IMAGE EVALUATION TEST TARGET (MT-3) 1.0 l.l u± u 1^ lU u 2.0 ■ 40 1.25 U 1.6 < 6" ► v] .J v> m:n ..;' samuj:l hearne'S /■ * LANDREIS NAAR DEN ■^^ NOORDER- OCEAAN. 'r i N T fV E E D E E L E li. k-r. A .' ♦ '■;'; i ! . i, -4 ( I '.^x' 1 ''■^. ' . i;.ll- il. r ^ ' ■*• \ '. • s. •»!' . ... 1. ^ - V . ., TT r:: ■ - I " i i 4 :-5 /? ..*^ s\, (, ' Ju . Wi.» 4>> J< £ r A LANDREIS V A N 'T PRINS VAN WALLÏS FORT AAM 0 HUDSONS B AA I, NAARDEN NOORDER-O C E A A N. , ONDERNOMEN op BEVEL > V A N D « MAATSCHAPPIJ der HUDSONS BAAI, TER ONTDEKKINGE VAN KOPER-M IJ NEN, ïEN NOORD-WESTEN DOORTOGT, knz. IN D£ JAREN 1769, 1770, I771 EN 177a. . DOOR S A M U E L H E A R N E. UIT HET ENGELSCH VERTAALD, MET AANMERKINGEN VAN . JOHANN REINHOLD FORSTER. t MET PLATEN EN KA AKTE Nx K .•♦ > 'Il TWEEDE DEEL. IN DEN H J J G E, 8IJ J. C. L E E U W E S T IJ N, 1798. i*v||' * . t '' nv f \ t i' I * * • > ,,^,^.- ^ --(^.-^ 1^- n.,. d *' ,' ... ii. ■-: vt^ ^^.-■^ /^i. - ...... .-1 -, — -.--. t ■t 't -i. ..-.,, — l- "-,5. . ' '• ■ \ LANDREIS NAAR DBN ""^ ■ A ' 'ïl NO ORDER -OCEAAN. ||: *. 1 ZEVENDE HOOFDSTUK. Aanmerkingen van den tijd af dat de vrouf ■wen zich weder bij ons voegden^ tot onzs aankomst aan het nieir Achapuscow, ^, ^ yerfcheJdc hhU.inen ziek, — IViJze van Welke de bezweerders zich bedienden om een derzelvtn te ge-^ tiezen^ die? ook her/i eld word. Matonahhee en zijit volk vervolgen hunne reis naar V zuid-wsten. — De meeste di't andere Indianen fch'id n , en ^aan ie4er hunnes weegs — ff^if gtan v»orbij het Witte (teen tneir, " F^ele hert n wor^'n 't-fchoten , enkel om hun vel, — ylmmerkingen daar over ^ en ovr de herten betrekkelijk de jaargetij d'n en plaateen ^ Aankomst aan Punt meir, — Een uer Indi a ifche vrou^ven ziek wordende, word ac'^tergelaten zonder den minsten bijfiand» — Zeer fl.cht weder ^ maar ovefvhed van herten. — fVij blif^en eenigen tijd aan V Punt meir om vleesch te droegen, — De winter valt in. — Bijgeloovigheden door mijne reis- genoten in acht genomen ^ na dat zij de Es^uim- IL i>X£li A maum II' t(|^». Ü t ■ vl'"'! '►' «liiv t ) A m m 18578T MflMfl il H '^ a LANDREIS m^ux vermoord hadden ^ aan de Koper rivier» — Een hevige windvlaag rukt mijn tetit om, ert t/f- brijz'-ld mjin tjuadrant» — Eenige kof er en honds- ribben Indianen voegen zich bij ons, — De India- f nen Jf ellen voor naar '/ Jand der' jithapusconven te trekken^ om elanden te dood f n, -~ //'/)' verlaten *t Punt meir , en komen aan den rand der bosfchen, — ' Aankomst aan *t mcir jlnawd. — rerrigtingen ai' daar. — Janmerklijk voorbeeld van een man ^ die door de bezneerers genezen word van een beroerte, — fVij verhten *t mtir A>iawd» — /tankomst aan V groot jtlthapuscow meir. V cele Indianen ziek zijnde , l)C(Tünncn de be- zweerders terflf nd hunne bekwaamheid in 't werk te (lellen om hen te gcncczen. Ik kan niet voor- bij hier aantcmerken, dat zij in- nocli uitwendig gebruik maken van cenigc geneesmiddelen, maar alles verrichten door toovcrij. hi gewone gevallen zuigen zij aan *t zieke deel, bla;zen en fpuwcn Vr op, hoesten en zingen 'er bij, en rabbelen eene menigte onverftaanba; e woorden. Voor eenige in- wendige kwalen, bij voorbeeld krimpingen in de ingewanden, moeilijkheid in 't water lozen enz., is het zeer gemeen dat die guichelaars in den aars- darm of naast bij gelegene dcelen blazen, en dat met zoo veel kracht dat de ooj^en hen als uit het lioofd fpringen, en hier van maken zij bij elk een gebniik, zonder onderfchcid van jaren of kunne. De grootc meuigie ingeblazen lucht brengt zorawij- Icn buitengemeenc roeringen voort , door een zie- ken Ki-t geniakkj;hjk te weerllaari of intehoudcn ; en ' i. \> .A "fSW-- NAAR nsN NOORDKR ()CEAAr4. i .A eii dewijl de lucht geen aiulcrcn uitgang lieeft, dart Uüor dicii hn;?s wclko zij in *( li;',hn:nn werd ge- brast, veroorzaakt /.ulks z<»mtijds ;;rappi;;c toonoclen tuslchcn den :irr.i en d'.n zieken. Ik nc>cradc zulk eeni lx)crteiKie, een tweegevecht; docli dit benuiwde mij naderhand, dewijl de Indianen *er zich zeer te onvreden over tounden, bijzuiideriiik de ^uiclie^ laar en de zieke , beide lieden , die ik andera zeer wel niogt zetten, ai die ik, buiten dit «H)gcnl)lik' van onbedagtzaanihcid, niet ycernc beledigd zuu heb* ben. C54) Ik heb mcnigraalen de groote moeite bewonder.! » dooif ^"'ÏHf' ii»f (54^ DIc vêorbeelci toont hoe li^t men cene vuwi , nade, wier ztdea en gebruiken mco niet keod, lMle< digen knn. De godsdifnstise yerrlfrrlQs^en zija bij tild volkcrea meer of mia verzeld van bijfeloof» en zullen daarom van v?r(laadjge mcofchcn niec openlijk bcfpoc Worden. Ik herinner mij bij deze gelegenheid cone anccdotc, welke ik meene, hier juist van pasfe te kunnen plaatzea. De groote l e i b tt i t s be/ond . zich eens op een fetoek l»» dfe middelandfche zee. 'Er ontftond een ftorm, en de fluurinan van 't fchip ftoaJ ■ op het punt van den Ultrémontaitt over boord te werpen , dewijl bij hem als een ketter befchouwde, om wieni Wille de ftorm ontftaan was. Leibnitz, dit hinaer^ ' kende, haalde zeer bedaard een rozenkrans voor derf * dag, «n geliet zich als prevelde hij zeer godsdienstig ' zijn pater noUer en ave Maria. Üoor deze Verftandigd daad redde ile groot» rann zijn leven, het welk door 'c -bijgeloof vaa den ftuurmnn iu groot gevaar was. F*« i M \ . •**. 1 l • 1 ] *-1-.:j. A 9 * . il Hl «I 4 ^ LANDREIS door tlczc guichcla.irs aangewend om liiinnc lifi^^C' loovii^c landslieden te hcdric;;cn, cti Ijo; zij alle krachten inl'panncn om hun cenigc vcrli^iim» t ' i i *:i'. tó-i ^/ Il A N D R E 1 S brccdcn bnjonel inteflokken. Dicnsvolgens werd *cr een bezweerders huis naar de reeds befchrcven wij- jie opgen'fit, waar heen de krauke gebragt werd, jjcvolgd van den bezweerder, die, na ecnc l.ngo Vüoiat/praak, en het noodig gcfprck met zijne ge- meenzame geesten üf fchimmcn, de deur nuderdc en OM de bajoqet vraagde, dewelke toen reeds gereed gemaakt, en vcxjizien was van een koord aan welks einde een kort ftokje was, om te ver- ïioeden dat liij dezelve niet geheel in(bkte. Ik kon niet nalaten optemerken dat de lengte van het llokie niet breeder was dan de bajonet, maar wijl 'er het oo^erk mede te kennen gegeven werd, was het zoo goed als ware het een handfpijk ge- weest. ;' •^' • ■ ;Sclioon ik niet ligtgcloovig genoeg ben, om te mecnen dat de bezweerder de bajonet inflokt, moet ^k evenwel bekennen dat hij dezelve in een oogi wenlv, de hemel weet hoe! weg maakte, terwijl het kleene ftokje, of iet dat 'er volmaakt naar ge- leek, vast tegen zijne tanden bleef zitten. Nu ging hij voor een wijl op en nedtr voor de be- zweerders tent , geliet zich grcotc pijn in zijne inaag en ini^ewanden te gevoelen, en na het maken van allerlei vreemde gezichten , en het uiten van de ijslijkfte verzuclitingen, wrong hij zijn hghaara in allerlei kromme bochten, zeer gefclükt naar de tijds? pmftandigheden Hij keerde tpen naar de deur van bet huis des bezweerders terug, ijeed eenige fterke pogingen om ovcrtegeven, en door behulp van liet ijcoord, aan 't welk hij cenigen tijd bleef trekken, jjragt hij de bajonet te voorichijn , welke hij waar- l^hijnlijk uil zijn ^lond haalde tpt geene gering© \ i"^V u 't , ! ; ' :i\ I lm 4- .1 i « ■; Ki- ,|.^' ^ xn 4. ^ WJINTER GEZICÏITT in tMEIE ys •4- tMEïR VAN Atiiajptjsc ow„ I ■•f 1 ■•; "iii..f"ii"»i' »iaijni. UMI »n'.TO"i *ii nwyiii j t i.s 1 I ! . H' t_- 1 ..^.A — - -^ . ^ \f "ycrr NAAR DIN NOORDER-OCEMN. f verwondering van alle de aanwezende. Hij kech vervolgens in het ronde met eenc houding van vet- heuging en zegepraal, en begaf zich met ccnen fta* ttgen tred in de tent, alwaar hij zijne bezweringen op nieuw aanving, en dczelvcn vier of vijf-en-twin- tig uren onafgebroken bleef voordzetten. (55; Sqlwon ik niet digt bij hem ftond, toen hij de Wcr bo- vengemelde dingen verrigtte, achtte ik mij zclven digt genoeg bij hem (on ik kan mijne lezers verze- keren dat ik gelieel aandagt was) om het bedrog tQ ontdekken, indien het plaats hadde. Ik moet nog- thans bekennen, dat hij zijn rol wonderlijk behendig fpeclde, te meer daar hij moeder naakt was. Nitt lang , na dit gochelwerk , vraagden zommige In- di- (55) Men vind b'j «"e ruwe oabefcliaafde volken, in de oude en nieuwe wereld, gocbelaars, wichelaars, leveraars en bezweerders, geen wonder derhalven dat dergelijke guichelaars ook bij de noord Amerikaanfcbe tonbefchatfde voTkftammon aangetroffen werden. De om- ftandigfaeden toonaa voor *c overige duidelijk, dat de io«rd Amerikaanfche en Sibérifche guichelaars httone gocheiarijen op dezelfde wijze verrichten. Ook deze laatste *èuwen 'iich, 200^ fchijnt, fpeeren, pijlen, niesfen en ^ergelijkH tuig in *t lijf, en houden zich als of zij een plank, een bijl ëflf 'bajonet enz. inflok* ken. Men zou hier uit fchier moeten opmaken dat de lioord Amerikaanfche Hammen oprfprongclijk uit ^fit berkomdig ziju. Waren wij wat meer bekend met hun- ne, fpraak en zeden, all dan zou men in ftaat zijUf (ieswegensi beQlif«|n4e nafporingeii te 4oen. f*. A 4 r. •ver I »«. ■?o: M, < < ,^ iA 1 , I.- 1^ i-'.- v^ 8 'LANDREIS duinen mij, wat ik 'er van dagt? ik zei(^e, dat ik te ver af was geweest, om alles duidelijk nate- gam ,' *t geen indcrda;id zro was , dewijl .ik het betlrog niet fiad kunnen oiitdckken. De zieke, nog- thans, werd ras herftcld, en korte dagen daarna veilicten wij die plaats en zetten onze reis voord naai 't zuidwesten. '" Op den 9 augustus achü^yolgdeni 'wij nogmaals onze reis, ftceds onzen koers richtende naar 't zuid- westen, maroheercndc gemeenlijk zeven of agt mijlen daag>' Alle de Indianen nogthans, die.zich bij ons gcvoej^ii hadden, twaalf tenten uit^;czonderd, floegen onder'cheidene w /J!;en in. Wat: mij nanbelungt, d(X)r de rust, welke ik cei.i^^c dagen adircréen gci:oten hütl, waren mijne voeten volkomen hcrfteld, het vel blc-f evenwel eenig^;n tijd wat <-eder. • Van den 19 tot den 25 rcifcden wij langs den kant van Tay r^uck-^yed 'A>hiic, of het groote //>/• /iec:i' v::\'t\- het welk omtrent veertig mijlen lang is v*nbet noordcosien lot het zuidwesten, maar van oi'^clijke breedte. Men zegt, dat 'er een rivier van d^? niMird westzijde van dit n)eir, in vcrfcheidene bochten, een groot eind w gs nair 't westen loopt, tn vervolgens jaw 't nocjrden ftve' lende, de hoofdtak é'ix ,l<. prmtj'i r'-u.r uitm .akt , gelijk hier loven reeds gezegt is; doch of dit waar dan niet waar zij kan ik niet bepalen 't Is zek^r nogthans dat ycrfcheide riviertjes zich in het zuidoosten van dit m^ir ontlasten; dan, daar zij alle klepn zijn, leveren zij mislchicn niet meer water dan genoegzaam is om de vernindetfng aantevullen, door de uitwade- jiiv'ng. vproor?aakt, kelke {3;ediirende den korten zo- rjier in zulke hooge noorderbreedten^' altoos plaats beeft, Den . r- ^ r ^ssay^'^sm^ N4A1 DEN NOORDER-OCEAAN. .|| ' Den günlclien weg over waren de herten menig- vulci^. De Indianen fchoien 'er dagelijks vceleu, ecnigliik om derzelvcr vellen, welke in dat jaargcdjde om het vülwaslèn haair t best voor klecUing ge- fchikt zijn. 't Is bijna ongelooflijk welk eenc flagting, alleen in dat jaargetijde, in die oorden onder de herten gemaakt word, en daar het wijfje nooit meer dan ^éii jong te gelijk werpt, is het te vcnvonderen dat deze dieren niet verminderen. De oudftc noord In- dianen in alle ftammen verzekeren daarentegen, dat de herten thans zoo menigvuldig zijn als ooit, en alhoewel dezelve fints eenige jaren zeer fchaars zijn geweest in den omtrek van Churchill rivur^ verzc- kerdo men mij evenwel, en met zeer veel waarfchijn- lijkheid , dat zij des te taJ rijker zijn in andere oorden van het land. Het meerdere of mindere aantal dezer dieren in onderfcheidene ftrekcn , in een zelfde jaargetijde , hangt grooteodeels af van de winden, welke eenigcn tijd te voren Iieerschten; want de herten houden, zoo als de inboorlingen vermeencn, altoos de ftreek naar welke de wind waat, uitgezonderd wanneer zij van 't oosten naar •t westen, of van 't wciten miar 't eesten trekken, pm te paren. (^) ■ • Tot ■ *■'■*>. ^56) Mefl zou fchier gelooven , dat in 't noorden ▼an jlmeriks- de herten eiidelijk geheel moesten uitfe- roeid Worden. Doch men bedenke daarentegen , dat 'er uitgebreide ylaktens» digte bosfchen en ondoordringbar* wouden ziju, welke zicb ganfcke dagreizen wijd uit- trekken. - Voorden, dat de ruwe zwerrende inboor*. I . • t !■ J. \ '* r ■." I-' «■ '. ,4.. +», ■ ■ ^. • lo L A N D R E I S i '■ Tot eene volkomene winterkiccding vooreen vol- waslbn pcrfoon heeft men de beste ftukkcn van agt tot tien hcrtertvellcn notiig, en deze zoekt men zich, zo *t mogehjk zij, in augustus of in *t begin van Icprember te verfchaflcn, want na dien tijd is het haair te lang, en zit zoo los in het vel, dat het "er zeer ligt uitvalt. Bchalven deze vellen, welke met het haair bereid worden, heeft elk pcvfi)on nog verlcheide andere kale vellen noodig voor kouslln, fchoenen en zomer kleeding. Zómmige Vellen wordert bereid als perkament, waarvan men, zoo ^Is zij 't' noemen, dfwla maakt, of netwerk voor fneeuw- fchoenen, ftrikken om herten in te vangen, • zeelcn voor flcdcn, in \ kort, fnoercn of lijnen vaW allerlcijo fóort: ' zoo (lat zij hoofd voor hoofd 's jaarlijks meer ÖÜA 'twintig hertenvellen voor kléediiig en ander huis* Hjk gebniik nodig hebben, bchalven de Vellen voor de tenten, buidels, ert meer andere dingen , alle welko optcnoemen mij riiet mojgcfijk en oofc van geen aan- fcelang zijn zoude.' (57) ..^^. .- i -■ Alle f ' f j • . ■ ■ , ..é * .1.1 'a/ ■ , ' i '1 ■ ling«ii niet talrijk zijn. Ook bUjkc het uit de omllan- disheden, dat do iBdiaoen dikwijls noeten honger lijden, het gevolg van hunne dwaze vernieling van her hertenvee. F, (57) 't Is klaar, dat een eeni^ perfoon '1 jaarlijks, on te verfoijden, twinrig herienvellei gebruikt, datr ólidcr niet gerekend het ëekzel zijner- tenten, zijne ituidels-fws., waartoe hij nog wel vijf veUen nodig heeft. Wanneer nu, zoo kis waarfchijnlijkii, de ge- zafflemlïjke klccne Volksftammen in *t -noorden van 4mtrik4 (lechts «5000 koppen fterk zijfl,«U dan zou- ;:-< ; . V den ■:.•<' R.AR BIN NOORDER-CXRAAN. ii Alle de vellen, welke tot bovengemeld gebruik dienen, moeten zij zich, i« 't ccnigzins mu^elijk« vcr'chan'en tusfchen het begin van augustus en het luiJden van oftober j want wanneer de bronstijd Voorbij en de winter bcg'^iinen is, zijn de hertcni Vellen niet alleen zeer dun, maar in 't algemeen vol wormen, waardoor ze van weinig dienst iijn^ .ten waie om 'er rccpen van te fnijden tot visch* neten, en netwerk voor de hielen en toonen hunnci fiiccuwfchoencn. Trouwens het grootfte nut, dat zij 'er ]n den winter van trekken, is dat het hun ten vocd;jeI diend, en wanneer de vellen wel van 't haah? gezuiverd en de wormen 'er uit gedrukt, en voOrdert wel gekookt zijn, is het geen onfmakelijkc kost. E j IndJnncn konden mij evenwel niet overhalen om *cr van te eten. Zommii^e hunner, vooral de kinderen» , wa- l'' I ''M. ■A f'-' i SA LANDREIS waren 'er grootc licflicbbcrs van. De wormen uit die vellen worden altoos raauw en levend j;ciuitii,',t, en van hun, den ze Imakcn, zoo goed geacht al.i kruiübezicn. DiJLÏi het denkbeeld alleen van zulkcn kost , behalvcn het voorkomen , w ant vele dier iv.irmen zijn zoo groot al.-, een lid van een vinger 58), was voor mij even, zoo wulglijk nis do aars-danns- wormen en de luizen, welke van inijuc reisgezellen met lin.uk gcëien werden. D>; mwnJ van oin g'^ëcon, uU welke de gro n« zwarte pilmkever zich ontwikkeld. In Surinamen^ de ff^est'Tneiië en Braftlie hebben de Europafclie planters die rupzen leeren eten van de uegerflavcnj ook ver- zekeren zij, die dezelve als merg fmakcn. Op Om* "heiti en in Nieuw- Zeeland knipt men de luizen en znigt ze uit. Zelfs bedienen de vrouwen en dochters der voornaamfte Lrik% zich van die wijze, om zich Yan die onaangename gasten te ontdoen. F* m •*'*«''■ .'•v NAAR DEN NOORDEROCEMN. is te zijn R 'durende den winter; de laatstcn blijven het ganfclic jaar door op do kale gronden. l>x:h deze re el Ichijnt niet zonder uitzondering te zijn» ^ want ik heb dikwijls vcclc hinden in de lx>sfdicn gezien, alhoewel niet in cvenrcdii^hcid met het geul der N>kken. — De herten, ten noorden van Lhuia^ Hl riiVr, feheidcn alleen zich op bovengemelde wjjzo van clkandereii; zuidlijlcer leven zij 't ganlclic jaar d(X)r dan eens in de boslchcn, dan in de vlakten en zontijds langs de oevers en kanten der revieren en meiren. De hoornen der oude lx)kken zijn zeer groot en hebben veclc takken, welke zij altoos in november al werpen, de tijd in welken zij gcmoenlijk de bos- ffhcn l^eginnen te naderen. Onj;et».vijveld werd zulks wijsfclijk bcftemd dfxir de Voorzienigheid, ten einde hen te boter in ft.ut te (lellen hunne vijanden di-or de boyfchen te onilhappen ; anderzins zouden zi)» ligt de pnjoi worden van wolven en andore roofdieren, en zich gemakkelijk verwerrcJi tusfchen het hout, zelfs bij 't zoeken van hun voedzel. Even hetzelfde laiag men vermoeden piaars te liebben bij de zuidlijke herten, welke altoos in de bavfchen verblijf houden; d(»ch de noorviwJijke herten, fclioon ven'c de klecnfte in die landftrceken , hebben veel grooter hoorns, van welken de tikken zoo lang zijn en wijd wit ftaan, dat zij meer orderwoipeii zijn zich in de hosfchen te x'crilrüvkcn, dan eenigc andere hertfoorten die ik zag. J)j jonjTe hcrtentokkcn fchudden hunne lioornen zoo fciiiclijk nièt af als de ouden. Ik heb hen me- nijju.ilen zien doden, bij of omtrent kersmis, zonder Cjnipizins te kunnen ontdekken dat hunne hoornen lüc> waren. De hindcii latea hare haoruen niet - . ^ , val- li,' » « )'.. .^. f'! ♦ . l w< r f M L A I^ D R K I .^ II vatlrn voor Jen /ome r , zjxj dut wanneer de hoornen dof hertcnhokken of) 't punt (Lan van ali;tivMpcn te wor- den, de lioomcii der hinden geheel huk'm en nunuwlijk) tot derwlvc^ vullen wxvJom gw'komcn ii,n. (59) l)e herten \an deze ftrckcn trekken f^cfladig vati \ oosten naar 't westen ol* van 't woien naar *t OiKsten, zich riKfcndc naar het janrj'iciijde en den hcerlcliendcn wind ; en dit iü de vuüriuimc reden waarom de noord Indianen geduri;? van plaar^ of verblijf veranderen, V^an november tot mei trekken de Uikken gcU^iiljt na.ir 't westen door de b)slcUcii, waar hunne h'.xmien beginnen uittcbottcn; waarnii J-.ij vnn 't oosten naar do kale gronden trekken, en de hinden, wclkc den gunlchen winter op de k^io ^ron» ' C5P) ^'^' noord Amvrlknans hert li fcwli van om Europi's hert geheel onderrdieldci. Het kleone kere des rerdcD hcefï i;eregelde hoornen; dcTie trefb ntn xelden bij de onxcn aan. Het noord Atncrikinos hert brun.n eerst \n oétober, het Europa's rced.i In nusustus en feptember. Gene werpt zija gewei reeds in novem- ber af, dit in den fomer. Mco konde het Ccrvun Atftieus noemen; want Cervui CanaJenfis \% 'er geeoo goede beaaroing voor, dewijl htt zoo ver noordwaards yan Churdiill rhier en Htidfótti iasi fcvondcn woid; fircshnlveB het zich ook Ctrvus lluJfonteui zou konucn benoemea «laten. — Ik achtte hec noodig de bcpaliii- gea van dit hert iet naauwkeurigers optegevcn, dc< wijl zoo wel PENNANT, ia zija* IrCtic Zoology ^ «Is OMtLiN, in de nieuwe uitgave van LiNNiT. us famendel der natuur, hec toi eet) bastaard van het Europafche hert maakten. F. ■ .l9fc"?ï1!Rlli*. NAAH OEN NOORDRROCEAAN, 15 prondcn liitbcn t1oorRcbra;?t, worden door liet In- ftind üf de iiatuurdrift j;clccril naar 'i westen te trekken om de bokken to t)mnn>cten, ten einde derzelvcr gedicht vi»rttcplanti«n. < )nraiildclijk na \ ciiuligcn des bronstijds, Ichciden zij, «plijk wij reeds KCZCRt hebben. — Het oude tfcmccnc 7.egj;cn, het welk /üo algemeen onder ile Uaglle f*ron van mcnfchen in Rni^eland aangenomen is, omtrent het jaarlijks alKlmdden der hoornen van 't l«it of liever van het hootd der roede, het zij zulks waarheid zij in Efifieléml dan niet, is gewis onwuar in tUc de landen, welke aan Iludfons baai grenzen. Een lang verblijf wider de Indianen hccll mij in ftaat geftelj dit te Ixïvcstigcn, dewijl ik fchicr aile dagen van •t jaar licrten heb zica fchictcn; en toen ik dit fprookje zoo wel ann de noord als zuid Indianen vertelde, betuigden zij alle aan mij nooit iet dergeliiks gezien te hebben. Met even zoo veel waarheid kan ik verzekeren dat het dier, 't welk men aan de Itud- fora baai de alpynlchc haas noemt , iet derfrclijks ondergaat van 't gene men gemeenlijk aan 't Engclfchc licrt tocfchrijft. Ik heb vcrfchciden van dezelven gc« zien en behandeld, die, even nadat ze in de lente gedekt hadden, gedood waren, en bevonden: dat de roede uithing, opgedroogd en rimpelig, gelijk de na- velftrcng van jonge dieicn (60), eu bij rader onder- zoek (5o) Ook bij de rnromeliari der luropafcfae hnxeH heett meu, nlboewel naar zddsi, bcfpcurd, dnt der- zelyer manlijk lid geheel opdroogde. Dit komt van de menigvuldige parltg met de voedfter. De ro«de blijft dai door uitputting eu omfpanniiv'; ver bulrctt 1 1 \ AI %,\\\ r ((' lilli ! If ^Wm' A s '•♦l Itf LANDREIS zoek, vond ik altoos eei« doortogt, door welke zij de pis konden lozen. Ik heb het noodig geoordeeld deze aanmerking in mijn daq:verhaal te plaatzcn, om dat, naar slle waarfchijnlijkheid , de zaak niet alge- meen bekend is, zelf^ niet aan de liefhebbers, wier hoofdftudie de natuurlijke historie is; en indien der- zelver nafporingen van eenig wezenlijk nut voor 't menschdom zijn konnen, is het waarlijk jammer dat de Voorzienigheid de meeste voorwerpen te ver af van hun geplaatst heeft, om, zonder groote en ge- vaarlijke reizen, mee eigen oogen te zjen, het gene zij in hunne fchriften zomtijds zoo fterk vei-zekeren. Zij blijven derhal ven ook wijzelijk te huis, om die zegeniagen te fmaken, waarmede zij begiftigt zijn, zich te vreden houdende, tot hun eige uitfpannng en tot vermaak van *t algemeen , te ver^aamelen zoo- danige berichten, als zij, die genoodzaakt zijn i£ reizen, in (laat of geneigd zijn hun te laten toeko- men, 't Is waar, en het doet mij leed dat ik tot de laatsten behoore; ik hoop echter in mijn dag- verhaal nieti ter nedertefc'.irijven dat de toets niet zou uitftaan kunnen van kundige en het oordeel van bevoe^ie rechteren. Toen wij van het witte Steenmeir vertrokken . zet- ten wij onze reis verder naar 't zuidwesten voord, zelden meer dan twaalf, en veeltijds flechts zes mij- len afleggende. Op den 3 September kwamen wij aan eene kleene rivier, welke zich verrenigd mQt\ Funtmeir , doch het we- den koker uithangen en yerd|0OS<^ 7 doch zoo, dac de pisleider opeo blijft. F» .>» .\ :3i.' V; «1 1, NAA* DKN NOORDER-ÖCEAAI^. tf ' tVédêi-was thans zoo onftuimig , bèünllngs verzeld vaü legen, fiieeuw en vorst, dat wij genoopt waren* Verfchcide dagen te toeven , alvorens wij ons in onzÈ liaiioös konden laten overzetten, ook was het \yatcr te diep, en de ftroom te fhel, om 'er te kbrincn doorwaaden. Wij vcrfpildcn middelerwijl onzen tijd niet, want *er waren ili die ftreek cene menigte her- tcMu van welke de Indianeft er vccle fchoten, even zeer om dé vellen^ als om het vle^^^^ dier dieren, dio thans in goeden (ha: Waren, de vellen hadden DU ook die volkomcnhcic^ bereikt, welke dezelvert gcfchikt maakte voor a'lcs, waar toe zij dienen konden. •^;'''.^ ', ' "'' / ^./ . ^ \^^ X ' -! S;; ' , 'sNamf(fiags' van dcri zèvèi.^en,' werd' het fchoön en badaard vvjdcr, wij lieten ons derhiilven in onze- hinous over de rivier zetten, en den volgenden mor» gen, namen wij onze reis aan n^ar 't zuidwesten, langs den kant van het Puntmeif* Na dri^ dagen teizciis, in welke wij niet rriu-cr dan omtrent 'agttien mijlen aflagen, kwamen Wij aan esnige fclifale kreu- pel boschjcs, de eerden', wclké wij fmts den 25 meij gezien hadden, bühalvén die a^ii de Kjütrmijn f;«* y/tr. ... ■ .. ■ -. • . ' ' . ''*'Êen def ïndiaanfc^e vrouwen, die federt eenigeri tijd aan de teering l;wijnde, was fints eenige dagen 200 verzwakt, dat zij buiten (laat was, om voordte- reizcn, het welk onder" dit volfc dé beklagenswaar- digfteii (laat is , waar toe de mensch met mcge!ijk-v Ii^'id kan komen. Het zij, dat de dnélors haar had- den opgegeèveff, of dat zij vrienden ontbrake, zeker is het, dat men niets in 't werk (lelde, om haar té genêezenj zij wierd zonder veel plichtplegingen aaw haar elgèn lot overgelaten , en moest op den' bloöten! -~U.D££Lv & grond ■V <)i >'j "** '•• !> e i* |»i ( t I i'l!;' • > ■I, V \ li I i8 / LANDREIS • j grond, zonder hulp of bijftand den dood afwag- ten. Schoon dit het eerfte geval was van dien aart, het welk mij' voorkwam, is het nogtiwni een gebruik bij de Indianen , dat, wanneer een volwafcn mensch zich lbo ziek bevind, vooral in den zomer, van niet te kunnen raed-^gaan of t« zwaar is, om j^cdragcn te worden, zij denzelven achterlaten; ivant, zeggen zij, *t is beter, dat eene eenige Sditevbliivc, aan wiengeen herftellen is, dan dat een èiinscii huisgezin bij hera blijve zitten én van honger flcivc. Bij zulke gelegenheden voorzien de vrienden üï blotdvcrwantcn den zieken gemeenlijk van eenigcn mondkost of water, en zoo de gelegenhei(%der plaat- ze het toelaat, ook van eenig vuur. Wanneer men Jen kranken dit alles bezorgt heeft, onderrigt men hém van den weg, dien de anderen voornemens iijh intenaah, en vervolgens hem wel gedekt heb- bende iftct hcrtcnvellen , nemen zij afTcheid van hem en vdtreycen al fchreijende. ; 'dommige van deze achtergdiatene lieden herftellen/ én halen Kunne, vrj^endcn in, of zwerven herom tot dat zij andere IncJïanen ontmoeten, met wie zij meiiereizen » en op die wijze treffen zij zomtijds hun- liè liaastbcftaanden weder aan. Voorbeelden van die i()ört zijn hO' thans zeldfaam. De gemelde arme vrouw evenwel haalde ons drie onderlcheid^n malen in, na dat wij haar in een' zulken erbermlijken ftaat had.ien achtergelaten. Eindelijk bleef het ongeluk- kig fchepfel geheel achter, zonder dat iemand zich aan haar liet gelegen zijn (6i), . . Men i^.(6i) De arme vrouw wist welk een vMfchfikkelijfc ^ •"««««;: ■Mm*" NAAR DEN NOORDER OCEAAN. '9 I, . Men vind misfchien bij geen volk op den aardbodqn ecnc p;cvvüontc, welke zoo barbnaiscii iclijnti inUien. men evenwel alles behoorlijk ovei weegt, kan men ze met rcciit toefclirijven aan noodzaakliikheid en zeljf-^ behoud, eerder dan aan gqbrck van welwillenhcid en.- lucnlch.'lijk medelijden, welke toch altoos het kcn- ^ fchctzend karakter van den mcnsch, als 't cdelfte we- ; — zen der fcnepping, behootde te zijn. r Nood en ge-: • woonte raatken dergelijkcn tdoneelen minder wreed en vcrfciirikkclijk ■ bij de Indianen, dan zij toelchijnen . aan bel'chaafUe Europanen (6a). iwrg;,:tMi^iH^:;v ' . ■Lf.u» ifi^ 'Uil :m . .■ yva^iV/ .,è»ii'<; j Ulo , ■ J -'■ ' ' ' ' ' ■■ ^ lot hanr té wngten ftond , Indien zij achterbleeve. — Het yerlangen om hanr Ieren- te radden, leende haar krachten om zich weder tot driemalen bij l^re Trien- den té voeAcn; maar eindelijk: putte dé laatfte poging vvaarfchiji.lijk hare krachten 'geVéèl uit, waar door da» ten langen laaiflei» haar lijden ee» einde nam. F. " ' -- (da) Onze reiziger oordeelt juist, dnar hij zegt: dat Ijet verlaten of acliierlaten van kranke perfonen,, die op ' lange reizen ni«t mcei' voord kunnen, alleen moet toege^ '^ ^hreypn worden aan 't grondbe^ïinzel van zelf behoude- nis. Bij andere volken gefchied» in befmettelijke of . pesicchtige ziektens, iet dergelijks. Zoo heb ik in 't janr. 1765 aan geene zij der Wo/ga eenigemalen in eene "kleene armoedige hut, het lijk gevonden eens aan de kinder^eikte..py.erleden kalmuks,^ en neveps het zèlvo jets, jdat- naar fpijs. of drank jEeleek. Nog jiiet lang ge- . |e.deu tWÏQrden onder anderen, gelijk wansetj in het dagUoek 7.iip8r réize verhaald JnP/z/Zöie^A/ö veele van de ge£ie kaeru befjnetie perfonen vaa huane naastbe« jiH ,v.Al m ,1' ;i^i' I 20 ♦J' ...v LANDREIS • .' In de cci-fte dagen van fcptcml)er was het weder reeds zoo koud, en 'er viel zoo veel fneeuw en ha- gel, dat alles cenen vnegen winter voorfpcKle. Daar no|2;thans de herten thans menigvuldiij waren, en de weinige bi^ t« cvtBwel wonea 'er meafcbea, om dat oatfban?. ■ m ;-«»:;«4;/ $^li f ,lSii*«WWt^ mi NAAn DEN NOORDER-OCEAAN. ai Onder de meni';tc bijgeloovige ^ewoontens van dit volk is bijzonder merkwaardig, het geen ik reedt vroeger behoorde gemeld te hebben; dat onmiddclijk na het vermoorden der Esquimaux, door mijn volk aan de Kot>euiiiifi rivier^ zij zich zelven als veront* rcinjgdt befchMUvvdcn , weshalven zij ecnige bijzondere en zeldfanjc plee .tigheden in acht namen : vooreerst» vernDgten zij, die daadlijk deel aan de moord gehad hadd.n, {.cene Ipijze van welke foort ook koken of bereiden voor zich nocli voor anderen. Gelukkig, dat twee hunner makktrs geen bloed vergoten had- den ; deze namen derhalven geftadig den post van den kok waar, tot dat wij weder bij de vrouwen kwa- men; ronder hen ware ik gewis met dat werk be- last geworden, 't geen niet minder lastig dan vernQ" derend en verdrietig voor mij zou geweest zijn. Toen de fpijzen gekookt waren, befmeerderf alfe de moorddadigen zich met eene foort van roode verf of oker tusfchen de neus en kin, ook verfclen zij het grootfte gedeelte hunner kaken tot aan de ooren daar mede, alvorens zij een enkelen brok eten nut- tigden ; dronken uitgeene andere fchaal, en rookten uit geene andere pijp, dan van hun eigen, en geene der anderen fcheenen gendgdt uit de hunnen te drinken of. te rooken. ** ' ' * ' '^-v' '?" "* -v,-^« ..'* iw» • Niet W haast waren wif van onze ondememms: bi| de vrouwen te rug gekeerd, of onder dezelven fchecn een algemeenen geest van naijver te heerfchen. elk deed haar best, om het cerfte een verfierfeK voor haren man te vervaardigen, het welk beftond in een aroi- liiAlifid en it zeden hunner vaderen htto meer behagea dan beter en zachter lucbtllretk I F. ffsif ' , S 3 .. • '<> 'ik' ï ' n *.. / - I I I t> . . ami- of hoofd-band gemaakt v;in de pennen eens ftekel- varken, en van clands haair op \cdcv vastgchcit. De gewoonte van den mond en een j^cdeelte der kaken te befchildcren, alvorens aan 't eten te gaan, of uit een bak te drinken, of uit een pijp te lookcii van iem.ind anders, dan van hun eigen, wierd ftipt en onveranderlijk in acht gctiitracn tot aan ilen a.in- •^ ^ .Vling des winters, en in al dien fjd zou niemand hunner zijn vrouw of kinderen gckuscht hebben. Zij onthielden zich insgelijks van 't eten van verfchcitilc (lukken van t vlecsch der herten en an.lerc <^ieren, bijzonderlijk van den kop, tle ingewanden en het , bloed; gedurende huni.en ftaat van onreinheid werd bumie mondkost niet geweekt in w ter, maar in de zon gedroogd, raaiiw geiiutti,:t of geroo,«tcrd , wan- neer 'er behoorlijk vuur tije te Vekonien wiire. V ' > Toen de tijd daar was, om een einde te makcii ' , van deze plechtigheden, maakten de mans, zonder dat ccne eenige vrouw 'er bij wjs, een vuur op ecnigen ' ' • afftand der tenten, en in dat vuur wierpen zij alle hunne optoizcls, pijpen en borden, welke Ipoedii', tot • f asch verbrandden; tUar na werd 'er een feestmaal berdd, meest beftaande ijit die dingen, van weikeu zij in langer niet hadden mogen eten; en toen alles ' ' gedaan was, had elk man de vrijheid te eetcn , te drmken, en te rooken wat hem het best behaagde, ook mogt liij zijne vrouw en kinderen kusfchen naar welgevallen, het welk dan ook met meer vuur en verrukking gefchiedde, dan ik ooit te voren van hun gezien had (64). , , Octo- \ ■ ' • ' r ■ . ,■, .. n .1 t . TT I I ■■ ■ ' ■ (64) Van oudsher hebben de menfchen het vergieten van 'r N y • : i« f::^^>^*m^^ ^_^^^^^^j_g^^g»jggg NAAR DEN NOORDER-OCEAAN. *3 OiStober kwam te vnórfchijh met ruw, ntiftnimfif weCr, verzeld van dikke jagtfnceuw, bij/ondcr hnd- den wij den 6 des nachts zulke heviije rukwinden, dat verfchcide onzer tenten , in weerwil van alle onae' voorzufg en tegcnftand daar door werden omverg€- fmceten onder andren wierd ook de tnijne tot mij» uiterfte leedwezen ter nedergeflagen , waardo')r niijit quadrant, fehoon i:i een fterkc houte doos wel be- zorgt, merkelijk 'leed en zoodanig befchad'gd wierd; dat dezelve geheel onbruikbrar was. 0-n m^j der* halven niet langei- met het gewigt danr van te bo zwaren, brak ik het overige aan ftukken, deelde de» zei ven onder de Indianen uit, die 'er nog klecner ftukken van maakten, van welke zij zich in ftede van kogels bedienden^ ^''- ■ - ;'* --•••-^ Op den a3 Oftober kwamen verfchèfde koper- eii hondsribbe Indianen aan onze tenten, zij waren beia- den met bonten, welke zij aan zorami^e van mijn volk verkogten voor zoodanig ijzerwerk als het zelve in ruiling konde geven. Dit bezoek, gelijk ik nader- hand vernam , gefchiedde op aanwijzing van de kc^r Indianen,} die wij tic Cogethanéacha^a gezien, en die op hunnen to^t naar ons toe de hondsribde In« dia- vin menfchei bloed 'belfcléuwt tfFÉ e*ie tefoiftreinlgftij en enveldaad, welke eene bijzonder Verzoening be* hoefde. De fporen -^daar van vind men onder anderea ook in de gefchiedenisfea der Griekfche fabelen. De barbaar ^elf geroeid de oercchtvaardigheid van menfchen- moord. In Europa is dit 2oo diep in de menfichelijke natuur geprent fevoei, attengskpns, door den oorlog vernietigt geworden. F. , , ;. •:^. li I > 4 IJ ^ '» kJ' t' (- t «■'i'*ii. sli, ' \ M- ^ ♦ . ' •' ■■-.. . t ^■:'^l. 'V i, •/ LANDREIS r I > ] dianen ontmoet hadden, die insgelijks blijde waren ecne zoo gun^Jge gcle{:;cnheid aantctreffen , om zich ccnige dier nuttige ai tijkcis, fchoon tot onmatijren prijs te verfchaflcn; want een der Indianen van on* • ze bende, hoewel eigentlijk niet tot mijn volk bc-' hoorcnde, kreeg niet minder dan veertig bever- en zestig marter vellen voor een ftuk ijzer door hem .. geftt^len* toen hij de lasitfte keer aan 't fort ♦ N l^as Een dier vreemdelingen had omtrent vecrtg bc- Vfr vellen bij zich, met welke hij voornemens was MAT0NABB£E cen oude fchu'd te betaalcn , doch een andere Indiaan maakte zich meester van alle die vellen, niettegenftaandc hij wist, waar vo.r zij f^e' fchikt waren. Deze behandeling, benevens verfcheule andere beledigingen, welke matonbbe' ont- ving, tenvijl wij famen waren, dpcd hem op nieuw befluiten , zi n, eigen land te verlaten en zich te gaan vestigen onder de Athapuscow Indianen, Da^r het voornaamfte ooejnierk piijncr reize vol- bragt was, dagt ik het niet nodig, mij met zijne " l^ijzonilere zaken te bemoeijen , en ilc tragtte derhal' . . V fu ui .0 ;".^t ven *' (*) Dir ftuk ijzer befto«d ia het Kouter van een ploee» nieuwling» uitgevonden door kapitein john FOWLBR, laatst gouverneur te dhur^hill rivier ^ waar mede hij cpn proei ftuk fTQnds'heploogt, en wrvol- gens bez««it hejl met haver: dan, daar die gropd enkel beftond uU een heet droog zandv felijk de Spaanfche linien te GiitaUer, ktn qieq Hgt tievroedeu wat de uit-. flng 'er van inoes^ zijn , napjca^lijk het bragt feei» QVin %ql paijtje voort, v \ vV. ;■?». »^^©tf?-' \. », • ' NAAR DEN NOORDER OCEAAN. aj Vfln geenzjns hcnf het een' of andere aanteraden : uït vricndclijMicid echter meer dan om ecnige andere reden, zcidc ik liem, „ dat ik zulk ten gcdrap; jegens een man van zijn* i:ang en waardigheid niet zeer befchel- dcn vond.** Voor 't overige bekreunde ik mij wei- nig a.'in 't gene hij mogt beduitcn; manr uit zijne gefprekken mi;t mijne andere Indianen, bemerkte ik rasch dat zij alle voornemens waren een ftroop t© doen in het Jjipd der Athapu«coW Indianen, met ' oügn.crk om elanden en bevers te dooden De eerste dezer dieren worden n ojt in de niX)rd Iiidjfche ge- westen gevonden, en do laaide zijn zoo zeldlaam in deze noordelijke, ftreeken, dat in den ganfchcn win- ter van I77Q k niet meer dan twee beverwoningen zag. De marters zijn 'er insgeli ks fchaars , want in al den bovcngemelden tijd weet ik niet dat 'er meer dan ze? of agt dier dieren dnoi; alle de Indianen, die bij raij waren, gedood wierden. Een zoo ver- bazend kleen getal voor zoo veel volk, is wel de- gelijk toetefchrijvcn aan de traagheid en het zwervend leven 'der Indianen, meer dan aan groote Icliaarsheid der muiters, 't Is waar , ons gedurig verreizen van plaats tot plaats deed ons dikwijls verzuimen vallen te maken; doch Hadden zij Hechts alle gunftige ge- legenheden aangegrepen , en zich maar. half zoo vlijtig betoond als de bedienden der maatfchappij in de baai , zouden zij met het grootste gemak 'er zoo veele honderden, zoo niet duizenden, hebben kunnen V%cn; en ^s ik de uitgeftrektheid gronds bereken, welke wij te i^ier tijd bewandelden, zou dat getal ten bewijze geftrekt hebben, dat de marters 'er zeer menigvuldig zijn, . ,.^ ^^ r • S> TSjJ \ 8| «uiten ,.- ^ \ X ,V,; :.M*\ . 1 I i' l I I *è« • 'AiAJ; i' *^fi ( ■'. ^ X. A N D R E I S va;i i ^ I Bulten tenÏRc wcinii»»* martfrs vind men ook in <\it^e txirJcn w)lvcn, quiijtic hatthos (wnlfhccren), viMlcn on ottm, ah ite voorna:imfte dieren, die b-ni IcvLMx'n Zeer weinipc noord Indianen vcrkle/cn wolven of woifbceren te dooden, dewijl zij dczclvi-n V(K>r iets meer dm p.cmeenc dieren aiDzion. '/clfu Ijel) ik onder iicn zulke bi!geloovl|?e lieden ontmoet, die bij toeval een wolfliee: dootlende# als zij op een \'os meende to f'diieten, het ditr lieten lif^jTcii zonder bet dcs/.eUs v:\cbt •betrekken. Niettepcnlbin- dc dcw dwra^e mcnin;', , welke al te veel bij dat volk plaats lieett, Rrheiinl het Remccnlijk, dat 'er onder alle hiUiaanfcIie troepen ccnigc minnaauw;;czettc IKden zijn, die zeK>en de vachten van ïulke rc- dvh)dde dieroii laten verrotten; en zij zelf, die zwa- rij,heid njakcn die dieren te doo^lcn, z'jn altoos gereed deivelver vachten ovenenemcn van andere JiKüanen, en ze naar 'I fl)rt ovcnehrensen. 0[i den 30 odiobcr, jtilc onze kleoderen, fneeuw- fcliocncn en llceden gereed zijnde , begonnen wij. ons (^p nieuw mnrjcbvaardtjr te maken , en den voI:cnden dag rclsilen wij vijf of zes mijlen vcrJer aiiidwnards. ' V^u) den eerden tnt den vijfden novcmlïcr tr«>kkcn. wij op het ijs over een gnxit meir, hetwelk, fchoon het van t noc^rdcn naar 't zuïJen viiftig mijlen lanj; en \nn *t oosten mar 't wekten vijf-cn-deitig mijlen .breed was, echter geen bijzonderen naam had, : ^var.rom ik het d^xnpte met den van *t nn^enannulg v,eh (6$). Aan de zuidzijde van dat mcir vonden - r^nt^'^j* :b );U; wij rö5^ 't 'Is ongelooflijk , dit een zoo voornflam mclt'' Ce^apaam #oude gehad htbben: waarfchijnlijk dac de '\ '*«. ^•«^i»*^. -■A"' naAh uen NOORPF.U-OrRAAN. d? wij ccnj;!; iKnit, *t welk or« zeer te fl:»/le kuwm, zijrfdL' dit lu!t ccrftc , )ict welU wij , finis on.i vcftifk v«n 't Pu 't mr ir pc/.lcn ImJiIcn. Met on/i[^iiii/tmfJ' Ml ir vvord f^czf^t lA-eivlonl \'«\\ vi>'ch te lr.'M)cn; ninr t(«'t) wij 'er ovcnifkkcn was liet wc r zno kfW'd. ditt wü, nttt .'.'ccn ni"<.!i, n"rts icliouren, evenwel K:dt^ wfj rieen pebrek, dewijl v.ij ons rij- keb'jk vnn lev^'iLsiniddelen aan 't /'///;/ w;t/r voon: en hadden. Oj^ den 20 v:',n dc/clfde maand kwr.nxn wij tp /fnard whnijc ^ Of het Iiid':aar:sch mc'r ; onderweg T "* * *• ' truk- Indi}^.nnfche horde» dift toen bij den heer hearn was, 'ci- den naam niet v«n wist. . ,;:.^^.vtó: .,*wi - / % • A, ' • '.lil .*>.»i m ' r ■1*. •^^'IP •^ J Il*^ V y •8 LANDREIS . . makken wij een gcJcclte van 'i HT/'y meir ovcf» C'. niuichccrdcn ten raaj^tenbij tafitig niijlni over ccne • kiccnc nvk'r, welke tot dat mcir bcluxtnlc, en /iüi ^ ontla.'ttte in h t grwuc /■Ith^puso'f me.r; dit riviertje • lm)pt ten iviastcnbij zuidwest. Terwijl wij hetzelve bewandelden, zetten de indianen iedercn avond de vi&clincttcn onder het ijg uit; d(x:h zij trokken zoo ^ weinig vruclit van luinnc tBocitc, dat alles wat zij \ingcn<, eeniglijk diende tot een lekkeren brok, of tot eene gerlnj<,e verandering in onzen dagclijklchcn kost, want de vangst wilde te weinig zeggen om daardoor iets van aanbelang van onzen anderen voor* raad te fparciL Anawd meir, fchoon in deszelfs grootste breedte niet boven de twintij; mijlen uitgcftrekt, 4k\\iX be- rucht bij de inboorlingen voor een vischrijk meir gedurende den winter. De Indianen zcttedcn dien- volgens ailc hu.'inc netten uit, welke niet weinige Uiuen, en zulks met veel geluk, zoo dat zij in onurent tien da^cn meer kuit van visch opdeden dan alle de vrouwen konden medeflepen De t.ttemog , dat de puit of kwab-aal is (66) (^Gadus J. KI L.) , barbeelcii (Cyprinus Darhus L. , en de kle«r,o fnoekcn , waren de eenigfte visch, welke WIJ mï viij^en, CU van wclivcn dü kuit, vooral die van O^O De puit- of kwab-inl fchlet bij oni haar kult |n 't einde vnn decenbcr of In 't begin van janunrij. Waarfclijinlijk doen zij het insgelijks in Noord-ylmerika op dcrr zelfden tijd. ZLj moeten des in november vol kuit zijn, welke indedaad eea zeer goede txk ▼otdfaïnc foep leverdt. F. "• 1; (Il ! > ."l i' -^-»^'««?-- .NAAR DEN NOORDER OCEAAN. 39 van de kwabaal, liooger gcfcbat word van de India* nen dun de visch zelt\ om dat zij de kuit kennen incdcv)Crciii want twee ponden daarvan, wel ge- knL'u.sd, leveren te nuistenbj agt (bKxp matige dikke focp, welke, wannjcr /e behoorlijk >5ekot)kt word* Koc) wit als rijst, en nier min behaagljk vuor \ oog dan aan{;ciiaain v:m finaak ii. De grond rondom dit mcir is zeer heuvel- doch- niet berp,'acht»g en bfflaat voomamentlijk in rots en^ • loslc ftc nen. Evenwel moet deieivc raci eenige goede aaide beJckc zijn, want aan de meeste plaats, zon vind men hiM):',c p)|-H^icrcn-, pijnen-, fparre- en berkeboomen; bijz«inileflijk fchijnen de popelieren»' pijnen en berken *cr het wecliji^st te grocijcn in de ina>;ten , maar de Iparren waren op de toppen der heuvelen even zoo bloeijende als op eenige andere plaats. Konijnen (67") waren hier zoo mcnio;vuldig, bijzoo- dcrlijk aan de zuid-i^uid-ooüt zijde van het meir, dat vecle Indianen 'er twintig of dertig (laks des nacht» ' in ftrikkcn vingen. Dï hout-hoenders waren zoo tal- rijk in de fpari-cboomen , en zoo tam dat ik een Indiaan ken , di* 'er bij de twintig in eenen dag met boog en pjl fchoot. De Inditnen noemca «leze foort van patrijzen dsij; en alhoewel dcrzelver vlee' ch doorgaans zeer zwart en bitter is , uit hoofde dat zij op de knoppen van den fpar azen , geeft hetzelve nogthaos eene verandering van fpijs, en word ••t > 1 1 (67^ Wij hebben hier boven reeds aonmerkt , dat d« heer hbarn, onder deze benaming, den noord AoM* fikaififcben b«ai (^Lepui /imericanui) verUnat* F* , ' ^ ' Y O ^ K^ iL. I r /-• S « . "^ -m i.-L A N D R E I S.'.ii-,, »»y H^ • il I word voor zeer goed gehouden van de inlioorüilgcn ; die nllioevvijl gctchikt om zich inct fle^Q^en ko$t tC; beholpen, nogihau.'; zoo zeei- jje^^ct. zijn op veuindcr. ring v.Mi Tpijv als cciv; bij mij bekend volk; ja,; hierin zouden zij het den grootstcn lekkerbek in, ' J^v^cuiiJ niet toeiieycn. Ten bewijze van 't gene^ ik i^egge diend, diit ik ma ton .vb uk e en andere,, iKc 't wel doen konden , dikwijlü zummige hunner ; jftHive liaden heb zien uitzenden, om patrijzen te- Ichieten, .ten koste v^ii. meer kruit en lood, dan hun; het fghieten van vericiieide herten zou gekast hcb- (jtei^: van wtlko zij hun huishouden vecle dagen. • laadden JLunnen onderhouden , daar gemeenlijk de patvijzen Hechts -kost was vcjior een enkelen d-ig; om ; dc-'.w5:ddt . liij de/c gdegeniieid ton top te voeren," .koken zij de pa-rijzi-ii in een ketel . met ^gefipo; ten. ,, Vct, het welk buiton tegcnfpraak dczelvcn oubggi'ijp- y^k lekkcrer mrakt. dan wanneer zij enkel in water êf'-in dagclrikrche loep gekookt . .worden. Ik. heb, jfisgf^Ujks- «ertenvellen in vet gebraden, geëtcn, ci> dieir^ósc uimiuntend goed bavoïiden. ; i • -' -■Gcckirismlc ons vcrbhjf aan het /fnad fvcir^ bc- vomlcli vecle Indianen z cli "on^lkld , . en zogten " fiuTp bij hnnse L!,eneeshceren. Een' man, onder au^ 3er(HT, was zoo krank dat hij reeds twee mivméépc. zijde, van t li(X)i:d tP.t. dei^. voet vet» iaiTi^e. i;ehalve de ijslijkc kwaal wa? hij van binnen ook zeer ongcfceld, had r;een den nünftcn trek j! tot eren - gtflöÈk volkomen naar een g;tfraamt^-, en ;^beVöïid gic'-» zoo zwak dat hij riaauwiljj^s koh. fp Cr • ken. In dcziiu beklaaglijken toeftand werd hij ne- .«.•*•,■ '. fl,*fl»ir. <^ NAAR DEN NOOrvDEROCEAAN. \ 'f n 3ï dergelegt, in *t m'dtlcii vJiii een niitn huls'eencs hó- zwcerders, fnaragedeld op die vvizc als de andcrui, welke ik van die foort reeds bcidn-even heb. l,)p dat 'er niets zoude ontbreken, om den knmken vol* komea te herfteilen, booh iM\ 1 ■ • ■ V p».-" r. ■ 1 . ' ■' K i^^ \-r ••»%* 1' .3^ li!' gï >' L A N ^ REIS .>»« ; bragt, of dezelve fcheeiï als een blits door de keel , te glippen, latende flechf» eert eind van drie dui- men buiten zijne lippen over;' na drie malen op en neder gewandeld te hebben, haalde hij htt (luk plank weder op, en liep rnet verhaasting naur het bezweerings huis. Dit alles verrigtte hij zoo 't fcheen met de uiterste bedaardheid» en niettegenft lande ik mijne ganfche aandacht op hem gevestigt had, kon ifc bet bedrog niet ontdekken, want dat het . wezenlijk een ftuk hout was, *t welk \ti] voorj;af inteOikkcn, lijd geen den minsten twijvel, dewijl ik het voor en na de plechtigheid in mijne hand had. , Om eene menigte tegenwerpingen vooftkikomen eft om de fchijnbare grootheid van het -.vonderwerk te > verminderen, zoo wel als om eene kleur te geveft aan mijne twijvelarij, welke belachlijk noci^t fcbijnen, is het noodig aantemerkeii , d!*t -^ , • Cche zaak ' gefchiedde m eenen duisteren er ;.... kouden nacht; en alhoewel niet ver van daar éfcn groot ; vuur brandde, was het evenwel mogelijk dat '«r bedrog plaats hadde: want fch,>on de bezweerder a;8lf moeder naakt was, bevonden dch veele zijner broederen ds tr ter plaatze, alle wel üitgedoscht, deze oleven hem gedurig op zijde , zoo wel •ter- wijl hij de plank poogde inteflikken, -aTs toen hij dezelve Weder uit zijne maag poogde lerüg' te halea - Voor 't overige moet ik nog aanmerkeh, d^t daags voor hij zijne konst verrigtte, ik op ven mijner jagt-togten, toevallig, den bejiweerder h" ^ , ^ittenóöderjeehig kreupelhout, verfcheidcn m jl -i ''^'f van de tent ' af , druk bezig niet het vervaardigen van een ftuk hout , gelijk aan dat gedeelte'*.: 't welk bttit^a zijn mond bleef, ftefce- toen JiH voorgaf V. *N " . -Iw: NAAR DEN NOORDER OCEAAN. '"-.J 1 l)ct overige te hebbe'.i v*rzm)lgen. Dü gedaante van het (luk, het welk ik hem zag vervaardigen, geleek volkomen naar een V, en was aan het einde van het voomaamftc (luk vast, zoo dat, wanneer zijne medehelpers in ftaat waren het hoofJftiik te vcrdonkcreii , het niet moeilijk voor hem moest vallen het kleene in zijn mond te hou- den, het welk juitt de bovcng' melde gedaante had. Even hetzelfde kan plaats gehad hebben , bij het in. flikken van de baijonet, in den voorgaandcn zomer, de .vijl niemand min onkundig dan zij zelven met mogelijkheid ecnig geloof kan flaan aan , het wezenlijke der za^vc; en met dit alles moeten zij gecne geringe behendigheid bezitten in 't fpelen van deze i>orzen, en een verwonderlijk j^eduld in 't ge- ne zij verrigtcn ter herfteliing der genen , wier gene- . zing zij ondernemen. Niet lang na dit gochelfpel, vraagden eenige In- ' dianen mij, wat ik 'er van dagt? Jk kon mij niet behelpen met te zeggen, dat ik 'er te verre van was «f geweest; en om hen niet te beledi- gen door mijne verdenkingen dat alles bedrog wa- . re, ftond ik lang verlegen wat te antwoorden; ein- delijk zcide ik: dat het voor een mensch niet mo- gelijk was een (luk hout inteflikken, dat niet alleen langpr was dan ziin rug, maar zelfs nog tweemalen zoo breed dan hij met zijn mond kon overgapen. Zommige lachten om mijne onkunde, zoo als zij het geliefden te noemen: zij zeiden, dat de geesten, die op de wacJit (tonden, het ingeOokt of verduisterd hadden, zonder 'er iet anders van ovcrtelaten dan het achttrftuk, 't welk buiten den uond des be- n, DEEL. "^ •'^' c •'*•"' ^ ?wceiw .' ♦SI . . < 1\, 'i ru.Ai* rl ■i,'>'t m » . A- k \ 3^ L A N f) R E 1 g :i 2weerders w s gcblecven. Mijn wegwijzer M/\to-' Nadb;' e, niet al ijijii gc/^ond verft uid,- was biii^cloo- vi^ .Ut-Miocg van cmlH;» t^' gelooven, dat alles ncluii; gefchieddc; ook vcr/ckcrde hij mij in de fterklle be- s woüi'dingen , een man ge:iicn te hebben Cthaiis bij onsy die de wieg van een kina had iu^eflokt, even zoo gemakkelijk als hij een ftuk papier famcnvou- wen , en in zijn mond ftcken kon, en dat, toen hij de- zelve te rug haalde , men niet bemerl^en kon , dat 'er iets aan beichadigt of het minste geweld aan ge- plecgt ware. . Dit vcrtelzel overtrof zoo ver alles wat ik met de baijonet had zien vcrricliten, dat ijc om de klucht yoordtezetten , mij zeer nieuwsgierig begon te toonen wegens de geesten, die hun bij zulke e;elegenhedeii . verfchecncn, en welke gedaante die h.iddcn? Zij zei- den mij, dat die zich in onderfclieiden gedaanten venoonden, en dat ell:e bezweerder zijnen bijzonde- reii hulpgeest ha.l; ninr da: de geest, welke zich vervoeg ie bj den m.m, die voirgafhct ft.ik hout in- tedikkcn, gcvvoonliik aan hem verfclieen in de pedaan- te van een wolk. Dit meende ik bij die gelegenheid , wel bedaj;t te zijn; en ik moet bekennen , da:„ voor noch na , mijne oogen ooit door een dikker wolk ziia beneveld geweest. Ware het niet bij toeval, dat ik den bezweerder het ftuk hout had zien vervaardigen, 't welk tusfclun zijne tanden bleef ileken, zou ik wezenlijk geenc reden hebben weten te geven voor een zoo ongemeen guichelftuk , verrigt door een moe- der naakt mensch. Zoo haast onze bezweerder zijn bovengemeld wón- derftuk verricht had, en weder de bezweeringstent was ingetreden, volgden hem vijf ïnani;ea en eene oude ii. m. fw*?*?',' NAAR DRN NOORDER-OCEAAN. 