Cornell Aniversitp Zibvarp BOUGHT WITH THE INCOME FROM THE SAGE ENDOWMENT FUND THE GIFT OF Heurn W. Sane ISI À KE ae 17/11/94 DEN ED ANG SE VAN Hem WERK; DSE UIT BANDSCHE KAPELLEN, VOORKOMENDE IN DE DRIE WAERELD-DEELEN ASIA, AFRICA rx AMERICA, DOOR DEN HEER KE Dn DR Cek MeeR, VERVATTENDE NAAUWKEURIGE AFBEELDINGEN van SURINAAMSCHE RUPSEN eN POPPEN; ALS MEDE VAN VEELE ZELDZAAME EN NIkKUWE ONTDEKTE UITLANDSCHE DAG- eN NAGT-KAPELLEN. BY EEN VERZAMELD EN BESCHREEVEN DOOR Er Aon RE See EE Lid van het Natuurönderzoekend Genoodfchap te HALLE. ONDER DESZELES OPZIGT ALLEN NAAR HET LEVEN GETEKEND, IN HET KOPER GEBRAGT EN MET NATUURLYKE KOLEUREN AFGETEKEND, O3 IEI Br ds Ir de Ed re Enr D re In ID A ze En Ir LI re rr Hr Kr 42 SNORREN DANE NN ONE ONCNER CRE? NPD EUR EML'ETS PA P LL LONS EROTIQUES, DES TROIS PARTIES DU MONDE L'ASIE, VAFRIQUE er L'AMERIQUE; PAR ; DAR DER RUES CRAIG De CoNTENANT Les FIGURES EXACTES pes CHENILLES ET pes CHRYSALIDES pre SURINAME; COMMR CELLES DES PLUSIEURS KARES ET NOUVELLEMENT DECOUVERTES Pen Pol Or NoiSmmr me P Ei A EB NS RASSEMBLÉES ET DÉCRITS PAR M". CE: Sr Er ONE TE Membre de la Sociéré des Contemplateurs de la nature à HALLE. ET SOUS SA DIRECTION DESSINÉS D'APRES LA VIE ET TAILLÉS EN CUIVRE AVEC LEURS COULEURS NATURELLES. Ee Eee In re re ID ei D nn D En ED A Sr ID PEI Ed A AMSTELDAM, enez NIC. TE. GRAVIUS, Libraire fur le Nieuwendyk, MDCCXCL Ik | Di EAP CA het NE me > à (4 AAN DEN WEL-EDELEN GESTRENGEN HEER, DEN HEERE ME CORNELIS van LENNEP, SCHEEPEN EN RAAD DER STAD AMSTERDAM, BAILLIUW EN DYKGRAAF VAN DE WATER- GRAAFFSMEER, MITSGADERS DIRECTEUR VAN DE HOLLANDSCHE EN ZEEUW- SCHE MAATSCHAPPYEN DER WEETENSCHAP: PEENSENZENzZe vorst Week Ks TEN BLYKE VAN W AAVR EN EsBiRBIE D E N HNORO GPA C HUE I NC: OP Ge DLR TA AG BaN: D O OR ZN WE LE D G ES DR: | Zeer Ootmoedigen Dienaar CASPAR STOEL # Me ONSEN En Uk CM +4 (D NEN EPS ECHEVIN ET CONSEILLER DE LA VILLE D’AM: STERDAM, BAILLIF ET INTENDANT DES DIGCUES DU WA TERGRAAFSMEER, DIRECTEUR DES SOCIETES DE SCIENCES DE HOLLANDE ET DE ZELANDE, &c. &c. EST DEDIE CE LEVRE, EN TEMOIGNAGE DE LA PLUS HAUTE ESTIME ET DE LA. PLUS PROFONDE VENERATION Son très-bumbie & obéiffant Serviteur CS HO EE Wk Me Mig É 7 FAT VOORREDE. DCR nvoorziene omftandigheden 3 O st zyn Oorzaak geweest , waar- se: om dit reeds lang beloofde Werk niet eerder in ’t Licht heeft kun- nen komen; daar egter dezelven thans geheel zyn opgeheeven , en de voorraad der bereids voorhanden zynde Plaaten een genoegzaam àantal opleveren ‚om, niet alleen, met het uitgeven derzelven te kunnen voortgaan, maar ook binnen weinig tyd de geheele Uitgave te vol- brengen, haasten wy ons om aan het verlangen van ’t Publiek te voldoen, te meer dewyl het getal der Plaaten niet meer dan 40 zal beloopen. De Rupfen welke hier zyn afgebeeld, zyn allen, door eenen kundigen Ver- zamelaar en Liefhebber der Natuurlyke Historie, die zedert veele Jaaren in de Colonie van Swrinamen heeft gewoond , BE Me LE ZAR HE Zie PREFACE. ROME circonflances imprévues nous < za ont empêchées de publier plustót : l'Ouvrage fusmentionné, Ces inconveniens mexiftant plus aëtuellement , € la provifion des Planches gravées étant affez confidérable, pour avancer notre travail, & pour exécuter en peu de tems toute l'Edition, nous nous bâtons de [a- ‘ tisfaire à Vattenté du Public; d'autant plus, puisque les Planches n'excederont pas le nombre de XL. Le Les Chenilles que nous avons repréfen- Pdes ici, ont été toutes nourries par un Amateur expérimenté de l Hiffoire Na- turelle, qui a fait un féjour de plufieurs il ef? maintenant, avec la Fig. 4,5 & 6, au Cabinet de Monfieur L. F. HoLTHUIZEN. Fig. 4. JuLIANATA. La tête & Le Corps font d'un blanc jeaunátre. Les yeux font bruns @ les antennes filiformes noires. Les afles, à leur commencement, font couleur de paille, enfuite brunes, avec une bande transverfale rompue & une tache de la même couleur jeaunâtre, au bord extérieur des afles [upérieures. Sur le milieu des inférieures fe trouwe une tache jeaure obfture, @ aux kords pos- terieurs trois taches bleues d'un luffre ar- genté, dont celle du milieu a un point blanc, € la forme d'une petite tache œillée. Deux rayes luifantes de la der- niere couleur font placées fur le milieu & au bord poftérieur des afles fupérieures, En-desfous de la tête & le Corps font blanc; les pattes minimes. Les afles ont la Couleur de paille fusmentisnnde, ou les UITLANDSCHE RUPSEN enz. Strookleur, waar door de bruine randen der bovenzyde maar doorfchynt, zon- der eenige andere tekening. Zy be- hoord onder de Spanrups-Kapellen. Fig. 5: HuBNeriaNA. Heeft ‘den Kop geel, het Borstftuk en Agterlyf nevens de Ondervleugels donker Oran- jekleurig; de Oogen zyn bruin, de Sprieten zwart en draadvormig. De grondkleur der bovenvleugels is bruin met donkerblaauwe Zilverglanzige ftip- pen bezaait, een groote geele Vlak by den agterrand en twee kleine van de- zelfde kleuraan de tippen, de randen der Ondervleugels zyn aan de hoeken bruin met een blaauwen Zilverglanzi- gen vlak. - Op de onderzyde is de Kop en ’t Lyf wit, de Pooten bruin, de grond der Vleugelen is bruingeel zon- der andere tekening. Zy behoord on- der de Bladrolders, (Phal, Tortr.) Fig. 6. STriaTaLis.- DeKop, het Lyf en de grondkleur der Vleugelen, van dit kleine Nagt-Kapelletje, is bruin- geel, de Oogen en Sprieten zyn zwart; op ieder Vleugel zyn drie bruine dwars- ftreepjes geplaatst en aan de tippen der voorften ziet men een helder wit met donxer-gerand vlakje: Van onder is de- zelve niet onderfcheiden met de boven- CHENIEEES rie. 4e bords bruns de la furface fupéricure ne fait que transpercer , fans aucun autre desfein. Il appartient aux Phalênes Ar: penteufes. Fig. 5. HUBNERIANA. La tie eff | Le corfiles & l'abdomen avec les afles inférieures font couleur d'Orange obfcur. Les yeux font bruns. Les an- tennes noires € filiformes. Le fond des aîles fupérieures ef? brun parfémé de points d'un bleu pale & d'un luffre argenre. Une grande tache jeaune auprès du bord poftérieur €? deux petites de la même cou: leur aux bouts. Les bords des afles in- férieures, vers les coins, font bruns avec une tacbe bleue argentée. En-desfous la tête & le corps font blanc, les pattes bru- nes & le fond des aîles ef} d'un jeaune brun, fans aucun autre desfein. 1] ap- partient aux Phalênes rouleufes. (Phal. Tortrices. ) jeaune. Fig. 6. STRiatalis, La tête, le corps @& le fond des afles de cette petite Phaléne, font d'un-brun jeaune. Les yeux © les antennes font noires. Sur cha- que afle font placées trois petites rayes transverfales brunes, € aux extrémités des antérieures on appercoit une tache d'un blanc clair, bordé d'obftur, Le desfons ne varie en rien du desfus, feulement on F 42 BESCHRYVING ENZ. zyde, alleen ontbreeken daar de witte vlak aan ieder tip der voorfte Vleugels. Zy behoord onder de Lichtvliegers. (Pbal, Pyrales).; Fig. 7. RENAUDALIS, Deze Nagt- Kapel heeft den Kop rood, de Oogen bruin en de Sprieten zwart; het Borst- ftuk is grys met bruine en bleekroode hairen bedekt, het Agterlyf rood met zwarte ringen. De bovenvleugels heb- ben eene bloedroode grondkleur met donkerblaauwe Zilverglanzige, onre- gelmaatig geplaatfte ftreepjes. De On- dervleugels zyn Menierood en aan de agterranden twee zwarte glanzige ftree- pen en zwarte zoomen. De Onderzy- de der Vleugelen is bleekrood zonder vlakken of ftreepen, zynde daar het Lyf wit, de Baardfprietjes en Pooten rood. Ik heb dit Nagt-Kapelletje we- gens derzelver fraaije kleuren en teke- ning, vergroot doen afbeelden, want haare natuurlyke Grootte is naauwlyks als die by Fig. s. Zy berust in de Verzameling van den Heere RENAUD, en behoord onder de zogenaamde Licht» vliegers. CPhal, Pyrales). DESCRIPISOM Ere: n'y trouve pas la tache blanche à chaque bout des aïles antérieures. Elle appar= tient aux Phal. Pyrales. Fig. 7. RENAUDALIs. Cette Phaléne a la tête rouge, les yeux bruns € les ana tennes noires. Le corfelet eff gris, cou- vert d'un poil brun € rougepäle. L'ab- domen ef? rouge, avec des anneaux noirs. Les aîles Jupérieures ont un fond incar- nat, avec de petites rayes bleues pales argentées, placées irrégulierement. Les aîles inférieures font d'un rouge ménie P à leurs bords pofiérieurs elles ont deux rayes noires lufbrdes & des ourlets noirs. Le desfous des afles eff d'un rouge pâle, fans taches ou rayes; le Corps y étant blanc, les antennules € les pattes TOUS» Fai fait desfiner cette petite Phaléne, à caufe de fes belles couleurs & de fon beau desfein, aggrandie par la Loupe, parce que fa grandeur naturelle ef? à peine comme celle de la Fig. 5. Elle fe trou- ve dans la Colleêtion de Monfi. Renaun , €? appartient aux foit difans Phal. Py- rales. DESC EIR NING ENT. Pita Memel. Misamis De Sprietenen Baardfprietjes van dezeKapelzyn zwart; de Oogen bruinrood, de Kop, Borst- {luk en Agterlyf bruin en met donker- geelagtige hairen bezet; op de onder- zydeis het Lyf en de Pooten wit. De Vleugelen zyn rond van rand en weder- zyds zwart, met witte helderdoorfchy- nende glasagtige aderswyzeftreepen; en aan de gewrigtten der bovenvleugels een donkergeelen vlak. Zy is eene Zespoo- tige Kapel, welke onder het Gezin der bonte Danaus- Kapellen behoord * De Heer RENAUD heeft ze nevens de twee naastvolgende foorten in Surinamen ont- dekt en berusten thans in het Kabinet van den Heer L. F. HoLTHUISEN. . Fig. o. Hycinius. Heeft de Sprieten zwart en wit geringd en aan't einde zwart geknopt; De Kop is geel en de Oogen bruin-rood; Het Borstftuk en Agterlyf als mede de Vleugelen zyn omberkleu- rig bruin. Op de onderzyde by Fig. 2. A. is deKop, de Baardfprietjes en Borst- ftuk geel, de grondkleur der Vleugelen bleekpaarsch en de agterranden derzel- * Zie Systematisch Register agter het IV. Deer der UiTLANDSCHE KAPELLEN, bladz. 4. alwaar de kenmerken dezer Dag- Kapellen worden opge geven. DESCRIPTION pre: 43 Pr A Nice nl Fig. 1. Jurerrus. Les antennes € les antennules de ce Papillon font noires; les yeux d'un brun rouge; la tête, le Corfelet € l'abdomen brun €? couverts d'un poil jeaunátre obfcur. Le desfous du corps & des pattes eft blanc. Les aïles ont un bord rond € leurs deux Surfaces font noires, avec des rayes blanches tranfparentes vi- trees en forme de veines, €? aux jointures des afles fup.rieures fe trouve une tache d'un jeaune obftur, c'eft un Pappillon à fix pattes, qui appartient à là Famille des Danaïdes bigarrées *. Celui-ci, avec les deux efpeces fuivantes a été découvert à Surinamen, par Monf. RrNaun € fz trouvent aêtuellement au Cabinet de Mon- fieur L. F. HoLTHUIZEN. Fig. 2. Hvcrnius. Ses Antennes font noires €> bordées de blanc € vers l'extrée mité elles ont un bouton noir. — La tête ef? jeaune € les yeux font d'un brun rouge. Le corfelet €& l'abdomen avec les afles font d'un couleur d'ombre. Sur le desfous de la Fig. 2. À. la tête, les antennules, € le corfelet font jeaunes. Le fond des afles ef? d'un violer pâle, & leurs bords pofie- * Voyez la Regiftre Systematique, derniere la IV PARTIE des PAPILLONS EXOTIQUES, pag. 4. où les Marques caractérifliques de ces Papillons font indiquées, G 44 BESCHRYVING van ven met een bruingeelen Zoom en twee ftreepen van dezelfde kleur over het mid- den. Op ieder Ondervleugel zyn, aan den agterrand, vyf zwarte met witge- fierde vlakjes geplaatst, gelyk zulks uit de af beelding ten duidelykften is te zien. Zy heeft zes bruine Pooten en behoord onder het Gezin der Argus- Kapellen *, CPap. Pleb. Rurales) en woond in Suri- namen. Fig. 3. Sapinus. Heeft zwart en wit geringde Sprieten, den Kop van boven zwart, de Oogen bruinrood; het Borst- ftuk en Agterlyf bruin met vaalzwarte hairen bedekt. De Vleugelen zyn zwart doch met een donkerviolet kleurigen weerfchyn; de Ondervleugels hebben aan den buitenrand een grooten lang- werpigen bloedrooden vlak. Op deon- derzyde (Fig. 3. A.) zyn de Brardfpriet- jes wit, het Lyfgrysen de Pooten bruin; de Vleugelen hebben daar eene ligtbruine grondkleur met drie witte en twee zwart- bruine dwarsftreepen op de vooriten, en drie van elk der genoemde kleuren op de Ondervleugels, waarvah een ge- deelte aan den agterrand donkergeel is. Zy behoord mede onder de naastvoor- gaande Argus- Kapellen en word in Suri- namen gevonden. ® Zie evengemeld Syst. Register, bladz. 13 DESCRIETION DE rieurs ont une bande d'un jeaune brunêtre € deux rayes de la même couleur fur le milieu. Sur chaque afle inférieure, vers le bord pofférieur , font placées cinq petites taches noires, ornées de blanc, comme ce- la Je decouvre clairement dans notre Figu. re. — Ma fix pattes brunes € appar- tient à la famille des Arcus * (Pap. Pleb. Ruralis) € fe trouve à Suriname. Ses antennes font noires € bordées de blanc. Le desfus de la tête ef? noir. Les yeux font d'un brun rouge. Le corfelet @ abdomen font brunt & couverts d'un poil noir fauve. Les af. les font noires, mais d'un reflet de conleur violet obftur. Les afles inférieures ont à leur bord extérieur une grande tache oblon- gue d'un rouge incarnat. — Sur le des- fous, (Fig. 3. A) les antennules [ont blanches, le corps y eff minime € les pat- tes font brunes, — Les afles de cette [ur- face y ont un fond d'un brun clair avec trois bandes transverfales blanches & deux d'un brun noir fur celles de devant, & trois de chacune des dittes couleurs fur les alles inférieures, dont une partie, près du bord postérieur, eff d'un jeaune o feur. Îl appartient également aux Argus précé. dens @ fe trouve à Suriname. — Fig. 3. SABINUS. * Voyez le Reg'stre Susmentionné, pag, 13, UITLANDSCHE RUPSEN enz. Fig 4 De Rops eig, Aa es De Pop. Van de Pap. Pleb. Urbicol. Orcvs. De Rups is bleekgroen en met korte witte hairtjes bezet, de Kop is zwart » de Pooten geelagtig groen. Zy ect de bladen van eene Plant welke veele eigen- fchap en overeenkomst heeft met het zogenaamde Nip of Kattekruid (Nepe- ta) en verandert in eene gryze met brui- ne vlakjes getekende en met witte hai- ren bezette Pop, welke door middel van witte draaden aan het blad (Fig. 4. A.) js vast gehegt, en waaruit na verloop van 8 dagen de Kapel voortkomt. CRAMER Uitlandfthe Kapellen. IV. Deel, blade 87. Ph 334. Bie ZK L. NB. De Geëerde Lezer gelieve altoos bedacht te zyn, dat men door de aan- haaling van bladz. Plaat en Figuuren uit dit evengenoemde Werk te kennen geeft, dat aldaar de eigentlyke af beel- dingen der Dag- en Nagt- Kapellen zyn te vinden, waarvan men bier in dit Aanhangzel de Rupzen en Poppen heeft afgebeeld, gelyk wy in de Voor- REDE feets gemeld hebben, CHENILLES ET. 45 Fig. 4. La Chenille. Fig. 4. A. La Chryfalide. Du Pap. Pleb. Urbicol. Orcus. La Chenille eff d'un verd pâle & cou. verte d'un petit poil blanc, La tête eff noire €? les pattes font d'un verd jeau- nâtre. Elle mange lesfeuilles d'une: Plan- te, qui resfemble beaucoup en qualités à une certaine Herbe Nep (Nepeta) €& elle fe transforme en chryfalide grife, des- finée de petites taches brunes € couverte d'un petit poil blanc, qui s'attache, par des fils blancs à la feuille, (Fig. 4. A.) € qui produit, dans 3 jours, le Pa- Dillon. CRAMER Papillons Exotiques IV. Partie, pag. 87. Planche 334. Fig. L K. Le Le Lecteur foit averti, une fois pour tout, que par la citation de la Pac. PLANcHE & Fia. nous entendons tou- jours l'Ouvrage fusmentionné, & que les Figures réelles des Papillons & des Phalênes fe trouvent dans ce Livre, dont les Chenilles & les Chryfalides font repréfentées dans ce Supplement, comme nous l'avons déjà remarqué dans la Préface. G 2 46 BESCHRYVING van Fig, 5. De Rups. Fig. 5. À. De Pop. Van de Pap. Pleb. Urbicol. VuLcanus. Deze Rups heeft den Kop bruinagtig geel met kleine donkerbruine flippen; De drie voorite ringen van ’t Lyf zyn van boven wit met groen befmuld ; Het overige van ’t zelve is bleekblaauw of ligtleykleurig met witte ftreepjes en op den rug van den negenden ring twee geele vlakken; De hoornagtige Pooten zyn bleekgroen en de middel- of vleesch pooten groenagtig blaauw. Zy voedt zig met de bladen van den Citroen- Boom en verandert in eene groene en met een donkergeelen ftreep over ‘tmid- den ge:ckende liggende Pop, die aan den Kop puntig uitloopt en welke door middel van witte hairen aan den ftaart en over t midden is vast gehegt. Uit deze Pop komt in 8 dagen de voornoem- de Dikkop- Kapel ten voorfchyn. Cramer Uzi). Kap. III. Deel. blads. 87. PI. 245. Fig. C. D. _ Fig. 6. De Rups. Fig. 6. A. De Pop. Vande Pap. Pleb. Urbicol. PicMaLror. De Kop van deze Rups, is bruinag- tig geel; De twee voorfte ringen van ’t DESOCRTPANON Dr Fig. 5. La Chenille. Fig. 5. A. La Chryfalide, Du Pap. Pleb. Urbicol. VuLcANUs. La tête de cette Chenille eff brunâtre jeanne, avec de petits points bruns obfcurs. Les trois premiers anneaux du corps, font en-desfus, blancs, fouillés de verd. Le reste en eft d'un bleu pâle ou couleur d'ar- doife clair, avec de petites rayes blanches , € fur le dos du neuvieme anneau deux taches jeaunes. Les pattes corndes font d'un verd pôle & les intermédiaires ou charnues d'un bleu verdâtre. Elle fe nour- rit des feuilles de l'arbre de Citron, & fe transforme en chryfalide couchante verte: avec une raye jeaune obfcure fur le milieu, dont la tête fe termine en pointe, & ef attachée à la queue € pardesfus le mi. lieu, par un poil blanc. Cette chryfalide produit dans huit jours le Papillon fusmen- tionné. CRAMER Pap. Exot. II Partie, pag.87: Pl. 245. Fig. C: D, Fig. 6. La Chenille. Fig. 6. A. La. Chryfalide. Du Pap. Pleb. Urbicol. PIGMAL:oN. La tête de cette chenille eff d’un jeau- ne brunâtre, Les deux premiers anneaux UITLANDSCHE RUPSEN enz. Lyf bleekgeel en de overigen vuilgroen, doch de Pooten donkergroen. Zy ect de bladen der Citroen- en Oranje- Boomen en verandert ín eene groene Pop welke aan beide einden fpits is, gelyk by Fig. A. is te zien. Cramer Uirl. Kapellen. HI. Deel. bladz, 87. Pl, 245 Fis. A. B. PLAAT Xe Fig. 1. De Rups. Fig. 1. A. De Pop. Fig. 1. B. De bovenzyde. Fis. 1. C. De onderzyde. Van de Pap. Pleb. Urbicol. Cerrauis. Deze Rups is vuilgroenkleurig; Op ieder ring, aan de zyden, met een wit vlakje en langs den buik met twee witte ftreepen gefierd: de Kop is bruin. Zy onthoudt zig op eene Peperplant (Pipe- ris) overeenkomftig met die van Fig. 1. op de voorgaande Plaat H. Wanneer de Rups de laatfte verhuiding heeft vol- bragt, dan verandert dezelve in eene gryze of aschkleurige Pop, welke door middel van hairige draaden om ’t midden van t Lyf en aan den ftaart is vast ge- hegt. (Fig. 1. A.) Uit deze Pop komt _gewoonlyk in 7 Dagen de Dikkop-Kapel ten voorfchyn welke by Fig. 1. B. is te zien. De Kop van deze Kapel is zwart CHENE See 47 du corps font d'un jeaune pâle © les au- tres d'un verd fale; mais les pattes font d'un verd obfcur. Elle mange les feuilles des arbres de Citron @ d'Orange, & fe transforme en chryfalide verte, dont les deux extrémités font pointues, comme la Figure À. le réprefente. CrAMER Pap. Exot. III. Partie, pag. 87. Pli 245. Mig. A. B: Pre Nee ts Fien EaChenlles ierse Chryfalide. Fig. 1. B. Le desfus. Mine ere desons Du Pap. Pleb. Urbicol. CERIALIS. Cette chenille eft d'une couleur verte Jale fur chaque anneau, des cotés, fe voit wie petite tache blanche, € le long du ven- tre elle eff ornée de deux rayes blanches. La tête ef} brune. Elle s'attache à une Plante de Poivre (Piperis) Semblable à celle de la Fig. 1. de la précédente Plan che IL. Quand la chenille à pasfé [on der- nier changement, alors elle fe transforme en chryfalide minime ou couleur de cendre : qui eft attachée au milieu du corps € à la queue „ par des fils poilleux. (Fig. 1. A.) Cette chry[alide produit or dinairement dans 7 jours le Papillon, qui ef? repréfenté dans: la Fig. 1. B. La tête de ce Papillon eff noire € ornde de trois petites rayestrans- G 3 de BESCHREVINGT KAN en met drie bleekblaauwe glanzige dwarsftreepjes gefierd. De Oogen zyn bruinrood; De Spricten zwart; Het Borstftuk bruin en met vaalzwarte hai- ren bedekt; Het Asterlyf is zwart en met fes blaauwe ringen gefierd welke uit glanzige hairtjes beftaan, De Vleuge- len hebben eene vaalzwarte grondkleur, op de voorften met vuilwitte doorfchy- nende vlakken en flippen en finalle blaauwagtige dwarsftreepen , naby de gewrigten en aan de zoomen der agter- randen, van welke ‘er ook drie, van laatstgemelde kleur, op de ondervleu- gels zyn geplaatst. Op de onderzyde by Fig. 1, €. is de blaauwe kleur fchoon Satynagtig. Deze is het Wyfje van die welke ik op de392 Plaat Fig. N. O. in het Werk van CRAMERS Uitl. Kapellen, IV. Deel bladz. 213. heb afgebeeld en befchreven. Fig. 2. De Rups. Fig. a. À. Het Spin- fel. Fig. a. B. De Pop. Van de Sphinx adfcit. Harys. De Kop van deze Rups is rood, de Nypers aan den mond wit, agter den Kop is cen Zwarte vlak die uit korte hairtjes beftaat; Het Lyf is bedekt met in reijen geplaatfte boschjes wolagtig hair: voor aan by den Kop heeft zy cenige lange geele en op den tweeden ring nog vier DESCRIPTION Dr verfales luifantes d'un bleu pâle. Les yeux font d'un brun rouge ; les antennes noires; le corfelet ef} noir & couvert d'un poil noir fauve. l'Abdomen ef} noir € orné de fix anneaux bleus, compofés d'un petit poil luifant. Les afles ont un fond noir fauve, € fur les antérieures fe voyent des taches d'un blanc fale transparent @ des pointil- les, avec des bandes transverfales étroites bleuâtres vers les jointures € vers les our- lets des bords poftérieurs, dont trois, de la derniere couleur, font placées [ur les aîles inférieures. La couleur bleue du desfous de la Fig. 1. C. ef? d'un beau luftre Satind. Ceft ici la Femelle de celui que j'ai repréjenté € décrit fur la Planche 392. Fig. N. O. dans l'Ouvrage de Cra- MER, Papillons Exot. IV. Pare, pag. 212. Fig. 2. La Chenille. Fig. 9. A. La coque. Fig. 2. B. La Chryfalide. Du Sphinx adfcit. Hazvs. La tête de cette Chenille ef} rouge. Les tenailles de la bouche font blanches. Der- riere la tête fe voit une tache noire, com- pofde d'un poil menu. Le Corps eff cou- vert de petits bosquets de poil laineux 3 placées en rangées. En devant, près de la tête, elle a quelques poils longs jeaunes ; UITLANDSCHE RUPSEN enz. langer dikke witte hairen, van welke ‘er ook twee zyn aan ’t einde van ’t Lyf geplaatst. De Pooten zyn rood. Men vindt ze op de bladen van den Ameri- kaanfchen Kerfen- Boom, waarvan Juf- frouw MERIAN Sur. Inf. Tab. 7. de af- beelding heeft gegeven, en fpint zig na de laatfte vervellinge in een geel rond fpinfel (Fig. 2. A.) waarin zy in eene langwerpige ronde en bruine Pop veran- dert, (Fig. 2. B.) waaruit in 7 of 8 da- gen de Bastert- Onrust ten voorfchyn komt, CRAMER Uitl. Kapellen. IV. Deel, blade. 129: PI, 357. Fig. C Fis. 3. De Rups. Fig. 3. A. Het Spin- fel. Fig. 3. B. De Pop. Van de Sphinx adf/sit. Hesen. In gedaante heeft deze Rups veele overeenkomst met de voorgaande Fig. 2. en onderfcheid zig byna maar alleen in de kleur der witte hairen waarmede het Lyf is bedekt, en den Kop die hier, nevens de Pooten, geelis. Zy voedt zig met de bladen van een gewasch dat door de kruidkundigen onder de Casfia Fistula is gebragt en by MerIan Sur. Inf. Tab. 32. isafgebeeld. Wanneer den tyd der laatfte verhuiding aankomt, dan fpint deze Rups een langwerpig rond en CHENILLES stre. 49 @ fur le fecond anneau encore quatre poils longs épaix blancs, dont deux font égale- ment placés à Pextrémité du Corps. Les pattes font rouges. On la trouve fur les feuilles du Cerifier Américain, qui ef} reprélenté par Mad", Merran, Sur. Inf, Tab. 7. & elle senfile, avant [on der- nier depouillement, dans un filet jeaune rond, Fig. 2. A. qui produit dans jape jours le Sphinx -Belier. CRAMER, Pap. Exot. IV. Partie, pag. 129. Bl ss Pise C: Fis. 3. La Chenille. Fis. 3. A. La coque. Fig. 3. B. La Chryfalide. Du Sphinx adfcit. Hrger. Pour le forme, cette Chenille Re beaucoup à la précédente Fig. 2. & Je diffingue presque uniquement par la cou leur des poils blancs dont le Corps ef? cou- vert, € par la tête, qui, comme les pat-. tes, ef} ici jeaune. Elle fe nourrit des feuilles d'une Plante, que les Botaniftes: ont rangés fous le Casfia Fiftula, € qui ef? repréfentée , par Merian Sur. Inf: Tab. 32. Quand le tems du dernier chat. gement s'approche alors cette Chenille s'en file dans un coque rond ollong & blanc, so BESCHRYVING vax wit fpinfel, (Fig. 3. A.) waarin dezel- ve in eene bleekgroene met wit gevlak- te Pop verandert, (Fig. 3. B.) die aan den Kop twee bruinrooderonde vlakken heeft, waaronder waarfchynlyk de Oo- gen van het daaruit voortkomende vol- maakte Infect geplaatst zyn. Uit deze Pop komt de Bastert- Onrust in 7 da- gen ten voorfchyn. CRAMER Uil. Kapellen. IL. Deel. blads. 169. PI, 287. Fig. A. PA ACT ENT Fig. 1. De Rups. Fig. 1 A. Het Spin- fel. Fig. x. B De Pop. Fis. 1. C. Het Wiyfje. Fig. 1. D. Het Mannetje. Van de Sphinx adftit, ALMon. De Rups van deze Bastert - Onrust heeft den Kop bleekgroen en de Nypers bruinagtig zwart; De drie voorite en twee laatfte ringen van ’t Lyf zyn ook bleekgeelagtiggroen en met bruine lange hairen bezet: op ieder van den tweeden en derden ring zyn twee opwaartsftaan- de boschjes van zwarte hairen geplaatst , die aan de einden witte punten hebben; Twee dergelyke boschjes ziet men ook op den elfden ring. De Pooten en ’t Lyf zyn vuilgroenkleurig; Van den vierden tot den negenden ring is het Lyf met gekruide wollige hairen, van eene DESCRIPTION rr (Fig. 3. A.) dans lequel elle fe trans- formeen Chryfalide verte pâle, tachetée de blanc. (Fig. 3. B.) qui a deux taches rondes d'un brun rouge à la tête, fous les quelles font vraifemblablement placé les yeux du parfait Infelte qui en fort. De cette chryfalide fe produit dans fept jours le Sphinx - Bclier. CRAMER Pap. Exot. IIL Partie, pag. 169. PI. 287. Fig. A. PLAN CNE Fig. 1. La chenille. Fig. 1. A. Lacoque. Fig. 1. B. La chryfalide Fig. 1. C. La Femelle. Fig. 1. D. Le Mâle. Du Sphinx adfcit. Armor. La Chenille de ce Sphinx à la tête d'un verd pôle € les machoires d'un noir bruné- tre. Les deux anneaux antérieurs & les deux postérieurs du Corps font ausfi d'un verd pâle jeaunêtre & couvert Fun poil long brun. Sur chaque fecond & troifie- me anneau font placé deux petits bosquets de poils noirs hérisfes, quiont des pointes blanches aux extrémilés. Deux bosquzts Jemblables fe voyent pareillement Jur le onzieme anneau. Les pattes & le Corps font d'une couleur verte Sale. Depuis le quatrieme jusqu'au neuvieme anneau, le Corps ef? couvert d'un poil laincux & frilés UITLANDSCHE RUPSEN rxz. bruinagtige groene kleur, bedekt, en den zwarte ftreep over het midden van den rug; De tiende ring is mer zwarte en de elfde met witte gekrulde hairen voorzien. Zy onthoudt zig op eene foort van Nagtfchaduw , Solanum.) welke veele overeenkomst heeft met die op Plaat VIII by Fig. 1. &c. is afgebeeld. Wanneer de tydt der laatfte vervellin- ge genaakt, dan maakt deze Rups een langwerpig rond en groot fpinfel op een der bladen van de evengenoemde Plant en bedekt het zelve met de Wollige hai- ren van haar Lyf, (Fig. 1. A.) veran- dert in eene bruinroode Pop, (Fig r. B.) waaruit na 8 dagen de Bastert- On- rust ten voorfchyn komt, waarvan de Bier. C'hecWyhecn re. Di het Mannetje voorftellen. Het Wyfje heeft dikke en lange zwar- te Sprieten welke wederzyds met korte hairtjes zvn bezet; De Kop, de Oo- gen, het Borstftuk en de Pooten zyn zwart, gelyk de aderen en randen der vleugelen, waarvan de laatften de witte vlakken glasagtig en doorfchynend heb- ben; Tuflchen het Agterlyf en 't Borst- ftuk ftaan twee donkergeele glanzige ronde vlakken; Het Agterlyf is zwart met drie groene Koperglanzige ftreepen overlangs; Op de onderzyde is de Borst zwart en het Agterlyf gelyk aan de bo- venzyde van 't zelve. Van't Mannetje, CHENIELES tire 5 d'une couleur verte brunâtre €? une rage: noire fur le milieu du dos. Le dixieme onneau ef? garni d'un poil frifé noir @ le onzieme d'un poil [emblable blanc. Elle s'attache à une efpece de Solanum, qui res/emble beaucoup à celle qui eft repréfen- tée fur la Planche VIIL Fig. 1. Lorsque le dernier changement eff accompli, cette chenille fe prépare un coque rond oblong & grand fur une des feuilles de la Plante Jusmentionnée, € le couvre du poil lai- neux de Jon corps, (Fig. 1. A.) fe trans- forme en chryfalide d'un brun rouge (Fig. 1. B.) qui produit dans 8 jours le Sphinx, dont la Fig. 1. C. repréfente la Femelle € la Fig. 1. D. le Mâle. La Femelle a des antennes noires longues € cpaisfes, qui des deux cétés font garnies d'un poil menu. La tête les yeux , le corfelet €} les pattes font noires, comme les veines € les bords des afles, dont les dernieres ont les ta- ches blanches vitrées € transparentes. Entre l'abdomen € le corfelet fe voyent deux taches rondes luifantes d'un jeaune pâle. lAbdomen eff noir, avec trois rayes-vertes d'un luffre de cuivre en lon- gueur. Sur le desfous la poitrine ef? noire, € l'abdomen y resfemble à [a fur- face Supérieure. ai déjà repréfenté FI $2 BESCHRYVING van heb ik reets de afbeelding gegeven. * dewyl egter deze minder glasagtige vlak- ken op de Vleugelen en de Sprieten meerder gekamt heeft dan de reets af- gebeelde, zo heb ik gemeend dezel- ve als eene verfcheidenheid zynde , hier te moeten byvoegen. Fig. 2. De Rups. Fig. a. A. Het Spin- fel. Fig. o. B. De Pop. Van de Sphinx adfcit. Psamas. De kleur der Rups is vuilgroen, de Kop rood, de Nypers aan den mond wit, en twee geele ronde vlakken op den eerften en derden ring van ‘t Lyf; Op deze gemelde ringen zyn, gelyk als aan’teinde, lange witte hairen geplaatst, de rug en de zyden van den Buik zyn met vier ryen boschjes of borftels van donkervleeschkleurige hairen bezet, welke aan de einden witte punten heb- ben. Zy eet de bladen van den Lim- metjes- Boom, en fpint zig een Eyrond fpinfel, ’t welk uit roodagtige , witte en bruine hairen beftaat, (Fig. 2. A.) en verandert in eene bruinagtige roode Pop, (Fig. 2. B.) waaruit in 7 dagen de voornoemde Bastert- Onrust voort- komt. Cramer Uit). Kapellen. II. Deel. blads, 72. Pl 234. Fig. G. * CRAMER Uil. Kapellen. III, Deel, bladz. 52. Pl, 224. Fig, F, foncés , DESCRIPTION pê le Male. * Mais puisque celui ci a moins de taches vitrées fur les afles & que fes antennes font plus en peigne que celui qui ef} ropréfenté, j'ai cré devoir le joindre encore ici, comme une varieté, Fis. 2. Ea Chenile Be 2. A. Da coque. Fig. 2. B. La Chryfalide. Du Sphinx adfcit. Psamas. La couleur de la chenille eff d'un verd Sale, la tête ef} rouge. Les tenailles à la bouche font blanches, € il y deux ta- ches jeaunes rondes fur le premier €& troi- Jiéme anneau du corps. Sur ces mêmes anneaux font, comme à l'extrémité, pla- els des poils blancs longs. Le dos & les côtés du ventre font garnis de quatre ran. gées de bosquets d'un poil coulesrde chair qui ont à leurs extrémités des pointes blanches. Elle mange les feuilles du Citronier © S'enferme dans un coque oval , qui eff compolé d'un poil rouged. tre, blanc & brun, (Fig. 2. A) & fe transforine en chryfalide rouge brunätre (Fig. 2. B.) qui produit en 7 jours le Sphinx Belier /wsmentionnd. Cramer Pap. Exot. IIL Partie, pag. 72. PI 29 4 Rie: Ge “ CRAMER Pap. Exot, III, Partie, pag. 32 PL 224. Fig. F, UITLANDSCHE RUPSEN enz. „Fig. 3. De Rups. Fig. 3. A. Het Spin- fel. lis. 3. B. De Pop. Van de Sphinx adftit. Ruru.vs. Deze Rups heeft den Kop, en ’tLyf nevens de Ses- hoornagtige voorpooten zwart; Ieder ring van 't Lyf is met wit- te hairtjes bezet, doch de twee voorfte en agterfte ringen hebben lange donker- geele hairen. Men vindt ze op de bla- den van eene foort der Guajaven, wel. ke door Juffrouw MERIAN Sur. Inf. Tab. 57. is afgebeeld. Volwasfen zynde , fpint zy een zwart fpinfel, (Lig. 3. A.) en verandert in eene bloedroode Pop, waaruit gewoonlyk in 6 dagen de gemel- de Bastert- Onrust voortkomt, Cramer Uitl. Kapellen. IV. Deel, PI. Do lib. Pre AT A. Fig. 1. HaMorrHoiparis De Sprie- ten van dezen Bastert- Onrust zyn ge- pluimd en zwart van kleur, de Oogen bruin, het Borstftuk zwart, de eerfte en de twee laatfte ringen van ‘t Agterlyf zyn bloedrood en de middelften zwart gehaird. De randen en aderen der Vleu- gelen, als mede de Pooten zyn ook „zwart, doch de grond der Vleugels is glasagtig helder doorfchynend. De on- -CHENILLES sta 53 Fig. 3. La Chenille. Fig. 3. A. La coque. Fig. 3. B. La Chryfalide. Du Sphinx adfcit. RuriLus. La tête, le corps & les fix pattes an térieures ou écailleufes de cette chenille font noires, chaque anneau de corps ef} couvert d'un petit poil blanc, mais les deux anneaux antérieurs € les deux poftérieurs ont des poils longs d'un jeaune obfiur. On la trouve fur les feuilles d'une efpece de Guajaven, qui ef? repréfentée, par Mad”. MERIAN» Sur. Inf. Tab. 57. Ayant fa grandeur elle fe prepare un coque noirs (Fig. 3. A.) & fe transforme en chryfalide incarnate, qui produit ordinairement dans fix jours le Sphinx- Belier Jusmentionné. CRAMER, Pap. Exot. IV. Partie, Pl. Portas ŒIL Fig. 1. HamorruHoipatas. Les am tennes de ce Sphinx font plumacées € d'une couleur noire. Les veux Jont bruns. Le corfelet eff noir. Les premier € les deux derniers anneaux de l'abdomen font incarnats, € ceux du milieu ont un poil noir. Les bords € les veines des aîles, de même que les pattes font parcilleinent noires > mais le fond des afles eft d'un tranfparent clair vitré. La furface in- Ei 2 4 BESCHRYVING van derzyde is niet onderfcheiden in kleur met de bovenzyde. Men vindt ze in Surinamen en berust in het Kabinet van den Heer L. F. HoLTHUISEN. Fapricius, Spec. Infeétor. Tom. II. pag. 157. N° 139 2? De Heer Farricius betrékt hier by den Sphinx Leucasr1s; Cramer, Uiel. Kop. I. Deel, PI. 52. Fig. C. D. Doch die is van dezen zeer onderfcheiden, als mede van den Sphinx adftit. Eacrus, Loc. cit. TI. Deel, EO Ee Fig. 2. EuLaLraA Heeft lange ge- pluimde Sprieten. en een gekrulden zui- ger, de Oogen bruinrood, het Lyf is gelyk de grondkleur der Vleugelen bruin- agtig bleekrood met een bleeken paarsch- kleurigen weerfchyn , en met zwart- bruine kleine ftreepjes op de laatften; Van de tip der bovenvleugels loopt eene donkerbruine en eene bruinroode dwars{treep tot aan den binnen rand der ondervleugels naby het einde van ’t Ag- terlyf: de groote witte vlakken op de bovenvleugels zyn „ (behalven de twee zwarten in t midden derzelven) nevens de overige witte flippen doorfchynend. Van onder heeft het Lyf en de Vleugels de zelvde Tekening als op de boven- zyde, de Pooten zyn grys, Zy behoort ander de Eerfle afdeeling der Edele Zyde- DESCRIPTION pe férieure ne differe point, pour la couleurs de la Supérieure. On le trouve à Suri- name, € il ef} du cabinet de Monfieur L. F. HoLTHUISEN. Faprierus, Spec. Infeétor. Tom. IL. pag, 157. Séfia, N°. 13? Monteur EA BRICIUS Cite ici le Sphinx Leucasess. CRAMER » Pap. Exot. I. Partie, PI. 52. Fig. C. D. Mais qui differe be- aucoup de celui-ci, comme du Sphinx adicie. ÆAGRUS, Loc. cie HE Bare, PRO Pise Fig. 9. EuLariA A de longues an- tennes plumacées € une trompe roulée. Les yeux Jont d’un brun rouge. Le corps, comme le fond des afles, d'un rouge pâle brundtre , avec un chatoyant de couleur violet pâle, & avec de petites rages d'un brun noir fur les dernieres. Depuis le bout des afles Supéricures s'étend une ban- de transverfale d'un brun obfcur & une autre d'un brun rouge, jusqu'au bord in- termédiaire des afles inférieures, vers Pextrémité de Pabdomen. Les grandes taches blanches. des ailes Supérieures, font, ayes les autres points blanc, transparen- tes, à l'exception des deux taches noires de leur milieu. Sur le desfous du corps & des afles fe voit le même desfein que Jur le desfus. Les pattes font grifès. — dl appartient à la premiere Divifion des UITLANDSCHE RUPSEN enz. Jbinfters * welke de Vleugels af hangende hebben en is nevens alle op deze Plaat afgebeelde Nagt- Kapellen door den Heere RENAUD in Surinamen gevonden, doch berusten thans in het laatstgenoem- de Kabinet. Fig. 3. Arcuapra. Deze Nagt-Ka- pel. (Phal. Noêt.) heeft draadvormige Sprieten en een gekrulden Zuiger, de Oogen bruinrood, de Kop , en het Lyf Zyn nevens de Pooten ligtbruin of don- ker aschkleurig , het einde van ’t Agter- lyf is met een hairagtig kwastje voorzien. De onderzyde der Vleugelen is bleek- bruin zonder eenige tekening der donker en ligtbruine dwarsbanden en ftreepjes welke op de bovenzyde derzelven, in de afbeelding zyn te zien. Uit Swrina_ men. Fig. 4. Soria. Heeft bruine draad- vormige Sprieten en een gekrulden Zui- ger, de Oogen donkerpaarsch, de Kop en ’t Lyf bleekbruin; de Vleugelen op ’t midden bruinagtig paarsch met bruine golvswyze ftreepjes , voor ’t overige bruinaschkleurig en aan de zoomen der agterranden met zwarte flippen. Zy be- hoordt onder de Pha. Noifuæ. en is uit Surinamene * Zie Systemat. Register agter het IV. Deel van CRAMERS Uijl, Kapellen, bladz. 21. „CHENIELES sten ze Fileufes * qui ont les afles pendantes, € a été trouvé, avec toutes les autres Phalênes de cette Planche, à Suriname, par Monfieur RENAUD, mais ils font actuellement au Cabinet [usmentionné. Fig. 3. Arcrapia. Cette Phalêne Nocturne a des antennes filiformes & une trompe roulée, Les yeux font d'un brun clair ou d'un gris de cendre obfcur. Le bout de Pabdomen ef} garni d’une touffe de poil. Le desfous des aîles ef? d'un bruù pâle fans aucun desfein des bandes trans. verfales € des petites rayes obfcures E} d'un brun clair, qui fe voyent fur le des- Jus, de notre Figare, Elle eff de Suri- name. 4 Fig: 4. SoziNA. A des antennes bruz nes filiformes € une trompe roulée. Les yeux font d'un violet obfcur. La tête € le corps font d'un brun pâle. Les af. les, vers le milieu font d'un violet brund= tre, avec des rayes brunes ondoyantes, Pour le refte d'un minime brun, & aux ourlets des bords pofférieurs avec des points noirs. Îl appartient aux Phal. Nectuæ € vient de Suriname. * Voyez la Regiftre Syflematique, à la Suite du IV Tome de Cramer Pap, Exot, pag, 2e LS 56 BESCHRYVING van Fig. $. Lucrata. Deze Spanrups- Kapel heeft draadvormige Sprieten en de Oogen bruinrood van kleur; het Lyf, de Pooten en de grondkleur der Vleuge- len is geelagtig grys: op de bovenvleu- gels aan de buitenranden donkergeel en met een langwerpigen bruinen vlak en boogswyzen donkergeelen dwarsftreep, beginnende aan de tippen der voorften en eindigende aan den binnenrand der ondervleugels; voor ’t overige is de bo- venzyde als bezaait met zeer kleine brui- ne ftreepjes, welke egter van onder niet zyn te zien. . Fig. 6. 