, dat hy my de plaats wil-
de aanwyzen, daar ik zulk een leer erkenne (2). In plaats van zulks te
doen , verwilïelt hy den tegen woordigen tyd in den voorleedenen, en
zegt, dat ik, terwyl ik een Jefuit was , en openbaar Hoogleeranr, onder
eede, het geloofsformulier van Paus Pius, dat de Opperhoofdigheid leert,
ondertekende, fchoon ik dezelve niet geloofde: 't welk eigenlyk niets an-
ders betekent, dan dat ik een Jefuit was, en terwyl ik een lid was van de
Orde, ook de leer dier Orde volgde,- een leer, die ik zedert allang ver-
zaakt heb, en opregtelyk van harten afkeuren verfoei! rvlaargy, myn
goede Heer, befchuldigde my, dat ik deeze leer nu erken, iemand zegtgy,
die de verf oeielyke leer erkent, niet, die ze erkende of erkend beef 't : en gy
kunt u deihalven van de misdaad van my belalterd te hebben niet wel
zuiveren, dan door de plaats zelve aan te wyzen , (waar toe ik u uitdaag)
daar ik zulk een leer eiken, of, zedert dat ik Proteftant geweeft ben, er-
kend heb. De Jefuiten zyn ook de eeniglten in de waereld niet, die
geloofsformulier en ondertekenen, die ze niet gelooven ; en had deeze man
eenig oordeel en doorzigtigheid, hy zou zoo teder een ttuk niet geroerd
hebben. De eerfte woorden zelve van deeze zyne redenvoeiing te-
gen my, behelzen of vooronderftellen een onwaarheid, naamelyk, dat ik
gepoogd beb , de befcbuldiging te ontwyken, dat ik den verf oeielyken zetregel
van Jiilzivygende afzweering geoeffend beb, voor dat ik de Orde verliet, die
zulke zetregels billykt. Want men heeft my nooit befchuldigd, dat ik
dien zetregel geoeffend heb, terwyl ik een Jefuit was, gelyk hier vooron-
derfteld wordt, en bygevolg kon ik ook dergelyk een befchuldiging niet
poogen te ontwyken: en ik zou het ook, had men my met iets dergelyks
betigt, inderdaad niet gedaan hebben; dewyl ik volkomen overtuigd ben,
dal
(1) Full. Confutation. p. 77. (2) Reply. p. 41.
A R C H I B A L D B O W E R. 33j
„ dan de balddaadige pooging, die hy (a) in zyn Rtply zig
„ onderwinde, om de befcnulJi^ing te ontduiken, die 1 .
„ gen hem inbragt, dat hy de ÜpperhoofdighJd , en de on-
„ feilbaarheid van den Paus met malkanderen verwarde. ï\Jyn
n befchuldiging (/;) in myn Full. Confutat. was hier op ge-
„ grond: dat hy beweerde, dat iemand 's Paufen Opperhoof-
„ digheid lochenen kon en egter een goed Katholyk biyven.
„ Hy erkent, dat hy dat beweerd had, maar hoe bewyit hy
„ 't? Zeer aartig, moet ik zeggen! door te toonen , dat de
„ Roomfeh Katholyken van eikanderen verfchilien in hunne
„ gevoelens over de natuur en uitgeftrektheid van die Opper-
„ hoofdigheid (*). Maar wie heeft dat ooit ontkend! Ik heb
„ het zeker niet gedaan, en kon het niet doen ; o;n dat zom-
, mige Italiaanen dezelve uieftrekken niet alleen overdeKerk,
„ 't wJk hier eigenlyk maar het gefchil is tullchen ons, maar
„ ook
(«) pag. 15 en 16. (5) pag. 52, 54.
dat iemand, die een getoofs formulier ondertekent in cen anderen zin, dan
dien, welkende woorden , natuurlyker wyze.vereifchen en aanduiden, zyn
geweeten krenkt, en zig fchuldig maakt aan meineedigheid, in wederwil
van alle oaderfcheidingen , die zelfs een Jefuitfche fpitsvindigheid weet uit
te denken, om 'er zig meè te dekken.
