T •f^~v***3js 't ' •# ■ * ■Si, * l' **: ■w^kJ» M* ! "k^* »«&&,# ^«Yfi^w^ Koloniaal Instituut Amsterdam. NOVEMBER 1913 Flora voop de Nederlandsen West-Indische eilanden, DOOR DR. I. BOLDINGH, Conservator voor de botanie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Derde Uitgave van het Van Eedenfonds. Druk van J. H. DE BUSSY — Am3terdam — 1913. HET VAN EEDENFONDS. Uit de Statuten. Artikel 1. Het, Van Eedenfonds, gesticht ter huldiging van F. W. van Eeden, in leven Directeur van het Koloniaal Museum te Haarlem, is geves- tigd ter plaatse waar het Koloniaal Instituut gevestigd is. Art. 2. Het Van Eedenfonds heeft ten doel de bevordering van het bota- nisch onderzoek van Suriname, zoomede der West-Indische eilanden, bepaaldelijk van. de studie der flora van die gewesten. Art. 11. Als middelen om het in art. 2 omschreven doel te bereiken, zal de Commissie voornamelijk beschouwen: <(. het verleenen van subsidie aan een Nederlandsen plantkun- dige, die Suriname of de Nederlandsen West-Indische eilanden met het oogmerk van botanische studiën wenscht te bezoeken. b. het verleenen eener subsidie aan een Nederlandsen plant- kundige, die ter plaatse of hier te lande studiën onderneemt, betreffende de flora van West-Indië. c. het verleenen eener subsidie voor de uitgave van boek- en plaatwerken, den flora betreffend. d. het uitschrijven van prijsvragen en de belooning van prijs- vraagantwoorden, betreffende bedoelde flora of andere onder- werpen van botanischen aard, van belang voor Nederlandsen West-Indië. e. het uitreiken van de Van Eedenmedaille aan personen, die zich voor het inzicht der Commissie bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt ten aanzien van het botanisch onderzoek van Suriname en de West-Indische eilanden. Aanvragen zijn te richten aan den secretaris-penningmeester van het fonds. FLORA VOOR DE NEDERLANDSCH WEST-INDISCHE EILANDEN. \ FLORA VOOR DE Nederlandsch West-Indische Eilanden, DOOR DR. I. BOLDING», t m • Conservator voor de Botanie aan de Rijks-Universiteit te Utrecht. H^RARY NHW Y»KK BOTANÏCAL. QAftDEN ï 1913. Druk van J. H. de BÜSSY, — Amsterdam. Aan de nagedachtenis van F. W. van Eeden en Dr. M. Greshoff. INHOUD. Bladz. VOORWOORD ix VERKLARING VAN BOTANISCHE KUNSTTERMEN ... xi EERSTE LIJST: VOOR HET RECHTSTREEKS VINDEN VAN DE SOORTNAMEN .... 1 TWEEDE LIJST: VOOR HET VINDEN VAN DE FAMILIES 73 DERDE LIJST: KORTE BESCHRIJVING VAN DE FAMILIES, GESLACHTEN EN SOORTEN, MET DICHOTOME TABELLEN VOOR HET VINDEN VAN DE GESLACHTS- EN SOORTNAMEN 89 PTERIDOPHYTA 91 PHANEROGAMAE 110 GYMNOSPERMAE 110 ANGIOSPERMAE 111 MONOCOTYLEDONEAE . 110 DICOTYLEDONEAE 160 INLANDSCHE NAMEN 405 REGISTER 425 VOORWOORD. Het doel van deze Flora is het vinden van de wetenschappelijke namen der planten, welke op de Nederland sch West-Indische Eilanden in 't wild of gekweekt voorkomen, voor niet-botanici mogelijk te maken en voor botanici gemakkelijker dan het tot nu was. Naar volledigheid is gestreefd ; op een paar uitzonderingen na zijn alle planten door den schrijver zelf verzameld en bestudeerd. Voor het zoeken van den naam van een plant kan men of de eerste lijst gebruiken en dan direct komen op den soortnaam, of men kan de tweede lijst en daarna de derde lijst gebruiken, om via familie en geslacht den soortnaam te vinden. Het gebruik van de zuiver dichotome tabellen behoeft geen naderen uitleg. Wat de beschrijvingen der plantensoorten betreft, deze zijn opzet- telijk zoo kort mogelijk gehouden en worden aangevuld door de ook beknopt gehouden kenmerken bij de geslachten en families gegeven; alle beschrijvingen van geslachten en families zijn zoodanig gegeven, dat zij slechts betrekking hebben op de in deze Flora behandelde soorten. Voor de volgorde der planten heb ik, wat betreft de Pteridophyten, gevolgd: C. Ciiristensen, „Index Filicum", wat betreft de Phanerogamen : Dalla Toere et Harms: „Genera siphonogamarum". Wordt een plant onder twee namen beschreven, dan is de laatste dier twee namen de synoniem, waaronder de plant aangehaald is in z-het eerste deel mijner ..Flora of the Dutch Wrest Indian Islands", 2(Brill, r.)0(-) — 1913); wordt een plantennaam, die in het eerste deel Ü van genoemde Flora voorkomt, in de Flora voor de Nederlandsch West- . Indische Eilanden niet genoemd, dan is bij de bewerking van deze . Flora gebleken, dat de vroeger gegeven naam foutief is; voor nadere >-b ij zonderheden van de behandelde planten en voor alles wat den g plantengroei der Nederlandsch W7est-Indische Eilanden betreft, zij ver- " wezen naar mijn bovengenoemd werk. Aan de Commissie van het F. W. van Eedenfonds zij mijn dank gebracht voor de welwillendheid deze Flora uit te geven. Utrecht, 22 Juli 1913. I. BOLDINGH. VERKLARING VAN BOTANISCHE KUNSTTERMEN. Aar, bloeiwijze van zittende, zijdelingsche bloemen langs een gemeen- schappelijke spil. Aartje, bloeiwijze, die voorkomt bij de grassen en bestaat uit een aantal bloemen zonder bloembekleedselen, welke geplaatst zijn in de oksels van kroon- en kelk kaf j es. Aardorchideeén. in den grond wortelende Orchideae, die, in tegenstelling met, de meeste tropische Orchideae, niet op boonien groeien. Afgebroken veervormig samengesteld, veervormig samengesteld met blaadjesparen, die afwisselend grooter en kleiner zijn. Afgerond, b.v. wanneer een top spits is en plotseling een rond uiteinde bezit. Algemeene bloembodem, de verbreede as van de bloeiwijze waarop, zooals bij de Compositae, een groot aantal ongesteelde bloemen geplaatst zijn. Androphoor, een verlengd, steel vormig orgaan binnen de bloembekleedselen, waarop de meeldraden geplaatst zijn. Areolen. de plaatsen, waarop bij de Cactaceae de stekels tot bundels ver- eenigd zijn. As. middeldeel, in tegenstelling met daaraan vastgehechte, zijdelingsche deelen. Behaard, in 't algemeen is deze uitdrukking gebezigd voor plantendeelen, die met het bloote oog of met een zwakke loupe als behaard te lier- kennen zijn; is slechts bij sterkere vergrooting het behaard zijn te zien, dan zijn die plantendeelen onbehaard genoemd; voor twijfel- achtige gevallen dient in de tabellen naar de beide eigenschappen gedetermineerd te worden. Bes, in hare geheele massa weeke, sappige vrucht. Bladscheede, onderste verbreede gedeelte van een blad, dat den stengel XII over een kortere of langere streek omvat, en uit welks top de blad- steel of bladschijf, zoo aanwezig, ontspringt. Bladschijf, bovenste, vlak uitgespreide gedeelte van liet blad, in onderschei- ding van bladsteel en bladscheede, waar deze of een van beide aan- wezig zijn. Bladsteel. het smalle, eenigszins stengelachtige gedeelte van een blad onder de bladschijf. Bloeikolf. vereeniging van zittende, zijdelingsche bloemen rondom een vleezige spil. Bloeiwijze. pen geheel van bloemen, op een of meer, met elkander verbon- den assen, die tusschen de bloemen <>f «jeen. öf van de eewone stengel- bladen door vorm. kleur of grootte duidelijk onderscheiden bladorgam n chutbladen) dragen. Bloembekleedselen, een samenvattende naam voor kelk-, bloemkroon- en bloemdekbladen. Bloembodem, as der bloem, waaruit de kelkbladen, bloembladen, meel- draden en stampers ontspringen. Bloemdek. bloembekleedselen, die niel of niet duidelijk te onderscheiden zijn in k<>lk en bloemkroonbladen. Bloemhoofdje. bloeiwijze van zittende bloemen, binnen een om windsel op den top van eene verbreede as. Bloemkroon. de gekleurde krans van bloembekl n, die omgeven wordt door een meestal groene krans van bloembekleedselen, welke kelk heet : ze bestaat uit bloemkroonbladen, die vrij of tol één geheel vereenigd (vergroeid) zijn. Boom. wordt in 't algemeen gebruikt voor een houtige plant, waaraan men, in tegenstelling met een heester, slechts één stam kan waarnemen. Boomvaren, een varen met een duidelijken, rechtopgroeienden stam. Borstels, si ij /e haren. Bovenstandig vruchtbeginsel. vruchtbeginsel, dat vrij ontspringt uit den top van den bloembodem, zonder zijdelings met den kelk of andere bloemdeelen \ Tgroeid te zijn; overigens kan de top van den bloem- bodem lager liggen *\:\.\\ de rand, wanneer de bloembodem kom of kruikvormig is: het vruchtbeginsel, niet ■■ id zijnde, blijft dan niettemin bovenstandig heeten. Bovenstandige kelk, enz., kelk enz. op het (zelf dan onderstandig) vrucht- beginsel ingeplant. XIII Buis, het onderste gedeelte van een vergroeidbladigen kelk of bloemkroon, in tegenstelling met den zoom, d.i. het bovenste, wijdere of ingesne- dene gedeelte. Carpophoor, steel, waarop binnen den kelk de vrucht geplaatst is. Centrale stekels, de in het midden geplaatste stekels, die meestal loodrecht op de oppervlakte geplaatst zijn. Connectief, het weefsel, dat de twee helmhokjes met elkander verbindt. Corona, aanhangsel van de bloemkroon, dat naar het midden van de bloem gebogen is en min of meer met de voortplantingsorganen vereenigd is. Cyathium, een op een bloem gelijkende bloeiwijze, die bestaat uit één vrouwelijke bloem, omgeven door een groot aantal mannelijke bloemen, welke resp. bestaan uit één vruchtbeginsel en één meeldraad; deze bloemen worden door een aantal schutblaadjes omgeven. Deelvrucht, deelen, waarin een vrucht uiteenvalt. Dichotoom vertakt, elke hoofdtak vertakt zich in '2 volkomen gelijk- waardige zijtakken en deze zijtakken zijn wederom een aantal malen op dezelfde wijze vertakt; bij een dichotoom vertakte bloeiwijze eindigt de hoofdas in een bloem. Discus, een ringvormige verdikking in de bloem vlak om den voet van het vruchtbeginsel. Doosvrucht, droge, openspringende vrucht, die in haar eene holte of in elk harer hokjes meer dan één zaad bevat. Draadvormig, rolrond en zeer dun. Drietallig, ten getale van drie aanwezig, of uit drie gelijksoortige deelen samengesteld. Dubbel-drietallige bladen, drietallige bladen, waarvan de blaadjes weder- om drietallig zijn. Dubbel-samengestelde bladen, samengestelde bladen, waarvan de blaadjes wederom samengesteld zijn. Eénbroederige meeldraden, meeldraden, waarvan de helmdraden met elkander tot één buis of één plaatvormig geheel vergroeid zijn. Eénhokkig, met één hokje of holte. Éénmaal samengestelde bladen, samengestelde bladen, waarvan de blaadjes enkelvoudig zijn. Eénslachtige bloem, bloem met of alleen meeldraden of alleen stampers binnen de bloembekleedselen. XIV Éénzijdige bloeiwijze, bloeiwijze, waarvan de bloemen alle naar een zijde gekeerd zijn. Eerste orde, b. v. blaadjes van de eerste orde zijn de blaadjes, die aan den hoofdsteel van het samengestelde blad geplaatst zijn. Eindlob, aan den top geplaatste lob. Eivormig, meer lang dan breed, maar minder dan tweemaal zoo lang als breed, aan voet en top stomp en met de grootste breedte beneden het midden. Enkelvoudig, het tegenovergestelde van samengesteld. Epiphyten, planten, die op andere planten groeien, zonder daaruit voedsel te halen, in tegenstelling met parasieten. Evenwijdignervige bladen, bladen, waarvan de nerven geen netwerk vormen. Gaaf, zonder diepe insnijdingen, dus niet verdeeld, ingesneden, gespleten of gelobd. Gaafrandig, zonder ondiepe insnijdingen, dus niet getand, gezaagd, gekar- teld of gegolfd. Gedraaide knopligging, ligging van bloemdeelen in den knop, waarbij elk deel met zijn rechterrand over den linkerrand van het aangrenzende deel is gelegen of omgekeerd. Gegolfde bladrand, bladrand, waarvan de insnijdingen en slippen stomp zijn. Gekartelde bladrand, bladrand, waarvan de insnijdingen scherp en de slippen stomp zijn. Gekield, van een kiel, scherpen kant, voorzien; met een scherpen kant overlangs gevouwen. Gekroond, aan den top met een of ander daarbij genoemd deel voorzien. Geleed, uit leden samengesteld, d. i. uit stukken, die in de lengte aan elkander zijn gevoegd en door tusschenliggende knoopen of door in- snoeringen van elkander gescheiden zijn; ook: bij rijpheid zich in een reeks stukken scheidend ; ook : door middel van eene geleding aan een ander deel gehecht. Gelobd, zóó ingesneden, dat de insnijding van den buitenrand af naar de middennerf of den voet niet tot de helft van dien afstand doordringt, maar de insnijding toch verder gaat dan den enkelen rand. Geoord, met uitspringende lobben aan den voet. Gevleugeld, van één of meer vleugels voorzien. XV Gewimperd, aan den rand duidelijk voorzien van haren. Gezaagd, aan den rand van ongelijkbeenige tanden, van scherpe inhammen en scherpe lobben voorzien. Grondstandige bladen, bladen, die een min of meer duidelijk wortelrozet vormen. Gynophoor, steel, waarop binnen den kelk de stamper geplaatst is. Halfparasiet, een parasiet met groene bladen. Handvormig, samengesteld uit vlak uitgespreid staande, onderling geheel vrije deelen, die aan den top van een gemeenschappelijken steel zijn geplaatst. Hartvormig, met 2 stompe, door een spitse of bijna spitse insnijding gescheiden lobben aan den voet. Hauw, tweehokkige vrucht met wandstandige zaadlijsten en een tusschen- schot met twee kleppen, die van onderen loslaten, openspringend; in 't algemeen de vrucht van de Cruciferae, ook al is ze anders van vorm. Helmbindsel, het weefsel, dat de 2 helmhokjes verbindt. Helmdraad, het onderste gedeelte van een meeldraad tot aan den helmknop. Helmknop, bovenste gedeelte van den meeldraad, waarin het stuifmeel wordt voortgebracht, doorgaans duidelijk van het onderste gedeelte (helm- draad) gescheiden, soms ook zonder helmdraad voorkomend. Hoofdnerf, de nerf, die als het verlengde van den bladsteel kan worden beschouwd. Hoofdjesachtige bloeiwijze, bloeiwijze van zittende bloemen, binnen een omwindsel op den top van een verbreede as. Indusium, vliesje, dat dikwijls de sporangiënhoopjes bedekt. Internodium, stengellid, stuk van den stengel tusschen 2 opvolgende knoopen. Juk, paar tegenoverstaande blaadjes van een veervormig samengesteld blad. Katje, aartje van éénslachtige bloemen, zonder of met enkelvoudig bloemdek, dat na den bloei in zijn geheel afvalt. Keel, van kelk of bloemkroon, de grens tusschen buis en zoom. Kelk. de meestal groen gekleurde, buitenste krans van bloembekleedselen, waarbinnen de bloemkroon geplaatst is; de kelk kan bestaan uit vrije of tot één geheel vereenigde (vergroeide) blaadjes. Kelkkafjes, dekschubjes bij de Gramineae, die één of meer bloempjes (tot een aartje vereenigd) insluiten. XVI Kiem, jong plantje in het zaad. Kiemwit, weefsel, dat bij sommige zaden, behalve de kiem, binnen de zaad- huid aanwezig is. Klieren, uitwendige, afscheidende organen van de planten, meestal te herkennen aan een kleverig vocht, dat zij uitscheiden ; of inwendige, zich tegen het licht vertoonende als doorschijnende stippen. Knotsvormig, cirkelvormig of eenigszins hoekig in doorsnede, naar den top geleidelijk dikker en aldaar stomp. Kogelvormig, bolvormig, soms iets meer in de lengte gerekt. Komvormig, hol, en omstreeks van de gedaante van een halven bol. Koordvormig, rolrond en niet zeer dun. Kortloot, in 't algemeen kort takje, dat in de bladoksels geplaatst is en vrij dicht voorzien is van bladen of bloemen en bladen. Kraakbeenig, hard en eenigszins taai. Krans, vereeniging van deelen, die op dezelfde of op ongeveer dezelfde hoogte rondom eenig ander deel zijn gerangschikt. Kroonkafjes, kafjes behoorende bij de afzonderlijke bloemen der Gramineae. Kruiden, niet verhoute planten. Kruisgewijs geplaatste bladen, tegenoverstaande bladen, waarvan de 2 opvolgende paren van boven gezien een kruis vormen. Laatste orde, b. v. blaadjes van de laatste orde zijn de blaadjes, die zelf niet weer samengesteld zijn. Lancetvormig, drie- tot viermaal zoo lang als breed, in het midden het breedst en met gebogen zijden en spitse uiteinden. Langwerpig, twee- tot driemaal zoo lang als breed, in het midden het breedst, met afgeronden voet en stompen top. Lenticel. lensvormige verhevenheid op jonge stengels, veelal in de lengte- richting geplaatst. Liervormig, vinspletig, vindeelig of veervormig samengesteld met aanmer- kelijk grooter eindblaadje of eindlob en vaak ook grooter voetlobben dan de overige. Ligula, vliezig, tongvormig uitsteeksel op de grens van bladschijf en blad- scheede bij de Gramineaebladen. Lip, een van de blaadjes der bloembekleedselen, dat door bijzonderen, breeden vorm opvalt; zie ook tweelippig. XVII Lijnvormig, vlak, lang met betrekking tot de breedte, en (behalve aan de uiteinden) overal even breed. Mannelijk, alleen meeldraden en geen stampers bevattend. Meeldraden, deelen der bloem, die het stuifmeel voortbrengen en welker plaats, in een volledige bloem, tusschen den stamper en de bloemkroon is. Naald, stijf, draad vormig of haarvormig, naar boven spits toeloopend deel, alleenstaande op den top, op den rug, of aan den voet van het deel, waartoe het bshoort. Nerven, hoofdaderen van een bladorgaan. Niervormig blad, met 2 stompe lobben aan den voet, gescheiden door een eveneens stompen inham. Nootje, droge en harde, éénzadige, niet openspringende vrucht. Ochrea, vliezig, b uisvormig aanhangsel van den bladsteel van de Polygonaceae, dat een deel van den stengel omgeeft. Oksel, b. v. bladoksel, hoek tusschen het blad en het lid van den stengel boven de plaats van aanhechting van het blad. Omwindsel, krans of andere verzameling van dicht bijeengeplaatste, soms vergroeide schutbladen, die gezamenlijk een zeker aantal bloemen of bloemstelen, soms ook slechts een enkele bloem, omringen. Omwindseltje, krans van schutbladen, die de eindelingsche schermpjes van een samengesteld scherm omgeven. Ondergedoken, planten, waarvan geen enkel deel boven water uitsteekt. Onsven veervormig samengesteld, veervormig samengesteld met een eindblaadje. Onvruchtbaar, geen stuifmeel, zaadjes of sporen voortbrengend. Ovaal, met gebogen zijden, in het midden het breedst, tot tweemaal zoo lang als breed, met stompe uiteinden. Palmachtige plant, plant op een palm gelijkend, soms zonder stam, maar dan met den bladvorm van een palm. Papil, kleine kegelvormige verhevenheid der oppervlakte. Parasieten, woekerplanten, planten, die op andere planten groeien, waar uit ze voedsel halen, geen groene kleur hebben en meestal geen bladen bezitten. Peul, éénhokkige vrucht met één dubbele zaadlijst langs den buik- of bin- nennaad en die langs dezen en den rugnaad in 2 kleppen openspringt. XVIII Plaat, van een bloemkroonblad, het verbreede bovenste gedeelte van een bloemkroonblad. Placenta, veelal verdikte plaats in een vruchtbeginsel, waaraan de zaad- knoppen bevestigd zijn. Pluim, samengestelde tros met wijduitstaande of meer gedrongen takken, waarvan de lengte en samengesteldheid naar boven geleidelijk afneemt of waarvan de takken zich door slankheid onderscheiden. Pollinia. klompjes, bestaande uit aan elkander klevend stuifmeel. Randstekels. stekels, die in een groep van stekels duidelijk radiair ge plaatst zijn. Rank. draadvormig aanhangsel van blad of stengel of bladsteel, waarmede de planten zich kunnen vasthechten. Ribben, overlangsche verhevenheden. Rozet, schijnkrans. Ruggelings afgeplat, b. v. van aartjes, die met de breede, afgeplatte zijde tegen de spil aangedrukt zijn. Ruitvormig, begrensd door vier gelijke, rechte lijnen, die elkander aan den top en den voet van het deel met gelijke scherpe hoeken snijden. Samengesteld blad, blad, waarvan de schijf tot aan de middennerf (blad- spil) of tot aan den top van den bladsteel (gemeenschappelijk en bladsteel) in geheel van elkander gescheiden blaadjes is verdeeld. Scheeve voet, voet met zeer ongelijke helften. Scherm, bloeiwijze van gesteelde bloemen op den top van een gemeen- schappelijke as ; indien deze assen zelf weder op den top van een gemeenschappelijke as zijn ingeplant, is het bloemscherm samengesteld en onderscheidt men het scherm of hoofdscherm en de schermpjes. Schutblaadje, bladorgaan aan den bloeistengel of bloemsteel nabij de bloem. Schijnaar, bloeiwijze, die op een aar gelijkt, maar blijkt te bestaan uit aarvormig gerangschikte takken en zijtakken. Schijnbes. sappig lichaam, dat het uiterlijk van een bes heeft, maar niet alleen door het vruchtbeginsel gevormd wordt. Secundaire zijnerven, zijnerven van de tweede orde. Sikkelvormig, begrensd door 2 boogjes, die met de holle zijde der bocht naar dcnzelfden kant gekeerd zijn en elkander met scherpe hoeken snijden. XIX Speervormig blad, aan den voet voorzien van 2 horizontaal uitstekende punten. Spoor, 1°. kegel- of zakvormig, aan het uiteinde gesloten aanhangsel van bloemkroon, kelk of helmknop. 2°. stoffijne korreltjes, waardoor de sporeplanten zich verme- nigvuldigen. Sporangium, doosvormig orgaantje, waarin bij de sporeplanten de sporen voorkomen. Staminodium, vervormde, onvolkomen meeldraad, die geen stuifmeel voortbrengt. Steenvrucht, van buiten sappige of vezelige vrucht, maar van binnen met een houtigen, harden wand (steen) om de holte of holten, die de zaden bevatten. Stekels, harde, puntig uitloopende uitsteeksels der opperhuid. Stempel, bovenste gedeelte van den stamper, dat het stuifmeel opvangt en zich in den bloeitijd door een getepelde en kleverige oppervlakte doet kennen. Stengelknoopen, verdikte gedeelten van den stengel op de aanhechtings- plaats der bladen. Sterharen, korte haren met zijtakken, die straalsgewijs uitgespreid staan. Steunblaadjes, bladachtige organen aan weerskanten van den voet van een bladsteel, soms met dien bladsteel vergroeid. Stuifmeel, fijn poeder, in de helmknoppen gevormd en dat, op den stempel opgevangen, de ontwikkeling der zaadknoppen in het vruchtbeginsel tot zaden veroorzaakt. Trompetvormig, bloemkroon met een vlakken zoom, loodrecht op een lange, dunne buis. Tros, bloeiwijze bestaande uit zijdelingsche, ongeveer evenlang gesteelde bloemen rondom een gemeenschappelijke, verlengde spil. Tweebroederige meeldraden, meeldraden, waarvan de helmdraden in 2 bundels (waarvan één door een enkele meeldraad vertegenwoordigd kan zijn) vergroeid zijn. Tweehuizig, mannelijke en vrouwelijke bloemen niet op één plant voorkomend. Tweelippig, met een in 2 stukken verdeelden zoom, waarvan het ééne, boven- lip, naar de as toegekeerd, het andere ,onderlip, van de as afgekeerd is. Uitgerand, aan de top met een ondiepe insnijding. XX Veervormig samengesteld blad, blad, waarvan de schijf tot aan de middennerf in geheel van elkander gescheiden blaadjes is verdeeld; in de oksels van de blaadjes zitten geen knoppen, in tegenstelling met den oksel van het geheele blad, die een okselknop bevat. Viltig, met dicht ineengeweven, zachte haren bedekt. Vrouwelijk, wel stampers, maar geen meeldraden bezittend. Vrucht, deel van de plant, dat de zaden bevat. Vruchtbaar, b.v. meeldraden, wanneer ze stuifmeel vormen en vrucht- beginsels, die zaadknoppen bïvatten. Vruchtbladen, bladorganen, waaruit de stamper is opgebouwd. Vruchtpluis, een krans van haren of schubjes, bestaande uit den overge- bleven, vervormden kelk boven op de vruchtjes der Compositae. Vruchtwand, het geheele lichaam der vrucht, dat buiten om de holte of de hokjes gelegen is. Wigvormig, vlak, en naar den voet met rechte zijden geleidelijk smaller wordend. Wortelstok, een onderaardsch stengeldeel. Zaadhuid, vlies, waarbinnen het kiempje of het kiempje met het kiemwit opgesloten is. Zaadknop, orgaan in het vruchtbeginsel, dat na bevruchting tot zaad wordt. Zaadlobben, vleezige, bladachtige organen van de kiem, die bij de kieming onder den grond blijven of zich daarboven verheffen en waaruit het jonge plantje zijn eerste voedsel put. Zittend, ongesteeld. Zuiltje, rechtopstaand middeldeel, waarop of waaromheen andere deelen zijn geplaatst. Zij nerf, nerf, die uit de hoofdnerf ontspringt. Zygomorph, een orgaan, dat zoodanig van vorm is, dat het slechts op één wijze in 2 gelijke helften verdeeld kan worden. EERSTE LIJST: VOOR HET RECHTSTREEKS VINDEN VAN DE SOORTNAMEN. 1 Planten, die nooit bloemen voortbrengen maar sporangiën vormen, waarin zich sporen bevinden 2 Planten, die bloemen voortbrengen 58 2 Planten geheel zonder bladen, maar uit eenigszins driekan tige stengels bestaand met driehokkige sporangiën, die aan de einden der takken geplaatst zijn . Psilotum triquetrum 108. Planten met bladen 3 3 Sporangiën nooit óp de bladen gevormd, nooit in een naakte aar staand 4 Sporangiën op den achterkant van de bladen gevormd of in een naakte aar vereenigd 7 4 Duidelijk twee soorten bladen aanwezig 5 Slechts één soort bladen aanwezig 6 5 Kleinste blaadjes met stekelpunt . Selaginella substipitata 109. Kleinste blaadjes zonder stekelpunt . Selaginella flabellata 108. 6 Bladen draadvormig Lycopodium verticillatum 108. Bladen vlak, lijnvormig .... Lycopodium taxifolium 108. 7 Plant bestaande uit een hartvormig blad en een daaruit ontspringende aar, die aan het bovenste gedeelte spo- rangiën draagt Ophioglossum reticulatum 107. Planten niet bestaande uit een hartvormig blad met een daaruit ontspringende aar 8 8 Bladen enkelvoudig 9 Bladen samengesteld of zeer diep ingesneden 21 9 Bladen lijnvormig, 0,2 cM. breed en tot 50 cM. lang Vittaria lineata 102. Bladen meer dan 0,2 cM. breed 10 10 Twee soorten bladen aanwezig 11 Één soort bladen aanwezig 13 11 Onvruchtbare en vruchtbare bladen sterk behaard Polypodium piloselloides 105. Onvruchtbare en vruchtbare bladen niet tegelijk sterk behaard 12 4 EERSTE EIJST. 12 Onvruchtbare bladen niet leerachtig, rand eenigszins onregelmatig Polypodium vaccinnfolium 106. Onvruchtbare bladen eenigszins leerachtig, rand stevig Polypodium ïycopodioides 104. 13 Bladen drielobbig Hemionitis palmata 100. Bladen niet drielobbig 14 14 Sporangiënhoopjes het geheele blad aan den achterkant bedekkend 15 Sporangiënhoopjes niet het geheele blad aan den achter- kant bedekkend 17 15 Bladen 5 cM. of meer breed . . . Elaphoglossum latifolium 107. Bladen minder dan 5 cM. breed 16 16 Bladen naar top en basis even spits toeloopend Elaphoglossum petiolatum 107. Bladen naar den top min of meer afgerond Elaphoglossum conforme 106. 17 Sporangiënhoopjes ineenvloeiend aan den top van het blad Paltonium lanceolatum 102. Sporangiënhoopjes niet ineenvloeiend aan den top van het blad 18 18 Sporangiënhoopjes lijnvormig .... Asplenium serratum 99. Sporangiënhoopjes rond 19 19 Tusschen elk paar zijnerven is één rij sporangiënhoopjes geplaatst Polypodium crassifolium 104. Tusschen elk paar zijnerven zijn 2 rijen sporangiënhoopjes geplaatst 20 20 Zijnerven lijnrecht verloopend. . . Polypodium phyllitidis 105. Zijnerven zigzagsgewjjs verloopend Polypodium laevigatum 104. 21 Bladen éénmaal samengesteld of ingesneden 22 Bladen meermalen samengesteld of ingesneden 43 22 Bladen 0,2 cM. breed Polypodium serrulatum 106. Bladen meer dan 0,2 cM. breed 23 23 Bladen 0,7 — 1 cM. breed, dicht gewimperd Polypodium trichomanoides 106. Bladen meer dan 1 cM. breed, niet dicht gewimperd . . 24 24 Bladen aan de onderzijde zeer dicht door schubben bedekt Polypodium polypodioides 105. Bladen aan de onderzijde niet dicht door schubben bedekt 25 25 Blaadjes gaaf en gaafrandig 26 Blaadjes niet gaaf en gaafrandig 32 EERSTE LIJST. &. 26 Bladen behaard en blaadjes met breeden voet zittend Polypodium pectinatum 105. Niet gelijktijdig bladen behaard en blaadjes met breeden voet zittend 27 27 Bladen bijna geheel bedekt door de sporangiënhoopjes, waarvan vier of meer rijen op elke blad helft Dryopteris reticulata 96. Bladen niet bijna door sporangiënhoopjes, waarvan vier of meer rijen op elke bladhelft geplaatst zijn, bedekt 28 28 Sporangiënhoopjes rond 29 Sporangiënhoopjes lijnvormig 31 29 Blaadjes met versmalden voet . . Polypodium attenuatum 103. Blaadjes niet met versmalden voet 30 30 Blaadjes 15 cM. of meer lang. . . . Polypodium aureum 104. Blaadjes veel minder dan 15 cM. lang Polypodium loriceum 104. 31 Blaadjes tot 20 cM. lang Blechnum striatum 99. Blaadjes niet meer dan 10 cM. lang Blechnum occidentale 99. 32 Sporangiënhoopjes den geheelen achterkant van de bladen dicht bedekkend Stenochlaena sorbifolia 100. Sporangiënhoopjes den geheelen achterkant van de bladen niet dicht bedekkend 33 33 Sporangiënhoopjes rond 34 Sporangiënhoopjes niet rond 41 34 Blaadjes niet ingesneden 35 Blaadjes ingesneden 36 35 Blaadjes 0,8 cM. breed Neplirolepis exaltata 97. Blaadjes 1,5 cM. breed Neplirolepis biserrata 97. 36 Blaadjes 3 cM. of meer breed ; de onderste blaadjes steeds met een groot oor aan een van de kanten 37 Blaadjes anders van vorm 38 37 Bladen drielobbig Aspidium Plumieri 97. Bladen veervormig samengesteld. Aspidium martinicense 96. 38 Bladen éénmaal veervormig samengesteld met diep inge- sneden blaadjes 39 Bladen meer dan dubbel veervormig samengesteld Dryopteris ampla 95. 39 Onderste blaadjes van de eerste orde korter dan de middelste blaadjes Dryopteris parasitica 95. Onderste blaadjes van de eerste orde niet korter dan de middelste blaadjes 40 6-' EERSTE LIJST. 40 Blaadjes van de eerste orde tot 3,5 cM. breed Dryopteris tetragona 96. Blaadjes van de eerste orde tot 1,5 cM. breed Dryopteris patens 96. 41 Blaadjes tot bijna aan den voet ingesneden, stomp Diplazium striatum 97. Blaadjes niet bijna tot aan den voet ingesneden, niet stomp 42 42 Blaadjes tot aan de helft van de breedte ingesneden Asplenium formosum 98. Blaadjes niet tot aan de helft van de breedte ingesneden Asplenium obtusifolium 98. 43 Blaadjes van de laatste orde lijnvormig, gaafrandig ... 44 Blaadjes van de laatste orde niet tegelijk lijnvormig en gaafrandig 48 44 Blaadjes van de laatste orde tot 5 cM. breed Polybotrya cervina 97. Blaadjes van de laatste orde veel minder dan 5 cM. breed 45 45 Bladen dichotoom vertakt Gleichenia bifida 107. Bladen niet dichotoom vertakt 46 46 Sporangiënhoopjes door den bladrand bedekt Pteris biaurita 101. Sporangiënhoopjes niet door den bladrand bedekt ... 47 47 Boom varen Cyathea serra 92. Laag varen tj e met roodachtigbruine stengels Doryopteris concolor 101. 48 Blaadjes van de laatste orde lijnvormig, gekarteld Hemitelia horrida 92. Blaadjes van de laatste orde niet tegelijkertijd lijnvormig en gekarteld 49 49 Blaadjes wigvormig of ruitvormig, op zwarte, glimmende, dunne steel tj es ; de bladrand is over elk sporangiënhoopje afzonderlijk teruggeslagen Adiantum tenerum 101. Blaadjes niet op zwarte, glimmende, dunne steeltjes geplaatst en de sporangiënhoopjes niet ieder door een stukje van den bladrand bedekt 50 50 Blaadjes aan den achterkant bepoederd Ceropteris calomelanos 100. Blaadjes aan den achterkant niet bepoederd 51 51 Bladrand duidelijk gewimperd of blad aan den achterkant zeer duidelijk behaard 52 Bladen kaal 54 EERSTE UJST. 7 52 Bladrand niet gewimperd Lonchitis hirsuta 102. Bladrand gewimperd 53 53 Indusium cylindervormig Trichomanes alatum 91. Indusium tweekleppig Hymenophyllum cïliatum 91. 54 Sporangiënmassa in hoofdzaak langs den bladrand geplaatst Cheilanthes microphylla 101. Sporangiënmassa niet langs den bladrand geplaatst ... 55 55 Sporangiënhoopjes rond 56 Sporangiënhoopjes niet rond 57 56 Varens met stekels Alsophïla aspera 92. Varens zonder stekels Dryopteris ampla 95. 57 Slechts één sporangiënhoopje op elke bladslip Asplenium cristatum 98. Meerdere sporangiënhoopjes op elke bladslip Asplenium pumilum 99. 58 Ondergedoken waterplanten 59 Niet ondergedoken waterplanten 63 59 Bladen lijnvormig 60 Bladen niet lijnvormig, duidelijk gesteeld Halophila Baillonis 112. 60 Bladen 1 cM. of meer breed . . . Thalassia testudinum 112. Bladen minder dan 0,5 cM. breed 61 61 Bloemen in schermvormige bloeiwijzen . Ruppia maritima 111. Bloemen niet in schermvormige bloeiwijzen 62 62 Bladen gezaagd Najas guadalupensis 111. Bladen gaafrandig Cymodocea manatorum 111. 63 Palmen of palmachtige planten 64 Geen palmen of palmachtige planten 71 64 Bladen veervormig samengesteld 65 Bladen handvormig samengesteld 69 65 Vruchten meer dan 10 cM. lang Cocos nucifera 139. Vruchten veel minder dan 10 cM. lang 66 66 Stam niet opgezwollen, geheel bedekt met resten van bladen en bladlitteekens Phoenix dactylifera 137. Stam min of meer opgezwollen, glad of voorzien van een weinig vooruitspringende ringen 67 67 Bloeikolf éénmaal vertakt Euterpe oleracea 139. Bloeikolf trosvormig vertakt 68 68 Blaadjes aan den top gespleten .... Oreodoxa oleracea 138. Blaadjes aan den top niet gespleten Oreodoxa regia 138. 8 EERSTE UJST. 69 Bladsteel van stekels voorzien Copernicia tectorum 138, Bladsteel zonder stekels 70 70 Planten met stam Thrinax parviflora 138. Planten zonder stam Carludovica palmata 139. 71 Gewone bladen niet aanwezig 72 Gewone bladen aanwezig 101 72 Waterplanten uit kleine, schijfvormige stengels bestaand 73 Geen waterplanten 74 73 Stengeltjes kogelvormig gerekt .... Wolffia punctata 141. Stengeltjes ronde schijfjes vormend . Lemna paucicosiata 141. 74 Kruidachtige planten met rolronde, onvertakte stengels, zonder bladen of met aan den voet kleine, schubvormige blaadjes; aan den top van de stengels is een enkelvoudige of saamgestelde bloeiwijze van kleine bloemen geplaatst 75 Anders gevormde planten 76 75 Stengels niet meer dan 0,2 cM. in diameter Heleocharis capitata 135. Stengels veel meer dan 0,2 cM. in diameter, aan het be- nedeneinde duidelijk voorzien van ringvormige verdik- kingen Cyperus articulatus 131. 76 Boomen met het uiterlijk van naaldboomen 77 Planten met ander uiterlijk 79 77 Zijtakken 0,1 cM. of minder dik 78 Zijtakken meer dan 0,2 cM. dik, door schubvormige blaadjes vierkant van vorm Juniperus bermudianus 110. 78 Schubvormige blaadjes niet tot een krans vergroeid Tamarix gallica 287. Schubvormige blaadjes tot een krans vergroeid Casuarina equisetifolia 160. 79 Klimplanten ; woekerplanten met in kluwens geplaatste bloemen 80 Geen klimplanten, of zoo wel, dan planten met stekels of doornen 83 80 Kelk bladen stomp Cuscuta americana 325. Kelkbladen spits 81 81 Kelk tot aan de helft ingesneden . . . Cuscuta umbellata 326. Kelk tot over de helft ingesneden 82 82 Geheele plant lichtrood Cuscuta arvensis 325. Geheele plant bruin of geelbruin .... Cuscuta partita 326. 83 Geheele plant, wat bovenaardsche deelen betreft, bestaande uit een gelen stengel met tegenoverstaande, schubvormige blaadjes en een gele bloem met lange bloemkroonbuis Leiphahnos aphylla 138. Plant anders gebouwd 84 EERSTE UJST. 9 84 Planten met doornen of stekels, of zoo deze niet aanwezig zijn, bestaat de plant geheel uit platte, vleezige stengel- stukken 88 Planten zonder doornen 85 85 Plant sterk vertakt, met roode, buisvormige bloemen Russelia juncea 360. Plant zonder roode, buisvormige bloemen 86 86 In de oksels van kleine, schubvormige blaadjes zitten platte, bandvormige, bladachtige, eenigszins zwaardvor- mig omgebogen takken, die op tanden langs den rand bloemen en vruchten dragen ; de vruchten zijn driehokkig Phyllanthus epiphyllanthus 243. De in zoutwater groeiende planten bestaan geheel uit rolronde, vleezige stengels, die duidelijk in geledingen verdeeld zijn 87 87 Geledingen trechtervormig Salicornia herbacea 175. Geledingen urnvormig Salicornia ambigua 175. 88 Stengels, tenminste voor een deel, platgedrukt 89 Stengels niet platgedrukt 93 89 Stekels niet aanwezig A'opalea coccinellifera 300. Stekels aanwezig 90 90 Behalve de min of meer platte stengeldeelen zijn er ook ongelede, rolronde stammen . . . Opuntia catacantha 299. Er zijn geen rolronde, ongelede stengeldeelen aanwezig 91 91 Volwassen stengeldeelen meer dan 10 cM. breed, zeer plat 1053 Volwassen stengeldeelen minder dan 10 cM. breed ... 92 92 Stengeldeelen plat of eenigszins ovaal in doorsnede Opuntia triacantha 299. Stengeldeelen dikwijls voor een deel rolrond tot ovaal in doorsnede Opuntia curassavica 299. 93 Geheele plant bolvormig 94 Plant niet bolvormig 95 94 Plant voorzien van ribben Melocactus 297. Plant voorzien van wratvormige verhevenheden Mamillaria simplex 298. 95 Tusschen de stekels bevinden zich wolharen van 1 cM. of meer lengte Cephalocereus lanuginosus 297. Tusschen de stekels bevinden zich geen of zeer korte wolharen 96 96 Klimplanten 97 Rechtopgroeiende planten 99 10 EERSTE EIJST. 97 Stengel driehoekig 98 Stengels met meer dan 3 ribben . . Cereus grandiflorus 296. 98 Stekels meer dan 1 cM. lang .... Cereus Napoleonis 296. Stekels minder dan 1 cM. lang .... Cereus trigonus 297. 99 Ribben aan top en basis bijna even breed . . Cereus peruvianus 296. Ribben aan den voet veel breeder dan aan den top, daar- door in doorsnede driehoekig 100 100 Vruchten gestekeld, kogel vormig Cereus griseus 296. Vruchten ongestekeld, langwerpig . . . Cereus repandus 297. 101 Twee soorten bladen aanwezig Marcgravia umbellata 285. Slechts één soort bladen aanwezig 102 102 Ranken aanwezig 103 Geen ranken aanwezig, soms de bladstelen zich als ranken slingerend 130 103 Stekels aanwezig Smilax ilicifolia 148. Geen stekels aanwezig 310 104 Bladen dubbel samengesteld 107 Bladen éénmaal samengesteld 105 105 Bladen vijftallig Paullinia pinnata 261. Bladen drietallig 106 106 Bladtanden voorzien van een spits puntje Cissus trifoliata 267. Bladtanden niet voorzien van een spits puntje Cissus obovata 267. 107 Vruchten opgezwollen 108 Vruchten van 3 vleugels voorzien Serjania curassavica 261. 108 Blaadjes gezaagd Cardiospermum halicacabum 262. Blaadjes gekarteld Cardiospermum corindum 262. 109 Bladen gaaf en gaafrandig 112 Bladen niet gaaf en gaafrandig tegelijk 110 110 Bladen gaaf Cissus sicyoides 267. Bladen niet gaaf 111 111 Bladen gaafrandig 114 Bladen niet gaafrandig 116 112 Bladen met één hoofdnerf 113 Bladen met meer dan één hoofdnerf 115 113 Bladen veel meer lang dan breed Passiflora laurifolia 293. Bladen bijna cirkelvormig . . Passiflora quadrangularis 293. 114 Bladen veel meer dan 5 cM. lang Sechium edule 3S4. Bladen veel minder dan 5 cM. Lang . . Maurandia semperftorens 3G0. eerste; ujst. 11 115 Bladen veel meer lang dan breed. . . . Smilax coriacea 118. Bladen bijna cirkelvormig, diep hartvormig Smilax guianensis 148. 116 Bladen niet ingesneden 117 Bladen ingesneden of zeer zwak gelobd 119 117 Bladen niet met hartvormigen voet Gouania lupuloides 266. Bladen met hartvormigen voet 118 118 Bladen viltig behaard Antigonon cinerascens 172. Bladen niet viltig behaard Antigonon leptopus 172. 119 Bladen tweelobbig, aan den top diep ingesneden Passiflora rubra 293. Bladen niet tweelobbig 120 120 Bladen zeer zwak gelobd, vijflobbig of vijfhoekig . . . 121 Bladen diep ingesneden 124 121 Bladen veel meer dan 7 cM. lang 122 Bladen veel minder dan 7 cM. lang Melothria guadalupensis 282. 122 Bladen aan den onderkant wit Gucurbita maxima 384. Bladen aan den onderkant niet wit 123 123 Bladen sterk behaard Cucumis Melo 3S4. Bladen glad Lagenaria vulgaris 384. 124 Bladen drielobbig, soms schijnbaar vijflobbig 125 Bladen meer dan drielobbig 128 125 De 2 zijlobben zijn niet weer ingesneden 126 De 2 zijlobben zijn gelobd 127 126 Bladen glimmend, leerachtig, weinig behaard Passiflora suberosa 293. Bladen niet glimmend, dicht behaard . Passiflora foetida 293. 127 Bladen veel meer dan 4 cM. lang gesteeld Cucumis Anguria 384. Bladen minder dan 4 cM. lang gesteeld Ceratosanthes corniculata 383. 128 Bladen veervormig gedeeld Citrullus vulgaris 383. Bladen handvormig ingesneden 129 129 Bloemkroon losbladig; bloemkroonbladen als een mutsje afvallend Vitis vinifera 267. Bloemkroon vergroeid bladig . . . Momordica Charantia 383. 130 Stekels of doornen of bladen met scherpe tanden . . . 131 Geen stekels of doornen of bladen met scherpe tanden; soms zijn de doornen zeer klein en weinig opvallend . 201 131 Scherpe tanden aan de bladen 132 Geen scherpe tanden aan de bladen 14 n 12 EKRSTE LIJST. 132 Bladen samengesteld Comocladia dodonaea 258. Bladen niet samengesteld 133 133 Bladen diep ingesneden, niet leerachtig; groote, gele bloemen Argemone mexicana 194. Bladen niet diep ingesneden, meestal leerachtig .... 134 134 Bloeiwijzen minder dan 2 M. hoog wordend 135 Bloeiwijzen meer dan 2 M. hoog wordend 140 135 Bloeiwijzen herhaaldelijk vorkvormig vertakt; bloemen scheef naar beneden gericht in dichte trossen; bloeistengel dicht bezet met schutblaadjes Aloë vera 147. Bloeiwijze anders gevormd 136 136 Bloeiwijze vertakt 137 Een kortgesteelde of ongesteelde, kogelvormige bloeiwijze verborgen binnen een bladrozet 138 137 Bladen eenigszins witachtig bepoederd aan den onderkant Pitcairnia ramosa 143. Bladen aan den onderkant niet wit bepoederd ÏVittmackia lingulata 143. 138 Bladen niet meer dan 40 cM. lang 139 Bladen veel meer dan 40 cM. lang . . Bromelia pinguïn 142. 139 Boven de bloeiwijze draagt de plant weer bladen Ananas sativus 143. Boven de bloeiwijze draagt de plant geen bladen Bromelia lasiantha 142. 140 Bladen alleen met een spitse punt, zonder scherpe tanden Agave sisalana 151. Bladrand met scherpe tanden 1049 141 Tanden 0,2 cM. of minder lang 142 Tanden meer dan 0,2 cM. lang 144 142 Eindstekel scheef haakvormig of gebogen Agave Van Grolae 151. Eindstekel kegelvormig 143 143 Tanden veelal 1 cM. van elkander geplaatst Agave Trankeera 151. Tanden veelal 1 — 2,5 cM. van elkander geplaatst Agave Schcuermaniana 151. 144 Bladen drie- tot viermaal zoo lang als breed 145 Bladen meer dan viermaal zoo lang als breed 1048 145 Tanden 0,3 — 0,4 cM. lang en op afstanden van 1 — 1,5 cM. van elkander geplaatst Agave vimpara 151. Tanden 0,4 — 0,8 cM. lang en op afstanden van 1,5 — 2 cM. van elkander geplaatst Agave ricina 151. EERSTE LIJST. 13 146 Tanden op afstanden van 1 — 1,5 cM. van elkander geplaatst Agave Boldinghiana 150. Tanden op afstanden van 1,5 — 5 cM. van elkander geplaatst Agave petiolata 150. 147 Stekels aanwezig 148 Doornen aanwezig 166 148 Bladen saamgesteld 149 Bladen enkelvoudig 158 149 Alleen drietallige bladen 150 Veervormig saamgestelde bladen ; soms zijn enkele drie- tallige bladen aan dezelfde plant aanwezig 151 150 Bladen en bladstelen dichtviltig behaard Erythrina velutina 224. Bladen en bladstelen kaal . . . Erythrina corallodendron 224. 151 Blaadjes meer dan 7 cM. lang . . .Fagara martinicensis 231. Blaadjes minder dan 7 c.M lang 152 152 Drietallige en meertallige bladen, voorzien van door- schijnende puntjes, aan eenzelfde plant Fagara trifoliata 232. Alleen meertallige bladen 153 153 Bladsteel gevleugeld Fagara spinifex 232. Bladsteel ongevleugeld 154 154 Blaadjes minder dan 0,5 cM. breed 155 Blaadjes meer dan 0,5 cM. breed 157 155 Blad en bladsteel samen meer dan 8 cM. lang Acacia riparia 206. Blad en bladsteel samen niet meer dan 8 cM. lang . . 156 156 Grootste blaadjes 0,4 cM. breed ; steunblaadjes klein en zeer spoedig afvallend Mimosa distachya 207. Giootste blaadjes 0,2 cM. breed; steunblaadjes duidelijk zichtbaar, langer blijvend Mimosa pudica 207. 157 Blaadjes glimmend lederachtig, aan de bloeistengels niet meer dan 1,8 cM. lang Caesalpinia ciliata 213. Blaadjes niet glimmend lederachtig, aan de bloeistengels 3 cM. of meer lang Caesalpinia crista 214. 158 Klimplant met groote, hartvormige bladen Ipomoea muricata 331. Geen klimplant 159 159 Bladen niet ingesneden 160 Bladen ingesneden of met een groot aantal lobben ... 163 160 Boomen; bladen voorzien van doorzichtige puntjes Fagara monophylla 231. Heesters, struiken of kruiden 161 14 EERSTE LIJST. 161 Bladen gaafrandig 162 Bladen niet gaafrandig Lantana Camara 343. 162 Bladen nooit meer dan viermaal zoo lang als breed Solanum lanceaefolium 355. Bladen meer dan viermaal zoo lang als breed Solanum racemosum 357. 163 Plant kruipend; vruchten alleenstaand Solanum. argillicolum 355. Plant rechtopstaand 164 164 Op de stengels sta.an behalve rechte ook gekromde stekels ; zeer weinig stekels op de bladen 165 Op de stengels alleen rechte stekels; bladen zeer dicht bezet met scherpe stekels Solanum aculeatissimum 355. 165 Bloemen in zeer rijkbloemige bloeiwijzen Solanum torvum 357. Bloemen in armbloemige bloeiwijzen Solanum lalifolium 356. 166 Takvormige doornen 167 Geen takvormige doornen 173 167 Bloeiwijzen duidelijk samengesteld, ver buiten de bladen uitstekend ; vruchtbeginsel onderstan dig, duidelijk be- haard Machaonia Ottonis 375. Bloeiwijze anders gevormd 168 168 Bladen geplaatst op kortloten, die met schubben wol- achtig bedekt zijn Adelia ricinella 247. Geen wollig beschubde kortloten aanwezig 169 169 Bladen samengesteld Cercidium viride 213. Bladen enkelvoudig 170 170 Bladen aan de bloemdragende takken niet veel grooter dan 0,5 cM Lycium americanum 352. Bladen aan de bloemdragende takken duidelijk grooter dan 0,5 cM 171 171 Bloemen groot; kelk en roode, ver uitstekende bloemkroon duide- lijk waarneembaar; takken in scherpe punten uitloopend Punica Granatum 303. Bloemen met een bloemkroon, die niet ver buiten de kelkbladen uitsteekt 172 172 Takken donkerbruin ; zijtakken recht, eindigend in een spitse punt, die donker aangeloopen is; bloemen kleinT in de oksels der bladen; vrucht een bes Condalia Henriquezii 265. Takken geelachtig grijs Adelia ricinella 247. 173 Geen rechte doornen aanwezig 174 Rechte en gekromde of alleen rechte doornen aanwezig 178 EERSTE LIJST. 15 174 Bladen samengesteld Pithecolobium platylobum 204. Bladen enkelvoudig 175 175 Klimplant, waarvan de bloemen omgeven zijn door 3 groote, rosé schutbladen Bougainvillea spectabilis 183. Geen klimplant, of zoo wel klimplant, dan de bloemen niet omgeven door 3 groote, rosé schutbladen 176 176 Bladen met 3 hoofdnerven Celtis Iguonaea 164. Bladen met één hoofdnerf 177 177 Bladen vleezig; bloemen met een groot aantal meeldraden Peireskia aculeata 300. Bladen niet vleezig ; bloemen niet met een groot aantal meeldraden Pisonia aculeata 183. 178 Doornen bestaande uit het onderste, overgebleven gedeelte van den bladsteel Clerodendron aculeatum 346. Doornen niet uit een deel van den bladsteel bestaand 179 179 Bladen samengesteld 180 Bladen enkelvoudig 189 180 Bladen handvormig samengesteld Triphasia trifoliata 233. Bladen niet handvormig samengesteld 181 181 Bladen viertallig 182 Bladen meer dan viertallig 184 182 Blaadjes aan den top duidelijk ingesneden Haematoxylon Brasiletto 212. Blaadjes aan den top niet ingesneden 183 183 Bloemen in zeer lange, onvertakte bloeiwijzen Pithecolobium ligustrinum '204. Bloemen in vertakte bloeiwijzen Pithecolobium unguis-cati 205. 184 Bladen éénjukkig Parkinsonia aculeata 212. Bladen meer dan éénjukkig 185 185 Bloemen in dichte aren geplaatst. . . Prosopis juli flora 208. Bloemen niet in dichte aren geplaatst 186 186 Bladen samengesteld en dan de blaadjes 1 cM. of meer breed Geoffraea superba 222. Bladen enkelvoudig, of samengesteld en dan blaadjes minder dan 1 cM. breed 187 187 Bladen meer dan 10 cM. lang . . . Acacia macracantha 206. Bladen minder dan 10 cM. lang 188 188 Stengelleden duidelijk zigzagsgewijs op elkander volgend Acacia tortuosa 206. Stengelleden niet zigzagsgewijs op elkander volgend Acacia Farnesiana 205. 16 EERSTE LIJST. 189 Bladen met doorschijnende puntjes 190 Bladen niet met doorschijnende puntjes 195 190 Vruchten met dikke, wratvormige schil .... Citrus decumana 233. Vruchten niet met dikke, wratvormige schil 191 191 Bladstelen met de vleugels 1,2 cM. of meer breed Citrus bigaradia 233. Bladstelen met de vleugels minder dan 1,2 cM. breed of zonder vleugels 192 192 Vruchten min of meer cylindervormig, voorzien van een toege- spitsten top; bladsteel zwak gevleugeld . . . .Citrus medica 233. Vruchten min of meer kogelvormig 193 193 Bladsteel geheel ongevleugeld Citrus limetta 233. Bladsteel gevleugeld 194 194 Vmchtvleesch zuur Citrus limonum 233. Vruchtvleesch zoet Citrus aurantium 233. 195 Bladen tegenoverstaand Eandia aculeata 374. Bladen niet tegenoverstaand 196 196 Bladen met 3 hoofdnerven 197 Bladen met één hoofdnerf 198 197 Bladen aan den onderkant dichtviltig behaard . Zizyphus Jujuba 265. Bladen aan den onderkant niet dichtviltig behaard Zizyphus spina cristi 265. 198 Bladen leerachtig of vleezig 199 Bladen niet leerachtig of vleezig . . Amarantus spinosus 178. 199 Bladen vleezig Peireskia bleo 301. Bladen niet vleezig 200 200 Bladen meer dan 2,5 cM. lang . . . Xylosma buxifolium 289. Bladen minder dan 2,5 cM. lang Rochefortia acanthophora 337. 201 Bladen samengesteld, of zoo er enkelvoudige bladen voor- komen, dan zijn er toch steeds ook samengestelde aanwezig 202 Bladen enkelvoudig (zie ook 832 en 840) 326 202 Bladen tweetallig 203 Bladen niet tweetallig 204 203 Bladen met doorschijnende puntjes Pilocarpus racemosus 232. Bladen zonder doorschijnende puntjes Hymenaea courbaril 209. 204 Bladen handvormig samengesteld 205 Bladen veervormig samengesteld 248 205 Bladen drietallig 207 Bladen vijf- of meertallig 206 206 Bladen vijftallig 241 Bladen zeven- of meertallig Ceïba pentandra 280. eerste; lijst. 17 207 Boomen of heesters 208 Kruiden 213 203 Bladen behaard 209 Bladen onbehaard 210 209 Groote bloemen; peulvruchten; blaadjes gaafrandig Cajanus indicus 225. Kleine bloemen in lange bloeiwijzen; blaadjes gezaagd AUophylus occidentalis 282. 210 Eindblaadje meer dan 5 cM. groot . . Crataeva gynandra 196. Eindblaadje minder dan 5 cM. groot 211 211 Eindblaadje duidelijk gesteeld; de 2 zijblaadjes korter gesteeld Amyris elemifera 232. Eindblaadje niet gesteeld 212 212 Zijblaadjes half zoo groot als het eindblaadje Trichilia trifolia 236. Zijblaadjes bijna evengroot als het eindblaadje Hypelate trifoliata 263. 213 Bloemen in hoofdjes geplaatst Bidens pilosus 398. Bloemen niet in hoofdjes geplaatst 214 214 Drie omgekeerd hartvormige, ongesteelde blaadjes aan den top van den bladsteel 215 Blaadjes anders bevestigd 216 215 Bladen in een wortelrozet; bloemen in een groot aantal bijeenstaand Oxalis Martiana 228. Bladen verspreid; bloemen alleenstaand of in paren geplaatst Oxalis comicidata 228. 216 Eindblaadje, ook van de grootste bladen, minder dan 3 cM. lang 217 Eindblaadje van de grootste bladen meer dan 3 cM. lang 220 217 Grootste breedte van de blaadjes 0,8 cM. of meer . . . 218 Grootste breedte van de blaadjes steeds minder dan 0,8 cM. 219 218 Grootste breedte van de blaadjes boven het midden ; blaadjes niet meer dan 1 cM. lang Desmodium triflorum 221. Grootste breedte van de blaadjes in het midden; blaadjes meer dan 1 cM. lang Galactiet dubia 221. 219 Blaadjes aan den top gezaagd Nedicago sativa 215. Blaadjes geheel gaafrandig Stylosanthes hamata 219. 220 Zij blaadjes zeer scheef gevormd 221 Zijblaadjes niet of zeer weinig scheef gevormd 227 2 18 EERSTE EIJST. 221 Eind- en zijblaadjes steeds meer dan 5 cM. lang. . . . 222 Grootste van de eind- of zijblaadjes tot 4,5 cM. lang, maar meestal veel kleiner 225 222 Blaadjes zeer viltig behaard Mucuna pruriens 224. Blaadjes niet zeer viltig behaard 223 223 Peulen duidelijk sikkelvormig Lablab vulgaris 227. Peulen niet duidelijk sikkelvormig 224 224 Peulen niet meer dan viermaal zoo lang als breed Phaseolus lunatus 227. Peulen meer dan viermaal zoo lang als breed Phaseolus vulgaris 227. 225 Peul minder dan vierzadig 226 Peul tien- tot meerzadig . . Phaseolus longepeduncidatus 226. 226 Peul tot 0,8 cM. breed Rhyncnosia retiadata 226. Peul tot 0,4 cM. breed Rhynchosia minima 226. 227 Bladen aan de onderzijde geheel kaal 228 Bladen aan de onderzijde behaard 231 228 Blaadjes meer dan 6 cM. lang 229 Blaadjes minder dan 6 cM. lang 230 229 Blaadjes onduidelijk gelobd Vigna unguiculata 227. Blaadjes niet gelobd Vigna repens 227. 230 Heester met lange, buisvormige bloemen. . Jasminum azoricum 318. Klimplant met vlindervormige bloemen Centrosema virginianum 223. 231 Peulen in stukken uiteenvallend 232 Peulen niet in stukken uiteenvallend 236 232 Blaadjes nooit meer dan 0,7 cM. breed; peul zeer sterk gewonden Desmodium spirale 220. Blaadjes meer dan 1 cM. breed 233 233 Grootste breedte van de blaadjes duidelijk beneden het midden 234 Grootste breedte van de blaadjes niet beneden het midden 235 234 Blaadjes spits toeloopend ; eindlid van de peul veel grooter dan de andere leden .... Desmodium molle 220. Blaadjes niet spits toeloopend ; leden van de peul gelijk van grootte Desmodium axillare 220. 235 Eindblaadje 1 cM. of langer gesteeld ; steunblaadjes met tien of meer duidelijk uitspringende nerven Desmodium uncinatum 221. Eindblaadje minder dan 1 cM. lang gesteeld; steun- blaadjes niet met tien of meer duidelijk uitspringende nerven Desmodium supinum 220. EERSTE UJST. 19. 236 Peulen meer dan 2 cM. breed, leerachtig, dik Canavalia obtusifolia 226. Peulen anders gevormd 237 237 Peulen sterk opgezwollen Crotalaria incana 215. Peulen niet sterk opgezwollen 238 238 Steeltje van het eind blaadje boven de steunblaadjes veel sterker behaard dan in het deel daaronder Phaseolus lathyroides 226. Steeltje van het eindblaadje overal even sterk behaard 239 239 Eindblaadje van de grootste bladen 2 cM. lang gesteeld Galactia rubra 225. Eindblaadje veel minder dan 2 cM. lang gesteeld. . . . 240 240 Blaadjes lijnvormig met afgeronden top Galactia longifolia 225. Blaadjes anders gevormd Teramnus labiaüs 223. 241 Kruiden 242 Boomen 245 242 Klimplant 243 Geen klimplant 244 243 Plant sterk behaard Merremia aegyptia 328. Plant kaal Ipomoea heptaphylla 331. 244 Plant bedekt met klierharen Polanisia viscosa 196. Plant kaal Gynandropsis pentaphylla 196. 245 Blaadjes zittend Adansonla digitata 280. Blaadjes gesteeld 246 246 Blaadjes stomp Tecoma leucoxylon 363» Blaadjes in een punt uitloopend 247 247 Blaadjes duidelijk toegespitst ; bladsteeltjes minder dan 0,1 cM. dik Tecoma chrysantha 363. Blaadjes onduidelijk toegespitst; bladsteeltjes meer dan 0,1 cM. dik Vitex umbrosa 346. 248 Bladen éénmaal samengesteld 249< Bladen dubbel samengesteld 311 249 Bladen afgebroken gevind 250 Bladen niet afgebroken gevind 251 250 Kleine blaadjes over het geheele blad gelijk verdeeld Solanum tuberosum 357. Kleine blaadjes aan een deel van het blad voorkomend Solanum lycopersicum 356» '20 eerste; ujst. 251 Blaadjes scheef gevormd en dan steeds meer dan 4 cM. lang 252 Blaadjes nooit tegelijk scheef gevormd en meer dan 4 cM. lang 256 252 Blaadjes meestal 7; bloemen in een tuil . . Sambucus in termedia 381. Meer dan 7 blaadjes; bloemen niet in een tuil 253 253 Blaadjes 7 cM. of meer lang 254 Blaadjes niet meer dan 5 cM. lang 255 254 Bladen iets vleezig, zonder zwarte stippen aan den onderkant Spondias Mombin 258. Bladen leerachtig, met zwarte stippen aan den onderkant Picrasma antïllarum 234. 255 Blaadjes van een samengesteld blad verschillend van grootte Spondias purpurea 258. Blaadjes allen gelijk van grootte, lederachtig Swietenia mahagoni 236. 256 Blaadjes minder dan 5 cM. lang 257 Blaadjes meer dan 5 cM. lang 286 257 Bladen nooit meer dan negentallig 258 Bladen meer dan negentallig 267 258 Kruiden of lage struiken 259 Boomen of heesters 265 259 Bladen éénjukkig Zornia diphylla 219. Bladen meer dan éénjukkig 260 260 Blaadjes 0,5 cM. lang, aan den top duidelijk verbreed Cassia polyadena 211. Grootste blaadjes minstens 2 cM. lang 261 261 Bladen oneven veervormig samengesteld Tephrosia cathartica 217. Bladen even veervormig samengesteld 262 262 Bladen tweejukkig 263 Bladen driejukkig 264 263 Steunblaadjes duidelijk zichtbaar, meer dan 1 cM. lang Arachis hypogaea 219. Steunblaadjes heel klein Cassia Absus 210. 264 Plant rechtopstaand, peulen dragend Cassia bicapsularis 210. Plant kruipend, geen peulvruchten bezittend 1051 265 Blaadjes van een duidelijken steel voorzien. . .Murraya exotica 233. Blaadjes duidelijk zittend ; boomen 266 :266 Bladsteel duidelijk gevleugeld . . . Guajacum officinale 229. Bladsteel niet gevleugeld Guajacum sanctum 229. EERSTE EITST. 21 267 Blaadjes 1 cM. of meer breed 268 Blaadjes minder dan 1 cM. breed 273 268 Bloemen meer dan 3 cM. lang . 269 Bloemen minder dan 3 cM. lang 270 269 Bladen tien- of meerjukkig Sesbania grandi flora 218. Bladen minder daD tienjukkig Tecomaria capensis 363. 270 Bladen aan den onderkant dichtviltig behaard Sophora tomentosa 215. Bladen aan den onderkant niet dichtviltig behaard. . . 271 271 Kruiden met meer dan 1 cM. breede, gebogen peulen Cassia obovata 211. Peulen niet meer dan 1 cM. breed, niet gebogen. . . . 272 272 Blaadjes 2 cM. of meer breed .... Gliricidia sepium 217. Blaadjes minder dan 1 cM. breed . . Geoffraea superba 222. 273 Bloemen in langgesteelde, kogelvormige bloeiwijzen Dalea phymatodes 216. Bloemen niet in langgesteelde, kogelvormige bloeiwijzen 274 274 Kruipende plant met gele bloemen en gestekelde vruchten Tribulus terrester 229. Geen kruipende plant met gele bloemen en gestekelde vruchten 275 275 Boom Tamarindus indica 209. Kruid of heester 276 276 Bladen meer dan 8 cM. lang en meer dan vijfjukkig . . 277 Bladen niet tegelijkertijd meer dan 8 cM. lang en meer dan vijfjukkig 278 277 Blaadjes 0,5 cM. breed Sesbania sericea 218. Blaadjes minder dan 0,5 cM. breed . . Sesbania aculeata 218. 278 Peul in geledingen uiteenvallend 279 Peul niet in geledingen uiteenvallend 280 279 Blaadjes aan den top 0,5 cM. breed Aeschynomene f alcata 210. Blaadjes aan den top veel minder dan 0,5 cM. breed Aeschynomene americana 218. 280 Peul plat gedrukt 281 Peul niet plat gedrukt 284 281 Bladsteel van een schijfvormige klier voorzien 282 Bladsteel zonder klier 283 22 EERSTE LIJST. 282 Bladrand bijna kaal; peulen bijna onbehaard Cassia glanclulosa 210. Bladrand duidelijk behaard ; peulen dicht behaard Cassia nictitans 211. 283 Steunblaadjes naaldvormig; bloemen alleenstaand Cracca carïbaea 217. Steunblaadjes niet naaldvormig; bloemen in trossen Tephrosia cinerea 217. 284 Klimplant Abrus precatorius 222. Geen klimplant 285 285 Peulen duidelijk gebogen, minder dan 1,5 cM. lang Indigo f era suffruticosa 216. Peulen niet gebogen, meer dan 1,5 cM. lang Indigo/era tinctoria 216. 286 Bladsteel gevleugeld 287 Bladsteel ongevleugeld 289 287 Bladen behaard Bursera tomentosa 235. Bladen kaal 288 288 Vijf kelkbladen; stengel voorzien van lenticellen Sapindus saponaria 263. Kelk vierdeelig; stengel niet voorzien van lenticellen Meücocca bijuga 263. 289 Bladen even veervormig samengesteld 290 Bladen oneven veervormig samengesteld 296 290 Kruiden 291 Boomen 292 291 Bladen vijfjukkig Cassia occidentalis 211. Bladen meer dan vijfjukkig Cassia Sophera 211. 292 Bladen tweejukkig 293 Bladen meer dan tweejukkig 295 293 Bloemen met een groot aantal lange meeldraden Inga laurina 204. Bloemen niet met een groot aantal lange meeldraden. . 294 294 Vruchten 0,5 cM. in diameter . . . Exothea panniculata 264. Vruchten meer dan 1 cM. in diameter . . . Meücocca bijuga 263. 295 Een van de bladhelften duidelijk met ronden voet zittend Cassia alata 210. Blaadjes duidelijk gesteeld met versmalden voet . . Cassia fistula 210. 296 Blaadjes niet diep ingesneden 299 Blaadjes zeer diep ingesneden 297 297 Plant geheel viltig behaard ; bloemhoofd j es in aren geplaatst Ambrosia paniculata 304. Niet gelijktijdig de plant geheel viltig behaard en met in aren geplaatste bloemhoofdjes 298 EERSTE LIJST. 23 298 Bloemen in hoofdjes geplaatst Cosmos caudatus 398. Bloemen niet in hoofdjes geplaatst .... Polyscias fruticosum 311. 299 Blaadjes niet gaafrandig 300 Blaadjes gaafrandig 301 300 Bladen vleezig, gekarteld .... BryophyUum pinnatum 199. Bladen niet vleezig, gezaagd Stenolobium stans 363. 301 Kruiden Clitoria ternatea 223. Boomen 302 302 Blaadjes van doorschijnende puntjes voorzien Fagara flava 231. Blaadjes niet van doorschijnende puntjes voorzien . . . 303 304 308 305 307 303 Blaadjes duidelijk in een spitsen top uitloopend . . Blaadjes niet in een duidelijk spitsen top uitloopend 304 Blaadjes met een duidelijk toegespitsten top . . . Blaadjes zonder toegespitsten top 305 Bladen meer dan zes jukkig .... Andira jamaicensis 222. Bladen minder dan zes jukkig 306 306 Blaadjes duidelijk gesteeld, niet zeer leerachtig Bursera simaruba 235. Blaadjes bijna zittend, leerachtig . . Bursera bonairensis 235. 307 Plant rijkelijk voorzien van eivormige, zwarte, glimmende vruchten van 1 cM. lengte; bladen dik leerachtig Picramnia pentandra 234. Plant met peulvormige vruchten ; bladen niet dik leer- achtig Lonchocarpus violaceus 221. 308 Zijblaadjes 1 cM. of meer lang gesteeld Metopium Brownei 258. Zij blaadjes minder dan 1 cM. lang gesteeld 309 309 Blaadjes aan den bovenkant glanzend Blighia sapida 263. Blaadjes aan den bovenkant niet glanzend Piscidia piscipula 222. 310 Bladen samengesteld 342 Bladen enkelvoudig 109 311 Bloemen in bloemhoofdjes geplaatst Bidens cynapiifolius 398. Bloemen niet in bloemhoofdjes geplaatst 312 312 Blaadjes veel minder dan 0,5 cM. breed 313 Blaadjes 0,5 cM. breed of veel breeder 321 313 Bloemen in saamgestelde schermen Foeniculum vulgare 312. Bloemen niet in saamgestelde schermen 314 314 Boomen 315 Kruiden of heesters 318 24: EURSTE LIJST. 315 Roode bloemen met bloemkroonbladen, die meer dan 4 cM. lang zijn Poinciana regia 213. Bloemkroonbladen veel minder dan 4 cM. lang 316 316 Bloemen geplaatst in langgesteelde, kogelvormige bloei- wijzen Leucaena glauca 206. Bloemen niet in langgesteelde, kogelvormige bloeiwijzen geplaatst 317 317 Peulen zeer onregelmatig gekromd . Caesalpinia coriaria 214. Peulen niet onregelmatig gekromd . . Prosopis juliflora 208. 318 Peulen nooit meer dan 0,5 cM. breed 319 Peulen 1 cM. of meer breed 320 319 Peulen minstens 5 cM. lang; blaadjes van de eerste orde veel meer dan 2 cM. lang .... Desmanthus virgatus 208. Peulen steeds minder dan 4 cM. lang ; blaadjes van de eerste orde steeds minder dan 2 cM. lang Desmanthus depressies 208. 320 Blaadjes kort maar duidelijk gesteeld ; sterk vertakte heester Acacia villosa 206. Blaadjes ongesteeld ; geen sterk vertakte heester Neptunia plena 208. 321 Blaadjes gezaagd Melia azedarach 236. Blaadjes gaafrandig 322 322 Blaadjes minder dan 1 cM. breed 323 Blaadjes 1,5 cM. of meer breed 324 323 Vrucbt met 3 kleppen openspringend Moringa oleifera 19!>. Vrucht niet met 3 kleppen openspringend Caesalpinia pulcherrima 214. 324 Peulen vlak, ook na het openspringen 325 Peulen na het openspringen gedraaid . . Adenanthera pavonina 208. 325 Blaadjes aan den top afgerond Albizzia lebbek 205. Blaadjes aan den top spits . . . Peltophorum Suringari 214. 326 Bladen tot 0,7 cM. lang en voorzien van een dertigtal stijve haren, die ruim 0,1 cM. lang zijn Tïbouchina strigosa 309. Bladen anders gevormd 327 327 Bladen vleezig, maar nooit tegelijk bloemen in naakte aren geplaatst 328 Bladen niet vleezig, of zoo ze vleezig zijn, dan staan de bloemen in naakte aren 340 328 Bladen minder dan 1 cM. breed 329 Bladen meer dan 1 cM. breed 335 329 Bladen tegenoverstaand 330 Bladen niet tegenoverstaand 333 EERSTE UJST. 25 330 Bloemen in aarvormige bloeiwijzen 331 Bloemen niet in aarvormige bloeiwijzen 332 331 Bloemen in vleezige, cylindervormige bloeiwijzen Bat is maritima 184. Bloeiwijzen voorzien van vliezige schutblaadjes Philoxerus vermicularis 180. 332 Bloemen alleenstaand in de oksels van lijnvormige bladen Sesuvium portulacastrum 186. Bloemen aan de einden van de takken ; bladen spatel- vormig Portulaca oleracea 188. 333 Bladen witviltig, meer dan 5 cM. lang Tournefortia gnaphaloides 339. Bladen niet witviltig, minder dan 5 cM. lang 334 334 Bloemen alleenstaand aan de toppen der stengels Portulaca poliosperma 189. Bloemen in langgerekte bloeiwijzen Heliotropium curassavicum 340. 335 Bladen zittend, stengelomvattend . . . Calotropis procera 323. Bladen nooit stengelomvattend 336 336 Bladen behaard Peperomia Langsdorffii 163. Bladen onbehaard 337 337 Bladen tegenoverstaand Hoya carnosa 324. Bladen niet tegenoverstaand 338 338 Vrucht uiteenvallend in 3 deelvruchten ; de schijnbare bloem is een bloeiwijze, die uit één vrouwelijke bloem bestaat, waaromheen een groot aantal mannelijken geplaatst zijn; de bloeiwijze wordt omgeven door schutblaadjes, die een snavel vormig orgaan vormen Pedilanthes tithymaloides 256. Bloemen in duidelijk vertakte bloeiwijzen ; vrucht niet uiteenvallend in 3 deelvruchten 339 o 39 Bloemkroon vergroeidbladig; vruchten vleezig Scaevola Plumieri 384. Bloemkroon losbladig ; vruchten droog Talinum paniculatum 187. 340 Bladen lijnvormig, niet leerachtig, of zoo ze leerachtig zijn dan scherp samengevouwen of gevlekt 341 Bladen niet lijnvormig 463 341 Bladen zeer smal, niet veel meer dan 0,1 cM. breed . . 343 Bladen niet zeer smal 352. 26 EERSTE EIJST. 342 Bladen tweetallig; ranken eindigend in 3 nagelvormige klauwtjes Bignonia unguis-cati 362. Bladen niet tweetallig 104 343 Bloeiwijze zonder schutblad 344 Bloei wij ze met één of meer schutbladen 345 344 Bloeiwijze een schijnaar Chloris Suringarii 126. Bloeiwijze pluimvormig .... Panicum distantiflorum 120. 345 Schutbladen niet boven de bloeiwijzen uitstekend . . . 346 Schutbladen boven de bloeiwijzen uitstekend 347 346 Aartjes 2 of 3 aan het eind van den stengel Fimbristylis monostachya 136. Aartjes in een schermvormige bloeiwijze Fimbristylis annua 136. 347 Bloeiwijze bestaande uit een alleenstaand aartje .... 348 Bloeiwijze uit meerdere aartjes bestaand 349 348 Kafj es in een zeer lange punt uitloopend Bulbostylis floccosa pumilio 135. Kafj es niet in een zeer lange punt uitloopend Juncellus laevigatus 132. 349 Drie aartjes van 0,3 c.M. lengte bij elkander geplaatst Scirpus micranthus 135. Meer dan drie aartjes bij elkander geplaatst 350 350 Aartjes niet meer dan 0,3 c.M. lang, zeer spits toeloopend Mariscus gracïlis 134. Aartjes meer dan 0,3 c.M. lang, niet spits toeloopend 351 351 Niet meer dan 8 dunne aartjes bij elkander geplaatst ToruUnium filiforme 134. Veel meer dan 8 aartjes bij elkander geplaatst Mariscus fuligineus 133. 352 Grassen 353 Geen grassen 414 353 Grassen van meer dan manshoogte 354 Niet zoo hoog opgroeiende grassen 356 354 Eén soort van bloeiwijzen; bloemen tweeslachtig 355 Twee soorten van bloeiwijzen; bloemen éénslachtig . Zea Mais 114. 355 Alle aartjes gelijk van vorm, tweeslachtig Saccharum offtcinarum 114. Aartjes verschillend van vorm, éénslachtig Andropogon sorghum 116. 356 Houtige stengels 357 Geen houtige stengels 358 EERSTE LIJST. 27 357 Klimmend gras met onbehaarde bloeiwijzen Panicum divaricatum 120. Rechtopgroeiend gras met behaarde bloeiwijzen Andropogon bicornis 115. 358 Kaf naalden of borstels in de aartjes aanwezig 359 Geen duidelijke kafnaalden of borstels in de aartjes aanwezig 380 359 Geen borstels aanwezig 360 Wel borstels aanwezig 374 360 Naalden meer dan 4 cM. lang . . Andropogon contortus 115. Naalden veel minder dan 3 cM. lang 361 361 Aartjes zeer sterk opgezwollen, kogelvormig Cenchrus carolinianus 123. Aartjes niet kogelvormig 362 362 Een aantal lijnvormige aren bij elkander geplaatst aan den top van den stengel of iets daar beneden .... 363 Aren niet aan den top bij elkander geplaatst 368 363 Niet alle aren aan het einde van den stengel geplaatst Chloris leptantha 126. Alle aren aan het einde van den stengel geplaatst . . . 364 364 Drie breede, korte aren . . . Dactyloctenium aegypüum 127. Meer dan drie aren 365 365 Aartjes sterk behaard; kafnaalden 1,5 cM. of meer lang Andropogon lschaemum 116. Aartjes niet sterk behaard; kafnaalden steeds minder dan 1,5 cM. lang 366 366 Kroonkafjes duidelijk en lang gewimperd Chloris c'üiata 126. Kroonkafjes niet duidelijk gewimperd 367 367 Kroonkafje met duidelijk afgeknotten top Chloris paraguaiensis 126. Kroonkafje met spitsen top Chloris radiata 126. 368 Een groot aantal dunne aren, die meer dan 5 cM. lang zijn, langs den stengel geplaatst . .Leptochloa virgata 127. Bloeiwijze anders gevormd 744 369 Aartjes voorzien van zeer lange haren Andropogon glomeratus 116. Aartjes niet van zeer lange haren voorzien 370 370 Bladen minder dan 4,5 cM. lang en ongeveer 1 cM. breed Oplismenus setarius 122. Bladen veel meer dan 4,5 cM. lang en minder dan 1 cM. breed 371 28 EERSTE LIJST. 371 Aartjes 0,5 cM. of meer breed Bouteloua Hurriboldtiana 124. Aartjes minder dan 0,5 cM. breed 372 372 Bloeiwijze onvertakt ; kafnaalden niet meer dan 0,2 cM. boven de bovenste bloemen van het aartje uitstekend Bouteloua aristidoides 124. Bloeiwijze vertakt; kafnaalden meer dan 0,4 cM. boven de bovenste bloemen van het aartje uitstekend . . . 373 373 Naalden bestaand uit een onverdeeld en een vertakt gedeelte Aristida Sicartziana 124. Naalden anders gevormd Festuca Myurus 129. 374 Bladen niet meer dan 4 cM. lang . . Panicum reptans 121. Bladen veel meer dan 8 cM. lang 375 375 Eindelingsche aar 7 cM. of minder lang, nooit zoo ijl, dat de hoofdspil duidelijk te zien is 376 Eindelingsche aar meer dan 7 cM. lang 378 376 Aartjes van scherpe stekels voorzien Cenchrus echinatus 123. Aartjes niet van scherpe stekels voorzien 377 377 Borstels met naar beneden gerichte tanden bezet Set ar ia viridis 123. Borstels niet met tanden bezet, zachtharig Setaria glauca 123. 378 Aar ijl Setaria setosa 123. Aar gevuld 379 379 Bloeiwijze een schijnaar Pennisetum setosum 124. Bloeiwijze een saam getrokken pluim Pappophorum alopecuroideum 127. S80 Aan den top van de stengels twee of meer aarvormige bloeiwijzen 381 Bloei wij zen anders geplaatst 383 381 Twee aren aan den top van den stengel Paspalum conjugatum 117. Vier of meer aren aan den top van den stengel .... 382 382 Aren steeds minder dan 4 cM. lang Cynodon dactylon 125. Aren meer dan 6 cM. lang, een van de aren meestal iets lager dan de anderen geplaatst. . . . Eleusine indica 127. 383 Aartjes duidelijk behaard 384 Aartjes onbehaard 396 384 Bladen meer dan 2 cM. breed Pharus glaber 124. Bladen minder dan 2 cM. breed 385 EERSTE LIJST. 29 385 Bladscheede behaard 386 Bladscheede, behalve aan den bovensten rand, geheel kaal 390 336 Aartjes 0,05 cM. lang Panicum brevifolium 120. Aartjes veel meer dan 0,05 cM. lang 387 3S7 Aartjes zeer sterk platgedrukt Paspalum fimbriatum 118. Aartjes niet sterk platgedrukt 388 388 Bladen viltig behaard Panicum lachnanthum 121. Bladen niet viltig behaard 389 389 Bladen geheel kaal Panicum insulare 121. Bladen eenigszins behaard .... Panicum velutinosum 122. 390 Bloeiwijze pluim vormig 391 Bloei wij ze niet pluimvormig 394 391 Planten minder dan 50 cM. hoog. . . Eragrostis pilosa 128. Planten meer dan 50 cM. hoog 392 392 Aartjes voorzien van groote schutbladen Andropogon Schoenanthus 116. Aartjes zonder groote schutbladen 393 393 Kelkkafjes voorzien van haren, die duidelijk een verdikten voet hebben Andropogon zizanioides 117. Kelkkafjes voorzien van gewone haren Andropogon sorghum var. halepensis 116. 394 Bloeiwijze bestaand uit een aantal op verschillende hoogte van den stengel geplaatste aren; stengel niet draadvormig Panicum colonum 120. Bloeiwijze een eindelingsche aar vormend, soms duidelijk bestaand uit meerdere geledingen, maar dan is de stengel draadvormig 395 395 Bladrand voorzien van groote tanden, die in een haar eindigen Tragus racemosus 117. Bladrand niet voorzien van groote tanden Eragrostis cüiaris 128. 396 Een dichte, rolronde schijnaar aan het eind van den stengel Anthephora hermaphroditica 117. Geen dichte, rolronde schijnaar aan het eind van den stengel 397 397 Bladen draadvormig 398 Bladen niet draadvormig 399 398 Aartjes meer dan vijfbloemig . . Eragrostis Urbaniana 128. Aartjes minder dan vijfbloemig . . . Panicum stenodes 122. 399 Bladen 2 cM. of meer breed 400 Bladen minder dan 2 cM. breed 401 30 EERSTE EIJST. 400 Aartjes 0,2 cM. of minder lang . . Isachne arundinacea 118. Aartjes meer dan 0,2 cM. lang . . . Ichnanthus pollens 122. 401 Bladen niet meer dan 6 cM. lang, of zoo ze langer zijn, dan zéér smal 402 Bladen meer dan 6 cM. lang 405 402 Bladen ongeveer 1 cM. breed . . . Panicum grossarium 120. Bladen veel minder dan 1 cM. breed 403 403 Aartjes stomp Isachne rigens 118- Aartjes spits 404 404 Kelkkafjes zeer ongelijk van grootte Sporóbolus argutus 125. Kelkkafjes bijna gelijk van grootte Sporóbolus virginicus 125. 405 Vier of meer lange, draad vormige schij naren aan een langen stengel boven elkander geplaatst 406 Bloeiwijze anders gevormd 408 406 Aartjes duidelijk platgedrukt. . . . Paspalum gldbrum 118. Aartjes niet platgedrukt 407 407 Meer dan 20 draadvormige aren langs den stengel geplaatst Leptochloa fiüformis 127. Veel minder dan 20 aren aan het bovenste gedeelte van den stengel geplaatst Panicum sanguinale 121. 408 Zeer ijle aren, die soms pluimvormig zijn Panicum hirticaule 121. Anders gevormde bloeiwijze 409 409 Bloeiwijze pluimvormig 410 Bloeiwijze niet pluimvormig 412 410 Aartjes zittend Panicum molk 121. Aartjes gesteeld 411 411 Saamgestelde bloeiwijze niet meer dan 3 cM. breed en tot 40 cM. lang Uniola virgata 129. Saamgestelde bloeiwijze meer dan 3 cM. wijd uitstaand Panicum maximum 121. 412 Bloeiwijze bestaand uit 6 — 12 aren, die allen op verschil- lende hoogte van den stengel geplaatst zijn Panicum geminatum 120. Bloeiwijze anders gevormd 413 413 Aartjes veelbloemig Eragrostis diversi flora 128. Aartjes éénbloemig Sporobolos indicus 125. 414 Bladen buisvormig Allium ascalonicum 147. Bladen niet buisvormig 415 415 Bladen geheel bedekt door schubben 416 Bladen niet door schubben bedekt 417 EERSTE LIJST. 31 416 Bladen en stengels een door elkander gewarde massa van dikke draden vormend . . . Tillandsia usneoides 144. Bladen en stengels duidelijk van elkander van vorm verschillend Tillandsia recurvata 144. 417 Bloemen aan het eind van den stengel geplaatst in schermen of schermen van hoofdjes of' trossen .... 418 Bloemen in anders gevormde bloeiwijzen geplaatst . . . 437 418 Bloemen klein; planten van een grasachtig uiterlijk . . 422 Bloemen groot; planten niet van een grasachtig uiterlijk . . . 419 419 Zes meeldraden 420 Drie meeldraden Belamcanda punctata 152. 420 Bloemen met bijkroon Hymenocallis caribaea 149. Bloemen zonder bijkroon 421 421 Bloemen met een dun, buisvormig bloemdek Crinum americanum 149. Bloemdek trechtervormig Rippeastrum puniceum 149. 422 Bloeiwijzen samengesteld uit ronde aartjes Fimbristylis ferruginea 136. Bloeiwijzen samengesteld uit platgedrukte aartjes . . . 424 423 Bladen driemaal zoo lang als breed of langer . Mangifera indica 257. Bladen hoogstens tweemaal zoo lang als breed Anacardium occidentale 257. 424 Aartjes 1 cM. of meer lang 425 Aartjes duidelijk minder dan 1 cM. lang, of zoo meer dan 1 cM. lang, dan de aartjes in geledingen uiteenvallend 430 425 Stengels en bladen eenigszins draadvormig Cy penis oligostachys 131. Bladen niet draadvormig 426 426 Katjes wijd uit elkander geplaatst . . . Cyperus distans 131. Kafjes dicht opeen geplaatst 427 427 Aartjes roodachtig 428 Aartjes geelbruin Cyperus esculentus 131. 428 Bladen tot 1 cM. breed Mariscus planifolius 134. Bladen veel minder dan 1 cM. breed . . 429 429 Bladen glad Cyperus rotundus 132. Bladen scherp Mariscus bruneus 133. 430 Spil der aartjes in geledingen uiteenvallend Torulinium ferax 134. Spil der aartjes niet in geledingen uiteenvallend .... 431 431 De aartjes vallen in hun geheel af 435 De twee onderste kafjes vallen niet af 432 432 Aartjes een- tot tweebloemig Mariscus flavus 133. Aartjes meerbloemig 433 32 EERSTE LIJST. 433 Bladen meer dan 0,5 cM. breed 434 Bladen minder dan 0,5 cM. breed . Mariscus confertus 133. 434 Bladen duidelijk dwars gestreept. . . Mariscus ligularis 134. Bladen niet dwars gestreept Mariscus brizaeus 133. 435 Kafjes duidelijk voorzien van een haakvormig omgebogen punt Cyperus uncinatus 132. Kafjes zonder haakvormig omgebogen punt 436 436 Aartjes 0,2 — 0,3 cM. breed Cyperus elegans 131. Aartjes 0,4 — 0,5 cM. breed Cyperus oxylepis 131. 437 Aartjes aan het eind van den stengel in hoofd jesachtige bloeiwijzen geplaatst, die door een aantal lange schut- bladen omgeven worden 438 Bloemen in anders gevormde bloeiwijzen geplaatst . . . 440 438 Schutbladen met een witte vlek aan de basis Dichromena radicans 136. Schutbladen zonder witte vlek 439 439 Bloeiwijze uit niet meer dan 8 zittende, duidelijk meer- bloemige aartjes bestaand .... Cyperus compressus 131. Bloeiwijze uit veel meer dan 8 kleine aartjes bestaand Kylünga brevifolia 135. 440 Stengel driekantig 441 Stengel niet driekantig 445 441 Bladen wortelstandig, 0,1 cM. breed Fimbriatylis monostachya 136. Bladen langs den stengel geplaatst 442 442 Bladen minder dan 0,4 cM. breed. . Scleria lithosperma 137. Bladen 0,6 cM. of meer breed 443 443 Bladen zonder uitspringende middennerf Cladium restioides 136. Bladen voorzien van een uitspringende middennerf. . . 444 444 Bladen zeer dicht boven elkander geplaatst Rhynchospora polyphylla 136. Bladen op groote afstanden van elkander geplaatst Scleria pterota 137. 445 Bladen in rozstten geplaatst 446 Bilden niet in rozetten geplaatst 458 446 Bladen scherp samengevouwen 447 Bladen niet scherp samengevouwen 449 447 Bladen geheel gaafrandig Oncidium sylvestre 160. Bladen niet gaafrandig 448 EERSTE UJST. 33 448 Bloemen geheel kaal Oncidium rariegatum 160. Bloemen zachtbehaard Oncidium velutinum 160. 449 Bladen aan den onderkant paars Rhoea discolor 146. Bladen aan den onderkant niet paars 450 450 Bloemen met een groot, wit, zesbladig, klokvormig bloemdek Jucca aloifolia 147. Bloemen niet met een groot, wit bloemdek 451 451 Bladen gevlekt Sanseviera guineensis 147. Bladen niet gevlekt 452 452 Zijtakken van de bloeiwijze aangedrukt tegen de hoofdas Tillandsia fasciculata 144. Zijtakken van de bloeiwijze wijd uitstaand 453 453 Bloemen langgesteeld Pitcairnia ramosa 143. Bloemen ongesteeld 454 454 Twee of een klein aantal bladen aan den voet van den stengel Pólystachya luteola 156. Een duidelijk bladrozet 455 455 Schutbladen stomp Catopsis nutans 145. Schutbladen spits 456 456 Aan de bloeiwijze zijn een groot aantal schutbladen, in wier oksel geen bloem geplaatst is Tillandsia utriculata 144. In den oksel van elk schutblad is een bloem geplaatst 457 457 Bloeiwijze houtachtig, zeer dik, sterk vertakt Tillandsia excelsa 144. Bloeiwijze niet zeer dik, weinig vertakt Vriesea guadalupensis 144. 458 Bladen minder dan 1 cm. breed 459 Bladen 1 cM. of meer breed 460 459 Bloemen 4 — 5 cM. groot .... Zephyranthes carinata 149. Bloemen veel minder dan 4 cM. groot Hypoxis decumbens 152. 460 Bloemen geplaatst in een bruine bloeikolf Typha domingensis 1 10. Bloemen niet in een bruine bloeikolf geplaatst 461 461 Vijf of meer hoofdnerven in de bladen. . . . Eleuterine pücata 152. Eén hoofdnerf in de bladen 462 462 Binnenste bloemdekbladen spits . Epidendrum ramosum 158. Binnenste bloemdekbladen stomp Epidendrum strobidiferum 158. 463 Bladen niet leerachtig, niet vleezig (zie ook 862). . . . 464 Bladen leerachtig, of zoo ze vleezig zijn, dan zijn de bloe- men in dichte aren geplaatst (zie ook 464) 682 3 34 EERSTE LIJST. 464 Kruiden of lage heestertjes met tegenoverstaande bladen zonder stekelpuntje, met zeer duidelijke steunblaadjes, die twee aan twee met elkander vergroeid zijn, en met kleine bloemen, die in schijnkransen geplaatst zijn . . 465 Geen kruiden of lage heestertjes met tegenoverstaande bladen zonder stekelpuntje, die zeer duidelijke, twee aan twee met elkander vergroeide steunblaadjes hebben, en met kleine bloemen, die in schijnkransen staan . . 470 465 Vruchten met een deksel openspringend 466 Vruchten niet met een deksel openspringend 467 466 Bladen tot 0,3 cM. breed . . . Mitracarpus polycladus 381. Bladen meer dan 0,3 cM. breed . . Mitracarpus hirtus 381. 467 Beide hokjes van de vrucht zijn boven geopend .... 468 Eén hokje van de vrucht is boven geopend, het andere gesloten Spermacoce tenuior 380. 468 Bladen 0,1 — 0,2 cM. breed Borreria podocephala 380. Bladen veel meer dan 0,2 cM. breed 469 469 Bladen hoogstens 2 cM. lang . . . Borreria ocymoides 380. Bladen meer dan 2 cM. lang Borreria laevis 379. 470 Bladen behaard, of zoo heel weinig behaard, dan sterk riekend en tegenoverstaand 471 Bladen onbehaard (zie in twijfelachtige gevallen 471) 733 471 Duidelijk sterharen op de bladen waar te nemen . . . 472 Geen sterharen op de bladen waar te nemen 515 472 Bladen ingesneden, of tenminste de onderste bladen duidelijk gelobd 473 Bladen niet ingesneden 481 473 Bladen met duidelijk hartvormigen voet 474 Bladen zonder duidelijk hartvormigen voet 479 474 Bladen tot over het midden ingesneden 475 Bladen niet tot over het midden ingesneden 476 475 Bloemen met 2 groote, ingesneden schutbladen Gossypium hirsutum 280. Bloemen zonder 2 groote, ingesneden schutbladen Croton lobatus 246. 476 Bladen drielobbig 477 Bladen meer dan drielobbig 478 477 Bloemen meer dan 7 cM. lang Ochroma lagopus 281. Bloemen veel minder dan 5 cM. lang . . . Urena lobata 270. eerste: lijst. 35 478 Bladen met 5 duidelijk spitse punten . . . Aleurites moluccana 250. Bladen met meer dan 5 ronde lobben .... Althaea offtcinalis 272. 479 Bladen met één hoofdnerf. Solanum Melongena 356. Bladen met drie of meer hoofdnerven, of zoo één hoofd- nerf aanwezig is, dan zijn de vruchten kogelvormig, dicht bezet met stekels 48^) 480 Vruchten tusschen de stekels dichtbehaard Triumfetta rhomboidea 270. Vruchten tusschen de stekels geheel of bijna kaal Triumfetta semitriloba 270. 481 Bladen gaafrandig 482 Bladen niet gaafrandig 492 482 Bladen met drie of meer kromme hoofdnerven 483 Bladen niet met drie of meer kromme hoofdnerven. . . 484 483 Bladen veel meer dan 20 cM. lang Miconia impetiolaris 310. Bladen minder dan 20 cM. lang Tetrazygia discolor 310. 484 Horizontaal geplaatste haren, die in hun midden op het blad bevestigd zijn 485 Haren die met hun eene uiteinde bevestigd zijn aan het blad, of schub- of stervormige haren 487 485 Top van het blad scherp toegespitst Malpighia glabra 238. Top van het blad niet scherp toegespitst 486 486 Bladen lijnvormig Malpighia angustifolia 238. Bladen met de grootste breedte boven het midden Malpighia punicifolia 239. 487 Bloemen alleenstaand in de bladoksels Cienfuegosia heterophylla 279. Bloemen niet alleenstaand in de bladoksels 488 488 Bloemen in zeer korte, hoofdjesachtige bloeiwijzen Alternanthera ficoidea 179. Bloemen in duidelijke trossen 4S9 489 Bloemen tweeslachtig; vrucht een bes Solanum racemosum 357. Bloemen éénslachtig; vrucht driedeelig 490 490 Rand der kelkbladen voorzien van lange haren Croton ovalifolius 246. Rand der kelkbladen niet van lange haren voorzien . . 491 491 Bloeiwijzen nooit veel meer dan dertigbloemig ; kelk van de vrouwelijke bloemen bijna even groot als het vrucht- beginsel Croton astroites 245. 36 EERSTE LIJST. Bloeiwijzen veel meer dan dertigbloemig ; kelk van de vrouwelijke bloemen veel kleiner dan het vruchtbeginsel Croton flavens 245. 492 Bladen 1 cM. of minder lang 493 Bladen meer dan 1 cM. lang 494 493 Bladen voorzien van zeer smalle steunblaadjes Sida ciliaris 274. Bladen zonder steunblaadjes Croton betuünus 275. 494 Bladhelften scheef Guazuma ulmifolia 284. Bladhelften niet scheef 495 495 Bladen hartvormig; grootste breedte onder het midden 496 Bladen niet hartvormig; grootste breedte niet onder het midden 509 496 Bladen duidelijk hartvormig 497 Bladen onduidelijk hartvormig 502 497 Hoofdnerven van uit den blad voet dadelijk uiteenloopend 498 Hoofdnerven boven den blad voet een eind samenloopend Hibiscus tïliaceus 278. 498 Plant kruipend Sida procumbens 275. Plant niet kruipend 499 499 Bloemkroon bladen niet grooter dan de kelk Ayenia magna 283. Bloemkroonbladen grooter dan de kelk 500 500 Bloemen in sterk vertakte bloeiwijzen Abutüon umbellatum 272. Bloemen alleenstaand of in klein aantal bijeen 501 501 Eén zaadje in elk deelvruchtje Sida ulmifolia 276. Meer dan één zaadje in elk deelvruchtje Abutüon indicum 272. 502 Bloemen in dichte, ineengedrongen, okselstandige bloei- wijzen, die nooit tot een eindelingsche schijnaar ver- eenigd zijn 503 Bloemen niet in dichte, ineengedrongen bloeiwijzen in de oksels der bladen, of zoo wel dan steeds een einde- lingsche schijnaar vormend 505 503 Bladen zeer dichtviltig Waltheria americana 283. Bladen niet zeer dichtviltig 504 504 Bloemen 1 cM. of langer gesteeld. . . . Sida acuminata 274. Bloemen zeer kort gesteeld in dichte kluwens bijeen geplaatst Melochia nodi flora 282. 505 Bloemen éénslachtig Croton curassarica 245. Bloemen tweeslachtig 506 eerste; ujst. 37 506 Bloeiwijze steeds eindigend in een schijnaar Malvastrum spicatum 273. Bloemen in de bladoksels staand 507/ 507 Bijkelk niet aanwezig Sida cordifolia 274.» Een bijkelk aanwezig 508 508 Bijkelk aan den rand sterk gewimperd Pavonia spinifex 277.- Bijkelk aan den rand niet gewimperd Hibiscus brasUiensis 277. 509 Bloemen kortgesteeld 510 Bloemen langgesteeld 512 510 Bloemen éénslachtig Croton glandulosus 246.. Bloemen tweeslachtig 511 511 Plant rijkelijk voorzien van cylindervormige, zachtviltige vruchten ; meestal een laagblijvend heestertje Corchorus hirsutus 268. Rechtopgroeiende plant met anders gevormde vruchten Melochia tomentosa 283. 512 Bloemkroonbladen ingesneden Hibiscus schizopetaliis 278. Bloemkroonbladen niet ingesneden 513 513 Kelk niet witviltig Sida rhombifolia 275. Kelk witviltig 514 514 Bladen veel meer dan 1 cM. breed . . . Piriqueta ovata 291. Bladen veel minder dan 1 cM. breed Piriqueta cistoides 29Ï. 515 Bladen ingesneden 516 Bladen niet ingesneden 538 516 Bloemen in hoofdjes met omwindsel geplaatst 517 Bloemen niet in hoofdjes geplaatst 520 517 Bladen alleen in een wortelrozet geplaatst Cliapialia nutans 402. Bladen ook langs den stengel geplaatst 518. 518 Twee soorten bloemhoofdjes, waarvan de vrouwelijke voorzien zijn van een omwindsel, dat scherpe stekels, draagt Xanthium eehinatum 394., Eén soort bloemhoofdjes 519' 519 Vruchten voorzien van vruchtpluis Erechthites valerianaefolia 402. Vruchten zonder vruchtpluis Parthenium Hysterophorus 394. 520 Klimplanten 521 Geen klimplanten .. 527 38 EERSTE LIJST. 521 Bloemen geheel verborgen binnen groote, ingesneden schutbladen Dalechampia scandens 249. Bloemen niet binnen groote schutbladen geheel verborgen 522 522 Bladen bijna tot aan den voet in 5 lobben gespleten Merremia dissecta 329. Bladen drielobbig of meerlobbig, maar niet tot bijna aan den voet gespleten 523 523 Kelkbladen veel meer dan 1,5 cM. lang . . Ipomoea nïl 332. Kelkbladen minder dan 1,5 cM. lang 524 52 4 Bloemkroon 1,5 cM. lang 525 Bloemkroon meer dan 3 cM. lang 526 525 Kelkbladen minder dan 1 cM. lang . . . Ipomoea trilóba 333. Kelkbladen iets meer dan 1 cM. lang Ipomoea commutata 331. 526 Kelkbladen leerachtig Ipomoea batatas 330. Kelkbladen niet leerachtig Ipomoea acuminata 330. 527 Plant voorzien van zeer scherpe brandharen en tegelijk de bladen diep vijfdeelig ingesneden . Jatropha urens 251. Plant niet tegelijk voorzien van scherpe brandharen en vijfdeelige bladen 528 528 Bladen tegenoverstaand Leonurus sibiricus 34-8. Bladen niet tegenoverstaand 529 529 Bladen met versmalden voet zittend ; plant met wit melksap Euphorbia pulcherrima 256. Bladen niet met versmalden voet zittend, of zoo wel, dan de plant geen wit melksap bevattend 530 530 Bladvoet breed, bijna loodrecht op den bladsteel afgeknot ; eindlob veel grooter dan de zijlobben Mentzdia aspera 294. Bladen anders gevormd 531 531 Bladsteel en bladrand duidelijk voorzien van gesteelde, knopvormige klierharen .... Jatropha gossypifolia 250. Bladsteel en bladrand zonder gesteelde, knopvormige klierharen 532 532 Bladlobben geheel gaafrandig Gossypium barbadense 280. Bladlobben niet gaafrandig 533 533 Kleine kruiden met wortelstok en zeer lang gesteelde bladen, of kruipende planten 534 Rechtopgroeiende planten zonder wortelstok 535 534 Plant kruipend, met niervormige bladen Eydrocotyle hirsuta 312. Plant niet kruipend; geen niervormige bladen Dorstenia contra jer va 105. EERSTE LIJST. 39 535 Bladen niet tot over het midden gespleten . . Hibiscus esculentus 278. Bladen tot ver over het midden gespleten 536 536 Bloemen zeer klein, geplaatst in holle, komvormige bloeiwijzen Ficus Carica 16<>. Bloemen met duidelijken kelk en bloemkroon 537 537 Kelktanden, behalve van gewone haren, ook voorzien van harde, omgebogen stekelharen Hibiscus cannabinus 278. Kelktanden alleen van gewone haren voorzien Hibiscus sabdariffa 278. 538 Bladen gaafrandig 539 Bladen niet gaafrandig 639 539 Bladen met duidelijk hartvormigen voet 540 Bladen in 't algemeen niet met duidelijk hartvormigen voet 562 540 Bladen tegenoverstaand 541 Bladen niet tegenoverstaand 546 541 Bladsteel gevleugeld Thunbergia alata 368. Bladsteel niet gevleugeld 542 542 Bloemen in kluwenvormige bloeiwijzen in de bladoksels; klimplanten 543 Bloemen niet in kluwenachtige bloeiwijzen in de bladoksels 544 543 Stijl verlengd; bloemen wit Ibatia maritima 324. Stijl niet verlengd ; bloemen rood Omphallophthalmus ruber 324. 544 Bladen met zeer duidelijk hartvormigen voet Stigmatophyllon cüiatum 237. Bladen niet met een duidelijk hartvormigen voet . . . 545 545 Bloemen minder dan 1 cM. lang ; klim plant Boerhaavea scandens 182. Bloemen veel meer dan 2 cM. lang; geen klimplant Mirabilis Jalapa 181. 546 Bladen zittend met duidelijke bladscheede 547 Bladen duidelijk gesteeld 548 547 Bladen veel minder dan 3 cM. lang ... Callisia repens 146. Bladen veel meer dan 3 cM. lang Tradescanüa geniculata 145. 548 Bladen aan den onderkant zwart gevlekt Stictocardia tïliifolia 333. Bladen aan den onderkant niet zwart gevlekt 549 549 Bloemen meer dan 3 cM. lang 550 Bloemen veel minder dan 3 cM. lang 553 550 Blad met zeer scheeven vroet ; kelk vergroeidbladig Datara Metel 358. Blad niet met scheeven voet; kelk losbladig 551 40 eerste; lijst. 551 Kelkbladen meer dan 1,5 cM. laDg 552 Kelkbladen minder dan 0,5 cM. lang . . Ipomoea carnea 331. 552 Vrucht loodrecht op de lengterichting openspringend üperculina ventricosa 329. Vrucht niet loodrecht op cle lengterichting openspringend Ipomoea calaritha 330. 553 Bloemen in zeer samengestelde bloeiwijzen aan het eind van de takken geplaatst; bladsteel veel korter dan de bladschijf Porana paniculata 327. Bloeiwijzen anders geplaatst 554 554 Klimplanten 555 Geen klimplanten 558 555 Bloemen éénslachtig, minder dan 0,5 cM. groot; bladen bijna cirkelrond Cissampelos Pareira lfiO. Bloemen tweeslachtig 556 556 Bloemen langgesteeld .... Jacquemontia evolvuloides 328. Bloemen kortgesteeld 557 557 Bladen dichtviltig behaard . . Jacquemontia cumanensis 327. Bladen kaal of weinig behaard. .Jacquemontia pentantha 328. 558 Bladen minder dan 2 cM. lang 559 Bladen veel meer dan 2 cM. lang 560 559 Bladen aan den top niet ingesneden Alysicarpus nummularlfoUus 221. Bladen aan den top ingesneden . .Galactia nummularia 225. 560 Bloemen meer dan 0,5 cM. lang .... Abutïlon hirtum 271. Bloemen minder dan 0,5 cM. lang 561 561 Bladsteel veel langer dan de bladschijf Jatropha curcas 250. Bladsteel korter dan de bladschijf . . Physalis pubescens 353. 562 Grootste breedte van het blad duidelijk onder het midden 564 Grootste breedte van hei: blad niet onder het midden . 563 563 Grootste breedte van het blad duidelijk boven het midden 582 Grootste breedte van het blad in het midden, of bladen over de geheele lengte even breed 594 564 Bladen tegenoverstaand 565 Bladen niet tegenoverstaand 576 565 Bloemen in bloemhoofdjes geplaatst 566 Bloemen niet in bloemhoofdjes geplaatst 568 566 Eén alleenstaand bloemhoofdje aan den top van den stengel Zinnia elegans 395. Bloeiwijze uit meerdere bloemhoofdjes bestaand .... 567 eerste; lijst. 41 567 Aan den top van den stengel staan een groot aantal bloemhoofdjes opgehoopt. . . . Isocarpha oppositifolia 395. Bloemhoofdjes in saamgestelde, vertakte bloeiwijzen ge- plaatst . . Eupatorium iresinoides 389. 568 Bladen met meer dan één hoofdnerf 569 Bladen met één hoofdnerf 57Ö 569 Heester of boom Charianthus crinitus 310. Klimplant Thuribergia fragrans 368. 570 Bladen veel meer dan 7 cM. lang; kelkbladen voorzien van platte klieren Bunchosia nitida 239. Bladen veel minder dan 7 cM. lang; kelkbladen niet voorzien van platte klieren 571 571 Bloemen veel meer dan 1 cM. lang 572 Bloemen veel minder dan 1 cM. lang 574 572 Bloemkroon buisvormig, zonder wij deren mond Lonicera japonica 381. Bloemkroon duidelijk voorzien van een wijd bovengedeelte . . . 573 573 Kelkslippen afgerond Petunia violacea 359. Kelkslippen spits, tandvormig Jasminum pubescens 318. 574 Eén kogelvormige bloeiwijze op een langen steel geplaatst in de oksels der bladen Boerhaavia coccinea 182. Bloeiwijze vertakt 575 575 Kelk duidelijk voorzien van klierharen Boerhaavia panicidata 182. Kelk niet voorzien van klierharen . . Boerhaavia erecta 182. 576 Bladsteel veel korter dan de bladschijf 577 Bladsteel niet korter dan de bladsehijf Rousselia humilis 170. 577 Bloemen geplaatst in een bloemhoofdje Lagascea mollis 393. Bloemen niet in een bloemhoofdje geplaatst 578 578 Bloemen geplaatst in de bladoksels . . . Capsicam ceraiocarpum 354. Bloemen geplaatst in bloeiwijzen, die ver buiten de bladen uitsteken 579 579 Klimplant 580 Rechtopgroeiende plant 581 580 Bladen aan den onderkant dicht zijdeachtig behaard Tournefortia caribaea 338. Bladen aan den onderkant een weinig zijdeachtig behaard Tournefortia volubilis 339. 581 Top van de bloeiwijze omgekruld Heliotropium indicum 341. Top van de bloeiwijze niet omgekruld Polygala angustifolia 240. 42 EERSTE EIJST. 582 Bloemen in de oksels van gewone bladen geplaatst of in gedrongen, ongesteelde bloeiwijzen 583 Bloemen geplaatst in duidelijk verlengde bloeiwijzen . . 589 583 Bloemkroon met een grooten zoom en een duidelijk buis- vormig gedeelte Lochnera rosea 320. Bloemen klein 584 584 Bloemen in duidelijke bloemhoofdjes geplaatst 585 Bloemen niet in bloemhoofdjes geplaatst, soms in kluwen- vormige, eenigszins gerekte bloeiwijzen 586 585 Omwindselbladen met stekels Acanthospermum humile 393. Omwindselbladen zonder stekels. . Erigeron spathulatus 391. 586 Bloemen geplaatst in kluwenvormige bloeiwijzen; bloem- bekleedselen vliezig Alter nanthera redens 179. Bloemen niet in kluwenvormige bloeiwijzen geplaatst; bloemkroon niet vliezig 587 587 Bladen in een wortelrozet, niet langs den stengel geplaatst Stenandrium tuberosum 369. Bladen ook langs den stengel geplaatst 588 588 Bloemkroon trechtervormig tot schotelvormig Evolvulus nummularius 327. Bloemkroon niet schotelvormig .... Nama jamaicensis 334. 589 Boom Terminalia Catappa 304. Kruiden of heesters 590 590 Bloembekleedselen niet zeer in 't oog vallend; bloemen ongesteeld 591 Bloemkroon duidelijk zichtbaar; bloemen gesteeld. . . . 592 591 Bloemen na den bloeitijd naar beneden gebogen Acliyranthes obtusifolia 178. Bloemen na den bloeitijd niet naar beneden gebogen Petiverla alüacea 185. 592 Bladen tegenoverstaand Ocimum micranthum 351. Bladen niet tegenoverstaand 593 593 Bladen veel meer lang dan breed. . . Crotalaria retusa 215. Bladen slechts weinig meer lang dan breed Crotalaria verrucosa 215. 594 Bladen aan beide kanten even sterk zachtviltig .... 595 Bladen niet aan beide kanten even sterk zachtviltig . . 599 595 Bloemen in bloemhoofdjes geplaatst Gnaphalium purpureum 392. Bloemen niet in bloemhoofdjes geplaatst 596 EERSTE LIJST. 43 596 Bloemkroon losbladig; vruchten kogelvormig, voorzien van stekels Krameria ixïna 212. Bloemkroon vergroeidbladig ; vruchten zonder stekels 597 597 Bladen 0,1 cM. breed en niet meer dan 0,5 cM. lang; bloeiwijzen aan het eind van de takken Heliotropium, microphyllum 341. Bladen meer dan 0,5 cM. lang of, zoo kleiner, dan de bloemen alleenstaand of in klein aantal in de bladoksels 598 598 Bloemen in bloeiwijzen, die aan den top omgebogen zijn Heliotropium humile 340. Bloemen niet in dergelijke omgebogen bloeiwijzen geplaatst Evolvulus alsinoides 326. 599 Bladsteel dikwijls rankvormig gewonden . . Solanum odoriferum 357. Bladsteel niet rankvormig gewonden 600 600 Bladen duidelijk tegenoverstaand 601 Niet alle bladen duidelijk tegenoverstaand 615 601 Bloemen in lang gesteelde bloemhoofdjes geplaatst Spilanthes urens 397. Bloemen niet in bloemhoofdjes geplaatst 602 602 Bloemen in kogelvormige bloeiwijzen van 2 cM. middellijn aan het eind der stengels geplaatst Gomphrena globosa 180. Bloemen in anders gevormde bloeiwijzen geplaatst . . . 603 603 Bloemen met één groot, langgesteeld kelkblad Mussaenda frondosa 373. Bloemen met een regelmatig gevormden kelk 604 604 Bloemen in lange, bladerlooze trossen 605 Bloemen niet in lange, bladerlooze trossen 606 605 Bloemkroon tweelippig Graptophyllum pictum 369. Bloemkroon regelmatig Gonzalagunia spicata 374. 606 Bloemen in aarvormige bloeiwijzen, die rijkelijk voorzien zijn van breede schutbladen .... Blechum Brownei 368. Bloemen niet in dergelijke bloeiwijzen 607 607 Bloemkroon meer dan 2,5 cM. lang, of zoo iets korter, dan is de plant klierachtig behaard 608 Bloemen veel minder dan 2,5 cM. lang 609 608 Plant klierachtig behaard Ruellia paniculata 369. Plant niet klierachtig behaard Ruellia tuberosa 369. 609 Bloemen voorzien van een meer dan 2 cM. lange kelkbuis Quisqualis indica 304. Bloemen niet voorzien van een meer dan 2 cM. lange kelkbuis 610 44 EKRSTE LIJST. 610 Klimplant met lijnvormige bladen Stigmatophijllon sericeum 238 Geen klimplant met lijnvormige bladen 611 611 Kelkbladen voorzien van klierachtige verdikkingen Heteropteryx purpurea 237 Kelkbladen zonder klierachtige verdikkingen 612 612 Rechtopgroeiende plant met eivormige bladen Justicia sessilis 369, Geen rechtopgroeiende plant met eivormige bladen ... 613 613 Bloemen geplaatst in ongesteelde bloeiwijzen 614 Bloemen niet in ongesteelde bloeiwijzen geplaatst Oldenlandia herbacea 373, 614 Bladen zeer smal, lijnvormig. . . . Lithophüa muscoides 180, Bladen niet lijnvormig Alternanthera crucis 179, 615 Bloemen in bloemhoofdjes geplaatst 616 Bloemen niet in bloemhoofdjes geplaatst 618 616 Bladen lijnvormig Erigeron canadensis 391, Bladen niet lijnvormig 617 617 Bloemhoofdjes zittend Vernonia longifolia 387, Bloemhoofdjes duidelijk gesteeld . . . Neurólaena lóbata 4öï. 618 Bladen veel minder dan 0,5 cM. lang Peperomia emargineïïa 163. Bladen meer dan 0,5 cM. lang 619 619 Bloeiwijzen aan den top omgebogen 620 Bloeiwijzen niet aan den top omgebogen 623 620 Eén of twee aarvormige bloeiwijzen aan den top der stengels 621 Bloeiwijze meer samengesteld 622 621 Bladen veel meer dan 1,5 cM. lang Heliotropium parvifhrum 341. Bladen minder dan 1,5 cM. lang Heliotropium campeclüauum 340. 622 Veel meer dan 2 cM. breede bladen Tournefortia hirsutissima 339. Minder dan 2 cM. breede bladen . . . Heliotropium psruvianum 341. 623 Bloemen alleenstaand of in klein aantal in de bladoksels 624 Bloeiwijzen meerbloemig 632 624 Houtige planten 625 Kruiden 627 625 Vrucht 0,5 cM. in diameter .... Colubrina reclinata 266. Vrucht meer dan 3 cM. in diameter 626 eerste lijst. 45 626 Bladen meer dan driemaal zoo lang als breed . Anona reticulata 192. Bladen minder dan driemaal zoo lang als breed Anona squamosa 192. 627 Bladen zesmaal zoo lang als breed Sesamum oriëntale 364. Bladen veel minder dan zesmaal zoo lang als breed . . 628 628 Bloemen zittend Jussieua erecta 311. Bloemen gesteeld 629 629 Bladen meer dan 5 cM. lang Capsicum annuum 354. Bladen minder dan 3 cM. lang 630 630 Bladen aan den bovenkant kaal 631 Bladen aan den bovenkant dicht behaard Evolvulus Columbianus 326. 631 Bladen 0,1 — 0,2 cM. breed Evolvulus sericeus 327. Bladen 0,7 cM. of meer breed .... Evoloulus glaber 327. 632 Bladen minder dan 1 cM. breed . . . Suriana maritima 234. Bladen meer dan 1 cM. breed 633 633 Bloemen geplaatst in een eindelingsche tros of aar, waar- in geen schutbladen buiten de bloemen uitsteken . . 634 Bloemen in anders gevormde bloeiwijzen geplaatst . . . 635 634 Bloemen duidelijk gesteeld. . . . Phytoïacca icosandra 185. Bloemen zittend Plantago major 370. 635 Bloemen in een dichte, langwerpige bloeiwijze van 3 of meer cM. middellijn Costus speciosus 153. Bloemen in anders gevormde bloeiwijzen 636 636 Kelk meer dan 0,5 cM. lang; vrucht met oo vele zaadjes Nicotiana Tabacum 359. Kelk minder dan 0,5 cM. lang ; vrucht niet met go vele zaadjes 637 637 Bloemen in saamgestelde bloeiwijzen, die bestaan uit aren met scherppuntige schutbladen onder de bloemen Elytraria squamosa 367. Bloemen in anders gevormde bloeiwijzen 638 638 Bloemen met trechtervormige bloemkroon Jacquemontia nodiflora 328. Bloemen niet met trechtervormige bloemkroon Argithamnia candicans 247. 639 Tanden van den bladrand scherp 640 Tanden van den bladrand rond, of zoo eenigszins scherp, dan de bloemen in gesteelde, kogel vormige bloeiwijzen, of de bladen metaalglanzend . . . 716 *■&' 640 Bladrand gezaagd ' 647 Bladrand getand 641 46 EERSTE LIJST. 641 Bloemen in bloemhoofd j es geplaatst 642 Bloemen niet in bloemhoofd j es geplaatst 644 642 Bladen zittend Emüia sonchifolia 40*2. Bladen gesteeld 643 643 Bloemhoofdjes op meer dan 1 cM. lange stelen, alleen- staand Verbesina alata 397. Bloemhoofdjes op korte steeltjes in dichte bloeiwijzen geplaatst Pluchea odorata 392. 644 Kruiden 645 Boomen 646 645 Bladen zeer scheef Begonia retusa 294. Bladen niet scheef Marüjnia annua 364. 646 Bladen met 5 hoofdnerven Miconia laevigata 311. Bladen met één hoofdnerf Cordia alba 336. 647 Grootste breedte van de bladen beneden het midden . . 649 Grootste breedte van de bladen niet beneden het midden 648 648 Breedte van de bladen over een groot gedeelte gelijk 672 Grootste breedte van de bladen boven het midden ... 710 649 Bladen tegenoverstaand 650 Bladen niet tegenoverstaand 663 650 Bloemen in bloemhoofdjes geplaatst 651 Bloemen niet in bloemhoofdjes geplaatst 654 651 Bladen met drie of meer hoofdnerven 652 Bladen met één hoofdnerf .... Eupatorium odoratum 380. 652 Klimplant Mikania scandens 890. Geen klimplant 653 653 Bloemhoofdjes 0,3 cM. lang Clibadium erosum 393. Bloemhoofdjes 0,8 cM. lang . Eupatorium macrophyllum 389. 654 Bloemen in een eindelingsche, gedrongen bloeiwijze Verbena chamaedryfolla 342. Bloemen niet in een eindelingsche, gedrongen bloeiwijze 655 655 Bloeiwijze meer dan 3 cM. laEg gesteeld in de oksels der bladen Lantana canescens 344. Anders gevormde bloeiwijze 656 656 Kelk opgezwollen en aan den top zeer sterk ingesnoerd Priva lappidacea 345. Kelk niet gelijktijdig opgezwollen en ingesnoerd .... 657 EERSTE LIJST. 47 657 Vrucht voorzien van 4 uitstaande stekels Tamonea curassavica 343. Vrucht niet voorzien van 4 uitstaande stekels 658 658 Kelk 0,5 cM. of meer lang 659 Kelk minder dan 0,5 cM. lang 661 659 Kelktanden met een stekelpunt . . . Hyptis suaveolens 350. Kelktanden zonder stekelpunt 660 660 Bladen aan den onderkant zachtviltig. . Salvia seroüna 349. Bladen aan den onderkant weinig behaard Salvia micrantha 349. 661 Bloeiwijzen in kamvormige groepen geplaatst Hyptis pectinata 350. Bloeiwijzen in gewone schijnkransen geplaatst 662 662 Bladen dichtwollig Coleus amboinicus 350. Bladen niet dichtwollig Salvia occidentalis 349. 663 Bloemen geplaatst in bloemhoofdjes met omwindsel. . . 665 Bloemen niet geplaatst in bloemhoofdjes met omwindsel. 664 664 Bloemen in gesteelde, kogelronde bloeiwijzen Cordia globosa 336. Bloemen niet in gesteelde, kogelronde bloeiwijzen . . . 666 665 Bloemhoofdjes tot 1,5 cM. lang gesteeld Melampodium bonairense 393. Bloemhoofdjes zeer kort gesteeld Erigeron bonariensis 391. 666 Vruchtkelk duidelijk opgezwollen, meer dan 1 cM. lang Physalis pubescens 353. Vruchtkelk niet opgezwollen, minder dan 1 cM. lang . . 667 667 Boomen 668 Kruiden of heesters 669 668 Bladen scherp toegespitst, meer dan 6 cM. lang Trema micranthum 165. Bladen niet scherp toegespitst, minder dan 6 cM. lang Trema Lamarckianum 164. 669 Plant met brandharen Fleurya aestuans 168. Plant zonder brandharen 670 670 Vrucht een bes . . . Solarium nigrum var. americanum 356. Vrucht een doosvrucht 671 671 Bladen witviltig Bastardia viscosa 276. Bladen niet witviltig Corchorus olitorius 269. 672 Bloemen geplaatst in bloeiwijzen, die min of meer kogel- vormig zijn en door schutbladen omgeven worden . . 673 Bloemen niet in bloeiwijzen geplaatst, die min of meer kogelvormig zijn en door schutbladen omgeven worden 681 48 EERSTE UJST. 673 Bloemen in bloemhoofdj es geplaatst; meeldrad en vergroeid 674 Bloemen niet in bloemhoofdj es geplaatst ; meeldraden vrij 679 674 Vruchtpluis aanwezig 675 Geen vruchtpluis aanwezig 676 675 Omwindselbladen meer dan 0,5 c.M. lang; bladen zittend Erechthites hieracifolia 401. Omwindselbladen minder dan 0,5 cM. lang; bladen gesteeld Pluchea purpurascens 392. 676 Bloemhoofdjes zittend Synedrella nodiflora 397. Bloemhoofdjes gesteeld 677 677 Duidelijk opvallende, gele straalbloemen Wedelia Jacquini 396. Geen duidelijk opvallende, gele straalbloemen 678 678 Algemeene bloembodem met haren bedekt . Eclipta alba 395. Algemeene bloembodem van schubben voorzien Spilanthes uliginosa 397. 679 Bladen voorzien van stekelige tanden Eryngium foetidum 312. Bladen zonder stekelige tanden 680 680 Bloeiwijzen langgesteeld in de bladoksels Lantana involucrata 344. Bloeiwijzen aan de einden der takken, omgeven door bladen, die zeer grof gezaagd zijn Turnera pumilea 292. 681 Bloemen in bladerlooze bloeiwijzen, die buiten de stengel- bladen uitsteken 682 Bloemen niet in bladerlooze bloeiwijzen, die buiten de stengelbladen uitsteken 690 682 Bladen tegenoverstaand 683 Bladen niet tegenoverstaand 688 683 Bloemen zittend in de uitgeholde spil der bloei wij ze . . 686 Bloemen niet zittend in een uitgeholde spil der bloeiwij ze 684 684 Bloemen in schijnkransen 685 Bloemen niet in schijnkransen . . . Bouchea Ehrenbergü 344. 685 Bovenlip van den kelk tot aan de basis van den kelk afloopend Ocimura micranthum 351. Bovenlip van den kelk niet tot aan de basis van den kelk afloopend Ocimum sanctum 351. 686 Bloemen niet blauw 687 Bloemen blauw Stachytarpheta jamaicensis 345. 687 Bloemen 5 cM. lang gesteeW. in de bladoksels in klein aantal bijeenstaand Kohier ia hirsuta 365. Bloemen in een aarvormige bloeiwij ze Stachytarpheta sanguinea 345. EERSTE LIJST. 49 688 Bloemen met een bloemdek Acalypha Wilkesiana 249. Bloemen met kelk en bloemkroon 689 689 Bloemen in één eindelingsche aar Cordia cylindrostachya 336. Bloeiwijzen meer samengesteld .... Cordia salvifolia 336. 690 Klimplanten Tragia volubïlis 249. Geen klimplanten 691 691 Bladen tegenoverstaand 692 Bladen niet tegenoverstaand 693 692 Bloemen met kelk en bloemkroon ; vruchtbeginsel vierdeelig Leucas martinicensis 348. Bloemen zonder kelk en bloemkroon; vruchtbeginsel driedeelig Euphorbia pilidifera 256. 693 Bloemen in kluwens geplaatst in de oksels van spoedig afvallende bladen; bloemen dus langs een naakt gedeelte van den stengel geplaatst 694 Bloemen op een andere wijze gegroepeerd 695 694 Bladen met 3 hoofdnerven Boehmeria ramiflora 170. Bladen met één hoofdnerf Urera caracasana 168 695 Bloemen alleenstaand of in klein aantal in de bladoksels 696 Bloemen anders geplaatst 708 696 Bloemen in lange, trosvormige bloeiwijzen Sida spinosa var. angustifolia 275. Bloemen niet in lange, trosvormige bloeiwijzen .... 697 697 Bloemen aan het eind van den stengel in gedrongen bloeiwijzen geplaatst . ., Malvastrum coromandelianum 272. Bloemen niet aan het eind van den stengel in gedrongen bloeiwijzen geplaatst 698 698 Kelk om de vrucht zeer sterk opgezwollen 699 Kelk om de vrucht niet sterk opgezwollen 700 699 Bladvoet scheef Physalis angulata 353. Bladvoet recht Physalis turbinata 353. 700 Bladen minder dan 1,5 cM. lang .... Ayenia pusïlla 284. Bladen meer dan 1,5 cM. lang 701 701 Vruchten lijnvormig; bladen nooit dichtviltig behaard . . 702 Vruchten niet lijnvormig 704 702 Vruchten breed gevleugeld . . . Corcliorus acutangidus 268. Vruchten niet gevleugeld 703 50 EERSTE LIJST. 703 Bladen veel meer dan driemaal zoo lang als breed Corchorus orinocensis 269. Bladen minder dan driemaal zoo lang als breed Corchorus siliquosus 269. 704 Kruiden 705 Heesters of boomen; bladen zeer dichtviltig Samyda dodecandra 289. 705 Bladen meer dan viermaal zoo lang als breed; bloemen zygomorph Impatiens Balsamina 264. Bladen twee- tot driemaal zoo lang als breed; bloemen regelmatig 706 706 Bloemen uitsluitend alleenstaand in de bladoksels . . . 707 Bloemen in klein aantal bijeen in de bladoksels Sida glomerata 275. 707 Bloemstelen vergroeid met den bladsteel Turnera ulmifolia 292. Bloemstelen niet vergroeid met den bladsteel Sida acuta 274. 708 Bladen met 5 hoofdnerven Malachra alceifolia 276. Bladen met één hoofdnerf 709 709 Vrucht uiteenvallend in 3 éénzadige deelvruchtjes Bemardia corensis 247. Vrucht niet uiteenvallend in éénzadige deelvruchtjes Meloclüa pyramidata 282. 710 Bloemen geplaatst in bloemhoofdjes met omwindsel 711 Bloemen niet in bloemhoofdjes met omwindsel geplaatst 713 711 Bloemhoofdjes geplaatst in aarvormige bloei wij zen Distreptus spicatus 388. Bloemhoofdjes niet in aarvormige bloeiwijzen geplaatst 712 712 Plant kruipend; bloemhoofdjes 1 cM. in diameter Egletes prostrata 390. Bloemhoofdjes veel meer dan 1 cM. in diameter Gaillardia aristata 398. 713 Plant kruipend Lippia reptans 344. Plant rechtopstaand 714 714 Bladen met verbreeden voet zittend 715 Bladen met versmalden voet Capraria bi flora 361. 715 Bladen met een duidelijk versmald gedeelte boven den voet Stemodia durantifolia 361. Bladen niet met een sterk versmald gedeelte boven den voet Stemodia marlt ima 361. 716 Inhammen van den bladrand scherp, of zoo eenigszins stomp, dan de bladen metaalglanzend 718 Inhammen van den bladrand stomp 717 eerstd lijst. 51 717 Bloemen geplaatst in bloemhoofdjes met omwindsel Tithonia tagetiflora 396. Bloemen niet geplaatst in bloemhoofdjes met omwindsel Clerodendron fallax 347, 718 Bladen tegenoverstaand 719" Bladen niet tegenoverstaand 728 719 Bloemen geplaatst in bloemhoofdjes met omwindsel . . 