re

= A A

PURCHASED BY THE

MARY STUART BOOK FUND

ESTABLISHED 1893

THE CooPErR UNION LIBRARY

| | | | |

= eenn

tp, ri nn

B Is 4 " _ d < ©, en Î pe je ad e Ì » ' Ed « Î . \ _ bi . E 4 n | em Î ' * hi 6 U | « | { Pred Î \ ' | | y \ _ / . ‚8 k k hd Í \ | 7 À - -úl . 4 id =, f d Ed on r ae Te nd „a Dn and » Ee \ we En …_ - acher: a Dian OS d e dd Ae es ve ‚… as À ME hen, x ad EE „| _@ h an md 3 Le „A nT Tab EE Ee a am EE

|

nn

e « = : En fs Nr Ar el Gm mei ae == re ne te dn one ng ge ez tee bte en Zr meike Woonis * Eh hi „. ERST ú TEN sar ant rn e

des

its . rte Ee Er

ee

B es CHRYVING Chap der Neder -Indifche Com ie

Aen

met Previlggie.

) Ii | |

(bs

tu hadt

zel!) We rfprpen

Wijk LN

TS En = ns = En De ent <7: SE Ee en Ss Es 5 Reed ms S ks SS en SE En

pe

U Oma ae

VIDI Vl Mn Is

Ma, Al Ln Ì |

A NN

T'AMSTERDAM. | van Meurs, Plaatfarder en Boek verkooper, op de Kerfers graft ende Stadt Meurs. A. 1665.

mm nn mm nnn ee

Ji .

en reen =- A Er L_. ET Rhin an Oi nr hind ned Ee, Ee Kaj CUTIE at nd derne riding Ad it rn a de ge ne ne er Camee et kan Tiet; ven" it Le = v _ . a , pen ne Ee ne pn ng = wrc en Te 6 md pere” n ij pr je 7 dent _… en = en

ip =d - ma

a

KT:

GEZANTSCHAP

Der Neêrlandtfche Ooft-In- difche Compagnie,

AAN DEN Gak Os TE N

TARTARISCHEN CHAM,

Den tegenwoordigen,

KELEER van GHINA:

WAAR IN

De gedenkwaerdighfte Gefchiedeniffen , die onder het reizen

door de Sineefche Landtfchappen, Quantung, Kiangfi , Nanking, Xantung en Peking, en aan het Keizerlijke Hof te Peking , federt den jare 1655. tot 1657. zijn voorgevallen, op het bondigfte verhandelt worden.

BENEFFENS

Een Naukeurige Befchryving der Sineefche Steden, „Dorpen, Regee- ring ,Wetenfchappen, Hantwerken , Zeden, Godsdienften , Gebouwen, Drachten N Schepen, Bergen ,Gewaflen, Dieren, &rc. en Oorlogen tegen de Tarters.

Vergiert met over de ro, Afbeeltfels , na ’t leven in Sina getekent: En befchreven

DD OO OO R TOA NEN TE Wid

Toen eerfte Hofmecfter des Gezant{chaps, tegenwoordig Opperhooft in COYLAN.,

tA MS TE RD A M

By JAcoB van Meurs, Boekverkooper en Plaat{nijder , | op de Keyzers -graft, fchuyn over de Wefter- mart, inde Stadt Meurs. Anno 166 5.

eG % pe KP,

ied

páS%

LPE Mm _ 706 ve] [665 CHMILS

wgn

Me " . ke ae - -

En rien Ed

Meir ke Bal ki EE

er

Em nm

En NS S in e td | NN = 7 Pe 8 | kx == | : | E SN ED RS EE Sin Soes EZ | Wi NS , | MA EN ij | 5 N N k S= „5 B, == _= N=

S | re

S rr

NN È jn TEE SS

U | \ \ ES Ee En SN = =S | | f pr fy IN | I ie | 1 Ze IN == | | | | Ne ze f Í = 4 5 on | s | hk \ | | ES Hi (Nn = HIN; Î AN \ 7 | | | ANN N nas / Í [ 5 HN | Ï EMMEN | l

Ì

re

steg Bf

‚d en pee A algemeen bersaak weet

ee np: on te Aen tg me def Armee

en

Ì . md de Ap Ne Fam bei je

=

En Arndt Oi di

en

OPDRACHT Aan de Wel. Edele, Grootachtbare, Geflrenge ,Voorzienige „en Welmijze Heeren ,

De HEEREN HENDRIK DIR KSZ. akte BE wr Be: Lo,

Raad, en Regeerend Burgermeefter; der ftadt Amfterdam, en Bewinthebber der Ooft- Indifche Compagnie.

E_N CORNELIS WITSEN Der beide Rechten Doctor, Raad, en

Oudt Burgermeefter der ftadt Amfterdam , en Be- winthebber der Weft -Indifche Compagnie, ru Gecommitteerde ter Vergadering van de Hoogh

Moogende Heeren , de Staten Generaal der vrye Vereenighde Nederlanden:

Wel Edele, Crrootachtbare ‚GQ eftrenge NV /4 oorzienige en Wel-wijze HEEREN,

mame,

5 Nen fe bt is niet zonder reden,dat

EEN

j: veele uitftekende vernuften, en ver- &: maarde en hoog-geleerde Perzoonen tt met een zonderlinge vuurige begeer- ) te zijn ingenomen , om den âart en ““P eigenfchap van een lant te mogen

zien en opfpeuren, ’t welck tot noch toe in haar voor: naamfte ftukken en deelen voor de werelt in een dik- ke, en diepe duifternis fchijnt gefteken te hebben ; "3 en

en waar in noit eenigh vreemdeling , op hoope van daar weer uit te keeren, uit kracht van zekere inge- voerde wet, zijnen voet zetten dorfte. Want het fchijnt den aart der fterffelijke menfchen eigen te zyn, dat hunne gedachten door een zekeren drift tot het zien, onderzoeken en opfpeuren van dusdanige din- gen geduurigh gedreven worden , die of ten aanzien van haare verre gelegentheit groote zwarigheit en moeite veroorzaakten 5 of die de natuur uit nijt, zo te zeggen, voor weetgierige volken in den eenen of an- deren verre gelegen oort des Aartbodems alsopge- flooten houdt, en den onderzoekers d'ervaernis en het zien en bezichtigen daar af geweigert heeft. Te-- geh deze hinderpalen en zware beletzels hebben evenwel zedert eenige weinigh eeuwen d Europifche volken in fpijt der oude Grieken en wereltdwingende Romeinen,met grooten arbeit geworftelt,en gezocht dien hoek en nijt der natuure bovente raken. De volken ín Europe houden zich niet langer , int op- {pcuren en onderzoeken van natuurlijke dingen, bin- nen hunne oude grens-palen beflooten ; maar fprin- gen na het Ooften , Weften , Zuyden en Noorden, zeer verre daar buiten. Het geen ’t vruchtbare Europa voortbrengt en verfchaft, dat leidt nu by na als verfchooven , en fchijnt veelen tot een walgingh en af keer te ftrekken. Deze fonderlinge begeerte en _ luft nade fchatten der uitheemfche geweften , heeft ook zoo veelin zommigen kunnen uitwerken, en zoodanig eenen yver ontfteken, om hunne lants- luiden daer aan deelachtigh te maken , dat zich dezelve niet ontzien hebben , aan d'uitterfte einde des werelts te trekken , en aldaar, hoewel niet zon- der gevaar van lijf en leven, d'aart en eigenfchap dezer landen en alle haare vreemdigheden t'ondek- ken en op te fpeuren.

Onder ze

*

OER DR AG HT Onder meenighten van andere geweften, die buyten Europe zyn gelegen en verhaalwaardige vreemdigheden in haaren fchoot beflooten houden, heeft zelf Sina, vermaatfte, gezegentfte , vrugt- baarfte en uitterfte gedeelte van geheel Afie, endelijk mec haare Poorten voor den Europer moeten ont- fluyten , en alle haare gedenkwaardigfte geheimenif fen (waar na zoo veele ceuwen d' Europifche volken vruchteloos geftaan hebben) ten toon ftellen en ont- dekken ; hoewel by beurten en met een ongelijke uit- deilingh, zoo wel van waarachtige als onwaarachtige dingen,waar door veele naukeurige onderzoekers tot op dezen dag van verfcheyde zaken des Sineefchen Ryks verfteken zyn gebleven , en noit de keetn van alle hare vreemdigheden recht hebben fmaken kun- nen. Want dewijl eenige die voor dezen wan dit uit. terfte geweft van Afie iets hadden op het papier ge- bracht, veel meer de waarheit met ydele beuzelingen, en buitenfpoorige verzierfelen verdonkertt en verdui- ftert hebben , zoo fchijnt dit d'eenigfte oorzaak te zijn, waardoor vele, die door eigen ondervinding niet verlicht waren, en zich op het verhalen van an- dere verlieten, achter de grondige keunis, van 't geen

‘rijk Sina in haar befluit, niet en zijn gekomen. Dewyl nu verfcheide geleerde mannen verftaan. hadden, dat myn Broeder inden jare 1655. en 1657, het Sineefche Gezantfchap (uit laft vande Neerlant- íche Ooft-Indifche Compagnie door den E. Heer Generaal Johan Maatzuyker van Batavie aan den Grooten Tartarifchen Cham of Keyzer van Sina af. gezonden)mee hadt helpen bekleden, en een bondig werk van alles, t geen op de reyfe was voorgevallen, op fijn vertrek van fijnen tweeden tocht na Ooft-In- diën, my in handen, om deze dierbare Schatten niet aan de woefte Zee en holle golven te betrouwen,had [ Ke gc:

OPDRACHT.

gelaten, dat eenige weinigen maar ten deele cn tet loop hadden gezien ; zoo hebben deze mannen dik- wils,en zo te zeggen, zonder ophouden my aangeport om dat werk onder de Druk-pers te brengen, welk eenftigh verzoek op my zoo veel vermoght, dat ik endelijk befloot , ’t zelve op het {poedighfte te doen vervaardigen. | (Ae |

Mijn broeder , die, zonder roem gefproken , den grooten Oceaan tot vyfmaal heeft overgefcheept , en in den tijt van meer als vyf-en-twintig jaren verfchei- de plaatfen in Europe , Afie, Afrika en Amerika, te water en te lande bezocht heeft , alwaar hem vele ver- haal - en gedenkwaardige zaken zijn” voorgevallen , heeft niet alleen , behalven het befchryven van het verrichten des Gezantfchaps, alle vreemdigheden en verhaalwaardigedingen , die hem op de reis zijn voorgekomen, met een byzonderen vlijt aangemerkt en hier befchreven, maar ook de Steden, Pagoden of Afgoden Kerken, Dorpen, Dieren, Gewaffen , Drachten der inwoonders» Schepen, &cc. in meer dan rso.Schetfen, (die van niemant tot noch toe, dan van mynen broeder uit Sina, gebracht zyn, en waar af d Af beeltfels in dit werk vertoont worden) zelf al- daar na het leven , als meê een Kaart vande gant{che reis door Sina, afgeteekent en met haere bygaande befchryvingh op het bondighfte en naukeurighfte» verklaart , neffens het geen de geloofwaardigh- fte Schryvers daar af op het pampier gebracht heb- ben. |

Indien ik my niet door een zonderlinge drift van genegentheidt vondt aangeport en als gedreven , om aan haere Hoog-edele Heeren dit Boek op te dragen, en het zelve met haar Edele Doorluchtige namente doen blinken , de nootzaakelijkheit evenwel zou my daar toe aangemaant> en als gedwongen hebben. Want het is billijk , dateen befchry ving van een uit-

heemfch

PR DIA AC AW.

heemích geweft onder de namen van die geenen uitgaat, die met het bekleden der voornaamfte» ampten in d'Ooft - en Weft-Indifche Compagnie,den _ handelop deze en andere vreemde geweften tot be- fcherming ftrekken. Haare Hoog Ed: zijn niet alleen door haare hooge verdienften en kloek beleit , op den troon der hoogwichtighfte beftieringen in deze ver- eenighde Neêrlanden verheven, maar haare Ed: zijn ook deelachtigh aan het opperfte gebiedt en de heerfchappyen over de landen, die na den op - en ondergang der zonne gelegen zijn. Daar en boven heeft mijn Broeder de beginzelen van zijn reizen bui. ten ‘s lants ten dienfte van d'Ed. Heeren Bewint-heb- beren der Weft-Indifche Compagnie, in verfcheide aanzienelijke bedieningen’, in Brazyl (alwaar ook mijn Oom Alexander Picardt c. c. d. &. in het bloei- jenfte zijner jaren in ‘thoogfte van zijneer, en in t heetfte van den Oorlog zijn leven voor het Vader- lant gelaten heeft ) aangevangen, enisdaar na, ten dienfte vand'Ed. Heeren der Ooft- Indifche Com- pagnie, na Sina, Japon, Perfien, &c. getrokken, bekledende noch tegenwoordigh ’t ampt van Opper-

hooft van Koylan. | Ik heb my dan dus verre verftout , en eerbiedelijk de vrymoedigheyt genomen , om aan Haar Hoogh Ed. in deze weinig bladen een verhaal des Gezant- _fchaps aan den Grooten Tartarifchen Cham, en de Befchryvingh van een Rijk (niet twyffelende of zulx zal U E. aangenaam zijn) opte dragen, dat eertijts was en ook noch is het uitfteekenfte en heer- lijkfte Rijk, niet alleen van geheel Afie, maar by na van alle Koningkrijken en Vorftendommen, die op den gantfchen Aardtbodem gelegen zijn. Een Rijk dat noch zoo heerlijk bloeit, (hoewel het by wylen van Opperhooft verandert is, en vele Oor- ® s logs

OPDRACHT.

logs rampen uitgeftaan heeft ) en zedert vele eeuwen altydts gebloeidt heeft , daar in tegendeel de mach- tighfte Monarchyen zoodanigh verandert en uitge- roeit zijn, datze ook het minfte van haaren voorigen glans en heerlijkheit niet behouden hebben ; zoodat Pieter Schryver, in zijne voorreden , op den Lot zang van Daniël Heinzius, wel te recht aldus gefpro- ken heeft :

Den Arent wierdt gefcheurt, nu ishet Roomfche rijk By die geftaltenis niet anders dan een lijk.

Het trotfe Griekenlant , waar is het heen gevaaren?

En Ceecrops hoogh gebouw ? waar zijn -Amphions fnaaren? Waar is de groote fladt, Minerva toegewijt? Niet dan Medufaas hooft niet dan tot onze fpijt

Den Uil gebleven is, voorts is het al verdweenen;

Beeotenis gewelt, verdroogt de Hypocrenen.

Athenen leidt in das, de Turk die wroet in't flof. Daar Conftantinus eer gehouden heeft zijn hof.

Wel is waar, dat ik aan haar Ed. op-offere eens anders arbeidt, en dierbare Peerlen en Juweelen, die U E. hier in een kleen bundel van bladen ziet opgeflooten, en gehaalt uit de verre gelegenfte plaat- fen des Aartbodems kome aanbieden; om my daar door in haare Edele goede gunft en genegentheidt Cindien my die eere gebeuren magh) te wikkelen. Maar plicheshalven vindt ik my , dewyl ik de broe- der des Auteurs ben , benootzaakt , mijn oogen te {laan op het geen hy my ter trouwe te bewaaren had- de gegeven ; hoewel dat alreeds buyten zijn oogh en goede voorzorge zoo verre was gekomen, dat het nootwendigh.eens anders raadt en hulpe van nooden heeft, tegen het berifpen der geenen, dic alles zonder aanfchouw verachten , zonder zelfs oit het minfte werk van eenigh belangh aan den dagh ge- braght te hebben ; gelijk Karel Vermander in zijn»

uitleg.

OM D IRL ANC ET:

uitlegging over Ovidius Nafo zeer wel aldus gefpro- ken heeft : Berijpers , bart génekt, ghy moft ook overleggen; Dat al te grooten bergh, leidt tuffchen doen en zeggen; Eer ghy een vry gemoet vertzaagt met fnappen koen. Veel hebben monts genoegh om iemants werk te laken; «Maar niet wel handts genoegh wat beters zelfs te maken: Het zeggen is maar wint , ik houde veel van doen.

Ditis't,dat ik aan u Hoogh Ed. te zeggen hadde; biddende voorts met een innerlijke en hertgrondige genegentheit den Almogenden Schepper, dat hy haar Hoogh Ed. gelieve te verleenen een langduurigh le- ven , op dat, neffens andere Voorftanders en Opper- hoofden dezer Landen , door hare macht en klock beleidt, ons Vaderlandt bezitte een heilzame Rege- ting» ons handel in voorfpoet en vrede magh gedre- ven, en Ons volk eer en ontzag toegedragen wordenö en dat alzoo de geweften , na den op- en önder- gang der Zonne, die onder de Heerfchappy van dezen Staat buigen en Godes zegen, zoo in geefte- lijke als wereltlijke zaken rijkelijk genieten, BE zegenen mogen.

Dat wenfcht uit gront zijner herten;

Wel- Edele, Groot - Achtbare , Geftrenge Heeren,

U Ed: Allerootmoedighfte en ons derdanighfte Dienaar,

HENDRIK NIEUHOF.

PIR INA DAEWG HE: TNE Staten van Hollandt en Weft-

Vrieslandt, DOEN TE WETEN : Alfoo Ons vertoöntis by Jacob van

Menrs, Plaetfnyder ende wnd vj woonende tot Amfterdam, dat hy op

zijne groote koften, ende grooten arbeydt hadde doen drucken , feecker Boeck , geïntitu- leert , Ambaffade , ofte Gefantfthap van Pieter de Goyer ende Jacob de Keyfer, door laft van de Nederlantfche Ooft-Indifche Compagnie, aen den grooten Tartarifchen Cham, nu Keyfer van China, afgevaerdight , ende weder gekeert in de Jaeren 1655. 1656. en 1657. Befchreven ende geteeckent door Jean Nieuhof , gewefen Hofmeefter van de voorfz, Am. bafladeurs , ende nu Opperhooft in Coylan,; vergiert met meer als hondert kopere Pla- ten ; Ende alfoo hy vreelde dat yemant her felve Boek foude mogen nadrucken , tot fijne groote fchade , foo addreffeerde hy fich aen Ons, oodtmoedelijck verfoeckende, dat EN Ons geliefde hem Suppliant te vergunnen , Privilegie voor den tijdt van vijftien Jaeren , binnen welcke niemant in defe Onfe Provintie-her voorfz. Boek nadrucke , ofte elders gedruckt, verkopen foude mogen , in ’t geheel ofte ten deele, op foodanige peene als her Ons gelieven foude , daer tegens te ftatueren. SOO IST: Dat Wy de faecke ende * verfoeck voorf{z, overgemerckt hebbende, ende genegen wefende ter bede van den Sup- pliant , uyt Onfe rcchte wetenfchap , fouverayne macht ende autoriteyt , den felven ge- gunt geautorifeert ende geoêtroyeert hebben , gunnen , antorifeeren ende oétroyeren mits defen , dat hy , geduerende den tijdr vän vijftien eerft-komende Jaren , het voorgeroerde Boek binnen Onfen Lande van Hollandt ende Weft-vrieflandt „alleen fal mogen drucken ; doen drucken , uyrgeven ende verkoopen : verbiedende allen ende eenen yegelijken het felve Boek in ’t geheel ofte deel , in ’t kleyn ofte groot , naer te drucken , ofte elders naer gedruckt in den voorfz. Onfen Lande te brengen te verhandelen ofte te verkoopen , op “verbeurte van de naegedruckte, ingebrachte , verhandelde ofte verkochte Exerhpelaren , ende een boete daer en boven van drie hondert guldens, te appliceren éen derde part van dien voor den Officier die de calange doen fal, het tweede derde part voor den Armen, van de plaetfe daer de faeke fal voorvallen, ende het overige-derde part voor den Suppliant, Ende ten eynde den Suppliant, defe Onfe gunfte , autorifatie ende Oâroye moge genie. ten, als naer behooren. Laften Wy allen ei eenen yegelijcken, die defen aengaen fal mo- gen hen hier naer te reguleren , {ouder den Suppliant, daer innete doen eenige: belet ofte moeyenifle ter cóntrarie, Gegeven in den Hage, onder Onfen grooten Zegele hier aen doen hangen, den x1x, May, in ’t Jaer Ons Heeren, ende Salighmaecker , duyfent {es hon. dert vier-en-feftigh, |

IOAN ve WITT, vr. 1664.

Onder ftont,

| | \ | | | |

Ter Ordonnantie van de Staten.

Het felvige Werck is getranflateert in °t Frans en Latijn , en gedrukt met Privilegie voor twintigh Jaeren, van zijn Koningklijke Majefteyt van Vranckrijk. |

Nanw-

TANYN TARTARIAË PARS.

REGNUM NIUCH

EN 9 Jar; AE feng

pe

Edd Sen Ë p ' Ì , «ed 4 MN ki / a tn ' = 7 DL Ea

en, Deens mennen

Pen,

an, Te added end hts hel

&

„eten

zee. mese …ves

& ad Deen

NS inerss Ledaorum Societatis Ì Oriental. PR rati, per F

= 6

Tabul ; Geographica

mu = it man Î

ad || gid OT en Ko

kliek

paatenris

Mat aaddtadantendaan na venaeonsnannwaensandnnneenvansaaaadaasddnvindndasaaanddanaddddnbandanandoandonnenwasmnannnont

EE PT En Si Nd

Dus Dietmen NIEUMOFF, Die De GtDienft, wetten, Zeeden, En Staat van CHINA toont Door Zijn gefeehde Schacht | Len Loffelek bedri verdient on ter 1d Zelden j

Pin Staatkundt rik van roemen ry95 moef, groot van bracht | Twee f Bla voor KOVYLAN, Lin waardt om hem fe feeren. Wie wis en Dajper Pi) aft Dubbeld” eenn |

„Jan Vos.

3

Ì | t j

mnd. DE

|

Den Lako- # nêérs as ver boden buiten ’s Landes ze %

reizen,

Nauwkenrige Befchrijving

V A N

1GEZANDSCHAP der Ooft-Indifche Maatfchappvy,

A A _N

D E N

Grooten Tartarifchen Cham, of Sineefchen Keizer,

na Peking in Sina;

Gedaan door de Eed, HEEREN

PrierTER DE GOYER, E N

_JAKOB DE KrvyzeER,

Door laft van den Eed. Heere , den Heer Generaal

JOHAN MAATZUIKER,

En de E. Eed, en Groot- Achtbare Raden van Indien:

Vertrokken van Batavie, den veertienden van Hooimaand,des Jaars 1655 3 En daar weder op gekeert , den een-en-dertig{ten van Lentemaant , 1657.

E T reizen buiten ij 's Lands, en ‘t bezoe- C Js ken van vreemde Ge- 2 wetten,was den Lako-

A Wp ners, om geene uit- msi heemfche zeden aan te nemen , en zich niet tot het plegen van een ongeregelt leven hier door tec begeven, uit kracht van een zekere ingevoerde Wet, ten hoogften ver- boden. Men dreef ook by hen alle vreemdelingen , op dat d'Ingezetenen aan der zelve zeden en manieren niet zouden deelachtig worden , ter Stadt uits en welk Burger zijne Kinderen na ’s Lands wetten niet opbracht, en hen daar in niet onderwees , dien be- roofdenze van het recht des Burger- fchaps. Zo genegen waren deze Vol- ken tot hun eigen Vaderland, en had-

den van ‘treizen, ùit huri Vadefland, zo eenen fchrik , datze tegen zekeren Jongeling , alleen om dat hy den weg wifte, waar hene men na Pylea kon feizen , met bittere fcheld- woörden zeer hevig uitvoeren: Maar deze wet en vreemde gewoonte hebben d'oude Griekeri en Romeinen, die zich voor= ftaan lieten , dat het reizen buiten 's Lands, en wetenfchappen uit vreem- de Geweften te halen , hen tot roem van eenen onfterffclijken naam by de Nakomelingen zou ftrekken , met

recht verworpen. Wantbyd'aal-oude eronge ge: Schrijvers, door wien de daaden van negenzbrie

’t Griekfche en Romeinfche volk op

’t papier zijn gebracht , vind men aan- ine gezoeken

gerekent, dat zich van aller geheu- genis her, hooge en laege ftarits Per- zooren, tot het bezoeken ván buiten=

A land-

[che Gesmeften.

DJ

n

en Se

EE (ij bh As NE

Sab. Lib. 1.

an 6.

«

= GEZANDTSCHAP aan den Grooten

landfche Geweften, en ’t onderzoeken van zeden en mapieren der uitheem- fche volken zonderling genegen ge- toont, en geenen arbeid, nochte ge- vaar van lijf en leven daar voor te wagen, ontzien hebben.

Als Keizer Trajaan, ma den Partie

fchen Oorlog , met het navorflchen van de natuur en eigenfchap der Zee,

zeer, bezig was , en door ftorm en

onweêr, op Zee, heen en weder ge- flingert wiert, zag hy, by geval, eenige Schepen na Indiën varen, ‘t welk in hem, tot het reizen, en ’t onderzoeken van de nature der uitheemfche volken, zo een vierige begeerte ontftak, dat hy

luits keels, met deze woorden, uitborft,.

'K wenfchte dat ik noch een Jongeling Was , en mijne “voorige krachten en flerkte had ; gewiffelijk ik trok, noch tot aan d uitzerfle Grenzen Yvan In. diën.

Een zeer groote begeerte had deze Keizer, om grondige kennis van de natuur der Indianen te hebben, en op wat wijze deze volken gekleed gaan en leven, te mogen weten. Enhy zou tc dien einde, buiten twijffel, ook daat heene getrokken hebben , indien hem zulks, door het muiten der veroverde volken, niet belet was geworden.

Na dat Koning Mitridates , met wien de Romeinen lang in 't Oorlog waren, op den Stoel des Rijks was geraakt, en voor-nam het zelve niet alleen wel te beftieren , maar ook, met het inlijven van andere Rijken, te vere meerderen , veroverde hy ('t welk noit eenig Vorft voor zijnen tijd had gedaan ) de naburige Schyters , een volk dat met geen wapenen te dwinr gen was, Eindelijk , na 't veroveren van deze volken, trok hy, in onbekent gewaat, door de Landfchappen Pon- tus, Kappadocic, en geheel Afie, om den aart en de gelegentheit van Lan- den, Steden, en Volken, t'onderzoes ken.

Tacitus, de doorluchtigfte der Hi- ftori - fchrijvers onder de Romeinen, verhaalt, dat Keizer Germanicus met cen zonderlinge begeerte tot reizen ingenomen was , «en, om aaloude en vermaarde plaatzen te bezoeken, door Griekenland , Tracie , de Kuft van

Afic, en cindelijk geheel Armenie ging door'-reizen. Oek hield zich deze Vorft niet vernoegt met her Geweft van Afie bezocht te hebben , maar hy begaf zich ook na Egypte , onder fchijn van’s Rijks Zaken gade rêflaans daar hy in der daat alleen maar, hit in- zicht van eenige ’s Lands outheden op te mogen varffchen, was heene getrokken. /

Tot het reizen, en ruitheemiehie Ges weften aan te doen, had de Filofoof Demokrites meê zo cen vierige gene- genthcit , dat hy ‚nat overlijden van zijnen Vader Damafippus, alle de vafte goederen aan zijne twee Gebroeders weg fchonk , om alleen hier voor eenige ger ede. penningen, tot reis-gelt, te mogen krijgen. Dees reisde eerft, om kennis vari alle wetenfchappen te bekomen, na de Egyptifche Pricfters, daar na trok hy tot de Chaldeën , en hier van daan raakte hy in Indiën by de Gymnofophiften, of naakte Filo- fofen.

Plato, eindelijk , (om niet te rep- pen van ontelbare andere Grieken en Romeinen , die zich in dien arbeid ook niet weinig hebben afgeflooft ) de. wijfte, volgens d'uicfpraak van't Orakel te Delphis , en leerling van Sokrates, liet zich aan ’t onderzoeken van verre-gelege Geweften, en aan ‘tnavorflchen van de natuur en den aart van uitheemfche volken, zo veel gelegen leggen, dat hy zijn Vaderland. hierom verliet, en geheel na Egypten- lanttrok. Geen minder trek en gene- gentheit heeft men, zedert ruim twee Eeuwen herwaarts, in d’ Europifche volken, niet alleen in ‘t bezoeken van buiten-land{che Geweften , maar ook in't ontdekken van vreemde en onbe- kende Landen, befpeurt.

Amerika of Weft-Indiën, de nieuw= gevonden Landen onder den Noord- en na den Zuid-Pool gelegen, en meer andere ontelbare Landftreken en Ei- landen , daar d'Ouden miffchien noit af hebben hooren reppen, verftrekken klare bewijs-teekenen hoe verre deze volken d'oude Grieken en Romeinen, in dat ftluk, te boven zijn gegaan.

Terwijl ik deze loffelijke daden, en dit ftout beftaan van deze vermaarde

Man-

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina,

Mannen, die hier door eeuwig op de vleugelen der Fame zullen zweven, vaft geftadig overpeinsde, vond ik my nier min aangeprikkelt, en gemoedigt, om, waren het geen heele Landfchap- pen, ten minften iets , dat den aart en cigenfchap van eenige verre-gelegen Volken, Landen en Steden mochte betreffen tot tichting en nut der Nakomelingen aan den” dag te bren- gen. Hier toe befloeg wonder wel, dat (na dat ik my een geruimen tijd in Weft-Indiën had opgehouden , en van daar in mijn Vaderland , en van hier na Ooft-Indiën was vertrokken ) ik my juift te dien tijde op het Eiland Batavie bevond, als by d'E. E. Heer Jonan Maarzuriker, ende Wel- edele en Groot-achtbare Ra pen van INpreN beflooten wiert, d'Ed. Heeren Pierer De Gorer, en Jacon pr Kerzer, als Hooft-

Gezanten, met een aanzienlijk gevolg,

en brieven van gelooffenis , te zenden na Peking in Sima, aan den Grooten Tartarifchen Cham, of Sineefchen Keizer, om aan dezen Monarch (door dien onlangs het Rijk van Heer ver- wiffelt, en onder gehoorzaamheit van dezen Grooten Cham geraakt was ) het dryven van den onderlingen Koop- handel, op deze Geweften, te verzoe- ken.

Laft dan ontfingende, om dit Ge- zantfchap mede te helpen bekleeden, kreeg ik hier door ook gewenfchte gelegentheit,tot het opfpeuren en ont- dekken van den aart, natuur en eigen- fehap van deze Volken en dit Rijk, dat by alle Land-befchrijvers voor het gezegenfte Geweft des Aerdbodems is gehouden, en daar in eertijts noit eenig Vreemdeling eenen voet dorfte zetten, op hope van daar weder uit te keeren, En hier in, zonder roem gefproken, heb ik my ook zodanig gequeeten, dat ik niets on-aangemerkt heb laten voor- bygaan, ze in ‘tonderzoeken vande zeden en manieren dezer Volken, en den aart van ’t Land, als ook , en dat voornamelijk, in't aftekenen van Lant- fchappen, Steden, Dorpen, Dieren, Kruiden; en meer andere vreemdighe- den; ‘t welk tot noch toe, mijns we- tens, niemant dus gedaan heeft.

|

3 >

Maar om den Nakomelingen vande vrucht van dezen mijnen arbeid, dien ik, in het onderzoeken van ’s Lands eigenfchappen, heb aangewend, niet te verfteken, vind ik my ten hoogften genootzaakt, al het gene ons, in't ver= richten van dit Gezantfchap , op de heen- en weêrom- reis is voorgeval- len, op 't kortfte en bondigfte, der g ge- heugenis over te leveren, en door den Druk gemeen te maken. Doch eer ik

‚dit gae verhalen, acht ik niet onge-

voeglijk te zijn, met weinig woorden, de verdeeling van de ganfche vlakte des Aerdbodems ; als ook de naam- rede van ’t woort Sina, des zelfs gele- gentheit en grootte te verklaren , en eindelijk de tien Landtfchappen van de vijftien ( daar in geheel S7na ver= deelt wort ) en der zelve Steden, die ik niet door-reisde , tot opening en meerder klaarheit van onze Reis-be- fchrijving, voor af te handelen, en ten toon te ftellen.

De gantfche klomp des Aerdbo- verdeelinge des ganfcher

dems Crnde de Zeeën, Poelen, en Re- vieren daar onder gerekent ) wort van de huidendaagfche Land-befchryvers in twee deelen gedeelt; te weten, in

een ouden en nieuwen Werelt. d'Oude

Werelt begrijpt onder zich Europe, Afie, en Afrika. En deze laatfte ver« deeling des ouden Werelts willen ec- nigen dat haren oorfprong zoude ge- nomen hebben van het getal der drie Zonen van Noach , als Sem, Cham, en Japhet : want den eerfte, zeggenze, viel , na den Zuntvloet , Afie, den tweede Afrika, en den derde Europe ten deel. Het nieuwe gedeelte, dat, na den tweeden Ontdekker, eenen zekeren Florentyner ,‚ Amerikus Vefputius, Amerika, en, dewijl het op eenen zel- ven tijd met Ooft-Indië gevonden is, Weft-Indië genoemt wort, verfcheelt, in grootte, weinigh van Europe, Alfie; en Afrika. Deze nieuwe Werelt, of. Amerika, wiert allereerft ontdekt in den Jare veertien -hondert twee-e n- tnegentig, door Kriftophorus Kolum- bus, geboortig van Geneve, en dar uit Jaft van Ferdinand, Koning, van Kafti- lie en Arrägon, en deffelfs Huisvrouw. ‚Maar vijf jaren daat na voer de gemel- A 2 de

en nr ee Tm _

en …n

TRE

Grenzen

4 GEZANDTSCHAP aan den Grooten

de Amerikus Vefputius, de Florenty- ner, hooger op ; zulks ook na dezen laaften, (een eere, die met recht den eerfte toequam, en noit eenig Koning te beurtis gevallen ) dit ganfche vafte Land, zo wel het Noorder- als het Zuider-gedeelte , Amerika gelieeten wiert.

Onder de nieuwe Werelt kan ook, ten opzicht van d'Ontdekking , ge-

voeglijk gerekent worden het vafte,

Zuid-land, of Magellanika, zo gehee- ten na den eerften Ontdekker Ferdi- nand Magellanus, die in den Jare veer- tien - hondert en twintig , op zijne Schipvaart om den ganfchen Aerdbo- dem , het zelve aller-eerft ontdekte. Vijf-en-veertig jaren daar na wiert dit zelve Land aangedaan van Franzois Draak, een Engelsman, en twaalf jaren na dezen laaften,van Tomas Kandifch, mede geboortig van Engeland ; en in den Jare zeftien-hondert, van eenen Hollander, Olivier van Noord. Maar voor eenige weinigh Jaren, heeft een zekere Spanjert, Ferdinand de Quier, het zelve veel verder, dan d'eerfte Vin- ders zich oit dorften onderwinden, ontdekt.

Afie, om niet te reppen van alle

van Afie, en d'andere deelen des Aerdbodems , als

deffelfs "ver= deeling.

verre buiten ons voorgeftelt beftek en oogmerk, wort ten Noorden met de

Tartarifche Zee, ten Ooften met de ,

Groote Indiaanfche Zee, Eous gehee- ten, ten Zuiden met 't Rode Meir, ten Weften met den Arabifchen Golf, en de ftreke lands tuffchen dezen Golf en de Middellandfche Zee gelegen, be- floten. Op haar langfte, te rekenen van de Hellefpont tot aan Malakka, d'uitterfte Koopftadt in Indiën, is Afie dertien- hondert Duitfche mijlen, en inde breette, te rekenen van den Mont des Arabifchen Golfs, tot aan de Kaap Tabin , twaalf-hondert en twintigh Duitfche mijlen groot.

Geheel Afie, dat d'Ouden in Groot en Kleen Afie verdeelden , wort ten huidigen dage in vijf deelen, als in Per- fie, ’t Turkifche Rijk, Indiën, (daar onder d'omleggende Eilanden begre- pen zijn,) Tartarye en Sina, verdeelt. Dit Afie is het gedeelte des Aertrijks dat van Godt voor alle andere verkoo-

renis; hier in is d'eerfte Menfch ge- fchapen, gevallen, en weder herboo- ren. Deez’ leefde in ’t eerft onfterffe- lijk , maar daar na maakte hem de Val aan de fterffelijkheit onderwaerigh. Eindelijk hier van ontflagen zijnde, in het beloofde Zaat Jefus Chriftus, wiert hem d'onfterffelijke Zaligheit, waar aan een ieder , door het waare Geloof, ook deelachtig is, befchooren. Ge- lukzalig Land, dat onzen Verloffer voortgebracht , en dien aan ons ver- toont heeft, In dit land begoften de menfchen het allereerfte te fterven en televen. Hier heeft het gebruik ende verwerring der verfcheide Talen , ha- ren oorfprongh genomen. Dus veel en verre zy in ’t kort van Afie gefpro- ken; alleen te dien einde, om te we- ten in welk gedeelte des Aerdbodems, 'tRijk Szna, dat ons nu te verhande- len ftaat, gelegen is.

Wart aangaat den Naam vandit Sia _penaming ofuitterfte gedeelte van Afie,dieis hier van SIN 4.

zo duifter van Oorfprong , verander- lijk en verfcheiden tuffchen de oude en hedendaagze Schrijvers, en tuffchen 's Lands Ingezetenen en Vreemdelin- gen, dat iemant miffchien, die des zelfs oorfprong wil ontdekken, en alle de namen , daar meê dit Siza by de In- gezetenen en uitheemfchen, in voori- gen tijde is , en noch ten huidigen da- ge wort genoemt , optellen, tijdt en

moeite zal vergeefs gefpilt hebben. Dat deze volken de genen zijn, die Prolomeus Sigen noemt, geeft de ge- legentheit des Lands, als ook de naam Sina , daar dit Land ten huidigen da- ge meê bekent is, duidelijk genoeg te kennen. Want dat op Spaanfch (47- na , dat wordt op Italiaanfch Cina, op Hooghduitfch. Zyehina, en op Neêrduitfch en Latijn Siza gefchre- ven ; alwaar in het uitfpreken , tuf- {chen het woort China en Sina, tuf- fchen ons en de Spanjerts weinigh on- derfcheits te hooren is. Maar uit on- kundigheit der Spaanfche fpelling, en uitfpraak die in de Ch is , heeft de fpelling van de Griekfche letter x, onder die volken de overhand geno- men; invoegen de bekenfte naam en fpelling ten huidigen dage onder de Europers China is, als of men Grna, en

Tartarifchen Cham, of Keizer van Siùa. 8

en niet Sina , behoorde te zeggen. De Tarters noemen dit Rijk Catay, en zomtijds ook Mangin ; maar deze lefte naam Mangin beteekent veel meer d'inwoonders zelf, dan het Lant- fchap ; want Mangin is op hunne taal zo veel gezegt, als wilde en ongema- nierde menfchen ; met welk woort de Larters dikwils de Sizezen befpotten. Van eenen zekeren Venetiaan, Markus Pauwelfz, die allereerft ten deele den Europers dit Rijk ontdekt heeft , en in den Jare veertien-hondert en zes , als de Tarter ganfch Siza af-liep , mede in dit Rijk door-boorde, wort dit Szn4 ook Catay geheeten ; maar de be- ruchtfte én voornaamfte naam, daar dit Rijk ten huidigen dage meê ge- noemt wort, is China, welken naam de Portugezen , die , na lang va- ren daar allereerft aan quamen, en noch tegenwoordigh in ’t landfchap Kanton koophandel drijven , aller- eerft den Europers hebben bekent ge«

maakt.

Frigautius.

Maar in deze verfcheidentheit der namen, heeft men zich nergens meer over te verwonderen, als dat den $S7- nezen alle deze namen onbekent zijn, en zy daar af noit gehoort hebben, ver- mits men by hen geene kentekenen van deze benamingen vind, noch veel min- der weet uit wat oorzaak de zelve zo dikwils verandert zijn ; daar nochtans

‚de Sinegen zelfs hun Rijk vele andere

namen gegevenhebben, en welligt in't toekomend noch geven zullen. Want het is by hen, van aller geheuchenis her, een gebruik geweeft, dar, zo dik- wils het recht der heerfchappye , vol- gens ‘s werelts beloop , van den eenen Stam op eenen ander overgaat , de gene ook, die de Heerfchappye aan- vaert, het Rijk meteen nieuw en zeer fchoonen naam, na zijn welgevallen, befchenkt. Onder anderen leeft men, dat eertijts dit uitterfte geweft van Alfie of Sina, Than, Yu, Tha, Sciam, Cheu, als ook Han , genaamt is ge- weeft. Than beteekent breedt zonder maat, Yu, ruft, Tha, groot , Sciam, gieraat (heu, volmaakt, Han, den Melk-weg aan den Hemel.

Eenen geruimen tijd te vooren, eer de Tarters, in dezen leften inval in

mmm md

en Siam noemen dit Rijk Czn; d'Eilan-

Sina, het Rijk bemachtighderi „en den Sineefchen Keizer af-handigh maakten (te weten als de Heer- fchappye des Rijks aan 't geflacht van Cru ftont ) wiert Sina by de Simegen met den naam van Max, 't welk op Neêrduitfch doorluchtigh of klaarhert betekent , genoemt. Daar na voegh- denze by her woort Miz, de letter- greep Ta, en noemden het toen Z4- min of zo andere fchrijven, Taz’- ming dat zo veel gezegt is , als het Rijk van groote hlaarhert. Voor drie hondert jaren wiert dit zelve Rijk ook Te'i-jnen , en ten huidigen dage van de Tarters , die dit Rijk tegen= woordigh onder den Grooten Cham bezitten, Ta'zc'zng geheten.

Schoon dit Rijk van $7a gemeen- lijk dus van Heer en Naam teffens vere andert, zo is’et evenwel by de Siezen zelfs, van aller geheugenis her, ge- durig met twee andere byzondere na- men , als (bungehoa en Chunggue, ge- noemt geweeft ; waar van de eerfte zo veel gezegtis als Middelrijk , en d'an- der zo veel als Middeltuin, De reden, waarom de Stsezen hun Rijk deze nae men gaven,is deze; dewijlze eertijts voor vaft geloofden , dat de Hemel rond , 't Aerdrijk vierkant, en in des zelfs middel- punt hun Rijk gelegen was. Weshalven,alsze in’tbegin de Eu- ropifche Landkaartenzagen, namenze het zeer qualik op , dat men hun Rijk niet in ’t midden des Aerdbodems, maar in het uitterfte van 't Ooften ver- toonden. Hierom, als zeker Jefuyr , Mattys Riccius , in S7a alle de ‘landen des ganfchen Aerdbodems in een Kaart met Sineefche namen had afge- beeld, fchikte hy die zodanig in orde, dat het Rijk van Sz in ‘t midden quam te leggen ; maar de meefte Sz negen bekennen zelfs nu hunne grove dwaling , en lacchen die niet weinig uit. En hoewel de Stzegen zelfs hun Rijk dus met verfcheide namen by wijlen genoemt hebben, (na dat de Stam , die over hen heerfchte quam te veranderen , ) zo geven evenwel de Grens-buuren daar weinigh achting op,nochtezy volgende Sinegen daâr niet in ; want die van Aouchenchina

A 3 ders

Naam-rede

S_

m

in

- nt nen nnen in nt « di

nr

Dl Dn Te el mna

_

|

6 GEZANDTSCHAP dan den Grooten

ders van Japon, Than,de Tarters, Han, en de Turken, Saraceners en andere Wefterfche volken, Katar.

Waar uit nu het woott Siza of China haar oorfprong gekregen heeft, daar in komen de Schrijvers -niet met elkandre overeen.

Zommigen drijven , dat deze naam

ej Boord oorfpronkelyk is van de Stonen, de-

wijl Sena op Sionifch een voortreffe- lyk en uitftekend Landfchap betekent. Andere, in tegendeel, willen dat het geheele Ryk zijnen naam van d'’ In- woonders der ftadt (hincheu genomen heeft; dewijl deze luiden het aller- meefte met hunne Schepen op alle plaatfen van geheel Afie gedurigh va- ren; en de Portugezen en Indianen met het weg-werpen van eenige lettc- ren uit het woort (hischeu den naam China lichtclyk hebben kunnen fme- den.

Maar verre zijn de genen op den dool-weg, en het fpoor byfter, die drijven dat het woort Sina herkom- ftigh zy van zeker woort Crnchy dat by de Sinezen doorgaans zeer in't gebruik is, De valfcheit van deze oorfprong blijkt hier klaarlyk uit, dewijl de Si- nezen, die met d' Indianen of Portu- gezen op die plaatfen handelen , en met hunne Schepen Indiën aandoen, gewoon zyn , eerbiedigheits-halve , elkandre niet met den naam van C'znch, maar 874, in hun moeders tale te ee- ren en te groeten; zulks de geleerde en zedighfteluiden , alleen, C'izch en niet Sza feggen.

In dit verfchil der Schrijvers, fchijnt wel het waarfchijnlyktte te zyn, tgeen de Jefuit Martinus Martini, ( een man van uitftekende geleertheit en overvlie- ger in de kennis der Sineefche Outhe- den ) daar van in zyn zefte boek der Sincefche Hiftorien , der geheugenis met deze woorden heeft overgele- vert.

Ik zal (zeit hy ) dir niet onaange- voert laten voor-by gaan, dat my zeer waarfchtjnlijk dunkt te zijn, dat niet alleen by d' Indianen, maar ook by d'uit- beemfche volken, de naam Sina vanden flam Cina, (die in het twee-hondert en zes-en-veertighfte Jaar, voor Chri- ftus geboorte, over Sina heerfchte )

baren oorfprong genomen heeft; în oe. gen men giet Sina, maar veel meer het Rijk der Sinen of Cinen behoord te zeggen. Want ten tijde dezer Konin- gen, die wit dezen fam woort-gekomen waren, Wiert eerft de naam der Siners by d'uitheemfche volken en voorname- bk by d' Indianen, rachtbaar en bekent. By d'Indianen raakte daar nade naam Cina in't gebruik , die daar in van de Portugezen , nat veroveren van In- diën, gevolgt wierden. Want deze fram Cina regeerde over het grootfte gedeelte der Siners , die ma ’t"weften woonden, en voerde met d'uitheemfche wolken ge- duurig oorlog. Als daar nade ftoel des Rrjks aldaar geplant wiert , gaf menbhet den naam van het Cinifche Rijk. Deze fam Cina tot dez top wan alle voorfpoet verheven zijnde, deed daar ma den uit- heemfchen zeer vele oorlogen aan ; in- voegen het geen wonderis, dat by deze uitheemfthe volken de naam van Cina in't gebruik raakte, en de overhant nam. En fchoon de Sinezen dit uitterfte gedeeltervan Afte of Sina met verfcheide mamen noemen , na dat de heerfchende Huizen komen te veranderen, goo heb- ben evenwel d' uitheemfche den eerften naam , dienze hoorden , behouden. En dit is mijn gevoelen , nopende d'oor- JProng van den naam van Sina. En Jchoon, volgens dit gevoelen, de voorfte letter van het woort niet met een S, maar met een C behoorde gefchreven te wor- den , goo heb ik evenwel, om de lich- tigheit van den uitfpraak , de letter S daar voor doorgaans gebruikt.

Geheel Siza wiert in voorigen tijde sina wor in van den Sineefchen Keizer Xunus in zofrien land- twaalf landfchappen verdeelt. Daarnafiig?” ve

bracht Keizer Yya , die na de doot van Keizer Xwsps de heerfchappye aanvaerde, ontrent twee-en-twintigh hondert en zeftigh jaren voor Chriftus geboorte , geheel Siza tot het getal van negen landfchappen , die alleen te dien tijde de noordlijke deelen van Siza begrepen, entotharen uitterften grens- paal de Revier Afang hadden. Maar na dat de zuiderlijke deelen allengs overwonnen, en d'Inwoonders in hun- ne woeft en ongebondentheyt wat ge- temt waren, is endelijk het ganfche Sineefche Rijkin vyftien landfchappen

ver-

Tartarifchen Cham of Keizer van Sina. d

verdeelt. Onder deze vyftien wort mede gerekent het landfchap L'eâo- tung , datten Weften van Peking ge- legen is, daar de groote Muur haar begin neemt ; als ook het hangend Eiland Korea, die beide aan den Si- neefchen Keizer fchattingen betalen. Noch zyn'er verfcheide naburige Ei- landen die fchatting aan dit Rijk be- talen, waar onder ’t Eiland Hainan, dat in zee ten Zuyden tegen over het landfchap Quanzfi leidt , het voor- naamtfte is, Onder d'Eilanden , die fchatbaar aan dit Rijk zyn, wort ook getelt het Eiland Formof4, dat van de Sinezen Lienkten genoemt wort, en tegen over het landfchap. Fokien gele- gen is, als ook het Eiland (heuxan, dat tegen over het landfchap (Chekrang leidt, en een vry vermaart en neering- rijk Eiland is. Doch hier van zullenwe daar na breder fpreken.

Zes van de vyftien Landtfchappen leggen aan zee, als Peking, Xantunr, Ktangnan of N. anking, Chekiang, Fo- kien en Quanetung. Hier van daan, na 't Noorden, leggen de middellandfche Landfchappen, als Quang fi, Kianefs, Huguang , Honan, en Xanfi, en na 't Weften d'overige vier, Xenfs, Su- ch'uen, Queichen, en Tunnan.

Ten laaften is dit S7u4, dat vijftien landfchappen onder zich begrijpt, ook in Zuid- en Noord- Sima verdeelt. Zuid-Sina noemen de Tarters het-Ryk van Mangin, en Noord - Sina het Ryk van Katay. In het eerfte leggen negen landfchappen, en in ’t laafte zes of acht, indien men het landtfchap L'edotung en het hangend Eilandt Korea daar onder wil tellen.

Deze zes noordelijke en negen zui- delijke landfchappen, worden door de groote Revier Aang, die de Sinezen niet ongerijmt den Zone der Zee noe- men, ( dewylalle Revieren uit de zee haar oorfprong nemen ) van elkander gefcheiden.

Uit het bovenverhaalde blykt klaar- lyk de dwaling en groven misflag der genen, die voorby Siza noch een an- der Rijk, datze Katay noemen, als ook verfcheide Steden , als Quinfay , Kambalu , en meer andere verzieren , daar in der daat voor-by die groote

Muur, zich geen andere: volken ont= houden dan Tarters , die geen vatte woonplaatzen hebben , maar op wa- gens door het ganfche land om her zwerven, en van d'eene plaats op d’an- der trekken 5; gelyk zulks breder in ‘twederleggen dezer dwaling by ver» fcheide geleerde Schrijvers, als Tri- gautius , Martinus Martini, in zynen Sineefchen Atlas, te lezen is. Onder andere hebben ook de Jefuiten bevon- , den , dat buiten het Rijk Siza geen Rijk van Katay te vinden is, zulks dezelve Volken die wy Sinezen heten, van de Perfianen Katazers genoemt worden. Met bondige bewijs-redenen wort de zelflte dwaling ook van den zeer geleerden Heer Jakobus Gool, een man van zonderlinge kennis in alle we- tenfchappen , en Oofterfche talen, en tegenwoordigh Profeffor der Ara- bifche Tale in de hooge School tot Leyden; in zyn byvoegzel , achter den Sineefchen Atlas , zeer geleerdelyk wederleid.

Het Ryk Sina word ook van d'ome Ss IN 4 is leggende landen zodanig omringt, en vierkant.

ten Ooften en Zuiden met de Zeën be- kabbelt, dat 'et byna in een vierkante omtrek te leggen komt. Alleen fteken twee zee-bergen zeer verre zeewaarts uit, die op Sineefch Tung genoemt worden. d'Eene leidt by de ftadt Nir- gpo daar af men in veertigh uuren op tEiland Japon kan komen; d'andere uitftekende zee-berg, is in 't land{chap Kantung , by de ftadt Tezgchen gele- gen.

Sina, in het uitterfte gedeelte van scheides- Afie gelegen, word ten Ooften, Zui- gs van Sh

den en Weften, van de groote Indiaan- fche Zee befpoelt , die by de Sinezen Tung dat Oofterlijk betekent, gehee- tenis. Ten Noorden wort’et door de beruchte en wijdvermaarde Muur, die van de Sinezen tegen het invallen der Tarters gefticht is, van 'e oud Tarta- ryen, de Koningryken Niuche, Nialf- han, en een gedeelte van Taniju afge- fcheiden. Wat hooger op na 't Noor- den heeft'et tot grens-plaatzen het zelfite Rijk Taniju , en zekere woefte wildernis Samo, die de Noord-zyde van dit Sima van de Rijken Samahan en Kascar afzondert. Aan nde

Ë ans

8

landen, na ’t Zuiden gelegen , gren- zende Rijken van Priefter Johan, Geo, (die van de Sinezen inet een gemenen naam Sifam genoemt worden.) alsook Tibet, Laos en Mien. Voorts komt Sina aan dezen kant aan Bengale „en cen ge- deelte van Tartarye, en de Damafifche Bergen, waar door het van Tartarye Í en Indië afgefcheiden wort, te gren- | zen, ave Het uitterfte van Sina (in de breette te, genomen ) begint in’t Zuiden op ’t Ei- landt Hainan, dat op de hoogte van achtien graden leidt, Noorder breette; j vadmivand, Van daar ftrekt het zich na’t Noorden | f totop twee-en-veertigh graden, invoe- A gen Siza in de breette de grootte van . twee-en-twintigh raden, datis , drie \ hondert en dertigh Duytíche mijlen, Ì

ee mn

nd

dee ee A

Ee a SE med.

heeft. Hare lengte begint in her land- fchap Zunnan,van de hondert en twaalf- fte graat, en eindight in 't Ooften aan de Zee-berg van de ftadt Mzngpo, by de Portugezen Nampo geheten, op de hondert-en twee-en-dertighfte graat, zulks dit geweft vier hondert en vyftigh mijlen, of twee-en-dertigh graden, ie- der graat gerekent op vyftien mijlen,

in de lengte groot is. Niet weinigh verheerlijken dit Sz- Parks ver za, ten opzicht van de rontom om- Vetingen om-leggende Rijken, hare natuurlijke en ringt. met de hant-geftichte Veftingen „, waar door dit ganfche Rijk zoo wel tegen alle buiten- gewelt fchijnt befchut te zijn, dat ’ct hier in alle geweften des Aerdtrijks verre komt te overtreffen. rrigautius, Want gene toegangen vindmen tot dit Rijk , of de zelve zijn alle zoo wel be- waart en gefloten dat'et een Werelt op zich zelf, en van d'andere Rijken fchijnt afgezondert te zijn. Zoo wel ten Zuiden, als ten Ooften , daar het met de Zee bekabbelt wort, leggen zo vele Eilanden, Banken, Platen en blin- de Klippen, dat ‘et zeer gevaarlyk is om meteenige groote oorlogs-fchepen van dien kant S:z4 aan tedoen. Ten Wetten, wat na ’t Zuiden, verftrek- ken de Boffchen en hooge Damafifche Bergen, diedoor een onophoudelyke ry van Bergen aan elkandre gehecht zijn, en Siza van het naaft aangren- zende Afie, en de naburige kleene Rij- ken affcheiden, tot veiligheit en bc-

SIN A

GEZANDT SCHAP aan den Grooten

fcherming van dit Rijk , mede geen verfimadelyke grens- Veftingen. Na ‘tNoord-Weften wort ‘et door de zan- dige en drooge vlakte Samo, (daar op alle uitheemfche Krijgs-Heiren , dic hier langs in 814 zouden willen door- boren, door gebrek van leeftocht noot- zakelyk moeten verfinachten,) tegens alle invallen ook genoechzaam be- fchermt. Endelyk heeft dit Rijk na ‘t Noorden de groote Muur , die de Stam Craa , twee - hondert en vijftien jaar voor Chriftus geboorte, tegen het invallen der Tarters , van hem in ver- fcheide neêrlagen overwonnen liet ftiichten. Doch in welk geftalte deze Muur zich bevind, en hoe verre zich de zelve uitftrekt , zullenwe hier na bre- der in het befchrijven van't landfchap Peking verhalen.

Dewyl de Heerfchappye, over de Geral der vyftien landfchappen van dit Siza, aan buen, een eenigh Opperhooft, den Grooten Tartarifchen Cham, tegenwoordigh ftaat, zal ik het getal van alle de groote en kleene Steden , dicin de zelveland- 4uthor ad- fchappen leggen , ten toon ftellen, "rené. Voor eerft telt men in dit ganfche Ryk hondert en vyf-en-veertig Hooft- fteden , die in grootte en vermaartheit uitmunten. Onder hert gebiedt van de- ze,ftaan dertien-hondert een-en-dertig kleene Steden, waar onder hondert en acht-en-veertigh genoegh in grootte en volkrykheit tegen verfcheide hooft- fteden op mogen. Behalven deze, heeft men twee-en-dertig groote Steden, dic wel onder het gebiedt van andere Ste- den geenzins ftàan , maar evenwel de waerdigheit en den naam van Hooft- ftadt niet voeren mogen, (choon datze over drie-en-tfeftigh kleene Steden ge- bieden, en dezelve wetten voorfchrij= ven. Buiten d'ordeningleggen'er noch drie Steden, daar in de Velt-Overften hunne woonplaatzen hebben. De Krijgs-Veftingen, die door het gan- fche Rijk verfpreit leggen, zoo wel binnen als buiten de grore Muur, en in de Muur zelf, belopen ten getale van hondert en negen-en-vyftigh. Boven al deze hooft- en klene Steden, als ook de Krijgsveftingen, zyn'er noch zeventien krijgs-hooft-Steden en zes-en-zeftigh klene krijgs-Steden , die hier in alleen van

Tartarifchen (Cham,

van d'andere Steden verfchillen,om dat de krijgs-luiden in de krijgs-Steden on- der de Burgers woonen.

Indien men alleen op de grootte en ruimte der Steden willetten , zo is by wijlen het onderfcheit tuifchen de hooft- en klene Steden niet zeer groot; want dat beftaat gemeenlijk veel meer in de waerdigheit en achtbaarheit der Overheden, en verfcheide ftads-vryhe- den en Wetten; dan inde menigte der Inwoonders , en overvloet van Rijk- dommen. De Karfpels, Vlekken en Dorpen, fchoon datze dikwils in groot- te en volkrijkheit tegen de gemene Ste- den , die op Sineefch Chia genoemt worden , op kunnen ,‚ mogen evenwel den naam van ftadt niet voeren, de- wijlze met gene Muren omringt zijn , en niet van hare eigene, maar van d’ Overheden der naaft- omleggende plaatfen wetten ontfangen en beftiert

De Sineefche worden. Wyders {taat aan te merken , : drf bid dat alle de Steden, die in geheel 5724 nerlei wijze leggen, byna vaneen zelve fatfoen en gflicht. __maakzel zijn, en elkandre alleen in

grootte en neering-rijkheit van koop- handel overtreffen ; want de meefte leggen in een vierkanten omtrek beflo- ten; hebben brede en hooge Muren, die langs heen met vierkante Torens (een zeekre breette vanelkandre) ver- fterkt, en met wijde Grachten, en daar en boven noch met aarde Wallen om- ringt zijn. leder ftadt is ook met een dubbelde Poort en twee dubbelde deu- ten voorzien ; waar van d'eerfte zoo- danig tegen de tweede over is gelegen, dat men in de laafte niet zien kan, fchoon men in d'eerfte ftaat. Tufchen deze twee ftadts-poorten komt ook ge- meenlijk een breedt en ruim plein te leggen, daar op de krijgs-knechten in de wapen-oeffening afgerecht en ge- leert worden. Boven op de Poorten ftaan mede veeltijts hooge en konftigh gebouwde Toorens, die op Sineefch Muen Leu genoemt worden, en wa- pen- plaatzen en wacht- huizen der krijgs-knechten verftrekken.

Ook vertoonen zich hier in ’t ge- meen buiten de Poorten zeer groote en brede Voor-fteden , daar in dikwils zoo vele menfehen woonen , als in de Steden zelfs. Buiten de Wallen van ic-

der hooft-ftad en dekleenefteden, ziet |

of Keizer van Sina. 9

men ook op een vermakelyke plaats , en die, veel begaan wort, ten minfte eenen Tooren, ter gedenkenis van den genen aldaar gefticht , die by den vol- ke voor een voorfpook van geluk en ongeluk gehouden wiert,

Gelyk nu deze vyftien Landíchap- pen doorgaans in menighte van trefte- lyke, welbebouwde „= en neering-rijke Steden, byna al andere geweften des Aerdrijks verre fchijnen t'overtreffen, zo muntenze ook niet min uit in volk- rijkheit. Want niet alleen vindmen in de Steden, Vlekken, en aan de Revie- ren, maar ook buiten op 't land en aan de gemene wegen, gedurigh zoo een groote menigte van menfchen by heele zwermen , om zoo te fpreken, by elk- andre, dat’er van verre heele heiren fchijnen aan tekomentrekken, en nau- liks hierte lande in Europe op de drok- fte Jaar-Markten meer verfchijnen. Die de Sineefche Reeken-boeken wil op- flaan , daar in het getal der menfchen van ieder landtfchap in ’t byzonder (zonder die uit Koninklijken bloede gefproten zijns-d'Overheden, Gelub- den, Krijgs-luiden, Priëfters , vrouwen en kinderen daar onder te reekenen) zeer net ftaat aangetekent, zal bevin= den, dart die ten getale van-acht-en-vyf- tigh milioenen, negen hondert en veer- tigh duizent, twee hondert en vier-en- tachtig Perzonen belopen. _Niemant heeft zich ook hier over te verwondee ren , op wat wijze zulks kan uitgevon= den worden: want ieder. Huis-vader is, op pene van zware ftraffe, gehouden een bortje aan de grootfte deur van zijn huis te hangen, daar op hy 't geral zije ner huis-genoten, hunner ftaat , en wat des meer zy, aan te teekenen heeft, En om alle bedroch voor te komen, is over alle tien huizen een zeker Per= zoon geftelt , dienze Tstang noemen, dat zoo veel op Neêrduitfch gezegt is, als Tieman. Zijnampt beftaat in ‘t op- fchrijven van ’t getal der Perzonen , op het borrje aangetekent; en indien’er in de bekentmaking van dit getal ge- mift is , zulks den Stadthouders der plaatfen aan te dienen,

Dus verre van Sinaas benaming, | verdeeling , grootte, en wat des meer

en ZY,

Menirhte er menf chen

ro Zy gefproken hebbende, zal ik in

_‘tkort hier by-voegen , wart de vyftien

Auther ade

enirandos,

Schattin- »

gen der Lande fthappen.

Landfchappen jaarliks aan fchattingen en tollen aan den Sineefchen Keizer met elkandre hebben op te brengen, als ook hoe vele Hooft, groote, kleene en krijgs-Steden in ieder landfchap van de tien , die ik in deze reize niet aan- deed , gelegen zijn, en endelyk wat ieder landfchap aan fchattingen jaarliks aan den Keizer heeft op te brengen.

Niemant bezit in dit ganfche Rijk

eenen voer breedt lants , zonder fchar- ting aan den Koning te betalen; invoe- gen zich niemant behoeft te verwonde- ren, dat'er boven de gemene onkoften, die aan de kleene Koningen , Lant- voogden en Krijgs-luiden gedaan wor- den, noch meer dan zeftigh milioenen kroonen jaarliks in ’s konings Schat- kift gebracht worden, zulks de ganfche zom aan de kant van hondert en vyftig milioenen kroonen bedraagt ; doch van alle deze penningen mach de Ko- ning niets na zijn welgevallen aanleg- gen, maar alles wort in de gemene Schat-kift gebracht. Verzoekt de Ko- ning onderftant , by getchrife van d'Overften der Schat-kift, zo wort hem evenwel zulks noit afgeflagen. Pe Landfchappen brengen jaarliks aan fchattingenop ; 32207447 zakken Rijs, waar van hondertmenfchen aan eene zak een ganfchen dag genoeg heb- ben; 409949 pondenongewerkte Zij- de, 712436. rollen Hennippe Lake- nen; 630770. balen Katoen, 191730. rolien gemaakte Zyde. Maarde ftadt Hucheu koopt deze fchatting jaarliks af, met vyf=-hondert- duizent kroo- nen. |

„Nach brengen de Landtfchappen jaarliks op 1794261.gewichten Zouts, ieder gewicht gerekent op hondert en vieren-twinrigh ponden, bedragende inalles187688364 ponden; 32418627 bundels Hooi of ftroo , tot voer voor ‘skonings Paerden , zonder d'andere

tollen daat onder te willen rekenen.

„P'overige tien Landtfchappen van Siná „die ik op onze réis niet aandeed, en welker groote en kleene Steden, en wat ieder jaarliks-aan den Keizer op te brengen heeft; ik hier vervolgens zal ten toon ftellen, zijn deze, als Xaz/s,

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

het tweede landfchap van de vyftien, Xenfs het derde , Honan het vyfde, Suchen hetzelte, Huguang het zeven- de, Chektang het tiende, Fokten het elfde, Qwangfs het dertiende, Qaeicheu het veertiende , en Zunnax het vijf- tiende.

| Het tweede Landfchap

XK ALEN SE

D It landfchap leidt ten Weften van

Peking , is wel kleender en min Volk-rijk, maar evenwel vruchtbaar- der en ouder dan Peking, dewyl (zoo men geloof aan de Sineefche Hiftorien wil geven ) de Sinezen aldaar hunne eerfte wieg en geboorte-plaats vinden, en zich hier aller-eerft met der woon hebben neèrgezet. |

Ten Noorden heeft dit landfchap Kanft , (dat zoo vecl op Neêrduitfch gezeidt is, als naar de Weft-zijde der Bergen, namelijk zo geheten ten op- zicht van de plaats daar in het gelegen is, want door de Bergen Heng wort’et van’tlandfchap Pekzag afgefcheiden ) tot fcheits-palen de groote Muur, die zich van't Ooften tot het Weften door ‘tgehelelandfchap ftrekt. Achter deze Muur komt het koningrijk Tazyu , en de zandige Woeflyne samo te leggen. De Weft-zyde van dit landfchap leidt met de Geele Revier, dievan’t Noor- den nat Zuiden loopt, befloten; en wort door de zelve van ’t landfchap Xenfs afgefcheïiden.

Dit landfchap brengt de zoetfte en fchoonfte Druyven van geheel Afie voort, hoewel de Sinezen daar uit geen wijn perflen, maar zy drogen die alleen, en worden dan zoo gedroogt door ge- heel Siza te koop gebracht. In dit Kanfi, ‘tgeen zeer wonderlyk en aan- merkenswaerdig is, zijn door’t gehee- le landfchap vuur-putten, even eens als hier te lande water-putten , die tot het koken der fpyze in dezer voegen gebruikt worden. Demont van de put- ten wort dicht toegefloten, en alleen maat een opening gelaten om de pot of ketel daar in te zetten, door welk middel de fpys zonder eenige moeite aan ‘tkoken raakt. Men graaft hier te

lande

Grens -palen van Xanft.

Getal der Steden.

Tartarifehen Cham of Keizer van Sira,”

lande ook fteen-kolen uit het gebergte, even eens gelyk in Engelant ente Luyk in Neêrlant; daar d’Inwoonders meê koken en vuuren. De ftoven of kachels zijn in dit geweft even eens als in Duits- landt, van gebakken fteen, inr vorm van kleene Bedtfteden gemaakt ; en fchynen veel eer Bedfteden dan kachels te zyn.

In dit Xan: leggen vyf Hooft-ftc- den, twee-en-tnegentigh klere Steden, en verfcheide Krijgs=veftingen. De vyf Hooft-fteden zyn, TAivven, Pincvane, TarrunNe, Luean, en FuvENCHEv.

L Tarrvven gebiedt over vyf-en- twintigh Steden, als;-Tuiyven Taiy- Vens lucu, Taco, Af, Sinken, Cin- gyven, Kraoching , Venxui, Xeuyang, Yu; Cinglo, Hokto, Pingting, Loping, Che ;-Tingfiang, Tai, Utai, Kiecht, Cofan, Fan, Hing, Paote,en Hiang.

DH. Prinerane gebiedt over vier-en-dertigh Steden , als Pingyang, Stanglins Hungtung , Feuxan , Chao- ching, Taiping , Yoiang , Teching , Kio- yaoy Frenfi, Pu, Pu, Lincin, Yungho;, Yxi, Wanciven, Hocin, Kiai, Ganye, Hia, Venhi, Pinglo, \uiching , Kiang, Grexan Krang, Yuenkio, Ho, Kie, Hiangning ‚Cie , Taning Xelen , Yangho. Onder deze zijn Pu, Krat, Ho, Kres en Cie, de voornaamfte.

III. Tarrure gebiedt over elf Steden, als Tatung , Hoaigin, Hoe- nyven, Ing, Kanin , So, Maye, Guei, Quangling , Quangehang, en Lingkien. Waar van Zag, So, en Guef de ver- maarfte zijn.

IV. Lue AN gebiedtover acht Ste-

den 5 als Lugar, Chancu ‚, Tunlieu,

Siangheng, Luching, Huguan Liching, en Pingxun.

V.Fverne neu gebiedt mede over acht Steden, namelyk Fuencheu, Hiaoy, Ping jao, Kiaibieu , Ninghiang, Ling xe, Tungning en Lin. |

Behalven deze groote Steden zyn’er noch drie Gemeenten of Karfpels in ditlandfchap , als Sin, Leao, en Ce. De Karfpels worden van de Sinezen Cheu genoemt, en zyn tot de waerdig- heit van Steden niet verheven hoe- welze ook over eenige andere Kar-

it het gebiedt van Sz ftaan twee andere Karfpels, als Sin, Sintver en Vuhrang; onder het gebiedt van Leao ftaan mede twee klene Karfpels Zuxe en Hoxuz. De derde Karfpel Ce; gebiedt over vyf anderen, als Ce, Caopiag, langching, Linchuen en Sinxut.

Tot bevryding der wegen en be- fcherming van de groote Muur , heeft- men indit landfchap tien fterke Veftin- gen, die rontom in Wallen befloten leggen. De namen, daarde zelve meê by de Sinezen- genoemt worden , zijn deze , Gueiyven , aen » Coquei, Maye , Vanglin, Vangbo , Caoxan, Tienching, Chinlu, Cingyven, Pinglu, Chungtun, Gentung en Tungxing.

Het Sineefche Reeken-boek telrin gras 404 dit landfchap vyf-hondert negen-en- volés.

tachtigh duizent negen hondert en ne- gen-en-vyftigh huisgezinnen ; en vyf hondert vier-en-tachtigh duizent en

vyftien mannen. Het gene dit landfchap Schatting)

aan den Keizer voor fchattingen op- brengt , beftaat in twee-en-twintigh hondert vier-en-tzeventigh duizent en twee-en-twintig zakken Rijs of Geerft; in vyftigh ponden fijn Lywaat; in vier duizent zeven hondert en tzeventigh allerlei opgemaakte zyde Lakens ; in vier hondert en twintigh duizent ge- wichten Zouts, en in vyf-en-dertigh hondert vier-en-veertigh duizent acht hondert en vyftigh bundelen Hooi of

ftroo ; zonder d'andere fchattingen en

tollen daar ondes te rekenen.

Het derde Landfchap

KE N SE

Nder de noordelykelandfchappen

is dit Kezfs, dat zeer groot is, al- lermeeft na’t Weften gelegen, opde hoogte van dertigh graden, en grenft aan de Koninkryken van Priefter Jan, Kaskar en Tibet, die alle meteen ge- meenen naam op Sineefch Sifan ge- -

noemt worden. Ten Wetten {trekken _sceirs-pas deffelfs grenzen zich al voor-by het kr

Tartarifche Rijk Tazijn, tuffchen het welk en dit landfchap de groote Tar- tarifche Muur en eenige Veftingen tot fcheitspalenleggen. Deze Muur ftrekt

fpels te gebieden hebben. Want onder | zich niet door dit gehele landfchap ,

B 2 maar

dd

En

en

en

Ne ed a en

nt

ee en

Ea De

_

dd er ee

a mannen a Ae Tern nl

geer droog ;

Semedo.

Levert Muskeljaat ,

Het lant is

13

maar alleen tot aan den oever van de Geele Revier. Het overige geweft van dit landfchap„over de Revier gelegen, wort met geen muur befchermt; dewyl de dorre en drooge Zand-velden , als ook de Geele Revier , daar inhet be- floten leidt , de fterkfte Veftingen voor her zelve verfirekken.

Ten Ooftenwort dit Kerft mede met de Geele Revier, die ’t landfchap door- klooft , en byma-drie zijden van het zelve bewatert, bepaalt. Ten Zuiden leggen tot grenzen cen onophoudelyke ry vanhogeen dikke Bergen, die dit landfchap van de landfchappen Honaa, Suchen en Huguang Scheiden.

Door gebrek van regen-water valt

dit landfchap zeer droog; het brengt niettemin zeer veel Tarruw ; Geerft en turks Koren, maar weinig: Rijs voort. De beeften eten-den ganfchen winter over Tarruw. Hetlant is zeer-ryk van beeften, voornamelyk van Schapen en Geiten , die zy driemaal in 't jaar fche- ren „eens in't voor-jaar eens in-den Zomer, en eens in den Herflt; maar d'eerfte is de befte,fchering. „Van deze

af-gefchooren wol worden. daar te:

lande zonderlinge aartige, lakens en kleederen gemaakt. In dit landtfchap valt ook zonderling Muskeljaat,'t welk in den navel van zeker beeft groeit, dat niet qualik na een hoornloos Hert ge- lykt, en wort deffelfs vleefch van de Sinezen even eens gelyk ander vleefch voor {pijze gebruikt. Als dit dier rit- figh wort, zoo zwelt zijn navel op, even - eens als een verheven-buil die vol bloet is. Deze gezwollen buil, die in fatfoen zeer wel met een navel over een komt, en uit een dunne hai- rige beurs beftaat , wort dan. met deze dierbare ftoffe uitgenomen. Wel ís waar, dat-niet de ganfche beurs, die totons gebracht wort, zuivre en op- rechte navels/zyn ; want de archliftige Sinezen weten, met het ledig-maken

. van de ganfche beurs;en de holte weêr

en Gout unit.

met vervalfchte Muskeljaat-en andere dingen te vullen, de zelve.te vervalt fchen. Men vind in dit landtfchap ook Gout, dat niet uitde Mynen gehaalt , (-want die wil de Keizer, fchoon dat’er ryke gout en zilver-Mynen zyn, niet laten openen, ) maar in de Re-

GEZANRT SCH A P-dan-dèn Grooten

vieren „en „aàn Oevers gevonden Wort. 4e gen

‚„In-dit landfchap leggen acht Hooft- fteden, hondert en'zeven klenefteden, behalven de krygs-Veftingen en Kaftc- len», waar vat de voornaamfte negen- tien zyn: |

D'acht Hooft-fteden zyn Sre An;

FuNGCtaNG, HaANcHunNe jo Pane GLEANG, CUNGOHANGy LINIJA o, Kane van as en Jen Gan.

1. Sreran gebiedt overzes ender- erat dey tighfteden , als Sigan ; Hiehyang, feden.

Hingping ,. Linchang, Kingijang, Caa- ting, Hw, Lantien, Livo , Kang, Chingan „Tung; Chaoye , Hoyang, Ghingching ‚Pexui, Hanching ‚Hoa, Hoayn , Gueinan , Puching ; Conan, Kantjang, Xangnan, Yao, Sanyven, Tungquon Fuping „Kien, Fungèiven, Vucung pi Jungxen > Fuen s-Xunhoa;, Kanxat , Chang'va.

U. Funeerane gebiedt over acht fteden, als Fungciang, Kixan;, Paok?, Fufung , Mui , Linieu, Lung, en Pizgijang. …—

II HanrcuuNe gebiedt over zeftien fteden, als Manchung,Paoching, Chingcu;, Yang; Sibtang, Fung, Mien, Ningkiang, Lioyang, Hinggan, Pingli, Keerven Sinijang , Hanijn Peho, en Cu:jang. :

IV. -Prsorrane gebiedt over tien fteden , als Pizgleang , Cungfin, Hoating , Chinyven Kuyven; Kine, Lingtai Choangleang , Lungte, en Crngnrag.

V. Cuneemare gebiedt over ze- ventien fteden, als Cungchang, Gan- ting 3 Hoeining Tunegnei, Ghang, N ngyven , Fokiang , Siho, Ching, Cin, Cingan, Cingxni, Li, Kiai, Ven, Hoet, Leangtang.

VI LErrayao gebiedt over vyf fteden , als Linijao, Gueiyven, Lan, Kin, Ho. rm,

VIL Kincrane gebiedt over vyffteden, als Kingijang, Hoxi , Hoan, Ning en Chinning.

VIIL Teneanr gebiedt over ne- gentien fteden”, als Jengan, Ganfar, Canciven, Ganting, Paogan, Ychuen, Jenchuen , Jenchang, Cingkien, Fen, Cochuen, Chungpu, Yhiun, Suite, Miche, Kra, Upao, Kinmo en Fuco.

Be-

Getal des volks.

Schatting.

Grens-fchei-

ding.

Tartarifchen Cham of Keizer van Sina.

Behalven deze groote en klene fte- den heefnmen noch, in-dit landtfchap verfcheide. wapen-plaatfen , die eens- deels buiten, en eensdeels binnen de groote Muur ; enhier en daar door het ganfche landfchap leggen. De voor- naamfte van deze Veftingen zijn deze negen , als. Socheu, Kacheu, Kancheu , lungchang , Leangchen, Choanglang, Sining ; Chiny, Culane. Deze vol- gende veertien zyn kleene, als Niz- ghia ‚Ninghiachune , Yaocheu ; Min- chen , Hocheu , Cinglu, Yulin, Chin- fan , Xetu , Hantung , Pinglu, Mingxa , Guei en Senggai. En zelf in de Muur leggen deze zes voornaamtte , als Semuen, Kinthang ,Hoama, Pecho, Taxum, Pukive.

Het Sineefche reeken-boek telt in dit landfchap acht hondert een en der- tigh duizent een en.vyftigh huisge- zinnen, en negen en dertigh hondert vier en dertigh duizent hondert en zes en tzeventigh weerbare mannen.

Het opbrengen der fchattingen aan den Keizer beftaat in negentien hon- dert negen en twintigh:duizent, en zeven en vyftigh zakken Geerft of Tarruw 53 in drie hondert tzeftig pon- den fijn Lynwaat; in negen duizent twee:hondert en achtien ponden be- reide Zyde van allerlei flag; in zeven- tien duizent hondert twee en tzeventig ponden Katoen; in hondert acht en twintigh duizent zeven hondert en tzeventigh ponden Katoen-doek. Daar en boven brengt ditlandfchap noch op, tot voer voor ‘s Konings Paerden, vyf- tien hondert en veertien duizent zeven hondert en negen en veertigh bundelen Hooi, zonder verfcheide andere fchat- tingen daar onder te rekenen.

Het vyfde Landtfchap

H O N A N.

H Etlandfchap Honaz leidt ten Oo-

ften en Zuid-ooften met Nanking, ten Noorden en Noord-ooften met Pe- king eneenige landen van Xantang, en ten Zuiden en Zuid-weften met Ha- guang beflotens.maar na't wetten gren(t het aan ’t landfchap suchen , en met het overige aan Xanf

r3

In ditvyfde landfchap vindmen acht Geral der groote Steden , hondert klene Steden, feder-

behalven de Veftingen en Kafteelen. D'acht grote Steden zijn;C A1ru no, Qurrrr; CuHanere,-Guerrmoers Ho Arxisa, Hoan, Na nij ang, en Juxrxe.

L. Carrures voert het gebied over vier en dertig fteden , als Cazfung, Chan- lieu, Ki, Tunghiu, Taikane, Gueixi, Greichuen , lenlin; Fuken, Chungmeu, Tangun, luenuu , Fungkieu , lencin, Lantang 3 Chin, Xangxui „Sthoa, Hiang- ching , Xinkieu, Heu, Ltnijus Siange ching,Ienching „Changio, Ju, Sinching, Mie, Ching , lungyang , Lungce, Hoin, Suxui , lfung.

IL Quvrrre gebiedt over negen Steden, als Queire, Ningling ; Loye, Hiaye, \ungching , aching , Cin, Hiao- ching, Keching. |

HI Onder Cu a no re ftaan zeven Steden , als Changte Tangin, Lin- chang, Lin, Cu, Vugam en Xe.

IV. Gvrimoerr gebied over zes Steden, als Gueihoei, Cochiug, Sinbiang, Hoekta, Kit en Hoei,

V. Hoarxine gebiedt over zes Steden , als Hoaiking , Ciynen, Stevug, Vache, Meng, Ven.

VI Horan gebied over veertien Steden; als Honan, lenfu , Cung, Meng- cin, Yyane, T engfung » Tangning, Singan, Mienchi, Cao, Xen, Linepáoy Keubiang Luxi.

VII Nanrjane gebiedt over dertien Steden , als Narnijang , Chin- Ping, Tang, Pieyang Tangpe, Nan- chao, Tengo, Nuihtang, Synije, (he- chuen, Yau, Vuxang en Ye.

VIIL -Jurine gebied over veer- tien Steden, als Zuunig, Xangear, Siping, Sincai , Stuping , Chrnijang Sinijang, Loxan, Ksoxan, Quango;, Quangxan, Cuxi, Sie, Xangching.

De grooteftadt Ju, die evenwel by. de Sinezen tot de waerdigheit van een Hooft-ftadt tot noch toe niet verheven is, gebiedt over vyf klene fteden , als Ju, Luxan, Kra, Paofune en Yyang.

Het jaarlikfe Sineefche reeken-boek cera des telt, dat in dit landfchap vyf hondert volks.

negen en tachtigh duizent twee hon-= dert zes en tnegentigh huisgezinnen,

en een en vyftigh hondert duizent zes B 3 dui-

| | | | |

Schatting.

Grens-fchei= ding.

Getal der freden.

14 GEZANDTSCHAP dán den Grooten

duizent twee hondert en tzeventigh weêrbare mannen zyn.

Het opbrengen der fchattingen be- {taat in vier en twintig‚hondert duizent veertien duizent vier hondert en zeven en tzeventig zakken Rijs of Tarruw ; in drie en twintig duizent vyf hondert en negen ponden fijn ongewerkt Lyn- waat; in negen duizent negen hondert en negen en vyftigh ponden Zyde van verfcheide zoorten ; in drie hondert een en veertig ponden Katoens, t welk echter daar te lande heel fchaarsis; en endelyk in twee en twintigh hondert acht en tachtigh duizent zeven hon- dert en vier en veertig bundelen Hooi, tot voer voor ’s Konings Paerden.

Het zefte Landtfchap

SUCHEN.

It landfchap Suchen „als of men de vier wateren op Neêrduitfch wildezeggen, is zeer groot en vrucht- baar. Na’t Ooften grenft dit landfchap aan Huguang, na 't Zuiden aan Que- cheu, na’t Noord-ooften en Noorden aan Xenff., na’t Noord-weften aan Prie- fter Jans-land, na't Weften aan 7: ibet, en ten Zuiden aan’tlandfchap Zwanaz. In dit gehele landfchap leggen acht Hooft-fteden hondert vier en twintig zo klene als groote fteden, vier Krijgs- ftedem, zonder de kleene plaarfen daar onder te rekenen. | De acht Hooft-fteden zyn, C urn e-

Tu, PAONINGg KUNKINGg

SiucHEu, CHUNKING, Quer cueu, LurecanN en Manu,

IL Cuiveru gebiedt over dertigh klene fteden, als Chiagtu , Koanglien, Venkiang, Sinfan, Sintu, Kintang, Ginxeu, Cingpings Pi, Cu, N wikiang, Quon , Peng Cungning, Gan, Kien, Ciyyang Cungking , Sincin, Han, Xefan, Miencho, Teyang, Mien; Chang- ming, Lokiang , Mien, Vi enchuen, Guei ; Pao.

IL Paonise gebiedt over tien fteden, als Paoning, Cangki, Nanpa, Quangyven, Pa, Chaohoa , Tungkiang, Kien, Cutung ‚, Nankiang:

III Xunxine heeft onder haar gebiedt tien fteden , als making, Sike;

Funz , Inngxan Slung Quanggan, Kin, Tacho, Gochi, Linxut.

IV. Simeuru gebiedt mede over tien fteden ,„ als Siucheu « Kingfu, Fuxun , Nankt, Hinguen , Changning, Junlien, Cung, Cao, Lungchang.

V.Cuurxine gebiedtover twin- tigh fteden, als Chunking , Kiangcin, Chaugxen , Taco, Jungehuen; Tankin, Tungchang , Kikiang N anchuen Kin- kiang,Ho, Tungleang, Tingyven; Piexan,

‚Chung , Fungtu, Tienkiang, Feu, Va

|

lung, Pengxut.

VL Qurreureu gebiedt over der- tien fteden „als Qweichen, Coxan, Ta- chanz, Taming, Tunyang, Van, Cai, Ta, Sinning, Leangxan, Kienxt, Taa- ghiang , Taping. | p

VII Lureea ngebiedt over drie fteden , als Lwagan Kiangyeit, Xect ven, en over verfcheide veftingen.

V 111. Ma uu isalleen op haar zelf en heeft geen ftadt onder zich.

De groote (teden. zyn zes, Tung- chuen, Muichen, Kiating, Kiung , Liu- chen, Yacheu; En fchoon deze zes gro- te {teden, ten opzicht van grootte en volkrykheit „den naam en waerdigheit van Hooft-ftad wel verdienen, zo bezit- tenze evenwel die waerdigheit niet, ten cinde dit landrfchap geen meer

Hooft-fteden en Landtr-voogden zou

hebben, als Peking en Nazking.

De cerfte groote ftadt Tungehuen, gebiedt over acht andere fteden, als Tunchuen, Xehsng enting , Chunkiang, Suining , Funghi, Ganyo, Locht.

De tweede grooteftadt Myicheu ge- biedt over vier fteden, als Mwichens Penxan, Tanleng Cingsvin.

De derde groote ftadt Kiating ge- biedt over zeven fteden, als Kíating, Gomui, Hungia, Laikiang, Krenguei, Jung, Gueijvwen.

De vierde groote ftadt Kiung gebied over drie fteden , als Kigng , Taye, Pukiang.

De vyfde groote ftadt Lincheu gebied over vier fteden, als Linchen, Naki, Hoktang, Kiangan.

De zefte groote ftadt Yacheu gebiedt mede over vier fteden , als Yachen, Mingxan, Tungking , Luxan.

De vier krijgs-hooft-fteden zyn T in- chuen, Uniung, Ufa , Chinbiung.

De

Geral des volks.

Tartarifchen Cham,

De kleene krijgs-fteden en veftingen zyn vyf en dertigh in getal, als Po, lengning, Venyang , Xeguei , Yemui,

Tienciven, Ly, Pinchai, Sungfan, Tie-

ki, Kienchang , Cienzuei , N ingpo,

Ywvefsi, Iencing, Hoeichuen, Hoangchuen,

lelung, Hingin, Le, Vugan, Lungyo, Sungguei , Cinct, Techang , Macu, Kinngpu, Chungco, Hoangping , Hia, Chin , Tastang , Chaohing , Hieu, Xofhe.

Dit landefchap, dat door de groote Revier Kiang byna in ’t midden door- klooft wort, levert zeer veel Zyde, en treffelyke genees-middelen uit; is zeer groot en vruchtbaar, en op zommige

plaatfen bergachtig , hoewel het ook

geen gebrek van weelige Akkers en vlakke Velden heeft. In dit landfchap komt alleen de oprechte Radix Sina , of Sineefche wortel voort, want dic op andere plaatfen door geheel Sina groeit, is wilt.

In dit geweft komt ook zeer treffe- lyke Rhabarber voort, die de volken van Tibet en Mogor, die in dit landt- fchap handel dryven, van daar na Eu- rope zenden. Men vind.hier ook twee- derhande Amberfteen, namelyk roode en geele, welk laafte ook aan de Po- merfche kuft gevonden wort. Zeer be- hendigh weten de Sinezen in dit geweft van Pek of Hers ook Amber te koken, die in fchoonte en deugtgeenzins voor de befte behoeftte wyken , en veeltyts ook daar voor verkocht wort. Het Yzer, als ook Tin en Loot, wort hier in gro- ten overvloet uit het gebergte gehaalt. In de Bergen, ‘tgeen een wonder is, heeftmen ook hier te lande Zout-put- ten, van hondert fchreden diep , daar uit zoo veel. Zouts gehaalt wort, dat d'Inwoonders van dit landtfchap het derde deel niet weten te vertieren.

Het Reeken-boek , daarin al het Sineefche Volk van alle de Landfchap- pen ftaat op-gefchreven telt in dit landfehap Suchen, vier hondert vier en tzeftigh duizent cen hondert negen en twintigh Huisgezinnen ; en twee en twintigh hondert duizent vier duízent

een hondert en tzeventigh Mannen, zonder de krijgs-luiden , die by dui- zenden in dit geweft zyn, daar onder te rekenen.

of Keizer van Sina, 15

Het geen dit landfchap voor fchat- ‚tingen aan den Keizer opbrengt, be- ‚ftaar in een entzeftigh hondert duizent zes duizent zes hondert en tzeftig zak- ken Rijs; in zes duizent drie hondert en negen en dertigh ponden bereide en onbereide Zyde; in vier entzeventigh

duizent acht hondert een en vyftigh ponden Katoens; in hondert en negen en veertigh duizent een hondert zeven en tzeventigh gewichten Zouts ; zon- der detollen, die in dir gewéft op twee tol-plaatfen ontfangen worden, daar onder te rekenen.

Het zevende Landtfchap HUQUANG.

| | t

Í |

Schatting.

D It landfchap Hugwang , grenftten crens-fchug Noorden aan ‘tlandíchap Honax, ding.

ten Noord- Weften aan Xezn/s, ten Weften aan Suchen, ten Zuiden aan Quaneff, ten Zuid-Weften aan Quei- cheu, ten Ooften aan Kiangf, en ten Zuid-Ooften aan Quantung.

In die land{chap leggen vyftien tref- _cerardey felyke Hooft-ftedens-over’ de hondert fleden.

kleene fteden , en ontelbare dorpen en vlekken , zonder de krijgs-fteden en veftingen daar onder te rekenen.

De vyftien Hooft-fteden zijn, V u- CHANG, HANIjJANG, SIANG Yy- ANG; TeEGAN, HoaneeHee, Kinceneu, Yocneu, Cuanexa, PaAoxing, Henecueuv, CHaANGTE, Kineneu, Junceneu,Cuine- TIEN, CHINGYANG,

L. Vuenanre gebiedt over tien Steden, als Zuchang, Vuchang, Kiayus Pak? , Hienning Cungyang , Tunge ching , Hingque, Taye, Tungxan.

IL. HaANrjanNe gebiedt overtwee Steden, Hasyang , Hanchuen.

ITL Sranrecranre gebiedt over zeven Steden, als Stangyang, Jching, Nanchang , Caoyang ; Coching, Quang- boa, Kiun.

IV. Tre ar gebiedt over zes Ste- den, als Tegan, lommung, Hiaocan;, Ingching Sui Ingxan. |

V, Hoarece neu gebiedt over ne- gen Steden , als Hoangcheu , Lotten, Maching Hoangpi , Hoanggan, Kixui,

?, Hoangmui , Hoaneci. \ x Hi VL King

Le en

rt Rn er gl oe pe

de di

ei

er nn

= in B PE

ES kn ET 7

er

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

VI. Kinaeuru gebied over der- tien Steden, als Kinecheu, (unggan, Kexen , Kienli , Sunghi, Chikiang, Hing, Changyang, Itu, Iuengan, Quet, Hingxan, Patung.

VIJL Yoenev gebiedt over acht Steden, als Yocheu, Linfiang , Hoayung, Pinghiang , Fung Kemuen , Cult, Ganhtang.

VIJL Cuanexa gebiedt overelf Steden , als Changxa, Siangtan, Stan gin, Ninghiang Lieuyang, Liling; deyang , Siangbiang , Xeu , Ganhoa;, Chaling.

IX. Paoxine heerfcht over vyf Steden, als Paoking, Sinhoa , Chingpu, Vuchang , Sining.

X. Henecenev gebiedt over ne- gen Steden, als Hengeheu, Hengxan, Luiyang, Changning , Gangin, Ling, Queryang, Linuu , Lanxan.

XI. Cuanre re heerfcht over viet Steden, als Changte, Taoyven, Lung-

Yang, Iunenktang.

Geral des volks.

XIL Xine ue v voert de heerfchap- pye over zeven fteden als Xincheu, Luki, Kinki, Kopu , Tuen, Kfmangs Mayang.

XIII Juree neu gebied over ze- ven Steden, als Zungcheu, Kiyang, Tau; Tunggan, Ningyven, lungning, K tang-

04.

XIV. CurnerienN gebiedt over zeven Steden, als Chingtzen , Kingxan, Cienkiang , Mienyang, Kengling , King- muen, Tangyang.

XV. CuincryanNe gebiedt over zeven Steden, als Chiugyang Fang, Ghoxan, Kancin, Choki, Ghingfs, Pao- Kang.

Noch heeftmen in dit landtfchap twee groote Steden, als Cingcheu, Chin- eben. D'eerfte gebied over vier kleene Steden, als Cingcheu, Hoeitung , Tung- tao, Suining. Detweedeoverdeze zes, Chincheu, lunshing Ychang , Hing- zing, Queiyang, Qweitung.

De krijgs-fteden zyn elf in’tgetal, als Xi, Zungxun, Paocing, Nanguet, Kiyung , Kangki , Lanktang , Sanping, Tungting, Tienkza, Jungmut.

Het Sineefche fchat-boek telt in dit landfchap vyf hondert een en dertigh duizent zes hondertren zes en tachtigh Huisgezinnen , en achten veertig hon-

dert duizent drie en dertigh duizent vyf hondert en tnegentigh weerbare Man- nen, behalven alle de genen die van ’t Koninklyk geflacht zyn, en wel ten getale van drie hondert duizent ( te weten in geheel Ssxa) belopen. Deze zyn alle nakomelingen van een zekeren Hunguwvus den Stichter des ftams Taz- minga, die, na’tverdryven der Tar-

ters voor twee hondert en tnegentigh

jaar , het Ryk veroverde ; doch is voor eenige weinigh jaren (gelyk ons daar na breder te verhalen ftaat ) deze ftam Taiminga van de Tarters weder heel uitgeroit.

Het opbrengen der fchattingen van dit landfchap, beftaat in een en twintig hondert duizent zeven en tzeftigh dui- zent vyf hondert en negen en vyftigh zakken Rijs; enin zeventien duizent negen hondert en zeven en tzeventigh rollen gewrochte Zyde.

Het tiende Landtfchap

CHEKIANG.

Schatting.

TE En Ooften leidt dit landfchap met crens-fchein de Zee, daar men van het vatte ding.

landt na het Eilandt Japon overfteckt , befloten ; ten Zuiden en Zuid-Weften grenft het aan’t landfchap Fokzen, maar het overige is aan de Landtfchappen Kang en Nanking gehecht.

In dit landfchap leggen elf Hooft-

Getal der

fteden, byna zoo goetals veele land- leder.

{chappen ; want d'aller-eerfte Hooft- ftadt Hangchen , is bequaam om een Koningryk daar af te maken. De elf Hooft-fteden voeren heerfchappye over drie entzeftigh kleene Steden, die weêr een ontelbaar getal van Vlekken en Kafteelen onder zich hebben ; zon- der de Dorpen, dievol vanmenfchen zyn, daar onder te rekenen.

De elf Hooft-fteden zyn deze, Hanecneu, Kraunine, Hu- CHEU, Nriencueu, KiNnHoa, Krucuneu, Crucneu, XA o- HING, Ninoro, Tarcueu,en VeEnecueu.

L Haneceueu, dat gemeenlyk Knefai genoemt wort, gebiedt over acht fteden, als Henechen Haining , Fuyang, Iubang, Lingan, Yucien, Sinching , Changhoa.

IL. On-

Geral des volks.

Schatting.

_ vier hondert enzes entzeftigh ponden.

II. Onder Kraurine ftaan zes Steden als Kzahing Kraxen , Haiyen, Pinghus Cungte, Tunghiang.

HIL Hue ne u gebiedmede over zes Steden, als Huchen , Changhing, Gankie, Teching, Hiaofnng, Vukang.

IV. Onder't gebied van Nreneueuù ftaan mede zes fteden , Nzencheu, Xun- gan , Tunglui , Suigan , Xeuchang, Faenxt.

V. Krxmoa gebied over acht fte- den, als AKrahoa, Lank:, Tungyang, Yu, lungkang, Vay, Pukiang, Tankt.

VI. Kruewru gebiedt over vyf fteden als Azauchen, Lungyeu ,Chang- an, Kiandkan, Caïhoa.

VII. Cuucureu gebiedt over tien fkeden, alsChucheu, Cingtien, Cinyun, Sungyang , Suichang , Lungeinen, Kingyven , Tunho , Sivenping , King- ning.

VIII. XaAounine gebiedt over ze- ven-fteden als Xaohrng, Siaowan , Chuki, Iuyao, Kangyu, King , Sin- chang:

IX. Nr vie r o gebiedt over vyffte- den: als Mingpo; Cukf , Funghous Tingbhat Stang Xan.

X. Tare reu gebied over zes ftc- den als Taicheu , Hoangnien, Tientat, Sienkiu, Ninghai, Tatping.

XL. Vene nr ugebied over vyffte- den, als Wenchen , Xuigan , Locing; Pingyang, Taixan.

De voornaamfte Veftingen zyn. vyf- tienin’tgetal, als Chinxan, Kynxan, Tinghui, Quo, Ninghat, Ciokt, Sinho, Ketie , Puontuns Cumuen , Tunchi, Haigan, Sining, Haifung, Nan.

In het boek, daar inhet Sineefche volk ftaat opgetekent, vindmen twaalf hondert duizent twee en veertigh dui- zent cen hondert en vyf en dertig huis- gezinnen; en vyfen veertigh hondert duizehtvyf en twintigh duizent vier hondert: en-taeventigh»weêrbare man- nen.

Het opbrengen der Schattingen aan den: Keizer beftaat in vijf em twintig hondert duizent tien duizenttwec lhron= dertnegen emnegentig zakken Zouts ; inrdrie hondert en tzeventigh duyzent,

ongewrochte Zijde, en twee duizent

vijf hondert vier en tzeventigh rollen| gan, Zungchung.

namg mmm

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sind. ij

gewrochte Zijde. Daát boven varert noch de groote Keizerlijke Schepen, Jungychuen geheten, met Zijde gela- den , die heel koftelijk en kunftigh.ge- maakt is, na ’s Keizers hof. Deze Zij de is met gout, zilver, vederen van verfcheide vogels en draken doorwe- ven, en met menigerlei kleuren ge- fchakeert. En dusdanige klederen. mag niemant dan de Keizer en zijne Hove lingen dragen. Noch brengt dit Land- fchap op aan Hooi en roo zeven en tachtig hondert duizent vier duizent vier hondert een en tnegentigh bunde- len, en aan Zout viert hondert vier en veertig, duizent zeven hondert negen en tzeftig gewichten. Ook zyn 'er twee ge- mene Tol-huizen, die in d'eerfte hooft- ftadt van dit landfchap zyn ; op d'eene wort de tol van de waeren in ’t Noord deel van de hooft-ftadt, erop d'ander de tol van’t hour in’t Zuider-deel be- taalt. De jaarlikfe fchatting van dit landfchap , wort van zommigen be- grootop vyftien milioenen kroonen.

Het elfde Landtfchap

FOK IE N.

Ooften, Zuid-Ooften en Zuiden met de groote Indiaanfche Zee bekabbelt ; ten Zuid-Weften grenft het aan Quan= tung , ten Wetten en Noord-Ooften aan Kianfs , en met het overige aan ’tlandfchap Chekiang.

Hier in leggen acht hooft(teden,acht en veertig kleene Steden en een groo- te menighte van krijgs-Veftingen , die tot befcherming der Zee en Havenen gebouwt zyn.

D'acht hooft-Steden zyn Foc nev, CHvVENCHEUsCHANCHEU, KrEne= NING , JENPING, TINCHEU, HincHoA, en XAOUU,

L Focuev gebiedt over acht fte« dem, als-Fochen , Catien , Mincing, Changlo Lienkiang, Loyuen, Iung fo, Focing.

U. Crvewereo heeft het gebiedt over zever fteden , als Civenchen, Nan” gan, Hoeigan, Tehoa, Ganki, Tung”

C IIL On

D It landíchap , dat het minfte van crens-fcbó- alle landfchappen ís “wort ten ding-

Geral des volks,

Schatting.

18

HI. Onder het gebied van Cu ax a- car u ftaan tienfteden , als Changchen, Chanepu, Lugnien, Nancing, Chang- tai, Changping , Pingho, Caogan, Hai- cing Nengyang.

IV. Kiennine gebied over zeven fteden, als Kienning , Kjenyang, Cang- gan, Puching, Ghingbo, Sunghi, Xeu- ning.

V. Texrine gebiedt over zeven fteden , als Zenping , Cianglo, Ka, Ven- ki, Xunchang, lunggan, en Tatien.

VL Trinecneu gebiedt over acht fteden, als Tangeheu, Ninghoa, Kang- bang Vuping Cinglieu , Tienching; Qlwerhoa, en Lungtung.

VIL Hinenoa gebiedt over twee fteden , als Hinzhoa, en Sienlizu.

VHL Xaouu gebiedt over vier fteden, als Kaouu, Quangce, Taining, en Kienning.

In ‘tlandíchap Fokzen leidt ook een groote ftadt Foning geheten , die over driefteden gebied, als Foning, Fogan, en Ningte.

In dit landfchap zyn ook verfcheide en treffelyke veftingen en koop-fteden , als Ganba? , Hiamurre , Pumuen, Fo- ning, Tinghat, Muihoa, Xe, Haiken, angan, Chungxe, Tungxan, Hinen- ehung; ch Zungting.

Onder-dit landfchap hoort ook het Eilant Formofa, of Schoon-Eilant; en het dicht daar by-leggende Eilant Tez- an, dat de Hollanders bezitten , die daar een vefting Nieu-Zeelant ge- naamt , hebben op-geworpen. Doch. van dit Eilant en andere omleggende, zullenwe hier na breeder fpreeken.

Het reeken-boek’ van het Sineefche volk , meldt dat in dit landfchap vyf hondert duizent negen duizent entwee: hondert huisgezinnen, en achtien hon- dert duizent twee duizent.zes hondert zeven en tzeventigh weerbare man= nen zijn. |

Het opbrengen der {chattingen van dit geheele landfchap , beftaat in acht hondert drie en tachtigh duizent hon-= dert en vyftien zakken Zouts ; in hon-

dert vier en tnegentigh ponden fijn |C

Lynwaat ; en zes hondert tollen ge- wrochte Zyde. Maar de voornaamfte fchatting beftaat in Schepen, die na de grootte en laften betalen.

GEZANDT sCHA P- dan den Grootèn

Hes dertiende Landfchap

QUANSI

Vanfs, het dertiende landtfchap, @rn-/ebe-

wort belent-ten Ooften en Zuid- Ooften met hetlandfchap Quantung , ten Zuid-Weften met 7wzghing of Ga- wan , ten Weften met het landfchap Tunnan, ten Noord-Weften mer het landfchap Quercheu,’t overige leidt met her landfchap Hugaang befloten.

In dit landrfchap leggen elf hooft- cerat der fteden , een krijgs-hooft-ftadt, en een “teder

groote ftadt, De dertien hooft-fteden zynQuririn, Laemeneu, Kane GAVEN, Pinero, GUereEu, CanNcuHeus NANNINGs TA ir PING 3 SUMING 9 CHINGANs en TIiEenecHeu.

1, Qurrr in gebied over negen fteden, als Quetliz , Hinggan Ling- chuen, Yang fo, lungning, Tang fo, Nning; Cen , en Quonyang.

H.L reuc seu gebied over twaalf fteden; als Lieuchen , Coyuug , Loching, Lienching, Hoaiyven, Yung, Laipin, Siang, Vuciven , Pin, Cienktang, en Kanglin. „JI, Kine rvenr gebiedt overne- gen fteden, als Ksngyven, Tienho,Su-

Zeu, Hocht, Hinching , Nanchuen, Ly-

Pos Tunglan, en Pangti.

IV. Prxero gebiedt over acht fte- den’, als Pinglo, Cunching, Fuchuen, Ho, Lipu, Siengin , Tunggan, en Chac- Ping. | |

V. Gu c uev gebiedt over tien fte- den, als Gueben, Teng, Yung, Cengki, Hoaicie, Yolin, Pope, Pelien , Lochuen, endlingye. » |

VL Cincemrv gebiedt over vier fteden, als Cincheu, Pingnan, Qaei en Pucing. .

VIL NaNNriNe gebiedt over zes fteden, als Nanning , Lunggau, Heng , Yunbiang , Kang fù, en Sunning.

VIIL Tarrine gebied over drie en twintigh fteden; als 7aiping, Tai Ping, Ganging Yangli, Vanching, 0, Civenming; Suching, Chinyven, Satung, Kjièlun,,Mingyng , Xanbia, Kregan, Lunging, Tukie, Cungxen, Tunkang, Loyang, Toling , Lun, Kiang, en Lope, | |

IX. Sy-

r.

Getal des volks.

Grens-fchei- ding.

Tartarifchen Cham of Keizer van Sind,

„IX. Sumrirne gebied over zes fte- den, als Suming, Suming , Xangxe, Hiaxe , Pingcrang , en Chung.

X. C rine a nis op haar zelf, heeft geen ftadt onder haar, noch ftaat on- der geen andere ftadt.

XI. T rencumeuv gebied over vyf fteden, als Tiencheu, Kanglin, Lung, Queite, en Cohoa.

De krijgs-hooft-ftadtis Suger, en ge- biedtover driefteden, als Sugex, /u- yuen , en Funghoa.

De groote Stadt, die tot de waerdig- heit van een hooft-ftadt nier verheven is, is Suching , en gebiedt alleen over eene ftadt Ching. Daar zijn ook noch „andere fteden in dit Landfchap, als Suchet, Siping, Suting, Fulao, Fukaug; Fany, Li, Querxum en Hiangun.

De krijgsveftingen zijn twee in’t ge- tal, als Xexglai en Gantung.

In het Sineefche Reekenboek ftaan aangeteekent hondert zes en tachtigh duizent zeven hondert en negentien huisgezinnen, en tien hondert vier en vijftigh duizent zeven hondert en tze- ftigh weerbare mannen. Het opbren- gen der fchattingen beftaat in vier hon- dert een en dertig duizent drie hondert negen en vijftigh zakken Rijs.

Het veertiende Landfchap QUEICHEU.

It Landtfchap Queicheu, grenft

ten Ooften en Zuid-ooften aan 't Landfchap Quangff; ten Noorden en Noord-weften leid ‘et met her Land- fchap Suchen beflooten. Ten Noord- ooften komt'et aan het Landtfchap Huguang, en met het overige gedecl- te aan het Landtfchap [uwzxaz te leg-

ens

: Voor dezen wierdt dit Landtíchap niet onder de tegenwoordige vijftien Landfchappen gerekent, maat cen ge- deelte daar af hoorde onder Suchen, een gedeelte onder Huguang, ent ovc-

‚rige bezaten de gebuurlanden. Ende-

Land{chap daar af.

lijk maaktede Stam Taiminga, vermits Ivena,de voorgaande Stam der Tarters, daar in veele kafteelen en krijgsveftin- gen had laten ftichten , een bezonder

19 In dit

kleene fteden, vier krijgs-hooft-fteden, en vier kleene krijgs- hooft- fteden ; maar kafteelen en veftingen vind men in dit Landtfchap by groote meenighe= ten.

D'acht hooft-fteden zyn, Que 1- YANG, SUCHEU, SUNANs Ca I- NYVENs XECIEN, TUNGGIN, Lririncen Tucuo,

IL Qurrvane gebied over ne« gentien veftingen in plaats van fteden, als Quezyang , Ksthiun, Mogua, Tar hoa , Cingfan , Gueifan Fangfan; Hungfan, Golung , Kinxe, Sraoluag » Lofan , Talung, Siaoching , Xangua, Luxan, Lufan, Ping fa, en Mohtang.

ILS uc ue ugebiedover vier veftine gen, als Sucheu, Tufo, Xiki, en Hoangtao,

III Sun an gebiedt over twee fte- den en vyfveltingen, als Suzan, Zu chuen, Inkiang , Kuite, Manii, Langkt, en Jeuk.

IV. Cuinvy ven alleen over cerne fladt en vier veftingen, als Chanyven, Xikien , Kinyung» Pienkyao, Jnxut , en Taiping.

V. Xecien gebied over drie veftin= gen, als Xecten , Miaomin, Lungerven, en Coihang.

VI. Tunreerngebied over zeven veftingen , als Tunggin, Senghi, Tik Vaxan, Ulo, Pingten, Pingnan, en Pinchai.

VII Lrrine gebied over vier fte- den, en elf veftingen, als Liping , Iun- cung, Tankt, Pacheu Hung, Caotie, Cu» Sixau , Huul , Leangfat, Geu- yang’, Sinhoa , Chunglin, Chekt, en Lunglt.

VIJL Tvewo gebiedt over drie ftedenen negen veftingen , als Tucho, Toxan , Maho , Cingping ; Panxut, Pinglang Pingcheu, Lotung Hoktáng, Loping, Pingting , en Tunguing, |

De vier groote ftedeni zyn Pagan, Iungning „Chinning ‚en. Ganxun.

Pugan is de fleutel van de drie land- fchappen, Zungaing gebiedt over drie kleene veftingen „‚dungaing , Muyo, en Tinging: dst k

Chinning gebiedt over twee veltine gen, als Kangeo re

2

rr

Gan:

Queichen leggen acht hooft- cera! det Steden , die niet zeer groot zijn ; tien feder.

ó GEZARDTSsSCHAP aan den Grooten

Ganxan gebiedt mede over twee veftingen, Ningeo en Sipeo.

In dit Landtfchap telt men twaalf cera! der groote Steden ; acht krijgs-hooft-ftes fleder-

1 E

De vier krijgs-hooft-Steden zyn Pu- ting Sintien, Pingyve ei Lungli. _k Patingisop zich zelf, en gebied over geen andere Steden.

IJ. Sintien gebiedt over vier veftin- gen, als Pingfa ; Paping ; Cheuping en Cheutnf.

TIL Pingyve gebiedt over twee ve- flingen , als Yang? en Lopíing.

„IV. Lungli gebied over twee fterk- ten, Pingfaen Taping.

De veftingen, die hier en daar door het gänfche landtfEhap leggen om «roven der bergh-luiden te beletten, zijn, Picte, Gaeteing, Ganchoang, Cing-

ping; Pingpa; Gannan , Ufa, Hinglung, Chernt, en Karl?

De voornaamtfte plaatzen in ditlant- fchap zijn Junguing, Xuitung, Loken, Kanglang, Vatten, Hoariglieh en Cagin. _ Inhet Sincefche Reekenboek vind mien aangeteekent dat in dit landfchap vijf en veertigh duizent drie hondert en vijf huysgezinnen zijn en twee hondert een en dêftigh duizent drie höndert en vijf en tzeftig weerbare mannen,

den, achten tächti gh kleene Steden, en verfcheide krijgs-veftingen.

De twaalf hooft-{teden zijn | u x- NAN 3 Tarrs LiNGANs Cu- HIUNG; CHINKIANG s Munrc- HOA 5 Kr NGTUNG, QUANGNA, Quanesr, Cuinruen, funrc- NING en XUNING.

L-Juxnan-voert de heerfchappy over dertien kleene Steden; als Iuzran, Funún , Yleang; Caom:7g ; Cynning, Quehoa, Chingcung; Ganning , Loco, Lo- Funz; Quenyant, Sanpao, ea Ymuen.

II Tar 1 gebied over zes Steden, als Zuáli, Chao, \unnan, Tenchuens Lang- Keung; Pinchuen.

ITIL Linnean beheerfcht tien Steden, als Lingans Kfenxui, Xeping, Omi, Ning, Sinping; Tunghai, Hofs, Ste- 0, Mungeu; als ook over negen krijgs- veftingen, als Naleu, Kiachoa, Vang- lang, Hieynng, Kichu, Sulo, Coneng, Lo- eung , en Gannan.

Il r e: uni neen over ze- ven Steden , als Cabin wanten Tingyven, Tingpien, Oke, Nangan 8 Chinnan.

Schatting. “Het + opbrengen det fchattingen be-

{taát in zeven en veertig duizent zes honderten acht en vijftig zakken Rijs, en in vijf duizent en negen hondert ftukken Lakens, dië van Henúip én an- dere ftoffen geweven zijn. - Maar dit alles mag niet toereiken om de bezet- tingen't "onderhouden, zulks-de- Keizer ‘gerootzaakt is dâar toe andere midde- den te vree

He vijferde Landfehap

V. Onder het gebiedt van Cu 1 n- KIANG ftaan vijf Steden, als Chin- kiang, Kjangben, Sinhin, Yangeung, en Tanan.

VI MuSetoa gebiedt over twee Steden > as _Munghoa en Ting- lung.

VIL Kine T vwo is alleen én heeft geen ftadt onder haar. '

VIE QUuaNoNAN gebiedt over dettadt Fa.

IX. Qu ares: heerfchtover vier Steden. ‚als Qwänefs 5 Aeg Mile,

md en 7 pen

_ np, | ME «| EE Be E h in Í _ 1 | 1 el je Î . el Ki el H LE | | ) ANS _ HA 0 ( IE f % Ni ‚he B pr 4 Ie Li 14 61% Ee & ie Ì hi Ln 1 „lb y. ij + Dl

an

en

ns dede e en

5 hodn =

en

TON NA N

AEn often en Zuid-ooften grenft

dit Vanni. aan het Ländtfchap piss ster Zuiden -aán de Koningry-

Ken Lact'en Thmgking Of Gunman; ten

Vän'e Koningrijk Mien en Peys ten Neötdwelen aän’ de Koningrijken Si- fb’; ten Nöótden áän 't Landefchap Suchen, en ten Noord- ooften ftrekt "Hét zich tot aan d'uittetfte: re van't Jandfchap weithtie

en Vimao.

X.CuHiy Lex gebied over de velting Loco.

KL Turrrye gebiedt over de” veftingen Tungrihg > Lach, A,

„Hianglo en Vali. Wetten paalt’ étaan d'uitterfte grenzen |

XII Kunne gebiedt: over geen

andre Steden; endeide rontomin’ tge-

berëte.

De acht krijgs-Steden zyn defesk#o- eing; Yaogán, Gioking, uiting, Cin- tien, Likiang ; Ie me NN pik vis

chenz. Kie

Geral des volks.

wLopie.

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sinâs

Kiocing gebiedt over zes Steden, als Ktocing, Veco, Chenye, Loleang, Mar lango , en Lochtung.

Yaogan voert de heerfchappye over drie Steden , als Yaogan , Yaa, en Tayao.

Cioking regeert over drie Steden, als Cioking, Kienchuen en Xun.

Vuting gebied over vier Steden, als Vuting,Hokio, Yuenmeus en Lokzuen.

Cintien heerfcht alleen over zeven dorpen.

Liktang gebiedtover vyf Steden, als Liktang , Paoxan, Lan, Kincin en Lins.

Iuenktang gebiedt over de vefting

Iungchang voert-de heerfchappye over zeven veltingen, als /ungchang, Laye , Lukiang , Iungping Funghi, Kiten en Lukiang.

Krijgs-Steden zyn 'er twee, als Pe- xing en Sinhoa, die onder geene Ste- den ftaan. °

De veftingen, die onder haar eigen gebiedt ftaan, zyn veertien in't getal, als Chelo, Tengbeng, Cheli, Laochua, Lungchuen, Gueryven, Vantien ,Chin- cang Taheu, Nieuki, Mangxi ‚Lan- cang, met de ftadt Langkiu, Mopang , Mien. _

M or ang gebied over negen plaat- fen, als Mopang , Mengyang , Meng- king, Menglien , Mengli, Mengring., Mengrien Mengco en Menchang.

Mren voert de heerfchappye over zes andere plaatfen, als Mrez, Pape, Santibinng Sochung , Mungyang sven Mazzen.

Het Sineefche jaarlikfe Reekenboek telt in dit geheel landt{chap Zunnaz, twee en dertigh duizent negen hondert

„acht en vyftigh huisgezinnen, en veer-

tien hondert drie en dertigh duizent een hondert entien weêrbare mannen.

Het opbrengen der fchattingen be- fraat in veertien hondert duizent vyf hondert acht en tzeftigh zakken Rijs ; enin zes en vyftigh-duizent negenihon- dert -vyf en tzeftigh gewichten Zouts, zonder van d'andere ontelbare fchat-. tingen der landeryen en waren te willen reppen. |

Dus verre , ‘by-maniere van voor- reede, verhandelt hebbende, ‘rgeen

at

ik, tot opening en, mieerder klaerheit van onze reis-befchrijving ; in den. bes ginne had voorgeftelt, zal-ik nu ver- velgeris: gaan verklaaren „- wat ons op de ganfche heên- en-wederom=reize van Kanton tot Pekrng is voorgevallen: Doch nademaal, de Hooge Regeering tot Batavia , een zekeren tijdt te voren, eer by de E‚ Ed. Ooft-Indifche Maart- fchappy in Neêrlandt befloten wiert , een bezending aan.den,Grooten Cham, na Peking te doen; verfcheidereizen eenige perzoonen met geladen fche- pen na Siza had afgezonden, om vryen handel op die geweften te verzoeken; zoo dunkt my ook niet ongeraden-te zyn, eerft in 't kort te verhalen, wat hen op deze reizen te vooren is geko- men, «

Sedert de volken van Neêrlant vere , Nebrlanders

fcheide geweften van Indiën met hun- ;

ne fchepen hadden aangedaan , hebe bendelen.

benze meenighmaal-aan de Sineefche volken verzoek gedaan; om met hen in de Waeren ‚en Koopmanfchappen in S77a vallende; op't Eilant Japonte mogen handelen 3” maar in dit hun heilzaam. voornemen -en ‚deughdelyk verzoekszynzet allen tyde voor ‘thooft geftooten '; en uit-den, Rijke gehous demo. « teal | Eenigen leggen-d'ootzaak van des zen afkeer'in’t handelen met de Neêr- lantfchevolken, op zekere oude voors fpelling „die diep in.de herten der Si nezen was,gewortelt; te weten, dat een vreemd volk, wit van kleur , en zoo wel aan handen.als aan voeten, en over ’t ganfche lichaam gekleet „uit verre gelegenc landen. herwaarts zou komen, om ’t Rijk, van Sima te vere oveten „endatals eigen te bezitten. __Maar-by-werloop van -tijdt is de Jes fuit Martyn -Martynfen, „die zich tien jaaren in Sina ‚tot voortzetting van ’t Roomfche Geloof had opgehou- den, met eenzeker Portugeefch Jacht van Makaffar tot Batavia. gekomen ; verhalendedat de groote-Cham of Kci- zer van Tartarye ‘t Rijk Sina , met t ombrengen van eenige:hondert.dui- zent:zielen:, en 'tweroveren van alle

„delandfchappen , ‘bemáchtighrt, en in

de ZeeeftadtiKanton de deure van vryen Koopkiandel, (daat de Neêrlanders- zo C 3 lang

22

lang na geftaan hadden) voor alle uit- heemfche volken geopent had.

Hier op wiert by de Hooge Regee- ting tot Batavia, na voorgaande be- raadflaging , beflooten , datmen met het zenden vaneen geladen Jacht , van “Eilant Taiwan, een verzoek en proe- ve zou doen, wat van deze zaak wor-

GEZANDTSCHA P aan den Grooten

zeer drok hadden, omden uitgang zij- ner komfte te voorzeggen.

Hier en tuffchen verfchenen, uit laft van den onder-Koning , eenige Man- dorijns indezen Tempel, die de kiflen, daar inde gefchenken lagen, lieten ope- nen, en het goet verachtelijk en zeer fpottelijk heên en weder flingerden.

Zy namen ook den brief , die aan de maar worde

twee onder-Koningen gefchreven was, es gualik …” bejegent.

den wilde. Te dien einde dan , vertrok den

nd Ir Te

Schedel trekt na Sina, om

ee verzoeken ; Man

DE an md - - x = arne _ _ En = pe Den = = > SE == ne == de TE Simen Ze 5 w

==

en e=

Et

en er

ee en

vwintigften van Lioumaant , de Koop- Fredrik Schedel met ’et Jacht de Bruinvis, en een rijke lading van aller- lei Waeren, van Taiwan na Kanton, en lande, na negen dagen zeilens , in den mont van de Kantonfche Reviere, aan zekere plaats Heytamon geheten.

De Mandorijn Haitouw, die ‘tampt van Commandeur ter Zee , en dat van Commiffaris over alle vreemde- lingen bekleedde, liet zich hier op met twee Vaartuigen aan booxt roeien, om Schedel uit den naam en van wegen de ganfche Kantonfche Regeering te be- groeten en tontfangen. Maar als hy na’t begroeten weder van boort, (ver- gezelfchapt met Schedel en zijn ge- volg,) en voor de ftadt was gekomen, begaf hy zich meteen groote pracht en ftaaci, zonder dezen Schedel een woort toe te fpreeken , naar lant. Terftont hier op wiert Schedel met zijn gevolg en gefchenken (die voor den Koning waren mede-gebracht) in een ander verachtelijk en zeer flecht Jacht over- gefcheept, en daar meê tot aan d'an- der zijdeder ftadt gevoert. Zeer. nauw wiert hy hier van eenen zekeren Ema- nuel de Lucifiefro , geboortigh van Portugaal , bezocht , en mer bitfe fchimp - wootden bejegent. Mer de zelfde wederwarigheir bejegenden hem eenìge gefchooren Officianten , die voorgaven datze van den-onder-Ko- ning gezonden waren om hem een logement buiten der ftadt gelegen, aan te wijzen.

Tegen den avont quam de Tolk Tienqua , dien de bovengemelde Haf- touw met zich naar lant genomen had, en eenige andere Tarters by Schedel , en brachten hem uit zijn vaartuig bin- nen der ftadt in een afgodifchen Tem- pel , alwaar de Priefters den ganfchen nacht over mer fchellen en bellen het

daar uit, en gingen daar meê na bui- ten , maar brachten den zelven terftont weder binnenjen {meetenze voor Sche- dels voeten onwaerdelijk neder; in- voegen deze Mandorijns zich even- eens aanfteldenen te werk gingen , als ofde Hollanders lant-verraders waren ze te meer, dewijl deze Schedel zich had laten ontvallen , dat de brief maar aan eenen onder-Koning hoorde , daar nochtans het opfchrift van dien, aan de twee onder-Koningen hield. Want twee Stadthouders zijn in de Hoof:ftad Kanton , die even groote macht en gezach hebben, en den tijtel van on- der- Koningen voeren ; 't welk de Schrijver van den brief , als ook de Tolk 7tengua wel geweten , maar niet geopenbaart had. Voorts wiert hem een papier, dat met Sineefche letteren befchreven , by den Landtvoogt en Raadt tot Makoa ondertekent en ver- zegelt was , wel trotffelijk voor d'oo- gen gehouden, met bybrengen , dat men nu al lucht daar af gekregen had, wat voor een volk de Hollanders wa- ren; wat zy in hunnen boefem broei- den, en tot wat eynde zy daar geko- men waren. Meer andere ongerijmde ftrijdr-redenen en valfche lafteringen, die de Portugezen met hunnen aan- hang den onzen aldaar voornamentlijk berokkent hadden, voerdenze in. Wei- nigh mocht hier tegen zijne onfchult- betuiging gelden , dewijl hy den op- gemelten Tolk Tiengua niet by zich had, en de Portugeefche Tolken na zijne wille niet gebruiken kon. Maar na dat Schedel zekeren Mandorijn met het fchenken van vijf of zes roemers wijn luftigh onthaalt had , wiert zijne zaak zoodanigh met ernft by-de hant genomen, (door dien de Mandorijn heftig met dreigementen en opgeftee-

vke vingers tegen de tegen-{preckers

uit-

Schedel mort

Tartarifchen Cham ; of Keirer van Sina,

uitvoer ) dat ieder zich byna ontfchul- dighde van't gene hy gezeidt had, en de tegen-partijen.de zaak vry omzich= tiger dreven. Des anderen daags fimorgens met

ten Hoof ont- den opgang der Zonne „wiert Schedel

boden »

zeer fchiclik ten Hove ontbooden, om voor den ouden onder - Koning Pignamong te verfchijnen.

By duizenden volgde het graauw hem achter na, tot voor de poorte van ‘tHof, niet zonder de verfinadelijkfte hoonen hem aar te doen; want d'een wees hem van verre na, hoe braaf hem d'yzere kettingen om de beenen zouden paffen; een ander bood aan zijn gevolg eenige luizen tot fchenk-

_ kaadien, &c. Endelijk wiert hy even-

wel van twee Mandorijns noch binnen gehaalt, De onder-Koning , om hem gehoor te verleenen , zat op zijnen Throon, die in ’t midden van ’t Pa- leis op een verheven vierkante plaats ftont en met Alkativen bedekt was. Rontom hem ftonden over de twee hondert Edel-luiden , (daar onder zich ook de bovengemelde Hato bevond) die alle na de Tarterfche wijze zeer koftelijk gekleet, en ter weder-zijde van zijnen Throon, ry aan ry, platop d' aarde neêrzaten. Zijne Majefteyt den brief, metde bygevoegde gefchen- ken van Schedel ontfangen , en des- zelfs verantwoording tegen d’ uitge- ftroide valfche lafteringen gehoort heb- bende nam daar in zoodanigh genoe- gen en welgevallen, dat hy hem nef- fens zijnen Throon by d'Edel-luiden deed neêrzitten , en op een heerlijke maaltijt onthaalde.

Voor Schedel en zijn ganfche ge- volg, zonder zijnen zwarten Jongen daar buiten te fluiten „wiert zoo wel, als voor zijne Majefteit en alle d'andere

En vreffclijk Tartarifche Heeren een byzondere

ar ont

baalt :

tafel „met twee-enrdertig zilvere fcho- telen gedekt, en luftigh in de ronte uit goude bekers gedronken, Hier en tuflchen liet de ‘onder- Koningh aan Schedel eenige vragen doen , nopende

de gelegentheit en Regeering van Hol-,

lant ;_€n na dat hy die den onder-Ko- ning beantwoort, en tot nader gele-

gentheit oorlof bekomen had van te

vertrekken, wiert hy door den Man-

23 dorijn Háttouw met den boven-gemel- den briefen de gefchvenken van daar na …' den Jongen Kantonfchen-onder- Ko- ning-Signámong geleidt. Deze ondere Koning, die mede «op een verheven plaacfe,mer gelijke ftaaci en gezelfchap als d'oude onder-Koning zat, ontfing Schedel wel eenighzins vriendelijk met fatfoen en ter maaltijdt, maar fcheen wat meer na de Pormugeefche.zijde te hellen. JL | Zijne Moeder, die in’ jaar te voou ren uit Tartarye was gekomen , en neffens dit Paleis nu haar woonftede had, was zeer nieus-gierigh om de Hol landers te zien, en liet Schedel met zijn gevolg, niet tegenftaande hy in ‘t mid= den van zijne reden was, voor haar ontbieden. Schedel zich derwaart fpoeiende, vond haar met hare Staats Juffers in een open Zaal ftaan, en swiert zeer beleeft en vriendelijk bejegent, Hy liet; ‘t welk deze Juffers niet weie nigh vermaakte , luttigh eens op de Trompetten blaazen en keerde, na 't nemen van een behoorlijk affcheir, weder by-den Jongen onder-Koning, haren Zoone, die dus lang nia hem had ftaan wachten. Na dat hy bydezen zij ne reden hervat, die ge-endight, en van hem ook oorlof vante vertrekkeri genomen had, wiert hy van daar door den opgemelten Haitouww ten huize van

den grooten Mandorijn Toutang, die Maar kan de derde plaats in de Regeering van ®* derTou-

Kanton bekleed, zeer ftatelijk gebracht.

Maar als deze Toutang heimelijk door men.

een venfter of anderzints Schedel ge- zien had, liet hy hem, zonder mert hem in mont-gemeenfchap te willen komen , onverhoort weêr weghgaans invoegen hy met zijn gevolg in een ane der logement , dat aan de Revier-kant ftont, gebracht wiert. Hier in namen zy hunne nachtruft, en lieten hun reis« tuigh naderhant uit den. afgodifchen Tempel,en ’t Jacht de Bruinvifch voor. Hautaymon halen, ende goederen daar uit loffen. De Landtvoogt en Raaden in M4- koa, omden voortgang van dezen hane del in zijn geboorte te {mooren, had- den niet alleen gezocht den opgemels ten Haitouw door gefchenken en overe redingen om te koopen, maar ook een aan

24 GEZANDTSCHAP aan den Grooten

Die van Ma- aanzienlijke bezending naar Kaston | 't Rijk te mogen-handelen. Dies von- ke pkt se gedaan , en aldaar wijtloopigh inge- | den zy zich genootzaakt zulks der re- in, omden fchrift vertoont, hoe de Portugezen | geering-bekent te maken, of de zelve Neerlanifchen in Makoa verwittight waren„dat zeker | miffchien de zaak nader in bedenken rappel vreemd volk, in ’t gemeen Hollanders | mochte nemen. Maar beide de onder- geheten, een fchip na de Hooft-ftadt | Koningen, door aanraading van den Kanton hadafgezonden, om den vrijen | meergemelten Haitouw, dien Schedel handel in Sinate verzoeken ; maar dat | op zijne zijdegekregenhad, gavenop zy uit fchuldigen plicht zich. genoot- | dit vertoog totantwoort ; dat hare Ma- zaakt vonden der regeering bekent te | jefteiten deze zaak geheel anders op- &«ar vorden maken , dat deze luiden hart vanaart , | namen , en oordeelden dat de Hollant- 5 Leede f in-alles zeer bedrieghelijk zonder ei- | fche Koopluiden den Ingezerenen van gevezen : gen lant en woonplaatfen waren, en | ganfch Sina:groot voordeel en winft daar boven zich met rooven. en {troo- | zouden aanbrengen; dewijl door den

Ee =

0 om

nva Ee pe en EEN 7 Rs EEn 7 ne

pen te water en te lande erneerden; datze door hun meenighte van fchepen en yzelijk gefchut, zeer machtigh wa- ren-geworden;en nu alleen zochten een beguamen voet in Sina te krijgen, om by-die gelegentheit ook eenen grooten roof daar uit te mogen halen, Datze Taiwan verovert, en ingehouden, op Manilha. en. Makoa eenen aanflag, ja zelf Aunui mer veele fcheepen belegert hadden, Zy brachten ook in, dat deze volken de: geene waren, die over drie en-twintigh jaren zich, met twee fchee-

pen en. groote gefchenken, voor de

Kantonfche Reviere vertooriden,maar wel wijzelijk door. de Majeftraat, die hunne: fchelm- ftukken-kendé , toen waren afgewezen ; datze de plaats Hau- taimon geheelen al hadden verwoeft; de Huizen aan koolen geleght , en hier om ook rioit by eenige Koningen in: Sind wareningelaten ; maar by alle wijze en geleerde luiden als een bederf en-peft van ’t Rijk gehouden, Datze zich met den Zee-toover Koxinjabe- vreedight hadden, en by gevalg ook voor vyanden vande Tartarifche kroo- ne-moeften aangezien-worden. Ende- lijk verzochtenze , datmen niet den- ken-wilde datdeze hunnetrouwhertige vermaaning uit een quaade maar uit cemoprechte genegentheit, die zy den ganfchen Rijke toedroegen,;voortqua- me „. en de zelve by de Regeering toch

in achting mochte genomen worden. velook desi- De Kantonfche Sineefche. Filofo- neofche Filo- fem, brachten te dien einde ook een ' vertoog in, waar by zy vertoonden, hoe: den Hollanders van alle eeuwen her een zeer quade en haatclijke naam was nagegaan , en‚noit vergunt om in

onderlingenhandel van beide deze vol- ken, ‘tgebrek van't lant zou geboet, en dovérvloet weg-genomen worden , 'twelk nootzaakcelijk den. Koop-han- del geweldigh moefte voortzetten, en 's lants inkomften vergrooten. Ver-

klaardert voorts datze niet konden be-

vroeden „dat de Hollanders zodanige luiden waren, als men hen tot noch toe in Sina had afgefchildert maar datze in tegendeel treffelijke Koopluiden moeften zijn. En by aldien den Hol- landers voor dezen een quade naam was nagegaan, men wilde hen nu ec- nen goeden naam-geven, die hen tot in Peking zou volgen. Endelijk begeer- denzein allen gevalle een proef vander zelve omgang te nemen ; bedankten nietteminden vertoonders voor hunne gedane vermaning.