(*j Een aart:* bevoys zeker! maar waar vindt men het? Hy heeft zeer
wel gedaan , dat hy de plaats niet aangehaald heeft. Want zoo groot een
ongerymdheid zal men bezwaarlyk eldurs vinden kunnen, dan in de onge-
rymde harilenen van J. D—gl — s. Dj Opperboofdigbeid van den Paus, en
eyn onbepaalde magt , of •colftn., 0 , zyn woorden van eene
betekenis : en te zeggen, dat de Roomjcb Katbolyken verfchilien in bunne ge-
voelens omtrent de natuur en uitgeflrektheid -erin de Oppcrtocfdigbeid betekent
derhalven niets anders, dan dat ze verfchilien omtrent de natuur, en uit-
geftrektheid of omtrent de paaien vaneen onbepaalde magt; 't welkvrf
wat naar wartaal gelykt. Myn b'ewys kwam hier op uit: de Roomfeh Ka-
tholyken verfchilien in gevoelens omtrent de uitgeltrektheid van 's Paufen
magt, (niet, van zyn Opperhoofdigheid) dewyl zommigen zyn onbepaalde
magt of Opperboofdigbeid erkennen, en anderen weder dezelve lochenen:
bygevolg is die onbepaalde magt , of Opperboofdigbeid van den Paus geen ge-
looffuik van de Katholyke Kerk. Maar wat wonder is 't, dat de verval-
feber van Barrow ook myne woorden verdraait; verval fcheu en verdraaien
is zyn werk geweeft van 't begin af van zyn eerde lafterfchrift tot aan het
«indt toe vu zyn v -
Vv 2
3+o VERDEEDIGING van ben Heer
„ ouk over den ftaat; en anderen, gelyk de hovelingen var»
„ 'c Roomfche Hof, dezelve toe een onfeilbaarheid maaken:
^ en deeze erkende ik («), dat iemand lochenen kan, er»
„ nogthans een goed Katholyk zyn ; maar ik beweerde daaren-
„ tegen alleen , dat de Opperhoofdigbeid van den Paus , zyn
„ Primauté, gelyk ze Courayer in zyn werken noemt, of het
„ leerfluk dat hy het hoofd van de Kerk is, door geen goed
„ Katholyk kan of mag ontkend worden, en nooit ontkend
„ geweell is, zelfs niet van de JanfcrAften. En dit erkenc
„ ook de armhartige man zelf, op de eige plaats, daar hy my
„ wederleggen wil , als hy zegt : dat de Paus bet hoofd ofdeeerjle
„ BiJJchop is van de Kerk , is een artikel van het Katholyk geloof
„ (b). Én is dit dezelfde en eigen (telling niet , die hy in zyn
„ eerfte gefchrift (c) ontkende, toen hyzeide, dat iemand
„ 's Paufen Opperhoofdigheid lochenen kan, en egter een
„ goed Katholyk blyven? Want wat is' 's Paufen Oppcrhorfdig-
„ beid anders, dan dat hy bet hoofd of de eerfte Biffchop is van de
„ Kerk (*)? Men moet 'er waarlyk over verbaasd ftaan. Uit
„ dit
(a) Full. Conftttat. ƒ>. 53- (b) Reply. p. 17. (c) fag. 73.