720 Bloemen niet geplaatst in bloemhoofdjes met omwindsel 722 720 Bladen grof ingesneden met duidelijk afgeronde eindlob Eupatorium sinuatiim 390. Bladen niet tegelijk grof ingesneden en met duidelijk afge- ronde eindlob 721 721 Omwindselblaadjes duidelijk van verschillende grootte Eupatorium microstemon 390. Omwindselblaadjes van één grootte Ageratum conyzioides 388. 722 Groote kogelvormige, ongesteelde bloeiwijzen in de oksels der bladen Leonotis nepetaefoüa 348. Anders gevormde bloeiwijzen 723 723 Kruipende plant; kleine blaadjes Pilea nummidarifolia 165). Kechtopgroeiende plant 724 724 Een eindelingsche bloeiwijze bestaande uit een groot aantal schijnkransen 727 Bloeiwijze niet uit schijnkransen bestaand 725 725 Bloeiwijzen niet op dunne stelen geplaatst . . Gloxinia perennis 365. Bloeiwijzen op dunne stelen geplaatst . 726 726 Vruchtbeginsel vierdeelig . . Marsypianthes chamaedrys 350. Vruchtbeginsel niet vierdeelig Pilea obtusata 169. 727 Onderlip van de bloemkroon lepelvormig . . Coleus scutellarioides 351. Onderlip van de bloemkroon niet lepelvormig Ocimum gratissimum 351. 728 Bloemen in aarvormige bloeiwijzen 731 Bloemen niet in aarvormige bloeiwijzen 729 729 Bloemen alleenstaand in de bladoksels 730 Bloemen niet alleenstaand in de bladoksels Malvastrum coromandelianum 272. 730 Eén zaadknop in elk hokje van het vruchtbeginsel Sida spinosa 275. Meerdere zaadknoppen in elk hokje van het vruchtbeginsel Abutilon crispum 271. 731 Bladen zeer dicht witviltig, of zoo niet dichtviltig, dan slechts een paar vrouwelijke bloemen aan den voet van de mannelijke bloemen Acalypha cuspidata 248. 52 eerste; lijst. Bladen niet dicht witviltig; steeds meerdere vrouwelijke bloemen aan den voet van de mannelijke bloemen . . 732 732 Bladsteel meestal veel langer dan de bladschijf Acalyplia Poiretii 248. Bladsteel in 't algemeen veel korter dan de bladschiji' Acalyplia chamaedryfolia 248. 733 Bladen aan de onderzijde geheel bedekt met schubben 734 Bladen aan de onderzijde niet bedekt met schubben 735 734 Bladen met duidelijk versmalden voet Capparis Breynia 197. Bladen niet met versmalden voet .... Croton niveus 246. 735 Bladen tegenoverstaand 736 Bladen niet tegenoverstaand 775 736 Bloemen geplaatst in bloemhoofdjes met omwindsel . . . 737 Bloemen niet geplaatst in bloemhoofdjes met omwindsel 742 737 Bladen veel meer dan 1 cM. breed Eupatorium macranthum 389. Bladen veel minder dan 1 cM. breed 738 738 Stelen der bloemhoofdjes hoogstens even lang als de bloemhoofdjes 739 Stelen der bloemhoofdjes vele malen langer dan de bloem- hoofdjes 740 739 Minder dan 15 bloemen in elk bloemhoofdje Pedis prostrata 401. Meer dan 15 bloemen in elk bloemhoofdje Peet is humifusa 400. 740 Bloemhoofdjes niet meer dan 0,3 cM. lang Pectis bracliycephala 400. Bloemhoofdjes meer dan 0,3 cM. lang 741 741 Bladen duidelijk voorzien van zwarte stippen Pectis febrifuga 400. Bladen niet voorzien van zwarte stippen Pectis linifolia 400. 742 Steunblaadjes aanwezig 743 Steunblaadjes niet duidelijk waar te nemen of slechts aan de bovenste bladen te zien 748 743 Bloeiwijzen uitsluitend aan het eind van de takken . . 745 Bloeiwijzen behalve aan de uiteinden der takken ook in de oksels van de lager geplaatste bladen Exostemma caribaeum 373. 744 Bladen 0,3 cM. breed, lancetvormig, roodbruin en tevens de bloeiwijzen alleenstaand in de bladoksels Andropogon curassavicus 115. Genoemde eigenschappen niet samengaand 369 EERSTE EIJST. 53 745 Top van het blad veel korter dan de voet; bladen zeer lang gesteeld Hamélia axïïlaris 374. Top en voet van het blad nagenoeg even lang 746 746 Bladen met duidelijk toegespitsten top 747 Bladen zonder toegespitsten top ; bladschijf dun Psychotria pinnularis 378. 747 Bladen bruinachtig, stevig Psychotria undata 378. Bladen lichtgroen, dun Palicourea Pavetta 378. 748 Bladen gezaagd 749 Bladen niet gezaagd 753 749 Plant zonder melksap 750 Planten met melksap; vrucht in 3 deelvruchtjes uiteen- vallend 751 750 Kelk vijfdeelig Scoparia annua 362. Kelk vierdeelig Scoparia didcis 362. 751 Grootste bladen steeds minder dan 1 cM. lang; vrachtjes behaard Euphorbia adenoptera 254. Grootste bladen meer dan 1 cM. lang; vruchtjes kaal . 752 752 Bloeiwijzen ver buiten de bladen uitstekend Euphorbia hyssopifolia 255. Bloeiwijzen niet duidelijk buiten de bladen uitstekend Euphorbia hypericifolia 255. 753 Bladen duidelijk in een punt eindigend 754 Bladen niet duidelijk in een punt eindigend 767 754 Bladen zittend 755 Bladen gesteeld 757 755 Bladen met verbreeden voet 756 Bladen met versmalden voet Angelonia angustifolia 860. 756 Bloemen geplaatst in dichotoom vertakte bloeiwijzen Ammannia auriculata 302. Bloemen geplaatst in kortgesteelde bloeiwijzen 1052 757 Klimplanten met melksap 758 Geen klimplanten met melksap 759 758 Bladen meer dan viermaal zoo lang als breed Metastelma Boldinghü 323. Bladen nooit meer dan driemaal zoo lang als breed Metastelma parviflora 323. 759 Bladen duidelijk toegespitst . . . Tabemaemontana Cumingiana 821. Bladen niet duidelijk toegespitst 760 54: EERSTE UJST. 760 Houtige planten 761 Kruiden 763 761 Bladen veelal in drietallige kransen geplaatst Bauwolfia Lamarckii 321. Bladen nooit in drietallige kransen geplaatst 762 762 Bloemkroon vergroeidbladig . . . Aegiphila mardnicensis 346. Bloemkroon losbladig Marila racemosa 286. 763 Bloeiwijze meer dan 7 cM. lang gesteeld, eenigszins gerekt ovaal; bloemen voorzien van een vliezig bloemdek Alternanthera brasïliana 179. Bloeiwijze anders gevormd 764 764 Bloemen voorzien van kelk en bloemkroon 765 Bloemen voorzien van een bloemdek 766 765 Bloemkroon regelmatig Asclepias nivea 323. Bloemkroon onregelmatig .... Beloperone enstachiana 370. 766 Bloeiwijzen duidelijk gesteeld Iresine elatior 180. Bloeiwijzen niet gesteeld Iresine paniculata 180. 767 Grootste bladen niet meer dan 1 cM. lang 768 Grootste bladen veel meer dan 1 cM. lang 772 768 Aan dezelfde gedeelten van de plant bladen van 1 cM. lengte en van 0.5 cM. lengte in groot aantal voorkomend Pilea microphyüa 169. Blaadjes, zoo al ongelijk, nooit 1 cM. lang 769 769 Bladen ongesteeld Porhdaca quadrifida 189. Bladen duidelijk gesteeld 770 770 Bladsteel even lang als de bladschijf of langer Pdea herniarioides 169. Bladsteel veel korter dan de bladschijf 771 771 Bladen tot 2,5 cM. breed, bijna cirkelvormig Drymaria cordata 190. Bladen veel minder dan 2,5 cM. breed Euphorbia thymifolia 256. 772 Bloemen onregelmatig Thunbcrgia affinis 367. Bloemen regelmatig 773 773 Bloemen meer dan 0,3 cM. lang Galphimia graciiis 238. Bloemen minder dan 0,3 cM. lang 774 774 Bladen lijnvormig Mollugo verticillata 186. Bladen niet lijnvormig Forestiera Eggersiana 317. 775 Bladen ingesneden 776 Bladen niet ingesneden 790 EERSTE UJ3T. 55 776 Bladen tweelobbig Bauhinia Kappleri 209. Bladen niet tweelobbig 777 777 Bladen veervormig ingesneden of gelobd 778 Bladen handvormig ingesneden of gelobd 781 778 Bloemen geplaatst in bloemhoofdjes met omwindsel . . 779 Bloemen niet in bloemhoofdjes met omwindsel geplaatst . 780 779 Bloemhoofdjes dicht opeengedrongen geplaatst Sonchus oleraceus 403. Bloemhoofdjes op groote afstanden van elkander geplaatst Lactuca intybacea 403. 780 Bladen tot op de middennerf gedeeld .... Quamoclit pinnata 333. Bladen zeer grof getand Datura stramonium 358. 781 Het meerendeel der bladen niet meer dan 10 cM. lang . 782 Bladen meer dan 10 cM. lang 786 782 Bladen diep driedeelig Manïhot carthaginensis 251. Bladen niet diep driedeelig 783 783 Bladen vijfdeelig 784 Bladen niet vijfdeelig 785 784 Bladen gezaagd Amoreu.xia palmatifida 288. Bladen gaafrandig Manihot utilissima 252. 785 Bladen met duidelijk wigvormigen voet Chenopodium murale 174. Bladen met duidelijk hartvormige n voet . . . Quamoclit coccinea 333. 786 Bladen tot ver over het midden ingesneden 787 Bladen meestal niet tot ver over het midden ingesneden, steeds schildvormig 789 787 Bloemen minder dan 1 cM. lang Jatropha multifida 251. Bloemen meer dan 1 cM. lang 788 78S Vrucht een doosvrucht; zaden met zaadpluis Gossypium barbadense 280. Vrucht geen doosvrucht; zaden zonder vruchtpluis Carica Papaya 294. 789 Bladen ruw Cecropia peltata 167. Bladen glad Ricinus communis 249. 790 Bladstelen en stengels van wolharen voorzien 791 Bladstelen en stengels niet van wolharen voorzien. . . 794 791 Plant 30 cM. of meer hoog; kelk met bruine haren Portulaca venezuelensis 189. Plant minder dan 30 cM. hoog; kelk met lichtgekleurde haren 792 792 Plant geheel witviltig Portulaca halimoides 188. Plant niet geheel witviltig 793 56 EERSTE UJST. 793 Tusschen de omwindselbladen staan duidelijk opvallende haren Portulaca pïlosa 189. Tusschen de omwindselbladen staan onduidelijke opval- lende haren Portulaca phaeosperma 188. 794 Bladen in kransen geplaatst 795 Bladen niet in kransen geplaatst 796 795 Bladsteel even lang als de bladschijf of langer Euphorbia peüolaris 256. Bladsteel zeer kort Spigelia anthelmia 318. 796 Klimplanten 797 Geen klimplanten 803 797 Bladsteel gevleugeld Phïlodendron dispar 140. Bladsteel ongevleugeld 798 798 Bloemen minder dan 0,5 cM. lang . . Boussingaultia baselloides 189. Bloemen meer dan 0,5 cM. lang 799 799 Bladen niet hartvormig Chamissoa altissima 170. Bladen hartvormig 800 800 Groote bladen meer dan 10 cM. lang gesteeld Ipomoea tiliacea 332. Bladen minder dan 10 cM. lang gesteeld 801 801 Kelkbiaden veel meer dan 0,4 cM. breed . Ipomoea tuba 333. Kelkblad en veel minder dan 0,4 cM. breed 802 802 Bladen met zeer diep hartvormigen voet met ronde lobben Ipomoea tricolor 333. Bladen niet met ronde lobben .... Ipomoea incarnata 331. 803 Ochrea aanwezig Coccoloba nivea 173. Geen ochrea aanwezig 804 804 Bladen wortelstandig, of zoo aan den stengel verspreid, dan een kruidachtige plant met lang gesteelde bloei- wijze met bloemen, die een onderstandig vruchtbeginsel hebben en een bloem stengel, die voorzien is van groote, vliezige schubben (aardorchideeën) 805 Planten anders gevormd 810 805 Bloemen 0,4 cM. lang, op 1 cM. lange bloemstelen Microstylis spicata 156. Bloemen veel meer dan 0.4 cM. lang, minder dan 1 cM. lang gesteeld 806 806 Bloemdekslippen 1,5 cM. of meer lang Stenorrhynchus orchioides 155. Bloemdekslippen veel minder dan 1,5 cM. lang 807 EERSTE LIJST. 57 807 Bloeiwijze zeer rijkbloemig; spil van de aar geheel ver- borgen; bladen tot meer dan 12 cM. lang gesteeld, uitsluitend wortelstandig .... Prescottia stachyoides 156. Bloeiwijze niet zeer rijkbloemig; spil van de aar duidelijk zichtbaar; bladen niet meer dan 12 cM. lang gesteeld 808 808 Bladen uitsluitend wortelstandig .... Spiranthes data 155. Bladen niet uitsluitend wortelstandig 809 809 Spoor van de lip cylindervormig, veel korter dan het vruchtbeginsel Physurus hirtellus 156. Spoor van de lip knotsvormig, meer dan half zoo groot als het vruchtbeginsel Physurus plantagineus 156. 810 Duidelijke bladscheede aanwezig 811 Geen bladscheede aanwezig 814 811 Bladen tegenoverstaand . . . Trianthema portulacastrum 187. Bladen niet tegenoverstaand 812 812 Bladen meer dan 8 cM. lang Maranta arundinacea 154. Bladen veel minder dan 8 cM. lang 813 813 Schutblad onder de bloemen halfcirkelvormig Commelina virginica 145. Schutblad onder de bloemen langgerekt Zebrina pendida 146. 814 Groote steunblaadjes aanwezig 815 Geen groote steunblaadjes aanwezig 817 815 Steunblaadjes dicht gewimperd .... Sauvagesia erecta 284. Steunblaadjes niet dicht gewimperd 816 816 Steunblaadjes hartvormig Prockia Crucis 289. Steunblaadjes niet hartvormig ; planten met melksap Ficus Krugiana 167. 817 Bladen gaafrandig 828 Bladen niet gaafrandig 818 818 Bladen getand of gezaagd 820 Bladen gegolfd of gekarteld 819 819 Bladen gegolfd; waterplant Nymphaea ampla 190. Bladen gekarteld 337 820 Bladvoet hartvormig Hura crepitans 253. Bladvoet niet hartvormig 821 821 Bloemen éénslachtig, in kogelvormige en katjesachtige bloeiwijzen geplaatst Chlorophora tinctoria 165. Bloemen tweeslachtig 822 822 Meeldraden tot één bundel vergroeid . . Hibiscus Rosa sinensis 278. Meeldraden vrij 823 58 EERSTE EIJST. 823 Heesters Casearia decandra 290. Kruiden 824 824 Bloeiwijzen duidelijk buiten de bladen uitstekend . . . 825 Bloemen tusschen de bladen verborgen Atriplex cristata 174. 825 Bloeiwijzen duidelijk voorzien van schutbladen, die lager aan de bloeiwijze overgaan in gewone bladen Chenopodium ambrosioides 174. Bloeiwijzen zonder schutbladen 826 826 Vruchten even lang als breed . . . Lepidium virginicum 194. Vrucht veel meer lang dan breed 827 827 Bloemen geel Brassica integrifolia 195. Bloemen wit Greggia Urbaniana 195. 828 Bladen schild vormig Piper peltatum 161. Bladen niet schildvormig 829 829 Kelk voorzien van klierharen 830 Kelk niet voorzien van klierharen 831 830 Bloemkroonbuis meer dan 2 cM. lang .... Plumbago capensis 314. Bloemkroonbuis minder dan 2 cM. lang Plumbago scandens 314. 831 Blaadjes minder dan 2 cM. lang 832 Blaadjes meer dan 2 cM. lang of 2 cM. lang 833 832 Takken den indruk makend van twintig- tot meertallige, veervormig samengestelde bladen . PhyUanthus niruri 243. Takken den indruk makend van acht- tot twaalftallige, veervormig saamgestelde bladen PhyUanthus polycladus 244. 833 Grootste breedte van de bladen boven het midden . . . 834 Grootste breedte van de bladen niet boven het midden . 836 834 Boomen of heesters 835 Kruiden Talinum triangulare 187. 835 Bladen 3,5 — 7 cM. lang .... Erythroxylon havanense 228. Bladen 0,8 — 3,5 cM. lang .... Erythroxylon brevipes 228. 836 Bloemen geplaatst in bloemhoofdjes met omwindsel . . 837 Bloemen niet geplaatst in bloemhoofdjes met omwindsel. 838 S37 Vruchten duidelijk wijduitstaand behaard; vruchtpluis bruin Porophyllum macrocephalum 399. Vruchten een weinig aanliggend behaard ; vruchtpluis wit Porophyllum ellipticum 399. 838 Grootste breedte van het blad beneden het midden. . . 839 Grootste breedte van het blad in het midden of bladen over hun geheele lengte even breed 846 EERSTE LIJST. 59 839 Bladen minder dan 9 cM. lang 840 Bladen meer dan 9 cM. lang 843 840 Takken den indruk makend van veervormig samengestelde bladen Phyllanthus distichus 243. Takken niet den indruk makend van samengestelde bladen 841 841 Schutbladen en bloemdekbladen duidelijk in naalden uit- loopend Amarantus tristis 178. Schutbladen en bloemdekbladen niet in naalden uitloopend 842 842 Bloemen 0,6 cM. lang Celosia nitida 176. Bloemen 0,2 cM. lang Amarantus gracilis 177. 843 Bladen met versmalden voet 844 Bladen niet met versmalden voet 845 844 Vruchtbeginsel bovenstandig Datura fastuosa 358. Vruchtbeginsel onderstandig Canna indica 153. S45 Boom Bixa Orellana 288. Kruid Colocasia esculenta 141. 846 Er zijn aan de plant bladstelen, die even lang zijn als de bladschijf of langer 847 Bladstelen nooit zoo lang als de bladschijf 849 847 Bloemstelen sterk verdikt en gebogen Amarantus crasslpes 177. Bloemstelen niet sterk verdikt en niet gebogen .... 848 848 Bloemdekbladen aan den top duidelijk verbreed, wit Amarantus pohjgonoides 178. Bloemdekbladen aan den top niet duidelijk verbreed, niet wit Amarantus paniculatus 177. 849 Bladen smal lijnvormig 850 Bladen niet smal lijnvormig 851 850 Vrucht overlangs openspringend . . . Cleome stenoplujUa 195. Vrucht in 2 deelvruchtjes, die boven elkander geplaatst zijn, uiteenvallend Cakile lanceolata 194. 851 Bladen meer dan 15 cM. lang, zoo kleiner, dan steeds grondstandig 852 Bladen minder dan 15 cM. lang, zoo grooter, dan steeds de bloemen met duidelijken kelk en bloemkroon . . . 854 852 Bladen met meer dan één hoofdnerf . . . Eucharis grandiflora 149. Bladen met één hoofdnerf 853 853 Bloeiwijzen in snavel vormig gebogen schutbladen ver- borgen blijvend Heliconia Bïhai 153. Bloeiwijzen niet in snavelvormig gebogen schutbladen verborgen blijvend Musa paradisiaca 153. 60 ÉÉRSTE LIJST. 854 Bloemen geplaatst in onbebladerde trossen, waarvan de spil goed is waar te nemen 855 Bloemen niet in onbebladerde trossen, waarvan de spil goed is waar te nemen, geplaatst 857 855 Bloemsteel veel langer dan de schutblaadjes Rivina hiimïlis 185. Bloemsteel niet veel langer dan de schutblaadjes. . . . 856 856 Vrucht gestekeld Microtea debilis 185. Vrucht ongestekeld Vülamilla octandra 185. 857 Bloeiwijze zeer dik; spil geheel verborgen . . . Celosia argentea 176. Spil der bloeiwijze niet verborgen 858 858 Bloemen geplaatst in schermachtige bloeiwijzen aan het eind van de takken 859 Bloemen in anders gevormde bloeiwijzen 860 859 Bloemen zittend Tournefortia bicolor 338. Bloemen gesteeld Glerodendron Thomsonae 347. 860 Bloemen aan korte zij loten geplaatst 861 Bloemen in een klein aantal in de bladoksels geplaatst Capsicum frutescens 354. 861 Zijloten veel meer dan vijftienbloemig Acnistus arborescens 353. Zijloten nooit meer dan tienbloemig Phi/llanthus nobüis 243. 862 Bladen ingesneden 863 Bladen niet ingesneden 867 863 Bladen veervormig ingesneden 864 Bladen handvormig ingesneden 865 864 Kruid Eiiphorbia heterophylla 255. Boom Artocarpus incisa 165. 865 Bladen veel minder dan 2 cM. lang. . Ipomoea arenaria 330. Bladen veel meer dan 2 cM. lang S66 866 Bladsteel gevleugeld Dioscorea trifida 152. Bladsteel ongevleugeld Aristolochia trilobata 171. 867 Bladen hartvormig of met hartvormigen voet (zie ook 1017) S6S Bladen niet hartvormig 882 868 Waterplant Echinodonis cordlfolius 111. Landplanten 869 869 Boomen 870 Kruiden of heesters 871 870 Bladen tegenoverstaand Pisonia subcordata 184. Bladen niet tegenoverstaand .... Thespesia populnea 2ï9. eerste; lijst. 61 871 Bladen zeer scheef, zoo een weinig scheef, dan steeds met één hoofdnerf 872 Bladen niet scheef, zoo een weinig scheef, dan steeds met meer dan één hoofdnerf 873 872 Bladen met diep hartvormigen voet Piper marginatum 161. Bladen met onduidelijk hartvormigen voet Piper düatatum 161. 873 Bloemen in naakte aren zonder schutblad of met een schutblad, dat een eind beneden de bloemen is geplaatst 874 Bloemen nooit in naakte aren zonder schutblad; zoo een schutblad aanwezig is, is het vlak onder de bloemen geplaatst 877 874 Stengel houtig 875 Stengel kruidachtig 876 875 Bladen met 3 duidelijke en 2 zwakker ontwikkelde hoofdnerven Piper medium 161. Bladen met vijf of meer duidelijk ontwikkelde hoofdnerven Piper reticulatum 161. 876 Aar knotsvormig met dicht aaneengesloten bloemen Peperomia urocarpa 164. Aar draad vormig, ijl Peperomia petiolaris 163. 877 Bladsteel gevleugeld Dioscorea alata 152. Bladsteel ongevleugeld 878 878 Bladen veel meer dan 15 cM. lang 879 Bladen veel minder dan 15 cM. lang 880 879 Schutblad vlak Anthurium cordatum 140. Schutblad om de bloeikolf gesloten Philodendron giganteum 140. 880 Behalve de gave bladen komen er ook enkele gelobde bladen voor Ipomoea tuba 333. Geen gelobde bladen aanwezig 881 881 Bladen toegespitst Philodendron oxycardium 140. Bladen stomp Aristolochia odoratissima 171. 882 Bladen niet gaafrandig 883 Bladen gaafrandig 893 883 Bladen gekarteld 884 Bladen getand 887 884 Bladen tegenoverstaand Rhacoma crossopetalum 260. Bladen niet tegenoverstaand 885 885 Bladen voorzien van doorschijnende puntjes Amyris simplicifolia 233. Bladen niet voorzien van doorschijnende puntjes .... 886 62 eerste lijst. 886 Bladen meestal niet meer dan 6 cM. lang; vruchten nooit meer dan 1,5 cM. lang Maytenus Sieberiana 259. Bladen meestal meer dan 6 cM. lang; vruchten meer dan 1,5 cM. lang Casearia bonairensis 290. 887 Bloemen in gesteelde bloeiwijzen. die duidelijk buiten de bladen uitsteken 888 Bloemen alleenstaand of in klein aantal in de bladoksels; zoo er al samengestelde bloeiwijzen zijn, dan staan toch de vruchten alleen 890 888 Bloemen met duidelijken kelk en bloemkroon 889- Bloemen met een zeer klein bloemdek ; sterk samen- gestelde bloeiwijzen Pilea semidentata 170. 889 Kelktanden zeer spits, langer dan de kelkbuis Gesneria ventricosa 366. Kelktanden veel korter dan de kelkbuis .... Duranta erecta 346. 890 Bladen bijna gaafrandig 891 Bladen duidelijk getand of gezaagd 892 891 Vrucht nooit meer dan 1 cM. lang gesteelcl Maytenus Versluysii 259. Vrucht meer dan 1 cM. lang gesteeld Gymnanthes lucida 252. 892 Bladen veel meer dan 3 cM. breed .... Besleria lutea 365. Bladen 3 cM. of minder breed .... Freziera undidata 286. 893 Bladen behaard 894 Bladen onbehaard 903 894 Bloemen geplaatst in bloemhoofd j es met omwindsel Borriclüa arborescens 396. Bloemen niet geplaatst in bloemhoofdjes met omwindsel 895 895 Bloemen in eindelingsche bloeiwijzen 897 Bloemen niet in eindelingsche bloeiwijzen 896 896 Bladen spits toeloopend Colubrina ferruginosa 266. Bladen niet spits toeloopend Eugenia fragrans 308. 897 Bloemen ongesteeld 898 Bloemen gesteeld 901 898 Boomen of heesters 899 Kruiden 900 899 Bladen tegenoverstaand Guettarda scabra 375. Bladen niet tegenoverstaand Cordla Sebestena 337. 900 Bloemen in kluwenvormige bloeiwijzen Pilea pariet aria 170. Bloemen in aren Peperomia scandens 164. eerste: lijst. 63 901 Grootste bladen veel meer dan 15 cM. lang Cordia sulcata 337. Grootste bladen minder dan 15 cM. lang 902 902 Bladen duidelijk langgesteeld . . . Capparis tenuisiliqua 198. Bladen zeer kort gesteeld Hirtella triandra 200. 903 Bladen tegenoverstaand 904 Bladen niet tegenoverstaand 964 904 Bladen met spitsen top 905 Bladen niet met spitsen top 940 905 Bladen minder dan 7 cM. lang 906 Bladen meer dan 7 cM. lang 921 906 Planten met melksap 907 Planten zonder melksap 908 907 Bladen lijnvormig Euphorbia articulata 254. Bladen niet lijnvormig Euphorbia buxifolia 254. 908 Boomen of heesters 909 Kruiden Diodia rigida 379. 909 Bloeiwijzen niet boven de bladen uitstekend 910 Bloeiwijzen ver boven de bladen uitstekend 917 910 Eén langgesteelde vrucht in de bladoksels Eugenia uniflora 309. Vruchten anders geplaatst 911 911 Bladen met naar beneden omgekrulde randen Strumpfia maritima 377. Bladen niet met naar beneden omgekrulde randen . . . 912 912 Bladen met meer dan één hoofdnerf Emodea litoralis 379. Bladen met één hoofdnerf 91 913 Bladen lancetvormig 915 Bladen niet lancetvormig 914 914 Bladen met steunblaadjes Psychotria pendula 377. Bladen zonder steunblaadjes Eugenia axillaris 307. 915 De grootste bladen niet meer dan 3 cM. lang Eugenia monticola 309. De grootste bladen meer dan 3 cM. lang 916 916 Bloemen zittend Eugenia florïbunda 308. Bloemen gesteeld Eugenia biflora 307. 917 Steunblaadjes duidelijk zichtbaar 918 Geen steunblaadjes 919 918 Kelk met spitse tanden Antirrhoea acutata 375. Kelk zonder spitse tanden. . . . Guettarda parviflora 375. 64 EERSTE UJST. 919 Bladen zonder doorschijnende puntjes .... Lawsonia inermis 302. Bladen met doorschijnende puntjes 920 920 Bladen dof Eugenia rhombea 309. Bladen glimmend Myrcia splendens 306. 921 Steunblaadjes duidelijk zichtbaar 922 Geen steunblaadjes 926 922 Bloemen geplaatst in een langwerpige, kogelvormige bloeiwijze, die tot een vleezige, samengestelde vrucht uitgroeit Morinda Royoc 378. Bloemen in anders gevormde bloeiwijzen geplaatst . . . 923 923 Bloemen in kortgesteelde bloeiwijzen 924 Bloeiwijzen duidelijk gesteeld 925 924 Langwerpige besvrucht Coffea arabica 376. Langgerekte doosvrucht Hïllia parasitica 373. 925 Kelk met duidelijke tanden Chiococca alba 376. Kelk zonder tanden . . . Faramea occidentalis 378. 926 Bladen veelal in drie- of meertallige kransen geplaatst .... 927 Bladen niet in drietallige kransen geplaatst 928 927 Bladen meer dan driemaal zoo lang als breed . Neriam Oleander 322. Bladen minder dan driemaal zoo lang als breed Allamanda cathartica 319. 928 Bladen met doorschijnende puntjes 929 Bladen zonder doorschijnende puntjes 930 929 Bladen meer dan driemaal zoo lang als breed . . Eugenia Jambos 308. Bladen minder dan driemaal zoo lang als breed Psidium Guajave 305. 930 Planten met melksap 931 Planten zonder melksap 933 931 Bloemkroon veel meer dan 1 cM. lang 932 Bloemkroon ongeveer 1 cM. lang Tabernaemontana ciirifolia 321. 932 Bloemkroon tot 5 cM. in diameter, rosé .... Plumiera rubra 320. Bloemkroon minder dan 5 cM. in diameter, wit Tabernaemontana coronaria 321. 933 Kelk met lange, draad vormige tanden . . . Jasminum pubescens 318. Kelk zonder lange, draadvormige tanden 934 934 Bloeiwijze met stengelomvattende schutbladen onder de bloemen Sanchesia nobilis 368. Bloeiwijze zonder stengelomvattende schutbladen onder de bloemen 935 935 Kelkbladen voorzien van platte, klierachtige verhevenheden 936 Kelkbladen zonder platte, klierachtige verhevenheden. . 938 EERSTE EIJST. 65 936 Bloemen in meer dan twintigbloemige bloeiwijzen Byrsonima spicata 240. Bloemen in minder dan twintigbloemige bloeiwijzen . . 937 937 Bladen meer dan 7 cM. lang. . . Bunchosia jamaicensis 239. Bladen minder dan 7 cM. lang . . Bunchosia glandulosa 239. 938 Kelk losbladig Avicennia nitida 347. Kelk vergroeidbladig, om de vrucht opgezwollen .... 939 939 Bladen dof. . Pisonia fragrans 184. Bladen glimmend . Pisonia bonairensis 183. 940 Bladen met meer dan één hoofdnerf Phoradendron trinervium 1 70. Bladen met één hoofdnerf 941 941 Top van het blad ingesneden . . Euphorbia cotinifolia 255. Top van het blad niet ingesneden 942 942 Bladen bijna cirkelrond 943 Bladen niet bijna cirkelrond 944 943 Bladen veel meer dan 3 cM. lang . . Coccoloba uvifera 173. Bladen veel minder dan 3 cM. lang Calyptranthes Boldinghii 306. 944 Grootste breedte van de bladen boven het midden; de top minder spits dan de voet van het blad 945 Grootste breedte van de bladen niet boven het midden 954 945 Steunblaadjes aanwezig Erithalis fruticosa 376. Geen steunblaadjes aanwezig 946 946 Bladen veel meer dan 10 cM. lang 947 Bladen minder dan 10 cM. lang; soms zijn de bladen iets langer, maar dan staan de bloemen in saamgestelde bloeiwijzen 949 947 De zij nerven zijn afwisselend dik en dun Clusia rosea 287. Slechts één soort van zij nerven 948 948 Bladen wigvormig; vruchten veel minder dan 6 cM. in diameter Clusia alba 287. Bladen eivormig; vruchten veel meer dan 6 cM. in diameter Mammea americana 286. 949 Kelkbladen met klierachtige verhevenheden 950 Kelkbladen zonder klierachtige verhevenheden 951 950 Bladen niet meer dan 5 cM. lang, dun leerachtig Byrsonima lucida 240. Bladen meer dan 5 cM. lang, dik lederachtig Byrsonima crassifolia 240. 66 EERSTE LIJST. 951 Vruchtbeginsel bovenstandig 952 Vruchtbeginsel onderstandig 953 952 Vruchten veel meer dan 0,5 cM. in diameter; grootste bladen veel meer dan 4 cM. lang Jacquinia barbasco 313. Vruchten minder dan 0,5 cM. in diameter; grootste bladen niet meer dan 4 cM. lang Jacquinia Berteri 313. 953 Bladen met omgekrulden rand. . Amomis caryophyllata 305. Bladen niet met omgekrulden rand . . Myrcia paniculata 306. 954 Klimplanten 955 Geen klimplanten 957 955 Kelkb]aden met klierachtige verhevenheden ; bloemkroon losbladig Stigmatophy/lon periplocifolium 237. Kelkbladen zonder klierachtige verhevenheden ; bloemkroon vergroeidbladig 956 956 Bladen niet meer dan 4 cM. lang . . . Urechites lutea 321. Bladen meer dan 4 cM. lang Cryptostegia grandiflora 322. 957 Stennblaadjes aanwezig 958 Geen steunblaadjes aanwezig 959 958 Bloemen wit; bladen duidelijk gesteeld .... Ixora Jucunda 377. Bloemen rood; bladen zittend Ixora coccinea 377. 959 Bloemen meer dan 2 cM. lang; bladen nooit meer dan 7 cM. lang Pxinica Granatum 303. Bloemen minder dan 2 cM. lang, of zoo grooter, dan bladen meer dan 7 cM. lang 960 960 Bladen veel meer dan 7 cM. lang Eugenia javanica 308. Bladen minder dan 7 cM. lang 961 961 Bladen aan de eind vertakkingen der zij nerven voorzien van doorschijnende puntjes . . Laguncülaria racemosa 304. Bladen of geheel niet of rijkelijk voorzien van doorschij- nende puntjes over de geheele bladoppervlakte verspreid 962 962 Bladen zonder doorschijnende puntjes Citharexylurn fruücosum 345. Bladen met doorschijnende puntjes 963 963 Bloemen in zittende, zeer opeengedrongen bloeiwijzen Eugenia cordata 307. Bloemen langgesteeld Eugenia ligustrina 308. 964 Grootste breedte van de bladen boven het midden (zie ook 1017) . 965 Grootste breedte van de bladen niet boven het midden 979 965 Kruiden 966 Boomen of heesters 968 eerste; lijst. 67 966 Bloemen geplaatst in bloemhoofd j es met omwindsel Gundlachia corymbosa 391. Bloemen niet geplaatst in bloemhoofdjes met omwindsel 967" 967 Bloemen in aren geplaatst. . . . Peperomia obtusifolia 163.. Bloemen niet in aren geplaatst Ipomoea sphenophylla 332- 968 Grootste bladen 15 cM. of meer lang 969> Grootste bladen minder dan 15 cM. lang 971 969 Bladen aan kortloten geplaatst. . . . Crescentia Cajete 364. Bladen niet aan kortloten geplaatst 970 970 Zij nerven bijna onder een hoek van 90° uit de hoofdnerf ont- springend Theobroma Cacao 284. Zijnerven onder een hoek, die veel kleiner is dan 90°, uit de hoofdnerf ontspringend . . Lucuma muttiflora 315. 971 Kortloten duidelijk van schubben voorzien Ditaxis fascicalata 247. Geen kortloten met schubben aanwezig 972 972 Bloemen alleenstaand of in grooter aantal in de bladoksels 973 Bloemen in vertakte bloeiwijzen 975 973 Top van de bladen stomp 974 Top van de bladen spits .... Schaefferia frutescens 260. 974 Bloemen langgesteeld .... Ternstroemia peduncidaris 285. Bloemen kortgesteeld Bumelia obovata 316. 975 Bloemen met vergroeide kelkbladen en een losbladige bloemkroon, die ver buiten den kelk uitsteekt; de bloei wijze steekt ver buiten de bladen uit Lagerstroemia indica 302. Genoemde kenmerken nooit allen tezamen vereenigd voorkomend 976 976 Vruchten gevleugeld Dodonaea viscosa 263. Vruchten niet gevleugeld 977 977 Vruchten meer dan 1,5 cM. in diameter Chrysobalanus icaco 200. Vruchten minder dan 1,5 cM. in diameter 978 978 Vruchten kogelvormig Canella alba 288-. Vruchten langwerpig Gyminda laüfolia 260. 979 Bladen minstens tienmaal zoo lang als breed 980 Bladen minder dan tienmaal zoo lang als breed .... 987 980 Boomen 981 Epiphyten 983 981 Bloemkroon vergroeidbladig 982 Bloemkroon losbladig Capparis linearis 198. 68 EERSTE LIJST. 982 Zijnerven aan den onderkant van het blad duidelijk uit- springend Plumiera alba 320. Zijnerven aan den onderkant van het blad niet duidelijk uitspringend Thevetia neriifolia 321. 983 Buitenste bloemdekslippen meer dan 3 cM. lang .... 984 Buitenste bloemdekslippen minder dan 3 cM. lang . . . 985 984 Buitenste bloemdekslippen aan den voet breeder wordend Brassauola cucullata 159. Buitenste bloemdekslippen over de geheele lengte gelijk van breedte Brassavola nodosa 159. 985 Planten met zeer sterk opgezwollen stengelknollen ' Scliomburglüa tibicinis 158. Planten zonder sterk opgezwollen stengelknollen .... 986 986 Bloeiwijze sterk vertakt ; bladen vlak Epidendrum papilionaceum 158. Bloeiwijze niet sterk vertakt; bladen opgerold Tetramicra elegans 159. 987 Bladen in een spitse punt uitloopend (zie ook 1017) 988 Bladen niet in een spitse punt uitloopend 1015 988 Kruiden met kleine bloemen, die in naakte aren geplaatst zijn 989 Geen kruiden, waarvan de kleine bloemen in naakte aren geplaatst zijn 991 989 Bladen scbildvormig Peperomia hernandifolia 163. Bladen niet scbildvormig 990 990 Bladen met één duidelijke hoofdnerf Peperomia acuminata 162. Bladen met meer dan één duidelijke hoofdnerf Peperomia Boldinghii 162. 991 Klimplanten Hyperbaena domingensis 191. Boomen 992 992 Bladen aan den onderkant van schubben voorzien Capparis jamaicensis 198. Bladen aan den onderkant niet van schubben voorzien 993 993 Duidelijk steunblaadjes aanwezig 99-1 Geen steunblaadjes aanwezig 996 994 Bladen meer dan 7 cM. breed Ficus elastica 1G7. Bladen minder dan 7 cM. breed 995 $95 Kogelvormige bloei wij zen minder dan 1 cM. in diameter Ficus Brittonii 166. Kogelvormige bloeiwijzen 1 cM. in diameter Ficus populnea 167. EERSTE LIJST. 69 996 Aan den voet van de bladschijf zijn 2 of 4 klieren. . 997 Geen klieren aan den voet van de bladschijf 998 997 Blad voet duidelijk van den bladsteel afgescheiden Actinostemon caribaeus 252. Bladvoet duidelijk in den bladsteel overgaand Prunus myrtifolia 199. 998 Bladen minder dan 1,5 cM. breed . Bontia daphnoides 370. Bladen meer dan 1,5 cM. breed 999 999 Bladsteel aan top en basis duidelijk verdikt Capparis frondosa 197. Bladsteel aan top en basis niet verdikt 1000 1000 Bloei wij ze langgesteeld, kogelvormig Conocarpus erecta 30-1. Bloei wij ze niet langgesteeld en niet kogelvormig . . . 1001 1001 Bloemen klein, in naakte aren geplaatst Hippomane mancinella 252. Bloemen niet in naakte aren geplaatst 1002 1002 Sterk vertakte bloeiwijze 1003 Bloeiwijze niet sterk vertakt 1007 1003 Bloemen zittend Tournefortia füiflora 338. Bloemen gesteeld 1004 1001 Uit de basis van de hoofdnerf ontspringen 2 zijnerven, die bijna even sterk ontwikkeld zijn als de hoofdnerf Phoebe elongata 193. Hoofdnerf duidelijk onderscheiden van de zijnerven 1005 1005 Meeldraden met spleten openspringend Linociera caribaea 317. Meeldraden met kleppen openspringend 1006 1006 Bladsteel tot 1,5 cM. lang .... Nectandra coriacea 193. Bladsteel tot 2,5 cM. lang Nectandra Krugii 194. 1007 Bladen minder dan 12 cM. lang 1008 Bladen meer dan 12 cM. lang 1011 1008 Zijnerven duidelijk recht verloopend 1009 Zijnerven van het begin af gekromd 1010 1009 Bladen nauwelijks tweemaal zoo lang als breed Chrysophyllum argenteum 31G. Bladen drie- of meermaal zoo lang als breed Dipholis salicifoUa 310. 1010 Bladen 6 cM. of minder lang . . Schoepfia Schreberi 171. Bladen meer dan 6 cM. lang Sympïocos martinicensis 316. 70 EERSTE LIJST. 1011 Bloemen in zeer dichte bundels bijeengeplaatst in de bladoksels Casearia sylvestris 290. Bloemen niet in zeer dichte bundels bijeengeplaatst in de bladsoksels 1012 1012 Bladen dik leerachtig 1013 Bladen dun leerachtig 1014 1013 Bladtop wat breeder dan de bladvoet Anona muricata 192. Bladtop niet breeder dan de bladvoet Anona montana 192. 1014 Bladvoet iets scheef Persea americana 193. Bladvoet niet scheef Anona palustris 192. 1015 Bloemen klein, in aren geplaatst 1016 Bloemen niet tegelijk klein en in aren geplaatst . . . 1018 1016 Bladen met drie of meer hoofdnerven Peperomia glabella 163. Bladen met één hoofdnerf 1017 1017 Bladen bleekgroen Coccoloba Krugii 173. Bladen donkergroen Coccoloba diversifoUa 172. 1018 Bloemen geplaatst in bloemhoofdjes met omwindsel 1019 Bloemen niet geplaatst in bloemhoofdjes met omwindsel 1020 1019 Bladen met 3 hoofdnerven. . . . Baccharis cotinifolia 392. Bladen met één hoofdnerf Trixis frutescens 402. 1020 Epiphyten 1021 Geen epiphyten 1027 1021 Bladen zeer lang gesteeld Utricularia alpina 366. Bladen zittend 1022 1022 Bladen minder dan 3 cM. lang Epidendrum globosum 157. Bladen meer dan 3 cM. lang 1023 1023 Bloemen langgesteeld 1024 Bloemen kortgesteeld 1025 1024 Bloemdekslippen meer dan 1,5 cM. lang Epidendrum ciliare 157. Bloemdekslippen veel minder dan 1,5 c.M. lang Ornithidium coceineum 159. 1025 Bloemen in een langgesteelde bloeiwijze 1026 Bloemen niet in een langgesteelde bloeiwijze Epidendrum difforme 157. 1026 Bladen drie- of meermalen zoo lang als breed Epidendrum anceps 157. Bladen ruim tweemaal zoo lang als breed Epidendrum Mutelianum 158. EERSTE LIJST. 71 1027 Kruiden Ipomoea pes caprae 332. Boomen of heesters 1028 1028 Planten in zout water groeiend Rhizophora Mangle 303. Planten niet in zout water groeiend 1029 1029 Bladen in 't algemeen niet meer dan 5 cM. lang. . . 1030 Grootste bladen steeds meer dan 5 cM. lang .... 1032 1030 Bladen aan den top duidelijk uitgerand Krugiodendron ferreum 265. Bladen aan den top niet uitgerand 1031 1031 Bladen dun Phyllanthus Euwensii 243. Bladen zeer dik Maytenus elüptica 259. 1032 Bladsteel aan top en basis duidelijk verdikt Morisonia americana 189. Bladsteel niet aan top en basis verdikt 1033 1033 Bladen veelal in kransen van drie geplaatst Quararibea turbinata 281. Bladen niet in kransen van drie geplaatst 1034 1034 Bloeiwijzen in de bladoksels tusschen de bladen verborgen 1035 Bloeiwijzen niet in de bladoksels tusschen de bladen verborgen 1041 1035 Steunblaadjes aanwezig, spoedig afvallend 1036 Steunblaadjes niet aanwezig 1037 1036 Bladen veel meer dan 7 cM. lang . Ficus Urbaniana 167. Bladen veel minder dan 7 cM. lang Ficus omphallophora 167. 1037 Kelk na den bloei tot 3 groote, vleugelachtige kelk- bladen uitgegroeid Triplaris coriacea 173. Kelk na den bloei niet van vleugels voorzien .... 1038 1038 Bloemkroon met lange buis . . . Cestrum laurifolium 359. Bloemkroonbuis kort of ontbrekend 1039 1039 Bloemen of vruchten op stelen van meer dan 1 cM. lengte Achras sapota 315. Bloemen of vruchten op stelen van minder dan 1 cM. lengte 1040 1040 Bladsteel veel meer dan 1 cM. lang Sideroxylon foetidissimum 315. Bladsteel minder dan 1 cM. lang Eapanea ferruginea 314. 1041 Vruchten zeer lang gerekt . Capparis cynophallophora 197. Vruchten niet zeer lang gerekt 1042 72 EERSTK LIJST. 1042 Grootste bladen niet meer dan 8 cM, lang 1043 Grootste bladen meer dan 8 cM. lang 1045 1043 Kelk met spitse slippen Beureria succulenta 337. Kelk zonder spitse slippen 1044 1044 Bladen aan kortloten geplaatst .... Brunfelsia americana 359. Bladen niet aan kortloten geplaatst . Cordia tremida 337. 1045 Bladen met stekeltop Codiaeum variegatian 252. Bladen zonder stekeltop 1046 1046 Bladen met onduidelijke zijnerven Ardisia guadalupensis 313. Bladen met duidelijke zijnerven 1047 1047 Bladen naar top en basis even spits toeloopend Daphnopsis carïbaea 301. Bladen naar top en basis niet even spits toeloopend .... 423 1018 Bladen veel meer dan tienmaal zoo lang als breed Agave fourcroydes 150. Bladen vijf- tot zesmaal zoo lang als breed 146 1049 Bladtop voorzien van een zeer stompe punt Fourcraea gigantea 151. Bladtop voorzien van een scherpe punt 1050 1050 Bladen bijna lijnvormig, tot 7 cM. breed . . . Agave Cantula 150. Bladen niet lijnvormig 141 1051 Haren duidelijk aan de basis verdikt Kttllstroemia curta 230. Haren aan de basis niet verdikt KaUstroemia caribaea 230. 1052 Stijl zeer duidelijk zichtbaar . . . Ammannia coccinea 302. Stijl zeer kort Ammannia latifolia 302. 1053 Geen wolharen tusschen de stekels. . Ojmntia elaüov 300. Wolharen tusschen de stekels 1054 1054 Bloemkroon geel 1055 Bloemkroon zalmkleurig Opuntia tuna 299. 1055 Vruchten rijk bezet met kleine areolen Opuntia tunoides 300. Vruchten niet rijk bezet met kleine areolen opuntia Dillenii 300. TWEEDE LIJST: VOOR HET VINDEN VAN DE FAMILIES. 1 Planten, die nooit bloemen voortbrengen, maar zich voort- planten door sporen, die in sporangiën gevormd worden 2 Planten, die bloemen en vruchten voortbrengen 9 2 De sporen worden gevormd in sporangiën, die aan den achterkant of de uiteinden van de bladen geplaatst zijn, of tot een aarvormig gedeelte van het blad vereenigd zijn 5 De sporen worden gevormd in sporangiën, die in de oksels van de bladen geplaatst zijn, of de plant bestaat geheel uit stengeldeelen, die driekantig en gevleugeld zijn; de sporangiën zijn dan driedeelig 3 3 De plant heeft in 't geheel geen bladen XIV. Psilotaceae 108. De plant heeft bladen 4 4 Alle bladen zijn van een zelfden vorm en grootte XIII. Lycopodiaceae 107. Er zijn 2 verschillende grootten van bladen XV. SelagineUaceae 108. 5 Bladen uit één laag cellen bestaand; zeer dunne vliezige bladen /. Hymenophyllaceae 91. Bladen niet dun vliezig 6 6 Boomvarens ; sporangiën geplaatst op kleine kegelvormige verhevenheden II. Cyatheaceae 91. Geen boomvarens; sporangiën niet op kleine kegelvormige verhevenheden geplaatst 7 7 Planten bestaande uit een hartvormig blad met een aar- vormigen sporangiëndrager. . . . XII. Ophioglossaceae 107. Planten niet bestaande uit een hartvormig blad met een aarvormigen sporangiëndrager 8 8 Bladen meermalen dichotoom vertakt VI. Gleiclieniaceae 107. Bladen niet dichotoom vertakt 111. Polypodiaceae 92. 9 Waterplanten 10 Landplanten 16 10 Losdrijvende waterplanten met kleine, ronde, vlakke of kogel vormige blaadjes 24. Lemnaceae 141. Geen losdrijvende waterplanten, of zoo wel, dan de blaadjes niet rond 76 TWEEDE UJST. 1 1 Groote, ronde bladen, die op het water drij ven 88. Nymjjhaeaceae 190. Geen groote, ronde, op het water drijvende bladen. ... 12 12 Bladen boven het water uitstekend 13 Bladen niet boven het water uitstekend 14 13 Bladen met duidelijk hartvormigen voet 15. Alismaceae 111. Bladen niet met hartvormigen voet 16 14 Bladen minder dan 0,4 cM. breed 15 Bladen meer dan 0,4 cM. breed. . . 17. Hydrocharitaceae 111. 15 Bladen getand 12. Najadaceae 111. Bladen niet getand 11. Potamogetonaceae 110. 16 Bloemen geplaatst in een bloeikolf, waaronder een schutblad 17 Bloemen niet geplaatst in een bloeikolf, waaronder een schutblad 20 17 Palmachtige planten 18 Niet palmachtige planten 19 18 Planten met bovenaardschen stam 21. Palmae 137. Planten zonder bovenaardschen stam 22.\Cyclanthaceae 1SJ). 19 Planten, groeiend op vochtige plaatsen, met lijnvormige bladen en cylindervormige bloeikolven, die niet door het schutblad omgeven worden 8. lypliaceae 110. De bloeikolven worden door de schutbladen omgeven, of zoo niet, dan de bladen diep hartvormig ... 23. Araceae 139. 20 Bovenaardsche deelen der plant bestaande uit één geelach- tigen stengel met één eindelingsche bloem 246. Gentianaceae 318. Bovenaardsche deelen der plant met bestaande uit één geel- achtigen stengel met één eindelingsche bloem 21 21 Bladen tegenoverstaand; steunblaadjes aanwezig 22 Niet gelijktijdig bladen tegenoverstaand en steunblaadjes aanwezig 23 22 Bloeiwijze bestaande uit drie of meer aren, die vlak boven een groep van vier bladen samenkomen 24ö. Loganiaceae 318. Bloeiwijze niet bestaande uit drie of meer aren, die vlak boven een groep van vier bladen samenkomen 270. Rubiaceae 371. 23 Bloemen geplaatst in bloemhoofd j es, die door een omwindsel omgeven worden, en tegelijkertijd is de bloemkroon dui- delijk ontwikkeld, de kelk of vervangen door haren of schubben of afwezig en zijn de meeldraden vergroeid 280. Compositae 385. TWEEDE LIJST. 77 Bloemen niet geplaatst in bloemhoofdjes, of zoo wel, dan niet tegelijkertijd de bloemkroon duidelijk ontwikkeld, de kelk of vervangen door haren of schubben of afwezig en de meeldraden vergroeid 24 24 Boomen met schubvormige bladen 25 Boomen met niet schubvormige bladen . . . • 27 25 Bladen in kransen tot kokertjes vergroeid . . . 51. Casaarinaceae 160. Bladen niet in kransen tot kokertjes vergroeid 26 26 Bladen 0,2 cM. of meer lang 6. Pinaceae 110. Bladen veel minder dan 0,2 cM. lang 191. Tamaricaceae 287. 27 Bladen lijnvormig, evenwijdignervig en gelijktijdig voor- zien van een lange, open bladscheede; stengel rolrond . . 28 Bladen niet tegelijkertijd lijnvormig, evenwijdignervig en voorzien van een lange, open bladscheede 29 2S Bloemen duidelijk voorzien van een zesbladig bloemdek 33. Commelinaceae 145. Bloemen voorzien van kroon- en kelkkafjes, zonder bloemdek 19. Gramineae 112. 29 Bladen tegenoverstaand, kruisgewijs geplaatst ; stengel vier- kant; bloemen in schijnkransen geplaatst in de blad- oksels of een groot aantal schijnkransen, die een aarvor- mige bloei wij ze vormen 254. Ldbiatae 347. Niet tegelijkertijd de bladen tegenoverstaand, kruisgewijs geplaatst en bloemen in schijnkransen in de bladoksels . 30 30 Planten met vleezige stengels, geheel zonder bladen en steeds met bloemen, die meer dan 1 cM. groot zijn, of zoo er wel bladen zijn, dan hebben de bloemen een groot aantal meeldraden en zijn de planten voorzien van aan den voet van den bladsteel geplaatste stekels 210. Cactaceae 295. Planten met bladen 31 31 Planten, die op andere planten groeien, daarop parasiteeren en groene, tegenoverstaande, leerachtige bladen hebben 67. Loranthaceae 170. Planten, die niet op andere planten groeien, of zoo wel, dan geen parasieten met groene, tegenoverstaande bladen . . 32 32 Bladen met doorschijnende puntjes 33 Bladen zonder doorschijnende puntjes 36 33 Meeldraden geheel met elkander vergroeid . 197. Canellaceae 288. Meeldraden niet met elkander vergroeid 34 34 Meeldraden met kleppen openspringend . . 102. Lauraceae 192. Meeldraden niet met kleppen openspringend 35 78 TWEKDE LIJST. .35 Meer dan 10 meeldraden 222. Myrtaceae 305. Minder dan 10 meeldraden 137. Eutaceae 230. 36 Heesters of boomen met bladen, die meer dan één hoofdnerf hebben en waarvan de hoofdnerven een naar den top gebogen verloop hebben ; hiertoe behooren ook planten met tot 0,7 cM. lange bladen, voorzien van een dertigtal stijve haren, die ruim 0,1 cM. lang zijn 223. Melastomataceae 309. Geen heesters of boomen met bladen, die meer dan één hoofdnerf hebben en waarvan de hoofdnerven een naar den top gebogen verloop hebben 37 37 Bladen drietallig samengesteld met 3 omgekeerd hartvormige blaadjes aan den top van den zeer langen bladsteel; bloemen met 10 vrije meeldraden en regelmatigen kelk en bloemkroon 130. Oxalidaceae 228. Bladen niet tegelijkertijd drietallig samengesteld en met 3 omgekeerd hartvormige blaadjes aan den top van den zeer langen bladsteel 38 38 Bloemen in aartjes geplaatst, voorzien van schubvormige schutblaadjes en zonder duidelijk opvallende bloembe- kleedselen; bladen lijnvormig en stengels veelal driekantig 20. Cyperaceae 129. Bloemen niet geplaatst in van schutblaadjes voorziene aartjes en tegelijkertijd zonder duidelijk opvallende bloembekleedselen 39 39 Boomen met boogvormig gebogen lucht wortels, groeiend in zeewater; aan de boomen hangen lange, cylindervormige vruchten 220. RMzophoraceae 303. Geen in zeewater groeiende boomen met boogvormige lucht- wortels 40 40 Planten met duidelijke bladen 'en met bloemen, die ge- plaatst zijn in cylindervormige, zeer dichte aren; bloem- bekleedselen niet opvallend 53. Piperaceae 160. Bloemen niet in cylindervormige, zeer dichte aren geplaatst, of zoo wel, dan duidelijk kelk en bloemkroon aanwezig . 42 41 Meeldraden ieder met één helmhokje . . . 175. Malvaceae 270. Meeldraden ieder met 2 helmhokjes. . . 178. Sterculiaceae 281. 42 Bladen lijnvormig, in een wortelrozet geplaatst en met even- wijdige of boogvormige nerven, of geheel bedekt door schubben; nooit met netvormige nerven 43 Bladen niet tegelijk lijnvormig, in een wortelrozet geplaatst en met evenwijdige of boogvormige nerven 45 TWEEDE LIJST. 79 43 Bladen vleezig 47 Bladen niet vleezig 44 44 Bloemen met een duidelijke lip 50. Orchidaceae 154. Bloemen zonder lip 32. Bromeliaceae 141. 45 Bladen met niet netvormig vertakte nerven, of zoo wel, dan toch steeds bloemen met het grondtal 3 ; planten met onderaardsche stengeldeelen 46 Bladen met netvormig vertakte nerven en steeds met bloemen met het grondtal 4 of 5 53 46 Klimplanten zonder stekels en met éénslachtige bloemen 43. Dioscoreaceae 152. Geen klimplanten, of zoo wel, dan tweeslachtige bloemen 47 47 Vruchtbeginsel bovenstandig 38. Liliaceae 146. Vruchtbeginsel onderstandig 48 48 Bloemen geheel regelmatig 49 Bloemen onregelmatig 50 49 Zes meeldraden 40. Amaryllidaceae 148. Drie meeldraden 44. Iridaceae 152. 50 Planten van meer dan 2 M. hoogte; bloeiwijze niet dicht cylindervormig 45. Musaceae 153. Planten minder dan 2 M. hoog, of zoo hooger, dan bloeiwijze dicht cylindervormig 51 51 Bloeiwijze zeer dicht cylindervormig 46.Zingiberaceae 153. Bloeiwijze niet zeer dicht cylindervormig 52 52 Bladen meer dan 6 cM. breed 47. Cannaceae 153. Bladen minder dan 6 cM. breed 48. Marantaceae 154. 53 Twee soorten bladen aanwezig .... 184. Marcgradaceae 285. Eén soort bladen aanwezig 54 54 Steunblaadjes zeer lang en duidelijk gewimperd 182. Ochnaceae 284. Zeer lange en duidelijk gewimperde steunblaadjes niet aanwezig 55 55 Bloemen met een groot aantal vrije meeldraden en tegelijk de bladen hartvormig en de doosvruchten van lange stekels voorzien 194. Bixaceae 288. Niet tegelijkertijd de bloemen met een groot aantal vrije meeldraden, de bladen hartvormig en de vruchten van lange stekels voorzien 56 56 Klimplanten met ranken, enkelvoudige bladen en met bloemen, die in de bloemkroon een franje-achtig verdeelde krans van blaadjes hebben en waarvan de meeldraden en vruchtbeginsels op een uitgerekt deel van den bloem- bodem geplaatst zijn 203. Passifloraceae 292. 80 TWEEDE UJST. Geen klimplanten met ranken, of zoo wel, dan de bloemen anders gebouwd dan bij de Passifloraceae 57 57 Planten met zeer scheef gevormde bladen, die evenals de bladsteel voorzien zijn van schubachtige haren; bloemen met onderstandig vruchtbeginsel . . . 208. Begoniaceae 294. Bladen niet zeer scheef gevormd, of zoo wel, dan de bladsteel niet voorzien van schubachtige haren en geen onder- standig vruchtbeginsel 58 58 Rechtopgroeiende, boomachtige plant met zeer zachten, gemakkelijk door te snijden stengel, groote, handvormig ingesneden bladen en oranjekleurige, 20 cM. groote vruchten . . . 205. Caricaceae 294. Anders gevormde planten 59 59 Sterk behaarde planten, die gemakkelijk aan de kleeren blijven haken en zeer licht in stukken uiteenvallen ; bloemen geel met een onderstandig vruchtbeginsel en vele meeldraden 206. Loasaceae 294. De kenmerken van de Loasaceae niet alle samengaand . . 60 60 Aan den voet van den bladsteel is een kokertje, dat den stengel omgeeft 77. Pohjgonaceae 171. Aan den voet van den bladsteel is geen kokertje, dat den stengel omgeeft 61 61 Klimplant met bloemen, die 0,2 cM. lang zn'n; bladen niet hartvormig S6. Basellaceae 189. Geen klimplant, of zoo wel, dan geen bloemen van 0,2 cM. lengte en wèl hartvormige bladen 62 62 Kruid met tegenoverstaande, cirkelvormige bladen en met bloemen, die geplaatst zijn in een gevorkt bij scherm en 5 meeldraden hebben #7. CaryophyUaceae 190. De kenmerken der CaryophyUaceae niet alle samengaand . 63 63 Rechtopgrot'iend kruid met veervormig ingesneden, zeer scherptandige bladen en groote, alleenstaande bloemen met vele meeldraden 104. Papaceraceae 194. Geen scherptandige bladen, of zoo wel, dan geen groote, alleenstaande bloemen met vele meeldraden 64 64 Boom met lange, cylindervormige vruchten, die met 3 kleppen geheel in de lengte openspringen en een groot aantal gevleugelde zaden bevatten 109. Horingaceae 199. Planten met op geheel andere wijze openspringende vruchten 65 65 Bladen zeer dik-vleezig, vijftallig samengesteld en tegelijkertijd de bloemen met viertandigen, tot 3,5 cM. langen, eenigs- zins opgeblazen kelk 115. Crassulaceae 199. TWEEDE EIJST. SI Niet tegelijkertijd de bladen dikvleezig, vijftallig samenge- steld, en de bloemen met viertandigen, tot 3,5 cM. langen, eenigszins opgeblazen kelk 66 66 Bloemkroon losbladig; een of meer kelkblad en voorzien van een wratachtige klier 141. Malpighiaceae 230. Niet tegelijkertijd de bloemkroon losbladig en de kelkblad en voorzien van een wratachtige klier 67 67 Twee van de kelkbladen zijn veel grooter dan de andere; de meeldraden zijn tot een open buis vergroeid 145. Pólygdlaceae 240. Alle kelkbladen even groot, of zoo verschillend, dan nooit de meeldraden tot een open buis vergroeid . 68 68 Laagblijvend plantje met handvormig ingesneden bladen en groote bloemen met meeldraden. die in 2 bundels ver- eenigd zijn; cle tot 4 cM. groote, kogelvormige vruchten zijn sterk opgeblazen 195. Cochlospermaceae 288. Kenmerken der Cochlospermaceae niet samengaand ... 69 69 Kelk voorzien van klierharen en tegelijkertijd de bloemkroon vergroeid bladig met nauwe buis en vlakken, schotel vor- migen zoom 238. Plumbaginaceae 314. Kelk niet voorzien van klierharen, of zoo wel, dan de bloem- kroon niet met nauwe buis en vlakken, schotelvormigen zoom 70 70 Bloemen met kelk en bloemkroon en 2 meeldraden 243. Oleaceae 317. Bloemen niet gelijktijdig met kelk en bloemkroon en 2 meeldraden 71 71 Bladen in een wortelrozet en bloemen in een aarvormige bloeiwijze; de vrachtjes springen met een deksel open 269. Plantaginaceae 370. Bladen niet in een wortelrozet, of zoo wel. dan niet tegelijker- tijd de bloemen in een aarvormige bloeiwijze geplaatst en de vruchten met een deksel openspringend 72 72 Slingerplanten met ranken ; éénslachtige bloemen met vergroeide bloemkroon 215. CucurMtaceae 382. Geen slingerplanten, of zoo wel, dan niet tegelijkertijd ranken en éénslachtige bloemen met vergroeide bloemkroon . . 73 73 Klimplanten met vergroeidbladige bloemkroon, met of zonder bladen, maar steeds zonder melksap; hiertoe ook enkele niet klimplanten met schotelvormige bloemkroon, 5 meel- draden en 2 tweedeelige stijlen . . 249. ConvolvuJaceae 324. 6 82 tweede; lijst. Geen klimplanten, of zoo wel. dan nooit tegelijk bloemkroon vergroeidbladig en melksap afwezig . 74 74 Vruchtbeginsel duidelijk onderstandig of half onderstandig 75 Vruchtbeginsel duidelijk bovenstandig 84 75 Vruchtbeginsel schijnbaar onderstandig, maar dan steeds minder dan 12 meeldraden . . 76 Vruchtbeginsel onderstandig 77 76 Klimplanten met vruchten, die niet gevleugeld zijn 170. Vitaceae 266. Geen klimplanten, of zoo wel, dan de vruchten nooit gevleugeld lb'9. Ehamnaceae 264. 77 Bloemkroon losbladig 78 Bloemkroon vergroeidbladig 82 78 Vruchten uiteenvallend in 2 éénzadige deelvruchten 228. Umbelliferae 311. Vruchten niet uiteenvallend in 2 éénzadige deelvruchten . 79 79 Zeer welriekende plant met bloemen geplaatst in schermen, die vereenigd zijn tot saamgestelde, trosvormige bloeiwijzen 227. Araliaceae 311. Niet sterk welriekende plant, of zoo wTel, dan de bloemen niet geplaatst in schermen, die vereenigd zijn tot samengestelde, trosvormige bloeiwijzen 80 80 Kruiden 224. Oenotheraceae 311. Boomen of heesters 81 81 Veel meer dan 10 meeldraden 218. Punicaceae 303. Tien of minder dan 10 meeldraden . . . 221. Combretaceae 303. 82 Vleezige, spatelvormige bladen 277. Goodeniaceae 384. Geen vleezige, spatelvormige bladeren 83 83 Bladen samengesteld of enkelvoudig en dan zeer kort gesteeld 271. Caprifoliaceae 381. Bladen enkelvoudig, duidelijk gesteeld ......... 103 84 Bloemkroon vergroeidbladig 85 Bloemkroon losbladig of bloembekleedselen niet gescheiden in kelk en bloemkroon 104 85 De bloemen hebben onder den kelk nog een tweede kelk- achtig orgaan 72. Olacaceae 171. De bloemen hebben onder den kelk geen tweede kelkachtig orgaan 86 '&<■ 86 Meeldraden vijf of meer 87 Meeldraden vier of minder 95 TWEEDE LIJST. 8$ 87 Een groot aantal meeldraden. .... 242. Symplocaceae 310. Vijf meeldraden 88 88 De vijf meeldraden zijn met den stempel vergroeid 248. Asclepiadaceae 322. De meeldraden zijn niet met den stempel vergroeid . . 89 89 Vruchtbeginsel éénhokkig 90 Vruchtbeginsel twéé- of meerhokkig 91 90 Grootste breedte van de bladen duidelijk boven het midden 235a. Theophrastaceae 312. Grootste breedte van de bladen niet boven het midelen 236. Myrsinaceae 313. 91 Melksap bevattende planten 92 Geen melksap bevattende planten 93 92 Bladen tegenoverstaand 247. Apocy?iaceae 319. Bladen niet tegenoverstaand 239. Sapotaceae 314. 93 Hokjes van het vruchtbeginsel met vele zaadknoppen 94 Hokjes van het vruchtbeginsel met niet meer dan 2 zaad- knoppen 522. Borraginaceae 331. 94 Geheele plant dicht behaard en de bloemkroon heel weinig buiten den 1 cM. langen kelk uitstekend 251. Hydropliyllaceae 334. Plant niet dicht behaard, of zoo wel, dan de bloemkroon meer dan 1,5 cM. lang 256'. tiolanaceae 352. 95 Bloemkroon met een tot 5 cM. lange bloemkroonbuis; bladen niet met hartvormigen voet 94 Bloemen niet met een 5 cM. lange bloemkroonbuis, of zoo wel, dan de bladen met hartvormigen voet 96 96 Bladen lancetvormig en tegelijkertijd de vrucht een één- zadige steenvrucht 267. Myoporaceae 370. Niet tegelijkertijd de bladen lancetvormig en de vrucht een éénzadige steenvrucht 97 97 Vrucht geen doosvrucht. ...... 253. Verbenaceae 341. Vrucht een doosvrucht 98 98 Twee meeldraden 264. Lenübidariaceae 366. Vier meeldraden 99 99 Bladen met diep hartvormigen voet en zeer dicht behaard 260. Martyniaceae 364. Bladen niet tegelijkertijd hartvormig en dicht behaard . 100 84 tweede lijst. 100 Bladen samengesteld, of zoo enkelvoudig, dan zijn ze geplaatst aan kortloten 258. Bignoniaceae 36*2. Bladen enkelvoudig, niet aan kortloten geplaatst. . . . 101 101 Bladen afwisselend geplaatst en tegelijkertijd de bloemen met wijde, klokvormige bloemkroon, die 2 cM. lang is 259. Pedaliaceae 364-. Met tegelijkertijd de bladen afgewisseld geplaatst en de bloemen met een wijde, klokvormige bloemkroon, die 2 cM. lang is 102 102 Bladen schubvormig of lijnvormig, soms eenigszins spatel- vormig, maar dan grof getand, of met hartvormigen voet en dan klimplanten met drielobbige bladen 25 7. ScrophuJariaceae 359. Bladen niet lijnvormig 103 103 Vrucht van boven naar beneden met 2 kleppen openspringend 266. Acanthaceae 3(>(>. Vrucht niet van boven naar beneden met 2 kleppen open- springend 26':?. Gesneriaceae 365. 104 Bladen rolrond, geheel kaal; bloemen in aren 81. Batidaceac 184. Bladen niet tegelijkertijd rolrond en kaal. of zoo wel, dan de bloemen niet in aren 10~> 105 Bloembekleedselen droogvliezig . ... 79. Anuirantaceae 175. Bloembekleedselen niet droogvliezig 106 106 Klimplanten met enkelvoudige, hartvormige bladen, die kaal zijn 74. Avhtolochiaceae 171. Geen klimplanten, of zoo wel, dan niet tegelijkertijd de bladen enkelvoudig, kaal en met hartvormigen voet . 107 107 Bloemen met een lang, buisvormig bloemdek en tegelijkertijd de bladen enkelvoudig 108 Bloemen niet met een langen, buisvormigen kelk of buis- vormig bloemdek, of zoo wel, dan de bladen samengesteld 109 108 Kruiden, of zoo boomen. dan bladen tegenoverstaand 80. Nyctaginaceae 181. Boomen met niet tegenoverstaande bladen 214. Thymélaeaceae 301 . 109 Planten met even gevinde bladen, zonder peulvruchten ; zoo het boomen zijn. dan met vruchten, die van 2 of 4 eenigszins gevleugelde kanten voorzien zijn 135. Zygophyllaceae 229. De kenmerken der Zygophyllaceae niet vereenigd. ... 110 110 Planten met melksap en tegelijk de vrucht in 3 deel- vruchtjes uiteenvallend, of zoo in meer, dan toch steeds planten met melksap 147. Euphorbiaceae '241. tweede: lijst. 85 Vrucht niet in 3 deelvruchtjes uiteenvallend, of zoo wel, dan planten zonder melksap (zie ook geslacht 4299 der Euphorbiaceae) 111 111 Kruiden met bloemen, die 1 kelkbladen hebben, 4 bloem- kroonbladen, met nagel en schijf, 2 of 6 meeld raden en een bovenstandig vruchtbeginsel . 106. Cruciferae 19-t. Kenmerken der Cruciferae niet vereenigd voorkomend 112 112 Eén van de bloomkroonbladen met een spoorvormige uitzakking 168. Balsaminaceae 2(5-1-. Geen der bloemkroonbladen met een spoorvormige uit- zakking 113 113 Bloemen met zeer duidelijk ontwikkelden kelk en bloem- kroon en tegelijkertijd of het vruchtbeginsel of vruchtbe- ginsel en meeldraden op een steel binnen den kelk geplaatst 107. Capparidaceae 195. Vruchtbeginsel of vruchtbeginsel en meeldraden niet op een steel binnen den kelk geplaatst 114 11-1 Bloemen met zeer weinig in 't oog vallende bloembekleed- selen en geplaatst in dichte aren op een platten, koek- vormigen bloembeden in kogelvormige bloeiwijzen, die kroes vormig uitgehold zijn, of in kogelronde, zeer groote bloeiwijzen; veelal planten met melksap 64. Moraceae 165. Bloemen met duidelijk opvallende bloembekleedselen, of zoo niet, dan nooit de bloemen geplaatst in bloeiwijzen als voor de Moraceae aangegeven 115 115 Kruiden met tegenoverstaande bladen met verbreeden voet en bloemen met zeer weinig ontwikkelde bloemkroon en een vierhokkig vruchtbeginsel, of boomen of heesters met losbladige bloemkroon en een tweehokkig, boven- standig vruchtbeginsel met vele zaadknoppen 216. Lythraceae 301. De kenmerken der Lythraceae niet samengaand .... 116 116 Boomen of heesters, geen klimplanten, met enkelvoudige bladen, die echter nooit groot cirkelvormig en aan den rand van spitse insnijdingen voorzien zijn, nooit zacht- harig dichtviltig behaard en tegelijkertijd lancetvormig zijn; de bloemen zijn steeds regelmatig, de meeldraden nooit met elkander vergroeid of in bundels geplaatst en de vruchten zijn ongevleugeld UT Kruiden, of boomen of heesters met samengestelde bladen, of zoo de bladen enkelvoudig- zijn, dan zijn ze of groot cirkelvormig en aan den rand van spitse insnijdingen 86 TWEEDE LIJST. voorzien of zachtharig dichtviltig behaard en tegelijk lancetvormig : de bloemen zijn onregelmatig, de meel- draden met elkander vergroeid of in bundels geplaatst, en de vruchten gevleugeld 124 117 Oppervlakteder bladen zeer ruw. of zoo glad, dan in de oksels der bladen een rechte en een omgebogen doorn 63. Ulmaceae 164. Oppervlakte der bladen niet ruw 118 118 De takken met afgevallen bladen, waaraan de bloemen voorkomen, zijn voorzien van schubvormige steun- blaadjes 134. Erythroxylaceae 2*28. Aan de takken met afgevallen bladen, waaraan de bloemen voorkomen, zijn geen schubvormige steunblaadjes . . 119 119 In de bloemen is een groot aantal vrije vruchtbeginsels aanwezig, die samen tot een veelzadige, groote, kogel- vormige of langwerpige vrucht uitgroeien 98. Anonaceae 191. Geen groot aantal vrije vruchtbeginsels, die samen tot een veelzadige, groote, kogelvormige of langwerpige vrucht uitgroeien 120 120 Bladen tegenoverstaand 1*7. Guttiferae 286. Bladen niet tegenoverstaand 121 121 Bloembekleedselen in viertallige kransen 158. Celastraceae 259. Bloembekleedselen niet in viertallige kransen 122 122 Bloemen met een beker vormig uitgeholden bloembodem 126. Eosaceae 199. Bloemen niet met een bekervormig uitgeholden bloembodem 123 123 Vruchtbeginsel éénhokkig. of zoo meerhokkig, dan de bladen voorzien van zeer groote steunblaadjes 199. Flacon rtiaceae 289. Vruchtbeginsel meerhokkig 186. Theaceae 285. 124 Bloemen tweeslachtig, onregelmatig, of zoo regelmatig, dan de bladen dubbel veervormig samengesteld, mnar niet bloemen met 3 meeldraden, of zoo wel, dan de bladen lancetvormig, dicht behaard en de vruchten kogelvor- mig met stekels 128. Legwminosae 200. Bloemen regelmatig, of onregelmatig en dan met drie of minder meeldraden 125 125 Klimplanten met ('énslachtige bloemen 94. Menispermaceae 190. Geen klimplanten, of zoo wel, dan de bloemen tweeslachtig 128 TWUEDE LIJST. 87 126 Bloemen met een klokvormigen kelk. waarbinnen in het bovenste gedeelte de bloemkroonbladen bevestigd zijn 201. Tumeraceae 291. Bloemen niet met een klokvormigen kelk, ofzoowel, dan de bloemkroonbladen daarbinnen niet in de bovenste helft bevestigd 127 127 Meeldraden vergroeid of tot bundels vereenigd 128 Meeldraden niet vergroeid en niet tot bundels vereenigd 131 128 Meeldraden tot bundels vereenigd . . . 174. Tïliaceae 208. Meeldraden vergroeid 129 129 Boomen met saamgestelde bladen, of zoo met enkelvoudige, dan zijn ze of zachtharig, zeer viltig, of de bladen staan dikwijls in drietallige kransen, hebben geen hartvormigen voet en zijn nooit zeer scheef 130 Boomen met enkelvoudige bladen of heesters of kruiden 41 130 Bladen veervormig samengesteld, of zoo handvormig, dan drietallig 140. Mcliaceae 235. Bladen handvormig, meer dan drietallig of enkelvoudig 177. Bombacaceae 280. 131 Boomen of heesters met samengestelde bladen, of zoo de bladen enkelvoudig zijn, dan zijn ze vleezig, zacht viltig behaard, of de bloemen staan in dichte pluimvormige bloeiwijzen, of de vruchten zijn gevleugeld 132 Kruiden of boomen en heesters met enkelvoudige bladen 135 132 Boomen met veervormig samengestelde bladen en drie- hoekige vruchten, die met 3 kleppen openspringen 139. Burseraceae 235. Boomen of heesters met handvormig samengestelde bladen, of zoo de bladen veervormig samengesteld zijn, dan geen driehoekige vruchten, die met 3 kleppen openspringen 133 133 Boomen met veervormig samengestelde bladen, die vooral aan de uiteinden der takken dicht bij elkander geplaatst zijn, of zoo ze enkelvoudig zijn, dan zijn de bloemen in dichte, pluimvormige bloeiwijzen geplaatst 153. Anacardiaceae 257. Boomen met veervormig samengestelde bladen, die niet uitsluitend aan de uiteinden der takken geplaatst zijn, of zoo de bladen enkelvoudig zijn, dan zijn de bloemen niet in pluimvormige bloeiwijzen geplaatst 134 134 Boomen met oneven veervormig samengestelde, niet drie- tallige bladen, of zoo de bladen enkelvoudig zijn, dan zijn ze vleezig, dicht behaard . . . 138. Simarubaceae 234. 88 TWEED3 LIJST. Boomen of heesters met even veervormig samengestelde of drietallige bladen, of zoo de bladen enkelvoudig zijn. dan zijn deze dicht behaard en niet vleezig 165. Sapindaceae '260. 135 Bloemen met een groot aantal meeldraden, of zoo met 3 meeldraden, dan planten met een sterk dichotoom ver- takten stengel 136 Bloemen niet met een groot aantal meeldraden .... 137 136 Bloemen met kelk en bloemkroon . . 85. Portulacaceae 187. Bloemen met een bloemdek 84. Aizoaceae 186. 137 Bloemen tweeslachtig, of zoo ze éénslachtig zijn, dan hebben de vrouwelijke bloemen 2 sterk getande draagbladen . 138 Bloemen éénslachtig 65. Urticaceae 168. 138 Planten zonder bladen, of zoo ze wel bladen hebben, dan zijn de bloemen in kluwenachtige hoopjes geplaatst 78. Chenopodiaceae 173. Bloemen niet in kluwenachtige hoopjes geplaatst 83. Phytolaccaceae DERDE LIJST. KORTE BESCHRIJVING VAN DE FAMILIES, GE- SLACHTEN EN SOORTEN, MET DICHOTOME TABELLEN VOOR HET VINDEN VAN GE- SLACHTS- EN SOORTNAMEN. PTERIDOPHYTA. Fam. I. Hymenophyllaceae. Varenplanten met sterk vertakte bladen, die dun-vliezig zijn; de sporangiën zijn geplaatst op een steeltje aan het eind van de bladtoppen en worden omgeven door een indusium. I Steeltje. waarop de sporangiën bevestigd zijn, ver buiten het indusium uitstekend ; indusium cylindervormig 1. Trichomanes 91 Steeltje, waarop de sporangiën bevestigd zijn. niet buiten het in- dusium uitstekend; indusium tweekleppig 2. HijmenopliyUuiii 91 1. Trichomanes Sm. Trichomanes alatum Sw. Sterk behaarde, tot meer dan 20 cM. lange bladen, die 5 — 7 cM. breed zijn ; de blad steel is gevleugeld en de blaadjes van de eerste orde gaan in de vleugels van den bladsteel over, zijn tot 3 cM. lang en 0,7 cM. breed en hebben aan weerskanten 5 — 7 insnijdingen tot halverwege den bladsteel; op de uiteinden der tanden zijn 0,2 cM. lange, cylindervormige indusia geplaatst, waaruit tot 0,5 cM. lange steeltjes naar buiten steken. Saba. 2. Hymenophyllum Sm. Hymenopbyllum ciliatum Sw. Eenigszins behaarde, tot 10 cM. lange en 5 cM. breede bladen met langen bladsteel; de bladsteel is tusschen de blaadjes van de eerste orde gevleugeld; de blaadjes van de eerste orde zijn tot 3,5 cM. lang en tot 1,5 cM. breed en tot ver over de helft der breedte ingesneden met aan weerskanten 5 — 10 lijnvormige slippen ; op de uiteinden der slippen zijn tweekleppige indusia geplaatst, die aan den top afgerond zijn. Saba. Fam. II. Cyatheaceae. Boomvarens met dubbel veervormig samengestelde bladen ; de spo- rangiën zijn geplaatst op kegelvormige verhevenheden. 92 CYATHËAdUË — POLYPODIAdvUt 1 Blaadjes van de laatste orde 0,2 cM. breed ... 5. Cyathea 92 Blaadjes van de laatste orde meer dan 0,2 cM. breed. ... 2 2 Blaadjes van de laatste orde 0,4 — 0,5 cM. breed 7. Alsophüa !>2 Blaadjes van de laatste orde ruim 1 cM. breed 6'. Hemitelia 92 5. Cyatliea Sm. Cyathea serra Willd. Boomvaren met driedubbel veervormig saamgestelde bladen, die tot 2 M. lang en breed kunnen worden; de blaadjes van de laatste orde zijn 0,2 cM. breed en hebben gezaagde randen, die eenigszins omgeslagen en tot 1 cM. lang zijn; de sporangiënhoopjes worden in jeugdigen toestand geheel omgeven door een indusium, waar- van de onderste helft langer aanwezig blijft dan de bovenhelft; de sporangiënhoopjes zijn aan weerskanten van de hoofdnerf in één rij geplaatst. St. Eustatiüs, Saba. 6. Hemitelia R. Br. Hemitelia liorrida Br. Boomvaren met dubbel veervormig saamgestelde bladen, die tot 3 M. lang worden; de blaadjes van de laatste orde zijn 1 cM. breed, tot 6 cM. lang, eindigen spits en zijn onregelmatig gekarteld; de sporangiënhoopjes zijn aan den voet voorzien van een onduidelijk indusium en geplaatst op dichotoom vertakte nerven; zij vormen een bijna aaneengesloten lijn vrij dicht langs den bladrand. Saba. 7. Alsophila R. Br. Alsophiïa aspera Br. Boomvaren met dubbel veervormig samengestelde bladen, die 2 M. lang worden; de blaadjes van de laatste orde zijn 0,4 — 0,5 cM. breed en tot 1 cM. lang, duidelijk gekarteld-gezaagd en eindigen vrij stomp ; de sporangiënhoopjes hebben in 't geheel geen indusium en zijn aan weerskanten van de hoofdnerf in één rij geplaatst; de bladstelen zijn voorzien van scherpe stekels. Saba. Fam. III. Polypodiaceae. Varens, waarvan de sporangiën niet op een kegelvormige verheven- heid zijn ingeplant en waarvan de bladen niet dichotoom vertakt zijn. CYATiïT.A — ALSOPHILA. 93 1 Vruchtbare bladen ongedeeld, aan den achterkant geheel bedekt met een sporangiënmassa en tevens meer dan 8 cM. lang 107. Elaphoglossum 100 Vruchtbare bladen gedeeld, of zoo ongedeeld, dan aan den achterkant geheel bedekt met een sporangiënmassa en meer dan 8 cM. lang 2 2 Tegelijkertijd bladen veervormig samengesteld en de sporangiën- hoopjes langs den geheelen bladrand een onafgebroken lijn vormend, waarover de bladrand min of meer heengebogen is ; de sporangiënhoopjes zijn niet over het overige deel van den achterkant der bladen verspreid. . . 83. Pteris 101 Wanneer de bladen veervormig samengesteld en tevens de sporangiën langs den bladrand geplaatst zijn, komen deze ook langs de nerven van de bladen voor ; in alle andere gevallen zijn de bladen op andere wijzen van sporangiën voorzien of zijn ze enkelvoudig 3 3 Bladen samengesteld ; behalve langs den bladrand zijn de 4 sporangiënhoopjes ook langs de nerven geplaatst 65. Ceropteris 100 De sporangiënhoopjes zijn als de bladen samengesteld zijn nooit langs den geheelen bladrand geplaatst 4 4 Bladen lijnvormig, enkelvoudig, geheel gaafrandig; sporangiën in een onafgebroken lijn langs den bladrand geplaatst 89. Yittaria 102 Niet gelijktijdig de bladen enkelvoudig, lijnvormig, geheel gaafrandig en de sporangiën in een onafgebroken lijn langs den bladrand geplaatst 5 5 Sporangiën in een onafgebroken lijn aan weerszijden even- wijdig aan de hoofdnerf geplaatst 51. Blechnum 99 sporangiën niet in een onafgebroken lijn aan weerszijden evenwijdig aan de hoofdnerf geplaatst 6 6 Blaadjes wigvormig op dunne, zwarte steeltjes 78. Adiantum 101 Blaadjes niet tegelijk wigvormig en op dunne, zwarte steeltjes geplaatst 7 7 Blaadjes van de vruchtbare bladen 0,1 — 0,5 cM. breed, die van de onvruchtbare bladen 2 — 4 cM. breed of breeder . 8 De vruchtbare en onvruchtbare bladen zijn bijna even breed of lijken volkomen op elkander 9 8 Onvruchtbare bladen met blaadjes, die 4 cM. breed zijn 21. Polybotrya 07 Onvruchtbare bladen met blaadjes, die 2 — 3 cM. breed zijn 54. Stenochlaena 100 04 POIvYPODIACËAE). 9 Sporangiënhoopjes uitsluitend langs den bladrand geplaatst, maar daar geen aaneengesloten lijn vormend en de basis van de blaadjes zonder sporangiënhoopjes 72. Clieilanihes 101 Niet tegelijkertijd de sporangiënhoopjes langs den bladrand geplaatst en de bladbasis zonder sporangiënhoopjes ... 10 10 Bladen handvormig ingesneden en tegelijkertijd de sporan- giënhoopjes niet rond 11 Bladen niet handvormig ingesneden, of zoo wel, dan de sporangiënhoopjes rond 12 11 Sporangiënhoopjes langs den bladrand een onafgebroken lijn vormend 68. Doryopteris 101 Sporangiënhoopjes aan den achterkant van het blad een netwerk vormend 63. Hemionitis 100 12 Sporangiën aan het boveneinde van de meer dan 12 cM. lange, lijn- tot lancetvormige bladen in een klein aantal onregel- matige hoopjes geplaatst 98. Paltonium 102 Niet tegelijkertijd de bladen tot 12 cM. lang, lijn-lancetvormig en de sporangiën aan het boveneinde in een klein aantal onregelmatige hoopjes geplaatst 13 13 Sporangiënhoopjes duidelijk lijnvormig, niet gebogen ... 17 Sporangiënhoopjes niet lijnvormig, of zoo wel, dan eenigszins halvemaanvormig gebogen 14 14 Indusium aanwezig, of zoo afwezig, dan de bladen aan den achterkant bedekt door eenigszins halvemaanvormige sporan- giënhoopjes van 0,3 cM. lengte, of de bladen dubbel samen- gesteld met spitse lobben of de achterkant van de blaadjes geheel bedekt met de sporangiënmassa, die echter duidelijk in 2 rijen geplaatst is lö Indusium afwezig 100. Polypodium 102 15 Bladen dubbel samengesteld, of zoo éénmaal samengesteld, dan de geheele achterkant bedekt door eenigszins halvemaanvor- mige sporangiënhoopjes van 0,3 cM. lengte 9. Dryopteris 05 Bladen éénmaal samengesteld 16 16 Blaadjes van de laatste orde veel minder dan 4 cM. breed 21. Xejjhrolepis 07 Blaadjes van de laatste orde 4 cM. breed of breeder 15. Aspidium 00 17 Sporangiën alleen geplaatst langs den bladrand in de bochten van de ingesneden bladen 85. Lonchiti* 102 Sporangiën niet geplaatst in de bochten van de ingesneden bladen IS DRYOPTERIS. 95 18 Aan elke zij nerf, ook aan de onderste, is slechts aan één kant een sporangiënhoopje geplaatst 48. Asplenium 98 Aan de onderste zijnerf van elk blaadje is aan 2 zijden een sporangiënhoopje geplaatst 42. Diplazium 97 9. Dryopteris Adans. Varens met over 't algemeen ronde sporangiënhoopjes, die dikwijls voorzien zijn van een min of meer niervormig indusium ; de bladen zijn ongeleed met den wortelstok verbonden. 1 Bladen éénmaal veervormig samengesteld ; blaadjes gaafrandig Dryopteris reticulata 96 Bladen éénmaal veervormig samengesteld en blaadjes in- gesneden öf bladen dubbel veervormig samengesteld .... 2 2 Bladen meer dan dubbel veervormig samengesteld Dryopteris ampla 95 Bladen éénmaal veervormig samengesteld met diep ingesneden blaadjes 3 3 Onderste blaadjes van de eerste orde korter dan de middelste blaadjes Dryopteris parasitica 95 Onderste blaadjes van de eerste orde niet korter dan de middelste blaadjes 4 4 Bladen van de eerste orde tot 3,5 cM. breed Dryopteris tetragona 96 Bladen van de eerste orde tot 1,5 cM. breed Dryopteris patens 96 Dryopteris ampla O. Ktze. Dubbel veervormig saamgestelde bladen, die 8M. of meer lang kunnen worden; de blaadjes van de laatste orde zijn tot aan den bladsteel ingesneden en bestaan uit gezaagde, 0,3 cM. breede en tot 0,8 cM. lange slippen, die ieder meestal 4 sporangiënhoopjes dragen zonder indusium of met een zeer klein, onduidelijk, niervormig indusium. St. Eüstatius. Dryopteris parasitica O. Ktze. Veervormig samengestelde bladen, die tot 50 cM. lang kunnen worden en waarvan de onderste blaadjes korter zijn dan de middelsten; de blaadjes zijn tot iets over de helft van de breedte ingesneden, zijn gaafrandig of zeer onduidelijk gezaagd en hebben aan weers- kanten van de hoofdnerf der slippen tien of meer sporangiënhoopjes met behaard indusium. St. Eüstatius, Saba, St. Martin. 96 rOIA'PODIACEAi;. Dryopteris patoiis O. Ktze. Veervormig samengestelde bladen, die tot meer dan 1 M. lang kunnen worden en waarvan de onderste blaadjes niet of slechts weinig korter zijn dan de middelsten, welke tot meer dan 15 cM. lang en 1,5 cM. breed zijn; de blaadjes van de eerste orde zijn niet geheel tot aan het midden ingesneden en hebben aan weers- kanten van de hoofdnerven der slippen zes of meer dicht opeen- geplaatste sporangiënhoopjes met behaard indusium. Saba. Dryopteris reticulata Urb. Veervormig samengestelde bladen, die tot meer dan 50 cM. lang kunnen worden en waarvan de blaadjes gaaf en gaafrandig zijn, 5 — 20 cM. lang en 1,5 — 4 cM. breed; de blaadjes zijn lancet- tot lijnvormig en loopen in een lange punt uit; de sporangiënhoopjes zijn eenigszins gebogen, halvemaanvormig, 0,3 cM. lang en 0,15 — 0,2 cM. breed en in groot aantal over den geheelen achterkant van het blad geplaatst. Saba. Dryopteris tetragona Urb. Yeervormig samengestelde bladen, die 50 cM. of meer lang kunnen worden en waarvan de onderste blaadjes niet kleiner zijn dan de middelsten; de blaadjes zijn tot ongeveer op de helft van de breedte ingesneden, tot 3,5 cM. breed en hebben aan weerszijden van de hoofdnerf der slippen tien of meer sporangiënhoopjes, die niet dicht opeengeplaatst zijn en geen indusium hebben; de blad- steel is scherp vierkant. St. Eüstatius, Saba, St. Martin. 15. Aspidium Sw. Varens met veervormig samengestelde, drie- of meertallige bladen met groote eindlob; de sporangiënhoopjes hebben geen indusium. 1 Bladen drielobbig Aspidium Plumieri 97 Bladen veervormig samengesteld . . Aspidium martinicense 9(> Aspidium martinicense Spr. Zeer groote varen met bladen, die een tot 60 cM. langen steel hebben en meer dan 1 M. lang kunnen zijn; de veervormig samen- gestelde bladen hebben eene groote eindlob en aan weerskanten 4 — 8 lancetvormige zijblaadjes, die 20 cM. lang en 5 cM. breed zijn; de rand der blaadjes is onduidelijk ingesneden ; de sporangiën- hoopjes staan in 2 rijen tusschen de zijnerven van de zijblaadjes. St. Eüstatius. Saba. DRYOPTKRIS DIPLAZIUM. 97 Aspidiuni Plumieri Sw. Bladen drielobtaig, tot 40 cM. lang en 30 cM. breed, met tot ver over het midden gespleten bladschijf; de bladrand is zeer onregelmatig, zeer grof gegolfd en de lobben loopen in een gebogen punt toe; de sporangiënhoopjes zijn zeer onregelmatig verspreid tusschen de nerven; er komen ook vormen voor met één paar zijblaadjes. Saba. 21. Polybotrya H.B.K. Polybotrya cervina Klfs. Klimmende varenplant met twee soorten bladen ; de onvruchtbare bladen zijn éénmaal gevind en hebben tien of meer blaadjes, die tot 25 cM. lang en 4 — 5 cM. breed zijn, met zeer scheeven voet en dichotoom vertakte nerven; de blaadjes loopen zeer spits toe; de vruchtbare bladen zijn dubbel gevind en de blaadjes der laatste orde zijn lijnvormig, veelal 0,3 — 1 cM. lang en 0.2 cM. breed en de onderkant is geheel bedekt door sporangiën. Saba. 27. Nephrolepis Schott. Éénmaal veervormig samengestelde bladen met gave blaadjes; de sporangiënhoopjes zijn aan het eind der nerven geplaatst, zeer dicht bij den rand van het blad. 1 Blaadjes ruim 1,5 cM. breed .... Nephrolepis biserrata 97 Blaadjes tot 0,8 cM. breed Nephrolepis exaltata 97 Nephrolepis biserrata Schott. Éénmaal veervormig samengestelde bladen, die tot 80 cM. lang worden en waarvan de blaadjes kortgesteeld zijn met dubbel gezaagden rand; de blaadjes zijn tot 9 cM. lang en 1,5 cM. breed en hebben een eenigszins scheeven voet, die aan den naar voren gerichten kant iets geoord is; het indusium is bijna cirkelrond. St. Eustatius. Nephrolepis exaltata Schott. Éénmaal veervormig samengestelde bladen, die tot 80 cM. lang worden en waarvan de zittende blaadjes een fijn gezaagden rand hebben; de blaadjes zijn tot 3,5 cM. lang en tot 0,8 cM. breed en hebben een zeer scheeven voet, wxaarvan de naar voren gerichte kant duidelijk geoord en de andere helft afgerond is ; het indusium is niervormig. Saba. 42. Diplazium Sw. Diplazium striatum Pr. Éénmaal veervormig samengestelde bladen, waarvan de bladsteel tot 50 cM. lang kan zijn en de bladschijf tot 1 M. lang; de 98 POLYPODIACIU];. blaadjes zijn tot 20 cM. lang en tot 6 cM. breed, bijna tot aan de middennerf ingesneden ; de lobben zijn stomp en tot 1 cM. breed, onduidelijk gezaagd; de sporangiënhoopjes zijn lijnvormig en staan aan weerszijden van de hoofdnerf der lobben bij tien of meer ; langs elk der zij nerven van de lobben is één sporangiënhoopje geplaatst, terwijl aan de onderste zijnerf 2 sporangiënhoopjes voorkomen. Saba. 48. Asplenium L. Varens met lijnvormige sporangiënhoopjes, voorzien van lijnvormige indusia, waarvan er slechts één langs elke nerf geplaatst is. 1 Bladen enkelvoudig Asplenium serratum 99 Bladen samengesteld 2 2 Bladen niet meer dan 2,5 cM. breed en in omtrek lijnvormig Asplenium formosum 98 Bladen anders gevormd 3 3 Bladen éénmaal samengesteld .... Asplenium obtusifolium 98 Bladen dubbel samengesteld 4 4 Bladslippen van de laatste orde 0,1 cM. breed Asplenium cristatum 98 Bladslippen van de laatste orde veel meer 0,1 cM. breed Asplenium pumilum 99 Asplenium cristatum Lam. Dubbel samengestelde bladen, die tot 40 cM. lang zijn en waarvan de lobben van de laatste orde lijnvormig zijn, veelal 0,4 cM. lang en 0,1 cM. breed, soms een weinig wigvormig; op elke lob is een lijnvormig sporangiënhoopje geplaatst, met een zeer duidelijk indusium, dat ingeplant is langs de hoofdnerf. Sr. Eustatius, Saba, Sr. Martin. Asplenium formosum W. Varentje met tot 20 cM. lange, eenmaal veervormig samengestelde bladen, die veelal 2,5 cM. breed zijn ; de blaadjes zijn zeer scheefT de naar de basis gekeerde kant der blaadjes is tot iets over de helft geheel gaafrandig, de andere zijde is geheel diep gezaagd met een 0,5 cM. breeden, afloopenden voet; in het midden van de blaadjes is een 0,2 cM. lang sporangiënhoopje vlak tegen den onderrand geplaatst. Saba. Asplenium obtusifolium L. Éénmaal veervormig samengestelde bladen met tot 20 cM. lange bladsteel en tot 40 cM. lange bladschijf, die tot 15 cM. breed kan zijn ; de blaadjes hebben een zeer scheeven voet, die aan de voorste helft een weinig geoord is; de bladrand is scherp, maar DIPLAZIUM — BLECHNUM. 99 onregelmatig gezaagd en de blaadjes eindigen in een spitse punt ; op elke bladhelft zijn tien of meer lijnvormige sporangiënhoopjes langs de zijnerven geplaatst. St. Eustatius. Asplenium pumilum Sw. Dubbel veervormig samengestelde bladen, die in omtrek driehoekig zijn met langen bladsteel en tot 8 cM. lange bladschijf; het eind- blaadje is grooter dan de zijblaadjes der laatste orde, die lang- werpig zijn en ondiep ingesneden; elk blaadje heeft aan weers- zijden van de hoofdnerf langs de zijnerven drie of meer lijnvormige sporangiënhoopjes. Saba, St. Martin. Asplenium serratum L. Enkelvoudig lancet- tot lijnvormig blad met fijn gezaagden bladrand, 50 cM. lang en 9 cM. breed, met de grootste breedte in het midden ; de sporangiënhoopjes zijn lijnvormig, tot 2 cM. lang en langs de zij nerven vrij dicht bij de hoofdnerf geplaatst. St. Eustatius, Saba. 51. Blechnum L. Eenmaal veervormig samengestelde bladen met sporangiënhoopjes, die vereenigd zijn tot een sporangiënmassa aan weerskanten van de hoofdnerf der blaadjes, welke bedekt is door een lijnvormig indusium. 1 Vruchtbare bladen met tot 10 cM. lange blaadjes Blechnum occidentale 99 Vruchtbare bladen met tot 20 cM. lange blaadjes Blechnum striatum 99 Blechnum occidentale L. Eenmaal veervormig samengestelde bladen met langen bladsteel en tot 50 cM. lange bladschijf, die aan den voet smaller is dan in het midden; de blaadjes zijn kort gesteeld of zittend met breeden voet, eenigszins geoord, tot 10 cM. lang en aan de basis tot 1,5 cM. breed; de blaadjes zijn sikkelvormig gebogen, meestal zeer puntig toeloopend ; de 2 lijnvormige sporangiënhoopjes zijn geplaatst aan weerskanten van de hoofdnerf, vlak daarbij en evenwijdig daaraan verloopend en bedekt door een lijnvormig indusium. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Blechnum striatum Chr. Eenmaal veervormig samengestelde bladen met langen bladsteel en tot meer dan 1 M. lange bladschijf; de blaadjes zijn kort gesteeld 100 polypodiaceae. met eenigszins afgeronden voet, tot 20 cM. lang en 3 cM. breed en eindigen in een langen, toegespitsten top; de blaadjes zijn dik leerachtig en zeer duidelijk voorzien van evenwijdige zijnerven;- de vruchtbare bladen zijn 0,4 cM. breed en hebben een gewimperd indusium. Saba. 54. Stenoclilaena J.Sm. Stenochlaena sorbifolia J.Sm. Varen met klimmenden wortelstok van touwachtig uiterlijk en voor- zien van duidelijke lijsten; de bladen kunnen zeer verschillend van vorm zijn, maar zijn veelal éénmaal veervormig samen- gesteld met eenigszins gevleugelden hoofdsteel tusschen de blaadjes; de blaadjes zijn langwerpig, of gaafrandig of gekarteld, dikwijls 1,5 cM. lang en 0,7 cM. breed, maar ook wel 8 cM. lang en 1,5 cM. breed; de nerven loopen zeer duidelijk tot aan den bladrand door en zijn vaak dichotoom vertakt; de vruchtbare bladen hebben blaadjes van 0,5 cM. breedte die aan den achterkant geheel met sporangiënhoopjes bedekt zijn. St. Eustatius, Saba. 63. Heniioiiiüs L. Heniionitis palmata L. Yarentje met drie- of vijf lobbige, bruinrood behaarde bladen; de vruchtbare bladen zijn tot 8 cM. lang gesteeld en de onvruchtbare bladen tot 3 cM.; de bladen zijn o — 6 cM. lang en breed; de drielobbige, onvruchtbare bladen hebben breede, afgeronde lobben, die tot 3 cM. breed zijn; de vruchtbare bladen hebben 5 spitse lobben, die tot 1,5 cM. breed zijn; de sporangiën zijn aan den achterkant der vruchtbare bladen langs de uitstekende nerven geplaatst. St. Martin. 05. Ceropteris Link. Ceropteris calonielanos Und., Syn. Neurogramme calomelanos Diels. Dubbel veervormig samengestelde bladen met tot 20 cM. langen, zwarten, glimmenden bladsteel en een bladschijf, die tot 60 cM. lang en 20 cM. breed kan zijn ; de blaadjes van de laatste orde zijn meestal lijn- tot lancet vormig, soms min of meer wigvormig en tot 1 cM. lang en 0.2 cM. breed ; de achterkant van de bladen is dikwijls wit bepoederd en de sporangiënmassa bedekt bijna den geheelen achterkant van de blaadjes ; de blaadjes van de eerste orde zijn zeer spits driehoekig en worden naar de basis toe gelei- delijk breeder. St. Eustatius, Saba, St. Martin. BI^CHNUM — PTERIS. 101 68. Doryopteris J. Sm. Doryopteris concolor Kuhn. Varen tje met bladen, die een tot 25 cll. langen, donkerrood glan- zenden bladsteel hebben en een handvormig gedeelde bladschijf, die tot 10 cM. lang en breed kan zijn en waarvan de zijblaadjes in lijnvormige lappen verdeeld zijn; de blaadjes van de laatste orde zijn 0,5 cM. breed ; de sporangiënhoopjes, vereenigd tot een lijnvormige massa vlak langs den bladrand, volgen dezen geheel en worden door den omgeslagen bladrand een weinig bedekt. Bonaire. 72. Cheilanthes Sw. Cheilantlies microphylla Sw. Varentje met dubbelveervormig samengestelde bladen, die tot 20 cM. lang worden, met glimmend zwarte bladstelen die 1,5 cM. lang kunnen zijn ; de blaadjes van de eerste orde zijn tot 4 cM. lang, wigvormig, langwerpig; de blaadjes van de tweede orde zijn 1 cM. lang, driehoekig tot langwerpig; de sporangiënhoopjes be- dekken den onderkant van de blaadjes geheel. St. Eüstatius, Saba. Curacao, Bonaire. 78. Adiantum L. Adiantum tenerum Sw. Dubbel of meer dan dubbel veervormig samengestelde bladen, waarvan de bladstelen glimmend zwart zijn, terwijl elk blaadje een duidelijk draadvormig steeltje heeft; de blaadjes zijn wig- vormig, duidelijk scheef, 0,5 — 2 cM. lang en 0.5 — 1.5 cM. breed en aan de bovenste helft vrij diep ingesneden met gezaagden rand ; de sporangiënhoopjes zijn duidelijk gescheiden geplaatst aan de uit- einden der lobben en worden bedekt door den omgeslagen bladrand. St. Eüstatius, Saba, St. Martin : Maidenhair. 83. Pteris L. Pteris biaurita L. Dubbel of meer dan dubbel veervormig samengestelde bladen met tot 60 cM. langen, dikken bladsteel en tot 80 cM. lange en 30 cM. breede bladschijf; de blaadjes van de voorlaatste orde zijn tot 15 cM. lang en bijna tot aan den bladsteel ingesneden; de blaadjes van de laatste orde zijn lijnvormig, eenigszins gebogen en tot 2,5 cM. lang en 0,4 cM. breed; de sporangiën vormen een onafgebroken lijn langs den bladrand en worden door den omge- slagen bladrand bedekt. Saba. 102 POIvYPODIACEAË. 85. Louchitis L. Lonchitis hirsiita L. Behaarde, meer dan dubbel veervormig samengestelde bladen, die meer dan 1 M. lang kunnen worden; de blaadjes van de tweede orde zijn langwerpig driehoekig en hebben een gevleugelden bladsteel; de blaadjes van de laatste orde zijn lijnvormig met stompe lobben, die tot aan de helft van de bladschijf ingesneden zijn; deze lobben zijn onduidelijk gekarteld en 0,5 — 1,2 cM. lang en 0,4 — 1 cM. breed; de sporangiën zijn aan den bladrand voor- namelijk in de hoeken der lobben geplaatst. St. Eustatiüs, Saba. 89. Vittaria Sm. Vittaria lineata Sw. Varen tj e met lijnvormige, enkelvoudige bladen, die tot 50 cM. lang en 0,2 cM. breed zijn; aan den onderkant steekt de middennerf duidelijk naar buiten; de sporangiën zijn tot een lijnvormige massa vlak bij den rand vereenigd en strekken zich over een groot gedeelte van het blad uit; de bladrand is in jongen toestand over de sporangiën heen gebogen. St. Eustatiüs. 98. Paltonium Presl. Paltonium lanceolatum Pr., Syn. Heteropteris lanceolata Fee. Varentje met lancetvormige, dik leerachtige bladen, die tot 25 cM. lang zijn en in het midden tot 2 cM. breed ; de bladen gaan geleidelijk over in een korten, roodachtigen bladsteel en dragen aan de bovenste helft sporangiën, die vlak langs den bladrand een lijn vormen; de zijnerven zijn zeer onduidelijk of geheel niet waar te nemen; de middennerf springt aan den onderkant duidelijk uit. St. Eustatiüs, St. Martin. 100. Polypodium L. Varens met ronde sporangiënhoopjes. die niet door indusia bedekt zijn; bij de samengestelde bladen is de eindlob niet sterker ont- wikkeld dan de zijlobben. 1 Vruchtbare bladen gaaf en gaafrandig en niet gewimperd . 2 Vruchtbare bladen niet gaaf en gaafrandig, of zoo wel, dan duidelijk gewimperd 6 2 Vruchtbare en onvruchtbare bladen duidelijk van vorm ver- schillend 3 Vruchtbare en onvruchtbare bladen gelijk van vorm ... 4- I,OXCHITIS POIvYPODIUM. 103 3 Onvruchtbare bladen eenigszins gekarteld of gegolfd, niet leer- achtig; wortelstok draad vormig Polypodium vacciniifolium 106 Onvruchtbare bladen niet gekarteld, met stijven rand, eenigs- zins leerachtig ; wortelstok koordvormig Polypodium lycopodioides 104 4 Tusschen de zijnerven van de eerste orde zijn door secun- daire zijnerven duidelijk hokjes afgescheiden, waarbinnen de sporangiënhoopjes voorkomen Polypodium pliyllitidis 105 De ruimte tusschen de zijnerven van de eerste orde is niet door secundaire zijnerven in hokjes verdeeld 5 -5 Eén rij sporangiënhoopjes tusschen elke twee zij nerven Polypodium crassifolium 104 Twee rijen sporangiënhoopjes tusschen elke twee zijnerven Polypodium laecigatum 104 6 Vruchtbare en onvruchtbare bladen van vorm verschillend, gaafrandig, gewimperd .... Polypodium piloselloides 105 Vruchtbare en onvruchtbare bladen niet van vorm ver- schillend 7 7 Bladen dicht bedekt door schubben Polypodium pol ypodioides 105 Bladen niet dicht bedekt door schubben 8 8 Bladen minder dan 2 cM. breed 9 Bladen meer dan 2 cM. breed 10 9 Bladen 0,1—0,2 cM. breed Polypodium serrulatum 106 Bladen 0,7 — 1 cM. breed. . . . Polypodium trichomanoides 106 10 Bladsteel tusschen de blaadjes ongevleugeld Polypodium attenuatum 103 Bladsteel tusschen de blaadjes gevleugeld of blaadjes dicht aaneengesloten 11 11 Blaadjes dicht aaneengesloten 12 Blaadjes niet dicht aaneengesloten . . Polypodium aureum 104 12 Bladen in 't algemeen veel meer dan dertigjukkig Polypodium pectinatum 105 Bladen in 't algemeen minder dan dertigjukkig Polypodium loriceum 104 Polypodium attenuatum W. Tot meer dan 1 M. lange, eenmaal veervormig samengestelde bladen, waarvan de blaadjes zittend zijn met breeden maar eenigszins versmalden voet, veelal 2 cM. breed en tot meer dan 20 cM. lang : de bladsteel is tusschen de blaadjes ongevleugeld en de afstand 104 POLYPODIACEAE. tusschen de blaadjes is 1 cM. of meer; aan weerskanten van de- hoofdnerf der blaadjes zijn veelal 3 rijen sporangiënhoopjes geplaatst, St. Eustatiüs, Saba, St. Martin. Polypodium aureum L. Tot meer dan 1 M. lange, maar dikwijls veel kleinere, eenmaal veervormig samengestelde bladen, waarvan de blaadjes langs den bladsteel afloopen, zoodat deze breed gevleugeld is ; de blaadjes zijn veelal 2 cM. breed en tot meer dan 20 cM. lang; aan weerskanten van de hoofdnerf der blaadjes zijn meestal 2 rijen sporangiënhoopjes geplaatst. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin. CüRAgAO. Polypodium erassifolium L. Tot meer dan 50 cM. lange lijnvormige, gave en gaafrandige bladenT die 10 cM. breed zijn, leerachtig en voorzien van recht loopende, evenwijdige zijnerven, die op afstanden van 0,7 cM. van elkander geplaatst zijn; de zijnerven en de hoofdnerf springen aan den onderkant van de bladen sterk uit; tusschen elke twee zijnerven bevindt zich één rij van sporangiënhoopjes, die 0,3 — 0,4 cM. in doorsnede zijn. Saba. Polypodium laevigatum Cav. Varentje met veelal scherp lancetvormige bladen, die tot 25 cM. lang en 3 cM. breed zijn; aan den onderkant van de bladen springt de hoofdnerf duidelijk uit en zijn de eenigszins zigzag gebogen zijnerven duidelijk zichtbaar; tusschen elke twee zijnerven zijn de sporangiënhoopjes in 2 rijen geplaatst. St. Eustatiüs. Polypodium loriceum L. Varentje met tot 25 cM. lange, eenmaal veervormig samengestelde bladen, die van de basis af naar den top geleidelijk smaller worden; de blaadjes sluiten met breeden voet aan elkander, zijn tot 0,S cM. breed en tot 4,5 cM. lang, spits toeloopend ; ieder sporangirn- hoopje is in een hokje, dat door nerven omgeven is, op het eind van een nerf geplaatst; de hoopjes staan in één rij aan weerskanten van de hoofdnerf der blaadjes. Saba. Polypodium lycopodioides L. Varentje met sterk ontwikkelden, koord vormigen, 0,2 cM. dikken, kruipenden of klimmenden wortelstok, die dicht bezet is met bruin- POLYPODIUM. 105 acbtige schubben; de bladen zijn in 't algemeen lijn- tot lancet- vormig, kunnen tot 15 cM. lang en 2 cM. breed worden en zijn soms aan den top dichotoom vertakt; de bladen zijn leerachtig met gaven rand en hebben een stevig uiterlijk; de vruchtbare bladen zijn wat meer lijnvormig dan de onvruchtbare en hebben aan weerskanten één rij sporangiënhoopjes, die iets dichter bij den rand dan bij de middennerf geplaatst zijn. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Bastard catclaw. Polypodiuni pectinatum L. Varen met behaarde tot 75 cM. lange, eenmaal veervormig samen- gestelde bladen, die naar top en basis geleidelijk smaller worden en tot meer dan veertig,]' ukkig zijn; de blaadjes zijn zittend met breeden voet aan elkander sluitend, zijn tot 4 cM. lang en tot 0,5 cM. breed; de sporangiënhoopjes staan in één rij aan weers- kanten van de hoofdnerf der blaadjes. St. Eustatius, Saba. Polypodium phyllitidis L. Tot meer dan 50 cM. lange, lijnvormige, gave en gaafrandige bladen, die tot 7 cM. breed zijn ; de bladen zijn leerachtig en voorzien van rechtloopende, evenwijdige zijnerven, die op afstanden van 0,5 cM. van elkander geplaatst zijn ; tusschen elke twee zijnerven komen 2 rijen sporangiënhoopjes voor. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Polypodium piloselloides L. Varen tje met draad vormigen, kruipenden of klimmenden wortelstok, die dicht bezet is met bruinachtige schubben ; de veelal elliptische tot lancetvormige bladen zijn 1 — 2 cM. lang en 0,4 — 1 cM. breed en zijn dicht voorzien van haren of schubachtige haren ; de on- vruchtbare bladen zijn breeder en korter dan de vruchtbare, welke aan den achterkant, aan weerskanten van de hoofdnerf, 4 of 5 sporangiënhoopjes bezitten, die samen den geheelen achterkant der blad schijf bedekken. Saba, St. Martin. Polypodium polypodioides Hitchc. Varen tje met tot 30 cM. lange, eenmaal veervormig samengestelde bladen, die aan den achterkant geheel bedekt zijn door grijsachtige schubben ; de bladen zijn tot ruim twintigjukkig en de blaadjes zijn vrij wijd uiteenstaand met tusschenruimten tot 0,5 cM. ; de onderste blaadjes zijn het langst, tot 1,5 cM. lang en 0,3 cM. breed ; de sporangiënhoopjes zijn in één rij aan iedere zijde der middennerf geplaatst, vooral aan het uiteinde der blaadjes. St. Eustatius, Saba, St. Martin. 106 POLYPODIACEAU — IA'COPODIACEAE. Polypodium serrulatum Mett. Zeer klein varentje met 5 — 10 cM. lange blaadjes, die bestaan uit een onderst gedeelte, dat 0,3 — 0,5 cM. breed is en scherp gezaagd, en een veel korter bovenst gedeelte, dat gaafrandig is en aan den achterkant geheel bedekt is door sporangiënmassa's. Saba. Polypodium trichomanoides Sw. Varentje met lijnvormige, eenmaal veervormige samengestelde bladeren, die tot 20 cM. lang zijn en tot 0,8 cM. breed; de blaadjes zijn met breeden voet zittend, 0,4 cM. lang en 0,1 — 0,2 cM. breed, duidelijk voorzien van lange haren en in een zeer groot aantal jukken geplaatst; op elk blaadje komt één sporangiënhoopje voor. Saba. Polypodium vacciniifolium Lang. et Fisch. Varentje met sterk ontwikkelden, 0,1 — 0,2 cM. dikken, koord- vormigen wortelstok, die bezet is met zwart- of bruinachtige schubben; de vruchtbare bladen zijn lijn- tot lancetvormig en zijn evenals de onvruchtbare bladen niet leerachtig; de bladrand is niet stevig en meestal onregelmatig van omtrek; de onvruchtbare bladen zijn meestal ovaal tot langwerpig, 1 — 2,5 cM. lang, soms tot 13 cM. lang, en 0,8-1,2 cM. breed; de vruchtbare bladen zijn 9 cM. lang en 0,8 cM. breed; de sporangiënhoopjes staan aan weerskanten van de hoofdnerf in één rij en zijn dichter bij de middennerf dan bij den rand geplaatst. Saba, St. Martin. 107. Elaphoglossum Schott. Varens met enkelvoudige, meestal lancetvormige bladen, waarvan de vruchtbare bladen iets smaller zijn dan de onvruchtbare en aan den achterkant geheel bedekt zijn door de sporangiënmassa. 1 Bladsteel minstens 6 cM. lang 2 Bladsteel veel minder dan 6 cM. lang Elaphoglossum petiolatum 107 2 Bladen tot 4 cM. breed Elaphoglossum conforme 10(> Bladen veel meer dan 4 cM. breed Elaphoglossum latifolium 107 Elaphoglossum conforme Schott. Varentje met lancetvormige bladen met een aan den onderkant sterk uitstekende middennerf en zeer dicht bijeengeplaatste, evenwijdige zijnerven; de bladen zijn veelal tot 20 cM. lang en tot 4 cM. breed. St. Eustatius, Saba. POLVPODIUM LYCOPODIUM. 10? Ëlaphoglossum latifolium J.Sm. Afaren met lancetvormige tot lijnvormige bladen met een aan den onderkant sterk uitstekende middennerf en zeer dicht bijeenge- plaatste, evenwijdige zijnerven; de bladen zijn tot 70 cM. lang en tot 8 cM. breed. Saba. Ëlaphoglossum petiolatum Urb. Varentje met smal-lancetvormige bladen, die naar top en basis scherp toeloopen, vrij kort gesteeld en tot 15 cM. lang en tot 2 cM. breed zijn; de geheele plant is eenigszins kleverig. St. Eustatius. Fam. VI. Gleicheniaceae. 2. Gleichenia J.Sm. Gleichenia bifida Spreng. Herhaaldelijk dichotoom vertakte, meer dan 1 M. lange, dikke, stevige bladen; de blaadjes van de voorlaatste orde zijn lancet- vormig van omtrek en bestaan uit veertig of meer jukken ; de blaadjes van de laatste orde zijn lijnvormig, tot 2,5 cM. lang en 0,3 cM. breed : de achterkant van de bladen is zeer dicht, zacht- viltig behaard; de sporangien zijn in klein aantal tot sporangiën- hoopjes vereenigd, die aan weerskanten van de hoofdnerf der blaadjes van de laatste orde in één rij geplaatst zijn. Saba. Fam. XII. Ophioglossaceae. 1. Ophioglossum L. Opliioglossum reticulatum L. Laag plantje, dat bestaat uit een hartvormig blad van veelal 4 cM. lengte en breedte en een aanhangsel, een + 6 cM. lange, gesteelde aar, waarlangs de sporangien geplaatst zijn. Saba. Fam. XIII. Lycopodiaceae. 1. Lycopotlium L. Planten, waarvan de stengels dicht bezet zijn met lijnvormige bladen, in wier oksels niervormige sporangien geplaatst zijn, die met 2 kleppen openspringen. 1 Bladen 0,3 cM. breed Lycopodium taxifoUum 108 Bladen draadvormig Lycopodium verticillatum 108 108 LYCOPODIAC£AK — SEXAGINEXLACEAE;. Lycopodium taxifolium Sw. Kruipende of hangende plant, waarvan de geheele stengel dicht bezet is door lijnvormige, zittende bladen, die in een punt eindigen en 1,5 cM. lang en 0,3 cM. breed zijn; de sporangiün zijn 0,2 cM. breed. St. Eustatius, Saba. Lycopodium verticillatum L. Kruipende of hangende plant met stengels, die geheel bezet zijn met zeer dicht opeengeplaatste, draadvormige bladen, die tot 0,5 cM. lang zijn; de stengels hebben met de bladen een dikte van 0,3 cM. ; de sporangiün zijn 0,1 cM. breed. Saba. Fam. X!V. Psilotaceae. 1. Psilotnm Sw. Psilotum triquetrnm. Sw., Syn. Psilotum nudum Gris. Plant geheel bestaande uit een langen, min of meer driekantigen stengel, die in het bovenste gedeelte zeer sterk dichotoom vertakt is en in de eindvertakkingen plat en eenigszins gevleugeld en daar veelal 0,1 cM. breed is; aan de laatste vertakkingen zijn driedeelige sporangiün geplaatst van 0,2 cM. middellijn; de geheele plant kan 30 — 100 cM. hoog worden. Saba. Fam. XV. Selayindlaceae. 1. Selaginella Spring. Planten met stengels, die dicht bezet zijn met bladen, welke duidelijk van twee verschillende afmetingen zijn; de stengels en bladen zijn meestal platgedrukt; de twee soorten sporangiün zijn geplaatst in duidelijk van de andere stengels te onderscheiden, niet platgedrukte stengel toppen. 1 Tot 50 cM. hooge planten met zeer duidelijken stengel van 0,2 cM. dikte Selaginella flabellata 108 Kleinere planten, meestal liggend en niet duidelijk voorzien van dikke stengels Selaginella sübstipitata 109 Selaginella flabellata Spring. Tot 50 cM. hooge plant met duidelijken stengel ; de bladen zijn zeer verschillend van vorm, de kleinere bladen zijn eenigszins sikkel- vormig gebogen, de andere, die meer dan tweemaal zoo lang zijn, 0,3 cM. lang en 0,1 cM. breed, zijn ovaal en zeer duidelijk gewimperd; de takken met sporangiün hebben kleinere, spitse bladen. Saba. IA'COPODIUM — SKLAGIXl'.LLA. 109 Selaginella substipitata Spring. Laagblijvend plantje: de blaadjes zijn zeer verschillend van vorm. de kleinere voorzien van een spitse punt, de grootere, die ongeveer tweemaal zoo lang zijn, 0,3 cM. lang en 0,2 cM. breed, zijn eenigszins hartvormig, eivormig, ongewimperd; de takken met sporangiën hebben kleine, spitse bladen. Saba. PHANEROGAMAE. CYMNOSPERMAE. Fam. 6. Pinaceae. 45. Juniperns L. Jnmperns bermudianus L. Boom met twee soorten bladen; aan de oudere takken staan in drietallige kransen naaldvormige bladen, die 1 cM. lang zijn, aan den achterkant diep gegroefd en aan den voet 0,2 cM. breed; de jongere takken zijn vierkant, 0,2 cM. dik, voorzien van dicht opeengedrongen, schubvormige bladen die 0,2 cM. lang zijn en aan den achterkant gegroefd; de bloemen zijn eenslachtig; de vrouwelijke bloemen zijn geplaatst in een kogelvormige bïoeiwijze en hebben een open vruchtblad; de vrucht is een schijnbes; de mannelijke bloemen zijn in katjesachtige bloeiwijzen geplaatst en bestaan ieder uit één meeldraad. Saba: Bermuda ceder: gekweekt. ANGIOSPERMAE. MONOCOTYLEDONEAE. Fam. 8. Typhaceae. 49. Typha L. Typka domingeiisis Pers. Waterplant met lange, lijnvormige bladen, die tot meer dan 80 cM, lang en 1 — 2 cM. breed zijn ; de eenslachtige bloemen zijn geplaatst in 2 rolronde schij naren, waarvan de onderste de vrouwelijke bloemen, de bovenste de mannelijke draagt; het bloemdek bestaat uit haren ; er zijn 3 meeldraden en het éénhokkig vruchtbeginsel bevat één zaadknop ; tusschen de bloemen komen knotsvormige schubben voor. Cüratao. Fam. 11. Potamogetonaceae. Ondergedoken waterplanten met zeer smalle, minder dan 0,4 breede bladen en zeer kleine bloemen zonder bloembekleedselen. 1 Bloemen tweeslachtig : vrachtjes duidelijk buiten de bladen uitstekend ö9. Ruppia 111 Bloemen éénslachtig, tusschen de bladen verborgen GO. Cymodocea 111 JUNIPERUS ECHINODORUS. Hf 59. Ruppia L. Ruppia maritima L. De bladen zijn tot 10 cM. lang en 0,1 cM. breed en geheel onder- gedoken ; de bloemen hebben geen bloembekleedselen, 2 meel- draden en vier of meer vruchtbeginsels; de vrachtjes zijn 0,3 cM. lang en staan op tot 1 cM. lange steel tj es. Curaqao, Aruba, Bonaire. 60. Cymodocea. Ch. Koenig. Cymodocea manatorum Aschers. De 6 — 11 cM. lange en 0,1 cM. breede bladen zijn geheel onderge- doken; de éénslachtige bloemen hebben geen bloembekleedselen, 2 meeldraden en 2 vruchtbeginsels en worden door scheedeachtige schutbladen omgeven. St. Martin, Curacao. Fam. 12. Najadaceae. 61. Na jas L. Najas guadahipeusis Morong. Ondergedoken waterplant met dunne stengels en lijnvormige, getande bladen, die 1,2 — 2,7 cM. lang zijn en 0,1 — 0,17 cM. breed; de bladen zijn aan weerszijden voorzien van ± -10 kleine tanden en hebben een eenigszins stengelomvattenden voet; de bloemen zijn éénslachtig en bestaan uit één stamper of één meeldraad, hebben geen bloem- bekleedselen en staan in de bladoksels. Curacao. Fam. 15. Alismaceae. 75. Echinodorus Engelm. Ecliinodorus cordifolius Gris. Waterplant met langgesteelde, boven het water uitstekende, dikke, hartvormige bladen, die 10-15 cM. lang en breed zijn ; de bloemen zijn geplaatst in een zeer samengestelde, rijkbloemige, trosvormige bioeiwijze, die ver boven het water uitsteekt en hebben 3 kelk- achtige en 3 bloemkroonachtige bloemdekbladen, twaalf of meer meeldraden en een groot aantal éénhokkige vruchtbeginsels met één zaadknop; de vruchtbeginsels zijn op een kegelvormigen bloem- bodem ingeplant en bovenstandig. Curacao. Fam. 17. Hydrocharitaceae. Ondergedoken waterplanten met meer dan 0,4 cM. breede bladen ; de éénslachtige bloemen hebben een enkelvoudig bloemdek. 112 HYDROCTARITACtfAË — GRAMIXEAË. 1 Bladen lintvormig, meer dan 6 cM. lang . . . 92. Thalassia 112 Bladen langwerpig, duidelijk gesteeld, nooit meer dan 4 cM. lang 85. Halophila 112 85. Halophila Thou. Halophila Baillonis Aschers. De dunne stengels hebben op grooten afstand van elkander geplaatste, 0,5 cM. langgesteelde, dunne, langwerpige bladen, die duidelijk drienervig en 1 — 2 cM. lang en 0,4 — 0,7 cM. breed zijn; aan den voet van de bladen staan vliezige, schubvormige blaadjes; de mannelijke bloemen hebben 3 meeldraden. CüEACAO. 92. Thalassia Banks. Thalassia testudinum Sol. Wortelstok en stengeldeelen dicht bezet met bladresten ; de bladen zijn breed-lijnvormig, 1 cM. breed en vijftien of meer cM. lang en zijn in armbladige rozetten geplaatst ; de mannelijke bloemen hebben 6 meeldraden. Cueacao : Jeerba die leaania, Fam. 19. Gramineae. Kruidachtige, zelden houtige planten met meestal lijnvormige bladen met open bladscheede, voorzien van een ligula ; de stengel is meestal hol, rolrond ; de bloemen hebben geen bloemdek, zijn twee-, zelden éünslachtig ; de tweeslachtige bloemen bestaan uit een éénhokkig vruchtbeginsel met 2 stempels en één zaadknop, 3 meeldraden en meestal 2 lodiculae; de bloemen worden omgeven door kafjes en zijn geplaatst in één- of meerbloemige aartjes ; de 2 kafjes die onmiddellijk onder de bloemen staan heeten kroonkafjes, de daar- onder geplaatsten kelkkafjes ; de aartjes zijn geplaatst in samen- gestelde bloeiwijzen, die aar- of pluimvormig kunnen zijn, meer of minder samengesteld; de vrucht is éénzadig, niet openspringend en vruchtwand en zaadhuid zijn met elkander vergroeid. 1 Aartjes éénbloemig zonder verlenging van de as boven de bloem; het geheele aartje laat na den bloei los van den hoofdsteel 2 Aartjes veelbloemig, soms éénbloemig, maar dan met een uitsteeksel van de as boven de bloem; de kelkkafjes blijven staan, terwijl de bloemen met de kroonkafjes na den bloei afvallen 16 2 Aartjes ruggelings saamgedrukt of geheel rond 3 Aartjes van terzijde saamgedrukt 1SG. Pharus 124- HALOPHILA THALASSIA. 113 3 Beide kroonkafjes niet kraakbeenachtig 4 Beide kroonkafjes kraakbeenachtig 8 4 Assen der bloeiwijze geleed 5 Assen der bloeiwijze niet geleed 7 5 Mannelijke en vrouwelijke bloemen in geheel gescheiden bloeiwijzen 102. Zea 114 Mannelijke en vrouwelijke bloemen in één bloeiwijze voor- komend 6 6 Alle aartjes gelijk, tweeslachtig 111. Saccharum 114 Aartjes verschillend van vorm 134. Andropogon 114 7 Drie of vier aartjes door een gemeenschappelijk omhulsel omgeven 140. Anthephora 117 Geen omhulsel om de aartjes 143. Tragus 117 8 Aartjes niet door borstels omgeven 9 Aartjes door borstels omgeven 14 9 Twee kelkkalfjes 10 Drie kelkkafjes 11 10 Eén tweeslachtige bloem 161. Paspalum 117 Twee tweeslachtige bloemen 165. Isachne 11S 11 Beide onderste kelkkafjes zonder naald 12 Minstens één van de twee onderste kelkkafjes met naald. 13 12 Onderst kroonkafje met aanhangsels of strepen aan de basis 167. Ichnanthus 122 Onderst kroonkafje zonder aanhangsels of strepen aan de basis . . o 166. Panicum 118 13 Onderst kelkkafje zonder naald, derde kelkkafje een manne- lijke bloem omsluitend 166. Panicum 118 De onderste twee kelkkafjes met een naald 169. Opüsmenus 122 14 Aartjes na den bloei afvallend; de borstels blijven staan 171. Setaria 122 Aartjes na den bloei tegelijk met de borstels afvallend . . 15 15 Borstels met verdikte basis 174. Cenchrus 123 Borstels zonder verdikte basis 175. Pennisetum 124 16 Aartjes geen éénzijdige aar vormend 17 Aartjes een éénzijdige aar vormend 22 17 Aartjes éénbloemig 18 Aartjes twee- tot meerbloemig 19 18 Onderst kroonkafje harder dan de kelkkafjes 208. Aristida 124 Onderst kroonkafje zachter dan de kelkkafjes 230. Sporobolus 125 8 114 GRAMINEAË. 19 Onderst kroonkafje in naalden verdeeld 310. Pappophorum 127 Onderst kroonkafje niet in naalden verdeeld 20 20 Onderst kroonkafje één- tot drienervig . . 341. Eragrosüs 128 Onderst kroonkafje vijfnervig 21 21 Drie of meer kelkkafjes aan elk aartje . . . 365. Uniola 129 Twee kelkkafjes aan elk aartje 385. Festuca 129 22 Eén tweeslachtige bloem in elk aartje 23 Meer dan één tweeslachtige bloem in elk aartje 25 23 Geen leeg kafje boven de tweeslachtige bloem 282. Cynodon 125 Eén of meer leege kafjes boven de tweeslachtige bloemen 24 24 Aren in schijnkransen of dicht bij elkander geplaatst, zelden één aar 288. Chloris 126 Aren niet in schijnkransen 195. Bouteloua 124 25 Aren zeer dicht bij elkander geplaatst 26 Aren duidelijk op afwisselende hoogten van den stengel geplaatst 307. Leptochloa 127 26 Aren met een eindaartje 304. Eleusine 127 Aren zonder eindaartje, in een punt uitloopend 305. Dactyloctenium 127 102. Zea L. Zea Mays L. Meer clan manshoog gras met éénslachtige bloemen; de mannelijke bloemen zijn in een vertakte bloeiwijze geplaatst, de vrouwelijke bloemen in een dikke bloeikolf, die door schutbladen omgeven is. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Mais; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire: Maisji grandi; gekweekt. 111. Saccharum L. Saccharum offlcinarum L. Meer dan manshoog gras met tweeslachtige bloemen, omgeven door haren, die iets langer zijn dan de kafjes; alle aartjes zijn gelijk van vorm. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin: Sugar cane; gekweekt. ( i i.-acao, Aruba, Bonaire: Kanja; gekweekt. 134. Andropogon L. Grassen met aartjes, die gemakkelijk van de steeltjes afvallen; er zijn twee soorten aartjes in één bloeiwijze; de gesteelde aartjes zijn meestal éénslachtig, de zittende aartjes zijn tweeslachtig en onderling van vorm verschillend. 1 Aren alleenstaand in de bladoksels en tegelijk de bladen tot 0,3 cM. breed en tot 7 cM. lang Andropogon curassavicus 115 ZEA — ANDROPOGON. 115 Niet tegelijk de aren alleenstaand in de bladoksels en de bladen tot 0,3 cM. breed en tot 7 cM. lang 2 2 Aartjes van kafnaalden voorzien, die minstens 1 cM. lang zijn Aartjes zonder kafnaalden of met kafnaalden, die veel minder dan 1 cM. lang zijn £- 3 Kafnaalden 3 cM. lang of langer . . Andropogon contortus 115 Kafnaalden minder dan 3 cM. lang 5> 4 Stelen der aartjes duidelijk wollig behaard 7 Stelen der aartjes niet wollig behaard 8 5 Aartjes duidelijk door vervormde bladen als schutblaadjes omgeven Andropogon glomeratus 116 Bloei wij zen aan den voet niet van bladen voorzien .... 6 6 Bloemen geheel gehuld in wollige haren Andropogon Isehaemum 116 Bloemen niet gehuld in wollige haren . . . Andropogon sorghiim 116 7 Bloeiwijzen langs een langgerekte hoofdas geplaatst ; plant naar citroen riekend Andropogon Schoenanthus 116 Bloeiwijzen een naar boven breeder wordende pluim vormend Andropogon bicornis 115 8 Kelkkafje voorzien van een paar rijen stekelharen, die een duidelijk verdikten voet bezitten Andropogon zizanioides 117 Kelkkafjes door gewone haren wollig behaard Andropogon sorghum 116 Andropogon bicornis L. Gras van veel meer dan 50 cM. hoogte met stijve, glimmende bladen; de bloeiwijze bestaat uit een groot aantal, rijkelijk van 0,2 cM. breede bladen voorziene, dunne takken, die allen eindigen in zeer wollige aartjes, welke heel licht van de as afvallen en door een schutblad omgeven zijn; de bloeiwijze maakt den indruk vaneen zich waaiervormig uitspreidenden tros. Saba. Andropogon contortus L. De aartjes zijn voorzien van + 6 cM. lange kafnaalden, die duidelijk gedraaid zijn; de bladen zijn 0,5 cM. breed. St. Eustatius. CüRAQAO. Andropogon curassavicus Bold. Vrij laag blijvend gras met smalle, eenigszins spits toeloopende bladen, die tot 7 cM. lang en tot 0,3 cM. breed zijn; de bloeiwijzen zijn 116 GRAMINEAE. aarvormig, alleenstaand in de bladoksels, worden door de bladen omgeven en breken gemakkelijk af met zeer sterk opgezwollen geledingen ; de gesteelde aartjes bestaan uit één kafje ; de vruchtbare bloem heeft een tot 1 cM. lange kafnaald en is met de spits toe- loopende katjes 0,7 cM. lang. Cukaqao. Andropogon glomeratus Britton. Onder elke twee 4 cM. lange, aarvormige bloeiwijzen, die uit een groot aantal aartjes bestaan, zijn duidelijk schutbladen zicht- baar; de bloemen zijn voorzien van een 1,3 cM. lange kafnaald en de as is dichtviltig behaard; naast elk zittend bloempje bevindt zich een steeltje, dat viltig behaard is ; de bladen zijn + 1 cM. breed. Saba. Andropogon Iscliaemum L. De aartjes zijn geplaatst in aren, die aan den top van den stengel staan en omgeven zijn door één blad; de bloemen zijn voorzien van een 1,5 cM. lange kafnaald ; de as is behaard en de katjes zijn eveneens voorzien van lange haren ; de bladen zijn 0,4 cM. breed. Cukaqao. Andropogon Schoennnthus L. De aartjes zijn geplaatst in aren, die in bundels door schuitvormig gebogen schutbladen omgeven zijn; deze saamgestelde bloeiwijzen staan langs een lange hoofdas; de bloemen hebben geen kafnaalden; de bladen zijn 50 cM. of meer lang en + 1 cM. breed; de plant riekt naar citroen. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin: Lemongrass ; gekweekt. Cukaqao, Aruba, Bonaire: Jeerba die lamoen, Lemoengras, Malohie; gekweekt. Andropogon sorglium Brot. Gras van meer dan manshoogte met dichte pluimen of, indien het kleiner is, dan met zeer wijduitstaande bloeiwijzen. 1 Bloeiwijze wijd uiteenstaand 2 Bloeiwijze niet wijd uiteenstaand var. sativus. 2 Steeltjes van de gesteelde aartjes minder dan half zoo lang als de kafjes der zittende aartjes var. sativus. Steeltjes van de gesteelde aartjes half zoo lang als de kafjes der zittende aartjes var. halepensis. Var. satims'. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin: Creole corn, Guinea corn; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire: Maisji raboe, Maisji sieete siman, Maisji sjikietoe; gekweekt. Var. halepensis: vCura^ao, Aruba, Bonaire: Johnsongras ; gekweekt. AXDROPOGON — PASPALUM. 117 Andropogon zizanioides Urb. De aartjes zijn geplaatst in dunne aren, die weer kransgewijs een pluimvormige bloeiwijze vormen; de aartjes zijn veel meer lang dan breed en voorzien van een paar rijen stekelnaren met duidelijk verdikten voet; de aartjes hebben geen kafnaalden. St. Eustatius. 140. Anthephora Schreb. Antkephora kermapkroditica O. Ktze. Bloeiwijze een eindelingsche, rechte schijn aar vormend, waarvan de as sterk heen en weer gebogen is; de bloemen worden omgeven door een hard, zeer diep ingesneden, vierdeelig schutblad, waarvan de punten zeer scherp toeloopen. St. Eustatius, Saba, St. Martin. CüRAgAO, Aruba, Bonaire. U3. Tragus Hall. Tragus race m o sus Hall. Bloeiwijze een eindelingsche, rolronde schijnaar vormend; de aartjes zijn eirond en geheel bedekt door wijd uitstaande, dikke haren, die in 5 rijen staan; de bladrand is vooral aan den voet voorzien van groote haren. St. Eustatius, Saba, St. Martin. CüRAgAO, Aruba, Bonaire. 161. Paspalum L. De aartjes zijn geplaatst in sch ij naren, die lijnvormig en saam- gedrukt zijn; de aartjes zijn platgedrukt, hebben geen naald en zijn in rijen van 2 of -± op steeltjes geplaatst in eenzijdige schijnaren. 1 Twee smalle, lijnvormige schijnaren aan den top van den stengel Paspalum conjugatum 117 Bloeiwijze uit meer dan twee schijnaren gevormd 2 2 Aartjes duidelijk voorzien van een vliezigen rand, die sterk ingesneden is Paspalum fimbriatum 118 Aartjes zonder vliezigen, ingesneden rand Paspalum gldbrum 118 Paspalum conjugatum Bergius. De aaitjes zijn geplaatst in twee lijnvormige schijnaren, die elk uit meer dan 100 paar aartjes bestaan, welke aan den rand behaard zijn; de schijnaren zijn nauwelijks 0,1 cM. breed en meer dan 9 cM. lang ; de bladen zijn in het midden 1 cM. breed. Saba, St. Martin : Crdbgrass. 118 graminEae. Paspalum flmbriatum H. B. K. De aartjes zijn geplaatst in vier of meer schijnaren, elk bestaand uit + 30 groepjes van 2 aartjes ; deze aartjes zijn voorzien van een breeden, vliezigen, ingesneden rand; de schijnaren zijn 0,5 cM. breed en tot 6 cM. lang ; cle bladen zijn 1 cM. breed. St. Eustatius, Saba. Paspalum glabruin Poir. De aartjes zijn geplaatst in drie of meer schijnaren, elk uit dertig tot meer groepen van 2 aartjes bestaand ; de aartjes zijn kaal en hebben geen vliezigen rand; de schijnaren zijn tot 0,3 cM. breed en tot 10 cM. lang ; de bladen zijn bruinachtig, in 't alge- meen 0,5 cM. breed. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Curaqao, Aruba, Bonaire. 1G5. Isachne R, Br. De aartjes zijn geplaatst in pluim vormige bloei wij zen en zijn twee- bloemig; er zijn 2 kelkkafjes; de aartjes vallen boven de kelk- katjes af. 1 Bladen meer dan 1 cM. breed .... Isachne arundinacea 118 Bladen veel minder dan 1 cM. breed .... Isachne rigens 118 Isachne arundinacea Gris. De bladen zijn in de onderste helft tot 2,5 cM. breed; de bloeiwijze is een zeer samengestelde pluim met aartjes van 0,1 cM. lengte, geplaatst op haardunne steeltjes. Saba. Isachne rigens Trin. Kruipend gras met zeer dicht opeengedrongen, eenigszins sikkel- vormig omgebogen bladen, die 1,5 — 3 cM. lang zijn, een zeer stevige middennerf en stevigen rand hebben, 0,2 cM. breed zijn en in een stekelpunt eindigen; de bloeiwijze is een 3 — 4 cM. lange pluim met een klein aantal zijtakken; de aartjes zijn 0,2 — 0,3 cM. lang gesteeld. Saba. 166. Panicum L. De aartjes zijn geplaatst in pluimen; er zijn 3 kelkkafjes aanwezig, waarvan het onderste dikwijls zéér klein is; de onderste twee kelkkafjes hebben geen naald; de kroonkafjes zijn zeer hard; de aartjes vallen in hun geheel af. PASPALUM — PANICUM. 119 1 Grassen, die opklimmen tusschen andere planten ; eenigszins houtige stengels Panicum divaricatum 120 Niet dergelijke klimmende grassen 2 2 Aartjes duidelijk viltig door haren 3 Aartjes niet viltig door haren 5 3 Bladschijf dichtviltig Panicum lachnanthum 121 Bladschijf niet dichtviltig 4 4 Bladen eenigszins behaard Panicum velutinosum 122 Bladen geheel kaal Panicum insulare 121 5 Schijnaren 0,1 cM. dik, in een zevental boven aan den stengel geplaatst in kransen van ongeveer 3 ; schijnaren 7 cM. of meer lang Panicum sanguinale 121 Bloeiwijzen anders gevormd 6 6 Bladen in 't algemeen niet meer dan 5 cM. lang 7 Bladen meer dan 5 cM. lang 10 7 Bladen veel minder dan 0,5 cM. breed Panicum distanti flor um 120 Bladen niet minder dan 0,5 cM. breed 8 8 Bloeiwijze een samengestelde pluim vormend met aartjes, die op zeer dunne, draadvormige steeltjes van 1 cM. en meer lengte geplaatst zijn; aartjes minder dan 0,1 cM. lang Panicum brevifolium 120 Aartjes niet op zulke lange, dunne steeltjes en steeds meer dan 0,1 cM. lang 9 9 Tusschen de aartjes duidelijke borstels; kafjes onbehaard Panicum reptans 121 Geen borstels tusschen de aartjes; kafjes behaard Panicum grossarium 120 10 Bloeiwijze samengesteld uit schijnaren met zittende aartjes; schijnaren dicht, zoodat de spil verborgen is 11 Spil der schijnaren duidelijk zichtbaar 12 11 Kafjes behaard Panicum colonum 120 Kafjes onbehaard Panicum geminatum 120 12 Bladen 0,3 cM. of minder breed 13 Bladen meer dan 0,5 cM. breed 14 13 Onder vele aartjes is één ver daar boven uitstekende borstel aanwezig Panicum stenodes 122 Geen borstel onder de aartjes aanwezig Panicum hirticaule 121 14 Aartjes nooit meer dan 0,1 cM. lang gesteeld . . . Panicum motte 121 Aartjes meer dan 0,1 cM. lang gesteeld . . . Panicum maximum 121 120 GRAMINEAË. Panicum brevifolium L. De pluimvormige bloeiwijze heeft vele, minder clan 0,1 cM. lange aartjes op draadvormige steeltjes van 1 cM. lengte of meer; de bladen zijn niet meer dan 5 cM. lang en worden naar den top toe duidelijk smaller. Saba. Panicum colonum L. De bloeiwijze, bestaande uit minder dan 8 zittende schijnaren van 0,5 cM. dikte en 1,8 cM. lengte, is rond, niet tegen de hoofdas aangedrukt; de buitenste kafjes zijn zachtviltig; de dunne bladen zijn niet meer dan 0,4 cM. breed. Saba, St. Martin. Curaqao. Panicum distantiflorum Rich. Zeer laag plantje met tot 0,2 cM. breede, 5 cM. lange bladen ; de korte bloeiwijze bestaat uit armbloemige, pluimvormig samengestelde, aarvormige deelen met 0,1 cM. lange aartjes, die ongeveer 0,1 cM. lang gesteeld zijn en waarvan de kafjes zeer duidelijke nerven bezitten. CURAQAO. Panicum diyaricatum L. Een zelden bloeiend gras met houtigen stengel en bladen van 5 — 8 cM. lengte en ruim 0,5 cM. breedte, die naar den top scherp toeloopen ; de bloeiwijze is wijd uitstaand. St. Eüstatius, Saba, St. Martin: Canegrass, Wild cane. Panicum gemiiiatum Forsk. De bloeiwijze, bestaande uit meer dan 8 zittende schijnaren van 0,3 cM. dikte en 1,5 — 2,5 cM. lengte, is tegen de hoofdas aangedrukt en wordt gevormd door aartjes, die in 2 rijen geplaatst zijn; de buitenste kelkkafjes zijn kaal; de bladen zijn stevig. St. Martin. Curaqao, Aruba. Panicum grossari um L. De aartjes zijn geplaatst in schijnaren, die weer in kransen of alleenstaand een pluim vormen; de aartjes zijn bijna zittend; de bladen zijn 4 — 6 cM. lang; de kleur van de bloeiwijze is groen. St. Eüstatius, Saba, St. Martin. PANICUM. 121 Panicum hirticaule Presl. De bloeiwijze vormt een zeer ijle pluim; de aartjes zijn wijd uit- eenstaand en loopen zeer spits toe; de bladen zijn 0,5 cM. of minder breed en loopen spits toe. St. Eustatius, St. Martin. Curaqao. Panicum insulare G. F. W. Mey. De bloeiwijze vormt een dichte pluim; de aartjes zijn geheel bedekt door wollige, bruine haren ; de bladen zijn kaal ; de stengels zijn soms houtig. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Long grass. CüRAgAO. Panicum lachnanthum Torr. De bloeiwijze vormt een aarvormige pluim; de aartjes zijn geheel bedekt door witte, wollige haren ; de bladen zijn zachtviltig. Aruba, Bonaire. Panicum maximnm Jacq. Grassen van meer dan 1 M. hoogte; de bloeiwijze is een zeer samengestelde pluim met 0.3 cM. lange aartjes, die op meer dan 0,3 cM. lange steeltjes geplaatst zijn; de bladen zijn 1,5 cM. en meer breed. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Gxiinea grass; gekweekt. CuRAgAo: Gieni gras; gekweekt. Panicum molle Sw. Grassen van meer dan 1 M. hoogte; de bloeiwijze vormt een samengestelde pluim met 0,3 cM. lange aartjes, die bijna niet gesteeld zijn; de bladen zijn 1,5 cM. of meer breed; de stengel is aan de knoopen dichtwollig behaard. St. Eustatius : Paragrass ; gekweekt. Curacao, Bonaire: Paragras; gekweekt. Panicum reptans L. De bloeiwijze bestaat uit 5 — 7 schijnaren, die langs het bovenste gedeelte van den stengel geplaatst zijn; de schijnaren zijn 2 — 3 cM. lang; de bladen zijn naar de basis duidelijk verbreed en daar tot ruim 1 cM. breed. St. Martin: Running grass. CüRAgAO. Panicum sanguinale L. Aan het bovenste gedeelte van den stengel staan 5 — 8 lange, dunne schijnaren in 2 kransen of in een spiraal; de schijnaren zijn 7 — 10 cM. lang; de aartjes zijn spits. St. Eustatius, Saba, St. Martin. CüRAgAO, Aruba : Piea die galienja sjimarón. 122 GRAMINEAE. Fanicum stenodes Gris. De lange, dunne bloeiwijzen vormen een pluim met slechts één schijnaar op eiken tand der hoofdspil; er zijn niet meer dan 3 — 5 schij naren ; bij de aartjes is dikwijls een lange, bruine borstel; de bladen zijn tot 0,2 cM. breed. C uu a cao, Bonaire. Panicum velutinosum Nees. De aartjes zijn geplaatst in een rijk vertakte, pluim vormige bloei- wijze, die uit schij naren bestaat, welke in drie- of meertallige kransen geplaatst zijn; de aartjes zijn zittend; de bladen zijn 5 — 25 cM. lang; de kleur van de bloeiwijze is geel- of zwartachtig of rood aangeloopen; tusschen de aartjes bevinden zich min of meer duidelijke, borstelvormige haren. CüRAgAO, Aruba, Bonaire: Maisji totalieka. 167. Ichnanthus Beauv. Ichnanthus pallens Munro. Klimmende plant met bladen met duidelijk scheeven voet. De bladen zijn in de onderste helft breeder dan aan den top, 6 — 9 cM. lang en 1 — 1,5 cM. breed ; de bladen hebben een spits toeloopenden top en de evenwijdig loopende nerven zijn duidelijk te onderscheiden in 2 soorten, sterk uitspringende en niet sterk uitspringende; de bloeiwijze is pluimvormig met wijd uiteen geplaatste zijtakken en 0,4 cM. lange aartjes, die kort gesteeld zijn; de as van het aartje heeft binnen de kelkkafjes een aanhangsel. Saba. 169. Owlisinenus Beauv. Oplismeiius setarius B. et Sch. De bloeiwijze is on vertakt en bestaat uit eenen halm, waaraan op afstanden van 2 — 0,5 cM. aartjes in zittende bundeltjes geplaatst zijn ; buiten de + 1 c.M. lange aartjes steken kafnaalden 1 cM. of meer uit; de bladen zijn 2 — 5 cM. lang; de plant is kruipend. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Running mountaingrass. 171. Setaria Beauv. De bloeiwijze is een eindelingsche schijnaar, die soms zeer gerekt is en dan komen vertakkingen voor, zoodat de bloeiwijze meer gelijkt op een zeer sterk samengetrokken pluim ; de aartjes worden om- geven door lange borstels, die aan de hoofdas bevestigd blijven, als de aartjes afvallen. 1 Bloeiwijze niet meer dan 5 cM. lang, rolrond, dik, onvertakt 2 Bloeiwijze 8 cM. of meer lang, dun, soms vertakt Setaria setosa 123 PANICUM — CENCHRUS. 123 2 Borstels met duidelijk naar beneden gerichte haren ; bloeiwijze gedrongen, + 3 cM. lang., Setaria viridis 123 Borstels niet met naar heneden gerichte haren ; bloeiwijze .slank, meer dan 3 cM. lang; de geheele bloeiwijze voelt zacht aan Setaria glauca 123 Setaria glauca Beauv. De bloeiwijze is rolrond; de haren zijn bruinachtig; de halm steekt meer dan 20 cM. boven de bladen uit. St. Eustatius, Saba. Setaria setosa Beauv. De bloeiwijze is ijl, soms vertakt, 8 cM. of meer lang met duidelijke hoofdas tusschen de aartjes. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Curaqao. Setaria viridis Beauv. De bloeiwijze is rolrond, groen; de halm steekt minder dan 10 cM. boven de bladen uit. St. Martin. 174. Ceiichrus L. De bloeiwijze is een eindelingsche schijnaar; de aartjes worden omgeven door een zeer hard, diep ingesneden schutblad, dat zelf gestekeld en door borstels omringd is; bij het afvallen van de aartjes vallen de borstels ook af. 1 Bloeiwijze bruinachtig groen door de ver uitstekende borstels, waartusschen de aartjes verborgen zijn Cenchrus echinatus 123 Aartjes en omhullend schutblad niet door de borstels geheel verborgen; bloeiwijze niet bruinachtig groen Cenchrus carolinianus 123 Cenchrus caroliuianus Walt. De schijnaar heeft een duidelijk zichtbare as, de schutbladen zijn behalve van borstels ook voorzien van teruggebogen stekels. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Burrgrass. Curacao, Aruba, Bonaire: Peega saaja boobo. Cenchrus echinatus L. De bloeiwijze is een dichte, rolronde schijnaar ; de schutbladen worden geheel bedekt met bruinachtige borstels, waartusschen geen teruggebogen stekel voorkomen. Curacao, Aruba, Bonaire: Peega saaja mohee. 124 GRAMINEAE. 175. Pennisetum L. Cl. Rich. Pennisetum setosum Rich. De bladen loopen in een langen, spitsen top uit, zijn 7 — 20 cM. lang en 0,3 — 0,8 cM. breed; de aartjes zijn geplaatst in een schijnaar van meestal 12 cM. lengte, die geheel zachtharig is door lange zachtbehaarde borstels, welke tot ruim 1 cM. lang zijn en de aartjes omgeven. St. Eustatius. 186. Pharus L. Pharus glaber H. B. K. De bladen zijn in het midden 3 — 3,5 cM. breed en loopen naar den top zeer spits toe ; de bloeiwijze is een samengestelde pluim met zittende, 1 cM. lange aartjes; de kroonkafjes zijn kleverig behaard. St. Eustatius, Saba, St. Martin. 105. Bouteloiia Lag. De bloeiwijze heeft een on ver takte hoofdas met zittende of kort gesteelde aartjes; de steel der aartjes is, zoo aanwezig, dicht behaard ; de aartjes zijn voorzien van kafnaalden en loopen uit in scherpe punten. 1 Aartjes ruim 0,5 cM. breed. . . . Bouteloua Humboldtiana 124 Aartjes 0,1 cM. breed Bouteloua aristidoides 121r Bouteloua aristidoides Gris. De bladen zijn 0,1 cM. breed; de bloeiwijze is naar één zijde gekeerd en bestaat uit tien of meer aartjes, die 0,1 cM. breed en tot 1,5 cM. lang zijn; de aartjes zijn geplaatst op dichtviltige steeltjes van 0,2 cM. lengte. Aruba. Bouteloua Humboldtiana Gris. De bladen zijn 0,1 — 0,2 cM. breed; de bloeiwijze is naar één zijde gekeerd en bestaat uit 3-5 aartjes, die 0,5 cM. breed en 1,5 cM. lang zijn; de aartjes zijn minder dan 0,1 cM. lang gesteeid. CüRAgAO, Aruba. 208. Aristida L. Aristida Swartziana Steud. De bloeiwijze vormt een tot meer dan 20 cM. lange, samengetrokken pluim en bestaat uit aartjes, die voorzien zijn van driedeelige, tot 4 cM. lange naalden ; de bladen zijn opgerold. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Mukgrass. Curaca.0, Aruba, Bonaire. PENNISETUM — CYNODON. 125 230. Sporobolus R.Br. De bloei wij ze is een samengetrokken pluim, die meer dan 20 cM. lang is of een pluim met kransen van 1 cM. lange zijtakken; de aartjes hebben geen kafnaalden, zijn onbehaard en 0,1 cM. of minder lang. 1 Bloeiwijze een duidelijk vertakte pluim met uitstaande takken of samengetrokken, maar dan nooit langer dan 6 cM. ; bladen niet meer dan 12 cM. lang 2 Bloeiwijze een sterk samengetrokken pluim, veel meer dan 6 cM. lang en bladen meer clan 12 cM. lang Sporobolus indicus 125 2 Kelkkafjes zeer ongelijk van grootte . . Sporobolus argutus 125 Kelkkafjes bijna gelijk van grootte . . Sporobolus virginicus 125 Sporobolus argutus Kth. De bloeiwijze is een samengetrokken pluim of een duidelijk uitstaande pluim van meer dan 5 cM. lengte; de aartjes zijn 0,1—0,15 cM. lang en minder dan 0,1 cM. breed; de kelkkafjes zijn zeer ongelijk van grootte. CüRAgAO, Aruba, Bonaire: Brak gras. Jeerba fieni. Sporobolus indicus R.Br. De bloeiwijze is een meer dan 20 cM. lange, samengetrokken pluim, samengesteld uit trosvormige bloeiwijzen met korte steeltjes en rijk voorzien van kleine, spitse aartjes van 0.15 cM. lengte; de zijtakken van de hoofdbloeiwijze zijn nooit meer dan 2,5 cM. lang; de bladen zijn 30 cM. of meer lang. Saba, St. Martin: Lizard's grass. Sporobolus virgiuicus Kth. De bloeiwijze is een samengetrokken pluim, die niet meer dan 5 cM. lang is; de kelkkafjes zijn bijna gelijk van grootte, de aartjes 0,25 cM. lang en 0.1 cM. breed ; de bladen staan meestal duidelijk in 2 rijen en zijn 5 cM. of minder lang. St. Eustatius, Saba, St. Martin. 282. Cyuodou Pers. Cynodon dactylou Pers. De bloeiwijze bestaat uit 4 schijnaren, geplaatst aan den top van den stengel; elke schijnaar is 2,5 cM. lang en 0,2 cM. breed; de bladen zijn 0,2 cM. breed en tot 4 cMlang; de stengel is kruipend. St. Eustatius, St. Martin : Bahama grass. Curaqao : Brak gras saaloe. 126 GRAMINËAE. 288. Chloris Sw. De bloeiwijze bestaat uit één of meer schijnaren aan den top van den stengel ; de aartjes zijn voorzien van kafn aalden en meestal naar één zijde gekeerd. 1 Eén eindelingsche schijnaar Chloris Suringarii 126 Meer dan één aar aan den top van den stengel 2 2 Sommige aren zijn iets beneden den top van den stengel ingeplant Chloris leptantha 126 Alle aren zijn op den top van den stengel ingeplant ... 3 3 Kroonkafjes duidelijk en lang gewimperd . . . Chloris cïliata 126 Kroonkafjes niet lang gewimperd 4 4 Kroonkafje met duidelijk afgeknotten top Chloris paraguaiensis 126 Kroonkafje spits toeloopend Chloris radiata 126 Chloris ciliata Sw. Er zijn 4 — 6 schijnaren aan den top van den stengel; het buitenste kroonkafje is op den rug en aan de zijkanten zeer dichtviltig behaard en voorzien van een kafnaald, die even lang is als het kroonkafje. St. Martin. - Chloris leptantha Hitchc. Er zijn 3 — 6 schijnaren, die duidelijk op verschillende hoogte aan den top van den stengel geplaatst zijn; de aar is ijl, 8 cM. of meer lang; de aartjes zijn naar alle zijden gekeerd. CüRAgAo, Aruba, Bonaire. Cloris paraguaiensis Steud. Er zijn zeven of meer schijnaren, alle geplaatst aan den top van den stengel; de schijnaar is dicht; de aartjes zijn duidelijk naar één zijde gekeerd; het kroonkafje is afgeknot en heeft een 0,5 cM. lange kafnaald. Saba, St. Martin. CüRAgAo, Aruba, Bonaire. Chloris radiata Sw. Er zijn tien of meer schijnaren aan den top van den stengel geplaatst ; de schijnaar is dicht, duidelijk naar één zijde gekeerd; de kroon- kafjes loopen spits toe en hebben een 1 cM. lange kafnaald. Saba. Chloris Suringarii Hitchc. Er is één schijnaar aan den top van den nooit meer dan 20 cM. langen stengel geplaatst; de bladen zijn draad vormig en 5 cM. lang. CURAQAO. CHLORIS PAPPOPHORUM. 127 304. Eleusino Gartn. Eleusine indica Gartn. Er zijn twee of meer, meestal 6, schij naren aan den top van den stengel en één iets lager geplaatst; de schijnaren zijn tot 10 cM. lang en 0,5 cM. breed; de zittende aartjes zijn spits en hebben geen kafnaald. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Dutch grass. CüRAgAO, Bonaire: Kamoesji, Piea die galienja. 305. Dactyloctenium Willd. Dactylocteiiiuni aegyptium Willd. Aan den top van den stengel zijn 4 — 7 schijnaren geplaatst, die 1 — 4 cM. lang en 0,5 cM. breed zijn; de as van de schijnaren loopt aan den top in een puntje uit en de kroonkafjes eindigen in een scherpe, fijn gezaagde punt. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Curaqao, Aruba, Bonaire: Bosopaata, Haabrirnan, Maria bo Jcee beendeemi, Piea waarawaara. 307. Leptochloa Beauv. De bloeiwijze wordt gevormd door tot meer dan veertig lange, dunne schijnaren, die langs de hoofdas geplaatst zijn en tot meer dan 10 cM. lang zijn. 1 Kafnaalden in de aartjes aanwezig . . . Leptochloa virgata 127 Geen kafnaalden in de aartjes aanwezig Leptochloa filiformis 127 Leptochloa filiformis Beauv. De aartjes hebben geen kafnaalden. St. Martin. Curaqao, Bonaire. Leptochloa virgata Beauv. De aartjes hebben kafnaalden; St. Eustatius, Saba. 310. Pappophorum Schreb. Pappophorum alopecuroideum Vahl. De bloeiwijze vormt een sterk samengetrokken pluim, die tot meer dan 40 cM. lang is; de aartjes zijn voorzien van tien tot meer kafnaalden, waardoor de geheele bloeiwijze zachtharig is. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Crabgrass. Bonaire. 128 GRAMINEAE — CYPERACEAE. 341. Eragrostis Host. De bloeiwijze vormt een pluim of een schijnaar met aartjes, die ieder meer dan één bloem hebben; de aartjes vallen of geheel uiteen of de as blijft bestaan, maar dan blijven de kelkkafjes daaraan bevestigd. 1 Bloeiwijze een rolronde schijnaar, soms met meer uitstaande zijtakken, maar altijd de aartjes dicht wollig gewimperd Eragrostis ciliaris 128 Bloeiwijze geen dichte rolronde schijnaar; aartjes niet dicht- wollig gewimperd 2 2 Aartjes tien- of meerbloemig 3 Aartjes zeven- of minderbloemig .... Eragrostis pilosa 128 3 Bloeiwijze onvertakt ; halm nooit meer dan 20 cM. lang ; aartjes tegen de hoofdas aangedrukt ; bladen draadvormig Eragrostis Urbaniana 128 Bloeiwijze vertakt; halm meer dan 20 cM. lang; aartjes niet tegen de hoofdas aangedrukt ; bladen niet draadvormig Eragrostis diversifiora T28 Eragrostis ciliaris Lk. De bloeiwijze is een rolronde, soms een weinig vertakte schijnaar; de stengels zijn 0.1 cM. dik; de bladen zijn 0,2 — 0,4 cM. breed ; de aartjes zijn zeer dicht gewimperd. Sr. Eustatius, Saba, St. Martin. Curacao, Aruba, Bonaire. Eragrostis diversifiora Vasen. De bloeiwijze is een zeer sterk samengetrokken pluim ; de aartjes zijn tot 1.5 cM. lang en 0,2 cM. breed; de plant is 50 cM. of meer hoog. Aruba, Bonaire. Eragrostis pilosa Beauv. De bloeiwijze is een sterk uitstaande pluim ; de steeltjes van de meeste aartjes zijn veel langer dan de bloempakjes, die 5 — 7 bloemen bevatten. Saba, St. Martin. Curaqao, Aruba, Bonaire. Eragrostis Urbaniana Hitchc. De bloeiwijze is een onvertakte, niet meer dan 0,5 cM. breede schijnaar ; de aartjes zijn tegen de hoofdas aangedrukt en tot 0,5 cM. lang. Curaqao, Aruba, Bonaire. ERAGROSTIS — FESTUCA. 129 365. Uniola L. Uniola virgata Gris. Vrij hoog opgroeiende plant met tot 50 cM. lange en 0,5 cM. breede bladen, die opgerold zijn; de bloeiwijze is een tot 50 cM. lange pluim, bestaande uit 3 cM. lange schijnaren van 0,5 cM. lange aartjes, waarvan de kafjes spits toeloopen ; de aartjes zijn naar één kant gericht en zijn tweebloemig. Saba. 385. Festuca L. Festuca Myurus L. De bloeiwijze is een niet rijk vertakte pluim ; de aartjes zijn voor- zien van stevige kafnaalden, die nooit boven de kafjes in drieën verdeeld zijn ; er is meer dan één bloempje in de aartjes. St. Eustatius. Fam. 20. Gyperaceae. Kruidachtige planten met lijnvormige bladen, gesloten bladscheede en driekantigen stengel, of zonder bladen en met ronde stengels; bloemen zonder bloembekleedselen of met borstels, één- of twee- slachtig ; meeldraden 1 — 3, vruchtbeginsel bovenstandig, één hokkig met één zaadknop, stijl enkelvoudig of twee- tot driespletig; vrucht een nootje; bloemen in aartjes, die op verschillende wijzen tot saamgestelde bloeiwijzen zijn vereenigd. 1 Bloemen tweeslachtig 2 Bloemen éénslachtig 515. Scleria 137 2 Er zijn slechts twee of minder kafjes aan den voet der aartjes, die geen bloemen dragen 3 Drie of meer kafjes aan den voet der aartjes dragen geen bloemen 11 3 Kafjes in 2 rijen geplaatst 4 Kafjes in drie of meer rijen geplaatst 8 4 Twee stijlen 5 Drie stijlen 6 5 Nootje van terzijde saamgedrukt 562. Kyllinga 135 Nootje aan de rugzij de saamgedrukt . . . 459*. Juncellus 132 6 Aartjes in éénbloemige stukjes uiteenvallend 459***. Torulinium 134 Aartjes niet in éénbloemige stukjes uiteenvallend .... 7 7 Spil der aartjes niet afvallend 459. Cyperus 130 Aartjes boven de onderste twee kafjes afvallend 459**. Mariscus 132 9 130 CYPËRACEAE. 8 Stijl aan de basis niet opgezwollen, geleidelijk overgaand in het vruchtbeginsel 468. Scirpus 135 Stijl aan de basis opgezwollen, gemakkelijk te scheiden van het vruchtbeginsel 9 9 Plant zonder bladen; een eindelingsche bloeiwijze 469. Heleocharis 135 Plant met bladen 10 10 Basis van den stijl niet van het nootje afvallend 469*. Bulbostylis 135 Stijl in zijn geheel al of niet afvallend . 411. Fimbristyüs 135 11 Stijl tweespletig 12 Stijl driespletig 489. Cladium 130 12 Stempels lang; 1 bloemhoofdje 413. Dicliromena 136 Stempels kort en dan 1 bloemhoofdje óf lang en dan anders gebouwde bloeiwijze .... 492. Rhynchospora 136 459. Cyperus L. De tweeslachtige bloemen hebben een vruchtbeginsel met 3 stijlen; de bloemen zijn geplaatst in platte aartjes, waarvan de kafjes in 2 rijen geplaatst zijn; de aartjes zijn op verschillende wijzen ver- eenigd tot samengestelde bloeiwijzen; na den bloei blijft de as van de aartjes geheel bevestigd aan de hoofdas. 1 Meer dan 50 cM. hooge plant, zonder bladen, met rolronde stengels, die van binnen duidelijk geleed zijn Cyperus articulatus 131 Planten met platte bladen 2 2 Kafjes met duidelijk omgebogen punt . . Cyperus uncinatus 132 Kafjes zonder omgebogen punt 3 3 Aartjes zes- of meer dan zesmaal zoo lang als breed ... 4 Aartjes minder dan zesmaal zoo lang als breed 7 4 Bladen en stengels draadvormig . . . Cyperus oligostachys 131 Bladen en stengels niet draadvormig 5 5 Aartjes geelbruin Cyperus escuJeutus 131 Aartjes duidelijk roodachtig bruin 6 6 Kafjes wijd uiteen staand Cyperus distans 131 Kafjes dicht opeen staand Cyperus rotundus 132 7 Bloeiwijze niet schermvormig Cyperus compressus 131 Bloeiwijze schermvormig 8 8 Aartjes 0,5 cM. breed Cyperus oxylepis 131 Aartjes 0,2 — 0,3 cM. breed Cyperus elegans 131 CYPERUS. 131 Cyperus articulatus L. Meer dan 50 cM. hooge plant met rolronden stengel, zonder bladeren; de bloeiwijze is geplaatst aan het eind van de dun uitloopende stengels; de stengel is van binnen geleed. St. Martin. Curaqao : Oenkoe. Cyperus compressus L. De bladen en stengels zijn 0,1 — 0,2 cM. breed; 3 — 8 aartjes staan aan den top van cle stengels en zijn omgeven door schutbladen, die 7 cM. of meer lang zijn. Curaqao. Cyperus distans L.f. Tot 1 M. hooge plant met sterk vertakte bloeiwijzen; de bladen zijn tot 1 M. lang en tot 1 cM. breed; de schermvormig gerang- schikte takken der bloeiwijze zijn langgerekt, voorzien van 2 — 3 cM. lange en 0,1 cM. breede aartjes met wijd uitstaande kafjes en bevatten 10 — 20 bloemen. St. Eustatius. Cyperus elegaus L. De aartjes zijn bleekgeel, in ronde kopjes geplaatst en deze in scherm- vormige bloeiwijzen; de schutbladen zijn 0,1 cM. breed en meer dan 10 cM. lang. St. Eustatius, St. Martin. Curaqao, Bonaire. Cyperus esculentus L. De bloemen zijn geplaatst in 0,8 — 1,2 cM. lange, duidelijk platge- drukte, geelbruine aartjes, die in acht- tot twintigtal langs de as van de soms meer dan 5 cM. lange, gesteelde bloeiwijzen staan. Curaqao, Aruba, Bonaire: Jeerba die kooko, Kooko die amiena. Cyperus oligostachys H.B. Tot 20 cM. hoog plantje met draad dunne stengels en met tot 8 cM. lange, 0,2 cM. breede bladen; de bloeiwijzen zijn omgeven door tot 5 cM. lange schutbladen ; cle aartjes zijn tot 1,8 cM. lang en 0,2 cM. breed. Curaqao, Aruba, Bonaiee. Cyperus oxylepis Nees. Tot 70 cM. hooge plant met eenigszins dikke bladen, die tot 50 cM. lang zijn en 0,2 cM. breed; de zeer rijkbloemige en tot 3,5 cM. 132 cyperaceai:. lange bloeiwijzen, bestaan uit bleekgele, kopjesvormig bijeenge- plaatste aartjes. CUEAgAO, BONAIRE. Cyperus rotundus L. De bloemen staan in 1,2 — 3 cM. lange, roodbruine, duidelijk platte aartjes, die in aantal van vijf tot veel geplaatst zijn langs de as van dikwijls meer dan 5 cM. lang gesteelde bloeiwijzen. St. Eüstatius, Saba, St. Martin : Nubgrass. Curacao, Aruba. Cyporus imcinatus Poir. De aartjes zijn in dichte hoofdjes geplaatst; de kafjes hebben een duidelijk naar achteren omgebogen punt; stengels en bladen zijn draadvormig. Curaqao, Aruba, Bonaire. 459*. Juncellus C. B. Clarke. Jimcellus laovigatus C. B. Clarke. De tweeslachtige bloemen zijn geplaatst in 2 rijen; de vrachtjes zijn van de rugzijde saamgedrukt en de vruchtbeginsels hebben 2 stijlen; de tot 0,5 cM. lange aartjes zijn alleenstaand of in klein aantal geplaatst aan den top van de tot 20 cM. lange stengels, waarboven een schutblad tot meer dan 2,5 cM. uitsteekt. St. Marti:;. 459**. Mariscns Gaertn. De tweeslachtige bloemen hebben een vruchtbeginsel met 3 stijlen; de bloemen zijn geplaatst in platte aartjes, waarvan de kafjes in 2 rijen staan en zijn op verschillende wijzen vereenigd tot samengestelde bloeiwijzen; na den bloei valt het geheele aartje af boven de onderste twee kafjes. 1 Bladen en stengels veel minder dan 0,3 cM. breed ... 2 Bladen 0,3 cM. of meer breed 3 2 Aartjes zes- tot meerbloemig Mariscns fnliginens 133 Aartjes driebloemig Mariseus gracüis 134 3 Bladen 0,8 cM. of meer breed 4 Bladen 0,6 cM. breed 6 4 Aartjes 10 — 12 nootjes dragend . . . Mariseus planifolius 134 Aartjes minder dan 10 nootjes dragend 5 5 Bladen duidelijk dwars gestreept .... Mariscns lignlaris 134 Bladen niet dwars gestreept Mariscns brizaeus 133 CYPERUS — MARISCUS. 133 6 Looze kafjes buiten de andere uitstekend . Mariscus üavus 133 Looze kafjes niet buiten de andere uitstekend 7 7 Aartjes geelachtig Mariscus confertus 133 Aartjes roodbruin Mariscus bruneus 133. Mariscus brizaeus C. B. Clarke. Meer dan 50 cM. hooge plant met bloemen in bruinroode aartjes, die duidelijk op verschillende hoogten van de as staan ; de kafjes loopen geleidelijk in een punt uit; de langgerekte, kopvormige bloeiwijzen zijn schermvormig geplaatst op 2 — 7 cM. lange stelen, aan het eind van den stengel en omgeven door meer dan 20 cM. lange schutbladen; de bladen zijn zeer scherp en 0,5 — 1 cM. breed. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin : Bullgrass. CüRAgAO, Aruba, Bonaire : Kamoe, Korta man, Jeerba die koetsjóe. Mariscus bruneus C. B. Clarke. Meer dan 50 cM. hooge plant met bloemen in bruinroode aartjes, die duidelijk op verschillende hoogten van de as staan; de aar- vormige bloeiwijzen zijn in schermen geplaatst aan het eind van den stengel op 0,2 cM. lange stelen en omgeven door meer dan 10 cM. lange schutbladen ; de bladen zijn scherp en 0,5 — 0,6 cM. breed. St. Martin. CüRAgAO. Mariscus confertus C. B. Clarke. De geelbruine, meer dan tweebloemige aartjes zijn in duidelijk ver- lengde bloeiwijzen geplaatst; de kafjes zijn voorzien van een punt, die duidelijk smaller is dan het katje; de samengestelde bloeiwijze is schermvormig en wordt omgeven door meer dan 20 cM. lange schutbladen; de bladen zijn tot 0,4 cM. breed. St. Martin. CüRAgAO, Aruba. Mariscus flayus Vahl. De geelbruine, een- of tweebloemige aartjes zijn in een duidelijk verlengd hoofdje geplaatst; deze hoofdjes staan in schermen; de bladen zijn 0,2 — 0,3 cM. breed. Saba. Mariscus fuligiiieus C. B. Clarke. De donkerbruine aartjes zijn geplaatst in enkelvoudige, kopjesvormige bloeiwijzen, waarboven een schutblad meer dan 5 cM. uitsteekt; de stengels en bladen zijn 0.1 cM. breed; de aartjes zijn tot 0,7 cM. lang. CüRAgAO, Bonaire: Jeerba maisji sjikietoe. 134 CYPÜRACUAE. Mariscus gracilis Vahl. De bladen en stengels zijn draadvormig ; de aartjes zijn tot 0,3 cM. lang en geplaatst in een dicht, rolrond hoofdje. Saba, St. Martin. CuRAgAO, Bonaire. Mariscus ligularis Urb. Tot meer dan 50 cM. hooge plant met zeer sterk schermvormig vertakte bloeiwijze, die bestaat uit cylindervormige hoofdjes van aartjes; de hoofdjes zijn tot 1 cM. in diameter en eenigszins lang gerekt; de aartjes zijn bruinrood, dicht opeen geplaatst, 0,5 cM. lang en 0,15 cM. breed en bevatten 2 — 4 bloemen; de bladen zijn 0,5 — 1 cM. breed; aan de randen zeer ruw en veelal voorzien van dwarsstrepen. Curaqao. Mariscus planifolius Urb. Meer dan 50 cM. hooge plant met bloemen, die in bruinroode aartjes geplaatst zijn; de bloeiwijze is zeer sterk vertakt en omgeven door tot 60 cM. lange schutbladen; de aartjes zijn 1—3 cM. langen bevatten 10 — 25 nootjes; de bladen zijn tot 0,5 cM. breed. Curac;ao, Aruba, Bonaire. 459***. Toruliuium Desv. De tweeslachtige bloemen hebben een vruchtbeginsel met 3 stijlen ; de bloemen zijn geplaatst in platte aartjes, waarvan de kafjes in 2 rijen staan; de aartjes zijn op verschillende wijzen tot samen- gestelde bloeiwijzen vereenigd ; na den bloei valt de as van de aartjes in stukken uiteen. 1 Stengels en bladen draadvormig. . . Torulinium filiforme 134 Stengels en bladen niet draadvormig. . . Torulinium ferax 134 Toruliuium ferax Urb., Syn. Torulinium confertum Ham. De aartjes zijn op verschillende hoogte langs een as geplaatst en vormen wijduitstaande bloeiwijzen; de lijnvormige aartjes zijn 0,1 cM. breed, 0,7 — 4 cM. lang en vallen gemakkelijk uiteen; de bladen zijn tot 0,7 cM. breed. St. Eustatius, Saba. CuRAgAO, Aruba. Toruliuium filiforme C. B. Clarke. De bladen en stengels zijn draadvormig; de aartjes staan 3 — 12 bij elkander in een kopjesvormige bloeiwijze en vallen zeer gemakkelijk in geledingen uiteen; de aartjes zijn 0,1 cM. breed en tot 2 cM. lang. iCuraqao, Aruba. MARISCUS — FIMBRISTYLIS. 135 462. Kylliuga Rottb. Kyllinga brevifoüa Rottb. De aartjes staan in een kogelvormig of meer gerekt hoofdje van 0,6 cM. doorsnede; het hoofdje wordt omgeven door drie of meer, tot 8 cM. lange en tot 1,3 cM. breede schutbladen, die aan den voet niet wit gekleurd zijn ; de bladen zijn tot 0,3 cM. breed. St. Martin. 468. Scirpus L. Scirpus micranthus Vahl. De aartjes zijn geplaatst in eivormige, 0,3 cM. lange bloeiwijzen, die ten getale van 3 bijeenzitten, schijnbaar zijdelings, aan een draad vormigen stengel ; het schutblad dat boven de bloeiwijzen uitsteekt is 1,5 cM. lang ; de bladen zijn draadvormig. Aruba, Bonaire. 469. Heleocharis R. Br. Heleocharis capitata Boeck. De aartjes zijn geplaatst in een eindelingsche, kegelvormige bloeiwijze van 0,3—0,4 cM. lengte; er steekt geen schutblad boven de bloei- wijze uit ; na den bloeitijd blijft de as over, die dan meer dan 0,4 cM. lang kan zijn en van duidelijke inkepingen voorzien is ; aan den voet van de 0,1 cM. dikke stengels zijn bladscheeden. St. Martin. CuRAgAO. 469.* Bulbostylis Kuntb. Bulbostylis floccosa pumilio Clarke. De draaddunne stengels en bladen zijn tot 10 cM. lang ; de aartjes staan zijdelings en zijn 2 — 3 cM. lang en 0,3 — 0,4 cM. breed, spits en voorzien van een daarboven uitstekend schutblad. C vb. aqao, Bonaire. 471. Fimbristylis Vahl. De bloemen zijn geplaatst in aartjes, waarvan de kafjes in meer dan 2 rijen staan, de aartjes vormen schermvormige bloeiwijzen, die soms slechts tweestralig zijn. 1 Aartjes 2 of 3 aan het eind van den stengel Fimbristylis monostachya 136 Aartjes duidelijk in schermvormige bloeiwijzen geplaatst . . 2 2 Plant meer dan 60 cM. hoog .... Fimbristylis ferruginea 136 Plant veel minder dan 50 cM. hoog . . Fimbristylis annua 136 136 CYPËRACËAE — PALMAE. Fimbristylis anima E. et Sch. De aartjes staan in een vijf- tot meers tralige, scherm vormige bloei- wijze; de bladen zijn tot 0,15 cM. breed; de vrachtjes zijn duidelijk overlangs gestreept. St. Martin. Bonaire. Fimbristylis ferruginea Vahl. De aartjes staan in een vijf- tot meerstralige, schermvormi de vrachtjes zijn glad. [ge bloeiwijze; St. Martin Curacao. Fimbristylis monostachya Hassk. De aartjes staan bij 2 of 3 aan het eind van de bloeiwijze; de onderste kafjes zijn in 2 rijen geplaatst; de vrachtjes zijn van kleine oneffenheden voorzien. CuRAgAO, Bonaire. 473. Dichromena Vahl. Dichromena radicans Schlecht et Cham. De bloemen zijn geplaatst in een eindelingsche bloeiwijze, bestaande uit één groot aartje en 2 kleinere aartjes, die omgeven zijn door een aantal schutbladen, welke tot 10 cM. lang zijn en aan den voet duidelijk een witte plek hebben ; de bladen zijn 0,3 cM. breed. Saba. 498. Cladium Crantz. Cladium rcstioides Benth. De aartjes staan in een zeer samengestelde, pluimvormige bloeiwijze van meer dan 30 cM. lengte ; de bladen zijn vlak, leerachtig, zonder middennerf en niet scherp snijdend, 1,5 cM. breed en tot meer dan 50 cM. lang. Saba. 492. Rhynchospora Yahl. Rhynchospora polyphylla Vahl. De aartjes zijn geplaatst in een samengestelde, pluimvormige bloei- wijze van meer dan 30 cM. lengte; de bladen zijn voorzien van een duidelijke middennerf, die aan den onderkant van het blad uitspringt ; bladen eenigszins gootvormig, scherpsnijdend, niet dik leerachtig en tot 0,7 cM. breed. Saba. FIMBRISTYLIS — PHOENIX. 137 515. Scleriii Berg. De aartjes zijn geplaatst in samengestelde bloeiwijzen, die min of meer aarvormig zijn; de bladen zijn voorzien van een middennerf ; de vruchtjes zijn glanzend. 1 Bladen niet meer dan 0,3 cM. breed . . Scleria lithosperma 13? Bladen 1 cM. of meer breed Scleria pterota 137 Scleria lithosperma Sw. De aartjes zijn geplaatst in een zeer ijle, aarvormige bloeiwijze, die voorzien is van 0,2 cM. breede schutbladen ; de bladen zijn 0,3 cM. of minder breed. St. Eustatius : Mountaingrass. Scleria pterota Presl. De aartjes zijn geplaatst in een aarvormige bloeiwijze, die voorzien is van tot 0,6 cM. breede schutbladen; de bladen zijn 1 cM. of meer breed en voorzien van een aan den onderkant duidelijk uit- springende middennerf; de vruchten zijn duidelijk witglimmend. Saba. Fam. 21. Palmae. Boomen met zuilvormigen, onvertakten stam; de bladen zijn hand- of veervormig samengesteld of ingesneden en geplaatst aan het uiteinde van den stam ; de bloemen zijn één- of tweeslachtig, hebben veelal een zestallig bloemdek en staan in min of meer vertakte bloeiwijzen, die voorzien zijn van een schutblad. 1 Bladen veervormig samengesteld 2 Bladen handvormig samengesteld of ingesneden 5 2 Vruchten meer dan 10 cM. lang 663. Cocos 139 Vruchten veel minder dan 10 cM. lang 3 3 Stam niet opgezwollen en geheel bedekt met resten van bladen of bladlitteekens 528. Phoenix 137 Stam gedeeltelijk opgezwollen, glad of voorzien van een weinig uitspringende ringen -i 4 Bloeikolven éénmaal vertakt 631. Euterpe 139 Bloeikolven trosvormig vertakt 613. Oreodooca 138 5 Bladsteel van stekels voorzien . 549. Copernicia 138 Bladsteel zonder stekels 536. Thrinax 138 528. Phoenix L. Phoenix dactylifera L. Boom met rechten stam, die geheel bedekt is met resten of litteekens van afgevallen bladen; de groote bladen zijn veervormig samengesteld; de bloei- kolf wordt door een groot schutblad omgeven; de mannelijke bloemen 138 PALMAE ARACËAE. hebben een bloemdek met spitse blaadjes on 6 meeldraden, de vrouwelijke bloemen een bloemdek met stompe blaadjes en 3 vruchtbeginsels; de vrucht is een besvrucht met een zeer hard zaad. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Bate; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire: Daader; gekweekt. 536. Thrinax L. Thrinax parviflora Sw. Boom met vrij dunnen stam en waaiervormig, diep ingesneden, eenigs- zins schildvormige bladen, die een ongestekelden bladsteel hebben; de bladslippen zijn aan de randen duidelijk verdikt; de bloeiwijzen bestaan uit vrij dunne stelen en de bloemen zijn tweeslachtig met een eenigszins kom vormig bloemdek, hebben 6 — 12 meeldraden en één vruchtbeginsel; de vrucht heeft de grootte van een erwt. St. Eustatius, Saba. 519. Copernicia Mart. Copernicia tectorum Mart. Boom met vrij dikken stam en groote, waaiervormige, diep ingesneden bladen met tot 5 cM. breeden, half cylindervormigen bladsteel, die voorzien is van teruggebogen stekels'; de bovenste gedeelten van den stam zijn bedekt door naar beneden gebogen bladstelen; de bloemen staan in trosvormig vertakte bloeiwijzen, zijn tweeslachtig, zittend en hebben een komvormigen krans van buitenste bloemdekbladen en een klokvormigen, binnensten krans, 6 meeldraden en een driekantig vruchtbeginsel; de vrucht is kogelvormig. Curaqao: Palmiet; gekweekt. 613. Oreodoxa Willd. Boomen met een stam, die meer of minder opgezwollen en in het bovenste gedeelte groen is; de groote bladen zijn veervormig samengesteld; de bloemen zijn geplaatst in trosvormig vertakte bloeiwijzen en zijn éénslachtig; de mannelijke bloemen hebben een losbladig bloemdek, de vrouwelijke een vergroeid bladigen, binnensten krans van bloembekleedselen ; er zijn 6 — 12 meeldraden en een aantal staminodien; de vrucht is klein. 1 Blaadjes aan den top gespleten Oreodoxa oleracea 138 Blaadjes aan den top niet gespleten. Oreodoxa regia 138 Oreodoxa oleracea Mart. Tot 50 meter hooge palmboom met slanken stam. St. Martin. Oreodoxa regia H. B. K. Slanke palmboom, die veel lager blijft dan de Oreodoxa oleracea. St. Eustatius; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire; gekweekt. PHOENIX CARLUDOVICA. 139 631. Euterpe Mart. Euterpe oleracea Mart. Boom met gladden stam ; de groote bladen zijn veervormig samen- gesteld; de bloemen zijn geplaatst in enkelvoudig vertakte bloei- wijzen en zijn éénslachtig; er zijn 6 meeldraden; de vrucht is klein. Saba : Mountain cabbage. 663. Cocos L Cocos nucifera L. Hooge boom met groote, veervormig samengestelde bladen; de bloemen zijn éénslachtig, hebben 6 meeldraden en zijn geplaatst in vertakte bloeiwijzen; de vrachten zijn meer dan 10 cM. lang. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Coco nut; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire: Kooko; gekweekt. Fam. 22. Cyclanthaceae. 67S. Carladorica Ruiz. et Pav. Carludovica paliuata Ruiz. et Pav. Palmachtige plant zonder bovenaardschen stengel en met zeer lang gestoelde, waaiervormig ingesneden bladen, waarvan de lobben verschillend diep inge- sneden zijn; de bloemen zijn éénslachtig en zijn geplaatst in kolfachtige bloeiwijzen; de mannelijke bloemen hebben een komvormig bloemdek en een groot aantal meeldraden; de vrouwelijke bloemen hebben een zeer on- duidelijk ontwikkeld bloemdek en een éénhokkig vruchtbeginsel met vele zaadknoppen. Curacao; gekweekt. Fam. 23. Araceae. Klimmende of rechtopgroeiende planten met onderaardsche stengel- deelen; de bladen zijn kromnervig, soms met één hoofdnerf; de bloemen zijn twéé- of éénslachtig, met of zonder bloemdekbladen ; de bloemen zijn geplaatst in kolven, die omgeven of gesteund worden door een schutblad. 1 Bladen met een duidelijk hartvormigen voet en aan den voet veel breeder dan aan den top 2 Bladen aan top en voet gelijk van breedte ; bladsteel gevleugeld 739. Philodendron 140 2 Plant klimmend tegen andere planten, aan de knoopen wortels vormend 739. Philodendron 140 Plant niet klimmend 3 3 Bladen leerachtig; bloeikolf meer dan 1,5 maal zoo lang als het schutblad 689. Anthurium 140 Bladen niet leerachtig, eenigszins schildvormig . . . 755. Colocasia 141 140 aracëae; — bromkliacëae;. 689. Anthuriuni Schott. Anthurium cordatum G. Don. De bloemen zijn geplaatst in tot 20 cM. lange bloeikolven van 0,6 cM. dikte, die voorzien zijn van een plat schutblad van ± 13 cM. lengte, dat in een punt eindigt; de diep hartvormige bladen zijn tot meer dan 40 cM. lang en meer dan 10 cM. lang gesteeld ; de bloemen zijn tweeslachtig en hebben een bloemdek. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Monkey tail. 739. PMlodendron Schott. De bloemen zijn geplaatst in een bloeikolf, waarom een min of meer gesloten schutblad heengrijpt; de planten klimmen, of zoo nietT dan is het schutblad zeer dikvleezig; de bloemen zijn éénslachtig en hebben geen bloemdek. 1 Bladsteel gevleugeld PMlodendron dispar 140 Bladsteel niet gevleugeld 2 2 Bladen in een spitse punt uitloopend, nooit meer dan 20 cM. lang. PMlodendron oxycardium 140 Bladen niet in een spitse punt uitloopend, veel meer dan 20 cM. lang PMlodendron giganteum 140= Philodendron dispar Schott. Klimplant met 20 — 30 cM. lange en 8 — 18 cM. breede, elliptische bladen met één hoofdnerf en 6 — 7 paren zeer duidelijke zijnerven ; tusschen deze zij nerven zijn een groot aantal evenwijdige, veel dunnere zijnerven geplaatst; de bladen zijn zeer lang gesteeld met gevleugelden bladsteel; de bloemen staan in een bloeikolf, die geheel omsloten wordt door het schutblad. St. Eustatius, Saba. Philodendron giganteum Schott. Klimplant met tot meer dan 70 cM. lange en 30 cM. breede, glimmende, diep hartvormige bladen ; de bloeikolf wordt omsloten door een zeer dikvleezig schutblad, dat tot 20 cM. lang is. St. Eustatius, Saba. Philodendron oxycardium Schott. Klimplant met hartvormige bladen, die in een spitse punt uitloopen en 5 — 15 cM. lang en 3 — 9 cM. breed zijn; de stengels zijn meestal minder dan 0,5 cM. dik en wortelen aan de knoopen. Saba. ANTHURIUM — WOLFFIA. 14-1 755. Colocasia Schott. Colocasia esculenta Schott. De bloeikolf wordt omgeven door een dun, bladachtig schutblad; de bladen zijn eenigszins schildvormig aan den bladsteel bevestigd; de bladschijf met diep harfcvormigen voet is 15— 30 cM. lang en 10 — 20 cM. breed; de bloemen zijn éénslachtig en hebben geen bloemdek; de plant heeft een knolvormig op- gezwollen wortelstok. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Tajer; gekweekt. Fam. 24. Lemnaceae. Drijvende waterplanten met bladvormige of kogelvormige stengel tjes; de bloemen zijn éénslachtig en bestaan uit één meeldraad of één stamper met meerdere zaadknopjes. 1 Stengeltjes min of meer schijfvormig, voorzien van één worteltje 79ö. Lemna 141 Stengeltjes eenigszins gerekt-kogelvormig, zonder worteltje 796. Wolffia Hl 795. Lemiia L. Lemna paucicostata Hegelm. De bladvormige stengeltjes zijn 0,1—0,2 cM. lang en breed en hebben één worteltje. St. Martin. CüRAgAO. 796. Wolffia Hork et Schleid. Wolffia punctata Gris. De eenigszins gerekt-kogelvormige stengeltjes zijn 0,05—0,08 cM. lang en 0,03 — 0,05 cM. breed en hebben geen worteltje. CüRAgAO. Fam. 32. Bromeliaceae. De bladen zijn veelal in een wortelrozet geplaatst; soms bestaat de geheele plant uit behaarde blaadjes en stengels en hangt aan boomen ; de bloemen staan in kopjesvormige of trosvormige bloei- wijzen, zijn tweeslachtig en hebben 6 bloemdekbladen, waarvan de binnenste en buitenste krans verschillend van kleur kan zijn; er zijn 6 meeldraden en een boven- of onderstandig vruchtbeginsel; de vrucht is een bes of een doosvrucht. 1 Bladen en stengels dun-draadvormig; plant geheel bedekt door schubben, aan boomtakken hangend. . . 890. Tïllandsia 143 Bladen en stengels niet dun-draadvormig 2 2 Bladen en stengels dicht bedekt door schubben, maar de bloei- wijze is duidelijk eindstandig 890. TiUandsia 143 Bladen en stengels niet door schubben bedekt 3 142 bromexiacëae:. 3 Bloemen in kopjes vorm ige bloeiwijzen 4 Bloemen in aar- of trosvormige bloeiwijzen 5 4 Bloeiwijze later vleezig wordend 851. Ananas 143 Bloeiwijze niet vleezig wordend 840. Bromelia 142 5 Vrucht een bes; scherpe punten aan de bladen 860. Wittmacltia 143 Vrucht een doosvrucht 6 6 Bloeiwijze met bloemen, die niet meer dan 0,7 cM. groot zijn 892. Catopsis 145 Bloemen meer dan 0,7 cM. groot 7 7 Bloemen duidelijk gesteeld 878. Pitcairnia 14$ Bloemen niet gesteeld 8 8 Bloeiwijze weinig vertakt 891. Yriesea 144 Bloeiwijze sterk vertakt, of zoo niet, dan de bloemen in een zeer dicht opeengedrongen, speervormige bloeiwijze 890. Tülandsia 143 840. Bromelia L. De bladen zijn geplaatst in wortelrozetten en hebben scherpe, stekel- vormige tanden ; de bloemen hebben een onderstandig vruchtbe- ginsel en een vergroeide buis van binnenste bloemdekbladen. 1 Binnenste bloemdekbladen duidelijk wollig behaard; bloeiwijze eenigszins pluim vormig ; bladen tot meer dan 2 M. lang Bromelia pinguïn 142 Binnenste bloemdekbladen kaal ; bloeiwijze zeer gedrongen kogelvormig; bladen tot 50 cM. lang Bromelia lasiantha 142 Bromelia lasiantha Willd. Plant bestaande uit rozetten van tot 00 cM. lange bladen, welke tot 3 cM. breed zijn en voorzien zijn van stekel vormige tandenT die op afstanden van 1 — 2,5 cM. van elkander geplaatst zijn ; de bloemen staan in kogelvormige bloeiwijzen binnen de bladrozetten en hebben een door haren dicht bedekten kelk en vruchtbeginsel ; de bloemen zijn tot 7 cM. lang. Curacao, Aruba: Teekoe. Bromelia pinguïn L. Meer dan 1 M. hooge plant met lange, lijnvormige bladen, die op afstanden van 1 — 2 cM. sterk omgebogen, platte stekels dragen en tot 4 cM. breed zijn ; de bloemen staan in kogelvormige bloeiwijzen, die in het midden van de groote bladrozetten geplaatst zijn. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Pingicing. BROMEUA — TILLANDSIA. 143 851. Ananas Adans. Ananas sativns Schuit, f. De lijnvormige bladen zijn in rozetten geplaatst en hebben stekelvormige tanden; de bloemen vormen een kogelvormige bloeiwijze, die in zijn geheel uitgroeit tot een vleezige, samengestelde schijnvrucht; boven de bloeiwijze bevinden zich weer bladen. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Ananas; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire : Ananas ; gekweekt. 860. Wittmackia Mez. Wittmackia lingulata Mez. De lijnvormige bladen hebben zeer scherpe, fijne tanden langs den bladrand; de ongesteelde bloemen staan in aren, die tot een pluim- vormige bloeiwijze vereenigd zijn; de kelkbladen en de schutbladen eindigen in scherpe punten; de vrucht is een bes ter grootte van een erwt. Saba, St. Martin. 878. Pitcairnia 1'Hérit. Pitcairnia ramosa Jacq. De bladen zijn lang, lijnvormig en hebben of kleine, scherpe stekels, of zijn gaafrandig, en duidelijk met een wit waas overtrokken ; de bloemen zijn tot 1 cM. lang gesteeld en voorzien van 3 rood ge- kleurde bloemdekbladen, omgeven door 3 groene; de bloeiwijze is een zeer ijle, lang gerekte pluim. St. Eustatius, Saba: Klapper. 890. Tillandsia L. Op boomen groeiende planten met lijnvormige bladen; de bloemkroon- achtige bloemdekbladen hebben geen tongetje. 1 Bladen en stengels geheel witwollig, bedekt door schubben 2 Bladen en stengels niet witwollig 3 2 Bladen min of meer in rozetten geplaatst; stengels 0,2 cM. of meer dik Tillandsia recurvata 144 Bladen en stengels in dichte verwarde massa's door elkander groeiend, van boomen afhangend; stengels veel minder dan 0,2 cM. dik Tillandsia usneokles 144 3 Bladen van den voet af met sterk omgekrulde randen; de bloemen zijn zeer dicht opeengedrongen en de bloeiwijze wordt aan den voet omgeven door in 2 rijen geplaatste bladen Tillandsia fascicidata 144 Bladen vlak 4 4 Bloemen in een zeer ijle bloeiwijze Tillandsia utriculata 144 Bloemen in een sterk vertakte, dichte bloeiwijze Tillandsia excelsa 144 144 BROMELIACEAE — COMMEEINACEAE. Tillaudsia excelsa Gris. De bladen staan in een wortelrozet en zijn geheel vlak, zonder scherpe punten of stekels; de bloeiwijze is zeer dicht en sterk vertakt, met houtige hoofdas; aan de hoofdas komen groote schutbladen voor. Saba. Tillaudsia fasciculata Sw. De bladen hebben sterk naar binnen gekrulde randen; de hoogere bladen van de stengels en de schutbladen eindigen in een zeer spits toeloopende punt ; de bloemen staan in samengedrukte aren, die tegen de hoofdas aangedrukt zijn. Saba, St. Martin. Curacao. Tillaudsia recurvata L. De bladen staan langs een langen stengel, vormen soms nog kleine rozetten en zijn geheel bedekt met grijze schubben : de bloemen zijn geplaatst aan het eind van tot 15 cM. lange stengels in korte, gedrongen, aarvormige bloeiwijzen. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Oldman's beard. Curacao, Bonaire: Barba die Jcadoesji, Marie die paaloe. Tillaudsia usneoides L. De geheele plant bestaat uit grijze, door schubben dicht bedekte, draadvormige bladen en stengels en vormt een door elkander gestrengelde massa. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Oldmaris beard. Curacao. Tillaudsia utriciilata L. De bladen, in een wortelrozet geplaatst, zijn vlak of eenigszins ge- bogen ; de bloemen staan in een zeer ijle, saamgestelde tros, die bestaat uit aarvormige takken, welke zittende bloemen dragen. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Wild pine. Curacao, Bonaire : Teekoe die paaloe. 891. Yriesea Lindl. Triesea guadalupensis Mez. De lijnvormige bladen zijn in een rozet geplaatst ; van Tillandsia onderscheidt dit geslacht zich door het bezit van een tongetje aan bloemkroonachtige bloemdek bladen ; de bladen zijn vlak en zeer breed ; de bloeiwijze is voorzien van over elkander grijpende schutbladen en is niet sterk vertakt. Saba. TILLAXDSIA TRADESCANTIA. 145 892. Catopsis Gris. Catopsis nutans Gris. De bladen zijn in een zeer groot aantal in een wortelrozet geplaatst, loopen uit in een lange punt en zijn aan den voet zeer verbreed ; de bloeiwijze is een tros en bestaat uit een aantal aren met tot 0,7 cM. lange bloemen, die zittend zijn ; de hoofdas van de bloei- wijze is tot aan het vertakte gedeelte 25 of meer cM. lang. St. Eüstatius, Saba, St. Martin. Fam. 33. Commelinaceae. Kruidachtige planten, waarvan de bladen soms in een wortelrozet zijn geplaatst, maar meestal verspreid zijn en voorzien van een duidelijke bladscheede; het bloemdek is gescheiden in kelk- en bloemkroonachtig deel; er zijn 1 — 6 meeldraden, waarvan een aantal tot staminodiën vervormd kunnen zijn; het bovenstandige vruchtbeginsel is twee- of driehokkig met een zeer verschillend aantal zaadknopjes. 1 Minder dan 3 volkomen meeldraden 2 Meer dan 3 volkomen meeldraden 3 2 Meeldraden met een zeer breed helmbindsel . 912. Callisia 146 Meeldraden zonder breed helmbindsel . . . 896. Commelina 145 3 Bloemkroonachtige bloemdekbladen niet met elkander ver- groeid 4 Bloemkroonachtige bloemdekbladen met elkander vergroeid 918. Zebrina 140 4 Eén zaad in elk hokje van de vrucht 916. Rhoeo 146 Twee zaden in elk hokje van de vrucht . 911. Tradescantia 145 S96. Commelina L. Commelina virginica L. Kruiden, waarvan de bloemen, voorzien van 3 vruchtbare en 3 on- vruchtbare meeldraden, geplaatst zijn in een bloeiwijze, welke door een breed, omgebogen, half cirkelvormig schutblad geheel verborgen wordt; de 4 — 8 cM. lange en 1 — 2 cM. breede bladen zijn lancet- vormig en aan den voet saamgetrokken. St. Eüstatius, Saba, St. Martin: Waterg?'ass. CüRAgAO, Aruba, Bonaire: Maisji grandi sjimarón. 911. Tradescantia L. Tradescantia geniculata Jacq. Kruiden met bloemen, die geplaatst zijn in dichotoom vertakte bloei- wijzen, waarvan de laatste zijtakken schermachtige bloeiwijzen 10 146 COMMELINACEAË — ULIACKAË. van 1,5 cM. lang gesteekle bloemen dragen ; de bloei wij zen steken ver buiten haar schutblaadjes uit; de 3 — 8 cM. lange en 2 — 3 cM. breede bladen zijn lancetvormig en aan de randen dicht gewimperd; de bloemen hebben 6 meeldraden. St. Martin. 912. Callisia L. Callisia repens L. Kruiden met hartvormige, zittende bladen, die in een spitse punt eindigen en tot 2 cM. lang en 1 cM. breed zijn; loodrecht op de hoofdnerven van de bladen staan zeer dicht op elkander geplaatste zijnerven; de bloemen staan in bundeltjes in de oksels der bladen en hebben 3 meeldraden. St. Eustatius, Saba, St. Martin. CüRAgAO, Aruba. 916. Ithoeo Hance. Rhoeo discolor Hance. Plant met dikken stam, waarop een bladrozet van dikke, leerachtige, lijnvormige bladen, waarvan de onderkant roodpaars gekleurd is; de bloemen staan in korte bloeiwijzen, worden geheel ingesloten door scherp opgevouwen bladen en hebben 6 meeldraden. St. Eustatius; gekweekt. 918. Zebrina Schnitzl. Zebrina pendula Schnitzl. Kruiden met bloemen met 6 meeldraden; de bloemen zijn geplaatst in een bloeiwijze, die door een breed, omgebogen schutblad geheel verborgen wordt; het schutblad is lang gerekt en heeft aan den top de gedaante van een gewoon stengelblad ; de bladen zijn breed, elliptisch tot lancetvormig, tot 4 cM. lang en 2 cM. breed. Saba. Fam. 38. Liliaceae. Planten, die meest voorzien zijn van een bol of een wortelstok; de bladen zijn dikwijls lijnvormig, soms met meerdere hoofdnerven; de bloemen zijn van zeer verschillend uiterlijk, maar hebben steeds 6 bloemdekbladen, 6 meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginsel ; de vrucht is een doosvrucht of bes. 1 Klimplanten, van ranken voorzien 1161. Smilax 147 Geen klimplanten 2 2 Bolplant; bloeiwijzen door 1 ot' 2 schutbladen omgeven 1049. Allium 147 Geen bolplant 3 Bloemen groot, wit, klokvormig 1103. Jucca 147 Bloemen niet wit, klokvormig 4 q TRADËSCANTIA — SMILAX. 147 4 Bladen zeer dikvleezig; planten met slijm 1036. Aloë 147 Bladen leerachtig; geen slijm 1110. Sanseviera 147 1020. Aloë L. Aloë vera L. Plant met dikke, leerachtige, scherp getande, lang gerekte bladen, die een groote hoeveelheid slijm bevatten; de bladen zijn in het onderste gedeelte van de bladschijf bijna halfcirkelvormig in doorsnede en loopen naar den top langzaam smaller toe; de bloemen staan in dichotoom vertakte bloeiwijzen, waarvan de eindvertakkingen dichte trossen van naar beneden gebogen bloemen bezitten; de bloemen zijn buisvormig en hebben een losbladig, zestallig bloemdek. St. Eustatius, St. Martin: Aloë; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire: Sinte blebo; gekweekt. 1049. Allium L. Allium ascalonicum L. Bolplanten met buisvormige bladen en stengels; de bloemen staan in een kogelvormige bloeiwijze aan het einde van den stengel, hebben een wijd uitstaand bloemdek en worden omgeven door een schutblad. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Charlotten; gekweekt. 1103. Jucca L. Jucca aloifolia L. Aan een dikken stam zijn rozetten geplaatst van lijnvormige, vleezige bladen, die in een scherpe stekelpunt eindigen en aan de randen zeer fijn en zeer scherp getand zijn; de bloemen zijn klokvormig, wit en staan in pluim- vormige bloeiwijzen. St. Martin: Adam's needie, Spanish dagger; gekweekt. 1110. Sanseviera Thunb. Sanseviera guineensis Willd. Plant met lange, lijnvormige, wit gevlekte, leerachtige bladen; de bloemen staan in trosvormige bloeiwijzen, die tot een eindelingsche bloeiwijze vereenigd zijn, en hebben een buisvormig bloemdek, dat tot op de helft ingesneden is. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Rhamni; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire: Jeerba koleebra; gekweekt. 1151. Smilax L. Slingerplanten met éénslachtige bloemen ; de bladstelen zijn voorzien van 2 ranken; de bloemen staan in okselstandige, schermvormige bloeiwijzen en zijn klein met radvormig bloemdek. 1 Planten geheel zonder stekels 2 Bladen en stengels voorzien van scherpe stekels Smilax ilicifolia 148 2 Bladen met hartvormigen voet en bijna even breed als lang, dik leerachtig Smilax guianensïs 148 Bladen zonder hartvormigen voet, of zoo al hartvormig, dan toch de bladen veel meer lang dan breed Smilax coriacea 148 148 UUACEAE — AMARYLLIDACEAE. Sniilax coriacea Spr. De bladen zijn doorschijnend, perkamentachtig, langwerpig, tot 18 cM. lang en 6 cM. breed; uit den top van den bladsteel ontspringen 3 hoofdnerven; het blad eindigt in een stekelpuntje. St. Eustatius: White withe. Sniilax guianensis Vitmann. De bladen zijn dik lederachtig, 10 — 15 cM. lang en breed, met bijna cirkelronde bladschijf en zeer sterk hartvormigen voet; aan den top van den bladsteel ontspringen vijf of meer hoofdnerven. St. Eustatius, Saba: Basket hoop. Smilax ilicifolia Kth. De langwerpige tot lancetvormige bladen zijn dik leerachtig, 5 — lOcM. lang en 1,5 — 5 cM. breed met meestal niet hartvormigen voet; steeds ontspringen 3 hoofdnerven uit den top van den bladsteel, waardoor de niet gestekelde vormen zich onderscheiden van S. guianensis; de bladen en stengels zijn bijna steeds voorzien van scherpe stekels. St. Martin. Fam. 40. Amaryllidaceae. Bolgewassen of planten met een wortelstok: de bloemen bestaan uit een zestallig bloemdek, dat soms van een bij kroon voorzien is, 6 meeldraden en een onderstandig, driehokkig vruchtbeginsel; de vrucht is een doosvrucht. 1 Bolgewassen 2 Planten met wortelstok 6 2 Bloemen zonder bijkroon 3 Bloemen met bijkroon 5 3 Bloemen met een buisvormig gedeelte aan het bloemdek 4 Bloemen trechtervormig 1208. Hippeastritm 149 4 Bloemen alleenstaand 11S1. Zephyrantkes 149 Bloemen in schermachtige bloeiwijzen 1189. Crinum 149 5 Bladen lijnvormig 1194. Hymcnocallis 149 Bladen hartvormig 1196. Eucharis 149 6 Dikke, vleezige. in rozetten geplaatste, dikwijls zeer groote bladen 7 Lijnvormige, vlakke bladen 1230. Hypoxis 152 7 Meeldraden korter dan het bloemdek; de stekels hebben duidelijk een ver- dikten rand, die zich over een klein gedeelte van den bladrand uitstrekt 1222. Furcraea 151 Meeldraden langer dan het bloemdek; de rand der stekels loopt niet langs den bladrand uit 1219. Agave 14-9 SMILAX AGAVE. 149 1181. Zephyranthes Herb. Zephyranthes carinata Herb. Bolgewas met lijnvormige bladen, die veelal 20—35 cM. lang en 0,5 cM. breed zijn; de bloemen zijn alleenstaand en hebben een geleeden bloemsteel, die omgeven is door een 2,5 cM. lang schutblad; de bloemen zijn tot 5 cM. lang en hebben 6 bloemdekbladen met versmalden voet. St. Eustatius, Saba, St. Martin: White snowdrop; gekweekt. 1189. Crinuin L. Crinnm americanum L. Planten met breede, lijnvormige bladen en bloemen, die geplaatst zijn in een schermvormige bloeiwijze aan het eind van een langen stengel ; de bloemen hebben een tot 12 cM. lang, buisvormig bloemdek, dat uitloopt in zes 9 cM. lange slippen, die 1,5 cM. breed zijn. St. Eustatius, Saba, St. Martin; gekweekt. 1191. Hymenocallis Salisb. Hymenocallis caribaea Herb. Plant met breede, lijnvormige bladen; de bloemen zijn in een schermvormige bloeiwijze aan het einde van een langen stengel geplaatst en hebben een dun, buisvormig bloemdek, dat behalve in 6 lange slippen van 0,3 cM. breedte ook uitloopt in een wijder, trechtervormig gedeelte, waaruit de meel- draden en een aantal 0,3 cM. breede bloemdekslippen ontspringen. St. Eustatius, Saba, St. Martin: White Ulij) gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire ; gekweekt. 1196. Eucharis Planch. Eucharis grandiflora Planch. Plant met breede, eenigszins hartvormige, kromnervige bladen, die tot meer dan 30 cM. lang en 12 cM. breed zijn; de bloemen zijn geplaatst in scherm- vormige bloeiwijzen aan het eind van een langen stengel en hebben een 4 cM. lange buis en 4 cM. lange, eivormige bloemdekslippen; de meeldraden zijn tot op Vs van den top 0,8 cM. breed vliezig. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Eucharist lüy; gekweekt, Curacao, Aruba, Bonaire ; gekweekt. 1208. Hippeastrum Herb. Hippeastrum pnnicenm Urb. Plant met lijnvormige bladen, die 3 cM. of meer breed en in een wortelrozet geplaatst zijn; de tot meer dan 8 cM. groote bloemen zijn trechtervormig en staan in een armbloemige, schermvormige bloeiwijze met 2 schutbladen; de meeldraden zijn omgebogen, waardoor de bloem zygomorph is. St. Eustatius, Saba; gekweekt. Curaca.0, Aruba, Bonaire; gekweekt. 1219. Agave L. Vrij groote planten met dikke, vleezige, langgerekte bladen, die in een wortelrozet staan, in een stekelpunt eindigen en meestal getand zijn ; de rand der tanden loopt niet langs den bladrand af; de bloeiwijze is meer dan 1 M. hoog, kandelabervormig ver- takt ; de meeldraden zijn langer dan de bloemdekbladen, die voor een groot gedeelte buisvormig vergroeid zijn. 150 AMARYLUDACEAi;. 1 Planten duidelijk een stam vormend Agave fourcroydes 150 Planten geen stam vormend 2 2 Bladen lijnvormig Agave Cantula 150 Bladen niet lijnvormig 3 3 Bladen zonder of met zeer weinige scherpe tanden . Agave sisalana 151 Bladen met scherpe tanden 4 4 Tanden 0,2 cM. of minder lang 5 Tanden meer dan 0,2 cM. lang 6 5 Eindstekel scheef, haakvormig of gebogen Agave Van Grolae 151 Eindstekel kegelvormig 6 6 Tanden op afstanden van 1 cM. van elkander geplaatst Agave Trankeera 151 Tanden op afstanden van 1 — 2.5 cM. van elkander geplaatst Agave Scheuermaniana 151 7 Bladen drie- tot viermaal zoo lang als breed 8 Bladen vijf- tot zesmaal zoo lang als breed 9 8 Tanden 0,3 — 0,4 cM. lang en op afstanden van 1 — 1,5 cM. van elkander geplaatst Agave vivipara 151 Tanden 0,4-0,8 cM. lang en op afstanden van 1,5 — 2 cM. van elkander geplaatst Agave vicina 151 9 Tanden op afstanden van 1 — 1,5 cM. van elkander geplaatst Agave Boldinghiana 150 Tanden op afstanden van 1,5 — 5 cM. van elkander geplaatst Agave petiolata 150 Agave Boldinghiana Trelease. De bladen zijn tot 1 M. lang en tot 15 cM. breed; de eindstekel is rood- bruin, gegroefd, 2.5—3 cM. lang en 0.2—0.4 cM. dik; de tanden zijn 0,4—0.7 cM. lang en op 1 — 1,5 cM. afstand van elkander geplaatst. Curacao, Bonaire; gekweekt. Agave 2 ONCIDIUM — PIPER. 161 1862. Piper L. Klimplanten met dikwijls houtige stengels en niet vleezige, meestal eenigszins leerachtige bladen, die dikwijls een hartvormigen, min of meer scheeven bladvoet hebben ; de bloemen hebben meer dan één stempel. 1 Bladen schildvormig Piper peltatum 161 Bladen niet schildvormig 2 2 Bladen zeer scheef gevormd met één hoofdnerf Piper dUatatum 161 Bladen symmetrisch 3 3 Bladen met één hoofdnerf Piper marginatum 161 Bladen met meer dan één hoofdnerf 4 4 Bladen meestal niet meer dan 10 cM. lang Piper medium 161 Bladen meestal veel meer dan 10 cM. lang Piper reticidatum 161 Piper dilatatuiH L. Cl. Rich. Klimplant of heester met langwerpige, naar den top spits toe- loopende bladen met scheeven voet ; de bladen zijn tot 18 cM. lang en 8 cM. breed, voorzien van één hoofdnerf. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Piper marginatnm Jacq. Klimplant met langgesteelde bladen met één hoofd nerf en hartvor- migen voet, die niet scheef gevormd is; de bladen zijn totl6cM. lang en breed. Saba. Piper medium Jacq. Klimplant met vrij lang gesteelde bladen met meer dan één hoofd- nerf en hartvormigen voet, die niet scheef gevormd is ; de bladen zijn tot 11 cM. lang en 5 — 6 cM. breed. St. Eustatius. Piper peltatum L. Klimplant met langgesteelde, schildvormige bladen, die tot 30 cM. diameter hebben en een hartvormigen voet bezitten. Saba. "•ov Piper reticulatum L. Klimplant of heester met eenigszins hartvormige, dikke, leerachtige bladen, die naar den top spits toeloopen, tot 20 cM. lang en 16 cM. breed zijn en 7 hoofdnerven hebben. St. Eustatius, Saba: Wild cane. ïi 162 PIPERACEAE. 1866. Peperomia Ruiz. et Pav. Kruiden, waarvan de zeer kleine bloemen één stempel hebben en in aren geplaatst zijn ; de bladen zijn veelal vleezig. 1 Bladen schildvormig Peperomia hernandifolia 163 Bladen niet schildvormig 2 2 Bladen 0,5 cM. of minder breed . . . Peperomia emarginella 163 Bladen veel meer dan 0,5 cM. breed 3 3 Bladen zeer duidelijk met hartvormigen voet, lichtgroen; steel van het bloemdragend deel van de bloeikolf niet langer dan de bladsteel Peperomia petiolaris 163 Bladen niet met duidelijk hartvormigen voet, of zoo wel, dan de steel van het bloemdragend deel van de bloeikolf veel langer dan de bladsteel 4 4 Bladschijf even breed als lang of meer breed dan lang. . . 5 Bladschijf duidelijk meer lang dan breed 6 5 Bladvoet een weinig afloopend; bladen niet meer dan 1,8 cM. breed Peperomia scandens 164 Bladvoet niet afloopend; grootere bladen steeds meer dan 0,2 cM. breed Peperomia urocarpa 164 6 Bladen tegenoverstaand Peperomia Langsdorffii 163 Bladen niet tegenoverstaand 7 7 Bladen dik, leerachtig, spatelvormig met één hoofdnerf Peperomia obtusifoJia 163 Bladen niet tegelijk dik, leerachtig en spatelvormig .... 8 8 Bladen met een duidelijk toegespitsten top 9 Bladen zonder toegespitsten top. . . . Peperomia glabella 163 9 Bladen met één zeer duidelijke hoofdnerf Peperomia acuminata 162 Bladen met vijf of meer duidelijke hoofdnerven Peperomia Boldinghii 162 Peperomia acuminata C.DC. Kruidachtige, opgerichte of kruipende plant met breed- lancetvormige, leerachtige bladen, waarbij boven den bladvoet 2 dunnere hoofd- nerven uit de dikke hoofdnerf ontspringen; het meerendeel der bladen is 3 — 7 cM. lang; de bloemen staan in zeer lange aren. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Peperomia Boldinghii C.DC. Kruidachtige, rechtopgroeiende plant met kortgesteelde, naar top en basis spits toeloopende, elliptische bladen met 5 hoofdnerven, pEpEromia. 103 die tot 3 cM. lang en 2 cM. breed zijn; de bloemen staan in tot 7 cM. lange aren. Saba. Peperomia emarginella C.DC. Kleine plantjes met 0,05 cM. dikke stengels en blaadjes, die tot 0,5 cM. breed zijn; de blaadjes zijn iets meer breed dan lang en aan den top duidelijk uitgerand; de bloeiwijze is 0,5 cM. lang. Saba. Peperomia glabella A. Dietr. Deze plant onderscheidt zich van P. acuminata door den meeropge- richten stand en door de bladen, die minder scherp toegespitst zijn of een eenigszins afgeronden top hebben, verder doordat de hoold- nerven, 3 of 5, alle aan den voet van de bladschijf ontspringen en er minstens 3 zeer duidelijk ontwikkeld zijn. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Orchid's purslane. Peperomia hernandifolia A. Dietr. Kruipende plant met zeer lang gesteelde, schildvormige bladen, die eivormig, 6 — 9 cM. lang en 4-6 cM. breed zijn en in een spitse punt plotseling toegespitst zijn; de bloeiwijzen zijn iets korter dan de lengte van de tot 9 cM. lange bladen. Saba. Peperomia Langsdorffii Miq. Rechtopstaand plantje met worstelstok en tegenoverstaande, eenigs- zins spatelvormige bladen, die tot 4 cM. lang zijn; er zijn 3 hoofd - nerven, waarvan de middelste het duidelijkst is. St. Eustatius, St. Martin. Peperomia ofotusifolia A. Dietr. Kruipende plant met zeer dikke, leerachtige bladen, die tot 9 cM. lang zijn en waarvan slechts één hoofdnerf duidelijk te zien is; de bladen zijn eenigszins spatelvormig en hebben een ronden of stompen top; de bloeiwijzen zijn zeer lang en steken ver boven de bladen uit. St. Eustatius, Saba. Peperomia petoliaris C.DC. Lichtgroen, doorschijnend plantje met hartvormige bladen van zeer verschillende grootte; de bloeiwijzen zijn zeer kortgesteeld, dun en steken ver buiten de bladen uit. St. Eustatius, Saba : Wall purslane ; ook gekweekt. CüRAgAo: gekweekt. 16-1 piperackau — moraceae;. Peperomia scandens R. et Pav. Kruipend plantje met stengels, die 0,1 cM. dik zijn; de bladen zijn bijna rond, iets vierhoekig en tot 1,8 cM. breed; de bladsteel is langer dan het blad; de bloeiwijze is langgesteeld. St. Eustatius. Peperomia urocarpa Fisch. et Mey. Kruipend plantje met zwak hartvormige bladen met 5 hoofdnerven; de bladsteel is iets langer dan het blad; de bladen zijn tot 3,9 cM. breed; de bloeiwijzen zijn tot meer dan 10 cM- langgesteeld. Saba. Fam. 63. Ulmaceae. Boomen met kleine, tweeslachtige bloemen, die 5 meeldraden en een éénhokkig, bovenstandig vruchtbeginsel bezitten; het bloemdek bestaat uit 5 min of meer vergroeide bloemdekblaadjes. 1 Plant met doornen; bloemdekbladen bijna vrij 1898. Celtis 164 Plant zonder doornen; bloemdekbladen iets vergroeid 1902. Trema 164 1898. Celtis L. Celtis Iguanaea Sarg. De 4 — 8 cM. lange en 3 — 4 cM. breede elliptische, aan den top toegespitste bladen, hebben 3 hoofdnerven en een eenigszins hart- vormigen voet ; in de oksels van de bladen staan een rechte en een omgebogen doorn ; de vruchten hebben de grootte van een erwt. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Sndky. CüRAgAO, Aruba, Bonaire: Bessji igoeaana,Jeerbaigoeaana,Raambes*ji. 1902. Trema Lour. De zeer ruwe, langwerpige bladen zijn gezaagd ; de bloemen staan in kluwenvormige bloeiwijzen in de oksels der bladen. 1 Bladen tot 11 cM. lang, langwerpig lancetvormig, mettoege- spitsten top en zeer scheeven voet . Trema micranthum 165 Bladen tot 6 cM. lang, ovaal lancetvormig, zonder toegespit- sten top, aan den voet niet scheef gevormd Trema Lamarckianum 16-1 Trema Lamarckianum BI. Boom met afwisselende bladen, die zeer ruw aanvoelen ; de meeste bladen zijn 4 cM. lang en 1,2 cM. breed met een weinig omge- krulde tanden en hebben een geheel symmetrischen bladvoet, St. Eustatius, Saba. PËPËROMIA — ARTOCARPUS. 165 Trema micranthnm BI. Boom met afwisselende bladen, die eenigszins ruw aanvoelen ; de meeste bladen zijn 10 cM. lang en 3 cM. breed, scherp gezaagd ; de bladen hebben allen een scheeven bladvoet. St. Eustatius, Saba. Fam. 64. Moraceae. Boomen met melksap, zelden kruidachtige planten, met éénsiachtige bloemen, die 2 — 5 meeldraden, 1 éénhokkig vruchtbeginsel hebben en een zeer onaanzienlijk bloemdek ; de bloemen zijn of in katjes- achtige bloei wij zen geplaatst of op een vleezigen, algemeenen bloembodem vereenigd. 1 Kruidachtige plantjes 1931. Dorstenia 165 Boomen 2 2 Bladen ingesneden 3 Bladen niet ingesneden 4 3 Bladen veervormig ingesneden 1946. Artocarpus 165 Bladen handvormig ingesneden 1971. Cecropia 167 4 Bladen gaafrandig 1961. Ficus 166 Bladen onregelmatig gezaagd 1909. Chlorophora 165 1909. Chlorophora Gaudich. Chlorophora tinctoria Gaudich. Boom met afwisselende, kortgesteelde, langwerpige bladen met zwak hartvormigen, eenigszins scheeven voet ; de bladen loopen in een toegespitsten top uit, zijn 4 — 7 cM. lang en 2 — 3,5 cM. breed en zeer onregelmatig gezaagd; de mannelijke bloemen zijn in katjes geplaatst en hebben 4 meeldraden, de vrouwelijke bloemen staan in kogelvormige bloeiwijzen, die kort gesteeld zijn ; er is een vier- deelig bloemdek. CltraC/A0, Bonaire: Paaloe die moora, Paaloe doesji. 1931. Dorsteuia L. Dorstenia contrajerva L. Kruid met wortelstok en handdeelige bladen, die tot 10 cM. langen breed zijn en meer dan 6 cM. lang gesteeld ; de bladrand is zwak getand ; de bloemen zijn geplaatst in holten van een vleezigen, platten, algemeenen bloembodem en hebben een urnvormig bloem- dek ; de' mannelijke bloemen hebben 2 meeldraden. St. Martin. 1946. Artocarpns L. Artocarpus incisa L. f. Boom met tot meer dan 50 cM. lange bladen, die dik leerachtig zijn en veer- vormig ingesneden zijn tot op de helft van de breedte van het blad; de 166 MORACEAË. bloemen zijn geplaatst in kogelvormige bloeiwijzen en hebben een twee- tot vierlobbig bloemdek: de mannelijke bloemen hebben één meeldraad; de schijnvruchten zijn groot, kogelvormig. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Breadfruit tree; gekweekt. Curacao: Broodboom; gekweekt. 1961. Ficus L. Boomen met gaafrandige bladen; de bloemen zijn geplaatst aan den binnenwand van een hollen, kogelvormigen, vleezigen, algemeenen bloembodem, die uitgroeit tot een kogelvormige schijnvrucht ; de bladen bezitten spoedig afvallende, groote steunbladen ; de bloemen hebben een onaanzienlijk bloemdek en de mannelijke bloemen 2 — 6 meeldraden. 1 Bladen ingesneden Ficus Carica 106 Bladen niet ingesneden 2 2 Het meerendeel der bladen is meer dan 12 cM. lang ... 3 Het meerendeel der bladen is veel minder dan 12 cM. lang 4 3 De zijnerven, die uit de hoofdnerf ontspringen, zijn veel meer dan 1 cM. van elkander verwijderd Ficus Urbaniana 67 De zijnerven, die uit de hoofdnerf ontspringen, zijn niet meer dan 0,3 cM. van elkander verwijderd Ficus eiastica 167 4 Bladen 0,4 cM. lang gesteeld Ficus ompliallophora 167 Bladen veel meer dan 0,4 cM. lang gesteeld 5 5 Bladen met duidelijk versmalden voet . . . Ficus Brittonii 166 Bladen zonder versmalden voet, of zoo de voet een weinig ver- smald is, dan hebben de vruchten een diameter van 1 cM. 6 6 De bladschijf loopt geleidelijk af naar den spitsen top Ficus populnea 167 De bladschijf is over een groot gedeelte van de lengte even breed en heeft een toegespitsten top Ficus Krugiana 167 Ficus Brittonii Bold. Boom of liaan met langwerpige, tot 10 cM. lange en 3.5 cM. breede bladen, waarvan de grootste breedte boven het midden ligt of die over de geheele lengte even breed zijn ; de bladstelen zijn ruim 2 cM. lang ; de schijnvruchten zijn tot 0,5 cM. in doorsnede en staan op 0,6 cM. lange steeltjes in de oksels der bladen. Curaqao, Bonaire : Mata paaloe ; ook gekweekt. Ficus Carica L. Boom of heester met diep handlobbig ingesneden bladen, die zeer lang gesteeld zijn, een zwak hartvonnigen voet hebben en tot 25 cM. lang en breed zijn; de meestal vijf-lobbige bladen hebben leervormige lobben en zijn zacht be- haard; de schijnvruchten hebben een grootte van + 6 cM. Curacao: Vijg; gekweekt. ARTOCARPUS — CECROPIA. 167 Ficus elastica Roxb. De tot 14 cM. breede en 30 cM. lange, dikke, leerachtige bladen hebben een toegespitsten top; de zijnerven loopen op zeer kleine afstanden onderling evenwijdig; groote steunbladen omgeven de jonge spruiten. Curaqao: Ficus; gekweekt. Ficus Krugiaua Warb. De niet dik-leerachtige bladen kunnen van geheel verschillende grootte zijn en hebben meestal een afgesneden of hartvormigen voet ; de zij nerven, die uit de hoofdnerf ontspringen, zijn op onder- linge afstand van 1 cM. of meer geplaatst. St. Eustatius, Saba. Ficus omphallopliora Warb. De 0,4 cM. lang gesteelde, langwerpige bladen zijn aan den onderkant roestkleurig en tot 6 cM. lang en 2,5 cM. breed. Saba. Ficus populuea Willd. De 10 cM. lange en tot 5 cM. breede bladen hebben meestal een hartvormigen voet en een spitsen top ; de grootste breedte ligt onder het midden ; de bladsteel kan meer dan 3 cM. lang zijn ; de schijn vruchten hebben een middellijn van 1 cM. en staan in de oksels der bladen op 0.8 cM. lange steeltjes. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Ficus Urbaniana Warb. De dikke, elliptische tot ovale, leerachtige, aan top en basis afgeronde bladen zijn tot 23 cM. lang en 13 cM- breed ; de zijnerven loopen op onderlinge afstanden van 1,5 cM. of meer van elkander ; de bladsteel is 4 cM. lang ; de schijn vruchten hebben een diameter van 2,5 cM. en zijn zeer kort gesteeld ; de plant heeft zeer dikke takken. St. Eustatius, Saba, St. Martin. 1971. Cecropia L. Cecropia peltata L. Hooge boom. die in het bovenste gedeelte vertakt is en daar 30 cM. lang gesteelde, schild vormige bladen draagt, die tot op Vs Yan de diameter ingesneden zijn ; de diameter bedraagt tot meer dan 35 cM. ; de bloemen staan in schermvormig geplaatste aren en hebben een klokvormig bloemdek ; de mannelijke bloemen hebben 2 meel- draden ; de stammen en takken zijn hol. St. Eustatius, Saba : Wild papan- . 168 URTICACEAE. Fam. 65. Urticaceae. De éénslachtige bloemen hebben een bloemdek en een bovenstandig vruchtbeginsel en zijn geplaatst in kluwenvormige, soms min of meer losse groepen, die tot tros- of pluimvormige bloeiwijzen vereenigd zijn. 1 Bladen minder dan 2 cM. lang 1984. Pilea 169 Bladen 2 cM. of meer lang 2 2 Bladen met één hoofdnerf 1984. Pilea 160 Bladen met meer dan een hoofdnerf 3 3 Bladen gaafrandig 4 Bladen niet gaafrandig 5 4 Bladsteel in 't algemeen langer dan de bladschijf 2009. Rousselia 170 Bladsteel steeds veel minder dan y3 van de bladschijf lang 1984. Pilea 169 5 Het meerendeel der bladen 8 cM. of minder lang 6 Bladen veel meer clan 8 cM. lang 7 6 Bladen scherp gezaagd 1982. Fleurya 168 Bladen gekarteld 1984. Pilea 169 7 Bladen met 3 gelijkwaardige hoofdnerven 1990. Boehmeria 170 Bladen met 3 hoofdnerven, waarvan de buitenste twee gelijk- waardig zijn met de zijnerven van de middelste hoofdnerf 1978. Urera 168 1978. Urera Gaudich. Urera caracasana Gris. Heester of boom met zeer groote, tot 40 cM. lange, eivormige bladen met 3 hoofdnerven, waarvan de buitenste twee gelijk- waardig zijn aan de zijnerven der middelste hoofdnerf; de bladen zijn zeer grof gezaagd; de bloemen staan in kluwenachtige bloei- wijzen langs de stengels en zijn viertallig. St. Eustatius, Saba. 1982. Fleurya Gaudich. Fleurya aestuaus Gaudich. Kruid met eivormige, zeer grof gezaagde bladen, die 6— 8 cM. lang zijn; de bloemen staan in sterk vertakte, ijle, trosvormige bloei- wijzen, die boven de bladen uitsteken en zijn viertallig; de plant heeft brand haren. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Stinging nettle. URERA — pilka. 169 1984. Pilea Lindl. Kruiden, waarvan dikwijls de 2 bij elkander geplaatste bladen ongelijk van grootte zijn; het bloemdek is twee- tot vierdeelig met eenigszins ongelijke blaadjes. 1 Bladen 1,3 cM. of minder lang 2 Bladen veel langer dan 2 cM 4 2 Bladen met gekartelden rand Pilea nummularifolia 169 Bladen niet met gekartelden rand 3 3 Bladen dun, vliezig; bladsteeltje bijna evenlang als de bladschijf Pilea lierniarioides 169 Bladen dik, leerachtig; bladsteel zeer kort Pilea microphylla 169 4 Bladen lancet vormig, scherp getand Pilea semidentata 170 Bladen niet scherp getand 5 5 Bladen gaafrandig Pilea parietaria 170 Bladen gekarteld Pilea obtusata 169 Pilea lierniarioides Lindl. Laag plantje met haardunne stengels en dunne, spatelvormige blaad- jes met een bladsteel, die meestal veel langer is dan de bijna altijd minder dan 0,5 cM. lange bladschijf; de bloemen zijn in kluwenvormige bloeiwijzen in de oksels der bladen geplaatst. Curaqao, Aruba, Bonaire. Pilea microphylla Liebm. De vleezige, kleine, ronde of spatelvormige blaadjes zijn meestal zeer kort gesteeld ; de bladschijf is 0.3 — 1,4 cM., bij het meeren- deel echter 0,4 cM. lang; de bloemen staan in kluwenvormige bloeiwijzen in de oksels der bladen. St. Eustatius, Saba, St. Martin; ook gekweekt. Aruba; gekweekt. Pilea nummularifolia Wedd. Kruipend plantje met dunne stengels en tegenoverstaande bladen, die veelal 8 hoofdnerven hebben en zeer duidelijk gekarteld zijn; de tot 1 cM. lang gesteelde bladen zijn zwak hartvormig tot cirkelvormig, 0,5 — 1,5 cM. lang en breed en zeer sterk behaard. Saba; gekweekt. Aruba; gekweekt. Pilea obtusata Liebm. De zeer grof gekartelde, tegenoverstaande, zwak hartvormige bladen zijn 5 cM. lang; de bloemen staan in pluimvormige bloeiwijzen met een ver buiten de bladen uitstekenden, gemeenschappelijke^ naakten steel. Saba. 170 URTICACEAK — POIvYGONACEAE. Pilea parietaria BI. De tegenoverstaande, gaafrandige, langwerpige bladen hebben 3 duidelijke hoofdnerven en zijn tot 6 cM. lang; de bloemen staan in kluwenvormige bloei wij zen aan een pluim vormig vertakte as. Saba. Pilea semidentata Wedd. De tegenoverstaande, scherp getande, lancetvormige bladen zijn leerachtig en hebben één hoofdnerf: de kortgesteelde bladen zijn tot 10 cM. lang en loopen naar top en basis spits toe; de bloe- men staan in een rijk vertakten, pluimvormigen, saamgestelden tros, die ver buiten de bladen uitsteekt. St. Eustatius, Saba. 1990. Boehmeria Jacq. Boehmeria ramiflora Jacq. Heester met scheefgevormde, tot 20 cM. lange, lancetvormige bladen met 3 hoofdnerven; de bladrand is behalve aan den voet van het blad getand; de top van de bladen loopt zeer spits toe in een scheeve punt; de bloemen zijn in kleine, kogelvormige kluwens geplaatst langs een groot gedeelte van den naakten stengel; de mannelijke bloemen hebben een drie- tot vijfdeelig, de vrouwelijke bloemen een buisvormig bloemdek. St. Eustatius, Saba. 2009. Rousselia Gaudich. Rousselia humilis Urb. Kruid met eivormige, tot 2 cM. lange bladen met 3 hoofdnerven ; de bladen zijn aan den bovenkant voorzien van lange haren en de bladvoet is een weinig afloopend; de bladsteel is meestal langer dan de bladschijf; de bloemen staan in verkorte bloeiwijzen in de oksels der bladen; de mannelijke bloemen hebben een vierdeelig, de vrouwelijke een buisvormig bloemdek. Saba. Fam. 67. Loranthaceae. 2089. Pkoradendron Nutt. Phoradendron trinervium Gris. Half-parasiet met tegenoverstaande, langwerpige, naar den voet versmalde bladen, die dik-lederachtig zijn en 2 — 5 hoofdnerven bezitten; de zeer kortgesteelde bladen zijn tot 5.5 cM. lang; de éénslachtige bloemen hebben een drietallig bloemdek en 3 meel- PILEA — ARISTOLOCHIA. 171 draden; de vrucht is een bes ter grootte van een peperkorrel en de bloemen zijn geplaatst in aren, die veel korter zijn dan de bladen. St. Eüstatius, Saba, St. Maetin. Curaqao, Bonaire. Fam. 72. Olacaceae. 2129. Schoepfia Schreb. Schoepfia Schreberi J. F. Gmel. Heester met dik-lederachtige, langwerpige tot lancetvormige bladen, die 4 — 8 cM. lang en 2 — 4 cM. breed zijn; de tweeslachtige bloemen hebben een kelk en een vergroeide bloemkroon, die 0,5 cM. lang is en tot op ya van de lengte gespleten is, 5 meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginsel; de bloemen zijn bij tweetallen op het eind van 0,1 — 0,4 cM. lange bloemsteel geplaatst in de oksels der bladen en hebben onder den kelk nog een tweede kelkachtig 'o orgaan. St. Eüstatius, Saba. •Curacao, Aruba, Bonaire. Fam. 74. Aristolochiaceae. 2174:. Aristoloehia L. Klimplanten met tweeslachtige bloemen met een vergroeidbladig bloemdek, dat om de voortplantingsorganen opgezwollen is; het vruchtbeginsel is onderstandig ; er zijn 6 meeldraden. 1 Bladen hartvormig, gaaf Aristoloekia ocloratissima 171 Bladen driedeelig Aristoloekia trilóbata 171 Aristoloehia odoratissima L. Klimplant met hartvormige bladen, die 5 — 7 hoofdnerven hebben en 6 cM. of meer lang zijn; de lip van het bloemdek is langer dan de buis. St. Eüstatius; gekweekt. Aristolochia trilóbata L. Klimplant met driedeelige bladen met afgeronde lobben, die 6 cM. of meer lang zijn; de eindlob heeft één hoofdnerf, de zijlobben 2; de lip van het bloemdek loopt in een spitsen, draadvormigen top uit. ■St. Martin. Fam. 77. Polygonaceae. Boomen of heesters, soms kruidachtige planten, maar dan met ranken klimmend; de bladen zijn afwisselend geplaatst en aan den voet van den bladsteel bevindt zich een ochrea; de bloemen hebben een bloemdek en een zeer verschillend aantal meeldraden; het vruchtbeginsel is éénhokkig, bovenstandig met 3 stempels en bevat één zaadknop. 172 roLYGoxAci-AE — chenopodiacëae:. 1 Bloemen éénslachtig 2210. Triplaris 173 Bloemen tweeslachtig 2 2 Bloemdek na den bloei min of meer vleezig; boom of heester 2209. Coccolóba 172 Bloemdek na den bloei vliezig; klimplant 2205. Antigonon 172 2205. Antigonon Endl. Klimplanten met ranken en met hartvormige bladen; het bloemdek is vijftallig en wordt na den bloei grooter; er zijn 8 meeldraden. 1 Bladen dicht behaard Antigonon cinerascens 172 Bladen niet dicht behaard Antigonon lejrtopns 172 Autigronon cinerascens Mart. et Gal. De bladen zijn niet duidelijk hartvormig en 6 — S cM. lang en 3,5—7 cM. breed; de bloemdekbladen zijn dicht behaard. Saba ; gekweekt. Antigonon lcptopus Hook. et Arn. De bloemdekbladen zijn onbehaard; de bladen hebben een duidelijk hartvormigen voet, zijn 6—14 cM. lang en 3 — 7 cM. breed. St. Eüstatiüs, Saba, St. Martin: Coralita. Curaoao, Aruba, Bonaire: Begissima. 2200. Coccolóba L. Houtige planten met verspreide, gave, gaafrandige bladen ; het bloem- dek is vijftandig of vijfspletig; er zijn 8 — 12 meeldraden. 1 Bladen aan den top afgerond en meestal meer breed dan lang; de grootere bladen zijn altijd meer dan 8 cM. breed Coccolóba n rifera 173 Bladen aan den top niet afgerond, of zoo wel, dan de bladen altijd meer lang dan breed en veel minder dan 8 cM. breed 2 2 Bladen niet dik-leerachtig Coccolóba nicea 173 B laden leerachtig •'! 3 Bladen zeer dik ; licht van kleur en in 't algemeen niet meer dan 4 cM. lang Coccolóba Krugii 173 Bladen leerachtig maar niet zeer dik, of zoo wel, dan altijd donkergroen Coccolóba dirersifolia 172 Coccolóba diversifolia Jac Heester met lederachtige. donkergroene bladen, die 5 — 25 cM. lang en 4-lö c.M. breed zijn; de bladen zijn eivormig of elliptisch,. AXTIGOXOX — TRIPLARIS. 173 •aan den voet hartvormig of rond; de bloeiwijzen zijn aarvormig. tot 8 cM. lang. St. Eustatius, Saba: Red icood. Curaqao, Aruba, Bonaire: Bessjl die kaldkoena, Dreifi sjimarón, Ka maal ia, Kamaari, Manggel die sabaana, Paaloe die lamdn, Red manggel. Coccoloba Krugii Lindau. Heester met dikke, lederachtige, lichtgroene bladen, die 2 — 5 cM. lang zijn en iets minder breed ; de kale, gaafrandige bladen hebben een eenigszins spitsen top en zwak hartvormigen voet; de bloei- wijzen zijn aarvormig en langer dan de bladen. St. Martin. Coccoloba nivea Jacq. Boom met dunne, elliptische tot lancetvormige bladen, die tot 16 cM. lang en tot 9 cM. breed zijn; de bloeiwijzen zijn aarvormig. korter dan de bladen en 0,5 cM. dik. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Sugary grape. Coccoloba uvifera Jacq. Heester of boom met dik-lederachtige bladen, die tot 15 cM. en meer breed en meestal iets minder lang zijn, met diep hartvormigen, soms eenigszins afloopenden voet; de bloeiwijzen zijn aarvormig en steken ver buiten de bladeren uit. St. Eustatius, Saba. St. Martin: Sea grape. CuRAgAO. Aruba, Bonaire: Dreifi die lamdn, Zeedreifi. 2210. Triplaris L. Triplaris coriacea Karsten. Boom met lederachtige. kale. elliptische bladen, die tot 5 cM. lang en 3 cM. breed zijn; de bladvoet is soms een weinig hartvormig; de bloemen zijn éénslachtig; bij de vrouwelijke bloemen groeien na den bloei de buitenste 3 bloemdekbladen uit tot ruim 2 cM. lange vleugels van roode kleur: er zijn 9 meeldraden. Curaqao : Manggel die sabaana. Fam. 78. Chenopodiaceae. Kruidachtige planten met bloemen, die voorzien zijn van een bloemdek en een éénhokkig. bovenstandig vruchtbeginsel met één zaadknop; het bloemdek blijft na den bloei de vrucht omgeven. 1 Geen duidelijke bladen aanwezig .... 2257. Salicornia 174 Wel duidelijke bladen aanwezig 2 1 74: CHKXOPODIACEAË AMARANTACKAE. 2 Vrouwelijke bloemen omgeven door 2 groote schutbladen 2229. Atriplex 174 Vrouwelijke bloemen niet omgeven door 2 groote schutbladen 2223. Chenopodium 174 2223. Chenopodium L. Kruiden met tweeslachtige bloemen voorzien van een vijfbladig bloemdek en 5 meeldraden; de bloemen zijn in kluwenachtige hoopjes tot trosvormige bloeiwijzen vereenigd. 1 Bladen met één hoofdnerf . . . Chenopodium ambrosioides 174 Bladen met meer dan één hoofdnerf . Chenopodium murale 174 Chenopodium ambrosioides L. De lancetvormige, tot 6 cM. lange en tot 2 cM. breede, zeer grof getande bladen zijn van klieren voorzien; de bovenste bladen zijn lijnvormig en staan in de lange, trosvormige bloeiwijzen dicht opeen. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Wormbush. Cura^ao, Aruba: Jeerba froemingga, Passoota, Sagradoo. Chenopodium murale L. De driehoekige, tot 6 cM. lange en 4 cM. breede, zeer grof ingesneden en getande bladen, hebben 3 hoofdnerven en een wigvormig af- loopenden blad voet; de trosvormige, niet van schutbladen voorziene bloeiwijzen staan in de oksels der bladen. St. Eustatius, St. Martin: Sprairibush. Curaqao, Aruba. 2229. Atriplex L. Atriplex cristata H. B. De zeer onregelmatig getande, eenigszins spatelvormige bladen zijn tot 1,5 cM. lang; de bloemen zijn éénslachtig; de vrouwelijke bloemen worden omgeven door getande schutbladen, de mannelijke bloemen hebben een vijfdeelig bloemdek en 5 meeldraden, de vrouwelijke geen bloemdek; de bloemen staan in kluwens in de oksels der bladen. Curacao. 2257. Salicornia L. Planten zonder bladen; de stengels zijn duidelijk in geledingen ver- deeld; de tweeslachtige bloemen met vergroeidbladig bloemdek zijn geplaatst in uithollingen van de as en vereenigd in aarvormige bloeiwijzen. 1 Stengels rolrond Salicornia ambigua 17."> Stengels van scherpe kanten voorzien . Scdkonüa herbacea 175 CHËNOPODIUM SALICORNIA. 175 Salicornia ambigua Michx. De geledingen van de stengels zijn tot 0,8 cM. lang, rolrond en naar beneden toe bolvormig versmald, zonder lijsten. CuRAgAO, Aruba, Bonaire. Salicornia herbacea L. De geledingen van de stengels zijn tot 2 cM. lang en zijn naar beneden toe trechtervormig versmald, voorzien van eenigszins ge- vleugelde lijsten. St. Martin. Fam. 79. Amarantaceae. Kruiden met bloemen, die bestaan uit een vijfbladig bloem dek, 2 — 5 meeldraden, die min of meer met elkander vergroeid zijn, en een bovenstandig, éénhokkig vruchtbeginsel ; de bloemdekbladen zijn vliezig en de bloemen worden omgeven door kleine, vliezige schut- blaadjes. 1 Bloemen in gedrongen bloei wij zen geplaatst, die, wanneer ze nog niet uitgebloeid zijn, ongeveer 1,5 cM. lang zijn en een meer dan 12 cM. langen steel hebben 2335. Alternanthera 179 Bloemen niet in dergelijke gedrongen bloeiwijzen, die op een 12 cM. langen steel staan 2 2 Bloemen in zeer korte bloeiwijzen in de oksels van de bladen 3 Bloemen niet in zeer korte bloeiwijzen in de oksels van de bladen, of zoo wel, dan duidelijk een aarvormige bloei- wijze vormend 6 3 Bloemdekbladen aan den top duidelijk verbreed ; bladsteel en bladschijf van bijna gelijke lengte . . . 2299. Amarantm 177 Bladschijf veel langer dan de bladsteel 4 4 Stempel kogelvormig 2335. Alternanthera 179 Stempel niet kogelvormig 5 5 Bladen 2—3 cM. lang en tot 0,5 cM. breed 2339*. Philoxerus 18a Bladen minder dan 2 cM. lang en minder dan 0,5 cM. breed 2339**. Lithophila 180 6 Bloemen in een eindelingsche, kogelvormige bloeiwijze van ongeveer 2 cM. middellijn 2338. Gomphrena 180 Bloemen niet in een kogelvormige bloeiwijze van 2 cM. middellijn 7 7 Bloeiwijze ongeveer 2 cM. van middellijn, enkelvoudig en meer dan 3 cM. lang 2292. Celosia 176 i- Bloeiwijze veel minder dan 2 cM. dik 8 176 AMARANTACËAIÏ. 8 Bloeiwijze een zeer lange, einclelingsche, enkelvoudige aar met bloemen, die na den bloei naar beneden zijn gebogen 3328. Achyranthes 178 Bloeiwijze niet een eindelingscbe aar vormend 9 9 Bloeiwijze bestaand uit een aantal aarvormige bloeiwijzen, die in bundels bijeen geplaatst zijn . . . 229.9. Amarantus 177 Bloeiwijze niet uit aarvormige bloeiwijzen bestaande, die in bundels bijeen geplaatst zijn 10 10 Bloemen 0,5 cM. groot 2292. Celosia 176 Bloemen minder dan 0,5 cM. groot 11 11 Vruchten met één zaad 2291. Chamissoa 170 Vruchten met meer dan één zaad 2339. Iresine 180 2292. Celosia L. De bloemen hebben een vijfbladig bloemdek, 5 meeldraden en een veelzadig vruchtbeginsel ; de bloemdekbladen steken ver buiten de bracteeën uit. 1 Bloemen in een dichte, cylindervormige bloeiwijze. . Celosia argentea 17(> Bloemen in een ijle, pluimvormige bloeiwijze . Celosia nitida 176 Celosia argentea L. De elliptische tot lancetvormige bladen zijn tot 5 cM. lang en hebben een soms iets scheef gevormden voet; de bladsteel is tot 1,4 cM. lang; de bloeiwijze is cylindervormig met een middellijn van 2 cM. en 4 — 6 cM. lang. •St. Eustatius; gekweekt. Celosia nitida Vahl. De langwerpige of iets driehoekige bladen met afgesneden of zwak hartvormigen voet, die breeder is dan de top, zijn tot 6 cM. lang; de bladsteel is 0,0 cM. lang ; de bloemen zijn 0,6 cM. lang, 0,3 cM. breed en eenigszins geïsoleerd geplaatst in aarvormige zijtakken van een pluimvormige bloeiwijze. 'St. Martin. 2297. Chamissoa II. B. K. Chamissoa altissima H. B. K. Klimplant met langwerpige of lancetvormige bladen, die vrij lang gesteeld, 6 — 9 cM. lang en 3 — 5 cM. breed zijn; de bloemen staan in aarvormige bloeiwijzen, die in pluimen vereenigd zijn in de blad- oksels en waarvan een groot aantal pluimen een zeer samenge- stelde bloeiwijze vormen ; de bloemen nebben een vijfbladig bloem- dek met 0,3 cM. lange, gekielde blaadjes, die langer zijn dan de schutblaadjes ; de 5 meeldraden zijn aan den voet vergroeid en de stijl eindigt in 2 stempels ; de vrucht heeft één zaad. Saba. CELOSIA — AMARANTUS. 177 2299. Amarantus L. De bloemen hebben een vliezig bloemdek, 3 of 5 vrije meeldraden en een éénzadig vruchtbeginsel. 1 Plant met doornen Amarantus spinosus 178 Plant zonder doornen 2 2 'Bloemstelen dik, kraakbeenachtig opgezwollen en gekromd Amarantus crassipes 177 Bloemstelen niet dik, niet kraakbeenachtig opgezwollen, niet gekromd 3 3 Vruchten met ruwe wratten Amarantus gracilis 177 Vruchten niet met ruwe wratten 4 4 Bloemdekbladen aan den top verbreed, wit Amarantus polygonoides 178 Bloemdekbladen aan den top niet verbreed, niet wit ... 5 5 Schutblaadjes veel langer dan de bloemdekbladen Amarantus paniculatus 177 Schutblaadjes ongeveer even lang als de bloemdekbladen Amarantus tristis 178 Amarantus crassipes Schlecht. De langgesteelde bladen, die elliptisch zijn met wigvormig afloopenden bladvoet, 1 — 2,5 cM. lang en 0,5 — 1.5 cM. breed, hebben een uit- geranden top, die van een stekelpuntje voorzien is; de bloemen staan in korte bundels in de bladoksels en aan dunne zijtakken en hebben dikke schutbladen en gekromde bloemstelen, die een koraalachtig vertakt geheel vormen. St. Martin. Curacao, Aruba. Amarantus gracilis Desf. De langgesteelde, elliptische bladen met öf zwak hartvormigen of eenigszins afloopenden voet zijn 1,5 — 6 cM- lang en 1 — 5 cM. breed; de bloemen staan in dichte schij naren, die vereenigd zijn tot pluim- vormige bloeiwijzen en hebben zeer kleine schutbladen en bloem- bekleedselen zonder punt ; de vrucht is rond en voorzien van wratten. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Curacao. Aruba, Bonaire. Amarantus paniculatus L. Sterk vertakte plant met zeer langgesteelde, elliptische tot lancetvormige bladen, die 6—12 cM. lang en 3—6 cM. breed zijn; de bloemen staan in dichte schijnaren, die vereenigd znn tot sterk vertakte, pluimvormige bloei- wijzen en "hebben ver buiten de bloembekleedselen uitstekende schutbladen, die in een lange punt uitloopen; de bloemdekbladen eindigen in een punt; de vrucht is glad. St. Eustatius, Saba: Prince plum; gekweekt. 12 178 AMARANTACEAE. Amaraiitus polygonoides L. De langgesteelde bladen, die elliptisch zijn met wigvormig afloopenden bladvoet, 1—2,5 cM. lang en 0,5 — 1,5 cM. breed zijn, hebben een uitgeranden top, die van een stekelpuntje voorzien is ; de bloemen staan in halfkogelvormige of gerekte bloemkluwens en hebben kleine, vliezige schutbladen, dunne steeltjes en bloemdekbladen, die aan den top verbreed en duidelijk wit zijn. St. Eüstatius, Saba, Sï. Martin ; White polly. Curaqao, Aruba, Bonaire ; Kalaloe die poorko. Amarantus spinosus L. De vrij langgesteelde bladen, die elliptisch tot lancetvormig zijn met wigvormig afloopenden voet, zijn aan de bloeiende takken 1 — 4 cM. lang en 0,5 — 2 cM. breed maar dikwijls veel grooter; aan den voet van den bladsteel staan 2 scherpe, tot 1 cM. lange doornen ; de bloemen zijn geplaatst in kogelvormige bloemkluwens in de oksels der bladen en zijn bovendien aan de einden der takken tot aarvormige bloeiwijzen vereenigd ; de bloemdekbladen en de schutbladen zijn gelijk van grootte en eenigszins gepunt. St. Eustatiüs, Sa da. St. Martin. Amarantus tristis L. De langgesteelde bladen, die eivormig tot langwerpig zijn met wig- vormig afloopenden voet, vaak eenigszins ruitachtig met stompen top, zijn 2-(i cM. lang en 1,5 — 4 cM. breed; de bloemen staan in schijnaren, die min of meer tot een pluimvormige bloeiwijze vereenigd zijn; de bloemdekbladen en de schutbladen zijn bijna gelijk van groote en eenigszins gepunt. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin: Calaloe. Curacao, Aruba, Don ai re; Kalaloe. 2328. Actayranthes L. Aehyranthes obtusifolia Lam. Kruidachtige plant met soms verhouten stengel, rechtopgroeiend ; de tegenoverstaande bladen met eenigszins wigvormigen voet zijn aan den top rond met een heel klein puntje en zeer verschillend van grootte, tot 5,5 cM. breed; de bloemen zijn geplaatst in een eindelingsche aar, die gedurende den bloeitijd tot een meer dan 20 cM. lange bloeiwijze uitgroeit; na den bloei zijn de bloemen naar beneden gebogen, aangedrukt tegen de spil der bloeiwijze; het bloemdek en de schutbladen loopen zeer spits toe. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin; Man betier man. Curaqao. AMARANTUS — ALïKRXAXTllKRA. 179 2335. Alternanthera Forsk. De bladen zijn tegenoverstaand; de bloemen bestaan uit een vijf- bladig bloemdek, 3 — 5 meeldraden en een vruchtbeginsel met één zaadknop en zijn geplaatst in kogelvormige of langwerpige, aarvormige bloeiwijzen. 1 Bloeiwijzen op een meer dan 10 cM. langen steel geplaatst Alternanthera brasiliana l'JÖ Bloeiwijzen zittend in de oksels der bladen 2 2 Onderkant van de bladen dicht behaard Alternanthera ficoidea 179 Onderkant van de bladen nooit dicht met haren bedekt 3 3 Bladen spatel vormig ........ Alternanthera repens 179 Bladen niet spatelvormig Alternanthera crucis 179 Alternanthera brasiliana O. Ktze. Rechtopgroeiende plant met kort gesteelde, eivormige bladen, die zeer verschillend van breedte en tot 6 cM. lang zijn ; de bloemen staan in langwerpig-kogelvormige, korte bloeiwijzen aan het eind van een tot meer dan 10 cM. langen stengel. Aruba, Bonaire. Alternanthera crucis Bold. Kruipend kruid met eivormige bladen, die tot 2,5 cM. lang zijn; de bloemen staan in korte, langwerpige bloeiwijzen, die in de oksels der bladen zitten ; de bladen zijn aan de onderzijde kaal of heel weinig behaard St. Martin. & Alternanthera ficoidea R. Br. De kortgesteelde bladen zijn langwerpig met eenigszins wigvormigen voet en aan den onderkant vrij dicht bezet met haren, die van kleine zijtanden voorzien zijn; het meerendeel der bladen is 4 cM. lang; de bloemen zijn geplaatst in zeer kort ineengedrongen, korte, aarvormige bloeiwijzen in de oksels der bladen. Curaqao, Aruba. Alternanthera repens O. Ktze. Kruipend kruid van geheel verschillend uiterlijk al naarmate de sten- gels meer of minder uitgegroeid zijn; de bladen zijn spatelvormig en tot 2 cM. lang, maar dikwijls veel kleiner; de bloemen staan in ineengedrongen, korte, aarvormige bloeiwijzen in de oksels der bladen; de geheele plant is zachtharig. St. Eustatius, Saba, St. Martin. 180 AMARANTACEAK — XYCTAGINACËAE. . 2338. Gomphrena L. töomphrena grlobosa L. De tegenoverstaande, langwerpige bladen loopen versmald af in den bladsteel en zijn 4 — 8 cM. lang en 1 — 3 cM. breed; de bloemen hebben 5 meeldraden, die geheel met elkander vergroeid zijn en een vruchtbeginsel met één zaad- knop; de bloemen staan in eindelings geplaatste, kegelvormige bloeiwijzen van + 2 cM. middellijn. Sï. Eustatius: Bachelor's button: gekweekt, 'Cubacao; gekweekt. 2339. Iresine L. Rechtopgroeiende of klimmende planten met tegenoverstaande bladen; de bloemen zijn één- of tweeslachtig en hebben 5 meeldraden en een éénzadig vruchtbeginsel: de bloemdekbladen worden bij de vrouwelijke bloemen omgeven door wol. 1 Bloeiwijzen duidelijk gesteeld Iresine elatior ISO Bloeiwijzen niet gesteeld Iresine paniculata 180 Iresine elatior L. Cl. Rich. De bladen zijn lancet vormig en tot 8 cM. lang, terwijl de bovenste bladen smal en lijnvormig zijn; de bloeiwijzen zijn lang gesteeld en vormen een ijlen tros. St. EustatIus, Saba; White snow plant. Iresine paniculata O. Ktze. De bladen zijn langwerpig, tot 8 cM. lang; de bloemen zijn geplaatst in dunne aren, die tot zeer samengestelde, pluimvormige, zeer vertakte bloeiwijzen vereenigd zijn. St. Eustatius, Saba, St. Martin. 2339*. riüloxerns R. Br. Philoxerus vermicularis R. Br. De tegenoverstaande bladen zijn 2 — 3 cM. lang en tot 0,5 cM. breed, spatelvormig ; de bloemen zijn één- of tweeslachtig en bestaan uit een bloemdek, dat aan den voet kort behaard is, en een éénzadig vruchtbeginsel; de bloemen zijn geplaatst in einde- lingsche, cylindervormige bloeiwijzen. St. Martin. Curaqao. 2339**. Lithophila Sw. ILitliophila niuscoides Sw. Overblijvende, laag blijvende plant met in 't algemeen lijnvormige bladen, die van 0,5-3 cM. lang kunnen worden en in 't laatste geval zeer smal zijn; de bloemen hebben 2 meeldraden en een «éénzadig vruchtbeginsel en zijn geplaatst in kogelvormige of GOMPHRENA — BOERHAAVEA. 181 langgerekte, kleine, aarvormige bloeiwijzen, die eindstandig zijn of in de oksels der bladen zitten; de planten kunnen een geheel verschillend uiterlijk hebben maar vormen meestal half kogel- vormige kussentjes. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Curaqao, Aruba, Bonaire : Jeerba Jcoessientsji, Polet die pieedra. Fam. 80. Nyctaginaceae. Bloemen met een buisvormig bloemdek, waarvan het onderste ge- deelte de vrucht blijft omgeven; er is een zeer verschillend aantal meeldraden; het vruchtbeginsel is éénhokkig en bevat één zaadknop; onder de bloemen zijn groote of kleine schutbladen aanwezig. 1 Bloemen omgeven door 3 groote schutbladen . . 2350. Bougainvillea 183 Bloemen niet omgeven door 3 groote schutbladen 2 2 Boomen 2354. Pisonia 183 Kruiden of heesters 3 3 Bloemen meer dan 3 cM. lang 2347. Mirabilis 181 Bloemen veel minder dan 3 cM. lang . . 2349. Boerhaavea 181 2317. Mirabilis L. Mirabilis Jalapa L. Overblijvend kruid met tegenoverstaande, lang gerekte, tot 10 cM. lange, drie- hoekige bladen met afgesneden of zwak hartvormigen voet; het bloemdek van de 5 cM. lange bloem bestaat uit een bloemkroonachtig gekleurde buis en is aan den voet omgeven door een vij f bladig omwindsel; de bloemen zijn geplaatst in schermachtige bloeiwijzen en hebben 5 meeldraden. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Four o'clock; gekweekt Cueaqao, Aruba, Bonaire: Vier uur bloem; gekweekt. 2349. Boerhaavea L. Kruiden of houtachtige planten met tegenoverstaande bladen; het bloemdek is vergroeidbladig en aan den top ingesnoerd; er zijn 1 — 4 meeldraden. 