D'opgemelte onder- Koningen de- Die den Hol- ,

den hier op plechzelijk by gefchrift af-

kundigen, het toeftaan van den vrijen voeftaan. handel, en gaven voorts verlof tot het

vaft-ftellen van een geduurig komptoir aan Schedel. Zy namen ook zelf een goet deel van zijne meêgebrachte la- ding in koop aan , daar af geen kleene

winft quam, endie buiten twijffel noch

grooter zou geweeft zijn, indien de gemeene Koop-luiden aan den koop meede deel mochten gehadt hebben. Wijders wert beraamt, dat tot het ver- handelen vant overfchot der Waeren d’ onder- Koopman Pieter Bollè met noch vier Neêrlanders in Kaxfon zou verblijven. Maar na dat Schedel zijn affcheit van den ouden onder-Koning verkregen , en-te'dien cinde zich meê by den jongen onder-Koning vervoegt had, quam hem een zaak voor daar

hy

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina. 23

hy in ’t minfte niet op dachte, en die | naar verkooren, die met twee geladen hem een donderflagh in d'ooren was. | jachten, de Schelvis en Bruinvifch , van CommifJa- Te weten, zeker (s) Gevolmagtigde, | Batavic vertrok, en na ecn maant zei- "B___die onlangs uit de Keizerlijke hooft- | lens aan't Eilant Heytamon, in den mont ftad Peking, te Kanton was aangeko- | der Cantonfche Reviere, aan-quam , enn men, had den Onder-Koning het toe- | voer vandaar tot voor het dorp Wang- ftaan van vryen handel, aan de Hollan- foe, drie mijlen beneden deftadt Kaz- ders, ten hoogfte afgeraden ; bybren- | torx. Maar als zy van verre geen ge- gende, dat het heel wat anders in had, wagh vernamen, en door het langduu- iemant eenen toegang te vergunnen, righ wachten moeielijk wierden; zond en heel wat anders , iemant zonder d'opgemelten koopman Schedel, die kennis der hooghfte Overheit een va- Wagenaars reisgenoot was, tegen den fte wooning in ’t lant toe te flaan 3 in | raad der Tolken en zonder verlof welk laafte de Keizer, om geen ondank | van Kantoz te hebben,aan lant. Sche= schedel te behalen, eerft behoorde gekent te | del te lande komende vervoeghde bn ae worden. Dit bragt in den Onder-ko- | zich terftont by den Heytou; die hem ning zoo groot een omdenken, dathy | na den Toutang wees ; doch als hy de- eerft Schedel ried, daar na gebieden- | zen Towtang en zijnen Secretaris niet der- wijze het vertrekken aan-zeide. | t'huis vondt, keerde hy weder tegen Ook zagh hy voor oirbaar aan, dat | den avont naar ftrant, zonder te weren Schedel al het volk voor deze reize | waar hy dien nacht zijn verblijf zou met zich te nemen had, opdat de Ko- | nemen. De Tolken quamen hier na ning tot Batavie (daar hy den Heer Ge- | met groote verbaaftheit op (trant na neraal door verftont) niet moghte | hem toe lopen, met verzoek dat hy denken , dat het zelve in Aantonge- | zich toch terftont na boort wilde be- vangen wiert gehouden: daar by voe- | geven, dewijl zy anders lijfloos waren; gende, dat zulx alles om byzondere | maar als Schedel ditaflloegh, en liever reden, ent'hunnen befte gedaan wiert. | onder den blooten hemel wilde ver- schedet Hier op vertrok Schedel twee dagen | nachten, bood de tolk Tienqua, Sche- verrekte daar na, zijnde den negentienden van | del zijne wooning aan, en voer met h's Lentemaant, met al zijnen omflagh in { hem de teviet op: Dan als Schedel ‘tjacht de Bruinvifch naar Batavie, met | onder weegh op hem quaat vermoe- zich brengende twee brieven van de , den kreegh, deed hy den Tolk tot on- opgemelte Onder- koningen aan Ni- | der de fladts muuten wederkceren, om , klaas Verburgh, opperhooft op Taí- | aldaar neffens eenige andre vaartui- wan. In deze brieven boden d'Onder- ( gen den dagh te verwachten. Komere koningen. den Heer Generaal hunne | de ’s anderendaaghs morgens weêr in vriendíchap aan , en rieden hem, in- | deftadt, verkreeg hy met bewilliging dien hy.op de geweften van Sina een | van den Onder-koning een logiment, n vryen handel verzocht, in ’t toeko- | en vervoeghde zich voorts by den Se- mend eenen gezant met rijke gefchen- | kretaris van den Toutang , daar hem ken aan den Grooten Cham te zenden, | niet veel goets ter ooren quam. Te De hooge Regering tot Batavie, het | weten , de Portugezen met hunnen goet beginfel van deze bezending be- | aanhang hadden in de Keizerlijke merkende vond raadtzaam het zelve | hooftftadt te Peking zoo veclte wege aan hare Heeren Principalen in Neêr- | gebraght, dat van daar aan de Majc- lant by brieve bekent temaken, en daar | ftraat in Kanton , aangaande de Hol op harcE. E. lat, nopendehet zenden | landers, fchrijving was gekomen, in- van eenen Gezant aan den Grooten | houdende, datmeri zedert de jongfte Tartarifchen Cham, af te wachten; | brieven aldaar bericht was geworden; Zacharias mitsgaders, om het werk midlerwijle | dat de Hollanders een trouwloos en wizard wakker te houden, noch cene bezen- | leugenachtigh volk was , en dat, uit mee roeege- ding aan d'Onder-koningen of beftier- | vreze van in Sina bekentte worden, laden Jachten ders van Kanton te doen. Hier toe inPeking niet zou durven verfchijnen; na Kanton 8 7 A gevonden, Wiert de koopman Zacharias Wage- | invoegen die van Kain nauw ene daar

mn

GEZANDTSsSCHaAP aan den Grooten

daar op hadden te geven, inzonder- eenige zijde ftoffen vereert. Hy ver- heit indien men vernam, datze geenen « eerde daar tegen, tot vergelding van Gezant aan den Grooten Tartarifchen « dezen weldaat, een ieder van hen met Cham meêbrachten. ‚| Guineefch lijnwaat, eenige fleflen met Ter zelver tijd was ook zeker Kruis- | rooze-water , en met meer andere ge- heer van Makoate Kanton gekomen, | fchenken. Alffe nu ’s anderendaaghs met verzoek, om by voorraad, en tot | de fcheepen een ftukweeghs de revier nader befcheid uit Peking, de fche- | hadden opgebraght , voerenze gelij- pen der Ooftindifche Maatfchappy, | kerhandt met den koopman Sche- aldaar leggende, te mogen beflaan; | del, met hun Vaartuigen (want het voorwendende, datde Hollanders die | jacht de Schelvifch raakte vaft) naar van hen voor dezen gerooft hadden. | lant, latende twee Tartarifche Krijgs- En om dit hun voornemen (te weten, | knechten aan boort, om Wagenaar op het fteuren van den Hollandfchenhan- | de rechte anker-plaats te brengen. del in Sina) destebequamertekunnen | Hier quamen weder eenige nieuwe uitwerken, hadden de Portugezen hun | wacht-berken omtrent de Schepen, achterftal van drie jaren fchatting,we- | om het aanbrengen van ververfling te gen het erf-recht van Makoa, aan de | beletten. boven- gemelde Regering betaalt. In, Daar na quam de Mandarijn Mey- pe uy. * kort, het ganfche werk ftont op loffe | touw, met een grooten ftoet en _aan- touw kome voeten , en fcheen een flechte uitgang | zienlijk gevolgh aan boort verfchij- 227 Pest

Ss 5.

Ee MEt:

made En” prs

EE ar en SS Gn 5 Ee

ee enn

n en Hr mn er dn _ zes ‘cn == ' eat 8 nnn Cr EN EP EE

Wagenaar À L vort nau be- naar den uitflagh van ‘t werk vaft met

naars boort. te zullen nemen ; hoewel men Schedel aldaar noch al met goede hope voede, en hem wilde wijs maken , dat dit dra- ten en lang ophouden nergens anders door veroorzaakt wiert, dan door de groote onruft en bekommering van zeker Velt-overfte , die aldaar met eenige duizent Krijghs-knechten uit Peking was gekomen , om den jongen Onderkoning (die tegen eenige mui- telingen, in ‘t zuiden, al over lang te velde had gelegen ) te verwellekomen en t'ontfangen. Midlerwijle de koopman Wage-

groot verlangen te gemoed zag, wierd hy van twee of drie wacht-berken , uit ’s Koninks name, zoo nau bewaart, dat geen ander vaartuigh van, noch aan zijn boord kon koomen. Na langh wachten quam endelijk Schedel , en na een kleene wijle de Sekretaris van den Toutang, met de Mandarijns 7ay- koetfin en Thiapang, aan boort, om de fchepen tot op een half mijl voor de ftad te brengen, tot dat de gemelde Velt-overfte ( dewijl hem de komfte der Hollanders uit zekere reden niet mogt worden bekent gemaakt, ) zou vertrokken zijn. Wagenaar wiert van teder in ’t byzonder, tot teken dat de Hollanders als vrienden aangenomen wierden, met eenige vergierde blom- men en takjes, en daar-en-boven met

nen om Wagenaar aan lant te halen. En als Wagenaar door twee Manda- rijns in de Hollantfche Logie zeer fta- telijk en met behoorlijke plechtighe- den ontfangen,en van den opgemelten Taikoetfin bezocht was, wiert hem aan- gedient, dat hy zigh gereed te maken, en ten hoovete vervoegen had. Voor de Logie ftonden twee magere pacr- den , doch als hy op een van de zelve meende te ftijgen, quam de gefnelde Heytou, vergezelfchapt met noch twee andere hovelingen, weder in de Logie, met een onverwachte boodfchap, en enige vreemde vragen; namelijk, waar- om de gemelde Wagenaar juift be- geerde met den Koning in mondge- meenfchap te treden ? wat zijn ver- zoek was > en of hy geene brieven en gefchenken voor den Grooten Heer in Peking, als ook voor den Mandarijn Toutang in Kanton met zich braghrt ? verklarende voorts, (daar hy zijne re- den meê endighde) dat de Portugezen hen al deze moeielijkheden aandee- den ; en voeghde endelijk daar by, datze op geen gelt moften zien, en diep in de beurze taften, indienze voor den Onder-koning perzoonlijk wilden verfchijnen, en met hem mondeling te woorde komen. Als Wagenaar hem hier op antwoort gaf, dar hy nict ge- negen was , de brieven en gefchenken van zijne Heeren en Meefters den Ko»

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sind:

Koning met gewelt op te dringen, en noch veel min daar voor groot gelt dachte te geven ; maar niet te min noch wel een goede zom penningen

voor de genen ten beften had, die hem |

|

den vryen handel in Kanton, voor dit

jaar , of ten minften gehoor voor den Koning zouden te weeg brengen , was d'opgemelte Heyton daar op uitgegaan, en terftont met den Secretaris van den Toutang weêrgekeert, met befcheidt aan Wagenaar ; te weten, dat hy zelfs voor den Koning niet verfchijnen mocht , maar dat zijne Hoogheit even- wel den brief wel eens wilde lezen. Op dit befeheidt leverde Wagenaar hem den brief over, die voorts door hem weg-genomen , doch korts daar na, zonder dat hy geopent was , door den gewoonlijken Tolk des Konings, met dit antwoordt weder te rugh ge- bracht wiert: Dewijl de Hollanders geen brieven noch gefchenkhen aan den Keizer in Peking hadden mee gebracht, daar nochtans zulks wel duidelijk by hem na Batarvie was gefchreven , enten hooghften bewoolen, zoo mochte hy dies- halven hen, hoewel tot zijn groot leed- wezens geenzins zien nochte hooren fpre-

Wagenaar ken. Als Wagenaar zach dat hier voor wekt Deer za hem niet was op te doen, en niet als dor leer ie ze water te dorffchen viel , vertrok hy richten, ___ van Kanton met beide de Jachten, en

quam , zonder iets verricht te hebben,

weêr te Batavie ; hebbende deze baat-

zuchtige Menfchen zich niet ge-

fchaamt tien duizent toel zilvers t'eif-

fchen, alleen om den meêgebrachten

brief, en de gefchenken by den Ko- ning aangenaam te maken, eer dat d'onzen van eenige handeling zouden moogen fpreken.

Na dat nu, op ’t voorftel van den eni Heer. Generaal Johan Maatzuiker, en befluizen, ende Raden van Indiën, de E‚ Heeren pe jn Bewinthebbers der Ooftindifche Maat- ten Cham zofchappy, ter vergadering van de Ze- zenden. __ventienen tot Amfterdam, befloten en

verordent hadden, van Batavia een gezantfchap na Peking aan den Groo- ten Tartarifchen Cham te doen, wier- den daar toe van wegen de gemelte Maatíchappy gekooren twee Koop- luiden, de Heeren Pieter de Goyer en Jakob de Keizer , omals exprefle Af-

De Bewint- hebbers te

Eg ee

27 gezanten, en beide vân even hoogö qualiteit, na dezen Grooten Cham te trekken. Voorts wiert. hen bygevoegt een gevolgh van veertien. perzoonen; te weten, twee onder-Koopluiden, Le- nard Lenardfen , en Hendrik Baron; zes Lijf-fchutten, als ook eenen Hof: meefter, een Chirurgijn, twee Tolken, cen Trompetter , en een Tamboer. Daar en boven namenze noch twee andre Koopluiden meê, die, geduu= rende hun opreize na Pekzng, den han- delin Kanton zouden waarnemen ; na= melijk Frangois Lantsman , als hooft, en Hendrik Gramsbergen zijn noot- hulp. Tot de reize wierden vervact- dight twee Jachten , Koukerken en Bloemendaal , om daar meê van Bata- vie na Kanton te zeilen , en voorts na de Keizerlijke hooft-ftadt Peking op te reizen. De fchenkaadjen, die de Ge- zanten met zich namen , om aan den Grooten Cham te vereeren, beftonden in verfcheidene koftelijke Stukgoede- ren, âls in Lakenen , Karzaien , en an- dere wolle hantwerkzelen, in wit Lijn- waat, &c. In Speceryen, als Foli, Ka- neel, Nagelen, Nooten, als ook in Barnfteen , roode Kralen, Zandelhout; Verlakte Koffers, Verrekijkers, groo te en kleene Spiegels , Pluimen , een Kurafliers Wapen , en in meer andere vreemde Rarigheden. Hun bericht- fchrift hield in , datze ten principalen hun verzoek in te dienen hadden, ten einde tuffchen den Keizer van Tartaria en Sina een vaft verbont mogte gemaakt worden,om door zijn ganfche Rijk met eenen ieder zijner onderdanen zonder onderfcheidt te mogen handelen, en dat het zelve met vafte brieven mochte verzegelt en beveftigt worden. | Als nu alle de koopmanfchappen, _ Pister de

gefchenken, en andere noodtwendig= gite heden, daâr af wy ons-op de Reize rekken ne konden dienen, gefcheept waren, tra- vod Al den de Gezanten met hun ganfche gevolg , den vcertienden ván Zomer- maandt „des Jaars zeftien hondert vijf en-vijftigh , te fclieep, en ftaken-noch dien zelven avont meteen Zuid-ooften wind van de Ree van Batavia af im Zee, en zetten hunne koers Noord- waarts aan. Maar eerik vervolgens ga verhalen, 't geen ons-op.de Reis, tzee

Dz dert

Het Eilandt

Tava is vruchtbaar.

Aart der Inwoonders

28

dert wy 'tvafte landt van S#4 in ’t ge- zicht kregen, is voorgevallen, zal ik met weinig woorden , en in Prent, de- ze vermaarde en uitftekende Stadt, die ik voor mijn vertrek aldaar na ’t lever aftekende, ten toon ftellen. | Dezeftadt BAT AV IA (die haren naam bekomen heeft van het Neêrlants Geweft, dat by d'oude Romeinen Ba- tavia , en ten huidigen dage met den naam van Holland bekent is) leid op het Eilant Groot Java, dat, in ’t voort- brengen van allerlei Aerd-gewaffen en Dieren , zoodanige- vruchtbare Lants- douwen bezit, datde groote en diep- zinnige Scaliger dit Eiland voor een kort begrijp des ganfchen Aerdbodemg heeft uitgeroepen : want op dit Ei- land komt niet alleen de Peper , Gem- ber, Kaneel, en andere Speceryen in grooten overvloed voort; maar ook allerlei zoort van tam en wilt Vee, dat van hier na andre plaatzen verzonden wort. Men heeft op dit Eiland zeer rijke Goutmynen, en dierbare Gefteen- ten , en allerlei Zijde ftoffen in groote meenighte. Hier en tegen is dit Ei-

land veel ftorm en onweer onderwor- pen; invoegen het zelden daar af be- vryd is.

d'Oude Inboorlingen van dit Eiland

wan ’t Eiland Zijn herkomttig vande Sinezen,die eer-

Java.

tijds, uit vreeze voor den Tarter, voor het meerdeel uit hun land vluchten, en zich opdit Eiland Jaya, en andere om- leggende Eilanden begaven , en dic voorhun fchuil- en verblijf-plaatzen uitkozen. De huidendaagze Javanen, die endelijk den naam van dit Eilandt aangenomen hebben, vallen middel- matigh vanlengte, vierfchootigh , en rood van aanzicht. De meefte, onder hen; gaan naakt , of hebben alleen maar een flecht zijde of katoene kleed aan, dat hervniet laeger dan tot op de

knyen:komt:5-Zy worden gehouden

voot: de zedighfte en gemanierfte vol- ken van alle d'Indianen;maar zy vallen fchiachetachtig, ftout„hovaerdighs en houden. weinig van hun woort: want als zeker Javaanfch Koning zijn woort en beloften.niet geftant had gedaan, en hy daarom berifpt en vermaant wiert, gaf hy‚tot antwoort :- Dat ’s menfihen tang niet wan been gemaakt was. Wil-

GEZANDTSCHaAP aan den Grooten

lende daar meê zoo veel te kennen ge- ven, als dat de menfch zijne tong mofte buigen, en die tot zijn'wil hebben.

Men zeid eok datze wreed! van vaart; bloergierigh , én zich niet licht later neêrzetten en- verzoenen ,indiehze zich eens verongelijkt vinden ;- vals ook datze eertijts de Lijken of doode Lichamen van hunne Vrienden plach- ten t'eten. In ’tftuk’van den Gods- dienft omhelzen zy alle de Leere van Mahomet, of den heidenfchen Gods- dienft, na het verfcheiden gevoelen hunner Koningen, die op dit Eilánt in grooten getale zijn. Van deze twee valfche Godsdienften- heeft zich het Heidendom, als-her oudfte, wel’ het verfte verfpreit ; mar de Leere ‘van Mahomet is eerft in den jare vijfthien hondert en tzeftigh by de Inwooùders aangenomen , die evenwel zedert dien tijt zoo weligh looten heeft gefchöo- ten , datze nu de heidenfche Leerc verre overtreft.

De voornaamfte Hooft-fteden op dit Eilant zijn Bantam , dat door häre Koophandel zeer vermaart is Ghoyi- bon en Zapara daar de Engelfchen- en Hollanders in grooten overvloet de Peper van daan halen. Eerrijts lagh ter plaatze, daar nu de ftad Batav?a is gele- gen ; (welke plaats de Hollanders miet de Wapenen verovert, en tegen d'’Ey- landers, daar meê zy gedurig in Oor logh zijn, met byna onwinbare Veftin= gen verfterkt hebben,) een Stadt; Ka- lappa geheten, dat daar na Zakatra ge- noemt wiert, en ten tijde van Kornelis Houtman, (die de voornaamtfte aanlei- der der Ooftindifche Schipvaart'is ge- weeft) met meer als 3000. Huizen ver- rijkt, en met vry fterke Buiten-werken en Palifladen verfterkt was. * Maar d'Engelfchen, die den handel op” dit Eilant alleen na zich zochten te trek ken, kregen een deel troulooze In- woondeten op hun zijde , en lieten door ‘hulp der zelve deze Stadt ten gronde floopen , ef vernieler: De Hollanders, in tegendeel, om dezen toelegh' in hun geboorte te fmoorény wierpen. hier tegen twee Sterkten of Forten op, waar‘van het eerie Maïúri- tius, dat langs den oever der Reviere gefticht lagh, en ’t ander Naflon ge-

heeten

Batavta Was eerzijdte

Kalappa en Jakatra ges heeten.

eene

‚A | AGD (1

IN) IN N24

Beed #5

pa:

} en En Mi _

5 Pe (rg

A ü her

) (an Va k F | Ii Ai

in»

Ï Le

4

lj,

ela,

_

Tartarifchen Cham,

heeten was. « Beide deze Plaatzen wa- ren, tegen het aanvallen en gedurig be- fpringen der Javanen (die altijts zoch- ten de Hollanders van dit Eilant af te drijven,) met Bolwerken , Raveleinen, en. meenigte van heele en halve Kar- touwen, vry fterk geveltigt en voor- zien. -Endelijk na verloop van tijdt, om-dies te-bequamer de ftormen der Javanente kunnen af-fraan ; wiert ver zelver plaarze , daar eertijts het oude Kalappa of Takatra lag, (dat de Hol- landers daar na den Javanen ontwel- digden,) een nieuwe Stad geftigt „en

sterkte van Batavia genoemt. Dit Baravia, dat

Batavia.

op de hoogte van zes graden, en tien minuten is gelegen, leid in zijn vier- kant , en wort in *t midden door een zekre Revier, die diep uit het landt komt fchieten , in twee deelen ver- deelt. Het kleenfte deel overtreft het grootfte in fterkte , dewijl dit met een by-na onwinbaar Kafteel verfterkt is; ‘twelk rontom, tot meerder verfter- king, in vier Bolwerken (daar diepe en wijde grachten rontom loopen beflooten leid. De Stadt is zeer volk- rijk, zoo.van Javanen, Sinezen , &c. als Neêrduitfchen , en is met prachti- ge Gebouwen, die alle op de roijinigh zeer ordentelijk zijn gefticht, vergiert. Door de zelve loopen ook verfcheide heldre grachten , waar af de wallen langs heenen met Kokes- en andre In- diaanfche boomen bezet zijn. Aande Zeerkant , die zeer naauw bewaárt wort, vertoont zich een veilige haven en reede voor de Schepen. - Haar Wa- pen iseen bloot Swaert met een Lau- rierkrans. >In deze Stadt heeft ook de Generaal (die, uit den naam der Ver- eenigde Neêrlanden, over al de fterk- ten in Indiën gebied )- zijn verblijf en Hof. Deze Generaal is met geen minder gezag vetzien ; dan eertijds de Stadhouder ‘en Veldheer der gemelde

_Geweften. Ja hy gebruikegeen mindre

pracht dan de Europifche Koningen: En deze prachtige ftaat' erv heerlijkheie wort hem uit geen andre inzicht toe- gevoegt, dewijlsdoor fchijn van dusda- nigen luiftery-de volken van deze Gé- weften hem: grooter eerbiedigheidt en gehoorzaamheit toedragen. Te weten, flaafachtigegemoeden worden niet

of Keizer van Sina. ag

beter beftiert en onder dwang gehou den , dan door fteenge Scepters ; en noit dienenze gewilliger , als wanneer zy tot verbaaftheit gebracht worden door den koftelijken praal des Beftier- ders. Doch dit Opperhooft worden Raden toegevoegt , die zich met hem van zaken , betreffende de vrede, oor- logh, befchermingh der Landen, en koophandel , beraden.’ Het Recht {taat hier aan een Prezident, en aan Schepenen. Hier is ook het hooghtte Komptoir of Reeken-kamer, daar aan alle de andere Neêrlandtfche Ka- mers, van geheel Indiën, gehouden zijn rekening te doen. De gantíche Stadt leid in dertien ovêt-fterke punten of bolwerken beflooten , die in voori- gen tijde verfcheiden maal het ftormen der Javanen verduurt en’uit-geftaan hebben. Onder andere is de gene wel de voortaamfte, die in den jare zeftien hondert aegen en twintigh aldus zij- nen op-en voortgang nam.

De Hollanders hadden met de Ko-

ningen van deze plaatzen, op Java, Port van de

een zeker verbond opgerecht in ’t ftuk van den Koophandel. Maar als deze Koningennu reis op reis trouloos han- delden , en tegen ’t verdrag de Tollen verhoogden , wiert goet gevonden een Kafteel of Slot in de Stadt op te wer- pen. De Engelfchen hielden op dien tijd met de Hollanders een naauwe en vafte vriendfchap ; doch tuffchen de- ze beide quam geen kleene onluft te ontftaan , zulks dat (na een bloedigh gevecht van elf Engelfche fchepen, te- gen zeven Hollandfche fchepen, dat van den middag tot den avond duur= de) de Hollanders gedwongen wier- den de vlucht te nemen , en na -4m- boina te wijken, om grooter macht by-een te rukken. De Koning van Takatra deze gelegentheidt waarne= mende, rechtte met de zeegpralende Engelfchen een verbont op,en beleger- de zeer vaft de nieuwe fterkte: De be- zettelingen, die binnen defterktelágen, weerden zich zoo mannelijk, datze tot zes maanden toe de gedurige aanvallen en ’t geweldigh ftormen der vyanden zeer kloekelijk af-keerden. Middeler-

wijle brachten de Hollanders , uit de

Mollukker Eilanden, hun macht by- D 3 een,

legert.

30

GEZAND:T sCHAP aan den Grooten.

eens die in achtien fchepen beftond, | de-welkein de Revier geworpen wier:

en begaven zich derwaarts onrhunne belegerde lants-luident'ontzetten. De Engelfche, van hun komfte verwittigt, braken het leger op, brachten het ge- fchut aan boort, en zeilden door de Straat Sunda weg. De Generaal Jan Pie- terfz. Koen;die toen eerft met een vloot uit Hollantquam (niet twijffelende aan de meinedigheit des Koninks hoewel deez’ de fchultop de Engelfche leide, en zich zelven zocht te zuiveren) heeft zijn volk, beloopende ten getale van elf „hondert man , met goet beleid en orde doen landen, en-uit de ontzette fterkte tot den ftorm, op de Stads wallen, aan=- gevoert de welke geen - half roers {choot daar van af lag , en na eenigh tegenweer terftont ingenomen wierdt. De Koning deze onverwachte verove- ring vernemende , begaf zich. ter yl met al zijn volk op de vlucht: want behalven de vrouwen en kinderen, wiert niemant verfchoont ; ja de Stad lakatra zelf wiert aan koolen gelegt, en de wallen geflecht. Na het bevech- ten van deze zege , hebben de Hol- landers zich aldaar zeer verfterkt en groot gemaakt. Doch de Keizer van ’t Eiland Zava, de vaftigheit van d'on- zen , op zijnen bodem, met nijdige oogen aanziende , ( dewijlze niet al- leen Jakatra bemachtigt, maar ook den koophandel aldaar vaft geplant hadden, en niet zonder groot profijt de Tollen van de Sinezen „- Iaponners, Siammers en andre volken ontfingen, ) heeft beflooten de nieuw-geftichte ftad Batavia te belegeren. Hy begaf zich dan in den jare zeftien hondert negen- en-twintigh zoo dicht onder de ftadt, dat men meteen roer zeer licht in't leger konde {chieten. Het ftormen en de hevige aanvallen der vyanden, keer- den d'onzen met hun Bateryen,Bolwer- ken, Vyerwerken, Kartouwen en Gra- naden af. Het meefte gewelt deden de Tavanen den twintighften van Wijn- maand, des nachts, doch wierden door *t grof gefchut en musketten met groot verlies weder afgeflagen. Onder alle andere zwarigheden, waar meê de be- zettelingen te ftrijden hadden, was niet een van de minfte-de vergiftige ftank,

ontftaande uit de verrotte lichamen ;

den , die metpalen toegeheit was op datze niet zouden af-drijven. Tegen dit ongemak gebruykten die van bin- nen een nieuwen vond, gravende diepe putten, om verfch water te bekomen. Onder de aanmerkenswaerdige voor- vallen; die zich;gedurende de gantfche belegering, toedroegen, heeft men zich ten hoogften te verwonderen over den ftorm, die de Wilden deeden op Mag- daleens Reduit gelegen op de uitter- fte hoek der Stadt. Deze Reduit was bezet met zeftien Soldaten, die meer machts betoonden in ‘ttegenweer te bieden , dan de aanvallers in tbefprin- gen-met een ontallijk leger : want de vyant omcingelde hen rontom; en viel over de neêrlaag van zijn eigen-volk zoo lang aan, tot dat de bezettelingen hun kruit en loot verfchooten hadden. Zysberooft van hert nootzakelijkfte ge- weer, wierden niet te min in dit gevaar niet berooft van klockmoedigheit en omzichtigheit. Met fteenen en pan- nen van't Reduit, wierden de Tavanen een geruimen tijdtafgedreven , maar ditook ten leften ontbrekende, befton- denze noch (niet zonder klucht) hun onverwinnelijke kloekmoedigheidt te toonen in ’t aankomen van de dood. De menfchen-drek wiert met potten gefchept uit een heimelijk gemak , dic op de naakte huit der ftormers gewor- pen wiert , wanneer die van der Stadt een uitval deeden om de hunne te ontzetten. _ Doch de Iavanen hadden genoegh beproeft , op zeftien man , de dapperheit der Hollanders. Zy befton- den dan de uitvallers nict in te wach- ten, maar braken terftont op, en riepen in “hunne Taal : 0 Seytang Orang Hollanda de bachalay fammatay ; dat is: O ghy Hollandfche Duyvels, ghy wecht met front.

vanen te wanhopen aan een goede uit- komft van hun voornemen, zulks zy van't beleg opbraken , en den eerften van Slacht-maandt het leger op drie plaatzen aan. beant ftaken. d'Onze den vyand niet veel vertrouwende „hielden, zich binnen tot den morgen, wanneer eenig ros- en voetvolk uit- gezonden wiert om na de gelegentheit te ver-

ne-

Door dusdanige „, proefltukken begoften endelijk de Ia- ae van't op.

!

Tavanen

ba De

nemen. Deze bevonden dat de vyand zich op de vlucht begeven had , ach- terlatende meer als acht hondert man , waar van zommige onthooft , andere doorfteken , in orde ry aan ry op een groot vlak veld neffens malkandre la- gen. De oorzaak van deze moort is dusdanig: De Keizer had in ‘t vorige jaar (want dit was de tweede belege- ring ) een van de voornaamfte Vorften des Rijks met een machtig leger na Batavia afgevaerdigt, 't welk een groo- te tegenweer vindende, onverrichter zaak was wedergekeert. De Prins van Madura (dit Eilant leid omtrent een half mijl van Zaya, {taande onder 't ge- bied des Keizers) had zich beroemt, niet zonder verfmading van d'andere, dat hy met zulke heirkrachten (want het heir, naar men zeid , beliep ten ge- tale van twee hondert duizent maa ) iet anders op de gemelde Stadt zou uit- rechten of niet levendig daar af trek- ken. Den Keizer, dit ter ooren komen- de, liet hem ontbieden, en maakte hem over een nieuw by-een gepreft heit Veltheer, neffens den voorigen, die in het voorleden jaar het opperfte gezag alleen hadt.gehadt. Deze, die zacht- zinnig van aart, wel bemint onder de Zoldaten , en een man van grooten aanhang was, heeft over den Vorftvan

of Keizer van Sina. 31

Madura , (door dien hy zijn woordt niet na-quam ) als ook over alle zijn aanhangers op ftaanden voet wraake genomen, zeggende : Uw woort moet waar worden, ghy zult van Batavia niet levendigh trekken. En zijn ont- fchuldiging , over dit bedrijf , wierd ook ten Hove by den Keizer ten vol- len aangenomen.

Ter liefde en gedenkenis van deze vermaarde Stadt, vind ik mijn geeft geport, om haar met deze onderftaan- de Vaerzen te befchenken:

Zo leid Batavia , de Roem der Bata: vieren ,

En fpiegelt haar Paruik in d'onge- baande Zee.

O glori-rijke Stadt, zoek, leven in Laurieren,

Zoleeft ons Vaderland, door u roem- ruchtig , mee.

Na verloop van acht dagen, kregen

wy op den twee -en-twintighften het zi

Krijgen het land Pu-

Eiland PULO TYMON int Zpmen mt

’tgezicht, Zeer vermakelijk, fchoon,en wonder aangenaam, ( gelijk ten deele uit deze boven -ftaande Prent oogh- fchijnlijk te befpeuren is) doet zich dit Eiland, met haar boom-rijk geberg- te en luftige valeien , van verre op.

Wy

gezicht.

me me

hd

SB

ee

32 Wy voeren hier met de boot te lande, en haalden brand-hout en verfch wa- ter, daar wy ons, in ’t weg-trekken, niet wel af verzien hadden. Op dit Eiland groeit in groote meenighte het blad Bertel, in 't wilt, waar van daan

hert de Javanen met heele Sloepen vol ,

halen. Niet lang hielden wy hier ons

op maar ftaken , na dat wy ons wel |

verzorgt hadden , in ’t kort weder in Zee, om onze Reize te vervorderen.

GEZANDT SCH aA:r dan dèn- Grooten hunne eigen rechten en wetten in vry-

heit wilden leven en hunnen eigen Koning hebben, dan onder de Sinezen te buigen. | In den beginne van den Stam 7az- minga , ontrent voor twee hondert en tnegentig jaren , wierden deze volken van Keizer Hunguws onder fweep ge- bracht; maar dit landfchap wiert daar na aan zeker Koninkje Chiz te leen ge- geven, die niet lang daar na Van zijne

Rl e

Krijgen Kon _ Den eerften van Oogft-maant kre- |

drie Landtvoogden (die uit den ge- chinchina mt gen wy het vafte land in’t gezicht, had-

flachte Ly gefproten waren,en ‘t Rijk

Beer ae pr

am rf nk *

et

ai Ie

mm 5 ij

|

_

Á, Hi Af i 4 r

|

_

Ë

ne

geit. den Konchinchina Noord-noord- weft van ons leggen, en ’s middags de hoog- te van twintigh graden en zes minuten, Noorder -breette. Wy liepen dicht langs de Kut heenen, die zich zeer vermakelijk opdeed’, op veertien va- demen zand-grond. Dit Kouchinchija is een gedeelte van zeker Koninkrijk Gannan, dat een vande Gebuur-landen is, die buiten het Rijk Sa zijn gele- gen; maar evenwel onder de Sinezen ftaan : want onder dit Gazsan is gele- gen het Rijk Zwugking en Kraocht, of Kouchinchina die beide eertijdts Nankiao genoemt wierden, en ten tij- de des Stams Cíx4 alleen maar de Heer- lijkheden van Siang waren. Keizer Hiaonus , uit den Stam Hana gefproo- ten, die een zeer ftrijdbaar-en zeeghaf- tigh Vorft was veroverde allereerft deze landen, voerde daar volk-plantin- gen in, en regeerde d'Inwoonders na de Sineefche wetten en manieren. De zelve Keizer was ook d'eerfte, die deze ‘Landen en d' Inwoonders Aiâochi noemde, dat zorveel als A ruis-toonen gezeght is; dewijl hun grootfte teen ('tgeen voor het meerdeel dit volk ci- gen,en in den aartis ) kruislings over den teen, naaft de grootfte, gebogen is: maar daar na gaf de Stam Tanga deze Landen den naam van Kraochen. Het fchijnt evenwel dat’ de Sinezen-noit veel werks van deze Landen gemaakt hebben, dewijl d'Inwoonders, zoo de Sinezen voorgeven , al te woeft en on- gemaniert van leven waren; hoewel men zou kunnen zeggen , dat de Sine- zen dit meer uit vreeze deeden , de- wijlze wel wiften dat d'inwoonders hen in krachten en fterkte des lichaams verre te boven gingen, en zy liever na

bemachtighden) omt leven gebracht wiert, Als Keizer Iwaglous de beroer- te van dit Rijk vernam, liet hy twec van deze wederfpannige Lantvoogden om’t leven brengen,maar de derde ont- quam het met de vlucht, en de Keizer maakte weder het Koninkrijk Gannas tot een landfthap : maar naauliks had hy zijne wapenen ter neêr gelegt, of de vluchteling Ly quam weder te

voorfchijn , en bemachtigde het Rijk;

na dat hy eerft de Sineefche Landvoog- den daar uit gedreven, en ’s Keizers gramfchap ( door het zenden van Ge- zanten ) zeer wijffelijk ter neder gezet had. Tedien tijde was Siventens Kei- zer , die een ruft-beminnend Vorft ; en veel meer een flaaf van welluft, dan een heer van ’t Rijk was. Deze Kei- zer, verdriet fcheppende in zoo veel muiteryen en oproeren , gaf dezen weêrgekeerden Ly dit landfchap weêr te leen, en maakte hem Koninkje ; op die voorwaarde, dat hy alle drie jaren eenen Gezant met groote gefchenken

aan ‘hem te zenden had. En in dezer

wijze wierden deze geweften van het Sineefche Rijk , ontrent den jare veer- tien hondert acht-en-twintig, afge- fcheurt. Doch weinig raakte hert land hier door in ruft, maar wiert door in- wendige tweefpalt en oncenigheden in drie deelen verdeelt; waar van het eene het Rijk Laos, het tweede Tuas- king,en het derde dit Kouchinchina is; daar het evenwel niet als deelen van de landtfchappen Quangfs en Tunnan zijn.

d'Inwoonders van deze drie Rijken, Laos, Tunking , en Konchinchina, houden zich by den Sineefchen Gods- dienft. - Zy gebruiken ook mede de

Si-

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina.

WJ JJ

Sineefche. Charakters , hoewel: zy ä tale en uitfpraak ( gelijk ook andre gebuur-volken , die de zelve Charak- têrs gebruiken ) van de Sineezen zeer veel verfchillen. Deze landen zijn zeer

Storm,

Op den tienden der zelve maand be- liep ons een zeer groote en zware, ftorm die ons in het uitterfte gevaar bracht. Het Jacht Bloemendaal wiert paar door ber

in de windt opgeworpen, en raakte Zacht Bioe-

weelig in ’t voortbrengen van. allerlei dingen, die tot ’s menfchen onderhoud van noden zijn. Onder meenigte van andere veld- en boom-vruchten, druipt hier ook zekte aangename vocht of olie, die van de Portugezen Rofama- lia genoemt wordt, uitde bomen; In

grooten overvloet komt hier ook het

Arents-hout voort, dat purper van ver- ruwe, en byde Spanjerts met den naam van Lacca bekent is, en door geheel Sina tot het verwen van Zijde ftoffen gebruikt wort. Hier valtook zeer veel fijn Lijnwaat, Zijde en Katoen. Onder menigerlei flag van Apen , vind men hier ook zeker flag, Singfing geheeten. Als men deze Apen in de boffchen wil vangen, zoo zet men hen Wijn voor , daar op zy zoodanigh verzot zijn, datze zich daar aan fmoor-dron- ken zuipen, en in die dronkenfchap zich vangen laten. Hun bloet verftrekt een zeer koftelijke purper-verf. In de- ze geweften onthoud zich ook zeker dier Fefe, daar af wy hier na, in ’t be- rij jven der dieren, breder zullen {pre-

en, |

mendaal van voorts van ons af. Onder dit ftormen ss

en bulderen der winden verhief zich ook by wijlen de donder en blixem, met flag op flag, zoo geweldig , dat alles daverde en dreunde wat aan't ganfche Schip was. In groote bekom- mering, moeite en onruft, brachten wy dien nacht ( doch niet zonder gevaar van fchip en goet te verliezen ) over. Onderweegs zagen wy een-mafteloos fchip drijven , maar konden het zelve niet bekennen. Tegen den middag ging de wintleggen, en ‘t weer quam toen eerft tot bedaren; invoegen Wy ’s avonds onze Schover-zeil weder by- zetten, en zagen doen van verre een groote Ionk drijven , die zoodanigh van dezen ftorm getroffen was , dat hy maft, zeil, en by-na alles door dit ge= weldigh waien was quijt geraakt. By deze lonk komende,die wy verpreiden, verftonden wy van d’ Opperhoofden datze van Kamboye quamen, om na Teywan over tefteken ; maar zeiden ons , dat de ftorm hen zoodanig ver- voert had, datze heel van hunne koers geraakt waren ; zulks zy aan ons ver«

zocki-

ben raakt.

34 magen om te recht gehulpen te-wor- den. Wy wezens hen derhälven de

Greek, die op het Eilant Formofa aan-

Siep. waar voor Zy ons ten hoog{ten be-

dankten „en fcheiden doen voorts van,

| vloeit, is niet zeer

GEZANDTSsSCraAP dan den Grooten

maakt. De Zee, die rontom_

diep, zulks men daar met geen groote fchepen (di hieent niet vlotten mogen) aan kan komen, dan alleen BE de haven, die: meteen zeer

„ons af. ‘Onderwuffchen vervorderden, fterke vefting bewaart is. Deze Plaats ont onze Reize, na dar alles weêr {mun | | SS klaar gemaakt was , en gingen mêr [grof gefchut, dat by-na nergens beter E cen Wetten wint Noord- Rooft- ooft | alsshier, van Sineefch en Japonfch ko- % jaar per gegooten, en door geheel Indiën Komen äne” Ree den veertienden kregen wyd'Ei tot groote winft def Inwoonders), ver- f et za en‚vat Makao in ’t gezieht „en |z

wort, Aande Land-zijde leg- nde hooghte van een-en-twintig

glider et tiën. minuten , Noorder-

bfeetre, en: „vier-en-twintigh vademen ger ot: „Wy zetten het tegen den avond onder cen der ooftelijkfte heu- ‚vels, op Zeven vademen, en gingen met Se den dagerdat weder tzeil Wy zagen 5 wel aan flrant allerlei lagh. vaa kleen. | 2 en groot ‚Vaartuig , maar, koften niet }

en ier nr

Tan Eee

== Ee

zepen ne

LE Ts En _ p

gen à alleen maar twee Kafteelen op de -haaft- gelegen heuvels die. de Stadt evêrwel geen kleene fterkte, tegen het invallen der vyanden , byzetten. Zoo verre men aan de Land-zij de zien kan, , verneemt men geen boomen’: heefters, of ee andere keel ; gaar de

en

vrg, a

ze a en kn EEE e=

er

za

TE TE

er ns a teen ed

aan ons boert krijgen , nochte met de - boôt beziet; zoo geweldigh vrées-

aëhtigh zijn deze’ luiden hier voor den ' Zee-roover Koxinga dië“te-dien tijde dië Zee-Kutten itt een gedutigen alarm” hield, cf daar voor zy ons’ epe buiten |

ewvijftel aanzagen REN Twee dagen zeïlden wy brite deze

Eilanden , eer wy, op den zeftienden, de Wijdwermaarde ftadt MA KAO

(gelegen op de hooghte van éen-en- twintigh graden en tien minuten, Noorder - breerté ) voor - by zeilden. En fchooir wy deze Stadt niet aandee-

de, en hier hiët te lande traden; zal ik

evenwel, ‘t geen ik daar af vän anderen keb kunnen vernemen, den Lézer voor

oogen ftellen, ende Stad, die ik uit der’

Zee affchetfte, in Prent vertoónên. Deze Stadt («die al voor eenige ecu- wen de neering-rijkfte en vermaarfte Koopftadt van geheel Afie is geweett) leid op een kleen hangend Eiland, dat âan een grooter Eilandt vaft is „en is gefticht op eenen zeer hoogen Bergh, die uit der Zee oprijft. Rontom wort deze plaats van de Zeebekabbelt , uit- gezeid aan de Noord-zijde, daar zy met een fmalle ftreek lands aan ’t land vaftis ; invoegen aan d'eene kant de Zee, en aan d'ander kant de hoogte en fteilte der plaats deze Stadt by-na voor 's menfchen krachten onwinbaar

een ( wat moeite wy ook aanwenden) |

Ha en Ga’, edit elk varat Aiatso Befiieedt „hoewel mien, de Plaats nu’ by verkorting Makáo, of zo zommige willen, Makou noemt: Deze Plaats ( dte woeft en onbebouwt bleef leggen) hebben de Portugezen daar. na, met bewilliging der Sineezen zelfs, beginnen te bouwen, en'tebewoonhen; zulks de zelve in korten tijd zoodanig in meenighte vän’ Inwoonderen en Koophandel toe-nam , datze een volk- rijke en zeer vérnidarde en neering- rijke Koopftadt is geworden. Niet weinig hulp hier toe en ftijfde dezen voortgang het verfchiet van allerlei Koopmanfchappen, die uit Europe en geheel Indiën te {cheep door de Por- tugeefche volken derwaart gevoctt, en ook uit Siza daar in gebracht wier- den.” Ook hebben alle de Portugezen in Makao ( ’tgeen hun handel niet weinigh doet aanwakkeren ) die vry- heit van de Sineezen verkregen, datze jaarliks tweemaal, in de hooftftad Kan- ton, op de Jaar-markten mogen ko- men, en hun koophandel drijven. Een groote meenighte van Wáâaren voc- renze dan gemeenlijk uit Aanton na Makao : want men vind aangetekent, datze

dep P N A | |

/\\ld

er

edere end ‚° Ten de

= BED pn jm et RS _ tet gn en zr: Dr vn

en

nn ng

Totèrifden Cham,

datze (toen de koophandel daat bloei- de, en in haar volle kracht was ) met zich brachten over de dertien hondert kiften met allerhande Zijde ftoffen, leggende in ieder kift hondert en vijf- tigh Zijde ftukken Fluweel, en dierge- lijke Zijde ftoffen meer. Noeh brach- tenze daar van daan vijf-en-twintigh hondert klompen Gouts , waar van ieder klomp de zwaarte van tien Toel, en ieder Toel de zwaarte van dertien zilvere Dukatons heeft ; invoegen ie- der klomp ontrent dertien oncen in’t gewicht is. Zy voerden daar ook ge- meenlijk uit over d'acht hondett pont Muskus „zonder het Gout-draat , fijn Lijnwaat, d’ongewrochte Zijde en dierbare edele Gefteenten en Paerlen daar onder te willen rekenen.

Zeilende dus voorby de ftadt Ma- kao, quamen wy onder GOYERS EILANT (zoo geheeten na den Heer Pieter de Goyer) op de Rede en ten Anker, Anke 10 RD

Op den achtienden der zelve maant quamen wy met den ondergang der Zonne, alleen met het Jacht Kouker- ken (want Bloemendaâl was acht da- gen te vooren voor het lant van. Kox- chinchtna- door zwaren ftorm van ons afgeraakt , en quam eerft acht-en-veer- tigh dagen daar na by ons te Kanton)

of Keizer van Sina,

zeer gelukkigh in de Haven van

HEY TA MON, enlieten Komen

het Anker midden in de Báay; op zes “oren. en eert half vadem fteek-gront, vallen. Wel ter. neering, en zeer vermakelijk leid deze Pláats aan de wäterkant , en is van achteren ( riäar uitwijzing van deze bovenftaande Prent) met aange* name Bergen en vermakelijke Valeiërt omringt. Nauliks hadden wy het An- kef läten vallen, of kregen terftont een Berk met Zoldaten aan boort, die uit den ndam vân den Gouverneur d'oot- zaak onzer komfte quamen afvragen. Hier op wierd d'onder-koopman Hen- drik Baron (omden Gouverneur onze komfte bekent te maken , &n hem var allés mondeling te verwittigen ) aant lant gezonden. Deez’ daar komende, wiert by den Gouverneur tot in zijn flaapkamer gebracht, en van den zel= ven met alle minlijkheit bejegenit. Hy vroeg hem echter , Wat zy Hollanders daar weder quamen doen ? en of hen niet voor twee jaren uitdrukkelijk verboden was, niet in Kanton te mo- gen komen.

Zes dagen dâar na ; fiamelijk dei zwe izan. vier-en-twintighfter, quamen twéé darin komen Mandarijns van Karton, omde (2) Ge- om de geloof loofnis-brieven (die de Gezanten met nis-brieven ve zich aan den ‘Grooten Cham brachten) Nie inci

r ia ‚Ea EC len,

mmm

36 GEZANDT scH a p dan deì Grooten

te bezien, en lieten te dien einde | punten vraags- wijze te vooren; na- Gezanten ten huize van den Gouver- melijk , Of zy niet voor twee jaren die en ve-

De Gezanten neur ontbieden. De Gezantentrokken | uit Kanton gezeilt waren? Wart voor Arid drgen treden. He afvragen,

TE md En

meed

hier op met hun ganfche gevolgh de Revier op , en quamen met den mid- dagh in ‘tvlek Lammê, daar zy voor des Gouverneurs huis te lande ftapten, en wierden in goede orde met hun gan- fche gevolg , door den gewoonlijken Cermony-meefter , in een groote en ruime Zaal by den Gouverneur ge- bracht.

De Gezanten vonden den Gouvet- neur, tuflchen beide deze Mandarijns, aan een hogen Tafel zitten, en rontom omringt met gewapende Zoldaten, die ons geweldigh onthaalden’, en zeer gedienftig waren. Na dat de gewoon- lijke plicht-plegingen (daar de Sinezen zonderling in uitmunten, gelijk ons dat daar na breder te verhalen ftaat )

eter. weder-zijde waren afgelegt, ver-

toonden de Gezanten hunne Geloof- nis-brieven vari verre , daar meê zich de Mandarijns,( zonder de zelve te willen aanvaerden ) vernoegt hielden. Voorts wiert, eenen ieder. vande, Ge- zanten een ftoel,gezet, daar op zy zich

ter zeet ftelden;: Als de Mandarijns

koopmanfchappen zy met zich brâch- ten? Wie op het ander fchip , en hoe het zelve van hen geraakt was? Hoe veel volks en gefchurt een ieder fchip op had? Waarom zy voorleden jaar niet waren weder gekomen, en een jaar tuffchen beiden hadden laten loo- pen? Wanneer , van wien en aan wien, als ook tot wat einde de brieven gefchreven, en de Gezanten daar-meê gekomen waren? Wat gefchenken zy inzonderheit voor den Keizer brach- ten? Zich ten hoogften verwondert houdende, dat zy aan den Tutang in Kanton geenen brief hadden „en dat de brieven van zoo een flechte toeftel waren : want zy lieten zich voorftaan dat de brief, die aan den Keizer hield, ten.minften in een goude bus- of lade behoorde te fteken. Endelijk gavenze tot befluit, van op morgen aan hunne fchepente zullen komen „om de meê- gebrachte fchenkaadjen op te nemen. Hier op vertrokken: d'opgemelte Ge- zanten met hun gevolgh „en quamen weder aan boort, »

-'s Anderendaaghs quamen de meer- pe oezanter gemelte: Gecommitteerden:-mietveen Verden van as Weir de Gecommit= grooten:ftoct Hovelingen „en ontrent teer den aan twintigh Vaartuigen - (_dieralle op ’tland gehaalt: koftelijkfte en-gierlijkfte met Zijde wimpels en vlaggen prachtigh waren

en Gouverneur. den Gezanten ver- fcheide dingen (‚nopende den handel en gelegentheidt van onze Landen) hadden afgevraagt „en zy hensdaar.op in alles voldaan hadden, keerdenze endelijk „na het nemen van een be-

hoorlijk affcheid, weder na hunnefloe- pen,en voeren met hun ganfche gevolg aan: boort,

uitgeftreken:) aan boort, en namen?’de gefchenken; zoovoor. den. Keizer als voor de: Kantonfche:onder-Koningen

TweGe- „Den negen-en-twintighften, dezer

committeer- A 6 den komen by guam Weer cen NIEUWE H eytou met

de Gezanten, een onder- Admiraal ter Zee, (als Ge-

en den Tutang, met groote. beleeft- heit op. De Heyton quam-ons zel

a mm me eer Een

jan gn mn en #

mn

aa Mins

committeerden van Kanton „} om de Gezanten plechtelijk in te halen , en tot-in Kanton te geleiden. De Gezan- ten vervoegden, zich met hunne Ge- loofnis-brieven, by de opgemelte Ge- committeerden op hun ontbieding aan lant, in, cen Pagode of afgoden T em- pel. En na dat zy aldaar van de Ge- committeerden zeer vriendelijk onte fangen ; en neffens hen op ftoelen ge- “zeten waren, en hunne Geloofnis- brieven op den. Tafel hadden neêrge- legt , nam-de gemelde Heytou het woortop , enftelde hen verfcheidene

zen Schedel in gehuisveft was) geleid,

aan; boort verwellekomen ‚en bracht (verzelfchapt» mer den ondet-Admi- raal.) de Gezanten; die van”"hunnen Secretaris Hendrik Baron, en vier Die- naars uit ons gevolgh verzelfchapt wierden , met een van hunne Vaattui- gen tot voor de ftadt Kanton: Het van daan begaven zich de Gecommitteer- den ‚zonder een woort tegen de Ge- zanten te fpreken, in de Stad: En als de Gezanten daar byna twee uuren ge- wacht: hadden, wierdenze, uit laft van den ouden onder-Koning , buiten de Stadt inhet Logiment. (daar voot de-

Cn

Tartarifchen Cham ,

en door den Balliuw der Stadt bewaart en verzorgt.

De Gecom- Ss Daags daarna, den een-en-derti g- miteerden (hen, verfcheen mer de gemelde Ge- verfchijnen . E 3 weder byde COMMItteerden in ons Logiment zeker Gezanten. Mandarijn Poetfienfin die des Keizers

Treforier was ,-en de vierde ftem in de burgerlijke regeering had. Hier ftelden zy den Gezanten weder ver- fcheidene vragen te vooren, en vroc- gen hen na hunne jaarlikze wedde , namen, en voorige bediening; als ook of zy van den brief, die aan den Keizer hield, geen áffchrift hadden; en of de felve brief op ander pâpier was gefchre- ven, dan die aan d'onder-Koningen > Waarom, en tot wat einde zy voorna- melijk gezonden waren ? Hoe hunne Prins of Koning geheeten was? met meer andere diergelijke vragen. Voorts mordenze, en waren niet welte vreden over de flechte toeftelling van de Ge- loofnis-brieven. Op het verzoek dat de Gezanten deeden , om met d'eerfte gelegentheit gehoor by d'Orderkoniii- gen, en voorts verlof tot d'opreize na Peking, te mogen krijgen, gavenze geen antwoord ; maar gaande met de brieven-aan de gemelde Onder-konin- gen, quamenze ontrent den middagh weder. Hier beftondenze weêr te vra- gen ; Of de Prins-of Régeering ván Hollând géen Zegel hád , waar meê zy hunne Zend-brieven bezegelden , en wat Jaát-getal zy gebruikten > Enno- pende het verzoek der Gezanten, daar op gaven zy hen tot bericht , dat noch: d'Onder-koningen, noch de Tutang; nochte iemáândt anders in Kanton de macht hád , omt aan eenige Gezanten gehoor te verleenen, voor aleer zy op den brief, dies aangaande ván hen Peking gezonden, antwoord bekomen hadden; Zy gaven evenwellaft, dat het acher Koukerken’ zoude mogén boven-komen, en ‘beloofden dat de Onder-koningen (ont deGezanten na behooren te verwellekomen , en‘de gefchenken aan dem Grooten ‘Châm met eente bezichtigen’) zich alsdäh perzoonlijkin hun Logiment verfchij- nen zoudenlaten. | mag zacht Wy Kregen-derhalven dan op den’

Konkerken tweeden van’ Herfltmaant laft, om met

ee ons-Tacht de Gezànten te volgen;

of Keizer van Sind! 3} waar toe vier groote Oorlogs-jonker van de Onder-koningen verordineert wierden , die ons de Revier zouden op geleiden. Tegens den avond lieten wy het anker vallen: by zeker kleen kafteeltje , alwaar de Revier meer äls twee mijlen breed is en langs heen ter wederzijdé van den oever met zeer vele Eilantjes bezet is” Aan de linker-zijde van deze Revier ftaat op een heuvel een hooge Toorn, die met negen tran= zen of omgangen zeer kunttigh ver- ciert ís. Diergelijke Toorn vertoónt zich ook op zeker Eilandtegen over hooftftadt Kanton, De Läntsdouweri; die ter wederzijde wan deze Revier gelegen zijn, munten u'tin volkrijke Dorpen , en vruchtbare Velden , die den naerftigen Landman jdarliks twee- maal eenen rijken oogft van Vruchten verfchaffen,

Den vierden der zelve mâand quâ- en kome men wy voor de vermaarde hooftftadt voor Kanon. Kanton , die van zommigén ook Quancheu genoemt wort, en d'eerfte hooftftadt van ’t landfchap Quantung is. Na het ftorten van gebeden tot Godt, en het ftellen van goede orde op alles, begaven wy ons noetrdien zelven dagh na land, by de Gezanten. Wy vonden hen gehuisveft in zeker cierlijk gebouw , datop denoever van de Re- vier ftond (daar recht tegen over ook ons Jacht ten anker lag) en wel éct een Pagodé was geweeft. _d’ Onder: koning had läft aan twee Mandarijns gegeven ; datze met een goet getal krijghs - knechten de Poorte van de Pagode (tot Bevryding van alle gee welt ) zouden bewaren.

Maart zoo dra en was het Jächt niet De Gezanten moeten Weer

voor het Eogiment gekomen ,‚-of de bie Bis.

Gezanten moften ( hoewel tegen hün- hen dank )- weder dân boort gaar; onder fchijn, dat geene Gezanten, die aân den Keizer gezonden wierden, zonder ‘uitdtukkelijken läft van zijne Keizerlijke Majefteit, binnen Kanton aan land mochten gehouden worden; Zy brachten noch tot hun verfchoos ning by, dat de Kantonfche Regeer- ders het quaat ofte ongeval, ’t welk den Gezanten aan lant mochte over- komen, by den Keizer niet zouden | kumnen verantwoorden. Hier E 3 brachs

mm

38 GEZANDTSsCEAP dan den Grooten

brachten de Mandarijns Poetfienfin en de Heytou de geloofnis- brieven geo- pent aan boort, met aanzegging, dat d'Onder- koningen niet vermochten die t'aanvaerden , en onder: hen te be- houden, voor dat'er befcheid uit de

keizerlijke hooftftadt Peking was ge-:

komen. Voorts namen zy voor de tweede reize de gefchenken , die aan den Grooten Cham vereert zouden worden, op en vertrokken weêr na landt.

Gelijk ik in ’t begin, tot meerder op ening en klaarheit vanonze ganfche Reis- befchrijving , een algemeene Befchrijving van geheel Siza , en vervolgens alle de groote en kleene Steden van de tien landfchappen, die ik niet door-reisde , in ’t kort den Lezer voor oogen heb geftelt; alzoo vind ik my hier ook genootzaakt , tot grondiger kennis van ’t ganfche Sinee- fche Rijk, d'overige vijf Landfchap- pen, als Quaztung Kiangfi , Nan- king » Kantung en Peking , die ik door-reisde, ieder op zijn behoerlijke plaats in ’t kort te befchrijven , en ’tgetal derfteden, daar inieder Land- fchap verdeelt is, ten toon te ftellen.

Het landtfchap Quantung (dat het

tuur geteelt zijn ) zeer rijkelijk voorr. De Lantsdouwen vallen in ‘trvoort-

Veldsvruchten zoo vruchtbaar, dat 'et jaarlijks tweemaal gezait wort: want dit geheele landfchap is den gantfchen Winter over geen groote koude on- derworpen ; zulks de Sineezen dit voor een fpreekwoort hebben , dat’er drie zeer ongewoone dingen in Quan- tung zijn; te weten; De Hemel zonder Sneeuw, de Boomen Winter en Zomer even groen, en bloed-fpuwende Inwaon- ders. Want voor eerlt ziet men hier geen fneeuw, de boomen noit van bla- den ontbloot ‚en de Inwoonders bla- den van Betel en Areha , met kalk toebereid , gedurig knauwen , ‘twelk het fpeekzelroot maakt. Het levert ook uit eenen grooten overvloet van Gout, Paerlen, edele Gefteenten, Zij= de, Quikzilver, Koper, Stael, Yzer, Zalpeter, Arentshout, en meer andere welriekende houten.

Het volk valt in dit geweft heel

kan (hoewel het zoo heel fchrander van herffenen niet fchijnt te zijn) alles zeer kunftig na-maken, dat van anderen gevonden is. Nauliks zullenze iet

en des zelfs bréngên van Rijs, Kooren , en andere Vruchtbaar-

it.

„Aart der geeftig, arbeidzaam , en vaerdig „en Imvoonders.

wan ’t land- twalefde in ’tgetal is onder de vijf | vreemts, dat van Gout of Zijde gewe-

nd peân-tien , daar in geheel Sia verdeelt | ven „of van eenige andre ftoffe in Eu- 3

ij Ji EL, | Á KT

Gn _ En en

-

is, ) wordt ten Wetten met het landtfchap Quangfs, ten Noord- we- ften en Noorden met dat van K#ang- fi, door een _on-ophoudelijke, ry van Bergen beflooten. Ten Noord- ooften heeft'et Fokzen leggen, daar van het door zeer hooge en fteile Ber- gen, en de Revier Zug gefcheiden wort. De ganfche overige landftreek wort van de Zee bekabbelt ; 't welk te weeg brengt , dat menin dit landfchap zeer veele havens en veilige Reên voor de fchepen heeft. Het landt valt op zommige plaatzen vlak en effen, en op. andre rou- en_bergachtigh; voornar melijk na het Zuiden , gelijk wy zulks onder het Reizen, tot ons groot onge- mak, dikwils bevonden. 7 _ Het landtfchap verfchaft alles

’t geen tot onderhoud van ‘smenfchen leven noodigh is. Het brenght ook allerlei koftelijke Waeren ( zoo die

door kunft gemaakt, als door de na-

rope gemaakt,en daar te lande door de Portugezen gebracht is , zien, of zy weten het terftont na te maken. Hun- ne vaerdigheit, in iets te maken, be- fpeurde ik hier-aan-als ik te Kaxton by zekren Zilverfmit eenige doorluchtige zilvere knoopen befteed had te maken, die. hy my terftont des anderen daags, zeer kunttig doorwrocht, en net ge- maakt, vaerdig leverde.

Onder ander Gevogelt; dat zich hier in dit landfchap onthoud, ziet ien hier ook een ongelooflijk getal van Endvogels, die d'Inwoonders‘op een zonderlinge wijze-weten aán te quee- ken. Het is-hier te lande (’t welk in Europa wat vreemts is )- ook een ge- bruik , „de- Eyeren: der Eenden met Zout , dat met krijtachtige aarde ver- mengt is, tezouten , en eenen tijd-lang te bedekken, „Want door ’t-toedoen van deze aarde, is dit Zout zoo krach- tig, dat’et door de fchaal van-d'Eyeren

heenen

Onantung

“ore door

Jartarifchen Cham , of Keizer van Sina. 39

heenen dringt, 't welk het blote zout .

of pekel alleen niet uit kan werken. En deze Eyeren verftrekken dan zoo, een aangename en gezonde fpijs , dat- ze ook vande Artzen daar te lande den , kranken voorgefchrevenworden. |

Het landtfchap Quantung gelijk |

Onder-konin- ook iëder van al d'andere Laändfchap- |

gen beftiers.

pen, wort beftiert uit ’s Keizers name,

door zekre byzondre Landvoogden, | die van d'Europers.( dewijl hun Ampt | met dat van de Viceroys of Europi- fche Onder-koningen over-een komt) Onder-koningen genoemt worden, en houden gemeenlijk in d'eerfte hooft- ftadt van 't land{chap hun Hof.

Toen wy onste Kanton bevonden, wiert Quantung door twee Onder-

koningen bêftiert, waar van men den

Qvantung “was eertijts een Konirk- rijk , Nanive Zebeeten,

eenen , ten opzicht van jaren , den ouden, en den ander den jongen Onder- koning noemde. Van de Portugezen wort den jongen Onder-koning £/ Ry Mancebo geheeten.

d'Onder- koningen van Quantung

bekleeden d'eerfte plaats onder de Landvoogden van d'andre Laütfchap- pen, uit oorzake dat dit lantfchap op d'uitterfte grens-palen vant Rijk, en zeer verre van de Keizerlijke hooft= ftadt Peking is gelegen , en daar eri boven aan de eene kant vande Zee bekabbelt wort ; waar door de wegen dikwils met Struikroovers, en de Zee met Zeeroovers onveilig worden ge- maakt. Uit deze reden is ook by den Keizer vaft geftelt, dat d'Onder-konin- gen van Kjaugfi te gebieden zouden hebben ; e hoewel dit laáfte, gelijk d'andere Land- fchappen , ook zijnen byzonderen Onder-koning heeft.

wantung Over ’t landfcha

Dit Landtfíchap was eertijdts cen

Koninkrijk op zich zelf, Naive ge- heeten, en raakte cerft op het einde des Stams (heva onder gehoorzaam- heit der Sineefche Keizeren. Niet lang, bleef het evenwel onder het ge- bied der Sinezen, maar het viel van hen af, en wilde zich onder niemant dan onder de Koni ven. Keizer Hraouus endelijk ( uit

en van Nan?ve bege-

den huize van Hana ) veroverde dit gewelt; zedert welken tijt het ook den

Sineefchen Keizeren is onderworpen geweeft. AN

In dit Landfchap leggen tien voor- name hooftfteden,en drie-en-tzeventig kleene fteden, zonder de-wijdt-ver- maarde koopftadt Makao daar onder te rekenen.

De tien hooftfteden zijn deze, als cera! der Quanchen of Kanton, Xaocheu , N an-t®/ifleden 1m

hiung , Hoeichen , Chaocheu, Chaoking ; Kaocheu Liencheu , Luicheu en Kauncheu.

De hooftftadt Quancheu of Kanton _ceral der gebied over- vijftien kleene fteden ;4roote enkle. , / ne fleden van 'e landfchap het gebied van deze hooftftadt is gele-avansung.

daar ik Makao (f{choon het zelve: in

gen) niet onder reken. De vijftien kleene fteden van deze hooftftadt zijn deze, als Quangehen of Kamton, Xunte, Tunguon , Cengching , Hiangxan, Sin- hoei , Cingyven , Sinning ; Cunghoa ; Lungmuen, Sanxai, Lien; Jangxan; Tienxan, en Singan.

De tweede hooftftadt Xa ocueu voert de heerfchappy over zes kleene fteden ; als Xaochen, Lochang , Ginghaa; Jayven Ungyen en Zugte. Het geweft van deze hooftftadt valt voor het meerdeel zeer bergachtigh; en wort de Noord-poort vari het Koninkrijk {re geheeten:

De derde hooftftadt NanNurune, of Nanbung , gebiedt over twee fté- deri, als Nasbhiung en Kibing.

De vierde hooft{tadt Horicüry voert het gebied over tien kleene fte- den , als Moescheu, Polo, Haifung ; Hotmen , Lungchuen , Changlo ; Hing- ning Hoping Changing en Jung- an.

De vijfde hooftftadt Cuaocneuy heerfcht mede over tien kleene fteden; als Chaocheu Chaoyang ;, Kreyang , Chingbiang Vaoping ; Tapu, Hoeilat; Cinghat, Puning en Pingyven.

De zefte hooftftadt Cra oxking voert de heerfchappye over elf fteden; als Chaoking , Sinhoei, Sinbing, Yang- chun , Yangkiang ; Caoming, Genping, df eking, Quangning ; Fachuen en Kaj-

zen.

De zevende hooftftadt KaocuHeu

Qtansung.

gebiedt over zes kleene fteden, als Cao-

cheu, Tienpe, Sing, Hoa, Vuchuen, en Xeching. De

|

De nes

ES ae en

an als

En

_ —_——m ee an .

dn 4

bp te en

-

_— Eee

Getal des volks in't landfchap

40 GEZANDTSCHAP aanden Grooten

De achtfte hooftftad Lreucueu voert de heerfchappy over vier-kleene fteden, als Liencheu, King, Lingxan, en Xelten,

De negende hooftftadt Lurcueu gebied over drie kleene fteden, als Lus- cheu, Suiki, en Siuven.

De tiende hooftftadt Kruneurvs op ‘t Eiland Hainan gelegen, gebiedt over dertien kleene fteden , als Azuz- chen , Chingiju Lincao , Tingan, Ven

chang Hoeitung Lohoei, Chen; Chang-.

boa, Van , Linxui, Yai , en Can- en.

In dit geheele lantfchap vind men.

tien fterkten of krijgsveftingen , die tot befcherming en bewaring van't ganfche Lantíchap en de Zee dienen. Hare namen , daar meê zy by de Sine- zen genoemt worden , zijn deze, als Taching, Tung Hanxan , Cingbai, Kracu, Kiexe, Ciexing , Hinng, Jung- ching , Cinngling.

Het Sineefche Rekenboek (daar in het getal des volks van ieder lant{chap

drie-en -twintigh graden, Noorder-

breette , is ten Ooften , Weften , en

Noorden met zeer vruchtbare en ver-

makelijke Bergen omringt, en grenft ten Zuiden zoodanigh aan de Zee, dat ’er van dien kant te fcheep allerlei Waaren, uit alle geweften des werelts, ingebracht, en aldaar met groot gewin, verhandelt worden. Daar en „boven, zet deze waterkant, als ook;het ‚ge- bérgte van achteren en ter zijde, de, Stadt ( tegen ’tin-vallen der vyanden ) geen kleene fterkte by. Zyis op de rechter-zijde van de Revier „4 „gele- gen, daar deze Revier begint fimalder te worden :: want wat laeger na, Zee toe, isze zo geweldig breed, datze veel meer een Zee, dan Revier fchijnt te zijn. Drie uuren gaans langs deze Revier, isdit Kaxton doorgaans be- muurt, en op. zommige plaatzen met zoo groote en volkrijke voorfteden vergiert , dat de zelve gemeene fteden in grootte en volkrijkheit niet verre

ontlopen.

guntung. aangeteekent ftaat ) telt in dit lant- Aan de waterkant wort de Stadt be- anton # fchap vier hondert drie-en-tachtigh | fchermt met twee ryen hooge en dikke met verfthei-

dene Veftin=

duizent , drie hondert en tzeftig huis- gezinnen, en negentien hondert acht-

en-tzeventig duizent en twec-en-twin- tig weerbare mannen. Aan Schattingen brengt dit Landt-

muren, die doorgaans met Wacht- toorens, Bolwerken en andere Veftin- gen verfterkt zijn ; hoewel, behalven deze werken , noch twee water-Kaftec- len (zeer fterke gevaerten, en die in't

gen verfterkt.

fchap jaarliks aan den Keizer op,tien | midden vande Revier uithet water op- hondert zeventien duizent , zeven ( gehaalt zijn) deze Stad byna onwinbaar hondert entwee-en-tzeventigh zakken | maken. Een van deze twee Kaftcelen, Rijs, en zeven duizent drie hondert en | die niet veel van elkandre verfchillen, tachtig gewichten Zouts. en ik zelf aldaar na ’t leven afteeken- Voorts ftaat hier aan te merken: |.de, zal ik uhier ( om hare eigentlijke (’tgeen van d'andre fteden, te vooren. fterkte, en op wat wijze datze gebouwt vermelt, ook te verftaan is ) dat een | zijn, des te klaarder te kunnen befpie- kleene ftadt by de Sineezen Hien een | gelen) in Prent ten toone ftellen. Daar groote of middelbare Chew,en d'aller- | en boven wort de Stadt noch aan de grootfte F4 genoemt wort. Daar en | lant-zijde rontom met een fterke muur boven wort onder den naam Cheu of | en vijf fterke kafteelen (waar af eenige hooftftadt niet alleen de hooftftadt | binnen, en andere buiten de muren, cht zelfs maar ook een ganfche lantftreek | op zeer fteile toppen van ‘t omleggen- (‘daar in de hooftftadt gelegen is ) ver- de gebergte gelegen zijn) befchermt ; ftaan. De lantftreek van zo een hooft- | zulks deze plaats , zoo aan de lant- ftadt is dikwils eenige mijlen in zijn | als water-kant, tegens alle vyandlijke omttek groot, en overtreft by wijlen | invallen bevryd , en , menfchelijker in meenigte van fteden en volkrijk- | wijze gefproken, onwinbaar fchijnt te heit meenigh groot Landfchap in Eu- | zijn. Wataangaatde Pagoden, Hee- rope. ren Hoven , en andere koftelijke en Gelegentheit Kanton, deerfte hooftftadt van dit aanzienlijke Gebouwen (die zich in wen Kanon. Jamt{chap , leid op de hoogte van | deze Stadt vertoonen ) daar in over- | treft

|

â | |

ah

y :

ad

TEE

Ô Le

vet: 6 , TOE MEN IRN

aur mee ie

ES re, If IJ

we A rk

um. >

WLR

abri

Vi

he

AN

Ne ekd

var

, IF VAA ne oee

Sg maman in

UE Ar

atd

"

Et

et

v nd

KT KEE AASAS

N\

mr bram ee

Zan en

mer nT END 1 EE AALTEN

tj Gn

Fi EE WE

eee ee ee

Trinumf-

treft zy verre de meefte fteden in ganfch

„De Stadt is ook, van, binnen, met kunftigh, gewrochte, en uitfteekende Praal-bogen, (die den genen ter-eere opgerecht.worden, die ’t Land eenige dienften hebben gedaan) zoodanigh vergiert , datze hier in meenigh voor- name Plaats verre te boven gaat. Want van de water-Poort, recht uitte gaan na’s Konings Hof, vind men alleen op dien. wegh dertien gierlijk opgetoide fteene Praal - bogen , die met allerlei gehouwen. beelt-en loofwerk zooda- nigh doorwrocht zijn, dat een ieder in ’t befchouwen over dien aangena- men „zwier tot ftommens toe verwon-

dert (taat. En dewijl dit.een der.groot-

fte en treffelijkfte Cieraden is daar de voornaamfte Sineefche. Plaatzen meê pronken (gelijk ons dat daar na bre= der te verhalen ftaat ) vind ik my genootzaakt, tot meerder opening van 't werk, en om het zelve des te gevoeg- lijker in alle zijne leden te kurinen bezichtigen, een dezer Praal-bogefi, na ‘tleven uitgebeeld zoodanigh voot oogen te ftellen, dat een iegelijk alleen uit deze eene lichtelijk zal kunnen Vatten, op wat wijze d'andere gefticht zijn. Deze Praal-bogen zijn doorgaans

zodanigh gefticht, dat hare kap, die

gemeenlijk-met drie tran{len of bmmê- gangen (gelijk int volgende af-beeltzel

te zien is) prachtig om hoogh rijft 4

met ftrikken loof , en ander gierwerk

zoo is ,opgetoit, dat de kunft, noch 's menfchen vernuft daar nict aan ver= geten fchijnt te hebben; Recht boven

hare ingangen , als mede aan alle kan- ten , na bovenwaarts, vindt men de zelve vol met geheimrijke Sineefche Charakters befchreven, en doorgaans. met diepzinnige Zinne-beelden (die alle op het werk , des zelfs Meefter , plaats , en diergelijke dingen flaan zeer kunftigh afgemaalt. De neffens- ftaande zuilen en pilaren zijn met Fe- ftoenen van bloemen of krüiden, als

ook met beeften, vogel-werk , en aller=

lei andere gieraadjen, na des Stichters

welgevallen, zeer kunftig en heerlijk

uitgeftreken. -

In fcheeprijkheit overtrof eertijdts Kanton dit Kanton zodanig, alle andre hooft."

fteden , dat geen andre Plaats in gants Sisa in meenighte van allerlei Vaar- tuig tegen haar opmocht. Ook over= troffen hare fchepen die van andere plaatzen in (nel en vaerdigheit van zeilen zeer verre: want zoo fterk en gezwint deeden d'Inwoonders hunne reizen ('t welk niet weinigh hunnen koophandel voortzette) na d'Eilanden For=

ee en S

ie er Did al 5 Een ee Ke Ab a

heden ge

dd

>

mere == ee Boin

4

rd Vn

mr en

_GEZANDTSsSCHAP aan

TRIOMF-BOOGKH. ——

er s

nm

ERR EFER UNC

VN Md EN

Ik

IN

Meenighte van men=

ton.

datze alle andere Sineezen daar in te boven gingen. |

Om de gelegentheit van’deze ver- maarde hooftftadt des te beter te kun- nen bezichtigen, heeft my raadzaam gedacht de zelve op tweederlei wijze in Prent ten toon te ftellen. Ind'eene wortze in't verfchier vertoont, zoo als de zelve zich aan den: waterkant opdoet, en in-d'andre in haren platten gront, met hare Straten , Pagoden, Muren, Huizen, Kafteclen, &cc.

Men zegt dat deze Stadt voor den taaften Tarrarifchen Oorlog zoo volk-

fthen in Kane en necring-rijk is geweeft, dat'er dag,

voor dag, door den drang, in de Poor- ten wel vijf of zes menfchen doodt bleven; “t welk ook zoo heel onge- looflijk niet fchijnt te zijn , als men op de groote menighte der omleggende Dorpen Gehuchten wil achting geven. Tweemaal isze met ‘tgewelt der Wapenen overwonnen ; en men zeid dat in t laafte belegh nieer als tachtìg duizent zielen gefneuvelt zijn. Ik zal het gene dat deze Stadt in dien fehrikkelijken en bloedigen Tartari- fcherr Mmvat is overgekomen, en hoc- danigkt dit beleg was , dat de zelve uitftont, en my juift ter hant is geko- mert, om enige byzondere voorvallen,

Formofa, Japon, en andere geweften, |

PET, 14 ln tie

hier in ’t kort laten volgen

Na dat de Tarters byna het ganfche xenon van geweft van Sina verovert en bemach- Er cai

tight hadden, ( uitgezeid enige aan- zee-gelegen Plaatzen ) vielenze met zoo een geweldigh fterk heir in dit landfchap Quantung , dat byna geen Stadt, hoe fterk en volkrijk de zelve ook was, hen weerftant dorfte bieden; maar elk Stadt, in tegendeel, arbeide valt om (tot vermyding vanden uiter- ften ondergang) op de gevoeghlijkfte wijze en billijke voorwaerden, zig met den overwinnenden Tarter te verzoe- nen,en zijne genade afte fmeken. Dit Kanton ( fteunende op zijne boven- gemelde onwinbare veftingen en fterke bezettingen) beet alleen van zich, en dorft halftarrigh den Tarter tegenweer

bieden. Het fterkre en gaf den Sinee-

fchen Inwoonders ook niet weinigh

„moeds, datze zekeren Zguan met een ‚groote macht van fchepen op hunne zijde hadden , die hen gedurigh van

alles, wat datze ook begeerden, verzag, zonder dat zulks de vyand eenighzins koft beletten : want het beletten van toe-voer aan de belegerde Sineezen, mofte met fchepen verricht worden, daar de Tarters gantfch niet van voor- zien waren; en {choondatzeal fcheper gehadt hadden, zy en zouden die even-

wel

Pe nd \ EEE NEEN ih

AENEIS EROEKEAG EA EEEEAAEEBTOERANE BAEAEEA Ont a Ki BRAMEN aa KAARS

Sj Hi mn Ega a

nn

hage pu. «

|

à

am m

_ ha

en

ed nn

gn 5

= gie a meta - N mi pen eg eenn

a = > em ae _ raes En dd n = me: n £ ze en US en gars EED Ce p= ed i pr j ft

_— ii en ee,

wel na behooren niet hebben weten te gebruiken. Dewijl evenwel de beleggers meefter te velde waren, ont- zagenze moeite noch koften, om de Stadt met het gewelt der wapenen tot opgeven te dwingen. Driemaal gin- genze tegen de Stadt ten ftorm maar wierden telkens, met groot verlies van volk en ftorm-geweer, van de bezette- lingen mannelijk afgeflagen. Dit man- nelijk, tegenweer - bieden der Sine- zen, deed’ het beleg op een rond jaar uit komen. En deeden de bezettelin- gen (die een groote meenighte van krijghs-knechten binnen hadden, en dageliks na hun welgevallen noch meer in de Stadt kregen ) zoo vele en verfcheide uitvallen op de beleggers, dat die zich endelijk genootzaakt von- den alles op een bof te wagen , en met hun ganfche heir ten ftorm te trekken, indienze van het belegh niet wilden opbreken, en hun voorgenomen werk vruchteloos doen uitvallen,

Twee zo}- Maar onder het geen dat den beleg- lanfche Kon- gers den grootften af- breuk deed’,

munte uit de gau- en fchranderheidt

in’t beleg Vantwee Hollandfche Konftapels , die

aldaar Sineefche Vrouwen getrouwt, „en zich met der woon daar ter neder gezet hadden. Door her beleid van dit paar volks leden de Tarters aan hunne werken zeer groote {chade, “tgeen den bezettelingen niet weinigh te ftade quam het overgaan ettelijke maanden deed’ verwijlen en de zege eenen geruimen tijd in de weeghfchaál houden, Tot bewijs hier van, ge- beurde het onder ander, dat de Tárters op een zekre voordeelige plaats een Schipbrug ( om hier door te beletten dat geen byftant noch toevoer meer van beneden na de Stadt zou gebracht worden) over de Revier zochten te brengen , 't gene zy met een groote macht van volk , en zware onkoften endelijk volbrachten , zonder daar in van de belegerden, die op hunne lui- men lagen , belet te worden. Na het overbrengen der Brugh over de Re- vier, wierpenze ter zijden van de Stadt een fterke halve Maan op, om hier van daan deze Schipbrugh veiligh te kun- nen beweeren en befchermen. Als deze Konftapels nu gelegentheidt en

Zartarifchen Cham , of Keizer van Sina. 43

kans zagen, om tot hun voorgeftelt ooghmerk (daar zy lang op geloert hadden} te komen, vielenze met een groote macht van volk den Tarters onverziens op ’t lijf, en ontweldigden hen niet alleen de Brugh , maar dreven hen ook uit de halve Maan. Terftont hier op vielen d'uitvallers aan ’t bre- ken, fcheuren , en flopen, en leiden de Schipbrugh en alle de ponten aan koolen ; vernielende alles in kokten tijdt , daar de Tarters eenige maanderì aan gearbeid hadden, De Tarters en- delijk, hoewelze hier dus taauw ont- haalt en in hunné hoop te leur geftelt wierden , maakten, met het donderen uit grove ftukken , zoo éen wijde ope= ning inde muur (op ecn voordeelige plaats) datze oirbaar vonden, gelijker en gewapender-handt weder op een nieuw ten ftorm te trekken. Dewijlze evenwel van de belegerden zoo dik- wils, met groot verlies van volk (waar door hun leger-niet weinigh gedunt was ) waren afgeflagen, en wel wiften dat'et alzoo ruim in de Stadt als in hun leger met volk omquam , vonden- ze geraden niet cer opentlijk ten (torm te trekken, voor datze eenige van de voornaamfte Hoofden in Stadt omge- kocht, en zoodanigh eenen verraadt daar binnen gebrouwen hadden, dat hen een wiffer uitkomft van ftormen deed’ beloven,

De onder- Koningen , die tegen-

voerden , hadden toen het opperfte gezag over het Tarterfche leger; deze gingen den Stedehouder van Kanton, die zich daar binnen bevondt , met hooge beloften áan , en lieten hem deze woorden voor-houden : Hy hadt, te bezeffen in wat uitterfte gevaar by gebracht was en Wat ongeval hem over 't hooft hing. Hy zou de Stadt, goo by zich zelven en de zijnen wilde redden, beg goetwilligh overgeven. Deze wel- daadt zoudenge hem ( dit bekrachtigh= denze met hooge Eeden) met een eens

wige vriendfchap , hooger Ampt , en

rveertigh duizent voel Zilwers vergele den

De meineedige en ttoulooze Sinee= ‚enne oe fche Stedehouder, ’t zy hem het hert “©

F 2 te

p n den woordigh, als wy ons daar bevonden, mg dkerd

de heerfchappye over dit Landfchap van Kanton met gelt om te koopen,

44

te zeer in de hielen zakte , of het gelt en hooge beloften den man bekoor- den, overquam {daar hy nochtans de Stadt genoegh konde befchermen , in-

‚_dien hy eêr en eed had willen betrach-

De Stadt gaat over.

Deerlijke moort daar binnen. «

ten) met de Tartarifche Veld-Over- ften , en beloofde hen de Poort , bera- mende tijt en uure, voor de beleg- gers open te zetten , gelijk ook ge- {chiede.,

Het was dan den vier-en-twintigh- ften van Slachtmaand, des Jaars zeftien hondert en vijftigh , als de Tarters by deze gelegentheidt met hun ganfche heir in de Stadt ftortten en die in korten tijd afliepen en veroverden; zonder dat de belegerden , hoe fterk in getal datze waren , eenigh weêrftant konden bieden. Want zo dra en waren de Tartárifche Ruiters niet in de Stadt gevallen, of zy treden met groote ge- zwindigheit ftraat op ftraat neêr , de ganfche Stadt door, om de Sinezen her by-cen-verzamelen te beletten. En fchoon de Sineezen wel zo fterk van volk waren alsde Tarters, zy richten evenwel niet met allen uit, door dienze ongefchikt en zonder orde gins en weder liepen , en meer hun lijf met vluchten zochten te betgen , dan den Tarters (die zich in een goede flag- orde hielden, en alles ter neder mat- ften wat hen tegen quam } met vechten tegenftant te bieden, |

t Geheele heir der Tattaren had men nu byná binnen de muren , en het wee in de Stad, gaande ’tonder- fte boven met rennen, rukken, breken, fcheuren, flepen, en wegtorflen ; en ’t gehuil van wijven, kinderen, en ftok- oude luiden klonk tot aan den Hemel toe. Zulks men van den zes-en-twin- tighften van Slachtmaant , tot den vijf- den van Winter - maartdt niet anders hoorde, als dat yzelijk gefchreeuw van Sla doodt , en werdeleh die wederfpan- nige Barbaren ; en anders niet zagh als moorden en doodflaan, Zommige, die, uit vertwijffeltheit , hunne huit ten -dierften trachten te verkoopen, ftelden zich ter weer maar wier- den, als zy niet meer mochten , als viffchen gekorven en langzamelijk gewentelt in een taaie doodt. Een kleen getal geleerde luiden , en Konftenaars

GEZANDTSCHaAP aan den Grooten

wierd te lijve gehouden, en eenige groote en fterke gaften (om tot het overbrengen vanden buit gebezight te worden) het leven gefchonken.- De onder-Koningen en Veld-overften lie- ten eerft, op den zeften van Winter- maant, het plegen-van dit gruwelik moorden en doodflaan verbieden. En my is aldaar voor de waarheidt van d'Inwoonders vertelt, dat in ‘die wei- nigh dagen over de tachtigh duizent menfchen om't leven raakten! „An- dere (waar onder de Jefùyt-Martinus, in zijn Boek van den Tartarifchen Oorlogh , een is } vergrooten dit getal op hondert duizent , ’t welk ik op zijn beloop laar ftaan ; hoewel zulks niemant vreemt zal fchijnen, die op de groote meenighte der menfchen, die zich voor dezen neêrlaag inde ftad bevonden, letten wil. En fchoon deze ftad dus jammerlijk indezen leften oor- log gefchonden wiert, zo isze evenwel door de goede voorzorg der onder-Ko- ningen allengs weêr herftelt, en in aan- zien geraakt. Op het veroveren van deze vermaarde Stadt, en deze Onder- koningen , pafte ik deze Vaerzen:

In Kanton word het volk, befchee

nen van twee Zonnen,

Wiens dapperheit en deugt de groote Faam vermelt.

Zy hebben 't ganfche Rijk, met Wa- pens overwonnen,

En d'oude Heerfchappy van Tamer- lan berftelt »

Na dat de Gezanten ontrent drie pe gezanten wekenaan boort waren geweeft zon-kemen weder

der eenen voet in al dien tijdt aan land te zetten , kregenze weêr laft om met al hun omflag aan lant te mogen ko- men, en wierden weêr zeer heuflijk en met groote beleeftheit in hun voorige Logiment ontfangen; maar daar in met een goet getal Krijgs-knechten zo nau bewaart en beflooten gehouden, datze geen vryheit hadden om op de ftraat te mogen kijken.

Na het verloop van twee dagen quam by hen, uit den naam en van wegen de Onder-koningen , een Man- darijn verfchijnen , die, na het afleggen der groeteniffen ter weder-zijde, hen

voor-

te land.

26. Sept.

By ben ver-

chijnt een Mandarijn,

IS li |

En

ik

eN

be Hi

WEE VELEN, En Tab } Hf ip |

ke

- arn ek De id re, rin in ARDEN

ok 4} enn In en

Nemon En vi r n Dd, ij G U Ái4 KAEKAKSRE Ih ik dead Nik 5 ib psek ie Gili ie

8 t

dk in ze if lip E Á ad / id \ 4 8 (es: rie rj he IN

fi de RON ER di

lp É Ter dn We if EN Ak: sven

ad

Ee,

et

a Een Toel is ontrent

13. zilvere Dukatons,

hand mingen noden de Gezanten op een kofle- lijk Banket.

Tartarifchen Cham,

voorftelde, datze ( om tot hun oog- merk in Sia te komen ) niet minder aan de Rijks-raden te Peking , en aan de Regeerders te Kanton zouden mo- gen vereeren en geven, dan 300000, a toel filvers,zonder de gefchenken (die zy aan verfcheidene andere Mandarijns of Raads-heeren te doen hadden) daar onder te begrijpen. Doch als de Ge- zanten hem tot antwoord gaven , dat hùn meening nochte voornemen niet ‘was, het toeftaan van den vryen handel in Sina te koopen; en beter voor hen was by aldien zy dat door geen an- der middel zagen te weeg te brengen; weder op ftaande voet uit Sia te trek- ken , fcheide hy met groot misnoegen van hen , zeggende geenen laft daar toe te hebben, en dart zy in allen ge-

valle ordre en nader befcheid uit Pe-

king zouden moeten afwachten:

Als nu de Gezanten, tot voldoening van dezen zwaren en fchrikkelijken eifch , dag op dag zeer hart wierden aangemaant, vondenze endelijk raad- zaam aan de Onder-koningen te be- looven hondert vijf -en - dertigh toel zilvers : doch bevindende dat men hen intereft van verfchooten penningen begon afte eiffcheri, maakten zy gelaat van te willen vertrekken , lieten de zeilen klaar mäken, en eenige goede- ren weêr fchepen ; 'twelk hen door ordre der Koningen belet wiert : met aanzeggen, datze met beide de fche- pen, tot de komfte van nader befcheid en ordre van Pekzng, blijven moften,

Maar dewijl’er tzedert dien tijd van de gemelde intreft niet meer gerept wierd, verleenden de Gezanten van de hondert vijf-en-dertigh toel zilvers een handfchrift; waár in de Koningen zich zoo wel vernoegt hielden , datze on- trent de wooning der Gezanten, bui- ten de Stad , eén overkoftelijk Banket op den vijftienden van Wijn - maand lieten aanrechten ,„ en hen daâr op no- dighden en verwellekomden. Op een vlak en effen plein ftonden , uit laft det gemelde Onder-koningen; tien kofte-

lijke en heerlijke Tenten, naar uitwij- | ‚difchen. Hy liet ook voor ieder Ma-

zing van dit Afbeeltzel, opgerecht, en uitgefpannen. In den Tent; dic hier in't midden, en, gelijk ook al de an- dere, rontom open ftaat, hadden zich

| Tenten gebrâácht.

of Keizer van Siná, à8

beide d'Onderkoningen en den Tutang neffens malkandre , op een-zeer kofte- lijk en kunftigh gewrocht Tapijt, ter neder gezet, d'Eerfte Tent, die zich aan de linker-zijde vertoont , was ver= ordent voor de Gezanten „en d'ander, op de rechter-zijde , voor de Muzican= ten; Daar-en-boven vertoonden zich noch op de hoeken van den Tent der Gezanten verfcheidene Konftenaars en Speel-luiden , met Bazuinen en andere blaas-Inftrumenten; die daar op zo cen geweldig geraas en {chor geluit maake ten , dat daar door een ieders ooren verdooft wierden, De toeloop var hooge en lâege perdoonen (die zich uit nieuwsgierigheidt uit de Stadt en d'omleggende Dorpen hier na toe be= geven hadden ) was zoo groot, dat de ganfche Stad hier op een fcheen gee drongen te zijn, De Gezanten wier- den met groote pracht en ftaacì door twee van de voornaamfte Mandarijns uit hunne Tent in tegenwoordig- heit van d'Onderkoningen gebracht, en ‚na ‘tafleggen van heufche plicht- plegingen en behoorlijke eerbiedig= heên voor deze Onderkoningen, door de zelve Mandarijns weêr in hunne

Hier-en-tuffchen quam de Hofmeer fter van den oudften onder - Koning , door den drang des volks , voor den dag, waar op ieder voor hem plaats maakte, en ter zijde week een teeken dat deze Man daar geen kleen gezag mofte hebben, Hy had eenen {choo- nen en blaauwen zijden Rok aan, daar op van onderen tot bovenen Draken en andere Landgedrochten met gout geftikt en geborduurt ftonden ; en om zijnen hals hing cen keeten van groote Barn-fteene kalen: En dusda- nigh is de dracht van meeft alle de Mandarijns en andere Grooten: Ook ftaat niemant, die van laeger ftaat is, vry, die kleür én dragt te gebruiken. Deze Hof- meefter gaf terftont aan twee Van zijne mindre Dienaars, die met meenighte om hem her zworven, laft, de fpijze aan te brengen ; en op tc

jefteit, als ook voor den Tutang , ec- nen byzonderen Tafel dekken , daar over een koftelijk en kunftigh gewrogt F 3 Tafel

46 Tafel-kleed van Karmozijn - root Taf- . fata {preien , en daar op allerlei kofte- tijk-toegemaakte Gerechten , door de Dienaars die zulks met groote ge- zwindigheit volbrachten, ordentelijk zetten. Met gelijke gezwindheit wiert daar na ook voor de Gezanten een Tafel gedekt , en daar op allerhande Spijze en Zuiker-werk geftelt, dat alles

op een bezondere wijze zeer aartigh __ gebakken, en zoo wel-finakend was, dat Apitius zijne luft daar aan zoude geboedt hebben. Op ieder Tafel zag men meer als over de veertigh {chotc- len ftaan, die alle- van Maflijf Zilver gemaakt , en ‘konftigh doorwtocht waren, en in ieder fchotel een getecht. Middelerwijle wierd'er onder het op- diffchen , en den ganfchen maaltijd over , zeer zoet op allerlei flag van In- {trumenten gefpeelt , en by beurten, met een zoet geluit van fchelle keelen, daar onder gezongen, ’t welk eenen aangenamen en lieffelijken toon gaf, En om te toonen dat wy ook geene Leerlingen in dat ftuk waren , en mede met diergclijke Inftrumenten meefter- lijk wiften om te gaan , lieten wy voor hare Majefteiten op de Klavecimbaal fpeelen , dat haar wonder aangenaam in d'ooren klonk. Het voornaamfte Speeltuig, dat de Sinezen gebruiken, wort gehandelt met de hand-greep op zijde Snaren ; want Snaren van ftaal,

koper of pezen, zijn daar te lande niet.

in’tgebruik. Dit Speeltuig komt wel eenighzins in fatzoen met onze Klave- cimbaal over-een , maar loopt boven veel ronder toe, en geeft nergens na Zoo een aangenaam geluit. De Gui- terne , daar zy ook wonder wel weten meê om te gaan, is by hen zeer ge- meen; als meê een ander,-datze met de ftrijk-ftok handelen. Ook vind meên daar te lande een Speeltuig dat in maakzel, doch niet in geluit , niet qua- kk na een Viool gelijkt. Behalven

deze, hebbenze ook een Klaag-Inftru-”

ment, Zunga geheeten, daar meê zy de gemoeden der menfchen niet wei- nigh weten t'ontroeren, en te bewegen. Maar boven al zijn de Sineezen wonder wel afgerecht op het fpeelen van hun- ne Klap-beentjes of Klap-hourjes , die zy zoo aartigh en geeftigh weten te

GEZANDT sCHA P aan den Grooten

handelen , dat weinigh potzêmakers hen dat zullen weten nate doen. Op het geluit van alle deze Speeltuigen, en ieder in ’t byzonder , wetenze ook hunne levendige ftem in ’t zingen zoo- danigh te paren , en zulk een aangena- me over-een-ftemming te maken , dat een iegelijk in ’t aanhooren als opge- toogen, en tot flommens toe daar over verwondert ftaat. En in het zingen met de levendige ftem , zonder andere Speeltuigen daar onder te gebruiken, kunnenze die zoodanigh draien en dwingen, dat de Natuur hen hier meê boven andre volken zonderling fchijnt begaaft te hebben.

In ’t begin der Maaltijt wiert aan de Gezanten (gelijk de Grooten, ’s lants- en hoogh-getijtelde Heeren aldaar ge= woon zijn te doen, alsze iemant op 'f heerlijkft willen onthalen) het Boo- nen-zop , of zekre drank „dien de Si- neezen Cha of The noemen, gefchon- ken. Deze drank word van het kruid The, daaraf wy hier na breder zullen fpreken , aldus ‘bereid: Zy laten een halve hand vol van het kruid 7e of Cha in fchoon water luftigh opzieden; by- het doorgeklenfte afziedzel , zoo heet alsze dat verdragen kunnen ; gie- tenze warme zoete Melk , ontrent een vierde gedeelte, met een weinig zouts, datze dan met elkandre zoo heet in- flurpen. De Sineezen roemen immers zoo zeer op dezen drank als de Al-

chimiften op hunnen Lapis Philofo-

phorum , of Aurum Potabile.

Drark Cha.

Na hert drinken van dezen drank, #onder- wierden de Gezanten van den Hof- ng meefter genoodigt om te eeten. Recht erzanten

tegen hen over zaten beide de Konink- verfcbeiden

lijke Majefteiten , en de 7wtang, die hen een zeer vrolik en vriendelijk ge- laat toonden en door haren Hof- meefter zeer naaukeurigh de gelegent- heit van ons Holland, den aart van't volk, hunne zeden, manieren, koop- handel, regeering , en meer andre by- zonderheden t'elckens naerftigh den

Gezanten lieten vragen; waar op de -

Gezanten met zoodanige beleeftheid en bondige reden antwoorden , dat men merkelijk uit het weezen der Ma- jefteiten befpeuren kon , datze daar in ten hooghften fcheenen vernoeght te

‚zijn.

eb ude areadifchen Gham é of Keizer Yan Sina, zijn. Gedurende de Maaltijd ; "werk? (verre teboven kingen.

tenze telkens den Gezanten toe met hare goudekoppen, diczy reis op reis fchoon af-veeghden ; en noodighden hen hertelijk datze zich vermaken en vrolijk zouden zijn. In ’t midden der Maaltijdt lieten de Gezanten aan ieder koningklijcke Majefteit een glas met Spaanfche Wijn brengen, die haar zo wel fmaakte, datze haren gewoonlij- ken drank, Samzou geheeten, lietén ftaan, en daar af niet meer drinken wil-

Drank Sam den. Deze drank Samzou , die zeer

Ton,

Zonderlinge erde in de Si-

neefche Die naars.

aangenaam- amper, en zoo liefelijk en geurigh van {maak valt, datze geen- zins onze Wynen behoeft te wijcken, word van Rijs gekookt, en meeft van groote Heeren daar te lande gedronc-

ken: want de gemeen& man drinkt voor

zynen daaglijkfen dtank het boven- gemelde Boonen-zop: En blijkt uit de wel-gefteltenis en gezondheit der ge- nen, die deze dranken drinken, dat’et gezonde'dranken’ moeten zijn. Beide, zoo wel de Sdrgós als’de drank var The gemaakt, worden gedurigh warm in-gedronken , zòndet men verncemt darze eenige walgiungh of onfteltenis veróorzakén ; fchoon mrien in tijdt van vrolikheidt-by wijleti daaf wat te veel varinmeetmt; gelijk in tegendeel hier te lande gemeenlijk onze Wynen en Biéren ‘doen. a: f

Wy fkonden alle fot flommens toe verwondert, als vóor 't hooft gefla-

„gen , over den pracht en praal dezer

Heidenen; maar dár ons noch her al- lermeefte deed’ verwonderen, was de

_goedeorde, die onder dit volk door-

gaans gehouden wiërt : want zo hoo- ge als laege Dienaárs , die tu{lchen de twee en drie duizent fterk waren, dees den -( zonder datze van iemant aangc- fproken of voortgedreven wierden, zorider datze ‘ergens eenen misflag in begingen, of elkandre beletzel gaven, of inden weg liepen ) hûtme dingen zoo vaerdigh en knap , dat zulks qua- ik na behooren met de penne te be- duiden îs:” Men zag eenen iegelijk in alle cerbiedigheit en (lilte zich bewe- gen ; en zijt ampt zoö net en onberif- pelijk verrichten darze met hunne ze- den “&ùmanieren by-na de zedighfte Europérs in orde en gehoorzaamheit

Md

NE. ;

lijkheit, die men onder dezen zwerni : der Dienaars befpeurde, vielen ook eenige 's Konings kinderen, die mede ter Banket verfcheenen waren, geen- zins te kort: want deze toonden zich hier zoo heufch ; wel - gemaniert eri eerbiedigh, dat ik noit kinderen zag; daar af meer belecftheits te verwachten was. „Dit bleek onderander , als aan eenen ieder, van wegen de Gezanten, een glas Spaanfche Wijn wierd toege- bracht, dat zy mer zulk een heusheit - en eerbiedigh gelaat aanvaerden, als oit van eenigh Europifchen Koninklijs ken Sptuit gefchiën kon: Een weinig te vooren, eer de maaltijd geëndight was s en hare Mäjefteiten van Tafel waren opgeltaan, ftondenze mêde zeer manierlijk opgingen voorby den Tent der Koningen, vielen mer een nedrigh en eerbiedigh gelaat op hunne knien ; en bogen mêt hunne hoofden driemaal d'aarde,

‚Nd dat de maaltijt dus met grooté pe cezanren pracht was geëndight , namen de Ge- 7°kken weer

Eten ige na b zanten, met plicht-plegende plechtig- 14; heden en behoorlijke eerbiedigheidt , van hare Majefteiten hurt affeheid , be- dänktenze op ’t vriendelijkfte voor de genoote eere, en vertrokken weêr met cen ftatelijk gevolgh (onder *tgeleid van zommige Hovelingen,en een groot getal Tartarifche Ruiters) na hunne Logimenten , en brachten voorts dien dagh in blijtfchap over. _

Op dit Koninklijk onthaal , en ter gedachtenis van dezen bewezen wel- daat , voeghde ik deze onderftaande Vaerzen:

Hier bruift cen bare Zee van gout en zijde Kleder,

Het blinkende Metaal troift allers

__ bande Spijs. |

Apollo daald gewis , met al zijn Muzen, neder.

Is dit in't Heidendom? Wy zijn in % Paradijs.

Ondertuffchen deed’ het boven-ge- pe ruang melde handfchrift zoodanige werkinp/crijf? na he gen, dat de Tutang of Toutang over rz d'aankomfte der Gezanten aldaar, by Gezanten.

btie=

over In eerbiedige zersiedigseit onderdanigheir, en gefchikte ordente- van de Kin-

ale A af us

brieve aan t Keizerlijke Hoft te Peking gefchreven had, en laten weten,dat de Gezanten den Keizer hun verbondt guamen aanbieden, en met gefchenken manfehap en hulde doen zouden. d'Onder-koningen {chreven ook ten tweeden male over deze zaakna’t Hof, en gaven wel duidelijk te kennen , dat d'opgemelte Gezanten aldaar gekomen waren, niet alleen om zijn Keizerlij- ke Majefteit te begroeten „, maar ook amin het Rijk met hunne {chepen te mogen handelen, en aldaar als eigen Onderzaten hun verblijf re. nemen:

Tee Mans Op deze twee brieven quamen, na demi vijf,of zes maanden wachtens ; twee wa Keizerlijke (a) Bevel-brieyen. d'Eer- by den Ho fte hield in: Dat de Hollandfche Ge- banders den Zanten, om met zijn Keizerlijke Maje- vryen handel d mort toege fteit, aangaande de meenighteder {che- flan. pen, by henin Kanton te brengen, en,

(a) Mane nopende den tijd van hun komtfte, tc damenten.

handelen, met twintigh perzoonen van hun gevolgh, en vier Tolken, zouden mìdgen boven komen ; „doch, met dat befprok, dat het overige-volk, zonder eenigen handel te drijven, tot de we- derkomfte der Gezanten zoo lang te Kanton in de fehepenste verblijven had. Maar de tweede Keizerlijke Be- vel-brief was van een aangenamer in- Goud 5, want die luide : Dat zijn Kei-

….

dd hd N > ri rad Tee rss til NE

a il

|

| thou

zerlijke ke Mate alrek in’tverzoek der Gezanten, te weten,in het toeftaän van den vryen-handel in Siza, bewilligt had ; doch dat de Gezanten zijn Ma- iefteir, dien aangaande, in Peking mo- ften-komen bedanken. Hier na wier- den de Geganten in een;ander groot Huis , bequaam om hunne Waaren daar in te brengen en te verhandelen, geherberght , en maakten zich voorts gereet tot d'opreize na Peking.

Op den tweeden van Slacht-maand De e Zuteng quam de Zwtang van Herijn ‚als hy; hen vnl van het boven - gemelde Koninklijk $ werfebeide onthaal te lande verwittight was, en Ag | by de Hollandfche Achtbaarheit „zo veel * Gtuemer. in zijn vermogen was , met diergelijk onthaal ( tot roem. des Hollandfchen name ) te water. wilde verheerlijken, met een aanzienlijk getal van kleene en groote fchepen , die alle zeer heer= lijk met zijde vlaggen en wimpels wa ren uitgeftreken, de Revier afzakken, en recht voor het Logiment der, Ge- zanten ten Anker leggen. Hier op be- gaven zich de Gezanten terftont ineen

| Sloep, en lieten zig, mer een aanzienlijk gevolgh aande Jonk van den. Twtang

| voeren, die zeer kunftigh vanbinnenen buiten was opgetoit, en met Perfchei- de „byzondere. vertrekken. „voorzien. Dees’ brave Heer gebood tarftont, met een

ran

Tartarifchen Cham, of Ke

fchijn, de Gezanten neder te zitten, be- toonde in alles dat hunne komfte hem wonder aangenaam was, en vroeg, hen zeer heuzelijk, en met groote nieusgie- righeidt, na alle voorname byzonder- heên en gewichtige zaken; waar op hem ook van onzen kant; in alles met beleefdelijke heusheit , in 't kort, zoo- danigh geantwoort wiert, dat men uit- terlijk aan hem niet als alle teekenen van vernoegen befpeuren kon. Als de Gezanten met een affcheid, vol eerbie- denis , weder na hunne Logimenten waren vertrokken, wierdenze korts daar aan van dien zelven Heer, verzel- fchapt met een treffelijk gevolg van Edelluiden, achter na geroeit, en met een zeer ftatelijk verwellekomen in hunne Logimenten geleid. Dees’ 7u- tang hier alles bezight hebbende, gaf laft dat men ter yl zijnen drank , dien hy miet zich in zilvere Maffijffch-ficf- fchen van boort na land gebracht had, binnen in ons Logiment zou brengen. Hier op onthaalde hy de Gezanten met zoodanigh een genegentheit , als of ’er cen eeuwige vriendfchap tuffchen bei- de deze volken beveftight wiert. En- delijk liet hy zich weder, na 't nemen van een vriendelijk affcheid, aan boort roeien,

cen-heufch gelaat en vriendelijk aan-

|

b Íij

MU iN If |

|

2 SEE Beke | UA

Van dezen tijd af, rot den dertigften van Winter-maant, waren de dingen, die'er voorvielen , zoo aanmerkens waerdigh niet , dat ik het der pijne waerd zou achten om die te bock te flaan ; maar zal alleen verhalen ’t geen ons op dezen dag bejegende.

Als d'Inwoonders vanhetlandfchap pe range

Quang halfterrigh en wrevelmoedigh tegen den Grooten Tartarifchen Cham of Sineefchen Keizer aan ’t muiten waren geflagen en opgeftaan , wierd

onder gehoorzaamheit te brengen, en te bedwingen, hier te Kanton (dewijl, gelijk te vooren gezeght is , d'Onder- koningen van Quantung ook over’t landfchap Quang: te gebieden hebben) een fterk heir verzamelt , en daar over het opper-beleid den jongen Onder- koning aanbevoolen; die, als cen er= varen en verftandigh Veld-heer , alles, wat zoo een aanzienlijk leger te water en te lande mochte vereiffchen, hade laten vervaerdigen. En dewijl orde gegeven was, dat de macht van ’t heir te water zou vertrekken, hadt deze Majefteit langs den oever der Reviere verfcheide koftelijke en uitmuntende Paveljoenen en Tenten doen planten, om daar in aan den ouden Koning, en

‚andere voorname Heeren en luiden

van

» Kie > muitery te om deze opftendige muitelingen weder dempen.

Do van Adel het fchei-maal te geven , en een ftatelijk af-fcheidt van hen te ne- men. In ’t rijden na den waterkant, befchreed deze jonge Koning een braaf appel-graauw Ros, en zoo wel hy, als zijn Ros, was met Pijl-koker , Zabel, en ander Krijgs-geweer zoodanigh uit- geftreken, dat ik het der pijne waerdt acht, dezen Ruiter te Paert, na 't leven afgeteekent, in prent u hier ten toonte ftellen. De Rok, dien hy aan had, was

met Zabel gevoert, en 'truig na buiten,

gekeert. Op zijn hooft had hy een toode Muts, daar een Zabele randt van drie vingeren breed om zadt,enachter af ( dit gaf de Koninklijke waerdigheit te kennen, want geen gemeen perzoon is geoorloft zulks na te doen } hing een end van eenen Paauwen-ftaert. Het kleed , daar het Paerd hier meé behan- gen is , ftond ftijf van goudt, en was doorgaans zeer konftigh met allerlei fteek - werk geborduürt ; diergelijke drie uitmuntende Quaften, die op de gront inkarnaat-toot waren, {lingerden by den hals van het Paert neder.

„Dus koftelijk toegedoft reed hy na de groote Jonk, om aldaar zijn af- fcheid te nemen. Dezen aardigen toe- ftel van dezen Onder-koning befchonk ik met deze Vaerzen :

Zoo praald de Tonge Prins te Paerd met Pijlen Booge;,

Wanneer by 's vyandts. macht in 't vlakke Veld bra'veert,

En ziet haar raftig Heir kloekmoe- digh onder d'ooge:

Wie dan zijn eer betracht die word haaft owerheert.

Dit fcheiden wierdt- met groote vreugt en ongemeene pracht volbragt; en. was eenen ieder der Grooten, na zijnen ftaat en waerdigheit in cen by- zondre Leger -tent geplaatft gelijk mede de ‘Gezanten ineen byzondere Tent zeer treffelijk «onthaalt wierden. Onder dit onthalen en feefteren qua- men de vrienden en gunftelingen van dezen jongen Prins,die onder een ruim en prachtigh Paveljoen van rood Taf-

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

boven zijn hooft gefpannen) zeer heer- lijk zad uitgeftreken , by beurten, met groote eerbiedenis en beleeftheit, op het nedrigfte affcheidt nemen, en wen- ften hem, dat hy zeeghbaar en in goede gezondheidt weder by de zynen moch- te komen; waar op hy weder eenen ieder zeer heuffelijk, en mer alle teeke- nen van beleeftheidt op ’t vriendelijkft deed’ bedanken.

Weinigh dagen voor zijn vertrek, Den onder-

terwijl men noch methet toeruften des 4”

Heirs bezigh was, had deze jonge One fters de der-koningh aan zyne voornaamfte ford af. Priefters en verfcheidene Wicche-£""#775

laars, Voorfpellers , droom- en teken- bedieders (tot welke konftenarijen de Sineezen zonderling genegen zijn) om raadt laten vragen, wat uitkomft de Sterren, ’tingewandt der vogelen, en diergelijke dingen (daar uitde Sinee- fche Waarzeggers d'aanftaande dingen te voore fpellen ) beloofden , en of zijn Veld-tocht gelukkigh, dan of de zelve ongelukkigh zou uitvallen. De Wiecchelaars , na’t bezien van ’t inge- wandt der Vogelen , en ‘t gade-flaan der Sterren , gaven den Koning te ken- nen, datze niet als beduitfelen en voor- teekenen van onheil in ’t ingewandt der dieren zagen, en dat de dwaal-fter- ren den Lande -nooit met grimmiger gezicht befcheenen hadden ; zulks zijn Heir-tocht buiten alle bedenken on-

gelukkigh zou uitvallen. Maardeez’ dar by índe jonge Vorft, die te vierigh ontfteeken Pint aat.

was, en wiens hert in den lyve brande, om zich door de wapenen vermaart te maken, ftaakte evenwel dezen Veldt- tochtniet, maar floegh alle deze voor- fpellingen van zyne Priefters en Wic- chelaars inde wint, en begaf zich, hoe- wel tegen hendank, op wegh , en ver- overde ook het ganfche Landtfchap voor den Tarter. Tegen zijn weder- komft hadden zich alle deze Priefters en Wicchelaars op de vlucht begeven, uit vreeze vanden zegepraal van hun- nen Veldtheer te verwachten, en hem (dewijl hunne voorzegging valfch be- vonden was) onder d'oogen te komen: Hier door ontftak hy ook zoo gewel-

fata of Armozijn, op hetverdek van | digh van toorn, en wierd dit zo qualik een treffelijke:Jonk (met een Kovrefol | by hem opgenomen , dathy hunne Pa-

of Zonne-fcherm vande zelve ftoffe |

goden of Afgoden-tempels ten gronde liet

Jartarifchen Cham,

liet floopen sen zommige Beelden aan koolen. leggen. …-Ondertuilchen ver- trokken wy met de-Gezanten weder na ons Logiment, en zagen den gan-

fchen fleep des heirs ‚dat in een onge-”

looflijk getal van groot en kleen Vaar- tuigh-bettont, voorby zeilen ; om den Onder-koning te volgen. |

Af-komft en „Beide deze Onder-koningen tgeen

Beder varen der beide On- der-koningen.

hier in !t voorby-gaan ftaat aan te mer- ken ). waren, uit doorluchtige- Huizen gefprooten, en inde Keizerlijke hooft- ftadtPekizg gebooren en groot ‚ge- maakt. Wy meenden in ’t eerfte- dat de jonge Onder -koning-de Zoon van den ouden Onder-koning was ; doch

_ verftonden-daar na; dat zy-geene bloet- „vrienden „maar alleen groote vrienden

en Vorften, van eenerlei macht waren, en ‚dien, beide ook een zelve ramp we- dervaren was: want de Sineefche Kei- zer had hunne beide Vaders. ( uit wat

of Keer van Sind. 5t

‚en gezag over eenige Landíchapper,

als de Vigerois of Onder-koningen in Europe: Dat deze (trijdbare Vorften zich over het ongelijk en den val van hun doorluchtige Huizen, die hen eri hun Vaders te beurt was gevallen, tze- dert dien tijd gewrooken; en den Sinee- zen dit wel dubbelt betaalt hebben , is wel te gelooven; gemerkt men in dit landfchap 'Quaztung , op zommige plaatzen eenige mijlen weegs, over puin van kalk en fteen reilt, en niet weet bf aldaar Dorpen af Steden ge- ftaan hebben 3 daár deze plaatzen te voorer doorgaans vol neering - rijke Steden en volkrijke Dorpen lagen. Zo verfchaffen ons ook, de Heidenfche volken leflen en lêerftukken ! te wee ten; dat Koningen en Vorften zich in het verongelijken van Manhaftige zie- len , en luiden uit Adellijken bloede gefprooten, te matigen hebben:

‘teden; daaraf zou ik met geen zeker- heit weten-te fpreken ) doen onthal- zen Deze Zoonen derhalven ; om diergelijk onheil,dat hen buiten twijfel

_Middelerwijle bleven wy alhier, pe gezanten zonder iet meerders of aanmerkens-£447 na’s _ ì Hof van den waerdigh te verrichten ; aan den kant oven onder. van zes weken ftil leggen : want het koning.

meê te beurt fcheen te vallen , t'ont- gaan, begaven zich opde vlucht na dit landfchap Quantung „alwaar te dien tijde de Groote Cham met een machtig heir was ingevallen, en alles onder ge- hoorzaamheit begon te brengen. Wel flaagde henditsen zochten zich by deze gelegentheit over hun rampzalig onge- val aan den Sinefchen Keizer te wreken. Om dit uit te werken , arbeiden zy vaft om aanhang by de Tarters te krijgen, en deeden-aan den Grooten Cham, over het ongeval vanhunne doorluch- uge huizen, hunne klachten, zoekende met een hulp en byftant om de zelve gewapender hant te mogen herftellen. De Cham vond zo veele getuigeniffen en blijkftukken van trouheidt in deze

. Vorften dat hy hen beide met hoo-

ge en aanzienlijke. waerdigheden be- fchonk ; te weten ; den oudften ver- heerlikte hy met den eertijtel van Pig- nowan, en den anderen met den eer- naam van Syzowa ; 't welk by de Si- neezen.namen van de hooghfte en aan- zienlijkfte Ampten zijn; die in't Rijk te bekleeden zijn. En zodanige hooge Ampt-luiden heerffchen en gebieden aldaar te lande byna met gelijke macht

Dn gE 8

ef van zeftien hondert vijf-en-vijftig aad niet dlleen de ronde gedaan ; maat van het volgende waren alreê ; cer dit volgende. voorviel , byna twee maare den verftreken. Dan zoo dra en brak de twee-en-twintighfte van Sprokkel- maand niet aan , of de Gezanten gin- gen (na voorgaande beraadtflaging ’) gehoor en brieven van vry -gelei aan den orden Onder-koning, niet té< genftaande hy met Zeere ogen gequele was ; verzoeken , om hunne oprei- ze na Peking voort tezetten. leder ging op een Paect zitten , en reden zo, verzelfchapt met den Mandarijn Poet= fienfin , en den ouden en nieuwen Hei ton, nat Hof. Wy, hun gevolgh wierden belaft, in goede orde , met zijd- en hand-geweer voorzien, op 't ftatelijkfte voor uit tetreden. En nx dat de brief ‚door den Heer Generaal Johan Maatzuiker aan den Onder-ko- ning gefchreven, door hem ter loop overgegeven, en voorts aan den ouden Heiton gegeven was , om door den zelven aan den Grooten Heer behan= dight te worden , met ontfchuldiging:’ van dat zijn" Majefteit de zelve niet mocht aanvaerden , voor aleer de Ge-

G 2 zans

__GEzZANDTsCraP aan den Grooten nigh afgerechtsen geleert; dar alles

52

zanten zijn Keizerlijke Majefteit in |

Peking begroet hadden , begaven zich de Gezanten, alsze daar-wel ontfangen waren , en een affcheid , vol eerbiede- nis, genomen hadden, met hun gevolg na het Hof van den vertrokken jongen Onder-koning , om ten minften voor zijnen Koninklijken Troon, die in de voor-zaal van ’t Hof zeer gierlijk opge- ftelt;en met een Tygers-vel overtrok- ken was, na ’s lands gebruik teekenen van eerbiedigheit te toonen. Van daar vervoeghden zy zich by de Moeder van dezen jongen Onder-koning; dog als deze Tartarifche Vrouw hen met de boven-gemelde Mandarijns verge- zelfchapt zagh, ( die-zy niet wel zets ten mocht,om dat ‘et Sineezen waren) quam zy niet te voorfchijn. Voorts begaven zy zich na den Twtaxg, dic een doodt-vyand van den Nederland- fchen Staat fcheen te zijn ; want hy liet hen onverhoort weêr wegh gaan, met aanzegging, dat hy hen voor hun- ne genomen moeite deed’ bedanken. Endelijktrokken de Gezanten hier van daan, noch al in de zelfite orde, na het Huis van den Keizerlijken Commiffa- ris) die aldaar een kleene wijle te vooren uit Peking was gekomen. Hy liet de Gezanten door de middelfte en hoogh- fte Poort van zijn Hof binnen komen, en had een bonte muts op ; daar een Zabele rand om zat; zulks hy beter een Sinees als Tarter fcheen te zijn. De Gezanten wierden na de rechter- zijde van de plaats geleid om te zitten ; middelerwijle ging de Tolk, met neêr- gebogen knien; zeer eerbiedigh voor hen zitten en zeide alles wat hem van de Gezanten belaft wierd te zeggen ; waar op deez’ groote. Commiffaris, gebruikende, weinigh woorden, met een beleefde ftemmigheit en gelaat vol eerbiedenis,, zeer deftigh op ant- woorde. Voorts hield hy zich zoo ftijf en onbeweeglijk als een tweede Nyleus,toen Perfeus hem, met hettoo- nen van het hooft van Meduza, in een fteen deed’ veranderen. Alle zijne Dienaars, die een groot getal uitmaak- ten , en aan de linker-zijde geplaatft ftonden , waren op het winken zijner wijnbraauwen. ( want met woorden belaft hy hen: niet met allen) zooda-

zonder (preken toeging. Na datde

Gezanten op ‘tieerbiedig(t ten vrien-

delijk affcheid en verlof van te ver-

trekken van dezer grooten Cómmiffa-

ris genomen hadden, wierdenze hier

van daan met onzen geheelen fleep en

trein in zeker Huis, dat dichtaan de

Stads mureti:{toridt , gebracht alwaar «+ »

verfcheide groot& Mandarijns dágeliks ………

de Gezanteit gingen bezóekEn;en met

hen-over verfcheîdeft “dingen 4 va

kleen belan, ‘in mohd-gemech (chap

trâdenigo2 sal sobroom Wada

„Op den-zevenren-twintighften der De orde on-

zelve maatidt “wierden de Gezániten; OE enen.

vit-laft van den ‘ouden Onder-korting ; zanten bee

Cals hy verftáan hadt dat alles bes $ gg oe

hooren tuffchen” zijnen Opper=Com- ®""*"

miffaris was afgehandelt, )”váh‘hemin

zijn Hof, om 't Scheimaal t'éterí; geno-

digt. De Galderyen, W andelsplaatzen;

Zalen, en andre vertrekken van dit Hof

waren zeer konftigh en nét'gebouwt,

en met allerlei vonden vân ‘overdaat

zeer prachtigh vergiert ; doorgaans

zagh men ookalle de Galderyen met

allerlei flagh’ van Oorloghs-tuigh , dat

een wonder om te zien was, behán-

gen. „De Koning , om dit onthaal des

t'aanzienlijker te maken „had meê op

dit Scheidmaal de voornaamfte Maje-

ftraats-Perzoonen ; of Mandarijns van

Kanton , laten noodigen. Deze wier-

den alle op een koftelijk en kunftigh

gewrocht Tapijt , op een lange ry,

ieder na zijnen ftaat en gelegentheit,

vlak op de vloer neder , neffens elkan-

dre, geplaatft. In ’t inkomen aan de

rechter-hand , namen de Gezanten ,

met hun gevolgh hunne zitplaatzen,

en recht tegen over de Gezanten zat

zijne Majefteir alleen, met het aanzicht

na hen toe gekeert, op een brede en

vierkante Zit-bank , die met eeft kofte-

lijk kleed (gelijk inde volgende Prent

vertoont wort ) overdekt was. Het

kleed, dat zijne Majefteitaän hadt, was

geel op de gront, en doorgaâansgebor-

duurt met goude Draken en dierge-

lijke Landgedrochten. Het topje van

den Paauwe =ftaert die hem achter

van de Muts af-hangt, en den-gemee-

nen man verboden is te dragen , geeft

by deze volken den Koninklijken {taat en

LK | LE E ij 5 E kt FP.

en achtbaarheit te Kennen. De krâlen vân den Keeten , die hem hier om den hals hängt ; waren van wit Barnfteen gemaakt, die by de Sineezen in groote waerde gehouden wort 3 invoegen de- ze fteert, om haar dierte en koftelijk- heit, daar te-lande voor den gemeenen geen dracht is: Voorts had hy aan zijhen duim eenen Yvoren Ring zitten, een teeken mijns bedunkens, der Tartarifche manhaftigheit : want dezé volken gebruiken een Ring, tot beftherm van hunner duim in ’t aan- halefi en fpannen der Booge: Gedurende de Maaltijdt , die met groote pracht toeging,fpeelde en troc- telde zijne Majeltéyt met zijn liefite kinderét, die hem zeer minvalligh er lieftäligh witten: te vleiën en liefko-

zen”, ‘klimmende’ hem by wijlen tot |

bovenop zijne fchouderen, Het waren alle zeer fchoone en lieftalige Schepze-

leit; &n faken in zeer koftelijk en ko-

niklijk gewaar ; d'oudfte van hen al- let (want zy waren negen in’t getal ) mocht tiauliks vijf jaren halen. -Een tekert, zot men zeggen, datze van geen zelfde Moeder ( indien’er gee- ne Tweelingen onder liepen ) wa- ren Voortgekomen. De Tolk verhaal-

_ DE en

Hit:

Dagi bn

de ons, dat deez’ oude Onder-koning veele getrouwde Vrouwen onderhield, en by de zelve tegenwoordigh zes-en- vijftigh levendige kinderen had. Dit Onthaal dus in alle núin en vriend{chap volbracht zijnde , namen de Gezanten op ‘t eerbiedighfte en met een dank- baar gelaat hùn affcheid , én begaven zich voorts, wel vernoeght , in goede Orde weder na hun Logiment.

Tot teeken van een dankbaar herte, én ter eeuwiger gedenkenis van dit treffelijk onthaal, pafte ik op dien bra- ven Heer, en voortreffelijken Vorft, die hier na’t leven , zo als hy ter maal- tijdt zat, ftaat uitgebeeld, deze onder- ftaande Vaerzen:

Hier ziet ghy de geftalt ; het _aan- _ Schijn, en het weezen, Waar op den Grooten Cham zijn booe _pe beeft geflelt : Maar 't glors-rijk Gerucht, wan deder-een geprezen, Pafleert de Kunft , en 's tijts ont- zachelijk gewelt.

Tegen den volgenden dagh waren’ alle deze zelfde Heeren (als of Kan- ton het zich tot roem wilde rekenen

G 3 de

\ Ä

ne TE en ar

nd eo GET Pa mnd Vi

+

cn

eeen Een

Er

4

Y d N

En

ne me

en an

54 GEZANDT SCHaAP ‘aan den Grooten

Pe Gezanten de Gezanten wel onthaalt re hebben ) wordenby op diergelijk Scheid-maal in het Hof

den Secretaris

wan den op. des jongen Onder-konings zeer hertc-

lijk geroodight. En fchoon deze On- der-koning (als boven vermaant ftaat) na Quang fr was vertrokken, om aldaar den vervallen ftaat en luilter van zijnen Heer en Meefter, onder dien opftandi-

herftellen ; zoo was nict te min zijnen Secretaris laft gegeven, de Gezanten op theerlijkfte tonthalen. En zeker, deez’ Heer liet ook niets achter weegh, dat cenighzins zijnen plicht betrof’:

spel van ná-vant behalven hert orithalen met aller- geboorfte wi

“lei koftelijke gerechten, en geurige dranken, wierd’er een Schoufpel van nagebootfte wilde. Dieten (dat won- derlijk om te zien Was ) nade maaltijd

aangerecht, en vertoont: Te wêten,

&ttelijke Tooneel -fpeelders ( tapze

»gaften ) hadden zich itt Leeuwen, Ty-

gers, Luipers, cn andre wreede en wil- de dieren=vellen gefteeken ; en wiften der zelver gebaeren , tred, geluit en

leefdelijk alle eerbiedigheidt betoonr. den; desgelijks deden wy nu ookten einde -der maaltijdt. De groeteniflen en plicht-plegingen ter wederzijde af- gelegt zijnde, gingen de Gezanten we- der te Paerde zitten, en keerden na hun oude Logiment. Wc

Als nu de zaken der Gezänten te De Gezanzen gén hoop , in hunnen ouden glans te | Kazton’ dus eenighzins na wenfe

jeftraats -Perzoonen in Karton hun

affcheid-genomen hadden, en met brieven ván vry -gelei na behooren voorzien waren, {loftenze ook niiet,„„om op het fpoedighfte hunne reis na Pe-. king te vervorderen. Deze reize ge- {chiede te water , langs de. Revieren; tot ontrent vier mijlen aan de (tadt Pe- king , uitgezeid daar zy te lande over 't gebergte Nambung trokken. De Gezänten huurden een aanzienlijk Vaartuig voor zig zelven,en bequamen noch ontrent vijftig, andre Vaartuigen van de Stadt, op 's Keizers koften, daar

manieren zoo natuurlijk en levendlijk | in.de gefehenken, “tgevolg en‚al.ons

na te bootzen, datze den gaauwften Cirdien hy geen kundrfchap van dit bedrog gehad had) lichtelijk daar in- ne zouden hebben bedrogen. Dit ver- vacrlijk gefpuis quam zoo fchrikkelijk op elkandre toe-fchieten wilt haar muilen zoo yzelijk op tefpeeren, hare fcherpe klauwen elkandre zoo vinnigh inde huit tezetten, en daar op zoo een naar geluit te maken, dat eenieder over dien nagebootften zwier tot ftommens toe verwondert ftont. N In de binnen-zaal, ter plaatze daar de maaltijd gefchiede , was cen zeker venfter ; hier voor quam de Moeder des jongen Konings reis.op reis zich ter fluip vertoonen, en zag hetgedoen harer gaften met een luftigh en fier ge- laät over en weder over. Zy was, na de Tatterfche wijze, zeer net ge- kleed, en heerlijk uitgeftreken; fcheen kleen van geftalte, tenger van lijf en leden , bruinachtigh van verruwe; maar van gelaat zeer minvalligh , en vriendelijk te zijn. In het inkomen, eer wy ter tafel gingen zitten , vonden wy voor haar eenen gierlijk- gefchil- derden ftoel {taan , daar voor wy» ter eere van deze groote Vrouw , zeer be-

omf{ag, overgevoert wierden,: „En de- wijle men ongeraden vond, met onze zware fchepen de Revier hooger op te fteeken, lieten zy die tot onze weder- komft, met een gedeelte van ons-volk bezet leggen onder het bevel van den opper-Koopman Frangois: Lantsman 5 maar,’t overige-volk,wierd er „uitge- licht, omzich op de reize daar van te. dienen. Zeker-Mandarijn Pinventous (die ons, als te voren verhaalt is, onder den naam van den ouden Heitou , van Heitamon door laft van den Onder- koning, na Kanton bracht, ) had nu meê, uit laft van den Tutang- van Kan- ton, over deze ganfche Vloot en na- fleep het opperfte bewint; dochrwas ren hem tot mede - hulpers, „( behal= ven de genen die te vooren noch een- maal , ter zake van de Hollanders ‚‚na Peking gezonden waren” geweeft ) van wegen den ouden en jongen On- der-koning noch twee Mandarijns bygevoegt. Boven de Roeiers, Trek- kers, en ander Bootsvolk , was deze Vloot (die ontrent vijftigh Vaartui- gen fterk was ) noch bemant met een goet getal Tartarifche Krijghs-knech- ten, daar over twee voorname Perzoo-

nen,

h elen zich ; } Zereet om van waren uitgevallen , en zy van den Kanton ze

Ouden Onder-koning, en ândere Ma-treklen.

| |

| |

| Í

|

Î

|

nen „om dezen trein des te bequamer tegens alle gewelt en overlaft te mogen befchermen, en-ons vry en veiligh na Pekang te geleiden , het opper-bevel hadden. Zoo, dra-de Gezanten al hun reis- tuigh en gefchenken te fcheep

hadden daten btengén ; enin de Jonk,

De Gezan=

ten srekken

van Kanton,

17. Maart.

die voor-hen reedt gemaakt was, ge- treden waren lietenze terftont de Pringe- vlagh boven van de fteng af- waien en door hunne Trompetters het aaloude en vermaarde lietje , W:/- belmus van Nafouwe , tre: luftigh op- blazen ; dat de lucht daar af weer- galmde. Daar wierden ook eenige Poftboden. (“tgeen in Sima een ge- bruikis ) voor uit gezonden , om de Majeftraat van Stadt tot-Stadt van de komfte der Neêrlandfche;Gezanten te verwittigen ; met laft , dat men hen wel «en beleeft had t'onthalen, gelijk ook op de geheele reize; tot in de Kei- zerlijke hooftftadt Peking, gefchiede, als uit ‘het vervolgh der Reize blijken zal.

Wy ftaken dan met de Gezanten, en ons ganfche gevolg,den zeventienden van Lente-maandt, van de hooft-ftadt Kanton af, en wrikten en roeiden de Revier Tai op , dicht langs den oever van de Sradt heenen, daar de zelve haar zeer heerlijk opdoet , en een fchoon

| | |

EE hd Pi = >

ns ,

a

X ij

wk

verfchietgeeft. De Stedelingen, dië zich op onsafvaren by duizenden op en onder de wallen vertoonden , wenfchten ons zoodanigh geluk en behouden reize, met het loffen uit ‘tgrof gefchut en handbuffen , dat de lacht in de lichte brant fcheen te ftaan, en d'aerde daar af daverde en dreunde, Als wy deze groote en brede Revier een end’ weeghs dus met roeien waren opgevaren, verlieten wy deze Revier, en floegen een andre Revier (die een tak of arm van deze groote Revier is, en in haar rechter-zijde komt ftorten ) Noortwaarts op. De Sineezen noe- men dezen arm X7n, maar d'Europers

d'Europifche Revier. | Wy hadden dien dag zo veel weegs gefpoet, datwe met het vallen van den avondt het aan zeker Dorp brachten, S A H U geheeten. Dit Dorp, hoewel het niet zeer groot en ver- maart is, vertoont zich zeer gierlijk en vermakelijk , en is ontrent zes uuren van Kanton gelegen. Het leidt in een vruchtbare vlakte, en is rontom met geboomte, heuvelen , Rijs-akkers, en andere vruchtbare en weelige Lants- douwen omringt. Men vind in het zelve, na gelegentheit der plaatze, ver- fcheidene vry groote gebouwen , hoe- wel de meefte gemeene Boere-huizen zijne

EN bis Ja 5

Komen inf Dorp Sabu,

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

SS KANTSIN.

zijn. De meefte luiden, die dit Dorp bewonen, zijn Zij-wevers, die hier jaar

in jaar uit een groote meenighte van

Kamen te Kanxitr,

19. Maart.

allerlei Zijde ftoffen ( dat een groote neering in dit Dorp veroorzaakt ) be- reiden en weven. Wy bleven hier den ganfchen nacht over met al ons Vaar- tuigh fil leggen, en voeren hier toen, zoo dra de Zon het Aartrijk quam be- fchijnen, weder van daan.

Den negentienden quamen wy met veel zukkelens voor de ftadt

XA NX UI, (de elfde kleene Stadt van de hooftftadt Kanton , en ontrent hondert en vijftigh Zy vande zelve hooftftadt gelegen,) ten Anker.