35 oude vrouw , gefamcntlijk groote meesters in die kunst, zij klecUleii zich rerftond naakt uit, begonnen daar op te zuigeu, te blazen, te zingen, te dm Ctin en voegden zicli krings wijze oin den armen beroer- den ; drie dagen en vier nachten bleven zij duaime- de aanhouden, zonder de minll^ rust ta nem:n of iets ter veifrisfing te gebruiken, zelf>^ geen enkelen drup waters. Toen dit arm bedriegend en bedrogen volkje uit de bczvveerings-tcnt te rug kwan, waren hunne monden zwart van droogte en dorst, zij wa- ren zoo heesch van keel, dat zij n^.rawlijks een en- kel woord konden fprecken, buiten het gene in huu- ne taal fa en hcj..' betekend. Na zoo lang gerust te hebben, wai/sn zij voorzich- tig genoeg, ora voor eerst niet te veel jop eenmaal te ceten noch te drinken ; en waarlijk zommige hun- ner fcheenen f:hicr even Z)o ongefteld als de ram dien zij hadden willen geneezen. OiidertLisfch-ni was hun gedrag gevcinst, want .zij gin;;en op hunicn rug liggen met dra ke oogen, als w.ircn zij op her punt van ftcrven, en lieten zich behaude'en als kindoren. Gclladi;^- zat 'er iemand bij h:n , die hunne monden betlrekeu met vet, en hen nu en dan niet een drup- pel water laafden. Zomvvijlen ftak men hun een ftukje vlccsch in den mond, of men reikte hun een pijp toe, om 'er eèriige halen uit te doen. Dus- danig was de klucht van den eerden dag, waarna zij zich V jlkomcn wel fcheenen te bevinden, alleen bleef hen hunne heeschheid in de keel een geruime» tijd bij. Voor 't overige was het grootelij xs te be- wonderen, daar de daad buiten tegenfpraak waarheid is, dat de zieke, toen men hem uit de b.-zweerings tent bragt, niet alleen een verbazeaden trek tot eten . ••ifti-*^* ' ,. ,. . , C a had. 4 -■ 'm ■M .VI I ■ 15 ;»< ^ II. ,* p LANDREIS iiad, maar ook in ftatt was alle de vingers en too- nen aan tie zijde, wjlkc zoo lani» l«m was gew-cst, te rocrca. In drie weken herftel Je hij zoo ver , dat hij zich bekwaam vond te gaan ; ja , na verloop van zes w^kcn , ging hij voor zijn .«^anfche. gezin op de jagt. Zijn naam was cos-abijagh dat is, rots- patrijs. Hij was een der lieden bijzonderlijk be- last, om op mijnen togt voor mij te zorgen. Na zijne herftelling kwam hij met mij, in junij van 't jaar 177a, naar 't Prins van fVallis fort té rug, fmts 5 dien tijd bezogt hij de faktorij raenigmalen , fchoon hij naderhand geen zeer gerond voorkomen haJ, en hij bijwijlen met zenuw kwalen gekweld was. Zijne ziekte fcheen een geheel ander mensch van hem gemaakt te hebben; te voren wa"^ hij vlug en vrolijk; goedaartig en welwillend, hij fcheen in 't geheel niet karig te wezen; na zijne ziekte was hij zwaarmoedig, korzel, te onvrcden en wrekkigC68). . Schoon (jSt) Verlamming ildor koude is eene ziekte, welke moeilijk te gtnezen ii, zij laat reeUijili zulke tekenen eener groote verand eriog In de lighaamlijke huishouding na, dat het karakter en de der.kwijze eens zieken daar doer als geheel veraiderd wordt. In het hier bo- ven verhaalde geval, bragten de Amerikaanfche tove- raars eigentlijk niets anders tot de genezing der ziekte toe, dan dat zij door veele menfclien In tene be« krompe tent te famen te krengen, hem flerk deeden zweeten ; hier door kon de kwaal wel eeniger mate iFcrmindard, maar niet geheel verdreven worden. Want . bl] de onbefchaafde volken vaa Boord Amerika , ver- ftopj i\ f%. ^'*^^. 'FAAR DEN NOORDERCCE/AN. 37 Sdicoii de j:emecne flree1 I , 1 t Ik 1 , > '•I ■mè (I . f I LANDREIS veroorzaakt zomtijds den dood van een panfch fiiifi- gezin» eu zulks zonder cencn enkelen druppel bloccU te , ftoi- wijze, welke hem voor zijn leven deed vrct/:cn'; hij drong daarom bij mij aan, dien mccsch te willen om hall brengen, fchoon ik toen eenige hondonle mijlen van hem af was. Om MAroNABBïC te liiïiteven , aan wien ik zoo veel verfcbuldi$t was, en nijc Vit- wagteode, Umc IK niet zijn verLock imcwillire'^ ecnig kwaad konde doen, tekende ik voor hem op een fturraad bij een cp vcitiok- ken op den eerilcn december, nerocnilc onzen weg naai- 't zuidwesten, latende Anand mdr aan de leg- ter liaiid. Wij dci!cn Hechts korte dagreizen, dewijl vafcheide liiJiancn on^jefteld waren. , Van den ecften tot den 13 trokken wij langs ccij reeks van kLiiie UiCircn, wcliic door kleenc rivieren of kreeken in elk anderen liepen, en gemcenlcha^ hadü'en met het Ata)\d v)tir, , Onder wcti vi i^e;! wij da.iglijks met d,en angej eenigen visdi cii za^en verfclicitle beverwoningen; doch düztlve waren voor ons niet vuordcelig gelegeij en flndere Indiannfche hoofden aanfexof^t, om iet derge* lijks voor hun te tekenen/ doch ik Tond niet goed daar asn te voldoen; kierdoor behield ik niet alleen het aanzien, het welk ik door 't eerfle ftu'n. verkregen had, maar ik hi^ld hen ia ontzacn, en maakte in zomv siige opzichten, dat zij mij eerbiedigden en gehoor- zaamden. Indedaad, hot vreemd het moge fchiinei, om met dit volk te kuonep handelea, is het volQrekc noodzakelijk, dat d« bewindhebbers van deze plnati voorgeven iet boven natuurlijks te kunnen verrichten. De zaak , welke |k hier verbaal is volkomen bekend aan den heer williaM J*- fprson, mijn opvolger in de faktorij van Churchill\ tven als aan alle de ofS» deren en veele genieene, Uie töe* ter tijd zich aan *t Prim vaK ff^allii fort bevoaden. C4 'm1 '1> .. . ü i'1 i"u.» m, .«. ' I „f > ' ; :l i? *;■!': l. .. 1. Il Wif 0 'LANDREIS / eri ook uit zoo veel (Iceren famcngcftclr, dat de Indianen maar vvcinij^ bc\ers komlcn doodcn, en zulks nog met v«cl m< eite en ongenak. Op den 13 fchoot een onzer Indianen tw^c herten, de cciftcn, welke wij lints c'en ai oiftobci- \^c/.\c\\ had. 'en, zoo dat wij in een tijd van 'wcc nuiiuicn altoos van 't gediciogde vlee-c'i leefden, het welk wij aan 't Punt meir hadden opgcdnan, en van ccn wei- nig viscli, deze laatftc had weinig te beduiden l-ui» ten 't gene wij aan 'ty/v<7f/Mv/ mtir vingen, 't Is waar, wij vingen insgelijks eenij;e konijnen, en bij wijlen waren de bosch-korijen *cr in overvloed, zoo dut de Indianen 'er verfcheideii van doodden niet boog en pijl, doch wij hadden zoo vccle monden te voeden, dat al het gene wij fints ons vertrek van Pm/;/ meir vingen, het gene, indien alles behoorlijk ware opge- geven, aanmerkelijk zou geweest zijn, nu naauwlijks genoegzaam was, om ons allen (Icclits tamelijk te on- derhouden, want alhoewel ik, en vcelc anderen met mij,fteen wezenlijk gebrek leden, waren 'er Qvenvvel veele onder ons die naauwlijks konden gezegd wor- den een beftaan te hebben, en die wezenlijk geen bcftaan zouden gehad hebben, wart het niet geweest door het gedroogde vleesch, het welk wij bij ons hadden. '* • Toen wij gemelde meiren verlieten, richtten wij onzen koers naar 't zuiden, en kwamen op den 24 aan de noordzijde van het grootc AtJinpus^ow meir aan, onder weg zagen wij VC' 2 Indiaanfchc herten, en bevers waren *er menigvuldig, van welke de In- dianen 'er veele doodden, doch de dagen waren zco kort , dat de zon flechts even een kring boven den horizont maakte, en in haar middag hoogte hal-' ver l -^«^w*'-.- KAAK PEN NOORDEROCEAAN. 41 ver wcR lic 1,rotrcn ftcejT. Dan het fchittcrciulc roor- dcrlivlit tn de ^'lannijKe ftcijcn, zclKs zender liet mnijrliclt, maakten tcr.c verjictding dü;ir v(oi-. Walt liet WIS des r,;iclus jitir.ctnlijk Z(jo litlu, dat Jk zeer klccn gedrukt Ichrifl k( n /ion te kcücn (f 9)- De Indianen maken ;;ccn mdetlch.eid tusfcl.en naeht en da^, wanneer zij cp de bcverja?,t ^ain; maar om herten tn elanden te ja;j,cn, vinden zij het licht van den nacht te zwak. Jk heunner mij niet ergens bij eenig rej^iger, dte zicli in h(K)ge noorderbrecdtens ophield, g^vcnden te heblen, dat hij bij 't vcr(chieten der kleuren van dat licht een g geknap in de lucht hoorde; waar- fchjnlijk, dat er bij 't befchouvven van dat hemcl- verfcliijnfel geen (liltc genoeg heerschtc. Ik kan nog- thans met zekerheid verklaren, bij ftille nachten dit knappend of krakend i;cluid gehoord te hebben , 't welk eveneens was als 't gewapper van eene grootè vlagge bij eene frisfchc koelte. Dit verlchijnzel is niet bijzonder eigen aan de plaats von welke ik thans fprcek , want het zelfde geluid heb ik zeer dui- delijk aan de Chwc\ill rivie^ gehoord, en vvaarli:liijn- lijk is 't bij gcbick van oplcttcnhcid , dat men het zel- ■-.•;■• (69) Dat het zoogcraamde noorderlicht, het welk dp hooge brcedtcns fchler dagelijks de nachten Yerlichl, een zoo h^er licht geve , dat men 'er klecn dnik- fchrifi bij Itzen kuntif;, heb ik nog nergens gevon- den, — Maar waarom men bij 't noorderlicht, warneer men 'er op de beverjagt bij gaan kan, geene hertea of eilanden zou kunsen jagen, ksn ik met gecne mo- gelijkheid bigrijpen. F. Cs ) V :'É -. / 4» L A N D R E I 3 piiii, f» j^"! [ir lelvc niet overal, fn het nconler lialfronJ, wam het noorUcrlidit zoo (Icrk en luistciijk i>, Ijocfi waarKt- Uüincn. \ h n<^tlr.in.s zeer vvaailchijnlijk, tlat Uit l'.clu Zünitijils vcd dichter bij tic aarde is, dan «>i^ andere tijden, en niiölthicn, dit y.ulks kts tocbrcnjit ujt het j;cliiid. )k laat evenwel de waarlicd of valsch- hciil van deze gislirg over aan de uitfpraik van kun- diger wijsfteeren dan ik ben. (70). J Iet Indiaansch (Verginisch hert) de eenigfto liK)rt van j«Hxi Wild, het welk buiten den eland iii ande- re gewesten word jjcvoiiden, is zoo veel grooter dan clat, het welk nicn op de kale gronden ten noorden vaii Ckur chili rivier aantreft, als een klcenc liinde in grootte is bij een noortlcr hcrtènbok. liet liaair van den cerftcn is gedurende de» winter geelachtig rood tn deszelfs hoornen , fclioon veel (lei ker zijn , niet zoo lang noch getakt ais die van de laiitfte iooii. Voor % overige .word het vleesch dier herten zoo zeer Kc-.icht bij de noord Indianen als dat der klcenc focrt, wrlke de oostelijke en noordf'lijke declcn van \ lind l(^voo!id. 't Is waar, r kan niet out- Itenncn, dat licuclve veel groover . -.j van eenen gans'.h -):>''* - \'^o ' TTct gcre de Ichrijver ^ler fcgt vnn 't noor- dcr 'tiit is niiuw en »,<;ei- nicrkvv: ardlg; irogt zulks tt eeiii^cr tijd bcvemigt worden yan ecnige reizigers in die hoopc noordcrllreckcn, dan zou men niet langer heb* t)cn te twijvclen, et' het noorderlicht een elekirlek ver- fcbljiifc! ware. Voor 't overige moet ik hier melden ; dot ik te J'tfUrslfurg^ bij wijlen nanuwkeurig acht heb gegeven rp het noorderlicht, zonder evenwel ooit eenij geknsp en gekraak te booten. F. ;*«»«R. A .M KA AH DEN NOORD ER-OCKAAN. 43 gan.sch anderen fmaak , even ali het grott Linculns rdia)x.'nvlec.scli vctlüiilt van dat ctMv*'' (;ras lams. Jk moet cclitcr bekennen, dut ik het ulit')N Iicb guccl Ixrvondcn. üe/c l(X)rt van licrten vind men in ovcr- vit>ed Uigt bjj T*tk fo*t ea Srvern . rivier ^ zonuijdi worden Zfi ook in j^rootc getalen aan^ctruflen otih* ftrceks Churcinl rivier^ en ik heb dezciven zien fchieten zuo ver nuordvvaards op na;^ den zeekant als de Z e^'af rivi-r. Men weet , dat het kicen noorJ Indiaansch hert maar zelden Chutchiil rivier over- trekt, uitgezonderd bij zeer koude winters al9 de noorde winden fterk i;elieerscht heblxin in 't najaar, Want het kunit daar nooit dan in den winter. Dan, alhoewel ik bekenne, dat het vleeseii van het groot zuidelijk hert zeer jjoed is, moet ik tellens betui- gen, dat het vleesch van 't klecne noordelijk liert, 't zij bok of hinde, wanneer 't in den tijd is, veel Ickkcrer finaakt en het beste is, dat ik ooit in dit of eeuig land gepr -ft hebbe; ook heeit het de bij- zondere eigenichap, dat men Iwt nooit tegen eet, dit k;in ik bij ondervinding getuigen; want na volko- men twaalf of agttien maanden aan dun atideren, van het zelve ge leeft te hebbon, wensclue ik bijna nooit, naar anderen kost, Iciioon (visch en gevogelte mij tuslehen beide altoos welkom waren. (,71^. Wij (7O Dit groot hfrt heeft rood bruin haalr, en geen zulke lange fpnrrige hoorni als Det geel grnauwe onder den poolkriag. Men noemt gemeenlijk het cerllo hec Virginifche hert (Ceryus yirginianui) het heeft veel ftarker, maar korter en eenigzins fchopsgewijze hoor* ■en. F. ■.'I .. .'■«!»•' < \ I t A' ; 44 LANDREIS Wij yoiulcn hier zoo vedc bevers, dni dczclvcfi •/li. :namcinlijk de; aaiklagt trokken van mijne rcis- niakki'rs , dewijl die dieren niet alleen m'tmiintciid voedfll leveren, maar derzciver vellen v:in wUÜvC p;r((()te vva;irde zijn dit ze een voornaam artijkel uit- maken van ilen handel , terwijl zij tevens een zeer goede l\ni tor dekkin^j; leveren. 'f De Ihiid der bcvervvoninyen is zeer vcrfchillende; waar de lieveij» zijn, kwonen zij de meiren, |X)(.'len en de rivieren als mede de naauwc krceken , doo' welke de meiren, die zoo mctiigvuldif» in deze ge: westen ijii, in clkandercn loopen. De bever ver- kiese gePieenlijk de iivieren en kreeken , wanneer dezelve diep genoe^r zijn, en de ftroom hun kun dienen, om hout en an.ierc noodwendigheden naar Jnmne woningen te voeren, ook zijn ze da;tf moei- lijker te vangen dan aan ftaaude waters. Zij geven aan gcene I ij zondere plaats van een mcir, poel, rivier of kreek de voorkeur, om hunne wo- ningen te bouwen, want zomtijds bouwen zij aan een uithoek , zoniti ds in een Ixigt, en veeltjds aan kleciie eilanden; zij verkiezen ,nogtha..s de plaarzen, waar *t water diep genoeg is, onj in den winter niet • iDt den bodem te bevriezen. — Wanneer zij hunne woningen in klecne rivieren of kreken bouwen, aan , welke de vorst ligt den toevloed van water kan be- nemen, weten zij door een wonderlijk inftinél, dat .. onlieil te vof)rkomcn , door eenen dam dwars d(X)r de rivier te leggen op enen behoorlijken aflland van hunne woningen. Dezen dam befchouw ik als het mcrkwaardigit van hunnen arbeid , niet alleen wegens " de netheid van *t werk, als wegens deszeUs fterk- tc en wezenlijk nut. Terwijl hti tevens een jgraad ^ . . ■ . van •* .< NAAR DEN NOORDliK OCüAAN. 45 « van fchranJcrhciJ en vcMjruit/icIit: van tockoniftigc gcva;ircn in dut dier aanluid, A.*cr nabij kumcnde aan 't mcnfcliclijk vcriiand, en gewis aan dat dier hij- zoHvler eii^cn. JJct niaakzcl van den dam des bevers, vcrfch'lt na.ir ilcn aart der plaat:^e, in welke dezelve wurJ aan/belegt. Is 'er wci;.ig (Iroom in de rivier of kreek, wjar zij dien aanleggen, dan l(x)pt dezelve niccit al regt dven hunne woning, zoo dat zij het zelve met wciin'g moeite door middel van den ftroom , ter plaatze kunnen brengen, waar zij het benoodigt hebben. De bevers bouwen hunne woningen van dezclfcle ftolFen, van welke zij hunne diimmen bouwen , en dezelve zijn altoos in ruimte gievenredi^t n.iar het getal der inwoners, welke zelden meer zijn d.in vier ouden en zes of agt jongen, fchoon ik 'er bij wijlen aangetroffen hebbc, in welke meer dun eens zoo veel ^bewooncrs waren. Deze woningen, fchoon meestal onze bevv -ndcring niet onwaardig , halen op verre na niet bij' de be- fchrijving, welke men gemeenlijk van 'dezelve heef«: gegeeven : want in (lede van orde en geregeldheid in derzelver aanleg, zijn zij van een ruwer maakzel dan hunne dammen. • ^ '^ Men heeft ;ons dikwijls eene befchrijving gegeven van het binnenfte der bever woningen , en ons verteld, dat ieder derzelven verfcheide vertrekken had tot onderfcheiden gebruik; als, een eetkamer, eenflaapka- mer, een provifiè kamer, een kamer voor natuurlij- ke behoeftens; doch die lieden moeten weinig ken- nis gehad hebben van 't gene zij befchreven , of 't geen erger is -— zij moeten vermaak gefchept heb- ben, om ligtgeloovige lieden leugens voor waarheden inedetedeelen. Ik heb verfcheide jaren achter een beftendig onder de Indianen verkeerd, en in dien tijd gelegenheid gehad, veele honderden dier 'beverswo* ningen te zien, waar door ik in (lant ben te verze* keren, dat de meeste van alle die befchrij vingen van nen .h^ j , NAAR DEN NOOÏIDER OCEAAN. 47 alte waarhMd ontbloot zijn. Want niet tegenHaande de fchranderhcid dier dieren, lucfc men nuoit Iciin- nen liemerken, d.it zij iet anders in hunne Jiuizcn bedoelen, dan een dnxïi^e li;;- of rustplaats, aldaar eten zij gevv.ranlijk hunne fpijs , welke zij uit het wt- ter halen. Dikwijls gebïurd het, dat in eenige dier wonin- gen meer dan f^M ve trek gevonden word, zoo men het dien naam mn;»e geven, ma.ir die piaatzcn ma- ken als dan (1-chts het vcreischte van een hoofdge- bouw uit, t;n zijn door de fchranderheid der bevers üan;];c]egt tot onderfteunin::; van het dnk. In die ge- vallen gebeurt het d'kwjls, dat die vertrekken, zoo als zommige leden die gelieven te doopen, geene gemeenfcliap met eikanderen hebben, d.m dfor het water, zoo dat dezclven eer dubbelde of driedub- bele woningen mogen genoemt worden dan vertrek' ken, Welke tot eene zelfde woning behoren. Ik heb op een klcen eilmd cene grootc beverwüning gezien, welke ten naa len bij een dozijn vertrekken had, ondet één dak; doch buiten twee of] drie vertrekken hadden de overige geen gemccnfchap met deh ande- deren; daar nu verfcheiJe bevers zich in die wo- ning ophielden, is *t zeer waarfchijnlijk , dat elfe' huisgezin zijn eiger verblijf kende, en altoos diaoir zijn eigen deur in tn uitp:ing, zonder eene andere verkeering met hunne naburen te hebben, da:, die, welke nodig was, om vnendjlijk raalk;mderen te helpen in 't hertellen hunner onderfcheidene woon- plaatzen en in het aanleggen der benodigde dan .nen. 't Vjlt ondertusfchen moeilijk te zej^gei •■, of zij ook inalkanderen bij andere gelegenheden onderling bij- ftaan? ^ De Indianen, die tot mijne bende behoor- den M ■ '';| W ■■'M .1 \ 'Il k f. >lt n II ■< W y ^ LANDREIS dei, doo-l-leii twulfoiidj ci vijfjnt^viiitig half vvas- fca en joirj;^ bwVs-'rs, welke tot de boveiiLjenulJe wo- ning l)2!i)orJ-Mi; ecnige andere ontihaprcn en kon Jen nicc gekregen worden, zonder dair aan me^r kosten en moeite (^*) te loc.lcJen dan 'er vercischt zou zijn geweest tot hec v.ingen of dooden van een dubbel getal op eene min moeilijke plaats. Reizigers, die verzekeren , dat de > evers twee deu- ren aan hunne woning h:bL»en, een ain de landzijde en do andere aan den waterkant, fchijnen met d^ze dieren no^; minder bekend te zijn, dan anderen, die hun een ganfche rij van fraaijc vertrekken geven, DsM d ibbelj ingang zou niet ftrooken met hunns le\^enswiize.. en zou tefFe>is hunns l-aizen onbruikbaar mikcn, zoo ter befchsr iiing tegen hunne vijanden als tegen /.e ongemeene koude des wintci's. De qiiiquehatches of wolfoceren zijn groote. vijan- den van de bevers, en zoo 'er een ingang aan de landzijde van de woning der bevers ware, zou aan deze vijanden niet een ecnige bever ontftwppcn. Ik raoet in de daad lacligen, wanneer ik lees het geen onderfcheide fchrijvers over dezer dieren te bo?k gelleld hebben; zi: fchijnen met eikanderen al^ te w.'dij veren, wie de meeste verdiditzels zal voord- brengen? De verzam-'laar van de wonderen der na- tuur en konst, fchijnt naar ratine gedagten, alle an- opzichten dsre f'^riivers ten dien te liebben over- trof- (*') M$eite , ziet hier op de meni:ïte holen of gaten » w^lke He bïvers aan de kanten der poelen en rivitren Ii^^bea, alt ia«de op de verisazeuie diklce^ rauuren Va» *c buis, waar door ze moeilijk te vatigea zijn. NAAR Dïv NOORDER-OCL \N. 49 troffen, want hij heeft niet ailten alle de fibelcii verzamelt, wdke ailJcrc fchrijve.s dcswcgcns ver- dicht hebhen, maur zoo veel van zijne eige vindinj; daar bij gevocht, dat "or aan ccnc volkome:! natuur- lijke hiftorie van de bevers tlmns ni ts an.lers ont- breekt dan een vvojrJenboe;: van derzelver tanl , ccne verzameliiv; van derzelver wctt i, en een Ichctsvau hunnen godsdienst. . 't Gezond verftand kan niet ftcrker miskM'd nocJi indedaad fcbandelijkcr gehoond worden , dan door zul- ke fchrijvers , die bthaiiea fcl^eppen in ons te doen ge« looven alles w.n van den arbeid en het werk dier die- ren gezegd word, en fchoon het niet te vcrondcrftel- Icn zij, dat de verzamelaar van een algemeen werk volledige kennis bezitic van alles wat tot zijn onJcL- wei-p behoord, is nogthans een middelniati:^ oordeel gewis' voldoende , om iemand te weerhoudei geloof te flaan a^n het wonderbaarlijke, hoedani^ ook door 's fchrijvers pen opgcfnukt, of hoe ftout verzekcrc door een reiziger, die behagen fchcpt verdichtzelen te fchrijven. r . . ' 't Zou even zoo ongerijmd in mij zijn, den bever een zeer groote maat van fchrandcrhcid te ontzeggen , als het in andeje fchrijvers is aan die dieren een bijna menfchelijk verftand toeteëigencn. Gcrcedlijk fca ik toe, dat zij van de natuur gecnziiis van de eerfte misgcdeelt z'jn; maar 't is onbegrijpelijk voor iemand hoe een bever, welke , wanneer ^hij op zijn b:iJc achtcrpootcn ftaat, niet langer is dan twee en een halve of op zijn meest drie voeten, en wiens voor- voeten niet brceder zijn dan een Ia!f kroon (lult, palen van een mans been dikte, drie of vier voeten diep in den grond kan flain. Dat zij die palen met n IL DE£L. D tWÜg 1 ■Am : ' -i^- »,,''•• |-f 't' 5Ö LANDREI2I twijg bevlechtcn is even ongerijmd, en dat zij hun- ne woningen bepleisteren niet een mengzel van ftroo en modder, en nv.'t modder en ftecneii op hunne ftaarten gelaJcn do r *t water zwemmen, is nog on- gelooflijker. De gcftalte en grootte van dat dier, laat, in weerwil van al deszelfs fchrandcrheid , der- gelijke daaden niet toe, en het zou voor een bever even onmogel'jk zijn deszelfs ftaart tot een trofïèl te gebruiken, uitgezonderd op den vlakken grond, wa rop hij gaat, als het voor Sir ja mes thürn- HiLi. zou geweest zijn den koepel van de St, P,w/s kerk te bcfchilderen zonder ftelladie. De gelederen van den ftaart des bevers lat^n niet toe , denzelven over lumnen rug te kecren, dewijl dezelve natuurlijk naar beneden gebogen ovord, en 't is niet dan met veel moe'te, dat zij beletten deii ftaart over den grond te (Iepen. Daar het dus met kun gefteld Js, kunnen zij niet regt opzitten als een eekhoorn , 't welk nog- thans hunne gewone houding is , vooral wanneer zij ' eten, of wanneer zii zich reinigen gelijk een kat of • eekhoorn, zonder dat hunne ftaart tusfchen hunne poten voorwaards iiitfteekt, en des zeer gevoeglijk hun tafèlbord zou kunnen genoemd worden. ' Verre van dat de bever de palen bij 't bouwen zijner woning, in den grnd zoude drijven, plaatst hij het meevSte hout kruiswijze, en teq naasten bij vlak, jieene andeic regelmatigheid in acht nemende, dan dat hij eene holte of opening in 't midden laat; wanneer eenige onnutte takken te ver uit fteken , fnijden zij die af met hunne tanden en fteken die tusfchen de, anderen in, ten e'nde de modder te ver- hoeden dcor het dak te vallen. Men dwaalt als men gelcüf::, dut de bevers eerst het houtwerk afmaken r.: . ' -en NA5R DEN NOORÖER-OCEAAN. 51 en cina bcpL^istcrcn ; hunne woningen , even als hun- ne dammen zijii, van dün grond af tot boven, een fanicnvoc zei van hout en motlJer jtangcvult met ftjcncn» zoo z j dezclvcn kumun bekomen. De mod- der neemen zij alttw. van den kant des oevers of van den bodem ecncr kroek of poel dijjt bij den ingang der woninjji modder en (leen dn;j,en zij in hunne voorpoten, welke zij dij^t aan den h.Us bij een houden, 't hout liepen zij alioos met liunnj tanden voord. Zij verrichten hunnen arbeid in den n:icht en zij zijn zoo vaardig in alles te voltoijen, dat ik, na ver- loop van een ecnigen nacht, zoo veel modder bij liunnne woning heb opgehoopt gevonden als ten klanrflen aanduidde, dat zij die in duizende dragtera hadden bij een gebragt; en zoo 'er al eeiiig ftrjo of pras onder dien modder gevonden wierd, was zulki enkel toevallig en toetclchrijven aan 'den aar^ iles gronds van wellien zij dien namen, 't Is on' waarachtig, dat zij dergelijke vermenging voorbc* dagt zouden doen. 't Geeft eene groote fchranderheid ii; deze dieren te kennen de buitenzijde hunner woningen jaarlijks, zoo laar mogelijk in den heifst, wanneer de koude reeds zeer ftreng is, met vertchen modder te dek- ken, of zoo als men het gemeenlijk noemt te be- pleisteren; want in dien tijd word door de vorst alles fchielijk z ;o hard als (leen, en daar door be- letten zij hunnen gemeenen vijand , den wolfbeer i hen in den wint'n* te ontrusten. Men ziet hen als dan over hun werk waidelen en zomtljds geven zij met hunnen (laarr een fla.^ op' 't wattr, ▼oor al wan- neer zij naai- beneden duiliclen. Tit becit ongetwij- Da veld > f I .', ,4 r.cu-!^ fLi' * ' I :.t ,>l * ■ V' ' . 1 t ' ^ .s LANDREIS veld aanleiding gegeven tot bet algemeen gevoelen * dat zij hunnen ftaait tot een trrflbl gebruiken , waar- mede zij hunne woningen bepleisteren. Dit liaan met den ftaart is nogthans niets anders dan eene gewoon- te, welke zij behouden, zelfs wanneer zij tam ge- maakt en hui dieren zijn, en vooi'al wanneer men hen doet Nerlchrikkcn. Hun vocdzcl bertaat voomnmentlijk in een gi-ooten wunel, eenigzins (>elijkende naar een kooKlronk, Welke op den bouem der meiren of rivieren groeit; ook cicn zij i^-m bast der booraen, vooral dien der p(»l)eliercn, berken en wilgen boomen. Des winters nOf;thans, wanneer hot ijs hen verhinderd naar 't land te komen, en zij geen fchors hebben, om van te le- ven, uitgezundcrt de Icliil van 't hout, hetwelk tij >n den zomer vellen, en in *t wa^er werpen te- gen over hunne ingangen, onderhouden zij zich het meest met den gemeldcn wortel. Des zomers hebben zij verfcheidenheid van fpijzen, en zij leven als dan van veelerU.je foort van kruiden en bezien, welke digt bij hunne woningen groeijen, i Wanneer vroeg in de lente het ijs los gaat en ontdooit, als dan verlaten de bevers huime woningen en zwerven den ganfchen zomer in 't ronde, waar- fchijnl jk om sgen den winter een nog gemakkelij- ker verblijf optezoeken. Indien zij daar in niet fla- gen, keeren zij een weinig voor 't invallen van den winter naar hunne oude woningen te mg, zich vooniende van hunnen winter voorraad van hout. Zeldfaam beginnen zij hunne woningen te herftellen voir dat het begint te vriezen, en zij. voltooijcn nooit de buitenzijde voor dat de koude vrij ftreng is, zoo als wij hier boven reeds zeiden. Wan- N4A11 DEN NOOROEROCEAAN. 53 Wanneer zij van woning veMnderjn , f)f wannccf de vcrmccrdeiing van hun aantal het niKyl/akcU.k ina;ikt, h. me WDningcn ic vergrx)ten ut' nieuwe wo nint^cn aanteicggen, beginnen /ij het lK)Ut d.ui' toe vroeg in den zomtr te velijn, maar zekllhani heldin- nen zij IC bouwen voor *t midden of laatst van au- gustus, en voltoojjcn hu.inc woningen nooit dan wanneer het begint te vriczei\ .. , Wicitegenftaande men zoo dikwijls gewgt heeft, dat deze dieren in grootc benden bij ecti komen en gefanicntlijk groote (leden, vL-kkt^, drdvcn geen tiende van alle dfi faUoortn der Ma.itfchappij , die zich daar te lande hebben opf»ehouilcn, *er een ccnigo gezien hel ben. In detwinrig jaren tijds, wtlke ik aai de Hudjom baii heb doorgcbragt, 41joon ik 'er zes-honderd mijlen ver ten westen van de zeekust reisde, zag ik nooit meer dan Ccn eenig wit bever-vel, en nog had liet langs de rugj^cftreng roodachtige bruine haairon, maar aan de zijden van de buik waren de haairen yrvcï een [ilanzig zilvcr- aclitig wit. De Indianen hielden het vocjr iet zeer zcldlaums. Ik bood aan drie malen zoo veel ic be- talen voor eenigc weinige dcrzelvcn nis nien m"| die flechts verlchaflen kun ; doch in den tijd van tien jaren, welke ik zeU" nog naderhand aldaar bleef, heb ik 'er niet een konncn bekomen, 't Ccnc een overtuigend bewijs is dat 'er gecnc bij- zondere foort van bcftaat, en cenc vcrfcheidcnheid van kleuren 'er zeer zeldfaani is. De zwarte bevers, en wel van cencn fchoonen glans, zijn 'er niet ongemeen: misfchien vind men ze racer te Chunhili dan aan eenige laktorij in de baai, doch in een gansch jaar worden 'er zelden meer dan twaalf of vijftien-hondcrd ter markt ge- kaft, J.v^,. Ds **•/ Li ' ' til ■ J- !m r\ - ' . '■ \i\ i ,'M . -J,!- t '■ >; •n 5lfei LANDREIS ^n I il ,-.Lc FHANC, die zelf een Indiaan was, kan liezwaarlijk aan den heer douds gezegc hebben, dttt de bever tien of twaalf jungcn ter etncr dragt werpt } ten ware hij mKïdwiUig hem ^«s hcett willen op den mouw fpelden. De Indianen, tlie ccne menigte bevers doodcn in den tijd dat dc- zelvcn met jong zijn, hebben des gelegenheid gc- 8oeg om het gewone getal dier jongen te bepalen. Ik zelf heb 'er eenige honderden zien doodcn in den tijd hunner dragt, en Hechts twee rralen in een wi|fjc zes jongen gevonden, anders werpen zij 'er gemeenlijk van twee tot vijf. 1 Bchaiven deze zekere wijze ter bepalinge van liet getal der jongen, hebben de Indianen no^ eenen anderen regel, welke de ondervinding hun aan de hand geeft, en die even zeker gaat Wanneer men namentlijk de baarmoeder van een wijfjes bever on- dferzoekt, zelfs wanneer dezelve niet met jong i«, vind men 'er altoos zoo vecle harJe ronde knob- bels in als zij 't laatst jongen geworpen heeft. Ik beb alle moeite genomen om daar ( ,> naauwkeurig te letten, en kan uit eige ondervinding bevesugen 4at de zaak indedaad zoo is. De m.este, ja ik mag zeggen alle de berichten, welke wij wegens de bevers hebben, komen ons van de Franfchen die zich in Canada hebben op- gehouden; maar die berichten verfchillen zoo zeer V»i den (laat, en van de wezenlijke huishouding der bevers ten noorden van deze landftreek, dat tiien alle reden heeft om dezelve zeer verdagt te houden. Voor eerst is de verzekering dat de be- vers tw'.e ingangen aan hunne woningen hebben, een aan de land- en een aan de water-zijde vol- ^ .. . . ftrekt VAAK DËN NOORDER-OCEAAN. ijj^ ftrekt valsch en ftrijdig met het gezond verft.md, dewijl het derzelver woningen van geen nut voor hun zou raa'hei , het zij om hen te befchuttcn tegen de geftrenge koude in den winter, het zij als een fcliuil of wijkplaats tegen hunnen gerocenen vijand de ..o.fbceren, zoo als ik hier boven reeds gezegt hebbe De eenii^ftc zaak , welke aan den heer DUPRATZ en andere Franfche fchrijveren aan- leid! g kan gegeven hebben, cm iet dergelijks te vermoeden, moet zijn: dat. zij zorami';e oude be- ver-woningen gezien zullen liebben, welke door de Indianen aangevallen waren, om 'er de bevers uit te vangen: want de IndiaanlcHe jagers zijn altoos verplic^it een gat in de eeiie zijde der woninp: te maken , alvorens zij de bevers 'er uit kunnen drij- ven; en 't is meer dan waarfchijnlijk, dat in eene zoo zachte luchtftreek als Canada , de Indianen gemeenlijk die gaten aan de landzijdc maken, (*} het welk ongetwijveld aanleiding gaf tot de verze- kering dat de bever-woningen twee in of uitgangen hebben. Dat de bevers in hunne woningen zouden mis- ten, gelijk zommige lieden verzekeren, is geheel abuis; zij doen liet altoos in *t water, ik kan . . dit (•) De noord Indianen raeenen dat de bevers uic fchranderheid de noordzijde van hunne woningen veel dikker mnken dan al het overige, inec oogmerk om zich te befchuttcn tegen de koude winden, welke ge- meenlijk uit öien hoek waaijen , tn om die reden bre' ken di noord ladianea gevooulijk aan de zuidzijde ia die woningen. .^'..tó .t. If- ! r. li ..V*A «» LANDREIS „., y. ■I!', ïi ■i 1 ••*'iM dit te ftclliger getuigen, dewijl ik verfclicide be- vers zoo lang gehad hebbe, dat zij op 't noemen van hunn' naam acht gaven, en de zulkcn mijner lieden volgden, aan wien zij gewoon waren, even als een hoi)d d(jeti zelfs waren zij in hun fchik wanneer uien hen ftrceldi. ik liet eenc woning voor hen bouwen , aan welker uitgang eenig water was, daar zij zich altoos in dompelden om hunne • natuurlijke onthutingen te verrichten Hunne drek, welke zeer ligt is, komt ^foos naar boven, fcheid zich vervolgens van een , en zinkt weder naar den grond. Wanneer het in 't begin van den win- ter begint te vriezen en het water digt raakt, be- geven zij zich (leeds naar buiten en ontlasten zich op het ijs; en toen het zoo koud wierd, dat ik genoodzaakt was hen in mijn huis te nemen, be« gaven zij zich altcos om te misten naar een tobbe met water, welke ik ten dien einde voor hen had laten plaatzen, zoo dat ik geen ongemak van hun 'thtd, alhoewel zij in 't vertrek waren daar ik in huis hield; hier waren zij geftadig het gazelfchap . der Indiaanfche vi'ouwen en kinderen , aan welke zij V" zoodanig gewoon ^werden, dat wanneer die Hechts voor een geruimen tijd afwezig waten, zij een foort ■ van onrustigheid lieten blijken, welke in blijdfchap ) veranderde zoo haast ze terug kwamen , als dan > liefkoosden zij de Indiantin, kroopen haar op den vfchoot, gingen op den rug liggen, zaten op als eekhüorncn , en gedroegen zich bijna als kindei en yciivï verheugd zijn 'over de terugkomst hunner oude- ren, welken zij in langen niet gezien hebben. In .den winter eten zij gemeenlijk dezelfde fpijzen als de vrouwen , in "t bijzonder hielden zij veel van NAAR DEN NOORDER-OCEAAN. 6t rijst en rozijnen-podding, ook aten zij geeme van patrijzen en versch herten-vleesch , docli nooit bood ik hun visch aan , fchoon men mij in *t vervolg zeide, dat zij *er jagt op maken. Trouwens er zijn maar weinige graan etende dieren , welke men niet kan gewennen vleesch te eten. 't Is zeer wel bekend dat men ons tam gevogelte met vlccsch kan voeden. Duizcnde ganzen, welke te Lnuden ter markt gebragt worJen, zijn geniest met allerlei fmeerigen afval; en onze paarden aan de Iludfom baai aten niet alleen allerlei füf)rt van dierlijk voed- zei, maar dronken gcern de fpoelinp; en 't vaten* nat, 't welk voor de varkens gefchikt was. De beste fchrijvers verzekeren ons, dat op Ti.'and niet alleen het hoornvee maar ook de fchaperi in den winter bijna niets anders eten dan visch en visch- graten. Zelfs op de Orkney ei la >i den nemen de fchapen de ebbe waar even als de Espuimaucr visch» dieven om te azen op *t geen de zee heeft achter gelatCii en op zeewier. Doch dit gefchicd meest uit nood, want zelfs het beruchte eiland Potno- na (*) heeft, wanneer *t van vloed is, niets waar van zij zouden lamnen leven. Eenige fchrijvers maken gewag van ondcrgefchikte of dienstbare bevers; doch 't is naar mijne gedag- ten zeer moeilijk voor hen, die 't best met de huishouding dier dieren bekend zijn, te bepalen of 'er onder de bevers gevonden worden die den bo- vcngemelden naam verdienen, 't Gebeurt zomtijds wel •■■'m t '■Wit . ■ . ■ tf T','^ , 1 'A (♦) Dit het grootfte der Orkney eiléndtn zijnde , ?word Tsa de bewoners hec vatte land geheten. \-^ I i\ L A ND REIS 'I '1 ■> i wel dat men een bever vangt die een fleclite pels, gmotc kale plekken cp den rug, en de fchoudcrs van haair ontbloot heelt Maar dit is ook de ecni- ge prond op welken men verzekerd dat 'er onder- ge: chiktc of flaafïchc bevers zijn ; wanneer men 'nu een bever vingt, welke iets naar de gcnkkle befchrijvlng ge'ijkt, befluit men raislchien te haastig, dat die plekken en kaalheid komen van 't dragen van zware lasten , daar dezelve waarfchijnlijk het uit- werkzel zijn van eenc fchurftaclitige ongefteldheid; want zoo het uitvallen van 't haair veroorzaakt wierd door harden arbeid, is het natuurlijk te denken dat men 'er meer voorbeelden van zou aantreffen. Manr zelden ontmoet men *er één vaii in een tijd van zeven of agt jaren. Ik heb eert geheel huisgcziii van die dieren gezien, welke over het ganfchc lighaam niet anders hadden dan een zacht fijn dons, alle de lange haairen afgeruid 2ijnde. Deze en alle andere a^ijkingcn van den algemeenen regel , zijn ongetwijveld toetelchrijven aan eene bijzondere ongefteldheid. (7a) Crs) Deze natuurlijke gefchiedenis des bevers is eene gewigtige bijdrage ter verrijkiag dier wetenfchap, en *t gene de fchrijver verhaalt, verdient volkomen ge* loof, naardien hij die dieren langer en nanuwkcurlger heeft kunnen gadeflaan, dan ergeni iemand voor hem. Thans kunnen veele befchrljvingen over de bevers , welke met fabefón vermengt zijn, verbeterd worden. Voor 't overige moet ik hier bijvoegen, dat ik zelf, in de verfaamling van dieren, welke de Maatfchappij der Hudjons h*ai aan de konlnglijke Mnatfchsppij der wetenfchappea te Ltnitn heeft gefchonkcn, zwarie* glan- )' NAAH DEN NOORDER-OCEAAN. root CM Avaar, ik heb 'er gezien , welke Z(x> zwaiir waren, dat ik zeer veel werk had , om ze van den gronj te tillen X*;» doch de lKK)Klen dor koeijen z'jn veel kleetier. Hunne ftaiiien zijn gemeenlijk, «imtient een voet lang, IcJioon zomnii^e, buiten de lange haair- kwas aan 't einde, langer Ichijncn. Het haair der Ihurten van de lliercn is jjcmecnlijk van een fijn l^lanzi^i zwait; auar de kvva^ aap 't einde der koei- (laar* (•) De heer catesbij merkt In «Ijne befclirljvlng van die dier onn, dat geen ninn in ftaat ia den kop van liec zelve te tillco. Die, welke ik in 't land der .^thsputcows zag» waren zoodanig ais ik befclireevcn l»ebbe; en mij is door de bedi«qden der Maatfekappij , •is mede door de Indianen, die nabij Hudjom huii wonen, verzekert, dat de buflcls aldaar zeer vecle klee* ner vallen ; zoo dat de fuort door den beer catei- Bij gezien en befciircvcn, veel grooter moet gewees: zijn, of zeer grcute hoofden mo^t gehad hebben; want het is wel bekent, dat een mensch van tamelijke krachten twee honderd vijftig of drie honderd ponden' gtwigt kan tillen. Nanr 't mij voorkomt waren de hpofden zijner buffels te zw«nr voor derzelver liglia- Men , daar die , welke ik iii 't land der Athapu$coyv« zfg, zoo zwaar waren als iljc va|i zijne buifci»* .•B» fiA.\K DEN N0ORDER-OCE.\AN. 7» ftjartcn is altoof vnn ccn roestig bruine kolcur, waarlcliijiilijk door tic urine bevlekt. ll«.'i luair vtn 't liji' ji zacht en gekruld, en (gelijkt een weinig op wolj 't is gcruetnlijk van een ReeUcIng bni 'i, en vau ceue gelijke lengte en dikte over 't gelicelc \ig' haam, maur aan den kop en den uck ii 'c veel langer dan aan eenig ander gedeelte De Indianen, na den huid over al even dik ge- maakt te hebben dixjr fchraben en fchaven, l)crei- den denzelven in 't haair toe kiceding, welke ügt, zacht, warm en duurzaam is. Zij bereiden ook ceni- ge dier huiden tot leder zonder haair, en maken Vr tenten en i'chocnen van ; maar de draad ot' nerf is aanmerklijk grot, fponsachiig en de fluf ^»ict te ver- gelijken bij de deugd van den clandü huid, oo]; vreet ik niet of dj lecrtouwer» van Europa wel in ftaat zouden zijn, die huiden ecnigc waarde te ge- ven j want zij hebbon het vcH»rkomen, als waren zij van denzelfdtn aart als de liuid van het muskus- rund, het welk in Kn^e/ami zoo weinig gracht word , dat toen men *er een aantal van kreeg aan de Chut chili faktorij, de Maatfchappij in 't volgende jaar last gaf, dat ten ware men dezclven van de Indianen konde bekomen tot den prijs van vier ftuks voor üón bever- vel, zij de onkosten van de vracht niet' konden goedmaken, een bewijs, dat ze van zeer geringe waarde waren. De buftcls hjudcn zich het liefst op in ruime opene vlaktens, alwaar in die ftrcekcn een zeer lang grof gras, of liever een foort van klecn lisch of biezen groeit, 't welk zij graag eeten, maar wan» neer zij vervolgt worden, begeven zij zich naar de bosfclien: zj zijn zoo verbazend fterk, dat wan- neer z j door de bosfchen voor hunne vervolgers E 4 yluch- if f! tl- f}] f.'.' il*! fc^ 17 , T\' 't- i ■ H n LANDREIS vluchten, zij vccltlj(l.^ ^^^^W'il 200 ^v^rar ulct a)s men gcmcenljk NAAK DEN NOORDER-OCEAAN. 73 fBich verbeeld. De tong is aln-tde een ftnaktlijk (hik, piaar 't is zonderling, dat die tongen zeer vet en fmakelijk zijr., wanneer liet dipr op zekere geregelde tijden 't fchraalst is, zoroniigc zeggen vetter dan w^n- recr het op zi'n bett is, dan ik wil vcoi de waar» Jicid daar van nie|; iiiftaan; dezelve worden hier zoo getrokken, dat men ze als een geftlicnk naar de fhktorjj dei Maatfchappij te Tcrk fort aanv(jcrt. en^aldaiu: y(Jor eenc groote lekkernij houd, w; arfchijnlijk , om fht ze van verre konden, want ze zijn op langen na zoo groot en lekker |üet als een gocUc Oölcnttng in . ingeland (75 , C75) Ticzf. foort vnn biiff.1 h aan noord /Imerika allewi . figcD, want bij de ontdekking van Amtrika wierd it) : )iet ganfche zuidlijke gedeelte ran dat werdddeel en ' In de Weiiiniieta geencrlci tam of wild rund aaugetrof- y feu. De rundcrs, welke door de SprnjrsrJen raar de J/t West ludifche eilaiiden en in de 1 ndflreken bij Ri9 iê la phtM overgebragt werden, vcrwiiderdcn /eer Ichie- lijk en teelden verbazend voord. In de vorige eeuw moeste^ de bekei.de West- Indifche zeeroovcfi , die ^lt fuwe, hajf wi de Frnnfpbcn en Engelfciiet) beflundeq, ''*^_ hur ne kerjrren bij de Fhhutt en xnet de jngt op wilde (lieren te 07. Domingo ^ Cuba en Janaica aanvaagen. -, In 't zuiden van Amerika, aan geenc zijde van /?»•/• (a flat', (zllvervloed) tot aan de flraat van Mê§tU4n tn i^t in Chili vind men grufche kuddeu vat) verwil- derde buffel», die op eeuige duizende bcloopen, en fhans voornameiitlijk om hoone luiden van de Puél- f hei of l'aiagonien , als mede van de Spanjaardcq ia < *'i ^«' f-ll I ui ■■ A » t RIT 74 LANDREIS u !Idt clainl is ia'^gclijk een groot dier, veeltijds hcHiger en /^X)orer dan Iict lilockftc paard; maai- de lengte der bcencn, de zwaarte van '* lijf, de korto hals, cii de ongemeenc lengte van hoofd en oorcn, zonder cenif!;cn zweem van ftaart, g«vcn liet ccii flccht voorlcomcn De mannetjes overtrefl'cn de wijf- jes ver in klockte, en hebben ecne gan'ïcli andere kleur. Het haait van 't mannetje is lan^;, 1k>1 en zacht, gelijk dat van een hen en aan de punten ten MPasten bij zwart, wat dieper, asclivcfwig en aan den wortel volkomen wit. Het h:wir vim 't wijfje is geelachtig bruin , en op zommige plantzen, bijzonderlijk onder den hals, den buik en den baard ten naasten bij wit van buiten en fpicr wit aan den huid. Zij zijn zoo lang van pooten en zoo kort van hal», dat zij op ecnen gelijken j:;rond niet kunnen graazan gelijk andere dieren, maar gedwongen zijn de toppen van grootc planten en de bladeren der boomen Iii .den zomer afteknabbelcn : in den winter eten zij al- toos de toppen der Wilgcn en de klcene takken der ber- Èoitiêiairet en in Chiti menigvuldig op de jagt gedood worden. De wilde noord Amerikannf'-he runden zijn voor 't overige een fuort van bufFc;*, wier wervel- beendercn van den ruggegratd op den fchoft fterk verlengt eeo foort van hult of bochel maken, ook nggen bij deze runden even als bij de buffeli der oude wereld de hoornen, welke niet zeer lang zijn, plat aan den kop. Deze foort is mede de JHos Bt- fon L thnns in de nieuwe uitgave vaa cmclin: B^i Americanuu F. P t « . «■ f' f • r 'k^ N.\AR DRN NQORDER-OCEAAN. 7^1 bcikcnboonicn; om die reden vind men ze in dat jaar|!;.iijde enkel op zulke plaatzcn , welke hun over- vloed vm hun geliefdst vocdzel vcrichaflcn , en al- hoewel zij geene voortanden in de bovenftj kaak heb- ben, heb ik evenwel menignialcn wilgen en klcenc berken boomen zoo gelijk afgeknaagt gezien, als waren ze door een tuinders njcs alj^cfneden , hoewel Zoniniige fleelus de dikte van cenc tabaks pijp had- den ; zij fchijnen bijzonder gi aag naai' den harden wilg te zijn, Des zomers laten zij zich veel zien aan de oevers der rivieren en meiren, waarlchijnlijk niet geen an- der ooi;nierk , dan om digt bij 't water te zijn , ten einde de oiinocmlijke menigte mugi^en en vliegen te ontw'jken, welke hen in dat jaar;.;ctiJL2 verba- zend kwellen. Er zijn ook verfelidüj foorten van waterplanten, vim welke het eland -dier een groot 'liefhebber is, en welke op cenc bij/condcre wijze gefcliikt zijn, om in den zomer hunne behoeften te f,voldocu, dewijl zij 'er gemaklijk tot aan de keel in 't water op kunnen azen en tevens de vliegen ont- V/ijken. De kop van het eland -dier, is, gelijk ik reeds gezegt hebbc, aanmerkelijk groot en lan;:;, niet zeer .ungelijk aan den kop van een paai'd, maar de neus en neusgaten zijn ten minften twoe malen zoo groot. De oorcn zijn bijna een voet lang en breed en ftaaa altoos llcil. Hun gehoor meend men is Icherper dan hun gezicht of reuk. Dit maakt des het dier moei- lijk te dooden, voornamentlijk daar de Indianen in deze flreken geen ander middel hebben, om het te (^0^ dan h'wn achter na te kruipen, tusfcheu de I \ ■ ' .il • ' il •i: '. i ' •*. ' ' ? ■1- - 76 ». LANDREIS •èl-» btioiTT'n en lx)'«rchcn, altoos zor|2; dragende onder de fvindzijde van 't eland ic zijn, uit vrc/.c van gclioord te zullen worden. Des zomcts, wanneer zij /.icii aan de oevers der rivier en menen laten vinden, worden zij dikwijls door do Indianen in* '^ watQr gedood, terwijl zij de rivieren overzwenjnun, of zich van 't vaste land door 't water naar de eilaniien bege- ven enz. op die wijze vervolgt wordende, zijn ze de weerlooste van alle dieren en bieden nuoit cjiii- gen te.'cnftand. De jongen zijn joo onnozel, dat ijc «lij lierinnero een Indiaan gezien te hebben, die met zijn kantH) , op een jong , dat in *t water was , kwani iann>eijcn en het bij den kruin v^tie, zonder den mlnften tcgenftand. Met arm weerloos dier fclicon ten zelven tijde zoo Wv- te vrede langs de zijde der katioo als aan de zijde zijner moeder te zwemmen, en keek ons even onbelchroomt aan als een tam huis lam , vegende telkens met zijn voorpoot de vlie ;«n uit zijne oogen, welke op dat oogcnblil; onnoenilijk veele waren. Ik heb. insgelijk vrouwen en kinderen een ouden eland in het water zien dooden, enkel door hem een lla >, mot een bijl op het hoofd te geven ; en iii' den zomer van t jaar zeventienhondord vijf en ze- Vuniig, tuen ik op weg was van Cu-mher landhuis naar T t " 'J rt zag ik twee jongens een mannetjes eland in 't water dooden dcxir hem een (lok in den aars- darn\ te duwen,, want zij hadden geen fnaphaan, geen b(H)g en .geenc pijlen bij zich. Het gemccne hert is vrj gevi^arlijker met cene kanoo tC naderen, want het (bat zi)()danig acuter uit, dat men het met een k.uioo vüi berken bast genuakt niet zou durven VvagCii ouder ^jii bereik i.c komen i oui <.Ue rgd^ mr / \ ^- s HAAR DEN NOORDER-OCEAAN. 77 wapenen alle Indianen , die herten in 't water wil- len dooden zich met een langen (luk, welke vet buiton de ftcvcn vin de kancxj uitftoekt. De elanden zijn gemak I ijker tnm en tot huisdlc' ren te maken dan cenigc Ibort van herten. Ik heb herhaalde keeren te C' utchUl dczelven z ,0 mak ge- zien als rchapeii(*), en zelfi» nog makker, want zij v«)lp;den hunnen ïiiecstcr overal, keerden niet hem op zijn (leni te ru^;, zonder mucitc en zonder ooit van den weg te wijken, c**^ Het h' ^*) Met el«nd-dler , voor been ain zijne msjeAelt gC' zonden, behoorde nan die plaiti tt liuii, men had *cr een jong niannnetjc bijgeyoefd , moar dit (llerf onder wcgi nnderzini zouden zij waarfchijnlijk in Engeland hebben voordgetceldt. • (••; Na 't fchrijven tan 't bovenftannde, bragt de- zelfde Indiaan ^ die borengemelde jonge clanden naar de lakiorij had orergebrogt, in 1777 twee andere» daar heen, die zoo tam wren , dnt op zijne reis, ia cene kanoo , naar 't Prins van fVallis fort , de elanden bem langs den kant der rivier bleven vulgei, en Ji avonds of bij cenige andere gelegenheid , wanneer de Indianen aan land ftnpccn , terdond naar hen toekwa- men en hen liefkoosden, even als het taniHe on mak- He huisdier zou gedaan hebben, zelfs verwijderden zij zich niet vnn de tenten. Ongelukkig op eenen fchjo< nen dag, bij 't ovexvarei van ecne diepe baai, in een der meiren, roeiden alle de Indiaacn, die geen belang haddtn ia het wel overkomen «!*7.er jongen fchcpzela, van uithoek tot ulthoeic, en, dt pcrfooa aan wien die dl«- f 4.5, ' 't ' ^ k. <«♦' m ts LANDREIS Ilct vleescli van 't eland -dier is zeer goed, maar groüvcr en taaijer dan tcnige andere iljoit van wild- braad De neus en de tong zijn twee lekkere (luk- ken , fchüon de laatlte op verre na zoo vet en nialscli niet is, als die van \ gemcenc hert. "t Is misfehitn aanmerkensvvaanlig, dat de lever vaii liet elanJ-dicr in geen tijd van 't jaar ooit gezond is; ook hzcït het, gelijk de andere herten geene gal. Het vet van deszclfs ingcvvar.d is hard als linecr ; n^aar dcszclffl buiten vet is weck gelijk dat van een fchapcn borst, tvanneer racn liet in een blaas ftipt, v/ordt het als merg. De eland verfchilt liicr in vaH alle ande- re fooit^n van heiten , wier vet zoo hard is als niervet. Het eland dier is in alle zijne bewegingen en in zijne houding zeer lomp; wanneer men liet ftoort» rend het niet weg, maar het loopt op cenc foort van draf, welke om de lengte zijner pooten vrij fncl en zoo het fchijnt zeer gemaklijk is. Dan zoo de land- ftrcek, welke het bewoond vrij van kreupelhout en droog van grond ware, zoo dat men het te paard qn met honden kon volgen , zou het ons ligt ten prooi worden, want deszelfs voeten zijn teder, en het heeft een korten adem (*). De dieren toebehoorden niet Verkiezende een zoo grooteil omwec te voet te doeo, bleef bij zijne mnkkers, ho- pende dat de elanden Iiem» als naar gewoonte zouden volfen; doch des aronds kwamen zij niet te voor- fchijn, en dewijl men in die Areek het gehuil vnn wolven hoorden, vermoedde men, iat zij door 'dczel. ▼en verflonden warefe, want naderhand vernam men* 'er niets meer van. (•^ De heer bu pratz, in zijne befchrijving vnn tlit < KAAR DEN NOORDER-OCEAAN. 