1 De bloemen staan aan het eind van een onvertakten steel in de oksels der bladen ; soms zijn de bloeiwijzen een weinig vertakt, maar dan zijn de bladstelen steeds zeer duidelijk behaard Boerhaavea coccinea 182 De bloemen staan in samengestelde, sterk vertakte bloeiwijzen 2 2 Buis van het bloemdek dicht bedekt met klierharen Boerhaavea panicidata 182 Buis van het bloemdek zonder klierharen 3 XYCTAGINACEAD. 3 Buis van het bloemdek met lengte groeven, die behaard zijn Boerhaavea erecta 182 Buis van het bloemdek niet gegroefd, onbehaard Boerhaavea scandens 182 Boerhaavea coccinea Mill., Syn. Boerhaavea hirsuta Jacq. Overblijvend kruid met elliptische of rondachtige bladen, die 1 — 3 cM. lang en 0,7 — 3 cM. breed zijn; de bladsteel is aan de basis dicht behaard; de bloemen zijn geplaatst in kogelvormige hoofdjes op het eind van onvertakte steeltjes, die in de oksels der bladen staan ; het bloemdek is knotsvormig. van groeven voorzien en rijkelijk bedekt door klierharen. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Potta potta, Hogmeat. Curacao, Aruba : Bataata die poorlvo, Mata poorko, Waada icaada, Waada icaada maatsjoe. Boerhaavea erecta L. Hoog opgroeiend, overblijvend kruid met ovale of ovaal-lancetvormige. aan den onderkant witte bladen, die 2 — 6 cM. lang en 0,5 — 3,5 cM. breed zijn; de bloemen staan 3 — 5 bijeen aan het eind van steeltjes, die een zeer wijd vertakte pluim vormen met tot 3 cM. lange internodien; het trechtervormige bloemdek heeft diepe, be- haarde groeven. St. Eustatius, St. Martin. Curacao, Aruba: Bataata die poorJco, Mata poorko, Waada waada, Waada waada maatsjoe. Boerhaavea paniculata L. Cl. Rich. Overblijvend kruid met ovale of rondachtige bladen, die tot 3 cM. lang gesteeld kunnen zijn, 2 — 4 cM. lang en 1 — 3.5 cM. breed zijn: de bloemen zijn 3 — 6 bijeen geplaatst aan het eind van steeltjes, die een zeer wijd vertakte pluim vormen; het bloemdek is trechter- of knotsvormig, van groeven voorzien en geheel bedekt door klierharen. St. Eustatius, Saba. St. Martin. Curacao, Aruba: Bataata die poorko, Mata poorko, Waada iraada, Waada waada maatsjoe. Boerhaavea scaiidens L. Houtachtige, klimmende plant met ronde, hartvormige bladen, die 1 — 4 cM. lang en 1.5 — 3 cM. breed zijn; de bloemen staan in schermachtige bloeiwijzen aan het eind van takjes, die samen een pluimvormige bloeiwijze vormen : de takken breken zeer gemakkelijk BOERHAAVEA — PISONIA. 183 bij de geledingen af; het bloemdek is rolrond, onbehaard en lang knotsvormig. St. Martin. Curacao, Aruba. Bonaire: Jeerba die piepa, Jeerba kanggréeuw, Kwareel. 2350. Bougainvillea Oomm. Bougainvillen spectabilis Willd. Heester met elliptische tot bijna ronde bladen, die in een spitsen top uitloopen en zacht behaard zijn; de bladen aan de bloeiende takken zijn tot 4,5 cM. lang: in eiken bladoksel staat een omgebogen doorn; de bloemen zijn ge- plaatst in drietallige bloeiwijzen, die omgeven worden door 3 lila-kleurige schutbladen, waarmede de bloemstelen vergroeid zijn; het bloemdek is lang buisvormig; er zijn 5 meeldraden. Cura<;ao, Aruba, Boxaire: Trinaria; gekweekt. 2354. Pisonia L. Meestal boomen met tegenoverstaande bladen: de bloemen zijn één- of tweeslachtig; het vrouwelijk bloemdek is na den bloei verhard; er zijn 5 — 10 meeldraden. 1 Plant met doornen Pisonia aculeata 1S3 Plant zonder doornen 2 2 Bladen met hartvormigen voet Pisonia subcordata 1S4- Bladen zonder hartvormigen voet 3 3 Bladen aan de bovenzijde glimmend . . Pisonia bonairensis 183 Bladen aan de bovenzijde niet glimmend Pisonia fragrans 184- Pisonia aculeata L. Boom of liaan met rondachtige of omgekeerd eivormige, zacht behaarde bladen, die tot 7 cM. lang zijn en in een kleine, spitse punt eindigen; de jonge takken zijn viltig behaard; in den bladoksel staat dikwijls één gebogen doorn; de vrouwelijke bloemen, die geplaatst zijn in klinvenachtige bloeiwijzen, hebben een knotsvormig, tot 1,2 cM. lang bloemdek, dat op de ribben geheel met klierharen bedekt is. St. Eustatius, Saba. St. Martin : Cocksjmr. Pisonia bonairensis Boid. De breed elliptische, lederachtige bladen zijn aan den bovenkant glimmend en meestal 7 cM. lang; de bloemen staan in trossen op een langen hoofdsteel; het bloemdek van de vrouwelijke bloemen is rolrond, tot 0,8 cM. lang. Curacao, Aruba, Bonaire: Laabra, Mahoebaari, Masjiboeri. Moesti sambo. Wild manggel. 184 NYCTAGINACEAË — PHYTOLACCACEAË. Pisonia fragrans Dumont. De langwerpige, veelal aan den top afgeronde, naar den bladsteel afloopende bladen zijn 4 — 5 cM. lang; de bloemen staan in pluim- vormige bloeiwijzen, die duidelijk gesteeld zijn; het bloemdekvan de vrouwelijke bloemen is langwerpig eivormig, 10 cM. lang en heeft 10 ribben, die geen klieren dragen. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Black lobloUy tree. CüRAgAO, Aruba, Bonaire. Pisonia sufocordata Sw. De rondachtige, leerachtige bladen met eenigszins hartvormigen voet, zijn 5 — 10 cM. lang; de bloemen staan in kluwenvormige bloei- wijzen, het bloemdek van de vrouwelijke bloemen is cylindervormig, eenigszins knotsvormig en aan de bovenhelft van rijen klierharen voorzien. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Mappoo. Fam. 81. (60a). Batidaceae. 2362. Batis L. Batis maritima L. Kruiden met stompvierkante, kruidachtige, later verhoute takken met bijna zittende, vleezige, rolronde bladen; de bloemen zijn één- slachtig, de mannelijke staan in vierrijige katjes en bezitten 4 meeldraclen en 4 staminodien, omgeven door een schutblad ; de vrouwelijke bloemen staan in kegelachtige bloeiwijzen, zijn naakt en hebben een vierhokkig vruchtbeginsel. St. Martin : Wild banana. CüRAgAO, Aruba, Bonaiee: Banaana die rif. Fam. 83. Phytolaccaceae. Kruidachtige planten, soms eenigszins houtig, met afwisselendeT gaafrandige bladen ; de bloemen hebben een vier- of vijfbladig bloemdek, vijf of meer meeldraden en een bovenstandig vrucht- beginsel. 1 Vruchtbeginsel één-hokkig 2 Vruchtbeginsel meer dan één-hokkig. . . 2380. Phytolacca 185 2 Vrucht bes-achtig 4 Vrucht niet bes-achtig 3 3 Vrucht wigvormig, aan den top uitgerand en aan elke zijde met 2—3 recht naar beneden gerichte, aangedrukte stekels 2371. Petiveria 185 Vrucht geheel met korte stekeltjes bedekt 2372. Jlicroten 185 PISONIA — PHYTOLACCA. 185 4 Vier meeldraden 23 70. Rivina 185 Meer dan 4 meeldraden 2370*. Vülamïlla 185 2370. Rivina L. Rivina hiimilis L. De elliptische tot lancetvormige bladen, die in een spitse punt uit- loopen, zijn tot 6 cM. lang en twee of meer cM. lang gesteeld ; de bloemen hebben een éénhokkig vruchtbeginsel, met één zaad- knop, 4 meeldraden en zijn in trossen geplaatst ; de vrucht is oranjegeel. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Jumby pepper. Curacao, Aruba, Bonaire : Stakamahatyi. 2370*. Yillamilla R. et P. Yülamilla octandra Hook. f. Klimmende plant met houtigen stengel : de elliptische of lancet- vormige bladen zijn tot 9 cM. lang en eindigen in een stekelpunt ; de bloemen hebben een éénhokkig vruchtbeginsel met één zaad- knop, 8 — 12 meeldraden en staan in trossen; de bloemdekbladen zijn na den bloei teruggeslagen ; de vrucht is donkerpurper. St. Eustatius, Saba, St. Martin: White hoop. 2371. Petiveria L. Petiveria alliacea L. Heesterachtig plantje met lancetvormige, tot 11 cM. lange bladen, die voorzien zijn van kleine steunblaadjes ; de bloemen hebben een éénhokkig vruchtbeginsel met één zaadknop, 6 — 8 meeldraden en staan rechtop aangedrukt in tot meer dan 20 cM. lange aar- vormige bloeiwijzen ; de vrucht is aan den top voorzien van 4 omgebogen stekels. St. Eustatius, Saba, St. Martin. 2372. Mierotea Sw. Microtea deMlis Sw. De elliptische tot lancetvormige, naar den top spits toeloopende bladen loopen naar den bladsteel af en zijn tot 3 cM lang ; de bloemen hebben een éénhokkig vruchtbeginsel met één zaadknop, hebben 5 meeldraden en staan in 4 cM. lange trossen ; de vrucht is ruw door elkander snijdende groeven. St. Eustatius, St. Martin. 2380. Phytolacca L. Pkytolaeca icosandra L. De tot 10 cM. lange en tot 5 cM. breede, elliptische tot lancetvor- mige bladen hebben een tot 5 cM. langen bladsteel ; de bloemen 180 PHYTOLACCACEAE — PORTULACACËAE. hebben een tien- tot twintigbladig vruchtbeginsel, 10 — 20 meel- draden en staan op 1 cM. lange steeltjes in tot meer dan 20 cM. lange trossen. Saba. Fam. 84. Aizoaceae. Kruiden met bloemen, die een bloemdek, een verschillend aantal meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginsel hebben; steun- blaadjes zijn aanwezig of een lijst, die de tegenoverstaande blad- steelvoeten verbindt. 1 Bloemdekbladen diepgespleten, bloemen lang gesteeld ; bladen schijnbaar in kransen 2387. JSLoïïugo 18(> Bloemdekbladen met buis 2 2 Bloemen door den breeden bladvoet en stengel beschut, een weinig daarbuiten uitstekend 2395. Trianthema 187 Bloemen ver uitstekend buiten de bladoksels 2394. Sesuvium 18(i 2387. Mol 1 ugo L. Mollugo verticillata L. Rechtopgroeiende plant met sterk dichotoom vertakten stengel en schijnkransen van bladen en steunblaadjes ; de bladen zijn lijn- vormig, eenigszins spatelvormig, tot 2,5 cM. lang, de steunblaadjes meestal korter ; de bloemen staan op 1 cM. lange steeltjes in een klein aantal in de oksels der bladen ; de bloem heeft een vijf- bladig bloemdek, 3 meeldraden en een éénhokkig vruchtbeginsel met meerdere zaad knoppen. 'St. Eustatiis. •CURAC'AO, AliUBA, BONAIRE. 2394. Sesuvium L. Sesuvium portulacastrum L. Kruipende plant met dikke, vleezige stengels en lijnvormige bladen; de plant kan een geheel verschillend uiterlijk hebben al naar het meer of minder ontwikkeld zijn van de stengels en de bladen, welke kaatsten 0.3 — 4 cM. lang en 0.1 — 0,6 cM. breed kunnen zijn ; de bloemen zijn alleenstaand in de bladoksels en hebben een vijf- deelig bloemdek. een groot aantal meeldraden en een drie- tot vijf- hokkig vruchtbeginsel. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Curaqao, Aruba, Bonaire. PHYTOLACCA — PORTULACA. 187 2395. Triaiitliema L. Trianthema portulacastrum L. De ovaalronde, omgekeerd eivormige bladen, waarvan de grootste breedte boven het midden ligt, zijn tot 2,5 cM. iang ; de voet van den bladsteel is verbreed en omgeeft de daarin verborgen, kort- gesteelde bloemen, die bestaan uit een vijfdeelig bloemdek, 6 — 10 meeldraden en een éénhokkig vruchtbeginsel met meerdere zaad knoppen. St. Eustatius, St. Martin. Curacao, Aruba, Bonaire. Fam. 85. Portulacaceae. Kruiden met soms houtige stengels; de bloemen bestaan uit 2 kelkbladen, 5 bloemkroonbladen. een groot aantal meeldraden en een éénhokkig vruchtbeginsel met vele zaadknoppen. 1 Vruchtbeginsel bovenstandig 2406. Talinum 187 Vruchtbeginsel onderstandig of half onderstandig 2421. Portulaca 187 2406. Talinum Adans. Eenigszins heesterachtige planten met spatelvormige, een weinig vleezige bladen en bloemen, die 15 — 30 meeldraden bevatten. 1 Bloemen in een lang gerekte, rijkbloemige, dichotoom ver- takte bloeiwijze Talinum paniculatum Bloemen in een armbloemige bloeiwijze Talinum triangulare Talinum paniculatum Gartn. De tegenoverstaande bladen zijn tot 6 cM. lang: de bloemen staan in een zeer lange bloeiwijze. hebben smalle bloemkroonbladen en 15 — 20 meeldraden. Saba. Talinum triangulare Willd. De afwisselende bladen zijn tot 6 cM. lang; de bloemen vormen een armbloemige bloeiwijze met gevleugelflen steel; de bloembladen zijn breed en hebben ongeveer 30 meeldraden. St. Eustatius, Saba. St. Martin. Curacao. 2421. Portulaca L. Kruiden, soms met houtige stengels, met bloemen, die in bundels aan het eind der takken staan en omgeven worden door omwindsel- bladen, waartusschen haren ; de bloemen hebben 8 — 20 meeldraden 188 PORTULACACUAË — BASEIXACËAË. en een onderstandig vruchtbeginsel met vele zaadknoppen ; de vrucht springt met een deksel open. 1 Bladen tegenoverstaand ' 2 Bladen afwisselend 3 2 Stengelknoopen behaard Portulaca quadrifïda 189 Stengelknoopen kaal Portulaca oleracea 188 3 Stengelknoopen geheel kaal Portulaca poliosperma 189 Stengelknoopen behaard 4 4 Bladen voor het meerendeel 0,4 cM. lang Portulaca Tialimoides 188 Bladen meer dan 0,4 cM. lang 5 5 Tusschen de omwindselbladen zijn vrij korte haren geplaatst, die alleen bij nadere beschouwing opvallen Portulaca phaeosperma 188 Tusschen de omwindselbladen zijn vele, duidelijk opvallende haren geplaatst 6 6 Bladen aan de bloemendragende stengels niet dicht op elkander geplaatst Portulaca venezuelensis 189 Bladen aan de bloemendragende stengels dicht op elkander geplaatst Portulaca pïlosa 189 Portulaca halimoides L. Laagblijvende plant met lijnvormige, voor het meerendeel 0.4 cM. lange bladen; bij de knoopen zijn de stengels dicht behaard, wollig ; de blaadjes van het om windsel zijn 0,5 cM. lang; tusschen de omwindselblaadjes zijn vele haren aanwezig, waardoor de kopjes wit wollig lijken; de zaden zijn zwart, de bloemkroon is geel. St. Eüstatius, St. Maetin: Siïk cotton purslane. lacao, Aruba, Bonaire: Jeerba kaneeuw, Jecrba konijntsji, Jeerba poesji, Piea palooma. Portulaca oleracea L. Rechtopgroeiende, kale plant met vleezige stengels en spatelvormige, tegenoverstaande bladen, die tot 1,2 of meer cM. lang zijn; de omwindselbladen hebben den vorm en de grootte van de bladen. St. Eüstatius, Saba, St. Maetin : Purslane. Cubacao, Aruba: Beembee. Portulaca pkaeosperma Urb. Laag blijvende plant met vleezige stengels en lijnvormige, voor het meerendeel 1 cM. lange, vleezige bladen; bij de knoopen zijn de stengels eenigszins behaard, maar verder is behalve tusschen de omwindselbladen de plant geheel kaal; de onderste helft van de PORTULACA — BOUSSINGAUIvTlA. 189 vruchten wordt door de haarmassa om de bloemen bedekt; de zaden zijn bruin en ruw; de bloemen zijn geel. Curacao. Portulaca pilosa L. Neerliggende plant met onderaan houtige stengels en lijnvormige, voor het meerendeel 1,3 cM. lange bladen, die dicht op elkander geplaatst zijn; de geheele stengel is behaard; de haren, die de bloemen omgeven, steken boven de helft van het vruchtbeginsel uit; de zaden zijn zwart en de bloemen purper of rood. Saba, St. Martin. Portulaca poliosperma Urb. Laagblijvende plant met vleezige stengels en lijnvormige, 0,5 — 1 cM. lange, vleezige bladen: behalve enkele haren aan de knoopen en korte haren, die het onderste gedeelte van de vrucht omgeven, komen er geen haren aan de plant voor; de zaden zijn grijs. St. Martin. Portulaca quadrifida L. Neerliggend kruid met draadvormige stengels en tegenoverstaande, lancetvormige bladen, die vlak en tot 0,6 cM. lang zijn; de knoopen zijn behaard; de omwindselbladen van de bloemhoofdjes hebben den vorm van de gewone bladen ; de vruchten worden door haren omgeven. St. Eustatius. St. Martin. Portulaca Yenezuelensis Urb. Houtige, tot 40 cM. hoogopgroeiende plant met lijnvormige bladen, waarvan het meerendeel 1.5 cM. lang is en soms minder dan 0,1 cM. breed; aan de bloeiende stengels staan de bladen meer dan 1 cM. van elkander verwijderd; de geheele plant is dichtbehaard en de vruchten worden omgeven door roestkleurige, lange haren; de zaden zijn zwart, de bloemen rood of purper. Curacao, Aruba. Bonaire: Beembeesjimarón^Jeerbalxaneeuicinaatsjoe, Piea paloom a. Fam. 86. Basellaceae. 2427. Boussingaultia H. B. K. Boussingaultia baselloides H. B. K. Klimplant met elliptische tot lancetvormige, soms eenigszins ruitvormige bladen, die tot 6 cM. lang zijn; de bloemen staan in tot 25 cM. of meer lange trossen, zijn duidelijk gesteeld en bestaan uit 2 kelkbladen, een vijf-deelige bloemkroon, 5 meeldraden en een bovenstandig, éénhokkig vruchtbeginsel met één zaadknop; de witte bloemen zijn 0.2 cM. lang. Saba; gekweekt. 100 CARYOPHYI^ACKAE — ANONACEAU. Fam. 87. Caryophyllaceae. 2452. Drymaria Willd. Drymaria cordata Willd. Kruid met zeer langgerekte, liggende stengels en tegenoverstaande, rondachtige, zwak hartvormige bladen, die meestal iets meer breed dan lang en tot 2,5 cM. breed zijn; de plant is dichotoom vertakt en heeft dichotoom vertakte bloeiwijzen, die uit lange internodien bestaan ; de bloemen hebben vijf kelkbladen, 5 tot op de helft ingesneden bloemkroonbladen, 5 meeldraden en een éénhokkig,, bovenstandig vruchtbeginsel met vele zaadknoppen. Saba : White snoic. Fam. 88. Nymphaeaceae. 2513. Nymphaea L. Nymphaea ampla DC. Waterplant met ronde tot ellipsvormige, leerachtige, drijvende bladenr die een diepen, hartvormigen voet hebben en tot 25 cM. lang en tot 20 cM. breed zijn; aan den onderkant van de bladen springende nerven zeer sterk uit en vormen een grof net werk; de S cM. lange bloemen zijn alleenstaand op lange, dikke stelen en drijven op het water; de buitenste 4 bloembladen zijn donker gekleurd, een groot aantal meer binnenwaarts gelegenen wit of rosé ; er is een groot aantal meeldraden en een groot aantal vruchtbeginsels waarvan de randen met elkander vergroeid zijn ; er is één schildvormige stempel ; in elk hokje van het vruchtbeginsel is een groot aantal zaadknoppen.. St. Eustattus; gekweekt. Curaqao. Fam. 94. Menispermaceae. Slingerplanten met kleine, éénslachtige bloemen, die kelk en bloem- kroon hebben en een bovenstandig vruchtbeginsel. 1 Bladen zacht behaard 2674. Cissampelos 11)0 Bladen glad 2622. Hyperbaena 11)1 2574. Cissam polos L. Cissampelos 1'areira L. Slingerplant met ronde of eivormige bladen met hartvormigen voet en vijf of meer hoofdnerven; de veelal 5 cM. lange bladen zijn zachtviltig behaard ; de bloemen staan in pluimvormige trossen ; de vrouwelijke bloem heeft een éénhokkig vruchtbeginsel, 1 kroon- DRYMARIA ANONA. 191 blad en 1 kelkblad ; de mannelijke bloem bestaat uit 4 kelkbladen, een vergroeide bloemkroon en 4 vergroeide meeldraden. St. Eustatius, Saba, St. Martin. CüRAgAO, Aruba, Bonaire: Jeerba pataaka, Rak die pataal-a. 2622. Hyperbaena Miers. Hyperbaena domingensis Benth. Houtige slingerplant met langwerpige tot elliptische, lederachtige bladen ; de bladvoet is een weinig versmald of hartvormig ; de- bladen zijn gemiddeld 9 cM. lang, maar soms veel grooter ; de bloemen staan in pluimvormige trossen en bezitten 6 kelkbladen, 6 bloembladen en 3 vruchtbeginsels of 6 meeldraden. St. Eustatius, Saba. Fam. 98. Anonaceae. 2729. Anoiia L. Heesters of 'boomen met tweeslachtige bloemen, die 3 kelkbladen en 6 bloemkroonbladen, een groot aantal meeldraden en een groot aantal vruchtbeginsels hebben, die bij rijpworden tot een groote,. samengestelde, vleezige vrucht vereenigd zijn. TABEL I. 1 Heester of lage boom 2 Boom; bladen dun, iets minder dan tweemaal zoo lang als breed Anona palustris 192 2 Bladen meer dan driemaal zoo lang als breed . . Anona reticulata 192 Bladen ongeveer tweemaal zoo lang als breed ....... 3 3 Bladen dik-lederachtig, glimmend 4 Bladen niet glimmend, de grootste breedte van het meerendeel der bladen is 3— 8V2 cM. Anona squamosa 192 4 Vrucht met teruggebogen uitsteeksels . . . Anona muricata 19£ Vrucht met korte, rechte uitsteeksels . . . Anona montana 192 TABEL II. 1 Zes bloemkroonbladen duidelijk ontwikkeld 2 Drio bloemkroonbladen duidelijk ontwikkeld, de 3 andere of afwezig of schubvormig ± 2 Buitenste bloemkroonbladen duidelijk grooter dan de binnensten; vrucht rond, ongestekeld Anona palustris 192 Buitenste bloemkroonbladen evengroot als de binnensten. . 3 3 Vrucht met teruggebogen uitsteeksels . . . Anona muricata 192 Vrucht met korte, rechte uitsteeksels . . . Anona montana 192 4 Vrucht met half kogel vormige uitsteeksels. . . . Anona squamosa 192 Vrucht glad Anona reticulata 192 192 AXOXACKAI; — LAURACËAE. Anona montana Macf. Heester of lage boom met glimmende, dik-leerachtige bladen, die ongeveer twee maal zoo lang als breed zijn en 9 — 18 cM. lang zijn; de vrucht heeft korte, rechte uitsteeksels en de bloemkroonbladen zijn allen even groot. St. Eustatius, Saba. Anona muricata L. Heester of lage boom met glimmende, leerachtige bladen, die ongeveer twee maal zoo lang als breed zijn en 8— 16 cM. lang zijn ; de vrucht heeft teruggebogen stekels en de bloemkroonbladen zijn allen even groot. St. Eustatius, Saba, St. Maetin : Sour sap ; ook gekweekt. Cukacao, Aruba, Bonaire : Sorsadka ; ook gekweekt. Anona palustris L. Boom met dunne bladen, die tot 18 cM. lang kunnen zyn en iets minder dan tweemaal zoo lang als breed zijn: de vrucht is ongestekeld en de buitenste bloemkroonbladen zijn grooter dan de binnensten. Curacao: Kajoeda; gekweekt. Anona reticnlata L. Heester of boompje met tot 14 cM. lange bladen, die meer dan driemaal zoo lang als breed zijn; de vrucht is ongestekeld en de buitenste bloemkroon- bladen zijn veel grooter dan de binnensten. St. Eustatius, Saba: Castard apple; gekweekt. Curacao, Aruba, Boxaire: gekweekt. Anona squamosa L. Heester of boompje met tot 14 cM. lange bladen, die ongeveer tweemaal zoo lang als breed en niet glimmend zijn; de vrucht is van kogelvormige uit- steeksels voorzien en alle bloemkroonbladen zijn gelijk van grootte. St. Eustatius, Saba, St. Martin; gekweekt. Cüraqao, Aruba, Bonaire: Skopappel; gekweekt. Fam. 102. Lauraceae. Boomen met leerachtige bladen; de tweeslachtige bloemen zijn in pluimvormige trossen geplaatst en hebben een zesbladig bloemdek en 3 kransen meeldraden. die met kleppen openspringen; soms is een binnenste krans van meeldraden staminodiaal ontwikkeld; het vruchtbeginsel is bovenstandig, éénhokkig. TABEL I. 1 Staminodiën van de 4e krans meeldraden aanwezig, aan den top verdikt - Staminodiën van de 4e krans meeldraden naaldvormig 2790. Nectandra 193 ANONA — NECTANDRA. 193 2 Bloembekleedselen na uen bloei afvallend 2783 Persea 193 Bloembekleedselen na den bloei niet afvallend 2786. Phoebe 193 TABEL II. 1 Bladen uitloopend in een langgerekten, spitsen top; aan den voet van de hoofdnerf ontspringen 2 rijen nerven, die bijna gelijkwaardig zijn aan de hoofdnerf .... 2785. Phoebe 193 Bladen anders van vorm 2 2 Bladen aan de bovenzijde glimmend . . . 2790. Nectandra 193 Bladen niet glimmend aan de bovenzijde 2783. Persea 193 2783. Persea Gartn. Persea amerieana Mill. De afwisselende, leerachtige bladen zijn elliptisch tot lancetvormig, aan den onderkant witachtig en tot 18 cM. lang met eenigszins spitse punt; de nerven zijn aan den onderkant zeer duidelijk zichtbaar; de bloemen hebben behalve meeldraden, staminodiën, die aan den top verdikt zijn; de vrucht is vleezig, éénzadig, 8 cM. of meer lang. St. Eüstatius, Saba, St. Martin: Pear tree, Avocado; gekweekt. Cubaqao, Aruba, Boxaire: Aivakaati; gekweekt. 2785. Phoebe Nees. Phoebe elongata Nees. De afwisselende, lancetvormige, dikke, leerachtige bladen zijn tot 18 cM. lang; dicht bij den bladvoet ontspringen uit de hoofdnerf 2 zijnerven, die zeer duidelijk aan den onderkant zichtbaar zijn; de bloemen hebben behalve meeldraden staminodiën, die aan den top verdikt zijn; de vruchtsteel is kegelvormig verdikt en de bloem- dekbladen blijven onder de vrucht, die besvormig en tot 1,8 cM. lang is. St. Eüstatius. 2790. Nectandra Roland. De binnenste krans meeldraden is zeer gereduceerd en van klieren voorzien ; alle hokjes van een meeldraad op gelijke hoogte geplaatst. 1 Buitenste krans meeldraden zittend; buis van de bloem- kroon kort; bladsteel tot 2,5 cM. lang Nectandra Krugii Buitenste krans meeldraden gesteeld ; buis van de bloem- kroon afwezig; bladsteel tot 1,5 cM. lang Nectandra coriacea Nectrandra coriacea Gris. De leerachtige, 7-14 cM. lange en 2 — 6 cM. breede bladen zijn elliptisch tot lancetvormig; de witte bloemen hebben gele meel- draden. Sr. Eüstatius, Saba, St. Martin : Sweeticood. 13 194 LAURACËAIC CAPPARIDACIUE. Nectandra Krugii Mez. De 14 — 24 cM. lange en 5 — 8 cM. breede, leerachtige bladen, zijn lancetvormig ; de bloemen zijn geheel wit. St. Eüstatiüs, Saba : Black sweetwood. Fam. 104. Papaveraceae. 2852. Argemone L. Argemone mexicana L. Rechtopgroeiend kruid met zittende, veervormig ingesneden, zeer scherpstekelige, tot 20 cM. lange, wit gevlekte bladen; de alleen- staande bloemen met 2 kelkbladen en 4 gele bloemkroonbladen hebben een groot aantal meeldraden en een éénhokkig, bovenstandig vruchtbeginsel met vele zaadknoppen ; de vrucht is gestekeld. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Thistle. Ouracao, Bonaire : Polber sjimarón, Tjimitjimi. Fam. 105. Cruciferae Kruiden met bloemen, die bestaan uit 4 kelkbladen, meestal 4 bloem- kroonbladen en veelal 6 meeldraden, waarvan 4 lang en 2 kort zijn ; het vruchtbeginsel is bovenstandig, droog, veelal openspringend. 1 Vrucht een hauwtje 2883. Lepidium 194 Vrucht een hauw 2 2 Vrucht in 2 geledingen uiteenvallend .... 2920. Cdkile 194 Vrucht een openspringende hauw 3 3 Bloemen geel 2949. Brassica 195 Bloemen wit 3003. Greggia 195 2883. Lepidium L. Lepidium yirginicnm L. De lijn- of lancetvormige bladen, die tot 9 cM. lang kunnen zijn, loopen met versmalden bladvoet in den bladsteel af; de bloemen staan in dichte, langgerekte trossen, die na den bloei tot 10 cM. lang kunnen worden en onbebladerd zijn : de 0.1 cM. lange bloemen hebben 2 meeldraden; de vrucht is een 0,35 cM. lang hauwtje. St. Eustatius, Saba, St. Martin. 2920. ( akile Juss. Cakile lanceolata O. E. Schulz. De smalle, lancetvormige, eenigszins vleezige bladen zijn 3 — 4 cM. lang; de bloemen staan in trossen, die na den bloeitijd op 1 cM. XI-CTAXDRA CLKOMK. 195 afstand vruchten dragen; de bloemen zijn tot 0,6 cM. lang; de vrucht valt uiteen in 2 helften, die boven elkander geplaatst zijn. St. Eustatius, Saba. 2949. Brassica L. Brassica integrifolia O. E. Schulz. Kruid met langwerpige tot lijnvormige bladen; de benedenste bladen zijn ruw getand en tot 28 cM., de bovenste tot 8 cM. lang; de bloemen staan in een langen tros; de bauwen staan op afstanden van ruim 1 cM., springen met 2 kleppen open, zijn 3 cM. lang en scheef naar boven afwijkend. St. Eustatius, Saba : Mustard. 3003. Greggia A. Gray. Greggia Urbaniana Muschler. De geheel kale bladen, die in een langen bladsteel versmald uitloopen en ovaal tot lancetvormig zijn met grove bochten, zijn dun vliezig; de witte bloemen zijn 0,-1- 0.5 cM. in middellijn met 0.4 cM. lange kelkbladen; de vrucht is een kale lijnvormige hauw. Aruba. Fam. 107. Capparidaceae. Bloemen met 6 — x> meeldraden en een bovenstandig, éénhokkig vruchtbeginsel, 4 bloemkroonbladen eneen vierbladigen of vergroeid- bladigen kelk ; de vruchtbeginsels en meeldraden zijn meestal op een zeer verlengden bloembodem op groote afstanden van elkander ingeplant. 1 Kruiden 2 Boomen of houtachtige klimplanten 4 2 Geen staminodiale meeldraden 3 Wel staminodiale meeldraden 3090. Polanisia 196 3 Geen androphoor 3082. Cleome 195 Androphoor aanwezig 3087. Gynandropsis 196 4 Bladen samengesteld 3095. Crataeva 196 Bladen enkelvoudig 5 5 Alle kelkbladen met elkander vergroeid . 3104. Morisonia 198 Twee kelkbladen met elkander vergroeid. . 3101. Capparis 196 3082. Cleome L. Cleome stenopliylla Klotzsch. Kruid met rechtopstaande stengels en lijnvormige, 0,1 — 0,4 cM. breede, 2,5 — 5 cM. lange bladen, die omgekrulde randen hebben ; de bloemen 196 CAPPARIDACE-YË. hebben 0,45 cM. lange bloemkroonbladen en een klein aantal meel- draden; de vrucht is 2 — 3 cM. lang, lijnvormig, rolrond en springt met 2 kleppen open. Curacao, Aruba, Bonaire. 3087. Gynandropsis DC. Gynandropsis pentapliylla DC. Volkomen onbehaard kruid met langgesteelde, vijftallige bladen; de bloemen hebben 5 meeldraden. die een eind onder het vrucht- beginsel ingeplant zijn ; de vrucht is rolrond, tot 5 cM. lang en geheel kaal. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Massamby. Curacao. Bonaire : Jeerba kaaja. 3090. Polanisia Haf. Polanisia viscosa DC. Zacht behaard kruid, op vele plaatsen duidelijk voorzien van klier- achtige haren ; de zeer langgesteelde, vijftallige bladen hebben blaadjes, die in een spitse punt uitloopen; een wisselend aantal meeldraden, waarvan sommigen staminodiaal, zijn allen vlak onder het vruchtbeginsel ingeplant: de vrucht is rolrond met duidelijke nerven, 8 cM. of meer lang en dicht klierachtig behaard. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Wild massamby. 3095. Crataeva L. Crataova gynandra L. Boom met drietallige bladen, die kortgesteelde blaadjes hebben met een tot meer dan 10 cM. langen, gemeenschappelijken bladsteel ; de eivormige blaadjes hebben een scheeven voet en zijn tot 13 cM. lang; de bloem heeft een groot aantal meeldraden en een tot 2,5 cM. lange gynophoor : de vrucht is kegelvormig. Curacao, Aruba, Bonaire : tioeroen die moondi. 3101. Capparia L. Heesters of boomen met eenigszins besachtige, droge, openspringende vruchten en enkelvoudige bladen : de bloemen hebben een los- bladigen kelk, waarvan 2 bladen met elkander vergroeid zijn, een vierbladige bloemkroon, een groot aantal meeldraden en een één- hokkig vruchtbeginsel met een groot aantal zaadknoppen. 1 Bladen aan den onderkant door schubben bedekt 2 Bladen aan den onderkant niet door schubben bedekt ... 3 2 Bladen aan den bovenkant zeer glimmend, dik leerachtig Capparis jamaicensis 198 Bladen aan den bovenkant niet glimmend Capparis Breynux 197 CAPPARIS. 197 3 Bladen aan de onderzijde kaal 4 Bladen aan de onderzijde behaard . . . Capparis tenuisiliqua 19S 4 Alle bladen aan den boom zijn lijnvormig Capparis linearis 19S Niet alle bladen lijnvormig 5 5 Vruchten schermvormig bij eengeplaatst . Capparis frondosa 197 Vruchten niet schermvormig bij eengeplaatst Capparis cynophallophora 197 Capparis Breynia Jacq. Boom met langwerpige, tot 9 cM. lange bladen, die een aan de onderzijde zeer duidelijk naar buiten springende middennerf hebben en aan den onderkant bedekt zijn door schubben ; de bladen zijn aan den bovenkant dof ; er komen aan dezelfde planten naast deze planten ook lijnvormige bladen voor ; de bloemen staan in scherm - vormige trossen en hebben een kelk die 1/i van de lengte heeft der bloemkroonbladen, welke zachtviltig behaard zijn; de vruchten zijn langgerekt, cylindervormig, soms rozekransachtig ingesnoerd en tot 15 cM. lang. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Cüracao, Aruba, Bonaire : Jeerba mosterd, Olieba maatsjoe, Paaloe preetoe, Raaba, Horse radish. Capparis cynophallophora L. met variëteiten, Syn. Capparis cocco- lobifolia Mart. Heester met klimmende takken en dikke, leerachtige bladen, die kaal zijn ; de kortgesteelde bladen hebben zeer verschillende vormen, zijn dan eens aan den top uitgerand, dan weer spits toeloopend, dikwijls anderhalf maal zoo lang als breed, soms bijna lijnvormig; de meeldraden steken ver buiten de bloemkroonbladen uit; de vrucht kan zeer verschillend van lengte zijn, heeft soms een 5 cM. of meer lange carpophoor en is rolrond, voorzien van insnoeringen. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Mustard tree, Man of war bush. Curacao, Aruba, Bonaire : Hoerihoeri, Jeerba mosterd, Paaloe die loora, Raaba, Stokld. Capparis frondosa Jacq. Boom met elliptische tot lancetvormige, dik-leerachtige bladen, die' tot 25 cM. lang kunnen zijn; de bladsteel is 5 cM. of meer lang en aan voet en top van een verdikking voorzien ; de bloemen staan in een schermachtige bloeiwijze ; de vruchten zijn 4,5» cM. lang, rolrond en hebben een 1 cM. lange carpophoor. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Church blossom. 198 CAPPARIDACËAE — ROSACEAE. Capparis jamaicensis Jacq. Boom met elliptische tot lancet vormige, tot 9 cM. lange bladen, die een aan de onderzijde zeer duidelijk naar buiten springende midden- nerf hebben en aan den onderkant dicht bezet zijn met schubben : de bladen zijn aan den bovenkant zeer sterk glanzend ; er komen naast dergelijke breede bladen aan dezelfde planten ook lijnvormige bladen voor ; de bloemen staan in schermvormige trossen en hebben een kelk, die ongeveer half zoo lang is als de bloemkroonbladen, welke dicht met schubben bedekt zijn; de meeldraden steken iets buiten de bloemkroon uit ; de vruchten zijn rolrond, tot 25 cM. lang. St. Eustatius, Saba, St Martin. Curacao, Aruba, Bonaire: OUeba. Capparis linearis Jacq. Boom met lederachtig bladen, die alle lijnvormig zijn, geheel zonder schubben en met naar beneden omgekrulde randen : het meeren- deel der bladen is 8 — 12 cM. lang en 0,5 — 1 cM. breed; de bloemen slaan in trossen en zijn 0.6 cM. lang, de knoppen zijn kogelvormig: de vruchten zijn lang gerekt, meestal tot 3 cM. lang en ingesnoerd. Curacao, Aruba : Keedébessji. Capparis tenuisiliqua Jacq. Boom met elliptische bladen, die een zwak hartvormigen voet hebben ; de bladen zijn gaafrandig, aan den onderkant zacht behaard, 5 — 10 cM. lang en 3 — 7 cM. breed; de bloemen zijn geplaatst in rechtop- staande trossen; de vruchten zijn 1 cM. lang gesteeld, hebben een carpophoor van twee tot meer cM. lengte en zijn tot 20 cM. lang en 0,2 — 0,4 cM. dik, ingesnoerd tusschen de zaden. Curaqao, Bonaire. 3104. Morisonia L. Morisonia aniericana L. Boom met ovale, geheel kale, leerachtige bladen, waarvan het met-rendeel 10-13 cM. lang en 6 cM. breed is; de bladsteel is 5 — 8 cM. lang en aan top en basis verdikt; de bloemen staan in een scherm vormigen tros en hebben een kelk. die openscheurt bij het openen der bloemen ; de tot 20 meeldraden zijn korter dan de bloemkroonbladen : de vrucht heeft een duidelijke carpophoor en is kogelvormig. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Wild misple. Aruba. CAPPARIS — PRUNUS. 199 Fam. 109. Moringaceae. 3123. Moringa Juss. Moringa oleifera Lam. Boom met twee- tot driemaal veeryormig saamgestelde bladen, waarvan de blaadjes langwerpig, tot 2 oM. lang zijn; de bloemen staan in sterk samen- gestelde, pluimvormige trossen en zijn zygomorph met 5 kelkbladen. 5 bloemkroonbladen, lümeeldraden, waarvan de buitenste krans staminodiaal ontwikkeld is. en een bovenstandig, éenhokkig vruchtbeginsel: de vrucht is tot 2 > eM. en meer lang, springt met 3 kleppen open en bevat een groot aantal gevleugelde zaden. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Moringo; gekweekt. Cura<;ao. Aruba, Bonaire: Benboom, Orengya, Salaster: gekweekt. Fam. 115. Crassulaceae. 3165. Bryophyllum Salisb. Bryophyllum pinuatum S. Kurz. Zeer dikbladige plant met enkelvoudige of veervormige, vijftallige, saamgestelde bladen, waarvan de langwerpige blaadjes zeer duidelijk gekartelde randen nebben en 4 — 8 cM. lang en 2 — 5 cM. breed zijn; de bloemen zijn geplaatst in een ijle, sterk vertakte, veelal tot 50 cM. hooge, pluimvormige bloeiwijze en hebben een eenigszins opgeblazen, viertandigen kelk van 3,5 cM. lengte; de bloemkroon is vergroeidbladig, ruim 1 cM. langer dan de kelk en eveneens viertandig; er zijn 8 meeldraden en 4 éénhokkige. bovenstandige vruchtbeginselen. St. Eustatius, Saba. St. Martin ; Leaf of live. Fam. 126. Rosaceae. Heesters of boomen met gaafrandige bladen en bloemen, die bestaan uit een uitgeholden, komvormigen bloembodem, een losbladigen kelk en bloemkroon, een verschillend aantal meeldraden. die op den kelk zijn ingeplant, en een éenhokkig vruchtbeginsel, dat tot een éénzadige vrucht uitgroeit. 1 Stijl bijna eindstandig: bladen aan den voet voorzien van 2 klieren 3396. Prunus 199 Stijl beneden het midden van het vruchtblad ingeplant . . 2 2 Bloemkroon bijna geheel regelmatig . 3398. Chrysóbalanus 200 Bloemkroon duidelijk zygomorph 3403. Hirtella 200 3396. Prunus L. Primus myrtifolia Urb. Boompje met kortgesteelde, leerachtige bladen, die langwerpig of ovaal zijn met een toegespitste, stompe punt en tot 8 cM. lang 200 ROSACEAE — IvKGUMINOSAE. zijn; de bloemen zijn geplaatst in trossen, hebben 5 kelkslippen en 5 bloemkroonbladen en een groot aantal meeldraden. St. Eustatius. 3398. Chrysobalanus L. Chrysobalanus icaco L. Heester of boompje met leerachtige, aan den bovenkant glimmende, ovale of omgekeerd-eivormige bladen, die tot 9 cM. lang zijn; de bloemen staan in korte, pluimvormige trossen en hebben een vrij vruchtbeginsel; de bloemkroon is vijfbladig en een groot aantal meeldraden staan op de grens van kelk en bloembodem ; de vleezige vrucht is van de grootte van een pruim. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Cocoa plum, Fat porie; ook gekweekt. CuRAgAO, Aruba, Bonaire: Ekaakes; gekweekt. 3403. Hirtella L. H ir teil a triandra Sw. Boompje met zeer kortgesteelde, lancetvormige bladen, die 9 cM. lang zijn ; de bloemen staan in een pluimvormigen tros en hebben een scheef uitgeholden bloembodem, 3 meeldraden, een vijfbladige bloemkroon en een vijftalligen kelk; de behaarde vrucht is ovaal. Saba: Hairy plum. Fam. 128. Leguminosae. Zeer verschillend gevormde planten, die meestal samengestelde bladen hebben en slechts daarin met elkander overeenkomen, dat ze een éénhokkig vruchtbeginsel hebben en de vrucht een peul is ; bij de geslachten 3436 — 3459 is de bloemkroon regelmatig en is bijna steeds een groot aantal meeldraden aanwezig; bij de geslachten 3499 — 3561 is de bloemkroon zygomorph en zijn de meeldraden veelal vrij; bij de geslachten 3602 — 3909 is de bloemkroon zygo- morph en zijn de meeldraden veelal vergroeid. 1 Bloemen regelmatig 2 Bloemen zygomorph 11 2 Meer dan 10 meeldraden 3 Minder dan 10 meeldraden 6 3 Meeldraden aan den voet of hooger met elkander vergroeid 4 Meeldraden geheel vrij 3446. Acacia 205 4 Bladen éénmaal veervormig samengesteld . . 3430'. Inga 204 Bladen niet éénmaal veervormig samengesteld 5 5 Teul met duidelijk opgezwollen plaatsen bij de zaden 3443. AWizsia 20."> Peulen bij de zaden niet opgezwollen 3441. Pithecolobium 204 PRUNUS HIRTELLA. 201 6 Helmknopjes zonder klieren 7 Helmknopjes in den bloemknop met klieren ....... 9 7 Bij de rijpe peul laten de vruchtbladen los van de nerven 3449. Mimosa 207 Bij de rijpe peul laten de vruchtbladen niet los van de nerven 8 8 Zaden in de lengterichting van de peul geplaatst of scheef 3450. Desmanthus 207 Zaden loodrecht op de lengterichting van de peul geplaatst 3447. Leucaena 200 9 Bloemen in kogelvormige bloeiwijzen . . . 3451. Xeptunia 208 Bloemen in aren of trossen 11 10 Peul duidelijk openspringend 3459. Adenanthera 208 Peul niet duidelijk openspringend 3454. Prosopis 208 11 Het bovenste bloemblad door de anderen ingesloten. ... 12 Het bovenste bloemblad de anderen omvattend 22 12 Kelkbladen in den knop niet van elkander te onderscheiden 3528. Bauhinia 209 Kelkbladen in den knop reeds van elkander te onderscheiden 13 13 Twee bloemkroonbladen als groote, vleezige schubben aan- wezig; meeldraden met poriën openspringend 3543. Krameria 212 Twee bloemkroonbladen als vleezige schubben niet aanwezig 14 14 Bladen dubbelveervormig samengesteld 17 Bladen éénmaal veervormig samengesteld 15 15 Bladen tweetallig ; . 3499. Hijmenaea 209 Bladen niet tweetallig 16 16 Alle meeldraden met kleppen openspringend . . 3506'. Tamarindus 209 Een deel der meeldraden met poriën openspringend 3536. Cassia 209 17 Bladen bestaande uit 2 blaadjes, die elk veervormig samen- gesteld zijn ; de hoofdas eindigt in een doorn 3551. Parkinsonia 212 Bladen anders samengesteld 18 18 Kelkbladen in den knop niet over elkander heen liggend .... 19 Kelkbladen in den knop met de randen over elkander heen- liggend 20 19 Planten met doornen 3554. Cercidium 213 Planten zonder doornen 3556. Poinclana 213 20 Peul openspringend langs het midden der kleppen 3552. Haematoocylon 212 Peul niet of langs de naden openspringend 21 202 LEGUMINOSAE. 21 Planten met stekels, of zoo geen stekels aanwezig, dan zijn de blaadjes nooit meer dan 1,5 cM. lang 355.9. Caesalpinia 213 Planten zonder stekels en blaadjes meer dan 1,5 cM. lang 3561. Peltophorum 214 22 Meeldraden alle vrij 3602. Sophora 215 Meeldraden één- of tweebroederig 23 23 Ptijpe peul in éénzadige stukken uiteenvallend 24 Pujpe peul niet in éénzadige stukken uiteenvallend. ... 29 24 Eén meeldraad vrij 25 Alle meeldraden vergroeid 26 25 Leden van de peul plat 3807. Desmodhun 219 Leden van de peul niet plat 3810. Alysicarpus 221 26 Meeldradenbundel of een open scheede vormend of in tweeën gesplitst 3793. Aescfajnomene 218 Meeldraden tot een gesloten buis vergroeid 27 27 Kelkbuis aan den voet draadvormig verlengd 28 Kelkbuis aan den voet niet draadvormig verlengd 3804. Zon/ ia 219 28 Peul in een duidelijken haak eindigend 3802. Stylosanthes 219 Peul niet in een haak eindigend ... .... 3S03. Arachis 219 29 Blaadjes zonder steunblaadjes 30 Blaadjes met steunblaadjes 43 30 Bladen handvormig samengesteld 31 Bladen veervormig samengesteld 33 '> 1 Blaadjes gaafrandig 32 Blaadjes gezaagd 3688. Medicago 215 32 Peulen plat 3897. Rhynchosia 220 Peulen opgezwollen 3669. Crotalaria 215 33 Bladsteel in een borstel eindigend 3856. Abrus 222 Bladsteel niet in een borstel eindigend 34 34 Vrucht niet openspringend 35 Vrucht openspringend 37 35 Vrucht steenvruchtachtig 3842. (leoflraea 222 Vrucht niet steenvruchtachtis; 36 *& 36 Peul voorzien van 4 vleugels 3839. Piscidia 222 •- Peul niet voorzien van 4 vleugels . . 3834. Lonchocarpus 221 37 Vruchtbeginsel zonder discus 38 Vruchtbeirinsel met discus 4 LitGu.MixosAi:. 203 38 Connectief met een aanhangsel ; vertakte haren op de bladen 3702. fndigofera 21(> Connectief zonder aanhangsel: geen vertakte haren op de bladen 39 Sd Peul met 1 — 2 zaden; blaadjes met zwarte klieren 3709. Dalea 210 Peul met meer dan 2 zaden ; blaadjes zonder zwarte klieren 40 40 Bloei wijzen eindstandig 3718. Tephrosia 21<> Bloeiwijzen in de oksels der bladen 41 41 Peul niet in hokjes verdeeld 3734, Gliricidia 217 Peul in hokjes verdeeld 42 42 Blaadjes oneven veervormig samengesteld . . 5755. Cracca 217 Blaadjes even veervormig samengesteld . . 3747. tiesbania 217 43 stijl bovenaan geheel kaal, zelden onderaan behaard ... 44 stijl aan den binnenkant van haren voorzien of rondom den stempel behaard 52 44 Eén meeldraad geheel vrij 45 Alle meeldraden met elkander vergroeid 49 45 Boomen 3841. Andira 222 Kruiden of heesters 46 46 Op de plaats van de aanhechting der bloemsteeltjes is de spil der bloeiwijze knoopig verdikt . . . 3882. Galactiet 224 Steel der bloeiwijze met knoopig verdikt 47 47 Peul met scheef geplaatste insnoeringen 3S92. Cajanus 225 Peul niet met scheef geplaatste insnoeringen 48 48 Rug van de vlag boven den nagel gespoord of van een uit- zakking voorzien 3858. Centrosema 223 Vlag zonder spoor of uitzakking .... 3860. Teramnus 223 49 Bloemkroonbladen zeer ongelijk van grootte 50 Alle bloemkroonbladen gelijk van grootte 51 50 Vlag grooter dan de andere bloemkroonbladen 3870. Erythrina 223 Kiel grooter dan de andere bloemkroonbladen . . . 3577. Mucuna 224 51 Bloemen in trossen: steel der bloeiwijze op de aanhechtings- plaats der bloemen verdikt 3891. Canavalia 225 Bloemen niet in trossen, of zoo wel. dan de steel der bloei- wijze op de aanhechtingsplaats der bloemen niet verdikt 48 52 steel der bloeiwijze op de aanhechtingsplaats der bloemen niet verdikt 3857. Clitoria 223 Steel der bloeiwijze op de aanhechtingsplaats der bloemen verdikt 53 204: I^GUMINOSAE. 53 Kiel spiraalvormig opgerold 3901. Phaseolus 22(> Kiel niet spiraalvormig opgerold 54 54 Stijl met zeer scheeven stempel; peul smal 3905. Vigna 227 Stijl met eindstandigen, rechten stempel; peul zeer breed 3909. Lablab 227 3436. Inga Willd. Inga laurina Willd. Boom met eenmaal veervormig samengestelde, viertallige bladen, waarvan het benedenste paar blaadjes meestal het kleinst is; de blaadjes zijn tot 11 cM. lang, lancetvormig, leerachtig, naar top en basis spits afloopend ; de bloemen staan in samengestelde trossen, zijn zeer kort gesteeld en hebben een kelk, die 1/i van de lengte der trechtervormige bloemkroon heeft ; er is een groot aantal meel- draden, die vergroeid zijn tot een buis, welke even lang is als de bloemkroon; de peul is plat, leerachtig, 11 cM. lang en 3 cM. breed. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Eed icood. 3441. Pitheeolobium Mart. Gedoomde boomen met dubbel veelvormig samengestelde bladen ; de bloemen hebben een groot aantal meeldraden, die tot een buis vergroeid zijn en min of meer boven de bloemkroon uitsteken. 1 Bladen viertallig 2 Bladen meer dan viertallig ; peul vlak Pitheeolobium platylóbum 204 - Bloemen in lange trossen Pitheeolobium ligustrinum 204 Bloemen in kogelvormige bloeiwijzen Pitheeolobium unguis-caü 205 Pitheeolobium ligustrinum Klotzsch. De viertallige bladen hebben zeer kort gesteelde, leerachtige, eenigszins scheeve Uaadjes, die tot 6 cM. lang en 2 cM. breed zijn; aan den voet van den bladsteel staan 2 kegelvormige, U.2 cM. lange doornen; de bloemen zijn in aarvormige, lange bloeiwijzen geplaatst en hebben een buiten de bloemkroon uitstekende meeldraadbuis; de geheele bloem is 1 cM. lan^. Cura(jao; gekweekt. Pitheeolobium platylóbum Urb. De dubbel veervormig saamgestelde bladen bestaan uit zestien of meer omgekeerd eivormige, leerachtige blaadjes met zeer scheeven voet, die tot 2 cM. lang kunnen zijn ; de bladstelen zijn 0,05 cM. dik ; aan den voet van den bladsteel staan twee 0,3 cM. lange, kegelvor- mige, eenigszins gekromde doornen ; de bloemen zijn in kogelvor- mige, okselstandige, 4 cM. lang gesteelde bloeiwijzen geplaatst; de meeldraadbuis steekt 1,5 cM. of meer boven de bloemkroon uit; de geheele bloem is tot 5 cM. lang; de peul is plat, 3 cM. breed en 15 cM. lang. Akuba: Daabaroeieda, Jaaga, t'nguis die gaatoe. IXGA ACACIA. 205 Pithecolobium nnguis-cati Benth. De viertallige bladen bezitten leerachtige blaadjes, die van zeer ver- schillende lengte en breedte zijn, maar meestal minder dan driemaal zoolang als breed ; aan den voet van den bladsteel staan 2 kegel- vormige, groote of kleinere doornen : de bloemen zijn in kogel- vormige bloeiwijzen geplaatst, die tot een sterk vertakte, pluim- vormige bloeiwijze vereenigd zijn ; de meeldraadbuis steekt niet buiten de bloemkroon uit; de bloem is 1 cM. lang; de vrucht is plat en sterk in verschillende richtingen gekromd. St. Eüstatius, Saba, St. Martin : Crabwood. Cüracao, Aruba, Bonaire : Unguis die poesji, Unguis gaati. 3443. Albizzia Durazz. Albizzia lebbek Benth. Boom met dubbel veervormig samengestelde bladen; de blaadjes van de eerste orde zijn twee- tot vierjukkig, die van de tweede orde vijf- tut negenjukkig. langwerpig tot 4 cM. lang met zeer scheeven voet en aan den top eenigszins ingesneden: de bloemen staan in kogelvormige bloeiwijzen aan het eind van een 7 cM. of meer langen steel; de a> vele meeldraden zijn tot een buis vergroeid, die korter is dan de bloemkroon: de geheele bloem is 2,5 cM. lang: de peul is plat met opgezwollen gedeelten bij de zaden, 3 cM. breed en 18 cM. of meer lang. St. Eüstatius, Saba, St. Martin: Womav's longue; gekweekt. Cüracao, Aruba, Bonaire: Barba die jonkemem. 3446. Acacia Willd. De bladen zijn dubbel veervormig samengesteld; de bloemen, die in kogelvormige bloeiwijzen geplaatst zijn, hebben een groot aantal meeldraden, die geheel vrij of zeer weinig met elkander vergroeid zijn. 1 Geen doornen of stekels aanwezig Acacia vülosa 200 Doornen of stekels aanwezig 2 2 Stekels aanwezig Acacia ri paria 206 Doornen aanwezig 3 3 De hoofd bladsteel draagt aan de goed ontwikkelde takken minstens 15, dikwijls veel meer, veervormig saamgestelde blaadjes, die ieder minstens twintlgjukkig zijn Acacia macracantlia 206 De hoofdbladsteel draagt veel minder dan 15 veervormig saamgestelde blaadjes 4 4 Takken en bladstelen dicht behaard .... Acacia tortuosa 206 Takken en bladstelen bijna kaal. . . . Acacia Farnesiana 205 Acacia Farnesiana Willd. Heester of boompje; de hoofdsteel draagt 4-8 veervormig saam- gestelde blaadjes, die ieder tien- tot twintigjukkig zijn; de blaadjes 20G LEGUMINOSAE. zijn 0,7 cM. lang; de doornen zijn niet dik kegelvormig ; de bloem- hoofd j es staan in bundels bijeen ; de rolronde, gebogen peulen zijn kaal. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Casha. Acacia macracantha H. et B. Heester of boompje ; de hoofdsteel draagt 15 — 40 veervormig saam- gestelde blaadjes, die ieder vijftien- tot veertigjukkig zijn ; de blaadjes zijn 0,2 cM. lang ; de bruine doornen zijn zeer lang en van een breeden voet voorzien ; de bloemhoofdjes staan in bundels bijeen ; de peulen zijn recht. St. Eustatius, St. Martin : French casha, Creole casha, Spanish casha. Acacia riparia H. B. K. Heester of klimmende plant met zeer scherpe, omgebogen stekels aan takken en bladstelen; de hoofdsteel draagt 12 — 24 veer- vormig samengestelde blaadjes, die ieder vijftien- tot dertigjukkig zijn ; de blaadjes zijn tot 1,2 cM. lang ; de bloemhoofdjes staan in samengestelde bloeiwijzen ; de platte peul is kaal. St. Martin. Acacia tortuosa Willd. Heester of boompje; de hoofdsteel draagt 2 — 6 veervormig saamge- stelde bladen, die ieder tien- tot twintigjukkig zijn ; de blaadjes zijn 0,2 cM. lang; de witte doornen zijn kegelvormig; de bloem- hoofdjes zijn alleenstaand; de peul is gekromd. St. Eustatius: Dutch casha. Ctraqao, Aruba, Bonaiüe: Oébaada, Waabi. Acacia yillosa Willd. Heester zonder stekels of doornen; de hoofdsteel draagt 5 — 10 veer- vormig saamgestelde bladen, die ieder tien- tot vijiWitwintbjukkig zijn; de blaadjes zijn 0,5 cM. lang; de bloemhoofdjes zijn op een zeer duimen steel geplaatst en staan in schermvormige bloeiwijzen bijeen; de bruine, perkamentachtige peulen zijn zeer plat. Curaqao : Mata gallenja, Nigieta die Mal pais, Watapana sjimarón, Wüd dividivi. 3447. Leucaena Benth. Leucaena glauca Benth. Boom met dubbel w:Tvormig saamgestelde bladen; de hoofdstee] draagt 4 — 8 sanm^estelde blaadjes, die ieder tien- tot twintigjukkig zijn ; de spitse blaadjes zijn 1 cM. lang ; de bloemen staan in ACACIA — DESMANTHUS. 207 kogelvormige, langgesteelde bloeiwijzen, die alleen staan in de blad- oksels ; de bloemen hebben 10 meeldraden ; de platte peulen zijn 2 cM. breed en 14 cM. lang. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Mimosa, Tantan : ook gekweekt. CüRAgAO, Aruba, Bonaire: Toemba raboe : gekweekt. 3449. Mimosa L. Heestertjes met dubbel veervormig saamgestelde bladen ; de bloemen hebben 4 of 8 vrije meeldraden ; de peul is geleed, aan de kanten voorzien van stekels en laat los langs de 2 nerven, die blijven staan. 1 Bloemen in kogelvormige bloeiwijzen . . . Mimosa pudica 207 Bloemen in trossen Mimosa distachya 207 Mimosa distachya Cav. De bladen zijn twee- of driejukkig met drie- of vierjukkige blaadjes van de eerste orde; de blaadjes zijn verschillend van grootte, tot 0,5 cM. lang, aan den top breeder dan aan den voet; de stengel is vlak onder de aanhechtingsplaats van den bladsteel voorzien van een zeer platten, gekromden stekel met een 0,8 cM. breeden voet; de bloemen staan in ruim 2 cM. lange trossen en hebben 8 meeldraden; de peul is 0,7 cM. breed, tot 4 cM. lang en bestaat uit 4-5 geledingen. Curacao, Aruba : Unguis die gaatoe. Mimosa pudica L. De jukken van de tweejukkige bladen staan dicht bij elkander aan den top van den 2,5 cM. langen bladsteel en zijn vijftien- tot vijfentwintigjukkig; de blaadjes zijn 1 cM. lang en gewimperd ; de stengels zijn voorzien van platte, gekromde stekels, die met een voet van 0,2 cM. aan den stengel bevestigd zijn ; de bloemen staan in kogelvormige bloeiwijzen en hebben 4 meeldraden; de peul is saamgedrukt, 0,5 cM. breed, 1,5 cM. lang en bestaat uit 2 — 5 ge- ledingen. St. Eustatius: Shame lady shame. 3450. Desmaiithus Willd. Heesterachtige plantjes met dubbel veervormig samengestelde bladen; de bloemen hebben 10 vrije meeldraden en zijn in kogelvormige bloeiwijzen geplaatst; de peul bevat een groot aantal zaden, is lijnvormig en springt met 2 kleppen open. 1 Plant rechtopstaand; peul 5 — 8 cM. lang, 20-30 zaden bevattend; blaadjes 0,5-0,7 cM. lang; stengel kantig Desmanthus virgatus 208 208 LEGUMINOSAE. Plant liggend; peul 2,5 — 5 cM. lang, 10 — 20 zaden bevattend; blaadjes 0,3 — 0,5 cM. lang; stengel geribd Desmanthus depressus 20S Desmanthus depressus H. et B. Neerliggend plantje met 2,5 — 5 cM. lange peulen. St. Eustatius, St. Martin. Curaqao: Montdgna. Desmanthus virgatus Willd. Rechtopgroeiend plantje met 5 — 8 cM. lange peulen. St. Eustatius, Saba, St. Martjn: Wild tantan. Curaqao, Aruba, Bonaire. 3451. Neptunia Lour. Neptunia plena Benth. Kruid met dubbel veervormig samengestelde bladen, die drie- tot vijfjukkig zijn; de blaadjes van de eerste orde zijn twaalf- tot veertigjukkig; de blaadjes zijn 0,7 cM. lang met zeer scheeven voet; de bloemen hebben 10 vrije meeld raden en zijn geplaatst in kogelvormige bloei wijzen, die op een zeer langen steel staan, welke één of meer hartvormige blaadjes draagt; de peulen zijn gesteeld, meestal 4 cM. lang en 0.7 cM. breed met + 20 zaden. St. Martin: Water thistle. Curaqao. 3454. Prosopis L. Prosopis juliflora DC. Boom met dubbel veervormig saamgestelde bladen, die één- of twee- jukkig zijn; de blaadjes van de eerste orde zijn twintig- of meer- jukkig; de blaadjes zijn 0,8 — 1,2 cM. lang; de bloemen hebben 10 meeldraden en zijn in 8 cM. lange trossen geplaatst ; de kale peulen zijn rond of eenigszins plat gedrukt, gekromd, tot 14 cM. lang en 1 cM. breed ; aan den voet van den bladsteel staan 2 uiterst kleine doornen. CüRAgAO, Aruba, Bonaire : Indjoe, Koeieda, Koeiegi. 3450. Adenantliera L. Adenantliera pavonina L. Boom met dubbel veervormig samengestelde bladen, die twee- tot vijfjukkig zijn; de blaadjes van de eerste orde zijn zes- tot tienjukkig; de jukken van de eerste orde staan tot. op 11 cM. afstand van elkander; de blaadjes staan afwisselend, zijn ovaal, tot 3 cM. lang en 1,5 cM. breed; de bloemen staan in lange trossen, zijn duidelijk gesteeld en hebben 10 meeldraden; de vrucht is lijnvormig, springt met 2 kleppen open en bevat roode zaden. St. Eustatius, Saba, St. Martin; gekweekt. Curaqao, Aruba. Bonaire; gekweekt. DESMANTHUS — CASSIA. 209 3499. Hymenaea L. Hymenaea courbaril L. Boom met tweetallige bladen, waarvan de lederachtige blaadjes zeer scheef zijn, langwerpig, tot 13 cM. lang en tot 5 cM. breed; de bloemen staan in een schermvormigen tros en hebben 10 gelijke meeldraden; de ruwe, rolronde peul springt niet open. St. Eüstatiüs, Saba, St. Martin: Locust; ook gekweekt. 3508. Tainariudus L. Tamnrindus indica L. Boom met éénmaal veervormig samengestelde bladen, die acht- tot vijfentwintig- jukkig zijn; de stompe blaadjes zijn 1.5 cM. lang; de bloemen staan in trossen en hebben een viertandigen kelk, 3 bloemkroonbladen en 3 vergroeide meel- draden; de rolronde vrucht springt niet open; de zaden liggen in vruchtmoes. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Tamarind: gekweekt en verwilderd. Curacao, Aruba, Bonaire: Tamaryn; gekweekt. 352S, Bauliinia L. lïauhinia Kappleri Sagot. Heester met enkelvoudige bladen, die bijna even lang als breed zijn, tot 12 cM. lang. aan den top diep ingesneden en acht of meer hoofdnerven hebben; de bloemen staan in een schermvormigen tros en hebben een wisselend aantal vruchtbare meeldraden; de kelk is voor het openen der bloemen vergroeid. St. Eustatius; gekweekt. 3536. Cassia L. Planten met éénmaal veervormig samengestelde bladen en een geheel wisselend aantal ontwikkelde meeldraden ; op den bladsteel bevindt zich dikwijls een klier. 1 De grootste blaadjes aan de plant 13 of meer cM. lang . . 2 Blaadjes veel minder dan 13 cM. lang 3 2 Blaadjes zittend met scheeven voet Cassia alata 210 Blaadjes duidelijk gesteeld Cassia fïstula 210 3 Blaadjes lijnvormig of wigvormig, maar in 't laatste geval steeds minder dan 1 cM. lang 4 Blaadjes niet lijnvormig 6 4 Blaadjes wigvormig met breeden top. . . Cassia polyadena 211 Blaadjes lijnvormig 5 5 Geheele plant zachtharig Cassia nictitans 211 Plant kaal of heel weinig behaard. . . . Cassia glandulosa 210 6 Plant klierachtig behaard Cassia Absus 210 Plant niet klierachtig behaard 7 7 Blaadjes met afgeronden top 8 Blaadjes met spitsen top 9 u 210 LEGUMINOSAE. 8 Peul sikkelvormig gebogen, plat Cassia óbovata 211 Peul rolrond Cassia bicapsidaris 210 9 Bladen vijfjukkig Cassia occidentalis 211 Bladen meer dan vijfjukkig Cassia Sophera 211 Cassia Adsus L. Heesterachtige plant met viertallige bladen, die een zeer langen, gemeenschappelijken bladsteel hebben; de bladvoet is scheef; de blaadjes zijn tot 3 cM. lang en 2 cM. breed ; de bladsteel en stengels zijn klierachtig behaard; de bloemen staan in eind elingsche trossen, hebben 5 meeldraden en platte, 4 cM. lange en 0,7 cM. breede, eenigszins gekromde, dicht behaarde peulen. CüRAgAO, Bonaire. Cassia alata L. Heester met zes- tot veertien jukkige bladen met gevleugelden bladsteel; de blaadjes zijn + 16 cM. lang en tot 10 cM. breed met zeer scheeven voet; de eindblaadjes hebben een top, die breeder is dan de basis; de bloemen staan in lange, eindelingsche trossen en hebben 7 meeldraden en 3 staminodien; de lange peul is gevleugeld. St. Eustatius; gekweekt. Cassia bicapsularis L. Heesterachtige plant met drie- tot vierjukkige bladen met langen, gemeenschappelijken bladsteel; de blaadjes zijn tot 2,5 cM. lang en 1,5 cM. breed en hebben meestal een ronden top; de bloemen staan in armbloemige trossen in de bladoksels en hebben 7 meel- draden en 3 staminodien; de rolronde, hangende peulen zijn 5 — 15 cM. lang. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Bly dog. CüRAgAO, Bonatre : Broeska doesji, Tamaryn sjimarón, Wild trommelstok. Cassia flstula L. Boom met vier- tot achtjukkige bladen; de blaadjes zijn elliptisch tot lancet- vormig, 7 — 14 cM. lang en 6 cM. of meer breed ; de tot 4 cM. lang gestoelde, groote, gele bloemen zyn geplaatst in lange, hangende trossen en hebben 10 meeldraden ; de rolronde peulen zijn 40 cM. of meer lang. St. Eustatius : Liquorice plant ; gekweekt. Cassia glandulosa L. Heesterachtige plant met acht- tot vijftienjukkige bladen, welke een 0,5 cM. langen bladsteel bezitten, die op twee-derde van de lengte een zittende klier draagt; de blaadjes zijn lijnvormig, ruim 1 cM. lang en 0,3 cM. breed; de bloemen zijn alleenstaand in de blad- oksels op 1,4 cM. langen steel en hebben 10 meeldraden; de een weinig behaarde, lijnvormige, platte peulen zijn 3 cM. lang en 0,4 cM. breed. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Wild peas. CASSIA. 211 Cassia nictitans L. Heesterachtige plant met twaalf- tot vij f en twintig] ukkige bladen, die- een 0,4 cM. langen bladsteel bezitten, welke in het midden een langgesteelde klier draagt; de blaadjes zijn lijnvormig, tot 1*2 cM. lang en 0,3 cM. breed; de bloemen staan op korte steeltjes in bundeltjes in de 'bladoksels en hebben 5-10 meeldraden ; de dicht behaarde, lijnvormige, eenigszins gebogen, platte peulen zijn 3,5 cM. lang, 0,4 cM. breed, van duidelijke dwarsstrepen voorzien en staan in vier- of vijftallen bijeen in de bladoksels. Curaqao, Aruba, Bonaire. Cassia ofoovata Collad. Heesterachtige plant met vier- tot zevenjukkige bladen; de blaadjes zijn spatelvormig, 3 cM. lang en aan den breeden top 1 — 1,5 cM. breed; de bloemen staan in armbloemige, langgesteelde trossen en hebben 7 meeldraden en 3 staminodien; de peul is sikkelvormig gebogen, plat, met verdikte plaatsen in het midden, 4 cM. lang en 1,5 cM. breed. St. Martin. CüRAgAO, Aruba: Senneblaar. Cassia occidentalis L. Kruidachtige of houtige plant met vier- tot vij fj ukkige bladen, waar- van de onderste blaadjes duidelijk kleiner zijn dan de bovenste en nooit meer dan twee en een half maal zoo lang als breed zijn ; de grootste blaadjes kunnen 7 cM. lang zijn; de bloemen staan in korte, armbloemige trossen in de bladoksels en hebben 7 meel- draden en 3 staminodien ; de platgedrukte, lijnvormige peulen staan scheef naar boven en zijn 10 cM. of meer lang en 0,6 cM. breed. St. Eüstatius, Saba, St. Martin: Bitter root. Aruba: Broeska. Cassia polyadena DC. Zeer laag blijvend heestertje met vier- tot achtjukkige bladen, waarvan de zittende blaadjes een scheeven voet hebben en boven het midden het breedst zijn; de tot 0,7 cM. lange en 0,4 cM. breede blaadjes zijn eenigszins lederachtig met duidelijke nerven; de bloemen staan alleen of bij tweetallen in de bladoksels en hebben 10 meeldraden; de peul is 2 — 4 cM. lang. St. Martin. Cassia Sophera L. Kruidachtige of houtige plant met vijf- tot meerjukkige bladen, waarvan de blaadjes meestal driemaal zoo lang als breed zijn met 212 IvEGUMINOSAE. scheeven voet; de grootste blaadjes zijn 5 cM. lang en ruim 1 cM. breed; de bloemen staan in okselstandige trossen, die min of meer een eindelingsche bloeiwijze vormen en hebben 7 meeldraden en 3 staminodiën; de peulen zijn eenigszins rolrond of plat gedrukt, ongeveer 10 cM. lang. Curaqao, Bonaire: Broeska. 3543. Krameria Loefl. Krameria ixina L. Heestertje met elliptische tot lancetvormige, in een scherpe punt uitloopende, dikke, leerachtige, viltig-behaarde bladen, die tot 1,5 cM. lang en tot 0,7 cM. gesteeld zijn; de bloemen staan in trossen en hebben 4 meeldraden en 3 geheel ontwikkelde bloembladen ; de kogelvormige vrucht is geheel met stekels bedekt. St. Eustatius: Wild senna. Curacao, Bonaire: Peega saaja sjimarón, Rathanio. 3551. Parkiiisonia L. Parkinsonia aculeata L. Boom met tweetallige bladen, waarvan de blaadjes van de eerste orde een breeden bladsteel hebben en veeljukkig zijn; de blaadjes van de tweede orde zijn tot 0,3 cM. lang en staan afwisselend aan den tot 30 cM. langen bladsteel; de takken zijn voorzien van stevige, kegelvormige doornen; de hoofdas tusschen de blaadjes van de eerste orde eindigt in een doorn ; de bloemen staan in lange trossen, zijn tot 1,5 cM. lang gesteeld en hebben 10 meel- draden; de lijnvormige peul is tusschen de zaden eenigszins versmald en 15 cM. of meer lang. St. Eustatius, St. Martin: Wonder tree, Jeruzalem thorn: gekweekt. Curaqao, Aruba, Bonaire : Boont.yi streena. 3552. Haematoxylon L. Haematoxylon Brasiletto Karst. Boompje met éénmaal veervormig saamgestelde, drie- tot vierjukkige bladen; de wigvormige blaadjes zijn aan den top ingesneden, tot 3,5 cM. lang en aan den top bijna even breed; aan den voet van den bladsteel staat een doorn; de bloemen zijn geplaatst in korte trossen, zijn tot meer dan 3 cM. lang gesteeld en hebben 10 meel- draden; de peul is plat; de stam is voorzien van diepe groeven en de oudere takken dragen zeer stevige doornen. St. Eustatius: Logwood. vCuracao, Aruba, Bonaire: Brazieja, Campes.y'i, Stola- ischh out. CASSIA — CAESALPINIA. 213 3554. Cercidiuni Tulasne. Cercidium viride Taub. Lage boom met scherpe, kegelvormige doornen in de bladoksels; de bladen zijn dubbel veervormig samengesteld, veelal driejukkig; de blaadjes van de eerste orde zijn zos- tot negenjukkig; de zittende blaadjes zijn langwerpig met afgeronden top en voet, voorzien van een stekelpuntje en 0,5 — 1 cM. lang en 0,3—0,5 cM. breed ; de bloemen staan in armbloemige. trosvormige bun- dels, zijn tot 1 cM. groot en hebben 10 aan de basis sterk behaarde meel- < Iraden. Curacao ; gekweekt, 3556, Poinciana L. Poineiana regia Boj. Boom met dubbel veervormig saamgestelde bladen, die tien- tot twintigjukkig zijn; de blaadjes van de eerste orde zijn twintig- tot dertigjukkig; de 0,8 cM. lange en 0,2 cM. breede blaadjes zijn lijnvormig; de bloemen staan in groote, platte, scherm vormige bloeiwijzen, zijn vuurrood, tot 9 cM. in door- snede en bebben 10 vrije meeldraden; de dik-leerachtige, houtige, platte peulen zijn tot 4,5 cM. breed en 30 cM. of meer lang. St. Eustatius, Saba, St. Martin : July tree, Flamboyant ; gekweekt. Cüba(,ao, Aruba, Bonaire : Flamboyant ; gekweekt. 3559. Caesalpinia L. Houtige planten met dubbel veervormig saamgestelde bladen; de bloemen zijn in trossen geplaatst en hebben 10 vrije meeldraden. 1 Bladstelen voorzien van scherpe, omgebogen stekels. ... 2 Bladstelen geheel zonder stekels 3 2 Blaadjes aan onder- en bovenkant glimmend Caesalpinia ciliata 213 Blaadjes niet aan onder- en bovenkant glimmend Caesalpinia crista 21-4 3 Blaadjes 1.5 cM. lang Caesalpinia palcherrima 214 Blaadjes 0,5 cM. lang Caesalpinia coriaria 21-1 Caesalpinia ciliata Urb. Heester met vijf- of meerjukkige bladen; de blaadjes van de eerste orde zijn acht- tot meerjukkig; de leerachtige, eivormige blaadjes hebben een scheeven voet en zijn 1,5 — 2,5 cM. lang en 1 — 2 cM. breed; aan onder- en bovenkant glimmend; de gemeenschappelijke bladsteel draagt op de aanhechtingsplaats van de blaadjes der eerste en tweede orde 2 scherpe, haakvormig omgebogen stekels; de platte, ovale vruchten zijn 8 cM. lang en voorzien van op grooten afstand geplaatste stekels; de schutbladen steken niet boven de bloemen uit. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Curaqao, Bonaire: Djoekoe. 214 lëguminosai;. Caesalpinia coriaria Willd. Boom met negen- tot vijftienjukkige bladen; de blaadjes van de eerste orde zijn vierentwintig- tot zesentwintigjukkig; de naar den top iets verbreede blaadjes zijn 0,5 cM. lang en 0,1 cM. breed; de bloemen staan in dichte saamgestelde trossen ; de zwarte, leerachtige, dikke peulen zijn in verschillende richtingen omge- kruld en tot 3 cM. breed. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Dividivi. Curaqao, Aruba, Bonaire: Dividivi, Watapaana; ook gekweekt. Caesalpinia crista L. Heester met vijf- of meerjukkige bladen; de blaadjes van de eerste orde zijn vijf- of meerjukkig; de elliptische tot langwerpige blaadjes, die tot 5 cM. lang en 2,5 cM. breed zijn, hebben een eenigs- zins scheeven voet; de gemeenschappelijke bladsteel draagt op de aanhechtingsplaats van de blaadjes van de eerste en tweede orde 2 scherpe, baakvormig omgebogen stekels; aan den voet van den bladsteel staan groote steunbladen; de platte, ovale vruchten zijn 8 cM. of meer lang en dicht bezet met scherpe stekels; de stengels zijn rijkelijk voorzien van stekels van verschillende grootte ; de schutbladen steken ver buiten de knoppen uit. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Caesalpinia pulcherrima Sw. Heester met drie- tot negenjukkige bladen; de blaadjes van de eerste orde zijn vijf- tot tienjnkkig; de langwerpige blaadjes hebben een breeden top en zijn 1,5 cM. lang en 0,8 cM. breed; de zeer langgesteelde bloemen staan in trossen aan het eind van de takken en zijn 4,5 cM. in middellijn; de meel- draden steken ver buiten de bloemkroonbladen uit: de vlakke peulen zijn 11 cM. lang en 2 cM. breed. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Pride of Barbados ; gekweekt. CuRAgAO, Aruba, Bonaire: Toetoeroetóe; gekweekt. 3561. Peltophorum Walp. Peltophorum Suriiigari Urb. Boom met twee- tot vierjukkige bladen; de blaadjes van de eerste orde zijn vijf- tot achtjukkig; de langwerpige, leerachtige, glimmende blaadjes zijn 2,5 — 7 cM. lang en 0,8 — 0,2 cM. breed en loopen naar top en basis spits toe ; de bloemen staan in trossen en hebben 10 vrije meeldraden, die aan de basis behaard zijn ; de leerachtige, platte peulen loopen naar top en basis spits toe en zijn 7 tot 10 cM. lang en 2 cM. breed. CuRAgAO, Aruba: Curahout. CAESALPINIA MEDICAGO. 215 3602. Sophora L. Sopliora tomentosa L. Heester met eenmaal veervormig samengestelde bladen, die zes- tot twaalfjukkig zijn ; de eivormige tot langwerpige blaadjes, die tot 5 cM. lang en 3 cM. breed zijn, zijn aan de onderzijde geheel zijdeachtig viltig bebaard; de bloemen staan in eindelingsche trossen en hebben 10 vrije meeldraden ; de kelk is scheef afge- sneden; de rozekransachtig ingesnoerde vruchten bevatten zes tot meer zaden en zijn 11 cM. lang. Aruba, Bonaire. 3669. Crotalaria L. Kruidachtige planten met bloemen, die in eindelingsche trossen ge- plaatst zijn ; de bloemen zijn meer dan 1,5 cM. lang en hebben 10 vergroeide meeldraden ; de peulen zijn opgezwollen. 1 Bladen enkelvoudig 2 Bladen drietallig Crotalaria incana 215 2 Bladen spatel vormig ; bloemen in een rijkbloemigen tros Crotalaria retusa 215 Bladen niet spatelvormig ' Crotalaria verrucosa 215 Crotalaria incana L. De zeer langgesteelde, drietallige bladen hebben ovale blaadjes met versmalden voet, die meestal 2,5 cM. lang zijn ; de peulen zijn zacht wollig behaard en 2,5 cM. lang. St. Eüstatius, Saba, St. Martin: Small yelloic popbush. Curaqao, Aruba, Bonaire. Crotalaria retusa L. De enkelvoudige, spatelvormige bladen zijn tot 6 cM. lang en aan den top 2 cM. breed ; de peulen zijn kaal en 3 cM. lang. St. Eüstatius, Saba, St. Martin : Big yellow popbush. CüRAgAO. Crotalaria yerrucosa L. Aan de kantige stengels zijn enkelvoudige, ei- tot ruitvormige bladen geplaatst, die zeer verschillend van grootte kunnen zijn; de peulen zijn kaal. St. Eüstatius, St. Martin : Purple popbush. 3688. Medicago L Medicago satira L. Kruidachtige plant met drietallige bladen, waarvan het eindblaadje gestoeid is en de zijblaadjes zittend zijn ; de ovale blaadjes met breeden, getanden 216 IvEGUMINOSAE. top zijn 1,2 cM. lang en tot 0,6 cM. breed; de bloemen staan in gesteelde trossen en hebben 9 vergroeide en één halfvrije meeldraad ; de peul is slakkenhuisvormig gewonden. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin ; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire : Alfalfa ; gekweekt. 3702. Indigofera L. Heesters met eenmaal veervormig samengestelde bladen ; de bloemen staan in dichte trossen in de bladoksels en hebben tweebroede- rige meeldraden ; de grijze bladen zijn bedekt door lijnvormige haren, die in het midden bevestigd zijn. 1 Peulen sterk gekromd, ruim 1 cM. lang Indigo fera suffruticosa 216 Peulen recht of een weinig gekromd, 2,5 cM. lang Indigo fera tinctoria 216 Indigofera suffruticosa Mill. De negen- tot vijftientallige bladen hebben langwerpige blaadjes, die tot 3 cM. lang en 0,7 cM. breed zijn met ronden top ; de ruim 1 cM. lange peulen zijn gebogen en grijsachtig behaard. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin: Wild indigo. Curaqao, Aruba, Bonaire: Jeerba die seis. Indigofera tinctoria L. De negen- tot vijftientallige bladen bezitten langwerpige of omgekeerd eivormige blaadjes, die tot 1,5 cM. lang en 0,6 cM. breed zijn en de grootste breedte bij den top hebben ; de 2,5 cM. lange peulen zijn vierkant, heel weinig gebogen en een weinig behaard. Curacao. 3709. Dalea L. Dalea phymatodes Willd. Sterk vertakte, houtachtige plant met veervormig samengestelde bladen, die veelal vijf- tot elfbladig zijn met elliptische tot lang- werpige blaadjes ; de blaadjes zijn evenals de kelk, de schutbladen en de vrucht aan den onderkant dicht bezet met zwarte, ronde klieren en zijn 0,4 — 0,8 cM. lang en 0,2 — 0,4 cM. breed; de bloe- men zijn tot 0,8 cM. lang, staan in kogelvormige, tot 5 cM. lang gesteelde bloeiwijzen en hebben een kelk met lange, behaarde tanden; de meeldraden zijn tot een open buis vergroeid ; de vrucht bevat één zaad. . Curacao : Jeerba die sonja. 3718. Tephrosia Pers. Heesterachtige plantjes met oneven veervormig samengestelde bladen en lange trossen van bloemen ; de peulen zijn plat en van de meeldraden zijn 9 vergroeid en één half vrij. MEDICAGO — SESBANIA. 217 1 Het meerendeel der bladen is vijitallig Tephrosia cathartica 217 Het meerendeel der bladen is elftallig Tephrosia cinerea 217 Tephrosia cathartica Urb. De meestal vijftallige, veervormig samengestelde bladen hebben eenigszins wigvormig afloopende blaadjes ; het eindblaadje is het grootst, 3 cM. lang, aan den top 1,5 cM. breed ; de peulen zijn 3,5 — 4,5 cM. lang en 0,5 cM. breed. St. Eustatius, Saba: Senna. Tephrosia cinerea Pers. De meestal elftallige, veervormig samengestelde bladen hebben veelal lijnvormige blaadjes; het eindblaadje is het grootst; de lengte der blaadjes varieert van 0,5 — 3 cM., de breedte van 0,2 — 1 cM. ; de peulen zijn 4,5 — 5,5 cM. lang en 0,5 cM. breed. St. Eustatius, St. Martin. CuRAgAO, Aruba, Bonaire: Mankeman seeboe. 3734. Gliricidia H. B. K. Gliricidia sepium Steud. Boom met negentien- of meertallige, oneven gevinde bladen, waarvan de ovale blaadjes 4 cM. lang en tot 2.5 cM. breed zijn; de bloemen hangen in dichtbloemige trossen in de bladoksels of aan oudere takken en hebben tweebroederige meeldraden ; de kelk is afge- sneden met korte punten ; de peul is gesteeld. Curaqao: Jeerba tónka, Mata ratón, Ratoneera; gekweekt, misschien verwilderd. 3745. Cracca Benth. Cracca caribaea Benth. Kruid met meestal elftallige, veervormig saamgestelde bladen ; de ongesteelde, lancetvormige zij blaadjes eindigen in een stekelpuntje en zijn tot 2 cM. lang en 0,5 cM. breed; de bloemen staan in okselstandige trossen en hebben tweebroederige meeldraden; de platte, van dwarse strepen voorziene peulen zijn 4.5 cM. lang en 0,3 cM. breed. St. Eustatius, St. Martin. 3747. Sesbania Scop. Houtige planten met veeljukkige, veervormig samengestelde bladen; de bloemen staan in armbloemige trossen en hebben tweebroederige meeldraden; de kelk is of afgesneden of kort vijitandig. 1 Plant met stekels Sesbania aculeata 218 Plant zonder stekels 2 218 LEGUMINOSAË. 2 Bladen zijdeachtig behaard Sesbania sericea 218 Bladen kaal Sesbania grandiflora 218 Sesbania aculeata Pers. De rolronde stengel is van stekels voorzien; de bladen zijn twintig- tot vijftigjukkig en de lijnvormige blaadjes zijn 1 cM. lang en 0,2 cM. breed en eindigen in een stekelpuntje; de 0,3 cM. breede peulen hebben verdikte randen, zijn 25 cM. of meer lang en eindigen in een spitse punt; de bloemen staan in armbloemige trossen en zijn minder dan 1 cM. groot. CüRAQAO. Sesbania grandiflora Pers. Boompje met twintig- of meerjukkige bladen, waarvan de langwerpige blaadjes tot 8 cM. lang en 1.2 cM. breed zijn ; de peulen zijn 15 cM. of meer lang en 0,4 cM. breed ; de bloemen staan in armbloemige trossen en zijn tot 7 cM. groot, St. Eustatius, Saba, St. Martin : Tiger tongue ; gekweekt. Curaqao, Aruba, Bonaire ; gekweekt. Sesbania sericea P.DC. De tien- tot twintigjukkige bladen hebben aan den achterkant zijde- achtig behaarde blaadjes, die gemiddeld 2,5 cM. lang en 0,5 cM. breed zijn en in een stekelpuntje eindigen; de bloemen staan in armbloemige trossen en zijn niet meer dan 1 cM. groot; de peulen zijn tot 25 cM. lang. St. Martin. 3793. Aeschynomene L. Eenigszins houtachtige planten met veervormig samengestelde bladen ; de bloemen staan in losse, trosvormige bloeiwijzen ; de geledingen der peulen zijn aan den eenen kant der peul halfcirkelvormig omgrensd; de bloemen hebben éénbroederige meeldraden, maar de meeldradenbuis is min of meer gespleten. 1 Blaadjes 0,7 cM. breed Aeschynomene falcata 219 Blaadjes 0,1 cM. breed Aeschynomene americana 218 Aeschynomene americana L. De tien- tot twintigjukkige bladen hebben zeer scheeve en eenigszins sikkelvormig gebogen, 0,5 cM. lange en 0,1 cM. breede blaadjes,- die in een spitse punt eindigen; de steunblaadjes zijn aan den voet lang spoorvormig verlengd; de peulen zijn vier- tot meerledig, 1,6 cM. lang en de geledingen zijn tot aan het midden ingesnoerd. Curaqao. SESBANIA — DESMODIUM. 219 Aeschynomene falcata DC. De vier- tot vijfjukkige bladen hebben 1 cM. lange en 0,7 cM. breede blaadjes; de steunblaadjes zijn aan den voet niet spoorvormig verlengd; de peulen zijn drieledig, 1,3 cM. lang en de geledingen zijn tot aan den rugnaad ingesnoerd. Curaqao. 3802. Stylosaiithes Sw. Stylosanthes hamata Taub. Kruipende, kruidachtige plant met drietallige bladen, waarvan het eindblaadje tot 2,5 cM. lang en 0,5 cM. breed kan zijn; de blaadjes zijn lancetvormig en hebben aan den onderkant duidelijk uit- springende nerven ; de groote steunblaadjes zijn met den bladsteel vergroeid ; de bloemen staan in dichte, korte, okselstandige trossen en hebben éénbroederige meeldraden ; de peul is zittend en eindigt in een haakvormig gekromden top. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Wild dover. Curaqao, Aruba, Bonaire: Pienda sjimarón. 3803. Arachis L. Aracüis hypogaea L. Laag blijvend kruid met viertallige, veervormig samengestelde bladen, waarvan de ovale blaadjes 3 cM. lang en 1,5 cM. breed zijn; de gemeenschappelijke bladsteel is + 4,5 cM. laüg en draagt aan den voet tot 2.5 cM. lange steun- blaadjes; de bloemen hebben een zeer lange kelkbuis en 10 éénbroederige meeldraden; de langgesteelde vruchten rijpen onder den grond en zijn lang- werpig, in 't midden ingesnoerd. niet openspringend. Saba : Pea nut ; gekweekt. Curaqao, Aruba, Bonaire : Pienda ; gekweekt. 3804. Zornia Gmel. Zornia diphylla Pers. Kruid met tweetallige bladen, waarvan de lancetvormige blaadjes tot 2,5 cM. lang zijn; de bloemen hebben 10 éénbroederige meel- draden en staan in de oksels van schutbladen met spitse, sterk ontwikkelde steunblaadjes, die tot 1,3 cM. lang zijn en drie of meer hoofdnerven bezitten; de peul is geleed. St. Eustatius. 3807. Desinodium Desv. Kruidachtige planten met drietallige bladen ; de bloemen staan veelal in rijkbloemige, lange trossen; de peulen zijn geleed; van de twee- broed erige meeldraden zijn 9 vergroeid, de tiende hangt min of meer met de buis samen. 1 Blaadjes tot 0,8 cM. lang en breed, omgekeerd hartvormig Desmodhim tri/lorum 221 Blaadjes met even lang als breed 2 220 LEGUMINOSAE. 2 Peul schroefvormig gewonden 3 Peul niet schroefvormig gewonden 4 3 Peul uit 2 geledingen bestaand,waarvan het eindlid zeer groot is Desmodium motte 220 Peul uit méér dan 2 gelijke geledingen bestaand Desmodium spirale 220 4 Peul uit 2 geledingen bestaand .... Desmodium axillare 220 Peul uit meer dan 2 geledingen bestaand 5 5 Peul tot op de helft der breedte ingesneden Desmodium uncinatum 221 Peul tot bijna over de geheele breedte ingesneden Desmodium supinum 220 Desmodium axillare P. DC. Kruipende plant met opstijgende stengels; de blaadjes zijn elliptisch tot ruitvormig, van zeer verschillende grootte; de eindbiaadjes zijn veelal 7 cM. lang en 4,5 cM. breed; de peul bestaat uit 2 evengroote leden, die 0,8 cM. lang en 0,4 cM. breed zijn, en is binnen den kelk gesteeld. Saba. Desmodium mol Ie P. DC. Rechtopstaande plant met eenigszins houtige stengels; de blaadjes zijn zwak ruitvormig; het eindblaadje is veel grooter dan de zij- blaadjes, maar kan zeer verschillend van lengte zijn en is ruim anderhalf maal zoo lang als breed; de geheele plant is zachtharig; de peul bestaat uit 2 geledingen, waarvan het onderste 0,2 cM. breed is en schroefvormig gewonden, het bovenste vlak, 0.9 cM. lang, ovaal, en iets niervormig ingesneden is. Curaqao, Bonaire : Boontsji Tcabaai, Foengfoeng, Goorda kapaa. Desmodium spirale P. DC. Neerliggende en klimmende plant; de blaadjes zijn lijnvormig; het eindblaadje is meestal 3 — 4 cM. lang, ongeveer acht maal zoo lang als breed en langer dan de zijblaadjes; de peul bestaat uit vier of meer ruitvormige geledingen, die allen even sterk ontwikkeld zijn en 0,2 cM. breed zijn; de peul is schroefvormig gebogen. Saba, St. Martin. CüRAgAO, Aruba, Bonaire. Desmodium supiuum P. DC. Wijduitstaande plant met neerliggende stengels; de ovale tot lapcet- vormige blaadjes zijn zeer verschillend van grootte en het eind- blaadje is dikwijls 6 cM. lang en 2,5 cM. breed; de bovenkant DESMODIUM — LONCHOCARPUS. 221 van de blaadjes is eenigszins gevlekt; de peul bestaat uit drie of meer geledingen, die allen even sterk ontwikkeld zijn en 0,4 cM. lang en 0,3 cM. breed zijn; de peul is binnen den kelk kort- gesteeld en bijna tot over de geheele breedte ingesneden. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Wild peas. CüRAPAO. Resmodium triflorum P. DC. Kruipend plantje met omgekeerd hartvormige blaadjes, die 0,8 cM. lang en breed zijn; de driedeelige peulen zijn een weinig gebogen, niet ingesneden en 2,5 cM. lang ; de bloemen staan in armbloemige bundeltjes of zijn alleenstaand in de bladoksels. St. Eüstatiüs, St. Martin : Sistern weed. Desmodium uncinatum P. DC. Rechtopstaande of klimmende plant met kantige stengels; de ellip- tische tot lancetyormige blaadjes zijn 4 — 6 cM. lang en 1,5 — 2,5 cM. breed; de drie- tot tienledige peulen zijn tot op de helft van de breedte ingesneden. Saba. 3810. Alysicarpus Neck. Alysicarpus nummularifolius P. DC. Laa? blijvend plantje met kruipende stengels; de enkelvoudige bla- den met een bladsteel, die half zoo lang is als de bladschijf, zijn ovaal, tot 3 cM. lang en 1,5 cM. breed ; de bloemen staan in korte, eindstandige trossen met duidelijke schutbladen en hebben twee- broederige meeldraden ; de geleede, bijna cylindervormige peulen zijn 1,5 cM. lang en 0,2 cM. dik en eindigen stomp. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Sistern pea nut. 3834. Lonchocarpus H. B. K. Lonchocarpus Yiolaceus H. B. K. Boom met meestal negentallige, veervormig samengestelde bladen, waarvan de elliptische tot lancetvormige blaadjes met toegespit- sten top en basis tot 6 cM. lang en 2,5 cM. breed zijn; de bloemen staan in dichte, pluim vormige bloeiwijzen, hebben een schotelvor- migen kelk en een harde, lederachtige, één- tot driezadige peul, die 5 — 10 cM. lang is; van de tweebroederige meeldraden zijn 9 ver- groeid, de tiende hangt eenigszins met de buis samen. St. Eustatius. 222 LEGUMINOSAK. 3839. Piscidia L. Piscidia piscipula Sarg. Boom met zeven- of negentallige, veervormig samengestelde bladen, waarvan de elliptische of ovale, tot 10 cM. of meer lange en 4,5 cM. breede blaadjes aan den onderkant viltig behaard zijn en dui- delijk uitspringende nerven hebben; de bloemen staan in trossen; de peulen zijn 6 — 7 dM. lang en zijn door 4 vleugels tot 3,5 cM. breed ; van de tweebroederige meeldraden zijn 9 vergroeid, de tiende hangt eenigszins met de buis samen. St. Eustatius, St. Martin : Dogwood, Stinkwood. 3811. Andira Lam. Andira jamaicensis Urb. Boom met dertien- of vijftientallige, veervormig samengestelde bladen, waarvan de kort gesteeide, elliptische tot lancetvormige blaadjes, die tot 13 cM. lang en 4 cM. breed zijn, een zeer lang toege- spitsten top hebben ; de bloemen staan in een sterk samengestelde, pluimvormige bloeiwijze; de peul is steenvruchtachtig en bevat één zaad ; de meeldraden zijn éénbroederig. St. Eustatius. 3842. Geoffraea L. (jeoffraea superfoa H. B. K. Boom met vijftien- of zeven tien tallige, veervormig samengestelde bladen, waarvan de 2,5 cM. lange en 1 cM. breede blaadjes aan den top het breedst zijn ; de blaadjes zijn aan den onderkant licht ge- kleurd en van duidelijke, evenwijdige dwarsnerven voorzien; de bloemen staan in trossen ; de ovale, bijna kogelvormige steenvrucht bevat één zaad ; de meeldraden zijn tweebroederig. CuRAyAO, Bonaire: Padloe die takki, Tdkki takki. 3856. Abrus L. Abrus precatorius L. Klimplant met houtige takken en veervormig samengestelde, twintig- of meerjukkige bladen, waarvan de bladsteel in een puntje eindigt; de 1 cM. lange en 0,4 cM. breede blaadjes hebben een afgeronden top en voet; de top eindigt in een dun stekelpuntje; de bloemen hebben 9 meeldraden, die tot een gespleten buis vereenigd zijn, en staan in trossen; de peulen zijn perkamentachtig, opensprin- gend, 3 cM. lang, 1 cM. breed en bevatten roode zaden, die een zwarte vlek hebben. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Jumby beans, Liquorice plant. Curacao : Makoeraa. PISCIDIA — ËRYTHRINA. 223 3857. Clitoria L. Clitoria tematea L. Klimplant met houtige takken en veervormig samengestelde, vijf- of zeventallige bladen, die zeer verschillend van grootte kunnen zijn ; het eindblaadje is grooter dan de zijblaadjes ; de eivormige blaadjes zijn ruim anderhalf maal zoo lang als breed ; de bloemen zijn 4,5 cM. lang ; de platte peul is 10 cM. lang en 1 cM. breed; de meeldraden zijn tweebroederig. St. Eustatius, Saba, St. Martin ; gekweekt. CuRAgAO, Aruba, Bonaire : Blomtsji die kokaüesji, Boontsji palooma, Jamaani tobakkoe ; gekweekt. 3858. Centrosema Benth. Centrosema virsinianum Benth. Klimplant met drietallige bladen, waarvan de lancetvormige blaadjes een spitsen top hebben en 3 — 5,5 cM. lang en 0,7 — 1,5 cM. breed zijn; de bloemen staan in één- tot driebloemige trossen en hebben tweebroederige meeldraden, waarvan 9 vergroeid zijn en de tiende min of meer vrij is,; de lijnvormige peulen zijn tot 9 cM. lang en 0,4 cM. breed en hebben een rechte, spitse punt, die tot 1,3 cM. lang is; de kleppen der peul krullen na het openspringen schroef- vormig om. St. Eustatius, Saba, St. Martin. 3866. Teramnus Sw. Teramnus labialis Spreng. Klimplant met drietallige bladen, waarvan de tot 5 cM. lange, ellip- tische blaadjes bijna tweemaal zoo lang als breed, aan den onder- kant dicht behaard zijn en naar top en voet spits afloopen; de bloemen staan in weinigbloemige, gerekte trossen, zijn 0,5 cM. lang en hebben éénbroederige meeldraden, waarvan de helmknoppen beurtelings grooter en kleiner zijn; de platte peulen, die tot 5 cM. lang en 0,4 cM. breed zijn, hebben aan den top een omgebogen punt. St. Martin. 3870. Erytkrina L. Boomen of heesterachtige planten met groote, drietallige bladen en groote, roode bloemen, waarvan de meeldraden aan de basis ver- groeid zijn; de dikke, vleezige tot houtachtige peulen zijn 10 cM. of meer lang. 1 Bladstelen en achterkant der bladen dichtviltig behaard Erythrina velutina 224 Bladstelen en achterkant der bladen kaal Erythr'ma corallodendron 224 224 LEGUMINOSAK. Erythrina corallodendron L. Heesterachtige plant met kegelvormige stekels en drietallige, kale bladen, die 15 cM. of meer lang gesteeld zijn; het eindblaadje is veel grooter dan de zij blaadjes en ruitvormig; de driehoekige zij- blaadjes zijn veel meer breed dan lang; het langgesteelde eindblaadje is dikwijls 7 cM. of meer lang; de kale peul bevat vijf of meer zaden. Saba, St. Martin. Erytlirina velutina Willd. Boom met saamged rukte, kegelvormige stekels en drietallige, aan den achterkant vil tig behaarde bladen, die tot ruim 8 cM. lang gesteeld zijn; het ovale eindblaadje is grooter dan de zijblaadjes, 4,5 cM. lang gesteeld en 7 cM. of meer lang: de behaarde peul bevat een klein aantal zaden. Curaqao, Aruba: Boontsji die paaloe, Boontsji karta. 3877. Mucuua Adans. Mncnna pruricns P. DC. Klimplant met drietallige, behaarde, langgesteelde bladen, waarvan het eind- blaadje even groot is als de zijblaadjes; de zijblaadjes zijn zeer scheef ge- vormd, 9 cM. lang en 5 cM. breed; de bloemen hebben tweebroederige meel- draden en staan in lange trossen ; de lijnvormige peul is gekromd en dicht met bruine haren. Saba ; gekweekt. &' 3882. Galactia Adans. Kruipende planten of klimplanten met bijna steeds drietallige bladen; bloemen hebben een viertalligen kelk en tweebroederige meel- draden; de peulen zijn plat. 1 Bladen enkelvoudig Galactia nummularia 225 Bladen drietallig 2 2 Blaadjes in 't algemeen niet meer dan 3 cM. lang Galactia dubia 224 Blaadjes in 't algemeen 5 cM. of meer lang 3 3 Blaadjes in 't algemeen 1 cM. breed . . Galactia longifolia 225 Blaadjes in 't algemeen meer dan 1 cM. breed Galactia rubra 225 Galactia dubia DC. Klimplant met onderaan houtige stengels en drietallige bladen, die een 1 — 4 cM. langen, gemeenschappelijken bladsteel bezitten; de ovale blaadjes zijn 2 — 4 cM. lang en 1,5 — 2 cM. breed, een weinig per- kamentachtig: het eindblaadje is het grootst; de bloemen staan in korte, ijle trossen; de dichtbehaarde peulen zijn 4 — 5 cM. lang en 0,5 cM. breed. St. Eustatius, St. Martin. ERYTHRINA — CAJANUS. 225 Galactia lon^ifolia Benth. Klimplant met onderaan houtige stengels en drietallige bladen, die een 0,5 — 1 cM. langen, gemeenschappelijken bladsteel bezitten; de lijnvormige blaadjes zijn 3 — 8 cM. lang en 0,8 — 1 cM. breed en het eindblaadje is niet veel grooter dan de zij blaadjes; de bloe- men staan in korte, ijle trossen en zijn 1 cM. lang; de eenigszins viltig behaarde peulen zijn 3 cM. lang en 0,5 cM. breed. St. Eustatius: Sharp leaves. Galactia numimilaria Urb. Neerliggend plantje met enkelvoudige, leerachtige 0,5 — 1 cM. lang gesteelde bladen, die rond of eivormig en 0,7 — 1,5 cM. lang zijn; de bloemen zijn alleenstaand. St. Martin. Galactia rubra Urb. Klimplant met onderaan houtige stengels en drietallige bladen, die een 2 — 4 cM. langen, gemeenschappelijken bladsteel bezitten; de langwerpige blaadjes zijn 3 — 7 cM. lang en 1 — 4,5 cM. breed, een weinig perkamentachtig; het eindblaadje is helgrootst; de bloemen staan in lange, ijle trossen en zijn 2,5 cM. lang; de dichtviltig behaarde peulen zijn 5 — 8 cM. lang en 1 cM. breed. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Curacao, Bonaire. 3891. Canaralia P. I)C. Canavalia obtusifolia P. DC. Kruipende of klimmende plant met houtige stengels en drietallige bladen, waarvan de 5 — 7 cM. lange en 3,5 — 4,5 cM. breede blaadjes eivormig of omgekeerd eivormig zijn ; het eindblaadje is langgesteeld ; de bloemen staan in okselstandige trossen en hebben een twee- lippigen kelk en tweebroederige meeldraden, waarvan 9 met elkaar vergroeid zijn en de tiende boven de basis met de buis vereenigd is; de tot 15 cM. lange en 3 cM. breede, dik-leerachtige peul heeft aan den eenen kant 2 uitspringende ribben. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Sea peas. 3892. Cajanus P. DC. Cajanus indicus Spreng. Rechtopgroeiende heester met drietallige bladen, waarvan de zachtharige blaad- jes lancetvormig zijn ; de eindblaadjes zijn het grootst. 5 — 7 cM. lang en 2 cM. breed en hebben de grootste breedte in het midden ; de bloemen staan in okselstandige trossen en hebben tweebroederige meeldraden ; de zacht- harige peulen zijn voorzien van scheefloopende groeven en eindigen in een lange, rechte punt. St. Eustatius, Saba ; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire : Wandoe ; gekweekt. 15 226 IvËGUMINOSAE. 3897. Rhynchosia Lour. Klimplantcn met drietallige bladen, waarvan de zijblaadjes scheef zijn en kleiner dan het ruitvormige eindblaadje; de peulen bevatten weinig zaden en de meeldraden zijn tweebroederig. 1 Peulen 0,4 cM. breed Bhynchosia minima 226 Peulen 0,8 cM. breed Rhynchosia reticulata 226 Rhynchosia minima P. DC. De bloemen zijn 0,5 cM. lang en staan in vijftien- of meertallige trossen; de eindblaadjes zijn tot 3,5 cM. lang, maar meestal veel kleiner; de peulen zijn 1,2 cM. lang en 0,4 cM. breed. St. Eustatius, Saba. CüRAgAO, Aruba, Bonaire: Jeerba ragadiesji. Rhynchosia reticulata P. DC. De bloemen zijn 1 cM. lang en staan in rijkbloemige trossen, waarvan de bloemen en vruchten gemakkelijk afvallen; de eind- blaadjes zijn tot 8 cM. lang ; de peulen zijn 2 cM. lang en 0,8 cM. breed en hebben een duidelijk scheeven top. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Pea uüthe. 3901. Phaseolus L. Veelal klimplanten met drietallig saamgestelde bladen; de bloemen hebben een opgerolde kiel en tweebroederige meeldraden. 1 Peulen niet meer dan 0,2 cM. breed 2 Peulen 0.8 cM. of meer breed 3 2 Bladen en stengels zachtharig . Phaseolus longepedunculatus 226 Bladen en stengels kaal Phaseolus lathyroides 226 3 Peulen gekromd Phaseolus lunatus 227 Peulen recht Phaseolus vulgaris 227 Phaseolus lathyroides L. Rechtopgroeiende of klimmende plant met bladen, waarvan de eind- en zijblaadjes bijna gelijk van vorm zijn, elliptisch tot lancetvormig, 6 cM. lang en 3 cM. breed; de bloemen staan in een meer dan 30 cM. lang gesteelden, korten tros; de peulen zijn rolrond en 0,2 cM. dik. St. Eustatius. Phaseolus longepedunculatus Mart. De bladen, die zacht behaard zijn en waarvan het eindblaadje ruit- vormig is, hebben zeer scheeve zij blaadjes, die van zeer verschil- lende grootte zijn, maar meestal 3 cM. lang en 1,5 — 2 cM. breed; RHYNCHOSIA — LABLAB. 227 de bloemen staan in een zeer lang gesteelden, korten, armbloemigen tros ; de platte, dicht behaarde peulen zijn 0,2 cM. breed en hebben een omgebogen punt. Curaqao, Aruba, Bonaire. Phaseolus lunatus L. De langgesteelde bladen, waarvan het eindblaadje ruitvormig is, 7—8 cM. lang en 4 — 5 cM. breed, hebben zeer scheeve zijblaadjes ; de eene bladvoet is tweemaal zoo breed als de andere ; de bloemen staan in kortgesteelde, korte trossen ; de peulen zijn 1 cM. of meer breed, scheef, met lange punt en 3 — 5 cM. lang. St. Eustatius, Saba, St. Martin : White beans ; gekweekt. CüRAgAO, Aruba, Bonaire ; gekweekt. Phaseolus vulkans L. De bladen, waarvan het eindblaadje ruitvormig is en 5—8 cM. lang en 5—7 cM. breed, hebben zeer scheeve zijblaadjes; de bloemen staan in armbloemige trossen, die 8 cM. of meer gesteeld zijn; de peulen zijn 1 cM. of meer breed, recht, 9 cM. of meer lang en van een kromme punt voorzien. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Snijboonijes ; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire; gekweekt. 3905. Vigca Savi. Klimmende of kruipende planten met drietallige bladen; de bloemen hebben tweebroederige meeldraden en een niet opgerolde kiel; de peul is lijnvormig. 1 Blaadjes zwak gelobd Vigna wiguiculata 227 Blaadjes niet gelobd Vigna repeiis 227 Yigna repens O. Ktze. De ruit- tot lancetvormige. tot 10 cM. lange zij- en eindblaadjes zijn vrijwel gelijk van vorm, langwerpig met een spitsen top en tweemaal zoo lang als breed ; de peul is tot 9 cM. of meer lang. St. Eustatius ; gekweekt. Vigna unguiculata Walp. De zeer scheeve zijblaadies en het regelmatig gevormde eindblaadje zijn eenigs- zins ruitvormig, gelobd en tot 10 cM. lang en 4—8 cM. breed; de peul is lot 20 cM. of meer lang. Curacao, Aruba, Bonaire : Oude wijven, Boontsji javgacloor ; gekweekt. 3909. Lablab Adans. Lablab vulgaris Savi. Klimplant met drietallig saamgestelde bladen, waarvan de blaadjes rondachtig ruitvormig zijn met scheefgevormde zijblaadjes; het eindblaadje is iets minder dan anderhalf maal zoo lang als breed en dikwijls 10 cM. lang; de bloemen staan in een 8 — 12 cM. langen tros en hebben een omgebogen kiel en tweebroederige meeldraden ; de een weinig opgezwollen peulen zijn sikkelvormig gebogen, 6 cM. lang en 2 cM. breed. St. Eustatius, Saba ; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire ; gekweekt. 2 28 OXALIDACEAË — ZYGOPHYUvACÉAE. Fam. 130. Oxalidaceae. 3936. Oxalis L. Kruiden met drietallige bladen; de omgekeerd hartvormige blaadjes staan aan den top van den langen bladsteel; de bloemen hebben een vijftalligen kelk en bloemkroon, 10 meeldraden en een boven- standig, vijfhokkig vruchtbeginsel. 1 Blaadjes 2,5 cM. of meer breed Oxalis Martiana 228 Blaadjes minder dan 1,5 cM. breed . . . Oxalis corniculata 228 Oxalis corniculata L. De kruipende plant heeft langs den stengel staande bladen met aan den top diep gelobde blaadjes, die tot 1,5 cM. breed zijn; de bloemen zijn alleenstaand op lange stelen. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Oxalis Martiana Zucc. De bladen staan in een wortelrozet en hebben aan den top gelobde blaadjes, die "2.5 cM. of meer breed zijn en meestal iets minder lang ; de bloemen zijn geplaatst in schermvormige bloeiwijzen. Saba ; gekweekt. Fam. 134. Erythroxylaceae. 3956. Erythroxylum L. Boomen of heesters met enkelvoudige bladen, die één duidelijke middennerf hebben en duidelijke steunbladen ; de bloemen zijn in bundels geplaatst en hebben een vijftalligen kelk, 5 bloemkroon- bladen, 10 meeldraden en een driehokkig, bovenstandig vrucht- beginsel; de vrucht is een steenvrucht. 1 Bladen 3,5-7 cM- lang Erythroxylum hamnense 228 Bladen 0,8 — 3,5 cM. lang Erythroxylum brempes 228 Erythroxylum hrevipes DC. De ovale, eenigszins spatelvormige bladen, voorzien van een afgeronden top. zijn 0,8 — 3,5 cM. lang en 0,4-1,5 cM. breed; de bloemen zijn 0..". cM. lang. St. Martin. Erythroxylum havauense Jacq. De ovale bladen met ronden top en spitsen voet zijn 3,5 — 7 cM. lang en 2,8-3,6 cM. breed; de bloemen zijn 0,6 cM. lang. St. Eustatius, Saba. St. Martin: Bracelet. Cuha<;ao. OXAUS — TRIBULUS. 229 Fam. 135. Zygophyllaceae. De bladen zijn even veervormig samengesteld; de bloemen bestaan uit een vijfbladigen kelk, 5 bloemkroonbladen, 10 meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginsel. 1 Boomen 3968. Guaiacum 229 Kruipende planten 2: 2 Bladen zes- tot achtjukkig 3978. Tribulus 229 Bladen twee- of driejukkig 3979. Kallstroemia 230- 3968. Guaiacum L. Boomen met lederachtige blaadjes met scheeven voet; de bloemen staan in armbloemige trossen en hebben een twee- ofmeerhokkig vruchtbeginsel. 1 Vrucht plat, tweehokkig Guaiacum ojficinale 229 Yrucht drie- of meerkantig, drie- of meerhokkig Guaiacum sanctum 229 Guaiacum oiïiciuale L. De twee- of driejukkige bladen hebben glimmend lederachtige blaadjes, die 3 — 5 cM. lang en 1,5 — 2,5 cM. breed zijn; de gemeenschappelijke bladsteel is eenigszins gevleugeld ; de platte, tweehokkige vruchten zijn 1,6 cM. lang, aan den top 1,6 cM. breed en loopen wigvormig toe. St. Martin. Curaqao, Aruba, Bonaire: Pokhout, Wajakaa, Guaiacum sanctum L. De drie- of meerjukkige bladen hebben dof leerachtige blaadjes, die 1,8 — 2,8 cM. lang en ongeveer 1 cM. breed zijn; de vruchten zijn drie- of vijfkantig, drie- of vijfhokkig, 1 cM. lang, aan den top 1 cM. breed en loopen naar den voet kegelvormig toe. Curaqao, Aruba, Bonaire: Beera, Boeloebarie, Wajakaa maat sj Ge, Wajakaa sjimarón. 3978. Tribulus L. Tribulus terrester L., Syn. Tribulus cistoides L. Kruipend kruid met zes- tot achtjukkige bladen, waarvan het paar eindblaadjes kleiner is dan de anderen ; de blaadjes zijn 1 cM. lang en 0,4 cM. breed met eenigszins scheeven voet en aan den onderkant zijdeachtig behaard ; de bloemen zijn op een langen steel alleenstaand in de bladoksels en hebben vijf tot 2 cM. lange bloemkroonbladen ; het vruchtbeginsel is vijfhokkig, de vrucht is behaard, van doornen voorzien en valt uiteen in 5 driezadige deelvruchtjes. St. Martin. Curaqao, Aruba : Angglo. 230 ZYGOPHYLLACËAE — RUTACËAE. 3979. Kallstroemia Scop. Kruipend kruiden met twee- of driejukkige bladen, waarvan het paar eindblaadjes iets grooter is dan de anderen; de bloemen zijn alleenstaand in de bladoksels en hebben bloemkroonbladen ; het vruchtbeginsel is tien- tot twaalfhokkig ; de vrucht is ongestekeld en valt uiteen in 10 — 12 éénzadige deelvruchtjes. 1 Vruchten voorzien van een hoogstens 0,1 cM. langen snavel Kallstroemia curta 230 Vruchten voorzien van een tot 0,4 cM. langen snavel Kallstroemia caribaea 230 Kallstroemia caribaea Rydb. De bloemen zijn geplaatst op tot 2 cM. lange stelen; de vruchten zijn voorzien van een tot 0,4 cM. langen snavel; de blaadjes zijn tot 2 cM. lang; de haren zijn aan de basis niet verdikt. St. Eustatius, Saba, St. Martin. CuRAgAO, Bonaire: Angglo boobo. Kallstroemia curta Rydb. De bloemen zijn geplaatst op tot 0,6 cM. lange stelen; de vruchten zijn voorzien van een tot 0,1 cM. langen snavel; de blaadjes zijn tot 1 c.M. lang; de haren zijn aan de basis verdikt. Cur.u'ao. Aruba: A/tgglo boobo. Fam. 137. Rutaceae. Boomen of heesters met meestal samengestelde bladen, die voorzien zijn van doorschijnende puntjes; de bloemen hebben 3 — 5 kelk- bladen, 3 — 5 bloemkroonbladen, 6 — 10 meeldraden en een boven- standig vruchtbeginsel, dat door een discus omgeven wordt. 1 Bladen enkelvoudig 2 Bladen samengesteld 4 2 Bladsteel gevleugeld 4100. Gitrus 233 Bladsteel ongevleugeld 3 3 Plant voorzien van kegelvormige uitwassen op de takken; bladen met duidelijk versmalden voet . . . 3991. Fagara 231 Bladen met eenigszins hartvormigen voet . . 4084. Amyris 232 4 Bladen tweetallig 4047. Pilocarpus 232 Bladen meer dan tweetallig 5 5 Planten met stekels 6 Planten zonder stekels 7 KALI.STROEMIA ■ — FAGARA. 231 6 Bladen drietallig 4094. Triphasia 233 Bladen meer dan drietallig . 3991. Fagara 231 7 Bladen drietallig 4084. Amyris 232 Bladen meer dan drietallig 4090. Murraya 233 3991. Fagara L. Boomen of heesters met drie- tot vijftallige bloemen met kelk en bloem kroon en vruchten, die meestal bestaan uit 2 éénzadige, openspringende deelvruchtjes met glimmend zaad. 1 Bladen enkelvoudig Fagara monophylla 231 Bladen samengesteld 2 2 Bladsteel gevleugeld Fagara spinifex 232 Bladsteel ongevleugeld 3 3 Plant met stekels 4 Plant zonder stekels Fagara f lava 231 4 Blaadjes met ronden top Fagara trifoüata 232 Blaadjes met spitsen top Fagara martinicensis 231 Fagara flava Kr. et Urb. Boom met vijf- of zeventallige bladen; de dik-leerachtige blaadjes zijn langwerpig, hebben een duidelijke hoofdnerf en zijn dicht be- zaaid met doorschijnende puntjes; de blaadjes zijn tot tweemaal zoo lang als breed en tot 8 cM. lang ; de bloemen staan in dichte, pluim vormige bloeiwijzen en veelal ontwikkelen zich 2 vrucht- beginselhokjes tot rijpe vruchten. St. Martin: Yellow saunder. Bonaire: Kalabarie. Fagara martinicensis Lam. Boom met tien- of meerjukkige bladen, waarvan de bladsteel verspreid staande stekels draagt; de dunne, aan den voet breede, aan den top toegespitste blaadjes hebben wijd uiteengeplaatste, doorschij- nende puntjes en zijn vijfmaal zoo lang als breed met een duide- lijke hoofdnerf en evenwijdige zijnerven; de bladen zijn tot meer dan 12 cM. lang; de bloemen staan in pluimvormige bloeiwijzen en 2 — 5 vruchtbeginselhokjes ontwikkelen zich tot vruchten. St. Eüstatius, Saba, St. Martin : Yellow prickle. Fagara monophylla Lam. Boom met enkelvoudige, omgekeerd eivormige tot elliptische bladen, die dicht bezaaid zijn met doorschijnende puntjes; de lederachtige bladen zijn 5 — 7 cM. lang; de bloemen staan in pluimvormige 232 RUTACEAS. bloeiwijzen en meestal ontwikkelen zich 2 vruchtbeginselhokjes tot vruchten; de takken en stam zijn voorzien van kegelvormige wratten, die veel meer dan 1 cM. dik kunnen zijn. Curaqao, Bonaire: Bossoea, Kaubaaü. Fagara spinifex Jacq. Heester met vijf- of zeventallige, gevinde bladen, die een tot 0,3 cM. breeden, gevleugelden bladsteel bezitten; de vleugels tusschen de paren blaadjes worden naar boven en beneden toe smaller; de ellip- tische, tot 0,8 cM. lange en 0,4 cM. breede, lederachtige blaadjes hebben geen doorschijnende puntjes; de stengels dragen scherpe doornen; de bloemen staan in okselstandige trossen; van de vrucht- beginselhokjes ontwikkelt zich meestal één tot een vrucht. St. Martin. Fagara trifoliata Sw. Heester of boompje met gevinde bladen, die of drietallig of tot zeven- jukkig zijn en waarvan de bladsteel en de middennerf der blaadjes gestekeld zijn; de glimmende blaadjes zijn dik-leerachtig, dicht bezet met doorschijnende puntjes, hebben een ronden top en een spits afloopende basis en zijn 2 — 3,5 cM. langen 1,5 — 2 cM. breed; de bloemen staan in korte trossen in de bladoksels ; van de vrucht- beginselhokjes ontwikkelen zich 1 — 3 tot vruchten. St. Eustatius, St. Martin. 4047. Filocarpns Vahl. Pilocarpus racemosus Vahl. Heestertje met tweetallige bladen; de dik lederachtige, ovale, 5 — 7 cM. lange blaadjes hebben een af'geronden top; de kleine bloemen hebben 5 meeldraden en staan in een eindelingsche aar. Aruba : Boeraatsji. 4084. Am y ris L. Heesters met leerachtige bladen en kleine, viertallige bloemen, die in klein aantal bij eengeplaatst en één- of tweeslachtig zijn; de vrucht is een steenvrucht. 1 Bladen enkelvoudig Amyris simplicifolia 233 Bladen drietallig imyris elemifera 232 Amyris elemifera L. De drietallige bladen hebben eenigszins ruitvormige, 3 — 4 cM. lange en 2 — 2,5 cM. breede, langgesteelde blaadjes. St. Martin. FAGARA — CITRUS. 233 Amyris simplicifolia Karst. De enkelvoudige bladen hebben een zwak hartvormigen voet, zijn 3 — 4 cM. lang, 2 — 2,5 cM. breed en 0,5 — 0,7 cM. lang gesteeld. CuRAgAO, Bonaire. 4090. Murraya L. Murraya exotica L. Heester met vijf- tot negentallige, veervormig saamgestelde bladen, waarvan de blaadjes afwisselend staan ; de blaadjes zijn leerachtig, elliptisch tot lancetvormig, hebben de grootste breedte boven het midden en zijn 2,5 — 3 cM. lang en 1—1,5 cM. breed ; de vijftallige bloemen met 10 meeldraden zijn 1,5 cM. lang en staan in schermachtige trossen; de vruchten zijn besvruchten. St. Eüstatius, Saba, St. Martin : Boxwood ; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire; gekweekt. 4094. Triphasia Lour. Tripkasia trifoliata P. DC. Beester met drietallige, leerachtige bladen ; het eindblaadje is ruim tweemaal zoo lang als de scheef omgekeerd eivormige zijblaadjes, die 1 — 1,5 cM. lang en 1 — 1,2 cM. breed zijn ; in de bladoksels staan één of twee priemvormige doornen ; de bloemen zijn 1,5 cM. lang, drie- of viertallig met 6 meeldraden en staan in klein aantal bijeen in de bladoksels ; de vrucht is een bes. St. Eüstatius, Saba, St. Martin : Myrtle lemon ; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire : Lamoenty'i die Surinaam, Lamoentsji sjimarón ; ge- kweekt. 4100. Citrus L. Heesters met enkelvoudige, leerachtige bladen met doorschijnende puntjes, dikwijls van doornen voorzien en met groote, geelachtig witte bloemen met een schotelvormigen kelk, een vijfbladige, losbladige bloemkroon, vele meeldraden, die in bundels vergroeid zijn, en een bovenstandig vruchtbeginsel met vele hokjes en vele zaadknoppen; de vrucht is een citroen- of oranje- vrucht. De Citrus-soorten, waarvan een aantal op de Nederl. West-Indische eilanden of op de andere West-Indische eilanden gekweekt worden, zijn door de kenmerken, in de onderstaande tabel gegeven, van elkander te onderscheiden. 1 Vruchten met dikke, wratvormige schil Citrus decumana L. Vruchten niet met wratvormige schil 2 2 Bladstelen met de vleugels 1,2 cM. breed of breeder Citrus bigaradia Loisel. Bladstelen met de vleugels minder dan 1,2 cM. breed of zonder vleugels 3 3 Vruchten min of meer cylindervormig, voorzien van een toegespitsten top; bladsteel zwak gevleugeld Citrus medica L. Vruchten min of meer kogelvormig 4 4 Bladsteel geheel ongevleugeld Citrus limetta Risso. Bladsteel gevleugeld 5 5 Vruchtvleesch zuur Citrus Umonum Risso. Vruchtvleesch zoet Citrus aurantium L. De inlandsche namen van de verschillende Citrus-soorten zn'n in alphabetische volgorde : Citroen, Larachd, Lemrnetje, Lemoen, Naravja. 234 SIMARUBACEAE — MEUACEAE. Fam. 138. Simarubaceae. Heesters of boomen met bloemen, die meer dan één bovenstandig vruchtblad hebben, waarvan zich allen of een deel tot rijpe vrucht ontwikkelen ; er zijn 4, 5 of 10 meeldraden en de bloemen hebben bijna steeds zeer onaanzienlijke bloembekleedselen. 1 Vruchtbeginsels vrij 2 Vruchtbeginsels vergroeid 4131. Picramnia 234 2 Elk hokje van het vruchtbeginsel met 2 zaadknoppen 4106. Suriana 234 Elk hokje van het vruchtbeginsel met 1 zaadknop 4121. Plcrasma 234 4106. Suriana L. Suriana maritima L. Heester met ronde, dichtbehaarde takken en vleezige, zachtbehaarde, lijn-spatelvormige bladen, die 2,5-3 cM. lang en 0,4 cM. breed zijn ; de bloemen bezitten 5 kelkbladen, 5 bloemkroonbladen, die even lang zijn als de kelkbladen, 10 meeldraden en een vijftallig vrucht- beginsel en staan in armbioemige trossen in de bladoksels. St. Eustatius, St. Martin. Cura^ao, Aruba, Bonaire. 4121. Picrasma Blume. Picrasma antillana Urb. Boom met elf- tot meer-bladige, veervormig samengestelde bladen, waarvan de blaadjes 7-9 cM. lang en tot 3 cM. breed zijn met schee ven voet en spitsen top ; de kleine, é-'nslachtige bloemen staan in okselstandige trossen en zijn viertallig met 4 meeldraden; de vrucht bestaat uit 2 kogelvormige deelvruchten van 1 cM. doorsnede. St. Eustatius, Saba, St. Martin. 4131. Ficramnia Sw. Picramnia pentandra Sw. Boom met vijf- tot negenbladige, veervormig samengestelde bladen, waarvan de kortgesteelde, dik-leerachtige, glimmende blaadjes •"> — 10 cM. lang en 2.5 — 4 cM. breed zijn en in een lange punt toeloopen ; de eenslachtige bloemen zijn vijftallig met 5 meeldraden, zeer klein en staan in kluwens in lange, aarvormige bloeiwijzen; de vruchten zijn ronde of ovale bessen van 1 cM. lengte. St. Martin: Wild co/fee, Basta rd bough. SURIANA — BURSERA. 235 Fam. 139. Burseraceae. 4150. Bursera L. Boomen met samengestelde, soms enkelvoudige bladen en kleine bloemen met vier- of vijfdeeligen kelk, 4 of 5 bloemkroonbladen, 8-10 meeldraden en een bovenstandig, driehokkig vruchtbeginsel, dat uitgroeit tot een éénhokkige, éénzadige vrucht, met eenigszins bolle zijden, die met 3 kleppen open springt en 1 cM. lang is. 1 Blaadjes gaafrandig 2 Blaadjes niet gaafrandig Bursera tomentosa 285 2 Blaadjes bijna zittend Bursera bonairensis 235 Blaadjes zeer duidelijk gesteeld Bursera simaruba 235 Bursera bonairensis Bold. De drie- tot meer-jukkige bladen hebben geheel gaafrandige, duidelijk leerachtige blaadjes met spitsen top ; de zeer kortgesteelde blaadjes zijn 6 — 12 cM. lang, 2,5 — 7 cM. breed en hebben de grootste breedte niet bij den- top; de vruchten staan in groote, pluimvormige bloei wij zen. Curaqao, Aruba, Bonaire: Sieja korraa. Bursera simaruba Sarg. De drie- of vijftallige, soms enkelvoudige, bladen hebben geheel gaaf- randige blaadjes, die een plotseling toegespitsten top bezitten; de duidelijk ges'teelde blaadjes zijn niet of heel weinig leerachtig, 5 — 10 cM. lang en 3 - 6 cM. breed ; de grootste breedte ligt vooral bij het eindblaadje vrij dicht bij den top ; de vruchten staan in een groote, pluimvormige bloei wij ze ; de bloemen zijn vijftallig. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Gum tree, Balsam tree, Limetree. Curaqao, Aruba, Bonaire : Paaloe sieja doesji, Paaloe sieja maatsjoe, Sieja blariko. Bursera tomentosa Trian. et Planch. De drie- tot vijfjukkige bladen hebben een vooral tusschen de blaadjes breed ge vleugelden steel; de 3 — 6 cM. lange en 2 — 4 cM. breede, eivormige tot langwerpige blaadjes zijn zeer grof gekarteld-ge tand en zijn evenals de bladsteelen behaard ; de bloei wijze steekt niet buiten de bladen uit ; de bloemen zijn viertallig. Curaqao, Aruba, Bonaire: Takamaliak. Fam. 140. Meliaceae. Boomen of heesters met bloemen, waarvan de 10 meeldraden tot een buis vergroeid zijn; de bloemen hebben een vijftalligen kelk en bloemkroon ; het vruchtbeginsel is bovenstandig. 