4. Macurara. Behoort me- de onder de Spanrups- Kapellen welke draadvormige Sprieten en uitgefnecden vleugelranden hebben. De Kop, het Lyf, de Pooten en de grondkleur der vleugelen zyn geelagtig bruin; Op de onderzyde ontbreeken de witte met zwart gerande vlakken , als mede de {malle golvswyze en geboogen ftreep, naby de gewrigtten, op de bovenzyde der vleugelen , doch de grondkleur is aldaar het zelvde. Fig. 7. Srricmus. Heeft lange draadvormige Sprieten, de Oogen bleck- rood, de Kop, Lyf en Pooten vuilwit En glanzig; de vleugelen zyn zwart met witte doorfchynende glanzige ftreepen _afles. DESCRIPTION pr Fig. 5. Lucrara. Cette Phalêne ar- penteufe a des antennes filiformes, € les veux de couleur brun rouge. Le corps, les pattes & le fond des afles eft d'un minime jeaunâtre. Les afles Supérieures, vers les bords extérieurs ‚ font d'un jeaune oblcur, avec une tache oblongue brune € une bande transverfale jeaune obftur en for- me d'arc, commençant aux bouts des an- térieures € finisfent au bord inftrieur des aîles de desfous. Pour le reffe la fur- face Jupérieure ef} comme parfemée avec de très petites rayes brunes, qui fe s “apper r- goivent pourtant pas en desfous. Fig. 6. Macurara. Appartient éga- lement aux Arpenteufes, qui ont des an- tennes filiformes &_des bords decoupés aux La sêéte, le corps, les pattes & le fond des aîles font d'un brun jeaunûtre. Sur le desfous ne fe voyent pas les taches blanches, bordées de noir, de même que la raye ondoyante & courbee étroite, vers les jointures du desfus des afles ; Mais le fond y eff le même, Fig. 7. STrictaLts. longues fliformes. Les yeux font d'un rouge pale. La tête, le corps, & les pattes font d'un blanc fale luifant. Les ailes font noires, avec des rayes & des ? EE A des antennes UITLANDSCHE RUPSEN Ewz. en vlakken. Zy behoort onder de fchaarvleugelige of Lichtvliegers, (Phal, Pyralis.) en woond met de twee naast- voorgaande foorten in Suriname, Fig. 8. Hiepia. Deze Nagt- Kapel heeft de Sprieten met korte hairtjes be- zet, en heeft een gekrulden Zuiger; de Oogen zynbruinrood, de Kopen Baard- fprietjes bruin, de Borst, van onder, wit en de Pooten bruin, het Agterlyf bleekgeel, de bovenvleugels, op tmid- den, bruingeel doch naar de tippen bleekgeel , de ondervleugels hebben eene vuilwitte kleur. De bovenzyde van 't Lyf en der vleugelen is genoeg- zaam uit de afbeelding te erkennen. Het iseen Wyfje, de Mannetjes heb- ben fterker gepluimde Sprieten. Zy behoort onder de tweede afdeelinge der Edele Zydefpinfters ** en wordt nevens de drie volgende in Suriname gevonden. Fig. 9. Procoria. Heeft draadvor- mige bruine Sprieten en een gekrulden Zuiger, de Kop is gelyk het Lyf en de Póoten bruin, de Oogen bruinrood, de Vleugels bruinagtig paarsch met ligt- bruine en zwarte dwarsftreepen en ftip- pen, aan de Onderranden zwart, de voorften met kleine paarfche ftippen en we Zie iscergemeld Syst. Register, blade. 21. CHENILLES ete 37 taches blanches transparentes luifantes. Il appartient aux Phal. Pyralis, @& demeure avec les deux efpeces précédentes, à Surie name. Fig. 8. Hippra. Les antennes de cette Phalêne font garnies d'un petit poil, € elle a une trompe roulée. Les yeux font d'un brun rouge. La tête @ les anten- nules font brunes. La poitrine, en-des- fous, ef? blanche & les pattes font brunes. l'Abdomen ef} d'un jeaune pâle. Les afs les Supérieures > au milieu, font d'un jeaune pâle. Les inférieures font d'un blanc Jale. Le desfus du corps & des aîles fe fait asfez connoître par la figure. C’eft une Femelle. Les Môles ont les an= tennes plus plumacées. Elle appartient à la Seconde Divifion des Fileufes ** & fe trouve avec les trois Suivantes, à Suri- name. Fig. 9. Procopra. „A des antennes filiformes & une trompe roulée. La tête eff brune, comme le corps € les pattes. Les yeux font d'un brun rouge. Les afs les d'un violet brunâtre avec des bandes transverfales € des points d'un brun clair & noirs. Aux bords inférieurs elles font noires. Les antérieures ont de petits points ** Voyez le Reg. Susmentionné, pag. 2%. 58 BESCHRYVING vaN de Ondervleugels met een grooten ron- den paarfchen vlak, waar in een ZWar- te flip is geplaatst, de randen Zyn mer- kelyk getand of uitgefheeden. Zy be- hoord onder de Pal, Noêtu, Fig. 10. Puncrara. De Spricten van deze Spanrups - Kapel zyn draadvor- mig, op de onderzyde is de Kop, het Lyf, de Pooten en de vleugelen in kleur niet onderfcheiden met de bovenzyde , alleen ontbreeken daar de zwartbruine wlakjes en ftipjes welke hier op de bo- ven en ondervleugels zyn te zien, Fig. 11. Ferrera. Deze fraaije Nagt- Kapel (Phal. Noua) heeft draadvormi- ge Sprieten en een gekrulden Zuiger , de Kop is nevens het Lyf en de Pooten bruinagtig paarsch, het Agterlyf onge- meen lang en aan ‘t einde met lange wit- te en paarschkleurige hairen voorzien. De bovenvleugels zyn bruin met lood- kleurige vlakjes en ftreepjes, en een fmallen paarlkleurigen golvswyzendwars- ftreep naby de agterranden derzelven: de donkergeele ondervleugels hebben aan den buiten- en binnenrand een don- kerbruinen vlak. Op de onderzyde zyn de bovenvleugels bruingeel en glan- zig, de ondervleugels nevens het Lyfen de Pooten bleekgeel. DESCRIPTION DE violets, € les afles inférieures avec une grande tache ronde € violet, où éf? place un point moir. Les bords font beaucoup denteldes ou decoupées. Elle appartient aux Phal. Noétue. Fig. ro. Puncrara. Les antennes de certe Phalène arpenteufe font filifor- mes. ÆEn-desfous la couleur de la tête, du corps, des pattes € des afles ne varie point de celle du desfus, feulement on n'y voit pas les petites taches € les points d'un brun noir, qui fe trouvent ici [ur les aîles Supérieures @ inférieures. Fie. 11. Ferrera. Cette belle Phas lêne Noêturne a des antennes filiformes € une trompe roulée. La tête, avec le corps € les pattes font d'un violet brund- tre. J'Abdomen eff extraordinairement long, @ garni à fon extrémité d'un poil long blanc € de couleur violet. — Les ailes Supérieures font brunes, avec de pe- tites taches couleur de plomb & de petites rayes, avec une bande transverfale étroite € ondoyante de couleur violet, près de leurs bords poffrieurs, — Les aîles in- férieurs d'un jeaune obfcur ont à leur bord extérieur € inférieur une tache brune oblcure. En-desfous les aïles Supérieures font d'un jeaune brun & luifant. Les afles inférieures avec le corps & les pat- tes font d'un jeaune pâle, | UITLANDSCHE RUPSEN ryz. D a En DOE Fig. 1. ReNALpus. Deze Dikkop- Kapel (Pap. Pleb. Urbicol.) heeft de Sprieten, het een om ’t ander Lidt, zwart en wit gekleurd, de einden of knoppen derzelven zyn zwart en haaks- wyze omgeboogen, even gelyk alle die onder dit Gezin der Kapellen behooren; de Oogen zyn bruinrood, de Kop, het Lyf en een gedeelte der bovenvleugels , aan den binnenrand, als mede de onder- vleugels (behalven de zwarte randen derzelven) zyn fchoon Hemelschblaauw en Satynagtig glanzig: het grootfte ge- deelte der bovenvleugels is zwart en ieder met twee glanzige wicte langwer- pige vlakken. Op de onderzyde by Fig. 1. A. zyn de Baardfprietjes, het Lijf en de Poo- ten bloedrood; de grondkleur der vleu- gelen bruin met vuilgroene ftreepen op ’t midden en aan de randen, en een Zilverglanzig (treepje op ieder vleugel naby de gewrigtten; op de voorfte twee geele blinkende winkelhaakswijze vlak- ken en op de ondervleugels een klein ftreepje van dezelvde kleur. Zy be- hoort onder de eerfte afdeeling der Dik- kop-Kapellen , * welke de ondervleu- * Zie Systemat. Register, CRAMER, Uit. Kapellen, lW, Deel, blade. 14 CHÈESNT EEN TER 50 PLEN GE eN Fig. r. RrNaLpus. Ce Papillon Pleb. Urbicol. a des antennes, dont les jointures font alternativement de couleur noire € blanche. Les bouts en font noirs € courbes en forme de crochets , comme dans tous ceux qui appartiennent à cette famille de Papillons. Les yeux font d’un brun rouge. La tête, le corps € une partie des aîles Supérieures, à leur bord inférieur € pareillement les afles inférieu- res (à l'exception de leurs bords noirs) font d'un beau bleu d'azur & d’un luftre Satind. La plus grande partie des aîles Supérieures ef} noire & fur chacune del les fe trouvent deux taches blanches oblon- gues lui[antes. Sur le desfous, Fig. 1. A. les anten- nules, le corps € les pattes font incarnat. Le fond des afles ef? brun ; avec des rayes vertes fales fur le milieu € à leurs bords, € une petite raye d'un luftre argenté [ur chaque aîle, du côté de leur bafe. Sur les antérieures deux taches jeaunes luifan- tes decoupées, € fur les poficrieures une petite raye de la même couleur. Il appar- tient à la premicre famille des Plebejens nobles * qui ont les afles inférieures à queue, © il a cté decouvert, avec les * Voyez la Regiftre Syflematique, de CRAMER Pap. Exot, IV Partie, pag. 14. I éo BESCHRYVING van gels geftaart hebben, en is nevens de drie volgende foorten door meergemel- den Heer RENAUD in Suriname ontdekt. Fig. a. CLortMENA. Deze Kapel behoort onder de Geöogde Nymphen en heeft zwarte Sprieten, de Kop en ‘t Lyf donkerbruin, de Oogen bruinrood, en de Vleugelen bruin met ligtbruine zoomen; de ondervleugels hebben cen klein oogswys vlakje aan den binnen- rand en aan de agterranden een {mallen en een breeder vuilgeelen tandswyzen ftreep. Op de onderzyde by Fig. 2. B. is de grondkleur der bovenvleugels en een ge- deelte der onderften, naby de gewrigt- ten, bleekbruin; aan de agterranden donkerbruin geel met fmalle bruine dwarsftreepen en een dergelijken afge- brooken Zilverglanzigen breeden ftreep. Op het midden der ondervleugels ís een breede ligtbruine dwarsband, waar door een bruingeelen ftreep loopt; de overi- ge grondkleur derzelven ís bruingeel, met vier ronde Zilverglanzige ín zwarte ingen geplaatfte vlakken en drie korte evengemelde glanzige flreepjes, de ran- den zyn gefiert met drie Zwarte en twee vuilgecle naast elkander geplaatfte tands- wyze flreepen. Nicras. Fig. 9. De Sprieten van DESCRIPTION pz trois efpeces fuivantes, à Suriname, par Monfieur RENAUD Jusmentionné. Fig. 2. CLORIMENA. Ce Papillon ap- partient avec Nymphes à yeux, & il a des antennes noires. La tête € le corps font d'un brun obfcur. Les yeux font d'un brun rouge € les afles font brunes, avec des ourlets d'un brun clair. Les af- les inférieures ont une petite tache ogillde au bord inférieur, € aux bords pofte- rieurs une raye étroite € une autre plus large @& dentelée d'un jeaune [ale. En-desfous, dans la Fig. 2. B. le fond des afles € une partie des inférieures, vers les jointures, ef? d'un brun pâle. Vers les bords pofitrieurs d'un jeaune brunôtre obfcur avec des rayes transverfales étroi- tes brunes © une paralle raye large en- trecoupée d'un luflre argenté Sur la milieu des aîles inférieures fe trouve une bande transverfale large d'un brun clair, par lequelle s'étend une raye jeaune bru- nâtre. Le refle du fond eft d'un jeaune brun, avec quatre taches rondes argen- fées, placées dans des anneaux noirs, & trois petites rayes argentées de la même couleur. Les bords font ornés de trois rayes noires, € de deux autres d'un jeaune Jale € dentelées. Fig. 3. Nicias. Les antennes de ce UITLANDSCHE RUPSEN enz. dit Dag-Kapelletje zyn het een om ‘t ander lidt wit en zwart gekleurd , de Kop en Borstftuk zwart, met een geel ftreepje op ‘t midden, het Agterlyf is geel, de Oogen paarschkleurig rood. De Vleugelen zyn aan beide zyden eveneens gekleurd, namelyk zwart en geel gevlakt en aan de agterranden met geele flippen; het Lyf is nevens de Pooten, op de onderzyde, geel. Zy behoort onder die gemeene Veldburgers * (Pap. Pleb. Ruralis) welke geen oogs- wyze vlakjes op de Vleugels hebben, maar egter met zes volmaakte Pooten zyn voorzien. Fig. 4. Cineurus. Dit Kapelletje behoort onder het zelfde Gezin der voorgaande fig. 3. als hebbende ook zes volmaakte Pooten. De Sprieten zyn zwart en wit geringd, de Kop en ’t Lyf is bruin, de Vleugelen weder- zyds zwartbruin, met een breeden roo- den geboogen dwarsband op de boven- vleugels en een fmaller van dezelfde kleur op de ondervleugels ; de Oogen zyn nevens ’t Lyf, van onder, bruin. Zij is, gelyk ik reets heb gezegt, uit Surinamen, en berust nevens de Fig. 2 en 3. in het Kabinet van den Heere L. F. HoLTAUISEN. * Zie meergemeld Syst. Register, bladz. 15. D. CHENILLES ere 6 Petit. Papillon, font alternativement, de Pune à l'autre jointure, de couleur blanche © noire. La tête €? le corfelet font noirs, avec une petite raye jeaune fur le milieu. PAbdomen eff jeaune, € les yeux font d'un rouge violet. Les deux furfaces des aîles ont la même couleur, noire € tan chetée de jeaune & à leurs bords pofté. ricurs avec des pointilles jeaunes. Le corps € les pattes en-desfous, ef} jeaume. I appartient aux * (Pap. Pleb. Ruralis) qui mont point de taches ocillées fur les ailes, mais qui ont pourtant fix pattes complettes. Fig. 4. Cineurus. Ce petit Papillon ef? de la même famille de précédent. Fig. 3. comme ayant pareillement fix pattes com plettes. Les antennes font noires & bor- cées de blanc. La tête & le corps font brun. Les deux furfaces des afles font d'un brun noirâtre, avec une bande trans- verfale large, rouge € couchée fur les Supérieures & une autre plus étroite de la même couleur fur les inférieures. En desfous, les yeux € le corps font brun. I ef}, comme je l'ai déjà dit, de Surina- me, € Je trouve avec la Figure a & 3. au Cabinet de Monfr. L. F. Horruur- SEN. * Voyez le Reg. Susmentionné, pag. 13 B. I 2 62 BESCHRYVING van Fig. 5. De Rups. Fig. 5. C. Het Spin- Je Fes. D. De Pop. Van de Sphinx adfcit. Purrzs. Deze Rups heeft den Kop bruingeel, de eerfte drie Ringen van ’t Lyf bruin en met lange zwarte hairen bezet; De zes hoornagtige Pooten aan deze Rin- gen zyn nevens de agt middelpooten zwart en de twee agterften bruingeel, zynde daar het einde van ’t Lyf met lange zwarte met wit gepunte hairen voorzien: het overige gedeelte van ’ Lyf is met vaalzwarte en wit gerande vlokken van wolagtig hair bedekt, ’% welk de Rups in haar fpinzel inmengt, om met het zelve de Pop (fig. 5. D.) waarin zy zig verandert, te bedekken, gelyk zulks by Fig. s. C. is te zien. Zy voedt zig met de bladen van eene hier by afgebeelde Waterlely, * welke purperkleurige Bloemen draagt en in Surinamen wordt gevonden. Na de laatfte verandering der Rups in eene Pop, komt gemeenlyk in 8 dagen de voor- noemde Bastaart-Onrust ten voorfchyn. CRAMER L nose Uil, Kapellen. IV. Deel. blads, 82. His. C. * Peroclyk by deze Plant Catisby Car. Tom. L, Teb. 58. Hetleborini Lili ji folia en SELIGMAN. av, Tom. LIL. pag, 16. Tab, 16. DESCRIPTION per Fie. 5. La Chenille Bies SC Coque. Fig. 5. D. La Chryfalide. Du Sphinx adfcit. PHERES. La tête de cette chenille ef} d'un jeaune brun. Les trois premiers anneaux du corps font bruns € couvert d’un poil noir long. Les fix pattes cornées de ces anne- aux, font, avec les huit pattes intermé- diaires, noires, €} les deux poftéricures Jont d'un jeaune brun, tandis que le bout du corps, dans cet endroit, eff garni d'un poil long noir, avec des pointes Llanches. — Tout le refle du corps eff couvert de touf= fes d'un poil laineux d'un noir fauve & bondées de blanc, ce que la chenille enve- lope avec elle même dans Jon coque, pour en couvrir la chryfalide dans laquelle elle Je transforme, Fig. s. Comme cela fe voit clairement dans la Fig. 5. C. Elle Je nourrit des feuilles d'un lis aquatique, * que nous repréfentons ici, qui porte des fleurs de couleur de pourpre ue trouve à Surinamen. Après la derniere trans- formation de la chenille en chryfalide, ob produit ordinairement dans huit jours le Sphinx Belier fusmentionnd, CRAMER, Pap. Exot. IV. Partie, pag. 183. Pl 382, Fig. C. * Comparez À cette Plante Catesby Car. Tom, 1. Tab. 56. Helleborini Lili folia, & SELIGMAN. av. Tom, IL. pag. 16, Tab. 16. UITLANDSCHE RUPSEN enz. Fig. 6. De volwasfen Rups. Fig. 6. E. Een jonge Rups. Fig. 6. F. Het Spinfel. Fig. 6. G. De Pop. Van de Sphinx adftit. ENacrus. Op de evengemelde Plant worden ook deze Rupfen gevonden, welke den Kop en de drie eerfte Ringen en de hoornagtige Pooten aan dezelven zwart hebben, met lange hairen van dezelfde kleur; de twee volgende Ringen zyn met zwarte en de overigen met bleek bruinagtige vlokken van wolagtig hair bedekt, waardoor eenige witte hairen ftreepswyze, langs het Lyf, gemengd zyn; de rand onder aan den Buik is met vaalkleurige hairtjes bezet en op den Jaatflen of agterften Ring zyn lange zwarte en witte hairen geplaatst, de agt middelpooten hebben eene bruingeele en het laatfte paar eene bruinroode kleur. (Fig. 6.E.) verbeeldt eene jonge Rups van deze zoort, die het wolagtige hair op den rug nog bleek tegelrood en met witte hairtjes doormengd heeft en voor ’t overige zwart is. Volwasfen zynde maakt zy een vaalzwart fpinfel (Fig. 6. F.) en verandert in eêne bruinroode Pop. (Fig. 6. G.) waaruit in 7 of 8 da- gen de Bastaart- Onrust voortkomi. CRAMER Uitl. Kapellen. III Deel, blads. 94. Pl 248. Fig. D. CETENN IL PESTE TON" 64 Fig. 6. La Chenille complette. Fig. 6. E. Une jeune Cchenille. Fig. 6. F. La Coque. Fig. 6. G. La Chryfalide. Du Sphinx adfcit. Exacrus. Sur la Plante fusmentionnde fe trou- vent parcillement ces Chenilles , dont la tête, les trois premiers anneaux & les pattes cornées de ces anneaux font noires, avec des poils longs de la même couleur. Les deux anneaux fuivans font couvert de touffes d'un poil laineux brunâtre pâle, parfemeées de quelques poils blancs, le long du corps, en forme de rayes. Le bord auú-desfous du ventre ef? garni d'un petit poil de couleur fauve, € [ur le der- nier anneau font placé des poils longs noirs € blancs. Les huit pattes intermédiaires ont une couleur feaune brunâtre, € les deux dernieres une couleur brunâtre rouge. La (Wig. 6. E.) repréfente une jeune Che- aille de cette Efpece, dont le poil laineux fur le dos eff d'une couleur rouge pâle € cutremélé d'un petit poil blanc, & qui pour le refte ef} noir. — Etant devenue à a grandeur, elle fe forme un coque noir fauve (Fig. 6. F.) & fe transforme en chryfalide rouge brunâtre (Fig. 6. G.) qui produit dans 7 à8 jours le Sphinx Belier fusmentionnt, CRAMER Pap. Exot. III Partie, pag.94. PL 248. Fig. D. 13 64 BESCHRYVING van Fig. 7. De Rups. Fier Elen len Spinfel. Fig. 7. L De Pop. SYPILUS. Van de Sphinx adfcit. De Kop van deze Rups is donker- geel met een bruinen vlak voor aan denzelven en die de gedaante van een omgekeerde V heeft. De Nypers zyn wit; Het Lyf is met vaalzwarte hai- ren bedekt; Op den vierden en tien- den Ring heeft zy twee boschjes van bruin Oranjekleurige hairen. De drie paar voorfte Pooten zyn geel, de mid- del- en agterpooten vaalzwart. Men vindt deze Rups, te Surinamen, in de Graslanden en na de laatfte verhui- dinge fpint zy een zwartagtig graauw fpinfel , (fig. 7. H.) en verandert in eene bruingeele met donkerbruin ge- ftreepte Pop, (Fig. 7. 1) waaruit na 7 dagen de Bastaart - Onrust voort- komt. Cramer Uitl. Kapellen, I. Deel, blads. Ae Poos Piece Fasricius Spec. Inf. Tom, II. pag. 164. n0. 39. nom Cram. DESCRIPTION pe Fig. 7. La Chenille. Fig. 7. H. La Coque. Fig. 7. L La Chryfalide. Du Sphinx adfcit. Syeirvs. La tête de cette Chenille eff d'un jeaune obfcur, avec une tache brune fur le front, qui à la figure d'une V tour- nde. Les machoires font blanches. Le corps ef? couvert d'un poil noir fauve. Elle a fur le quatrieme € [ur le dixieme anneau, deux touffes de poils bruns cou leur d'Orange. Les fix pattes antérieu- res font jaunes, celles du milieu € les poficrieures font d'un noir fauve. On trouve cette Chenille à Suriname, dans les champs herbeux, & après la derniere transformation de la peau, elle fe prepare wie coque minime noirâtre, (Fig. 7. H.) € fe change en Chryfalide d'un jeaune- brun, avec des rayes d'un brun obftur, (Fig. 7. L) qui produit dans 7 jours le Sphinx Belier fwsmentionné, CRAMER Pap. Exot. IL. Partie, pag. 4. PL. 99. Fig. A. Fasric:us Spec. Inf. Tom. IL. pag. 164. n°. 39. nom. Cram. UITLANDSCHE RUPSEN zyz. Br AA Tae AIVe Pro cerne A Het Spinfel. Fis. 3. B. De Pop. Fig. 4. De bovenzyde en Fig. 5. De onderzyde. Van de Sphinx adftit. SyLvrus. De Rups by Fig. 1. afgebeeld, is met zwarte en gryze hairen bedekt, welke aan ’t einde van ’t Lyf zeer dik zyn en veroorzaakt dat daardoor dezel- ve zeer breed en als eenc driehoekige gedaante heeft; voor aan by den Kop heeft zy twee dikke geele hairen. Zy voedt zig met de bladen der Oranfe- appelboomen, en maakt, wanneer de tyd der verandering nadert, op een der gemelde bladen een graauw hairig Spin- fel, (Hir. 2. A.) em verandert in eene donkerroode Pop (Fig. 3. B) waaruit navbsohszeddeen derby GRie. 4. €5) afgebeelde Bastaart- Onrust ten voor- fchyn komt. Deze heeft de Sprieten zwart en met korte hairtjes, De Kop; ‘t Borstftuk en een gedeelte van ’t Asterlyf is ook zwart, doch aan den Hals agter den Kop twee roode en aan "€ begin van 't Agterlyf twee geele vlak- jes; het overige gedeelte is rood, aan de zyden zwart en op ‘t midden met een vlak van laatstgemelde kleur. De CHENILLES sr. 65 PANC EE MBV. Fig. 1. La Chenille. Fig. 2. A. La Coque. Fis. 3. B. La Chryfalide. Fiss 4. Ke deslus. Eis. 5. Le desfous. | Du Sphinx adfcit. SyLvivs. La chenille, repréfentée dans la Fig. 1e ef? couverte d'un poil noir & gris, qui ef fort gros à l'extrémité du corps, € qui fait qu'elle en paroit fort large € comme étant d'une forme triangulaire. — Au de- vant , près de la tête, elle a deux poils paix € jeaunes. Elle fe nourris des feuilles de l'Arbre de pommes d'Orange, € Je prépare lors que le tems du dernier changement s'approche, fur une de ces feuilles, une Toille velue minime (Fig. 2. À.) @ Je transforme en chryfalide d'un rouge obftur (Fig. 3. B.) qui produit dans 6 en 7 jours le Sphinx, repréfenté dans la Fis. 4. C. celui-ci a des antennes noires garnis d'un petit poil. Latête, le corfelet €} une partie de VP Abdomen eff parcillement noir, mais il fe trouve fur le cou, derriere la tête, deux taches rouges € au commencent de l'Abdomen deux taches jeaunes, Le réfle ef} rouge, les côtés font noirs, & fur lé milieu une tache de la ditte couleur. Le fond des aîles Supérieures eft minime avec des taches 66 BESCHRYVING van bovenvleugels zyn in de grondkleur graauw met Zwarte vlakken en grysag- tige aderen en dwarsftrecpen : de on- dervleugels zyn in ’t midden vuilwit, doorfehynend en met zwarte randen. De onderzyde vant Lyf (Fig. 5. D.) is meest rood, aan ’t einde zwart met een geelen vlak; De Pooten zyn zwart met geele (tippen; de bovenvleugels vaalzwart en de onderften gelyk als op de bovenzyde derzelven. Men vindt ze in Surinamen, Fig. 6. De Rups. Fig. 7. A. Het Spinfel. Fig. 8. B. De Pop. Fig. 9. C. De bovenzyde. Fig. 10. D. De onderzyde. Van de Sphinx ad/tit. Arcuras. Deze Rups is geel en met lange wit- te hairen voorzien, de vier voorfte en de twee laatfte Ringen hebben ieder een zwarte vlak op ‘t midden. Zy eet de blaaden der Zoete Orunje- of Chinaas- appelboomen en maakt gewoonlyk haar graauwhairig fpinfel aan de dunfte tak- ken der evengemelde Boomen (Fig. 7. A.) en verandert in eene donkerroode Pop, (Fig. 8. B) waaruit na 6 dagen de by Fig. 9. C. afgebeelde Bastaart- Onrust voortkomt, die de sprieten Zwart heeft met korte hairtjes , den DE S CRI PD BON IDE noires, des veines €> des bandes transver= fales grisdtres. Le milieu des aîles infe- rieures ef} d'un blanc Jale, transparent €? avec des bords noirs, Le desfous du corps (Fig. s. D.) eff, pour la plus gran- de partie, rouge, à fon extrémité noir, avec une tache jeaune. Les pattes font noires avec des pointilles jeaunes. Les afles Superieures font d'un noir fauve, & les inférieures comme fur leur desfus. On le trouve à Suriname. Fig. 6. La Chenille. Fig. 7. A. La Coque. Fig. 8. B. La Chryfalide. Fig. 0. Cà Le delus Esaao D. Le desfous, Du Sphinx adfcit. ARcHrAs. Cette Chenille eff jeaune GS pourvue d'un poil long blanc. Les quatrz pattes antérieures € les deux anneaux poftérieurs ont chacun une tache noire fur le mi.ieu. Elle mange les feuilles de} Arbre d'Oran- ges douces, € prépare ordinairement [a coque minime élue aux branches les plus menues de cet Arbre (Fig. 7. A.) & fe . transforme en Chryfalide d'un rouge ob- Jour, (Fig. 8. B.) qui produit dans fix jours le Sphinx, de la Fig. 9. C. qui a des antennes noires garnis d'un petitpoil. La tête & les yeux font noires. Le corfelet UITLANDSCHE RUPSEN ryz. Kop en de Oogen zyn zwart; het Borstftuk grys, het Agterlyf bleekrood en aan de zyde zwart; de bovenvleu- gels hebben eene aschgraauwe grond- kleur, met vaalzwarte vlakken en teke- ning : de ondervleugels zyn grys met zwartbruine randen. Op de onderzyde (Fig. 10. D.) is de Kop en de Pooten aschkleurig, gelyk de zyden van't Borsc- ftuk, ’t welk egter in 't midden bleek- rood is en aan ’t Agterlyf wit met een bleekrooden vlak aan den laatften Ring. De vleugelen hebben een graauwe grondkleur met vuilwitte dwarsvlakken ep de bovenvleugels. In het Uitlandfthe Kapellen Werk, ie het Il. Deel op Plaat 99. Fig. B. en in LIN. Mec Plaat 367. Fis, E. heb ik de afbeeldingen van twee byzondere foorten der Bastaart-Onrusten gege- ven, welke met deze eenige overeen- komst hebben, egter in zommige op- zigten daar van verfchillen, ’t welk by vergelyking derzelven met elkander best kan worden onderfcheiden. Zy woonen in Surinamen. CHENILLES erar 62 ft gris: L’Abdomen d'un rouge pâle, ci les côtés en font noirs. Les afles Su- péricures ont un fond couleur de cendre, avec des taches et un desfcin d'un noir fau- ve. Lés afles inférieures font grifes avec des bords d'un noir brunôtre. En des- Jous (Fig. 10. D.) la tête et les pattes font d'un gris de cendre, comme les cütés du corfelet, dont le milieu ef cependant d'un rouge pôle, et à l'abdomen blanc avec une tache rouge pâle au dernier an neat. — Les afles ont un fond mini- me, avec des taches transverfales d'un blanc fouill éfur les afles Supérieures. J'ai repréfenté dans l'Ouvrage des Papillons Exotiques, II. Partie, Planche 99. Fig. B. et dans le Tome IV. Planche 367. lig. E. deux e/psces particulieres de Sphinx, qui resfemblent en quelque forte à celui-ct , mais qui pourtant en varient à quelques égards, ce qui fe de- couvre aifement en les comparant enfem- ble, Is demeurent à Surinamen. Co BESCHRYVING van Pr AAT XV: Fig. 1. De Rups. Fig. a. A. Het Spinfe. Fig.3. B De Pop. Wan de Sphinx adfcit. EvaApNes: De Kop der Rups is bruingeel, het Lyf vuilwit en met lange witte hairen bezet. Zy eet de blaaden der Coffy- boomen en maakt een rond bruinagtig vleeschkleurig fpinfel, waaraan nog eeni- ge witte hairen van de Rups zyn tezien» (Fig. 2. A.) en verandert in eene geel- agtige Pop, (Fig. 3. B.) uit welke in 6 dagen de voornoemde Bastaart-Onrust voortkomt, CRAMERs Uit). Kapellen. IV. Deel: lladz, 120, 1 557. Lie. An Pio A DEERD Cu An Ce -Spinfe.. Fis. 6. B. De Pop, Van de Sphinx adfcit. Luneus. De Kop, de drie cerfte Ringen van ‘t Eyf en de zes voorfte Pooten, heeft deze Rups geel, met zwart gevlakt en met lange hairen bezet ; het overige van t Lyf is ter Zyden met witte en op den zug, als mede aan den vierden en tien- DESCRIPTION pe PLANET Em NE Fig. r. La Chenille. Fig. 2. A. La: Coque. Fig. 3. B. La Chryfalide,. Du Sphinx adfcit. Evapnrs:. La tête de la Chenillé ef? d'un brun jeaunâtre. Le corps d'un blanc fale et couvert d'un long poil blanc. Elle mange les feuilles de l'Arbre de café, & fe pre- pare une coque ronde brunâtre couleur de chair, à la quelle on appergoit encore qu:l- ques poils de la chenille (Fig. 2. A.) & Je transforme en chryfalide jeaunêtre , (Fig. 3. B.) qui produit dans fix jours le Sphinx fusimentionid, Cramer Pap. Exot. IV. Partie, pag. 129. Blegen. Fig. 4 La Chenille. Fig. s. A. La Ceque. Fig. 6. B. La Chryfalide. Du Sphinx. adfcit. LrNevs. La tête „ les trois premiers annecux du: corps, ef les fix pattes antérieures de cet te chenille font jeaunes,. tachetées de noir: et couvertes d'un poil long. Le reffe du corps, fur les côtés eff garni de touffes: blanches, et fur le dos, comme fur le UITLANDSCHE RUPSEN zvz. «den Ring en aan den Staart met lange en korte bosches van zwarte en roode ‘hairen in gedaante als borftels voorzien; boven dien heeft zy voor en agter lan- ge witte en zwarte dikke hairen , van welken de laatstgemelde , aan ’t einde als geknopt zig vertoonen. Men vindt ze in Surinamen op de blaaden van den Katoen-boom, en verandert in eene lang- werpige bruintoode Pop, (Fig. 6. B.) die in een graauw en dun fpinfel is be- lootenm Ghis NU deze Pop komt in 6 dagen de Bastaart- Onrust ten voorfchyn. Cramer Uitl. Kapellen, TI. Deel, blads. gs. Pl. 248. Fig. G. Fis. 7 De Rups. Fig. 8. A. Het Spinfcl, en de Pop. Van de Phalaena Bonbyx. ORasra. De Kops het Lyf en de Pooten van deze Rups is zodanig met ligt en don- kerbruine en bleek paarschkleurige wol- agtige hairen bedekt, dat men van die gemelde deelen, in ‘t oppervlakkige niets kan gewaar worden; het breede einde of de Kop is gelyker wyze als de Staart met lange zwarte hairen voor- zien. Zy heeft 16 Pooten. Men vindt ze op de blaaden van den Cacao „boom ; CHENILEES tre. 69 quatrième et le dixieme anneau, © à la queue, de touffes longues € courtes d'un poil noir & rouge, en forme de broffes ; outre cela elle a au devant € en arriere des poils long € épais blancs EP noirs, dont les derniers, à leurs extrémités font comme boutonnes. On la trouve à Surina- men, fur les feuilles del'arbre de cotton; et elle fe transforme en chryfalide oblongue d'un rouge brunâtre (Fig. 6. B) renfer- mée dans une coque mince minime (Fig. 5. A.) De cette chryfalide fort dans 6 jours le Sphinx fusmentionne. CRAMER» Pap. Exot. IL. Partie, pag. CSA d IGE Fig. 7. La chenille. Fig. 8. A. La Toille, & la chryfalide. De la Phal. Bombyx. Onrasra. La tête, le corps et les païtes de cette chenille, font tellement couverts d'un poil laineux d'un brun clair & obftur & de couleur violet pâle, que Juperficiellement on no fauroit rien apperceyoir de toutes les parties. Le bout large ou la tête oft coma me la queue, également couvert d'un poit noir long. Elle à feize pattes. On la trouve fur les feuilles de Varbre de Cacao. Avant [en dernier changement elle fe for. KG) 70 BESCHRYVING van voor de laatfte verhuidinge maakt zy een groot fpinfel, ’t welk met dikke wolli- ge paarschkleurige hairen is bedekt en verandert in eene bruingeele Pop, die wanneer de tydt der laatfte verandering daar is, aan de zyde van den Kop open barst en de Nagt- Kapel komt met een gedeelte der Pop uit het fpinfel ten voorfchyn , (Fig. 8. A.) even gelyk het kleine Europifche Nagt-Paauw-003 CPhal. Pavonia, minor.) CRAMER, Uitl. Kapellen, IV. Deel, blads. 219. PI. 395. Fig. D. Fig 9. De Rups. Fig. 10. À. Het Spin/el. Wan de Phal. Bombyx. EuMED'DE. Deze Rups heeft den Kop vleesch- kleurig en een kaalen ronden vlak bo- ven denzelven van gemelde kleur, met een boogswyzen zwarten ftreep en twee zwarte langwerpige vlakjes: Alle zestien Pooten hebben eene bleeke roode kleur. Het Lyf is bedekt met geele hairen , welke op de drie voorite Ringen langer Zyn dan aan de overigen, ’t geen aan de Rups eene zeldzaame gedaante geeft; aan 't einde van ’t Lyf zyn de hairen ftomp en als afgefneden en ter zyden van den Buik ziet men wederzyds een DESCRIPIRONEDE me une grande coque, qui eff couverte d'un poil épaix laincux de couleur violet , € fe transforme en chryfalite jeaune brunâtre, qui, au terme de la derniere transfor- mation, Souvre au côtés de la tête, € la Phaléne fort avec une partie de la chry- falide hors de la coque (Fig. 8. A.) tout comme l'Oeil de Paon Ewropeën, (Phal. Pavonia, minor.) CRAMER, Pap. Exot. IV. Partie, pag. 219. PI 395. Fig. D. Fig. 9. La chenille. Fig. ro. A. La Coque. De la Phal. Bombyx. EUMED:DE. La tête de cette chenille eff de coulur de chair € avec une tache ronde chauve par - deffus de la même coulcur , une raye noire € forme d'arc € deux petites ta- ches oblongues. Toutes les feize pattes ont une couleur rouge pâle. Le corps ef? cou- vert d'un poil jeaune, qui ef? plus long fur les trois anneaux autérieurs, que Jur tous les autres, ce qui donne à la chenille une Figure très rare. A l'extrémité du corps les poils font obtus & co.nme coupés, & aux côtés du ventre on voit de l'un & le l'autre côté une rangée ou un ourlet de UITLANDSCHE RUPSEN enz. rey of zoom van korter hairen welke de Pooten bedekken. Zy ect de bladen van den zogenaamden #onderboom (Ri- cinus Linn.) en verandert in eene don- kerbruine Pop die in een grysagtig fpin- fel is beflooten. (lig. ro. A.) Uit deze Pop komt gencenlyk in ro of 11 dagen de voornoemde Nagt-Kapel of Zyde. fpinfters, ten voorfchyn. CRAMER» Uitl. Kapellen, IV. Deel, blade, 219. Fig.B. Het Woyfje, en Fig. C. het Mannetje. Fig 11. De Rups. Fig. 10. A. Het Spinzel. Van de Phal. Bombyx. OrsiLocuus. In gedaante heeft deze Rups eenige overeenkomst met de voorgaande Fig. 9. maar de kleur van den Kop, de Poo- ten en der hairen welke hier allen bruin- rood zyn, onderfcheid dezelve aanmer- kelyk van de gemelde. Men vindt ze gewoonlyk op de bladen van eenen grooten Boom, die in Surinamen Locos- boom genaamt wordt. Zy maakt een bruinrood en rond fpinzel (Fig. 19. A.) en verandert in eene donkerbruine Pop, waaruit de bovengemelde zydefpinfters in 10 dagen voortkomt Cramer Uitl. Kapellen, I. Deel, Vladz. CAENVELES Tres 71 petits pols, qui couvrent les pattes. Elle mange les feuilles de VArbre Ricinus Linn. @ fe transforme en chryfalide bru- ne ohfcure, qui ef? renferme dans une coqu2 grisôtre. (Fig. ro. A) De cette chryfalide fort ordinairement dans 10 ou 11 jours la Phalène Fileufe /usmention- „lk Ets Cramer Pap. Exot. IL Partie , pag. 219. Fig. B. La Femelle Fig C. Le Mile. Fig. rr. La chenille. Fig. 12. A. Coque. De la Phal. Bombyx. OrsiLocaus. Pour la forme cette chenille a quelque resfemblance avec la précédente Fig. 0. mais la couleur de la tête, des pattes & des poils, qui font ici tous d'un brun rou- ge, la diffingue vifiblement de la fusmen- tionnée. On la trouve ordinairement [ur les feuilles d'un grand arbre , qui Sappel- le en Surinamen Locos. Elle fe prépare une coque ronde d'un brun rouge (Fig. 12. A) & fe transforme en chryfalide d'un brun obfcur, qui produit en ro jours la Phalêne /usmentionnée. CRAMER, Pap. Exot. [. Partie, pag. K 3 „a BESCHRYVING vax zo. PI. 46. Fig. D. He IWofje, en IV. Deel, bladz. 187. PI. 383. Fig. F. Het Mannetje. Pra À TXL Fig. 1. De Rups. Fig. x. A. De Pop. Van de by Fig. 1. B. afgebeelde Phal. Bombyx. EPIGENA. De Kop van deze Rups is geel met rood en groen getekent, de nypers aan den mond zyn wit, het Lyf is groen en met korte zwarte hairtjes bezet, lings den rug loopt een goudgeelen ftreep en op ieder Ring zyn twee donkerroodeftip- pen geplaatst. De Pooten zyn groen. Zy eet de blaaden van den Citroen-boom en voor de laatfte vervelling maakt zy een wit fpinzel waarin ze in eene bruin- roode Pop verandert, waaruitdeby Fig. 1. B. afgebeelde groene Nagtkapel in 7 degen voortkomt. Deze heeft de Sprie- ten geel met korte hairen, de Kop en Borstftuk groen, de Oogen donkerrood de bovenvleugels groen met een vuilwit- ten vlak op 't midden en de buiten en egterranden geclagtig met bruin geftipt en aan ce laatstgenoemde randen uitge- fneeden; het Agterlyf en de ondervleu. gels vuilgeel met bruine aderen aan de DESCRIPTION be 70. Pl. 46. Fig. D. La Femelle, & IV. Partie, pag. 187. Pl. 383. Fig. FE. Le Mile. PLANCHE BVL Fig. 1. La Chenille. Fig. 1. A. La Chryfalide. De la Phal. Bombyx. EpPicENAs reprefentée dans la Fig. 1. B. La tête de cette chenille ef} jeaune, desfinée de rouge & de verd. Les tenail- les à la bouche font blanches. Le corps ef} verd € couvert d'un poil menu noir. Le long du dos s'étend une raye d'un jeaune doré, € fur chaque anneau font placées deux pointilles rouges obfcures. Les pat- tes font vertes. Elle mange les feuilles de l'arbre de Citron, € avant le dernier changement de peau elle fe prépare une coque blanche, dans laquelle elle, [eirans- forme en chryfalide d'un brun rougeärre, qui produit dans 7 jours la Phalène verte, repréfentée dans la Fig. 1. B. Elle a les antennes jeaunes avec un petit poil. La tête € le corfelet font de coukur verte. Les yeux font d'un rouge obfcur. Les afles Jupérieures font vertes avec une tache blanche fouillée fur le milieu, et les bords extérieurs € pofterieurs font jeaunâtres @ pointillées de brun, € aux dernieres . UITLANDSCHE RUPSEN enz. zoomen derzelven, Op de onderzyde is het Lyf en de Pooten geel, de boven- vleugels: bleekgeel en de ondervleugels gelyk in de afbeelding der bovenzyde. Men vindt ze in Surinamers Fig: 2. De Rups. Fie. à C. De Pop. Van de Phal. Bombyx Zer:ca. De Rups is groen en met korte zwar- te hairen voorzien, langs den rug zyn twee donkergeele ftreepen geplaatst en wederzyds, op ieder ring een ftip van dezelve kleur, onder aan de Buikzyde heeft zy op ieder der gemelde ringen een Kwastje van groene heiren. Zy voedt zig , in Surinamen, met de blaa. den der Annanasfen; wanneer de Tyd der verandering nadert, dan maakt zy een dun graauw Spinfel, wordt eene bruinroode Pop, (fig. 2. €.) waaruit in 6 of 7 dagen de by Fig. 2. D. afge- beelde Nagt-kapel voortkomt, welke de Sprieten:geel enmet dunne en korte hairtjes bezet, de Kop en Borst'uk groen, de Oogen bruin, het Agterlyf geelagtig en aan 't einde donkergroen heeft. De boven. vleugels zyn groen CHENILLES era 73: des bords decoupds. V Abdomen & les af. les inférieures font d'un jeaune Jale, avec des veines brunes à leurs ourlets. — Le | desfous du corps € des pattes eff jeaune. Les afles Supérieures font d'un jeaune pôle, © les inférieures resfemblent à la Jurface Supérieure de notre Figure. On la trouve à Suriname. Fig. 2. La Chenille. Fig. 2. C. La Chryfalide. De Ia Phal. Bombyx. ZeLica. La Chenille eff verte € garnie d'un petit poil noir. Le long du dos font pla- cées deux rayes d'un jeaune pâle, € des deux côtés, fur chaque anneau, une poin- tille de la même couleur. En-desfous fur le ventre elle a fur chaque anneau une touffe de poils verts. — Elle fe nourrit à Surinamen , des feuilles des Ananas. Lors que le tems du changement S'appro- che, elle fe prépare une coque mince mini. me devient une chryfalide d'un brun rou- ge (Fig. 2. C.) qui produit dans 6 ou 7 jours la Phaléne, que nous repréfentons par la Fig. 2. D. @& qui a des antennes jesunes, garnies d'un petit poil menu. La tête € le corfelet font de couleur verte. Les yeux bruns. U Abdomen eff jeaunée tre, © à Jon extrimité d'un verd obftur; Les afles Supérieures font vertes & bore 74 BESCHRYVING van en geel gerand, de ondervleugels we- derzyds als mede het Lyf en de Poo- ten, vuilgeel. Fig. 3. Persriarca. Deze Nagt- kapel heeft fterk gepluimde Sprieten en een korten Zuiger, de Kop, het Lyf als mede de grondkleur der Vleugelen is bleek ftrookleurig , de Oogen zyn bruinrood. De drie groote hoekige bleekgeele en met zwart gerande vlak op het midden der bovenvleugels, in den bruinen grond en het witte halve maanswyze ftreepje is hoornagtig en doorfchynend. Op de onderzyde heb- ben de boven vleugels, in ’t midden, een bruinen en den voornoemden gee len hoornagtigen vlak, doch voor ‘t overige zyn dezelven nevens de onder- vleugels, het Lyf en de Pooten bleek- geelagtig gelyk als op de bovenzyde. Zy behoort onder de Zydefpinfters (Phal. Bomb.) en is door den Heere ReNauD in Surinamen gevonden. Fig. 4. Fimerraus. Dit hier afge- beelde Nagt-kapelletje is naar een Man- nete van die welke in het IV. Deel, bladz. 