7^ De huiden der clands-dïcrcn,door de ingcböomcn bereid, maken uitmuntende tcntklceden en fciiooii le- der, en ZIT» Rcfchikt voor allerlei foort van kleede- ren. Zij zijn even als de buflelsl. Imiden zeer onge- lijk in dkte. Ziommige Indiaanfche vrouwen, die zich het bereiden van dezelven wel verftaon, kun- nen ze door fchaven en fchrabbcn zoo gelijk maken als een ftuk dik laken, en wanneer ze wel bereid zijn, zijn ze zeer zacht, maar ulszc ingeenc olie ge- weekt zijn, worden ze gemeenlijk na nat geweest te zijn, hard; ten ware men zur^^e van ze gedurig on- der het droogen te wrijven. Dit kan men van alle Ieder zeggen; *t welk op de Indiaanfche wijze be- rcid wordt, uitgezonderd dat van de wewaskish (76^^ het dit dier zegt: dit het nooit benoorden kaïp Brêtm en nieuw Sthêtlaui gevonden word ; maar ik heb eene menigte van die dieren gezien in het laad der Atho- puscowi, 't welk niet ver beneden de do gradtn noor« derbreedte zijn kan. iyS") De wewaikiih is eei Toore van bert , hee wefk zoxntijds weskaife gtnaand wordt. Deizclfi hoornen zijn rend en niet fchopvormJg, gelijk die van htt eland of eikdier, Anan regtcr op en hebben miiidtr fcbeuten of einden. De wevv'aiki&h heeft geen z«o breede over- lip als bet elandsdier, maar zijn faoet ff^opt ecniger- mate fpits Coe. Zin haair is rosachtig; waarom bij van de Engelfchen het roode hert genoemd wwdt. Deze zeer onderfcheide foore van herteo is buiten ce« gen{)>raak een bijzonder dier, maar men !beeft ti«g aiet gcnoegzM« bepaalt of bet eene bijzondere foort uitmake er Cervut Rjgfui, (het roode h^rt) zal genajmt worden. F. ■ w ,, i ' Pf 8t L A N D R E 1 SN^^t tr het Mchtfte vet of mcri? van 't dier, daar in laat men de huid door en door wecken , vervolgens word dezelve niet illccn bij *t vuur gedroo;;t ; maai- ecnige dagen in den rook gehangen, vervolgens wederom geweckt en in warm water doorgcfpoclt, tot dut de nerf van den huid volkomen open is, en eene ge- noegzame hocvecllieid w.itcr heeft ingetrokken, waar na de huid zoo ftcrk mogelijk word uitgewrongen, en dan bij een klccn vuur gedroogd; men dra:>gt zorg zoo lang 'er eenig vogt in overblijft , dezelve te pekken en geftadig te wrijven. Op déze cenvouw- dige wijze, en naderhand bij 't aflfchrabbcn van den- zelven , worden Z' immige elandsvellcn zeer zacht voor 't oog , en voor 't gevoel. Op den elfde januari] van 't jaar 1773 ontdekten mine reisgezellen, die op de jigt waren, het fpoor van een vreemde fneeiiw-lchoen, zij volgden het zel- ve en kwamen , na veel wcgs te hebben afgelcgt, aan eene kleene hut, in welke zij een Jong vrouws- pcrfoon ontdekten, die daar alleen zat. Daar zij mij- ne lieden verdaan konde, brasten deze haar met zich naar de tent. Bij nader onderzoek bleek het, dat zij tot de westelijke hondsribbcn- Indianen be- hoorde, die in den zomer van 't jaar 1770 van de athapuskow- Indianen gevangen waren. De zon.cr daar aan volgende had zij getracht de laatftcn, niet wijd van de plaats, waar zij zich tlians- bevind, te ontloopen, om naar ïiaar eigen land wedcrtekecren , doch de aflland was zoo groot, en men had haar in een kanoo over zoo veele meiren en rivieren langs kromten en bogtcn gcvoert, dat zij haren weg niet weder kon vinden. Zij bouwde zich toen de hut, in welke wij haar vonden, cm zich tegen de koude A des •^ ♦ \ NAAR PEN NOORDER-OCEAAN. des winters te bjTcluittcn, ci ii 41* hu had lij fints bcc bc^in v^ii Ucii \iat\t iitu verblijf gcl>^i^ den. Uit de manen, welke zij berekende zcdcrd haaf vlugt verlopen te wezen, bleeJf: iK't, dat z«j geenc ïevcn maanden een meDfchdijk wezen gezien iiai; ondertusfchen had zij zich zelve taiuclijk wel onder- houden ract het verdrikken van patrijzen, koiiijneq en eekhoorns; zij haJ insgelijks twee of drie beveri en ccnige (l.kcl varkens gedoodt. Een kleencn voor. raad van levciwmiddelen, welke wij bij haar ontdek- ten, was een duidelijk bewijs, dat zij geen geb ck geleden had, ook was zij gezond, en z:ig Vr wel geilaan uit, en voor ccnc hidiaane was zij een der iraaiftc vrouwsperloncn, die ik crgem m ^InerUé gezien had. De middelen , welke dit arm fchcpzcl in 't werk had gefield om zich ccn befliian te bczoige'» *,,!:. te ftellen, dat niet volfti-ekt nodig tot haar beftaan was, maar daar en boven alles met zoo veel over- , leg en konst verrigte, gelijk bleek aan hare kleed&- ren , "welke zij zelfs aa: tig en met fmaak had weten famenteftellen. De ftof was ruw en grof, maar kun- dig bewerkt, en alles met zoo veel overleg bij een gevoegd, en opfjccicrd, dat haar ganfche gewaad een aangeriaam, fchoon eenigzins een romanesk voor- komen had. V» ''.vv. . ■ ■• .' De vrije uren, welke de jagt haar overliet, be- ftecdde zij om uit den binnenften bast der wilgen kleene draaden, als netgaren te twijnen, van welke zij eenige honderde vademen bij zich had; van deze drnden meende zij een vischnet te maken tegen de lente. De hondribs - Indianen maken gemeenlijk van die ftof hunne vschnetten, welke ver te kiezen zijn boven die der noord Indianen (*;. f Al het metaal , het welk eene vrouw bij hare vlugt had mede konnen neemen, beftond in eenftuk van een ijzeren hoepel, ter lengte van vijf of». zes duimen tot een mes gevormt, en in de ijzeren puitf van een fchigt, welke haar tot priem diende, en • ;tl:ii'.r«/;' ir (*) De noord Indianen maken huniie Tischnetteii yan fmalle reepen, welke zij iiic de hertenrellea fnij- den, Droog zijrde, fchijnen dezelve zeer goed te we- zen, maar na eenigen tijd in *c water geweest te zijn, worden ze week en glibberig, zoo dni groote visfchen door de mazen been boren ; zij rotten daarenboven zeer ligt , als men ze niet dikwijls uit het water neemt ca tï drogen hangu n-o.i;-ttcJo;iii^5iü^ ?^v V, 'S . NAAR BtN NOORDER OCEAAN. Hs-^ met deze werktuigen had zij volkomen fnce^iw-fchoe-, nen en andere nuttige dingen voor zich gemaakt. De wijze, op welke zij vuur maakte, was even zonderling als wel uit^edagt, dewijl zij daartoe geen andere hulpmiddel had , dan twee zwavelachtige ftee- nen, uit welke zij door I>ing wrijven en ze tcgca den anderen te flaan, eenige vonken trok, welke zij eindelijk op een (luk zwam ving. Dan, daar dit middel fteeds raet veel moeite gepaard ging, en niet altoos ggUiktc, zorgde zij haar vuur, den ganfchen winter door, niet te laten uitgaan. Hier uit mogen wij opmaken, dat zij geen denkbeeld hadjvan vuur te maken op die wijze als bij de Esquimaux en bij vcele andere onbefchaafde volken in gebruik is (78);. want indien zij er een denkbeeld van gehad hadde» . zoude de gemelde voorzorg onnoodig zijn geweest Haar zonderling geval, haar goed voorkomen, en de duidelijke blijken van haarQ bekwaamheden, ver- wekten een grpoten twist onder verfchpide Indianen van mijne bende ,( wie haar ten vrouwe zoude heb- ben; en de ai'me deern wierd nog dcnzelfden avond . bijna van een dozijn mannen in 't worftelperk ge- - ^ .. ., . - % won' » -, 1 l'r.» I • .t lil ' iN^ ;«.:•: ewiji wat honger, beneven» een vindingrijken en werktaamen geest njet al vermogen Het is allernodigsc in de jeogd ook de lichaanilijke krachten te oeiFenenJ — Men verbeelde zich een ver- troeteld Europa's meisje, dat niets weet van eenigen werktuiiikundigen arbeid, e^ den toefl;and van dez9 ooord Amerikaaenfchen deern j hoe toch zou zodanig eene het aan^clegt hebben om niet vai honger te v R E ï 3 l' 'i; Het vcrlina^, 't welke deze arme v»ou\v, op eeno zoo aandi>cnelijke wijze van haar geval deed, ver- uekte onder de wilden van mijne bende geen mede» lijden maar een luid gelach. II lune fchichten waren p;crchcrpt met een foort van lei, beenderen en liertcn-hoom en 't gereed- ffhap, waarmede zij hun houtwerk vervaardigen, bcftond enkel uit tanden van bevef*^ — AllKtewel zij dikwijls hid hooren fpreeken van de nuttige ftof, lyaamicde de naiien of ftapinien ten oosten van haaï land wonende, voorzien worden van df Engelfchen, waren zij iu plaats van naderbij te komen om han- del te drijven» en ^ich door 4enzelven y^n ijzerwerk " W . *^**« .. ^..v I ! bijzondere kennli ^lan cene zeer jonge juiFrouw van eenen even zoo wreeden aart, die toen ik zomraigö ïndituen, welke f en oorlog trokken, verzogt mij eene jonge (laaf medetebrengen , nrt welkei ik voortiemens ^as een huisbedienden te maken, insgelijks verlangde, dat men 'er eene aan haar zou bezorgen, met het vreede inzigt, om dezelve om hals te brengen. Ik kan naauwlijks zeggen, hoe verbaast Ik ftond, toen ik ten meisje van nanuwlijks zestien Jaren zulk een brrbnarsch i^erzoek hoorde doen. Eenigzins van mijne vcrbaatchcic^ bekomen, gelaste ik haar terilond de fak« tori) te verlaten; zij ^eed zylkj, en voegde zicli bij de bende, die ten oorlog Aond te trekken, met welke zij wi'jirfchijnlijk hare bloeddorst zal voldaan hebben. -— Het vulgeiiae jaar werd ik gelast, het bevel vM 't Piins Y.ift f^f^ii Uit fort op mij te teemen, zoa d^5 '^ iiadcruand hpar niet ip^er fe ^\%n ](r#e£;> rti !-■ «.•■ *. ' / f^ IV'. 'S NAAR DEN NOORDKROCEAAN. 9^ »c voorzien, genoodzaakt geworden verder achter uit te wijken, om de Athapuscouw-Indianen te vermijden» . die en des zomcrjj en des winters ecnc verbazende llagtiug onder hen vemgtcn '83). • « ' ? Op den 16 januarij, terwijl wij nog zuidwaarda bleven voordreizen, kwamen wij in de grootc ^tha^ puscoiv rivier^ welke aan die plaats omtrent twee mijlen breed is, en zich ontlast fn het gro.te meir van denzelfden naam, maar onlangs door ons overgetrokken , en het welk alreeds door mij bc- Ichrcven is. De boslchen omftreeks deze rivier , bijzonder de dennen en populieren, zijn de hoogde en zwaaiftc, welke ik ergens in noord Amerika gezien hebbe. De hcrk groeid hier insgelijks tot eene verbazende hoogte, ook zijn eenige foorten zeer groot, maar geen van allen hebben zij een dam als die v^n En» ■•'\ •:-:■! 'v_i- r''rf:fy k\. •!:>■' yri •■ ;' • De ♦':.^' ..,-':;>. n^' ^.w^i»ct;,. t;i. ril' .vJfeL '■:t!'-- *..''.■'' ^^•'■*'' (80) De volks-ftam tot welke dez» kloeke en brave vrouw behoorde, word van de Engelfcben Dogribb^d hdiam. Hondsribben Indianen, in *t Fransch />/*/$ eotei des chiens genaamt, of zij dus genoemd worden iiic iioofde v^ het bijzonder maakzcl hunaer ribben, daar van meld de fchrijver niets, «n ik weet niet, dat eenig ander reiziger zich deswegens heeft uitgelaten. F. (Si) I" all? landen daar weinig hout is» kapt mea de wilgen, om de drie of yier jaren het hoog-opge» fchoten bout; af. Daar door krijgen die boqraen een dikken kop, doch de noord Ame^rikaanfche wilgen niet afge- kapt wordende, grpeijen fttil in de hoogte, gelijk ocik F5 Jie' \ ( r O' ) ■. '1' r !''4 -'l I I i ^ v/ LANDREIS n 'I « • De kant der rivier is aan de raecste plaatzcn zeer hoog, aan zommi^e plaatzen zelfs niet minder dan honderd voeten boven de gemeene oppervlakte van 't waier. De /[^rond is 'er leemaclitig en zeer onder- hevig, om .^.Ldiirende den korten zomer bij fterke regen vlajjen weg te fpoelen. ^ij 't ontdoijen van \ ijs in de lente, heeft 'er jaarlijks ecne groote over- ftrooming plaats, bij welke gelegenheid, zoo als men mij zeide, ganfche brokken weggefpoeld werden» en dewijl het hout digt aan den kant van 't water groeit, worden vetrle boomen door den geweldigen ftroom Vin 't water en 't ijs medcgeneept en gevoert naar het reeds gemelde groote meir, aan welks ftranden en eilandeirde grootftc menigte drijfhout ligt, het welk ik ooit weet gezien te hebben, van 't welk zoniraige ftukken zoo groot en zwaar waren, dat men dezelve zou kunnen gebruiken tot masten voor de grootfte fchepcn, welke men efgens bouwt. " De over dezer rivier is over 't geheel zoo ïleil, dat mcr.fchen en dier n denzelven naauwlijks kunnen be- klimmen , uitgezonderd aan zommige plaatzen daar geulen of fleuven zijn door fterke regens, overftor- tingen en oveiftroomingen veroorzaakt, en deze lleu- ven zelf zijn moeilijk te beklauteren , uit hoofde van de menigte zwaare boomeu, welke in den weg lig- - 1- het endere boschhout. — Ook daar, waar men kap* wUg.n hoeft, om een hof tegen ftormwinden te be- fchuiten, laat men de agtfte of tiende boom hoog op- ■fchieten , zulke boomen noemt men, vooral in Pruis* yè/i, ftormwllgen, F, ;: ■< '•m' V . / '\ WAAR DEN NOORDER-OCEMN. 91 T In deze rivier zijn ecnc menigte lage eilanden» wjlive meest van clanden bczogt worden, om de fjhoone wilgen, welke daar grocijcn en gedurende den winter hun overvloed van hun g^ielUst vocdzcl verfchaflen, Zommige dier eil.nden worden merig- vukiig bezügt van konijnen; dan, da r wij hier over- vl(,ed van groot wild konden bekomen, lieten wij ons weinig aan die kleenc dieren gelegen zijn. Behalven de reeds gemelde groote rivier zijn 'er nog andere van minder aanbelang, welke zich ont- lasten in het groote Ath,.pusco\v-mev\ Er zijn ins- gelijks veifchelde kleene rivieren en kreeken aan de noord oostzijde van 't meir, welke al het ovcrtolU- , ge water aivoeren, Eenige van dezelve verliezen zich, na ecne menigte bogten door de kale gronden ten noorden van Chuichil rhhr gemaakt te hebben, in de moerasfcn en lage landen, en ten laatften 011- getvi^ijvelt in de Hudfons haai. Deze ontelbare rivie- ren zijn zoo vol ondiep*ens en (leencn, dat dezelve voor de Jndiaanfche kanoüs niet eens een groot eind wegs te bevaren zijn, en al waren dezelve bevaar- biïir, zou zulks den inboorlingen weinig of niets Lunnen baten, 'dewijl ze eenige honderde mijlen ver Vin Churchill rivier zijn a^elegen. Op het voordel vtn matonabbce bleven wij vcrfcheide dagen langs de rivier voordtrekken , en alhoewel wij door veele ftreeken reisden , waar wij wisten, dat de Athapuscow - Indianen den vjjrigen winter hadden doorgebragt, konden wij evenwel geen fpoor ontdekken , dat eenige hunner zich hier bevon- den hadden. In den vorigen zomer hadden zij hier de bosfchen in brand gezet, en fchoon 'er federt dien tijd tot pp onze aankomst aldaar, verfcheide maan- I 'M " n t' H I. pi 1 s , lil. r IhI *l ïv' *• 1 1 Jj 1' n^ÉI' '1 ^ fl'id^ H ^ II 1 . '\ LANDREIS ,' dun vcrioopcn vv.ircn en ilc fnccmv Vr zeer Iwog lag, bleef het ni()>ch no{; op vcrlclK-idc plaatzcn braiulcn. In *t ccr.st vvenlcii wij door den ro^k daar van mis- Joid , want uij nimcn dien voor den rook van vreem- de tenten; dtch, na veel uit onzen weg gegaan en , 7orja;viildi!4; uitgekeken ie lirl)l)en , koiiiicn wij geen het minste f|>K)r van vrecuklcii ontdekken, . 'ie leur ^cllcld in onze verwagting van ccni^G zuid Indianen te zullen aantreflen, werd 'er Cin de daad, mi zoo te Ijjrekcn, bellotcn , zoo veel tijd als wij mislcn konden te helleden aan de ja.;;! op buflLls, elanden en bevers, ten einde met eenen ge- / noci;zamen voorraad van niondkost tijds genoeg het JPri.s uin if^ /tl fvt te bereiken voor de gewoonc aankomst der (clicpcn in EnirclanJ, Tgcn vyij meer dan veer ig niijlen langs de /Ithaput^cow- rivier had- den afgi'le^d, thnj>eii wij, op den 07 januarij , oost-» waa'ds jif, en verlieten de rivier aan ecne plaats, daar dezelve eenc lijing ua^r 't ?uidcti bcgi^it tQ necmcn. ■ * ' - ' Dewijl wij overal veel wild aantrofTen, deden wij flcchts klccne ci4'!,reizcn; zomtijds bleven wij twee of Jric da.'cn aan eene zelfde plaats, om 't gene wjj opgedaan had Jen te nuttigen. De bosfchen, welke wij thans raucsttn doortrekken, waren op veele plaat- zcn zoodanig met hout bezet, dat wij genoodzaakt wiren e.n pad te banen, alvorens de vrouwen met hare (leden 'er door konden. Op andtie plaatzeii was te voron het Inut ?oodanig afgebrand, dat wij nienigraulen verplieht waren verder te gaan, dan wij . anders zou Jen gedaan hebben, om grqcn rijs te vin-, den ter bcvlociiiig onzer tenten» ... . ''*i'k / NAAH DEN MOORDER-OCEAAN. 93 Van den 15 tot tien 24 Icbriwrij trokken wij lang» cenc klecnc rivier, welke /icli /clve ontlast in het Chuetf mei' , niet ver van de plaats , waar wij in mcij van 'i vorige jaar onze kantios timmerden. De /e is de kleene rivier, van welke ik in t begin van dit dagverhaal zelde: dat zij gemecnlchap heelt met het ^thapuscow'meir: maar uiterlijk Ichijnt 'er weinig aan gelegen, waar zij ontlhut of waar zij zich ont- last, dewijl zij ten naastcnbij drie vierde van 't ja:ir voor (Ie helft droog \». Daar de tusichen beide lig- gende poelen nogthans cene gcnwg/ame diepte van water hebben, mogen wij vcronderrtjUen, dat de/jl- ve tot een goed verblijf ftrekkcn aan de bever», de- wijl men 'er verfcheide bever-woningen vindt. Op i.\t\\ 94 voegde een vreemd noord Indie.^cli opperlKJofd. jT h l i vv-s a-n e i. h e en ; vcrfcheiilc zijner lieden zich uit het 'oosten bij ons. Hij deed aan matonabbee en mij elk een gefchcnk van een rol tabak ter lengte van een voet, en een ftoops- vaatje brandewijn; eigcntlijk had hjj deze tabak en brandewijn beftcmd voor de zuid-lndiancn , doch van mijne reisgezellen vernomen hebbende, dat hij aller- waarichijnlijkst 'er geenc zou ontmoeten, achite hij liet der moeite niet waardig, dien lat yerdcr te dra- gen. De tabalc was pns zeer aangenaam, want on- zen vooiTaad van dat aitiikcl was zederd eenigcn tijd reeds verbruikt. Daar ik in langen geen fterkcn drank geproeft had, wees ik thans den brandewijn van de hand, en gaf mijn ganlche aandeel aan de Indianen, die om dat ze vele waren 'er naauwlijki elk een mondvol vm kregen. Weinige noord India- nen zijn liefhebbers.' van fterke dmnken, vooral z,j die op een grooten afftand van 't fort wonen; zij dit 'ï^V ^k •!f'' f' **f' 1 [> '# ■^T ■• V 'ö ' '.• 'je hun- ner zijn dA^aas genoeg om dien te koojx-Mi. Dewijl do laatstgemeKle kleeiie rivier zoo wel alit de omliggende nicircn en p )clen llcrk bcw(K)nd vva* ren van bevers en het land overvloed had aan elan- don en bullels, bleven wij onze reis niet fterk; voordzetten. Veele dagen bragten wij door met ja- gen, met fmullen en met het droogen van eeue me- nigte vlce^ch, 't welk wij voornemens waren met ons te nemen, vooral gedroogd buitens vlce^ch; want mijne reisgezellen wisten bij ondervinding, dat cenige dagen reizens verder oost dan wij thans wa- ren ons in een Itrcck zou brengen, daar wij gccne dieren zouden te zien krijgen. *<-''? v* t;.. De vreemde hidianen, die zich den -24 bij ons ge- voegd hadden, berichtten ons, dat alles ain 't tórt Pn'ns van lyallis wel was, toen zij het z^lvc ver- lieten, dat naar hunne rekening, bij nuanen , omtrent den i. november moest geweest zijn. Dt meeste hun- ner bleeven Hechts ccncn nacht bij ons en vervolgden toen hunne reis naar 't noordwesten; ecnigc wcinlgft, die zich in 't begin van den winter ei}nig bont ver- Ichaft hadden , bleven bij ons met oogmerk om ons naar de faktorij te vergezellen. Ons wel voorzien hebbende van goed gedroogd vleesch , vet enz. gcfchikt om door ons gedragen te •ivorden, namen wij den 28 onzen koers zuidoost, en reisden wat fterker door dan wij onlangs gedaan ladden, zoo dat w j maar weinig ti^d befteedden a:m fle jagt. Des anderen daags zagen wij het Ipoor \ a i r zom- Vt!'^ ■(«ffijt»! f KAAR. LtN NÜORDERÜCEAAN. gg eommiKC vreemden, en fchoon ik zeil 'er geen vnn komle /icn, cleilen evenwel ecnigc mijner makkcM liun b st om hen te achterhalen; doch toen zi| vi»n« den, dat het een arm, weerl(H)s volk was, l)crüofden zij het niet alleen van 't wemige, dat het bij zich had, maar ontnamen het daarenboven ook cenige van deszelFi jon,;c vrouwsperroncn. Kike daaJ van geweld, welke mijne rcismakkcrg picegdcti aan arme, behoeftijrc mcnlchen, vermeer- derde mijn af*kcer en verontwaardiging. Deze I 'atftc daad mishaagda mij nogthans meer dan alle hunne vorige bedrijven, om dat men geweld pleegde, je- gens eene hoop onnoozele en onbeledigendc Ichtp- zelfs, wier bijzondere levenswijze hen bijna van alle menfchel jkc (amenleving uitlluit. ^ Matonabbre verzekerde mij , dat federt meer dan dertiu; jaren een eenig huisgezin, als men het zoo noemen mag (en tot het welk de jonge mans- perfoncn beh(X)rden , die door mi ne reismakkers ge- plundeid waren> deszelfs winter -verhlijl' in een bosch nam, zoo ver verwijderd van de knie gronden, dat geen ander Indiaan daar ooit heen kwam. De be.?- tc narichtcn, welke ik kon bekomen wegens de lig- ging van dien oord, waren, dat die plaats gelegen is op de breedte van ten minften 63^ of 63 1^ , de lenr- te is met geenc zekerlicid te bepalen. Uit eige on- dervinding kan ik betuigen , dat dezelve cenige hon- . derd mijlen ver van de zee en van de grootc bos- ■ fchen naar 't wester is afgelegen. Weinige van de handeldrijvende noord - Indianen hebben deze plaats bczogt; maar zij, die het deden, gaven 'er een zeer ' . voordeeligc bclthrijving van ; alle daar in ovcreen- * (lemmcnde, dat dejzelvc gelegen is aan den oever -.<" '. ', ecner . •. ^V )fi L A N U R R I S f muM' rivier, welke gnnmillhun hrrü mrt vrilrlK^I. do tititiiju mciirit. l>o Oummu ilici' livkMvtt k>*«pt iHMir 'mv«t. rn \\\\n wtUrr onihi'H /Ich nurtr iillr WHur* Uhijnliikhcid Itici' ui dititr in vlo Uu i nx /'.m „ «mk 'iliijm nttnr vic bitcilto j:iMcli*Nr 't welk f^\\ »ti kiuumi nlrt* illfulli^ \K\\ ilci» IwMvIrl v«h»i\IImc»'HU en geciw l»c\vi«M!< lio O «llo ten brinH'k \v»tu\lt)4 t\\\u Wkw /o»i feni«kll)k irn lH»ck»l»vl knnneu vullen nut lun i',viK' UKn viin driten ihmvI en v»tn ilo !«• vcni»\vl)/e v«n ilc^elli» Inwuncten vrrlwwKU lut # veel vlee^elt vun tttji #ii met im»«»Hllikhrid kuniion, vv»w«l i\\ \ ««Jadr, «ou dttt xi] in dm ',.i^: Wilt' ' \ ' winter RoUten (^(throh tvd» (}tfn i;«»(kI«*u vtxirnitKt heb^ UdtU'H, ooikIm» Cl» MsVimrit, nvKkpii lit 't vnvit*. en nitjititr liic» t>i '^ilvho vluakM» hccii rii wclct** ril \v>«i'vk'H nuf vrol l<»»«iii In 't WKIC? tt v«rUri,t,>*i^i «'**«' t'ttf |»»li(ji)rJ tiUMi Ntutt^ii i)««n t«ii mniMi ht4m((>tt ui' n vot^l, WMniit^iir lit) vi^rddkt t»( uk>t kn»! «tt <1pn griMul unukt wtinteti , «u nut te H(i|«itfit dit d«> ttrik iUhn d«n wiiul niPt v«r\VAiKS wotit iif^elvtf ttittt tl« lUnk v«it gffittn«kt ui«t iuHg ir«<| 't;,.\v«l|i ii|t (ui tt rnkkt^H in. ,. Ufflt? wlj«ie v«« von*"! tiMigflH, ll'Uoott «e fttor êpttvati' iMv ni>li(iii«, |t«(n «vpowpl vtritcK viut ¥«(>l mv>pt(t| v§t>r«l Nti mpti ile klpoiue ttiituitfi' knitatti in «ntiuur- kiMtf neoitu. «H Itvt is«tnn'«.t uut *«f M(1m vkii bi oiil •Ue» lil 't w*>t«r (« vpiii(it«tt. Vtftfli? llMkctii welkt wtii bij d»iie it^Mi'(it>t«th>ltl ffbiuikt* «Ijlt v*)ii ««uo gctnM «> Miit9 «li iliktp . «Il (l(> kitpitt ttklvru , w»lk« *l tovtf'uintnl^ vrtu dl« h^g^t ultiurikcu, wor^^u lUtit i««r, 4i« lltiKi* (i Vffl Vil I I, mm \ ' M L A N D R E I 9 f 'it.' ! !• tW'^ ^. , leveren otigetwijveld eene aangename verandering vao ipijze. Her zou ook, waar aan ik echter twijve- ^, Ie, , feel «nzigtigheid gefchikt, uit rreei voor *t omflatn der kanoos, voor al ter plaatzc daar *t wacer diep il, xoo als in veele meiren ; ook hebben veele rivieren een Herken droom , waar door *t werk nog moeilijker word. Als de meiren en rivieren ondiep zijn, zijn de kboorlingen dikwijls genoodzaakt de afTchutungen van oever tot oever te mtken. Om die gevogelt in hunne netten ce verfblikken, daar toe word veel komt vereischr, en volgers *c voor^ geven der inboorlingen veel reinheid; want men heeft opgemerkt, dat (Irikken met vnile^ handen uitgezet, do vogels van het nest terug houden; de gans zelf, wel- ke men weet dat geen fchrandere vogei is , zal hare eijeren verlaten, als 'er de adem der Indianen ovcc gegaan is. ■ *'" ^' ''"'■' ■■' ■ ^^^■'■*^'-^'^-^r - De kleener foort van vogelen , welke hun nest In den grond maken, zijn in geenen deele zoo kiesch, en laten zich des gemakkelijker verdekken. Mcü heeft op» gemerkt, dat alle de vogels, die tun nest iu den grond maken, aan < de eene zijde *er in, en aan de andere zijd« *er uitgaan; de Indianen, die dit zeer wel we- ten, plaatzen de (Irikken altoos aan dtn ingang van ket nest, en als de ftriic maar wel gezet word , mis- fei zi] zelden hun doel. Tot (Irikkan voor vogels, als leeuwrikken en andere van die grootte, gebruiken de Indianen twee of drie hunner hoofd haairen, maar voor grooter foort, als ganzen, zwanen en eenden, m^tkea zij ftrikken vaa 4f zenuwen vaa leesten, welke J. I r KAAtI UEN NOORDERÖCÉAAN. 9^ lé , een foort van patrijzen zijn , zoo groot als gcmeene Engelfche hoenderen, ei men zou dezelve als de gemeene patrijs in (liikken vangen of met bjog en pijl dooden. De rivieren eil melren digt bij dit klcette bosch. Waai het bovengemelde huisgezin zich had neder gezet, zijn rijkelijk voorzien van goeden visch» bijzonderlijk van forellen en barbeden ^ welke ge* makkelijk te vangen zijn ^ de eersten met den hoek, de laatsten in netten» Ik heb indcdaad iti dit land, geen oord gezi^irt of *er van gehoord, de helft der voordeden genietende» Welke tot een be* ftondig verblijf vereisdil worden, als die, welke aan' deze kleene ftreek worden toegefclircvert. Di a1^ ftaramclingïn van de • tegenwoordige bcvVonórs dezer plaats , zullen evenwel met 'er ti^d , dicrt oord moeten ruimen uit gebrek aan hout, het welk hief zoo langzaam voordkomt , dat Ijet gene itl een jaar gebruikt wordt , buiten het gene de Esquimaux hakken en van daar vervoeren, veelc jaren nodig heeft om weder aan te wasfen* Hec zij ia ééadraijen n\s pikgtrei, ea ook maken zij die wel vaa reepea parkement» C^fl) (82) Behoefte dwingt den ruwen en wilden menscb » zich op de kennis van de eigenfchappen en huisbou» diog der dieren van z;ijn tand toeceleggen » ten einde dezelven daar door te gemakkelijker te kunnen magtig worden. lu die fluk zou de befchaafde Europaan dik" wijls nog veel van den wilden en woestcn mensch kunnen leeren. Gelijk de kamer-geleerde dikwijls nojt veel kan leeren van den jager en den landman* F* Ga i >'i y Ji .mi m ■'t ' '"'"il w4 w. Ml foa LANDREIS ^ 'V ■••; Ilct zal misfcliicn vreemd klinken, M een dccl nfuczomlcrd , en op 't uiterlijk :ianzicn f^clukkig leven- de nicnfclion , zicli zoo ver verwijd.rd liccft van het overige lunincf flams; en indedaad niet.? kart hen aangezet Iicbbcn een tofrt van zoo vcelc hon- deidc mijlen te doen, dan wezenlijke noodzakelijk- heid ; 'er \b geen Hand of dezelve liccti: zijne on- gemakken, p\ daar hunne büsfclien gccHC lierkcii buomen van ecne genoegzaanie zwaarte , of mlsfcliien •er in 't gclieel gecne hadden , begaf deze bende zich Züo ver na:ir "t westen imi berken-bast te be- komen tot het maken vJln twoc Kaïioos en cenigc zwaiM, welke aan de buiten y\]ih van den ber- kenboom groeit, en van allo hul' men , 'in dio ftreek lot tondel gebruikt wordt. 'Kr is twecderlei foort van «wam, welke aan den berk en- boom wast, de ecne is hard, en het goede daar van gelijkt veel naar den rliabarber; de andere is zacht en van buiten glad als fluweel, en wanneer nicn ikn- zelven eenigen tijd in den hcetcn asch heefl laten liggen, en tusiclien twee flecnen gebeukt, gelijkt hij eenigzins naar onze fpons; de Indianen noe- men de eerste jolt-tl.cc ; zij is Aoox al het land, het welk aun lludfovs b.iai gvensd, bekend bij dgn naam \%r\ pofogau^ (*3 zoo als de zuid Indianen ■'■'^^■«V J'i ■, .'-W' .#». TM f .-^pp?v,:<.iy»'i^u <• ^ze (•) De noord en zuid Indianen weten bij ondervin- ding, dat wanneer zij Ae pefogan l«ng in *t water la- ten koken, dcszelfs ftof daar door zodnnij verbeterd, dat wanneer dezelve volkomen droog Is, een gedeelte dnnr rnn zoo zccht word nis een f^ons. Zomin ige dier zw.immen zijn zoo groot als een mnns is • . hoofd} l V NAAR DEN NOOllDüa-OP^AAN. lOl ze noemen. l)c laatste is Hechts in gebruik bij tic noünicr lUninieii , tUc dczclvt' claltcttJ'dcc lieten, j hüorj; de bultcrnzijdc, welke zeer Iinrd en zwart Is, ilcrk gükerfd en T«a |ecn n;ebriiik , word altoos met tien bijl afgcknpt. UetiRlvcn dlu belde roorton vnii vermulmd hom , heeft men in deze (Irepk nog c«ne derde fourt» welke ik mcei dat oneindig ver boven du belde nndcrc fuürten te verkiezen zij. Deze vind men In oude vervallen populieren, inslagen van vcr- lehillende grootte en dikte, zomwijlen (lechcs zoo dik als knmoci- leder, zomwljjen zoo dik als zool -leder. Deze» gelijk de zwnm van dca berken-boom, h nicoos vochtig wanneer nicn ze van den boom neemt , doch droog zijnde, is ze zeor zncht en lenig, en vat ligt de vonken van den vuiirflagi nog beter wordt ze wan* neer men haar droog houdt in een zak daar busch- poeder In geweest is. 'c Is zeer te verwonderen, dat de Indianen, wier levenswijze ik zoo e.vcn befchreven heb, nooit op de gedagten zijn gevallen van vuur te maken door wrijving, gelijk de Esquimaux doen; eveu zeer tè verwonderen is het, dat zij geen gebruik ma- liën van kanoos met vellen orerttokken. Waarfchijnlijk dat herten leder riict kan bereid worden on water te weerftaan; want itoen- weet dat de Esquimaux robben- , vellen daartoe bezigen, alhoewel zij gewoon zijn veele herten te dooden. (83.) , ; y ^i»p >" * (83) Ook il Europa word de tondd-zwflra bereid lilt d« hou^-tzwammen, welke aan de boomeji wasfen, CA OU ze firbielijker vuur te doen vattea «9t buskruit Q 2 Uw ♦ h r ^\[ \' V r 'M' m '\: :r *K 1 ai^-ï^cr» 'tM lOB ^'LANDREIS >,'! Op den I maart verlieten wij het fchoone vlak*» IvC land der /Ithapuscows , en naderden wederom liet rotsgebergtc of de (Icenaclitige heuvel?, welke het land der m ord Indianen begrenzen ; wij bleven nög bij aanhoudcnheid eene menigte herten en bevers zien, maar nj^ den a^ ilbruarij zagen wij gecno buflels meer. Terwijl wij zuid-oost bleven voordtrckken , be- fpeurden wij den 14 maart het fpoor van nog racer vreemden, die wij ook den volt:,cnden dag inhaal- den. Onder dezen bevond de man zich, die in maart 1771 ceh brief \^n mij had medegenomen, aan 't oppcrlioofd van 't Prins van fV^iUis fort^ cxï, pp welken hij een antwoord had bekomen, gedag- tekend 31 jupij. Toen die Indiaan den brief van mij ontving, was het onzeker welkten weg wij bij onze terugkomst van de K»per - rivier zouden ne- men, en naar alle waarfchijnlijkheid had hij zelf niet bt'paald waar hij den tegenwoordigen winter zoude doorbrengen , 't was dorhalven geheel toe^ > vallig dat wij malkanderen ontmotteden. . > ^Dcze vreemde Indianen, na een weinig bont ver- zameld te Lebben gedurende den winter, voegden i!:ich bij onze bende , welke thans twintig tenten IngewTCTcn. Of wij h« bereiden der hout-zwtmmenl van de zoogenaatnde Wilden, dan of de Wilden zulks yan ons geleerd hebben , . is nog onbeiliit. Zeker is Jiet, dat wij 'aan geheel ruwe yolkftiramen menige nui- tifje yii^Indingen, veele nuttige fpijzen, en veele voor. ij-eiFelijke i^eneesmiddelen te danken hebben ; bij root» ^^ i 4e . werkjne en 't gebruik der kina ?h quasfia. F» y ?»/ / > ^ NAAR DEN NOORDER-OCEAAN. xoj uitmaakte, l)eftaande over 't geheel in omtrent twee honderd ijcrfoncn , trouwens ons getal liad den ganfchcn winter door, niet veel minder geweest. Van dca iaatfte vreemden kogtcn wij ecnige wel bereidde elands-huiJen tot tent en Ichojn-kd^r , ook nog ecnige andere vellen tot klccding, al het welk door het opperhoofd der faktorij , bij onze aan* komst, zou betaald worden. Ik kan niet genoeg uitdrukken hoe zeer ik het- verlies van mijne quadrant beklaagde , dowi 1 door het gemis daar van de koers van mijne reis van Punt-meir af, waar dezelve brak, zeer onzeker wierd. Het ftilftaan van mijn zakhorologie , terwijl ik mij aan het Athapuscaw - mtir bevond, bezwaar- de grootlijks het ongeval, dewijl mij daar door de middelen ontbraken om met behoorlijke naauwkeu- righeid te berekenen hoe veel tijd wij van de eene plaats naar de andere befteedden, vooral bij nevel- achtig weder, wanneer wij geen zon te zien krc- -gen. (84) Bij alle voorkomende gelegenheden hielden de Indianen zich onderweg bezig met berken* bast te verzamelen, en hout gereed te mak>;n tot het tim- meren van kanoos, ook maakten zij kleene (laven vaa berken- hout, welke hun den ganfchen zomer door « (t4) Wanneer men eenmaal sewooi is, naauwkeurijf te weten hoe laat het zij, ziet men zich niet feerm* van^hec hulpmiddel daartoe, verlleken. Toen het zak' borologie van onzen reiziger ftil bleef flaau , moet hij den tijd tot ^et einde van junij , dei drie en een hat« Te maand, zeer onaangenaam hebbeo doorgtbragt» F« G 4 s '^i '4 .«•.•1»: I '; ■■'' ''^'; (".'- '..1 tl i ' ' tf' . .<','>(.^ '<•. 'M II f' '1 !.,„ il. 'J i-ïti 1 tl 'M 104 ït L A N D R E I S-A'.J,! diiop, op de kale ftrondcn tot (laken kcmdcn dici ncn , en van welken zij , gelijk ik reeds gozegt Iicbbe , zich bij 't invallen de^ wintcr8 fnccuw- fchocnen vervaardigden ; voor *c overige moet .ik hic-ï bij aanmerken: dat dezen arbeid hun weinig tijd vvei^nam of hunne d;igrcize vertraagden, want Eij verrigtttn meest alles des avonds , ter plaatzc daar wij halte hielden v of *s, morgens voor dat wij aftrokken ; ondenveg namen zij alleen de gelegen- heid waar, waineer Z'j ct.'n gcrchiktcnj bcom aantrof- fen, denzelven te vellen, gn van deszelf§ bast te orttioen , als zij dien nooJig hadden , of den (lam in deelcn te fplijtcn , welke zij ruwlijk met dcq bijl fatzoneerden, en.vioits alles des morgens of '« avonds met hupnc nicsfeii den vprm te geven dien ïij verhu\^d.n. , ■ ,-:,r tv Overvloed van mondkost en gnfladig goed wéér lïcbbenJe, deden wij Hechts klcene dagreizen, en legerden ons den 9 aan den kant van 't W/toUlycah- c'iuck''a n-hcic , of't Orooiefmch meir. Onderweg trokken vyij over c^n ander kleen meir, in 't welk wij met (,'Qn ïioek ccnige forellen vingen; ook fcliotcn wij aldaar eenige weinige .herten en elanden, jQp: den 90, tiokjien wij 't Cr^ot^ fr.oek meir Qver, icr plaatzc djar het zelve njet wijder is daa zcycn mijlen , maar van 't noord-noord westen tot het zuiJziiid oosten is het veel langer. 'Den volgen- den dag kwifmerf wij aan *t Bakdid mëtr^ het welk ÜofTgaans niet ' böVcii de drie mijleti wijd is, en' (p vpelc plaatzcn veel minder; doch het \s meer öa^-wciiig mijlen hing', ■ waar door hét de vertoo^ Tiittg maakt van'ccn rivier. De Indianen zeggen: ^i^V ^ meir van aüe kanten ipgcCotcn en omgeven' V. r t ■•. V NAAR DEN NQORDER-OCEAAN. 105 is met hoQfi land, liet welk cene vciiiazcndc me- nigte dennen voordbrengt, doch v\clke in dien oord ni<^t zeer lioog grocijcn. Zij breiden evenwel dcrzel- ver talvken vpel wijder uit dan de dennen 'm Europa , >velkc wel driepialen zoo hoog en dik zijn, zoo dat zii in gedaante veel meer naar een appelboom zwtc- «icn diui naar een denne, van wat loort ook. Deze dennen hebben veel, harst of teer in zich, want zi] branden als een Üani,bouvv, en geven even zulk een liiclit en llüom van zich als de duigen van een teer ton, welke men op *t vuur werpt; om die reuen wurd het nooit van de Indianen in de tenten gebruikt tpt liec kok£n hunner fpijzen. 't Begon nu overal flerk te doijen, en dcyvi.l het kreupelhout hier zoo dik Hond, dat men 'er niet dan met veel mocit.2 door kon,, maakten wij gebruik van het ijs des gcmelden raeirs, en vervorderden op het zelve onze reis, voor zoo ver deszelfs llr<|kking met o^^zcn weg overeenkwam j maar na bijna omtrent tvvcc-cn-twintig mijUn daarop t^ hebben afgelegt, iiara het meir eene noordelijker rigting , weshalven wij verplicht waren hetzelve te verlaten en onzen koers niccr naar 't oosten te nemen; na veertien mijlen verder. vQordgctrokken te hebben, kwamen wij. te Aoo-fhct/jt-u'hoie of het IJeuve?- EV.mid meir , aldus gcnaamt nï|ar;een zeer hoog eiland in dat meir lig- gende. Van den 28 tot den 31 inaart woei het zoo fel uit den zuiden, dat het niet mogelijk was op vlakkea grond vier mijlen ver onze reis te vervolgen; en 't geweld, waarmede de boomen uit den grond gerukt werden, maakte het eêijigzins gevaarlijk door de ^osfchcn te reizen ; 'er. gefchi^dde eveiiyi'c}_geen G 5 "'" pn- 1 .'■';■■ '. V kW: .'\ .„M t » ■H 20d LANDREIS i % ongeluk, fchoofi vcelen van ons zeer veel gevaar liepen. •' ' / Van *t midden van maart tot in 't begin van april » alhoewel liet over dag ftcrk dooide , vroor het ge- meenlijk des nachts hard. De jonge lieden namci» dcrhalvcn den morgen te baat om elanden te jagen, waarin zij gemeenlijk Daagden, dewijl zij met hunne fnceuwfchuencn gemakkelijker over de ligt bcvreorcn y^ fnceuw en 't dunne ijs liepen dan de clanden, welke gedadig daar in zakten tot aan den buik. De elanden • hebben zulke tedere voeten en korten adem, dat «en goed looper hen gemakkelijk in een uur of agt kan afjagen, Ichoon 'er nogthans gevallen zijn, dat 2c zich twee dagen achtereen lieten jagen alvorens gefchoten of gedood te kunnen worden , waarvan ik voorbeelden gezien hebbe. B|j zulke gelegenheden belasten de Indianen zich met niets dan met een mes , of bajonet en een zakje met vuurflag en zwam, klee- dtTide zich voor 't overige zoo ligt mooglijk; zom- , mige nemen wel eens een boog en twee of drie pijlen mede, maar ik weet niet dat ik ooit iemand . een jagtrocr heb zien medevoeren, of 't moest een zeer kort ruer geweest zijn, daar naauwlijks iets mede ■>^ te verrigten was, want een volkome roer is veel to zwaar om 'er in de hand eenige uren mede te loopen. Wanneer de arme elanden eindelijk niet langer , loopen kunnen, blijven zij bot (laan, en bedrei-cn hunne vervolgers met den kop en de voorpooten, van welken zij zich behendig weten te bedienen, -vooral van de laatsten; zoo dat de Indianen, die geen boog en pijlen noch een kort locr bij zich hebben, gemeenlijk verplicht zijn hunne mesfen of bajonetten aan een lange ilok vast te mtkeni en op een afftand daa(< ^'i-i ■-^ ■ \ .\ r \ '.^'^ $i NAAR DEN NOOR DEROCE AAN. lo^ * *i daarmede het dier een'ge ftckcn toctcbrcngcn. Bij gcbiek van die noodig wapentuig, hebben zommige jonnc losbollen , die het wagen durfden op een eland aantcloqicn, mcnigmalcn rulke Hagen met ntlx:ercn$ en om hunne wrcedh i»,l»f Op . • ltC9 LANDREIS m (lp dcu 05, het we^r kiel fti gunftig; zijiule om onïc reis te vervorderen» braken wij weJer up, imi niarchcerJen djcn dig twintig mijlen uxstwuirJi ; dt)cli de twee vtiigcude dn;;cn bleven wij wcilcr iiultc bouilcn, om ecnige vruuwcn intewaKten, die acliicr gebleven waren. Op ilen all nionllenlm wij on» Volk en pingen *iinu>r^ens vroeg weder op reiü; den vol|j;cndcn d:ig tn>l\kcn wij v(K)ibi] ThlêWfyutza^yth ^ ilo pUats w«!ir wij in de Irntc van 1771 het Uinnerlumt vour de kunoos luuldcn ,'^Tccd gemankt. Op k\q[\ I lucij was liet \w den nicri;cn ntjji;cnuTn fclwon en aangenaam wc^r, met een li|;t ktx;lije uit den ziii Ion en Iterken d(K«. Wij bej^aven ona op reis, m, na af;t ut' iicf\en mijlen aijjelcgt en ooM ten ntxndon koers ^'cliinidcn te hebben, l)Cf',on het fterk te liianiwcn en ÏA te wauijen uit het ikhuxI wesStcn. 'lV)cn dit llegtc we^r bef^tm, bevonden wij ons op den top van een dorren heuvel, zeer ver van cenig IxKNcIi; mccneiule dat het flochts een bui zuuckï xijn, hielden wij halte, hopende dut het WcHhr ras zonde ophelderen i dun, bij *t aankomen van den avond, nam de wind j?oo llerk toe, dat niemand onzer met mogelijlvlicid op iline vtHJten kon blijven ftaan, zoo dat wij verplicii» waren ons op den j^Mid iietlertcligRen , zonder eenijfc amlerc belchutting dan onxc lieden un bigaailje, welke wij lan de wind^ijde plnatMien, /onder ilaar van veel nut te hebben, want de wind jaagde de Inaniw 'er zoo Ihk)^ icj^en op, dat wij op zonimijje platitzcn met twee en ilric voeten liiecuvr overdekt wiciden, en dewijl het des naclitsBict ''i'oor, bevond ik mij, nevens vccle mijner nvedemakkcrs» vaa ecu puci vun water umrin^^d. vcr- I X, \V ■V,:V.^' MAAR DKN NOORDER-OCEAAN. iii veroorzaakt üoor Uc warmte onscr lictinmctif welke de fnecuw te 1'chiclijkur liail doen douijcn. l)cn a wan het lief on aanitenaam wcdcr^ met een wnniicn «tninelchijti. Wij diuo^jdcii vlici. iiK)rf;c» alle niizc klocderen» en gingen toen wotler op rcia. Ven namivtiiags kwamen wi) aan de plaats, door mijnen leidsman bcncmt tot liet timiucicn on/er ka* nooNi doch eenig vcrfchiU tUNÜMicn hem en xijnc hindvtlieilcn oniibnn, deed hem vun oniweri> venm- deren, en hij belUHit oostwnauls fe blijven v(K»rd- reilen, ïoo lung liet jnargetijdc zulk.» zoiulr gehen- gen« alv(»rcns do kamu)» te verviinrU',endcn du;: lecr koud wns, gin^teii wij ftijl'duor in lagen veel wcii,» af; maar op den 5 was het Z(X) heet en broei jcnd, dat wij nechts dertien mijlen konden vorderen , rigtendc onzen koers itocds oost ten nunxlen, en toen voor een poos halto hondendo ten zuiilen van den /Mnrtm htr hüuvtt^ welke plaats ik in 't jaar 1771 van verre gcxicn hailiie. CV» ilcn rt wns het even zoo heet als den voorlgcn dagi wij lagen evenwel des morgens elt' mijlen naar 't tx)^ten af, en ontmoetten toen vericheido vreemde hidiancn, die ons berichtten, dut eenigc weinige artdcren, die een tamelijke vracht bonten bij zich hadden, met welken zij ilica zomer naar' de lul lorij meenden te reizen, niet ver Vuü ons af waren. Op dit bericht zond MAToNAiinicK iemand zij» ner lieden niuu* hiMi af, om lum te verzoeken zich bij hem en de rijnen to voegen. Dit ver/ock werd |eruedclijk iiigcwilUgt, wnt^t du Indiuaiilclic opper* lujof- \ t t V \. *;il '■V m\ I • t :^-,^' m L A N D R E I S lii!*-' ■ 1 in' l\ i^ï 'l''»' 11 . .»* hoofden, zoo wel dié van de noordelijke als zuide' lijke (lammen, komen gaartie met eene rterke bendö aan de taktorij^ dewijl zij bii ondervinding weten, dat een groot getal hun meer aanzien geeft. Indcdaad de meeste Europanen, die zich in die ftreken onthouden, weten weiuig van de zeden en gewoontens der In- dianen, en hebben daarom zulke groote gedajjten van het gezach der opperhoofden van dat volk, dat zij zich wezenlijk verbeelden, dat alle die hen bij die gelegenheid verzeilen, dat ganfche jaar ten hunnen dienfte en onder hunne bevelen (laan. Doch het gezach dier voorname mannen llrekt zich, zoo haast zij van de faktorij verreist zijn , niet verder uit diin over hun eigen huisgezin ; ook fpruit de geringe eerbied, welke hen bij hun verblijf aan de faktorij bewezen wordt, enkel uit eigenbelang* De aanvoerers of hoofden hebben bij die gelegen . heid een moeilijke rol te fpeelen ; 'want zij zijrt niet alleen verplicht het woord te voeren, maar de tcdehiirs te wezen voor alle hunne vrienden , dié zij eenigzins toegedaan zijn, en voor alle de anderen, die zij reden hebben in 't vervolg te ontzien. Deze onaangename taak , benevens hunne eige begeerte om voor lieden van aanzien geliouden te worden bj de Engelfchen, maakt hen dikwijls geemlijk; want in- dien een Europaans opperhoofd hun iets weigerd van het gene zij eisfchen, al ware het flechts een bcu- zeling, om aan den minften van hunne bende weer- gegeven t^ worden, betoonen zij zich terftond te ottvreden en grinmig, ja zelfs ten uitterften onbe- fcheiden; en, hoe redelijk zij ook op andere tijden kunnen zijn, laten zj dan terftond alle redelijkheid varen, en doen zulke buitcnfporigc eisfchen, dat na vijf- I • s zuidé' te benJö r weten, Icdaad dö tliouden , I der Iii- gedagten ^ volk, dat en bij die n hunnen Doch het zoo haast ;r uit dun e geringe Ie faktorij ! gelegen. c zij zijrt maar dt iden , dié ; anderen, n. Deze geerte ent !en bj de want in- eigerd vail een bcu- ende we^?- erftond te [len onbc- dere tijden ïdelijkheid n, dat na vijf- m\% BRN NOORDER-OCEAAN. I15 vijfmaal de waarde voor hunne eigen aangcbragte jJcl- ♦ tf^rijen ontvangen te hebben, zij nimmer, zoo lang zij aan de faktorij blijven, ^zullen aflaten te bedelen; cii maar weinige zijn *er die eindelijk volkomen « voldaan aftrekken. ^*) ' . rsv" (•) Ten bewijze hier van zal ik de vrijhei.! neir.ïii, fchoon het anders niet tot het verhaal mijner rcir.ó . behoord , een enkel voorbeeld uit honderden van die foort bijtebrengen, welice alle de faktorijen v?n ////ƒ' fêHi taai opleveren, fchoon miïfchicn n.T^ens zo(» mehi^Vuldig als die van Churehill. In 0(5tober I77<> kwam mij o ouden wegwijzer matonaiobc, ann*'e hoofd van eenc talrijke bende noord-Indianen , om aan het Prim van ITallis forit waar ik toen de oer had het bewind te voeren, handel te drijven. N« de gewone piichtplegingen afgedaan waren , kleedde ilc hem in 't gewaad van een kai)tein van deh eerlten - rang; ook kleedde ik zes zijner vrouwen van 'c hoofd tot de voeten; waar na hij, dat is te zeggen tien dagen na zijn verblijf aan de faktorij, mij om zeveii lieutenanfs rokken, vijftien gemeene rokken ^ agttien hoeden, agttien faembden^ agt fnpphanen, honderd .' veertig ponden buskruit, met kogels, hagel en vuur-" fteenen, naar evenredigheid, vraagde. Dij dit alle* - eischte hij nog van mij veele bijlen, ijsbeitelg , vijlen , baijonetten, mesfen, bedlakens, wolle laKeni, kammen, ,. fpiiegelSj.kousfen, zakdoeken, verfcheide ponden tabak . en eene menigte andere kleene artijkels, als priemen» naalden, Verf, ftaal, 'te faraen moer dan zevenhonderd bevervellen, handel-prijs bedragend», en zulks oai 11. DEEL., H flechi» H m 1 lil i' V '•' / "* I .* . M ^t}\\f' I'. • . ■ I 'h-H N^ -s' ?" »'.. 1, 114 LANDREIS ^V.' Na vier dagen ous aan deze plaats te Iiebben op- gehouden, befloot MATONAMBEï Hjct alIc de In- dianen, die mij naar 't fort (tonden te ver'ellen, de oude lieden en kinderen ovcrteiarcn aan de zorg van ecni;;e Indianen, die in ftaa: waren hen van het nDodige te voorzien, en die gelast wierden zich naar een plaats te begeven, Caihaw .-chaga geheten, aan de kale gronden gelegen, en aldaar op de terug ■ .. • .; . komst flcc'its oiukr zijne lieden uiuodeelea, behalvcn eene verfLheideiiheid van goederen, welke hij voor z'ch 7elv..'n tot ccn gefchenk vorderde, en welke meer drn Yieiliünderd bevcrvvUcn handelprijs bedroegen. Maar het huitenCporigile wai, dat lii] twaalfponden bu'chpoc- der, agt-en-twintig ponden kogels en hagel, vier ponden tabak, eenige ftukkcn kleederen en vcrlcheide Itukken ijzerwerk enz, üurfde vragen voor twoe zijner lieden, die zijn tent en andero ba(;nadje in den vorigen winter gefleept hadden. Dezen eisch vond ik zoo onredelijk, 4at ik eenigzins aarzelde denzelvcn intevvilligen ; ik gaf hetn te kennen, dat hij de man was, die zijn eigen volk moest bitalen; doch ik kreeg fpocdig ten antwoord, dat hij niet verwagt had zulke beuzelingcn aan h-^m te zien weigeren, en dat hij in 't [vervolg zijne goeJeren zou brengen , waar hij *er zijti eigca prijs voor konde bekomen. Ik vraagde hem, waar dat zijn zoude ? en hij zeide mij zeer honende : aan de handelaars van Canada» Kortom, ik was blijde dat ik hein met het geëischte koa te vreJcn Hellen^ ik breng dit gevnl enkel bijï|nlfi een proef van ludiaao- „^ ___ ■ ' • "Hti fclie ge .vetealoosheid. , 1^ i> / . NAA» DIM NOORDRR-OCEAAN. it^ fcr i| komst hutineri naheft;i:indc te wa;7ten» d'e vdn dé fak-toiij niDCstcn w-'ck'rlvceren. üe/x* zaken {jcfcliikt zijnJc, zoo \ (cli.ei met wcdcrzijdscli volkomen genoegen, namen v\ij vvccLrom de reis aan op den II nicij, CM op een vlugger voet, dun wij waar* Icliiinlijlv zonden hebbjn kunnen d^n, ingev^Uc dö oude lieden en jon. e kinderen bij ons gebleven wa- ren. In den nauiidda van dien d.u; ontmoetten wij ecnige andjre noord- Indianen, die insgclijk.^ met bont naar 't ti^rt reisden; deze voe;^den zich bij ons , en den volgenden n.iLlit legerden wij ons tö lame i met onze tenten aan den kant ecncr rivier, welke zich ontlast: in het Dooi'hattnt tneiri Op dien dag wierpen wij onze fneeuw^cJhoencri weg, dewijl de grond op de meeste plaat/en volkomen bloot lag, zoo dat wij d;t fchoeizel niet meer behoefJien, maaü de fledcn kwamen ons nu en c'ai nog te pas, vooral op het ijs der rivieren en mei: en. Ji; Op den m was het weer zoo ongemeen Hset en broeijende, en liet water Hond zoo hoog op het ijs van bovengemelde rivier, dat men niet zonder mociid en geviiar daar over gran kondj. Wij trokkeii derhalvcn (Icclits vijf mijlen ver diarovcr^, (loegen onze tenten op, en daar het wani weder fchccn te zullen aanhouden, begon». en de Indianen onmiddelijJc aan het vervaardigen hunner kaoo?, welke zij zoo fpoedig gereed hadden, dat wij in den achtermiddag van den agttienden onze reis weiier voordzetten, ttiaar daar de dag |ten naastenbij \eiloopcn was, la- gen wij Hechts vier mijlen wegs af, en bleven 's nachts liggen. Den 19 was het 's morgens liif en amgenaam wederj en het ijs weder opgedroogt zijnde, gingen wij ge-i i li 2, malt-» \ n 'f 'fV' :, t ■ J U6 LANDREIS 1 1 1'. ;'!»'■', 1.(j '' "I «'I ^> r makkelijk en veilig daarover; wij trokken dcrhalven vroeg uit, en marcheerden dien dag meer dan twin- tig mijlen ver over gemelde rivier, cost-noord oost koers houdende. Dc:i volgenden dag was het zoo koud, dat wij, na omtrent vijftien mijlen te hebben afgclegt, vcrpüclu waren halte te houden; want van de Doo-bauiit rivier af waren wij dikwijls genood- zaakt tot over de knieën door moeras , modder, natte fneeuw en *t water te waden, zoo dat onze kou.sfcn en Ichoenen met zulk een dikken korst van ijs bezet waren, dat wij niet dan met veel moeite voordkonden, en gevaar liepen bccnen en voeten bevroren t# hebben, • \^ . .Den ai was de koude en vorst nog veel geftrenger dan daags te voren; doch daar de moera^fcn en poe- len toen hard bevroren waren, konden wij tamelijk wel voordkomen. Wij vervolgden derhalven onze reis; de wind begon nogthans zoo fterk optefteken, dat wij naauwlijks zestien mijlen gemarcheerd hadden, toen wij bemerkten dat de kanoo-dragers ons niet volgen konden, zoo dat wij genoopt waren halte te houden voor dien nacht. Op dien djg waren wij de Wcst haai en het PVliol'dyah^J nieir ovcrgetrokkcn, het welk aan die plaats door de noord-hidianen A-Naw- vec-fhad n'hoie geheten word. Ook keerden op dien zelfden dag verlcheide Indianen, bij gebrek ^an voorraad van monubehoeftens , terug. Wild van allerlei foort was zoo fchaars, d:)t, behalven eenige weinige ganzen, niemand onzer bende iets gefchoten had , federt wij den elfden dier maand van de vrouwen en kinde.en vertrokken waren; zelfs had- den wij den ganichen weg over niet een enkel hert gezien - , * • Den ■rj, 1 NAAR DIN NOORDER-OCEAAN. iif Den aa was het weêr bedaarder, wij zetten op nieuw orue reis voord na r *t ndordiiostcn, en, na omtrent 'derti-n mijlen afgeleiit te hebben, truflcn wij eenigc herte i aan , van welken er vier door de Indianen gefchoten werden. Maar wij waren thans zoo vecle in getal, dat vier klcene n(30idelijke herten ons naauwlijks een enkel maal konden leveren. Den volgenden dag bleven wij onze reis vervol- gen, gemeenlijk onzen koers noord-oost rigtende, op den 25 trokken wij de Noord bant van Theij fwle- Jfijcd whoie of 't Sneeuw vogelen tneir over, C". 