236 MEUACËAË — MALPIGHIACËAË. 1 Bladen drietallig 4195. TrïcMia 236 Bladen veervormig samengesteld 2 2 Bladen éénmaal veervormig samengesteld 4164. Swietenia 230 Bladen dubbel veervormig samengesteld 4175. Melia 236- 4164. Swietenia Jacq. Swietenia mahagoni Jacq. Boom met evengevinde, vijf- of meerjukkige bladen, waarvan de leerachtige blaadjes, met zeer scheeve blad helften en spitsen topT 4,5 — 6 cM. lang en 2 — 3 cM. breed zijn; de kleine bloemen staan in okselstandige trossen en hebben een vijftalligen kelk en bloem- kroon, een tienlobbige meeldraadbuis met 10 meeldraden en een vijfhokkig vruchtbeginsel met vele zaadknoppen, dat uitgroeit tot een houtige doosvrucht. St. Eustatius, Saba: Mahagoni; ook gekweekt. CuRAgAO, Aruba, Bonaire: Mahók; gekweekt. 4175. Melia L. Melia azedarach L. Boom of heester met dubbel veervormig samengestelde bladen, die vier- of meerjukkig zijn; de blaadjes van de eerste orde zijn vier- of meerjukkig ; de grof gezaagde blaadjes zijn 4—6 cM. lang en 1—2 cM. breed en hebben een scheeven voet; de bloemen staan in sterk samengestelde pluimen, zijn 1 cM. lang en bestaan uit een vijftalligen kelk en bloemkroon, een tot dertiglobbige meeldraadbuis met 10 meeldraden en een vijfhokkig vrucht- beginsel, dat uitgroeit tot een steenvrucht. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Lilac ; gekweekt. Cueacao, Aruba, Bonaire; gekweekt. 4195. Tricbilia L. Tricliilia trifolia L. Heester met drietallige bladen, waarvan het eindblaadje ongeveer twee maal zoo groot is als de zijblaadjes; de blaadjes zijn wig- vormig, met ronden top; het eindblaadje is meestal 2,5 — 4 cM. lang en 1,5-2 cM. breed; de kleine bloemen staan in korte trossen in de bladoksels en bestaan uit een vijftalligen kelk, 5 bloemkroonbladen, een meeldraadbuis met 10 meeldraden en een vruchtbeginsel, dat tot een kogelvormige doosvrucht uitgroeit. Curaqao: Ceraasji maatsjoe, Sjimaroekoe maatsjoe. Fam. 141. MaSpighiaceae. Boomen, houtachtige klimplanten of heesters met tegenoverstaande,, veelal gaafrandige bladen; de bloemen bestaan uit 5 kelkbladen, waarvan een aantal voorzien is van klieren, 5 bloemkroonbladen, 10 ongelijke meeldraden en een bovenstandig, driehokkig vrucht- beginsel. SWIÜTUNIA — STIGMATOPHYLLON. 237 1 Bloembodem na den bloei in het midden verhoogd .... 2 Bloembodem na den bloei in het midden niet verhoogd . . 3 2 Onderste rand van de vleugels der vrucht verdikt 4226. Heteropteryx 237 Bovenste rand van de vleugels der vrucht verdikt 4228. Stigmatophyllon 237 S Vrucht een doosvrucht 4244. Galphimia 238 Vrucht geen doosvrucht 4 4 Stempels afgeknot 5 Stempels spits 4255. Byrsonima 239 5 Bloeiwijzen sterk verkort 4251. Malpighia 238 Bloeiwijzen lang gerekt 4252. Buncliosia 239 4226. Heteropteryx Juss. Heteropteryx purpur ea H. B. K. Klimplant met eivormige tot ovale, aan den top afgeronde bladen, die 1 — 3,5 cM. lang en 1—2 cM. breed zijn; de bloemen hebben een vijfdeeligen kelk met op 4 van de kelk bladen elk 2 klieren; de bloemen staan in eenigszins schermvormige bloeiwijzen; de on- derste rand van de vleugels der vrucht is verdikt. St. Eustatius. 4228. Stigmatophyllon Juss. Klimplanten; de bloemen bestaan uit een vijfbladigen kelk met op 4 der kelkbladen elk 2 klieren, 5 bloemkroon bladen, 10 ongelijke meel draden en een drie- tot vijfhokkig vruchtbeginsel; de bovenste rand van de vleugels der vrucht is verdikt. 1 Bladen hartvormig Stigmatophyllon ciliatum 287 Bladen niet hartvormig 2 2 Bladen lijnvormig, aan den onderkant zacht behaard Stigmatophyllon sericeum 238 Bladen niet lijnvormig, aan den onderkant kaal Stigmatophyllon periplocifolium 237 Stigmatophyllon ciliatum A. Juss. Klimplant met diep hartvormige bladen met spitsen top ; de bladen zijn iets meer lang dan breed, 2-4 cM. lang en 1,5—3 cM. breed en duidelijk voorzien van kleine tanden, die in een draaddunnen top uitloopen. St. Eustatius ; gekweekt. Stigmatophyllon periplocifolium A. Juss. Klimplant met leerachtige, aan den bovenkant glimmende bladen, die zeer verschillend van grootte en vorm kunnen zijn; meestal zijn de bladen elliptisch en anderhalf maal zoolang als breed; 238 MALPIGHIACEAË. de bladsteel draagt vlak bij den bladvoet 2 klieren; de bloemen zijn 2 cM. in diameter; de vrucht valt uiteen in twee of meer deelvruchten, die van een meer dan 1 cM. langen vleugel voorzien zijn. St. Eustatius, St. Maetin : Goat bash. Stigmatophyllon sericeum Wright. Klimplant met smalle, langwerpige of lijnvormige, aan den onder- kant dicht zijdeachtig behaarde bladen, waarvan de rand naar beneden omgebogen is; aan den onderkant is alleen de hoofdnerf duidelijk zichtbaar; de bladen zijn vier- tot vijfmaal zoo lang als breed en 1,5 — 2,5 cM. lang. St. Maetin. 4244. Galphimia Cav. Gtalpliimia gracilis Bartl. Heestertje met ovale of langwerpige blaadjes, die tweemaal zoo lang als breed meestal 2 cM. lang zijn en dicht bij den bladvoet 2 klieren dragen ; de bloemen staan in rechtopstaande trossen en hebben een kelk zonder klieren; de vruchten zijn ongevleugeld. St. Eustatius; gekweekt. 4251. Malpighia L. Heesters; de bloemen staan in de bladoksels in klein aantal bijeen; de kelk is voorzien van 6 klieren; de vrucht is een steenvrucht met goed waarneembaar vruchtvleesch. 1 Bladen over de geheele lengte even breed of, zoo ze in 't mid- den iets breeder zijn, dan altijd meer dan driemaal zoo lang als breed Malpighia angustifolia 238 Bladen niet lijnvormig 2 2 Bladen met afgeronden top en met de grootste breedte boven het midden Malpighia punidfolia 230 Bladen met duidelijk toegespitsten top en met de grootste breedte in of beneden het midden . . . Malpighia glabra 238 Malpighia angustifolia L. De lijnvormige of lancetvormige bladen dragen aan den onderkant haren, die in het midden bevestigd zijn; de bladen zijn 4 — 6 cM. lang en 0,5-1,5 cM. breed; de bloemen staan in armbloemige trossen, die kleiner zijn dan de bladen; de vrucht is negenribbig. St. Maetin : Bastard cherry. Malpighia glabra L. De leerachtige, lancetvormige tot ruitvormige, kale bladen loopen in een spitse punt uit, zijn zeer kort gesteeld en 4 — 6 cM. lang en 2 — 3 cM. breed; de langgesteelde bloemen staan in drie- tot vijftallige schermpjes in de bladoksels; de vrucht is zwak geribd. CüEAgAO, Bonaiee: Sjimaroekoe. STIGMATOPHYIXON — BYRSONIMA. 239 Malpighia punicifolia L. De ovale, kale bladen, die meestal een afgeronden top hebben en van geheel verschillende grootte kunnen zijn, zijn meestal 4 cM. lang en 1,5 — 2,5 cM. breed; de langgesteelde bloemen staan bij tweetallen oijeen in de bladoksels; de vrucht is zwak geribd. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Cherry. CüRAgAO, Aruba, Bonaire: Sjimaroekoe, Sjimaroekoe maatsjoe. 4252. Bunchosia L. Cl. Rich. Heesters of boomen ; de bloemen staan in trosvormige bloeiwijzen in de bladoksels; de kelkbladeren zijn voorzien van klieren; de meeldraden zijn kaal en de stempels zijn vaak eenigszins met elkander vergroeid. 1 Bladen in 't algemeen niet meer dan 8 cM. lang, leerachtig Bunchosia glandiilosa 239 Bladen in 't algemeen meer dan 8 cM. lang 2 2 Bladen leerachtig Bunchosia jamaicensis 239 Bladen niet leerachtig Bunchosia nitida 239 Bunchosia glandulosa L. Cl. Rich. Boom met leerachtige, lancetvormige bladen, die 3 — 8 cM. lang en 1 — 3 cM. breed zijn en vrij dicht bij den voet 2 klieren dragen; de bloemen zijn geplaatst in trosvormige bloeiwijzen in de blad- oksels en de bloemstelen zijn een weinig onder het midden geleed. St. Martin. Bunchosia jamaicensis Urb. et Niedenz. Boom met leerachtige bladen, die breed eivormig tot langwerpig zijn, 9 — 13 cM. lang, 5 — 7 cM. breed en zeer kortgesteeld zijn; de bloemen zijn geplaatst in trosvormige bloeiwijzen in de bladoksels en de bloemstelen zijn vlak bij de basis geleed. Saba. Bunchosia nitida L. Cl. Rich. Heestertje met dunne, sterk glimmende bladen, die vooral aan den voet duidelijk behaard zijn; de lancetvormige, met een lange punt toeloopende bladen zijn 7 — 14 cM. lang en 2,5 — 5 c.M. breed; de bloemen staan in lange trossen in de bladoksels en de bloemsteel is vlak bij de basis geleed. Curacao : Sjimaroekoe kaasjoe. 4255. Byrsonima L. Cl. Rich. Heesters of boomen; de bloemen staan in trosvormige bloeiwijzen in de bladoksels; de kelkbladen zijn voorzien van klieren, de meel- draden zijn behaard en de stempels zijn aan den top spits. 240 MALPIGHIACEAË — KUPHORBIACEAE. 1 Bladen niet meer dan 3,5 cM. lang . . . Byrsonima lucida 240 Bladen meer clan 3 cM. lang 2 2 Stengels en bloemstelen dicht roestkleurig behaard Byrsonima crassifolia 240 Bloemstelen niet dicht roestkleurig behaard Byrsonima spicata 240 Byrsonima crassifolia H. B. K. Heester of boom met dikke, leerachtige bladen, dieeenigszins spatel- vormig tot omgekeerd eivormig zijn met een aan den onderkant sterk uitspringende hoofdnerf; de bladen zijn 7 — 10 cM. lang en 3 — 5 cM. breed; de middennerf der bladen is aan den onderkant bruin behaard evenals de jonge takken en de geheele bloeiwijze; de bloemen staan in een lange, trosvormige bloeiwijze. St. Martin. CüRACAO. Byrsonima lucida L. Cl. Rich. Heester of boom met dunne, leerachtige bladen, die eenigszins spatel vormig-lancetvormig zijn met een aan den onderkant sterk uitspringende hoofdnerf; de bladen zijn sterk glimmend, 2 — 4 cM. lang en 0,7 — 1,4 cM. breed; de bloemen staan in korte, tros- vormige bloeiwijzen. St. Martin. Byrsonima spicata L. Cl. Rich. Boom met leerachtige bladen met wigvormigen voet en spits toe- loopenden top; de aan den bovenkant glimmende bladen zijn 6-13 cM. lang en 2 — 4 cM. breed; de bloemen staan in lang gerekte, trosvormige bloeiwijzen. St. Eustatius, Saba: Holly hork'. Fam. 145. Polygalaceae. 4273. Polygala L. Polygala angustifolia H. B. K. Rechtopgroeiende plant met behaarde stengels en bladen ; de bladen zijn lancetvormig, met aan den onderkant zeer duidelijk uitspringende nerven, kortgesteeld, 2,5-5 cM. lang en 0,5-1,5 cM. breed; de bloemen zijn geplaatst in trossen, die veelal 3-5 cM. lang zijn, en hebben een vierbladigen kelk, waarvan de 2 zijdelingsche bladen zeer breed, vleugelvormig en 0,4 cM. lang en de 2 anderen smal lijnvormig zijn ; de bloemkroon bestaat uit één schuitvormig gebogen en 2 min of meer vlakke bloemkroonbladen ; de 8 meel- BYRSONIMA — POLYGALA. 241 draden zijn met elkander vergroeid tot een open buis: het vrucht- beginsel is plat, bovenstandig, ongevleugeld en de vrucht bezit 2 zaden, die sterk behaard zijn. Curaqao, Aruba, Bonaire : Elefanti. Fam. 147. Euphorbiaceae. Zeer verschillend gebouwde planten met enkelvoudige bladen; meestal bevatten ze melksap en steeds hebben ze een bloem met een driehokkig vruchtbeginsel, dat in 3 deelvruchten uiteenvalt; de éénslachtige bloemen hebben meestal een enkelvoudig bloemdek. 1 Twee zaden in elk hokje van de vrucht 4299. Phyllanthus 242 Eén zaad in elk hokje van de vrucht 2 2 Bloemen niet in cyathiën geplaatst 3 Bloemen in cyathiën geplaatst 20 3 Meeldraden in den knop naar binnen gebogen 4348. Croton 244 Meeldraden in den knop niet naar binnen gebogen .... 4 4 Bladen samengesteld 4444. Manïhot 251 Bladen enkelvoudig 5 5 Bladschijf in een langen draad uitloopend ; bladen lijnvormig of met grillige vormen 4454. Codiaeum 252 Bladschijf' niet in een langen draad uitloopend 6 6 Bloemen door 2 groote schutbladen omgeven 4422. Ddlechampia 249 Bloemen niet door 2 groote schutbladen omgeven .... 7 7 Klimplant 441 G. Tragia 249 Geen klimplant 8 8 Hooge boom met scherpe stekels aan den stam 4493. Hura 253 Geen hooge boom met scherpe stekels aan den stam ... 9 9 Bladen ingesneden of gelobd 10 Bladen niet ingesneden en niet gelobd 13 10 Bladen schildvormig, diep ingesnedeD 4424. Ricinus 249 Bladen niet schildvormig 11 11 Bladen zeer zwak gelobd, bijna ongelobd, hartvormig 4433. Jatrojiha 250 Bladen duidelijk ingesneden 12 12 Bladen met spitse punten, niet tot over de helft ingesneden 4428. Aleurites 250 Bladen met stompe punten of ver tot over het midden ingesneden 4433. Jatropha 250 16 242 EUPHORBIACËAË. 13 Blaadjes van het bloemdek of den kelk der mannelijke bloemen niet over elkander grijpend 14 Blaadjes van het bloemdek of den kelk der mannelijke bloemen over elkander grijpend 18 14 Mannelijke bloemen met bloemkroonbladen 15 Mannelijke bloemen zonder bloemkroonbladen 16 15 Stijl tweedeelig 4358. Ditaxis 247 Stijl meer dan tweedeelig ....... 4360. Argithamnia 247 16 Bloemen in aren geplaatst 4407. Acalypha 248 Bloemen niet in aren geplaatst 17 17 Planten met doornen 4397. Addict 247 Planten zonder doornen 4374. Bernardia 247 18 Kelk der mannelijke bloemen in tanden uitloopend 4486. Hippomane 252 Kelk zeer weinig ontwikkeld of afwezig 19 19 Vrouwelijke bloemen lang gesteeld . . 4488. Actinostemon 252 Vrouwelijke bloemen niet lang gesteeld 4492. Gymnanthes 252 20 Cyathium regelmatig 4498. Euphorbia 253 Cyathium onregelmatig 4501. Pedüanthus 25(> 4299. Phyllanthus L. De éénslachtige, kleine bloemen hebben een enkelvoudig bloemdek; de vrucht heeft 2 zaden in elk hokje; de meeldraden zijn dikwijls vergroeid. 1 Behalve gewone stengels komen aan de plant afgeplatte. sikkelvormig gebogen, bladachtige zijtakken voor, die op de tanden bloemen dragen . . Phyllanthus epiphyllanthus 243 Alleen gewone stengels aanwezig 2 2 Bladen minder dan 1 cM. lang 3 Bladen meer dan 1 cM. lang 4 3 Zijtakken met gewoonlijk niet meer dan 7 bladen Phyllanthus polycladus 244 Zijtakken met veel meer dan 7 bladen Phyllanthus niruri 243 4 Bladen alle met spitsen top en zoodanig geplaatst.dat ze veervormig samengestelde bladeren lijken te vormen, die tien- of meerjukkig schijnen Phyllanthus distichus 243 Bladen niet schijnbaar veervormig samengestelde bladen vormend, of, zoo de takken daar eenigszins op gelijken, dan hebben de bladen steeds een stompen top 5 PHYLLANTHUS. 243 5 Bladen met spitsen top; er zijn aan de plant steeds bladen te vinden die 10 cM. of meer lang zijn Phyllanthus nobïlis 243 Bladen met stompen top of, zoo de top spits is, dan is het meerendeel der bladen 3 — 5 cM. lang Phyllanthus Euicensü 243 Phyllantlius distichus Müll. Boom of heester met elliptische tot lancetvormige bladen, die aan de takken in één vlak staan en schijnbaar veervormig samengestelde bladen vormen; de bladen zijn aan den onderkant wit, eindigen in een spitsen top en zijn iets minder dan tweemaal zoo lang als breed, meestal 5—6 cM. lang; de bloemen bestaan uit een vierdeelig bloemdek, zijn éénslachtig, hebben 4 vrije meeldraden en staan in bundels. St. Eustatius, Saba, St. Martin ; gekweekt. Phyllauthus epiphyllanthus L. Heester met rolronde stengels en platte, sikkelvormig gebogen, blad- achtige zijtakken, die duidelijk voorzien zijn van lengtestrepen; de bladachtige zijtakken zijn aan den top getand en dragen daar éénslachtige bloemen, waarvan de meeldraden met dwarsspleten openen. St. Martin. Phyllanthus Euwensii Bold. Heester met sterk glimmende, donkergroene, kortgesteelde bladen, die elliptisch tot lancetvormig, veelal 2,5 — 6 cM. lang en 1,2 — 3 cM. breed zijn; de bloemen staan in zeer rijk vertakte, pluimvormige bloeiwijzen op draaddunne steeltjes; de mannelijke bloemen zijn 0,3 cM., de vrouwelijke 1 cM. lang gesteeld ; de vrucht is 0,5 cM. in diameter. Curaqao, Aruba, Bonaire: Lokki lokki, Karkidaaki. Phyllanthus niruri L. Kruid met langwerpige bladen, die 0,5 — 1 cM. lang en 0,3 — 0,5 cM. breed zijn en aan de takken in één vlak staan, zoodat ze schijn- baar een veervormig samengesteld blad vormen, dat uit tien of meer jukken schijnt te bestaan; in de bladoksels zijn alleen- staande bloemen op duidelijke steeltjes geplaatst; de meeldraden zijn geheel vergroeid. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Surinaam bitter. Curaqao. Phyllauthus nobilis Müll.-Arg. Boom of heester met elliptische tot lancetvormige bladen, die bijna driemaal zoo lang als breed zijn, 8 — 12 cM. lang en naar top en basis spits toeloopen; de bloemen staan in bundels in de blad- oksels; de vruchten zijn 0,7 cM. in diameter. Saba, St. Martin : Goose berry. 244 KUPHORBIACIvAÉ. Phyllanthus polycladus Urb. Laag plantje met een groot aantal stengeltjes, die uit het onderste, verhoute gedeelte naar boven groeien; de dunne stengels dragen aan de uiteinden 0,3 — 0,6 cM. lange en 0,15 — 0,3 cM. breede bladen, die schijnbaar veervormig saamgestelde bladen vormen, die meestal zeventallig lijken; de bloemen zijn geplaatst in de bladoksels, de mannelijke in een klein aantal te zamen aan de ondereinden der stengels, de vrouwelijke alleenstaand boven aan; de meeldraden zijn geheel vergroeid; de vrucht is ruim 0.1 cM. in diameter. vCuRAgAo, Bonaire. 4348. Croton L. Planten, veelal dicht bezet met vertakte haren of schubben, vooral op de bladen en de aarvormige bloeiwijzen, die onderaan uit vrouwe- lijke, bovenaan uit mannelijke bloemen bestaan; de mannelijke bloemen hebben tien of meer meeldraden, 5 of 4 bloemkroonbladen en een vijflobbigen kelk, de vrouwelijke bloemen hebben meestal geen bloemkroonbladen en bezitten tweedeelige stijlen. 1 Bladen diep ingesneden, driedeelig ( 'roton lobaius 24(> Bladen niet diep ingesneden 2 2 Bladen aan den onderkant zilverglanzend . . . Croton niveus 240 Bladen aan den onderkant niet zilverglanzend 3 3 Kelkbladen voorzien van gesteelde klieren 4 Kerkbladen zonder gesteelde klieren 5 4 Bladen smal, ongeveer driemaal zoo lang als breed ('roton ovalifoUus 24(> Bladen veel minder dan driemaal zoo lang als breed ('roton curassavica 245 5 Bladen gaafrandig 6 Bladen niet gaafrandig &",LVil'-v"v-'io / 6 De tros met mannelijke bloemknoppen is 3 cM. of meer lang; de kelk der vrouwelijke bloemen is 0,-2 cM. lang ( 'roton flavens 245 De tros der mannelijke bloemknoppen is nooit meer dan 2,5 cM. lang; de kelk der vrouwelijke bloemen is 0,5 cM. lang Croton astroites 245 7 De jonge stengels zijn behalve van sterharen ook rijkelijk voorzien van lange, naar beneden gerichte borstels Croton glandulosus 240 De jonge stengels dragen alleen sterharen Croton betulinus 245 PHYUANTHUS — CROTON. 245 Croton astroites Dryand. Heester met langgesteelde, ovale bladen, die een eenigszins hartvormigen voet en spitsen top hebben; de bladen zijn zeer verschillend van grootte, maar meestal 4—5,5 cM. lang en 2-2,5 cM. breed en aan den onderkant dicht bezet met schubben, die ook op de overige deelen der plant voorkomen; de bloemen staan in 0,5 — 2 cM. lange trossen met mannelijke bloemen, waaronder een klein aantal vrouwe- lijke met een kelk van 0,5 cM. lengte; de stijlen zijn diep acht- deelig. St. Eustatius, St. Martin : Wild marrow. Croton bctulinus Vahl. Heestertje met donkere stengels, waarvan de jonge takken bedekt zijn door groote schubben; de ovale, onregelmatig ingesneden,, meestal 0,6 — 1,2 cM. lange en 0,6 cM. breede bladen zijn aan den onderkant dicht bezet met schubben; de bloemen staan in zeer korte trossen met een paar vrouwelijke, waarboven een grooter aantal mannelijke bloemen. St. Martin: Black sage. Croton curassavica Bold. Heestertje met lang gesteelde, driehoekige tot elliptische bladen met grof gekarteld gezaagden rand, waarvan de tanden dikwijls klier- achtig zijn ; de bladen hebben 3 dikkere en 2 dunnere hoofdnerven en zijn veelal 4 — 8 cM. lang en 2 — 4 cM. breed, en voorzien van wijd uitstaande sterharen; de bloemen staan in langgerekte trossen met vijf of meer vrouwelijke bloemen, voorzien van 0,5 cM. lange kelkbladen met korte, klierachtige tanden, en een grooter aantal mannelijke bloemen, die 0,2 cM. lang zijn. Curacao. Croton Havens L. Heester met lancetvormige bladen met afloopenden of zwak hart- vormigen voet ; de bladen zijn zeer verschillend van grootte, maar meestal 5 — 7 cM. lang en 1 — 3 cM. breed en aan den onderkant dicht bezet door schubben, die ook op de overige deelen der plant voorkomen; de bloemen zijn geplaatst in zeer lange trossen, die bestaan uit een tot 8 cM. of meer lang gedeelte met een groot aantal mannelijke bloemen, waaronder een veel kleiner aantal, vrouwelijke bloemen, die een kelk hebben van 0,2 cM. lengte; de stijlen zijn tweedeelig. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Marroic, Yelloic balsem. Curacao, Aruba, Bonaire: Wilde salie. 246 euphorbiackae. Croton glandulosus L. Kruid met langgesteelde, eivormige of ovale bladen, die zeer onregel- matig gezaagd en zeer zachtharig zijn, geheel verschillend van grootte maar meestal 2,5 — 3 cM. lang en 1,5 — 3 cM. breed; de bladsteel is aan den top voorzien van 2 gesteelde klieren; de bloemen staan in vrij korte, ineengedrongen bloei wij zen, die evenals de geheele plant vooral in de jongere stengels zeer dicht bedekt zijn door korte, wollige en lange, borstelvormige haren. Cukaqao, Bonaire: Jeerba kareeta. Croton lobatus L. Kruid met onderaan houtige stengels ; de langgesteelde, driedeelige bladen, waarvan de lobben aan den voet veel smaller zijn dan in het midden, zijn grof gekarteld en meestal 5 — 7 cM. lang: de blad- stelen zijn van wijduitstaande haren voorzien; de bloemen staan in een aarvormige bloei wijze met onderaan een klein aantal vrouwelijke bloemen, die wijd uiteenstaan en een groot aantal zeer kleine mannelijke bloemen aan den top. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Lüac bush. Curaqao, Aruba, Bonaire: Jeerba kraabo. Croton niveus Jacq. Heester tot boomachtige plant met elliptische bladen met eenigszins hartvormigen voet en zeer spitse punt ; uit den voet van het blad ontspringen een aantal hoofdnerven, waarvan alleen de middennerf aan den onderkant duidelijk te zien is ; de onderkant van de bladen, die meestal 5 — 7 cM. lang en 3 — 4 cM. breed zijn, is geheel bedekt met schubben, waardoor ze geheel zilverglanzend zijn ; de bloemen staan in korte trossen; de bloemknoppen zijn bruin, zilverglanzend. Curacao, Aruba, Bonaire ; Barra blanko, Kivieti, Loembra blanko. Croton ovalifolins Vahl. Laag heestertje met langwerpige bladen, die drie- tot viermaal zoo lang zijn als breed en meestal 1 — 2,5 cM. lang, met afloopenden voet, waaruit 3 hoofdnerven ontspringen ; alleen de middelste hoofd- nerf loopt door tot aan den top van het blad, dat voorzien is van wijd uitstaande, groote, stervormige haren ; de bloemen staan in een dichten tros van zes of meer vrouwelijke bloemen, waarboven acht of meer mannelijke geplaatst zijn; de kelk der vrouwelijke bloemen, die boven het sterk behaarde vruchtbeginsel uitsteekt, draagt klierharen. Curacao, Aruba, Bonaire : Jeerba die seeroe, Jeerba tsjoebaatoe. CROTON — ADÈUA. 247 4358. Ditaxis Vahl. Ditaxis fasciculata Vahl. Heester met ovale, eenigszins spatelvormige bladen, die 1 — 1,5 cM. lang en 0,4 — 0,8 cM. breed zijn en langzaam in den bladsteel overgaan; de plant vormt zeer lange, rechte takken, die een wit- achtige schors hebben en de bladen zijn duidelijk op kortloten geplaatst ; de bloemen zijn geplaatst in korte trossen in de blad- oksels en hebben een vijfbladigen kelk en bloemkroon en 10 meel- draden. St. Martin. 4360. Argithamnia Sw. Argitliamnia candicans Sw. Heester met elliptische tot lancetvormige bladen, die bedekt zijn door wijduitstaande, onvertakte haren; de bladen zijn 3,5 — 5 cM. lang en 2 — 3 cM. breed; de bloemen staan in armbloemige, korte trossen in de bladoksels, de onderste zijn vrouwelijk, hebben een vier- tot vijfbladigen kelk en bloemkroon en 4 meeldraden. St. Martin. Curacao, Aruba. 4374. Bernardia Adans. Bernardia corensis Miill.-Arg. Heester met elliptische, grof getande bladen, die 4 — 6 cM. lang zijn; de mannelijke bloemen zijn geplaatst in een aarvormige bloei wij ze, waar de bloemen door een schutblad omgeven worden, en hebben 9 meeldraden ; de vrouwelijke bloemen staan in korte, kluwen- achtige bloeiwijzen; de bloemen hebben een drie- tot zesdeeligen kelk. St. Eustatius, St. Martin. Curacao, Bonaire. 4397. Adelia L. Adelia ricinella L. Heester met eenigszins spatelvormige bladen, die zeer verschillend van grootte en vorm zijn, maar te herkennen zijn aan de duidelijke afscheiding van bladschijf en bladsteel ; in de bladoksels staan takvormige, stevige doornen, terwijl de zijtakken, waarvan de bladen afgevallen zijn, ook een doornachtig uiterlijk hebben; de vrouwe- lijke bloemen zijn langgesteeld, de mannelijke zeer kort; de bloemen hebben een vijfdeeligen kelk en 12 — 15 meeldraden. St. Martin. Curacao. 248 EUPHORBIACEAE. 4407. Acalypha L. Heesters of kruiden met grof ingesneden bladen en bloemen, die geplaatst zijn in aarvormige bloeiwijzen, waarvan het onderste gedeelte, dat dikker is, de vrouwelijke bloemen draagt; de bloemen hebben een drie- tot vijfdeeligen kelk en 8—16 meeldraden. 1 Bladen 7 cM. of meer breed Acalypha Wilkesiana 249 Bladen veel minder dan 7 cM. breed 2 2 Bladen zeer dichtviltig behaard, zijdeachtig glanzend, of zoo iets minder behaard, dan slechts een paar vrouwelijke bloemen aan den voet van de mannelijke bloemen Acalypha cuspidata 248 Bladen niet viltig behaard, of zoo wel dichter behaard, dan steeds meerdere vrouwelijke bloemen aan den voet van de mannelijke bloemen 3 3 Bladen in 't algemeen minder clan 1,5 cM. lang gesteeld Acalypha chamaedvyfolia 248 Bladen in 't algemeen meer dan 1,5 cM. lang gesteeld Acalypha Poiretiï 248 Acalypha chamaedryfolia Müll.-Arg. Kruipend plantje met elliptische, grof gekartelde bladen, die duidelijk maar niet zijdeachtig behaard zijn; de bladen zijn 1,5 — 3,5 cM. lang en iets minder dan tweemaal zoo lang als breed, met eenigszins hartvormigen voet; de bloemen staan in aarvormige bloeiwijzen aan het eind van de takken; de onderste bloemen zijn vrouwelijk en vormen een verdikt gedeelte van de aar ; de bovenste bloemen zijn mannelijk en vormen een veel dunnere, + 1,5 cM. lange aar. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Bastard nettle. Acalypha cuspidata Müll-Arg. Rechtopgroeiende, lage heester met hartvormige, zeer grof gekartelde bladen, die zijdeachtig glanzend behaard, dichtviltig zijn, ten minste aan de jonge takken, en in een spitsen top uitloopen; de bladen zijn 4 — 4,5 cM. lang, en iets minder dan tweemaal zoo lang als breed; de bloemen staan in okselstandige trossen; de onderste bloemen zijn vrouwelijk en vormen een verdikt gedeelte van de aar; de bovenste bloemen zijn mannelijk en vormen een dunne, 2 cM. lange aar. Curaqao, Aruba, Bonaire. Acalypha Poiretii Spreng. Rechtopgroeiende plant met zeer langgesteelde, eenigszins hartvormige bladen, die gekarteld zijn en zeer verschillend van grootte, meestal 3 — 5 cM. lang en bijna tweemaal zoo lang als breed; de bloemen ACALYPHA — RICINUS. 249 staan m okselstandige trossen, waarvan 1,3 cM. ingenomen wordt door de vrouwelijke bloemen, die een dicht cylindervormig deel vormen, waarboven een zeer lange, dunne aar van mannelijke bloemen; de mannelijke bloemen vallen spoedig met hun as af. St. Maetin. Curaqao, Aruba. Acalypha Wilkesiaua Müll.-Arg. Heester met scheef gevormde, onregelmatig gezaagde, eivormige bladen met drie of meer uit den blad voet ontspringende hoofdnerven ; de bladen zijn 8 — 12 cM. lang en tot anderhalf maal zoo lang als breed ; de bloemen staan in meer dan 15 cM. lange, dunne, aarvormige bloeiwijzen. St. Eustatiüs ; gekweekt. 4416. Tragia L. Tragia Yolubilis L. Klimplant met eivormige tot langwerpige, zeer grof gezaagde bladen, waarvan de voet loodrecht staat op den bladsteel; de bladen zijn zeer verschillend van grootte, meestal 3 — -1 cM. lang en twee- tot driemaal zoo lang als breed; de mannelijke bloemen hebben 3 meeldraden en zijn geplaatst in aarvormige bloeiwijzen, die in bundels staan, en elke bloem heeft één schutblad; de vrouwelijke bloem is zeer lang gesteeld, eindelings geplaatst tusschen de mannelijke bloeiwijzen en steekt ver buiten deze uit; de vrucht is sterk behaard; de kelk is drie- tot achtdeelig; de plant is voorzien van brandharen. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin. 4422. Balecliampia L. Dalecliampia scandens L. Klimplant met diep driespletige bladen met hartvormigen voet en lobben, die aan de basis smaller zijn dan in het midden; de lobben loopen in een spitsen top uit en zijn scherp gezaagd; de bloemen worden omgeven door 2 groote, drielobbige schutbladen met hart- vormigen voet, hebben een vier- tot twaalfdeeligen kelk en vele meeldraden ; de vrucht is kaal. St. Eustatiüs, St. Martin. CuRAgAO, Bonaire : Treesdeedee. 4424. Eicinus L. Ricinus communis L. Hooge kruidachtige plant met schildvormige bladen, die zeven- of meerspletig zijn ; de lobben zijn zeer onregelmatig g6tand ; de bladen zijn zeer verschil- lend van grootte, meestal 12 cM. of meer in doorsnede ; de bloemen staan in pluimvormige bloeiwijzen, waaraan beneden de mannelijke bloemen met 250 EUPHORBIACEAE. een groot aantal meeldraden staan en boven de vrouwelijke bloemen; de vrucht is voorzien van gekromde, dikke haren. St. Eustatius, Saba : Castor oil plant ; gekweekt. Curacao, Aruba. Bonaire : Karpaata ; gekweekt. 4428. Alenrites Forst. Aleurites moluccana Willd. Boom met langgesteelde bladen, die aan den bladvoet 2 klieren dragen; de met stervormige haren bedekte bladen zijn vijflobbig met spitse punten en de middelste lob is het breedst ; de bloemen staan in een saamgestelde, pluim- vormige bloei wij ze, zijn voorzien van kelk en bloemkroon en hebben vele meeldraden. St. Eustatius : Wild date ; gekweekt. 4433. Jatropha L. Heesters of kruiden met langgesteelde bladen, die of een hartvormi- gen voet hebben of diep ingesneden zijn; de bloemen hebben een kelk en een bloemkroon; de bloemkroon is bijna steeds losbladig en er is bijna steeds een groot aantal meeldraden aanwezig. 1 Bladen niet ingesneden of zwak gelobd . Jatropha curcas 250 Bladen ingesneden 2 2 Bladen kaal Jatropha midtifida 251 Bladen behaard 3 3 Plant behalve met zachte wolharen ook bezet met scherpe, stekelvormige brandharen, die tot 0,8 cM. lang kunnen zijn Jatropha urens 251 Plant behalve met zachte wolharen aan de bladstelen en den rand der bladen bezet met klierharen Jatropha yossypifolia 250 Jatropha curcas L. Houtachtige, boomvormige plant met zeer lang gesteelde, hartvormige, kale bladen met vijf of meer hoofd n erven ; de bladen zijn meestal iets meer breed dan lang, 7 — 9 cM. lang en soms zwak gelobd; de bloemen staan in saamgestelde trossen met ver van elkander geplaatste zijtakken en hebben een vergroeide bloemkroon. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Gravc plu/sic nut. Curaqao, Aruba, Bonaire: Schijtnoot; gekweekt. Jatropha gossypifolia L. Kruid met dikke stengels en langgesteelde, diep ingesneden, drie- tot vijfdeelige bladen, die zacht behaard zijn en aan den bladrand evenals op den bladsteel geheel bezet zijn met gesteelde klier- haren; de bladen hebben een eenigszins hartvormigen voet en zijn RICINUS — MANIHOT. 251 meestal 8 cM. lang en 10 cM. breed; de bloemen staan in sterk vertakte, schermvormige trossen ; de vrucht is zachtharig, 1 cM. lang. St. Eüstatius, Saba, St. Maetin: Physic nut. Cüracao, Aruba, Boniare: Flaira. Jatrophn multiflda L. Heester met bijna tot aan den voet ingesneden bladen, die tien- tot meerdeelig zijn en waarvan de lobben weer veefvormig ingesneden kunnen zijn ; de lobben en bladen zijn van zeer verschillende afmetingen, meestal met een straal van 10—12 cM. ; de bladen zijn aan den onderkant wit; aan den voet van den bladsteel bevinden zich zeer lange, vertakte haren ; de bloemen staan in een zeer dichten, schermachtigen tros, die aan het einde van een zeer langen steel geplaatst is. St. Eüstatius, Saba, St. Martin : Coralplant : gekweekt. Curacao. Aruba, Bonaire ; gekweekt. Jatropha urens L. Kruid met zeer dikke stengels, die dicht bezet zijn met scherpe, stekelvormige brandharen, die tot 0.8 cM. lang zijn; de bladen zijn dun, zacht behaard en voorzien van wijd uiteenstaande brand- haren, zijn onregelmatig vijflobbig tot vijfdeelig met zeer onregel- matig getanden rand; de meeste bladen hebben een straal van 8 — 12 cM. en zijn langgesteeld ; de bladsteel is zacht behaard en ook bedekt met groote brandbaren; de bloemen staan in een sterk vertakten, schermachtigen tros; de vruchten zijn geheel door dunne brandharen bedekt. Curaqao, Aruba, Bonaire: Bringga moosa. 4444. Manihot Adans. Houtachtige planten met knolvormige wortels en diep ingesneden bladen; de bloemen staan in pluimvormige bloeiwijzen ; de vrouwe- lijke bloemen zijn lang gesteeld; de mannelijke bloemen hebben 10 meeldraden; de vruchten zijn kogelvormig. 1 Bladen diep driedeelig Manihot carthaginensis 251 Bladen vijf- of moerdeelig Manihot utilissima 252 Manihot carthaginensis Müll.-Arg. Heester of boomachtige plant met zeer weinig vertakte kroon; de bladsteel is bijna even lang als de diep driedeelige bladschijf, waarvan de lobben iets boven het midden het breedst en veelal 6 — 10 cM. lang en 2,5 — 4 cM. breed zijn. Bonaire: Bittere cassave, Cassave die moondi, Marihoeri, Yuccaamaara; gekweekt en verwilderd. 252 euphorbiaceae. Manihot ntilissima Pohl. Heester; de bladsteel is veel langer dan de meestal meer dan vijftallig inge- sneden bladen ; de lobben zijn lancetvormig, veelal 4 — 16 cM. lang en 1 — 4 cM. breed. Kt. Eustatius, Saba, St. Martin: Cassave; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire: Cassave; gekweekt. 4454. Codiaeum A. Juss. Codiaeuin variegatum BI. Heester met zeer verschillend gevormde, leerachtige bladen, die meestal lijn- vormig zijn en geel en rood gevlekt; de bloemen staan in een langgerekten tros en zijn lang gesteeld; de mannelijke bloemen hebben een kelk en bloemkroon en vele meeldraden, de vrouwelijke alleen een kelk. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Croton ; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire; gekweekt. 4486. Hippomane L. Hippomane mancinella L. Boom met langgesteelde, onduidelijk gezaagde, elliptische, leerachtige bladen, die aan den blad voet een zittende klier hebben ; de bladen zijn meestal 6 — 10 cM. lang en 4 — 6 cM. breed en eindigen in een spitsen top ; de bloemen staan in een aarvormige bloeiwijze. de vrouwelijke bloemen onderaan, de mannelijke boven; de vrucht heeft het uiterlijk van een kleine, groene appel; de kelk is drie- tot viertandig; er zijn 2 — 4 meeldraden. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Mangenid tree. Curaqao, Aruba, Bonaire: Manzalienja. 448S. Actinostemon Mart. Actinostemon caribaeus Gris. Heester met lederachtige, 0,5 cM. langgesteelde bladen, die naar top en basis spits toeloopen en 7 — 10 cM. lang en 3 — 5 cM. breed zijn; de bladbasis is scherp afgescheiden van den bladsteel en draagt aan den onderkant 2 of 4 klieren ; de mannelijke en vrouwelijke bloemen staan in verschillende bloeiwijzen in de bladoksels; de vrouwelijke bloem is langgesteeld, de mannelijke bezit 4 meeldraden; de bloemen hebben geen bloemdek. St. Eustatius, St. Martin. 4492. Gymnauthes Sw. (xymiiantlies lucida Sw. Heester met leerachtige bladen, waarvan de grootste breedte boven het midden ligt; de bladen zijn 4 — 5 cM. lang en 1.5 — 2.5 cM. breed, zeer glanzend en de middennerf treedt aan den onderkant van het blad duidelijk te voorschijn; de bladrand is een weinig paar l>meden omgeslagen; de mannelijke bloeiwijzen zijn katjes: MANIHOT — EUPHORBIA. 253 de vrouwelijke bloemen zijn langgesteeld, alleenstaand in de blad- oksels, de mannelijke hebben 2 — 3 meeldraden ; de bloemen hebben geen bloemdek. St. Eustatius. . 4493. Hura L. Hura crepitans L. Boom met een dikwijls door stekels bezetten stam en met lang- gesteelde, groote bladen, waarvan de zijnerven onder een hoek van iets minder dan 90° uit de hoofdnerf treden; de blad voet is hartvormig en het blad, dat 8 — 25 cM. lang en 6 — 15 cM. breed is. loopt in een toegespitsten top uit; de bloemen met een beker- vormigen kelk staan in een eindelingsche. lang gesteelde aar, waar de mannelijke bloemen, met een groot aantal meeldraden, bovenaan dicht opeen geplaatst zijn, de vrouwelijke duidelijk gesteeld aan het benedeneind; de vrucht valt uiteen in een groot aantal split- vruchtjes en is plat, 6 cM. in middellijn. St. Eustatius, St. Martin : Sandbox tree. €uracao, Aruba, Bonaire : Zandkokerboom ; gekweekt. 4498. Euphorbia L. De bloemen bestaan öf uit één meeldraad of uit één vruchtbeginsel, die gezamenlijk omgeven zijn door schutbladen, al of niet van klierachtige aanhangsels voorzien, en vormen bloeiwijzen, die het uiterlijk van bloemen hebben. 1 Bladen 2.5 cM. of meer breed en ingesneden of van zeer groote tanden voorzien 2 Bladen in 't algemeen minder dan 2.5 cM. breed 3 2 Bladen Hervorm ig ingesneden Euphorbia heterophylla 255 Bladen met aan weerskanten 2 tanden . . . Euphorbia pulcherrima 250 3 Bladen lang gesteeld 4 Bladen zittend of uiterst kort gesteeld 5 4 Bladen tot 5 cM. of meer lang, aan den top ingesneden Euphorbia cotinifolia 255 Bladen voor 't meerendeel 1,5 cM. lang, aan den top niet ingesneden Euphorbia petioJaris 250 5 Alle bladen lijnvormig. 0.2 — 0,3 cM. breed Euphorbia articulata 254 Bladen niet lijnvormig, of zoo er lijnvormige voorkomen, zijn er ook anders gevormde aanwezig 6 6 Bladen leerachtig, saamgevouwen, eindigend in een spitsen top; geheele plant dik en gedrongen Euphorbia buxifolia 254 Bladen niet saamgevouwen 254 EUPHORBIACEAË. 7 Bladen in 't algemeen minder dan 1 cM. lang 8 Behalve bladen, die minder dan 1 cM. lang zijn, komen er aan dezelfde plant veel meer grootere bladen voor. ... 9 8 Bladen spits toeloopend ; omwindselbladen van het cyathium van bladachtige aanhangsels voorzien Euphorbia adenoptera 254 Bladen niet of weinig spits toeloopend ; omwindselbladen van het cyathium niet van bladachtige aanhangsels voorzien Euphorbia thymifolia 250 9 Bladen naar den top spits toeloopend, duidelijk gezaagd Euphorbia pïluUfera 25(> Bladen naar den top niet spits toeloopend 10 10 Bladen alleen aan den top getand of gezaagd Euphorbia hyssopifolia 255 Bladen langs den geheelen rand gezaagd Euphorbia hypericifoUa 255 Euphorbia adenoptera Bertol. Laagblijvend, wijduitstaand, neerliggend plantje met geribde, eenigs- zins behaarde stengels en tegenoverstaande, kortgesteelde bladen, die een scheefgevormden, hartvormigen voet hebben en zwak gezaagd zijn aan den eenigszins spitsen top ; de bladen zijn 0,5 — 0,6 cM. lang en 0,3 — 0,4 cM. breed; de cyathiën staan in kluwenvormige, saamgestelde bloeiwijzen in de bladoksels en hebben duidelijk bladachtige aanhangsels; de geheele plant kan behaard zijn; de vrucht is dicht behaard. Curaqao: Jeerba die leetsji. Euphorbia articulata Burm. Heesterachtige plant met lijnvormige, tegenoverstaande bladen, die op vrij grooten afstand van elkander geplaatst zijn aan een gemakkelijk in leden uiteenvallenden stengel ; de zeer kort gesteelde bladen hebben een duidelijke middennerf, eindigen in een stekel- puntje en zijn 0,2 — 0,3 cM. breed en 2 — 3,5 cM. lang; de duidelijk gesteelde bloeiwijzen zijn alleenstaand in de bladoksels; het cya- thium heeft 4 ronde klieren; de plant is bijna geheel kaal. St. Eüstatius, Saba. Euphorbia buxifolia Lam. Laagblijvend, heesterachtig plantje, waarvan de bladen min of meer saamgevouwen en zeer dicht opeen geplaatst zijn aan de einden van de takken; de geheele plant is grijsgroen en de naakte takken zijn uit zeer korte geledingen opgebouwd; de zittende bladen ein- digen in een spitse punt en zijn 0,4 — 0,8 cM. lang en 0,2 — 0,4 cM. breed; de bloeiwijzen zijn alleenstaand in de oksels der bovenste EUPHORBIA. 255 bladen ; het cyathium is voorzien van klieren en van kleine, blad- achtige aanhangsels; de geheele plant is kaal. St. Eustatius, St. Martin. Curacao, Aruba, Bonaire. Euphorbia cotinifolia L. Hooge heester met tot meer dan 6 cM. lang gestoelde bladen, die tegenoverstaand of in kransen van drie geplaatst zijn; de ronde of eivormige bladen hebben een ingesneden top en zijn 4 — 8 cM. lang ; de cyathiën staan in eindelingsche, sterk vertakte, scherm- vormige bloeiwijzen en hebben bladachtige aanhangsels ; de geheele plant is kaal. Curacao, Bonaire: Manzalienja boobo. Euphorbia heterophylla L. Rechtopstaande, heesterachtige plant met afwisselend geplaatste bladen, die zeer verschillend van vorm kunnen zijn, maar waarvan de bovenste bladen langwerpig zijn met aan eiken kant een zeer diepen inham; meestal zijn de bladen 4 — 7 cM. lang; de bloeiwijzen zijn geplaatst in scherm vormig vereenigde trossen; het cyathium heeft 5 ingesneden lobben en één of meer klieren; de geheele plant is kaal. St. Eustatius, St. Martin: Joseph's coat; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire; gekweekt. Euphorbia hypericifolia L. Rechtopstaand kruid met zeer kortgesteelde, tegenoverstaande bla- den, die zwak maar duidelijk gezaagd zijn, een scheeven voet heb- ben en meestal 2 cM. lang en 0,5 — 1 cM. breed zijn met stompen of eenigszins spitsen top ; de cyathiën zijn geplaatst in korte, scherm- achtige trosjes, die veel kleiner zijn dan de bladen, in wier oksels ze staan ; het cyathium heeft soms witte, bladachtige aanhangsels. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Curacao, Aruba. Euphorbia hyssopifolia L. Rechtopstaand of neerliggend kruid met zeer kortgesteelde, tegen- overstaande bladen, die aan den top zeer zwak gezaagd zijn en een eenigszins scheeven voet hebben; de bladen zijn drie- tot viermaal zoo lang als breed, dikwijls lijnvormig, soms 0,2 cM. maar meestal 0,6 — 1 cM. breed; de bladen aan de bloeiwijzen zijn zeer smalen kort, waardoor de bloeiwijzen meer buiten de bladen uitsteken dan bij E. hypericifolia ; het cyathium heeft dikwijls rosé, bladachtige aanhangselen. Curac/ao, Aruba, Bonaire. '256 euphorbiacsae: — axacardiaceak EuphorMa petiolaris Curt. Heester met langgesteelde, ronde of eivormige bladen, die dikwijls in kransen van drie staan en 1,5 — 1,8 cM. lang zijn; de cyathiën staan in scherm vormige, okselstandige bloeiwijzen en hebben blad- achtige aanhangselen. St. Martin : Black mangeniel. EuphorMa pilulifera L. Rechtopgroeiend kruid met kort maar duidelijk gesteelde, spitse bla- den, die een zeer ruw oppervlak hebben en scherp, onregelmatig gezaagd zijn; aan den onderkant van de bladen zijn een aantal hoofdnerven duidelijk waar te nemen; de bladen zijn 2 — 3,5 cM. lang en 0,8 — 1,5 cM. breed en hebben een scheeven voet; de cyathiën zijn tot kluwenvormige, korte bloeiwijzen in de blad- oksels vereenigd; de geheele plant is ruw behaard. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Chickenweed. Curacao, Aruba. Enpliorbia pnlcherrima Willd. Heester met langgesteelde bladen, die één hoofdnerf hebben en waarvan de zijnerven bijna loodrecht op de hoofdnerf staan; aan weerszijden zijn de biaden voorzien van 2 groote tanden; meestal zijn de bladen 5 — 7 cM. breed en ruim anderhalf maai zoo lang als breed. St. Eustatius : Star of Bethlehem ; gekweekt. EuphorMa thymifolia L. Laag kruid met neerliggende stengels en kleine, tegenoverstaande, kortgesteelde bladen, die meestal 0,3 cM. breed en 0,5 cM. lang zijn, maar verder een zeer verschillende grootte kunnen hebben; de bladen zijn onduidelijk, soms zeer scherp gezaagd en hebben meestal een zeer scheeven voet; de cyathiën zijn in kluwenvor- mige bloeiwijzen in de bladoksels geplaatst : de vruchten zijn eenigs- zins behaard; de plant is kaal. St. Eustatius, St. Martin: Children chickenweed. Curaqao, Aruba, Bonaire. 4501. Pedilanthus Neck. Pedilanthus tithymaloides Poit. Rechtopgroeiende plant met eenigszins vleezige stengels en vleezige, zeer kortgesteelde bladen; de elliptische tot lancetvormige bladen zijn 5 — 10 cM. lang en 2,5-5 cM. breed ; de bloemen zijn omgeven door een omwindsel, waarvan 2 blaadjes tot een snavelvormig, 0,8 cM. lang orgaan zijn vervormd: binnen dit omwindsel bevinden zich een groot aantal mannelijke bloemen, die ieder bestaan uit rXPHORBIA SPONDIAS. 257 één meeldraad, en één vrouwelijke bloem ; het vruchtbeginsel steekt buiten het omwindsel uit; de vrucht is 1 cM. lang. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Parkiet. Cueacao; gekweekt. Fam. 153. Anacardiaceae. Boomen of heesters met oneven veervormig samengestelde bladen, die aan de uiteinden der takken dicht bij elkander geplaatst zijn ; de kleine bloemen zijn dikwijls éénslachtig; de vrucht is een steenvrucht. 1 Bladen met scherpe stekels 4590. Comocladia 258 Bladen niet met scherpe stekels 2 2 Bladen enkelvoudig 3 Bladen samengesteld 4 3 Bladen aan den top veel stomper toeloopend dan aan den voet 4546. Anacardium 257 Bladen aan den top niet stomper toeloopend dan aan den voet 4545. Mangifera 257 4 Bladen vijftallig 4591. Metopium 258 Bladen meer dan vijftallig 4552. Spondias 257 4545. Mangifera L. Mangifera indiea L. Boom met dikke, lederachtige bladen met één hoofdnerf en boogvormig ver- loopende zijnerven; de bladen zijn breed lancetvormig, 4 — 6 cM. breed en 12 — 20 cM. lang; de kleine bloemen staan in een pluimvormige. eindstandige bloeiwijze en hebben een vijldeeligen kelk, een vijftallige bloemkroon, 5 meeldraden, waarvan 1 of 2 vruchtbaar zijn, en een éénhokkig vrucht- beginsel met één zaadknop; de vrucht is een steenvrucht met vruchtvleesch. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Mango tree: gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire: Manggo; gekweekt. 4546. Anacardium Rotböll, Anacardium occidentale L. Boom met leerachtige bladen met één hoofdnerf en bijna loodrecht daar op- staande zijnerven; de bladen zijn omgekeerd eivormig. 10—14 cM. lang en 0 — 10 cM. breed; de bloemen staan in een dichten, pluimvormigen tros en bestaan uit een vijfdeeligen kelk, een vijfbladige bloemkroon, waarvan de blaadjes ongelijk ontwikkeld zijn, 9 — 10 meeldraden, waarvan één vrucht- baar is. en een éénhokkig vruchtbeginsel met één zaadknop; de vrucht is niervormig; de bloemsteel zwelt na den bloei op tot een peervormig, vleezig orgaan. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Cashew. Cherry; gekweekt. Curaqao, Aruba, Bonaire: Kaasjoe; gekweekt. 4552. Spondias L. Boomen met oneven veervormig samengestelde bladen en kleine bloemen, die bestaan uit een vijftandigen kelk. een vier- tot vijf- 1T 258 EUPHORBIACEAIÏ — CEXASTRACËAE. tallige bloemkroon, 8 — 10 meeldraden en een drie- tot vijfhokkig vruchtbeginsel: de vrucht is een steenvrucht met vruchtvleesch. 1 Blaadjes bijna zittend. '2 — 4 cM. lang Spondias purpurea '2ÖS Blaadjes duidelijk gesteeld, 6 — 10 cM. lang . Spondias Mombin 258 Spondias Mombin L., Syn. Spondias lutea L. De vijf- tot zevenjukkige bladen hebben zeer scheeve, leerachtige blaadjes, die 6 — 10 cM. lang en 3 — 4 cM. breed zijn, met de grootste breedte onder het midden; de bloemen zijn geplaatst in wijduitstaande pluimen; de gele vrucht is 2,5 — 3 cM. lang. St. Eustatius, Saba: Yéllow plum; ook gekweekt. CuEAgAO, Aruba, Bonaire : Hooba. Spondias purpurea L. De vijf- tot twaalfjukkige bladen hebben zeer scheeve blaadjes, die 2—4 cM. lang en 1 — 2 cM. breed zijn met de grootste breedte boven het midden; de bloemen zijn geplaatst in korte trossen, die langs den geheelen stengel verspreid zijn; de donker purpere vrucht is 3 cM. lang. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Red plum, Jamaica plum ; gekweekt. Curaqao, Aruba, Bonaire: Makka pruim; gekweekt. 4590. Comocladia L. Comocladia dodonaea Urb., Syn. Comocladia ilicifolia Sw. Heester met vijf- tot tienjukkige, oneven veervormig samengestelde bladen; de blaadjes hebben één duidelijke hoofdnerf, die in een lange stekelpunt uitloopt evenals één of twee van de paren zij- nerven, die bijna loodrecht op de hoofdnerf staan; de eenigszins driehoekige, leerachtige, glimmende blaadjes zijn zittend met een rechthoekig afgesneden bladvoet; het eindblaadje is langer dan de zijblaadjes, die 1,5 — 2,5 cM. lang en breed zijn; de bloemen staan in aarvormige bloei wij zen, zijn zeer klein en bestaan uit een drie- tandigen kelk, 3 bloemkroonbladen, 3 meeldraden en een éénhokkig vruchtbeginsel met één zaadknop; de steenvrucht is langwerpig. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Red man, Centepee plant. 4591. Metopiuni Engl. Metopium Brownei Urb. Boom met drietallig saamgestelde bladen met zeer langen blad steel; de langgesteelde blaadjes zijn leerachtig, rond of ovaal, donker glimmend aan den bovenkant, 5 — 6 cM. lang en 4 — 5 cM. breed; de bloemen staan in pluimvormige trossen en bestaan uit een vijftalligen kelk en bloemkroon, 5 meeldraden en een éénhokkig vruchtbeginsel met één zaadknop; de steenvrucht is 1 cM. lang. Curacao, Bonaire : Manzalienja boobo. SPONDIAS — MAYTENUS. 259 Fam. 158. Celastraceae. Heesters of boompjes met enkelvoudige, leerachtige bladen en kleine bloemen, die meestal viertallig en dikwijls éénslachtig zijn ; er is één krans van meeldraden en deze zijn tegenover de kelkbladen inge- plant. 1 Vrucht openspingend 4626. Maytenus 259 Vrucht niet openspringend 2 2 Geen discus aanwezig; bloemen éénslachtig; bladen geheel gaafrandig 4653. Schaefferia 260 Discus aanwezig; bloemen tweeslachtig 3 3 Blaadjes duidelijk gekarteld 4649*. Rhacoma 260 Blaadjes aan den top onduidelijk gezaagd . . 4648. Gyminda 200 4626. Maytenus Molina. Heesters of boompjes met glimmende bladen en dikwijls éénslachtige bloemen, die vier- of vijftallig zijn ; de vrucht is een openspringende, tweekleppige doosvrucht. 1 Bladen gaafrandig Maytenus elliptica 259 Bladen aan den top onduidelijk gekarteld 2 2 Vruchten bijna kogel vormig, 1 cM. lang Maytenus Sieberiana 259 Vruchten knotsvormig, 1,4 cM. lang Maytenus Versluysü 259 Maytenus elliptica Kr. et Urb. De glimmende, 3,7 cM. lange en 2,5 — 4,5 cM. breede bladen, waar- van alleen de middennerf aan boven- en onderzijde duidelijk waar te nemen is, zijn 0,3—0,7 cM. lang gesteeld en elliptisch meteen bladvoet, die spitser is dan de top; de 0,2 — 0,6 cM. lang gesteelde bloemen zijn geplaatst in schermvormige bloeiwijzen; de vruchten zijn ovaal tot langwerpig, 1 — 1,5 cM. lang; de jonge takken zijn voorzien van afloopende lijnen en daardoor eenigszins hoekig. St. Eustatius, St. Maetix. Maytenus Sieberiana Kr. et Urb. De glimmende, veelal 4,5-8 cM. lange en 3-4 cM. breede bladen, met aan den bovenkant behalve de middennerf ook duidelijk waar te nemen zijnerven, zijn 0,3-0,8 cM. lang gesteeld, elliptisch met spitsen top en voet en aan den top duidelijk gekarteld; de vruchten zijn bijna kogelvormig, 0,8 cM. lang ; de jonge takken zijn rolrond, eenigszins behaard. Bonaiee. Maytenus Tersluysii Bold. De glimmende bladen met aan onder- en bovenkant zeer duidelijk waar te nemen hoofd- en zijnerven zijn elliptisch of langwerpig, 260 CELASTRACIvAK — SAPINDACEAK. met eenigszins afgeronden top en meer toeloopenden bladvoet, veelal 3 — 6 cM. lang en 1,5 — 3 cM. breed en aan den top duidelijk gekarteld ; de vruchten .zijn knotsvormig, 1,4 cM. lang ; de jonge takken zijn voorzien van afloopende lijnen en daardoor eenigszins hoekig. Curaqao, Bonaire. 4648. Gyminda Sarg. Gyminda latifolia Urb. Heester met leerachtige, eenigszins spatelvormige, tegenoverstaande bladen, die aan den top onduidelijk gezaagd zijn ; de bladen hebben de grootste breedte boven het midden, een dikwijls omgeslagen rand en zijn 2,5 — A cM. lang en 1 — 2,5 cM. breed ; de éénslachtige bloemen staan in dichotoom vertakte bloeiwijzen in de bladoksels, zijn vier- tallig met 4 meeldraden en hebben een vierhokkig vruchtbeginsel. St. Eustatius, St. Martin. 4649*. Rkacoma L. Rhacoma crossopetalum L. Heester met leerachtige, eivormige of' elliptische bladen van zeer verschillende grootte, die 1,5 — 3 cM. lang en 1 — 1,5 cM. breed zijn; de kort gesteelde, tegenoverstaande bladen zijn duidelijk gekarteld en soms in drietallige kransen geplaatst ; de tweeslachtige bloemen staan in okselstandige, langgesteelde, armbloemige bloei- wijzen en zijn viertallig met 4 meeldraden en hebben een vierhokkig vruchtbeginsel. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Curacao, Bonaire: Pladka sjikietoe. 4653. Schaefferia Jacq. Scliaefferia frutescens Jacq. Heester met eenigszins spatelvormige, afwisselend geplaatste bladen, waarvan de bladschijf in den bladsteel overgaat; de bladen zijn zeer verschillend van grootte, maar meestal 2.5 — 4 cM. lang en 1,5 — 2,5 cM. breed met de grootste breedte boven het midden; de kleine bloemen zijn in scherm vormige, zittende bloeiwijzen vereenigd in de bladoksels, zijn éénslachtig en viertallig met 4 meeldraden en hebben een tweehokkig vruchtbeginsel : de tweehokkige vrucht is 0,4 cM. lang. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Boxicood. Fam. 165. Sapindaceae. Boomen of klimmende heesters met bloemen, die voorzien zijn van een discus en vaak eenigszins onregelmatig zijn; het vruchtbeginsel MAYTK.MS PAÜUJNIA. 261 is meerhokkig ; de kelk en bloemkroon zijn veelal vierbladig en dan zijn er 8 meeldraden ; de vrucht is dikwijls een deelvrucht. 1 Klimplanten 2 Geen klimplanten .4 2 Vruchten zonder vleugels 3 Vruchten met vleugels 4123. tierjania 261 3 Vruchten vleezig opgeblazen .... 4120. Cardiospermum 262 Vruchten niet vleezig opgeblazen 4124. Paullhüa 281 4 Bladen enkelvoudig 4831. Dodonaea 263 Bladen saamgesteld . . 5 5 Bladen drietallig 6 Bladen meer dan drietallig 7 6 Bladen leerachtig, kaal 4833. Hypelate 263 Bladen behaard 4734.AUophylus 262 7 Vrucht niet openspringend 8 Vrucht openspringend- 4800. Blighia 263 8 Bladen tweejukkig; kelk vierdeelig; takken zonder lenticellen 4760. Melicocca 263 Bladen twee- of meerjukkig; kelk vijfbladig ....... 9 9 Bladen 2-3 cM. breed 4834. Exothea 264 Bladen meer dan 3 cM. breed 4739. Sapindus 263 4723. Serjania Plum. Serjania curassavica Radlk. Klimplant met ranken en handvormig samengestelde, drietallige bladen met gevleugelde bladstelen ; elk der blaadjes is weer hand- vormig drietallig ; de eivormige tot langwerpige, aan den achterkant eenigszins behaarde blaadjes hebben een wigvormig afloopenden bladvoet, aan de bovenste helft een grof gekartelden rand en zijn 1,5 — 6 cM. lang en 1 — 4 cM. breed; de bloemen zijn 0,5 cM. lang, staan in langgerekte trossen met (lichtbehaarde stelen en hebben 5 kelkbladen, 4 bloemkroonbladen en 8 meeldraden, daartusschen een aantal klieren, en een driehokkig vruchtbeginsel ; de vruchten hebben 3 vleugels, die 2 cM. lang zijn en aan het uiteinde 1 cM. breed; de vrucht is bruinwollig behaard. €uraqao, Aruba, Bonaire: Behoékoe. 4724. Paullinia L. Paullinia pinnata L. Klimmende heester met ranken en onevengevinde, vijftallige bladen, waarvan de gemeenschappelijke bladsteel breed gevleugeld is; de bladen zijn zeer langgesteeld; de blaadjes zijn zeer grof onregelmatig 262 SAPINDACKAE. gezaagd; de zijblaadjes hebben een scheeven voet en zijn 4 — 8 cM. lang en 2 — 4 cM. breed; de bloemen staan in okselstandige trossen en bestaan uit 5 kelkbladen, 4 bloemkroonbladen, een discus, 8 meeldraden en een driehokkig vruchtbeginsel; de peer- vormige doosvrucht is 1,7 cM. lang. Curacao. 4726. Gardiospernium L. Klimplanten met ranken aan den top van den steel der bloeiwijze en dubbel handvormig saamgestelde bladen; de bloemen zijn in schermachtige bloeiwijzen aan het eind van de bloeiwijze geplaatst en bestaan uit 4 ongelijke kelkbladen, 4 ongelijke bloemkroonbladen, 2 klieren, 8 meeldraden en een driehokkig vruchtbeginsel; de vrucht is sterk opgeblazen, driehokkig, vliezig en 3 cM. lang. 1 Bladen kaal, scherp gezaagd . . Cardiospermum halicacabum 262 Bladen behaard, gekarteld .... Cardiospermum corindum 262 Cardiospermum corindum L. De blaadjes zijn veelal eivormig tot driehoekig, het eindblaadje is het grootst, 1,5 — 3 cM. lang en 1-2 cM. breed, met aan weers- zijden 3 grove kartels en eindigt in een stekelpuntje; de geheele plant is behaard; de bladen zijn kortgesteeld. Curaqao, Bonaire: Kaboeja makoetoe. Cardiospermum halicacabum L. De blaadjes zijn meestal ruitvormig van omtrek, het eindblaadje is grooter dan de zijblaadjes, 2,5 — 3,5 cM. lang: de bladen zijn lang gesteeld, maar korter dan de 7 — 10 cM. lange steel der bloeiwijze, die in den bladoksel staat. St. Eüstatius, Saba, St. Martin: Sprainbush vim. 4734. Allophylus L. Allophylus occidcutalis Radlk. Boom of groote heester met drietallige bladen, die aan den onderkant zacht behaard en aan de bovenste helft zeer onduidelijk, onregel- matig gezaagd zijn; het eindblaadje heeft een wigvormigen voet en is grooter dan de zijblaadjes, 14 cM. lang en 6 cM. breed, met de grootste breedte boven het midden ; de bloemen staan in oksel- standige trossen van 1 cM. dikte en bezitten 4 kelkbladen en 4 bloembladen, 4 klieren, 8 meeldraden en een tweehokkig vrucht- beginsel; de vrucht bestaat uit 2 deelvruchtjes. St. Eüstatius, Saba. PAULUXIA HYPIXATE. 2<>3 4739. Sapindns L. Sapiiidus saponaria L. Boom met even veervormig samengestelde, tweejukkige bladen, die eenigszins leerachtig en zeer verschillend van vorm kunnen zijn, maar meestal elliptisch tot lancetvormig, 7 — 14 cM. lang en 3 — 6 cM. breed zijn; de takken zijn dui- delijk voorzien van lenticellen; de bloemen zijn geplaatst in pluimvormige bloeiwijzen en hebben een vijfbladigen kelk, 5 behaarde bloemkroonbladen, 10 meeldraden en een driehokkig vruchtbeginsel, dat zich ontwikkelt tot een tweedeelige vrucht, waarvan elk hokje één zaad bevat; de deelvruchten zijn kogelvormig, 2 cM. in diameter. Curacao: Savonet appel; gekweekt. 4760. Melicocca L. Melicocca bijuga L. Boom met even veervormig samengestelde, tweejukkige bladen, waarvan het paar eindblaadjes grooter is dan de andere twee, lancetvormig, 9 — 12 cM. lang en 3—5 cM. breed; de bladsteel is al of niet gevleugeld; de kleine, langgesteelde bloemen staan in trossen, die tot een saamgeste] de bloei- wijze zijn vereenigd en bestaan uit een vierdeeligen kelk, 4 bloemkroon- bladen, 8 meeldraden en een vruchtbeginsel, dat uitgroeit tot een éénzadige vrucht van meer dan 1 cM. middellijn. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Kinnup tree; gekweekt. Curaqao, Aruba, Bonaire: Keneepa; gekweekt. 4800. Blighia Koen. Blighia sapida Koen. Boom met twee- tot vijfjukkige, veervormig samengestelde bladen, waarvan de aan den bovenkant glimmende, lancetvormige blaadjes 8 — 14 cM. lang en 3,5 — 5 cM. breed zijn en aan den onderkant een sterk uitspringende hoofd- nerf en zijnerven bezitten; de éénslachtige bloemen zijn in trossen geplaatst en bestaan uit een vijfdeeligen kelk, 5 bloemkroonbladen, een discus, 8 — 10 meeldraden en een driehokkig vruchtbeginsel; de vrucht is van de grootte van een kippenei, driekantig. Curaqao; gekweekt. 4831. Dodonaea L. Dodonaea viscosa Jacq. Heester met eenigszins spatelvormige, zeer kortgesteelde bladen, die zeer verschillend van grootte kunnen zijn en een aan den onderkant sterk uitspringende hoofdnerf bezitten; de bladen hebben een afgeronden top en zijn veelal 3 cM. lang en 1,5 cM. breed; de éénslachtige bloemen staan in korte trossen, bestaan uit een viertalligen kelk, 8 meeldraden en een tweehokkig vruchtbeginsel; de platte, half cirkelvormige vruchten hebben 2 breede vleugels. St. Eustatius, St. Martin. 4833. Hypelate Sw. Hypelate trifoliata Sw. Heester met drietallige, langgesteelde, aan de uiteinden der stengels opgehoopte bladen, waarvan de zittende, leerachtige blaadjes een 2(>4 SAPIXDACCAE — RHAMNACËAË. duidelijke, aan den achterkant uitspringende middennerf bezitten; de blaadjes hebben de grootste breedte boven het midden en zijn 2 — 3 cM. en 0,5 — 1 cM. breed; de kleine bloemen staan in oksel- standige, korte bloeiwijzen en bezitten 5 kelkbladen, 5 bloemkroon- bladen, 8 meeldraden en een tweehokkig vruchtbeginsel. St. Martin. 4834. Exothea Macf. Exothea panniculata Radlk. Boompje met even veervormig samengestelde, tweejukkige bladen, waarvan de leerachtige, elliptische tot lancetvormige blaadjes naar top en basis spits toeloopen en 5 — 8 cM. lang en 2 — 3 cM. breed zijn; de 0,4 cM. lange bloemen staan in sterk vertakte, pluim- vormige bloeiwijzen en hebben een vijfdeeligenkelk, 5 bloemkroon- bladen, een ringvormigen, behaarden discus, 10 meeldraden en een tweehokkig vruchtbeginsel; de kogelvormige vrucht is 0,5 cM. in diameter. St. Eustatius. Fam. 168. Balsamfnaceae. 4856. Impatiens L. Impatiens Balsamina L. Kruid met dikke stengels en afwisselende, lijn- tot lancetvormige, scherp ge- zaagde bladen; de vrij langgesteelde bladen hebben een afloopenden voet en zijn meestal 8—12 cM. lang en 1,5 — 2 cM. breed; de bloemen staan in klein aantal bijeen in de bladoksels en bestaan uit 3 kelkbladen, 5 bloem- kroonbladen, 5 met elkander vergroeide meeldra-den. die nauw om het vijf- hokkige vruchtbeginsel liggen; de vnfhokkige doosvrucht springt elastisch open. St. Eustatius; gekweekt. Fam. 169. Rhamnaceae. Houtige planten, met enkelvoudige bladen; de kleine, vijftallige bloemen hebben 5 meeldraden, die tegenover de bloemkroon bladen geplaatst zijn. 1 Planten met ranken 4902. Gouania '2<><> Planten zonder ranken 2 2 Planten met doornen 3 Planten zonder doornen 4 3 Takken in doornen vervormd 4862. Condalia 2<>5 Doornen aan den voet van de bladen 4861. Zizyphus k2VA 4 Bladen afwisselend 4882. Colubrina 2<>."> Bladen tegenoverstaand 4ü7öa. Krug'wdenrivon 2<>5 48G1. Zizvphns Adans. Heesters; de bladen hebben 3 hoofdnerven; 1 of 2 doornen staan aan den voet van den bladsteel; de bloemen bestaan uit 5 kelkbladen, 5 bloemkroon- HYPKLATK — COLUBRIXA. 265 bladen, 5 meeldraden en een tweehokkig vruchtbeginsel; de vrucht is een steenvrucht. 1 Bladen aan den onderkant witviltig behaard . . . Zizyphus Jujuba 265 Bladen kaal Zizyphus spina cristi 265 Zizyphus Jujuba Lam. De kortgesteelde bladen zn'n aan den onderkant witviltig behaard evenals de jonge takken; de bladen zijn elliptisch, onduidelijk gezaagd. 5 cM. lang en 3 cM. breed; aan den voet van den bladstee] staat een kleine, gekromde doorn; de bloemen zijn geplaatst in schermachtige, okselstandige bloei- wijzen; de langwerpige vrucht is 1,7 cM. lang. st. Martin; gekweekt. Zizyphus spina cristi Willd. De dikwijls meer dan 1 cM. lang gesteelde, kale, elliptische bladen, zijn fijn gezaagd, hebben een spitsen top en zijn 3 — 4,5 cM. lang en 1 — 2,5 cM. breed; aan den voet van den bladsteel staat een korte, gekromde en een lange, rechte doorn ; de bloemen zijn geplaatst in korte, trosvormige, oksel- standige bloeiwijzen; de kogelvormige vruchten zijn 1 cM. lang. Cura^ao; gekweekt. 4862. Condalia Cav. Condalia Henriquezii Bold. Boompje met tot meer dan 6 cM. lange, takvormige doornen en spa- telvormige bladen, die aan kortloten opeengehoopt staan en 0,7 — 1,4 cM. lang en 0,5 — 1 cM. breed zijn; de bloemen zijn geplaatst in scherm vormige, kleine bloeiwijzen aan kortloten, zijn 0,2 cM. groot, 0,2 cM. lang gesteeld en bestaan uit 5 kelkbladen, 5 bloemkroon- bladen, 5 meeldraden, een discus en een tweehokkig vruchtbe- ginsel; de besvormige steenvrucht is 0,5 cM. in diameter. Curacao, Bonaire: Bessjl kabrieto, Paaloe die bessji. 4875a. Krugiodendron Urb. Krugiodendron ferreum Urb. Heester met ovale, tegenoverstaande, leerachtige bladen, die een ron- den of eenigszins spitsen top hebben, een duidelijk aan de onder- zijde uitspringende middennerf en 3 — 4 cM. lang en 1,5 — 2,5 cM. breed zijn; de bloemen staan in korte, schermachtige bloeiwijzen in de bladoksels en bestaan uit een vijfdeeligen kelk, 5 meeldraden, een vleezigen discus en een vruchtbeginsel met 2 zaadknoppen; de vrucht is een steenvrucht. St. Eüstatius, St. Martin ; Iron berry. Bonaire. 4882. Colubrina L. Cl. Rich. Heesters of boomen met bladen, die één hoofdnerf en zeer kromloo- pende zijnerven hebben; de bloemen zijn geplaatst in okselstan- 266 RHAMNACEAE — VITACËAE. dige trossen of kluwens en bestaan uit 5 kelkbladen, 5 bloem- kroonbladen, 5 meeldraden en een driehokkig, halfonderstandig vruchtbeginsel; de vrucht valt in 3 splitvruchten uiteen. 1 Bladen aan den onderkant zeer dicht roestkleurig behaard; bloei wijzen veelbloemig Colubrina ferruginosa 266 Bladen aan den onderkant niet dicht roestkleurig behaard; bloeiwijzen armbloemig Colubrina reclinata 266 Colubrina ferruginosa Brong. Boom met aan den achterkant roestkleurige dichtbehaarde bladen en zacht-viltige, jonge takken; de elliptische tot lancetvormige bladen loopen naar top en basis spits toe, zijn 5 — 8 cM. lang en 2 — 3 cM. breed en hebben geen klieren aan den blad voet ; de bloei- wijzen zijn wijd vertakt. Saba. Colubrina reclinata Brong. Heester of boompje met kale of weinig behaarde bladen en kale tak- ken ; de elliptische bladen hebben een toegespitste punt en spitsen voet, zijn vrij langgesteeld, meestal 4 — 7 cM. lang en 2 — 3 cM. breed, en hebben dicht bij den bladvoet één of meer klieren ; de bloeiwijzen zijn saamgetrokken. Aeüba. 4902. Gouania Jacq. Gouania lupuloides Urb.. Syn. Gouania domingensis L. Klimmende, houtachtige plant met dikke, verhoute ranken en ellips- vormige bladen met hartvormigen voet en zeer ongelijk gezaagden rand; de bladen hebben één hoofdnerf en zeer kromme zij nerven en zijn 3 — 6 cM. lang en 2 — 5 cM. breed; de bloemen staan in kluwens, die vereenigd zijn tot aarvormige bloeiwijzen, en bestaan uit 5 kelkbladen, 5 bloemkroonbladen, 5 meeldraden en een drie- hokkig vruchtbeginsel; de vrucht valt uiteen in 3 gevleugelde split vrucht] es. St. Eustatius, Saba, St. Martin: White root. Fam. 170. Vitaceae. Klimmende heesters met ranken; de bloemen hebben een zeer onduidelijken, vier- of vijftandigen kelk, een losbladige, vier- of vijf bladige bloemkroon. een discus, 4 of 5 meeldraden en een boven- standig, tweehokkig vruchtbeginsel; de vrucht is een besvrucht. 1 Bloemkroonbladen aan den top vergroeid; bladen diep handvormig ingesneden 4909. Vüis '267 Bloemkroonbladeren niet met elkander vergroeid : bladen gaaf of handvormig samengesteld 4918. Cissus 267 COLUBRINA — CISSUS. 267 4909. Vitis L. Titis rinifera L. De diep handvormig ingesneden bladen zijn lang gesteeld, hebben een hart- vormigen voet, zijn zeer grof gezaagd en 3 — 15 cM. lang en 4— 16 cM. breed; Bijkelk aanwezig S 8 Deelvruchtjes aan den top met 3 stekels . 5007. Paronia 277 Deelvruchtjes geheel met papillen bedekt . . 5006. Urena 276 9 Bladen hartvormig, niet meer dan 2 cM. groot, dicht viltig. of zoo de bladen grooter zijn, dan is er nooit een bijkelk aanwezig en hebben de bloemen geen gaafrandigen kelk 5001. Bastardia 27(> Bladen veel meer dan 2 cM. groot of niet hartvormig . . 10 TRIUMFËTTA — ABUTII.ON. 271 10 Zaden niervormig 5013. Ribiscus 277 Zaden niet niervormig 11 11 Schutblaadjes groot, hartvormig .... 5020. Gossypium 279 Schutblaadjes klein 12 12 Vrucht openspringend; bladen niet hartvormig 5019. Cienfuegosia 279 Vrucht niet openspringend ; bladen hartvormig 5018. Thespesia 270 4983. Abutilon Adans. Eenigszins heesterachtige planten met viltig behaarde bladen; de vruchten vallen uiteen in deervruchten, die ieder meer dan één zaadje bevatten; het vruchtbeginsel heeft evenveel stijlen als er deelvruchtjes zijn; er is geen bijkelk aanwezig. 1 Bloemen geplaatst in een eenigszins scherm vormige bloei wij ze Abutilon umbellatum 272 Bloemen alleenstaand in de bladoksels 2 2 Bladen in 't algemeen niet meer dan 2,5 cM. lang Abutilon crispum 271 Bladen in 't algemeen meer dan 2,5 cM. lang 3 3 Stengels en bladstelen behalve door viltige korte haren ook door langere haren bedekt Abutilon hirtum 271 Stengels en bladstelen alleen door viltige korte haren bedekt Abutilon indicum 272 Abutilon crispum Sweet. Houtachtige plant met hartvormige, aan boven- en onderzijde dicht viltig behaarde bladen met fijn gekarteld-gezaagden rand ; de 1 cM. lang gesteelde bladen zijn 1 — 2,5 cM. lang en 1 — 1.5 cM. breed; de tot 3 cM. lang gesteelde bloemen zijn alleenstaand in de bladoksels en hebben een weinig behaarde, tot 1,3 cM. lange vrucht. St. Eustatius. Abutilon hirtum Sweet. Hoogopgroeiende, houtachtige plant met door langere en kortere haren viltige, diep-hartvormige bladen: de bladen zijn tot 6 cM. lang gesteeld, hebben een zeer onduidelijk gekartelden rand en zijn 4 — 10 cM. lang en 3 — 6 cM. breed; de stengels en bladstelen zijn dicht viltig bedekt door korte haren, waartusschen veel langere haren uitsteken; de bloemen zijn alleenstaand in de bladoksels en tot 4 cM. lang gesteeld ; de dichtbehaarde vrucht is tot 1,3 cM. lang. St. Martin. Cueacao, Aruba. 272 MALVACEAË. Alratilon indicum Sweet. Hoog opgroeiende, houtachtige plant met diep hartvormige bladen, die een duidelijk grof gekarteld-gegolfden rand bezitten; de bladen zijn viltig bedekt door aan den bovenkant onduidelijk waarneem- bare sterharen, tot 8 cM. lang gesteeld, 4 — 6 cM. lang en 3 — 8 cM. breed; de stengels en bladstelen zijn viltig behaard met zeer korte haren; de bloemen zijn alleenstaand in de bladoksels en tot 6 cM. lang gesteeld; de (lichtbehaarde vrucht is tot 1,6 cM. lang. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Abutilon umbellatum Sweet. Vrij hoog opgroeiende plant met hartvormige bladen, die een zeer grof gezaagden rand bezitten en viltig bedekt zijn door aan den bovenkant zeer onduidelijk waarneembare sterharen ; de tot 8 cM. lang gesteelde bladen, zeer verschillend van vorm, van ruitvormig tot spits hartvormig, zijn 4 — 8 cM. lang en 2 — 8 cM. breed; de stengels en bladstelen zijn viltig door zeer korte haren ; de bloemen staan in dichte, schermachtige pluimen en hebben een zeer sterk behaarden kelk met korte en langere haren : de vruchten zijn tot 0,5 cM. lang en hebben deelvruchtjes. die in spitse tanden eindigen. Curacao, Aruba, Bonaire. 4981. Althaea L. Allhaea officinalis L. Hoog opgroeiende plant, geheel door viltige haren bedekt en met breede, drie- of meerlobbige bladen, die zeven of meer hoofdnerven hebben; de bladen zijn zeer verschillend van grootte, maar aan de bloeiende takken dikwijls 8 cM. lang en 10 cM. breed; do bladrand is onregelmatig gekarteld; de bloe- men hebben een vijfdeeligen kelk en zesdeeligen bijkelk, die beiden dicht bedekt zijn door sterharen, een bloemkroon van 8 cM. middellijn en een uit vele vruchtbladen saamgesteld vruchtbeginsel; de vrucht is plat en valt uiteen in een groot aantal éénzadige deelvruchtjes. St. Eustatius; gekweekt. 4995. Malvastrum A. Gray. Heestertjes met behaarde bladen; de vruchten vallen in deelvruchtjes. die ieder één zaadje bevatten, uiteen; er zijn evenveel stijlen op het vruchtbeginsel als er deelvruchtjes zijn; de bloemen hebben een bijkelk. 1 Bloemen in een eindelingsche schijnaar; vruchtjes zonder stekels Malvastrum spicatum 273 Bloemen niet in een eindelingsche schijnaar: vruchtjes met 3 stekels Malvastrum coromandélianum 272 Malvastrum coromandélianum Garcke. Syn. Malvastrum tricuspidatum A. Gray. De eivormige tot ovale, vrij langgesteelde bladen zijn scherp gezaagd, worden bedekt door veelal enkelvoudige haren en zijn 3 — 5 cM. ABUTlIvON — SIDA. 273 lang en 1,5 — 3 cM. breed; de bloemen staan in klein aantal bijeen in de bladoksels; de deelvruchtjes zijn ieder voorzien van 3 stekels. CüRAgAO. Malvastrum spicatum A. Gray. Hoogopgroeiende, heesterachtige plant met eenigszins dikke, zeer dichtviltig door sterharen bedekte bladen ; de bladen hebben een scherp gezaagden rand, zijn zeer verschillend van grootte, maar veelal eivormig tot ovaal met zwak hartvormigen voet en 2 — 6 cM. lang en 1,5 — 5 cM. breed; de bloemen staan in dichte schijnaren; de deelvruchtjes zijn ongestekeld. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Curacao, Aruba, Bonaire. 4998. Sida L. Heesters of kruiden met gave bladen; de vrucht valt uiteen in 5 éénzadige, openspringende deelvruchtjes; de bloemen hebben geen bij kelk. 1 Onder de bloemen of vruchten zijn steeds een groot aantal, die 2 cM. lang gesteeld zijn; bladen nooit met hartvor- migen voet Sida rhombifolia 275 Bloemen en vruchten steeds minder dan 2 cM. lang gesteeld ; wanneer er enkele langer gesteelde bloemen voorkomen dan zijn de bladen steeds hartvormig 2 2 Bladen duidelijk met versmalden voet; zoo eenige bladen een eenigszins hartvormigen voet hebben zijn de bladen steeds lancetvormig 3 Bladen niet met versmalden voet ; steeds de grootste breedte van de bladen beneden het midden 7 3 Bloemen in verkorte bloeiwijzen aan het eind van de stengels geplaatst Sida ciliaris 274 Bloemen niet in verkorte bloeiwijzen aan het eind van den stengel geplaatst 4 4 Bloemen uitsluitend alleenstaand in de oksels der bladen Sida acuta 274 Bloemen niet uitsluitend alleenstaand in de bladoksels . . 5 5 Bladen aan den onderkant wit viltig behaard 6 Bladen aan den onderkant niet wit viltig behaard Sida glomerata 275 6 Bladen meer dan 1 cM. breed Sida acuminata 274 Bladen minder dan 1 cM. breed Sida spinosa var. angustifolia 275 is 274: MALVACEAK. 7 Bladen met diep hartvormigen voet .... Sida uLmifolia 27(> Bladen niet met diep hartvormigen voet 8 8 Bladen met één hoofdnerf, die sterker ontwikkeld is dan de zijnerven 9 Bladen met meerdere, sterk ontwikkelde nerven, die uit den bladvoet ontspringen Sida cordifólia 274 9 Geheele plant behalve door korte, zachtviltige haren ook bedekt door zeer lange haren Sida procumbens 275 Geheele plant alleen door korte, zachtviltige haren bedekt Sida spinosa 275 Sida acuminata DC. Yrij hoog opgroeiend, heesterachtig plantje met dichtviltig behaarde bladen met gezaagden rand ; de bladen hebben drie of meer hoofd- nerven, zijn 1,5 — 4,5 cM. lang en 1 — 2 cM. breed en hebben soms een zeer zwak hartvormigen voet en een eenigszins spitsen top; de bloemen staan in klein aantal bijeen in de bladoksels, zijn ruim 1 cM. lang gesteeld en hebben een viltig Denaarden kelk en bloemsteel. St. Martin. Sida acnta Burm., Syn. Sida carpinifolia L. f. Laag blijvend, eenigszins heesterachtig plantje met elliptische tot lancetvormige bladen, die naar top en basis spits afloopen, van iets boven de basis af scherp gezaagd zijn, en 2,5 — 4,5 cM. lang en 1 — l,5cM. breed zijn; de bloemen zijn alleenstaand in de bladoksels en hebben een steel, die bijna even lang is als de bladsteel. Sr. Eustatius, Saba, St. Martin: Soapbush. CüRACAO. Sida ciliaris L. Neerliggend plantje met ovale tot langwerpige, 1 cM. lang gesteelde bladen, die van iets beneden het midden af scherp gezaagd zijn, en evenals de bladstelen bedekt zijn met stervormige haren; de bladen zijn meestal 1 — 2 cM. lang en 0,5 — 0,8 cM. breed, hebben de grootste breedte in of iets boven het midden, en zijn voorzien van zeer lange, draadvormige steunblaadjes; de bloemen staan in ineengedrongen bloeiwijzen aan het eind van de stengels door bladen omgeven. St. Eustatius, St. Martin. Curacao, Aruba. Sida cordifólia L. Hoogopgroeiende, heesterachtige plant, die geheel viltig behaard is: de zwak hartvormige, dikviltige bladen hebben meerdere sterk sida. 275 ontwikkelde hoofdnerven, zijn onregelmatig getand en 4-5,5 cM. lang en 2,5-4,5 cM. breed; de bloemen staan in kluwenvormige bloeiwijzen in de bladoksels en hebben een duidelijk tienkantigen kelk.. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Mash méttow. Sida glomerata Cav. Vrij hoog opgroeiend, heesterachtig plantje met langwerpige bladen met scherp gezaagden rand; de niet dicht behaarde bladen zijn 4 — 6 cM. lang en 1,2 — 2 cM. breed; de bloemen staan in een klein aantal bijeen in de bladoksels en zijn 0,2 cM. lang gesteeld ; de stengels en steunblaadjes .aan de bovenste gedeelten der stengels zijn van lange haren voorzien. St. Eustatius. Sida procumbens Sw. Neerliggend, geheel zachtviltig plantje, dat bedekt is door korte haren, waartusschen zeer lange haren geplaatst zijn ; de ovale, eenigszins driehoekige, grof gezaagde bladen met duidelijk hart- vormigen voet zijn 1 — 1,5 cM. lang en 0,5 — 1 cM. breed en voor- zien van een bladsteel, die bijna even lang is als de bladschijf; de alleenstaande, okselstandige, langgesteelde bloemen zijn voor- namelijk aan de einden der stengels geplaatst; de vruchten zijn voorzien van spitse, behaarde punten. St. Eustatius, Saba, St. Martin. CüRAgAO, Aruba. Sida rhombifolia L. Rechtopgroeiende plant met lancetvormige, eenigszins ruitvormige bladen, die van een eindje boven den voet af scherp gezaagd zijn en 3,5 — 5,5 cM. lang en 1 — 2 cM. breed zijn; de groote bloemen zijn alleenstaand in de bladoksels op meer dan 2 cM. lange stelen. Saba, St. Martin. Sida spinosa L. Hoogopgroeiende plant met zachtviltige bladen, die 1 — 4 cM. lang en 0,5 — 2,5 cM. breed zijn, een eenigszins hartvormigen of breeden voet hebben en onregelmatig gekarteld zijn; de bloemen staan in verkorte bloeiwijzen in de bladoksels en vormen dikwijls aan het eind der takken een samengestelde bloeiwijze. St. Eustatius, St. Martin. Curaqao, Aruba, Bonaire: Jeerba foekoe. Sida spinosa var. angustifolia Gris. Deze onderscheidt zich van S. spinosa voornamelijk door lijnvormige bladen, die zes- tot achtmaal zoo lang zijn als breed en door den 27<> MAIA'ACHAE. grooteren rijkdom van bloemen, die aan het eind van de stengels een tros schijnen te vormen. Cüracao, Aruba, Bonaire : Bassoora pleintsji, Foengfoeng Jiomber. Sida ulmifolia Cav. Rechtopgroeiende plant met hartvormige, zeer spitse en grof gezaagde bladen; de vrij langgesteelde bladen zijn 3 — 6 cM. lang en 1,3 — 2,6 cM. breed; de bloemen zijn alleenstaand of bij tweetallen in de bladoksels geplaatst, in het laatste geval is de eene bloem veel langer gesteeld dan de andere; de vruchten zijn voorzien van spitse, behaarde punten. St. Eustatiüs, St. Martin. 5001. Bastardia H. B. K. Bastardia viscosa H. B. K. Hoogopgroeiende plant, waarvan de jongere deelen zachtviltig behaard zijn ; de bladen hebben een diep hartvormigen voet, loopen in een langgerekten, spitsen top uit, zijn meestal 1,5 — 2 cM. lang en 1,5 cM. breed, maar kunnen ook veel grooter zijn; de bladrand is zeer onregelmatig gezaagd; de bloemen zijn in een klein aantal of alleenstaand in de bladoksels geplaatst en hebben een doos- vrucht; de bijkelk ontbreekt. St. Martin. Curac/ao, Aruba, Bonaire. 5005. Malachra L. Malachra alceifolia Jacq. Rechtopgroeiende plant voorzien van kortere en langere, borstelvor- mige haren en bladen, die drie of meer hoofdnerven hebben ; de bladen zijn meestal meer breed dan lang, van zeer verschillende grootte en vorm, dikwijls met bijna loodrecht afgesneden voet en veelal 4 — 5 cM. lang; de bloemen staan in langgesteelde, okselstandige, ineengedrongen bloeiwijzen, die door hartvormige schutbladen om- geven zijn; de vrucht valt uiteen in 5 éénzadige deelvruchtjes. Cüracao, Aruba, Bonaire : Giambu sjimarón. 5006. Urena L. Urena lobata L. Houtige, zacht-viltig behaarde plant met langgesteelde, drielobbige bladen, voorzien van spitse lobben en onregelmatig gezaagden rand; de 4 — 8 cM. lange en 3,5 — 7 cM. breede bladen hebben een zwak hartvormigen voet en zeven of meer hoofdnerven, waarvan een of meer aan den onderkant vlak bij den voet voorzien zijn SIDA — HIBISCUS. 277 van een spleetvormige klier; de bloemen zijn alleenstaand of in armbloemige groepen geplaatst in de bladoksels en hebben een bijkelk; de vrucht valt uiteen in 5 dicht met papillen bezette deelvruchtjes. Saba. Aruba. 5007. Pavonia Cav. Pavonia spinifex Cav. Heesterachtige plant met 1 cM. of langer gesteelde, elliptische, zwak hartvormige bladen, die stervormige haren dragen ; de zeer onregel- matig gezaagde bladen zijn meestal iets minder dan tweemaal zoo lang als breed, en 4 — 6 cM. lang; de alleenstaande, okselstandige bloemen hebben een zes- tot achtbladigen bijkelk, die uit lijnvor- mige blaadjes bestaat; de vrucht valt uiteen in 5 deelvruchten, ieder voorzien van 3 scherpe stekels. Saba, St. Martin: Gingerbush. 5013. Hibiscus L. Rechtopgroeiende planten met bladen, die dikwijls vertakte haren dragen; de bloemen hebben een bijkelk en zijn veelal groot, met sterk ontwikkelde bloemkroon; de vrucht is een doosvrucht. 1 Bladen gaaf 2 Bladen ingesneden 5 2 Bladen met diep hartvormigen voet . . . Hibiscus tiüaceus 278 Bladen met afloopenden voet 3 3 Bijkelk bestaande uit kleine schubben .... Hibiscus schizopetalus 278 Bijkelk duidelijk ontwikkeld 4 4 Bloemkroonbladen tot 8 cM. lang Hibiscus Rosa-sinensis 278 Bloemkroonbladen minder dan 3 cM. lang Hibiscus brasiliensis 277 5 Bladen tot ver over het midden ingesneden 6 Bladen niet tot over het midden ingesneden . . . Hibiscus esculentus 278 6 Bladen meestal driedeelig Hibiscus Sabdariffa. 278 Bladen meestal vijfdeelig Hibiscus cannabinus 278 Hibiscus brasiliensis L. Heesterachtige plant met eenigszins driehoekige, scherp gezaagde bladen, waarvan de grootste breedte beneden het midden ligt; de bladen zijn bezet met stervormige haren en 3 — 5 cM. lang en 1 — 2,5 cM. breed; de alleenstaande, langgesteelde, okselstandige bloemen hebben een negen- of tiendeeligen bij kelk met lijnvor- mige slippen, die langer zijn dan de bloemkroon. St. Eustatius. Cüracao. 278 MAI,VAC£AE. Hibiscus cannabinus L., Syn. Hibiscus radiatus Cav. Heesterachtige plant met zeer langgesteelde. meestal vijfdeelige bladen met lancetvormige lobben; de 5 — 6 cM. lange en 1 — 1,5 cM. breede bladen zijn zeer scherp gezaagd; de bloemen zijn alleenstaand of in weinigbloemige trossen in de bladoksels geplaatst, hebben een tienbladigen bijkelk en een vijfdeeligen kelk, die na den bloei grooter en eenigszins houtig worden ; de vrucht is sterk behaard. St. Eustatiüs: Haw thorn; gekweekt. Hibiscns esculentns L. Hoog opgroeiende, behaarde plant met zeer langgesteelde. vijflobbige bladen, die tot aan het midden ingesneden en zeer ruw gezaagd zijn; de bladen zijn 10 — 15 cM. lang en hebben een hartvormigen voet; de alleenstaande bloemen zijn geplaatst in de oksels der bovenste bladen, die naar den top toe kleiner worden, en hebben een negen- tot twaalfbladigen bijkelk, die uit lijnvormige, zeer lang behaarde blaadjes bestaat; de langgerekte, eenigszins kegelvormige vrucht is behaard; de kelk valt spoedig af. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin: Ochro; gekweekt. Cueacao, Aruba. Bonaire: Giambo; gekweekt. Hibiscus Rosa-sinensis L. Heester met glimmende bladen, die in hun jeugd vertakte haren bezitten; de langwerpige bladen zijn vaneen eind boven den voet af zeer scherp, onregelmatig grof gezaagd, 5 — 7 cM. lang en 2,5 — 3,5 cM. breed; de okselstandige bloemen zijn zeer langgesteeld en hebben een acht- tot tienbladigen bijkelk. die uit kale, lijnvormige blaadjes bestaat; de bloemkroonbladen zijn tot 8 cM. lang. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin: Hibisc; gekweekt. Curacao, Aruba. Bonaire; gekweekt. Hibiscus Sabdariflfa L. Heesterachtige plant met zeer langgesteelde, kale bladen, die tot bijna bij den voet ingesneden en meestal driedeelig zijn; de eenigszins lederachtige biaden hebben een afloopenden voet en 7 — 9 cM. lange en 2 — 3 cM. breede lobben, die zeer onregelmatig gezaagd zijn; de bloemen staan zeer kort gesteeld in de oksels der bladen van zijtakken en hebben een acht- tot tienbladigen bijkelk, die iets korter is dan de kelk. St. Eustatiüs: Sorel: gekweekt. Hibiscns scbizopetalns Hook. f. Heester met glimmende, elliptische bladen, die van iets boven den voet af onregel- matig gezaagd zijn, 3,5—5 cM. lang en 2 — 2,5 cM. breed zijn; de bloemen zijn zeer langgesteeld in de bladoksels en hebben een bijkelk, die uit + 8 zeer kleine, schubvormige blaadjes bestaat; de bloemkroonbladen zijn franje-achtig ingesneden. Sr. Eustatiüs, Saba. St. Martin: Basket hibisc: gekweekt. Hibiscus tiliaceus L. Hooge heester of boom met langgesteelde bladen, die bijna cirkel- rond zijn met diep hartvormigen voet en toegespitsten top; de bladrand is onduidelijk gekarteld; van de zeven of meer hoofd- nerven, die aan den onderkant duidelijk te voorschijn treden, zijn drie of meer aan de basis voorzien van een spleetvormige klier; HIBISCUS — GOSSYPIÜM. 279 de bladen, waarvan de onderzijde wit-viltig is door sterharen, zijn voorzien van meer dan 3 cM. lange en meer dan 1 cM. breede, langwerpige, viltig behaarde steunblaadjes en dragen in hun oksel een ruim 1 cM. lang gesteelde bloem, die een klokvormigen bijkelk heeft; de kelk is tot op Ys van de hoogte ingesneden met drie- hoekige slippen en is langer dan de bijkelk. St. Eüstatius, St. Martin. 5018. Thespesia Soland. Thespesia populnea Soland. Boom met zeer langgesteelde, eenigszins leerachtige, diep hartvormige bladen, voorzien van een toegespitste punt; de gaafrandige bladen hebben vijf of meer hoofdnerven, die aan de basis evenals de blaclsteel van schubben voorzien zijn. zijn 8 — 12 cM. lang en 7 — 10 cM. breed; de groote. alleenstaande bloemen zijn bladoksel- standig op stelen van ,2 of meer cM. lengte geplaatst en hebben een uitstaanden, schotelvormigen kelk met gaven rand: de kogel- vormige, leerachtige vrucht springt niet open. St. Eustatjus, Saba, St. Martin. CüRAf ao : Otaheite. 5019. Cienfuegosia Cav. Cienfuegosia heterophylla Garcke. Eechtopgroeiend kruid met lancetvormige bladen, die veelal 1 cM. lang gesteeld zijn en drie of meer hoofdnerven hebben, waarvan de middelste het sterkst ontwikkeld is; de 2,5 — 3,5 cM. lange, tot 1 cM. breede bladen zijn voorzien van zeer kleine, wijd uit- eenstaande, schubvormige haren ; de alleenstaande bloemen zijn op -i cM. of meer lange stelen in de oksels der bladen geplaatst en hebben een bij kelk, die uit een klein aantal draad vormige schubbetjes bestaat van 0,2 cM. lengte; de zeer spitse kelkbladen zijn duidelijk drienervig; de vrucht is een doosvrucht. Aruba. 5020. Gossypium L. Heesters met langgesteelde, drie- of vijflobbige bladen, die tot over het midden gedeeld zijn, een zwak hartvormigen voet hebben, spits toeloopende lobben bezitten en 10 — 20 cM. lang en breed zijn; de alleenstaande bloemen worden omgeven door 2 groote, handvormig ingesneden schutbladen; de doosvrucht bevat een groot aantal zaden met zaadpluis. 1 Bladen duidelijk voorzien van sterharen Gossypium hirsutum 280 Bladen kaal Gossypium barbadense 2S0 280 malvacead — stërcuuaceas. Gossypium barbadense L. De bladen en de schutbladen zijn geheel kaal: het zaadpluis laat gemakkelijk van de zaden los. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Creok cotton; gekweekt. Gossypium hirsutum L. De bladen en de schutbladen zijn sterk behaard; het zaadpluis laat niet gemakkelijk van de zaden los. Curacao, Aruba, Bonaire : Katoena ; ook gekweekt. Fam. 177. Bombacaceae. Boomen met bloemen, waarvan de kelk vergroeid is ; er zijn 5 bloem- kroonbladen en een groot aantal meeldraden, die tot op een bepaalde hoogte met elkander vergroeid zijn; het bovenstandige vruchtbe- ginsel is meerhokkig en bevat een groot aantal zaadknoppen. 1 Bladen samengesteld 2 Bladen enkelvoudig 3 2 Bladen meer dan vijftallig; blaadjes met de grootste breedte in het midden 6026. Ceiba 280 Bladen vijftallig; blaadjes met de grootste breedte boven het midden 5023. Adansonia 280 3 Bladen ingesneden 5034. Ochrovw 2S1 Bladen niet ingesneden 5033. Quararibeu 281 5023. Adansonia I.. Adansonia digitata L. Zeer hooge boom met handvormig samengestelde bladen, die veelal vijftallig zijn; de blaadjes hebben duidelijk de grootste breedte boven het midden, zijn zoo goed als ongesteeld en aan den onderkant, vooral langs de hoofd- nerf, zachtharig; de blaadjes, die zeer verschillend van grootte en vorm kunnen zijn, hebben dikwijls een wigvormigen voet en een toegespitsten top; aan de jonge takken zijn de blaadjes 6 — 10 cM. lang en 3 — 5 cM. breed; de bloemen zijn geplaatst aan een zeer langen, hangenden bloemsteel en hebben een groote, teruggeslagen bloemkroon en een groot aantal tot een buis ver- groeide meeldraden; de langwerpige, houtige vrucht springt niet open. St. Eustatius: Guinea tamarind; gekweekt. 5026. Ceiba M< dik. Ceiba pentandra Gartn. Hooge boom met handvormig samengestelde bladen, die meestal zeven- of meertallig zijn en waarvan de zeer duidelijk gestoelde, lederachtige blaadjes hun grootste breedte in het midden hebben ; de lancetvormige, onbehaarde blaadjes zijn aan de uiteinden der takken 9 — 12 cM. lang en 3 — -4 cM. breed en hebben veelal een toegespitsten top; de bloemen zijn 3 cM. lang, staan in bundels aan de takken bijeen en bevatten 5 meeldraden, die tot op de GOSSYPIUM — OCHROMA. 281 helft van de lengte met elkander vergroeid zijn ; de langwerpige, openspringende vrucht is gevuld met zaden, die omgeven zijn door katoenachtige haren. St. Eustatius, St. Martin: Silk cotton tree; ook gekweekt. Curaqao, Aruba, Bonaire: Katoenboom] gekweekt, 5033. Quararibea Aubl. Quararibea turbinata Poir. Boom, die vooral gekenmerkt is doordat dikwijls vele takken in kransen op één hoogte van den hoofdtak ontspringen; de bladen zijn elliptisch tot lancetvormig met een eenigszins wigvormigen voet en toegespitsten top, hebben de grootste breedte iets boven het midden en zijn 9 — 25 cM. lang en 4 — 7 cM. breed ; de bladsteel is kort en aan 't boveneinde eenigszins kussenvormig verdikt; de kleine bloemen zijn okselstandig of langs de takken alleenstaand geplaatst en hebben 15, tot een buis vergroeide meeldraden. St. Eustatius: Mitterwood. 5034. Ochroma Swartz. Ochroma lagopus Swartz. Boom, waarvan de jonge deelen met bruinachtig- viltige sterharen bedekt zijn; de bladen zijn of onduidelijk drie- tot vijflobbig öf iets dieper ingesneden, hebben een duidelijk hartvormigen voet en zijn veelal 20 cM. lang en breed; de eindelings geplaatste bloemen staan op bijna 1 cM. dikke stelen en hebben een dicht behaarden, 7 cM. langen kelk en een 12 cM. lange bloem- kroon; de meeldraden zijn tot een trechtervormige buis vergroeid, die een groot aantal schroefvormig gebogen helmknoppen draagt. Curacao; gekweekt. Fam. 178. Sterculiaceae. De bloemen hebben een min of meer diep ingesneden, vijftalligen kelk, 5 bloemkroonbladen en tot een min of meer hooge buis vergroeide meeldraden, in welke buis ook dikwijls staminodiën voorkomen: het vruchtbeginsel is bovenstandig ; de meeldraden hebben twee of meer hokjes; een bijkelk ontbreekt. TABEL I. 1 Androgynophoor aanwezig 2 Androgynophoor ontbreekt 5063. Ayenia 283 2 Bloemkroonbladen vlak 3 Bloemkroonbladen niet vlak 4 3 Vruchtbeginsel éénhokkig 5059. Waltheria 283 Vruchtbeginsel vijfhokkig 5057. Melochia 282 •i Plaat van de bloemkroonbladen ongedeeld .... 506S. Thcobroma 2S4 Plaat van de bloemkroonbladen gedeeld 5069. Guazuma 284 282 sterculiaceaf,. TABEL II. 1 Boomen 2 Heesters of kruiden 3 2 Bladen gaafrandig, met versmalden voet .... 5068. Theobroma 284 Bladen onregelmatig gezaagd, met hartvormigen voet 5069. Guasuma 284 3 Bladen minder dan 1,5 cM. lang 5063. Ayenia 283 Bladen meer clan 1,5 cM. lang 4 4 Vruchten 1 cM. of meer lang gesteeld .... 5063. Ayenia 283 Vruchten veel minder dan 1 cM. lang gesteeld 5 5 Bladen aan onder- en bovenzijde dichtviltig behaard en tevens de bloemen geplaatst in zeer dichte bloei wijzen. 5059. Waliheria 283 Bladen of kaal, of dicht behaard, maar dan de bloemen niet in zeer dichte bloeiwijzen geplaatst . . . 5057. MelocMa 282 5057. Melocliia L. Heesterachtige planten met bloemen, waarvan de 5 meeldraden in meerdere of mindere mate tot een buis vergroeid zijn; het vrucht- beginsel is vijfhokkig. 1 Bloemen geplaatst in zeer dichte, kluwenvormige bloeiwijzen Melochia nodiflora 282 Bloemen geplaatst in ijle. armbloemige trossen 2 2 Bladen kaal MelocMa pyramidata 282 Bladen behaard Melochia tomentosa 283 Melochia nodiflora Sw. De eivormige of elliptische bladen bezitten aan den onderkant duidelijk te voorschijn tredende nerven en zijn zeer onregelmatig scherp gezaagd ; wanneer er haren op de bladen voorkomen zijn het ster- haren; de bladen zijn anderhalf maal zoo lang als breed, vanzeer verschillende grootte, veelal 5 cM. lang, maar altijd 1 cM. of meer lang gesteeld : de bloemen staan in dichte, kluwenvormige, gerekte bloeiwijzen in de bladoksels en hebben een 0,3 cM. langen kelk; de vrucht valt uiteen in 5 deelvruchten. St. Martin. Melochia pyramidata L. De kale, 0,5 — 1 cM. lang gesteelde, lancetvormige bladen met grof, regelmatig gezaagden rand zijn 3—3,5 cM. lang en 1 — 1,5 cM. breed; de nerven zijn aan den onderkant van het blad zeer duidelijk zichtbaar; de bloemen staan in armbloemige. tot 1,5 cM. lang gesteelde bloeiwijzen tegenover de bladoksels, hebben een 0,3 cM. MELOCHIA — AYENIA. 283 langen kelk en zijn vooral gekenmerkt door de opgezwollen, pyra- midevormige doosvrucht. 'St. Eustatius. CURACAO. Melochia tomentosa L. De grijs behaarde bladen zijn veelal ovaal of langwerpig en heel dikwijls 2 cM. lang; veel grootere blad vormen komen ook voor, maar altijd zijn de bladen gekarteld met eenigszins spitse tanden en ongeveer tweemaal zoo lang als breed; de exemplaren van de Benedenwindsche Eilanden hebben meer driehoekige bladen met scherper toeloopende tanden ; de bloemen zijn in de bladoksels geplaatst in gesteelde, schermachtige trossen en vormen dikwijls samengestelde, eindstandige bloeiwijzen, die rijk van bladen voorzien zijn; de kelk is 0,4 cM. lang; de vrucht is een doosvrucht. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Black toarch. Curacao, Aruba, Bonaire: Bassoora Tcorraa, Betoon ika. 5059. Waltheria L. Waltheria americana L. Heesterachtige plant met zeer dichtviltig behaarde takken en ovale of langwerpige, 1 cM. lang gesteelde bladen, die zeer dik aanvoelen en grof en scherp gezaagd zijn; de bladen hebben verschillende grootten, maar zijn veelal 2,5 — 3,5 cM. langen 1 — 1,5 cM. breed en even lang als de gedrongen bloeiwijzen, die in de bladoksels staan : de bloemen hebben 5 meeldraden, die aan de basis vergroeid zijn en zijn voorzien van een kelk met draadvormige tanden ; het vruchtbeginsel is éénhokkig. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Mash melloic. Curacao, Bonaire: Jeerba olie leeba. 5063. Ayenia Loefl. De bloemen hebben een androgynophoor en 5 vrije meeldraden, die ieder 3 helmhokjes bezitten; de bloemkroonbladen bestaan duidelijk uit een nagel en een plaat. 1 Hoog opgroeiende plant met langgesteelde, hartvormige bladen Ayenia magna 283 Laag blijvende plant met eivormige of langwerpige bladen Ayenia pusitta Ü84 Ayenia magna L. Hoog opgroeiende, eenigszins houtige plant met zachtviltige, met sterharen bedekte, zeer langgesteelde, hartvormige bladen, die naar den top spits toeloopen, zeer onregelmatig getand en 3 — 8 284: STERCUUACEAE — THEACDAE. cM. lang en 2,5 — 6 cM. breed zijn; de bloemen staan in groot aantal in schermachtige, dikwijls vertakte bundels; de langge- steelde vruchten zijn 0,8 cM. groot en dicht bezet met aan den top haakvormig omgebogen stekels. Curacao, Bonaire. Ayenia pusilla L. Laag blijvend plantje met ovale of langwerpige bladen, die grof ge- tand zijn en waarvan de tanden in een stekelpuntje eindigen; de bladen zijn 1 — 1,5 cM. lang en 0,5 — 0,8 cM. breed en 0,3 cM. lang gesteeld; de bloemen staan in een klein aantal in de bladoksels; de kortgesteelde vruchten zijn 0,4 cM. groot en voorzien van wijduitstaande, stekelvormige wratten. St. Martin. 506S. Theobroma L. Theobroma Cacao L. Boom met zeer groote, tot 50 cM. lange en 13 cM. breede, lancetvormige bladen, die een eenigszins scheeven voet hebben en zeer kromme zij nerven bezitten; de bladsteel is meestal tot 2,5 cM. lang en aan voet en top opgezwollen; de bloemen staan aan de oudere takken en aan den stam en hebben 5 bloemkroonbladen. waarvan de onderste helft zakvormig is, en 5meeldraden. die met 5 staminodiën tot een korte buis vergroeid zijn; het vruchtbeginsel is vijfhokkig en de niet openspringende, ovale vrucht is tot meer dan 15 cM. lang en bevat een groot aantal zaden. St. Eustatiüs, Saba: Cocoa; gekweekt en verwilderd. 5069. Guazuma Adans. («uaziimn ulmifolia Lam. Boom met zeer scheeve bladen, die in oen zeer spitse punt toeloopen en waar- van de eene bladhelft een duidelijk hartvormigen voet heeft; de bladen hebben vijf of meer hoofdnerven, zijn aan den onderkant kort viltig behaard en aan den bovenkant eenigszins ruw ; de bladen hebben een zeer onregelmatig gezaagden rand met stompe punten en zijn aan de bloeiende takken (5 — 9 cM. lang en '2,5—4 cM. breed; de kleine bloemen staan in okselstandige. dichotoom vertakte bloei wijzen en hebben meeldraden, die in bundels van twee of drie met elkander vergroeid en met staminodiën tot een buis vereenigd zijn; de bloemkroonbladen hebben lijnvormige aanhangsels: de kogelvormige, 1 cM. lange vrucht is voorzien van kegelvormige wratten Curaqao: Goeaazoema; gekweekt. Fam. 182. Ochnaceae. 51 2G. Sauvagesia L. Sauvagesia erecta L. Kruid met lancetvormige bladen, waarvan de rand van een eind boven den voet af gezaagd is; de bladen zijn zeer kortgesteeld, 1,5 — 4 cM. lang, 0,5 — 1 cM. breed en voorzien van i' lancetvormige steun- blaadjes, die langs den rand lang gewimperd zijn; de bloemen staan op draadvormige, vrij lange stelen in de bladoksels en be- AYËXIA — TËRXSTROEMIA. 285 staan uit een vijfbladigen kelk en bloemkroon, een groot aantal onvruchtbare meeldraden. 5 volkomen meeldraden, waartusschen een groot aantal bladachtige schubben, en een éénhokkig vrucht- beginsel met een grout aantal zaadknoppen; de vrucht is een doosvrucht. Saba. Fam. 184. Marcgraviaceae. 5137. Marcgravia L. Marcgravia umbellata L. Klimmende heester met twee verschillende soorten bladen; de bloe- mendragende, hangende takken hebben kort maar duidelijk ge- stoelde, leerachtige, elliptische tot lancetvormige bladen, die 8 — 10 cM. lang en 3 — 4 cM. breed zijn en voorzien zijn van een zeer sterk aan den onderkant uitspringende middennerf; de klimmende takken hebben zittende bladen met zwak hartvormigen of afge- sneden voet, zijn over een grcot deel van de lengte van dezelfde breedte, hebben een zwak ■ gegolfden rand en zijn meestal twee- tot driemaal zoo lang als breed en 1 — 5 cM. lang; de bloemen zijn langgesteeld en geplaatst in schermen aan het eind der han- gende takken en bestaan uit een vierbladigen kelk en bloemkroon, een groot aantal meeldraden en een meerhokkig, bovenstandig vruchtbeginsel met een groot aantal zaadknoppen; het middelste gedeelte van de bloeiwijze wordt ingenomen door zakvormige organen. Saba. Fam. 186. Theaceae. Boomen met enkelvoudige, leerachtige bladen; de bloemen bestaan uit 5 — 7 kelkbladen, die verschillend van grootte zijn, 5 bloem- kroonbladen, een groot aantal meeldraden en een bovenstandig. twee- tot vijfhokkig vruchtbeginsel met meerdere zaadknoppen. 1 Bladen gaafrandig; bloemen langgesteeld öl3ö. Ternstroemia 285 Bladen niet gaafrandig; bloemen kortgesteeld 5157*. Freziera 280 5135. Ternstroemia Mutis. Ternstroemia peduncularis DC. De leerachtige, aan den bovenkant glimmende bladen zijn langwer- pig spatelvormig, geheel gaafrandig en hebben een aan de onder- zijde duidelijk uitspringende hoofdnerf; de bladen zijn meestal 5 — 6 cM. lang en 2 — 3 cM. breed en hebben een eenigszins om- gebogen rand; de okselstandige, alleenstaande bloemen zijn 4 cM. of meer gesteeld, hebben 1 cM. lange bloemkroonbladen en iets kortere kelkbladen; de vrucht is 1,4 cM. lang. St. Eustatius, St. Martin. 280 THËACEAU — TAMARICACEAE. 5157.* Freziera Sw. Freziera undulata Wild. De leerachtige, lancetvormige bladen, die duidelijk gezaagd zijn met stompe punten, zijn 6-9 cM. lang en 2-3 cM. breed, hebben een duidelijk aan beide zijden zichtbare middennerf en ook goed waarneembare zijnerven; de 0,5 cM. lang gesteelde bloemen zijn in twee- of drietallen geplaatst in de bladoksels en zijn minder dan 0,5 cM. groot. Saba. Fam. 187. Guttiferae. Planten met tegenoverstaande bladen; de bloemen met losbladigen kelk en bloemkroon hebben een groot aantal meeldraden en een meerhokkig, bovenstandig vruchtbeginsel met vele zaadknoppen. 1 Boomen of lianen met groote, leerachtige bladen, voorzien van een duidelijk versmalden voet; de bloemen staan niet in lange trossen 2 Heester met bloemen, die in lange trossen staan 5164. Marila 2S6 2 Boom; vruchten veel meer dan 8 cM. in diameter . 5176. Mammea 'iSf» Boomen of lianen ; vruchten veel minder dan 8 cM. in diameter 5181. Clusia 287 5164. Marila Swartz. Marila racemosa Swartz. Heester met 1,5 cM. lang gesteelde. breed lancetvormige bladen met een zeer duidelijke middennerf en op 0,8 cM. van elkander ge- plaatste zijnerven, die onder een grooten hoek uit de hoofdnerf ontspringen ; de bladen zijn eenigszins leerachtig en aan de bloeiende takken tot 13 cM. lang en 4 cM. breed ; de 1,2 cM. lange bloemen staan in tot 12 cM. lange trossen, zijn tot 1 cM. lang gesteeld en bestaan uit 5 kelkbladen, 5 bloemkroonbladen, een groot aantal meeldraden en een vijfhokkig vruchtbeginsel met een groot aantal zaadknoppen ; de openspringende vrucht is 1,5 cM. lang en 0,4 cM. dik. Saba. 5176. Mammea L. Mammea americana L. Doom met ovale of eivormige bladen, die zeer sterk glimmen, kort maar dui- delijk gesteeld zijn en één hoofdnerf hebben, die aan boven- en benedenkant duidelijk waar te nemen is, en een groot aantal, dicht naast elkander ver- loopende, evenwijdige zijnerven, die bijna loodrecht op de hoofdnerf staan ; de bladen hebben veelal een versmalden voet en zijn 13—20 cM. lang en 7 — 11 cM. breed: de bloemen zijn één- of tweeslachtig, staan in klein aantal bijeen in de bladoksels en hebben een kelk, die in tweeën opensplijt, 4—6 bloemkroonbladen en een twee- tot vierhokkig vruchtbeginsel; de vrucht is- FRËZIERA — TAMARIX, 287 vleezig, kogelvormig, dikwijls 15 cM. in diameter en bevat 4 of minder steenen, in elk waarvan zich één zaad bevindt. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Mammie; gekweekt. Ouracao, Aruba, Bonaire: Mammeia; gekweekt. 5181. Clusia L. Lianen met luchtwortels en leerachtige bladen; de okselstandige bloemen, die alleen staan of in dichotoom vertakte bloeiwijzen zijn geplaatst, zijn groot en hebben zes of meer kelk bladen van ver- schillende grootte en 5 — 8 bloemkroonbladen. 1 Bladen met afloopenden voet, die in den bladsteel overgaat; bladen dun leerachtig Clusia alba 287 Bladvoet steeds duidelijk gescheiden van den bladsteel; bladen zeer dik leerachtig Clusia rosea 287 Clusia alba Jacq. De dunne, lederachtige bladen met één hoofdneif en aan weerszijden vijfentwintig of meer zijnerven, die aan onder- en bovenzijde duidelijk zichtbaar zijn en 'op 0,3 cM. afstand evenwijdig aan elkander loopen, hebben een wigvormigen voet, die in den blad- steel overgaat, zijn aan den top afgerond en 10 — 14 cM. lang en 8 — 10 cM. breed ; de vrucht is langwerpig. St. Eustatius, Saba: Wild mammie. Clusia rosea L. De dikke, leerachtige bladen met één hoofdnerf en aan weerszijden vijfentwintig of meer zijnerven, die vooral aan de onderzijde duidelijk zichtbaar zijn en op 0,3 cM. afstand of meer evenwijdig aan elkander verloopen, hebben een wigvormigen voet, die zich meestal duidelijk afscheidt van den bladsteel, en zijn 8 — 15 cM. lang en 5 — 7 cM. breed. St. Martin. Curaqao, Bonaire: Dam maatsjoe, Koetsjoe, Kopijk, Tam maatsjoe. Fam. 191. Tamaricaceae. 5239. Tamarix L. Tamarix grallica L. Boom of heester met eenigszins vleezige, schubvormige blaadjes, die minder dan 0,1 cM. lang zijn, in het midden het breedst, van kliertj es voorzien zijn en in een spitse punt eindigen; de bloemen zijn geplaatst in trosvormige bloeiwijzen, die bestaan uit een groot aantal tot 3 cM. lange trossen; de kleine bloemen hebben een vijfbladigen kelk en bloemkroon, 5 meeldraden en een bovenstandig, éénhokkig vruchtbeginsel; de doosvrucht springt met 3 kleppen open en bevat een groot aantal zaden, die van lang zaadpluis voorzien zyn. St. Eustatius: Cypress; gekweekt. 288 BIXACt'AE — FLACOURTlAdvU'. Fam. 194. Bixaceae. 5249. Bixa L, Bixa Orellana L. Boom met hartvormige, langgesteelde bladen, die vijf of meer hoofdnerven hebben, toeloopen in een lange, spitse punt en 9 — 14 cM. lang en 6— llcM. breed zijn; de bloemen zijn geplaatst in eindelingsche, pluimvormige trossen en bestaan uit 5 kelkbladen, die aan den voet voorzien zijn van klieren, 5 bloemkroonbladen, die ver buiten de kelkbladen uitsteken, een groot aantal meeldraden, die op een schijf zijn ingeplant en een bovenstandig. éénhokkig vruchtbeginsel met een groot aantal zaadknoppen, die aan 2 placenta's bevestigd zijn; de doosvrucht is dicht bedekt met roodbruine haren en bevat vele roode zaden. Sr. Eustatius, Saba: Eoucou; gekweekt. Fam. 195. Cochlospermaceae. 5251. Amoreuxia Moe. et Sessé. Amoreuxia palmatifida Moq. et Sessé. Laag blijvend plantje met handvormig ingesneden, zeer langgesteelde bladen, die meestal een straal hebben van 4 — 5,5 cM. en scherp gezaagd zijn met onregelmatige tanden; de groote bloemen staan in armbloemige trossen en hebben een vijfbladigen kelk, een groote, vijfbladige bloemkroon, een groot aantal meeldraden, die tot 2 bundels van verschillende lengte vereenigd zijn, en een driehokkig, bovenstandig vruchtbeginsel met vele zaadknoppen : de kogelvormige tot 4 cM. groote vrucht is opgezwollen; de wortel is sterk knol- vormig verdikt. Curacao : Manoeiceeri. Fam. 197. Canellaceae. 5254. Canella Swartz. Canella alba Murr., Syn. Winterana Oanndla L. Boom of hooge heester met lange, lichtgroene, spatelvormige bladen met ronden top, die meestal de grootste breedte boven het midden hebben ; de leerachtige, van doorschijnende puntjes voorziene bladen zijn 6 — 9 cM. lang en 2 — 3 cM. breed en hebben een middennerf, die aan de onderzijde naar buiten springt en onduidelijke zij nerven; de bloemen staan in zwak dichotoom vertakte, eindstandige bloei- wijzen en hebben 3 kelkbladen, 5 groote bloemkroonbladen, 10 meeldraden, die geheel tot een buis vergroeid zijn, en een éénhokkig, bovenstandig vruchtbeginsel met een klein aantal zaadknoppen ; de niet openspringende besvrucht heeft een vleezigen wand. St. Martin: Pepper cinnamom. BIXA SAMYDA, 289 Fam. 199. Flacourtiaceae. Heesters met niet gaafrandige bladen ; de bloemen hebben een losbladigen kelk, geen bloemkroon, een verschillend aantal vrije meeldraden en een veelal éénhokkig, bovenstandig vruchtbeginsel. 1 Bladen met zeer groote steunbladen .... 6301. Prockia 289 Bladen zonder groote steunbladen 2 2 Planten met doornen 5320. Xylosma 289 Planten zonder doornen 3 3 Bladen kaal 5343. Casearia 290 Bladen aan den onderkant viltig behaard. . 5337. Samyda 289 5307. Prockia L. Prockia Crucis L. Boom met 1 — 2 cM. lang gesteelde, zwak hartvormige bladen, die 3 of 5 hoofdnerven hebben en een zeer grof gezaagden rand; de bladen zijn zeer verschillend van grootte maar dikwijls 10 — 15 cM. lang en 7 — 10 cM. breed; -aan den voet van den bladsteel zijn 2 scheeve steunblaadjes geplaatst, die 1,5 cM. lang kunnen zijn; de bloemen bestaan uit 3 kelkbladen, een groot aantal geheel vrije meeldraden, die in meerdere kransen staan, en een meerhokkig vruchtbeginsel met een groot aantal zaadknoppen. öt. Martix, Saba. 5320. Xylosma Forst. Xylosma Imxifoliuni A. Gray. Heester of kleine boom met kortgesteelde, leerachtige bladen: de elliptische bladen zijn eenigszins spatelvormig. gaafrandig of alleen in de bovenste helft zeer onregelmatig gekarteld-gezaagd, 3,5—5 cM . lang en 1,5 — 3 cM. breed; de bladnerven zijn zeer onduidelijk, alleen de middennerf treedt aan den onderkant iets tevoorschijn; in de bladoksels staat soms een rechte doorn ; de kleine, éénslachtige bloemen staan in bundeltjes in de bladoksels en hebben 4 — 5 kelk- bladen, een onbepaald aantal geheel vrije meeldraden en een één- hokkig vruchtbeginsel met een klein aantal zaadknoppen. St. Eustatius : Coclspur. 5337. Samyda L. Samyda dodecandra Jacq., Syn. Samyda serrulata L. Heester met kortgesteelde, aan den onderkant zeer zachtviltige bladen, die een getanden bladrand met wijduitstaande tanden hebben ; de elliptische of langwerpige bladen zijn tweemaal zoo lang als breed en 5 — 9 cM. lang; de jonge takken zijn roestbruin behaard; de bloemen zijn 1,2 cM. groot, alleenstaand of in kleine 19 21)0 FLACOURTIACEAE TURNÜRACEA]*. bundeltjes in de bladoksels en hebben een vijflobbigen kelk, 10 — 12 meeldraden en een éénhokkig vruchtbeginsel met vele zaadknoppen ; de vleezige vrucht is kogelvormig. St. Eustatius, St. Martin : Banso, Wild guave. Curacao, Bonaire. 5343. Casearia Jacq. Heesters met niet gaafrandige bladen; de bloemen bestaan uit een vijftalligen bloemkroonachtigen kelk, tien of meer meeldraden en een éénhokkig, bovenstandig vruchtbeginsel met een groot aantal zaadknoppen; de openspringende doosvrucht is vleezig. 1 Bladen in 't algemeen minder dan 6 cM. lang; zoo er enkele bladen grooter zijn, dan zijn de bladstelen steeds 0,5 cM. of minder lang en loopen bladvoet en bladtop spits toe Casearia decandra 290 Bladen in 't algemeen meer dan 6 cM. lang, zoo ze kleiner zijn, dan is steeds de bladsteel 1 cM. of meer lang ... 2 2 Bladsteel 1 cM. of meer lang; bloemen in trossen Casearia bonairensis 290 Bladsteel minder dan 1 cM. lang, bloemen in korte bundels in de bladoksels Casearia sylvestris 290 Casearia bonairensis Bold. De sterk glimmende, leerachtige bladen zijn zeer duidelijk gekarteld en 1 cM. of meer gesteeld ; de elliptische bladen zijn iets minder dan tweemaal zoo lang als breed, en 9 maar ook dikwijls 5 cM. lang; de langgesteelde. 