Eer het werk meerder aanwaft , zal ik in't kort dit woord Ly, dat een ge- meene Sineefche maat beteekent, en wy doorgaans in onze Reize in 't af- meeten der Plaatzen zullen gebruiken, uitleggen. Een Ly dan ftrekt zich, na’t zeggen der Sineezen, zoo verre als men de ftem van een menfch kan hoo- ren, wanneer hy op ‘t vlakke veld , en by fl en klaar weder luits-keels roept. Andere rekenen Zy ruim zoo groot als een ftadië , een ftadië gerekent op hondert en vijftigh fchreden ; van

welke ftadiën twee-en-twintigh een.

gemeen Duitfche mijl uitmaken. Deze Stadt leidt op de rechter-zijde

der Revier , in een luftigh en zeer vermakelijk Dal , en is rontom aan de lant-zijde omringt met zeer aangena- me heuvelen en bergen. Zy munt in grootte nict zeer uit maar overtrof eertijts in volkrijkheit en neering mee- nigh groote Stadt. Dezen ganfchen weg waren wy, nu met roeien; dan met trekken, tegen ftroom opgevaren; ‘t welk de Sineezen en Tarters, die zich tot dezen arbeidt lieten bezigen , zoo moede en madt had gemaakt, dat’er beflooten wierd, een weinigh te ver- toeven , om deze luiden hunne ver- moeide leden wat te laten uitruften , en verfriffchen. De Majeftraat der Stadt liet den oever der Reviere mer twee Vendelen Krijgs - knechten bezetten, om de Gezanten te verwellekomen,en op ‘t heerlijkfte onthalen. Zy boden de Gezanten ook eenige kleene ge- fchenken voor de Keuken aan; dan alzoo de Gezanten verftaan hadden, dat zulks alles op ’s Keizers rekening geftelt, en hem daar voor wel tien-maal zoo veel in rekening gebracht wierd, vondenze goet , de zelve, zo wel hier als op andre plaatzen, daar hen zulks mochte te vooren komen , met alle beleeftheidt en heuslijk af te flaan. Hier op begaven wy ons ook te lande; en dit was d'eerfte reize , dat wy onze

Ten-

Tartarifehen Cham, of Keizer van Sina, 57 en

Tenten een weinigh buiten te Stadr, ‘aan den oever van de Revier, ineen „open Ke vlak veldt hadden uitgefpan- ze nen. De Farters, die dezen tijd niet Nerds noch leedigh wilden laten __voorby gaan , maar ons met hunne & U vreemde manieren van oeffeningen en „Speele onthalen en vermaken , ver- 5: toonde hier, om frijd, met hunne _ Wapen: oefeningen, verfcheide aan-

gename enaartige Spiegel-ftrijden. vaerdigbië „Onder ander wift zeker Hopman van zeken mer Boogh en Pijl zoo wis en vaerdig

Tartarifchen

Hopman, ir’; Om te gaat, dat hy opde lengte van been met_zes-envijftigh treden, deiemaala achter- de Bg een, door een wit, zoo groot als een

vol eerbiedenis, wenfchte hen veel gê= Ik | luks en heils op hunne reis, en vertrok Hent des anderen daags weder na Kanton. | Wy, in tegendeel maakten alles weêr gereet, en zetten,met goet en bequaam dl weder , onze reize weêr voort de Re- vier op nae bovenen ; doch gingen bj

zeer langhzaam voort, dewijl wy ons ie tegen (troom,met een goet getal volks, Jb moften laten optrekken : want hier begint de Revier enger te worden, en d. ontfangt in haren boezem vele Beeken hd en Watervallen uit het omgelegen ge- _ ER

bergte; waar doorze ook met veel ER OO grooter gezwint- en fnelheidt haren | 4 loop voortzet, dan om laegh, daar zy _ palm. van een handt, kon. fchieten, | breder en meerder ruimte heeft. Om EEN (daardoor hy ook zekre prijs gewon, dan tegen dezen fhel-gaanden-_en gee

„9 4 ie Tarters voor de Schutters had- zwint-af-{chietenden fttoom meteenig \ en,) zonder eens te zwaar Vaartnig opgetrokken te wor- dl acht het niet ongeri ijmt te zijn,| den, daar aan is geen kleene arbeid en, 8 - dezen uitheemfchen ef vreemden, moeite vaft, en kan zulks nauliks dan kt zwier van fchieten , en waar in datze/ met een groot getal arbeids-volk vol- wl

van. d'onze verfcheelt, hier met wei-, brgcht worden: fj

nigh-woorden aante wijzen. In plaats Hier zagen wy, helaas ! in welk ee-_ De Sineezen K wy de:pees van onze Flits (-want-dier- | men deerlijken en jammerlijken ftaat de wed shae “,

merlijk ge= . gelijke Bogen gebruiken de Tarters | Sineezen door: dezen leften Oorloghh plaagt. A

n nj rn

Wapenen-) ‘recht op-oris oogh aan-

de Kromte,boogs-wijze , van onderen ‚na bovenen ; -endezen booghs-wijzen

De Secretaris van den on- den Onder- koning ver-

daat te lânde voor hûnne gewoonelijke |

haten; em onze Pijlen regel-recht. óp | het doelwit laten afloopen ; zoo bewe- gen deze volken «de Flits: gedurigh in

zwier wetenze in hare nette vereifchte kromte, met niet te hoog te rijzen, noch te lacg te dalen, zoo net te beftie- ren ; ‘datze-daar ironze witte Schutters. te boven gaan , en veel wiffer het doel- wittreffen als wy met de Boog ftil te houdens-enrecht’ uitte mikken. Ook zullenze in ’t mikken op de rechtet- of linker-zijde, veel minder mis fchie- ten, dan andre volken.

Als de Secretaris des ouden Onder- konings (die, meerder veiligheits hal- ven ;.en om dezen tocht-zoo veel te

mn

trekt van de grooter aanzien te geven, dus verre

Gezanten ; en zeeft een Scheidmaal.

ons: verzelfchapt had) dfen volgenden dagh weêr na Kanton motte keeren, noodighde hy de Gezanten des avonts. te vooren op een inkoftelijk en heerlijk , Scheid-maal.. En-hebbende hen inalle

Hek min en vriendfchap dus-heerlijk ont-, men hooger op komt, hoe deze arme Ki haalt, nam hy daar op een af-fcheid menfchen dezen ramp meerder onder Herd

wore 4 k | ok H A n, 4 Pl hie’, WE,

vervällen- waren : want in dit trekken moeten zy de tminfte Tarters, als lijf- eigen flavenyten dienfte ftaan ; en wor= den, zonder aaníchouw van jonge of Oude perzoonen , erger als beeften , in de trek-lijn gefpannen , «om hun Vaats tuigh regen-{troom de Revier op te trekken. Dikwils zijn de trek-wegen, die zy langs den oever gemaakt heb- ben, zoog, oneffen en fteil, datze, by aldienze daar af quamen te fchieter, gevaar zouden loopen van den hals te breken. Dikwils trekkenze ook tot den middel toe-in ’t water, daar in zy evenwel weinigh verfchoont worden, magr moeten met het hatte lijf al hy- gende en zwoegende voort; der ma- ten datze dikwils den geeft geven , en in de lijn neder zygen. En gebeurt'et dart iemant door flauwhartigheit watte traag în 't trekken valt, en zijne ktach= ten hem bezwijken , daar zit terftont een Tarter (die in een paar dikke en grove Laerzen fteekt) achter her, en tout’er miet een ftuk houts , zonder _eenigh meêdogen, luftigh op. Enhoe

«

& ee

ds er,

an

nde

nd

GEZzZANDTSsSCHaAr aan den Grooten

' u A q EERE is ETAT MAN

‚ZN

Î Dhauh wu

VRINTS ED MLO

W ed YS Ì | nj

worpen zijn ; maar nergens wordenze |

eliendiger geplaagt, als-in het volgen- de gevaarlijke en fteile Geberghte van Sang-won-háb ; waarom hier ook mif- {chien geene. menfchen.willen of dur- ven woonen» want wy zagen daar al- leen. maar een arm Dorpje, dat zoo ellendigh geftelt was , dat ‘et hierom al- leen aanmerkens-waerdig was. En al- lermeeft was dit aan de Inwoonders te befpeuren , die'er zoo jammerlijk en deerlijk uitzagen , dat de manlijkfte herten zich daar over zouden ontfermt hebben. Om dezen {taat en arbeidt van deze ellendige luiden des te duide- lijker uit te drukken, fchetftesik de zelve onder. ’t trekken. na uitwijzen van deze boven-ftaande Prent, nat le- ven afs, «oe 71

Deerlijke,ramp en onverzettelijk hertwee voor. deze ellendige men- fchen,-die in hunne vaderlijke gewe- ften_ en eertijdts. weeligh --bloeijende Landtfchappen dus ellendigh. met al- lerlei vonden van de bitterfte en. on- verdragelijkfte, wederwarigheden en fmerte geplaaght en mishandelt Wor- den.

d'Aal-oude Grieken en trotze Ro- mainen , die eertijdts zoo veel werelts « af-liepen , hebben noit hunne over-

wonnelingen. en ondergebrachte vols |

lili ban tp en ij (U Ut HN fap ft Ig ng

ken met zoo veel jammerniflen, en den oogen onverdragelijke ellenden gefoolt en geteeft, of deze ruwe en

onbarmhartige Tarters (van wier deze

|

geweften in den laatften inval zo jam- merlijk mishandelt , en by-na alle Ste- den, Dorpen en Vlekken tot den gron- de gefloopt , en tot puin- hoopen en neftel - plaatzen der Vogelen en wilde dieren gemaakt zijn,) hebben hen hier in niet alleen gelijk geweeft, maar ook zeer verre te boven ge- gaan:

Het wordt by eenen ieder voor de aller - gevoelijkfte-en grootfte ellende en,‚droef heit gerekent, dat fchar-rijke en wel-gegeede luiden; door hunne Nyanden inden. Oorlog van hunne landt en goederen gejaaght, het Va- derlandt. moeten derven en buiten 's landets in arremoede en ellende zuk- kelen en omzwerven. Maar met hoe veel te grooter en zwaarder wonde van-wee ‚en hertzeer deze ellendige en bedrukrtesmenfchen (die in hun” =” eigen Vaderlandt dus «onlijdelijk af.

gemartelt worden: en zich uit ‘hun- +

ne goederenvinden gezet , en andere in 't bezit der zelve geftele zien) in hun herte -gekorven wordens kan cen iegelijk by-zich zelven genoegh af- meeten. Lil

Op

Kartarifchen Cham, of Keizer van Sina.

Komen ve, Op den een-en-twintighften dezer, Sanguum. __na de nacht byna ten halve was verlo- 28, Maart, pen, quamen wy met onzen ganfchen

die des anderen daags, om ons verder tegen ftroom , de Rivier op , en langs den fteilen en klippigen kant van het

fleep aan het Stedeken

SAN YU UM. De Maje-

ftraat van deze plaats quam ons met eenig vaartuig te gemoed varen, en begroette en verwellekomde ons zeer vriendelijk, Zy booden ons eenige ge- fchenken voor de Keuken aan, dieom de bovenverhaalde reden niet wierden aangenomen. Deze plaats is niet zeer groot, maar kleen in ’t begrip, ontrent twee hondert en twintigh Zy van het bovengemelde Manxuz gelegen , en was eertijts, dewijl het zeer gelegen aan den oever van de Rivier leidt, zeer nering- en volkrijk. In dezen leften Oorlog hebben de Tarters , dat ruwe volk, dit Stedeken ellendigh vernielt, gefloopt,en byna tot een puinhoop ge- bracht. -Ditlot, van dus jammerlijk en fchendigh, als een tweede Troje, ver- woeft en gefloopt te worden , viel by- na alle uitftekende doch klene Stede- kens en häre Inwoonders, die tegen de onwederftanelijke macht der Tar- ters niet op mochten , te beurt.

Hier waren onze Trek-luiden afge- mat , en begaven zig derhalve weder- om na huis; wy zagen terftont weder na andere Trekkers uit , en kregen

wonderlijke Geberghte Sang-won-hab te trekken. Teffens, zoo wel het Stedeken als deze fteile en vervaarlijs ke bergen, daar ontrent gelegen, tee- kende ik, om mijne lants-luiden deze Sineefche zeltzaamheden , en den aart en de eigenfchap van dit Geberghte des te duidelijker bekent te maken, na’tleven af. Munt iets in ganfch £734 uit, is’er iet uitftekens in dit ganfch geweft te vinden , dat verhalens en befchrijvens waardig is, zoo is het dit

Gebergt van SAN G-WON-HAB, cebergre van dat zijne fteile en Hemel-hooge top-Sg-wen-

pen ter wederzijde zoo hoogh na de” wolken fteekt, dat de wegh “beneden duifter valt, en van't lichtdes hemels niet kan befchenen worden. Aan den kant van dit eenzame en ongangbaar gebergte ziet men noch een Afgoden tempel of Pagode ftaan: een wonder kunftig en aartig maakfel is deze Pa- gode, en zoo net, (want diergelijke Pagoden op ‘t koftelijkfte toe te ma- ken, daar aan laten zich deze verdool- de menfchen wonder veel gelegen leg- gen, en meinen dat hier in al hun heil en welvaren gelegen is) naar lants wijze gefticht, dat kunft en natuur bei-

H 2 de

GEZANDT SCH ap aan dên- Groten

PE Ale ent dn, a med nt Tel te

de hier hant aan ‘t werk fchijnen gefla- gen te hebben. Wonderlijke en zelt-

zame dromen ftotenook deze Sinezen,

hier te lande, nopende den Afgodt, dien deze Heidenen op dezen Altaar offergiften brengen en aanbidden, uit hunnen kruin. Want d'Inwoonders drijven fterk , «en zijn met zoodanig een valfch gevoelen ingenomen, datze voor vaft geloven dat deze Af-godt, in't midden van eenen zekeren nacht, aldaar (zonder te weten van waar, ) gekomen zy,en door verfcheidene dui- delijke teekenen den Ingezetenen be- kent gemaakt had, datze hem deze Pa- gode ftichten,daar op offergiften bren- gen, en eerenen dienenzouden. Men klimt na deze Pagode (die, gelijk ge- zegt is, dicht aan den oever van deze Rivier, en aan de kant van dit een- zaam gebergte gefticht ftaat ) eerft by tappen op, van daar komt men aan de- ze fteile bergen, daarze wat vlakker en gangbaarder worden, en vensdeels door de natuur zo gegroeit,en eensdeels door kunft mette hant gemaakt zijn. Hier van daan komtmenendelijk aan deze Sinee- fche Pagode, die doorgaans, behalven datze zeer kunftig gemaakt is, met een deel Sineetche Charakters en Zintei- kenen befchreven ftaat ; daar deze vol- ken wonderlijke en onoploffelijke ge-

en dine Ge + en te D

heimeniffen, die, quanfuis; ‘alle op dezen Afgods verborgentheden (laan, mede zoeken uitte beelden. Zoo veel vermocht dit Gebergte van Sang-won= hab en deffelfs neven-ftaande Pagode, met hare onderlinge vreemdigheden, dat ik, ter gedenkenis , daar op deze Vaerzen rijmde:

By ons helpt Herkules den Hemel onderfchragen,

Dat wonderbaar gebouw valt al te ywaar,

Maar hier moet Sang-won-hab de laft alleenig dragen,

Zijn hert, en grof gebeent bevrijt ons Van gevaar.

Atlas

Men vind wel in verfcheidene Ge- weften van Siza meenigerlei vreemde en wonderlijke Bergen ; maar geene die, ten aanzien van geftalte en won- derlijke vreemdigheden , met dit Ge- bergte van Sang-won-hab op eeniger- lei wijze te verlijken zijn.” Zelf in dit landfchap Quantung vind Men door- gaans niet min zeltzame , als vermake- lijke bergen ; maar die evenwel infteil- te en on-aan-komelijke toppen tegen deze Bergen van Sang-won-hab- niet opmogen. ’K zal hier eenige Bergen, die in dit landfchap gelegen zijn , om

A Sang-

van de eerfte

boofe(tade

Kan gen.

Jarcarifchen- Cham s, vof. Keizer van Sind,

en Aer  EK ad _ _ __ a

Lungnien , daar cer Bron uitkomt vloeien, die zo: klaar als Kriftallijn ís.

flteenen gevonden , die vreemde en vvonderlijke gedaanten by zich heb- ben , en van de Sineezen aan de Konft- bergen verbezicht vvorden. By Tun- guon, de derde kleeneftad van de hooft- ftad Kanton , leid de berg Tah;, aan de Zee-kant, daar zes-en-dertig, kleene Eilandenleggen. By de zelfite kleene ftad Tunguon leid debergh Huteu, die zich in Zee in een groot en hoog Ei- lant vertoont , en verftrekt den Schip- pers, die te fcheep na ’t landtfchap

Î Í

ton gele- Op dezen berg worden zekre ruwe |

|

Quantung trekken, een baak in Zee. ,

By Cingyuen, de zevende kleene'ftadt

van de hooftftadt Kanton , leid een

groote bergh, Ta/lo geheeten, die van daar na ’t landfchap Quangff,-tot aan ‘tlandt van de ftadt Hoafcze zich uit- ftrekt. In dit gebergte, dat rontom met fteile toppen en fpitzen omringt is,

- - bed e | en daar in van binnen weelige en luftí- ge Lantsdouwen leggen, onthouden hooge kruinen; hoewel (‘tgeen vreemt

zich woefte , wilde, en ongemanierde

EEEN ee en

wetten, en ‘willen zich ook onder de heerfchappye der Sineezen niet bui- gem. “By de zefte kleene ftad , van de boven-gemelde hooftftad Aaron, leid een bergh, Yaimuen geheeten. Van dezen Bergh ftorte zich de lefte Keizer des Stams Suga (als de Tarters van den Stam Zweza hem overwonnen, uit den lande gedreven, en tot d'uitterfte noot gebracht hadden ) met zijnen voornaamften Landtvooght, uit wan- hoop en miftrooftigheit in Zee, en verdronken zoo met elkandre in on- derlinge omhelzing.

Drie dagen waren wy doende, eer * wy uit dit onguure en eenzame Ge- berghte raakten , en zagen ook in al dien tijt geen bewoonende plaatzen , danalleenzekerdorp QU AN TON- LOU, dat zoodanig alleen lag ; dat het wonder is, hoe daar op menfchen dorften wonen. Rontom leit dit Dorp, dat hier en daar mer enige kleene hou- te Hutten en arme Boere-huisjes bezet is, tuffchen fteile klippen en Hemel-

is) op zommige plaatfen, tuflen deze

volken, die dikwils uit dir geberghte | klippen, vruchtbare Kooren-akkers en komen vallen ; en uit d'omleggende | welige Lantsdouwen te leggen komen.

'

H 3 Den

et Mi

Dee

Te

ge mame

en _ n A va Pre ap.

nT er

« 1E E

en dend es '

GEZANDTS OCH AP. aan den Grooten

Lr)

== K - ? k en ann me . y 4

Komen &Fngtak.

24. Maart.

Den vier=en-twintighften quamen wy voor een zeker Stedeken ,

YNGTAK of Izgte gehe- ten, de zefte klene Stad van de twgde Hooft(tad van't landfchap Qwantung. Hier wierden wy genootzaakt ons an- ker in den gront te laten vallen , door dien de Rivier hier geweldig fterk en {nel van bovenen komt affchietten, ’'t welk de Trek-luiden zodanig afmatte en machteloos maakte, dat vele der zelve hunnen adem niet halen konden, maar in de lijn van flaauwte nederze- gen. Ditbracht onder de anderen zoo groot eenen fchrik , dat zy meeft alle weghliepen en door-dropen ; zulcks hier over verfcheiden van ons vaar- tuig achter bleef, en wy gedwongen wierden het zelve alhier in te wachten. De {nel en gefwint- gaande ftroom dezer Riviere, die ter wederzijde met luftige en vermakelijke landsdouwen bezet is,had de Jonk der Gezanten hier ook met zo groot een vaert tegens een blinden klip aangejaaght , dat daar in een groot gat, dat geweldig veel wa- ters in namen verzwolg, wasgeraakt. En wy hadden zonder twijfel in de Ri- vier neêr gezonken,had de draiftroom, daar toe wy ook zelfs met duwen en voortzetten geen kleene naerftigheit en deden , ons aan den walniet gezet.

Om his | - e+

En Jen WR _

Dit Steedje leid (gelijck u dat in de bovenftaande Prent nat leven vere toont wort) zeer vermakelijk op ze- kren uitfteekenden hoek der Riviere aan de rechter-zijde, tegen over het ge- bergte Sang-Won-bab en twee hon- dert en twintigh Zy van Sanxiu, Het is ontrent een vierendeel uursin’t viere kant groot ‚, met hooge en vry fterke muuren rontom opgehaalt , en van binnen met treffelijke Huizen en kun- ftige Pagoden vergiert: rontom heeft her luftige en vermakelijke bergenleg- gen , en is daar-en-boven ook met een redelikke groote Voorftad , (die certijts zeer volkrijk was, ) en met een veilige Haven, tegen het fterk ftroomen der Reviere , voorzien. « Het fchijnt dat de Natuur het gebrek en misval van deze Revier , die zoo een fterke fchu- ring voor -by deze Stadt maakt, met deze veilige Haven heeft willen vere gelden en boeten : want in tijdt van noodt, en by eenig onweer kunnen de genen, die met hunne fchepen de Re- vier op en af willen , zich vry en veilig tegen alle gevaar in deze Haven be- fchermen en vertrekken. In het in- komen van de Häven , aan de rechter- handt, vertoont zich ook een hoogen Toorn, die met negen Tranflen zeer konftigh is opgehaalt en gebouwt.

Des

Krijgen de. Pagode Kon- Îan=sjam in 't gezicht.

8: Maart.

‘Tartarifchen Cham ;

„„Des anderen: daaghs, den vijf —en- vwintighften , na datwe van Zagre of Yagtak vertrokken waren, kregen"wy die wonderlijke en vreemde Pagode,

sis OoN-), AlNeS JAM ge koran. in ’t gezicht. „Deze Pagode. houdende Sineezen in zeet groote waerde,, en/brengen aan de zelve im- mers,zoorijke en-vette offer-giftens als aan die van Sangrwan-bab. 55 Zy leidt mede (;gelijk-uit deze, boven-ftaande Prent, duidelijk genoegh isaf te meten) aan ,den-kant der.Reviere in-een-een- zaam en woeft geberghte: Om hier by te komen, heeft men eerft by eenlange ry fteene trappen op te klimmen ; daar ma: gaat men door verfcheide hoelen en kuilen (daar aan-teffens zoo ‘wel natuur als kunft geer arbeidt fchijnen gefpaart te hebben.) ‚na-dezen afgodi- fchen Tempel. Het fchijnt dezeellen- dige: menfchen, met deze dwalingh zijn ingenomen datze zich inbeelden

hunnen Afgoden hier meê grooter eere |-

aan tedoen; indienze hunne Pagoden ensheidenfche Tempels dus op zeer eenzame.en on -woonbare plaatzen,

dan ofze die op-gemeene en volkerijke |

plaatzen ftichten.… „Wy ‘hielden. hier een.tijt-lang met de ganfche Vloot ftil, tot dat -de Sineezen voor d'Afgoden dezer Pagode geoffert„ en hunne-ge-

|

of Keizer van Sina,

beden geftort hadden; - Daar na gitigen wy met-de Gezanten in-deze Pagode, en zagen aldaar. veele Beelden opeen Zolder ftaan „als meê verfcheidene Sineefche Schriften in dé, muurvanrde Pagode gedrukt en uitgehouwen,rdie denamen-der menfchen, die te vooren aldaar, geoffert hadden; te kennen-ga- ven. .„Met welk «een waan-geloof sen zonderlinge yver van Heidenfchegod- vruchtigheit deze verdoolde en blinde menfchen aan ‘hunne: Afgoden ‘hief gemeenlijk allerlei: vruchten en: :bee- ften komen op-offereri, gaat allen’ ge= loof te boven.

Op, deze-afgodifche gruwelen van Kon-janrsjam , daar af met recht een rechtzinnig Chriften een af-keeren en fchrik behoorde te hebben , voeghde ik deze. onderltaande Vaerzen: va

Hier fitrgele zich.de Droes in Kan: „tons klare ffroomen;,

En lokt het volk; vanrlant met sf

il pin heiligdom, |

lijf maar dan-de wal , hygâl

wel by u komen;

Of vreeft ghy Kon-jan-sjam > daar lacht: de duivel om, sr

dt,

Den

an Gr ee Ea

De -

en

ES en dE EE

EN pe

vr NET

Kamente °'

Mongley. 27. Maar.

GezaANDTsCHar aan den Grooten

Den: zeven-en-twintighften” landen

Wy tegens den. avont aan -een zekre plaats; die by de Sinezen

MO NG L E-Y. geheten wort,

enzich wonder vermakelijk en aange- naam rontom van verre in't oog ver-

toont. Men klimt hier by eenen gier-

lijken trap van beneden uit het water

na bovenen 5; hier van daat gaatmen

“inde Stadt dovr cen geweldige fterke

poort. Deze plaats is rontom omringt met hooge en fterke-muuren, die door- gaáns met wachttorens en bolwerken redelijk verfterkt zijn:- Het is eén luft om te zien, hoe vermakelijk en luftig, indien men op de wallen taat, de om-

leggende landeryen , beemden en bof-

fchen„ zich op doen, en met welk eenvaangenaamheit de zelve u toelac- chen. En dewijl onze oude Trekkers,

vol- waters raakte, dat de Gezanten

‘met fchip en goet zouden gezonken

door het geftadig trekkenvenarbeiden , tegen den ftroom op, die hier onge-

meén fnel- gaar, zeer moede’ en afge-

madt waren.,-of zich gelietem afgemat,

te zijn, en niet-langer voort wilden, veranderden wy hier van trekvolk , en

nn

hebben, indien Godt de Heer hen niet wonderlijk geholpen had. En na dat wy ’sanderen daeghs voor-by eenige Dorpen waren gevaren, en aan een luftige én vermakelijke plaats ten ân- ker-warèrgekómen, onthaalde ons de „Mandarijn Pinxentan , met den gee woonlijken Thée-drank. Des nachts, zoo als wy ons effén geruft te flapen hadden begeven, beliep ons een zeer zware en yzelijke {tofm, niet andérs als of hemel en aarde vergaan wilde. Onder dit yzelijk bulderen der winden, “sweerlichte en donderde het ook zoo

fterk, réis op reis, of alles aan ftukken

wilde rijten „en de jonghfte dagh op handen was. Een van onze Barken, daar ’s Keizers gefchenken in waren, radkte driftig, en ftiet-tegens dén wal aan, dat de maft over boort viel ; en zou; menfchelijker wijze g gefproken,al- -daar vaneen geborften zijn, indien men die met moeite én naerftigheidt daar niet weder had zoeken af te arbeiden.

Krijgen een

Or s

kregen nieuwe Trekkers, Nauliks | Met her krieken vän den’ dagh, ver= waar doer

was de zon onder de kimmenvt’ fchuil | namen wy, tot ofis groot hertzeet en verfcbride , al aartuigen

gegaan, of het vaartuigh daar op de |rdroef heit, hoe deerlijk het met zom- vergaan.

Gezanten waren raakte op een fcherpe | mige Schepen, die zich op'de Revier

klip, dat hy door den boodem heen | ‘bevonden, gefchapen ftont, en in welk

ftak , waar door ’tr ruim terftont zoo | e&n-gevaar datze dien nacht geweeft

wa-

Fel

ee ere 4 E da mn a = Mee en ie ee rte B -

ee

de GENE ten di No ne ed

np men nep Een

Komen te

xaochen.

29. Maart.

Î

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sinà. 65

warten: want op den dagh zagen wy , klaas Trigautius, in zijn Verhaal van hier en daar verfcheide maftelooze en ! Sina, befchrijft deze hooftftad Kaochez fchadelooze Scheepen, als ook etlijke ‘in deze volgende woorden: De hooft- wrakken , die tegen den Oever ge- fladt Xaocheu is zuffehen rwee Revie-

_ftrandt lagen en aan ftukken warenge- | rez gelegen , die met allerlei Vaartuigh

ftoten , (daar af het Volk en goet voor het meerdeel vergaan was) hier en daar drijven.

Het was op den negen-en-twintigh-

ften, als wy met onze ganfche Vloot ! d'ander (b) befpoelt het landfchap Hu- (b) pe revier

en gevolgh voor de tweede hooftftadt XAOCHE U quamen. Deze Stadt is drie hondert /y van. Yngte ge- legen op eenen uitfteekenden hoek , en dicht aan den oever van de Revier. Haar goede en bequame gelegentheit aan de Reviere en veilige reede voor

de Schepen, maakt dat hier geduurigh

een ftercke groote Schipvaart is. Na 't Zuiden heeft deze Rivier, die wy tot aan deze Stadt zoo verre waren opgc- varen, verfcheidene namen , en wordt nu Siang, dan Afo genoemt; en neemt ; haren oorfprong uit de Revieren Chin en Zu, die beide niet verre van deze ftad hare waters vermengen. De plaats, „daar deze twee Revieren in een lopen, is by de Sineefche Schippers zeer ver- maart ;dewijlhier zeer fterkeftroomen gaan, en veele blinde klippen leggen, waar door de Schepen by ftorma en on-

weer veeltijds fchip-breuk lyden. De

Sineezen, om dit gevaar (na hun waan) voor te komen, hebben aan den oever een Pagode of Afgoden-tempel laten ftichten, dien de genen, die deze plaats voorby willen, eerft gaan bezoeken, en daar in aan den godt dezer plaatze, oin zijne zoen en een gelukkige reize te verkrijgen, Offer-giften brengen. De ftadt leid (na uitwijzing van de neven- ftaande Prent) van achteren met hoge en zeer vermakelijke bergen omringt ; en aan de ooft-zijde over ’t water ifle meteen voorftadt voorzien, die zeer Volkrijk, en op een wonderlijke en zeltzame wijze gebouwt is. Daar en boven ziet men in ’t midden van de Reviere, recht tegen de Voorftadt over, op eenen klenen heuvel, eenen Toorn niet vijf tranffen of ommegan- gen vergiert, die mede zeer kunftigh en aartigh , na d'oude wijze gefticht is, en daar aan men niet als te water met vaartuigh komen kan. De Jefuit Ni-

|

|

kunnen bevaren worden, en hier hare

waters vermengen ; d'eene (a) van deze (a) De Revier

Revieren, bewatert ten Ooften de landt- Jlreek van de booftfladt Nanhiung, en

quang, en flrekt zich ten Weften na de hooftflad, De ganfche Stad , met huizen en wallen, is op 't midden van t land gelegen, dat ter Weder-zijde wan deze twee Revieren befpoelt wort. En dewijl deze plaats, tuffchen de Revieren gelen gen , niet zeer breet is, goo vallen hier door ook de buizen daar niet zeer groot ens ruim ; zulks d'Inwoonders genoote zaakt zijn , willenze groote huizen heb= ben, die ter weder-zijde wan d oevers

der beide Revieren te flichten. Aande

Weft-zijde (aangezien die met meenigte wan buigen bezet 15, en het meefte bee Woont wort ) vertoont zich een groote Brug van fchepen, die aan elkandre gee hecht zijn, om van d'een tot d'andere zijde te kunnenover gaan. Dus verre Trigautius.

Dicht by deze Stad, in een lultige en vermakelijke vlakke lantsdouw, ( die ter weder-zijde met heuvelen en allet= lei vruchtdragende boomen omcingelt is, ) vertoont zich ook op den bergh Nanhoa eén Kloofter, en ‘daar by een groote Kerk, daar in meenigte van af- godifche Priefters woonen. Zeker perzoon, Lugu geheeten, (die door zijn vaften en een ftreng leven zoo veel by den gemeenen man te weeg gebracht had , datze hem na zijnen doodt voor heiligh eerden ) heeft dit Kloofter al- daar op zijn eigen koften laten ftichten, Deze Luzu , naar men verhaalt, droeg nacht en dagh op zijn blote huit een yzere keeten, en befteede daags zo veel arbeids aan ’t builen en ziften van Rijs, daar af dyizent Monnikken dageliks leven koften. Zo diep had zich deze keeren in zijn vleefch gezet, en daar in zodanig een verrotting en bederving gebracht , dat zich by duizenden van wurmen daar in vertoonden. Quam een dezer wurmen op d’aarde te val- len, die nam hy weêr op , en {prak die aldus

Chin.

Fu.

De Godt. ruchtige Kzit.

GEZANDTSCHaArP aan den Grooten

aldustoe. Wind ghy niet te bijten en te knagen ? Uit wat oorzake verlaat ghy

n mijn lijf, en vlucht weg ? Zijndoo- de lichaam , zoo my d'Inwoonders al- daar verhaalden , wort noch op deze plaats bewaart. En ter gedenkenis van d'overgroote godWruchtigheit van de- zen Man, is hem de gemelde Kerk ge- fticht ; daar heenen uitalle geweften de Sineezen ter Beêvaart komen.

Dat dit eertijts een heerlijke Stadt was, en diein treffelijkheit van gebou-

wen en andre cieraadjen tegen de befte ,

op mocht, geven de overblijffelen der zelvegenoeg tekennen. s’Is van buiten ook noch redelik met veftingen ge- fterkt; maar van binnen leidtze voor het meerdeel als een puinhoop. Wy

hadden hier weder onze tenten dicht |

ken gefprooken hadden , wierdenze treffelijk onthaalt , ’t welk hen ook zoo groot een genoegen gaf, dat zy ons met alle eere en eerbiedige plicht- plegingen weder bejegenden, met be- loften van.de genoten eere en vriendt- fchap ter gelegener tijdt te zullen ver- gelden. Zy namen hier op met groote vrientfchap en heusheit hun affcheit, en vertrokken endelijk weder na Stadt. “Zoo haaft begon het volgende mor- gen-licht niet door te breeken, of wy

de reize ; zulks wy hier heel vroegh van daan raakten, en zonder lang ge- varen te hebben , by zeker wonderlijk geberghte quamen, dat de Tarters, om haar vreemde geftalte en fatfoen, de VYF PAERTS-HOOFDEN

onder de Stadts muuren uitgefpannen; | noemen. Boven op de toppen dezer

alwaar de Majeftraat en de Stadthou- der, die in een koftelijken draagh-zetel zat, de Gezanten, met een aanzienlijk gevolgh van verfcheide Edel-luiden en Hof-jonkers te paart, en alle eer- biedenis , quamen verwellekomen, en met eenige gefchenken uit de keuken vereeren, die de Gezanten aannamen, dewijl deze niet op 's Keizers rekening geftelt wierden. Na datze met elkan- dre in mondtgemeenfchap getreden waren, en van eenige gewichtige za-

bergen , die hunne kruinen zeêr hoog in de lucht ftaken, en tot aan de wol- ken verhieven, zag men hier en-daar, naar uytwijzing. van deze bovenftaan- de Prent, verfcheidene vreemde, zoo kleene als groote, gebouwen ftaan, die ten deele noch heel en gaaf, en ten dee- le door ouderdom en den tijdt geheel en al gefloopt en vervallen waren. En waren zommige van deze gebouwen, die zich op dit geberghte vertoonden, op zoodanige (teile en on-aankome-

| lijke

Krijgen de Vijf Paerts-

: Hoofden in’e vervaerdighden ons weder ter yl tot ericht.

Tartarifcben Cham, of Keizer van Sind.

lijke fpitfen gefticht, dat men zich ter hooghfte te verwonderen had , en niet wel bedenken kon, op wat wijzedeze luiden het hout en andere ftoffe tot deze gebouwen daar op hebben kun- nen krijgen. Wy waren zeer niicusgie- righ, en door begeerte in onzen geeft als opgetogen, om het maákfel dezer gebouwen, en den aart en zeden dezer Bergh-luiden , die zich in deze hui- zen ophielden, wat nader te bezich- tigen; maar wierden in ’t beklimmen van deze fteile en ongangbare wegen zoodanigh in ’t kort afgemat, dat wy

. ons beroómakie vonden de hertret te

Raken in gevaarlijke Geberghren.,

nemen , en den zelven weg af te klim- men, dien wy opgeklommeti wären. Nauliks waren wy dit wonderlijk gebergte der vijf Paerts-hoofden voor- by geraakt, of wy quamen in zeker ánder geberghte, daar wy met groot gevaar van Schip en goet te verliezen doorvoeren:want de Revier is tufchen dit gebergte zo vol blinde klippen en ondiepten, dat nauliks het tiende vaar-

tuigh, zonder Schip-brcuk te lijden,

behouden daar door raakt. Te dezer oorzake noemen d’Inwoonders en ron- tom-leggende Gebuur-volken dit ge- bergte,de VYF LELYKE DUIVELS. |

Wy raakten noch endelijk, zonder

eenigh detfel of fchade aan ons vara tuigh te lijden , door dit Schip-breuk= rijke geberghte, en quamen van daar

aan zekre lantftreek, SU Y TJEE Nin ge lant Het geberghte van de vijf breek Suite

geheten. Paerts-hoofden deed zich wonderlijk”“”" op ; maar vry vreemder en wonderlij- ker vertoonde zich deze plaats, met hare recht-opgaande bergen, kruinen, toppen en fpìtzen der bergen. Deze fpitzen van deze landtftreek Suitjeen ftonden, langs de Revier en diep lant- waartin, in zoodanigh een aangena- me orde eri wonderlijke zwier, als of de zelve daar niet uit de natuur gewaf= fen, maar door kunft en arbeidt van menfchen handen geplaaft waren. De heuvelen dezer bergen, en dieper neer- zinkende valeyen en effen vlakten, tu{= fchen de heuvelen ingelegen, gaven van alle kanten zoo een dangenaam verfchiet, en deden zig niet hun groen- te en ruighte zoo vermakelijk in't oog op, datze ons in-‘taanfchouwen als opgetogen én verbaaft hielden. Inde valeyen en vlakten, als meê op de heu- velen, zaghmen ook menigerlei flagh van kruiden , heefters en boomen groejen, dat alles met elkaändre zich zeer genoeglijk op deed , en ons won derlijker-wijze fcheen toe te lacchen. Zoodanigh wierd ik door dit gezicht

2 van

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

SUIT JEEN

van deze plaats verrukt, dat ik dit Suitjeen , (om haar eigentlijke gele- gentheit des te duidelijker te kunnen uitdrukken) van twee kanten ging af- tekenen, en daar af de afbeelt{els in deze prenten ten toon ftellen.

Op dit vreemt Geberghte pafte ik deze Vaerzen :

Wijk. Memfis met den praal vanal uw Piramyden, Door Faraonis laft, ten Hemel opge-

zelve opt vriendelijkft en met groote beleeftheit door een groet-briefje ver- wellekomen. Korts daar na verfcheen de Sradthouder. en de Majeftraat zelfs in perzoon by de Gezanten, die, na het afleggen der gewoonelijke groetenif- fen ter weder-zijde, aan dezen Stadt- houder en Majeftraat zeer. ernftelijk en ootmoedig verzochten, dat'er goe- de orde mocht geftelt worden, waar door zy hunnereize op ‘t fpoedighfte en veilighfte mochten vervorderen.

bont. Dir Lufligh landrfchap kan u lof niet

3 komen:by den Majeftraat, alsde Gezanten hen wels is onger

onthaalt hadden , weder in Stadt; en ser Maalrijt .

Komen te Nanhung.

4. April.

langer lijden; ’t Is billijk dat Natuur de Bou-kunft onderhoud.

Op den vierden van Grasmaant kre- gen wy de treffelijke Stadt

NA NHU N G in't gezicht, (de derde Hooftftad van dit lantfchap,) daar wy, zonder langh te toeven , aan lant traden. Deze Stadt leid drie hon- dert en tnegentigh Ly van Xaocheu, en is de grens en. uitterfte plaats van hetlandtfchap Quwsntung , dat wy dus van't Zuiden na ’t Noorden midden waren door-getrokken. De Stadthou-

wierden de Gezanten met ons ganfche gevolgh den volgenden middagh by den Stadthouder in zijn huis op een koftelijke maaltijt onthaalt, na datze alreê te voore door zeker briefje tot twee malen genoodt waren, Door des Stadthouders Hovelingen wierden wy tot dicht voor de poorten van deffelfs wooningh geleid, en toen voorts van den gemelden Stadthouder , onder ‘tgeluid van Bazuinen, Trompetten en ander Speeltuygh, zeer prachtigh ingehaalt en in een’ ruime zaal ge- bracht. By ons verfcheenen ook ter-

‘sAvonts keerde de Stadthouder ende Pe Gezangen |

der en de Majeftraat van dit Nazbung, | ftont, uit laft en op ’t ontbieden vanden waren-zoo dra niet vande komft der | Stadthouder, de bovengemelde Maje- Gezanten verftendight, of zy heten de | ftraats - Perzonen, en eenige andere

hd

Krijghs-

4

PN En mn lii te a

EEn PT EE 4 ZE al > eg ee,

neren Een je NE

Krijghs-hoofden , uitgezeid den Pre- fident van de Majeftraat, die zich ten hoogften liet ontfchuldigen, ter oorza- ke miffchien,om dat hy een Sinees was. Deze maaltijdt ging op een byzondre wijze toe, en wy alle , als ook de Stadthouder en de ganfche Majeftraat, zaten alleen aan de eene zijde des ta- fels, op dat de Schénkers en Opdif- fchers , dies te bequamer en t'onbe- -lemmerder, de fpijze zouden kunnen opdiflchen en den drank overreiken: De gerechten wierden ook niet teffens (gelijk by de Sinezen wel gebruikelijk is) op den tafel gezet; maar voor eenen ieder. Perzoon- wierden eerft twee fchootelen te gelijk opgebracht. En als de Hof-meefter, die geduurigh aan des Stadrhouders zijde bleef ftaan, met een woort te fpreeken het teken had gegeven van teten, viel men gelij- ker-hant aan ‘t toctaften,- Als daar na de Hof-meefter zagh , dat men van die

Zartarijdhen Chams of Keizer van Sina. 6g

in een verzegelt papiere zakje,en ceni= ge Europifche en Indiaanfche goede- ren wilden vereeren, floegh hy zulks in 'teerft beleefdelijk af, dan bewillig- de endelijk daar in;

Dit Nanhung is in zijn omtrek andere halve uurgroot, en leid treffelijk , ver- mits-het een grens- plaats van dit gantze lantfchap verftrekt, in zijne muuren, diedoergaans met fterke bor{tweringen en wacht-torens verfterkt zijn, inzon- derheit langhs den-waterkant ; beflo- ten. Aan dezeif waterkant is ook over de Revier, om gevoeghlijk van den eenen tot den anderen kant te kunnen komen een groote Brugh geflagen;, die zeer hoogh uit het water ís opge- haalt , en des nachts, om-d'Ingezete- nen tegens alle buiten-gewelt te bee fchermen en in veiligheidt te (tellen met het fpannen van cen zware yzere keten toegefloten wort. Van binnen is de Stadt vry treffelijk vergiert met af-

koft niet meer wilde eten, deed hy \ godifche Pagoden, Stads gemene ge-

weder twee tekenen kort achter mal- kandere , gevende met het een het in- fchenken,en met het ander het omdrin- ; ken te kennen. Hier na quam het twec- de gerecht in fchootelen , gelijk te vo- re, op tafel ; insgelijks het derde, en zoo voorts ald’'andere gerechten, wel ten getale van zeftien ; waar in t’el- kens de zelve orde gehouden wiert, als in ’t eerfte gerecht. Geduurende de maaltijdt, wierden ook eenige ver- makelijke {pellen en kluchten, dat de Sineezen gemeenlijk op hunne gaft- malen laten doen, door zekre Toneel- fpeelders vertoont. Na dit fpelen fton- den wyalle van den tafel op, en gin- gen na buiten, om ons in den tuin, midlerwijl het zuiker-gebak- of banker op tafel wiert gezet, wat te gaan ver- tredenen te vermaken. Endelijk , na een korte wijle „keerden wy weder, en gingen weêr aan tafel zitten, als te vo- ren. Voor het fcheiden zaghmen de gaften clkin zijn beurze taften, om de fpeelders en de huis-dienft-boden, naar-‘slants gebruik, met een drink- penningh te vereeren ; ’t welk aan des Stadthouders voeten gelegt wiert, die zulks zonder tegen-{preeken aan- nam. Maar als de Gezanten hem ook

| |

bouwen , en Burgers huizen , waar onder wy verfcheide zagen, daar aan de Naam van onzen Zalighmaker met gulde letteren boven de deuren en poorten gefpelt ftont, Men heeft hiet ook ’s Keizers Tolhuis, daar op vanal- les,wat dat het Gebergte in of uit wil, de tol betaalt wort. Eenieder, die hiet eenigh goet wil aangeven of vertollen, wort hier by zijn woort en fchrift ge- looft; en die maar zeidt, of met een Régifter toont, dat hy zulke en zulke waeren by zich heeft, wort daar op, zonder kiften, kaffen, of pakken te openen, of te bezichtigen, gelijk in Europe en op andere plaatfen wel ge- bruikelijk is, na het betalen van den gezetten en behoorlijken tol, vry door gelaten. Nergens valt beter fteenach- tige aarde, die wy Ooft-Indifche Inkt noemen , als in de lantftreek van deze Hooftftadt. Hier ontrent is ook een Revier, Mekiang geheten, dat op Neêrduytfch zoo veel te zeggen is, als Zak-vloedt : want het water van deze Revier, (tgeen miffchien by de zwarte gront toe komt ,) ziet’er zoo zwart als Inktuit. De Sinezen houden ook zeer vecl van de Viffchen, die in deze Revier gevangen worden; en de-

meteen gefchenk van zes toel zilvers, | ze vallen, ten opzicht van het water s

Ï 3 zeef

oe —_

en

ee el vg nin

er me rn n = pm —_N

GEZANDTSCHA P aan den Grooten

zeer wit. Het reizen te landt valt, van wegen de omleggende en hoge fpitze bergen hier te lande, zeer moejelijk en verdrietigh; maar de aller-moeje- lijkfte bergh hier omtrent gelegen, en die nauliks van de Inwoonders zelfs te bereizen was, wiert eertijdts by hen Muglijn geheten. Dezen liet zeker Gouverneur of Lantvooght , dien zy Chankieuling noemden met het weg- kruijen vankroften en heuvelen op zijn eigen koften, zoodanigh flechten en effen maken, dat men nuzoo wel voet als te paerde , ja zelfs in Palekyns of draagh-zetels, ( want de ganfche wegh is langhs heen, zoo verre het Geberghte zich ftrekt, zeer effen met kegel-fteenen beftraat,) met groot ge- mak en zeer fpoedigh daar door kan reizen. De dankbare Inwoonders gin- gen, tot vergelding van dezen weldaat, en ter eeuwiger gedenkenis, ter eere van dezen Landtvooght een treffelijke Pagode oprechten , en quamen hier den Man noch na zijn doot, als hun- nen hooghften weldoender , dagelijks met het op- offeren van reuk-werken en andere verte Offerhanden vereeren. Neffens deze Pagode vertoont zich ook een cierlijk en kunftigh-geboude Toren, die negen tranffen of omme- gangen hoogh , en byna van een zelve fatfoen en. maakfel is, als alle de bo- vengemelde torens. Vier dagen waren daar verlopen eer wy van dit Nanbung te lande over ‘tGebergte na Nangan

pe Gezanten trokken. Endelijk,na dat altes klaar ge-

erekken over

% Gebergte.

maakt, en al het reistuig, wel gepakt

was , maakten de Gezanten zich ook.

reis-vaerdigh, en vertrokken met een gedeelte van ’s Keizers fchenkaadjen denachften dezer. Maar eer de Gezan- tenop wegh floegen, holpen.zy eerft de dragers en paerden op wegh, en zonden ook den Mandarijn, die hen van wegen den jongen Kantonfchen Onder-koning was meê gegeven, over ‘t Gebergte, na de Stad Nangan voor uit, om een Logement tot hun nacht- ruft, en vaartuigen tot hun voorder op= reize gereedt te maken. Wy, hun ge- volg, met den Onder-koopman Hez- drik Baron, en den Mandarijn Pinxen- tou wierden gelaft tot den volgenden dagh te blijven, om met het overige

|

reistuigh , dat by de gemelde dragers

niet kon meê genomen worden , te

volgen. Daar wiert ook orde gege-

ven, dat ieder dracht een geele vlagge,

met des Keizers-en der Gezanten na-

men befchreven , zou voeren; ten

einde zich niemant vreemts by de zel- ve quam te vervoegen. De Gezanten lieten zich in draagh-zetels dragen,

om des te gemakkelijker over *t Ge- berghte te raken. Deze en d'andere Dragers , die hun omflag en reis-tuigh over ‘t Geberghte brachten, beliepen ten getale van vier hondert en vijftig ; en kreeg ieder Drager voor zijn moei- te, in de op-en afreize,acht Maas Fijn, dat in Hollantfche munt ontrent vier= en-tzeftig ftuivers bedraagt. En dewijl de Gezanten eenige gevaarlijke en cen- zame plaatzen hadden door te reizen, verzag de Landtvooght hen noch met een troep van hondert en vijftigh Zol- daten tot lijfwachten, om hen tegens alle gewelt van Struik-rovers en Lant- lopers, die zich by wijlen op dit ge- berghte onthouden , te befchermen, en vry en veiligh te gelciden; zy wa- ren daar en boven verzelfchapt met over detzeventigh, zoo Kapiteynen, Zoldaten, als Dienaren , die met hen uit Karton vertrokken waten. Den

volgenden anderen dagh, te weten,

den negenden , maakten wy ons mede

reisvaerdigh , en vertrokken ontrent des uchtens te negen uuren van Naz- bang. De Gezanten namen hunne nacht-ruft ten halve wegen op dit Ge- berghte, in zeker groot Dorp, Sufan genaamt ; maar vonden daâr niemant, dan alleen een zekren Krijgs-overften,

die aldaar het gezagh had. Nauliks konde hy hen wat Rijs en fterken drank, en Varkens-vlees verfchaffen; dewijl de Dorp-luiden, uit vreze voor de Hollanders, uit het Dorp gevlucht waren , en hadden hunne huizen voor de Hollanders ten befte gegeven. Des anderendaags gingen zy met den dag weer te paert zitten, en quamen met den middag indat vreemt en nare Gee berghte , dat tuffchen ’t landtfchap Quantung en Kranefs leidt, en beide deze lantfchappen van elkandre fcheit,

Men vont op dit hoogh Gebergte, dat

wonder aangenaam en zeer wi

lij

Komen te Nanga”.

lijk om te zien was, een groote me- nighte afgodifche Pagoden, die alle zeer kunftigh en antijks toegeftelt wa- ren. Onder deze was een van de voor- naamfte,en wel het kunftigfte en prach- tighfte gemaakt, die juift in ’t midden op de plaats ftont, die een fcheits-paal tuffchen beide deze lantfchappen ver- ftrekt. Zelf dit Gebergte, hoewel daar op by-nae geene menfchen woonen, en een Wout vol wilderniffen is, munt niet weinig uit in vermakelijke rijzen- de heuvelen, en aangename neerfchie- tende Valleyen.

Dien dagh fpoeiden wy zoo veel weghs, dat wy tegen den avond , twee turen voor den ondergank der zonne, indeStadt NA NG A N qua- men, de dertiende Hooftftadt van het achftelant{chap Krangfs. Maar cer ik de voorvallen van onze Reize vervolg,

zal ik hier, gelijk te vooren in ’tlandt- ! fchap Quantung ; ‘tgetal der groote en | waardigheden verheven. Eenighzins

klene Steden,en den aart der Invvoon- ders van dit lantfchap A iane/fi, in't kort ten toon ftellen.

Grens-palen Ten Ooften en Zuidt-ooften heeft van't lands- dit landefchap tot Grens-plaatfen de An VE landtfchappen Chektang en Fokien;

heit,

ten Zuiden en Zuidt-vveften Quan- tung en Qwangfi ; ten Wetten Huguang, en ten Noorden Nasking of A tang- nan leggen. Ten Zuiden vertoonen zig in dit lantfchap zeer brede en hoge Bergen ; vvant de Bergen van drie landtfchappen, als Kiangfi, Quantung en Fokien, vereenigen zich hier. In dit Gebergte onthout zich een wilten vvoeft volk , dat dikvvils op de Sine- zen ten roof gaat, en onder der zelver heerfchappye niet buigen vvil.

Vruchtbaar- Dit gevveft verbergt in haren {choot

een grooten overvloet van gout, zil- ver, loodt, yzerentin, is byna ron- tom omringt met zeer hooge Bergen, en wort van verfcheide Beeken, Poe- len en Revieren doorgaans bewatert en doorfneden. Het is zeer vrucht- baar van allerlei aart-gewaffen, en zon-

derling Vifch- en Volkrijk : want zoo ! een groote menigte van menfchen ont- |

hout zich in dit landtfchap , dat het

Í

Tartarifchen Cham, of K eizer van Sina. Jt

landfchap, wan wegen deze overgroote menigte der menfchen en vruchtbaar- heit der Vrouwen, door geheel Sina Muizen genoemt.

En door dien d'Inwoonders hierte art u lande door dit vruchtbaar aantelen zig, In voonders,

zodanig vermenigvuldigen, datze nau- liks aan woonplaatzen en de koft kun- nen geraken, zo gaanze gemeenlijk na andre plaatzen in Sina trekken, en

erneren zich aldaar met verachte en _

onaanzienlijke hant-werken, als met fchoen- en kleer-maken ; andere ge- ven zich uit voor Waar-zeggers en Tovenaars. Uit de natuur zijn deze Volken deun,en, tot {pot der Sinezen, zeer waangclovigh, en leiden een el- lendigh leven. Zy zijn des niet te- genftaande fpitsvondigh , en fchran- der van herffenen ; en worden door hunne geleertheidt ( daar op zich vele onder hen leggen) tot de hooghfte

hebbenze de leere van ’t verhuizen der zielen ingezogen : want zy houden het voor doot-zonde eenigh levendig ge- diertete dooden, of van het geene, dat alreê gedootis, te eten,

In dit lantfchap Kiangfileggender- cata! ár

tien Hooft-fteden, die in grootte en groote en kless ne Steden,

Volkrijkheit tegen gemene lantfchap- pen opmogen , en over zeven - en- tzeftigh klene Steden de heerfchappye voeren. Het gehele lantfchap , dat de Revier Can in ‘t midden, van ’t Zui- den tot het Noorden, doorklooft,wort byna met Poelen en Revieren bewa- tert; zulks men door dit ganíche ge- weft te Scheep kan komen.

De dertien hooftfteden zijn deze, als Nanchang, Jaocheu , Quangfin, Nan- kang, Kienktang , Kienchang, Vuchen, Linkiang , Kiegan , Xuichen, [uenchen, Canchey, en Nangan.

NaANcHaNeG gebiedt over zeve fteden, als Nanchang, Fungching, Cin- hien,Funglin, Cinggan,N ing, die de ver« maarfte van alle zeven is, en N uning.

Jaocnev gebied over zeven fte- den, als Jaochen, Yuhan , Loping, Feu- leang, Tehing, Gangin, en Vannien,

Quvanresin gebiedt over zeven

lant byna (om zoo te fpreeken) voor, fteden, als Owang/in,Joxan,]eyang, Quci- d'Inwoonders te kleen valt. Gemeen- | ki, Venxan, unefung, en Hinggan.

lijk worden d’Inboorlingen van dit

NANKANG voert de heerfchappye over

72 GEZANDTSsCHAP aan den Grooten

over vier fteden, als Mantanz, Ty- Zoodra en waren de Gezanten voor pe gezanten

Getal des mpolks.

Schatting.

chang, Kienchang , en Gany.

KreuxranNe gebied over vijf fte- den, als Kisukiang , Tegan, Xuichang, Huken, en Pengce. |

Kriencnane gebiedt over vijf fteden, als Kienchang, Sinching, Nan- fng, Quanchang, en Luki.

Vvenev gebied over zes fteden, als Pucheu, Cunggin, Kinki, Yhoang, Logan, en Tanghianc.

LiNxranNeG gebied over vier fte- den, als Linkzang , Sinkin, Sinijn , en Hsakiang.

KrrcaN heerfcht overnegen fte- den, als Kiegan , Taiho, DR Fung, Ganfo, Lungeiven, Vangan, \ung- fin, en \ungning.

Kurcnev gebied over drie fte- den, als Xuichen, Mangcao en Sin- chang.

VENCHnevu gebied over vier fte- den, als Jwexcheu, Fueny, Pinghiang, en Vancat.

CanNcureu gebied over twaalf fte- den, als Cancheu, Utw, Sinfung, Hing- que, Hoerchang, Ganynen, Ningtu, Xui- kin, Lungnan, Xeching, Changning , en Tingnan.

NanNeGanN gebiedt over vier fte- den, als Magan, Nankang, Kangyen, en Cungy.

Naar uitwijzing des Sineefchen Re- ken-boeks, zijn in ditland{chap dertien hondert duizent , drie-en-tzeftigh dui- zent zes hondert negen -en-twintigh Huisgezinnen, en vijf-en-tzettigh hon- dert duizent, negen-en-veertig duizent en acht hondert weerbare mannen.

Het opbrengen der fchattingen aan den Keizer , beftaat in zeftien hondert duizent, zeftien duizent en zes hondert zakken Rijs, in acht duizent twee hon-

dert en dertigh ponden rollen ruwe, en elf duizent vijf hondert en zeftien rollen gemaakte Zijde ; zonder deT ol- len en Schattingen van andre dingen daar onder te begrijpen.

Dus verre zy van'tlant{chap A fang- fi, en ’t getal der groote en kleene Ste- den, &c. gefproken; ’t is tijdt ik my ‚weêr begeef tot het vervolg van tgeen ons in onze Reize door dit landfchap, tot aan het landefchap Nanking , is voorgevallen. - |

8 n_ vorden van de buiten-poort van deze Hoofiftadt Majefiraat Nangan niet aangekomen, of zy wier- van Nangan den door zekren ftadts Dienaar van begroet.

„wegen de Majeftraat zeer heuslijk en

met groote plicheplegingen begroet en verwellekomt. Daar na bracht de zelve Dienaar hen in zeker groot huis, dat voor hen gereed gemaakt was en op den kant van den wal ftont. Korts hier na verfcheenen ook by hen de Stadt-houder met eenige van de voor- naamfte en grootfte der Stadt, die, na her afleggen van behoorlijke en ftate- lijke groeteniffen ter weder-zijde ‚met de Gezanten over eenige zaken van kleen belang in montgemeenfchap tra- den. Hierop, na het nemen vaneen behoorlijk affcheid , vertrokken deze Heeren weêr des avonts, en zonden hen op Stads onkoften een goet avont- maal toe. Naderhant verfcheenen by ons twee Tartarifche Heeren, die al- daar uit de keizerlijke Hooftftadt Pe- king een weinig te voore aangekomen waren , zonder ergens anders in Stadt geweeftte hebben. En na dat deze Hee- ren de Gezanten ftarelijk begroet, en hen ook bekent gemaakt hadden, dat- ze gezonden waren, om de Kanton-

fche Onder-koningen over de zege, b henin’tvoorleden Jaar in hetlantfchap Quanefi op den Sineefch bevochten, en over de zeegh- praal van dertien Olifanten , by de zelve na Peking op- gezonden, met hooge eertijtelen cu een koftelijk eeren-kleet , met gout en geele zijde door-wrocht, uit den naam en van wegen den Keizer, plechtelijk te verheerlijken, vertrokken zy weder na genomenaffcheid, en toonden zich zeer verheugt ; dewijl zoodanige lufti- ge luiden, als zy oordeelden de Ge- zanten te zijn, van het einde des wee relts quamen, om hunnen Keizer te begroeten ; voorts daar by voegende, dat zijne Keizerlijke Majefteit de Ge- zanten , met een zonderlinge gene- gentheit en hertelijk verlangen te ge- moet zagh. Geduurende ons verblijf alhier , wierden wy van de voornaam- fte en groorfte Heeren der Stadt zeer

vriendelijk begroet en bezocht.

De Gezanten hadden zonderlinge grote moeite, eer zy hier vaartuig kon- | den

nee

ee + ST Ee es es me:

Tartarifchen Cham ,

den bekomen, om daar meê van hicr | langs de Revier Chang na Nanking te |

varen. Want fchoon zy geduurig aan- preften, om hunne reize te vervorde- ren, zoo kon evenwel de Commifla- ris, die hier toe geftelt was, zo haatt, als hy wel wenfchte ende tijt vercifch- te, geen vaartuigen verfchaffen. Waar over de Mandarijn Pinxentou met bit- ze fcheltwoorden tegen hem uitvoer; 'twelk den Commiffaris zoo na ter her- ten nam, dat hy uit vertwijfeltheit zijn mefch trok , en zich zelven zou door- ftoten hebben, indien een van Pinxen- tous Dienaars hem zulx niet belet had. De lantftreek van de Hooftftad MN an- gan, (die de zuiderlijke en uitterfte Stadt van dit landtfchap is) zietmen

_rontom inluftige en vruchtbare lands-

Nangan is neerengerijk.

douwen leggen ; hoewelze des niette- min ook met hooge bergen en fteen- rotzen op zommige plaatfenbefchermt wort. Een dezer bergen munt boven d'andere in vermakelijkheit en aange- naaniheit verre uit, waarom de zelve ook van de Sinezen. Sihoa's ‘dat zoo veel als wefterlijke Bloem gezeght is, genoemt wort.

„Deze Hooftftadt wort met een tak

vande Revier Chang (-die aan de weft-

zijdevan Nangan', op de grenzen van

hetlantfchap Aluguang zijn oorfprong

neemt, en uit den Noort Noort-weften

na deze Stadt komt fchieten) in twee

deelen,te weten ineen zuider en noor-

der gedeelte,gefcheiden, Dat deze Stad

dusaan de Revier is gelegen , brenght

te weeg, dat daar in zeer groote koop-

handel gedreven wort : want alle de

Waeren, die uit geheel Sina na het landefchap Qaantang of uit Guan tung na d'andere Sincefche lantfchap- pen hoger op gevoert worden, moc- ten hier aankomen en geloft worden ; dewijl de Waeren, alsze uit het landt- fchap Quantung over ‘t Gebergte zijn gekomen, alhier inde Schepen gedaan worden , om de zelve langs de Revier

Ghang met ecn voorty hoger op te voc ren, Andere Waten worden voor deze Hooftftadt uit de-Schepen geloft, en van dragers en arbeiders door de ber- gen Muilin na d'uitterfte plaatzen, en voornamelijk na de Hooftftadt Naz- bung gevoert.

NEN

Í Î

of Keizer van Sina, 73

Het zuiderlijk gedeelte van deze Stadt, is met verfcheide treffelijke hui- zen dicht betimmert , en valt zeer ne- ring- en volkrijk. Aan de Noort-zijde vertoont zich een niet min kunftigh , als koftelijke afgodifche Pagode, die int hangen van den bergh zoo won- derlijk gebouwt ftaat, dateen tweede Dedalus zijn kunft aan het ftichten van dit gebouw fchijnt getoont te hebben. In grootte en fterkte mag dit Nangan evenwel tegen de Stadt Naxbung niet ops-hoewel hare gebouwen uitwij- zen, datde Tarters in dezen leften oor- logh het zelve al vry verfchoont, en daar tegen zoo fel niet als tegen MNan- bung gewoed hebben. De grote koop= handel en volkrijkheit der welgegoede Burgers , vermochten ook zoo veel tot het herftellen van den vervallen ftaat

dezer Stadt „dat de lidtekens van dit

flopen en fchenden hier al vry meer verdweenen zijn, dan in M anbuang.

Na dat nu den Onder- koopman’ pe gezanten

Hendrik, Baron metde reft van ons versrekken Weer van

Nangan.

reistuig en den. Mandarijn Pinxenton, mede-over 't Nanhungfche Gebergte, en‚by de. Gezanten te Nangan was gekomen, gingen wy weder (als wy hier vier dagen. verfleten „en al ons Reis-tuigh en- Schenkkaadjen ge- fcheept hadden ) met de Gezanten en ons ganfche gevolgh op den dertien= den met vijftien Vaar-tuigen op de reize, tredende de Gezanten elk in een bezonder vaartuig. Van-deStad Aan, ton’ af tot aan Nanbung, hadden wy ons dien ganfchen wegh met grooten ar-

beidt, en dikwils niet zonder gevaar

van Schip-breuk aan lijf, fchip „en goet te lijden , door Trek-luiden tegen ftroom laten optrekken, 't welk ons by wylen niet weinigdeê zammelen

en marren ; maar nu dreven wy, doch

evenwel niet zonder grooten arbeid en gevaar van Schip-breuk telijden, voor ftroom af. En door dien de Revier Kas hier zeer fnel en gezwint, evenals een pijluit de boogh, affchiet, en door-

gaansrin de zelve hier en daar banken,

platen en drooghten leggen, die in ‘tvaren geen kleene vlijdt en naerftige

zorghvuldigheit vereifchen, zoo ge-. pe zer van beurde het onder ander,datde Berk die Fakob de Kein

den Heer Jakob de alan de arts ven donge

aad.

GEZANDTSCHárP aan den Grooten

en mamet: weige ae .

pn et me

NANEANG em on

kaadjen, die aan den Grooten Tartari- zonderheden en ci genfchappen, dië

fchen Cham zouden vereert worden, in had, in een draai- of wel-ftroom raakte, en met het drajen en: weêr- drajen endelijk tegens eenen zekeren blinden bank of drooghte aanftiet, en onder in den bodem twee groote ga- ten kreegh, die in een ogenblik zoo veel nats inzwolgen, dat de berk aan *t zinken raakte. Alle de goederen wierden ter yl uitde berk gelicht, en te lande gebracht, om des te bequa- mer het lek te vinden en te ftoppen;

_Ztwelk ook in't kort gefchiedde; zulks

Komen te Nankang.

4. April.

d'uitgefcheepte goederen terftont , na het ftop pen van ’t lek, weder te fcheep gebracht wierden „en wy onze reis vervorderden. De Mandarijns lieten het Boots-volk van den berk meteen dikke leere zweep luftigh afflaan, en zou de Stuurman, een man inde zeftig jaren „dien zelven gangh gegaan heb= ben indien de Gezanten voor hem niet gefprooken hadden.

Daaghs daar na, op den veertien- den, fcheepten. wy de tweede kleene ftadt NANKANG dicht voor- by ; doch deden de zelve voor dien tijdt op onze heen-reis niet aan, maar op onze wederomereis;s als wanneer ik hare gelegentheit engeftalte nat le- ven aftekende, en na eenige harer by-

|

mr

me oe pen re

ik nu verhalen ga, vernam. Dit Maz- kang is dicht aan den oever, op delin- ker zijde van de Revier Chanz gelegen, en was ecrtijts een neringrijke Stad. Het leid in een vierkante vorm, is omringt met een fterke en dikke muur van vijf- en twintigh voeten hoogh. De Stads poorten, die zich rontom in deze muur vertonen, zijn vier in ‘t getal ; die byna voor het meerdeel toegemetfelt zijn, en ontrent de wijtte vaneen vierendeel uur gaans van elkandre ftaan. Deze ftad, die eertijdts zeer net en wel-bebouwt was, heeft mede geen kleenen ramp in den leften oorlog uitgeftaan ; de puin- hopen, vervalle muuraadjen , en half opgehaalde gebouwen, wijzen uit, en geven noch genoech te kennen, hoe wreet en verwoed de Tarters alles hier vernielt en gefloopt hebben. Aan de: rechter zijde van den oever der Revic- re ftaat cen fterke en vry hooge toren ; wat verder op te gaan een andre, die zeer fchoon-en kunftigh gebouwt is. Diergelijke toren alsdeze twee , ver- toont zich ook aan den andren. kant der Reviere , die alle drie zoodanigh tegen elkandre overftaan , datze eenen netten driehoek uitmaken of befluiten. In ‘twederkeeren lagen wy met ons vaartuigh voor Nammon, dat op Si- neefch.

de de

Is

|

RL mijn 4 mcl

Ò zeden}

rd enn We

Nn

de

L

\

LEEEEER Else

eN ok EN eN EN eeN De |

) À DE

Komen te Kancheu.

15. April.

De Gezanten _ Hier op gingen de Gezanten terftont, met ons ganfche gevolg , naden groo-

komen den Tutang be= groeten,

hy hen na veele omftandigheden van

Tartarifchen (ham,

neefch zoo veel als Zuider-poort te zeggen is. Van deze poort gaatmen | door een rechte ftraat, na het huis van ! den Stadthouder : en aan het cind der ftraat ziet men een gierlijk en koftelijk | geboude Sineefeche Triumf-poort ftaan, die de Tarters noch al vry gaaf en on- gefchonden hadden gelaten. Aan het einde van deze ftraat vertoont zig ook een vry groote en ruime Merkt, daar op dageliks allerhande eetwaren, als vleefch, vifch , allerlei fruiten en aart- gewaffen in grooten overvloet tekoop gebraght worden.

Op den vijftienden quamen wy aan KANCHEU, de twalefde hooftftad van ’t landtfchap Kang: ; daar wy onze nacht-ruft namen, en dien nacht over verbleven. ’s Anderen daaghs wierden wy van eenige groote Mandarijns, niet tegenftaande het re- genachtigh weêr was, in onze vaar- tuigen bezocht, en, na ’s lants gebruik, zeer ftatelijk en met groote plichtple- gingen verwellekomt.

ad ma

ten Tutang dezer Stede , om hem plechtelijk te begroeten. Hy ontfingh

de Gezanten met zonderlinge gene-

gentheit, en liet hen in zijn binnenfte vertrek by hem komen , en aan zijne linker zijde neffens hem zitten. Voorts, na tafleggen der groeteniffen, vroeg

Hollant. Te weten, nit hoe veel lant- fchappen het zelve beftont ; hoe verre Hollant van Portugaal gelegen was; hoelangh de Hollandfche Regeringh geftaan, en wanneer zy hare begin ge- nomen had ; en of de Hollanders een en den zelven Godsdienft en 't gebruik van Pater-nofters hadden , als de Por- tugeefche Volken, en voorts dierge- lijke dingen meer. Daar op de Gezan- ten hem ook in't kort met bondige rc- denen vervolgens antwoorden. Ge-

noech kon men aan deze vragen be-

fpeuren, welk een onderlinge handel en groote gemeenfchap deze Heer met de Portugezen had ; ook verftonden wy naderhant, dat zijn Vrouw van de zelve gedoopt was, Hy liet onze Trompetters, onder het fchenken van , den drank 74e of Bonen-zop , luftigh

en

mdm

|

of Keizer van Sina, 75

in de zaal opblazen, daar în hy.groot vermaak nam, als ook in onze Wape- nen. En gemerkt deze Zutang, (die in deze hooftftadt zijn hof en zetel hield) het gezagh had over de land- {chappen Kiangfi, Fokten, Huguang en. Qwantung , en dien volgens wel rijkelijk voor eenen Onder-koningh mocht verftrekken, (gelijk hy ook in de Sineefche tale boven den tijtel van 1utang met den eertijtel van Loucou- qtangnso verheerlijkt wordt) en dat ten andere, de Schepen van d'Ooft- Indifche Compagnie , die na Zapon en Taiwan willen, dikwils door gebrek van drink-water ’t landt{chap Fokzen (dat aan Zee tegen over ’t Eilant Fore moza gelegen is) aandoen, zoo beflos ten de Gezanten, hem eenige gefchen- ken aan te bieden ; maar hy floegh die met groote beleeftheit en eerbiedig- heit af; met verfchooning, dat de Tar- tarifche Regering niet tocliet gefchen- ken van eenige uitheemfche Volken tontfangen voor al eer zy zich voor zijne Keizerlijke Majefteit ten hoove vertoont hadden. Hy bracht ook t’zij-

‚ner verfchooningh in, dat zulks niet

gefchiedde uit een Sineefche geveinft- heit; maar alleen om’s lants gewoon= ten t'achtervolgen en t'onderhouden ; en voegde endelijk daar by,‚dat den Ge- zanten, in twederkereg van Pekzng, niet als alle vriendtfchap gefchieden zou. De Gezanten zonden naderhant noch eenen Tolk aan dezen Tutang , om hem tot het aanvaarden der ge- fchenken te verfpreken; maar hy quam onverrichter zake wederom. Onder- weegh begon het te donderen en te blixemen, waar op een groote ftort- regen uit de wolken quam nedervallen, die ons zoo door-nat maakte, dat wy nauliks een drooge draat aan ons lijf

hielden. | Dit Kancheu is , ten opzicht van de groote inkomften der Schattingen en ftercken Koophandel, by na een van de vermaarfte en uytfteekentte fte- den van ’t geheele lantfchap Kang, en voert de heerfchappy over twalef andere kleene Steden. Zy leid hondert en vijftigh Ly van de Stadt Maxkang, dicht aan den oever van de Revier Kan en recht op den hoek daar de K 2 Re-

Revier Ajaz inde Revier Chang vloeit, en beide deze Revieren met dit veree- nigen zoo een wijdt en breedt water maken, dat het zelve veel meer nac een Meir als Revier gelijkt. Deze twee Vloeden, die hier dus hun watert on- der malkandre vermengen, doorklo- ven byna’t geheele landtfchap Közug fs in't midden, en na datze voorby d'eer- fte hooftftadt Nanchanz zijn geraakt, frortenze hun waterinden poel Poyang. De Revier Kan neemt zijn oorfprong by de achtfte kleene Stadt Xwikin, en vloeit van daar Noortwaart op na deze hooftftadt Cancheu, die hy dezen naam geeft, en daar, gelijk gezegt ís, de Revier Chan ontfanght. De Stadt leid zeer net, eveneensals Naukang, in ten vierkante vorm befloten, en ís roritom omringt met geweldigh hoge enfterke muuren , die doorgaans van gebakke ftcenen zijn opgehaalt, en twee muren gaans in haren omtrek ver- eifchen. Langs heen ziet men, na den regel der Bou-veft-kunft, in de muuren ronde fchiergaten, die alle, veiligheirs halve, mer blinden voorzien , en met het beelt van een grimmenden Leeus- kop befchildert zijn. Men heeft hier,

even als in Nankang, ook vier Stadts-

poorten , te weten, in het midden van teder zijd-muur een,waar vanelk na een | van de vier heoft-winden genoemt is. Wy vernachtten met ons vaartuigh voorde Wefter-poort, die de Stede- ingen op; hunne taal Symox noe- men, dat zoo veel als Wetter-poort gezeght is.

Na deze Poort klimpt men uit de Revier by zeer breede en groote fteene trappen opwaarts, en gaat, eer men in Stadt kan komen , door twee kunftigh- gebouwde fteenc boogen of verwulf- zelen. Tuffchen beide ftond een yzer ftukje, dat in dikte, lengte en fatzoen niet qualik naeen veld-flang geleek, en was daar geftelt, om den wegh tegens allen onraat en geboetfte veilig te kun- nen beweeren , en vry te houden. De ftraten zijn doorgaans, binnen in de Stadt, vry zindelik en zuiver, en voor het meerdeel met breede en groote Zarken beleid. Aan het Ooft-eind der Stadt vond ik een treffelijken en gier- lijken Toorn ftaan , die (gelijk u in

, GEZANDTSCEBAP dan den Grooten | de nevenftaande Prent vertoont wort’)

zijn top-punt vry hoogh in de lucht ftak , en met negen Kunftig-gebouwde Tranffen vergiert was. Van dezen Toorn, daar ik boven op klom , kan men over ganfche Stadt, omleggen- de Larderyen, en zeer verre langs de Reviere- ( dat een wonder aangenaam gezicht; en verfchiet gaf } heene zien. Deé burgerlijke huizen’ eén wooningen, die zich în deze Stadt mert groote mee- nighte vertoonden, ftonden ineen rc- delijke goede orde’, bouwkunftigh en wel geroit, neffens elkandre gefticht, en onder de zelve waremer verfcheide, die vry nct en prachtigh gebouwt wa-= ren. Maar het Huis of Hof van den Stadthouder muntte boven alle andere Gebouwen uit.

Onder andere ùitfteekende Gebou-

wen, zag mien hiet ook geen kleen ge=

tal van afgodifche Pagoden, die alle niet min kunftigh als koftelijk toege- ftelt waren. Dan de Pagode, die zijnen kruin boven alle andere opftak, en zoo prachtigh in deze by- {taande Pfent haar hooft opfteekt , is de gene, diede Sineezen Kuil Kiaftt Mzao noemen, en met recht onder de voornaamfte Pa- goden van geheel S7x4 mag gerekent worden. Het woort Mao , dat zoo veel als Kerk of Kapel wil zeggen, voegen de Sineezen al hunne Pagoden toe ; en was deze Pagode na haren Af- godt , die daar in geviert en aangebe- den wordt , Kuil Kiaffi gebynaamt.

Van binnen in deze Pagode (’t welk

aanmerkens- waerdigh is te verhalen) vond men ook een ongemeen groot beeldt ftaan, en zag de muren rontom met Sineefche Schilderyen behangen, die verfcheide Reizigers, die hier ter beêvaart getrokken waren, tot erken- tenis en dankbaarheit aldaat vereert hadden.- Omlaag was deze Pagode rontom met Bedfteden, daarin de rêi- zende luiden en Offer- Priefters ge- meenlijk hun nacht-ruft neemen, af- gefchut : neezen in deze Pagoden of afgodifche Tempels hunnen Afgoden offerhande en dienft ; maar de zelve zijn ook by- na in plaats van Herbergen, zulks de reizende man altijdt daar goede huis- vefting kan bekomen. Inhetinkomen

van

Pagode Kuil

Kiafti.

want niet alleen doen de Si-

—_—

En nnen

van deze Pagode ftonden , in't eerfte gebouw ter weder-zijde,twee Reuzen, van Pleifter-werk , dat fterke en groote gevaerten waren. d'Een was bezich met een grooten en yzelijken Draak te nijpen, dien hy zoo geweldigh flinger- de, en zoo ftijf gevat hadt, dat hy hem, niet anders als een tweede Herkules, (die van diergelijke Landtgedrochten in de wiegh befprongen en aangeranft wiert,) fcheen te zullen te pletteren duwen. Het ander Reuze-beeldt, dat onder zijne voeten een klenen dwergh_ hadt leggen , dreighde, met een ver- vaarlijk en grimmend gelaat, en een bloot rapier , dar het in de hant had , zoo fel op d'aanfchouwers, dat de bloohartige Sinezen nauliks, dan met groote fchroom , in-deze Pagode tre- , den , en deze twee gevaerten genaken. D' uitleggingh van deze twee Reuze- beelden, en wat de fchrandre Sinezen’ daar meê bedieden willen , zal een ieder lichtelijk vatten kunnen, die in de Sineefche geheimrijke Charakters en Zinnebeelden een weinigh ervaren is. Diergelijke twee beelden , die van een zelve ftoffe gemaakt zijn , maar in grootte verfchillen, vondmen noch in de zelve Pagode te pronk ftaan.

Zoo dra de dageraar het Aarrtrijk quam verlichten , begaf ik my in een

|

nn

Zartarifchen Cham, of Keizer van Sina.

oes ne

mm Fn

van ons vaartuigen over ’t water aärì de rechter zijde van de Reviere, om zeker groote Pagode die aldaar op eenen zeer hoogen berg ftont gefticht, te bezichtigen. Zeer luftigh en verma- kelijk, (gelijk uit deze bovenftaande Prent tebefpeurenis,) leid deze Pa- gode in het hangen des bergs, en men klimt daar by aan den water-kant langs brede fteene trappen. Een ftuk weegs van deze Pagode, op den toppunt van dezen zelven berg, vertoonde zich een kleen Kappelletje , dat na de Sineefche Bou-kunft zonderling geeftig gefticht was. De rontom-leggende Inwoonders en Reizigers „die met hunne Schepen de Revier op en af varen, komen hier te bieght , en offeren, en brengen ge« fchenken aan den Afgodt van deze plaats, om door dit middel, na hun in- beeldingh, door de blinde klippen, droogten, platen en banken , (die on- trent deze plaats in de Revier Kan met groote menighte leggen,) zonder Schip-breuk te lijden , hunne reize te vervorderen, en vry en veiligh ter ge- wenfchter plaatze te komen. Indien het nu gebeurt, datze door deze blin- de klippen en over deze’ ondiepten fchadeloos met hun vaartuigh raken, zoo beelden zy zich vaft in datze zulks,met hun bieghten en gefchenken

K 3 aan

Schip-brug.

KE aan dezen Afgod te brengen, te weeg gebracht hebben ; maar komt hun, reize ongelukkig uit te vallen, en jaagt de fnel-affchietende ftroom of eenigh

ftorm hun vaartuigh tegen de klippen

en droogten aan, die fchult fchuiven- ze dan op zich zelven; datze,of geen

oprechte biechtchebben gedaan, of al |

te klene gefchenken den Afgod opge offert heb ben.

Ti

‘Tet plaatze, daat de twee Revieren:

Chang en Can hun water in malkan- dre florter,- vertoont zich éen onge-

“miéne lange Brugh, daar onder ontrent

«hondert en dertigh Schepen leggen,

Varen voor-

by Vannun- gam,

18. April,

die met yzere ketenen aan elkandre ge

hecht, en met zware Baleken; daar

dikke planken opleggen, overfpreit Zijn. Boven op de brugh, heeft men

een tolhuis ;- én deggen deze, Schepen |

zoodanigh adumalkandre: gehecht, ‘dat een van de zelve lichtelijk kan ver- fchoven worden, op dat de Schepen, na:het betalen van den ur kunnen doorvaren.

Op den achtienden voeren wy die verwoefte en deerlijk-gefloopte Stadt VAN NU NGA M, die by zommige ook Vangan geheten wort, en ontrent twee hondert. Zy van Kaz- cheu gelegen is, met eenen voorftroom voorby. Deze Stadt leid dicht aan den oever vande Revier Caz, aan de rech- terzijde, en is rontom omringht met vruchtbare landouwen, die zich luftig en zeer vermakelijk in't oog opdoen. De woedende Tarter heeft tegen deze Stadt zoo yzelijk in dezen leften Oor- loogh gewoed, en die zo jammerlijk; met het flopen, vernielen en verbran- den van meeft alle de voornaamfte ge- bouwen, gefchonden , datze weinig of niets van haar vorige aaloude heerlijk- heit heel en ongefchonden-heeft be- houden. De Stadt munt wel in grootte zoo zeer niet uit; maar het bleek ge- noech, dat’et eertijts een zeer cierlij- ke en net-bebouwde plaats is geweeft. En overtrof dit angan (dat de ze- vende klene Stadt van de negen klene Steden is, die onder het gebied vande negende Hooft(tadt AKiegan leggen) eertijts nict alleen in aanzienlijke en prachtige gebouwen ; maar ook in |

GEZANDT sCHRA P aan den Grooten

voorrechten, byna al d’ andere acht overige klene Steden. En nict alleen was zy eertijts uitflekend in bouwerk ; maar ook vallen hare bovengemelde omleggende velden , akkers en lande- ryen zo vrugtbaar, datzeden naerftigen Bouman jaarliks tweemaal een rijken à van,allerlei velt - vruchten ver- chaffen. Orftrent een half mijl van deze Stad eidook zeker hoog geberg- tes, daaf in,-zoo ons d’ Inwoonders ‘verhaalden , cen groote menighite van Zilver verborgen leid , dat evenwel de Sinezen, uit kracht der ingevoerde „wetten, niet vermogen daar uit te ha- len. Aand’ ooftezijde van deze Stadt zagmen ook een ftuk weegs daar van daan zekren bergh Chas leggen, die „met zijd kruinen en hemel-hooge top- _pen zichtot inde wolken ver ief. Hoe shoogh deze bergh was, noch was hy

evenwel , vanden voet tot bovenaan _

den toppunt,met menigerlei flagh van bomen , heefters en kruiden bewoffen, ‘tgeen van verre een aangenaam en

fchoon verfchiet gaf. Een halfmijl on-

trent van dit Zangan, zaghmen ook de zefte kleene ftadt Lingcinen leggen, die met eenen tak van de Revier Cas ten zuiden bewatert en befproeit wort. Aan alle kanten en hoeken verheffen zich noch d’ overblijffelen en puinho- pen van de vervalle en neergefimeten gebouwen ; zulks men hier aan licht befpeuren kon dat eertijdts in deze ftadt zeer kunftig-gebouwde gevaarten moeten geftaan hebben. Men vind hier ook noch een niet min kunftig, als koftelijke Triumf-poort, die deze Stad ook niet weinig glans en cieraat byzet, Maar tegenwoordigh als wy ons daar bevonden, lag alles van binnen en bui- ten zeer deerlijk overhoop en was nauliks d'eene fteen op den anderen ge= ‘bleven. De gemene wegen en ftraten, die eertijts van menfchen leefden, en den ganfchen dagh door meteen groot gedrangh van volk betreden wierden, verftrekken nu fchuilhoeken en neftel- plaatzen voor 't wilt gedierte, en lagen met allerlei onkruit, dikke kreupel- boffchen en ander ruichte zoo dichten wilt begrocit, dat ‘er nauliks doorko- ‚men aan was, en men niet bekennen

verfcheide Keizerlijke vryheden en | kon, waar langs de wegen en {lraten

e wel

ui NN K! en N IG IL [

EN à El | Ii pe El ad TN ORE I

Ee

Tartarifchen Cham , of Keizer van Siná. 79

kominsé Wel eef haren loop hadden. Wy vet:

Pekbenfa:

lieten endelijk deze ellendige Stadt, eri dreven voor ftroomr af vöorby zeker uitftekend Dorp, PEKKINSA geheten. Dit Pekkinfa is cen zeer ver- maart en néefing-tijk Dorp, en mag in neering- én volkrijkheit tegen meenig kleen Städjeop. Hier tet plaatze ko- men gemeenlijk de Schippers, die de Revier op enafvaren, zeilen, trouwen en allerlei ánder Scheeps-gereedfchap, dat hier alles voor een redelijke prijs tekrijgenis, voor geld koopen. Een groote neering en welvaart brengt dit indit Dorp, enerneren zich d’Inwoon- ders , die het zelve zeer Volkrijk be- wonen, voornamelijk met het maken en verkoopen dezer Scheeps-g gerced- fchappen„die men hier jaar in jaar uit na wilen wenfch bekomen kan. Alvan

‚Klippen daor verre, eer men indir Dorp komt, ver-

kunft ge- maake.

toonen zich voor, aan verfcheide gee-

ftige en ouwetze Klippen oftotzen,die

door kunft zoo wonderlijk en kunftig emaakt en doorwrocht zijn , dat na- tuur hier meê hant aan ’t werk fchijnt rijk hebben. Maar ‘t oorlogh, claas! dat alverflindend gedrocht, en dat Koningen, Vorften én Onderzaten om lant en luiden helft, heeft de zelve Zoo ellendig geteiftert en toegeftelt, datze voor Ket meerdeel ganfch | bedor-

ven zijn, en alleen ‘d’ overblijfzeler noch eenighzins weten uit te wijzen met welk eenen gláns en cieraat zy eertijts pronkten en praalden. Het fchehden en floopen van deze Kunft- klippen en aartige Stcenrotzen, geven duidelijk genoech te kennen, met welk cen verwoedheit en uitzinnige balda-

digheit de Tarters, in dezen laaften

oòrlog, door het ganfche Rijk huis ge-

houden hebben die niet alleen de’ grootíte Steden en andere kleene plaat”

zen, met bfánden, breken en {chen den, verdelghden en ten gronde toë flooptens maar konden ook nict lij- den dat eenige flechte plaátzen en ge- ringe Dorpen met zoodanige uitfte- kende praal-werken zouden pronken.

Want met reeht zou iemant kunnen bybrengenen zeggen, dat de Tarters het {loopen , fchenden en weg-breken van zoodanige Kunft-ftukken op on- vermaarde plaatzen, alleen te dien ein- de aldaár in’t werk hadden geftelt, om d'andere groote Steden, en plaatzen van meer belangh , daar in zoodanige kunft-ftukken zich noch ten huidigen dage vertonen, des te grooter luifter en glans by te zetten. Gelijk zulks ‚blijkt aan de genen, die zich in de Keizerlijke hooftftad Peking vertoo- nen ; diede Tarters, in 't veroveren dief

ae

a

a

et de

dn er eene nd

GEZANDT sCHA p aan den Grooten

dier Stad, heel en EIK ere, lieten

ftaan;, en tot, de welken tegenwoordig,

niemant byna dan. zijner Keizerlijke Majefteit,, en zijnen voornaamften Rijks-raden toegang, vergunt wort,

De aanzienlijkfte ‘van allen en die noch iets van haren ouden glans be- houden had, en het. weinigfte gefchon- den. was , ftak haren cierlijken top en kruin, meer als veertigh voeten in de hooghte opwaarts. Door:twee cierlij- ke en kunttig gewrochte verdiepingen, die recht boven elkandre bouwkunttig quamen te leggen, wort diet meefter: ftuk in twee gelijke delen van elkandre gefcheiden. Na deze verdiepingen klimt men opwaarts by eenen wendel- trap; die mede niet min kunftigh als koftelijk gebouwt is, en zoo wel on- der als boven de breete van vier treden heeft. Al dit ganfche gevaerte ‚dat iemand nict zonder reden voor 's we- relts achtfte wonder zou kunnen reke- nen, beftaat nit klaí, pot-aart en dier- gelijke ftoffe, die alle zoo kunftig en

net in eenen gevoeglijken vorm gebak- | ken zijn, datmen over de kunft, vin-,/

ding en aangenamen zwier van gan- fche werk, ‘als opgetogen en tot ftom-

mens toc KK ftaat, dat men-

fchen handen hier de natuur zoo na- tuurlijk hebben weten nate apen. Om

| en ‚tgeen noch meer te verwonderen

des te duidelijker uit te drukken, in

welk een geftalte en fatzoen deze na- gebootfte Steen-rotzen zich in *t leven vertoonden, fchetfte ik de grootfte en ongefchondenfte na’tleven af, (want _ uit deze eene is lichtelijk af te meten hoedanig d'andere geftelt warén,) om u de zelve hier in Prent ten toon te ftel- len. - Diergelijke kunftige Steen-klip- pen, en die in heerlijk- en kunftrijke heit wel rijkelijk tegens de boven-ver- haalde op mogen, heeft men ook i in 's Keizershofte Peking, daar meê do groote Tartarifche Cham ‘zijne luft- hoven en waranden zoo cierlijk en on- nadoenlijk heeft opgetoit, dat de Poë- ten den kunftigen Dedalus noit zoo veel fchranderheits hebben durven toe- fchrijven , als de fpitsvondige Sinezen, daar aan getoont hebben. En fchoon ik de zelvete Peking niet te zien kon krijgen, (gelijk ons daar na breder te verhalen ftaat) zal ik evenwel verha- len, ’t geen ik van eene der zelve van geloofwaerdige luiden aldaar vernam; te weten , darelders in Siza zodanigh een van deze gemaakte Steen-klippen was,die niet alleen bezondre kamers en verfcheide vertrekken in zich befloten

hield ; maar ook mert verfcheide trap-

pen en verdiepingen voorzien was,

is,

Komen te Taiko.

13, April.

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina,

vende

is, menighte van bomen, en door de kunft gegraven beekjes ; vertoonde. Dusdanige Steen-rotzen zeidmen datde Grooten daar te lande , om zich tegens de hitte der zonne te befcher- men,en hun geeften te verquikken, op het prachtigfte laten ftichten. Op dit Kunft-ftuk voegde ik deze Vaerzen: Kan ’t menfchelijk, vernuft iet zelt- gamer verzinnen; Waar meê de Kunft Natuur zoo ei- gentlijk, werbeeldt? Aanfchout dat geeftig werk , van bui- ten en wan binnen, Engeohteens of het een van't ander meel verfcheelt.

Wy vertrokken endelijk uit dit Dorp Pekkinfs, en quamen laat in den avont in het ftedeken T A IKO, of Taybo, dat de tweede kleene Stad van de negende hooftftad Kziegan en hon- dert /y van Vannungam, op de linker zijde van de Revier Can, gelegen is.

Als het licht des dageraats begon door te breken, zagik, hoe heerlijk dit Stadje aan den waterkant met hoge en fterke muuren omringt was. D'om- leggende landeryen vallen hier zeer vruchtbaar, en doen zich wonder ver- makelijk en luftigin toogh op ; maar de Stadt, dewijl de Tarter dic al meê

:

in dezen leften oorlogh zeer jammere lijken fchendigh voor een groot deel mishandelt en vernielt heeft, vertoont zich vry wat flecht, en valt veel te kort, ten opzicht van het weelderige ron- tom-leggende landíchap. De ftraten zijn doorgaans zeer net met keizel-fte- nen geplavait, maar vallen vry final eneng. Van de noort-zijde gaat men in Stad over een fterken fteene brugh, die, van den eenen oever tot den an= der, over de Revier geflagen is, en op een enkele boogh te ruften komt En fchoondit 7ayko, ten opzicht van haren voorigen heerlijken (taat, te- genwoordigh, als wy ons daar binnen bevonden, zeer deerlijk geftelt ftont, zoo vertoonde zich evenwel, ter wee derzijde, als men in Stadt komt, noch verfcheide treffelijke en kunftigh-ge« bouwde huizen, doch ftonden meeft alle woeft enledigh, en wierden van genen menfch bewoont; maar vel (trekten fchuilhoeken en neftel-plaat- zen voor ’t wilt gedierte en gevogelt. Hier ftonden eertijts ook twee Torens, waar van d'eene, als uit deze boven- ftaande Prent te zien is, noch heel en ongefchonden ftaat; maar d'ander wiert op een zekren tijt zoo fel met den donder en blixem getroffen, dat

‚den bovenften kruin met groot gee

L druis

82 druis quam in teftorten, en een deer- lijken puinhoop maakte. De Stad was van binnen ook met verfcheidene Pa- goden vergiert,die zich noch vry luftig opdeeden, en hunne kfuinen omhoog ftaken. Wy wierden hier van een ze- kren Mandarijn bezocht , die aldaar Onlangs te vooren met twee duizent Paerden (voor rekening van den jon- gen Kantonfchen Onder-koning ) uit Peking aangekomen was ; dees ver- haalde ons, dat de Keiset met meer andere groote Heeren in Peksnz na de komtfte der Hollanders grooteliks ver- lang den. Op den negen en twintigften qua- men wy aan de zeer vermaarde Stad KINNU NGA M,dieby zommige ook A fegan genoemt worr, en voorde negende hooftftad van dit landfchap Kiangh gerekent wort. De- ze hooftltad, die tnegentigh 4y van Tayko is gelegen ; is geflicht op den wefterlijken oever van de Revier Can, ter plaatfe daar die gevaarlijke en fchip- breukrijke klippen , Xparan geheten, haa begin nemen. Deze Stad, die on- trent anderhalf uur in haar omtrek groot is, leid rontom in vry hooge en fterke muuren beflooten , die in de- zen leften Tartarifchen oorlogh mee- nigmaal het befpringen. en beftormen der Tarters, hoewel te vergeefs , heb- De Stad vas ben uitgeftaan. Binnen in de Stad; ess and vertoonen zich aan alle kanten ver- _fcheidene groote en koftelijke gebou- wen , doch die meeft alle, uitgezeid | eenige weinige, door het woedende geweld der Tarters met breken, fchen- ; den en branden, gefloopt en tet puin- hoopen gebracht zijn; zulks de ver« valle en neergeftorre overblijffelen van ; t merfel werk ; die zich zoo binnen als buiten de Stad vertoonen , genoech te kennen geven , hoedanig deze Srad in allerlei prachtigh en kunftig bouwerk | eertijdts uitmuntte , boven andre om- leggende Steden van dit landfchap hare kruin verhief, en die in rijkdom en heerlijkheit overtrof. Gelijk deze Stad dus met burgerlijke huizen en prachti- ge wereltlijke gebouwen eertijts ver- ciert was, en noch ten dele daar meê pronkt, alzoo vertoonen zich ook in de zelve verfcheidene groote en kun-

Komen by de negende booftltad Kinnungam.

29. April.

Hr dE

EI

nee 5 Td * n

GEzZANDTSCHAP aan den Grooten

ftigh - geboude Pagoden of Afgoden tempels. Aan de linker zijde, tegen over de Stad, ziet men een Eilant leg- gen, daar op een fchoone en gierlijke Pagode ftaat, die voor weinigh jaren eerft nieuw gefticht was, en rontom van binnen met groote en kleene beel« den ter weder-zijde bezet ftont

De landftreek,daar in deze hooftftad gelegen is, valt niet effen en vlak; maar doorgaans zeer oneffen, gemerkt de zelve op verfcheide plaatzen met aan- gename bergen en luftige heuvelen bezeris. De meefte van deze bergen verbergen in hun ingewant een groote overvloet van gouten zilver, dat even- wel de Sinezen daar niet mogen uit ha- len ; dewijl zulks eenen iegelijk uit kracht der Sineefche wetten verboden is daar nochtans elk vry ftaat-her gout en zilver aan de Revieren te zoe- ken. D'omleggende landeryen en vel- den vallen zeer vruchtbaar en wonder aangenaam, dewijl men in deze land ftreek , (‘tgeen zelden op andere plaat- zen gebeurt) winter nochte zomer ge- brek van water, of al te groote droog- te heeft.

By Ganto, de vijfde erie Stad van, Pe beg deze hooftftad, vertoonr zich een zeer “75 groote en hooge berg, Nucung gehe- ten, die een plaars van acht hondert ftadiën beflaat.

De meefte Sineefche Revieren val- Gevaarlijke len, ter oorzake van hare blinde klip- Eton. pen, platen, en banken , op zommi- ge plaatzen zeer gevaarlijk , zulks de zelve in't bevaren wel een tweden Ar- gus van nooden hebben; maar zon- derlingh gevaarlijk is het ontrent deze hooftftad, langs de Revier Can, die ' deze Stad ten Ooften voorby peelt, op en afte varen 5 dewijl ’er overal vele platen en fcherpe klippen , Xepatan geheten, onder water leggen, daar de Revier zeer {nel en-gezwint over hee= nen fchiet. Achtien plaatzen zijn ‘er, daar de Schepen. hetineefte gevaar lo- pen van fchip-breuk te lijden , waar van deze klippen ook den naam van Kepatan, ’t welk achtien watervallen betekent, bekomen hebben. Gemeen= | lijk nemen de meefte Scheepen, die

de Revier af willen , uit deze ftadt | eenen ervaren Loots-man in, die ken- nis

| i

AAL

al

al ie \

ET

Ene

nnn egens wen rn mnd GRE mg _ r a -

De Stad beeft wan de Tarter s veel witgeflaan.

Le 4 z! oe! dt a: Ne = « en Î NX me

Te t . IE! 1 4 DA, Vin Me + w

'

070

nis'van de diepte en gelegentheit der gronden heeft. ; d'Inwoonders van deze. Stad, enook hunne Gebuur-volken wiften ons niet genocch te verhalen, hoedanigh de Tarters in den laaften oorlog hier huis gehouden „de gebouwen met bfan- den en om-ver rukken ten gronde ge- floopt en vernielt, ende luiden (daar aan zy niet zonder beeken van tranen te-fchreien konden gedenken) ten dee- le gevankelijk in een eeuwige flaver- nye weg-gevoert ; en andere , die wel den grootften hoop uitmaakten, met d'uitgezochtfte vonden van allerlei on- menfchelijke wreedheit om't leven ge- bracht hadden, zonder de jonge en onnozele kinderen , weerlooze vrou-

ma N

naamfte en grootfte der ftad, arm aan arm aam elkandre gekoppelt, als een deel offen , met zich na bovenen had- den gefleept.. De Tarters hadden deze vrouwen aldaar aan zekre Roffhianen en Bordeel-houders voor een geringen prijs verkocht , van wien zy gedwon= gen wierden, tegen wil en dank, haar

Meefters, tekoop te zetten. _

zoo veel weghs, datwe voorby

K TEX UI, of Kiffawen quamen de vierde kleene ftadt van de negende hooft-ftadt Kiegan. Wy voeren met al ons vaartuig dicht voor= by dit ftedeken henen, dat wy op den

wen, en ftok-oude luiden te verfcho- | rechter oever van de Reviere Chan nen. Alsdit woeden uit had, en zy | vondenleggen. Het is in zijn omtrek

hun moed aan de gebouwen met bran- den en floopen gekoelt hadden, was d'ellende en ’t wee op jonge dochters en eerbare vrouwen aangekomen , die miet de vuilfte en fnoodfte onkuishe- den vanhen onteert,en tot aas van hun geiligheit gebruikt en mishandelt wier- den. De Sineefche Inwoonders , en zelfs de Tarters aldaar, beleden alle uit eenen mont, dat de Tarters in den leften inval, over de vier duizent vrou- wenen jonge dochters van de voor-

ontrent anderhalf uur groot , leid van ‘achteren, naar uitwijzing van deze bo- venftaande Prent , met luftige heuve- len en aangename bergen omringt, en js zonderlingh geeftigh gefticht en met antijkfche huizen en Pagoden betim= mert. Menteltindit ftedeken, dat in een ongelijkzijdigen drie-hoek beflo- tenleid, vier fterke poorten, die met yzere deuren bewaart,enter wederzijde met ftene rondelen befchermt worden. Neffens de Revier is deze plaats zeven La hon-

lijf-te verhuren, en haar eerbaarheit voor eenen ieder, tot ptofijt van hare

mrd

BILC tn EO TN

Ten zelven dage vorderden wy nog varen vooni By Kiexut.

ar me

ae ne & Bam,

* kn a

- p

Mm & Ie

gend ad a on

hm ve s en _de Se

at SR ed es _, EN re 7

ne 8

1 ï

&

mm

ame —a en

ee

4

GEZANDTSCHArP aarden Grooten

Kemen by

GIAZSINEE Mar ti

hondert treden lang, en langs heen aan den waterkant met een fterken muur van vijftien voeten hoogh opgchaalt. Van binnen in de ftad vertoont zich een Pagode of Afgoden-tempel , die van binnen met meenighte van afgodi-

fche beelden ter weder-zijde bezet:

ftont, en wel groot en prachtig gefticht was; maar de langheit des tijts, die al- les doet veranderen , had de zelve van haren luifter. voor het meerdeel be-

rooft. Onder andere aanzienlijke ge- bouwen en gierwerken, die zich indit ftedeken vertoonden, pronkt deze

plaats ook met drie gierlijke en kun- ;

ftigh-geftichte Triumf» poorten, die zich in het inkomen in een lange ftraat vertoonden, en; na ’slandts gebruik, zekren Landvooghden, die den lande eenige dienften bewezen hadden , op- gerecht waren.

Den volgenden dagh , den twintig- ften van Grasmaant , voeren wy voor-

20. April. by Kk YA K YA of Hiaktang ,

de vierde klene {tad van d’achttte hooft- ftad Linkiang. Deze ftad leid ontrent tachtig Jy van Krexui, aan den voet van’tgeberghte, (dat zich met zijne kruinen en heuvelen na ’t landtfchap Honan ftrekt) en aan den noordelijken oever van de Revier Can, die door verfcheidene waterleidingen; tot groot

gerijf der Ingezetenen, in deze ftad ge- leid word. De landftreek van deze ftad valt zeer vruchtbaar,in’t voortbrengen van Oranje-appelen en allerlei andere leef-middelen. Voorby deze ftad is ook

een groote vaart van Schepen, enalle

de Schepen, die langs de Revier Can varen, komen gemeenlijk voorby deze ftad. Zyleid, naar uitwijzing van deze bovenftaande Prent, zoodanig aan den voet van het bovengemelde gebergte, dat ook hare muuren een groot gedecl- te daar af beflaan en beflooten houden. Dit geberghte, dat in den omtrek van deze muuren beflooten leid , is aan ake

kers afgeftoken , die van de Stedelin-

gen bezait worden, en hen jaarliks eenen rijken ooghft van vruchten ver- fchaffen. Inde ftad vertoont zich cen zeer oude Pagode ; en de ftraten, die doorgaans heel net met kaien beleid zijn, loopen heel geeftig en met een zonderlinge zwier na’t gebergte. Men ziet hier ook twee zeer fchoone Cier= poorten,die van graauwe fteen gefticht zijn, en zich noch heel en ongefchon= den vertoonden ; maar de huizen, dier puinhoopen hun ouden ftaat en glans noch te kennengaven, zijn meeft alle van de Tarters verdelgt en aan ko- len geleght. D'Inwoonders verhaal- den , dat deze Stad, in de laafte beroer-

ten,

' /

ee

en

% Rl 4

ten, driemaal vande Roovers (behal- ven het gewelt datze van de Tarters in den oorlogh had uitgeftaan } befpron- genen deerlijk mishandelt was geweeft. Toen wy deze Stad in t wederkeeren aandeden en aldaar aan den Gouver- neur verzochten,om nieuwe Trekkers te hebben, verklaarde hy dat'er zoo veel volks in de ganfche Stad niet te bekomen was. Niet verre van dit H4- kiang leid zekreberg Mung, die zijne kruinen en toppunten zoo hoog in de lucht verheft, datze van de wolken bevochtigt werden : op de zelve ver- toonen zich evenwel luftige boffchen en welige en vruchtbare velden en Ko- ren-akkers.

Rakinbyde _ Den zelvendagh raakten wy noch fad: Sinkin. tegen den avond aan de Stadt

SIN KIN, de tweede klee- ne Stadt van d'achfte hooftítad Lrx- kiang, en tzeftig Jy van het bovenge- melde Hiakiang gelegen. Wy von- den dit Sinkin, in deze onze op-rci- ze, aan de rechterzijde van de meerge- melte Revier Can leggen ; en lagh (zodanig als het zelve in dit boven- ftaande afbeeltzel vertoont wort,) van achteren met vermakelijke heuvelen en vruchtbare valeyen omringht. In grootte en aanzienlijkheidt verfchilt deze plaats niet veel van het boven-

artarifchen Cham, of Keizer van Sina.

ee

Mmmm Gm nnemnmmmmmmemmmgmmmmmmmsmmmmmmmmmmmmmst nmmr

pm

gemelde. Hisktang ; hoewel de zel: ve, tuffen de heuvelen in, op eeneffens der vlakte ‚en zoo na aan het geberg+ te niet gelegen is. Aan den waterkant vertoont zich in ’t midden van de mue ren een zeer hooge en fchoone poott, die na de Sineefche wijze-zeer kunftig en aartigh gefticht is. De gebouwen; die wy binnen in de Stadt zagen , war ren doorgaans gemeene en klene ge= timmerten, en nergens na zoo aan- zienlijk, alsdie van Hrakiang. Wy namen onze nacht-ruft tegen over de ftad, op de linker zijde der Reviere, by zekre Pagode, alwaar de Stadhouder met zeeker klein vaartuigh , niet tes genftaande het geweldig waide , over= quam, en de Gezanten hertelijk ging bewellekomen , en hen met eenige gefchenken voor de Keuken vers eerde.

Den twee-en-twintighften ttokkê zonen #y wy met den opgang der zonne hier we- Fergching. der van daan, en deden noch voor den 22, April;

middagh deftad FUNGCHING aan; die de tweede kleene ftadt van d'eerfte hooftítad Nanchang , en tzese tig ly van Sinkin gelegen is. Deze ftad , die zich in een effen vlakte vers toont , leid recht in't vierkant beflo- ten,aan de rechter-zijde van den oever der meergemelde Reviere Caz, en is

L ron

eN +

GEZANDPDTSCHAP aan den Grooten

twintigften, kregen wy de eerfte hoofte zemen van ftadt N A NC H A N Gaeboofiftad in’t gezicht, die van zommigen ook Nerchers- met den naam van ’t ganfche landt- 23. April.

fontôtn met vty hooge en fterke mu- Ten othringt, die in haren omtrek meer alseen uur gaans’groot zijn.

Aan de noortzijde der ftâd vertoont

zich ‘een- zeer volkrijke Voor-ftadt, die met prachtige en aanzienlijke ge- bouwen (volgens d'afbeelding van de- ze bovenftaande Prent) doorgaans heel dicht en nét betimmert is.

Men zagh hier ook twee groote en hooge Triumf-poorten ftaan, die na de Sineefche bouw-kunft zo kunftigh en aartig toegeftelt,en met allerlei von- den van overdaat uitgeftreken waren, dat hier aan niet duifterlijk te befpeu-

ren was dat deze plaats, voor dien laa-_

ften bloedigen oorlogh, niet een van de minfte na-burige Steden is geweeft, By deze tweede kleene Stadt leid ze- kre bergh, Pechang geheeten, waar van het water met een groot gedruis en val hondert roeden komt afvallen. Vandir afvallen des waters heeft de zel- ve bergh ook den naam van Pechang bekomen: want Pechang is op Neêr- duitfch zoo veel gezeght als hondert roeden. Byde zelve ftad leid ook de berg Xifung , die in de boeken van zekren Taofw voor den negen en der-

fchap , daarigp deze hooftftad gelegen is, Kiangfs genoemt wort. Wy had- den nauliks het anker voor deze hooft- ftad , om aldaar te vernachten , inden gront laten vallen , of de Majeftraat zond terftont vier groote en aanzienlij ke vaartuigen op ons af, om daar meê des te bequamer in Stadt te roeien: want de vaart van ’t Nanhungfche ge- bergte , tot aan deze hooftftad , is zoo klippigh en ondiep , dat die met geen groot, maar alleen met kleen vaartuig kan bevaren worden. De Mandarijn Pinxenton nam terftont twee van de befte en aanzienlijkfte Vaar-tuigen voor zich zelven, -“t welk de Gezan- ten zeer qualijk opnamen, en zich daar over ook heel misnoegt toonden. Na een klene wijle quam de Majeftraat zelfs de Gezanten verwellekomen , en deed Pinxentou een van de Vaar-tuigen, dat hy voor zich zelven genomen had, aan de Gezanten overgeven,die daar in gingen.

Des anderen daagsgingeen der Ge- pieter de zantens; te weten, de Heer Pieter de gnd band Goyer ( want de Heer Jakob de Kei- den En

‚zer bevond zich niet wel ) met den Sekre-

tigften berg van dit geweft gereekent wort.

Des anderen daaghs, den drie-en-

ad

sy

s Si dE Ake Eating ON TTT

gen

nn ei

EN

ARRA

| eed ES

Û \

13

Rete

minn SS 1 L

PE!

À

er < We Ed

| k

t:

H

(Ng ij \ ï

AEN aes

Tartarifchen Cham ,

Sekretaris Hendrik Baron en ons gan- fche gevolg, den Tutang of Stadhou- der dezer ftede bezoeken. Hy ontfing oris met zonderlinge en groote gene- gentheit, en was op de Tolken zeer verftoort, dat de Gezant met zijn ge- volg hem tevoet quam bezoeken,zeg- gende, dat zodanige Perzonen, die uit zoo verre en vreemde geweften quamen, om de Keizerlijke Majefteit over zijn bevochte zege geluk te wen- fchen , met grooter pracht en ftatelijk- heit behoorden onthaalt te worden, T e- gen de Mandarijns van de Katonfche Onder-koningen voer hy ook met bit- ze fchelt-woorden uit, en fchold hen voor plompe ezels. Toen de Heer de Goyer buiten op het voorhof quam, om weêr te vertrekken, wiert hem en Baron ieder een paert gegeven, daar meê zy na de vaartuigen reden. In *tweg-rijden wiert ook, den Gezanten ter eere, driemaal het kanon los ge- brant. De Gezanten , om den weldaat van dit vriendelijk onthaal eenighzins te vergelden,bodenden Twtang cenige klene gefchenken aan ; maar hy floeg die af, met bybrengen, dat geenen Per- zoon in Siza vermocht eenige gefchen- ken van uitheemfche Gezanten taan- vaarden, voor aleer zy den Keizer ge- zien en begroet hadden.

of Keizer van Sina. 87

groene verglaasde pannen heel fchoon overdekt is, heeft in ’t inkomen drie gebouwen neffens malkandre ftaan. In

Afgod, die van de Sinezen Kouja ge= heten, en voor den befchuts- en be- fcherme-heer vandezen tempel gehou- den wort. Hy zit onder meenigte van andre beelden, die eens zoo groot als 'tleven zijn, op een koftelijken zetel , is na d'oude wijze der Romeinen ge- kleed , en heeft om de fchouders een rooden armozijnen mantel hangen. Ter weder-zijde hebben de Sinezen hem een piek opgerecht , waar om zich twee vreellijke en yzelijke draken, (welk lantgedrogte by de Sinezen zon- derling vermaartis) gekronkelt en ge« | flingert hebben, die met uitgeftrekten halze hem-zeer wreet en vervaarlijk toe-grimmen. In het tweede gebou vertoonen zich twee breede trappen, die recht tegen malkandre over ftaan. Rontom dit gebou gaat men door een breede en ruime galdery , die ter we- derzijde mer allerlei flag van vreemde

‚afgodifche beelden bezet is, die van

de Sineezen met een zonderlinge yver van heidenfche godtvruchtighecit ge= eert en geviert worden. Met diergelij=

ke beelden en andere Sineefche ydel- | heden ziet men ook het derde gebou

bezet.

'teerfte gebouw vertoont zich zekren ed Konja,

eelegeneheide Deze hooftftad Nanchang is ontrent derflade twintigh Jy van Funching gelegen,

In’t inkomen van het eerfte gebo, wonderlijk Nancharg._ ter plaatze daar de groote poel Poyang

ftaät aan de rechter zijde ook zekre £**-

ten zuiden haar beginneemt , diedeze Stad rontom befpoelt, zulks de zelve als cen Eilant in dezen poel te leggen komt. Zy leidineen vierkante vorm befloten en beflaat in haren omtrek ontrent zes-en-tzeftig ly, daar afeven- wel geen twintigh /y bemuurt waren. Men zagh hier zeven poorten, waar onder vier zeer heerlijk gebout en kun- ftig gefticht waren; en wy lagen met ons vaartuig buiten devoorftad , voor een van deze poorten, die de Sinezen Quarul noemden. Men vind in deze hooftftad ook vier Pagoden of Ker- ken, die alle zonderlingh koftelijk en heerlijk gefticht zijn ; maar onder alle vier munt de gene uit, die van d'yzre Kolom haren naam bekomen heeft,en op Sineefch T'hifsking genoemt wort. Deze Pagode, die met blinkende

Put, die twalef treden in 't vierkant groot, en met ricchelwerk van graau- wen uit-gehouwen fteen zeer kun- ftig verciert is, én tot bovenen aanden rant vol graauw water ftaat. Wonder- lijke en vreemde beuzelingen ftoten de waangelovige Sinezen van dezen Af. godt Konja, en deze Put uit hunne kruin. Want zy drijven fterk, dat eer= tijdts hier zeker man (door wien zy buiten twijfel dezen Afgod Kouja ver= ftaan) isgeweeft, die veele behoeftige én arme luiden in hun armoede te hulp quam , en zijne goederen mildel'jk aart hen uitdeelde; dewijlhy in d'Alchimye zoodanig ervaren was, dát hy van ane dre flechte metalen oprecht zilver kon maken. Ook verdichten zy, dat de ‚zelve Kouj4 , door Gods beftiering en kracht, eenen afgrijzelijken Hen p e

Rn _—

on

£

me _ Ee En kh _ - a sf mT or & en en en _ ks wm p * mn

rs rd

88 GEZANDT SCHA P aan den Grooten

die der Stad den ondergang dreighde, met aarde overftolpt had, en diendaar na, aan eenen yzeren Kolom gebon- den, in deze Put zou geworpen, en den Inwoonders aldus vanditgedrogt, als een tweede Sint Joris, verloft heb. ben; en dat-hy endelijk met zijn. gan- fche huisgezin ten hemel was gevaren. Te dezer oorzake hadden deze ver-

dwaalde menfchen , die dit voor een

godvruchtig werk hielden, den man na zijnen doot dezen tempel gefticht. Zo veel andere diergelijke {prookjes en beuzelingen wiften d'Inwoonders van dezen Afgod te vertellen, dat Ferdi- nando Mendos, met zijne vertellingen van het grote huis-des Rooks, wel aan de wint mag lopen. Behalve deze vier Tempels vertoonden zich eertijts in deze Stadt veel andre heerlijke en ko- ftelijke gebouwen, doch die.nu meetft door den oorlogh- gefchonden en ten gronde gefloopt waren. Men ziet hier ook een Toorn, die, gelijk in de ne- venftaande Prent vertoont wort, ze- ven ttanflen of omgangen hoogh, en zeer net gefticht is.

Delanderyen en akkers vallen in de landt{treek van deze hooftftadt zeer vruchtbaar. Nergens vindmen een hoek lants onbebout leggen ; ook is het lant doorgaans zoo vol lant-bou- wers, dat men nauliks eenige plaatzen vind, daar op groot of kleen vee ge- weid wort. Zwijnen, evenwel, worden buiten en binnen de Steden van de gan- fche landtftreek, met groote menighte gehouden. Ja zelfs in deze hooftítad ziet men die in zoo groot een over- vloet, dat men de ftraten nauliks ge- bruiken kan. De ftraten vallen even- wel niet drekkigh noch vuil; dewijl de Sineezen de drek en meft van de Verkens met groote naerftigheidt ver- gaderen, en die voor meft op de lan- den verkoopen.

Veel ramps en ongevals heeft deze vermaarde Stadt in verfcheide tijden uitgeftaan; maar de groot{te verwoc- ftingh en ondergang quam haar in den laaften oorlog over , dic hier uit haren

‚dit landfchap Kranz geftelt; want

de Tarters betrouwen-den volken van” dit Leaotung , dewijlze het dichtte , aan Tartarye leggen, zeerveel. Maar, deze Kinus viel uit zekre oorzaak, (gelijk ons dat daar na breder te verha- len ftaat) met dit ganfche landfchap Ktangft den Tarter af , en erkende zekren [unglieus voor Keizer.

De Tarter, om het voornemen en d'aanflagen van dezen afgevallen Velt- heer in zijne geboorte te moren ente dempen, en het afgevallen land{chap Kfanghi weder onder gehoorzaamheit te brengen, decd hier op een fterk heir vergaderen, onder het beleid van ver= fcheide vermaarde Velt-overften. Hier en tuffchen had Aipus-verfcheide ze=. gens op den Tarter bevochten, en: » den opperften Landvoogt det Zuider= lijke landfchappen „die-met eenfterk: heirhem quam beoorlogen , verjaagt en in de vlucht geflagen. Hierop ging Kanns de fladr Kancheu belegeren, maar als hem ter ooren quam dat de Tarter met het bovengemelde heir quamafzakken, brak hy van’tbelegh op, en begaf zich , om den Tarter het invallen te beletten , na de grens-plaat- zen van de Noordfche landtfchappen. En zeer gelukkigh en voorfpoedigh vocht Kirus in ’t begin, dewijl hy een groot heir by zich had, dat op de wa- pens ent vechten der Tarters wonder wel was afgerecht ; maar als hem het gewelt der aanvallers te machtig wiert, vond hy zich benootzaakt de deizen, en begaf zich veiligheitshalve in deze hooft(tad Nanchang.

De Tarters, hoewel zy een machtig Manchang

: van de Tar heir by zich hadden, waren evenwel zo ters belegerg

ftout niet, datze de Stadt ftormendere hant dorften aantaften ; maar befloten de zelve te belegeren, en met uit te hongeren tot overgeven te brengen. Om dit hun voornemen des te bequa- mer uit te werken, ontboden zy van alle kanten de Sineefche Boeren op,en lieten die een breede gracht rontom de Stad aan de lantzijde graven ; maar de

Revier hieldenze met Scheepen beflo- Pe hr oorfprong nam. Zeker vermaartvelt- | ten , om hier door allen toevoer van versaf. Overlte Knus, geboortigh uit het | leeftocht te beletten. Deze Stad, gelijk

landfchap Leaotuxg , was van den Tar- | boven vermelt ftaat, was zeer volkrijk,

tarifchen Cham tot Landvooght over | en lagh daar in te dien tijde een groot getal

Cham ,

Tartarifchen

getal bezettelingen ; zulks Assas, fchoon hy veel leeftochts in de Stadt by een vergadert had, als ’tbeleg eeni- ge maanden geduurt had , met de zij- nen tot d' uitterfte hongers-noot ge- bracht wierd. En fchoon'er dageliks veel van hongerftorven, zoo wildenze evenwel tot het overgeven der Stadt geenzins verftaan, dewijlze vaft ver- trouden dat [wrglieus hen zou komen ontzetten. Als Az4s, in dit gewricht der zaken, en tot d'uiterfte hongers- noot gebragt was,fprak hy zijne krijgs- knechten aldus aan: O fpitsbroederen, wy hebben nergens geen hoop te ver- wachten, dan die de degen en onze man- baftigheit ons wil werfchaffen. Hier meê moeten "wy eenen wegh door de Tar- ters banen. Ieder flelle zijne krach- ten in't werk , en volgh my na. Hy

Kinus wak dit zeggende,en alles wel befchikt heb-

met zijn volk

nie de flad.

bende, valt terftont met zijne krijghs- knechten ter poorten uit ; maar kreeg de gracht voor de borft, daar hy groote zwarigheit zag, op wat wijze hy daar over zou raken. Endelijk,hoe groot een weêrftant de Tarters ook boden, raak- te hy daar over, en{loegh zich door de Tarters, daar af vele verflagen bleven. Kirnus quam hier levendig af, en ging zich met zijn volk op *t geberghte ver- fchuilen. Toen.nu Ainus met hetheir

TS

en nn UCIrE NJE N. Te

of Keizer van Sina,

op de vlucht was geraakt, vielen de Tarters in Stad, en floopten die byna ten gronde. Na het om-ver halen en flopen der gebouwen, quam het woe- den op de Burgers aan,die deerlijk mis- handelt en ellendig omgebracht wiete den. En wiert my voor de'waarheit al- daar berecht,dat in dezen inval over de veertig duizent menfchen om ’t leven guamen. Want het is byde Tarters een gebruik, datze de Steden, die zich vry- willig overgeven, geen quaat doen, de gene, die wcêrftant bieden, wat harder handelen ; "maar de fteden die opftaan, en ftormenderhandt verovert worden, verdelgenze zonder verfchoning.

Op den negen-en-twintighften qua- _zomenby bee vlek

VCIENDJEN. Wyzagen"""*

men wy aan zeker fchiprijk Vlek,

hier een groote meenighte van kleene en groote vaartuigen leggen , die alle uit verfcheidene geweften van Sira, om den Porcelein-handel te drijven, (daar af in dit vlek de voornaamfte fta- pel van heel Siza is) derwaarts ko- men. Dit vlek leid dicht aan het meir Poyang, op de linker zijde van de Re- | vier Caz, en is meer als een uur gaans inde lengte. Hetiseen zeer neering- rijk vlek, en doorgaans met gierlijk gebouwen betimmert. | Ter rechter zijde op eenen bergh, vere

Op wat vij- ten branden.

vertoont zich ook (gelijk uit de voor- gaande Prent tezien is) een groote en net-geboude Pagode, die van binnen

ter wederzijde met kleene en groote

beelden opgepronkt ftont. Ik vond ook in deze Pagode, daar ik in gingh om de zelve tebezichtigen, een groote meenigte van zwarte lampen hangen, die de Sineezen daar nacht en dag lie- De Sinezen en Tarters,

ze de Sinezen die het meir Poyang over willen, doen

offeren.

eerft aan den afgod of duivel van deze

_Pagode , om een gelukkige en voor-

fpoedige reize te hebben , offerhande. Het offeren, dat ik zelfs daar zag, en daarom ook. der pijne waart achte

„zulks hier te verhalen doen deze ver-

blinde menfchen aan dezen afgod in dezer wijze. Slechte luiden nemen ge- meenlijk een Hoen ; maar rijken een Verken, datze voor het afgoden-beelt,

dat in deze Pagode zeer yzelik en met

opgefperden bek te grimmen taat, den ftrot aflteken, en laten het warme bloet van dezen flacht-offer over deffelfs klaauwen (want met Griffioens-klaau- wen aan handen en voetenftaat hy daar uitgebeelt) henen loopen ; zulks deze afgod doorgaans heel morzig en flor- digh met bloet, daar hy dus meê be- fprengkelt wort, beklat is. Zy offeren ook , (een wonderlijke en ellendige verdooltheit van deze menfchen) dien zelven afgod, de klaauwen van ’tdoo- de verken; als ook de klaauwen , fpo- ren en kam van het hoen. Het overige flacht-offer houdenze voor zich zelfs, en maken zich daar meê, ter eere van dezen afgod, onder elkandre vrolik. Door dit kooprijk Dorp loopt een zeer lange en brede ftraat, die ter we- derzijde met winkels van allerlei Si- neefche Koopmanfchappen bezer is; maar de fterkfte handel, die in dit Dorp gedreven wort, is met Porcelein, dat hier in veel grooter overvloet te beko- men is,dan in de bovengemelde hooft- ftad Kiegan, „De Gezanten gingen eens in het Dorp, om te zien ofze niet eenig raar Porcelein, tegen hun wederkom- fte, zouden kunnen laten maken ; maar het was’er zoo drok , datze door den drang des volks aan de kramen niet ko* men konden; en in de winkels daar om te gaan, zou hen, als Gezanten

GEZANDT SCH Ar aan den Grooten

‚aan den grooten Tartari{chen Cham

en Sineefchen Keizer, niet wel gepaft hebben. D'Inwoonders verhaalden ons (dat wy met groote verwondering aanhoorden) dat dit Porcelein in ’t ge- hele Rijk nergens beter gemaakt wort dan in zeker Dorp Sinktefimo , dat on- trent vier hondert /y na ’t Ooften hier van daan lagh, by de Stad Feuleang, de vierde kleene Stad van de tweede hoofiftad Zoacheg. Zy verhaalden ook, daar over wy noch meerder verwon- dert ftonden, datze d'aarde, daar af dit Porcelein gemaakt wiert, niet uit het landfchap Kgangfs haalden , daarin dit Dorp gelegen is, maar uitde hooftftad Hoeicheu, van't landfchap NM anking, deden komen, en dat d'Inwoonders het aldaar ‘niet maken konden,hoewel d'aarde aldaar in grooten overvloet ge- graven wort; en dat zulks nergens an- ders-by toe quain, dan by het tempe- ren van ’t water. En {choonik deze Steden Hoeicheu en Zaocheu in onze veize niet aandeed, en zelfs niet, op wat wijze op de eene plaats deze aarde ge- graven, en daaraf op d'ander het Por- celein gemaakt wort , gezien heb, Zoo zal ik evenwel in’t kort hier laten vol- gen, 't-geen my geloofwaardige oog- tuigen in hee Dorp Veienjen daar af verhaalden.

Uit het gebergte, dat ontrent de bo- vengemelde hooftftadt Hoeicheu in

ú: landfchap N anking is gelegen, wort we gemaakt

d'aarde, daar af het Porcelein gemaakt wort, in groote meenigte gegraven, en_ op vierkante brooden of klompen ge= vormt, die ieder omtrent de zwaarte van drie katti wegen. De gravers voe- ren de klompen niet zelfs na het boven- gemelde Dorp ; maar zy verkopen het ftuk gemeenlijk voor een halve kon- derijn, aan andre luiden, die niet an- ders doen, als deze klompen na het ge- melde Dorp te voeren; hocwel nie- mant vermagh, om alle bedrog te wec- ren,een enigen klomp hier van daan te voeren, die met ’s Keizers wapen niet gemerkt is. D'uitgegraven aarde is niet vet, gelijk klai of krijt, maar £chraal, even alleens als fijn zant, die zy mer water mengen en wieken , endan, ge-. lijk gezegt is, tot vierkante brooden of klompen maken. Zy ftampen en ftoo-

Lr bend me

mer 5 ee :

ze - ns pe Re:

amer "nent

mn nam

Tartarifchen Cham,

ftooten ook het gebrooken Porcelein, _ &n maken daar af weder nieuwe vaten; hoewel de fchootelen en koppen; die van dit gebrooken porcelein gemaakt worden, nergens na zo fchoon van glans enkleur zijn, als de gene, die van verfche aarde gebakken worden. De overgebrachte aarde wort bereid en gefatfoeneert, bynaop de zelve wijze als de klai, daar af de potte-bakkers hier te lande allerlei fteene vaten ma- ken. Op de vaten , dievan deze aarde gemaakt zijn, wetenze allerlei flagh van dieren , bloemen en boomen zeer aartig en kunftig met Indigo of Weed, (dat in de zuiderlijke landfchappen in grooten overvloet voortkomt) te fchilderen. En deze kunft van op Por- celein te fchilderen houdenze ook zoo verborgen, datze die aan niemant, dan aan hunne kinderen, vrienden of nâ-

komelingen, willen leeren. De Sinezen | zijn ook zoo vaerdigh en gauw indir |

fchilderen, dat men hen geen gedaan-

te van dier of kruid vertonen zal, of zy weten dat op het Porcelein na te |

bootzen. Doch hier ftaat aan te mer- ken, dat zommige terftont de verfche klompen, zoo dra de zelve over ko- men , gebruiken , en daar af de porce- leine vaten maken ; maar dat andere de zelve eenen tijd lang laten leggen, tot datze zoo hart en droogh als fteen worden. Deze gedroogde klompen worden daar na, alfle die gebruiken willen, even alleens als het oude ge- brooken porcelein; fijn geftoten. Het fijn geftoote wort door een zeef gezift; ‘welk daar na met water gemengt, en tot klompen gekneed word ; waar af dan, gelijk van de verfche klompen , allerlei vaten gemaakt worden. Op een zonderlinge wijze worden deze vaten hart gemaakt en in den oven gebak- ken. Te weten, alle de vaten, die van

deze aarde gefatfoeneert en gemaakt

zijn, worden eerft een tijt langh in de wint of zon te droogen gezet, eerze denoven betrout worden. Als nu de- ze wint-drooge vaten in den oven zijn gefteken , wort de zelve dicht toegec- maakt, en vijftien dagen lang zeer fterk geftookt, en zoo dicht toegehouden;, dat ‘er de minfte lucht niet uit kan ko- men. Na vijftien dagen (tokens, blijft

of Keizer van Sid.

de oven noch vijftien dagen dicht toe» geflooten, zonder datze geopent wort; maar zy laten dien allengs met de ge= bakken vaten verkoelen: want indien de gloeiende vaten terftont , eer darze dus allengs verkoelt zijn, uitden oven en inde koele lucht gebracht wierden, zy zouden, eveneens âls glas, datter- ftont uit het vuur in de lucht komt, zeer bros vallen, en dikwils aan ftukken fpringen. Na het verloop van dertigh dagen wort het forneis, in tegenwoore digheit van zekrenBevelhebber,die van 's Keizers wegen daar toe geftelt is, ge- opent: Deze Bevelhebber onderzoekt daar na ook al het bakwerk , err neemt van elk zoort het vijfde ftuk voor den Keizer, tgeen, volgens Rijks wetten, van outs her by deze volken in't ge= bruikis geweeft. Het overfchot ver= kopenze daar na aan d'Inwoonders van Veienjen, daar, gelijk gezegt is, de ftapel van den Porcelein-handel is; ’t welk niet alleen uit dit Dorp door geheel Siza , maar ook door de gane fche werelt verhandelt en verzonden wordt. |

Uit dit Dorp vertrokken wy noch k kon, ovir dien zelvendag, en fcheepten vandaar, peyang ;

om na de derde hooftftad Nankang overtefteken, over zeker meir Poyane, dat ook het meir Ping/: genoemt wort.