(*) Wat is 's Paufen Opperboifdigbeid anders, dan dat hy bet hoof d of de eer-
fte Bi(fcbop is van de Kerk? Ik antwoord : 's Pattjen Opperhoofdigheid ,
en dat hy bet hoofd of de eerfte Biffchop is van de Kerk, zyn twee zaaken, die
zeer ver van elkanderen verfchillen. Dat de Paus, als opvolger van den
Apolic'1 Petrus op den ftoel van Romen, door godlyk regt, of uit kragt van
de Infttlling van Chriftus, het hoofd oföe eerfte Bilfchop is van ds Kerk , is
een geloofftuk van de Katholyke Kerk. Maar in denfehoot der Katholyke
Kerk zelve, en bygevolg onder hen, die den Paus voorden eerften ot Hoofd-
liiffchop der Kerke erkennen, is een groote overvloed van Godgeleerde)!, een
talryke aanhang, die deszelfs Opperhoofdigheid niet toe ftaan: de Opperhoof-
digheid dei hafven van den Paus, en dat h'y het hoofd of de eerfte Biffchop is
van de Kerk, zyn twee zeer ver van dkander verfchillende zaaken : het
laatfte is een geloofftuk der Katholyke leerj het eerfte niet: dit mag men,
dunkt my, in den ftiikften zin, eene belooging noemen, indien wy ons
aan de beflisfing houden, die Barrtiv Vr van geeft; en waar op onze re-
denvoerder niet veel byzonders te zeggen kan hebben , dan zyn gtwoone
wedeile^gingswyze. Hy is zoo geheel onkundig, (om de woorden van
den
(i) Corpe Poftfchript to fome remarkableFacfo. p. 72.
A R CIIIBALD E O W E R. 3+t
» dit Haaltje zal de leezer kannen oordeelen , tot welke onno-
„ zele uitvlugten de verharde Je/uit gebragtis, en van welke
K beuzelagtige vitteryen hy zig ion verdediging van zyn zaak
„ bedienen moet, nu iets zeggende, dan 't weer herroepen-
„ óc ,nu beweerendedan lochenende, zonder eenig ander oog-
„ merk, d^n om voor dien tyd de zwaarigheid , die hem
, drukt,
den geleerden Heer Corps te gebruiken, daar hy van deezen man fp eekt in
zyn nafchrift (i); Hyisz ■ I i van die nat\
Godgeleerdheid naamelyk, dat by bet onderfcbeii niet eens tueit tuffcben dt
1 tid (Supremacy) en 'de Opperkerkvoogdy (Primacy) : dat is; tus-
fchcn deeze twee verfchillende rellingen, dat de Paus de vAJhekte en <m-
yke Opperkeer is van de Ktrk , ofdat hy het hoofd, dat is, de eerjle
en aanzie'ily<fte Bijfcbop van de Kerk is, ofgelyk men 't doorgaans gewoon
is uit te drukken , Fr tonus inter Parts, de eerfte onder zyn medegenooten,
of gelyken. Am deeze zyne onkundige verwarring van du Oppen
beid, met de Opper-:. het O : te fchryven , dat hy mybe.
fchuldigt, da: ik my zelven tegen . A ik op de eene plaats 12)
I na de Opperboofdigbei i 1 fco», en egter een goed
Katbolyk zyn, en weder op een andere je (3. dat de Paus bet
boofd of de eerjle Bijjciop van de Kerk is, is een geleifftuk van de Katbolyke
Kerk. Het gefchil over de Opperboofdigbeid beibat eieenlyk in de
vraag, waar de Opperjle magt huisveft. In dit !tuk komen zy, die in den
Jcboot r-\ . rk, dat is, die allede geloof en leerftukken der
Katho'yke Kerk geloovcn, en order anderen ook, dat de Paus bet boof.l of
de eerjie Bijfcbop is der Kerk, niet met eikanderen over óén : dewylde troir.v-
banige voorjlanders van den Roomfcben S'.oel de Opperfte magt of Opperboof-
digbeid in den Paus doen huisvellen, en een talryke oanbang dezelve niet
in den Paus zoekt, maar in een generaal Concilie, dat de algeineene Keiii
verheelt. Rn gelyk de eerjlen deeze : met Kettery betigten , zoo befcbuldigen dee-
zen weder op iu'i beurt de eerjlen met dezelfde misdaad. Heeft onze Geleerde
Doclor in de Gsige'.eeidbeid nooit voorheen van dit gefchil tulTchen hen,
die in den fchoot zelf der Katholyke Kerk zyn , gehoord? Heeft hy nooit
gehoord van Katbolyke BilTchoppen, die zi^ van het vonnis yïd den Paus
op een totkomerd algemeen Concilie beriepen? Yder leezer moet
opgemerkt hebben , dat onze man hier zorgvuldig gemyd hetft eenig gewae;
tt vaneen Protejlan'fcb boek, Barrow genoemd. In 't kort, in dee-
ze ganfche redenvoering is van 't bejjin tot het eind naauwelyks een waar
of verfianJig woord, Jan dit mogelyk, dat Courtyer , die in 't i
fchreef, de Opperkerkvoogdy Primacy Primauté noemt, gelyk onze ge.