'S rachts geraakten wij buiten de bosfchcn, en le- gerden ons op den kalen grond. Denzclfden dag floegen verfcheidc Indianen eeneu anderen weg 111, buiten ftaat zijnde, door gebrek van kruit en lood de reis naar 't fort voordtezetten. Schoon alle zwaar beladen, hadden wij evenwel eenige dagen aan den anderen goed doorgereisd, en leden thans groot ge-*^ brek aan mondbchoefrens, zoo dat veele mijner reis»-^ gezellen zich zoo zwak bevonden, dat zij genood- zaakt wp.ren, hunne pakken met bont achter te laten, welke behoorlijk geborgen werden in de holen ea klooven der rotzen, daar noch het -weder, noch de roofdieren dezelven konden fchaden , zoo dat 'er waar- Ichijnlijk weinige van te loor gingen. Veele anderen onzer ben'le waren zoo afgemat en uitgeput, dat zij buiten ftaat waren verder met ons voord te reizen, hebbende daarenboven nog gebrek aan kruit en lood, zoo dat zij geheel moesten beftaan van visch, indien zij dien konden vangen : want alhoewel dezelve in deer* rivieren en meiren hier omflreeks overvloedig was, konden zij weinig ftaat maken, dat die hun de bei-^ podigdc fpijsj zoude leveren. . V " '' - H 3^ V Schoo? !,1 i' . «*, I ' Vv) 'M 'M '^■'yr. r m i t 1 'i';,'.r|| 'Il iwrr, ^k' rl i ' t :A I .f* ^[^ |i8 4, A N D R E .1 $1,,,,, I i .;»»■ ödwon ik thans nog genoegzaam was voorzien van kruit en lood, i.n behoeve van mij en mijne cif',cn licilen, tot aan het f .rt, vordcrJc evenwel /elf- belioudals ile ecrftcvvet der natuur, dat wij liet j^root- fte gedeelte voor ons zdvcn bleven houden, vooral daar ganzen en klecne vogels het eenigsc wild waren, ^: welk wij ftonden aan te trefïcn, en aan wel; gevo- gelte veel kruit en lood verlehoten werd. Trouwens de meeite Jndianen, die ons weikclijk dm nanfclien weg over naar de faktorij verzclden, hadden een weinig kruit en lood over, waardoor zij in fchaar- Tche tijden beter de reis konden mede doen , dan zij , 4ic wij achter lieten, en van welken, hoe zeer d(X)r ons bijgeftaan, nog veele vrouwen aan gebrek fticr- ven. 't Is ecne treurige waarhed, welke zelfs zeer tot fchande ftrekt voor de wein'ge mcnschlijkheid, ^ic men bij deze lieden aantieft, dat de vrouwen ^Itoos zich het armoedigst moeten K'helpen, en dat 200 haast *cr gebrek begind te komen, men haar van honger laat fterven,j terwijl de mans zich nog aan vlecsch vergasten. , Den oó was het lief en aangenaam weder. Wij gingen 's morgens als naar gewoonte op reis. Na , omtrent vijf mijlen afgelegd te hebben, fchoten de indianen drie herten, on dewijl ons getal vrij wat _ verminderd was, had^len wij ten kosten van weinig ammunitie, twee of drie goe^c maaien etens v^n dit y Op den 30 meij, toen wij onzen togt oostwaard V Weeven voordzetten , trokken wij de Caihawhacha;ia ', rivier op het ijs over," het welk, even na dat de ' laatfte man van ons aan land ftupte, los brak. Wij k liudden nog i^et lang aan .de oostzijde dier rivier ge. mi^é ■" V / " i''i ' ' wesst l! NAAR DEN NCORDERÜCEAA n^; wccst, toen wij Accht weer zagen aarkcmcn, tegen hut welke wij ons zoo veel iro|^clijk zot^ten te dek- ken, chit evenwel weinig te beduiden liad, dcwijl wij ons gelieel en al op de küle git-ndcn bevonden, 't Js waar, wij waren wel voorzien vun ftol ken voor zomertcntcn, en van zoodanig tcntcdekzcl als ge- meenlijk van de noord Indianen in dat jaargetijde gebruikt wordt, ook deden wij ons best onze tenten te plautzcn op cene wijze als ons het n:eest te- gen den ipkomenden ftorni kon dekken, 't Üegon •nu zoodanig te ftortregenen , dat onze legerphiats at fchielijk in cene openbaare zee veranderde, waar door wij genoodzaakt werden in 't n\idden van den nacht de wijk te nemen naar den top van eenen na- bijgelegen heuvel, waar de hevige wind ons niet toeliet eenc enkele tent op teilaan, zoo dat het ceni- ge, waarmede wij ons tegen het ruwe weder kon- den befchermen was, het tentcdekzel om onze hal- zen te liaan, en den lug tegen den wiixl te keercn. Wij waren genoodzaakt in dien toeftand te bijven, zorder de minfle vei vcrsfching tot 's morgens " van den 30 junij , gedurende welken tijd de wind het compas rond liep, en het flechte weer bleef voord- duren, waar door wij genoopt werden, /geftadig van ftand te veranderen, naar mate de wind draaide. I-Iet weder kwam eindelijk een weinig tot bedaren, Ichoon het nog Irisch uit het noordwesten bleef waaijen, met harden vorst en geftadige fneeuwbuijen. Wij gingen evenwel des morgens vroeg weder op reis, doch door het aanhoudend vogtige en koude > weer, het welk ik eenige dagen te voren had uitge- ftaan, waren mijn beénen verftijfd en verkleumd, zoo dat ik mij eenigen tijd niet dan met moeite kon be» *- >* H 4 we- > : m *4 i ■ \n ) J ■ v4 1 • 1 1 m (!' tl' Hl Mi . .. , V J f. tl ) >w fM\:X': I '■ 120 L A N 1) U E I S iv;7,'cn. Op dien' dag zagen wij ccne mcnlj^te gan- Zi-n vlicpcn naar 't xiilüci), wij lc*b)tcii 'er ccnig* Vin, dfjch tli'ze waren nii't rocrcikondc voor 't aantal •niüiiden, welke wij te rpijzij;en hadden, nudi drek* ■ten tol veri;oeding van ccn 700 lang vasten. • ' '•' \'an dien tijd af fchoton wij da;.glijks zoo vccle ganzen als wij noodig hadden , om hij 't leeven te blijven, maar op dien dag zagen wii overviojd van herten, van wolken 'er v jl* door 'c Indianen gcfc'io- tcn vNcri'cn, liet welk ons niet weinig opbeurde, ter *vijl het groo: aantal herten, i'a wij zagen, ons (Ijcds hoop gaf, om op het overige van de reis geen ge- brek te zullen hebben. *t Is bijna nodeloos hier bij te voegen, dat lieden in onzen behoeftigen tocftand > geen tijd verfpilden met het liiijden en ditjogen van *t vleesch; wij maakten het vast op de pakken der vrouwen, en lieten bet op die wijze in de zon en door den ivind droegen or.der het voordreizen Hoe vre'jmd het ook mogen voorkomen, het vleesch, , op die wijze bereid , is niet alleen eenc voedzan:e »lpnjs, maar aangenaam van fmaak en algemeen geacht rvin de inboorlingen. Ik kan niet optkennen, dat het • Ulij niet alleen wel fmaakte, m;i»r na dat ik 'er mi}n >jii:*al mede g^idaan had, bevond ik altoos, dat ik het Jti langer mede kon op de been houden, dan fiuct cing ander yoedzel. De zuid - Indianen droo- ,.gen al. hun vleesch bij een fterk vnur, waardoor het •»lie desiJclfs fijnfte zappen verliest, en wanneer *t 'gcnoega>iam droog is, om geen bedt rC te vreezen» f Jvan het even piin bij het in de zon of voor ceii .• klct:n vuur gedroogde vleesch der nof)rd • Jndianeu ^ vt' ■geleken worden, als het vlce?ch van "t welk nien 'iTOti* S^^Hpptï l?.?tft,. \>i} dat, li?c welk rnaur cyvn mmm 'n\ A NAAR DEN NOORDEROCEAAN. i^i Kiar gekcx)ki is, om gectcn te worden Het laatflc hcdï alle /ijiie zappen iK'houJen en word , door het maa.zap üiitl)ondcn zijnde, een ftcrk en gezond voed- 2cl, daar bet eerde alle die eiftcnfchappcn misfends in geenc vergelijk ng ka/ gebra};t worden bij het laalle. De meeste Eiinfï>:incn huudcn meer van het ^«ïdroogdc vleeich der zuid dan van dat der niiord- Indianen. Men kan het zt.'ltde zeg^jen van de magere tlukkcn, welke eerst gedroogd en tot cen« foort van poeder gewreven worden. Het di «or de noord-Indianen aldus bereidde , heeft geen rook (maak , is zacht en linclt in den roond; dat der zuidelijke (lammen is gemeenlijk door 't fterk rooken zoo bitter al» roet, cii Z(X) tai als (chraapi^el vau gcbiand huorn. Ik heb nog geen Europaan gekent, die niet het noordlndL fiaitllhe de voorkeur gaf. Op den 9 zagen wij op onzen togt naar de fak- torij, welke toen zuid oost van ons lag, op verfchei- de plaatzen in 't noord oosten look opgaan , en dien zelfden datj fpraken wij met veifchcidc noord-India« ncn die naar A' ap/>s haai reisden, om de Chw chili j.Wp aantetreffen. Veele dier Indianen hadden bon- tcvclkn bij zjch, doch eenigen tijd geleden aan t J^rivi v-;// //^tf///j fort gocc^eren op borg mede geno- men hebbende, lloegen zij thans dezen weg in om de betaling daar van te rekken. Veele vaü dit volk hebben zich van dergelijke bedriegerijen met voor- deel bcdiendt, federt de bonthandel met de noord Indianen aan Knapps bani geopend werd; waar dooy «jaarlijks groote fchulden onbetaalt blijven tot merklijk radeel zoo wel van de raaatfcbappij ^s van haren gouverqeHr aan de baa^ ,. Om ' \ ,:ï^,^ ,i,w^ Ü. f.; i*'' 11 5 i.l i>\ lüx L A N D R E I S^ ^»^ A ' ' t , I Ons geenc gcle.tenhcicf, welke het p;oèt?e weer ons vcHcliiittc', vvillcnuc laten onrglipnen , vcrfpiklcn wij onzen rijd niet aan ccn Inng gdprck met deze Indianen, maar vervorderden onzen togt naar 't zuid 00 ten, terwijl zij den hunnen naar 't noordoosten Vüordzettctten. Ve?Ic da.q;en achter een na 't vertrek van dat volk , haddon wij 't geluk vcele herren a;intotretren , e.i daar het weer langon tijd ongemeen goed en aangc- naijm bleef, fcheen allci tot oh; genoegen medcte- werkcn, en ccne vergoeding te doen voor den ge- flren^cn honger, de koude en ongemeene ongemak- ken, welivf! wij zoo lang hadden uitgedaan, en waar door wij tot de uiterfte ellende en gebrek gebragt waren. De herten waren een gedeelte van den weg over 200 menigvuldig, dat de Indianen *er zoo veele van fclio'en als wij noodiji; hadden zonder eenen enkelen liitdap te doen. Oo'c leverden de rivieren en meireii aan vv.'lkc wij kwamen ons overvloed van den lek- kere n viscli, dien wij met den hoek of met netten vin^.ren. Ginzen, patrijzen en veel ander gevogelt, V alle goed van fpijze, waren zoo menigvuldig, dat fleclirs het fchietgeweer in een kundige hand behoef, de te zijn, om met weini'j; kruit en lood 'er zoo vec- len van te fchieten als men hebben wilden. M*' De lloitregens waren liet eenige ongemak, het .welk wij thans leden, ma:ir tuslchen beide was liet warm, en de zon fcheen zoo heerlijk, dat dit on- gemak ons weinig deerde , vooral daar wij den buik ook vol hsiVlcn van uitmuntende fpijs. Ook zou het vooruitzidt van eerlang weder te huis te zullen zijn, ons alle on;;emakken en zelfs" den vreeslijken honger geduldig hebben doen verdragen. , - i Op W' UAAR DftN NOOR DER-OCEAAN. las Op tic» i8 kwamen wij nn de lütpr f hier t waar ik «p aamiran;; van mijnen iciii»man mat o» ^AnBr•. E, ccn bode met ttn liid' af/cr.d i sar *t oppc rh(.t)lL! van 't .'ris »^/t f/ ,i, is jitt, cm licin kennis te p,c\cn van onze |a.intac'ercndc te rug k^mst. Het weer was ttten ter tijd zeer ficclii en re^ct ach- tig, waar door wij bijna een i^anfthe da; reis verlo- ren, dccli toen het zelve ophelderde, vervorderden wij onzen to, t, daicUjks gemeenlijk agitien i f twintig ni:jlcn atlc{:gende, diin eens meer, dan eens minder, na:ir dat de wc„s het weder en andere omlLndit,'» heden zulks toelieten. De hei ten lieten zich thans in zulk cenc menigte niet meer zien, fchüon wij 'er genoeg aant rollen voor dagelijks or.derhoud, meer hadden wij niet bc- nodigt, dewijl ieder zoo veel gedroogd vlceseh nie- dv^voerde, als hij, buiten zijne bonte vellen en andere bagaadie, konde dragen, Den oó kwamen wij al vroeg M den morgen aan de Zeekalven tivicr ;*^, dan, daar de wind 'er. vlak - op (•) De heer jF.il t MIE is zeer onnaauwkeiirlg lo zijn verflng van de ligging e:i loop dezer rivier. Wie hii racend door de natie, welke hij P,sf €Ote: de chiens Noemc, het zij koper of hondsribbc Indianen, is niec wel te bepaica. Zijn het de koper Indianen, dan ver- gist hij zich zeer; want die hebben in bun land orer- vlocd van bevers en andere dieren vin de bont foort; en meend hij 'er de hondsribbe Indianen mede, dan verzekert bij verkeerdelijk, dtt zij kop«r- mijnen in bnn. land hebben, want ncch kof er, Eoch cenig indcf mcLaal is bij beu in gebruik. > /' » \ \ ' k\l )>■■. •1' I , ' . *- '/^T 1 "4 LANDREIS \v I jf 4 ' I « l ■'.>> op aanwoei, flond tiezcive zoo linl, i!at wij nrenoont w.ircn bijiiu tien uren te verwijlen, alvorens wij liet ^ «M ' ■• ■"••- ..w. •#, ■ I . cliiri- > ' De lieer jfrf.mie was niet te zedig, toen hij zei' de: Czie noRBS verflng wegens de Uiiiifoai kaaihh^i. igi^ niets (Iclligt te kunnen zeggen wci;eii<; de noctrde* lijke gewesten; wint naar mijne gedagcc wns hij nooic f 00 ver noord of west aU hij voorgeeft , nmler/.ins xou hij ons een volicomeiicr befchrijving vaa dl** ge Wtstcn hebben gegeven. De flraai van welke l»ij gewaagt, is 'ongetwijvelii gecne andere dan die, welke thans Chesterfields inham fenaami word , en welke bij ïommige nnjiiren en konde jaargetijden den garfche zomer niet vrij van ijs is; want 'k kan betuigen, d.it noch noord- noch zuid- Indiauen ooit H'agers water of Rtpulfe baai gezien heb- ben,) buiten de twee lieden, die kpptein middliton vcrzeldcn, en niettegendannde die beide lieden uic eenfge honderden gekozen werden , als de eeniglten die een volledige kennis vnn die gewesten taa.lden, wisten zij evenwel nlcti van de kust benoorden Mar-* mer eiland, ' "■** ^ • " - =^'- ' ' . Ten verdere bewijze, dut geene Indianen buiten de Esquimaux ooit tot zulke hooge brctdiens komen , ten zij op eenen wijden afftand van de zee , moet ik hier melding maker , dat in *t jaar 1763 , toen kaptein CHtisTOPHBR werd afgezonden, om Chesferfie/Js In- ham optener;.en, de kundigfle en ervarendfle roord- Indlnnen , welke re bekomen waren, aan he > werden mede gegeven, doch geen hunner kenden een duim breed- te vaa het laud benoordea de fyalviich bocht. '• NA\R DEN NOORDRR-OCEAAN. 115 durfden waf;cn dezelve iii onze kleeiie kanoos over» icrteken. In Ucu namiddag bedaarde de wind, zoo dat ' Het gene de herr jsttMii] xegt wegens ChurchU rt^'itr ii geheel raii; wam hij bcweerdr, dat 'er geiio bosfchen gevonden worden d:in op zommige eilanden, welkt «mtrcnt tien of twnalf mijten do rivier op gele- gen zijn. Hij nu fciircef, ling voor dat aldnar eene faittorij was nangeicgt , en iu dien :ijd was 'er eea menigte van hout aan weerskanten van de rivier, en wH binnen de vijf mijlen , waar 't Prim fFallis fêrt thans gelogen is. Maar wat aanbciaigt de eilanden, van welken hij fpreekt, zoo die ooit in wezen waren, zijn dezelve nllerzckerst flnts weinige jarm verdwenen; wa3t fedort de Maatfchappij eene faktorij ann die rivier bezit, heeft nooit iemand 'er een eilaud befpeurd, hec welk hout of eenig bosch , onder welke benaming ook, binnen de vees.ig mijlen ven 't fort voordbrngt. Docli de menigte (lompen, welke thans nog overig zijn, en van welken naar alle waarichijnlijkheid de boomen tot brandhout gekapt zijn, Urekkcn gsnoegzaam ten bewijze dat, tuen men aan Churchill rivier een fakturij aanlag , het hout aldaar zeer overvloedig moet geweest zijn: dan, een verblijf van 76 jaren op een en dezelfde f laats, moet natuurlijk het hout aldaar en in de na- buurfchpj) zeer gedunt hebben. In de daad , het ge- meene brandhout is federt cenige jarco zoo fchaars aan de faktorij , dat de voomaamfte be^igheid van de meeste minder bedienden der Maacfcliappij , tea raiuften gedurende zeven maanden van 't jaar, bcllaat zoo veftl hout op te garen als men Jvoor brand in éénen wiu- ■.lü,' V ' ' .M, ' . ' % S\ 1'., .^a ld f^f i'':r i;.: > ia5 (L A Kt D R E I S «lat wi] toen in (laat waren ons te laten overzetten; waarna wij onzen togt vervolgden en onze temen des naciits in eeiiigo büsfchen van wilgénhout opfloe- gen, in 't gezicht van de wouden van Poco-tnee-kis-co rivier , waar wij den 28 vroeg in den raorgenftond aankwamen; docii het woei toen weder zoo bard uit den ntxjrdoosten, dat wij eerst des anderendaags middags het duifJen wagen dezelve ovjrtctrekken. Juist als wij bezig w.ren den zuideliken arm dier rivier ovencvaren, kwamen de Indianen, die wij van de E:jer-rivicr met een brief aan den gouverneur van Churchili hadden afgezjnden, terug, :r.cdebrengende een weinig tabak en eenige andere artijkels, om welke ik verzogt had. Alhojwel het laat in den achtermiddag was , alvorens wij alle over de rivier gez^r waren, bleven wij dien avond nog ! tot na tie.i uren voordtrekken, en legerden ons toen op .''^': '"^r Ganzen ja^t eilanden^ zoo als dezelve gu.uecrilijk genaamt worden, oraftreeks tien mijlen van de fak- t'-rij Den volgenden morgen kwam ik in goeden welftand aan 't Prim van PVaiiis fort , na agtticn maanden en drieéncwiniig dagen op dezen laatsten togt uit gewe^ t te nebben 5 maar van mijn eerfte uitreis, met kaptein chawchinaha, waren 'er twee jaren, zeven maanden en vierentwintig dagen verloopen. Alhoewel mijne ontdekkingen waarfchijnlijk van geen groot aanbelang voor de natie in 't algemeen, of zelfe voor de maatfchappij der Hudfons baai 'm 't bijzonder zijn zullen, meen ik nogthans voldaan te heb ■■•i.'- ?:• winter ei voor noodwendige rej^eraficn, [benodig: heeft. ■rs I i'j /\ V \. ■.<'■"■ l sW ) verzettend nze tcnicn aut opfloe- •tnee-ki>c(i orgenftond zoo biU'd derendaag» rekken. I arm dier iie wij van erneur van ïbrengcndj jkcls. Gin at in den •ivier gezer , tiea aren :^.':. Ir ïf.awXrjiijk n de fak- n goeden ia agtticn 1 laatsten lijn eerfte !n 'er twee rerloopen. ilijk van gemeen, 'Uii 'm \ >ldaan te heb [benodig: ^AAR OEN NOORDER OCEAAN. ia? hebben aan de bevielen mijner nr^estcren , en dat ik voor altoos een einde gemaakt heb aan alle twisten wegens ccncn noordweatel ijken doortogt door de lltulfons bimi. Mijne reis wcderlcgt tevens de onge- gronde en onbillijke befchuldigingen van dobbs, ELLis, ROBsoN, cH den amerikaanfchen Reiziger, aan de maatfchappij der Hudfom laai gedaan, als of zij ongenegen ware ccnige ontdekkingen te doen en haren handel uittebrcidcn. (85) , . ■ (85) De berichten, welke de heer hearni ci? zine reizen verzameld heeft, zijn buiten tegenfpraak onderrichtende» en derhalren van groo: gewigt voor de menschheld. Een gtldverzameiende Engehmatt zelf^ die zich enktl met eigen voordeel en dat zijner natie bc- z\l houd, en zich niet laat gelegen zijn aan ^t gene voor de raensclihtid van nut is, zal toch moeten be- ke«nen, dat de heer hcarne nut gedaan heeft. De Maatfchappij der Hudfom baai heeft naraentlijk fcdert hearne's reize-ü en ongetwijvelt op deszelfs aanra- ding, nieuwe zeer voordeelige faktorijen verre in 't, westen aangelegt : Cumberlandi huis in 't Pijnboom tneir, Htidfons huii en Manehester huii aan Stikaichawan Vo%v 't overige is thans door het ontdekkei van een zoo groote llreek van 't vaste land van noord /Imeri- ka, zoo goed als onwederQireeklijk bewezen, dat men of in geheel niet, of ailet» met het groetite gevaar ea dan nog ten uiterflen zeldfaam uit de Atlnntifche ree in de zoogenaamde Stille kan komen. De federt door MACKENzic gednnc ontdekkiogen^in 't westen, bevestigen deze verzekering. F, ., 'li* ^'MV ■t , m ♦ .!' ijii 1:< » > .•V-'.■ «f 3 ^ ■ ■» • t' ' .-; ■ » ^, ^, S'l* . NEGENDE HOOFDSTUK. ,'ji!:*lfi^* ' I':* 11,: .im %■ Ecne korte befchrijy'tng van de noord- India" fjen, als mede een nader verflag van derzelver land, handwerken, ge woontenr, enz. jv: ;, , >^ ' - • • ' >,.',•■ !■,;.:-•. ,,Ui:...i % \ Etn verjïa^ van de perfonen en genarthtden d& noord' Indianen* — Zij zijn zeer listig en kos.^ — Zij zijn zeer geneigd tot bedrog wanneer zij V in hun vermogen hebben, en eisfchen gemeenlijk meer voor hunne bonte vellen dan eenige andere Indiaanfche Jiam. — Altoos f onvreden , evenwel hebben zij hunne goede hoedanigheden. — De mans zijn in V algemeen jaloers wegens hunne vroU' wen, — Hunne huwelijken» — De meisjes wor- den altoos terwijl zij nog kinderen zijn verlooft , de reden daar voor, — De jqt^e deerns van agt of negen jaren worden naauwkmrig gade gefla^ gen en cpgejloten, — De echtfcheidingen zeer ge» meen onder dat volk, — De vrouwen zijn ''er zoo vruchtbaar niet als in warmer lucht Jlreeken. — • Een opmerkelijk ft uk van bijgeloof] door de vrou- wen ot) zekere tijden in acht genomen, — Hare konst' ïJAAJL DEN NOQRDER OCEAAN. 04 ionstflreeken om zteh voor eenigen tijd van hart mam aftejchttden , ter ^elegenhiid van eenis; k/een tnhytrjfand» — Oij die geJes^enheid wordan zij zeer onrein gehouden» — De noord' Indianen zijn dik' wijls bij gebrek aan vuur verplicht hun viecsch raauw te eten* — Zommige zijn uit no»d gedwon- gen hetztUe te koken ir vaten van betken-basi gemaakt, — Ëene voorname fchotel bij dit volk, — De jonge dieren worden gerneenlijk uit "'s moeders iighaam gefntden^ en als iit kkkers geiten, — ( Hun tijdverdrijf , en de wijze op welke zij in dm zomer met boog en pijl herten fchieten, — Ilunn» tenten^ honden, fisden, enz, — Sneeuw-fchoenen — Houden veel van huizflijk ongedi:rté — Uiterste- uitge/lrektheid van *t land der noord -Indianen, —» Gedaante van *t land. — Soorten van visch. —* Een bijzond. r foort van mosch nuttig tot levens on^ derhoud van den menseh, — De wijs op welke di noord- Indianen met angel en netten visch vangen, — Plechtigheden als tnee benden van dit volk elkander ontmoeten, — Gewone vermakelijkheden, — Menc zonderlinge kwaal waar mede zommige van dit volk worden aangetast, — Hunne bijgelovigheid bij V afjfêrveti hunner vrienden,' — Plechtigheid bij dia. gelegenheid in acht genomen, — Wat zij wegens de eehtc bewooners der wereld denken, •— Zij heb- ben geen vorm > w godsdienst. — Aanmerkingen tieswegens, •*- Buitengemeene elende aan welke de hooge ouderdom is hlootgejleld. — Hun gevoelen we* gent het noorderlicht enz. — Eenig vetjlag wegens Matonabbee , diensten d;or hem aan zijn Lnd zo§ wel als aan de Maatjchap^ij d«r Hudfons baa bewezen, IL DBEl.. "I ^^ I t I.; *| ^'^ 'M f • 1 ''• ff ' 1 ■ '4 II'* r £'.' !?^', t ■ ■■ 'm ..tl 1'^ niï ,^ , ■'M Wi J * ■ ■ m' 'i «til! ÈMè m D LANDREIS '-ï ^,•.»^ 1 • )■» '<.M- XT.; k\. I RVlk!kV\.--l'.t^ii 'e noord Indianen zijn gemeenlijk van meer dar» middelmatige geftalic, welgemaukt, (Icrk en robust, maar ni'^t lijvig. Zij zijn niet gaauw in hunne ver- richtingen, en bezitten die levendigheid niet, welke men gemeenlijk aantreft bij de andere Indiaanfche ftammea aan de westkust van Hud/hns haai. Hunne kleur is kopcrverwig of liever donker bruin; liun haair, gelijk dat van alle andtre in- diaanfche (lammen, is zw^rt , ftcrk en Huik, (,♦; weinige mans hebben een baard, zelden vertoond die zich eerder dan in middclmatigen ouderdom, en dan zelfs in gcenen decle zoo ruig als bij de meeste Europanen. Het weinige haair nogrhnns, het welk zij aan de kin hebben, h ongemeen ftcrk en borfte- lig. Ecnige Indianen geven zich weinig moeite hunne baarden uittctrekkcu , fchoon me» dezelven voor zeer wanvoegtijk houdt, en zij die het doen, be- dienen zich van geen ander middel dan van de vin- gers en een ftomp mes, om den baard met wortel en al uitterukken. Geen van beide gcflachteh heb- ben eenig liaair onder hunne oxels , en zeer wei- nig aan eenig ander deel van 't lighaani; de vrou- .-■• . V « ivr-^*** ^A-.<\ • n lengte gezien , die flechts een enicele lok van hun baair behouden hadden, *c welk ongebondea, roe op den grond zou gehangen hebben. Zvlk hanir word nogthnns zelden gezien , en Van zom- migen roor valsch gehoudea; maar ik heb van vcele bet haair oodcrzogt, en bet wezenlijk zoo lang be- TondcQ. l ^ JIAAR DEN NOORDCROCEAAN. 13c » Weii vooral niet, evenwel (zoo de natuur het bij deze laatlle laat groc jtni, rukken zij hcc niet uit. ..^ Zij hebben bijzondere wezenstrekken , zjor on- derlclieiclen van die der andere rtammen in deie gewesten. Lage voorhoofden , kleeiie oo^en , uit- puilende kaken, romeinlclic neuzen, voile \van:^cn, en doorgaans een breede kin. Deze gelaatstrekken zijn bij beide gcflachten vrij* algemeen , doch dour de natuur bcftendigcr gcvesti^t bij dü vrouwen dan bij de mans, bij welken de-celveii, fchoon zeldfaam, velfchillen. Hun vel is zacht, glad en glanzig, en wanneer zij rein gekleed zijn, heb- ben zij ev :n zoo min ais andere menfchcn eciie vun- zige lucht bij zich. ^^" -.i. Zoö wel de noord- als de kopöi^ éii hoildsribde- Indianen • hebben over clkcn wang drie ot vier even- wijdige zwarte ftrccptn , om welke te maken zij zich bedienen van een priem of naaide , waar mede zij in den huid prikken, en voords de wond be- ftrijken met ftof van houtskool. Zij zijn gemeenlijk kribbig en hebzuchti.q: van aart, en fchijnen geen het minste bc^^rip te hebben van *t gene men bij ons dankbaarheii^ noemt; zij klagen altoos, zelfs onder malkanderen^ over hun- ne armoede, en waimeer zij aan de faktorij ko- men , is *ei: niet één die niet aan duizend dingen gebrek heeft. Wanneer een wezenlijke noodlijderidö zich aait de . faktorij vertoont, wordt hij altoos om niet bcz(Drgt met fpijs , kleederen , geneesmiddelen en andere noodwendighoiden ; maar t loon daar voor is ge- meenlijk, dat zoodanig een elk zijner landilieden zal onderrich»-en hoe zich te gedragen om even Jief- "" 1 » ■ dd- \ V .'.'S ." ■H I > Vi I f .11 "4 h ,> ! ■ l *% 139 L A N D R E I S^Mt %■ *. M t'i dadJg behandeld te worden, 't Is ook zeer gemeen^ zaam beide mans en vrouwspcrfoncn half' nakend aan 't fort te zien komen, fchoon de ftrcngc koude van den winter, of 't vervelend gekwel der vliegen in den zomer het noodzakelijk m:iken alle deden des lighaams te dekken. Bij die gelegenheden we- ten zij d(X)r tranen, zuchten en kermen, en door 't verdichten van 't een uf ander ongeluk, mede- lijden te verwekken , zomtijds voorwendende lam of blind te zijn. Ik ken indedaad geen volk dat zich zoo eiprmelijk kan aanftellen, en niet zoo veel kunst den gebrekkigen fpeelen; de vrouwen over- trcflcn daar in nog vciTe de mans; en ik kan met waarheid betuigen 'er gezien te hebben, die een traan in het cene oog en een veel beduidende iach in het andc^rc lieten zien. Valfchc voorwentfzels om een liefdegift te bekomen, zijn zoo gemeen onder di»- volk , en hunne bedriegerijen in dat vak zoo menicmalcn ontdekt, dat de gouverneur veeltijdg verpl cht is zich doof te hs^i •f' den grotiU der Maaticbnppij bewijst. De ondervinding heelt mij duidelijk dncn zien, dat men met de noord Jiulianen op ccnen zekeren a((lanJ te bonden, beu 7elvcn en de Mnatlchnppij ilcn meestcn dienst doet. Maar zoo men bun aan de faktorij te vcei 'nwilligt, worden /ij baldadig, trnag en lastig', en dan ver/.inneii zij uilc middclai om ten liiinnen tijden nutte misbruik te maken van de edc!moedi(!;beid van een Kun^paan. • De meeste bHüaiien bedriegen ele Kuri 'panen zoo veel zij kunnen, en ^i cl ruiken alle midelclen om ben in den bandel te verfebiilkcn. Zij vermommen zich cn nemen andere namen aan , om eene wettige fcbuld te ontkennen, welke nu-n zomtijds bun toelaat: nan de faktorij te nuV en, liij het aanflell(,«n van een ^ tiieiiwen ^ouvernei r blijven alle gemaakte en ge- ' tockte icbulden onbe;nald; want zij verklaren dan ^Itoos, en brengen ccne meni/{;te getuigen mede, dat alles lang te voren was voldaan, en dat men moet vcrgctci^ btbbcn hunnen naam in 't boek uitteJchrab- ben. Nicttcgcnftaardc alle deze flcgte hoedanigheden zijn 7C ele /.achtaartigftc (lam van alle de Imlianen, die piet ele kantooren der Maatfcbappij handelen ; cn dewijl het grootste d^-el hunner nooit door ftcrken drank verbit is, vind men ze altoos bij hunne '/inreii, en, buiten ccnig kwaad befdieid» ilaan zij (looit tot gewelddadi;^ heden over, : De mans zijn gemeenlijk zeer jaaiiocrsch van hunne vrouwen, cn ik twijvcl geen oogenblik of de vrouwen zijn het even zeer van hare mannen, doch deze hou- den hunne vrouwen zoodanig onder tucht, daj; zij ^laav ^liets andeis üvcibaten, dan de vrijheid van den- ^ ||S.4t»> '"'il ' VAj^M DEN NOORDEROCEAAN. ijs denken, cn dit is liet grouiAte voorrecht, 't welk do vrouwen genieten. I)c .tegenwoordinlieid van ccn lUKird India.insclj man lxx;zcnid dc<>/clf-> vrouwen llccdj cene bj/ondeift vrees in ; tx^k behandeld hij haar ^edadig met een gczach als de meester van ceii huisgezin in Europa dcszelis huisbedienden.s doet. Ih'j hunne huwehjkcu heL)l)cu geen de ni>n(lc pleciv* lijkeden pluats, alleen worden /e dcxir de (judera of naastbcflnaiiden gefloten. Men laat de dochters geenc keus, maar dc/c moeten blindclini; den wil harer ouderen gehoorzamen, die ha.ir altoos uithu^ wclijken aan de genen, die hun *t best n (laat (chij- DCN haar te kunnen onderhouden; acht op ouderdom, perfüon of karakter, lioe aticlirikkcnd of vcrachtlijk ook, word 'er niet gcllagen. . J)e meisjes worden als zij nog kinderen zijn reeds vcrkxjfd, doch nooit aan jongens van gelijken ouder- dom, 't welk ongctv\ ijveld eene gezonde llaatkuiidsi is bij een volk in hunnen (land, bij wien liet bcflaan van een gansch huisgezin geheellijk alhangt van de vlijt en bekwaamheden van een eenig n.an. Kinderen, gelijk de Indianen zeer wel opmerken, zijn in hunne zeden cn neigingen zoo veranderlijk , dat men in dcr- zelver jeugd met geen niooglijl»wt I 4 woon- • ' I I • 1 h I t. ' " • v^ li _ \ ty5 L A N D R R 1 S ■, h? -^ Wdotite iv^pthans cn ilna-jijkfchc voorbeelden maken dc/tn onj.oincciion dwnnj^ tjj^t vair kinderen, wier tedere jtren beter gclchikt fchijncn voor onfcluiIdii;e cn vrolijke vcinmkenf clan oni gedurig ann de xijde geplakt te zitten van oude wijven, gefladig bezig niet het Iclnabben v;in vellen , het heiilellcn van tclK)cnon, en liet Iccrcn \in bezigheden, welke haar eens, als zij /elve huiMnoeders ;^ijn, te pn^le zullen komen. Aan r,oo vrcl dwang, aïs men jegens de meisjes f^cbniikt, beantw(/)rd geenzins het getlnig der oude- ren in andere opzichten, dewijl deze zich \\\ hunne flprekkcn niet beteugelen, miar over alles, zelfs over d(! vuilllc onderwerpen, in 't bijzijn hunner dochiorcMi fprckcn. Daar nu de (H)ren, van hare cerfte jiupd af, a:in zulke tnnl gewoon zijn, doet dezelve liij liaiir die utwerking niet als ze doen zoude bij mei.sjcs, gcln)ien cn ópgcbnigt in ten bcfchaafd land, waar men zorgvuldig, om gccne zeden te bederven, alle ontuchtige geiiirekkcn vermijdt. De zuid Indianen zijn in 't bijzijn hupncr kinderen nog * lozer in hunne gefprcKken. . • ••De noord- hidiaanrchc vrouwen hebben over 't ge- heel minder drilt dan de zuidlndiaanlche, en alhoe- wel ni;:n weet dat zij in de beide (lammen vroeg huwen, brengon zij zelden in de eerlle jaren kindo- jen x'oorJ. iLcliticheidingcn zijn onder de noord-Indianen vrij gemeen, zomtijds om uiüpattingcn, maar meest om dat ze rnbtkwaam tot het noodige hiiswerk of flegt van gedrag zijn. De plechtigheid der fcheiding, in die gevallen, beftant in niets minder dan de vrouwen m^ cw goQde dragt Hagen uit het huis te zetten , en ) ■ NAAJt DEN nooiiderocI':aan. 137 hut te zeggen: zich nu naar haren mlnnaor of bloedverwanten te begeven, naarmate clc nilsclaaJ aan welke zi) zich fchuldig maakten. 't Is de f.'tjcdlieid der Voor/JcnigMcid , welke dit vwik niet roo vnichtl aar do^xl zijn als de beW(»ncr§ van befchaafdc landen (S6). 't Is let ongjmcens b») dit volk ecne vrouw aanteircffcn , die meer dm vijf of zes kind«"ren heeft, en tusfchen de gclKK.rte van elk kind vcilfKtpt zoo veel tijd dat de joti^ille ge- meenlijk twee of drie jiir?n oud Is, eer de moedcf- een ander k'nd ter werold brengt. De gcniakkiliikd. wijze op welke zij baren, en de plechtighetlen, wclko' hij de geicgenheiü plaats hebben, licbben wij reedi'/ gemeld; ik zal *er alleenlijk nog bjvoegen, dat zij geen gebruik maken van wiegen, gelijk de zuid- India- ^ ncn, nviar eenijilijk de kinderen een hand vol moich \ tiisfclitn de beencn ftecken en ze, aldus toegotakeld, op den rus dragen, tut dat zij loopcn kunnen, Schoon deze wijze van hunne kinderen te behandelen n(.'gt en verkeerd is, zijn er evenwel weinige onder hen die men mismaakt kan heten, maar ook onder de vijftig niet een die jL;een kromme l^eenen heeft. r.r zijn zekere tijdvakken in welken het de vrou» wen niet gcöorloft is zich bij hare mans in dezellde tent te onthouden. In die tijden zijn ze verplicht ccnc kicene hut v.ior zich zelven te maken op eenigea afftand van de andere tenten. Dan dit een algemeen gebruik is onder alle de flammen, is liet tcveni een ftuk C80 ^P de mindere rruchtbaarljeld der rrouwen, heeft nntuurlljker wijze hnn bun, met zoo vtcl moei- iijkhcdcn verbondene Jeveaswljze, invloed. P. , • * I ff"-! .f I' f 138 M LANDREIS ftiik van (laatkundc bij de vrouwen , bij ecnig vcrfcliil met hap' raannea zicli van dat voorwcndzcl te bedie- nen, om zicli vDor een tijd van hun aftcfciiciden» wanneer zij, zonder andere plechtigljcid , de tent, ter plaaize daai zij zitten, uitkruipcn, want bij die gele- gcnlicid vvurdt haar niet tocgeftaan de deur uit- of in- te gaan. Dczt gewoonte is zoo gemeen onder de vrouwen, dat ik mc^nige dier grillige julFers voor vier ut* vijf dagen h:ire mans en de tent heb zien verlaten . en dczeltue klucht twee of driemalen ia éénc maand heb zien herhalen, zonder dat de arme man iii 't minftc vermoedde, dat hij bedrogen werd, of zoo liij het bf merkte, niet eens uit kieschheid de zaak nader durfile onderzoeken. Ik weet, dat onder Zulk een voorwendzcl de mooije vrouw van mato' NABUEK, in meij van 1771 hem ontliep, om 7'«/t- r^arft! (zoo als zij het noemen) dat is: op haar zelve» verfchcitle weken aricer den anderen, te gaan Icvep; maar, UJt bewijs dat hij haar verdagthieldt, vverdzij al- toos naauwkeurig gadegcHagcn , ten einde haar te belet, ten een ander man gezelfchap te houden. De zuid hulia- ncn zijn in dit ftuk insgelijks zeer kie^ch ; want alhi»ewel zij hunne vrouwen niet m-pen ecne afzon- derlijke tent opterigten, zullen zij evenwel met haar niet onder een zeilde deken gaan liggen. Het is nogthtns waar, dat de jonge meisjes, bij welke deze verlchijnzeU zich voor de cerftemaal vertoonen , ge« meenlijk voor vier of vijf daj^en zich op een geringen alftand van de tenten oegeven en naderhand een tijd lang, bij hare temgkomst, een foort van fluier van kralen dragen, ali een teken van zedigheid, dewijl raen haar als dan voor huwbaar houdt, en zij ver- volgens vrou^ genocmt worden, fchüon zommige iu 1* n;\aii een N00RDER-0CEA.\N. j^f tlien tiid niet boven Je dertien jaren zijn, terwijl anderen, die op haar vjfiiende of zestiende jaar nog V(K)r kinderen gehouden worden , op 't oog bijna volvvasfen rijn. Bij dc::^ gelegenheden hecrscht 'er onder hen een a;>:Mnerkclijic bijgoloof. Vrouwen in dien ftaat wor- ilen npoit toegelaten over het ijs der rivieren of mei- ren te gaan, of de plaats te naderen waar de mans op 'e bcverjagt ziin, of waar een vischnct uitgezet is, uit vr.es van den vangst te doen mislukken. Ins» gtljks verbied men haar, als dan, van den kop van ecnig dier te eten, of zelfs de plaats te betreden of overtjtrekken waar de l:op van een hert, van een cliind, bever en menig ander dier heengcvoerd werd, het zij op ecne 1 ede tt' op den rug. Zich . 11 V .'I -■■■tvl.?,- '.V ■ r -i lm f LANDREIS '■\ 14^ de hebben mi) naderhand verzekerd, du zij dien kosc ongemeen lekker en fmaakelijk gevouden hadden. F. lm Il 'j 1 ' ►» ■l'v. M V'. M r^'!^ ft '44 LANDREIS ffr'' *'. !'. i II ten, en alhoewel die dcelen, voor-il die vtn de man- iijke foort, gemeenlijk zeer taai zijn, vyordcn ze even- wel nooit met iet fchcrps aangcraukt, maar met de tanden van een gelcliciirt; en zoo 'er onder zijn te taai om gekaauvvt te worden, M^.)rden ze in \ vuur gefmeten en verbrand; want de Indianen geloovcn vast, dat indien een hond *erlets van ate, zulks op hun jagt- geluk denzdfden invloed zou hebben, als het gaan van ecie vrouw, in zekere tijdvakken, over den weg daai* gejaagd wordt. Het tilfde na- deel meencn zij, dat hun bejegenen zou, zoo een vrouw iets van die dcelen at. Zij eten insgelijks met veel graagte de baarmoe- der van buffel, eland en hert, welke zij zonder die te reinigen, maar enkel na die uitgetchudt te hebben, gretig verflinden. Ik behoeve niet te zeg- gen, hoe walglijk een dergelijke ftuk, voor-^.l van groote dieren, welke tpdert eenigen tijd niet jong geweest zijn, wezen "moet, en evenwel heb ik on- der de bedienden der Maatfchappij lieden gekent, die 'er zeer yf:el fmaak in vonden, doch ik behoor- de niet tot hun getal. De baarmoeder van de bever en h'nde zou tamelijk kunnen zijn, maar die van de eland, en de buffel is zeer fchraal en ten uiter- ften afzichtelijk (♦> ^> ..i Boog. (♦) De manier der Inditnen om dat ftulc te berei* Jen, bcftaat daar in, dac zij de vuile ralt over een ftok heen fpreiden, eü over 't vuur houden, van *t vrelk de rook, volgens hun zeggen, hetzelve Iieter naakt, en 'er den vunzigen fmaak van wegneemt, en 200 zij 'er iets van wtlen koken , word 'er een groo- NAAR DBN NOORD!' ROCEAAN. 145 Uoiifren p'jlen, de' oirfpronklijke wapens tl 3r In.lta- ncn , wüT Jen federt liet invoeren der vaiirgcwceren bij • hun te l«p, benereni even roo reel pens vnn «Ojefiiedcn en gcdurenrfe eenige weinige minuten gekookt; maar de menigre groots Itnobbeli, wnar mede de binnen- zijde der baarmoeder be/et is , muken het een wnlg- lijken kost. D*ze knubbcis kunnen even zou min als het vel van eene levendig»* aal d.riclver flijin oiiino- mcn worden « rnnar gekuokt zijnde geliken zij naar den duljer van een ei , worden vnn de inbourlingon ooicdus geiiaamt.en even zoo graag vati liun verdonden. De pens vao een bulFel Is on^^^emcen goed, en de manier, op weke de Indianen die koken, oneindig biter dnn die, welke In Europa pUats heeft. Als de gelegenheid het toelaat , waslchen zij dezelve in koud water, nei. ^n 'er alle raaten uit en koken dezelve flcclits een half of drie vierde van een uu;, in welken tijd zij gaar genoeg wordt, om g»- ":cn te kunnen worden; en fchoon zij eenigzins tialjer is dan die, welke men in Engeland bereid, is zij evenwel ongemeen aange- naam van fmnak, en vQ^dz.imer dan oens, welke mea zo lang geweekt, en zoo dikwijls in het water afge- Ichrabt, en dan nog tien of twaalf urco heefc ia- icn koken. . '- - De kicenè raaag, zoo van den bufFcI, den ehnd als van 't iiert, word g-meenlijk raauw geêcen en fmaakc zeer goed; maar die van den eland, ten zij men zorg gedragen iiebbe, dcz.lve wel te reinigen, het-ft iet oitters, het welk is tjeieëigenca aan den aart van het roectieJ des diers. 11. D£JiL, K ' * V.' " f ■ » » I 't''' 'M IJ ''I M :J: 1' ^ ÜJJ 1^ ' 1 i ,« f\ 1 )i'' i i* i 11 1- ' ■A ï;<; '^li ;.;.*! m lif^ LANDREIS ■l.w; hun maar zelden gebruikt, uit '■ezonderd wanneer zij ten licri tusiciien d»; (>j'(;criclrc palen ge- dreven licbbcn, waar vcrlciickle JnJiancn ten dien einde op de \o:ï Ig en. Dc/c f >ort van jagt is enkel gcfchikt , voor den zomer en voor de kale gronden, Wiiar xij een ruiiii veld hebben, (.p eenen groe- ten afftjnd de herten zien , en a'lc nodige fchikkingen maken kunnen, om dezelve door de cngti ns te drijven. Dit fixjrt van jagt, gcfchied op de vollende wijze: Wiinncer de Indianen een kudde herten befpeuren en voornemens zijn met boog; en pijl 'er jagt op te maken, letten zij eerst van waar de wind konjt, en houden zich dan onder den;c'>e'i, uit vrees, dat de herten h'jn niogtcn rieken, Veaolfens zien zij naar tene gclUiikte plaats uit, waar zij hunne makke s kun- De nieren rnn den elnnd en biiflL'1 worden gemeenlljlc rariiw geëten vnn de zuid-Indirnoii; Wiint niet zoo rnsch is een dier beesten gedooilt, of de jager fnijd het den bulk open, fleekt 'er zijne snnen In, rnkt 'er df nie- ren uit, en eet die warm op, zelfs voor dat het dier nog volkomen dood ii. Zumtijds zelfs plnatzen zi) lunn' mond aaa *t g»t door den kugcl ceniaikt. en zu/gen *er bioed uit, het welk zij voor doist lesfchend en voor zeer voedzaam houden (po). (po) De Abesfinieri fnijden een fluk vlej()r dit middel heb ik meer dan twintig' Ichi)one herten zien doo den , dr c^ne enkele laa>{ , ora Z(X) te Ipreken. Allioewel men zeggen k;m, dat de noord - Indianen des zomiTS op de^e wijze cene menigte herten d» ten lis mede hunne ketels en andere ba;;aailie wor* den alt(H)S door lior.den gcdra;4en,' wdke daar toe opRchr.pgt, zeer Icer/anm en ge/'glijk zijn. Dia (lieien z jn van onderfclieidene grootte en kleuren; ni.iar alle van het voslen ot w(»lven rj«, met fj^itze neuzen, ruige (Ij^rten en puntige, lic Ie ooren. Wanneer /ij aarf;cvallen wordea verdedigen zij zich nioedj; en lijttii zoo (el^ dat de kkcnfte rekel, in- dien hij in een lioek kan komen, verfcheidc onzer grüc-trte Kngcllchc honden van zich zal ifhoiidei». ])ie honden trekken even gewi'Mg eene ilcite; maar daar weinig rojns^ïcrroncn zi«;h de moei ie willen geven lieden voor hen te maliën , zijn de nr^ me vrouwlieden verplicht, meer om zich van i\m omflag, d n van het gcwigt harer last te ontdoen, de honden oio aitijkeU te laten dragen, welke liair het meest helcninitren, en wdkc zij hen om *t lijf hangen, even als men voor dezen gewoon was iic pakpaardcn te beladen. V In den herfst bij 't naderen van den winter r.tnit dit volk de vellen van de pootcn der iKrten te i** men in de gedaante van een langen mantclzak, wel- ke wanneer men die in de • vleug van "t haair over de liieeuw fleept, zoo llibberig zijn ais c.n otter, en ■'■■ ' han Si [l II Kv s' bcl-ieirienzlch wtinlg het menschdom viezcnlijken die«*K te doen, F. ^ - V K3 . mi 't T 100 LANDREIS ^.i> m hen totinootl- flcdcn dienen opdekalc gn)rdcn; maar IOC hdüst zij ;ii)n de bosfchcn komen, mwkcn zij • gefchiktcr flcdcn met dunne zijUpl anken van den lor- kenboom, welke ^!;cmecniijk aan de Ihdjhnt h.iai bekent is bij den naam van ji-ncvcrbcsfcn boom. De» 2c flcdcn zijn van onderfchcidcne grcolte naar de fteikte der lieden, die dezclvcn moeten trekken. Ik heb *er gezien, welke niet minder dan elf of veer- tien voeten lang en vijftien of zestien duim wijd wa« ren; maar in 't algenK-'cn zijn ze niet Ivacii de agt of neg^n voeten lang , en twaalf of vceiticn duimen wijd. De zijdftukkai van deze flcJen zijn niet boven cei vierde van ren duim dik, en zelden brecder dan vijf of zes duimen; mbi zc brceder te maken zou te moeiljk vallen voor de Indi-ntn, die geen an- dere ^creedlcluip hebben, dan een ^'cmcen mes aan de punt een wtinj^, omgebogen, van wiar het bij de noord-InJiancn den naam draagt van rufehtth^ maar bij de zuid ilanmien wordt het Uloca-top^pan geheten. , i) De planken worden met dunne rccpcn van bc^id* de hcrtcnvcllci\ aan een gehecht (Cn ftevig g.r"".At door verfchcide dwars houten, op welke de vracht vast gesjord woidt door andere ledere riemen. Ilct hciofd of 't voorde gedeelte van de flede is omge- bogen in den vorm v:^.n een half ro^'d van ten min- ften vijftien of twintig duimen «iddcllijns. Daar door wordt belet , dat het gevaarte niet in de lo.^fe fneeuw zirkt, en te weeg gcbragt, dat het zelve over de oiievenredigheden en over de bult'ge fheeuwlioopeii , ^elke op de open vlaktens en kale gronden bij me- m'^ic zijn, gcpiaklijU heen glijdt pe treklijn aan do- •. > ••f den; maar nKikcn zij 1 den lor- ij'unt /hl al yom. De- nuur de *kkcn. lic f of veer- wijd wa* en de agt :n duimen • r iet boven I brecder lakcn Zdu Ijccn an- iiies aan ■ het bij 'ufehitfu Mi NAAR BEN NOORDER^DCFAAN. 151 dize flcden is een dubliele ledere riem lan *t vnor. einde vuAt xcnaaakt, en tcvcni tot h.iam dienende, welke üvcr de (chouders en de borst des trekkers komt, en met gt^ niügclijkheid konfti^^cr kon uit- gedugt worden. Hunne Ihceuiv - fcliocnen ondertcii?idcn zicli van allo de anderr van welke men in de/c ^cwostcn gebruik maakt. Want fclioon zij van voren puntig uitlopen, moeten zij alt»to» ain dcnzc'lilen voet ge- diaken worden, zo;.wicr gelijk andere Inecuw Icliocncn verwKsfcld te kunnen worden; de binnenkant eens zoo daingen Itiioen, is bijna alt(H)s r/gt opgnande, en de buiicnka'it licct't eene jiroote b>>gt. Zij worden nieeit van bcrkcnluut, en*t gebreide werk van ree- pen van Jjertcnvcllen gemaakt; maar liet binneiiftc, waar in de voet rust, \» v;in een geheel :mdcr n;nakz?l.. diu dat, bet welk bij de zuid- ndi.'.ncn in gohruil; ij» 191). Door hunne klecdércn , welke meet al in hairige liuiteüvellcn bellajn, zijn zij zeer onderhevig aan ongcdicrt ; doch verre van zulks ccnc fchande ie re- kc- Cpi) Nood ett behotfte hebben zomwijlcn een mensck fltnlefding (e(c;vca zich. door zijne onderfindiiig, bij zijn ganfche gcflicht of zelfi bij zlja ganlcljcn (bm Tcrdient te maken. De fueeuwfchoer.cn zijn ynn eene zeer oude uiivindinf, mar dezaive noemde mei , in «uJe tl den, een ftam dei fiancn, (S-rride ruinen), dat Is finnen fchrede, dewijl xij op lange gebogcnc fneeuw- fchoenen het wild vervolgden. C- «. foriürs rc- fo dinii der ontdekkingen enz. enz. in 't uoordco f. 85 en 1/ lo de •aamerklng4a en 48. ♦.♦ * il * * .'M -9 '"'1 d " "..■. ^^' V' \ PI »5« LAND REIS • ,1 kenen, houden de nan/.icnlijUfte hunner het voor ccne aan;i,enanie uiifj^annii g hct/e.ve te vanö;en en tr: eten, ook 2Jin zij 'er zulke gixx te lel hebbers van^^dat, wan- neer zij een goe en vangst hebl)0if. zij er zich heerlijk inedc verblijden en vvr asten. M jn oude wcgwij/ev Maton ABBK 'ï was *er zik) verlekk rr op dat hij inL-ni smalen vijf of zes zijner lusti^rte wijven aan het werk zette, om uit bare bairi;^e hert>nvcll'.n- henibden het on;];cdicrt te vangen, het wel' hj, wanneer 'er een gt)eden vang t ria ts had, alt<<(s gretig met beide handen aannam en met geen minder , graa:,tc opat als zorainij:'i liefhebber, in /w/ui de kaasmjren duen. Meni^nialcn verzekerde hij mij, dat zulk 3enc tij I Kort ng ni'K alleen vermaak'lijk , ma.ir dat liet voord brcngz.l daarvan zeer goed was: hot welk ik hcni gaarne tdellond ; hem tevens betuigen- de, dat ik, Ichoon ik poogde mij aan al de fplj.'^ te gewennen, welke bij hen in gebruik was, ik evenwel >iiit hoofde van mijn kort verblijt onder hen, gecnc genegenlieid h:id mij zeivfjn te gewennen aan lekker- nijen , welke ik met geen niuoglijkheid mij zou kun- nen verfchatfen in dat gedeelte der wereld , waar ik voorntracns was mij voor 't overige mijn's leyeiis te ve tigen. ^ De zuid Indianen en Esquimaüx houden alle ongc- , meen veel van dit ongediert, het wclk in 't oog van een Eumpaan Z(0 aflduiwelijk is ; de Esquimaux hebben zelfc nog veele andere dergelijke lekkernijen; want, beiiulven dat zij de traanölie gebruiken tot hartverfterking en tot faus o\er hunne fpijs, heb ik hen nietiigm.ial handen vol maden zien eten, door vlie;:(-n in 't vlee ch voorJgebragt 't Is bcftcndig Lunne gewoonte het Ihot uit hunne neuzen opteflur- HAAK BEN NOORDER OCEAAN. ijj ■m ppn, en r.ls zij bij treval uit de neus bloeden , laten zij vnn dat bUcd nicis verloren gaan (93) De ftieek land, door de noord- indlaren bewoond, is zeer groot, en ftukt zith uit \an c.ei; 59 tot lén 68 ^raad noorderbreedte. de>ze1fs kn^^^te \ iJi 't oosten n;iar 'c westen is tncer dan 500 mijlen. Ten zuicen grenzen zij aan du C wc l.-tivi r, ten westen aan de ^t nf mcon^l dhtieti^ ten noorden aan de / '> af- lilbf em Kopt 'h (itaiv) , cn ten t ( sten san fudintts biioi. Deze ganfcbe ftic k lan.ls is raauwlijks iet anders dan een enkelen vaste hrok n.ti cn fteen, op de meeste plaatzen zeer heuvelachtig, bij/( r.der naar 't westen tiisCchen de bosfcl en. De (.ppervlakte, het is \vaar, is op de mee.>>te plaatzen bedekt met cene dunne zoode mo.^ch, gcmcngt mer wortels van de wee fa ca-pucca , veeileziën, en eenige weini: e niets beduidende rtruiken en grns, maar onder die zoodc is volftrckt gebrek san v;U(i.tb;iren gTt)rid, be- kwaam om iets voQrdtcbrenp;en , dan ': {iecn aan deze luchtftrcek eigen is. .'.ommfge meiren cf laj:e plek- ken brengen, 't is waar, verfcheide foorien van gras vocrd, 't welk 'er verbazend Ichielijk v\ast, maar van eene zoo geringe liocvcelheid , dat het naauwlijks ^.e- nocgzaam is voor de zwanen , canzcn en andere trekvogels, welke hier in de knte cn herfst kcmen om te broe 'en en te ruijcn. De meiren cn rivieren, welke in deze landftrcck 200 overvloedig zijn, fchocn dezelve aan de inboor- lin- ,i'-"'«i (9Z^ Onze fchrijver bevestigt hier 11 chts, wat verle «ndtre ooggetuigen verzekeren. IWen leze crans, ^*. Jckrijvtng van Qiaenland, F. K5 ,>■«.. / < IM'' 154 LANDREIS i " ItP' < 'UH • . ' y .«1 Jlngen geen gelegenheid vcrfchaflen tot een vaart voor hunne goederen, ftrekken hen no{i;than.s tot oiv. eindig veel nut, dewijl ze hen voorzien van een amtal visch, zoo wel in den ztjmer als in den winter. De «enige foortcn, welke men daar vangt, zijn to rellen, zeelt, van de Indianen Tittann^ of iickonu;^ genaamt {Sa:iiio Lav^.retus L}, karper (Cy/»ifvjs Tiucj , twee (borten van barbeelen (94;, door do zuid Lidiancrt Nj may-pitn genaamt, kwab- aal i^adm ■ Lota L.)» fnoek (A/aa; LuciuOt en baars Per ca Fluv'mtilh'. De vier eerfte vangt men 't ganfchc land door in alle wateren, zoo wel waar de oord boschach- tig als waarde grotid kaal is; maar de drie laatste van«c men alleen naar 't westen, in zulke mciren en rivie ren, welke tusfchen de btjsfchen gelegen zijn; eii fchoon zorami^e dier rivieren naar de kale gronden aüoopen, worden de drie laatstgenoemde lüorten zelden gevangen buiten den omtrek der bosfchen, .zelfs niet in ^t zomerjaargetijde, In deze flreken groeit een zwart, hard, gekruld mosch op de rotzen en grootc fteenen, het welk den inboorlingen van zeer groot nut is , dewijl h t hun in nood, wanneer zij geen dierlijk voedzel bekomen kunnen, tot fpijze verftrekt. Dit mosch gekookt zijnde, krijgt eene harschachtige zelfllandigheid , en is kleviger in den mond dan fago, en kan door mosch of water verdikt of verdunt worden naar welgevallen. -^i C94) Wij kcnntn in Européi flechts édne foort van karbetleo, mitfcliiea zijn de visfcben, welke de fchrij- ver bedoelt, nieuwe bijfoorten, of geheel nieuwe foor* ten van karpers (JCyfrinui), F. '^ NAAR DEN NOORD!' R-OCEAAN. 155 Deze kost fmnakt zoo goed, dat zij, die 'er van geproeft hel)bcn dien in 't vervolg graag eten. Men gebiuikt dcnzclven om de foep te verdikken, maar in vischwater gekookt fmaakt dezelve het best. C95) üe cenige manier on , zoo wel in den zomer als in den winter, te visfchen, beftaat bij dit volk in 't hengelen of in 't uitzetten van netten, waur bij altoos veel bijgeloof en onnutte plechtigheden in acht genomen worden ; ik zal mijn best doen dezelve zoo kort en duidelijk te befchrijven als mogelijk zij. Wanneer zij een nieuw vischnct vervaardigen, het welk meest altoos gemaakt word van fraalle reepen uit raauwe hertenvellcn gefneden, binden zij boven en onder ecnc menigte bekken en pooten van vogels daaraan, en aan de vier hoeken gemeenlijk eenige tanden en kaken van visch-otters en jackasfes. (96) De vogelbekken en pooten, daartoe bij die gelegenheid gebruikt, zijn gemeenlijk die van den lachgans, ge» golfden of witten gans, meeuwen, lommen en zwart- kop- C^S) \ Is jammer dat de heer hearnb «iets vin de botanie» yerflond, (om deze nosch-foprt \lichen) Daauwkeurig te befcbrijven, en om te kunnen opgeven of zij eene nieuwe dan eene reeds fcekende foort van Aeentnosch zij; zoo dezelve ook bij pns te buis hoor- de, zou uensch en beeit 'er nut van kunnen hebben, of, gelijk htt inlandsch mosch , tot artzenij koineii dienen. F. i^") Deze il de benaming van deu kleenen vfschötter iLutfidlM) , welke van de Zweden in Amerika zomwij» iM ook w&n\t of min* genaamt word. F, f Hl w. 