Den zes-en-twintigften quamen wy

voor dezchooftftad: NAN K ANG," Ni

die aan den wefterlijken oever van dit meir is gelegen. Daar dit meir aande zuyd-ooft-zijde van de Stad leid, is her ontrent veertig ftadiën breer , enheeft in de lengte,na het zeggender Sinegen, drie hondert ftadiën. Deze Stadt leidt op een berghachtigh en heuvelachtig velt, ontrent hondert en tachtigh /y van Napchang. In'taankomen vere toont zich eentoorten, dic zeven trans zen hoog, en door ouderdom vry vere vallen en bouvallig is. Op dezen toorn, die zijn gezicht over de Revier en onie leggende landeryen heeft , klimt mer by een wendeltrap door de muur ‚nà bovenen. De muuren der Stad, dië nu recht en dan met eén bocht op en neer, langhs het hangen der heuver len,weleen uur gaaús ver zich úitftreke ken, zijn doorgaans vry hoog en fterk;

M à en

92 en ondef met gehouwen en boven met gebakken fteenen opgchaalt, enmet bolwerken doorgaans verfterkt.-Gelijk de muuren dus króm en bochtigh lo- pen, op de zelve wijze loopen ook de ftraten, die binnen de muuren zijn ge- legen , langhs de heuvelen in bochten op en neer; zulksde zelve zeer moeic- lijk re begaan zijn. Aan den welt-kant, daar wy aan quamen, vertoonden zich twee fteené bogen, alwaar wy over cen fteene brugh, door een fterke fteene poort, inStadtgongen. d'Eerfte ftraat, die in't inkomen aan de linker-hant is gelegen, praalt en pronkt met een gro- te meenigte van Triumf-poorten, die alle, na de Sineefche bouwkuntt, zeer kunftig gefticht,en met allerlei vonden van overdaat gierlijk uitgeftreken wa- ten. Zo veel luifters en glans als door deze praal-poorten de Stad wiert byge- zet ; zoo veel wiert, in tegendeelshare glans en luifter, door den flechten ftaat der gebouwen , die zich in deze Stadt zeer bou-vallig en vervallen vertoon- den, vermindert. af |

Men vind evenwel in de landftreek

End

mes a

En de land- bn rd van deze hooftítad , vele kunttigh-ge-

frad zijn ver- boude en prachtige Kerken; waar van fchridene ker- de grootfte en voornaamtfte op de ber- - gen Quanglin en Iuenxiu gelegen zijn. De rontom - leggende - Inwoonders aanbidden, uit een grooten waange- loof, deze bergen, daar op ontallijke Kluizenaars en Priefters zich. onthou- den. Ieder Priefter en Kluizenaar heeft hier een hutje verkooren, daar in hy zich met zoodanige quellingen des lighaams, plaaght-en afmat, dat men zich ten hoogfte daar over te verwon- deren heeft. Zy drijven datze na dit aardfche leven in een ander leven zul- len-komen,en een zaligen ftaat verkrij- gen : want zy geloven dat de zielen van deze in andere lighamen verhuizen zullen. Deden deze verdoolde en blinde menfchen: zoo veel voor den waren Godtsdienft, en warenze zoo yverig in het aanbidden van den waren God, zy zouden nietalleen den ouden Europifche Kluizenaars, die vrywillig uitterlijk veel hebben uitgeftaan, ge- lijk zijn, maar hen ook verre overtref- fen. De Inwoonderszeiden ons, dat op den berg Quanglin zoo veel klui-

|

Ï

GEZANDTSCHaA Tr aan den Grooten

zen zijn , als men dagen in her jaar » telt: „Zy zeidenook;, dar deze berg al- tijt met nevelen” en wolken bedekt lag, fchoon het rontom helderen klaar we- der is : en dat deze. wolken dikwils daar zoo dik op lagen, dat men uit het Meir Poyang den zelven berg niet zien kon, hoewel hy daar dicht by leid. In de landftreek van deze-hooftftad-grocît ook een groote meénigte van Hennip; daar af d’Inwootfders zomer-klederen maker, die zonderling de hitte’en het fteken der zonne wederftaan; en het zweten beletten. |

Ten weften vandeze hooftftad heeft wonderlijks men-ook eenen Bron; die op’Sineefch *°”- Kien. geheten wort. Het water, dat uitdezen Bron komt ftorten; vertoont int vallen een lakerr van zilvere dra- den, en levert dertigh beken uits De Sineezen houden. dit water in groote waarde, en voor een zonderlinge ge- nees-middel tegens verfcheidene ziek- ten, De poel Poyang doorklooft de landftreek van deze hooftftad in ’t mid- den,en deilt hetin:twee deelen. Deze landftreek nwort by de Sineezen zeer hoog geacht ; zoo wel ten aanzien van de vruchtbaarheit der bergen , als van de koren-velden: want de landen vallen zeer vruchtbaar in 'tvoortbrengen van rijs, koorn en aartvruchten.Niet alleen zijn de vlakke landeryen; maar ook de bergen en heuvelen bebout, en ter plaatze daarze niet bebout zijn, ftaan- ze-met bomen bezet. Het land is ook zonderling met visrijke Meiren en Re- vieren gezegent, zulks men hier een overvlaet van alle dingen heeft.

_ Den negen entwintigftendeden wy, _ Komen re om ons van leeftogt en hout teverzor- "*** ä gen; en d’achtergebleven vaartuigen in °° ai te wachten, de Stad H U KEU aan, de vierde:klene Stad van de vijfde hooftftad Kieuktang. Deze Stadleid veertig mijl var de voorgaande hooft- ftad Nankane ‚aan de enghte van het Meir Poyang, en op de rechter-zijde van de Revier Kfang „die zich met dit Meir vermenght, en daár uit ook zeer

veel waters ontfangt. Aan de'noortzy

van deze Stad vertoonde zig een zeer aattige en antijkfche Klip, die (gelijk in deze nevenftaande Prent vertoont wort) met een zonderlinge DE,

cit

=e u

Mt 4 it

f

mat

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina. heit en geeltigen zwier Over de Ratiegtform. en-onweer-tegen. dezen bergh

hing, en met ruigte en kreupel-bofch doorgaans vermakelijk bewoffen was. Men zag hier ook aan den voct des bergs een zeer groote en Schoone Pa-. gode ftaan, en daar rontom verfchei-. dene huizen. De muuren, daar meê deze Stad omcingelt is, lopen, (voor-. ‘namelijk aan den kant van het geberg-. te,) om en over verfcheidene heu velen, bochtig enkrom, Vry fterk en dik zijndeze muuren, en, tot meer- der veiligheit en befcherming der Stad, op verfcheidene plaatzen met fterke , „en groote wacht-huizen bewaarr. Deze Stad, dievoor den laaften Tartarifchen

__ @otlogh vol neringh en welvaart was,

EP Le

rn,

js noch zeer volkrijk, en met groote,

en aanzienlijke fteene gebouwen door

Wonderlijke

Bergh.

gaans dicht betimmert. Men vind hier ook een groote meenigte van winkels, daar in allerlei Sineefche koop-man- fchappen en eetwaren tallen tijde te bekoomen zijn. „Gelijk de ganfche landftreek „der. bovengemelde hooft- | ftad, in ’t voortbrengen van, allerlei veltvruchten;zeer welig,en vruchtbaar | is, alzoo.munt deze Stad in denftapel | van allerlei eetwaren boyen al d'ande- re vier fteden uit. Vifch, van allerlei flag „-is-hier in grooten overvloed te bekomen ; en voor zoo een geringe

prijs, dat zulks byna allen geloof te |

boven gaat. Tonijnen en Bruin-vif- fchen , die de Sineezen voor eengroo- te lekkernye houden; Steuren en Zal- _ men; en diergelijke meer andere Zee- viffchen worden ontrent deze Stadt met groote meenigte gevangen. D'eb en vloed van de Zee wort men ook voor deze Stad gewaar, inzonderheit als’tnieuwe en volle Maanis. De Re- vier Kianz (troomt van deze ftad en van de hooftftad Kieuktang tot aan Zee, (dat ontrent vijftig mijlen is) zo lang- zaam en traag , dat de ftroom nauliks met -de oogen kan bemerkt worden; zulks zy ook hier door over alte fcheep met vuitgeftrekte zeilen tegen en voor de wint kan bevaren worden.

Ontrent deze Stadt vertoont zich een bergh, die in de Sineefche tale Kechung geheten wort, dat Zoo veel te zeggen is, als een fteene klok : want _de golven, die uit het Meir Payang by

hielden deze luiden het oog op ons,

falen hen zulks niet verhindert had. h

de worden aangejaagt, verootzakeneen ARE. {chrikkelijk en vervaarlijk geluid , dat eN eenigzins na het geluid van een klok | eb Ad zweemt. did

Zoo dra wy hier het anker in den gront haddenrdaten vallen, bracht de komfte-def Hollanders zoodanig een gerucht in Stad, en vervulde eenen ieder met zó0 grooteen blijfchap dat de ganfche Stad om zoo te fprecken, byna leedig liep , en zoo jonge als our de Perzoonen op den oever van de Revier zieh vertonen quamen, om / ons en al ons vaartuigh te bezichten. | (IN Met een zeer groote verwondetingh | ug

|

en

f _ -

en zouden zeer gaerne met ons in montgemeenfchap getreeden hebben, indien de verfchcidentheit der beide it!

ata wets

« a ega. a en

rn |

Wy lieten onzen Trompetter; om hen wat te vermaken, het oude deunt- WN

ie Wilhelmuis; &c. op-blazens- maar ip id hier door: wierden deze „axme mene ÍN heit fchen met zoodanig een f{chrik bevan= ie

gen, dat hunner velen, uit fchrik en dl met ‚groote. verbaaftheit zich op de vlucht:na de Stad-.begaven, en zoo ge= weldig ter poorte-indrongen , dat’er verfcheide onder den voer raakten en Kl over-loopen wierden. | | Als wy ons van leeftocht-en-brant- hout wel verzien haddeny vertrokken wy weêr van deze plaats „en quamen op den achtienden te PEN G CE, de vijfde kleene Stadt van de hooft-fladt A euktang: Dus verre waren wy van A ancheu tot aan Nanchang de Revier Can opge varen, en van daar over. 't Meir Po- Yang totaan dit Pengee, CN in de Re- vier Ajang gekomen : die wy, om onze reize na Peking te vervorderen, Ooftwaart moften opvaren. Deze Re- vier. Kranz, die ook Yangers Ktang dat op Neêrduitfch zoo veel als de Zoone der Zee gezeght is, deilt geheel Siza in een Noorder en Zuider gedeelte, vloeit van ’t Weften nat Ooften , en krijgt verfcheidene namen van de lant- fehappen die zy bewatert ; gelijk zulx breeder in het twalcfde Hoofiftuk van onze Algemeene Befchrijvingh ver- klaart ftaat.

Komen 1d ais Pengce, 4 /

M 3 Deze

GEZANDTSCHar aan den Grooten

Berg Siaocu.

Berg Ma- hang.

Deze ftadt Pengee leid tnegentigh ly van Hukeu , achter een Eilant, aan de ooftzijde vande Reviere Kiang , en is van achteren rontom met hooge en antijkfche heuvelen omringht. Hare muuren , daar in zy aan den kant van 'tgebergte beflooten leid, lopen meê op en neerlanghs de heuvelen in ver- fcheidene bochten en kromten. Van binnen iffe met vry groote en aanzien- lijke gebouwen verciert, die alle zeer vreemt en op een zonderlinge wijze gefticht zijn. Dit Pengee is wel kleen- derals Aube ‚maar overtreft háar ver- re in gebouwen, die in Hukeu meetft vervallen, en door den oorlogh ge- fchonden zijn.

Niet verre van dit Pengce vertoont zich een Bergh, St4ocu geheeten, die zoo fteil, hoogh en on-aankomelijk is, dat geen menfch daar op kan ko- men. Zy leid ín eenen poel, is rontom met water beflooten , en heeft aan de zuid-zyde een kleene, doch zeer vei- lige reê, daar op de fchepen by ftorm en onweer zich in alle veiligheidt ver- bergen kunnen.

Aan den zuidelijken oever van de Revier Kang, heeft men ook eenen Bergh Makane, die door geheel Sina zeer vermaart is, en dat ter oorzake van het fchip-breuk lijden der fEhee-

EEEN jr IIA mt UI = - er ”. de wemmm ny 7 ), h j E Inf

am amtet V u

pen. Komen de Schippers eer weinigh van den oever af te dwalen, zo gebeurt het zelden of de fcheepen worden door het gewelt der golven weg ge- voert en tegen deze klippen aange jaagt, datze aan duizent ftukken fto- ten. de De Gezanten gingen met eenige van onsgevolg ( dewijl het een aangenaam

weder was, en zy hunne leits-luiden .

hier wat moften inwachten) op het bovengemelde Eilant, dat volried en willige-bomen ftont , wat vertreden ; doch wierden benootzaakt terftont weer te rugh te keeren, dewijlze het fpoor van eenen Tijger, die-zich in deze landt-ftreek by meenigte onthou- den, gewaar wierden. Als hier de Si- neefche Boots-luiden of Barkiers den Hollandfchen kok zagen te vuur gaan, quamenze by de Gezanten inde kajuit, vielen voor hen met gevouwen han- den op de knien, ven verzochten met veel fmeekens en biddens „dat zulks

Sinasfche Water-dui-

wel,

mochte achter weegh gelaten worden;

dewijl,zo zy zeiden, zeker onder-water duivel, die zich in fchijn: van eenen draak of groote vifch ontrent dit Meir onthield , en’tgebied over-ddeze land- ftreek had , van zoodanigheen natuur was , dat hy de lucht van-gebraden Hoenderen, gekookt Spek „of eenige

wel-

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sind. 95

welriekende {pijze in zijn neus nict | nu Kiangning gelteten, gebleven: Maart konde verdragen; maar telde; zoo | de Tarters, in dezen leften inval, heb- dra hy zulks quam te riekén, het wa- | ben niet alleen de koninklijke Paleizen ter metal de viffchen tegen het vaar- | en de keizerlijke Graften, die alle zeer tuig, daar in deze {pijze bereid-wierd, | prachtigh gebouwt waren, verdelgt, zoodanig in rep en roer,datze daar niet | en tot den gronde gefloopt; den naam dan met verlies van hun väartuigen, | van ‘tlandfchap en de hooft{tädt veran=- en dodelijk gevaar zouden afkomen. | dert; te weten, 't landfchap dat eertijts De Gezanten lieten , op dit hun oot- | den naam van NM anking voerde, Kiang- moedelijk en lang bidden, endelijk den | zax, en de hooftftadt, die voor dezen Kok beruften, en beleden zich voor | Zegtien geheten was , Kiangning ge- dien middag met een drooge maältijd. noemt, maar ook deze hooftftadt van Midlerwijle vertoonden zich, na ges | haren Koninglijken luifter, en van allé —woonte, twee of drie Tonijnen , die | hare Overheden berooft, in ’t water buitelden en tuimelden; | Gelijek dit Landtfchap in voot- Groote koop- _ *twelk deze menfchen zoo groot een | trcffelijkheit en vermaartheit alle d’an- selen en angft aanbracht, datzebynade beroerte | dere landfchappen verre te boven gaat, id optlijfkregen; dewijlze zich vaft in- | alzo munt het zelve ook uit ín vrucht- __— beelden, dat de gemelde Water-duivel | baarheit van weelige Akkers, en groo- _alrcêlaft gegeven had , tot het beftor- ten koophandel : want in ditlant{chap „men en om-ver werpen van hun \ leggen de voornaamtfte fteden van ge- _ Berk. he heel Sina, en ieder ftadt verflrekt een Tot dus verre waren wy noch door | treffelijke koopftadt. Zoo gtoot een hetlandfchap Kiang/f getrokken; maar | zwerm van Koopluiden, en zo groot tegen den middag kregen wy voorby | een meenighte van Koopmanfchappen deze Stad Pengce twee kolommen in | vind men doot dit ganfche geweft, dat gezicht, diein’tmidden vande Re-, zulks byna allen geloofte boven gaat. vier ftonden, enhetlandfchap Kiangff, Niet min munt dit geweft ook in schoeprijk: van het landfchap Nanking , daar wy « fcheeprijkheit boven d'andere landt eit. nuinquamen, van elkandre fcheiden, {chappen uit: want het getal ván aller- *k Zal, eer ik de voorvallen van onze | lei vaartuig is hier zo menighvuldigh, teize vervolg, de grens-fcheiding, het | dat het fchijnt dat hier alle de fchee- getalder groote en klene Steden, &c. pen van de ganfche werelt by een ver=

hier voor af in’t kort laten volgen. gadert zijn. Doch geen wonder, ins Grens-fibi- _ Ten Ooften en Zuid- Ooften wort | dien mên op de gelegentheit der Re= ding. dit landfchap Naaking , dat voor het | vieren, daar dit landfchap meê bewa-

negende landtfchap-onder de vijftien | tert wort, wil achting geven; want gereekent word, met de Zee bekab- | dewijl men door middel van deze Re- belt. Ten Zuiden paalt’et aan ’tlandt- | vieren hier van daan na alle geweften fchap Chekiang , ten Zuid-weften aan | van Siza tc fcheep kan varen, en alle tlandfchap Krangff, ten Weften aan | fchepen, die verder op willen, hiet - Hnguang , ten Noord-weften word'et | by een moeten komen, wat wonder mêthetlandfchap Honan, en’toveri- | dan, dat zich in dit geweft geduurig ge met Xantung befloten. zoo een groote meenigte van fchepen E: Nankng _ In dit landfchap wiert eertijts het | vertoonen. En komt al het vaartuigh bevei, Hof ( voor het vervoeren des Keizer- | na dit landfchap uit de Revier Kang, ke bof gebou= lijken ftoels na Peking ) van d'oude Si- | door breede vaarten, die met handen den, neefche Keizeren gehouden. En/of door de natuur gemaakt zijn, en fehoon de ftoel en zetel des Rijks dus | gemeenlijk koninghlijke Vaarten ge _na Peking vervoert was, zo zijn even- noemt worden. wel tot aan den leften Tartarifchen | _’s Lants Inboorlingen vallen zeerzes Aart det oorlogh het Hof des Keizers en alle | dig, fpitsvondig , fchrander, gedien-*%- Overheden, gelijk tegenwoordigh in |ftigh, en gemaniert. Het landfchap de Keizerlijke hooftftadt Peking, in levert ook zeer goede en naerftige opper-hooftftadt van dit landfchap, werk-luiden uit, die in't oeffenen hun- me nek

Te en en et pn E Eanì > Ee. es . -

-

is 1pt ä Mile

Menigte van

Zy- Devers.

Geral der Steden.

96 _GEZANDT sCHaA P aan den Grooten

ner handwerken zees vlijtig en kloek zijn. Men vind in dit landfchap vele geleerde luiden,die aldaar inde{cholen ter toetze geftelt worden.

In dit landfchap, dat niet zeer berg- achtig dan in’t Zuiden is, valt een gto- te menigte katoens en zijde. Hier door zijn in dit geweft zoo veel Wevers, (want in ‘t weven beftaat de hooft-ne- ringh der Inwoonders ) dat men zeit, datdeStad Xangha? alleen, met haar omleggende Dorpen, wel twee hon- dert duizent Wevers, dat meeft alle katoen-wevers zijn, kan uitleveren. Dit weven, ‘t geen aanmerkens-waer- dighis, wort voornamelijk door het vrouw-volk gedaan : want de mannen bemoeien zich met den land-bouw en andere werken. En dat meeris, de mannen nemen dikwils de kinderen waar , terwijl de vrouwen op ’t getou zitten. Ditlandfchap Nanking is ook door hare kunftige handwerken door geheel Sia zoo vermaart, dat al het gene, dat hier gemaakt wort, zonder- ling hoog geacht,en boven alle andere dingen, die op andre plaatzen gemaakt zijn, geftelt wort.

In dit landfchap leggen veertien hooftfteden , die wel tegen gemeene landfchappen opmogen , en over hon- dert en tien klene fteden de heerfchap- pye voeren, zonder d'andere kleene plaatzen, die ontelbaar zijn , daar on- der te rekenen.

De veertien hooftfteden zijn deze, Kiangning Fung yang Suchen, Sung- Klang, Changchen, Chinktang, Yang- chen , Hoaigan , Lucheu , Ganking, Taiping , Ninggue, Chicheu en Hoei- chen. |

KranNeNriNeG, anders Zugtien en Nanking geheten, gebied over zeven fteden, als Krangning, Kruyung, Lie- yang, Liexui , Caoxun , Kiangpu en Lobo.

Funreyane. gebied over achtien fteden, als Fungyang , Linhoai, Hoai- yven, Tingyven, Uhu, Hung, Xen, Hlokieu, Mungching , Su, Hiutai, Tienchang,' So, Lingpi, Ing, Tacho, Hao en Ingxan ; onder deze zijn Su, So en Ing de voornaamfte.

Sucnev gebied over zeven fte- den, als Sucheu, Quenxan, Changxo,

Ubtang, Kiating, Taicang en Cunz- ming. gi SUNGKIANG gebied over drie fteden als Sungkiang , Xanghai , Cngpa. '

CuanNeenev gebied over vijf- fteden, als Changcheu, Pufe, Kiangyn, Gniking en Cinhiang. |

HINKIANG gebied over drie (te- den, als Chinktang , Tanyang , en Kin- tan.

YaNeenev gebied over tien fte- den, als Yangchen, Ychin, Taibing, Caoyen , Hinghoa, Paoyng , Tai, Ju- cao, Tung en Haimuen. Onder deze zijn Caoyeu en Tai de voornaamfte.

HoareaN gebiedt over tien fte- den, Hoaigan, Congho, G antang , Tao- yen, Moyang, Hat, Canyu, Pi, So- ctven en C2uning. Onder deze zijn Haf en (# de voornaamtte.

Luc erv gebied over acht fteden, als Luchen , Kuching, Lukiang, Vu- ghei, Cao, Logan, Iuzxan en Hoxan, waar van /uguer en Logan de vermaar- fte zijn. |

GANK IN gebied overzesfteden, als Ganking , Tungching , Cienxan, Tai- bu, Sofung , Vangkiang.

FaArpine overdrie, als 7aiping, Vuku en Fachang.

Nineque over zes, als M ingque, King, Taiping, Cingte, N inggue en Nanling.

Curcureu meê over zes, als Ci- chen, Cingyang Tungling , Xelai, Kiente en Tunglieu.

Horrenev meê over zes , als Hoeicheu, Hieuning , Vuyven, Kimuen, Tu, Giekt.

Noch leggen in dit landfchap vier gemeene fteden, die op Sineefch niet Fu, maar Cheu genoemt worden, en andre mindre fteden (die de Sinezen Hien noemen) onder zig hebben. Deze vier fteden zijn Qwangte , Hochen, Chucheu en Siuches.

Quangte gebied over een eenige ftad Kienping; Hocheu over Hanxan ;

Chucheu over twee andere, Ciyenczao

en Taigans Sincheu over vier, Siao, Lanxan, Fung en Poi.

Het Sineefche Reken-boek telt in _ ceral des dit landfchap negentien hondert dui- 7%

zent, negen-en-tzeftigh duizent acht | hon-

mk and =De dre

ded ike ia 7 a ke + Î eN beds s Hd ES! 4 il la IN ikt 7 d ink 4 Ek {le 5 ik ; E ms $ et be | | ER > Te AR i ben ze ê ! 4. : daad tehedadt ‚ne d. a Î eis ng ï a |

Sthatzing.

Tartarifchen (ham,

hondert en zeftien Huisgezinnen ; als meede ontrent negen en tnegen- tigh hondert duizent, zeven-en- tzeltigh duizent, en vier hondert en negen -en=twintigh weerbare Man- nen.

Het opbrengen der fchattingen van dit landíchap aan den Keizer , beftaat ontrent in negen en vijftigh hondert duizent vijf en tnegentig duizent vier en dertigh zakken Rijs; in zes dui- zent acht hondert en drie en tzeftigh ponden ongemaakte Zijde; in achten twintigh duizent vier hondert en twee en vijftigh ftukken allerlei flagh van

bereide Lakenen; enin twee duizent !

zeven en tzeventigh rollen geweven Hennip-doek. Maar in plaats van Ka-

toen, wort hier gelt opgebracht. Daar

en boven brengt dit landfchap noch op tôt voeder voor ’s Konings paerden, acht en vijfigh hondert duizent vier duizent twee hondert en zeventien bundelen Stroo of Hooi ; en zeven hondert duizent vijf duizent en een hondert pont Zouts. ’t Welk alles, tzamen gereekent , byna een onberee- kelijke zom penningen aan gelt be- draagt. En my is ook van zommige 'slants Opper-hoofden voor de waar- heit verhaalt, dat dit landfchap jaar- liks aan den kant van twee en dertigh miljoenen dukaten aan den Keizer op- brengt. Doch dit klincke niemant vreemt in d'ooren; want behalven het opbrengen der bovengemelde {chat- tingen, zijn ‘er noch vijf tol-plaatzen inditgeweft : ook moeten alle Waren, die uit de hooftftad Nankznz gevoert worden, zekren tol betalen. De ftadt Xanghat alleen betaalt aan den Keizer,

mg a a _ ger er Te ee en ne

of Keizer van Sina; 97

aan de poorten vaft gehouden , er

zeer nauw bezocht. En gebeurt 'et

dat 'er eenige betrapt worden, die hun=

ne koopmanfchappennict hebben aans

gegeven, daar valt dan de wacht ge= ( lijkerhant op , en flaat die zo lang af ; ‘tot datze den tol betalen , indienze hunne goederen niet willen verbeurt gemaakt hebben, ’t welk wy menigh-

maal in Nanking gezien hebben, daat ‚de Sinezen nochtans grooter vryheit | hebben als elders.

‚__Op den negen-en-twintigften landen ‘wyaan TONGLOU, of Tonelien,

de zefte ‘kleene ftadt van de dertiende

hooftftad Chicheu, en d'eerfte plaats

die wy in dit landfchap Nazking aan-

deden. Ditis een kleen ftedeken , leid dicht aan de zuid-zijde van de revier Kiang, op een zeer vermakelijke en aangename plaats, die rontom met rij= zende heuvelen en neêrdalende valeien

omringt wort. Het leid rontom, zo aan den water-kant, als na het gebergte, in vry fterke en vafte muuren befloten, die mert de valeien en heuvelen op en neêr rijzen en dalen, en doorgaans met hooge Bolwerken tot meerder fterkte befchermt worden. Zeer heerlijk en treffelijk vertoont zich deze {tad van verre, als men langs de Revier daar natoe komt varen; maar als wy daar binnen quamen, vonden wy de zelve

delt: want de Tarter heeft ook tegen deze ftad met branden, breeken en fchenden zo fel gewoed, datze byna | niet met allen van haar voorige luifter

behouden heeft. Alleen vertoont zich noch een eenige ftraat, die met ver- fcheide gebouwen doorgaans bezet is ;

voor den tol van de Wol, de zom van | al 't overige is een woefte romp en twee hondert en vijftig duizent duka- \ puinhoop’ van kalk en fteen, en een ten. Geen wonder, dewijl de tollen en | deel vervalle en neêrgefimeeten gebou- inkomften in dit koninkrijk zeer groot wen, die ftads ouden glans en vorige en menigvuldig zijn. 'k Heb in Nan- heerlijkheit noch te kennen geven. king op verfcheidene plaatzen gezien, , Onder de gebouwen, die noch in we- daar de borgery zeer jammerlijk over | zen, en de fchrikkclijke razernye der de zware fchattingen klaagden. Alle ( Tarters ontgaan zijn, munt in grootte groote Winkels en Herbergen moeten en koftelijkheit en Sineefthe boukun- ?s maants vijfen twintig Fanga, ofder- | tige orde, het Hof van den Stadhou- tigh toels zilvers opbrengen , of lijden | der uit, dat zonderling aartigh en an- dat de Tartersin hunne huizenkomen | tijks gefticht is. Men ziet hier noch, vallen, en hen ongenadigh handelen ; | hoe deerlijk de burgerlijke huizen ver- eok worden d'in- en uitgaande luiden | delgt zijn, in 't inkomen twee hooge

en

mn Demn

Landen te

Tonglieu ,

dat deerlijk van de Tar-

X é ters gefroopt deerlijk geftelt, en jammerlijk mishan- it it

Gang king.

Varen voors

by Anbing.

98

en. kunftigh-geboude Cier-poorten of Triumf-boogen ftaan, die , en dit Hof, d'ongefchondenfte van alle de gebou- wen zijn, die zich in deze ftad ver- toonen. „Dit Hof is ook. met een breede en visrijke vyver verciert, die uit de Revier door de muur is- ge- leid,

De Majcftraat of Regeerders vande ftad Twnglien, deden de Gezantenmet een groet-briefje (dat in Siza heel ge- bruikelijk is) zeer heuslijk en hertelijk begroeten. Zeker ander perzoon bood hen eenige gefchenken voor de keu- kenaan maar die wierden met groote beleeftheit en op het vriendelijkfte af- geflagen. Men zagh in deze ftad- geen andre waren te koop als Sparren, zulks de zelve beter een Noorweegfche als een Sineefche (tad geleek. Op twee mijl na aan deze ftad zagen wy onder ‘t varen ook zeker eilant in 'tmidden van de revier Kiang leggen, dat de Sinezen Sanglo noemen.

Ontrent dit Tunglieu, niet verre van den oever der reviere, leid een zekre berg Kienboa, of de Berg der negen Toppen,die de gedaante van een neêr- gebogen bloem vertoont.

Twee mijl van dit Tunglien , zagen wy in't voortvaren ( want wy voeren dien zelven dagh noch van deze ftad af ) aan d'oever of Noord-zijde van deze revier Ajang , de tiende hooft- ftadt Ganking leggen; dateen vande vermaarfte fteden van dit geheele lant- fchap is, en in koophandel en rijk- dommen zonderling uitmunt ; dewijl geene Waeren uit andre landfchappen na de hooftftad Nanking gevoert wor- den; of zy moeten eerft door dezeftad komen.

Den dertighften , na dat wy van het bovengemelde Twuclien vertrokken waren, voeren wy met onze ganfche vloot-voorby de ftad- Anbing, die van zommigen ook Chichen genoemt wort, en de dertiende hooftftad van dit land- fchap Nanking, en tnegentigh Zy van Tunglten gelegen is. Wy vonden deze

hooftftad aan den Zuiderlijken- oever

van derevier Aang leggen, en is,na gifling te fpreeken, ontrent twee uuren groot, Langs de-revier zagen wy een fchoone en treffelijke voorftad leggen,

GEZANDTsCHAP aan den Grooten

die doorgaans met heerlijke huizenen Pagoden vergiere was, De muurensdie de ftadt rontom omeingelden en” in dikte en fterkte zonderling uitmunten, waren meer dan vijf en twintigh, voe-= ten hoog, en rontom met ticchel-ftee« nen cierlijk opgehaalt. Nade landzijde vertoonde zich een heuvel, die won- der vermakelijk en-doorgaans- met groente bewoflen was. Op dezenheu- vel zagh men een Pagode of-heiden=: fchen Tempel ftaan, daard’omleggen= de Inwoonders met een zonderlinge yver ter biechte quamen, en den Af= god der plaatze met het flachten van Vee , en vereeren van allerlei vruch=- ten, offerhande deden. Op deze Par gode ftont een cierlijke en netgeboude Tooren, die met zeven tranffen ofom= megangen naar om hoog rees.

De landftreek van deze hooftftadt valt zeer bergachtigh , en heeft weis nigh vlakke velden , maar vlocit even- wel over van alle nootwendige dingen die tot 's menfchen onderhoudt van nooden zijn. En 't geen'er ontbreekt, kan langs de revier Kang van alle kanten daar in gebracht worden.

Den zelvigen dagh leiden wy noch

Komen te

zo veel weegs af , datwe tegen den Tenging.

avondaan TU NG LING of Tongling quamen , de derde kleene ftad van de bovengemelde hooftftad

Chicheu. Dit 7; ungling leid twee hon-

dert en twintigh /y van Anbing , ineen luftige en wonder aangename plaats, die met heuvelen en bergen rontom omringt wort. Het leid ook zodanigh rontom in zijne muuren beflooten; dat het beflag of beftek van binnen de ge- daante van een klaverbladt vertoont; en is vry kleen , en alleen maar een half uur in haren omtrek groot. Voor dit fteedje leid een Inham of Boezem, daar in by ftorm en onweêr, of als de revier fterk komt affchieten, de fchee pen,die de revier op en af varen, in alle veiligheit zich verbergen kunnen; 't welk deze plaats zeer neering-rijk maakt. Op den hoek van dezen In- ham ftont een vry fterk Kafteel; dat

aldaar gefticht was, om deze ftad voor

alle gewelt en vyandlijke aanvallen te befchermen, en deze Haven veiligh te houden. Behalven het {nel affchie-

ten

+ Pea”

_

rg n Ee Emms End -& sp pe md nd ie ee es = => E ° _ _ - N - _ GT 7 à . zi en Ten ne . et kn

EE r es fr er, P pn rn

nd rr en ig Bek E

: atifrtió ANNO

ien, jill NNS

Eat Ad ue

/

| 4

il

Û

en dese mt re a

Ten En ne

ft « nn Ees k- : a REE - Ee ade ee ee

en R _ Te bed en Ee ee mr _ Ne Ed eed mn 1

—e

an Hont 1 et

ee Jijie” 3

AOT es Ml je ve BS

WLR

od

deer

Si yrarg uee CN af red td oven at a vr: Wes ed zj AA

hele md nn in

rra

Jam wenn. u _ - es gn IE se eg ER ME Á mn Ee ee ma dd ee =

ne = Ns _

en ee eere = nme pn,

Weerklank ‚ep den berg.

tenen fterk ftroomen der reviere (waâr door hier meenigh fchip te blijven komt; ennoch veel meer zouden blij- ven, indien deze ftad met deze veilige Boezem niet verzien was ) leggen hier ter plaatze zo veel blinde klippen, dat wy zeer bevreeft en met groote angft bevangen wierden , als wy de zelve in ’t weder-keeren. (dewijl het water hier by winter-tijdt veel laeger is) za- genblootleggen. Terwijl wy hier aan land lagen en deze plaats bezagen ; zei- den ons d'Inwoonders , dat op zekren berg, daar ontrent gelegen een won- derlijke weêrklank te hooren was, in- dien men daar op eenigh geluit maak- te. Wy, uit nieusgicrigheit om dezen weerklank te hooren, klommen op dezen bergh, die zijnen kruin boven de ftad verhief, en lieten daar luftigh op de Trompet blazen , waar door zo een aangename weêrklank ontftont, dat wy daar over ten hoogften verwon- dert ftondén. En niet alleen beftont deze weêrklank in aangenaamheit van toon , maar hy wiert ook tot verfchei- den reizen zo levendigh en fterk we- derom-gekaatft ,-datze de levendige ftem in duidelijkheit fcheen t'overtref- fen.

By dit Tuugling leid ook de bergh Hing , dic den naam van de Abriko-

Tartarifchen Cham , of Keer van Sina,

mn Dn p _ TT n -

ade mi

zen die daar in grooten ovérvloet voortkomen, gekregen heeft. Na dat wy ons hier met het bezichtigen van deze plaats een weinigh vermaakt en uitgeruft hadden, vertrokken wy des anderen daags van deze plaats cn za= gen onder ’t varen ter weder-zijde vere fcheide vermakelijke landeryen en mee nighte van volkrijke Dorpen leggen. Endelijk deed zig den derden vanBloei» maant zeker Kafteel U PU N op, dat dicht op den ever vande revier Kiang gefticht ftont. Dit Kafteel, dat niet verre van de volgende ftad Ufu is ge- legen, leid in een vierkante vorm, (naar uitwijzing vân de bovenftaande prent) zeer boukunftig befloten, en is met een fterke en vafte muur van gladde gebakke fteenen rontom opge haalt. In haren omtrek is deze muur ontrent twaalf hondert treden groot, en wel twintigh voeten hoog boven het watet, zo net en na de regels der bouveft-kunft opgetrokken , dat dit Kafteel d'Europifche oorlogs-werken daar in te boven {íchijnt te gaan. In ’t midden vertoont zich een ruim en breed plein, daar op een vry hooge Pagode ftaat, die de toppen van haat gevels en hooge daken zeer prachtigh naar om hoog verheft. Op den zelvendag quamen wy noch N 2 met

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

‚Eg re

Komen by MEt al Ons vaartuigh aan zeker ftadt

Ufu.

U FU of uh, de tweede kleene ftad van de elfde hooftftad 7aiping, daar wy dicht aan de voor-ftad’, onder een ftompenT ooren gingen leggen,en onze vaartuigen aan de wallen der ftad vaft maakten. Deze ftad leid op een Eiland vande revier A7ang , die zich daar in twee takken verdeelt, die dit Eilandt ter weder-zijde bewateren ; maar na deftad Nazking , vereenigen zich beide deze takken weder , en mengen daar hunne waters onder mal- kandre. Hare voor-ftad is zo volk- en neering-rijk datze veele fteden, die wy tot noch hadden aangedaan, verre in heering en welvaart overtreft: want in deze ftad heeft men een Tolhuis, alwaar alle vaartuigen , die de reviere

op en af willen , vertollen moeten. | Op ieder hoek of punt van dit Eilant

leid ook een fterk Blokhuis , dat met borft-weeringen en andere oorloghs- werken zeer verfterkt is; maar men zagh, tgeen wonder was , in het zel- ve geen krijgs-tuig of oorlogs-gereet- fchap. Zonderling ís deze ftadt door geheel Szx4 ook vermaart, van wegen het maken der wapenen: want d'In- woonders hebben zodanigh een han- deling van allerlei wapenen te maken, dat geen ftad in ’t ganfche lant hier in

tegen dit Zubu op naagh. Daar enbo- ven worden hiet ook zeer aartige en kunftige Sineefche Sampfou-kopjes ge- maakt, die hier ( daar af in deze ftad de ftapel is) opgekocht en door alle geweften van S?pa met groote mec- nighte verzonden worden. Zonderling vaerdigh zijn ook deze Inwoonders in ‘t maken van groote en kleene lampen.

Den vierden voeren wy voorby de zaren voor- derde hooftftad T E YT ON G,® Fering.

die by andre ook Taiping genoemt wort. Deze hooftftad leid ontrent tne- gentigh /y van Uf#, aan de rechter zijde van de revier Kiang, op zeker Eilant, „dat van de revier Kang, die rontom dit Eilandt loopt , gemaakt wort. De landftreek van deze hooft- ftad of dit Eilant , daar op deze hooft- ftad gelegen is, valt op zommige plaat- zen zeer oneffen en bergachtigh ; maar

op andere zeer vlak en effen. De vlak-,

ke landeryen vallen hier ongemeen vruchtbaar , en verfchaffen den huis- man jaarliks eenen rijken‘ooghft van vruchten.

Aan de Zuid-ooft-zijde van deze Beg Fien-

hooftftad (die wel twee mijl van de re- vier af lantwaarts ín lag, en van ons daar over ook niet aangedaan wiert ) zagen wy van verre een hoogen Berg leggen, die van de Sinezen 7ienmuen,

dat

t

|

Denn -

hs es ssl of es *r Pi Et Ees

dede aes me

Tartarifchen Cham; of Keizer van Saa.

dat is, Hemels- poort genoemt wort; dewijl de revier Kiang hier doortwee

heuvelen van dezen berg gelijk door.

een poort, heenen vloeit. In't voor- by-varen vonden wy inde revier, recht

Or

in de lengte uieftrekte, inde gemeene Haven, en fimeeten aldaar voor de poort Suifimon, dat op Neêrduitfch zo veel als Water-poort zeggen wil, het Anker in de gront.

tegen deze ftad over„een Eilant leggen,

De Gezanten gingen, des anderen pe Gezan- dat van de Sinezen HIA O ge-

daags fimorgens de drie Stadhouders tn gaan by de drie Stad-

Rilandt Hino.

Komen te Nanking.

noemt wort, en uit een enklen fteen beftaat, die den Tuf-fteen niet onge- lijk is, In dezen fteen vertoonden zich zeer veel kuilen en hoolen, waar in zich met groote menigte zekre nacht- vogels onthieldenen neftelden, van de welke ook dit Eiland den naam A40 bekoomen heeft. Niet verre van deze hooftftad, na’t Zuid-ooften, leid ook zeker Meir , dat van de Sinezen 74- nyang genoemt wort, en ontrent drie hondert ftadiën groot is. Zo wel dit Meir, als de revier Kiang doorkloven en bewateren de ganfche landtftreek van deze hooftftad , waar door de lan- den en Akkers, die tuffchen de takken van deze revier en ‘tmeir Tanyang te leggen komen, niet weinigh vrucht- baar gemaakt worden. Wy verftonden hier van de Sinezen, dat deze hooft- ftad eertijts een zeer fchoone plaats was geweeft, en daar in, fchoon de zelve wat diep in’tlant lag, met aller- lei Sineefche Waeren groote koop- handel gedreven wiert; maar zy ver- Kaalden ons daar by, dat de Tarters de zelve meer als eenmaal verovert, en jammerlijk met branden enfloopender gebouwen verwoeft en verdelgt had- den. Men ziet in dit geweft, onder * varen langs den oever , noch drie zodanige overfchoone Torens, als hier na’tleven in de nevenftaande prent (daar in de zelve met hunne omleg- gende landeryen ftaan afgefchetft) ver- toont worden. Deze Torens , die et-

lijke tranffen hoog ‚en hunne toppen.

zeer cierlijk in de lucht ftaken , gaven noch duidelijk te kennen, in welk een welvarenden ftaat en heerlijkheit eer- tijts dit geweft gebloeit heeft.

Den zelfden dag deed zich noch de

mn

vân dit Nanking bezoeken, en lieten), zich in Palakijns of Draag-zetels met ons, ieder op een paertgezeten , ach= ter zich daar heeren torfien. Zy wiete den daar-en-boven door den Agent; die van wegen den jongen Kanton fchen Onder-koning zig in deze hooft- ftad ophield , als ook door twee Mane darijns, die van Kanton meê geko- men warenyin ’tafwezen van den Man- darijn Pinxentou, die noch achter was; met groote ftatelijkheit geleid.

D'eerfte Stadhouder liet de Gezan- ten in zijn binnenfte zaal voor zich ko= men, en deed hen, na het afleggen van onderlinge cerbewijzing en heu- fche plicht-plegingen , aan zijne zijde neêrzitten. Hy was wel een Sinees van afkomft , geboren.in de ftad Leoatung, maar toonde.zich evenwel uit der ma- te nedrigh en beleeft. De Gezanten toonden aan hem een briefje van de gefchenken, die hem toegeleid waren; maar hy begeerde die niet t'aanvacr- den, ter oorzake zy den Keizer noch niet gezien hadden. Alfle met dezen

ouders.

Komen by dan eerften ;

By den

eerften een tijd lang van eenige zaken? veeden;

gefprooken hadden, vervoegden zy zich, na het nemen van een behoor- lijk affcheid „, by den tweeden Stad- houder, die meê een Sinees, en van Leoatung geboortigh was ‚doch toon- de zich, niet min als d'eerfte, zeer minzaam en beleeft. Hy deed de Ge- zanten zonder veel groote plicht-ple- gingen te gebruiken, neffens hem neêr

zitten, en nam het briefje van de Ge-

zanten, daar op de gefchenken, die hem toegeleidt warten , gefchreven ftonden , met groote beleeftheit aan ,

en liet het door eenen van zijne Krijgs-

overften lezen ; gemerkt hy zelf niet

wijdvermaarde, overtreffelijke enko- lezen kon ; doch de gefchenken , om

ninklijke ftadt N A N K op diemet recht voor d'eerfte hooft- ftad- van dir dandfchap Nanking gere-

“kent wort. Wy quamen door een

gracht, die zich wel een half uur verre

ING | de zelfte bovenverhaalde reden, wil

de hy niet ontfangen. Van dezen, na het nemen van een

By den

behoorlijk affcheit , begaven zy zich derden.

na den derden Stadthouder, die zijn N 3 woo=

TEI er

Sineefche Kacchel,

Worden

met den There

drank ont- baalt.

102

wooning binnen den muur vanhet ou- de Keizerlijke Paleis had. Deze Stad- houder liet de Gezanten, zonder ec- nigh vertoeven of lang op te houden, binnen by hem in een kamer komen, hebbende zijne vrou neffens hem zit- ten. Het was een vierkante groote en breede kamer , die met vafte en breede flaap-banken (daar op koftelijke rode gevilte zit-kleden lagen ) en een Kac- chelof ftove, die des winters geftookt wiert , verzien was. Deze Kacchel, daar neffens na de venfters een zit- plaats ftont , van kley opgemaakt, wiert van onderen geftookt, (dat meeft met lang riet gefchiet dewijl het hout in dit geweft zeer fchaars valt) en het rook- of tocht-gat ftrekte zich na bui- tenen; hoewel de rook ook noch van binnen door de kamer trekt. De ge- melde Stadhouder , die een Tarter van geboorte, en een jong en verlijvigh perzoon was , verftond zelfs de Sinee- fche tale niet; zulks hy zijne Zoonen

tot Tolken of Taal-mannen mofte ge-

bruiken. Zijn vrouw , die ftout en moedigh van inborft was , en meer fprak als de man zelf, vroeg den Ge- zanten na alle dingen , en ontzag haar niet hun geweer, dat zy met groote verwondering aanzag , alseen zoldaat uit te trekken. De zaal raakte terftont vol Tartarifche Juffers , die, als ftaat- Juffers en dienaretfen van deze vrouw, een grooten zilveren ketel vol Thec- drank, met melk en zout gemengt, in ‘t midden ftelden, Zy fchepten dezen drank met pol-lepels uit-den ketel, en gooten dien uit de pol-lepels in houte kopjes van drie mutskens groot , die den gaften in de ronte gefchonken wierden. Deze kopjes zijn van bruin hout gemaakt , dat hier te lande in Europe Koladuur-hout genoemt, en uit Stam in Sina (daar het in groote achting:is) gebracht wort. De Sine- zen zo wel als de Tarters drinken de Thee, met melk en zout gemengt, (dat wy den naam van bonen-zop ga- ven, dewijl deze drank in dikte en kleur niet qualik na boonen-zop ge- lijkt) uit de bovengemelde houte kop- jes ; maar deklare Thee (te weten,zui- ver water , ‘daar in alleen het Thee-

kruit te zooden heeft gelegen) drin- 4

GEZANDTSCHaAP aande Grooten

|

kenze uit porceleine kopjes ; en andré dranken , als Sineefch bier, en de drank Zamfou geheten, dievanrijs gemaakt wort, uit zilvere, en by gebrek van dien, uit porceleine kopjes.

Als de Gezanten hier dus wel, enin Pe Gezan-

alle min en vrientfchap onthaalt wa-

ten komen by genen Tartan

ren, begaven zy zich, ophet vertoog iftben sdel- van den Kantonfchen Agent , na ze-”*”*

kren Tartarifchen Edelman , die ter zelver tijdt uit Peking hier aangeko- men was. Hy was een jong en ruftigh perzoon, en had zijn Logement in een oud vervallen Hof, dat meê aan het bovengemelde Keizerlijke Paleis hoor- de. Maar alles lagh hier ongereddert en ongefchikt overhoop cn men zag daar anders geen huisraat, als twee of drie oude zitbanken, en wat gereet- fchap om de Thee daar in tekoken, en om te fchenken. Zijne Paerden, Mui- len, Ezels , met vier Drommedarizen en Kameelen met bulten, liepen, zon- der ftalling, over ’tplein heen” en we- der in ’t wilt. |

Na dat de Gezanten van dezen Edel-, Pe Gezan-

ten zijn met

man met den Thee-drank luftigh ont- sun gevolg haalt waren, wierdenze, als ook ons by den agent

ganfche gevolg, door den boven-ge- melden Agent, met zonderlinge ftatc-

lijkheit, nazijn huis geleid , om aldaar _

het middagh-maal mer hem te doen. Een koftelijke en heerlijke maaltijdt had deze Heer hier laten bereiden , en onthaalde ons met allerlei fpijs en drank zeer treffelijk ; zulks wy tegen den avond met groot genoegen van hem fcheiden, en hem voor de genote eere bedankten. Tegen den avond be- gaven wy ons weder in onze vaartui- gen , om aldaar onze nacht-ruftte ne- men, want de Gezanten zo wel als wy hebben in al dien tijd, zo wel in d'op- reize na Peking, als in d'afteize , ner- gens anders hun verblijf genomen als in hunne vaartuigen , uitgezeidt te Kanton, te Nangan, ente Peking. Deze prachtige Hooftftadt en ftadt

ter maaltijt.

Gelegent-

zonder weêrga, ja paerel en kroon-#? va”

draagíter van Sina , leid tnegentigh fy van het bovengemelde Taiping , aan d'Ooft-zijde van de revier Ajang , en op de hoogte van twee en dertigh gra- den Noorder-breette. Zy leid-ook op

een zeer vermakelijke en vruchtbare -

plaats;

N

anking.

Tartarifchen Cam,

plaats; want de revier Kgang drijft „hare ftroomen door middel van een gracht: niet alleen voorby deze ftad, maar zy is eok met grachten zodanigh doorfneden, dat men met vry groote fcheepen door de ftad varen kan, In deze ftad heeft eertijts het Hof der ou- de Sineefche Keizeren geweeft ; want hier hebben de Koningen U, Cy, Sung „Gi, Leang, Chin en-Tanga hun- nen Zetelen Troon geveft; hier heeft ook een tijtlang deftam Taiminga ger heerfcht, ter tijt toe hy den ftoel des Rijks van hier na Peking vervoerde, om des te beter van naby het inval- len en poogen der Tarters te beletten. De Stichter van deze ftadis een zekre Gueus geweeft, Koning van Cu, dic

haar Kinling noemde ,’t welk Goude |

Jandfchappen te zeggen is. Daar na | noemde d'eerfte fpruit van den ftam Cina haar Moling. De Koningen van U, die eertijts in deze ftad hun Zetel hadden gaven haar den naam van | Kienye. De tam Tazga befchonk haar met den naam van Kiang xing ; maar de {tam Taiminga noemde haar Lugtien. Doch de Tatters, die voor eenige wei- nigh jaren geheel Sia veroverden en afliepen, hebben haar weêr met den naam Kiengning befchonken,

Daar deze ftad zich na den kant van de revier Kiang uitftrekt , heeftze een breede en diepe gracht leggen, waat langs, men uitde revier Afang na de ftad komt opvaren; zulks deze ftadt ontrentzes /y vanderevier aug lant- waartsindeid. In deze gracht leid voor de ftad. een Schip-brugh van veertien groote Ponten, waar over men ge-

peftadis voeglijk in ftad kan komen. D'Ooft- weken tijde der ftad, die diep lantwaarts in- loopt, leid in een vlakke Valei, die eenighzins heuvelachtigh, en hier en

daar met breede grachten zo diep door-

{heden is , datmen ook dit deel der ftad

met allerlei vaartuigen , na wil en wenfch, bevaren , en aldaar zo wel,

als aan de zijde na de revier Krang ,

met vry-groote fcheepen laden en lof-

fen kan. Over deze grachten leggen verfcheide fteene Bruggen en Sluizen,

die alle zonderling boukunftigh ge- flicht, en op verfcheidene welfzelen

en boogen te ruften komen. Na 't ge-

of Keiger van Sina. Lo3

voelen der Sineefche Landt-befchrij- vers; overtreft deze ftad alle fteden des ganfchen aartbodems, niet alleen in grootte maar ook in heerlijkheit en fchoonheit. Zy is ontrent vijf uuren gaans in ’t ront wel betimmert, maart

.d'omtrek van hare muur ftrekt zich zo

verre als een lant{chap van zes Duit- fche mijlen, daar in evenwel hare voor= fteden, die zich byna gonder end uit= {trekken , niet beflooten leggen. Bee halven deze muur , leid de ftad noch in een andre grooter muur beflooten , die niet doorgaans aan malkandre vaft gehecht is, maar alleen op die plaat- zen, daar de ftad het meefte gevaar loopt, en het zwakfte is. De Sinezen befchrijven de grootte en omtrek van deze muur, alffe zeggen, dat twee Ruiters , des morgens door een zelve poort uitgezonden, om van elkandre rontom deze muur terijden, eerftdes avonts elkandre ontmoet hebben;waar uit lichtelijk de grootte en wijtte der ftad is af te meeten.

De eerfte Stads-muren en Veften, spads-mù- zijn meer als over de dertigh voeten ren. hoog, en onder van gehouwen, en boven van gebakken fteen heel vlak en boukunftigh opgehaalt. De borft- wecringen van deze muuren zijn bo- ven rontom heel aartigh en net met kunftigh kanteel-werk verciert , en doorgaans met fterke wacht-huizen bezet.

Men telt in deze Stads-muuren dert- „Hef? der=

\ t tien poortetis tien Poorten, wiens deuren met yzete platen beflagen zijn en van binnen en buiten met een groot ge- tal van krijgs-knechten nacht en dach bewaatt worden. Zommige dezer poorten komen op vier, en zommige op vijf terke en kunftigh-geflage Boo- gen te ruften , daar men onder heeft door te gaan eer men binnen de mu- ren der Stad kan komen. Wy lagen (gelijk boven verhaalt ftaat ) met ak ons vaartuig voor de poort Suifimon, of Water-poort. Zo een groote mee- nighte en zwerm van menfchen gaat den ganfchen dagh over uit en in deze poort, dat men nauliks dan met drin= gen (gelijk my zulks zelfs dikwils we-

der-voer) daarin of uit kan gaan. Hare wi Piraten

\ pen recht. voornaamfte ftraten , die ontrent acht en

te en an E -

pen

Aas. jn

ee en

bk B

104

GEZANDTSECHAP aan den Grooten

en twintigh treeden in de breette heb- | daar woont, als ook wát Wacren hy ben, en in’t midden met breede blaau- | te koop heeft, gefchreven (taat. Nef-

we Zarkenbelegt , en ter wederezijde aan de kanten met kaien geplaveit zijn, loopen niet krom en bochtigh ; maar lini-recht. Op alle hondert treeden ziet men ook een zeer fterk klinket ftaan , dat des nachts, om alle ftraat- fcheridery, huis-braken , en al andre ongebondentheden van dieven en ftraat-fchenders voor te komen , ge- flooten wort. Over elk beftek of par- ket is ook een byzonder Hopman ge- ftelt, onder wiens gehoorzaamheit de ganfche buurt van ieder beftek zich buigen moer. | | |

op wat wij- De gemene burgers huizen zijn niet

ze de gemene

buizen gee Richt zijn.

koftelijk en prachtig ; maar zeer flecht;, en zonder .eenigh-gemak ‚of gerijf ge- bouwt, en ftaan alle met de dwars- gevelslangs de (traten.Zy hebben maar een eenige deur , daarzein en-uitgaan, en alleen een eenigh vertrek , om daar in te flapen en te eeten. Aan de flraat boven het ventter ( daar op de geenen, die neering doen , hunne koopman-

{chappen te koop leggen) vertoont

zich alleen een vierkant langwerpigh gat, om licht daar door te fcheppen, dat met riete matjes, in plaats van gla-

ze ramen , gemeenlijk bezet is, om van den voorby-gaanden man niet be- « zien te worden. Van buiten zijn deze huizen, die gemeenlijk maar eene ver-

dieping hoog , en met een dak van

witte pannen bedekt zijn, van onde-

ren tot boven met zeer fijne en fneeu=

witte kalk beftrecken. D'Inwoonders van deze gemeene huizen drijven ge- meenlijk met allerlei flechte waren en geringe vodden, die zy voor de koo- pers op de venfters ten toonleggen, hunnen handel. Maar wat de winkels van de voornaamfte Winkeliers en Koopluiden aangaat, die zijn met al- lerlei Sineefche Waeren , als allerlei flag van Katoen, zijde Stoffen , Por- celein , Paerlen , Diamanten , &c. zo koftelijk en rijk geftoffeert , dat een ieder zich daar over ten hoogften te verwonderen heeft. Voor ieder win- kel, 't geen aanmerkens-waerdigh is, ftaat een gierlijke plank of bort, zom- tijts ook wel twee , daar op met gulde letteren de naam van den geenen die

fens deze borden ‘ziet men” (gelijk uit deze nevenftaande prent te zien is) gemeenlijk ook een ftaak of paal ftaan,

die hoog boven’t huis uitfteekt , daar

boven aan wimpels of vlaggen , of ec- nigh ander ding, is vaft gemaakt, daar meê ( even alleens gelijk wy met onze uithang-bordenjeen ieders woonplaats

te kennen wort gegeven. Zy hebben m sina à hier, gelijk ook door heel Sina niet gen geflagen

geen geflagen münt; miaar zy geven in betaling voor de Waeren die zy ko- pen, zekre zilvre fchuitjes of ftukjes- zilver , die van onderfcheidelijke waer- dye en zwaarte zijn. En hoe weinigh men, koopen ‘wil, zo moet men altijt een fchaaltje by zich hebben, indien men van de archliftige Sinezen,met het wegen op hun eigen fchaaltjes,niet wil bedrogen worden : want gemeenlijk hebbenze tweederlei gewichten by zich , en zy vallen zo bedrieglijk en gauw in ‘twegen , dat men met hon- dert oogen wel diende toe te zien.

Deze groote ftad is ook zoo volk- pe fade ús rijk , datze van meer als over de tien *%%

hondert duizent menfchen bewoont wort; daarin evenwel alle ect- en an- dere waeren in zo grooten overvloet en voor zo een geringe prijs’t geheele

jaar door te bekomen zijn , dat zulks

byna allen geloof te boven gaat. Die evenwel op de vruchtbaarheit van d'omleggende landeryen, en het edele geweft, daar in deze hooftítad zo heere lijk,als her gefteente in’t gout,ten toon leid, wilachting geven, zal haaft het verwonderen ftaken , en geloof aan het bovenverhaalde geven. Wy had- den ook in dit Nanking van allerlei eet-waeren vol op , en onder meeni- gerlei andere fruiten , die wy hier in grooten overvloet hadden, kreegen wy ook dageliks veele kerffen , die hier zonderling {makelijk vallen, en voor een geringe prijs te bekomen wa- ren. Behalven het bovengemelde ge- tal der menfchen , leid hier noch een fterke bezetting van veertigh duizent Tarters in ftad. Hier heeft ook de Landvoogt der Zuiderlijke landfchap- pen, uitden naam vanden Tartarifchen Keizer, zijn Hof en verblijf,

De

_Deftad pronkt en praalt ook; boven | met cen vläkken vloer van grauwen al andre fteden , met veele heerlijke Arduin-fteen beleid was. Ter weder- Pagoden, Torens, kunftigh-geboude | zijde zagh men noch flecht ricchel= Triumf-poorten,; en menigte van uit- | werk van gehouwen fteen , dat ontrent p fteckende Burgerlijke gebouwen. Maar drie voeten hoogh was opgehaalt, en boven al aridere gebouwen, muntte met een kleen beekje bewatert wiert, eertijts hier uit het Keizerlijke Hof of | De Tarters hadden zich na de zijde Paleis „daar in voor dezen de Sinee- | van zekre Pagode Paolinxi gelegert; fche Keizers met geen minder ftaaci | en aldaar meenighte van flechte hut- en pracht Hof plachten te houden; | jes van d' afgefimete puin-hoopen tot gelijk dat naderhant van hen, en nu ‚hunne woon-plaatzen opgerecht en tegenwoordigh van den Grooten Cham \ gebout, latende de Sinezen in deftad Ônde Keir te Peking gehouden wort. Dit Paleis | woonên,om hunnen handel te drijven: zerljk Hof. jag aan de Zuid-zijde derftad, ineen | Alswyin d'afreize van Peking hier we- 5 4 » 5 vierkante vorm beflooten , binnen het der aanquamen , nam ik; gelijk ook beftek of begrip van een muur, die | verfcheiden andre van onze reisgeno=

| hd tegenwoordigh het grootfte. en voor- | ten deden „een fluk van ’t puin der

naamfte deel der ftad omvangt. Jeder | dáken met my, dat ik niet alleen op zijde van den vierkanten omtrek; daar | Batavie ; maar ook in Hollant bracht, in dit Hof beflooten lag, haddelengte | om te toonen van welk een onvergan= van een Italiaanfch mijl en hondert | kelijke ftoffe dit Hof gefticht was. De fchreeden , of drie derde-deelen van ftukken van deze daken of de pannen, een gemeen duitfch mijl. En zo veel | waseen harde zoort van fteen die met ik zelfs uitterlijk aan de vervalle mu- draken bezet , en gout-geele verruw ren en puin-hoopén bemerken, en | overftreken waren ; zulks de zelve inde van: d'Ínwoonders aldaar verneemen | Zon als gout blonken en glinfterden: kon , was dit Hof, met zijn toebeho- Boven de poort van het tweede _ Sineefbe ren, ontrent zo groot geweeft als de | plein van dit Paleis, zag ik een zeer ze {tad Haarlem in Holland: Op de bin- | grooten Klok hangen , die ontrent de nenfte plaats vertoonde zich noch-een | hoogte van twee mans lengte, in zij- breede wandel-weg die ’t ganfche | nen omtrek drie vademen en een half,

vierkant kruis-gewijze doorfneed, en | en in de dikte ruim eeh vierendeel van Oo een

1O6Ó

een ellen had. De Sinezen hadden op den klank van dezen klok wonderlijk gepocht en geroemt , en ons daar af zo veel wonderen verhaalt, als of zijns gelijk niet alleen in heel Siza, maar ook in de ganfche werelt niet te vin- den was ; maar als men daar op floeg, bevond men dat de klank heel dof en doof was; ten anderen was het me- taal nergens na zo goet, als dat van onze Europifche klokken; invoegen deze klok in helderheit van klank en toon geenzins by onze Europifche klokken halen mocht.

En hoewel de Tarters deze vermaar- de hooftftad in den leften oorlog wei- nigh of niet van haren ouden luitter en glans beroofden , en byna tegen geen ftad minder , als tegen dit Nanking haar gal uitgebraakt en gewoedt heb- ben, zo hebbenze evenwel dit eerrijts prachtige Keizerlijke Hof, dar haar weêrga onder. de Zon niet wilt te vin- den, met branden , breeken , fchen-

GEZANDTSsCHa P aan den Grooten

eenige uitmuntendegefchenken, haar oude en voorige gehoorzaamheit, zonderling boven andere fteden , aan den Keizer,

Voor eerft worden uit deze ftad alle san den drie maanden vijf fcheepen, die met gnd koftelijke zijde ftoffe en allerlei-lake- maanden vijf nen geladen zijn , na de Keizerlijke /cbeepen met hoofiftad Peking aan zijne Keizerlijke ding Majelteit verzonden. Deze fcheepen worden in de Sineefche tale Zungy- chuen genoemt, dat zo veel op Neér- duitfch gezegt is, als fcheepen met Draaks-kleederen ; dewijlze aan den Keizer, wiens wapen met Draken wort uitgebeelt, geftuurt worden. ’K moet ront uit bekennen , dat ik noit fchee- pen op den ganfchen aardbodem ge- zien heb, diein heerlijkheit, koftelijk- heit en alle prachtige toeftellingen by

„deze fcheepen te verlijken zijn. Ront-

om zijnze zo fterk vergult, en met ver- miljoen-roode-verf gefchildert , dat d'oogen in ’t aanfchouwen daar op

fcheemeren. Van binnen zijn de zelve zieonzeat- ook met verfcheide kunftige en netge-ij, Be-

chrijvin boude vertrekken afgedeelt, en van ba db,

den en omver-rukker, ellendigh ten gronde gefloopt en tot deerlijke puin- N hoopen gebracht. Het is gelooflijk ,

dat de Tarters dit uit geen andre oor- zaak gedaan hebben , als uit een zon- derlinge oude haat en wrok , dien zy den Huize van Taiminga toedroegen, dat aldaar, ter tijt toe het Hof van hier na Peking vervocrt wiert , de heer- fchappye heeft gehad.

Op dit eertijts zo bloeiend Paleis, maar dat nu van de Sineefche Keizeren verlaten , en voor het meerdeel ver- vallen en ten gronde van de Tarters gefloopt was, voegde ik deze onder- ftaande vaerzen:

Bloerdorffige Belloon , wat blijft'er ongefchonden,

Wanneer ww ywarte toorts in't oor- logs onweêr gloeyt ;

Een ander Trooya is hier van de vlam verflonden,

En's Konings ganfche Huis verjaagt en uilgeroeyt.

Schoon dit Nanking, met het ver- voeren van het Keizerlijke Hof na Pe- king, dus van haren ouden glans en luifter wiert berooft, zo toont noch

evenwel deze ftad, met het zenden van |

buiten zodanigh met allerlei flag van beeltwerk zo prachtigh uitgeftreeken, dat hier aan niet duifterlijk de fchran- derheiten fpitsvondigheit der Inwoon- ders van dit landtfchap te befpeu- ren is.

De ftad zend ook, tot een vereering

Aan den

Keizer or=

en gefchenk aan den Keizer , zekre 4, wiflcben viffchen , die hier in de revier Krang „gezonden.

dicht voor de hooftftad , in Gras- en Bloei-maant gevangen, en van de Si- nezen Siy#; maar van de Portugezen daar te lande Sawe/ genoemt worden. By dit vangen der viffchen wort van wegen den Keizer een van de grootfte en voornaamfte Gelubde geftelt, die deze viffchen, zo dra alle gevangen zijn, levendig onder ’t Ys (dat in den winter vergadert , en den geheelen zomer hier toe bewaart wort)begraaft, en in fcheepen, diete dien einde van Peking afgevaerdight worden „, met groote naerftigheit en zonderlinge zorg aan den Keizer na Peking ver- zend. En {choon de weg van Nanling tot aan Peking meer als twee hondert Duitfche mijlen ver is, zo wort even- wel deze vifch in zeer korten tijt over-

se

Tartarifchen Cham of Keizer van Sina. 107

gebracht, en de reize in acht of tien | in de Palakijn en wy te paert ).op een dagen volbracht. Want deze fchee- | groot plein, of de binnenfte plaats van pen worden niet alleen des daags zeer | het Hof, daar zich de bovengemelde {nel met een groot getal van men- breede wandel-weg vertoonde , die fchen , die daar toe verordent zijn, MEt cen fchoonen vloer van grauwe voortgetrokken maar ook by nacht, | ficenerì beleid was , en het ganfche En als d'een troep trekkers moede en begrijp kruis-gewijze doorfheed. Hier afgemat is , zo komen in plaats van | haddeze Tartarin haar Logiment, en deze, terftont weêr verfche trekkers , ftond daar met haar dochter , die on- die zich op zekre plaatzen (gelijk in | trent twintigh jaren out was, ons MEt Europe de Poften)altijt gereed en vacr- | groote pracht en ftaaci te verwach= dig houden. Men laat ook by brieven, | ten. | van plaats tot plaats,d'uur van den dag De dochter was gekleed in violet zieeding weten, waneer de (cheepen op ieder | dámaft, met groote bloemen, en de van swee plaats zullen aankomen. Ook zouden | moeder in Zwârt damaft , en hadden 77727777 de Lantvoogden gevaar loopen , van beide d'ooren langs heen met goude aan den halze geftraft te worden, in- | ringen behangen: Het hair ; dat ge- dien ieder Landvoogt ter plaatze, daar | vlochten en rontom ’t hooft geleid deze fcheepen aankomen, geen nieu- | Was, haddenze onder verciert met een we trekkers gereed hield. En in dezer | fnoer paerlen ; maar droegen daar bo- “wijze worden alle weeken , zo lang | ven op een fijn ront gevlochte muts* het vangen van deze viffehen duurt; ken, dar van biezen of gefpleeten bam- twee fcheepen afgezonden , daar aan boes fcheen gemaakt te zijn ; daar een ook geen onkoften gefpaart worden, | bosje of quaft van. roode vlok-zijde indien flechsdeKeizer in deze vifchen, | (hoewel het gemeen vrou-volk deze die hy ook onder zijne Rijks-raden | bosjes van roode geverfde paerts-hair Omdeelt, {maak kan vinden. draagt) boven uitftak. De kleeren, die De Heer Als wy naderhand op zekren dagh | tot op de voeten hingen, en in 'tmid= jacobde Kei- met den Heer Keizer , die ineen Pa- | den met een zijde lint omgordelt wa-

zer bezichtigt î k We mee zijn wolk lakijn zat, te paert waren uitgereden, | ren, zaten los en ruim om tlijf, en waren met kleene knoopen over de

deflad. om de ftad te bezichtigen , quamen

wy voorby de poort van oude Kei- | borft toegeknoopt. De fchoenen wa- zerlijke Hof , daar voor een Tartari- | ren van zwart leer,maar ‘taanzicht was fche groote Juffrouw, van in de veer- | haar niet opgctoit nochte geblanket: tig jaren,met hare dienareflen zichver- | Zy leiden ons in een groot vertrek toonde, die door onze Tolken vrien- daar in geen huisraat, nochte eenigh delijk liet verzoeken, om by haarte cieraat was; daar wy met malkandre

op cen breeden bank , met roode vil-

Komen by komen. De Heer Keizer trad hier op em Tarzarin. onder de poort uit zijn Palakijn, wdar | ten bedekt, zitten gingen. Zy fchon- ken ons luftigh het Boonen-zop , En

op ook deze Tartarifche vrouw zich zetten eenige Confituren op ; Ver

by hem veivoegde. Zy was zeer Vry- fchoonden voorts ten hoogfte dit flegt

poftigh bezag ons zijd-geweer, en kon zich niet genoech verwonderen, onthaal,met het afwezen van hareman* nen.

dat onze degens zich zoo buigen lie- | Hebbende ons affcheid van deze

ten, en dan weêr te recht fprongen.

Zy nam den hoet van den Heer Keizet | Tartarifche Juffers genomien ; reeden

in hare hand, zette dien op haar hooft, | wy van daar na de buiten-Cingel der

en ontknoopte een (tuk van zijn wam- ftad, aan zekre wijdvermaarde Pago- de, die ván: de Sincezen Paolinxi ;

bas , totaan -den broek. Daar na ging deze Tartärin voor uit naar huis , en | maar van anderer ook Pauling jing ge* noemt wort: Onder den naam van

verzocht den Heer Keizer met zijn ge- volg te willen volgen, gevende hem Paolinxi wort hier geen eene Pago de verftáan ; maar zeker groot Plein;

te dien einde eenen leidsman meê: dat zich (naar uitwijzing vande vol

Ontrent twee hondert treeden vande poort af, quamen wy (de Heer Keizer | gende prent) in thangen van ’t Gee O 2 berg-

Ed

bergte buiten den Cingel van Nanking vertoont, en verfcheidene gebouwen, Pagoden, Porceleinen Toorn, en an- dere gevaerten, die alle met verfchei- dene muuren omringt zijn, befloten houd. Alle deze gebouwen , ‘die zich in dezen omtrek of op dit plein ver- toonden, (waar op men by twalef bre- de fteene trappen van onderen opklom) waren na de Sineefche bou-kunft zoo wonderlijk en antijks gefticht , dat, mijns oordeels, in geheel Sina geene gevonden worden , die by deze te ge- lijken zijn. De. heidenfche Priefters ontfingen de Gezanten ( want de Heer de Goyer had zich daar na ook by ons vervoegt ) met zonderlinge belceft- heit en herrelijkheie, en flooten al hun- ne Tempels voor ons oopen. Onder andere gebouwen „die ter wederzijde van dit plein in groote meenigte fton- den, vertoonden zy ons een zeer groot Gebouw, dat in kunft en koftelijkheit verre boven al d' anderen uitmuntte ; en daar in effen tien duizent Beelden ten toon ftonden. Alle deze beelden waren van pleifter gemaakt , en van onderfcheidelijke kleuren ; doch zom- mige vergult. De grootte hadden de lengte van eenen man ; maar de kleen- fte waren niet grooter als een hant

lang 3; enftonden, zo wel de kleenfte:

==

ee en nn

als de grootfte, in verfcheidene gan- gen of galderyen , rontom de muren, vier of vijf ryen hoog boven malkan- dre ; te weten , de kleinften onder, en de grootfte boven.

In het midden van het zelfite plein

Porceleine

vertoonde zich een hooge P OR C E- Foren.

LEINE TOOREN, die in koftelijkheit en allerlei prachtig kunft- werk , zodanigh boven alle andre Si- neefche kunft-werken uitmuntte, dat hier aan de Sinezen hebben doen blij- ken , wat fchrandre en {pitsvondige kunftenaars hun Vaderlant uitlevert. Deze Toorn, die negen verwelfde verdiepingen en. hondert en vier en tachtigh trappen hoog is, gaat niet van buiten, maar van binnen op. Ie- der verdieping is rontom met een gal- dery of omgang verciert, die met al- lerlei beelt-werk en venfter-poorten zo kunftigh opgetoir en uit is geftrec= kén, dat een ieder in’t aanfchouwen als opgetogen , en tot ftommens toe daar over verwondert ftaat. Terzijde

van deze venfter-gaten vertoonen zich *

(gelijk ook ín deffelfs nevenftaande afbeeltzel oogfchijnlijk te zien is) vier- kante lucht-gaten , die met witte yze= re tralien, dat wonder en geeftigh te zien is , doorgaans bezet zijn. Van buiten is dit werk glatof verglaaft, en

is

- ie

k

ú

‚vore ereen VEA

LLL EEETTLELLEL LLL LEL

NOOR EERE RENE RN a :

SLE

rrd Ee U Te

Tartarifchen Cham,

is met verfcheide verruwen, als groen, root en geel, gefchakeert en afgemaalt. Het gan(che werk beftaar uit verfchei- de ftukken,die zo kunftig in malkandre zijn gevoegt, als of het doorgaans uit “een eenig en geheel (luk beftont. Ront- om aan alle de hoeken van de daken , die tuffchen de galderyen in komen te leggen en groen van kleur zijn, han- gen kleene kopere klokjes ; die , (zo dra de wint daar onder fpeelt) mer zich te beweegen , een aangenaam en lieflijk geluit geven. Zijn opperfte toppunt, daar men niet, dan van bui- ten om te klimmen;kan by komen;,was gekroont met eenen grooten Pijn-ap- pel, die zoo de Sinezen verhaalden, uit zuiver én klaar maflijf gout beftaat. Als men op de laatfte en hoogtte gal- dery ftaat, zoo kam men niet alleen de ganfche (tad , maar ook d'omleg- gende landeryen , tot aan den anderen kant van derevier Ktang, overzien; ‘tgeen zonderling vreemt en wonder- lijk vermakelijk te zien is, inzonder- heit indien men op den grooten om-

of Keizer van Sina. 109

heel laten ftaan, dat men daar aan geen verandering noch het minfte letzel be- fpeuren kan.

Op dit overkunttig meefter-ftuk, en praal en pronk van alle werken , voeg- de ik deze volgende Vaerzen:

Al trorft dit trots Gebon de zeven wonder-werken,

Waar meê den ouden tijdt deez nieu- we werelt tart ;

My gruwelt “woar den glans van uw vergulde Kerken;

O Nanking ; daar Gods Naam niet aangeroepen Werl.

Rontom dit pleinvertoont zich ook veel bofch van Pijn-boomen, daar in eertijts de Graft-fteden der oude Kci- zeren, die de Tarters tot den gronde gefloopt hebben, zeer prachtig en met groote kunft en onkoften gefticht wa- ren. Van zeker ander heerlijk Gebou, dat zich in dit bofch vertoont, is in het vijfde hooftftuk van onze Algemeene Befchrijving gefprooken.

loop der ftad wil achting geven , en Na het verhalen der aanzienlijkfte „Aart der

hoe zy haar arm buiten de muuren tot En voornaamtfte gedenkwaerdigheden, gn

aan de gemelde revier uitftrekt. die zich in deze ftad vertoonden, zal ging.

re optbe- _ Dit werk is wel van de Sinezen,doch es Te- tot hun groot leetwezen, gemaakt en singen ge. Pier opgerecht; gemerkt de Tarters, fliebe, zo ons d'Inwoonders aldaar verhaal- den, ter gedenkenis van hunne zege-

praal, (toenze , gelijk tegenwoordig,

geheel Siza over zeven hondert jaren verovert en onder gchoorzaamheit ge-

bracht hadden) dezen Toorn op deze

plaats hebben laten oprechten. Dan

dewijl deze Tarters zich op het maken

en fchilderen van Porcelein geenzins verftonden hadden zy de veroverde

Sinezen gedwongen (ter ceeuwiger ge- denkenis) hen dezen Toorn hier op

en wan de hunne eigen koften te ftichten. De nd Tarters , ’t zy dat de fchoonheit en overtreffelijke heerlijkheidet van dit

ik hier met weinigh woorden iets van den aard en inborft der Inwoonderen byvoegen. Na allen fchijn en_uitter- lijke teekenen bevonden wy, dat deze luiden in openhartigheit, oprechtig- heit en beleeftheit al andere Sinezen, die wy tot noch toe hadden aangedaan, verre overtroffen. Zy zijn ook door geheel Sina vermaart en beroemt, dat- ze in fchranderheit van herffenen en wetenfchap en kunften zonderling bo- ven hunne gebuur-volken uitmunten, Van hunne beleeftheit en. openhertig- heit weet ik zelfs re fpreeken, en kan hen daar over ook niet genoeg roe= men : ’kben by verfcheidene Grooten in hunne huizen geweeft, die my alles, wat ik begeerde, openhertigh er ge-

meefter-fiuk hen verbood dit werk te | willigh lieten zien. Men zict hier ook

floopen en te fchenden ; of dat hen in de gedachten fpeelde, dat dir eertijts

veele aanzienlijke en groote Luiden, die rijk van middelen, en zeer prach=

tot teeken van hun eerfte Zege-praal | tigh gekleed gaan ; zulks zo wel d'In-

was opgerecht, en nu tot grooter lui- fter van hun tweede wapen-praal kon ftrekken , hebben in de laafte beroer- ten dit bouwzel zo ongefchonden en

woonders als de ftad geen kleene lof en

| roem verdienen. Zo veel ik uitterlijk befpeuren kon, hebben de Sineezen in deze {tad veel RM groo=

a zn nan Dn TE.

a Ed dn Ae ed Dn En ef

Een Tefnit

ês den Hollane ders gunftigh.

[1C GEZANDTSCEAP aan den Grooten

grooter vryheit, als op andere plaat- zen, daar minder menfchen zijn, en die zig by gebrek van volk tegen de wreet- heit en heerfch-zucht der Tarters niet kunnen befchermen. Want het fchijnt dat den Tarter ook heel wel bewuft is, dat veroverde volk-rijke plaatzen, indienze te zwaar met het jok van (la- vernye geplaagt en getergt , en tezeer van den overwinnaar onder-drukt worden , lichtelijk tot opftaan en mui- ten overflaan, om door dit middel het opgelegde jok van hun halsaf te fchud- den.

Wy vonden ook in deze (tad Nan- king zekren Jefuit, met name Manuêl van Liffebon , die de Gezanten met zonderlinge genegentheit in hunne vaartuigen quam bewellekomen en be- groeten , en aan hen zeer ernftelijk verzoeken , om d'eere te mogen ge- nieten, van hen ter maaltijt t'ontfan- gen ; maar ditfloegen hem de Gezan- ten uit zekre reden beleefdelijk af. Ik, met de Secretaris Baron, bewillighde

den, zulks zy daar over recht aan den Keizer verzochten ; maar zijn Keizer- lijke Majefteit had hen tot antwoort gegeven, datze voortaan uit Japon te blijven, en niet meer derwaarts te va- ren hadden. D'ongefchoore Sineezen zijn de geenen, die zich onder de ge- hoorzaamheit van den Grooten Cham niet willen buigen, nochte hun hair na de Tarterfche wijze fcheëren laten. Want als den Grooten (ham het Rijk Sina verovert had, liet hy een gebod uitgaan, dat alle de Sinezen het hair van ’t hooft (behoudende alleen maar een tuit of vlecht aan ’t achter-hooft, na de Tarterfche wijze) te fcheeren hadden ; waar over ook ( gelijk zulks in het zefte hooftftuk van onze Algemeene Befchrijving breeder ver- haalt (taat ) enige duizenden Sinezen, die zich hier tegen telden, dewijlze eertijts groote hovaerdye met hun hair bedreven, vande Tarters om’tleven zijn gebracht.

Als wy nu veertien dagen in deze Vertrekken evenwel in zijn verzoek , daar meê hy | ftad,met verfcheide Grooten te bezoe- uit Nanking, zich vernoecht hield , en onthaalde ! ken, hadden verfleeten en toegebragt, 18.May.

ons daags daar na zeer heerlijk en met groote genegentheit. Hy had ook ver- fcheidene aanzienlijke en voorname Sinezen meê op het zelfite maal ge- noot, die zich met ons gezelfchap zeer

vertrokken wy weder met de Gezanten en ons ganfche gevolg, na dat op alles

orde was geftelt, op den achtienden van Bloeimaant , in den morgenftont, uit deze overtreffelijke hooftftad Nan-

verheugt toonden, en, omte toonen | king.

datze Chriftenen waren, op de borft {De Gezanten hadden tot aan Nan- mers. floegen,en ’t kruis maakten. Het fcheen king altijt maar gemeene Barken en zers eigen dat deze Jefùuit eengoetaardig en open- | vaartuigen gehad ; maar nu wierden “rige.

mm ©

-

De Gezan- ‘ten mogen miet na Lapon fthrijven.

hertigh man was, en groote genegent- heit had, dat den Hollanders mochte toegeftaan worden in Sina den vryen handel tedrijven. Hy quam dikwils de Gezanten bezoeken , zond hen by wij- len enige gefchenken voor de Keuken, en liet weten, dat hy daar op by de Heeren Gezanten te gaft wilde koo- men.

De Gezanten hadden zeer gaerne van hier na Japon overgefchreven; maar men zeide ons , dat die vaart ver- boden was, ‘twelk by deze volgende oorzaak wastoegekomen. De Sinezen hadden drie jaren te vooren aan den Keizer geklaagt, dat d'ongefchooren Sinezen van Switjien en Amey, ( die onder den vermaarden rover Koxinea ftonden)hen in Japon verongelijkt had-

hen van de Stadhouders van Nanking 's Keizers eigen vaartuigen, om daar meê hooger op te varen, verfchaft. Deze vaartuigen , die zeer groot en prachtigh uirgeftreeken waren, had- den veel gemaks en verfcheidene ver- trekken van binnen. Aan beide de zij- den, die vlak zonder barkhouten neêr- gingen, vertoonden zich geele gefchil- derde Draken, met open monden en vijf klauwen. Voor aan:hadden deze fcheepen ook geel-gefchilderde Gal- deryen, daar in zekre Muzikanten on- der ‘tvaren geduurigh ftaan te blazen; doch de Gezanten begeerden geene Mufikanten , om zich niet te prach- tigh en trots te toonen, mede te ne- men, en lieten de Sineefche Zoldaten, diemet hen van Kanton getrokken wa-

ren,

Tartarifchen Cham; of Keizer van Sina. iii

ren , daar inflapen. Niemant in't gan- fche Rijk vermag, op lijf-ftraf , deze geele kleur , en deze geel-gefchilderde Draken aan eenige Schepen, of aan enige andere dingen, voeren of dragen, dan alleen de Keizer, en de geene, dien de Keizer zulks uit een zonder- linge weldaat vergunt en toeftaat. Zo- danige twee groote Keizerlijke vaar- tuigen wierden den Gezanten gege- ven, te weten, voor eenen ieder een. De Sincefche Minifters, als Pinxentou ende twee Mandarijns , kreegen ieder ook zoodanigh een vaartuig; voorts wierden de Kantonfche Zoldaten ver- deelt onder de Schepen der Gezanten; ook vervoegden zich onder de vleu- gels van deze vijf Keizerlijke fcheepen, veele byzondere perzoonen uit Maz- king , om den Gezanten te verzel-

fchappen.

De Sinezen doen offer- hande om een gelukkige vei- vie bebben.

In ’t uitvaren, na het neemen van een behoorlijk affcheit van de Stadt- houders ende ganfche Nanking fche Majeftraat, voeren wy weêr voorby de bovengemelde Schip-brug van veer- tien Ponten. Aan den uitterften hoek van de ftads buiten-muren , ontrent twee uuren gaans van de Water-poort Suifimon (daar wy met onze vaartuigen aanquamen en voor gelegen hadden ) vertoonde zich in 't voorby-varen cen zeer fchoone en uitfteekende Pagode, waar voor de Mandarijn Pizxentou met de ganfche vloot ging aanleggen, om aan den Duivel of Afgod van deze plaats Verkens , Bokken en Hanen- bloet op t'offeren , ten einde ons ‘en dit beelde hy zich vaftin) een geluk- kige en voorfpoedige reize mochte te

beurt vallen. Dit op-offeren ging al-

me

beelden , die ter zijde ftonden, be- fprengt en befpat , die de Sinezen daar na weder fchoon afwoffen. Onder dit offeren deden de Priefters verfchei- dene kerkelijke gebaeren , en mom- pelden en prevelden (niet anders als ofze met hunne afgoden in montge- meenfchap waren ) op hun knien voor den Altaar , daar op altijt groote kaer- zen te branden ftaan. Men zag hier ook (gelijk zulks breeder in ‘t negende hooftftuk van onze Algemeene Be- fchrijving verhaalt (taat ) een zekre Bamboes-doos ftaan , daar in eenige riete pennetjes ftaken, die met Sinee- {che Charakters befchreven waren , en daar uit de Sineefche Priefters der aan ftaande dingen belooven te vooren te kunnen fpellen.

Nahet offeren zetten wy onze koers Ooftwaart op en voeren de revict Kiang met eenen voor-ftroom zeer {poedigh af; zulks wy tegen den avont aan zeker vermaart Dorp quamen, van de Sinezen Wankfien geheten , daar wy dien nacht over tot aan den mot-

genftont verbleven. Nauliks quamde onsen dageraat het aartrijk verlichten, of Wy tejenjeen.

maakten ons weder, zonder lang te zammelen , tot de reize vaerdigh , ert quamen op den twintigften van Bloei- maant aande ftadt JETJENJEEN, die by anderen ook Lobo genoemt wort. Dit Jejenjeen , de zefte en laafte kleene ftad van de hooftftad Nanking, leid hondert en twintigh /y van Nan- king, aan den Noorderlijken oever van de revier Kiang, die ontrent hare ftroomen na't Ooftendoot eenen mont van eenige mijlen breedt inde ruime en openbare Ooftindifche Zee uits

- mit _

ended

hierop deze wijzetoe. De Verkens en braakt. Wy kreegen hier verfcheidene Vreendi

Bokken wierden eerft gedoot en Bedelaars aan boort,die vreemde klug- nd nde

fchoon gemaakt, en daar na op den Alraar gebracht. Ter zijde van dezen Altaar ftonden verfcheidene kleene beelden;en achter den Altaar het voor- naamfte beelt , die voor befchuts- en befcherm-Heer van deze Pagode ge- houden wort , en aan wien ook de

zelve gewijd was; maar d'andre klee-

ne beelden worden voor dienaars en mindre goden gehouden. De Hanen; die ik daar zag op-offeren, wierden le- vendigh gekeelt, en mer hun bloet de

ten bedreven , en wonderlijke potzen aanrechtten. Onder andere zag men hier twee zo geweldig met de koppen tegen elkandte ftooten, dat cen ieder onder ons in ‘taanfchouwen verfchrike te, Dit ftooten hooft tegen hooft hous denze zo lang gaande , tot datze eenì

ge aalmoeflen van d'danfchouwers krij

gen: want zonder dát, zullerize niet van ftooten ophouden , al zondenzé doot op d'aarde neder vaïlen, gelijk

| ook menigmaal'gebeurt: Ik zag eenért

ande

Gelegent= heit van Ie- jenjeen.

GEZANDTSCHaArP aan den Grooten

anderen bedelaar in deze ftad op zijn knien leggen, die tegen zich zelven fcheen te morren; voortsfloeg hy met het bloote hooft op eenen zwarten fteen , die ront, ontrent vier vingeren dik, en van een zeer lichte en onbeken- de ftoffe was, zo fel en geweldig , dat het aartrijk daar afdreunde en daverde. Wat voor andere vreemde potzen de bedelaars in Sima aanrechten , om den luiden het gelt af te trocchelen, is wijt- loopigh in het derde hooftftuk van d'Algemeene Befchrijving, of Pag. 32. en 33. befchreven.

Ditftedeken Jejenjeen , dat zeer ver- makelijk , en dicht aan den oever van de gemeftie revier Kiang is gelegen, is kleen van beftek binnen zijne muren, die niet zeer hoog zijnopgehaalt; maar vallen evenwel fterk en dik. Het is doorgaans ( gelijk uit de bovenftaande prent te zien is ) dicht betimmert, en

met verfcheide Pagoden en aanzienlij-

Koxinga zoekt lejen-

jeen te over-

ke gebouwen vergiert. Het is ook ver- rijkt met een voorftad, die wel endicht betimmert, en zeer neering- en volk- rijk is ; zulks de zelve genoeg voor cen tweede ftad verftrekken mag.

Terwijl wy hier in ftad waren, zo verhaalden ons de Tolken, dat de ver-

rompen, Maarde Zee-rover Koxinga , aldaar,

over een zekre wijle, uit der Zee met

mai he { gs TIE ENA 4

{ ' we adln. De

aanne

een fterke vlood fcheepen geland was, om de ftad op ’tonverzienlijkfte tover- rompelen en onder zijn gehoorzaam- heit te brengen ; maar had (’t zy dat d'aanflag van hem t’onvoorzichtelijk in ‘twerk wasgeftelt, of dat Fortuin hem in zijn boos voorneemeh niet ftij- ven wilde ) met fchande en groot vere lies van volk (dewijl de Burgers betijts op hunne hoede waren ) moeten wij- ken, en-weder onverrichter zake in Zee gaan. Om zijn gal evenwel op de ftad uit te braken, en zijn moed, zoo veel in zijn vermogen was , aan de ar- me Burgers te koelen , hadhy een gro- te meenighte van hunne vaartuigen, die voor de ftad ten Ankerlagen, met zich gefleept; en andere, die hy door ‘tuitvallen der Burgers niet meê kon krijgen, in de brant geftooken. Zy wiften ons ook te verhalen, datontrent twintigh mijlen van deze tad, Ooft- waart op na Zee toe, vijf groote en vruchtbare Eilanden in de gemelde re- vier Kiang lagen, daar op zich deze Rover met zijn volk veeltijts onthield,

maar dr: maaslekt bees

en dat hy die Eilanden tot zijn fchuil-

en verblijf-plaatzen gekooren had.

Na dat wy voor deze ftad onze nagt- Komen

ruft hadden genomen, vertrokken weêr des morgens vroeg, en vonden daags daar aan, op den Noordlijken

oever

wy de koninklijk:

aart,

Tartarifchen Cham;

oever van de revier Kiang , by-zeker Katteel Quancheu , een groote en fter- ke fteene Sluis, voor zeker gracht of Water-leidinge leggen,die zich Noort- waarts voorby de zevende hooftítad Yangcheu tot aan't meir Piexe ftrekte. Deze Water-leiding was een gracht, die met de {pa recht door ‘t lant ge- graven was, om te fcheep uit deze re- vier AKfang, (die hier geen takken na

’tNoorden van zich fmijt; maar recht ,

uit, gelijk in onze Algemeene Kaert te

zien is, na 't Ooften in Zee rolt, )

_ langs deze gegraven gracht, tot inde

air”

Welgele- gentheit der Koninklijke Vaàrt.

Geele revier, te kunnen overfcheepen,

_en niet genootzaakt te Zijn een verre

weg, om van d'eene revier in d'ander te komen, door zee om te varen. |

Wy gaven deze gegraven grachten, als ook d'andere daar wy naderhant in

quamen, (om haar breette en zonder-… linge heerlijkheit, als ook om datze

op 's Konings of ’s lants onkoften ge- graven worden, na den voofgang der Sinezen ) den naam van koninklijke Vaarten. Diergelijke koninklijke Vaar- ten(waar van eenige in het elfde hooft- ftuk van onze Algemeene Befchrijving onder den naam van W ater-leidingen befchreven ftaan ) vind men in ver- fcheidene geweften van dit Rijk, die meeft alle, om te fcheep van d'eene plaats-tot d'ander te kunnen komen, tot gerijf der Inwoonders,midden door de landen, die van geen revieren be- watêért worden , op ’s lants onkoften gegraven worden.

Wy begaven ons doer de bovenge- melde Sluis in deze eerfte koninklijke Vaart om langs deze, ende volgende, inde Geele revier teraken. Zeker,deze koninklijke Vaart doet zich zo ko-

ninklijk envermakelijkter weder-zijde

op datze metrecht en zonder eenige opfpraak dezen naam van koninklijke Vaart verdient. Zy was niet alleen ter weder-zijde van den oever met zinde- lijke sen-nette trek-wegen opgehaalt, maardook langs heen mêt allerlei flag van: groene bomen zo vermakelijk en wonder-kunftigh bepoot ; dat zulks nauliks met tongen is uit te fpreeken. Fen Wetten en Ooften van deez ko- ninklijke Vaart (want zy ftrekt zich van’t Zuiden nat Noorden) zag men

of Keizer van Sina. 113 ook, vruchtbare Akkers; Veeerijke Weien, en zeer aangename Beemden

‚leggen; invoegen ik zelfs moet beken-

| nen , dat ik in geheel Siza nergens

luftiger , aangenamer en vermakelijker geweft metoogen aanfchoude , als de= ze koninklijke Vaart ;, en hare omleg- gende landeryen. Volk-rijke Dorpen en Vlekken, prachtige Luft-hoven ent Waranden, die in kunft en koftelijk- heit uitmuntten, vermaakten het oog onder ’Evaren zodanigh, dat kunt erì natuur hier beide om flrijdt den aan- fchouwer zochten te vermaken; en el- kandre ’t velt af te winnen; Aan de

linker-zijde van deze Vaart, vertoonde

zich in ’t voorby-varen cen vermaarde en wijtberuchte Pagode, vän den Af-

god Kinkang ; die aldaar by de Sinezen - E

zonderling hoog geviert wort; Zijn beelt (dat in ’t achtte hooftftuk van onze Algemeëne Befchrijving op pag: 87: in prent vertoont wort) (taatin deze Pagode , neffens veel andere kleene beelden , ten toon 3 en wort van de rontom-leggende Inwoonders , met zonderlinge dandacht, aangebeden.

Op zekren driehoek ; die meê het Pagodì Onanggu miao.

gog in’t voorby-varen met geene klee- ne aangenaamhieit eh vermaak ftreelde, zag men een ftuk weegs hier van daan noch een andere zeer groote en kun- figh-geboude Pagode ftäan, die met een zeer fchoonen Tooren van zes tranen of ommegangen verciert was; en by de Sinezen Quangguamtao ge- roemt wiert. Zeker byzonder perzoon, een Mandarijn, had hier, uit éen ver= keerden godvruchtigen yver; zekren Afgod ter eere, deze Pagode op zijne eigen koften laten ftichten.

In een luttige en vermakelijke lants= dou ftaat deze Pagode, en is rontom omringt met een groot getal van boe ren huizen. d'Inwoonders der zelve; als ook d'omleggende gebuur-volken; komen dageliks, en’t gehele jaar door, met zonderlingen yver aán dezen Af god (wien tet eere de bovengemelde Mandarijn deze Pagode häd laten ftichten) met allerlei Vruchten én Bee= ften, als Hennen; Haren, Verkens en Bokken,offerhánde doën, om voor= fpoet in hun Lantbou te hebben,eneen! rijken Oogft van vrugten te mögen ver-

| P ga

Vm

ee =

_

ieden

ar

N E _—: Rp Apen eed

ee

gaderen. De reizende luiden , die met hun fcheepen langs deze Vaart na de Noortíche of Zuiderlijke landfchap- pen komen op en af varen, brengen gemeenlijk ook aan dezen Afgod, die de befchuts- en befcherm-heer van de- ze Pagode is , om een gelukkige en behoude reize te hebben, vette en rij- ke offerhande. Onze Sinezen en Tar- ters , die ons van Kagton tot Peking verzelfchapten, hadden ook zeer gaer- ne hier wat blijven leggen , en aan de- zen Afgod, na ’s lants gebruik, met Hennen , Verkens en Bokken offer- hande gedaan , om zijne zoene te ver- werven, en een gelukkige en behou-

ken, die afgodifche Beelden eeren en dienen , munten de Sinezen zonder- ling uit) twee en drie ryen hoog langs de muuren te pronk ftaan. In ’t inko- men zag men ook recht uit een groten Altaar ftaan, daar op de: Sinezen ge-

woonlijk hunne offerhande aan den Afgod op-offeren , die op dezen Al- taar , met veele kleene beelden neffens zijne zijde, levens-grootte vertoont wiert. Rontom hingen (gelijk zulks gemeenlijk in al de Sineefche Pagoden te zien is) meenighte van zwarte lam- pen, die aldaar, den Afgod en den ge- ftorvenen ter eere, nacht en dag bran- den. î

Op den vierentwintighftenquamen ‘zomeny wy aan de voortreffelijke ftad __— __ « Fanchen. JA MCE FU, die by zom- 24-Mr-

denreize te hebben ; maar zy konden, dat fpijtigh was, tot hun voornemen niet komen, dewijl de Gezanten ge-

durigh zo voortvarend in ’t vorderen van hun reize waren , datze nauliks ergens een oogenblik tijts , voorna- melijk tot zodanige ydelheden, ver- geefs verfpillen wilden. Om deze heerlijke en uitfteekende Pagode, die met zijne tranffen en aartige Sineefche dakken zich zeer cierlijk van verre vertoont, van binnen te bezichtigen , trad ik met onzen Tolk alleen aan lant. Ik zag daar van binnen een groote me- nighte van groote en kleene Beelden

(want onder al andere heidenfche vol-

migen ook Yascheu genoemt; en voor de zevende hooftftad van dit landfchap Nanking geftelt wort. Deze ftad:, die tnegentigh /y-van. Zejencien af leid, vonden wy op de linker-zijde van de bovengemelde koninklijke Vaart leg- gen. Zy leid in-een vierkant beftek befloten, en is rontom met hoge mu- ren en fterke Bolwerken , dië-der ftad geen kleene fterkte byzerten:, na de regels van de Bouveft-kunft, omringt en opgehaalt… Dezeftad, die dus ront= om met muuren: verfterkt is munt

ook

KN ' wi 4

ij De pn

I

|

WIL |

4

An

n ij wt

al

Bn |

het

HA

eet 4:

ee men ee

Schoon Vrou-volk.

Het Vrou-

in de rontte kan omgaan.

Tartarifchen (ham,

ook uit in grootte: want drie uuren heeft men van doen, eer men de zelve Zy over- treft ook meeft alle d'omleggende ftc- den zodanigh ín neering , rijkdommen en welvaart, datze hier af ook door geheel Siza haren roem heeft. D'In- woonders van deze hooftftad, drijven met verfcheidene Waeren koophan- del; maar hun voornaamfte handel en

of Keizer van Sima. i15 volk des te aangenamer te vallen; kunftigh fchilderen, op {naren {pce- len, zingen , gedichten maken, dan- zen, en diergelijke meer andere kun- ften. Alffe nu wel op alle deze kun- ften zijn afgerecht , zoo veilenze die aan groote Heeren voor een groote zom gelts op om voor boelinnen by hen gebruikt te worden. Dit verko-

hooft-neering beftaat in den handel van Zout , dat van daar in grooten overvloet na verfcheide middelantfche geweften vervoert wort: Dit Zout wort | hier ván Zee-water gemaakt , even- alleens gelijk op verfcheidene plaatzen | in Europe : want aan d'Ooft-zijde der

ftad zagen wy een groote meenighte | Zout-pannen ftaan, daar in nacht en

dag vanzee-water Zout gekookt wiert. |

Deze Zout-handel alleen veroorzaakt | zoodanigh een welvaren en rijkdom ,

‘onder de Burgers van deze hooftftad,

datze tot allerlei vonden ván overdaat uitbarften „en aan het bouwen van koftelijke en aanzienlijke Gebouwen (daar in deze ftad zonderling uitmunt) veel gels verfpillen en te koften han- gen.

Op geen plaats in geheel Siza keb ik fchoonder, minvalliger en aangena-

mer Vrou-volk gezien, als in deze

hoofiftad: want in aartige bevallig- heit, en aanlokkende geeftigheit mun- ten daar de Vrouwen boven al andere zodanigh uit; de pen te beduiden is. De jonge doch: |

ters, en ook bedaarde vrouwen, vallen | hier ongemeen kleen van voeten, (dat |

by de Sineezen voor een zonderlinge fchoonheit wort gereekent) tenger van lijf en leden , bruin van oogen; en zijn, in ‘t kort gezeid , van top tot

teen met zodanigh een fchoonheit be- | |

gaaft, datze in lichamelijke fchoon- heit de kroon fpannen. Maar een groot misbruik en lafter-

volk is in deze lijk werk wort hier met het Vrou-volk flad vekoop. bedreven : wänt men vind hier ver-

fcheidene luiden , die jonge en kleene dochtertjes van de gemeene luiden, voór een zeker ftuk gelts koopen, en de zelve în alle derrelheit en zeer tee- der en tengerlijkopvoeden. Zyleeren deze jonge dochters, om by het man-

dat zulks niet wel met | wachten , gingen

| | |

pen van ’t Vrou-volk is hier zoo ge= meen en wort zo fterk gedreven , dat verfcheidene luiden ter werelt niet anr ders doen, en zommige ook groote rijkdommen daar uit halen. De (tad:is

hier over ook zodanigh vermaart dat

vreemde luiden “uit-andere plaatzen hier na toe trekken, om de fchoonfte jonge dochters op te koopen. Zelfs trekken ook d'Inwoonders , met deze jonge dochters, na verfcheidene ge- weften, en bieden die aan de grootíte des lants te koop tot boelinnen.

Zo dra wy aan deze ftad gelant wa- rén , ging de Mandarijn Pinxentod den grooten Cornmiüffaris (onlangs te vooren aldaar verfcheenên; om den Keizerlijken tol in te vorderen ) zeer ftatelijk en plechtelijk begroeten; en vereerde hem met vier ftukken root laken, quanfuis uit den naam en van wegen de Gezanteri ; maar hy deed zulks buiten twijffel, ten einde hy voor het nauw onderzoeken mochte bevrijt worden. Terwijl wy hier na Piuxen- teu met ons vaartuig moften leggen alle de Mandarijns in de ftad , om zich met het Vrou-volk te vermaken „ent hun luften daar aan te boeten.

De Keizer heeft ìn deze ftad ook een Tolhuis, daar op vanalle Waeren, die te fcheep deze koninklijke Vaart op en af gevoert worden, de tol be- taalt wort. Tegen over dit Tolhuis leid in dezelve Vaart een Schip-brug | van zes Pontenaan malkandre gehecht,

die geent vaartuig door-laten , voor dat de tol der goêderen betaalt is; Men gaat hier door drie Poorten , waar van de middelfte met yzere deuren geflo- ten wort, in ftad. De ftratenr binnen de ftad zijn zeer het en zindelik met klinkers geplavait , en topen niet krom en bochtigh , maar lijn-recht. Deze hooftftad is ook op verfcheidene gern Z

| Pz

Pinxentois

begroet de CommufJaris.

Tolhuis;

nennen . _ h _— en m _ a x el __ Dn < - eN de 8 _d ne 3 en - = . k - ee . Mn 2 __ =S Wen Kam he —— ij

Voorftad.

116 GEZANDTSCHAP aan den Grooten

zen „mct Grachten of Burg-wallen doorfneeden daar in het water, dat zoet en klaar is, uit de koninklijke Vaart geleid-wort. Doorgaans ziet men ovet deze Grachten fteent bruggen leggen ; waar van-de voornaamfte , zonder de kleene daar onder te reeke- nén wel ten getale van twintigh be- lopen, die alle,op verfchcidene fteene beogen te ruften komen.

Over ’t water. (dat een gracht is, die met-de {pa gegraven wiert ) leid aande Weft-zijde. der ftad een treffe- lijke en wel-beboude. Voorftad „die groot: is. ddtze zich meer als een mijt verre larigs-deze gracht uittrekt: Deze Voorftadt was eertijts wel-be:

twintighften vertrokken wy, <om

Vertrekken

onze reis op ’t fpoedighfte te vervore “it Fancheu.

deren, uit dit Yanchen „en zagen in ‘t voorby-varen óp-de rechterhant, of

Ooftzijde van deskoninklijke Vaart,

twaalf Steen-ovensftaan. Na een wei-

25.May.

Graft van

nigh varens, deed zich ook aande lij den Sultan.

ker-zijde de vermaarde Graf-fiede van den Grooten Sultan op, die'aldaarby de Sinezen als heiligh gevierten aari- gebeden wort. Tegen den middagh landen, wy aan zeker dorp SA U- P O O, daar-te dien tijde de Sinezen het-wonder drok-hadden met het Feeft van't nieuwe Jaar ,-op-den cerften dag van de nieuwe Maat, plechtelijk te vieren en in te-wyen, . |

De Sinezen

bouwt, en zeer neering- en volkrijks | Het is een oud gebruik by de:Sine: _

ieren her

maar in den leften Tartarifchen-oor: zei, datze den intreê van 't- nieuwe nieuwe jaar.

loglr, ile vaor-het meerdeelverwoeft eh:aan. koolen gélegt. De hooftftad zelf ging toen ook niet vry, maar

wiert meê deerlijkevan de Tarters, met ‚branden en omeverre {mijten van meeft

alle de ‘voornaamfte Gebouwen, ge- floopt en gefchonden. De grote koop- handel en. wakkerheit der „Burgers, heeft evenwel zedert dien tijt weêr zo veel te weeg gebracht datze tegen- woordigh: van, haren ouden luifter en voorigen glans weinigh werfcheelt : want men ziet niet alleen de Winkels met allerlei Waeren vol gepropt, maar ook de ftad met uitfteekende en prach- tige nieuwe Gebouwen pronken. On- der andere Gebouwen vertoont zich

iff 'taankomen aan de rechterhant een

Berg Heng.

Pagode, en, een kunttigh-en nct-ge- boude Tooren , die met verfcheidene tranflen verciertis, Van deze Tooren, die wonder vermakelijk zich vertoont, en der ftad geen kleenen luifter byzet, kan men over de ganfche ftad , en om- leggende Landeryen zeer verre zien en ‘t oog laten fpeelen, Over de bo- vengemelde Gracht , die met de {pa gegraven wiert., en de ftadt van de Voorftad affcheid , leggen. ook ver- fcheide bruggen, die van gehouwen fteen zonderling {choon en hoog ge- maakt en opgehaalt zijn.

Dicht by deze (tad vertoont zich ook een zeer-hoóoge en fchoone Berg, die op Sineefch Hens genoemt wort.

Des anderen daags den vijf-en-

Jaary op den eerften dag vande nieu- We , en op den cerften dag van de volle. Maan , met-groot gejuig , en het ontfteeken van kaerzen » vieren en in-wyen. En zo groot een meenighte van kaerzen ontfteekenze op dezen hoogttijt in hunne huizen s datzedik- wils in de lichte brant fchijnen te ftaan. Zy lopen ook in dezen tijt by nacht langs de ftraten als uitzinnige men= fchen, met kaerzen, die draaks-gewijze

| in malkandre zijn gevlochten ‚in de

hant. Wy moften hier, tot ons groot

|

leedtwezen , ter wille van Pinxentous vrouw, die met hem getrokken was, cen wijle ftil leggen en vertoeven, tet tijt toe zy meê dit Feeft had helpen vieren.

Wy vonden ontrent die Dorpsin dez Longfchon, ze koninklijke Vaart, een groote me f Slange- j f …_g fcheepen, nighte ‘van allerlei vreemd vaartuigh

leggen ; maar de vreemfte en wonder- lijkfte,die wy onder dit overgroot getal zagen, waren twee zekre fcheepjes of floepen , die by de Sinezen Long- Jchon genoemt worden , alsof men op Neêrduitfch SLANG-SCHUI- TEN wilde zeggen. Beïde deze Slang- fchuiten waren op een zonderlinge wijze, en wonder geeftigh en aartigh toegemaakt, en mer allerlei flag van

zijn kofte-

kleuren zoo net en kunftigh befchillik zoege- dert; datze de koninklijke fcheepen, "aa.

daar in de vilchen same/ van N anking

| na Peking over-gevoert worden, fche-

nen te tarten en braveeren. Het

. bewoffen! en begroeit is.

Het -holof. de buik van deze cier= lijke fcheepjes of fchuitjes , geleek wonderwel na een levendige W ater- flang die mer -wier, mos en ruichte

't Achter- fchip of achter-{teven, vertoonde een groote meenighte van vreemde Slan- gen, die bover mer hair bewoflen, en met breede yzers beflagen waren. Zy waren daar en boven ook met zwach- tels en banden van meenigerlei kleuren tzamen gehecht, en flingerden met zo een'aangenamen en geeftigen zwier door en ‘weêr door malkandre , dat wy alle daar over ten hoogten ver- wondert ftonden. In den bocht van de ftaert , daar meê d'achter-{teven en-

dighde, hing een kleene Jongen, die.

onder: én boven water zonderlinge vreemde. kluchten en geeftige potzen wift aan te rechten. Op den toppunt van ieder maft, die drie in't geral, en met zijde Vlaggen en Wimpels zeer cierlijk en prachtigh behangen waren, ftont een Afgoden-beelt. Op de zelve wijze vertoonde zich ook op de {nuit van de voorfteven een Afgoden-beelt, | daar by een heele vlucht levendige | Endvogelen neêr hing. Achter aan den ftaert ftonden ook meenigten van Standerden , «die alle zeer prachtigh en koftelijk met boffen van hair , zijde

ann ab N 9 ne oz0e van Sina,

en A

ens Ns si a tere

mn a

Vlag en, en zekre län ve veeren behánùs gen waren. Het ganfche vaartuig was ook rontom met zijde goude Franje zeer koftelijk en prachtigh behangen. Onder een hagel-wit verdek , daar op twee Zonne-fchermen met allerlei, Wimpels en Standerden waren vaft ge- maakt, zaten twaalf fluxe en kloeke Matrozen, die alle vergulde kroonen

opt hooft, en een armozijn kleed aan haädden , maar waren met d'armen bloot. Deze wiften op de maat van een Gom met hunne Sineefche riemen lepels-gewijze zodanigh te fcheppen; en die in’t water te flaan, darhet vaar- tuigh als een blixem door het water

vloog. En om't volk wat te vermaken,

vlogen zy geduurigh met hun vaartui- ‚gen zo gezwint en vaerdigh van ‘teen

| Jacht tor hetander , datmen daar nau=

liks oog kon op houden. Zy leiden

mnd

den Gezanten aan boort, en riepen met groot gejuigh en luidtruchtigh, datze ter goeder uure uit zo verre en vreemde geweften daar waren aange- komen, De Gezanten vergolden hen deze gedienftigheidt en genegentheidt t hunwaart met een vereeting}die zy ‚zeer gaerne aannamen, en wenfshten voorts den Gezanten met alle herte- lijkheit geluk en voorfpoet op hunne | reize , en darze gezont en behouden

P 3 moch

Kómen te Kaoyen.

26. May.

Ander ko- ninklijke Vaart met een fleene wal op- gehaalt.

118

mochten weder-keeren, Voor op ftont ook zeker Sineefch met een boots- haak in de hant, en lange veeren op de muts, die gedurigh met zijn haak de bovengemelde Eenden ftont te quellen'en te fteeken ; zulks de zelve met het klappen der wieken en quaken een groot gewelt maakten. Deze over- kunftige en cierlijk-uitgeftreeken vaar- tuigen befchonk ik met deze vact- zen:

Pp” Î

Help Herkules\ dit zijn rwee helende Slangen, Fan Of Draken, die de droes in't naar- fle wan den Hd Met Vlaggen, en gezwaay wan Wim | el heeht pb her ri Viert Sina Baäls-feeft of is 't ben. guigbelfpel? Kad

kron-

u AE =

Des anderen daags, den zes-en- twintighften, deden wydeftad KAJU TS IU aan, die by zommigen ook Kaoyen genoemt, en voor de vierde kleene ftadt van de hooftftäd Yancheu gereekent wort.

Deze ftad vonden wy in ’t aankomen

op de rechter-zijde vande gemelde ko- ninklijke Vaart leggen , dicht aan den kant van een groot Meir, dat van de Sineezen Piexe genoemt wort ,en daar uit deze koninklijke Vaart veel waters ontfangt. Eertijts moften alle de fche- pen, die van Nanking langs de revier Ktang en deze koninklijke Vaart na Peking en de Noordefche Landt- fchappen hooger wilden opvaren, over dit Meir fcheepen, tot groot on- gerijf en verzuim der Schip - vaart; dewijl by ftorm en onweêr de fchepen gedwongen wierden eenen tijdt lang voor dit Kaoyen (til te leggen, ter tijt toe het weêr tot bedaren quam. Maar naderhant, om dit ongemak voor te komen, en op dat de fcheepen t'allen tijden hare reize zouden kunnen ver- vorderen,en niet genootzaakt zijn over | 't Meir te fteeken, wiert, tot gerijf der | fchip-vaart , aan den Oofter-oever van dit Meir een Vaart gemaakt van tze- ftigh ftadiën lang , en doorgaans met vierkanten witten gehouwen fteen op- gehaalt. Deze Vaart is een zonder-

Te hb

ling heeflijk en voortreffelijk ftuk | linge vaerdigheit te volbrengen. Des- | pe

GEZANDTSCREaArP aanden Grooten

werks; en heeft men zich ten hoog- ften te verwonderen , van waar zo ve- le en zo groote witte fteenen geko- men zijn, nademaal in d'omleggende Geweften geen Steen-klippen vallen. Dit Kaoyen is een zeer volk-rijke ftad, en heeft fchoone en treffelijke voor-fteden , die dicht betimmert en met aanzienlijke Gebouwen verciert

zijn. Al'tlant, rontom deze ftad ge- «

degen, beftaat uit een zekre flag van Aarde, die leemachtighis; en daar in shet Rijs-gewas , dat in deze landftreek ‘in grooten overvloed gewonnen wort, ‚zeer weeligh tiert en voortkomt. De landftreek, óntrent deze ftad gelegen, vis overalmet boeren huizen(die zigalle ‘Ooftwaart op (trekken , zoverre het “Pog afziensen-reiken mach) zo dicht ezet , dar de zelve maar een cenigh endoorgaans Dorp fchijnt te zijn. Na t Weften leidt het landt gemeenlijk

_ [blank enonder water, doch heeft zij-

ne kanten en boorden met riet be- woflen , 't welk hier jaarliks tot profijt van ‘t gemeen verpacht wort en in plaats van turf of hout (want bomen ziet men in deze ganfche- landftreek niet groeien ) op den haert gebrant wort.

Wy zagen hier op't land een groote meenighte Wint-moolens taan, die alle op een zonderlinge wijze zeer ver- nuftigh waren opgeftelt , en met zei- len van matten op een {pil omgedre- ven wierden , ent water verleiden. In ‘tkort zal ik hier iets van den Rijs-bou, zodanigh de zelve daar te lande toe= gaat, laren volgen. Het zaat van't Rijs- gewas wordt aldaar op Akkers, die leemachtigh van aarde vallen , en aan Voorns of Grippen doorfneden zijn, ter gelegener tijt in d'aarde gefimeten. Naerftigh heeft de Landt-man op te paflen, dat deze Akkers na behoren genat worden , op dat het gewasdoor d'overtollige vochtigheit niet komt te verrotten noch door al te groote droogte te verdorren en uit te gaan. Het gewas van d'overtollige vochtig- ‘heit t'ontlaften , wetenze door middel van de bovengemelde Wint-molens, die zy na de gelegentheit der landen hoog of laeg ftellen , met een zonder-

Wint = Mas lens.

Rijs-bou.

\ | ij HA S- ï . ij hi ur NR mr |C tal

NE

br, Nid f ie ak vont er) pe, [ ES) sk 1 p À 4 N Nn nk à ik. ed / 4 pat ne hij erde! iede se WES E Ss x AR { k \

aja

le. 5 | 2 E = d

der { 1 En nd ted .

_ Á,

*

%

evert De

_ Komen by Paoing. 27.May.

a med

Ltd WW

Zan 4 u vR EN EO TE Wer agp!

gelijks wetenze ook de droogte (wan- neer by drooge tyen het gewas door de hitte uitgemergelten gezengt wort, met het water uit de koninklijke Vaart in de Grippen te leiden ) voor te ko- men. Zo vaerdigh weten de Sinezen beide deze gebreeken te helpen, dat hunne Akkers, die door de verander- lijkheir des weders , (daar dit lant veel gebreks af heeft) nute nat en dan te droog zouden vallen, hen tweemaal ’s jaars een rijken Oogft van vruchten verfchaffen.

Den zeven-en-twintigften, na datwe uit het bovengemelde Kaoyen (daar voor wy onze nacht-ruft genoomen hadden) vertrokken waren, vervie- len wy aan deftad PAOING, dieik aldaar van zommigen ook Paun- cien hootde noemen en voor de zefte kleene ftad van de zevende hooftftad Yangcheu gereckent wort. Dit ftede- ken; dat wy aan d'Ooft-zijde van de bovengemelde koninklijke Vaart von- den-leggen , en met vry fterke muren omringt is leid in cen rontachtige vornr van anderhalf vur gaans beflo= tenyenontrent tachtigh /y van Kaoyes. Na ’tOoften heeft-het den poel Xey- ang leggen, en-na’t Zuid-weften komt het dicht aan ’t Meir-Prexe te grenzen. Het blijkt aande puin-hopen en mu-

Zartarifchen Cham ,

of Keizer van Swa.

AT et

er GR ANN

raadjen der vervalle gebouwen ; dië hier eertijts zeer prachtigh en ten He= mel waren opgehaalt, hoedanig deze (tad eertijts in weelde en voorfpoet ge= bloeit heeft: Het fchijnt ook dat deze plaats , gelijk zulks ook de half-neêr- gefineete en omver- gehaalde gebou= wen niet duifterlijk te kennen gavens in de laafte beroerten, en dien bloedi- gen Tartarifchen oorlog , niet weinig ramps en ongevals heeft uitgeftaan, Onder verfcheidene wereltlijke gebou* wen , die zich binnen de ftad vertoo- nen, ziet men ook aan de Noort-zijde buiten de muuren der ftad een afgoden Tempelftaan, die van binnen en buí- ten zeer-prachtigh, na de Sineefche wijze gefticht, en zeer fchoon om aari te fchouwen is: De meer-gemelte ko= ninklijke Vaart loopt door 't lant re- gel-recht (naar uitwijzing van de bos venftaande prent ) op de ftad aan ; en deffelfs water wort op verfcheidene plaarzen door Verlaten of fchut-Sluis- ‘jes langs Slooten in't land geleid , om de Velden en kooren- Akkers te be- vochtigen. “Men zag hierook op de | Velden verfcheidene. Waäter-molens ; | die de Tanden van overtollige vochtig= heit, met het gedurigh malen, ont

laften. Op den acht-en-twintighften qtid* mier

120 GEZANDT SCHAP aan den Grooten

Komente MEN wy aan de vermaarde Zee-ftadt Aan de Noort-zijde der hooftftäd prie ge-

en f HO AIG A N, die by anderen | vertoonen zich drie (nelle en groote Yaarlijke „AVAAV, d

pe hi

nn ema

REE

rn iS nn

EE et

In Hoaigan is een Onder-

koning.

ook Hoaynungam genoemt, en voor d'achtfte hooftftad van dit landfchap Nanking gereekent wort. Zy leid aan d'Ooft - zijde van de boven-gemelde koninklijke Vaart, ontrent hondert en twintigh /y van Paucien , in een vlakke en moerasachtige lants-dou. Deze hooftftad is met een muur door- gefneeden, of, om beter te fpreeken, dit Hoaigap is geen ecne ftad; maar het beftaat uit twee fteden, die evenwel zodanigh in een andre muur „die ront- om beide deze fteden loopt, en door- gaans met vafte Bolwerken verfterkt is, befloten leggen, datze, ten op- zicht van deze muur maar cen eenige ftad fchijnen uitte maken, d'Een dezer twee fteden , die aa’t Zuiden is gele- gen, is eigentlijk met den naam van Hoatgan bekent ; maar d'ander , die zich na ‘t Noord-Ooften ftrekt , wort Yengching genoemt. Hoaigan, de voor- naamfte van deze beide afgefchooten

|

fteden, is-verciert met een volk-rijke voor-ftad, die hare armen ter weder- zijde van de Vaart drie Duitfche mij- len ver uitftrekt, Ter rechter zijde van deze hooft(tad, zagen wy ’t ganfche velt met graf-fteden of dood-graven bezer.

In deze hooftftad houd d’ Onder- koning , die het bewint over d'inkom- ften der Keizerlijke goederen heeft, en als-opper-Heer met een gtoot ge- zag en volkomen macht, (erkennende alleen den Keizer voor zijnen eenigen Opper-hooft) over de zeven Zuider- lijke landtfchappen de heerfchappye voert, zijn Hof en verblijf; Zijn ampt, dat hy van ’s Keizers wegen bedient, beftaat voornamelijk in ’t invorderen van alle levens-middelen ter gelegener

tijd uit de landfchappen , welke Wae-

ten dan met 's Keizers fcheepen na Peking gebracht worden. Deze On- der-koning, als de fcheepen aan deze hoofiftadt Hoaigan landen (daar zy nootzakelijk voorby moeten om na Peking te varen ) onderzoekt en geeft achting op de fcheepen , wat Waeren datze voeren; en verzent die voorts, na het onderzoeken, naar ’t Keizer- lijke Hof te Peking.

|

E ar Wat If Water-vallen. D'eerfte vand Eze drie, ater vallen:

dic het dichtfte aan de revier Hoai (die uit het Weften voorby deze ftad komt loopen, en daar na inde groote Ooft- indifche Zee ftort) komt te leggen, is wel de gevaarlijkfte en fchadelijktte, gemerkt het water hier met een groot gedruis en gewelt, uit de gemelde re- vier Hoaf , die hooger leid, af komt ftorten. Deze Revier, op dat hy alle d'omleggende landen niet zou overe wateren en blank zetten , wort ter wes der-zijde met fterke en zware dijken in toom gehouden en bedwongen. Behalven deze heeft men wat hooger op noch een andre Water-val, dien de Sinezen 7ienfs noemen, datop Neêr- duitfch zo veel gezegt is, als uit den Hemel ftortende ; met welken naam zy het groot gewelt des waters , en den fnel neêrfchietenden val van bo- venen willen te kennen geven: want Tien is Hemel, en f neêrftortende of neêrvliegende, op Neêrduitfch gezegt. De fcheepen, die deze Vaart op er af varen , zijn dikwils in groot gevaar van fchip-breuk te lijden, om voórby deze gevaarlijke plaatzente raken. Te dien einde worden hier eenige hon- dert mannen op des Keizers onkoften onderhouden die t’allen tijde zich gereed houden, om met behulp van raden de fcheepen over te winden. En zout gewelt van ’t water niet kunnen overwonnen worden, indien dooreen andre Sluis, daar ontrent gefticht, het volgende water niet opgehouden wiert.

Inde Voor-ftád Hoaigan zag ik ook Toe Tol- twee Tol-huizen (taan , op het een un.

der zelve wort de tol van de koop- manfchappen, en al andere Waeren betaalt ; maar op het ander wort de tol vande fchepen, die den Onderda- nen, en niet den Keizer toekomen, ontfangen. Met dit gelt worden de Sluizen en Grachten ontrent deze Wa- tervallen onderhoûden ; hoewel des Keizers Schat-kiften daar meê ten deel ook verrijkt: worden: Schoon de landtftreek “van “deze

. 4 baarbeit der hooftftad Hoaigan gelijk te voren,» diftresk vermelt is , in een broekachtige en

meo Ge

TT AS

y | |

| | À

KI

ee EE

Ze We A _

Emi 4 | RENI KE IN NR KE ij, —___ UE

EEE iT a ame En

Berg Yo= chen.

Tartarifchen (Cham of Keer van Sina.

moeras-achtige plaats te leggen komt, zo isze evenwel,in’t voortbrengen van Rijs en Kooren, zonderling weelig en vruchtbaar. De ftad zelf overtreft niet alleen in vermaartheit en edelheit; maart ook in rijkdommen veele voor- name omleggende Hooft-fteden , en pronkt noch daar en boven met over- heerlijke gemeene en byzondre Ge- bouwen.

In de landftreek van deze hooftftad Hoaigan , leid ook eén aanmerkens- waerdige Berg , die : by de zefte kleene ftad Hai, aan Zee, zijn kruin ten Hemel verheft, en metden naam van Yochen by de Sineezen & Berg vertoont zich een zeer kunftigh- geboude en wonderlijke Pagode of Afgoden-kerk, met een Kloofter, daar in de geenen woonen , die dageliks offerhande in deze-Pagode doen. Van wijden zijd komen de Sinezen hier op deze plaats te zamen , om aan den Afgod ; die de befchuts-. en befcherm- Heer-van-deze Pagode is, offerhande tedoen. Verfcheidene meer atidere vreemde en zeltzame Bergen-vind men doorgaans in dit landfchap Naxkizg. Want inde landt{treek van de tweede hooftftad Fungyang leid by de ze- vende kleene ftad Xex een Berg, die Cukin genoemt wort, daar op een groote klomp gouts gevondenis, die naderhant tegen vecle ziekten gebruikt is, Eenige willen dat deze klomp „de- wijlze zo veele ziekten kan geneezen,. door de Chymte zou gemaakt zijn. In de zelfite landftreek, by de (tad Hintar, leid een berg Moyang, die de Herders- berg genoemt wort , dewijl men zeid, dat een zeer fchoone Maagt eertijts dit ambacht daar op geoeffent heeft:

De geheele landftreek van dit Hoa?- gan wordt ook met Revieren door- klooft , en doorgaans met Meiren en

Meir Xebo. Poelen bewatert. Onder andre Meiren

Poel Hung.

heeft men hier het groote Meir Xeho, dat na’t Noorden dicht aan de Bron |

vent is. Op “dezen.

xt

hout gebruikt worden. Men vind in dit geweft , dat doorgaans heel vlak is, geen ander hout , en‚ dat meer is, ook byna geene boomen. d’ Inwoonders

Zout pane

verhaalden ons ook , dat in de zelve red

landftreek na’t Ooften aan den Zee- kant , meenighte van Zout-pannen waren.

Zo dra en waren de Gezanten voor Bedrijf der

deze hooftftad niet aangekomen , of zy hadden al Paerden, en Palakijns of draag-zetels aan de vaartuigen laten komen, om den onder-Koning ende » ganfche Majeftraat te gaan begroeten: * Maar deze Regeerders lieten zich, de= wijl het zeer regenachtigh webr” was; door zekren Bode voor de bezoeking en begroeting bedanken, en ten hoog- ften ontfchuldigen. “De Mandarijn Pinxentous na zijne gewoonlijke heus= heit, onthaalde ons dien zelven mid- dag treffelijk ter maaltijt. ’s Avonts quam zeker Gaskonjer, een Jefuit, die in deze ftad woonachtigh was; de Gez zanten in hun vaartuig met alle plicht- plegingen begtoeten, en toonde eert zeer minnelijk gelaat ; maar hy hield zich zeer vreemd, en ftond zo gewel- digh over hunne komfte verwondert, als of zy uit den Hemel waren komen vallen; niet konnende begrijpen noch- te bedenken , hoe zy zo verre: in 8774 verdwaalt waren, en wat zy daar qua- men doen. De Gezanten ontfingen de- zen Gaskonjer, die hen dus vriende- lijk, en met zonderlinge hertelijkheit quam begroeten en verwellekomen, weder met groote beleeftheit en alle teekenen van uiterlijke genegentheif. Deze Jefuit fcheen ten openhartigh. perzoon te zijn, toonde groote gene- gentheit t'onswaart en bood zijnen dienft aan, zo die den Gezanten er- gens en op cenigerlei wijze mochtete ftade komen. Hy gaf ook den Gezan- ten niet duifterlijk te kennen , datze in ’t verzoeken van eenige dingen, of den vryen handel, (welk verzoek hem

Indiaanfche Zee gelegen is , en ver- by geval ter ooren was gekomen) geen fcheidene geweften van deze landftreek | kleene tegenfpoet, en niet weinigh vy-

befproeit en zeer vis-rijk valt. Ten Ooften van de hooftftad leid ook de groote poel Hung , daar inzeer

Ì | |

anden te Peking zouden vinden; t geen hen inzonderheit van de Portugeefche zijde ( dewijl hier door de Portugeé-

hooge Riet-gewaffen voortkomen, | fche handel te Makao t'eenemaal zo die door ‘t ganfche landt in fteê van gedaan zijn) zou gebrouwen worden:

gelijk

Gezanten al- daar.

Pes dik

ne : _ or) “e Send e Bee ee » pe __ * af Pr ee _ , =

ni me

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

pn ad en,

ij ie

gelijk d'uitkomft ook daar na geleert heeft. De Gezanten, voor deze trouwe: vermaning en waarfchuwing , ont- haalden dezen Jefuit zeer vriendelijk ter maaltijt; daar op hy, na het ne- men van een behoorlijk affcheit, ook vertrok, en hen een gelukkige en be- houden reize wenfchte.

Wy hielden ons niet lang in deze ftad op , maar vertrokken daags daar aan, met den morgenftont , de konink- lijke Vaart op, en zagen, onder ’t va-

ren , ter weder-zijde zeer fchoone en |

wel-beboude Lants-douwen ; als ook een ontelbaar getal van allerlei groot en kleen vaartuigh, doorgaans in deze

Komen aan koninklijke Vaart leggen. Tegens den

bee Dorp Siampu.

avond, als de Zon aan ‘t ondergaan was , quamen wy aan zeker vermaart Dorp SI A MP U. In ’t inko- men voeren wy door een van de bo- vengemelde Schut-fluizen , die met dikke en zeer zware fchut-deuren ge- fchut wiert, en daar door een fterke water-val van bovenen met groot ge- druis in't openen quam inftorten. De Heytou en andere Sinezen , hadden ons van deze Sluis groote zwarigheden te voren gefpelt , en wijs gemaakt, dat in het door-varen, indien zulks met geen zonderlinge opmerking en toc- verzicht gefchiede , meenigh {chip te

blijven quam; zulks wy niet anders dochten , of ’t zou hier gehapert en geklempt hebben ; maar wy vonden in ‘tdoor-varen zo groot een gevaar niet, zulks alles noch welafliep. _

Dit Dorp leid (gelijk zulks uit onze Algemeene Kaert te zien is ) tuffchen de Koninklijke vaart en de Geele re- vier, en ftrekt zich met hare huizen zo verre lantwaarts in , dat wy dien ganfchen dag het niet ten einde kon- den gaan. Het is met heerlijke huizen en prachtige Pagoden verciert, die alle ter weder-zijde van ’t water, (naar uitwijzing van de bovenftaande prent) zeer net en bouw-kunftigh gefticht zijn.

Dit Dorp heeft ook ftads Privile- gienof Voor-rechten , en een konink- lijk Tolhuis, daar op drie Tol-mee- fters van 's Keizers wegen geftelt zijn, om van al de Waeren en Scheepen, die uit de Geele revier in de Konink- lijke vaart, of uitde Koninklijke vaart in de Geele revier , als ook die uit het landfchap Honan, en andere geweften na bovenen of beneden gevoert wor- den, den tol t'ontfangen. Een vandeze Tol-meefters, die een gebooren Sui- cheeuwer was „en daarom ook op verre nade redelijkfte niet, wilde al de vaar- tuigen, uitgezeid de twee , daar op

de

.

Komen by bet Dorp Neynemiao,

ede Snel ir rak Rr

de Gezanten waren; bezoeken 5; de- wijl hy niet kon geloven , dat zulke acht groote vaartuigen alle met 's Kei- zers goederen geladen waren. Op an- dere plaatzen was alles noch onder dekmantel van het Hollandfche Ge- zandfchap tol-vry doorgegaan ; maar deze man, die zijnen meefter al te trou zocht te dienen , wilde zich hier meê niet laten verzetten en paien.En fchoon men hem vertoonde dat d'oude Kan- tonfche Onder-koning twee vaartui- gen daar onder had , het mocht ons niet helpen : want hy zeide ftoutelijk en ront uit, dat zy naar 't Hof gingen; en indienze oordeelden verongelijkt te zijn , zy konden hem daar beklagen. Wat hem aanging, hy had liever zijn ampt neêr te leggen, dan zijnlaft en ordre , die hy van wegen zijne Keizer- lijke Majefteit ontfangen had, te bree- ken. |

Wy vernachtten in dit Dorp‚en ver- trokken ’s morgens met Zonnen op- gang, en quamen tegen den avont in zeker ander Dorp

NEYNEMIAO, door een groote en fterke Sluis, dic met twee

ryenfchut-werken, achter malkandre, |

verzien was. d'Imwoonders verhaal-

_artarifchen Oham of Keizer van Sina. “123

vn

| Î

den ons , gelijk zulks ook noch aan de *

vervalle en neêrgefineeten puin-hopen

nn

banene den

ee

te befpeuren wás; dat in dit Dorp een zeer fterk en groot Kafteel geftaan had, dat drie Revieren, als de Geele revier ter weder-zijde , en de konink- lijke Vaart van achteren kon befcher- men: Maar de Tarters, die binnen in ’t lant alle vafte plaatzen , Sterkten en Kafteelen af breeken en ten gronde {lo- pen , tot verzwakking der binnen- lantfche volken hadden dit Kafteel in. de laafte beroerte meê ten gronde

verdelge en gefloopt. Wy hieldenin gomen of de Geele ren

dit Dorp onze nacht-ru{t , en vertrok- ken daags daar aan met het opgaan van de Zon; en quamen in een gedeel- te van de groote Geele revier welks water zo dik , drabbigh en modderigh

is, dat het byna onbruikbaar valt. Deze Geelerevier , die van anderen ook de Saffrane- Revier ; en op Si- neefch Hoang , dat is; geel, genoemt wort; heeft dezen naam bekomen van de geelheit des waters, dat zich geel- achtigh vertoont; en miffchien door de geelheit der gront verootzaakt wort. Zy fchijnt van verre wel een dik en drabbige Moeras te zijn; maar als men daar op is, wijzen de {nclheit en ’t groot gewelt des ftroomenden wa- ters genoech uit datze met recht den naam van een lopende reviere voeren mach : want zo ongelooflijk (nel komt Q.z hy

vier.

B 1 Kk, P j

En efter +

me 45

penn Er de

pan É

Ed ye nd

mg

Komen te

1. Jun

GEZANDTSCHAF aan den Grooten

va aa JN ie E ver Aetebpannnernd fh ct Hk

ee ne

hy af-{chieten , dat de fchepen tegen den ftroom niet kunnen opzeilen, maar moeten met een groot getal Trekkers opgetrokken. worden. Op eenige plaatzen is deze Revier een half mijl breet, en op zommige wat breeder ; maar in de lengte {trekt zy haar tot over de acht hondert mijl verre. De Sineefche Boots-luiden, die op deze Revier varen, maken dit water, alfle het willen gebruiken , met Aluin daar in te fmijten , zeer klaar en helder : want als dit water met Aluin gemengt wort, zakt de flik terftont na on- deren op de gront. Waar van daan deze Revier haren oorfprong neemt, en wat landen zy doorvloeit en bewa- tert; ftaat in't breede in het twaalfde Hooftftuk van onze Algemeene Be- fchrijving verhaalt.