leerde Godgeleerde zeer geleerdelyk aanmerkt.
(.z) Answer to a fcunilous Pamphlct. p. 73, (3) Reply. p. 17.
Vv 3
31* VERDEEDIGING van den Heer
„ drukt, van den hals te fchuiven, en zonder eens voor de
„ tegenltrydigheden , daar hy zig zelven in verwart, te
„ fc'iroomen".
Men zou bier waarlyk verbaasd over moeten Jlaan , indien 'er
iets, dat ons verbaasd kon doen flaan, meer komen kon van
den vervalfcher van Barrow, maar op wien van ons beiden het
laatfte gedeelte van zyn redenvoering, of de flotreden, beft
paft, zal ik de waereld laaten oordeelen. Het verdriet my
zeer , dat ik dus myn tyd verkwiften moet aan 't wederleggen
van de wartaal van een onbefcheiden fnapper, die de dingen
niet kent, daar hy van fpreekt, en zig niet beter wil laaten
onderrigten ,• fchoon 'er weinigen, miflehien geenen van zyn
bediening zyn, die onderrigting noodiger hebben , althans in
de weecenfehap, daar hy Dottor in is. Maar indien ik de on-
gerymdheden , die hy altoos, hoe grof en taftbaar dezelve
ook wezen mogen, met de grootfle domheid, voortbrengt,
ffilzwygend voorby liet gaan, zouden de meefle menfehen,
(die, gelyk de Heer Locke aanmerkt, van de gejcb'ülen over de
waarheid veel al oordeelen , gelyk ze doen van de verkiezingen der
Parlements leden , dat, naamclyk, die party het wint , die het
grootfle geraas maakt): veel eer denken dat hy niet kon, dan
dat hy niet verdiende beantwoord te worden.
In 't beloop van dit gefchil heb ik onzen man dikwils te laft
gelegd, dat hy niet alleen de tegenelkander regtdraats ftry-
dende logens en lafteringen van de Roomfchen en Jefuiten,
de waereld als onbetwiftbaare waarheden opdrong, maar dat
hy ze ook met veelen van zyn eigen vinding verrykte en ver-
meerderde; en zelfs geen zwaarigheid maakte, om zo hy dagt
dat hy daar door wiffer en gevoeliger zou kunnen treffen , zig
zelven openlyk tegen te fpreeken. Ik zal derhalven dit hcrigt
befluiten,met eenige weinige plaatzen uit zyn lafterfchriften ,
ten bewyze van die befchuldigin.ü, aan te haaien, opdat zy,
die zig tot al dat denken en redéneeren niet vernederen willen,
in J D — gl — s, zo ze flegts kunnen leezen, met een opflag
van 't oog, den logenaar en la/leraar ontdekken mogen, en
door haar eigen zinnen en oogen overtuigd worden , dat zy-
ne
A R C H I B A L D B O \V E R.
343
re 7m hoog gei 'de voor de waarheid , en yver voor den
'ienfi , enkel fchyn heiligheid is en hui-
chelaary. Deeze «reinigen, die hiervolgen, uit de t.ilryke
menigte van dergelyken, die ik had kunnen bybrengen , ca
reeds hier en daarin de voorgaande bladen getekend heb,ge-
. zullen een dien einde meer dan genoeg zyn , ten zy
hy de gaaf bezit, om met de toverkonft van Jefuitifche fpits-
vindigheid, de taltbaarile tegenftrydigheden mee eikanderen
overeen tebrengen.