'hl t »i 1' ■1^ 1 ^ 1 ' k4 ,--i,. •.I ^^ All )k. t i5(> .V LANDREIS koppen, en ten zij zommi.'-e of alle van dezelve cl.i::r aan vastgemaakt zijn, zullen zij niet oivlernemcH het in 't water tè brengen, zicli verzekerd houdende dat zij 'er geen enkelen visch mede zouden vangen. Eju net, aldus op^di-rd, is gefchikt om, wanneer de noiH.1 dri igt en 'do gelcgen^ed daar is, in 't water gC'bragr en uitgezet te worden; maar de cerlto visch, van welk f)ort ook, welke 'er in gevangen wordt, ma" in geen water gek(X)kt, maar moet in ziin geheel over 't vuur geroosterd worden, zor^; drajjcnde dat men vervolgens d.'n visch van den gruit haalt zonder een eenig lid te krenken; wiama de graat in 'volle geraunte op het vuur gelegt en verbrand wordt, 't s van het uiterfte gewigt alle deze regels in acht te nemen; want buiien di n zou, naar hunne mening, het; net niets waardig zijn. C97) Meniginafen verkoopen zij nkw^e netten, welke niet meer dan eens of tweemalen zijn nat geweest; •zij doen zulks, om dat zij 'er nicit geiiil^kig mjdc waven. De netten, in 't wa^.^r gewj-kt, zijn gen^ik- keiijk te ontknoopen en leveren als dan zeer goei net;.;;aren voor ("leeuwrclioenen , over t gehjel is het- zelve beter dan 't gene do iu\d 'ndianen maken, en niet dikker dan gevvmn visch^.iren. Wanneer zij visfchen in rivieren of in naiuwj kreeken, door welke twee meiren gemecnfch.ip met cl- ^^^ 1 . (97) Bij woeste volken raenfjt h_^t b' geloof zich met «He», Dat de graat ongcTciondeu of onverbrokei ver- brand moet worden, geefi nan dit bf'drijf, biftten iCf^enfpraak 9 het aanzien eenes ullirs. F^ \ . NAAR DRN NOORDER OCEAAN. 15? eJküDtlcien liebben, zouden zij vcvKijwls d(A)T liet iimicnvocg':.» van twee , diio ot' nKcr netten tic gaiifcho wijdte van 't 'kanaal kunticn bezetten, en al den vi5cli opvanf^en , welke üich daar bevind ; mnar, in ftede van zulks te doen, plaatzen zij de netten ver van eikanderen, uit een bij^i^eloovig ge- vielen dat, zoo zij de/.elven dii;t b j elkandcren plaatsten, het eene net van het andere j.iluers, en met ^een van Ixiiden iet te vangen zou z jn. Bij hot hengelen zijn zij niet minder bij^eloovig, want wanneer zij het aas aan den lioek llaaii, doen zi; 'er vier, vijf of zciërlei ardikels onder, wellcQ [als cei tovermiddel nioetjn werken. lnd(\iaad het penige lukiias^ 't welk zij gebruiken, moet altoos, 1. ar hunne mening, beftaan in een mengzel van )vermiddelen , welke zij in een fluk van een vijch vel [raaijeu, en eciiigzins de {.eJaante van ccn klecnen (vlseh geven. De co\'erniiddekn zelv' beftaan in tukjes van den (laait en \an 't vet van bevers, in ■'^^* de tanden en lucht van otter», ii? het ingewand en den ftaart van niuskusrotten , in de ballen van eek- fhuorncn, in de geronne melk van zu;i,ende herten' ca bufTelskalvereii, inmcnfchei.hanir, en in eene menigte andere even ongerijmde aitijkels. Elk hoofd eens hui.s;:e:^lns en indedaad meest alle andere perlbiun, bijzoiiderlijk de mans, hebben eenr klecnen bundel van dergelijk ontuig, het welk zii zomer en v/intér overal met zich voeren ; en zonder eenigc dier artijkels oikler het nr.s te mengen zou n'emand hunner te bewegen zijn den hoek in het water te brengen ; want zij houden zich vast vci-zc- kert dat zij even zoo gemaklijk in hunne tenten kunnen gaan zitten, als zonder dat hulpmiddel den hengel in de haud te houden. Zij meenen insgelijks dat Y-v- ■lii* 'ë .•-i^ ■i;J r-i ^') 15Ö LADNRElSru- dat dezelfde vischlbortci, welke zich in ondcrfchei. dcne waters laten vinden, ander auf verkiezen, soo dat bijna elk meir of elke rivier, daar zij bijkomen, lien noopt van tooveraas te veranderen. HetzeltUe nemen zij in acht bij t braden van een visch, wel- ké aan eencn nieuwen hoek of in een nieuw net gevangen is; een oude hoek, niet welken veel ii gevangen, heeft meer waarde bij hen, dan een hand vol i nieuwe hoeken , wet welke nog nimmer is ge* vischt geworden. De herten en de visch zijn in verfcheidenc ftree. ken van dit land zeer menigvuldig, vooral boven de 6 3* noorderbreedte. Alpijnfche hazen zijn aan zomraige phiatzen van de kale gronden in ta« meiijken overvloed, ook ontmoet men 'er zommige kudden muskusrunders, en naar den kant van het westen vind men, tiisfclien de bosfchen, eenige ko- nijnen en patrijzen. Met al dien fchijn van overvloed loo^rt nogthans de helft der bewoners, en misfcbien wel het. grootst gedeelte van 't geheel, dikwijls ge- vaar om van honger oratekomen, 't welk gedeeltelijk te wijten is aan gebrek van fpaarzaamheid ; ook vertoonen de meeste tooneelen van gebrek zich op hunne togtcn naar en van 't Pritts van IValhs fbrtj de eenige plaats op welke zij handcldrijven.; Wanneer de noord-lndianen zich aan de faktorij bevinden, zijn zij zeer geneigd alles te ftelen wat hun best aanftaat; bijzondcriijk ijzere hoepels, kleene ijzere bouten, traliën, timmermnns gereedfchap, in één woord alle kleene (lukken ijzerwerk, met welk 2ij het meeste jvoordeel kunnen doen, het zij tot eigen gebruik of ora die te verhandelen aan hunne laodsUeden, die zelden aaa de faktorij der Maatfcbap- pij ( "> / ■ y 1 NAAR DEN NOORDER-OCEAAP^. 15^ pij komen. — Zelden evenwel hoorJ men dat zij e kanderert bcftelcn. Wanneer twee benden Indianen malkandercn ont- moeten, zijn de plechtigheden, welke tiisfchen hen plaats hebben, geheel vcrfchillende met die van welke men in Europt bij dergelijke gelegenheid gebruik maakt. — Zoo haast zij elkandcren tot op twintig of dertig roeden genadert zijn .houden zij halte, eil zetten of liggen zich op den grond neder, zonder in cenige minuten een enkel woora te fprckcn. Eindelijk breekt één hunner, gemeenlijk een bejaard man, in* dien zodanig iemand zich onder hen bevind, het ftil'wijgen, en verhaalt aan de andere bende alle de rampen of wederwaardigheden, welke hem en zijne makkers, fedcrt zij laatst clkanderen zagen, bejegend Zijn; ook doed hij hen een verhaal van het affterven en van anderjC treurige gevallen van andere Indianen, in hetzelfde tijdvak voorgevallen, ten min» fte verhaalt hij 'er zoo veele bijzoiiilerheden van als hij 'er van weet. — Wanneer de een' zijne rede» voering geëindigd heefl, vertoond zich een oud man van de andere bende; deze doet dan ifisgelijks een verhaal van al het kwade nieuws, dat tot zijne ken- nis is gekomen: en beide partijen mi fen nooit bij alle gele enheden breed optegeven van humie gele* de'^e armoede en hongersnood. Indien in deze ver- halen iet treurig* voorkomt, dat op de aandoening der atnlwoiers werkt , beginnen zomraige hunner te zuchten en te kennen, en eensklaps in een luid gelchrei uittebarften, waarbii gemeenlijk de oudfte van beide de kuanen haar gefchrei paren, en Tjofxt» tijds gebeurd het dat zi' gezamentlijk, mans 9 vrouwen CO" kinderen, cea jUgeBKcn gehuil aanhefien. Pe jon'- "pi ,* .;■ ■r 'Vï .:.^ .V', 'M .'' I .Il i6o LANDREIS g€ Jeefns fpeelfn bijamJerlijk een vm^niamc rol il.iir in. Jt^ait ik 1k-I) n>.)ic c-n h ti pnrcij (zo) al> ik hH ni»:mJj gj«ic:i, daar de gmotile h'))p van de aatuv z ndj jo.j^e vrojwiiedcn geen dcw*! in n mt ci\ iMumintte, fchoon zommi^c 'er g^ene anJ.re reden ((K-* bidden, dan dat zi| hire kanuraden hetzeltdc za en d »eiu Wanneer de eerste vervo.'iin;^ van dr tcf- fccid e»ver is, kom^n zij malkanderen lan^^/.amcrli ind ti nader en nider, eindelijk mengen zij zcli onder een, ce inans zicli altoos bij de mans, en de vnm- wn zich bij de vrouwen voe;j;ende. Ikbben zj ecnigen tal)ak bij /ich, als dan gaan de pijpen ta- me ijk dr ik rond , en het gefprek word ras al^^e- m.cn. Nu zij bij de eerste oniniou'iing al het flechtc neuws geii^iord nebben, blijf: hen thans niets an- ders over, dan al het goede dat zij weten aan elk- anderen te vertellen, 't wjik gemeenlijk zoo zeer he eer-te overir^ft , d>it in. minder dan een half «ur n.ets dan vergenqggcn en vrolijkh:ia in hunne oo^en te leezen is; en zoo zij wcenlij,; geen y^o- hï k hebben , worden 'er aan weerskanten klee- nigneden van nioitdv'oorraad , v.in ammunitie, en andere artijkels uit^edeclt, zonitijJs als een gelchenk, ni .ir mjjsc al on te ziju of zij 'er geen gro;)ter gelchcnk voor k innen bjkonien. Zi| hjbbjn nnj weini,e vernnaklijkheden ; de V'»rna'iilte Ls met htog en pijl naar 't wt te fcni.ten, en een ander fpel dat buite s huis ge- fp eit e:i •/ genaa.ni vv)d, het w.,k eenigzins gelijkt naar 't kuKen, alleenlijk gelclued hét met ,k»>rte klippels die dun a.n t eene einde /jjn. J5ij w; Ln vermaken ?ij zich instel ij^s met dansien, .l^et WeiK niwcst bij den nacnt geichied. 't Is op- merk' .'* me rol dair (ZO) al' ik i))p van de I in mm ct\ iJ.re reden ;n hetzelfde y van dr ief« i^/.amcrh ind z ch onder en de vrou- Ikbbeii zj I pijpen ta- d ras al;j;e- het Hechte ns niets an- cn aan clk- c zoo zeer n een huif 1 in hunne gCQn |j,c- anten kiee- anitie , en gelchenk , jn grooter eden ; de 't wt te ^^^^^1^"* s huis ge- ^R eenigziüs H hét met ^m 'iiide öjn. H dans! en, ^B 't Is op. H merk" ^B NAAR DIN NOORDKR OCl^AAN. i5i morkliik dat dit volk , fdioow cmc onderfclieido nitie uumnkende , mwit crn d.ins van zich zelv' heeft a ingenomen of verzonnen ,^)f eeni^ lied, mac' 'c wglk /.ij kunnen dadlen; wanneer zij ccncn dans aaovani^en, 't welk zelden is, fchijnen zij altoos de hond.>ribde of zuid-lndianen natebucjtzen , gemeen- lijk evenwel de eersten, want weinige hunner zijn genoegzaam bekent met de taal der zuid- Indianen of met derzelver w jze v.in dai. fcn, De dans der hondsribde-lnd anen is niet moeilijk te lecren, de- zelve bJl.'.at enkel in den ceiien voet na den an- deren van den p;rond te ligten, telkens z\ fncller en fneller en zoo hoj^j nio,i;elijk, z nder 't lig.haam te bewegen, 't welk voKlrekt (lil en onbeweeglijk moet Mijven, de handen worden da..r bij ge loten en (lijf te;^cn de borst geliouden, en het hoofd een weinig voorvv.iards gebogen. Dit danfen gefchied altoos naakt, alleenlijk houden zij den broek aan, welke evenwel b j wijlen al mjde word afgcworpeiT. De danfers, die zelden mejr dan drie of vier te gelijlc danfen, blijven volkomen in de maat. Hun gezang js voor het üveri;;e niets dan een gedurige herhaling van de Ictier^repen : ^/, ///, /;/, /;3, ho, boj enz. welke bij een fneller of Lingfamcr herhaling, en 't langer of korter rekken van een woord, bij 't ver- hcl}cn< f 't verlagen ecue foort van muziek uitmaakt en aan 't oogmerk voldoet. Dit gezang gaat altoos verzeld van een trommel of trommeltje , waar bij men zomtijds een ratel of rammelaar voegt, gemaakt uit een Ihi k van een gcdroogden buffels-huid , in de gedaante van een platte vies, waar in zij eenigen iiagel ofkeifteeitje.s werpen» welke gefchud wordende een geluid voordbrengen weinig minder dan de trommel. IL DEEL, U De» 1 / 'M \".- 7i' ^ ■ > I I ,1 • % .■ i . V Itfft LANDREIS I.S :h'} ' Deze minier vnn dandn beeft enkel onder de man. plaats; want wai.neer men de vrouwen gebied ♦ te Janlcn, doen zij het ald os buiten de tent, maar naar di nui/iek, welke men binnen de tent maakt; en (chocn lia^ire m.iiiier v;m d.infeii niets onzedi^i hL'efc, is dezelve tvllens no;^ minier beduidende en minder levendig dan die der mannen; want een gap.fclicn h(Hip vntuwsperfoncn plaatzcn zicli in ccnc re^^te rij naast elkmderen, en duwen malkandcren dan eens naar de regtcr en dan weder naar de linker zijde, zonder de voeten van den grond te jigtn, en als de mu/iek eindigt, makd 7ij alle eeue kleenc buiging met het li;;iiaam en de knieën, eeiii;7,zins als de ntigin^; van ecnc boerin, gepaard niwt eed fchel j;erA;p h -c-t- h-O'O'e. lijh.ilvc.i die veimualcii klicdcn hebben zij rog een ander f'pel, bet welk binnen de tent gofcMcd, en • (l;var in bedaat: dat zij l<^:\ lUikje bout, een knoop ; of iet der;;elij' van band tut band overiLken en r.nd geven, \ dan aan de twee houiüfpclers , want deze beide hebben 'er flechts belang bij, vra;4en, in welke hand het zich bevinde? Hij die wel raad, krijgt van zijnen mededinger een foort van zwavClftokje, en hij die 't ecist zijne ftokjes, welke gemeenlijk uit tien, viftien of twintig ftuks bcllaan, aan den anderen kw'jt is, verliest een en- ke'e Inaphaanslading van kruit en lood, een pijl, » of eene dergelijke kleenigheid. f )e vrouwen nemen peen deel in * de verlustigin- gen der mannen, zelfs niet in het danfen; want wan- A neer zii tot het laatste geno- pt worden, gefchied zulk^, gelijk ik reeds zeide, altoos buiren de tent; cok laat men haar niet tue eenig feest bij te wonen. \ ^i r naar c!e ■1 HAAR DT.N NOORDER-OCKAAN. . 1(^3 Indi*daad, ha.\r gaufchc leven In ernc aancVjjfcliaUeling van m.'L'ili khcJcn. Zij moeten zware vrachten trek- ken, dvï \ellen tot kïeeJiiig bereiden, do mon 'bc hoeltcns vei\ aardiKon , en alle hui?Iijkc bezigheden VU)!' een ^i^.inscli huis ;C7iij vtriiijtcn, zonder immer ceni^ deel aaa cenii;e vcrmal.en of uirfpinn n;^ei te heb'^cn; rx)k zin zij, buiten de waarneming; van hare liuislijkc zuken, in welken zij van hare vdc- g.' jeugd «f onderwi/.n worden, zoj Ilornp en kotd als de lucliillioek onder welke zij levcu. \ h waar, men zou eenij^c uitzonderingen konnen maken, en 'c hapcrd mislchicn alljcn aan de opvuedi.i^; dat zij niet even zo) verheven en trots denken en hanJc- len aU eotiig^ vrouwen in de wereld. Alhoewel zij haar hiir geheel los dragen, en hjt zelve nojfc opbinden, gelijk tle z'jid-hidiancn, en fchoon nica onder de vijftig niet eenc enkele vind, die ec» kam rijk is, weten zij nogthans vi(>*)r ccnc knappe vccrdi^'heid der viii.",eren, d<>»r een taai geduld, ea door bc A'ondcrens waardige bekwaamheid het zelve zeer j^lad en zuiver te houd.n. Maar wanneer zij gelijk de meeste harer fexe, gekx cid zijn met on- gcdiert, helpen zij malkanderen onderling 'er zich van bevrijden. Eene fcorbutiquc kwaal, gelijkende naar de Hecht- (Ie ttK)rc van Ichurft, benevens teringziektens en vloeijingen zijn de voornaamlte ongefteldhcden welke onder h?n plaats hebben. De eerste kwaal , fdioon zeer lastig, weet men niet dat ooit doodclijk geweest zij , ten ware dezelve ge; aard ging met cenig ander inwendig ongenuk ; ma ir do ir de twee laatste» waimeer 'er eenige ti-cvallcn bij korae-i , worden yeele mans, vrouwen, en kinderen van allerlei ouder-, c . l^ 2 dom s S\ M*i> 4lf ■m l«4 LANDREIS k worden weink'c *cr oud; waarfchijnlijk om dat /ij tan hunne jeugd af te veel vcrmoeijoni^lcn eu afir.at:ingv*n omlerfraan, inct voor zich zclvcn en v ". '':.\ • ^ . ' ■■■' •! ■ »t ', • ^^^■1 4»>'' V\ 'M .! f'^ m z 1^4 ^ r i66 LANDREIS i.'ij Wanneer icmwid Jcr nanz'cnlijlvfte noöru InJir.ncn ilerft, gclüoft nicn gemeenlijk li.u uo^'l veroorzaakt te zijn cl(M»r tooverij of bczwccrin^j; van zoniniig;: 7uitl Indancn of van zomrai^e Esqjim.iiix; m-^ar al te JikwijKs verdenken zij de laatftcn, en tiit is daii ook de voorname reden, waarom zj ftceds dai ..rm en on^^clukkijj volk blijven mishandelen en vervol- gen. Sints ecnigcn tijd nogthans Ie ven de Esqui- maux, die handel drijven met ouze floepen te K a/>/>s baai ie A ave/s inut en in de If^.irisci btgt in vre- de en vricndlchap met ».ie noor:! Indianen. Dit zija zij geheelli k vcilchuldigd aan de befchcmiiig , wel- ke hen, fints veele jaren verleent wordt door de opper- hoofden van het fort der Maatlchjppij a^n Ou. chili tivur (♦). Maar de zulken v.n dien (lam, die zoo ver ri£M uitdflg. Dit fefchied het «ent aai de gewrichten van handen en voeten, die het meeste verhit zija. Geene artsenijen kunnen die ziekte genezen, dewijl 2i; geP.adig blijven roortgaaa vuil ^en morsfig te leven en zich nxtx. wagten voor onreine en bedorvene fpij- zen. F. (^*'j In den zomer van 1756 wajtte een bende noord- Indianen ann Kttapp's taait het vertrek af vau de (loep uit de haven, om oovooiziens op de Esqu>maux nan- tcvnilen , die zij tot den laatsten man oiu iials bragten. Schipper john bern, toen fchippcr •tn de floep, en fcdert Icliipper van het ücht de Thnitij , hoorde inet al ziin volk duidelijk de inspbaan (chooten , zonder nogthani te weten wat zulks bcduid«1e; can, toen hij in den volgendepzorer tertig kwara, voii'i liijhet verfc'.rik- kellj^>k overfclioc njn meer dan veertig vermoordde Es- qui- ;t^' M ^ z .i NA'R DB.v NOORDRR OCRAAN. 167 ver noord waards wonen,, dat zij Reen gomeenrchap licbbcn met onze lllkpcn, word.n meni^nuien de flagt- quimnux, dié lafhartli; omgcbraft warti , en om geene andere reden, dan om dnt tW!.'C voorname Indianen iii den vorUen winter waren overleden. Verfcheiden jaren dasrna lieten de Esqufmaiix zicii nicc moer aaa Knapp'^ batti ziens en die, weilic d»nr thans handel drijven, werdea waarlctiijnlijlk, fedcrt hec bovengemelde oiitelukkit' geval, daar hein gelakt van 't noorden, door de goede gelegenheid vsu naderbij de bjtjchcn en op dtn weg te zijo , om handel te drijven met de il ep~, welke jr-.riijks doar aan konu. 't Is te h('pcn dut d'? maatregelen, do«r de gouvcrncu'rs vsn 't iiiiis van /f^a/ih fort federt eenige jaren gcBümeu, dnadiijx zulke mourdennrijeu In 't vervolg beletten , eu nllcn4;ik}ns het middel zijn zullen «ra eindelijk eene beft«ndije vrienjlchsp tot wederzijds voordeel der beide Dütiën te bewerken. Niettegenftaande de vree 'zame en vriendelijke blijken, welke tusfchen deze b^ide liammen te hnapp's baai ^ Navels baai en ia de fValvisch kogt zicb beginneu te vtriooncn , blijven , noordelijker, op etc vij^adlijkhedcn nog voorddurei, en Je gruwKaamlle aioordenariieu aanh'U- dcn. Het eenige vtear door de Esqr.iraaux . ich befciier- «en, tegen de wo?ae hunner vijand«ii, is hun ver afgcJegen verblijf in den winter, en ózi zij des zo:un:» meest wonen op eilanden en fchier-eilnnrien, waar door zij niet zoo gcraakke lijk in dio japrgecijdcn kunnen overvalloi worden. Doch dit afgexiondcrd ievcn zelf b.le: de noord- Judiaiien niet hen grooielijks te ui::* L 4 ru5- ■yTJ ' ■',-■ • V-, ■; : ' 5 • ■ 1 i'h \ ' H 1^ LANDREIS J t fla,a;toffers van de woede en 't l ü eloof der noord- ]n'.üaiien, die ia 't geheel geen ftout cf luj ^jiiiifti;» vülk ru'ten , en bijwijlen zoo na op de hielen te zitten , dat zij vcrpüclit i'.ijn de meeste liunncr goederen en ^er-^eJIclinipeii acliier ie laten» en doof lunne vijan- den tii laccn veiflroij'cn en rernielen ; het welk een ^root verlies voor hen is, dowljl liet veel moeite, tijd en iirbcid kust om d-t vltIIcs te herlli'll«n, en inmid- dels- het gemis daar va« veel gebrek en onheil veroot- za^kt aan hun en hunne hiiisgezinntu , dewijl zii zeld- faam zich Icvens-ondtrhoud kunnen vericliaffcn zonder liulp van eene mciiij^te dier ariijkels. In 1756 zonden de Eiqulmaux aan Knapp's baai twee tunner jongelingen njet de fljcp mede naar 't Prim ■van ff'allis }ort^ en den volgenden zomer werden zij ann hunne vrienden te rug gezonden, beladen met ge- fch-nlien, «n zetr Yoldsan over de wijze op welke acn hen aan 't fort behandeld had. In 1767 zonden zij 'er een van Knapp\ baai en een van de fValviic't iogtf PU alhoewel zij gedUiCn'.e hun verblijf aan 't furt aar.mertelijke vorderingen maakten, zoo in de zuid Liciiannfche als Engeltchc trien, heeft deze gcr.'.eerfchnp in geenen deele tot voordeel geftrekt aan de Maatfchap- pij, of den hsndel va« die geweatcn vermeerderd. In- deaaad de eeniic voldocrlng voor de groote onkosten van tijd tot tijd, door 't aanneitien dier vreemden, be- llecd is, dat door 't goed gedrag van de hoofdlie- dienden der M;': tfcb: ppij aan Churc'itil rivier ^ zij ten lanfjen lesten de hr.rten dier beide ftnmmen zoo men- fchcli^k gemaakt hebben , üat zij elkaiidcren thaas vrieor* I ■AC NAAR DEN NOORDER-OCEAAN. 169 volk zijn ; ook weet ik bij ondi rvinding niet. dat zij uit baitladigheid zich aan andere menlchcn moor- dcnarijen fciiuldig maken, dan aan de Ksquimaux. Zij zin no/^thans zoo ongevoelig van han, dat zij zonder het miiille mededogen iemand, die geen na bluedveiwand van hun is, de grootfte ellende kunnen zien vriendelijk bejegenen^ d'.ar xlj eenig» jaren te v- rett italkaijdercn bij de ctrste ontmoeting zop-t«n o ver- nieli^u en te verdelgen , ook waren hunne ourlogen zoo afichuvveüjlc, dat zij nooit kwartier gaven, en de flcikdo partij altoos de zwakfte om 't leren brtgt, fparende noch mans , noch vrouwen , noch kiiderct. *t Is (Ir-cbis ureinige jaren geledei dac het bootsvollc vrn de floep, welke jaarlijks alles overvoert waar zij gebrek aan hebben , het niet durfde wagen zich onge- wapend aan aen wal onder de Esquimiux te begeven^ uit vrees van door dezelven vermoord te zullen wordMj, «aar fcdert eerigen lijd gearagwn zij zich befchanfder; zoo dac de bediendea der Maacfcbappij thans vrii en onjjehindcrd hunne tenten bezoeken, altoos welkom zijn, en uitgenodigt worden om met hun te eten vao 't gene zij hebben ; en wetende hoe afkeerig wij ziju van hunue traan olie, ftellen zij alles in hun vermogen te werk om ons volk te overred'cn dat zij de fpijs voor Iien zonder traan hebben bereid ; maar de flank van hunne teuten, keuken geretdfcliap en huisiaad is gemeen* lijk zoo ondraaglijk ais die van eene Groealandfclie visch vaalt ; evenwel heb ik bij hen wilubraad geëteii zoo zindelijk klaar gemaakt, dat ik het een ea an^icr met fmnnk CQ graagte nuttigde. , L5 ' 1 m v;ftl 4p* i '4 m 1' t .^1 m ïfO LANDREIS zien lidcn: over 't gcliccl hcctc meer dan de liclft Van \ ni^n.sclKlom nici.r niedcliideu met hei lijdon en iJe kwilen vuu het gtrin^fte dier. ik lieb er bil te;.cn\voürdig ^ wccst. dat een hunner het gelHvn, de zuchten , het liuriieh k ckerm en de lluiptrek- kingen v.,n die in de hevJi^ftj pijnen den geest ;' f nabootzende, de ganfchc hcnde die hem aantioüide, buiten mij uced uirichaieren van lnchp,en. De noordfikiiancn iegra en hunne dooien nooit, maar laten ahons de hjkcn ter plaatze bij. en, diiar dc/jelve geflorven zijn, zoo dat ze gemeenhjk door woote dieren en whA' ogcis verHDiiden wordv-'n; om die reden willen zij, buiten den grooiftcn nood, van gccne Nosfi.'n, wolven, ravens ci..-. eten (99 . De dood van een naastbeftaanJen doet hen zoo fterk aan, dat zij aile hiini^e kleederen zich van 't lijf' fcheuien en nakend gaan tot dat zommige lieden die mii~.ler aangedaan zijn, hen weder anderen ge- ven. Na t affteiven van een vader, eene mucdcr, een' man, vrouw, zoon of broeder bedrj ven zij, om zoo te Ipreeken, een gansch jaar rouw, het welk zij (pp"" Dat het bij de Nomadifche volken In 't noor- den van /Imerikm ije gewuunie is, de doode lijken aan wilde oierea en roofvogels len prooi te laten, be- hoeft geene bevreemding, 't Zuu vergeef.-che moeite zijn hunne afgeftTvenen ern jirsf te beteiden, d.ar zij door hurne zwervem'e levenswijze misicaien niin- mtr we ier aan de pi acs (lasn te komen, dnnr deze geftorven Zijn, De Knlinukkcn Pi' i fis en zuiiieee eiUn- dtrs doen even zuo, duch de reden daar van is ge- grond in hunue gocsdiensc De£rippen.(|F« )' cko- menden ftaat iiadden. Alhoewel nicn hem geleerd h ddc dcri^clijkc dingen al^i iiuneloos te bclVh uwen, had evenwel zijn gc/oul vcjrllaud hem ingebuczemJ een voiirfi:)raak v^n algcmecnc vcrdraajifaaniiici.l te ziiri, en ik heb hem meer dan eens de heilige pleclKit»ht;den der zuid Indianen met zoo veel inge- toccrihcid zien bij wonen, als hadde hij Vr ax) ved gcif»'»f aan g.;llagen als zij zelf, en niet de/eUde in- petogonheid ben ik verzekerd dat hij zicii gedragen z ludc hebben in een christen kerk en in eene jood- iclic (ijna[!;ofuc; niet met oogmerk van eigen voor- deel , m 'ar enkel zm hij zeidc , om anderen te ftig'en die in zulke plechtigheden geloofden. Duar zij aldus door geen godsdicnst-dvvang weder- houtlen w» ird.n , heeft dit V( JI; Cora m a to n .a n n k ü's cijj-n woorden te gcbniken^ niets te doen dan hun eigen voord(;el, hunne neigin^icn en driften te raad- plegen, en op deze wereld zoo gemakkelijk en ver- iiia:iklijk te leven als zi met mogclijldkid konnen. Zonder .n droom, of terwijl zj op de jagt waren, dix)r een hunner begunstigde Eunjers geopenbaard te zijn. uoo) letitei hunner afgeftonF€ne vrienden in de lacht dan- fen; en wnnneer het noorderlicht ongenBeen helder il, en gedurig van kleur, gedpante en riüting ver- Wtsield, dnp zei5gtn zij, dat hunne afgeftorvene vriea- ^en eer vrolijk zijn, •«-;& i . • 4. • _ • Eeni^ bericht M'e;rem M A T O N A B D E Ei in wfgetis di tUt muntende di^npen^ 'door hem Man zijn P'aderland en ann de Maatfch^ppif der Iludfoni haai bewezen. MAT0NA3BKR was de i(\o\\ van ccren n^ord- Indiaan en van ccnc (lavin, die voorheen j;c\ogt wjl van cenigc zuid India e i^ die ajh *t t*iins vjh H^.i'/it fort te markt kuaiieii met pelterijen enz. Deze echivcnrbindicnis w.is iict werk van i\cn Iic.t ki- CHARD NuKTON, tocnmauls gouverneur, dij hen aan en bij 't tort !i;!d, met het zcUde oogmerk als hij de Indienen * dj hiiiüwn?,ters ^.enaamt werden , deed. Den juiütea ouderdom van mai oNAnnics te bepalen is liet wel m(»ge!i'ki want de inbujrlin- gen dier l/nJll:eken geheel geen letterkennis hebben- de, noch gebruik makende van bjjldlpfakcn, Iclioon zij geen minder ftcrk 'geheugen hei ben dan andsra natiën, kunnen niet naauwkcurig opgeven, of aan de nakomeliagicliap overleveren, in welken tijd dc^ce of. geno Ció»^ Het verliifll van «eVere Eunjeri, die zicli in de lucht, in de bosfc'ieu en !ii de zee onthou.len, Ticcft 2e«r veel overeenkomst met het bijgeluof, tw.Mk in kec noorduosteiij'ic yi/iti bij den flfn!iani;cr:n des Zogcaaamden Schamanifchen godsdienst ]>laaci beeft. £n het kan zeer wel wezen, dat het van den Schair.aüU fchcn godsdienst afkoinlig zij, daar waarlc .liolijlc de ■oord-A mer'ikanea over Jie.'nin^i fiiaat ulc /ijia üljU gekomen . F. U. i/EüL, , M < I ' I %* i \. i J» r.v A-\ fWl V ^, IMAGE EVALUATION TEST TARGET (MT-3) ^ // A f/. ^ 1.0 l.l 1.25 |5o "^^ MBH 12.2 M IIIII2.0 1.4 1.6 /. c*y y ^ Photographic Sdences Corporation ^9) ^ ^ ^ 23 WEST MAiN STREC» WEBSTEr, .Y. 14580 ,716) ï^/ 2-450? i?8 L A N D R t I S !■-;!; gene gebeurtenis plaats had. Hel uiterfte van huntls tiidrekenkunie reikt niet verder dan dat zij zeggen: mijn zoon of mijne dochter werd geboren ten tijde van dezen of genen gouverneur; en zulk een geval gefchiedde bij 't leven van zodanig eert voornaam man Cfchooii deze mislchien verfche de jaren overleden wai-en). Evenwel, naar alkn fchijn, en volgens ver- fch^ide bijkomende omftandighedeii , werd mato- NABflEE geboren in of omtrent het jtar 1756 of 37: en dcvvijl zijli' vader ftierf toen hij nog zeer jong was, oncferiude de gouverneur zich over hem, en nam hem, volgens 't gebruik der Indianen, tot zoon aan. t Kort na 'roverlijden van ma tonabbe e's vader vertrok de heer nor ton naar Engeland^ en de- wijl deszelfs opvolger den jongen niet zo wél behan- delde en gadefloeg f als de heer nor ton gewoon wai te doen 9 werdt hij door desrelfs naastbeHaanden al fpoedig van de faktorij gchaalt, en hij bleef zich zoo lang onder de noord-Indianen ophouden , tot dat de heer perdinandjacois het bewind kreeg over 't Prins van IVaïlis fort^ in 't jaar 175a; wan- neer, uit achting voor den ouden heer norton, (die toen overleden was) de heer Jacobs de eelrftci gelegenheid, welke zich voordeed, waarnam om ma- TONABBEE aan de faktorij te houden, waar hi| verfcbeide jaren gebruikt wierd in den jagtdienst met ZDramige van de bedienden der Maatfchappij, bijzon* derlijk met den laatst overleden heer nor ton (*> (Zoon van den laatst overleda» gouverneur,) en mcc den heer m AGNas johnston (♦*) Ce- (•) Naderhauii Gouverneur, (•*) Schipper raa de ChurshiH floep/ i hunrtflf zeggen: en tijde n geval rooriuam iverleden gens ver. mato* I7j6 of aog zeer rer hem, neiï, tot U . ififc» e's vader , en de* vél behan- » gewoon bedaanden bleef zich tot dat ind kreeg 'ga; wan* ORTON^ de eeïfte om M A- waar hij ienst met ij, bijzon- tTON (*> ) en mcc Ce- NAMt Dirt NOOïlDER OCE/iAN. 179 Gedjrend* zijh lart^ vèiblijf airi én bij het fort was 't gcïn WO uier. Ja. ' ij de z i.l-InJiajifcne twl vol'iconien leerde fpreke T, , en eeni ;e vordorln5 in dü EngeKchp ta.il m.ia > e. Het was ook in Jat tijdvak dat hij e.nij;e km. dikheid opdeel van hcc chiisteii geloof, hjt welk hj a!:of)S bjtuijjJj veel te dep eii duister voor zij 1 b.'irip te z jn. A'il:oewcl hij dweepadKig geloif fljeg dan de [konftenarijen e» ftreken dei' Indiaanfche guicie!i,rs, kon men tiéra evenwel uiet overl.a'e.i ccri^ geloof te liaan aan iets van onzen godid enst of van dien der zuid -In- dianen, die zoo vast in eei.ëa toekomenden ft^at gelooven als eenig volk onder de zoii. Hij hid nogthans zoo veel gezond verftan d ^ eri dagt xgo wél, ;2 dat hij niet meende gerechtigd ti jzijn dga draak te fteken met eeiiige bijzondw're fcdiï^ hoedanig ook dcrzslvcr godsdiendige gevoelens waren. lötegen- deel, hij verklaarde, alle even 2:ei- te achten, lijaar hij befloot.iiit de wereld te gaan gelijk hij 'er Was was ingekomen , na r.entlijk zondel^ belijdenis van eenigcn godsdienst te doen; Niettegenftaandé zijn afkeer van den godsdienst, héb ik Hechts weihij^e' christenen ontmoet, diei zoo Veel goede zedelijke eri minder reg':e hoedanigheden bezaten als hij. 't Is niet mogelijk , dat iemand getrouwer aart zijd woord Of belofte zou zijn dart hijv zijne fterke vcr- kleeftheid aan waarheid ort eerlijkheid zoii den ver- lichtften eii vrdomftén cliristen tot 'eer geftrckt hebben 5 zijn hart gloeide van welwillenheid en lietdadigheid Voor 't ganfciie m2nfch^lij;;e geflaclit (*> 3 zoo ver ziji^ (*^ Ik snoet hior aanmerken, dat toen bij tégca dt Esqttimaux tea (Irijae trok, tan dt Ivoper rivier, ia ■■■74»'' i i0 \, * .* ! -•■?- M 1 ^^>C 180 LANDREIS I »> 'I fi M zijn vermogen en levenswijze toeliet heeft de uit* muntendftc mensch van wien de historie gewaaort, hem daarin niet overtroffen ; en , om geene zijner goede hoedanigheden te verzwijgen, maet ik rond uit zeg- gen. • 1771, zulks geeizin» met zVy goe^'eurlng gefcliiedde ; |,1ntegen«ieel hij werd door zijne landslieilen 'er toe ge- . dwongen; ook heb ik bem hoorcn zeggen, dat toe» £'bij voor 't eer«t d|e rivier bezogt, vergezelt van I-DAT- Dt'AZA, zij Verfcheidc Esquiraauxs oinmoei- teti, aan wien zij, ia Hede van hun te dooden, veel ^Triertdciijkheid bewezen, verüerende hir. varfcheicjien ''Icleene 'artljkels , die zij 'c b«ït konden misfen, en hun Tfln 't meeste nut konden zijn. 't Is meer dan waar» -fchijnlijkrf dat de twee (lukjes ijzer, welke onder het ' 'geplüft'dirde gevonden wierden, terwijl ik daar wai, 'lot dat gefchenk behoord iiebben. ïr werden insgelijks ^eenige lange kralen onder dat volk gevonden , «aar zeer Terfchillend van dil, welke ooit door de maatfchappii 1 der Hudi»m kaai naar de baai gezonden werden. Zoo «int de eenigs wijze, op welke zij ^aar aangekomen zijn, waarichijnlijk door tusfchenkomst van zommige huiner (lammen moet zijn geweest, die gekandelt hadden net d» Penen in flraat Dsvis. '1 Is. oogthans waar- fthijnlijk, dat die kralen door verfcheide htnden waren gegaan , alvorens dezen afgelegen oord te bereiken p Want badden zij onmiddelijk gemeen fchap gehad met de Esquimaux van firaaf Davis , dan zou men natuurlijk "konnen onderfte'.len dat het ijzer niet zoo fchaar» onder h.en zou seweeit zijn, als het fcheen te wezenj dpck 'de afdand is te groot om zulks te vermoeden. •ïAAR DIN NOORDER-OCEAAN. lïi gen, 'dat hij (buiten nog één) de cenii;ftc Indiaan was, die zich ncwit tegen icraand zijner e\enmenfchen tchuldig maalvte aan achterklap of kwaadlpreivcn. Maïünabbeb was kloek van perlbon, hij had ?ene lengte van ten naastenbij zes votten (* , en uitgezonderd dat hij ecnigzins kort van hals was, was, Ijij een der fraaiste en wélgemaakifte mansperlbnei» die ik ooit zag, Zijn kleur was bruin, gelijk die der andere Indianen, maar zijn aangezigt was niet misma^Kt niniige hunner bevcU dat zijn knegt, fnaphaan en fnceuwiclioenen. Want het was winter, in d^ tent zouden gebragt en verzekerd worden i doch to2n Iprong hij van zijne plaats op, greep zijn geweer en 1 neeuwfch(.)enen , en ^ng de tent uit, zeggen Je: dat indien zij gcznd waren hem te icwellen, dit de gefcliüae plaats was, waar hij zijnen vijand zou afwagten, zonder te viee* zen lafUartij5 van achteren aangevallen te worden. 9, Ik ben 'er zeker van , zeide hij , dat ik twee of drie uwer ,, zal ter n'idci fchieten hij vernam dat do' Frjnfchcn het fu.t vcnitld, en alle bedienden der Miatfcliappij we;ge/oeri i.alden, ftak hij daarna zijif hjofl niet wedor op, maa* nam eene gelegenheid war, toen nienaid zijn topmerk vermoedde, van Zidi opgehangen ; c.t.c daa 1 , welke te grooter ver- wondering baar-, alzoj hij de eenigc noord-Indiaan is, dien ik ooit ho( rde r'at een einde aan zijn eigen leven miakte. De dooJ van dezen man was eeo groot verlies voor de miatrc:;appij der HudCons baai^ en haJt ten gev l^e eei allertreurigst tooneel, de- wijl niet minder da:i zes zijner vrouwen en vier zijner kindeien in djn wiutcr vaa 't jaar 1783 van banger ftiervcn, • TIENDE «s V 11HM% tzH KCORDER OCEAAN. iBf O TIENPE HOOFDSTUK. £eft verfl^g van de vcornaafufle viervoetige gieren y y^elke in de noordelijke gewesten yan Hudfons baai gevonden worden. De Bufel, de Eland, het Muskus-rund^ het Hert en de Bever, — Een voor- name misjlagy met beirekking tot de We - was - kish , opgehelderd. tl ' ' . i jpiiren wet hotidstandtn, •— De Wolf, — Vosfen vam ondtffcheiden koleur,— Lynx, of wilde Pool-kat^^ witte Beer, — zwsrte Beer, — bruine Beer^ ^ Wolf beer, — Otttr, - Ktnadafche Otter, - We- zei, — Botitfinf;, — f^eldmarter, — Hermelijn, of Bontfing, pieren met,fffijtMftden. — De 'Muskusbever* — Jiet Stekelvarken^ — De verwisfelende Haas. •— De Amerikaanfehe Haas. — De gemeene Eekhoorn, — De Grond'Eekhoorn, — Muizen van velerlei foort , en de Kastoor-Bever. yierroetige Dieren met gelobde pooien en gevit. dé voeren^ welke in Hudfons laai gevonden u orden ^ zijn ilfj^-'V. Ivl f *:• snt L A N t) R E 1 S 't* 't- zifH (Ifchts artt in f^fttilt ^ te wetm de Walfui tf • V Ztt/aêrd^ — //# R.oé, «/ Zeekoij oj ZeehtnJf — f tn Je Zee-Eekhcorn* De Hschflortftt ^ welke in V zoul wcter van Ihdfort haai f^evotiden ^worden ^ zijn al mede weintge in getiile; numeullijk de zwarte H^'alvisch^ — de uitte IVahisch^ — de Salm^ en de Zee-eenhoorn, Schelp-visjchin , en Uaif>e Schelpen van allerlei foort , worden aan de zeekust ^ nabij Chur chili rivier ^ ge- vonden, Sikvorfchen van allerlei grootte en kleuren ; ah mede erne groott verfcheidenheid van Zee wormen en In* t feiten y altoos gedurende den winter in een bevroren flant', maar aan de warmte van een zacht vuur hlootgefteU rasch weder in V leven gebragt, Ftrflag van cenige der voornaam/Ie Fcgelen^ welke p,'n in de noordelijke gewesten van Ilud/ons baai aantreft, zêO wel van die, welke des zomers daar , heen komen, als die, welke men weet dat W ds ' gfp^^^Uft^ winters verduren: — veeier lei foort van jir enden. — Havikken van allerlei grootte en vede- ren. — De witte of Sneeuw-Uil. — De graauwe of donkergrijze Uil, — De Specht, — De gekuifde Hei-haan. — Phéfant. — Bosch-patrijs, — /^//^? Fa rijs. - Rots -patrijs. - Duif. - Roodborjïige Lijster, — Grootbek, — Sneeuw Geelgors. — Witge- kuifde Geelgors. — Laplanifc'ie Vink, twee foor- ten. — Leeuwrik, — Musch, - Zwaluw» — Fregat vogel. — jimerikaanfche Kraan^ — De bruine Kra4n* — Butoor of Roirdom* — Cemeene fVuIp^ twee O / '^^, KAA* Di:f NOORDER-OCEAAN. 180 9wtê foêfUti. — Spitfnip, — V Roodi Roepir-BtHd, — Pluvier» — Zwêrti Zti-kéti, — Noordfchi Dui» ^ ker, -■ Duiker mei een zwêtten haiu'^ Duikff met een rooden halt,.-' fV:*/« AJteyw, — Grê^iuwê ; Meeuw, — .,V Zwart- Kopje. — Pelikaan, - Dm* Her Gant, — Tweeërlei foort van Zvanen, — G#- meene graaurn Gans, — KanaJafche Gans» -• Af7//# of Sneeuw Gans, — B/aauwa Gans, — G#- hoornde en gegolfde Gans, — Sf iezof* keny zijn velerlei; maar die, welke men het meeste acht, zijn het Mallard-Eend , — hf! 'ang gejioêri Eend^ — dé. fVi'ntertaling , tii Taling, yan de Plantgewasfen , welkt op di hoogte van Church* iU voêi komen , bijzonder iijk de nuttigfte , zoodanige als de beS'dragcnde enz, Kruisbesfen, — reenbes* : y«//, - Heidebes fen, — de tVtiterhtsJ'cn , — zwarti Aalbes fen^ — Jeneverbe^fen ^ — Patrijsbesfeft^ — » jiirdbesfen, — Ooghtsfen,.-* BUau^besfen , e^ een kleine foort van Doornbes, ^ y Kliskruid, Hoe f blad. Zuur ing , Paa^dthhemets^ --. fVish-a-capucca , — ^ack-ashey puck. — ^trfcheide foorten van Mose'i. - rerjc'ieide Jborten vmGr^ en IVikken, :\ De B tomen in deze ho^^e noordfche ffrekers, nabij de zee gevonden, hejlaan enkel in Pijn-, Jenever'^ kleins Populier-bomen, — Kreu^elwilgin^ en krui^ pende Berken, . ♦ ■, , . .:;s A.1 vorens dit werk te btilLiitcii, zal liet niet onge- (chikf \s '<< I mm^ ^•ft«i il' k 'm lüé L A M b ü É I ^ I 1. I!» ' Iv Ichikt zijn CM kort verdas te geveri van de vodn naamili dieren, weike dezj hoo;52 breidtent bezoe- ken, fciioan dö miisten djrzclviii oak veel zuidelij- ker jjlevo.iien wjrd^n. Van d^a buffjl, het maskus- tund, hst hert en d;ii élatil, hib ik bereid j in dit da^^verhaal eene befclirijy/in^ gegefen. Ik ial der- halven wegens'den hitsten (lechts eeOije aaniuerkm:ïcn maken, tea eindi den mistlag te verbeteren, w<.M!;e de heer pemnant in zijn /ir et ie, Zvolo^y^ dour verkeerd onderrigt te zijn, be^ain heeft: op bladzijde ai van dit keurlijk weriv ran^jfchikt hij den eland bij den we-was-lcish, fchjon dit laatfte gewis daar geene geineenfchip m:de heeft. Di we was-kish, of gelijk loranli^tjrt C^choön on- 6i;»en) het de waskasf noemen, verfchild geheel en tl van den élani, zijnde op verre na zoo grdot niet. De hoorns van den vire was-kish gelijkenen eenigzins Éliar die van 't gemjene hert, maar zijn niét gepalmt. Zij ftaan refter op, h-*bben niindet takken en ont- breken den htx)fd(liin. De kop van dat dier Verfcliilt zeer'veel van dat des élands, de fnoet is fcherpcr din die van een fchaap, trouwens *t gehéele uiterlijke viorkomea van den kop is niet ongelijk dien van den ezel. Het baair U gemeenlijk rosiichtig en zij worden veeltijds van de En^elfchen, die de binnenfte ftrjken van 't land bezoeken, *t roode hert genaamt* Hm vleesch is tain-'lijk goed eten; maar hit vet is BOiD hard alg talk, en alhoewel Z)3 heet ni)gelijk geëten, (lolt het in een oogenblik, belet het kaauwen en hecht aan 't verhemelte van den raonJ, 't g:ne zeer onaangenaam is. In de lente van 1775 ki^eg ik op ééaen dag een lading van derden ileJen van ^dic fpijs aan Camifer'iad huiSf als mede twee on- ge. ?>^ NAAk DEN NOORDÊROCÊAAN. i^ gevflde hoofden van dat dier, maar de hoorns waren a^ekapt, een bewjs dat zij deaelven den ganfchcn winter door dragen. Zij zijn de domfte van alle foorten van henen , en maken dikwijls eeti fchel fluitenJ en trillend geluid, niet zeer ongelijk het gobnlk vaii een ezel, waardoor de jagers de plaats gewaai wor- den waar deze dieren zich bevinden. Zij houden zich gemeenlijk in groote kudden bijéén, en wanneer zi) overvloed van weide hebben» blijven zij lang op eene plaats. Deze herten zijn zetdfaam het voorwerp van ó6 jagt der Indianen aan de Basquiau, of *ernioet gebrek zijn aan elanden of ander wild. Hunrte vellen, wan- neer dezelve bereid zijn, gelijken fterk naar die der elanden, fchoon ze veel dunner zijn, zij kunneti gewasfchen worden als kamoes leJer, daar alle de andere vellen en pelterijen door de Indianen bereid, wanneer ze nat zijn geweest, geheel hard worden, ten zij men wel zorg drage dat men ze geftadig on- der het droogen wrijvc. De pcrfoou, die den heer pknnant onderrigte dat de we-was-kish en de eland een zelfde dier zijn, zag nooit een van beiden, en de eenige reden, waar- om hü ze voor een en 't zelfde dier hield, was om de groote overeenkomst in hunne vellen, 't Is nog- thans vreemd, dat zulk een onvermoeid verfamelaar van alles wat tot de natuurlijke hiliorie behoord; als de laatst overleden heer andreas graham» verzuimd heeft dcswegens nader onderzeek te doen: want alle vreemde Indianen, bijzonderlijk zij die na- bij de Basquiau hun verblijf houden, konden hem gemakkelijk van liet tegendeel overtuigd licbbcn. :..■ 'i !; 1'"S sr -. .*. '.i wi^" Dieren I '■ m. .. . Hf* L A ND, R EI j > tl -■(I ■ n tl I ! ^,.,,-,,jr .- Dieren nuf Honds •tahdin»i^. .: Wolven ontmpct nisn nunigniial in de laoiiftrekcti. ten westen van üudf'in har\ zoo woj, op , de k.ile gronden als tubfchen de boofclieii, düüli zij zijn niet talrijk, het is zeer ongenue'i 'er iiioer danAÏnf vier bijeentezicn. Die, vvell;e zigh'.Ja. het we ten tusfchcn de bosfchcn. ophouden, heb ^en gem'jcnlii.fc üc g«vvone kleur; maar de meeste», wcd,kc; door de Ésquiniaux gedood worden, zijn volkomen wit. A'lü wolven aan de Iludfons baai zijn zeer fchuw v;iii menfchcn, maar. wanneer de honger pijpt, volj^^cn eij dikmaals de Lidianen > verf jlieide dagen achter, den anderen, hoewel altpos op eën' afïtand. Zij zijn grooie vijanden van de Indiaanfchc l)Qnden,,,doodcn en ver- flhiden dikwijls die, welke zwaar beladen zijn, en niet bij de hoofdbende kunnen blijven. De noord- ïndianen hebben zich ^yopdel•lijke denkbeelden gevormd van dat dier, mpiiende dat ze hunne Ipijzen niet raauw eten, maar door eene zonderlinge en wpndcrlrire fchran* derhéd, hun allen eigen, dezelve kunnen koken zonder vuur. p.e wijfjes zijn veel Inellcr dan de mannetjes; om, welke reden de nnord-lndiauen menen dat de eerfte het meeste . wild dix)den* Di c g at toe li altoos niet zeker , want ten nourdcn van 0!urchiü\\Sï^ den zij alueme'^*n, den. gan'ch.en winter door, een eenz;.am leven, en worden zelden bij koppels gez-en voor de lente, wanneer zij beginnen te paren, en gemeenlijk den g^nfchcn zomer gepaard blijven. Zij graven aiio.;s kuile^ jn den grond, om hunne jongen voordtebrengen , en fchoon het natuurlijk zij te veron. derftellcn, dit zij in dieti tijd /.eer viniig zijn^ heb ik nogtlians meiiigmaal d.> Iiidiai en nuai; de kuilen dier dieren zien gaan, de jojgen dtn opvatten, en daar r^ NAAR DEN NOORDER OCEAAN. 193 mede fpelcn Ik heb ook nooit een' Indiaan gekent, divi een dier diewn kwaad deed ; inte;];endeel , zij lig- gen ze zeer zorgvuldig in 't nest, en zomtij.ls za;; ik dat zij het aangezigt der jonge wolven met ver- mi II loen of roden ooker beverfdei». De NooRoscFiEof PooL-vossEN ziJH iii zommi(i;e jiireri zeer menigvuldig, maar gemeenlijk meest zoo op do kale gronden na. ij de zeekust. In weerwil van 't gene men van die dieren verhaalt, dat zij floclits eenj iii vijf of zeven jaren de kantoorei of faktorijen ko' men bezoeken, kan ik verzekeien^ dat 'er in de twindg jaren geen jaar is, of men dood 'er een meer- der of minder aantal van te ChurchVl^ en ik yvcct, dat 'er drie jaaren aan den anderen niet niin'der dan van twee tot -vier honderd fluks jaarlijks gedood zijn binnen de dertig mijlen van 't fort. Zij komen al- toos van' 't noorden hngs de kust, en vertoonci zich gemeenlijk te C'iurchill omtrent het jmidden van otJto- ber, maar hunne vellen zijn zelden goed voor no- vember. Gedurende dien tijd worden zij nooit ver- volgd , maar men laai ken gerust in den omtrek van 't fort hun beftaan zoeken, tot' dat zij al lengskcns bij- na zoo tam als huisdieren worden. Het groot getal dier dieren, die in zommige jaren aan de Chwc'üll komen, [kctmt daar niet in eens in eene fcende, want het vierde gedeelte daar van zou onder weg geeri voedzel kunnen vinden ; maar wanneer ze bii 't fort komen, leveren de roippen der doodc walvi^fchen, als me^e de huid en anderen afval, waar van traan gekookt is, hun een overvloedig beftaan, èn daarom blijven zij in den omtrek van 't fort, tot dat hun getal door de genen, die geftaiig van 't noorden daar bij ko- men, zoo fterk vermeerdert dat het bijna ongelooflii< is. IL D££I<. ]^ WatH ïi Ik-, , '.t .1 'T m ft \ s '■'V-K '^ Wi 1^4^': yi 1^ ;.!. «94 LANDREIS Wanneer hunne vellen goed zijn , worden *cr vw« Ie vallen en fnaphanen geplaatst, en dan wordetr de m esten dier dieren ii) een maand tijds gevan- gen, alhoewel men 'er nog cenigc weinige, den ganfchen winter door, ziet Ik weet dat *cr me- nigmaal bij de veertig lUiks in oenen nacht gedooi zijn, binnen een halve mijl van 't Prins van fyal. iis forty maar zulks gebeurt zelden meer na dcit ccistcn of tweeden nacht. Wanneer de Churchill rivier tot aan haren mond met vast ijs bezet is , trekt het grootfte gedeelte der overgeblevene witte Vüsfen die rivier over, als dim nemen zij himneii' weg naar 't zuiden, en vcrfameien in zommige jaren in groote menigte aan 't Tor^^ fort en aan de Sevcrn rivier, — Of zij alle gcuoodl worden, of wat 'er van de zulken wordt die ontkomen, is zeer onzeker. Maar 't is wel bekend dat geene clerzelven immer weer naar 't noorden terug keeren. Behalven dat zij zich gemakkelijk in een val laten vangen, zijn ze ook zoo oanoozel, dat ik 'er ver- fcheiden heb zien fciiieten terwijl zij bezig waren met eten, even ah men de musfchen bij een dorschvloer of bij een koomfchuur fchiet , zomtijds drie of vier in ean fchot Deze jagt ii altoos zeer gelukkig bij maanefchijn nachten, want over dag blijven zij gC' meenlijk in hunne holen tusfchtn de rotzeu en on^ der het bömijs, op hoog waterpeil. Deze d eren verilinden malkanderen even gereede- lijk als zij anderen dieren doen , welke zij in eerr llrik of val gedood, of door een P'nphaan gekwetst vin« den; hier door worden 'er zoo veelen vernield, dat ik» in de vallen, meer dan honderd -twintig vosfen van ▼erfchillcnde kleuren heb verQondeti en vemietigd lÜMr vAak den NÖORDEROCEAAN. tj/5 gczidri, «i(X)r hun ciRcrf ras in den tijd vMi eenett winter, binnen een iulve mijl van 't fort. De nituurkundi/^c Ichijnen verlegen wègèris dé plaats waur deze dieren voordtjclen, doch dezelve ïs ongetwijvelt overal langs de zeekust, daar zlJ zich ook geltaJig laten vinden. Veeleii hunner wer- ivm hurine jongen nabij Uiurchil^ en ik heb hen iri Verbazende menigte gezien langs de ^aiifchc westkust vai JHuiJons haait en bijzorider dan de' Kaap der Esqtii^ maux^ Navels 'èaai en de H^alvisch boj^t^ als mede aan Marmer ^eibruL Zoo dat wij met cenige zckqr. heid zeggen mogen, dat zij voordteclcn langs de geheele kust, welke zij gedurende den zomer be- wonen. Zij hebben gemeenlijk van drie tot v^jf jon- gen ter eener dragt, nooit zag ik 'er meer b'j ceno Oude. Jong «ijnde hebben zij meestal cenc roetach- tige kleur, maar op 't laatst van den herfst, worden de buik, de zijden en de Klaart licht asch graauw; de rug, de pootcn, een gedeelte van 't aangezicht en de tip van den ftaart veranderen iri loödklcur; maar als de winter daar- is, worden zij volkomen wit; de ruggegraat en de punt van deri ftaart zijn de laatste pla;(tzen, welke in die kleut veranderen, cnl weinige zijn 'er, die niet eenige donkere haairen dert ganfchen winter door aan de tip van den ftaart be- houden; Wanneer ze jong gevangen worden; kan men zé Beiriaklijk eenigzins tot huisdieren ntaken, maar nooit zag ilc 'ér een die zich graag liet ftree- ien, en ze zijn altoos zcsr önverJuldig als men zé opduit ol vast ligt< WiTTE VOSSEN, die öp"eén itóer grobten aMand van de zeekust gedood worden. Waar zij van niets anders leven dan van konijnen, muizen en patri|« « V. i' ii "■ 't . v1 N 9 9Si.n« I9IJ LANDREIS «■ ,» l lea* zijn gansch geen onfniikclljk etcti. Op I^f^"* mer-eihnd heb ik 'er gelchotcn, die niet minder (hiakt'lijk waren dan ccn konijn, vvaarfchijniijk oiu dat zij enkel Icclüen van cijeren en jong gcvoi^cltcv maar om rn nubij Chuickill tivitr 'i\]\\ zij zoo vun^u^ ah traan-olic. De LYNX, Locn? of wir.DP. kat, wordt maar fdiaars gevonden ten noorden van Churchiij rmer , maar zij is dezeüdc als die welke men bij n.enigte ten zuid* westen vind. Ik heb dcrzelver f'porcn befpcurt te i. hut chili ^ en ze zien dooJen in de nabuur(cl);ip van *)^i»k f'oit^ daar ik van haar vlccscli geiten hcbbc, het zelve is blank en ten naasten bfj zoo goed als dat van -en konijn. Naar i!c meen zijn ze grootcr dan ze in pennants j1r6iic Znl (fy bcfchrccvciï Worden; zij naderen lïooit de faktoiij aan üc Umi' Jóns kaai ; zij vernielen vcele konijnen ; zeldfaam verlaten ^'zij een (Ireck waar konijnen komen, alvo- rens zij ze bijna allen gedood licbben. De POOL ofNooKDSCHE wini iKEu , fclioon gemeen aan de zeekust, wordt zelden in zijn wintcrvcrblijf door jemand " der noord -Indianen gevonden, uitge- zonderd omftrecks Churdill fivier ; ook racen ik dat de Esquimaux er weinige of pcene van dooden in dat jaargetijde, ton minsten heb ik gedurende een verblijf van veele jaren aan Churchili rivier zei. tien door de floep een wintervel van 't noorden zien aanbrengen. Misfchien dat de Esquima x, wanneer zij eenige dier witte beeren dooden, de vellen tot ei.a,on gebruik hoHden; want in dat jaar/r.etijde is het haair van dat dier zeer lang, en op de huid wel gcftofiecrd met wol, ookiizijn ze opmerkelijk rein €B wit. De winter is de ccnige tijd van \ juar dat ecu NAA* BIN NOORD IIR-OCE AAN. tgff \^ [^ «en zoo traanachiigc huid als die van da*^ dier, met fnogelijivlieid iun gereinigd en bereid worden door dat volk, zonder *t litair te bcfinccrcn, dat hun al- toos tegcnftaat; wjnt fchoon zij traan nuttigen, dra. gen zij zoo voel mogclijlc zorg Imnnc itlccdcrcn 'er hiét' mede te bemorsfen. Om één dier Imeerigp vellen in den vv/ntcr te bereiden, (Irekkcn zij het zetve, zoo ras het dier gevild is, op een c(ft plek fn*cuw -,grond uit , en aldus uitgerekt blijvende, wordt het door de vorst zeer fchielijk zoo hMd als een eiken plank. In dien ftaat fchrabbcn de vroti- wei) 'er al het vet af tot aan den wortel van 't hair; zomtijds laat men het in dien (laat een gcruimcn tijd, en wanneer het van de fneeuw wordt afgenomen i hangen zij het in de open lucht op. Hoe fcherpur de, vorst is, te ftcrker droogd het, endoor den wind he^n pn weder gcllingerd, wordt, liet met 'er tijd cö door een wcinigje lliirabbeiw volkomen gedwee, en pels en l\m Viiinccn alllcrfchoonst wit. IJlcrtcn- bevcr'- ^nptter-vcllen, op die maijicr tcf^roogen, maakt der- zelver vacht zeer' wit, maarniet lenig > 't welk Waac ichijnlijk toetefchrijvcn is aan [het digte weefzei en de dikte huiiner vachten : daar de vacht van den beer, fchoon een ispo (groot d^er , opmerkelijk dun ctt fponsachtig is (Vt • •; .,. ■ ' ■ Tft (▼) *t U i«t bij zonden, ^d«c< de poolkrilig fteerM zeldea in den winter op *t Und stngetroiFen worde» t men meend derbilren, dat zij zich op *t iji begeven ea in dat jaargetijde zlob nabij het ftrand opbouden , terwijl 4e wijfjei^die bevrucbi zijn, befcbuttiug zoeken lengt dt «oom^i d«r hoifchea, en aldaar diepe kuUti ia de diep , N3. «; ■/ I' > ':. ^ 1 '.'