Den eerften van Zomermaant landen

gris _wyaan’tftedeken T AUT. EN ] EEN,

\-dat van anderen ook Taoyuen ge- noemt, en voor de vierde kleene ftad van de achtíte hooftftad Hoaigan ge- reekent wort. Dit ftedeken , dat wy aan de linker- of Zuid-zijde van deze drabbige en onguure Geele revier za- gen leggen , leid ineen breede en fter- ke aarde Wal, die boven met een vry dikke fteene borft-weering verfterkt is, zeer net beflooren. Binnen deze aarde

‚andere welfimakend kleen gebeent. Wy vertrokken, zonder hier lang te blijven, noch dien zelven dag , en voe-

Wallen, die rontom dit ftedeken lie- pen, vertoonden zich vry groote en aanzienlijke. burgerlijke Gebouwen, die alle na de regels der Boukunft zeer cierlijk en zindelijk gefticht waren. Dit ftedeken munt in grootte niet zeer uit; maar het is evenwel zeer volk- en neering-rijk, Het is rontom om- ringt met vruchtbare lantsdouwen en weelige kooren-Akkers, die den Lant- man zijnen arbeidt jaarliks met een rij- ken Oogft van vruchten vergelden. De landftreek , ontrent deze ftad ge- legen, overtreft ook verre al d'andere naby-gelegen plaatzen in ’tvoortbren- gen van allerlei Boom-vruchten, als Peeren, Appelen, Pruimen, Kerffen, en diergelijke andere Boom-vruchten, die hier zonderling makelijk en geu- righ vallen. Wy kochten hier eenige vruchten voor de Keuken, die ook niet duur , maar voor een geringe prijs te bekomen waren. Men vind in dit geweft, als ook in de ganfche landt- ftreek,daar in de bovengemelde hooft- ftad Hoaigan gelegenis, een overgro- te meenighte van allerlei gevogelte, inzonderheit van Quakkels , Faizan- ten en Velthoenders , en diergelijke

Wi

Ö sd LA 4 . E W í 4 LE,

Dn AS de hd held ad A,

Zartarifchen- Cham, of

Ep Ee Te Oe

Keizer van Sina.

‚dit Dorp , een zonderling flagh van

driftige Schepen, of, om beter te fpre- | ken, van Vlottende Dorpen, die na

voeren drie dagen op deze Geele re- vier, eer wy eenige plaatzen , van €€- ceraken by migh belang, aandeden. Endelijk deed

zfifang.

zich den vierden der zelfte maant het

4 Juny- fedeken TSISANG op,

Vlortend

Wy vonden deze plaats aan de rech- ter of Noort-zijde van de meergemelte Geele revier leggen , in een vermake- lijke en aangename oort, en aan den voet van een hoogen heuvel. Dit fte- deken dat tachtigh /y van het bo- vengemelde Tanjenjeen gelegen is; heeft geen zonderlinge voorname Sterkten en Gebouwen. Het leid ook in geene Muuren of aarde Wallen be- floten, en heeft alleen maar een eenigh fterk en vaft Kafteel ; waar over, cn dewijl het geene ftads Privilegien heeft, het van zommigen met recht voor een Dorp gereekent wort. Hetiseven- wel een zeer volk- en neeringrijke plaats, en die wel ter fchip-vaart ge- legen is , zulks meenigh groote ftad in Sina in neering- en volkrijkheit tegen dit Zfifang niet op mach. In't aanko- men aan de rechter-zijde ziet men een fchoone Pagode ftaan , die zich van verre zeer heerlijk en hoog opdoct.

Wy zagen ook op deze Geele re- vier , die gedurigh meteen groote me- nighte van allerlei flag van groot en kleen vaartuig bevaren wort, ontwent

de Sineefche wijze zo geeftigh en kun- ftigh zamen waren geftelt , dat de fchranderfte Europers werk zouden | vinden, om diergelijke Vlotten met | de zelfte ftoffe zo gevoeglijk en kun- | ftigh aan elkandre te hechten. De ftof- fe, daar uit deze Vlottende dorpen beftaan, is een zeker zoort van onger- meen dik riet, dat driftigh op 't water is, en vande Portugezendaar te lande Bambu of Bamboes genoemt wort, Ser lijk zulks breeder in het vijftiende | hooftftak van onze Algemeene Be- | fchrijving „op pag. 131. te lezen is, Deze Bamboes-rieten wetenze zoda- nigh met dikke houten aan eente hech- ten, en met touwen , van zeker gewas Rotang gemaakt, zo dicht aan elkan- dre te woelen , dat ook de minfte vochtigheit daar door niet trekken kan. Op deze dus te zamen-gehechte rieten , ftichtenze hutten en kleene huizen van planken en andere lichte ftoffe , die met matten overdekt zijn, en daar in de Sinezen met vrou en kin- deren zich onthouden en erneeren, nietanders, als ofze op het vafte lant hunne woon-plaatzen hielden. En zo groot zijn eenige van deze Vlottende

Q 3 dor-

Í |

Î

| |

Scheeps- Peden.

alderi)

En

en ee

dorpen, dat by wijlen zich daar op aan den kant van twee hondert Huis- gezinnen onthouden kunnen. Voor- namelijk drijven de luiden, die zich op deze Vlotten onthouden „, koop- handel met allerlei waeren en koop- manfchappen, en gaan daar meê van d'eene plaats na d'ander , langs de Re- vieren, overfteken. Om nu deze Vlot- tende dorpen voort te krijgen , ge- bruikenze geen Zeilen van matten, (daar af meeft alle de Zeilen van de Si- neefche fcheepen gemaakt zijn) maar zy drijven langhs de Revieren voor ftroom af, indien het voor ftroom is3 of boomen en trekken de zelve tegen ftroom op, indienze den ftroom tegen hebben. Ter plaatze daarze aan- komen om hun koop-handel te drij- ven, fteekenze ftokken in den gront, daar aan zy deze Vlottende dorpen valt maken. Om de geftalte en ’t maak- zel van deze Vlottende Dorpen den Lezer des te duidelijker voor oogen te ftellen, dunkt my der pijne waert te zijn, een der zelve, die ik onder ‘tvaren op deze Geele revier na ’t leven affchetfte, hier in de bovenftaande prent te vertoonen.

„En niet alleen onthouden zich ee- nige Sineefche volken geduurigh op deze Vlottende dorpen met wijf en

kinderen , zonder ot hun woonplaat- zen aan lant te neemen ; maar mer vind'er ook, die (een wonderlijke en zeltzame wijze van leven ) gedurig- lijk met wijf en kinderen in gemeene vaartuigen blijven woonen, en langs de Revieren, met vlooten van vier en vijf hondert Jonken teffens,door’t gan- fche landt varen en koophandel drij- vens zulks het niet anders fchijnt, wanneer deze vlooten weg-trekken en van plaats veranderen , als of ’er heele Scheeps-{teden , om zo te (preeken, opbreeken. Zy houden en voeden ook op deze fcheepen allerlei tam vee; maar inzonderheit Verkens. Ter plaat- ze daar deze luiden met hun Jonken aankomen, blijvenze gemieenlijk et lijke maanden leggen , en maken al- daar een gemeene tale, fchoon atze volken van verfcheidene tale zijn : want (tgeen hier ter loop (taat aan te merken ) door geheel Sina wort geen eene tale gefprooken; maar d'Inwoon- . ders van ieder lantfchap fpreeken een byzondre tale ; hoewel, behalven deze verfcheidene tale , door geheel Siza een algemeene tale is, die de Manda- rijns of Hof-tale genoemt wort, om datze ten Hoof en van al de Grooten voornamelijk gebruikt wort; gelijk zulks breeder in het tweede Hoofiftuk

van

Tartarifchen Cham ,

van onze Algemeene Befchrijving te lezenis. Eh Naeen weinigh varens quamen wy

vasrtJan. des namiddags aan een zekre andere

koninklijke Vaart , die Juz genoemt wort, en zich uit de Geele revier na ** Weften door ’t lantfchap Xaztung ftrekt. Deze Vaart, die wy met ons vaartuig, om door het landfchap Xan- _zung inhetlandfchap Pek#ug tekomen, moften opvaren , wort geduurigh met een groote meenighte van allerlei flag van groot en kleen vaartuig bevaren. Het landfchap Xantung, daar in wy nu haaft begoften te komen, zou.ner- gens na zo een uitftekend en neering- rijk landfchap zijn , indien deze Vaart door het zelve niet gegraven was: want alle. Wateren , die, byna.uit geheel Sina na Peking gevoert. worden, moe-

__ ten langs deze Vaart te fcheep opge-

voert worden. Deze groote en breede Vaart neemt haar begin ten Noorden van denegende kleene (tad Socten, aan den oever van de Geele revier , waar uit de fcheepen, die van alle kanten aankomen, in de Geele revier gera- ken. Van hier {trekt zich de zelve tot aan de ftad Cining en van daar tot aan de ftad Lincing daar zy in de re- vier Guei ftort. Langs heen in deze Vaart leggen over de tzeftigh fchur- Sluizen , die alle van gehouwen teen en zeer fterk gemaakt zijn, om het water , darop veele plaatzen zeer laeg is, en daar de groote fcheepen anders niet zouden kunnen vlotten, op te houden en te fchutten. Aldeze Slui- zen worden met zeer groote en zware fchot-deuren of planken gefloten, dic met wielen en zeker ander gereet{chap opgewonden worden , om doorgang aan’twater , enaan defcheepen te ver- gunnen, tot datze aan de tweede Sluis komen, daar zy evenalleens door-ge- arbeidt worden , tot datze alle de Slui- zen door-getrokken zijn. Doch eer men ten halve wege, aan de ftad Cinzng, komt, wort uit den poel Cang zo veel waters door een groote Sluis in deze Vaart getapt, als’er van nooden is: waar na de Sluis , op dat de Poel niet zoudrooglopen, weêr gefloten wort. En dewijl het water in dezen Poel veel hooger , dan het omleggende lant is,

mn = nn

of Keizer van Sina, 127

zo heeft men acht Sluizen dicht by malkandre leggen, op Sineefch Zung- fea geheten, die het overgroot gewelt des waters, dat uit den Poel komt af- fchieten , ophouden en bedwingen; Ter zijde vanden oever des Poels is een Vaart gegraven , die ter weder-zij- de bedijkt is , waar langs de {cheepen, alffe aan den Poel gekomen zijn, in veiligheit, zonder den Poel over te fcheepen, hooger op varen. Gewiffe- lijk, quamen d'Europifche Bou-mee- fters en Waterleiders de lengte van deze Koninklijke vaart , de hoogte , en dikte der dijken ter weder-zijde , en de fterkefteene Sluizen t'aanfchouwen; zy zouden zich niet genoeg over de naerftigheit der Sinezen en hun werken kunnen verwonderen. Om nu de fche- pen aan te halen en door de Sluizen te helpen, zijn aan ieder Sluis acht man- nen geftelt , die van de gemeene lantss middelen betaalt worden. | Komende nu deze Vaart opgevá-

ren, quamen wy terftont uit ’t landt- zap dorp Kia=

fchap Nanking in'tlantfcháp Xantung, en op den zeften der zelflte Maant aan zeker vermaart en naamhaftigh dorp Kia-Kja. Fer ik dit Dorp en de vol- gende plaatzen, die wy in dit land= fchap aandeden, ga befchrijven , zal ik op den ouden voer , de grensfchei- ding van dit landtfchap, 't getal der groote en kleenefteden, &c. voor af ten toon ftellen.

Het landtfchap Xantwag , dat het

Komen in

6. Jany.

Grens- pas len van bet

vierde in ’t getal onder de Noordfche „afcsap landfchappen is wort ten Zuiden , xansung,

Ooften en Noorden van de Zee be- kabbelt, en aan de Weft-zijde rontom met -Revieren omcingelt ; invoegen men van alle kanten te {cheep gevoeg- lijk daar aan kan komen. Ten Noor- den van Xantung leid het landfchap Peking, en na’t Zuiden het landfchap Nanking daar van het door de Geele revier gefcheiden wort. Het overige leid met de Vaart un, ende Revier Guei befloten.

Dit geweft brengt overvloedigh Koren, Rijs , Garft, Bonen en aller- lei andere Aardtgewaflen voort, daar toe de groote meenighte der Revieren en Poelen, die het geheel landíchap bevochtigen , niet weinigh helpen.

Lo

Prucht-

baar heit.

ek Ü d RA

t

Cc ge pj : » „a nn 4

Denen ccd *

End

mn

126

Zo. vrachtbare Akkers en Beemden leggen indit land{chap „_dat-men zeid, dat d'Oog(tyvan-een cenigh jaar, den Inwoofideren tien jaren levens-midde-

Jen verfchaffen kan. Alle, eet-waeren,

inzonderheit-Eyeren, Kalkoenen, Fai- zanten Velthoenders ,‚ Hazen enan- der. wilt gedierte, zijn hier. overvloe-

digh, en‚voor-een geringe prijs te be-.

komen; door dien d’Inwoonders in

hert jagen zeer groot vermaak fchep-

pen. De Revieren , Poelen-en andere wateren, vallen hier ook-zo vis-rijk, dat men by wijlen tien pont vi{ch voor cen halve ftuiver- kan kopen. De Zijde (eeniklaarbewijs-teken van de vrucht- baarheit van dit geweft) wort hier niet van de gemeene tamme Zijd-wurmen, maar van andere W urmen,den Rufpen niet ongelijk,op lange draden, met het uitlaten van eenige dunne vochtig- heit uit de-‚mont, aan de bomen ge- fponnen. Deze Zijde is wit, en hangt eveneens als fpin-rach aan de boomen en heggen; die dan van d’Inwoonders,

‚- om daar zijde Lakenen af te maken,

Aart der

salks.

vergadert-wort. Dit geweft levertook zeer rijkelijk verfcheide zoorten van Peeren, Kaftanien en andere vruchten uit. En zo groot cen meenighte van Pruimen groeien in dit landfchap, dat- ze gedroogt van hier na d'andere land- fchappen verzonden worden.

Her volk valt hier zeer grof en bot van geeft, en weinigen onder hen be- refken den top der geleertheit. Door- gaans zijnze fterk van leden en over- geven ftout, en kunnen den arbeid en koude zeer licht verdragen. De kin- deren fpeelen niet alleen in de koude des’ winters moeder-naakt ; maar zy Ípringen ook van boven neder in tkout en killende water ; daar in zy ook, zo dra alffe ter werelt komen, afgewoflchen worden. Veele onder hen erneeren zich ook met roven en ftelen, en rotten bywijlen in zoo groot een getal t'zamen datze geheele heiren

uit maken. Zeer veel onheils en ellende’

heeft dit geweft ook in dezen leften Tartarifchen oorlog uitgeftaan ; ter oorzake zich dit volk overgeven ftout en ontemmelijk aanftelde , en voor de- zen nu den Tarter was af-, en dan weêr tocgevallen.

GEZANDT SCH AP. aan den Groöten

-: In dit geheele-landfchâp Kantung

dertien veftingen. De zes-gtote-hooft- fteden zijns Cinan , Yenchen > Tung- chang, Cingcbeu, Tengcheu en Laicheu.

CaNan gebied over dertigh fte- den, als Cizan, Changkies, Ceuping, Ghagxan , Sinching , Cho, Citang, Ciyang, Chihuen, Taching, Line, Chang- cing Fiching; Cingching, Ling, Taigan, Sintat , Lainu, Te, Teping, Pingyven, Vuting, Yangfin: Haifang , Loling, Kangho, Pin, Licin, Chenboa en Pin tabt.” Waar onder Taigan en Vuting de voornaamfte zijn.

YeENeunru gebied over zeven en

twintighfteden, als. Yencheu, Kioheu, Niuyang, Cen, Teng, Ye, Kinbiang, Yatai , Tan, Chinguu , Cao, Cao, Tingtao, Cining, Kiaciang, Kinye, Krunching, Tungping, V enxang, Tun- go, Pingyn, dJangco, Keuchaug , Y,

Lanching, Fi en Suxui. Onder deze zi jn.

Cao, Cining, Tungping de voornaamtfte.

TunreemanNe gebied over ach- tien fteden,-als Twngehang , 7, angye , Poping , Choangping , Kien, Sin, Cing- Ping, Keus Lincing , Quontao, Cao- tang, Gen Hiacin , Vuching, Po, Fan, Quonching en Chaoching. Onder deze zijn drie, Lincin » Caotang en Po, de voornaamtte.

Cinecmev gebied over veertien fteden, als Cingcheu, Linchis Pohing, Caoyven , Logan, Xenguang , Changbo, Linkin, Gankiu , Chuching, Mungin, Kun, Yxnt ; (die de voornaamfte van allen is ) en Gechac.

TeENecuer uv gebied over acht (te- den, als Zezecheu , Hoang , Foxan, Leuhia, Chaoyven, Laiyang, MN raghai, (die de voornaamfte is ) en Wenteng.

Larcuev voert de heerfchappy over zeven fteden, als Zaicheu, Pingen, Vi, Changye, Kiao, de voornaamfte Caomie, Creme.

De dertien veltingen zijn, N. ingcing, Cingbat , Chingxan, Gueibai, Sanxan, Kixan , Civenxan, Manan, Siaoye, Haicang, Punglat, Cin en Kechin.

In dir landfchap leggen ook etlijke Eilanden , waar onder drie de voor- naamfte zijn, als Fegxeu, dat na’t We- ften is gelegen, en niet zeer groot;

maar

Getal ter leggen zes groote hooft-fteden ook feder.

twee en tnegentigh kleene fteden , en _

Geral des volks.

Schatting.

[a 44

maar wel bebouwt is; Tenbeng , by Caamie in Zee gelegen. Dit Eiland is zeef vérmaart door een droevig onge- val van vijf hondert Sineefche Filofo- fen,die zig hier zelfs in Zee verdronken, ter oorzake Keizer Xuís alle Geleerden als doot-vyanden haatte: Het derde ís het Eilant Xamuen, dat het grootfte van allen en zeer volk-rijk is.

Het Sineefche Reeken-boek , dat het getal der menfchen, die in ieder plaats zijn, vervat, telt in dit land- fchap zeven hondert tzeventigh dui- zent, vijf hondert en vijf en tzeftigh Huisgezinnen, en zeven en tzeftigh hondert duizent negen en vijftigh dui- zent zes hondert en vijf en tzeventigh Mannen. Jer

Het geheele landtfchap brengt aan fchattingen voor den Keizer op; acht en twintigh hondert duizent twaalf

_duizent een hondert en negentien zak-

ken Geerft, Rijs en Tarruw; vieren vijftigh duizent negen hondert en tne- gentigh rollen gefponnen Zijde ; twee en vijftigh duizent vier hondert negen en veertigh ponden Katoen. Daar en boven verfchaft het noch tot voer voor ’s Konings paerden ,‚ acht en dertigh hondert duizené vier en twintigh dui- zent twee hondert en tnegentigh bun- delen ftroo en hooi, zonder de tollen,

Ed

eastern

die op drie plaatzen van de Vaart Jun (waar langs alle fchepen na Pekzag varen ) ontfangen worden, daar onder te rekenen. Want {choon op de door- varende Goederen geen zware tollen geftelt zijn, en de Waeren zelfs van kleen belang zijn, zo brengt evenwel de menighte der zelve zoo een groote zom penningen op; dat die jaarliks aan den kant van tien miljoenen goude kroonen beloopen. Het bovengemelde dorp. K IA-KIA, omringt ín luftige en vruchtbáre lants- p douwen, die zich zonderling verma- kelijk en aangenaam in 't oog opdoen; en van verre als u fchijnen toe te lac- chen. Het is een zeer volk- en neering- rijk Dorp, en doorgaans wel betim- mert, en met redelijke groote Gebou- wen , na gelegentheit der plaatze; verciert. Alle de rontom-leggende vel- den vallen hier vlak en effen, zo verre het oog afzien kan; tot aan het hooge gebergte daárin deze velden; voor- namelijk ten Ooften, beflooten leggen. Men zag, in deze lantftreek. de Rosma- rijn over al op de velden in't wilt in zo groot een overvloet groeien, als de heide op de Veluw, of in het Berg- fche of Soer-lant , ‘t welk niet alleen wonder aangenaam en vermakelijk om te

Ne mem nl Et On -

leidt rontom Ya” Kia-

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

te zien was; maar verfpreide ook zo- danig een reuk en geur van zich , dat- we die van verre gewaar wierden, eer wy noch dit welriekend en geurigh gewas in 't gezicht kregen. Wy zagen hier ook veel wilt gedierte lopen, in- zonderheir Hertenen Hinden , en ook meenigerlei flagh van gevogelte in 't wilt vliegen ; waar onder de Faizan- ten zich in zo groot een meenighte vertoonden, als de Leeuwerken hier te lande. Een groot vermaak fchepten wy hier in de Herte- en Hinde-jacht, maat konden , dewijl ons de gelegent- heit van’t lant niet bekent was , veel- tijts niet opdoen. De Tarters liepen heele velden door, en wendden groote moeite aan om iets te vangen, en ons daar meê te gerieven en te befchenken. Zy ftonden ook ten hoogften verwon- dert, en als voor *t hooft geflagen, alfle zagen dat wy zomtijts een lopen- de Hinde of Faizant in de vlucht fcho- ten. Zonderling geurigh en fimakelijk was het vleefch van de Herten en Hin- den, en kon mende fmaak van de Ros- marijn zo natuurlijk eenighzins daat uit proeven, niet anders als of het vleefch daar meê gekookt had ge- weeft. Drie dagen voeren wy langs deze gemelde Koninklijke vaart Jux, en ter weder-zijde voorby dusdanige

|

8 Ag dep

vermakelijke en luftige dantsdouwen, eer wy eenige andere plaatzen van eenigh belang onderweegs aandeden 3

maar op den elfden der zelflte maant, gomen aan

quamen wy aan zeker vermaart en uit- bet dorp Ia Hinne.

fteekend Dorp , dat van de Sinezen TAX HINNO genoemt wiert, en dicht aan den oever van de gemelde Koninklijke vaart gelegen is. In en ontrent dit Dorp vertoonden zich zes en dertigh zeer fchoone en hooge Toorens ; die ter weder-zijde van de Koninklijke vaart ftonden , en zeer kunftigh en prachtigh gefticht waren. Wy namen onze nacht-ruft voor dit Dorp ; maar vertrokken des volgenden morgens,zo dra de dageraat op het aartrijk quam verfchijnen , en zagen op den dag, als ook den vol- genden dag, ter weder-zijde van de Ko- ninklijke vaart, onder ’t varen, zeer veel luftige en vruchtbare Kooren- velden leggen Hoewel dit landfchap Qwantung, ter plaatze daar wy langs deze Koniùk- lijke vaart Noortwaarts op trokken, zeer vlak en effen valt, en luftige en vruchtbare lantsdouwen bezit, zo is het evenwel, ten Ooften van deze Ko- ninklijke vaart, met zeer hoge en grote bergen bezet ; waar van ik hier eenige van de voornaamfte zal laten volgen. By

TT

Berg Tai.

Berg Taxe.

Berg Fang.

Berg Chany=

ping.

EV We

By Tuigan, de zeftiende kleene ftad van d'eerfte hooftftad Cinan leid een berg, Tat geheten, die zeer hoog en groot is. De Sineefche Lantbefchrij- vers zeggen , dat hy met zijnen kruin tot de hooghte van veertigh ftadiën rijft, en men op deffelfs top, in ‘teerfte hanen-gekray, de Zon kan zien rijzen. In dit gebergte heeft men vele holen, zeer hooge toppen , en veele Pagoden of Afgoden-kerken , als ook een gro- te meenighte van Priefters, die daar byna op een zelve wijze leven , alsde Kluizenaars in Europe. Niet verre van Latuu d'achtiende kleene ftad van de bovengemelde hooftftad, is een berg, dien de Sinezen Taxe noemen, daar uit yzer in groote meenighte gegraven wort.

By Kiohen, de tweede kleene ftad van de hooftftadt Yezgcheu , leidt een berg, Fang geheten, daar d'ouders van den zeer vermaarden Sineefchen Filo- foof Gonfutins hunne graf-fteden heb- ben „daar af deze berg door geheel Sina ook zeer vermaart en bc- roemt is. |

By de vierde kleene ftadt Ceu leidt een berg, Changping geheten, op den welken , na 't zeggen van zommige Sinezen , de gemelde Filofoof Coz- fetius zijn wiegh en geboorte-plaats

ee

Sma.

|

„CINNINGSIU .

vind ; te weten in een ftad; die meê, als de berg; Changping geheten was, en daar af de puin-hopen en vervalle muú- ren noch gezien worden.

By Tungping, d'achtiende kleeneftad Perg Fang.

van de bovengemelde hooftftad, leid zeker groot gebergte, Fung geheten; zoodanigh aan Boffchen en Akkers afgedeelt, dat het een zeer fchoon fchildery vertoont , en van de Sinezen by zijde Damaft verleken wort.

Op den dertienden der zelffte maant bragtenwy taan CINNINGSIU, of Cining, de veertiende kleene ftadt van de tweede hooftftad Yengchen.

Indit Cizing wierden de Gezanten, by afwezen van den Stad-houder, dië met zijnen Raad uit der ftad was, om een dijk tegen het inbreeken der Geele revier tordonneeren , door de Agen- ten van den jongen Kantonfchen On- der-koning, t'hunnen huize zeer treffe- lijk onthaalt.

Deze ftad , die rontom met vlakke

en moerasachtige Landeryen omringt

wort, en vijf hondert en vijf en tze- ventigh /y van Taujencien leid , is in 't midden van de Koninklijke vaart Jun gelegen; zulks alle de fcheepen , die deze Vaart op en af willen , deze ftad doorvaren moeten, en aldaar vertollen: Zy overtreft niet alleen in grootte,

R z volk-

Komen te Cining.

wike! 13 af ik ‚Lb

132 GEZANDT SCHaA P aan den Grooten

volkerijkheit, grooten koophandel, en in vermaartheit en edelheit, al’ d'an-- dere zeven en twintigh kleene fteden, in de landftreek van de bovengemelde

Wy zagen ontrent deze ftad Cinigig, prend: ec zonderlinge en vreemde maniere td van van viffchen te vangen, door middel „ns

' met de vogel van zekren vogel , dien zy Loupa.

_

.

hooftftad gelegen ; maar ook de hooft-

ftad Yengchen zelf. De ftad is ook zon- | derling antijks gefticht, en van binnen

zeer dicht met heerlijke Gebouwen betimmert. Onder andere gebouwen vertoonden zich ook binnen de ftad twee hooge en heerlijke Pagoden of Afgoden-kerken , die van binnen, na ‘slands gebruik , vol kleene en groote Beelden (tonden. Zy is ook tet weder- zijde van de Koninklijke vaart met een Voorftad verrijkt, die zeer groot en volkerijk is, en in neering, welvaart, en meenighte van Inwoonders , tegen

4 “meenigh voorname flad op-mag. Ter weder-zijde van de Vaart leggen ook

ve twee flerke en groote fchut-Sluizen,

Bron Tao.

he het buiten-water {chutten, dat dik- wils zes voeten hoger , als het binnen- waters tijft nt De landftreek-rontom deze kleene ftad Cizing gelegen, ‘als ook de gan- fche landftreek van de hooftftad,is zeer waterigh en broekachtigh „en wort

met verfcheidene Poelen en Revieren |

bewatert. Dicht by dit Cizing leid een poel Nannang, die eenige mijlen groot en zeer vis-rijkis. By Cao, detwaalfde kleene ftad, leid een poel, Zus gehe- ten, dat op Neêrduitfch zo veel ge- zegtis, als de Poel des donders; de- wijl in ’t midden een fteen is, wiens

lijf eenen Draak en ’t hooft eenen

menfch uitbeelt. De Sinezen noemen den zelven den Geeft des donders , en fchrijven dat uit den buik , als men daar op flaat, een geluidt als van den donder ontftaar.

By de derde kleene (tad Ninyang, die meê onder’t gebied van de boven- gemelde hooftftad Yengchen , en on- trent twee mijlen van Ciing leid, is een zekre bron , Tao geheten, dat is, de Bron des Rovers. Uit dezen bron,

zo de Sineezen verhalen , wilde eertijts

de groote Filofoof Confutius niet drin-

ken hoewel hy byna van dorft ver-

fimachtte, ten aanzien de zelve het Ro- vers-water genoemt wiert. Zo groot een fchrik had deze heidenfche Filo- foof van den naam der zonden!

LO U W A noemden. En de- wijl dit een regt wonderlijke en aartige vont is van te viflchen, en die nergens by andre volken mijns wetens , dan in Sina in't gebruik is, acht ik nodigh de geftalte van den vogel in fchrift en prent, en op wat wijze de zelve de vilfchen weet te vangen, in’t kort tc laten volgen. Deze vogel Louwa is wat kleender dan een Gans , en den Rave niet zeerongelijk; heeft een lan- gen hals, en een bek als een Arent, die op het einde zeer krom is omge- bogen. |

Het vangen gaat in dezer maniere toe. De Viffchers, of eigenaars van deze vifch-vangende Vogels, hebben kleene fchuitjes, die van rijs-takken of riet zeer kunftigh en dicht t'zamen gevlochten „ven ter-weder-zijde met dikke Rieten of Bamboezen bezet zijn, daar op deze Vogels, alffe uitvaren om te viflchen»:gaan zitten. Mert deze fchuitjes en-Vogels op de Bamboezen, varenze na-de, Revieren en Meiren, en zetten de Vogels buiten boort, die terftont onder duiken, en zo{nel en gezwint onder water voort zwemmen, als de Sinezen hun licht vaartuig met een ftok kunnen voort zetten. Zo dra nu de Vogel een vifch onder water achterhaalt en gevat heeft, dan komt hy zeer fchielijk daar meê boven wa- ter, en flokt hem terftont op ; maar zo haaft heeft hy de vifch niet inge- flokt, of de meefter van ’t vaartuigh vat hem aan, helpt hem in de fchuit, en breekt hem den bek met gewelt open, en duuwt de vifch of aas zeer behendigh en met een zonderlinge hant-greep uit den krop. Daar na zet hy den zelven Vogel weder buiten boort , om meer viffchen op de zelve Wijze te vangen; cen ding, dat zeer zeltzaam en vermakelijk om te zien is. Doch op dat deze Vogels, die zeer gaerne vifch-eeten , de zelve niet zou- den doorflokken , zoo fluitenze hen erft den krop of hals met een yzere

ring toe, die belet , datze de vifch ‚niet na binnen kunnen in-flingeren; maar

zn, VOGEL Lo 5

a ee

maar voor dezering zitten blijft. De , vilchen , die zoo groot zijn datze in den krop vandeze vogels niet kunnen, halenze by den fneb uit het water, ’t welk zy den viffcher met groot ge- | luid te kennen geven, omhendie afte | halen. | Als’er nu, by gelegentheit, eenige Vogels achter blijven of niet datelijk, zo dra alffe buiten boort gezet zijn, onder water duiken , dan flaanze , om hen die traagheit af te leeren , met ftokken en bamboezen zo ongenadigh en fel daar op dat de pluimen hen van clijf ftuiven. Wanneer nu deze vo- gels een tijt lang en een goet deel vif- fchen gevangen hebben, zo wort hen deze yzere ring afgedaan , om vifch voor hun zelven , en tot hun eigen voedzel te vangen, ‘t welk hen zeer gewilligh in ‘t vangen voor ‚hunne meefters. maakt. De, Viffchers moeten ook, voor ieder vogel jaarliks zekre fchatting aan den Keizer opbrengen. Deze vogels „worden aldaar van de Si- nezen in groote waerde gehouden, en zijn zommigen, die wat gauw in 'tvan- gen zijn, zo dier-, dat dikwils een eenige vogel voor: vijftigh toel zilvers , (dat ontrent hondert en vijftig gulden | in Hollantfche munt is ) verkocht ;

wort, Wy vroegen aan den opperften |

et ete he Pen «arg et d

| eden ee

van deze Viffchers, die een (tok-oud en Srijs man was, of hy een paar van deze Vogels wilde verkopen ; waar de zelve van daan quamen ; en op wat wijze zy hen dit vifch-vangen geleert hadden; maar wy kregen tot antwoort, datze hem niet af{tandigh waren, de- wijl hy daar meê zijn vrouw en kinde- ren moefte onderhouden. En belan- gende hunne af komft, en op wat wijze deze Vogels dit geleert was, wift hy niet anders te zeggen , dan datze hem van ouders tot ouders aanbeftorven en

‚nagelaten waren. Wy vroegen hem meê, ofze ook aanteelden en veel jon- ‘gen kregen; waar op hy tot antwoort

gaf, datze wel aanteelden , maar zeer

langzaam en traag.

By zekeren Schrijver, Jan Gonzales van Mendoza; in zijne befchrijving van't Rijk’ Siza, worden deze vogels Scholfers genoemt; maar deze Schrij- ver verhaalt de vis-vangít , die met deze vogels gedaan wort, op een heel andre wijze. ’k Zal zijne woorden, op dat het onderfcheit des te klaarder blijke hier laten volgen. De Sinezez, zeid hy hebben een zonderlinge manie- re van te wiflchen, die geer vernuftig en frat is. De Koning houd in alle fle- den, die op de oevers. der-Revieren ge- bout zijn zommige huizen, Waar in

3 alle

Ieder ber-

154 alle garen veel Scholfers -op-gebracht worden, met de welken men vifcht in de maanden , als de vifch bun kuit ge- fchooten heeft , in dezer wijze. De meer flers van deze vogels, neemen die uit de koten en brengenze op den kant der Revieren , alwaar zy veel fchuiten hous

den om te wiflchen, en vullen die half

vol water. Daar na bindenge de Schol- fers met een lang koordeken onder de

vleugelen, en den krop zoo dicht toe,

datze de vifch-niet hunnen doorflinge-

ven, en Werpen daar na deze Scholfers int water om te wiflhen; 't welk, deze

vogels zeer gaerne doen , en fchieten met zoo groot een fnelheit in't water, dat zulks te verwonderen is. Alffe nu zoo _dang onder water zijn ge weeft, tot datze,

tgeen tuffchen.de.neb en krop is, gevult hebben, zoeken zo veler baden. et „liegen met. de zelffle frelhêit na de.

fchuit , en fchtetende gevangen wvifch in 'twater , dat in de fchutt. gedaan wiert, op dat de kleene vifch niet zou flervén. Zoo dra hebbenze de vifch niet uitge- braakt , af 3} keeren terflont wederom om een nieuwe roof te halen en volbar- den in dit wiflchen wel wier vren achter malkandre ‚tot dat de föhuiten wol vifch zijn, en dat met zulk een behendigheit, dat d'een den ander niet belet. Daar na ontbindenge de koordekens van den krop, en laten de wogels weder keeren op de Revieren , om voor hun zelven te wiffchen , jrift 1e dien tijde als zy daar groote begeerte toe hebben; want daags poor de viffehing , onthouden zy ben de gewoonlijke fpiyze , 't welk een zekre maat Geers 1s , op datze des te gewilli- ger ten vang fl-zouden trekken. En na datze dege vogels een wijle hebben laten wiflchen , zo nemenze die uit het water, en brengenze na de gemelde koien. Dus verre Mendoza. Wy kochten van deze Viffchers de verfche zoode, die meeft uit Karpers beftont , waar onder zom- mige de lengte van anderhalf {pan , en de zwaarte van drie vierendeel ponts hadden.

Alle herbergen en teer-huizen heb-

berg beeft zij ben hier hunne eigen en byzondre ne Comedian=

ren.

Comedianten of Toonneel-fpeelders, even alleens gelijk hier te lande ieder kroeg, op de Dorpen in de Boere-ker- miffen,een byzondren Speelman heeft.

GEZANDTSCHA »P aan den Grooten

‚Gaftente vermaken over de maaltijt

allerlei aartige kluchten en bly-fpeclen,

en zijn, zo wel de mannen als de vrou-

wen, zeer prachtigh met allerlei kle-

deren en andere behoorlijke toeftellen uitgeftreeken en verzien. Deze Speel- ders hebben altijts eenige van de ge-

meene fpeclen gereed; invoegen zy.

deze fpeclen, na het welgevallen der Gaften , terftont vertoonen kunnen. Ook toonenze den Gaften zeker boek, daar in alle de fpeelen op Sincefch ge- fchreven ftaan , om daar uit een te kiezen, datze gaerne zien willen. Het ganfche fpel wort byna al zingende uitgefprooken ‚, en nauliks komt ’er iets door de gewoonlijke en gemeene maniere van fpreeken voor den dag.

dr zo veel als twee fchellingen in Hol- lantfche munt is; daar d'onkoften van de Speelders noch meê onder geree- kent waren ;- zulks wy ten hoogften verwondert ftonden , waar meê deze Speelders. d'ofikoften van hunne kofte-

| lijke kleeren en andere toeftellen kon-

den betalen , daarze voor hun fpeelen zo weinigh gelts krijgen.

Wy vertrokken des volgenden mor- gens van deze ftad (777 ‚, en quamen, na een weinig varens, voorby zeker dorp, N A N W A IG geheten, dat wy op de linker-zijde van deze ko- ninklijke Vaart vonden leggen , ter plaatze , daar deze Vaart en de revier Luen in malkandre loopen , en hare

| Deze Comedianten fpeelen „om de——

Alles was hier zonderling goet koop , « en men gaf ter maaltijt, voorkoften

ank, niet meer als twee maas; dat

waters vermengen. De Tartersen Siì- monderijke nezen wiften ons” wonderlijke en aart van ver VIEL,

vreemde dingen van deze Revier te verhalen, en onder andere , dat zes ftokjes ( wanneer men negen ftokjes inde zelve quam te werpen) om ’t Zui- den, en drie omt Noorden zouden drijven. Ik , die my tenhoogften over dit zeggen der Tarters verwonderde,

en niet wel konde geloven, dat zoda-

nige diepe verborgentheden in de na- tuur verborgen lagen, nam hieraf een proef , en bevond zulks ook in der daat waar te zijn : want zoo dra en fineet ik geen negen houtjes in de Re- vier, of jk zag’er zes nat Zuiden,

en

Ë

en D 0S

mn a a re ie

er en en

bonetapte rnaar aL

IIET

LE

CLEAN

EK

NN

ej rare ET ir Ee or a rin ze == nr se oef, mr - nn en Rn mn id emil ei BEE sa. - Ts 5 - Tr 7 ier

en

er, md nen ae

_ anke ES Ei

Komen te Xantfui,

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sind.

en drie na ’t Noorden drijven ; maar uit wat oorzaak zulks toequam, wilten my de Tarters en Sinezen, nochte d'In- woonders niet uit te leggen ; hoenau- keurigh ik hen d'oorzaak, en alle omftandigheden van dezen wonder- daat door onzen Tolk liet afvragen. Dit diep geheim der natuure ond@rzocht ik recht tegen over zekre Pagode, die de koninklijke Serpent genoemt wiert, daar af de Sinezen ook veele wonder- heden en zonderlinge geheimeniffen wilten te verhalen.

Den negentienden der zelflte maant quamen wy aan zeker ftedeken

wlm KANT SU 1, dat van ande-

re ook Keuchanz genoemt, en voor de drie-en-twintighfte kleene ftad van de hooft(tad Yezgcheu gereckent wort.

\ ek woonders wiften te verhalen, had deze Gecle reviere al 't laege land onder wa- ter gezet , en niet alleen dijken en dammen ; maar ook heele Steden en Dorpen weg-gefpoelt en met zich ge- fleept ; waar door het landt hier overal gebroken en bedorven is. Des volgen- den morgens vertrokken wy wedervan dit Kantfut en zagen onder ‘t varen, ter weder-zijde van deze koninklijke Vaart, zeer veel (choone en treffelijke Dorpen en koorn-Akkers leggen. Wy vonden ook een groote meenighte van zeer fterke en zware fchut-Sluizen ; doorgaans in deze Vaart leggen, die ons niet weinigh overal in't varen met het fchutten verletten en ophielden : want van Xaxt fis: tot aan Lining voe- ren wy door acht en vijftig Sluizen.

Dit Kant fi of Keuchang , leidhondert | _ Buiten dit Xantfui, na een weinigh , Pagods . * Ë Spr en tzeftigh Jy van het bovengemelde | varens, vertoonde zich ook zeker ver- drij

Cin/ng , en ftrekt haar armen , ter rech- tet- en linker-zijde langs de konink- lijke Vaart, zeer verre uit, die ook doorgaans met fterke veftingen en byna onwinbare Kafteelen bewaart en be- fchermt worden,

De ftad, die in een vierkante om- trek , van anderhalf uur gaans groot, zeer net beflooten leidt , is ront- om omringt met Muren , die, tot meer- der verfterking «en weerbaarheit , met dikke en fterke Borft-weeringen ver- zien zijn. Van binnen vertoonden zich verfcheidene treffelijke en aanzienlijke Gebouwen ; maar die, by gebrek van Inwoonders , leedigh en onbewoont lagen , en voor het meerdeel door ouderdom vervallen , en in de laafte beroerten gefloopt en verdelgt waren.

De Sineezen toonden ons buiten de _muuren der ftad een ftaand water of Poel, en zeiden voor de waarhtit, dat aldaar een zekre vermaarde Pagode

had geftaan, die teffens met Priefters

ng mm

maarde en uitfteekende Pagode , dic TEYWAN MIAO genoemt wiert, en by hen in zogroot een ach- ting is, ‘datze die onder de vermaartte Pagoden van geheel Sina reekenen. Zy rijft, als aan deze volgende prent niet duifterlijk te befpeéuren is , met haar Bou-werk vry hoog in de lucht , en is rontom met fterke en cierlijke muren omringt, die onder van grauwen ge- houwen fteen ‚en boven van roode en groene verglaasdé Tiechel-fteencn zijn opgcehaalt , en heel kunftigh na de Sineefche Bou-kun(t in malkandre gevoegt. De Pagode zelf , was ook met grauwen gehouwen fteen opge- haalt, en had boven een kap of dak, dat zonderling kunttigh, na de Since- fche wijze, met Draken en allerlei an* der beelt-werk, ( daar meê de Sinezen zonderlinge geheïmenifen weten uit

te beelden ) verciett-en opgepronkt

was. Dit dak was binnen zeer fchoon vermiljoen-root , én van buiten met

geele (een kleure die alleen den Keit zer en eenige Grooten eigen is te dra- gen) verglaasde pannen overdekt, als ook de geheele muur , daar in deze Pagodebefloten lag. Als de Zon zijne | ftralen op dit dak quam te finijten , ga- ven deze pannen zo fterk eenen glans en luifter van zich, als ofze van gout en vergult waren geweeft. Aan de voor-gevel en ook van binnen zag men ver=

en Papen verzonken was, zonder dat men oit heeft kunnen weten , waar ftuk of fteel gebleven was. Doch dit laat ik op zijn beloop ftaan ; altijt het gaat zeker , dar dit omleggende geweft door het overlopen der Geele revier, die by wijlen ten bedde uitrijft , en over Land en Akkers heenen fpoelt, jammerlijk bedorven wort: want voor eenige weinigh jaren, zoo ons d'In-

d A ÂN Hi altij

Kil Ki

Ì Ì ht |H Lj _ ij bil

rd ,

u m_, KS elek HH Dt HP

' | rn

_g

verfcheidene Sineefche Charakters ftaan, waar van zommige eenige ver- borgene geheimeniflen en diepzinnige fpreuken uitbeelden; en andere (voor- namelijk die van binnen inde Pagode) de namen der geenen , die aan den Afgod dezer Pagode geoffert hadden, te kennen gaven. Zy praalde en pronk- te ook van binnen met meenighte van groote en kleene Beelden , die zeer ordentelijk langs de muren opgeftelt waren. Achter deze Pagode lag ook, in den omtrek van de zelffte muur , een luftige en vermakelijke Thuin of Luft-hof, die met allerlei flag van bo- men, heefters en kruiden zeer cierlijk beplant was. | | Den twintighften quamen wy aan TUN CHAM,

fchap Xantung. Deze hooftftad, die in een vierkante vorm befloten leid, en een vak beflaat, dat in haren om- trek een uur gaans veréifcht, is tnc- gentigh /y van Zaat fu: gelegen.

Zy leid- rontom in zeer fterke en vafte muuren beflooten, en die met borft-weeringen, wacht-Toorens en andere weêrbare oorlogs-werken zo- danigh tot ftads befcherming verfterkt zijn , dat wy noch op de ganfche reize geen ftad ontmoet hadden , die vafter

of Tung- zo.Juny. chang de derde hooftftad van dit land-

en beter na de regels en maat van de Veft-bou gefticht was. Onder verfcheie dene andere dwars- en rechte ftraten, vertoonden zich binnen de ftad twee voorname breede ftraten, die de ftad kruis-gewijze doorfneden. In ’t mid- den zag men een hoog en cierlijk Ge- bou ftaan, dat met vier verwelfde bo- gen zeer prachtigh na om hoog rees, die alle zeer bou-kunftigh na de Sinee- fche wijze gefticht waren, en een ieder met een byzonder dak, d'een-boven d'ander, overdekt en afgedeelt was. De ftad is ook verzien met zeer flerke en vafte Poorten , die ter weder-zijde, behalven de punten, vier groote en zwarte Bolwerken hebben leggen, die. langs de muren op elkandre flankeren. Aan de Noort-zijde van de ftad leid een breed water, dat door een andre gracht rontom de ftad heenen vloeit en geleid wort. Over dit water iseen fter- ke Hout-brug geflagen , die de lengte _ van hondert en zeven en dertigh voc- ten heeft, en gedurigh met een zwerm van menfchen , die uit en in de ftadt komen, (want langs deze brug gaat men over dit water aan de Noort-zijde in de ftad) bewandelt en betreden wort. Aan de Zuid-zijde heeftze een groote en heerlijke Voorftad leggen, die, ten opzicht van d'overgroote meenighte

der

7 2D | pe U PN zi Ne 7 (Al fl IN \

Fn

EN Ki ND

Ho ef

es AN NA

7

mis. Mij Oi Id

a / | W

ik NE

ALAN

a nn en den.

Tr En

em Ae marge ee ze eme ez eme mtr Etten. NS ee mei

en nd

der Inwoonders en grooten koophan- del, genoech voor een tweede ftadt verftrekken kan. De hooftftad zelfs is van binnen doorgaans ook met vry groote en heerlijke burgerlijke gebou- wen zeer dicht en net betimmert , er munt ook zonderling uit in verfchei-

craft naai dene Pagoden of Afgoden-kerken. Na

Vrucht

den opgang der Zonne of ten Ooften van de ftad,- toonden ons d’Inwoon- ders zekre yzere Graf-naalt, die an- derhalf vadem dik, en ontrent twin- tigh voetenin de hoogte had. Groote gcheimeniffen en wonderlijke verbor- gentheden wiften de Sinezen ons van dezen Graf-naalt te verhalen ; en onder andere ydele beuzelingen , toonden zy aan den voet eenige vreemde Sinee- fche Charakters , waar aan, zoo zy zeiden , men zien kon dat deze yzere Graf-naalt aldaar, aan ‘tgraft van ze- kren grooten Heer, al over zeven hon- dert jaar geftaan had. D'Inwoonders, zo veel wy uit de Sinezen verftaan kon- den , hadden deze Graf-naalt den ge- melden Heer ter eere en ter ecuwiger

gedenkenis opgerecht; dewijl hy den ;

lande zeer groote dienften had gedaan,

en in den oorlog voor ’t Vaderlandt gefneuvelt was. |

De landftreek van deze hooftftadt

baarbeit VAN Jeid laeg en vlak,maar valt zeer vrucht-

% land,

„baar in ’t voort-brengen van allerlei „tamme en wilde Beeften, inzonderheit van allerlei Moes - kruiden , Boom- vruchten en Velt-gewaflen ; zulks men hier geen gebrek van eenige dingen heeft, die tot ’s menfchen onderhoud en nooddruft eenighzins dienftigh zijn. Nergens byna in geheel Szza , dan in dit geweft van deze hooftftad, wort de Zijde in grooter overvloet aange- wonnen; zulks d'Inwoonders van de- ze landftreek met de Zijde , daar in hun voornaamfte handel en hooft-nee- ring beftaat, op verfcheidene geweften hunnen handel drijven , waar door de zelve ook geene kleene fchatten en rijkdommen vergaderen:

Wonderijs _ Ontrent de landftreek van deze ke [leen Nien- hooftftad ; en voornamelijk in het ge-

boang.

weft van de vierde hooftftad Cingcheu, ontrent twintig mijlen , na 't Ooften, van dit Zungehang gelegen, wort (zo ons de Tolk uit het zeggen der In-

Tartarifchen (ham , of Keizer van Siná. 137

woonders verhaalde ) een fteen in de maag der Koeien gevonden, dien de Sinezen Nreuhoang noemen, dat op Neêrduitfch luid, het geel der Koeien: want Nzeu is een Koe, en hoang zo veel als geel gezegt. Dezefteenis van onderfcheidelijke grootte , en dikwils niet veel kleender als een ey van cen Gans. Uitterlijk fchijnt hy uit een zachte krijt-achtige ftoffe te beftaan ; uitgezeid dat hy gemeenlijk geel van kleur valt; invoegen hy veel zachter en weeker als de Bezoar is; daar voor; of ten minften voor een zoort van den Bezoar , zommigen dezen fteen willen gehouden hebben. De Sineefche Ge- nees-meefters prijzen dezen (leen He= mel-hoog , en wenden groote naer- ftigheit aan om dien te bekomen. De Sinezen fchrijven , dat deze {teen zeet kout van aárt is, en een zonderlinge kracht by zich heeft, om alle zinkin= gen te genezen en te verdrijven. Het ftof van dezen fteen in ziedend water geworpen , doet het zelve, het zeg- gen der Sinezen , terftont {tillen ; en indien op den zelven een weinig kout waters gegoten wort zo komt 'er een rookachtige damp uit trekken.

In de landftreek van deze hooftftad,

Berg

by de elfde kleene ftâd Caotang, leid, Mingse:

onder andere voorname bergen, ook een berg Mingxe geheten , dat op Neêrduitfch zo veel gezegt is, als de Steen des geluits. Op den top van de- zen berg; zo ons d'Inwoonders van Fungchan verhaalden, vertoont zich een Colom van hondert roeden hoog, die, zo dra men den zelven met den vinger maâr aanraakt , een geluit ver= oorzaakt, als of ‘er op eenen Trom- mel geflagen wiert, van welk geluit de berg ook zijnen naam bekomen heeft:

De Sinezen wiften ons ook te ver- halen, dat by Quonchtne, de zeventien- de kleene ftad van de bovengemelde hooftftad; een zekre Poel lag, dieop Sineefch Ho- genoemt wiert, daar in de Koning Guei met zonderlinge vlijt en zorgvuldigheit eertijts Kraanen ge- voed en aangequeekt had. De Sinezen in deze landftreek, als meê door geheel Sina, voeden ook noch ten huidigen dage dezen Vogel gemeenlijk in huis;

S gelijk

Poel Hò:

Ven en ef dn di en _ & à id

Wte ene rare Ä U ae a ne eeen

ef

Komen aan de (tad Lin- nz.

gelijk ook by wijlen de Herten : want zy beelden zich in, datze, alffe deze dieren, die lang leven , in huis heb- ben en geduurigh aanfchouwen , door der zelveuitwaafleming en aanblazing, ook lang zullen leven. Wy hielden

onze nacht-ruft in onze vaartuigen voor deze hooft(tadt Twugehang en vertrokken des volgenden morgens, met Zonnen opgang, en quamen des daags langs deze koninklijke Vaart, voorby den vis-rijken poel Nanyang, en noch dien zelven dag aan de ftad LINGCIN G of Zisxinfnt, die hondert en twintigh /y van de boven- gemelde hooftftad Twrgebang gelegen is, en zich ter weder-zijde langs den oever van de koninklijke. Vaart uit- ftrekt 3 te weten aan het einde van deze Vaart, ter plaatze daar deze Vaart en

LINCING.

en

ren rp n brard Je

tijns waren in'de voorbaat, en ver- voegden zich eerft by hem op de Kay. En na dat de Stadhouder eenige ftoelen had laten brengen, en hy met de Man- darijns zich daar op ter zeet geftelt had, wierden ook de Gezanten daar by geroepen, en van den Stadhouder zeer vriendelijk verwellekoomt , die hen te verftaan gaf, dat hy hen in zijn Hof (daar over hy zich ook ten hoog- ften ontfchuldighde ) niet mochte ont-

halen , aangezien zy zich voor den

Keizer noch niet vertoont hadden. De Gezanten boden den Stadhouder eeni- ge kleene gefchenken aan, die hy om de zelve gemelde redenen af-floeg ; doch liet zich verluiden van die, in 't weder-keeren,ten dank te willen aan- vaerden.

Dewijl dit Zincing aan hereindvan gi pekers- de revier Gues, die het landfchap Xaz- [| de gemelde Vaart, en dicht aan de re- heit van Lin-

en 4 EE

: ak En - Pe

en B.

De Gevan=

fen komen by

den Stadboun- der.

tung van Peking fcheit, haar waters onder elkandre ftorten en vereeni- gen.

Zo dra en waren wy aan deze ftadt niet aangekomen, of de Stadthouder van dit Lereing quam terftont voor onze vaartuigen op de wal verfchijnen, om de Gezanten na behoren met alle teekenen van heusheden en plichtple- gingen te begroeten en verwelleko- men. Pinventon en d'andere Manda-

vier Guci gelegen is, en zo een ge- “75

wenfchte en bequanie gelegentheit ter

fchip-vaart heeft , komen de fchepen,

metallerlei waeren en koopmanfchap- pen, uit het ganfche Sineefche Rijk,

aan deze ftad, die aldaar ook vertollen

moeten: waar toe van ’s Keizers we-

gen drie Overften geftelt zijn, die den tol en de fchatting van alle de waeren en fcheepen ontfangen. ‘Zo groot een

neering en welvaart veroorzaakt dit in

Tarsrichen Chan, of Keizer van Sin

(die in de landftreek van de hooft(tad Tungebang gelegen zijn ) in volkrijk- heit , overvloet van allerlei dingen, overtreffelijkheit van Gebouwen, en in vermaartheit van koophandel uit- munt; ja vöor weinigh fteden , die in her geheele Rijk gelegen zijn, behoeft te wijken. Op beide d'oevers van de koninklijke Vaart ftaan dicht voor de ftad twee fterke en groote Kafteelen, regt tegen malkandre over,die der ftadt geen kleene fterkte byzetten , en ook de Vaart langs heen zodanigh kunnen beftrijken en befchermen, dat het min- fte vaartuigh , zonder den behoorlij- ken tol te betalen, niet door kan ra- ken. In deze Vaart leggen ook voor deze ftad twee zware en fterke Schut- {luizen ; die het boven-water, dat uit de revier Guei dikwils eenige voeten hogér, als het binnen-water, tegen de- ze Sluizen aanftaat , ophouden en

Schipbrug. Schutten. Àaú de Noort-zijde der ftad

vertoont zich een Schip-brug van nc- gen Ponten, waat over men van d'eene zijde der ftad tot d'ander gevoeglijk komen kan ; een van deze Ponten is zodanigh geftelt., dar de zelve bequa- melijk uit haar plaats kan wijken , en den {cheepen , na het betalen van den

op den kant van deze Vaart, een kleen yzer gefchutje ftaan , dat noch heel en goet, en redelijk opgezet was.

De ftad is van binnen zeer dicht en net met treffelijke en uitfteekende bur- gerlijke huizen betiinmert ; en munt, onder andere uitfteekende Gebouwen;

„zonderling uit in verfcheidene groote

en kunftigh-geftichte Pagoden. Zy leid in een heel vlakke en zand-achtige lands-dou ; en is rontom omcingelt met een aarde Wal, die boven met een fteene borftweering is opgezet. In haâr omtrek, dieeen ongefchikte of onge- lijkzijdige driehoek vertoont , ifle on- trent twee uuren gaans groot; zonder hare voorfteden daar onder te rekenen. Wy hadden hier een groot overvloct van allerlei fruiten, en onder andere zeer fchoone en welfimakende Peerèn, die lang ‚, zonder te verrotten, duren

kunnen: Buiten demuren, ten Noofden van de ftad, ftaatook een zeer {choone Pa- gode; met een hoogen T ooren,die vele Sineefche kunft-werken in heerlijkheit van ftoffe en in grootte van't werk te boven gaat. Op dezen Tooren klimt men by een wendel-trap (die niet in t midden van den Tooren ,; maar S 2 tuflchen

K unftige Tooren buigen Linctng.

hin

ik N 4 Û.

| ER

' lit tl 41 | hi

140 tuffchen twee muren inftaat) na bove. nen, van waar men, als men tot dán den top des Toorens is geklommen, zeer verre over d'omleggende lande- ryen, als ook langs de koninklijke Vaart, en de revier Gueiylhet oog, kan fpeelen laten. |

De geftalte des Toorens valt acht- kant, is negen verdiepingen hoog, en ieder verdieping heeft de lengte van negen ellebogen , zulks de ganfche Tooren, van den onderften voetftal tot boven aan den top, tnegentigh clle- bogen hoog is, waar by hy ook zijne behoorlijke dikte heeft. De omtrek van de buiten-muur, is van geen gro- ve fteen-kley , maar van zeer fijne ftof- fe of aarde op-geleidt, daar af ook het Porcelein gebakken wort; de zel- ve buitenfte omtrek is ook zodanigh met beelt- en loofwerk na ’t leven ge-

cierten gefchildert, dart een ieder daar}

over in ‘taanfchouwen als opgetogen en verwondert ftaar. De muuren van binnen zijn met marmer van verfchei- de kleuren opgchaalt, die zo effen en glat gepolijft en gefleepen zijn , dat men zich daat in, en voornamelijk in de zwarte marmer , als in een {piegel, kan bezien en fpiegelen. De galderyen of omgangen , die negen in ’t getal zijn, en den Tooren rontom zonder- ling vercieren, zijn alle van zuiver marmer gemaakt, en doorgaans met allerlei beelt-werk uitgefneden , en hebben aan de hoeken of aan de kan- teelen, zeer cierlijke kopere klokken hangen, die, zo dra de wint daar on- der komt te fpeelen, een aangenaam geluid en zoeten toon geven. De lucht- gaten of venfters , die zich in ’tronde in dezen Tooren vertoonen, zijn meê zeer kunftigh en cierlijk met vergulde yzere tralien bezet, die fchitteren en blinken, als de Zon zijne ftralen daar op {chiet: Op de hoogfte verdieping, of in den top des Toorens, vertoont zich een groot Afgodinne-beelt , aan de welke deze Tooren gewijd is. Dit beelt is van gegoten plaifter gemaakt,

GEZWKDT sSCHa P aai den Grooten

pag. 87.vertoont. Rontomdezen To-

‘ren ftonden (gelijk uit deze voor-

gaande prent te befpeuren is) verfchci- dene groote en fchoone Pagoden, die zodanigh met allerlei cier-werken van buiten en van binnen opgetoit waren, dat ook deze Pagoden fet regt onder de voornaamfte van geheel Siza mo- gen gereekent worden.

In dit Lincing lict Pinxentou zijn vrouw en kinderen, met het meefte deel van al zijn reis-tuig en omflag, blijven ; maar hy zelfs trok voorder met Ons na Peking. Alhier ftorf ook

een van onze Trompetters, genaamt ff

Verman , diein een Pagode, met toe- ftaan van de Majeftraat dezer fteede, (want niet gaerne laten de Sineezen eenige uitheemfche in hunne Pagoden

begraven ) zeer eerlijk ter aarde wiert _ + befteed. Ter gedenkenis van hem,

pafte ik op zijn grafitede en overlijden deze onderftaande vaerzen:

Det Marmer dekt Nermans die meer als weertigh jaren ijn dreunende Trompet deë klin- ken by der Zee; Maar laas! bem kon die kracht niet voor de doot bewaren, Toen hem de Wint begaf, begaf bem

% leven met.

Na dat wy uit de bovengemelde ko- ninklijke Vaart Juz, en voorby de ftad Ltncing geraakt waren , quamen wy op de reviere Gues, die eenen fchcits- paal tu{fchen het landfchap Kantung en Peking verftrekt. Deze revier neemt haar oorfprong in't Weften aan de Weft-zijde van Gueihoei , de vierde hooftftad van ‘tlandfchap Henan, en loopt van daar met veele kromten en bochten Ooftwaart op , tuffchen de landfchappen Xantung en Peking , en ftort haar water in zekren Zee-boezem Cang , die ontrent tnegentigh mijlen van deze hooftftad gelegen is, en van. de groote Indiaanfche Zee gemaakt wort.

Wy voeren dan deze revier Ooft- Komente waart op en quamen den vijfen twin Peer aay. tighften aan U C IN of Vuching, á die voorde veertiende kleene ftad van de hooftftad Zungchang gereekent

wort,

heeft de hoogte van dertigh voeten, En is rontom verzilvert'en vergult. Haar afbeeltzel , na ’t leven afgetee- kent , wort in het achtfte hooftftuk van onze Algemeene Befchrijving op

u

EE

2 EB ur vg ren He

=>: - = Eer Ed _

en

wort, en hondert en twintigh /y van Lincing gelegenis. Zy leid op derech- ter-of Zuid-zijde van de revier Guef, op d'uitterfte grenzen van’t landíchap Xantung en is rontom met een vier- kante muur, ( naar uitwijzing van de- ze bovenftaande prent) zeer net en bou-kunftigh omringt. Op de linker- of Noort-zijde van de revier heeftze recht tegen haar over een vry groote en volk-rijke Voor-ftadt leggen, die met verfcheidene aanzienlijke huizen zeer dicht betimmert is.

d'Oude heerlijkheit en uitfteekent- heit van dit ftedeken, en hoedanigh eertijts het zelve in neering en wel- vaart heeft gebloeit, daar zijn d'oude en vervallene gebouwen, die wy hier op verfcheidene plaatzen zagen over- hoop leggen, noch duidelijke teeke- nen en blijk-ftukken af. Uitd'Inwoon- ders verftonden wy, dat de Tarter in den laaften inval al meê op deze plaats zijn.gal uitgebraakt, en de zelve jam. merlijk miet branden, flopen en om ver-fimijten der gebouwen, mishandelt had. De landtftreek rontom deze ftadt gelegen valt zonderling luftigh en aangenaam „en rijft en daaltop zom- mige plaatzen met vermakelijke heu- velen en luftige valeien „die int voort- brengen van allerlei Aàrrgewaflen en

Boom-vruchten , zonderling vrucht baar en weeligh vallen. De revier Guef, die zijne ftroomen dicht voorby deze ftad zend, en d'omleggende weiden en beemden, door middel van inge- leide floten en grachten, bewatert, ver- fehaft den Inwoonders een grooten overvloet van meenigerlei vifch ; ine voegen deze landftreek zonderling van de natuur fchijnt gezegent te zijn.

’k Vind my hier weêr benootzaakt, eer ik verder tot het befchrijven der fteden, die wy in ’t reizen door dit landfchap Pektng aandeden, overtreë, de gelegentheit, grens-fcheiding, 't ge-

(tal der groote en kleene fteden van dit | landfchap , in ’t kort voor af te zene den.

Dit landtfchap Peking, dat onder alle de vijftien landtfchappen voor ’teerfte geftelt wort, en, ten opzicht van het Keizerlijke Hof, haar alle in waerdigheit overtreft, heeft zijn naam van d'eerfte Koninklijke hooft(tad Pe- king daarin tegenwoordigh’het Keie zerlijke Hof gehouden wort, beko- men. Zedert een langen recks van ja- ren hebben de Sineefche Keizeren , (voornamelijk degenen die na Chriftus geboorte de heerfchappy over dit Rijk voerden) denftoel des Rijks in dit lante fchapin de hooft(tad Peking geplant:

S 3 De

In bet

landfchap Pe=

king 15 ber Keizers Hof;

mn

ws,

DP Bee Win

à

E

! ì Hek . \ Pad \ kel ' dl ie | \e RR r ‚Ml f4 hd, } La 4 _ '

or

= 8 h u aes ot ion B eg ma ee Ee - _e « = = pn _ E . nn ms E - ak ee ke nn n pn ze a > _ ge k - zr - Ag 4 Ee = nn - _—_ = = = zi in pe - d _ ware s a a _ a se 3e Ny = def nn _ - En 1 E eb 1 Dan. …- Ln eee ze a me ne _ es r

mes

dat eertijts in Nanking WES.

Grens-fchei- ding.

142 GE ZAND TSCHA P-aan den Grooten

De (lam Taiminga was d'eerfte, die het Keizerlijke Hof-uit de hooftftad NV ax- kung na Peking vervoerde, om des te bequamer en zekerder de pogingen en ‘tinvallen der Tarters van naby te kuh- nen wederftaan. En fchoon het Kei- zerlijke Hof dus van Nanking na Pe- king vervoert wiert, zo zijn evenwel, tot aan onze dagen, het Hof des Kei- zers en byna alle Overheden en Maje- flraten te Nanking, gelijk in de Kei- zerlijke hooftftadt Peking, onderhou- den; hoewel alle de Koninklijke Pa- leizen van de Tarter in den leften oor- log ten gronde gefloopt en vernielt zijn 5 gelijk zulks ook te vooren in ‘t kort, inde befchrijving van ’t land- fchap Nanking, verhaalt is.

Ten Ooften wort dit ländfchap met eenen Zee-boezem Xanchaf , die tuf- fchen d'Eilanden Korea en Japon gele- gen is, befpoelt. Teén Noord-ooften grenft het aan ’tlandfchap Leaotung : na ’t Noorden heeft et de groote Taár- tarifche Muur , en een gedeelte van ‘toud Tartaryen , en na’t Weften het landfchap Kanft leggen; daareen lan- ge ry van bergen, die Heuz genoemt worden , tuflchen beide deze landt- fchappen fcheits-palen verftrekken. De Geele vloet, die door Xanft in komt vallen, fcheit dit landíchap ten Zuid- weften van ’tlandfchâpefzouax ; en na

“Zuiden en Zuid-ooften wort het door

Peking is zeer groote koude onder- “Dorpen.

middel van-de revier Guef; met het landíchap Kastung vereenight.

En fchoon dit landtfchap , ontrent Peking, maar op de hoogte van twee en veertigh graden leid , zo is evenwel de koude en vorft aldaar zo ftreng , dat dikwils geheele vier maanden lang alle wateren zoo fterk bevriezen, dat ’er met paerden en gelade wagens: vry én onbefchroomt kan over gereden wor- den. Dezen geheelen tijd over leggen de fcheepen zo vaft in't Ys gemerfelt, datze heen noch weder kunnen, en gehouden Zijn vier volle maanden winter-laeg enin’tYs als gefloten te leggen. De vorft neemt gemeenlijk zijn begin in Slacht-maant , en komt het Ys niet voor in't begin van Lente- maant te fmelten. Dit bevriezen des waters gefchiet gemeenlijk ín eenen dag , hoewel’er veele dagen van noo-

den zijn , eer het Ys weêr tefimelten en t'ontdoien komt.

Het landfchap valt zeer droog, hoe- aart van wel vlak en gezont voor d'Inwoon- * landt.

ders, enis van wegen de groote zandie ge plaatzen en woeftijnen, ten opzicht van d'andere landífchappen , vry on- vruchtbaar. Doch door dien in dit landfchap het Hof gehouden wort, en dat alles na zich trekt , wort dit na- tuurlijk gebrek hier door vry gebetert. In dit landfchap komt overvloedigh Mais , Tarruw 4 maar weinigh Rijs voort, dat de Hovelingen, die veel in't getal zijn, zo wel Mandarijns als eenige duizent Krijgs-knechten, met gemak op-megen. |

Men vind in dit landfchap fpierwit- te Katten , die zeer ruig, lang van coren vallen , en eveneensals de hont- jes van Malta gehouden worden. Zy ftrekken ook tot vermaak van de Vrouwen, doch willen geenzins mui- zen, wel ligt om datze te lui en lekker gevoed worden. Men heeft evenwel daar te lande andere Katten genoech, die Muizen vangen, hoewel deze daar in zo groote waetde niet zijn.

In dir landfchap is een gevoeglijke en gemakkelijke maniere van te lande te reizen , door middel van een wagen met een eenig wiel. Deze wagen is niet grooter, dan dat’er effen een menfch in ‘tmidden , en twee ter weder-zijde kunnen zitten. Het voort-drijven ge- fchiet door eenen Voerman, die den wagen met houte boomer perft en voortdrijft , ’t welk met een zonder- linge gezwindigheit , zonder gevaar van omte vallen , volbracht wort. Dit heeft eenigen doen geloven, dat in Sina wagens zijn , die van de wint voortgedreven worden, ï

Oulinks was dit landífchap in ver- fcheide deëlen gedeelt , en had byzon- dre namen, als Jew, Ki, enmeerandere. Hier in leggen tegenwoordigh acht ongemeene groote hooftfteden ; ieder van deze voert de heerfchappye over verfcheide andere kleene fteden ; in- voegen een hooftftad alleen , met de kleene, die zy onder haar heeft, zo goed als een geheel landíchap is: In alles (de acht groote fteden daar onder gereekent) teltmen in dit head ap

on.

___Getalder fleden.

_ Tartarifchen Cham, of Keizer van Siná.

hondert en vijf en dertighfteden , die alle met muuren en grachten omringt zijn. Wanthet getal der onbemuurde plaatzen is zo groot, dat die van de Sinezen zelf niet aängeteekent, noch in hunne Kaerten vertoont worden. d'Acht groote fteden zijn Xuntien, anders Peking, Paoring , Hokten, Chin-

fing, Xunte, Quanping, T. aming Cn

Tuzeping.

XunNrtienN of Pexrno, (de Kei- zerlijke hooftftad, en daar tegenwoor- dig de Grooten Cham zijn Hof houd, ) geeft aan zes en twintighfteden , daar zy als ’t hooft en hooftftad over ge- bied, hare wetten; als Xuntien, Xuny, Changping Leangbtang , Mieyun, Hoaijo, A gan ;, ane » Tungan, Hiangho, Tung, Sanho, Vucing, Paot!, Cha, Fangxan , Pa, Vengan, Taching, Paoring, Ki, Votien , Fung jung, Cun- hoa, Pingo en Que. Onder deze zijn Tung, Cho, Pa en Af de uirfteekentte, en mogen byna in grootte en vermaart- heit tegen de groote fteden op.

Paorine gebied over twintigh kleenefteden, als Paoting, Muonching, Ganfo, Tingbing , Sinching ; Thang, Poye, Kingiu, Jungehinz , Huon, Ly, Hiuns, Kbi, Xince, Tunglo , Gan, Caoyang, Singin, Ye En Laixul.

Hoxiexr (als of men tulchen de revieren op Neêrduit{ch wilde zeg- gen) gebied over achtien ftedén , als

‘Hokien, Hten, Heuching , Soning , Gin- _Kieu, Kiacho, ving, Hinger ,-Cinghat ,

Ningcin, King, Uktao, Tunginang, Kuching Carg Naups , Jenxan en Kingyun. Onder deze achtien munt Cang boven al d'andere uit. Cuixtine gebied over twee en

dertighfteden, als Chintzng Chinking,

143

Qvanrine gebiedt mede over negenfteden, als Cwanprag , K tochen, Fihiang, Kice , Hantan, Quargping ; Chinggan, Guet en Crngho.

TaAming gebied over elf freden; als Teming, Taming, Nanlo, Guri, Cingfang, Nuiboang, Siun, Foa, Kaù (die de voornaamfte van d'elf is) Chan- gyven en Tungmins.

Junerine gebiedt over zes fte- den, als Jungping , Ciengan , Vuning, Changly, Lo, en (de voornaamfte der zes ) Loting.

Noch zijn er drie fteden buisen d'ordening , als Yenking , Jungping en Paogan. Deze leggen op zeer voor- deelige plaatzen, zijn alleen te dien einde gefticht, om het gewelt der Tar- ters af te keeren, indienze voorby de Muur wilden trekken.

In dit lantfchap leggen veertien Ve- ftingen, die meeft alle tot bef herming van de Muur gemaakt zijn. De namen van dezelve zijndeze, Siren, Vanci- ven, Hoa gan, Carping , Lungmuen, Chang, Gan, Gheching, \uncheu, Vuning, Yu, Lungping, Kargat en Tiencia.

Inhet Sineefche Reeken-boek, daar in het getal des volks van ‘t geheele Rijk ftaan -aangefchreven , vind men dat in dit landfehap vier hondert ach- tien duizent negen hondert negen en tachtigh Huisgezinnen , en vier en dertigh hondert duizent twee en vijf- tigh duizent twee hondert vier en vijf- tigh menfchen zijn, zonder de Maje- ftraats-perzonen , Krijgs-luiden en an- dere daar onder te teekenen.

Het opbrengen der fchattingen aan den Keizer, beftaat in zes hondert dui- zent elfhondett drie en vijftigh zakken Zouts, Rijs, Geerft of Tarruw 5 in

Getal des volks.

Schâtting.

twee hondert vier en twintig * ponden * reder pohe ongewrocht fijn Lijnwaat; in vijf en ril ‚veertigh duizent hondert en vijf en

Hoélo, Lungxeu, Khoching , Lochtng , Uwkie, Pingxan, Heuping , Ting, Sin-

lo, Kioyang , Hintang, Ki, Nancung, Sinho, Caokiang, Vuye, Cyn, Gan- ping , Vaoyang Vukiang , Chao, Pe- biang , Lungping Caye , Lincing, Gan- hoang Ningem ; Xin, Hengxut, en Yuenxi. Onder deze zijn Ting, Chao en Xin de voornaamfte.

Xun re gebied over negen fteden, als Xunte, Xaho, Nanho, Pinghian?, Quangeunz ; Kinlo , Thangxan , Niu kien en Gim.

dertigh ponden gemaakte Zijde; in dertien duizent zeven hondert acht en veerrigh ponden Katoens ; in hondert en tachtigh duizent acht hondert ern

tzeventig t gewichten Zoùts. Daar en 4 roo, Ge-

boven brengt dit landfchap noch op, tót voer voot ’s Konings paerden, zeven en tachtigh hondert duizent ze- ven en dertigh duizent zeven hondert vier en tachtig, bundelen Stro of Hoy.

Daat

wichten Âs ug, pont.

Komen te Kuching. 26. Juny.

Gelegent-

*

Daar onder evenwel d'andere fchattin- gen, die dit landfchap aan baar gelt opbrengt nochte de inkomften der tollen niet gereekent ftaan,

Des anderen daaghs, den zes-en- twintigften, quamen wy aan

Kk UC HIN GG, deeerfte plaats, die wy in het landtfchap Pe- king aandeden „en de veertiende klene ftadt, vande derde hooftftad Hokten, van ‘tlandíchap Peking.

Deze Stad, die wy op de linker of

king. nader quamen , den zelfiten dag weder voort , en zagen onder ’t varen, ter wederzijde van de gemelde revier Guet, hele velden en akkers vol boom- gewaflen ftaen, daaraan het Kattoen of Boom-wol groeit. Dit veroorzaakt een groote neering en welvaart,nict al- leen in deze Stad,maar ook in d'omleg- gende dorpen ; dewijl in deze Stad al- leen zoo vecl kattoene ftoffen bereid worden, als in weinig fteden van ge- heel Siza.

Den acht-en-twintigften quamen zomen te aan Tacha.

TACHU, dat by anderen ook 22-Jerr:

heit wan Kun

ching Noortzijde van de revier Guei vonden

gefticht, leid tnegentig /y van Zuching, in een vlakke en effen landftreek , die

zich van alle kanten zeer luftig en ver- makelijk op deed. Hare muuren, die vry dik en hoogh zijn opgehaalt, be- flaan een vak van twee uuren gaans groot in haar omtrek. Van binnen is de zelve, na ftads gelegentheit, met zonderlinge fchoone huizen betim- mert, die alle zeer bou-kunttig na de Sineefche wijze gefticht zijn : zy heeft daar-en-boven noch een volk- en nec- tingtijke Voor-ftad, die der Stad geen kleen gieraat en luifter by-zet, en daar af zy ook zonderling by de Sinezen ha- ren roem draagt. Wy maakten het nietlang in deze Stad, maar trokken op ‘tfpoedigfte,dewijl wy nu van dagh tot dagh de Keizerlijke hooftítad Pe-

Vkhiao genoemt, en voor de twalefde klene Stad vande derde hooftftad Ho- kren geftelt wort. Deze Stadt, die tzeventig ly van Kuching gelegen is, leid in een vierkante omtrek beflooten, en op de rechter zijde van de gemelde revier Gue. Rontom de Stad loopt een dikke muur van dertigh voeten hoogh , die zeer gierlijk met bolwer- ken en borftweeringen doorgaans ver- fterkt is. Zyis van binnen ook dicht met. hooge en treffelijke gebouwen betimmert, en met verfcheidene Pa- goden verciert, en van buiten met een volk-rijke en dicht-bewoonde voorftad verrijkt , die haar armen ter weder- zijde van de revier wijd en breet úit-

ftrakte.

DENN

ln” Aen

nt rw r<

= _ 5 pen zn _ ne ee et x ee er an =

ART Gage ve In ie nie

ES ae ei A

Wonder- lijke Poel.

_ an gen

trekte. Voór en ontrentdeze Stad läg D)

zo een groote meenighte van Jonken en allerlei ander groot en kleen vaar- tuigh, dâtwe byna den meeften dagh

doorbrachten, en genoech te doen |

hadden; mr daar door te geraken.

In deze Stad is ook de ftapel van den drank Sampfon of Sanpe, die uit Rijs geperft, en in plaats van wijn gedron- ken wort. d'Inwoonders vervoeren dezen drank met hun vaàrtuigen door het ganfche Rijk; 'twelk een groote neering en fchip-vaart in deze plaats veroorzaakt. Ook komen de Tarters en Sineezen van andere plaatzen dezen drank hier op-koopen ‚, om dien door 'tganfche Rijk te vervoeren, en hun koophandel daár meê te drijven.

Onze Sineezen wiften ons hier te verhalen , dat in de landftreek van de bovengemelde hooftftad Hokien , te weten by de tweede kleene ftad Hien ; ontrent tien mijlen van dit Tachu, een zeer diepe poel was, /o geheten, wiens water , als men een fteen daar in werpt, zo root als bloet wort : en dat van-de bladen der byftaande bomen, die ín dezen poel vielen, terftont vliegende en levendige Zwaluwen voortguamen, evenalleens gelijk men van de Yrfche Endt-vogels verhaalt die aan de bo-

men groeien.

Den acht èn twintighíten voeren wy

met goeden voorfpoet, en zeer fpoe- „,

delijk voorby TO NQ UA M of Tungguang , dat meê aan de rech- ter- of Zuit-zijde van de revier Guez (ontrent een musket-{cheut lantwaarts in) gelegen is, en voor de dertiende kleene {tad van de hooftftad Hakien ge- teekent wort. Deze ftad,; ’t geen in weinigh Andere fteden meer gefchiet, wort, met toeftaan van den Keizer, van de Sineezen bewaart en befchermt; zonder dát daar in eenige andre bezet- ting van Tartarifche Krijgs-knechten gezonden wort. Zy leid byna in een vierkante vorm befloten ; is een uur gaans groot in haren omtrek , enmet dikke en fterke muuren (als in de bo- venftaande prent vertoont wort) ver* zien daar, tot meerder fterkte en ftads befcherming , diepe en breede grach- ten rontom loopen, D'omleggende velden en landeryen zijn tontom met allerlei vruchtdragende boomen, die zich onder ’t varen zeer cierlijk opde-

den, redelijk beplant en bepoot. Het omleggende land van deze ftad; áls ook van de hooftítad Hokzen, (on- der welks gebied dit Twagguang gele- gen is) valt zeer vet en kleyachtigh: Na'’t Ooften aan den-Zee-kant ( want de groote Indidanfche Zee zend zijne T fttoo®

+

Kunnen in

de (tad den

yzeren Leen niet te zien krijgen,

froomen en golven aan dit landíchap) heeft mén ruime en vlakke Velden , ín

_de welke Zout uit het Zee-water in

grooten overvloer groeit.

Op het zeggen en aandienen van Pinxentoù zonden de Gezan:en my, en eenige andere uit ons gevolg, met twaalf Tartarifche Zoldaten na de ftad , om zekren Leeuw van gegoten yzer te bezichtigen , die hy zeide bo- ven maten groot en fchoon tezijn, en midden op het Merkt-velt aldaar ten toon te ftaan. Maar de Sineezen, alffe ons zagen aankomen, floten ons de

poort eensklaps voor de neus toe, en

gingen zich, uitvreze voor de Hollan- ders, in hunne huizen en fchuil-hoe- ken , en wat ieder het gereedfte kon vinden , verftecken en verfchuilen ; zulks wy, zonderin ftad tre mogen ko- men,benootzaakt wierden, hoewel met groot misnoegen, wederom na de vaar- tuigen te keeren: waar meê de Gezanten vaft, zonder ons veel in te wachten, voor wint en ftroom afdreven tot darze aan zeker Dorp quamen, daar zy onsinwachtten, en wy eerft laat in de nacht daar by henquamen: Pinxen- Fou en d'andere Sineezen verhaalden ons noch veel meer andere uitftekende vreemdigheden , die in deze ftad te zien waren ; maar dewijl ons d'In-

wòonders dus trots en fpijtigh beje-

genden, met de poort ons voor de neus te fluiten en buiten de ftad te hott- den, heb ik daar af niets te zien kunnen krijgen , én alleen maar hare buiten- gelegentheit , en hoe de zelve in hare muren beflooten lag , voor de poort kunnen bezichtigen, daar ik de zelve ook na’tleven met haar omleggende landftreek affchetfte, volgens het af- beeltzel , dat hier in deze voorgaan- de prent vertoont wort.

Den tweeden van Hooymaant ge- raakten wy voor de ftad SANG LO ten anker, die twee hondert en twintigh 4y van Tongisam en op de rechter-zijde van de gemelderevier Guefgelegenis. De ftad , die nier dicht aan derevier, maar een ftuk Jandwaards in leid is ter wee der-zijde van de revier met groote en treffelijke Voor-fteden verrijktydie zeer volk- en neering-rijk vallen, en wijd en zijd bebout zijn. Alhieronthouden zich veel meer deftige Tarters, als wy tot noch toe in onzercize op eenige

dra en hadden zy onze komfte niet vere nomen , of zy vervoegden zich ter- ftont aan onze vaartuigen, en bewel- lekoomden ons zeer ftatelijk en met zonderlinge hertelijkheit. Wy traden,

ep

Komen te Sanglo, 2. July.

laatzen gevonden hadden : want zoo -

op dit beleeft en vriendelijk onthaal, aan land, en gongen in tad, alwaat zich aan d'Ooft-zijde vijf oude T riumf- poorten vertoonden , daar wy doot gongen. Men zagh hier ook cen zeer oude en hooge muur {taan , daar ik by een hooge trap opklom, om de ftad eens te bekijken en t'overzien 5 maar de Tarters hadden ’t hier zo betimmert, dat ik al door de ftad heenen was ge- gaan, en weêr over de muur in ’t velt zag , enzelfsde ftad in de ftad niet vin- den kon:

De Gouverrieurs vrouw liet my, met eenige andere van ons gevolg, door zekren zoldaat by haar ontbieden. en halen, die ons met groote heufcheit en zonderlinge eerbiedigheit ín een zeer grooten en ruimen zaal bracht, daar zy, als een andere Diàan, onder meer alsdertigh Tartarifche Nymfjes ten toon zat, en infchoonheit van ge= daante, enkoftelijkheit van gewaad en

Gefprek met juweelen uitmuntte: Aan haar linker-

de Stadhou- Oers prouw.

zijde had zy een koftelijk en kunftigh gewrocht Alkatijf leggen, alwaar ik my neffens hare zijde moft neêrzetten, en haar alle gelegentheden van O/anca (zo noemde zy Hollant ) op hare voor- geftelde vragen verhalen. ’t Geen ik haar verhaalde, fprak ik in Holland- fche rondigheit vrymoedigh uit, welke

of Keizer van Sina,

HI

| veypóttigheit haár zo wonder wel gez

viel, datze my daar voor dikwils fcheen toete drinken , quanfuis, als ofze my daar door tot fpreeken wilde nodigen, : en detong gaande maken, En nadat ik haar alle omftandigheden , na tijts ge= legentheit, van Hollant in ‘tkort ver= haalt, en zy ons tot dankbaarhcit met

fpijs en drank en lekkere Confituren

wel onthaalt had, bedankten wy haar voor de gérioten eerd, en namen op 't vriendelijkfte en mèr groote beleeft= heit, zo veel in ons vermögen was, van haar ons affcheit. In ’t uitgaan lietze haar ten hoogften over het flecht onthaal , met het afwezen van haren man, die Peking was vertrokken; ontfchuldigen : en datze ook anders de Gezanten eenen dag of meet zou op- gehouden hebben om hen van zo eert lange en zware rcize wat te verquik= ken en tontlaften. En als de Gezanten uit het zeggen der Tolken verftonden, dat haar man by den Keizer in groote eer en aanzien was , wiert haar een gefchenk van eenige rarigheden thuis gezonden , die zy ten dank en met zonderlinge begeerte aannam.

Den zelven dag vertrokken wy noch #omen aan eker dorp Tonnax;

van dit Sanglo, en quamen tegen dens avont aan zeker dorp TON NAU, tegen over een kleen , doch vaft Kafteel

T 4 ge

Ongebon- denrheit des volks.

gelegen , dat met een fterke bezetting van Tartarifche Krijgs-knechten bezet en bewaart wiert. De meefte huizen

van dit Dorp als ook van al d'andere hier ontrent gelegen , zagen ‘er zeer flecht en flordigh uit, en waren van leem-aert opgezet „zulks de zelve be-

ter na Wettfaalfche Bak-ovens gelee- ken, dan Boere woonhuizen. Zy had- den (gelijk uit deze voorgaande prent ten deele te zien is, daar in dit Dorp en cenige van-deze flechte hutten ver- toont worden ) van binnen alleen maar een ruim vierkant, met een tocht-gat en een venfter , om licht daar door te fcheppen , eneen zijdel-deur , zonder eenige andere vertrekken onder of bo- ven of ter zijde.

Het gemeene volk hier ontrent, is zo woelt, ongebonden en tomeloos, datze elkandre omeen haver-ftro by de kop vattên, En indien d'een iets heeft, daar d'ander gading in heeft, hy blijft daar zelden lang meefter af, als d'an- der, het zy met lift of gewelt daar achter kan komen : want zy fteelen als. Ravens, en zetten elkandre af als Wolven. Des nachrs als wy voor dit Dorp met ons vaartuig lagen, en ons geruftte flapen hadden begeven, raakte by eenigh ongeval de brant in de Jonk van den Mandarijn des ouden Onder-

konings; waar Over al ’t volk van ’tlant; ende Tartarifche krijgs-knechiten, (die in het Kafteel aan d'over-zijde lagen ) terftont op de been en inde wapenen raakten, meenende dat wy van de ro- vers en land-loopers ( die zich in deze gewelten by wijlen onthouden, en een inval doen ) onverwacht in onze vaar- tuigen befprongen en overvallen wier= den ; maar de vlam, die zeer gezwint voort{loeg, ontdekte wel haatt water gaande was. De Tarters, die in de Jonk waren , hadden d'Anker-touwen al af- gekapt, om de-Jonk buiren de vloot te laren drijven en verbranden ; doch wy quamen hen te hulp , en deden noch zoo veel, dat de brant mer een deel natte matten en andere materialen gedempt wiert,

Den derden der zelfite maant deden _pomez u wy herftedeken SINKICIE DA A,

aan, dat, by verkorting en verandering van eenige letteren,van zommigen ook Cing genoemt wort, en de zevende kleene {tad van de hooft(tad Mokzen is. Het leid aan de rechter- of Zuid-zijde van de gemelde revier Guei, in een vlakke en luftige lands-douw „en on- trent veertigh /y van Sa77/o. Dit ftede- ken munt wel in grootte. niet zeer uit 5, maar het is evenwel noch vry volk- en neering-rijk, gelijk meeft al de fteden,

dic

3. Jul Ys

die óp den oever van deze reviet Güei gelegen zijn. Verfcheidene aanzienlijke en heerlijke Gebouwen, die zich zo binnen als buiten de muuten (als ten deele uit déze voorgaande prent te zien - js) vertoonden; gaven genoeg te ken- nen , dat dit eertijts geen (lechte en ge-

finge; maar eén näamhaftige en ver- | voeren wy met zonderlinge voorfpoct “nocte. aarde plaats moet geweeft zijn. voorby het ftedeken SINKOCIEN * Jus De rontom-léggende landftreek vân | of Hingci, d'achtte kleene ftad van deze ftad , die dicht aan de hooftftad | de gemelde hooftftad Hogzez , en der- Hokien komt te grenzen ; valt hier [ tigh Zy van Sinkicien gelegen. Dit S= zeer vet en klei-achtigh ; zulks in de | Aoczen is een kleen, doch net ftedeken; zelve in grooten óvervloet allerlei aart | en leid vry fterk (naar uitwijzing van gewaffen en boom-vruchten voort- | de bovenftaande prent) in Zijne mu- komen. Men heeft hier ook een groté | ten befloten , die doorgaans met ver. meenighte van allerlei tamme beeften, | fcheidene wacht-Toorens en rontom alsook zeer vis-rijke waters, die, on- | met Borft-weeringen verfterkt zijn. Het der allerlei flag van wel-gevoede Ket | isniet zeer volk- en neeririg-rijk ; maat vier-viffchen, overvloet van treffelijke | evenwel met eenige heerlijke en uit- Kreeften verfchaffen: In de ganfche | fteekende Gebouwen verciert ; hoe* overige landftreek van de hooftftad | wel de meefte huizen der Inwoonder$ Hokten daar onder deze ftadt Cizg | zeer flécht en kleen vallerd. gelegenis, vind men weinigh bergen; Binnen de muuren der ftad zag mer en die niet hoog, maar zeer laeg val- | Verfcheidene Pagoden ftaân, die der len ; alleen ontrent deze tad ( hoewel | ftad zo groot een Juifter en glâäns bye de ftad zelf in een vlakte te leggen | Zetten ; als de flechte búrgerlijke ge- komt) vertonen zich vry hooge ber- | bouwen de ftad verminderden en af= Hit gen. Onder ándere bergen , leid on- | zichtelijk maakten: lj trent deze ftad zeker aanmerkenswaer- Maar onder al deze Pagoden munte e Kanflig? On ages ik

die om zijn vette en vrúchtbâré gront zonderling by d'Inwoonders geprezen wort, verfpreit zich in een lange en breede vlakte, daar op een vlek gele- gen is, dat vaneen groot getal Veehoe- ders en Bou-luiden bewoont wort. Den volgenden dag, den vierden, komen rte

dige berg, die van de Sineezen Sige, in grootte en heerlijkheit van ftoffe en noemt wort. De top van dezen berg; | bon-kunft verre uit, die effen buiten ° TT 3 de

a ve

Ama ale

pe Ke - er ee en gee ene ee

Ë et 4 mj sh

: “4 Kit | | Í

f

el WP Es & =

Se ig OI, dh K ee ûP, n » N Ei Wen tin ret ar ù

geen aangename vlakte, en dicht aan den water-kant gefticht ftont. Dit was een. zonderling kunftigh en aartigh Gebouw, en na de Sineefche Bou- kunft zodanigh in al hare leden vol- maakt , dat de Sinezen aan dit werk- ftuk getoont hebben , welke kunftige Bou-meefters hun Vaderland uitlevert. Het bovenfte werk, dat in drie verdie- pingen of verwelfde bogen onderfchei- den was , quam op een fteenen voet- ftal te ruften , daar men-aan d'eene zij- de by een fteenen trap van acht treden opklom. d’ Onderfte verdieping was rontom van buiten met groote poor- ten of bogen verciert, en op de hoe- ken met zeer cierlijke en hooge Ko- lommen bezet, daar op de punten en hoeken van het dak van d'eerfte ver- dieping te ruften quamen. De tweede verdieping was rontom met lucht-ga- ten en venfters na de Sineefche wijze, zeer aartigh verheerlijkt, en meê met ronde Kolommen , daar op het dak van de tweede verdieping onderftut wiert, verciert ; desgelijks was ook de derde verdieping met lucht-gaten, venfters , kolommen en dak uirgeftre- ken. Het ganfche werk was van buite- nen doorgaans met allerlei loof- en beelt-werk verciert; en op de daken,

GEZANDT SCH AP, aan den Grooten

tal en : E neerd med

die aan de hoeken klene kopere fchel- letjes hadden hangen, lagen kunltigh- gehouwen Draken en andere Landge- drochten. Van binnen was de toeftel van deze Pagode nergens na zo heer- lijk en uitfteekend als van buiten , en zag men alleen maar daar in een groot getal van kleene en groote beelden langs de muuren, twee en drie ryen hoog boven malkandre, te pronk ftaan. |

Door ‘t ganfche land toeten hier (een vreemt en ongehoort ding) de Pagoden, zoo wel als de huizen det Ingezetenen, zeer zware fchattingen en tollen opbrengen, ’t geen de hei- denfche Offer-priefters niet weinigh doet fparen, en hunne jaarlikze inkom- ften , die evenwel noch vry hoog loo- pen verminderen,

Het fchijntdat deze Heidenen hier, zo vecl wy uitterlijk aanal hun gedoen merken en befpeuren konden, nergens na , ja niet half zo yverigh in hunne afgoderye en in’t eeren en dienen der beelden zijn, als na beneden : want wy zagen hier en daar de beelden heel verlaten en op eenzame plaatzen naakt en bloot onder den blooten Hemel, zonder eenige cieraat , ten toon taan. De Sinezen hadden zommige beelden (t zy uit barmhertigheit „omde zelve

tegen

De Pagé- den moeten

zol betalen.

gn re

Komen te Single,

Tartarifchen Cham,

tegen de koude te befchutten, of om datze des te langer zouden duren, en door regen en windt niet bederven) matten om ’t lijf geflagen, en den zom- migen ook hoeden vanftroo opgezet , daar onder zy zo onnozel zaten te loe- ren als ofze nergens af wiften.

Ten zelfiten dage voeren wy voorby hetftedeken S IN G LE of Ciz- chat, de negende kleene ftad van de derde hooftftad Hokien. Dit ftedeken,

of Keiger van Sind, i8t

| landgebrek voor te komen, trekken te dien tijde de Lant-luiden te velde, en ftellen zich, met Vlaggen en Vanen door de lucht te zwaien, daar tegen, waar door zy. zo groot cen geraas en getier maken, dat ‘er al ‘cland van wer dergalmt. 'k Zal dit verjagen van dit ongedierte dewijl het een vreemt en ongehoort ding is, den Lezer wat duidelijker en naakter voor oogen ftel- len, |

dat.meê dicht aan de gemelde revier, op wat

an de ide r Ieder landman is met zijn ganfche wijze die ver en tachtigh /y ván Sinke leide is mer

huisgezin, endie hy re hulp kan krij- jaag wor=

Inval der

een treffelijke en groote Voorftad ver- rijkt, die hare armen ter weder-zijde van de Reviere verre uitftrekt. Aan de linker- of Weft-zijde der ftad vertoon- de zich ecu groote en hocge Pagode, die roritom met een byzondre muur was afgefchoten, en daar neffens een fchoonc Thuin of Boomgaart lag, die met allerlei Sineefche boomen, hee- fters en kruiden zeer cierlijk bepoot was. Wy hadden zeer gaerne in deze Pagode en in dezen Boomgaart ge- weeft ; maar de Tolken zeiden ons, dar het cen Jufferen Kloofter was , daar in geen manvolk mochte komen, Des- gelijks zag men ook ter rechter-zijde der ftad een luftige en uitfteekende Pa- gode ftaan, en’ daar neffens-drie Graft- naalden of Piramiden , die zekren Landvoogt ter eere, die daar begraven lag, van ftads wegen,voor zijne getrou- we dienften die hy den lande bewezen had, opgerecht waren. |

Wy zagen tegen den avond, onder

Sprinkhanen; % varen , een wonderlijk vreemt ge

raas en getier, enal het lant jn rep en roer. Te weten, ald'omleggende Boe-

gen, op zijneigen land en Akker met rard

dit verjagen bezigh; invoegen men, ten tijde van den inval der Sprink-ha- nen, geeneenigh beboude plaats vind, daar op de Land-luiden niet doende zijn. Zy hebben alle lange ftangen ; met Vendels en Wimpels daar aan ge= bonden, in de handen, daar meê zy, zonder ophouden, in de lucht zoda- nigh (taan te (lingeren en luits keels te fchreeuwen , dat de Sprink-hanen, die met heele zwermen en dikke wolken komen overzetten, als verfchrikt door dit getier en geraas, zich langer dan na gewoonte in de lucht ophouden; en alzo met de vlucht wat voort zetten, En hoewel zy dus door dit middel van het eeneland verdreven worden, zo vallen zy evenwel op andere Akkers door hare zwaarte en meenighte , of ter plaatze , daarze het miníte tegenweer vinden, zodik ter neêr , datze by wij- len op zommige plaatzen een voet hoogh op malkandre leggen , waat door, voor dat jaar, die Akkers met hare vruchten zoodanigh bedurven worden, dat daar menfch noch vee,

_

Ziepag. ,

160. van on- ren en Huis-luiden hadden zich in ver- | loof noch gras op gevonden wort. En ze Mgemeere lms k : .

nufchrijving: fcheidene troepen verdeelt , en waren |-de geene ; dien dit ongeluk te beurt

met vliegende Vendels , om húnne landen tegen den inval der Sprink-ha- nen (daar door dikwils groote dierte en hongers-noot ontítaat) te befcher- men, opgetrokken: Deze Sprink-ha- nen komen alle jaars (op dien tijt, als wy ons daar bevonden ) met een Ooften wint zo geweldigh en met zo groote zwermen overwaien , datze al raartgewas , dat nict overdekt is, tot den worrel tôc afknagen en opêeten; invoegen men dikwils loof noch gras op de velden zier. Om dit ongeval en

valt, heeft voor dat jaar geen Oogt te verwachten; weshalve doet een ie- der zijnbeft, om het quaar, tot nadeel van zijnen Buurman, van zijn eigen halsaf te wenden: want beter,fpelenze, cen goet vrient, als de man zelf be- drogen. De Land-luiden van de land= freek daar wy toen doortrokken, hadden zich toen zo wel geweert, dat deze Sprink-hanen met heele zweer men over hunnelanden gevlogen, en in de revier neêrgevallen waren , daar in zy verdronken en te drijven aen

n

152 En gemerkt wy juift te dien tijde mét onze vaartuigen ottder deze neêrval- lende zwermen lagen , moften wy de- zen ftoenr ook uitftaan, waar door ons vaartuig ook zo vol en dik lag, dat men nauliks den eenen voet voor den anderen kon verzetten, of de vaartui= gen gebruiken, voor het meefte deel daar uit, en in ’t water gefmeeten

was. Komente _ Ten zelven dage raakten wy noch

Tienden). aan de Zee-ftad

TIENCIENWEY, die by zom- migen ook Trencin genoemt , en voot een van de vóornaamfte Zee-havens en koopftad van geheel Sia gereekent eig Aas wort. De voornaamfte en vermaarfte vermaarde Havensvan geheel S:4 zijn dries d'eer- Havens; _ fte isde hooftftad- Kanton of Quanchen; Kanton, ìn hetlandfehap Quantwng gelegen; de Tejencien, tweede Tejencien, in't landfchap Naz- Tiencien- king; en de derde is dit Trenctenwey, Dy. dat op d'uitterfte grenzen na ’t Ooften

van dit landfchap Peking is gelegen dicht aan zekren Zee-boezem Cang , en in een hoek, daar drie revieren van

dit landfchap t'zamen lopen, en een driefprong tnaken , daar op een fterk Kafteel gefticht is. Het omleggende land valt hier zeer laeg , broekigh en moeraffigh , en leid, ‘tgeen tot geen kleene verfterkingh van ’t Kafteel en deze ftad (trekt , 's winters meeft onder

water. hes riencinis Deftad Tienctenwey zelf is wat een vermaar- grooter als het Kafteel van Batavia op ce Zeef % Eilant Java, leid hondert en twin- ci tigh /y van Sixglo , en in een vierkan- ten omtrek befloten. De muuren, die rontom de ftad lopen, zijn zeer fterk, vijf entwintigh voeten hoog, en met een Borftweering van acht treden breet op-gezet, en met Bateryen verfterkt. Zy is met heerlijke en uitfteekende burgerlijke huizen doorgaans zeer dicht betimmert , en met een groot getal van Pagoden, die alleom ’t prach- tighfte zonderling koftelijk en kunftigh hare kruinen en toppen in de lucht fte- ken, verciert. Zodanigheen Zee-ftei- ger en koopftad is deze plaats, zoo fterk iffe in haar omtrek , en munt in meenighte van Inwoonders, groote rijkdommen , en pracht en heerlijk- heit uit, dat byna haars gelijk in ge-

GEZANDTSCHaAr aarden Grooten

heel Siza niet te vinden is: Geen won“ der: want alle de fcheepen, van Zee en uit de Middellantfche plaatzen vari Sina, die na Peking en andere plàat zen willen, moeten hier aan komen: Waar door voor deze ftad geduurigh zo een groote meenighte van allerlei groote en kleene fcheepen of vaartui- gen en Jonken leggen , die dageliks af en aanvaren , dat zulks allen geloofte boven gaat , en het geral byna ontel- baar is. Alle waeren, die te fcheep Pekingen andere Noortfche landfchap- pen gevoert worden , moeten voorby deze ftad trekken: ook is aldaar de ftapel van allerlei koopmanfchappen’, gemerkt een ieder hier handelen mag, zonder eenige tollen of fchattingen te betalen, Kk

Het Käfteel, dâr op de bovenge- melde drie-fprong, die van de drie Re- vieren gemaakt wort, te leggen komt, rijft met zijne muuren, die zeer dik en fterk zijn, zeer-hoog (naar uitwijzing van de volgende prent ) in de lucht, en verftrekt niet alleen tot befcherming van de ftad, maar ook van't omleg- | gende land. Op dit vermaarde en fter-

ke Slot voegde ik deze vaerzen :

Kafteel van Tiencien.

ls dit bet flerke Slot , zijn dit de hooge muuren

Zoo wijdt en zijdt vermaart van twliegende gerucht P

O Sina! kalk en fleen kof? hier geen florm verduuren,

Al bond’ ww ydel brein tor boven in de lucht.

Wy voeren , in't aankomen , dicht aan den wal van deze vermaarde ftad, om aldaar te vernachten, en voorts op onze vordere reize, na de Keizerlijke hooftftad Peking, ordre te ftellen , en hoedanig wy onze zaken op ’tgevocg- lijkfte, volgens den laft van onze Ge- machtigers, by zijne Keizerlijke Ma- jefteit hadden voor te dragen. De Stadvóogt,merden Prefidentvan pe sat- de Burgerye dezer ftede, vervoeghde 4% 5” zich terftont by onze vaartuigen , om gezanten. de Gezanten, na de ftatelijkheit der zake, met een vriendelijke groetenis t'ontfangen en bewellekomen ; maar Pinxentou, omte toonen dat hy meê moefte

en

| E == KL N

\:

MT Ee vm Emer Jar mn’

poes

Wn

al Ee En = n TT dee = =

ES te

ma ne Ed

he a nT it

el eenen

E _

: en ed - - je Em Jee Ì 4 > vid

‘moefte geëert worden, wilt door zon- | aan den Keizer hield, onderteekent - « derlinge liftigheit flraks zo veelte weeg | had; wat voor een hoogen tijtel de te brengen, dat van de bezoekers aan Gouverneur Generaal van Neêrlands hem allereerft , en daar na aan de Ge- | Indiën voerde ; hoe de Hollanders aan zanten, d'eere van groetenis gedaan | die plaats gekomen waren ; wat een wiert, es 2 Republijk (in welk woort uitte leggen, pe Grzan- En gemerkt den Mandarijn vanden | zich naderhand geen kleene zwarig- nn ouden Kantonfchen Onder-koning by | heit openbaarde, dewijl de Sineezen andere ter genomen befluit te lafte geleid wiert, | SEEN andere dan een Monarchale of maakijdt. over land voor afna Peking tetrekken, | eenhoofdige regeering bekent is) te om ten Hove d'aankomfte der Gezan- | zeggen was , en diergelijke omftan- ten bekent te maken, zo lieren de Ge- | digheden meer; belaftende hen voorts zanten in een laftige en {choone Pâ- | wel uitdrúkkelijk, datze ftil te zwij- gode een fcheid-maal aanrechten, om | gen hadden , by aldien niet naukeu- daar op Pisxentou en andere Overften righ daar na gevraagt wiert, om de” Beraatflagen te noodigen. Dit gefchiede alleen te hoofden der Tartaren met zoo veele boe zy zich dien einde, om aldaar gelijkerhant met { vertellingen , die zy in'teer(t niet wel

eed en : Nr,

ten Howe / ..

wellen ha. Clkandre t'overleggen, waar men ten | begrijpen zouden , te verwerren.

gen. Hove opteletten had, gelijk zy 't zelve Als hem nu deze en diergelijke be- De Mans alreê den Tolken van langer-hant had- | richt-punten van de Gezanten voor- pakpl

gedragen , ook de-middelen , om de kantonfchen Grooten op onze zijde te krijgen, én oudst : den weg van den vryen handel door keper

den ingefcherpt, en wel duidelijk be- Jaft wat zy voor al te zeggen en te ver-

zwijgen hadden , om niet tegenftrij- ha Peking.

delijk, maar alle eenftemmelijk en uit eenen monde te fpreken ; als ook dat- ze, wanneer men van iets quam tc handelen, de zaak met ordre en fon-

dament konden voordragen en beant- | De Gezanten ,

woorden , zonder dat men den Ge- zanten telkens behoefde afte vragen, of zy regelrecht uit Hollant waren af-

't ganfche land en ’t Rijk te banen , aangewezen en ingefcherpt waren, vertrok hy laat in de nacht te lande na de Keizerlijke hooftftadt Peking. met ons ganfche ge- volg en omflag , volgden hem te wa- ter na , en quamen den elfden der zelffte maant langs een arm, die uit

gezonden ; wie den zend-brief , die de revier red wo oorfprong

neemt ,

4

„ie

mn.

erde en Bal

pn rs D _ __ han _ & a 7 dpa In a pe —:

EE

VE Te te P

Komen te neemt » aân Joes woe.

GEZANDT SC HAP: dan den Grooten

de linker- of Wett-zijde van de gemel-

JOES WOE of Vengeing ‚-d'achtfte kleene ftad van de Keizerlijke hooft(tad Peking „die op

pe

de Revier en hondert en tachtigh 4. van Ziencin gelegen. is;

Ditftedeken, dat vry-fterk in zijne muuren, van een half uur gaans in há- re omtrek groot, befloten leid ; is met zeer neering-rijke en wel-bebouwde Voorfteden verciert, die zich ter we- der-zijde van ’t water zeer verre uit- ftrekken. Men zag hier ook langs den oever zo veel groote-en kleene váar- tuigen leggen , dat’er.byna geen end aan te zien was, en men nauliks, van Wegen d' overgroote meenighte der fcheepen, het water of den oever be- kennen kon. Alle de fcheepen , die voorby dit ftedeken varen, en na bo- venen of beneden willen , moeten hier tol betalen ,’t welk deze plaats zonder- ling neering-rijk maakt. Te dien ein- de ís hier een Tolhuis, daar op van 's Keizers wegen eenige Tol-meefters geftelt zijn, om den tol van de voorby- gaande fcheepen en waeren t'ontfan- gen.

Van binnen was dit Joeswoe- zeer net En dicht betimmert , en met meenigh

voortreffelijk gebouw daar aan de!

rijkdom en het welvaren der Inwoon-

_ me ee

8, | d

Ls ha

ders niet duifterlijk te-befpeuren- was Verciert. Verfcheidene uitfteekende. Pagoden; -dië-; na gelegentheit det plaâtze „vry bou-kunftigh en net war ren. opgehaalt, vercierdemnen verheer= lijkten ook niet weinig deze plaats. „Wy hebben-by ieder landfchap van de vijftien (zo wel by. de:tien » die wy: niet door-trokken, enin’tbegin voor Onze Reis-befchrijving in”t kort be- fchreven: ftaan ; als ook by-ieder van de vijf landíchappen, die wyop onze: feize aandeden ) geftelt „war elk jaar- liks tot fchatting aan-den Keizer moet opbrengen; zonder d'opkomften vari

‚de Tol-huizen, daar op van alle.de war:

ren enfcheepen de tol betaalt wort ; daar onder gereekentte hebben. Deze: Tolhuizen vind men door alie de land-. fchappen des ganfchen Sineefchen. Rijks in groote meenigte ; maar voors namelijk ter plaatze, daar eenige fchip- vaart en doortocht van fcheepen is, Wat nu ieder “Tol-huis jaarliks- aan

den Keizer opbrengt ( dat buiten twijf-

fel een groote zom penningen is) heb ik, hoe naerftigh ik daar na vernam, niet kunnen te weten krijgen ; dewijk daar afin het meergemelte. Reeken- boek, daar in het getal des volks, en wat ieder landfchap jaarliks aan den Keizer op te brengen heeft, opgetee-

kent

De ftad- houder ont= fangt de Ge- zanten.

Varen voor- by Foeheen. «2. July.

kentftaat, geen gewach gemaakt wort; gemerkt de Keizer zelf deze tollen aân zich houd, en daat op-Ontfangers En Tol-meefters na zijn welgevallen ftélf , die hem alleen, of zijnen Rijks-raden daar af reckerting doen, zonder dat zulks aan iemant bekent gemaakt wort. LD |

De Gezanten wierden alhiër van den ‘Opper- bevelhebber der ftadt maet zonderlinge hertelijkheit begroet, én in zijn eigen Logiment ( op de zel- ve wijzeals te Nanking") treffelijk en met zondêrlinge genegentheit ont- haalt. En om kem die eere niet te la- ten , dat hy de Gezanterr in beleeft- heit zou te boven gaan; zonden zy hem daar-en-tegen eenige gefchenken toe „die hy, dewijl zy hoch voor den Keizer niet geweeft waren, met groote beleeftheit aflloeg,en niet wilde aarne- men ; maar eenige flesjes met roozen- water , wierden hen op zijn verzoek naderhant toegezónden , die hy met

zonderlinge tekenen van dankbaarheit.

aanvaerde. TIRRAEG Des anderen daags, den twaalfden, voeren wy voorby FOE HEEN, dat vananderen ook Que genoemt, En voorde zes en twintigfte kleene ftad der hoofiftad Peking gereekent wort. Dit

mm

wt Pp anban at auf!

de gemelde rèviër , niët-dicht aan defi oever ; maar een weinigh landwaarts”

ingelégen is, leid ontrené tzeftigh /y ván Joes woe , in eeti zeef vermakelijke em aangëhäme landfttèck; Dit Foeheen mûnt in grootte niet zeer uit ; maar is evenwel vry dicht betimmert ; en met redelijke groote Gebouwen, na ftads gelegenitheit, verciërt. Het is met vry hooge müuren (als haar bovenftaan- de áfbeeltzel, nä’t leven afgereekent, duidelijk vertoont ) ‘onicingelf , die met Wacht-toorens en ädere weêr- bare Oorlogs-werken', Zodanigh. ver-

fterkt zijn dat de ftad ‘hier af haren

roem by d’ Inwoonders draagt, en meeénigh gròóte ftad in'fterkte te boven gaat. |

Aan d'Ooft-zijde der ftad, buîten de mûury vertoont Zich ook een zeer cier- lijke en fchoone Pagode ; die met ee= nen Tòoren van nege tranffen hoog, die zonderling bouú-kunftigh gefticht was, zeer cierlijk pronkte. Men zag

hier ook verfcheidene Triumf-poorten

ftaan',’ die hare kruinen zeer prachtig’

‘oht hoogh ftaken , enmet alle von- den van cierlijkheden’ úir-geftreeken

waren. Den zeftienden der zelfite maant

quamen'wy te SANSIANWEY,

ftedeken „dat aan de linker-zijde van | of Sanbo, dat vijftig ly van het boven-

Vz gemel-

Komente Sanfianwey. 16. July.

GEZANDTSCHA P aan den Grooten

WR rn GAN er

Er Ne erde ad

gemelde Foeheen., en. viet.mijlen van

de Keizerlijke hooft(tad Peking gele- genis. Deze ftad „die de twaalfde klee- ne;ftad van de-hooft(tad Pekzag, en op de linker- of Ooft-zijde van.ac bo- vengemelde Revier gefticht is , valt boven maten. volkerijk , en. wort met een fterk en-vaft Kafteel tot befcher- ming der ftad, bewaart. In't midden der ftad ftaat een zonderling cierlijke Triumf-poort,te pronken , die van grauwen {teen ‚‚‚na de Gotfche bou- kunít,‚zo over-kunftigh en heerlijk ge- fticht en, met allerlei prachtige von- den van overdaat doorgaans uirgeftree- ken is, datde zelve met recht, en zon- der opfpraak, onder de. voornaamfte Praal-boogen van geheel S#4 mach gereekent worden, En indezer wijze, namelijk met het oprechten van dus

cierlijk-toegeftelde Praal-bogen heb--

ben de Sineefche Vorften en Overhe- den der-fteden, d'onderzaten ;en alle de geenen die den lande in den oor- log, met het plengen hunnes bloets, verplicht of op eenige andere wijze den Vaderlande dienften bewezen had- den, tot een fpiegel en roem der na- komelingen, verheerlijkt, en hunnen naam daar door op de vleugelen der fame doen zweven. Na de Zuid-zijde derftad zag men ookeen breede fteene

Brug leggen ‚die op vijf boogen te ruften komt, de lengte van twee en veertigh treeden heeft en langs heen

tersweder-zijde-zeer net met huizen

betimmert is.

Deze ftad Sanfianwey,en het volgen- de Tongfiou „grenzen op vier mijlen na aan Peking, en kan men langs deze Revier niet nader te water aan Peking komen, dantot deze twee fteden; 'ten zy men eenige. mijlen. deze Revier Noortwaarts opvaart , alwaar-de zelve met een arm na Peking vloeit, Wes- halven worden gemeenlijk- de goede- ren ‚die. na Pekzsig gaan hier te Saz- fianwey,of een weinigh hoger te Tong-

rd gelooft, en over land op ezels en

karren , diealtijt daar in grooten over- vloet gereed ftaan en te bekomen zijn, na Peking gevoert.

Uit wart reden: nu de Sineezen , van deze plaatzenrecht op Peking aan,geen gracht gegravenshebben„omtefcheep dicht aan de ftad te kunnen komen, (dat met kleene moeite kon verricht worden) fchijnt mijns oordeels ‚ner- gens anders by toete komen, dan dat, met dit overvoeren der waren te lande, een ongelooflijk getal van geringe lui- den de koft vefdienen , en vrou en kin= deren daar meê onderhouden; hoewel deze voer-luideh-voor zo een gering

loon

letten en nde nt te aften

Pinxenton komt by de Gezanten,

De Gezan- een prekhen in goede orde na

Peking.

loon waeren overvoeren, dat wy ons-voorftaan lieten, datze nauliks het droog broot daar by hebben konden.

In dit Sanfianwey quan de Mandarijn Pinxenton , dien de Gezanten voor uit hadden gezonden, van Peking te rug; Daags daar ma quamen’er ook vieren twintigh Paerden en een deel wagens en karten die de Rijks-raden , om ’s Keizers gefchenken , en reistuigh der Gezanten daar op na Peking over land te voeren , ons toegezonden had- den. Na dat al het reis-tuig op de wa- gens gepakt enalles gereed was, floe- gen de Gezanten , met-een groot ge- volg van volk , ín volgende orde re lande-langs dén heir-baan na Pek7ng op weg.

Twee Trompetters reden voor uit ; daar na volgde gen Standert-drager met cen Prince vaantje. Hier achter quamen de Gezanten, verzelfchapt, na de ftatelijkheit der zake, met eenige Tartarifche Heeren , voet voor voet te paert rijden. De Kapiteinen en Zol- daten, die de Gezanten tot dus verre gelei hadden gedaan, en inde vijftigh fterk waren, als ook de karren, die de gefchenken en al den omflag der Gezanter voerden quamen, met ceni- ge uit ors gevolg, en de gemelde Mandarijns , achter aan in goede orde ;

…_ Tartarifchen Cham , vof

Dd

nmmr NN

Keizer van Sina,

nn

en wierden van eenen andren Standerte drager , die den ganfchen drom en fleep befloot, gevolgt. Deze landt- weg , die zich na Peking ftrekte , was ze vol Karren, Kruiwagens, Paerden, Muilen, Ezels, Koeien , Ofien en menfchen , als of ‘er een heir-leger op de been was ; doch alles liep onge- fchikt en zonder eenige orde door malkandre, Daar en boven was de weg doorgaans zo diep beflijkt, oneffen, vuil en flordig, dat de karren mer het reis-tuig en de Voer-luiden,als ook de Paerden , en de geenen die daar op zaten zodanigh toegeftelt waren, als ofze uit en door de flijk en modder ge- haalt waren.

Des volgenden daágs,den zeventien- den, trokken wy voorby de ftad

deren ook Turg genoemt,en voorde ëlfde kleene ftad van de Keizerlijke hooftftad Peking gereekent worr. Zy leid in een zeer laeg en gebrooken land, op de rechter-zijde van de heir- baan, die na Pekizg loopt, en op de linker-zijde van de bovengemelde Re- vier. Dit Tonefiou , dat vry groot is, en rontom in fterke veftingen en wal= len ( gelijk uit deze bovenftaande prent te zien is) befloten leid , wort in *t mid- den met een muur doorfnecden ; maar

V 3 het

Trekhen “voorby Tonga

TONGSIO U, die vananf*

ä ne rp ne Oe er Ar

ien een nd agree mat gs

er mn a man pe ge

De adik

I x 4 ‚n

4 Ì 1E Ï

Kan En

—_— v

bewellekomt

158 GEÉZANDT 5 Cn Ars dan. dejmn@robten

het heeft geen ftraten, doch verfcheïde

…_ —treffelijke gebouwen en fchoone Pa-:

__goden, In het reizen langs dezen heir- baan, zag men ter weder-zijde veele _fraie en neering-rijke Dorpen leggen ; „en dicht aan den weg op de linker-zijde

vertoonde zich ook een Pagode, al- waar wy mer de Gezanten het middag- * maal deden. Wy maakten het hier niet lang , maat trokken in de zelflte orde weder voort, en zagen ter weder-zijde

„5. krielde en leefde \ Komen te_— Van hief trokken wy; Polis. ntd elflte orde, weêr voortsen quamen een

- overtreffclijke en Keizerlijke hooft- ftad PE K\IaN G, dievoord'eer- fte hooftftad y landfehap: Peking

kent wert, en vijf en dertigh ly

hin AN Ni;

dert en vijf en twintigh /y van Kanton gelegen is. bdì De Gezan. „Wy reden door twee hooge en uit- ten vorden _{leckende Poortén ìn ftad-, en traden wan verfchei- VOOF een zeer fchoone Pagode af; dene Grooten: daat ìn de Gezanten ‚om zich uit te tuften en, hun reis-tuig in te wachten; geleid wierden. De Gezanten waren hier zo draniet ingekomen, of zy wier- den van 's Keizers Kapado, die een Valk op de hand droeg , en van de Agenten der Kantonfche Onder-ko- ningen, die in deze {tad hun verblijf hadden, als ook van zommige andere Hovelingen , met groote plichtplegin- gen hertelijk bewellekomt en begroet. En als de Gezanten zich aldaar met fpijs en drank, verfcheidene fruiten, en,‚tot verkoeling, met ys-water een weinigh ververfcht hadden, enalhet teis-tuig door den gemelden Kapado bezocht was „, en de karren en wagens getelt waren , wierdenze van daar in zeker ander Logiment, datde Keizer daar toe verordent had , met groote pracht en ftatelijkheit gebracht. Dit Logiment, dat in de tweede ftàd niet verre van het Keizerlijke Paleis ftont, was met een fteene muur redelijk hoog; opgehaalt, en met drie hooge en brede Poorten , tuflchen ieder der zelve een groot plein lag , verciert. | De Gezanten deden ’s Keizers ge-

| ze näden middag inde „oor-ftad van Re |

zes duizent een hon- }

|

Dn nnn mmm

fchenken en al hun reis-tuig terftont

ordetelijk binnenbrengen,en dieont- pakken , en bevonden dat alles wel, en het minfte daar af niet wasweg geraakt nochte befchadight; Zy dankten voorts den Almogenden Schepper voor be- houden reize, en riepen Hem aan dat hy zijne voordere zegen tot zo groot en heerlijk een werk, daar de Com- pagnie Zo lang na getracht, en zoo groote onkoften om gedaan had, wil- de verleenen. Tegen den avond qua- men twee Tartarifche Hooft-mannen

„met twaalf Zoldaten, uit laft van den Keizer, om de Poorten van hun Lo- giment te bewaren; en zorge te dra- GE dat d'orde vait zijn Keizerlijke

efteit nagekomen wiert, en de Gezanten in alle manieren wel moch- ten bejegent worden; zulks het fcheen, dat een ieder over de komftederGe- _ anten zich verheugttoonde=— Des anderen daags , vroeg in den De Gezan- morgenftont verfcheern de Manda in verfeir. fijn Pinxentou,mettwee andere Bevel-dene Grooten hebberen , die-meê van Kanton der- berecht. waarts gekomen waren , als ook met | twee Agenten van de Kantonfche On- der-koningen’,-die hiet hun verblijf hadden. Na een kleene wijlequamen eenige Rijks-raden, en te gelijk hùn: eerfte Secretaris: Thouglonja ; die een gebooren Sinees maar niettemin een zeer befcheiden perzoon was; by zich hebbende twee andere Tartarifche Mandarijns , genaamt Quanlouja en Hoolouja verfchijnen ; waar van de laafte, Hoolouja, de Secretaris vande ge- melde Rijks-raden was , zonder dat hy zich evenwel op de Sineefche tale verftont. Alle, na hetafteggen vange- Zellen de luk-wenfchingh. en-de-groetenis, den ssd Gezanten hadden aangedient , dat Zy fchap. daar gekomen waren, om hen uit den naam en van wegen zijn Keizerlijke Majefteit en de hooge Rijks-raden te bewellekomen ; als ook te-vernemen na hunner gezontheit, en naar ’t getal der perzonen vanhun gevolg ; naar de meenighte en hoedanigheit van hunne meê-gebrachte gefchenken „en ende- lijk naar de perzonen en plaatzen, van wien en van waar de zelve eigentlijk waren gezonden , hebben de gemelde afgezondene Mandarijns , als hen door de

Kaas

» aal

Pad

uf

mannin

adh,

Arn man

Vragen naukeurig na.

de gefchen- ken.

_ Vragen de

Gezanten, of de Hollanders op Zee Voort. Ztteelt Wa- ren,

Tartarifchen Cham ,

of Keizer van Sina. 15d

de -Gezanten daàr op behoorlijk be- | dat oit van iemant gerooft te hebben. richtygedaan was ‚de perzonentot het Als d'opgemelte afgezondene Manda-

gezandfchap behoorende (zijnde vier en twintigh. man fterk , volgens de lijfte- daar van uit Kanton bekomen ) gemonftert en eenen voor eetien by naam en.toenaam opgeroepen; maar al d'andere Dienaren, die in de lijfte: niet begreepen (tonden, lietenze bui- ten. gaan. |

Daar na namen zy de. gefchenken, volgens een ander lijfte, al te vooren uit Kanton bekomen, weder op , be- zichtighden de zelve en. teldenze na, en vroegen wel fcherpelijk en naukeu- righ-, waar elk van daan quam; op wat wijze het gemaakt wiert ; waar toe het beguaam was, en in wat ge- welt des werelts de landen, die deze dingen uitleverden , als ook hoe veel maanden reizens de zelve zo van Hol-

„land als van Peking; gelegen waren.

door de Gezanten in alles tot genoegen onderricht waren, en de gefchenken ten hoogften gepre- zen hadden ; met verhaal dat de ge- fchenken, door de Liguefen voorleden jaar daat aangebrächt ; t'eenemaal be- dorven en befchadight waren, eh dien volgens by zijne Keizerlijke Majefteit; zonder bezichtightte wórden , te rug gezonden waren , vtaagden zy wijders of de Hollanders op de Zee voortge- teelt en woonachtigh waren ; en in gevalle zy land hadden, hoe het zelve genaamt,en waar het gelegen was; van wien „en ten welken einde zy nu ge- zonden wáren; hoe hunne Koning ge- naamt was , en wát ouderdom hy had. De Gezanten beântwoorden volko- mentlijk al hunne vragen; maar zy ge- lieten zich ten hoogfte verwondert te zijn, dat. men hen vroeg , ofze op Zee woonden, en gaven den Manda- rijns in bedenken ; of het wel mogelik ware, dat men zich, zonder eigen land te bezitten , geduurigh op de Zee zou kunnen houden en erneeren ; met by- voeging , dat de;geenen , die zulks van hen uitftrooiden ; te zijner tijdt leugenachtigh zouden bevonden wor- den. Verklaarden voorts, dat zy land hadden, dat in't gemeen Holland ge- noemt wiert, en van hen over hon-

En na dat zy

op eenige Eilanden woonden, en tot

rijns den Gezanten weêr vroegen , aar wat oort des werelts hun land , en‘hoe verre het zelve te lande van Peking gelegen wás; of mentelande wel der= waarts zou kunnen reizen , en wat landfchappen men in dien gevalle Zoù moeten door-trekken , beqtiamen’ zy van hen-behoorlijk antwoott, ’t geen ter zake. diende. Dan dewijl zy hier meê t'eenemaal niet voldaan waren : gemerkt zy niet geloven konden dat de Hollanders vaft land hadden , maar alleen op Zee zworven, of ten minfte

meerder bewijs van onze landen een nette afteekening begeerden, brachten de Gezanten een Werelt-kaett 1e voor- fchijn, en toonden hen alle gelegent= heden van Hollandt en van d'andere aânpalende landen , als ook van de plaatzen, ‘daar op.de Hollanders hun- nen handel dreven. d’Afgezondene Mandaárijns ; om zulks alles aan den Keizer volkomentlijk te kunnen too- nen , fchreeven de nämen van deze

landen elk op een briefje , en plakten -

àlle de briefjes, ieder aan zijn behoor- lijke plaáts; op de Werelt-kaert , dien zy zoo ha zich namen; om aan den Keizer te toonen.

Ook vroegenze de regeering van Holland} en de macht der geenen die hen uit-gezonden hadden ; daar op de Gezanten tot antwoordt gaven ; dat Hollând noit door eenen eenigh Opper-hooft beftiert was geweeft 4 maar door een zeker getal perzonen ; die de voornaamfte van deri lande wa- ren; Zy noemdceh ook de namen der Collegien , door de welke Hollandt beftiert wiert, en zeiden dat buiten deze hooge Collegien áldáar noch eenì ander Collegie was, die van het hoog- fte Collegie, en van den Prince van hun lande haar macht en gezach bekomen had; om d'Indiaanfche zaken te be- ftieren , en dat zy Gezanten, op deffel- vén laft, by aänfchrijven van den Gou= verneur Generaal van Batavia gegeven; expreffelijk afgezonden wären, om deni Keizer van Tartarye over de zeege, ini Sina bevochten, te begroeten, en hent

|

„derden van jaren bezeren was, zonder | een lang levert en geluk te wenfchen.

‚Maart

160 GEZANDTSCHAP aan den Grooten

Maar dewijl de. Gecommitteerden deze forin van land-beftier niet vatten nochte begrijpen konden, (gemerkt de ‘Tarters en Sineezen geen andre regee- ring kennen, dan daareen eenig Opper- hooft de heerfchappy voert ) en ook niet wilten wat eigentlijk de naam Prins te zeggen was, hadden de Gezanten zonderlinge en groote mocite om hen in een recht gevoelen van onzen Staat te brengen, waar in de jonkheit van den Prins van Oranje den Gezan- ten wonder wel te ftade quam ; invoe- gen zy de zaak zodanigh opnamen, als of deze bezending aan den Keizer gefchiede uit den naam en van wegen den Prins en den Staat van Holland, met dien verftande nochtans, dak; ten opzicht vande jonkheit van den Prins, aile deffelfs goederen , als ook het gan- fche land , door den Raadt en door zijne Moeder beftiert wiert. Zy vroc- gen Wijders, of 't gouvernement van dezes Princen Vader op eenen-ander overgedragen was, danof een ander het zelve tot zijne mondige jaren in bewa- ring had. Hoe gou (antwoorden de Ge- zanten) het geen een Prins toe-homt, aan eenen ander kunnen overgedragen worden, daar hy zelfs nach een moeder heeft ; en fchovn zijn moeder al overleden ware , zoo bleven echter zijn erfelijke goederen tot zijne mondige jaren be- waart, om de welke wel te beftieren, eenige Heeren van aanzien zijn moeder

| zijn bygevoegt. |

De Gecom- _ De Gecommitteerden vroegen de

mitteerden _ Gezanten noch, of zy ook met hunnen vragen de k

Gezanten,of Prins bemaaghfchapt waren ; Want

zy ook met geene vreemde Gezanten , zeidenze mo-

pag gen bun hooft voor 's Keizers Throon

fobape wijn. buigen, die met den geenen , die hen ge-

zonden heeft, wan cen zelven bloede

niet zijns gelijk, de Gezanten van Co-

rea en wan de Lignefe Eilanden , die

woorleden jaar bier guamen, de Broe-

der en Zwager van de Koningen dier

plaatzen waren zonder het welk zy

geen gehoor van den Keizer zouden be-

komen hebben. Hier op gaven de Ge-

zanten tot antwoort, datze in geener-

hande wijze met hunnen Prins be-

maaghfchapt waren: want behalven

dat de Regeerders van hun land van

deze gewoonte niet geweeten hadden,

zo mochten ook zodanige perzonen zo verre van de hand niet gezonden

worden; maar men-gebruikte tot zo=

danige zaken d'aanzienlijkfte loon= trekkende Officieren. De Gecommit- teerden oordeelden , dat daar door 's Keizers achtbaarheit en Majefteit verkleent zou worden; en vraagden wijders, Wat ampt bekleedt gy-lieden aan't Hof van uwen Prins? Hoe luid uwe tijsel in de Hollandfihe tale? Hoe weele menfchen laan onder uw gebied , en waar 15 beflaat dit alles? De Ge- zanten gaven hen hierop tot antwoorr, 't geen zy voor dezen aan d’ Onder- koningen van Aazton op de zelve vra- gen gegeven hadden.

Voorts vroegenze, of al de gefchen- ken , die dus gepakt waren , regel- recht uit Hollandt gekomen waren ? Waarop de Gezanten tot antwoort gaven , dat zommige goederen var

Hollandt quamen , als de Lakenen,

Barn-fteen, Bloet-kraal, Spiegels, Ver- rC-kijkers, allerhande geweer , *t Har- nas en Zadel; maar dar het overige by den Gouverneur Generaal tot Batavie, uit laft van de hooge Indifche Regee-

ring in Holland, daar by gevoegt was.

Hier uit ontftont een andere vraag, te weten , wat voor een plaats Batavie, en wat voor een perzoon de Gouver- neur was? De Gezanten antwoorden hier op, datde Gouverneur Generaal, ten aanzien van zijn gebied, met de Kantonfche Onder-koningen kon ver- leeken worden ; dan dewijl de Hollan- ders geenen Koningh onder-worpen waren , en hun land geen Koninkrijk was, hy derhalven den tijtel van On- der-koning niet voeren konde ; maar alleen met den naam van Gouverneur Generaal moefte genoemt worden, als die het gebied over andere plaatzen en landvoogdyen had. En wat de plaats van Batavie aanging, dat was (zeiden- ze) een plaats, die, om hare goede ge- legentheit,tot een algemeene vergader- plaats van alle de fcheepen , die uit Holland en andere plaatzen quamen, en tot een hooftftadt van Neêrlandts Indiën geftelt was. Hier op zijn de ge- melde Gecommitteerden, alsze al deze

Perfcheiden: andere vra

Zen.

De Gee

ome mitteerden

dingen door hunne Klerken hadden la- /cbeiden ve!

ten opteekenen , na het neemen van een

wernoegt Bez.

“Eartarifchen Cham „of Keiger van Sind.

een vriendelijk affcheid., wel vernoegt wegh-gegaan en kregen ieder van de Gezanten een gefchenk van vijftigh teil Zilvers.

J bra pan | Doch het leed niet lang aan, ofde vante. zelve Gecommitreerden,d'een voor en

d'ander na, quamen weder, om noch eenige andere bezonderheden den Ge- zantenaf te vragen. d'Eerfte quam uit laft van zijne keizerlijke Majefteit en seredentia- deffelfs Rijks-raden, om de * geloofe- len. nis-Brieven aan zijne Majefteit te bren- gen, de welke met zonderlinge ftatc- lijkheit en behootlijke eerbiedenis in een zilvere fruit-benne gelegt; en‚over- dekt met drie roode fchar-lakens, weg- stellen ver- gedragen wiert. Een ander quam, om febeidevra- het geweer te bezien ; en vroeg of het gen in. : vergultzel aan de Roers, en t Harnas, als ook of het geveft der Slag-zwaecr- den, en de knoop van de Stijg-beugels, en’t Borduurzel, &c. fijn gout of zil- ver was; mitsgaders hoe het gemaakt was? De derde vroeg, wat flagh van wapenen de Hollanders in den oorlog gebruikten, €n tegen wien zy tegen- woordigh den oorlogh voerden; hy vroeg ook in ’t byzonder, ofze ook met de Portugeezen en die van Makao oorlog of vreede hadden, en wiens land nader aan Sa grensde?

Komenten En na datde Gezanten hen op alles wen en u bondigh geantwoort en voldaan had- venden male ie WET weder. de , gingen zy weder weg ; doch

quamen voor de zefte en zevende reize wederom en vroegen, onder an- dere byzonderheden, na de quali- teiten der Gezanten, te weten , ofer geen hooger qualiteiten in Hollandt waren , en hoe veele trappen men zou mioeten opklimmen en wederom af- dalen, om tot zodanigh een qualiteit te konten, als de Gezanten hadden. De Gezaften gaven hen hier op tot antwoort, dat men tién trappen had op te klimmen, en weder op vier neêr te dalen , eer mén zodanigh een quali- teit bekleeden kon. Endelijk vertrok- vertrekken kenze weder , en ontfchuldigden zich weer. ten hoogften , datze de Gezanten zo dikwils gemoeit hadden , met bybren- geh, datze zulks uit laft van den Keizer deden , gemerkt de Keizer, die op “álles zeer naukeurigh lette belaft had, noch dien zelven dag een {chriftelijk

161 vertoog, daar van àan hem over te le- veren.