112. Plaat 348. Fig C. van het Uitlandfche Kapellen-Wirk ven den Heer CRramr is te vinden Deze heeft zwarte draadvormige Sprieten, den Kop en ’t Lyf, aan beide zyden, be- DESCRIP LIONS DE dées de jeaune; les deux furfaces-des in- férieures avec le corps €} les pattes font d'un jeaune Jale. Fig. 3. Persriczca. Cette Phalêne a des antennes fortement plumactes € une trompe courte. La tête, le corps & le fond des afles ef} d'une couleur de paille pâle. Les yeux font d'un rouge brunâtre. La tache grande triangulaire d'un jeaune pale ©& bordée de noir fur le milieu des aîles Supérieures, dans le fond brun €? la raye blanche en forme de crois[ant, ef? cornée € transparente. Sur le desfous les aîles Juperieures ont, au milieu, une tache brune € une femblable jeaune cor- née, mais pour le refte elles font, avec les aîles infdrieures, le corps & les paties d'un jraunêtre pâle, comme [ur le desfus. Elle appartient aux Fileufes (Phal. Bomb.) € a été trourde par Monfieur RENAUD, à Suriname. Fig. 4. F marraurs. Cette petite Pha- lêne eff desfince d'après une Méle de celle qui fe trouve dans le Tome IV. pag. 112. PI. 348. Fig. C. des Pap. Exot. de Mon= fieur Cramer. Celle-ci a des antennes noires filiformes, la tête & le corps, fur les deux furfaces, avec les pattes blan- ches, © les yeux d'un rouge pâle. Les UITLANDSCHE RUPSEN enz. nevens de Pooten wit en de Oogen don- kerrood: de Vleugelen hebben eene witte glanzige en doorfchynende grond- kleur, de buitenranden der bovenvleu- gels zyn bruin met twee zwartbruine vlakjes, de witte grond is beperkt met een bruinen band, de agterranden zyn bruinagtig geel met een rey van goud- glanzige tippen. De onderzyde der Vleugelen is niet onderfcheiden dan al- leen in ’t gemis der evengemelde glan- zige flippen. Zy behoort onder de Phal. Pyralis Linn. en is nevens de naastvolgende Fig. 5. door den Heer RENAUD uit Surinamen gebragt. Fig. 5. Swepertana. Deze Blad- rolder (Phal. Tortrix.) heeft den Kop en de Sprieten bruin, de Oogen bruin- rood en het Lyf met donkergeele en roode hairtjes bedekt; de bovenvleu- gels zyn zwartbruin met drie groote don- kergeele halve maanswyze ftreepen en vier kleiner van dezelfde kleur aan de buitenranden, en een rooden vlak aan de tip van de binnenrand derzelven ge- fierd. De ondervleugels zyn bleekrood met een boogswyzen zwartbruinen dwarsftreep by den agterrand. De zoo- men der vier Vleugelen zyn donkergeel. Op de onderzyde is het Lyf, de Kop, en de Pooten bleekrood, De Vleugelen hebben daar dezelfde kleur op ’t mid- den, doch\Zyn aan de randen bruin. CHANILLES Bte >$ aîles ont un fond blanc luifant & trans- parent. Les bords extérieurs des afles Supérieures font bruns, avec deux petites taches d'un brun noirâtre. Le fond blanc eft borné par une bande brune. Les bords poftérieurs font d'un jeaune brunâtre avec une rangéé de pointilles dorées luifantes. Le desfous des afles ne varie point du des- Jus, que par le défaut des pointilles lui Jantes Jusmentionnées. Elle appartient aux Phal. Pyralis, Linn. € 4 été apportée de Suriname, avec la fuivante, Fig. 5. par Monfieur RENAUD. | Fig. 5. SwEDERIANA. Cette Phalène Rouleufe (Phal. Tortrix) à la tête €& les antennes brunes. Les yeux d'un rouge brunútre, € le corps d'un petit poil d'un jeaune obfcur & rouge. — Les afles Jupérieurs font d'un brun noirs avec trois grandes rayes d'un jeaune obliur & en forme de demi Lune, € avec quatre plus petites de la même couleur aux bords extérieurs € ornées d'une tache rouge à l'extrémité de leur bord intermédiaire. — Les afles inférieures font d'un rouge pâle, avec une bande transverfale d'un brun noia rûtre € en forme d'arc près du bord pos- térieur. Les ourlets des quatre afles font d'un jeaune obfcur. Le desfous du corps, de la tête € des pattes eft d'un rouge péle. Les aîles y ont la même couleur [ur le mis lieu „ mais leurs bords font bruns. L 76 BESCIIRYVING van Fig. 6. De Rups. Fig. 6. E. De Pop. Van de Phal. Bombyx. De Kop van deze Rups is groen met twee bruine en vier roode vlakjes; Het Lyf is bleekgroen met bruine flippen en aan de zyden van den Buik met korte zwarte hairen voorzien; op den twee- den tot aan den vyfden ring is, op den rug, een bruine ftreep, gelyk ook op den zesden en zevenden als mede een op de vier laatfte ringen geplaatst; Bo- vendien is dezelve op het midden met witte zilverglanzige vlakken en aan de zyden, op ieder ring, met een rooden ronden ftip gefierd. Zy eet de bladen der Casfave Plant en verandert in eene bruine paarschkleurige Pop, die aan de ringen van ’t Agterlyf geelagtig is en wederzyds drie donkerbruine ftippen heeft; Uit deze Pop komt gewoonlyk in 7 dagen de bovengenoemde Nagt- kapel ten voorfchyn. Cramer Uit). Kapellen. HIL Deel, blads. 147. PL ode Hiel, NrTIDA. Fig. 7. De Rups. Fis. 7. F. Het opm. Hie 7. G. De Bop. Van de Phal. Attac. Deze groote Rups heeft den Kop en ‘te Lyf groen, de Nypers aan den mond als mede de zes Pooten aan de drie eerfte ringen en de agt middelpooten geel; het LIBERIA. * ONINETUX, D'E SC RTPMMROENE Dir Fig. 6. La Chenille. Fig. 6. E. La Chryfalide. De la Phal. Bombyx. Lo tête de cette Chenille eff verte, avc deux petites taches brunes & quatrerouges. Le corps eff d'un verd pâle, avec des poin- billes brunes, €? aux côtés du ventre garni d'un petit poil noir. Sur le fecond jusqu'au cinquieme anneau, fur le dos, Je voit une raye brune, € parcillement fur le fixieme EP feptieme ; comme fur les quatre derniers Outre cela elle eff ornée, fur le milieu, de taches blanches argentées, & fur les côtés, fur chaque anneau, d'un point rond de couleur rouge. Elle mange les feuilles de V Arbre Casfave & fe trans- forme en chryfalide brune de couleur vio- let, qui eff jeaunâtre aux anneaux de PAbdomen, © qui a, fur les deux côtes, trois points bruns obfcurs. Cette chryfalide produit ordinairement dans 7 jours la Phaléne fusmentionnée. N'ïTiDA. CRAMER, Pap. Exot. III. Partie, pag. 147. 1Pl 07746 be Fig. 7. La Chenille. Fig. 7. F. La Coque, Fig. 7. G. La Chryfalide. De la Phal. Attac. La tête € la corps de cette grande che- nille font de couleur verte. Les machoires à la bouche, de même que les quatre pat- tes, aux premiers anneaux, € les huit LIBERIA. UITLANDSCHE RUPSEN enz. einde of agterfte gedeelte van ‘t Lyf is bruin met twee vuilgeeleftreepen cn ftip- pen van dezelfde kleur en met twee boschjes bruingeele hairtjes. Op ieder ring van ’t Lyf zyn drie regt opflainde groene doornen geplaatst die met hairen van dezelfde kleur bezet zyn; aan de zyden ziet men, behalven op den twee- den, derden en twaalfden ring een gee- len byna ronden vlak en vyf langwerpi- ge dergelyke vlakken meer onderwaarts naar den Buik. Men vindt deze Rups op de Citroen-boomen en wanneer de tyd der laatfte vervellinge nadert, dan maakt zy een plat, hoekig en doorfchynend fpinfel van bruingeele hairen (Fig. 7. F.) en verandert in eene donkerbruine Pop, (Fig. 7. G.) waaruit in 9 of ro dagen de gemelde Nagt- Paauwoog of Atlas-Kapel voortkomt. CRAMER Ur. Kapellen. TIL Deel. bladz. 139, Pl. 268. Fig. F. Man en Fig. G. Het Wofije. dienen De Raps Meat Hs De Pop. Van de Phal. Bombyx. CUNIGUNDA. De kleur van den Kop, het Lyf en de zes hoornagtige Pooten van deze Rups is zwartbruin, en de affcheiding CHANNEL “> paites intermédiaires font jeaunes. L'ex- trémité do l’ Abdomen ef} brune, avec deux rayes jeaunes fouillées € des pointilles de la même couleur, €? avec deux petites touffes d'un poil menu jeaune brunâtre. Sur chaque anneau du corps font placées trois épines vertes herisfées , qui font cou- verts d'un poil de la même couleur. Sur les côtés, on soit encore, excepté fur le. Jecond, le troifieme & le doufieme anne- a, une tache jeaune prèsque ronde € cinq taches femblables oblongues, plus en deflous du ventre. On trouve cette chenille fur les Arbres de Citron, € lors que le tems du dernier changement de peau s'ap- proche, elle fe forme une Toille platte an- gulaire © transparente d'un poil jeaune brunâtre (Fig. 7. F.) @ fe transforme en chryfalide brune obfcure (Fig. 7. G.) qui produit dans 9 en 10 jours la Phalêne Oeil de Paon ou Papillon Atlas fusmen- tionnd. CRAMER, Pap. Exot. III. Partie, pag. 139. PL 268. Fig. F. Le Mâle. Fig. G. La Femelle. Fig. 8. La Chenille. Fig. 8. H. La Chryfalide. De la Phal. Bombyx. CunicunpA. La couleur de la tête, du corps & des fix pattes écailleufes de cette chenille ef} d'un noir brunâtre, © la féparation des an= 2 78 BESCHRYVING ENZ. der ringen met bruine gordels; op‘? midden van ieder ring is cen rey van korte boschjes doornagtige hairen ge- plaatst: de middelfte en agterfte Pooten zyn ook bruin. Haar voedzel zyn de blaaden van den Katoen-boom doch wor- den ook op de Coffyboomen aangetrof- fen. Zy maakt een dun vaalzwart fpin- fel, waarna ze in eene donkerbruine Pop verandert (Fig. 8. H.) welke aan ’t einde twee punten of ftaartjes heeft. Uit deze Pop komt in 8 dagen de Nagt- kapel ten voorfchyn. Juffrouw M. S. Mrrran heeft op de Xde Plaat der Surinaamfche Infeêten Fig. 1. 2 en 3. eene Rups, Pop en Nagtka- pel afgebeeld welke ten aanziender Rups en de daar uit voortgekomen Vlinder met deze eenige overeenkomst heeft; maar de Pop verfenild te veel van de onze, dan dat men ze voor een en de- zelfde foort kan houden; Men gelieve ter onderfcheiding de evengemelde af- beelding met onze en de daaruit voort- komende Nagtkapel te vergelyken in het hier onder aangehaalde Werk. Cramer, Uit), Kapellen, IV. Deel. blads, 104 en 105. PJ, 344 Fig. FE G. DESCRIPTION zerc. peaux ef? placé une rangée de touffes cour- tes d'un poil épineux. Les pattes du mi- lieu € les poftérieures font pareillement brunes. Elle fe nourrit des feuilles de l'Arbre de Coton, mais on la trouve ausfi fur l'Arbre de Caffé. Ælle fe prépare une Coque mince d'un noir fauve, après quoi elle fe transforme en chryfalide brune obfcure (Fig. 8. H.) qui à Jon extrémité a deux pointes ou petites queues. De cette chryfalide fort la Phaléne dans huit jours. Mad. M. S. Merian a repréfentée, fur la Planche X. des Sur. Inf. Fig. 1-2. une chenille, une chryfalide & une Pha- lêne, qui, par rapport de la chenille & du Papillon qui en eff fortie, resfemble, en quelque forte, à celle-ci; mais la chry- Jalide differe trop de la notre, pour pou- voir la juger de la même efpece. Pour cette fin, on aura bien la bonté de com- parer la Figure fusmentionnée à la notre € à la Phaléne qui en eff fortie, dans Vouvrage allegué ci -desfous. Cramer, Pap. Exot. IV. Partie, pag. 104—105. Pl. 344. Fig. F. G. BESCHRYVING enz. PL A a T UIT Fis. 1. De Rups. Pop. sers A. De Van de Phal. Attac. ABasra. De Kop van deze Rups is geclagtig, en het geheele Lyf is bleek paarschkleu- rig, en aan de zyden met eenen goud geelen band getekend; de twee voorfte en de laat{te ringen zyn met lange, en de overigen als mede de zyden van ’t Lyf met korte zwarte hairen bedekt, welke egter ieder wederom met kleine geele hairtjes bezet zyn. De hoornag- tige voorpooten zyn zwart en de agt middelpooten geel , maar de twee laatften aan den agterften ring zwartagtig paarsch. Haar voedzel zyn de blaaden van den Guafayen-boom, waarvan Juffrouw Mr- PIAN in haar Surinaamsch InfeCten-werk op de 19% Plaat eene afbeelding heeft gegeeven. Wanneer de Rups is vol- wasfen en de tyd begint te naderen dat dezelve de laatfte vervelling moet onder- gaan, dan maakt zy zig een los fpinzel en verandert in een bruine Pop (Fig. 1. A.) die met korte zwarte hairt es is be- zet, waaruit gemeenlyk in 7 dagen de bovengenoemde Nagt-kapel ten voor- fchyn komt; waarvan de Af beelding by DESCRIPTION ere. 79 PLANCHE XVIL Fig. r. La Chenille. Fig. r. A. La Chryfalide. De la Phal. Attac ABasrA. La tête de cette Chenille eff jeauné- tre, © le corps entier ef} d'un violet pé- le, € les bords font desfinés d'une bande jeaune dorée. Les deux anneaux de devant € les derniers font garnis d'un poil long & noir, € les autres, de même que les côkés du corps ont au contraire un poilplus court de la même couleur, €} chacun d'eux ef? encor couvert d'un petit poil jeaune. — Les pattes antérieures cornées font noi- res, © les huit pattes du milieu font jeau- ness mais les deux dernieres, au dernier anneau font d'un violet noirâtre. Sa nour- riture font les feuilles delarbre Guajaven, dont Mad Merian, a donné une repré- Jentation dans fon Ouvrage fur les Infec- tes de Suriname, PI. 19. Lorsque la che. nille a atteint fa grandeur €? que le tems s'approche qu'elle doit fubir [a derniere changement de peau, elle fe forme un coque mince € vient un chryfalide brune (Fig. 1. A.) qui eff couverte d'un petit poil noir € court, qui produit or dinaire- ment dans fept jours la Phalêne fusmenti- onnde; dont la Figure ef} repréfentée par M | 80 BESCHRYVING van. Cramer, Uitl. Kapellen 4. Deel, blads, 103 en 104. Plaat. 344. Fig. A. B. C. is te vinden. Fig. a. De Rups. Fig. 2.B. De Pop. Wan de Phal. Attac Nauzica. Deze Rups is geheel bleek groen en met vier ryen hairege boschjes bezet welke de evengemelde kleur hebben ; aan den laatften ring alleen is een klein zwart en een grooter bloedrood halve- maandswyze ftreepje geplaatst; Het einde is gefierd met twee boschjes hair van dezelfde roode kleur. Men vindt ze in Surinamen op den Cachou- boom. CAnacardium.)) waarvan een Tak door Juffr. Merian Sur. Inf. PI. 16. is afge- beeld, De Rups maakt een los hairig fpinzel en verandert in eene bruine Pop. (Fig. 2. B) waaruit in 6 of 7 dagen de Nagt-kapel voortkomt. CRAMER Uitl. Kapellen. 3. Deel, blads. 96. PJ, 249. Fig. D.E, en 4. Deel, bladz. 26. PJ. 303. Fig. B. C. DESCRIPTION pr CRAMER) Pap. Exot. an. 4. Partie, pag. 1C3—104. Pl. 344. Fig. A. B, Fig. 2. La chenille. Fig. 2. B. La chryfalide. De la Phal. Attac Nauzrca. Cette chenille ef? entierement d'un verd pâle & garnie de quatre rayes de bosquets en forme de cheveux, de la même couleur. Au dernier anneau feulement fe trouve une petite raye noire courbe & une rayeplus grande incarnate, en forme de demi-lune. l'Extrémité eff ornce de deux touffes de cheveux de la même couleur rouge. — On la trouve à Suriname /wr l Arbre Cachou, (Anacardium) dont une branche a été re- préfentée par Mad”° Mrrran. fur. inf Tab. 16. — La chenille forme un tisfu mince velu € fe transforme en chryfelide brune (Fig. 2. B.) qui produit, dans 6 à 7 jours la Phalêne [usmentionnée. CRAMER Pap. Exot. 3°. Partie, pag. 96. Pl. 249. Fis. D. E. & 4°. Par tie, pas 26-Ple0s Ris.B. GC UITLANDSCHE RUPSEN ryz. Fig. 3. De Rups van een Mannetje. Pis. 3. C. De Rups van een Wyf- je. Fig. 3. D. De Pop. Jo. De Rups by Fig. 3. is geelagtig groen, Jeder ring is met vier ronde geele vlak- ken getekend, welke allen met korte vuilgroene hairtjes zyn bezet. Uit deze Rupfen komen de Mannetjes der voor- noemde Nagtkapel. De Fig. 3. C. ver- beeld die der Wyfjes, en is donkerbruin in de grondkleur, doch zyn alle de rin- gen van ’t Lyf eveneens als Fig. 3. met ronde hairige vlakken voorzien, welke egter hier eene graauwe-aschkleur heb. ben. Zy eeten de bladen van den Cacao. boom en veranderen in eene bruine Pop, waaruit de Nagtkapel gewoonlyk in 8 dagen voortkomt Van de Phal, Attac, CRAMER» Uitl. Kapellen. 4 Deel, blads. 56, Plaat. 303. Fig. D: E. EF. G. Fig. 4. De Rups. Fig. a. E. Het Spin- fel. Fig. a. De Pop. Wan de Phal. Attac. Rrvurosa. De grondkleur van deze Rups is zwartagtig bruin. De Kop is donker- groen en boven op den rug met geel CHENTILLES ETC, gr Fig. 3. — La chenille d'un Mâle. Fig. 3. C. La chenille d'une Fe- melle. Fig. 3. D. La chryfalide. Jo. La Chenille de la Fig. 3. eff d'un vert jeaunâtre. Chaque anneau ef} desfiné de quatre taches rondes jeaunes , qui [ont tou tes couvertes d'un petit poil court de cou- leur vert-fale. — Ces chenilles produi= Jent les Mäles de la Phalêne mentionnée. — La Fig. 3. C. repreéfente celle des Fe- melles, €? le fond en ef} d'une couleur bru- ne obfcure; mais tous les anneaux du corps font conformes à ceux dela Fig.3.€ pour. vus de taches rondes velu2s, qui ont cepen dant ici une couleur de cendre minime. Elles mangent les feuilles del Arbre Cacao & Je transforment en chryfalide brune, qui produit ordinairement dans huit jour « Ja Phalène fusmentionnde. De la Phal. Attac, Cramer, Pap. Exot. 4. Partie, pag. 26. Pl 303. Fig. De E. B.G. Fig. 4. La Chenille. Fie: 4. E. La coque. Fig. 4. La Chryfalide. De la Phal. Attac. RivuLosa. Le Fond de cette chenille eff d'un brun noirâtre. La tête eft d'un vert-obfcur, EP le desfus du dos eff desfiné de rayes & M 2 go BESCHRYVING VAN groene ftreepen en vlakken getekend: Van den tweeden tot den laatften ring » zyn takjes van doornagtige lange hairen geplaatst. Zy voedt zig met de bladen van den Lemoen- of zogensamden Lim- metjes-boom, en maakt gewoonlyk op een der bladen een digt gomagtig fpin- fel, (Fig. 4. E.) waarin zig dezelve in eene korte ingedrongen bruine Pop ver- andert, welke aan ’t einde eene uitfte- kende punt heeft, eveneens als die van Fig. 1. A. en 3. D. op deze Plaat. Ge- meenlyk komt de Nagtkapel in ro da- gen uit deze Pop ten voorfchyn. CRAMER» Uit). Kapellen. o. Deel, blads. 15. Plaat. 107. Fig. A. Fig. s. De Rups van de Phal. Attac. TARQUIN!IA. De Kop van deze groote Rups is bleek- groen; Het Lyf geclagtig groen en ter zyden, op ieder ring met een Carmou- zyn rooden vlak getekend, ’t welk wel- ligt de Luchtftippen zyn. Over ’t ge. heel genomen dan is het Lyf, behalven de lange enkelde hairen, kaal en glad en met een menigte van kleine donker roode ftippen als bezaaid; De drie voor- ften en de laatfte ringen hebben lange groene boschjes hair die aan ’t einde geel zyn, de overige ringen hebben ieder DESCRIPTION pe de taches vertes jeaunâtres. Depuis le fecond jusqu'au dernier anneau font placées de petites branches d'un poil long épineux. Elle fe nourrit des feuilles de V'Arbre de Limon, € forme ordinairement fur une des feuilles un coque épaix gomeux. (Fig. 4. E.) dans lequel elle fe transforme en c'ryfalide brune courte obtufe, dont Pex- trémité a une pointe avancée, conforme à celle de la Fig. 1. A. @& 3. D. de cette Planche. Cette chryfalide produit ordinai- rement la Phalêne en 10 jours. CRAMER», Pap. Exot. 2. Partie, pag. TSP TO zie Fig. 5. La Chenille de la Phal. Attac. TARQUINIA. La tête de cette grande chenille eff d'un vert pâle Le corps ef? d'un vert pâle jeaunâtre & les côtés desfinés, fur chaque anneau, d'une tache rouge cramoifie, ce qui en font peut-être les Stigmates. — Toute la furface du corps, à l'exception des poils longs fimples, eff chauve & unie, parfemde d'une multitude de pointilles rou- ges obfcures. Les deux premiers & les derniers anneaux ont des touffes longues d'un poil vert, dont les extremités [ont jeaunes. Les autres anneaux ont chacun UITLANDSCHE RUPSEN zxz. drie dergelyke doch kleiner en alleen groene hairen. De zes hoornagtice voorfte Pooten zyn bleek vleeschkleu- rig , de agt middelfte Pooten zyn blaauw en rood gekleurd en de twee agter- ften aan ’t einde van den laatften ring, paarschkleurig en onder aan bloedrood: Men vindt ze op de bladen van den Lo- cos-boom die in Surinamen in de Bos- fchen wordt gevonden en tot Werkhout wordt gebruikt en ‘t welk zeer hard is. Wanneer de Tyd der laatfte vervelling nadert, dan maakt de Rups een grys, rond en vast fpinfel, in gedaante en grootte als dat van de Groote Nagt- Paauwoog (Pavonia major LiNN. fyst. nat. pag. 810. Phal. n. 7. B. en RÔSEL Inf. Tom. 4. Tab. 15. Fig. 2, 3.) en verandert in eene donkerbruine Pop, waaruit de Nagtkapel in 10 of 11 dagen voortkomt. Ik heb eens de Pop en fpinfel de- zer Rups uit Surinamen ontvangen , waar- in zig reets de Kapel bevond, doch de- zelve was bedorven en het is hier naar dat ik de befchryving daarvan hier heb ter neer gefteld. De Rupfen der Man- netjes zyn in niets onderfcheiden met die der Wyfjes, welker afbeelding ik hier geeve; en het is dierhalven zeker , dat hoe veel ook de Mannetjes in den volmaakten ftaat, ten uiterlyken aan- zien, van de andere Sexe mogen ver- CHAN LS enen 85 trois poils femblables | mais plus petits € fimplement verts. Les fix pattes antérieu- res ecailleufes font de couleur de chair pâle. Les huit pattes du milieu font bleues & colordes de rouge, €? les deux postéricures, à l'extrémité du dernier anneau, font de couleur violet, €? au desfous d'un rouge incarnat. On la trouve fur les feuilles del’ Arbre Locos, qui croit dans les Bois de Suriname, € s'employe pour la chara pente, qui ef? fort dür. Lorsque le tems s'approche de la derniere changement de peau , la chenille fe prepare un coque gris, rond €? folide, pour la forme € la grandeur femblable à celui de la grande Phalêne (Pavonia Major LiNN. Syst. Nat. pag. 810. Phal. n. 7. B. & Röser, Inf. Tom. 4. Tab. 15. Fig. 2—3.) © : fe change en chryfalide brune obfcure, qui produit en 10 ou 11 jours la Phaléne. Pai une fois rega de Suriname, Ja chryfalide € la coque de cette chenille, dans lequel fe trouvoit déjà le Papillon mais il ctoit gôté, € c'eft d'après lui que j'ai fait cette defcription, Les chenilles des Mâles ne different en rien de celles des Femelles, dont je donne ici la Figure; EP en conféquence il ef} certain, que, quoi- que les Mâles, dans leur état parfait, Jemblent varier, à l'extérieur, de l'autre Sexe, ils appartiennent pourtant à la mé- me efpece, d'après ce que nous en avons M 3 84 BESCHRYVING van fchillen, dezelven egter, volgens het geene wy reets op de hier onder aange- haalde plaatzen, in het Werk van den Heere Cramer gezegd hebben, tot een en dezelvde foort behooren, CRAMER, Uit]. Kapellen. 1. Deel, bladz. 6. Pl. à. Fig. A.B.C. en 4. Deel, Daden vig PL 07 Bis A Fig. 6. De Rups. Figo. G. De Pop. Van den Pap. plebejus Urbicol. Brorras. De Kop is bruinrood en agterwaards met zwarte en witte hairen gemengd. Het Lyf heeft mede dezelfde bruinroo- de kleur en is ter zyden mer eenige wit- te hairen voorzien en met donkergeele ringen of gordels gefierd. Men vindt deze Rupfen in Surinamen op den Gut- tagom-boom en ook wel op de Banana of Mufa; zy verandert in eene lange lig- gende Pop die met korte hairen bezet is. (Fig. 6. G.) waaruit in 7 dagen de bovengenoemde Dikkop-kapel voort- komt. CRAMER, Uit/, Kapellen. 3. Deel , bladz. vn 269. Bie. C. D: DESCRIPTION: DE déjà dit, dans lowrage de Monfieur CRAMER > dans les citations cì-desfous mentionnées. CRAMER, Pap. Exot. 1. Partic, pag. 6. PL 4. Fig. À. B. C. & 4. Partie, pag. 148 Plas Bio Fig. & La Chemille-Fie. 6. G. Ea Chryfalide. Du Pap. plebejus Urbicol. Brorzas. La tête eff d'un brun rouge, & en arriere entremêlé de poils noirs € blancs. Le corps porte la même couleur brun-rou- ges € les côtés en font garnis de quel. ques poils blancs, € d'anneaux ou de ban des jeaunes-obfcures. On trouve ces che- nilles à Suriname, fur l Arbre qui donne la Guttagomme, € fur celui de Banana ou Mufa. Elle fe transforme en chryfalide longue, garnie d'un peil court. (Fig. 6. G.) qui produit dans fept jours le Papil- lon fusmentionnee. CRAMER» Pap. Exot. 3. Partic, pag. 161. Pl, 283. Fig. C. D. UITLANDSCHE RUPSEN enz. Fig. 7. De Rups. Fig. 7. H. Het Spinfel. Fig. 7. I.--De Pop. Van de Phal, Bombyx. SxLvrria. Deze geele met lange paarschkleurige hairen bezette Rups vindt men in Suri. namen op den Coffy-boom: Zy maakt een geel hairig fpinfel en verandert in eene donkergeele met bleekgeele vlak- ken getekende platte Pop, (Fig. 7. 1) waaruit in s of 6 dagen de gemelde Zy- defpinfter voortkomt. CRAMER, Uit], Kapellen. 4. Deel, blad, 14 60h BAC PL AT NDT Fis. 1. De Rups. Fig. x. A. Het Spinfel. Fig. 1. B. De Pop. Wan de Phal. Bombyx. HrieParcHiA. Op eene Pasfibloemdragende Plant, in Surinamen bekend onder den naam Muriequia en die eene eigentlyke Grana dilla is, wordt deze ten aanzien van haare gedaante zeldzaame Rups gevon- den; De Kop derzelven is zeer klein en de 16 Pooten zyn naauwlyk zigtbaar en digt by elkander geplaatst: men kan egter door middel van een vergrootglas de zes hoornagtige voorfte pooten van CHENFETLES TTE 85 Fig. 7. LaChenille. Fig. 7. H. La Coque, Fig. 7. I. La Chryfalide. De la Phal..Bombyx. SYLvErIA. Cette Chenille jeaune, garnie d'un poil long de couleur violet, fe trouve à Suri- name, fur l'Arbre de Caffé. Elle for- me un coque jeaune poileux EP fe change ” en chryfalide de jeaune -obfcure, desfinée de taches jeaunes pâles (Fig. 7. L) qui produit en 5 ou 6 jours la Phaléne [us- mentionnée. CRAMER, Pap. Exot. 4. Partie, pag. 134. PL 359. Fig. B. C. Ber A NC HE ANT: Fig. 8. La Chenille. Fis. 8. A. La Coque. Fig. 1. B. La Chryfalide. De la Phel. Bombyx. HrIfPARCHIA. : Cette Chenille dont la forme la fait pas- fer, pour trés rare fe trouve fur une Plan. ie, qui porte la fleur de la pasfion, con- nue à Suriname, fous le nom de Murie- quia, € qui eff proprement une Grana- dille. Sa tête ef? fort petite, € les feize pattes font prèsque imperceptibles € pla- cées fort proches l'une de l'autre. — On peut cependant, par le moyen d'un Lou- pe, distinguer les fix pattes antérieures 86 BESCHRYVING van de overige tien middel en agterpooten onderfcheiden. Het Lyf is van boven rond, en onder op de buikzyde, plat; wederzyds met vier breede en lange hai- rege kwasten, aan ‘t einde zyn nog vier dergelyken maar korter geplaatst: Tus- fchen de drie langften der gemelde kwas- ten heeft zy aan ieder zyde twee vlec- fchige tepels, waarop in ’t midden een klein zwart hairtje is te zien. Over’t algemeen, indien deze Rups glad en niet met zulke lange hairen bezet was, dan zoude dezelve onder de zogenaam- de Slek- Rupfen (Limacodes.) kunnen gebregt worden, waarvan door de Hee- ren KLEMAN, Beytrüge Tab. 28. Fig. 1—10. Esper Europifche Schmetterl. Tom. 3. Tab. 26. Fig. 3—9. en ERNST, Pap. d'Europe Tom. 4. Pl, 210. Fig. 281. de afbeeldingen zyn gegeeven van eene Rups die hier en elders op de Kiken- boomen woedt gevonden. Het Spinfel hier by Fig. 1. A. is digt en bezet met de lange hairige kwasten der Rurs; en depPo fp. 1. Bois aan ‘t voorfte gedeelte bruingeel, maar ag- terwaarts bleekgeel en zwart geftreept: Uit deze Pop komt in 6 of 7 dagen de Kapel, in het hier onder aangehaalde Werk ten voorfchyn. Cramer, Uitl, Kapellen, 2. Deel, blads. 135. PI, 185. Fig. D. DESCRIPTION pr cornes, des dix autres du milieu € des poftérieures. — Le desfus du corps ef} ronde, € en-desfous, la fur face du ven. tre ef} platte; où, des deux côtés fe trou. veuf Quatre touffes velues larges € lon- gues. À l'extrémité fe voyent encore qua- tre touffes femblables, mais plus courtes. Entre les trois des plus longues touffes, elle a, des deux côtés, deux bouts de Mam- melles charnues, fur le milieu desquels fe voit un petit poil noir. — Si cette che- nille étoit unie € non pas garnie d'un poil fi long, on pourroit la ranger générale- ment dans la clasfe des Chenilles Lima- codes, desquelles a été reprefentées une efpêce qui fe trouve ici CP ailleurs far les chênes, par A7, KLEMAN , Beyträge Tab. 28. Fig. 1-10. Esper, Europifche Schmet- terl, Tom. 3. Tab. 26. Fig. 3-9. ERNST, Pap. d'Europe, Tom. 4. FL 210. Fig. 281. La Coque, Fig. 1. A. eff touffu & convert des touffes de poils longs de la che- nille ; € la chryfalide, Fig. 1. B. eff d'un brun jeaunatre à la partie antérieu- re, mais à la partie pofférieure d'un jeau- ne pile, rayé de noir. Cette chryfalide produit âans 6 ou 7 jours, la Phaléne mentionnée dans l'ouvrage cité ci-desfous. CRAMER, Pap. Exot. 2. 85 PEtrés is D Partic, pag. BESCHRYVING enz. Fig. 2. Eene Rups der Mannetjes. Fig. 2, C. Die der Wofjes. Fig. 2. D. Het Spinfel. Fig. 2. E. De Pop. Van de Phal, Bombyx. Nupa. De Rups by Fig. 2. is behalven den gladden geelen Kop, geheel met bleeke paarschkleurige hairen bedekt; Aan’ einde is een langhairig kwastje: dezyde van den Buik is bruin gerand. Fig. 2. C. is de afbeelding van eene Rups waar- uit de Wyfjes dezer Nagtkapellen voort- komen, en is behalven de kleur ín de uiterlyke gedaante, weinig onderfchei- den van die der Mannetjes. Het Spin- fel by Fig. 2. D. is geheel met hairen bedekt en de Pop Fig. 2. E. heeft eene bruingeele kleur. Men vindt deze Rup- fen nu en dan op de Limmetfes- boomen, zy hebben 16 korte pooten, met wel. ken zy zo vast op de bladen gehegt zit- ten dat men moeite heeft om ze te doen bewegen. Welligt wordt dit veroor- zaakt doordien de randen van den buik, by ieder ring kwabbig zyn uitgefnee- den, en welken de Rups zamentrekt om zig door dat middel vast te hegten, want de pooten derzelven zyn zeer kort. Gewoonlyk komt de Nagtkapel in 8 da- gen uit de Pop ten voorfchyn. CRAMER, Uit), Kapellen. 4. Deel , blaas, + 832. Ph 306. Fig B. DESCRIPTION zerc. 87 Fig. 2. Une chenille des Mâles. Fig. 2. C. Celle des Femelles. Fig. 2. D. La coque. Fig.2.E. Lachryfalide. De la Phal. Bombyx. Nupa. La chenille, Fig. 2. eff entierement couverte d'un poil de couleur violet pâle, à exception pourtant de fa tête jeaune unie. À Jon extrémité, fe trouve une pe- tite touffe d'un poil long. Le côté du ven- tre ef} bordé de brun. La Fig. 2. C. repréfente una chenille qui produit les Femelles de ces Phalênes, € qui, outre la couleur, ne differe fort peu de celle des Müles, par ce qui regarde la for- me extérieure. — Le coque, de la Fig. 2. D. eft entierement couvert d'un poil, € la chryfalide. Fig. 2. E. cf? d'une couleur brune jeaunâtre. On trouve quelquefois ces chenilles [ur les Arbres de Limon. Elles ont feize pattes, avec lesquelles elles font fi fort attachées aux feuilles, qu'on a de la peine à les faire mouvoir. Peut-être ccla s'occafionne t'il, parce que les bords du ventre font découpés par des boutons char- nues que la chenille retrécit, pour s'atta- cher par ce moyens tandis que fes pattes font fort courtes. — Ordinairement la chryfalide produit la Phalêne, dans 8 jours. st | CRaMER, Pap. Exot. 4. Partie, pag. 33: Planche 306. Fig. B. — N 88 BESCHRYVING van Bg. 3. De Rups. Fig. 3.F. De Pop. Fig. 3. G. De Phal. Bombyx. LonGarA. _ De gedaante en houding van deze bruine en wit getekende Rups, heeft in zommige opzigten eenige overeenkomst met die der Europifche Phal. Ziczac » Dromedarius en Camelina. (Linn. Sp. 61, 62 en 80.) maar het geene dat deze aanmerkelyk maakt, is de groote Kop en de agt lange middelpooten. Het Lyf is met enkele, korte, zwarte hairen be- zet: Zy eet de bladen van den Swri- naamfchen wilden Kerfen- boom, en ver- andert in eene langwerpige bruine paarschkleurige Pop, waaruit het vol- maakte Infect by Fig. 3. G. in 6 dagen voortkomt. Deze Nagtkepel heeft geele gepluim- de Sprieten en eencn gekrulden Zuiger; tusfchen de lange baardfprietjes ; De Oogen zyn bruinrood; De pootenlang , van welken de twee voorften ruig en met aschkleurige hairtjes bezet zyn; Het agterlyf is ongemeen lang en aan’teinde met, een gefpleeten hairig kwastje voor- zien, De bovenvleugels hebben cene mengeling van bleek roozenrood met een groenen weerfehyn, en de onder- vleugels zyn in ’t midden ftrookleurig en aan de buitenranden graauw. Opde DESCRIPTION pr Fig. 3. La Chenille. Fig. 3. F. La Chryfalide. — Fig. 3, G. De la Phal. Bombyx. LONGARA. La forme € la contenance de cette che- nille brune € desfinée de blanc, a en quel- que forte tant foit peu de rapport avec les Phalênes-d' Europe Ziczac, Dromedarius € Camelina. (LINN. Sp. 61, 62 en 8o. —) Mais ce qui rend celle-ci re- marquable, ef} la grande tête € les huit pattes longues mitoyennes. Le corps eff couvert d'un poil uni, court, noir. Elle mange les feuilles du Cerifier fauvage de Suriname, ef? Je transforme en chryfa- lide oblonge brune couleur violet, qui pro- duit en 6 jours FInfefte parfait de la Fig. 3. G. — Cette Phalêne a des antennes plumacées jeaunes, € une trompe roulée, entre les antennules longues. Les yeux font d'un rouge brun. Les paites [ont longues, don? les deux anterieures [ont velues & garnies d'un petit poil couleur de cendre. — T Ab- domen eff extraordinairement long, & à Jen extrémité garni d'une petite touffe poileufe fendue. Les afles fupérieures ont un melange d'une couleur rouge de rofe pâle, avec un chatoyant vert; € les in- férieures font couleur de paille au milieu, & aux bords extérieurs, minimes. Le UITLANDSCHE RUPSEN te Onderzyde is het Iyf en de vleugels EL kleurig. Fig. A. De Rups. Fig. 4. G. Het Spinfel. Fig. 4. H. De Pop. Wan de Phal. Bombyx. Tuarors. „Wederom eene zeldzaame gedaante van eene 16 pootige Rups, welke den kop zeer klein en het geheele Iyf met digt op elkander liggende hairen bedekt heeft; die aan den ftaart in een ftyfhai- rig kwastjeeindigen. Aant begin van den vierden ring heeft zy een lang voor- waarts geboogen boschje hair en aan ’t einde van den zelfden ring een derge- lyk maar agterwaarts hangend boschje, ’t welk aan de Rups een aartig aanzien geeft. De pooten heeft zy klein en wegens de menigte hairen byna onzigt- baar. Men vindt deze Rupzen in Sw- rinamen op de boomen der Pompel oefen en der zoete Oranje - boomen en zy fpin- nen een ruig en met hunne hairen be- dekt Spinfel, veranderen in eene bruine met geele ringen getekende Pop. (Fig. 4: G.) waaruit gewoonlyk binnen 8 da-. gen de bovengenoemde Nagtkapel voort- komt. CRAMER» Uit). Kapellen. 4 Deel, blads. 133. PJ. 359. Fig. A CHENILLES zTé 8% desfous du corps & des afles ef? couleur de cendre. Fig. 4. La Chenille. Fig. 4. G. La coque. Fig. 4. H. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. THarors. Encore une très rare Figure d'une che: nille à Jeise pattes, qui a la tête fort pes tite @ dont le corps entier eft couvert de cheveux fort épais, qui fe terminent à la queue par une touffe roide velue. — Are commencement du quatrieme anneat on ap perçoit un bosquet de cheveux longs, cour. bes en devant, € à la fin du même anneau: un bosquet Jemblable, mais tombant en ar riere, ce qui donne une très rare figure à cette chenille. Ses pattes font petites & prèsque imperceptibles , par la multitude des poils. — On frauve ces chenilles à Suriname, fur les Arbres des Pompelmoes des Orangers doux; € elles font ur coque vélw, couvert de leurs cheveux, fe transformant en chryfalide brune, des-- findes d'anneaux jeaunes, Fig. 4. G. qui produit ordinairement, dans huit due la Phalêne fusmentionnée. a CRAMER, Pap. Exot. 4. Partie, pag. Tegal ss ig. N 2 go BESCHRYVING van Fig. s De Rups. Fig. s. H. Het Spin- fel. Fig. 5. L De Pop. Van de Phal. Dombyx. OnrNara. De kop der Rups is bruingeel. Het lyf is donkergroen en geel gerand, de Luchtftippen zyn bruin gelyk zig zulks alles in de afbeelding vertoond. De vyf opwaarts ftaande witgetopte punten zyn vleefchig, maar voor ’ overige is het lyf met korte zwarte hairen voorzien. Het is eene zestien- pootige Rups welke op den Papaija- boom wordt gevonden, Juffrouw Mr- RIAN heeft in haar Swrinaamsch Infec- ten-werk, op de 40—62 en 64% Plaaten, de afbeeldingen van dien boom gegeeven. . Het Spinfel hier by Fig. s. H. beftaat uit losfe draaden, zodanig dat de langwerpige bruinroo- de Pop Fig. 5. [L daar door heen fchynt; binnen den tyd van 6 dagen is de Nagtkapel in den volmaakten ftaat. Cramer, Uit]. Kapellen. 4. Deel, bladz. 34. Pl, 306. Fig. G. DESCRIPTION pz Fig. 5. La Chenille. Fig. 5. H. La coque. Fig. s. L La chryfalide. De la Fhal. Bombyx. ORNATA. La tête de la chenille eft d'un jeaune- brun. Le corps eft d'un vert obfcur & bordé de jeaune. Les fhigmates font bru- nes, comme tout cela fe repréfente dans la figure. Les cinq points élévés, dont les extrémités font blanches , font charnues, € pour le refle le corps ef} couvert d'un petit poil noir. C'eff une chenille a feize pattes, qui fe trouve fur l'Arbre Papayan. Mad! MeriaN a repréfenté cet Arbre, dans Jon Ouvrage fur les InfeCtes de Su- riname , fur les Planches 40—62 & 64. La coque, qui fe voit ici dans la Fig. 5. H. eff tisfu d'un menu fil détaché, telle- ment que la chryfalide oblongue d’un rouge brun, Fig. s. I. transperfe à travers. Dans Vefpace de fix jours la Phalêne par- vient à fon état parfait. Cramer; Pap. Exot. 4. Partie, pag. 34. PL 306. Fig. G. UITLANDSCHE RUPSEN Ewz. Fig. 6. De Rups. Fig. 6. K. Het Spinfel. Fis. 6. L. De Pop. cn Fig. 6. M. De Phal. Bombyx. Eurnortia. De kop van deze Rups is bruingeel, de eerfte ring van ‘t lyf is rood, en de overigen allen paarschkleurig met eene aartige geele tekening gelyk uit de af- beelding Fin 6. is te zien; de middel- en agterpooten zyn ongemeen lang, ook is de Rups naar maate van haare lang- te, dik en ingedrongen. Men vindtze in Surinamen op de Citroen-boomen. Haar Spinzel is rond en van buiten met de uitwerpzelen der Rupsen hairen bedekt, Fig. 6. K. Na 6 dagen de verandering in eene Pop, Fig. 6. L. heeft plaats ge- had, komt daar uit de Nagtkapel wel. ke by Fig. 6. M. is afgebeeld. Deze is een Wyfje en heeft draadvormige Sprie- ten 5 De Mannetjes hebben dezelven gepluimd, en beiden een gekrulden Zui- ger; op de onderzyde is het lyf nevens de pooten grys, en de grond der vleu- gels is daar in ’t midden ftrookleurig en aan de randen vaalzwart. Zy behoort onder de tweede afdeeling van het derde Gezin der Zydefpinfters. * * Zie het Systematisch Register, agter het 4, Deel van CRAMERS Uitl. Kap. bladz. 21, CHENILLES stra. gt Fig. 6. La chenille. Fig. 6. K. La coque, Fig. 6. L. La chryfalide, & Fig. 6. M. De la Phal. Bombyx. Eurrora. La tête de cette chenille ef? d'un jeaune brun. Le premier anneau du corps eft rouge, €” tous les autres font de couleur violet, avec un joli desfein jeaune, vifible dans la Fig. 6. — Les pattes de milieu € les poftérieures font extraordinairement longues. Ausfi la chenille, à proportion de fa longueur, ef? épaisfe & comprimée. On les trouve à Suriname , fur les Ci- tronniërs, Jon coque ef} rond € couvert en dehors des excrémens de la chenille € de cheveu, Fig. 6. K. Six jours, après que la transformation en chryfalide, Fig. 6. L. à eu lieu, fe préfente la Phalêne;, repréfentée dans la Fig. 6. M. c'eft une femelle qui a des antennes filiformes. Cel- les des Mûles font plumacées & lune & l'autre ef? pourvue d'une trompe roulle. — Le desfous du corps & des pattes eff mi. nime, € le fond des aîles de cette Jur- face, y eff, au milieu; couleur de paille, € les bords en font d'un noir fauve. Elle appartient à la feconde divifion de la troi- fieme Famille des Fileufes. * * Confultez le Registre Systematique, derriere la 4. Partie, de CRAMER, Pap. Exot. pag. 21. N 3 ÿ2 BESCHRYVING vaN Fig. 7. De Rups. Fig. 7. N. De dk Van de Phal. Bombyx. Arsus. . DezeRupsheeft, behalven den bruin- geelen kop, het geheele lyf groen en geel gevlakt en op ieder ring zes Zwar- te flippen; Het is een zestien pootige welke zig onthoudt op eene Plant, kat- tenkruid genaamd (Nepa) waarvan ik de afbeelding op de voorgaande XI" Plaat, Fig. 4.heb gegeeven. Zy ver- andert in eene langwerpige roode Pop, die vooraan eene {nuit of punt heeft , Fig. 7. N. en in 7 dagen komt gemeen- lyk de voornoemde en hier onder aan- gehaalde Nagtkapel voort. CRAMER» Uit). Kapellen, 2, Deel, blads, „26. Ph rig. Fig. En Fis. 8. De Rups. Fig 8. O. De 5 Pop. < Van de Phal. Noëfua. Nurex. „Deze fierlyke bleekgroene en witge- ftreepte Rups, heeft gelyk de Fig. 6. de middel- en agterpooten ongemeen ling; zy onthoudt zig op den Karoen- boom en verandert in eene donkerbruine DESCRIPTION ‘ni Fig. 7. La chenille. Fig. Pa N. La chryfalide, De la Phel. Bombyx. Azsus. Outre la tête feaune-brune ‚ le corps entier de cette chenille eft vers tacheté de jeaune, ayant fur chaque anneau fix poin- tilles noires. Elle a feize pattes, €? s'attache à une Plante Nepa, ou herbe de chat, que j'ai reprefentée fur la précéden.. te, Planche IX. Fig. 4. Elle fe trans. forme en chryfalide rouge oblongue, qui à une trompe ou un pointe at-devant „ Fig. 7. N. € qui produit ordinairement en 7 jours, la Phaléne fusmentionnée, & citée ci-desfous. CRAMER» Pap. Exot. 2. Partic, pag. ‚26. Pl 113. Fig, E. — Fig 8. La chenille. Fig. 8. O. La chryfalide. De la Phal. Noua Nurrix. Les pattes du milieu & les pattes pofre-- rieures de cette belle chenille d'un vert- pôle & rayée de blanc, font, d'après la Fig. 6. eïtraordinairement longues. Elle loge fur les Arbres de Coton & fe trans- UITLANDSCHE RUPSEN enz. Pop, Fig. 8. O. waaruit in 7 dagen de voornoemde Nagtkapel voortkomt. CRAMER, Url. Kapellen. 4. Deel, blads 46. PL ats. Pie. B. P'LeA A T XIX Fig. 1. Een onvolwasfen Rups. Fig. 1. A. Een volwasfen Rups. Fig. 1. B. De Pop. Wan de Phal. Attac. ARMiIDA. De Kop en het voorfte gedeelte var den eerften, als mede het einde van den Jaatften ring nevens de agt middelpoo- ten, zyn donker Oranjekleurig; Het overige van ‘t lyf is vuil paarschagtig. De onvolwasfen Rups, by Fig. rt. heeft agter den kop vier, en aan ’t einde van “t lyf twee lange draaden die met korte hairtjes zyn bezet: Doch deze draaden ontbreeken aan de volwasfen Rupfen Fig. 1. A. Men vindt ze te Surinamenin de Bosfchen op een Boom wiens hout tot balken voor Timmerwerk en ook tot brandhout wordt gebruikt. Zy veran- dert in eene zwarte Pop, Fig. 1. B. waaruit in 9 dagen de Nastkapel voort- komt. Cramer Uitl. Kapellen. 