0.7 cM. lange bloemen staan in trossen in de bladoksels en bevatten ongeveer 12 meeldraden. Curaqao, Aruba, Bonaire : Paaloe die Bonaire, Geelhout. Casearia decandra Jacq., Syn. Casearia parvifolia Willd. De dunne bladen, die naar top en basis afloopen, zijn zeer kort- gesteeld en hebben een onregelmatig gezaagden rand ; de elliptische tot lancetvormige bladen zijn meestal ongeveer tweemaal zoo lang als breed, dikwijls 4 — 5 cM. lang; de kleine bloemen staan in armbloemige, schermvormige bundeltjes in de bladoksels en hebben 10 meeldraden; de kogelvormige vrucht is 1 cM. groot. St, Eustatius, Saba, St. Martin : Crack open. Casearia sylvestris Sw. De glimmende, leerachtige bladen, die zeer onduidelijk gezaagd, bijna gaafrandig zijn, hebben een minder dan 1 cM. langen blad- steel; de zeer lang toegespitste, lancetvormige bladen zijn bijna twee en een half maal zoo lang als breed en 6 — 12 cM. lang: de SAMYDA — TURNERA. 291 kleine bloemen staan in dichte, schermvormige bloemkluwens op zeer dunne steeltjes in de bladoksels en hebben 10 meeldraden. St. Martin. Fam. 201. Turneraceae. Kruiden of heesters met niet gaafrandige bladen ; de bloemen bestaan uit een klokvormigen, vijfdeeligen kelk, een vijfbladige bloemkroon, 5 vrije meeldraden en een bovenstandig, éénhokkig vruchtbeginsel met een groot aantal zaadknoppen; de vrucht is een doosvrucht; de oppervlakte der zaden is door overlangsche en dwarse strepen in hokjes verdeeld. 1 Bladen 0.5 cM. of minder breed 5367. Piriqueta 291 Bladen meer dan 0,5 cM. breed 2 2 Tanden van den bladrand spits 5360. Turnera 291 Tanden van den bladrand stomp 5357. Piriqueta 291 5357. Piriqueta Aubl. Zeer dichtviltig behaarde kruiden; de bloemen zijn op zeer lange stelen alleenstaand in de bladoksels. 1 Bladen 0,5 cM. of minder breed .... Piriqueta cistoides 291 Bladen veel meer dan 0,5 cM. breed . . . Piriqueta ovata 291 Piriqueta cistoides G. F. W. Mey., Syn. Piriqueta villosa Aublet. Laag blijvend plantje met lancet- tot lijnvormige, zeer grof gezaagde bladen, waarvan de nerven aan de onderzijde duidelijk waarneem- baar zijn; de bladen zijn meestal 2,5 — 3 cM. lang en 0,5 cM. of minder breed en zijn aan den onderkant dicht bezet met sterharen. St. Eustatius. Piriqueta ovata Urb. Hoog opgroeiende plant, die behalve van wolharen ook van lange, stijve borstels voorzien is; de eivormige bladen voelen zeer dikviltig aan, zijn stomp gezaagd met gekroesde randen en meestal iets minder dan tweemaal zoo lang als breed en 1,5 — 6 cM. lang; de bloemen staan in de oksels van bladen, die naar den top van den stengel kleiner worden. Curacao, Bonaire. 5360. Turnera L. Kruiden met soms houtachtige stengels en grof gezaagde bladen, die of dicht behaard zijn öl minder sterk behaard en dan aan den bladsteel klieren dragen; de bloemensteel is geheel vergroeid met den bladsteel, zoodat de bloem uit den bladvoet schijnt te ontstaan. 292 turneracsaë — passiftoraceae. 1 Bloemen geplaatst aan het eind van de stengels, waar ze door groote en kleine bladen worden omgeven Turnera pumïlea 292 Bloemen alleenstaand in de bladoksels . Turnera idmifolia 292 Turnera pumilea L. Laag blijvend, zacht behaard plantje met langwerpige of lancetvormige bladen, die vooral opgehoopt zijn aan de uiteinden der stengels: de dichtbehaarde bladen zijn driemaal zoo lang als breed en 2 — 3,5 cM. lang ; de bloemen zijn geplaatst aan de uiteinden der stengels en worden omgeven door een krans van gewone en kleinere bladen. Curaqao, Aruba. Turnera ulmifolia L. Hoog opgroeiende, heesterachtige plant met elliptische tot lancet- vormige bladen, die langs den geheelen stengel verspreid voorkomen ; de bladen zijn kaal of vrij sterk behaard, vooral aan den onderkant, twee- tot driemaal zoo lang als breed en 3,5-5 cM. lang; de bladsteel draagt twee of meer zittende, duidelijk waarneembare klieren; de groote, gele bloemen zijn alleenstaand in de bladoksels. St. Eüstatius, Saba, St. Martin. CüRACAO. Fam. 203. Passifloraceae. 5372. Passiflora L. Klimplanten met ranken in de bladoksels ; de bloemen bestaan uit 5 kelkbladen, 5 bloemkroonbladen, 5 meeldraden en een boven- standig, éénhokkig vruchtbeginsel met een groot aantal zaadknoppen; meeldraden en vruchtbeginsel staan op een androgynophoor ; op de aanhechtingsplaats van de bloemkroon zijn een groot aantal draad vormige blaadjes geplaatst, die de corona vormen ; de vrucht is een besvrucht. 1 Bladen gaaf - Bladen ingesneden 3 2 Bladen tweemaal zoo lang als breed Passiflora lauri folio 2i>3 Bladen bijna even breed als lang .... Passiflora quadrangularis 2J>8 3 Alle bladen met een eindlob 4 Bladen voor het meerendeel tweelobbig . Passiflora rubra 293 4 Bloemen omgeven door een om windsel van min of meer sterk ingesneden bladen : bladen behaard . . Passiflora foetida 293 Bloemen niet door een omwindsel omgeven ; bladen kaal, glimmend Passiflora suberosa 293 TURNERA — PASSIFLORA. 293 Passiflora foetida L. De behaarde bladen zijn drielobbig, de eïndlob veelal grooter dan de zijlobben ; of de bladen zijn alleen zacht vil tig behaard zonder groote haren, of er zijn ook langere klierharen aanwezig en dan is tevens de krans van omwindselbladen zeer sterk vertakt, zoo- dat ze een dicht netwerk vormen, waarbinnen de bloem opgesloten is ; in andere gevallen zijn de omwindselbladen min of meer sterk gedeeld en voorzien van gesteelde klieren; de bladen zijn langgesteeld, 5 — 8 cM. lang en 4,5 — 8 cM. breed; de zeer lang gesteelde bloemen zijn alleenstaand in de bladoksels. St. Eustatius, Saba. Cueaqao, Aruba, Bonaire : Bel appel, Koroona die la birgi, Kruizebloem, Maraaka, Markoesa, Sjonsjon, iSosoro. Passiflora laurifolia L. De kale bladen zijn ovaal tot langwerpig, de jongere dun, de oudere leerachtig, voorzien van een duidelijke middennerf; langs den top van het blad zijn soms klieren aanwezig; de bladen zijn 3,5—6 cM. breed en 7 — 10 cM. lang, tot 1 cM. lang gesteeld en aan den top van den bladsteel voorzien van 2 klieren; de langgesteelde bloemen zijn voorzien van 3 groote, langwerpige omwindselbladen, die even groot zijn als de bloem, 4 cM. lang en geheel gaafrandig. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Bell uppie; gekweekt. Passiflora quadrangnlaris L. De kale, bijna cirkelvormige bladen met één hoofdnerf en een groot aantal gekromde zij nerven zijn 10 — 15 cM. lang en breed; de 2—4 cM. lange blad- steel is voorzien van 3 paar klieren en aan den voet van den bladsteel staan tot 3 cM. lange, breede steunblaadjes; de stengel is breedgevleugeld; de omwindselbladen zijn kleiner dan de bloem. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Granadilla; gekweekt. Passiflora ruora L. De zachtviltig behaarde bladen hebben drie of meer hoofdnerven en zijn tweelobbig met wijd uitstaande lobben, waarvan de grootste lengte 4 — 10 cM. is, terwijl de bladen 4 — 15 cM. breed zijn; de alleenstaande bloemen, waarvan de kelk tot 1,5 cM. lang is, hebben geen om windsel; de vrucht is behaard, 1,5 cM. lang. Saba, St. Martin: Snakeberry vine. Passiflora sufoerosa L. De kale, leerachtige, glimmende bladen hebben meestal 3 lobben, maar ook gave bladen komen voor; vorm en grootte der bladen is zeer verschillend maar de klimplant is te herkennen aan de ranken en aan den bladsteel, die iets boven het midden 2 klieren draagt; de bloemen staan bij tweetallen in de bladoksels op zeer 294 PASSIFLORACEAI- — CACTACEAK. dunne stelen en hebben geen omwindsel ; de kelk is 0,5 cM. lang ; de kale vrucht is 1,5 cM. lang. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Curacao, Aruba, Bonaire : Bessji die tinta, Neboeha. Fam. 205. Caricaceae. 5377. Carica L. Carica Papaya L. Boom met meestal onvertakten, vleezigen stam en zeer langgesteelde, diep handspletige bladen, die zeven- tot meerspletig zijn en dertig of meer cM. lang kunnen worden; de lobben zijn zelf weder diep ingesneden ; de boomen zijn voor het meerendeel tweehuizig en de mannelijke bloemen staan in rijk vertakte, lange bloeiwijzen en bestaan uit een vijfbladigen, kleinen kelk en een buisvormige, ruim 2 cM. lange bloemkroon met een schotel- vormigen zoom en 5 meeldraden; do vrouwelijke bloemen hebben een vijf- bladigen, kleinen kelk, een vijfdeelige, bijna tot aan den voet gedeelde bloemkroon en een éenhokkig vruchtbeginsel met vele zaadknoppen: de vleezige vrucht is ovaal. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Papan:; gekweekt. Curaqao, Aruba, Bonaire: Papaai; gekweekt. Fam. 206. Loasaceae. 5383. Mentzelia L. Mentzelia aspera L. Rechtopgroeiend kruid met vrij langgesteelde bladen, die veelal drie- hoekig zijn met min of meer duidelijke zijlobben en een groote eindlob ; de bladrand is zeer onregelmatig dubbel gezaagd of ondiep ingesneden; de bladen zijn zeer verschillend van grootte, maar dikwijls 2,5-6 cM. breed en 4,5 — 9 cM. lang; de geheele plant is bedekt met viltige, korte haren, waartusschen borstelige stekel- haren voorkomen en grootere haren, die over hun geheele lengte voorzien zijn van kleine stekeltjes en eindigen in een krans van teruggebogen haken ; de plant blijft zeer gemakkelijk aan de kleeren hangen en valt licht in stukken uiteen ; de bloemen zijn alleen- staand en bestaan uit een vijfbladigen kelk, 5 bloemkroonbladen, een groot aantal meeldraden en een onderstandig, éenhokkig vrucht- beginsel met vele zaadknoppen. Curaqao, Aruba, Bonaire: Amooro falso, Daalpeega, Moora, Veega peega, l'eega saaja sjimarón, Pessji pessji. Fam. 208. Begoniaceae. 5397. Begonia L. Begon ia retusa Schulz. Kruid met zeer langgesteelde bladen, die een diep hartvormigen, zeer onregelmatig ge vormden, scheeven voet en een zijdelings geplaatsten PASSIFLORA CKREUS. 295 top hebben, de bladen zijn scheef elliptisch met acht of meer hoofd- nerven, die in 2 bundels uit den bladvoet treden, en zijn zeer wijd getand met geschulpte tusschenruimten ; de eene helft van het blad is meestal 4 cM. breed, de andere 6-7 cM. ; de grootste breedte is 6 — 14 cM.; de éénslachtige bloemen staan in zeer wijd uitstaande, dichotoom vertakte bloeiwijzen en bestaan uit 4 of 5 bloemkroonbladen, 20 vrije meeldraden en een onderstandig, driebok- kig vruchtbeginsel met vele zaadknoppen : de vrucht is voorzien van 3 groote vleugels. St. Eustatius, Saba. Fam. 210. Cactaceae. Vleezige planten met bijna nooit gewone bladen; de bloemen hebben een onderstandig vruchtbeginsel met meestal een groot aantal zaadknoppen, een kelk en bloemkroon, die beide losbladig zijn en in elkander overgaan, een groot aantal meeldraden en een stijl met een ingesneden stempel ; de vrucht is vleezig en bevat een groot aantal zaden, die in een slijmig weefsel liggen; de stengels zijn op zeer verschillende wijzen voorzien van stekels, die in areolen geplaatst zijn. 1 Plant met gewone blijvende bladen 5421. Peireskia 300 Plant zonder gewone bladen 2 2 Stengels platgedrukt, bladvormig 3 Stengels niet platgedrukt 4 3 Stekels aanwezig 5417. Opuntia 298 Geen stekels aanwezig izie ook No. 541 7 1 5418. iïojxdea 300 4 Geheele plant bolvormig 6 Plant cylindervormig of driekantig met drie of meer ribben 5 5 Tusschen de stekels bevinden zich vooral aan de jongere gedeelten duidelijke wolharen, die 1 cM. of meer lang zijn ö40.'j. Cephalocereus 297 Tusschen de stekels bevinden zich geen wolharen, die 1 cM. of meer lang zijn 6401. Cereus 295 6 Plant voorzien van wratvormige verhevenheden 6411. Mamillaria 29 Ribben aan den voet veel breeder dan aan den top, dus in doorsnede driehoekig 5 5 Vruchten gestekeld, kogelvormig Cereus griseus 296 Vruchten ongestekeld, langwerpig Cereus repandus 297 Cereus grandiflorus Mill. Slingerplant met 1 — 2 cM. dikke stengels; de stengels zijn voorzien van 5 of 6 min of meer zwakke ribben en zijn dicht bezet met op 1 — 1,5 cM. afstand geplaatste areolen, ieder van 5-11 korte stekels van niet meer dan 0,5 cM. lengte voorzien ; tusschen de stekels zijn een klein aantal wol-viltige haren geplaatst; de bloemen zijn tot 30 cM. lang; de eironde vrucht is 4 cM. in diameter. St. Eustatius, Saba. Cereus griseus Haw. Boomvormige cactusplant met dikken stam, waarop van de oor- spronkelijke ribben niets of zeer weinig meer te zien is en die meer dan manshoogte bereikt ; de takken zijn veelal acht- tot tienribbig en het aantal stekels per areool is veelal 7 randstekels en 1 centrale stekel, waarvan de centrale verreweg het langst, vaak 4 cM. lang en aan den voet 0,2 cM. dik is; de bloemen zijn tot 10 cM. lang; de kogelronde vrucht, tot 6 cM. in doorsnede, is rood en dicht bedekt met areolen van tien of meer dikke stekels. Curaoao, Aruba, Bonaire: Daatoe, Kadoesji, Jaatoe, Tampanjdn. Cereus Napoleonis Grah. Slingerplant met driekantige, breed gevleugelde stengels met 3 ribben, die scherp toeloopen en voorzien zijn van op 3 — 4 cM. afstand geplaatste areolen ieder met 4 — 5 stekels; de dikke, aan den voet kegelvormig toeloopende stekels zijn 2 — 3,5 cM. lang; de bloemen zijn 20 — 30 cM. lang. Aruba. Cereus peruvianus Mill. Recbtopgroeiende, weinig vertakte, meer dan manshooge plant, met veelal 0 zeer diepe, over de geheele breedte platte ribben en takken van acht of meer cM. doorsnede; do areolen zün veelal voorzien van 7 randstekels, waarvan de onderste het grootst zijn, en één of meer centrale stekels, die CERFX'S — méxocactus. 297 zeer verschillend van grootte zijn; de bloemen zijn tot 18 cM. lang en ont- springen op allerlei hoogten van de plant, in tegenstelling met die van de andere rechtopgroeiende Cereussoorten. St. Eüstatius, St. Maktin; gekweekt. Cereus repandus Lam. Boomvormige cactusplant met dikken stam, waarop van de oor- spronkelijke ribben niets of zeer weinig meer te zien is en die meer dan manshoogte bereikt; de takken zijn veelal twaalf- tot meerribbig en het aantal stekels per areool is dikwijls 12 rand- stekels en 5 — 7 centrale stekels, waarvan de bovenste het grootst zijn, tot 5 maal zoo lang als de randstekels en tot 6 cM. lang; de bloemen zijn tot 8 cM. lang; de langwerpige vruchten zijn 5 cM. lang en ongestekeld. Curacao, Aruba, Bonaire : Kadoesji, Breebee. Cereus trigonus Haw. Slingerplant met driekan tige stengels met eenigszins holle zijden en ribben, die duidelijk tusschen de areolen uitgehold zijn; de stengels hebben een doorsnede van 2,5 — 3,5 cM. en hebben areolen, die voorzien zijn van tot 15 stekels, die tot 0,5 cM. lang en naar den voet kegelvormig verdikt zijn; de bloemen zijn 20 cM. of meer lang; de vruchten met citroenvorm, tot 12 cM. lang, zijn voorzien van breede en lange schubben. St. Eüstatius, Saba, St. Martin: Slingercactus, Straicberry. 5403. Cephalocereus Pfeiff. Cephalocereus lanugiiiosus Britton et Rosé. Rechtopgroeiende, meer dan manshooge, cactusachtige plant met tien of meer ribben; de toppen zijn rijk voorzien van lange vilt- haren; de areolen staan dicht op elkander en bezitten vijftien of meer wijd-uitstaande randstekels, die dicht in elkander grijpen en tot aan of over de naastliggende ribben steken, en acht of meer centrale stekels, die langer dan de randstekels, veelal 2,5 — 3 cM. lang en dun priemvormig zijn ; de 5 cM. lange bloemen zijn 3 cM. van middellijn en eenigszins cylindervormig ; de ongestekelde af- geplatte vruchten zijn kogelvormig, tot 4,5 cM. in middellijn en aan den top voorzien van de uitgedroogde bloembekleedselen. Curacao, Aruba, Bonaire : Kadoesji die poesji, Kadoesji spanjool, Breebee die poesji. 5409. Melocactus Link. et Otto. Min of meer kogelvormige planten zonder bladen ; de vleezige stengel is voorzien van een aantal ribben en op deze ribben zijn areolen geplaatst allen voorzien van stekels; het aantal, de vorm en de 298 CACTACEAË. . onderlinge grootte en plaatsing der stekels zijn vooral kenmerken, waarnaar de verschillende soorten onderscheiden worden ; de bloemen zijn in een groot aantal geplaatst in een cylindervormig gedeelte van de plant, dat zich aan den top van den bolvormigen stengel bevindt, en worden daar omgeven door haren en borstels ; de bloemen zijn veelal tot 3 cM. lang ; de vrucht is een eenigszins saamgedrukte bes van 1 — 2 cM. lengte. Volgens de onderzoekingen van W. F. R. Suringar en J. Valckenier Suringar komen er op de Nederlandsche West-Indische Eilanden een honderdtal soorten van Melocactus voor; het begrip soort is evenwel bij de studiën van genoemde plantkundigen veel enger begrensd dan het in deze Flora voor de andere planten aangenomen is; waren alle zoodanige soorten van Melocactus hier opgenomen, dan zouden zeker een aantal andere planten ook op een dergelijke wijze behandeld moeten worden. Het mocht uit de studie van de verhandelingen van Suringar en Valckenier Suringar niet gelukken uit te maken hoeveel soorten in de gewone beteekenis des woords er onder de vele vormen voorkomen en ook was het onmogelijk een determineertabel uit de beschrijvingen samen te stellen. iDe Melocactussen heeten op de eilanden St. Eustatius. Saba en St. Martin : Popehead. op Curacao : Kabeez die seeroe, Melon die seeroe, op Aruba: Boetsji Kabeez indian. Kabeez inglees. op Bonaire : Boetsji, Kabe£z indian, Melon die seeroe. 5411. Mamillaria Haw. Mamillaria simplex Haw. Kogelvormige of iets cylindervormige plant, die bedekt is door in rijen geplaatste wratvormige verhevenheden, die ieder voorzien zijn van 26 — 22 stekels en 0.5 — 0.7 cM. hoog zijn; de stekels zijn tot 0,8 cM. lang; de plant wordt tot 11 cM. hoog en tot 6 cM. in diameter; de bloemen ontspringen zijdelings en zijn tot 1.1 cM. lang. CüRACAO. 5417. Opuntia Mill. De planten bestaan of geheel of gedeeltelijk uit platte of zwak cylindervormige geledingen, voorzien van daarover verspreid staande areolen met stekels; tusschen de stekels staan veelal zeer korte, scherpe borstelharen ; de bloemen hebben een bloemkroon, die boven de meeldraden uitsteekt en de vruchten zijn vleezig, voor- zien van stekels of stekels en borstelharen. 1 Behalve de min of meer platte stengeldeelen zijn er ook stamvormige deelen aanwezig, die ongeleed, rolrond zijn Opuntia catacantha 299 MEUOCACTUS — OPUNTIA. 299 Er zijn geen ongelede, rolronde stammen aanwezig .... 2 2 Volwassen stengeld eelen meer clan 10 cM. breed, zeer plat Opuntia tuna 299 Volwassen stengeldeelen minder dan 10 cM. breed .... 8 3 Stengelleden plat of eenigszins ovaal in doorsnede Opuntia triacantha 299 -cengelleden rolrond tot ovaal in doorsnede Opuntia curassavica 299 Opuntia catacantka Lk. et Otto.. Syn. Opuntia spinosissima K. Sch. Rechtopgroeiende plant met een min of meer cylindervormigen stam van 100 cM. of meer hoogte, waaraan kruisgewijs platte geledingen voorkomen, die evenals de stam van scherpe, lange stekels voor- zien zijn; de stekels, in groot aantal in de areolen geplaatst, zijn dun en tot 6 cM. lang; de bloemkroon is 1,5 cM. lang; het vrucht- beginsel is geplaatst in een 5 cM. langen bloembodem, die rijk voorzien is van scherpe, tot 2,5 cM. lange stekels en platgedrukt is. zoodat het eenigszins op' cylindervormige stengeldeelen gelijkt. St. Eustatiüs, St. Martin. Opuntia curassavica Mill. Neerliggende plant, die geheel bestaat uit tot 5 cM. lange, bijna rolronde of afgeplatte geledingen, die naar top en basis versmald 'zijn en dicht bezet zijn met areolen van dunne, zeer scherpe stekels; deze stekels, van 2 tot 10 in een areool geplaatst, zijn zeer verschillend van lengte en tot 3 cM. lang; de bloemen zijn met het langgerekte vruchtbeginsel samen 5 cM. lang. Curacao, Aruba, Bonaire: Kalieber, Kadka die poesji, Soempienja die Jcoleebra. Opuntia triacantha P. DC. Neerliggende plant, die geheel bestaat uit platte, dikke, langwerpige geledingen, die 4 — 6 cM. breed en 6 — 9 cM. lang zijn en geen hoekigen omtrek hebben; de areolen staan vrij dicht bijeen en hebben meestal 2 — 3 stekels, die tot 4 cM\ lang en zeer ver- schillend van lengte zijn; de bloemen zijn met het 2 cM. lange vruchtbeginsel, dat geen groote stekels bevat, 3 cM. lang. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin: Spanish lady. Opuntia tuna Mill. Sterk vertakte plant, waarvan de geledingen allen bladachtig zijn, sterk afgeplat en cirkelvormig of langwerpig met min of meer hoekigen rand ; de geledingen kunnen tot 25 cM. lang en 15 cM. breed zijn en hebben wijd uiteenstaande areolen, die een grooter of kleiner aantal, dikwijls 4 — 6 groote, tot 5 cM. lange stekels 300 CACTACEAE — LYTHRACKAE. dragen; er zijn ook ongestekelde vormen; de bloemkroon is 4 cM. lang; de van stekels voorziene vrucht is 4 cM. lang en 3 cM. in middellijn. Verschillende vormen zijn hier voorloopig saamgebracht tot deze soort, hoewel het na verdere onderzoekingen waarschijnlijk blijken zal, dat deze soort in vier, waaronder nog onbekende, vormen zal moeten worden gesplitst, welke ieder in meerdere of mindere mate op den rang van soorten aanspraak kunnen maken; voorloopig gelde volgende tabel. 1 Geen wolharen tusschen de stekels. . . 1. Opuntia elatior Mill. Wel wolharen tusschen de stekels 2 2 Bloemkroon geel 3 Bloemkroon zalmkleurig 2. Opuntia tuna Mill. 3 Vruchten rijk bezet met kleine areolen 3. Opuntia tunoides Britton et Shafer. Vruchten niet rijk bezet met kleine areolen 4. Opuntia Dillenii Haw. De vormen 2 en 4 komen voor op St. Eustatius, Saba en St. Martin, de vormen 1 en 3 op Curacao, Aruba en Bonaire. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Sour prickle, Sweet prickle. Curacao, Aruba, Bonaire: Juffrouw, Friéharnpeeuw, Nopal, Sjangran, Toena, Toena spanjool. 541S. Xopalea Salm-Dyck. Xopalea coccinellifera Salm-Dyck. De plant bestaat uit platte, bladvormige geledingen, die eivormig of langwerpig elliptisch zijn, zonder scherpe hoeken en veelal aan den voet eenigszins toegespitst; de geledingen zijn tot 25 cM. lang en 12 cM. breed, voorzien van wijd uiteenstaande areolen. bijna of geheel zonder stekels; de bloemen zijn met het vruchtbeginsel (3 — 7 cM. lang; de meeldraden steken een eind boven de bloemkroonbladen uit; de vrucht is o cM. lang. St. Eustatius, Saba, St. Maetin: Curagao prickle; gekweekt. 5421. Peireskia Mill. Heesterachtige planten met min of meer vleezige stengels en dunne bladen; aan de stengels komen, vlak onder de gemakkelijk afvallende bladen, stekels voor; de bloemen hebben een wijduitstaande bloemkroon en in de vrucht- beginsels zijn weinige zaadknoppen. 1 Aan de jonge takken staan omgebogen, korte stekels Peireskia aculeata 300 Aan de jonge takken staan rechte, tot 3 cM. lange stekels Peireskia bleo 301 Peireskia aculeata Mill. Een min of meer klimmende plant; de kortgesteelde of zittende bladen zyn elliptisch, tot 10 cM. lang en 5 cM. breed en aan den voet van de bladen staan 2 kleine, haakvormig gekromde, stevige stekels; de bloemen hebben een vruchtbeginsel, dat. voorzien is van rechte stekels. St. Eustatius, Saba, St. Martin; gekweekt. OPUNTIA AMMANNIA. 301 Peireskia bleo P. DC. De dikke, rechtopgroeiende takken zijn vleezig; de elliptische, kortgesteelde of zittende bladen zijn 15 cM. lang en tot 7 cM. breed; aan den voet van de bladen staan twee of meer tot 3 cM. lange, rechte stekels; het vrucht- beginsel heeft geen stekels. St. Eitstatius, Saba, St. Martin; gekweekt. Ccraqao, Aruba, Bonaire: Goeamaatsjoe; gekweekt. Fam. 214. Thymelaeaceae. 5449. Dapknopsis Mart. et Zucc. Daphuopsis caribaea Gris. Boom met eenigszins elliptische tot lancetvormige, lederachtige bla- den, die naar top en basis spits toeloopen, twee en een half maal zoo lang als breed en meestal 10 — 15 cM. lang zijn; de bloemen staan in half kogelvormige, kleine bloeiwijzen, die tot trossen ver- eenigd zijn; de kleine, eenslachtige bloemen bestaan uit een buis- vormigen kelk met 4 kelkbiaadjes, 8 meeldraden en een éénhokkig vruchtbeginsel met één zaadknop. St. Eustatttjs, Saba, St. Martin: Maho. Fam. 216. Lythraceae. Planten met enkelvoudige, meestal tegenoverstaande bladen; de bloe- men hebben een klokvormigen kelk, waarbinnen een bovenstandig vruchtbeginsel, dat meerhokkig is en vele zaadknoppen bevat; de vracht is een doosvrucht. 1 Kruiden 6474. Ammannia 301 Boomen of heesters 2 •2 Minder dan 12 meeldraden 5494. Lawsonia 302 Meer dan 12 meeldraden 5493. Lagerstroemia 302 5474. Ammannia L. Rechtopgroeiende kruiden met tegenoverstaande, ongesteelde, lijnvor- mige bladen met verbreeden bladvoet;' de bloemen hebben een buisvormigen kelk, 4 meeldraden en een bovenstandig, meerhokkig vruchtbeginsel met centrale placenta en vele zaadknoppen ; de vrucht springt onregelmatig open. 1 Bloemen geplaatst in gesteelde, dichotoom vertakte bloeiwijzen Ammannia aurkulata 302 Bloemen geplaatst in kortgesteelde, okselstandige bloeiwijzen 2 2 Stijl zeer duidelijk zichtbaar Ammannia coccinea 302 Stijl zeer kort Ammannia latifolia 302 302 lythrackae — combretaceae. Ammannia auriculata Willd. De bladen zijn 0,1 — 0,3 cM. breed en 1 — 4 cM. lang; de bloemen zijn geplaatst in gesteelde, dichotoom vertakte bloeiwijzen, die veel korter zijn dan de bladen in wier oksels ze op draaddunne stelen staan; de bloemen hebben 4 kleine bloemkroonbladen ; de stijl is draadvormig; het vruchtbeginsel steekt iets buiten den zwak viertandigen kelk uit. Bonaire. Ammannia coccinea Rottb. De bladen zijn 1,7 — 10 cM. lang en 0,2 — 1,1 cM. breed, met hart- vormigen voet; de bloemen zijn geplaatst in armbloemige, dicho- toom vertakte bloeiwijzen, op tot 0,4 cM. lange, dunne steeltjes; de bloemen hebben kleine bloemkroonbladen; de stijl is draad- vormig; het vruchtbeginsel is bijna geheel door den kelk omsloten. CuRAgAo. Ammannia latifolia L. De bladen zijn 2 — 8 cM. lang en 0,2 — 1,5 cM. breed; de bloemen sbaan in kortgesteelde, onvertakte bloeiwijzen in de bladoksels; de kogelvormige vruchten staan na het afvallen der bladen in dichte kransen, die eindelingsche schijntrossen vormen; de bloe- men hebben geen bloemkroonbladen ; de stijl is kort en dik. Curacao : Mata Jcomblees. 5493. Lagerstroemia L. Lagerstroemia indica L. Boom met eivormige of ovale bladen met ronden top en wigvormig toeloo- pende basis; de eenigszins leerachtige bladen zijn 2,5 — 5cM. langen 1,5— 2,5 cM. breed en kort maar duidelijk gestoeld; de groote bloemen staan in scherm vormige trossen in de oksels van kleine bladen en hebben een zestandigen, klokvormigen kelk, 5 of 6 lang genagelde bloemkroonbladen, een groot aantal meeldraden en een vijf bokkig vrucbtbeginsel met vele /.aadknoppen ; de vrucht springt met kleppen open. St. Etjstatius: Queen of cribflower; gekweekt. 5494. Lawsouia L. Lawsonia inermis L. Eeester met kortgesteelde, elliptische tot lancetvormige. tegenoverstaande bladen, die naar top en basis spits toeloopen en 2 — 4cM. Lang en 0,5 — 2 cM. breed zijn; de kleine bloemen staan in zeer sterk vertakte, pluimvormige bloeiwijzen en hebben een klokvormigen, viertandigen kelk, 4 bloemkroon- bladen, 8 meeldraden en een twee- tot vierhokkig vruchtbeginsel me: vel.' zaadknoppen; de kogelvormige vrucht springt niet met kleppen open. St. Etjstatius, Saba, St. Martin: Miminet; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire: Reseda; gekweekt. AMMANNIA — RHIZOPHORA. 303 Fam. 218. Punicaceae. 5501. Pnnica L. Punica Granaluin L. Heester of boompje met elliptische tot lancetvormige, duidelijk gesteelde, tegenoverstaande bladen, die 3—5 cM lang en 0,5—1,5 cM. breed zijn; de takken blijven dikwijls na afval der bladen scherp doornvormig aanwezig; de groote bloemen hebben een onderstandig, meerhokkig vruchtbeginsel met vele zaadknoppen, een vijf- of meertalligen kelk, 5 of 6 bloemkroonbladen en een groot aantal meeldraden; de kogelvormige vrucht is leerachtig en bevat vele zaden. Kt. Eustatiüs, Saba, Kt. Martin: Pome granate tree; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaibe: Granaatappel; gekweekt. Fam. 220. Rhizophoraceae. 5523. Rhizophora L. Rkizophora Mangle L. Lage boomen, die langs de' kust in het zeewater groeien en voorzien zijn van boogvormige luchtwortels ; de tegenoverstaande, dikke,- leerachtige bladen hebben 2 zeer spoedig afvallende steunblaadjes, die een duidelijk litteeken achterlaten ; de langwerpige bladen hebben een eenigszins spatel vormigen voet en zijn 6 — 9 cM. lang en 2,5-4 cM. breed; de bloemen staan in okselstandige, lang- gesteelde, dichotoom vertakte, armbloemige bloeiwijzen en hebben een onderstandig, tweehokkig vruchtbeginsel met 2 zaadknoppen in elk hokje, een viertandigen kelk, 4 bloemkroonbladen en 8 meeldraden; de vrucht bevat één zaad, dat zeer lang uitgroeit en uit de vrucht steekt ; de aan den boom hangende. 30 cM. of meer lange, cylindervormige organen zijn jonge kiemplantjes, die met hun top in het vruchtbeginsel bevestigd zijn. St. Martin. CuRAgAO, Aruba, Bonaire : Manggel tan. Fam. 221. Combretaceae. Heesters of booinen met enkelvoudige bladen; de één- of tweeslachtige bloemen hebben een onderstandig vruchtbeginsel en zijn in aar- vormige, soms verkorte bloeiwijzen geplaatst. 1 Bloemen met een meer dan 4 cM. lange kelkbuis. . 5541. Quisqualis 304 Bloemen met een veel minder dan 4 cM. lange kelkbuis . . 2 2 Bladen meer dan 15 cM. lang, met een top, die veel breeder is dan de voet . 5544. Terminalia 304 Bladen veel minder dan 15 cM. lang 3 3 Bloemen in kogelvormige bloeiwijzen. . . 6548. Conocarpus 304 Bloemen niet in kogelvormige bloeiwijzen öööl. Laguncularia 30é 304 COMBRETACEAE MYRTACEAR. 5511. Quisqualis L. Quisqualis indica L. Heester met zeer lange takken met tegenoverstaande, 0,5 cM. lang gestoelde bladen, die langwerpig en 6—13 cM. lang en 2.5—5 cM. breed zijn, met ronden voet en toegespitsten top; de ongesteelde bloemen zijn in lange, eindelingscbe trossen geplaatst en hebben een éénhokkig vruchtbeginsel met weinig zaadknoppen, een 4 cM. of meer lange, 0,1 cM. dikke kelkbuis met 5 tanden, een vijfbladige bloemkroon en 5 grooteen 5 kleine meeldraden. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Different coloured jessumine; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaibe; gekweekt. 5544. Terminalia L. Terminal ia Catappa L. Boom, waarvan de takken regelmatig in op verschillende hoogte geplaatste kransen staan; de groote, spatelvormige bladen, die dicht bij den top de grootste breedte hebben, zijn 15—22 cM. lang en 10—14 cM. breed, zeer onduidelijk getand en hebben een zeer kleinen, spitsen top; de kleine, twee- of éénslachtige bloemen staan in lange aren aan de uiteinden der takken; de bloemen hebben een éénhokkig vruchtbeginsel met meer dan één zaadknop, een vijfdeelig bloemdek en 10 meeldraden. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Almond tree; gekweekt. Cubaqao, Aruba, Bonaibe: Wilde amandel; gekweekt. 5548. Conocarpus Gartn. Conocarpus erecta L. Boom of heester met leerachtige, afwisselende, zittende of zeer kort gesteelde bladen, die naar top en basis spits afloopen; de lancet- vormige bladen zijn 4-7 cM. lang en 1—2.5 cM. breed en hebben een bladsteel. die aan den top 2 klieren draagt; de bloemen staan in kogelvormige. in trossen geplaatste, okselstandige bloeiwijzen. zijn twee- of éénslachtig en hebben een vijfbladigen kelk, die spoedig afvalt. 5 meeldraden en een éénhokkig vruchtbeginsel met 2 zaadknoppen; de vruchtjes vormen een op een kleinen dennen- kegel gelijkend geheel. St. Eustatius, St. Martin : Ihrftomcood. Curaqao, Aruba. Bonaire: Grijze manggel, Manggel, Manggel btonko, Witte manggel. 5551. Laguncularia Gartn. Laguncularia racemosa Gartn. Boom met tegenoverstaande, duidelijk gesteelde, leerachtige bladen, die olijfgroen zijn, omgekeerd eivormig en 1,5—4,5 cM. breed en 3-7 cM. lang; de bladvoet loopt eenigszins spits toe, de top is rond of uitgerand en de bladsteel draagt iets beneden den top 2 klieren; de ^meestal tweeslachtige bloemen staan in aren in de Wadoksels en hebben een tweehokkig vruchtbeginsel met 2 zaad- QUISQUAUS — AMOMIS. 305 knoppen, een vijffcandigen kelk, 5 bloemkroon bladen en 10 meel- draden; de platte vrucht is zijdeachtig behaard. St. Martin. Curaqao, Aruba, Bonaire. Fam. 222. Myrtaceae. Boomen of heesters met tegenoverstaande bladen met doorzichtige puntjes; de bloemen hebben een onderstandig vruchtbeginsel, 4 of 5 kelktanden, 4 of 5 bloemkroonbladen en een groot aantal vrije meeldraden. 1 Bladen cirkelvormig, ongesteeld .... 5515. Calyptranthes 306 Bladen gesteeld, niet cirkelvormig 2 2 Meer dan 4 zaden in de rijpe vrucht 3 Vier of minder zaden in de rijpe vrucht . . . 5573. Myrcia 306 3 Placenta schildvormig; bladen zeer dik leerachtig, dikwijls aan de randen omgekruld 5566*. Amomis 205 Placenta niet schildvormig; bladen niet aan de randen omgekruld 4 4 Vrucht minder dan 2 cM. in doorsnede. . . 55 78. Eugenia 306 Vrucht meer dan 2 cM. in doorsnede 5 5 Bladen met nerven, die aan den benedenkant zeer duidelijk te voor- schijn treden; bladen niet lederachtig 5559. Psidium 305 Bladen lederachtig 5578. Eugenia 306 5559. Psidium L. Psidium Cluajara L. Heester of boompje, waarvan de jonge takken vierkant zijn; de kort maar dui- delijk gesteelde, ovale tot lancetvormige bladen zijn veelal ongeveer twee- maal zoo lang als breed en 5—10 cM. lang; de hoofd- en zij nerven zijn aan den onderkant duidelijk zichtbaar en de bladen loopen naar voet en top spits toe; de bloemen zijn op lange stelen alleenstaand in de bladoksels geplaatst en hebben een kelk, die bij 't opengaan van de bloemen onregel- matig scheurt,; de vleezige vrucht bevat een groot aantal zaden. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Guave tree; gekweekt. Curaqao, Aruba, Bonaire: Goeajaaba; gekweekt. 5566*. Amomis Berg. Amomis caryopliyllata Kr. et Urb. Boom met licht gekleurde, leerachtige bladen, waarvan de randen omgebogen zijn; de soms eenigszins spatelvormige bladen zijn kort maar duidelijk gesteeld, hebben een ronden top en een aan den onderkant duidelijk te voorschijn tredende hoofdnerf; de bladen zijn veelal iets minder dan anderhalf maal zoo lang als breed en hebben een gemiddelde lengte van 4-5 cM. ; de bloemen zijn vijl'tallig en staan in zeer samengestelde, pluimvormige bloeiwijzen co 306 myrtaceae;. aan het eind der takken; de kogelvormige vruchten hebben een middellijn van 1 cM.; de geheele plant heeft een scherpen smaak. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Cinnamom tree, Bayberry. 5573. Myrcia DC. Boomen of heesters met leerachtige bladen; de vruchten bevatten tot 4 zaden en zijn door de kelkbladen gekroond. 1 Bladen met toegespitsten top Myrcia splendens 308 Bladen met afgerond en top Myrcia paniculata 306 Myrcia paniculata Kr. et Urb. Heester met ovale tot langwerpige, kortgesteelde bladen met ronden top; de donker gekleurde bladen zijn 3 — 3,5 cM. lang en 1,5 — 2,3 cM. breed en aan de jonge takken zeer dicht bij elkander geplaatst; de pluimvormige bloeiwijzen steken een eind buiten de bladen uit ; de kogelvormige vruchten hebben een naar buiten omgebogen overblijfsel van den kelk en zijn 0,5 cM. in diameter; de plant heeft geen scherpen smaak. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Red icood, Birds' berry. Myrcia splendens DC. Heester of boompje met aan den bovenkant 4 — 7 cM. lange en 2 — 3,5 cM. breede, sterk glanzende bladen, die in een langen, toegespit- sten top uitloopen en kort maar zeer duidelijk gesteeld zijn, met de grootste breedte iets beneden het midden ; de bloemen staan in zeer lang gesteelde, okselstandige, pluimvormige bloeiwijzen ; de kogelvormige vruchten hebben naar buiten omgebogen kelkbladen. St. Eustatius, Saba, St. Martin: iSurinaam cherry. 5575. Calyptrantlies Swartz. Calyptranthes Boldinghii Urb. Heester met ongesteelde, cirkelvormige bladen, die dikwijls iets meer breed dan lang en 1,5 — 3 cM. lang zijn; de takken zijn dichotoom vertakt en wijd uitstaand, rolrond; de bloemen staan op dunne stelen in armbloemige bloeiwijzen in de bladoksels en hebben een kelk, die als een muts afgeworpen wordt ; de kogelvormige vruchten zijn voorzien van de rest van den kelk. St. Martin. 5578. Eugenia L. Heesters of boomen met bloemen, die een vierbladigen kelk en bloem- kroon hebben; de kelk is reeds in den knop vierbladig. 1 Bladen veel meer dan 8 cM. lang 2 Bladen minder dan 8 cM. lang, of zoo 8 cM. lang, dan zijn de bloemkroonbladen 0,5 cM. lang 3 AMOMIS — EUGENIA. 307 2 Bladen lancetvormig, naar top en basis spits . . Eugenia Jambos 808 Bladen ruim tweemaal zoo lang als breed . . . Eugenia javanica 308 3 Bloemen langgesteeld 4 Bloemen kortgesteeld in dichte, korte, okselstandige bloei- wijzen 8~ 4 Bladen met ronden top Eugenia fragrans 308 Bladen met spits-toeloopenden top 5' 5 Bloeiwijzen vertakt Eugenia biflora 307 Bloeiwijzen onvertakt 6 6 Bloemen alleenstaand in de bladoksels 7 Bloemen in een groot aantal in de bladoksels Eugenia rhombea 300 7 Bladen met een eenigszins toegespitsten top Eugenia uniflora 300 Bladen zonder toegespitsten top .... Eugenia ligustrina 308 8 Bladen niet met toegespitsten top . . . Eugenia cordata 307 Bladen met toegespitsten top 9 9 Het meerendeel der bladen veel meer dan 1,5 cM. breed Eugenia axïllaris 307 Het meerendeel der bladen minder dan 1,5 cM. breed . . 10 10 Bloeiwijze en bloemen duidelijk maar kort gesteeld Eugenia monticola 309 Bloemen ongesteeld Eugenia floribunda 308 Eugenia axillaris Willd. Heester of boompje met kort maar duidelijk gesteelde bladen en okselstandige, duidelijk vertakte bloeiwijzen, die ongeveer 1/s in- nemen van de ruimte tusschen 2 opeenvolgende bladparen; de dikke, leerachtige bladen loopen naar den voet spits toe, hebben een toegespitsten top en zijn 3 — 6 cM. lang en 1,5 — 3 cM. breed; de vruchten hebben een ruw oppervlak. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Choaky berry, Pigeonberry. Eugenia biflora DC. Heester of boompje met lancetvormige bladen, die in een lange punt uitloopen en 2,5—8 cM. lang en 1 — 2 cM. breed zijn; de bloemen zijn geplaatst in vertakte bloeiwijzen op 0,3-1,2 cM. lange stelen; de bloemkroonbladen zijn 0,5 cM. lang en het vruchtbeginsel is behaard. St. Martin. Eugenia cordata DC. Heester of boompje met vrij dunne bladen, waarvan de bladvoet in den bladsteel overgaat; de kluwen vormig opeengehoopte, zittende ■308 MYRTACEA3 — MËLASTOMATACËAË. bloemen zijn in de bladoksels geplaatst; de bladen hebben hun grootste breedte in of boven het midden, loopen naar den voet meer spits toe dan naar den top en zijn 2 — 3,5 cM. breed en 3 — 5,5 cM. lang; de gladde vruchten zijn kogelvormig. St. Eustatiüs. Eugenia floribunda West. Heester of boompje met lancetvormige, duidelijk gesteelde bladen, waarvan de grootste breedte onder het midden ligt en die een toegespitsten top hebben; de bladen zijn veelal 3 — 6 cM. lang en 1 — 1,5 cM. breed en hebben vooral aan den onderkant één duidelijk uitspringende middennerf; de zittende bloemen zijn in korte kluwens in de bladoksels geplaatst; de vruchten zijn vrij vleezig. St. Eustatiüs, St. Martin: Guave berry. Eugenia fragrans Willd. Heester of boompje met eenigszins behaarde, leerachtige bladen met wigvormigen voet en een breeden, ronden top; de bladen zijn veelal 3,5 — 5 cM. lang en 2 — 3 cM. breed en hebben een duidelijk zachtharigen bladsteel ; de bloemen staan in armbloemige, dichotoom vertakte bloei wij zen. Saba, St. Martin. Eugenia Jambos L. Boom met groote, lancetvormige, scherp toegespitste bladen, die een eenigszins scheeven top en U,5 cM. langen bladsteel hebben; de bladen zijn veelal 10 — lis cM. lang en 3—6 cM. breed; de groote, witte bloemen zijn 4,5 cM. in diameter; de vruchten zijn bolvormig. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin: Plum rosé; gekweekt. Eugenia jaranica Lam. Boom met breede, langwerpige, dik leerachtige bladen, die duidelijke hoofd- en .zijnerven hebben; de kortgesteelde bladen zijn veelal 10—20 cM. lang en 4—8 cM. breed en hebben een afgeronden top; de groote, langgesteelde bloemen zijn geplaatst in een trosvormige bloeiwijze; de groote, vleezige vrucht is aan den top verbreed. Curacao: Kaasjoe die Surlnaam; gekweekt. Eugenia ligustrina Willd. Heester met elliptische tot lancetvormige bladen, die aan den boven- kant donker glimmend zijn en waarvan de middennerf aan den onderkant sterk naar buiten treedt; de bladen zijn naar top en basis versmald, 2,5 — 4,5 cM. lang en 1,2 — 2 cM. breed; de bloemen zijn in de bladoksels alleenstaand op stelen, die bijna even lang zijn als de bladen; de vrucht is zeer vleezig. .St. Eustatiüs, St. Martin : Black berry, Black cherry. ËUGËNIA — TIBOUCHINA. 309 Eugenia monticola DC. Heester met lancetvormige, dun lederachtige bladen, die naar den voet spits afloopen, een toegespitsten top hebben en zeer kort maar duidelijk gesteeld zijn; de bladen zijn 2,5 — 3 cM. lang en 0,5 — 1 cM. breed; de zeer kleine bloemen zijn geplaatst in duidelijk gesteelde, korte bloeiwijzen, die 0,5 cM. lang zijn. St. Martin: Birds berry. Eugenia rhombea Kr. et Urb. Heester met ruitvormige, dikke, leerachtige bladen, die zeer ondui- delijke zijnerven en een toegespitsten top hebben; de bladen zijn duidelijk gesteeld en 2,5-4,5 cM. lang en 1,3-2,5 cM. breed; de bloemen zijn 0,4 cM. lang en staan in rijkbloemige schermen op + 1 cM. lange bloemstelen in de bladoksels. St. Eustatius; Saba, St. Maetin: Bastard black berry. Eugenia uniflora L. Heester of boompje met eenigszms leerachtige bladen, die duidelijke nerven hebben; de elliptische bladen hebben een toegespitsten top en zijn 2,5-4 cM. lang en 1,5 — 2 cM. breed; de bloemen zijn alleenstaand in de bladoksels op 0,05 cM. dikke stelen; de vruchten zijn zeer vleezig. St. Eustatius, Saba: Honey berry, Surinaam clierry. Fam. 223. Meïastomataceae. Boomen of heesters met bladen, die meer dan één hoofdnerf hebben, welke van den voet naar den top een gebogen verloop hebben; de bloemen hebben een onderstandig, meerhokkig vruchtbeginsel, een min of meer ontwikkelden vijftalligen kelk, 5 bloemkroonbladen en 10 meeldraden, die dikwijls aanhangsels hebben ; de vrucht bevat een groot aantal zaadjes. 1 Vrucht een doosvrucht ; bladen tot 0,7 cM. lang 5Q33. Tibouchina 309 Vrucht een besachtige vrucht; bladen veel meer dan 0,7 cM. lang 2 2 Bloemkroonbladen klokvormigsamengebogeno745. Charianthus 310 Bloemkroonbladen niet klokvormig samengebogen 3 3 Kelkbuis boven het vruchtbeginsel ingesnoerd 5 158. Tetrazygia 310 Kelkbuis boven het vruchtbeginsel niet ingesnoerd 5759. Miconia 310 5633. Tibouchina Aubl. Tibouchina strigosa Cogn. Laag, heesterachtig plantje met kleine blaadjes, die zeer dicht opeen- geplaatst zijn en aan den bovenkant voorzien zijn van een dertigtal 310 MËLASTOMATACEAE — UMBIvLUFERAI;. stijve, plat aangedrukte haren van ruim 0,1 cM. lengte; de bladen zijn elliptisch, veelal 0,3-0,7 cM. lang en 0,2-0,6 cM. breed, voorzien van 3 hoofdnerven, waarvan 2 onduidelijk aan den blad- onderkant zijn waar te nemen ; de geheele plant is bezet met stevige haren; de vrucht is een doosvrucht. Saba. 5749. Charianthiis D. Don. Ckarianthiis crinitus Naud. Heester met eivormige bladen, die drie of meer hoofdnerven hebben ; de lange bladstelen en de jonge toppen van de stengels zijn voor- zien van lange, wijduitstaande haren en de bladstelen laten aan de stengels groote, driehoekige litteekens achter; de bladen zijn aan den achterkant vooral op de nerven behaard, zwak hartvormig en 7 — 15 cM. lang en 5 — 10 cM. breed; de duidelijk gesteelde bloemen staan in zeer dichte, pluimvormige bloeiwijzen, zijn vier- tallig en hebben zeer korte kelktan den, een klokvormige bloem- kroon en meeldraden zonder aanhangsels; de vrucht is vleezig. Saba. 5758. Tetrazygia Rich. Tetrazygia discolor DC. Heester met langgesteelde, lancetvormige bladen, die aan den onderkant veel lichter gekleurd zijn dan aan den bovenkant: de bladen met vijf of meer hoofdnerven zijn eenigszins scheef, in een zeer lange punt toegespitst en 8 — 20 cM. lang en 2,5 — 8 cM. breed; de blad- stelen en de jonge takken zijn viltig door korte haren evenals de onderkant der bladen ; de bloemen staan in dichte, schermvormige trossen met lange stelen en hebben duidelijke kelkslippen; de kelkbuis is boven het vruchtbeginsel ingesnoerd; de meeldraden loopen in een punt uit; de vrucht is een bes. St. Eustatius, Saba. 5759. Miconia Ruiz. et Pav. Heesters met bladen, die 5 hoofdnerven hebben; de bloemen zijn geplaatst in een eindelingsche, pluimvormige bloeiwijze en voorzien van korte kelkslippen. 1 Bladen veel meer dan 15 cM. lang. . . Miconia impetiolaris 310 Bladen minder dan 15 cM. lang Miconia laevigata 311 Miconia impetiolaris D. Don. De zeer groote, breed lancetvormige, zeer kort gesteelde bladen, waarvan de middelste hoofdnerf veel sterker ontwikkeld is dan de 4 anderen, waarvan weer de 2 buitenste het dunst zijn, zijn TIBOUCHINA i — POLYSCIAS. 311 20-40 cM. lang en 6 — 13 cM. breed en aan den onderkant langs de nerven behaard; de jonge takken en de bladstelen zijn roest- kleurig behaard; de bloemen zijn ongesteeld. St. Eüstatius. Miconia laevigata DC. De gesteelde, elliptische tot lancetvormige bladen hebben 5 hoofd- nerven en een duidelijk getanden bladrand; de bladen zijn veelal 5 — 15 cM. lang en 2 — 8 cM. breed met een eenigszins toegespitsten top en zijn evenals de geheele plant kaal; de bloemen zijn gesteeld. St. Eüstatius, Saba, St. Martin. Fam. 224. Oenotheraceae. 5791. Jussieua Murr. Jussieua erecta L. Rechtopgroeiend kruid met lange, lancetvormige tot lijnvormige bladen, die tot 8 cM. lang en 1 cM. breed zijn; in de oksels van de duidelijk gesteelde bladen zijn alleenstaande, ongesteelde bloemen geplaatst, die een onderstandig, cylindervormig, langgerekt vrucht- beginsel hebben, dat vier- of meerhokkig is en een groot aantal kleine zaadknoppen bevat; de kelk is viertandig, er zijn 4 bloem- kroon bladen en 8 meeldraden, waarvan 4 lang en 4 kort; de vruchten zijn ongesteeld, cylindervormig, 15 cM. lang en 4 cM. breed. Bonaire. Fam. 227. Araliaceae. 585». Polyscias Forst. Polyseias fruticosum Harms., Syn. Panax fruticosum L. Heester met zeer verschillend gevormde bladen, die veervormig samengesteld zijn en een duidelijke bladscheede bezitten; de bladen zijn oneven gevind en de blaadjes meer of min diep ingesneden: de bloemen zijn geplaatst in langgesteelde schermen, waarvan de steel voorzien is van tegenoverstaande schubben; de schermen zijn in kransen geplaatst aan een zeer lange bloei- wijzo met groote tusschenruimten tusschen de opeenvolgende kransen; de bloemen zijn één- of tweeslachtig en bestaan uit een onderstandig, twee- bokkig vruchtbeginsel met 4 stijlen, 5 korte kelktanden, een vijfbladige bloemkroon en 5 meeldraden; de vrucht is eenigszins vleezig; de geheele plant riekt zeer aromatisch. St. Eüstatius, Saba, St. Martin: Angelika; gekweekt. Fam. 228. Umbelliferae. Kruiden met bloemen, die een onderstandig, tweehokkig vruchtbeginsel hebben met 2 stijlen, een zeer weinig ontwikkelden kelk, 5 bloem- kroonbladen, die onregelmatig zijn, 5 meeldraden en op het vrucht- beginsel een stempelkussen; de vrucht valt uiteen in 2 éénzadige deelvruchtjes, die aan een gespleten steeltje blijven hangen. 312 umbexuf^rae; — myrsinackak. 1 Bloemen in kogelvormige, langgerekte bloeiwijzen 5923. Eryngium 312 Bloemen niet in kogelvormige, langgerekte bloeiwijzen ... 2 2 Bloemen in armbloemige kransen, die tot een aar vereenigd zijn 5893. Hydrocotyle 312 Bloemen in samengestelde schermen 6062. Foeniculum 312 5893. Hydrocotyle L. Hydrocotyle hirsuta Sw. De kruipende, draaddunne, sterk behaarde stengels dragen niervormige blaadjes, met sterk hartvormigen voet, die meestal zwak vijflobbig zijn met gekartelden rand; de bladen dragen aan den bovenkant een klein aantal groote haren en zijn 0,8 — 2 cM. lang en breed en zeer langgesteeld ; de bloemen staan in armbloemige kransen, waarvan aan een onbebladerden stengel 5 boven elkander zijn geplaatst, en zijn 0,1 cM. groot.' ClJRAQAO. 5923. Eryngium L. Eryngium foetidum L. De spatelvormige, lancetvormige, scherp gezaagde bladen staan in een wortelrozet en zijn 1 — 2 cM. breed; de bloeistengel is dichotoom vertakt en draagt tusschen elke 2 zijtakken een cylindervormige, gesteelde, 1 cM. lange bloeiwijze, die omgeven wordt door vijf of meer scherp puntige schutbladen ; bij elk vertakkingspunt van den bloeistengel bevinden zich bladen, die op de schutbladen gelijken. Saba, St. Martin. G062. Foenicnlnin Adans. Foenioulnm vulgare MUL De dubbel- of drievoudig veervormig samengestelde bladen, waarvan de blaadjes draadvormig zijn, hebben een duidelijke bladscheede; de bloemen zijn ge- plaatst in samengestelde schermen en hebben geen omwindsels en geen omwindseltjes. St. Eustatius; gekweekt. Fam. 235a. Theophrastaceae. 6282. Jacquinia L. Boompjes of heesters met leerachtige bladen, die de grootste breedte boven het midden hebben en een langzaam wigvormig afloopenden bladvoet bezitten ; de bladen staan veelal in schijnkransen ; de bloemen hebben een vijfbladigen kelk, een vijfdeelige bloemkroon, 5 staminodiën en 5 meeldraden, die aan den voet van de bloem- kroon bevestigd zijn, een bovenstandig, éénhokkig vruchtbeginsel met centrale placenta, een groot aantal zaadknoppen en één stijl ; de vrucht is een niet-openspringende, steenvruchtachtige bes. HYDROCOTYLE — ARDISIA. 313 1 Bladen licht gekleurd, over 't algemeen meer dan 1 cM. breed Jacquinia barbasco 313 Bladen donker, bruinachtig, meestal minder dan 1 cM. breed Jacquinia Berteri 313 Jacquinia barbasco Loefl., Syn. Jacquinia armülaris Jacq. Boompje met lichtgroene, dik-leerachtige bladen, die aan den rand duidelijk omgekruld zijn, veelal 5,5 cM. lang en 2 cM. breed, maar dikwijls grooter of kleiner zijn ; de bloemen staan in lange, rijk- bloemige trossen; de kogelronde vruchten zijn 1.2 cM. lang. St. Eustatius, St. Martin : Picrous bark. Cüracao, Aruba, Bonaire: Mata piskaa, Paaloe Iwekoe, Sjiengool, Steenhout. Jacquinia Berteri Spreng. Boompje of heester met -donkere, leerachtige bladen, die aan de randen heel weinig omgekruld zijn, en 2,5 — 4 cM. lang en 0.5 — 1 cM. breed zijn; de bloemen staan in armbloemige trossen; de iets langwerpige vruchten zijn 0,7 cM. lang. St. Martjn. Fam. 238. Myrsinaceae. Heesters met leerachtige bladen en bloemen, die bestaan uit een vier- tot vijfdeeligen kelk, een vier- of vijflobbige bloemkroon met buis en zoom, 5 meeldraden en een bovenstandig, éénhokkig vrucht- beginsel met centrale placenta en een groot aantal zaadknoppen ; de vrucht bevat slechts één zaadje. 1 Bloemen geplaatst in een trosvormige, eindelingsche bloeiwijze 6285. Ar ah ia 313 Bloemen in zeer korte trosjes in de bladoksels geplaatst 6314. Rapanea SU 6285. Ardisia Swartz. Ardisia guadalupensis Duchass. et Walp., Syn. Ardisia coriacea A.DC. De dikke, lederachtige bladen, waarvan de hoofdnerf aan den onder- kant zeer duidelijk waar te nemen is, zijn langwerpig, gaan lang- zaam in den bladsteel over en zijn tot 12 cM. langen 5 cM. breed ; de bloemen hebben een in den knop gedraaide bloemkroon en meel- draden, die op de keel van de bloemkroon zijn ingeplant; de samen- gestelde, trosvormige bloeiwijze is eindelings geplaatst. St. Eustatius, Saba: Bastard cinnamom. 314 MYRSINACEAE — SAPOTACEAK. 6314. Rapanea Aubl. Kapanea ferruginea Mez. De dunne, leerachtige bladen, waarvan de hoofdnerf aan den onder- kant zeer duidelijk waar te nemen is, zijn elliptisch of lancet- vormig met eenigszins gegolfden rand en 3—8 cM. lang en 1,5 — 4 cM. breed; de bloemkroon is niet in den knop gedraaid en de meeldraden zijn ingeplant op het onderste gedeelte van de bloem- kroon; de bloei wij zen vormen zeer korte trosjes in de bladoksels. Saba. Fam. 238. Plumbaginaceae. 6342. Plumbago L. Heesters met gaafrandige bladen; de bloemen zijn in schijnaren ge- plaatst en bestaan uit een buisvormigen, vijftandigen kelk, die voorzien is van langgesteelde klierharen, een trompetvormige bloemkroon met lange buis en vijflobbigen zoom, 5 meeldraden en een bovenstandig, éénhokkig vruchtbeginsel met 5 stijlen en één zaadknop. 1 Buisvormig deel van de bloemkroon veel meer dan 1 cM. buiten den kelk uitstekend Plumbago capensis 314 Buisvormig deel van de bloemkroon minder dan 1 cM. buiten den kelk uitstekend Plumbago scandens 314 Plumbago capensis Thunb. De spatelvormige bladen, die tot 4 cM. lang en tot 1 cM. breed zijn, hebben een voet. die veel langer toeloopt dan de meestal afgeronde top; de zoom van de bloemkroon is 2 cM. in diameter, het buisvormig deel steekt 2,5 cM. buiten den kelk uit. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Quaker blossom ; gekweekt. Plumbago scandens L. De veelal klimmende takken dragen elliptische tot lancetvormige bladen, waarvan de top veel spitser toeloopt dan de voet; de duidelijk gesteelde bladen zijn 4 — 6 cM. lang en 2-2,5 cM. breed; de zoom van de bloemkroon is 0,5 — 1 cM. in diameter, het buis- vormige deel steekt 0,5 cM. buiten den kelk uit. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Blister bush. Fam. 239. Sapotaceae. Melksap bevattende boomen met gaafrandige bladen; de in oksel- standige bloeiwijzen geplaatste bloemen bestaan uit een losbladigen kelk en een vergroeidbladige. buisvormige bloemkroon, die dikwijls op de grens van buis en slippen staminodiën draagt; de bloem heeft 5 meeldraden en een meerhokkig. bovenstandig vruchtbeginsel met één stijl. RAPAXEA — SIDEROXYLON. 315 1 Bladen 6 cM. of meer breed, zoo de bladen smaller zijn loopt de bladschijf steeds in den bladsteel af. . 6363. Lacuma 315 Bladen minder dan 6 cM. breed 2 2 Bloemen 1 cM. lang en tot 1,5 cM. lang gesteeld . . . 6361. Achras 315 Bloemen veel minder dan 1 cM. lang 3 3 Het meerendeel der bladen minder dan 3 cM. lang 6374. Bumelia 316 Bladen meer dan 3 cM. lang 4 4 Bladen bruinachtig 5 Bladen geelachtig groen, 2,5 cM. of langer gesteeld 6368. Sideroxylon 315 5 Bladen aan den onderkant eenigszins goudglanzend, top van de bladen veelal afgerond 6311. Chrysophyllum 316 Bladen aan den onderkant niet goudglanzend, top van de bladen even spits als de voet 6313. Dipliolis 316 6361. Achras L. Achras sapota L. De langwerpige, elliptische tot lancetvormige, leerachtige bladen hebben één duidelijke middennerf en zijn vrij langgesteeld; de aan de uiteinden der takken dicht bijeen geplaatste bladen zijn 6 — 12 cM. lang en 2,5 — 5 cM. breed en loopen naar top en basis even spits toe; de alleenstaande, op 1,5 cM. lange stelen geplaatste bloemen zijn 1 cM. lang en hebben 6 kelk- bladen, 6 meeldraden, waartusschen 6 bladvormige staminodiën geplaatst zijn: bet vruchtbeginsel is bovenstardig, twaalfhokkig met één stijl en één zaadknop in elk hokje; de vrucht is een appelvormige besvrucht met vijf of meer platte zaden. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Mispel, Sapodille; gekweekt. Curacao, Ahuba, Bonaire: Mispoe; gekweekt. 6363. Lucuma A. DC. Lncuma multiflora A. DC. De lancetvormige bladen hebben een zeer duidelijke hoofdnerf en krom verloopende zijnerven; de eenigszins leerachtige bladen kunnen zeer verschillende lengte en breedte hebben, maar zijn veelal 10 — 30 cM. lang en 3 — 12 cM. breed ; de bladsteel vertoont aan het onderste gedeelte een verdikking; de bloemen zijn 0,7 cM. lang, hebben een viertalligen kelk en staminodiën, die afwisselen met de meeldraden. St. Eustatius, Saba. 6368. Sideroxylon L. Sideroxylon foetidissimum Jacq. De bleekgroene, iets lederachtige, 2,5 cM. of langer gesteelde bladen zijn ovaal of lancetvormig en hebben een zwak gegolfden rand; 31 6 SAFOTACEAK — OLËACEAE. de bladen hebben een eenigszins afloopenden voet en zijn 9 — 11 cM. lang en 3,5 — 4,5 cM. breed; de 4 cM. lang gesteelde bloemen zijn 0,2 cM. groot en geplaatst in rijkbloemige, zittende, schermvonnige bloeiwijzen, die over een groot gedeelte van de takken voorkomen ; de bloemen hebben vijftallige bloemen en staminodiën, die afwisselen met de meeldraden. Saba : Mastic tree. 6373. Dipkolis A. DC. Dipholis salicifolia A. DC. De lancetvormige bladen hebben een in den bladsteel afloopenden bladvoet, zijn leerachtig en 7 — 10 cM. lang en 2,5 — 3 cM. breed; de 0,1 — 0.2 cM. lang gesteelde bloemen zijn 0,4 cM. lang, staan in schermvonnige bloeiwijzen en hebben een vijftalligen kelk en een dubbele rij van staminodiën; de zaden bevatten kiemwit. St. Eüstatius. 6374. Bumelia Swartz. Bunielia obovata A. DC. De soms doornachtige takken dragen wigvormige, dik- leerachtige bladen, die de grootste breedte boven het midden hebben en een afgeronden, soms ingesneden top bezitten ; de bladen zijn veelal 2,5 — 3 cM. lang en 1,5 — 2 cM. breed, maar langere en smallere bladen komen ook voor; de 0,2 cM. lang gesteelde bloemen zijn 0,5 cM. lang en geplaatst in schermvormige bloeiwijzen, hebben een vijftalligen kelk en een dubbele rij van staminodiën ; de zaden bevatten geen kiemwit. St. Eüstatius, Saba, St. Maetin. Curaqao, Aruba, Bonaire : Paaloe die leetsji^ Paaloeploeta, Raambessji. 6377. Chrysopkylluiu L. Chrysophyllum argenteum Jacq. De elliptische tot langwerpige bladen, die in een stompe punt eindigen, zijn aan den onderkant een weinig behaard en glanzend; de 1 cM. lang gesteelde bladen zijn 7 cM. lang en 3,5 cM. breed; de bloemen zijn geplaatst in schermvormige, zittende bloeiwijzen, hebben een vijfdeeligen kelk en geen staminodiën. Saba. Fam. 242. Symplocaceae. 6418. Symplocos Jacq. Symploeos inartinicensis Jacq. Boom of heester met gekartelde, leerachtige bladen, die elliptisch tot lancetvormig en 8 — 12 cM. lang en 3-6 cM. breed zijn; de SIDEROXYLON — JASMINUM. 317 bloemen staan in armbloemige, korte trossen in de bladoksels en hebben een korten, vijfdeeligen kelk, een klokvormige bloem- kroon met 5 korte slippen, een groot aantal meeldraden en een bovenstandig, vijfhokkig vruchtbeginsel ; de vrucht is een steen- vrucht. St. Eüstatius, Saba: Blue berry. Fam. 243. Oleaceae. Boomen of heesters ; de bloemen hebben een vergroeidbladige bloem- kroon of de bloemkroon ontbreekt; er zijn 2 meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginsel. 1 Bloemkroonslippen smal lijnvormig; bladen 13 cM. of meer lang 6428. Linociera 317 Bloemkroonslippen niet smal lijnvormig 2 2 Bloemkroon ontbrekend 6427. Forestiera 317 Bloemkroon duidelijk aanwezig 6440. Jasminum 317 6127. Forestiera Poir. Forestiera Eggersiana Kr. et Urb. Heester met ovale tot langwerpig lancetvormige, tegenoverstaande bladen, die 3 — 5 cM. lang en 0,7 — 2 cM. breed en zoo goed als gaafrandig zijn; de bladen zijn aan den bovenkant glanzend, aan den onderkant lichter van kleur; de okselstandige bloeiwijzen bevatten 7 — 9 bloemen; de éénslachtige bloemen hebben geen bloemkroon maar een 0,2 cM. lang, vierbladig bloemdek. St. Martix. 6428. Linociera Swartz. Linoeiera caribaea Knobl., Syn. Linociera compacta R. Br. Boom met elliptisch tot lancetvormige, dikke, leerachtige bladen, die in een spitsen top toeloopen en 10 — 17 cM. langen 4 — 5,5 cM. breed zijn; de zijnerven zijn aan den achterkant der bladen duidelijk zichtbaar en loopen op 1 cM. afstand van elkander; de bloemen zijn geplaatst in zeer sterk vertakte, dichte pluimen en bestaan uit een vierdeeligen kelk en 2 paar lijnvormige bloemkroon bladen, die twee aan twee door een meeldraad vereenigd zijn; de vrucht is een steenvrucht. St Eüstatius, Saba, St. Martix: Bridgo tree. 6140. Jasminum L. Heesters met zachtharige, jonge takken en tegenoverstaande bladen; de bloe- men hebben een vijftaliigen kelk en een bloemkroon met lange buis en breeden zoom; het vruchtbeginsel is bovenstandig en tweehokkig; de vrucht is een tweedeelige besvrucht. 318 OLEACEAE — APOCYNACEAE. 1 Bladen drietallig Jasminum azoricum 318 Bladen enkelvoudig . Jasminum pubescens 318 Jasminum azoticnm L. De langgesteelde, drietallige bladen hebben langgesteelde, eivormige tot lang- werpige blaadjes, die in een punt eindigen en 2,5 — 5 cM. lang en 2 — 4 cM. breed zijn ; de bloemen staan in langgesteelde, dichotoom vertakte bloei- wijzen en hebben een 2,5 cM. lange bloemkroonbuis en een bijna gave. zeer korte kelkbuis. St. Eustatius, Saba, St. Martin; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire; gekweekt. Jasminum pnbescens Willd. De hartvormige, kortgesteelde bladen hebben een spitsen top en zijn 2 — 5 cM. lang en 1,5 — 4 cM. breed; de bloemen staan opeengedrongen aan de uiteinden van de takken en hebben een 1,5 cM. lange bloemkroonbuis en een kelk met 1 cM. lange tanden. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Oreblan jessamine; gekweekt. CuRAgAo, Aruba, Bonaire; gekweekt. Fam. 245. Loganiaceae. 6453. Spigelia L. Spigelia anthelmia L. Kruid met tegenoverstaande bladen met steunblaadjes ; de bladparen zijn op grooten afstand van elkander geplaatst, behalve de bladen vlak onder de bloeiwijze, die bestaat uit een aantal tot 25 cM. lange aren met een groot aantal bloemen ; de bladen zijn lancetvormig, veelal 6 — 12 cM. lang en 1,5 — 4 cM. breed; de bloemen hebben een vijfdeeligen kelk, een vijftallige, trechter- vormige bloemkroon, 5 meeldraden en een bovenstandig. twee- hokkig vruchtbeginsel met één stijl; de vrucht breekt loodrecht op de lengterichting van het onderste gedeelte van het vruchtblad at'. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Cukaqao, Aruba, Bonaire: Leengga die baaka. Fam. 246. Gentianaceae. 654L Leiphaimos Cham. et Schlecht. Leiphainios aphylla Gilg. Kruid, waarvan de bovenaardsche deelen bestaan uit rechtopgroeiende, draadvormige, geelachtige stengels, die eindigen in een bloem ; de stengels zijn voorzien van kleine, tegenoverstaande schubben; de bloemen hebben een vijfdeeligen kelk en een buisvormige, eenigs- zins opgezwollen bloemkroon met vijfslippigen zoom; iets onder den zoom van de bloemkroon zijn 5 zittende, kleine helmknoppen JASMINUM — ALLAMANDA. 319 ingeplant; het vruchtbeginsel is éénhokkig en bevat vele zaad- knoppen. St. Eustatius, Saba. Fam. 247. Apocynaceae. Meestal houtige planten met tegenoverstaande, gaafrandige en gave, veelal leerachtige bladen ; de planten bevatten melksap en hebben bloemen, die bestaan uit een vijfbladigen kelk, een vergroeidbladige bloemkroon met een buisvormig en een verwijd gedeelte, 5 meel- draden en een bovenstandig, tweehokkig vruchtbeginsel ; de vrucht is bijna steeds duidelijk samengesteld uit 2 deelvruchten en bevat meestal een groot aantal zaden. 1 Bladen lijnvormig 2 Bladen niet lijnvormig 3 2 Bladen aan den rand omgekruld; zijnerven aan den onder- kant zeer duidelijk te voorschijn tredend 6578. Plumiera 320 Bladen vlak • 4 3 Laag heestertje met lange, buisvormige bloemkroon met schotelvormig uitgespreide slippen .... 6597. Lochnera 320 Geen laag heestertje met dergelijke bloemkroon 5 4 Bladen dik-leerachtig; bloemen in dichte bloeiwijzen . 6687. Nerium 322 Bladen dun . 66S2. Thevetia 321 5 Kruipende of klimmende heester met 15 cM. lange vruchten 6661. Urechites 321 Vruchten niet 15 cM. lang ,6 6 Bloemen geel, groot trechtervormig; vruchten van stekels voorzien 6560. Allamanda 319 Bloemen niet groot trechtervormig, niet geel ; vruchten onge- stekeld 7 7 Bloemen rood 6578. Plumiera 320 Bloemen niet rood 8 8 Bladen in drie- tot viertallige kransen . . . 6619. Rauicolfia 321 Bladen niet in drie- tot viertallige kransen 6603. Tabernaemontana 320 6560. Allamanda L. Allamanda cathartica L. Heester met glimmende, leerachtige bladen, die dikwijls in kransen van drie geplaatst zijn; de elliptische tot lancetvormige bladen loopen in een langen, toegespitsten top uit, zijn zeer kortgesteeld en 6—12 cM. lang en 2 — 4 cM. breed; de bloemen zijn 8 cM. lang en hebben een plotseling verwijde bloem- kroon; de vrucht is gestekeld. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Yellow bell; gekweekt. 320 APOCYNACEAE. 6578. Plumiera L. Boomen met vleezige stengels ; de bloemen hebben een dunne bloem- kroonbuis met wijduitstaanden zoom; de langgerekte vruchten zijn tweedeelig. 1 Bladen 2,5 cM. of minder breed Plumiera alba 320 Bladen veel meer dan 2,5 cM. breed Plumiera rubra 320 Plumiera alba L. De lijnvormige bladen, die tot 30 cM. lang en 1 — 2,5 cM. breed zijn, hebben omgekrulde randen en een aan den onderkant sterk naar buiten tredende middennerf; de zijnerven zijn beurtelings meer of minder duidelijk; de witte bloemen zijn geplaatst in tot 25 cM. lang gesteelde, rijkbloemige bloei wij zen. St. Eustatius, Saba, St. Martin : White frangepane, Pigeonicood ; ook gekweekt. Plumiera rubra L. De elliptische tot lancetvormige bladen, die naar top en basis spits toeloopen, zijn 15 — 25 cM. lang en 6—10 cM. breed; de roode bloemen zijn in arm- bioemige bloeiwijzen geplaatst. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Red frangepane; gekweekt. Curaqao, Aruba, Bonaire; gekweekt. 6597. Loclmera Reichenb. Lochnera rosea Reichenb. Rechtopgroeiend, eenigszins heesterachtig plantje met langwerpige, spatel vormige bladen, die een zeer duidelijke hoofdnerf en een weinig gebogen loopende zij nerven hebben, in een klein stekelpuntje uitloopen en 3,5 - 5 cM. lang en 1,5 — 2,5 cM. breed zijn ; de bloemen zijn bij tweetallen in de bladoksels geplaatst, hebben een dunne, buisvormige bloemkroon met een zoom van 4 cM. diameter en een van lange tanden voorzienen kelk ; de tweedeelige vrucht is cylinder- vormig. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Ohurchyard blossom. 6603. Tabernaemoiit.ina L. Heesters ; de bloemen staan in okselstandige bloeiwijzen en hebben een vijfdeeligen kelk, waarin aan den binnenkant klieren voor- komen ; de bloemkroonbuis is op de plaats, waar de meeldraden bevestigd zijn, iets verwijd ; de vruchthelften zijn opgezwollen. 1 Bloemkroonbuis niet meer dan 0,5 cM. lang Tabernaemontana citrifolia 321 Blosmkroonbuis meer dan 0,5 cM. lang 2 PLÜMIERA — URECHITES. 321 2 Bladen in 't algemeen met een stomp toegespitsten top en 2,5 cM. of minder breed Tabernaemontana coronaria 321 Bladen in 't algemeen met een spits toegespitsten top en meer dan 2,5 cM. breed Tabernaemontana Cumingiana 321 Tabernaemontana citrifolia Jacq. De lancetvormige bladen, die in een toegespitste punt uitloopen, zijn 7— -12 cM. lang en 2,5 — 4,5 cM. breed; de bloemen hebben een 0,5 cM. lange bloemkroonbuis en zijn geplaatst in een vertakte bloeiwijze ; de deelvruchten zijn sikkelvormig gebogen. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Miïky tree. Tabernaemontana coronaria Willd. De lancetvormige bladen, die in een stompe punt toeioopen, zijn 4 — 10 cM. lang en 1 — 2,5 cM. breed; de bloemen hebben een 1,5 cM. lange bloemkroon- buis en zijn in sterk vertakte bloeiwijzen geplaatst. St. Eustatius; gekweekt. Tabernaemontana Cumingiana A.DC. De elliptische tot lancetvormige bladen, die in een spits toegespitsten top uitloopen, zijn 8 — 14 cM. lang en 3,5 —6 cM. breed en loopen zeer duidelijk in den bladsteel af; de bloemen hebben een 2 cM. lange bloemkroonbuis en zijn in armbloemige bloeiwijzen geplaatst. St. Eustatius; gekweekt. 6619. Rauwolfia L. Rauwolfia Lamarkii DC. Heester met duidelijk gesteelde, niet lederaehtige bladen, die in drie- talige kransen geplaatst zijn ; de elliptische of lancetvormige bladen zijn 8 — 12 cM. lang en 2,5 — 4,5 cM. breed; de bloemen hebben een 0,3 cM. lange bloemkroonbuis; de vrucht bestaat uit 2 kogelvormige, 0,4 cM. lange deelvruchten. St. Eustatius, Saba, St. Maetin : Snakeberry tree, Billy ache, Antigua balsam. Aruba. 6832. Thevetia Adans. Thcretia neriifolia Juss. Heester of boompje met lijnvormige, sterk glimmende bladen, die een zeer duidelijke hoofdnerf bezitten en 12—20 cM. lang en 0,5 — 1 cM. breed zijn; de bloemen zijn 6 cM. lang en hebben een 1,5 cM. lang buisvormig gedeelte; de vrucht is driehoekig, meer breed dan lang en 3,5 cM. breed. Saba; gekweekt. 6661. Urechites Müll.-Arg. Urechites lntea Britton., Syn. Urechites suberecta Müll.-Arg. Klimmende heester met zeer dicht op elkander geplaatste, niet leerachtige, omgekeerd eivormige tot ovale bladen, die 2,5 — 4 cM. lang en 1,5-2,5 cM. breed zijn; de bloemen staan in armbloemige, 21 322 apocynaceae; — ascIvEpiadac^ak. okselstandige trossen en hebben een kelk, die even lang is als het buisvormige deel van de bloemkroon; de vrucht bestaat uit 2 cylindervormige, tot 15 cM. lange deelvruchten, die zaden met zaadpluis bevatten. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Bitter pod. 6687. Neriuin L. Nerium Oleander L. Heester met lijnvormige, leerachtige bladen, die in een scherpen top uitloopen en waarvan de randen omgebogen zijn; de bladen staan in drietallige kran- sen en zijn 10 — 15 cM. lang en 1,5—2 cM. breed; de bloemen zijn «epiaatst in dichte, schermvormige trossen en hebben een zeer korte bloemkroonbuis. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Oleander ; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire; gekweekt. Fam. 248. Asclepiadaceae. De melksap bevattende planten hebben tegenoverstaande, gaafrandige bladen; de bloemen hebben een vijfbladigen kelk, een vijftallige, vergroeide bloemkroon, die aanhangselen draagt, en 5 meeldraden, die met elkander vergroeid zijn; het stuifmeel is saamgekleefd tot polliniën ; het tweehokkige vruchtbeginsel is bovenstandig. 1 Rechtopstaande boom 0792. Calotropis 323 Geen rechtopstaande boom 2 2 Kruid met 'oranje bloemen in eindelingsche bloeiwijzen 6791. Asclepias 323 Geen kruid met oranje bloemen in eindelingsche bloeiwijzen 3 o Bladen zeer dik-vleezig, leerachtig 6907. Hoya 324 Bladen niet dik-vleezig, niet leerachtig 4 4 Bladen hartvormig 6 Bladen niet hartvormig 5 5 Bloemen meer dan 1 cM. groot 6736. Cryptostegia 322 Bloemen minder dan 1 cM. groot .... 0798. Metastelma 323 6 Stijl verlengd; bloemen wit 0938. lbatia 324 Stijl niet verlengd; bloemen rood . 0934. Omphalophthalmus 324 6736. Cryptostegia R. Br. Cryptostegia grandiflora K. Br. Houtige klimplant met eivormige tot elliptische bladen, die een in den blad- steel overgaanden bladvoet en veelal een spitsen top hebben en 4 — S cM. lang en 2 — 5 cM. breed zijn; de bloemen zijn 4 cM. of meer lang met klok- vormige verwijding van de bloemkroon en staan in dichotoom vertakte bloeiwijzen in de oksels der bladen; de vruchten zijn langgerekt. Saba; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire; gekweekt. URKCHITES — METASTELMA. 323 6791. Asclepias L. Asclepias nivea L. Rechtopgroeiend kruid met lancetvormige, duidelijk gesteelde bladen, die naar top en basis even spits toeloopen en 5 — lOcM. lang en 1 — 2 cM. breed zijn; de bloemen zijn geplaatst in langgesteelde, scherm vorm ige trossen aan de bovenste gedeelten van de stengels en hebben een duidelijke corona, die boven de bloembekleedselen uitsteekt ; de vrucht is eenigszins opgezwollen, tot 7 cM. lang en cylindervormig. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Ipecacuanha. Curacao: Komtsji koe skotter. 6769. Calotropis R. Br. Calotropis procera R. Br. Boom met ovaal ronde tot ovale, zittende bladen, die een hartvor- migen voet hebben, welke veel smaller is dan het midden van het blad; de bladen zijn 12 — f5 cM. lang en 8 — 11 cM. breed en hebben een korten, toegespitsteu top; de bloemen staan in een 6 cM. lang gesteelde, scherm vormige bloeiwijze, zijn tot 2,5 cM. lang gesteeld, vlak en 2,5 cM. in diameter ; de vrucht is een sterk opgeblazen, 10 cM. of meer lange, langwerpige doosvrucht. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Liberty tree, Sprainleaf. Curacao, Aruba: Katoena die seeda, Zijkatoen. 6798. Metast elma R. Br. Slingerplanten met bladen, die een spitsen top hebben ; de zeer kleine bloemen zijn geplaatst in ongesteelde, scherm vormige, okselstandige bloeiwijzen. 1 Bladen met afloopenden bladvoet . . Metastelma Boldinghii 323 Bladen niet met afloopenden bladvoet Metastelma parrif lorum 323 Metastelma Boldinghii Schlecht. De lancetvormige bladen zijn duidelijk gesteeld met afloopenden voet en zeer spitsen top, 2,5 — 6 cM. lang en 0,3-0,8 cM. breed; de bloemen zijn 0.3 cM. lang en 0,2 cM. lang gesteeld. CuRAgAo, Bonaire. Metastelma parviflorum R. Br. De ovale bladen met breeden voet en spitsen top, die in een klein stekelpuntje eindigt, zijn 2 — 3 cM. lang en 1 — 2 cM. breed; de bloemen zijn 0,1 cM. lang. St. Martin. 324 asclepiadacëae; — convolvulaoïab. 6907. Hoya R. Br. Hoya carnosa R. Br. Vleezige klimplant, met zeer dikke, vleezige bladen, die elliptisch zijn en 5 cM. lang en 2,5 cM. breed; de 2,5 cM. lang gesteelde bloemen staan in dichte, schermvormige bloeiwijzen in de bladoksels en zijn geheel vlak, schotel- vormig, vleezig. Saba: Wax plant; gekweekt. 6934. Omphalophthalmus Karst. Omphalophtlialmus ruber Karst. Klimplant met langgesteelde, hartvormige bladen, die 3 — 8 cM. lang en 3 — 6 cM. breed zijn en zeven of meer hoofdnerven bezitten ; de bloemen zijn geplaatst in zittende, schermvormige, weinigbloemige bloeiwijzen in de bladoksels en vormen aan jonge takken een schijnaar; de roode bloemen zijn 0,4 cM. lang en hebben aan den top omgebogen bloemkroonbladen ; de stijl is niet verlengd. Curacao, Aruba : Kabeez die mariekoe, Marie pompoen. 6938. Ibatia Dcne. Ibatia maritima Dcne. Klimplant met langgesteelde, hartvormige, 5-19 cM. lange en 4-6 cM. breede bladen met één hoofdnerf, waaruit aan den voet meerdere nerven ontspringen, die echter nooit het karakter van hoofdnerven hebben ; de bloemen staan in weinigbloemige, scherm- vormige bloeiwijzen in de bladoksels; de witte bloemen zijn 0,4 cM. lang en hebben geen aan den top omgebogen bloemkroonbladen ; de stijl is verlengd; de vrucht is bedekt met groote papillen. St. Eustatius, St. Martin : Maria pompoe?i. Fam. 249. Convolvulaceae. Meestal klimmende planten zonder ranken ; de bloemen bestaan uit een vijfbladigen kelk, waarvan de buitenste blaadjes dikwijls iets anders van vorm zijn dan de binnenste, een buis- tot trechter- vormige bloemkroon, 5 meeldraden en een bovenstandig, twee- of meerhokkig vruchtbeginsel met één, soms gedeelden stijl; bij het geslacht Cuscuta ontbreken de bladen. 1 Planten zonder groene bladen 6968. Cuscuta 325 Planten met groene bladen 2 2 Stijl tweedeelig 6973. Evohulus 326 Stijl niet tweedeelig 3 3 Kelk tijdens den bloei klein, daarna vergroot .... 6986. Porana 327 Kelk na den bloeitijd niet opvallend grooter wordend ... 4 4 Stempel met 1 of 2 knopvormige helften 5 Stempel niet met knopvormige helften . 6991. Jacquemontia 327 HOYA — CUSCUTA. 325 5 Vrucht niet openspringend 7010. Stictocardia 333 Vrucht openspringend 6 6 Vrucht loodrecht op de lengterichting openspringend 6999. Operculina 32tt Vrucht in de lengterichting openspringend 7' 7 Meeldraden en stamper binnen de bloem verborgen .... 8; Meeldraden buiten de bloem uitstekend . 7005. Quamoclit 33& 8 Bloemkroon duidelijk van 5 donkere lijnen voorzien 6997. Merremia 328 Bloemkroon niet van 5 donkere lijnen voorzien 7003. Ipomoea 329 6968. Cuscuta L. Parasietische klimplanten zonder bladen ; de bloemen staan in dichte, kluwenvormige bloeiwijzen, zijn ± 0,3 cM. lang en hebben een vijf- talligen kelk, een klokvormige, min of meer diep ingesneden, vijf- tallige bloemkroon, 5 meeldraden, die afwisselend staan met 5 schubben en een tweehokkig vruchtbeginsel met 4 zaadknoppen en 2 een weinig ongelijke stijlen, die een knopvormigen stempel hebben. 1 Kelktanden stomp Cuscuta americana 325 Kelktanden spits 2 2 Kelk tot aan de helft ingesneden .... Cuscuta umbellata 326 Kelk tot over de helft ingesneden 3 3 Geheele plant lichtrood Cuscuta arvensis 325 Cfeheele plant bruin of geelbruin Cuscuta partita 326 Cuscuta americaua L. De stengels zijn meer dan draaddik; de bloemen zijn kortgesteeld en hebben een eenigszins vleezigen kelk met stompe, afgeronde lobben ; de bloemkroon steekt iets boven den kelk uit en is min of' meer buisvormig. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Love vine. Cüracao, Bonaire: Hielo die diaabel. Cuscuta arvensis Beyr. De stengels zijn iets meer dan draaddik; de bloemen zijn duidelijk 0,2 — 0,3 cM- lang gesteeld en hebben een uitstaanden, tot over de helft ingesneden kelk met spitse, driehoekige tanden; de bloemkroon steekt buiten den kelk uit en is kroesvormig, eenigszins opgezwollen. CüRAgAO, Bonaire. 326 CONVOLVULACËAE. Cuscuta partita Choisy. De stengels zijn draaddun ; de bloemen zijn zeer kortgesteeld en hebben een vijf bladigen kelk met zeer spitse, eenigszins omgebogen blaadjes en een buisvormige bloemkroon met spitse tanden; de geheele plant is bruin. Curaqao, Bonaire. Cuscuta umbellata H. B. K. De stengels zijn draaddun ; de bloemen zijn duidelijk gesteeld en hebben een eenigszins uitstaanden kelk, die tot aan het midden gespleten is, met spitse lobben; de bloemkroon is iets urn vormig met spitse tanden; de geheele plant is geelachtig. Saba. 6379. Evolvulus L. Kruidachtige of houtige, niet klimmende planten, die veelal neder- liggende en opstijgende takken hebben; de bladen zijn gaaf en gaafrandig; de kleine bloemen staan in armbloemige, okselstan- dige trossen; de kelkbladen zijn klein en de bloemkroon is bijna vlak; de diep gespleten stijlen hebben geen verdikte gedeelten. 1 Bladen bijna cirkelvormig Evolvulus nummularius 327 Bladen niet cirkelvormig 9 b 2 Bladen 1 cM. of meer lang en tevens 0,5 cM. of meer breed 3 Zijn de bladen 1 cM. of meer lang dan zijn ze nooit tevens 0,5 cM. of meer breed 4 3 Bladen aan den bovenkant kaal Evolvulus glaber 327 Bladen aan den bovenkant behaard . Evolvulus Columbianus 326 4 Bladen aan den bovenkant kaal Evolvulus sericeus :>27 Bladen aan den bovenkant behaard . . Evolvulus alsinoides 326 EvoïyuIus alsinoides L. De bladen loopen naar top en basis spits toe en zijn aan beide kanten dichtviltig, zijdeachtig behaard; de lancetvormige bladen zijn 0,7—1,7 cM. lang en 0,2-0,5 cM. breed. St. Martin. CüRAgAO, Aruba: Jeerba plaata, Jeerba tsjieko. Evolvulus Columbianus Meissn. De bladen zijn aan boven- en benedenkant behaard, alleen de jongere bladen zijdeachtig viltig; de elliptische tot lancetvormige, veelal 1 cM. of meer lange bladen zijn 0,5 cM. of meer breed. Curaqao. CUSCUTA — JACQUEMONTIA. 327 EtoItuIus glaber Spreng. De eivormige tot langwerpige bladen zijn aan den bovenkant kaal, 1 cM. of meer lang en 0,7 cM. of meer breed; de ronde top van de 0,1 — 0,2 cM. lang gesteelde bladen is voorzien van een stekel- puntje. St. Martin. Curacao, Aruba, Bonaire: Tsjananaa. E vol vullis nnmmularius L. De bladen zijn bijna cirkelrond of hebben een min of meer versmalden voet en zijn aan den top eenigszins ingesneden; de bladen zijn 0,5 — 1 cM. lang en breed en uiterst kortgesteeld ; de bloemen zijn alleenstaand aan het eind van tot 1 cM. lange steeltjes. Cüraqao. EyoItuIus sericeus Sw. De naar den top en bas;s spits toeloopende bladen zijn aan den bovenkant kaal; de lancet- tot lijnvormige bladen zijn 0,5-0,8 cM. lang en 0,1-0,2 cM. breed. St. Eustatius, St. Martin. 6986. Porana Burm. Porana panicnlata Roxb. De diep hartvormige, zachtharige bladen met vijf of meer hoofdnerven zijn 5—8 cM. lang, 3—4 cM. breed en 1,5 cM. of meer gesteeld; de kleine bloe- men staan in samengestelde trossen in de bovenste bladoksels van takken, waarvan de bladen naar boven toe steeds kleiner worden; de bloemen hebben een zeer kleinen kelk, die na den bloei grooter wordt, en een onge- deelden stijl. St. Eustatius: White coralita; gekweekt. "Cueacao, Aruba, Bonaire ; gekweekt. 6991. Jacquemontia Choisy. De bladen zijn gaaf en gaafrandig; de bloemen hebben een stijl met 2 lijnvormige stempels, die eenigszins afgeplat zijn. 1 Bloemen geplaatst in meer dan twintigbloemige, rijk vertakte, vrij korte, trosvormige bloei wij zen Jacquemontia nodiflora 328 Bloemen geplaatst in langgesteelde bloeiwijzen 2 2 Bloeiwijzen tweebloemig Jacquemontia evolvuloides 328 Bloeiwijzen meer dan tweebloemig 3 3 Bladen zachtviltig behaard. . . . Jacquemontia cumanensis 327 Bladen weinig behaard of kaal . . . Jacquemontia pentaniha 328 Jacquemontia cumanensis O. Kuntze. De geheele plant is zachtharig ; de hartvormige bladen, met min of meer duidelijk hartvormigen voet, zijn 3-6 cM. lang en 2-4 cM. 328 convoivuxacëae;. breed; de bloemen staan in zes- tot meerbloemige, zeer lang- gesteelde, schermachtige bloeiwijzen in de bladoksels; de bloem- kroon is blauw met witte strepen. St. Martin. CuRAgAO, Bonaire. Jacquemontia evolyuloides Meissn. De zacht behaarde, duidelijk hartvormige bladen eindigen in een klein stekelpuntje en zijn 2 — 4,5 cM. lang en 1 — 2,5 cM. breed; de bloemen zijn geplaatst in één- of tweetallige bloeiwijzen, waarvan de steel ver buiten de bladen uitsteekt. CuRAgAO, Bonaire. Jacquemontia nodiflora Don. De zacht behaarde bladen met breeden of eenigszins hartvormigen voet eindigen in een duidelijke stekelpunt en zijn 3 — 7 cM. lang en 2 — 4 cM. breed; de bloemen staan in zeer sterk vertakte, korte, kluwenvormige, rijkbioemige bloeiwijzen; de eenigszins perkamentachtige kelk is 0,2 cM. lang. St. Martin. CuRAgAO, Aruba, Bonaire. Jacquemontia pentantha Don. De kale of een weinig behaarde bladen met duidelijken, hartvormigen voet en een zeer spitse punt zijn 3 — 6 cM. lang en 1,5 — 3 cM. breed; de bloemen staan in vier- tot meerbloemige, zeer langge- steelde, schermachtige bloeiwijzen; de bloemkroon is violet. St. Eustatiüs, Saba. CuRAgAO. 6997. Merremia Dennst. De bladen zijn zeer diep ingesneden of handvormig samengesteld; de stengels en bladstelen zijn voorzien van wijd uitstaande haren; de bloemen zijn geplaatst in twee- of armbloemige, langgesteelde schermen; de stempel is kogelvormig; de bloemkroon is voorzien van 5 donkere lijnen. 1 Lobben van het blad gaafrandig .... Merremia aegyptia 328 Lobben van het blad grof getand. . . . Merremia dissecta 329 Merremia aegyptia Urb., Syn. Ipomoea perJaphylla Jacq. De stengels en bladstelen zijn voorzien van bruine, uitstaande haren ; de gaafrandige blaadjes zijn 2-8 cM. lang en 1-3,5 cM. breed; de 2,5 cM. lange kelkbladen zijn dicht bedekt met bruine haren. St. Eustatiüs, Saba: Noyeaux. JACQUEMONTIA IPOMOEA. 329 Merremia dïssecta Hall. f., Syn. Ipomoea dissecta Pers. De stengels en bladstelen zijn voorzien van geelachtig witte, uit- staande haren ; de zeer diep getande of ingesneden blaadjes zijn 3 — 7 cM. lang en tot 2,5 cM. breed; de 2 cM. lange kelkbladen zijn kaal. St. Eustatius, Saba, St. Martin. 6999. Operculina Silva. Operculina ventricosa Peter. De langgesteelde, hartvormige bladen met diepen, hartvormigen voet en zeer spits toeloopenden top zijn 8 — 16 cM. lang of veel langer en 6—16 cM. breed; de 8 cM. lange bloemen zijn in tweebloemige, langgesteelde bloei- wijzen geplaatst in de bladoksels; de buitenste kelkbladen zijn 3 cM. lang en leerachtig; de stempel is kogelvormig; de vrucht springt onregelmatig open. St. Eustatius: Hoofdpijnblad; gekweekt. 7003. Ipomoea L. De bladen zijn gaafrandig; de bloemen hebben een bloemkroon met wij deren zoom en smaller onderst gedeelte en een kogelvormigen stempel. 1 Bladen gaaf 2 Bladen gelobd of dieper ingesneden 10 2 Bladen zachtviltig behaard Ipomoea carnea 331 Bladen kaal of alleen aan den onderkant, maar nooit dicht- viltig, behaard 3 3 Bladen met hartvormigen voet 4 Bladen niet met hartvormigen voet 9 4 Stengels en bladstelen voorzien van stekelachtige wratten Ipomoea muricata 331 Stengels en bladstelen zonder stekelachtige wratten ... 5 5 Bladen leerachtig Ipomoea tuba 333 Bladen niet leerachtig 6 6 Bladen veel minder dan 10 cM. lang gestee! d 7 Bladen tot meer dan 10 cM. lang gesteeld Ipomoea tiliacea 332 7 Kelk tot 0,5 cM. lang Ipomoea tricolor 333 Kelk tot meer dan 1,5 cM. lang 8 8 Kelkbladen voorzien van drie of meer duidelijk uitspringende nerven Ipomoea incarnata 331 Kelkbladen niet voorzien van drie of meer uitspringende nerven Ipomoea calantha 330 9 Bladen met wigvormigen voet en minder dan 2 cM. breed Ipomoea sphenophyïïa 332 Bladen meer dan 2 cM. breed .... Ipomoea pes caprae 332 330 CONVOLVULACEAE. 10 Behalve de gelobde bladen komen er veel gave, hartvormige bladen voor Ipomoea tuba 333 Alleen gelobde of ingesneden bladen aanwezig 11 11 Bladen met 0,1 — 0,2 cM. breede slippen. Ipomoea arenaria 330 Bladen met meer dan 0,5 cM. breede slippen 12 12 Bladen tot aan den voet gedeeld of' samengesteld Ipomoea heptaphylla 331 Bladen niet tot aan den voet gedeeld of samengesteld . . 13 13 Kerkbladen lijnvormig, tot 2,5 cM- lang . . . Ipomoea nil 332 Kelkbladen niet lijnvormig, minder dan 2 cM. lang. ... 14 14 Bloemkroon 1,5 cM. lang 16 Bloemkroon meer dan 3 cM. lang 15 15 Kelkbladen leerachtig Ipomoea batatas 330 Kelkbladen niet leerachtig Ipomoea acuminata 330 16 Kelkbladen minder dan 1 cM. lang .... Ipomoea triloba 333 Kelkbladen iets meer dan 1 cM. lang . Ipomoea commutata 331 Ipomoea acuminata B. A. Sch. De drielobbige, zacht behaarde bladen met hartvormigen voet, spitsen top en ovale zij lobben, zijn langgesteeld, en hebben de bloemen in één- tot zesbloemige bloeiwijzen op korte steeltjes geplaatst; de niet leerachtige kelkbladen zijn tot 1,5 cM. lang; de bloemkroon is tot 6 cM. lang. Cukaqao. Ipomoea arenaria Steud. De bladen zijn zeer diep ingesneden met drie lobben, die aan den top knotsvormig verbreed of zelf weer ingesneden zijn; de bladen hebben een eenigszins hartvormigen voet en de lobben zijn tot 0,8 cM. lang en 0,1—0,2 cM. breed; de 2 cM. lange bloemen staan alleen of bij tweetallen. St. Martin. Ipomoea batatas Poir. De diep drielobbige bladen, met eenigszins hartvormigen voet en spits toeloo- pende eind- en zijlobben zijn zeer langgesteeld, min of meer diep ingesneden on tot 9 cM. lang en breed; de bloemen staan in vier- of meerbloemige, tot meer dan 6 cM. lang gestoelde, schermvormige bloeiwijzen en hebben een kalen, 1 cM. langen kelk en een meer dan 3 cM. lange bloemkroon. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Sweet potato ; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire: Bataata doesji; gekweekt, Ipomoea calantha Gris. De bladen, die een diep hartvormigen voet en een zeer spitsen top bezitten, zijn 6 — 8 cM. lang en 4 — 6 cM. breed en aan den onder- IPOMOEA. 331 kant behaard; de alleenstaande, zeer langgesteelde bloemen hebben een 1,5 cM. langen kelk en een 7 cM. lange, min of meer buis- vormige bloemkroon. Curaqao. Ipomoea carnea Jacq. De geheele plant is zachtviltig, met hartvormige, aan den onderkant zijdeachtig behaarde bladen, die zeer duidelijke aan den onderkant uitspringende nerven hebben, naar den top spits toeloopen en 4 — 7 cM. lang en breed zijn; de bloemen staan in een armbloemige, langgesteelde bloeiwijze, hebben een 0,4 cM. langen kelk en een 5 cM. lange, zachtharige bloemkroon. CüRAgAO. Ipomoea commutata E. et Sch. De diep drielobbige bladen met breede zij lobben, hartvormigen voet en spits toeloopende eindlob, zijn 3 — 4 cM. lang en breed; de bloemen staan in vier- of meerbloemige, 3-6 cM. lang gesteelde, schermvormige bloeiwijzen en hebben een behaarden, 1,2 cM. langen kelk en een 1,5 cM. lange bloemkroon. CüRAgAO, Aruba, Bonaire. Ipomoea heptaphylla Voigt. De bladen zijn tot aan den voet vijfdeelig met 2 — 4,5 cM. lange en 0,5 — 2,5 cM. breede lobben, waarvan de 2 onderste wederom gedeeld zijn; de geheele plant is kaal; de 1 cM. lange bloemen zijn in de bladoksels op draaddunne stengels van 4 cM. of meer lengte in drietallige, schermvormige bloeiwijzen geplaatst. CüRAgAO. Ipomoea incarnata Choisy. De langgesteelde, eenigszins driehoekige bladen met breeden, hart- vormigen voet met groote bocht en toegespitsten top, zijn 3 — 6 cM. lang en 3-5 cM. breed ; de tot 3,5 cM. lang gesteelde bloemen staan in stevige, vertakte trossen ; de bloemen hebben een 1,7 cM. langen kelk, waarvan de bladen voorzien zijn van drie of meer zeer duidelijk uitspringende hoofdnerven; de licht violette bloemkroon is tot 6 cM. in diameter. CüRAgAO, Aruba, Bonaire: Jeerba die glas. Ipomoea niuricata Jacq. De stengels en bladstelen zijn rijkelijk bezet met zijdelings afgeplatte, weeke, stekelvormige aanhangselen; de zeer groote, hart- of nier- vormige bladen met diep hartvormigen voet, zijn 8-14 cM. lang en breed; de bloemen staan in armbloemige, langgesteelde bloei- 332 CONVOLVULACEAE. wijzen en hebben een 7 cM. lange bloemkroon ; na den bloei zwelt de bloemsteel op tot een kegelvornrigen, 4,5 cM. langen en aan den top 0,8 cM. dikken steel. St. Eustatius: Lilac bell. Curacao, Bonaire: Kdboeja igoeaana. Ipomoea uil Roth. De zachtharige plant heeft drielobbige, 4 — 6 cM. lange en breede bladen, die een zeer diep hartvormigen voet bezitten en waarvan de 2 zijlobben bijna loodrecht staan op de lengterichting van het blad ; de bloemen staan in armbloemige, langgesteelde bloeiwijzen en hebben een tot 3 cM. langen, aan de basis sterk behaarden kelk, die uit lijnvormige slippen bestaat. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Curaqao, Aruba, Bonaire: Trompet. Ipomoea pes caprae Roth. De veelal kruipende plant heeft dikke stengels en bladstelen ; de- elliptische tot langwerpige bladen zijn meestal aan den top inge- sneden, soms zwak tweelobbig, 4 — 8 cM. lang en 4 — 6 cM. breed ; de bloemen staan in een vrij langgesteelden, scherm vormigen tros en hebben een tot 5 cM. lange, rosé bloemkroon. St. Eustatius, St. Martin : Sea vine. Curaqao. Ipomoea sphenophylla Urb. Houtachtige plant met spatelvormige bladen, die in den bladsteel overgaan, één zeer duidelijke middennerf vertoonen en 2 — 4 cM. lang en 1 — 1,5 cM. breed zijn; de bloemen zijn geplaatst in eenigs- zins dichotoom vertakte, zeven- of meerbloemige bloeiwijzen met tot 1,5 cM. lange bloemstelen ; de perkamentachtige kelk is 0,7 cM. lang. St. Eustatius. Ipomoea tiliacea Choisy., Syn. Ipomoea fastigiata Sweet. De tot 10 cM. of meer lang gesteelde bladen, met diep hartvormigen voet en zeer spitsen top, zijn 7 — 12 cM. lang en 6 — 8 cM. breed; de langgesteelde bloemen staan in rijkbloemige, tot 12 cM. lang gesteelde, schermvormige bloeiwijzen ; de perkamentachtige kelk is 1 cM. lang ; de bloemkroon is 4 cM. lang en aan den zoom 1.5 cM. in diameter. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Wild potatovine. IPOMOEA — STICTOCARDIA. 333 Ipomoea tricolor Cav., Syn. Ipomoea violacea L. De bladen, voorzien van een zeer diep hartvormigen voet en scherp toegespitsten top, zijn 6 — 7 cM. lang en 4-5 cM. breed; de bloemen zijn 2,5 cM. lang gesteeld en hebben een 0,5 cM. langen kelk en een 8 cM. lange, trechtervormige bloemkroon. Saba. Ipomoea triloba L. De diep drielobbige bladen, met breede zijlobben, hartvormigen voet en spits toeloopende eindlob, zijn 3 — 4 cM. lang en breed; de bloemen staan in vier- of meerbloemige, 3 — 6 cM. lang gesteelde, schermvormige bloeiwijzen en hebben een behaarden, 0,7 cM. langen kelk en een 1,5 cM. lange bloemkroon. Curacao. Ipomoea tuba Don., Syn. Calonyction tuba Colla. De hartvormige, eenigszins lederachtige bladen, met min of meer duidelijke, spitse zijlobben en diep hartvormigen voet, zijn 6 — 7 cM. lang en 4—6 cM. breed ; de alleenstaande, kortgesteelde bloemen hebben meer dan 1 cM. breede, leerachtige kelkbladen. St. Eustatius. Curacao, Aruba. 7005. Quamoclit Moench. De bloemen hebben een buisvormige bloemkroon en een knopvormigen stempel. 1 Bladen diep veervormig gespleten Quamoclit pinnata 333 Bladen drielobbig Quamoclit coccinea 333 Quamoclit coccinea Moench. De langgesteelde, zwak drielobbige bladen, met diep hartvormigen voet en spitse lobben, zijn 3,5—7 cM. lang en 2,5—5 cM. breed; de bloemen zijn geplaatst in sterk dichotoom vertakte bloeiwijzen en hebben een 3.5 cM. lange bloem- kroonbuis zonder groote eindlobben. Aruba; gekweekt. Quamoclit pinnata Boj., Syn. Quamozüt vulgaris Choisy. De kortgesteelde. veervormig gespleten bladen hebben aan weerskanten tien of meer draadvormige of 0,1 cM. breede tot 4 cM. lange slippen; de bloemen staan in twee- of "meerbloemige, zeer langgesteelde bloeiwijzen en hebben een 2,5 cM. lange bloemkroonbuis, die eindigt in vijf 1 cM. lange slippen. St. Eustatius, Saba; gekweekt. 7010. Stictocardia Hall. f. Stictocardia tiliifolia Hall f. De diep hartvormige, bijna ronde, groote, zachtharige bladen zijn aan den onderkant van zwarte stippen voorzien en 10 — 15 cM. lang en breed; de bloemen staan in armbloemige bloeiwijzen, die 334- CONVOLVULACEAU — BORRAGINACEAE. korter zijn dan de bladsteel, en hebben leerachtige kelkbladen, een buistrechtervormige, tot 9 cM. lange bloemkroon en een onduidelijken, tweelobbigen stempel; de vrucht springt niet open. St. Eustatius. Fam. 251. Hydrophyllaceae. 7037*. Nama L. Nama jamaieensis L., Syn. Hydrólea jamaicensis Raeusch. Kruipend, geheel ruw behaard kruid met ovale, eenigszins spatel- vormige bladen, die naar den stengel afloopen, en 1 — 3 cM. lang en 0,5 — 1,5 cM. breed zijn; de kortgesteelde bloemen, alleen of in tweetallen in de bladoksels geplaatst, bestaan uit een vijf- deeligen kelk met lijnvormige slippen, een trechtervormige bloem- kroon, die iets buiten den 1 cM. langen kelk uitsteekt, 5 meel- draden en een bovenstandig, tweehokkig vruchtbeginsel met vele zaadknoppen. St. Eustatius. Cubacao. Fam. 252. Borraginaceae. Planten met meestal ruwe, gaafrandige bladen, die dikwijls behaard zijn; de bloemen hebben een vijftalligen kelk, een buis- of klok- vormige, vijftallige, vergroeide bloemkroon. 5 meeldraden en een bovenstandig, vierhokkig vruchtbeginsel; de vrucht is een steen- vrucht of valt in 2 of 4 deelvruchtjes uiteen. TABEL I. 1 Stijl tweemaal tweedeelig 7038. Cordia 335 Stijl niet tweemaal tweedeelig 2 2 Stempel onder den top zonder haarring 3 Stempel onder den top met een haarring 4 3 Plant met doornen 7045. Rochefortia 337 Plant zonder doornen 7042. Beureria 337 4 Vrachtjes eerst in 2, eindelijk in 4 deelvruchtjes uiteen- vallend 7052. Heliotrophim 339 Vruchtjes of direct in 4 deelvruchtjes uiteenvallend of in 2 deelvruchtjes, die ieder tweehokkig zijn 7051. Tournefortia 33K TABEL II. 1 Plant met doornen 7045. Rochefortia 337 Plant zonder doornen 2 STICTOCARDIA — CORDIA. 335 2 Bladen 0,4 cM. of minder lang; lage plantjes van geheel zilverglanzend uiterlijk 7052. Heliotropium 339 Bladen meer dan 0,4 cM. lang 3 Bladen lijnvormig, met een iets verbreeden top, zeerdicht- viltig behaard, zachtwollig aanvoelend 7051. Tournefortia 338 Bladen niet lijnvormig met verbreeden top en niet zacht- wollig aanvoelend 4 4 Klimplanten 7051. Tournefortia 338 Geen klimplanten 5 5 Boomen 6 Heesters of kruiden 10 6 Bladen aan den achterkant zachtharig . . . 7038. Cordia 335 Bladen aan den achterkant niet zachtharig 7 7 Bladen aan den bovenkant zeer ruw aanvoelend 7038. Cordia 335 Bladen aan den bovenkant glad 9 8 Bladen met versmalden voet 7042. Beurena 337 Bladen met afgeronden voet 7038. Cordia 335 9 Bladen tot 30 cM. lang, naar top en basis spits afloopend 7051. Tournefortia 338 Bladen veel minder dan 30 cM. lang 10 10 Bloeiwijze duidelijk kogelvormig 7038. Cordia 335 Bloeiwijze niet kogelvormig 11 11 Bladen lijn- of lancetvormig 7052. Heliotropium 339 Bladen niet lijn- of lancetvormig 12 12 Bladen gezaagd, soms met uiterst kleine tanden 7038. Cordia 335 Bladen gaafrandig 13 13 Bladen 5 cM. of meer breed 7051. Tournefortia 338 Bladen in 't algemeen minder dan 5 cM. breed 7052. Heliotropium 339 7038. Cordia L. De bloemen hebben een eindstandigen, tweedeeligen stijl, waarvan de lobben weer tweedeelig zijn; het vruchtbeginsel is vierhokkig : bij de vrucht is meestal één hokje ontwikkeld. 1 Boomen 2 Heesters 5 2 Bladen zeer kortgesteeld, met verbreeden voet Cordia sulcata 337 Bladen 1 cM. of meer lang gesteeld 3 Bladen aan den bovenkant glad Cordia tremula 337 Bladen aan den bovenkant ruw 4 336 BORRAGINACUAË. 4 Bloemen oranjegeel Cordia Sebestena 337 Bloemen wit Cordia alba 336 5 Bloeiwijzen kogelvormig Cordia globosa 336 Bloeiwijzen niet kogelvormig 6 6 Bloeiwijze een eindelingscbe aar vormend Cordia cylindrostachya 336 Bloeiwijze samengesteld Cordia salvifolia 336 Cordia alba R. et Sch. Boom met zeer sterk vertakte, pluim vormige bloeiwijzen van witte bloemen en met aan den bovenkant zeer ruwe bladen; de ei- vormige tot ovale, 1 cM. of meer lang gesteelde bladen zijn 7 — 12 cM. lang en 5 — 8 cM. breed, met zeer onregelmatig grof getanden rand; de bloemen hebben een 0,4 cM. langen kelk, die in de lengte geribd is, en een 0,1 — 0,7 cM. lange bloemkroon; de vrucht heeft een schotelvormigen kelk en is 1 cM. lang. Cueacao, Aruba, Bonaire: Karaicaara. Cordia cylindrostachya R. et Sch. Heester met ruwe takken en aan de bovenzijde ruwe bladen ; de lancetvormige bladen zijn 3 — 7 cM. lang en 1 — 3 cM. breed, meestal gaafrandig; de onderkant van de bladen is een weinig behaard en bij vormen met gezaagde bladen zacht viltig; de bloemen staan in een eindelingsche, onafgebroken aar, die bij den zacht- harigen vorm een- of meermalen afgebroken is : de bloemen hebben een 0,2 cM. langen kelk. Curacao, Aruba, Bonaire: Karisjoeri. Cordia globosa H. B. K. Heester met ruwe takken en aan de bovenzijde ruwe bladen; de ovale tot langwerpige, 2 — 4 cM. lange en 1 —2,5 cM. breede bladen, zijn gekarteld gezaagd en aan den onderkant zachtharig ; de bloemen staan in kogelvormige bloeiwijzen van 1 — 1,5 cM. middellijn en hebben een 0,3 cM. langen, dicht behaarden kelk, waar buiten de behaarde stijlen uitsteken. CuRAgAO, Aruba, Bonaire: Oreegano. Cordia salvifolia Juss. Heester met ruwe takken en aan de bovenzijde ruwe bladen; de langwerpige of lancetvormige, grof gezaagde bladen, zijn 2,5 — 12 cM. lang en 1 — 5 cM. breed; de onderkant van de bladen is zacht- harig; de bloemen staan in rijk vertakte, trosachtige bloeiwijzen en hebben een 0,4 cM. langen kelk. St. Eustatius, Saba. CORDIA — ROCHEFORTIA. 337 Cordia Sebestena L. Boom met zachtharige takken en aan de bovenzijde ruwe bladen; de eenigs- zins scheeve. eivormige tot ovale bladen hebben een spitsen top, zijn gaaf- randig, 6—15 cM. lang en 4 — 8 cM. breed; de bloemen staan in vertakte, trosachtige bloeiwijzen, hebben een 1,2 cM. langen, buisvormigen kelk, die van twee soorten haren voorzien is, en een 4 cM. lange, trompetvormige, oranje-roode bloemkroon; de kogel vormige vrucht is 2,5 cM. in diameter en wordt omsloten door den vleezig geworden kelk. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Scarlet acoordia; gekweekt. Curaqao, Aruba, Bonaire: Karawaara spanjool, Manhage; gekweekt. Cordia sulcata DC. Boom met zachtharige takken en afwisselend groote en kleinere, zeer kortgesteelde bladen, die een breeden voet hebben, aan den bovenkant ruw zijn en aan den onderkant kort zachtviltig behaard ; de groote bladen zijn elliptisch tot lancetvormig, 12-24 cM. lang en 6 — 12 cM. breed en loopen spits toe, in tegenstelling met de kleinere bladen, die afgerond zijn ; de bloemen zijn geplaatst in zeer rijk vertakte, pluimachtige bloeiwijzen; de vruchten zijn 1 cM. lang en geplaatst op een platten vruchtkelk. St. Eustatius, Saba : Manjack. Cordia tremula Gris. Boom met gladde, onbehaarde, 2,5 cM. lang gesteelde bladen, die bijna cirkelrond of iets eivormig en 5 — 6 cM. lang en breed zijn; de bloemen zijn geplaatst in pluimvormige bloeiwijzen ; de 1,3 cM. lange vrucht is geplaatst op een platten, 1 cM. grooten vruchtkelk. Saba. 7042. Beureria Jacq. Beureria sueculenia Jacq. Boom met gladde, kale, elliptische bladen, die naar top en basis onge- veer even spits toeloopen ; de bladen zijn 4 — 6 cM. lang, 2,5 — 4 cM. breed en 0,5 — 1 cM. lang gesteeld; de bloemen staan in rijk- vertakte, pluimvormige bloeiwijzen en hebben een vijftandigen kelk, die bij het rijp zijn van de vruchten schotelvormig gerekt en of uitge- scheurd is ; de trechtervormige bloemkroon is aan den zoom 1 cM. in diameter ; de eindstandige stijl is tweedeelig met 2 verdikte stempels ; de vrucht bestaat uit 4 driekan tige steenvruchten en is ruim 1 cM. in diameter. St. Eustatius, Saba, St. Martin : White chank. CuRAgAO, Aruba, Bonaire : Goeaana, Watakeeli, Watakeeri. 7045. Rochefortia Swartz. Rochpfortia acanthophora Gris. Heester met scherpe stekels en spatelvormige, aan kortloten geplaatste, ruwe bladen, die 1-2 cM. lang en 0,5 — 1 cM. breed zijn; deéén- 22 338 BORRAGINACËAE). slachtige, zeer kleine bloemen zijn alleenstaand of in klein aantal bijeengeplaatst aan de uiteinden der kortloten, hebben een 0,2 cM. langen kelk en een eindstandigen, tweedeeligen stijl met verdikte stempels ; de vrucht heeft 4 steenen. St. Eustatius, St. Martin. 7051. Tournefortia L. Heesters, soms met klimmende takken, of klimplanten ; de stempel heeft onder den top een haarring; de vruchten vallen of direct in 4 deelvruchten uiteen of in 2 deel vruchten, die ieder tweehokkig zijn. 1 Klimplanten, die gemakkelijk als zoodanig te herkennen zijn 5 Heesters, waarvan soms takken klimmend zijn 2 2 Bladen zilverwit Tournefortia gnaphalodes 339 Bladen niet zilverwit 3 3 Bladen kaal 4 Bladen vooral aan den onderkant sterk behaard Tournefortia hirsutissima 339 4 Bladen in 't algemeen tot 30 cM. lang Tournefortia fili flora 338 Bladen veel minder dan 30 cM. lang Tournefortia bicolor 338 5 Bladen aan den onderkant eenigszins viltig behaard Tournefortia carïbaea 338 Bladen aan den onderkant kaal . . . Tournefortia volubilis 339 Tournefortia bicolor Sw. De elliptische tot lancetvormige bladen, veelal 7 — 14 cM. lang en 3 — 6 cM. breed, hebben een ongeveer gelijk toegespitsten top en basis en zijnerven, die aan den onderkant niet zeer sterk te voor- schijn treden ; de bloemen staan in pluimvormig samengestelde bloeiwijzen, die veelal 1 — 2,5 cM. lange zijtakken hebben. Saba. Tournefortia caribaea Gris. Klimmende heester met naar den top zeer spits toeloopende, lancetvormige bladen, die aan den onderkant eenigszins viltig be- haard zijn, veelal 3—8 cM. lang en 1 — 3 cM. breed zijn en de grootste breedte dicht bij den bladvoet hebben ; de bloemen staan in een sterk dichotoom vertakte bloeiwijze met draaddunne takken en zijn 0,3 — 0,4 cM. lang; de vrucht bestaat uit 4 kogelronde deelvruchtjes. Saba. Tournefortia filiflora Gris., Syn. Tournefortia foetidissima DC. De tot 30 cM. lange en 12 cM. breede, lancetvormige bladen zijn geheel glad en hebben vooral aan de onderzijde duidelijk uitsprin- ROCHÉFORTIA — HEUOTROPIUM. 339 gende nerven; de bloemen staan in wijdvertakte, pluimvormige bloeiwijzen, die ongeveer 2/s van de lengte der bladen bereiken en , hebben een dunne, draadvormige bloemkroonbuis ; de kale vruchtenj zijn 0,3 cM. lang. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Tournefortia gnaphalodes R. Br. Heester, die geheel zilverwit is met dikke, viltige, lijnvormige, aan den top iets verbreede bladen, die zeer dicht op elkander staan en 3—7 cM. lang en aan den top 0,3 — 0,7 cM. breed zijn ; de bloemen zijn geplaatst in een weinig vertakte, eenigszins dichotome, lang- gesteelde bloeiwijze, die uit aarvormige deelen bestaat. St. Eustatius, Saba, St. Martin : White lavendel, Sea purslane. Curacao, Aruba, Bonaire : Kokorobaana, Tobakkoe die piskadoo. Tournefortia hirsutissima L.< De lancetvormige tot elliptische, ruwe bladen, die aan den onderkant hruinviltig behaard en veelal* 6—12 cM. lang en 3 — 6 cM. breed zijn, loopen naar top en basis even spits toe; de geheele plant is ruw behaard ; de sterk vertakte bloeiwijzen steken ver buiten de bladen uit en zijn dicht gedrongen ; de bloemkroon is 0,2 cM. dik ; de dichtbehaarde vruchten zijn 0,3 cM. lang. St. Martin. Tournefortia yolubilis L. Zeer duidelijk klimmende heester met eivormige tot lancetvormige bladen, die veelal de grootste breedte beneden het midden hebben en 2 — 3,5 cM. lang en 0.5 — 1,7 cM. breed zijn; de bloemen staan in zeer ijl vertakte, trosvormige bloeiwijzen en zijn op onderlinge afstanden van 0,1 — 0.3 cM. geplaatst; de vruchten zijn wit en bestaan uit 4 gladde, kegelvormige deelvruchten, die soms ten- gevolge van een insectensteek 0,5 cM. groot en dichtbehaard zijn. St. Eustatius, St. Martin. Curacao, Bonaire: Klaas moelaato, Baboe die kabaai. 7052. Heliotropium L. Min of meer sterk behaarde planten, die vaak eenigszins houtig zijn : de eindstandige stijl is onder den stempel tot een ring verdikt;: de vruchten vallen uiteen in 4 éénzadige splitvruchtjes ; de bloemen staan veelal in enkelvoudige, schijn-aarvormige bloeiwijzen. 1 Laagblijvend, sterk vertakt plantje met zilverwitte, hoogstens 0,4 cM. lange bladen .... Heliotropium microphyllum 341 Rechtopgroeiende plant met bladen, die meer dan 0,4 cM. lang zijn; zoo de bladen soms kleiner zijn, dan zijn ze nooit zilverwit 2 340 BORRAGINACËAE — VERBENACËAE. 2 Bladen eenigszins vleezig, lijnvormig, onbehaard Héliotropium curassavicum 340 Bladen niet gelijktijdig vleezig en kaal 3 3 Bladen veelal 2 cM. lang gesteeld ; de vruchten eindigen in een scherpe punt Héliotropium indicum 341 Bladen meestal veel minder dan 2 cM. lang gesteeld, of zoo ze 2 cM. lang gesteeld zijn, dan eindigen de vruchten nooit in een scherpe punt 4 4 Bladen tot 1 cM. lang gesteeld en veelal meer dan 1 cM. breed. Héliotropium parvijlorum 341 Bladen veel minder dan 1 cM. lang gesteeld 5 5 Bladen vlak, aan de onderzijde dicht viltig behaard; bloei wijzen gedrongen Héliotropium peruvianum 341 Bladen niet vlak, of zoo wel, dan de bloeiwijzen steeds lang- gerekt 6 6 Geheele plant zilverachtig door sterke beharing; bladen aan de randen sterk omgekruld Héliotropium humile 340 Bladen aan de randen niet omgekruld Héliotropium campechianum 340 Héliotropium campechianum H. B. K. Rechtopgroeiende plant met vlakke, lancetvormige bladen, die veelal 1 — 2,5 cM. lang en 0,2 — 0,6 cM. breed en duidelijk maar niet zeer dicht behaard zijn; de ijle, langgerekte bloeiwijzen zijn tot 10 cM. of meer lang; de zacht behaarde vruchten zijn veel kleiner dan de kelk. Curaqao, Aruba. Héliotropium curassavicum L. Neerliggende, opstijgende plant met lancetvormige tot lijnvormige, iets vleezige bladen, die 1,5-3 cM. lang en 0,2-0,4 cM. breed zijn; de bloeiwijzen zijn tot 6 cM. lang en 0,3 cM. dik; de onbe- haarde vruchten zijn iets langer dan de kelk en hebben een af- geronden top. St. Eustatius, St. Martin: Sea lavendel. Curaqao, Aruba, Bonaire: Kokolodee sjimarón. Héliotropium humile R. Br. Laagblijvend heestertje met dikke stengels; de bladen en takken zijn dicht bedekt door zilvergrijze haren; de bladen zijn eenigszins tegen de stengels aangedrukt en staan dicht op elkander, zijn lancetvormig, hebben sterk naar beneden omgekrulde randen .en zijn in omgekrulden toestand 1-1,8 cM. lang en 0,2 — 0,5 cM. HEUOTROPIUM. 341 breed; de bloeiwijzen zijn tot 6 cM. lang en 0,3 — 0,5 cM. dik; de behaarde vruchten zijn korter dan de kelk. Curaqao, Aruba, Bonaire: Salie. Heliotropium indicum L. Rechtopgroeiende, ©enigszins houtige plant met langgesteelde bladen, die een zwak hartvormigen bladvoet hebben, welke in den blad steel overgaat; de min of meer scheeve en veelal elliptische of langwerpige bladen zijn 4 — 8 cM. lang en 2 — 4 cM. breed en hebben een zeer onregelmatigen bladrand ; de bloeiwijzen zijn tot 15 cM. of meer lang en tot 0,8 cM. dik; de vruchten zijn langer dan de kelk en eindigen in een spitse punt. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Eyébright. Curaqao, Bonaire: Kokolodee. Heliotropium microphyllum , Sw. Zeer laag blijvend, sterk schermvormig vertakt plantje met kleine, lancetvormige, zilverachtig behaarde bladen, die 0,4 cM. lang en 0,1 cM. breed zijn: de bloeiwijzen zijn zeer kort. St. Martin. Heliotropium parviflorum L. Rechtopgroeiende, eenigszins houtachtige plant met duidelijk gesteelde bladen, die een in den blad steel afloopenden blad voet hebben ; de min of meer scheeve, elliptische tot lancetvormige, veelal 3 — 6 cM. lange en 1 — 2,5 cM. breed e bladen hebben een spitsen top en een onregelmatig gegolfden rand; de bloeiwijzen zijn tot 15 cM. of meer lang en 0,3 cM. dik ; de aan den top afgeronde vruchten zijn langer dan de kelk. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Eyébright. Curaqao, Aruba, Bonaire. Heliotropinm peruyianum L. Rechtopgroeiende, eenigszins houtachtige plant met lancetvormige, kortgesteelde, aan den onderkant dicht behaarde, 2 — 4 cM. lange en 0,5 — 1.5 cM. breede bladen; de vertakte bloeiwijzen zijn aan het eind van de stengel geplaatst. Saba; gekweekt. Fam. 253. Verbenaceae. De bladen zijn tegenoverstaand ; de bloemen hebben een vier- of vijftalligen kelk, die veelal buisvormig is, en een eenigszins zygo- morphe bloemkroon, die bestaat uit een buisvormig gedeelte en een breederen zoom; er zijn meestal 4 meeldraden en het boven- standige vruchtbeginsel, dat twee- of meerhokkig is, heeft een 342 VËRBENACUAE. eindstandigen stijl; de vrucht is dikwijls een meerhokkige steen- vrucht. 1 Bloemen in uitgeholde gedeelten van lange aren verborgen 7151. Stachytarpheta 344 Bloemen niet in uitgeholde gedeelten van lange aren verborgen 2 2 Kruipend plantje met eenigszins langwerpige, kogelvormige bloeiwijzen; blaadjes duidelijk naar den top verbreed 7145. Lippia 344 Geen kruipende plantjes met langwerpige, kogelvormige bloei- wijzen 3 3 Kruiden 4 Heesters of boomen. 7 4 Bloemen geplaatst in lange aren 7148. Bouchea 344 Bloemen niet geplaatst in lange aren 5 5 De bloemen met zeer lange bloemkroonbuis. die veel langer is dan de kelk en een scheeven zoom bezit, zijn geplaatst in trosachtige bloeiwijzen 7138. Verbena 342 Bloemkroonbuis niet veel langer dan de kelk 6 6 Yruchtkelk niet opgeblazen 7142. Tamonea 343 Yruchtkelk zeer sterk opgeblazen 7153. Priva 345 7 Planten met stekels of doornen 8 Planten zonder stekels of doornen 9 8 Planten met stekels 7144. Lantana 343 Planten met doornen 7191. Clerodendron 346 9 Bladen enkelvoudig 10 Bladen samengesteld 7186. Vitex 346 10 Bloemen in hoofdjesachtige bloeiwijzen . . 