Als den Rijks-verzorger het bericht pe Getan= der gemelde Gecommitteerden ter oo- #7 vore ren quam, zond hy daags daar aan en twee uit hen, Qyaalouja en Koolouja ontboden meê aan de Gezanten ; met uitdrukkelijke rbi iel laft, datde Gezanten zich, neffens de gefchenken, aanftonts ter vergadering der Rijks-raden te vervoegen hadden; maar dewijl het ongemeen hart regen- de, gingen deze Gecommitteerden, op t ernftelijk verzoek der Gezanten; die - vreesden dat de gefchénken mochterì in den regen nat en afzienlijk worden; tot twee reizen , nu d'een en dan d'an- der door dien fchrikkelijken flagh- regen, ter gemelte Vergadering ; met verzoek , of 't niet mogelik ware dat eze zaak tot bequamer gelegentheit

en droog, weder mochte uitgeftelgwor- den ; doch alles was vergeefs , wat moeite de zelve ook aanwendden; Hier op treden evenwel beide de Heeren Gezanten, zonder de gefchenken met zich te nemen; derwaarts ; maar wier- den niet in gelaten, voor al eer zy de gefchenken (die de Keizer, naar men voorgaf noch ten zelvigen dage wil: de bezichtigen ) met zich hadden ge- bracht; als wanneer zy zonder eenigh vertoeven binnen traden,en belaft wier- den om te gaan zitten, zonder de min-

fte eerbiedigheit aan deze zo aanzien-

lijke Vergadering te mogen bewijzen. De Rijks-verzorger zad in deze Vers gadering aan ’'t hooger end, op een breede en verheven ‘zit-bank , met de beenen onder ’t lijf geflagen , op de zelve wijze, gelijk d'oude Onder-ko- ningte Kanton op pag.46. ftaat uitge- beelt. Neffens hem zaten aan de rech- ter-zijde twee Tartarifche Heeren , en aan de linker-zijde zeker Jefuit , die over de zes en veertigh jaren en al onder de regeering der Sineefche Kei- zeren, aan ’t Pekingfche Hof in cer en aanzien was geweeft, en zich liet noc- men Adam Schaliger.. Hy was, zo hy zelfs verhaalde, geboortigh uit Keu- len, een ftok oud man met een lans gen baert, en op de T artarifche wijze gefchooren en gekleedt. Alle deze Heeren, die zich. hier ter Vergadering bevonden, zaten zonder eenige cier=

| Xx lijke

LE

eden gee ze

me -

sn

re

=

e He,

à _ _ | + Î 4 E \ 1‘ Mts nd ‚…P 1 ; Ed n Kd + k | 4 4 _ af n : , + st 4 _ ie « 3 en Md Ei _ r : E ! t s

162

kandre. De banken waren zeer flecht met een oud wit linnen kleet overdekt; zijn Hoogheit zelfs zat bloots-been,

met een kennippe linne rokje aan.

’t lijf

Adam Scha= figer, een

Ade os Bewellekoomt, en; gelijk gezegt is,

5 Gezansen. belaft had te gaan zitten , bewelle-

koomde ook de gedachte Jefuit zeer fta-

telijk en beleefdelijk de Gezanten en

dat in de Hoogduitfche tale, die hy

noch volkomentlijk konde fpreeken.

Hy vroeg de Gezanten, onder anderen,

na verfcheidene Roonis-geziride per-

zonen, die tot Amfterdam woonden ;

een teeken dat hy wel eertijts daar

mofte verkeert hebben. | Midlerwijle waren de Kantonfche

Mandarijns, en zelfs Pinxenton, die zig

op de reize zo groot hadden aânge-

De gefchen- ken worden binnen ge. bracht.

ftelt, bezig met de kaffen en kiften, | daar in de gefchenken lâgen, aan te voeren, en arbeiden als Waeg-dragers,

dat hen het zweet tappelings by’thooft neêr liep ; daâr over wy niet weinigh verwondert ftonden. Dekijk- De Rijks-verzorger langde de ge- werzorger

wraagt naer- fChenken zelfs uit dekiften, en vraagde

flizh nade

telkens waar het van daan quam; op gefchenken.

wat wijze, het gemaakt; waar toe het bequaam, En waar het gekocht was; als ook hoe veel dagen reizens die

plaats van Holland en Peking gelegen |

was. De gemelde Jefùit was zijne Taal- man of Tolk, en beveftighde ‘d’ant- woorden der Gezanten, op de vragen van den Rijks-verzorger, met zijn ge- tuigenis. Zo dikwilsals de Rijks-ver- zorger iet raars uitde ‘kiften liet voort- brengen,gaf de Jefuit telkens een diepe zucht nit zijn herte. De Rijks-verzorger vroeg onder anderen ook ‘na de waar- dye van de Alkatyven, en-krijgende daar op tot antvvoort, dat de zelve tvvee hondert realen vvaerdigh yva- ten, zeide hy, datze heel fchoon en groot vvaren, enderhalven neffens het Gevveer , den Zadel , en Barn-fteen, €En de Bloet-kralen, zonderling aange- naam by zijne keizerlijke Majcfteit zouden zijn, “Alle d'antvvoordén die de Gezanten óp “de vragen van den Rijks-verzorger gaven, vvierden van

Toen de gemelde Rijks-verzorger de Gezanten met weinigh woorden

GEZANDTSCHA P dan den Oröòten lijkheit, orde en ftatelijkheit by mal-

de tvvee gemelde Sekrerariffen of Man- datijns, die ’s daâgs te vooren enden zelven dag aan de Gezanten gezoriden vvierden, van vvoort tot vvoort in ge- fchrift geftelt en Opgeteekent. gn Midlerwijl quam in de Vergadering orde van zijn keizerlijke Majefteit ; dat

Pate Adam moer s . / in gefchrife Pater Adam in gefchtift te feiten had, aan den ze-

en het zelve aari zijne keizerlijke Ma- *” er ralf jefteit noch den zelven avont te behan- zoende, digen ; te weten , of de Hollanders pengennd land of geen land hadden 5 als ook °” waar, en hoc verre 't zelve van ’tzijne gelegen was. Daar en boven hoe de Hollandfche Prins genoemt was , en

wat form van latid-beftier de Hollan-

ders hadden. Deze Pater, derhalven,

vroeg, op het bevel van den Rijks-caft-

celier, aan de Gezanten, of de Prins van Oranje noch in zijnén ouden én voori-

gen ftaat was , eh of haar Hoog-Mog :

de beftiering der vereenighde Neêrlan-

den noch in handen hadden * daar de Gezanten ront uiten zonder ecnigt bé- wimp€lingen op antwoorden; en hield

zich ook de Rijks-cancelier daar met vernoecht. Als Pater Adam zijn ver-

toog ook wijdloopigh in gefchrift had ingeftelt, gaf hy dat aan zijn Hoogheit

over, om by hem overlezen te worden.

Dit vertoog hield onder anderen in b

Dat het land woor dezen den Spanjert

‘hed toegekomen , of noch met recht toe-

an » X0 voorts, Doch zijne Hoog- eit liet Pater Adam het zelve tottwee maal toe verfchrijven, en uit- doen ‘t geen hy daar in niet begeerde te heb- ben, ofdat hem dochte onnoodigh of aanftootelijk te zijn; zeggende, ’tis genoech dat gy weet dat deze luiden eigen land hebben, *t welk niet verre van uw land gelegenis, en hoc dat her zelve geregeert wort, als ‘ook dat By hun fpraak kent. Als rin Pater Adam het zelve voor de derde maal zou ver- fchrijven, ontfchuldighde hy zich op zijnen hoogen ouderdom en zwakheit van gezicht, zulks hy het door ‘cenen van zijne Dienaárs liét verfchrijven; 't welk vanden Rijks-cancellier voor goed gekent, en, met zijn eigen hand Onderteekent, terftont beneffens eénige kleinigheden aan zijne keizerlijke Ma- jefteir gezonden wiert. sn En geïherkt het wat lang aanliep, | eer

Tartarifchen (ham,

culzigbeie eerde klerken gedaan kregen , lict zijn

Hoogheit wat Speks voor hem bren-

Rijxeraadt. gen, daar af hy zo {makclijk en hon-

gerigh begon t'eten, dae hem het bloet en vet (want het was maar half gaar } by de monten handen neêr liep, daar in hem al d'andere Tartarifche Heeren, die by-hem zaten, zodanigh navolg- den datze beter gulzige en plompe boeren geleken, dan Rijks-raden ‚van Sina.Nauliks was deze ontbijt: ge- daan en. opgenomen „of zijn Hoog- heit liet, den -zoone ‚vanden ouden Kantonfchen Onder-koning , Kokkoag genoemt, die alhier zijn verblijf had, _door zijnen vaders Agent belaften „dat

hy ter yleen Schaap , een Verken, &c. te flachten en toe-te maken had,:om daar meê met de Gezanten noch een fatzoenlijke maaltijt te mogen doen; gelijk ook gefchiede, En zaten zijn Hoogheit en de gemelde Tartarifche Heeren daar al weder even gulzigh en fimeerigh achter ; maar ziende dat de Gezanten, alsook Pater Adam, niet veel luft hadden , om van deze rauwe koft teeten ; liet hy die af neemen ; en daar voor eenige fruiten en banket weêr opzetten; ernftelijk verzoekende, dat het overfchot vande koft door de Gezanten naar huis zou gedragen wor- den, daartoe zy zich al zo genegen en graag toonden, als om van de zelve teeten..

of Keizer van Sina, 16

t aanzienlijke luiden te paert gevolgt | wiert , geleide de Gezanten ‚, met zon- | derlinge beleeft- en ftarelijkheit, buiten | de poort van ’t Hof. Zy hadden on- der weegen verfcheidene discoerzen met den zelven; daar in hy zich, na den aart der Jefuiten , zeer minlijk en heel geeftig,h gedroegh en aanftelde. Den volgenden dag verfcheenen d'eerfte Secretaris Thouglonja , merde twee andere, Tartarifche „Mandarijns Qwalouja-en Hoolouja, vit den naam en van wegen zijne Hoogheit den Riikse verzorger, by de Gezanten, om deges fchenken die zy op't voórftel der Ge- committeerden uit huhnen eigen naam aan den Keizer en deflelfs Mocder ert ecr{te Gemalinsieder in tbyzonder hade den beroemt, op te fchrijven. > Daar na: quamen zy terftont wederom, met lafts; dat de Secreraris der. Gezanten: voor zijne Hoogheit, ter vergadering van ce» nige Rijks-raden, met de gefchenken te verfchijnen had, om aldaar de nader herneming en verklaring van dien. te doen ; waar op de Secretaris Baron met hen ging. En na dat alles verricht p, cecom. was, quamen: de gemelde Gecommit- mirreerden'en teerden weder in't Logement , alsook %4derijn de Mandarijn Pinxentoa en de twee verschijnen andere, „die. meê van Kanton geko-® # Gran- men waren „midisgäders de Agenten * der Kantonifche Onderskoningen, met befcheit, dat de gefchenkéft aan zijn

ae Jer

à ï ee jn

ij

# |

Ed On ä& Me” a

es Me

verfraanviet De Gezanten verftonden ook van { Majeftcit, deffelfs Moeder en zijner dd Puri den opgemelten Pater Adam, dat al- | Gemalinne overgelevert, en alle zeer ! 6 „. r en t der oskovi- daar over vier maanden cen Gezant | aangenaam waren, en dat zijne Keizer- wifieb add

feben Gezant. van der Moskou (verzelfchapt met een { li jke Majefteitbelaft bad te doen vers Linnen,

gevolg van hondert man, daar onder eenige Mooren waren) aangekomen was, met verzoek van in ’t Rijk van Sina alle jaars met d'Onderdanen te komen handelen; maar dat hy totnoch toe geen gehoor had konnen beko- men, ter oorzake de Keizer zomtijts buiten en zomtijts binnen deftad Hof hield, En na datze met Pater Adam over dezen Gezant eenige discoerzen gevoert hadden, fcheidenze met den avond „na het neemen van een be- hoorlijk affcheid van den Rijks-ver- zorger, uit de Vergadering , en keer-

nemen of van het wit Lijnwaat, daar in zijn Majefteir boven al een zonderling behagen had gefchept,by de Gezanten niet nog vijftig fluks of daar‘ontrent te koop was, of anderzints geniift konde worden , dewijl zijne Keizerlijke Ma= jefteit de Huisvrouwen van de Zonen der Kantonfche Onder-koningen daar meê befchenken wilde. Op dit verzoek brachten de Gezanten noch zes-en« dertig ftukken daár van te voorfchijns daar meê de Tarters zich vethoecht hielden en vertrokken. De Gecormihit-

Naderhant verfcheenen de gemelde! rde ver 4 fchijnen. weet

den weder in hunne Logiment. Deze | Gecommitteerden verfcheiden male # d aezan-

Jefuit , die van vier mannen in een pa- lakijn gedragen ‚en van verfcheidene

&

by de Gezanten , om, vande gelegentaten;om nader opening van

heit van Hollant eenige nader onder-souans. X 2 tich«

L

164

richtinge te mogen bekomen, Maat als de Gezanten hen met woorden niet

konden voldoen, namenze op hun

Megolfthe Gezant is mee te Peé-

king.

Zijn gefthene

ken voor den

Keizer.

begeerte een fchoon papier, trokken daar in op ’t kompas (lreken na-de vier hooft-winden des werclts , en teken- den daar op verfcheidene Landen in 't ruigh en voor de vuift weg, om hen als met duim en vinger te kunnen aan- wijzen, waar dat Hollant lagh : waar uit zy genoech fcheenen te kunner vatten , dat de Hollanders lant hadden, en niet op de Zee huis hielden en zwor= ven. t:- Op den derden van Ooghft-maant verftonden wy dat in deze Hooftftad’ Peking meê een Gezant vanden groo”

ten Mogol; verzelfchapt met een aan= |

zienlijk en ftatelijk gevolg, aangeko- men was , om de twift en tweedracht, die tuffchen deze twee Volken’ over een wijle ontftaan was, by te leggen; met verzoek daar-en-boven; dat hun- ne Papen ; vry en zonder beletzel in Sina zouden mogen preken , ’t welk hen voor een tijt lang op hooge ftraffe verbooden was. AL

De gefchenken (want zonder ge- fehenken verfchijnt noit-eenigh uit- heemfche Gezant hier ten hoòf;) die hy met zich-brachtaan den Keizer,om

zijn voornemen des tébequamer uit te

werken, beftonden in drie hondert en zes-en-dertigh fchoone: Paerden; in twee levendige Vogel-ftruizen; in een Diamant , die de zwaarté van twee maas had, en endelijk in vijf-en-dertig pikol koftelijke Kolerijn-fteen; _ Alle deze gefchenken bevielen den Keizer

„wonder wel, en waren, niet min als

d'onzen , ten hoof zeer aangenaam ; zulks die den Mogolfchen Gezant een goede uitkomft van het werk deed be- loven. Deze gemelde Kolerijn-fteen heeft ( naarmen zeid ) zoodanig een zonderlinge kracht van alle vergiftig- heden te wederftaan en tegen te ftre- ven, byzich, dat hy, zo dra hy eenig vergift verneemt , of gewaar wort, ter- ftont affchilfert en aan ftukken fpringt.

“Op mijn weêrom-reis, van mijnen eer-

ften tocht na Indiën bracht ik uit Sina in Hollant een kopje, dat van den gemelden Kolerijn-fteen gemaakt was, en by den wel-Edelen en Groot-acht-

GEZANDTSCHBaA?P aan den Grooten

baren Heere, D', Roeter Eenft, Schez pen en Raat der ftede Amfterdám ; in zijn kabinet van àlle uit- en inheem- fche rarigheden noch tegenwoordig bewaart wort/ 'k Zou den zonderlin- len vlijd, en groote naerftigheit= van dezen Heer, dien hy in't opfpeuren en vergaderen van alle uitftekende buiten- landfche rarigheden befteër ; veel

kort doen, indien-ik deffelfs ‘kabinet,

dat my in 't doorzien als opgetoogen

hield, en tot flommens toéverwonde-

ten deed , niet uitriep voor eén kort-

al-begrijp van alle uit- en’ inheemfche tatigheden, die-git iemant’ in Europe,

Afia, Afrika en Amerika gevonden en ‚bezicht heeft, |

Op zekren andeten tijdt guamen de pe gezanten

Gezanten met eenandren Tartarifchen temen met Pinxentou en andere

te Kanton bevonden, als expreflë Mandarijns

Heer, (die, terwijl zich de-Gezanten

Commiffaris van de Militie uit Peking te Kanton was gekoomen,-en aldaar ‚hen tot twee malen bezocht had, midsgaders met den Mandarijty Pinx= entou , en andere, die hen van Kauton

tot in Peking geleid hadden, als ook

‚met de Agenten van de Kantonfche Onder-koningen,te woorde. Deze vers toonden den Gezanten de geloof-Brie- ven;die zy Gezantèn zo aan den Keizer als aan de Kantonfche Onder-koningen

te

meê gebracht, en op hun aankomfte-

zooin Kanton alsin Peking overge- levert hadden. En ha dat zy de zelve geopent hadden , vraaghden zy war July te zeggen was? daar op hen geant- woort wierd, dat het de naam was van de zevende maant, (na de Hollandfche reekening) of de lefte maant in’ jaar na de Tartarifche reekening. Zy vroc- gen daarenboven of de Hollandfche Regeering zeftien-hondert en vijf en vijftigh jaren langh geduurt, en ofde zelve van dien tijd af haar aanvang ge- nomen had. De Gezanten antwoor- den hen hierop , dat Hollant van dien tijdt af, zoo wel als-nu, van een en 't zelve volk bewoont en beheert was geworden; maar dat evenwel met het voorfchreven Jaar - getal niet anders wierd te kennen gegeven, dan daf over zoo veele jaren herwaarts Jefus Chri- ftus, hun Verloffer en Zalighmaker, in menfchelijke geftalte ter. werelt” was geko-

Hoorde,

Tartarifchen Cham ,

gekoomen, Wiens geboorte-dagh de Hollanders in hunne fchriften gedach- tigh waren. Hier op gingenzy, zon- der een woort te fpreeken , met de ge- melde Brieven weêr wegh.

of Keizer van Sina, rós

Lant gekomen zijn; ja gelijk als van de hooge bergen uit een fchaduw hunne voeten tot Peking om te ruflen, en de klaarte der Zonne in den Hemel met ge- opende oogen t'aanfchouwen, gezet heb-

at

LS

> at . ese _ er etn f

»

De Keizer Alsde Keizer nu eenige onderrich- | ben, Hoe zou men zoodanige Perzonen; ME | f okt de tings aangaande de zaken der Hollan- | die van goo eenen verren wegh komen, ‚ld | m boedanig- ders bekomenhad, zond hyop den | Kunnen zegenfpreeken , en hun verzoek, i heit van __een-en-dertigften van Zomermaant aan | weigeren f | LIER Gezanten. de Rijks-raden eenen Laft-brief, waar De tweede Bevel-brief luide byná +14 I8

in verklaart wiert, dat zijne Keizerlij- | van woort tot woort aldus : CHER ke Majefteit de Gezanten in hoedanig- Den zeftienden dach van de zefle Tweede AN: > heitals Gezanten aannam, en toeliedt | maant (dat by ons den zeften van Oogft- £% bri: | HE Pi datde zelve voor zijn aanfchijn zou= | maant is) der Hollantfchen brief ander- Ee, den mogen gebracht worden, zoo dra | maal doen lezen, en den zin daar af be: d3 q zijn Keizerlijke Majefteit in zijn Nieu | Aomen hebbende, bevind ik, dat het end hof op den Throon zou gezeten zijn. | Gezantfchap der Hollanders, + welk En nadat zijne Majefteit de geloof- | zy vrywitligh en uit bun eigen beweging $ brieven der Gezanten andermaal door | aangenomen hebben , met een goeden Ki den Jefuit Adam Schaliger had doen | gront en wit een zuiver gemoct be- da Mi overzetten, en naden rechten zin van | gonnen is, en dat van Landen over IE ) woordt tot woordt vertaalen , en | de- groote Zee gelegenj; even alleens REET door: zijne Filofophen overlezen, | gelijk een vogel, die los in de lucht 5 fchepte hy daar in zoodanigh een ge- | zweeft, en tot het af komen niet te dwiz= | noegen, dat hy eentweeden Laft-brief | ger in, En dewijl ik deze bezending | aan den Rijx-Opperfchrijver afzond, | hooger als iet anders achte; enals my waar by hy belafte „op het verzoek der , zelven beminne ; ja aangenamer als j Gezanten een dienftig befluit te nemen, | aangenamer houde , Soo is 't dat k u j en zijn Majefteit daar af befcheit te ge= | Rijx-Cancellier en anderen Raden bez ven en te verwittigen. D'eerfte van de- | laffe „, dat ghy-lieden op hun verzoek s ze Brieven, die van woort tot woort | ‘ewelk zy by dit Gezandfchap doen, om in't Neêrduitfch vertaalt zijn, koomt | iz dis mijn Rijk, te migen Zaan en ko- op dezen zin uit : men, een dienftig befluit maakt, en my k

Rijk. Grootachtbare (*)Lipeos. De Hol- | daar af verflagh doer. |

Raden. dandfche Geganten zijn om den Keizer { _ De Rijx-Cancellier deed hier op den De Rijz-can- nr te begroeten, en hunne gehoorgaambeit | Gezanten door de bovengemelte Ge- roggen

brief, vaar 44B bem te toonen, met hunne gefchen- | committeerden voor-houden , of Zy tanders den by de Keizer hen albier gekomen; zt welk men niet | nietalle jaren, often langften alle drie sj pa kan bevinden, dat zy by menfchen ge- | jaren eens in Peking zouden konnen ziten be:

gellenzen denken, jaover duigent en duizent ja- | weder-komen, om den Keizer plech- sro;

Hoof komen.

ren aan deze Kroon gedaan hebben. De- wijk het, derhalve,nu d'eerfte reis is, heb ik de zelve voor Gezanten aangenomen, en gewe hen verlof, dat zy-luiden, wan- meer ik op mijnen Tbhroon, in mijn nieu Paleys, zal gezeten zijn, daar in voor mijn aanfchijn, om eerbiedigheit te too- men, züllen gebracht worden: ten ein- de zy daar na wel onthaalt , en op bun verzoek tot genoegen gehandelt en fpoe- digblijk weder afgevaardigbt mogen Worden , om te wertrekken. Te meer, dewijlge ten inzichte wan mijne ver- maartheidt , van eén onbedenkelijken

telijk te begroeten? Waar op de Ge- zanten tot antwoort gaven; dat zy, om zeker te gaan , beter alle vijf jaren eens in Peking zouden konhen ver- fchyrien; metdit befprek , dat zy on- dertuffchen jaarliks in Kanton met viert Schepen mochten komen handelen; Daar na deed de zelve Rijx-cancellief de Rijx-vergadering van Tartarye ef Sina by een komen; en daar in als Raats-hooftman de zaak der Hollan= ders gunftelijk voor-dragen ; oordee= lende datmen hun verzoek , om alle vijf jaren eens den Keizer te komen

werven wegh over Zeesen dan weer over | begroeten , behoorde toe te (taan.

& 3 Tot

Die ook millen en

Hollanders Engelfihe zijn.

ee ete gn cn 4 n | B 2, mtr je : - A= on E = Tr el rr En en ee T- hd = __ Rage _ - p - ed en à-e Te z E n n mt _m et mn - de te

pe en _

art \ aA ‚k er IE, ki

de _ - _

…— md En di 0 mn

Ne De en gd’

mend

. n= ie LS rn -

ge pe

5 eee

xanten 00

binderlijk.

166

GEZANDT SCH

Sineefche Raats-heeren gelieten zich als of zy den Hollanders noch grooter gunfte wilden toedragen, en dreven, dat men de zelve.niet als om de negen jaren behoorde wederom te laten ko- men; dewijl men-hen anders door de verheit der reize te veel in de waagh- fchaal zou ftellen. ‚Dan zy hadden hier cen achter-deuropen, die de Tarta- rifche Raats-heeren niet gemerkt had- den, en verftonden dat de Hollanders midlerwijle in. anton „niet zouden mogen komen handelen. « Zy gaven

zeggen dar de Jen Raat wijders inbedenken, of on-

der fchrijn van Hollanders niet wel En- gelfchen mochten fchuilen ; met by- brengen, dat d'Engelfchen over dertig jaren met vier Schepen inde haven van Heytamon Lout-Jonken hadden aange- haalt, den Mandarijn gevangen geno- men, een Sterkte om verre gefchoten, en voorts zoodanige vuile dingen be- dreven, datze van dien tijdt af voor vyanden van den Staat verklaart en ge- houden waren , en ook toen befloten was , dat de Engelfche noit na dien tijdt in Sina. zouden ingelaten were den; invoege men nader proeve enbe- ter befcheit van d'oprechtigheit der Hollanders mofte hebben , voor aleer zy in’t Rijkingclaten wierden. Want behalve het metde gewoonte ftreed , dat hen de vrye handel in ’t Rijk wiert toegeftaan, zoo kon men ook niet ver- nemen dat-het zelve in de geloof-brie- ven der Gezanten verzocht wiert; zulks zy daar uit vermoeden dat de Gezan- ten buiten hun laft gingen. Wonder vreemt quam dit den Gezanten te vo- re, en was hen een donderflagh in d'ooren zulks te hooren ; gemerkt zy tot noch toe. geen andre gedachten hadden gehad, of de Keizer had, vol- gens-den inhout van den tweeden laft- brief, hier -bevorens by de Onder-ko- nìngen „van, A anton bekoomen, het verzoek der Hollanders , nopende den vryen handel, in Kazton, volkoment- lijk toegeltaan „en dat zy alleenlijk zijne Majefteit daar over in. Peking

pe Jefuiten zOuden koomen. bedanken. Zy kon- mijn de Ge- den wel begrijpen , dat Pater Adam

en noch twee andere Jefuiten, dic al-

A.p__dan den Grooten

pat desi- Tet dit gevoelen neigden al d'andere | daar woonachtigh waren, ontrent drie nefcheRaats-"Tartarifche Raats-heeren 3 ‚maar de | honderr teil Zilvers- (com den voort- _

beeren op ne- gen brengen,

gang van dit werk te beletten ) ver= (pilt en noch meer; belooft hadden ; als ook datze de Tarters hadden: wijs: gemaakt , dat de-Hollanders onder dek-mantel van te handelen, niet anders zochten, dan voor éerft eenen voet ine Lantte krijgen, en daar nate ro= ven wat zy konden meê-flepen. Hen quam ook ter ooren, hoe deze drie Je- fuiten geweldigh geklaaghr hadden , dat Makao door dezen handel t'eene- maal zou verarmen. Dat daar en boven het aanbrengen vanden Commiffaris, die over drie Jarenin Aaxton wâsge- weeft, als ook het {chrijven-van den Tatang , die alstoen noch in Aanton zich bevond en-te dien tijde van-die van Makao met zilver omgekocht was, aldaar zulk een gevoelen in de: harren van velen gebracht had dat men hen niet anders hield, ‘dan voor een deel t'zamen-gerodt volk , dat geen lant had, en zich alleenlijk met roovenven andere ongeoorlofde middelen, in- zonderheidt ter Zee, erneerde , kon- den de Gezanten noch wel vatten en bevroeden; maar dat de Rijx-can- cellier en andere Raden (om den zin van deze woorden , te mogen gaan ez keeren , in de geloofnis - Brieven der Gezanten vervat , en daat meê niet anders betekent wiert als te sogen handelen, aanden Keizer uitte leggen en te verklaren) met gelt moften wor- den omgekocht, quam hen wonder vreemt te voore ; nadien zy niet beter wiften , of de vijf-en dertigh hondert teil Zilvers (die zy by Schuit-brief aan de Kantonfche Onder-koningen, op henaangewefen,aldaar te dien einde bes looft hadden te betalen ) waren aan de Rijx-raden verdeelt en uitgefchooten: Als zy derhalven bevonden 4 dat de zelve Onder-koningen hen hier inhad- den bedroogen , wierden zy gedwon- gen na andere middelen uit te zien, om tot hun oogh-merk te. geraken. Zy ftelden dan voor eerft ter vergade- ringh, vanden tweeden Rijx-cancel- lier te dien einde beleidt „- het punt

{van den Jaarlixzen handel in Kastonin

perzoone en duidelijk voor, en hielden daar op aan om dien te verkrijgen. _ Daar

Tartarifchen. Cham 7 of Keizer van Sina,

Daar ma zonden zy den Mandarijn dingen aa VN deh ouden Kantonfchen Onder- denrijx- koning byden eerften Rijx-cancellier , Cancelier, met aanbieding van in Peking zoo lang te willen verblyven, ver tijdt toe, zijn Mayjelteit ten vollen verzekert was, dat zy Hollanders, en geene Engel- fchen waren. Zy verzochten ook aan den Keizer ende Rijx-raden , datze henmet een wapen of merk „in metaal gefneden, wilden begunftigen, om daar meê allesde Zee-brieven van hunne Schepen „die deze kuft voorby voeren of aandeden , te verzegelen, en de zel- ve daar door vande Scheepen van an- dre Volken te kannen onderfcheidens als Gok dat hen een wimpel ofte een ander teeken mochte gegeven worden, onr die op hunne Scheepen neffens

Verzoeken werfcheide

hunne vlaggen te laren afwaien. Ende- lijk lieten zy een vertoog door eenen.

van de Klerken der Rijx-vergadering inftellen, daar by zy uitdrukkelijk ver- zochten ,. om als eigen Onderdanen in Sina temogen verkeeren, wonen, gewoonlijke gerechtigheden van't lant te betalen, even alleens als die - van Lieugtoww, Amiam , en Stam, vol-

gens d'oude Sineefche wetten, ver- guntwas. Zybooden daar inook aan, datze neffens-dezedrie volken, tot er-

kentenis van dien, zijne Majefteit alle drie jaren eens met hunne gefchenken zouden komen begroeten; met-dit be- fprek , dat als dan het Schip of de

Scheepen, ‘waar meê de Gezantenaan- gquamen,’op haren tijt wedermochten

vertrekken , zonder na de komfte der Gezanten te wachten , gemerkt de Scheepen in ’t zout water gewent wa-

ren, enin’t verfch water niet konden blijven, zonder te:bederven en te ver- maar vechten Otten. ‘Maar wat zy voorftelden „daar wierrniet uitgerechtjen voor cen dove

niet wit,

mans deur geklopt. Tien of veertien duizent teilen Zilvers was de rechte fleurel, ‘om deze deur t'openen ; maar die waren’toen niet te vinden ; dewijl zy alles alreê verfchonken hadden ;.en de penningen te ‘leenen, daar toc was niemant te vinden, ‘ten zy mer intreft tegen achtof úenten hondert ’smaánts; doch zulks docht den Gezanten onge- ‘raden t@zijn , om datze’äls- dan noéh

het rechte ooghmetk vande -zaák |

LÓ7

niet zouden getroffen” hebben.

Als de Keizer endelijk zag, watde De rei Rijx-raden in deze zaak hadden uitge- ed ED richt, en dat zy daar by vertoonden ; darze in dat de Hollanders wel genegen wareu,? vd vd alle vijf jaren eens in Gezantfchap aan,» eK ie zijne Majefteit te komen; en dat hy ’r achefte raar daar en boven had rekening gemaakt, ont datde Hollanders met gaan en keeren vijf geheele jaren van doen hadden; zijn reden te weten, indien zy alleenlijk des daags ***' # reisden , zonder de nachten te reeke= nen, heeft hy het getal van vijf jaren met zijne eigen handen doorgehaalr, en in plaats van vijf,uit een zonderlinge genegentheit tot de Hollanders , ’tge- tal van acht jaren geftelt, om hen niet te veel te belaften. Want hoe, zeide hy, zoudenze dat gaande kunnen hou-

em, en boe zowmen den geenen zooda- pige laften derven op leggen , die my niet van doen hebben, nochte vrezen, en wit eigen genegentbeit en een zuiver gemoet met zoo meenigerler goederen my Komen begroeten en befchenken. Gewif- Jelijk men moet deze. Luiden nootzaker lijk anders handelen, op datze na het volbrengen der reize twee of drie jaren Z'buis mogen blijven , om te ruften.

Hier uit bleek nu, dat hier tegen anrnoore niet anders-te-doen vicl, als gedult te varden Pi nemen en de zaak tot nader gelegent- ver over de heit uit te ftollen. Ook was de Rijx- vaken der opperfchrijver zelfs vän gevoelen, «dat *““"*- alte groote woelingh en ‘haatting het werk meer verbrodden als voorderen zou. Onder ander zeide hy ook tegens de Mandarijns van de Kantonfdhe On- der-koningen „die hem daar over aane fpraken, aldus: Hoe, ós bet niet ge- noegh dat zy, die bier „om zijne Ma- jefteit te begroeten, d'eerfle reige van bun leven in Gezantfchap zijn gekomen, en Pen aanzien van de guade geruchten by velen van de Grootflen in Sìna in 'toogb waren, na alréf, om in die hoen danigheit dit Rijk, te mogen bewandelen, als Vriendenaangenomen zijn. Soo men te bart op den vryen handel wil drin- gen, men zou lichthet een met het ander bederven, Zy moeren niet denken noch. te zich inbeelden , dat men Vier inahen - heeft ffaan wachten en verbonden is, oi hen âlles met den eerffen-toe te flaan enin ‘te willigen. Datze tegen, t-aan-

fhaande

e=

Dd ts Ee er a ie

B 4 en

_

es TE

mag

168 GEZANDTSCHaAP aan den Gróoten

flaande jaars of zoo haaft als zy kun- nen, den Keizer woor deze gunftige aan- neming met een gefchenk, komen bedan- hen, dan zal. dâar toe zich begnamer gelegentheit opdoen. ied peGezanten Hier en tuffchen begon de, ge- moeren eer-_ wenfchte tijt te genaken, op den wel- bedie ken de Keizer d'eerfte intreê in zijn zers Zegel mieuw Paleis zou doen, als wanneer beoonen, eer hy ook beftemt had den Gezanten daar zy “voor hem, werfthijnen in gehoor te verleenen. Doch aleer zy mogen: daar toe konden komen , moftenze te voorein het oude Hof‚daar in’s Keizers waardigheit en Zegel bewaart wiert, plechtelijk eerbiedigheide bewijzer, Want dewijl, zoo de Sinezen zeggen, deze plaats ouder dan de Keizer, en te dien einde van den hemel verkoren en geheilight is, zoo komt haar ook waar over d'oudfte eere toe. Te dezer oorzake de Moskovi- mogen alle uitheemfche Gezanten, fche Gezant 8 k - vertrekt. _ die zich hier tegen ftellen, voor den Keizer niet verfchijnen ; maar moeten onverhoort wegh trekken , gelijk den Gezant van der Moskou weder-voer, die onverhoort, en zonder voor den Keizer te verfchijnen , weder vertrek- ken moft; dewijl hy ‚, om d'achtbaar- heit van zijnen Heer en Meefter te be- waren, de gewoonlijke eerbiedigheit hier niet wilde betonen. Zelfs alle de Grooten van ’t Rijk, ’t zy datze van lagen of hogen ftaat zijn, moeten hier, eer zy voor zijne keizerlijke Majefteit mogen verfchijnen, eerbiedigheit ko- men doen. Ja, dat meer is, zelfs de Keizer, eer hy ingchult wort, is ge- nootzaakt zich hier te komen buigen. En gefchiede dit bewijzen van eerbie- digheit drie dagen voor den beftemden tijt van ter gehoor te komen. De Gezanten__ Op den twee en twintighften van vorden van Oogft-maant quamen d' Agenten der darijns in’ _Kantonfche Onder-koningen, met de oude Hofge- Mandarijns Pinxenton en andere van

en 3 En Kanton gekomen, inde morgen-ftont

in ons Logiment. Kort daar aan ver- fcheenen ook drie Sineefche Doêtoren en zommige Staats-perzonen, dic alle Staats-gewijze gekleed en met vier- kante teelenen op de borft en op de

rugh geborduurt waren. „Deze Hee-

ren brachten en geleiden mer zonder- linge ftatelijkheit de Gezanten, en ons ganfche gevolgh in het bovenge-

[-sden ombrengen. ver

melde oude Hof, 't welk wel een-boëk- kamer ; -pleithof, of hooge School geleek ; want men zagh hier nietan- ders , als langh-rokken en boek-dra- gers. En na dat wy aldaar in zeker kappelletje om uit het gedrangh des volks te zijn; een quartier uurs geze-

ten hadden , wierden wy van daar ge- leid midden op het plein onder den blaauwen hemel, overeen verheven ingangh, daar ineen antijks Troontje ftont;5 maar was rontom toegefloten.

Ons wiert belaft,dat wy op ‘tgeluidvan poen aldaar den Heraut, of Wapenvooght ; drie- DE valnb- maal neder te knielen, en 't. hoeft bede. driemaal na d'aarde te buigen hadden:

Na een kleene wijle riep de Wapen- vooght , met luider ftemme in-de Si- neefche tale, Kafchan, dat zoo veel

op Neêrduitfch gezeght is; als. God heeft den Keizer gezonden. Daar riep hy, Quee, dat is, walt op uwe. kuien. Toen Kanto, datis, buizbt

ww hooft; toen weêr Kee, ffaat op,

en dat tot driemaal achter malkandre, ‘tgeen wyt'elkens ook zoo deden. En- delijk riep hy Koe, dat is, gaat zer zijde, en wy gingen ter zijde.

Alle deze plechtigheden gefchieden ten overftaan en in *t bywezen vaneeni- ge hondert Sineefche Schrift-geleerden: waar na wy met de Gezanten weêr na

„ons Logement keerden. En nu zou- overlijden

dende Gezanten, naar gewoonte, op *” 4m jo” den vyf-en-twintigften van Oogft-%; konings maant voor den Keizer verfcheenen beler dar # hebben, dan hier quam weder een 55 pom nis groote hinderpaal in de weeg ; te we- veifchijne. ten, de fchielyke en onverwachte doot van des Keizers jongften Broeder, die, ontrent zeftien jaren oud , daags daar aan, namelyk den drie en twintigften der zelflte maant, was komen t'over- lyden , niet zonder vermoeden van vergift. Hy was, nat zeggen der Tolken, een kleene wyle voor onze aankomft met den Keizer in woorden geweeft , en daar in zoo heftig en op- lopend geworden, dat hy hem in grim- migheit en toornigen moede had aan- geraakt ; *t welk van de Rijx-raden zoo qualik opgenomen. wietts datze hem onwaardig achtten onvlanger te leven ; en hem derhalve, met- vergift

KIJF 2D4k

Maar

Oorzaan Van _

deflelfs en ot.

De Moskowi- [che Gezant vertrekt,

SFartarifchen Cham, vof. Keiger-van-Sind: __ 1óg

| tere leidende haaflige doo been a jongen Prins wis een andre=|

este WELCD ek hy onlaùgste

feit vryheit be- En biofie mogen ten 'tG og van Eren metéen jon- verhit en ver-

t vC ke md D: nad 5

ch skgm ne Was ; de cf wetelt.

ver Hel Keizet

t &

hl aft in dat kr et iten of an

d

e B fa ee Ja arden NA «48 Tod

à &

Res

den tri én , rwincighten van Herflt- maant eerft begraven ; ‘t‚welk d'oof- zaak was dat de Gezanten. niet voor

hoor voor den Keizer gchuasht: wier- den.

‚Den ei Eeden van Hertlk-mnaart

quam den Gezanten in hun Logimenit /

ter oore dat de Gezant vander Moskou, zonder gehoor by den Keizer gehadt tehebben, vertrokken was; ter zake hy, gelijk gezeght is, voor 't‚Zegel van den Keizer ‚om d' eere en achtbaarheit van zijnen Heer en Meefter te-bewaren, zich niet had willen buigen. Een uit hun gevolgh quam des middaghs „ter- wijl de Gezanten over tafel zaten ‚en nam zijn affcheid uit de naam van hen allen. Hy verzocht ook met een op

* vriendelijkf(te een kleen Briefje, Óm

in def Moskou te kunnen toonen ; dat

hy ons aldaar gevonden. had ; ‘t welk de Heeren Gezanten hem gewillighlijk lieten langen, en wenfchten hem voorts geluk op de reis. Naderhant wiert ons verwittigt, dat deze Gezant in't Landt wierd opgehouden en nict vertrekken _ kon, voor datde Keizer hem een vry- gelei-brief verleend. had. Zoodanigh

heeft de hoogh-hartigheit zommige |

menfchen bezeten en ingenomen,datze liever hunne gewoone grootsheit , fchoon tot fchade en nadeel van hunne

nd 5 kad «

„dan in tijdt en gelegentheit het minfte daawafté wijken en tzeil te minderen.

de Ke r aan den Rijkecancêllier cen Û lij

sdesHollandfche Gezanten; áls oBk die den grooten Mogol, én mit Wett- T iryen gekoomen waren, op den ' gemelten dagh, voor zijn Majcftcits - Ed brenger hadt. Hyliet voorts de Grooten i in Peking Eid, dat zy ten zelv voor zijnen, Throon zouden te | verfchijnen hebben. ©

| ok Toen nu ten langen” defte de langh- Degas valrdiie } p wenfte dagh verfcheenen Was, QUAD of geb rale le Mandarijn-Pizxrntou, met d'Agen em den Kerzer sleten en Mandarijns/det Kantonfche Oden T. erkoningen ‚en eenige andere Hovérns- Bald afrz-en op | lin gen ‚die alle zeer” placht

ftaats-gewijze gekleet waren, ontrent twee uren.na middernacht: met Lanta*

\ rensir óns Logiment, om de Gezan: den tweeden van Wijn-maant ter ge-

ten te geleiden. Als-deze Heeren met de Gezanten buiten quâmen , wierdt ons „ganfche gevolg. in orde gcftelt, en; volgens ’slants ‚gebruik en orde, daar uit zes perzonen (waar order ik meê geree- kent ftont ) „gekooren om méê ten ‘Hove te gaan; maar d'overige moe- ften in ons Logiment verblijven. Hier op gingen wy, verzelfchapt en geleid van de bovengemelde Heeten , ten Hove, em wierdén , als wy daar qua- men , eerft door de voor-poort van ’tHofsen dáár na over een groot plein, doot een ândre hooge en kunftig-ge= wrochte poort gebracht, en op de tweds de plaats of plein van't Hof narde lins ker-zijde geftelt; alwaar wy onder den blaauwen Hemel en opde blaauwe ftee- nen moeften zitten, oin-den dach te ver: wachten , of ten minften zoo lang vers beiden, ter tijt zijne Majefteit op Zijnen Throon zou verfchijnen. Na een kleene wijle quam aldaar ook de Gezant van den grooten Mogol, die,

verzelfchapt mét vijf Stadhouders, er

inde twintig moorfche Dienaars, ich by onze Heeren. Gezanten neêrzetre: Desgelijks vervoegden: zich ook de Gezanten van de Lammas en. Suyttad-

fen,

igene zaken,willen {taande houden, dagh jena de boven-geuïëlde DE- ef of lat van ’s Keizers Broedér , Zond d Gezanten

befcheidt, merdaft, BREN.

r Plakkaten E dage in het.

tigh ent zm:

magen ke ik Sla n, ad eg cf = id p/

hand ie Ee. vg mamma

ON ad nad

4

1:

ne ge ‘er 4 ak .

GEZANDT SCRAP

4 *

3 » et ER ggn _

ne hd

mT

EN

mT

EE ese des ann de pre je er

ke nnen ots

4 D ee ES NN id VN eel

Jen, en andere groote en naamhaftige Grooten Cham ; na ’s lants gebruik,

Gezant der

Heeren van't Rijk , neffens hunne zijde.

En gemerkt wy hier den dag moeften afwachten, om de Keizerlijke Maje- fteit op zijnen nieuwen Throon te zien verfchijnen, zal ik desgelijks den Le- zer, na het verhaal , van't geen ons op dien heerlijken dag voorviel , een wei- nigh doen wachten, en midlerwijle den tijt aan’tbefchrijven der gemelde uitheemfche Gezanten , die meê met ons aan dit Kcizers Hof laagen , be- fteeden , en voorts hunne af beeltzels in prent vertoonen. b 4

De Gezant der Sutadfen, (die wy in onzetale , ten opzicht van de land- ftreek die zy bewoonen , en daar deze van daan quam, Zuid-Tarters zou- den noemen, gemerkt de Sineezen, die hen Sutadfen noetmen, geen R in ‘tfpreeken gebruiken, nochte ook niet kunnen uitfpreeken,) verdient hier d'eerfte en voornaamfte plaats, dewijl hy doorgaans ten Hoof de voor-plaats had, en het eerfte met zijne Meefters zaken by den Keizer vaerdigh raakte. Wat eigentlijk zijn aanbrengen en ver- zoek was, zou ik voor wis niet wee- ten te zeggen ; maar zo veel ik ver- nemen kon, had de Koning der Sutad- fen hem afgezonden , alleen or den

met hem te begroeten en gefchênken te zenden, de gewoonlijke gehoor- zaamheit te toonen, gelijk d'omleg- gende grens-volken gemeenlijk aan dezen grooten Heer gewoon zijn te doen.

- Hy had een rok of wambas aan; dát Zijn kleding.

hem tot over den buik hing, en van ruige fchaaps-vellen gemaakt was, met de wol ha buiten gekeert. - Met zijne armen ging hy tot aan de fchouders bloot’ (want derok was zonder mou- wen) en-had een muts op, dië hem - dicht om ’t hooft toefloot , rontom met een koftelijke zabele rant bezer, en boven op met paerts hair (dat deze volken zonderling cierlijk root weten te kleuren, en in fteê van pluimen ge- bruiken) verciert was. Aan ’t benee den-lijf had hy een wijde pols-broek, die hem zo flordigh en ruim om de beenen hing te flingeren, niet anders als ofer een zeilom hing. De laerzen, die hy aan de beenen had , waren zo plomp, zwaar en dik van zoolen, datze hem in't gaan geen kleen beletzel ga- ven; ook hingenze zo wijd en zob- bigh om de beenen , dat hy die zeer lichten met kleene moeite zou daaraf geflingert hebben. Op zijne rechter- zijde hing, na de Tartarifche en Sinee-

{che

Mogolfche Gezant.

ijk des

Grooten Mo-

gols.

fche-wijze, een breede zwâre zabel; zulks hy beter na een krijghsman , als Gezant geleek. Zijn ganfche gevolg; (waar van twee met den gemelden Ge- zant in ’t midden in de voorgaande Prent vertoont worden) waren op de zelve wijze toe-gedoft en uitgeftre- ken; doch ieder had een boog met pijl- koker achter op de rug hangen.

De Mogolfche Gezant, (wiens aan- brengen en verzoek wy te voore ver- haalt hebben, ) had een zeer koftelij- ke blaauwe zijde rok aan, die door- gaans zoo dik met goutdraat gebor- duurt was; datze ftijf van gout ftont. Deze rok , die hem byna tot op de voeten, en los en ruim om ’t lijf hing, wiert met een zijde gordelopgefchort, daar zeer gierlijke en koftelijke quaften by neêr hingen. Aan de beenen had hy zeer nette en geeftige laersjes , van geel Turks-leer, en op het hooft een koftelijke Tulbant met allerlei kleuren gefchakeert. |

„Het Rijk van den grooten Mogol,die dezen Gezant met een ftatclijk en aan- zienlijk gevolgh aan dezen Grooten Cham had afgezonden , begrijpt ei- gentlijk «her Noorder-gedeelte van Ooft-Indië ; of de lantftreek dic tuf- fchen den berg. Kancafüs, (nu Dalan- guer geheten) de Zee , en tuflchen de

EA uz (enk ed

Revier Ganges en Indus gelegen is. Dit eene Rijk, dat het Rijk Mogor of Mogol genoemt wort, en van de Tarterfche Koningen (die eertijts met een groote macht van volk in dit ge= weft vielen en onder gehoorzaamheit brachten ) haren naam bekomen heeft, wort in veel Rijken afgedeelt, hoe- wel eenige ook onder andere groote Princen ftaan. Maar de voornaamfte Rijken , daar over eigentlijk deze groote Mogol te gebieden heeft, zijn, Kambaya, Dely, Sanque, Mandro, en Bengala. Zijn hof houd deze groo- te Vorft gemeenlijk in het Rijk Dely, in de Stadt die me& Dely genoemt wort, en het ganfche Rijk den naam

Dely gegeven heeft. Alle deze landen, daar over dezen grooten Mogol te gebieden heeft, val- len zeer vruchtbaar in't voortbrengen van allerlei aartgewaffen, en dieren : want Rijs, Kooren, Was, Zuiker, Wierook , en allerlei fpeceryen, als ook Katoen en Zijde, komen in deze geweften in grooten overvloet voort, In't gebergte vindmen den fteen Onix, en vele diamanten en andere edele gee fteenten. ie Men houd voor gewis , dat deze groote Mogol te velde kan brengen, en dat (om zoo te zeggen) in cen Ya omme

mad on ie Der ee

za ve _ _

Ln en ee dee

Ke z0 { 8 4 Cs BA 4 r

5 _ en == mm AE nd ee lee e =S “e N

mans n gr n d dd md odd wt & c On

nf Ei

ommezien, drie hondert duizent Ros- volk, vijf hondert duizent-Elefanten, en zoo groot een macht van Voet- volk, dar het getal byna niet te bere: kenen is. |

D' Inwoonders omhelzen de leere

en valfchen godsdienft van Mahomet 4

daar onder ook vele Afgoden-dienaars

gevonden worden. In deze geweften bevinden zich ook vele Joden, die aldaar zeer grooten koophandel drij- ven, als ook eenige AbyMliner Chri- ftenen,dien den luft van koophandel te

dienft vryelijk gepleeght. D'overige verdrevene geeftelijken hadden nu de- zen Gezant uit hunner aller naam aan dezen grooten Cham afgezonden, met verzoek van in het Rijk op den ouden voet hunnen godsdienft te mo- gen plegen. Wat uitflag hunne zaken namen, heb ik niet kunnen vernemen; maar wel , dat hy ten hoof zeer vrien- delijk en minlijk onthaalt wiert, Dus verre van deze uitheemf{che Gezanten, k begeef my tot het verhaal van ‘tgeen ons ten hove voorquam.

drijven, en‚de winft derwaarts gelokt | Voor de poort van dit plein, daar voor depoers

heeft. wy den dag zaten af te wachten, von- 2” 'r crfft 8 , 5 8 „Plein flaan Gezant vande De Gezant vande Lammas (wiens | den wy drie zwarte Elefanten ftaan, die ',;, Elfan-

de Prent ftaat uitgebeelt) was in ’t geel gekleet, en had zoodanig een flag van eenen hoet op , als de Kardinalen ge- meenlijk te Romen dragen. Op zijne zijde hing, een pater-nofter, die ge- meenlik deze geeftelijken by-zich dra- gen, om daar uit hunne getyen te le- zen. Deze Lammas zijn een zekre flagh van geeftelijke luiden, die een langen tijdt in Spa hadden. huis ge- houden; maar de laafte Sineefche Keizer, eer de Tarter het Rijk ver- overde , had ‘hen ten lande uitgedre- ven ; van waar zy zich na-Tartarye hadden begeven,en. aldaar hunne gods-

Eemmas. dracht en-wezen hier inde bovenftaan- | alle, nade Sincefche wijze, zeer prache ter.

tigh en heerlijk waren uitgeftreeken, en, om de ftaaci des te heerlijker te maken, aldaar als te wacht ftonden, Zy hadden op hun rugh vergulde Wacht-toorens ftaan, die koftelijk en kunftigh verciert en mer allerlei beelt- werk opgepronkt warten. Hiet achter zwermde zo een groote meenigte van menfchen dat het krielde, ja niet ane ders als of de ganfche ftadt hier op eenfcheen gedrongen te zijn. Ter wee der-zijde voor de poort van dit plein; ftont ook een ongelooflijk getal van 's Keizers lijf-wachten, die alle na de Tarterfche wijze zeer koftelijk en

Onge-

_… ek

eme an

AAE en 4 f e= 1 mn

_ T's ap * n « 5 4 nn En 4 . En e. me, a mede te a gn en Een En lS

Gn nd ee hadj

LU

or Gh

vt Jlangb  E 5

een deere Wint

aut saf wachten

4 ‚J. Kerfer

A=

NS

EN

D End - >

EE ADRS

EE: Ee.

__)

A: Za

an

Zed Z_ÁÂ

El Mem en

De Gezanten komen op bet tweede en derde plein, daar ’s Ket- zers Troon is.

Ter Veder. zijde wan den Throon flaan 112, man= nen.

Tartarifchen (ham, of Keizer van Sina.

173

ongemeen prachtigh waren uitgeftree- | ftaan, ieder met een Stang in de hant,

ken.

Toen nu het licht des dageraats be- gon door te breeken, quamen alle de Grooten , die aldaar meê verfcheenen waren rontom onstaan, en keeken ons met groote verwondering aan, niet anders als ofer een nieuw wan- fchepzel uit Afrika gekomen was, zon- der dat evenwel iemanttegen ons ce- nige teekenen van fchimp {maat of oneerbiedigheit betoonde. Ontrent een uure daar na wiert'er een teeken gedaan , waar op een iegelijk met zulk een fchielijk gedruis opftont, als ofer een alarm geweeft was. De twee Tar- terfche Heeren, die voor dezen ge- woonlijk aan de Gezanten waren af- gezonden , geleiden de Gezanten met hun gevolg door een andre poort, op een tweede plein , dat meê met een zwerm van Tarterfche krijgs-knech- ten en Hoovelingen ter weder-zijde bezet was, en van daar door een derde of vierde poort op een derde plein , of in ‘t binnenfte Hof, alwaar het huis van des Keizers Throon ftont, enden Grooten Cham met zijn vrou en kinde- ren zijn woon-plaats heeft.

Dit ganfche vierkant of plein, dat de grootte van vier hondert treden in ’t vierkant had, was ter weder-zijde be- ftuwt , en bezet meteen fterken drom van Krijghs-knechten die alle zeer koftelijk en prachtigh met Rokken van rode gebloemde zijde gekleedt waren,

Het voorfte gelit, dat zich aan d'eene zijde van den voet des Throons af na beneden vertoonde, beftont uit hon- dert en twaalf koppen, die ieder een byzonder velt-teken voerden, en ook zoodanige kleur van kleeren droegen , als deze velt-tekenen waren ; uit-ge- zeit, datze alle zwarte hoeden met geele pluimen en quaften op hadden. Te weten, naaft aan den Throon des Keizers ftonden twee en twintigh Man- nen ieder met een koftelijke geecle : Zonne-fcherm in de handt, Daar op volghden tienandre , die elk een ver- gulde Cirkel, in form van éen Zon, op-hielden ; neffens de welke zesandre ftonden, die Cirkels als volle Manen naar om hoogh.geheven hadden, Hier názagh men zeftien andre perzoonen

__

daar aan op d’ enden. groote zijde quaften van allerhande kleuren hin- gen. By deze ftonden zes-en-dertigh

perzoonen, ieder meteen Standaarttin _

de handr, die met vergulde Draken, (°s Keizers wapen ) en andere gedroch- ten zeer geeftigh, na de Sincefche wij- ze, op d'enden verciert waren; waaár na zich vier andere vertoonden, ieder met een zeer cierlijke vergulde knods in de handt, die van vier Hellebardiers, en zoo veel fnaaxhoofden, gevolght wierden. En in dezer voege was d'eene zijde van den voet des “Throons uit- geftreken en verheerlijkt ; aan d'andre zijde zagh men even-het zelffte , en daarenboven een ontelbaar getal van Hoovelingen , die ook alle in eenerlci gewaad zeer koftelijk en prachtigh wa- ren gekleedt en uitgeftreken.

Voor de trappen van den Keizer- Zerfneeuv- lijken Throon ftonden ter weder-zijde pppn , zes fnecuw-witte Paerden, die elk met voor den

een heerlijk dek-kleet, dat zeer kofte- Freon zer

lijk geborduurt en vergult was, pronk- ten, en met toomen, zeer dik met paer- len , robijnen en andere-edele gefteen- ten bezet, verciert waren. Terwijl wy ‘hier vaft zaten en alle deze dingen met groote verwondering aanzagen, hoor-= de men het geluid en gefpeel van een kleen klokje, dat een zeer aangenaam en fchel geluidt gaf, en d'ooren mét een zonderlinge zoetig heit ftreelde en vermaakte. ni Naulix was het fpelen op dit klokje ge-endight, of daar.quam een Zoldaat van achter ’t volk voor den dagh fprin- gen, die een leere Wint-flang ( zoo zou men het moogen noemen, ten op- zicht van deffelfs geftalte , hoewel het niet qualik naeen Wijn-verlarers pijp geleek; daar meê zy de wijn van’teene vat in't ander overblazen ) met een zonderlinge vaardigheit en hant-greep in drie bochten wift te flingeren, die hy dan telkens zeer gezwint weêf op- trok ‚, waar op men dan drie flagen zoo luidt hoorden klappen;- als of 'er drie Piftoolen te gelijk los gingen. “Dit deed hy zeer behendigh, en meteen zonderlinge handigheit , tot driemaal achter een ‚en vertrok toen weder aan een zyde. 3 : Y 3 | Na

Weder-zijde,

Wintflang.

«5 Â

E en -

BT ear GE dp vn

en

am EE 6 md

omi

rb ar a

Les WEN „art en Ee

er TE

Aes

E n

%

, AAT hk B Ì B, | ele MES dek hi jk’ D y _ nd Ra: 4! he «

Ger 2

En SS

TA

An 4

bd de

en en » _

se #75 n

174

De Tutang, 1e Na dit gedoen ftonden wy alle op ; manet waarop ook d'oude 7: utang met meer groote Heeren » À treden naden als dertigh perzoonen; (die alle aan- Troon om __zienlijke mannen, en de-voornaamtfte

rbiedigheit et \ ze vooren; Rijxeraden , en zeer prachtigh met

zijde kleederen, die ftijf vangout fton-

den , uitgeftreken waren ) zeer ftate- lijk en met groote plechtigheden na den Keizerlijken Throon tradt,

Deze Tutang, en de genen, die hem verzelfchapten , deden hier , op het roepen vaneenen Heraut, voor zijne Majefteit de gewoonlijke eerbiedig- heit, met zich plechtelijk te knielen, en het hooft tot negen reizen achter malkandre ter aarde te buigen. Mid- lerwijle hoorde men een zeer aange- naam en zoet geluidt van allerlei fpcel- tuigh , daar onder op maat mer lieffe- lijke en fchellekeelen zeer aangenaam gezongen wiert.

Zoo draals deze, na het bewijzen van eerbiedigheit, van den Throon tet zijde vertrokken waren vertoonde zich weêr een andre troep van naam- hafrige en groote Heeren , daar de Rijx-cancelier met noch twee andre Rijx-raden voor aan gingen, die op de zelflte wijze hunne eerbiedigheit deden, gelijk de voorgaande gedaan

Desgelijks doen ook an= dere groote Heeren,

\

hadden. Daar na volgde de Gezant

vande -Sudadzen , en de Gezant van

de Lammas die meê met zonderlin-

ge ftaatelijkheit door den eerften en tweeden. Rijx-cancellier voor den

De Rijx-can. Throongeleidt wierden. En nadatde- gm eat ze hunne behoorlijke plichtplegingen woar ualireir hadden afgeleidt, quam de Rijx-can- teder beeft. Cellier by onze Heeren Gezanten , en …____vroegh hen wat qualiteit of waardig-

heit zy hadden. De Gezanten antwoor-

den hem: dat zy de qualiteit en waar-

digheit van ZT btaanpiag. hadden ; want

met dezen tijtel hadden hen alte voore

en van eerften af de’ Kantonfche On- der-koningen getijtelt ‚ven gequalifi-

ceert. Daarna ging dezelve Rijx-can-

cellier by den-Mogolfchen Gezant, en

vroegh- hem-ook na zijnen qualiteit;

dewelke antwoorde , dat hy van gee

lijke qualiteit. was alssde Hollandfchie Gezanten; zulx hy ook-met de Hol Jandfche Gezanten doot den zelven Cancellier in een gelijke graat van. cere

en waardigheit geftelt wiert ; wel niet

GEZANDTSCHA P gáân den Grooten

| na den eifch en qualiteit van Gezariten, maar na de qualiteit van 7bfomping.

In't midden van ’t plein, recht tegen over de middelfte poort van zijne Ma- jefteits Throon, ftonden twintigh by- zondre Merk-fteenen , vervolgens ach- tér malkandtre, diemet Sineefche let- ters in copere plaatjes (in dier voege, gelijk de zelve in de nevenftaande prent met Cijfer-getallen {taan uit-gebeelt ) getekent waren, en de qualiteiten ver- toonden, aan welken Merk-fteen een ieder te {taan en te knielen heeft.

De onder Tutang gingaan delinker. De cezangen zyde en gaf den gemelden Gezanten irc kak met wijzen te kennen, datze aan def voor den Kei-

tienden graat of Merk-fteen zich te ver- zerlijken voegen en fiil te ftaan hadden. Toen 7’ riep, als wy ons daar geftelt hadden,

de Heraut met luider ftemme,als voore, * toen wy d'eerfte eerbewijzing deden :

Ga , en ‘voege u Voor den Throon. Waar op wy alle op dit geroep ons na

den Throon begaven. Voorts riep de

zelve Heraut: Trede in u plaats. Waar

op wy ook in onze plaats traden. Daar nariep hy, Astele neder: enwy kniel-

den neder. Weder, bwige uw hoof? driemaal ter aarde, “twelk wy ook

zoo deden. Endelijk riep hy, rijze overeind; En wy rezenoverend. En

dit gefchiede drie- werf achter malkan-

dre. Ten leften riep-de Heraut, voege uweder in uw plaats; Waar op wy

toen gezwint ter zijde afweken , en weêr op onze plaats gingen. Onze Pe Gezenten Heeren Gezanten en de Mogolfche , 27 ig wierden hier op naeen verheven Too- rhroon ge neel geleidt, daar het huis des Throons *2# opftondt, zijnde twee of drie mans lengte hoogh, en met verfcheide wen- del-trappen , en galderyen van Albaft

of andre witte {teen zeer cierlijk op= gemaakt. En alffe aldaar noch eenmaal geknielt , en ’t hooft plechtelijk tet aarde geboogen hadden, wierden zy gelaft, om zich ter zeet te ftellen, en

na een kleene wijle met Tartarifche

Thee , met melk vermengt, uit houte bakjes luftigh befchonken. Maar wy bleven alle beneden, en dronken mede Tartarifche Thee of Boonen-zop, dat

ons van eenige Hovelingen luftig ge- fchonken wierd. Onderttuffchen hoot=

Tvintigh

Merk-fleenen,

| de men weêr den klank van't klokken-

fpel,

Jartarifchen Cham, of Keizer van Sina, 198

fpel;ven-de-gemelde wint-{lang weder

klappen en klinken, waar op al het Volk terftont weêr begon te knielen. Wy zagen vaft om-en-om-na den Kei-.

zer; en wachtten met groot verlangen om dezengrooten Vorft eens perzoon-

lijkin zijne grootfte ftaafi t'aanfchou-,

…_weri; maar hy was zoodanigh met zijn Volk omringten beftuuwt , datwe het minfte niet van hem te zien konden krijgen. | Hoedanigh de Hy-zat ontrent dertig treeden. van Kearer op de ‘Gezanten in zijnen heerlijken zijnen Throon t Mn: Troon ‚die van gout en edele ge- fteenten blonk en glinfterde. De leu- ningen ter weder-zijde van dezen Troon, die de gedaanten van twee

groote Draken uitbeeldden, bedekten

hem zoodanigh, dat de Gezanten van hem niets bemerken konden, daneen “weinig van het aangezicht. Neffens en aan zijne zijde zaten d'Onder-ko- ningen, Princen van den Bloede en al andere grooten van’thof, die meê uit houte bakjes luftig onder elkandre Thee dronken, Deze Heeren waren alle zeer prachtigh uit eenerhande gc- kleet; te weren, zy hadden blaauwe zijde rokkenaan, die met goude dra- ken en ferpenten (’s Keizers merk en wapen) zeer kunftig doorweven wa- ren 5 en op hun hooft mutzen met goude tippen, die met verfcheidene koftelijke fteenen bezet waren , en een ieders ftaat en hoedanigheit te kennen gaven. Ter zijde van den Troon ftont zijn Majefteits lijfwacht, in de veertigh fterk , aan ieder zijde twintigh , die alle met pijlen boogh, doch zonder livreiskleederen aan , ge- wapent waren, en den Gezanten t'eenemaal het gezicht van den Keizer benamen, pexeize Als zijn keizerlijke Majefteit alhier wersreke weer een half quartier uurs-gezeten had, prime _{tont hy met zijn ganfche ftoet op : en terwijl de Gezanten weder afgingen;, zag de heer Jakob de Keizer dat zijn Majefteithen achter na keek. Hy was, zoo veel de Heer Keizer had kunnen zien, een Jongman, blank van vel,mid- delmatigh van lengte, wel in't vleefch, en van onderen tot bovenen in ’t gout gekleet, zonder dat men eenige zijde daar aan bekennen kon. Maar ten

hoogftenftonden wy verwondert,dat de Keizer de Gezanten zoliet afgaan,zon= der hen een woorttoe te {preken,of iets te laten vragen. Dan dit is een gebruik, niet alleen by de Sineezen, maar ook by veele andere Oofterfche volken , dat hunne Koningen en Keizeren zich zel= den voor hunne Onderdanen , en noch veel minder voor uitheemfche volken vertonen; ook ishet, van aller geheu- genis her, by de Sineefche Keizeren onderhouden, datze zich noit aan eenige vreemde Gezanten , nochte aan niemant dan aan hunne Hovelin- gen zullen vertoonen, alle in, harc Majefteit op den keizerlijken Troon gezeten zijn. ’s Keizers afkomft, zijn ganfche levens-bedrijf,en op wat wijze deze grooten Chamop , en de vorige laafte Sineefche Keizer van den ftocl des Rijks geraaktis, zullenwein onze

algemeene Befchrijving op '‘t laafte ver-

halen. Ee Toen de Gezanten weder af qua- onordenteijk men , vertrok ook al het Hof-ge-e' der Lyf- zin. De Zoldaten namen hunne wim- °°” pels en ftandaarden op de-fchouders, enliepen (‘tgeen vreemt omte zien. was, en ons niet weinigh deed ver- wonderen) daar meê, als ofze maar een dweil-ftok of boots -haak daar op hadden , zonder orde en heel wanfchiklijk ieder zijns weegs. Wy hadden groote moeite en genoech te doen, eer wy door den drang des volks in onze Logimenten raakten, fchoon onze Wacht-kapiteinen met zes Zol- daten voor enter zijde het volk deden uit den weg gaan, en ruimbaan maak= ten. ', Zoo draen waren de Gezanten niet De Keizer it in hunne Logimenten gekomen, of/s5 580 daar verfcheenen by hen twee van de fete teederen voornaamfte Rijks-raden, uit laft van vez. zijn Majefteit, met verzoek vaneen pak Hollantfche kleeren , die zijn Ma- jefteit begeerde te zien, “De Gezanten gaven hen een zwart felpe kleed, met een mantel van buiten en binnen met felp gevoert, als ook een paar Spaan- fche laarzen en fpooren, een paar zijde kouffen, en kánonzen , een bef, hemt, degen , draagh-bant en een kaftoor ; ‘rt welk den Keizer zoo wonder kofte- lijk in't oog fcheen, dat hy zou ge-

zeit

mn nd es he mens :

Ge jn 4 A . © Es en

mr 4 id

en

_ he

* 5

Dar er p KE

aas

176

wat moeten de Koningen dan voor kle- deren aan bebben\ Het kleet mer al het ander goet wiert tegen den avont door eenen vande Rijks-raden , met hunnen Secretaris,weder gebracht, die zeer verwondert ftonden over de ftof- fe van den hoet; en vraagden hoeda- nig en waar de zelve gemaakt was, en zoo voorts.

En dewijl de ganfche werelt van dit gemelde Hof weer te fpreeken, dat in pracht, kunft„ koftelijkheit en ver- {cheidene vertrekken, Luft-hoven en Waranden , alle Koninklijke-Hoven in Europe verre te boven gaat, zal ik de

Ger ZANDT SC B'A pv-dan der Grooten zeit hebben, Dragen dit de Gezanten, |

deze gracht uit, en-was op zommige: plaatzen zo ondiep; dat'er grassen qn=

dere ruichten overal door heenen waf=

fchen. Voorrdeze-gracht (taavook op het plein cen-grootsgertal! Earteefche. ruiters en krijgs-knêchten „die-aldaar’ de wacht houden en niemarft doors laten: Na het overgaan van :deze brug, komt men voor-d'eerfte poort, daar voor gemeenlijk ter-weder-zij- de drie zwarte Elefanten te-wacht ftaan. Door deze «poort, “dic vijf- tigh treeden diepris; en op vijfszeet cierlijke boogen te ruften komt ‚gaaf men op het eerfte plein daf-meê vier hondert treeden. groot is, em daar op

Den

gelegentheit en geftalte, voor zo veel

ik het zelfs gezien en gemeeten heb,

wat duidelijker en nader befchrijven ,

en deffelfs platte gront in prent vertoo-

nen; voorts daar by voegende ‘t geen

ik door vlijtigh navorffchen uit de fte-

p delingen heb kunnen verneemen.

wader tbe- Dit Paleis of Hof; dat recht vier- fchrijvink kant van geftalte is en in zijn vier- van P KE kante omtrek-de grootte van.twaalf /y

wy van Pinxentog, &c. (gelijk te voren verhaalt is) heel vroeg in den morgen= ftont gebracht wierden , om neffen$ d'andere Gezanten aldaar den dag afté wachten. Ter weder-zijde wasdit plein langs heen met treffelijke huizen bezet; en recht vooruit ( volgefis het nes venftaande afbeeltzel’) zag menòp dit plein drie heerlijke en groote Gebous wen ftaan‚ die-met hooge en dikke

Ee

ed en er 5

Be

eerlijk Hof. of drie vierendeel uur gaans begrijpt ; leid binnen de tweede muur der ftad aan de Noort-zijde. Het is rontom met een zeer fterke muur omringt, die,meer als vijftien. voeten hoog , doorgaans van roode gebakken ticchel-fteenen opgchaalt en boven met geele ver- glaasde pannen overdekt is. In deze muur, daar in het Hof tontom beflo- tenleid, leggen vier poorten, (te wee ten in ’t midden van ieder: zijd-muur een) die haar uitzicht nade vier hoe= ken des werelts hebben, en daar af ie- der na een van de vier hooft-winden genoemt is ; maar de geene, die na 't Zùiden ftaat, en de Zuider-poort genoemt wort , is wel de voornaamfte en wort ook het meefte gebruïkt. Wy gingen, toen wy voor des. Keizers Throon verfchijnen zouden , door deze Zuider-poort , en quamen van daar in’t Voorhof op een geplavaide kruis-weg van vier hondert treeden. Door ’t midden van deze kruis-weg liep een water of gracht, daar overnade. rechter-zijde een fteene brug van veer tien trecden lag , diemet riechel-werk zonderling kunftigh verciert en door- wrocht was. Zeer ongehavend zag ‘er

muuten.en borft-weeringen zoo weêr- baar verfterkt waren , datze- dit heel plein bedwingen en befchermen kun nen. Van diteerfte plein gaat men on- der door zijd-gewelfzelen van dierecht uitftaande Gebouwen, en komt op.het tweede plein, dat insgelijks als het eer= fte ter weder-zijde en recht uit, met heerlijke gebouwen verciert „en meê. vier hondert treden in ’t vierkant groot is. Endelijk gaat men van dit plein weêr onder door de zijd-gewelfzelender ge- - bouwen, dieregt uit ftaan „en komt op 'tderde enlaafte plcin,dat meê vierkant en van een zelve grootte methet voor= gaande is. Dit plein,dat recht in ’t kruis leid, en met graawe Zarken.beleid is, heeft de grooten Cham tot zijnverblijf en Hof verkooren. Op deze plaats ver- toonen zich overheerlijke en koftelijke gebouwen maar de voornaamfte on= der-deze zijn vier wooningen , die zon- derling antijks‘gebouwt , en na de Si- neefche bot-kunft met koftelijke daken over-dekt en verciert zijn. Deze gebou- wen loopen alle, met vier trâppen na beneden, en beflaan een derden-deel

of de drie zijden van het plein. Recht uit vertoont zich het aise aar

nds En dn! ,

me tr meege En dy

Ee - Á- . Sdk

eer de st Gn

Nt

en

Forme pe ma Cour

PrarrE GRONDT VAN

SKEYSERSHOF Perm à

- reen en dn di , Ee geen En eg gn denn denn en

nm ie

NE leenen

De Keizer houd veel Boelinnen ,

als ook Gelnbden.

Tartarifchen Cham , daar in zijne Keizerlijke Majefteit op den Throon zat endat in pracht en koftelijkheit van allerlei beelt-werk zonderling uitmuntte, en voor met drie

breede en overheerlijke bogen ingaat. |

In de gebouwen van dit derde plcin

onthoud zich eigentlijk de Keizer met

de Keizerin, en niemant byna mach hier in komen, dan de Gelubden en

Vrouwen, die den Koning ten dienfte |

ftaan , en hand-reiking doen.

De Keizer , na ’tgebruik der hei- denfche Vorften, onderhoud zeer ve- le Vrouwen in deze gebouwen ; maar onder alle deze Vrouwen is 'er maar een eenige, die met den rijtel van wer- tige Koningin pronkt en praalt. Al d'anderen gebruikt hy tot zijne Boelin- nen en Dienareflen; waar van zommige den Koningh zelfs bedienen; andere bemoeien zich met de kamers en zalen fchoon te houden; zommige nemen toezicht op de kleederen ; andere paf- fen op de flaap-kamers, de keuken en ’s Keizers tafel: en dusdanige Boelin- nen, die de Keizer veel meer in plaats van Dienft-boden dan Boelinnen ge- bruikt, zijn’er in dit Hof aan den kant van vijf duizent.

De Keizer onderhoud ook in zijn Hof een groot getal van Gelubden, die hem neffens zijn andere Raden, 's Rijks-zaken helpen beftieren en be- vorderen. Zommige van deze zijn ook met geringer ampten beezig , als met het opmaken van de Luft-hoven enan- dere werken ; andere verftrekken hem tot,lijf-wachten, of {taan hem in al an- dere gelegentheden ten dienfte.

En indezer voegen vertoont zich dit Hof van binnen, alsmendoor de Zui- der-poort komt, en recht uit na *t der- de plein of ’s Keizers Hof en verblijf wil gaan. Diergelijk Voor-hof, als tuffchen de Zuider-poort en ’t eerfte plein komt te leggen, en diergelijke drie pleinen , die ter weder-zijde met

gebouwen bezet zijn , vertoonen zich

ook, als men door een van d'andere poorten na’s Keizers binnenfte ver- trek komt gaan : want het ganfche be- grip van't Hofis in’t midden kruis-ge- wijs-doorfneeden , en in verfcheidene plaatzen (als in de byftaande prent te zien is) ordentelijk verdeelt. Buiten

of Keizer van Sima. 177

| het kruis van het bovenfte beftek of ‚buiten het derde plein, dat in ’t mid- | den van ‘t Hof te leggen komt, en ‚daar op ’s Keizers gebouwen ftaan, heeft men rontom verfcheide Luft- ‚hoven, Waranden , Boffchen, Poe- len, Vijvers entreffelijke Gebouwen, (die de Keizer alle tot zijn vermaak heeft laten (lichten , en waar van ieder zo groot is , dat dit Hof verfcheide „Hoven in zijn muur beflooten houd. Eenen ieder van ’s Keizers kinderen, al{Te uit hunne kintfche jaren gekomen zijn, wort een van deze Hoven toe- geleid. De vier Boelinnen, die de Ko- ning onder al d'andere tot zijne voor- naainfte verkoren heeft, hebben ook ieder buiten het derde plein een by- zonder gebou of hof, daar in zich de zelve onthouden, en die tegen de vier hoeken des werelts , daar uit zich de vier hooft-winden verheffen, geftich ftaan. Noch zijner in dit Hof ‚buiten her beftek van't kruis of derde plein, mee- nighte van andere: huizen en kleene hoven, daar in de Gelubden, al d’an- dere Boelinnen en hare Dienft-boden, hare woonplaatzen hebben ; als mede verfcheidene woningen voor de werk- luiden, Priefters der afgoden , en dier.

gelijke andere Amptenaren: want my

wiert voór de waarheit berecht, dat de ganfche meenigte der genen die zich in dit Hof onthouden, wel ten getale van vijftien of zeftien duizent menfchen beloopt. Buiten het beftek van het ge- melde kruis „is noch een ander groot Hof, daar in , als in een Oud-mannen- huis,de Keizer eenige voorname ftok- oude luiden en gryzaarts met koft en drank onderhoud.

Alle de gebouwen , die zich in dit

Maabzel gebouwen

Hof in zo een groote meenighte ver- van't Hof.

toonen, zijn zeer prachtigh en kofte= lijk uitgeftreeken , en van buiten met

vergulde galderyen en traly- en beelts.

werk zo overkunftigh verciert,dat een ieder ín 't aanfchouwen daar over van verwondering als opgetogen en ver- tomt taat. De voor-gevels der gez bouwen komen onder op zeer zware en dikke pylafters te ruften , en zijn met ruime en breede marmere galderyen, daar onder men zeer gevoeglijk kari

Z wan-

Diepe gracht die door °s Kei=

zers Hof loopt.

178 wandelen , doorgaans zeer heerlijk verciert. Al het hout-werk , dat tuffchen het fteen-werk komt in te leg- gen, is vergult , of met zekre lak of lijm beftreeken die de Sineezen Cze noemen , en dit hout-werk zoo cen heldere glans en Juiftar byzet dat het gepolijfte marmer niet fterker glimmen noch blinken kan. Mer dir Cie weten de Sinezen al hun huis-raat, fcheepen en huizen, zo glat te beftrijken en ver- niffen, datze glimmen en blinken als fpiegels.

Alle de daken der gebouwen zijn mer geele geglaasde pannen overdekt , die van verre zo geweldigh fterk glin- fteren en blinken, voornamelijk als de Zon met zijn ftralen daar op komt te fpeelen en fchitteren , dat het blin- kenfte gout geen fterker glans en luifter van zich geven kan. Dit fchitteren en blinken van deze geele verglaasde pan- nen , heeft eenige doen geloven en uit- ftroien , dat de daken van dit Konink- lijke Hof, mer fijn en louter gout over- dekt en beleid waren 5 daarze noch- tans in der daat van klai gebakken , maar zeer kunftigh dus fterk geel ver- glaaft zijn. Ieder van deze pannen, naar men zeid, is evenwel aan ’tdak vaft gemaakt met een groote {pijker , waar van de hoofden vergult zijn , op dat men niets aan ’t koninklijke Paleis zou zien , dat de koninklijke kleur, die geelis, niet vertoont.

Behalven de bovengemelde gracht, die zeer ondiep, en met gras bewof- fen was, in dit Hof noch cen andere diepe gracht die met verfcheiden bochten en kromten door het ganfche Hof loopt,en daar in verfcheide poelen maakt, en de Thuinen, Luft-hoven en Boffchen bewatert en befproeit. Deze gracht ontfangt haar water uit de revier Yo, die zijnen oorfprong, in 'tgebergte Jociven , uit den poel sj neemt, en is zelfs binnen het keizer- lijke Hof zo breed en diep, dat daar in groote fcheepen vlotten mogen , zulks de zelve niet alleen tot vermaak maar ook tot groot gemak en nut verftrekt ; gemerkt geladen Jonken met allerlei waren, langs de zelve, tot binnen in

‘tHof kunnen gevoert worden. Deze revier zend ook hare ftroomen in dit

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

Hof aan zekre zodanige bergen of klip- pen, door kunft gemaakt, als wy te voren op pag. 80. befchreven en in prent vertoonden, en dic in dit Hof, hoewel ik de zelve niet te zien kon krijgen , zonderling kunftigh gemaakt zijn. Nergens doen de Sinezen hunne

Bergen of

Klippen door

ingeboorne{fchranderheit klaarder blij- turf? ze ken , dan aan deze bergen deor kunft "22

gemaakt, die zoodanigh met allerlei

toeftel en geeftige vonden verciert en

opgepronkt zijn, dat de kunft tegen de natuur in de zelve fchijnt te flrijden. Deze bergen worden met een zonder= linge cierlijkheit van zekre flag van fteen,en dikwils van verfcheide marmet tocgeftelt , en doorgaans zodanig met boomen en bloemen verciert, datze eenen ieder zonderling in ’t aanfchou- wen vermaken en doen verwonderen. Rijke luiden,en voorname groote Hee= ren en Mandarijns , maken dusdanige bergen gemeenlijk in hunne Hoven en Thuinen, en verf pillen daar aan dikwils hunne meefte middelen. My wiert voor de waarheit ook berecht, dat elders ontrent Peking zodanige gevonden wierden, die niet alleen met holen zeer kunftigh waren uitgehouwen; maat ook kamers , vertrekken , zalen, trap- pen, vijvers en allerlei flag van boo- men beflooten hielden; ‘t welk alles zo net en kunftigh gemaakt was, dat detreffelijkfte kunftftukken der fchran- derfte Europifche kunftenaars, by deze Sineefche kunft-werken geenzins halen mochten. Deze kunft-bergen met hare kamers en vertrekken, worden ge- meenlijk te dien einde gemaakt , om. zich daarin des Zomers tegen de hitte enfteekender Zonne teverbergen, en de geeften te vermaken en verquikken:. Zy rechten daar in ook gemeenlijk groote maaltijden aan , en de Geleer-

den houden de zelve des Zomerstot

hunne voornaamfte ftudeer- plaatzen. In zommige zijn ook heele Dool-ho- ven gemaakt, die dikwils met hunne ommewegen en dwaal-paden zo verre en krom omlopen, dat men drie uurcn aan ‘t omdoolen van doen heeft. -

Indien ik al d'andere overkotje werk-ftukken, zoo van Luft-hoven, Waranden , Beeken en -Poclen , als andere byzonderheden, die dit Hof

ver-

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina.

vercieren ven verheerlijken, in ’t by- zonder wilde verhalen , ‘k zag my aan een oneindelijk werk vaft en dat veel meer een geheel boek als eenige wei- nigh bladen zou vereifchen. Lichte- lijk zal iemant de heerlijkheit en over- treffelijkheiet vandit Hof hier uit ge- noeg kunnen befluiten ; gemerkt in

179 fte hooftftuk van onze Algemeene Be- fchrijving verhaalt.

tIs te Peking een manier en oude {1e gewoonte, dat de Gezanten ( wanneer dn karzer zy voor den Keizer geweeft zijn ) tot vr/tbenen

zijn » Worden

teeken dat hunne zaken voor dat maal 4 iemaal ache zijn afgedaan , met drie maaltijden , ter een zer

= uit dens name en van wegen zijne keie „4 tijt ge

’t ganfche Rijk niets gevonden, of van uitheemfche volken daar ingebracht wort, gaat, zonder oit daar weêr uitgebracht te worden,

En in dezer voegen vond ik dit wijd- beruchte en vermaarde keizerlijke Hof dus prachtigh gefticht, en in zijn om- trek befloten leggen. Groote moeite en zonderlinge naerftigheit wendde ik aan, om alle deffelfs aanmerkens-waecr- dige byzonderheden op te fpeuren en te verneemen ; doch belet door de kortheitdes tijts (dewijl ons maar voor deze eene reize den toegang tot dit Hof vergunt wiert ) heb ik daar af niet naders , dan’tgeen ik ten toon geftelt heb , kunnen te weeten krijgen. Zon- derling bevlijtighde ik my, om des- zelfs geftalte en voornaamfte vertrek- ken na’t leven af te teekenen en fcher- zen; hoewel my hier toe ook de tijd, en voornamelijk de gelegentheit van zulks te kunnen uitwerken, rijkelijk ontfchoot. Want als ik my op's Kei- zers binnenfte vertrek bevond, ( daar wy met de Gezanten voor zijnen Throon de gewoonlijke eerbiedigheit betoonden) en een weinigh ter zijde en buiten d'orde trad , om dit ganfche binnenfte vertrek,met ’s Keizers Troon en rontom-ftaande lijf-wachten , op ’t nette af te fchetzen en op ‘t papier te brengen, wierdik op ‘t vermaan van zekeren Tartarifchen Overften, door den Tolk gewaarfchuwt , dat ik my op mijn plaats te vervoegen had, dewijl dit ter zijde en uit d'orde te tre- den , in tegenwoordigheit van zijne keizerlijke Majefteit zich niet wel fchiktesen tegen ’s landts gewoonte ftreed. Op wat wijze de regeering hier ten Hove toegaat, en hoe veel Ampt- genootfchappen daar zijn,die de Rijks- zaken eveneens als van een wacht-too- renmetden Keizer waarneemen en be- vorderen, {taat wijd-loopigh in 't eer-

’t welk niet terftont na dit Hof.

zerlijke Majefteir, onthaalt worden; te weren , om den tienden dag, , zulks het een geheele maant aanloopt, eer deze drie gaft-malen ge-endight zijn. Maar dewijl onze Gezanten zich zo veel aan een fpoedige reize lieten gelegen leg- gen,zo had de Rijks-verzorger van den Keizer , hoewel niet zonder groote moeite verkreegen, dat men hen deze drie gaft-malen op drie achter-een- volgende dagen zou geven.

Twee uren dan na den middag , (ten zelven dage als wy ten hoof voor den Keizer geweeft waren) wierden de Ge- zanten, neffens den Mandarijn Pizxez- tou en andere, ja ook de Kapiteins en Zoldaten die van Aaaton tot in Pee king hen gelei hadden gedaan, uit den naam van den Keizer, ten huize van den Rijx-verzorger of Lipu, op d'eer- fte maaltijt, dat een heerlijk en treffe- lijk banket was, gencod. Op het zelf- fte banket was ook, uit den naam van den Keizer , de Gezant van den groo- ten Mogol ; midtsgaders de Gezanten van de Sutadzen en de Lammas ge- nood. Onze Hollandfche Gezanten za- ten in't inkomenaan de rechter-hanr, neffens den Mogolfchen Gezant; maar de twee andere záten tegen hen over, enal ’t gevolg achter aan. Daar wiert twee maal zeer heerlijk opgedifcht; d'eerfte táfel ftont vol vruchten en ge- bakken zuiker-werk ; maar de roede vertoonde « verfcheidene - gerechten van gekookt Schapen-, Oflen-, en Kameels-vleefch. Voor eenen ieder van de Gezanten, en voor twee van hun gevolgh, wierd een byzondre tafel gedekt met dertig zilvere fchorelen;

die al op ’theerlijkfte vol fruiten en ge-

bakken zuiker-werk ftonden. De Hof- meefter van zijn keizerlijke Majefteit, (die meê op dit maal verfcheen , en de plaats van den Keizer bekleedde ,) zat alleen op een breeden en verheven zit- bank, met de beenen kruislinghs, als

A2 een

Eerfle maal. tijt.

180 GEZANDT SCHRAP aan den Grooten

een Snyder op zijn tafel, onder ’t lijf geflagen. Neffens heim zaten noch twee andere groote Heeren , die op alles ordre ftelden, en de Gezanten luftigh onthaalden. De dienaars, die de fpijze opbrachten en de tafels bedienden, waren geen flechte en geringe Perzo- nen, maar alle Edel-luiden, en zeer prachtig en ftatelijk in 't gout-laken gekleect.

De Gezanten__ “Doch eer de Gezanten aan tafel gon- tonen eerbie-

digbeitaan SCN zitten, moften zy zich alle gelij-

den Keizer.

kerhant na ’t Noorden keeren , zoda- nig als de Keizer toen van hen was, en driemaal voor hem eerbiedigheit betonen, even alleens gelijk zy voor den Troon des Keizers gedaan had- den,

Als het banket opgenomen was, wierden de gekookte en gebraden vleefch-gerechten opgedifcht , doch alleen maar in drie fchootels. Deze gerechten zagen ‘er zoo begruift en morflig uit, dat men reden had om te twijffelen waar in het gekookt was, en hoedanigh de Tarters daar meê gehandelt en omgefprongen hadden. Toen de maaltijt byna geëndigt was, riep de Hof-meefter zijne dienaars, en gaf hen alle de fchootels, die voor hem ftonden 3 alleen behield hy maar eenen {chootel met een gekookt rib- benftuk van eenen Kameel, daar hy zo hongerig en graag achter zat te klui- ven en peuzelen, dat men zou gezeid hebben, dat hy dien dag niet veel ge- geten had. \

Toen nu deze fchoone maaltijt ge- daan was , moften de Gezanten, naar ’slants gebruik, het overfchot van de gerechten in hun zakken fteken, om meê naar huis te nemen. ’t Was zeer vermakelijk en kluchtig om te zien, hoe de fimeerige Tarters met deze overgebleven koft in de bocht fpron- gen, en hunne leere zakken en afge- ftroopte ruige beefte-vellen daar meê vol propten. Zy gingen daar zoo grui- zigh en morzigh meê te werk, dat de zoppen van de gekookte fpijzen on- der door de leeren zakken droopen;, zulks hunne kleeren en laarzen ftijf van fmeer ftonden. Zoo gulzigh en hongerigh waren deze menfchen in

’ttoetaften en ’t weghnemen van de

overgebleven fpijze, datze eer by de Boeren op ‘t lant, dan ten hoof fche- nen opgevoed te zijn.

Na de maaltijt brachten de dienaars, Prinkes goude en zilvere potten en ketels vol “"”°* Sampfon-drank. Deze drank gootenze uit deze potten in water-bekkens, daar uitzy de zelve met pollepels in goude en zilvere kroezen en kopjes luftigh fchepten, en aan de gaft-genoten over-

Jangden, om daar uit te drinken, Men

zeide tegen ons dat deze drank van zoete-melk gediftilleert was, en uit zijn Majefteits kelder quam, en dat hen dit groot onthaal aangedaan wier, om dat wy uit zo verre gelegene landen gekomen waren, en daar mee de zwa- righeit van't herte moften drinken. En fchoon deze, drank byna zoo fterk als brandewijn was, de Gezanten moften evenwel den Hof-meefter meenigh- maal befcheit doen, en ’t overfchot al meê met zich neemen ; maar het wiert meeft aan de Zoldaten,die aande poort ftonden, en aan anderen weg-gefchon- ken, die daar meê niet weinigh. ver- blijdt en in hun fchik waren. Deze maaltijt dus meteeten en drinken ge- endight zijnde , moften de Gezanten weder gelijkerhant, gelijk te vooren, nas Keizers Palcis , tot dankbaarheit van dit onthaal, plechtelijke eerbie- digheit betoonen. Waar op een ieder, zonder eenige andere plicht-plegingen meer te doen, weêr na zijn Logiment trok; hebbende dezen dag met knie- len en buigen geen kleenen torn uitge- ftaan.

„Daags daar na, den tweeden, quam, Dele is, d'onder-Tutang of Rijks-verzorger de 4, cezanten Gezanten in hun Logiment verzoeken, ofze drie dae

gen onder en vroeg hen onder anderen, of hets, genden waar was , dat wy drie dagen en nach- blijven. ten onder water konden leven. Dit hadden onze vyanden , en voorname- lijk de Portugeefche Jefuiten, van ons uitgeftroit; als ook, gelijk te vooren alreê gezegt is, dat wy geen land had- den; maar als rovers by roof en buiten op Zee leefden. De Gezanten voldee- denheminalles, en zeiden dat zy qua- men om hunnen handel met hen te drijven, gelijk zy in verfcheidene anr dere Koninkrijken deden , en wenfch- ten dat hun voorneemen wel mochte uit=

Tartarifchen Cham , of Keiger van Sina. 181

uitvallen. Waar op deze Tutang tot antwoort gaf dat hy niet aangena- mers zag, en zoude zulks ook met al

zijn macht zoekente bevorderen: Toen de Gezanten zijner Hoogheit vertoon- den, dat zy tot noch toe zo weinigh in hunne zaken gevordert en uitge- recht hadden, gaf hy hen daar op tot antwoort , dat het tegenwoordigh niet aûders zijn kon. Maar by aldien men den Keizer andermaal quam begroeten en bedanken, voor dat zy als vrienden en onderdanen aangenomen waren, hy verzekerde hen, dat den Hollan- ders den vryen handel door alle °s Kei- zers landen zou toegeftaan worden. Men behoefde danook zo groote on- koften niet te doen, eenige geringe gefchenken zouden veel te weeg kun- nen brengen.

Pe Gezanten De Gezantenop den eerften dag dus, “erfchijnen

ren;op dat zulks den Keizernietmoch- te ter ooren komen, niet noemen dor- ften. Uit deze- oorzaak, en omdat onze zaak , na ’t ontwerp van den Keizer, noch niet na behoren was af- gehandelt, wiert het’ lefte banket tot op den veertienden van Wijnmaant uitgeftelt.

Op dezen dag verfcheenen weêr de Gezanten met ons ganfche gevolg ter

banket. Daar wierden Paerden voor maattijt.

de poorte van-hun wooning gebracht, daar meê zy ten hoovereden, en wier- den van den bovengemelden tweeden Rijx-verzorger, die nu vande Gezanten met gefchenken omgezet was, en een ander gevoelen van de zaak had, luftig en vriendelijk onthaalt. Alffe ontrent een uur lang aan tafel hadden gezeten, en eens of twee -maal omgedronken hadden , wierdenze voorts in dezer

Pe

opber smeed Belijk gezegt is zeer vriendelijk en | voege met gefchenken van ’s Keizers

maakijt. heerlijk onthaalt zijnde, gingenop den | wegen vereert,

4 October. tweeden dag des namiddags op het Aan de linker zijde van de zaal, pe Gezanten tweede Keizerlijke Banket, alwaar de | daar in de Gezanten onthaalt wierden, /7, wider Gezant van den grooten Mogol, die ftonden twee lange tafels , waar op de sardine:

tegen onze Gezanten over zat, enan= vereeringen op een ry zeer ordentelijk fhonken.

en,

zn ne en

af!

dere Mandarijns en voorname Heeren meê verfcheenen. De Gezanten be- merkten in’t kort dat de tweede Rijks- bezorger den Mogolfchen Gezant en de Mooren en andere gaften vriende- lijker en openhertiger onthaalde, als hen en hun gevolg. Zy,‚die daar over ver- wondert ftonden, en niet witten waar by zulks toequam, vroegen de Tol- ken na d’ oorzaak , en verftonden uit hen, dat deze groote Heer noch na behooren met gefchenken niet vereert was. Eenzaak, daarop de Gezanten terftont ordre ftelden hoewel hen dit zeer vreemt te vooren quam, en een donder-flag in d'ooren was ; aangc- zien zy niet beter wiften of Pinxentou en de Kantonfche Mandarijns hadden alle de Grooten na behooren befchon- ken, van her geene hen by de Gezan- ten tot Nanking om wettige redenen in handen was gegeven ; maar zot- gende datze zoo wel vande knechten als van de meefters bedrogen waren , begoften zy naderhandt reekeningh teiffchen; ‘t-welk d'anderen weigerden tedoen, zeggende, dat zy de luiden, waar aan de gefchenken gegeveri wa-

gelegt waren. Voor eerft wiert het gefchenk voor den Heer Generaal Johan Maatzuiker overgelangt ; dat de Gezanten al knielende op beide hun handen moften ontfangen. Daar na wiert een ieder, zoo wel de Gezanten, als ons ganíche gevolgh, by zijnen naam opgeroepen, en moeften. de ge fchenken, die aaneenen ieder ge- fchonken wierden,ook al knielende op hun handen ontfangen. Endelijk, als de Gezanten zouden wegh rijden, deden wy na den Throon des Keizers wederom plechtelijke eerbiedigheidt met driemaal te knielen en ons hooft te buigen.

De Gefchenken, en Perzonen aan wien de zelve gefchonken wierden, waren deze volgende.

Aan den Heer Generaal Jonas MaAATzZUIKER»,

Drie hondert teil zilvers.

Vier pak jes flechte dama le pis gefchenken.

Vier pak jes qwarte, en vier pakjes …_blaauwe Satyren. Vier pakjes blaanwe damaflen. L 3 Vier

mn

JN IN wie

ee

182

Vier pakjes goude Lakens, daar on- der twee met draken.

Vier pakjes ‘Thuys.

Twalef pakjes Pelings.

Tien pakjes Hok jens.

Vier pakjes blaamwe gebloemde da- maflen.

Vier pak jes Gafen.

Vier pak jes Foras.

Vier pakjes zwarte Fluwelen.

Aan de Gezanten,

Die ieder evenveel kregen : ieder kreegh

Te weren;

Hondert teil zilvers. Vier pakjes Pelings. Vier pak jes Gagen. Wier pakjes ruuwe Hok jens.

Drie pak jes blauwe enkelde Satynen. Drie pak jes gwarte en drie pakjes blauwe enkelde damaflen. Twee pak jes goude Lakens met dra-

4/5 Een pakje zwart fluweel.

Aan den Secretaris Baron, Vijftig teil zilver.

Twee pak jes Pelings.

Twee pakjes Gafen.

GEZANDTSCHA P ‘aan den Grooten

Ieder van de twee andere Man- darijns, die Edelluiden of Rid- ders waren, kreegh

Een Paert zonder zadel.

Ieder van de twee Kapiteiner , die het bevel over de Zoldaten hadden, die ons van Kaz- ton tot Peking gelei- den, kreegh

Een rok van blauwe zijde Damaft, met gout Laken om den hals.

leder Zoldaat, tot twintigh toe, kreegh

Een rok, van wart en blauwe fleche te Damaft. |

Twee dagen daar na, op den zes- tienden (de dagh van ons vertrek uit Peking ) lieten ‘de twee meergemelte Tartarifche Heeren, die dikwils aan de Gezanten van wegen den Keizer gezonden waren geweeft, vijftien kar- ren voor het Logiment der Gezanten brengen , om det zelve goederen daar op te doen laden.

Ten zelven dage wierden de Gezan- De Gezanten ten, door den Mandarijn Pinxentou, Stan ten he in 'tHof van den Lipu ter Rijx-ver- priefaan den

gaderingh ontbooden , om.des Kei- Gereraal

Een pak je Damaft. Een pak je gout Laken. Een pakje Fluweel.

t'ontfangen.

Ieder van ’t gevolg kreeg even- veel, te weten, ieder Vijftien teil zilver. | Twee pak jes rouwe Hok jens. Twee pakjes flechte Kuntowaas.

De Tolk Antoni Karpentier kreegh.

Dertig zeil zilver. En de Tolk Paul Durette,

Een Damafte rok met gout laken om den hals. ee DG

„De Mandarijn Pinxentou kreeg

Een opgemaakte Mandarijns wok, met goude draken doorwrocht, dien hy terflont moefte aandoen.

zers Brief, gefchreven aan den Gou- verneur Generaaltot Batavza, tont- fangen. Zy gingen te Paerde on- trent de klokke tien uuren derwaarts; en quamen in een voorzaal, alwaar een vari de Rijx-raden den gemelden brief van den tafel (die meteen geel tafel-kleet bedekt was , ) opnam , den zelven opende, en den inhout en alle omftandigheden-aan de Gezanten vertoonde. «Hy was dubbelt, te we- ten, eens in de Sineefche en eens in

‚-Tartarifche tale gefchreven aan den kant vergultjen op de rugh met goude en-zilvere loveren beftroit en ron-

tom- met goude draken befchildert. Na het openen rolde hy den brief we-

„derop bewondze in een gele flui

en ftakze:, om niette kreukelen noch- te vuil te worden, in een lange -bam- boes-doos , die daar en-boven noch

met

ontfange

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina. 183

» met geel linnen bewonden wiert. De-

dien met 0n- zen dus befloten brief langde hy aan

derlinge

pleobrigheir. de Gezanten over, en leideze op hun-

ne armen, dien zy al knielende, en met zonderlinge en groote plichtple- gingen aanvaarden. Daar na nam deze Rijx-raad de Gezanten den brief we- der af‚en bondze op den rug van eenen der Tolken , die daar meê voor de Gezanten uitging door de grootíte en middelfte poorte van't hof , die voor dezen keizerlijken Brief geopent mofte worden. In deze ganfche handelingh wiert van niemant een eenigh woort gefprooken gelijk ook op alle de maaltijden van de Neêrlantfche zaken niet eens gerept wiert.

Deze brief luid, in Neêrduitfche vertaling , byna van woort tot woort aldus :

Briefvanden De Koning gend dezen Brief na Hol-

Tarzarifchen

Cham aan

landfch Batavia, aan den Gouverneur

den Generaal Generaal Tohan Maatzuiker. Onze kan- Maarzsiker. den zijn zoo verre als t Ooflen Yan

“Vier va

rWeften gefcheiden , zals wy elkandre geer gwaarlijk, genaken kunnen. En wan vele voorgaande Eenwen, tot de- gen tegenwoordigen tijdt, zijn de Hol- landers by ons niet gezien geweeft ; Doch hy zijt zeer wijs en van een goedt gemoedt , als die tot my gezonden hebt, Pieter de Goyer, en lakob de Keizer ; de welke nit uwen name ‘voor my ver- fcheenen zijn , en gefchenken gebracht nbhebben. Uw lant is tien duigent * mijlen

deze Mijlen yerre gelegen : doch shy toont uw op-

is nau een

vand’ onzen. vecht gemoed? , dat ghy mijner ge-

denkt. Hier om is mijn hert ook, zeer totu genegen. Derhalve zend ik aan u gwee rollen Zatijn met Draken, noch wee andere rollen Zatijn. Vier rol- len Gebloemt Zatijn. Vier rollen blaar we Zatijn zonder Bloemen , noch vier rollen Kin. Vier rollen Gekamelot, tien fluks Pelinx, tien fluk Phanfy, tien fluks doorluchtige sel en drie hon- dert teil zilvers. Gy hebt verzocht om

im mijn lant te komen handelen , Waren

daar in te brengen , en andere Waren daar weder uit te voeren, Waar Van de gemeene man groot profijt zon kun- nen flrijkem Doch aangezien aw lant

eer ‘verre afgelegen is, en hier zeer Varde winden Waten , Waar door de Schespen met groot gevaar overkomen,

nn md

en het hier aan lant zeer kout ts, zolks bet hagelt en meeuwt , zoo zou het wy deeren, en in't herte zeer doen , indten hier van ww volk quam. Indien bet ú derhalve behaagt datze hier komen, goo laarze alleen om d' acht jaren eens komen; en niet meer als hondert mans waar Yan twintig ter plaatze mogen op= trekken, daar ik mijn Hof honde. En dan kunt gy wwe koopmanfthappen aan lant in ww Logiment brengen, zonder die op Zee waor Kanton te verbanden len, Dit heb ik wit goede genegentbeit t'uwen beften alfoo goetgevonden, en wertrouwe dat u zulks ook, zal aanger naam wezen. Dit is het dat ikun wilde bekent maken.

In hee dertiende Jaar, acht maanden en 29. dagen, der Regeering van

SUNGTE. Wat lager flont ,

Honreorrre Tuoere,

De Rijx-verzorger was juift ten Hoove met eenige Staats-zaken beler, toen de Gezanten hier waren; in voe- gen zy hem niet en konden {preken ; twelk zy anders zeer gaerne gedaan hadden , dewijl men, dezen Mante vriend hebbende, alles van den Kei- zer kon verwerven : want hy was doen en laten by den Keizer. Dit was de zel= ve Rijx-verzorger , die, daaghs na hun verfchijning voor den Keizer , by hen inhun wooningh geweeft was, en hen onder andere difcoerzen, al lacchende, gevraaght had , of de Gezanten ook den Keizer gezien hadden ; en of het waat was, dat de Hollanders drie da- gen onder water konden leven. Al ‘twelk hem de Jefuiten hadden wijs

gemaakt. Toen nu de Gezanten met P* Gezanten maeten ter-

dezen bovengemelden brief, die aan pong verzreks den Generaal tot Batavia hield, in ben.

hunne Logimenten gekomen waren, wierdenze dapper door de bovenge- melde Gecommitteerden aangepreft, om te vertrekken , met bybrengen, het een manier in Sina was, na het ontfangen van den brief geen twee uuren meer ia flad te mogen blijven,

indien

vr il '

anr

As,

184

indien menin geen groote ongena wil

Zonder eens vervallen; in voege wy genootzaakt

wierden met den middag uit deze kei- zerlijke hooft(tad Peking te vertrek- ken; zulks wy geen tijt of gelegent- heit hadden , om den omtrek van de Stad en andere hare beziens-waerdig- heden t'aanfchouwen ; dewijl wy; ge- duutende ons verblijf aldaar, gelijk Kluizenaars in onze Logimenten ge» houden wierden, zonder eens tot ons vermaak uit te mogen. gaan; hoewel Wya des niettemin van den Keizer in

alle manieren wel onthaalt, en met

een rijkelijk rantzoen verzien wier-

den. Want de Gezanten kreegen da-

_geliks

GEZANDTSCHA P aan den Grooten

Ook wiert ons befchaft van ’s Keí- zers wegen een Piko/ Brant-houts- voorts allerhande ooft, als appelen, peeren, perziken, pruimen, vygen, druiven , meloenen , en diergelijke fruiten in grooten overvloet; als ook porceleine fchoorels en kommen, om daar in de gerechten op te diffchen. Maar dewijl de Gezanten voor deze menfchen wilden toonen hoe men in Hollant leefde, lieten zy daar en bo- ven op hun eigen beurze alle daaghs

‚heerlijk opfchaffen, en inkoopen al

't geene zy van nooden hadden. Ook kregen wy, na datwe voor den Kei- zer verfcheenen waren, een dubbelde uitdeeling, dat zelden aan eenigeandre uitheemfche Gezanten gedaan wort.

Rantzoen dat den Ge- zanten en bungevolg van ’s Keizers wegen daye- üiks gegeven Wiert,

Eerik deze overtreffelijke en wijd- celegenthuis beruchte hooftftadt Peking verlaat, ver Peking. vind ik my hier als gedwongen , ha- re gelegentheit en andere gedenkwaer- dige byzonderheden , die eigentlijk

Zes catti werfch Vleefth, Een Gans.

Twee Hoenders.

Vier hoppen Sampfou, Twee teil zout.

Twee teil Tartarifche Thee. Een teil, en twee maas Oli. Zes teil Mifou.

Een maas Peper.

Zes catti Groente.

Vier catt: Meel.

Twee verfche Viffen.

Twee teil Suttatt.

der Stad aangaan, te verhalen; maar gemerkt wy , geduurende ons verblijf aldaar, zoo nau in ons Logiment be- flooten wierden gehouden , zal ik den Lezer nauliks iet anders kunnen voor- dragen, dan dat ik daar af uit horen zeggen van onze Sinezen kon verne- men, en in ’t gaanen keerenten Hoof bezichtigde.

Voor eerft ftaat aan te-merken dat Delaneftreck de lantftreek , daar in deze hooftftadt 57 ar Pe.

Peking gelegen is , en de hooft-ftadt Sesindne zelf, in verfcheidene tijden verfcheide- "emengebad.

De Secretaris Hendrik Baron kreegh dageliks

\

_ _ In _ | LE jl ‚' d _ E RAA _ (” | _ le Ì i dd fl Á \ En | bj) u \ EE | wd ï 3 Ì In | ' in ri he Û Ld te 4 N| t 6 _ in ih | EA LE | Î TA _ a

Een cattiì verfch Vleefch. Vijf maas Thee.

Een catti Meel.

Een maat Tanfoe.

Vijf condrijn Peper. Vier teil Sutatti.

Vier maas Oli.

Vier teil Mifflou.

Een catti Groente.

Een hop Arak:

leder Perzoon van ‘t gevolgh kreegh dageliks

Een catti verfch Vleefch. „Een kop Arak.

Twee teil Groente.

Een catti Rijs.

ne namen gevoert heeft;dewijl het een gebruik en,zonderlinge gewoonte by de Sineezenis, (gelijk zulks te voore alrcê elders verhaalt is) dat, wanneer de Stam, die over ‘tRijk gebied, komt te veranderen, gemeenlijk ook dan de voornaamfte fteden, en zelfs het geheele Rijk, van naam verwiffelen en veranderen. Ten tijde des ftams Cheva, wiert deze lantftreek en deze hooftftadt Zeu genoemt ; onder den ftam Cina, Xangko; en als deftam Zaza - regeerde , wierdze Quangyang , en onder den ftam Cijz , Fanyang ge- noemt. Maar de ftam Taiminga, die de Tarters uit het Rijk Siza ver- dreef, gaf het den naam Peking en Xuntien, met welke twee namen het ook nog tegenwoordig genoemt wort.

Voorsreffe- lijkheit van Peking.

Tartarifchen (Cham, of Keizer van Sina.

De ftad wort Peking genoemt, (dat op Neêrduitfch zo veel als Noordelij- ke hooftftad betekent, ) om haar van Nanking, dat Zuiderlijke hooftftad te zeggen is t onderfcheiden. Maar haar andere naam Xuntien , daar meê zy ook gemeenlijk by de Sineefche Lant-befchrijvers genoemt wort, is op Neêrduitfch zoo veel gezegt, als den hemel gehoorzaamde, Vande Tar- ters wordze Kambalu genoemt, 't welk de Stadt des Heeren beduid.

Zy leid op de hooghte van veertigh graden, Noorder breetre, byna op d'uit- terfte Noortfche grenzen van dit lant- fchap , en ’t ganíche Rijk; niet verre van die hooge Bergen en groote en wijtberuchte Muur, die Tartaryen en 't Rijk van Siza om den Noord van el- kandre fcheiden. |

Zy overtreft de Zuiderlijkehooftftad Nanking in meenighte van Inwoon- ders , en in’t getal van krijgsluiden en Overheden ; maar wort in tegendeel

van Nanking in grootte , in welge-

roide ftraten en veftingen, overtroffen. Haar Zuidzijdeleidin twee hooge en dikke muuten beflooten, die zoo ge- weldig breet zijn, dat daar boven op twalef Paerden , neffens malkandre, lopen kunnen, zonder elkandre hin- derlijk te zijn. De binnenfte van deze dubbelde muur, die de grootte van veertig /y of twee mijl en een half in haar omtrek heeft, is doorgaans met zoo veel bolwerken bezet, dat men gemakkelijk van het een in het ander met een fteen werpen kan. Deze muur is boven van gebakken fteenen opge- haalt ; maar ’t geheele onderfte werk , daar op de lat van de gehele muur te fteunen komt , beftaat uit zeer groote gehouwen fteenen. Doorgaans beftaat deze muur van binnen uit fteen; maar zy is in’t midden in plaats van tenen met zeer vafte en dichte aarde gevult, en rijft tot zoo geweldig een hooghte, dat ik geloof dat in geheel Europe nergens fteden gevonden worden, die met zo hooge muuren omcingelt zijn. De buitenze muur, daar in de voor- of, buiten-Stadt beflooten leid, is maar met gemeene.veftingen verfterkt , al- waar ter weder-zijde van de poorten drie fterke bolwerkenleggen. In de-

183

ze buiten-Sradt komt men over een brug die over een loopend water leid, dat langhs de muur van de voorftadt Noordwaarts aan vloeid , en voor een gracht verftrekt. Daar na gaat men door de Zuider-poort, meer als een half uur langh, eer men aan de binnen-Stadt koomt, alwaar. een dwinger of bol- werk van ongemeene hooghte leid. Hier gaatmen ter zijde om in een ron= deel, daar twee ftukken ftaan, en komt va daar door d'oude lefte poort in Stad.

In de bovengemelde bol-werken, en wacht-toorens, die rontom op de muuren (taan, houden de krijgsluiden by nacht zoo fterke wacht, als ofze den Vyant voor de poorten hadden, en ’tlant rontomin de hitte des oor- logs gloeide. Over dag houden's Kei- zers Gelubden, die het doen enlaten aan ’t hof zijn, de wacht aan de poor- ten; hoewel zulks meer gefchiet om de tollen vand’in- en uitgaande goe- deren inte vorderen , dan uit inzicht van de poorten te bewaken.

Zekre Sineefche Keizer Tazcungus, die ontrent den jare veertien hondert en vier de heerfchappy over Sira voer- de, heeft deze ftad met zonderlinge cieraden verheerlijkt, en met ver- fcheidene vryheden begiftigt. Onder de Keizeren, die aan den ftam Zai- minga hoorden, wasdeze Taicungus d'eerfte, die met het keizerlijke Hof uitde hooftftad Nanking optrok, en den ftoel des Rijks in deze hooftítad Peking plantte, om de poogingen en tinvallen der Tarters , van zijnen Groot-vader uit de gebuur-landen gee dreven , te beletten en te weder- ftaan. |

De Stadt heeft twalef poorten die allein de bovengemelde buiten en bine zen, nen-muuren te {taan komen. Door deze poorten komt, om zoo te {preer ken, geheel Sina inftorten, en al wat in het ganfche Rijk uixftekent en voor- treffelijk is, wort door deze poorten derwaarts gebracht. Alles, ‘t geen de welluft kan verzadigen , en tot ’s men- fchen onderhoud dienftig is ‚, vindmen hier in grooten overvloet. Etlijke dui- zenden koninklijke Scheepen , (zon- der die van byzondre luiden daar on-

Aa der

rwalef poor-

186

der te willen rekenen) worden alleen- lijk vervaerdigt, om allerhande waeren en koftelijkheden voor den Keizer en zijne Rijx-raden, uit alle geweften des Rijks, ten hoof te voeren. Na deze plaats, gemerkt hier ’t hof en ’s Kei- zers fchat-kift is, worden ook alle d'in- komften en fchattingen , die ieder larid- fchap jaarliks aan den Keizer heeft op te brengen, uit alle-de landfchappen des ganfchen Rijks binnen geflegpt.

En om dit gevoeglijk te kunnen vol-

brengen, enal deze waeren na Peking “te vervoeren , wenden de Sineezen groote moeite aan, om alle de Re- vieren vaarbaar te maken , en door de landen, die van gene tevieren befproeit wotden, zoodanige vaarten te gra- ven , waarlangs men uit alle de land- fchappen te fcheep na ‘t keizerlijke

Hof kan komen. Met recht heeft zich -

eenieder over deze werken der Sine- zen te verwonderen , die eensdeels door de kunft,en eensdeels door de na- tuur zoodanig gemaakt zijn, dat men eenige hondert mijlen te fcheep, uit meeft alle de geweften, na deze hooft- ftad komen kan. En alle de Scheepen, die uit de zuiderlijke en noordtfche Lantfchappen met hare waeren der- waarts willen , moeten endelijk aan de bovengemelde kooptijke Zee-fteiger Trencin t'zamen komen, van waar zy dan, gelijk ook wy deden, naar Peking opvaren.

Deze toevoer uit alle geweften na deze ftad, is d'eenighfte oorzaak, dat deze ftad, fchoon zy in een on- vruchtbaare Landtftreek is gelegen , evenwel alles in gtooten overvloet be- zit, en de fehuur en fpijs-kamer van ‘tganfche Rijk mach genoemt wor- den; invoege deze ftad met recht haar dit fpreekwoort kan toe-eigenen, te weten, dat 'er in Peking niets groeit, en evenwel aldaar van geen ding ge- brek is.

Alle Overheden en Amptluiden, zo wel in burgerlijke als in krijgszaken, en die tot den trap van geleertheit wil-

len verheven worden, moeten zich

ait geheel S7pa na deze hooftftad be- geven, gemerkt deze Stad al d'andere fteden wetten voorfchrijft ; en aan haar , als aant hooft, de gehele be-

GEZANDTSCHaAP aan den Grooten

ftiering des Rijks hangt; in voege men hier een overgroot getal van geletrer- de ef be-amprluiden heeft. |

Men ziet in deze ftadt geene ftraten Pt fraten

die mer gebakken of kei-fteenen beleit

zijn in Pe- king niet met

zijn ; dieshalve is het by flikkerigh fleenen beleid.

weêr, en ook by groote drooghten, voornamelijk als’er Noorde winden waien,ongemeen moeielijk langs ftraat te gaan. Wanr dewijl de gront te Pe- king van een zalpeterachtige en lichte ftoffe is opgeleit, en her zelden aldaar regent, zoo wort deze aarde des Zo- mers by groote droogte tot enkel (tof, dat dan, van de minfte wint opgche- ven, door de ganfche Stad zich ver- fpreit, door alle de hoeken van de huizen henen vliegt, en alles zeer mor- zig en vuil maakt daar het op valt. De Inwoonders , om dit ongemak eenighzins voor te komen, hebben daar tegen dezen vont bedacht. - Te weten, een ieder, die eenighzins van

De Sinegen

gaan op flraat met een

middelen is, en te voet gaat of te paert fivier voor rijd, heeft zeeker kleet of (luier over 7 29n=ih

zijn hooft hangen, dat hem zijn aan- zicht bedekt, en tot op de borft hangt, 't welk zoodanig geweven en gemaakt is, gelijk ons floers of lamfers; in voc- ge zy daar bequamelijk kunnen door- zien, en evenwel het ftof daar door niet vliegen ‚noch ‘taanzicht begrui- zen kan. Dezéfluier, en met het aan- zicht dus op ftraat bedekt te gaan, ver- fchaft den Inwoonders noch een ander gemak ; gemerkt hen niemant in 't voorbygaan kennen kan: waar door zy zich van alle de gewoonlijke plech- tigheden, van elkandre in't tegenko- men te begroeten, (een werk, dat de Sineezen zonderling behartigen,en int breed in't 4. hooftftuk van onze Alge- meene Befchrijving verhaalt ftaat) ont- flagen en bevrijd vinden. Ten anderen worden hier door ook vele en groote onkoften en toeftellingen gefpaart: want dewijl het by de Sineezen zeer verachtelijk is in fteden te paert te rij- den, en zich in draagzetels door een zeker getal perzonen te laten torffen aldaar voor den gemeenen man zeer koftelijk valt, (dewijl de draagzerels in deze Stad veel duurder zijn , dan in

andere fteden van Si74)zo kaneenieder

alleen te paerde ofte voet, door het mid-

Tartarifchen Cham ,

middel van dezen ftof-{luier , zonder eenig gevolg achter zich te hebben, of van iemant bekent te worden , in deze ftad de ftraten gebruiken.

Gelijk de wegen en ftraten in deze ftad aldus , gelijk gezeght is, by groote droogte en noorde winden van ftof(dat de ftedelingen geduurigh in d'oogen waait, en alles begruift en vuil maakt) byna wegh ftuiven ; alzo vallen in te- gendeel de ftraten by regenachtigh en nat weder zoo geweldigh diep , vuil, modderig en flijkigh, datze nauliks te voet te begaan zijn; gelijk ik zulks in *t inkomen tot mijn groot ongemak bevond : Want als ik wat voor uit reed, om ordre te (tellen, en ik juift het befte paert niet befchreed , had ik genoech te doen, om door de (lik en diepe wegen te raken. Verfcheidene Sineezen en Tarters, die my te voet volgden , bleven met hunne Sineefche fchoenen, die hen zoo vaft niet aan de voeten zitten, als d'onze , zoo diep in de flik fteken , datze die nauliks daar uit konden trekken, Deze (lik- kige en vuile ftraten veroorzaken dat men in geheel Sina geen tad vind, daar d'Inwoonders meerder gedwon- gen worden te paert-of op eenig an- der vracht-beeft te zitten, dan in deze Stad.

In Peking Deze vracht-beeften vindmen door

of Keizer van Siná: 187

Ingezetenen , heeft men hier ook klee=

ne boekjes, waar in zeer duidelijk alle

de namen vande ftegen, ftraten en wij- ken, en ieders woonplaats, gefchreven

ftaan , en aangewezen worden; zulks iemant, fchoon hy een vreemdelingh

is, niet licht verdwalen zal , maar kan

met kleene moeite een ieders woon- plaats vinden:

Behalven de huur-paerden en ande- re vracht-beeften , vindmven hier ook

een groote meenigte van draag-zetels en dragers te huur, daar ind’Inwoon- ders zich na wilen wenfch van d'eené plaats na d'ander laten torflen en dra- gen. Maar deze vallen hier voor de gemeene man, gelijk gezegt is, wat te koftelijk en duur, en worden alleen van de grootíte der ftadt, als Maje= ftraats -Perzoonen en andere groote Heeren, gebezigt. De arbeiders of dra- gers van deze zerels , houden zich al-

tijt ten dienfte der Grootengereed, en bieden hunne dienft hen mer een zon- derlinge heusheit en dienftwilligheit aan.

| Hoedanig de grootfte des lands ende

voornaamfte Majeftraats-perzonen of

Mandarijns zich jr deze draagzetels la- ten torflen, en met welk een pracht en ftaat van dienaars zy gemeenlijk , niet alleen in deze hooftftad Peking ; maar ookin andere fteden , vergezel-

nne de ganfche (tad te huur, en overalop | fchapt zijn, zal ik hier met weinig fen, de kruis-wegen, aan de bruggen van | woorden aanroeren, en in de vol-

hof en de ftads poorten,met meenig- te, voor eenen teder die de zelve ge-

gende prent vertonen. De ganfche Palakijn of Draag-zetel,

E Vnd en Sand

T

en

ad fi «4

. . . . * « d G k bruiken willen, gereet ftaan, die ook | is zeer aartig en kunftig van Bamboc-4, pratijns

voor een geringe prijs een gehelen dag | zen t'zamen geftelt. Recht in't midden gedragen kunnen bereden worden. En dewijl | ftaat een ftoel of zetelopgerecht, die worden;

zich in deze ftad een ongelooflijk getal menfchen bevint , ende ftraten gedu- rig met een zwerm van gemeene lui- den te voet betreeden worden, zoo gaan de voerluiden of knechten dik- wils voor aan, die deze beeften by den toom leiden, om door den drang des volks te raken, en den weg te banen. Daar en boven weten deze vracht-bee- ften meteen zonderlinge kennis, door de ganfche ftad , langhs alle wegen en ftraten tegaan, en zijn op de huizen van alle de Grooten, om zoo te {pre- ken, wonderlijk afgerecht. Tot ge- rijf dervreemdelingen, en zelfs voorde

met een Tygers-vel overtrokken is, daar op de geene , die gedragen wort, zitten gaat, hebbende achter | zich eenén jongen ftaan, die een kofte- lijke zonne-{cherm of kouvrezol bo-

veh zijn hooft houd. Het gezelfchap

en de ftoet der dienaars , dic voor uit

gaan enhem by paren volgen , zijn in

dezer voege geplaatft en uirgeftreeken.

| Ieder dienaar van het eerfte paar, dat de voorgang heeft en voor uit trekt ; | heeft een root verlakt bort in zijn hant, dat hem achter na fleept. Na deze volgt een ander paar , waar van ieder een groote bamboes op den fchouder Aa 2 heeft

_——

3 ee r

mer

tegn te 4 4 x

B

nde

ete er En Ef Sn

heeft leggen, om orde teftellen en een ieder te doen wijken. Na dit tweede volgt een derde paar dienaars, ieder met een vierkant bort op de fchouders, daar op met groote vergulde Sineefche Charakters de naam en waerdigheit van den genen gefchreven ftaat, die gedragen wort, op dat een ieder na zijne waerdigheidt voor hem op de ftraat wijke en eer bewijze. Na het derde volgt het vierde paar, dat blaau- we zijde vendels, met franje bezet, op de fchouders draaght; hier na komt een ander paar , dat ftangen van bam- boezen op de fchouders heeft leggen, daar aan op d'enden vergulde draken zitten. Na dit vijfde paar volgen twee andere dienaars, die beide aan d'ein- den van diergelijke ftangen van bam-

boezen twee (naaks-hoofden hebben.

Endelijk volgen twee van zijne voor- naamfte Hovelingen , die ,- zonder iets te dragen, zeer flatelijk voor den Heer gaan. Na deze twee Hovelin- gen volgt de Heer zelf, die zomtijdts van vier, zomtijts van zes en acht, na deffelfs waerdigheit (gelijk zulks bre- der in her hooftftuk van-d'Algemene Befchrijving verhaalt taat) gedragen wort. Dicht achter hem volgt een van zijne Hovelingen; die zijn lijf-paert be- fchrijd; en na dezen een troep van

an: War

OAN ale

ml} N Arm

zes of acht dienaars, ieder met een.

bamboes-ftok op de fchouder , daar aan lantarens hangen, die van Sineefch papier, dat geeftigh befchildert is, én van omgeboogen rietjes, daar op het papier geplakt is, zeer kunftig gemaakt zijn. Des daags worden deze lantárens, alleen om de ftaatzi der Grooten te vere meeren,zonder licht; maar by avont en des nachts, met licht daarin , gedra- gen.

Dus, gelijk gezeght is, weten de Grooten en Rijken eensdeels met ftof- fluiers, en eensdeels mét vracht-beeften en draag-zetels de bovengemelde on- gemakken, van het ftuiven des ftofs, en de flikkige en vuile wegen voor te komen ; maar gemene en arme luiden, die hier in groote meenigte langhs de ftraten zweven, en hun dageliks broot met Paerde-werk verdienen, vinden zich van deze middelen verfteeken s ‘twelk voor hen zeer moeielijk valt en een fchrikkelijke plaag is.

Uitftekende en aanzienlijke burger- lijke gebouwen, treffelijke Pagoden, hooge en kunftig-geftichte Torens en Friumf-poorten, vertoonden zich in deze Stad in groote meenigten, en zete ten de zelve ook geen kleene cieraat en glans by; hoewel wy-däâr af wei- nigh gezichts hadden, &fr na behoren

niet

y

d

Befchrijving

Tartarifchen Cham,

hiet bekijken konden, dewijl wy van 's Keizers wegen zeer nau in ons Logi- ment (als voót dezen gezegt is ) be- waart wierden.

Van zekren Markus Paulus „eenen

an Peking, Verietiaan , die in den Jare twalef

uit Markus Paulus Ve- netius.

hondert vijf en tzeventigh in deze Stad was, toef de Tarters de zuiderlijke Landfchappen van Sina verovert had-

of Keizer van Sina. 48 9

afzetters in toom te bonden. Dus verte de gemelde Markus, |

Toen wy nu uit deze Keizerlijke en vermaarde Hooft-ftadt Peking , na het nemen van een behoorlijk atfchéid van alle de Grooten voornaamfte Rijx-raden , vertrokken waren , hiel- den wy buîten de poort een weinigh fil, om al ons reis-tuigh en omtlagh

den, wordzeiù zijne fchriften, naden | in te wachten. Door dit verbeiden hiet, pale Stadt van buiten,

voorgang der Tarters, Aambalu ge- | kreegen wy een wenfchelijke gelegent-… ‚‚ „er naamt, enin dezer voege befchreven. | heit , om de Stadt wat nader te be- maarde vuur

ed dn Ee E = pn ig E es á r . 4 nd hd - mi & + EE k hd ade ins ee _ . _ r ie * - a -_ anr - : DN _ „fi 4 P . ke _%

door’t Ge-

* Ontrent vijf mijlen van d’'onzen,

De Stadt Kambalu, dze, in 't Land- fehap Kathai, aan een groote Revier beidt, en de Stadt des Heeren betekent,

âs wan aller Eeuwen her treffelijk en

wermaart geweeft. De Grooten Cham heeft deze Stadt na ven ander Geweft van de Revier vervoert : Want de Starrekijkers hadden hem te voore ge- fpelt , dát deze Stadt tegen hem zou opflaan. Deze Stadt leidt in een vier- kante et van * vier en twintigh mijlen groot beflooten, invoegen ieder zijde zes mijlen lang is. Hare Muu- ven zijn wit, twintigh fchreden hoogh en tien breet 3 doch vallen in 't rijzen allengs fmalder. Ieder zijde der Muure heeft drie Hooft-poorten , die in 't ge- heel twalef uitmaken , en by ieder der elve is een heerlijk, Paleis gefticht. Desgelijke wertoonen zich ook aan de hoeken der Manren treffelijke Paleizen, daar in de Stades Wapenen bewaart worden. In deze Stadt loopen de ffraten xoo recht dat men van d'eene Poort een onbelemmerde deurzicht beeft, door de Stadt, na de Poort die daar tegen over flaat , en ter weder-zyde zijn de flraten met zeer breffelijke huizen als paleizen bebout. In't midden van de Stadt flaat een zeer heerlijke Pagode gepih daar een geer groote klok in

angt, op de welke s avonts driemaal geflagen wort: “Waar na niemant buiten zijn buis magh gaan, tot aan't begin van den volgenden dagh, ‘ten zy om kranken, je dOuders en Vrienden te bezoeken. En de genen, die door noot by nacht door de flad te gaan beeft, mag niet zonder licht gaan, Ieder fladspoort wort ‘pan duigent menfchen bewaakt, niet uit ‘vreze woor den ‘vyant , maar

woor de dieven en roovers: Want men

wend groote wvlijd aan om roovers en

zichtigen, en hoe de zelve in haren omtrek en omleggende landeryen be- flooten lagh. Aan de linker-zijde leg- gen zommige heuvelen , van waar meh al’t lant overzien kan, en hoedie vet- maatde en wijdberuchte Muur , die

Tartaryen en Sia van malkandre,

fcheid, door ‘t geberghte haren loop neemt. De Sinezen verhaalden en zei- den ons voor de waarheit; dat men op eenen dagh heen etn weêr kon koo- men. Op dit zeggen der Sinezen, en 'tgeen ik zelf met mijne oogen aan- fchouwde , begon ik aan de geloof- waerdigheit van zommige Schrijvers grootelix te twijffelen ; gemerkt de zelve fchrijven dat deze Muur dertigh Duitfche mijlen van de hooft-Stadt Peking gelegen is. :

En aangezien deze Muur eensdeels een werk en gevaerte is, dat door zijn ovet-groöte zwaarte en lenghte de ganfche Wereld in optocht van ver- wonderingh houd ; en ten andere; eenige Schrijvers daar van alleen maar een deel beuzelingen droomen uit hunnen kruin geftooten hebben, zal ik het werk naaktelijk , voor zo veel ik te Peking van ooghtuigen, en uit ge- loofwaerdige Schrijvers daar af heb kunnen vernemen , in 't kort vet- klaren.

Zoo verre ftrekt zich deze Muut vermaarde

bergre loopen,

k

vân Ooften na’t Wetten , datze wier 5%” » dee

Kanfs, en Kenfr, na't Noorden om.

‘€ingelt. Zy is lang ontrent drie hon-

dert Duitfche mijlen , en neemt haar begin uit den Zee-boefem, die tuffchen het Landfchap Leaotang en het han- gend Eilant Corea gelegen is, daar de Revier Yalo uit het Oofterlijk Tartarye vloeit. Van daar {trekt zich de zelve

Aa 3 na

Tartaryeen

Landíchappen , als Leaotunz , Peking, sina frheid.

kh Zen

e=

-

eas ES en oren ee en en

_

dk

rn x

190 na ’t Weften rot aan het Geberghte van de Stade Kin, in't Landfchap Xenf, by den oever van de gecìe Revicr.

Zy loopt doorgaans niet recht uit, maar valt op zommige plaatzen hoe- kigh en bochtigh ; doch loopt even- wel, zonder ergens gebrooken of ge- Scheiden te zijn , eenpaarlijk voort. Alleen komt in't Landfchap Peking, by de Noordelijke delen van de Krijgs- ftadt Hingho, dicht aan de grenzen van ‘tlandfchap Xaz(f,tuflchen deze Muur een kleene enghte van hooge en on- opkomelijke bergen te leggen , waar door de zelve aldaat van elkandre af- gefneden word, Zy gaapt ook een (tuk weeghs van malkandre , ter plaatze daar zy de Revier Hoans of de geele Revier doortocht vergunt. Verfchei- dene meer andere kleene Revieren , die van buitenin $?#a komenftorten, vloeien ook door deze Muur ; die evenwel deze Muur niet van elkandre deilen, maar loopen onder door boo- gen of verwelfzelen , die in deze Muur als boogen van fluizen gemaakt zijn. Anders is hy overal zich zelven ge- lijk, en op d'eene plaats niet anders van geftalte dan op d'ander, niet al- leen op effen vlakten ( die „, zoo verre de Muur zich ftrekt , weinig zich ver- toonen ) en ook. niet alleenlijk daar hy zijnen loop over en langs ’t gebergte neemt, maar ook ter plaatze , daar hy door de bergen heen zwiert. Zy heeft de hoogte van dertig elleboogen, of vijf en veertig voeten, en is op zom- mige plaatzen twalef, maar veeltijts vijftien elleboogen breer. Boven op heeft deze Muur ook doorgaans zeer fterke en hooge wacht-toorens, die een zeekre ruimte van elkandre ftaan : en om bequamelijk door de zelve te kun- nen gaan, zijn ook op verfcheidene plaatzen in de zelve poorten gemaakt. Langs heen binnen de Muur {taan ook veftingen of fterkten gefticht, die eens- deels tot befcherining van de Muur, en eensdeels tot woonplaatzen der krijgsknechten gemaakt zijn.