3. Deel, blads. 6. Pl 197. Pig. À. CHENILLES vra op forme en chryfalide brune obfture , Fig. 8. O. qui produit dans 7 jours la Pha- lène fusmentionnée. CRAMER > Pap. Exot. 4. Partie, pag. ACAPÉ 12 bis. B. | PLAN CSE ELN. « Fig. 1. Une chenille jeune. Fig. 1. À. Une grande chenille. Fig. 1. B. La chryfalide. De la Phal. Attac ARMIDA. La tête & la partie antérieure du pres mier ,; comme l'extrémité de dernier an- eau, avec les huit pattes intermédiaires, font d'une couleur d'Orange pâle. Le reffe du corps ef d'un violet fale. — La jeune chenille, Fig. 1. a, derriere la tête, quatre, € à Pextrémite du corps, deux fils longs, garnis d'un poil ment. Mais ces fils ne fe trouvent point à la che- nille complette, Fig. 1. A. On les trouve à Suriname, dans les bois, fur un Arbre dont Je bois s'employe pour des poutres & pour la charpente, comme pour du cotret. Elle fe transforme en chryfalide noire, Fig. 1. B. qui produit en 9 jours la Pha- lêne. CRAMER; Pap. Exot. 3. Partie, pag. 6. Pl 197. Fig. A 94 BESCHRYVING van Fig. 2. Een onvolwasfen Rups. Fig. 2. C. Een volwasfen Rups. Fig. 2, D. De Bop. Vande Phal. Attac. CassANDRA. De kleur van den kop, den ftaart, der middel- en agterpooten, is eveneens als die van Fig. 1 en 1. A. maar het lyf is fchoongeel en met zwarte golfswyze ftreepen en vlakken getekend, zy ver- fchillen derhalven veel in kleur en teke- ning, van die welke SFuffrouw Merian in haar Surinaamsch Infeéten- werk op de XI Piaat heeft afgebeeld: ook wor- den deze onze hier afgebeelde Rupfen niet op de zogenaamde Pallis/aden . boom maar wel op de Banana (Muju) gevon- den, welker bladen zy ecten. De jon- ge Rups; Fig. 2. heeft mede gelyk Fig. .I. voor aan den eerften en elfden ring die lange zwarte en met korte hairen be- zette draaden, maar op den laatften ring is een dergelyke doch Oranjekleurigen, en aan de volwasfen Rurs ontbreeken ook dezelven. De Pop by Zig. o. D. is zwart, uit deze komt i in 8 of 9 dagen de Nagtkapel voort. De Heer dan USs Spee. Inf. Tom. 2. Pag. 169. n. 9 en Manrrssa Jnfcéÿ. Tom. a. pag. B 2. 10. betrekt met weinig grond, ep: de benaaming Æ- This à de vorige en deze met die DESCRIPTION DE Fig. oe. Une jeune chénille. Fig. 2. C. Une grande chenille. Fig. 2. D. La chryfalide. De la Phal. Attac. CAssANDRA. La couleur de la tête, de la queue, des pattes intermédiaires € pofférieures, eft la même que celle de la Fig. 1. & 1. A. mais le corps ef} d'un beau jeaune, € des- find de rayes € de taches noires ondoyan tes. Par confequent elles different beau. coup, en couleur € en desfein de celles qui font reprefentles par Mad“. Merian ; dans fes Inf. de Surinam , Planche XL. Ausfi les chenilles que nous repréfentons ici, ne Je trouvent point fur le foit-difant Arbre de Pallisfade, mais fur le Banana (Mufù) dont elles mangent les feuilles. La jeune chenille, Fig. 2, a pareillement , comme la Fig. 1. au devant âu premier > de l'oïsieme anneau , ces fils noirs longs € couverts d'un poil menu 5 tandis que Jur le dernier anneau fe voit un se reil fils mais de couleur d'Orange, & qui ne fe trouvent point à la grande Re — La chryfalide, Fig. 2. D. ef} noire, qui produit dans 8 ou 9 jours la Phaléne. Monf. Fagrrcius, Spec. Inf. Tom. 5. pag. 169. & Manrissa Infè&. Tom. 2: pag. 108. n. 10. place, à très mauvais titre, fous le nom de Erithrinae, Ja pre. cédente & celle-ci, avec celle de Mad”. e & ‘UITLANDSCHE RUPSEN Enz. ‘ven Merian tot een en dezelfde zoort,, maar naar myne gedachten zyn ze alle drie onderfcheiden. CRAMER» Uit). Kapellen, 3 Deel, bladz. 7. Pk 197. Fig. B. Jis. 3. De Rups. Pop. Mise De Van de Phal. Bombyx. Brcca. Deze bruine, witgeftreepte en met bruingeele hairige kwasten en vlakken getekende Rups, heeft het lyf nog bo- ven dien met lange witte hairen voor- zien. Men vindt deze foort in Surí- namen op den Wilden Pruimen-boom, en verandert in eene paarfche met vuilwit gevlakte en geelhairige Pop, fig. 3. en waar uit de Nagt-kapel in 8 dagen voortkomt. CraMERs Url. Kapellen, 4 Deel, blads. mes bessen. Fig. 4. Een jonge Rups. Fig. a. F Eenvolwasfen Rups. Fig.4.G. Het Spinfel. Fig. 4. H. De Pop. Wan de Phal. Bombyx. JUSTINA. Op de bladen van den Papaija en der Guajaven-boomen, vindt men in Suri- CHENILLES era os Merian, dans la même efpece, tandis que Jelon moi, elles font toutes trois diffé. rentes. CrAMER, Pap. Exot. 3 Partie, pag. 7. PE 107: Lio. B. Fig. 3. La chenille. Fig. 3. E. La chryfalide. De la Phel, Bombyx. BEcca. Cette Chenille brune, rayée de blanc, € desfinge de touffes € de taches velues d'un jeaune brun, a en outre le corps pourvu d'un poil long € blanc. On trou- ve cette efpece à Suriname, fur le Pru- nier faurage, qui fe trans orme en chry- falide de couleur violet, tacheteé d'un blanc fale, € portant des poils jeaunes, Fig. 3. E. qui produit la Phalêne en 8 jours. CRAMER » Pap. Exot. 4 Partie, pag. Ta Plas. Rigs Ks Fig. 4. Une jeune chenille. Fig. 4. F. Une chenille complette. Fig. 4. G. La coque. Fig. 4. H. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. JUSTINA Ces chenilles fe trouvent à Suriname, fur les feuilles de Arbre Papaija & Gua- OQ 95 BESCHRYVING van uamen deze Rupfen; de jonge Rups by Fig. 4. is donker Oranjekleurig en met lange witte hairen voorzien: voor de laatfte vervelling bekomen dezelven » van boven, eene zwarte paarfche kleur doch de buik is. bruingeel en overal wit gehaird. Het buitenfte van ’t fpinfel, Fig. 4. G. is bedekt met de uitwerpze- len der Rups en met brokjes der bladen van gemelde voedzel: de Pop, fig. 4. H. is bruinrood. In 7 dagen komt ge- woonlyk de Nagt-kapel ten voorfchyn. Cramer» Uitl. Kapellen, 4 Deel, bladz. 186. PI, 388. Fig. E. Fi. s De Rups Fi s. L De Pop. Van de Phal. Bombyx. Trnonta. . Deze fraaije Rups wordt in Surina- men op den Geelen Sfasmyn gevonden 5 zy heeft den kop en de paoten donker geel, cen ftrecp of band van dezelfde kleur is ter Zyden van het Iyf geplaatst op den rug is de grond donker vleesch kleurig , met Lavendelbloemkleurige dwarsbanden of gordels bezet en naar den buik geelagtig groen. De drie eer- ften en de tiende en elfde ringen heb- ben lange gryze en aan ’t cinde platte DESCRIPTION pe javen. La jeune chenille, de la Fig. 4. ef? d'une couleur d'Orange obfture, & garnie d'un poil long €& blanc. Avant le dernier changement de peau, elles reçoi- vent, en-desfus, une couleur de violet noir mais le ventre eff d'un jeaune brun, & partout couvert d'un poil blanc. — Le dehors du coque; Fig. 4. G. eff couvert des excrémens de la chenille € de petits morceaux des feuilles de la ditte nourritu- re. La chryfalide, Fig. 4. H. eff d'un brun-rouge. _Ordinairement la Phalêna fe produit en 7 jours. CRAMER, Pap. Exot. 4 Partie, pag. r86. Pl. 388. Fie. E- Fig. 5. La chenille. Fig. 5.1. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. EpHonra. Cette belle chenille fe trouveà Suriname, fur le Jasmin feaune. Sa tête @ fes pat- tes font d'un jcaune obfur, € une raye ou bande de la même coulcur ef? placte.à côté du corps. Sur le dos le fond eff d'une couleur de chair obfcure avec des bandes transverfales ow des ceintures du couleur de fleurs de Lavende, © vers le ventre d'un vert jeaunâtre. Les trois premiers anne- aux avec le dixieme € l'onzieme, ont les cheveux longs gris, © à leur extrémité UITLANDSCHE RUPSEN enz. geknopte hairen, doch de overige rin- gen zyn met korte puntige hairen be- zet. De Pop by Ae. 5. [is glad en donker bruin violetkleurig. De Nagt- kapel uit deze Rups voortkomende, zal op ‘de XXXV volgende Plaat worden gegeeven. PLAAT XX Fig. 1. De Rops. Fig. à. A. Het Spinfel. Fig. 1. B. De Pop. Wan de Phal. Attac. ArmMiNra. Deze Rups is donkerbruin en met lange bruingeele en zwart gehairde ftee- kels bezec; men vindt ze in Swrinamen op de Granaatappel. en ook op de Lim metjes-boomen; Haar Spinfel, Fig. 1. A. is groot en heeft eene niervormige ge- daante; de Pop by Fig. 1. B. is donker- bruin en met paarschkleurige ringen. Gewoonlyk breekt binnen ro dagen de hier onder aangehaalde afgebeelde Nagt- kapel uit de evengemelde Pop. CRAMER, Url. Kapellen, 4 Deel, Dladz. 126 en 127. PJ. 356. Fig. À, en D. CHENILLES tre 97 des cheveux plats à boutons 5 tandis que les autres anneaux font couverts d'un poil mee au © pointu. La chryfalide, Fig. 5. L ef? unie € d'une couleur violet brun-obftur. La Phalêne qui fe produit de cette chenille fera. repréfentde fur la Planche XXXV, qui va fuivre. BrcA NRE XX. Fie. 1. La Chenille. Fig. 1. A. Ex coque. Fig. 1. B. La chryfalide. De la Phal. Attac. ARMINIA. Cette chenille eff d'un brun-obfcur, & garnie d'aiguillons longs bruns - jeaunes & noirs, en forme de cheveux. Onlatrouve à Suriname, fur lArbre de Grenade & de Limon. La coque, Fig. 1. A. eff grand € a la forme d'un Rognon. La chryfalide , Fig. 1. B. eff d'un brun- obfcur, avec des anneaux de couleur violet. Ordinairement la Phalêne ci-desfous men- tionnde € repréfentde, fe produit en 10 jours, de la chryfalide. CRAMER» Pap. Exot. 4 Partie, pag. 126 en 127. PL 356. Fig, Aen D. Oe 98: BESCHRYVING vAN: Fie. 2. De Rups, Fig. C. Jan Spinfel. Fig. 2, D. De Pop. Wan de Phal, ttac, IRENA- Deze groenagtige geele en met lange. doornige groene hairen bezet'e Rups» wordt in Surinamen ook nevens de voor- gaande opde Granaatappel-boomen gevon-. den: gemeenlyk belegt zy haar Spinfel met de bladen van den gemelden boom, Fig. 2. C. en verandert in eene zwarte Pop, die aan den kop en aan de ringen met geele hairtjes is voorzien, gelyk de Fig. 2. D. aanwyst. Na8dagenkomtde voornoemde Nast-kapelten voorfchyn. Cramer Uitl. Kapellen, 3:Deel, .bladz.. 96. Pl,249. Fig. BC. Fig. 3. De Rups. Fig. 3: E: Het Spinfd. Fig. 3. F.. De Pop. Van de Phal, Bombyx. Hirta.. “De kop dér Rups is zwart; Het Iyf donker paarsch, op ’t midden een wit-: ten en aan beide zyden twee geele ftree- pen; de buik en de pooten zyn ook geel Op den voorften ring, ftaan vier lange boschjes zwart heir, van welken de twee langften, byna boven aan de einden, wii zyn; de overigeringen heb- DESCRIPTRON Dr Fig. 2: La chenille. Fig. 2. C. Ear coque, Fig. 2 D. La chryfalide. De la Phal: Attac. IRENA: Cûtte chenille feaune verdätre E garnie d'un poil long vert épineux , fe trouve pas reillement à Suriname, comme la précéden- te, fur les. Arbres de Grenade. Ordi nairement elle couvre fa coque par les feuil- les dudit arbre. Fig. a. C. € Jetrans- forme en chryfalide noire, dont la tête & les anneaux font pourvus d'un pctit poil jeaune, vifible dans la Fig. 2. D. Dans: 8 jours la Phalêne fusmentionnée Je pre-- duit, CRAMER „. Pap. Exot. 3-Partie, pag. 06: Pl/220 Bies °C Fig. 4 La chenille. Fig. 3. E. La: coque. Fig. 3. F. La chryfalide. De la. Phal. Bombyx. Hirra.. La tête de la chenille eff noire. Le corps ef} d'un violet obfcur, ayant [ur le milieu. une raye blanche & des deux côtés deux rayes feaunes, Leventre & les pat- tes, fönt pareillement jcarnes. Sir le premier. anneau font fituês quatre Petits: bosquets longs de poil noir, dont les deux: plus grands,, prèsque à leur extrémités, UIFLANDSCHE RUPSEN enz: Ben ieder vier, maar kleiner boscrjes zwarte hairen. Men vindt deze Rupfen in Surinamen, op de Plant der Water- sreloencn, zy maaken een ruig Spinfel, Fis. 3. E. en veranderen in eene don- kere paarschkiemige Pop, waaruit in 7 dagen de Nagt- kapel voortkomt. CRAMER, Uit]. Kapellen, 4 Deel, Llâdz rsr. Pl 358. Fig. A. Fig. 4. De Rups. Fig. 4: G. Het Spinfel Fig. 4 H. De Pop. Wan de Phal. Bombyx. BisiANA.. De hairen waar mede deze bruine , met donker en bleek geel geftreepte Rups, bezet is zyn wit en aan de ein- den geknopt en zwart; Zy leven in ge- zelfchap op den Gwajaven- boom en fpin- nen zig in hoopen by en naast elkan- der Fig. 4, G. eveneens als de Rupfen der Europifche Nagt-kapel Procesfionea Linn. Sp. 37. De Pop by Fig. 4. H. is bruinrood, waar uit in.6 dagen de Nagt-kapel voortkomt. CRAMER» Uit]. Kapellen, 4 Deel, bladz. 101 Pl 0 re. DE CHENILLAS era 99 font blancs. Les autres anneaux ont cha- cun quatre bosquets, mais plus petits, de poil noir. On trouve ces chenilles à Suri- name, fur la Plante des Melons aquati- ques. — Elles font un coque velu, Fig- 3 E, & fe transforment en chryfalide de couléur violet ob'cur , qui produit la Pha- bne en 7 jours. CRAMER, Pap. Exot. 4 Partie, pag. Hd Pie. À: Fig. 4 La chenille, Fig. 4. G.1 coque. Fig. 4. H. La chryfalide, De la Phal. Bombyx. BiBraNA. Les cheveux. qui couvrent cette chenille brune, rayée de feaune obfcur € pâle, font blancs ; € leurs extrémités font à boutons € noirs. Elles vivent en Société fur V Arbre de Guajaven, & fe filent par : troupes € prèsque à côté l'une de l'autre, Fig. 4. G. comme les chenilles de la Phalé- ne d'Europe Procesfionea Linn. Sp. 37: La chryfalide, Fig. 4. H. ef} d'un rouge- brun, qui produit la Phalëne:en 6 jours CRAaMER, Pap. Exot. 4 Partie, -pags- 134. Pl. 359, Fig, .D.- O3; roo BESCHRYVING var PO AA TION Fig. 1. De Rups. Fig. 1. A. Het Spinfel en de Pop. Wan de Phal. Bombyx. Crriise. De kop van deze fchoone getekende Rups is Zecr klein. De zestien pooten zyn kort van de uitfteekende gehairde punten op het lyf zyn week en vleefchig. Men kan deze Rups nevens de drie vol- gende zoorten met veel recht plaatzen onder de zogenaamde Slekrupfen. (Li- macodes) Haar voedzel zyn de bladen der Limmetjes of wilde Citroen boomen ; het fpinfel by Fig. 1. A. is digt en ge- woonlyk aan de opperzyde van cen blad, door een weefzel van geele hairen ge- hegt. De Pop is bruin en aan het voor fte gedeelte dik, doch aan de andere zyde dun en puntig. De tyd der veran- dering in de Nagtkapel ís zelden langer dan 6 dagen, Cramer, Uit, Kapellen, 4 Deel, bladz. 132. Ph 183. Hie B DESCRIPTION pr PLANeE ME MID Fig. 1. La chenille. Fig. 1. A. Ea’ coque & la chryfalide. De la Phal. Bombyx. Creuse. La tête de cette chenille, fi joliment desfinée, ef? fort petite. Les [eize pattes fant courtes, @ les pointes velues avancées fur le corps, font smoues € charnues. Cette chenille & les trois efpeces [uivartes, peuvent fe ranger à très jufte titre, pare mi les foit-difans Limacodes. La nour riture font les feuilles des Limons ou des Citronniers Sauvages. La coque, dans la Fig. 1. A. ef} folide & ordinairement Jur le desfus d'une feuille, y étant attaché par un tisfu de cheveux jeaunes. La chryfalide ef? brune, © à la partie anté rieure grosfe, mais en arriere deliée & - pointue. Le tems pour la transformation en Phalêne, wexctde rarement Vefpace de 6 jours. CRAMER» Pap. Exot. 4 Partie, pas. 182. PL 183. Fig. E. BESCHRYVING Enz. Fig. 2 De Rups. Fig. 2. B. Het Spit fel. Fig. 2, C. De Pop. Fan de Phak Bombyx. COELESTINA. De kop van deze Rups is mede zeer Klein en de pooten kort; het lyf is als met een groen, geel gerand en glad fchild bedekt, op ’t welk agterwaarts twee kleine ronde zwarte hairige kwast- jes zyn geplaatst, meerdere dergelyke kwastjes ziet men op de vyf voorfte en aan de randen der twee agterfte ringen. Men vindt ze in Surinamen op de Oran- jeappe! - boomen; het fpinfel derzelven is ruig, in 't midden paarsch en aan beide einden bruingeel, Fig. 2. B. de Pop by Fig. 2. C. is bruingeel en uit dezelve komt gemeenlyk in 6 dagen de Nagt- kapel. CRAMER» Uit). Kapellen, 4 Deel, blads. ro7. PI. 345. Fig. D. Fig. 3. De Rups, Fig. 5. D. Het Spin- fel der-Wyffjes, Fig. 3. E. Dat der Mannetjes, Fig. 3. F. De Pop. Van de Phal, Bombyx. Micirrae Deze is wederom wegens de gedaante eene by ons zeldzaame Rups, welke den kop ongemeen klein, de zestien DESCRIPTION ero. tot Fis. a. La Chenille, Fig. 2. B. La: coque, Fig 2. €. La chryfalide. De la Fhal. Bombyx. CoELESTINA. La tite Ce cette chenille eff ausf fort petite € fes pattes font courtes, Le corps Jemble être couvert d'un casque vert, bor- dé de jeaune € uni, fur le quel fe trou vent» en arriere, deux petites touffes ron< d:s noires yelues. On appergoit un plus grand nombre de ces touffes fur les cinq anneaux antérieurs, € fur les bords des deux anneaux poftérieurs. On la trouve à Suriname, fur les Orangers. Le coque ef? velu, à la partie intermédiaire de cou- leur violet, € aux deux extrémités d’un jeaune-brun, Fig. 2. B. La chryfalide, dans la Fig. 2. C. eff d'un brun jeaund- tre, € elle produit ordinairement la Pha- lêne en 6 jours. — did CRAMER» Pap. Exot. 4 Partie , Page 117 PL 345 Fig. De Fig. 3. La chenille, Fig. 3. D, Lacoque des Femelles, Fig. 3. E. Celui des. Mâles, Fig. 3. F. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. Muicirra. Par rapport à la forme, celle-ci eff ene core une très rare chenille pour nous, dont. la tête eff extrémement petite, les Jeise zoe BESCHRYVING van pooten zeer kort en bleek roozenrood heeft. Op ’t midden van het lyf, zo verre de geelagtige groene en goudgecle vlakte gaat is dezelve geheel kaal-en glad, zonder dat men eenige affnyding der ringen kan gewaar worden, maar voorwaarts agter.den kop en agterwaarts naar den ftaart zyn de afdeclingen der ringen te zien en op dezelven heeft zy eenige vleefchige , met korte haircjes be- ze‘te, groene en bleekroode punten en aan den rand-van den buik zes zwarte hairige kwastjes. „Zy eet de bladen der zoete Oranjezppel-baomen , en maakt een geel ruig foinfel „Fis. 9. D: het fpinfel der Mannetjes Rupfen is by Fig. 3. E. verbeeld; en uit de Pop Fig. 3. F. komt de Nagtkapel in 6 of 7 dagen ten voorfchyn. CRAMER, Ui. Kapellen, 3 Deel, bladz. Oases G. Fig. 4. De Rups. Fig. 4. G. De Pop. Vande Phal. Bombyx. Arena. Deze Rups is ten aanzien van den kop en pooten gelyk aan de drie voor- gaanden; van den tweeden tot den elf- den ring is, op ieder in ’t midden een bloedrood en wit gerand vlakje geplaatst: DESCRIPTION pattes font fort courtes, €? l'une. € Les autres d'une couleur rouge de rofe — Tant que la furface verte jeaunûtre € jeaune dorée s'étend, elle eff enticrement chauve © unie, fans qu'on puisfe apper- cevoir aucune feparation des anneaux, mais en- devant derriere la tête, €? en-arriere vers le queue les Jéparations des anneaux font vifibles on y apperçoit quelques points ciarnues., vertes € rouges pales, gar- nies d'un menu poil, € au bord de Vab- domen fix petites touffes noires velues. Elle mange les feuilles des Oranjers doux, & Je prépare un coque jeaune velu, Fig. 3. D. La coque des chenilles mâles ef? re- pr Jenté dans la Fig. 3. E. @ de la chry- Jalide, Fig. 3. F. fe produit la Phaléne m6 007 jours. Cramea, Pap. Exot. 3 Partie, pag. Gales REC Fig. 4. La chenille, Fig. 4. G. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. ATERrA. Cette chenille resfemble, par rapport à la tête © des pattes , aux trois précéden- tes. — Depuis le fecond jusqu'àu Von- zieme anneau, fe trouve fur chacun, au milieu, une petite tache incarnate, & BESCHRYVING enz. de vleeschagtige uitftekende punten ter zyden van het lyf zyn met korte hairtjes van dezelvde groene kleur, gelyk de Rups, bezet. Zy woont in Surinamen op de Coffy-boomen en maakt een rond vast fpinfel, waarin zy in eene bruine Pop verandert en uit dezelve komt in s dagen de Nagt- kapel. CRAMER, Uitl. Kapellen, 4 Deel, bladz. 158. PI 370. Fig. F. Bons ODERups Te. SEL De Pop. Van de Phal. Bombyx. MycaLrA. Deze bruine en zwart gehairde Rups vindt men in Surinamen op den Cacao- boom en verandert in eene zwarte Pop. Fig. s. H. waaruit in s dagen eene brui- ne glanzige Nagt- kapel voortkomt wel- ker afbeelding op de volgende Plaat XXXV zal gegeeven worden. Fig. 6. De Rups. Pop. bor le POG Van de Phal. Bombyx. HrLops. De kop der Rups is donkerbruin, het lyf bruingeel en met lange witte hairen voorzien; over ’t midden van den rug loopt een witten ftreepwyze band. Zy DBESCRIETTON bie rog bordée de blanc. Les points avances €? charnues, à côté du corps, ont un petit poil de la même couleur verte, que porte la chenille, — Elle demeure à Suriname fur les Arbres de Café, € fe forme un coque rond folide, dans lequel elle fe chan- ge en chryfalide brune, qui produit la Phalêne en 5 jours. CRAMER, Pap. Exot. 4 Partie, pag. 158. PI 370. Fig. F. Fig spa chenille Riessen chryfalide. De la Phal. Bombyx. Mrcarra. Cette chenille brune, portant un poil noir, Je trouve à Suriname, fur l'Arbre de Cacao, € fe transforme en chryfalide noire, Fig. s. H. qui produit en 5 jours une Phalêne brune luilante, qui fera re- préfentte fur la Planche fuivante XXXV. Fig. 6. La chenille. Fig. 6. I. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. HELors. La tête de la chenille ef? d'un brun-ob- four, le corps d'un brun jeaune & garni d'un poil long € blanc. Sur le milieu du dos s'étend une bande blanche en forme de B 104 BESCHRYVING van eet de bladen van den Pompelmoes - boom en rold de punten der bladen te zamen, maakt cen wit langwerpig fpinfel gelyk de afbeelding hier het zelve op het blad vertoond, en verandert in eene bleeke paarschkleurige Pop, welke aan de ran- den geel gehaird is. In 8 dagen komt de Nagt- kapel ten voorfchyn. CRAMER» Uit). Kapellen, 1 Deel, blads. 119. Pl. 72.05. GC Fig. 7. De Rups. Van de Phal. Bombyx. BrriA. De kleur dezer Rups is bruinrood of Kaneelkleurig. Ieder ring van ’t lyf is ter zyden met een witten zwart geran- den ronden vlak getekend en met lange witte hairen voorzien. Haar voedzel zyn de bladen van eene zoort der Mag- nolia Laurifolia, welke in Surinamen op de Plantagien groeit; zy maakt een los geweven fpinfel en verandert in eene bruine Pop, waaruit in 7 dagen de Nagt- kapel voortkomt. Cravrr, Uit. Kapellen, 4 Deel, blads, 69. PI, 322. Fig. F, DESCRIPTION pe raye. Elle mange les feuilles de l'Arbre. de Pompelmoes, € elle roule les bouts des feuilles enfemble , fe forme un coque blanc oblong, comme la figure le repréfen. te ici fur la feuille, EP fe transforme en, chryfalide de couleur vio et pâle, dont les bords ont des poils jeaunes. La Phalëne. Je produit en 8 jours. CRAMER, Pap. Exot. 1 Partie, pag. 115. PTE Fig. 7. La chenille. De la Phal. Bombyx. Brrra. La couleur de cette chenille ef? d'un brun rouge en couleur de canelle. Chaque an- neau du corps, ef? desfiné, du côté, d'une. tache ronde blanche, bordée de noir, & garni d'un long poil blanc. — Sa nour- riture font les feuilles d'une e[pêce de Mag- nolia Laurifolia, qui croit à Suriname, dans les Plantations. Elle forme un co- que delie €& fe change en chryfalide brune, qui produit la Phalêne en 7 jours. — CRAMER» Pap. Exot. 4 Partie, pag. 69. Pl. 322. Fig. F. UITLANDSCHE RUPSEN enz. PLA TND Fist. DerRups. Fig: 1. À, De Pop. Van de Sphinx. CaMmrrTus. De tekening en kleuren van deze Pylftaart-rups kan het beste uit de af. beelding gezien worden: Men vindt ze in Surinamen gewoonlyk op de Citroen. Doomen, zy maaken een dun fpinfel in de aarde en veranderen in eene donker paarschkleurige Pop, Fig. 1. A. waar uit de Onrust in 7 dagen voortkomt. CRAMER Uitl. Kapellen, 3 Deel, bladz. 53. Os NE A De 12.5. De Rups. Pop. His. 2.B. Van de Sphinx. Pan. Deze Rups eet de bladen van den Wyngaard; ten aanzien der gedaante en kleuren beroepe my op de af beelding welke geene nadere omfchryving bc- hoeft. Wanneer de laatfte vervelling nadert, dan kruipt de Rups in de Aar- de, maakt zig een dun en zagt fpinfel, verandert in eene donkere paarschkleuri- CHENILLES ere. ros PE AONNCHEE Wei Fig. 1. La chenille. Fig. 1. A. La chryfalide. Du Sphinx. CAMERTUSs. Le desftin & les couleurs de ce Sphinx peuvent fe voir le mieux dans la figure que nous en donnons. On la trouve à Suri- name, ordinairement [ur les Arbres de Citron. Bles forment un coque menu dans la terre, € fe changent en chryfalide de couleur violet obftur, Fig. 1. A. qui pro- duit le Sphinx en 7 jours. CraMER, Pap. Exot. 3 Pattie, pag: Sg PPS EN. Bie Fig. 2. La chenille, Fig. 2. B. La chryfalide. Du Sphinx. Pan, Cette chenille mange les feuilles de Ja vigne. Te me rappelle, quant à la for- me € aux couleurs, à la figure, qui wa pas befoin d'une plus ample defcription. — Au terme du dernier changement de peau, la chenille fe fouille dans la terre, s'y for- me un coque menu EP mol, fe change en chryfalide de couleur violet obfcur , Fig. Bua 106 BESCHRYVING van ge Pop, Fig. 2. B. en in 6 of 7 dagen komt de Onrust ten voorfchyn. Cramer, Uit. Kapellen, 3 Deel, Dladz. 39. Pl, 216. Fig. D. Fis. 3. De Rups, Fig. 3. €. De Pop. Van de Phal. Bombyx. BELLATRIX. Op eene zoort van Pasfie-bloemen dra- gende Plant, (Granadilla) welke Ci- troenvormige vruchten voortbrengt; word deze Rups, hoewel maar enkeld, gevonden. De grondkleur van het lyf is donkerbruin, met bruingeele vlakken. Aan de zyden is het zelve, eveneens als den kop, met donkergroen gevlakt en ieder ring met lenge ftyve hairen voorzien : De zestien pooten zyn bruin- geel. Zy verandert in eene donker violetkleurige ruige Pop, Fig. 3. C. die aan ’t einde eene vorkswyze punt heeft, en uit deze Pop komt binnen 9 dagen de hier onder aangehaalde Nagt- kapel. Cramer, Uit). Kapellen, a Deel, blads. 32. PL 305. Fig. F. DESCRIPTION pr 2. B. €& dans 6 ou 7 jours le Sphinx fe produit. CRAMER, Pap. Exot. 3 Partie, pag. 39. Pl. 216. Fig. D. Fig. 3. La chenille. Fig. 3. C. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. BELLATR'x. Cette chenille fe trouve quoique rare- ment, fur une plante qui porte des Fleurs de la Pasfion (Granadilla) qui produit des fruits en forme de Citrons. Le fond du corps eff brun-obftur, avec des taches jeaunes-brunâtres. Il eff, aux côtés, Jemblable à la tête, tachété d'un vert ob- Jcur & chaque anneau garni d'un poil long & roide. Les feize pattes [ont d'un brun jeanne. Elle fe transforme en chryfalide de couleur violet obfcur & velue, (Fig. 3. C.) qui a à [on extrémité une pointe four- chue € cette chryfalide produit en Q jours la Phaléne fusientionnée. CraMER, Pap. Exot. 4 Partie, pag. Bs Aimer UITLANDSCHE RUPSEN ryz. Fig. a. De Rups. Fig. 4. D. De Pop Van de Phal. Bombyx. Moxina. Deze zonderlinge Rups vindt men nu en dan op eene zoort van de Banana, welke in Surinamen Baccoves genaamd worden en ook onder het geflacht der Muda behoort. Wanneer de tyd der laatfte vervelling naby is, dan kruipt de Rups in de aarde en maakt een dun fpinfel, verandert in eene bruine paarsch- kleurige hairige Pop, Fig. 4. D. welke aan de ftaartzyde even als de voorgaan- de, eene gaffelswyze punt heeft. Ge- meenlyk ziet men in 8 dagen de Nagt- kapel uitkomen. Cramer, Uit). Kapellen, 4 Deel, blads. 25 Pl.go2. Fig. E, F. Het Wofje en bladz. 227. Pl. 396. Fis. B. Het Mannetje. des. De Rabo Mors EB. De Pop. Van de Phal. Noêtua. Pracipra- De Rups heeft den kop donker geel; Het lyf is groen en met rosfe of roest- kleurige hairen bezet. De zestien poo- ten zyn groen.* Haar voedzel zyn de CHENILLES KT. tor Fig. 4. La chenille, Fig. 4. D. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. Mozina. On trouve, de fois à autre, cetre rare chenille, fur une efpece de Banana, qui s'appellent à Suriname Baccoves, @& qui appartient ausfi à la famille des Mufa. Lorsque le tems du dernier changement de peau s'approche, alors la chenille fe fouille dans la terre, €? fe forme un coque min- ce, fe change en chryfalide de couleur vio- let brunâtre, Fig. 4. D. qui a, du côté de la queue, comme la précédente, une pointe en forme de fourche. — Ordinai- rement on voit paroître la Phaléne en 8 jours. CRAMER, Pap. Exot. 4 Partie, pag. 25. PL 302. Fig. E, F. La Femelle, & pag. 227. PL 396, Fis. B. Le Mâle. Fig. 5. La chenille. Fig. 5. E. La chryfalide. De la Phal. Noctua. PELACIPIA. La tête de la chenille eff d'un jeaune oblcur. Le corps ef} vert € couvert d'un poil roux ou couleur de rouille. Les feize pattes font vertes. Sa nourriture font les P 3 108 BESCHRYVING van bladen van den Guajaven-boom. Voor de laatfte vervelling maakt zy aan een der gemelde bladen, een los fpinfel , waar in de Pop, door middel uan eeni- ge draaden aan ’t agterfte gedeelte vast gemaakt, perpendiculair hangt, Fis. 5. E. na6 dagen komt gemeenlyk de ge- noemde Nagt-kapel ten voorfchyn. Cure Uitl. Kapellen, 4 Deel, Dladz. 134. Pl. 359. Fig. E. _ Fig. 6. De Rups. Fig. 6. F. Deezelf- de in den rustenden fand. Fig. 6. G. De Pop. Van de Phal. Bombyx. NEsEA. De gedaante van deze Rups heeft eenige overeenkomst met die van de Europifche Spanrups-kapel Syringaria, (Lan. Phal. Geomet. Spec. 206. en door RöserL , Juf. Tom. 1. Phal, 3. Tab. 10. afgebeeld) maar behalven dat dezelve zestien pooten heeft, zo verfchilt de- zelve egter ook in kleur als anderzins: In die houding welke zy by Fig. 6. F. heeft; vindt men ze veeltyds op de Banana (Mufa Linn.) De verandering in eene langwerpige bruine en rood ge- vlakte Fop, Fig. 6. G. gefchiedt in de aarde, en ín 6 dagen komt ce Nagt- kapel uit dezelve ten voorfchyn. DESCRIPTION pr feuilles de l'Arbre Guajaven. Avant le dernier changement de peau, elle forme Jur une de ces feuilles; un coque délié, dans lequel la chryfalide pend perpendicu- lairement , par quelques fils, attachés à l'extrémité poltérieure , Fig. 5. E. @ dans 6 jours la Phalêne fusmentionnde paroit ordinairement. CraMER, Pap. Exot. 4 Partie, pag. 154 PL 550 TEE: Fie. 6. La ehenille, Fis. 6. F. La même, fe repofant, Fig. 6. G. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. NEsEa La forme de cette chenille a quelque peu e rapport à celle de l’Arpenteufe d'Eu- rope Syringaria (LINN. Phal. Geomet. Spec. 206. & repréfentée par RÔsEL, Inf. Tom. 1. Phal 3. Tab. ro.) mais outre qu'elle foft pourvue de feize pattes, elle differe pourtant encore dans la cou- leur, &c. — On la trouve fouvant dans la fituation qu'elle a dans la Fig. 6. FE. fur la Banana (Mufa Linn.) La trans- formation en chryfalide oblonge brune & tachetée de rouge, Fig. 6. G. fe fait dans la terre, & cle produit en 5 jours la Phalêne, UITLANDSCHE RUPSEN enz. Fis. 7. De Rupher Fig. 7. H. De fe Pop. } Van de Phal. Noêtua. PoLypAMra. Deze Rups heeft maar zes middel- pooten en behoord dierhalven onder de veertienpootigen, gelyk de Rupfen der Europifche Nagt- kapellen Chrofitis en Gamma, LiNN. Sp. 126 & 127. De hier afgebeelde is groen, met groenag- tige geele ringen of gordels en over ‘t geheel met korte groene hairtjes voor- zien. Zy eet de bladen van den Rocou- boom, van wiens vruchten eene roode verf werdt gemaakt, en waar van by Juffrouw Meran, Sur. Inf. Plaat 44. de afbeelding is te zien. De Pop, Fig. 7. H. is bruin en de Nagt-kapel breekt uit dezelve in den tydt van 5 dagen. Cramrr, Uitl. Kapellen, 4 Deel, bladg. o4c. FJ, 400. Fig. D. Fig. 8. De Rups. Fig. 8. TL De Pop. Van de Phal. Noftua. SCHNEIDERIANA. Deze bruine, wit geftreepte en ge- ftippelde Rups , wordt op den Cacao- boom gevonden ; . wanneer de tyd der verandering nadert, dan kruipt zy in de CHENILLES Trey. 109 Fig. 7. La chenille. Fig. 7. H. La . chryfalide. ik De la Phal, No@tua. Porynamra. : Cette chenille n'a que fix pattes intermee diaîres € appartient par confequent à cel- les qui en ont quatorze pattes, comme les chenilles des Phalênes d'Europe Chryfitis € Gamma, (Linn. Sp. 126 & 127.) Celle que nous reprélentons ici ef} verte, pourvue d'anneaux jeaunes verdûtres ou des ceintures, € entierement couverte d'un petit poil vert. Elle mange les fouilles de l'Arbre Rocou, dont les fruits fervent à compofer une teinture rouge, € qui eft reprefenté par Mad', Mrrran; Sur Inf. PL 44. La chryfalide, Fig. 7. H. eff brune , € elle produit la Phalêne en 5 jours. CRAMER, Pap. Exot. 4 Partie, pag. 042, PI 400. Fig. D. Fig. 8. La chenille, Fig. 8. I. La chryfalide, | De la Phal. Noctua. SCHNEIDERIANA. Cette chenille brune, rayée & poin- tillée de blanc fe trouve fur l' Arbre Ca- cao. uand le tems de la transforma- tion S'avance, elle Je fouille dans la terre, rio BESCHRYVING van aarde en maakt een zagt en dun fpinfel verandert in eene bruinroode Pop, Fig. 8. I. en na 7 dagen komt de Nagt- kapel uit. CRAMER, Uit]. Kapellen, 4 Deel, bladz. 97. PI. 308. Fig. A. Fig.g. De Rups. Fig. 9. K. De Spin- fels. Fig. 9. L. De Pop. Van de Phal. Pyralis. MARGINAL:s. Dit kleine groene Rupsje vindt men in Surinamen , op de plant der /Vater- meloenen, zy leeven in gezelfchap en fpinnen zig by elkander, Zig. 9. K, en worden groene Poppen, Fig. 9. L. waar uit binnen 3 of 4 dagen de ge. noemde paarlemoerglanzige Nagt-kapel- letjes voortkomen, CRAMER, Uit). Kapellen, 4 Deel, blade. TOC 0721 D; Fig. ro. De jonge Rups, Fig. 10. M. « Eene volwasfen Rups, Fig. 10. N. Dezelfde kort voor de verandering en Fig. 10. O. De Pop. Van de Phal. Pyralis. _Nritmaus. Op de plant der Batates, eene zoort cer Liswortel, in Surinamen worden DESCRIPTION pe & Je forme un coque mou € mince, fe change en chryfalide brune rougeâtre, Fig. 8. [€ dans 7 jours la Phaléne fe pré Jente. CRAMER, Pap. Exot. 4 Partie, pag. 37. Pl 308. Fig. A. Fig. 9. La chenille, Fig. 9. K. Les coques. Fig. 9. L. La chryfalide. De la Phal. Pyralis. MARGINALIs. On trouve cette petite chenille verte à Suriname, fur la plante des Melons aqua- tiques. Elles vivent en Société & fe filent enfemble , Fig. 0. K. & deviennent des chryfalides vertes, Fig. 9. L. qui pro- duifent en 3 ou 4 jours les Phalênes [us- mentionnées d'un luftre de cocq de perle, — CRAMER, Pap. Exot. 4 Partie, pag- LOG DES tre DE Fig. ro. La jeune chenille, Fig. ro. M. Une grande chenille, Fig. ro. N. La même, peu avant la transforma- tion & Fig. ro. O. La chryfalide. De la Phal. Pyralis. NrTipauss. Les chenilles fe trouvent fur la plante des Batates, we efpece de Bétéraves, en UITLANDSCHE RUPSEN enz. deze Rupfen gevonden; voor dat de- zelve hunnen vollen wasdom hebben bereikt, zyn ze geel met zwarte ftip- pen, Fig. ro. daarna worden zy groen; Fig. 10. M. en voor de laatfte vervel- ling neemen ze eene bleeke roozenroode kleur aan; als dan maaken zy een wit fpinfel en veranderen in eene brulngeele Pop, waar uit de by CraMmrR, Url. Kapellen, a Deel, bladz. 160. PI. 371. Fig. F. afgebeelde Nagt-kapel voort- komt. Juffrouw Merian, Sur. Inf: Pl. 41. onder aan, beeld de Rupfen en Vlinders van deze zoort af, welke Haar Ed. op de Comcommer-plant had gevonden. De onze eet ook de bladen der Waterme. boenen. PARA AT SNN Fis. 1. De Rups. Fig. 1. A. Het Spin. feb. ig. 1. B. De Pop: _ Wan de Phal, Bombyx. Acresra. Op de drie voorfte en de twee laatfte ringen, welke nevens de zestien poo- ten bruingeel zyn, heeft deze Rups lange boschjes hair; De zwarte vlak- ken op de overige ringen van het lyf , beftaan uit zwarte hairige kwastjes. Haar CHENILLES rra 111 Suriname. Avant qu'elles font parvenues à leur ordinaire grandeur , elles font jeau- nes, avec des pointilles noires, Fig. ro. Après cela elles deviennent vertes, Fig. ro. M. € avant le dernier changement de peau, elles fe préfentent en couleur rouge de rofe pâle. Alors elles fe font un coque blanc & fe transformant en chryfalide, d'un jeaune-brunûtre , qui produit la Phalêne , reprefentée par CRAMER» Pap. Exot 4" Partie; pag. 160 His. 371. Fier Mad! MERIAN , dans fes Sur. Inf. PL. 4r. en-desfous , repréfente les che- nilles € le Papillon de cette efpece , qwelle avoit trouvée fur la plante de Comcom- bre. La nôtre mange ausfi les feuilles du Melon aquatique. DE, Vous AQNBOUNNE Dem rarenenle this er Ne coque. Fig. 1. B. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. AGREsTA. Cette chenille à fur les anneaux anté- rieurs € fur les deux pofférieurs, qui, avec les feize pattes, font d’un jeaune- brun, de longues touffes de poil. — Les taches noires fur le refte des anneaux du corps > font compoftes de petites touffes Q 119 BESCHRYVING vAN voedzel vindt zy aan de bladen der Coffy- boomen; Het fpinfel, Fig. 1. A. beftaat maar alleen uit losfe witte en zwarte hairen, waar in dezelve verandert tot eene bruingeele Pop, Fig. 1. B. en uit deze komt de Nagt-kapel in 6 dagen ten voorfchyn. CRAMER, Uitl. Kapellen, à Deel, blads. 32. Pl, 306. Fig. A. Fig. 2. De Rups. Fig. 2. C. Het Spin- fel. Fig. 2. D. De Pop. Van de Phal. Bombyx. DraPHanNa. Deze geele en zwartblaauwe met bleekblaauwe vlakken getekende hairige Rups, eet de bladen van den Katoen- boom; Het fpinfel derzelve is met ceni- ge wite en zwarte hairen doorweeven ; De Pop is bruingeel en de verandering in eene witte Nagt-kapel gefchiedt in 5 dagen. CRAMER» Uitl. Kapellen, À Deel, bladz. 135. Pl. 360. Fig. A. DESCRIPTION pre velues. Elle trouve fa nourriture, dans les feuilles de l'Arbre de Caffé. Le co- que, Fig. 1. À. eff fimplement compolé de poils blancs € noirs détachés, dans le- quel elle fe transforme en chryfalide d'un brun-jeaune, Fig. 1. B. qui produit la Phaléne en 6 jours. CRAMER, Pap. Exot. 4 Partie, pag. 32. Pl. 306. Fig. A. Fig. 2. La chenille, Fig. 2. C. Le coque, Fig. 2. D. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. Drarxana. Cette chenille jeaune €& bleue noirätre, desfinée de-taches bleues pâles, € velue, mange les feuilles de l'Arbre de Coton. Son coque'ef} tisfu de quelques poils blancs & noirs. — La chryfalide ef} d’un je- aune-brunûtre, € la transformation en Phalêne blanche fe fait en 5 jours. CRAMER; Pap. Exot. 4 Partie, pag. 135. PL 360. Fig. A. UITLANDSCHE RUPSEN ryz. Fig. 3. De Rups der Mannetjes, Fig. 3. E. De Rups der Wyfjes, Fig. 3.F. Het Spinfel, Fig. 3. G. De Pop. Wan de Phal. Bombyx. Crocos. De Rups der Mannetjes, Fig. 3. is aan de twee laatfte ringen, den buik, de middel- en agterpooten donkerrood; voor ’t overige bruin en met geele dub- belde gordels omgeven en zwart gehaird : De Rups der Wyfjes, Fig. 3. E. heeft den buik en de vleeschpooten groenag- tig; den kop en rug donker paarsch, met vuilwitte gordels en zwarte hairen. Het fpinfel, Fig. 3. F is bruin en met een blad van den Coffy-boom , waarop deze Rups aast, bedekt, De Pop, Fig. 3. G. heeft eene bruine kleur en uit de- zelve komt gewoonlyk de Nagtkapel in 6 dagen voort. CRAMER, Uit]. Kapellen, 2 Deel, blads. 41. Phi. Hg. E. UNE END ON Rups More eet Spinfel. Fig. 4. L De Pop. “Van de Phal. Bombyx. Frsriva. Deze Rups is zwart met donkergeele vlokjes hair; De middel- en agterpooten CHENILLES zr wa. Fig. 3. La chenille des Mâles, Fig. 3. E. La chenille des Femelles , Fig. 3. À Le coque Fig. 3. G. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. Crocos. La chenille des Males, Fig. 3. a les deux anneaux postérieurs, le ventre €? les pattes intermédiaires € postérieures d'une couleur rouge obfcure. Pour le reste elle ef? brune & entourée de ceintures doubles jeaunes, € couverte d'un poil noir. — La chenille des Femelles, Fig.3. E. a le ventre € les pattes charnues de couleur verdâtre. Sa tête € [on dos font violet obfcur, avec des ceintures d’un blanc fale € des cheveux noirs. — Le coque, Fig. 3. EF. eff brun, € couvert d'une feuille de FArbre de Café, fur lequel cette chenille prend Ja nourriture. — La chryfulide, Fig. 3. G. ef? d'une couleur brune, € elle produit ordinairement la Phaléne en 6 jours. CRAMER, Pap. Exot. 2 Partie, pag 42 PT Wiel: Fig. 4. La chenille, Fig. 4 H. Le coque, Fig. 4. I. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. FEsriva. Cette chenille eff noire, avec de petites touffes de poil jeaune obfcur. Les pattes Qu rr4 BESCHRYVING van hebben dezelfde geele kleur ; De zes voorfte pooten en de lange hairen Zyn zwart. Men vindt ze nu en dan op het Zuiker- Riet, maar meest op de wilde Pruim-boomen ; Haar fpinfel is dun en maar met witte en geele hairen doorwee- ven; De Pop, Fig. 4. I. is bruin: de tijd der verandering in eene Nagt- kapel gebeurt gewoonlyk binnen 5 dagen. CRAMER, Uitl. Kapellen, x Deel, bladz. 