B — r mierdvan zyn Orde uit-
gepoot en, of uit de Orde geban-
nen in Italiën, om zyn ongeie-
geld gedrag en keven (*) (a).
Hy was alleen zynOverflen,
ah Jcfuit , of in de Orde, onge-
hoorzaam gcjoeeji. Hy mos vi e-
k jaaren lang , na zyn komfi in
Engeland , bekend voor een Je-
fuit (b). Kon hy wel klaar-
der en duidelyker zeggen , dac
ik uit de Orde gebannen , en
niet uit de Orde gebannen was?
Hy
(*) Het was zeker een, ecnijermaate, goede en Ioffelyke daad vanmy,
dat ik die onchriflelyke Orde verliet, maar op dat men nie: van my den-
ken zou, dat ik in myn ganfche leeven iecs gedaan had, dat eenigzins
goed, prydelyk, en lofwaardig zou mogen genoemd worden , verzekert
de man, die God tot getuige roept, dat hy my geen de minite vyandfehap
of kwaad hart toedraagt, al aanltonds met zyn cerfte gefchrift , alle goede
Onderdaanen van zyn Majefteit, dat ik de Orde niet geiveetensbalven of om
tenige gemuedsbezwaarnijjen verlusten bad, maar dat de Orde my uitgejlooten
en gebannen bad om myn ongeregeld gedrag en leeven. Dit kon hy onmoge-
lyk weeten dat waar was; en zo hy 'er maar eenig onderzoek naar gedaan
had, zou hy bevonden hebben dat het valfch was. Het is derhalven een
laftering en logen, geheel van zyn eigen uitvinding, en enkel verdigt, om
my van den lof, dien men miflchko denken zou dat ik door 't verlaaten
van zulk een Orde verdiend haJ, te berooven. Naderhand verzekerde
hy weder, als het dus belt met zyn oogmerk overeenkwam, dat ik nietuit
de Orde geftooten was; en dat met geen minder ltoutheid, dan hy voor-
heen het tegendeel verzekerd had. Dit nogthans is de man, die niets zegt,
dan op bet alleronbetvjijibaarjl en geloofwaardig/} gezag.
On-
(a) Sii Letters, p. 31. (Z>) Ibidem, p. 57, 39, 4».
344 VERDEEDIGING van den Heer
Hy is een zeer yverig Katho- Hy is nog Roomjch nog Pro-
lyk , die met de grootjle opregt- teftamfch, maar een voljlagen
heid bet Katbolyk geloof aan- ongeloovige , en beeft in zyn hart
kleeft (a). de grondbeginjels van den Cbri-
Jlelyken Godsdicnjl afgezwo-
ren (i).
Hy
Onze zeer G'dsdienftige Godgeleerde in tegendeel heeft vlytig zyn werk
gemankt van aüe hoeken en holen te doorfnurFelen oir. eenigeeerroovende
gerugien en kwaadaartige vertelfeltjes van myn gedrag en leeven op teloo.