Eertijts onderhield- de Sineefche Keizer , gelijk ook noch tegenwoor- digh de Groote Cham, tot befcher- ming van deze Muur en ’t invallen der Tarters, in deze krijgs-veltingen en

GEZANDTSCHAP aanden Grooten

fterkten tienmaal hondert duizent mannen, die by beurten inde boven: gemelde, wacht-toorens by nacht en dag met een groot getal de wacht hielden. |

De ftichting van deze Muur wiert 15 van Kes begonnen onder de Regering van zee zer Chte: gee

kren Keizer (hus, die een zeer vere maart Vorlt was, en‚zoo welintijdt van vreede als oorlogh , zoodanige groote daden en heerlijke werken ver= richt heeft, dat voor of na hem noit eenigh Sincefche Keizer geweeft is, die daar in tegen hem op mocht. Als deze Keizer de flam Cheva overwon- nen, en geheel Siza onder gehoor- zaamheit gebracht had , wiert hy en- delijk tot den keizerlijken Throon verheven, daar hy te voore maar een kleen Koninkje was. Hy dus op den ftocl des Rijks geraakt, liet, na dat hy de Tarters (d'erf-vyanden van tRijk S72a) overwonnen had, deze groote en geweldige Muur ftichten, om in't toekomend door dit middcl het invallen der Tarters in Siza te be- letten,en hen buiten ’t Rijk te houden. Dit groote gevaerte van deze Muur wiert van hem begonnen in het twin- tighfte jaar van zijn Regering; te we- ten, twee hondert en vijftig jaren voor Chriftus. geboorte , en met zoo groot een getal van menfchen daar aan ge- wrocht, datze in vijf jaren voltoit was. Door geheel Sina liet deze Keizer uit tien drie mannen op ontbieden, die aan deze Muur t'arbeiden , en daar af een hecht en fterk werk te maken had- den. Het ganfche werk wiert van key- en andere fteenen opgchaalt, en zoo dicht en vaft in malkandre gemerzelt, dat men openingen noch fcheuren daar in vernemen kon. Ook had de Keizer zoodanig een ftreng gebodt laten af- kundigen, dat de gene aan den halze zoude geftraft worden, indien in de voegen of repen van het werk, daar de zelve aan gearbeid had, een nagel of fpijker kon geflagen worden. __Daar deze Muur aan den bovenge- melden zee-boezem by het Landfchap Leaotung eenige mijlen met haar be- gin.na EW elten in Zee loopt, komt zy op fcheepente ruften, die aldaar, naar men zeidt, vol klompen en flaven Yzers,

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina. 191

yzers, om een vafte grontveft te heb- ben, gezonken wierden. Met recht magh deze Muur voor een wonder- werk van alle wonderwerken verftrek- ken, niet alleen ten aanzien van hare overgroote lengte , dikte en zwaarte; maar ook ten opzicht van hare onver- gankelijkheit, gemerkt het alreê zo veel jaren den alverflindenden tijt ver- duurt heeft, zonder eenige misftal of bouvalligheit te krijgen ; maar ver- toont zich noch tot op dezen tijdt zoo hecht, vaft „en onvergankelijk , als of het eerft gefticht was.

Dit en niet meer heb ik van dit groote gevaerte kunnen verneemen ; ’'k zal hier tot een befluit byvoegen, ‘tgeen de Jefuit Gonzales van Mendo-

landen is, zy florven evenwel byna alle die daar henen gingen: zulks dit trots gebou oorzaak, was dat het Rijk oproe- rig en de gemelde Koning met zijn Zoe nen doodigeflagen Wiert. Dus verre Gonzales.

Als wy, naeen weinigh wachtens, al ons reistuig en ommeflag by ons ge- kregen hadden , floegen wy weder, met al ons gevolg, op weg, langhs den zelfften heirbaan of heeren-wegh, dien wy gekomen waren. Onder 't rij- den langs deze heirbaan zagen wy, niet verre buiten deze keizerlijke hooftftad, de velden en akkers ter weder-zijde zeer dicht met zodanige geele wortels bezet, als in de Streek in Noort-hol- lant en ontrent Leiden waffen.

„ta

Kaan

r e Dr pen wd . Pe eren ma vel MT a aen ed k

_

d a Pad

à- _ _ m - TV. er ud he EE AME

dn

en me bf

_ on + ek pe 1S en de N

agt a Te nn

za, in zijn befchrijvingh van ’t Rijk | Des nachts hielden wy ons verblijf en bi

Sina, daar af gefchreven, doch de | in zeker dorp Pekinfut, en trokken zie pig. 155.

Befchrijving waarheit niet wel getroffen heeft. Zu

des anderen daags voorby de ftad Zozg-

der groote dit Rijk , zeid hy, wort een affluiting | fou , en quamen des achter-middaghs Muur uit me Gonzales, _ Muur gevonden van vijf hondert | aan de ftad Sanfanwey, alwaar des

mijlen lang , beginnende vande Stadt Ochio, gelegen tuffchen twee zeer hoge en rouwe bergen en wolbert door al dez ganfchen ffreeh, aarde, die daar is van den op- tot aan den ondergang der Zon- ne. Zy wiert gemaakt van eenen Ko- ming genoemt Tzintom, die oorlog had met de Tartaren, om hen van hun te befchermen : en dit zijn de gehele gren- gen van't lant tegen Tartaryen. Men moet nochtans verflaan, dat vier hon- dert en vwintigh van deze mijlen ge- maakt zijn vande natuur, zijnde door

Keizers vaartuigen , waar meê wy van Nanking gekomen waren, noch la- gen , en onze komfte verwachtten. De Schippers quamen de Heeren Ge- zanten al verre landwaarts in verwelle- komen , en lieten al ons reistuigh aan boordt brengen, daar de Manda- rijns, die ons de Keizer had meê gege- ven, om ons tot in Kaxzton te gelei- den, zich geweldig tegenftelden, en wilden dat de Gezanten in de Jonken zouden treden, die hen vans Keizers wegen op cen nieuw vervaerdight en

een flreek wan zeer hooge bergen aaneen | befchikt waren, Deze Jonken waren De Gezanten

willen in

gevoegt , d'andere tachtentig zijn van | gevaerten zoo groot en ruim als kafte-»; zeizers

muragie met handen gemaakt, om te be- | len, en hadden verfcheidene vertreke Shepen niet ö varen.

(uiten ende ledigheit van't midden te wallen, zijnde van zeer flerke gehou- wen fleenen, zeven vademen in de fon- damenten breet , en noch eens zoo hoog. Zy begint aan de Zee-kant in bet lant- féhap Kanton, én loopt door die van Paghin en Kanzai, endigende in Sus- uan. De gemelde Koning, om zulk, een Wonderlijk werk te maken, zond daar benen het derdendeel van zijne Onder- danen, en by wijlen van vijf mannen twee ; en hoewel d’ Inwoonders van teder Landfchap bleven t'arbeiden in de plaat- gen dicht aan hunne huizen, niettemin, of door de lengheit der reize, of door ë onderfcheidt des lochts , die in deze

ken en gemakken van binnen; maar lagen zoo logh en traag op ‘t water, dat de Gezanten zich daar in niet dor- ften betrouwen , dewijl zy bevreeft waren , datze voor het waien van de Mouffon of jaar-winden daar meê te

Kanton niet zouden kunnen komen,

en derhalven gedwongen wezen den winter aldaar over te blijven, De Ge- zanten derhalven , om geen haat en tweedracht onder de Mandarijns en onze oude Schippers te maken, na- men noch deze nieuwe noch d'oude keizerlijke bien ; maar huurden, om des te fpoediger voort te raken, heel kleene vaartuigen. En na dat op

alles

Komen te Single, en Sinkocien, Zie pag. 149. en pag. 144. 23. Octob.

Komen te Lincing. Zie pag. 138. 3. Octob,

192

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

alles orde was geftelt, en de goederen | ken in de vaartuigen hart toe-vrooren.

| | | |

gefcheept waren, gingen wy metde

gemelde Tartarifche Heeren, die de

Keizer den Gezanten had bygevoeghrt, om overal beter ontzagh te hebben, neffens de Kantonfche Mandarijns,we- der vandit Saxzfianwey t zeil , langhs de Revier Guei en quamen laat in den nacht byeen kleen Dorpje , daar wy bleven leggen , om den dagh af te wachten. Pizxentou, ondertuflchen, fcheide hier te Sanfranwey van ons, en nam zijn wegh over landt na Liz- cing daar hy in d'opreize zijn Vrouw en Kinderen gelaten had.

In onze af-reize van Peking totaan Kanton, trokken wy weêr langs’den zelfiten wegh dien wy gekomen wa- ren; maar voeren veel Steden en Dor- pen, die wy in onze op-reize hadden aangedaan en bezichtigt, voorby, zon- der met ons vaartuigh daar eens aan te leggen of vernachten. ’k Zalook, in’t

befchrijven van deze af-reize, niet alle -

de plaatzen aanroeren die wy aan- deden ; maar alleen eenige , en daar ons iet aanmerkens-waerdigh te voore quam.

Op den dricëntwintigften van Wijn- maant quamen wy te Sszg/e, en den volgenden dagh te Sinkoezen. Den vijf en twintigften raakten wy te Tonguam, en den zeven en twintighften te Tachu. De Mandarijn, die alhier zijn verblijf en ‘tgezagh over deze plaatshad, was op deloop getegen; gemerkt hy voor ons geen nieuwe trekkers kon ver- fchaffen; in voege wy het zonder trek- kers voor de wint lieten afdrijven.

Op den een en dertighften der zelfite maant quamen wyte Linctng , alwaar de Heeren Gezanten van den Manda- rijn Pinxentou,die over land getrokken was , zonderlingh hertelijk bewelle- koomt, en heerlijk onthaalt wierden. Enna datde Gezanten alhier twee of drie dagen gewacht hadden, ten be- lieve van Pinxentou, cn zijn Vrouw, die hen daar om zeer weêmoedigh en met tranen in d'oogen badt; ten einde zy met haren Man mochte klaar ra- ken , trokken wy gelijkerhant met goede voorfpoet en eenen Noorden

guur en kout waide, dat de waterbak-

|

De matten hingen vol ys-kegels, waar -

van zommige zoo dik als een arm wa- ren, en den ganfchen dag over bleven zitten. Deze vorft en koude veroore zaakte een groot ongemak onder ons volk, eensdeels om datwelangh in de warme landen geweeft, en de koude niet gewend waren, en ten andere, dewijl wy op zoodanige klene barkjes voeren, daar men zich nauliks keren of wenden kon.

Onder *t varen bejegenden ons alle daags groote vlooten van kleene vaar- tuigen, vol volks, dat alop het gier- lijktte gekleer en groote blijfchap met zang en fharen-fpel maakte. Wy ver= ftonden datze geordonneert waren, om vervalle Pagoden en heirwegen te herftellen ; zy hadden ook veel geldrs by zicht, ’t geen zy van langer handt vergaart hadden, om nieuwe Pagoden te laten bouwen, en ’t landt overal te verbeteren. |

Den vijfden van Slachtmaant brach- ten wy her weêr, met veel zukkelens

en koude te lijden, aan Zwacham,

en quamen daags daar nate Xantfiu ; ,

alwaar de Regeerders der ftad zich ook t' zoek hadden gemaakt, gemerkt zy ons geen Trekkers konden verfchaf- fen.

De Gezanten , om geen langer tijdt by deze onwillige menfchen te ver-

| Zuimen, preften den een enden ander,

die zy krijgen konden, van de ftraat af, omtetrekken. Zeker Paap, zien- de dat een van zijne Knechts onder deze geprefte Trekkers meê voort moeft, was zoo geweldigh ontroert en ontftelt, dat hy op de ftraat op zijne knien viel, en met groote ver- baafthcit riep : Hoe kan dit gaan! daar men de dienaars van de Heiligen van zoodanig eenen arbeid niet wverfchoont. De Gezanten riepen hem weêr toe; Dat den dienft des Keizers voor den

Komen Tuncham ,

zie pag. 136.

en Xantfiu, ie pag. 135.

dienfl des duivels gingh; en dat zijn

knecht hier voor goede koft en betaling zou krijgen ; waar meê de Paap hem wat gerufter ftelde, en zich eenigzins vernoegen liet.

| Den achften van Slachtmaant zagen S- Novem. wint weder voort, dic zoo geweldig | wy Cinning , en den dertienden daar

aan Tanjencien.

‚Van

Komen te Jamcefu. Zie Pag.I14.

Komen te Nanking, Ziepag. 1Oz.

20. Nov.

Tartarifchen Cham ,„ of Keizer van Sina. 193

Van daar quamen wy in de Geele revier , en den zeventienden van Slacht-maant aan de ftadt Jamcefu , alwaar de Gezanten, door den baftert- Broeder van den Jongen Kantonfchen Onder-koning , zeer hertelijk bewel- lekoomt, en in zijn huis met fpijs en drank zeer treffelijk onthaalt wier- den. Na dit vriendelijk onthaal, en het neemen van een behoorlijk af- fcheid, vertrokken wy weder voort , en quamen den twintigften van Slacht- maandt in de groote Revier Kiang, en daaghs daar aan voor de ftad Naz-

ing. d

Wy lagen hier weêr met ons vaar- tuig voor de zelfite Waterpoort gezet, daar voor wy het op onze heenreis ge- zet hadden. En dewijl de Gouverneur der ftad op zijn vertrek ftont, konden wy na ons wil zoo haaft, als het wel noedig was, geen nieuwe vaartuigen bekomen , waar door wy gelegentheit kregen om de ftad wat netter te be- zichtigen , en ons in ’t hartje van Siza van zoo een moeielijke en zwarereize wat t'ontlaften en verfriffchen.

Terwijl wy hier een tijdt lang ftil la- gen, en hier door de gelegentheit kre- gen om de ftadt wat nader te bezich- tigen, begaf ik my weêr na het ver- vallen Keizerlijke Paleis , daar. in eertijdts de Sineefche Keizeren hof hielden, om deffelfs deerlijken ftaat, en omver-gehaalde muuren en puin- hoopen noch eens , en buiten twijffel voor het laafte, t'aanfchouwen. Ik vond in een van hare vervallen muren cen groot gebrooken gat, daar ik door trad , en raakte van daar, over gewel- dige puinhoopen, op de plaats van het binnen-hof, daar eertijts de voor- naamfte keizerlijke vertrekken geftaan hadden. Maar alle keizerlijke vertrek- ken en gebouwen waren ten gronde zoo fchendig en jammerlijk gefloopt en uitgeroid , dat’er niet heels en on- gefehonden was gebleven , nochte blijven ftaan, en alleen maar deze neêr- gefmeeten puinhoopen te kennen ga- ven, dat wel eer deze vertrekken daar geftaan hadden.

„Daags daar aan begoften de winter- buien-hare hoofden zo geweldig fel en guur te verheffen, dat wy d'onze nau-

ae me DN

liks uit de Barken dorften fteken. Het ftof-neeuwde zoo dicht dat men nau- liks uit d'oogen zien kon , en de fneeu bleef den ganfchen dagh over op de daken der huizen , zonder te fmelten, leggen.

De Gezanten wierden van verfchei- dene Grooten ter maaltijd met zon-

De Gegane

ten bezoeken de twee. Tol=

derlinge hertelijkheit genoodigt; maar meefters

dewijl het zoo een ongeftuim en guur weêr was, konden zy nergens komen. Alleen gingen zy de twee Opper-tol- meefters, die in de voorftad hun woon- plaats hadden , en waar van d'eeneen Sinees en d'ander een Tarter was, en beide twee deftige mannen, bezoeken. Deze twee Heeren haalden de Gezane ten met gommen en bazuinen zeer ftatelijk in, en onderhieiden hen met verfcheidene difcoerzen tot laat in der nacht.

De Heeren Gezanten zonden my na den Paap of Priefter van de vermaarde Pagode Paolinxi , om hun aankomfte aan hem bekent te maken, en teffens een fchets en afbeeltzel van deze gan- {che Pagode t'eitfchen , die hy hen in d'opreize belooft had. Hy had den Gezanten ook belooft, of veel meer aan hen verzocht, ter gedachteniffe van hen eenen fteen te zullen oprech= ten, met opfchrift in’t Latijn, (‘t geen ik hem ter handt hadt geftelt,) wie, Wwaatom en wanneer zy daar ge- weeft waren. Desgelijks had hy gezeid, hen ter eere, en ter ceuwiger gedenke- nis, hunne af-beeltzels te zullen op- rechten , en onder de Longas of voor- naamfte Heiligen te pronk ftelien. Nu wierd ik derwaarts gezonden, om te zien hoedanigh hy zich in dit werk gefpoeithad. Ik vond, daar komen- de, de gedaanten of af-beeltzels der Heeren Gezanten in een der voor- naamfte en aanzienlijkfte Pagode in pleifter-werk opgeregt, ruftende opeen voetftal, daar in het gemelde opfchrift met latijnfche letteren ftont uitgehou- wen. Hy vroeg my of alles goet was, zeggende, Oloya pau o Pogfan. Waar op ik hem tot antwoort gaf, dat de Hollanders de beelden zeer gaerne zagen, maar niet in de kerken. Nadat ik alles wel bezichtigt, en de aftekening der Pagode van hem bekomen had,

Bb nam

Dd

_. ME ens P Jen

TTT 5 ral rr Tr

IE En

age hee TT bias M -_Ì

ten od

ram a an

rens eed mrt met EB

elpee

El

Laa!

Es va! an!

Eg he  E RAAS AAARMAAAAADA AN (MAENE DLO LH Î il | í Í per

ed

a ES al (Ee HOEP Ln ar) mn, nm rt 7

Et

me

a En B

*

namik op ’t vriendelijkfte en beleeflte | Op den negentienden quamen wy zomen «

Elen

‘4 1 U LE | | ] } | . ,e

Er \ 1 Ë |

mijn affcheid, en fcheide van hem af.

Vertrekken _ Toen wy ons hier eenen tijdt lang wit Nanking. zitgeruft, en van volk en vaartuigh, 1o.Decem, dat hier {chaars te bekomen was, wel voorzien hadden, vervaerdighden wy ons weder tot dereize, en vertrokken den tienden van Winter-maant met al ons omflagh uit dit Nanking.

Den vijftienden der zelfite maant voeren wy voorby zekren hoogen klip, dien wy, ter gedenkenis van den Heer Willem van der Beek , in onze op-reis den naam van Beekenburgh gaven. De Revier Kase valt ontrent deze plaats byna een heel mijl breedt, en gaat by ongeftuim en winter-weêr dikwils zoo hol, als de bare Zee. Aan de rechter- w __ zydeleggen zeer gevaarlijke en fcherpe *_klippen onder water; daar op de Bark van de Tolken vaft raakte,en een groot gat in den bodem krecg, dat in een oogenblik tijdts zoo veel nats ver- zwolgh, datde Bark byna aan’ zin- ken raakte : zoo geweldigh verhief zich midierwijle de wint, dat niemant haar naderen dorft om te helpen. En- delijk raakte de Bark, na veel arbeits, noch weder daar af, en fchrap , en quam laat in der nacht by ons ander vaartuigh te -Anhing , daar wy haar lagen in te wachten.

Trekken voorby Bee- kenburg.

15. Decem,

|

met Zonnen ondergang te Nankang. Nankarg. Zoo fel en fterk waide het, dat wy de” 7%?" ganfche nacht genoegh te doen had-

den om ons vaartuigh vaft te maken,

dat telkens door het geweldigh waien

en bulderend onweêr los raakte en te-

gen malkandre ftiet. Dit geweldigh zonen over waien duurde zonder eens op te hou-’ Meir Poyan den, tot aan den een en twintighften, ie als wanneer de wint wat begon te leg- jeen.

gen, en wy onze reis vervorderden , en quamen over ‘t Meir Poyan, en van

daar aan het fcheeprijk Dorp Ucip- jeen, daar wy nootzakelijk moften-aan-

leggen, om nieuwe trek-luiden te krij-

gen die ook datelijk vaerdigh en be-

reidt waren. Wy zagen, met groote verwondering, hoe de brandt, zedert

Onze opreize, hier had huis gehouden,

en meer als hondert fchoone huizen in

d'aflche en aan koolen geleid had.

Op den drie en twintighften vervie- _xoment len wy weêr aan de vermaarde Hooft- Be . Stadt KIANGSI, en vonden daar alons vaartuig leggen, dat door ’thar- de weêr verzeilt,en van ons ander vaar- tuigh af-geraakt was. °

In onze opreize heb ik deze voor= treffelijke ftad in ’t kort na behoren be- fchreven, en, zo als haardie aand’eenc kant met haar muuren en gebouwen

er

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sind. 195

op deed; in Prent in t groot vertoont; Den vijfden der zelfite maant raak- varen woorby

Je p ê Vannungam. maar dewijl wy hier drie dagen flilla- | ten wy voorde gefloopte en verwoefte beid,

‚Komen te Kinnangam.

x657. xr. Januar. Zie pag. 81.

gen, kreegh ik hier door gewenfchte gelegentheit „om deze {tad van een an- drekant, daar de zelve een aangenaam gezicht vertoont, af te {chetzen , naar uitwijzing van de voorgaande Prent, daar in deze {tad in't kleen (taat uitge- beeldt. En na dat wy ons hier van andere Barken ( want ons oude vaar- tuigh bleef hierleggen) verzien had- den ; gingen wy vveder den zes en tvvintighften voort ; maar na een vvei- nigh varens begon het zoo gevveldigh te waaien en ftormen , datwe gedvvon- gen vvierden vveêr te rugh te keeren, en onder de muuren der Stadt te loo- pen, om aldaar veiligh te vernachten. Het vroor zo geweldigh fel en fterk, dat men op verfcheidene plaatzen over de binnenfte platzen aan den vvater- kant over eene nacht Ys konloopen. Tegen den avont begon het hart te hagelen en zoo fel Ys te regenen , dar men naulix zijn hooft buiten de Bar- ken dorft fteken: Desanderen daaghs,; in den morgenftont, trokken wy weder voort; en zagen de bergen ter weder- zyde van de Revier heel wit met fneeu

bedektleggen. De wint, die zich uit

den Noord Noord-ooften verhief, fnerpte zeer fel, en de lucht vvas zeer vol jacht-fneeuw. En gemerkt het in de voor-nacht Ys geregend; en in de na-nacht daar weêr op gevroozen had, waren de matten, die over de Barken lagen; en de Barken zelf zoo gladt en glibberigh dat men naulix den eenen voet voor den ander verzetten kon, zonder te vallen en achter’ uit te glij- den. Een groot ongemak voor de trek- kers die langs den Oever, van wegen de gladdigheit , naulix de voeten ko- ften fchrap zetten, en de Barken voort trekken.

_ Den eerften van Loumaant, des jaars zeftien hondert zeven en vijftig, quamen wy aan de ftad Kinnungam , alwaar wy daags daar aan met gtoote moeite, dewijl het zeer kout en guur weer was; en de Sineezen niet gaer- ne daar uit wilden; nieuwe Trekkers kregen; en gingen ontrent twee uuren op den achter middag weêr voort, om onze reize te vervorderen.

ftad Vannungam ; daar de Heeren Ge- zanten zoo dra niet te lande waren ge- ftapt , of de Gouverneur der (tad quam hen zeer hertelijk begroeten en ver-

wellekomen. Op ons vertrek vereerde

hy de Gezanten met eenige gefchen- ken voor de keuken , waar onder cen deel kaerzen waren, die van zeker vet der boomen gemaakt worden, en zeer helder branden , gelijk zulks breder in het 15. hooftftuk van onze Algemeene befchrijving op pag. 14 $.verhaalt ftaat.

En nadat wy van trek- en Lootslui- zie pag. 82.

den (want zonder ervaren Loots-lui- denis de Revier aldaar niet vvel te be- varen) verzien vvaren, begaven vvy ons vveder des anderen daags op de teize. Wy voeren hier voorby zeer klipachtige en gevaarlijke plaatzen, die vvy in d'opreize, vermits het vva- ter toen vvel drie vademen hooger vvas, niet konden zien leggen ; maar ftaken nu met haar {pitzen en punten eenige voeten boven vvater. De bark, daar op de Gezanten vvaren, raakte,

De Bark

er Gezanten aaktop een

evenvvel, den negenden, met het drai- kli.

jen en dragen des ftrooms, op een punt van eenen fcherpen klip, vvaar door de zelve in, korten tijdt zoo vol vvaters liep, datze buiten tvvijffel zou gezonken hebben, indien vvy de zel- ve niet tegen de vval aan-gezet ;‚ en met alle man op ’t droog gehaalt had- den. Wy vonden het gat en lek vvel voorin de boeg, maar geen gereed- fchap omt zelve te ftoppen, gemerkt de Schipper noch boor, noch bijl, noch fpijker had. Evenvvel deden vvy noch zoo veel, datvve de bark ten naaften by vveêr dicht kregen, en qua- men ten elf uuren ten einde van deze gevaarlijke en fcherpe fteen-rotzen, die haar begin aan de (tad aznangam nemen, en recht tegen over zekrekle- ne Pagode endigen; zijnde ontrent drie duitfche mijlen vveegs- De Sine- zen en Tarters, die deze Revier op en af varen; doen gemeenlijk aan den afgod van deze Pagode-offerhande, om een gelukkige en behouden reize te hebben, en veiligh door deze ge-

vaarlijke klippen te mogen raken. Op den tienden der zelfite maant Bb z brach-

t 8, * ' | Ee 1 8. LE

J rm Dn es MV vind Te,

rp eee

ER a ES

Komen te Kancheu,

Zie pag. 75.

Vertrekken van Kan- chen,

196 brachten wy het voor de ftad Kanchen, alwaar de Gouverneur , verzelfchapt met een grooten aanzienlijk gevolgh, de Gezanten uit den naam en van we- gen den Tutang zeer vriendelijk en hertelijk quam verwellekomen en be- groeten. En na datde Gezanten den Gouverneur, op zijn verzoek, van hunnen ganfchen-handel en wedervá- ren aan ’thof te Peking onderriche ting hadden gedaan, verrrok hy weêr in ftadt by den Zwrang, om hem het zelflte bekent te maken, Mer hem Bing ook den Heer 7ahob de Keizer, verzelfchapt met een aanzienlijk getal uit ons gevolgh, alleen (want de Heer de Goier bevond zich niet wel) ten Ho-

ve, omden Zwtang voor de genoote. eere te bedanken, en een eerbiedigh

affcheid van dezen-Heer, die hen zoo ftatelijk had laten begroeten, te ne- men. | nh Des anderen daaghs , den elfder, vertrokken wy weder van daar , met een klare en koude lucht ; zulx de ftrant ter weder-zyde van de Revier zeer wit berijpt was. Wy voeren over en voorby verfcheidene Water-vallen en fteene drooghten, alwaar de trek- kers by wijlen tot over de middel in 't water moften , om de vaartuigen, die dikwils vaft raakten , te lichten , en met gewelt en grooten arbeid over de fteenen heen te fleepen en torffen. Een zwaren arbeid voor deze ellendige menfchen , inzonderheit by den win- ter; wanneer het water zoo onverdra- gelijk kout was,dat her hen door lijf en leden heen fneed , zonder dat deze luiden evenwel eenighzins daar in verfchoont wierden ; maar moeften met het natte lijf geduurigh al voort. Onder het varen door deze gevaar- lijke en moeielijke plaatzen , raakte

DN

GEZANDTSsCHaP aan den Grooten

de vlam ter nauwer nood ontging; en groot gevaar liep van daar te blijs ven ; maar Godt verzagh het ‚zoodat de. Bark met draien en. weêr-draien over ftuur fchoot, en aan den anderen kant van de Revier dreef; valdaar de Tarters de maft, met twee groote Bam- boezen booven op het afgebrooken ftuk te binden , weder vaft en klaar maakten: |

weêr met al ons vaartuigh aan die, voortreffelijke Stadt N angan ; alwaär de Heeren Gezanten met hun ganfche gevolgh aan de Zuid-zyde van de Voor-ftadt in zeker groot huis gehuis=

velt wierden ; want het ander huis,

daar in de Gezanten in onze oprcize hun verblijf hadden, was-van de Tar- ters (die zedert ons vertrek met cen vliegend Leger daar door getrokken waren) ten gronde verniclten geflaopt: Zeer moetwilligh en overdadigh had- den deze Tarters in't doortrekken hiet huis gehouden, én mer het neêrfimij- ten van vele voorname Gebeuwen , en het wegh-dragen der goederen,den In- gezetenen grooten overlaft gedaan, eri jammerlijk geplaaght.

Een uit de Kantonfche Majeftraten 5 die ook effen cerft in deze Srad met ons aan quam , en gegaan was, om van 'sKeizers wegen in een andre Stad zijn Ampt te bedienen en te Gouverneren, quam de Gezanten bezoeken, om te hooren, hoe de handel in Peking was afgeloopen, En als de Gezanten hem zulks bekent gemaakt, en van alles on- derrichting gedaan hadden , wenfchte hy hen geluk op de reize, en vertrok des anderen daags weder voort ; gelijk ook de Gezanten met hun gevolgh, den negentienden der zelfte maant, zig op dereize begaven. |

Den vijftienden dezer quamen wy,

Komen

angan , zij 28 . 7 1.

het trek-tou van de Bark, daar in de Gezanten waren by ongeval achter een zekren heuvel vaft ; en dewijl het tou boven aan de maft vaft was, en

Wy waren nu de gevaarlijkfte en Trekken over

. lijkft di f Nambung- moeiclijkfte vvateren, die wy op onze fs, csbergre, reize hadden aan te doen , alteê voor- ro. Januar.

by geraakt, en moeften nu weder met 2£% 7°-

het zeil daar by ftont , zoo kon het zelve zoo haaft niet gelicht worden, of de maftftortte met zeil en al over boort, en brak aan ftukken. De Tar- ters hadden’t riet langs de Revier in brant geftooken, dat zoo geweldigh voor de windt voortfloegh,dat de Bark

al ons omflag een ftuks vveegs te lande over ‘tgebergte reizen, om van Naz- gan tot Nambung te komen. De Hee- ten Gezanten gingen ieder in een Pala- kijn zitten, die zy te Nanking doen maken hadden, en lieten zich daar in; onder ’t gelei van dertig Zoldaten, zoo

fpoc-

Jartarifchen Cham of Keizer van Sina, 197

fpoedelijk over 't geberghte drágen, datze noch dien zelven dag, hoewel laat inden avont , zonder op ’tgeberg-

te (gelijk in d'opreize ) te vernachten,-

te NA MHU NG quamen:

‚De Gezanten namen hier hun verblijf in zeker groote en vermaarde herberg, die den Onder-koning te Kanton toe- quam, en zijner Majefteit alle mâan- den vijfen twintigh teil zilvers moefte op-brengen.

In ’t aandoen van deze ftad, in onze opreize,heb ik deffelfs gelegentheit, zo veel my de kortheit des tijdts toeliet, na behoren befchreven,en hare geftal- te, zoo als haar die aan d'eene zijde met haar groote en Zvvare brugh op deed, in Prent in't gfoot nat leven vertoont. Maar dewijl deze ftad aan d'andre kant meê een zeer fchoon ver- fchiet en aangenaam gezicht vertoon- de , ontzag ik my de moeite niet, om de zelve ook van dien kant in onze afreize af te teekenen , en deffelfs af- beeltzel hier Prents-gevvijze in't kleen voor te dragen.

Vertrekken __Nädat wy hiet vveêr nicúwe vaaf- “it Nambung. tuigen bekomen, en al ons reistuighk 21, Januar. daar in gefcheept hadden , ftaken wy

vveder den een en twintigften van de- zeftad,voeren voorby verfcheidene ge- vaarlijke en Schip-breukrijke water-

vallen , en quâmen aan die wonderlijke

en vreemde fpitzen van Suit jeex,en van Zie pag. 68. daar aan het wonderlijke gebergte, dat

wy den naam , op onze heen-reize, van

de Wijf-paarts-hoofden gaven.

Den vier-en-twintigften dezer raak- zomen aan ten vvy met zonderlinge goede fpoet y 4 rd aan deftad Saocheu. Hier zetten vvy zie pag. 65. vveder onze maften op , met de zeilen daar by, devvijl men nu d’engten der Revier en klippen voorby geraakt was, en ruim water had , daarop wy ook na wil en vvenfch , gemerkt vvy ook de vloed te baat hadden, voort raakten.

Op den vijf-en-tvvintigften voeren varen woors vvy voorby die wijdberuchte en ver-# de Pagode maarde Pagode Kon-jan=-s jam, en qua- hai men des daaghs daar aan , den zes-en- Ziepag. 63. twintighften , aan dat wonderlijk en vreemt geberghte van Sang-won-hab; en ’t Gebergtê En gemerkt hef water nu wel twintigh ;1/5"*9 voeren lager wás, als toen wy in ONZE zie pag.61, heenreis hiet door trokken , deden zich deze bergen met hunne {pitzen eri hemel-hooge kruinen nu veel yzelijker en fchrikkelijker op , als in d'opreize;

Wy zagen toen niet alleen welk eer gevaatlijken weg wy in onze heenreis ze , met het varen over de blinde klippen, die nu hunne kruinen boven water ftaken , overgetrokken waren; maar ook in welk een groot gevaár wy

Bb 3 by

De

ad

5 mp _ me en and mar dein nn ham IE ir

ee rj

Komen te _

Eanyuum , Zie pag. 59.

en Xantfui, Bie pag. 56.

by dit laegh warer ftaken,en welk een fchrikkelijke reize vvy door dit ge- bergte,en over deze klippen noch had- den afte leggen; gemerkt de fnel-af- fchietende ftroom onze vaartuigen zo gevveldig fnel en gezvvint voortzette, dat ons de hairen van fchrik te bergh

ftonden.

Den zelfiten dagh, quamen wy noch laat in den avondt aan het Sredeken Sanyuum , daar wy ook vernachtten. Met het kriekjen van den morgenftont begaven wy ons weder op de reize, en raakten dien zelven dach noch voor het Stedeken Xastfui. Wy zagen hier

vvaar door ik ook tijt en gelegentheië kreegh van deze plaats op ’t nerfte (naar uitvvijzingh van het bovenftaan- de afbeeltzel) af te teekenen, en in Prent hier te vertoonen. Dit dorp Faezan isdicht aan de Revier gelegen, . en rontom omringt met vermakelijke en vruchtbare landsdouvven, die den Lantman jaarliks een rijken oogft van allerlei veltvruchten verfchaffen.

Den acht-en-tvvintigften der zelffte zomen se maant, brachten vvy het vveêr voor Kanton.

die vermaarde hooftftad Kanton, zeer bondig, zonder roem gefproken , op pag.40.&c. befchreven, en in verfchei-

al het velt en d'omleggende landftreek | dene Prenten na tleven afgebeelt. De zandsman, vol leger- Tenten, én gezadelde paer- | Heer Frangois Lantsman, die in deze &' oprr- den ftaan , met een overgtoot getal | ftad, geduurende d'opreize, het opper- en van Krijghs-knechten , die alle tot den | bewindt van des Compagnies handel zanten in-

optocht gereet ftonden. aanbevolen , en daar met de twee £*”-

ETEN PN Bi ie or

Kómen by bert Dorp

Farfi an.

Na een weinigh varens kregen wy zeker Dorp FAESAN in ’t ge- zicht, dat zich van verre zonderling vermakelijk en pleizierigh opdeed;

In onze opreize , na Peking , voeren wy laat in den avond voorby dit Dorp, zulx wy het zelve niet bekendelijk kon- den zien leggen, en my daar over ook de gelegentheit benomen vviert van deflelfs geftalte na ’t leven af te fchet- zen ; maar nu, op d'afreize, voeren vvy op 't midden van den dag daar voorby,

Scheepen en ’t overige volk gebleven vvas, quam, zoo dra hem,de komfte derheeren Gezanten vervvittigt vviert, hen met eenige, Boots en Sloepen, die alle zeer gierlijk uitgeftreken en op- gepronkt vvaren, op de Revier inha- len. Hy had den Konftapels en het overige volk ; eer hy vvegh trok, laft gegeven, datze het gefchut, als de „Gezanten ter beftemder plaatze, geko- men vvaren te gelijk enin goede or- de rontom zouden. los-branden „daar

in

Tartarifchen Cham,

in zich deze luiden ook geenzins na- Jatigh toonden ; maar gaven zoo ge- weldigh vuur, dat het aartrijk daver- de en dreunde, en de lucht in vuur en

vlam fcheen te ftaan. De Tartarifche Heeren, diede Kei- zer den Gezanten op dE reize , om ‘overal des te meer ontzaghs te heb- ben, en te fpoediger te kunnen voort- komen, had meê gegeven, ftonden zeer verwondert , eensdeels over dit fchieten , en eensdeels over onze Schepen, als hebbende noit zoodani- ge wel-gemonteerde Scheepen meer gezien. Zoodrade Heeren Gezanten te lande traden , gingen zy weder in hun oud Logiment, en vonden ’t al- les , onder ’t beleid van den gemel- den opper-Koopman Landsman, zoo te Scheep als te Landt, in goede orde, ‘waar over zy zich zonderlingh ver- heught toonden, en hem voord'ecre

en gunft bedankten. De Brief van De Brief van den Keizer, aan den rob ve Gouverneur Generaal - Johan Maat- zeer flavelijk zwiker gefchreven, wierd uit de vaar- uitde Vaar- tuigen gehaalte, en door den onder- ee dao Ee koopman Hendrik, Baron , op beide zijne handen-wat verheeven onder een Zonne-fcherm , en twee Vanen zeer ftatelijk gedragen. Achter hem volg- den de Gezanten, na de ftatclijkheit der zake, in goede orde , en wierd daar op, tot teken van vreugde, het Kanon driemaal los gebrant. De Wallen wa- ren zo vol menfchen (hoewel 't avond was) als grasop’t Velt; die zich alle uit nieuwsgierigheit derwaarts bege- ven hadden , om de Gezanten te zien inhalen, en na den uitflagh van hunne zaken te verneemen : want het gaat zeker,dat de Gemeente en Ingezetenen der ganfche Stadt niet lievers ge- wenfcht hadden, dan dat de Hollan- ders daar vry mochten komen te han-

delen.

DeGezanten Daaghs daar aan, den negen en ade twintighften, gingen de Gezanten, ver- gen, des _ zelfchaprt zeer ftatelijk met hun gant- jongenko- _fchegevolgh, d'Onder-koningen, des pr jongen Konings Moeder„en den Tutang tang. begroeten , en den uitflagh en handel 29. Januar.van hun wedervaren aan hen bekent

maken. d'Oude Onder-koning ont- haalde hen zeer vriendelijk en herte-

of Keizer van Sina. 199

lijk, meteen kop Thee ,-en eenige dis- coerzen aangaande de reize ; desge- lijks ook de jonge Onder-koning, die geen andere redenen tegens hen ge- bruikte, dan van de moeielijkheit der reize ; midsgaders van de koude en Ongemak , die de Gezanten dgar op geleden hadden. Maar de Moeder des jongen Onderkonings quam niet voor den dagh ; en liet eenige compliment- of groet-Brieven buiten brengen , en den Gezanten voor 't bezoeken daar in zeer hertelijk bedanken. De Tu- tang liet hen ten huize van zijnen Se- |"cretaris twee uuren lang wachten, en daar na aanzeggen , dat hy hen ge« hoor wilde verleenen , wanneer Piax= entou zou afgekomen zijn. | Den volgenden dagh wierden de Pe Sradhous Gezanten,door den Stadhouder des jon- jong.» dook gen Onder-konings, op een koftelijk boring beeft en heerlijk Banker ónthaalt. Deze Semen Stadhouder leide de £chultop de Por-, pat aj ‚tugeefche Papen in Peking, dat onze zaak by den Keizer niet na wenfch was uitgevallen, en geliet zich uitter- lijk, als of hy zeer verftoort op hen was; verhalende dat de zelve door- gaans uitgeftroit hadden, ‘dat in Eu- rope maar drie Koningen waren ; waart van Don Johan de vierde was; als ook dat de Hollanders maar een kleen hoekjen lands bezaten , en zijne ‘Tri- butarizen waren, en diergelijke val- fche lafteringen meer.

De Gezanten gingen den zelven hae je dagh den Mandarijn 7ofw begroeten ia en bezoeken, dice hen zeef vriendelijk en minnelijk onthaalde, en te kennen gaf dat Poetfienfie en andere Heeren hen niet en-dorften binnen komen la- ten, dewijl de Tutaxg , dien zy groo- telix ontzagen , hen Gezanten noch geen gehoor verleent had.

Den cerften van Sprokkelmaandt pe gezanten wierden de Heeren Gezanten „mert ”! bun ge- den Heer Lantsman , den Secretaris Den Baron, en hun gewoonlijk gevolgh , den onder- tot in de twintigh Perzoonen, door ih den ouden Onder-koningh in zijn Hof ontbaatt. zeer heerlijk ter maaltijd onthaald. x.Februar,

Eerft wierd de wellekomft, na ’slants gebruik , met de Tarrarifche Thee, uit een houte napje gedronken ; en den Gezanten aangezeid dat zy luftigh ja

li

Î

A

ee mm

eee ee 4e

a in

es de SE

„VET 0 nn an re Ld

Te

kf

_ 6 Î 8 sr

Ean

Dn an de Aan

n

200

lik te maken , en de zwarigheit van t herte tefpoelen hadden. Na het drin- ken van de 7hee , wiert 'er met Trom- mels en Trompetten cen teeken ge- daan om de koft op te brengen ; en kreegh een ieder een byzonder Ta- feltje vol fchotelen voor hem; doch eer men tot het eeten quam, liet de Koning eenen gouden kop met wijn voor hem brengen , en door twee van zijne Edelen aan eenen ieder der Ge- zanten ook een kopje langen ,- met plechtelijke bygevoegde dienft-reden, datze die ten tweeden male ter welle- komfte geliefden uit te drinken. Zoo dra de kroezen in de rontte waren om- gegaan en uitgeveegt, viclmen, zon- der langer te wachten , aan ’t eeten. Over de maaltijt liet zijne Majefteit twee zekre Hollandfche Matroozen;, (die aldaar noch onder zijne bewaring waren ) by hem roepen, die met gro- te eerbiedigheit en al knielende , na de Tartarifche wijze, voor hem ver- fcheenen. Hy vroeg hen waar zy twee of drie dagen geweeft waren 5 en als hy daar op tot antwoort kreeg , datze niet wel te pas waren geweeft , belafte hy hen achter de Gezanten te zitten, en verzach hen met eenige fchotelen eetens van zijneigen tafel. D'een van deze Hollandfche Matroozen was voor dezen aan Azfiahay , en d'ander by ‘teilandt Anzams gevangen en opge- bracht, en waren beide bezoldight, en als die van ’s Konings lijfwachten gehouden. Toen de maaltijt byna ge- endight was, quamen na ’slants ge- bruik de Speel-luiden en Comiedianten voor den dag, en vertoonden aldaar eenige Sineefche fpellen , die zy op een zonderlinge wijze en byna al zin- gende uitfpraken. En na dat men al- daar verfcheidene gezontheden op den Keizer, den Gouverneur Gene- raal, en den gemelden Onder-koning en onze Heeren Gezanten gedronken, en zich luftigh vrolik gemaakt had, vertrokken de Gezanten met hun ge- volg, na genomen affcheidt, van den ouden Onder-koning.

G Des anderen daags daar aan wier- aad eg denze insgelijks van den jongen On- onder- koning, der-koning ter maaltijt onthaalt, die termaakijt. hen onder ’tgeluid van bazuinen en

De Gezan.

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

fchalmeyen liet binnen komen. Hy zat zeer ftatelijk en prachtigh onder zeer koftelijke Zonne-fchermen , en in ‘t midden van verfcheidene groote en naamhaftige Heeren van Kanton, die aldaar meê ter maaltijt genodight wa- ren. De Gezänten wierden van dezen jongen onder- Koning op de zelfite wijze onthaaltr, als des daags te voren van den ouden onder-Koning, uitge- zeid datze ganfch geen redenen ge- bruikten, dan alleen om vrolijk te zijn ; ‘t welk de Heeren Gezanten niet wei- nigh deed verwonderen, en ook ge- looven, dat hy alle de zaken der re- geering op zijne Stadhouder mocfte la- ten aankomen.

Den derden quam Pinxventou met zijn byhebbend vaartuig en al zijn om- flag te Kanton. Zodra de Heeren Ge- zanten zijn komfte vernomen hadden, gingen zy hem in zijn logiment bewel- lekomen en begroeten, en vertrokken, na dat zy eenige discoerzen ter weder- zijde gevoert hadden , weêr na hun logiment..

Den zevenden quamen de Gezan- De Gezan- ten, nuPinxeztou te Kanton gekomen Wenen” was, by den Tutang ter gehoor, en ver gehoor „en gingen daar na alle de Majeftraten, na herr Hg ’s lands gebruik,bezoeken, en met zon-Íi de derlinge plechtigheden begroeten ; Mandarijns doch zy vonden weinige t'huis, de-"S'%”- wijlze buiten der {tad beezigh waren met het feeft van ’t nieuwe Jaar te vic- ren , dat de Sinezen en Tarters met zonderlingen yver en groote ftaaci vol- brengen , gelijk zulks breeder in ’t 4. hooftftuk van onze Algemeene Be- fchrijving verhaalt ftaat.

DewijlnudeGezanten,zelfsop’taan- re onder: raden van de gemelde Onder-konin- keringen ei

\ {chen gelt >

gen , de gefchenken , die voor hen ontworpen en toegevoegt waren, en ter zomme van 16099. guld. beliepen, mede na Peking genomen en aldaar teenemaal verfchonken hadden, en dienvolgens ter nauwer noot niet meer _ als een nieuw-jaars-gift voor de zelve konden by een brengen; zo toonden zich deze Onder-koningen daar OVEL paar uit zeer misnoegt, en eifchten niet alleengraer meert

Pinxenton komt te Kan- tun.

3. Febr.

intreft van veertien hondert teil zilver, "*'2% die zy aan des Compagnies dienaars, zoo op het vertrek der Gezanten na

Pen

De Tolk

Paul Durette

Vort ver= Moort.

Tartarifchen (ham ,

Pekzug‚als anders op levering van koop- manfchappen, verftrekt hadden; maar begeerden ook , dat de Gezanten ge- zwint en aanftonts hen zouden betalen

de vijf en dertig hondert teilen zilvers,

hen Onder-koningen voor den vryen handel voor hun vertrek ha Peking te Kanton belooft, onaangezien zy zelve hunne toezegging in dat ftuk geenzins en hadden nagekomen. En of wel fchoon de Gezanten zich daar tegen ftelden , zoo hebben deze Onder-ko- ningen evenwel met gewelt ingehou- den een zom van veertien hondert tei- len zilvers, daar zy intreft van gevor- dert hadden. Deze zom wiert van hen geëifcht, over de koop en levering van eenige goederen, diedeze Onder- koningen aan de Compagnie noch fchuldigh waren gebleven, en geen- zins wilden betalen nochte voldoen. Toen nu de Heeren Gezanten voorna- men over dit werk met d'Onder-ko- ningen nader mondeling te fpreeken, en hunne klachten ernftelijk voor hen uit te ftorten , begon de Burgerlijke Regeering binnen Kanton zich hier te- gen teftellen, enden Gezantren,met het een en ‘tander by d'Onder-koningen in te brengen, groot beletzel te geven; zulx den Gezanten hier doorde weg tot het doen van hunne klachten toegeflo- ten wierd. De Gezanten evenwel,om te verzoeken wat daar af komen wilde, zonden korts daat aan, den achtien- den van Loumaant, den Heer Fran- cois Lantsman en Hendrik Baron, in een Palakijn, tot den Stadhouder des jongen Onder-konings; maar zy wier- den onder weegs van zekeren Manda- rijn bejegent , en door zijn byhebbend volk met zonderlinge wederwarighe- den en trotzelijk gehoont; invoegen zy gedwongen wierden hun voornee- men te ftaken en weêr na hun Logi- ment te keeren. Naderhant wiert ge- zeid, dat de gemelde Mandarijn zulks uit enkle quaatheit had gedaan , om dat de Gezanten hem met geene ge- fchenken vereert hadden.

En gemerkt korts daar aan een van onzebefte Tolken, met namen Pau/ Durette(die den Gezanten van de Kan- tonfche Onder-koningen was byge-

of Keizer van Sina, aor

yver en troulijk aan ’t Hof gedient had) in zijn eigen huis, op ’t lant over de Revier,om hals gebracht, en zeer deer- lijk vermoort wiert, befloten de Hee- ren Gezanten , om verdere onheilen

voor te komen, by tijts, en zo haat

het doenlijk viel, te vertrekken , en zich op de reize na Batavia te bege- ven.

Hier op gingen zy, den een en twin-

hun affcheid van de zelve te neemen ; -

p ] De Gezun= tgften, na d’ Onder-koningen , om ten gaan by de Onder-ko-

ingen om

maar zy quamen nochte by den een , pun affcheid nochte by den ander ter gehoor, D'ou- nen” ;

maar krijgen

de Onder-koning liet hem ontfchuldi- geen geboor.

gen, dat de tantpijn hem het hooft en ganfch aanzicht ( gelijk het ook de waarheit was) zo ontfteeken en doen zwellen had, dat hy niet kon fpree- ken , nochte de luft niet had zijn tong in de mont te roeren. Voorts liet hy den Gezanten door eenen van zijne Hof-Jonkers zeer vriendelijk en ten hoogften voor de genomen moeite be- danken , en geluk en voorfpoet op de teize wenfchen.

Van dezen gingen zy na ’t Hof van den jongen Onder-koning , die hen deë weeten , dat hy van ’t onthalen zijner vrienden te ziek en te zeer ver- moeid was , om met hen mondeling te kunnen fpreken. Hy liet hen ook wel ernftelijk waarfchuwen , datze geen Tartarifche wapenen of eenigh ge- weer met zich uit het land te voeren hadden. In de Voor-zaal , daar de Heeren Gezanten neêrzaten, en hen van zekren hoveling , na ’s lands ge- bruik, de Zhee of bonen-fop gefchon- ken wiert , lagen de ftoelen , tafels en banken alles over hoop , waar uit men genoeg konde befpeuren en oordee- len, datze het feet van Bacchus ge- viert hadden. Ook waren de meefte Heeren, die de Gezanten zeer vrien- delijk onthaalden en onderhielden, noch half vol en dronken.

De Heeren Gezanten , die met hun- ne bezoekingen niet veel zagen uitte rechten , namen van deze Heeren een beleeft en eerbiedigh affcheid, en qua- men tegen den avont weêr in hun Lo- giment; doch verbleven daar niet lang, maar gingen noch dien zelven avont

voegt, en hen met een zeer goeden | laat aan boort, in meening om des an-

Cc deren

De

De Gezan-

ten gaan tzeil,

DT Pi AP d

ai |

En Ak

ij HE

id sh |

ern ij

mo at San Ë ee 4

ed . “,

Mid een. p

nne :

let id oefen

_ : NN , elks 41 E 4 ), ER £ JA U } M ht "TN N 1 SRA b | Ä _ 1 bet 4 E 1% hk / E j Li _ en 1 E e 1 _ Eu 4 Ô a K, d Á É n ' À n : s ij E Ars j ' n .

GEZANDTSCHaP aan den Grooten

deren daags vroeg in den morgenftont tzeil te gaan , gelijk wy ook deden. Maar dewijl, na een weinigh zeilens, de wint begonte leggen en het doot ftil wiert, moeften wy het anker ontrent den eerften Toorn , voorby Kanton in de gront laten vallen; alwaar wy ook dien nacht bleven leggen.

De Hof: Den drie en twintighften quamen de meefters der Hof-meefters van de gemelde Onder- pe Rie de koningen en de wacht-Kapiteins , die Gezanten te Ons logiment bewaart hadden, metde ris p “__Mandarijns , die de Gezanten in d'op-

en af-reize verzelfchapt hadden, aan ons boort, en onthaalden de Gezan- ten uit den naam van hunne Meefters met ’s Konings eigen fervice, en den fterken drank Sampfou. Zy wenfchten meenighmaal den Gezanten geluk en voorfpoet op hunne reize, en datze pa reveder haalt mochten weder-keeren. Als de vertrekken, gezontheit der Onder-koningen en an- dere groote Heeren gedronken was, daar onder ook luftigh op de Trompet geblazen , en ’t kanon geloft wiert, vertrokken zy weder , na genomen af- fcheid van de Gezanten, na Kanton ; hen verzekerende, dat d’ Onder-ko- ningen, by aldien zy aldaar noch een dag of twee wilden vertoeven, zulks minlijk zouden toeftaan. Doch wy maakten het hier niet lang , maar zet-

ten terftontonze zeilenby, en quamen Dek. den acht en twintighften, met den on- ten komen in dergang der Zonne, in de haven van d hav ver Heytamon , aldaar wy ons Anker op %8. Feb. vijf vadem fteek-gront lieten vallen. De Heeren Gezanten hadden den Gouver- neur een Prince-vlagge toegezonden, die hy terftont,neffens den Tartarifchen Standert, van't Fort liet afwaien , tot teeken dat hem die zonderling aange- naam en de Hollander by hem wel gewilt was. | Op den eerftenvan Lentemaant, als zererek- de nacht alreê ten halven was verlo- van Ao” pen wonden wy ons Anker weêr op, Maer. en liepen met een Ooften wint uit de gemelde haven van Heytamon, Zuid- Ooft aan. Nauliks begon het licht des

| dageraats door te brecken , of wy kre- ed 5

| gen den hoek van zeker treffelijk Dorp Lanram.

| LAN TA M in’tgezicht, daar wy zo dicht voorby zakten , dat ik hier door gelegentheit kreeg , om het zel- ve gevoeglijk na ‘tleven af te teekenen.

‚Dit Dorp leidt op een wel-gelegen plaats, en is, naar uitwijzing van de bovenftaande prent, met zonderlinge hooge gebouwen verciert, die zich van verre zeer luftigh opdoen, en een goet eind uit der Zee kunnen gezien worden. el

Zo fpoedigh en gezwint gene wy ien

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina. 203

dien dag , datwe noch , met het onder- gaan van de Zon, buiten d’ Ooftlijke Eilanden van Makao quamen. Maar zeer langzaam was het Jacht Bloemen- daalin’tzeilen ; want tegen den avont was hy zo verachtert, dat hyons, en _ wy hem uit’t gezicht raakten. , en de Op den vierden dezer zagen wy de gen van N

Aynamin Noorder bergen van Aysam, die on-

'sgezicht. trent zes mijlen Noorden ten Wetten van ons af lagen. Wy fimeeten hier het diep-loot uit, en vonden ons op acht en veertigh vademen fteek-gront. De wint was Ooft Zuid-ooft, en de koers Zuid Zuid-weft.

ze berrek- Als het ontrent deze kuft van Ayam ken des lage rgeen ook plaats heeft op verfchei-.

iseenterken \ > van Pli dene «andere plaatzen van de groote

Indiaanfche Zee ) wil ftormen of on- _ weeren, kan de Zee-man zulks door een gewis en zeker teeken te vooren zien. Te weten, zo dra zich in de lucht, die hier altijdts (’ten zy het weêr wil veranderen) klaar en helder blijft, en noit met wolken betrokken is, de minfte wolk vertoont, zal’er ook altijts ftormen onweêr op volgen; invoegen. de Zee-man , zoo dra hy zulks verneemt, zich tegen dit bulde- rend onweêr , met zijne zeilen in te halen en te verminderen, gevoeglijk kan wapenen en befchermen. ’t Geen hier rijmeloos is gezegt, ‘t zelflte zal ik, tot meer geheugen en opmerking, den Lezer in ‘t kort in rijm voordra- gen.

Wanneer de Min-godin , met drift van bruine wolken,

Ontrent de kut Aynam haar aange- zicht bedekt,

o roert de grijze Vorft zijn gron- S delooze bolben 4 he Die dan gerufligh flaapt die wert

haaft opgewekt.

Komenby _ Op den achtienden der zelfite maant

j Eiland Pab quamen wy weêr aan her eiland Palo pag. zi. Tymen, en lietenaldaar het mars-zeil en de fchoot loopen, om daar door ee-

nigh vaartuig van land aan boort te krijgen , en te verneemen , of 'er korts ook fcheepen geweeft waren. D'Ei- landers wiften ons te verhalen , dat al-

Jonk voorby was gevaren na Batavia; en voor vier dagen noch een. groot fchip, zonder te weten van wat plaats het gekomen was. Met dit betcheid vervorderden wy weder onze reize, hadden aldaar zeven-en-twintigh va- dem fteek-gront , een koelte uit den Noord-ooften , en namen onze koers Zuid Zuid-ooft.

wy zagen heele zwermen en fchoolen van VLIEGENDE VISSCHEN uit het water {pringen, en inde lucht vliegen en zweeven. Een weinigh, eer ik het vervolg van onze reize en- dige, zal ik hier van den aart en eigen- fchap van deze vliegende Viffchen laten volgen , en hare geftalte in de volgende prent vertoonen , ‘tgeen den Lezer niet-min vermakelijk als won- derlijk wil te voren komen.

Deze Viffchen vallen bol en ront, wader be hebben gemeenl'jk de lengte van eem /cbrijvng der groote Spiering, en vleugels, als dere vifs vlerken van de Vleermuizen, die hem’ onder 't water , in t zwemmen, als neêrgeftrekte vinnen, by’ lijf neêr- hangen. Zy verfirekken cen aange- naam voedzel voor d'andere Viflchen 3 maar inzonderheit voor de Tonijnen, en zommige Zee-vogels, die, zonder op ‘tlant te komen, zich geduurigh by de zelve laten vinden, om hen zo dra alffe boven water komen ; tot hun aas te gebruiken.

Noit zwemmen deze Viffchen al- leen, maar houden zich by heele fcho- len en fcharen by elkandre, Zo dra zy deviffchen, die hen tot aas zoeken en opflokken, verneemen, begeven zy zich met zwemmen op de. vlucht, of vliegen met hunne vlerken uit her wa- ter, 't welk dikwils in zo groot een meenighte gefchiet, dat men nauliks het water bekennen kan. Wy zagen deze Viffchen ontrent zo hoog ter Zee uit {chieten, als onze maft half lang was ; maar in de lengte kunnenze zich niet veel meer dan hondert en vijftigh fchreeden boven water houden : want dewijl deze viffchen met geen drooge vlerken kunnen vliegen , en dezelve terftont door de hitte der Zonne in de

daar , veertien dagen verleden, een | lucht opdroogen , zo vinden zich de

Ce 2 _ zelve

EIA ien her ie -% | - kn ä

e

mnd rap ame vrg

ld lt rar DE

Nad ee + eerd oe

_

En

deeman bn ande Pe

4 om

ee B Es «In

zer ret F

_— - an dn

rin’ det a er has

DN

Aar ar dine Eds er zee + a

ne Je us

3 pg Ean adem en aa ge er =

Bede

_

mi Dn

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

En

Pen

rn 5

‚n

WER EEREN

-

Ae

5

" 4 mmm _

A me ie

e=

} : . _ tn ie nn KVT TE nag d hed amet bh re et Hema « be 3 ven Agar TE ke EK . > fe ' ee 3 ant dl vem Sf

dd

zelve als gedwongen t'elkens in- Zee | nen, en d’ onmogelijkheit weder van

neêr (torten , en hunne vlerken te zommige vogelen tot het vliegen , die,

natten. hoewel gevleugelt, door hare zwaarte

Geen dier by na, dat op ’tland of | zich in de lucht op hunne wieken niet

5 asen in 'twater zich onderhoud , lijd gtoo- | kunnen ophouden, ( gelijk ik zulks wel vervolging. Eef vervolging dan deze viffchen: want | eer in de Vogel-ftruizen, Kazuwari-

De vliegen

onder water wordenze van de Tonij- nen , Haien, en andre Zee-gedrochten geduurigh vervolgt; waar over, om

zen, en andere uitheemfche vogelen bemerkte ) ontfchooten my deze on- derftaande vaerzen :

lijf en leven te bergen, dus, gelijk ge- zegt is , zy by zwermen ter Zee uit fchieten ; maar zo dra komenze niet boven water in delucht , of de gemel- de Zee-vogels zitten daar achter her , en vervolgenze zo lang, tot datze de | zelve krijgen, of deze villchen, met zig onder water te begeven, hen-ontfnap- pen, alwaar zy dan weder van de ge- melde Tonijnen , Haien , en andere villchen vervolgt worden; invoegen zy geduurig, zonder eenige ftilftant, onder

Wy fpeuren overal des Heeren wone der-werken;

Te water en te land, waar dat men reizet heen;

De Vogels gaan te voet, de Viflchen hebben vlerken,

En vliegen in de lucht met honder- den by een.

Op den een entwintighftender zelf- zin zer fte maant, hadden wy het Eiland Zig- Eiland Lin- en boven water met hunne vyanden in | ga, op de kuft van Sumatra gelegen „£*

2x. Maert.

oorlog zijn. In ’t vliegen houdenze geen roi ; maar vallen dikwils uit ver- moecitheit, tegen de zeilen en ’t wand aan; ook komenze by wijlen op den overloop in groote meenighte neêr te ftorten, en blijven aan ’t Wand met hunne vlerken hangen.

Onder het bedenken van dit vreemt en oneigen vliegen der viffchen, die tot zwemmen alleen gefchapen fchij-

Weft ten Zuiden, en ontrent negen mijlen van ons afleggen. Vroeg in den morgenftont ‚en zo dra het licht des dageraats quam door-breeken , zagen wy loefwaarts op een fchip leggen;

„waar over wy onze Chaloep uit-zet-

ten , om te vernemen wat het voor een zeil was , en van waar het quam. Endelijk wierden wy gewaar, dat het ons afgedwaalt Bloemendaal was,

waar

*

Jartarifchen Cham , of Keizer van Sina. | 205

waar op wy ons by elkandrevervoeg- den, en gelijkerhandt , met een Ooft

|

Opde reize van Kanton wa Peking , Vas den zeventienden van Lentemaant

Noort- ooften wint, Zuid Zuid-weft , zor dez zeventienden Yan Zomer-maant

aanliepen. et Den vier en twintighften- geraakten wy in de Straat Banka, tuflchen ‘het groot Eiland Borneo enXSamatras en den zes-en-twintighftenrvoorby ’t- Ei- land Lwcipara , ‘en met eén door de bovengemelde engte. Komen voor _ Den een en dertighften, of laaften pks, P van Lente-maâant 3 landen wy op de 31. Maerr. lang-gewenfchte Reede voor Baravia , na dat wy twintigh maanden en zes dagen op de heen- en weêrom-reize hadden uitgeweetft. De Gezan- De Heeren Gezanten voeren ters en jd {tot na land ; om den E. Heer Gou- __ verneur Generaal , mitsgaders den E‚ _ Heeren hooge Raden van Indiën, ver- flag van hun wedêr=varen« doen ‚en hoe vruchteloos hunne zaken tc Pe: king by den Keizer waren afgelopen en uitgevallen 5; fchoon zy zich gee- ner moeite ontzien, en de voornaam- fte Mandarijns , ja den Keizer zelfs, rijkelijk met gefchenken , om hen des te rekkelijker te maken, verëert had- den. De gefchenken, die zy in dit Gezandtfchap zoo aan den Keizer en aan andere in Sipa gedaan hadden, beliepen in't geheel 55552 guld. 16. ftuiv. 9. pen. Want Gefthenken Op bun eerfte aanwezen in Kanton, en verfchonken zy, zo aan de Onder-konin- Grooten in. gen als andere Grooten, 4019: 10:1, ed oe, de reige van Kanton tot aan Pe- “king 678:0:12. In Peking, zo aan den Keizer, deffelfs Moeder en Gemalinne, als ooh aan de Rijks-raden en Mandarijns EE ore em 42326: 17: 8. Op d'af-reize van Peking na Kan- ton Ee 2593 TO. In Kanton aan d' Onder-koningen, den Tutang en den ganfchen Raad mp pep, am eek 5935: 17: IO.

Inalles 55552: 16:9.

onkoften __ Bowen dien hadden zy in den zelven pderie zijde ve 8:

zelda. j vleet _ 43278:8: 15.

Te wetenin Kanton van Herf)/maant

des jaars 1655. tot den zeftienden van

Bloeimaant des jaars 1656.

14312: 13: 6.

nnn

mg ms ms S$4l’: O2 184 In Peking tot den gewentienden- van Wijn-maant 8483: 16718: Op d'af-reize van den zeventienden Van Wijnmaant des jaars 1656, tot den

acht en ewintighften van Loumaant des

jaars 1657. '— 1194:8:7. 4 „rl NAE RENEE SCENE EEN SE

ne rd me 43228: 8: IS, Di e « .

$555zr 16: 9. „„Beloopt in alles 98831: $;'8,

En vooral deze gefchenken,en gro-

‚te moeite van zoeen zware en lange

rcize, wiert ‘er anders niet uitgerecht,

_dan:dat de Hollanders in Sina by den

Keizer als vriende äângenomen wict- den, en om d'achtjaren weder zóu-

den konnen mogen den Keizer begrod- ten, volgens dén inhoud van denbot vengemelden.brief , -dien de Groôteri Cham aan den Gouverneur Generaal

tot Batavia gefchreven had.

En fchoon door de liftigheden der Portugeefche Jefuiten , gelijk te vo- ren vermelt is , Onze zaak na wenfch by den Keizer niet was uitgevallen , zo ftaat evenwel te hoopen, dat in't kort, en eer de tijt van acht jaren zullen ver- loopen zijn, iet wenfchelijks en tot voordeel van onzen handel door een kleene Bezending , (dat verfcheidene Grooten te Peking de Gezanten niet duifterlijk te kennen gaven ) zal kun- nen verricht worden. Want dewijl de Grooten Cham met eenige Sineezen, (die, onder den vermaarden Zee-rover Koxinga, zich geduurigh op Zee en ’t Rijk in alarm houden ) noch oorlog voert, en wy dezen Monarch met on- ze fcheepen, in't verjagen van dezen Zee-rover , geen kleene dienft kunnen doen, zo zal deze Vorft, indien hy grondiger kennis en befcheid van on- zen Staat en deugdelijk voorneemen bekomen heeft, buiten twijffel zich veel rekkelijker tot het toeftaan van den vryen Handel vinden laten.

Onder zoveel veranderingen, ze- Perffaan dert ons vertrek voorgevallen , ver-%, Servran ftonden wy alhier met groote blyfchap, van xolom= dat de fterke ftad Kolombo, op *t Eiland * Ceylon, aan onze zijde was overge-

Cc 3 gaan;

Pt:

Ne ami Paars „Ke

a en 21 | é P Tk Pad “MR a

"

inn

ars « EE dre en - u

_

4

ter

ede

E

_ meed Et * _ ne Are

he tr hee Te VD ome men

4

ENT 5

206

gaan ; Men was by ous vertrek mer een aanzienlijke macht derwaarts ge- trokken, om deze ftad den Portugec- zen, die de zelve in hadden, afhan-

digh te maken en tontweldigen, en

door dit middel den vryen handel van Kaneel, die zonderling weeligh in dit geweft voortkomt, alleen met d’In- woonders te drijven. Om dit werk te volvoeren , en ten gewenfchten einde te brengen, was d' Ed. Heer Gerard Hulft tot Direêteur Generaal geftelt, en hem het opper-beleid des oorlogs aan-bevolen. Deze voortreffelijke Heer, die in voorzichtigheit en kloek- moedigheit zonderlinge uitmuntte, bracht deze ftad,door zijn kloek en wijs beleid, in korten tijdt (hoewel daar binnen een groot getal bezerfelingen lagh ) tot die benautheit, datze alreê aan ‘tgijpenen’t overgaan was. Verder, buiten twijffel, zou hy zijne zege ver- volgt, en noch grooter proef-ftukken van zijne manhaftigheit gegeven heb- ben, indien het nijdigh nootlot , in ‘tmidden van zijn zeege-pralen, hem niet had weg-genomen. Want alshy zag dat zijne zeege niet, dan met een over- ftout beftaan en dappre kloekmoedig- heit, te volvoeren was, trad hy {tout en onvertzaagt, met een piek in de vuift , voor aan ten ftorme ; doch wiert, helaas ! van een heilloos loot zodanigh getroffen, dat hy binnen weis nigh uuren dezer werelt daar aan quam toverlijden. Zijne dappere Zoldaten, ziende zich van zo eenen uit{teeken- den Opper-hooft berooft, ontftaken, in fteê van inmoed te bezwijken, daar door zodanigh , datze dit verlies van hunnen Velt-overften niet dan met het veroveren der {tad wilden geboed hebben. Zy vielen , derhalven, zoo onvertzaagt op de Wallen van deze ftad aan, datde bezettelingen zich ge- nootzaakt vonden van verdragh te fpreeken, en op billijke voorwaarden de ftad aan d'onzenover te geven. Wat groot voordeel de Ed. Compagnie hier af te verwachten heeft, zal een ieder lichtelijk kunnen bevroeden, dien bewu(t is, dat deze plaats alleen de befte en fijnfte Kaneel uitleevert, Met den gemelden Heer Direfteur, die door dit {tout beftaan eeuwigh op

GEZANDTSCHA P aan den Grooten

de vleugelen der fame zal zweeven, bleven ook verfcheidene andere voor- name helden , die hunnen Overften in moed en dapperheit geenzins wil- den wijken , verflagen ; ’t welk de vreugde over deze zege niet weinigh deed verminderen en in toom hou- den,

Wy verftonden hier ook , dat de twiftige zaak in „Zmboine, die deze plaats met groot gevaar dreigde , door tkloek beleid van den Ed. Heer Ar- nold de Vlaming, in vreede was veran- dert ; invoegen men aldaar vveder vry en vrank mochte leven, en de koop- handel met d'Invvoonders op den ou= den voer gedreven vvierrt.

Endelijk vviert ons ook bericht, hoe de Bantamfche Javanen aan 'tmui- ten vvaren geflagen, en tegen d'onze opgeftaan ; maar echter nu een tijdt lang zich hadden ftil gehouden , en 't oorlogen fcheenen moede te zijn: dat God almachtigh geve, op dat de bloeiende ftaat van d'Ed.-Compagnie hoe langer hoe meer mag bloeien, tot voorfpoef en vvelvaren van ’t lieve Vaderland. Want de roem des Hol- landfchen naam is merkelijk in top gefteegen , zedert de Hollanders, tot nadeel en grooten af breuk der Spaan- fche en Portugeefche geweften, hunne kielen na den dageraat en d’ Oofter- fche geweften zonden. Holland, en al d'andere Vereenighde geweften, be- goften in macht en mogentheit zon- derling aante groeien , toen de volken der vereenighde Neêrlanden d'onge- baande ftreeken van den grooten In- diaanfchen Zee met hunne ftevens gin- gen beploegen. De Spanjert zag toen eerft,dat het met zijne landen in Neêr-. land omgekomen was, als de veree- nighde Neêrlandfche volken, na het afwerpen van ’t jok der flavernye, hem zijne Rijken in d'Oofterfche geweften zochten afhandigh te maken, en die Paerle uit zijne kroon terukken.Na dit _ bemachtigen en veroveren van Lan- den, Gapen, Eilanden, in de groote Indiaanfche Zee gelegen, heeft men zedert dien tijdt, hier te lande, een Oogft van allerlei Specerijen , en in grooten overvloet d’Indiaanfche Zijde en Katoene ftoffen gehad. Al deze

Wac-

Tartarifchen Cham,

Waeren, en andere koftelijke en dier- bare eedele gefteenten , als Diamanten en Paerlen , diede Neêrlanders eertijts den Spanjert ten duurfte moeften uit de handen wringen, komen tegenwoor- digh in groote meenighte jaarliks in den fchoot der vereenighde Neêrland- fche geweften vloeien en zakken.

Deze Compagnie, van kleen opge- komen, is heden door Gods genade zo hoog geklommen en gefteigert , dat elks ingeleide hooft-zom meenigmaal verdubbelt is. De zelve Compagnie licht krijgs-volk op hare eigen koften,

brengt legers te velde , flaatze neder, breekt op , oorlogt in d'andere werelt, verovert Steden, overweldight Eilan- den, reed vlooten toe, en brengt te wege dingen , die niet veel verfchelen van de macht der allergrootfte Vorften en Koningen. Porcelein , ’t welk Sca- liger en Kardaan meenen der aaloude Myrrhina geweeft te zijn, wort alle jaren in groote meenighte met fchee- pen herwaarts gebracht. Iemant mocht met recht van deze Vaart zeggen, ‘tgeen eertijts Plinius zeide van des grooten Pompeus zege over Mithri- dates ‚dat deze meeft oorzaak was , dat de Romeinen, in plaats van hunnen gewoonen dagelikzen over-zeefchen huisraat, vaten van Parlemoer , én kottelijke gefteente begonnen te ge- bruiken. Welk een aanwas nu,en wel- ke gelukkige voortgangen de Com- paguie,zedert haar eerfte oprechting,in den Indiaanfchen handel heeft gedaan, geven de tegenwoordige jaarlikze Re- touren , die dikwils de rijkdommen vaneen gemeen Koninkrijk uitmaken, genoeg te kennen.

Tot roem van dezen fchat-rijken Oofterfchen handel, en fchip-vaart, zal ik,deze onderftaande vaerzen- ( eer- tijts van wijlen Kaspar van Baerlè, Pro- feffor in de wijsbegeerte der doorluch-

tige Schoolc hier ter ftede, op de zelf-

fte zaak in’t Latijn ontworperi, en doot |. van den Vondel in Neêrduitfche tijm gebracht ) hier laten volgen.

Fortui trok over Zee, en ging na z Ooffen bruizen,

En hield in Indiën ten lange leflen fland;

of Keizer van Sina. 207

Daar was zy wellekoom in der Mo- lukken buizen

By Memnons Koningen , verbonden band aan hand.

De dageraat ontfloot zijn kamers voor ons kielen,

Daar werden Hollanders van Moos ren wel onthaalt,

+ Was niet genoeg, dat zy in Neêr- landt welt behieten ;

Zy zeilden ‘taartrijk om, zo wijd , de Zonne ffraalt.

Vermaakt , om dat de Zon getuigde van hun daden, o verre en zo nitheemfch. Ons Holland flrekt de fchuur, Voort Indtaanfth Gewas. Het Noors den heeft geladen

Alt geen het Ooflen teelt. Al wart het hemelfch vuur

Des Zomers kookt en braadt , ber Waart , in dit gewefte,

De Kille Winter-vorft , die vuur uit Peper kaauwt.

Arabien geeft ons zijn wierook'vat ten befte.

De handel met den Pers tot moch toe niet verflaatrwt.

Hy mangelt zijne Zijde , en zijn Karoene Waeren.

Het groote Javá deelt Schatten meê,

En Sina ’t Porcelein. Wy Amflers dammers aren

Al waar de Ganges looft zijn wate- ren in Zee:

Al waar de winft ons voert, na alle Leen en Kuften.

Gewinzucht liet tot noch geen Ha- vens onbezocht.

ons zijne

Dus verre heb ik op ‘t bondighfte en kortfte verhandelt, ‘tgeen ons op de ganfche op en af-reize,en aan ‘t Kei- zerlijke Hof te Peking is voorgeval- len $ daar in, mijns wetens, nergens tegen de waarheit (‘tgeen ik voor al ‚behertight heb ) gezondight is. Maar

\gelijk ik in ’t begin voor de Reis-be- fchrijving in 'tkort het ganfche Rijk, voor zoo veel het land aangaat, be- fchreeven heb ; alzoo acht ik niet on- gerijmt te zijn, tot volkome kennis van ’t ganfche Sineefche Rijk, hier een Algemeene Befchrijving te laten

volgen,

Wie van Sina wel ge- fchreven bebben.

208

volgen, en daar in van de Regeering, Letteren, Wetenfchappen, Zeden, Ma- nieren, Drachten der Inwoonders, Dic- ren, Gewaffen, Oorlogen, en wat des meer zy in byzondre Hooft-ftukken , beginnende van de Regeering, te han- delen.

In het befchrijven van al deze ver- haal- en gedenkwaerdige zaken, zal ik de fchriften van eenige geloofwaer- dige Schrijvers, die hunnen arbeid aan ‘t verhaal der Sineefche zaken trou- lijk befteer hebben , ten deele te hulp nemen: wantik zou den yver en arbeid van deze fchrandre herffenen , die deze ftoffe dus bearbeid hebben, veel te kort doen, indien ik hanne fchriften onder de mijne als eigen voeghde , en den Lezer te voore niet verwittighde, dat ik ook van anderen iets ontleent, en my daar af in dit werk gedient hebbe.

Onder d’ aanzienlijkfte en deftighfte Sineefche Schrijvers, verdienen d'eer- fte plaats zekre Jefuiten, als Ni4laas Trigautins , Alvaros Semedo, en Mar- tinus Martini; de twee eerfte, met het befchrijven van een grondigh en bondigh verhaal van ganfch Siza, en de laatfte met-het befchrijven van den Sineefchen Atlas. Meeft al’d’andere

Schrijvers, die voor en na deze Jefuiten iets van Sina opt papier brachten,heb- ben meer beuzelingen en ydele droo- men uit hunne kruinen geftooten, dan

GEZANDTSCHAP aan den Grooten, &c.

eenige waarfchijnelikke dingen , en diet lezen waerdi gh zijn.

Vele dingen , als Pronk-toorens Pagoden, Triumf-poorten , Schee- pen, Heeren-hooven, &c. die alrcê in deze Reis-befchrijving verhaalt ftaan, en ik zelf bezichtigde , zal ik on-aan- geroert voorby gaan, en op nieuws niet weder ophalen, om, door het her- halen en ’t zeggen van cen zelve dingh tweemaal, den Lezer niet verdrietigh noch moeielijk te vallen; in voege ik in deze Algemeene Befchrijving alleen zal voordragen , en-ten toon ftellen, ‘tgeen , aangaande deze gemelde Pronk-toorens:, Pagoden, &c. in de tien overige Landíchappen; die wy op onze reize niet aandeden , te vin- den is. Wat d' overige dingen aan- gaan, als: de Regeering, Letteren, Wetenfchappen , Zeden, Drachten der Inwoonders , &c. die den gan- fchen Rijke in ’t gemeen , en niet ieder Landfchap in ’t byzonder aan- gaan, en met haar verhaal al te groote verwildering en verwerring in de Reis-befchrijving zouden veroorzaakt hebben , daar af zal ik te boek flaan zoo wel 't geen ik in onze op-en af- reize zelfs bezicht, als dat ik uit de fchriften der geloof - waerdighfte Schrijvers, en uit hooren zeggen der Inwoonders , door vlijtig navorffchen heb verneemen kunnen. |

LS

, ú EERSTE HOOFTSIUK:- afk Vande Beftiering , en verfcheide hooge eAmptenaren ü Een vagee- (3 SK Rie formen van beftierin- | Volks-regeering is by de Sinezen heel

Algemeene Befchryving

V A _N

*R Y K

SI N A.

Kk gen vindmen by de Staat- Sy PG) B kundigen aangeteekent; (5) BSS /5 d'eerfte is daar een menfch

PRS & alleen te gebieden heeft, en alle andere gehoorzamen; en deze

wijze van beftiering wort by de Grie-

isof ven ken Monarchia, als of men eens-re- Monarchia> geering wilde zeggen, genoemt. De

tweedeis; daar een zekere vergadering van menfchen , daar toe gebooren of verkooten , de heerfchappye voert; en alle andere, die buiten deze verga- dering zijn, gehoorzamen ; deze wijze

ofeen Ari- van. beftiering wort op grieks Ariffo-

Pokratia,

kratia, dat zoo veel als Adet-regeering gezeit is, genoemt. De derde form van land-beftier is, daar alle menfchen; die van natuurs wegen onder een an- ders: voogdye niet ftaan,, als Vrou- wen en Kinderen ;-macht hebben, om

inveenvergadering te verfchijnen , en

aldaar met de meefte ftemmen, wetten, en uitvoerdersder zelve te maken, aan

heit fchuldighis. En deze beftiering is

onbekent; invoegen wy (gelijk zulks te vooren in :t befchrijven van Peking verhaalt ftaat, ) geen kleene moeite hadden om hen te verklaren , op wat wijze deze twee laafte formen van lant- beftieringen in Europe toegingen. De Koning of Keizer van Siza , heeft het leven en de goederen van eenen ieder. Onderdaan in zijne macht ; hy alleen is volkomen Opper-hooft van allen, zulks de Sineefchebeftiering met recht en zonder opfpraak, een een-hoofdi- ge of Monarchale beftiering mach ge- noemt „worden. |

Wel is waar, dat eertijts onder ee- nen Monarch alleen , de Onderdanen geen minder Eer-tijtelen hadden, als in Europe de Hartogen, Marquifaten, Graven, en diergelijke Vorften ; maar federt achtien hondert jaren herwaarts, zijn deze tijtelen van byzondere heer- fchappyen, en deze machten geheel en alden Onderdanen benomen.

De erffenis van 't Rijk fterft van de * Vader opde. Zoonen , en indiener fleft van den

= p Á\ : _ ; 5 À re er tn Ì ' En es Lr le ra Dn

mn Ka” ed - Es ie

de welken ieder menfch gehoorzaam- | op’ grieks by de-Staat-kundigen met « Zoonen ontbreeken op de naafte Je: offie often De- dennaam van Demokratia, als of men | Bloedt-verwanten des. Konings. Het inden. mokratia. op Neêrduitfch Volks-heerfchtng zeide, | is ook by de Sinezen een gebruik dat bekent. f vom | doudrfte Zone de beftiering des Rijks PPA In-het Rijk van Sip4, is van aller ge- aanvaerd „en aan dien, van d'Onderda- voert ven ee- heugenis her d'eerfte form van tegee- | NEN hulde en manfchap „gedaan wort. pi bye ring, daar een eenig perzoon de heer- Alleenleeftmen , dat twee of drie Ko- Ô og - } Se .. se , fie heerfcbap- fchappye voert ‚voor-goct gekent: ‚ningen, in oude tijden, het Rijk voor pe want de naam van Adel-heerfching of | hunnen doot nict aan hynne LOP, En IG.

Trigautius.

2

die zy tot de heerfchappyc onbequa-

men oordeelden , maar aan andere; fchoon de zelven he in bloet- verwantfchap niet beftonden over- droegen. Het is ook dikwils gebeurt , dat d'Onderdanen den geenen , die te ftreng: heerfchtes uit ongedult van

genoemt is geworden. woerde eensdeels alle de Wetten in,en

GEZANDTSCHA P aan den Grooten

Stam, om deffelfs treffelijke uitgevoer- dedaden, in 'tuïtdrijven der Tarters, Tamin , dat groote‘ belderheit betekent, Deze Keizer

beveftighde eensdeels d'oude, die alreê van zijne Voorzaten ingevoesf Waren, »

'e Rijk beroofden, en in diens plaats eenen, dieden volke aangenaam was, enin krachten en vroomheit uitmunre, verkooren , en voor wettigen Vorft

De Sinezen noemen hunnen Keizêr Marin, Mar- gemeenlijk Threnfu, dat zoo veel op #7. Hifor.

A r £: h » al d Sinen. Neêrduitfch gezegt is als Zooze ES woemenban- Hemels; en dezen naam geven zy hun- nen Keizer en

„Author ad- enirandorum,

De Sinezen

bebhen geen oude Weiten.

aannamen. Zonderling is dit in de Si- nezen te prijzen, dat vele onder hen liever eerlijk willen fneuvelen , dan met een ingedrongen Vorft eedt-ge- fpan maken, en dien hulde te zwe- ren. Want de Sinezen hebben een tref- felijk fpreekwoort, namelijk , Dat een eerbare en huifche Vrouw , geen twee mannen wil trouwen, noch een getrouw Onderdaan, geen twee Heeren dienen. Wanneer d'oudtfte Zone tot den ftoel des Rijksis verheven, zo voeren alle d'andere den fchijn-van Konink: lijke waerdigheit met den naan, tijtel en eerbewijzing, en mogendé macht en’t gezag, dat de Koning heeft, geen- zins gebruiken. Eenen iedér hunner wort van den Koning een zekre Stadt, met een treffelijk Palais, toegeleidt, daar in hy een koninglijken Staat hoùd, en met groote pracht geviert en be- dient wort, zonder dat hy op de Bur- gery eenig recht heeft. Ef om niet teffens zoo veele fchatren en gelt-mid= delen ‘vergaderen, dätze een ‘heir zouden kunnen toeruften ‚, zo ontfän- genze alle drie maanden zekere inkom- ften van ’s Konings Lantvoogden.Ook is hen op hals-ftraf verboden uit de ftadt te trekken , die hen de Koning heeft toegeleidt. © Indit Rijk vindmen gene oude Wet- ten, gelijk by d'Europers de Keizer- lijke Wetten zijn, die van de Romai- nen haren oorfprong hebben. Maar de geene die âllereerft Stichter vân een zekeren Stam is „én de heerfchappy aanvaert, ftelt na zijn welgevallen nieu- we Wettenin. Dit is d'oorzaak waár- om de Wetten die vóór: dezer Ié- ften inval der Tarters, én’ noch eéns- deels van de Sinezen ten hruidigen dage onderhouden worden , niet ouder zijn dan zekren Keizer Humywo , wiens

bedient heeft, >>> 7

ne Keizeren, niet om datze geloven dat de.zelve uit den Hemel geteelt zijn , of van daar haren oorfprong hebben,maar zy noemen hen Zoonen des Hemels, de- wijlze,meinen „dat de geênen van den

THIENSU,

Hemel vieriger bemint worden , die

voor alle andere fterffelijke menfchen, om hunne uitfteekende en natuurlijke begaaftheden , tot zoo hoog een ampt verheven worden. En dewijl deze vol- ken den Hetwel voorde hoogfte Godt- heit vieren ett ecten, zoo is Zoone des Hemels by hen even zo véél gezegt, als of men Zoone ‘Gods zeide. By den gemeenen maätr evenwel wórt-de’ Keie zer niet Thienft genoemt, maar Hoang:

zis dat Geele Keizer, of Keizer van

aarde, die zy geel vankleuúrnoemen, °

te zeggen is „om den zelven van Xáng- ti, dat opperften Keizer betekent t'on- derfcheiden; Twee dúizent zes hondert zeven en tnegentig jaren, voor Chtiftus Geboorte heerfchte d'eerfter Keïzer, die den naam vaänHoangti voerdejenter oorzake van deffelfsuitmuntendedeug- den, en treffelijk witgevoerde daden, hebben de Sinezen zedert valle hunne Keizers spem peas readers „Wijders tof -de beftiering des Rijks en ’t roer der regeeririg, worden alleen- lijk perzoonen genomen en gebezight, die , na voorgaande onderzoeking:, beguaam bevónden"wordérisden tijtel van Do@or inde! Geleertheiete mogen voeren ; “en tot dit ampt van lantbe- ftier helpt hen noch-de gunt der Ma- jefttaten , noch die van der Koning

en HOANG- TE

In de veger- ring wor alleen geler- terde [widen

gebezight.

zelf.» Want ieder raakt in Sizatofalle

ampten van lantbeftier door zijn/be- proefde wetenfchap ; voorzichtigtieir,

deugt en’ fchrandetheit, ’e zy-datchij

&erft in't ampt van Majeftraat treedt, ‘of van te vooren alreê kk 4 Fr CEI kr 3h Pus #7

Alle

eenige ampten

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina. 3

Alle Majeftraten , zo wel die inden Raat van Staaten als van Krijgs-zaken zitten, worden op Sineefch Quonfu, als of men op Neêrduitfch /oor-gitzers of Raats-hooft-mannen zeide, genoemt. Dez elve noemtmen gemeenlijk ook, achtbaarheits en niet ampts-halven, __Lavye of Lautie, 't welk Heer of Va-

der betekent. De Portugezen noemen deze Majeftraten in 8774 Mandarijns , miffchien van hetlatijnfche woort »an- dando, dat beveelen te zeggen is, met welken naam de Sineefche Majeftraten ook by d'Europers verftaan worden.

Alle Maje- firaten “Wor- den op Sineefch guonfu ge- bezen.

De vegee-___ En fchoonik in’tbegin zeide, dat Wv de beftieting van dit Rijk ineen Mo-

gemeenfchap narchale of eenhoofdige heerfchappye pek sg beftont ; zoo blijkt evenwel uit het boven-verhaalde, en’tgeen ons noch te verhalen ftaat, dat de zelve beftie- ring ook niet weinigh gemeinfchap heeft met de Ariftokratifche , of Adcl- regeering. Want hoewelalhetgeene, dat van de Majcftraten beflooten wort, nootzaakelijk van den Koning,‚met het inleveren van verzoek-fchriften, moet beveftight worden, zo befluit hy even- welin geene zaak eer niet, voor dat hy daar toe vande Majeftraten verzocht of vermaant wort. En indien eenig by- zonder perzoon den Koning een ver- zoek-fchriftheeft overgelevert,(t welk evenwel hierom zelden gefchiet, de- wijlze alle, eer datze den Koning over- gelevert worden , van zekre. Maje- ftraat moeten onderzocht en opgeno- men worden ) en de Koning zich ge- laat dat te willen toeftaan, zo onder- fchrijft hy 'et met deze of dievgelijke woorden; Dat het Ampt-genootfchap , tot wien deze zaak eigentlijk gehoort, dit verzoek-fchrift onderzoeke, en my daar af dan onderrichte, wat in de zaak, dient gedaante worden.

Het gaat ook zeker , dat ’et den gemienemid- Koning geenzins vry ftaat, iemant met delen niet _eenigh Gelt-ampt of Majeftraatfchap Pegfchenken. ve begiftigen, ten zy iemant van een

der voornaemfte Majeftraten zulks aan hem verzoekt. Dog is dit alzo niet te verftaan, als of de Koning uiteigen en byzondere-macht zijne Hovelingen mer eenige giften niet mag befchen- ken ; want ditdoethy dikwils volgens een oude gewoonte daar by eenen

De Keizer mach wit de

ieder vry ftaat op zijne eigeneonkoften zijne Vrienden te verhogen ; maar zulks wort geenzins onder-de gemene weldaden gerekent, dewijl deze gif- ten des Konings niet uit ’s lants, maar uit zijneigene goederen komen,

D inkomften der fchattingen en tol- len worden niet in ’s Konings Schat- kamer gebracht , en de Koning mach die na zijn welgevallen ook nict aan- leggen , maar zy worden alle, ’t zy Geltof Rijs , in ’s landts Schatkiften en Schuuren gebracht. Van deze pen- ningen worden d'onkoften die aan ‘'sKonings Vrouwen, Zoonen, Vrien- den, Gelubden, en alle zijne Dienft- booden , en nieer andere dingen ge- daan worden, betaalt.

Wijders ftaat aan te merken, dat in De Raden Sina tweederlei foorten van Raden onz” zijn; d'eene foort bedient niet alleen het ampt van Hof-rechters of Rijks-ra- den ten Hove, maar het beftiert ook, * eveneens als van een Wacht- toorn , ‘tganfche Rijk. D'ander foort beftaat in lantvoogdelijke Majeftraten,die byzone dre Landfchappen of Steden beftieren.

Van beide deze rangen vindimen Boeken; door het ganfche Rijk vijf of zes zeer Paar in alle

. e namenvan grote boeken re koop,diealle maanden ane uaje- in de Hooft-ftadt Peking , daar het Hof flraats-perzo- is, met groote vlijdt verdrukt worden. res In deze boeken leeftmen anders niet ftaan. dan de namen van't Vaderlant, en den ftaat der geenen, die tedientijde door 't geheele Rijk het Majeftraat{chap be- kleden. Enmoetendeze boeken noot- zakelijk zo dikwils herdrukt worden ; dewijl in zo groot een meenighte van amptenaren dagelijks groote veran- deringen voorvallen ; Want zommige fterven, andere worden van hun ampt berooft, of tot het bedienen van gerin- ger ampten gezet , ook komen den zommigen hunne ouders te-fterven , uit welken laaften toeval, zy terftont, na’slants gebruik , gehoudenzijn alle amptenaf te leggen , naar huis te treke ken, en drie geheele jaren rouw te dra« gen. En om der zelve plaatzen wederte vullen, bevinden zich altijt te Peking een grotemenigte vanandtre perzonen, die zich altijt gereedt houden, en ’t ge= luk verwachten, tabel}

De Rijks-Raden zijn in zes ampt=

42 5e

4

GEZANDTSCRrRAP aan den Grooten

bSna geneotíchappen,of, om beter het Si- | aan den Koning op: zekre tijden en wijn zes Ra- neefche woort Pu, dat Raden bete-

den.

_ Sipu, of Raadt van Staten.

‚kent, uit te drukken, in zes Raden ver- deelt. Heteerfte amptgenootfchap of d'eerfte Raadt wort op Sineefch ‘Sip genoemt , dat zo veel te zeggen is als Raadt van Majeftraten of Staten. Dit amptgenootfchap of deze Raadt van Staaten, overtreft alle d'andere Raa- den. Want hun ampt beftaat-hier in, datze alle de Majeftraten des ganfchen Rijks van de Filofofifche orde , die wel de machtighfte zijn, te noemen hebben ; welk noemen in de treffe- lijkheit van fchrijven, daar af by de- zen Raadt geoordeelt wort , voorna- melijk beftaat. En alle klimmenze tot eenen toe van lage ampten allengs tot de hoogfte trappen van eeren, indienze ftechs in de lage ampten proef-flukken van deugt en rechtvaerdigheit gegeven hebben:hebbenzein tegendeel gedaan, zoo wordenze tot lager Ampten van Majeftraatfchappen gezet , of geheel en al daar af berooft. Want het is hier te lande een. vafteregel , dat de geene die tot de trappen van geleertheit op- geklommen en daar in bequaam ver- klaart is „tot aan zijnen hoogen ou- derdom , na de hoogfte trappen van waerdigheit. dingt, en noit dan door zijneeigen fchult van de beftiering des Rijks afgezet wort. En indienhet ge- beurt dat iemant om zijnen misdaat wort afgezet, zoo leidt hy ook teffens met het Majeftraatfchap de hoop , van oit tot de beftiering des. Rijks weder tekomen, af.

Hopa, of De tweede Raad wort Hopa of Hupy,

Raadt van gelemiddelen.

dat is, de Raadt van Gelt-middelen, geheten. Deze Raad heeft het bewint over de Vorftelyke goederen en inkom- ften; vordert des Konings Tollen en Schattingen in,betaalt de krijgs-knech- ten ensandere onkoften die in ’t Rijk vallen.

De derdeRaad wort Zimpau genoemt; deze draagt zorge over de gemene Of- ferhanden;. Tempels, Priefters, ’s Ko-

nings. Vrouwen, Scholen , en datde’

examens; of onderzoekingen der Ge- leerden na’slants gebruik en inorde mogentoegaan. Ook heeftze opzicht over de Heilige dagen , de gemene ge- lukwenfchingenen pligtplegingen, die

voorvallen gedaan worden;zy bemoeit zich ook met den welverdienden eer- tijtels te geven, geeft achting op de Artzen, Wiskunftigen, op 'twegzen- den en ontfangen van. Gezandfchap- pen, en ’tfchrijven van brieven na alle geweften. En fchoon.dit Amptgenoot- fchap zo veel niet te zeggen ; noch zo veel inkomften heeft zois ’t niet te min vry aanzienlijk, om dat de Majc- ftraats-perzoonen van dezen-Raadt uit het Koninglijke Amptgenootfchap, Hanlin geheeten„ gekooren worden , en endelijk hier uit in. den Hoogen

Raad Colao geraken ; ’t welk de op-

perfte waerdigheit in Siza is.

De vierde Raadt wort Pimpu ges Pimpa, of noemt, dat op: Neêrduitfch- Krijghs-#'ig*vaads.

Raadt tezeggenis. Aan dezen Raade ftaan alle de zaken van Vredeen Oor- log , die de verzekertheit en-befcher- ming der landen betreffen, daar in-zy evenwel zonder bewilliging des- Kei- zers niet mogen befluiten. By hen-wor- den ook alle Oorlogs-ampten bege- ven, den blooden afgenomen; en die weder den Manhaftigen gegeven. De- ze Raad verheerlijkt ook eenen ieder na de grootte der uitgevoerde dadens met verfcheide eer-tijtelen en waerdig= heden. | als De vijfde Raadt wordt Cumpu

edi

noemt „als.of-men de Raad van d'op-“"f*

zienders over detimmeradie der.gemee= ne Bouwen, zeide, Deze Raad-draagt

zorg over’tftichten van ’s lands Gebou=

wen,en Palaizen, die van den Koning, zijne Vrienden, en de- Majeftraten be- woont worden. Zy geeft ook achting op ‘t bouwen van Scheepen, en’t uit- ruften van Scheeps-vlooten ; laat de Stads muuren ophalen en. vermaken; en neemt endelijk op alle.andere ge-

_mecne ftads werken toezicht. De zefte Raad; die van het flraf- pe zaad fen der misdaden Zumpu genoemt Hempn.

wort; onderzoekt enveroordeelt alle misdadigen; en doer dieftraffen. - Alle zaaken van het ganfcher Rijk worden by-deze zes Raadenafgedaans Weshalven hebbenze in-ieder Landt- fchap en Stadt onder zich Majeftraten en Notarizen., door wienze van alle handelingen, die in ieder geweft voor- vallen,

Verfcheide

andere Raden die de dingen

“Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina, 5

vallen, verftendight worden ; invoe- gen deze Raaden met zware gewichti- ge zaken bezigh zijn ; maar de menig- te en goede orde der Amptgenoot- fchappen maakt hen dit pak vry dra- gelijk. Want in ieder Raadt is een Voorzitter of Raads-hooftman , dien- ze Ciam Cin noemen. Deze heeft twee Byzitters ‚, eenen ter linker zijde, die Co xi lam geheten,en de voornaamfte is; en eenen ter rechter zijde, die Yeu Xilam genoemt wort. Deze drie heb- ben te Hoof en in ’r ganfche Rijk de hoogfte waerdigheit , uitgenomen de geenen diein den Hoogen Raad Co/ao zitten. Behalven deze drie Raats-hooft- mannen zijn in ieder Raadt noch tien andere Raats-hooftmannen , dìe wei- nig in waerdigheit van hen verfchillen, en alle byzondere ampten verrichten. Daar en boven zijn 'er noch in ieder Raadt verfcheide andere groote en kleene beampte perzoonen, als Nota- rizen , Schrijvers, Secretarizen, Over- ften der Juftitie, en andere ontelbare mindere beamptenaren , die hier te lande by ons niet in ’t gebruik zijn. De P. Jefuit Semedo, in zijn verhaal van Sina , ftelt boven deze zes Raden,

van’ Ko- noch verfcheide andere Amptgenoot- erkent, {chappen of Raden, daar onder eenige

3 als

Thai lifu, of de Raadt van de groote tekening,

De Raadt

Qxan lofn.

met zommigen van de zes gemelde ce- nighzins fchijnen over een te komen. Aldeze worden op Sineefch Kien Kim genoemt, beftaen in verfcheide amp- ten en hooren in't byzonder tot het Koninglijke huis , gelijk de zes eerfte de voornaamfte van ’t Hof zijn.

Het eerfte Amptgenootfchap wort genoemt Thai life, datis de ‘Raadt van de groote Reekening. Dit Amptge- nootfchap is gelijk een groot Kancel- lery van’t Rijk en worden daar in de laatfte vonniffen van den Hof-raadt onderzocht , en alle gewichtige han- delingen by het zelve afgedaan. Het beftaat uit dartien Mandarijns-of Maje- ftraten, eenen Raats-hooftman, twee Byzitters, entien Amptgenooten.

Het tweede Amptgenootfchap is Quan lofe geheten, en draagt zorgh voor ’s Konings Tafel, de Koningin, de Gelubden „en voor alle d'onkoften van’s Keizers Hof. Het betaalt ook de

aan het zelvekomen om iets teverriche

ten, gelijk als Gezanten die van bui- tenen komen , en diergelijke andere perzoonen. Dit Amptgenootfchap heeft eenen Raads-hooftman , twee Byzitters en zes Amptgenooten.

Hetderdeis Thai pocu fu geheten, De Raade en draagt zorg over de Paerde-tuifche- F2!poen fe.

ry doch niet alleen overde Paerden die tot ’s Konings dienft zijn , maar ook over alle de Poft- en andere ontel= bare Paerden, die tot gemene nut van ‘t Koninkrijk gebeezight worden. Het beftaat uit eenen Raats-hooftman, ert zes Amptgenooten. |

_Behalven deze Rijks - Raden , is in 't ganfche Rijk noch een andere Raad ; die hooger dan alle d'andere is, de hooghfte waerdigheidt van 't Rijk heeft , en d'eerfte plaats naaft den

Koning bekleedt. De genen die in 5 Raadt dezen Raad verfchijnen, worden Co-“***

laos genoemt , en zijn gemeenlijk vier of zes in ’t getal, d’opperfte Raats-hooftmannen van alle Raden, en van ‘t ganfche Rijk ; en worden het allermeefte van alle de Majeftra- ten geëert en geviert. Deze bemoe- jen zich eigentlijk met geen byzondere zaken, maar dragen zorge voor het ganfche Rijk , en gaan in alle hande- lingen met den Koning heimelijk te ra- de, Want aan de bovengemelde zes Rijks-Raden ftaan niet de handelingen van’tgeheele Rijk , maar alleen de be- raadflagingen; te weten, zy zijn ge- houden, datze te verzoeken hebben, zulks door fmeek-fchriften aan den Keizer te doen , die hen dan na ’*t over- wegen der zaaken, aan den Raat ver- zent , daarze aan gehooren , om aldaar na behooren onderzocht te werden. Na dat de zaken wel zijn overwogen, ftellen de Byzitters hun gevoelen in ge- fchrift, en leveren dat den Keizer over, die het zelve , na zijn welgevallen, verandert of beveftight. Maar op dat de Keizer op zijn eigen oordeel niet te veel fchijnt tebettouwen, zo maakt hy etlijke van de voornaamfte Filofofen van ‘tganfche Rijk, tot deze Cofaos’, dat zoveel op Neêrduitfch gezegt is als helpende-beftierders. Deze komen dagelijks in 's Konings Palais,en dewijl

Hof-amprenaars, envalle andere die |de Keizer by ’t afhandelen der Rijks*

4 àÀ za

4 re

_ El _ n pi ad ij a adh 3 OE

De Raden Chdli en Tauli.

6

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

zaken niet tegenwoordig is (‘tgeen.hy | Majeftraten , maar ook eenen iegelijk

eertijts zelf met de Co/aos verrichte ) zo onthoudenze zich heele dagen in ’t Palais , en beantwoorden , na hun welgevallen; de fmeek-fchriften , dic dagelijks met groote meenigte aan den Koning of Keizer overgelevert wor- den. Met dit befluit, op de fimeck- fchriften gegeven , gaanze in tegen- woordigheit (want zelden wort hy van d'andere Overften gezien) by hem, van wienzedan met wenken voor goet ge- kent , verworpen of verandert wor- den. Dit laafte befluit tekent de Koning met zijn eigen hant op de fimeek-{chrif- ten , op dat daar na zijn bevel mag uit- gevoert worden.

Noch zijn ’er twee andere Raden of Amptgenootfchappen, waar van d'ee- ne Choli, en d'ander Zau/i genoemt wort. Ieder beftaat uit meer dan zeftig perzoonen, die alle uitgelezene Filo- fofen en wijze luiden zijn , en den Koning en het Rijk alte vooren geen kleene proeven van trou en vroomheit bewezen hebben. Deze twee Raden worden in alle hoog wichtige zaken en beraadflagingen buiten-ordentelijk van den Koning gebeezight , en voeren een groote en koninklijke macht daar doorze ook niet weinigh by den volke geëert en ontzien worden. Doch hun voornaamfte Ampt komt met dat van onze Penfionarizen hier te lande ge- heel en al overeen, ’t welk hier voor- namelijk in beftaat, datze met fmeek- fchriften,zo dikwilsals hen goetdunkt, den Koning verwittigen, indien eriets tegen de wetten in 'tganfche Rijk ge- zondight is. snik

En in dit aanbrengen verfchoonen- ze alleen de Majeftraten niet, fchoon dat die boven hen zijn , maar zy zien den Koning zelf en het koninklijke Huis niet. door de vingeren. En hoe- wel de Koning dikwils hier over qua- lik genoecht, en hevigh tegen hen uit- vaart, zo. houdenze evenwel noit op den Koning en de Majeftraten, met het inleveren van fimeek-{chriften te ver- manen ente berifpen, zolang men;te- gen het gemeen quaat geen bequaam middel gebruikt. Ditzelve is ook alle d'andere Majeftraten, uit kracht der

Í

|

byzonder perzoon, daar evenwel de fmeek-fchriften der Raaden Cho/t en Tault , dewijlze zulks ampts--halven doen , het meefte geacht worden. Het is hier ook een gebruik , dat de af- fchriften der verzoek-fchriften , die aan den Koning gelevert worden, en deffelfs antwoort daar op, door ver- fcheide luiden door den druk gemeen gemaakt worden , 't welk te weeg brengt dat de handelingen , die ten Hove gefchieden , zeer gezwint door

‘het ganfche Rijk verfpreiet worden.

Zommigen binden deze fmeek-fchrif- ten byelkandre , en maaken ‘er groote boeken van, en indien in de zelve iet aanmerkens waerdigh is, dat den na- komelingen tot leering kan ftrekken, zo wort zulks in's Rijks jaar-boeken overgefchreven. Eenige jaren herwaarts is ’t gebeurt, dat een van de voornaamtfte der Cofaos, die zijn Ampt niet wel waarnam, in den tijt van twee maanden, door meer als twee hondert fimeek-fchriften by den Koning aangeklaagt wiert,{choon- ze wel wiften, dat hy wonder wel ten Hove by den Koning ftont. Niet lang

daar na overleed de zelve zijn ongeval,

en dat, zo de fpraak ging, van herte zeer. » ap ndr „… Buiten het getal van deze Riijksera=

De Raad

Han Lin

den, zijn'er noch verfcheide andere ven.

Raden , waar van de voornaamtfte Han Lin yven genoenitwort, daar in anders geen perzoonen gebezight worden, dan uitgeleerde luiden, en die na voor- gaande onderzoeking, den tijtel van geleertheit verkregen hebben. D'ampt- genoten van dezen Raadt bemoeien zich mergeen landt-beftier, en over- treffen de geenen, die aan't roer der regeering zitten , in waerdigheit; in- voegen ieder groote moeite aanwent om in dezen Raadt te komen. Hun Ampt is, ’s Keizers Schriften by eente vergaderen, Jaar-boeken van ’t Rijk te maaken, wetten en willekeuren t& fchrijven. Uit dezen Raadt worden ook de Leer-meefters van Koningenen Vorften. gekoren; zy bemoeien zich alleen-met de geleertheit en in dit Amptgenootfchap hebbenze ook ver:

wetten, geoorloft ; en niet alleen de | fcheide trappen van eere, die zy door

net

“Tartarifchen Cham of Keizer van Sina;

neten wel te fchrijven verkrijgen. Daar na wordenzetot de hoogfte waer- digheden , doch evenwel niet buiten het Hof, gebeezight; ook wort nie- mant tot het Ampt van Colao gekoren, die te vooren in-dezen Raadt niet ge- weeft is, Zy winnen ook groot gelt met fchriften te maken , als. Graf- fchriften , Op-fchriften en diergelijke, datze hunne vrienden te gevalle doen; en acht zich ieder gelukkigh, die de zelve van hen bekomen kan : want alsze den naam maar hebben datze van deze luiden gemaakt zijn , zoo valt’er niets opte zeggen. Zy zijn ook de Voorzitters en Hoofden in de ver- gaderingen , daar de Licentiaten en Leeraars, die hen voor hunne Mee- fters houden,en met gefchenken begif- tigen , ondervraagt worden.

Alle deze bovengemelde Raden en

Majeftraten van 'tHof te Peking, heeft menook, uitgenomen de Raad Co/ao, te Nankin; doch dewijl nu ’t Hofte Peking , dat eertijts te Nankin was, gehouden wort, zo zijnallede Raden van Naskin, ten opzicht van’s Kei- zers tegeriwoordigheit veel lager dan die van't Hof te Peking. -_ Uit wat reden het Hofvan Nankiu na Peking is vervoert, ftaatin de be- fchrijving van ’tlandtfchap Nanking verhaalt.

Befliering Düs verre hebbenwe gefprooken der byzondre

“op wat wijze het ganfche Rijk in't ge-

meen, nu ftaat ons te verklaren , hoe- danigh ieder landfchap in tbyzonder beftiert-wort. De-Steden , die in de dandfchappen Peking en. Nanking leg- gen, daar de opperfte recht-Hoven zijns worden eveneens beftiert als de Steden van d'andere lantfchappen. De beftiering van d'overige dertien landt- fchappentftaat aan ee zeker majeftraats ‚perzoon, dienze Pucraf, en aan eenen „ander perzoon,dienze.N'aganzafs noc- Men: d'Eerfte bemoeit zich met onlijf- _Átrafbare, en d'andere mer lijftrafbare zaken.» Zy hebben beide hunne zit- plaats inde hooftftad vari ’t landfchap, en voereneen grooten ftaat. Wijders, in beide deze Raden zijn. verfcheide -Amptgenoten’, en-zelf ook de voor- naamfte -Majeftraten die Tuuli ge-

mmm mmm

7

eenige fteden gebieden, en hen niet betaamt, datze verre-van hun opge- leidt Ampt zijn, zo gebeurt het dik- wils datze zich buiten de Hooft-ftadr begeven en laten vinden.

Alle de vijftien Landfchappen , ge- lijkook te vooren vermaant flaat, zijn in verfcheide andere kleene landfchap- pen , die de Sinezen Fu, en men op Neêrduitfch gevocghlijk Karfpels zouden kunnen noemen, verdeelt. Over ieder Karfpcl is een byzondre beftierder geftelt, dienze Cif noemen. Deze Karfpels zijn weêr in groote en kleene fteden verdeelt, waar van d'eer= fte op Sineefch Ceu, en de laafte Hien genoemt worden, en mogen in grootte tegen onze grootftefteden genoech op. Ieder van deze fteden heeft ook een Stadhouder, waar van de gene, die over de groote fteden gebied, Ciceu , en die over de kleene fteden heerfcht, Crbiez genoemt wort; want beteekent op Sineefch heerfchen. Deze Stadhouders, van alle deze fteden,zijn noch met drie Amptgenoten of Byzitters verfterkt, die hen„alstochoorders en rechters, in hun Ampt helpen raden en byftaan. d'Eerfte wort Hun Chim,detweede Chu Phuyen de derde Tua Su genoemt ; die hunne byzondere Hoven enRechtban- ken hebben; gelijk ook d'onderhorige beampte perzoonen , als Secretarizen, Schrijvers en andere. Maar de Stadt- houder over ’t ganfche Karfpel, heeft in zijne verblijf- plaats geen meer ge-

zags, danind'overige fteden , dic on-

der zijngebiedt ftaan. Hy vermach wel iemant ter doodt verwijzen , maar evenwel het vonnis niet laten uitvoe- ren. Doch zo verreftrekt evenwel zijn macht engezach , dat aanhem ’t eerfte beroep gedaan wort, dewijl de Pleit- zaken van de Cicew en Cihien beflechrt, aan hemyals-hooger, in't eerfte beroep te rug gezonden worden. Want het tweede beroep , voornamelijk in ge- wichtige zaken , wortaari de. Puc imafi en Naganzafw, de voornaamfte Maje- ftraten der hooftftadt, en aan hunne Stoel-broederen, gedaan. Ja zelfs heb-

ben de Hooft-fteden haaren Cifu en

Cihten , zo wel als haare onderhoorige Karfpels. En onder alle deze Majë

noemt worden. En dewijl deze over | {raten befpeurgmen een van

= Jam U Je

ee

fin SE

Ta

enk in kek

8 GEZANDT sCHAP aan den Grooten

ke over-een-ftemming van cen welge- ftelde regeering.

Het Ampt__ Maar dewijl vande ganfche beftie-

Wan Iutan.

ring vanalle delandfchappen, in ’t Hof te Peking kundfchap moet gedaan wor- den , zoo worden derhalven in ieder landfchap; behalven deze gemelde -Ma- jeftraten , twee andere Majcftraats-per- zoonen uit het Hof gezonden , die in waerdigheit en ampt deze verre overtreffen. D'eene van deze twee, neemt zijne woonplaats in het landt- fchap, en wort Zutan genoemt; d'an- der wort jaarliks uit het Hof te Peking gezonden, en Crayven genoemt. D'eer- fte heeft een zeer groot gezag over alle de Majeftraten en Onderdanen ; ge- biedt over de krijgs-zaken , en bekleed de voornaamfte Ampten des Rijks, invoegen men hen, ten opzicht van deze macht en dit gezag niet qualijk by d'Europifche onder-Koningen zou kunnen vergelijken. Hy blijft drie jaren in bediening en heeft geduurig veele Booden op weg , die komen en keeren van 't Hof, geduurende zijn verblijf; dewijl hy reekenfchap moet geven van't geene in zijn land{chap voorvalt. Hy wort in de Hooft-ftadt van tland-

fchap metzeer groote pracht en toe= | ftelling ontfangen; en zo dra hy uit

het Hof vertrokken is; begeven zich veele beampte perzoonen, dat zijne

Raaden zijn „na ’t Hof om hemt'ont-

fangen. D'Inwoondersderfteden, daar hy doortrekt, verzelfchappen hem een goedt ftuk weegs te voet en te pacrt. En als hy op drie mijl-na aan zijne hooftftadt gekomen is, zoo trekken hem eenige Hopmannen met een groot getal krijgs-knechten tegen, om hem tontfangen. Na deze volgen alle de Majeftraats-perzoonen, en endelijk by na de ganfche Gemeente.

Cizyven ‚of Het ampt van den tweeden, die men

Vifiteur,

Ciayven of Chayven,en op Neêrduitfch, ten opzicht van zijn ampt, Onderzoe- ker of Vifiteur zou kunnen noemen, is mede een hoogwichtigh en zeer ge- acht Ampt maar endight met het

jaar. Deze beamptenaar ontfangt zo

ecn breedftrekkende. macht van den Keizer , dat hy allerlei zaken, zoo

lijfitraf bare als onlijfftraf bare, en zoo

wel die den oorlog als die’s Konings

erfgoederen betreffen mach nazien en onderzoeken. Hy onderzoekt alle Majeftraats-perzoonen „ook den 7u than zelf, ftraft en berooft de lage Man- darijns en Rechters van hun Ampt. Van den handel derandere Mandarijns, . die wat hooger zijn, doet hy den Ko- ning verwittigen , die daar na dan ovef deze-zaak zijn antwoort overzent. Hy alleen , onder alle de Majeftraten, ftelt de lijfltraf bare zaken tot het uitvoeren in het ganfchelandfchap , zulks ieder hem eert en ontziet. Aan den zelven ftaat ook opzicht te nemen over de ftads Muuren , Kafteelen , gemeen plaatfen, &c.

Nochis’er ee iten- „De baiten- o er een andere buiten-orden ordentelijke Tutban.

telijke Onderzoeker , die meede 7u- than genoemt wort. Deze wort vande Koningin van tijt tot tijt gezondch, heeft een groote macht en gezag, maar alleenlijk ten opzicht van Godtvruch- tig en barmhertigheit. Ay bezoekt alle de Kerkers van ’t landfchap , verloft alle de geenen die uit een geringe oor- zaak ‘in hechtenis zijngeraakt , als ook alle d'ellendigen die zich niet weten vry te maken. Hy bemoeit zich ook met het herroepen der qualik-uitge- fprooke vonniffen , is den armen gun= ftigh, en, in’tkort gezeidt , zijn gan- fche. Ampt flaat op ’t oeffenen van barmhertigheit. | Inieder Lantfchap is ook eenTrefo- rier , diezorg draagt over de Koning- lijke goederen van het ganfche land fchap, en van den Rijks-raadt der Ko- ninklijke goederen zijnen laft onte fangt. Hem zijn bygevoegt twee By- zitters, een ter rechter, en cen ter lin= ker zijde ; waarvan ieder in het zelfte „Palais van den Treforier zijn huis en rechtbank heeft. Deze Treforier heeft Zes - en- twintigh mindre Mandarijns onder zich, die verfcheide Ampten bedienen , als ook meer andere ontel- bare groote en kleene Amptenaren. By hem wordenalle Tollen , Schartingen en Koninklijke inkomften ontfangen. Hy let op alle Gewichten en Maten, en beflecht alle gefchillen en-pleit-za- ken, die uit des Konings inkomften ontftaan, of verzent die-ten minften aan hooger rechts-bank, Hyberaalt gewoonlijk alle de Majeftraaten , de

Raad van

lijfftrafbare zaken.

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sima. 9

Ouders des Konings, de Hopmannen en krijgs-knechten. By dezen worden alle d'onkotten verfchooten, die aan tondervragen der Geleerden, en aan * maken van de gemeene werken, als Bruggen, Straten, Hoven der Man- darijns , en meer andere dingen gedaan worden. In ’t kort, dit Amptgenoot- fchap draagt zorge over al’t geene dat uitgegevenof van 's Konings goederen ontfangen wort; en ontfangt de ko- ninglijke Tollen van de Rechters, Lantvoogden en Taali, ieder in zijn gebiedt in louter zilver.

De vierde Raadt wort Gaz cha fci genoemt, en is eveneens als een Raadt van lijfftrafbare zaken. Indezen Raad zijn Byzitters, Ámptgenoten en Tau/?. Aan deze Taul? ftaat het hanthaven van recht , her ftraffen der quaatdoenders, als ook acht te nemen op'tkrijgs-volk,

en overde Zee-zaken , indien het land- |

fchap aan Zee is gelegen. ,

De vyfde Raad draagt zorg over de geleertheit en letteren.

Noch zijn ‘er in alle fteden twee Mandaârijns der wetenfchappen , die me genoemt worden, en mede onder den vijfden Raad hooren. Hun- ner gezag ftrekt zich niet verder uit dan over de Bakalaurezen van de zelf- de ftadt en haar geweft. Deze kunnen niemant den trap van geleertheit ge- ven of benemen , maar hen wel ftraf- fen.

Gebeelsina__ Eerik deze Sineefche beftiering en-

wort door Fi- dige, dunkt my der pijne waart te zijn

lofofen be- fliert.

eenige byzondere zeltzaamheden , die voor het meerdeel cigentlijk der re- geering aangaan, en daar in de Sinezen zeer verre van d'Europifche volken vetfchillen, hier telaten volgen. Voor- eerft is aanmerkens waerdig, dat het ganfche Rijk, gelijk tevooren gezegt is, door Filofofen beftiert wort, en

dezelve een zuivre én vermengde heer-

fchappye bezitten. Deze Filofofen wor- den van alle de krijgs - knechten en Overften met een zeer groote ootmoet

en zonderlinge plechtigheden geviert

en geëert, en dikwils gebeurt’et, datze van hen geflagen worden, als kinderen van hunne Leeremeefters. Door de Filofofen worden ook alle krijgs-za- ken, daar over zy als opzienders ge-

ftelt zijn, beftiert; en hunne beraat{la= gingen en gevoelens hebben meer ge- zags by den Keizer, dan die van alle d'andere krijgs-Overftens; die zelden, uitgenomen eenige weinigen, tot de beraadtflagingen over de krijgs-zaken geroepen worden. Dit is d' oorzaak dat niemant van de geenen, die hoog- moedigh van aart zijn zich tot de krijgs-zaken wilbegeven, en liever na

degeringfte waerdigheden des Filofofi- A

fchen Raat ftaan, dan na ’t bedienen van’t hoogfteampt inde krijgs-zaken; want zy zien heel wel dat de Filofofen veel hooger by den volke geacht en ge- eert worden , en ook grooter winft doen, dan de krijgs-Overften. Maar tgeen den. Uitheemfchen noch won- derlijker wil tevoorenkomen, is dit, dat deze Filofofen in grootmoedigheit, in trouheit tegen denKoningen 'tRijk, en in’t verfimaden van alle gevaren, ten dienfte des Vaderlants , de geenen, die zich. eigentlijk met den krijgs-han- del bemoeien, verre overtreffen. Dit komt hier miffchien by toe , dewijl door de oeffeningen der letteren een ieder in zijnen boefem ontfteken en verhoogt wort; of omdat, federt d'eer- fte gront{lag van dit Rijk geleit wiert,

de letteren en geleertheden, by een . volk dat geenzins begeerigh is omde

palen des Rijks uit te breiden , altijt hooger geacht zijn, dan de krijgs- Ampten.

Ten tweeden heeft men zich ook ten

De mindre

Majeftrat hoogftente verwonderen over de goe- bend

de over-een-ftemming en eendracht , meerdre grooe die men tuffchen de hooge en laege* “**-

Majeftraats-perzonen, als ook tuffchen de Landvoogden en Rijks-raaden, en tuffchen deze en den Keizer zelf, be- fpeurt , 't welk zy niet alleen met ftips te gehoorzamen, maar ook met het bewijzen van uitterlyke plechtigheden, gewoon zijn te doen. Want de ge- woonlijke bezoekingen , dic zy ge- meenlijk-naar ’slandts gebruik doen, als ook ’t vereeren van gefchenken, worden noit van hen verzuimt. De laege Majeftraats-perzoonen fpreeken met hunne hooger, ‘tzy voor den Richterftoel of elders anders, niet als by na op de knien, en dat met zon- derlinge beleeftheit en SEE

e

ro _ GEZANDTSsSCHAP aan den Grooten

De zelffte onderdanigheit vorig na door ’t ganfche Rijk verftuurt

ook d'onderdanen aan d'Overften en | wort. |

Regeerders der fteden , fchoon men | De veroordeelden worden,nade ver- De geftrafren wel weet datze van geringen afkomtft feheidentheit der mifdaden, in vijbror- Ven ten of rangen verdeeltg Onder d'eer- ver deels,

Zijn, eer zy tot den graat van geleert- heit, en tot het ampt van Majeftraat=

fchap verheven wierden. lnik Ten derden bekleedt niemant in St bekleed langer za langer als drie jaren eenige waer- iz digheit, ten zy hy op nieuw van dent dan drie ja- Koning in zijn Ampt bevettigt wort, dig maat raakt byna altijt van hooger tot hooger Ampt , doch blijft de zelve noit op een zelve plaats. Dit gefchiet te dien einde , op dat iemandt niet licht met d'Ingezetenen eenige vriend- fchap zou maaken , en ’t recht hier door krenken, of de herten der In- woonders op zijne zijde troonen, om op fteun van deze gunttelingen eenige nieuwigheden , (voornamelijk indien ‚hy aldaar de hoogfte waerdigheden heeft bekleedt ) te mogen aanrechten. De voornaamfte hoofden der landt- fchappen, Karfpels en Steden, als de Pucinfs , Naganzafn , Cifu, Ciceu, Cihten,en diergelijke Majeftraten, moe- ten ook om het derde jaar alle teffens in de Keizerlijke ftad Peking verfchijnen, en den Koning plechtelijk manfchap DeSinee- doen. Ten zelven tijde wort over alle Ais de Majeftraten in 't ganfche Rijk on- alle driejaven derzoek gedaan, zo wel over de ge- zeep onder nen die genootzaakt zijn te verfchij- * nen, als over andere die niet verfchij- nen, ’t welk met de grootfte ftreng- heit toegaat. Uit deze onderzoeking wort daar na beflooten , wie dat in bediening aan te houden, wie af te zetten , wiete verhoogen , en endelijk wiete fträffen zijn, en dat zonder eenig En geftraft. aanzien van perzoonen. Ook is den Konirrg ongeoorloft iets te veranderen, ‘twelk van de geftelde Rechters in de- ze onderzoeking befloten is. Wijders, onderde geenen, die geftraft worden, zijn dikwils de voornaamfte Maje- ftraats-perzoonen, en dat zomtijts in grooten getale. Onder ander leeft men, dat in den jare zeftien hondert en zeven zo ftreng een onderzoeking gefchied- de, dat'er vier duizent Majcftraten ge- ftratt wierden. Want de ganfche ry der verwezenen , wort in een zeker boek opgetekent, dat dan gedrukt, en daar

en ee ng

fte worden de begerigen gerekent ; dic zich met gefchenken in ’t vecht laten omkoopen, of wat te diep in’s Kei- zers Schart-kift taften , en byzondere luiden van hunne middelen zoeken te beroven. Deze worden van hunne Ampten afgezet , en van alle vrvheden en tekenen, die de Majeftraaren ge- meenlijk voeren, voor eeuwigh be- rooft, Onder de tweede rot worden de genen geftelt,die de fchuldigen en mis- dadigen met al te ftrenge ftraffen heb- ben doen boeten. Deze worden ook van hare waerdigheden,majeftraats tekenen en vryheden berooft,en âls gemene Le- ken weêr naar huis gezonden. Onder de derde fteltmen de ftok-oude en bet- zieken luiden, én dicte flaauwhertig in 't ftraffen en te flap in't bedienen van hun Amptzijn. Deze, fchoon datze van hun Ampt worden afgezet, genie-

ten evenwel alle hunne vryheden in t voeren van Mjeftraats tekenen , zoo langalffe leven, Inde vierde rang ftel- lenzede genen,diete haaftig ent'onbe-

dachtzaam in ’t vonnitfen geweeft zijn, en in’tbedienen van ’s Rijx-ampten zonder verftant en raadt te werk gin- gen. Deze worden totlager Ampten gezet, of na die plaatzen verzonden, daar geen zwaare zaaken voorvallen.

Onder de laartfterang zijn de genen be-

grepen , die zich zelve, de hunne en hun ganfche geflächt onverzichtelijk

beftieren, en onbehoorlijk en niet Ma-

jeftraatachtigh leeven; dic ook hier om van hunne Ampten en vryheden voorecuwigh berooft worden. De zele ve Onderzoeking wort ook onder de Rijx-raden, doch alleen maar alle vijf Jaren, als ook onder de krijghs-Over- ften, met een groote ftrengheit, op den zelven tijtin ’t werk geftelt.

Daar enboven zijn Mandarijns en By- zitters gehouden alle dagen aan zeker Stadthouder met Zonnen © gang , van hun eigen cti andere luider bedrijf, als ook water in de ftadt enop ’tlant is omgegaan, rekenfchap tedoen. En in- dien 'er iets, tot nadeel van't lant, vere

zwe

Niemant

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina: LI

zwegen wort, zoo laat hy zoodanige

ontrouwe Majeftraaten, zonder aan-

zien van perzoonen en uitftel, wel ftren- gelijk ftraffen. Gelijk te Kanton ge- beurde, als- wy ons daar bevonden, dat d'oude onder-Koning zekeren voor- namen Mandarijn,om diergelijken mis-

daat, in zijn. Hof en tegenwoordigheit |

met knotfen liet doot (laan „en zijnen bloedtdorftigen yver zoo lang tijt niet vergunde, dat men eenen Scherp-rech- ter halen kon „om den misdadigen, na ’s lants gebruik.’thooft voor de voeten te leggen.

Ten vierden mach niemant ook in

mach in zijn ‘tlandfchap daar hy gebooren is , het

Vaderlant een Maje-

ampt vaneen Majeftraat bekleden,maar

flraat zijn. weldat vaneenenVelt-overften;t welk

hier om gedaan wort, op dat d'eerfte, die ’t recht bedienen , hunne Bloet- vrienden en Maagen niet zullen. ver- fchoonen , maar de laafte uit liefde van hùn Vaderlant;het zelve manlijker be-

Vrienden, die aan dit Rijk mede fchat- tingen betalen ; gelijk daar zijn de na- buurige Eilanders van Korea, die zich voor het meerendeel aan de Sineefche Wetten houden. En indien eenig uite heemfch perzoon heimelijk in Sia is doorgeboort, dien makenze niet tot flaaf , noch brengen hem om tleven, maar verbieden hem 't wederkeeren in zijn Vaderlant. Hierom ftraffenze ook de geenen wel ftrengelijk, die zonder bewilliging van den Keizer eenigen handel met uitheemfche Volken drij- ven, En indien de noot zulks vereifcht, dat iemant buiten 't Rijk mer laft zal verzonden worden, zo: is by na nie- mant daar toe te bewilligen. Ook wort hy van't ganfche geflacht „als hy weg- trekt, zeer hertelijk beweent , even- eens als of hy ter doot zou gaan; en als hy wederkeert , befchenkt hem de Majeftraat , tot belooning , met een zeker waerdig ampt.

fchermen. Alsook zeker Heer ’t ampt Niemant van Majeftraat bekleedt, zo mach nic-

mant van zijne Zoonen of Huisgenoo-

Ten zeften mach- niemant in de fte- , mag im Sina den geweer of wapens dragen, ja zelfs geor drin de krijgs-knechten noch krijgs-Over- gen.

ij

ten buiten ’s huis komen, op datde zel- ve zich met geene gefchenken zouden laten omkopen,maar ‘tgeen zy buiten

* ’s huis te verrichten hebben, dat la-

tenze door de Dienaars der Majeftraa- ten doen. .

Geen vriem- Ten vyfden ftaan ook de Sineezen

deling mag in Sina komen ;

of meet daar

blijven.

niet toe , dat eenigh Vreemdeling bin- nen de Grenzen des Rijks zich op- houdt, die van zins is weder na zijn Vaderlant te vertrekken, of die bevon- den wort met d'uitheemfche Rijken

eenig onderhandelingtehouden. Ook

is den Vreemdelingen den toegang van in't binnenfte des Rijks te komen, ge- heel en al verbooden. En hoewel de Sineezen eigentlijk hier van geen wet hebben , waar by dit verbooden wort, zoo bevind men nochtans dat deze ge- woonte van veele eeuwen herwaarts zoodanigh-een vreeze en fchrik onder d uitheemfche Volken heeft gebracht,

ften ‚, noch ook de Geleerden niet, ten zy de zelve monfteren, of zich in de wapenen oeffenen , of ten ftrijde trekken; hoewel nochtans eenige Ade- lijke perzoonen de Majeftraten met ge- weer verzelfchappen. Ook heeft nic- mant binnen ’s huis eenigh geweer, dan alleen by wijlen een verroeften Pook , daar zy zich van dienen tegen de Struik-roovers op de wegen. Zoo zeer fchrikken en vlieden de Sineezen voor gewaapende luiden. Hier door komt'et dar alle oproeren en kyverijen zelden zo hoogrijzen, of zy worden gemeenlijk wel met vuiften beflecht. Geen Sinees is ook zoo bloer-dorftigh,

dat hy ‘t ongelijk , hem aangedaan,

met de doot zoekt te wreeken ; ook wort de geene die voor eenen ander wijkt, enden zelven niet zoekt te ver- ongelijken, voor eenen voorzichtigen en kloekmoedigen man geprezen.

Alle Majeftratendes ganfchen Rijks, „stede st- j zoo wel tenopzicht van den. Filofofi- 7°/t Mae- raten zijn

fchen als den krijgs-Raadt zijn in nes negen or- gen ordens verdeelt. Eenen ieder 3 na dens verdeelt,

dat die zich noir, als onder fchijn van gezantfchappen, hebben durven on- derwinden om in ’t Rijk te komen. En dit is nietalleen van die Vreemde-

lingen te verftaan,diezeer verre van Si- na gelegen zijn, ofdietegen hen vyand- fchap dragen , maar ook van hunne

zijne orde, wort alle maanden een ze- kre wedde uit de gemeene lants-mid- delen aan gelt of rijs betaalt. 't Welk

b 2 An

kle

En dragen

eederen.

I2

in der daat , ten aanzien van de pracht en ftaaci, die de Majeftraten daar te lande voeren , zeer weinigh is; want die inde hoogfte ordeftaat, heeft jaar- liks geen duigzentkroonen van zynampt in tekomen. En alle de geenen; ’t zy datze in den Filofofifchen of krijgs-raat zijn, ftrijken een even hoogen wedde, indienze flechts onder een zelve orde ftaan: want de wedde van eenen krijgs- Overfte en een Geletterde , die beide onder de hoogfte orde (aan; is even hoog. Doch dit zy verftaan van de wed- de en inkomften,die aan ieder orde wet- telijk is toegeleidt, dewijl het geene de Majeftraten en krijgs-Overften bui- ten-ordentelijk winnen, vecl meer be- draagt , dan hun ganfche jaarlikze wedde. Ook is hier onder niet begre- pen, ’t geen een ider, zo door gefchen- Ken,ten opzicht van zijne waerdigheit, als door andere middelen aanwindt : want hier door geraakenze dikwils tot fchat-rijke Luiden.