112. PJ, 71. Fig. Ca Figs. De Rups, His. 5. Ko Eet Spinfel, Fig. s. L. De Pop. Van de Phal, Bombyx. PusiLLa. Op den Granaat - boom vindt men, in. Surinamen, deze zwarte Rups, dewel- ke den kop rood, deagt middel-entwee agterpooten geel en het lyf met lange witte hairen bezet heeft: haar fpinfel hegt zy aan een der bladen van gemel- den boom en verandert in eene bruine Pop, Fig. 5. L. waaruit in 4 dagen de Nagt- kapel voortkomt. CRAMER, Uitl. Kapellen, à Deel blads. 20, PI, 395. Fis. G. | DESCRIPTITONtpE du milieu € les postérieures ont la même couleur jeaune. Les fix pattes antérieures € les poils longs font noires. On les trou- ve quelques fois fur la Canne de Sucre, mais le plus fouvent fur les Pruniers fau- vages. Son coque eff mince, € tisfu d'un poil blanc € jeaune. Lachryfalide, Fig. 4. Lef? brune. Le tems delatrans- formation en Phaléne arrive ordinairement en 5 jours. | CRAMER, Pap. Exot. 1 Partie, pag. 112. PL 71. Fig. C. Fig. 5. La chenille, Fig. 5. K. La co- que, Fig. s. L. La chryfalide. De la Phal, Bombyx. PusiLLa. Cette chenille noire fetrouve à Suriname, Jur l'Arbre de Grenade. Satéte eff rou ge, fes huite pattes intermediaires € les deux postérieures font jeaunes, © le corps ef? couvert d'un long poil blanc. Elle attache Jon coque à une feuille de cet Arbre, &. fe transforme en chryfalide brune, Fis. 5. L. qui produit la Phalêne en À jours. CRAMER, Pap. Exot. 4 Paric, pag: 2201190 DE ER | UITLANDSCHE RUPSEN ryz. Fig. 6. De Rups, Fig. 6. M. Het Spinfel. Fig. 6. N. De Pop. Van de Phal. Bombyx. BirascraTA. _ Deze Rups heeft den kop bruingeel, de middel- en agterpooten Oranjekleu- rig, het lyf zwart met eenige vlakjes donkergeele en enkelde witte hairen. Men vindt ze op de Coffy-boomen, waar aan dezelven een bruindigtfpinfel maakt, en verandert in eene bruine Pop, Fig. 6. N. waaruit de Nagt-kapel in 6 dagen ten voorfchyn komt. CRAMER, Uitl. Kapellen, 3 Deel , bladz. 114. PJ 050 Mis. F, Fig. 7. De Rups. Pop. Fis.7.0. De Van de Phal. Bombyx. Mrona. ‘Deze fraaije getekende Rups heeft op den rug twee vleefchige knobbels op welke twee zwartedoornen zyn geplaatst. Zy voedt zig met de bladen der Water- meloenen en verandert in de Aardeineene donkerbruine Pop, Fig. 7. O. waaruit in 5 dagen de Nagt- kapel verfchynt. CRAMER, Uil. Kapellen, à Deel, blads. 13%: Pl, 358: Fig. B. CHENTDLELES vrat zig Fig. 6. La chenille, Fig. 6. M. Le coque. Fig. 6. N. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. BirascrATA. * La tête de cette chenille eff d'un brun- jeaune. Les pattes mitoyennes & les an- térieures font couleur d'orange, Le corps eff noir avec quelques petites taches, des cheveux jeaunes obfcures € blanches. On la trouve fur l'Arbre de Café, fur lequel elle fe prépare un coque brun folide, € fe transforme en chryfalide brune, Fig. 6. N. qui produit la Phalêne en 6 jours. CRAMER, Pap. Exot. 4 Partie, pag. ee nen ID Bien daschemllesnkign 20, La chryfalide. De la Phal. Bombyx. ME£ona. Cette chenille d'un bean desfein, a fur le dos deux bosfes charnues, fur les quelles font placées deux épines noires. Elle fe nourrit des feuilles du Melon aquatique, & Je transforme dans la terre en chryfa- lide brune obfcure, Fig. 7. O. qui produit la Phalêne en 5 jours. ; CRAMER, Pap. Exot. 4 Partie, pag. 132. Pl-35g. Fig. B. / O8 t16 BESCHRYVING van Fig. 8. Dé Rups. Fig. 8. P: De Pop. Van de Phal. Bombyx. ELEUTHERA. De kop van deze Rups is bruin enhet lyf is loodkleurig, met ter zyden aan ieder ring een geel rond vlakje en in elk van dezelven een lang wit hair. Haar voedzel zyn de bladen van eene zoort der Casfia- fistula welke in Surinamen in de bosfchen en op zommige plantagies wordt gevonden: het fpinfel dezer Rups is met de Pop, Fig. 8. P. waarin dezelve verandert, bruin, na 4 dagen komt ge- meenlyk de Nagt- kapel uit. CRAMER, Uit]. Kapellen, 4 Deel, blads. 11. PS7 io A PAL ASAT EN NUE Fig, v De Rups, His. ze. Abt Spinfdl, Fig. 1. B De Pop. Van de Phal. Bombyx. Domina. De kop, de voorfte ring en alle de zestien pooten dezer Rups, zyn rood; het overige van ’t lyf is paarschagtig bruin en ter zyden met geele characters- Wyze vlakken getekend; onder deze DESCRIPTION pe Fig. 8. La chenille, Fig. 8. P. La chryfalide, De la Phal. Bombyx. ELEUTHERA. La tête de cette chenille ef? brune € le corps eff couleur de plomb, avec une petite tache ronde jeaune à côté de chaque anneatt, € au milieu de chacun un long poil blanc. Sa nourriture font les feuilles d'une espece de Casfia Fistula, qui fe trouve à Surina- me, dans les bois, € fur quelques Plan- tations. Le coque de cette chenille € le chryfalide, Fig. 8. P. dans lequelle elle fe transforme, font de couleur brune, & la Phaléne fe produit ordinairement en 4 jours. CRAMER, Pap. Exot. 4 Partie, pag. or. Pl s7 tis. As P EAN ec EEV. Fig. 1. La chenille, Fig. 1. À, Le coque, Fig. 1. B. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. Domixa. La tête, l'anneau anterieur & toutes les feize pattes de cette chenille, font rou- ges. Le reste du corps eff d'un brun, ti- rant fur le violet, © à côté desfiné de ta- ches jeaunes, en forme de caracteres, Sous BESCHRYVING enz. vlakken is op ieder ring een zwart hairig kwastje geplaatst. Men vindt dezezoort op den Cachou-boom ; Haar fpinfel is langwerpig, grys en met de hairen der Rups doorweven, Fig. 1. A. De Pop, Fig. 1. B. is donker vleeschkleurig, en uit dezelve ziet men gewoonlyk binnen 7 of 8 dagen de Nagt-kapel voortko- men. CRAMER» Usl. Kapellen, a Deel, bladz. 28. PJ, 3o4. Fig. B. Fig. ©. De Rups, Fig..2. C. Het Spinfel, Fig. 2. D. De Pop. Van de Phal. Bombyx. Nrrrix. De lange vlokken op den tweeden, derden en tienden ring aan ’t lyf dezer Rups, beftaan uit hairen welke aan de einden eenen langwerpig ronden knop hebben, en over den rug, tusfchen de zwarte enkelde hairen is een band van witte wolagtige hairige borstels geplaatst: Men vindt deze geele Rupfen op den zo- genaamden Zuurzak-boom, (Anona) waarvan by MErtan (ur. inf. op de 3de en 14de Plaaten de af beeldingenzynge- geeven. Het fpinfel dezer Rups, Fig. 2. C. is langwerpig rond en aan beide einden fpits; De Pop, Fig. 2. D. is DESCRIPTION zege. 117 chacune de ces taches fe trouve placé une petite touffe noire velue. On trouve cette espece fur VArbre de Cachou. Son coque ef? oblong, gris CP entremélé des poils de la chenille, Fig. 1. A. La chryfalide, Fig. 1. B. eff de couleur de chair obfcur , € on voit ordinairement la Phaléne sen produire en 7 ou 8 jours. CRAMER, Pap. Exot. 4 Partie, pag. 28. PI 304. Fig. B, Fig. 2. La.chenille, Fig.-o. C. Le- coque; Fig. 2: D. La chryfalide. De la Phel. Bombyx. Nertrix. Les touffes longues fur le fecond , le troifieme € le dixieme anneau, au corps de cette chenille, font compoftes de cheveux, qui ont une bouton ronde oblongue à leurex- trémité, € le long du dos, entre les poils noirs fimples eft placé une bande de bros- fes velues blanches laineufes. — Ces jeau- nes chenilles fe trouvent [ur le foit -difant Arbre Anona, qui ont été repréfentées par Mad, Merran, fur. inf PL 3 @ 14. Le coque de cette chenille, Fig. 2. C. ef? oblong, € pointu aux deux extré. mites. La chryfalide, Fig. 2. D. eff brune € tachetée € bordée d'un brun- je. ‘118 BESCHRYVING VAN bruin en bruingeel gevlakt en geringd en gewoonlyk komt de Nagt-kapel in 6 dagen uit dezelve ten voorfchyn. Cramer Uit. Kapellen, 4 Deel, bladz. Bon eb: Fig. 3. De Rups, Fig.3. E. Het Spinfel, Fig. 3. F. De Pop. Wan de Phal, Bombyx. DoroTHEA. Deze ruige hairige Rups vindt men in Surinamen op den kleinen wonder- boom (Ricinoides.) Haar fpinfel Fig. 3. E. beftaat uit lange hairen welke zoda- nig lugtig geweven zyn dat men de Pop, Fig. 3. F. daarin kan zien liggen. De Nagt-kapel komt gemeenlyk in 5 dagen uit. Cramer, Uit). Kapellen, 4 Deel, bladz. 228. PI. 397. Fig. K, Fig. 4. De jonge Rups, Fig. 4. G. De volwasfen Rups, Fig. 4 H. De Pop. Van de Phal. Bombyx. AEciNa. Op den grooten wonder-boom, (Ri- einus) vindt men de hier afgebeelde Rups; voor de laatfte vervelling hebben DESCRIPTION pr aune, €? ordinairement elle produit la Phaléne en 6 jours. CRAMER» Pap. Exot. 4 Partie, pag. 35. Pl. 307.:Pís. B: Fig. 3. La chenille, Fig. 3. E. Le coque, Fig. 3. F. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. DoroTtTxrA. On trouve cette chenille velue poileufe à Suriname, fur le petit Arbre Rrcinor- DES. on coque Fig. 3. E. eff compolé d'un poil long , qui font filegerement tisfus, qu'on y peut voir à l'oeil la chrylülide, Fig. 3. F. La Phaléne fe produit ordinai- rement en 5 fours. CrAMER, Pap. Exot. 4 Partie, pag. 20e CIS O7 ERA Fig. 4. La jeune chenille, Fig. 4. G. La grande chenille, Fig. 4. H. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. AEciNa. On trouve la chenille que nous reprefen tons ici, fur le grand Arbre Ricinus. Ayant le dernier changénent. de peau, elles UITLANDSCHE RUPSEN zxz. dezelven de kleuren en lange rosfe hai- ren, gelyk by Fig. 4. maar volwasfen zynde, hebben ze de gedaante en kleur als Fig. 4. G. Haar fpinfel beftaat uit _losfe draaden, waarin de Pop, Fig. 4. H. hangt gelyk die van Fig. 6. K. Na 6 dagen komt de Nagt-kapel ten voor- fchyn. Cramer» Url. Kapellen, 4 Deel, bladz. 197 2384. Me DE. Fies De Rüps. Mies. I. De Pop. Van de Phal. Bombyx. VirMiana. Deze bruinroode en geelhairige Rups vindt men in Swrinamen, op de zoete Oranjen- boomen , haar fpinfel is met geele hairen doorvlogten; de Pop, Fig. 5. L. is bruin, en uit dezelve komt in 6 dagen de Nagt- kapel. CRAMER, Uit). Kapellen, 4 Deel, bladz. 234. PI. 398. Fig. F, G. NB. In het Systematifthe Register, agter het hier even aangehaalde Werk , heb ik deze Nagt-kapel bladz. 25. n. 40, on- der de Spanrups-kapellen ten onrechte geplaatst , zy is gelyk hier de Rups aanwyst, eene zestienpootige Zydes fpinfter. CHENILLES era. «19 ont les couleurs & les longs poils roux, comme la Vig.4. mais étant devenues gran- des, elles ont la forme € la couleur de la Fig. 4. G. Son coque ef? compofé de fils détachés, dans lesquels pend la chryfalide, Fig. 4. H. Comme celle de la Fig. 6. K. Dans 6 jours la Phaléne fe produit. CRAMER, Pap. Exot. 4 Partie, pag. KOR B Enso isDs Fig. 5. La chenille, Fig. s. I. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. FrRMIANA. On trouve cette chenille brune-rougeâtre € d'un poil jeaune, à Suriname, fur les Orangers doux. Son coque eff entremélé d'un poil jeanne. La chryfalide, Fig. s. TL ef? brune, @-elle produit la Phaléne en 6 jours. CRAMER, Pap. Exot. 4 Partie, pag. 234. Pl. 398. Fig. F, G. NB. Dans le Registre Systématique, à la fuite de l'Ouvrage fusmentionné, j'ai placé cette Phalêne, à tort, fur la page 25. n. 40. au rang des Arpentenfes. Elle eft, comme la chenille le prouve ici, une fileufe à Seize pattes. R 150 BESCHRYVING van Fig. 6 De Rups. Fig. 6. K. De Pop. Van de Phal. Bombyx. VERAGo. Behalven de lange witte hairen heeft deze bruine Rups, nog op ieder ring van het lyf, donker geele en bleek blaauwe donzige knopjes, welken alle met zwarte hairen omzet zyn. Zy eet de bladen van den Amerikaanfchen /y- genboom, maakt een los en maar uit en- kelde draaden beftaande fpinfel, en ver- andert in eene bruine Pop, Fig. 6. K. waar uit in 5 dagen de hier genoemde Nagt- kapel voortkomt. CRAMER, Uitl. Kapellen, a Decl, bladz. 102. PJ. 162. Fig. D, E. Het Man- netje, en 4 Deel, bladz. 34. PI. 306. Fig. D, E Het Woyfje. DESCRIPTION pe Fig. 6 La chenille. Fig. 6. K. La chryfalide. De la Phal. Bombyx. VERAGo. Outre les cheveux longs € blancs, cette chenille brune a encore fur chaque anneau du corps, de petits boutons jeaunes obftu= res € blancs pôles en forme de duvet, qui font tems entourés de poils noirs. Elle mange les feuilles du Figuier d’Amérique, Je forme un coque dilié € Simplemens com- pofë de fils détachés, @ fe change en chry- falide brune, Fig. 6. K. qui produit en 5 jours la Phalêne Susmentionnée. CRAMER, Pap. Exot. 2 Partie, pag. 162. Pl. 162. Fig. D, E. Le-Maäle, & 4 Partie, pag. 34. Pl. 306. Fig. D, E. La Femelle. UITLANDSCHE RUPSEN enz. Pr AAT NNM. “Fig. 1. EPHESTION. Deze fraaije Kapel behoort onder de Trojaanfche Ridderkapellen, zy heeft den kop be- nevens het borstftuk en ’t Agterlyf , met donker vuilgroene hairtjes bedekt; De oogen zyn bruinrood en de fprieten zwart. De grondkleur der vleugelen is, van boven, groenagtig zwart en glan- zig. De bovenvleugels hebben aan de agterranden twee reijen van witte halve maanswyze ftreepjes en vlakken van de- zelvde kleur, als mede vyf bloedroode vlakken; Over de ondervleugels loopt een donker zeêgroenen, doch door de zwarte aderen afgebroken band ; De agterranden hebben witte infnydingen en zyn een weinig meerder inwaards met twee reijen van donker zeegroen- kleurige halve maanswyze vlakken ge- fierdt. De onderzyde, by Fig. 1. A. is op het midden donker blaauwagtig groen en glanzig; De bovenvleugels zyn met twee en de ondervleugels ieder met drie grooter oranjekleurige vlakken getekend, welke allen met Zwart ge- rand zyn. Het overige der tekening kan men het beste uit de af beelding be- oordeelen. Zy woont op de goudkust van Afrika en berust hier in de verza- meling van den Heere L. F. Horr- HUISEN. CHENILLES rra ter PLAN CHE XXV. Fig. 1. EPHESTIoN. Ce beau Pa- pillon appartient aux Chevaliers Troyens. Sa tête, Jon corfelct & Jon abdomen font couverts d'un petit poil d'un vert fâle obfcur. Les yeux font d'un brun-rouge € les antennes noires. Le fond des afles en-desfus, eff d'un noir brunâtre €} lui. Jant. Les afles fupérieures ont à leurs bords postérieurs, deux bandes de petites rayes blanches € des taches en forme de demi-lune de la même couleur. Le long des afles inférieures s'étend une bande d’un vert de mer obfcur ; mais découpée par des veines noires. Les bords postérieurs ont des incifions blanches, €? font orneés, un peu plus intérieurement, de deux rayes de taches vertes obfcures en forme de crois- fant. La Jurface inférieure Fig. 1. A. ef, dans Jon milieu, d'un vert obfcur bleuâtre € luifant. Les afles fupérieu- res font desfinées de deux & les inftrieus res chacune de trois taches plus grandes, couleur d'orange, qui font toutes Lordées de noir. Le reste du desfein s'appergoit le mieux dans la Figure. Il demeure fur la côte d'or d'Afrique & fe trouve dans la colle&tion de Monfieur L. F. Hozr- HUISEN. 122 BESCHRYVING van Fis. ©. Merea. Deze is eene vierpootige Kapel, die onder de onge- oogde Nymphen behoort, de fprieten zyn wit en zwart beurtelings geringd en de knoppen aan de einden derzelven bruingeel; De kop is bruin, op het midden bruingeel met zwart geftreept; De oogen bruinrood. Het borstftuk en ’t agterlyf is bruin met geele ftree- pen: de grondkleur der vleugelen is donkerbruin, op het midden bruingeel met zwarte vlakken, voorts met een breeden band van donkergeele of oran- jekleurige en aan de agterranden een rey van kleiner dergelyke vlakken voorzien aan de buitenrand der onder- vleugels is nog een witte vlak geplaarst. Op de onderzyde, by Fig. 2. B. zyn de Baardfprietjes nevens het lyf, vuil- wit; De pooten bruin; De grond der bovenvleugels is bleekbruin, gevlakt en getekend gelyk uit de af beelding is te zien. Zy is van Sierra Leona op de kust van Afrika en berust nevens de overigen op deze Plaat afgebeelde Kapellen in de laatst genoemde verza- meling. Fig. 3. EcrNa. Deze is het man- netje van die Parnas-Kapel, waarvan ik reets in het Æerfle Deel der Uite land]che Kapellen van den Heer P. CRAMER en wel op de 39fte Plaat DESCRIPTION pe Fig. 2. Merra. Ceft un Papil- lon Tetrapede, qui appartient aux Nymphes aveugles. Les antennes ont des anneaux blancs €} noirs alternative- ment, € les boutons de leurs extrémités font d'un jeaune-brunâtre. La tête eff brune, € fur le milieu d'un jeaune brun, rayé de noir. Les yeux font rouses-bruns. Le eorfelet & V' Abdomen font bruns avce des rayes jeaunes. Le fond des afles ef} d'un brun-obfcur, [ur le milieu d'un brun jeaune, avec des taches noires. Au reste pourvu d'une bande large de taches jeau- nes obfcures ou couleur d'orange, €? vers le bord extérieur les atles inférieures d’une raye de femblables taches plus petites. Sur la furface intérieure, Fig. 2. B, les pe- ties antennules € le corps font d'un blanc fale. Les pattes brunes. Le fond des aîles fupérieures ef? d'un brun pâle, tan chété € desfiné comme dans la Figure, I} ef} de Sierra Leona, fur la côte d'Af- rique, € fe trouve avec les autres Papil. lons de cette Planche dans la collection Jusmentiannée. Fig. 3. Eerna. Ceff ici le mâle de cette Papillon dont j'ai déjà donné la dee Jtription & la Figure dans la Premiere Partie des Papillons Exotiques de Mr. P. CRAMER, Jur la Planche 39. Fig. F, UITLANDSCHE RUPSEN rxz. Fig. F, G. de afbeelding heb gegee- ven. Zy heeft den kop, het borstftuk en een gedeelte van het agterlyf don- kerbruin, met eenige vuilwitte ftippen op ’t gemelde borstftuk geplaatst. Het overige van het Agterlyf is geel; De fprieten zyn zwart en de oogen bruin- rood. De bovenvleugels zyn bruin met zwart gevlakt en aan de binnenranden bruinrood; De ondervleugels, aan de gewrigtten donkerbruin en voorts don- ker geelagtig rood met zwarte ftippen en aan de randen bruin. Op de onder- zyde, Fis. 3. C. isde kop, de baard- fprietjes en het lyf bruingeel; De bo- venvleugels hebben eene geelagtige bruine grondkleur met zwarte vlakken; De tippen derzelven zyn bruingeel en de randen zwart: de ondervleugels zyn geelagtig rood en zwart gevlakt; De bruine randen hebben eenen band van bruingeele afgezonderde ronde vlakken. Zy wordt op de kust van Guind en te Sierra Leon gevonden. LiNNé fysth. nat. pag. 766. no. 110. Pap. Dan. Fest. ZeTEs. CLERCK icon. inf. Tab. 43. nom. Lin. Fig. 4. ArRTEMIsA Deze behoort mede onder de Parnas-kapellen, de voorfte pooten zyn even als die van Fig. 3. kort en zonder naegels; De kop CHENILLES ere. 123 G. Sa tête, Jon corfelet EP une partie de Abdomen font d'un brun obftur, avec quelques pointilles blanches fales, placées fur le dit corfélet Le reste de l Abdo- men ef} jeaune. Les antennes font noires € les yeux d'un brun-rouge. Les afles Jupérieures font brunes, tachetdes de noir, € vers les bords inférieurs d'un rouge brunâtre. Les aîles inférieures, vers leurs jointures, font brunes-obfcures, € pour le reste d'un rouges jeaunâtre obfcury avec des pointilles noires, € les bords en font bruns. En-desfous, à la Fig. 3.C. la tête, les antennules & le corps font jeaunes-brunâtres. Les afles fupérieures ont un fond brun-jeaunâtre, avec des ta- ches noires. Leurs extrémités font bruns- jeaunes € les bords noirs. Les afles in- férieures font d'un rouge-jeannâtre & tachetées de noir. Les bords bruns ont une bande de taches jeaunes-brunâtres rondes féparées. On la trouve fur la côte de Guinée, à la Sierra Leona. LiNN. Syst. Nat. pag. 766. no. 110. Pap. Dan. Fest. ZETES. CLERCK. icon. inf. Tab. 43. nom. LIN. Fig. 4. ARTEMISA. Celui-ci ape partient également aux Mufes. — Les pattes antérieures font comme celles de la Fig. 3. courtes © fans onglets. La tête S 2 124 BESCHRYVING van is gelyk het borstftuk en agterlyf don- kerbruin en wit geflipt, de grondkleur der vleugelen is donkerbruin met eenen gemeenen witten breeden dwarsband die zwart gevlakt is. Op de onderzyde Fig. 4. D. is de kop en het lyf vuil wits De grond der vleugelen vuilgeel en de witte dwarsband op de bovenzy- de veroorzaakt dat de bruinagtige geele kleur hier meerder wit doorfchynt; De geheele vlakte van deze zyde is met donkerbruine vlakken bezet, en de zwarte agterrand der ondervleugels heeft eene rey van witte ronde vlak- ken. Men vindt ze te Sierra Leona. PraarT XXVL Fig. 1. Omrnare. Deze groo- te ongeoogde Nymph-kapel heeft zwar- te fpricten, de kop en ’t lyf zyn bruin en de oogen purperrood; De grond- kleur der vleugelen is bruin, doch op ’t midden byna zwart met eenen paarsch- kleurigen weerfchyn, de blaauwe kleur by en aan de witte band-n en vlakken is fatynagtig glanzig; De binnenranden der ondervleugels zyn met lange bruine hairen voorzien. Op de onderzyde, Fig. 1. A. is de heerfchende kleur bruin, met dergelyke bandswyze vlak- ken als op de bovenzyde der vleuge- DESCRIPTION pr eff comme le corfelet & l'abdomen d'un brun-obcur € pointillé de blanc. Le fond des afles ef? brun-obltur, avec une bande transverfale commune blanche & large, tachetée de noir. En-desfous de la Fig. 4. D. la tête € le corps font d'un blanc Jéle; le fond des aîles ef} d'un je- aune fûle €? la bande transverfale blanche du desfus caufe que la couleur jeanne bru- nâtre perce ici plus fortement en blanc. Toute cette furface ef? couverts de taches brunes obfcures, € le bord noir posté rieur des aîles inférieures ef? pourvu d'une raye de taches rondes blanches. On le trouye à la Sierra Leona. PLAN CHE NUE Fig. 1. OMPHALE. Cette grande Nymphe aveugle a des antennes noires. La tête & le corps font brunes & les yeux d'un rouge de pourpre. Le fond des aîles ef? brun, maïs vers le milieu prèsque noir, avec un châtoyant de couleur violet. La couleur bleue près & fur le bandes & les taches, ef? d'un [atiné luifant. Les bords intérieurs des afles inférieures font garnis d'un poil long & brun, avec de femblables taches en forme de bandes, com- me fur le desfus des afles. Les ourlets des bords postérieurs font compofés d'un poil court, © les veines des aîïles font fort UITLANDSCHE RUPSEN enz. len, de zomen der agterranden beftaan uit korte hairen, en de vleugeladeren zyn bezonder dik en kennelyk in deze Kapel. Zy is van het Molukkifche Ei- land Æmboina afkomftig en berust ne- vens alle op deze Plaat afgebeelde voor- werpen, in de Verzameling van den Heer L. F. HoLTrUIseEn. Fig. 2. MessariNA De fprie- ten zyn zwart, de kop, het lyf en de grondkleur der vleugelen is donker- bruin; Over het midden der vleugelen is een breede vuilgeele dwarsband ge- plaatst en naar de tippen der bovenvleu- gels een langwerpig ronden van dezelf- de kleur. De onderzyde kan by Fig. 2. B. befchouwd worden, en ik zal hier alleen maar by voegen, dat de baard- fprietjes daar wit zyn en de zuiger zwart; De borst is bruin met witte ftippen en de voorfte pooten kort, zonder nagels en dierhalven tot loopen onbekwaam ; Zy behoort onder de ongeoogde Nymph- kapellen en is door den Heer VAILLANT op deszelvs Reizen aan de Kaap de Goede Hoop naar het Land der Caffers ont- dekt en van daar mede gebragt. Fig. 3. Nereis. De vleugelen van deze Kapel zyn eerder met zeer korte hairtjes , dan met zogenaamde fchubbetjes bedekt, en doorfchynend ; CRE NDPLIES tre 135 épaisfes € perceptibles dans ce Papillon. ll ef} de l'Isle Molucque Amboine € fe trouve avec toutes les autres Figures de cette Planche, dans la colleêtion de Mon- Jieur L. F. HoLTHUISEN. Fig. 2. MerssarrNa. Les anten- nes font noires. La tête, le corps & le fond des aîles ef} d'un brun-obfcur, fur le milieu des aîles ef} placée une bande trans- verfole d'un jeaune-fûle, & vers les ex- trémités des aîles fupérieures une bande femblable ronde oblongue de la même cou- leur. — Le desfous peut fe voir dans la Fig. 2. B. € f'ajouterai feulement ici, que les antennules y font blanches € la trompe noire. La poitrine eff brune avec des pointilles blanches, € les pattes anté- rieures font courtes, fans onglets, € par confequent incapables pour marcher. I appartient aux Nymphés aveugles, € a été decouvert par Mr. VAILLANT, dans fon voyage au Cap de bonne Esperance: vers le Pais des Caffres € conduit dans notre Patrie: — Fig. 3. Nereis. Les afles de ce Papillon font plutót couvertes d'un petit pol, que de foit-difans petites écailles €? transparentes, parfaitement comme Se 126 BESCHRYVING van eveneens als de vleugelen der Pap. Pie- ra * Pireta * * en Philis f. De fprier ten zyn bruin; de oogen bruinrood, de kop en het lyf graauw; De bovenvleu- gels hebben aan beide zyden dezelvde graauwe kleur met eenen aschkleurigen dwarsftreep. De ondervleugels zyn op ’: midden naar de gewrigtten graauw , met twee bruine dwarsftreepen, voorts eenen witten driehoekigen vlak; Het overige gedeelte derzelven is bruinagtig oranjekleurig, met twee groote en een kleiner zwarte oogswyze vlakken, die alle eenen witten ftip in ‘t midden heb- ben; De randen dezer vleugels zyn don- kerbruin, getand en nevens de boven- vleugels hairig gezoomdt. De onder- 2yde is overeenkomitig met de hier af- gebeelde bovenzyde, behalven dat de graauwe kleur op het midden der boven- vleugels aldaar vuilgeel is : de voorfte pooten zyn kort en zonder nagels. Vol- gens de verdeeling van den Ridder LiNNé en Profesfor Fagricius, zou dezelve nevens de drie voornoemde on- der de Meliconii of Parnas- kapellen be- hooren, maar ik plaatze dezelven te ge- lyk met de Pap. Philoéttetes | en Lena $ onder het gezin der geoogde Nymphen. De hier afgebeelde wordt te Rio Faneyro op de Kust van Brafilien gevonden. DESCRIPTION pr les afles des Pap. Piera * Pireta * * £2 Philis +. Les antennes font brunes ; les veux rouges brunêtres; la tête & le corps minimes. Les deux furfaces des aîles Jupérieures ont la même couleur minime, avec une raye transverfale cou- leur de cendre. Les afles inférieures font fur le milieu, vers les jointures, de couleur minime avec deux rayes trans- verfales brunes. Au reste une tache blan- che triangulaire. Le reste de ces aîles ef? de couleur d'orange brunûtre, avec deux grandes taches € une plus petite noires ocillées, qui ont toutes dans leur milieu un point blanc. Les bords de cos afles fupé- rieures, ourlées de poil. — Le des/ous resfemble parfaitement à la furface fupé- rieure qui fe repréfente ici, à l'exception que la couleur minime fur le milieu des af- les Jupérieures y font d'un jeaune fûle. Les pattes antérieures font courtes €? fans onglets. D'après la Divifion [ystématique de Monficur LinNaus & Monfieur le Profesfeur Farricius, il appartien- droit, avec les trois fusmentionnés, parmi les Heliconii ou Mufes; mais je les pla- ce, avec les Papillons Philoéthetis | & Lena $, parmi la Famille des Nymphes à yeux. Celui que nous repréfentons ici, Je trouve à Rio Janeyro, /ur la côte du Brafil. UITLANDSCHE RUPSEN znz. Drury, Inf. Tom. 3. pag. 48. PI. 35. Fig. 2, 3. Pap. Nereis. Het Wyfje. * Cramer, Uit). Kapellen. Tom. IV. -Pl.eor. Fig. D, E.* £ Plars. À. 7 PA 387. E. L Tom. A, Pl.20. Fig..A, B, C 6, Tom. IL PJ, 198. D. LE. Fig. 4. OPHron, De kop en het }yf van deze Dikkop- kapel zyn bruin; De fprieten zwart en de oogen bloed- rood; De grondkleur der bovenvleugels is Zwartagtig bruin, met donkerblaauwe glanzige banden en ftreepen en witte glasagtige doorfchynende ftippen op de bovenvleugels. De onderzyde by Fig. 4. C. onderfcheid zig daar door, dat de kop en het lyf met de ondervleugels, daar vuilwit zyn en eene rei van zwarte vlakken en bruine agterranden hebben. Men vindt ze te Sierra Leon in Afrika. Pet AT XXVIE Fig. 1. Arcus. De fprieten van deze zeldzaame en langgeltaartte Nagt- kapel zyn donkerbruin en fterk ge- pluimd; de zuiger is niet zigtbaar; de oogen bruinrood. Het borstftuk , ’t lyf en de vleugelen hebben eene bruinag- tige vleeschkleur met graauwe hairtjes doorweven; op het midden der vleuge- CHENILLES kre, xe7 Drury, Inf Tom. 3. pag. 48. PI. 35. Fig. 2, 3. Pap. Nereis. La Fe- melle. * CRAMER, Pap. Exot. Tom. IM Ploeg. Big-D, E. ** Pl aug: Aat Bl-897. Eed Tom l. Plae Fig. A, B, C. $. Tom. lij. FL,198, DD: Fig. 4. Opmion. La tête € le corps de ce Plebeien font brunes ; les antennes noires € les yeux incarnats, Le fond des afles fupérieures ef} d'un brun noirâtre, avec des bandes, € des rayes bleues obfcures €} luifantes, © des poin- tilles blanches vitrées transparentes fur les aîles fupérieures. Le desfus de la Fig. 4. C. Je diftingue par ce que la tête & le corps, avec les afles inférieures, y font d'un blanc Jüle € ont une raye de taches noires € des bords extérieurs bruns. On le trouve à la Sierra Leona en Afrique. PLANCHE NXVIE Fig. 1. Arcus. Les antennes de cette rare Phaléne à queue longue font d'un brun-obfcur & fortement plumacées. La trompe n'est pas vifible. Les yeux font d'un brun rouge. Le corfclet, le corps € les afles ont une couleur de chair brunâtre , tisfu d'un petit poil minime. On trouve fur le milieu des aïles quatre reg BESCHRYVING van len vindt men vier geelagtige witte door- fchynende oogswyze vlakjes de breede einden der ftaartten aan de ondervleugels hebben eene roomkleur. Op de onder- zyde is de kop, het Iyf en de pooten bleekgeel , doch de vleugelen zyn in kleur nog vlakken, niet onderfcheiden met de bovenzyde derzelven. Zy be- hoort nevens de Phal. Senniramis en Lu- naonder de fpiegeldraagers , en isin Afri- ka by Sierra Leon op het Eyland Banana gevangen; berust nu nevens de overige hier op deze Plaat te vinden af beeldin- gen, in de ryke Verzameling van den Heer L. F. HoLTHUISEN. Drury, Inf. Tom. 3. pag. 39. Fig. 1. Fasrrcrus, Spec. Inf. Tom. 2. pag. 170. #0. 17. Îdem mantisfa, Tom. 2, Pag. 109, 10. 19. Fig. 2. PrLarca De fprieten van deze geoogde Nymph-kapel, zyn bruin, de knoppen aan dezelven don- kergeel, de kop en de baardfprictjes donker orenjekleurig; het borstftuk en agterlyf is bruin , doch met aschkleurige hairen bedekt. Het zal niet nodig zyn om hier eene breede omfchryving van de kleuren en de tekening der vleugelen te geven, dewyl die genoegzaam in ’t oog vallen; alleen moet ik aanmerken, dat de blaauwe ftreepen en flippen glan- DESCRIPTION pr petites taches jeaunûtres blanches trans. parentes € oeilldes. ‘ Les extrémités Jar. ges des queues des afles inférieures ont une couleur de crême. En-desfous, la tête, le corps € les pattes font d'un jeanne pâle ; mais les afles ne different, ni pour la cou- leur, ni pour les taches, de la furfoce Jupérieure.- Elle appartient , avec les Phal. Semiramis & Luna, aux Phal. At. tac. € a été prife en Afrique, près de - Sierra Leona , dansV'isle Banana € fetrou- ve actuellement , avec les. autres Figures de cette: Planche dans la riche colle&ion de ML: HOLTHUISENs: Drury, Inf. Tom. 3. pag. 39. Fig. 1. Fagricius, Spec. Inf. Tom. 2. pag. 170. no: 17. Idem Mantisfa, Tom. 2. -pâg. 109: no. 19. — Fig. 2. PELARGA Les antennes de cette Nymphe à yeux, font brunes. Les boutons en font jeaunes obfcures. La tête & les antennules couleur d'orange obfture. Le corfelet & l'abdomen font bruns, mais couvert d'un poil couleur de cendre. ne fera pas néces/aire de donner ici une ample defcription des couleurs & du desftin des aîles, puis que tout cela s'appercoit asfez à l'oeil. ‘fe remarque feulement que les rayes € les pointilles blanches, font lui- Jantes & que les bords postérieurs des afles UITLANDSCHE RUPSEN enz. zig, en de agterranden der vleugelen, eenen hairigen zoom hebben. De grondkleur der onderzyde, Fig. 2. A. is bleek bruinrood, met donkere ftree- pen en golfswyze dwarsbanden; Aan de randen of byna op ’t midden is een rey van kleine oogswyze vlakjes ge- plaatst, welke allen een bleekblaauwen {tip in ’t midden hebben. De afbeel- ding welke de Heer Drury van deze Kapel heeft gegeven is in veele opzig- ten merkelyk van ons voorwerp onder- fcheiden; Welligt was die van zyn Ed. . een Mannetje, want onze afbeelding is naar een Wyfje genomen: in gedaante heeft dezelve veele overeenkomst met de Pap. Leodice * maar de kleuren zyn veel van elkander onderfcheiden. Daury, inf. Tom. 3. pag. 35. PI. 27. Fig. 1, 2. FaBricius, Mantisfa inf. Tom. 2. pag. 57. no. 559. * CRA- MERS Ur. Kap. Tom. IL. Pl 138. Bie GH. Fig. 3. Arrr. De fprieten zyn zwart; De kop en ’t lyf zyn met don- kerblaauwe glanzige hairen bedekt. De oogen hebben eene bruinroode kleur ; De vleugelen zyn fchoon donkerblacuw met lichtblaauwe dwarsftreepen , en een fraaijen weerfchyn; naar maate men de kapel naar het licht keert, verandert CHENILLE STE, | 129 ont un ourlet vélu. Le fond de la furface inférieure, Fig. 2. A. ef} d'un brun-rou- ge pôle, avec des rayes obfures €? des bandes transverfales ondées. vers les bords, ou prèsque fur le milieu, fe voit. une raye de pctites taches ocillées, qui ont toutes dans leur milieu une pointille de bleu pâle. La repréfentation que Mr. Drury a faite de ce Papillon, fe dis- tingue à beaucoup d'égards de la notre. Peut-être le fien étoit-il un Mâle, car notre Figure repréfente une . Femelle. Pour la forme il resfemble beaucoup au Pap. Leodice *, mais les couleurs varient. vifidlement. — 1. Drury, Inf. Tom. 3. pag. 35. Pl-27. Bisel 2 Fagricius, Mantisfa Ie Mlonm-2-#prc 07 no Sons CRAMER, Pap. Exot. Tom. II. Pl, 1138. bien GE Fig. 3. Arrr. Zes antennes font noires. La tite € le corps font couverts d'un poil bleu-pâle luifant. Les yeux ont une couleur rouge-brunûtre. Les afles font d'un fuperbe bleu-obfcur, avec des rayes transverfales bleues claires, & un beau reflet ; Sclon la pofition du Pa- pillon contre le jour, ce reflet Je change au 130 BESCHRYVING van dezelve in fchoon hemelschblaauw of in purperkleurig bruin: de randen zyn zwart met wit gezoomd en met zwarte hairtjes bezet. “Op de bovenvleugels ziet men zes witte vlakjes welke op de onderzyde dezelvde plaats beflaan, eg- ter in ’t minfte niet doorfchynend. Op de onderzyde, Fig. 3. B. zyn de Baardfprietjes, de borst en de Pooten vuilgeel, en de vleugelen merkelyk onderfcheiden van de bovenzyde. Zy behoort onder de geoogde Nymph-ka- pellen, en wordt te Sierra Leon in Aj- rika gevonden. Drury, Juf. Tom. 3. pag. 49. PI. 20. Fig 2. Fig. 4. ArceNissa. Deze be- hoort onder de vierpootige en ongeoog- de Nymph-kapellen. De kop en ’t lyf zyn donkerblaauw; De grondkleur der vleugelen is zwart met donkerblaau- we glanzige dwarsftreepen en banden. De onderzyde van het lyf en de vleu- gelen, Fig. 4. C. is vuil donkergroen met bruine banden, ftreepen en vlak- ken; De ondervleugels zyn aan de bin. nenranden Staalkleurig, de agterranden rond, effen en ongezoomd. Zy is in het Land der Cuffers gevangen. DESCRIPTION. DÉ en bel a-ur ow en brun couleur de pourpre. Les bords font noirs, ourlés de blanc, EP. couverts d'un petit poil noir. On voit fur les aîles fupérieures fix petites taches blanches, qui occupent la même place fur les Inféricures, quoique nullement trans- parentes, Sur le desfous, Fig 3. B. les antennules, la poitrine @ les pattes font d'un jeanne fale, € les afles y va- rient vifiblement de la furface fupcricure. Elle appartient aux Nymphes à yeux & fe trouve à la Sierra Leona en Afrique. Drury, Inf. Tom. 3. pag. 49. PL. 36. Fig. 1 2. ÄRGENIssA. Celle-cts Tetrapedes € aux Nymphes aveugles. La tête & le corps font dun bleu-pâle. Le fond des afles eff noir, avec des rayes transverfales bleues obfcures Wifantes @ des bandes femblables. Le desfous du corps & des aîles, Fig. 4 C. ef? d'un vert-obftur Jale, avec des bandes, des rayes & des taches brunes. Les afles inférieures, enn desfous ont à leurs bords intérieurs, une couleur d'acier. Les bords extérieurs font ronds, unis € fans ourlets. Elle a été prife au Païs des Caffres. Fig. 4. appartient aux UITLANDSCHE RUPSEN enz. Fig. s. Curysrarris. Dit fraaije Nast - kapelletje heeft draadvormige fprieten en eenen gekrulden zuiger. Het Iyf is wederzyds vleeschkleurig en glanzig; De pooten zyn zeer lang; De vleugelen hebben een fchoonen paarle- moeragtigen weerfchyn en de witte ban- den en vlakken zyn doorfchynend. Zy behoort onder de Lichtvliegers, Phal. Pyrales, en wordt aan de Kaap de Goe- de Hoop gevonden. BEENAMA ce OND Fig. 1. Menriepr. De Heer Drv- Ry heeft in het Derde Deel zyner J//4- ffrations of Natural History, op de 13% Plaat, Fig. 35 4-- het Wyfje van deze Parnas-kapel afgebeeld; Hier geven wy nu het Mannetje derzelve, het welk egter min of meer in tekening op de vleugelen met de andere fexe is onder- fcheiden. De fprieten zyn zwart, de kop en het borstftuk benevens het voorfte gedeelte van ’t agterlyf is Zwart; Alleen ziet men op den kop en *t bor- ftuk tien witte flippen; Het agterfte gedeelte van ’t lyf is bruingeel. De bovenvleugels hebben eene bruine grondkleur met flaauwe donkerbruine dwarsbanden, en naar de agterranden donkergeel gevlakt; De ondervleugels _jeaune-brunâtre. CHENIELES Eve 431 Fig. 5. CurysiaLis. Cette belle petite Phaléne a des antennes filiformes € une trompe roulée. Les deux furfaces du corps font couleur de chair > luifans. Les pattes font fort longues. Les afles ont un beau chatoyant gris de perle, & les bandes avec les taches blanches font transparentes. Elle appartient, aux Phel. Pyralis & fe trouve au Cap debon- ne Espérance. — PE AeNse rine MOON Fig. 1. Menrerr. Monfieur Dru- Rya repréfenté la Femelle de cette Mufe, dans la troifieme Partie de fes Uluftrati- ons of Natural History, PI. 13. Figs 3» 4 Nous en donnons ici le Mále, qui varie cependant tant Joit peu de l'autre fexe, dans le desfèin des afles. Les ans tennes font noires. La tête & le corfelet ; avec la partie antérieure de l'abdoïnen „ font noirs. On voit Jeulement fur la tête € fur le corfelet dix pointilles blanches. La partie postérieure du corps ef} d'un Les aïles fupérieurcs, ont-un fond brun, avec des bandes trans- verfales d'un brun obfcur & foible, & elles font tachetées de jeaune-obfcur vers les bords extérieurs. Les jointures des aîles inférieures font noires, € pour le AREA 132 BESCHRYVING van zyn aan de gewrigten zwart, voor ‘t overige geclagtig rood, met Zwarte vlakken en flippen. Op de onderzyde, Fig. 1. A. zyn de baardfprietjes geel, de Borst en pooten zwart en ’t agterlyf geel; De vleugelen onderfcheiden zig daar zeer aanmerkelyk van de boven- zyde, gelyk zulks de af beelding aan- wyst. Deze Kapellen worden te Sierra Leon en byna op de geheele Kust van Guinea in Afrika gevonden, berust in de verzameling van den Heer L. F. HoLTHUISEN. Fig. oe. EverinA Heeft zwarte fprieten. De kop, het lyf en de grond- kleur der vleugelen is donkergroen en eenigermaaten glanzig; een bruine groenagtige geboogen band loopt dwars over de vleugelen, en een bloedroode vlak is naby den buitenrand der boven- vleugels, tusfchen twee bruine ftreepen geplaatst. De zagte kleuren en teke ning op de onderzyde is, by Fig. o. B. genoegzaam te ontdekken, Zy behoort onder de vierpootigen en ongeoogde Nymph-kapellen , word in Bengalen gevonden en berust in het Kabinet van den Hoogwelgeb. Heere Raije van Breukelerwaerth. Fig. 3. Perirra. Deze ongcoog- de Nymph-kapel behoort onder die DESCRIPTION pr reste elles font d'un rouge jeaunâtre, avec des taches €? des pointilles noires, fur le desfous, de la Fig. 1. A. Les antennu- les font jeaunes. La poitrine € les pat- tes noires € l'abdomen jeaune. Les afles y varient confidérablement de la furface Jupéridure comme la Figure montre claire- ment. _ Ces Papillons fe trouvent à la Sierra Leon € prèsque fur toute la côte de Guinée en Afrique @ celui-ci fe trou- vent dans la colleêtion de M. L. F. HoLTHUISEN. Fig. 2 EveLina. Célui-ci a des antennes noires. La tête, le corps & le fond des aîles ef? d'un vert obfcur @ tant foit peu luifant. Une bande brune ver- dâtre €} courbée s'étend à travers des af= les, & une tache incarnate fe voit près du bord extérieur des afles fupérieures , placeë entre deux rayes brunes. Les cou- leurs douces & le desfein de la furface inférieure S'apperçoit clairement dans la Fig. 2 B. Il appartient aux Nymphes aveugles € Tetrapedes, fe trouve à Bengale € dans le cabinet de Mr. Raye van Breukelerwaerth. Fig. 3. PETiLiA Cette Nymphe aveugle appartient à ces efpeces, qui ont UITLANDSCHE RUPSEN enz. foorten, welke reets in het groote Ka- pellen-werk , onder de benaamingen van Melanippus, * Plexippus * * en Chryfippus + zyn afgebeeld. De on- derzyde is weinig onderfcheiden met de bovenzyde, alleen zyn de aderen der ondervleugels aldaar