. > ... ik •II '. < ■■'i l|3 y. L A N D R B I 8 r Pc tWARTr BBEREN zijii nict zeer talrijk ten nootw ^m van ChurthilK Hunpo levepswtjzc ia dczclfSe alt fc ftteeuw-hpoptr. grtveii, wtlke ai] vindan kynaei, alwaar ze in een (laat van bedrijveloosheid, co aon- |iér vptdzel blijven^ vaa 't laacfte van december en ]anuarij af tot laat in maart, op wellien tijd sij buq* ne holen verlaten, en zich met bunna jongen, dia gf« veenlijk twee in getal zijn, naar den zreliaBt bega- ren., NiettegendaanJe de magtiga grootiq van dez« cii^rfn, wanneer zij volwoifen zijn, zijn bare jongen jiiet 6*'oo(ar dnn konijnen, en wanneer zij baar kol in ipraart verlaten, heb ik menigniaalen gezien, dac zl) niet grooter waren dan een wittt voa , en hunne voet« fpooren in de (beeuw niet grooter dan een Engelfchei Icioöti; daar die Van de moeder ten minden vijftlea 'duimen lang en negen duimen breed waren. Zij teeleii )eng voord of ten minllen alvorens zij balf volwaifen >tjni'w«ü^ ik heb) wijfje* gelchoien, die olet grooter •warèii, dan een Lóndeni kalf, met melk in hare nihn* Üi^n; de v<>lwasfepe9 j^ijn gemeenlijk zwaarder dan da trootlQie van 9nzc gcmeéije oifen. Ik heb *er eens eca 4ien dooden, wians'^chter poot bU den enkel afge* J|u^t, vier en vijftig ponden weegde. De manuetjea bobben een been in hunne roede, gelijk de rekel hond, flB -^lljvia ÜIj de koppeling aali *t wijfje vast. Hun fpeeiK;H|jd geloof ik niet ;! dat nanuwkeuri^ bekend is t wsacfchiinljjls is die iii juli] otf augustus, want in die tijdyee, heb ik manigwei/de jagt op hun bijgewoond tb cpvondcn , dac de mannetjes zear gehecht vraren «aiïMBxAnc wijfj^ST zoo Mda: het maocet^e de vaorpo HAAR BEN NOORDEROCEAAN. 199 tfs die van Je overige foort, fchoon het land, *| welk zij bewonen, vrij wat ver&hilt, van dat der zachte lucbtilrecken. In den zomer zwerven zij herom om besfen enz. te zoeken, en zoo ras de wintct naderd, kecren zij naar hunne hulen te rug, welke aUoos onder den grond ;ijn , en gemeenlijk , zoo niet altijd, aan de zijde van ecne klcene hoogte. Do becren, welke de zuidlijke gewesten van Amerika - be- ten flocf om het wijfje, en zicli Het doodfchleten Iie?er d«Q het te verlaten. Ik beb Menifmalen deze dieren gezien en gefchoten ten naasten bij twaalf zee- nijlen van 't land af; maar zoo dra de leute naderd, Ichijnen zij door inftindt naar *c land gedreven te wor- den. Alhoewel dit dier een zoo verfchriküjk voorko* iien heeft, fchijnt het den mensch uiM van nabij te ' durven naderen; naar wanneer men hen wat te nabij in *t water volgt, vallen zij gemeenlijk op do boot aan, grijpen* de riemen^ y/xlngtn die uit da handea der fterkfte bootsgezeMen, en fchijnen. bege^rig zich aan boord te begeven ; maar bij dergelijke gelegenheden li . \iti bootsvolk altoqs gewapend met fcbletgewïer et pijlen, om zulk een onwclkomtn gait te weeren. Htc flecsch vaa dit dier, in d<(Q winter gedood, en oiec te 01)4 .zijfidip , \i gansch geen oaaangeqaam eten • zclfi «ijn de. jonge betrtjéd in 4e I^nte eene lekkernij. ]>• wijf jea.li ebben fleehti twee tepeli, welke tusfchen ha- re voorpoten geplaatst zijn, Pe beste aftekening , welke ik van dit dier gezien hebbe, it die van des Üeer w b i ■ s s, , onder dt plaaten » welke in da Jaah i^t rfisbefchrijvlng van c ook v«orkOBtM* W4 ■« ' N i 't ■ ' "I t ' .r-, !l f ,<'' %yi LANDREIS 11*1 't: ■|l..f: bewonen, nemen, zci:t men, hun wintervciblijf In holle boomcn, tloch ik zaj; op mijne to^'.ien in 't noorïen geen boem, welke daar toe zou hebben kunnen dienen. De wijl^'laaizcn dierbceren, welke zich onderden grond begeven, zijn in den winter gemakkei jk te ontdekken, nan de rijm, welke omtrent den nwtKl van het hul Iiangt; want laat de fneeuw nog atx) diep zijn, de hiite en ademtocht van het dier, bc« let den mona van 't 111.I geheel gefloten te zijn. Zij wijken lemccnlijk naar hunne wi^iterkwariicren voor dat de inecuw i'anmerkcijk ]n)eg ligt, en komen dun niet weer nviar buiten (ten ware zij ontrust worden) voor dat het ilcrk begint te dooijen, het welk in deze hooge brcedtens zelden voor 't laatst van maart of het begin van apiil is; 200 dat de Weinige zyyarte beeren, welke deze koude ftrekcn tewoncn, gezegt mogen worden, vier maanden,, zon- der voedi;cl, te leven. Jk ben J)ij hci doodcn van twee dcrzelvcn in den winter tegenwoorjig geweest, ^n men zegt, dat de noord. Ii.dianen zifh van de- zelfde wijze bedienen, als bij dé Karafchatdalcrs in gebruik isj want zij maken altoos den mond van he^ hol toe met houtblokken. Vervolgens breken [zij iri den top ^n dooden het dier met een fpcer of fnap^ ^aan ; m.ar het laa.ftc hond en voor lafhartfg eh /verkwistend. Dewijl het voor den beer niet moge. ïijk is te ontfnapperi of de ' Ihdiarien èenig leed toei- tebrengen. Zomtijds werpen zij oen ftrik omi den i.als van den beer,- en heen hem bij den kop digt *an de opening, en dutxlen; hem. met. een bijK Schoon deze dieren maar jseldtn.teu noorden van ChurchiU cc^en wordcua zJjö'^ iVJiflwel zoo verbazend veelei? tus- VAAK MN NOORDER OCRAAW. tol lUifchcn Tork fcrt en Cumbn'sntk huis^ dat ik in 17:4 Vr elf in ccnen dag za; dixidcn, maar dcrzclver vicesch was afichuwclijk van Iniaak. \ Was in de niiiand van junij lang voor dat *cr ccn'gc fruit riJp wa« , bij gebrek , van 't welk zij volkomen van wa; tcrinrtct.'n leven , welke in zonami;,'c nicircn,die wij dien dag uvcmokkcn, iii verbazende menigte wa- len *). ,^ De wijrc op wc'ke de becicn deze infeé^en van- gen, is met de mond ipen te zwemmen op dezelfde wijze als de waiviülchen d cu w. nneor zij op den ^c-lpinntkup a^cn. r^ict een ccnigen beer vycrd dien (•) De Un-ften, vin welke hier ge(\)rok«n worde i sijn v»n cweederlei foorc; de een ii tei naasten bi) zwart met een fchild zoo hard •!• dat van eea tort en eenigzias gelijk aan een fp-inghaan s deze foore fcliiec mee groe t gemak en met veel fnelhetd ëoef \ water. De andere fuort ia bruin vau kleur, heeft vleugels, en U zoo week ais de gewone drek^vHegi* De laatdt foort is wel de tairijklle, en wordt ii^ zommige meiren door windvlagen in zulk cent menigte ter nedergeflagen , en zodanig op malksnderen geltoopC) dat zij *er ilLe ilerven en grooteu ftaok verwekke^U want ik keb ménignalen op mijbe binnenlandfcht togten van Tork fort bet lujo» onmoogüik gevoudea om in zommige dier waters ; te landeQ^ uit hoofdf van dèn ondraaglijken flank dier infeétcn, welke op xomni|;e Iploatzen , :.in verrotte.ibpopen ter hoogte vao (wee en drie voeten Uigen^ 'c I» oieer dan waarfcl ijnjijkt l^at de beerea zich voeden mee deze ^doode infe^eq^ j fel' 4 i (■V ; Ji J^^ ■4 'm '>\i ,1 r.i •: il; ' 'i' Il 1 u •y fW 'LANDREIS. dico dag gedood of liJj had zijn maap; zoo vol va» die inict^tcn (alleen) als ooit een varken de nianji vol lud van graan, en als men hen opcnfnccd, waa de dunk ondraaglijk. Ik heb nogthans in dat v>ocge jaargetijde van zuniroi[;c bceren gcé'tcn, die zeer goed van 1'maak waren , maar deze deden wij op tufifchen de bosfchen, ver van de plaats, waar deze infedlcn zich ophouden , en zij hnddcn geen fDdtr vocJfel gchud, dan gras en andere kruiden, Na haf jujij, wanneer de beslèn beginnen te ripen, Jtfjn ze een lekkeren kost en blijven zoo tot de vol* gendc junuarij en fcbruarij; doch laat in de lente» o'jn ze door lang vasten een nare en droogc koüt. De noord indianen dooden, *t ganlchc jaar door, een igroot aantal dezer bceren i maar gccnê aanmoe- diging kan hen weerhouden, alle die in goeden fl.ia^ zijn to verzengen , zoo da( de weinigo vachten , wel- lij goed houden en ter markt brengen , alleen van dio l^eeren zijn, wier vlccsch niet eten$waardig is (*>, Indcdaad den beer te villen, bederft zijn vlccsch, jiclijk wen dat ym een biggetje of rpcei|varkcn djcu t (*) De zuid Indiaoen laaktn dikwijli df jonfc bte* ftQ am en tot huisdieren, en aemcnlite daar toQ ^oogaU het Dfit, zoo dat ze nog niet kuinen eten* Bij die gelegeéheid 'noodzaken delidianen ne TTouwen* (Alt nog zog i^ininne borsten ktbben, die dieren te zo- 1^ Een hujvbediëndvn Tan dt-Mustfcbappij, iiaac f ATH genaamd, die niét aiindcr wöcat Wilde zijn dan «ijne Inciinanftbe 'ïMkkers , : dwong net geweld zij» vrouw', die oiliBg« bat» fuig«ad Undcverloreo badé ec« jongtn be«r te-zos;ea«v n •• v t'-j's a'!••■^v'^ '4> ia^ Ril, ^' nAAK BIN N00ROER.0CEAAN, ai) poude roet het zelve te villen. liet zelfde kan men jfcj^f^cn van de zwanen (van wier vcllcii of vachten de Mautldiappij onlangs een handcltalc gcmaalctheeft^ mdjrf zouden 'er duizcnde van zwanenvnchtcn jaai- hjlcs ter markt kunnen gcbragt worden door de India» oen die handeldrijvcn met de bedienden van de Müatfchappij van Muajont baai aan de onderfcheidcno zetels oin die haal. Brui.vb «ëchen worden, zon ik meen, nooit in do |UM>rd Indiichc landilrcckcn gevonden \ maar cons heb \k de vacht van een' verbazend grix)tcn grijsachtigen beer gezien aan de tenten der Esquimaux aan do Kopermijn rivier '^ men zegt, dat v*ele van die beo» ren niet ver van die plaats haar jongen werpen* De woLFBXiR is in de noordCclie gewesten zoo vcip als de Koper rivier y en misfchicn nog verder, %q* meen; zij bewonen zoo wel de botfchcn als de kalo gronden ; want de Esquiraaux , ten noorden van Chur* i/r///,düoden *er vecleu van, wanneer derzelvcr vach- ten op het best zij;i^ een bewijs, dat zij de go- (Irengftc koude kunnen uitftain. Zij zijn triag van gang, maar hunne verbazende fcliranderheid, fterkte pn fchcrpe reuk Vergoeden rijkelijk dat gebrek « want zij worden zelden in eenigen tijd van *t jaar gedood, wanneer zij niet voorkomen zeer vet te zijn: een groot bewijs, dat zij goede voorzorgers zi^, wat de fierheid , welke zommige aan dit dier toefchrijven betreft, daar van kan ik weinig zeggen. Ik weet alleen^ dat zij veel moed en (landvastigheid bezitten, want ik zag eens pen derzelven zich meester maken van een hert door een Indiaan gedood ; en fcboon de In- diaan het dier tot op twintig roeden naderde, |tót het zijn proQ^ niet los, maar liet ziph op liet helt dood ^•/ V '>-'* \ . \ i V p«f L A N D R E 19 jflood- fchieten. Ik heb ccus iet dergelijks van een Jjjiix. of wilde kat gezien, die zich insgelijks lict| duuU /chieteni, liever dun zich haar pr(X)i te laten ontnemen. De woU'beeren hctl'c nïcn dikwijls een hort ann een ^üif zien ontiieraen , eer de wulf tijd liad zich aan h gedoodde dier te vergasten. Jndcdaad hunne ver- Jbazendc fterkte en- lauge fcherpe klaauwen , ftcllcu hen in Haat, zich lano; LC^en cenig dier te verweet aren» dfi boeren zelf niet uitgezonderd» Tot bewijs .van hunne verbazende kiacht, zal ik enkel zeggen, :^at eenige juren gdeden, 'er écn te Churchill was, :^ie, het grootrtc gedeelte vun een zvvarcn houtftapcl, in welken brandhout, voor den ganfchen winter was, en in de rondto racer dan zeventig roeden hield, ora ver haalde, (,)m bijdèii voonaad te komen, welke al- •dftT verborgen \vz< door cenige bedienden van de JVia'atfchappij, die naa:!' de faktorij 'gingen, om 'er •de kersmis dagen door te brengen. Zie hier de •daad; het dier had eenige weken in den omtrek van •des volks tent, welke omtrent agt mijlen v&n de fak- 'torij af was, ror.d gefnuffeld en "rij wat vfitnieling aangeregt onder *t wild, dat zij in. vallen en ftrik- Mtxt gevangen liaJden, en verfcheide: vosfen- verfloiv- dfiB,, welke men met geplaatfte fiiauhanen gedood ihadjiraaar de woif^^eer was te loos, om. zich door •val, (bik of fnaphaan te laten verkloeken. Het volk 'dut :deh diefdchtigen aart van die dieren kende, nam ,«00::'h« mejende de beste voorzorg,, met het oter- jfcU)t van den vii'orraad, welk het niet verkoos naar iliQt.f.Tt over teii brengen, in veiligheid te ftelle», .fAii^dipn .^inde p^Hte. het alles in bundels en plaat- *M hetvop jden |op des houtftapels, omtrent twee |b41?ii . \|a hm» tent, weinig denkende, dat de luu', wolf- '^ NAAR DÉN NOORDER^OCEAAN. ao5 Wolfbecr daar bij zoude komen ; doch toen z\] terug keerden, ftonden zij niet weinig verbaast den liout- llapel geheel omvergehaald te zien, Jchoon 'er onder het hout gehcele hoornen waren, welke naauwlijks door twee man kondon getilt worden. Dr ecnige reden, welke zij geven konden van het kwaad door dat dier verrigt, was, dat in zijne fO'Xmir om bij den buit te komen, zoramige van de kl^enlb bonJcls naar binnen gevallen waren, het dier, liever dan do helft van zijn buit te verliezen, alles omver haalcl". De zakken met weitemeel, gruttcnineel en erwten waren aan (lukken gefcheurt, en alles over de fnccuw verfprcid; maar het overige, als osf.nvlec.ch, ham, fpck, wiidbraad, gezouttc ganzen, patrijzen enz. van cenc grootc hoeveelheid, wa.^ alles door hem ver- voerd, — Deze dieren zijn grootc vijanden ran da bevers, maar de levenswijze van deze laatllen belet, dat zij niet zoo ligt in hunne klaauvven vallen als ver ie andere dieren. Zij richten in den zomer gnwte verwoesting aan onder de vosfen, wier jongpn alsdan kleen zijn ; luume fclierpe icuk ontdekt hen de holen, en indien de ingang te kleen zij, ftcit hunne kraci't hen in ftaat dien wijder te maken, waarna zij voedfter en jongen düodcn. Kortom zij zijn de vcrilindendlle dieren in dat land. (*) Otters O De heer gr au/m zegt: dat zij himae woningen hebbeu in de klooven der roezen en in holle boooien. Hec eerikz erken Ik ; ma^r ik geloof> dat noeh de heer GR. AH AM» noch ifiTiand Van de bcdiendei der Mnac* flhapplj,, ooit eei Toorbeeld vaö 't laatile gezien heeft. Trouwens op alle mijne binüeulnndfche togtea om d«' ^ Hudfom '.' r I.. Ü' s'^'ê ■ ■\ Èi$ LANDREIS Otters zijn tamelijk véél in de rivieren van Church^ i/i, tot op de breedte van 6a' i hooger noord lierirt- her ik mij niet *er eenige gezien te hebben. In deri Winter ontjiouden zij zich gemeenlijk aan die plaatzen der rivieren, waar watervallen cf fterke llroomjn xijn, welke in de koudfte winters niet beviiezcn, om dat zij aan die plaatzen meest alroos overvloed vari visch aantreffen, en het openWater hen een vrijert Overtogt leverd naar den wal , waarheen zij zomtijds den visch gaan eten , dien zij gevangen hebben ; maar gemeenlijk plaatzen ^ij zich op het iji of op een fteen in de rivier. Dikwijls ziet men hen in het inidden van den winter op eenen vérbalzénden alftand van eenig bekend open water, zoo wel in de bosfchen en op opjnvlaktens als op het ijs van groote meiien^ maar het is liiet bekend wat hen tot dié plaatzen leid; misfchien eeniglijk tijdverdrijf, want zij zijrl niet bekend eenig wild op het land in dat jaargetijde te dooden. Wanneer zij in den winter tusfchen dé bosfchen vervolgd worden (waar de fneeuw altoos \oi en hoog ligt) duikelen zij terftond onder dei fneeuw en banen zich daar onder eenen wég, maar de be- weging van de bovenfneeuw maakt dat men heri fchielijk kan nafporen en inhalen. De Iiidjianen doo- den'er veelen van met knodzen, als zij op de fneeuw jagt op hen maken; maar zommige dezer dieren zijrt jEoo moedig, wanneer zij te nabij vervolgd worden, dat itudpms baat, 2ag ik nooit een hollen booni itefcliH^'^ tot fchuil- of woonplaati voor eenig grooter dier dan mar- ters^ jtckasof wejack», reel minder voor den quiquehatch of beer, zcio aii zommigen verzekeren {ezien te hetyb^eif.^ iiAAi. DEN NCX)RDER-OCÈAAfi. "uff dat zij zich wenden, en den vervolger aanvliegen* en €\] bijten zoo vinnig dat de Indianen 'er b&.ig voor zijn. Behalven deze wijze van hun te doodcn, be- dienen de Indian^ zich nog van ecnc andere, welke tiven zeer gehikt, namenth'jk door zich zelvcn te verbergen op den afUand van een fnaphaans fchoot van de plaats, waar de otters gemeenlijk aan land komen, en daar zoo lang te toeven, tot dat zij bef water verlaten ; van deze laatftc wijze maakt men het meeste gebruik bij maanlichte nachten. Zij Ichie» ten 'er ook veelcn, teiwijl deze dieren met eikande- ren in *t water ^len, ecnigé weinige worden in Vallen gevangen. Aan dit gedeelte, even als aan de andere gcctecltens der baai, vcrfchillcn de otters in gi'ootte en kleur, naar den ouderdom en 't jaargetijde. In den zomer* wanneer het haair zeer kort is ^ zijn ze meestal zwart!» maar als do winter nadeid veranderen zij in een fraai donker bruin, uitcezonderd een kleine plek onder de kin, welke zilvergrijs is. Deze kleur be- houden zij den 'ganfchen winter; maar in 't laatst van de lente (fchoon .lang voor dat zij van haair verwisfelen) worden zij dof roestachtig bruin, zoo dat iemand, die deze verwisfeling vfQcty met zeer veel naauwkeurigheid zeggen kan, wanneer hij de vellen ziet , welke te koop aangeboden worden , dtri fuisten tijd, wanneer het diw gedoodt is, en de vellen naar derzelver waarde betalen, riet getal hunner jongen verfchilt , en is van drie tot vijf en zes. Zij vereenigen zich in de koppeling even gelijk de hond, en zoo als alle andere dieren, die een been in den penis liebben. Ik zal van die foort alle dè zullcen opnoemen, welke mij 'm deze ftreken bekerd zijni *4» i i'tl ! ir.6 L A N D R Ë I d Tl^ *i uil ■;, :i eijn: als beeren van allerlei foort, wolven, wolfl^ce- ren, vosfcn, marters, otters, wajaoks, jackashes^ fkunks en hermelijnen. (*^ De jACKAsciï ckleine Kanadafche qtter) is gewis geen ander dier dan de klecne Kanadafche otter, want 2ijn kleur, grootte, en manier van leven, ftcramen volkomen overeen met de bofchrijving van dat dier in d-' Atc'üc. Zool'gy van den heer pknman i. Gelijk ëjn grooten otter Worden zij dikwerf gevonden in den winter, verfcheide mijlen ver van ecnig wutcr, en dikwijls vangt men ze in vJIeu, welke voor de marters gezet worden. Men me^d dat zij van muizen en patrijzen leven, even als de marter; aan den kant def rivieren of kreekén, nogthans leven zij gemeenlijk van visch. Zij zelv' verfchiilcn vaa den anderen zoo zeer in grootte en kleur, dat de heer pennant zich gemakkelijk heeft konnen ver* gisfen in de foort, welke hij voor een ander dier naar Engeland zortd. Van alle dierert, die ik ken, laten zij zich het gemakkelijkfte tam en tot huisdieren maken, uitgezonderd de groote fooït van veldmuis, welke men den ruigftaartigen muis nocmdj want in zeer korten tijd worden zij zoo gemeenzaam, dat het bijna niet mogelijk Is hen te beletten u tegen de beenen of het lijf opteklauteren, en nooit toonen zij zich beter in hun fchik, dan wanneer zij op iemands fchou- 't (*) Öe otter fpeelt graag; een zijner gellefdfte tij dkor- tiogen is, naar dei^ top van een' hoogeii (neeuwboop te klauteren, zijne Yoorpoten achterwaards te buiden, en zich naar beneden te laten glijden , zontijdi wel twintig roeden ver. i' ^khn DtN NOORDER-OCEAAN. iü> Ichouder zitten; maar als men hen boos maakt of tergt , lozen zij , gelijk de fkunk « een' zcec onaangename lucht. Zij flapen zeer veel over dag» maar loopcn 's nachts overal rond, en fnufFclcn waar zij wat kunnen opdoen om te eten; zij brommen als zij aan 't eten zijn, en dulden niet dit men hun iets af- neme, zelfs dulden zij 't nietyandcgcncnaan wienzij het meeste gehecht zijn; ik heb 'et verfchedon. gehad, maar hunne gedadige liefkozingen maken hen lastig, zij loopcn telkens in den weg, en lozen zoo dikwijls eene onaangename lucht, dat men vies van hun wnrdt. Alhoewel de wejak (wezel) (♦) én skunk (bun- fing) nooit gevonden worden in de noord Indiaanfche landflreken^ kan ik evenwel niet nalaten optemcrkcn: dat geen fchrijver ooit de ftinkende lucht^yan den fkunk of bunfmg te zeer overdreven heeft Toen ik pan Cumberland huis was, in het najaar van 1774, doodden eenige Indianen, die hunne tenten op die. plantaadje hadden, .twee van die dieren, en vergastten 'e£ C*) De beer gratiam verzekerd^ daè dit éltt zich Veel liBfs de kreeken opkoud en vim yisch leeft $ die evenwel zlja de |>laatzeii ■lec daaè zij fewooniijk' hni verblijf hebben; ik twijvel nogihans niet of üj etei visch, zoo zij dien ergens oi» 't land vlndèa; ^élijlc andere vleeichvretënde dieren doeiij kaar zij zlja fchuw van 't water even ali de huiskat. Zij bèkiim. inen dé boomen, vanjcn patrijzen, muizen en kohijnea even zoö vlug als de wezel. — Men kan ie tani èn tot huisdieren maken; zi} houden veel van,thée- bfideren, hcbbei een aang«name muskuslucht bij ti^k én fpeten graaf, II.- VLEU ^ i* 1». ! 18 h/l. ■ rer LANDREIS 'er zich op; doch de plaats, daar dezciven geplengd en ontweid werden, word zoodiiiitj; vervult met die ftinkcnde lucht, dut na verloop van een ganfchen Sinter, en toen de fncciivv in de lente reeds was weggedoo'd, de llaiik evenwel nop; ODverdraiieli jk was. Men heeft mij noftthans vertel 1 , dat het vleesch van dat dier niets van die lucht heefr, zoo men flcchts zor.'e dftt men hij de ( ntweiding het zal;je , wcike dit verbazend vocht inhoud, dat zij't vermogen hebben n.ar willekeur uittewerpon, ongekwetst wcgnenie. Ik twijvel ook of zij wel in flait zijn hunne ii>ine zoo ver uitte Werpen als men voorgec^ft; cok denk ik niet dat hunne urine die pestige lucht he::ft; want ioo zij die had, 'zou de landftreefc, daar zj zicli eel ophoudef{, zoo fterk daar naar (linken, dat noch iDcnsch noch dier 'er met gjnnegcn mix kunnen leven. ^ De GEMEENE VELRMARTER word in dc mccstc oorden van deze landftrcek gevonden , en fchoon zeer fchaars in dat gewest, het welk men bi-paal- delijk het noord-Indiaanfche lani noerad, word hij evenwel door dc Indianen, die tot aan dc grenzen der zuid Indianen omzwerven, bij menigte gedootl , en '/r ja.i5lijks,ch a*n de. faktprij te Chur chili handel mede gedreven. ,.ï n^irriaa. ; De HERMELIJN H gemeen in deze ftreken, maar OV,ei% geheel nog menigvuldiger , op de kale gronden, in opene vlakt? ns of broek! and en , dan in de bosfchen ; waarfcïiijnlijk om dat dc muizen ïn de eerde plaatzen talrijker zijn dan in' de laatfte. Jn den Z'jmer zijn zij van cén tanig bruin, n:aar in den winter van eén ïielder vvit het ganfche 11/ over, uitgezonderd ann de |>urtt vtn den ftaut, v;e2ke van een glanzig zware is. Naar hunne kloekte zijn ze dc ftètkfte en nux- i.i ^ . dig- i'l i ! ' ,J' 1. k I NAAR DEN NOORDHR-OCE*\AN. m digrte dieren, welke ik ken; dewijl zij niet alleen patrijzen doodcn, maar zelfs op de konijnen aaovallcn en daarin flagen. Zij nemen zomrijds hun verblijf in den omtrek der buitenposten en provilie'.oi itzen , wellx'e tot de fakto! ij bciiourcn , en ïchoon zij daar wel eens fchade doen, ver;;ocdcn zij. zulks rijkelijk duur iiet düoden van cenc menigte muizen, welke zeer veel» vuldi;^ en vernielende zijn aan de meeste kantcx.r^in in de baai» ik heb mij zei ven veel moeite gegeven om dit allcrfchoonftc dier tam te maken, maar liec gelukte mij nooit j want hoe langer ik het hield, te rusteloozer en ongeduldiger het wcrdt. Dieren met Sni j-tanden. De MUSKUS ROT of MUSQUASH, of 200 als dö natuurkundigen hem noemen de musku.^-bevkr, i* gemeen in deze ftieken, gemeenlijk zich ophoudende aan poelen en diepe moeraslèn,^ welke in deii winter niet droog vriezen. De levenswiji:e van deze foort van dieren is bijzonder, en heeft veel overeenkomst met die van den bever, zijnde %i zomraige opzichten voorzorgende ; zij bouwen woningen, om zich te belchutten tegen de geftrenge koude in den winter; maar in ftede van xJie woningen te maken langs de Itanten der poelen of broekige gronden , gelijk de bc '.er, bouwen zij dez^lven gemeenlijk op 'yjs, zoo haast het fterk genoeg is, en op een grootcn affliand van den oever, altijd zorgende een gioot gat in 't ijs open te houden, waardü,.r zij in 't water naar hun voedzel kunnen duikelen, het welk voor 't grootfta gedeelte beftajt in gras-wortels ; in de zuidgewcsteu leven zij veel van een welbekenden wortel CuUnr.us ^romaticus^ of calmus, geheten. De ftof, van welke Q 2 zij « ii:r .i ■ M'' It» i» LANDREIS all hunne woningen bouwen, ii mod.ler en gras, htt welk zij van dcii gron>^ ophalen. Het gebeurd zam- tijtls bij felle winters dat de waterholen binnen hunne woningen bevriezen, in weerwil van alle hunne po- gingen om die open te houden; wanneer zulks ge- beurd, en zij geen voorraad van levensmiddelen heb* ben, cet.de (lerklle den zwakftcn, tot dat endclijk van de bewoners van eene g.infclic woning flechts één eenige overblijft. Ik heb verfchckle bewijzen gezien ter bevestiging van de waavheil van 'c g«ne ik hier zegge j want als men hunne woningen openbiakv vond men *er de gcraamtens van zeven of agt dezer dieren in, en maar één enkel levendig dier over. Alhoewel zij bij gelegenheid visch en ander dicliik vocdzel eten, gebruiken zij gemeen) i k het rcinfte; ook is hun vleeseh zelf een goed eten , wanixier ze vet zijn , vooral wanneer zij zindelijk gezengt, in heet water afgefchraabt , en hun vleeseh vervolgens gekookt wordt. Zij laten zich gemaklijk tam maken, en wol- den ras gemeenzaam; zij zijn zeer rein, fpeelcn graag en geven eene ongemeen aangename muskuslucht van zich; maar zij gelijken zoo fterk naar een rat, dat weinige 'er van te onderfcheiden zijn. Indedaad het eenige, welk hen van de gemeene rat onderrchcid, behalven dat zij kloeker zijn, is dat hunne achter- pooïen ,\>ïced en vliezig, en de ftaart, in ftede vi^u rond, plat en fchubbig is. Alhoewel ik hier boven zeide, dat de muskus bcvM gemeenlijk zijn woning op het ijs. bouwd, is zulks evenwel niet altoos zoo; want in de ziiider-gewesten der Indianen, bijzonderlijk omftrecks Cumberiand hui^^ heb ik in zommipe depe moerasfen, welke bezet waren Tiet beziëu en lang gras, vcifcheide ei- landjes iil'ii KAAE J»EM NOORDEROCEAAN. 1:3 hndjes of heuveltjes «.gezien, welke door de fclirandcr- heid dier dieren aldaar waren opgeworpen ; en op de toppen dier eilandjes hadden zij, gelijk de bever, hunne wocjnirgen gebouwt, van wcikc 'er veclen zeer ruim waren. L)c toppen dier woningen zijn de geliefde broedplaatzen ' ' ^r ganzen , welke aldaar hunne jongen voordbrengen , zonder te vreezen van door vosfcn of door eenig ander vcrflindend gcdicrt, de arend uitgezonderd, verl ondcn te zullen worden. Stekelvarkens zijn zoo fchaaps ten noorden van Churchill rivier^ dat ik mij niet herinner 'et meer dan Ees gezien te hebben gedurende mijn bijna driejarig verblijf onder de noord-lndianen. De heer p e n n a n t merkt in zijne yirtie Ztoht^y aan, dat zij altoos twee jongen t'eencr dragt voordbrengen, het één levend en het andere onvoldragen (*), maar nooit heb ik 'er een voorbeeld van gezien, fchoon ik in verfcheiden oorden van het land *er heb zien dooden in onder- ' fcheidene tijden van bevruchuging. Het vlcesch van het ftekel varken is zeer lekker, en word van de Indianen zoo hoog geacht, dat zij het voor de grootfte lekkernij houden, welke hunne landftreek opleverd. De pennen worden van de vrouwen ftcrk gezogt, die 'er .allerlei fooi;t van verüerzels van :-":v ma- O Dit bericht werd aan den heer pehnant ge- geven op gezach yan den heer graham; maar 200 als ik hier boven reeds zeide , dat ik 'er in ooderfchelden tijden barer bevrucbtigins heb zien dooden , zonder dergelijke misdragtea gcw«ar te worden , za) , hoop ik » genoegzaam %ijn om allo dwaling desaaogaande tegentegaaa» - 03 V . f4 ■•- i. *n 'M' i"j M, ïï^' 4 ld t 4% ! ^-1 '• t •u LANDREIS maken, als kogel- of hagcl-buiikltjcs, gordels, kousfo banden ^ annbamleu cm. l)c wijze , op welke deze die- ren koppelen, is zonderling, want hunne pennen laten niet toe dat zij de gewoone manier der viervoetige dieren volgeiv Om dit ongemak te ontwijken , liggen zij zich zomiijds op hunne zijde en vcreenigen zich xooi maar anders gaat het mannetje gemeenlijk op zijn rug liggen, en t wijfje wandeld over hem heen, van zijn hootd af beginnende, tot dat de teqldeelen mal- kandercn raken. Zij zijn de ecizaamftc dieien, die ik ken, want in deze ftrekeii van i\\z llmlfo'^s Jfint\ waar zij het talrijklle zijn, is het niet rcmeen 'er ergens meer dan één aantetrclTen. Zij zijn zoo aan- m^.'rkclijk traag en loom, dat onze Indianen, die met pak- ken van fort tot fort gaan, hen dikwijls indeb^omcn zien zitten, maar als dan gcenc gelegenheid hebbende om ze medetenemen, iaicn zij ze tot hunne teruji- komst blijven, en al komen zij een weck of tien daj];en daarna eerst weder, zijn zij evenwel verzekerd hen binnen een mijl van dezelfde plaats te zullen vinden, waar zij ze te voren zagen. Vossen van onderfdieidene kleuren zijn i» deze ftreken niet fchaars, maar de inboorlingen, zulk een zwervend leven leidende , dooden 'er niet vel jn. 't Is zelfs iet vreemds, dat buiten de witte geene andere löort van voslèn, op eenigcn aflland van de bosfchen, op de kale gionden gevonden wordt; want zoo lang >er handel heeft plaats geh:id met de Esquimaux ten noorden van Churchiil^ herinner ik mij niet dat 'er door hen oöit anderen dan witte vosfeu zijn aange- bra,'',t. ' - De VERvwssELENDE HAZ€N zijn menigvuldig ten noorden van ChutcniU riyia-^ en breiden zich uit tot \ op NAAR DEN NOORDER-OCEAAN. ais op de noordcrbrcccke van 71* en mi.^fclucn no;< ver- der. Zij verkiezen meest rotiacl»rii;e en OccJiacluigc plaatzen aan de zi>onïcn der bufclclui, ulliocvvel vele dcrrciven de il'lftc winters op gc\\cd kale ^runden d(H)rllaan. Ii) deij zomer hebben zij ten n.iaütenüij de kleur van ons Engelsch w.ldkcnijn, ni.iar in dcii winter nemen zij over 't gelieele ligchauin bet reii.lU wit aan, uiigezond^-rd aan de toppen bunner lep Is, welke zwart zijn. Volwasfcn, en iu goeden lltat, zijn zij groot en wegen veertien of vijluen ponden, en niet te oud zijnde levcrd bun vleescb een i,oed eten. In den winter leven zij van lang rogge gras cn van de toppen der takken van kreupclwil;;en, maar in den zomer eten zij besfen en allerlei lc)ort van kleene kruiden. Dikwijls fcbet men 'er ccnij!;en aan Ue zuidzijde van C'u/rchiUrin'er^ en 't is bekend, dat ni«t ver van bet kantoor dier plaats^ vecle ilicr dieren hunne jongen hebben voordgebragt. Zij moeren fchielijk vermenigvuldigen, want toen wij lut J'i's van IVa!l>s jxrt ontruimden in 178» was bet zcldraiini £?n ecnigen van hun te zien bmnen de twintii? of dertig mijlen van die plaats, maar bij onze terug- komst in 178^ vonden wij ze in zulk cene menigte, dat iemand gemeenlijk 'er twee of drie in één' dag kon fcliicten, ünoen een halve mijl. van het nieuwe kantoor. Doch gedeeltelijk misfchitn om dat 'er zoo veelc gcdoodt , en gedeeltelijk om dat de overgeblcrvenen. zoo dikwijls ontrust werden, hebhen zij elders hun verblijf genomen, en zijn tegenwoordig zoo fchaars in den oratrelc der faktorij als ooit. De roord Indianen volgen eene zonderlinge wijze in^ het fchieten van die hazen; door lange ondervinding wetende, dat deze dieren zich niet regtftrcéia laten O 4 na- s \ 1 M L A N D R B 1 Bui": j' 1- • .■*•; ','! '■ l^ TincJcren, gaan de; Iiicl'ancn, wnnnorr «Ij een haas licn liRgen , in een kriiif? rond dciizclvcn , welken krini^ zij telkens al kiccner en kleener maken, tot dat z\] den haas eindelijk onder 't fchot krijp;cn. Als het helder weder is , is het midden van den dag do beste tijd ora de hazen op die wijze te fchicten; want voor- en namiddag is de zou's hoogte 2^.0 gering en de fchaduw van een jager zoo lang over de fnceuw, dat de haas 'er van verfchrikt, alvorens men hem nabij Rcnoeg naderen kan om te fchwtcn. Het zelfde kan tncn van de herten zegj»cn, wanneer ac in de opcne vlaktens zijn, dair ze mcnigmalen meer verfchrikt worden van de Kingc fchadiiwen dan van den man zelvcn. De AMERiKAANscim HAZEN, of, gciijk ZTJ in ffudm fons hnui gcnaanit worden, do konijnrn, zijn niet pvcrvloedig in de ooslerdrcken van het noord- In Jifcha laiullcliap, noch zelts in die gcdeeltens, welke tiw- 1'chen de bosfüicn in liggen. Maar naar 't we^ten, grenzende aan het land der zuid- Indianen, zin ze ^p zekere pliatzen tamelijk menigvuldig, fcliooa geienzins te vergelijken bij de menigte van dezelven aan, Tot k fort ^ en aan eeni^c andere kantoren aan du iaau ■'■■' Het bont van deze dieren, wauneer zij in het beste gedeelte van *t jaargetijde gedood worden , kwam éenige jaicp. geleden weinig in aanmerking bij de bontwerkers. Maar onlang* heeft de maaifchappij bevolen zoo veele hazenvellen overtczenden als 'er te bekomen ^:iin; allen zijn ze van geringe waarde. Het vlecsth yan deze hazen word algemeen meer geacht dan dat der vorigen. Den ganfchen winter ^r ziju ze een goed eten, en fcliDon zii gemcenlijjc KAMI DIN NOORDER'nCnAAN. iif leven van Uc takken der dcnne- of bcrkeboomen, zijn Vt nogthans veclc nooril-lndiancn , die het invc- wand van dj maag eten. Men maakt *cr zeulen veel werk van in den zomer, dewijl /e in Jat juar» getijde vont geenc goede fpijs gehouden worden, maar in den herfst of beslcntijd zi n ze eci» zeer f(ocde kost. In de lente werpen zij hun wincrvacht af, en g< durende den zomer hebben zij ten nuaMcii- bi) (Ie kleur van het Ëngclfche wildo konijn; maar wanneer do winter naderd worden zij wit. Hij een betrokken lucht kan men ze gemakkelijk met het roer fcliieten, maar gemeenlijk van{;t men ze in lbikk«.u, in 't begin van dit werk reeds befchrcvcn. De GhAiEiNrt EKKHooRNs zijn in *t bosachtig ge- deelte van dit land menigvuldig , en worden door do Inboorlingen bij groote menigte in ftrikkcn gevan- gen, terwijl de jongens *cr vecle van dootien met llompe pijlen. De wijze om ze to vcrftrikkcn is crnij^zins zonderling, fchoon zeer eenvoudig, bcftaan- dj alleen daarin, dat nicn een aantal (hikken om den boom fpant, en dezelve zoo plaatst, dat het bijna niet mogelijk is voor de Eekhoorns om naar beneden te komen zonder zich te verwarren. Dit belioord gemeenlijk tot bii tijdverdrijf der Jodp gcns. — Alhoewel deze dieren kleen en z«ldcn vet zijn, leveren zij nogthans cene goede fpijs. Het fchoone en aartige van dit dier detd mij po[i;en om zommige van dezelven tam en tot huis- dieren te maken, doch zonder daar in ie Hagen; want alhoewel vcrfcheiden van dezelven zoo gemeen- zaam wierden, dat zij alles uit mijn hand namen, en op de tafel zaten aan welke ik fchreef , en zij zelfe met mijne pen fpeelden, enz. wild^ zij eveuwt;! O 5 zich • 9 LANDREIS 'I ' IK' zicli niet laten bjhaiidclcn of ftrojlen , maar doeden allcilci kwaad, kua;;ciide de zittinj^cn der (beien, * do gU • en bcti-gordijnen aan Hukken. Zij maken ccn artijkcl van liandcl uit bij dr maotlcluppij , maar daar zi meest in den zomer gcdoixl worden, zijn Iiunne vellen van weinig waarde. j De r'.itKii'»ü«N VAN *T VLARK» VBLD, word uOolt in Je bo.>)acbtJge rtrckcn van Noor d -> Jmetika gevonden, maar it> zeer menigvuldig op de kale gronden ten ihxMden van Cnvc'ill tivier^ tot op de breedte van 7i® en waarlchijnlijker nog nooidelijkcr. In grootto zijn ze ge ijk aan den AuKrikaanlliien graauwen eek- hoorn, maar veel IchiiOiier van kleur. Zij jt'aven hunne K)len gemeenlijk tuilchen de roticn en onder fin>ote lleenen, maar zomtjjds langs zaudige grub* bels. Zij doen in den zomer hunnen winter voor- raad op, zt-o dat men hen zelden in den winter op de ibtcuvv ziet. Zij levcir ge i eenlijk van gras zo- den, van de mall'che toppen van kreupel wilp;en enx. Voor t meeste gedeelte zijn zij tmgemcen vet en rmaktlijk van vicescli. Zij worden gemaklijk tam gemaakt en fpoedig gemeenzaam. Allengtkens laten «ijszcli (Ircelen als ccn kat, zij zijn ongemeen klecn, zeer Ipecizick, en in j!;cenen deelen zor» ongeduldig en rustlüos, wanneer zij opgefloten zijn, als de gemce- De Reklxiorn. . ;..^ ;, . M.MZKN zijn in alle de (Ircckcn v%r\ nuifom htini IC r mcnijTvulüIg tn zeer verfchcldcn. De broek- otV mocra.sli taihd mnuf) \& de grotnstc f(M)rt der muizen in de nourdcr ftieeken der iiuiom haai^ zjnde in grootte welni;;i minder dan eene gc- n;?cne rat. Zij graven altoos onder (Icencn aan dnx>- gc kanten, doen geen kwaad, en hiren zicii Z(k> ge- nmkkelijk tam niak.cn,, dat, wanneer men ze volwas-' lèi9 vangt, zommigc binnen een dag 6f twee volko' men gemeenzaam worden ; zij laten zich graag flree- len en liefkozen, 7.0 dat ze u om don hals en in den Ixv^/em zullen kruipan. Des zomers zijn ze gvaauvv, des wir.ters wonlen ze wit, maar zij zijn in g.'cncn dcele zoo fraai als 't witte hcrmclljntjc, In vl.it j:uirget jde krielen i-ij van klccne luizen, geen Z'j'sde d'.'el zik) groot als een kaalmijt; Indcdaad dat ongediert \& zoo klcen , dat men het op 't eerste ge- zicht vof>i ecne rosachtige (lof zoude houden, maar \"\\\ nabij bezien, is alles in beweging. In een groot fclioon dier van deze foort, in \ midden van deu winter gevangcMi, vond ik dit klegie ongediert zoo menigvuldig, Jat bijna ieder haairtje bedekt was als een ftr()o-ri<; met uijcn, en als dit ongediert tot aan de tipjes van het hair naderde, mogt men zeggen» dat het de kleur der muis veranderde van wit hi een bleek bruiu. Ik L.id iu dien tijd een uitmun- tend microscoop, waarmede ik poogde dat ongediert te onderzoeken, en mij te verzekeren welke gedaan- te '4 h- m ■'i 4i I »«> LANDREIS/ é\ te hetzelve had; maar )tet weer wa^ zoo fel koud, dut Je glazen tcrftofid aanllaegen doo- mijnen adem, alvorjns ik een, oo^ 'er aan kon brengen. Dj aghtervoeten van dczj muizen zijn volkomen gilijk die vaii een beer, en de voorpooten zijn ae*^ \yap«!id mee cene hoornachtige zelfftandigheid , welke ik noot in cenige andere foort van muizen ontdekte, en welke wonderbaarlijk gefchikt is om den grond wegtpkrabben , waar zij verlangen hun verblijf te ne- men. Zij zijn menigvuldig aan zoramige dier fteen- achtigc kanten nabij de faktorij van Churchill^ maar naderen no>>it bet huis of de buitenposten. Zoo 't fchijnt zijn zij^ zeer aan hunne plaats vri bonden, en begeven zich nooit v^rre van hunne woningen, zelfs niet in den zoniQr, en 's winters ziet men ze wei- nig op de vlakke fnecuw , een fterk bewijs dat zij in den zomer de voorzorg, gebruiken om zich van levens* middelen tegen .den gurca tijd van 't jaa»- sc vc. -'it • Jfiervoetigs dieren^ de p.oote/t als een vin aan een gegrosüt. Wat aanbelangt de vieivoetige dieren met vinnen aan de pooten , van dczpi vind men maar weinig aan de f/ud,^j'is bia.. De walrus of 't zeepaard, en de zeerobben zijn de een-gen, die ik ken. De wALiujssEN zijn talrijk omftrecks Merrij en Jon ei' s eihinfisH^ maar nog menigvuld'',er aan een kleen eiland, Zeepnatd- eiland geheten, 't welk ïn den regten weg na:ir fVahisch-bogt gelegen is. In juli] 1776, i)p mijne reis naar 't noorden van Church' ill rivier^ zagen wij in 't voorbij zeilen van Zee^ pna^ds eilaul een aantal dier dieren langs het ftrand licgeo » maar zoo haast wij 'er ecnig^ draaibas- * fen HaaA dei* NOORDER-OCEAAN. mi '(!''', '■n vtn aam met vmnen fón met kogels op a%efchoten hadden, fcheeii de pan- fche baai in beweeging. Het grootste gedeelte van hun begaf zich te water en vecle zwommen niet vcri'.er d n op een afftand van een musketfchoot om höt fchp heen. Elk, die aan boord was, dccdt zijii best om hen te dooden, doch zonder te (lagen; Want de meesten, die gedood wierden, zonken plot* zeling naar den grond, en die, welke doodelijk ge- kvvtst waren, wisten ons rog te ontfnapven. Waarom deze dieren paarden genoemt worden, weet ik niet te zeggen ; want zi^ hebben niets aan zich dat naar een paard gelijkt. Hunne lichaamen, vinnen enz. zijn juist als die van eenen ongemeen* gtooten zeehond of zeerob, en de kop is niet onge- lijk dien van dat dier, uitgezonderd dat de fr.oct wat breeder i.< , om plaats te geven aan een paar groote uiift^kende flagtanden van de bovenkaak. Deze flag- tanden en de roode gliï flerende oogen geven hun een ftuut en geducht voorkomen. , Gemeenlijk worden zij in verbazende menigte bij een gevonden, het wdk te kennen geeft, dat zj de gezelligheid beminnen; hujine genegenheid voch: eikanderen is ook zeer zichtbaar, dewijl zij zich altoos om dezulken Icbaireii, die gekwetst zi'n, en wanneer die zinken, vergezellen zij dezelven tot op den bodem, maar komen fch'elijk naar boven t^ rug, en msken dan een vreeslijk gehuil; van alle de tweeflachtice dieren, die i'- kein, toonen zij bij wijlen de minfte bewustheid van 't gevaat 't welk zij van den mensch loopen. Zij vallen dikwijls kleene l)ooten aan, enkel uit dartelheid, en verfchrikken daar door niet alleen' bcc bootsYolk» vim: brengen bet in groot gevaar, war-t i II», •S '' ^'■^Y WA ■•'i 1', t ■ .ij; :f 223 L A N D R E f 8 want zij zoeken altoos de boot met hunne (lagtan- den aantckla i pen , of trapten in de boot te komen, Ichoon men niet weet, -^^lac zij ooit het volk eenig leed toebragten. In 't jaar 177Ö werden 2C)mini;ie Matroozen, die jaarlijks naar 't iioordcn var>.n ora met de Esquimaux handel te drijven , door een groot aantal dezer dieren belprongcn, en in weerwil van alle pogingen om ze van de boot anehouden, was 'er één onder, kleener, maar ftouter dan de overigen, die achter over in de boot kwam, en na aldaar voor een poos het boots volk te hebben zitten aankijken, weder in zee fprong bij zijne makkers; in dat zelfde oogenblik kwam 'er een ander van cene verbazende grootte over den boeg binnen; na '!c middelen vrugtloos aanj^ewend te hebben om 'J ;en zulk een onwelkooir. bezoek te verzet- ten, im dè haiponier een fmiphaan op met ganzen hagel beladen, zette de tromp te,/;en den fmoel van 't zee lier en fchoot het dood; het zonk terftond en werd van alle deszelf- overige makkers gevolgt. Het volk roeide daar op met allen fpoed naar 't fchip, daar zij juist aankwnmen , alvorens de zee- paarden gereed waren een tweeden aanval' te doen, welke naar alle waarfchijnhjkheid niet zoo wel zou hebben afgcloopcn als de eert.te, want de zeedieren fchenen vergiamt over het verlies van hunnen mede- makker. Deze dieren zijn van verfchillende grootte naarmate van den ouderdom en van andere omftandigheden ; zonomige zijn niet grooter dan een oude zeerob , maar men vind 'er ook onder, die niet minder dan twee ton gewigt wegen. Het vel en de tanden zijn voor de inboorlingen , vau HAAR DEH NOORDER OCEAAN. 333 vsin de meeste wnarde, wai^t het fpck is hard en kraak bccnig, en het v)eetc!i gruf, zw;.rt en taai. Men vind deze dieren zelden op het vaste l:in:!, 't welk aan de Hudfont baai grenst, r.och diep in baaijcn, rivieren of inhammen, maar zij houden zich gemeenhjk op in klejne eilanden, en aan de zand- banken, op eenigc 1 atïland van den waf. Dan, de- wij deze plaatzcn verfcheiden mijlen ver, gedurende den vvin.er bevrozen zijn, is het natuurlijk te den- ken, dat zij zich in dat jaargetijde aan den kant van 't water, ""tusfchen het drijf- ijs ophouden; men meent , dat zij voomamentlijk bertaai van zeeplan- ten of van rivier- en niisfchien van fcliulp-visch, want hunne drek llmkt geweldij?. RiaoriN, /liRKAi.vew of zeeiiondbn ziin gemeeo in de meeste ftreken vau Hudfons haai ; maar noor- delijker op nog menigvuidigcr. Zommige dier die- ren zijn allerfchoonst gefpikkeM , zwart en wit , andere hebben een vuile graauwe kleur. De eersten zijn gemeenlijk klcen; maar zommige andere grocijen tot eene verbazende grootte , en derzelver veHen dienen de Esquiuiaux tot het overtrekken of beklee- den hunner kanoos , tot ftuf voor hunne laarsfen en fchoenen en tot lappen voor hunne kleeding. Ook zijn die vellen dit volk tot groot nut, w.mt zij be- waren *er hunne traan enz. in voor winter gebruik; zij maken 'er zakken van, welke zij opblazen en ge' ruiken tot boeijen bij 't visfchen naar den \yalvisch. Het vleesch en vet der zeerobben woi;dt vaii de Esquimaux waardiger gefchat, dan dat van andere zeedieren, de zalm niet uitgezonderd. Men weet, dat bchalven van deze zeedieren, de Httajons baai en Straateu veel bczogt worden van den ZEE- ■••. < ■'m v-;? r 't .'U M ,'^^^' f» ! 'M ■M'ifij m xEE-EïMiooRN , fchoon ik nooit *er een van gezien heb» bc. Derzelver hoomen nogthans word«jn meiiigmalen gekogt van onze vriendelijke EsquimaUx , die Waar- fehijnlijk dezelven in ruiling tegen arldere goederert krijgf'n, van die ftammcn, die verder noord op hun verblijf houden; maar de inboorlingen konden rcij nooit zeggen of de huid der eenhoornen glad wai als die der walvisfchen, of hairig als die der zeerobben j ik meen dat ic ^lad isé i'rf •;fl W P^isch foorteth ^ f)e visfchch, welke het zout" water vari Éndfoni haai bewonen, zijn in weinige foorten onderfcheideni dö ZWARTR WALVISCH, dé W.'TTE WALVISCII, ZAL^t (6n eene kleehe vi5ch, kepli>o genaamt, (een IboJt Van fmelt) zijn de eenigfte foorten van zeeVisch itl die ge wc ten. De 2wAiire WAtVifcii wordt zdmtijds bei^uideri Chtirchill rivier gevonden; ik heb aldaar iri den tijd Vaft twintig jaren 'er drie zien dooden, Maai* hoord» waards , bijzonderlijk digt bij Marmer-eiland , zijn ze inenigvuldiger; dan, nicttëgenftaande de r aatfchajJpij aldaar eene visfcherij onderhield fèdert het jaar 176^ tot 177a, beantwoordde die zoo weinij; aari hare sti* Wagting, dat zij 'er meer dan twintig duizend poni den fteriing bij inichöot; waarover men ich nieé zeer behueve te verwonderen, winrieer lóen over» Weegt de moeilijkheueu en onkosten , welke zoodanig eene ondernenling verzeldeii; want daar het niet mo- gelijk was, die visfcherij regtftreeks van Engeland doortezetteil, moest al het volk dat daar aan te pas kwam, het ganfche jaar door op groote kosten 9 ^^ . . daaï' !n van gezien heb* ,rd(in mcuigmalen laüx, die Waar- artdcrc gocdcrert ier noord op hun ngen konden rcij loornen glad was üc der zeerobben* /ater vari f^ndroni^ rten ondcrfcheideni WALVlSCn, ZALRt ;enaamt, (een fooJt tn van zeeVisch iti I zdmtijcis be^^uiden : aldaar tri den tijd oden, Maai^ noord- rmet"tila:^d , zijn ze de de r aatfchaiipij [edeit het jaar 1765 reinig aan hare vcj?- Ivintig duizend pon^ iver men *ch niet 'inrieer men over. :en , welke zoodanig ,; daar het niet mó- ceks van Engeland at daar aan te pas groote kosten, e^ i«AAIi. BSN NOORDER OCEAAN. %s4 daarenboven nog aan de baai onderhouden Worden. De h.irpoiiiers titokkcn niec minder icd^r dan << 5c* (lering sjaars, en 't fch epsvolk trok van vijtciört tot viif- ei -twintig pondeii het Welk t(J fani-m mét de wedde der k^p-bi cii, de flijtagie en reparatie» der fchepen, benev ks andere bijkomende onkosten ^ naauwlijks eenig vcordeel aan de maatfchappij over- liet, ;ils men rekende dat de fchepen jaarlijks een zeker getal visHjhen zoudert vaiigeni Integendeel^ in de zeven jaren da' de maatfchappij deze visfcherij gdandc hield, werden 'er ilechts Vier zwarte walvis* fchen bij M rmer-êilnml gevangen < Welke op één na, zoo kleeii Waren, dat dezelve bij de Gi'oenland- fche reederij niet eens voor een visch zouden gere- kend 2ijn (*). Maar de ' Hudfom haai maatfchappij met eene edelmoedigheid, wdke haar tot eer ftrekt^fi fchoort zeet wel de regels w.-^tende, welke bij dö Gtroenlandfche reederij worden in acïht genomen, be- taalde dezölfiie premie voor een zuigeriden vlsch als voor een visch van de eerste grootte* Wc Tja WALvnsciJEN Zijn in deze gewesten me- nigvuldig. Vooral van C '.ester field s inham tot T)rk^ fort of Hay's rivier ^an de westzijde der baal, en van (*) Ifc h«b wel gehoord dat gééa walviscti, dooi" onze Groenlaudsvaarders gevangen, een prijsvtsch ge- noemt word, dat is, dat *er geene prtfmie betaald word an eea harponi t die denzelvea fchiet^ teh zij de langde balija, gcmeenlük waivisch baard genoemt^ de lengte van zei voeten hebbe; daar die der viï- fchen,- in Hud/ons baai gevangen, zelden meer daii vier en een halve voet konden halen. iU PSEL4 P V »»^ h '. ■•! ' 1 v«.* I. » , ' 'I ^' "«'«Am LANDREIS Vin Kiap Smifh tut S/u Je rhter laH de oostzijoe. Aan Uc westkust worden de niecstc gevonden, en wel iiuii de uioudca der Vüuinaainüe rivieren, na- nienilijk aan de '/.ukaivcn- ^ aan de Oiwcnil-^ Vort Kvilon- en J,Itiy<'i-rivutcfu Maar de ooitzijde van do baai, uiet zoo vvcl bekend zijnde , is de w.ilvivsch rivier de etni{rc plaats waar men weet dat zij zieli in menigte oplu^iiden. Ecni^vc jaren geleden liad 'de raaaifcliappij een zetol aan die rivier, Rlchwond> fort jiclii'ten, iloch iule hare pogingen om aMaar cene voordeel ijfc visfcherij aantoleg.^en, wan n vrticli- teloüs, en de weinige Indianen, die daar heen kwa- men met pelterijen, geen voordeel genoeg aai.bren- gei)de f)ni eenig/.ins vle onktxsien te vergoeden, liet de maatlehappij dien zetel varen, gevende vervol- gens, na dat zij dien racer dan twaalf jaar onder- houden, en veele duizende ponden aldaar nutteloos vevlpilt had, last om denzelvcn in brand te (leken, ten einde gemaklijker het ijzerwerk terug te beko- men , dit gefcliiedde in 't jaar 1 y^^X Aan Je oude gevestigde faktorijcn, aan de west- zijde van de baai, daagde de maatfchappij beter in de witte walvisch visfcherij, vtoral t« ChurchiU, wtrwaards zul ken van der maatfchappije dienaren, voor welken zij geen profijtelijker werk heeft, wor- den geisonden, en van welke zij in voordeelige jaren van agt tot dertien ton beste traan - olie thuis krijgt. Om een geest van naijver onder dit volk te onderhouden , fchenkt de maatfchappij , niet alleen een premie aan de harponier, maar aan elke matroos, die tot de booten hehooren, en dit gelchenk is zoo aanmerkelijk, dat zij 'er fterk door aangemocdigt worden, daar zij wel weten hoe meer visfchen zij van* fi 4 f NAAR DEN NOORDF.R-OCEAAV. aay vinpcn, te gnK3tcr voordeel zi] 'er van trekken zul- Icn. I)c ZM.n is Jn zommfgc 7nar{!:etljden zeer over* vlücdig aaw de noord west zijdf vati Hudjhni héai^ vooral in Knaf^ps baa en in de tTalhch bngf, Aan deze Iaat te plaats vond ik eens denzciven zoo me. nigviiUig, dat, zoo wi netten, toninMi en zout ge- noeg bij ons gelud h.idden, wij zeer fcliieüjk een icliip zouden hebben kunnen beladen met dien visch. Dit gebeurt echter maar zrlden; want in zommige jaren is de z lm 'er zoo fchaars, dat men moeite heeft om 'er ons ccn maal of wat van te bezor^^en bij ons verblijf aan deze havens. Zij zijn in zom- niiiie ja. en zoo overvloedig bij Chtrc'lfl rivier^ dat ik weet van tw> e honderd fchoonc zalmen , welke bij ccne ebbe binnen vijf minuten van *t fort, met vier Kleene netten zijn gevangen geworden; maar in andere j ren zijn ze zoo fchaars, dat 'er naauwlijki zoo velen wofvlet. gevangen in een ganscli jaargetijde, het welk gemeenlijk begint in het laatfte van junij, en eindigt omticnt het midden of in 't laatöt van augu tus. Behalven de reeds gemelde visfchcn ktn ik *er. geene anderen , welke zich in 't zout water laaten vin- den dan de KEPr.iNG, een kleene visch, van grootte als een fmelt, maar een allerlekkerst eten. In jzora- mige jaren houden zij zich langs de ftranden op, nabij C-wc i/i rivier^ met zulk eene menigte om 'er kuit te fchieten , en d.in blijven zoo veele op !'"