7144. Lantana 343 Bloemen niet in hoofdjesachtige bloeiwijzen 11 11 Planten in zout water groeiend 7205. Avicennia 347 Planten niet in zoutwater groeiend 12 12 Bloeiwijze trosvormig 13 Bloei wij ze niet trosvormig 14 13 Vrucht met 2 steenen, die tweehokkig zijn 7161.CHharexylum 345 Vrucht met 4 steenen, die tweehokkig zijn .... 7162. Duranta 346 14 Bloemen radiair 7178. Aegiphila 346 Bloemen zygomorph 7191. Clerodendron 346 7138. Terbena L. Verbena chamaeilrvfolia Juss. Laagblijvend, neerliggend kruid met driehoekige tot langwerpige bloden. die een wigvormigen voet en aan weerszijden zes of meer grove tanden hebben VERBENA — LANTANA. 343 de aan den onderkant zachtharige bladen zijn 2—4 cM. lang en 1 — 2 cM. breed; de bloemen staan in een eenigszins gedrongen, scherm vormige aar en zijn tot 3,5 cM. lang; de vrucht valt uiteen in 4 deelvruchten. St. Eustatius, Saba: Lilac verbena; gekweekt. 7142. Tamoiiea Aubl. Tamonea curassavica Pers. Rechtopgroeiende, eenigszins houtachtige plant met elliptische, zeer grof gezaagde bladen, die 2,5 cM. lang en 2 cM. breed zijn; de bloemen zijn geplaatst in bladokselstandige trossen en hebben een kelk met 5 uitstaande tanden, een scheef tweelippige, 0,5 cM. lange bloemkroon en een vruchtbeginsel, dat aan den top voorzien is van 4 afstaande stekels. CüRAgAO. 7141. Lantana L. Heesters, waarvan de bloemen geplaatst zijn in langgesteelde, hoofdjes- achtige, tijdens den bloei vlakke bloeiwijzen, die door schutbladen omgeven zijn; de bloemen hebben een zygomorphe bloemkroon en een van zeer kleine tanden voorzienen kelk; de vrucht is een besachtige steenvrucht. 1 Planten voorzien van stekels; de zeer ruwe bladen zijn 4 cM. of meer lang ; zoo de bladen kleiner zijn dan 4 cM., zijn de bloemen dooiergeel Lantana camara 343 Planten zonder stekels ; bladen zachtbehaard of kaal ; in het laatste geval zijn de bladen over 't algemeen niet meer dan 3 cM. lang . 2 2 Bladen zachtbehaard, eenigszins driehoekig, met de grootste breedte vlak bij den voet Lantana canescens 344 Bladen aan de bovenzijde kaal, of zoo eenigszins behaard, dan ligt de grootste breedte niet vlak bij den voet Lantana involucrata 344 Lantana camara L. De takken zijn voorzien van scherpe, gekromde stekels en ruwe haren; soms zijn de stekels afwezig, maar dan is de plant te herkennen aan de ruwe, eivormige of driehoekige bladen, die een plotseling toegespitsten bladvoet en grof gekarteld gezaagden blad- rand hebben; de bladen zijn zeer verschillend van grootte, maar veelal 2,5 — 6 cM. lang en 1,5 — 4,5 cM. breed; de bloemen zijn veel grooter dan de schutbladen en hebben een tot 0,8 cM. lange bloemkroonbuis ; de bloeiwijzen zijn tot 3 cM. in diameter. St. Eustatius, Saba, St. Maetin: Sage. Curaqao, Aruba, Bonaire: Floot' die sangger. 344 verbenacëae. Lantana canescens H. B. K. De behaarde, aan den bovenkant eenigszins ruwe bladen zijn drie- hoekig of eivormig; de zeer regelmatig gekarteld-gezaagde bladen zijn veelal 4 — 5,5 cM. lang en 2 — 3,5 cM. breed: de bloemen steken niet ver buiten de schutbladen uit en de bloeiwijzen hebben een middellijn van 1 — 1,5 cM. CüRAQAO, BONAIRE. Lantana involucrata L. De ruwe, aan den onderkant soms viltig behaarde, eivormige bladen hebben een afloopenden voet en veelal afgeronden top; de fijn gekartelde bladen zijn meestal 1,5-3 cM. lang en 0,8 — 1,5 cM. breed; de bloeiwijze heeft een diameter van 1 cM., is geplaatst op een dunnen steel, die niet ver buiten de bladen uitsteekt, en heeft breede schutbladen. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Sage. Curacao, Aruba, Bonaire. 7145. Lippia L. Lippia reptans H. B K. Kruipende plant met zittende, spatelvormige bladen, die in de bovenste helft aan weerszijden vijf of meer scherpe tanden bezitten en 1,5 — 2,5 cM. lang en 0,5 — 1 cM. breed zijn; de bloemen staan in een zeer dicht cylindervormige, 1,5 cM. lange bloeiwijze, die alleen- staand op tot 4 cM. lange stelen in de bladoksels geplaatst zijn; de bloemen hebben een tweetandigen kelk; de vruchten vallen uiteen in 2 deelvruchtjes. St. Martin. Curacao, Aruba, Bonaire: Kamille sjimarón, Maisji raboe. 7148. Bouchea Cham. Bouchea Ehrenbergii Cham. Rechtopgroeiend kruid met 2 cM. of meer langgesteelde, elliptische bladen, die 2,5 — 6,5 cM. lang en 1,5 — 4 cM. breed zijn en een scherp, grof gezaagden bladrand hebben ; de bloemen staan in een tot 30 cM. lange aar en zijn tegen den bloeistengel aangedrukt; de kelk is buisvormig tot 1 cM. lang en heeft 5 draadvormige tanden ; de vrucht valt uiteen in 2 deelvruchten. St. Eustatius, Saba: Vervine. Curacao: Jeerba staasia, Sjonleena. 7151. Stachytarpheta Vahl. Eenigszins houtachtige planten met bloemen, die geplaatst zijn in tot 40 cM. of meer lange aren ; de as vertoont diepe indeukingen, LANTANA — CITHAREXYLUM. 345 waarin, afgesloten door de schutbladen, de bloemen verborgen zijn ; de bloemkroon is scheef; er zijn 2 meeldraden, en de vrucht valt uiteen in 2 deelvruchten. 1 Bloemen rood Stachytarpheta sanguinea 315 Bloemen blauw stachytarpheta jamaicensis 34-5 Stachytarpheta jamaicensis Vahl. De langgesteelde, eivormige tot langwerpige bladen zijn 3-6 cM. lang en 2-3,5 cM. breed en meestal geheel vlak; de schutbladen loopen geleidelijk in een punt uit en hebben geen spoor van zijtanden; de bloemen zijn blauw. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Purple icormbush. Curaqao, Bonaire. Stachytarpheta saiiguiuea Mart. et Schau. De zeer kortgesteelde of zittende, eivormige tot langwerpige bladen zijn 2-3,5 cM. lang en 0,5 — 1,5 cM. breed en sterk gekroesd; de schutbladen loopen plotseling in een punt uit en hebben een flauwe aanduiding van zijtanden; de bloemen zijn rood. Aruba. 7153. Priva Adans. Priva lappulacea Pers., Syn. Priva echinata Juss. Rechtopgroeiend kruid met langgesteelde, eivormige tot driehoekige bladen, die 2 — 5 cM. lang en 1—3,5 cM. breed zijn, een zwak hartvormigen bladvoet en getanden bladrand hebben; de kort maar duidelijk gesteelde bloemen staan in tot 12 cM. lange trossen en hebben een dicht behaarden en na den bloei sterk opgezwollen kelk, die aan den top kort vijftandig is; de vrucht valt in 2 deel- vruchten uiteen. St. Eustatius, Saba, St. Martin. CURAgAO. 7161. Citharexylum Mill. Citharexylum fruticosum L., Syn. Citharexylum quadrangulare Jacq. Boom met leerachtige bladen, die een eenigszins afloopenden, scheeven blad voet hebben; de langwerpige, 5 — 8 cM. lange en 1,5 — 3 cM. breede bladen hebben een afgeronden of even uitgeranden top : soms zijn de bladen veel grooter en hebben dan een spitsen top: de jonge takken zijn vierkant en de bloemen zijn geplaatst in trossen met kort maar duidelijk gesteelde bloemen; de trossen zijn tot 15 cM. lang en zijn voornamelijk aan de einden der takken, ein- delings of in de bladoksels, geplaatst; de kelk is 0,2 cM. lang, geheel gaaf; de vrucht valt uiteen in 2 deelvruchten. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Susanna berry. 346 VERBENACEAE — LABIATAE. 7162. Duranta L. Durauta erecta L.. Syn. Duranta repens L. Heester met gaafrandige of grof gezaagde, omgekeerd eivormige tot ovale bladen, die een wigvormigen voet hebben en 3—5 cM. lang en 1,5 — 3 cM. breed zijn; de bloemen staan in pluimvormige bloei wijzen, die saamgesteld zijn uit okselstandige of eindstandige trossen; de behaarde kelk is 3 cM. lang en voorzien van 5 kleine maar duidelijke punten; de vrucht bevat 4 kernen en elke kern heeft 2 zaden. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Adonis; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire: Adonis; gekweekt. 7178. Aegiphila Jacq. Aegiphila niartinicensis Jacq. Heester met dunne, ovale tot langwerpige bladen, die 5 — 10 cM. lang en 2 — 6 cM. breed zijn met eenigszins afloopenden voet; de langgesteelde bloemen staan in pluimvormige bloeiwijzen; de kelk is na den bloei wijd uitstaand; de vrucht valt uiteen in 4 steenvruchtjes. St. Eustatius: Bastard white root. 7186. Yitex L. Titex umbrosa Sw. Boom met vijftallige, handvormig samengestelde bladen, waarvan de duidelijk gesteelde, leerachtige blaadjes een verdikte plaats op de geledingen van den bladsteel hebben ; de lancetvormige blaadjes hebben een duidelijk toegespitsten top en zijn 5—11 cM. lang en 2-4 cM. breed; de bloemen staan in pluimvormige bloeiwijzen, die buiten de bladen uitsteken; de trechtervormige kelk heeft 5 tanden, de vrucht is vierhokkig en geplaatst op den uitge- spreiden kelk. Curaqao : Foema. 7191. Clerodendron L. Heesters; de bloemen zijn geplaatst in saamgestelde, trosvormige bloeiwijzen aan het eind der takken en hebben een zeer lange en dunne bloemkroonbuis en ver uitstekende meeldraden ; de vrucht is kogelvormig en valt uiteen in 4 enkelvoudige of 2 dubbele steenvruchtjes. 1 Plant met doornen Clerodendron aculeatum 346 Plant zonder doornen 2 2 Bladen diep hartvormig Clerodendron fallax 347 Bladen met versmalden voet Clerodendron Thomsonae 347 Clerodendron aculeatum Schlecht. De langwerpige of eivormige bladen zijn duidelijk gesteeld; het onderste gedeelte van den bladsteel blijft bij het afvallen der DURANTA — AVICENNIA. 347 bladen over als scherpe doorn: de 1 — 4 cM. lange en 0,5 — 2,5 cM. breede bladen staan dikwijls in drietallige kransen; de bloemen zijn in dichte, pluimvormige, sterk vertakte bloei wij zen geplaatst en hebben een 0,2 cM. langen kelk, die schotelvormig onder de vrucht uitgestrekt is, en een 0,1 cM. dikke bloemkroonbuis. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Haguebush. Oer oden dr on fallax Lindl. De tot meer dan 5 cM. lang gesteelde, zachtharige. hartvormige bladen hebben een diep hartvormigen voet, een grof gegolfden rand en zijn 10 — 15 cM. lang en breed; de bloemen staan in een pluimvormige bloeiwijze, hebben een 0,5 cM. langen kelk en een zeer nauwe, trechtervormige bloemkroonbuis. St. Eustatius; gekweekt. Clerodendron Thomsonae Balf. De dunne, elliptische tot lancetvormige bladen met versmalden voet en scherp toegespitsten top zijn 9 — 12 cM. lang en 4,5—6 cM. breed; de bloemen staan in langgesteelde, schermvormige bloeiwijzen en hebben een 1 cM. langen, diep vijfdeeligen kelk. Saba; gekweekt. 7205. Ameiiiiia L. Avicennia nitida Jacq. In zoutwater groeiende boom met rechtopstaande luchtwortels ; de lancetvormige, grijsgroene bladen zijn 4 — 8 cM. lang en 1,5 — 3,5 cM. breed met spitsen top en voet ; de bloemen staan opeengehoopt aan de uiteinden van pluimvormige bloeiwijzen met dikke takken en hebben een 0,5 cM. langen kelk en een iets langere bloemkroon, die bestaat uit een buisvormig gedeelte en 4 slippen; de platte vrucht bevat één zaad. St. Martin: Saltpond tree. Curacao, Bonaire : Manggel blanko. Fam. 254. Labiatae. Kruiden of houtachtige planten met vierkante stengels en tegenover- staande, kruisgewijs geplaatste bladen ; de bloemen hebben een vergroeidbladigen kelk en een tweelippige bloemkroon, meestal 4 tweemachtige meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginsel met grondstandigen stijl en tweedeeligen stempel; de vrucht valt uiteen in 4 éénzadige deelvruchtjes. 1 Bloemen in rolronde, stengelomvattende bloeiwijzen boven de bladen geplaatst ; bloemen oranje : vruchtkelken met scherpe tanden 1264. Leonotis 348 Bloemen niet oranje 2 2 Bladen ingesneden 7275. Leonurus 348 Bladen niet ingesneden 3 348 LABIATAE. 3 Meeldraden niet op de onderlip liggend 4 Meeldraden op de onderlip liggend 5 4 Twee meeldraden 7290. Salvia 349 Vier meeldraden 7268. Leucas 348 5 Onderlip schuitvormig gebogen 7355. Colens 350 Onderlip niet schuitvormig gebogen 6 6 Kelk ongevleugeld 7 Bovenlip van den kelk in vleugels langs den kelk afloopend 7366. Ocimiim 351 7 Vruchtjes blaasvormig opgezwollen . . 7343. Marsypiantlies 350 Yruchtjes niet blaasvormig opgezwollen . . . 7342. Hyptis 349 7264. Leonotis R. Br. Leonotis nepetifolia R. Br. Rechtopgroeiend kruid met langgesteelde, gekartelde, hartvormige bladen; de zeer zachtviltige, uiterst kort behaarde bladen zijn 4 — 6 cM. lang en 3 — 5 cM. breed; de bovenste bladen, in wier oksels de kogelvormige, zittende schijnkransen van bloemen ge- plaatst zijn, hebben een afloopenden voet; de oranjegele bloem- kroon is dichtviltig behaard, heeft een zeer groote bovenlip en steekt 1,5 cM. of meer buiten den scherp getanden, van zeer onregelmatige tanden voorzienen kelk uit. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Adonis abbot. CuRAgAO, Bonaire: Sabadieja. 7268. Leucas R. Br. Leucas marlinicensis R. Br. Rechtopgroeiend kruid met elliptische tot lancetvormige, eenigszins zachtviltige, gekartelde bladen, die 3,5 cM. lang en 1,5 cM. breed zijn; de bloemen staan in dichte, kogelvormige schijnkransen en worden omgeven door zachtbehaarde, draadvormige schutbladen: de kelk is eenigszins scheef; de witte bloemkroon is korter dan de kelk. Saba, St. Martin. 7273. Leonurus L. Leouurus sibiricus L. Hoogopgroeiend kruid met zeer sterk geribde stengels en handvor- mig ingesneden bladen, die een wigvormigen voet hebben ; de veer- vormig ingesneden bladlobben zijn zeer verschillend van grootte, hebben de grootste breedte boven het midden en zijn 1,5 — 5 cM. lang en 0,5 — 2,5 cM. breed; de bloemen staan in vlakke schijn- LEONOTIS — HYPTIS. 349 kransen en hebben een van 5 scherpe stekelpunten voorzienen, bijna regelmatigen kelk; de roodachtige bloemkroon is tot twee- maal zoo lang als de kelk. St. Eustatius, Saba, St. Martin. 7290. Salvia L. Kleine, heesterachtige plantjes met bloemen, die een kleine, tweelip- pige bloemkroon hebben en een tweelippigen kelk, die voorzien is van klierharen; de bloemen staan in op vrij grooten afstand van elkander geplaatste, armbloemige schijnkransen en hebben 2 meel- draden. 1 Bladen aan den onderkant zachtviltig . . . Salvia serotina 349 Bladen aan den onderkant zeer weinig behaard 2 2 Bladen met wigvormigen voet Salvia occidentalis 349 Bladen met hartvormigen voet Salvia micrantha 349 Salvia micrantha Yahl. De eivormige bladen met duidelijk hartvormigen voet zijn zeer dui- delijk gezaagd met eenigszins stompe punten en zijn 1-2 cM. lang en 1—1,5 cM. breed; de schutbladen van de bovenste schijn- kransen van bloemen zijn lijnvormig. Saba, St. Martin. Salvia occidentalis Sw. De eivormige bladen met wigvormigen voet zijn zeer duidelijk ge- zaagd met spitse punten en zijn 1,5 — 3 cM. lang en 1,5 — 2 cM. breed; de schutbladen der schijnkransen van bloemen zijn eivormig met een spitse punt en staan in de jonge bloeiwijzen zeer dicht op elkander. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Rabbit meat. Salvia serotina L. De aan den onderkant dichtviltig behaarde, eivormige bladen met hartvormigen voet en zeer onduidelijk gekarteld-gezaagden rand zijn 1 — 2 cM. lang en 0,5 — 1,5 cM. breed; de schutbladen van de bovenste schijnkransen van bloemen zijn lijnvormig. St. Eustatius, Saba: Cat nip. 7342. Hyptis Jacq. Eenigszins houtige planten; de duidelijk tweelippige bloemen hebben een naar beneden gebogen onderlip, waarover de meeldraden en de stijl naar beneden gebogen zijn. 1 Kelkbuis na den bloei 0,2 cM. lang . . . Hyptis pectinata 350 Kelkbuis na den bloei 0,6 cM. lang . . . Hyptis suaveolens 350 350 LABIATAE. Hyptis pectinata Poit. Hoogopgroeiende plant met zeer in 't oog vallende bloeiwijzen, die tot 40 cM. of meer lange, uit schijnaren samengestelde trossen kunnen vormen ; de tot 2,5 cM. lang gesteelde, eivormige tot lang- werpige, onregelmatig tot dubbel gekarteld-gezaagde bladen zijn 2 — 4,5 cM. lang en 1,5 — 2,5 cM. breed; de bloeiwijzen worden ge- vormd door duidelijk gesteelde, vertakte, zeer rijkbloemige schijn- kransen, waarvan elke tak bestaat uit naar één kant gebogen bloe- men, die een 0,2 cM. lange kelk buis bezitten, voorzien van 5 draad - vormige tanden. St. Eüstatiüs, Saba, St. Martin: Holly stdlk. Curaqao. Hyptis suaveolens Poit. Hoogopgroeiende, ruw behaarde plant met langgesteelde, eivormige bladen, die een zwak hartvormigen voet hebben, zeer onregelmatig gezaagd-gekarteld, 2,5 — 5 cM. lang en 2 — 4 cM. breed zijn; de bloemen staan in armbloemige, gesteelde, okselstandige bloei- wijzen en hebben een tot 0,6 cM. lange, eenigszins trechtervormige kelkbuis met 0,2 cM. lange, kegelvormige tanden. Curaqao, Aruba, Bonaire: Sanggoera. 7343. Marsypianthes Mart. Marsypianthes chamaedrys O. Ktze. Rechtopgroeiend plantje met eenigszins viltig behaarde, ovale tot langwerpige bladen, die een grof gekarteld-gezaagden rand hebben en 2 — 4 cM. lang en 1,5 — 3 cM. breed zijn; de bloemen staan in kortgesteelde, kogelvormige bloeiwijzen van 1,5 cM. middellijn en bezitten een regelmatig vijftandigen, opgeblazen kelk ; de deelvrucht- jes zijn voorzien van een naar binnen omgeslagen, gevleugelden rand. Aruba. 7355. Coleus Lour. De bloemen zijn geplaatst in schijnaren zonder bladen en hebben een lepelvormige onderlip, waarbinnen de er soms iets uitstekende meel- draden verborgen zijn. 1 Bladen dicht viltig behaard Coleus amboinicus 350 Bladen kaal Coleus scutellarioides 351 Coleus amboinicus Lour. Houtachtige plant, waarvan de bladen en jonge stengels dichtviltig behaard zijn ; de eivormige bladen hebben een eenigszins hartvor- migen of wigvormigen voet, een zeer onregelmatig gekarteld- gezaagden rand en zijn 2,5 — 5 cM. lang en 2-4 cM. breed; de HYPTIS — OCIMÜM. 351 bloemen staan in een lange schijnaar van kogelvormige, viltige schijnkransen en zijn 0,1 cM. lang gesteeld ; de onderlip is veel korter dan de meeldraden. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Stinging thyme. Coleus scutellarioides Benth. Houtachtige plant met kale bladen, die een eenigszins hartvormigen voet hebben en zeer regelmatig gekarteld zijn met zeer grove tanden; de bladen hebben een spitsen top en zijn 5 — 10 cM. lang en 5 — 7 cM. breed; de bloe- men zijn geplaatst in een lange schijnaar van vlakke, kale schijnkransen en zijn tot 0,5 cM. lang gesteeld; de onderlip is iets langer dan de meeldraden. St. Eustatius; gekweekt. 7366. Ocimum L. De bloemen zijn geplaatst in schijnkransen, die tot lange, aarvormige bloeiwijzen vereenigd zijn ; de onder- en bovenlip van de bloem- kroon zijn van bijna gelijke grootte ; de na den bloei wijduit- staande kelk heeft een groote bovenlip en min of meer spitse onderlip en zij tanden. 1 Bovenlip van den kelk zonder hartvormige vleugels geheel tot de basis van den kelk afloopend . . Ocimum micranthum 351 Bovenlip van den kelk niet geheel tot aan de basis van de kelk afloopend, of zoo wel, dan met diep hartvormige vleugels .... 2 2 Bovenlip van den kelk met hartvormige vleugels . Ocimum sanctum 351 Bovenlip van den kelk zonder hartvormige vleugels Ocimum gratissimum 351 Ocimum gratissimum L. Heesterachtig, bijna kaal plantje, met langgerekte, elliptische bladen, die zeer duidelijk gekarteld en tot 8 cM. lang en tot 4 cM. breed zijn ; de bovenlip van den kelk, die tot 0,6 cM. lang kan zijn, is heel weinig afloopend. St. Eustatius: Selash; gekweekt. Curaqao, Aruba, Bonaire: Jeerba hoolee; gekweekt. Ocimum micranthum Willd. Kruid met eenigszins behaarde, elliptische bladen, die een onduide- lijk gezaagden rand hebben en tot 6 cM. lang en 3 cM. breed zijn ; de bovenlip van den kelk loopt tot aan de basis van den kelk. die tot 1 cM. lang kan zijn, af, maar heeft geen hartvormige vleugels. St. Eustatius, St. Martin. Ocimum sanctnm L. Kruid met zachte, zeer kort behaarde, elliptische tot lancetvormige bladen, die vrij grove tanden hebben en tot 5 cM. lang en 2,5 cM. breed zijn: de bovenlip van den kelk loopt tot bijna aan de basis van den kelk, die tot 0,6 cM. lang kan zijn, af, met diep hartvormige vleugels. St. Eustatius, Saba: Basil; gekweekt. Curaqao : Jeerba hoolee ; gekweekt. 352 SOLANACEAE. Fam. 256. Solanaceae. Planten met afwisselende bladen ; de bloemen hebben een min of meer diep ingesneden, buisvormigen kelk, een vergroeide bloem- kroon, meestal 5 meeldraden en een bovenstandig, twee- of meer- hokkig vruchtbeginsel met één stijl en met een groot aantal zaad knoppen. 1 Plant met doornvormige takken 7379. Lycium 352 Plant zonder doornvormige takken 2 2 Plant met stekels 7407. Solanum 354 Plant zonder stekels 3 3 Bloemen zygomorph met zeer lange, nauwe buis en een scheef daarop staanden zoom 7450. Brunfélsia 359 Geen zygomorphe bloemkroon met nauwe, lange buis ... 4 4 Bloemen geplaatst in dichte bundels aan dikke takken 7381. Acnistus 353 Bloemen niet geplaatst in dichte bundels aan dikke takken 5 5 Bloemen met bloemkroonbuis, die duidelijk buiten de kelk- bladen uitsteekt 6 Bloemen zonder bloemkroonbuis of met een niet buiten den kelk uitstekende bloemkroonbuis 8 6 Kelk met stompe tanden 7436. Petunia 359 Kelk niet met stompe tanden 7 7 Bladen leerachtig 7420. Cestrum 359 Bladen niet leerachtig 8 8 Alle meeldraden even lang 7415. Datum 358 Eén meeldraad korter dan de vier andere .... 7434. Nicotiana 359 9 Kelk na den bloei sterk opgezwollen . . . 7401. Physalis 353 Kelk na den bloei niet sterk opgezwollen 10 10 Meeldraden met poriën openspringend . . . 7407. Solanum 354 Meeldraden met een spleet openspringend .... 7404. Capslcum 354 7379. Lycium L. Lycium americanum Jacq. Sterk vertakte heester met lichtgekleurde takken en stevige, tot 7 cM. lange takdoorns; de elliptische tot lancetvormige, onge- steelde bladen, met afloopenden bladvoet, zijn 0,3 — 1 cM., lang en 0,1 — 0,4 cM. breed; de 0,5 cM. lang gesteelde bloemen zijn alleenstaand in de bladoksels en hebben een zwak vijftandigen kelk, waarbuiten de 0,4 cM. lange bloemkroon uitsteekt, en ver buiten de bloemkroon uitstekende meeldraden ; het vruchtbeginsel is tweehokkig. St. Martin. LYCIUM — PHYSALIS. 353 7381. Acnistus Schott. Acnistus arborescens Schlecht. Boom met ovale tot langwerpige bladen, die een afloopenden blad- moet en zeer dikke middennerf hebben en 5 — 15 cM. lang en 2 — 6 cM. breed zijn; de tot 2 ci\L lang gesteelde bloemen staan in zeer rijkbloemige, ongesteelde, schermvormige bloeiwijzen langs groote gedeelten van de takken; de bloemkroon is vier- tot vijfmaal zoo lang als de 0,4 cM. lange, zwak vijftandige kelk en de meeldraden steken ver buiten de bloemkroon uit; het vruchtbeginsel istwee- hokk g en de besvrucht heeft de grootte van een erwt. Saba. 7401. Physalis L. Kruiden met bloemen, die alleenstaand zijn in de vertakkingsplaatsen der takken en waarvan de kelk na den bloei sterk opgezwollen en aan den top bijna gesloten is. 1 Bladen met hartvormigen of ronden voet 2 Bladen met afloopenden, versmalden voet Physalis angulata 353 2 Bladen met duidelijk hartvormigen voet Physalis pubescens 353 Bladen met afgeronden voet Physalis turbinata 353 Physalis angulata L. Rechtopgroeiende, forsche plant met bladen, die bijna of geheel kaal zijn, een afloopenden, schee ven blad voet hebben en zeer onregelmatig getand zijn; de eivormige tot langwerpige bladen zijn 2,5 — 9 cM. lang en 1,5 — 5 cM. breed; de kelk rondom de vrucht is hoekig, eenigszins gedrongen. St. Eustatius, St. Martin. Curaqao, Aruba, Bonaire: Klap. Physalis pubescens L. Behaarde plant met duidelijk hartvormige bladen, die zachtbehaard en 4-7 cM. lang en 3-6 cM. breed zijn; de kelk rondom de vrucht is duidelijk vijf hoekig en zachtbehaard. Saba, St. Martin. Curaqao, Aruba, Bonaire. Physalis turbinata Medik. Bijna kale plant met bladen, die een eenigszins afgeronden voet hebben en 5,5 — 9 cM. lang en 4 — 8,2 cM. breed zijn; de kelk rondom de vrucht is tot 3,6 cM. lang en voorzien van 0,5 — 1 cM. lange tanden. Curaqao, Bonaire. 23 354 SOLANACEAIv 7404. Capsicum L. Houtige planten; de droge, meerhokkige vrucht steekt ver boven den gaven kelk uit en de steel van de vrucht wordt naar den top toe dikker; de bloemkroon is radvormig; de meeldraden springen met spleten' open. 1 Vruchten eenigszins gebogen, 6 cM. of meer lang Gapsicnm ceratocarpum 354 Vruchten veel minder dan 6 cM. lang .... 2 2 Vruchten 2 cM. of meer in diameter Capsicum annuum 354 Vrucht veel minder dan 1 cM. in diameter . . Capsicum fndescens 354 Capsicum annuum L., Syn. Capsicum dulce Hort. De elliptische tot lancetvormige bladen met afloopenden voet en spitsen top zijn veelal 5—12 cM. lang en 2,5—5,5 cM. breed, met duidelijk scbeeve bladhelften; de kogelvormige vruchten hebben een diameter van 2,5 cM. St. Eustatius: Birds' pepper; gekweekt. Capsicum ceratocarpum Fing. De elliptische tot lancetvormige bladen, die naar den voet toe afloopen en een duidelijk toegespitsten top hebben, zijn 4 — 8 cM. lang en 1,5 — 2,5 cM. breed; de 3 cM. lang gesteelde vruchten zijn 6 cM. of meer lang, 1,5 cM. in dia- meter, iets gebogen en geplaatst in een 0,9 cM. langen, gaven kelk. Saba; gekweekt. Capsicum frutescens L. De elliptische tot lancetvormige bladen, met spitsen top en min of meer afloopenden voet, zijn 2 — 7 cM. lang en 1 — 2,5 cM. breed; de kogelvormige of kegelvormige vruchten zijn 0,5 cM. in diameter. St. Eustatius, Saba, St. Martin; gekweekt. CuRAOAO, Aruba, Bonaire: Promente; gekweekt, 7407. Solanum L. De bloemen hebben een vijfdeeligen kelk en een radvormige bloem- kroon met meer of minder lange slippen, 5 meeldraden met korte helmdraden en lange helmknoppen, die tot aan den top samen- neigen en met 2 poriën openspringen ; de vrucht is een bes vrucht. 1 Bladen samengesteld 2 Bladen enkelvoudig 3 2 Blaadjes gaafrandig Solanum tuberosum 357 Blaadjes met zeer duidelijk ingesneden rand Solmiurn lycopersicum 356 3 Planten geheel zonder stekels 4 Planten voorzien van stekels, die soms alleen op den achter- kant der bladen voorkomen 7 4 Bladen aan den achterkant dichtviltig behaard Solanum Melongena 350 Bladen kaal of bijna kaal .5 5 Bloeiwijzen meer dan tachtigbloemig; klimplant Solanum odoriferum 357 Bloeiwijzen minder dan tachtigbloemig; kruid of heester . 6 6 Bloemen in langgerekte trossen . . . Solanum racemosum 357 Bloemen in scherm vormige bloeiwijzen Solanum nigrum var. americanum 356 CAPSICUM — SOLANUM. 355 7 Bladen gaaf en gaafrandig 8 Bladen niet tegelijk gaaf en gaafrandig 9 8 Bladsteel voorzien van lange, rechte stekels Solanum racemosum 357 Bladsteel voorzien van korte, kromme stekeltjes Solanum lanceaefolium 355 9 Bladen aan den achterkant witviltig behaard 10 Bladen aan den achterkant niet witviltig behaard .... 11 10 Bloeiwijzen vijf- tot zesbloemig . . . Solanum latifolium 350 Bloeiwijzen veel meer dan zesbloemig . . Solanum torvum 357 11 Plant behalve van lange stekels ook van lange haren voorzien Solanum aculeatissimum 355 Plant niet van lange haren voorzien Solanum argillicolum 355 Solanum aculeatissimum Jacq. Houtachtige plant, veelal nedeiliggend, met groote, rechte, tot 2 cM. lange stekels, waartusschen vooral op de bladen lange, zachte haren geplaatst zijn; de bladen zijn tot 8 cM. of meer, lang gesteeld, hebben een zwak hartvormigen voet, zijn zeer onregel- matig, ondiep vijf- of meerlobbig, eivormig tot langwerpig en 6 - 9 cM. lang en 5-8 cM. breed; de hoofdnerven der bladen zijn aan onder- en bovenkant rijkelijk voorzien van stekels; de bloemen staan in drie- tot vijfbloemige trossen, die zijdelings uit de takken ontspruiten, en hebben een geheel met stekels bedekten kelk; de bloemkroon is 1 cM. lang. St. Eustatiüs, Saba. Solanum argillicolum Dunal. Kruipende, houtige plant, waarvan de stengels en bladen rijkelijk voorzien zijn van rechte, tot 0,8 cM. lange, aan den voet verbreede stekels; d^ zeer sterk vertakte plant draagt 1,5 cM. of meer lang gosteelde, elliptische bladen, die een eenigszins versmalden voet en top hebben, zeer onregelmatig gelobd en 1,5 — 5 cM. lang en 1 — 2,5 cM. breed zijn; de een- tot driebloemige bloeiwijzen ont- springen uit de kanten der takken en hebben een 0,7 — 0,9 cM. lange bloemkroon ; de vrucht is kogelvormig en heeft een diameter van 2 cM. of meer. Curacao. Aruba, Bonaire : Bataata die soembi, Patieja die soembi, Patieja sjimarón. Solanum lanceaefolium Jacq. Heester met dikwijls klimmende takken, die meer of minder duidelijk van kromme stekels voorzien zijn, terwijl ook bij overigens onge- wapende exemplaren de bladsteel en de hoofdnerf der bladen zeer 356 SOLANACEAE. korte, gebogen stekels bezitten ; de langgesteelde, elliptische tot lancetvormige, 6 — 12 cM. lange en 4-8 cM. breede, geheel gave en gaafrandige bladen, hebben een eenigszins scheeven voet; de langgesteelde bloemen zijn in één vlak geplaatst in vier- of meer- bloemige, langgesteelde trossen; de kelk is viltig behaard en de bloemkroon 0,9 — 1,2 cM. lang; de kogelvormige vruchten hebben een diameter van 0,5 — 1 cM. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Solaiium latifolium Poir. Heester of boompje met viltig behaarde bladen, die dicht bedekt zijn door stervormige haren; de takken zijn meer of minder rijkelijk voorzien van rechte of gekromde stekels; de elliptische bladen met spitsen top en aan weerskanten met 4 — 5 scherpe lobben, zijn 7 — 16 cM. lang en 5 — 11 cM. breed; de bloemen staan in zeer armbloemige trossen en hebben een 1,5 — 2 cM. lange bloemkroon; de kogelvormige vruchten hebben een diameter van 1.8-2,4 cM. St. Martin. Solanum lycopersicum L. Sterk vertakte, zachtharige plant met veervormig saamgestelde bladen, waar- van de paren der blaadjes afwisselend grooter en kleiner zijn; de elliptische blaadjes zijn zeer onregelmatig ingesneden, zeer verschillend van grootte, hebben een duidelijk scheeven voet en zijn 1,5—6 cM. lang en 1 — 3 cM. breed; de bloemen staan in drie- of meertallige, gesteelde bloeiwijzen en hebben een U,5 cM. lange bloemkroon: de afgeplatte, oranje-roode vruchten hebben een diameter van 4 cM. of meer. St. Eustatius, Saba: Tomate; gekweekt. ('uracao, Aruba, Bonaire: Tomati; gekweekt. Solanum Melongena L. Vrij hoog opgroeiende plant, waarvan de bladen en jonge takken dichtviltig bedekt zijn door stervormige haren; de elliptische of eivormige bladen hebben een zeer scheeven voet, aan weerskanten 2 of 3 zeer stompe, breede lobben en zijn 8—15 cM. lang en b' — 9 cM. breed; de bloemen zijn geplaatst in een- tot driebloemige bloeiwijzen en hebben een 2,5— 3,5 cM. lange bloem; de vrucht is eivormig of meer langgerekt, 3—19 cM. lang en heeft een middel- lijn van 2—8 cM. St. Eustatius, Saba: Boulanger; gekweekt. Curaqao, Aruba, Bonaire: herrehein, Boulanger; gekweekt. Solanum nigrum var. americaimm Schulz. Sterk vertakte, soms eenigszins houtachtige plant met takken, die duidelijk gevleugeld zijn; de elliptische tot lancetvormige bladen zijn zeer verschillend van grootte en vorm, soms 1 — 2,5 cM. lang en 0,5-1,5 cM. breed, dan weer 6 — 12 cM. lang en 2-4 cM- breed ; de bloemen staan in vrij lang gesteelde, vier- of meerbloemige, SOLANUM. 357 schermvormige bloei wijzen en hebben een 0,3 cM. lange bloemkroon; de kogelvormige vruchten hebben een diameter van 0,5 cM. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Wild pepper. Curacao, Aruba, Bonaire : Maloieda. Solanum odoriferum Veil. Klimmende heester, waarvan de bladstelen dikwijls rankvormig gewonden zijn; de elliptische tot lancetvormige, bijna kale bladen hebben een versmalden voet en zijn 3 — 7 cM. lang en 1,5 — 3 cM. breed; de bloemen zijn geplaatst in sterk vertakte, wij duits taande, pluimvormige bloeiwijzen, die tot meer dan tachtigbloemig zijn; de bloemen hebben een kleinen, schotelvormigen kelk en een 1 cM. lange bloemkroon, die bijna tot aan den voet gespleten is; de meeldraden hebben 2 wijde poriën en zijn naar den top toe niet versmald. Aeuba; gekweekt. Solanum racemosum Jacq. Heester met lancetvormige, aan de bovenzijde iets ruwe bladen, die 4 — 16 cM. lang en 1 — 4 cM. breed zijn; bij een variëteit zijn de stengels en bladstelen voorzien van lange, rechte stekels; de bladen loopen naar den top iets meer spits toe dan naar de basis; de bloemen zijn geplaatst in na den bloei zeer verlengde, langgesteelde trossen ; de bloemkroon is 0,8 cM. lang ; de kogelvormige vruchten met 0,5 cM. middellijn zijn 1,5 cM. lang gesteeld. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Canckerberry . Solauum torvum Sw. Heester of boompje met viltige, door stervormige haren bedekte bladen en takken, die meer of minder rijkelijk voorzien zijn van rechte of gekromde stekels; de elliptische bladen met eenigszins hartvormig-versmalden voet zijn aan weerszijden voorzien van 2 of 3 spitse lobben en zijn 6—12 cM. lang en 4 — 10 cM. breed: de bloemen staan in rijkvertakte, rijkbloemige, schermvormige trossen en hebben een 1 cM. lange bloemkroon: de kogelvormige vruchten staan in groot aantal bijeen en hebben een diameter van 1 — 1,5 cM. St. Eustatius, Saba, St. Martin. CURAgAO. Solauum tuberosum L. Laagblijvende plant met veervormig samengestelde bladen, waarvan de paren der blaadjes afwisselend grooter en kleiner zijn ; de gave en gaafrandige, elliptische blaadjes zijn zeer verschillend van grootte, hebben een zeer scheeven voet en zijn 0,5—5 cM. lang en 0.3 — 3 cM. breed; de bloemen staan in rijkbloemige trossen en hebben een 1 — 1,5 cM. lange bloemkroon; de kogelvormige vruchten hebben een diameter van 2 cM. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Potato; gekweekt. Curaqao, Aruba, Bonaire: Aardappel; gekweekt. 358 solanaceae — scrophulariacëae:. 7415. Datura L. Hoogopgroeiende kruiden, waarvan de groote bloemen op de vertak- kingsplaatsen der dichotome stengels alleenstaand zijn; de kelk is buisvormig met korte tanden en scheurt na den bloei boven de basis af; de bloemkroon is in de knopligging gevouwen ; de tweehokkige doosvrucht bevat een groot aantal platte zaden. 1 Bladen zeer grof getand ; bloemkroon niet veel meer dan 8 cM. lang Datura stramonium 358 Bladen geheel gaafrandig of een weinig getand, maar in dit geval de bloemkroon meer dan 8 cM. lang 2 2 Eenigszins viltig behaarde bladen met scheef hartvormigen voet; vrucht dicht bezet met lange stekels Datura Metel 358 Niet viltig behaarde bladen, die een min of meer afloopenden bladvoet hebben; vrucht voorzien van wijd uitstaande, korte stekels Datura fastuosa 358 Datura fastuosa L. De kale, elliptische bladen hebben een eenigszins afloopenden blad- voet, aan weerszijden twee of meer groote tanden met zeer stompe, zeer wijde inhammen en zijn 6 — 12 cM. lang en 4,5 — 9 cM. breed; de bloemkroon is ongeveer driemaal zoo lang als de 6 cM. lange kelk; de vrucht is voorzien van wijduitstaande, wratvormige stekels. Saba, St. Martin : Fire weed. Datura Metel L. De eivormige, kort viltig behaarde bladen hebben een min of meer hartvormigen voet en zeer ongelijke bladhelften, zijn geheel gaaf of met zwakke tanden en zijn 6 — 14 cM. lang en 4,5 — 9 cM. breed ; de bloemkroon is tweemaal zoo lang als de 8 — 10 cM. lange kelk; de vrucht is dicht bezet met 1 cM. of meer lange stekels. St. Eustatius, St. Martin: Fire u-eed. Curac/ao, Aruba : Belladonna, Jeerba stiriki. Datura stramouium L. De kale, elliptische bladen hebben een eenigszins afloopenden blad- voet, aan weerszijden vijf of meer groote tanden met diepe inhammen en zijn 8-16 cM. lang en 5-13 cM. breed; de bloemkroon is tweemaal zoo lang als de 4 cM. lange kelk ; de vrucht is dicht bezet met 0,5 cM. of meer lange stekels. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Fire iceed. DATURA — BRUNFËLSIA. 359 7420. Cestrura L. Cestrum laurifolium 1'Hér. Boom met dikke, leerachtige bladen, die een zeer duidelijke midden- nerf hebben; de langwerpige of lancetvormige bladen zijn 6 — 18 cM. lang en 3 — 6 cM. breed ; de bloemen staan in dichte, korte bloeiwijzen en hebben een 0,4 cM. langen kelk met zeer korte tanden en een 1 cM. lange bloemkroon ; de kelk is na den bloei- tijd iets vergroot ; de vrucht is een langwerpige bes van ongeveer 1 cM. lengte. St. Eustatius, Saba. 7434. Mcotiana L. Nicotiana Tabacum L. Hoogopgroeiende plant met zittende, eenigszins stengelomvattende bladen, die een versmalden bladvoet en een zeer spits toeloopenden top hebben; de lancetvormige bladen zijn, behalve de allerbovenste, smalle bladen, 25 — 45 cM. lang en 9 — 17 cM. breed; de bloemen staan in zeer samengestelde, pluim- vormige, groote bloeiwijzen, hebben een 1 cM. langen kelk, die tot op 2/3 van de lengte gespleten is en evenals de 4 cM. lange bloemkroon behaard is; de bloemkroon is iets boven de helft plotseling verwijd; de vrucht is een tweehokkige doosvrucht, die tot over de helft van de lengte openspringt, met een groot aantal kleine zaden. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Tabac; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire: Tobakkoe; gekweekt. 7436. Petnnia Juss. Petunia violacea Lindl. Laagblijvende, sterk vertakte, kleverige plant met zeer kortgesteelde, elliptische bladen, die een afloopenden bladvoet hebben en 1,5—4 cM. lang en 1 — 2.5 cM. breed zijn; de alleenstaande bloemen zijn langgesteeld in de oksels der bovenste bladen en hebben een 1,5 langen, tot bijna op den voet ge- spleten kelk met afgeronde slippen; de 4 cM. lange bloemkroonbuis is aan het boveneinde trechtervormig verwijd met een breeden zoom; de twee- hokkige doosvrucht springt met 2 korte tanden open. Saba; gekweekt. 7450. Brnnfelsia L. Brunfelsia americana L. Boompje met leerachtige, omgekeerd eivormige tot ovale bladen, die vaak de grootste breedte boven het midden hebben en 3 — 7 cM. lang en 1,5 — 8,5 cM. breed zijn; de bloemen zijn alleenstaand aan de einden der takken en hebben een 0,7 cM. langen kelk met zeer onduidelijke tanden, een eenigs- zins gebogen, 5 cM. lange en 0,3 cM. dikke bloemkroonbuis met een zoom van 4 cM. diameter, en 4 meeldraden; de vrucht is een openspringende besvrucht. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Lady of the night; gekweekt. Fam. 257. Scrophulariaceae. Kruiden of eenigszins heesterachtige planten met meestal tegenover- staande bladen ; de bloemen hebben een vergroeidbladige bloemkroon 360 SCROPHULARIACEAE. met 4 meeldraden, een bovenstandig, tweehokkig vruchtbeginsel met vele zaadknoppen en een eindstandigen stijl ; de droge, open- springende vrucht bevat een groot aantal zaden. 1 Plant met schubvormige bladen; bloemen rood . . . 7496. Russelia 360 Plant met gewone bladen 2 2 Duidelijk gesteelde bladen met hartvormigen voet 7487. Maurandia 360 Bladen niet tegelijk duidelijk gesteeld en met hartvormigen voet 3 3 Bladen ongesteeld met stengelomvattenden voet 7534. Stemodia 360 Bladen niet met stengelomvattenden voet 4 4 De blauwe bloemkroon heeft geen buis en is voorzien van een sterk uitgeholde onderlip 7470. Angelonia 360 Bloemkroon wit, niet voorzien van een uitgeholde onderlip 5 5 Bladen tegenoverstaand of in kransen . . . 7576. Scoparia 361 Bladen afwisselend 7574. Capraria 361 7470. Angelonia H. et B. Angelonia angustifolia Benth. Rechtopgroeiend kruid met lancetvormige tot lijnvormige bladen, die een afloo- penden bladvoet en een spitsen top hebben; de zittende bladen zijn zeer onduidelijk gezaagd met ver van elkander geplaatste tanden en zijn 1,5 — 7 cM. lang en 0,3 — 1 cM. breed; de alleenstaande bloemen in de bladoksels zijn 1 — 1.5 cM. lang gesteeld en hebben een vlakke bloemkroon zonder buis en een zeer diep uitgeholde onderlip. St. Eustatius: Snapdragon; gekweekt. 7487. Maurandia Ortega. i~i Maurandia semperflorens Jacq. Klimplant met rankenden bladsteel en drielobbige bladen, waarvan de hoofd- nerven in een stekelpuntje uitloopen; de bladen zijn veelal 1,5 cM. lang en breed en hebben een diep hartvormigen voet; de alleenstaande, okselstandige bloemen zijn zeer langgesteeld, hebben een zeer diep gespleten kelk en een bloemkroon met lange buis; de vrucht springt onregelmatig open. Saba; gekweekt. 7496. Russelia Jacq. Russelia juncea Zuccar. Rechtopgroeiend, sterk vertakt kruid met geribden stengel en zeer weinig ontwikkelde, schubvormige bladen; de bloemen staan in de oksels der schubben op draaddunne stelen, die samen met de dunne takken een pluim van roode bloemen vormen; de 1,5—2 cM. lange bloemkroon wordt naar den top zeer langzaam iets wijder en heeft zeer korte tanden. St. Eustatius: Bugalplant; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire; gekweekt. 7534. Stemodia L. Rechtopgroeiende, eenigszins kleverige, heesterachtige planten met zittende bladen, die een verbreeden voet hebben ; de bloemen zijn ANGELONIA SCOPARIA. 361 zittend of kortgesteeld, hebben een tweelippige bloemkroon en meeldraden met min of meer gesteelde helm knoppen. 1 Helmknoppen duidelijk gesteeld; stempel knopvormig Stemodia maritima 361 Helmknoppen onduidelijk gesteeld ; stempel scheef verbreed Stemodia durantifolia 361 Stemodia durantifolia Sw. De bladen worden duidelijk smaller naar den bladvoet, die daarna plotseling weer verbreed wordt, en zijn in het versmalde gedeelte gaafrandig ; de bladen staan veelal in drietallige kransen en zijn 1,5 — 5 cM. lang en 0,5 — 1,5 cM. breed; de kelk is half zoo lang als de bloemkroon ; de heimknoppen zijn zeer kort gesteeld, en de stempel is scheef verbreed. CüRAgAO. Stemodia maritima L. De tegenoverstaande bladen zijn veelal over de geheele lengte even breed, 1 — 3 cM. lang en 0,3 — 1 cM. breed, zeer duidelijk behaard en over de geheele lengte scherp gezaagd-getand ; de kelk is meer dan half zoo lang als de bloemkroon ; de helmknoppen zijn zeer duidelijk gesteeld en de stempel is knopvormig. Curacao : Loanggo, Torra. 7574. Capraria L. Capraria biflora L. Eenigszins houtachtige plant met afwisselend geplaatste, spatelvor- mige bladen, die een langen, afloopenden bladvoet hebben, van dien voet af zeer scherp gezaagd zijn met grove tanden en 1,5 — 4,5 cM. lang en 0,5 — 1,5 cM. breed zijn; de bloemen staan bij tweetallen op lange stelen in de bladoksels en hebben een regelmatige bloem- kroon, die tweemaal zoo lang is als de 0,5 cM. lange kelk. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Wild tea. CüRAgAO, Aruba, Bonaire : Tantsji. 7576. Scoparia L. Rijk vertakte planten met lijnvormige, soms iets verbreede bladen, die veelal in drietallige kransen geplaatst zijn; de bloemen staan op lange stelen in de bladoksels en hebben een viertallige, sterk behaarde bloemkroon; de meeldraden steken ver uit buiten de bloem- kroon, die + 0,4 cM. in diameter is. * 1 Kelk vijfLallig Scoparia anima 362 Kelk viertallig Scoparia didcis 362 362 scrophulariacëae; — bignoniacëae. Scoparia annua Cham. et Schl. Laagblijvend plantje met lancetvormige bladen; de bladen zijn vooral aan den top een weinig ingesneden en daar breeder dan aan de bas s, veelal 0,6 cM. lang en 0,1 cM. breed, maar er komen ook dieper ingesneden, tot 0,5 cM. breede bladen voor, die 1,6 cM. lang zijn; de bloemen hebben een vijfdeeligen kelk. CüRAgAO, Aruba, Bonaire: Skoobia. Scoparia dulcis L. Rijk vertakte, vrij hoog opgroeiende plant met lancetvormige bladen ; de bladen zijn van iets boven den voet af scherp onregelmatig gezaagd en 0,7 — 3 cM. lang en 0,2 — 1 cM. breed; de bloemen hebben een vierdeeligen kelk. St. Eustatius, Saba: Sweet broom. Fam. 258. Bignoniaceae. Boomen of heesterachtige planten met veelal tegenoverstaande bladen ; de bloemen bestaan uit een vergroeidbladigen, soms diep gespleten kelk, een vergroeidblaclige bloemkroon, die min of meer zygomorph is, 4 meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginsel met eindelings geplaatsten stijl; de vrucht bevat een groot aantal zaden. 1 Planten met ranken 7705. Bignonia 362 Planten zonder ranken 2 2 Bladen enkelvoudig 775.9. Crescentia 364 Bladen samengesteld 3 3 Klimplant 7713. Tecomaria 363 Geen klimplant 4 4 Bladen veervormig saarngesteld 7740. Stenolobium 363 Bladen handvormig saamgesteld 7733. Tecoma 363 7705. Bignoiiia L. Bignonia unguis-cati L. Houtachtige klimplant met tweetallige, lang gesteelde bladen; de elliptische of ovale blaadjes zijn öf geheel gaafrandig of zeer duidelijk getand-gezaagd en zijn aan verschillende deelen van de plant zeer verschillend van grootte, veelal 1 — 8 cM. lang en 0,7 — 5 cM. breed; de gemeenschappelijke bladsteel eindigt in een drietal klauwachtige ranken; de bloemen hebben een klokvormigen kelk en een gele bloemkroon. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Cat claw. SCOPARIA — STENOLOBIUM. 363 7713. Tecomaria Spach. Tecomaria capeusis Spach., Syn. Tecoma capensis Lindl. Heester met klimmende takken en oneven veervormig samengestelde bladen, die vijf- of meerjukkig zijn; de eivormige blaadjes zijn 1 — 1,5 cM. lang en 0,5 — 1 cM. breed en van iets boven den voet af gekarteld-gezaagd; de bloemen staan in een eindelingsche, pluimvormige bloeiwijze, hebben een korten kelk en een naar boven langzaam wijder wordende bloemkroon met 1 cM. lange slippen. Saba; gekweekt. 7733. Tecoma Juss. Boomen met drie- tot vijftallige, handvormig samengestelde bladen; de bloemen hebben een trechtervormige bloemkroon; de vruchten springen met 2 kleppen open en bezitten een groot aantal ge- vleugelde zaden. 1 Blaadjes met toegespitsten top .... Tecoma chrysantha 363 Blaadjes zonder toegespitsten top . . . Tecoma leucoxylon 363 Tecoma chrysantha 1) C. De vrij langgesteelde, drie- tot vijftallige bladen hebben een dunnen bladsteel en blaadjes met draaddunne steeltjes; de eind blaadjes zijn veel grooter dan de elliptische tot lancetvormige zijblaadjes, die een zeer duidelijk toegespitsten top en zwak gekartelden rand hebben en 2,5 — 7,5 cM. lang en 1 — 3,5 cM. breed zijn; de bloemen zijn geel. CüRAgAO, Akuba, Bonaire: Kiebraliaatsja. Tecoma leucoxylon Mart. De langgesteelde, vijf- of drietallige, handvormig samengestelde bladen, waarvan de 2 buitenste blaadjes zeer kortgesteeld zijn, hebben leerachtige blaadjes, die veelal elliptisch tot langwerpig zijn met spits toeloopenden bladvoet, en min of meer rijkelijk voorzien zijn van schubben; de blaadjes zijn bij verschillende exemplaren zeer verschillend van vorm, maar steeds komen er aan elke plant blaadjes met afgeronden top voor; de blaadjes zijn gaafrandig en veelal 1,5-10 cM. lang en 1 — 5 cM. breed; de bloemen staan in armbloemige bloeiwijzen en hebben een vijf- tandigen kelk en een trechtervormige, witachtige bloemkroon, die tot 7 cM. lang is; de rolronde vrucht is tot 16 cM. lang en 0,5 cM. in diameter. St. Eustatius, Saba, St. Martin: White ceder. 7740. Stenolobium D. Don. Stenolobium stans Seem. Heester met veervormig samengestelde, vijf- of zeventallige bladen, die lang- gesteeld zijn; de zeer kortgesteelde, lancetvormige blaadjes, met scberp- en 364 BIGNONIACEAE — GESNERIACEAE. grofgezaagden bladrand en zeer spitsen top zijn 4 — 9 cM. lang en 1 — 2 cM. breed en hebben de grootste breedte onder het midden; de bloemen staan in trossen en hebben een korten, vijftandigen kelk en een trechtervormige, 4 cM. lange bloemkroon, die aan de basis plotseling vernauwd is; de tot 18 cM. lange vruchten zijn platgedrukt en 0,7 cM. breed. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin: Yellow blossom; gekweekt. CuRACAO, Aruba, Bonaire: Kelhi heel; gekweekt. 7759. Crescentia L. Crescentia Cujete L. Boom met verspreide, ook veel aan kortloten geplaatste bladen, die een wigvormig afloopenden voet hebben ; de spatelvormige bladen hebben hun grootste breedte dicht bij den top en zijn 4 — 20 cM. lang en 1-6 cM. breed ; de kortgesteelde bloemen staan in klein aantal in de bladoksels, hebben een tot bijna aan den voet ge- spleten, tweedeeligen kelk en een iets zygomorphe, klokvormige bloemkroon, die 4,5 cM. lang is ; de eenhokkige, niet openspringende, kogelvormige of ovale vrucht heeft een harde schaal en is tot 15 cM. in diameter. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin: Calabasli. CüRAgAO, Aruba, Bonaire : Kallebas rondo. Fam. 259. Pedaliaceae. 7777. Sesamum L. Sesaniuni oriëntale L. Hoogopgroeiende, kruidachtige plant met lancet- tot lijnvormige, afwisselend geplaatste bladen, die naar top en basis spits toeloopen, gaafrandig en 7 — 14 cM. lang en 0,8 — 1,6 cM. breed zijn; de bloemen zijn zeer kort ge- steeld, alleenstaand in de bladoksels, hebben een vijfdeeligen kelk en een vergroeidbladige bloemkroon, die scbeef klokvormig is met breede onderlip; er zijn 4 meeldraden en een bovenstandig. tweehokkig vruchtbeginsel met vele zaadknoppen en een eindelingschen stijl met 2 bladvormige stempels; de vierkantige doosvrucht springt met 2 korte kleppen open. Curaqao: Sjosjolie; gekweekt. Fam. 260. Martyniaceae. 7784. Martyuia L. Martynia anima L. Rechtopgroeiend kruid met tot 10 cM. lang gesteelde. hartvormige, zachtviltlg behaarde bladen, die onduidelijk getand zijn met groote vlakke tanden, vijf of meer hoofdnerven hebben en b — 10 cM. lang en 4 — 12 cM. breed zijn ; de bloemen staan in verkorte trossen op de vertakkingsplaatsen van de stengels en hebben een onregelmatigen, vijfdeeligen kelk, een zeer scheeve. naar den voet versmalde, 4 cM. lange, klokvormige bloemkroon. 2 meeldraden en een bovenstandig, eenhokkig vruchtbeginsel ; de vrucht is voorzien van diepe groeven. St. Eustatiüs: Fox glove; gekweekt. STËNOLOBIUM — KOHLERIA. 365 Fam. 262. Gesneriaceae. Veelal heesterachtige planten met bloemen, die een vergroeid bladige, min of meer klokvormige bloemkroon, 4 meeldraden en een boven- of halfonderstandig vruchtbeginsel hebben, dat éénhokkig is en vele zaadknoppen bevat. 1 Vruchtbeginsel bo venstan dig 7839. Besier ia 365 Vruchtbeginsel onderstandig 2 2 Bladen tegenoverstaand 3 Bladen afwisselend 7891. Gesneria 366 3 Bladen dicht behaard 7880. Kohier ia 365 Bladen kaal , 7873. Gloxinia 365 7839. Besleria L. Besleria lutea L. Eenigszins heesterachtige plant met duidelijk vierkanten stengel en groote litteekens van de afgevallen bladen ; de elliptische bladen hebben aan den onderkant zeer duidelijk uitspringende nerven, zijn zeer onregelmatig getand-gezaagd en 10 cM. lang en 6 cM. breed ; de bloemen staan in klein aantal in de bladoksels op stelen, die langer zijn dan de 0,7 cM. lange kelk, welke voorzien is van zeer korte, draadvormige tanden ; de bloemkroon is tweemaal zoo lang als de kelk met korten, tweelippigen zoom; de vrucht springt onregelmatig open. Saba. 7873. Gloxinia 1'Hérit. Gloxinia perennis Fritsch. Van uitloopers voorziene plant met eenigszins metaalglanzende, vrij lang ge- stoelde, tegenoverstaande bladen, die een grof-gekartelden rand hebben; de veelal eivormige bladen met zwak hartvormigen voet zijn voorzien van haren met breede basis en zijn 7-10 cM. lang en 4-8 cM. breed; de bloe- men zijn geplaatst in een eindelingschen tros met breed-lancetvormige schutbladen en hebben een 2 cM. langen kelk; de ruim 2 cM. lange, klok- vormige bloemkroon met eenigszins uitgezakten voet is dicht behaard; de meeldraden zijn met de helmknopjes in een kruisvorm aan elkander gehecht. Saba; gekweekt. 7880. Kohleria Reg. Kohleria hirsuta Reg. Dichtviltig behaarde plant met zeer dichtviltig behaarde, eivormige tot ovale bladen, die een gezaagden rand hebben; de tegenoverstaande bladen zijn 2,5—5 cM. lang en 1,5—3 cM. breed; de bloemen staan op 5 cM. lange stelen 366 gksncriachae; — acanthaceae. in klein aantal in de bladoksels, hebben een 1,5 cM. langen kelk en een buisvormige, dicbtbehaarde, 3 cM. lange bloemkroon met iets verbreede opening. Saba; gekweekt. 7891. Gesneria L. Gesneria yentricosa Sw. Heestertje met vrij kortgesteelde, elliptische tot lancetvormige bladen, die een spitsen top hebben en aan den onderkant zeer duidelijk uittredende nerven bezitten; de bladen zijn zeer duidelijk gekarteld-gezaagd en 6-8 cM. lang en 2,5 — 4 cM. breed; delang- gesteelde bloemen zijn geplaatst in drietallige, langgesteelde bloei- wijzen, hebben een kelk, die 5 draadvormige, 1,5 cM. lange tanden bezit, en een scheeve, 3 cM. lange, trechtervormige bloemkroon met ongelijke slippen; de vrucht springt boven het midden open. Saba. Faiti. 264. Lentibulariaceae. 7901. Utricularia L. Utricularia alpina Jacq. Op boomen groeiend plantje met zeer langgesteelde, lancetvormige, leerachtige bladen, die een afloopenden bladvoet hebben en 4- 6 cM. lang en 2 — 2,5 cM. breed zijn; de bloemen zijn geplaatst in een armbloemige, langgesteelde bloeiwijze, hebben een 2 cM. grooten, tweedeeligen kelk met hartvormige lobben en een tweelippige bloemkroon, waarvan de breede afgeronde onderlip een daartegen aangedrukte spoor draagt; er zijn 2 meeldraden en een boven- standig, éénhokkig vruchtbeginsel met vele zaadknoppen ; de in de humus groeiende stengeldeelen dragen knolvormige aanzwellingen. Saba. Fam. 266. Acanthaceae. De bloemen hebben een meestal vijftalligen kelk, een tweelippige bloemkroon met 2 of 4 meeldraden en een bovenstandig, twee- hokkig vruchtbeginsel; de vrucht is een tweehokkige doosvrucht, die van boven naar beneden openspringt, en bevat zaden, die veelal op verharde steeltjes zitten ; de tegenoverstaande bladen vertoonen min of meer duidelijke streepjes, die op haren lijken, maar gevormd worden door opeenhooping van koolzure kalk. 1 Klimplanten 7914. Thunbergia 367 Geen klimplanten 2 2 Bladen alleen wortelstandig 7990. Stenandrium 369 Bladen niet alleen wortelstandig 3 KOHLKRIA — THUNBERGIA. 367 3 Bloemen ver buiten de schutbladen uitstekend 4 Bloemen niet ver buiten de schutbladen uitstekend .... 9 4 Meeldraden ver buiten de bloemkroon uitstekend . . 7919. Sanchesia 368 Meeldraden niet buiten de bloemkroon uitstekend 5 5 Keikslippen minder dan 0,1 cM. breed, langer dan het nauwe gedeelte van de bloemkroon 7965. Ruellia 368 Kelkslippen even lang als of minder lang dan het nauwe gedeelte van de bloemkroon 6 6 Houtige planten • 7 Kruiden 8 7 Kelkslippen stomp 7914. Thunbergia 367 Kelkslippen scherp 8012. Graptophyllum 369 8 Bladen nooit meer dan 4 cM. 'lang .... 80,94. Justicia 369 Bladen veel meer dan 4 cM. lang .... 8089. Beloperone 370 9 Schutbladen meer dan 0,5 cM. breed . . . 1930. Blechum 368 Schutbladen minder dan 0,5 cM. breed ; een groot aantal aarvormige bloeiw ijzen aan den top van den stengel 7908. Elytraria 367 7908. Elytraria Michx. Elytraria squamosa Lindau. Laagblijvend plantje met wortelstandige, lancetvormige bladen, die zeer verschillend van grootte zijn, maar veelal 3-12 cM. lang en 1 — 3 cM. breed; de eenigszins ruw behaarde bladen hebben een spitsen top en afloopenden voet; de bloemen zijn geplaatst in dichte, langgerekte, aarvormige bloeiwijzen, die in min of meer dichte bundels aan den top van tot 20 cM. lange stengels geplaatst zijn; de bloeistengels zijn dicht bezet met spitse, aan- gedrukte, 0,5 cM. lange schubben ; de bloemen zijn verborgen tusschen vliezig gerande schutbladen en hebben 2 meeldraden: het vruchtbeginsel bevat een groot aantal zaden. Ctjraqao, Aruba, Bonaire. 7914. Thunbergia Retz. De bloemen worden omgeven door 2 groote schutbladen; de buisvormige bloem- kroon heeft, een min of meer breeden zoom; de vrucbt bevat 4 zaden, die niet op harde steel tj es geplaatst zijn. 1 Heester Thunbirgia affinis 367 Klimplanten 2 2 Bladsteel breed gevleugeld Thunbergia alaia 368 Bladsteel ongevleugeld Thunbergia fragrans 36S Thunbergia affinis Moore. Heester met kortgesteelde, elliptische tot lancetvormige bladen, die 1,5 — 3 cM. lang en 0,8 — 1.5 cM. breed zijn; de bloemen hebben 2 schutbladen van 1,5 368 ACANTHACËAE. cM. lengte en een naar boven geleidelijk wijder wordende bloemkroon, die 3,5 cM. lang is. Saba; gekweekt. Thunbergia alata Boj. Viltig behaarde klimplant met driehoekige tot hartvormige bladen, die een breeden, recht afgesneden bladvoet en een gevleugelden bladsteel hebben en 2 — 4 cM. lang en 1,5 — 3 cM. breed zijn; de bloemen hebben 2 schutbladen van 2 cM. lengte en een 2,5 cM. lange bloemkroon met breeden zoom. Saba; gekweekt en verwilderd. ïhunbergia fragrrans Roxb. Ruwe. eenigszins viltig behaarde klimplant met eivormige tot langwerpige, 2—6 cM. lange en 1—3 cM. breede bladen, voorzien van een ongevleugelden bladsteel; de bloemen hebben 2 schutbladen van 1,5 cM. lengte en een 2 cM. lange bloemkroon met breeden zoom. St. Eustatius, Saba, St. Martin; gekweekt en verwilderd. 7919. Sanchesia R. et Pav. Saneliesia nobilis Hook. Heester met dikke, leerachtige bladen, die aan den achterkant duidelijk uit- springende nerven bezitten; de elliptische tot lancetvormige bladen zijn veelal 14 cM. lang en 5 cM. breed; de bloemen staan in aarvormige bloei- wijzen met groote schutbladen en hebben een buisvormige, eenigszins opge- zwollen bloemkroon, waar de 2 meeldraden ver buiten uitsteken; de vrucht heeft in elk hokje 3—4 zaden, die op harde steeltjes bevestigd zijn. Saba; gekweekt. 7930. Blechum Juss. Blechum Brownei Juss. Eenigszins houtachtige plant met elliptische tot lancetvormige bladen, die over 't algemeen vrij kortgesteeld zijn; de een weinig behaarde bladen zijn 3 — 4 cM. lang en 1 — 2 cM. breed; de bloemen zijn geplaatst in eindstandige, aarvormige bloeiwijzen, die voorzien zijn van ovale, spits toeloopende, 1,2—1,8 cM. lange en 1 cM. breede schutbladen ; de bloemen steken bijna niet boven de schut- bladen uit en hebben een diameter van 0,1—0,4 cM. ; in elk hokje van de vrucht zijn 2 zaden. St. Eustatius, Saba, St. Martin. 7965. Ruellia L. De duidelijk zichtbare, groote bloemen hebben een kelk, die voorzien is van lange, lijnvormige slippen, en een bijna regelmatige bloem- kroon; de lijnvormige, aan den top toegespitste vruchten bevatten meer dan 4 zaden. 1 Plant klierachtig behaard Ruellia paniculata 369 Plant niet klierachtig behaard Ruellia tuberosa 369 THUXBERGIA — JUSTICIA. 369 Ruellia paniculata L. Sterk vertakte, houtige plant, die geheel klierachtig behaard is ; de bladen zijn elliptisch tot lancetvormig, 2,5 — 7 cM. lang en 1 — 3,5 cM. breed ; de bloemen staan in armbloemige, horizontaal uitstaande bloeiwijzen, waarvan de middelste bloem langgesteeld is ; de buis van de bloemkroon is tot 2 cM. lang; de vrucht bevat acht of minder zaden. Cüracao: Skopet. Ruellia tufoerosa L. Sterk vertakte, kruidachtige plant, die kaal of eenigszins ruw behaard is; de elliptische of ovale bladen zijn veelal 4 — 10 cM. lang en 2,5 — 5,5 cM. breed, met afloopenden bladvoet; de bloemen staan in rechtopstaande, min of meer sterk vertakte, trosvormige bloei- wijzen en hebben een trechtervormige bloemkroon met een 3 cM. lange buis ; de vrucht bevat meer dan 20 zaden. St. Eüstatius, Saba, St. Martin: Devil's bit, Fever root. Curaqao, Bonaire: Pistool, Skopet. 7990. Stenandrium Nees. Stenaudrinm tuberosum Urb., Syn. Stenandrium rupestre Nees. Plantje met zeer lang gesteelde, wortelstanclige bladen, die omge- keerd-eivormig zijn met een eenigszins afloopenden blad voet en veelal 1 — 2 cM. lang en 0,7 — 1,4 cM. breed zijn; de bloemen staan in armbloemige trossen op stelen, die langer zijn dan de bladen en voorzien zijn van lancetvormige schutbladen; de bloemkroon is tweelippig; de vrucht bevat 4 zaden. St. Martin. 8012. (xraptophyllum Nees. (Jraptopbyllum pictum Griff. Houtige plant met dikken, vierkanten stengel en elliptische bladen, die 6—10 cM. lang en 3,5 — 5 cM. breed zijn met spitsen top en eenigszins afloo- penden blad voet; de bloemen staan in zeer korte bloeiwijzen, die samen een eindelingschen tros vormen, hebben een diep ingesneden kelk en een naar boven trechtervormig verwijde bloemkroon met een 1,5 cM. lange, scheeve buis, een diep drielobbige onderlip en rechte bovenlip; er zijn 2 meeldraden en de vrucht bevat 2 zaden. Saba; gekweekt. 8094. Justicia L. Justicia sessilis Jacq. Eenigszins houtachtig plantje met kortgesteelde, eivormige of ovaal- ronde bladen, die 1—2,5 cM. lang en 1 — 2 cM. breed zijn en aan de hoofdstengels op vrij grooten afstand van elkander geplaatst zijn; de bloemen staan in de oksels van bladen, die naar den top 2i 370 ACANTHACBAi; RUBIACËAË. van den stengel iets kleiner worden, in armbloemige, zittende bloeiwijzen en hebben een vierdeeligen kelk met 0,4 cM. lange tanden en een bloemkroon met een 1 cM. lange buis en twee 0,6 cM. lange lippen; er zijn 2 meeldraden en de 1 cM. lange vrucht bevat 4 zaden. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Prickly balsam. 8098. Beloperone Nees. Beloperone eustachiana Benth. Eenigszins houtachtige plant met lancetvormige, naar den top zeer spits toeloopende bladen, waarvan de grootste breedte beneden het midden ligt; de bladen zijn veelal 5 — 10 cM. lang en 1,5 — 3 cM. breed; de bloemen zijn geplaatst in armbloemige, scherm- of tros- vormige, zeer langgesteelde bloeiwijzen en hebben een ongeveer 1 cM. langen, diep ingesneden kelk, waarboven de knotsvormige vrucht een weinig uitsteekt ; de bloemkroon heeft een 1 cM. lange buis en 2 lippen van ongeveer 1,5 cM. lengte; de vrucht bevat 4 zaden. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Fittplant. Fam. 267. Myoporaceae. 8111. Bontia L. Bontia dapknoides L. Boompje met lancetvormige, leerachtige bladen, die naar den top zeer spits toeloopen, een afloopenden voet hebben en veelal 4, 5 — 10 cM. lang en 1 — 1,5 cM. breed zijn; de okselstandige bloemen zijn alleenstaand op 1,5 cM. lange stelen en zijn voorzien van een vijf- deeligen, kleinen kelk en een bloemkroon, die een cylindervormige, 1 cM. lange buis en 2 lippen van 1 cM. lengte heeft; er zijn 4 tweemachtige meeldraden, een tweehokkig, bovenstandig vrucht- beginsel met 4 zaadknoppen in elk hokje en een 1,5 cM. langen stijl; de eenigszins ovale vrucht bevat één steen en is ruim 1 cM. lang. St. Martin; gekweekt. CuRAgAO, Aruba, Bonaire: Olleba, Olyfi. Fam. 269. Plantaginaceae. 8110. Plautago L. Plantago major L. Kruiden met wortelstandige bladen ; de eivormige, langgesteelde bla- den hebben vijf of meer kromme hoofdnerven en zijn veelal 9 cM. lang en 4 cM. breed ; de bloemen staan in langgesteelde aren en hebben een vierdeeligen kelk, een vergroeidbladige, buisvormige, JUSTICIA — PLANTAGO. 371 0,2 cM. lange, vierslippige bloemkroon, 4 meeldraden en een boven- standig, tweehokkig vruchtbeginsel met een groot aantal zaad- knoppen ; cle 0,3 cM. lange doosvrucht springt met een deksel open.. Saba. Cukaqao: Plantyn. Fam. 270. Rubiaceae. Planten met tegenoverstaande bladen, die voorzien zijn van veelal met elkander vergroeide steunblaadjes ; de bloemen hebben een onderstandig, tweehokkig vruchtbeginsel, een vier- of vijftandigen kelk, een vier- of vijftallige, vergroeide bloemkroon en 4 of 5 meeldraden. 1 Hokjes van het vruchtbeginsel met vele zaadknoppen . . 2 Hokjes van het vruchtbeginsel ieder met één zaadknop. . 8 2 Vrucht droog 3 Vrucht vleezig 5 3 Zaden niet gevleugeld: bladen 0,2 — 0,4 cM. breed 8136. Oldenlandia 373 Zaden gevleugeld; bladen meer dan 1 cM. breed 4 4 Bloemkroonbuis 10 cM. lang 8208. Hillia 373 Bloemkroonbuis 3 cM. lang 8219. Exostemma 373 5 Planten zonder doornen 6 Planten met doornen 8283. Randia 371 6 Kelk met één zeer groote lob 8238. Mussaenda 373 Kelk regelmatig gevormd 7 7 Bladen sterk behaard 8239. Gonzalagunia 374 Bladen kaal 8229. Hamelia 374 8 Planten met doornvormige takken . . . 8370. Machaonia 375 Planten zonder doornvormige takken 9 9 Bloemen in rijkelijke, overhangende bloeiwijzen; bloemkroon trechtervormig; vruchtbeginsel saamgedrukt 8376. Chiococca 376 Bloemen niet in rijkelijke, overhangende bloeiwijzen; niet tegelijk bloemkroon trechtervormig en vruchtbeginsel saam- gedrukt 10 10 Heester met aan den bovenkant zeer sterk glimmende, dik- leerachtige bladen, die naar top en basis scherp toeloopen ; de vrij samengestelde bloei wij ze steekt iets boven de bladen uit 8363. Antirrhoea 375 Bovenstaande kenmerken niet gecombineerd voorkomend . 11 372 RUBIACËAÉ. 11 Zeer dikke, leerachtige, gladde bladen duidelijk boven het midden verbreed met stompen top . . . 8371. Erithalis 376 Bladen niet tegelijk stomp leerachtig en glad 12 12 Bloeiwijzen dichotoom vertakt, of zoo niet, dan steeds de steel van de bloei wij ze vil tig bruin behaard 8361. Guettarda 374 Bloeiwijzen niet duidelijk dichotoom vertakt 13 13 Bloemkroon in den knop gedraaid of de slippen over elkander heengrijpend 14 Bloemkroon in den knop met niet over elkander heen- grijpende slippen 16 14 Boom of heester 15 Zeer laag blijvend plantje 8391. Strumpfia 377 15 Bloemen in klein aantal in de bladoksels geplaatst . . 8381. Coffea 376 Bloemen in schermvormige bloeiwijzen aan de einden der takken 8384. Ixora 376 16 Lage heesters, waarvan de bloemen in bolvormige bloeiwijzen staan, die later uitgroeien tot een groote schijnvrucht 8463. Morinda 378 Bloemen in anders gevormde bloeiwijzen geplaatst .... 17 17 Zeer lage heesters of kruiden 20 Hoogere heesters of boomen 18 18 Bloemen met een zeer lange bloemkroon . 8456. Faramea 378 Bloemen met korte bloemkroon 19 19 Bloemkroon recht 8399. Psychotria 377 Bloemkroon gekromd 8401. Palicourea 378 20 Bladen met scherpe stekelpunt 21 Bladen zonder scherpe stekelpunt 22 21 Steunblaadjes in een zeer groot aantal lange haren uitloopend 8471. Diodia 3Ï9 Steunblaadjes niet in een zeer groot aantal lange haren uitloopend 8468. Ernodea 379 22 Vruchten met een deksel openspringend 8479. Mitracarpus 381 Vruchten niet met een deksel openspringend 23 23 Beide hokjes van het vruchtbeginsel zijn boven open 8473. Borreria 379 Eén hokje van het vruchtbeginsel is boven open, het andere gesloten 8475. Spermacoce 380 OLDENLANDIA — MUSSAENDA. 373 8136. Oldenlandia L. Oldenlandia herbacea DC. Laagblijvend, vaak kruipend, kruidachtig plantje met lancetvormige bladen; de bladen zijn dun met één hoofdnerf, veelal 1 — 2 cM. lang en 0,2 — 0,4 cM. breed en aan den onderkant verspreid kort behaard ; de 0,5 cM. lang gesteelde bloemen hebben een 0,2 cM. langen kelk en een iets langere bloemkroon, en zijn geplaatst in scherm- vormige, veelal vierbloemige, vrij langgesteelde bloeiwijzen; de vrucht springt aan den top open en bevat vele zaadjes. St. Martin. 8208. Hillia Jacq. Hillia parasitica Jacq.. Syn. Hillia longiflora Sw. Groote heester met eenigszins leerachtige, 1 cM. lang gesteelde, ellip- tische bladen met afloopenden voet en plotseling toegespitsten top; de bladen zijn voorzien van één duidelijke middennerf, hebben 2 cM. lange, spoedig afvallende steunblaadjes en zijn 5 — 10 cM. lang en 2,5 — 5 cM. breed; de bloemen zijn alleenstaand, eindelings aan de takken geplaatst en hebben een 10 cM. of meer lange bloemkroonbuis ; de langgerekte, houtige vrucht is rolrond, tot 9 cM. lang en 1 cM. in diameter en bevat een groot aantal van lange haren voorziene zaden. Saba. 8219. Exostemma L.C1. Rich. Exostemma earibaeum Roem. et Schuit- Heester met dicht opeengedrongen, elliptische tot lancetvormige bladen, die 3,5 — 7 cM. lang en 1,5 — 3 cM. breed zijn en voorzien zijn van spits toeloopende steunblaadjes; de op 1 cM. lange steeltjes staande bloemen zijn alleenstaand in de bladoksels; de kelk is kort vijftandig en de bloemkroon heeft een ruim 3 cM. lange buis met 3,5 cM. lange lijnvormige slippen; de vrucht is 1,5 cM. lang, springt tot aan den voet open en bevat vele zaden. St. Martin. 8288. Mussaenda L. Mussaenda frondosa L. Heester niet eenigszins ruwe, elliptische tot lancetvormige bladen, die 3,5—7 cM. lang en 1,5 — 3 cM. breed zijn en duidelijke hoofd- en zijnerven bezitten; de bloemen staan in armbloemige trossen in de oksels der bovenste bladen, hebben een kelk met 4 draadvormige tanden en een vijfde aanhangsel, dat bestaat uit een tot 2 cM. lang gesteeld eivormig blad, dat tot 4,5 cM. lang is; de bloemkroon heeft een 2,5 cM. lange, 0,1 cM. dikke buis en een 0,1 cM. breeden zoom ; de vrucht is een veelzadige bes. St. Eustatiüs, Saba; gekweekt. 374 RUBIACËAË. 8239. Gonzalagunia Ruiz. et Pav. Gonzalagunia spicata G. Maza., Syn. Gonzalagunia hirsuta Schumann. Duidelijk behaarde heester met lancetvormige bladen, die in een lange punt uitloopen, eenigszins scheef zijn en duidelijke hoofd- en zijnerven hebben; de bladen zijn zeer kortgesteeld, veelal 5 — 10 cM. lang en 1 — 3 cM. breed, en hebben in een punt uit- loopende, kleine steunblaadjes; de bloemen zijn geplaatst in een eindelingsche, tot 15 cM. lange, aarvormige bloei wij ze, hebben een 0,4 cM. langen kelk en een 1 cM. lange bloemkroon, die dicht- viltig behaard is; de vrucht is een 0,4 cM. lange, ronde steenvrucht met 2 veelzadige kernen. Saba. 8283. Kandia L. Kandia aculeata L. Heester met wigvormige, dunne, leerachtige bladen, die een afgeronden top hebben en 2 — 3 cM. lang en 1 — 1,5 cM. breed zijn ; de takken zijn min of meer rijk voorzien van dikke, kegelvormige, tegenover- staande doornen, die 2 cM. lang en aan den voet 0,3 cM. breed zijn; de ongesteelde bloemen zijn in kleine bundels of alleenstaand geplaatst in de bladoksels en hebben een eenigszins trechtervormige, kleine bloemkroon; de kogelvormige besvrucht is tweehokkig, 1 cM. in diameter en bevat meerdere zaadjes. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Fisching vod, Black cherry. Curaqao, Bonaire: Leele, Baboe die kabaai, Wakoera. 8329. Hamelia Jacq. Hamelia axillaris Sw. Heester met langgesteelde, elliptische tot omgekeerd eivormige bladen, waarvan de voet langer is dan de duidelijk toegespitste top en die 6-13 cM. lang en 3-6 cM. breed zijn; de ongesteelde bloemen staan in vrij kortgesteelde, dichotoom vertakte bloei- wijzen en hebben een duidelijk getanden kelkzoom; de vrucht heeft een groot aantal zaden. St. Eustatius, Saba. 8361. Guettarda L. De bloemen hebben een bijna gaven, korten, buisvormigen kelk; de bloemkroon in 1,4 cM. lang met een zoom van 1 cM. in diameter; de eenigszins kantige, kogelvormige vrucht is steen- vruchtachtig met onregelmatige hokjes. 1 Bladen aan den onderkant viltig behaard Guettarda scabra 375 Bladen aan den onderkant niet viltig behaard Gttettarda par vi flora 375 GONZALAGUNIA — MACHAONIA. 375 Guettarda parviflora Vahl., Syn. Guettarda parvifolia Sw. Heester met duidelijk maar kortgesteelde, elliptische tot lancet- vormige bladen, die naar top en basis spits toeloopen, 1,5 — 2,5 cM. lang en 0,6 — 1,2 cM. breed en aan den bovenkant sterk glanzend zijn ; de bloemen staan bij twee of meer op een dicho- toom vertakten, kalen, draaddunnen steel, die tot 2 cM. lang is. St. Eüstatius, Saba, St. Martin : Wild cherry. Guettarda scabra Lam. Lage boom met zeer regelmatig dichotoom vertakte takken en ronde tot elliptische, 4 — 9 cM. lange en 3,5 — 6 cM. breede, aan den onderkant zachtviltige bladen, die 0,5 — 1 cM. lang gesteeld zijn met dichtbshaarde bladstelen; de bloemen staan in rijk- bloemige, kopjesachtige bloeiwijzen, die een langen dichtbehaarden steel hebben. St. Eüstatius, Saba, St. Martin: Candleicood, Wild guave. 8363. Antirrhoea Comm. Antirrhoea acutata Urb. Hoogopgroeiende heester, waarvan de zeer sterk glimmende bladen vooral aan de uiteinden der takken opeengehoopt zijn; de leer- achtige, lancetvormige, 2 — 3,5 cM. lange en 0,5 — 1 cM. breede bladen zijn voorzien van dikke, spits toeloopende steunblaadjes ; de bloemen zijn geplaatst in een langgesteelde, éénmaal dichotoom vertakte bloei wij ze, die bestaat uit een korten, scherm vormigen tros, en hebben een korten kelk met vijf tanden en een 0,5 cM. lange bloemkroon; de vrucht is een veelhokkige steenvrucht. Curacao, Aruba, Bonaire: Koetsjaara, Plaaka sjikietoe. 8370. Machaonia H. B. Machaonia Ottonis Urb. Gedoomde heester met kortgesteelde, eenigszins glimmende, ellip- tische tot lancetvormige bladen, die dikwijls aan kortloten geplaatst zijn; de bladen zijn veelal 2,5 — 3,5 cM. lang en 0,8 — 1,4 cM. breed, maar ook grootere komen voor, en loopen naar top en basis spits toe; de bloemen zijn geplaatst in sterk vertakte pluimen, waarvan de takken zachtviltig behaard zijn; de zacht- behaarde kelkbuis is twee- tot driemaal zoolang als de 5 korte kelkslippen ; de bloemkroon is zeer klein ; de 0,5 cM. lange, behaarde vrucht van 0,1 cM. in doorsnede valt in 2 deelvruchten uiteen. Curaqao, Bonaire: Paaloe die Tieeroe. 376 RUBIACËAË. 8371. Erithalis L. Erithalis frnticosa L. Heester met sterk glimmende, leerachtige bladen, die meestal een duidelijk afgeronden top en een afloopenden voet hebben; de bladen zijn voorzien van een orgaan, dat den stengel vlak boven de inhechtingsplaats der bladen omgeeft, en zijn omgekeerd eirond of ovaal, 5 — 7 cM. lang en 3 — 4 cM. breed; de bloemen staan in zeer langgesteelde, schermachtige trossen, hebben een zeer korten, bijna gaven kelkzoom en een tot bijna aan den kelk ingesneden bloemkroon met 0,5 cM. lange, lijnvormige slippen; de eenigszins afgeplatte, kogelvormige, 0,5 cM. lange steenvrucht bevat een groot aantal hokjes. St. Eustatius, St. Maetin: Flambeau. Curacao, Aruba, Bonaire: Loembra blanko. 8376. Cliiococca L. Chiococca allba Hitchc, Syn. Chiococca racemom Jacq. Sterk vertakte heester met elliptische tot lancetvormige bladen, die de grootste breedte iets beneden het midden hebben ; de bladen zijn 4 — 8 cM. lang en 2 — 4 cM. breed of bij een kleinbladigen vorm 1,5 — 3 cM. lang en 0,5 — 1 cM. breed; de bloemen staan bij den grootbladigen vorm in zeer sterk vertakte, rijkbloemige, pluimvormige trossen, bij den kleinbladigen vorm in armbloemige trossen, en zijn langgesteeld ; de kelkslippen zijn 0,1 cM. lang; de trechtervormige bloemkroon is 1,2 cM. lang met 0,2 cM. lange slippen; de vrucht is een platgedrukte, 0,5 cM. lange en breede, tweehokkige steenvrucht. St. Eustatius, Saba, St. Martin : Buckroot. 8381. Coffea L. Coffea arabica L. Heester met leerachtige, 0,5 cM. lang gestoelde, elliptische tot lancetvormige bladen, die aan de jonge takken veelal 8 — 16 cM. lang en 3,5 — 7 cM. breed zn"n; de bladen zijn voorzien van spitse steunblaadjes; de bloemen zijn in klein aantal geplaatst in korte bloeiwijzen in de bladoksels en hebben een vijfdeelige bloemkroon met ver uitstekende meeldraden; de besachtige, twee- zadige, ovale steenvrucht is tot 2 cM. lang. St. Eustatius, Saba, St. Maetin: Coffee; gekweekt. 8384. Ixora L. Boompjes; de bloemen zijn geplaatst in eindstandige, schermvormige, rijk- bloemige trossen, hebben een min of meer diep ingesneden kelk en een zeer lange, dunne bloemkroonbuis; de vrucht is een kogelvormige steenvrucht met 2 steenen. 1 Bloemen wit; bladen veel meer dan 5cM. lang, met versmalden voet Ixora Jucimda 377 Bloemen rood; bladen 5 cM. lang, of zoo ze grooter zijn, met breeden voet zittend Ixora coccinea 377 ERITHALIS — PSYCHOTRIA. 377 Ixora coccinea L. De zittende, omgekeerd eivormige tot langwerpige bladen, die 3 - 6 cM. lang en 2 — 3,5 breed zijn, hebben een verbreeden voet en een klein stekelpuntje aan den top; de roode bloemen hebben een 3 cM. lange buis en een zoom van 2 cM. in diameter. St. Eustatius; gekweekt. Curaciao; gekweekt. Ixora Jucunda Twaithes. De elliptische tot lancetvormige bladen, die 1 cM. lang gesteeld zijn, bebben een versmalden voet en zijn 6 — 18 cM. lang en 3—6 cM. breed; de witte bloemen hebben een 3 cM. lange buis en een zoom van 1 cM. in diameter. St. Eustatius, Saba : Rice •plant ; gekweekt. 8391. Strumpfia Jacq. Strumpfia maritima Jacq. Laagblijvende heester met in drietallige kransen zeer dicht bij elkander geplaatste bladen en stengels, die ruw zijn door deresten van bladstelen en steunblaadjes ; de lijn-lancetvormige, lederachtige, zacht behaarde bladen hebben sterk naar beneden omgerolde randen, een spitsen top en zijn 1 — 2,5 cM. lang en 0,2 — 0,3 cM. breed; de 0,3 cM. lange bloemen zijn in kleine trossen geplaatst en hebben meeldraden, die over een groot gedeelte tot een buis vergroeid zijn; de steenvrucht bevat 2 steenen. St. Eustatius, St. Martin. Curaqao, Aruba, Bonaire: Bai no boolbee. 8399. Psychotria L. Heesters of boompjes; de bloemen zijn geplaatst min of meer samengestelde, dichotoom vertakte bloeiwijzen en hebben een korten kelk en een buisvormige, rechte bloemkroon van ± 0,6 cM. lengte met een zoom van 0,4 cM. in diameter; de steenvrucht bevat twee of meer steenen. 1 Bladen vleezig Psychotrïa pendula 377 Bladen niet vleezig 2 2 Bloemen gesteeld Psycliotria pinnularis 378 Bloemen zittend Psycliotria undata 378 Psychotria pendula Urb. De dikke, leerachtige, zeer kortgesteelde bladen hebben een zwak hartvormigen voet en een toegespitsten top en zijn 3 — 5,5 cM. lang en 1,5-3 cM. breed; de bloemen zijn geplaatst in korte bloeiwijzen, die bijna niet buiten de bladen uitsteken, en hebben driehoekige kelktanden. Saba. 378 RUBIACEAË. Psychotria pinnularis Sessé et Moe, Syn. Psychotria horizontalis Gris. De dunne, elliptische tot lancetvormige bladen hebben een bladvoet, die langs den geheelen bladsteel afloopt, en zijn 4 — 7 cM. lang en 2 — 4 cM. breed; de gesteelde bloemen staan in langgesteelde, schermvormige trossen en hebben een bijna gaven kelkzoom. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Psychotria undata Jacq., Syn. Psychotria rufescens Gris. De breed lancetvormige, eenigszins bruinachtige bladen, die voorzien zijn van tot een kokertje vergroeide steunbladen, zijn 7 — 14 cM. lang en 2,5 — 5 cM. breed met spitsen top en voet; de zittende bloemen zijn geplaatst in vrij langgesteelde, schermvormige bloei- wijzen en hebben een bijna gaven kelkzoom. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Bastard cancker berry. 8401. Palicourea Aubl. Palicourea domingonsis DC, Syn. Palicourea pavetta DC. Heester met 1,5 cM. lang gesteelde, lancetvormige bladen, die een spitsen voet hebben en 10 — 20 cM. lang en 3-6 cM. breed zijn met duidelijk toegespitsten top; de bloemen zijn geplaatst in wijde, dichotoom vertakte bloeiwijzen, hebben een duidelijk getanden kelk en een 1 cM. lange, gekromde bloemkroonbuis; de steenvrucht bevat twee of meer steenen. St. Eustatius, Saba. 8456. Fararuea Aubl. Faramea occidentalis A. Cl. Rich., Syn. Faramea odoratissima DC. Heester of boompje met donkere, glimmende, leerachtige, elliptische tot lancetvormige bladen met toegespitsten top, die op vrij groote afstanden van elkander geplaatst zijn en 6 — 12 cM. langen 3,5 — 7 cM. breed zijn ; de 0,5 cM. lang gesteelde bloemen staan in min of meer langgesteelde, dichotoom vertakte, rijkbloemige bloeiwijzen, hebben een gaven, klokvormigen kelk en een 1 cM. lange, tot op de helft ingesneden bloemkroon ; de besvrucht bevat één zaad. Saba. 8463. Morinda L. Morinda Royoc L. Laagblijvende heester met lancetvormige bladen, die 5 — 10 cM. lang en 1,5 — 3 cM. breed zijn en een afloopenden voet hebben, welke veelal langer is dan de spitse top; de bloemen zijn geplaatst in kogel- vormige, kortgesteelde of zittende bloeiwijzen, die na den bloei tot vleezige, samengestelde vruchten van ± 3 cM. lengte en PSYCHOTRIA — BORRERIA. 379 2 cM. in diameter uitgroeien en de bloemen hebben een vierhokkig vruchtbeginsel; de vrucht is een steenvrucht. Curaqao, Aruba, Bonaire : Bataata heel, Loembra maatsjoe, Paaloe zapateero, Pam die diaabel. 8468. Ernodea Sw. Ernodea litoralis Sw. Laagblijvende heester met leerachtige, kale, zeer dicht op elkander geplaatste, lancetvormige, vlakke bladen met scherpen top en af- loopenden bladvoet; de resten van de bladstelen en de lijnvormig ingesneden steunblaadjes maken de takken ruw ; de bladen hebben drie of meer hoofdnerven en zijn 1,5 — 3,5 cM. lang en 0,5 — IcM. breed ; de zittende, okselstandige bloemen hebben zeer ongelijke, tot 0,7 cM. lange kelkslippen ; de kogelvormige, steenvruchtachtige vrucht is 0,5 cM. in diameter en heeft 2 éénzadige hokjes. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Bonaire. 8471. Diodia L. Diodia rigida Cham. et Schlecht. Laagblijvend, eenigszins houtachtig plantje met lancetvormige, onge- steelde bladen met één hoofdnerf, die in een lange stekelpuritein - digt; de bladen zijn voorzien van duidelijke steunblaadjes, die tot 0,7 cM. lange, draad vormige tanden bezitten ; de behaarde en ge- wimperde bladen zijn eenigszins aan de randen omgekruld en 1 — 2 cM. lang en 0,4 — 0,8 cM. breed; de zittende, okselstandige bloemen hebben gewimperde kelkslippen en een 0,7 cM. lange bloemkroon ; de vrucht valt uiteen in 2 gesloten blijvende deelvruchtjes. St. Eustatius. CüRAgAO, Aruba, Bonaire. 8473. Borreria G. F. Mey. De bloemen zijn geplaatst in kogelvormige bloeiwijzen en hebben een doosvrucht, die met 2 kleppen openspringt ; de beide deel- vruchtjes zijn van boven open. 1 Bladen 0,1 — 0,2 cM. breed Borreria podocephala 380 Bladen veel meer dan 0,2 cM. breed 2 2 Plantje met zeer dunne stengels en met hoogstens 2 cM. lange bladen Borreria ocimoides 380 Forsche, plant met bladen, die meer dan 2 cM. lang zijn Borreria laevis 379 Borreria laevis Gris. Sterk vertakte, eenigszins houtachtige plant met lancetvormige bladen, die naar den top toegespitst zijn en een afloopenden voet 380 RUBIACËAË — CAPRIFOLIACEAE. hebben; de bladen zijn 2—4 cM. laDg en 0,5—2 cM. breed, aan den bovenkant eenigszins ruw en metaalglanzend ; de steunblaadjes vormen met de bladvoeten een komvormige holte, terwijl zij aan den rand van lange, draad vormige tanden voorzien zijn ; de bloemen staan in dichte bloeiwijzen in de bladoksels en aan het eind van de stengels, waar de bladen in viertallige kransen geplaatst zijn ; te midden van de kleine bloemen staan een groot aantal borstelvormige blaadjes. St. Eustatius, Saba, St. Maetin. cubaqao, bonaiee. Borreria ocimoides DC. Kleinblijvend plantje met dunne stengels en elliptische tot lancet- vormige bladen, die 1 — 2 cM. lang en 0,5-1 cM. breed zijn; de steunblaadjes zijn onduidelijk ontwikkeld of tot gewone kleine blaadjes uitgegroeid, maar voorzien van draadvormige tanden ; de bloemen staan in dichte, kogelvormige bloeiwijzen van 0,5 cM. middellijn in (ie bladoksels en aan de einden der stengels ; te midden van de kleine bloemen staan een groot aantal borstel- vormige blaadjes. Saba. CüRACA.0, AEUBA, BONAIEE. Borreria podocepliala DC. Laagblijvend, sterk vertakt, houtachtig plantje met lancetvormige tot lijnvormige bladen, die veelal 0,4 — 1,2 cM. lang en 0,1 — 0,3 cM. breed zijn; de steunblaadjes dragen aan weerszijden één tand ; de bloemen zijn geplaatst in eindelingsche, hoofd jesachtige bloei- wijzen, die 1 cM. of meer lang gesteeld zijn; de steunblaadjes onder de bloeiwijzen dragen een aantal draadvormige tanden. St. Eustatius. 8475. Spermacoce Gartn. Spermacoce tenuior L. Rechtopgroeiende, kruidachtige plant met lancetvormige tot lijn- vormige, eenigszins donkere bladen, die veelal 1,5-4 cM. lang en 0,4 — 1,5 cM. breed zijn, maar ook komen veel smallere en langere bladen voor; de bladen zijn eenigszins ruw behaard, vooral dragen de bladsteelbasis en de steunblaadjes langere haren; de behaarde, donkere doosvruchten staan in armbloemige, eenigszins op zij ge- bogen, kogelvormige schijnkransen en vertoonen bij 't openen duidelijk het ééne hokje van boven open en het andere gesloten. St. Eustatius, Saba, St. Maetin. Curaqao, Aruba, Bonaiee. BORRERIA — LONICERA. 381 8479. Mitracarpns Zucc. De bloemen staan in dichte schijnkransen of eindelingsche, kogel- vormige bloeiwijzen en hebben een tweehokkige vrucht, die met een deksel openspringt. 1 Bladen eenigszins dik, nooit meer dan 0,3 cM. breed Mitracarpus polycladus 381 Bladen dan, meer dan 0,3 cM. breed, nooit lijnvormig Mitracarpus hirtus 381 Mitracarpus hirtus DC, Syn. Mitracarpus villosus Cham. et Schlecht. Laag, heeste rachtig plantje met lancetvormige, dunne bladen, die 1,5 — 3 cM. lang en 0,4 — 0,8 cM. breed zijn; de bloemen staan in zeer rijkbloemige, kogelvormige schijnkransen in de oksels der bladen en aan het uiteinde van den stengel; de kerkbladen zijn zeer ongelijk van grootte. St. Eüstatius, Saba. Cueacao, Aruba. Mitracarpus polycladus Urb. Laagblijvend, sterk vertakt heestertje met lijnvormige bladen, die veelal 1 — 3 cM. lang en 0,1 — 0,3 cM. breed zijn; de bladen zijn zeer opeengedrongen doordat in de bladoksels korte zijtakken met bladen geplaatst zijn; de bloemen staan in kogelvormige bloei- wijzen aan de einden der takken. Saba. Fam. 271. Caprifoliaceae. Heesters met tegenoverstaande bladen, die, wanneer ze enkelvoudig zijn, geen steunblaadjes bezitten; de bloemen hebben een onderstandig vruchtbeginsel, dat twee- of meerhokkig is, een getanden kelk, een vergroeidbladige bloem- kroon en 5 meeidraden ; de vrucht is besachtig. 1 Bladen samengesteld 8515. Sambucus 381 Bladen enkelvoudig 8523. Lonicera 881 8515. Sambucus L. Sambucus interinedia Carr., Syn. Sambucus canadensis Bello. De veervormig samengestelde bladen met steunblaadjes zijn meestal zeventallig; de scherp onregelmatig gezaagde blaadjes hebben een scheeven voet en een scherp toegespitsten top en zijn 4—8 cM. lang en 2 — 3,5 cM. breed; de bloemen staan in een schermvormige, zeer samengestelde bloeiwijze en hebben een korten kelk, een regelmatige, radvormige bloemkroon en een driehokkig vruchtbeginsel, dat tot een steenvruchtachtige bes uitgroeit. St. Eüstatius: Elder; gekweekt. 8523. Lonicera L. Lonicera japonica Thunb. Houtachtige klimplant met eenigszins behaarde en gewimperde, kortgesteelde, langwerpige bladen, waarvan de grootste breedte beneden het midden Ligt, 382 CAPRIFOLIACEAÉ — CUCURBITACËAE. die een breeden voet en langzaam toeloopenden top bezitten en 3—6 cM. lang en 1 — 2,5 cM. breed zijn; de bloemen zijn in armbloemige, korte tros- sen aan het eind der stengels geplaatst, hebben een korten maar duidelijk getanden kelk en een 1,5 cM. lange, zygomorphe bloemkroonbuis met 1,5 cM. lange slippen. Saba: White honey suckle; gekweekt. Fam. 275. Cucurbitaceae. Klimmende of kruipende planten met ranken en met afwisselende bladen, die meer dan één hoofdnerf bezitten; de bloemen zijnéén- slachtig en hebben een onderstandig vruchtbeginsel, dat uitgroeit tot een veelzadige, besachtige vrucht; de bloemkroon is veelal trechtervormig; de 5 meeldraden zijn veelal tot 3 vergroeid. 1 Bladen duidelijk tot over het midden ingesneden 2 Bladen zwak gelobd 5 2 Bladen veervormig ingesneden 8598. Citrullus 383 Bladen handvormig ingesneden 3 3 Haren van een zeer verbreede basis voorzien 8580. Ceratosanthes 383 Haren niet van een zeer verbreede basis voorzien 4 4 Eindlob aan weerszijden veelal vijftandig 85.91. Momordka 383 Eindlob evenals het geheele blad fijn getand .... 8599. Oucumis 383 5 Bladen minder dan 6 cM. in diameter . . . 8562. Mdoihria 382 Bladen meer dan 6 cM. in diameter 6 6 Bladen gaafrandig S636. Sechiam 384 Bladen niet gaafrandig ( 7 Bladen aan de onderzijde witviltig 8622. Cucurbita 384 Bladen aan de onderzijde niet witviltig 8 8 Bladen zeer ruw behaard 8599. Cucumis 383 Bladen glad 8610. Lagenaria 384 8562. Melotliria L. Melothria guadalupensis Cogn. De dunne bladen met diep hartvormigen voet zijn min of meer duidelijk vijfhoekig met bijna rechte zijden en heel kort uit- stekende hoekpunten; de bladen zijn zeer onduidelijk getand, aan de boven- en onderzijde rijk voorzien van kleine wratjes en veelal 2,5 — 5 cM. lang en breed; de mannelijke bloemen staan in klein aantal bijeen op een 3 cM. langen, gemeenschappelijke^ steel, de vrouwelijke zijn alleenstaand op een 3 cM. langen steel; de vrucht is een 1 cM. lange, kogelvormige bes. St. Eustatius, Saba. LONICERA — CUCUMIS. 383 8580. Ceratosantkes Adans. Ceratosanthes corniculata Cogn. De zeer ruwe bladen zijn tot dicht bij den voet gedeeld, driedeelig met langwerpige eindlob, die naar top en basis versmald is, en met zijlobben, die aan den benedenkant zelf een zijlob dragen ; de bladslippen zijn eenigszins onregelmatig ingesneden, de bladvoet is diep hartvormig en de grootste lengte en breedte van de bladen is 2 — 4 cM., maar veel grootere bladen komen, ook voor; de man- nelijke bloemen staan in vrij rijkbloemige, schermvormige bloei- wijzen op een 5 cM. langen, gemeenschappelijken steel, de vrouwe- lijke zijn alleenstaand op een 2 cM. langen bloemsteel; de kelkbuis is trechtervormig, de vrouwelijke bloem is 1,5 cM. lang en de bes- vrucht 3-4 cM. lang en 1-2 pM. dik. Curacao, Aruba : Bataata djoekoe, Fantasiea, Leengga die tsjoetsjoebi. 8591. Momordica L. Momordica Charantia L. De niet zeer ruwe bladen zijn drielobbig met op zoodanige wijze in- gesneden zijlobben, dat de bladen vijflobbig lijken met naar den voet zeer versmalde, eivormige of ronde slippen ; de bladrand is onregelmatig gegolfd en de lengte van den eindlob is veelal 2 — 3 cM., de breedte 1 — 1,5 cM. ; de mannelijke en vrouwelijke bloemen zijn alleenstaand op lange, dunne stelen; die van de mannelijke bloemen zijn 5 — 15 cM. lang en dragen iets beneden de helft een hartvormig schutblad, die van de vrouwelijke bloemen zijn 5 — 10 cM. lang en dikwijls aan den voet voorzien van een schutblad ; de bloem is 1,5 — 2 cM. lang; de vrucht is een langwerpige, veelal 6 cM. lange, aan den top openspringende besvrucht. St. Eustatius, Saba: Malden apple. CüRAgAO: Mammootika. 8598. Citrullus Forsk. Citmlliis vulgaris Schrad. Sterk behaarde plant met langgerekte, diep veervormig ingesneden bladen, waarvan de lobben hand- of veervormig ingesneden zijn; de bladen kunnen meer dan 20 cM. lang worden en hebben onduidelijke tanden; de bloemen zijn alleenstaand op 1—3 cM. lange stelen en zijn 2,5—3 cM. in middellijn; de vrucht is veelal 10 — 30 cM. lang. langwerpig, zeer vleezig. Curaqao, Aruba, Bonaire: Paüeja; gekweekt. 8599. Cucumis L. De zeer ruwe bladen zijn vrij langgesteeld. 1 Bladen diep driedeelig Cucumis Anguria 384 Bladen niet diep driedeelig Cucumis Melo 384 384 cucurbitaciïae; — compositae. Cucumis Anguria L. De diep driedeelige bladen hebben tweedeelige zijlobben, die aan den voet versmald zijn; de bladen zijn veelal 3,5 — 7 cM. lang en breed met duidelijk getanden bladrand; de vrouwelijke bloemen zijn alleenstaand op dikke, lange bloemstelen, de mannelijke staan in bundels op dunne, kortere stelen; de bloemkroon is 1 cM. lang; de vrucht is langwerpig, kogelvormig, tot 8 cM. lang. St. Eustatitjs, Saba: Pumpkin. CüRAgAO, Aruba: Wild komkommer, Cacnmis Melo L. De "bijna gave of heel zwak vijfiobbige bladen hebben eenigszins spitse lobben ; de bladrand is getand-gezaagd en de bladen zijn 5 — 15 cM. lang en breed; de bloemen zijn geplaatst op tot 2 cM. lange stelen; de bloemkroon is 2 cM. lang; de vrucht is afgeplat kogelvormig, tot meer dan 20 cM. in diameter. Curacao: Meloen; gekweekt. 8610. Lagenaria Ser. Lagenaria vnlgaris Ser. De tot meer dan 20 cM. lange en breede, gladde bladen, vertoonen zeer ondui- delijke lobben, hebben een zeer wijden en diepen, hartvormigen voet en zijn zeer wijd getand; de bloemen zijn alleenstaand, de vrouwelijke kort- gesteeld, de mannelijke langgesteeld en 2 — 3 cM. lang; de zeer harde vrucht heeft den vorm van een peer en is dikwijls 15 cM. lang. Saba: Sweet gourd; gekweekt. S622. Cucurbita L. Cncurbita maxima Duchesne. De langgesteelde, zeer ruwe, breede, hartvormige bladen, met zeer onregel- matig getanden rand, zijn veelal 12 cftl. lang en 20 cM. breed, maar kunnen ook veel grooter zijn; de bloemen zijn alleenstaand, de mannelijke zeer lang- gesteeld, de vrouwelijke korter gesteeld; de bloemkroon is 10 cM. of meer lang, wijd trechtervormig; de lijnvormige kelkbladen zijn dicht behaard. Saba; gekweekt. Curacao, Aruba, Bonaire: Pompoen; gekweekt. 8636. Sechium Juss. Secliium edule Sw. De ruwe, dunne bladen hebben een diep hartvormigen voet en zijn zwak vijf- of meerlobbig met spitse punten en veelal 15 cM. lang en breed; de mannelijke bloemen staan in langgesteelde, kopjesvormige bloeiwijzen en hebben éénbroederige meeldraden; aan den voet van de mannelijke bloeiwijzen zijn een of twee vrouwelijke bloemen op korte stoeltjes geplaatst; de bloemkroon is 1,5 cM. in diameter; de vrucht heeft de grootte van een peer. Saba; gekweekt. Fam. 277. Goodeniaceae. 8716. Scaevola L. Scaevola Plumieri Vahl. •Heester met dikke stengels en vleezige, spatelvormige bladen, die een afgeronden top hebben en 3 — 6 cM. lang en 1,5 — 3 cM. breed CUCUMIS — scaevola. 385 zijn; de bloemen staan in armbloemige, dichotoom vertakte bloei- wijzen met kegelvormig verdikte stelen en hebben een onderstan- dig vruchtbeginsel, een 2 cM. lange, buisvormige bloemkroon, die aan den bovenkant gespleten en daardoor éénlippig is, 5 meel- draden en een langen stijl met komvormig verbreeden stempel; de kogelvormige, 1 cM. lange, besachtige steenvrucht is tweehokkig. St. Martin. Fam. 280. Compositae. De bloemen zijn geplaatst in bloemhoofdjes, die omgeven zijn door omwindselbladen ; de bloemen zijn één- of tweeslachtig, hebben een onderstandig, eenhokkig vruchtbeginsel met één zaadknop en een langen stijl met gespleten stempel, een kelk, die uit haren of schubben bestaat, een vergroeidbladige, buis- of lintvormige of tweelippige bloemkroon en 5 meeldraden, die met de helmknoppen met elkander vergroeid zijn. 1 Omwind selblaadj es met elkander vergroeid 9146. Ambrosia 394 Omwindselblaadjes niet met elkander vergroeid 2 2 Bloemhoofdjes in een zeer gedrongen, eenigszins kogelvormige bloeiwijze aan den top van de stengels geplaatst; bladen gaafrandig 91 74. Isocarpha 395 Bloemhoofdjes anders geplaatst, of zoo niet, dan de bladen niet gaafrandig 3 3 Bloemhoofdjes op steeltjes, die duidelijk meer dan 1 cM. lang zijn 4 Bloemhoofdjes op steeltjes, die minder dan 1 cM. lang zijn 19 4 Bladen samengesteld 5 Bladen niet samengesteld 7 5 Vruchtjes meer dan 0,4 cM. lang 6 Vruchtjes minder dan 0,4 cM. lang . . . 9138. Parthenium 394 6 Bladslippen lijnvormig 9238. Cosmos 398 Bladslippen niet lijnvormig 9237. Bidens 397 7 Blad met groote eindlob 9529. Chaptalia 402 Bladen zonder groote eindlob 8 8 Grootste breedte van de bladen boven het midden .... 9 Grootste breedte van de bladen niet boven het midden. . 10 9 Bladen niet meer dan 3 cM. lang 8873. Egletes 390 Bladen meer dan 3 cM. lang 9306. Gaillardia 398 10 Bladen lijnvormig 9319. Pedis 399 Bladen niet lijnvormig 11 25 386 COMPOSITAE. 11 Bladen gaafrandig. . . . 12 Bladen niet gaafrandig 16 12 Omwindselblaadjes meer dan 1,5 cM. lang 9316. Porophyllum 399 Omwindselblaadjes minder dan 1,5 cM. lang 13 13 Bladen vleezig, witviltig, met zeer versmalden voet 9191. Borrichia 396 Bladen niet vleezig 14 14 Bladen niet met versmalden voet 9155. Zinnia 895 Bladen met versmalden voet 15 15 Bloemhoofdje meer dan 10 cM. langgesteeld ,9207. Spilanthes 396 Bloemhoofdje minder dan 5 cM. langgesteeld 9101. Lagascea 393 16 Bovenste bladen met stengelomvattenden voet 9411*. Emilia 402 Bovenste bladen niet met stengelomvattenden voet. ... 17 17 Vruchten van lange tanden voorzien 18 Vruchten zonder lange tanden 20 18 Op de vrucht alleen tanden aanwezig 19 Tusschcn de tanden op de vrucht zijn breede schubben 9196. Tithonia 396 19 Eén tand op de vrucht gekromd, de anderen recht 9218. Verbesina 397 Alle tanden op de vrucht recht 9237. Bidens 397 20 De vruchten worden zeer eng omsloten door een geheel gesloten schutblad, dat van een aantal knobbels voorzien is ; de bloemhoofdjes zijn bovendien alleenstaand op lange stelen en bevatten zeer weinig vruchtjes 9129. Melampodium 393 Bloemhoofdjes anders gevormd 21 21 Vruchten kaal 9166. Eclipta 395 Vruchten duidelijk behaard 9207. Spilanthes 396 22 Bloemhoofdjes in aarvormige bloeiwijzen 23 Bloemhoofdjes niet in aarvormige bloeiwijzen 24 23 Geheele plant dicht witviltig behaard . 8992. Gnaphalium 392 G-eheele plant niet dichtviltig behaard. . 8775*. Distreptus 388 24 Bladen gaafrandig 25 Bladen niet gaafrandig 31 25 Bladen lijnvormig 26 Bladen niet lijnvormig 27 26 Geen vruchtpluis aanwezig maar wèl tanden 9319. Pedis 399 Duidelijk vruchtpluis aanwezig 8901. Erigeron 391 27 Bladen vleezig 8915. Gundlachia 388 Bladen niet, vleezig 28 VERNONIA. 387 2S Geen vruchtpluis 9130. Acanthospermum 393 Wel vruchtpluis 29 29 Vlak onder de bloemhoofdjes staan een aantal gewone blaadjes 9540. Trixis 402 Bloemhoofdjes niet door gewone blaadjes omgeven .... 30 30 Omwindselblaadjes duidelijk drienervig . 9376. Neurolaena 401 Omwindselblaadjes niet drienervig .... 8151. Vernonia 387 31 Bladen ingesneden 32 Bladen niet ingesneden 36 32 Omwindsel van groote stekels voorzien . . 9148. Xanthium 394 Omwindsel niet van groote stekels voorzien 33 33 Vrachtjes op cle ribben duidelijk van tandjes voorzien . . 35 Vrachtjes op de ribben zonder tandjes 34 34 Vruchtpluis 9389. Erechthites 401 Geen vruchtpluis 9117. Clïbadium 393 35 Vruchtjes kaal 9596. Lactuca 403 Vrachtjes behaard 9595. Sonchus 403 36 Bovenste bladen stengel omvattend. . . 9389. Erechthites 401 Bovenste bladen niet stengelomvattend 37 37 Bloemhoofdjes zittend in de bladoksels . 9224. Synedrella 397 Bloemhoofdjes niet zittend in de bladoksels 38 38 Bladen door wratten zeer ruw; bloemen met groote, gele: uitstaande straalbloemen 9192. Wedélia 396 Bladen niet ruw en de bloemhoofdjes zonder groote, gele, uitstaande straalbloemen 39 39 Grootste breedte van de bladen onder het midden .... 40 Grootste breedte van de bladen niet onder het midden 8941. Pluchea 392 40 Bladen met hartvormigen voet 41 Bladen zonder hartvormigen voet. . . . 8816. Eupatorium 388 41 Bloemhoofdjes vierbloemig 8818. Mikania 390 Bloemhoofdjes meer dan vierbloemig . . . 8795. Ageratum 388 8751. Yeriionia Schreb. Vernonia longifolia Pers., Syn. Vernonia punctata Sw. Heester met eenigszins perkamentachtige bladen, waarvan de nerven aan den onderkant duidelijk te voorschijn treden ; de bladen zijn kort gesteeld, elliptisch tot lancetvormig, met afloopenden bladvoet, spitsen of eenigszins afgeronden top en zijn 3— 6 cM. lang en 1 — 2cM. breed ; de bloemhoofdjes zijn geplaatst in korte, aarvormige bloei- 388 COMPOSITAK. wijzen aan één kant van den stengel, en deze bloeiwijzen staan opgehoopt aan de uiteinden van de takken ; de in meer dan één rij geplaatste omwindselbladen zijn korter dan de vruchten, die met het vruchtpluis 0,8 cM. lang zijn ; de vruchten zijn behaard en hebben behalve het lange vruchtpluis nog een korte krans van schubben ; de bloemen zijn allen buisvormig. St. Eustatius, Saba, St. Maetin : Wild tobacco. 8775*. Distreptus Cass. Distreptus spicatus Cass., Syn. Elephantopus spicatus Aubl. Eenigszins ruw plantje met spatelvormige, langwerpige tot lancet- vormige bladen, die 4 — 8 cM. lang en 1,5 — 3 cM breed zijn, met afloopende voet ; de armbloemige bloemhoofdjes zijn langwerpig, 1 — 1,5 cM. lang met omwindsslbladen van verschillende lengteen staan in aarvormige, langgerekte bloeiwijzen ; de bloemkroon is buisvormig en hst vruchtpluis heeft schubvormige, verbreede borstels. St. Eustatius, Saba. 8795. Ageratum L. Ageratum conyzoides L. Rechtopgroeiend kruid met tegenoverstaande, vrij lang gesteelde bladen met eenigszins hartvormigen, wigvormigen voet en onregel- matig gekartelden bladrand ; de bladen zijn op grooten afstand van elkander geplaatst en zijn 3-6 cM. lang en 2 — 4 cM. breed; de bloemhoofdjes staan in gedrongen, schermvormige trossen aan de uiteinden der stengels, hebben vliezige, spits toeloopende om- windselbladen, waarboven het vruchtpluis een weinig uitsteekt, en zijn 0,4 cM. lang ; het vruchtpluis bestaat uit een krans van aan den voet verbreede borstels ; de bloemen zijn allen buisvormig. St. Eustatius, Saba, St. Martin: White cap. 8816. Eupatorium L. t)e bladen zijn bijna steeds tegenoverstaand ; de bloemhoofdjes hebben een groot aantal omwindselbladen, buisvormige bloemen en vruchten met vruchtpluis. 1 Bladen niet meer dan 2 cM. lang 2 Bladen meer dan 2 cM. lang 3 2 Bladen aan den onderkant zichtviltig behaard Eupatorium simiatum 390 Bladen aan den onderkant niet zachtviltig behaard Eupatorium microstemon 390 VERNONIA — EUPATORIUM. 389 3 Bladen aan den onderkant geheel kaal Eupatorium macranthum 389 Bladen aan den onderkant zachtviltig behaard 4 4 Uit den bladvoet ontspringen 3 hoofdnerven Eupatorium macrophyllum 389* Uit den bladvoet ontspringt één hoofdnerf 5 5 De bloeiwijzen staan op zeer lange, slappe, wijd uitstaand e stelen in de bladoksels Eupatorium iresinoides 389 De bloeiwijzen staan op min of meer rechtopstaande, stevige stelen, veelal aan de uiteinden der stengels Eupatorium odoratum 390 Eupatorium iresinoides H. B. K., Houtachtige, eenigszins klimmende plant met zeer lange takken en dunne, wijduitstaande zijtakken, waaraan de bloeiwijzen, bevestigd zijn ; de aan den onderkant zachtviltige bladen zijn lancetvormig met breeden, eenigszins afgeronden of afloopenden voet en lang toegespitsten top en zijn 3 — 6 cM. lang en 1 — 2,5 cM. breed; de 0,5 cM. lange en 0,2 cM. dikke bloemhoofdj es met spitse om windsel- blaadjes staan in kluwenachtige bloeiwijzen, die aan dichotoom vertakte takken in de bladoksels geplaatst zijn. Saba. Eupatorium macranthum Sw. Rechtopgroeiende plant met geheel kale, eivormige bladen, die grof en onregelmatig gezaagd en 5 — 10 cM. lang en 4 — 7 cM. breed zijn ; de bloemhoofdjes zijn geplaatst in een veelal meer dan 60 hoofdjes rijke, schermvormige tros aan het eind van den stengel, terwijl de hoofdjes zelf vcorzien zijn van 1 cM. of meer 'ange,. 0,1 cM. dikke stelen ; de gemeenschappelijke bloembodem is na het afvallen der bloemen 0,2 — 0,3 cM. lang en 0,2 cM. dik. Saba. Eupatorium macrophyllum L. Rechtopgroeiende, eenigszins heesterachtige plant met eivormige, aan den onderkant viltig behaarde bladen met 3 hoofdnerven, die duidelijk uit den bladvoet ontspringen; de bladen zijn 6 — 9 cM. lang en 4 — 8 cM. breed, veelal met hartvormigen voet en met onregelmatig gekarteld-gezaagden rand ; de kortgesteelde bloem- hoofdjes staan in een dichte, half kogelvormige bloeiwijze aan het eind van den stengel en zijn in bloeienden toestand 0,8 cM. lang en 0,5 cM. dik. Saba, St. Martin. 390 COMPOSITAË. Eupatorium microstemon Cass., Syn. Eupatorium paniculatum Schrad. Kruid met eivormige of elliptische, afwisselend geplaatste bladen, die veelal 1 — 1,5 cM. lang en 0,7 — 1,5 cM. breed zijn en aan beide kanten kaal en eenigszins onregelmatig getand zijn ; de bloem- hoofd] es zijn tot 0,5 cM. lang gesteeld met draaddunne steeltjes en zijn geplaatst in weinig samengestelde trossen ; de bloemhoofdjes zijn in bloeienden toestand 0,5 cM. lang. Saba. Eupatorium odoratum L., Syn. Eupatorium conyzoides Yahl. Eenigszins heesterachtige, rechtopgroeiende plant met 1,5 cM. of meer lang gesteelde, ruwe bladen, die driehoekig zijn met eenigszins afloopenden bladvoet en de grootste breedte dicht bij de basis hebben; de bladen zijn 2—4 cM. breed en 1,2 — 2,5 cM. lang, hebben een onregelmatig gekarteld- gezaagden rand en zijn aan den onder- kant behaard ; de bloemhoofdjes staan in een schermvormigen tros en zijn voorzien van 0,1 — 0,5 cM. lange, 0,05 cM. dikke stelen; de gemeenschappelijke bloembodem is na het afvallen der bloemen 0,15 cM. lang en 0,05 cM. dik. St. Eustatius, Saba, St. Maetin. Eupatorium sinuatum Lam., Syn. Eupatorium canescens Vahl. Eenigszins heesterachtige, zacht behaarde plant met eivormige bladen, die aan weerskanten 2 of 3 lobben nebben en 0,5 — 1 cM. lang en breed zijn; de bladen zijn kortgesteeld, dichtviltig en aan de jonge takken op afstanden van 0,5 — 1 cM. geplaatst; de bloem- hoofdjes zijn geplaatst in scherm vormige trossen. St. Eustatius. 8818. Mikauia Willd. Mikania scandeus Willd. Klimplant met tegenoverstaande, hartvormige, eenigszins driehoekige bladen, die min of meer grof onregelmatig gezaagd zijn, 1—9 cM. lang gesteeld en 2—15 cM. lang en 1,5—8 cM. breed zijn; de zeer weinig behaarde of kale bladen hebben drie of meer hoofdnerven; de bloemhoofdjes zijn tot 0,6 cM. lang, hebben 4 omwindselbladen en zijn vierbloemig; de vruchten zijn 0,15—0,25 cM. lang. Curaqao: Goeaako; gekweekt. 8873 Egletes Cass. Egletes prostrata Ktze. Laagblijvend of kruipend plantje met dicht spinnewebachtig be- haarde of kale bladen, die spatelvormig zijn, van iets boven den voet af scherp getand of gezaagd en 1,5-3 cM. lang en 0,5-1,5 cM. breed zijn; de bloemhoofdjes zijn alleenstaand in de bladoksels op meestal 3 cM. lange stelen en hebben buis- en lint- EUPATORIUM — GUNDLACHIA. 391 bloemen; de vruchten zijn iets samengedrukt en hebben een korten ring aan den top. Curaqao, Aruba. 8901. Erigeron L. Rechtopgroeiende planten met langgerekte bladen en met bloem- hoofdjes, die vele bloemen bevatten; er zijn ook lintbloemen; de vrachten zijn platgedrukt en het vruchtpluis is borstelvormig. 1 Bloemhooidjes alleenstaand Erigeron spathalatus 391 Bloemhoofdjes in trosvormige bloeiwijzen 2 2 Bladen gaafrandig Erigeron canadensis 391 Bladen getand Erigeron bonariensis 391 Erigeron bonariensis L. Hoogopgroeiende plant met lancetvormige bladen, die in . een spitse punt uitloopen; de onderste bladen zijn zeer grof gezaagd*, de bovenste gaafrandig; de bladen zijn veelal 3 — 15 cM. lang en 0,3 — 1,5 cM. breed; de bloemhoofdjes zijn 0,5 cM. lang. Saba. Erigeron canadensis L. Hoogopgroeiende plant met lantcetvormige tot lijnvormige bladen, die zeer dicht opeengeplaatst en aan den rand ruw gewimperd zijn; de bladen zijn 2 — 6 cM. lang en 0,1 — 0,4 cM. breed en loopen zeer spits naar den top toe; de bloemhoofdjes zijn 0,4 cM. lang. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin: Fox tail, Erigeron spathulatus Vahl. IJl groeiende plant met spatelvormige, aan den top afgeronde en scherp getande bladen die op grooten afstand van elkander ge- plaatst zijn en 1 — 3 cM. lang en 0,3—1,2 cM. breed zijn; de tot 0,6 cM. lange bloemhoofdjes zijn niet in dichte trossen geplaatst. Saba, St. Martin. 8915. Gundlachia A. G-ray. Gundlachia corymfoosa Britton. Heester met leerachtige, eenigszins vleezige, spatelvormige bladen, die aan de jonge takken dicht opeengehoopt zijn en 2,5 — 4 cM. lang en 0,5 — 1 cM. breed zijn; de bloemhoofdjes staan in een zeer sterk vertakten, schermvormigen tros, hebben een groot aantal omwindselblaadjes van verschillende grootte, zijn in bloeienden toestand 0,8 cM. lang en hebben weinige buis- en lintbloemen; de vruchten hebben 0,5 cM. lang vruchtpluis. Saba. Curaqao, Aruba. 392 COMPOSITAE. 8933. Bacckaris L. Baccharis cotinifolia Urb. Heester met leerachtige, elliptische bladen, die 3 hoofdnerven hebben en in een spits puntje eindigen; de bladen zijn 6 — 9 cM. langen 4 — 5 cM. breed; de éénslachtige bloemhoofdjes zijn halfkogel- vormig en geplaatst in een schermvormige bloeiwijze ; de mannelijke bloemen zijn draadvormig, de vrouwelijke trechtervormig; het vruchtpluis is roestkleurig. Saba. 8941. Pluchea Cass. De bloemhoofdjes hebben een buitenste rij draadvormige en verder buisvormige bloemen, een groot aantal om windselblaadjes van verschillende grootte en zijn in bloeienden toestand 0,5 cM. lang; de vruchten hebben 0,3 cM. lang vruchtpluis. 1 Plant met dichtviltig behaarde takken. . . Pluchen odorata 392 Plant niet dichtviltig behaard . . . Pluchea purpurascens 392 Pluchea odorata Cass. Rechtopgroeiende, eenigszins heesterachtige plant, waarvan de bloem- hoofdjes vereenigd zijn tot een zeer samengestelden, schermvormigen tros, die tot 12 cM. middellijn heeft; de geheele plant is eenigszins roestkleurig-viltig behaard ; de lancetvormige, zeer grof getande bladen zijn 5 — 11 cM. lang en 1,5 — 4 cM. breed; de omwindsel blaadjes van de bloemhoofdjes zijn dichtwollig. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Wild tobacco. Pluchea purpurascens DC. Hoogopgroeiend kruid, waarvan de bloemhoofdjes in klein aantal geplaatst zijn aan gesteelde, okselstandige, bloeiwijzen; de lancet- vormige bladen zijn onduidelijk gezaagd en 4 — 6 cM. lang en 1,5 — 3 cM. breed; de omwindselblaadjes van de bloemhoofdjes zijn eenigszins behaard. St. Martin. 8992. GSnaphalium L. Gnaphalium purpureum L. Rechtopgroeiend, weinig vertakt, witwollig behaard kruid met een eindelingsche, aarvormige bloeiwijze, die bestaat uit langwerpige, zittende trossen van bloemhoofdjes; de lijnvormige bladen zijn 2,5 — 5 cM. lang en 0,15 — 0,3 cM. breed; de bloemhoofdjes hebben een groot aantal vliezige omwindselbladen en buisvormige bloemen ; het vruchtpluis is zeer dun. Saba. BACCHARIS — ACANTHOSPERMUM. 393 9101. Lagascea Cav. Lagascea mollis Cav. Behaarde, eenigszins ruwe plant met neerliggende en opstijgende stengels; de zachtharige bladen zijn breed eivormig tot hartvormig met afloopenden voet en spitsen top, 2 — 6 cM. lang en 1,5 — 5 cM. breed en hebben een onduidelijk gezaagden rand; de bloeiwyzen zijn gesteelde bloemhoofdjes, die voorzien zijn van zeer ongelijke omwindselblaadjes en ieder een aantal éénbloemige bloemhoofdjes bevatten, welke ieder dooreen vijftandig om windsel omgeven zijn; de samengestelde bloemhoofdjes zijn 0,5—1 cM. in diameter; de vrucht heeft een uiterst kort vruchtpluis. Saba, St. Martin. Curaqao. 9117. Clifoadium L. Clifoadium erosum DC. Hoogopgroeiende plant met eenigszins ruw behaarde, groote, lang- gesteelde, tegenoverstaande bladen; de zeer onregelmatig dubbel gezaagde, ruitvormige tot rondachtige bladen hebben 3 dikke hoofd- nerven en zijn 10 — 20 cM. lang en 7 — 20 cM. breed; de 0,3 cM. lange bloemhoofdjes staan in dichte, pluimvormige bloeiwijzen; de omwindselblaadjes zijn vliezig en de vruchten van de buitenste bloemen zijn platgedrukt. Saba : Mountain cotton. 9129. Melampodium L. Melampodium uonairense Bold. Sterk vertakte, kruidachtige plant met duidelijk gesteelde, zeer ruwe, elliptische of eenigszins eivormige bladen, die 2 — 5 cM. lang en 1 — 3 cM. breed zijn en een grof gezaagden rand hebben; de tot 1,5 cM. lang gesteelde bloemhoofdjes, zijn alleenstaand geplaatst in de vertakkingsplaatsen der clichotoom vertakte stengels, zijn tot 0,4 cM. lang en hebben gele bloemen en een klein aantal omgekeerd pyramidevormige vruchtjes, die nauw omsloten worden door er geheel mee vergroeide schutbladen, welke aan den top een klein aantal knobbeltjes vertoonen. Curaqao, Bonaire. 