meerder zigtbaar en zwarter. Ik heb deze foort eenige maalen van Samarang op de noordoost- kust van aa en ook uit China ontvan- gen, doch deze was van de kust Coro- mandel, en bevindt zig in het laatstge- noemde Kabinet. * CRAMER) Uil. Kap. Tom. 2. PJ. Bueren. CE Jom: 2, Placé. B Pen D: Fig. 4. PLacrpia De fprieten van deze vierpootige Kapel zyn zwart; De kop en t Iyf bruin en met bruingee- le hairtjes bedekt; De vleugelen heb- ben eene donkere bruine geelagtige kleur, waarop naar maate men het Infeét naar het licht houdt, een paarschkleurigen weerfchyn zig vertoont. Op de onderzyde, Fig. 4. C. is het lyf en de vleugelen groenagtig olyf kleurig , zonder eenige andere tekening, dan dat de aderen en randen eene donkere bruin- groene kleur hebben. Men kan dezel- ve onder de ongeoogde Nymphen plaat- CHENILLES ere. r33 déjà été repréfentées dans le grand ouvra- ge de Mr. CRAMER, fous les dénomina- tions de Menalippus * Plexippus * * € Chryfippus f. Le desfous fe distingue fort peu du desfus , tandis que les veines des afles inférieures y font plus vifibles & plus noires. Fai fouvent reçu cette efpece de Samarang , fur la côte feptentrionale de Java, @& de la Chine mais celui-ci ef} de la côte de Coromandel @& fe trouve au cabinet [usmentionné. * CRAMER» Pap. Exot Tom. 2. PI. ris Lie, Ce Tom: 3. Pleo E, F & D. Fig. 4. Pracripra. Les antennes de ce Papillon Tetrapede font noires. La tête € le corps ont une couleur brune €} font couvertes d'un petit poil brun - jeau- nâtre. Les afles ont une couleur brune obfcure jeaunâtre , [ur la quelle Je pré fente un chatoyant violet, felon la pofition de l’Infebte contre la lumiere. Sur le desfous de la Figure 4. C. le corps & les: afles font d'une couleur d'olive verdâtre fans aucun autre desfein ; tandis que les veines € les bords ont une couleur obfcure brune verdâtre. On peut le placer au: rang des Nymphes aveugles. Sa Patrie: T 3 134 BESCHRYVING van fen. Haar vaderland is het Eyland Amboina, en bevindt zig in het even- gemelde Kabinet. PEAT. AN Fig. 1. Crnra. Deze vierpoo- tige ongeoogde Nymph-kapel heeft den kop en het lyf paarschkleurig; Op het borstituk ziet men eenige witte ftip- pen geplaatst. De fprieten zyn zwart: de grondkleur der vleugelen is zwart; Op de bovenvleugels is een groote vuil- geele vlak en op het midden der onder- vleugels een grooter van dezelvde kleur, welke het agterlyf omvat: voorts Zyn op ieder bovenvleugel agt witte vlakken verfpreid ; Dergelyken ziet men ook aan den agterrand der on- dervleugels, welke aldaar tusfchen ieder ader twee aan twee geplaatst en een foort van band ui maaken, Op de on- derzyde by fig. 1. A. is de kop en de borst bruingeel; De pooten en ’t agter- Iyf bruin, de bovenvleugels, op ’t midden zwart, de tippen derzelven als mede de grond der ondervleugels zyn donker en licht bruingeel met witte vlakken, byna eveneens getekend als de bovenzyde. De Heer VAILLANT heeft deze nevens de naastvolgende in het Land der Ceffers ontdekt en dezel- DESCRIPTION pr ef? l'Isle d'Amboine @ on Je trouve an Cabinet Jusmentionne. PLAN CHE XNA Fig. 1. CENEA La tête € Le corps de cette Nymphe aveugle à quatre pieds, font d'une couleur violet, On voit fur le corfelet quelques pointilles blanches, Les antennes font noires. Le fond des aîles ef} noir. Sur les afles fupérieures ef? ee une grande tache d'un jeaune Jale, € [ur le milieu des aîles inférieures une tache plus grande de la même cou- leur, qui environne l'abdomen. Au reste on voit fur chaque afle fupérieure, aîs- perfé huit taches blanches. On en apper- çoit de femblables vers le bord extérieur des afles inférieures, qui y font placées, deux à deux, entre chaque veine & 7 forment une efpece de bande, Sur le des- fous de la Fig. 1. A. la tête @ la poitri- ne font d'un jeaune brunétre. Les pat- tes € l'abdomen font bruns. Le milieu des afles fupérieures, ef? noir, Leurs extrémités, comme le fond des afles infé rieures font d'un brun- jeaunâtre obfcur € clair € ont des taches blanches, à peu près du même desftin de la furface Jupérieure, Monfiur VAILLANT & découvert celui-ci avec le fuivant, au UITLANDSCHE RUPSEN enz. ve is daar door in de verzameling van den Heer L. F. HoLTHUISEN ge- komen. Fig. o. Eerrrra. Deze behoort mede onder de ongeoogde Nymphen , en gebruikt maar vier pooten om mede te loopen, zynde de twee voorften kort en zonder nagels; De kop en ’t lyf zyn paarschkleurig , de heerfchende kleur der vleugelen is zwart met vuil geele vlakken en vyf witte flippen aan den agterrand der bovenvleugels, als mede zeven dergelyken aan den hals en kop. Op de onderzyde, Fig. 2. B. is het lyf bruin met witte ftippen. De pooten grys. De grond der vleugelen is don- kerbruin en byna met dezelfde vuilgee- le vlakken getekend als by Fig. 2. eg- ter met deze uitzondering dat hier de agterranden met twee reijen wite ftip- pen gefierd zyn. De vleugelranden zyn gelyk die van Fig. 1. merkelyk getand of uitgefneden. Zy is gelyk ik voor- heen gemeld heb, in het Land der Caf- fers gevangen en berust nu met de twee volgende foorten in de Verzameling van den Heere L. F. HOLTHUISEN. Fig. 3. Lysannra. Heeft brui- ne fprieten die aan ’t einde der knop; en geel zyn, de grondkleur der bovenzyde VOHENELLES ETS 485 Païs des Caffres, € il a Cté transporté dans la colleêtion de Monfieur L. F. HoLTHUISEN. s Fig. 2. EcHERtTA. Celui-ci appare tient pareillement aux Nymphes aveugles €? ma que quatre pattes ambulantes ; les deux antérieures étant courtes € fans on- glets. La tête & le corps font de couleur violet. La couleur dominante des afles ef? noire, avec des taches d'un jeaune fûle & cinq pointilles blanches an bord extérieur des aîles Jupérieures, © avec fept poin- tilles femblables à la nuque & à la tête. Sur la desfous, de la Fig. 2. B. le corps ef? brun, avec des pointilles blanches. Les pattes font minimes. Le fond des afles eff d'un brun obfcur, € à peu près des- finé des mêmes taches jeaunes [ales, com- me la Fig. 2. cependant avec cette excep- tion, qu'ici les bords extérieurs font ornés de deux rayes de pointilles blanches. Les bords des aîles font , comme ceux de la Fig. 1. vifiblement dentelées ou découpées. Na été pris, comme je Vai déjà rémar- qué, au Païs des Caffres, & Je trouve aËtuellement , avec les deux efpeces fuivan= tes, dans la colleêtion de Mr. L. F. HoLTHUISEN. Fig. 3. LysaNDRA. Celui-ci & des antennes brunes, dont les extrémités des masfes font jeaunes. Le fond de la 136 BESCHRYVING van is bruingeel met donkerbruine ftreepen aan de buitenranden, en twee reijen van naast elkander geplaatfte bruine vlak- ken, maaken ook zo veele banden aan de agterranden der vleugelen. Op de onderzyde, Fig. 3. C. is de kop en ’t lyf met den buitenrand der ondervleu- gels, vleeschkleurig; de buitenranden der bovenvleugels zyn met witte ftree- pen en bruine afgebrooken dwarsban- den getekend: aan de agterranden ziet men een rey van kleine oogswyze ftip- pen en op ’t midden der ondervleugels een grooter bruine ftip en eenen witten ring, boven denzelven een wit geboo- gen ftreepje, ’t welk, wanneer men de Kapel met den kop naar zig toe keert, eene aartige gedaante veroorzaakt. De voorfte pooten zyn kort, eveneens als alle der geoogde Nymph-kapellen. Zy is van Sicrra Leon in Afrika. Fig. 4. Jore. De kop, het lyf en een gedeelte der vleugelen naby de gewrigtten is donker oranjekleurig, de fprieten zwart en de oogen bruin; het overige gedeelte der vleugelen is zwart met een paarfchen weerfchyn , die naast de oranjekleur; byzonder op de boven- vleugels fchoon blaauw zig vertoont. Op de onderzyde, Zig. 4. D. is den kop en de borst geel, de pooten bruin, DESCRIPTION pe. Surface Jupérieure ef} d'un- jeaune brun, avec des rayes brunes obftures aux bords extérieurs, € deux rangées de taches bru- nes placées l’une à côté de l'autre, forment pareillement tant de bandes aux bords pos- térieurs des aîles. Sur le desfous, Fig. 3. C. la tête €) le corps, avec le bord ex- térieur des afles inférieures, font cou- leur de chair. Les bords extérieurs, des afles Jupérieures font desfinés de rayes blanches € de bandes transverfales brunes decoupées. On appergoit aux bords pos- térieurs une rangée de petites pointilles oeillées, @ fur le milieu des afles infericu= res une pointille brune plus grande dans un anneau blanc, & au desfus de lui une raye blanche courbée, qui fait une fingu- liere figure, lors qu'on tourne le Pañallan avec la tête devant nos yeux. — Les paites antérieures font courtes, comme celles de toutes les Nymphes à yeux. — I eff de la Sierra Leona en Afrique. Fig. 4. Jore. La tête, le corps € une partie des aîles, vers les jointures, ef? d'une couleur d'orange obfcure. Les antennes font noires & les ye.x bruns. Le refte des afles ef} noir, avec un chatoyant violet, qui fe prefente, à côté de la cou- leur d'orange, particulierement fur les af- les Jupéricures, comme un beau bleu. Sur le desfous, de la Fig. 4. D. Ja tête & la poitrine font jeaunes. Les pattes font UITLANDSCHE RUPSEN ENz. en op den bruinrooden grond der vleu- gelen heerscht een purperkleurigen weer- fchyn, ’t welk gevoegd by de golfs- wyze en andere ftreepen, als mede de rey van kleine oogswyze vlakken aan de randen der vleugelen een fraay aanzien heeft. Zy behoort onder de Griekfche Ridder -kapellen en wordt op het Eiland Sfamaiqua gevonden. B ACAT UN XX. Fig. 1. Marius. Deze Griek- fche Ridder-kapel is het Wyfje van het in CRAMER, Uitlandfche Kapel- len-werk, Zom. Il. PJ. 200. Fig. D, E. afgebeelde Mannetje; de bleek- blaauwe flippen aan de tippen der bo- venvleugels en aan den agterhoek der ondervleugels, ontbreeken aan de Man- netjes, in tegendeel hebben die aan de zyden der agterranden, op de onder. zyde, twee golfswyze blaauwe ftree- pen, welke hier by Fig. 1. A. maar eenigermaaien en zeer flaauw zyn te zien. Dit Wyfje is op het Eiland Famaiqua gevonden ‘en berust met de overigen hier afgebeelden in de verza- meling van den H.L. F. HoLTHur- SEN. Fig. a. Sarno. De kop en het lyf, als mede de helft der bovenvleu- CHENILLES rra 137 brunes, € fur le fond brun-rouge des aîles domine un chatoyant couleur de pour- pres ce qui, joint aux rayes ondées € autres, comme à la rangée de petites taches oeillées aux bords des afles, produit un bel aspett. Il appartient aux cheva- liers Grecs @ Je trouve dans l'Ifle de la Jamaïque. B DUANE CNN Fig. 1. Marius. Ce chevalier Grec ef? la Femelle du Môle que nous ayons repréfenté dans VOuvrage de Mon- fieur CRAMER, Pap. Exot. Tom. IL PI. 200. Fig D,E. Zes pointilles bleues pôles aux extrémités des aîles fupérieures € aubout postérieur des inférieures, ne Je trouvent point dans les Müles. Ceux-ci ont au contraire, aux côtés des bords pose térieurs, en-desfous, deux rayes bleues ondées, quine s'appercoivent ici, dans la Figure 1. A. que très foiblement. Cette Femelle a été trouvée dans l'Ifle de la Jamaïque EP avec tous ceux qui Jont Fe= préfentés ici, elle fait partie du cabinet de Monfieur L. F. HoLTHUISEN. Fis. 2. Sarno. Za tête © le corps, comune la moitié des afles fupericu- V 138 BESCHRYVING van gels met de ondervleugels zyn ftaal- blaauw en weerfchynend, het overige der vleugelen is niet onderfcheiden van de onderzyde derzelven, Fig. 2. B. alwaar de geheele grondkleur donker- bruin is, met eenen witten dwarsband en vlak over de bovenvleugels en bree- den witten agterrand aan de ondervleu- gels, ook ziet men hier agt ftraalswyze geplaatfte roode ftreepen naby de ge- wrigtten. Zy behoort onder de Par- nas-kapellen en wordt op het Eiland. Famaiqua gevonden. Drury, Inf. Tom. 3 pag. SA. PI. 38. Fig. 4. Fis. 3 Irene. Op de hier ever te vooren aangehaalde Plaat van Drury, vinde men by Fig. r. de afbeelding van deze Kapel „ welke egter niet naauwkeurig met de myne overéen- komt; Ik heb deze afbeelding naar een. voorwerp uit de verzameling van den Heer HoLTHUISEN doen maaken. De fprieten de kop en ‘t Borstituk zyn zwart; De kop is met zes witte flippen gefiert en het Borstftuk heeft een geelen ftreep in ’t midden en twee fchuinfe van dezelfde kleur over het zelve; het ag- terlyf is van boven bruin doch onder geel. De grondkleur der bovenvleu- gels is zwart met drie flraalswyze don- DESCRIPTION pr res: avec les aîles inférieures font d'un bleu d'acier € d'un reflet luilant. Le reste des afles ne differe en rien de leur Jurface inférieure, Fig. 2. B. ou tout le fond eft d'un brun obfcur , avec une bande transverfale € une tache blanche fur les aîles fupérieures € un bord extérieur large blanc aux aîles inférieures. On voit ici parcillement dix rayes rouges en forme de rayons, placées vers les jointures. I} appartient aux Mufes €? fe trouve dans: l'Ifle de la Jamaïque. Drury, Inf. Tom. 3. pag. 54. PL 38 Fig. 4. Fig. 3. IRENE. Sur la Planche fusmentionneé de Drury, Fig. 1. ef repréfenté ce Papillon que nous avons devant nous, € quì neft pas entierement resfemblant au mien. ai fait desfiner celui-ci d'après un objet de la collection de Monfieur HoLTHUISsEN. Les anten nes, la tête @ le corfelet font noirs. La tête eff ornée de fix pointilles blanches & le corfelet a une raye jeaune au milieu deux autres traverfes de la même couleur par desfus. Le desfus de l'abdomen eff brun, mais le desfous eff jeaune. Le fond des aîles fupérieures ef} noir, avec: trois rayes en forme de rayons de couleur » jeaune -obfeure à keurs jointures. € deux UITLANDSCHE RUPSEN rnz. kergeele ftreepen aan de gewrigtten en twee vlakken van dezelfde kleur naar den binnenrand; De overige vlakken zyn zwavelgeel: de ondervleugels heb- ben eene donkere Oranjekleur met eene groote en kleine zwarte vlak en twee geele geboogen ftreepjes ; De agterran- den zyn zwart en met wit getand, maar de buitenranden zyn met lange hairen voorzien. De onderzyde, Fig. 3. C. is byna eveneens getekend en gekleurd, behalven dat de ftraalswyze ftreepen aan de gewrigtten hier langer en de ag- terranden met eene rey van witte ftip- pen is gefierd. Zy behoort onder de Parnas-kapellen en wordt op het Eiland Sfamaigua gevonden. Drury, Juf. Zom. 3. pag. s3 PI. 38. eee ee Fis. 4 MenNetrs. Dit kleine Argus-kapelletje heeft zwarte fpricten en den kop en ‘’t Borstituk rood, met een zwarten flreep overlangs, het ag. terlyf is ook zwart; de grondkleur der bovenvleugels, is meer dan de helft Zwart met geele vlakjes; Aan de bin- nenranden zyn dezelven nevens de on- dervleugels rood, doch de agterranden der laatstgemelden zwart. Op de on- derzyde is den kop en de Borst geel. De Pooten aan * begin zwart maar on- CHENILLES cre: 1399 taches de la même couleur vers le bord extérieur. Les autres taches font d'un feaune de Jouffre Les afles inférieures ont wne couleur d'Orange obfcure, avec une grande € une petite tache noire € deux. petites rayes courbées jeaunes. Les bords postérieurs font noirs € dentelés de blanc; mais les bords extérieurs font gar- nis d'un poil long. Le desfous, de la Fig. 3. C. eff presque également desfiné €& coloré, à l'exception que les rayes en forme de rayons aux jointures font ici plus longues € que les bords postérieurs font ornés d'une rangée de pointilles blanches. ll appartient aux Mufes & fe trouve dans PTfe de Ja Jamaïque. Drurv, Inf. Tom. 3. pag. 53. PL 38, Fig. 1. Fig. 4 MENETEs. Ce petit Pa. pillon Argus a des antennes noires & la tête avec le corfelet font rouge, avec une raye noire à travers. — U Abdomen ef? parcillement noir. Le fond des afles fupérieures eff noir pour plus de la moitie, avec de petites taches jeaunes. Vers les bords inférieurs elles font, comme les afles inférieures, de couleur rouge, mais les bords post.rieurs des dernieres font noirs. En.desfous, la tête & la poitrine font jaunes. Le commencement des pattes V 2 340 BESCHRYVING van derwaarts bleekgeel. De vleugelen zyn daar niet onderfcheiden van de bo- venzyde. In de afbeelding by Drury, Inf. Tom. 3. PI. 8. Fig. 3. zyn de bo- venvleugels langer, welligt is dit een verfchil der Sexe, onze af beelding is naar een Mannetje, ’t welk te Rio ÿa- neyro op de Kust van Brafilien is gevan- gen. Fig. $. FeNrsTrATA. De fpric- ten van deze Bastaard - onrust, (Sphinx adfcite) zyn gepluimd; De kop en ’t Iyf zyn paarschkleurig. De vleugelen zwart met witte glasagtige doorfchy- nende vlakken. Op. de onderzyde zyn de Baardfprietjes, de oogen en de poo- ten bloedrood; De borst en het agter- Iy£ aschkleurig, doch de vleugelen vol- maakt overeenkomftig met de boven- zyde. Men vindt ze op het Eiland Sfamaiqua. Drury, If. Tom. E pag. 54. PI 25. oe PLAAT NIKE Fig. 1. Ecrrrrus. De fpricten van deze Karel zyn zwart, de vleugels aan beide zyden bruin, behalven dat op de onderzyde by Fig. 1. A. de helft derzelven maar de agierranden , eene DESCRIPTION pr efk noir, mais vers le desfous elles font d'un jeaune pâle. Les afles ny va- vient pas de la furface fupérieure: Dans la reprélentation de Drury, IP sEoms 3. PI 85 Mios et ses Jupérieures font plus longues, ce qui ef? peut-être une variété du Sexe. Notre Figure ef} d'après un Mâle, qui à été trouvé à Rio Janeiro, fur la Côte de Brafik Fig. 5. FENESTRATA. Les an- tennes de ce Sphinx Bélier font pluma- ceés. La tête € le corps font de couleur violet. Les afles font blanches avec des taches blanches vitrées € transparentes. Sur le desfous, les antennules, les yeux EP les pattes font de couleur incarnate. La Poitrine € l'abdomen font couleur de cendre, mais les afles parfaitement femblables à la furface fupérienre. On le trouve dans l'Ifle de la Jamaïque. Drury, Inf. Tom. I. pag. 54. PL 25, Biets PANC THE ERE Fig. r. Ecrerrus. Les anten- nes de ce Papillon font noires. Les deux furfaces des afles font brunes, a Pexception que fur le desfous, de la Fig. 1. A. la moitié des afles, vers UITLANDSCHE RUPSEN znz. purperkleur hebben, doch in de bleeke paarschkleurige dwarsftreepen en de oogswyze vlakken op de ondervleugels niet veel onderfcheiden. De Fig. 1. is naar een Mannetje en de Fig. 1. B. naar een Wyfje genomen; De laatfte heeft de evengemelde zwarte oogswyze vlak- ken meerder wit geringd. Zy behoort ‘onder de Edele of geftaartte Veldbur- gers en worden in China gevonden, be- rusten met alle de op deze Plaat voor- komende afbeeldingen in de verzame- ling van den Heer L. F. HoLTHur- SEN. Fig. 2. Carrarra. Op heteerfte gezicht zou men deze Spiegeldrager voor eene verfcheidenheid van de Phal. Capenfis * of de Cytherea van FABRI- eius * * aanzien, zy verfchilt egter in veele opzigten met die gemelde ’t welk ‘by vergelyking genoegzaam kan bly- ken. De fprieten zyn graauw en fterk gepluimd; De zuiger is onzigtbaar, De kop en borstftuk is met bruinroode wollige hairen en het agterlyf met der- gelyke van eene vuilgeele kleur bedekt; de grondkleur der vleugels is meest bruinrood, met witte banden en vlak. ken. De grootfte witte vierhoekige vlak op het midden der bovenvleugels, en de kleine ronde in den donkergeelen met Zwart geringden oogswyzen vlak GEREN MDB RS hen r4t les Lords postérieurs, ont une c uleur de pourpre; mais les rayes transverfa- les de couleur violet EP les taches oeil- les des afles inférieures, varient fort peu. La Fig. 1. eff faite d'après un Mûle & la Fig. 1. B. d'après une Femelle. Dans la derniere les taches ocilles noires fusmentionndes font plus bordées de blanc. Il appartient aux Plebeiens nobles ow à queues €& on les trouve à la Chine; tandis que tous ceux qui font repréfentés fur cette Planche, font partie de la Colleêtion de Monfieur L. F. HoLTHUISEN. Fig. 2, CarrariA A la pre- miere vue on prendroit ce Porte Mi- roir pour une variété de la Phal. Ca- penfis * ou Ja Cytherea de FaBrr- cius, * * MH en differe pourtant vifiblement ; ce qui Je manifeste claire- ment, en les comparant-enfemble. Les antennes font minimes € fortement plumacées. La trompe eff impercepti- ble, La tête © le corfelet font cou- verts d'un poil brun-rouge laineux, € l'abdomen d'un poil femblable d'une couleur jeaune fale. Le fond des afles eff pour la plus grande partie d'un brun-rougeâtre, avec des bandes & des taches blanches, La plus grande tache blanche quarré, fur le milieu des afles fupérieures, € les petites taches V 3 142 BESCHRYVING van op de ondervleugels, zyn hoornagtig doorfchynend. Op de onderzyde, by Fig. 2. C. zyn de pooten vuilgeel en allen met fterke nagels voorzien; De vleugelen zyn tot aan den bleekbruinen dwarsband met bleeke roozenroode hairen bedekt, het overige der vleuge- len is grys in ’t midden wit en aan de randen bruin, de geele vleugeladeren zyn aan dit Infeét duidelyk te zien. De Heer VAILLANT heeft ze in het Land der Caffers gevangen. * CRAMER, Uitl. Kap. Tom. IV. PL Ce Ses ABREU Inf. Tom. 2. pag. 168. no. 6. Fig. 3. VAILLANTINA. Deze fraaije Nagt-kapel heeft dikke fprieten die egter een weinig gepluimd zyn, de zuiger is lang, gekruld en donkergeel; de kop heeft op het midden dezelfde kleur en de oogen bruinrood. De grondkleur der vleugelen is donkergroen en glanzig, op de bovenvleugels is een breeden en een fmallen dwarsband ne- vens eene kleine Oranjekleurige vlak geplaatst. Op de onderzyde is het lIyÊ nevens het middelfte gedeelte der poo- ten Oranjekleurig het overige der laat- ften donkergroen en glanzig, doch de vleugelen zyn daar weinig onderfchei- DESCRIPTION pe rondes, dans la tache ocillée jeaune-obf- cure, bordée de blanc, fur les inférieu- res, font d'un transparent corné, En desfous, de la Fig. 2. C. Jes pattes font d'un jeaune fale & toutes garnies de forts onglets. Les afles, jusques à la bande transverfale d'un brun pâle, font couver- tes d’un poil rouge de rofe pôle. Le reste des afles ef? gris, au milieu blanc, €? brun vers les bords. Les veines jeannes des aîles font très vifibles dans cet Infebte. Monfieur VAILLANT l'a pris au Païs des Caffres. * CRAMER, Pap. Exot. Tom. IV. PL 302 & 325. * * Fagricius, Sp. Inf, Tom. 2. pag. 168. N°: 6 — Fig. 3. VAILLANTINA. Cette belle Phalêne a des antennes épaisfes, qui font pourtant un peu plumacées. La trompe ef? longue, roulée & d'un jeanne obfcur. Sur le milicu de la tête fe voit la même couleur & les yeux font rouges bruns. Le fond des afles eff vert obfcur € luifant. Sur les afles fupérieures fe trouve une bande transver/ale large & une droite, avec une petite fache couleur d'Orange. En-desfo:s, le corps avec la partie mitoienne des pattes, eft couleu d'Orange, Le reste des dernieres ef vert-obfeur @ luilant; mais les afles y different très peu de la furfuce Jupérieure UITLANDSCHE RUPSEN enz. den van de hier afgebeelde bovenzyde. De Heer V arLLANT heeft dezelve uit het Land der Caffers mede gebragt. Fig. 4 PoLiTATA. Deze is het Mannetje van het op de 276** Plaat, Fig. F. in het Derde Deel van CRaA- mers Uitlandfche Kapellen-werk afge- beelde Wyfje. De fprieten zyn draad- vormig en niet geknopt , zo als dezel- ven hier by verzien door den Plaat/ny- der zig vertoonen. Het lyf en de vleu- gelen hebben eene vuile ftrookleur , de dwarsftreepen over de vleugelen zyn goudglanzig en aan de uitftekende punt der ondervleugels ziet men twee bruine vlakjes in welken een goudglanzige {tip is geplaatst. De onderzyde komt, be- halven de glanzige ftreepen volmaakt met de bovenzyde overeen. Zy be- hoort onder het tweede gezin der met draadvormige fprieten voorziene Span- zups-kapellen en woont in Surinamen, Fig. 5. Vocura. Dit Nagt-ka- pelletje heeft draadvormige fprieten en eenen gekrulden zuiger, op de onder- zyde zyn de bruine ftreepen der boven- vleugels en aan de randen der onder- vleugels min duidelyk te zien dan op de bovenzyde, en fchynen om zo te fpree- ken maar door, dewyl dezelven aldaar nevens het lyf en de pooten geheel wit CHENILLES ere 147 de motre Figure. Monficur V arts LANT l’a apporté du Païs des Caffres. Fig. 4: PoLiTarA, Ceff ic le Môle de la Femelle, qui ef? repréfentte fur la Planche 276, Fig. F. de la Troi- fieme partie de CrAMER, Pap. Exot Les antennes font filiformes € fans bou tons, comme elles font repréfentées ici, par une méprife du Graveur. Le corps € les aîles ont une couleur fule de paille. Les rayes transverfales fur les aîles font d'un lustre doré, € à la pointe des ales inférieures on voit deux petites taches bru- nes, dans les quelles eff placée une poin- tille d'un lustre doré. La furface inférieure, à l'exeption des rayes luifan- tes, resfemble parfaitement à la fupéri- eure. IB appartient à la feconde Famille des Phalénes arpenteufes à antennes filifor- mess € demeure à Surinamen, — Fig. 5. VocuLa. Cette petite Phaléne a des antennes fiiformes € une trompe roulée. Les rayes brunes des af- les Jupérieures € vers les bords des afles inférieures, ne font pas fi vifibles fur le desfous que fur le desfus, @ ne font, pour ainfi dire, que transparer, puis- qu'elles y font entierement blanches, com- me le corps & les pattes: Elle appartient 144 BESCHRYVING van zyn. Zy behoort onder de Phal. Noc- tuae en wordt aan de Kaap de Goede Hoop gevonden. PG AAT MNI Fig. 1. Acavus. Defprieten met den kop en het lyf zyn zwart, den hals rood, de vleugelen zwart, met eenen witten dwarsband over dezelven; aan den hoek van den binnenrand der ondervleugels ziet men twee roode vlak- ken en vier geelagtige bruine aan de agterranden derzelven. Op de onder- zyde, Fig. 1. A. is de borst met roode haire vlakken bezet, doch voor ’t ove- rige weinig onderfcheiden met de bo- venzyde. Zy behoort volgens myne verdeeling onder de Grickfthe Ridder- kapellen *, en wordt op de kust van Brafilien te Rio Faneyro gevonden, be- rust nevens de overigen hier afgebeel- den in de verzameling van den Heer L. F. HoLTHuUIsEN. Fig. 2. Tuyrsres. De geheele bovenzyde van deze Kapel is zwart, behalven de breede blaauwe band, vlakken en ftreepjes, welke allen eenen fchoonen glans hebben; twee witte C9 Zie Systemetisch Register agter het werk van CRAMER, DESCRIPTION pr aux Phal. NoGtuae € Je trouve au Cap de bonne Esperance. PLANCHE AXXXIE Fig. 1. Acavus. Les antennes avec la tête ER le corps font noires. Le col eff rouge. Les afles font noires, avec une bande transverfale par desfus. Au coin du bord inférieur des afles infe. rieures on voit deux taches rouges, € quatre brunes feaunâtres à leurs bords pos- térieurs. Sur le desfous, de Ja Fig. 1. À. la poitrine eff garnie de taches noires velues, mais pour le reste il differe fort peu de la furface fupérieure. Selon ma Divifion, il appartient aux Chavaliers Grecs * €? Je trouve fur la Côte du Bréfil, à Rio Janeiro, tandis qu'il eff, comme tous les autres de cette Planche, de la Colleêtion de Monfieur L. F. HoLTt- HUISEN. Fig. 2. TuyesTres. Toute la fur- face de ce Papillon eff noire, à l'exception de la bande large bleue, des taches & des petites rayes, qui ont toutes un beau lus- ire. Aux extrémités des aîles font pla- (*) Voyez le Régistie Systematique, derriere POuvrage de Monfieur CRAMER. UIFLANDSCHE RUPSEN enz. vlakjes zyn aan de tippen der boven- vleugels geplaatst. De onderzyde by Fig. 2. B. is aanmerkelyk onderfcheiden door de menigte van witte ftreepjes , aschkleurige dwarsbanden en de reijen van vuilgeelagtige en blcekblaauwe ron- de vlakken, benevens de twee zwarte met blaauw gerande groote vlakken aan den binnenrand der bovenvleugels. De voorfte pooten heeft deze Kapel kort en zonder nagels , zy behoort onder het derde Gezin der Ridder-kapellen of Ar= gonauten, en is doer den Heere Varr- LANT in het Land der Caffers gevangen. Fig. 3. Pyramus. Deze fraaije onge- oogde Nymph-kapel heeft zwar:e fprie- ten, den kop en het lyf bruin; de vleu- gelen hebben op den zwarten grond eenen fchoonen donkerblaauwen weerfchyn , met eene groote bloedroode vlak op ie- der der vleugelen. Op de onderzyde, Fig. 3. C. is het lyf bruingeel, als mede de tippen der boven- en het midden der ondervleugels; Deze kleur is door eene menigte golfswyze ftreepjes, die dezelfde paarfche kleur van het overige gedeelte der vleugelen , behalven den rooden vlak op de bovenvleugels heb- ben, vermengd en geeft wanneer men de Kapel naar het licht keert, eenen purperkleurigen weerfchyn. Zy is van Rio Faneyro in Brafilien. CHENILLES rra 148 cées deux petites taches blanches. — Le des. fous, Fig. 2. B. differe confidérablement , par la multitude de petites rayes blanches, des Dantes transverfales couleur de cendre, € par les rangées de taches rondes jeau- nâtres Jales € bleues obftures , avec les deux grandes taches noires, bordées de bleu, au bord inférieur des afles [upérieu. res. Les pattes antérieures de ce Papil. lon font courtes & fans onglets. Il appar: tient à la troifieme Famille des Chevaliers ou Argonaux € a été pris au Païs des Caffres, par Mr. VAILLANT. Fig. 3. Pyramus. Cette belle Nymphe aveugle a des antennes noires. Latête? le corps font bruns. Les afles ont, fur le fond noir „ un bea chatoyant blewobfcur, avec une grande tache incarnate [ur chaque aile. Le desfous du corps, Fig. 3. C. eff d'un brun feaunâtre, comme les extrémi- tés des aîles fupéricures € le milieu des inférieures. Cette couleur ef? entremêlée par une multitude de petites rayes ondes, qui ont la même couleur violer de l'autre partie des aîles, à l'exception de la tache rouge fur les aïles fupérieures, & donnes quand on tourne le Papillon vers la lumie- re un chatoyant couleur de pourpre. Elle eff de Riö Janeiro, en Brafil. Dd ! 146 BESCHRYVING van Drury, Znf. Tom. pag. 32 Pl.-23. Fig. 3 en 4. Fig. 4. TiMoLEeon. Deze heeft zwarte fprieten; Den kop en het Iyf zyn donkerbruin, de oogen bruinrood: de grondkleur der vleugelen is zwartagtig bruin met eenen donkerblaauwen weer- fchynenden vlak op ieder vleugel; Aan de tweede en derde ader der ondervleu- gels is een {mal vezeltje of ftaartje, wel- ke aan de punten wit zyn. Op de on- derzyde Fig. 4. B. zyn de baardfprietjes wit, de borst en de pooten grys. De grond der vleugelen is bruinagtig paarsch- kleurig, en met veele goud- en zilver- glanzige vlakken, ftreepen en ftippen gefierd. Zy behoort onder de Zdele Veldburgers of geftaartte Argus-kapellen en wordt in China gevonden. Fig. 5. ViripartA. Deze Spanrups- kapel heeft groene gepluimde fprieten, de oogen zyn bruinrood , het lyf is groen en de grondkleur der vleugelen is bleek- groen met donkergroene golfswyze ftreepjes, en aan de agterranden een rey ftippen van de gemelde kleur. Op de onderzyde is dezelve niets onderfchei- den met de hier gegeven afbeelding. Men vindt ze aan de Kaap de goede Hoop. DESCRIPTION pe Drury, Inf. Tom. 3. pag. 32. PL 03. Fig. 3 en 4. Fig. 4. TiMOLEON. Celui-ci a des antennes noires. La tête @ le corps font d'un brun-obfcur, Les yeux font bruns- rouges. Le fond des afles ef} brun noird- tre, avec une tache bleue obfcure chatoyan. te fur chaque afle. A la feconde & à la troifidme veine des aîles inférieures fe trou. ve une veficule étroite ou petite queue, qui dont les extrémités font blanches. Sur le desfous, Fig. 4. B. les antennules font blanches, la poitrine & les pattes grifes. Le fond des afles ef? de couleur violet bru. nâtre € orné de beaucoup de taches, de rayes & de pointilles d'un luffre doré & argente. Il appartient aux Plebeiens no- bles ou Argus à queue & fe trouve à le Chine. — Fig. s. Viriparta. Cette Phaléne arpenteufe a des antennes plumactes. Les yeux font bruns-rouges. Le corps eff vert &' le fond des aîles eff d'un vert pâle avec de petites rayes ondées vertes obfeures, & à leurs bords postérieures une rangée de pointilles de la même couleur. Le desfous ne varie point de la Figure que mous repré- Jentons ici. — On la trouve au Cap de bonne Efpérance, UITLANDSCHE RUPSEN rxz. P LA AT XXXIIL Fig. 1. PAMMoN. Dat er veele verfcheidenheden van den Pap. Eg. Pammon werken gevonden, heb ik reeds in het Ilde Deel, bladz. 69. van het werk der Uitland{che Kapellen, te kennen gegeeven; Doch de afwykin- gen van de hier afgebeelde met de ove- rigen my bekenden, hebben my doen befluiten om dezelve in Plaat te doen brengen. De bovenzyde der vleugelen is gedeeltelyk overeenkomitig met die welke in het evengemelde tweede Deel op PJ. CXLI. Fig. B. is te vinden; maar de onderzyde by Fig. 1. A. is hier aanmerkelyk onderfcheiden wegens de menigte der Loodkleurige ftreepen en vlakken op de boven- en ondervleugels, afs mede in de witte met donkergeel ge- ftipte halve maanswyze en andere vlak- ken, op de ondervleugels. De fprieten zyn zwart. De kop en het lyf is bruin paarschkieurig; De bruinroode oogen hebben cenen witten rand en de pooten ADN MODE NE ICE FIGE T- HUISEN heeft dezelve nevens de naast- volgende uit China ontvangen. He. MN NroNoËe Deze is mede eene aanmerkelyke verfcheidenheid on- der deze foort der Danaus - kapellen, van welken de beide Sexe rects zyn af- CHEMIELES vre «447 PLAIN CHR PAN RIN: Fig. 1. PAMMoN. Pai déjà re. marqué dans la feconde Partie, pag. 69. de cet ouvrage, qu'il y a beaucoup de variétés dans le Pap. Eq. Pammon; mais les variations de celui que nous repréfentons ici, avec les autres qui me font connus; m'ont fait prendre la réfolution de le don. ner fur cette Planche. Le desfus des afles resfemble en partie à celle qui fe trou- ve dans la Partie feconde Jusmentionneé; Planche CXLI. Fig. 3. Mais le des fous, de la Fig.r. A. differe-ici confide. rablement, par la multitude de rayes € de taches couleur de plomb, fur les aîles Jupéricures € inférieures ; € même encore par les taches blanches, en forme de demi lune, pointillées de jeaune obfcur E autres taches fur les aïles inférieu- res. — Les antennes font noires. La tête € le corps eff d'un brun violet. Les yeux rouges- bruns ont un bord lane € les pattes font noires. Monficur L. F. Hor TuuisEN d'a recu avec le fuivant, de la Chine. Fig. 2. ANToNoë. Woici encore une vari.té. confiderable dans cette Espece de Danaïdes, dont nous avons déjà repré. Jentés les deux Sexes * Les ailes Jupé: Y 148 BESCHRYVING vaN gebeeld * De bovenvleugels hebben breeder zwarte aderen dan de onder- vleugels op de bovenzyde. Op de laat- fte ziet men. op het midden lange wit- te hairen, en aan de agterranden fchy- nen de roode vlakken, der onderzyde door. Van onder Fig: 2, B. is de grondkleur der bovenvleugels wit, met zeer breede zwarte aderen en randen, welke de gemelde grondkleur als in witte vlakken verdeelen ; de onder- vleugels zyn op ’t midden geel en aan den zwarten agterrand met zeven roo- de vlakken getekend , welken allen. geel gerand zyn: deze ondervleugels zyn veel langer en grooter naar evenredig- heid, dan die der anderen van deze foort, in China en door geheel Oost- indien Zo veel voorkomende Danaus- kapel. Zy berust in de laatstgenoem- de Verzameling en is te Canton in China gevonden. * CRAMER, Uitl. Kapellen, IT Deel, blad. 138 PL. 187. Mig. CD. en IV. Des, Pl 32@ Fig. A, B. Fig. 3. Aspasra. Het voorwerp Waarna deze afbeelding is gemaakt, is voor zo veel my bekend is, het eenigfte, ‘t welk in de Verzamelingen van {nfeéten, in deze Landen wordt ge- vonden, en berust by den Wel-Ed. DESCRIPTION ne rieures ont des veines noires plus lar- ges que les inférieures en-desfus. — On appergoit fur les dernieres vers le milieu, des poils blancs longs, € vers les bords postérieurs on voit transperter les taches rouges de la furface inférieure. En-des- fous, Fig. 2. B. le fond des afles fupe- rieuress ef? blanc, avec des veines & des bords fort larges „ qui partagent le [us- dit fond, comme en des taches blanches. — Le milieu des aîles inférieures ef? jeaune, € vers le bord noir-postérieur elles font desfindes de fept taches rouges, qui font toutes bordées de jeaune. Ces afles infé- rieures font beaucoup plus longues & plus grandes à proportion, que celles des autres: de cette efpece de Danaïde, qui fe trouve fouvent en Chine € dans toutes les Indes. Celle-ci fait partie de la Collection fus- mentionnée € a été trouvée à Canton en Chine. * CRAMER, Pap: Exot. II. Partie, pag 188. Pl 182. Kier CDS Partie wieso bie: Fig. 3. Asrasra. L'objet d'après lequel cette Figure a été desfinde , eff > tant que je fache „ le feul qui fe trouve dans les Colletions d’'Infeëtes de ces Pro- vinces, € fe trouve dans celle de Mon- fieur A.C, ScHurrruP gi Les an UITLANDSCHE RUPSEN enz. Heer A. C. Scuurrrupr alhier. De fprieten zyn. zwart, de oogen bruin- rood, de kop is benevens het lyf wit, de grondkleur der bovenvleugels is aan beide zyden zwart met witte vlakken ; de ondervleugels zyn donker geel en zwart gerand en maar. weinig onderfchei- den met de onderzyde derzelven by Fig. 3. C. Zy is op het molukkifche Eyland mboina gevangen, en behoort onder de witte Danaus-kapellen. Fig. 4 Horponra. Deze be- hoort onder.de vierpootige en ongeoog- de Nymph- kapellen. De fprieten zyn _ bruin, de oogen bruinrood; den kop en % lyf paarschkleurig, de grondkleur der vleugelen op de bovenzyde is zwart met eenen donker violet. kleurigen :weer. fchyn en bruingeele dwarsbanden, ‘vlak. ken en ftreepen: By de agterranden heeft teder vleugel een blaauwagtige glanzige ftreep. De onderzyde Lig. 4. D. is aan den kop ent lyf wit. De pooten zyn zwart, en de vleugels bruin= geel mec zwarte ftreepjes en flippen; De bovenvleugels hebben den binnen- rand wit, en de ondervleugels tusfchen de bruine en loodkleurige dwarsftreepen eene rey van donker bruingeele drie- hoekswyze en met zwart geftipte vlak- ken. Zy berust in de verzameling van den Hooggel. Heere Profes/or N. Bure CHENILLES ero 149 tennes font noires. Les yeux bruns -rona ges. La tête & le corps font blancs. Le Jond des afles fupérieures eff noir fur les deux furfaces, avec des taches blanches. Les afles inférieures font d'un jeaune obf- cur € bordées de noir € très peu diffé. rentes. de la furface inférieure, Fig. 3. C. I] a été trouve dans l'Isle Molucque d'Am- boine € appartient aux Danaïdes blan- ches. +7 en Fig. 4. “HoRpoNra. Celle-ci apa partient aux Nymphes aveugles à quatre pattes. — Les antennes font brunes Les yeux rouges-bruns. La tête € le corps font de couleur violet. Le fond des afles, en-desfus, efd noir, avec un cha- toyant violet obfcur € des bandes trans- verfales, des taches €? des rayes jeaunes. brunâtres. Vers les bords postérieurs chaque aîle a une raye bleuâtré luifant te. Versla tête € le corps, de la Fig: 4 D. le desfous eff blanc. Les pattes font noires € les afles d'un brun jeaus ne, avec de petites rayes € des pointilles noires. Le bord inférieur des aîles fupéri- eureseft blanc, € les afles inférieures, ont, entre les rayes transverfales bruncs € couleurs de plomp, ‘une rangée detaches brunes-jeaunêtres obfcures en forme de triangle, € pointillées de noir. Elle ef? de la colleétion de Monfieur le Pro- V2 rso BESCHRYVING van MANUS: En wordt op de kust van Gui- né by Della Mina gevonden. Fig. 5. Goraras. Dit Argus-ka- pelletje heeft zwarte met wit geringde fprieten, de kop en *t lyf is bleekbruin, de grond der vleugelen bruiprood en de randen derzelven donkerbruin; aan den agterhoek der bovenvleugels zyn twee zwarte met wit gerande oogswyze vlak- ken geplaatst, en aan den gemelden hoek der ondervleugels twee dergelyke kleiner benevens nog twee andere witte vlakken. De onderzyde, Fig. 5. D. is in de grondkleur, donker aschkleurig, met twee witte dwarsftreepen en twee ronde zwarte vlakken op de bovenvleu- gels; de ondervleugels hebben eenc mengeling van donker en bleekaschkleu- rige ftreepies, flippen en vlakken, wel- ke het best uit de af beelding kan gezien worden. Men vindt ze aan de Kaap de Goede Hoop, en berust in de verzame- ling van den Heer L. F. HoLTHur- SEN. Fig. 6. Propicus. De fprieten van deze Dikkop-kapel zyn zwart en wit geringd en eindigen in eene zwarte omgeboogen punt. De oogen zyn bruin, het lyf paarsch en de vleugels bruin met eenen