♦■ drooge tusfchcn de küppen ligi^cn, dat bij wijlen de ftank daar van zeer hinderlijk is. In andere Jiargetijden zijn ze zoo fchaars dat men naauwlijks ziels *er eens op kan vergasten. P % Men r: l 9 m tat LANDREIS mi *■> I! Men kan liet zcifüc aanmerken wegens bijna ille lüorten van wilJ liet welk het groutde geikxltc Jer tpij/c uitniuakt van *C vul<<, dat Uczc lundllrceli bcwooml. Ui j voorbeeld , in 7A)inii;i}jc j*rcn zal nicn f^cniukkclijklccniRC h(»iKLT(.lc iicrien bin- nen ccn inijl van T"tk fott kunnen llUictcn, U^ an- dere j:ircn /.tl men in den omtrek van dertig mijlen v.iiKdczcKUc pla.its, 'er niet een eenigen te zien kfijj;en. Op den eencn day[ zal men 'er duizenden en tien -duizenden ganzen zilh, maar den vulgeiidcn dag nemen zij fclle de wieken cp en voltrekken naar 't I uorden om te biocdcn. Zalm, gelijk ik reeds aan- gcmcikt liebbct is in zunmiigc jaren zoo meniKvul< dg in C'iuc'iii »/mr, dat nici! dez Iven bij dui- zenden kan vangen, in andere jaren is bij 'er zoo llluars, dat men *er ccn lekkernij van maakt als men bem eens kan bcbbcn. Indedaad, na een twintig jarig Vvtblijf in dit land, ben ik overtuigt, dat bij die zicb verlaten wilde op do voordbrengzclïi van verlcbillcnde jaargetijden, veel- tijds deerlijk zich zou vergisfen, en bij geval zich zelven en anderen bloot Hellen aan groot gebiek. Om zulks te verhoeden, h.tndelt hij, die in *t be- wind is, 't voorzichtigst, zich te bedienen van de tij- den van overvloed ^ en zich ccnen genoegzamen voorraad van zulke fpijze, die 't minst aan verderf onderhevig is, vooral van ingczouicn of gerookte g;inzcn te bezorgen. Schelpvisch, SciïErpviscii van vcclcilci fonrt wordt ingeli ks in zommige gedeeltcns van llwljovs haai gevonden. Mo;arc s vooral , vind mca 'er in overvloed a^^n de ^ NAAH !)RN NOORDRROCRAAN. aif « kllpplge. ft randen nabij Churchiit rivier^ en de xee* (lakken, /,^) lis men ze gemccnrjk nocmr, lijn 'er bij inci.lgtc aan de rot/cn, welke bij laag water dmng liggen. KIcciio zcekr.ibbcn en ÜtiirvliCclien wonlcn dikwijls bij hevige winden drM>r de zee op (Inind {geworpen ; en de ledige f'chelpen van iHkruiken • kink- en flak h(K)rntjcs, benevens vccle andere f(x)r- tcn, worden op het ftiand in groote menigte gevon- den. Het zcifilo kan men zeg'':cn van i:e binnen* landfche ftreckcn , waar de oevers van de nicircn en fivicren vol Ügi^en van ledige fchelpen van on- derlcheidenc l{K)rtcn, zonder dat derzclvcr vischjci ooit door een der inbuurlingcn zijn ontdekt geworden. I 'H Kihorsfchett^ If^ormen tn andere Ifife&en, KiKVoRsscHBN van onderrdicldcne kleuren zijn in deze geweiten tot op de noorderbreedte van 61" menigvuldig. Zij houden zich altoos op langs de kanten der raciren , poelen , rivieren en brodtige gronden: tegen den winter begraven lij zich onder het mosch op een zeer grooten afHand von "t water, en daar blijven zij in een bevrozen (laat tut aan de lente. Ik heb hen dikwijls bij het opzetten van onze tenten, in den winter, met het niosch zien opdel- ven, zoo hard bevrozen als een klomp ijs, in welken ftaat de pooten zuo gemakkelijk afiebreken zijn als een pijpen (teel, zonder dat het dier 'er iets van ge- voeld; maar als men het in warme vellen wind, en aan een matig vuur bloot Helt, herleeft het fchiclijk en krijgt fpoedig zijne gewone werkzaamheid weder; doch indi^ men 't als dan wedex lut bevrie^en^ blijft P 3 " het 11 t M :l4'»' i»Sö LANDREIS 1*", 'Hl ■ m< het l)CvvccgIo<).s, en men weet niet dat zcxxlanig qcn bevio/en diei cxiit wcJcr kvenUig {^cwurJcn /ij. IJci zcltlle kan men /eggen van ile vecfl-iloi loortcn van fpinnckoppe , en van allerlei (lort van Wur- men, die zevT menigvuldig in deze «orden zjn.- Ik heb 'er duizenden van onder 't nuwcli zenopd^lvc^, wanneer v j in den winier < nzc tenten ergens opzetten. Zij w,iren ailvn v;in een dik wsef/.el omwonden , het welk de natuur hen ter dier gelegenhcd leert (pin- nen, evenwel Schenen zij alle hm hard bcvrozcn te ïijii als ijs. indien racn de fpinncnkoppjn van cene zekere !ioogtc op iet hards liet vallen , was het even : U of Vr «en erwt of li«H>n viel. Alle de wornj-f(X)rten waren zoo (lijf bevii)zcn, dat men ie breken kon als een ftukje ijs van dezelve dikte; bloot gefteld nogthans aan een matij? vuur , zelf* in 't diepst van den winter, herleefden zij fchieüjk, en beweegden zich kort daar na als naar gewoonte. Fogcls, . De gevederde fchepzels, wc)ke zich dezen ïjord begeven in de onderfcheidenc iaargetijdcn, zijn zeer talrijk, maiu die welke 'er den gellrengen win- ter diiorbrengen, zijn Hechts weinig in getal, en zul- len ieder afzonderlijk op hunne bchooilijke plaats opgenoemt worden. , AREixoEr^ viui verfcheidene (iiorten vind men, des «onvers in de landen, welke aan de lludCons baai (grenzen, maar de gemccne viscli-arend alleen houd zich in de noordlijke ftrceken op Zij vertoonen zich in deze nare gewesten tegdn het einde van maart, of .•t bcjjin van april, en bouwen hunne nesten op hoo- --- '.^ ge - -1 HAA& BIN NOORDER-OCEAAN. %y ge bcomcn , of in de fplctcn van ontocgingdijke rot/cu , aan de oevers der rivieren. Zij lcfl;!:;cn iK'chiH twee eijcrcn, vvèlkc wit zijn, en btcnften niuest nl maar één jong voord, /.ij leven veel v.m visch wol- ken zij vangen vv.umeer deze zich aan de op|x;rvl il^te van 't water veno-mt. Zij vernielen eene mvttijtc ' nniskus-rotten en ha/cn, al« mede ganzen en rertAcn, wuimeer die. a;in *c ruijcn zijn, o<>k vcnlHiden zij vrele jon.c bevers. Hunne nesten zijn zeer rinm, * £cmecnliik zes voeten mid Icllijns ; en zij voirren zich zoo wel van v^ar raad voor Imiuic j(;n!?C!l, oat de Indianen dikwijlsVcr een u.tmiintcni nianl van .vi>ch, vlxsch en gevogelte uit halen. AÜioewcl ^hunnc joiigen reeds in 't laatst van ni lij of in 't bc^ln van juni] gekipt worden, zijn zij nnoit Vlu^ voor fcpteniber, weinig lijd daar na verhuizen zij na.ii''*t zuiden. Zij zijn de gulzigrte vt)(;cls van allen die fl; ken; want als zij opgefluten worden gehouden, of, ,200 als men het noemt, tam i;einaakt zijn, heb ik *'er twee gehad, die met 1, ..i beiden een fchepel visch daags aten. Men heeft ze nooit op. de kale gronden van Chur chili rivier zijn broeden, alhoLVvpl veele nieiren en rivieren in die oorden overv'Kx'd vnn vcelerlei visch hebben. Waaficliijnlijlv om d*t ''-f geen hooge buomen noch rotzcn zjn daar zx; n-sten kunnen maken. De noord-lndiancn zijn zeer geftclt op éc flagvedcren van den arend, als mede op ciie van den havik, om hunne pijlen daar mede te vleuge- len of te pluimen, uit een bijgeloiA'ig denkbeeld, dat dezelve van meerder kracht zijn, dan inuien ze, met de vcdejs van ganzen, kraanvogiils , kra jeti of andere vogels, welke juist even xou goed zouden zijn, gevlcu^T;e'd waren De Indianen eteii ^.emecn- •>* P4 li> 41 Jl •ii «3» LANDREIS >P È Vvik hpt vleesch van den arend , maat hot is alto>'>f ?v. art en visHg , zelf? de jdnficn wanneer ze nog .ïva^l zin, fpiion hun vleesch uitmuntend blank ?ij, liebben ccn zoo vunzige lucht, dat veele lie- den ten zij in tijd van nood, er afkceiig v^n ziJn. IIavikkicn van vcrföhillende grootte «ii vederen, ^5C?QeHen in der; /iOiner de onderlcheidcn oorden van het land om de hudi'ohs uaai. Zommige dier ha- vikken zijn zoo groot dat ze diic ponden wegen , en andere zijn zoo kle^n dat ze naaulijks vijf of zes on- . pqn halen. Maar de zwaarte van dien vog^l , zoq min als vwn "Jle andere foorten van vogelen, is geen maatftaf naar welke de natuurkundige '. ich kan rich- ten; want in verfchillendc jaar:,etiideri, en wanneer ze gebrek aan .voedzcl hebben , wegen ze dikwijls ^C helft van *t gene zij wegen , wanneer zij vet en in goede orde zijn. Niettegcnftaande de verfcliciden- heid van havikken , welke in den zomer hervvaards ]vomen) ken ik maar eene foprt, welke de felle }tQU^9 in de lange winters ten noorden van Churchill rivier kan door(laan j en die foort wordt van den heer pennant de gewide valk (^facre falcony genaamt, Zij, gelijk de ander? groote foorten van havikken, leven veel van 't witte veldhoen 'of patrijs, pok van ^m amerikaanfchen haas, alhier gewoonlijk künijn geheten , ?ij laten zich altoos gi^aag vinden waar de patTij>3P(j veelvuldig zijn, en zij worden van den jager ver/enscht, dewijl zij gemeenlijk 9I het wild, dat zich om de tenten ophoud, verjagen; maar daar tegen drijven zij ook verfche trpppen van cenige honderden derw^ards. Met dit alles ftellen zij zoo dikv/ijls die genen te leur, die tot jagers -fjn aang^-ield, dat de gouverneurs gemeenKjk «en ftoo^ 'I , ■ t HA AH B«N NOORDER-OCEAAN. S3S ftoop brandewijn verèeren voor eiken kop welken men hun van deze vogels aanbrengt. Hun vlce^ch word gemeenlijk van de Indianen gcëtcn , zoniii' ds ook van de Ergeticnon, maar het is uitoos zwart, hard cn taai, en heeft nu en dan een bitteren Imaak. De Indianen zijn liefheobpi's van deze vogels tam te maken, en houden hen dikwijls den ganfclieii zo- mer, maar ?.U de winter aankomt vliegen zij ge- meenlijk weg, en zorgen voor zich z;lven. Toen ik Diij aan Cumberiand huis ophield , had ik '«r qen» van welken mijn volk veel werk maakte ; nooit ge- brek aari votdzel hebbende , zou hij waarfchijnlijk dn gaiifch:n VïHuter bij on« geblevn zijn, ware Jiij niet gcdoodt door ten LiJiaan, die niet wist oUc het een tam gemaakte voeel was. De fch>x)ne foort van witte of SNEtuW utl Is in alle ftreken van Hudfons haai gemeen, zelfs zoo hoog 1'oord als de Koper mijn rivier. Deze vogels fchijnen, wapiieer zij vliegen of zitten , Zcer groot, maar vyannepr zij gefchoten zijn, wegen zij zelden meer dan drie en een half of vier ponden, en zom- tijds naauwjijks de helft v?in dat gewigt. Zij azen gemeenlijk op muizen en patr jzen, ook weet men dat zij nu en dan konijnen dooden. Zij zijn, ge- lijk de havik, zeer lastig voor de jager^i; en ftrij- dig met alle andere vogels die ik ken, volgeti zij het fchot van den fnaphaan , en dik \ ijle volgen zij de jagers een ganfchen dag. Bij die gelegenheid zetten zij zich gewoonlijk , op hooge boomen neder, wagten daar tot dat 'er een vogel gefchoten is, wanneer zij nedeiftrij!o ., lu den winter zijn zij doorgaans zeer vet, hun .vleescli is keurlijk blank , en wordt gemecnli k voor een ^oed eten gehouden, zoo van de Engelfchen .als viui.de Indiai;ien. Deze uilen maken ^unne nekten altoos op den vlakken grond, )eggen gemeenlijk drie of vi-T eijeren, maar kippen 'er zelden meer dan twee van; en in het hoogftc noorden zijn de jongen niet vlug voor feptember. Zij verhuizen nooit, maar verduren de koudfte winters, zelfs op den kalen grond, ver van de bosfchen af, daar plaatzcn zij zich op hooge rotzen en fteenen, en wagten 'er hun prooi. • De foort v;tn GRAAuwu of x>oNKEk qrijze uil is gee'izins zoo talrijk als de vorige foort, is iets kleiner ^n houdt zich altoos in de bosfchen op. Zij vlic^^en hoüit bij den dag op roof uit, maar zetten zich op de toppen van hooge pijnbooraen, en laten zich ge- ^jnakkclijk naderen en fchieten. Hun voedzel weet men algemeen dat in muizen en kleine vogels be- ftaat, nogthans is hun vleesch keurlijk blank, en ten naastenbij zoo' goed al5 dat van boeren hoeaders; het ivordt derhalven zeer geacht van de. EngJfchen en In- dianen. Deze foort van uil wordt van de zuid India- nen ho-hoj en de vorige foort wap a-kce-tpw geheten. ie- , N KAAK »SN NOORDER-OCEAAN. 455 Bchalvcn düze twee rix)rten van uilen, is 'er eene anucrc, welke het ganichc jaar door aan de Hudions btnu h\\\ït^ en van de hiuiuuen o /Ua uke coücii ge- heten wordt. Deze lt,ürt is zeer veel kleiner dan de twee vorige, zt)dat zij zelden ten h IfpDnd gewikt kan halen ; zij is van een donker grijs, heeft lange veders, die van ecic zachte z.jacmige hoedanigheid zijn. In 't gemeen azen J'ij op muizen en op vogel», die ze dood vinden; zonitijds zijn ze zoo koeri, dat ze op een patrija neêrflrijken»., die door den jager gefchoten is , doch niet in ftaat zijnde dien prooi geheel wcgtevDeren, zijn ze dikwijls genoodzaakt dien te laten varen-, Nu en dan, Ichoon zeldfaam, volden zij, gelij';. de watten uil, het gerucht van een fnaphaan, en geltadig rondom tien jager zwevende, ve.fcluikken zij het wild gevogelte ten naastnnbij zoo (terk als de h.n^ik doed. — Zij verwijderen zich zelden vey vaii de bo^lchen, maken hunne nesten in de boomcn en leggen vaii twee tot drie cijeren. Zij zijn nooit vet, en hun Vle^ich wor^t alleen van de Jndianen ^eëten. . Ravens van een allerfchoonj^t glanzig zv^art, jdj- kelijk gekleurd met een do'rlchijncnd rood en piJtr- per, zijn de bcdendige bevvon.r.s van de Huafjns ■ baai', maar zijn zoo ver beneden d(; Engel che ravens in grootte, dat ze gewoon"'' kraijen genoemd wor- den. Zij maken hunne nest^i, booge pijnboomen, en leggen gewoonlijk vier gelp kkelde cijeren : zij brengen hunne jo,ni'/ïn al vroeg voord, dat is tegen het laatst van meij of het begin van jiunj. Li den zomer houden veelc zich op aan de kale gronden, verfcheiden honderde mijlen van een:g iosch; waar- fchijnlijk derwaards gelokt door dü menigte van her- 'ik ^/i i« .Ih ,'W «3^ LANDREIS t > herten en muskus-runderen, welke aldaar gedurende dat jaargetijde door de noord- Indianen gedoodt wor- den, enkel om de huiden, latende het vleesch dier dieren daar liggen om te verrotten of om vcrllöndcn te worden door d eren of roofvogels, In die t jden zijn zij /eer vet . en het vleesch der jongen is keurlijk wit, en goed eten. Maar in den winter worden zij penooddrongen te azen »)p een zwart n^osch, dat aan de pijnboomen groeit, als luccL op herten mist, en drek van andere dieren. *t Is waar, zij dooden eenige muizen, welke zij boven de oppervlakte van de Iheeuw vinden, en vangen veele gewondde patrij- zen en ha/en i in zommige ftreken viin 't Ia«d bena- deelen zij den jager fterk, door al het w.:u óp'eëi ;n, dat in ftrikken oi Villen gevangen word. Doch met alle die hulp z''u ze in 't algemeen, gedurende dvï geftrenge koude va» den winter, zoo dood mager, dat men veiilelt is hoe zij met mogelijklieid kunnen l)cflaan. '" Zij moeten een bij uitftek (lerken reuk hebben; want in de koudfte dagen van den winter, wanneer *flic$ wat liaar uiiwademing gelijkt terftond door den 'Wast vernietigd wordt, heb ik mcnigmalen buffel» en andere dieren zien dooden op plaatzen , daar niet één Cenigen van die vogels gezien werden; maar daar ^ch b nnen weinige uren ganfche zwermen verfamel- 'den, om den .'rek, het bloed, e» anderen afval op- ' fepiisken. V. anreer zij op een dooden romp azen, kan een ongewapend ïnensch hen zeer nabij komen, maar zij zijn bang of Ichuw voor dezulken , die een fr-phaan bij zich hebben; een fterk ijewijs, dat zij het buahpoeder rieken. Zij worden nogthans dikwijls cefthoten duor ii:aphjuien, welke mca voor de yosIcb * fteld. Ou / '«* s daar gedurende 1 gcdoodt wor- :t vleesch dier ' om vcrllöndcn In die t jden ig^'n is keurlijk winter worden ri n-osch, dat lertenmist, en '» zij dooden jpervlaicte van wondde patrij- 't laad bena- *v.iu ópreëtin, ;. Doch met gedurende de dood mager, klieid kunnen •euk hebben; er, wanneer >nd door den en bufl^k en iaar niet één maar daar en verfaroel- en afval op- ip azen, kan bij komen, :en, die een vijs, dat aj lans dikwijlj ox de voslèa fteld. HAASt DIN NOORDER CXTEAAN. %^ fteld, en zomtijds in vallen gevtngen, welke vx>r marters gezet zijn. Schoon zij over *t al emeen fchuwe vogels mogen geheten worden , is evenwel de nood bij hen zoo groot in den winter, dat zij even als de witten uil d'kwijls het gerucht van den fnap- haan volgen, maar zich voorzichtig op een afftand van den jager houden, en veeltijds vecle ïkwetfte vogels wegvoeren. Hunne llagp^nncn zijn uitmuntende teken- en voor de juffers zeer gefchik.e fclirijf- pennen. De CINEREOUS of KANADA5CIIB KRAAI, of, ZOO als dezelve door de zuid Jndianen lie whisk e jonish, door de Engelfchen whiskey-jack, en door de noord Indianen de geeza of liever jï«pza genoemd wordt, is, fchoon onder de kraijen gefteid, indedaad jsoij klein , daj hij zelden meer dan drie oneen weeg^ ; de veederen zijn graauw, zeer lang, zacht en zij Jachtig, algemeen ongevliesd, en op zommige plekken veel naar haair gelijkende. Deze vogel is zser gemeen- zaam, en houd 'zich geerne aan bewoonde plaatzcn, het zij bij huizen of tenten, op : maur hij is zoo diefachtig, dat geen voorraad fpijs, daar hij bij komen, kan, 't zij vérsch of gep«keld, veilig voor hem is. Hij is zoo (lout dat hij in de teften komt, en op den rand van een ketel, welke over t vuur hangt, gast zitten, en het vleesch of de fpijs van de borden fteelt. Hij is zeer lasdg voor de jagers, zoo wel Engelfche als Indiaanfche , hen dikwijls den ganfchen dag volgende; hij zal zich op een boom nederzetten terwijl de jager bezig is het lokaas in de maiterval teplaatzen, en zoo haast dezen den rug gekeerd heeft, zal hij dat lokaas verllinden. Het is een foort van fpotvogel, en heefc des eene menigte van toonen; hij ii .^-^s. u ■i I'" >v ■ i ':M K!|| l:\ «ss LANDREIS m hij wordt ligt tam gemaakt, manr opdeflntcn leeft hij niet lang. Men weet zeer wel, dat hij een vcjor/cienigc vo^cl is, ver;;adorcnde in den zomer tegen den winter eene ^rnote menigte van beffen; maar zijne natuurlijke geneigdheid, om in alle jaavjietiiden te fteelen, maakt dat de Engclfchcn en Indianen hem ver-ichten. Hii mankt zijn nest in de botimeii, juist gelijk .dat van den fpreeuvv en lijttr; legt vier bhauwe ciieren^ maar brengt zelden meer dan drie jon en von d De jpf.cht; van dezen vogel ken ik flechts ééne cenige fixin, welke de hooge noordcrtlreken van /ftiJfons iaat bezoekt ; en deze vo;jel wordt door den heer p r n n a n t onderfcheidcn bij den naam van tioudgevleugelden vogel ; maar naar het zuid- westen is dezi} fchoonc foort van fpecht met een fcharlakenverwige kuif zeer gemeen. De levenswijze van deze foort is ten naastenbij al even eens, ma- kende hunne nesten alr(K)S in de gaten of holen der bf omen , en arende op wormen en gekorvenc diertjes. Zij hebben gemeenlijk van vier tot zes jongen te gt\\% Men zegt, dat z'j veel kwaad doen aan de vrucht- boomen, welke in de zuidelijker ftieken van A er, ka gekweekt worden. Maar gebrek aan die lekkere vfiichten in Ihi J'o s ba li maakt dat zij onfchadfeliike ftille vogels zijn. De rode veders van de grootfte Ibort, welke de bjnnenlandfche en zuidelijke delen vin de b.ai bezoeken , worden op hooge waarde g^fteld van z mmige Indianen , di" 'er de ftelen himner pijpen m de vcrlieren, en bijwjlen de klee- tiCrcn hunner kinderen ^r mede cptooijen Geene der Ijeide fwrten van welke' wij hier melding ma- ken, verhuizen ooit, maar zijn beftendige bewoners van N411 DIN NOORbER'OCEAAN. 43^ neer dan drie van de Verfchillende luchtftreken in welke zij ge- vonden worden. Er zijn ^crfcheide foorten van veldhoenders in de verfchilicnde ftreken van Huófom bêai; maar twee van de grootften en een van de fclioonften vertoonen zicht nooit tot op de noorderbreedte van 59'» : maar daar ik dezelven menig^'uldig om en nabij Cumberhnd huii gezien hebbe, zal ik de vrijheid nemon die te befchrijven. Het GEKRAAGDE VELDHOEN is liet alJerfchoonfte van alle de veldhoenders. Zij zi)n van een keurlik bruin , gefchakeerd met zwart en wit, de ftaart breed en lang, gelijk die van een havik, welke gemeenlijk van eene oranje kleur is, fraai gcrtreept met zwart, ' chokolaad en wit ; de ftaart ii veeltijds uitgefpreid alt een waijer. Tot een bijvoegzel aan hunne fchoon- heid hebben zij een kraag van glanzige zwarte* veeren, met t n rijk doorfcliijnzel van purper, om den hals, welke zij naar believen kunnen opzetten: dit doen zij menigmaal, maar me^r bijzonder wan- neer zij hunnen langen ftaart uitfpreid^in, *t gene hen eene deftige houding geeft. Zij zijn grooter dan ee n patriis, maar kleiner dan een ftifant. Des winters vind men ze gemeenlijk op de takken van pijnboo- men zitten; en in dat jaargetijde zijn ze zoo mak,* dat men ze gemakkelijk kan naderen, en gevolgiijk fchieten. Zij maken hunne nesten altoos op den grond, ge- meenlijk aan den wortel van een boom, en leggen van twaalf tot veertien eiren. In zopimige zuider gedeeltens van /Imerika heeft men dikwijls pogingen gedaan om deze fchoone vogels mak te maken, door hunne eijeren te brotïden te leggen Oinder huishoende- ïen. \é f- •4« L A N D R £ I « I, maar men heeft 'er nooit in geflaagt; want zU ze (lechts weinige da«;cn ouJ zijii, onifnappen zij al«« toos naar de bosfciieti, w.ur zij naar alle waarfchijn- lijlclieid hun voedzel vinden. Hun vicescli is keurlijk wit en vast, en fchoon ze zelden vet zijn, naken ze altoos een fijne knap, doch zij worden *t meest {ge- acht wanneer ze gelardeerd en geroosterd, of zitv delijk gekoukt zjn bij een (lukje rpek« Deze vogels hebben iet zeer bijzonders, dateenigö • opmerking verdiend, namentlijki zij klappen zoo ikrk met hunne wieken, dat het op een halve mijl atïland iiaar donder gelijkt. Ik heb hen mcnigmatl dat geraas hooren maken digt bij Cumkrlaml huis^ in de maand van mei, maar altoos voor zonnen opgang en kort na zonnen ondergang De heeren barton en la H ON TAN zeggen, dat zij nooit met hunne wieken kleppen dan in de lente en herfst, ook moet ik er- kennen het nooit in den winter gehoord te hebbeq, alhoewel ik *er veelen in dat jaargetijde gefchooten heb. De Indianen zeiden mij, dat die vogels nooit dat geklep maken dan onder het eten, 't (welk zeei ' waarfcliijnlijk is; want het is blijkbaar bekend, dat alle foorten van veldlwenders 's morgens vroeg en Iaat in den namiddag azen. Deze foort wordt bij zommige Indianen, d'> aan de Hulfom baai grenzen, pus-pus-kee, en van anderen pus pus-cue geheten. Veldhoen^et een puntige staart, of, zoo als het aan de Hudfons haai geheten v ordt, faisant. DeJse vogels worden altcos in de zuidelijke ftreeken van de haai gevonden, zijn zeer menigvuldig in de binnenlandfche landftreeken, en in zommige winters worden 'er eenige gefchoten aan Torkfort^ maar zij vertoo- nen zich nooit zoo lioogin^tnoorden als C/(r//r(r^V/. In kleur zijn 'M f *• u il •0 Ml LANDREIS het kuikens van hare elge eljeren ge^vcest. Dne ioort van vclühoenderen wurd van de zuidliidianco geheten' aw-kis-co\v. ■ •»• De HOui' PAIRIJZEN hebben aan de Uutifant hai dien' naam bekomen, oni dat zij zich iiuios ophouden iri de pijn- en berken boil'chen; en 'swint'^rs azen zij op liet rijs van die boomcn, fchoon zij 't meest van dat der hiatften houden. Deze Ibort vr.n vtldliocixlcrs is nueh zoo groot n(>cli zoo fiani als het (^ckraa^de vtldhocn, en kan nogthr.ns een fraijen vof»el geheten fi^(Srdcn; de vederen zijn van een aan^^enaain bruin , fraai f;clpikkcld met wit en zwart. De (laait is 1 mi; en getipt met oranje, de ptx)ten zijn j^cdekt met korte vederen, mnar de voeten zijn naakt. Zi; zijn ge- meenlijk of zeer mak of zeer fchiiw; zomtijds laten zij zich op geen twee fnaph;ia«fchoten alftands nade- ren,'m zomtijds kan een jager zoo digt bij hen hotaén , dat hij 'er vijf of zes fcliicten kan zonder van plaats te veranderen. In zommige jaren worden t\] bij groote menigte om en nabij 2'jr/f fort gezien. Aan de ChUrchill zijn ze fchaars, fchoon landwaards in talrijk, vooral a.n de grenzen van 't land der Athapufccow-Indianen , waar ik mjne Indiaanfche mak- kers 'ér. menig een heb zien dooden met ftumpe pij'en. Hun vlecsch is in den winter z.wart, hard en bitter, waarffijnlijk uit hooide van 't harstachtig voedzel, 't welk zij in dat jaargetijde gebruiken; alhpew/^ men zulks niet bemerkt aan 't vlceach der konijnen, die evenwel des winters van geen ander vcdzel leven; integendeel word tderzelvcrvleesch voor lekkerder gtho.' den dan dut van het Engelfche konijn. DezJiid Indianen H^^eniendezefoort vanpntrij '.tnmiftack- aj^^thowj' de iword Inuianen noemen dien vogel, daij. '-- O .Si.. De I : u. *iAAii t)iit NOORDER-OCRAAP^. 043 Ds wiLO PATRijZRN licbbcn een ftcrke zwdrtc belc, toet fdurUkcii rocxli.' weiikbrauiven , xcer {^nnjt en rdkx)n in 'c mannetje, maar minder zichibaur iii h,:c wijfje. In Uen jaoncr zijn zij bruin, fraai gcftrcept en gcfpikkclJ met «ranje, wit -n S'.wxrt, en in i'ac jaarKCtijde sijil de lianen zeer mücdig en fclijnn^ maar de hennen zijn niet zot fraai, zijnde over hoe geheel bruin. In 't laatst van den bTfst wt>rdca. zij kcurlijk wit, en hunne pooteri on voeten tot aan de nagels zijn wnrm gedekt .met vedcrent In 't laatit van icptcmbt^r en in het begin van 0(5tober verfamelcn zij in troppen van honderden ^ en bei^cvcn zich van de open vlakten.4 en kale gronden (\va:ir zij gemeenlijk broeden) naar de boslclicn en rijs- wilgen « daar zij te famen Jn een ftaat van niaatfchap- pij leven, ,tot dat ze door; hunne gemecnc vijunden. de havikken en ja^^ers, verftrooid worJen. Zij zijn ver ,de talrijkfte van alle de foorten van veldhoen « ders i welke aan de fludfons bant gevonden worden ; en in zommige plaatzen, waar men hen ccii g?riiimert tijd ongeftoord laat blijven, is hun getal veeltijds zoo groot, dat het bijna alle geloof te boven gaat. lic zal gewis de waarheid niet te kort doen 4 wanneer ik verzeker, dat ik *er meer dan vierhonderd \\\ een' tiop bij elkander gezien heb, om en nabij C'iurchiU rivier ; maar het grootfte getal , 'c welk ik ooit zag ^ was aan de noordzijde van Port Nelfon rivier^ toen ik met de Paket in maart 1768 terug keerde; op dien tijd zag ik 'er duizende vlieden naar 't noorden, en de ganfehe oppervlakte van den befnceuwden grond fcheeh te wemelen van diev welke bezi; waren met te azen op de toppen van de lage wilgen. Sir XHOMAS 9UTT0N meld-, dat toen hij iii*c jaar 1611 Q a itf I 'O « ...j-. ■'t ÜU LANDREIS \fii In P^rf Netptni riviir overwinterde, zifn fcIieepsvolU •HUicnlvinderd dozijn van deze voj!;eIs tkwtlde, waar aan ik geen reden heb te twijvclen; en de heer j r. R p. »i I B , voortijds gouverneur nan Tork fort , toen die pikats in het bezit der Franfclien was en fort Bourbon geheten werd, verzekerd, dat hij met negen* enzevcntig anderen niet vinder aten |dan negen ugdui- lend pat> ijzen en vijfentwintigdui/eiid haazen in eencn enkelen winter enz., het welk, gevoegt bij de menigte van wildbraad, ganzen, eendvogels tnr., alle in zijn vet haal opgeteld , dat jaar gedotxl werden , h(»t getal zoo groot maakt, dat het naauwlijkw n^ogcli)k Is te begrijpen, wat tagtig menichen df»:ir mede konden di»on ; want negentijd ui zend patrijzen en V jfeniwinii)L;duizcnd hazen, verdeeld door tagtig, Iv». dui'cn nicc minder dan elfhonderd vijicntwintig paai /en en driehonderd twaalf hazen voor ieder man. Dit is te veel, vooral wanneer men in aan- mcrkin;; neemt, dat het noch de tijd der hazen nuch die der patrijzen was, noch dat men dezelve» langer dan zeven maanden van 't jaar bij menigte bekomen kan. Veertigduizend patrijzen en vijfduizeiKl hazen, dunkt mij, zouden nader aan de waaili^'i kj.>mcn, en men zal, bij narekening, bevinden, dat dit getal voorraad genoeg moest uitleveren voor tagtig menfclien , gedurende zeven maanden, uitgczon- deni het ander wild, dat nog tusfchen beide gefclioten v/ierd. Deze vogels wegen gemeenlijk van agttien tot tweeentwintig oneen , als zij pas gedood zijn. Zimitijvls vind men 'er onder die dat gewigt halen als men ze klaar heeft gemaakt, om aan 't fpit ge- doken te worden; maar deze zijn zoo zeldfaam dat men 'er niet op moet reKenent en dewijl ze altoos 000 NAAR DKN ROORDKR-OCEAAN. 045 ouder die vaii geniecne grootte gevonden worden, heeft men gecnc reden om te vermoeden, dat ze van ecne andere fuort zijn. Daar nu alle deze over groote patrijzen Ix'kcnd (laan voor hincn, is hetniccr dan waarfchijnlijk dat zij onvolkomen wezens zijn, en groot en vel worden gelijk onze kapoenen: ook al wie gelegenheid Ivceft gehad van deze groote patrij/en te proeven, zal gewisfelijk tocftaan, dat zij de tjemeenc (J)ort zoo zenr overtreffen in fmaak als in grootte. Men heeft j./ deze vogels, even als in de rots-patrijzen, opgemerkt, dat zij voorzien zijn van een bijgevoegd gewaad, zoo aLs men 't noemen mag; want elke veder, van de grootde tot de klcen- fte, uitgezonderd de fchaft en (laurivederen , zijn alle dubbel. De bcnedenveder is zacht en donzig, uit- rpruitende van de fchaft naar boven, en wonderbaar gcfchikt voor hunnen (laat, dewijl zij niet alleen de koudfte wintel s tarten, maar de foon, van welke ik hier fpreck, begraaf: zich altons onder de Inecuw tegen den naclit, en komt tegen dat het daf> vvrrdt weder te voorfchijn, om voedzel te zoeken, 's Winters vind men ze gemeenlijk aan de oeveis der rivieren en der kreken, aan de kanten van nieiren en poelen, en op de vlaktcns, welke overvloed hebbeu van dwergwilgen; want In den winter leven ze altoos van de botten en toppen dier boonicn. Des zoijicrs eten zij besfen en klein kruid. Hun voedzel, in den winter zoo droog en wrang zijnde, maavt het voor hen noodzakelijk een groote hoeveelheid grind te verzwelgen, om verduwing te bevorderen ; maar de groote die|ite der iheeuw maakt dit gruis zeer fcliaars vcx^r hen in dat jaargetijde. De hidianen daaiXip gepeins: hebbcLde, dagten de wijze uit, thr.ns Q 3 ^' bij S.^ i ♦ « .■V 1 ««1 ' ^L;^ %6 LANDREIS U de EtiiclJd.ei in gchnik, om narocntlijk hen in Dcttea te vunf.en, üuor uiüde) van het ecnvuUtÜKC lukaas vjn een Ivwp grind. IX» netten, ten dien eiiidc beicid, zijn van ta^t tot tvvnalf vf«ten vierkant in een iKuitcn laam gezec, cu gewcNnlijk op het ijs van livieren» kicckeu, poelen en mcircn geplaatst, onurcnt honderd ^)Cilen van" ée wilgen, niair in ïonnni^e pluatzcn niet half mxj ver. Onder *t midden van 't net wordt een hoop fnceuw, van één of twee fclcpels, ter neder geworpen, en wanneer dien hoop ftiif .neen is gcwcrki wti'dt dezelve roet grind be- dekt. Om de netten te llcIL'n, aLs nlles dus geree.} is j\cnia:ikt, daaroc b iv cft niets anders dan de ccnc zijde van het raam optcligtcn en *er twee kleine (tokken , van omtrent vier voeten lang, ondc : te zetten: nion iKcht vervolficns een lijn aan die n<'kjci, welke lijn lang gem>eg is om tot aan de naaste wilj^on te reiken, ;v ar lïct een* einde vast gemaakt wordt, en zoodanig ingericht dat een nicnück *cr bij kan komen, zonder van de vogels, die onder *t net zitten, pezien te worden. Alj allcj Ous gcftcld i», hebben de vogelaars of jügers m'ets ontlcrs te doen, dan zich naar de naasibij!»elegcn fviljcn en bosfchen te begeven, en aks zij pairizen zien aankomen de. elven naar *t net te diijven, liCl tvclV bij wijlen niet moeilijk valt, dewijl die vogels gemeenlijk als kuikens vooruit Ux}pen, en zomtijJs fiiet eens belxKyen naar *i ret gedreven te worden ; want zoo rasch zij den zwarten grind-boop gewaar T\'o:don (p de witte Inecuw, vliegen zijzelf' er heen. pc jaj^cr begeeft zich dan naar het einde yan de l{:n. Ut op de bcwc^in^n der wgels, en als hij fcefpcurt dat *cr 200 \eelc bij 't grind zijn alj het ^ iet VAètL DKN NOORDER OCEAAN. ^f net kan dekken, trekt hij fchielijk de ftutten vin 't «i't, waar aan de lijn viüt is, wc^% het net valt vlak op de fneciivv neder en bedekt het grooUlc gedeelic der vogelen, welke onder hciüdve zijn. V^ jagcc Juiipt als dan zoo fchieUjk mogelijk naar \ net, on diJüd alle de vogels , flaandc dc.elvcn tegen 't achter hoofd. Hij zci vervolgens het net weda op, neemt alle de gcdooddc vnj^eU luede, jen herluj.ilt. het werk 200 dikwijls als het hem behaagt, of zo) Iing als 'et zich vogels veitoancn. Door dit eenvoudig tocftel heb ik racer dan driehonderd patrijzen in ééivm morgen door drie lieden zien vangen ; en zij zoudcij *er veel meer hebben kunnen bekomen alu z j gewild hadden. Vroeg *ij morgens bij 't aanbreken van don dag, en even na den middag is het de beste tijd voor deze jagt. Het is zeer gemeen *er vai dertig tot zcveniig in een* (lag van *t net te vangen ; an in den winter van 178Ö vong mastkh phïnci, tojn. fchippt-T van een llocp aan Churchi// riyet\ in iwee halen 'er tweehonderd en vier ftuks. Deze patrijzen zijn geenzins alle jaren evc i mcnigvulji;:;; in 'zora- mige winters -heb ik ze zoo fchaars gekend , dat htt niet mogelijk was om 'er eenige met de netten te vangen, en alle die men •met den fnaphaan kon be- komen , leverden In een geheele week naauwlijks den littót voor eenen dag aan het volk gedurende den ginfchen winter; maar in den winter vm *t j^ar 17B5 waren zij zoo menigvuldig om en nabij Churekill^ eo zoo veelen werden 'er aan de laktorij grbragt, dat ik •er meer d.m tweeduizend van aan de varkens gaf. Tegen het einde van maart of liet begin van ap^il, beginnen deze vogels liunne witte vederen te ver» wikielen tegen hui^ne fchoonc zomcrpluimüdie, en de Q 4 eer- • : » V É 1^1 «48 ••^^'L A N D R £ I S I'! •J eerflè bruine veders vcrtoohen zich aan den hals (♦) en verfpreiden z'ch ailengskcns over 't ganfche lig- chaam; maar hun zomergcwaad is zelden voltooid voor julij. Men maakt van de vederen dezer vogels uitmuntende bedden, en dewijl ze een verval zijn voor de jagers, worden ze gemeeiiliik verkogt aan den kaptein en de ftuurliedeii van de fchepeii der Maatfchapi^ij tot den gering(!n prijs van drie Huivers het pond. Rots-patrijzen. Deze foor|t van veldhoenders heeft in den winte dezelfde kleur als de vorigen , mnar is niet zoo grodt van ftuk, hebbende gemeenlijk niet meer dan twee derde van 't gewigt. Zij hebben een zwarte ftreep van den bek tot aan het oog, en ver- fchil- I t\ (*) I>e heer draggk *aierkc in 2ijne tiooriwaten ' Joor/ogf aan , dat waaneer de patrijzen van {kleur be- {innen te veranderen, de eerde bruine veders zich aan den , (luie vertoonen 9 maar zulks is zoo ver van een aleemeenen regel te zija , dac een Hudfoniann om die gedagten moet lachen. Dat de heer ()racg(l nooit iet dergeiijlcs zag, wil ik niet zeggen, maar , wanneer de natuur zoo ver van haren loop afwijkt, gefchied zulktf buiten twijvel toevallig; en niets is f 00 waarfcViijilijk dan dat de veders, door den heer DRAGGt opgemerkt, door ecl havik warea uitgeplukt, en daar de gewone tijd van vederverwisfeling nabij wat, vervulde de zoaervederi de plaats van de verlo- renen; want van de menige honderd duizenden, die ik heb zie» dooden, zig of hoorde ik aooit dac de ver* wisfeling aai den ilalt begdn. NAAA BIN NOORDER-OCEAAN. 349 fchillcn in aart en mnnieren van den wilgen patrijs. Zij komen nooit vee! in de bostchen of onder 't wil- gen hout , maar tarten de felfte koude op de opper- vlaktens. Zij azen altoos op de botten en toppen van den lagen berk, en zetten zich vervolgens gemeenlijk op de hooge fneeuw-richels neder met hunnen kop in den wind. Zij worden in netten gevangen, gelijk de vvilge patrijs, want als zij grind ontberen, zijn hunne bekken zoo verbazend fterk, dat zij een ge- noegzame hoeveelheid uit de rotzeii pikken. Behalven dat zij zoi) veel kleener zijn dan de vorige foort, is hun vleesch gecnzins zoo goed, zijnde zwart, hard en bitter. Zij zijn in 't algemeen, gelijk de hout -pa- trijs of ten uiterften wild of ongemeen mak, in 't laatfte geval heb ik iemand gekend, die binnen wei- nige uuren 'er honderd en twintig van doodde; want daar zij gemeenlijk bij groote troppen vliegen, kan de jager 'er menigmaal zes of agt in eens fchieten. Deze rots-patrijzen verwisfelen, gehjk de wilg-patrijs hunne vederen in een zomerpluimaadje van een al- lerfchoonst gefpikkeld bruin; én zijn in dat jaarge- tijde zoo taai , dat ten zij ze in den kop of in 't le- ven gefchoten worden, zij met het i;rootfte deel ha- gel ,weg zullen vliegen, als dé grootfte vogel dien ik hen. Zij laten zeer veelé liefde blijken voor hunne jongen, want terwijl zij op eijeren zitten, zullen zij in ftede van die te verlaten , zich eerder met de haad van 't nest laten nemen (♦). Duiven van cene klee- ne (*) Behalven de reeds genïelde vogels, die beftendig een fchotei op onze tafels raa hudfotis baai, naar de ondcrfcheidcn jaargetijden uitmaken , verzekerd de Heer Q5 i«- . -41 ' '.I tl*;' ' ^^' m :'^i f. i M« LANDREIS re geftalte, riet grocter dan een lijster vind ken in zommige zrm:rs ïüo ver ncordwaards als Chutchill rivier , De bek is vlee chkleuri;^, de fchenkels of PootcH rood, 01 het grootst j.eiêeltf van de plui- maadie van een ligte of blauwe kleur. In de binnen- landfche landftrecken vliegen zij in gruote troppen, en zetten zich op de populier boomen in zulk groot aantal neder , dat ik 'er wel twaalf in eens heb zien ichictcn. Zij azeri gemeenlijk op de knoppen der populieren, en zj maken een goed eren, maar zijn zelden vet. Zij maken hunne nesten in de' boomen, even gelijk de houtduif doet, leggen nooit meer dan « twet \u |EKiMi,datin den tijd, toe> hij fouverneurte ^trkfott w» , de trapgans gcmeenlijkwierdopg^discht.maar fedeit dot fort bij den rrede ran Utrecht ia 1773 aan de Engel- fcheis overgeleTcrd , hebben ^«en Tan de bedienden der 'Mastrchappij *er ooit een dier vogela gezien; ook blijkt bet tfiet uit alle de dagboeken , welke de MaatrchappQ der Hitdftm baai thans in handen heeft > dat een dier TQgelcn in de zuidüjkfte deelcn van de iaai^ yeel min- der te Tork farty dat op 57* noorderbreedte ligt, gezien ^is, zoj dat hier een voornaam abuis ^ «f een opzett«Ii k pcgmerk om te misleiden plaats moet gehad hebbent "l^rouwcrs zijn verflag van de landftr^ek , daar hij onmid- ^tlijk zi.n Y^rblj f hi^ld, en de voordbrcngzels van het felve* zi.n zoo verkeerd opgegeven, dat zij de miude aandogt niet verdienen. Zijn Collega dk la pot mes irerzekerd al mede het beflann van den -trapgans in diege- wesrea, doch even zoo verkeerdelijk en tegen de waai;- held aanloopeud^» . SI VAAÜ DIM NOOROER-OCEAAN. tf» twee eiTfcn, en zijn zeer fdiaars nabij de zeekuit en dcAmxirdelijké ftreeken van Hudfons baai, ' De ïi(<0DB0RsT HJSTR118, gemeenlijk ean de Hud- fo>is oatii rood- vogels geheten, masr van andereu de zwirt- vogel genoemd, uit hoofde zijner zang, en van anderen de amcrikaanfche kramsvogels, vertonen zich gemeenlijk aan Churc^i l tivie*- tegen het midden van maij, zij maken hun nest van modder, gelijk de en- gelfchc lijster, en leggen vier zeer fraije iblauwe eijeren. Zij hebben een luiden jiangenamen zang, welken zij gemeenlijk 's morgens en 's avonds doen hnoren, wanneer zij op den eenen of anderen hoogen boom nabij hunne nesten zitten ; maar zoo haast de jongen vlug zijn, zingen de ouden niet meer, en ver- huizen vroeg in den herfit naar *t zuiden. Zij zijB geenzins talrijk, en worden gemeenlijk bij pareu ge- zien; zij wolden nooit gczogt als een artijkel van voedzel ; maar als d© Indiaanfche jongens hen doo- den, worden ze vobr een goed eten gehouden, at hoewel zij fteeds azen op wormen en infe^en^ De TouKAN of croot-ie:(. Deze zwierige vogels bezoeken Churchill rivier in zommige jaren reeds in in 't laatst van maart, maar zijn geen^'ins veelvul- dig ; zij worden altoo^ bij paren gezien, en a^en ge- meenlijk op' de knoppen van populieren en wilgen. Het mannetje heeft allerfchoonfte karmozijn kleurde veders , die van het wijfje zijn van een dof vuil groen. Ih gedaante hebben zij veel van den cngcl- ichen goudvink, maar zijn wel eens zoo groot. Zij maken hunne nesteu in de.boomen, zomtijds niet ver boven den grond; leggen vier witte eijers, welke zij altoos in junij broeden. Men zegt, dat zij in de lente aangen^iiun zing^9 fchoon ik hun zang, nooit * hoorr i: ■■■■Si 1 'Ml '^tlif m .1- d5a L A N 0 R E I 9 '1*' » hoorde, men weet, dat ze al vroeg in den hcifst zich naar *t zuiden begeven. De Engelfchen, aan Jiuufons haai verblijf houdende, noemen dezen vogel gemeenlijk de amerikaan(che rood vogel. Sneeuw gielgorssen, algemeen aan de Hudfons haai bekend bij den naam van fneeuw* vogels, en in de eilanden van Orkney bij den naam van fneeuw- vvlokken, uit hoofde, dat zij deze gewesten met zulk ecne menigte bezoeken, dat zij het za*d zoo ras verilinden als het gezaaid is, en in zommige jaren den boer nopen voor de twcedemaal zijne akker te bezaaijen, en zomtijds wel voor de derderaaal. Deze vogels vertoonen zieh aan de noordlijke zetel» van de baai tegen het laatfle van mei of *t begin van t^jril, wanneer ze zeer vet en niet min lekker van fmaak zijn als een ortolan. Op hunne cprfte aankomst arcn zij alleen op graszoden, en bezoeken graag de raisthoope». Op dien tijd worden ze gemaklijk bij menigte gevangen onder een net, onder welk men haver -gort geftrooit heeft; maar bij 't naderen van 'den zomer azen zij veel op wormen en worden dan zoo fterk niet gezogt Zij vliegen zomtijds in zulken grooten zwermen, dat ik *er wel eens twintig in een fclioot doodde, en ik kenmenfchen, die in een fchot *er eens zoo vcele doodden. In de lente is hunne pluimaadje aartig gefchakeerd met zwart en wit; doch hunne zomervederen mogen zwierig, fchoon niet vrolijk geheten worden; in eenekouw leven zij lang, hebben natuurlijk een aangfliamen zang, en als ze bij ktnarfe vogels hangen, bootzen zij den zang van die na. Ik heb veelen van deze fneeuw- vogels in dezelfde kamer bij kanarie vogels gehad, en bij die gelegeobeië bemerkt, dat zij zoo wel in den .• ,v Vviiv HAA» DEN NOOR DER-OCEAAN, «51 winter «Is in den ïomer zingen j maar zcl6 opgefloten, veiwisfeleii zij hunne vederen, even als in den wilden ftaat. Deze foort van vogels fchijnt de koud- ftc oorden te beminnen , want bij *t naderen van de lente vliegen zij zoo ver noord op, dat de plaat- fen , waar zij broeden aan de bewoners van tludfi^t baai niet bekend zijn* In den hertst keeren zij in, grooter troppen naar *t zuiden, en worden dikwijls bij menigte gefchoten t om dac men ze voor ei^ zeer lekker eten houdt; in dat jaargetij, evei wel, zijn zij geenzins zoo goed als waimeer zij zich in de lente laten zien. De «IKUIFOB of GEKROONDE WITTE GBBLGORI. Deze foort is kleener dan de vorige, en komt zelden voor junij ten vocxrfchijn. Zij broeden in de mees* te ftreken van de baai , maken hunne nesten altoos op den grond , aan den wortel van een kreupel- wilg of doornbesfen-llruik. Zoo lang hunne jongen nog kaal zijn fluiten zij verrukkelijk, maar zoo haast die beginnen vlug te wordeq zingen zij niet: meer mstor nemen vroeg in feptember de wijk naar 't zui- den. Laplandschb vink. Deze vogel is gemeen ann de Hudfons baai^ en verhuist nooit naar 't zuiden in de koudfte winters. In dat jaargetijde houdt hij zich meest op in.de vlaktens bij den jeneverbesfen* boom, en aast op de kleene knoppen van dien boom als mede op graszoden, maar bij 't naderen van den zomer vliegt hij verder noord om te broeden. £ene yerfcheidenheid van kleuren is dezen vogel eigen, hij is allerfchoonst getekend met ccn rood voorhoofd en roode borst Hij is zeer gemeen ia' de lente, en wordt dikwijls ia de netten gevangen ^ welke voor ■■■| ■*f. 5*' I «bit '-11 ■,:l I . «( éV l' > t A U Ü H È l S l«'K ','.*! den fneeuwvogel gezet worden ; in de koüw g^^| l^laatst, heefl hij fn lieflijken zang, maar opgcHo' ten leeft hij niec lang, fcboon hij gemeenlijk zeerj Vet fterft. LvBuwRtKtcBN i mcdc tamelijk Vcrfchillende van klturen, houden zich des zomers in deze gewesten dp, en komen daar altoos In mei, maken hare nes* fen op dèn grond, gemeenlijk aan den kant van een (leen of aan den wonel van etn kleene (huik, zij le^gcii Vier gefpikkelde eijeren en brengen hunne, jonT;en in junij voord. B'j hunne eerste aankomst, en tot dat hunne jongen vlug zijn, zingt het mannetic door- gaans, en ftijgt gelijk de veld- leeuwerik aeer hofig ih de lucht, en daalt gemednlijk iit een loodlijnige ftreek tot zijn nest neder. Hun gezang iè helder en aangenaam, maar is niet zeer vcrfcheiden^ en Zoa haast de jongen vlug T<^)rden zingen zij niet meer, zij verttekken vroeg in^'t najaar naar 't zuiden. Zij kunnen geen opduiten dalden, zingen in dien (bat nooit, en leven zelden lang. De MREs word gcwoon\i]}i iii fludf^n» haai zwart kap geheten. Dit kleine vogeltje verduurd de hardfle ivinters, en aast in dat jaargetijde op de zaden van het lange biczengras, maar In den zomer op gekorvenè diertjens en besfen. De ^uid-hrdianen noemen dezen vogel kisf-kisf-hef his , naar een ginnekend geluid, het tvelk zij maken, het welk veel in klank naar dat woord gelijkt. ZwALfjwEN bezoeken de2e oorden ih verbazende menigte, en zijn zeer gemeenzaam, zij maken hunne nesten in geheime gemakken, in ftallen en andere buitenfchuren, welke veel bezogt worden. Zij maken seldTaam hunne vertoouing aai Churchill rivier yiocn nsb • ju. ffAA& Dl1 k ^6 L A N D R E t S ^' ! * ■ 't •■ i' wl ;■. ' i 4 It i , (;' Re 'f ' 1 i'i' ^» heeft zelden meer dan twee jongtïn, en begeeft Ach vroec; in 't najiinr na.ir 'r zuiden. De BRUINK KRAANVOOKL, dc/C foOft \s VCCl klcIn . der van nc^^lw ''*n de vorige, halende zelden drie en een halve voet, en doorgaans geen x\cn pond wegende Zijne nesten en levcn.Hwijzc komen nabij aan die van den amerikaanlchen kraan, zij hcblK*n nooit meer dan twee jongen, en dezen zijn zelden vlug voor repicmber. Zij worden hooger noord vvaait gevonden dan de vorigen, want ik lieb 'er verlchci- den van gelchoten op ^7ayme" i/and, en heb hen aan het vaste land op de hooge noorder breedte van 65** gevonden. Zij worden gemeenlijk voor goede fj)ijs gehouden, en om de gedaante van 't ligchaam, wan- neer ze voor 't fpit toebereid zijn, den naam gegeven van de noordwestelijke kalkoen. Deze vogel heeft iet zeer bijzonders, namentlijk dat de krop grooter is dan die van een zwaan , en aanmerkelijk zoo in de jongen. J> bruine kraanvogels ziet men dikwijls bij heel ftil . ir verbazend hoog in de lucht, vlie- gende altoos in kringen, tot dat ze allengskens bijna buiten het gezicht geraken; nogthans is hun geluid 200 fchel, dat de jager, eer hij ziet waar ze zijn, dikwijls raeend dat ze zeer nabij hem zijn; zij be- zoeken Hud/ons haai 'm Vrij grootei menigte dan de vorige, en zijn zeer goede fpijze. BuTocMiEN of ROERDOMPEN zijn 'jn den zomer ge- meen aan Trk fort^ maar worden zelden zoo ver in bei noorden als Churc'iill rivter gevonden. Ik heb twee foorten van dien vogtl gezien; zoramige met a-^chgraauwe, andere met alleifraaiste grasgroene pootert en zwierige vederen. Zij houden zich altoos aan de moerasfen en dras gronden, als mede aan • . de NAAR DEN NOOR DRR OCEAAN. «57 de oevers der rivieren, daar veel riet en Ung grai groeit, op; lij azen gemeenlijk op inl'cften, die in *! water geboren worden, en waarfchijnlijk op klcino kikkers; en alhoewel se zelden vet zijn, leveren zij toch gemeenlijk een goed eten. Zij zijn gcenaini talrijk, zelfii niet aan Tork fort iioch ook in ds zuideli|k(le gewesten van de ba^i, die ik bezogt WuLPïN. Er zijn loorten van dezen vogel, die zirh in deti zomer bij menigte aan de. Htuifom haal ophouden, en in alle de ommeflreekcn daarvan broeden tot op de noordcr breedte van 73" ; de grootfte van de/e foortcn wordt door den grooten natuurkundigtn lieer pennant bij den naam van wulp der Es* quimaux onderfcheiden. Zij houden zich altoos nabi| de kust, pasf'en op het Inagwater getijde, wanneer xij bij menigte op zee-inlcAcn azen, welke zij hier aan den kant der (leenen overvloedig vinden. Zij vliegen zoo ftevig als een houtftiep, antwoorden op een gefluit dat naar bet hunne gelijkt, drijven lang op hunne wieken, laten zich gemaklijk fchieten, en zijn zomtijds een uitmuntend eten. De andere foort van wulp is in kleur en gedaante juist als de vorige» fchoon iets kleiner en eenigzins verfc uillende van levenswijze: zij komen nooit aan den waterkant, mtsst houden zich altoos tusfchen de rotzen en droogc klippen op^ zij azen op besfen en op infeften. Het vleeich van dezen vogel wordt algemeen beter geacht dan dat van den vorigen, doch zij zijn zoo menig* vuldig niet. Deze foort vin wulp M^d zeldea noordelijker gevonden dan Eijef^rMer, De sPiT-sNip (yack'Snlpe), Deze vogel bezoekt des zomers Hud/bm baai v\ grooto menigte, maar wordt zelden ten nottden van -de Walvhsh-bêgt geBieo. Zif ' Il DEfiU R VCf* 11 '•S n ^ ,\ 4 m il f Alt .KL A N D R E I S Aa«< 'h I * ytrtnowm zich niet voor dat hrt fjd der rivferwi loi M, «n vertrekken vroeg in 't najanr naar 't 2.;idcn. (>edurcnde hun verblijf in 't nojtUcn , hmidcn x\] nch aan de inoerasni;c zcekunten en aan oevers van gr< )otc rivie- ren op. In manier en vlu^t ;;c1ijkcn zij naauwkcurig de f^t-fnip van /Cur>/>ai en als /ij vlioucn, blijven zij op zulk een af (land van elknnderrn , dat de jager maar zelclen 'er één uf twee in (h^nc fchte nicni'te, maar meer no^ de inlindfciic plaatzen, cm houden zicb gewoonlijk op aan de la^c modder i^c oevorü dci rivieren. Des zomers zijn ze algemeen zjer nniger, qiaar liat in den herfst zijn ze, om het z^k) te noc- • men, een enkele klomp vet. Dozc vogel, met vccle anderi* trckvoguU, zag ik in grooten getale tot op de noorderbreedte van 71* 5a', en aan T»ff fort weet ik, dat ze in 't laatst van octolnir gefclvotcn zijn, in welken tijd zij op zijn Icüt, en e;-'nc uit- muntende knap zijn, vooral wanneer men 'er een ftukjc pasteidecg om doet en ze dan bij nppjlnvxis kookt; want ze zijn indedaad te vet, om in dat jaargetijde gebraden of enkel gekookt Rectcn te worden, Hëbredischb sTRANDf/)opp.iw; nuar gcmcenef aan de lluflfoDs bfl>:i bekent bij den naan van walvisci»- vogels, uit hoofde dat zij op den doodcn romp van ' deze vsfclicn, welke dikwijls aan 't ftrand liggen, azen, nis mede op naden, die uit de plaats, welke door vliegen aangeftokcn is, voor.'