pen: en heelt zig zelfs niet gefchaamd te zeggen , dat hy by de [nwooners
van Groot Britannièn dank verdiend had, door hun , onder anderen, ook
dit berigt van my te geeven, dat ik ,gelyk een lyfknegt van de Jefuiten hem
verteld had, voor omtrent dertig jaar, myn band gejlooken bad in dca boezem
van zekere 'Juffrouw, en dergelyke fiaaije en zeer geloofwaardige (tukjes
meer, daar een welopgevoede leek het onbefcheiden zou denken by een
zedigen en deftigen Kerkelyken van te fpreeken. Indien alle die mooije
vertelfeltjes, die hy met een onvermoeiden yver, gelyk hy roemt, by een
verzameld heeft, al eens waar waren, zou 'er egttr nog zoo min uit vol-
gen, dat ik van zyn Heiligheid te Romen gezonden was om deeze natie tot
net Pausdom te verleiden, als dat ik volmagthad van dengrooten Mupbti,
'of zyn Heiligheid te Konjlantinopelen, om ze Turkfcb te doen worden. Of
ik een Heilig of een zondaar ben, is eigenlyk de zaak niet, daar 't den In-
vooners van Groot- Britanniè'n op aankomt, en die zy zoo noodzaakelyk
moeten weeten. Het eenigfte dat hun raakt, en daar ze waarlyk belang by
hebben, is, dat ze weeten of ik inderdaad een Protejiant ben, of een ge-
vaat lyke zendeling van Romen, die onder 't masker fchuilt van een Prote-
f il 'j' b Hiftoriefchryvcr: en dat dee:-e man myn eer en goeden naam in Be-
nige andere opzigten, en in zaaken die daar geen de ïninfle betrekking mcê
hebben, aantalt, kan alken uit zyn bitter hart, en lalterzugt voortfprui-
Un. Aan fnoode en oneerlyke Hukken heb ik my nooit fchuldig
gemaakt, en gave God dat ik ook myn ganfche leeven lang myn gedrag
raar de naauweezette regels van de zuiverheid en Heilighekl vin 't Euan-
geliegefchikt had Ie! Maar zoo yder menfeh, die daar in te kortgefchoo-
un [f, den naam verdient van een over ge geeven Boosivigt, wat zal 'er da»
van een 'J D — gl — s, of zelfs van zyn uitmuntend goede en braave Hanna
Hiiyk-s vt'OT len? Indien iemand zig uitgeeft voor een Heilig, is 't genoeg,
dar men be.wyft dat hy een zondaar is, om yder te doen zien, dat hy een
bedrieger is en een huichelaar. JMaar zeker heb ik my nooit voor een Hei-
lig
(8) Zie boven b'adzyde 78. (b^ Six ketters p 29, 30. Bower and
ïi'lemont Comparedi p. 73. Füll. Confutut. p. 56.
ARCIIIBALD B O W E R. 315
// ; ft zorgvuldig gemyd ffy mierd zomtyds aa
ons 'e zeggen, dat hy een Je- voor 't zeen by indei
u (a). naa nelyk een 'i
1 : jaaren lan . > een
Jefuit (b).
Om
lig u'tgegeeven; en is 't derhalven ten uiterfien onbillyk en boosi
dat de min . die my geen kwaad hart toedraagt, gelyfc hy zegt, my ei
ir noemt, die verdient dat by met alle fc bande gebrandmerkt
\en buicBelaar toekomt. Ik heb nooit een gen ande-
ren 112:1111 hij aa- : lan dien van een eerlyk mm; en ik laag Ro-
ik , D— gl— s, en hun ganfehen aanhang uit, om één enkel bedryf, één
eenige daad, in myn ganfche leeven , (welke ook myne dwaash den en
Zwakheden 1 ft zyn,) aan te wyzen', waardoor ik dien naam
zou mogen verbeurd hebben. Het masker van Heiligheid laat ik voor zul-
ke huichelaars, als de agterklappers zyn, logenaars, kxvaadjpreekers , .
nr.rj, d e hun fnood bedryf on Ier een goeden uiterlyken fchyn zoel. 1
\ igen, opdat zy me', hun Addertongen hun onfchuldigen naaften te
beter kwetzen en dooden mogen.