paarfchen weerfchyn; de witte DESCRIPTION pr Fesftur N. BurMANuUs € fe trouve Jur la Côte de Guinée près de Della Mina. | Fig. 5. Gorcras. Ce petit papil- lon Argus a des antennes noires, à anne- aux blancs. La tête € le corps font d'un brun pâle. Le fond des afles eft brun rouge € leurs bords font d'uu brun-obf- cur. Au bord postérieur des afles [upé- rieures font placés deux taches noires oeil- lées bordées de blanc, € à l'extrémité Jusmentionné des afles inférieures, deux taches femblables plus petites, avec encore deux autres taches blanches. Le desfous, dans la Fig. 5. D. eff dans le fond, d'une couleur de cendre obfcure, avec deux rayes transverfales blanches, € deux taches ron- des noires fur les afles fupérieures. — Les inférieure font un mélange de petites rayes, de pointilles & de taches d'une cou- leur de cendre pâle obfcure, qui S'apper- coivent le meilleur dans la Figure. — On le trouve au cap de bonne Espérance & dans la Colletion de Monfieur L. Fe HOLTHUISEN. Fig. 6. Pronicus. Les antennes de ce Plebeiën noïle ont des anneaux blancs € noires, finisfant en pointe noire courbée. Les yeux font bruns. Le corps eft violet € les afles font bruncs, avec un chatoyant violet. Les petites taches blan= UITLANDSCHE RUPSEN Exz. vlakjes op de bovenvleugels zyn glasach- tig doorfchynend. Op de onderzyde is de grondkleur der vleugelen bruin, op de ondervleugels twee afgebrooken wit- te glanzige dwarsftreepen, en op de bo- venvleugels ziet men daar dezelvde ge- melde doorfchynende vlakken. Zy be- rust in de laatstgenoemde verzameling en is van de Kaap de Goede Hoop. Pasa MNI Ve Fis. 1. Puncrierra. De fprie- ten van deze Zydefpinfter zyn zwart en gepluimd, de kop is rood, de oogen boumssen de zuiger zeer klein, en voor het bloote oog niet zigtbaar; het borst{tuk is wit en met zes ronde roode vlakken getekend en het agterlyf met roode hairen bedekt. De buitenranden der bovenvleugels zyn rood, daarna met een witten ftreep die ook den agter- rand by den zwarten hairigen zoom be- vat, de grondkleur dezer vleugels is bruinachtig rood, met eene fchuinsloo- pende rey van zeven zwarte flippen over dezelven: De ondervleugels zyn rood. Op de onderzyde zyn de vier vleugelen rood, het lyf met gryze wol- lige hairen bedekt en de pooten zwart. Deze is het Wyfje van het by Fig. 1. A. afgebeelde Mannetje, ’t welk de GMENIDIES rue as ches des afles fuptrieures font transparen- tes € vitrées. En-desfous le fond des aîles eff brun. Sur les afles inférieu= res fe trouvent deux rayes transverfales blanches luilantes €? decoupdes , on voit fur les afles fupérieures les dites taches transparentes. Il eff de la Colleêtion fus- mentionned € du Cap de Bonne Espé- rance. ÉMDRA EN CO Ns Fig. 1. PunNcTicEerA Les am. tennes de cette Fileufe font noires @ plu- macées. La tête ef} rouge. Les yeux Jont bruns € la trompe eff fort petite ? imperceptible à l'oeil. — - Le corfelet eff blanc & desfiné de fix taches rondes rouges, € l'abdomen eff couvert de poils rouges. Les bords extérieurs des aîles fupérieures font rouges , après cela avec une raye blanche, qui comprénd ausfi le bord postérieur, près de la bor- dée noire velue. Le fond de ces afles ef? d'un rouge brunâtre, avec une rangée de fept pointilles noires. Les afles inférieu. res font rouges. Le desfous des quatres aîles ef? rouge. Le corps y ef? couvert d'un poil gris velu, € les pattes y font noires. — Ceft ici la Femelle du Môle, qui eft repréfenté dans la Fig. 1. À. dont lés antennes font un peu plus dar — 152 BESCHRYVING van fprieten een weinig fterker gepluimd heeft dan het Wyfje; De kop en het borstftuk zyn wit, het laatfte met ze= ven bloedroode vlakken gefiert. Met agterlyf is met roode hairen bedekt: De bovenvleugels zyn wit, aan den buitenrand en overdwars hebben deze vleugels cene rey van zeven zwarte ftip- pen; de ondervleugels zyn by de ge- wrigten ook wit, doch naar de agterran- den Roofenrood. De onderzyde is overeenkomftig met de bovenzyde, be- halven in ’t gemis der rey van zwarte ftippen op de bovenvleugels, het lyf is daar rood gehaird en aan ’t einde met een witte wollige pluis voorzien. Int Eerffe Deel van Cramers Uit- - landfche Kapellen op Pl. sg. Fig. C. is eene Nachtkapel afgebeeld, welke met dit Mannetje eenige overeenkomst fchynt te hebben, maar daar ontbrecken de roode vlakken op het borstftuk en het lyf is ook veel fmalder dan deze. Men vindt ze in Surinamen en de Ber- ‘bices en zyn my nevens alle de op deze Plaat afgebeelde voorwerpen, door den Hoog-welgeb. Heere Raïje van Breu- kelerwaerth, ter afbeelding goedguntftig mede gedeeld. Fig.2. RHANtISARIA. Het Wyf- Je van deze Spanrups - kapel is reets in DESCRIPTION pr fortement plumacées que celles de la Femel. le. La tête € le corfelet font de couleur blanche, tandis que le dernier ef? orné de Jept taches in carnates. — VAbdomen ef? couvert d'un poil rouge. Les afles Jupérieures font blanches. Au bord exte- rieur € au travers ces afles ont une ran= gee de Jept pointi les noires. Les afles in- férieures, vers les jointures, font égale. ment blanches, mais vers les bords posté- rieurs, d'un rouge de rofe. Le desfous resfemble au desfus, à l'exception du dé- faut de la rangée de pointilles noires fur les afles Jupérieures. _Lecorpsy eff cou- vert d'un poil rouge € garni à [on extré- mitd d'une touffe blanche laineufe, Dans la Prem'ere Partie des Papillons Exotiques de CraMER, PJ, sg. Pee eff repréfenté une Phalêne , qui paroit avoir quelque res/emblance avec ce Môle: mais on my voit pas les taches rouges fur le corfelet, & le corps y eff ausfì plus mince que de celle-ci, On la trouve à Surinamen @ dans les Berbices, €? elle m'a dté prêteé gratieufement, avec toutes les autres objets de cette Planche, par Monfieur Raije de Breukelerwaerth, pour les faire desfiner. Fig. 2. RHanisarta La Femel. le de ceite Phalêne Arpenteufe, fe trouve UITLANDSCHE RUPSEN enz, het Ide Deel der Uitlandfthe kapellen op PI. 119. by Fig. B, C. te vinden, doch aldaar op bladz. 34. Rhanis ge- noemd en door my ten onrechte onder het Tweede Gezin der Spanrups-kapel- len, welke draadvormige fprieten heb- ben, geplaatst. Dit Mannetje heeft bruingeele gepluimde fprieten en een ge- krulden Zuiger, de kop en ’t borstftuk ; van boven, vuil groen en het agterlyf is geelagtig groen; de grond der vleuge- len is bleekgroen en op het midden der- zelven eene gemeene roestkleurige, met geel geftreept en bruingeftippelden vlak. De onderzyde, Fig. 2. B. is bleek asch- kleurig met vaal zwarte vlekken, de pooten zyn bruingeel. Zy woont in Surinamen. Fig. 3. Crarissa. De fprieten van deze Nacht-kapel zyn draadvor- mig, de zuiger is gekruld; de witte ftreepen op den bruinen roodachtigen grond der bovenvleugels hebben eenen Zilver glanzigen luister. De onderzyde der vleugelen is effen bruingeel, het lyf is geel doch agterwaarts met graauwe hairen voorzien. Zy is uit de Berbices. Fig. 4. CLoTizpA. Heeft draad- vormige fprieten en een gekrulden zui- ger, de kop is voor aan nevens de baardfprietjes en agterwaarts gelyk het EAENILLEES vrat 152 déjà reprefentée dans la IL Partie des Pax pillons Exotiques, Planche 119. Fig. B, C. fous la denomination de Rhanis pag. 31. l'ayant placeé à tort dans la fe- conde famille des Arpenteufes, à antene nes filiformes. Ce Male a des antennes plumacées d'un jeaune brunâtre, € une trompe roulée La tête €& le corfelet, en-desfus, font d'un vert fale € Vabdo- men ef? d'un vert jeaunûtre. Le fond des aîles ef? d'un vert pâle, € fur leur par- tie intermédiaire, fe trouve une tache come tune rouillée, rayée de jeaune & pointil- lée de brun. Le desfous, dans la Fig, 2. B. eff d'une couleur de cendre pâle, avec des taches noires fauves. Les païtes: font d'un brun-jeaune, elle demeure à Surinamen. Fig. 3. Crarrssa. Les antennes de cette Phalêne font filiformes. La trompe ef? roule. Les rayes blanches [ur le fond brun rougeâtre des afles fisperieu= res, ont un lustre argenté, Le desfous des aîles ef? d'un brun- jeanne fimple. Le corps ef} jeaune, mais en arriere garnë d'un poil minime. Elle oft des Berbices.. Fis. 4 Crorirpa. Elle a des antennes filiformes @ une trompe ronlég, Le devant de la tête € les antennules font, comme le corfekt € Fabdomeu 3 154 BESCHRYVING vax borstftuk en agterlyf bruin, doch op het borstftuk ziet men eenige flippen van witte hairen. De grondkleur der bovenvleugels is bruin, naar de agter- randen met violetkleurige en paarfche dwarsftreepen : de ondervleugels zyn zwart, hoekig uitgefneden, aan de bin- nenranden met bruine Fairen en gryze zoomen, op het midden dezer vleugels is een geboogen donkergeele bandswy- ze vlak. Van onder, is het lyf grys, de pooten zyn graauw, de vleugelen bruin en de geele band op de ondervleu- gels eveneens als op de bovenzyde der- zelven. Men vindt ze in Surinamen en de Berbices. Fig. Ss. Craracrurria. Deze Nacht-kapel heeft draadvormige fprie- ten en een gekrulden zuiger, de kop is rond, het borstftuk bruinrood en ’tagter- lyf wit. Op den bruinrooden grond der bovenvleugels ziet men by de tip- pen de tekening van den le ter V en drie roode vlakken benevens twee ftree- pen van dezelfde kleur by de gewrigt- ten: De ondervleugels zyn wit, doch aan de agterranden graauw. Op de onderzyde is de borst paarschachtig bruin, het agterlyf wit met paarsch- kleurige hairen, en de vleugelen zyn op het midden wit en glanzig, doch naar de tippen bek paarsch. Zy bchoort DESCRIPTION pu « bruns > mais on voit fur le corfelet quelques pointilles de poils blancs. — Le fond des afles fupérieures eff brun, € vers les bords postérieurs avec des rayes transverfales de couleur violet. Les afles inférieures font noires, decoupées angulai- ranent, vers les bords infcrieurs avec des cheveux grifes & des bordées grifes. Sur le milieu de ces aïles fe trouve une tache courbée jeaune-obfcure, en forme de ban- de. En-desfous le corps eff gris. Les pattes font minimes. Les afles brunes, € la bande jeaune fur les afles inférieu- res femblable à celle de leur furface fupe- rieure. On la trouve à Surinamen © dans Jes Berbices. Fig. 5. CHARACTERIA CE Phaléne a des antennes filiformes & une trompe roulée. La tête eff rouge. Le corfelet d'un brun-rouge, €? l'abdomen blanc on voit fur le fond brun-rouge des aîles Jupérieures, vers les extrémités, le desfein de la lettre V, € trois tactes rouges, avec deux rayes de le meme cou- leur, vers les jointures. Les afles infe. rieures font blanches, mais vers les bords posterieurs menimes. La poitrine du des- fous eff d'un brun tirant fur le violet. PAbdomen eff blanc avec des poils violet, € les afles font, fur le milieu, blanches € luifantes , mais vers les extrémités d'un violet pâle. Elle appartiert, avec les ‘UITLANDSCHE RUPSEN enz. “benevens de Fig. 3-en 4. onder de Pha]. Novae van LiNNé en.wordt in Suri- ‚namen gevonden. Fig. 6. LroNrTia. Deze Nacht- kapel behoort onder .de zogenaamde Edele Zydefpinfters *, welke gepluimde fprieten en eenen gekrulden zuiger heb- ben. De fprieten zyn lang, bruingeel en gepluimd, -de kop, het lyf en de vleugelen zyn zwart, alleen ‘hebben de ‚ondervleugels aan den buitenrand eenen „witten vlak en alle agterranden zyn -bleékbruin gezoomt, Op de onderzyde zis het lyf en de pooten grys, maar voor ’ overige niet onderfcheiden van de bovenzyde. Zy is van Rio de Faneyro in Brafilien, * Zie Systematisch Register , agter let IV. Deer van CraMERS Uitland- Jhe Kapellen. Fig.7. Srrriara. Deze Spanrups- kapel heeft draadvormige fprieten, be- nevens eenen langen gekrulden zuiger , de kop en ’t lyf is gelyk de grond der vleugelen bruin; van den tip der boven- vleugels tot aan den binnenrand der on- dervleugels by het einde van het agter- lyf, loopt een bleekblaauwe ftreep en van deze ftreep tot aan de buitenranden is de grond der vleugelen bezet met CETIENT TNS TEN es Fig. 3 € 4. aux Phal. Noêtue, de Linné fe trouve à Surinamen. Fig. 6. Leon rra. Cette Phaldne appartient aux Fileufes nobles * qui ont des antennes plumacées € une trompe rou lee. Les antennes font longues, d'un brun-jeaune €} plumacées. Latête, le corps €} les afles font noires, à l'exception que les afles inférieures ont à leur bord extérieur, une tache blanche, €} tous les bords postérieurs font bordés de brun- pâle. En-desfous bl? corps € les pattes font grifes, mais pour le refle entierement conforme à la furface fupérieure. Elle ef} de la Rio Janeiro en Brafil. * Voyez le Regître Systématique, à la fuite dela IV. Partie de CRAMER; Papillons Exotiques. — Fig. 7. STRIATA. Cette Phalêne arpenteufe a des antennes filiformes, avec une longue trompe roulée. La tête & le corps, comme le fond des afles, font bruns. Depuis la pointe des aîles fupe- rieures, jusques au bord inférieur des af- les de-desfous, vers l'extrémité de lab domen, S'étend une raye bleue pâle, € depuis cette raye, jusques aux bords exte- rieurs, le fond des afles ef} couvert de Z 156 BESCHRYVING van bleekblzauwe hairige ftreepjes, daar in tegendeel de andere zyde dezelve naar de agterranden met donkerbruine ftreepjes zyn getekend. De onderzyde is aan ‘t lyf, de pooten en vleugelen effen bruin. Men vindt ze in Surinamen. . Fig. 8. MarciNaRIA. De fprie- ten van deze Spanrups-kapel zyn ge- pluimd en bruingeel van kleur, de kop en het, naar maate van de grootte der vleugelen, kleine lyf is wit: de vleu- gelen zyn bleekgroen, op het midden en aan de agterranden wit en met eenen paarschkleurigen rooden hairigen zoom. Op de onderzyde is dezelve, behalven den rooden zoom, geheel wit. Zy woont in Brafilien. Fig. 9. OcELLATA. Dit Spanrups- kapelletje heeft draadvormige fprieten, en den kop, het lyf en de vleugelen. geelachtig groen; aan de agterranden der vleugelen. zyn op ieder derzelven twee donkerroode vlakken met eenen geelen flip in ’t midden geplaatst, en de agterranden bruinrood gezoomd. Op de onderzyde is dit Infeét geheel wit. Men vindt ze in Surinamen, P LAAT XXXV. à Fis. Ee. HirLANDa. By de af DESCRIPTION pr petites rayes bleues velues, tandis qw’ au contraire, fur l'autre furface, vers les bords postérieurs, elles [ont desfinées de petites rayes brunes obfcures. En- des fous, près du corps, les pattes € les aîles font d'un brun finple. On la trou: ve à Suriname, Fig. 8. MararNarra. Ees ane rennes de cette Phalêne arpenteufe font plumacées d'une couleur brune jeau nâtre. La tête, € le petit corps, à: proportion de la grandeur des afles, font blancs. Les afles font d'un vert pâle. Sur leur milicu & vers les bords postérieurs». elles font blanches, aves un bord rouge, tirant [ur le violet € velu. En-desfous, à l'exception du bord rouge, elle ef} en. ticrement blanche. Elle demeure en Bréfil. Fig. 9. OCELLATA. Cette petite Phalène arpenteufe a° des antennes filifor= mes, € la tête, le corps € les aîles font d'un vert jeaunûtre. Aux bords posté- ricurs des afles, on voit fur chacune, deux taches rouges obfcures, avec une pointille- jeaune au milieu, € les bords postérieurs. font bordés d'un rouge-brun. Le desfous- de U Infeête ef} entierement blanc. On la trouve à Suriname. PLANCHE EAN Fig. 1. HirLaNpa. En repréfens ‘UITLANDSCHE RUPSEN enz. beelding van deze fraaije witte Danaus- kapel is het niet nodig iets meerder te zeggen, dan dat Fig. 1. A. de onder- zyde derzelve verbeeld en dat ze is uit Bengalen. De Hoogwelgeb. Heer Raye van Breukelerwaerth , heeft my deze uit deszelvs uitmuntende Verzameling van Infeéten ter afbeelding medegedeeld. mo. PERTINAX. (De Kkop én het lyf, benevens een gedeelte der vleu= gelen by de gewrigten, is met groene glinfterende hairen bezet; het overige der vleugelen is donker paarschachtig bruin, met eene langwerpige doorfchy- nende witte vlak op het midden der bovenvleugels; op de onderzyde is het lyf, de pooten en de vleugelen bruin. Zy behoort onder de Dikkop - kapellen en is uit Surinamen. Fig. 3. GANNAscus. De kop van deze Pylftaart (Sphynx) is van vooren grys, de zuiger is lang, het borstituk is, in ’t midden paarschkleurig bruin, aan de zyden met een grooten donker- bruinen vlak en aan ’t einde met eenen donkergeelen Gordel bezet, het agter- lyf is bleek bruinachtig rood; de grond der bovenvleugels bruin, met donker- bruine vlakken, welke met donker- groene glinfterende hairtjes gerand zyn, gelykerwys de binnenrand dezer vieu CHENILLES eta x tant cette belle Danaïde blanche, il weft pas befoin de dire d'avantage, fi non que la Fig. 1. ef? la furface inférieure & qu’elle eft de Bengale. Monfieur Raye de Breukelerwaerth, qui la posfede dans fa riche ColleËtion, à eu la bonté de me la prêter, pour la faire desfiner. Fig. 2. PERTINAX. La tête & le corps, avec une partie des afles vers les gointures, font couverts d'un poil vert lui- Jante. Le reste des afles ef} d'un violet brun-obfcur , avec une tache oblongue transparente blanche, fur le milieu des aîles fupérieures. En-desfous, le corps, les pattes € les afles font de couleur brune. Elle appartient aux Plebeiëns nobles €? vient de Suriname. Fig. 3. GANNascus. Le devant de ta tête de ce Sphinx eff gris. La trom- pe cf? longue. Le milieu du corfelet ef d'un brun de couleur violet, fur les côtés garni d'une grande tache brune obfture, € à l'extrémité d'une ceinture jeaune ob. feure. — U Abdomen ef} d'un rouge bru: nûtre pôle. Le fond des afles fupérieures . ef brun, avec des taches brunes obfcures, qui font bordées d'un petit poil vert-obfcur Juifant cotmme le bord inftricur de ces ailes. Les afles inférieures font incarna- 212 158 BESCHRYVING van gels. De ondervleugels zyn bloedrood, met bruine purperkleurise golvswyze dwarsbanden en aderen aan den agter- hoek hebben dezelven eene groene glan- zigen vlak en de randen zyn geel. De onderzyde van tIyf, Fig. 3. B. is met roofenroode. hairen bedekt, dergelyke hairen ziet men ook op de bovenvleu- gels by de gewrigten ; de agterranden zyn. merkelyk getand en uitgefneden. Men vindt ze aan de Kaap de Goede Hoop en berust in het Kabinet van den Hoogwelgeb. Heere Raye van Breuke- derwaerth. Fig. a. Mvycarra. De fprieten van deze Zydefpinfter zyn wel draad- vormig ‚ maar de Mannetjes derzelven hebben gepluimde fprieten, de zuiger is voor het bloote oog niet zigtbaar. De-donkerbruine. grond der vleugelen fatynachtig glanzig en de randen:zyn hairig gezoomd. Op de onderzyde is dezelve effen bruin en de pooten kort en ruig gehaird. ‚_Op.de voorgaande Plaat XXI. Fig. 5. H. heb ik de afbeeelding der Rups van deze Nacht- kapel gegeeven, welke in -Surinamen op den Cacaoboom wordt ge- vonden. Big. 5. Terura. De fprieten van deze Zydefpinfter zyn fterk gepluimd DESCRIPTION sor: tes, avec des bandes transverfales ondoyars=- tes de couleur brune pourprée € des vei. nes femblables. — Elles-ont à leur angle postérieur une tache verte luifante, € les: bords font jeaunes. Le desfous du corps, de la Fig. 3; B: eff couvert d’un poil rouge de rofe. — On appergoit des poils fem- Dlalles fur les afles fupérieurs, près leurs jointures. Les bords postérieurs font vifi- Dlement dentelés & découpés. On le trou- ve au Cap de bonne Esperance, € 1}: ef? de la Colleêtion de Monfieur. Raye dé : Breukelerwaerth. Fig. 4. Mvycarra. Les antennes: dz cette Fileufe font bien filiformes, mais leurs Mûles les ont En — La irompe m'eft pas vifible à Toeil. — Le fond brun-obftur des afles eff d'un luffre Satiné, & leurs bords font bordés de poil. - — En-desfous ce fond ef? d'un brun uni. € les pattes font courtes & garnies d'un : poil vele J'ai réprefenté fur le Planche XXE. Fig. s. H. la Chenille de cette Phaléne, qui : Je trouve à. Suriname, fur l Arbre de: Cacao. Fig. 5 Icrzra. Les antennes de cette Fileufe font fortement plumacées & UITLANDSCHE RUPSEN enz. en het geheele Infe is geel var kleur, op de bovenvleugels alleen ziet men eene bleeke en eene donkere paarfche vlak en vyf zwarte ftippen. Men vindt ze op de Kust Coromandel te Tran- quebar. Fig. 6. Erxon1a. Van deze Zyde- fpinfter heb ik mede reets de af beelding „der Rups op de voorgaande Plaat XIX. Fig. s: gegeeven. De fprieten heeft zy gepluimd en de zuiger is zeer klein. Op de onderzyde is het lyf en de pooten aschkleurig, de vleugelen hebben dezelfde kleur -als de grand der bovenzyde van dezelven. Zy is uit Surinamen en berust nevens de twee naastvoorgaande-in myne Verza- -meling.… PARA TON NX LVL Fig. 1. ParMvrA… De fprietén van dezeNacht-kapel zyn breed enfterk gcpluimd,. de zuiger is gekruid, de kop ent lyf is nevens de pooten donker- geel; de vleugelen zyn aan beide zyden donker purperachtig blaauw, met licht blaauwe eenigermaate doorfchynende vlakken. Zy behoort onder de Edele Zydefpinfters, wordt te Tranquebar, op de Kust Coromandel gevonden en be- CHENILLES era 19 tout V Infeête ef} d'une couleur jeaune. On appergoit feulement fur les aties fuperieu- res une tache violet pâle € une obfcure & cinq pointilles noires. — On la trouve fur la Côte de Coromandel, à Tran- quebar,- Fig. 6 Epnonra. Ÿ'ai également déjà répréfenté la Chenille de cette Filew- Je; Jur la Planche précédente XIX. Fig. 5e Ses antennes font pluihacées € la trompe ef? fort petit ; en-desfous le corps € les pat- tes font couleur de cendre. Les aîles ont la même couleur du fond de leur furface fupérieure, Elle eff de Surinamen €&./e trouve, avec les deux précedentes , dans ma propre Colleêtion. BENE En VT Fig. 1 Parmvra. Les antennes de cette Phaléne font larges & fortement plumacées. La trompe eff roulée. La tête € le corps, avec les pattes font d'un jeaune obftur. Les deux furfacès” des afles font d'un bleu-obftur, tirant Jur le pourpre, avec des taches bleues” claires, un peu transparentes. Elle ap-- partient aux Fileufes nobles, fe trouve à: Tranquebar, fur la Côte de Coroman-- 23 160 BESCHRYVING var fust in de Verzameling van den Heere Profesfor N. BURMANUS. Fig. 2. Levina. Van deze Nacht- kapel met draadvormige fprieten en ge- krulden zuiger, is het Mannetje reets by CraMER, Uitlandfche Kapellen IV. Deel, PI 346. Fig. D. afgebeeld. Deze is op de onderzyde effen bleek- bruin. Zy wordt in Surinamen gevon- den en berust in het Kabinet van de Hoog-welgeb. Heere Raye van Breuke- lerwaerth. Fig. $. Froucra Deze Nacht- kapel (Phal. Noêtua) heeft mede dread- vormige fprieten en gekrulden zuiger, de kop en ’t lyf is donkerbruin, de grond der vleugelen is bleekbruin, met donkerbruine ftippen en vlakken, als mede een vuilblaauwe ronde vlak op het midden der voorften en aan de ran- den een rey van dergelyke ronde vlak- ken. Op de. onderzyde is het Iyf en de pooten aschgraauw , en de vleugelen éffen bruin. Men vindt ze in Suring- men en berust in het laatstgenoemde Kabinct. Fig. 4. DxLrana Behoort on- der het zelfde Gezin als de Fig. » en 3. De ondervleugels zyn lichtbruin en op de onderzyde is het lyf en de pooten DESCRIPTION pr del € dans la Colleêtion de Monfieur le Profesfeur N. BurRMANUS. Fig. 2. Levina. Mous avons déjà veprefenté le Mâle de cette Phalêne a an- tennes filiformes € à trompe roulée, dans l'ouvrage de CRAMER, Papillons Exo- tiques, Volume IV. PI 346. Fig. D. La furface inférieure de celle-ci ef? d'u brun pâle uit. Elle eff de Surinamen € fe trouve au Cabinet de Monfieur Raye de Breukelerwaerth. Fig. 4. Frpucra. ‘Cette Phalène a également des antennes filiformes & une trompe roulée. La tête € le corps font d'un brun-obfcur. „Le fond des afles eft d'un brun-pôle, avec des rayes & des taches brunes-obcures, € on voit fur le milieu des antérieures une tache ronde d'un bleu Jüle, € A leurs bords une rangée de femblables taches rondes. En-desfous le corps € les pattes font d’un gris de cendre, € les afles d'un brun fimple. On la trouve à Surinamen © ax Cabinet fus- mentionné Fig 4. Derrana. ‘Cellesci appar- tient à la même Famille des Fig. 2 & 3. Les aîles inféricures font d'un brun clairs CP en-desfous le corps & les pattes font BC UITLANDSCHE RUPSEN rxz. bruingeel, de vleugelen hebben dezelf- de kleur, met fmalle bruine dwarsban- pen. Zy is van Tranquchar op de Kust Coromandel en berust in de Verzameling: van den Heer L.F. HoLTnuisen. Fig. 5. Vurrrra. De fprieten van deze Nacht-kapel zyn bruingeel en draadvormig, de zuiger is gekruld, op de onderzyde is het lyf, de pooten en de vleugelen grys van kleur. Zy is van de Kaap de Goede Hoop en nevens de Fig. 6 en 7. in de laatstgenoemde Ver- zameling, Fig. 6. Zaïre. Heeft de fprieten en zuiger gelyk de voorgaande; vaa on- der zyn de vleugelen bleekrood, met bruin gefchaduwd en in ’t midden der ondervleugels. een fmalle bruine dwars- ftreep, de zoomen zyn graauw en glan- zig. Van de Kaapde Goede Hoop. Fig. 7. FrosrNarra. Dit Span- rups -kapelletje heeft fterk gepluimde fprieten, de bovenvleugels hebbeneenen fatynachtigen glans; op de onderzyde Zyn de vleugelen aschkleurig , zonder die witte tekening op de bovenvleugels, maar glanzig. Van de Kaap de Goede Hoop. CHENILLES rra 16r d'un brun jeaunâtre. Les afles ont la même couleur, avec des bandes transver- Jales brunes étroites. Elle eff de Tran- quebar , fur la Côte de Coromandel € Je trouve dans la Colleêtion de Monfieur L. F. HoLTuuvisEN. Fig. 5. VUTERIA Les antennes de cette Phalêne font d'un brun- jeaunâtre & filiformes. La trompe ef} roulte. Le desfous du corps des pattes €? des afles ef? d'une couleur grile. Elle eff du Cap de Bonne Espérance € fe trouve avec la Fig. 6 @ 7. dans la Collection Jusmens tionnde, Fig. 6 Zaïpe. Ses antennes € Ja trompe font comme celles de la précé. dente. En-desfous les afles font d'un rouge pâle, ombrées de brun € au milieu. des inférieures fe voit une raye transver= Jale brune étroite. Les bords font mini. mes €? luilans. Elle eft du Cap de Bonne Espérance. Fig: 7. FROsINARIA. Cite pes tite Phalêne arpenteufe a des antennes for= tement plumacées. Les aîles [upéricures ont une lufire Jatiné. Le desfous des af. les eff couleur de cendre, fans le desfein blanc des Jubérieures, mais lwifante. Elle eff du Cap de Bonne Espérance. 162 BESCHRYVING van Tige. 8. Farmé. Deze bruine Nacht- kapel behoort mede onder den zulken; welker fprieten draadvormig zyn en den zuiger gekruld hebben. (Pal. Noêtua) De onderzyde is bleekbruin en de agter- randen der bovenvleugels zyn hoekig uitgefneden. Zy is uit Surinamen en met de volgende Fig. 9. in het Kabinet van den Hoog-welgeb. Heere Raye van Breukelerwaerth. Fig. 9. ‘Porcra. Heeft ‘het -lyf en de vleugelen vaalbruin met donker- bruine ftreepen en banden; op de on- derzyde is dezelve effen bruin. Men vindt ze in de Berbices. Fig. zo. CHARMIONE. ‘De kop en het lyf van deze Nacht -kepel zyn geel gelyk de grond der bovenvleugels. Op de onderzyde is het Iyf en de poo- ten aschkleurig, de grond der-vleuge- len is daar bleekgeel, met byna dezelf- de tekening der bruinroode viakken als op de bovenzyde. Zy is van de Kaap de Goede Hoop, en berust in de Verza- meling van den Heere L. FE Hozx- BUISEN. Fig. ri. Zamis. Deze Nacht- kapel heeft eenige overeenkomst met de Phal. Nottue Obfcura, en Lumino- Ja, welke in het Werk van den Heer DESCRIPTION pz Fig. 8. FarTMmé. Cette-Phalêne bru- ne appartient également :à célles dont les antennes font filiformes € qui ont la trom- pe roulée (Phal. Noêtue). La furface inférieure eff d'un brun pâle €? les bords postérieurs des aîles en-desfous font décou- pés angulairement. Elle eft de Surina- men € fe trouve avec la Fig. 9. au Cabi.. net de Monfieur Raye de Breukeler- waerth. | Fig. 9. Porcra. Son corps & fes aîles font d'un brun fauve, avec des rayes € des bandes brunes obfcures. Sa [ur- face inférieure ef} d'un brun fimple. On la trouve aux Berbices. Tig. 10. ‘CHARMIONE. ‘La tête € le corps de cette Phaléne font jeauness comme le fond des afles fupérieures. Sur le desfous, le-corps & les pattes font cou- leur de cendre. de fond des afles y eff d'un jeanne pâle, avec à peu près le même desfein des taches brunes rougeätres, qui Je voyent en-desfus. Elle eff du Cap de Bonne Espérance & fe trouve dans la Collection de Monfieur L. F. Hort- HUISEN. Fis. rr. ZaAmMmris. Cette Phaléne resfemble tant foit peu à la Phal. Noétuæ Obfeura & Luminofa, qui font répre- Jentés dans TOuvrage de Monfieur UITLANDSCHE RUPSEN enz. CRAMER, in het Derde Deel, PI. 274. Fig. B. en D. zyn afgebeeld: wanneer men dezelve echter by de gemelde ver- gelykt, dan ziet men weldra dat deze eene byzondere foort is. De fprieten zyn draadvormig, en de zuiger is lang en gekruld; het lyf is bruin en hairig ; De grond der vleugelen is bruin met donker en lichtbruine dwarsbanden en golfswyze ftreepen. Op de onderzyde ‚js het lyf, en de pooten bleekbruin; De vleugelen donker aschkleurig met bruine dwarsftreepen. Zy is van Tran- quebar op de kust Coromandel en berust in het Kabinet van den Hoog - welgeb. Heere Raye van Breukelerwaerth. Fies ro. FascraLis. Deze af. beelding is naar het Wyfje van die wel- ke in het voornoemde Werk op de 399. Plaat Fig. M. is te vinden. De wite vlakken en ftreep op den zwarten grond der vleugelen, is wit en doorfchynend , zy behoort onder de zogenaamde Licht- vliegers (Phal, Pyrales.) en is uit Suri namen. Fig. 13. EceuTueriA De fprie- ten van deze Zydefpinfter zyn zwart en fterk gepluimd, de zuiger is onzigtbaar. De vleugelen en het lyf zyn aan beide Zyden wit, behalven de tippen der bo- venvleugels , welke vaal zwart, en dat CHENILLES rrc. 163 CRAMER, III. Partie, PL 274. Fig. B. & D. mais en les comparant enfemble, on appercoit d'abord que celle-ci ef? d'une Espece différente. Les antennes font fili formes, € la trompe ef longue € roulde. Le corps eff brun & velu. Le fond des aîles ef? brun, avec des bandes transverfa. les obfcures € brunes claires, € des rayes ondoyantes. En-desfous, le corps € les pattes font d'un brun-pale ; les af- les y font d'un gris de cendre obfcur, avec des rayes transverfales brunes. Elle eff de Tranquebar, fur la Côte de Coro- mandel € fe trouve au Cabinet de Monfieur Raye de Breukelerwaerth. Fig ra. FascrarLis. Cette Figu. re repréfente la Femelle de celle qui ef? re- prélentée dans Pouvrage fusmentionné, [ur la Planche 399. Fig. M. Les taches blanches & la raye fur la fond noir des aïles, ef} blanche & transparente. Elle appartient aux Phal. Pyrales € vient de Suriname, Fig. 13. ELEUTER1A Les an- tennes de cette Fileule font noires & for- tement plumacées. La trompe neft pas wifible. Les deux furfaces des afles © du corps font blanches, à Vexception des extrémités des fupérieures, qui font d'un Aa 164 BESCHRYVING van de buiten randen derzelven bleekgeel zyn. Men vindt ze aan de Kaap de Goede Hoop en bevindt zig nevens de Fig. 12. in de verzameling van den Heer L. F. HoLTHUISEN. PL A A ree Vall Fig. 1. Cezinpe De fprieten van deze Geoogde Nymphkapel zyn zwart, de kop en ’*t Iyf paarsch, de oogen bruin; de grond der vleugelen is paarschachtig bruin, doch op het mid- den derzelven ziet men een grooten In- digokleurigen vlak welke eenen donker groenen weerfchyn heeft. Aan de ran- den der bovenvleugels zyn zeven don- kergeele vlakken geplaatst, en op het midden der ondervleugels of naby den binnenrand derzelven, op ieder, een flaauwe bruine ring of oogswyze vlak, Op de onderzyde, Fig. 1. A. zyn de Baardfprietjes en de pooten geel, de vleugelen bruin met afwisfelende flaauwe bruingeele, conkerbruine en gryze dwarsbanden; De geheele vlakte der vleugelen is daar met kleine donker- bruine afgebrooken ftreepjes bezet. Op de ondervleugels ziet men vier kennely- ke groote oogswyze vlakken geplaatst. Zy isop het Eyland Sfaya naby Batavia gevangen en berust nevens alle op deze DESCRIPTION pr noir fauve €? de leurs bords extérieurs qui font d'un jeaune pâle. Elle eff du Cap de bonne Espérance, € elle fe trouve, avec la Fig. re. dans la Colleêtion de Monfieur L. F. HoLTHUISEN. PLAN GCSE EK NORT Fig. 1. CELINDE. Les antennes de cette Nymphe à yeux, font noires. . La tête € le corps font violet, les yeux rou- ges. Le fond des aîles eft d'un brun qui tire fur le violet ; mais on voit [ur leur milieu une grande tache, couleur d'indigo, qui a un chatoyant vert-obfcur, Aux bords des afles fupérieures, font placé Jept taches jeaunes-obfcures, € Jur le milieu des inférieures, ou vers leur bord inférieur, fur chacune, un anneau brun foible, ou une tache oeillée. — Sur la desfous, de la Fig. 1. A. les antennules € les pattes font jeaunes. Les afles font brunes, avec des bandes transyerfales al- ternatives jeaunes-brunâtres foibles „ bru- nes-obfcures & griles. Toute la-fur- face des aîles y eff couverte de petites rayes brunes-oblcures entrecoupdes. . On soit clairement fur le desfous des afles qua- tre grandes taches oeillées. — Elle a été pris dans l'Isle de Java, près de Bata- via € fe trouve avec toutes les Fie gures de cette Planche, dans la Collec- UITLANDSCHE RUPSEN rxz. Plaat afgebeelde. Kapellen in de Verza- tmeling. van wylen den Eerw. Heere E, F. ALBERTI Fig. + ZEANGER Dit Argus- kapelletje heeft zwarte fprieten, den kop en ’t lyf bruingeel; de vleugelen zyn donkergeel met bruine ftreepen , op de voorften, die aan de tippen zwart en aldaar twee bleekblaauwe ftreepjes hebben, en aan den agterrand der on- dervleugels een rey van bruine flippen. Op de onderzyde Fig. 2. B. is het lyf geel, de borst naar vooren wit en de pooten zwart, de grond der vleugelen is vuil wit met zwarte ftreepen en ronde vlakken. Zy is van Surinamen. Fig. ge SyMETuus, Hier geve ik de afbeelding. van een Wyfje van die Kapel, waarvan. het Mannetje reets in het Zweede Deel ven CRAMER, op Plaat 149. -Fig. B, €, is ‘te vinden. De fprieten-zyn zwart, de kop en ’t lyf benevens de helft der bovenvleugels en de geheele ondervleugels hebben eene bleeke paarfche kleur, het overige der -bovenvleugels is zwart, mêt een lang- werpigen witten vlak in ’t midden, de agterranden zyn geel. De onderzyde by Fig. 3:-C kan het beste uit de af- beelding werden waargenomen. Men vindt-ze: té Batavia. | CHENILLES sure. :16$ tion de Monfieur le Ministre E. F, Ar- BERTI. Fig. 2. ZrANGER. Ce petit Argus a des antennes noires. La tête & le corps font d'un jeaune brunâtre. Les afles font d'un jeaune-obfcur avec des rayes brunes Jur les antérieures, qui font noires à leurs extrémités, € qui ont là deux petitesrayes bleues pâles, €? au bord postérieur des aîles inférieures une rangée de pointillés brunes. Sur le desfous, de la Fig. 2. B. le corps ef} jeaune la poitrine, en«devants ef? blanche € les pattes font noires. Le fond des afles eft d'un blanc fale, avec des rayes noires € des taches rondes. — Il ef} de Suriname. Fig. 3. SYMETHUS Fe donne ici la Figure d'une Femelle de ce Papillon, dont le Mäle a déjà été donné dans: la Seconde Partie de CRAMER, Planché 149. Fig. B, C. les antennes font noi. res. La tête Ë le corps, avec la moitié des afles fupérieures, € les afles infd. ricures entieres , ont une couleur violet pôle. «Le refle des afles Jupérieures eff noir, avec une tache blanche oblongue -au milieu. Les bords postérieurs font jeau« nes. La furface inférieure, de la Fig. 3. C. sappergoit le plus clairement dans la Figure fur la Planche, On Ja trouve à Batavia. Aa 2 166 BESCHRYVING VAN Fig. 4. D. DorimoNp. Deze geftaarte Argus-kapel heeft de fprieten en den kop zwart, het lyf en het mid- den der vleugelen is fchoon hemelsch- blaauw , fatynachtig glanzig en met eenen purperkleurigen weerfchyn. Het overige der vleugelen is zwart. De on- derzyde, Fig. 4. is in de grondkleur donkervleeschkleurig, met bruine paars- achtige banden, welke met bleeke paar- fche randen zyn omgeeven: By de ge- wrichten heeft ieder vleugel eenen bloed- rooden vlak. Zy woont aan de Kaap de Goede Hoop. PLAAT NN VILE Fig. 1. RusTan. De fprieten van deze geftaarte Argus-kapel zyn zwart en wit geringd, de kop en het lyf, bene- vens het midden der vleugelen is bleek- blaauw en glanzig, het overige der vleu- gelen is bruin, tusfchen de twee ftaart- jes aan de ondervleugels is een zoge- naamd oogswys vlakje te zien, waar in echter. de ftip of de appel ontbreekt. De onderzyde, Fig. 1. A. is bleek vuil paarschkleurig , met ligte en donker- bruine vlakken en banden als mede aan de agterranden twee geelachtige olyf- kleurige ftreepen ; De agterhoek der ondervleugels is wit gevlakt, Zy is uit DESCRIPTION pe Fig. 4. D. DorrmoNp.: Ce Pa- pillon Argus à queue à des antennes & une tête noire. Le corps & le milieu des aîles ef} d'un bel azur, d'un lustre fati- né €? d'un beau chatoyant couleur de pourpre. Le refte des aîles ef} noir. — Le desfous, de la Fig. 4. eff dans le fond de couleur de chair obfeure, avec des ban- des brunes, tirant fur le violet, qui font entourées de bords violets-pâles. — Chan que afle, vers les jointures, a une tache incarnate. Il demeure au Cap de bonne Espérance. — PLANCHE XX AVE Fig. 1. Rusran. Les antennes de cet argus à queue, font noires avec des anneaux blancs. La tête @& le corps avec le milieu des afles, font d'un bleu pâle luifant. Le refte des aïles eff brun. Entre les deux petites queues aux afles inférieures, Sappercoit une, foit-difant „ petite tache peillée , dans laquelle ne fe trouve cependant pas la pointille ou la prunelle. Le desfous, Fig. 1. A. eff d'une couleur violet pâle & fale, avec des taches & des bandes brunes-obfcures, & aux bords postérieurs deux rayes je- aunatres, couleur d'olive. Le bord pos- térieur des aïles de desfous ef} tachété de UITLANDSCHE RUPSEN Enz, China en bevindt zich in de Verzame- ling van den Heer L. F. HoLTHUI- SE Ne Fig. 2. Lisus. Deze heeft ook zwarte met wit geringde fprieten, ket lyf en de vleugels is fchoon blaauw en fatynachtig glanzig, doch aan de buiten en binnenranden met een groenen weer- fchyn. Op de onderzyde, Fig. 2. B. is de grondkleur der vleugelen donker- groen met bruine dwarsftreepen en ran- den, de ondervleugels zyn gefiert met een geboogen rey van blaauwachtige witte flippen en een ftreep op ieder de- zer vleugels van dezelvde kleur. Zy woont in Swrinamen en berust nevens de overigen op deze Plaat afgebeelde geftaarte Arguskapellen in het Kabinet van den Hoog-welgeb. Heere Raye van Breukelerwaerth. Fis. 3. Arzrxis. De fprieten zyn gelyk als die van Fig. 2. Het lyf en de vleugelen hebben eene bleeke blaauw- achtige witte kleur met drie melkwitte ftreepen op de ondervleugels; De ag- terranden der bovenvleugels zyn bruin. De grondkleur der onderzyde, Fig. 3. C. is olyf met witte banden en ftreepen benevens twee oogswyze vlakjes aan de agterranden der ondervleugels. Men vindt ze in Surinamen. CHEN TEN 167 blanc. Il eff de la Chine & fe trouve dans la Colle£tion de. Monfieur L. F. HoLTHUISEN. Fig. 2. Lisus. Cclui-ce a pareille- ment des antennes noires avec des anneaux Dlancs. Le corps € les afles font d'un beau bleu € d'un lustre fatiné, mais leurs bords extérieurs €? inférieurs ont un cha- toyant vert. Le fond des afles de la fur- face en-desfous, Fig. 2. B. ef? d'un vert- obfcur avec des rayes transverfales € des bandes brunes. Les afles inférieures font ornées, d'une rangée courbée de pointilles bleuàtres blanches, € une raye de la mé- me couleur fur chacune de ces afles. Il demeure à Suriname @ fe trouve avec tous les autres Argus à queue de cette Planche , au Cabinet de Monfieur Raye de Breukelerwaerth. Fig. 3. ALExis. Les antennes font comme celles de la Fig. 2. Le corps & les afles ont une couleur blanche bleuâtres avec trois rayes blanches, couleur de lait fur les aîles inferieures. Les bords posté rieurs des afles fupérieures font bruns. Le fond de la furface inferieure, Fig. B, C. ef? couleur d'olive, avec des bandes EP des rayes blanches, € deux petites ta= ches ocillées aux bords postérieurs des aîles en-desfous. On le trouve à Suriname. Aa 3 168 BESCHRYVING van Fig. 4. Hassan. Het lyf en de vleugels hebben eenen fchoone blaau- wen fatynachtigen glans met een groe- nen weerfchyn, de randen der vleugels zyn zwart gelyk ook de kop en de fprie- ten. De onderzyde Fig. 4. D. is groen, op ieder ondervleugel een bruinen golfs- wyzen ftreep en een zwarte oogswyze vlak in een donkergeelen ring. Uit Su- rinamen. Fig. s. CéTHecus. Heeft zwar- te en wit geringde fprieten, het midden der vleugelen is benevens het lyf blaauw en glanzig, het overige derzelven is zwart, De grond der onderzyde Fig. s. E. is aschkleurig met bruine geboo- gen dwarsftreepen en aan de agterranden der ondervleugels een donker geele en vier bruine oogswyze vlakken. Uit Surinamen. Fig: 6. NaArBâr. De kop, het lyf en het midden der vleugelen is glan- zig blaauw met een violetkleurigen weer- fchyn, de randen zyn zwart met cenen eeltachtigen vlak van dezelvde kleur op het. midden der bovenvleugels. De grondkieur der onderzyde,. Fig. 6. F. is bruin, aan de gewrichten rood; Op het midden der ondervleugels is een zwarte met vuilwit gerande oogswyze Vlak en naar. de agterranden ziet men DESCRIPTION pr Fig. 4. Hassan. Le corps € les aîles ont un beau luftre bleu fatiné, avec un chatoyant vert. Les bords des afles font noirs, comme la tête € les antennes. Le desfous de la Fig. 4. D. ef? vert. Sur chaque aîle inférieure fe trouve une raye brune ondoyante, €? une tache noire oeillée , dans un anneau jeaune-obftur. — I} eff de Suriname. Fig. 5. CETHECUS A dé an: tennes noires, avec des anneaux blancs. Le milieu des afles, avcc le corps, ef bleu € luifant. Leur reste eff noir. Le fond du desfous, Fig. s. E. ef? couleur de cendre, avec des rayes transverfaks brunes courbées, € aux bords postérieurs des afles inférieures, une tache jeaune obfcure & quatre taches brunes ocilléss. I} eff de Suriname. Fig. 6. Narsar. La tête, le corps & le milieu des afles ef} d'un bleu luifant , avec un chatoyant de couleur viokt. Les bords font noirs & il ya une tache calleu/e de la même couleur, Jer la milieu des aïles fupérieures. Le fond de la furface inférieure, Fig. 6. F. eft brun, @ ù Kurs jointures, rouge; Jur le milieu des afles en-desfous, fe trouvé une tache noire oeillée, bordée d'un blanc fale, & vers les bords postérieurs, En UITLANDSCHE RUPSEN enz. eenige vuilwitte ftreepen en flippen. Uit Surinamen, Fig. 7. Numerius. Heeft zwar- te met wit geringde fprieten, de kop, het lyf en de vleugelen zyn op de bo- venzyde, Fig. 7. G. violetkleurig. Op de onderzyde Fig. 7. is de grond wit met bruine geboogen ftreepen. Aan de randen van ieder vleugel is een rey van bruine ftippen en aan den agterrand der ondervleugels twee groene zilverglan- zige oogswyze vlakken. Uit Surina- men. PREVANAIT XXIX Fig. 1. LisiMon. Deze Argus- kapel heeft de fprieten, den kop, het borstftuk en den grond der vleugelen donkerbruin, het agterlyf is wit, over het midden loopt een witten band, daar na een geboogen bruingeelen en aan de agterranden eene golfswyze witte ftreep. De onderzyde Fig. 1. A. is weinig on- derfcheiden van de bovenzyde, dan al- leen in eenige langwerpige ronde lood- kleurige ringen, ftreepjes en witte teke- ning aan de agterranden. Zy is uit Sw- rinamen en berust in het Kabinet van den Hoog-welgeb. Heere An Yan Breukelerwaerth. CHENILLES crc. 169 on voit quelques rayes €} pointilles d'un blanc Jule. Il eft de Suriname. Fig. 7. Numerius. Céui-ci a des antennes noires, à anneaux blancs.’ La tête, le corps € les afles, font, fur lé desfus, de la Fig. 7. G. de couleur violet. Sur le desfous de la Fig. 7. le fond eff blanc’ avec des rayes brunes courbées. Vers les. bords de chaque afle, fe voit une rangée de pointilles brunes, €? au bord posté- rieur des afles en-desfous , deux taches oeillées vertes d’un luftre argenté. Il Cu de Suriname. PE A NPC EX NN IL Fig. 1. LisiMon. Les antennes, la tête, le corfelet € le fond des aîles de ce Papillon Argus, font d'un brun-obftur. l Abdomen ef? blanc. Sur le milieu s'étend une bande blanche, puis une raye brune jeaunâtre courbée € aux bords postérieurs. une raye blanche on-doyante. Le des: fous, Fig. 1. A. differe fimplement du desfus, par quelques anneaux ronds oblongs EP petites rayes couleur de plomb, € par le desfein blanc aux bords postérieurs. Il eff de Suriname, € fe trouve au Cabinet de Monfieur Raye de Breukelerwaerth. 170 BESCHRYVING van Fig.o. Hanno. Dit Arguskapel- letje is bleekblaauw en glanzig, de le- den der fprieten zyn den een om den anderen ring, wit en zwart. Van on- der by Fig. 2. B. is het lyf en de grond der vleugelen bleekbruin met loodkleu- rige ftreepen en eenige kleine oogswyze vlakjes op de ondervleugels. Men vindt ze in Surinamen en ook aan de Kaap de Goede Hoop. Fig. 3. Bomircar. Dit aan bei- de zyden eveneens gekleurde Kapelletje heeft den kop en het lyf benevens het midden der vleugelen bloedrood, doch voor het overige zwart. Uit Surina- men. Fig. 4. ARISTUS. Het lyf en de grond der vleugelen hebben eene bruine paarfche kleur met loodkleurige vlakken en randftreepen. De onderzyde by Fig. 4. C. is in zo verre overeenkomftig met de bovenfte dat alleen de ondervleugels voor een gedeelte aschkleurig zyn met bruine witgeringde oogswyze ftippen, een witten vlak is op ’t midden, daarna een breede bruine band en de agterrand derzelven is wit met een rey van bruine flippen. Uit Surinamen, Fig. 5. Damon. Deze behoort DESCRIPTION pr Fig. 9. HANNo. Ce petit Papillon Argus ef} d'un bleu pale & luifant. Les anneaux des antennes font alternativement blancs & noirs. En desfous, de la Fig. 2. B. le corps @ le fond des aîles eft d'un brun pôle, avec des rayes, couleur de plomb, € quelques petites taches ocillées Jur les aîles inférieures. On le rrouve à Suriname € au Cap de bonne Espé- rance, Fig. 3. BoMmrrcar. Ce petit Pa- pillon, dont les deux furfaces portent la même couleur, a la tête € le corps, avec le milieu des aîles, d'une couleur incar- note, mais pour le refte il ef} noir. — Il eff de Suriname. Fig. 4. ArisrTus. Le corps & le fond des afles ont une couleur violet-brune, àvec des taches €} des rayes couleur de plomb a leurs bords. Le desfous, de la Fig. 4. C. resfembleroit parfaitement à la furface fupérieure, fi les afles inférieu- res ne fusfent pas en partie de couleur de cendre, avec des pointilles oeillées brunes, à bords blancs. Il y a une tache blanche Jur le milieu, & encore une large bande brune, tandis que leur bord postérieur eff blanc, avec une rangée de pointilles bru- ges. I} eff de Suriname. Fig. 5. Damon. Celui-ci, & kes UITLANDSCHE RUPSEN enz. met de Fig. 3 en 4. onder de Argus-ka- pellen. De fprieten en *tlyf zyn bruin, het midden der vleugelen is geel en de bruine agterranden hebben een bleeken vleeschkleurigen golfswyzen ftreep en zoom. De onderzyde Fig. s. D. is al- leen onderfcheiden in de witte tekening aan de bruine randen der vleugelen. Uit Suriname. Fig. 6. Simrrrcrus. De aan het einde haakswyze fprieten van deze ge- ftaarte Dikkop-kapel (Pap. Pleb. Urbic.) zyn donkerbruin, het lyf en de vleugelen, aan beide zyden lichtbruin, behalven de donkerbruine banden en vlak op de ondervleugels by Fig. 6. E. Vic Surinamen. Fis. 7. Ararpus. De fprieten van deze Dikkop-kapel zyn bruin, de kop, het lyf en ’t midden der vleugelen is met groene glinfterende hairen be- dekt, het overige der vleugelen is bruin, gelyk ook de onderzyde Fig. 7. F. welke maar aan den kop, de borst Wit gehaird, op de vleugelen donker- bruin en aan de agterranden wit gevlakt is. Uit Surinamen. Fig. 8. Narcosrus. Heeft de fprieien zwart, de kop, het lyf en het CHENILLES ere. 171 Fig. 3 & 4. appartiennent aux Papillons Argus. Les antennes & le corps font de couleur brune. Le milieu des afles efr jeaune, €} les Lords postérieurs bruns ont une raye € un bord on-doyant de couleur de chair pâle. Le desfous, Fig. s. dif. fere fimplement par le desftin blanc aux bords bruns des afles. — Il eff de Suri- name, Fig. 6 Simrricrus. Les antens nes, de ce Plebeiën noble à queue, (Pap. Pleb. Urbic.) dont les extrémités font à crochets, font d'une couleur brune-obfcure, Le corps @ les afles, fur les deux fur- faces, font d'un brun-clair, à l'exception des bandes €} de la tache brune-obfcure fur les aîles inférieures, de la Fig. GE. Il ef? de Suriname, Fig. 7. Ararpus. Les antennes, de ce Plebeiën noble font brunes. La tête, le corps € le milieu des afles, font couvert d'un poil vert luifant. Le refte des afles ef? brun, comme le desfous de la Fig. 7. F. qui, à la tête € à la poitrine eff ve- lue de blanc, dont les afles font bruns- obfcurs € dont les bords posiérieurs font tachétés de blanc. — Il ef} de Suri- name. Fig. 8. Narcosius. Les anten- nes font noires. La ile, le‘corps € Le Bh 172 BESCHRYVING van midden der vleugelen is met vuilgroene glanzige hairen bezet, de witte vlakken op de zwarte bovenvleugels zyn door- fchynend; Op de onderzyde heeft het lyf en de vleugelen eene vuilgroene kleur doch de randen der laatften zyn bruin. Uit SOME Fe 9. Dora De boven- zyde van ’t lyf en de vleugelen dezer geftaartte Dikkop-kapel, is van dezelfde kleur gelyk hier de grond der afgebeel- de onderzyde nevens de geele doorfchy- nende vlakken op de bovenvleugels. Wordt in Surinamen gevonden en berust nevens alle de op deze Plaat te vinden vóorwerpen in het M Lu Ka- binet. Pel AAT CL. Fig. 1. Timesius. De fprieten van deze Pylftaart (Sphynx) zyn lang, driehoekig en aan de voorfte zyde met korte ftyve hairtjes bezet , het lyf is met aschkleurige en bruine hairen door- mengt, bedekt; de bovenvleugels zyn in den grond aschkleurig , met zwart- bruine ftreepen en flippen, aan de ag- terranden dezelvde kleur en donkergeel gezoomd; de ondervleugels zyn bruin met een aschkleurigen dwarsftreep en DESCRIPTION pr milieu des aîles font couverts d'un poil vert fale luilant. Les taches blanches fur les aîles fupérieures noires, font transpa- rentes. Le corps € les afles ont; en- desfous, une couléur, verte fale ; mais les bords des dernieres font brunes. — Î ef? de Suriname. Fig. 9. DorANTES. Le desfus du corps € les afles de ce Plebeiën noble à queue, eft de la même couleur, comme le fond de la furface inférieure que nous donnons ici, avec les taches enticreinent transparentes [ur les afles ‘fupérieures. Il ef? de Suriname, €? fe trouve avan tou: tes les autres Figures de cette Planche au Cabinet fusmentionné, PB ANNE Am Ee Fig. 1. Trimesrtus. Les antennes de ce Sphinx font longue, triangulaires @ en-devant , couvertes d'un poil court & roide. Le corps ef? couvertes d'un poil dé couleur de cendre entre mêlé d'un poil brun: Le fond des aîles fupéricures eft couleur de cendre, avec des rayes & des pointilles noires brunêtres, € à leurs bords posté rieurs la même couleur > & ourlées de jeaune - obiure. Les afles infériures Jont brunes ; avec une raye transverfake UITLANDSCHE RUPSEN-ryz. de randen. derzelven. met tandswyze witte vlakken. „Op de onderzyde is het Iyf de poorten en de vleugelen grys van kleur … de zuiger is lang en gekruld. Men vindt ze te Franguebar op de Kust Coromandel, en berust in de Verzame- ling van den Wel-Ed. Heer B. DE MARRE. 2. .Fige. an witte agterlyf en den breeden donker- bruinen agterrand aan de ondervleugels; gelykt deze veel naar de Phal. Bomb. Monacha. Linné, Sp. 43. Deze afbeelding is naar een. Wyfje, ’t welk zwarte gepluimde fprieten heeft, de zui- ger is zeer kort en voor het bloote oog. nieezichtbaar. De kop, het lvf en de vleugels zyn in den grond.wit en de bovenvleugels met eenige golfswy- ze ftreepen en vlakken getekend. Op de onderzyde is het geheele Infeét wit zonder eenige vlakken, doch de poo- _ ten bruingeel. Zy is van Batavia en bevindt zich met de Fig. 3. in de Ver- zameling van wylen den Wel- Pos Heer E: F. ALBERTL Fig. 3: ZERBINA. In het Tweede Deel van, CraMERS Uit). Kapellen, Plaat 178. Fig. C. heb ik.de afbeel. ding van eene Nacht- kapel gegeven ; welke met deze eenige overeenkomst BrarTrix. Behalven het CHENILLES rra 173 couleur de cendre, € leurs bords avec des taches, blanches. en. forme de dents, Le desfous du-corps, des pattes € des aîles, cf}. d'une couleur grile. La trompe eff longue € roulde: On le trouve à Trane quebar, fur la Côte de Coromandel, €? il ef? de la Collection de Monfieur E. pe MarREzE. | - Fig. 2. BEaATRIX À l'exception de l'abdomen blanc, @& du bord postérieur brun-obftur des afles inférieures, celui-ci. res/emble beaucoup à la Phel. Bomb. Mo- nacha. Linné, Sp. 43. … Céi-& reprélente une. Femelle, qui a des an. tennes plumacées noires. La trompe eft fort courte EP imperceptible à l'oeil. — La tête, le corps € les afles, font dans le fond de couleur blanche, €? les afles Jupérieures font desfinées de quelques rayes € taches ondoyantes. —. Le desfous. de l'Infeête eff entierement blanc, fans aucu= nes taches, mais les pattes font d'un jeaunes brunâtre. Il ef? de Batavia, & fe trou= ve avec la Fig. 3. dans la Colletion de = le Minifire E. F. ALBERTE Fig. 3. ZERBINA Kai représ Jenté une.Phalêne dans la Secoñde Partie de CRAMER,.Jur les Papillons Exoii- ques, Planche 178. Fig. C. qui a tant foit peu de rapport avec celle-ci, qui a des Bby2 174 BESCHRYVING van heeft. Deze heeft draadvormige fprie- ten en een gekrulden zuiger, de kop is wit, het borstftuk bruin met donker- geele vlakken, en het agterlyf is ook bruin, doch met twee bruingeele ftree- pen overlangs geteekend: de boven- vleugels zyn, op het midden bruingeel, daarna volgt eene groote bleekgeele vlak en flip, voorts zyn dezelven vaalzwart en aan de randen met loodkleurige ftip- pen. De ondervleugels hebben eene lichtbruine grondkleur met donkergeele vlakken en aan de randen vier loodkleu- rige kleine oogswyze vlakjes. De on- derzyde Fig. 3. A. is weinig onbefchei- den en kan uit de afbeelding het best beoordeeld worden. Het voorwerp was een Wyfje, 't welk in Swrinamen is gevonden. Fig. 4. SYLVIANA. Deze fraaije Nachtkapel, (Phal. Noër.) heeft draad- vormige fprieten en een gekrulden zui- ger, de kop is wit, het lyf is met graauwe eenigzins naar de lavendelbloemkleur trekkende hairen bedekt, op het borst- ftuk ziet men zes geele vlakken en de ringen aan ’t agterlyf hebben dezelvde gecle kleur. Op de bovenvleugels heerscht een fatynachtigen luister. De onderzyde , Fig. 4. B. is ook glanzig , de dyen en voeten zyn zwart, doch voor 't overige geel. Het voorwerp „ DESCRIPTION pe antennes filiformes € une trompe roulée. La tête ef? blanche. Le corfelet ef} brun, avec des taches brunes obfcures, € Taba domen ef} pareillement brun. Mais des- fine de deux rayes jeaunes-brunûtres en longueur. Les aïles fupérieures font, dans leur milieu, d'un jeaune brun, fui- vi d'une grande tache € d'une pointille jeaune péle. Par le reffe elles font d'un noir fauve, € vers les bords elles ont des pointilles d'une couleur de plomb. — Les aîles inférieures ont un fond brun-clair , avec des taches jeaunes-obfiures, € vers beurs bords quatre petites taches ovillées, couleur de plomb. Le-desjous, dans la Fig. 3. A. varie fort peu, € on en peut le mieux juger par la Figure. Norre ob- jet ctoit une Femelle qui a été trouvée à Suriname. Fig. 4. SYLvraNa. Cette belle Phalêne (Phal. Noët.) a des antennes filiformes > unetronpe roule. La tteeftblanche. Le corps eff couvert d'un poil minime, tirant un peu fur la couleur de la fur de La- vende. On voit fur le corfelet fix taches jeaunes, € les anneaux de l'abdomen ont la même couleur jeanne. — Sur les afles Jupérieures domine un luftre fatiné. Le desfous, dans la Fig. 4. B. ef? parcille- ment luifant. Les cuisfes & les pieds Jont de couleur noire, mais pour le rz fre jeaunes. L'objet d'après lequel cette Fin UITLANDSCHE RUPSEN enz. waarna deze afbeelding gemaakt is, be- rust in het Kabinet van den Wel-Ed. Geftr. Heer C. VAN LENNEP, is van de Kaap de Goede Hoop en voor zo verre het my bewust is, de eenigfte welke in de Nederlandfche Verzameling werdt gevonden. Fig. s. Surima. Heeft draad- vormige fprieten en een gekrulden zui- ger, de kop en ‘tlyf is bruin, de grond der bovenvleugels bleekbruin met zwart- bruine ftreepen en witte vlakken ; de ondervleugels hebben aan de gewrich- ten, op den donkerbruinen grond der- zelven, lichtbruine hairen, de randen zyn wit gevlakt. De onderzyde is don- kerbruin, de buitenranden der boven- vleugels bruingeel en over ’t wit gevlakt en geftreept. Men vindt ze in Surina- men en ook aan den uithoek van Afrika aan de Kaap de Goede Hoop. Berust in het Kabinet van den Heere L. F. Horr- HUISEN. Prat, XLE Fig. 1. RecuLus. Deze Griek- fche Ridder-kapel heeft den kop, het lyf, benevens de fprieten zwart en de oogen bruinrood; De vleugelen zyn zwart met groene ftippen, welke echter CHENILLES Tes 128 gure a été faite, fe trouve au Cabinet de Monfieur C.van LeNNee. Il ef} du Cap de bonne Espérance, €? tant que je Jache le feul qui fe trouve dans les Ca Dinets de nos Provinces. Fig. 5. SuLiMA. A des antennes filiformes €} une trompe roulte. La tête © le corps ont une couleur brune. Le fond des afles fupérieures eff d'un brun pâle, avec des rayes noires brunûtres & des taches blanches. Les afles inférieures ont, à leurs jointures, fur leur fond brun-obfcur des poils bruns clairs. Les bords font tachétés de blanc. Le desfous eff d'un brun-ob[cur. Les bords extérieurs des aîles fupérieures font d’un brun - jeau- nâtre, € tachété € rayé fur le blanc. On le trouve à Suriname, € au Cap de bonne Espérance. U eff au Cabinet de Monfieur L. F. HoLTHUISEN. Pr ASN CE IE Fig. 1. RecuLus. La tête, le corps € les antennes de ce chevalier Grec, font de couleur noire, © les yeux font d'un rouge brunâtre. Les afles font noi- res avec des pointilles vertes, qui font sen Bb 3 176 BESCHRYVING van zeer naast elkander zyn geplaatst, zo- danig dat het niet mooglyk is, dezelven door het Penfeel uittedrukken : De groe- ne dwarsband. is fatynagtig glanzig , en aan den agterhoek van den binnenrand der ondervleugels is een roode met blaauw gerande vlak. De onderzyde by Fig. 1. A. is op het lyf bruin, aan de poo- ten zwartbruin en een gedeelte der bo- venvleugels , van de gewrigten af tot aan de tippen derzelven, is nevens de ondervleugels donkerbruin met bruin- geele en blaauwe ftippen getekend. Het overige der bovenvleugels is licht en donkerbruin geftreept; aan de agterran- den der ondervleugels zyn drie reijen van donkerbruingeele vlakken geplaatst, van welken de twee grootften wit ge- rand zyn. Waarfchynlyk is deze Kapel uit Bengalen , berust nevens de drie volgende voorwerpen, in het aanziene- lyke Kabinet van den Hoog -welgeb. Heere Raye van Breukelerwaerth. Fig. a. CrsoNra. Deze Danaus- kapel heeft eenige overeenkomst met het Wyfje van de Pap. Hvare (Linné Sp. Ico.) Doch betalven het aanmer- kelyke onderfcheid der zwarte randen en de plaatzing der licht en donkergeele kleur op de bovenzyde der vleugelen, zo zyn de fpricten van deze bleekgeel en het lyf met witte donsagtige hairen zaADESCRIPTTON nm: pendant placées proche l'une „de l'autre qu'il weft pas posfible de les repréfenter par Je pinceau. La bande transverfale verte ef? d'un lufire Jatiné, & vers l'angle postérieur du bord inférieur des afles en: desfous fe trouve une tache rouge, bordée de bleu. — En-desfous Fig. 1. A. le corps ejt brun, vers les pattes d'un brun mir, © une partie des.aîles fupérieures, depuis leurs bafes jusques àleursextrémités, de même que les aîles inférieures, ef? d'un brun-obfcur, desfiné de pointilles jeaunes brunâtres & blancs. Le refte des afles Jupéricures ef? rayé d'un brun clair & obfcur. Vers les bords postérieurs des aîles inférieures fe trouvent trois raugées de taches jeaunes brunâtres obftures dont les deux plus grandes font bordees de blanc. Ce Papillon eft apareimment de Bengalen, EP on le trouve avec les trois objets fui. vans, au riche Cabinet de Monfieur Raye van Breukelerwaerth. Fig. +. SesoNra. Cette Danaïde vesfemble tant foit peu à la Femelle du Pap. Hyare Linn.-Sp. 100. Mais outre la différence remarquable des bords noirs € de la pofitition de la couleur jeaune claire & obfcure fur le desfus.des afles , les antennes de celle-ci font d'un jeaune pâle & le corps eff couvert d'un poil blanc en forme de duvet. Le des/ous UITLANDSCHE RUPSEN Enz. bedekt. De onderzyde by Fig. 2. B. js geel met roode paarschkleurige randen en flippen, en de witte vlakken op het midden van ieder vleugel zyn zilverglan- zig, de baardfprietjes met het lyf geel en de pooten rood. Zy wordt in Geor- gien in Noord- America gevonden. Fig. 3. SCRIBONIA. Op de voor- gaande 161 Plaat, Fig. 8. en 8. H. heb ik de afbeelding der Rups en Pop van eene Nagt-kapel gegeven, welke in het IV. Deel van CRAMER, Uit). Kap. op Pl-344. Fig. F, G. is te vinden. By de befchryving dezer evengemelde Rups, bladz. 78, heb te gelyk melding gemaakt van deze hier nu afgebeelde Zydefpinfter , welke reets door juffrouw S. MERIAN, Sur. Inf. Plaat 10. was bekend gemaakt. Zy heeft, op de onderzyde, het Iyf wit, de lugtftippen ter zyden van het agterlyf zwart, de pooten zyn wit met zwart geringd en aan de voeten zwart- agtig blaauw; De vleugels zyn daar niet onderfcheiden met de hier op het naauwkeurigfte afgebeelde bovenzyde. De fprieten zyn lang en met korte hai- ren bezet, even gelyk zulks in de mees- ten der Zydefpinfters plaats vind; De zuiger is kort en voor het bloote oog niet zichtbaar.. Het agterlyf is dik ; breed en donkergeel; De zwarte vlak- :CHENILLES ETC 197 de la Fig. 2. B. ef} jeaunt, avec des Lords € des pointilles rouges, tirant Jur levio. let € les taches blanches fur le milieu de chaque aîle, font d'un luffre argenté. Les antennules & le corps font jeaunes, € les pattes rouges. On la trouve dans laGeor- gie, dans lAmerique Septentrionale. Fig. 3. ScRIBONIA Pai donné fur la Planche précédente 16ve Fig. 8. en 8. H. la Figure de la Chenille € de la chryfalide d'une Phalêne, qui fe trou= ve dans le Tome IV. de Vouvrage de CRAMER, Pap. Exot. Plaat 344. Fig. F, G. Dans la defcription de la ditte Chenille, pag. 78. Fai également: mena tionné de la Fileufe que je réprefente mains tenant ici, € qui avoit déjà-été annoncées par Mad!e. Merian , Sur. Inf. Planche 10. dE far À Son corps, en-desfous, eff blanc: Les fligmates, à côté de l'abdomen, font noirs. Les pattes blanches, avec des anneaux noirs, € vers les pieds d’un bleu noirÂ= tre. Les ales ny different en rien, de la furface Juperieure que nous répréfen- tons ici fort exaCtement. Les antennes font longues € garnies d'un poil fort court, comme dans la plus grande partie: des Fileufes. La trompe eff courte &. imperceptible à oeil. P Abdomen ef? gros large € d'un jeaune-obftur. - Les taches noires qui s'y trouvent ont ui beau Cha: 178 BESCHRYVING vaN ken op ket zelve hebben een fchoonen donkerblaauwen weerfchyn. Deze is van Nieuwjork, men vindt dezelven echter ook in Cajenne en Surinamer. Fig. 4. VerLEDA. Deze heeft de fprieten lang en merkelyk gepluimd, de kop en ’t lyf wollig ruig gehaird; Op den rug of het midden van ’t berstftuk zyn bruine lange hairen geplaatst, wel. ke aan ’t einde een glinfterend knopje hebben, het agterlyf is aan ’t einde met een boschje lange hairen voorzien. De onderzyde der vleugelen is byna het zelfde gekleurd als van boven , doch een weinig meerder glanzig, de pooten zyn zeer ruig. Het voorwerp is naar een Wyfje afgebeeld en behoort onder de Zydefpinfters , welke eenen korten zuiger hebben, en word in Nieusjork gevonden. PAL VAA TONI. Fig. 1. Imrerraris. By Drury Tmf. Tom, 1. PI 9. Fig. 1, 2. is het Mannetje van deze Nagt-kapel afge- beeld. Dit Wyfje heeft de fprieten geel en met korte bruine hairen bezet, de oogen bruin, op de onderzyde is het Iyf nevens de grondkleur der vleu- gelen meer zwavelgeel, doch minder bruinroodagtig gevlakt en geftipt als op DESCRIPTION pr toyant Dleu-obftur. Celle-ci eff de la Nouvelle York, @ 07 la trouve ausfi, à Cayenne € à Suriname. — Fig. 4 VELLEDA. Les antennes de celle-ci font longues € vifiblement plu- macées. La tête € le corps font laineux € garnis d'un poil vélu. Sur le dos on le milieu du corfelet font placés des poils longs bruns, gui ont à leur extrémi- té une petite bouton luifante. l'Extré- mité de abdomen ef} garnie d'un petit bosquet de poils longs. Le desfous des aîles porte à peu près la même couleur du desfus , mais également un peu luifant. Les pattes font très vélues. Notre Figure repréfente une Femelle € appartient aux Fileufes, qui ont une trompe courte, & on la trouve à la Nouvelle York. PLAN Care KEE Fig. 1. IMmPérrALis. On trouve le Môle de cette Phalêne repréfenté, chez Drury, Inf, Tom. L PI. 0. Fig. 1; 2. — Les antennes de cette Femelle font jeaunes, & garnies d'un petit poil brun. Les yeux font bruns. — La Jurface inferieure du corps, avec la cou: leur fonciere des afles eff plus jeaune de Jouffre , mais moins tacheté & pointillé UITLANDSCHE RUPSEN ryz. de bovenzyde; echter ziet men daar de twee byna ronde en van binnen eenig- zins hoornagtige vlakken, op het mid- den der bovenvleugels en den eenen ter gemelde plaats op de ondervleugels, als mede de bandswyze dwarsftrecpen op beiden, eveneens als op de boven- zyde. Deze is uit Georgien in Noordamerica en berust met de twee volgende in het Kabinet van den Hoog-welgeb. Heere Raye van Breukelerwaerth. Fagricius, Sp. Inf. 2. pag. 181. N°, 62. Mig 0 LAocoon. De hier af- gebeelde Nagtkapel is eene verfcheiden- heid van het Mannetje dezer Zydefpin- fter, van welke in het Werk over de Uitlandfche Kapellen van den Heere CRAMER, II. Deel, PI 117. Fig. A, B, C. de beide Sexe is te vinden. Zy heeft den kop, de fprieten en de poo- ten rood, de oogen bruin, aan den hals twee geele vlakken en op het rooderuige borstftuk een geelen dwarsftreep bene- vens twee geboogene ter zyden van de- zelfde kleur; Het agterlyf heeft aan den eerften ring een geelen ftreep en is voor t overige bruinrood met geele door- mengde hairen. De grondkleur der bo- CHENILLES Te 179 de rouge brunâtre que fur le desfus, ce- pendant on y voit les deux taches prèsque rondes, € au milieu tant foit peu cornées. Sur le milieu des afles fupérieures, € une autre fur les afles inférieures [ur la même place; comme ausfi les rayes trans- verfales , en forme de bandes fur toutes les aîles, femblables à celle du desfus. Celle-ci eff de la Georgie, dans l'Amérique Septentrionale, @ fe trouve avec les deux fwivantes , au Cabinet de Monfieur Raye de Breukelerwaerth. Farricius, Sp. Inf 2. pag. 181. Nc; Fig. 2. LaAocoon. La Phaléne que nous repréfentons ici, eft une varicté du Mile de la Fileufe , dont on trouve les deux Sexes dans l'ouvrage de Cra- hem Is Pate Pr ie An nbs C. fa tête, fes antennes & fes pattés font rouges. Les yeux font bruns. A fon cou fe trouvent deux taches jeaunes, & fur le corfelct rouge velu une raye trans- verfale jeaune, avec deux courbées à côté, de la même couleur. Au premier anneau de l’Abdomen fe trouve une raye jeaune, EP pour le refte il ef} d'un rouge brunâtre, avec des poils jeaunes entremélés. Le fond des aïles Jupérieures ef} brun, avec trois taches jeaunes vers les jointures, une Cc io BESCHRYVING van venvleugels is bruin met drie geele vlak- ken aan de gewrigtten, een op het mid- den en agt van dezelfde geele kleur , welke als in een geboogen dwarsband zyn geplaatst: de aderen zyn zwart » maar wederzyds met rood gerand. De ondervleugels hebben eene geelagtige bruinroode kleur. Op de onderzyde is de kop met de fprieten bruin oranje- kleurig , het lyf en de bovenvleugels aan de gewrigten geel, voorts bruin met vier geele vlakken en de aderen hebben dezelfde kleur en randen als op de bo- venzyde: de ondervleugels hebben me- de aldaar dezelfde kleur, doch aan de gewrigten geel, voorts bruin met vier geele vlakken en de aderen hebben de- zelfde kleur en randen als op de boven- zyde: de ondervleugels hebben mede aldaar dezelfde kleur, doch aan de ge- Wrigten geel en in ’t midden een don- kergeelen vlak. Zy is uit Georgien in Noordamerica. Fig. 1. Iprea. Deze ongeoogde Nymphkapel is maar eene verfcheiden- heid van die, welke op het Molukki- fche Eyland Æmboina worden gevon- den, en welker afbecldingen ik by Cramer, Uitl, Kap. III. Deel, PI 193. Fig. A, B. en IV. Deel, PI 362. Fig. D. heb gegeven. De Heer Drury beeft in het Zweede Decl van deszelfs DESCRIPTION pe an milieu, € huit de la même couleur je- aune, qui paroisfent placées dans une ban- de transverfale courbée. Les veines font noires, mais bordées de rouge des deux côtés. Les afles inférieures ont une cou- leur brun-rouge feaunâtre. En-desfous la tête € les antennes font brunes couleur d'orange. Le corps € les afles fupêrieu- res, vers les jointures, font jeaunes, puis brunes ‚ avec guatre taches jeaunes , EF les veines ont la même couleur €} les mêmes bords que fur le desfus. Les afles infe- rieures y ont parcillement la même cou- leur, mais elles font jeaunes vers les join tures € ont au milieu une tache jeaune obfcure. — Elle eft de la Georgie dans l'Amérique Septen:rionate- Tig. 1. Ipea. Cette Nymphe aveugle weft qu'une variété de celles qui fe trouvent à Amboine, wne des Îles Molucques, € que j'ai repréfentées dans CRAMER, Pap. Exot. IT. Partie, PL 193. F ig. À, B. et IV. Partie, Pl. 362. Fig. D. Monfieur Drury a ausfi repréfenté une variété de ce Papillon dans la feconde Par- tie de fes Iuftrations of Natural Hiftory, UITLANDSCHE RUPSEN #xz. Iuftrations of Natural Hiftory PI. 7. Fig 1. mede een verfcheidenheid van deze Kapel onder de benaaming van LynNerus afgebeeld, en dezelve in het Register onder de bonte Danausfen ge. plaatst. Indien men deze met de voor- gemelde Amboinfche vergelykt, dan is hier de grondkleur der vleugelen niet alleen meerder loodkleurig en de zwar- te vlakken van eene verfchillende teke- ning, maar ook de vleugelen hebben eene langwerpiger gedaante dan die der laatstgemelden, en de plaatzing der wit- te vlakken op het borstftuk onderfchei- den zich ook met elkander. Op de on- derzyde heeft zy dezelfde tekening , doch is de grondkleur daar meer wit; de fprieten zyn zwart, doch aan ’t einde geelagtig, de baardifprietjes zwart, de borst en het agterlyf bleekgeel nevens de fchenkels der pooten welke echter aan de voeten zwart zyn. De Hoog- welgeb. Heere Raye van Breukelerwacrth heeft deze Kapel van het Eyland Muda. gascar ontvangen. iN D: E CHENILLES rra. 181 PI. 7. Fig. 1. fous la dénomination de LyNceus, & dans Jon Registre il læ place fous les Danaïdes bigarrées. En comparant celle-ci avec la fusmentionnde - d'Amboine, on trouve que la couleur fon- ciere des afles nef? pas feulement ici plus couleur de plomb, € que les taches noires Jont d'un desfein different, mais ausfi que les afles ont une forme plus oblongue que celles des dernieres, € encore que la pofition des taches blanches fur le corfelet, varient ausf dans les deux fortes. Elle a fur le desjous, le même desfein, mais le fond y eff plus blanc. Les antennes font noires, mais jeaunâtres àlextrémitd. Les antennules font noires. Le corfelet @ P Abdomen font d'un jeaune pâle, avec les chevilles des pattes, qui cependant font noires aux pieds. — Monfieur Raye de Breukelerwaerth, a reçu ce Papillon e l'Isle de Madagascar. Bela: ee +2 EN A A MW Vorne VA SN DAME DAG- EN NAGT-KAPELLEN, Welken in dit Aanhangzel zyn afgebeeld, met aanwyzing der Geflach- ten, waar onder dezelven behooren. LISTE ALPHABETIQUE DIENS PAPILLONS rr prs PHALENES, Qui font reprefentés dans ce [upplement, ou Von indique les genres dans lesquelles ils fe rangent. A B: Pme Genus. PIE Genus. ABASIA. 17. 1.1, À. Phal. Attac. BEATRIX. 40. 9. Phal. Bomb. ACASTUS. 7.3.3. C. Pap. Pleb. Urbic, BEGGA. 19.3 E. — ACESTE. 6 D.E.F.— Nyinph Phal. BELLATRIX. 22.3.C. — Ù AEGINA. 24.4. G.H. Phal. Bomsyx. BERECYNTEHIA. 3. 4. Pap Nymph Gemm. AFER. 27.3 À. Pap Nymph.Gemm. BIBLANA. 20.4. G.H Phal. Bomb. AGAVUS. 32.1. A. — Eq. Achiv. BIEASCHATA 2376 MENE AGRESTA. 23,1. A.B. Phal. Bomb. BIA. or. 7. DS ALARDUS. 39 7. F: Pap. Pleb. Urbie: LBOMILCAR. 2019 Pap. Pieb Rural, ALEXIS. Re en CAT RROMIUSS PE ne A Dr ALMON. 11 1 A.B.C.Sphinx. Adfcit. BROTEAS. 17.6.6.G, — — ALSUS, 18.7.N. Phal. Bomb _ AMOSIS. II. À. Pap Eg. Troäs, (en AMPHIONE. BS — Helicon. AMYCLUS. Tube _— Pleb Uibie. CAREARIA: 31.e2e. CG, Phal. Attac. ANCHDES. 1. 2. — fiq. Iroës, CALLIOPE. 3. A.B. Pap. Heticom. ANTONOE. 33 2. B. — Dinant CAMERTUS. 9.1.1. À. Sphinx. ARCESILAUS. 6.1. À. —— Eq Argonaut CASSANDRA. 1Qso,C D. Phal: Attac. ARCHADIA. 14 6.7.8.9 Sphinx. Adicit. CASSIAE. 3.3 À. Pap.Nymph.Gemm, ARCHIAS. I2 3. Phal. Bomb: GEIN DIE 37: I. À. — ARCHITAS. s 5.F. Pap. Pleb. Urbic. CENEA. 09. 1.A. — Phaler. ARGUS. OT |. Eid L. Attac. CEPHISE. Omar À. Phal. Bomb. ARGENISSE. 927.4. C. Pap. Nymph. Phal. CERIALIS. 10.1.A.B.C.Pap. Pleb. Urb. ARIADNE. 4 4. A.B. — Gemm. CEÉSONIA, En 2. de —— Dan. Cand. ARIS TUS, 90. 4. CG. — Pleb, Rural. ‘CETHEGUS. 38, $. Eu bleh. Gandak AR MINA, 0G. I. A. Phal. Attac. CHARACTERIA 34. $ Phal. No. ARMIDA. 19.1.A B. — CHARMIONE. 36. ro. nn ARTE MISE, 25. 4. D. Pap, Helicon. CHLOE. 5.1. À. Pap.Nymph Gemm ASPASIA. 53. 3. C. — Dan, Cand. CHRYSIALIS. 27. 5. Phal. Pyral. ATERE A, 21 4 G. Phal, Bomb. CINGULUS, 15: 4 Pap. Pleb. Rural, NAAMWYZER VAN DE DAG- EN NAGT-KAPELLEN, CLARISSA. CLORIMENA. CLOTILDA. COELESTINA. CROCOS. CROTOPUS. CUNIGUNDA. CUPIDO. DAMON. DELIANA. DIAPHANA. DIRCE. DOMINA. DORANTES. DORIMOND. DOROTHEA. ECHERIA. ECHERIUS. ELEUTHERA. ELEUTHERIA. ENAGRUS. ENDYMION. EPHESTION. EPHONIA. EPIGENA. ERESIMUS. EULALIA. EUMEDITE. EURIBATES. EUPALIMON, EUTERPE. EUTROPIA. EVADNES. EVELINA. FABIUS. FASCIALIS. FATME. EDICT: FENESTRATA. FESTIVA. FEDUCIA. FIMBRI[ALIS, FIR MIANA. FROSINARIA, FULGERATOR. GANNASCUS. PIN Ei: Genus, 34: 3. Phal. Not. 13.2. B. Pap.Nymph.Gemm. 34 4e Phal, Noét. or. 2. B. C.— Bomb. 33.3. HEC. 6,7, F. Pap. Pleb. Rura!, 16. 8. H, Phal. Bomb, 4. 6. C. Pap. Pleb, Gaudat, D, 39.5. D. — Rural, 36. de Phal. Noë. 23.2.C 2. D.— Bomb, 93. À. 3.B. Pap. Nymph. Phal. SIB 24.1. À 1,D, 39. 9. Pap. Pleb. Urbic. 37. 4 D. —— —— Caudat. 24. ; E. F.Phal. Bomb. ES 29. 2. B. Pap. Nymph. Phaler. 31.1. A.B. — Pleb. Caud, 38.8, P _ Phal, Bomb, DO 0 à es CS 13. 6.6. Sphinx, Adfcit. 4. 5. A.B. Pap Pleb, Caud. 25.1. A. — Eq. Trbës. 19.5. A. Phal, Bomb. 35. 6. — 16. I. B, Rx er 6. 3. C. _ Pap. Nymph. Phal. 12. 2. Phal. Geomet, 15.9. 10. A. Bomb 8.2. A. Pap. Pleb. Urbic. TS. — Nymph. Phal, 1.4. — Helicon, 18.6.K.L.M.Phal. Bomb: 6 flo Sphinx. Adfcit, 28. 2. B. Pap. Nymph. Phal, B 2.1,A.B.C.D:— Eq. Argon, 36. T3. Phal. Geomet. 36, 8. —— Nott, 1D Kite — — 30. 5. Sphinx Adfcit, 34.4 HI, Phal. Bomb. 30783 — Not. 16. 4. —— Pyral. 24. 5 EL —— Lomb: AO —— Gecmet. 7.4.4. D. Pap. Pleb. Urbic, G. 35. 3 B. Sphinx. 383 EVE Genus. GELON. $. 2. B. Pap. Pleb. Rural. GORGIAS. 93. 5. D. — Caudat, H. HALYS. 10. 2, À. B. Sphinx. Adfcit, HANNO. 39. 2. B. Pap. Fleb, Rural, HASSAN. 38.4, D. —- ——— Caud, HEBER. Ee 3. A.B, Sphinx, Adfcit. HELOPS. 1.6. H.I Phal. Bomb. HEMORRHOIDALIS. 1 12.1. Sphinx. Adfcit. HYGENIUS. 9.2. À. Pap. Pleb, Rural. HIRLANDA. 35 1. À. —— Dan. Cand. HIPARCHIA. 15 r. À. B.Phal. Bomb. HIPPIA, 12. 8. — ——— HIR TJS. onse HORDONIA. IAD Ten Nymph. Phal HUBNERIANA, &, 5. Phal, ‘Lurtrix, FE, ICILIA. 35. 5 — Bomb. IDEA. 42. 3 Pap Nymph, Phal, IMPERIALIS. 42.1: Phal. Bomb, Jo. 17.8. C. D= Attac. JOLE. 30. 1. A. Pap. Eq. Achiv. IRENE, 30. 3. GC. —- Helicon, IRENA. 20. 2. C. D. Phal. Attac. JULIATA. 8. 4. —— Geomet, JULETTUS: 9. Le Pap. Dan. Festiv. JUSTINA. 19.4.F. G, Phal, Bomb. L. LAOCOON. LENEUS, 15 4.$.A.6.B. Sphinx. A dfcif, LEONIDA. C2 D PAP, Eg. Argon, LEON TIA. 36. 6. Phal. Bomb. LEVINA. OM — Not. LIBERIA. TON o Ge on A(EICE LYNCIDA, 4.2. A.B.C;Pap. Dan. Cand LIRIOPE. 4.1. A. —— Nymph. Phal, LYSANDRA. 29.3 C. — Gemmi, LISIMOND, 38. 6. F. — Pleb, Caudat.. LISUS. PES 339. Le À — Rural, LONGAR A. 18.9. F. G. Phal, Bomb. LUCIAT A. 12, 5. — Geomct, M. MACULATA. za. 6. Phal. Geomet, MARCELLINA. 3 1. A. MARGINARIA. 34. 8. MARGINALIS. ol Orle le Pap. Dan. Cande Phal. Geomet. aen balk MARIUS, 30. 1. A. Pap. Eq. Achiv. MENES. 7.6.F G.— Pleb. Urbicol, MENETAS, 30 4 D. — Rural, MENIPPE, 28. 1. A. —— Helicon, MEONA, 23. . O. Phal, Bomb, 394 PIN Pig. Genus, MESSALINA, 26.2. B. Pap. Nymph, Phal. METRA. oge lk — MYCILIA. 21.3.D.E.F.Phal, Bomb, MICILIA. 35. 4e = MOLINA. 22, 4 D. — — N. NARBAL. 2%6 «B Pap. Pleb. Caud. NARCOSIUS. 39.8. ze WO NAUZICA, 17.2. B. Phal. Attac. NEAEREA, 4. 3. A. B. Pap. Nymph. Phal. NEREIS. 26. 3, _—— Gemm, NESEA. 22, 6.F.G. Phal, Bomb. NETRIX, 24, 2. C. D. NICIAS. 13: 3: Pap. Pleb. Rural. NITIDA. 16.6. E. Phal. Bomb. NITIDALIS. 22.10.M.N.O.— Pyral NUDA. 18.2.C.D.E.—— Bomb. NUMERIUS, 38.7. G. Pap. Pieb. Caud, NUIRIX. 18. 8.0, Phal, No&. O. OBRINUS. 6.5. Pap. Nymph. Phal. OCELLATA. 34.9. Phal. Geomat, ODILIA. 6. 4. Pap. Nymph. Phal. « OMPHALE, QG LA — —— — OPHION. 26. 4. C. Pleb, Urbic, ORASIA, 15.7. À. Phal, Bomb. ORCUS. 9.4. A, Pap. Pleb. Urbic. ORNATA. 18, 5. H. I. Phal. Bomb, ORSILOCHUS, 15.11. 12. ——— P. PALMYRA, 36. I. _— PAMMON. 33. I. A. Pap. Eq. Achiv. PAN. 27. 2, À. Sphinx. PELARG À. 27.0. À. Pap. Nymph. Phal. PERTINAX. 35 00. — Pleb. Urbic. PERSPICUA. 15. 3. Phal, Bomb. PETILIA. 28, 3. Pap, Nymph. Phal. PETREUS. 2.2. À B.C.—— Eq. Argonaut. PHERES, Ho So Sphinx. Adfcit. PHERUSA. 7.1. A. Pap. Nymph. Phal. PHIEAN ADS. 5.3.6, SS Pleb=Candat. PLACIDIA. 25.5 EE. a PYGMALION, g,5,A. —= —= Urbic. PYRAMUS. 32, 3. C. — Nymph. Phal, POLYDAMIA, 00,7. Phal. No, BOL UE PURES 36.9. —— No, PROS 12. Je RS Res \ CUS. 36. 6, Pap, Pleb. Urbic. PSAMAS. 11. À À, B. Boe Adfcit. PUNCTATA, 12. 40. Phal. Noct, PUNCTIGERA, 34° 1. A. =— Bomb. PUSILL a, 295 le en NAAMWYZER VAN DE DAG. EN NAGT-KAPELLEN. R. Pl. ie Genus. REGULUS. 41. 1. À. Paps Eq: Achiv: RENALDUS. 13-744 "S= Biebalrbe, RENAUDALIS. 8.7. Phal, Pyral. RHANISARIA, 34.2. B. —— Geomet, RIVULOSA. 17.4. E.F. —- Bomb. RUSTAN. 38.4. D. Pap. Pleb, Caud, RUTILUS. 11,9. À. B. Sphinx. Adfcit, SE SABINUS. 0.314. 0Pap. Pleb. Rural SALATES. DNA RE RES SAPHO. 30.92. B. —- Helicon. SCHNEIDERIANA. 22,8. 1, Phal, Bomb. SCRIBONIA, 4r.3. —— Nod. SIMPLICIUS. 39.6. E. Pap. Pleb. Urbic, SYLVIUS. Fe 2.3.4.Sphinx. Adfcit. SYLVERIA. 7. 7. H. I. Phal. Bomb. SYLVIANA. 40. 4. B, — No. SYMETHUS. 67.3 400 Pap Pb Eee SYPILUS, 13. 7. H. I. Sphinx. Adfcit. SOLINA. 12.4. Phal. Noct. SERTATAEIS 56 — Pyral. SDRTNRATA CAT — Geomet, SDRIGIALIS Se — Pyral. SULIMA. 0. $. A. —— No&, SWEDERIANA, 16. 5. — Tortrix. Are TARQUINIA, 17.5. —— Attac. LÉPECEUS s.4. E. Pap. Pleb. Rural. THALIA. 1.6. B. —-— Helicon. THAROPS. 18. 4. G.H. Phal. Bomb. TAYESTES. 32. 22 B, Pap. Eq. Argon. TIMESIUS. 40, I- Sphinx. TIMOLEON. 32 4. D. Pap Pleb. Caudat. KINDE AS 5.6 G. —— Nymph.Gemm. We VAILLANTINA.3r. 3. Phal Bomb, VANILLAE, 1.7 A.B. Pap. Nymph. Phaler, VELLEDA. ALI Phal, Bomb, VERAGO. DENG —— VINCENTIATA. 8 VIRIDARIA. go. 5. — (Geomet. VOCULA. 31.5 == VULCANUS, 9.6. A. Pap. Pleb. Urbic. VUTORIA. A TE Phal. Bomb. Z. ZAIDE. 36.6. — Noë. ZAMIS. AGIT — — ZEANGER. 37. 2. B. Pap. Pleb. Rural, ZELICA. 16. 2. C. D. Phal, Bomb. ZERBINA. PEREN ZETES. 25.3. C. Pap. Helicon. en B En BEE Te 0 ë # gs 2 en Wk \ a | Ì MAIL: ï # | di or Mi re É \ ï Ed l | NAS # E ‘à À | à | s 4 he à 4 | \ a 0:10) \ Le miens) À jt 4 zl A ” ; veer "HET Ze. 21. (8 d EW ln dine SM A He ei ME | ÿ ; re M NM err A / Nr ocen PANTIN APN NAN VN Sn Aij. li Zig 4.2. va Le Ts GE ESS. e: A e | à 6 », =» © ÿ B Wi Zig. 2.B. \ iva hik) Me à Fe \ 7 î je = = p 8 Ta > Les F serie EME | biebel wke Ve | a? è / / v ’ IE: ELLES Mid: | MMS ij 1" EA # Ed en De Are LE ge Se ZN el D arr + P hide EN 5 V a — 0 ru Ci Es = Er Es ‘