. komen. Deze vogels bezoeken deze llieeken bij verbazende menigte, en houden zich aJioos iligt aan den z«ora dei zee. Zij motsen, gewis, fchoone vogels gcnaamt worden , al- hoewel huunc p!uim;iadic niet zuieri;^ is; zij zija gewoonlijk zeer vet, en fraaken, wanneer ^ij maat pas gedood zijn, zoo ftcrk naar traanölie, dat ze gansch niet aangenaam voor *t verhemelte zijn, zij worden evenwel veel geëten van de dienaren der Maatfdiappij. Bij 't naderen van den zomer vliegen »ij;zoo ver ten, noorden van Chw chili rivier^ dat men niet juist, wfipt. waar ze broeden, fchoo» zij in die I "ll ^.•!' II l|f m ^. a» lEree]^ i a6o LANDREIS W^\ ' ■4 (h-eek blijven tot het begin van julij en vroeg In den herfst terug komen. Het zijn geenzius gniote vog' Is, Wint zelden wegen zij vier oneen. De bek is zwart, de pluiniaadie vrij bont roet wit en zwart, eni po -ten en voeten zijn van eene allerfchoonlle orange kleur; zij komen naauwkeuri'g overeen met den vo- gel door den heer p e n n a n t befchrevcn » uitge- zonderd dat ze veel langer zijn. Plevieren, gemeenlijk haviksoogW! geheten, we- gens hunne waakzaamheid van zich niet te laten na- deren daar zij zitten. Wanneer dbze' vogels vlierren doen zij het fnel en onregelmatig , vooral als zij alleen zijn of in kleine troppen. Aan ChurchUl n'vhr zijn ze geenzins talrijk, maar ik heb ze aan Tork fott in het najaar van 1773 in zuliiC groote tro}>pen gezien, dat d: heer ferdinand jacobs, als toen gou* vcmcur, de heer robert body, chirurgijn, en ik zelv', in éénen enkelen achtermiddag 'er zoo veclen van doodden als twee mcnfchen behoorlijk dragen konden. Zij azen gemeenlijk op infeélen, en zijn ten allen tijde goed eten, maar laat in *t najaar aller uitmuntendst. Zij zijn fieenzins overal even menig- vuldig; en aan de noordzetels in de baai worden ze niet geteld onder die foort van wild gevogelte , dat alge» meen tocbren^t tot den ftapel van voorraad, 't welk alleen gedood wordt uit weelde; maar naar men mi} onderrigtte worden te jlthanij fort verfcheiden vaten 'er van gezouten voor winter gebruik , en die kost voor goede fpijs gehouden. Deze vogel brengt den zomer door in de eenzaamfb» en verst afgelegene noorderftreeken , want ik heb ze aan de Koprr rivier gezien, alhoewel in die akelige gewesten flechts bij psren. De joigen vau deiK vo^ \$ verlaten hun f NAAR DEN NOORDER-OCEAAN. 961 nest zoo haast ze gekipt zijn, en loopen, iechts in weinige dagen, zeer vlugj bij n^rht of in regenachtig weder rtcpcn de ouden hen te fanien, en bcdekivcn ze met hunne vleugels op dezelfdt wijze als onze hen hare kiekens docU. ZwARTB zKEiiRNNBN, in dc HudfoMs baai bekend hij den naam van zeeduiven. Deze vogils bezoeken de ftranden van HuJJons baai tn Jiraten bij menigte; maar nog meer de noordelijke gewesten, waar zij in groote troppen te fnnicn vliegen ; naar den kant van het zuiden ziet nicn hen flechts bij paren. Zij zijn van een fraai zwart, maar niet glanzig, met fcharluken roode pooten en voeten. In dc zuidelike gewesten ziet men ze enkel bij paren ; de dekvederen dg: vleugelen zijn met wit 't^^jsxtt. Zij hebben de zwaarte van een wintertaling, doch uiterlijk fcliijten ze niet zoo groot. Lij maken gewoonlijk hunne nesten in de holen der rotzen, en liggen twee witte cijeren van een uitmuntenden fmaak, maar naar even- redigheid te groot voor den vogel. Mijn vriend , dc heer peivnant, zegt, da. zij dc koudfte winters in deze gewesten verduren, mcX zich altoos aan den rand van 't {ijs bij t open water te houden ; maar dewijl de zee in dat jaargetijde verfchcide mijlen ver van den oever af bevrorai is , geloof ik niet dat ie- mands nieuwsgierightid ooit groot genoeg geweest zij, om de waarheid daarvan te gaan opnemen; 't is zeer wel bekend dat zij nooit zich nabij het land vert nonen, wanneer de vorst gcftreng wordt. NooRDscHt oriitERs. Dezc vogels, alhoewel ge- meen in de Uttéfons baai^ zijn nogthans in 't geheel 2#er menigvuldig; zij worden zelden bij dc zeekust g^^en, maar mcadcr in de verschwater mciren, K 3 «» 'i 0.6% LANDREIS en gemeenlijk bij piren. Zij maken hd'nne nekten aan den kant van kleine eilanden of aan de zoomen der meiren en poelen ; zij leggen maar twee eijcren en het is zeer gemeen l^eclits een paar met dcszcl.s jongen in een plas water te vinden; een groot bewijs dat zij niet graag in mautfcii ippij leven. Zij zijn in HuifCofis /»rf.r bekend bij" den naam van lommen Zij verfcliillen in iborten van de zwarte en roodhulade duikers, hebbende een groote zwarten bek, bijna vier duimen lar.g; de rugvederen zijn van een gluizig zwart, fraai geftreept met wit, de buik zelve wie, en zij wegen zonuijds vijftien of zestien onctn. ilun vleesch is altoos zwart, hard len yisfi^, evenwel wordt -het van de Indianen geëten. ZwAUTH ALS DUIKER, Dezc foöft is fraaijsf dan de vorige, h/eft een langen witte bek, de ru^- en vleu- \^gel veders zwart, doch zwierig getint met purper en groen, en fr:«ai getekend met witte lpilt NAAH DEN NOORDER-OCEAAN liQg tr-i en hunne ne.^tcn f aan de zoomen maar twee eijcren ■Jaar met deszeliS een groor bewijs -n. Zij zijn in t'an lommen Zij en roodhülaJe n bek, bijca vier v:m een p^lmzh^ uik zelve wit, en oneen. I fun ï evenwel wordt n 5 fia:iijer dan de de ru^- en vleu- met purper en i Ipikkels. Jn p nuar zij duiken ï worden diens- ir meest in d» ven als dat der fïaeds van do e vo.TcIs is dik de veders daar ' mans tot mui- aaf worJei) in.s- id, en dienen wi leien tot een i insgelijks anii aar in p;roütte 'igen, dat zij zelden raecr wegen dan drie of vier oneen.' "'Zij zijn, even als de andere fücrt vsn lommen, uHmati« tendc duikers ; zij azen altoos op vi&ch , en als zij hunnen prooi vervolgen, verwarren zij zich dikwijlf in de vischtietten, welke men aan de .mondso der kreeken en kleine rivieren uitzet. Zij zijn talrijker dan een der beide vorigen, ook vliegen zij bij tropp^, maar maken even als die hutme nesten aan den kant van 't water, en leggen Hechts twee eijcren, welke, fchoon fterk en vislig, altoos do-r de Engelfchen en Indianen gcëtcn worden. De pooten van deae drie Iborten van lommen, zijn zoo digt aan den ftuit geplaatst, dat dezelve hun van geen dienst op 't land zijn, als buiten ftaat om *er op te gaan; en wanneer ze in dien fta..t gevonden worden, "t geen niet dik- wijls gebeurd, kan men ze gemaklijk grijpen, fchooi zij zich dapper met hunnen bek, die zeer hard eu fcherp is, vcrwccren. : : . ;,(,..: Witte meeuwen. Deze vogels komen bij mem'gte in de Hitdfons ha ;/, zoo wel a-n de zeekusten als landwaards in , en verfpreiden zich waarfchijnlijk over het vaste land van Amerika. Zij vertoonen zich gemeenlijk aan ChwchiU rivier omtrent het midden van mei; maken hunne nesten op eilanden in de meiren en rivieren; leggen twee gefpikkclde eijeren, en brengen hunne jongen voord in junij. Hunne eijeren worden algemeen voor goed voedzel gehouden, zoo wel als het vlee^ch van die, welke zich binnen 'slands ophouden, fchoon zij azen op visch en doodc krengen. Zij houden hun verblijf in Hndfons baai zoo lang in den natijd als de vorst hun toelaat voed- sel te vinden. •.\ N! R4 Grij- 964 LANDREIS 1 ^t i »'!« 'Orijzc meeuwen Deze vogels», alhoewel gemeen, zijn evenwel gecnzins menigvuldig. Ik heb nooit de plaats geweten wmx zij broeden , dewijl zij zich zfelden aan Chu> chili rivi.t laten zien voor laat in ^en natijd, en daar blijven ze flechts tot dat het ijs lich aan de oevers begint te, zetten. Zij bezoeken ^Iden de binnenlandibhe ftreeken. Zij zijn niet klei* ner dan de vorigen , en in *t najaar zijn ze gemeenlijk vet. Hun vlecsch is blank en maakt ecne zeer goede fpijs, en zij zijn, gelijk de meeste andere meeuwen, goed om in de vlugt gefchoten te worden. Zwarte meeuw«n. Gewoonlijk aan de Hudfoin hêai oorlogsvogel geheten , om dat zij een kleiner Ibort van meeuw, in dat land bij den naam van zwartkop bekend, vervolgen, en hem zijn prooi ont- nemen. In grootte zijn ze veel minder dan de twee Vorige foorten; maar, geljjkdie, maken zij hunne nesten altoos op eilanden of aan de zoomen van meiren of poelen; zij leggen flechts twee «Ijeren tn irrordeii op een zeqr verren aftland van de zeekust gevonden. De, lengte hunner vleugels is zeer groot naar evenredigheki van het ligchaam; de (laart is «envormig, en de twee middelvederen zijn vier of vijf duimen langer dan de oveiige. Hunne eijcrcn gorden altoos van de Indianen en Engelfchen geuten ; maar dö vogel zei v' gemeenlijk verworpen, tenware 'er gebrek aan mondbehoeftens zij. ZwARTKoppEN. Deze zijn de kleinfte foort van meeuwen, welke ik ken. Zij bezoeken de zeeku^c van Hu dl ons haai in aulk ecne menigte, dat men «e dikwijl^i bij troppen van honderden ziet ; en ik heb ganlthe fchepels met eijeren van hun zien garen op een eiland van zeer kleinen omtrek. Deze eijcrcn zijn 1' M NAAR DEN NOORDER-OCEAAN. a6s zijn een lekker eten, het dooir 200 goed zijnde a\f dat van een versch gelcgt ei van eenc jonge hen, het wit Iieeft een tint van half dooiichijncnd azuur; maar de vogel zelf is altooi viifig. Hunne liefde voor hunne jongen is zoo fccrk, dat wanneer iemand, beftaat hunne neaten te beroovcu, zij liem aanvliegen en zelfs met hunne wiekeu raken; en wanneer zij eijcr^ misfen zullen zij gemeenlijk den roovcr eea groüt end wegs vervolgen, en hunne droefheid i« kennen geven door een ongewoon fchreiend geluid. Deze vogel mag gefteld worden bij het zwierig gedeelte van de gevederde Ichepping , fchoon hij geen- 7ins ecnigen pronkveder heeft. De bek, pooten em voeten zijn van een allerfchoonst fcharlaken kleur; de kruin zwart, en de overige vederen van een ligl aschgraauw , uitgezonderd de fchaftveders , welke aartig geftrecpt en getipt zijn met zwart, de ftaart vorksgewijze. De vlugt of uitgeftrektheid dër vleugels van dezen vogel is zeer groot naar evenredigheid van het ligchaam. Zij worden zoo ver ten noorden ge- vonden als tot hiertoe ieuand geweest heeft, maar vroeg in 't najaar wijken zij naar *t zuiden. pRLLiKAAN. Deze vogels aijn talrijk in de binnen- landen van dit gewest, maar vertoonen zich nooit aan de zeekust. Zij ^houden zich meest op aan groote meiren, en maken hunne nesten op eilanden. Zij zijn zoo zorgdragende voor hunne jongen, dat 'er gemeenlijk groote hoopen visch bij hunne neiten leggen te venotten, waaruit eene affchuwJijken ftank ontftaat, welke men op een zeer wijden af land kan ontwaren. Het vleesch .van den jongen pcHikaan word veel geëten van de Indianen ; en daar die iongen altooi zeer vet zijn , fuidt men zeci veel van R5 . ^a« 11 I «• 4 %e6 L A N D |l E I S vr I il m il W-' II lil dat vet, liet welk in blazen voor winter gebruik bewaard wordt, om hetzelve te vermengen met ge- ftampt vlceich; doch als men het lang houdt, word het bitter en vunzig. De pellikanen van deze ge- weiten hebben omtrent de grootte van een gemcenen gans; hunnei vederen zijn zuiver wit, uitgezonderd de fchaftpennen, welke zwart zijn. De bek is ten naastcnbij een voet lang, |cn de zak, welke van het uitterfte einde dtr onderkaak tot aan de borst reikt, kan meer dan twee en een halve amfterdamfche mengelen houden. De huid dier vogelen is dik t;n •taai, en wordt veeltijds van de Indianen bereid en tot zakken remaakt, maar nooit tot klecding gebruikt, alhoewel de vederen zoo haid, gevuld en duurzaam zijn als dl.' van de lomme. Duiker- JANS. Word gemeenlijk aan de T/udfoMs b»tii (iJ-f// drakt'^ of brand-g;in8 geheten. Dezc vo- gels üijn zeer acnïc;:n ain dj zeekust, maar vliegen in de binij^^landlche rtreekea bij zeer groote trop« pen. De l ek is lan;z en Tnal, getand als een zaag 5 en zij hcl)bcn een h>>jói van vederen aan 't achter- h ofd , welke zij naar welbehagen kunnen oprigten. Zij zijn allcriiitmur.tenüde duikers, en zulke vernie- lers van vitclj, dat zij dikwijls verplicht zijn, 'er veele van uittelpuwcn, alvorens zij kunnen c^vlicgen. Alhoewel niet ve^^l grooter dan het mannetje van een wild eend, verzwelj,en zij dikwijls visfcheii van zes of zeven djimen lang, en naar evenredigheid dik. E e zulken, die zich binnenlands ophouden azen veel op krabben, welke zeer menigvuldig zijn in zommige ondiepe rivieren. Jn 't najaar zijn ze zeer vet, en fchooin ze| altoos op vi5ch azen, is hun vleesch in dat jaargetijde zeer goed \ zij blijven in die bin- NAAR DEN NOORDER OCEAAN. 067 binnenlandfche ftrcekcn zoo lang als de vorst hun toelaat zich een bcllaaii te verfcliaircn. ZwANBN. Er zijn twee foortcn van dezen vogel , die in den zomer de Iiudjons baai komen bezoeken, en ceniglijk in ^loüttc vcrfchillen, want beider vederen zijd volmaakt v/it, de bek en pooten zwart. De klcenftc foort houd zich meer aan de zeekust op, maar is niet talrijk, en wordt meest bij paren gezien, ook zomtijda bijenkclde, waarfchijnlijk, als de gade in hunne verhuizing naar 't noorden was omgekomen. Beide foorten .broeden gewoonlijk op de eilanden , welke in de meircn zijn; de eiren van de grootfte foort zijn zoo groot, dat een derzelven genoegzaam is voor het maal van een gefchikt mensch , zonder brood of tucl'pijs. In de binnelandfche landftrceken komt de ^roote ^waaii hei eerst van alle dé andere foorten van watei-vo^ielcn voor den dag , en in zommigc jaren laat hij 'er zich reeds in maart zien, lang voor dat het ijs in de riveren los is. in die tijden houden zij zich altoos bij de open waters, daar waterftortingen enfter- ke ftroomen zijn, op, en aldaar worden ze dikwijls bij verbazeijde menigte door de Indianen i-eichoten. Zij wegen gemeenlijk meer dan dertig ponden, en de mindere iborten van agtien tot vier en twijnug pon- den. Hot vlectch van beiden is een uitmuntend eten ; gebraden zijnde, Tmaakthetnietminderdan dat van jong rundvleesch , de jonge zwaantjes zijn eene lekkere knap. Niettegcnftaandc de grootte dezes vogels is hij zoo fnel op de wieken, dat hij het moeilijkst te fchie- ten is van alle de vogels, die ik ken, men moet ten minften tien of twaslf voeten vooruit van hunne fnebben aanleggen. Dit echter heeft alleen plaats, wan- neer zij bij eene frisfchc koelte voor den wind vlie- gen. 4 ^'Ü- m «68 LANDREIS I'S 11 gea, in welken tijd zij niet minder dan honderd mij- len in ccn uur kunnen aflegp;en; mair wanneer ze dwarswinds of te;^en den wind opvliegen , maken zij flechcs weinig vordering^ eo zijn dan gemakkelijk te fchieten. In hunnen ruitijd zijn ze niet gemaklijk optevatten, dewijl hunne brecde voeten, met beluilp hunner wieken hen in ftaat (lellen, om zoo vlug en fncl over de oppervlakte van *t water te loopen, dat geen Indiaan met zijn fchopriem hen ineen ka« noo kan Inhalen, en des moet men hen altoos fchieten, want door het duiken en andere wen- dingen, maken zij het onmooglijk om met de hand gevat te worden. Men heeft verteld, dat de zwanen fluiten of zingen eer zij derven , en hier van heb ik bij de dichters fraai je belchrij vingen gelezen, doch icboon ik 'er veelen heb zien dooden, heb ik m)g- thans niets dergelijks geho p;r(.)oc niot; de hek 'xs in even" rcdigiicid veel kleencr, en het vlccsch, vc:l Winket ziJHile, wordt derhal vcii aau het zelve ver de voor- keur KC^cven. Deze gan^cn zijn op | verre na zoo menigvuli^ niet als de vori^en, en vliegen g?niec lijk vervier naar 't nourden om te broedrti ; evenwel vhid men eenige weinige harer cijcrcn digt bij Ciurc'tiJl rim', Zu'ldlaam leggen deze l)ei.le Irorten meer dan vier ciron, uit welk^, zoo ze haar niet ontroofd worden, zij gemeenlijk vier jonge voord brengen. De wiTTB of SNEE w-o ANs. Dtze i» de talrijkfle van alle de vogel ItKjrtcn, welke de iworderdeelen van de haai bcz'jckcn, en vertoonen zicii aldair ge« meenlijk a|j;t of tien- dagen na de gemcene graauwe ga.is. In t bc;j;in van 't J!iai-r;eïijdL' komen zij in klee- ne rropi,"»ei), maar in 'c midilen en tegtii het laatfte einde, vliegen zij bij zulke verbazende vlugten, dat«. w nnecr zij rtrijken in de nuywraüliije tlrceken om te azen, de groml zeer ver heen, naar een fneeuw-veld g lijkt. , Wanneer zij aan dezelfde moerasfi^e groOi den azcn niet de graauwe ganzen, vermengen zij zich 'pi no«)i' mede. Gelijk de graauwe gans, vlie- gen zij f»pt geluid -lan, 't welk het hare naboJen van ganzen en van alle andere foorten van ,wiid gevogelte dan eenige £uropaan> dien ik .,41 1 H, IMAGE EVALUATION TEST TARGET (MT-3) /. ^ .«^ i.l 1.25 U|2J 125 ■50 "^~ BlBB U llll.ó il V] vi "^ ^ <* j^ y yS« Hiotogr^hic Sciences Corporation 23 WEST MAIN STREET WEBSTER, N.Y. 14580 (716) 872-4503 4^ é 5i: y 'iti' *«■» A79 LANDREIS immer in de lludfons baai zag; want zomttiigc hun- ner dooden dikwijls meer dan , honderd ganzen irt ééien dng, daar de ibedrevenftc Engclscliman een goed dngwcrk meend gedaan te hebben als hij 'er dertig dood. Benige jaren geleden was het gemeen voor een hidiaan duizend of twaalhonderd ganzen in een jaargetij te dooden; maar naderhand werd hij eien goed jager geacht, aie 'er driehond rd doodde. Dit is geenzins te wijten aan de ontaarting der In- boorlingen, maar aan het mindere aantal ganzen, het welk federt de laatfte jaren die gewesten bezoekt. De plaats, waar die vogel gemeenlijk broed, weet geen Indiaan in Hudfms baai aantewijzen, zelfe is ae onbekend aan de Esquimaux, die nogthans het Verfte noordwaards heen reizen. Ook weet men niet welke de gemeenlijke ftreek is, die ze bij hunnen terugtogt naar 't zuiden, in 't najaar nemen; want fchoon men zulke verbazende troppen van die vogels in de lente aan de Churchill rivier ziet, en 'er ge- meenlijk vijf of zes duizend van doodt; wordt het in \ najaar een goede jagt gerekend als men 'er zeven öT agt honderd van. fdilet. Aan Tork fort,' alhoewel iïechts twee graden bezuiden Churchill rivier, weifeld het faifoen der ganzen zoo zeerj dat men in zommi- ge lenten veertig oxhoofden, en in andere niet üeer dan een of twee oxhoofden inzout; en aan V fort Jlha^iij^ is 'er op het lente faifoen in 't ge- heel geen ftaat t« maken ; maar in 't najaar zouten zij gemeenlijk zestig oxlioofden met ganzen, behal- ten eetie groote menigte plevieren in. De wijkplaats (Uier vogels in den winter is even zeer onbekend, tis- de plaats, waar zij broeden. Jk aie in de /^rctia ZDot»gy\m dep heer pbnnant, dat om^reeks Jam kuta •lUi, Naa^ den NOQ^DER-OCEiUN. jc^i Jeutz CU andere oorden van Sib'U! dezelven iin groot aantal gev;ingen worden , zoo in , netten als ia koijcn, of velJiopt^en; maar als deze dezelfde vogels zijn, moeten zij bij wijlen zoo zeer in levenswijze als in ftand veranderen i want in Hudjons baai zijn ze de fchuwfte en waakzaamfte vogels van alle d^ Iboitcn van ganzen, niet duldende, dat men hen openlijlc zelfs niet binnen twee of drie fiiaphaan fchoten nabij kome; in zoramige rivieren evenwel nabij Cumber- land ht/is en te liasquiau^ doodjn de Indianen 'er gemeenlijk twintig in eene fch)ot, doch dit gefchied flechts bij maanlichte nachten, wanneer de ganzen in de modder zitten, en de jagers zich niet van haac, laten zien. Schoon de vederen van d^e ganzen vol- komen wit ;2ijn , buiten de fchaftvederen , die altoos zwart zijn, is hun vel van eenc donkere loodkleur, en het vleeschcene uitmuntende fpijs, 't zij versch of gezouten. In -jeftalte zijn ze op venc na zoo groot niet als de geraeene graauwe gans, maar gelijk aan de gans van Canada, Blauwe gans. Deze foort is van dezelfde groot- te, als de fneeuw-gans, en heeft even als zij, bek en pooten van een donkere vleeschkleur, maaif de gelieele pluimaatlje is van een vuil blauw, naar oud lood gelijkende. Het vel, van deszelfe vederea ontdaan, i& Vi^n dezelfde kleur als dat der fneeuw^ gans, en haar vleesch is eene goede fpijs. Deze foort van ganzen word zelden benoorden ChunhUl rivier gezien, en is niet zeer gemeen te Torh foft\ maar aan Albani fort zijn ze menigviJ^ldiger dan de witte of fiieeuw-gans. Hare broedplaatfen zijn voca: den kundigften waarnemer even zeer onbekeud als die van de faeeuw-gans; want ik weet niet, dat IL DSEi<. %. meq i ■n Mf- *74 LANDREIS 'M t " men ooit haare eiren geftoort, en haar wintervertïlijT | tot hier toe ontdekt heeft. Men ziet deze vogeli dikwijls aan 't h(X)fd van een tmp witte ganzen; en daar ze gemeenlijk in fclicrpe hoeken vliegen, is het ganFch niet onaangenaam een vogel van een onder* fcheide kleur aan 't hoofd der voorhoede te zien. De voorvlieger is gemeenlijk het doel naar welk de eerftc jager fchiet; het welk den ganfche trop zoo. danig in verwarring brengt, dat zommige der ande- re jagers 'er dikwijls zes of zeven iin een fchot fchic' ten. Gehoornde en gegolfdr gans. Deze keurlijke en zeer kleine foort van pans , is niet veel grootcr dan het mallard eend. Hare vedere zijn ongemeen wit , uitgezonderd de fchaftpennen die zwart zijn. De bek is flechts een fduim lantj;, en 't grondftuk is rondom bezet met klecne knobbels ter grootte van een etwN doch welke zich duidelijker in *t mannetje veitooncn. Bek en voeten zijn van dezelfde kleur als die van de fneeuw gans. Deze, foort vind men fchaars aan de Chwchill Rivier^ en wordt zoo ik meen nooit aan de zuidlijke zetels gevonden , maar ik heb ze omtrent twee of drie honderd mijlen ten tioord- westen van Chinc-itU^ in zulke groote troppen aangetreden als de fneeuw gans. Het vleesch van 'dezen vogel is ongemeen lekker; maar zij zijn zoo klein, dat ik op mijnen landtogt naar 't noorden, 'er eens twee ftuks voor mijn avimdmaal at. Ik vind dezen vogel niet befclireven in de Arctic .Zoology van minen waardigen vriend pennant; waarfchijnlijk heeft men 'er hem geene van toegezonden. Want toen men een verzameling van de vogel foorten maak- te, was de Heer moses morton, bevelhebber nAA^ DtN NüORDER OCEAAN. 475 •&n 't Prim van IFallh fart^ en deze bemoeide *ct 2ich weinig mede. De SCHATER GANS. Dezc zwierige foort heeft eert witten bek , de pooten en voeten van een fijne geelé kleur, 't bovenfte iler vederen bruin, de borst en buik wit, de eerste faal gevinkt met zwart. Zi| hebben de grootte van dé fnecuw gans, en haar vcl^ van de vederen ontdaan, is zuiver wit, ook is haar vlecsch uitmuntend. Deze vogels bezoeken de Chur- chil r'rur in 2eer kleine getallen; maar omtrent tweö honderd mijlen ten noord westen dier rivier, heb ik heu bij groote troppen zien vliegen gelijk de fneeuwi gans; en in den omtrek van Cumlxrland huis in Baiquiau^ u'orden ze in zulk eene menigte gevon- den, dat de Indianen, bij maanlichte nachten, 'er dikwijls meer dan twintig in een fchot fchoten. Ge* lik de gehoornde gans ziet men hen altoos van 't westen komen en nooit langs de kust. De plaats , waar zij gemeenlijk broeden, it niet Jsekend, fchoon zommfge harer eiren nu en dan ten noorden van Churchill gevonden worden : ik heb evenwel nooit een Indiaan hooren zeggen, eenige eiren van de ge- hoornde gans gezien te hebben: 't is waaifchijnlijk dat zij naar Noord-Groenland trekken om te broe- den; de weg, welken zij in 't najaar nemen ^ als zij naar I 't (zuiden te rug keeren. is insgelijkf onbe- kende Zoo ik meen worden ze zelSTnm gezien aan de kust-^van Hudfohs baai^ beneden de 59* noot* dej'breedte. \jc oNvRucHtBAft-E GANSé Dczc zijh dö grootftö van alle foorten van ganzen ^ welke aan de Hudfons baai komen, wegesde dikwijls zestien of zeventien ponde». Zij verfchilleö van degemeene graauwe gauft S a ttlleett l«! i [11' ^ ';! ,\< ' X6 L A N D R E I 9 illeen in grootte, en daar in dat de kop en dê borst cenigzins een roestig bruinen weerfchijn heb- fccn. Zij laten zich nooit in de lente zien , voor dat het grootfte gedeelte der andere iborten van ganzen naar *t noorden vertrokken is om te broeden ; veele van dezelven blijven den ganfchin zomer In den om- trek vau Churchill rivier. Deze groote foo:t bcftaat meest uit mannetjes, welke uit hoofde hunner zeer kleene ballen voor onbekwaam gehouden worden om hunne f(X)rt voordteteelen. Ik geloof met waarheid te kunnen zeggen, dat ik de eerste Europaan ben die deze aanmerking maakte, fchoon zij altoos on- derfcheiden zijn geworden bij den naam van onvrucht- bare gans; om geene andere reden dan om dat men niet wist dat r:ij broedden. Hun vleech is niet or- aangenaam , fchoon altoos hard en taai ; zij zi^n dik gevederd voor dat zij ruijen, zoo dat iedere vogel gewoonlijk een pond vederen , en dons van eene ver- bazende veerkracht ieverd. RiNGEirGANS. Deze füort broed gewis in het verst afgelegen gedeelte van 't noorden, en vertoont zich zelden aan Churchill rivier^ dan in 't laatst van Au. gustus en September. De weg, dien zij in de lente nemen is onbekend , en waar zij broeden heeft geen Indiaan aan de Hudfom baai ooit ontdekt. Wanneer zij zich aan Churchil rivier vertoonen, komen zij al- toos van 't noorden», vliegen langs den zoom van de kust en worden nooit in de binnenfte landftreken ge- zien. Zij zijn grooter dan het Mallard-eend, maar kleener dan de fnceuW gans , en fchoon hun vleeecli -*er wel uitziet, wordt het weinig geacht. In zora- mige jaren vliegen zij in verbazende menigte voorbij éèü mond dejr -.Churchil rivier, Veele worden 'er als . . dan cle kop en d« weerfchijn heb- zien , voor dat ten van ganzen broeden; veele )mer 'm den om- ote foo:t beftaat fdc hunner zeer idcn worden om f met waarheid e Europaan ben n zij altoos on- ara van onvrucht- dan om dat men cech is niet or- taai ; zij zijH dik dat iedere vogel ns van eene ver- gewis in het verst en vertoont zich 't laatst van Au. n zij in de lente roeden heeft geen titdekt. Wanneer 1, komen zij al- len zoom van de :e landftreken ge- Ilard-eend, maat hoon hun vleeEch geacht. In zom- i menigte voorbij Ie \wrden 'er als dut NAAR DBN NOORDER-OCEAAN. a^r dan gefchoten, welke tot winter voorraad voor de bedienden der Maatlchappij worden opgdegt ; fchooa ze, gelijk ik zoo even zcide, niet zeer fmakelijto zijn. Wanneer zij na.:; *c. zuiden verhuizen, nemeo» zij gemeenlijk cenen fterken noord -noord- westen wind te baat, waar d^or hunne vlugt zoo fnel wordt, d;^ als ik 'er vier of vijf in een fchot doodde, niet ecip derzelven minder dan twintig ( f vijfentwiitig roedem van de regtftandige plaats neder \iA , vanwaar ik op hen vuurde. Gelijk de witte of fneeuw gans vliegen zij bij groDtc troppen in de gedaante van eene wigge , e» maken een luid gefchreeuw. Zij vliegen zeer on- geregeld, zijnde zoratijds veertig of vijftig roeden boven het water, een oogenblik daar na fcharen ze digt^aan de oppervlakte van hetzelve, en vcrheffio zich dan weder tot eene verbazende hoogte; zoo dat men met recht moge zeggen, dat zij in eene golvende beweging vliegen. De DONS- GANS of Du.NTRR - GANS , ZOO als zij ih Hudfons laai gcnaamt wordt, maar welke gewis, het cider Jons ■ eend is, is gemeen aan den mond* van Churchil rivier zoo haast het ijs los raakt, maar vliegt algemeen ver naar *t noorden om te broe- den ; en de weinige die om en nabij de faktorij blij- ven, verfpreiden zich zoodanig tusfchen de kleenc eilanden, zee -klippen en zandbanken, dat; het de moeite niet waardig is, eenige poging aantewende» om haar dons te verzamelen. De eiren welke mea Vfin haar viad zijn ongemeen goed om te eten ; en iri \ najaar is 't vleesch van dezen vogel niet cHiaartge^ naam, fchoon 't bekend is dat zij enkel op visch, azeu. S3 Boo."?' / i 1,1' kji m ^i' -i. r » I #78 LANDREIS Booif OANS (nean Goore,^ Deze foort woriH zel- den in ccnig gedeelte van Uudjem hnni gevonden , ook heb ik in alle mijne togten 'er maar drie gezien, die gefcliottn waren. Deze vogel is nooit onder 't oog gekomen van den Heer g r a h a m , of van den onlangs overleden I Jcer hutchins, fch( on zij bei- den veel hebben tt)egebragt tot de verzaraelirig, aan de koninklijke maatfchappij overgezonden. (*} Soorten van Watervogelen. Epnden van veleilei foort worden gedurende dea ^omcr in deze gewesten gevonden ; zomraige van de- Zclvcn houden zich enkel aan de zee kust op, ter- vviji ^*) *c is nogthans niet minder waar , dat de oolnngs overleden lieer HUM>HllY^lAllTIN, die veele jnret^ Gouverneur van *t têrt /llbany was , verfcheide hon- derd foorten van dieren en planten nnar En^elund nf. zond, üui die vcrfamelir.g vplku^ucQ te ninkenj oiasr door den eenen uf anderen misdng is hem daar vopr geen da^k geweten : z^lfi n;iijn veclge^chcte vriend , de Il «er piNNANT, die met eene oprechtheid, welke, hem eer aandoed, all^ de verpliduhigen eikend hecfc, welke hij meende verfcbuldigc te zijn aan die genen» die hem eenige ondcrrichtingeu mededeelden toen hij zijn /Irctic Zo9lQgij fchreef , rept daar in nieti van den heer sT mak tin, doch ik ben volkomen verzekerd dat zulks geheel voortkwam uit gebrek aan kennis van diens perfoon, en dewijl de Hr. hutchins opvolger was van den heer martin te jUbMtif in *t jaar 1771» ^s allei wat men van daar naar Engeland heefi gexon- 4C9 o|! ^el^^niag ^van h y i c h i ?^ | geftel4,. NAAR DüN NOÜRPEROCEAAN. aj^ ,wijl anderen in verbazende menigf ' ^Dclaiidfdic (liccken bezoeken, hc iöori van dezen >jgelï welke fajt meest alhier gcvüjidcn wordt, zijn het koniiigs» ciind, het zwait eend, Init cidcrdons eend het pijl-; ftiort eend, de winter- talin;? en de taling. De tvNC^) eersten l-ezoekcn de -zee kuit, aazcn up visch ei> op visclikuit; hun vleei>ch wttrd geenzins voorgoed gjliouden, fchoon liaare eiren niet onltnikejijk zijr^ liet eidciJonö- en pijllt.*art- e^nd, laten zidi bij me- nigte aan liunftus biiui vinden, en verfpreidcn zicl^ van de zee kust af, tot Cnf. vtr»dgcle^cndIlo vvcstc- Ijke ftieeken; om en nai;ij Cmni/er/finJ huis wiirdm ?ij bij duizende gevonden, liij hunne eer.ste komst ain de zee kust, zijn ze een uitermate goed eten.» maar als /ij ruijcn, Ichuun zeer vet, zijn ze alge- meen zoo vun/jg, dat maar weinige Eurbpancn ^cr veel van hv)ud«^n, In die tijdon is het onderlcheid in fmaak gemakkelijk ie kennen uit de kleur van 'it vet , want wanneer dat wit is , dtm is het vleesch zeer g«wi$ goed, matr wanneer het cene geele of oranje kleur heeft, alsdan is het vunzig en visfig. Dit ondeifchcid heeft alleen plaats bij die, welke zich aan de zee- kust ophouden, en daar broeden; want van die, welke men landwaards in vind, weet ik niet dat 'er ooit gefchoten wierden, wier vleesch niet zeer goed was ; en het jonge cidcrdons- eend al- vorens te kunnen vliegen is zeer vet en een allerlek- kerst eten. Men kan het zelfde zegden van het pijl- ftaart- eend. Geene dier foorten ie^'gen gemeenlijk meer dan zes ofagt eiren, en zij broeden die meest alle uit. WiiiTrR-TAijNG. Deze füort van eend is zepr on- gemeen aan Ludfons ^aaii vliegende gewoonlijk bij £ 4 parea iJ • ■<\ <■ 1 ,5: dSo LANDREIS paren, en maar zclc'cn !n vliigten gc/Icn wordende. Zij zijn gecnzins zoo taiiijlc a's de twee eersten, en worden meest gezien* in de rivieren, en aan de mocrasUge gronden nabij de zeekust, hun vlcesch wordi algemeen geacht, en het dons van die, wdkc ik ondcrzogt heblx.*, is in veerkracht weinig minder dan het eiderdors, fchoun veel korter, ilet zelfde kan men zeggen van verfcheide andere foorten van eenden, welke in deze ftreeken komen; maar de ormooglijkhcid om eenigc hoeveelheid van dat dons te verzamelen, bclec dut mco *cr ecil handel tak van make. Taling wordt, gelijk het mallard- of wilde- eend, in menigte nabij de zee kust gevonden ; maar zii zijn nog menfgvuldigcr in de binnenlondlchc ftreeken, en vliegen in zulke grote troppen, dat ik *er dik- wils tien of twaalT in 6en fcliDt van doodde; ook lieb ik Engelfchen en hidianen 'er nog meer in eens zien fcliieten. Bij hunne eerste aanlNonist zijn ze mager, maar worden algemeen voor een goed eten gehouden. Dit kleene eend is ver het viuclubaarlle Van alle de foorten, welke ik weet dat zich aan 'fons haai ophouden; i»ant ik heb dikwijls de Cuv.en zien zwemmen aan 't hoofd van zcvcnricn jon» gen, die riet grooter waren dan okkernoten. Deze vogel blijft in die gewesten zoo lang als het jaarge- tijde zulks toelaat; want in het jaar 177-^-, in mijnen overtogt van Cumberlatid huis naar Torlfort ^ fchoot ik zoo wel als mijne Indiaanfche makkers, er vcelen van in de rivieren, welke wij zoo laat als den ad cctüber overtrokken. In dien tijd zijn ze een erikele Iclomp vet, maar keurig blank, en als dan mogen ze een lekker bee^e ger.^^nd worden- Be» / MAAK DEN NOORDER-OCEAAN. afli Ikïbalven de alrcciU befchrcvcn vogels, zijn *cr )K»j5 ctne gr(M3tc vcrfchcidcnlicid van anderen, zoo land al:) water vogels, welke in den zomer deze gewes- ten bezoeken. Doch ik lul) dczeiven niet van 200 nabij gezien, al:> die bereids door mij bclchrcven zijn* , Van de Plant gewas fin, ' De* planrgc wasten van dit land hebhen mijn aandagt zoo ftcrk niet getroffen als het dierenrijk, men zaT zich deswttgens niet verwonderen, wanneer men be- denkt dat Hechts weinige derzelvcn den mensch ten nutte ftrekken. Ik zal evenwel trachten 'er ccnige optenoemcn, welke ik waardig acht bekent te zijn. De KkoisBEssBN groeijen het best in ftccn- eni rotff-achtige gronden, welke open en aan de zort bloot liggen. Maar zelfs in dien (land groeijen flcchts weinige ftruiken tot eenige hoogte, en dö meesten verfpreiden zich langs den grond, gelijk de wijnftok. De meeste en beste vruchten vind Imen altoos aan de benedcnzijde der takken, Iwaarfcjiijnlijk door de weerkaarzing der warmte van den fteen- en grind grond, en doordien de bladeren dezelve be- ichutten tegen koude en vochtige lucht. Ik zag nooit meer dan ééne foort van kruisbesfen in cenJg gedeelte van Hu dj ons baai^ en deze is de roodct Wanneer ze nog groen zijn, maakt men 'er uit- muntende taarten of pasteijen van ; riip zijnde zijn ze eene aangename vrucht, fciioon op vene na zoö gi-oot van bes niet als in Engeland, Veenbessen groeijen in gropte menigte omftreeks ChutrhiJl, en bepalen zich niet tot eenen bijzonderen ftand, want zij zijn even gemeen op open [vlakke S 5 gron- ^• n( ^ ♦ tSs L A N D H E I S U l , p;iX)nJcn als op hiogc rotzen en in de bosfchcn. Win* neer men ze in 't najaar bij droog ucér v^^or/iciuii^ infamcU , en even («nizicluig in vaatjes pakt met een weinijye vüclitine fuiker, kan men ze jaren landgoed houden, 'ook warden zq jaarlijks bij groote menigte ten gclchenkc naar Kngel'nd jje/onden, daar men 'er veel werk van mankt. Wanneer de feliepen zof) lang in de baai blijven lippen, tot dat de kruisbcslcn rijp zijn, voeren de fchippcrs 'er vcclen naar Engem ktnil^ enkel in water, 't geen zeer wel gelukt. De iiE.'DR-nK.'^sKN zljn in zomniige ja .en zoo me» nigvuldig omftre(iks Churchill ^ dat liet b'jna onm(K>g, lijk is, veele plaatzcn ic bewandelen, Z)nder du'- 2ende en millioencn van dczelvqn met voeten te trc» den. Zij grocijen digt bj ^w grond,. en zijn een aangenaam onthaal voor veele vogel«*. 'velke ds W)mers naar die gewesten trekken, bijzonderlijk de graauwcgans, om welke reJcn de Indianen di. zei ven onderfcheiden bij den naam van Nishca minnick of de graauwe kruisbcs. De zap van deze bes Icverd een ongemeen aanf^enamen drank , en de vrucht zelf zou aangenamer zij>:, ware zij niet opgevuld met zulk een groot aantal koirels. Brthaoü-kiminick, aldus word door de Indianen de WATRR BES tidictcn van den heer o ra o ge. Ik heb deze bes zoo hoog noord als Marmer-eUand ga,» zien, en zelfs in grooten overvloed. Zij tiert besten is het vruchtbaarst in broekige moerasfige gronden, die met raosch bedekt zijn, en zeklfaam word ze in gras landen gevonden. De plant is niet zeer onge- lijk aan den aardbes, doch de bladen zijn grooter. Uit het midden van de plant fchiet een enkele fteel , jioqitijds ter booste van zev?n of agt duimen, en . elke ft (osfchcn. Wan» :« pakt met ccn jaren lang K"^*^^ groote menigte :n, daar men \t fchepcn zbe.s(cn celen naar Enge^ wel gelukt, j^c ja.ep zoo me» net bijna onmoDg- clcn, z )nder du- met voeten te trc ond,.en zijn ccn giiU^,, 'velke ds ^ bij«)ndci'lijk do lodianen dcxelvcn ishcaminnickofdc ze bes Icverd een e vrucht zelf zou PRcvuld met zulk door de Indianen ' eer D R A o G 1. Ik I Marmer-eiland gC Zij tiert best en jerasfige gronden, lldfaam word ze in fs niet zeer onge- Baden zijn grooter. \t een enkele fteel , agt duimen, en elkQ MAAR DIN NOORDER OCEAAN. i9| elke plant brengt flechts Wiie lx?s voord, welke op eenigcn atUand een aardlx-'s gelijkt ; maar van nader- bij t)ci(.l)üuwt, heeft dezelve die kegcUchtige ge- daante niet; en vcelcn vierzelven zijn enkel f amen- gcücld, uit drie of vier kwabben, terwijl nmieren 'er bij de twintig hebben. Dü geur van die bes is g;in.«.ch niet onaangenaam, en in den tijd harer rijp- heid cAugustua nanicntlijk) wordt zij van ons volk verbazend veel gecten, men houd liaar p;clijk alle de aiidcre fruiten van d;rae gewesten v(H)r zeer ge» Zond, eu voor een zeer Antifcorbutic middel. Am.bksskn, roode en zwarte, zijn geween om- - ftrceks Chttrcuill» rivier^ maar de laatste zijn 'er me- nigvuldiger dan de eerste, en zeer groot en goed. De ftruiken aan welken die aalbesfen gt>)eijen, zijn gemeenlijk meer dan drJc voeten hoog en tieren al- gemeen het best in die oorden, welke vo{!;tig, maar niet broekig zijn. Kleeno valeijcn tusfciien de rot- zeri op ecneu klecnen atïland van de bosfchen zijn zeer gefchikte pl.rtzen voor d?zelven ; en ik heb menigmaal waargenomen, dat de vruchten in zulk ecne plaats voordgebragt, grooter en fchooner zijn, dan die, welke men in de bosfclien vind. Dezo bcslcn doen cene groote uitwerking bij zonimige . mcnfchen , die 'er zeer voel van eten , zij veroorza- ken een afzettende roering bij zommigen; anderen ilrekken zij tevens tot een braak middel, maar wan- neer men ze met veenbeslen mengt, hebben zij ninb ■ mer die kracht. JaNi^vER-BEisEK. Mcn vittd *cr vccien omftreeks het nieuwe kanton aan de Chut chili rivier^ maar op verre na zulk eene menigte niet als in de zuidelij- Hcr en binnenlandfche ftreeken v^ dat land. De lliuüv H r=- ^ LANDREIS i^ y •f'i m firuik aan welke zij groeijcn is zoo gelijk aan de Icruipendü den, dat de helft van de bedienden der maatfchappij, in Hudfons baai verblijf lioudendc, de een van de andere niet onderkennen. Gelijk aan de kruisbcsfcn-ftruik in die gewesten, is de vrucht altjljd het ov* "vloedigst aan de beneden zijde der takken. Zij worden van de Engelfchen noch India- nen veel geacht, zoo dat de weinige, van welken Bien gebruik maakt, in brandwijn afgetrokken wor- den tot een hartverftcrkend zoopje, het welk gansch niet onfniakelijk is. Aardbissin, verbazend groot van ftuk en onge- meen aangenaam van geur, vind men op de noorder breedte van Churchill rivier ^ en het aanmerkelijkfte Js, dat zij gemeenlijk 't overvloedig^t zijn in die plaatzcn, welke voorheen in brand waren gedoken. Zulks is evenwel niei* bijzonder eigen aan de aard- bes; want men weet, dat in de binnelandfche ftree- kcn van dat gewest,' zoo wel als aan het Alhani- en Ehnds-fort , na izt de bovengrond of eigentlijker het kreupel hout en mosch is afgebrand» geworden, de braam- en andere (bruiken in menigte zijn opgefcho- ten,'daar ter plaatze, waar nooit te voren een braam- (Iruik gezien was. Van dit verfchijnzol is nj ^t wel reden te, geven ; evenwel is 't meer dan waarfchijn- lijk, dat de natuur eenigen bijftand behoefde, en 't mosch geheel afgebrand zijnde, de zon niet alleen met meer kracht kon werken, maar dat de hitte van 't vuur, eenigzins den bovengrond of fchors los maakte, waar door de planten gemakkelijker kun- nen opfchicten, na verfcheide jaren diep geworteld te hebben gelegen, zonder door de oppervlakte te kunnen heen dringen, < Be- /.i.. / gelijk aan de bedienden dar ijf lioudendc, en. Gelijk aan , is de vrucht :den «ijde der len noch India- e, van welken fgetrokken wor- let welk gansch in ftuk en ongc- n op de noorder i aanmerkelijkfte ligst zijn üi die waren geftoken. jen aan de aari- ,nelandfche ftree- an het Albani- en t)f eigentUjker het i» geworden, de ite zijn opgefcho- voren een biaam- ijnzöl is ni ^t wel dan waarfchijn- behoefde, en 't , zon niet alleen iaar dat de hitte jnd of fthors los ►makkelijker kun- :n diep geworteld Ic oppervlakte te ItrAAA M?r 5» MOORDÊR-OCEAAN. ^ • BcIwlvetTdc alreeds gemelde besfen worden 'cf op de hoogte van Chur chili nog drie andere gevon. den; naraentlijk de door de Indianen genaamde ooo-bbs, en de twee andere worden van de Engclfchen gft» naamd bla.\uw-bes, en patrijs -bes. De OOG -BES groeit bijna op dezelfde wifs als da aard- bes, en fchoon kleener van ftuk, is zij onein- dig geuriger. Deze bes word in onderfcheide ftand- plaatzen gevonden; doch oraft reeks Chur chili rivier • zijn ze menigvuldigst in kleene engtcns tusfchen de rotzen, welke op eenigen aflland van de bosfchen zijn ; maar nooit heeft men ze in moerige of draa- fige gronden gevonden , ook zag ik ze nooit aan eenige plaats van tJudfom baai in jsulken overvloed als omltreeks Churchill rivier. De jiLAAuw-L»s heeft omtrent de grootte van on- ze Engelfche blaauw-bes, en groeit aan ftruiken, welke agttien duim of twee voeten hoog zijn, maar meestal veel lager. Zij zijn zelden rijp voor fèptember» wanneer hare bladen een allerfchoonst rood aanne- men; de vrugt, fchoon kleen, heeft een zoo fraijen bloesfem als een eenigen pruim, en wordt zeer geacht om haren aangcnaraen geur. De PATRIJS- BES is ten naastenbij zoo gi'oot als^de veen-bes welke van Newfond-land wordt ingevoert^ en alhoewel van een fchoon doorfchijnend rood, heeft zij evenwel eenen onaangenamen fmaak. Deze besfen worden zelden van de Engelfchen of Indianen geplukt; veele zelfs van de laatsten noemen ze ver- gifiige Besfen, evenwel zijn 'er verfcheide vogels, welke ze graag eten. Zij groeijen digt bij den grond gelijk de veenbes, en de plant welke dezelve voord- brengt, is niet ongelijk aan de kleene falieplant, zod in 'I ' II J' ïfl I»; * >' MM ir L i t A N D ft ia 1 » r^.n« .s U,eu. aoc. l«e. ^ne der ^.^r. ef krachten van de falie j. ^,n een r' *T bï «rba^tle menigte w^t. I» P-»; C""«'"" '"'„rói veel op de loode aalbes, en a, kleur gelijkt fflj vee f ^^^ ^^ p,.it op ft™"'"' "„tken ^wdnig acht op let, kvcu^lwils, ■^"'"^"'^„fci.rdberpeuren zoude»; ta avant nanuwliiks het «"f '^^f ^„^„ .ijde der taU- „eei, daar «l'^tl^^^aetaTe» verborgen wordt, kenhangr, engcteldoo de W ^^ Ik weet met dic bes oou i ^^.^jji van ee,« !«cl«to«ige l"f ^^^"^^^f^^ij, dat die . ^e haar wel bekwam, is ^ks een 1^ vrucht .«et ongezond "' J*™'^^'^^, de reuk- ^« t verhomelte en ™« ^^"der v^ ^^^^ „,„ Doorn -"B», ™' , „„,., insEeliiks aan de oc ücchts weinig in getal, wordt .ng^ ^^^ vers van C'to"*'' /'"'' °P f ^e„ ze landwaards ^" n «r^^eneT^ «"Menigte, " dat zij dikwijls 1» '^^ !f" , „levken daat zij op groeijen, op eenigen afftand de ptókken aaa >^^^^^,^ een lood voorkomen geven In <^ ^,^ ^^^. ft^ekenvan Wrf»- '-' ^n J g"ien ïe heb- ge. -elke ik n», kan ~\~'ee 'verrukkelijke be„, ds ^."lP.!^"V,''f4 •»»»*' "==" '°f: blos; m«'° '^™ T.^i„ is- ze zijn gemeenUlk de titn die niet wormftekig is, z een fterk putR»^'', voordbrengzels van do ■wat aanbelangt d^ l'l^"^^^^^,^, „iet veel zeg- groeibare wereld, * km „„derfcheidene bezig- den, dewijl de a«t van mu^ «^^Uind, «ü -% beden, gedurende imia veiouji ^^ ,';>»»* f|^> ^t%^i^ ïken van een [c kanten te t. In grootte ï aalbes, en iijken naar dd \fy acht op iets ren zouden*, te n zijde der tak- erborgen wordt; zien eten, dan eem, en dewijl bewijs dat die ;er onaangenaam /oor de reuk- an ftuk, maar iUjks aan de oe- igen afftand van en ze landwaards ,1 menigte, " dat zij t zij op groeijen, de binnenlandlche zoo groot als eeni- )oit gezien ïe heb- j een verrukkelijko 'auwlijks een 'onder ze zijn gemeenlijk jrdbrengzels van de ^sens niet veel zeg- iderfcheidene bezig- Uat land, P^ij wei- mö ^A^k MN NOORDER.OCEAAN. i8^ nig tijd overliet om deswegens nafporingen te dóèn^ daarenboven niet bedreven zijnde in de kruidkunde, flücg ik weinig acht op dingen, welke niet onmid- ' dclijk tot mijn gebruik ftrekten: .de weinig*, welke hier vulgcn, zijn de eenige over welken ik mijn aan- dagt liet gaan. De wiscH-A-cA-püccA, welke in de meeste dee- len dezer landftreck groeit, wordt groote genees- krachten toegeëigend door zommige fchrijvers , 't zij inwendig gebruikt als een langfaam werkend middel* of uitwendig gedroogd en tot poeder geftooten voot oude zweeren en kankers. Ik twijvel evenwel zeer aan deszelfs genees- of heel-kracht, en kan niet den* ken dat dezelve eenige medicinaje hoedanigheid be- zit De mindere bedienden van dé maatfchappij ge- bruiken die plant veel als thé, en zommige houden ze voor zeer geurig. De bloem is verre weg het lekkerftc, en op behoorlijken tijd ingefameld en in de fchaduw gedroogd, behoud die veele jaren zijn geur, en leverd een vrij aangenamer drank dan de bladen. Er z jn verfchaide iborten van deze plant, van welke zommige bladeren hebben, bijna zoo groot als die van de kruipende wilg, terwijl an- dere weder zoo klein en fmal zijn als die van den rosmarijn, en veel naar de kleur daar van ge-' lijken; maar alle die foorten hebben dezelfde geuc en fmaak. Jakasheij-puck. Dit kruid gelijkt veel naar krui- pende palm, en word door de Indianen en Engel- fchen enkel gebruikt om onderden tabak te mengen, waardoor dezelve zacht eii geurig wordt, en zoo men mij verzekerde aan veele rookers ia Engeland behagen zoude. . , ^ ' ' Moscrt •W^V Wifi^ ipi I tM ftAtlDKtli il, 111 im>]\ '' I li i'ij'i" I ( M MoscM van veclerlei foorten en kleuren wast ovét- yloedig genoeg in de meeste ftreeken van dit land, en ftrckt gewoonlijk tot voedzcl of fpijze aa» de herten. « . QaAs van veelerlei focrt wordt al mede in deze landftreeken gevonden, zommig daar van groeit ver- bazend fnel, bijzonderlijk de foort, welke men aldaar .togge gras noemt, welke in onze koitc zomers te Churchill gemeenlijk drie voeten hoog groeit. Een ;inder foort van gras, 't welk in drasfc gronden en aan ^e kanten der meiren , poelen en rivieren groeit , is •bijzonder gefchikt voor 't onderhoud van de menigte gevederde fchepzels , welke in den zomer herwaards Jcomen. Het moerasgras te Churchill heeft deze bij- zonderheid, dat, waar het gemaaid word in het eene lumr» het in 't volgende jaar geen gcwai zal leve- f«n; terwijl men te Tork fort^ alhoewel de lucht- ftreek niet veel verfchilt, men van hetzelfde ftuk grond, twee malen in eenen zomer kan inoogften* De wikken zijn zeer menigvuldig in zommige' ge- jdeeltens, welke zoo hoog noord gelegen zijn als Churchill rivier* Jiernai^e^ zuuring en hoef blad rao* gen onder de nuttige plantkruiden geplaatst worden* De hondstand is te Churchill mede 'overvloedig, en leverd 'er eene vroepje falade, lang voor dat .men iets uit de hoven kan ten voorfcliijn brengen. Indcdaad niettegenftaande de lange winters, de felle koude, en de groote fchaarshcid van groen- tens aan dezen noordelijken zetel, heb ik door behoorlijk gcht te geven op reiniging , en het volk in een ta- melijke beweging te houden, onder mijn volk nooit een man gehad, die gekweld was met het minfte tekcu van fcorbutj terwijl te Tork fort ^ te Manij en r aaa '■'»»-yMh,0mm IWw-.-N^4. LANDR. naar DIN NOOl^ DER-OCEAAN. aSg aan de E/nnds rivier jaarlijks klagten gedaan werden dat de helft van *t volk buiten ftaat was, uit hoofde van die vf rfchrikkorlijke kwaal, eeni»en dienst te doen. Mijn oogmirk s gecnzins mij dcswegens ccnige verdienden toetcfclirijven, evenwel kan ik niet nalaten aantemcrken , dat gedurende de tien jaren van mijn bevelhebherfcliap te Chur chili rivier^ enkel twee man aan die kwaal fticrveq» fchoon het getal der genen, die mijne ondergefchikten uitmaakten, zomtijds op tirieè'nvijftig perfonen beliep. Het BoscH-HouT, 't welk in dezen onhcrbergzamen en dorren oord groeit, beftaat flcchts in zeer weinige boamen; pijn-, jenever-, kleine fchrale popelier boomen, kruipende berk, en kreupelwilgen, maken de j^anfche lijst uit. Verder wcstwaard vind men veele berkcn- boomen ; en in 't land der Athnpuscows groeijen de pijn-, de lork-, de pcpelier- en berken-booracn tot ccuc grootc hoogte j ook vind men*er den elzenboom. EINDE VAN 't tweede en LAATSTE DEEL. II. B£EL« BNHOUD 1 Ik. -1 . INHOUD V A N 'T TWEEDE DEEL. ZEVENDE HOOFDSTUK. /ianmerkirii^en van den tijd af dat de vrou- wen zich 'ü'eder bij ons voegden^ tot onze aankomst aan het meir Athapuscow. . i AGTSTE HOOFDSTUK. yerrichtingen en aanmerkingen van den tijd onzer aankomst aan de zuidzijde van het Athapuscow mcir, tot aan onze aankomst aan '/ Prins van Wallis fort, aan Church- ill rivier. . . ,64 NEGENDE HOOFDSTUK. Eme korte hefchrijving van de noord-India- nen^ als mede een nader verflag van der- zelverland, handwerken , gewoontens , enz. • - • • • • 128 TIENDE HOOFDSTUK. Men verfiag van de voor naai ^ifle viervoetige dieren, visfchen, v»gels, enz. welke in de noordelijke gewesten van Hudfons baai gevon- den worden. De Buffel, de Eland, het Mus- kus-rund, het Hert en de Bever, — JEen voorname mis/lag, met betrekking tot de iVe 'W as -kish, opgehelderd, . ^^ 187 U D D E E L. F D S T U K. if dat de vroU' legden^ tot onze lapuscow. . I D S T U K. en van den tijd tidzijde van het onze aankomst c, aan Church- 64 K ü S r U K. de noord-India- >erflag van der- rewoontens, enz. D S T U K. ufie viervoetige nz. welke in de idfons baai gevon- Eland, het Mus- Bever. — JEen strekking tot de '• • 187 LANDREIS NAAR DKN NOORDER. OCEAAN- I. S' HEARNE'S LANBREI5 Naar omm Ï^OORDER. OCEAAN. ir. \ I