Ik had nog een van de grove verdraaiingen van onzen opregten Godgc-
n over 't hoofd gezien; liet eenigfte Huk, denk ik, van cenig be-
lang, en waardjg dat men 'er van fpreeke, 't «elk ik in zyn vier tamelyk
dikke fchriften over 't hoofd gezien heb: ik had, bygelegenh id, dat ik
fprak van den aanflag, dien de Roomfchgezinden tegen my gefmeed had-
ben te Greetnuicb , om my te water weg te voeren, gezegd (i), d:it ik niet
bedugt was voor eenig gevaar van den kant der Jefuiten, maar wel van de
;l;cn, waar onder a'tyd eenige dolle y veraars en geeftdry vers zyn;
en van de waereldlyke eee'.telyken en Roomfche Billchoppen , die het hoo-
ge Gerigtshof der Ir.quifttie dikwils tot werktuigen en uitvoerders van zyn
■wraak gebruikt. \\ ie zi< t nu niet, dat ik daar niets anders mcê wilde te
kennen geeven.dan dat de Jefuiten geen dolle geeltdryvers zyn, maar men-
fchen van teveel doorzigt in de waercld en ftaatkunde, menfehen , die het
1 g van hun Orde te wel kennen, om eenigen aanflag op myn perfoon
iken . maar dat ik zulks veel eer te vreezen had van dolle yveiaars
en geeftdryvers onder de Monniken en Kloolïerbroeders &c. , daar de ƒ<>
! zig in dergelyke onderneemingen meermaalen van bedient? Bete-
dit. dat d^ Jefuiten een min gevaarlyke Orde zyn dan de Monniken;
dat zy minder bekwaamhei 1 hebben, oin zam nzweeringen en aanfla_;en te
fmeeden en uit te voeren, en datzy deihalven voor het Protejiuntfcb belang
zul-
(a Six Letters, p. 56. (fr) Ibidem, p. 28, 39.
(1) Answer to a fcunilous Pamphlct. p. 79.
Xs
346 VERDEEDIGING van den Heer
Om de Jefulten te overtuigen , Hy was een Jefuit toen by de
dat hy waarlyk in opregtheid ver- Je/uiten zyn geld leende (£).
langde , weder in de Orde toege-
laat en te mogen worden , leende
by hun eenfom gelds : en by wierd ,
op een plegtige wyzet weder in
de Orde aangenomen, vier jaa-
ren na dat hy hun dat geld ge-
ieend had (a).
Hy is nooit met de Kerk van Hem wierd te lajl gelegd dat
Romen weder verzoend geweefl , hy met het Pausdom weder ver*
en dat is hem ook nooit te lajl zoend was, en Home, de Heel-
gelegd (c). meeficr , wierd als getuige inge-
bragt om het te bewyzen (d).
Dus was ik dan, naar 't zeggen van onzen goeden, onzen
Godvrngtigen, en altyd waarheidfpreekenden Godgeleerde,
uit de Orde gebannen en niet gebannen : een yverigRoomfch-
gezinde, en een volflagen ongeloovige: hield het zorgvuldig
verborgen , dat ik een Jefuit geweefl: was , en was veele jaa-
ren
zulke ontzacftelyke vyanden niet zyn, en een Protejlantfcbe natie minder
voor hen te dugten en op haar hoede heeft te zyn, dan voor de dolle yve-
raars en geeftdryvers onder de Monniken, Kloofterbroeders en waereldly-
ke Geeftelyken? Betekent het zelfs niet regt het tegendeel! Wie, dan een
man van J. D—gl—s (toute onbefchaamdheid, zou myn meening, zoo
klaar en duidelyk uitgedrukt, hebben durven verdraaijen en 'er een kw»a-
den zin aan hegten! Maar wat wonder is 't, dat een man, die ftout ge-
noeg geweeft is, om Barrow , wiens boek in yders handen is , te verval-
fchen , en hem iets te dotn zeggen, dat hy niet zegt, en hem zelfs zig zel-
ven te laaten tegenfpreeken, my ook zoo gedaan heeft? 't Is alleen met
verdraaijen en vervalfchen, met logens en lafteringen, met roepen, fchel-
den, raazen &c. by gebrek vanbewys, dat zoo wanhoopig een zaak ge-
handhaafd en ftaande gehouden kan worden: en de Jefuiten hebben juut,
by geluk, in hem een man aangetroffen, die hun niet behoeft te wyken,
en dien 't, even als hun, niet verfchilt wat hy zegt.
(a) Six Letters, p. 32, 74. (b) Ibidem, p. 66. (0 Ib>id. p. 34.
(d) Full. Confutation. p. 81.
ARCHIBALD B O W E R.