9130. Aeanthospermum Schrank. Acanthospermuin huniile DC. Ruwe, laagblijvende plant met regelmatig dichotome vertakkingen en elliptische tot lancet vorm ige, tegenoverstaande, zittende bladen, die een zeer onregelmatig gezaagden rand en een afloopenden voet hebben en 2 — 4 cM. lang en 1-2 cM. breed zijn; de armbloemige 394 compositae;. bloemhoofdjes zijn in klein aantal of alleenstaand geplaatst in de vertakkingsplaatsen der stengels; de vruchten zijn omgeven door rijkelijk van stekels voorziene schutblaadjes, die aan den top 2 groote stekels dragen en de vrucht geheel omgeven. St. Martin. 9138. Fartheninm L. Parthenium Hysterophorus L. Hoogopgroeiend kruid met veervormig ingesneden bladen, die tot 15 cM. of meer lang zijn; van de veelal 7 bladslippen zijn de middelsten het langst, tot 5 cM. lang, en zelf weder veervormig ingesneden met van diepe bochten voorziene lobben; de bladen worden boven aan den stengel steeds kleiner en zijn voornamelijk in een wortelrozet geplaatst; de bloemhoofdjes zijn tot 3 cM. lang gesteeld, staan in een zeer vertakte, wijd-uitstaande, pluimvormige bloeiwijze en hebben een breed, klokvormig uitstaand, armbladig omwindsel; er zijn weinige lintvormige en buisvormige bloemen in de bloemhoofdjes; de vruchten zijn gedeeltelijk vergroeid met schub vormige blaadjes tusschen de bloemen en hebben geen vruchtpluis. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Curaqao, Aruba, Bonaire : Bassoora die lieber. 9146. Ambrosia L. Ambrosia paniculata L. Cl. Rich. Neerliggend kruid met opstij genden stengel en diep veervormig ingesneden of veervormig samengestelde bladen, waarvan de lobben zelf weer veervormig ingesneden zijn en de secundaire lobben weer diep gekarteld; de geheele plant is dicht zachtharig; de bladen zijn veelal 3-5 cM. lang en 2-4 cM. breed; de bloemhoofdjes zijn geplaatst in eindelingsche, dichte, aarvormige bloeiwijzen, hebben een schotelvormig omwindsel, dat uit vergroeide blaadjes bestaat, en bevatten alleen mannelijke bloemen; de vrouwelijke bloemen zijn geplaatst in éénbloemige bloemhoofdjes in de oksels der bladen, die onder de aarvormige bloeiwijzen staan. St. Eustatius, Saba, St. Martin; verwilderd? CuRAgAO, Aruba, Bonaire; gekweekt. 9U8. Xanthium L. Xanthium ecliinatum Murray., Syn. Xanthium oriëntale Aut. var. Eenigszins houtachtige plant met ruw behaarde bladen, die hand- vormig ingesneden en grof getand zijn; de bladen zijn langgesteeld en veelal 8-10 cM. lang en breed; de bloemhoofdjes zijn één- slachtig en geplaatst in eindelingsche, trosvormige bloeiwijzen met ACANTHOSPERMUM — ISOCARPHA. 395 de mannelijke bloemhoofdjes bovenaan; de omwindselblaadjes van de mannelijke bloemhoofdjes zijn vrij, die der vrouwelijke bloem- hoofdjes zijn 2 cM. lang, voorzien van een kromme punt en geheel bedekt door tot 0,4 cM. lange stekels. Saba. 9155. Ziiiniu L. Zinnia elegans Jacq. Eenigszins houtige plant met zittende, tegenoverstaande, 4—6 cM. lange bladen met breeden voet, die geleidelijk naar den top toe smaller worden en aan den voet veelal 2 — 3 cM. breed zijn; de bloemhoofdjes zijn alleenstaand op een langen, stevigen steel aan de uiteinden van de stengels en hebben een groot aantal ornwindselbladen met afgeronden, vliezigen top; er is één rij van lintbloemen met een 2 cM. lang lint en tusschen de lint- en buisbloemen zijn groote schubben geplaatst; de vruchten hebben slechts een paar tand- vormige vruchtpluisdraden. St. Eustatius, Saba; gekweekt. 9166. Eclipta L. Eclipta alha Hassk. Sterk vertakte, ruwe, behaarde, vrij hoogopgroeiende plant met tegenoverstaande, lancetvormige bladen, die eenigszins onduidelijk gezaagd zijn en veelal 3,5 — 7 cM. lang en 0,5 — 1,3 cM. breed zijn; de bloemhoofdjes zijn alleenstaand of bij tweetallen geplaatst op lange stelen in de bladoksels en hebben één rij van omwindsel- blaadjes en een diameter van 0,8 — 1 cM. ; de bloemen zijn lint- en buisvormig; de vruchten, voorzien van wratten, hebben geen vruchtpluis. St. Martin. Curac,ao, Aruba, Bonaire. 9174. Isocarpha R. Br. Isocarpha oppositifolia R. Br. Eenigszins houtachtige plantjes met tegenoverstaande, weinig behaarde, lancetvormige bladen, die een zeer korten bladsteel hebben, 3,5 — 7 cM. lans en 1 — 2 cM. breed zijn en duidelijk voorzien zijn van 3 hoofd- nerven, waarvan de 2 zijdelingsche een eind boven den voet uit de middelste ontspringen; de bloemhoofdjes zijn tot gedrongen, kogelvormige bloeiwijzen op een langen, gemeenschappelijken steel vereenigd en zijn voorzien van spitse omwindselblaadjes; tusschen de lint- en buisbloemen zijn schubben geplaatst, die geheel in vorm overeenkomen met het omwindsel; de bloemhoofdjes zijn in bloeienden toestand 0,7 cM. lang, naar de basis kegelvormig versmald. CüRAgAO, Aruba, Bonaire: Magdalena. 396 COMPOSITAË. 9191. Borrichia Adans. Borrichia arborescens DC. Heester met tegenoverstaande, zilverwitbehaarde, spatelvormige tot. lancetvormige bladen, die 3,5 — 7 cM. lang en 1 — 2 cM. breed zijn en een versmalden, afloopenden bladvoet bezitten ; de bloemhoofdjes zijn geplaatst op tot 2,5 cM. lange stelen in de oksels der bovenste- bladen of in de dichotome vertakkingen der stengels, zijn 1.5 cM. lang en hebben, buiten de gewone, ook nog een aantal bladachtige omwindselbladen ; er is één rij van lintbloemen met een 0,5 cM. lange, lintvormige bloemkroon; de kantige vruchten hebben geen: vruchtpluis; tusschen de bloemen zijn schubben geplaatst. Saba, St. Martin. 9192. Wedelia Jacq. Wedelia Jacquini L. Cl. Eich., Syn. Wedelia buphthalmoides Gris- Sterk vertakte heester met zeer ruwe bladen, die eivormig tot lancetvormig zijn en een soms zeer duidelijk gezaagden rand hebben; de gesteelde, tegenoverstaande bladen zijn veelal 3 — 6 cM. lang en 2 — 4 cM. breed, maar veel grootere bladen komen ook voor; de langgesteelde bloemhoofdjes zijn alleenstaand in de blad- oksels of aan de einden der takken en hebben omwindselbladen, die boven de bloemen uitsteken ; er is één rij lintbloemen met tot 1 cM. lange, lintvormige bloemkroon ; de vruchten hebben geen vruchtpluis en tusschen de bloemen komen schubben voor. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Yelloic sage. CURAgAO. JH96. Tithouia Desf. Tithonia tagetiflora Desf. Laagblijvend plantje met vrij langgesteelde, eivormige tot langwerpige, be- haarde, eenigszins ruwe bladen, die een hartvormen voet en zwak gegolfden rand hebben en veelal 2—4 cM. lang en 2—3 cM. breed zijn; de bloemen zijn geplaatst in een eindelingsch bloemhoofdje met kegelvormig opgezwollen steel; de omwindselbladen zijn 1,5 cM. lang; de bloemen hebben vruchten met een aantal breede schubben, waartusschen lange naalden geplaatst zijn. Saba; gekweekt. 9207. Spilanthes Jacq. Kruiden met tegenoverstaande, lancetvormige bladen, die 3 hoofdnerven hebben, waarvan de 2 zijdelingsche iets boven den voet uit de middelste ontspringen; de alleenstaande bloemhoofdjes hebben een kegelvormig verlengden bloembodem, één rij lintbloemen en schubben tusschen de buisbloemen. 1 Bladen gaafrandig Spilanthes uren* 397 Bladen gezaagd Spüantkes ullginosa 397 BORRICHIA — BIDEN3. 397 Spilanthes nliginosa Sw. De bladen zijn onregelmatig gezaagd en veelal 3 — 5 cM. lang en 1 — 1,5 cM. breed ; de 0,8 cM. lange bloemhoofdjes zijn tot 3 cM. lang gesteeld: de platte vruchten zijn aan de 2 scherpe kanten gewimperd. St. Eustatius. Spilanthes urens Jacq. De gaafrandige bladen zijn 4 — 8 cM. lang en 1 — 1,5 cM. breed; de 1 cM. lange bloemhoofdjes zijn tot 20 cM. lang gesteeld ; de platte vruchten zijn aan de 2 scherpe kanten eenigszins gewimperd en aan den top voorzien van 2 gewimpercle stekels. CURAQAO. 9218. Verbesina L. Yerbesina alata L. Hoogopgroeiend kruid met sterk gevleugelde stengels en bladstelen en ellipvormige tot langwerpige, ruw behaarde bladen, die een dui- delijk grof gegolfden rand hebben en 7 — 14 cM. lang en 4 — 8 cM. breed zijn; de bloemen zijn geplaatst in tot meer dan 8 cM. lang gesteelde, kogelvormige bloemhoofdjes van 1,2 cM. diameter; de vrachtjes zijn 0,4 cM. lang en voorzien van 2 ongelijke tanden, waarvan de eene haakvormig omgebogen en 0,3 cM. lang is. Cüracao. 9224. Synedrella Gartn. Synedrella nodiflora Gartn. Vrij hoogopgroeiend kruid met ruwe, eivormige tot langwerpige, tegenoverstaande bladen, die een gekarteld-gezaagden rand hebben; de bladstelen zijn even lang als of langer dan de ongesteelde, foladokselstandige bloemhoofdjes ; de bladen hebben 3 hoofdnerven, waarvan de 2 zijdelingsche iets boven den voet uit de middelste hoofdnerf ontspringen, en zijn 3-9 cM. lang en 1,5 — 5 cM. breed; de armbloemige bloemhoofdjes hebben één rij straalbloemen en 0,7 cM. lange om windselblaadjes ; de vruchten zijn aan den top voorzien van twee of meer 0,3 cM. lange, donkere naalden. St. Eustatius, Saba, St. Martin. CuRAgAO, Aruba, Bonaire. 9237. Bidens L. Kruiden met tegenoverstaande, niet gaafrandige bladen en langge- steelde bloemhoofdjes, die van 2 rijen omwindselbladen voorzien zijn en één rij lintbloemen hebben; tusschen de buisbloemen zijn 398 COMPOSITAË. schubben geplaatst; de vruchten zijn langgerekt en voorzien van tanden, die naar beneden gerichte haren bezitten. 1 Bloemhoofdjes met rijpe vruchten ruim 2 cM. lang Bidens cynapiifolius 398 Bloemhoofdjes met rijpe vruchten minder dan 1,5 cM. lang Bidens pilosus 398 Bidens cynapiifolius H. B. K., Syn. Bide?is bipinnatus L. De veervormig saamgestelde of zeer diep ingesneden bladen, waarvan de zijlobben zeer diep getand-gezaago of ingesneden zijn, hebben elliptische zijlobben van de eerste orde, die 4 cM. lang en 2 cM. breed zijn; de bloemhoofdjes zijn 5 cM. of meer lang gesteeld en geplaatst in de bladoksels of eindelings: de eenigszins gebogen vruchten van de middelste bloemen zijn tot 1,5 cM. lang en voor- zien van 4 borstelvormige, 0,3 cM. lange tanden. Saba, St. Martin. Curacao, Aruba, Bonaire: Pieterseüe. Bidens pilosus L., Syn. Bidens leucantha "Willd. De scherp gezaagde bladen, waarvan de onderste vijftallig, veer- vormig samengesteld zijn, de bovensten enkelvoudig, hebben ellip- tische tot langwerpige, 2 — 4 cM. lange en 2 cM. breede blaadjes; de tot 5 cM. lang gesteelde bloemhoofdjes staan in de oksels der hoogste bladen; de vruchten zijn tot 1 cM. lang en voorzien van 2 borstelvormige, 0,2 cM. lange tanden. St. Eustatiüs, Saba, St. Martin. 923S. Cosnios Cav. Cosmos caudatus H. B. X. Vrij sterk vertakte plant met tegenoverstaande, twee- tot driemaal veervormig zeer diep ingesneden of veervormig saamgestelde bladen met lancetvormige, spitse slippen, die in een stekelpuntje eindigen en 0,3 cM. breed zijn; de bladen zijn 10 — 15 cM. lang en breed; de bloemhoofdjes zijn tot '20 cM. of meer gesteeld, alleenstaand in de bladoksels of aan de einden der stengels en hebben één rij kleine omwindselblaadjes en daarbinnen één rij grootere; de krans van lintbloemen heeft een 2 cM. lange lintvormige bloemkroon; tusschen de buisbloemen zijn schubben geplaatst en de vruchten zijn tot 2,5 cM. lang, waarvan de snavel bijna de helfc inneemt; boven aan den top van den snavel staan 2 wijduitstaande tanden van 0.5 cM. lengte. St. Eustatiüs: Poppy; gekweekt. 9306. Gaillardia Adans. Gaillardia aristata Purch. Laagblijvend. eenigszins houtig plantje met lange, spatelvormige. zeer grof gezaagdo bladen, die een afloopenden bladvoet hebben en 2 — 8 cM. lang en 0,5 — 1,5 cM. breed zijn; de bloemhoofdjes zijn langgesteeld en hebben zeer spitse omwindselblaadjes, terwijl de rij van randbloemen een aan den top BIDËNS — PECTIS. 399 drietandige en 0,7 cM. breede, lintvormige bloemkroon heeft; tusschen de buisbloemen zijn korte, smalle schubben geplaatst; de zachtharige vruchten zijn voorzien van spitse vruchtpluisschubben met verbreeden voet. St. Eustatius; gekweekt. 9316. Porophyllum Adans. Sterk vertakt kruid met langgesteelde, eivormige bladen, die aan de randen onduidelijk gekarteld en van klieren voorzien zijn: de 2 cM. lange bloemhoofdjes zijn langgesteeld en voorzien van vijf 2 cM. lange en 0,2 cM. breede, lijnvormige omwindsel bladen, die min of meer sterk ontwikkelde, lijnvormige klieren hebben en eindigen in een verdikte punt; de bloemen zijn buisvormig ; de langgerekte vruchten hebben lang vruchtpluis. 1 Vruchten duidelijk wijduitstaand behaard met bruine haren en bruinachtig vruchtpluis '. Porophyllum macrocephalum 399 Vruchten een weinig behaard met aangedrukte haren ; vrucht- pluis wit Porophyllum ellipticum 399 Porophyllum ellipticum Cass. De tot 2,5 cM. langgesteelde bladen zijn 1,5-3,5 cM. langen 0,5-1,5 cM. breed; de bloemhoofdjes hebben een duidelijk naar den top verdikten steel; het vruchtpluis is wit, 1 cM. lang en de vruchten zijn aangedrukt behaard. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Porophyllum macrocephalum P. DC. De bladen zijn 1,5-3,5 cM. lang, 0.5-1,5 cM. breed en vrij duide- lijk voorzien van inhammen, waarin klieren geplaatst zijn; de steeltjes der bloemhoofdjes zijn naar den top niet duidelijk ver- dikt; het vruchtpluis is bruinachtig, 1 cM. lang, en de vruchten zijn afstaand behaard. CuRAgAO, Bonaire: Mampoerietoe. 9319. Pectis L. Rijk vertakte, kruidachtige plantjes met tegenoverstaande bladen en kleine bloemhoofdjes, die weinig omwindselblaadjes hebben, één rij straalbloemen en een klein aantal buisbloemen. 1 Bloemhoofdjes zeer kortgesteeld, bijna zittend Bloemhoofdjes meer dan 1 cM. lang gesteeld 3 2 Minder dan 15 bloemen in elk bloemhoofdje Pectis prostrata 401 Meer dan 15 bloemen in elk bloemhoofdje . Pectis humifusq 4-00 3 Bloemhoofdjes in bloeienden of vruchtdragenden toestand 0,3 cM. lang Pectis brachycephala 400 Bloemhoofdjes in bloeienden of vruchtdragenden toestand 0,7 cM. of meer lang 4 400 COMPOSITAK. 4 Tanden van het vruchtpluis behaard . . . Pedis febrifuga 400 Tanden van het vruchtpluis kaal Pedis linifolia 400 Pectis bracliycephala Urb. Wijd vertakt, laagblijvend plantje met 1 — 1,5 cM. lang gesteelde bloemhoofdjes, die eindelings of in de dichotome vertakkingsplaat- sen der 0,1 cM. of minder dikke stengels staan; de bloemhoofdjes zijn 0,3 cM. lang; de lijnvormige bladen zijn 1 — 1,5 cM. lang en 0,1 — 0,2 cM. breed en aan den voet voorzien van enkele haren; de bloemhoofdjes hebben zes tot zeven 0,3 cM. lange om windsel- blaadjes; de 0,15 cM. lange vruchten hebben 0,02 cM. lang vruchtpluis. Aruba. Pectis febrifuga van Hall. Wijd vertakt plantje met 2,5-3 cM. lang gesteelde, 0,6 cM. lange bloemhoofdjes, die eindelings of in de dichotome vertakkingsplaatsen der tot 0,1 cM. dikke stengels staan; de lijnvormige bladen zijn 1 — 2 cM. lang en 0,1 — 0,2 cM. breed, aan den voet voorzien van lange haren en dragen aan den onderkant duidelijk zwarte klieren ; de bloemhoofdjes hebben 5 om windselblaadjes, die 0,5 cM. lang zijn; de 0,2 — 2,5 cM. lange vruchten hebben 4 — 6 ingesneden, 2 — 3 cM. lange vruchtpluisschubben. Saba. Curaqao, Aruba, Bonaire: Theebiek. Pectis hnmifusa Sw. Neerliggend plantje met hoogstens 0,5 cM. lang gesteelde, 0,5 cM. lange bloemhoofdjes, die in de oksels der bladen geplaatst zijn; de lijnvormige, iets spatel vormige bladen zijn 0,3 — 1,2 cM. lang en 0,2 — 0,4 cM. breed, aan den voet voorzien van lange haren en dragen aan den onderkant duidelijke zwarte klieren; de bloemhoofdjes met meer dan 15 bloemen zijn tot 1 cM. lang en hebben 5 omwindselbladen. die 0,35-0,6 cM. lang zijn; de vruchten zijn 0,3 cM. lang. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Pectis linifolia L. Wijd vertakte, hoogopgroeiende plant met tot 2 cM. lang gesteelde, 0,8 cM. lange bloemhoofdjes, die eindelings of in de dichotome vertakkingsplaatsen der stengels staan; de lijnvormige bladen zijn 1,5-3 cM. lang en 0,1—0,2 cM. breed en aan den voet voorzien van een enkel haar ; de bloemhoofdjes hebben 5 omwindsel- P£CTIS — ERECHTHITES. 401 blaadjes, die 0,5 cM. lang zijn; de vruchten zijn 0,5 cM. lang en dragen 3 wijduitstaande, 0,3 cM. lange stekels. St. Martin. Curaqao, Aruba, Bonaire: Theebiek maatsjoe. Pectis prostrata Cav. Neerliggend of tot 20 cM. opgroeiend plantje met tot 0,5 cM. lang gesteelde bloemhoofdjes, die veelal in twee- tot negentallige bloei- wijzen vereenigd zijn; de bloemhoofdjes zijn 0,7 — 0,8 cM. langen 0,25 — 0,3 cM. dik en hebben 5 om windselblaadjes, die 0,5 — 0,6 cM. lang en 0,15 — 0,18 cM. breed zijn, en bevatten minder dan 15 bloemen; de lijn-lancetvormige blaadjes zijn 1 — 3 cM. lang, 0,2 — 0,45 cM. breed en aan den voet voorzien van haren; de vruchten zijn 0,3-0,4 cM. lang. Curaqao, Bonaire: Theebiek maatsjoe. 9376. Neurolaena R. Br. Neurolaena lofoata R. Br. Hoogopgroeiende, eenigszins houtachtige plant met lancet vormige bladen, die een afloopenden bladvoet hebben ; de ruwe bladen hebben aan den onderkant uitspringende nerven en zijn min of meer duidelijk gezaagd, dikwijls aan weerskanten voorzien van een groote zijlob en 10-25 cM. lang en 2-6 cM. breed; de bloem- hoofdjes zijn geplaatst in trosvormige, omgebogen, eenigszins ge- drongen bloeiwijzen, hebben een groot aantal omwindselblaadjes van verschillende grootte, zijn 0,6 cM. lang en bezitten alleen buisbloemen, waartusschen schubben; de behaarde vruchten hebben een 0,4 cM. lang vruchtpluis. St. Eustatius, Saba. 9389. Erechthites Raf. Rechtopgroeiende kruiden met scherp getande bladen en bloemhoofdjes, die tot eindelingsche en okselstandige trossen vereenigd zijn; de bloemhoofdjes hebben een weinigbladig om windsel met enkele schubvormige blaadjes aan den voet; de buitenste bloemen zijn draadvormig, de binnenste buisvormig. 1 Bladen veervormig ingesneden . . Erechthites valer -ianaefolia 402 Bladen diep getand Erechthites hieracifolia 401 Erechthites hieracifolia Raf. De grofgetande, lancetvormige, ongesteelde bladen zijn 15 cM. lang en 2,5 cM. breed ; de bloemhoofdjes zijn in vruchtdragenden toestand '26 402 COMPOSITAË. 1,5 cM. lang; de 0,4 cM. lange vruchten hebben 1,2 cM. lang, wit vruchtpluis. St. Eustatius, Saba. Erechthites valerianaefolia DC. De veervormig ingesneden, grof getande bladen hebben een groote eindlob; de bladen zijn langgesteeld met eenigszins afloopenden voet en zijn 4 — 8 cM. lang en 3 — 6 cM. breed; de bloemhoofdjes zijn in vruchtdragenden toestand 1 cM. lang; de 0,3 cM. lange vruchten hebben een 0,7 cM. lang, eenigszins violet vruchtpluis. Saba. 9411*. Emilia Cass. Emilia sonchifolia DC, Syn. Senecio sonchifolius Moench. Rechtopgroeiend kruid met behaarde stengels; de bovenste stengel- bladen zijn zittend, terwijl de onderste bladen gesteeld zijn; de stengelomvattende bladen zijn driehoekig of lancetvormig met zeer grove tanden en 3 — 8 cM. lang en 1 — 3 cM. breed ; de langgesteelde bloemhoofdjes staan in armhoofdige, zeer langgesteelde trossen, zijn 1,2 cM. lang en hebben één krans van lijnvormige, 1 cM. lange omwindselblaadjes; de bloemen zijn allen buisvormig ; de 0,4 cM. lange vruchten zijn voorzien van 0,5 cM. lang, zeer zacht vruchtpluis. St. Eustatius, Saba, St. Martin. 9529. Chaptalia Vent. Chaptalia nutans Hemsley. Kruid met aan den onderkant witviltig behaarde, wortelstandige, liervormig ingesneden, zeer onduidelijk getande, 5 — 10 cM. lange en 2,5 — 4 cM. breede bladen; het eindelingsche bloemhoofdje, dat op een tot meer dan 60 cM. langen, viltig behaarden steel staat, is knikkend, in vruchtdragenden toestand 3 cM. lang en heeft een groot aantal spitse omwindselbladen van verschillende grootte en tweelippige bloemen; de vruchten zijn 0,4 cM. lang, 1 cM. lang gesnaveld en van 1 cM. lang vruchtpluis voorzien. St. Eustatius, Saba, St. Martin. 9540. ïrixis Gmel. Trixis frutescens P. Br. Heesterachtige plant met gladde, gaafrandige, ovale tot langwerpige bladen, die een eenigszins spits toeloopenden voet hebben en 2,5 — 5 cM. lang en 1,5 — 3 cM. breed zijn; de bladen zijn kort- gesteeld en worden naar den top van den stengel kleiner: de bloemhoofdjes zijn 1,5 cM. lang, staan aan het eind van de takken en hebben een omwindsel, dat bestaat uit 8 lijnvormige, 0,9 cM. lange blaadjes en een buitenste rij van vier of meer eenigszins spatel- ERECHTHITES — LACTUCA. 403 Yormige, meer bladachtige omwindselblaadjes; de bloembodem is zacht behaard ; de bloemen zijn tweelippig, hebben meeldraden met lange aanhangselen en een stempel, die afgeknot is; de vrucht is eenigszins gesnaveld. Aruba. 9595. Sonchus L. Sonclius oleraceus L. Vrij hoog opgroeiend kruid met diep veervormig ingesneden bladen met driehoekige, spits toeloopende lobten en zeer onregelmatig getanden bladrand; de bladsteel is gevleugeld; de bladen hebben veelal een verbreeden. bladvoet en zijn 6 — 15 cM. lang en 3 — 6 cM. breed; de bloemhoofdjes zijn geplaatst in eenigszins dichotoom vertakte bloeiwijzen en hebben omwindselblaadjes van tweeërlei grootte; de bloemhoofdjes zijn 1,3 cM. lang en bestaan alleen uit lintbloemen; de platte vruchten zijn 0,2 cM. lang en zijn voorzien van een 0,5 cM. lang, zacht vruchtpluis. St. Eustatius, Saba, St. Martin: Wild salad. 9596. Lactuca L. Lactuca intybacea Jacq. Hoogopgroeiend kruid met zittende, stengelomvattende bladen, die een zeer onregelmatig gezaagden rand hebben en dikwijls aan weerskanten voorzien zijn van een aantal driehoekige punten; de bladen zijn zeer dun en 7-20 cM. lang en 3 — 9 cM. breed; de kortgesteelde bloemhoofdjes zijn in klein aantal bijeen geplaatst op verschillende hoogte van een lange, sterk vertakte, pluimvormige bloeiwijze en hebben twee kransen van omwindselblaadjes, waarvan de buitenste tot 0,4 cM. lang zijn; de eenigszins kegelvormige bloemhoofdjes zijn 1 cM. lang en bezitten alleen lintbloemen; de eenigszins gesnavelde vruchten zijn 0,4 cM. lang en hebben 0,6 cM. lang vruchtpluis. St. Eustatius. Curaqao, Aruba, Bonaire: Salade andijvie. INLANDSCHE NAMEN.1) Aardappel {Ben. W. EU. Adam's needie (Bov. W. EU. Adonis (Bov. W. en W. EU.) . Adonis abbot (Bov. W. EU. Alfalfa (Ben. W. EU. Almond tree (Bov. W. EU. Aloë (Bov. W. EU. Amooro falso (Ben. W. EU. Ananas (Bov. W. EU. Angelika (Bov. W. EU. Angglo (Ben. W. EU. Angglo boobo (Ben. W. EU. Antigua balsam (Bov. W. EU. Arraroot (Ben. W. EU. Arrowroot (Bov. W. EU. Avocado (Bov. W. EU. Awakaati (Ben. W. EU. Bachelor's button (Bov. W. EU. Bahama grass (Bov. W. EU. Bai no boolbee (Ben. W. EU. Bakooba (Ben. W. EU. Balsam tree (Bov. W. EU. Banaana (Ben. W. EU. Banaana die rif (Ben. W. EU. Banaana sjimarón .... (Ben. W. EU. Banana (Bov. W. EU. Banso (Bov. W. EU. Barba die jonkeman . . . (Ben. W. EU. Ben. Solanum tuberosum. Yucca aloifolia. Duranta erecta. Leonotis nepetifolia. Medicago sativa. Terminalia Catappa. Aloë vera. Mentzelia aspera. Ananas sativus. Polyscias fruticosum. Tribulus terrester. Kallstroemia caribaea en Kali- stroemia curta. Rauwolfia Lamarkii. Maranta arundinacea. Maranta arundinacea. Persea americana. Persea americana. Gomphrena globosa. Cynodon dactylon. Strumpfia maritima. Musa paradisiaca. Bursera simaruba. Musa paradisiaca. Batis maritima. Schomburgkia tibicinis. Musa paradisiaca. Samyda dodecandra. Albizzia lebbek. !) Bov. W. Eil. Ben. W. Eil. St. Eustatius, Saba, St. Martin. Curacao, Aruba, Bonaire. 40(> INLANDSCHË NAMEN. Barba die kadossji . Barra blanko . . . Basil Basket hibisc . . . Basket hoop .... Bassoora die lieber . Bassoora korraa . . Bassoora pleintsji. . Bastard black berry Bastard bough . . . Bastard canckerberry Bastard catclaw . . Bastard cherry. . . Bastard cinnamom . Bastard nettle . . . Bastard white root . Bataata die poorko . (Ben. (Ben. (Bov. (Bov. (Bov. (Ben. (Ben. (Ben. (Bov. (Bov. (Bov. (Bov. (Bov. (Bov. (Bov. (Bov. (Ben. W. EU.) W. Eü.) W. EU.) W. EU.) W. EU.) W. EU.) W. EU.) W. EU.) EU.) EU.) EU.) W. EU.) TT' EU.) W. Eü.) W. EU.) W. Eü.) W. EU.) TT' TT'. W. Bataata die soembi. . . . (Ben. W. EU.) Bataata djoekoe (Ben. W. EU.) Bataata doesji (Ben. W. Eü.) Bataata heel (Ben. W. EU.) Bay berry (Bov. W. EU.) Beembee (Ben. TT'. EU.) Beembee sjitnarón .... (Ben. TT'. EU.) Beera (Ben. W. EU.) Begissima (Ben W. EU.) Behoekoe (Ben. W. EU.) Bel appel (Bov. W. EU.) Belladonna (Ben. W. EU.) Bell apple (Ben. W. EU.) Benboom (Ben. W. EU.) Bermuda ceder (Ben. W. EU.) Berrahein (Ben. TT'. EU.) Bessji die kalakoena . . . (Ben. W. EU.) Bessji die tiata (Ben. TT'. Eü.) Bessji igoeaana (Ben. TT'. Eü.) Bessji kabrieto (Bén. 11'. EU.) Betoonika . (Aruba) . . . Big yellow popbush. . . . (Bov. TT'. EÜ.) Billy ache (Bov. TT'. Eü.) Tillandsia recurvata. Croton niveus. Ocimum sanctum. Hibiscus schizopetalus. Smilax guianensis. Parthenium Hysterophorus. Melochia tomentosa. Sida spinosa var. angustifolia. Eugenia rhombea. Picramnia pentandra. Psychotria undata. Polypodium lycopodioides. Malpighia angustifolia. Ardisia guadalupensis. Acalypha chamaedryfolia. Aegiphila martinicensis. Boerhaavea erecta, Boerhaavea coccinea en Boer- haavea paniculata. Solanum argillicolum. Ceratosanthes corniculata. Ipomoea batatas. Morinda Royoc. Amomis caryophyllata. Portulaca oleracea. Portulaca venezuelensis. Guaiacum sanctum. Antigonon leptopus. Serjania curassavica. Passiflora foetida. Datura Metel. Passiflora laurifolia. Morinda oleifera. Juniperus bermudianus. Solanum Melongena. Coccoloba diversifolia. Passiflora suberosa. Celtis Iguanaea. Condalia Heuriquezii. Melochia tomentosa. Crotalaria retusa. Rauwolfia Lamarkii. INLANDSCHE NAMEN. 407 Birds' barry Birds' pepper . Bittere cassave. Bitter pod . . Bitter root . . Black berry . . Black cherry . Black loblolly tree . . Black mangeniel . . . Black sage Black sweetwood. . . Black toarch Blister bush Blomtsji die kokaliesji Blue berry Bly dog Boeloebarie Boeraatsji Boetsji Boontsj Boontsj Boontsj Boontsj die paaloe i jangadoor kabaai . , karta . . Boontsj i palooma Boontsji streena Bosopaata . . . Bossoea .... Boulanger Boxwood Bracelet Brak gras .... Brak gras saaloe . Brazieja Breadfruit tree. . Breebee Breebse die poesji Bridüo tree . . . Bringga moosa. (Bov. W. EU.) . . Eugenia monticola en Myrcia paniculata. (Bov. W. EU.) . Capsicum annuuin. (Ben. W. EU.) . Manihot carthaginensis. (Bov. W. EU.) . Urechites lutea. (Bov. W. EU.) . . Cassia occidentalis. (Bov. W. EU.) . . Eugenia ligustrina. (Bov. W. EU.) , . Eugenia ligustrina en Rand ia aculeata. (Bov. W. EU.) , . Pisonia f ra "rans. (St. Martin) . . . Euphorbia petiolaris. (St. Martin) . . Croton betulinus. (Bov. W. EU.) . Nectandra Krugii. (Bov. W. EU.) . Melochia toraentosa. (Bov. W. EU.) . Pluniba^o scandens. (Ben. W. EU.) . Clitoria ternatea. (Bov. W. EU.) . Svmplocos martinicensis. (Bov. W. EU.) , . Cassia bicapsularis. (Ben. W. EU.) . Guaiacum sanctum. (Aruba) . . . . Pilocarpus racemosus. (Aruba enBonai re) Melocactus. (Ben. W. EU.) . Erythrina velutina. (Ben. W. EU.) . Vigna un^uiculata. (Ben. W. EU.) . Desmodium raolle. (Ben. W. EU.) . Erythrina velutina. (Ben. W. EU.) . Clitoria ternatea. (Ben. W. EU.) . Parkinsonia aculeata. (Ben. W. EU.) . Dactyloctenium aegyptium. (Ben. W. EU.) , . Fagara monophylla. (Bov. W. EU. e n Ben. W. E il.) Solanum Melongena. (Bov. W. EU.) . Murraya exotica en Schaefferia frutescens. (Bov. W. EU.) . Erythroxylum havanense. (Ben. W. EU.) . Sporobolus argutus. (Ben. W. EU.) . Cynodon dactylon. (Ben. W. EU.) . Ilaematoxylon Brasiletto. (Bov. W. EU.) . . Artocarpus iucisa. (Ben. 11'. EU.) . . Cereus repandus. (Ben. W. EU.) . . Cephalocereus lanuginosus. (Bov. W. EU.) . . Linociera caribaea. (Ben. W. EU.) . Jatropha urens. 40S inlandsche; namen. Broeska {Ben. W. EU.) . Broeska doesji (Ben. W. EU.) . Brood boom (Ben. W. EU.) . Buckroot (Bov. W. EU.) . Bugalplant (Bov. W. EU.) . Bullgrass (Bov. W. EU.) . Burrgrass (Bov. W. EU.) . Buttonwood (Bov. W. EU.) . Calabash (Bov. W. EU.) . Calaloe (Bov. W. EU.) . Campessji (Ben. W. EU.) . Canckerberry (Bov. W. EU.) . Candlewood ....... (Bov. W. EU.) . Canegrass (Bov. W. EU.) . Cannon (Bov. W. EU.) . Casha (Bov. W. EU.) . Cashew (Bov. W. EU.) . Cassave (Bov. W. EU. en Ben. W. EU Cassave die moondi. . . . (Ben. W. EU.) . Castor oil plant (Bov. W. EU.) . Casuarine (Bov. W. EU.) . Cat claw (Bov. W. EU.) . Cat nip (Bov. W. EU.) . Centepee plant (Bov. W. EU.) . Ceraasji maatsjoe (Ben. W. EU.) . Charlotten (Bov. W. EU.) . Cherry (Bov. W. EU.) . Chickenweed (Bov. W. EU.) . Children chickenweed. . . (Bov. II'. EU.) . Choaky berry (Bov. W. EU.) . Church blossom (Bov. W. EU.) . Churchyard blossom . . . (Bov. W. EU ) . Cinnamom tree (Bov. W. EU.) . Citroen (Ben. W. EU.) . Coca nut (Bov. W. EU.) . Cocoa (Bov. W. EU.) . Cocoa plum (Bov. W. EU.) . Cockspur (Bov. W- EU.) . Cassia occidentalis en Cassia Sophera. Cassia bicapsularis. Artocarpus incisa. Chiococca alba. Russelia juncea. Mariscus brizaeus. Cenchrus carolinianus. Conocarpus erecta. Crescentia Cujete. Amarantus tristis. Haematoxylon Brasiletto. Solanum racemosum. Guettarda scabra. Panicum divaricatum. Canna indica. Acacia Farnesiana. Anacardium occidentale. ) Manihot utilissima. Manihot carthaginensis. Ricinus communis. Casuarina equisetifolia. Bignonia unguis-cati. Salvia serotina. Comocladia dodonaea. Trichilia trifolia. Allium ascalonicum. Anacardium occidentale en Malpighia punicifolia. Euphorbia pilulifera. Euphorbia thymifolia. Eugenia axillaris. Capparis frondosa. Lochnera rosea. Amomis caryophyllata. Citrus medica. Cocos nucifera. Theobroma Cacao. Chrysobalauus icaco. Pisonia aculeata en Xylosma buxifolium. IXLANDSCHE NAMEN. 409 Coffee (Bov. W. EU. Coralita (Bov. W. EU. Coralplant (Bov. W. EU. Crabgrass (Bov . W. EU. Crabwood (Bov. W. EU. Crack open (Bov. W. EU. Creole casha (Bov. W. EU. Creole corn (Bov. W. EU. Creole cotton (Bov. W. EU. Croton (Bov. W. EU. Curacao prickle (Bov. W. EU. Curahout (Aruba en Curacao) . Custard apple (Bov. W. EU. Cypress (Bov. W. EU. Daalpeega (Ben. W. EU. Daabaroeieda (Aruba) . . . Daader (Ben. W. EU. Daatoe (Ben. W. EU Dam maatsjoe (Bonaire) . . Date {Bov. W. EU. Devil's bit (Bov. W. EU. Different coloured jessamine (Bov. TT. EU. Dividivi (Bov. W. EU. en Ben. W. EU.) Djoekoe (Ben. W. EU, Dogwood (Bov. W. EU, Dreifi die laman (Ben. ÏY. EU. Drein sjimarón (Ben. W. EU. Dutch casha (Bov. W. EU, Dutch grass (Bov. W. EU. Ekaakes (Ben. W. EU, Elder (Bov. W. EU, Elefanti (Ben. W. EU. Eucharist lily (Bov. TI'. EU. Eyebright (Bov. W. EU, Fantasiea (Ben. W. EU, Fat pork (Bov. W. EU. Fever root (Bov. W. EU. Coffea arabica. Antigonon leptopus. Jatropha multifida. Pappophorum alopecuroideum én Paspalum conjugatum. Pithecolobium unguis cati. Casearia decandra. Acacia macracantha. Andropogon sorghum var. sativus. Gossypium barbadense. Codiaeum variegatum. Nopalea coccinellifera. Peltophorum Suringari. Anona reticulata. Tamarix gallica. Mentzelia aspera. Pithecolobium platylobum. Phoenix dactylifera. Cereus griseus. Clusia alba. Phoenix dactylifera. Ruellia tuberosa. Quisqualis indica. Caesalpinia coriaria. Caesalpinia ciliata. Piscidia piscipula. Coccoloba uvifera. Coccoloba diversifolia. Acacia tortuosa. Eleusine indica. Chrysobalanus icaco. Sambucus intermedia. Polygala angustifolia. Eucharis grandiflora. Heliotropium indicum en Heliotropium parviflorum. Ceratosanthes corniculata. Chrysobalanus icaco. Ruellia tuberosa. 410 inlandsche; namen. Ficus {Ben. W. EU.) . . Fire weed. ........ i (Bov. W. EU.) . . Fishing rod (Bov. W. EU,) . . Fittplant (Bov. W. EU.) . . Fiaira (Ben. W.EU.). . Flambeau ........ (Bov. W. EU.) . . Flamboyant (Ben. W. EU. en Bov. W. EU.) Floor die sangger .... (Ben. W. Eil.) . . Foema (Ben. W. EU.) . . Foengfoeng (Ben. W. EU.) . . Foengfoeng homber. . . . (Ben. W. EU.) . . Four o'clock (Bov. W. EU.) . . Fox glove (Bov. W. EU.) . . Fox tail (Bov. W. EU.) . . French casha (Bov. W. EU.) . . Frikampeeuw (Ben. W. EU.) . . Geelhout (Ben. W. EU.) . . Giambo (Ben. W. EU.) . . Giambo sjimarón (Ben. W. EU.) . . Gingerbush (Bov. W. EU.) . . Gieni gras (Ben. W. EU.) . . Goatbush (Bov. Tl'. Eil.) . . Goeaana (Aruba) Goeaazoeraa (Ben. W. EU.) . . Goeajaaba (Ben. W. EU.) . . Goeaako (Ben. W. Eil.) . . Goearaaatsjoe (Ben. W. Eil.) . . Goorda kapaa (Ben. W. EU.) . . Gooseberry (Bov. W. EU.) . . Granaatappel (Ben. II". EU.) . . Granadilla (Bov. W. EU.) . . Grave physic nut .... (Bov. W. EU.) . . Grijze manggel (Ben. W. EU.) . . Guaw berry (Bov. }V. EU.) . . Guave tree (Bov. IJ". EU.) . . Guinea corn (Bov. W. EU.) . . Guinea grass (Bov. IV. EU.) . . Guinea taraarind (Bov. W. EU.) . . Gum tree (Bov. W. Eil.) . . Ficus elastica. Datura fastuosa, Datura Metel en Datura stramonium. Randia aculeata. Beloperone eustachiana. Jatropha gossypifolia. Erithalis fruticosa. Poinciana regia. Lantana camara. Vitex umbrosa. Desmodium molle. Sida spinosa var. angustifolia. Mirabilis Jalapa. Martynia annua. Eri^eron canadensis. Acacia macracantha. Opuntia tuna. Casearia bonairensis. Hibiscus esculentus. Malachra alceifolia. Pavonia spinifex. Panicum maximum. Stigmatophyllon periplocifolium Beureria succulenta. Guazuma ulmifolia. Psidium Guajava. Mikania scandens. Peireskia bleo. Desmodium molle. Phyllanthus nobilis. Punica Granatum. Passiflora quadrangularis. Jatropha curcas. Conocarpus erecta. Eugenia floribunda. Psidium Guajava. Andropogon sorghum var. sativus. Panicum maximum. Adansonia digitata. Bursera simaruba. INLANDSCHË NAMEN. 411 Haabrimaa {Ben. W. Eil.) Haguebush (Bov. W. Eil.) Hairy plum (Bov. W. EU.) Haw thorn (Bov. W. EU.) Hibisc (Bov. W. Eil.) Hielo die diaabel (Ben. W. Eil.) Hoerihoeri (Ben. W. Eil.) Hogmeat ; (Bov. W. EU.) flolly hoek (Bov. W. EU.) Holly stalk (Bov. W. EU.) Honey berry (Bov. W. Eil.) Hooba (Ben. W. EU.) Hoofdpijnblad (Bov. W. EU.) Horse radish (Ben. W. EU.) Indjoe (Ben. W. Eil.) Ipecacuanha (Bov. W. EU.) Iron berry (Bov. W. EU.) Jaaga (Aruba) . . . Jamaani tobakkoe .... (Ben. W. Eil.) Jaato3 (Ben. W. EU.) Jamaica plum (Bov. W. EU.) Jeerl>a die glas (Ben. W. EU.) Jeerba die kaania .... (Curacao) . . Jeerba die koetsjóe .... (Ben. W. EU.) Jeerba die kooko (Ben. W. EU.) Jeerba die lamoen .... (Ben. W. Eil.) Jeerba die leeba (Ben. W. Eil.) Jeerba die leetsji (Ben. W. Eil.) Jeerba die piepa (Ben. W. EU.) Jeerba die seeroe (Ben. W. Eil.) Jeerba die seis (Ben. W. EU.) Jeerba die sonja (Curacao) . . Jeerba fieni (Ben. W. EU.) Jeerba foékoe (Ben. W. EU.) Jeerba froemingga .... (Ben. W. Eil.) Jeerba holee (Ben. W. Eil.) Jeerba igoeaana (Ben. W. Eil.) Jeerba kaaja (Ben. W. EU.) Jesrba kaneeuw (Ben. W. Eil.) Jeerba kaneeuw maatsjoe . (Ben. W. EU.) Jeerba kanggreeuw . . . . (Ben. W. Eil.) Dactyloctenium aegyptium. Clerodendron aculeatum. Hirtella triandra. Hibicus cannabinus. Hibiscus Rosa-sinensis. Cuscuta americana. Capparis cynophallophora. Boerhaavea coccinea. Byrsonima spicata. Hyptis pectinata. Euïjenia uniÜora. Spondias Mombin. Operculina ventricosa. Capparis Breynia. Prosopis juliflora. Asclepias nivea. Krugiodendron ferreum. Pithecolobium platylobum. Clitoria ternatea. Cereus griseus. Spondias purpurea. Ipomoea incarnata. Thalassia testudinum. Mariscus brizaeus. Cyperus esculentus. Andropogon Schoenanthus. Waltheria americana. Euphorbia soorten. Boerhaavea scandens. Croton ovalifolius. Indigofera suffruticosa. Dalea phymatodes. Sporobolus argutus. Sida spinosa. Chenopodium ambrosioides. Ocimum gratissimum en Oci- mum sanctum. Celtis Iguanaea. Gynandropsis pentaphylla. Portulaca halimoides. Portulaca venezuelensis. Boerhaavea scandens. 412 INLANDSCHIJ NAMEN. Jeerba kareeta. ..... (Ben. W. EU.) . Jeerba koessientsji .... (Ben. W. EU.) . Jeerba koleebra (Ben. W. EU.] . Jeerba konijntsji (Ben. W. EU.) . Jeerba kraabo (Ben. W. EU.) . Jeerba maisji sjikietoe . . (Ben. W. EU.) . Jeerba mosterd (Ben. W. EU.) . Jeerba pataaka (Ben. W. EU.) . Jeerba plaata (Ben. W. EU.) . Jeerba poesji (Ben. W. EU.) . Jeerba ragadiesji (Ben. W. EU.) . Jeerba staasia (Ben. W. EU.) . Jeerba stinki ...... (Ben. W. EU.) . Jeerba tónka (Ben. W. EU.) . Jeerba tsjieko (Ben. W. EU.) . Jeerba tsjoebaatoe .... (Ben. W. EU.) . Jeruzalem thorn (Bov. W. EU.) . Joseph's coat (Bov. W. EU.) . Johnsongras (Ben. W. EU.) . Juffrouw (Ben. W. EU.) . July tree (Bov. W. EU.) . Jumby bsans (Bov. W. EU.) . Jumby pepper (Bov. W. EU.) . Kaaka die poesji (Ben. W. EU.) . Kaasjoe (Ben. W. EU. ) . Kaasjoe die Surinaam. . . (Ben. W. EU.) . Kabeez die seeroe .... (Cu rara o) . . . Kabeez indian (Arubacn Bonaire Kabeez inglees (Aruba) .... Kabeez die mariekoe . . . (Ben. W. EU.) . Kaboeja die klimop. . . . (Ben. W. EU.) . Kaboeja die trankeer . . . (Ben. W. EU.) . Kaboeja igoeaana (Ben. W. EU.) . Kaboeja korraa (Ben. W. EU.) . Kaboeja makoetoe .... (Ben. W. EU.) . Kadoesji (Ben. W. EU.) . Kadoesji die poesji Kadoesji spanjool. (Ben. il' {Ben. ^Y EU.) EU. ) Croton glandulosus. Lithophila muscoides. Sanseviera guineensis. Portulaca halimoides. Croton lobatus. Mariscus fulisfineus. Capparis cynophallophora en Capparis Breynia. Cissampelos Pareira. Evolvulus alsinoides. Portulaca halimoides. Rhynchosia minima. Bouchea Ehrenbergiü Datura Metel. Gliricidia sepium. Evrolvulus alsinoides. Croton ovalifolius. Parkinsonia aculeata. Euphorbia heterophylla. Andropogon sorghum var. hale- pensis. Opuntia tuna. Poinciana regia. Abrus precatorius. Rivina humilis. Opuntia curassavica. Anacardium occidentale. Eugenia javanica. Melocactus. Melocactus. Melocactus. Omphalophthalmus ruber. Cissus sicyoides. Cissus sicyoides. Ipomoea muricata. Cissus sicyoides. Cardiospermum corindum en Cissus sicyoides. Cereus griseus en Cereus re- pandus. Cephalocereus lanuginosus. Cephalocereus lanuginosus. IXLANDSCHË NAMEN. 413 Kajoeda (Ben. W. EU Kalabarie (Ben. W. EU, Kalaloe (Ben. W. EU Kalaloe die poorko .... (Ben. W. EU Kalieber. (Ben. ir. EU, Kallebas rondo (Ben. W. EU, Kamaalia (Ben. W. EU, Kamaari (Bonaire) . . Kamille siimarón (Ben. W. EU. Kamoe (Ben. W. EU, Kamoesji (Ben. W. EU. Kanja (Ben. W. EU. Karata (Bov. W.' EU. Karawaara (Ben. W. EU, Karawaara spanjool . . . (Ben. W. EU. Karisjoeri (Bonaire) . . Karkidaaki (Bonaire) . . Karpaata (Ben. W. EU. Katoena (Ben. W. EU. Katoena die seeda .... (Ben. Tl". EU. Katoenboom (Ben. W. EU, Kaubaati (Ben. W. EU, Keedebéssji (Ben. W. EU. Kelki heel (Ben. W. EU, Keneepa (Ben. W. EU. Kiebrahatsja (Ben. W. EU, Kinnup tree (Bov. W. EU. Kivieti (Ben. W. EU. Klaas nioelaato (Ben. W. EU. Klap (Ben. W. EU, Klapper (Bov. W. EU, Koeieda (Ben. W. EU Koeiegi (Ben. W. EU. Koeki indian (Ben. W. EU. Koeki spanjool (Ben. W. EU, Koetsjaara (Ben. W. EU. Koetsjoe (Ben. W. EU. Kokolodee (Ben. W. EU. Kokolodee sjimarón. . . . (Ben. Tl*. EU. Kokorobaana (Ben. W. EU. Komtsji koe skotter . . . (Ben. W. EU. Anona palustiïs. Fagara flava. Amarantus tristis. Amarantus polygonoides. Opuntia curassavica. Crescentia Cujete. Coccoloba diversifolia. Coccoloba diversifolia. Lippia reptans. Mariscus brizaeus. Eleusine indica. Saccharum officinarum. Agave Van Grolae. Cordia alba. Cordia Sebestena. Cordia cylindrostachya. Phyllanthus Euwensii. Ricinus communis. Gossypium hirsutum. Calotropis procera. Ceiba pentandra. Fagara monophylla en Krugio- dendron ferreum. Capparis linearis. Stenolobium stans. Melicocca bijuga. Tecoma chrysantha. Melicocca bijuga. Croton niveus. Tournefortia volubilis. Physalis angulata. Pitcairnia ramosa. Prosopis juliflora. Prosopis juliflora. Agave vicina en Agave vi vipara. Asrave vicina. Antirrhoea acutata. Clusia alba. Heliotropium indicum. Heliotropium curassavicum. Tournefortia gnaphalodes. Asclepias nivea. 414 INLANDSCHC NAMEN. Kooko (Ben. W. EU.) Kooko die amiena .... (Ben. W. Eil.) Kopijk (Aruba) . . . Koroona die la birgi . . . (Ben. W. Eil.) Korta man (Ben. W. Eil.) Kruizebloem (Ben. W. Eil.) Kwareel (Ben. W. EU.) Laabra (Ben. W EU.) Lady of the night .... (Bov. W. EU.) Laracha (Ben. W. EU.) Lamoentsji die Surinaam . (Ben. W. EU.) Lamoentsji sjimarón . . . (Ben. W. EU.) Leaf of live (Bov. W. EU.) Leele [Ben. W. Eil.) Leengga die baaka .... (Ben. W. EU.) Leengga die tsjoetsjoebi. . (Ben. W. EU.) Lemraetje (Ben. W. EU.) Lemoen (Ben. W. EU.) Lemoengras (Ben. W. Eil.) Lemoagrass (Bov. W. Eil.) Liberty tree (Bov. W. EU.) Lilac (Bov. W. EU.) Lilac bell (Bov. W. Eil.) Lilac bush (Bov. W. EU.) Lilac verbena (Bov. W. EU.) Lime tree (Bov. W. EU.) Liquorice plant (Bov. W. Eil.) Lizard's grass (Bov. W. EU ) Loanggo (Ben. W. Eil.) Locust (Bov. W. Eil.) Loembra blanko (Ben. W. Eil.) Loembra maatsjoe .... (Ben. ^Y. Eil.) Logwood (Ben. W. Eil. ) Lokki lokki (Ben. W. Eil.) Long grass (Bov. W. EU.) Love vine (Bov. W. Eil.) Magdalena (Ben. W. Eil. ) Mahagony (Bov. W. Eil ) Maho (Bov. W. Eil.) Mahoebaari (Aruba) . . . Cocos nucifera. Cyperus esculentus. Clusia alba. Passiflora foetida. Mariscus brizaeus. Passiflora foetida. Boerhaavea scandens.. Pisonia boDairensis. Brunfelsia americana. Citrus. Triphasia trifoliata. Triphasia trifoliata. Bryophyllum pinnaturu. Randia aculeata. Spigelia anthelmia. Ceratosanthes corniculata. Citrus. Citrus. Andropogon Schoenanthus. A.ndropogon Schoenanthus. Calotropis procera. Melia aredarach. Ipomoea muricata. Croton lobatus. Verbena chamaedryfolia. Bursera simaruba. Abrus precatorius en Cassia fistula. Sporobolus indicus. Stemodia maritima. Hvmenaea courbaril. Erithalis fruticosa en Croton niveus. Morinda Royoc. Haematoxylon Brasiletto. Phyllanthus Euwensii. Panicum insulare. Cuscuta americana. Isocarpha oppositifolia. Swietenia Mahagoni. Daphnopsis caribaea. Pisonia bonairensis. INLANDSCHE NAMKX. 415 Mahók {Ben. W. Eil.) Maidenapple (Bov. W. Eil.) Maidenhair (Bov. W. Eil.) Mais (Bov. W. Eil.) Maisji grandi (Ben. W. Eil.) Maisji grandi sjimarón . . (Ben. W. Eil.) Maisji raboe (Ben. W. Eil.) Maisji sieete siman .... (Ben. W. Eil.) Maisji sjikietoe (Ben. W. EU.) Maisji totalieka (Ben. W. Eil.) Makka pruim (Ben. W. Eil.) Makoeraa (Ben. W. Eil.) Maloieda (Ben. W. Eil.) Malohie (Ben. W. Eil.) Mammeia (Ben. W. Eil.) Mammie (Bov. W. EU.) Mammootika (Ben. W. EU.) Mampoerietoe (Ben. W. Eil.) Man better man (Bov. W. EU.) Mangeniel tree. ..... (Bov. W. EU.) Manggel (Ben. W. Eil.) Manggel blanko (Ben. W. EU.) Manggel die sabaana . . . (Ben. W. EU.) Manggel tan (Ben. W. EU.) Manggo (Ben. W. EU.) Mango tree (Bov. W. Eil.) Manhage (Ben. W. Eil.) Manjack (Bov. W. EU.) Mankeman seeboe .... (Ben. W. Eil.) Manoeweeri (Curacao) . . Man of war bush .... (Bov. W. Eil.) Manzalienja (Ben. W. EU.) Manzalienja boobo .... (Ben. W. Eil.) Mappoo (Bov. W. EU.) . Maraaka (Ben. W. EU.) , Swietenia Mahagoni. Momordica Charantia. Adiantum tenerum. Zea Mays. Zea Mays. Commelina virginica. Lippia reptans en Andropogon sorghum var. sativus. Andropogon sorghum var. sa- tivus. Andropogon sorghum var. sa- tivus. Panicum velutinosum. Spondias purpurea. Abrus precatorius. Solanum nigrum var. ameri- canum. Andropogon Schoenanthus. Mammea americana. Mammea americana. Momordica Charantia. Porophyllum macrocephalum. Achyranthes obtusifolia. Hippomane mancinella. Conocarpus erecta. Conocarpus erecta en Avicennia nitida. Coccoloba diversifolia en Triplaris coriacea. Rhizophora mang]e. Mangifera indica. Mangifera indica. Cordia Sebestena. Cordia sulcata. Tephrosia cinerea. Amoreuxia palmatifida. Capparis cynophallophora. Hippomane mancinella. Euphorbia cotiuifolia en Meto- pium Brownei. Pisonia subcordata. Passiflora foetida. 416 inlandsche; namen. Maria bo kee beendeerni . {Ben. W. EU.) Maria pompoen (Bov. W. EU.) Marie die paaloe (Ben. W. Eil.) Marie pompoen {Ben. W. Eil.) Marihoeri (Bonaire) . . Markoesa (Ben. W. EU.) Marrow (Bov. W. EU.) Mash mellow (Bov. W. Eil.) Masjiboeri (Ben. W. EU.) Massamby (Bov. W. Eil.) Mastic tree (Bov. W. EU.) Mata galienja (Curacao) . . Mata komblees (Ben. W. EU.) Mata paaloe (Ben. W. EU.) Mata piskaa (Ben. W. EU.) Mata poorko (Ben. W. EU.) Mata ratón (Ben. W. Eil.) . . Meloen (Ben. W. EU.) . . Melon die seeroe (Curacao en Bonaire) Milky tree (Bov. W. EU.) . . Millerwood (Bov. W. EU.) . . Miminet (Bov. W. Eil.) . . Mimosa (Bov. W. EU.) . . Mispel (Bov. W. Eil.) . . Mispoe {Ben. W. EU.) . . Moesti sambo (Bonaire) .... Monkey tail (Bov. W. Eil.) . . Montanja (Ben. W. EU.) . . Moora (Bonaire) .... Moringo (Bov. W. Eil.) . . Mountain cabbage .... (Saba) Mountain cotton .... . . . (Saba) Mountaingrass (Bov. Mulegrass (Bov. Mustard (Bov. Mustard tree (Bov. Myrtle lemon (Bov. Naranja (Ben. W. Eil.) W. EU.) EU.) EU.) EU.) Eil.) W. w. w. w. Dactyloctenium aegyptium. Ibatia maritima. Tillandsia recurvata. Omphalophthalmus ruber. Manihot carthaginensis. Passiflora foetida. Croton flavens. Sida cordifolia en Waltheria ainericana. Pisonia bonairensis. Gynandropsis pentaphylla. Sideroxylon foetidissimum. Acacia villosa. Ammannia latifolia. Ficus Brittonii. Jacquinia barbasco. Boerhaavea erecta, Boerhaavea coccinea en Boerhaavea pani- culata. Gliricidia sepium. Cucumis Melo. Melocactus. Tabernaemontana citrifolia. Quararibea turbinata. Lawsonia inermis. Leucaena glauca. Achras sapota. Achras sapota. Pisonia bonairensis. Anthurium cordatum. Desmanthus depressus. Mentzelia aspera. Moringa oleifera. Euterpe oleracea. Clibadium erosum. Scleria lithosperma. Aristida Swartziana. Brassica integrifolia. Capparis cynophallophora. Triphasia trifoliata. Citrus. INIvANDSCHE NAMEN. 417 Neboeha (Ben. W. EU.) Nigieta die Malpais . . . (Curacao) . . Nopal {Ben. W. EU Noyeaux (Bov. Nutgrass (Bov. Oobro (Bov. Oebaada (Ben. W. EU. W. EU. W. EU. W. EU. (Ben. W. EU. Oenkoe Oldman's beard (Bov. W. EU, Oleander (Bov. W. EU. Olieba (Ben. W. EU. Olieba maatsjoe (Ben. W. EU. Olyfi (Ben. W. EU. Orchid's purslane (Bov. W. EU. Orebian jessamine .... (Bov. W. EU Oreegano (Aruba) . . . Orengga (Ben. W. EU, Otaheite (Ben. W. EU, Oude wijven (Ben. W. EU Paaloe die bessji (Ben. W. EU Paaloe die Bonaire .... (Ben. W. EU. Paaloe die heeroe (Ben. W. EU, Paaloe die laman (Aruba) . . . Paaloe die leetsji (Ben. W. EU Paaloe die loora (Ben. W. EU. Paaloe die moora (Ben. W. EU, Paaloe die takki (Ben. W. EU. Paaloe doesji (Ben. W. EU. Paaloe hóekoe (Ben. W. EU. Paaloe ploéta (Ben. W. EU, Paaloe preetoe (Ben. W. EU. Paloe sieja doesji (Ben. W. EU Paaloe sieja maatsjoe . . . (Ben. W. EU Paaloe zapateero (Ben. W. EU Palmiet (Ben. W. EU. Pam die diaabel (Ben. W. EU, Papaai (Ben. W. EU, Papaw (Bov. W. EU, Paragras (Ben. W. EU, Paragrass (Bov. W. EU Passiflora suberosa. Acacia villosa. Opuntia tuna. Merremia aegyptia. Cyperus rotundus. Hibiscus esculentus. Acacia tortuosa. Cyperus articulatus. Tillandsia recurvata en Til- landsia usneoides. Nerium Oleander. Bontia daphnoides en Capparis jamaicensis. Capparis Breynia. Bontia daphnoides. Peperomia glabella. Jasminum pubescens. Cordia globosa. Morinsra oleifera. Thespesia populnea. Vigna unguiculata. Condalia Henriquezii. Casearia bonairensis. Machaonia Ottonis. Coccoloba diversifolia. Bumelia obovata. Capparis cynophallophora. Chlorophora tiuctoria. Geoffraea superba. Clorophora tinctoria. Jacquinia barbasco. Bumelia obovata. Capparis Breynia. Bursera simaruba. Bursera simaruba. Morinda Rovoc. Copernicia tectorum. Morinda Royoc. Carica Papaya. Carica Papaya. Panicum molle. Panicum molle. 27 418 INLANDSCHK NAMEN. Parkiet (Bov. W. Eü.) Passoota (Ben. W. Eü.) Patieja (Ben. W. Eü.) Patieja die soembi .... (Ben. W. EU.) Patieja sjimarón (Ben. W. EU.) Pea nut (Bov. W. Eü) Pear tree (Bov. W. Eü.) Pea withe (Bov. W. Eü.) Peega peega (Ben. W. Eü.) Peega saaja boobo .... (Ben. W. Eü.) Peega saaja mohee .... (Ben. W. Eü.) Peega saaja sjimarón . . . (Ben. W. Eü.) Pepper cinnamom (Bov. W. Eü.) Pessji pessji (Ben. W. Eü.) Physic nut (Bov. W. Eü.) Picrous bark (Bov. W. Eü.) Piea die galienja (Ben. W. EU.) Piea die galienja sjimarón. (Ben. W. Eü.) Piea palooma (Ben. W. Eü.) Piea waarawaara (Ben. W. EU.) Pienda (Ben. W. Eü.) Pieuda sjimarón (Ben. W. Eü.) Piëta (Ben. W. EU.) Piëta die trankeer .... (Ben. W. EU.) Piëta vlas (Ben. W. Eü') Pieterselie (Ben. W. EU.) Pigeonberry (Bov. W. Eü.) Pigeonwood (Bov. W. EU.) Pingwing (Bov. W. EU.) Pistool (Ben. I>'. Eü') Plaaka sjikietoe (Ben. W. EU.) Plum rosé (Bov. W. Eü.) Pokhout (Ben. W. EU.) Polber sjimarón (Ben. W. EU.) Polet die pieedra (Ben. W. EU.) Pome granate tree .... (Bov. W. EU.) Pompoen (Ben. W. Eü.) Pope head (Bov. W. EU) Poppy (Bov. W. EU.) Pedilanthus tithymaloides. Chenopodium ambrosioides. Citrullus vulgaris. Solanum argillicolum. Solanum argillicolum. Arachis hypogaea. Persea americana. Rhynchosia reticulata. Mentzelia aspera. Cenchrus carolinianus. Cenchrus echinatus. Krameria ixina en Mentzelia aspera. Canella alba. Mentzelia aspera. Jatropha gossypifolia. Jacquinia barbasco. Eleusine indica. Panicum sanguinale. Portulaca halimoides en Por- tulaca venezuelensis. Dactyloctenium aegyptium. Arachis hypogaea. Stylosanthes hamata. Agave sisalana. Agave Trankeera. Furcraea gigantea. Bidens cynapiifolius. Eugenia axillaris. PI umiera alba. Bromelia pinguin. Ruellia tuberosa. Antirrhoea acutata en Rha- coma crossopetalum. Eugenia Jambos. Guaiacum officinale. Argemone mexicana. Lithophila muscoides. Punica Granatum. Cucurbita maxima. Melocactus. Cosmos caudatus. ixlaxdsche: namen. 419 Potato (Bov. W. Bil Potta potta (Bov. W. EU Prickly balsam (Bov. W. EU Pride of Barbados .... (Bov. W. EU. Prince plum (Bov. W. EU. Promente (Ben. W. EU Pudding withe (Bov. W. EU Pumpkin (Bov. W. EU Purple popbush (Bov. W. EU. Purple wormbush (Bov. W. EU. Purslane (Bov. W. EU. Quaker blossom (Bov. W. EU. Queen of cribflower . . . (Bov'. W. EU. Raaba (Ben. W. EU. Raambessji (Ben. W. EU. Rabbit meat (Bov. W. EU. Raboe die kabaai .... (Ben. TV. EU. Rais die pataaka (Ben. W. EU. Rathania (Ben. W. EU. Ratoneera (Curacao) . . Red frangepane (Bov. W. EU. Red man (Bov. ^Y. EU Red manggei (Ben. W. EU. Red plum (Bov. W. EU Red wood (Bov. W. EU Reseda (Ben. W. EU. Rhamni (Bov. W. EU. Rice plant (Bov. W. EU Roucou (Bov. W. EU. Running grass (Bov. W. EU Running mountaingrass . . (Bov. W. EU. Sabadieja (Ben. W. EU. Sage (Bov. W. EU. Sagradoo (Ben. W. EU. Salade andijvie (Ben. W. EU. Salaster (Ben. W. EU. Salie (Ben. W. EU. Solanum tuberosum. Boerhaavea coccinea. Justicia sessilis. Caesalpinia pulcherrima. Amarantus paniculatus. Capsicum frutescens. Cissus sicyoides. Cucumis Anguria. Crotalaria verrucosa. Stachytarpheta jamaicensis. Portulaca oleracea. Plumbago capensis. Lasrerstroemia indica. Capparis cynophallophora en Capparis Breynia. Celtis Iguanaea en Bumelia obovata. Salvia occidentalis. Randia aculeata en Tourne- fortia volubilis. Cissampelos Pareira. Krameria ixina. Gliricidia sepium. Plumiera rubra. Comocladia dodonaea. Coccoloba diversifolia. Spondias purpurea. Coccoloba diversifolia, Myrcia paniculata en Inga laurina. Lawsonia inermis. Sanseviera guineensis. Ixora Jucunda. Bixa Orellana. Panicum reptans. Oplismenus setarius. Leonotis nepetifolia. Lantana camara en Lantana involucrata. Chenopodium ambrosioides. Lactuca intybacea. Moringa oleifera. Heliotropium humile. 420 inlandsche; namen. Salfcpond tree {Bov. Sandbox tree (Bov. Sanggoéra (Ben. Sapodille (Bov. Savonetappel (Ben. Scarlet accordia (Bov. Schytnoot (Ben. Sea grape (Bov. Sea lavendel (Bov. Sea peas (Bov. Sea purslane (Bov. Sea vine (Bov. Selash (Bov . Senna (Bov. Senneblaar (Ben. Shame lady shame .... (Bov. Sharp leaves (Bov. Shell plant (Bov. Siea blanko {Ben. Siea korraa (Ben. Silk cotton purslane . . . (Bov. Silk cotton tree (Bov. Sinte biebo (Ben. Sistern pea nut (Bov. Sistern weed {Bov. Sjangran (Ben. Sjiengool (Ben. Sjimaróekoe (Ben. Sjimaróekoe kaasjoe Sjimaróekoe maatsjoe (Ben. (Ben. W. Eil W. EU W. Eil W. Eil, W. Eil, W. Eil, W. Eil. W. EU W. EU W. EU W. Eil W. Eil W. EU W. Eil W. EU W. Eil W. EU, W. EU W. Eil. W. EU W. EU W. Eil W. Eil W. Eil W. Eil W. Eil, W. Eil W. EU W. EU, W. Eil, Sjonleena (Ben. ir. Eil Sjonsjon (Ben. W. EU Sjosjolie (Ben. W. EU Skoobia (Ben. W. Eil Skop appel (Ben. W. Eil. Skopèt (Ben. W. EU. Slinger cactus (Bov. W. Eil. Small yellow popbush. . . (Bov. W. EU. Snakeberry tree (Bov. Ff'. Eil. Avicennia nitida. Hura crepitans. Hyptis suaveolens. Achras sapota. Sapindus saponaria. Cordia Sebestena. Jatropha curcas. Coccoloba uvifera. Heliotropium curassavicum. Canavalia obtusifolia. Tournefortia gnaphalodes. Ipomoea pes caprae. Ocimum gratissimum. Tephrosia cathartica. Cassia obovata. Mimosa pudica. Galactia lon^ifolia. Costus speciosus. Bursera siniaruba. Bursera bonairensis. Portulaca halimoides. Ceiba pentandra. Aloë vera. Alysicarpus nummularifolius. Desmodium triflorum. Opuntia tuna. Jacquinia barbasco. Malpighia glabra en Malpighia punicifolia. Banchosia nitida. Malpighia punicifolia en Trichilia trifolia. Bouchea Ehrenbergii. Passiflora foetida. Sesamum oriëntale. Scoparia annua. Anona squamosa. Ruellia paniculata en Ruellia tuberosa. Cereus trigonus. Crotalaria incana. Rauwolfia Lamarkii. INLANDSCHE NAMEN. 421 Snakeberry vine (Bov. Snaky (Bov. Snapdragon (Bov. Snijboontjes (Bov. Soapbush (Bov. Soempienja die koleebra. . (Ben. Soeroen die moondi .... (Ben. Sorsaaka (Ben. Sosoro (Ben. Sour prickle (Bov. Sour sap (Bov. Spanish casha (Bov Spanish dagger (Bov. Spanish lady (Bov. Sprainbush (Bov. Sprainbush vine (Bov. Sprainleaf (Bov. Stakamahatsji (Ben. Star of Bethlehem .... (Bov. Steenhout (Ben. Stinging nettle (Bov. Stinging thyrne (Bov. Stinkwood (Bov. Stokki (Ben. Stokvischhout (Ben. Strawberry (Bov. Sugar cane (Bov. Sugary grape (Bov. Surinaain bitter (Bov. Surinaam cherry (Bov. Susanna beriy (Bov. Sweet broom (Bov. Sweet gourd (Bov. Sweet potato (Bov. Sweet prickle (Bov. Sweet wood (Bov. Tabaako die piskadoo. . . (Ben. Tabac (Bov. Tajer (Bov. Takamahak (Ben. Takki takki (Ben. TV. EU.) . . Passiflora rubra. TV. Eil.) . . Celtis Iguanaea. TV. EU.) . . Angelonia angustifolia. TV. EU.) . . Phaseolus vulgaris* TV. Eil.) . . Sida acuta. TV. Eil.) . . Opuntia curassavica. W. Eil.) . . Crataeva gynandra. TV. Eil.) . . Anona muricata. TV. Eil.) . . Passiflora foetida. TV. Eil.) . . Opuntia tuna. TV. Eil.) . . Anona muricata. TV. EU.) . . Acacia macracantha. TV. Eil.) . . Jucca aloifolia. TV. Eil.) . . Opuntia triacantha. TV. Eil.) . . Chenopodium murale. TV. EU.) . . Cardiospermum halicacabum. TV. EU.) . . Calotropis procera. TV. Eil.) . . Rivina humilis. TV. EU.) . . Euphorbia pulcherrima. TV. EU.) . . Jacquinia barbasco. TV. Eil.) . . Fleuiya aestuans. TV. Eil.) . . Coleus amboinicus. TV. EU.) . . Piscidia piscipula. TV. EU.) . . Capparis cynophallophora. TV. EU.) . . Haematoxylon Brasiletto. W. EU.) . . Cereus trigonus. TV. EU.) . . Saccharum officinarum. W. EU.) . . Coccoloba nivea. W. EU.) . . Phyllanthus niruri. TV. Eil.) . . Eugenia uniflora en Myrcia splendens. TV. EU.) . . Citharexylum fruticosum. TV. Eil.) . . Scoparia dulcis. TV. Eil.) . . Lagenaria vulgaris. TV. EU.) . . Ipomoea batatas. TV. Eil.) . . Opuntia tuna. TV. Eil). . . Nectandra coriacea. TV. EU.) . . Tournefortia gnaphalodes. W. EU.) . . Nicotiana Tabacum. TV. EU.) . . Colocasia esculenta. TV. Eil.) . . Bursera tomentosa. TV. EU.) . . Geoffraea superba. 422 INLANDSCHU NAMEN. Tamarind (Bov. W. Eil.) . Tamarijn (Ben. W. EU.) . Tamarijn sjimarón .... (Ben. W. EU.) . Tam maatsjoe {Aruba) .... Tampanjan (Ben. W. EU.) . Tantan (Bov. W. EU.) . Tantsji (Ben. W. EU.) . Teekoe (Ben. W. EU.) . Teekoe die paaloe .... (Ben. W. EU.) . Theebiek (Ben. W. EU.) . Theebiek maatsjoe .... (Ben. W. EU.) . Thistle (Bov. W. EU.) . Tiger tongue (Bov. W. EU.) . Tjimitjimi (Ben. W. EU.) . Tobakkoe (Ben. W. EU.) . Toemba raboe (Ben. W. EU.) . Toena (Ben. W. EU.) . Toena spanjool (Ben. W. EU.) . Toetoeroetoé (Ben. W. EU.) . Tomate {Bov. W. EU.) . Tomati (Ben. W. EU.) . Torra (Ben. W. EU.) . Treesdesdee (Ben. W. EU.) . Trinaria {Ben. W. EU.) . Trompet (Ben. W. Eil.) . Tsjanana (Ben. W. EU.) . Unguis die gaatoe .... {C aracao enAruba) (Bonaire) . . . Unguis die poesji .... (Ben. W. EU.) . Unguis gaati (Ben. W. Eil.) . Vervine {Bov. W. Eil.) . Vier uur bloem (Ben. W. Eil.) . Vijg (Ben. W. EU.) . Waabi (Ben. W. Eil.) . Waada waada (Ben. W. EU.) . Waada waada maatsjoe . . (Ben. W. EU.) Wajakaa (Ben. W. Eil) Tamarindus indica. Tamarindus iudica. Cassia bicapsularis. Clusia alba. Cereus griseus. Leucaena glauca. Capraria biflora. Bromelia lasiantha. Tillandsia utriculata. Pectis febrifuga. Pectis linifolia en Pectis prostrata. Argemone mexicana. Sesbania grandiflora. Argemone mexicana. Nicotiaua Tabacum. Leucaena glauca. Opuntia tuna. Opuntia tuna. Caesalpinia pulcherrima. tëolanum lycopersicum. Solanum lycopersicum. Stemodia maritima. Dalechampia scaudens. Bougainvillea spectabilis. Ipomoea nil. Evolvulus glaber. Mimosa distachya en Pithecolobium platylobum. Pithecolobium unguis-cati. Pithecolobium unguis-cati. Bouchea Ehrenbergii. Mirabilis Jalapa. Ficus Carica. Acacia tortuosa. Boerhaavea erecta, Boerhaavea coccinea en Boerhaavea paui- culata. Boerhaavea erecta, Boerhaavea coccinea en Boerhaavea pani- culata. Guajacum officinale. INLANDS CH£ NAMEN. 423 Wajakaa maatsjoe .... (Ben. W. EU.) Wajakaa sjimarón .... (Ben. W. EU.) Wakoera (Bonaire) . . Wall purslane (Bov. W. EU.) Wandoe (Ben. W. EU.) Wareeroe (Aruba) . . . Wareeroe kroes (Aruba) . . . Watakeeli (Ben. W. EU.) Watakeeri . (Ben. W. EU.) Watapaana (Ben. W. EU.) Watapaana sjimarón . . . (Curacao) . . Watergrass (Bov. W. EU.) Water thistle (Bov% W. EU.) Wax plant (Bov. W. EU.) White beans (Bov. W. EU.) White cap (Bov. W. EU.) White ceder (Bov. W.EU.) White chank (Bov. W. EU.) White coralita (Bov. W. EU.) White frangepane .... (Bov. W. EU.) White honeysuckle .... (Bov. W. EU.) White hoop (Bov. W. EU.) White lily (Bov. W. EU.) White lavendel (Bov. W. EU.) White polly (Bov. W. EU.) White root (Bov. W. EU.) White snow (Bov. W. EU.) White snowdrop (Bov. W. EU.) White snow plant .... (Bov. W. EU.) White withe (Bov. W. EU.) Wild banana (Bov. W. EU.) Wild cane (Bov. W. EU.) Wild cherry (Bov. W. EU.) Wild clover (Bov. W. EU.) Wild coffee (Bov. W. EU.) Wild date (Bov. W.EU.) Wild dividivi (Curacao) . . Wilde amandel (Ben. W.EU.) Wilde salie (Ben. W. EU.) . Guajacum sanctum. . Guajacum sanctum. . Randia aculeata. . Peperomia petiolaris. . Cajanus indicus. . Cissus sicyoides. . Cissus trifoliata. . Beureria succulenta. . Beureria succulenta. . Caesalpinia coriaria. . Acacia villosa. . Commelina virginica . Neptunia plena. . Hoya carnosa. . Phaseolus lunatus. . Ageratum conyzoides. . Tecoma leucoxylon. . Beureria succulenta. . Porana paniculata. . Plumiera alba. . Lonicera japonica. . Villamilla octandra. . Hymenocallis caribaea. . Tournefortia gnaphalodes. . Amarantus polygonoides. . Gouania lupuloides. . Drymaria cordata. . Zephyranthes carinata. . Iresine elatior. . Smilax coriacea. . Batis maritima en Heliconia Bihai. . Panicum divaricatum en Piper reticulatum. . Guettarda parviflora. . Stylosanthes hamata. . Picramnia pentandra. . Aleurites moluccana. . Acacia villosa. . Terminalia Catappa. . Croton flavens. 424 INLANDSCHK NAMEN. Wild guave (Bov. W. EU.) . . Guettarda scabra en Samyda "Wild indigo . . . Wild komkommer Wild maho . . . (Bov. W. EU. (Ben. W. EU. (Bov. W. EU Wild mammie (Bov. W. EU. Wild manggel (Ben. W. EU. Wild marrow (Bov. W. EU. Wild massamby (Bov. W. EU. Wild misple (Bov. W. EU. Wild papaw (Bov. W. EU. Wild peas (Bov. W. EU. Wild pepper (Bov. W. EU. Wild pine (Bov. W. EU. Wild potatovine (Bov. W. EU. Wild salad (Bov. W. EU Wild senna (Bov. W. EU. Wild tantan (Bov. W. EU Wild tea (Bov. W. EU Wild tobacco (Bov. W. EU. Wild trommelstok . . . . (Ben. W. EU. Witte manggel (Ben. IJ". EU Woman's tongue (Bov. W. EU Wonder tree (Bov. W. EU Wormbush (Bov. W. EU Yams (Bov. W. EU. Yellow balsem (Bov. W. EU Yellow bell (Bov. W. EU. Yellow blossom (Bov. W. EU Yellow plum (Bov. W. EU Yellow prickle (Bov. W. EU Yellow sage (Bov. W. EU Yellow saunder (Bov. W. EU Yucca amaara (Bonaire) . . Zandkokerboom (Ben. W. EU Zeedreifi (Ben. W. EU Zij katoen (Ben. W. EU. dodecandra. Indigofera suffruticosa. Cucumis Anguria. Triumfetta rhomboidea en Triumfetta semitriloba. Clusia alba. Pisonia bonairensis. Croton astroites. Polanisia viscosa. Morisonia americana. Cecropia peltata. Cassia glandulosa en Desmodium supinum. Solanum nigrum var. ameri- canum. Tillandsia utriculata. Ipomoea tiliacea. Sonchus oleraceus. Krameria ixina. Desmanthus virgatus. Capraria biflora. Vernonia longifolia en Pluchea odorata. Cassia bicapsularis. Conocarpus erecta. Albizzia lebbek. Parkinsonia aculeata. Chenopodium ambrosioides. Dioscorea alata. Croton Havens. Allamanda cathartica. Stenolobium stans. Spondias Mombin. Fagara martinicensis. Wedelia Jacquini. Pa^ara flava. Manihot carthaginensis. Hura crepitans. Coccoloba uvifera. Calotropis procera. REGISTER. Bladzijden. A. Aardappel 357. Abrus precatorius 22, 222. Abutilon crispum 51, 271. Abutilon hirtum 40, 271. Abutilon indicum 36, 272. Abutilon umbellatum 36, 272. Acacia Farnesiana 15, 205. Acacia macracantha 15, 206. Acacia riparia 13, 206. Acacia tortuosa 15, 206. Acacia villosa 24, 206. Acalypha chamaedryfolia . . . 52, 248. Acalypha cuspidata 51, 248. Acalypha Poiretii 52, 248. Acalypha Wilkesiana 49, 249. Acanthaceae 84, 366. Acanthospermum . humile . . . . 42, 393. Acnistus arborescens 60, 353. Achras sapota 71, 315. Achyranthes obtusifolia .... 42, 178. Actinostemon caribaeus .... 69, 252. Adam's needie 147. Adansonia digitata 19, 280. Adelia ricinella 14, 247. Adenanthera pavonina .... 24, 208. Adiantum tenerum 6, 101. Adonis 346. Adonis abbot 348. Aegiphila martinicensis .... 54, 346. Bladzijden. Aeschynomene americana . . . 21, 218. Aeschynomene falcata 21, 219. Agave Boldinghiana 13, 150. Agave Cantula 72, 150. Agave fourcroydes 72, 150. Agave petiolata 13, 150. Agave Scheuermaniana . . . . 12, 151. Agave sisalana 12, 151. Agave Trankeera 12, 151. Agave Van Grolae 12, 151. Agave vicina 12, 151. Agave vivipara 12, 151. Ageratum conyzoides 51, 388. Aizoaceae 88, 186. Albizzia lebbek 24, 205. Aleurites moluccana 35, 250. Alfalfa 216. Alismaceae 76, 111. Allamanda cathartica 64, 319. Allium ascalonicum 30, 147. Allophylus occidentalis .... 17, 262. Almond tree 304. Aloë 147. Aloë vera 12, 147. Alsophila aspera 7, 92. Alternanthera brasiliana. . . . 54, 179. Alternanthera crucis 44, 179. Alternanthera ficoidea 35, 179. Alternanthera repens 42, 179. Althaea officinalis 35, 272. Alysicarpus nummularifolius . . 40, 221. 426 REGISTER. Bladzijden. Amarantaceae 84, 175. Amarantus crassipes 59, 177. Amarantus gracilis 59, 177. Amarantus paniculatus .... 59, 177. Amarantus polygonoides . . . . 59, 178. Amarantus spinosus 16, 178. Amarantus tristis 59, 178. Amaryllidaceae 79, 148. Ambrosia paniculata 22, 394. Ammannia auriculata 53, 302. Ammannia coccinea 72, 302. Ammannia latifolia 72, 302. Amomis caryophyllata 66, 305. Amoreuxia palmatifida .... 55, 288. Amooro falso 294. Amyris elemifera 17, 232. Amyris simplicifolia 61, 233. Anacardiaceae 87, 257. Anacardium occidentale . . . .31, 257. Ananas 143. Ananas sativus 12, 143. Andira jamaicensis 23, 222. Andropogon bicornis 27, 115. Andropogon contortus 27, 115. Andropogon curassavicus . . . 52, 115. Andropogon glomeratus .... 27, 116. Andropogon Ischaemum . . . . 27, 116. Andropogon Schoenanthus . . . 29, 116. Andropogon sorghum 26, 116. Andropogon sorghum var. hale- pensis 29, 116. Andropogon sorghum var. sativus 26, 116. Andropogon zizanioides . . . . 29, 117. Angelika 311. Angelonia angustifolia .... 53, 360. Angglo 229. Angglo boobo 230. Angiosperinao 110. Aiiomiccae 86, 191. Anona montana 70, 192. Anona muricata 70, 192. Bladzijden. Anona palustris 70 Anona reticulata 45 Anona squamosa 45 Anthephora hermaphroditica . .29 Anthurium cordatum 61 Antigonon cinerascens 11 Antigonon leptopus 11 Antigua balsam Antirrhoea acutata 63 Apocynaceae 83 Araceae 76 Arachis hypogaea 20 Araliaceae 82 Ardisia coriacea Ardisia guadalupensis 72 Argemone mexicana 12 Argithamnia candicans 45 Aristida Swartziana 28 Aristolochiaceae 84 Aristolochia adoratissima . . Aristolochia trilobata .... Arraroot Arrowroot Artocarpus incisa Asclepiadaceae Asclepias nivea 51, Aspidium martinicense 5, Aspidium Plumierii 5, Asplenium cristatum 7, Asplenium formosum 6, Asplenium obtusifolium .... 6, Asplenium pumilum 7, Asplenium serratum 4, Atriplex cristata 58, Avicennia nitida 65, Avocado Ayenia magna -i6, 192. 192. 192. 117. 140. 172. 172. 321. 375. 319. 139. 219. 311. 313. 313. 194. 247. 124. 171. 171. 171. 154. 154. 60, 165. 83, 322. 323. 61 60 96. 97. 98. 98. 98. 99. 99. 174. 347. 193. 283. Ayenia pusilla 49, 284, Awakaati 193. REGISTER. 427 Bladzijden. B. Baccharis cotinifolia 70, 392. Bachelor's button 180. Bahamagrass 125. Bai no boolbee 377. Bakooba 153. Balsaminaceae 85, 264. Balsam tree 235. Banaana 153. Banaana die rif 184. Banaana sjimarön ■ 158. Banana 153. Banso 290. Barba die jonkeman 205. Barba die kadoesji 144. Barra blanko 246. Basellaceae 80, 189. Basil 351. Basket hibisc 278. Basket hoop 148. Bassoora die lieber 394. Bassoora korraa 283. Bassoora pleintsji 276. Bastard black berry 309. Bastard bough 234. Bastard canckerberry 378. Bastaard cat claiv 105. Bastard cherry 238. Bastard cinnamom 313. Bastard nettle 248. Bastard white root 316. Bastardia viscosa 47, 276. Bataata die poorko 182. Bataata die soembie 355. Bataata djoekoe 383. Bataata doesji 330. Bataata heel 379. Batidaceae 84, 184. Batis maritima 25, 184. Bauliinia Kappleri 55, 209. Bladzijden. Bay berry 306. Beembee 188. Beembee sjimarön 189. Beera 229. Begissima 172. Begoniaceae 80, 294. Begonia retusa 46, 294. Behoekoe 261. Belaracanda punctata 31, 152. Bel appel 293. Bell apple 293. Belladonna 358. Beloperone eustachiana .... 54, 370. Ben boom 199. Bermuda ceder 110. Bernardia corensis 50, 247. Berrehein 356. Bessji die kalakoena 173. Bessji die tinta 294. Bessji igoeaana 164. Bessji kabrieto 265. Besleria lutea 62, 365. Betoonika 283. Beureria succulenta 72, 337. Bidens bipinnatus 398. Bidens cynapiifolius 23, 398. Bidens leucantha 398. Bidens pilosus 17, 3D8. Bignoniaceae 84, 362. Bignonia unguis-cati 26, 362. Big yellow popbush 215. Billy ache 321. Birdsberry 306, 309. Birdspepper 354. Bittere cassave 351. Bitter pod 322. Bitter root 211. Bixaceae 79, 288. Bixa Orellana 59, 28S. Black berry 308. Black cherry 308, 374 428 REGISTER. Bladzijden. Black loblolly tree 184. Black mangeniel 256. Black sage 245. Black sweetiuood 194. Black toarch 283. Blechnum occidentale 5, 99. Blechnum striatum 5, 99. Blechum Brownei 43, 368. Blighia sapida 23, 263. Blisterbush 314. Blomtsji die kokaliesji .... 223. Blue berry 317. Bly dog 210. Boeloebarie 229. Boehmeria ramiflora 49, 170. Boeraatsji 232. Boerhaavea coccinea 41, 182. Boerhaavea erecta 41, 182. Boerhaavea hirsuta 182. Boerhaavea pauiculata 41, 182. Boerhaavea scandens 39, 182. Boetsji 298. Bombacaceae 87, 280. Bontia daphnoides 69, 370. Boontsji die paaloe 224. Boontsji jangadoor 227. Boontsji kabaai 220. Boontsji karta 224. Boontsji palooma 223. Boontsji streena 212. Borraginaceae 83, 334. Borreria laevis 34, 379. Borreria ocymoides 34, 380. Borreria podocephala 34, 380. Borrichia arborescens 62, 396. Bosopaata 127. Bossoea 232. Bouchea Ehrenbergii 48, 344. Bougainvillea spectabilis .... 15, 183. Boulanger 356. Boussingaultia baselloides ... 56, 189. Bladzijden. Bouteloua aristidoides 28, 124. Bouteloua Humboldtiana . . . 28, 124. Boxwood 233, 260. Bracelet 228. Brakgras 125. Brakgras saaloe 125. Brassavola cucullata 68, 159. Brassavola nodosa 68, 159. Brassavola rigida 159. Brassica integrifolia 58, 195. Brazieja 212. Breadfruit tree 166. Breebee 297. Breebee die poesji 297. Bridgo tree 317. Bringga moosa 251. Broeska 211. Broeska doesji 210. Broodboom, 166. Bromeliaccae 79, 141. Bromelia lasiantha 12, 142. Bromelia pinguin 12, 142. Brunfelsia americana 72, 359. Bryophyllum pinnatum .... 23, 199. Buckroot 376. Bugal plant 360. Bulbostylis floccosa pumilio . . 26, 135. Bullgrass 133. Buinelia obovata 67, 316. Bunchosia glandulosa 65, 239. Bunchosia jamaicensis 65, 239. Bunchosia nitida 41, 239. llurrgrass 123. Burseraceae 87, 235. Bursera bonairensis 23, 235. Bursera simaruba 23, 235. Bursera tomentosa 22, 235. Buttonwood 304. Byrsonima crassifolia 65, 240. Byrsonima lucida 65, 240. Byrsonima spicata 65, 240. REGISTER. 429 c. Bladzijden Cactaceae 77, Caesalpinia ciliata 13, Caesalpinia coriaria 24, Caesalpinia crista 13, Caesalpinia pulcherrima .... 24, Cajanus indicus 17, Cakile lanceolata 59, Calabash Calaloe Callisia repens 39", Calonyction tuba Calotropis procera 25, Calyptranthes Boldinghii . . . 65, Campesji Canavalia obtusifolia 19, Canckerberry Candlewood Canegrass Canellaceae 77 Canella alba 67 Cannaceae 79 Canna indica 59 Cannon Capparidaceae 85 Capparis Breynia 52 Capparis coccolobifolia .... Capparis cynophallophora ... 71 Capparis frondosa 69 Capparis jamaicensis 68 Capparis linearis 67 Capparis tenuisiliqua 63 Capraria biflora 50 Caprifoliaceae 82 Capsicuui annuum 45 Capsicum ceratocarpum .... 41 Capsicum dulce Capsicum frutescens 60 Cardiospermum corindum ... 10 Cardiospermum halicacabum . .10 295. 213. 214. 214. 214. 225. 194. 364. 178. 146. 333. 323. 306. 212. 225. 357. 375. 120. 288. 288. 153. 153. 154. 195. 197. 197. 197. 197. 198. 198. 198. 361. 381. 354. 351. 354. 354. 262. 262. Bladzijden. Caricaceae 80, 294. Carica Papaya 55, 294. Carludovica palmata 8, 139. Caryophyllaceae 80, 190. Casearia bonairensis 62, 290. Casearia decandra 58, 290. Casearia parvifolia 290. Casearia sylvestris 70, 290. Casha 206. CasJiew 257. Cassave 252. Cassave die moondi 251. Cassia Absus 20, 210. Cassia alata 22, 210. Cassia bicapsularis 20, 210. Cassia fistula 22, 210. Cassia glandulosa 22, 210. Cassia nictitans 22, 211. Cassia obovata 21, 211. Cassia occidentalis 22, 211. Cassia polyadena 20, 211. Cassia Sophera 22, 211. Castor oil plant 250. Casuarinaceae 77, 160. Casuarine 160. Casuarina equisetifolia .... 8, 160. Cat claw 362. Cat nip 349. Catopsis nutans 33, 145. Cecropia peltata 55, 167. Ceiba pentandra 16, 280. Celastraceae 86, 259. Celosia argentea 60, 176. Celosia nitida 59, 176. Celtis Iguanaea 15, 164. Cenchrus carolinianus 27, 123. Cenchrus echinatus 28, 123. Centepee plant 258. Centrosema virginianum . . . .18, 223. Cephalocereus lanuginosus ... 9, 297. Ceraasji maats joe 236. 430 REGISTER. Bladzijden. Ceratosanthes corniculata . . . 11, 383. Cercidiuni viride 14, 213. Cereus grandiflorus 10, 296. Cereus griseus 10, 296. Cereus Napoleonis 10, 296. Cereus peruvianus 10, 296. Cereus repandus 10, 297. Cereus trigonus 10, 297. Ceropteris calomelanos 6, 100. Cestrum laurifolium 71, 359. Chamissoa altissima 56, 176. Chaptalia nutans 37, 402. Charianthus crinitus 41, 310. Charlotten 147. Cheilanthes microphylla .... 7, 101. Chenopodiaccae 88, 173. Chenopodium arnbrosioides . . . 58, 174. Chenopodium murale 55, 174. Cherry 239, 257. Chickeniveed 256. Children chickeniveed 256. Chiococca alba 64, 376. Chiococca racemosa 376. Chloris ciliata 27, 126. Chloris leptantha 27, 126. Chloris paraguaiensis 27, 1^6. Chloris radiata 27, 126. Chloris Suringarii 26, 126. Chlorophora tinctoria 57, 165. Choaky berry 307. Chrysobalanus icaco 67, 200. Chrysophyllum argenteum . . . 69, 316. ChurcJi blossom 197. Churchyard blossom 320. Cienfuegosia heterophylla . . . 35, 279. Cinnamom tree 306. Cissampelos Pareira 40, 190. Cissus obovata 10, 267. Cissus sieyoides 10, 267. Cissus trifoliata 10, 267. Citharexylum fruticosurn . . . (jQ, 345. Citharexylum quadrangulare . Citroen Citrullus vulgaris 11 Citrus aurantium 16 Citrus bigaradia 16 Citrus decumana 16 Citrus limetta 16 Citrus limonum 16 Citrus medica 16 Cladium restioides 32 Cleome stenophylla 59 Clerodendron aculeatum .... 15 Clerodendron fallax 51 Clerodendron Thomsonae. ... 60 Clibadium erosum 46 Clitoria ternatea 23 Clusia alba 65 Clusia rosea 65 Coca nut Coccoloba diversifolia 70 Coccoloba Krugii 70 Coccoloba nivea 56 Coccoloba uvifera 65 Cochlosperraaceae 81 Cocoa Cocoa plum Cockspur 1^3 Cocos nucifera 7 Codiaeum variegatum 72 Coffea arabica G4 Co/fee Coleus amboinicus 47 Coleus scutellarioides 51 Colocasia esculenta 59 Colubrina ferruginosa 62 Colubrina reclinata 44 Combretaceae 82 Commelinaceae 77 Commelina virginica 57 Comocladia dodonaea ..... 1 2 Comocladia ilicifolia Bladzijden. 345. REGISTER. 431 Compositae .... Condalia Henriquezii Conocarpus erecta . . Convolvulaceae . . Copernicia tectorum. Coralita Coralplant Corchorus acutangulus . Corchorus hirsutus . . Corchorus olitorius . . Corchorus orinocensis . Corchorus siliquosus. . Cordia alba Cordia cylindrostachya Cordia globosa . . . . Cordia salvifolia . . . Cordia Sebestena . . . Cordia sulcata . . . . Cordia tremula . . . . Cosmos caudatus . . . Costus speciosus . . . Crabgras Crabwood Cracca caribaea . . . Crack open Crassulaceae . . . . Crataeva gynaadra . . Creole casha Creole corn Creole cotton . . . . Crescentia Cujete. . . Crinum americanum . . Crotalaria incana . . . Crotalaria retusa . . . Crotalaria verrucosa. . Croton Croton astroites. . . . Croton betulinus . . . Croton curassavica . . Croton flavens . . . . 1 Croton glandulosus Bladzijden. 76, 385. 14, 265. 69, 304. 81, 324. 8, 138. 172. 251. 268. 268. 269. 269. 269. 336. 336. 336. 336. S37. 337. 337. 398. 153. 127. 205. 217. 290. 199. 196. 206. 116. 280. 67, 364. 31, 149. 19, 215. 42, 215. 42, 215. 252. 35, 245. 36, 245. 36, 245. 36, 245. 37, 246. 49 37 47 50 50 46 49 47 49 62 63 72 23 45 17 22 80 17 Bladzijden. Croton lobatus 34, 246. Croton niveus 52, 246. Croton ovalifolius 35, 246. Cruciferae 85, 194. Cryptostegia grand iflora . . . . 66, 322. Cucumis Anguria 11, 384. Cucumis Melo 11, 384. Cucurbitaceae 81, 382. Cucurbita maxima 11, 384. Curacao prickle 300. Cura hout 214. Cuscuta americana 8, 325. Cuscuta arvensis 8, 325. Cuscuta partita 8, 326. Cuscuta umbellata 8, 326. Custard apple 192. Cyatheaceae 75, 91. Cyathea serra 6, 92. Cyclanthaceae 76, 139. Cymodocea manatorum .... 7, 111. Cynodon dactylon 28, 125. Cyperaceae 78, 129. Cyperus articulatus 8, 131. Cyperus compressus 32, 131. Cyperus distans 31, 131. Cyperus elegans 32, 131. Cyperus esculentus 31, 131. Cyperus oligostachys 31, 131. Cyperus oxylepis 32, 131. Cyperus rotundus 31, 132. Cyperus uncinatus 32, 132. Cypress 287. D. Daabaroeieda Daader Daalpeega Daatoe Dactyloctenium aegyptium 27, 204. 138. 294. 296. 127. Dalea phymatodes 21, 216. 432 REGISTER. Bladzijden. Dalechampia scandens 38, 249. Dam maatsjoe 287. Daphnopsis caribaea 72, 301. Date 138. Datura fastuosa 59, 358. Datura Metel 39, 358. Datura stramonium 55, 358. Desmanthus depressus 24, 208. Desmanthus virgatus 24, 208. Desrnodiurn axillare 18, 220. Desmodium molle 18, 220. Desmodiurn spirale 18, 220. Desmodium supinum 18, 220. Desmodium triflorum 17, 221. Desmodium uncinatum .... 18, 221. DeviVs bit 369. Dichromena radicans 32, 136. Dieotyledoneae 160. Different coloured jessamine . 304. Diodia rigida 63, 379. Dioscoreaceae 79, 152. Dioscorea alata 61, 152. Dioscorea trifida 60, 152. Dipholis salicifolia 69, 316. Diplazium striatum 6, 97. Distreptus spicatus 50, 388. Ditaxis fasciculata 67, 217. Divi divi 214. Djoekoe 213. Dodonaea viscosa 67, 263. Dogwood 222. Dorstenia contrajerva 38, 165. Doryopteris concolor 6, 101. Dreifi die lamdn 173. Dreifi sjimarón 173. Drymaria cordata 54, 190. Dryopteris ampla 5, 7, 95. Dryopteris parasitica 5, 95. Dryopteris patens 6, 96. Dryopteris reticulata 5, 96. Dryopteris tetragona 6, 96. Bladzijden. Duranta erecta 62, 346. Duranta repens 346. Dutch casha 206 Dutch grass 127 E. Echinodorus cordifolius . Eclipta alba , Egletes prostrata . . . . , Ekaakes , Elaphoglossum conforme . Elaphoglossum latifolium Elaphoglossum petiolatum , Elder Elefanti Elephantopus spicatus . , Eleusine indica Eleutherine plicata . . . . Elytraria squamosa . . . . Emilia sonchifolia . . . , Epidendrum anceps . . . . Epidendrum ciliare . . . , Epidendrum difforme . . , Epidendrum globosum . . . Epidendrum Mutelianum . Epidendrum papilionaceum . Epidendrum ramosum . . . Epidendrum strobuliferum . Eragrostis ciliaris Eragrostis diversiflora . . . Eragrostis pilosa Eragrostis Urbaniana . . . Erechthites hieracifolia . . Erechthites valerianaefolia . Erigeron bonariensis . . . Erigeron canadensis . . . . Erigeron spathulatus . . . Erithalis fruticosa . . . . Ernodea litoralis 60, 111. 48, 395. 50, 390. 200. 4, 106. 4, 107. 4, 107. 381. 241. 388. 28, 127. 33, 152. 45, 367. 46, 402. 70, 157. 70, 157. 70, 157. 70, 157. 70, 158. 68, 158. 33, 158. 33, 158. 29, 128. 30, 128. 29, 128. 29, 128. 48, 401. 37, 402. 47, 391. 44, 391. 42, 391. 65, 376. 63, 379. REGISTER. 433 Bladzijden. Sryngiurn foetidum 48, 312. Jrythrina corallodendron . . .13, 224. 'Srythrina velutina 13, 224. "rythroxylaceae 86, 228. Srythroxylum brevipes .... 58, 228. Erythroxylum havanense . . . 58, 228. 'Sucharis grandiflora 59, 149. Vucharist lily 149. Sugenia axillaris 63, 307. Sugenia biflora 63, 307. Sugenia cordata 66, 307. Eugenia floribunda 63/308. Sugenia fragrans 62, 308. Sugenia Jambos 64, 308. Sugenia javanica 66, 308. lugenia ligustrina 66, 308. Sugenia monticola 63, 309. Sugenia rhombea 64. 309. Cu^enia uniflora 63, 309. Eupatorium canescens .... 390. Vupatorium cunyzoides .... 390. Supatoriuru iresinoides . . . .41, 389. ]upatorium macranthum . . . 52, 389. ]upatorium macrophyllum . . . 46, 389. Jupatoriuiu microstemon. . . . 51, 390. jupatorium odoratum 46 390. Eupatorium paniculatum . . . 390. ]upatorium sinuatum 51, 390. luphorbiaceae 84, 241. luphorbia adenoptera 53, 254. luphorbia articulata 63, 254. luphorbia buxifolia 63, 254. ïuphorbia cotinifolia 65, 255. 'uphorbia heterophylla .... 60, 255. iuphorbia hypericifolia .... 53, 255. ïuphorbia hyssopifolia .... 53, 255. 'uphorbia petiolaris 56, 256. .uphorbia pilulifera 49, 256. uphorbia pulcherrima .... 38, 256. uphorbia thymifolia ..... 54, 256. -uterpe oleracea 7, 139. Bladzijden. Evolvulus alsinoides 43, 326. Evolvulus Colunibianus .... 45, 326. Evolvulus glaber 45, 327. Evolvulus nummularius .... 42, 327. Evolvulus sericeus 45, 327. Exostemma caribaeum 52, 373. Exothea panniculata 22, 264. Eye bright 341. F. Fagara flava 23, 231. Fagara martinicensis 13, 231. Fagara monophylla 13, 231. Fagara spinifex 13, 232. Fagara trifoliata 13, 232. Fantasiea 383. Faramea occidentalis 64, 378. Faramea odoratissima .... 378. Fat porie 200. Festuca Myurus 28, 129. Feverroot 369. Ficus . 167. Ficus Brittonii 68, 166. Ficus Carica 39, 186. Ficus elastica 68, 167. Ficus Krugiana 57, 187. Ficus omphallophora 71, 167. Ficus populnea 68, 167. Ficus Urbaniana 71, 167. Fimbristylis annua 26, 136. Fimbristylis ferruginea . . . . 31, 136. Fimbristylis monostachya . 26, 32, 136. Fire weed 358. Fishing rod 374. Fittpiant 370. Flacourtiaceae 86, 289. Flaira 251. Flambeaic 376. Flamboyant 213. 23 434 REGISTER. Bladzijden. Fleurya aestuans 47, 168. Floor die sangger 343. Foema 346. Foengfoeng 220. Foengfoeng homber 276. Foeniculum vulgare 32, 312. Forestiera Eggersiana 54, 317. Fout o'clock 181. Fox glove 364. Fox tail 391. French casha 206. Freziera undulata 62, 286. Frikampeeuw 300. Furcraea gigantea 72, 151. G. Gaillardia aristata 50, 398. Galactia dubia 17, 224. Galactia longifolia 19, 225. Galactia nummularia 40, 225. Galactia rubra 19, 225. Galphimia gracilis 54, 238. Geelhout 290. Geoffraea superba 15, 21, 222. Gentianaceae 76, 318. Gesneriaceae 84, 365. Gesneria ventricosa 62, 366. Giambo 278. Giambo sjimarón 276. Gingerbush 277. Gieni gras 121. Gleicheniaceae 75, 107. Gleichenia bifida 6, 107. Gliricidia sepium 21, 217. Gloxinia perenais 51, 365. Gnaphalium purpureurn .... 42, 392. Goatbush 238. Bladzijden. Goeadko 390. Goeaana 337. Goeaazoema 284. Goeajaaba 305. Goeamaatsjoe 301. Gomphrena globosa 43, 180. Gonzalagunia hirsuta .... 374. Gonzalagunia spicata 43, 374. Goodeniaceae 82, 384. Goorda kapaa 220. Goose berry 243. Gossypium barbadense. . . 38, 55, 280. Gossypium hirsutum 34, 280. Gouania domingensis 266. Gouania lupuloides 11, 266. Gramineae 77, 112. Granaatappel 303. Granadilla 293. Graptopbyllum pictum 43, 369. Grave physic nut 250. Greggia Urbaniana 58, 195. Gryze manggel 304. Guaiacum officinale 20, 229. Guaiacum sanctum 20, 229. Guave berry 308. Guave tree 305. Guazuma ulmifolia 36, 284. Gundlachia corymbosa 67, 391. Guettarda parviflora 63, 375. Guettarda parvifolia 375. Guettarda scabra 62, 375. Guinea corn 116. Guinea grass 121. Guinea tamarind 280. Gum tree 235. Guttiferae 86, 286. Gyminda latifolia 67, 260. Gymnanthes lucida 62, 252. Gymnospermae HO. Gynandropsis pentaphylla ... 19, 196. REGISTER. 435 Bladzijden. H. Haabriman 15, Haematoxylon Brasiletto . . Haguebush Hairxj plum Hamelia axillaris 53 Halopbila Baillonis 7 Haw thorn Heleocharis capitata 8 Heliconia Bihai 59 Heliotropium campechianum . . 44 Heliotropium curassavicum . . . 25 Heliotropium humile 43 Heliotropium indicum 41 Heliotropium microphyllum . . 43 Heliotropium parviflorum ... 44 Heliotropium peruvianum ... 44 Hemiontis palmata 4 Hemitelia horrida 6 Heteropteris lanceolata .... Heteropteryx purpurea .... 44 Hibisc Hibiscus brasiliensis 37 Hibiscus cannabinus 39 Hibiscus esculentus 39 Hibiscus radiatus Hibiscus Rosa-sinensis 57 Hibiscus Sabdariffa 39 Hibiscus schizopetalus 37 Hibiscus tiliaceus 36 Hielo die diaabel Hillia longi flora Hillia parasitica 64 Hippeastrum puniceum . . . .31 Hippomane mancinella .... 69 Hirtella triandra 63 Hoerihoeri Hogmeat Holly hoek Holly stalk 127 212 347 200 374 112 278 135 153 340 340 340 341 341 341 341 100 92 102 237 278 277 278 278 278 278 278 278 278 325 373 373 149 252 200 197 182 240 350 Bladzijden Honey berry 309, Hooba 258,. Hoofdpijn blad 329. Horse radish 197. Hoya carnosa 25, 324. Hura crepitans 57, 253*. Hydrocharitaceae 76, 111. Hydrocotyle hirsuta 38, 312. Hydrolea jamaicensis 334. Hydrophyllaceae 83, 334. Hymenaea courbaril 16, 209. Hymenocallis caribaea 31, 149'. Hymenophyllaceae 75, 91.. Hymenophyllum ciliatum ... 7, 91*. Hypelate trifoliata 17, 263. Hyperbaena domingensis . . . 68, 191. Hypoxis decumbens 33, 152. Hyptis pectinata 47, 350. Hyptis suaveolens 47, 350i I. Tbatia maritima 59, 324. Ichnanthus pallens 30, 122. Impatiens Balsamina 50, 264. Indjoe 208. Indigofera suffruticosa 22, 216. Indigofera tinctoria 22, 216.. Inga laurina 22, 204.. Ipecacuanha 323. Ipomoea acuminata 38, 330.. Ipomoea arenaria 60, 330'. Ipomoea batatas 38, 330. Ipomoea calantha 40, 330. Ipomoea carnea 40, 331. Ipomoea commutata 38, 331. Ipomoea dissecta 329. Ipomoea fastigiata 322. Ipomoea heptaphylla 19, 331. Ipomoea incamata 56, 331. 436 REGISTER. d/.ijJen. 331. 332. 328. 332. 332. 332. 333. 333. 333. 333. 180. 180. 152. 265. 118. 118. 395. 377. 377. Bli Ipomoea muricata. ...... 13 Ipomoea nil 33 Ipomoea pentaphylla Ipomoea pes caprae 71 Ipomoea sphenophylla 67 Ipomoea tiliacea 56 Ipomoea tricolor 56 Ipomoea triloba 38 Ipomoea tuba 56, 61 Ipomoea violacea Iresine elatior 54 Iresine paniculata 54 Iridaceae 79 Iron berry Isachne arundinacea 30 Isachne rigens 30 Isocarpha oppositifolia 41 Ixora coceinea 66 Ixora J ucunda 66 J. Jaaga 204. Jaatoe 296. Jacquemontia cumanensis . . . 40, 327. Jacquemontia evolvuloides . . . 40, 328. Jacquemontia nodiflora .... 45, 328. Jacquemontia pentantha .... 40, 328. Jacquinia armillaris 313. Jacquinia barbasco 66, 313 Jacquinia Berteri 66, 313. Jamaani tóbaako 223. Jamaica plum 25S. Jasininuin azoricum 18, 318. Jasminum pubescens . . . 41, 64, 31 . Jatropua curcas 40, 250. .Jatropha gossypifolia 38, 250. .Jatropha multifida 55, 251. Jatropha urens 38, 251. Jeerba die glas 331. BI idzjjden. Jeerba die kaania 112. Jeerba die koetsjoe 133. Jeerba die kooko 131. Jeerba die lamoen 116. Jeerba die leeba 283. Jeerba die leetsji 254. Jeerba die piepa 183. Jeerba die seeroe 246. Jeerba die seis 216. Jeerba die sonja 216. Jeerba fieni 125. Jeerba foekoe 275. Jeerba froemingga 174. Jeerba holee 351. Jeerba igoeaana 164. Jeerba kaaja 196. Jeerba kaneeuio 188. Jeerba kaneeuic maatsjoe ... 189. Jeerba kanggreeuw 183. Jeerba kareeta 24G. Jeerba koessientsji 181. Jeerba koleebra 147. Jeerba konyntsji 188. Jeerba kraabo 246. Jeerba maisji sjikietoe .... 134. Jeerba mosterd 197. Jeerba pataaka 191. Jeerba plaata 326. Jeerba poesji 188. Jeerba ragadiesji . . . .^ . . . 226. Jeerba staasia 344. Jeerba stinki 358. Jeerba tónka 217. Jeerba tsjieko 326. Jeerba tsjoebaatoe 246. Jeruzalem thorn 212. Josenh's coat 255. Johnsongras 166. Jucca aloifolia 33, 147. Juffrouw 300. July tree 213. REGISTER. 437 Bladzijden. Jumby beans ........ 222. Jumby pepper 185. Juneellus laevigatus 26, 132. Juniperus bermuclianus .... 8, 110. Jussieua erecta 45, 311. Justicia sessilis 44, 369. K. Kaaka die poesji Kaasjoe Kaasjoe die Surinaam .... Kabeez die mariekoe Kabeez die seeroe Kabeez indian Kabeez inglees Kaboeja die klimop Kaboeja die frankeer Kaboeja igoeaana Kaboeja korraa Kaboeja makoetoe Kadoesji 296, Kadoesji die poesji Kadoesji spanjool Kajoeda Kalabarie Kalaloe Kalaloe die poorko Kalieber Kallebas rondo Kallstroemia caribaea 72, Kallstroemia curta 72, Kamaalia Kamaari Kamille sjimarón Kamoe Kamoesji Kanja 299. 257. 308. 324. 238. 298. 298. 267. 267. 332. 267. 202. 297. 297. 297. 192. 231. 178. 178. 299. 364. 230. 230. 173. 173. 344. 133. 127. 114. Bladzijden. Karata 151. Karaivaara 336. Karaivaara spanjool 337. Karisjoeri 336. Karkidaaki 243. Karpaaia 250. Katoena 280. Katoena die seeda 323. Katoenboom 281. Kaübaati 232. Keedebéssji 198. Kelki heel 364. Keneepa 263. Kiebrahdtsja 363. Kinnup tree 263. Kivieti 246. Klaas moelaato ....... 339. Klap 353. Klapper 143. Koeieda 208. Koeiegi 208. Koeki indian 151. Koeki spanjool 151. Koetsjaara 375. Koetsjoe 287. Kohleria hirsuta 48, 365. Kokolodee 341. Kokolodee sjimarón 340. Kooko 139. Kooko die amiena 131. Kokorobaana 339. Komtsji koe skotter 323. Kopyk 2S7. Koroona die la birgi 293. Korta man 133. Krugiodendron ferreum . . . . 71, 265. Kranieria ixina 43, 212. Kruizebloem 293. Kwareel. ■ 183. Kyllinga brevifolia 32, 135. 438 REGISTER L. Bladzijden. Laabra Labiatae 77, Lablab vulgaris 18, Lactuca intybacea 55, Lady of the night Lagascea mollis 41, Lagenaria vulgaris 11, Lagerstroemia indica 67, Laguncularia racemosa .... 66, Lantana camara 14, Lantana oanescens 46, Lantana involucrata 48, Laracha Lamoentsji die Surinaam . . . Lamoentji sjimaron Lauraceae 77, Lawsonia inermis 64, Leaf of live Leele Leengga die baaka Leengga die tsjoetsjoebi .... Leguminosae 86, Leiphaimos aphylla 8, Lemmetje Lemnaceae 75, Lemna paucicostata 8, Lemoen Lemoengras Lemongrass Lentibulariaceae 83, Leonotis nepetifolia 51, Leonurus sibiricus 38, Lepidium virginicum 58, Leptochloa filiforrnis 30, Leptochloa virgata 27, Leucaena glauca 24, Leucas martinicensis 49, Liberty tree Lilac 183. 347. 227. 403. 359. 393. 384. 302. 304. 343. 344. 344. 233. 233. 233. 192. 302. 199. 374. 318. 383. 200. 318. 233. 141. 141. 233. 116. 116. 366. 348. 348. 194. 127. 127. 206. 348. 323. 236. Bladzijden. Lilac bell 332. Lilac bush 246. Lilac verbena 343. Liliaceae 79, 146. Lime tree 235. Linociera caribaea 69, 317. Linociera compacta 317. Lippia reptans 50, 344. Liquorice plant 210, 222. Lithophila muscoides 44, 180. Lizard's grass 125. Loanggo 361. Loasaceae 80, 294. Lochnera rosea 42, 320. Loenst 209. I^oembra blanko 246, 376. Loembra maatsjoe 379. Loganiaceae 76, 318. L,ogivood 212. Lokki lokki 243. Lonchitis hirsuta 7, 102. Lonchocarpus violaceus . . . . 23, 221. Long grass 121. Lonicera japonica 41, 381. Loranthaceae 77, 170. Love vine 325. Lucuma multiflora 67, 315. Lycium americanum 14, 352. Lycopodiaceae 75, 107. Lycopodium taxifolium .... 3, 108. Lycopodium verticillatum ... 3, 108. Lythraceae 85, 301. M. Machaonia Ottonis 14, 375. Magdalena 395. Mahogony 236. Maho 301. REGISTER. 439 Bladzijden. Mahoebaari 183. Mahók 236. Maidenappel 383. Maidenhair 101. Mats 1U. Malsji grandi 114. Maisji grandi sjimarón . ... 145. Maisji rdboe 116, 344. Maisji sieete simdn 116. Maisji sjikietoe 116. Maisji totalieka 122. Mokka pruim , 258. Makoeraa 222. Malachra alceifolia 50, 276. Maloieda 357. Malohy 116. Malpighiaceae 81, 236. Malpighia angustifolia 35, 238. Malpighia glabra 35, 238. Malpighia punicifolia 35, 239. Malvaceae 78, 270. Malvastrum coromandelianum 49, 51, 272. Malvastrum spicatum 37, 273. Malvastrum tricuspidatum . . 272. Mamillaria simplex 9, 298. Mammea americanum 65, 286. Mammeia 287. Mammie 287. Mammootika 383. Mampoerietoe 399. Man better man 178. Mangeniel tree 252. Manggel 304. Manggel blanko 304, 347. Manggel die sabaana 173. Manggel tan 303. Manggo 257. Mangifera indica 31, 257. Mango tree 257. Manhoge 337. Manihot carthaginensis .... 55, 251. Bladzijden. Manihot utilissima 55, 252. Manjack 337. Mankeman seeboe 217. Manoeweeri 288. Man of war bush 197. Manzalienja 252. Manzalienja boobo 255, 258. Mappoo 184. Maraaka 293. Marantaceae 79, 154. Maranta arundinacea 57, 154. Marcgraviaceae 79, 285. Marcgravia umbellata 10, 285. Maria bo kee beendeemi. ... 127. Maria pompoen 324. Marie die paaloe 144. Marie pompoen 324. Mariehoeri 251. Marila racemosa 54, 286. Mariscus brizaeus 32, 133. Mariscus bruneus 31, 133. Mariscus gracilis 26, 134. Mariscus confertus 32, 133. Mariscus flavus 31, 133. Mariscus fuligineus 26, 133. Mariscus ligularis 32, 134. Mariscus planifolius 31, 134. Markoesa 293. Morrow 245. Marsypianthes chamaedrys. . . 51, 350. Martynia annua 46, 364. Martyniaceae 83, 364. Mash mellow 275, 283. Masji boeri 183. Massamby 196. Mastic tree 316. Mata golienja 206. Mata komblees 302. Mata paaloe 166. Mata piskaa 313. Mata poorko 182. uo REGISTER. 10 71 Mata ratón Maurandia semperflorens . . Maytenus elliptica Maytenus Sieberiana 62 Maytenus Versluysii 62 Medicago sativa 17 Melampodium bonairense ... 47 Melastoinataceae 78 Meliaceae 87 Melia azedarach 24 Melicocca bijuga 22 Melocactus 9 Melochia nodiflora 36 Melochia pyramidata 50 Melochia tomentosa 37 Meloen Melon die seeroe Melothria guadalupensis . . . .11, Menispermaceae 86, Mentzelia aspera 38, Merremia aegyptia 19, Merremia dissecta 38, Metastelma Boldinghii .... 53, 323. Metastelma parvifloruin .... 53, 323. Metopiura Brownei 23, 258. Miconia impetiolaris 35, 310. Miconia laevigata 46, 311. Microstylis spicata 56, 156. Microtea debilis 60, 185. Mikania scandens 46, 390. Milky tree 321. Millerwood 281. Miminet 302. Mimosa 207. Mimosa distachya 13, 207. Mimosa pudica 13, 207. Mirabilis Jalapa 39, 181. Mispel 315. Mispoe 315. Mitracarpus hirtus 34, 381. Mitracarpus polycladus .... 34, 381. Bladzijden. 217. 360. 259. 259. 259. 215. 393. 309. 235. 236. 263. 297. 282. 282. 283. 384. 298. 382. 190. 294. 328. 329. Bladzijden. Mitracarpus villosus 381. Moesti sdmbo 183. Mollugo verticillata 54, 186. Momordica Charantia 11, 382. Monkey tail 140. Moiiocotyledoneae 110. Montdnja 208. Moora 294. Moraceae 85, 165. Morinda Royoc 64, 378. Moringaceae 80, 199. Moringa oleifera 24, 199. Moringo 199. Morisonia americana 71, 198. Mountain cabbage 139. Mountain cotton 393. Mountaingrass 137. Mucuna pruriens 18, 224. Mulegrass 124. Murraya exotica 20, 233. Musaceae 79, 153. Musa paradisiaca 59, 153. Mussaenda frondosa 43, 373. Mustard 195. Mustard tree 197. Myoporaceae 83, 370. Myrcia paniculata 66, 306. Myrcia splendens 64, 306. Myrsiuaceae 83, 313. Myrtacoae 78, 305. Myrtle lemon 233. N. Najadaceae 76, 111. Najas guadalupensis 7, 111. Nama jamaicensis 42, 334. Naranja 233. Neboeha 294. Nectandra coriacea 69, 193. REGISTER. 441 Bladzijden Nectandra Krugii 69, 194. Nephrolepis biserrata 5, 97. Nephrolepis exaltata 5, 97. Neptunia plena 24, 208. Neriuni Oleander 64, 322. Neurogramme calomelanos . . 100. Neurolaena lobata 44, 401. Nicotiana Tabacum 45, 359. Nigieta die Malpais 206. Nopal 300. Nopalea coccinellifera 9, 300. Xoyeaiu- 328. Nutgrass 132. Nyctaginaceae 84, 181. Nymphaeaceae 76, 190. Nymphaea ampla 57, 190. O. Ochnaceao 79, 284. Ochroma lagopus 34, 281. Ocimum gratissimum 51, 351. Ocimum micranthum ... 42, 48, 351. Ocimum sanctum 48, 351. Oebaada 206. Oenkoe 131. Oenotheraceae 82. 311. Olacacaceae 82, 171. < Udenlandia herbacea 44, 373. Oldman's beard 144. Oleaceao 81, 317. Oleander 322. Olieba 198, 370. Olieba maatsjoe 197. Olijfi . . 370. Omphallophthalmus ruber . . . 39, 324. Oncidium sylvestre 32, 160. Oncidium variegatum 33, 160. Oncidium velutinum 33, 160. Operculina ventricosa 40, 329. Bladzijden. Ophioglossaceae 75, 107. Ophioglossum reticulatum ... 3, 107. Oplismenus setarius 27, 122. Opuntia catacantha 9, 299. Opuntia curassavica 9, 299. Opuntia Dillenii 72, 300. Opuntia elatior 72, 300. Opuntia spinosissima 299. Opuntia triacantha 9, 299. Opuntia tuna 72, 299. Opuntia tunoides 72, 300. Orchidaeeae 79, 154. Orchid's purslane 163. Orebean jessamine 318. Oreegano 336. Orengga 199. Otaheite 279. Oreodoxa oleracea 7, 138. Oreodoxa regia 7, 138. Ornithidium coccineum .... 70, 159. (inde wijven 227. Oxalidaceae 78, 228. Oxalis corniculata 17, 228. Oxalis Martiana 17, 228. Paaloe die bessji 265. Paaloe die Bonaire 290. Paaloe die heeroe 375. Paaloe die lamtin 173. Paaloe die leetsji 316. Paaloe die loom 197. Paaloe die moora 165. Paaloe die takki 222. Paaloe doesji 165. Paaloe hoékoe 313. Paaloe ploéta 316. Paaloe preetoe 197. 442 REGISTER. Bladzijden. Paaloe sieja doesji 235. Paaloe sieja maatsjoe 235. Paaloe zapateero 379. Pam die diaabel 379. Palicourea domingensis .... 53, 378. Palicourea pavetta 37S. 1'almae 76, 137. Palmiet 138. Paltonium lanceolatum .... 4, 102. Panicum brevifolium 29, 120. Panicum colonum 29, 120. Panicum distantifloïum .... 26, 120. Panicum divaricatum 27, 120. Panicum geminatum 30, 120. Panicum grossarium 30, 120. Panicum hirticaule 30, 121. Panicum insulare 29, 121. Panicum lachnanthum .... 29, 121. Panicum maximum 30, 121. Panicum molle 30, 121. Panicum reptans 28, 121. Panicum sanguinale 30, L21. Panicum stenodes 29, 122. Panicum velutinosum 29, 122. Papaai 294. Papaveraceae 80, 194. Papaw 294 Pappophoruni alopecuroideum . 28, 127. Paragras 121. Paragrass 121. Parkiet 257. Parkinsonia aculeata 15, 212. Parfchenhim Hysterophorua . . 37, 394. Paspalum conjugatum 28, 117. Paspalum fimbriatum 29, 118. Paspalum glabrum 30, 118. Passifloraceae 79, 292. Passiflora foetida 11, 293. Passiflora laurifolia 10, 29.">. Passiflora quadrangularis . . . L0, 293. Passiflora rubra 11, 293. Bladzijden. Passiflora suberosa 11, 293. Passoota 174. Patieja 383. Patieja die soemlri 355. Patieja sjimarón 355. Paullinia pinnata 10, 261. Pavonia spinifex 37, 277. Pea nut 219. Pear tree 193. Pea withe 226. Pectis brachycephala 52, 400. Pectis febrifuga 52, 400. Pectis humifusa 52, 400. Pectis linifolïa 52, 400. Pectis prostrata 52, 401. Pedaliaceae 84, 364. Pedilanthus tithymaloides . . . 25, 256. Peega peega 294. Peega saaja boobo 123. Peega saaja moht <■ 123. Peega saaja sjimarón. ... 212, 294. Peireskia aculeata 15, 300. Peireskia bleo 16, 301. Peltophorum Suringari .... 24, 214. Pennisetum setosum 28, 121. Peperomia acuminata 68, 162. Peperomia Boldinghii 68, L62. Peperomia emarginella 44, 163. Peperomia glabella 70, 163. Peperomia hernandifolia . . . . 68, 163. Peperomia Langsdorffti .... 25, 163. Peperomia obtusifolia 67, 163. Peperomia petiolaris 61, 163. Peperomia scandens 62, 164. Peperomia urocarpa 61, 164. Pepper cinnamom 288. Persea americana 70, 1'.).".. Pessji pessji 294. Petiveria alliacea 12, 185. Petunia violacea II. 359. Phanerogamac L10. REGISTER. 443 Pharus glaber Phaseolus lathyroides . . Phaseolus longepedunculatus Phaseolus lunatus . . . Phaseolus vulgaris . . . Philodendron dispar. . . Philodendron giganteum . Philodendron oxycardium Philoxerus vermicularis . Phoebe elongata .... Phoenix dactylifera . . . Phoradendron trinervium Phyllanthus distichus . . Phyllanthus epiphyllanthus Phyllanthus Euwensii . . Phyllanthus niruri . . . Phyllanthus nobilis . . . Phyllanthus polycladus . Physalis angulata. . . . Physalis pubescens . . Physalis turbinata . . . Physic nut Physurus hirtellus . . . Physurus plantagineus Phytolaccaceae .... Phytolacca icosandra . . Picramnia pentandra . . Picrasma antillana . . . Picrous hark' . . . . ■ . Piea die galienja .... Piea die galienja sjimaró) Piea palooma Piea waarawaara . . . i 'i< uil ii Pienda sfimarón .... Piëta Piëta die trankeer . . . Piëta vlas Pieterselie Pigeonberry Pigeonwood Bladzijden. 28, 124. 19 18 18 18 56 61 61 25 69 65 59 9 71 r,s 60 58 n 17 19 57 57 88 45 23 20 226. 226. 227. 097 140. 140. i I". 180. 193. 137. 170. 243. 24.°,. 24:3. 243. 243. l'I !. 353. 353. 353. 251. 156. L56. L84. 185. 234. 234. 313. 127. 121. 188, 189. 127. 219. 219. 151. 151. 151. 39S. 307. 320. Bladzijden. Pilea herniarioides ...... 54 169. Pilea microphylla . . . 54 169. Pilea nummularifnlin i . . 51 , 169. Pilea obtusata . . . 51 , 169. Pilea parietaria. . • . 02 , 170. Pilea semidentata . . . 62 170. Piloearpus racem< isus ■ . . 10 , 232. Pinaeeae .... . 77 110. Pingwing 1 li'. Piperaceae . . . . 78 , 160. Piper dilatatum. . . 61 161. Piper marginatum . Gl , 161. Piper medium . . . 61 , 161. Piper peltatum . . . 58 , 161. Piper reticulatum. . 61 161. Piriqueta cistoides . 37 , 291. Piriqueta ovata. . . . 37 , 291. Piscidia piscipula . . 23 222. Pisonia aculoata . . . 15 , 183. Pisonia bonairensis . 65 , 183. Pisonia fragrans . . 65 184. Pisonia subcordata . . 60 184. Pistool 369. Pitcairnia ramosa . \-2. 33 143. Pithecolobium ligust rinum . . 15 , 204. Pithecolobium platylobum . . 15 204. Pithecolobium ungius-cati . 15 205. Pladka sjikietoe . . . 260 375. Plantaginaceae • . . -si 370. Plantago major . . . 45 370. Pluchea odorata . . . 46 392. Pluchea purpurascens . 48 392. Plumbaginaceac . . . 81 314. Plumbago capensis . . . 58 314. Plumbago scaiidens . . 58 314. Plumiera alba . . . . 68 320. Plumiera rubra. . . . 64 320. Plu in rosé 308. Poinciana regia. . . . 24 213. Pokhout 229. Polanisia riscosa . . . 19. 196. 4+4 REGISTER. Polder sjimarón . . . Polei die pieedra. . . Polybotrya cervina . . Pol y gala angustifolia . Polygalaceae .... Polygonaceao .... Polypodiaceae . . . . Polypodium attenuatum Polypodium au reu ra . . Polypodium crassifolium Polypodium laevigatum Polypodium loriceura . Polypodium lycopodioides Polypodium pectinatura Polypodium pbyllitidis Polypodium piloselloides Polypodium polypodioides Polypodium serrulatum . Polypodium trichomanoides Polypodium vacciniifolium Polyscias fruticosum . Polystachya luteola . . Pome granate tree . . Pompoen Pope head Poppy Porana paniculata . . Porophyllum ellipticum Porophyllum macrocephal Portulacaceae .... Portulaca halimoides . Portulaca oleracea . . Portulaca phaeosperma Portulaca pilosa . . . Portulaca poliosperma . Portulaca quadrifida . Portulaca venezuelensis Potaniogetonaceat» . . Potato Potta potta Prescottia stachvoides . urn 6 il 81 80 75 Bladzijden. 194. 181. 97. 240. 240. 171. 92. 103. 104. 104. 104. 104. 104. 105. 105. 105. 105. 106. 106. 106. in. 58, 58, 88, 55. 20, 56, 56, 25, 54, 55, 76, 57, 311. 1 56. 303. 384. 298. 398. 327. 399. 399. 187. 1 ss. I ss. 188. 189. 189. 189. 189. IK). 357. 1S2. 150. Prickly balsam . Pride of Barbados Prince plurn . . . Priva lappulacea . Prockia Crucis . . | Promente .... ! Prosopis juli flora . I Prunus myrtifolia | Psidium Guajava . Psilotaeeae . . . Psiloium nudum . Psilotum triquetrum Psychotria horizontalis Psychotria pendula . Psychotria pinnularis Psychotria rufescens Psychotria undata Pteritlopliyta . Pteris biaurita . Pudding withe. Pumpkin . . . Punicaceae . . Punica Granatum Purple popbush Purple wormbush Purslane .... Quaker blossom . . Quamoclit coccinea . Quamoclit pianata . Quamoclit vulgaris. Quararibea turbinata f cribfloioer Quisqualis iudica . . 15 I I Blac zijden 370 214 177 46, 345 57, 289 354 24, 208 69, 199 64, :m 108 108 108 378 63, :17 7 53, 378 378 5:'.. 378 91 «», 101 267 38 1 82, 303 66, 303 2 1 5 345. 1 ss. 314. 55, 3:!:;. 55, 333. 333. 71, 2S1. 302. i:!, 304. R. Raaba . . . Raambessji 197. 164, 316. REGISTER. 445 Bladzijden. Raboe die kabaai 339, 374. Rabbit meat 349. Rais die pataaka 191. Randia aculeata 16, 374. Rapanea ferruginea 71, 314. Rathania 212. Ratoneera 217. Rauwolfia Lamarkii 54, 321. Red frangepane 320. Red man 258. Red manggel 173. Red plum , 258. Red wood 173, 204, 306. Reseda, 302. Rhacoma crossopetalum .... 61, 260. Rhamnaceae 82, 264. Rhamni 147. Rhizopkoraceae 78, 303. Rhizophora Mangle 71, 303. Rhoeo discolor 33, 146. Rhynchosia minima 18, 226. Rhynchosia reticulata 18, 226. Rhynchospora polyphylla . . . 32, 136. Rice plant 377. Ricinus communis 55, 249. Rivina humilis 60, 185. Rochefortia acanthophora . . .16, 337. Rosaceae 86, 199. Roucoii 288. Rousselia humilis 41, 170. Rubiaceae 76, 371. Ruellia paniculata 43, 369. Ruellia tuberosa 43, 369. Running grass 121. Running mountaingrass . . . 122. Ruppia maritima 7, 111. Russelia juncea 9, 360. Rutaceae 78, 230. S, Bladzijden. Sabadieja 348. Saccharum officinarum .... 26, 114. Sage 343, 344. Sagradoo 174. Salade andijvie 403. Salaster 199. Salicornia ambigua 9, 175. Salicornia herbacea 9, 175. Salie 341. Saltpond tree 347. Salvia micrantha 47, 349. Salvia occidentalis 47, 349. Salvia serotina 47, 349. Sambucus canadensis 381. Sambucus intermedia 20, 381. Samyda dodecandra 50, 289. Samyda serrulata 289. Sanchesia nobilis 64, 368. Sandbox tree 253. Sanggoéra 350. Sansevieria guineensis 33, 147. Sapindaceae 88, 260. Sapindus saponaria 22, 263. Sapodille 315. Sapotaceae 83, 314. Sauvagesia erecta 57, 284. Savonet appel 263. Scaevola Plumieri 25, 384. Scarlet accordia 337. Schaefferia frutescens 67, 260. Schoepfia Schreberi 69, 171. Schomburgkia tibicinis .... 68, 158. Schytnoot 250. Scirpus mici'anthus 26, 135. Scleria lithosperma 32, 137. Scleria pterota 32, 137. Scoparia annua 53, 362. Scoparia dulcis 53, 362. Scrophulariaceae 84, 359. 446 REGISTER. Sea grape Sea lavendel Sea peas Sea purslane Sea vine Sechium edule 10, Selaginellaceae 75, Selaginella flabellata 3, • . . d> Bladzijden. 173. 340. 225. 339. 332. 384. 108. 108. 109. 351. 402. 217. 211. , 261. , 364. , 218. , 218. , 218. , 186. , 123. , 123. , 123. 207. 225. Selaginella substipitata . . . Selash Senecio sonchifolius .... Senna Senneblaar Serjania curassavica 10 Sesamum oriëntale 45 Sesbania aculeata 21 Sesbania grandiflora 21 Sesbania sericea 21 Sesuvium portulacastrum ... 25 Setaria glauca 28 Setaria setosa 28 Setaria viridis 28 Shame lady shame Sharp leaves Shell plant Sida acuminata 36, 274. Sida acuta 50, 274. Sida carpinifolia 274. Sida ciliaris 36, 274. Sida cordifolia 37, 274. Sida glomerata 50, 275. Sida procumbens 36, 275. Sida rhombifolia 37, 275. Sida spinosa 51, 275. Sida spinosa var. angustifolia . 49, 275. Sida ulmifolia 36, 276. Sideroxylon foetidissimum . . . 71, 315. Siea blanko 235. Siea korraa 235. Stik cotton purslane 188. Sük cotton tree 281. 153. Bladzijden. Simarubaceae 87, 234. Sinte hiebo 147. Sistern pea nut 221. Sistern weed 221. Sjangran 300. Sjiengool 313. Sjimaroékoe 238, 239. Sjimaroékoe kaasjoe 239. Sjimaroékoe maatsjoe 239. Sjonleena 344. Sjonsjon 293. Sjosjolie 364. Skoobia 362. Skopappel 192. Skopet 369. Slinger cactus 297. Small yellow popbush .... 215. Smilax coriacea 11, 148. Smilax guianensis 11, 148. Smilax ilicifolia 10, 148. Snakeberry tree 321. Snakeberry vine 293. Snaky 164. Snapdragon 360. Snijboontjes 227. Soapbush 274. Soempienja die koleebra . . . 299. Soeroen die moondi 196. Solanaceae 83, 352. Solanum aculeatissimum . . . .14, 355. Solanum argillicolum 14, 355. Solanum lanceaefolium .... 14, 355. Solanum latifolium 14, 356. Solanum lycopersicum 19, 356. Solanum Melongena 35, 356. Solanum nigrum var. americanum 47. 356. Solanum odoriferum 43, 357. Solanum racemosum ... 14, 35, 357. Solanum torvum 14, 357. Solanum tuberosum 19, 357. Sonchus oleraceus 55, 403. RTJGISTER. 447 Bladzijden. Sopliora tomentosa 21, 215. Sorsaaka 192. Sosoro 293. Sour prickle 300. Sour sap 192. Spanish casha 206. Spanish dagger 147. Spanish ladg 299. Spermacoce tenuior 34, 380. Spigelia anthelmia 56, 318. Spilanthes uliginosa 48, 397. Spilanthes urens 43, ,397. Spiranthes elata 57, 155. Spondias lutea 258. Spondias Mombin 20, 258. Spondias purpurea 20, 258. Sporobolus argutus 30, 125. Sporobolus indicus 30, 125. Sporobolus virginicus 30, 125. Sprainbush 174. Sprainbush vine 262. Sprainleaf 323. Stachytarpheta jamaicensis. . . 48, 345. Stachytarpheta sanguinea ... 48, 345. Stakamahatsji 185. Star of Bethlehem 256. Steenhout 313. Stemodia durantifolia 50, 361. Stemodia maritima 50, 361. Stenandriam rupestre 369. Stenandrium tuberosum .... 42, 369. Stenochlaena sorbifolia .... 5, 100. Stenolobium stans 23, 363. Stenorrhynchus orchioides . . . 56, 155. Sterculiaceae 78, 281. Stictocardia tiliifolia 39, 333. Stigmatophyllon ciliatum . . . 39, 237. Stigmatophyllon periplocifolium 66, 237. Stigmatophyllon sericeum ... 44, 238. Stinging nettle 168. Stinging thyme 351. Bladzijden. Stinkwood 222. Stokki 197. Stokvischhout 212. Strawberry 297. Strumpfia maritima 63, 377. Stylosanthes hamata 17, 219. Sugar cane 114. Sugary grape 173. Suriana maritima 45, 234. Surinaam bitter 243. Suriname cherry 306, 309. Susanna berry 345. Sweet broom 362. Siceet gourd 384. Sweet potato 330. Sweet prickle 300. Sweet wood 193. Swietenia mahagoni 20, 236. Symplocaceae 83, 316. Symplocos martinicensis .... 69, 316. Synedrella nodiflora 48, 397. T. Tabac Tabernaemontana citrifolia. . . 64, Tabernaemontana coronaria . . 64, Tabernaemontana Cumingiana . 53, Tajer , Takamahak Takki takki Talinum paniculatum 25, Talinum triangulare 58, Tamaricaceae 77, Tamarind Tamarindus indica 21, Tamarix gallica 8, Tamaryn Tamaryn sjimarón Tam maatsjoe 359. 321. 321. 321. 141. 235. 222. 187. 187. 287. 209. 209. 287. 209. 210. 287. 448 REGISTER. Bladzijden. Tamonea curassavica 47, 343. Tampanjdn Tantan Tantsii Tecoma chrysantha 19, Tecoma capensis Tecoma leucoxylon 19 Tecomaria capensis 21 Teekoe Teekoe die paaloe Tephrosia cathartica 20 Tephrosia cinerea 22 Teramnus labialis 19 Terminalia Catappa 42 Ternstroeinia peduncularis ... 67 Tetraaiicra elegans 68 Tetrazygia discolor 35 Thalassia testudinum 7 Theaceae 86 Tlieebiek Tlieebiek maatsjoe Theobroma Cacao 67 Theophrastaceae 83 Thespesia populnea 60 Thevetia neriifolia 68 Thistle Thrinax parvinora 8 Thunbergia affinis 54 Thuubergia alata 39 Tliunbergia fragrans 41 Thymelaeaceae S4 Tibouchina strigosa 24 Tiger tongiie Tjimitjimi Tiliaeeae 87 Tillandsia excelsa 33 Tillandsia fasciculata 33 Tillandsia recurvata 31 Tillandsia usneoides 31 Tillandsia utriculata 33 Tithonia ta. Triumfetta rhomboidea .... 35, "J70. Triumfotta semitriloba 35, 270. Trixis frutescens 70, 402. Trompet 332. Tsjanand 327. Turneraeeae s~, 291. Turnera pumilea 48, 292. Turnera ulmifolia 50, 292. REGISTER. 449 Bladzijden. Typhaceae 76, 110. Typha dooiingensis 33, 110. u. Ulmaceae 86, 164. Umbelliferae 82, 311. Unguis die gaatoe 204, 207. Unguis die poesji 205. Unguis gaati 205. Uniola virgata 30, 129. Urechites lutea 66,-321. Urechites suberecta 321. Urena lobata 34, 276. Urera caracasana 49, 168. Urticaceae 88, 168. Utricularia alpina 70, 366. V. Yerbenaceae 83, 341. Verbena cliamaedrvfolia .... 46, 342. Verbesiaa alata 46, 397. Vernonia longifolia 44, 387. Vernonia punctata 387. Vervine 344. Vier uur bloem 181. Vigna repens 18, 227. Vigna unguiculata 18, 227. Villanrilla ootandra 60, 185. Vitaeeae 82, 266. Vitex umbrosa 19, 346. Vitis vinifera 11, 267. Vittaria lineata 3, 102. Vriesaa guadalupensis 33, 144. Vijg 166. w. Waabi 206. Waada waada 182. Bladzijden. Waada ivaada maatsjoe. . . . 182. Wajdkaa 229. Wajakaa viaatsjoe 229. Wajdkaa sjimarón 229. Wakoera 374. Wall purslane 163. Waltheria americana 36, 283. Wdndoe 225. Wareeroe 267. Wareeroe kroes 268. Watakeeli 337. Watakeeri 337. Watapaana 214. Watapaana sjimarón 206. Watergrass 145. Waterthistle 208. Waxplant 324. Wedelia buphthalmoides . . . 396. Wedelia Jacquini 48, 396. White beans 227. White cap 388. White ceder 363. White chank 337. White coralita 327. White frangepane 320. White honeysuckle 382. White hoop 185. White lavendel 339. White lily 149. White polly 178. White root 266. White snow 190. White snowdrop 149. White snow plant 180. White ivithe 148. Wild banana 153, 184. Wild cane. ........ 120, 161. Wild cherry 375. Wild dover 219. Wild coffee 234. Wild date 250. REGISTER. 450 Bladzijden. Wild dividivi 206. Wilde amandel 304. Wilde salie 245. Wild guave 290, 375. Wild indigo 216. Wild komkommer 384. Wild maho 270. Wild mammie 287. Wild manggel 183. Wild marrow 245. Wild massamby 196. Wild misple 198. Wild papaw 167. Wüdpeas 210, 221. Wild pepper 357. Wild pine 144. Wild potato vine 332. Wild salad 403. Wild senna 212. Wild tantan 208. Wild tea 361. Wild tobacco 388, 392. Wild trommelstok 210. Winterana Canella 288. Witte manggel 304. Wittmackia lingulata 12, 143. Wolf f ia punctata 8, 141. Woman's tongue 205. Wondertree 212. Wormbush 174. X. Bladzijden. Xanthium echinatum 37, 394. Xanthium oriëntale 394. Xylosma buxifolium 16, 289. Y. Yams 152. Yellow balsem 245. Yellow bell 319. Yellow blossom 364. Yellow plum 258. Yelloiv prickle 231. Yellow sage 396. Yellow saunder 231. Yucca amaara 251. z Zandkokerboom 253. Zea mays 26, 114. Zebrina pendula 57, 146. Zeedreifi 173. Zephyranthes carinata 33, 149. Zingiberaceae 79, 153. Zinnia elegans 40, 395. Zizyphus Jujuba 16, 265. Zizyphus spina cristi 16, 265. Zornia diphylla 20, 219. Zygophyllaceae 84, 229. Zijkatoen 323. / New York Botanical Garden LIbrary QK 238 .B6 1913 c.2 qen BoWIngh. Isaac/Flora voor de Nederlands ' 5185 00101 4099 JSMtp A^V 1* ^M ,j >M~\. v< H II 4& ■ •" "1* T '4 k"ï 'M 'M ; m$^ '<• .. f' kJ . 4? • i fvv ft* ^rtaK ; * *r „ ar ^'* ^- r *W 'T* > §k AP v .ft