347
ren lang bekend voor een Jcfuit: kogt de Jefuiten meteen
lom gelJs om, om my weder in de Orde toetelaaten , fchoon
ik uit de Orde geftooten of gebannen was: dus dan ukgeftoo-
ten en niet uitgeftooten, wierd ik, op een plegtige wyze, voe-
der aangenomen in de Orde, vier jaaren, na dat ik hun dat
geld geleend had, en ik was een Jefuic, ik was in de Orde,
toen ik het hun leende; was weder verzoend en nooit weder
Verzoend met de Kerk van Komen, of met het Pausdom &c.
En nu, eerwaardige Heer, zult gy deeze, en veel meer an-
dere dergelyke regtltreekfche tegenftrydigheden, van welke
ik u hier en te vooren met uw eigen woorden overtuigd heb ,
met malkanderen gelieven overeen te brengen, een taak, daar
gy met al de ipitsvindigheden van de Sociëteit , en de ftreeken
uwer redenaarskonft vry wat werk, denk ik, aan vinden zult;
of anders u fchuldig belyden , en voor 't oog der ganfche wae-
reld blyven bekend ftaan voor een openbaaren logenaar , voor
een -itrfoeielyien lafteraar , voor een valfchen aanbrenger en dg?
terklapper onder den volke , die verdient, dat u het eerwaardig
gewaad, 't welk gy zoo fchandelyk onteerd hebt, uitgewo-
gen worde, en men u, van alle eerlyke lieden veragt en ge-
fchuwd, uw brood laate winnen met uw nieuw ambagt; een
ambagt, zoo onbeftaanbaar met het ampt van Prediker van 'e
Euangciie, als liegen en lafleren is met deugd en Godsdienft.
NASCHRIFT.
Had deeze man, vergeetende 't geen hy geweeft is, zig
gedraagen, gelyk iemand van den ftaat, waar in hy nu is,
betaamt, ik zou hem ook met al de agting behandeld hebben,
die men aan zyn bediening fchuldig is, een bediening, daar
niemand meer eerbied en hoogagting voor hebben kan dan ik.
RIaar dewyl hy, vergeetende wat hy nu is, zig overal ge-
draagt als een , die hy te vooren was , my met de onbetaame-
lykfle en onbefchoffte taal , die ooit uit de pen of mond van
een Getftelyken kwam, heeft aangetaft, en met al de boos-
aartigheid, wrok en bittere woede van een Roomfchen ver-
Xx 2 VOl-
34-8 VERDEEDIGING van den Heer enz.
volger en moordzugtigen Priefhr zal de leezer. hoop ik, mr
verfchoonen, dat ik op zoo ondraagelyk en hoonen-i eene
terging zomtyds van die bezadigdheid in ftyien uitdrukkingen
ben afgeweeken, daar ik my met de uitcrfte naauwgezetheid ,
zelfs in 't twiften met zoo vetagtelyk een tegenparty, als JF.
D — gl — s , aan zou gehouden hebben , zo hy ilegts binnen
de paaien van gemeene betaamlykheid was gebleeveri. Hoe
zeer ook gefart en uitgedaagd . heb ik my egter nooit met zyn
byzonder gedrag en leevenswyze gemoeid. Maar my enkel
en alleen bezig gehouden met 's ongelukkigen mans gedrag in
dit gefchil, en hem behandeld, als, die hy daar in was, den
(leokebrand der Je/uiten , den trompetter en ve'fprcider hunner eerroo-
vende vertellingen, een logenaar en la/leraar, &c. Met deeze
fchandelyke eertitels heb ik hem, uit een natuurlyk beginfel
van billyke zelfverdediging , openlyk voor de waereld ten
toon gefteld en gekroond; en hy zal ze draagen moeten, zoo
lang myn Hiflorie der Paufen geleezen word, en wanneer zy,
die hem in zyn fnood bedryf de hand gebooden hebben, en
nog volharden met hem daar in de hand te bieden, 'er niet
meer zyn , en zoo volkomen vergeeten , als of ze 'er nooit
geweett waren.
EINDE.