Alle de Majeftraten, zo wel die on-

Zonderlinge der den Filofofifchen , als die onder den krijgs-Raadt heorert, en zo wel hooge als laege, dragen, tot teken van aanzienen waerdigheit, een zelve flach

van Hoeden of Bonetten,; die niemant anders daar te lande mach opzetten. Beze Bonetten zijn van fwarte zijde gemaakt, en hebben aan beide zijde twee ovaels-wijze lappen of ftrooken, die byna tot over d'ooren hangen, en zo vaft aan de Bonet zitten datze niet lichtelijk daar of kunnen vallen. Hier door gaanze, zo men zeidt, zedigh en recht op hun lijf; dewijlze, ter oor-

_ zake van deze ftijf-ftaande oorlappen ,

zoo licht niet kunnen om-kijken en ’t hooft heen en weder {lingeren ; want de geenen, die zulks komen te doen , quetzen en krenken de majefteit en achtbaarheit des Majeftraatsfchap. Bei- de deze ordens gebruiken ook een zel- ve dracht van kleederen, als ook een- derlei laerzen, die op een zonderling fatfoen , en van een byzondere ftoffe ,

te weten van fchoon zwart leer, ges

maakt zijn. Alle de Majeftraten dra- gen ook , tot een teken om van andre luiden onderfcheiden te wotden , een zekre riem „die omtrent vier vingeren breedt , hen ruim en los om ’t lijf

GEZANDTsCHAP aan den Grooten

zit , en met allerlei ront en vierkänt beeltwerk zeer cierlijk bezet is. Op de borften opde ruchdragenze ook twee vierkante lappen, die zeer kunftigh met allerlei borduurwerk geftikt zijn. Maar in deze vierkante lappen en rie- men befpeurtmen een groote verfchei- dentheit na de achtbaarheit en majc- fteit der perzoonen ; dewijl d'Inboor= lingen hier aan terftont kunnen zien of dezelve uit den Filofofifchen of krijgs-Raadt zijn, en welke waerdig= heit een ieder in de zelve bezit. Want op de vierkante borft- en ruch-lappen ziet men zeer cierlijk en kunftigh ge- daanten van viervoetige dieren , voge- len,als ook van bloemen geborduurten geftikt. Maar ook aande ftoffe der ries men, die de Majeftraats-perzonen dra- gen,kan menterftont de waerdigheiten ftaat van eenen iegelijk kennen. Invoe= gen zommige riemen van gedradit hout, andre van Eenhoorens, andre - van het welriekend Kalamba-hout ; etlijke van zilver en gout, maar d'al- lereedelfte en waerdigfte zijn vanzeer doorfchijnent marmer gemaakt. Ook worden de Majeftraats-perzoonen in Sina onderfcheiden uit de Zonnc- fchermen, die zy zich, alffe uitgaan, - tegens de hitte en’tfteeken der Zon= ne, boven’thooft laten houden. Want zommigen gebruiken blaauwe, andere

geele Zonne- fchermen ; andere, tot

meerder pracht en ftaaci gebruiken twee, maar zommigeni mogen alleen met een eenige gaan. De Majeftraten worden ook hier in onderfcheiden ; dar de flechfte te paert op firaat komen; maar de grootfte worden in eert draag= baar op de fchouders van zekre luiden gedragen. Maar ook beftaat in 't getal der draagers een achtbaarheit en maje- teit. Want zommigen mogen alleefi maar vier gebruiken; andere wel acht, Daar zijn noch veel meer andete cic- raadjen van waerdigheden en byzone dre teekerien, waart aande Majeftraats- perzoonen te keinen Zijn; als Vaen- dels, Ketenen, Wierook-varen „een Roet van Trawanten , die hen altijt verzelfchappen , en ’t gemeene volk , als een Majeftraats-perzoon aah komt,

uit de weeg doen gaan. Endelijk , tot een befluit van dit Hooft-

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina. 13

De Sinezen Hooft-ftuk, ftaat aan te merken , dat | Het fchijnt dat de Tarters den Sinee= den mede de Sìneezen, fchoon de Tarters zich | zen hierom deze oude vryheden laten

ta meefter van dit Rijk hebben gemaakt, evenwel noch over al meede in den Raadt zitten, en hunne oude wetten en vryheden,als voor dezen,gebruiken.

genieten en houden, dewijlze meerder verftant hebben om lant en luiden te

beftieren , dan zy zelfs, die in tegen-

deel beter op den oorlog zyn afgerecht.

TWEEDE HOOFTSTUK. - VandeLetteren, Tale,t Schrijven,en

de Wetenfchappen of Geleertheidt der Sinezen ;

Zn op wat wijze de Geleerden in Sina tot de verfcheidene Tr

trappen der Wetenfchappen en Geleertheidt verheven worden.

Alle de Si- Er Sineezen maniere van fchrij- En hoewel de Sinezen zo veel Cháe

nefe aan. | ven verfchilt zeer veel van hun- | rakters als zaken hebben , zo wetenze wit een eenige ne taale die zy fpreeken; want | dezelve nochtans zodanigh t'zamen te

lnsergreep. niet een eenigh boek vind men inge- | voegen , datze niet over de zeventigh

heel Sina, die in hunne moeders Tale gefchrevenis, Alle de woorden in de Sineefche tale , zonder een uit te zon- deren , beftaan uit een eenige filb of letter-greep , en niet een eenige vindt men, die uit twee of veele letter-gree- pen beftaat; hoewel in de zelve niet weinigh twee-klanken of dif-tongen van twee en dikwils drie klink-letteren, „die in eene letter-greep te zarnen ko- men, te befpeuren zijn: Ik zeg hier twee-klanken, na de gelijkenis van on- ze tale, want in de ganfche Sineefche tale weet men noch van klink-letteren, noch meê- klink-letters, maar gelijk ieder zaaksalzoo heeft ook ieder woort een byzondre Charakter. Ook hebben de Sineezen niet -weiniger letters als woorden , €n by hen is een woort, let- ter-greep en boek- „een en het zelfde. Indien gy nochtansin dit werk eenige Sineefche woorden vind die uit veele lerter-greepen. beftaan,; zoo weet, dat ieder letter greep op Sie neefch een byzonder woort.is , maâr dewijl verfcheide letter-grcepen , om een eenige zaak te betekenen, geno- men zijn , zoo zijn de geene, die wy hier in onze befchrijving gebruiken, na de wijze der Europifche talen in een woort t'zamen gefmeedt,

of tachtigh duizent beloopen. Doch

in dit getal der Charakters verfchillen

de Schrijvers van elkandre. De Jefuit

Getal def

Artanafius Kircheer , vergroot het ge- sineefche tal op tachtig duizent ; en in alle deze Cherakrers:

moet de gene ervaren zijn , die na den hoogften trap van geleertheit wil din- gen ; hoewel iemant, die’er tien dui- zent weet, de Sineefche tale volko-

„men leeren, en daar meê zich in ’t Cha-

rakter fchrijven behelpen kan. M. Mar- tinus, in zijne Voor-reden der Sinec- fche Hiftorien, zeit dat de Sinezen over de tzeftigh duizent Charakters , die alle in geftalte en betekenis verfchil- lensbezitten, Het zelve wort door Man-

delfloo in zijn Perfiaanfche reis be- .

veftight ; hoewel andere het getal op hondert en twintigh duizent begroten. Alle deze Chârakters vind men in een zeker groot Woordt-boek, datze Ha/- pien noemen; en op Neêrduitfch zoo veel als de Zee gezegt is, gefchreven: Van dit verfchilin’t getal der Sincefche

Charakters, kan náuliks andre reden

gegeven worden , dan dat de beginze- len der letters van tijt tot tijt geduurigh vermeerdert zijn. Deze Charakters, gelijk gezegtis, betekenen geen klink- letter of .mede-klink-letter, zulks uit der zelve t zamenvoeging woorden

EE kun-

onde vn

il Î _ t , a Ld el ' A8 1 : 4 Be E je | _ * + E _ A, s jy TPE é _ AIEE S4p tl B De TVs KEN is kk a d * Ie _ Fold ri j 4 140 û Lin + Ts hd K kl : |

14 kunnen gemaakt worden; maar ieder is cen ken-teeken van een_byzondre zaak ; nochte zy beftaan nietuit zekre letters van't ABC, maar drukken een ieder zaak dooreen zekre geftalte, die van d'ander verfchilt, en niet na de kunft of maat is t'zamen geftelt, maar alleen by geval, omzoo te fpreeken, tot het berekenen van een zekre zaak

genomenis, zeer aartigh en gevoegblijk-

uit. Totopeningen grondiger kennis van dit {chrijven der Sineezen, acht ik der-pijne waart-te zijn, degeftalten en verfcheidentheden dezer Chatakters een weinig, duidelijker te verklaren:

D'ondelha- _ Voor al ftaat aan te merken , dat de

takters wie- oude. en’ tegenwoordige Sineefche.

den uit ver- wr feheidene din- Charakters of letteren, zeer veel van

gengenomen , cllkandre verfchilten. Want in't begin hebben de Sineezen by na uit alle din- gen Charakters t'zamen geftelt,als van viervoetige Dieren , Vogelen, krui- pende Dieren, Viffchen , Kruiden, takken van Boomen, Touwen, Dra- den, Stippen; Kringen, &c. die alle op verfcheide wijzen geftelt en gemaakt wierden. Maar de nakomelingen,door ervarentheit wijzer geworden be- merkten een groote verwerring in zo groot een meenighte van Dieren en Gewaffen ; invoegen zy verfcheide ou- de Charakters met ftippenenfircepen, om die van elkandre t'onderfcheiden, nabootften;en de zelve in een gevoeg- lijker orde en onder een kleender ge= tal brachten gelijk. de geene zijn die zy noch tegenwoordig gebruiken.

Van d'oude Sineefche Charakters vind men zeventien zoorten 5 D'eerfte en alleroudfte zoort heeft de Sineefche Keizer Fohrus gevonden; is uit Slan- gen en Draken t'zamen geftelt , en ver- vat verfcheide Slangen, die -wonder: lijker wijze door elkandre gevlochten, en in verfcheidegeftalte hervormt zijn. Uit deze oorzaak wort ook het boek, dat Keizer Fohius van de Wis-kunften Hemels-loop- befchteven «heeft Het

en waren zeventien derlei,

boek der Draken genoemt. Maar ten hüi= (a) Zie de digendage worden deze (2) Charakters;

eg ie (dewijlze door de tijt allengs zijn weg-

Prent, onder gEFaakt) byna-by de Sinezennietmeer aan > op de gebruikt. De tweede goort is uit din= rechter zijde, : | |

; gen, die den lant-bouwenvaangaans

t zamen geftelt „en vanderi-Sineefchen |

GEZANDTSCHaA Pp aan den Grooten

Keizer Xinnung, in de befchrijving der dingen , die tot denlant-bouw be= . hooren, gebruikt, De derde zoort bee ftaat uit de wieken van den Vogel Fam boan, en is van den Keizer: Xaibhoán uitgevonden, die ook metrdeze Cha- rakters een byzonder boek vande Vo- gelen gefchreven heeft. De vierde goort van d'oude Charakters, is uit Oefters en Wurmtjes t'zamen geftelt- De vyfde beftaat uit wortels van Ktuiden, daar meê d'Ouden ook verfcheide boeken fchreeven. De zefte zoort is vän afge- korte vogels pooten gemaakt, en van Koning Choam uitgevonden. De ze-

vende beftaat uit Schilt-padden , en

heeft tot haren eerften vinder Keizer Yoo. D'acheffe wort in Vogels en Pau- wen vertoont. De zegende is uit Krui- den en Vogel-wieken t'zamen geftelt. De tiende is van Co, alleen òm cen ge- denkenis in den werelt na te laten, uit- gevonden. Delfde beftaat uit vafte en- dwaal-fterren, en de twaalfde uit by- zondre letteren van Willekeuren en Privileedjen. Tot de dertiende hooteù dedetteren Yew, Cam, Chi, Cien, Tao. De Charakters van de veertiende zoorg worden genoemt de letterenvan ruf, vrolikheit , wetenfchap redenering; duifternis en klaarheit. De wyftiende zoort beftaat in Viffchen. De zefliende goort is tot noch toe niet bekent, De zeventiende wort in brieven toe te zes gelen , en uitftekende opfchtiften te fchrijven , gebruikt. 'k Zal de zaak met exemplen duidelijker maken, en eenige van d'oude Charakters mer de tegenwoordige verklaren. „By voorbeelt „de Figuurmet’et cijf- fer-geral 1. (in 't midden van deze

‚volgende Prent ) aangewezen , bete-

kent tegenwoordigh by-de- Sineezen een Berg ; maar by ouder tijden wiert cen Berg. met de gedaante van eert Berg uitgebeelt ;-als het cijffer-getal z. vertoont. De Zon wierteertijts met een kring em flipje in't midden , als cijffer 3. aanwijft, afgebeêlt, maar tes genwoordig beelden deSinezen diemet

_deFiguur van cijffer4. uit; Een-Draak

wiert oulinxmet de Figuur van cijffer $ 5 maar nu wortze vertoont met de Eiguur vân 6: Een Scepter met eer oog, als Figuur 7. uiewijft, berekende

eere

De heden-

daagfche be- flaan uit ver- Febeide fire Pen,

*

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina. 15

eërtijts des Konings naäm, mâat te- genwoordigh wort die met Figuur 8. uitgebeelt. Eén vogel, Hen, of Haan, vertoonden d'oude Sinezen in harclc- vendige geftalten , naar uitwijzing der letteren g: en 11; maar tegenwoordigh worden deze dieren mer de Figuren, getekent met cijffer ro; en 12, uitge= beelt.

Maát huiden-daagze Sinezer, gelijk te vooren alre@ vermaant ftaar, gebruiken niet meer zoodanige Châ- rakters ‚die eenige geftälten van záken uitdrukken , maar alleen zekre trek- ken van ftreepen , die evenwel niet duifterlijk na de Charakters der Ouden, die de geftalten der dingen vertoon- den, zweemen, Tot meerder klaar- heit acht ik noodigh zoodanigh cen aaloude Sineefche Charakrer , geno- men uitde tijtel van her boek der Dra-

ken, indeze boven-ftaäânde Prent, met

de groote lettêr M aangewezen, hier tentoonteftellen; | Uit negen verfcheide ftrepen wot- den de huiden-daagze Sineefche Cha- rakters gemaakt; zulks uit het bydoen of aflaten van een ftreepje , een andre betekenis ontftaats By voorbeelt , eén techt flreepje als 4, op de linker zy Van deze Prent, beteekent ee of d'eer- fle3 met een ftreepyals b; doorgehaalt,

|

| |

{

fs of tien; en een andre ftreep daär oit- der aan gehaalt, als ec, danis’t 7hou; of aarde te zeggen: Wederom, noch een andére ftrcep , boven aan de recht op en neêrgaande ftrecp, áls 4, gezet; beduidt Waxg, cenen Koxing: Met ecu ftipje ter rechter zijde , âls e, dan be- tekent het Zo of Zw, dat cen Pacrl op

Neêrduitfch te zeggen is. Maar het

ee

zelve flipje aan de linker zijde geftelt , als f, zo berekenen de Sineezen dáar meê Sem, dat fcheppen of leven te zeggen is: Endelijk , her flipje recht daar boven op gezet, als g, zoo bete= ent het Chu of Heer: | Eenighzins komen mêt de boven= verhaalde Chârákters overeen, zekre

Msftifche

Figuren vaë zeker Werk

Myttifche Figuren van een zeker werk, Zekisg.

Yekeng geheten, dat ter oorzake van eenige geheitne dingen , dic daar in gefchreven ftaan, zeer hoog by hen geacht wort: Hier in wort zeer veel gehandelt van voort-teeling ; be- derving, ’t nootlot en de Sterre-kij- kery, en van eënige natuurlijke begin- zelen , die daar in venwel zeer flecht en mager, zonder d'oorzaken en be- palingen der dingen tegeven, verhan- delt worden: Noch ten huidigen dage gebruiken de Sineezen dit boek in ver= fcheide voorzeggingen en wicchela- ryen, zonder den rechten zin te gare o

ON

E "

* LR - | A A ph d

4 3 zn Na VEEN; r RD Ie % _ 4 i ii

a nd

Nr en en ne -

sam. WT

om jn

16

of die niet te willen vatten. Endelijk fchrijft men dit boek wonderlijke din- gen toe, en dat alleen maar uit die oor- zaak, dewijl, zo zy menen , in deffelfs verftaan , de voorweeting, van verbor- gene dingen en alle uitkomtften hangt. De Figuren en Charakters dezes Si- neefchen fchrifts , worden met een zeker getal enftelling van heele en hal- ve ftreepjes afgemaalt , en daar door de beginzelen, formen en zin-tekenen der natuurlijke dingen , met heele en halve ftrepen, na de hoedanigheit en aert der zake die te betekenen is, uit- gedrukt. By voorbeelt, de Hemel wort M Zie deFi- metde * Figuur a, d'Aarde met Fi- guren vande vuur h, de Blixem met ec, de Bergen voorgaande © Prent , in’: met d, en zo voort, uitgebeelt. Doch midden, on- hier af{taat ons terftont breder te fpre- ride daar wy van de Sekten en Filofo- fie der Sinezen zullen handéêlen. In de klank van verfcheide Charak- ters, daar meê de Sinezen de zelve in

Dubbelzin- nigbeit in de klank der Si-

neefehe woor- hunne tale uitfpreeken kan men dik- __wils geen onderfcheithooren, hoewel dezealeens-luidende Charakters in ge- ftalte van elkandre verfchillen, ja ook verfcheide dingen betekenen. Dit is d'oorzaak dat’er geen Taal gevonden

den ,

wort, waar in zooveel dubbelzinnige

_woorden zijn , als in de Sineefche tale,

die alleen door eenige toonen of woort- klanken onderfcheiden worden. Uit de dubbelzinnigheit dezer woorden ontftaat ook een groot ongerijf , dewijl niemant in de Sineefche tale eenigh fchrift op kan fchrijven , dat hem te vooren gelezen wort; noch geen boek, als het voorgelezen wort, kan van de

toehoorders verftaan worden , ten zy.

datze het zelffte boek inzien, op dat de dubbelzinnige klanken der woor- den die men door ’t gehoor geenzins onderfcheiden kan door het zien der Charakters bekent worden. Ja het ge- beurt dikwils onder ’t fpreken , dat d'een denander , fchoon dat hy net en zuiver fpreekt, geenzins verftaat wat hy zeggen wil, en hy nict alleen ge- nootzaakt is te herhalen 't geen hy ge- zeit heeft, maar ook zulks te fchrij- vens en indien iemant geen Schrijf tuig by zich heeft , zo worden dikwils de Charakters met water op de tafel, of in de Lucht mer de vingers, van den

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

geenen die toeluiftert, afgebeelt. Dit gefchiet dikwils onder de geleerden,en luiden die anders welfpreekend zijn, om zuiverder , cierlijker, en zo na het fchrift der boeken in't fpreeken te vol- gen, als ’t mogelijk is. Deze dubbelzinnigheit worteenig- die door ver-

: : cheide toonen zins weg - genomen door vijf WOOrt 5, 4 sinezen klanken en toonen, die zwaarlijk, de- meg-genomen wijlze fijn zijn, tonderfcheiden zijn, ?%75 en eenighzins behulp geven-aan de weinigheit hunner toonen of klanken. Door deze verfcheidentheit.der too- nen , krijgt dikwils een letter=greep (voornamelijk by- de vreemdelingen ) vijfderlei betekenis, diealle geheel en al van elkandre verfchillen. Ook is by de Sineezen geen eenigh woort, dat niet met een van deze toonen uitge-

fprooken wort. Weshalven nemen de

Sinezen alleen door d'uitfpraak de dub- belzinnigheit (waar door dikwils een woort twintigh of dertigh verfcheide dingen betekent ) weg ;’'t welk den Sinezen (dievan kints been af tot deze tale gewent zijn) zoo zeer moeielijk niet valt als den uitheemfchen.’k Zal hierintkort een geeftige gefchiedenis, als heel wel hier op volgende, laten volgen. Als zeker Italiaan. eenen Sie nees vertellen wilde, dat in Europe Schepen zoo groot als Toorns gevon= den wierden , zoo gaf hy het woort, daar meê hy een fchip wilde beduiden, dientoon, dien het woort heeft , daar meê een pan op een huis beteekent wort. De Sineezen ftonden derhalven hier over verwondert, en begoften den Italiaan , als die hen dochte ongeloof- felijke dingen te verhalen, uit te lag- chen, en vroegen hem waar toe dat deze pan zou dienftigh zijn , en dat’et een groote Oven moefte geweeft zijn, daarze in gebakken was. Weshalven is 'er niet aan te twijffelen, of deze verfcheidentheden der toonen vallen niet alleen den vreemdelingen , maar

ook d'Ingezerenen moeielijk te leeren:

‘want om deze dubbelzinnigheit wech te nemen en‚ hunne meeningen uit te drukken , zijnze gehouden: dikwils twee of drie woorden, die alleeenzel- ve ding betekenen, in hunne reden te brengen; daar zomtijts tegen-ftrijdige dingen, met een, en het zelve woort,

alleen

Tartarifchen Cham , of Keiger van Sina. j 17

alleen maar den toon te veranderen,uit-

En vpfpun- gedrukt worden. De Jefuiten derhal- gen by de Te- __fuiten in Sina.

ven die tot voortplanting van den Roomfchen Godtsdienft in Siza ge- zonden worden, hebben vijf punten of tekenen uitgevonden , die zy boven ieder woort ftellen, en daar door de hoogte en laegte der toonen of woort- klanken weten uit te drukken. Deze zijn als volgt , Y /% Y. Door behulp van deze tekenen moet een zel- ve woort, dat met onze letteren ge- fchreven, en met die tekenen gemerkt is , verfcheidentlijk uitgefprooken worden , en dan betekent het ook ver- fcheide zaken ; als by voorbeelt, Y4, met deze kap daar boven , beteekent Godt; Yd, met deze fchuins-opgaan- de ftreep , betekent een Muur; Ya, met een fchuins-neêrgaande ftreep, betekent dombeit 5 Ya, met deze ave- rechtze kap , een Gaxs. Door hulp van deze kentekenen wort de Sinee-

danige letteren niet in ‘e gebruik, en hierom zijn alle de geenen, die zich met de geleertheitbemoeien met het leeren der Charakters en Figuren, van kints been af, tot byna aan hunnen hoor gen ouderdom,bezig. En (choonze bui- ten. twijffél hier in veel tijts verfpillen, dienze anders aant leeren van hooger wetenfchappen konden befteden, zo worden evenwel hunne zinnen hier

door niet weinig vanalle ongebondent

en toomloosheden,die de Jeugt onder- waerigh is, afgetrokken, Endelijk ver- oorzaakt defe maniere,van metCharak- ters te {chtijven in plaats van letteren, by de Sinezen een zeer treffelijk flach van fchrijven , waar door zy niet alleen met weinigh woorden, maar ook door enkele letter-grepen , zeer gevoeglijk weten uitte drukken, dat wy miffchien nergens na zoo duidelijk , met’t om- fpreken van veele woorden , zouden kunnen zeggen.

SR 4

eren IS zj

eN ns a 4

hd _ ks kn _ ee 4E hd

tene Tt eg

{che tale, doch evenwel niet zonder Maar dewijl ik hier van dit Charak- _ De Sinezen

‚groote moeite, geleert. Wantde dub- | ters fchrijvengefprooken heb, zal ik ZY van

belzinnigheidt dezer tale, als ook dat | met weinigh woorden aanroeren, hoe- deren.

de zelve geen zeker getal van letteren heeft, maar ieder zaak door een by- zondre Charakter uitgebeelt wort, geeftden uitheemfchen veel moeite om

die te leeren; zulks eenige methertleren.

van de Sineefche tale te kunnen fprec- ken, en de Charakters te {chrijven, tien ja twintig jaren toebrengen. D'oor- zaak van deze dubbelzinnigheit ont- ftaat mijns oordeels , hier uit, om dat van alle geheugenis her deze volken meer bezigh zijn geweeft , in wel te fchrijven dan in wel te fpreken. Want hunne ganfche welfprekentheit beftaat alleen in ’t fchrijven en hiet in ’tuit- {preken der woorden; dit is ook d'oor- zaak waarom de gemene Boden niet met mont-tyding , maar mer brieven , ook binnen de zelve ftadt, ergens hee- nen gezonden worden.

Men zeid dat d'Eilanders van Japon, behalvendeze Charakters , die zy den Sinezen ontleent hebben mede het A. B.G, en eenige weinigh letteren, eveneens als d’'Europers gebruiken, en hier meê hunne moeders Tale, zonder die ontelbare menighte der Charakters te behoeven te gebruiken , kunnen fchrijven. Maar by de Sinezen zijn zo-

danigh de Sinezen deze Charakters neffens elkandre ftellen, daarin zy van d’ Europers geheel en al verfchillen. Hier van fchrijft Pieter Jarrikus,in zijne Schat der Indiaanfche Dingen, aldus. De Sinezen, zeidt hy, fehrijven niet van de linker na de rechter zijde, noch van de rechter na de linker zijde , als de Hebreen, maar zy beginnen van de vechter zijde van bovenen na onderen toe. Zy zetten derhatven d'eene Charakter onder d'ander, en nict ter zijde neffens elkandre als d'Europers. En als de ve-

gel van bovenen tot onderen vol is, zo

beginnenge weder ter zijde boven aan een andere vegel , enn dalen weder na onde- ren. In dit vreemt fchrijven verfchillen de Sinezen vanalle andre volken : want zy fchrijven niet, gelijk Jarrikus zeidt, na de linker of rechter zijde met rech- te leggende of dwerfle regels , maar met recht opftaande regels, die van bovenen nederwaarts gaan.

Vierderlei manieren vanfchrijven, vierderkei

ten opzicht alleen van ’t ftellen der let-/az >” fobrijven.

teren, heeftmen tot noch toe bevon- den , die in ‘t gebruik geweeft zijn. D'eerfte is vande rechter na de linker zijde, zodanig de boeken der Hebreen,

c Chal-

8

Chaldeen, Syriers Arabiers en Egip- tenaars gefchreven zijn. De tweede is van de linker nade rechter zijde , zoo- danig de Grieken en Latynen gefchre- ven hebben, en alle d'Europifche vol- ken noch tegenwoordigh fchrijven. De derde maniere van fchrijven wort op Grieks Bustrophedon genoemt , dat zo veel als Offe-voorn gezegtis: want deze maniere van fchrijven wiert eer- tijts eveneens gedaan, gelijk d'Offen met de Ploeg de voorens op ’t landt maken, te weten, de tweede regel te beginnen, daar d'eerfte endight. Deze maniere van fchrijven, zo Paufanias verhaalt, gebruikten d'oude Grieken; ook waren de wetten van Solon zoo- danigh gefchreven. Devierde en laafte wijze van fchrijven, is van bovenen na „onderen, en dit flach van {chrijven, gelijk gezegt is , gebruiken niet alleen de Sinezen , maar ook de meefte In- dianen.

6 oer daf Wijders , fchoon deze maniere van de talen kun- Íchrijven , waar door ieder ding met Febe belle zijne byzondre Charakter wort uitge- Houd drukt, der geheugenis zeer laftig valt, en niet wel onthouden zy , zoo ver- oorzaaktze nochtans een grote nuttig- heiten voordeel. Want volken, die zeer veel in tale van elkandre verfchillen, kunnen elkanders boeken en letteren lezen , indienze flechts in ’t fchrijven gemene Charakters gebruiken,fchoon d'een den ander in't (preken geenzins verftaat. In dezer voegen gebruiken die van Japon, Korea Kouchencht- na, &c. een en de zelve boeken , hoe- welze, in die overluidt te lezen en uit te {preken , zo verre van elkandre ver- fchillen, dat d'eene ook niet een eenig woort van den ander kan verftaan; niet- temin zy vatten alle den zelven zin van de-boeken , fchoon datze ook geen andre, dan hare moeders Tale, ver- Beka ftaan. Zelf ook in't Rijk van S4a ver- sma wore fchillen de volken van ieder landfchap een byzondere byna in ’t {preken der tale van elkandre be. Sfiroe zoo verre, datze met elkandre niet met allen gemeen hebben ; nochtans ge- bruikenze alle een en de zelve boeken

en letteren, of Charakters, Maar behalven de tale, die aan ieder landfchap eigen is, wort in’t ganfche Rijk noch een andre gemene Taal ge-

In ieder

Behalven die, isdoor + ganfche lant een alge- mene take ;

GEZANDTSCHA P aan den Grooten

fprooken, die de Sinezen Quonhoa noe- men, twelk Hof-tale of Mandarijns-ta- le betekent ; en is ook alles, wat te vo- re van de Sinefchetale gef proken is;van deze rale ‘te verftaan. Deze tale heeft hier uit hare oorfprong genomen , de- wijlalle de Majeftraten of Mandarijns in dat lantfchap,daar in zy hunamptbe- kleden, vreemdelingen zijn; en op dat- ze niet zouden genootzaakt zijn cen vreemde tale te leren, zo is in t ganfche Rijk deze Hof-taalingevoert , waarin ‚niet alleen de recht-zaken afgehandelt worden maar ook alle de gemanicrfte luiden of vreemdelingen fpreken die , mert d'Inwoonders in ieder landfchap, eveneens gelijk de Neêrlanders, Fran- coizen, Hoogduitfchen, Italianen, &c. de latynfche Tale door ganfch Europe fpreken. En dezetale alleen leren d'Eu- ropifche volken : want de tale van ieder landfchap te leren is niet alleen onnodigh , maar de zelve is ook t'on- aangenaam,plomp en bot; ook wortze onder de gemanierfte luiden niet ge- fprooken , dan alleen by geval van Huis- genooten t huis , of buiten 'slants ter gedenkenis des Vaderlants. Deze laafte tale weten de kinderen en alle de vrouwen, die door het geduu- righ fpreken de zwarigheit in't leeren overwinnen, te fpreeken. Zeer nauw is deze Mandarijns-tale bepaalt, en ge- lijkze in menighte van letteren alle an- dre talen overtreft, alzo iffe in fchaars- heit van woorden „diein de zelve ge- bruikt worden, vry minder ; want in de zelve zijn maar drie hondert en zes en twintigh woorden, die alle uit een eenige letter-greep beftaan, en by na in een klinkeletter endigen, en welke wei- nigen in geen klink-letter endigen, die komenop een M of N uits -_

De kort en bondigheit sdezer-tale pie zeer maakt de zelve zo zoet, datze by na ne on he: alle andere talen, die tot noch toe be- “S"* kent zijn, overtreft. Want als wy op Neêrduitfch maniere, willen uit- drukken om een zaak aan te raften, ‘t zy met de gehele hant of met eeh ze- kre vinger des hants, zo zijn wy gee

„nootzaakt altijt het- woort vatten daar by te voegen. Maar heel anders weten ditdeSinezen uit te drukken, wantieder naam betekent het woort, en insgelijks

de

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina,’

de maniere van doen. By exempel, Nen betekent vatten met twee vingers; Tzo, vatten met de heele vinger, Chua, vatten met de ganfche holle hant, Tie vatten met d'open hant tot aan de vin- gers. Dit zelve befpeurtmen ook in ‘twoortftaan ; wy zeggen {ta in huis , fta eetende, fta flaapende , maar de

Sinezen hebben een woort dat teffens

ftaan en de wijze van ftaan betekent.

Als wy ook den voet van eenenmenfch, of den voet van een vogel, of den voet

van een dier willen zeggen , zo moe-

ten wy altijt het woort voet daar by

voegen, maar de Sinezen kunnen dit met een eenigh woordt zeggen: want

A is menfchen voet, Chua een vogels

poot, en 7hf een voet van een iegelijk

dier te zeggen. . |

De Snezen _ Onder verfcheidene zeer edele kun-

ften hebben de Sinezen by na alleen

opde zeede. Maar Kennis van de Zeden-kunde;

want de Natuur-kunde , of de weten- fchap der natuurlijke dingen, hebben- ze veel meer met verfcheide dwalingen verduiftert , dan eenighzins verlicht. En zelfs de Zeden-kundige gront-re- gels , dewijlze in de reden-kaveling of reden-kontft geheel onervaren zijn,ftel- lenze met zeer duiftere en verwerde fpreuken voor , en gebruiken in ’t lee- ren alleen zodanige reden-kavelingen, als hen door’t natuurlijk licht zijn aan- gebooren. av; Ke De grootfte Sineefche Filofooph van allen wort Konfutsus genoemt, die vier hondert en een en vyftigh jaren voor Chriftus geboorte op de werelt quam, en over de tzeventigh jaren zoodanig leefde, dat hy niet alleen door exem- pelen, maat ook door zijne fchriften en omgang eenen ieder tot het oeffe-

nen en leeren der deucht aanporde.-

Met welke maniere van leven hy by de Sinezen zo veel uitwerkte, dat de Si- nezen voor vaft gelooven, dat hy alle de fterffelijke menfchen, die oit elders op d'aarde in deucht en vroomheit heb= ben uitgemunt, inheiligheit van leven verre teboven is gegaan. En gewifle- lijk, indien men op deffelfs woordenen werken, diein de Sineefche boekente

lezen zijn, wil achting geven, men

zal moeten bekennen , dat hy voor

weinige van onze Heidenfche Filofo-.

rj fen niet zal behoeven te wijken, maar ook veelen overtreffen. Te dier oor zake hebben de Sinezen zo groot eer gevoelen van dezen man, dat het gene hy gezeidt en voor vaft geftelt heeft; van gene geletterden in 57xa ten huidie gen dage in twijffel getrokken wort maar een ieder houd zijn gevoelen; fchoon zulks valfch is ; ftaande. En niet alleen hebben de geletterde luiden, maar ook de Koningen, zedert zoo. vele eeuwen herwaarts „hem na zijnet doot met alle eere geviert en toonen zig noch dankbaar voor de leere die zy van hem ontfangen hebben; Want na zo een langen reeks van eeuwen , zijn deffelfs nakomelingen tot noch op de- zen huidigen dag by eenen iegelijk in - groote eere en aanzien. En de Konin- gen hebben hetopper-hooft vandezen Stam ceuwigh en erffelijk tijtelen van geen kleene eere gegeven, en daaren boven vryheit vanalle Tollen en Schat- tingen.

Zy verftaan zich ook niet alleen. De Sinezes Zijn ervare inde Wis=

ook op de Sterrenkijkerye of Sterren- gunften.

wonder wel op de Zeede-kunde , maar

kunde, en verfcheidene andere Wis- kunftige wetenfchappen. Maar in de reeken- en meet-kunft Warenze eertijts veel gauwer; doch dit allés wort ook by hen geheel verwert en zonder orde. geleert. In het tellen gebruikenze in. alle winkels een telbort met fchijven over ftokjes daar zy hecl gezwint meê. weten om-te gaan , eveneens als de Europifche Meefters metde leg-pen- ningen fpelen. In't verdeilen der ge- fternten , verfchillenze zeer veel van d'Europers „en tot het getal der Sters renhebbenfe vier hondert,boven de ge-. nen die onze fterrekijkers bekent zijns bygevoegt;wanteenige duiftere fterren. en die niet dan by helder weder ver= fchijnen „worden by hen onder dit getal gerekent. Deze Sterre- kijkers zijn voor het meerdeel bezich in hee voorzeggen van den tijt van't verduis. fteren der Zonne, en in den loopder, dwaal- en vafte ftérren. Maar dit alles, fteekt ook vol dwalingen.en misflagen:, Endelijk beftaat hun-ganfche weten- fchap der Sterren byna alleen in dat ge deelte der Sterren-kunde „dat uit den. loop der Sterren ieder eens geluk eit. CR _ onge”

pie ongeluk, als ook de vruchtbaarheit enonvruchtbaarheit der aanftaande tij- den, belooft te voorete fpellen. Want zy geloven voor vaft , dat alle dingen, dieop dezeaertfche werelt gefchieden, aan d'invloejingen der Sterren hangen; en daar door beftiert worden. In deze Wiskunftige wetenfchappen hebben- ze nochtansiets vande Sarraceners, die van't Weften quamen, ontleent ; maar zy beveftigen niets door oorzaken of ‘“tgezach van bewijzingen , maar heb- ben alleenlijk eenige Tafereelen nage- laten, daar na zy zich in ’t maken der Almanakken, en in tvoorzeggenvan de verduifteringen der twee grote lich- ten van Zon en Maan , en loop van alle d'andere dwaal-fterren, richten. Van het gedeelte der-Sterre-kunde , dat uit den loop der Sterren ieder eens geluk en ongeluk belooft te vooren te fpellen, fchrijft de Jefuyt Trigautius in zijn Befchrijving van 't Rijk Siza al- dus. | De Stichter wan den Stam, die te- gemwoordigh in Sina de heerfthappye voert, heeft laten verbieden dat nie- mant de regelsen gronden wan de Sterre- kijkerye magh leeren, dan de geenen, die by vecht ‘van erffenis daar toe geftelt of gekooren zijn, en dat uit vreze, op dat de gene uit de hennis der Sterren, als hy die bekomen heeft , geen macht krijgt en gelegentheit neemt om eenige nieuwig- heden in't Rijk aan te rechten. Die even- wel tegenwoordigh de heerfchappye voert, onderhoudt met groote onkoften verfchei- dene Wiskunffigen; en deze zijn twee- derlei ; te weten de Gelmbden, die zich in’s Keizers Palais ophouden of de Kei- zerlijke Majeffraten die daar buiten woonen. Beide deze hebben: tegenwoor- dig te Peking twee Recht-banken, d'eene is de Bank, van de Sinezen, die zich met het makenderAlmanakken en't uit- rekenen der werduifteringe van Zon en Maan bemoeien; d'ander is vande Sar- raceners, alwaar van de zelve dingen na de eront-regels der Wefterfche Sterve- kunde gehandelt "wort ; daar na wort het oordeel van beide deze Banken by | elkandre werleken, en het gone , daar an deen of d'ander mochte gemift beb-

ben, gebetert. Beïde deze Banken heb- |

bew ook op eenen vry hoogen Heuvel, om

GEZANDTSCHA P aan den Grooten

de Sterren te aanfchouwen een groote ruime vlakte,alwaar zyeenige oude WW is- kunflige werk-tuigen van gegooten: Koo- per by zich hebben, die vry oudt fchij- nen te zijn. Op dien Heuvel is altijt een: van de Amprgenooten die des-nachts daar waakt, of by geval aanden Hemel eenig ongewoonlijk, gefternte möchtver- féhijnen „en wat nieuws tevoren fpellen, En byaldien zulks gebeurt, Yo verma- nenge 's anderen daags den domint by een verzoek-fchrift, en leggen beim met een uit of het gelnk of ongeluk bete kent. De vlakte, daar op de Nangkin- nenfche Wiskwuftigen de Sterren aan- Schouwen, leit mede op een hoogen Heu- wel, doch binnen de fladt ; en hanne Wis- kunftige werktuigen overtreffen die van Peking verre in fchoonheit , dewijl te dien tijde de Keizers in die fladt hun Hof hielden. 6 _ | _ Het ampt van de Pekingíche Sterre- Rijkers beflaat hierin , datze de verdui- Sleringen van Zonen Maan door het gan- fche Rijk te vooren zeggen. En by ver- duiffering van Zon en Mdáan, worden de Majeftraten en de Beelden-dienaars, uit kracht van een ingevoerde wet, ger laft op een zekre plaats by een te komen, es aldaar den Planeet, die verduijdert wort, byflant ve doen, 't welk zy doen, naar hun mening, alffe op maat op kopere Jchellet jes laan, endikwilsop hun knien Zaan leggen; te weten, al dientijt, zo lang zy geloven „dat de Planeet verdui- flert is. Dit doenze zo ik gehoort heb, wit yreze , datzein dien tijt van d'een of andere Slang of Draak, niet mogen opgefloke worden. Dus verre Trigau- tius. Dat endelijk de Sinezeneenaan- geboorne fchrander- en fpits-vondig- heit tot deze kunften hebber, kan dui- delijk genoeg hier by afgenomen. wor- den, dewijlze onze meet-tel- en reken” kunft en loop der Sterren,met Sinefche”

lerteren of Charakters gedrukt ter-

ftont, alie die maar, om zo te fpre- ken, in- zien, verftaan en gezwint leeren kunnen. Men vind daar te lande ook vele boeken van de Bouw-kurft

Onleed-kunft, Gezicht-kundejert van

meer andere wetenfchappen, met Fie

guren gedrukt. | Inde grontregels vand'Artzenykun- artzenje de verfchillenze weinigh van d'onzen, “7 Sine

maar

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sinas at

maar overtreffen evenwel, ten opzicht van d'oeffening, d'Europers zeer verre. Het kloppen van den flag-ader of de pols, onderzoeken en voelenze ook eveneens als d'Europers.En zo ervaren zijnze in de kennis van 't bewegen des

flag-aders, datze by wijlen ook door

deffelfs beweging, de zweeren, die

inwendig in ‘t lichaam verborgen zijn, kunnen ontdekken. Inieder hant ver- neemenze zes onderfcheidelijke klop- pingen des flag-aders te weten dric hooft- en drie mindre bewegingen, dic alle met zekre deelen des lichaams , naar zy meenen, eenige verborgene ge- meenfchappen hebben : want d'eerfte klopping; zeggenze, behoort tot het hert, de tweede tot de lever , de derde tot de maag, de vierde tot de milt, de vyfde tot de nieren,en zoo voort. Het onderzoeken van den flagh-ader der kranken , duurt by na een half uur,

‘twelk mer grote ftilte van eenen ieder,

doch niet zonder verdriet van den

kranke, toegaat. k

In't genezen gebruikenze veel en- kele genees-middelen , als Kruiden,

Wortelen , en diergelijke gewaffen.

Weshalven beftaat de ganfche Sinece-

fche Artzeny-kunde by na meeft in de

kennis en de gront-regels der kruit- kunde. In ganfch Sina is ook geen openbare of gemene fchool , daár in de Artzenye geleert wort, maar een ieder wort binnen ’s huis van een iege- lijk meefter geleert. En-in beide de

Keizerlijke Hooft-fteden , te Peking

en Nanking, worden de graden van

Do&oorfchap in de Artzeny-kunft,

navoorgdandeonderzoeking,verleent,

maar niet als ter vlucht; en by na zon-

enis in si- der onderfcheiraan eenen ieder. Ook pa in kleene heeft niemant meer gezachs noch aan-

ziens, die tot die graat verheven is, dan de geene, dietot de zelve niet is verheven; ’t geen hier by toekomt, dewijl niemant ’t genezen der kranken verbooden wort, 't zy dat hy daar in „ervaren. of onervaren is. Kennelijk is dit ook eenen ieder, dat niemant zich op de Wis-kunde of Artzeny-kunde zal leggen, die hoope heeft, dat hy inde Zede-kunde kan uitftekend wor- den. Weshalven wil zich byna niemant op deze kunften leggen, dan die arm

van middelen, of dom van herffenen is, en hier door van her leren van hooger wetenfchappen afgefchrikt wort. Dit is d'oorzaak dat d'Artzen in Siza byhd niet met allen geacht worden. wel:

Doch dit gefchiet heel anders inr de _ Konfurint beeft allede

Zede-kunde ; want een ieder, die tot

boeken der ou

deffelfs hoogfte trappen verheven de ssmeefche wort, heeft, zijns bedunkens , den top Fl’ b

een Verga.

der Sineefche gelukzaligheit beklom zer:,

men. Doch hier van wat breeder te handelen, dunkr my niet ongeraden te zijn, dewijl het den lezer niet min aangenaam dan wonder wil te vooren

komen. De boven-gemelde Konfurius, en zelfs een

Prins der Sinefche Philofofen,heeft alle rg

de fchriften der oude Philofofen in vier groote boeken by een in orde gebragt, en hy zelf een vyfde mer zijne eigen handen gefchreven. In deze boeken vindt men de Zede-kunde van wel te leven , en de gront-regels om een ge- meenen ftaat wel te beftieren ; alsook d'aaloude Exempels, Zeden, Offer- handen en verfcheide gedichten van oude Poëten. Behalve deze vyf groote

boeken, zijn noch van twee of dric-

Filofophen , te weten Kozfätins en deffelfs Leerlingen, in een eene bant verfcheide diergelijke andere gebon- den, zonder orde, als ook fprcuken, om de Zeden wel te gebruiken, zich zelven, het huisgezin, en endelijk het ganfche Rijk totdeucht en vroomheit te brengen , by een vergadert. « Dit ganfche grootelefte boek, dewijl her in vier kleene boeken is afgedeelt, wort de Vier-boeken genoemt. Deze negen boeken zijn d'alleroudfte , die men in de boekerijen van S7z4 te vinden weet, en waar uit byna al andere boeken ge- fmeed zijn ; ook zijnze voor het mecr- deel met Sineefche Charakters ge- fchreven ; en zeker, men vind daar in geboden en gront-regels van de Zede- kunde, die denrijke geen klenendientt en voordeel doen. Weshalven is by d'al- leroudfte Koningen een wet ingevoert,

uit welke

wf de Sine- zen al bun

endievantijttot tijt beveftigt is, dat die geleert heir by de Sinezen een gelettert man wilf terr:

zijn, of daar voor gehouden worden, uit deze boeken nootzakelijk de gront- regels van zijn geleertheit moet fchep= pen. Ook is het niet gehoech, datze de rechte zin van deze boeken verftaan

C 3 maar

een ee

EN

ee

4 ik 1 à e Tar B ar en MPO Ae

ff

nn ET Te egg ge

wegrent U a de dn % - Kak: N . 4 4e end - . he es

22

maar zy moeten ook , ’t welk veel zwaarder is, gezwint van iëder gevoe- len en fpreuk op Sineefch bequamelijk kunnen fchrijven ; te dien einde moet eenieder, om dit te doen, deze vier boeken op zijn duim weten, en die by na van buitenen leeren,

Wijders, geen gemene, lage of hoo- ge fchoolen zijn in ganfch Sina , (ge-

In Sina zijn 4 een Z emene fehoolen ,

maar ieder lijk zulks eenige Schrijvers valfchelijk heeft een

hd in zijn wis.

gefchreven hebben ) waar van de mee- fters zich onderwinden deze boeken uitteleggen ; maar ieder kieft zig na zijn welgevallen een Leermeefter, van wien hy op zijne eigene onkoften in huis onderwezen wort. Voorts heeft men een groote meenighte van deze Leermeefters daar te lande , eensdeels om dat een eenige Leermeefter , ter oorzake van de moeiclijkheit der Si- neefche Charakters, veele perzoonen niet kan leeren; ten anderen, en dat voornamelijk , dewijl het (gelijk ik zeide ) een gebruik is, dateen ieder in zijn huis alleen voor zijne kinderen een fchool opzet, fchoon hy maar eenen of twee heeft ; 't welk, mijns oordeels, te dien einde gefchiet, om dat door het verkeren met anderen, d'yver tot het leren niet zou afzoeten.

In deze wetenfchap worden de gee- nen, die zich op ‘tleeren dezer Zede- kundeleggen, en na voorgaande on- derzoeking daar in bequaam bevonden zijn, tot drie verfcheidene trappen of graden der letteren verhoogt. D'eerfte trap wort Szeucar, de tweede Kiugin, en de derde Cinfu geheten. En dit on- derzoeken beftaat byna alleen maar in fchrift. rd

D'eerfte trap van Geleertheidt, Steucai genoemt, wordt in ieder ftadt gegeven, op de plaats , die ’t School geheeten wordt, door een. zeke- ren uitftekenden en geletterden per- zoon die te dien einde van den Koning zelf daar toe geftelt is , en na zijn ampt den naam van 7#bio voert. Deze 74hf0 doorreift alle de fteden van zijn landfchap , om den geletterden tot dien graat, nadrie voorgaande on- derzockingen te verheffen. Als deze Tibio, die men Kancellier of onder- zoekmeefter op Neêrduitfch zou.kun- men noemen, aangekomenis , zo ko-

De graden der vas lj geletterden zijn drieder- let E)

als Steucat, die d'eerfte is.

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

men terftont alle de geenen, die uit deze ftadt en d’ omleggende plaatfen na dien graat ftaan, t'zamen , en ftel- len zich ter proeve. D'eerfte onder- zoeking wort van die Leermeefters in ‘twerk geftelt, die over de Baccalau- rezen , alfle dezen graat verkregen hebben, zolang gebieden, tot datze tot een hooger graat geraaken. Tot deze onderzoeking wort eenen ieder toegank vergunt, en dikwils gebeurtet

dat’er vier of vyf duizent uit een cenige

ftad indeze onderzoeking verfchijnen. De onderzochte Leerlingen worden daar na van de Leermeefters, die op ‘s Konings onkoften te dien einde ge- houden worden, aan de vier Stadt- houders der ftad (die alle geletterde Iui- den zijn,want geen ongclettert perfoon mach in Siza aan’t roer der regeering zitten ) te rugh gezonden , die hen dan op nieuw weder aan den 7ihio of onderzoek- meefter vertoonen, maar uit het ganfche getal niet meer dan twee hondert, te weten, -die hetbefte kunnen fchrijven en tot dezen graad bequaam geacht worden. De derde onderzoeking gefchiet door den Kan- cellier of onderzoek-meefter zelf; deze onderzoeking gaat veel fcherper toe, dan de voorgaandetwee ; want vande twee hondert, maakt hy niet meer dan twintigh of dertigh, nade grootte van ‘tlandfchap , en dië hy in d'onderzoe- king bequaam heeft bevonden;tot Bac- - calaurezen , en deze voegt hy dan by de Baccalaurezen , diein de voorgaan- de jaren waerdigh verklaart zijn, om dezen trap te mogen bekleden. Deze nieuwelingen met d'oude maken het voornaamfte deel der ftadt uit, want zy worden van eenen ieder geëert , uit inzicht van hare toekomende waerdig- heit ‚daar zy allengs by trappen-toe geraken. Tot een zonderling teeken van hare waerdigheit, dragenze een

„Tabbert, Bonnet en Laerzen, in welk

gewaat niemant anders, dan een Bac- calaures, mach gekleedt gaan. In de vergaderingen der Majeftraren bekle- denze ook geen verachtelijke. plaats, en bewijzen de zelve hooger heufche plichtigheden, als den gemenen man veroorloft is te gebruiken. Zy genieten ook vele vryheden , en {taan Nen

Cr

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina. 23

der niemant, dan onder den Kancellier

en hunne vier Leer-meefters ; en in-

_ dienze iets bedreven hebben,daar over

Het ampt van den Tihio.

mogen d'andere. Majeftraten hun von-

nis niet vellen. :

Het ampt van den 77570 of Kancel- lier, beftaat niet alleen in ’t maken van nieuwe Baccalaurezen ‚maar hy ftelt ook weder de genen, die in de voorige jaren tot dezen graat verhevenzijns ter toetze , en onderzoektze wel fcherp, wat datze mogen gevordert of geleert hebben. Weshalven, na d'uitftekent- heit van fchrijven, ftelt hy hen onder vijf ordens, Die onder d'eerfte orde gerekent worden, vereert hy met een prijs, en geeft hen macht, zonder hen evenwel tot hooger graadt te verhef- fen , om eenige flechte gemene amp- ten te mogen bedienen. De Baccalau- rezen van de tweede orde vereert hy ook met een prijs, maar diein waerdye geenzins tegen d'eerfte opmach. Die van de derde orde acht hy geen prijs noch ftraffe waerdigh te zijn. Die van de vierde orde boeten de ftraffe van hunne luiheit en traagheit miet opent- lijk geflagen te worden, Maar de ge- nen, die in de lefte orde getelt ftaan worden van Rok, Bonnet en Laer- zen, teekenen des Baccalaurefchap , berooft ; en in d'orde, daar onder ‘t graauw gerekent wort, geftelt. Dit begiftigen met prijzen, en ftraffen met flagen,en betoven van graat, wort te dien einde gedaan , op datze hun tijdt, alsze tot den graat van Baccalaurezen verheven zijn, niet in lui en ledigheit toe-brengen, en vergeten ‘t geenze eens geleert hebben.

Kinginde De tweede trap of graat, tot den

dagen

en op

Dijze nd Ze-

gegeven wort.

welken de geletterde Sinezen verheven worden, en Kinggin genaamtis, kan ten deele met den trap verleken wor- den, dien de Licentiaten in Europe bekleden. Deze graatwort niet als om het derde. jaar in de Hooftftadt van ieder landfchap, in ‘t begin derachtíte of -Herfltmaant met veel grooter prachten praal verleent. „Maar tot de- zen graat raken nietalle de genen, die zy daar toe waerdig achten,maar alleen een zeker getalonder hen,die het aller- waerdigfte om dezen graat te bekleden

gefchat worden; en dat na de waerdig-

heit en voortreffelijkheit der landt- fchappen, veel of weinigh. Want in bei de Hooft-landfchappen,als Peking en Nanking , worden uit het ganfche getal der Baccalaurezen omtrent hon- dert en vijftigh Licentiaten gemaäkt, en in de landtfchappen Cheguiang , Quianfs 5 en, Fokten vijf en tnegentigh, in d'overige, na het getal der geletter- den en waerdigheit van ’t landfchap , wat minder,

Tot deze onderzoeking mogen al- leen de Baccalaurezen , doch evenwel niet alle komen ; maar uit ieder ftad van ’tlantfchap of uit de fcholen worden ten hoogfte veertigh Baccalaurezen uit het ganfche getal, die in ’t fchrijven alreê onderzocht zijn, gekoren. Niettemin beloopt noch zomtijts het geral der genen „die na deze orde der Licen- tiaten ftaan , aan de kant van vier dui- zent. De Majeftraten derhalven van Peking dragen in het derde jaar als de Licentiaten verhoogt worden , (dat alle drie jaren, gelijk gezegtis, wei nigh voor d achtíte manefchijn , dat by ons-in de Herfftmaant is, omkomt.) hondert uitgelezene Filofophen by een verzoek-fchrift dan den Koning op om uit deze dertigh ( namelijk voorieder landfchap twee) te noemen, die over hetonderzoeken dezer Licen- tiaten te {taan hebben. Een van deze twee in ieder landtfchap , moet noot-

zakelijk uit het Koninglijke Amptge-

nootfchap Han-linyven welks Ampt- genooten men voor de voornaamfte perzoonen van't ganfche Rijk houdt , gekooren worden, De Koning noemt ook deze onderzoekers noit dan op dien zelven tijt, datze effen met groo- te. dach-reizens in hu landfchap ko- men kunnen. Hy geeft hen ook op- zienders meê, diczorge dragen , datze niemant van dat landíchap uit geener- lei oorzaken eerder aanfpreken , voor datze tot Licentiaten verklaart zijn. Uit het zelve landfchap worden ook van de Majeftraten ecnige. voornam@ Filofophen ontbooden , die de Ko- ninglijke onderzoekers in deze ohder- zoeking,en eerfte toetzinge der (chrif- ten trouwelijk helpen… Wijders,in ieder Hooftftad vindmen

een groot en kunftigh gebouwt halal at

In ieder Hooft-ftadt îs

een Palais 3

Pen

mj *

_ & ie

7 'h mf

bag CP TTA sd d

2

vien:

7

A 4

mn

24 _ dar mer zeer hooge muren omringt, en alleen tot het onderzoeken en onder- vragen der Geleerden gefticht is. In dit Palais zijn zeer vele woonfteden en vertrekken, daar in hert zeerftil is, en d'onderzoekers,alffe de fchriften op de met overde proef ftellen , zich onthouden. Be- mati cel halven alle deze vertrekken , zijn in ‘t midden van ’t Palais over de duizent Celletjes, die zoo kleen zijn, datze al- leen maar een klene tafel met een bank, en een eenig menfch bergen konnen. In deze Celletjes kan niemant met zijnen gebuur fpreken, nochte ook iemant Zien. daar inde __Als nu de ftads en Koninglijke On- orda derzoekers in de Hooftítadt gekomen woor’tonder- Zijn , ZO wordenze eerft in dit Palais , zoeken in op- een ieder ineen byzonder vertrek, op- gefloten wor- . din: geflooten , eer datze met iemant te woorde mogen komen; ja mogen met elkandre in mont - gemeenfchap’ niet treden, zo lang alfle met het onder- zoeken der fchriften beezigh zijn. En dat noch meer is een groot getal van Krijgs-knechten en Majeftraaten be- waakt nacht en dag hunne vertrekken, en belet dat de genen, die in’t Palais zijn opgeflooten, met de genen die buiten zijn, niet mogen fpreken, noch- te de fchriften inzien. Hoe nauw Tot dit onderzoeken worden drie de genen be- dagen, ( dat op een zelven tijt door aart Dor= ". . den, dieon- het ganfche Rijk gefchiet ) name- An of lijk de negende , twaalfde en vijf- die tiende dag van d’achtfte maant, geno- men. En tot het fchrijven hebben de Leerlingen den ganfchen dag , vanden opgank der Zonne tot laat in den avont, tot hun verdoen, zonder dat de deuren eens geopent maar worden altijt zeer zorgvuldigh toegehouden ; alleen krijgenze een klene verquikking van teen of't ander, datze daags te vooren, om’slands koften , gekocht ‘hebben. Als de Bakkalaurezen in het Palais gelaten worden, zo wordenze zeer nauw Onderzocht, ofze ook ee- nige boeken of gefchrift met zich bren- gen, dewijlze alleen met zich nemen megen eenige pencelen, die zy tot het fchrijven gebruiken, als ook een fchrijf-rafeltje , inkt en papier. En op

dat ‘er geen bedroch onder fchuile ,

worden hunne pepcelen en fchrijf-

GEZANDT sCHAP aan den Grooten

bortjes zeer naauw onderzocht. Bevind menze op bedroch , zoo wordenze nict alleen buiten geflooten, maar ook zeer zwaarlijk geftraft.

Na dar de Bakkalaurezen in 't Palais zijn ingelaten, de deuren geflooten, en met ftadts Zegel bezegelt, zo ftellen de twee Koninglijke Hooft-onderzoe- kers uit de vier boeken, driefpreuken, die zy na hun welgevallen uitkiezen , opentlijk ten toon, die ieder als een proef van zo vele fchriften zich voor- ftelt. Daar en boven kieft ieder noch uitde vijf leren vier fpreuken , die hen toteen proef van zo vele andere fchrif- ten verftrekken. Deze fpreuken kieft ieder uit die leere, die in de gene te vinden zijn, die hy leert. Ook moeten deze zeven fchriften niet alleen met cierlijke woorden maar ook met def- tige en diepzinnige fpreuken opge- pronkt zijn, en daar in doorgaans de gront-regels van de Sineefche welfpre- kentheit wel waargenomen worden.

Zeer nauw hebben defe Schrijvers ook

te letten , dat in ieder fchrift niet bo- ven de vyf hondert Charakters komen, waar van ieder een geheel woort in onze tale uitmaakt.

Op den derdendagh, nad’eerfte on- derzoeking , worden deze Schrijvers weder eveneens opgeflooten , en hen drie dingen die eertijts gebeurt zijn, uit d'oude jaarboeken , of eenige an- dere dingen, die in't toekomend kun- nen gefchieden, voorgeftelt. Hier over leidt ieder in drie gefchriften zijn ge- voelen uit, of vermaant den Koning door een boekje in gefchrift, wat tot ’s Rijks oirbaar indie voorval te doen ftaat.

Desgelijks worden'hen den vijftien- den dag drie gefchillen uitde genen, die dageliks in ’t bedienen van’s Rijks ampten voorvallen voorgeftelt. Hier over leidt ieder ook indrie gefchriften zijn gevoelen-uit, dat hy in’tbeflech-. ten van-dat gefchil, als hy het ampt van Majeftraat bekleede, geven zou.

Na dat in dezer voegen de 4toffen der fchriften , iederopzijneridag, ge- geven, en ‚om niette vergeten, opge- fchreven zijn, zoo gaan de Baccalau- tezenieder in een byzonder Gelletje, en fchrijven aldaar in groote Er

| a

_Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina, 25

Na het fchrijven, fchrijft ieder zijn fchrift ineen byzonder boekje, dathy te dien einde gereedt heeft, noch eens over, en voegt ‘er onder aan de namen van zijnen Vader, groot- Vader en overgroot-Vader, by, en fluit dan dit boekje zoodanig , dat 'et van niemant, dan van de-Gevolmachtighden der on- derzoekers „kangeopent worden. Als eeniegelijk ditmet ieder boekje gedaan heeft, zoo levert hy die aan de afge- zondenen over. Alle deze boekjes, eer datze d'onderzoekers in handen krij- gen „, ‘worden van zekre Schrijvers, _ die daâr op patfen, overgefchreven; en, op dat'er geen bedroch mach on- der fchuilen, d'affchriften root geverft, daar in tegendeel d'eigen fchriften met inkt gefchreven zijn. D'Affchriften, en niërd'eigenefchriften, worden,zon- der denamen der Schrijvers, aan d'on-

derzoekers om getoeft te worden,

overgelevert ; maar de {chriften met de hant der Schrijvers gefchreven, die van d’affchriften niet verfchillen , mid- lerwijle bewaart. Dit wort te dien ein- de gedaan, op dat de geenen, die de fchriften toetfen , de namen der Schrij- vers, noch de hant der zelve niet zou- den kunnen kennen.

D'opgemelte eerfte onderzoekers , uit de ftadts Majeftraten gekoren, toet- fen alle de fchriften , en verwerpen het flechtfte zodanig , datze dén Koning- lijken onderzoekers eens zo veel fchrif- tenoverleveren als er Licentiáten zullen gemaakt worden. Weshälven, indien ’er hondert en vijftigh tot dezen trap van geleertheit-zullen verheven worden, zo worden er drie hondert Schriften opgenomen, en in ’t vertrek der Koninglijke onderzoekers, om al- daar voor het laafte getoeft te worden, overgelevert, waar uit zy alle de befte (zoo vele Licentiaten als’er zullen ge- maakt worden) kiezen; Uit dit getal kiezenze daar na d'eerfte, tweede en derde fchriftén,en ftellerize vervolgens in goede orde. Hier na verlijken alle d’ onderzoekers teffens d'affchriften

met deigene {chriften, en lezen. des

Schrijvers naam,ind’eigen hantfchrift,

_op. Deze namen; die met letteren van anderhalven voet gfoot gefchreven worden, zettenze op een groot bort

|

opentlijk tentoon , tegens het nitgaan van d'achtfte maant , *t welk met een grooten toeloop van de ganfche Majce- ftraat gefchiet; en meteen zonderlinge vreugt en gejuig dergenen, die dezen nieuwgemaakten Licentiaten in bloet- verwant of maag{chap beftaan. Deze trap des Licentiaatfchaps, is veel hoo- ger en aanzienlijker dan d'eerfte , en geniet ook vele andre treffelijke vryhe- den, en een zonderlinge cieraat van waerdigheit, En indien deze Licentiae ten de begeerte afleggen van tot de hoogfte graat te geraken zo {taan ver- fcheide hooge en aanzienlijke ampten in't Rijk voor hen open.

Dit bedrijf in dezer voegen dus ge- endight zijnde, zo geven de Koning- lijkeHooft-onderzoekers een boek uit, waar in de voortgank van de ganfche onderzoeking , denamender Licentia- ten , en d’ uitftekenfte fchriften van alle de voorgefteldeftoffen, gefchreven ftaan. Maar allermeeft wordende fchrif- ten van dien gene gedrukt, dien d'eer- fte naam onder de Licentiaten te beurt is gevallen. - Deze wort op Sineefch Quiaynen genoemt. Ditboek wort met zonderlinge nette Charakters gedrukt, door ’t ganfche Rijk verfpreit , en daar af eenige affchriften aan den Koning en zijne Hovelingen veréert.

Tot deze onderzoeking wort den genen geenzins toegang vergunt, die Bakkalaurezen in een ander landfchap gemáakt zijn maar alleen. die van beide de-Hooft-landfchap pen; te weten van Peking en Nanking. Eenige weie nigen alleen-mogen uit andre landt- fchappen ; uit kracht van een zonder- linge vryheit (te weten, dewijlze in ’s Konings fchool , na datze het Bak- kalaurefchap verkregen hebben, aan- genomen,en daar in {chool-broederen geworden zijn) tot deze onderzoeking en ditamiptgenootfchap , voor cen zee ker zom penningen, komen. pen

Dederde graat of trap daar meê de De derde geletterden in Sina verheerlijkt wor-£,%% 02% der en die Cinfu geheten.is, komt wijze de ge- geheel en al met ons Doétoorfchap in mains bee de Gods-geleertheit Rechten en Arte vorden, zenye, oveteen, Deze graat wort ook alledrie jaren; doch alleen maar in de Keizerlijke hooftftad Peking, verleent;

d welk

. an

Pin,

Se

zi Sel Oren er TN

| / ij 4

*t welk altijt in 't volgende jaar ge- fchiet, na dat de Licentiaten gemaakt zijn. Tot dezen trap kunnen aileen niaar drie hondert uit’t ganfche Rijk geraken, hoewel alle de Licentiaten uit ieder landtfchap , die ‘t onderzoe- ken willen uitftaan , volgens recht, tot ‘tonderzoeken gelaten worden. Dit onderzoeken gefchiet in de tweede maant ‚en op de zelve dagen daar in de voorige gefchieden. Geen onderfcheit is ook in ’t onderzoeken tuffchen deze en de voorgaande, dan alleen dater, uit oorzaak van den trap en waerdig- heit,in deze onderzoeking groter naer- ftigheit aangewent wort, om alle be- drochen gunft, die dikwils hier onder fchuilen, te weeren. Tot Hooft-onder- zoekers van deze onderzoeking , wor- den ook uit de voornaamtfte Majeftraats perzoonon , die Kolaos geheten wor- den, en daaraf te vooren gefprooken is, gekooren. ,

Na dat d’ onderzoeking geëndight, en d'onderzochten in het zelve Palais tot Dooren verklaart zijn , daar in de Licentiaten ook gemeenlijk gemaakt worden , fteltmen hen allen teffens in ’s Konings Palais , enin tegenwoot- digheit der voornaamfte Majeftraten van ’t Hof (daar by ook eertijts de Koning zelf verfcheen)een zekreftoffe in gefchrift voor , om weder op nieuw getoeft te worden. Deze onderzoeking gefchiet met groote pracht en ftaaci, en beftaat alleen in een weinigh fchrij- ven. Died'eerfte plaats in d'onderzoe- king der Do@tooren verkrijgt , dien. valt buiten twijffel de derde plaats in deze tweede onderzoeking ten deele. Maar die in deze tweede onderzoeking d'eerfte en tweede plaats verkrijgt, die wort, zo lang als hy leeft ‚met zonder- linge waerdigheit begiftight, en be- kleet daar en boven de voorhaamfte ampten in’tbeftieren des Rijks. Deze

waerdigheit zou men gevoeglijk met.

den tijtel van Hartoog of Markgraaf kunnen verlijken , indienze by erffe- nis op de nakomelingen ftorf. Terftont genieten deze Dottooren , na ’t ver- heffen tot deze waerdigheie, een by- zonder kleet, Bonnet, Hoet, Laer- zen, als ook andrb tekeneri van Maje- ftraten , en worden tot de voornaamfte

GEZANDTSCHA P aan den Grooten

en treffelijkfte Ampten , die de Maje- ftraten bedienen , verheven ; en dat altijtin die waerdigheiten orde, datze noit van de Licentiaten overtroffen worden. Zy worden ook onder de voornaamfte des Rijks gerekent, en raken zo fchielijk boven d’ overigen Licentiaten,dien fortuinden voet heeft dwars gezet , dat ‘et zulks allen ge- loof fchijnt te boven te gaan : want zy bewijzen hen overal de hoogfte eerc , en geven hen groote eertijtelen. Maar de Licentiaten diein hunne hope van tot het Doêtoorfchap te geraken te leur geftelt , en wederom-geftuurt zijn , worden tot de beftiering des Rijks ge- bezight,indienze,uit wanhoop,in'ttoe- komend niet meer na’t Doétoorfchap willen dingen ;-en fchoon datze in waerdigheit onder de Dotoorenftaan,. zy bedienen evenwel geen: getinge Ampten, zo binnen als buiten 't Kei- zerlijke Hof. Indienze hun geluiknach eens op nieuw willen verzoeken, zoo trekkenze naar huis, en oeffenen zich zeer naerftigh in ‘tlezen en fchrijven, de volgende drie jaren , tot datze na 'tverloop van dezen tijt, zich weder ter toetfe ftellen , ’twelk zy zo dikwils mogen doen, als hengoetdunkt. En dikwils gebeurt’et datze zich tienmaal op de proef ftellen , zonder evenwel daardoor tegeraken; ‘twelk hen-ook in zodanigh een vértwijffeling brengt , datze hun ganfche leven,zonder eenige Majeftraats- Ampten te bedienen , ver- flijten, dewijlzed ‘opperften of niet met allen willen zijn. | _Op wat wijze deze anda is toegegaan, daar af laten ook d'on- derzoekers een byzonder boek druk- ken, en de namen (eveneens gelijk te vooren van de. Licentiaten vermaant ftaat,) in uitftekend gefchrift daar by voegen. Behalven dit boek wort jaar- liks noch een ander boek gedrukt, waar inde namen van alle de Doêtoo- ren, als ook hun Vaderlant, Ouders, Ampten, en-op wat plaats datze die bedienen, gefchreven ftaan. Weshal- ven: kan de geene , die dit-jaarboek maar opflaat , terftont zien, welke waerdigheit een ieder van het eerfte jaar van zijn Doêtoorfchap totaan zij- nen doot, en waar hy dat bekleedt heeft,

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina, 27

heeft, alsook hoedanigh hy verhoogt of vernedert is, *t welk by de Sinezen, na de dienften die ieder doct, zeer ge- meen is.

In ’t verkrijgen van deze graden is dit ten hoogften te verwonderen, welk een groote vriendt- en maagfchap d'Amptgenooten ‚diein een zelve jaar

tot Doétooren verklaart worden , on-

Op wat

ijze de krijgs-luiden onderzocht “Porden.

der elkandre maken. Want zo wel de Licentiaten als Doêtooren , die in een zelve jaar hunne graat verkregen heb- ben, beminnen elkandre hun ganfchen leven lang als broeders , en helpen el- kandre,als ook de vrienden van hunne Amptgenoten, overal met een zon- derlinge eendrachtigheiten liefde, waar zy kunnen en mogen. Met d'onder- zoekers houdenze ook groote gemeen- fchap , niet anders als ofze Ouders én Kinderen , en Leerlingen of Meefters waren , en befegenen die altijt met groote eerbiedenis; hoewel het dikwils gebeurt dat de Leerlingen, met het op- klimmen van trap tottrap,hunne Mee- fters verre te boven gaan,

In deze onderzoeking wordenze gelaft in gefchrift cen zekre voorgëttelde vraag, nopende de krijgs-zaken; te beantwoorden. De Rechters, na ’t ver= lijken dezer drie onderzoekingen met elkandre, maken in ieder landfchap uit ‘t ganfche getal ontrent vijftigh Licen- tiaten. Maar in welk jaar te Peguin Doétors gemaakt worden , zo worden ook altijt hondert krijgs-luiden uit het ganfche getal der Licentiaten des gari- fchen Rijks, na drie voorgaande on- derzoekingen , tot de waerdigheit van krijgs-Doétooren verheven. Uit dit Amptgenootfchap raken veel lichter de Doftooren, dan de Licentiaten , niet evenwel zonder groote gefchen- ken te geven, tot het bedienen van eenigh Ampt vankrijgs-Overfte. Beide, zo dra alfle met een hooger graat be- giftight zijn , ‘t zydatze uit den Filofo- fifchen of krijgs-Raat zijn, fchrijvenze boven de deur van’t huis, ter eefevan tgeflacht, den tijtel met letteren van anderhalf voet groot, waar meê aan- gewezen wort, welke waerdigheit een

Deze trappen van eere worde ook ( ieder verkregen heeft. Endelijk ftaat

den krijgs-luiden mer de zelve eertijte- len; op de zelve plaats en in't zelve jaar, een maant daar na, verleent; maar dewijl de krijgszaak by de Sine- zen „veer 't Rijk onder den Tarter raakte, weinigh behartight wiert, zo

ging dit ook met minder, ftaaci én

pracht toe, Deze onderzoeking der krijgs-luiden is driederlei;-In d'eerfte onderzocking zittenzete paett „en lof- fen in een volle ren, naeen zeker doel- wit, negen pijlem, In de tweede mik- kenze met even zo veel pijlen na’tzelf- fte doelwit, en die ten minften met vier Pijlen te paerde en met twee te voet het doelwit getroffen heeft, die wort in de derde onderzoeking ontfangen:

el

aan temerken, dat alle de onderzoek- meefters ( ’t zy dater onderzoek in de Krijgs- of Wiskunftige zaken, of in de Artzeny-kunft gedaan wort, en voor al indien zulks in de Zede-kunde ge- fchiet ) «uit den Filofofifchen Raadt gekooren worden, zonder dezen tot Amptgensoten:ecnige Velt-overften, of Wiskunftigen of Artzen by te voes geh: Want zo groot een gevoelen heb- ben de Sinezen Van de geenen, die in de Zede-kunde uitmunten , dat hen dunkt, dat deze luiden van alle zaken een gezont oordeel kunnen vellen, fchoon zulks zeer verre buiten hun bee roep is,

dz x „DER

od In

2e

Vi Wi kr is

ed *

Ti Ore drie r zen and, NEEN n a

_ _

vir « dE - pam ‚&

en

Hr HA

Pen

ms

tt

On ts

are

ed _

ns ard pa - _ pe

—… en kn

ee - n Ì bn on

4 mg

Ld > ad -

Ta.

hd

Beu-w- kun? der Si. nezen,

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

DERDE HOOEFTSTUK.

Van verfobeidene Sineefche Hantwerken , Tooneelfpeelders, Googbelaars en Bedelaars, Cc.

N de Bouw-kunft, zo wel ten op-

zicht van de koftelijkheit als d'on-

vergankelijkheit,mogen de Sinezen geenzins tegen d'Europers op; dewijl de Sinezen de huizen, die zy ftichten, by de kortheit des menfchen leven fchatten : want zy bouwen, zeggenze, voor zich zelven, en niet voor andere; maar d'Europersftaan,uit een ingebore begeerte, na de langduurigheit of ecu- wigheit. Dit is d'oorzaak waarom de Sinezen niet. kunnen begrijpen , noch zich inbeelden de koftelijkheit en pracht, zo vande gebouwen van Ko- ningen en Vorften , als van byzondere luiden in Europe. En als zy zomtijts

hooren , dat onze gebouwen dikwils:

vele eeuwen verduuren en cenige duizent , andere twee „duizent jaren blijven taan’; zo ftaanze tot frommens toe daar over. verwondert; indien nu temant na d'oorzaak van deze langdu- righeit en onvergankelijkheit der ge-

„bouwen mochte vragen zo wete dat

en geflalte der Sineefche gebouwen.

die alleen maar ‘beftaat inde diepe en vafte fondamenten welker diepte her overige opftal onderfteunen kau, De Sinezen, integendeel, graven genk fon- damenten.in d'aarde maar leggen al- leen, op d'ingeftampte vlakke aarde , eenige groote fteenen neder „of indien zy graven, zoo gravenze nauliks.ce- nige voeten diep , fchoon dat daar zware gevaarten en zeer hooge Torens op ftaan zullen, en alzo kunnen de zelve zelden den tijt van een eeuw ver-

duuren ; ja zelfs de ftads Muuren niet

of zy moeten dikwils vermaakt wor- den. Hier by komt noch dat de huizen voor het meerdeel van hout zijn,of op houte Pylaren komen te ruften ; waar in evenwel geen kleen gerijfis , en dat „hier uit , dewijl de wanden of muu- ren, zonder het overige opftal aan te raken, vernieuwt kunnen worden;

want de daken , diemet fteene tichelen gedekt zijn gelijk hier te lande; ruften nict op de muurer., maar op de houte zuilen. En fchoonde Sinefche huizen in pracht en koftelijkheit zo zeer niet uit- munten; zo zijnze van binnen evenwel gemakkelijk „en worden zeer zuiver

bewoont. Gemeenlijk, zijn ook, als

gezegtis, allede huizen, die veeltijts maar twee zolders hoog zijn,van hout, ook zelf de koninklijke Palaizen, doch evenwel zoodanigh , ‘dat de wanden voor het meerdeel van gebakken fteen zijn opgehaalt, die ook d'eetzalen en andere vertrekken van elkandre afzon- deren. Doorgaans zijnook de-huizen met diepe voorhoven verzien , waar van d'uitterfte van de vrouwen ; die

hier zeer nauw bewaart worden, be-

woont wort. p 13) Ri

Hunne Pagoden of Kerken, zijnmet zeer groote pracht en cieraat gebouts en {taan veeltijts-op eenzame plaatzen langs,-de gemeene ‘wegen ‚alwaar de reizende'man goede herberg vind;, De zelve zijn ook vòlafgodifche Beelden En zwarte lampen,die geduurigh:bran- den, ter gedenkenis van’ den eenen-of denander dië, wel geleeft heeften-ge- lukkighisoverleden. ——

Met het vroeg, uitvinden der Druk- kunft, hebben de Sineezen geen kleëne voortgangenin‘'tvorderen:hunnêr we- tenfchappen gedaan: - Want hoêwel d'Europers den Sinezen in ditftuk niet gaerne willen toegeven, zoo ftrijden nochtans-by naralle de Schrijvers der Indiaanfche Dingen als Jovius , Maffeus „, Mendoza, Trigautius en meer andere, voor de Sineezen. Het ge-

Drakkarf,

Vane de

bruik der Drukkunft, (zeidt Niclaas hed Trigautius in zijn eerfte boek aan veef.

't vierde hooft-ftuk ) 7s Jy de Sinegen weel eerder gevonden dan by d' Europers. Want het gaat zeker dat diezedert vijf

Cek

Tartarifchen Cham of Keizer van Sina. 29

eeuwen berwaarts, al by de Sinezen in tgebruik is geweeft ; eenige willen dat de Sinezen de Drukkunft eerder gebruikt hebben , dan onze Zaligmaker in men- Schelijke geftalte hier op der aarde ver- Scheen. Merkator, in zijnen grooten At- las, fchrijft, dat de Drukkunft en’t ge- bruik van ’tgrof gefchut, in Sina zo out zijn , datmen niet weet wie de geene is-die ’t gevónden heeft. Maar in dit ftuk gaan de Sinezen ook vry wat te hoog , invoegen Joan Mendoza, uit het zeggen der Sineezen zelfs, taande houdt, dat de Drukkunft teffens met het Rijk van S#»4 haar begin genomen heeft , en van eenen,dien d’Inwoonders in plaats van een Godt eerden , aller- eerft gevonden zy. Dat evenwel de- ze Drukkunft by de Sineezen ind'eerfte hondert jaren niet gevonden is , be- veftigen niet alleen de bovengemelde, maar ook andre vermaarde Schrijvers. Johan Bolerus Benefiús verhaalt in zij- ne befchrijving van-Sina,dat Druk*- kunft meer als voor elf hondert jaren by de Sinezen is gevonden geweeft,

Maniere van Doch de Sinezen gebruiken een heel

Drukken by

de Hnezen.

ander flagh van drukken, dan d'Euro= pers ;,dewijlze, ter oorzäkevan d'over- groote menighte der Charákters, niet wel dan mert groote moeite , na d'Eu-

ropifche: wijze zouden kuntien druk-

kens maar zy {nyden hunne Charak- ters op een glat gefchaaft Appel- of Peere-boome bortje: © Op dit bortje plakkenze zachjes met d’ averechtze zijde het uit-gefchreven bladt „daar na fchrapenze dit:bladt, als ’t droog is 5 -zeer behendig zoo lang’ af, tot dat de’ Charakters , ter oorzake. van de dunheit, beginnen’door te {chij- nen „en dan hollenze endelijk met

een yzere ftiletje dit bortje zoodanigh

uit, dat alleen de trekken en ftreepen der -Charakters verheven komen te ftaan. Dit’ gedäán zijnde, drukkenze

na hun welgevallen, miet deze bort-

jes ”t gefchrift, dat daar op alrcê ge- fneden ftaat, op andere fchoone bla- den met zulk een gezwint enlichtig- heit, dat dikwils eerndrukker op eerien dag over de vijf duizent bladen kan af:

drukken: In ’t uithollen der bortjes

zijnze ook zo vaerdig;datze zo dräcen kunnen uitfnijden, als d'onze eenform

tzamen kunnen ftellen en verbeteren, Deze maniere van drukken is veel bc- guamer en gevoeglijker tot de groote Sineefche Charakters,dan tot onze let- teren: want onze kleene letteren, mijns bedunkens, kunnen zo gevoeglijk niet ep een hout bortje gefneden wor- den. Wijders, deze maniere van druk- ken,brengt een wonderlijk groot voor- deel en gerijf by ; want dewijl de bort- jes, daar eens op gefneden is, in huis

bewaart worden , kan men, na zijn

welgevallen, in de zelve altijt iets by enafdoen , en dat niet alleen een eenig Woordt , maar ook heele regels , als men de bortjes maar flechts iets ver- hanfelt, Ook is de Drukker niet ge- houden teffens of op een zelven tijt een groote meenighte van boeken te drukken, gelijk gemeenlijk in 't druk- ken van onze boeken gefchiet; maar hy laat zo dikwils als hy wil, na zijn welgevallen, weinigh of veele boeken drukken: want de vormen of bortjes daar in ‘t fchrift gefneden ftaat, blijven altijt een en dezelve, dewijlze uit een heel hout beftaan „en noit kunnen, gelijk de letteren van onze druk-vor- men,te niet gedaan en inde drukkaffen, nat drukken vaneen zeker getal bla- den, verdeelt worden: Zoo licht is de- ze drukkuntft te leerep, dat de geene diedit drukken maar êensgezien heeft, terftont zulks na kan doen. Ter zake van dit gerijf vind men by de Sineezen zoo groot een menighte boeken, en zogoetkoop , dat men ’t den geene, die zulks niet gezien heeft, niet lich- telijk zou kunnen wijs maken. Ook Vind men op den berg Zwngmten een zekre boekery Stguli, (zo geheten na den Overfte , die de zelve aldaar aller- eerft toeftelde ) daar in de boeken van dertigh “duizent Schrijvers vertoont worden, …… - |

Noch hebben de Sinezen een andre tmanieré , om't geene dat op märmer of in hoür gefneden ís afte drukken.By exempel; op een zeker graf-{chrift of eenigh ander afbéeltfel, datin cen vlak- ‘ken marmer-fteen gehouwen ftaat, leg- gehze cen nat gemaakt blat päpier, en daar boven op cen wollen lap, hier op kloppenze zoo lang met een hamertje,

tot dat het dunne papier in de holle d 3 ftree-

ne nes

a

De! EN

„&

ee

Ter el ra rr er TEN

_ br „ar

. 1 #, ok ° (4 je n -

1% ret Eek Di » p 5 d h id | _ | Ì f Er % , 84 _ Bad dr LA ® « n £ Ì Ì Ì k D Ad / " id E r ek, _ _ En a

ak

A

gn Je |

30 GEZANDTSCRAP aan den Grooten

ftreepen van’tafbeeltfel en de Charak- ters komt tezakken. Daar na worden d'uitfteekentheden van dit papier, dat niet in de holligheden gezakt is, zeer behendigh metinkt, of cenige andere verwe beftreeken, zonder dat de ftree- pen en trekken van’tingeklopte pa-

pier aangeraakt worden , die hare wit-.

tigheit behouden, en ’t geen op de fteen of in’t hout gehouwen ftaat zeer aartig vertonen ; byna cenigzins op de- ze wijze, gelijk de kinderen hier te lan- de allerlei beelden in fteen. gehouwen, met ’t beftrijken van roodtaert, weten af te fponzen. Doch ftaat aan te mer- ken, dat dit afdrukken nergens plaats heeft dan in groove en dikke ftreepen, want in fijne en dunne trekken of ftree- pen is ’tniet wel doenlijk.

Tot de Schilderijen en Schilderkuntft, - die zy doorgaans veel in hunne kunften gebruiken , toonen deze volken cen

Trigautius. SrOOte genegentheit en begeerte: doch

mogen evenwel in’t maken van ecnige uitmuntende kunft - ftukken tegen d'Europers geenzins op; want eens- deels verftaanze zich noch niet op

’t maken van fchaduwen, en ten andre wetenze de kleuren.niet te temperen en „met oli.te mengen. Dit is. d'oorzaak waarom hunne Schilderyen zeer doots en bleek zich vertoonen, en veel meer

‚na dode lijken, dan levendige beelden

zwemen ; hoewel zy des niet tegen- ftaande de fchoonfte ongemengde en enkle verruwen hebben, die men elders vinden kan, en hier meê Vogelen en „kruiden zeer net na ’t leven, als ook

methet flikken van de naeltmet zijde, Belau zeer aertigh vertoonen. Kléene ken-

nis hebbenzeook vande Beelthouwery en Kooper-gietery. Dezoldersof ver- wulffels. van hunne huizen befchilde- renze met menfchen en allerlei gedier- ten, en vercieren de Tempels van hun- ne valfche Goden met beelden van; ge goten koper. Inde Beelthouwery zijn

de Sinezen , hierom, mijns oordeels heel flecht, dewijlze alle gelijkmatig-

heit met’toog willenafmeten, dat dik- wils bedrogen, en in groote lichamen daar door geen kleene dwalingen be- gaan wort. Zy maken evenwel van Kooper, Marmer en Pot-aert,verfchei- de afgodifche en TRES gedrochten

en wanfchepfelen. Alle de koopere klokken, worden met houte kleppels of hamers geflagen , en kunnen, zoo ‘tfchijnt, uit oorzake van hare bros- heit, het flaan met yzere niet verdra- gen; invoegen datze in klank en geluit - tegen d'onzen geenzins op mogen. Waarom nu dit volk dat anders fchrander en fj pitsvondigh genoeg is, zoo dom en onervaren in deze hant- werken is, komt, mijns bedunkens, nergens anders by toe, dan dat’et noit eenigh handel of-wandel met uitheem- fche volken heeft willen houden , om door kunft’t gebrek van de natuur, die zy wonderlijk in alle dingen te baat hebben, te helpen.”

Men vind i in Sipa ook een SLOOLE speel- en verfcheidentheit en menighte van mu- zikale Inftrumenten , maar zy hebben geene Orgels of Klavekoorden en dier- gelijke Inftrumenten , hoewelze eeni- gehebben die zeer na met onze Klave- cimbaalen over een komen, want hun meefte fpeeltuig beftaat voornamelijk in blaas en raas Inftrumenten. Aanallé hun Inftrumenten gebruikenze (naren, die van ruwe zijdet zamen zijn gedrait: want. (naren van darmen van dieren zijn by hen nietin 't gebruik , noch zy weten miffchien niet, datze daar van

kunnen gemaakt worden. Hunganfche Zang-

Zang-kunft beftaat in eenderlei geluit van ftem en toon, want hunne ftem- men te breken of te draien , en een zoete over-cen-ftemming vanverfchei-

de keelen te maken, is by hen geheel

en alnietin’tgebruik. Zy roemen niet temin wonderlijk op hunne zangkuntt, en aangenaamheit van toon , die ons evenwel zeef onaangenaam in d'ooren klinkt. En fchoon de Sinezen zich la- ten voorftaan datze ons verre in’tma- ken van zoete over-een-ftemmingen en muzikale toonen overtreffen , zoo ftaanze nochtans zeer verwondert over onze Orgels en andere fpeeltui- gen, die zy.tot noch toe gehoort heb- ben. Het zelflte zoudenze miffchien oordeelen ‚van de zoetluidentheit en aangename over-cen-ftemming van ‚onze ftemmen, indienze de geenen, die in ditftuk uitmunten, eens hoor- den zingen en quinkeleren.

Omde uuren te weren of te wijzen ;

‚a

Wat flach van uur wij- zers de Sinee- zen gebrui

ken.

De Sinezen

zijn lief- bebbers wan Tooneel. fpee- den,

5

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina. 31

pn nt

RE HE IN EES sE zl R Sin elf ik Al u

BA

hebbenze nauliks eenige Inftrumenten of werktuigen; en die zy hebben, doen zulks door middel van water of van vuur. D'Inftrumenten die met water d'uuren wijzen, gelijken in fatfoen ce- nighzins na groote Zantloopers; maar die d'uuren door middel van vuur aan- wijzen, zijn van welriekende affche gemaakt, en zwemen eenighzins na ‘tlont , daar gemeenlijk het buffekruit meê aangeftoken wort. Eenige weini- ge andre uurwijzende Inftrumenten vind men ook daar te lande, daar in ratjes zijn, die door zant eveneens als door water omgedreven worden; maar by d'Europifche uurwerken te verlij- ken, zijn het rriaar fchaduwen, en millen gemeenlijk ‘hier in, datze niet alle te gelijk een zelven oogenblik des tijts uitwijzen. Van eenige Zonne-wij- zers hebbenze ook eenighzins kennis , doch weten die na behooren niet te ftellen. | Tot het vertoonen en zien van bly- enandere Tooneel-fpeelen, tonen zich de Sinezen zeer genegen en overtref- fen hier in verre d'Europifche volken. De Speelders, die de fpeelen vertoo- nen , en zich by grote meenighte in dit Rijk ophouden, zijn voor het meer- deel jonge luiden enrapze gaften. Zom- migen van deze reizen door ’t ganfche

manier van fpreken voor den dag.

mes rt}

men

Rijk van d'eene plaats op d'ander ; an« dere begeven zich na de vermaarfte Koopfteden, om op groote Maaltijden en Bruiloften gebruikt te worden.

De bly-fpeelen, die deze Speelders vertoonen zijn of uit waarachtige Hiftorien getrokken, of alleen maar bloote verzieringen, en meeft alle oude ftukken , want zelden worden’er nieu- we fpeelen gemaakt. De Speelders heb- ben altijt eenige van de gemeene fpee- len gereedt , zulks datze, indienze er- gens ontbooden worden, dieterftont kunnen vertoonen, Ook toonenze den Gaft-houder zeker boek , daar in alle de fpeelen op Sineefch gefchreven ftaan, om daar uit een na zijn welge- vallen, en dat hy gaerne zien wil, te kiezen. De Gaftgenooten zelfs luifte- renen zien onder het eeten en drinken met zoo groot een yver en vermaak toe, datze dikwils het eeten en drin- ken vergeerten , en heele tien uuren na den eeten , zo lang zy ook by wijlen aan tafel zitten, hier aan befteden: want dit fpelen valt geenzins verdrietig, de- wijl’t eene {pel zo draniet gedaanis,of terftont beginnenze weêr cen ander op nicu. Het ganfche fpel wort byna al zin- gende uitgefproken,en nauliks komt’er iets door een gewoonlijke en gemene

Een

Wat geefti=

GEZANDT SC HAP aan den Grooten

Een groote menighte van Guighe-

ge kluchten de laars vindmen ook door ganfch Siza,

Googbelaars in Sina weten

die wonder wel op die kunft zijn afge-

aan tercch- recht, en zeer behendigh uitde Goog-

gen.

gel-tas weten te fpeelen. De zommi-

‚gen hebben eenige Muizen of Rotten

aan kleene ketenen vaft gemaakt, of in een kooi, diezy, na de maat van een gambe, op een tafel zo aartig weten te

hy vermoort wiert, en 't bloet tappe= ling uit de mant quam loopen; doch zo dra en was de mant niet geopent, of hy fprong daar onbefchadight en ongequetft uit. Niet weinigh ftont ik verwondert, te weten, dat niet een van alle deze fteeken hem getroffen had, daar nochtans fteek voor fteek door en weêr door de mant fcheen te gaan.

doen danzen , dat men zich daar over ten hoogften te verwonderen heeft. ’k Heb ook dikwils aldaar gezien, dat een van deze Guighelaars een‚koker

Zonderling veel gebruiken de Sine- De nez zen ook hunne wapens of zegels; en S7“ÁT niet alleen zegelenze daar meê hunne gels of vape-

brieven toe, maar zy drukken dic‘ook ”7-

aan zijnen gordel had vaft gemaakt, daar in eengroote Bamboes ftak , daar op zijn {pits-broêr met het eene been zich zoodanigh wift te ftellen en vaft te houden,als óf hy plat op d'aarde had ge- ftaan, hoewel de Bamboesinde breette geen halve voet groot was. Noch heb

ik eenen anderen Googhelaar gezien,

die het eind van een draat zoodanigh in zijnoog-hoek wiftte booren, dat et met fnuiten in zijn neus uitguam. Daar na vatte hy beide d'enden, en zaagde dan zoo lang, tot dat de tranen hem by zijne wangen neêr biggelden. De zelve kroop ook in een mant, daar hy effen met zijn lijf in kon, en hier op ftak zijn makker met de bloote degen

“zoo vinnigh en yzelijk dat de geene, die in den mant zat, fchreeude als of

op hunne fchriften, gedichten, fchil- deryen, en meer andere dingen. Doch op deze wapens wort anders niiët ge- Íneden dan de naam, bynaam, graat en waerdigheitvan den Eigenaar. Ook is ‘then niet genoeg eene zegel-daar op gedrukt te hebben, maar dikwils zet- tenze op het begin eh’teind van hunne werken verfcheide zegêls. Zy drukken ook de wapens niet in wafch of dierge- lijke weeke ftoffe , maar beftrijkenze alleen met zekre rode verwe. Te dien einde hebben ook de voornaamfte luiì-__… den een doos op de tafel vol wapens, waar op verfcheide namen (want ieder Sineefch heeft verfcheide namen )-gè- fneden ftaan. De wapens beftaan ook uit geen flechte ftoffe, maar zijn van koftelijk hout, marmer, elpenbeen, ko=

en

gede # Je

Tartarifchen Cham of Keizer van Sina, 33

koper ‚-kriftallijn, koraal of andere die van by- eedele gefteenten, gemaakt. En vandie zondre Kun- hantwerk vind men ook verfcheide

zicht verkoelt wort. Een iegelijk, hy zy van hoogen of lagen ftaat, gebruikt deze waiers in S:#a , en niemant komt

_ A ms} …z d hd be 8 bd _ at rende , . Er 8 er hd - Neng es. Wk Ams mn PEN md

an

Le

flenaars ook

gemaakt orden.

Sineefche Inkmakers.

Sineefche Zonne-Da- ders :

Kunftenaars , die zich alleen met dit wapen-fnijden , datby de Sinezen zeer hoog geachtwort ,erneeren. *t Welk voornamelijk hier door gefchict, de- wijl de Charakters der wapenen van de gemeene Charakters zeer veel verfchil- len „en al voor veele eeuwen in ‘t ge- bruik geweeft zijn zulks nootzakelijk de geenen , die met dit wapen-fnijden omgaan geen ongeletterde luiden moeten zijn. en _ Een byzondre en aanzienlijke kunft is ook in 874 het Inkmaken Er meêallerlei fchriftop Sineefch gefchre- ven wort. Deze Ink wort uit een ze-

kre ftoffe , aan harde en langwerpige,

vierkante koekjes of brootjes gemaakt,

zoodanigeook hier te lande, hoewel-

ze zomtijts vervalfcht worden , by de Verf-verkoopers te bekomen zijn. En dewijl de Sinezen al andre volken in cierlijk en net fchrijven met Charak- ters overtreffen , zoo wort niet alleen hier door een kunftigh Schrijver by hen hoog geacht, en doorgaans alle eere aangedaan ; maar ook worden de geenen, die deze fchrijf-ink maken,

voorgeen{flechte en geringe,maar voor

hooge en eedele kunftenaars gehou- den. Alffe deze brootjes nu willen ge- bruiken, zo wrijvenze de zelve op een glad marmer bortje met eenige drop- pels water, totdat ‘et verf van komt, waar in datze dan hunne fchrijf-pen- celen, die van haze-hair gemaaktzijn,

doopenenftippen. Ook zijn’er in Sina

byzondre Kunftenaars die deze bort- jes.maken , en dikwils veele koftelijke fteenen glat flijpen en cierlijk optoien. Alle deze drie dingen,die de Sinezentot het fchrijven gebruiken, zijn op ‘tcier- lijkft roegemaakt,en worden ook hoog geacht, dewijlze tot een zaak, die in zich zelf aanzienlijk is , te weten het Sineefch fchrijven , van aanzienlijke mannen gebruikt worden.

„Nochis in sia een ander hantwerk, dat hierin Europe ook eensdeels, doch zo fterk nier, gepleegt wort. Dit be- ftaat in't maken van waiers , waar meê dehitte der Zonnedes Somers met heen en weêr te waien verdreven, en ’t aan-

Ds

op ftraatzonder een waier in zijne hant

te hebben; hoewel het veel beter is by

kout weder de wint afte keren , dan te

doen komen; maar het fchijnt dat deze

luiden groôter zorg dragen om den

ftaat te volgen, dan de nootzakelijk-

heit tevoldoen. Deze waiers worden _die ten op= verfcheidentlijk gemaakt: wantten op- hd asso zicht der ftoffe beftaanze uit gefpou- foen verfchei= wen rict, hout, yvoor; cbbenhout , den zjn.

‚zijde, papier en welriekend ftroo; maar

ten opzicht van ’tfatfoen, vallen eeni- ge ront, zommige ovaels-wijze , cn

andere weêr vierkant. De geene, die

van rijke luiden en de voornaamfte des lants gedragen worden, zijn zeer cier- lijk van fpier-wit papier, dat vergult

is, opgemaakt, die zy ook na hun wel-

gevallen open entoe kunnen flaan. Zy laten ook dikwils in de zelve een zekre uitfteekende en Zinrijke fpreuk, of ec- nigh gedicht fchrijven. En dus een cierlijk toegeftelde waier is een gemeen gefchenkje , dat de Sinezen elkandre, tot teeken van een goede genegentheit en onbeveinsde vrient{chap,doorgaans vereeren. Met dit maken van waiers erneren zich in $7#a een ongelooflijk getal van hantwerks-luiden, die anders niet doen dan deze dingen op te maken en te verkoopen. Gemeenlijk maken _rovrefolen ook deze Zonnewaier-makers,de Zon- bs ne-fchermen of Kovreföllen die def": voornaamfte luiden in Siza zich van eenige dienaars boven 't hooft laten dragen. Deze Zonne-fchermen worden vaneen zelve ftof gemaakt, en gemeen- lijk metgewafchte zijde of lynwaat op= gevult. * Dus verre van deze Hantwer- ken; nueens van Roffhianen, Bedelaars, en diërgelijke Hanfwerks-luiden. De Roffianen trekken het ganfche Reffanen,

lant door met eenig vrou-volk by zich, en waâar zy eenige jonge dochtertjes, daar wat fchoonheit by is, onder de ge= meene luiden zien, die zoekenze den ouders voor gelt en fchoone woerden afte troonen. Deze Roffianen onder- wijzen haar (om aanvallig voor 't man- volk te maken ) in danzen zingen en andere dertele ydelheden. Na darzenu manbaar geworden zijn, doen de Rof-

c fianen

EK

% 3

X A 4 1 A 8 |

enen

ee # En

13 EEn TS

Î Zr, dat

bs

hm

ì hl 4 md

mense haat en za mg

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

fianen hun beft om de zelve aan den een of anderen voornamen perzoon te verkoopen of te verhuuren , ’t welk hen geen kleene winft aanbrengt. Te dien einde houdenze dikwils acht,tien, en meer dusdanige lichte vrouwen , na datze middelen hebben om die-te voc- den. Zelden blijven deze Roffianen ook in eene ftadt, maar trekken , ge- lijk gezegt is, na verfcheide plaâätzen, en voornamelijk ter plaatze.daar zy we- ten datze-de meefte winft, met ’t ver- huuren en opveilen van dit vrou-volk aan mans-perzoonen , weten te doen. Indien nu een Rofhaan een van deze lichte vrouwen aan iemant , om daar byte {lapen , voor een zekre prijs ver- huurt heeft, zoo zet hy haar op een Ezel , en voert-haar , met een zijde doek voor ‘taanzicht (gelijk in-deze nevenftaande „prent na ’t leven ftaat uitgebeelt)nadengezochten Koopman toe. De hoer ter plaatze gekomen zijn- de , daar deminnaar haar verwacht , trekt haar-doek, af en teffens alle Schaamte uit,en laat zich tot de (noofte geil en dertelheit gebruiken en beezi- gen. Het gebeurt ook dikwils, dat deze Roffianen een ruiling van hoeren doen , en dic elkandre voor. een ge- ringe prijs afkoopen.

Bedelaars, Zeer overgeven ftout, en, onbe-

„7 mn eee et de

te lande ook aan; want zy biddenniet alleen de luiden, die-hen tegenkomen, om eenige erbarm-giften, maar perffen dikwils , door dreigementen en’t vaft- houden by de: kleederen, den duiden die af, Deze lantloopers zijn zeer wan- fchapen en mismaakt: wantonder hon- dert ziet men ’er nauliks eenen of zy zijn alle aan her een oft ander lidtdes lichaams verminkt; 't welk nergens, mijns oordeels by toekomt; dandar deze Bedelaars huaneskinderen’,-zoo

fchaamt fellen-zich de Bedelaats daar

drae alffe gebooren worden , -d'ar-

men en voeten of eenigh ander lidt des lichaams verwrikken en verdraien „en de zelve zo lang met zwachtels,en ban- den in die geftalte houden „tot datze begroeit zijn. Daar en boven zijnze dik- ‚wils ook zo vol ftinkende wondeii &n -zweeren, die zy-door een zonderlinge hantgreep inhun lichaam wetentékrij- gen, datmen hen zonder de. groorfte walging en afkeerigheit niet mach aan- zien, En dus-plagenze zoo ‘vel zich

been “vreem?

zelf als hunne kinderen; alleen tedien gn ‚Einde „om de luiden-hier door tot me- zaimoeffen.

delijden, en 'rgeven van cnigie getinge -erbatm-giften, te bewegen, Die hunne gezonde leden hebben, ftooteny-als uitzinnige men{chen , met hurme blote hoofden zo ftijf opelkandre aan, dar de

mt Emmen Ean N \ il zn

Tartarifchen Cham, of Keyzer van Sina. 35

fcheuren , en aan ftukken fpringen. Dit hardenze zoo lang uit, tot dat- men hen iets geeft, of weg-gaat ; naar- dienze anders van dit bonzen en har- debollen niet zullen ophouden; fchoon zy van te voore wiften , datze uit magteloosheit zouden neerzygen, ofdoottegen d’aarde aanvallen, ge- lijk dat aldaar d'inwoonders, zoo zy ons verhaalden meenigmaal hebben zien gebeuren. Andere, in plaats van dit ftooten hooft tegen hooft, klop- pen en bonzen met hun bloote voor- hooft, zoo yzelijk fel en hart‚op eenen ronden fteen van vier vingeren dik, die op d’aarde leidt, dat d’aarde daar van davert en dreunt; en zommigen onder hen hier door groote en verhee- ve bulten, en dikwils eelt vaneen hal- ve vuift dik voor het voorhooft heb- ben zitten. In de Gele revier vertoon- de zich ons een zekere weermaker , die aan onze berk quam in een kleen Sineefch fchuitje, 7 sjampam geheten, datis, een ope en ongedekte fchuit , voor plomp en met een maftje in het midden. Deze weermaker (dien wy hier, neffens d'andere, in dit boven- ftaande afbeeltfel, te lande op een fchuitje vertoonen) zat moedernaakt,

c: = 3 £. el E a hd

de bekkenelen fchijnen te zullen { en had alleen maar een dun kleet om

zijne fchamelheit en lendenen , en lilde niet anders , als een menfch, die van den duyvel bezeten was. Hy , om noch vervaardelijker te fchijnen , ftak (’t welk ons allen zeer wonderlijk te voore quam) een yzere priem door de wangh; en gaf daar op zoo een helfch en naar gezicht, alsof de duivel uit zijn aan- gezigtzag. Hy droeg daar en boven twee fcherpe hak-meffen by zich, die die hy ook zomtijtstegen malkandre aanfloegh, en dreighde zich zelven daar mee te quetfen, en het leven te beneemen, zoo men hem geen zilver wilde geven. Neftens hem zat ook een Sineefche Paap , die een boek b zich had, in vorm van een ftam-boek, daar een iegelijk zijnen naam in teike- nen mogte, indien hy wat wilde ge- ven ; *t welk de Gezanten weigerden tedoen. Allede Tarters, die by ons waeren , toonden zich zeer vervaart, en ftonden den zommigen de hairen van Íchrik te berg, over het bedryf van dezen weermaker,zoo datze herin veele gefchenken gaven , om goet weer, en een gelukkige, en voorfpoe- dige reize te hebben. Waar over zom- migen van d'onzen niet weinig bego- 6 2 ften

b

he : { ï ú dir Á 4 Û 8 5 "| \ | din h | | k n À p _ _ 4 Ke 8 H | Ied _ .

If mj

ften te lacchen, en trokken , zonder hem eenig zilvertegeven , weg; zeg- gende datze Godt vreefden, maar niet den duivel , nochte met zynen aan- hangh niet te fchaffen hadden.

Men vint ook cenige van deze Si- neefche trocchelaars , die zekere droo- geryen op ’thooft hebben leggen, en die van boven aan brant ftekens; en tot op de bloote huit zoo lang laten af- branden, tot dat de ftank de omftaan- ders in de neus trekt ; midlerwijle wetenze met kryten en kermen, en wringen der handen , zoodanige ge- baaren te maken , als ofze de grootfte pyneleden; ’t welk zy zoo lang uit- harden, tot dat men hen wat geeft. Men ziet daar ook doorgaans in alle vermaarde koop-fteeden, en neering- rijke dorpen , voornamelijk als’er jaar-merkten gehouden worden,heele troepen en Zwarmen , Zoote zeggen, van blinde bedelaars by elkandre gaan, die zich op de maat van eenige woorden; die zy zelfs binnen ’s monts mompelen en prevelen, zoo ongena- digh met fteenen op de bloote borft flaan, dat hen het zwarte bloet tappe- lings by den lijve neerloopt.

Meer andere’ ambachten ett hant- werkén , als onder andere het bakken van Porcelein, ’c belakken en be{chil- deren vän hunne Koffers, Doozen, Kasjes, &c. als ook het weven van Tapijten, Damaften, Katoënen; en meer andre ftoffen,die alle gevoeglijk - in dit Hooftftúk hadden kunnen bez fchreven worden , heb ik hier met voordacht overgeflagen. Eensdeels, dewijl de meefte alreê te voreninons Reis-befchrijving verhaalt ffaan; en ten anderen, om dat de Sinezen zoda- nig in menigte ván allerlei kùnften en häntwerken uitthunten, datmen dag en tijt aan *t ophalen van alleder zelve - zou befteden. Een groot gebrek en misflag befpeurtmen evenwel in de Sinefche hantwerken : want’ dewijl de Sinezen zeer deun en zober leven, zoo veroorzaakt dit, datde Kunfte- naars hunne werken niet nade kunft kúnnen uitwerken entot vóltmaakt- heit brengen, maar zijn gedwongen die na des Koopers wel-gevallen toe te ftellen ; *t welk ook d’ oorzáak is, dat demeefte Sineefche werken ver- valfcht zijn , en zich alleen- maar fehoon in °t og opdoen.

Sineefche beusbeit.

„Tartarifchen Cham ; of-Keizer van Sinas 37

VIERDE HOOFTSTUK.

Van eenige raa zeden en manieren ,

die by de

Sinezen in gebruik zijn.

> Oude Sineezen noemden hun

| Rijk by oude tijden na de heus- __heitof eerbiedigheit „en andere gemanierde zeeden: ook wort, dat meer is, by de Sineezen de heufcheit voor een van de vijf deuchden. ( daar onder als-hooft-deuchden, alleandre begrepen. ftaan )-gereekent, Het ampt van deze deucht of heufcheit beftaar, zoo-de Sinezen zelfs zeggen , in ’t-be- wijzen van onderlinge eerbiedigheit, In ’t plegen dezer heufch of eerbiedig-

heit, bevlijtigen zich de Sinezen zoda-

nigh, datze byna hunnen ganfchen tijt daar in verflijten ; en de genen, die de werelt wat meer hebben doorgezien, bedroeven zich, datze deze uitterlijken en valfchen fchijn, daar in zy ook ver- re d'Europers te boven gaan, niet kun- nen afwennen en verwerpen. Weshalven zal ik in dit Hooftftuk

eerft fpreeken, op wat wijze de Sine-

zen zich in’tbewijzen van d'ampten

van gewoonlijke groeteniflen, en tee- kenen van eerbiedigheit, tegen elkan-

_dre dragen; daar na ook van andere

Op vat Pij-

elken %e Simen tecken van heufch of eerbiedigheit ge- reekent, den hoet af te nemen ; ook

Zroeten

manieren van heufch en eerbiedigheir, en voornamelijk daar de Sinezen van d'Europers verfchillen.

Het wort by de Sinezen voor geen

toonenze geen. eerbiedigheit met het achter -uit-firijken der voeten; veel min met iemant te omhelzen, of de hant te kuffen „, ofeenigh ander uitter- lijk gebaer te maken. De allergemeen- fte maniere van eerbiedigheit te bewij- zen, wort op. deze wijze. volbracht. De handen „die zy altijt onder ‘tgaan Ks en zy datze iets doen, of met een

wintwaier zich verkoelen ) in de mou- ‚wen, die zeertuim zijn, vanhun bo- ‚venfte rok by elkandre gevoegt hou- den , voegenze, alffe elkandre tegen

komen, dicht aan malkandre, en lich= ten.die daar na met groote zedigheie

teffens met de mouwen omhoog ; daat

na latenze de zelve met de zelfte ze- digheit weêr vallen ‚en fpreeken el- kandre , met het woort Ciz tweemaal te herhalen, (dat alleen onder 't groc- ten doorgaans: van de Sinezen gebruikt wort, en niet met allen berekent): zeer heuslijk aan. «

Alsd'een denander plecheeli jk komt bezoeken ; ook als d'eene vrient den ander op ftraat tegen komt, buigenze (met de handen in de mouwen aan mal- kandre)het ganfche lichaam,en t hooft driemaal zeer laeg na d'aerde. Deze plichtpleging van eerbiedigheit wort van beide „ook wel van veelen teffens, en op een zelven tijt gedaan , en Zoye

en bezoeken.

op Sineefch genoemt. In ‘t afleggen

van deze groetenis, ftelt de minder zij- nen meerder , en de bezochte den be-

zoeker altijt aan de waerdigfte ofrech-

ter zijde ; maar in de Noortlijke lant- fchappen wort hy aan de linker zijde geftelt. Dikwilsook,na't endigen van deze plichtpleging , alffe zich hebben weêr over end gerecht, verwiffelenze wel van plaats , en gaan van de linker op de rechter, en van derechter op de linker zijde. ’t Welk te dien einde ge- fchiet, op dat de geene, die op de

„waerdighfte plaats is ontfangen, den ander daar voor weder eere bewijlt.

Als deze plichtpleging, van cerbiedig- heitop de fttaat gefchict, zo keerenze zich beide, zy aan zy na ‘t Noorden, en binnens huis, na’t hooft der zale,

recht tegen over de deur ; maar ook

hebbenze zich dan gemeenlijk naecn zelve ftreek des Hemels gekeert. Want het is by.de Sinezen een oud gebruik,

dat de drempel der Palaizen, T empcls, en andere. gebouwen ; of ten minften

| de drempel vande hoven of zalen der

e 3 Bur-

| |

ee a

Tr 2 E od As an "Un =

DS ns md - ted gl Vs

teng ad +

ee nen

ee mn _ ej

5 É n Nen eN mr og TT ts En vo

En Ea de er % - NE

38 GEZANDT sCHAP aan den Grooten

Burgers huizen, daar in de Gaften ge- meenlijk ontfangen worden, na, t Zui- den ftaat , en dat de geenen, dic tegen over de deur zitten zich nat Zuiden keeren. Weshalven, dewijl deze eer- biedighedén in d'eerfte Zaal neffens den drempel gefchieden, en zy zich met ’t aangezicht na de voorgevel van de Zaal hebben gekeert, ftaanze dan ook na’t Noorden gekeert. | Indien by wijlen de Sinezen een gro- ter plichtpleging van eerbiedig heit wil- len bewijzen, 't zy datze elkandte noit van te vooren gegroet of datze el- kandre in langen tijt niet gezien heb- ben, of dat d'een den ander met iets geluk wil wênfchen of bedanken, of uit éenige andere oorzaak ; zo vallen- ze beide, na de bovengemelde gedane plichtpleging , op de knien, en met hun voorhooftop d'aarde. Zich opge- recht hebbende, buigenze zich we- defom, en vallen, gelijk te vooren, op hun knien , tot twee en drie reizen achter een. Maar als deze gewoonlijke plichtpleeging van cerbiedigheit aan zijnen hooger, of aan de ouders, of aan de Majeftraat , of aan eenigh ander Prins of Vorft gedaan wort, zo ont- fangt deze al ftaande of zittende voor de Zaal, deze eere, en buigt zich (heb- bende de handen te zamen gevoegt ) telkens, als d'ander zich buigt en op zijn knien valt, ter plaatze daar hy ftaat of zit alleen een weinigh. En de ge- fe, die zich in’tontfargen van deze eere wat zediger aanftelt, ftelt zich niet voor de Zale na°t Noorden , maar ter zijde na ’tOoften. Met de zelve eer- biedigheit eeren en vierenze hunne af- godifche beelden, zo wel binnens huis als inde Kerken voor ‘t altaar. Maar als de knechten hunne Heeren , of de ge- mene luiden aanzienlijke petzoneri ko- men te'groeten, zo vallenze eetít op de knien, en räken d'ádrde driemaal met hun voorhooft dan; de zelve eer- biedigheit bewijzen de Sinezen ook dikwils aan hunneafgodifche beelden. Wijders , indien de Heer met zijne knechten fpreekt , zo ftaanze aan zijne zijde,en vallen,op ieder antwoort datze geven, op hun knien. Het zelffte doen ook zommige gemene luiden, alffeho- ge ftaats-perzonen aanfpreken.

Behalven deze maniere vaneerbie- De sinezen digheit in’t groeten , daar in zy noch Swim bj. zoo heel verre van d'Európers niet ver- nieren van fchillen , gebruikenze verfcheidene 48e” in ie andere byzondre manieren , onderforstn. ‘típreeken en fchrijven, die de zwa-

righeit van 'tleeren der Sineefche tale _

niet weinig vergrooten. Want als d'een den ander aanfpreekt, zo gebruikenze noit ghy of de tweede perzoon , maar ‘t zy datze iemant in zijne tegenwoor- digheitof van enen afwezigen fpreken, zo gebruikenze altijt verfcheidene en byzondere manieren of formelen van fpreeken. Als zy van zich zelven fpre- ken , zo mogenze geenzins den voor= naam van d'eërfte perzoon gebruiken , ten zy een Heer zijnen knecht aan- fpreekt, of eenig ander hoog perzoon met zijnen lager in montgemeenfchap treedt. Zo vele {preek-formelen heb- benze ook, daar meê zy zich zelven kunnen vernederen, alffe fpreck-for- melen hebben , daar meê zy eenerí ân- der kunnen verheffen. Onder welke wel de zedighfte maniere van fpreeken is , zich zelven áan te fprecken, te weten zich zelven by den eigen naam te noemen, in plaats dat wy den voor- naam 7, gemeenlijk gebruiken. En in- dienzé by geval van ouders, broeders, zonen , lichaamen , ledematen , itis , vaderlant, brieven, ja zelf van ziekten (endezedingen hen vreemt zijn) {pre-

ken, zo gebruikenze eenen hooger en

eerwaerdiger naam, maat indien deze dingen hen eigen zijn, en zelfs aangaan, zoo gebruikenze nedrige en’ (lechte woorden. Tot welke maniere van fpre= ken men nootzakelyk zich gewennen

moet, niet alleen om niet voor on-

heufch en boerachtigh gehouden te worden, maar ook om't geene te vat-_ ten , waar van men {preekt of fchrijft. Als zich de naafte en gemeene vrienden, eerbiedigheitshalve , bezoe-

ken , zoo verbinden zich de genen

die bezocht worden, om het zelfite wederomte doen. Deze onderzoekin- gen gaan byna op deze wijze toe. De bezoeker vertoont in’t inkomen een boekje, waar inniet anders alsde naam van den bezoeker ftaat, met zeedige eertijtelen , ha den ftaat vanden bezoc-

‘ker, enden gene, die bezocht wort:

welk

Op wát vij-

ze de Siezen geren ('tgeendikwilsgefchiet,) en die

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina.

welk boekje van den Deurwaarder aan zijnen Heer gebracht wort. Maar in- dien veele luiden van eenen , of een van veelen bezocht wort, zo heeft- men ook zoo veele boekjes, als het ge- tal der bezoekers of bezochten is. De- ze boekjes beftaan uit ontrent twaalf witte papiere blaatjes „en zijn cen-hal- ve hant breet.Op her midden van't cer- fte blat wort een ftrook root papier van twee vingeren breet, en zo lang als 't boekje is, gehecht. Dit boekje (te-

kenze gemeenlijk in een root papiere | ftuurrt, daar by geftelt; ‘t welk niet zon- ftrook geplakt ftaat. In deze boekenis, | ten opzicht van de namen en tijtelen der bezoekers , een groote verfchei- dentheit, zulks de Sinezen altijt byna

zakje, daar buiten op diergelijke rode

twintigh' zakjesin huis moeten gereedt houden met verfcheidene tijtelen. Ook zijnze gehouden den Deurwach- ter te belaften , dat hy ineen byzonder

boek opfchrijft de namen der Gaften , en de huizen der geenen, die geko- |

men zijn om te bezoeken ; op dat bin- nen den derden dag de plicht van on- derlinge onderzoeking niet vergeten wort ; welke maniere nootzakelijk van eenen ieder „die dikwils-bezocht wort, moet onderhouden worden. Wijders, gelijk de genen die bezoeken ( indien de genen die bezocht worden van huis zijn, of om degaften t'ontfangen. niet hebbenkunnen voorkomen) een boek- je aan de deur van ‘thuislaten , tot ge- tuigenis van de gedane bezoeking, al- zoo is’ergenoegh , alfle de weerzoe- kingdóen,ook aan de deur zoodanigh boekje te leggen: want hier mee ach- ten zich de genen „die weer bezocht worden;-datze voldáan zijn, Enhoe de bezoeker-hooger:vanltaat is met zo veel grooter Chatakters laar hy zij-

nen naam door zijnen fchrijver -op-het

boekje -fchrijven 3 en dikwils gebeurt het , „dat deze Charaktérs de breette vaneen vinger hebber, en tien der zelve gen regel van padi tot boven vol maken. -

_Alffeelkandre met gefichenken ver-

toezenden of zelfs brengen, zo gebrui- kenzeook 't zelflte boekje; waar in zy, behalven der eigen naam:van den ge-

39

het getal der gefchenken, ieder op een byzondreregel, zeer net opfchrijven.

De gefchenken kunnen, zonder eenig blijk van onheufcheit , eensdeels ads geflagen of verworpen worden, daar de weg-fchenker geenzins meê bele- dight wort. Als dit gefchiet, zo wort de gever in diergelijk boekje bedankt; of de gefchenken worden met groote beleeft--en-zedigheit te rug gezonden, of de genen, die men aannecmt, daar by gefchreven ; ook is het getal der zelvejdie men tot vergelding wederom

der verfcheide heufche plicht-pleging toe-gaat. Het is in Siza ook gebrui- kelijk ,’t- geen in Europe wat onge- meensis, te weten, datde Sinezen zich elkandre met gelt - giften befchen- ken; want dikwils worden laege van hooge perzonen, en hooge van laege, met tien, of vijf, dikwils meer en min- der, kronen vereert.

De genen; die eenigh Majcftraats- zieden zig in een byzon- , der hleet alsze eere in de wetenfchappen hebben ver- me bes

kregen skleden zich , alffe deze bezoe. zoeken.

fchap bedienen , of cenigetrappen van

kingen plechtelijk volbrengen, ieder na zijn Ampt, in een byzondre kle- ding,die van hundagelixen dracht niet weinig verfchilt. Die deze eertijtelen niet hebben , en evenwel aanzienlijke

mannen zijn, kleden zich gok, alffe de

bezoekingen doen, in een byzonder kleedt, t-welk vanhun dagelixe kleede verfcheidenis 5 en zou de geene, die bezocht wort „indien zulks niet ge- fchiede zich dit anders ten hooghfte belgen. Te dier oorzake kleeden zich

ookde Jefuiten daar te lande, als't van

nooden is, ineen byzonder kleedt, om

„met de voourdarnfie mannen in mont-

gemeenfchap te mogen komen. En by aldien d'een den ander by geval tegen komt, die geen kleedt, van heusheit (gelijk men daar zeidt) aan heeft, zoo

„doenze geenzins eenige plechtelijke

groeteniffen , na de gewoonlijke wijze,

voor dat-d'ander zich in ‘t zelve kleet

gefteken-heeft. Weshalven dragen de

„dienaars ; zo dikwils alffe uitgaan, hen

de rok vanheusheit-.na; en byaldien dit niet kan gefchieden, zo trekt de gec- ne den bezoek-rok , dien hy had aan-

ne, die de gefchenkenevereert , ook getrokken, weder uit; eri doen dan

beide

: a es À ii d - x 8 _ _ De 5 de ) 3 - 5 iks pn - e= 5 in pe pe: Ds been = dn er mr Zeer BS Eil == = E Ee _ En in ee hl Li _ zn » a - G = 5 -

fi ARI } _ Le 1" K | | _ id 4 ú arr 1 Me

ld ne

nd

san 5 gi Oe

or

remi

40 GEZANDTSCHAP aan den Grooten

beide de plicht van de gewoonlijke groetenifle ter wederzijde in hunne da- gelikze kleeren.

Op vat Dj- Indien 'er veele perzoonen in een

me de geenen 7 die iemant zelve huis bezocht worden, zo neemt bezoeken, de voornaamtte onder hen den ftoel ; wara daar de gaft op zitten zal , of ook alle de ftoelen , indien ’er veel zijn , in beide zijne handen, en fteltze op de waerdighfte plaats van dezale; daar na fchut hy de ftoelen met zijne eigen handen af, {choon dat 'er-niet een ftofje op zit. En fchoonde ftoelen nu ín orde zijn geftelt , zo is't evenwel gebruike- lijk de zelve een voor een met beide handen aan te raken; het zelffte doet daar na een ieder, die bezocht wort, op de zelve wijze. Daar na neemt de aanzienlijkfte onder de gaften , den ftoel van den geene, dien-hy bezoekt, evencens op , en fteltze tegen zijnen ftoel over , en fchut ‘er eveneens het ftof van of gelaat zich, als of hy quanfùis dat daar af fchudde. Dit doen daar na alle d'andere vervolgens, ieder na zijnen ouderdom en waerdigheit. Onderdit gedoen {taat de geene , dien deze eerbiedigheit bewezen wort , aan de zy, en bedankt (met de handen in

zijne mouwen tzamente voegen, en, de zelve een weinigh op te heffen en

weder te. läten vallen) de bezoekers, en flaat beleefdelijk de bewezene eere af. Veel flribbelens valt daar na onder de gaften, wie dat in 't aanzitten de waerdighfte en hoogfte plaats beklee- den zal ; maar ook is. hier een zekre orde op. Want onder de geenen, die uit een zelve ftadt zijn , worden de oudfte aan't hooger end gezet. Ook bekleden de uitheemfche , voorname- lijk die uit vreemde plaatfen komen, d'eerfte en waerdigfte plaats. Na datze alle zijn gezeten, komt terftont een van de Dienaars van den ‘huize, die zeer cierlijk toegedoft, en in een langen rok , die hem totop de voeten hangt, gekleet is. In zijne han- den heeft hy een cierlijk bort , waar op even zoo veele kopjes ftaan, als’er gaften of bezoekers zijn. In deze kop- jes is het boonen-zop of de drank Ci4, (daar af te vooren in onze Reis-be- fchrijving alreêgefproken is ) met een flukje banket daar in, en by ieder een

kleene zilvere lepel , om het zelve be- guamelijk te kunnen nuttigen. De Dienaar geeft eenenieder zijn kopje , doch eerft den geene die aan’thooge end zit, en zo vervolgens, tot dar hy endelijk aan zijnen Heere komt : want deze zit altijt aan’tend op de flechfte plaats. Indienze langer blijven zitten , zo komt de Dienaar altijt met verfche kopjes, tot drie , vier , en meer reizen achter een ; ook wort’er in ieder kop- je, zoo dikwils als hy weder komt, een ftukje verfch banket gefimeten.

Na dart de Gaften, of bezoekers, dus by den gene , dien zy bezoeken, ont- haalt zijn , zoo leggenze wederom, eerze uit de zaal gaan, voor den drem- pel, gelijkze in't begin deden, de ge- woonlijke groetenis, naar ’s lants ge- bruik, af; waarop de Heer van ’t huis hen dan tot aan den drempel van den huize navolgt ; daar zy dan weder met buigen en nijgende groetenis afleggen. Dan verzoekt de Huis-waert aan zijne gaften, datze te paert of in een draag- baar, daar in zy quamen, willen gaan zitten; maar dit weigeren zy te doen, en verzoeken hertelijk aan hem , dat hy zich flechts in huis wil begeven. Hy hier op zich na den drempel be- gevende, buigt en nijgt zich weder- om, waar op de gaften hem, met het doen van gelijke eerbewijzing, niet

/fchuldigh blijven. Endelijk over den drempel gekomen zijnde, buigt en nijgt hy zich voorde derde reize , des- gelijks doen ook de gaften op de zelve wijze hem na. En dus fcheit de Huis- heer op den drempel vanhen , enlaat- ze te paert of ineen draag-baar weder vertrekken. In’tweg-trekken begeeft hy zich ook fchielijk na buiten , en doet hen voor het laaft de groetenis, met het woort Cin te gebruiken, en beide de handen in de mouwen om hoog te heffen, en die weêr te laten vallen; ‘t welkde gaften zelfs met ge- lijke heusheit tot het minfte hem na doen, en vervorderen voorts hunne reize. Endelijk zend de Huis-heer ee- nen knecht,diede wegtrekkende gaften

-navolgt „en uit zijns Heeren naam doet groeten. Het zelflte doen ookde ga- ften , en laten aan hem door hunnc knechten de weêrgroet doen. 5

us

Jartarifchen Cham of Keizer van Sina.» 4‘

Op vat vij- __ Dus verre hebbenwe in dit Hooft- ian ri tuk, op wat wijze de Sinezen elkan- malen doen, dre groeten bezoeken, en met ger ef agg fchenken vereeren gefprooken; nu ontfangen. Îtaat ons van hunne gaftmalen, die zy

met groote zorgvuldigheit uitvoeren , en daar af ook groote liefhebbers zijn, te fpreeken. Want byna alle hunne handelingen, niet alleen dieeen wel- geregelt leven, maar ook den Godts- dienft betreffen verrichtenze onder *__heteten endrinken; en rekenen tont- halen vanelkandre op gaftmalen,onder de hoogfte bewijstekenen van cen goe- de genegentheit. Deze maaltijden wor- „den met recht van de Sinezen geen ect- malen maar, na,de wijze der Gric- ken, drinkmalen geheten ; wanthoe- wel in hunne bekers en kroezen, niet meer wijns dan in een dop van een groote noot mach, zoo verzwelgenze ' nochtans eengroote menighte dranks, dewijlze zeer dikwils en gedurig drin- ken. | Onder het eeten gebruikenze lepels, vorken noch meffchen , maar ronde ftokjes van anderhalve hant breet lang, waar meê zy met een zonderlinge vacr- digheit allerlei flach van eetwaren in den mont weten te fteken , zonder die met de vingeren aan te raken. Deze ftokjes zijn gemeenlijk van ebbenhout, yvoir, of eenige andere harde ftoffe gemaakt, en alleen op d'enden , daar meê de fpijze wort aangeraakt met zilver of gout beflagen. Doch heeft mente weten, dat alle gerechten aán ftukken gefneden op tafel gebracht worden, ten zy het weeke fpijzen zijn, als aieren , vifch en diergelijke eetwa- ren + want deze worden met de ftokjes zelfs van elkandre gedaan; Zy gebrui- ken ziedend heete dranken, ook in ‘theetfte van den Zoomer, ’t zy datze wijn, boonen-zop Cia4 , of water drinken. En gewiffelijk, het fchijnt dat,dit heet drinken aan de mage geen kleen voordeel doet, en de zelve niet Weinig daar door verfterkt wort. Want Trigautins, de Sinezen leven doorgaans lang, en zijn omtrent hun zeventighfte en dik- wils tachentighfte jaar noch frifch en fterk van krachten. ‘Hier door, mijns oordeels, komt et dat niemant van de

krijgt, daar d'Europers zeer mede ge: plaagt worden en nergens anders; mijns bedunkens ; uit ontftaat , dan datze gedurig kout water drinken: _ Als iemant op een groote maaltijt plechtelijk genoodight wort, zozend de geene „die den ander noodigt , een van de bovengemelde boekjes, eenen dach twee of drie voor den beraam- den dach van”t gaftmaal , aan hem. In dit boekje ftaat , behalven den naam van den nooder , de gemeene zwier van groetenis (gelijk te vooren alreê verhaalt is} met weinigh woorden ge- fchreven ; daar na preekt de geene; die noodight, in het zelve zeer cierlijk en heuslijk: te weten, dat hy van mMoes-

kruiden een gaftmaal bereidt, en zijne.

kroezen gefpoelt heeft, om ten bee fremden dage en uure (t geen gemeen- lijk in der nachtis,) deffelfs leere, dien hy noodight, te mogen hooren, en van hem iets leeren: ‘daar na bid hy hem, dat hy zich wil gewaerdigen om’ hem deze gunt te laten genieten. Buiteno P het boekje wort in de lengte een ftrook root papier gehecht; ( gelijk te vooren gezegtis ) en daar op de waerdigh- fte naam des genooden ( want ieder Sineefch laat zich met veele namen noemen ) met verfcheidene tijtelen, na deffélfs waerdigheit, gefchreven. Op deze Wijze wort een iegelijk genodigt; Ten zelvigen dage; als ’t gaftmaal ge- fchien zal, zend hy des morgens dier= gelijk boekje aan eenen ieder , maar hier in wordenze alleen verzocht, dat- ze zich willen haaften en gewaerdigen ter beftemden tijt met hunne tegen= woordigheit op 't gäftmaal te verfchij- nen: Endelijk „tegen het uur van ’t gaft- maal, zendenze den derden boode, dien Zy, naar hun zeggen, te dien einde zenden , om de komende gaften op den weg t'ontfangen. |

Als men in’t huis, daar het gaftmaal zal gehouden vvorden, gekomen. is E

en de gevvoonlijke plichtplegingen

van groeteniffen zijn afgeleide , ftel- lenze zich in d'eerfté zaal ter zeet, en drinken hun boonen-zop of Cia; daar na gaatmen.na de plaats daar’t gaftmaa! is aangerecht. Deze plaats is gemeen= lijk zeer heerlijk verciert , niet mer Tas

Sinezen fteenen inde blaeze of nieren pijten , die by de Sinezen niet in’tges

bruik

en mem mat mere de » E er‘

Ì

42 bruik zijn, maar met fchilderyenf bloe- men, vaten, en diergelijk ander aclouts huisraat. Een ieder wort byzonder aan een langwerpigen vierkanten tafel, van etlijke voeten lang , zOmtijts ook een eenigh perzoon aan twee tafels, ftaande d'een voor den andef , en die alle met een koftelijk tafel-kleet ge- dekt zijn, gezet. Zelfs de ftoelen glim- men niet alleen van een zekre zoort van gom, die op Sineefch Cie genoemt wort, en uit de fchors van een zekren boom druipt, (daar meê de Sinezen al hun huisraat , en byna hun ganfche

huis beftrijken ) maar zy blinken ook

van gout, en zijn met verfcheidene af- beeltfelen verciert. Voor het aanzit- ten neemt de gaftnooder een van de kroezen , die van Gout, Zilver, Mar- mer of diergelijke ftoffe- gewrocht zijn vol wijns op zijn tafelbort in bei de handen, en groet den geene, die aan't hooge eind zal zitten, met zich plechtelijk te buigen en te nijgen. Daar na gaat hy uit de Zaalin 't voorhuis , en, na dat hy zich eerft plechtelijk ge- boogen heeft , offert hy dezen kroes, met zijn aanzicht na ’t Zuiden gekeert, aan den Heere des Hemels , en gietze op der aerde uit. En zich weder plech- telijk. geboogen hebbende , keert hy weder in de Zaal , neemt een anderen kroes, en groet den zelven die boven aan zal zitten , met zich eens tegen hem te buigen; ter plaatze, alwaar deze gebruikelijke plechtigheden ge- meenlijk vertoont worden. Dan gaan- ze gelijkerhant na den tafel, die in 't midden der Zaleftaat: In ‘midden, daar de tafel op zijn langfte is, ftelt hy eerbiedelijk met bei de handen op zijn tafel-bort eenen kroes, daar na geeft zeker dienaar hem de bovengemelde eet-ftokjes , die hy ter zijde van den kroes leit. Hier na neemt hy eenen ftoel, fteltze aan't midden des tafels,

en veegtze met zijne mouwen af, waar op zy dan alle teffens, in ’t midden der Zale, zich wederom nijgen en buigen. Met de zelfite eerbiedigheit ontfangt hy daar na allede gaften ; en wort, na 's lants gebruik , de geene , die de tweede plaats bekleet geftelt aan de rechter zijde van den gene, die de waer- dighfte plaats op dit gaftmaal bekleet.-

GEZANDTSCHA P aan den Grooten

Endelijk ontfängt de geene, die op de waerdighfte plaats zal zitten, van den krecht van den huize den beker des geenen, die de gaften genodigt heeft , en laatze vol wijns fchenken , en buigt en nijgt zich met d'andere gaften, en en met den gafthouder plechtelijk ,

ftelt den beker op zijnen tafel Bhieë een tafel-bort. Des gafthouders tafel wort in het benedenfte der Zale zodanigh geftelt, dat hy met zijn ruch na’t Zui- den, en tegen de deure der Zale , maar met zijn aanzicht tegen over den voor- naamtften tafel , (daar aan de geene zit die op-de waerdighfte plaats geftelt is ’) komt te zitten.

En dewijlde Sinezen de fpijze met de handen niet aanraken, zo waffchen zy de zelve ook niet, nochte in't be- gin der maaltijt; nochte alsde zelve geëndight is. Nadat al deze teekenen van ‘heusheit en eerbiedigheit zijn af- gelegt, doenze alle teffens voor den gafthouder , ende gaften tegen elkan- dre de laafte buiging , waar op dan" ieder op zijn plaats aan den tafel zitten gaat. Zoo dikwils als ‘er gedronken wort, neemt de geene, die de gaften genoodight heeft, een beker op een tafel-bort in beide zijne handen, waar meê hy, met dien een weinig om hoog te lichten en terftont weêr neder te zetten, alle de gaften tot drinken noo- dight. Ten zelven tijde keert zich ieder na dezen noodiger , en doet het zelflte ; en hier op beginnenze alle ge- lijkerhant te drinken , ’t geenze al flur- pende zoo langzaam doen , datze den beker dikwils vier of vijf maal aan den mont zetten , eer zy dien uitgeveegt hebben. Deze maniere van drinken, te weten al flurpende tedrinken, onder- houdenze altijt, (choon datze water drinken;en noitdrinkenze in eeneteug een kroes of bekerledigh.

Na het uitdrinken van den eerften kroes, worden allengs de disgerech- ten opgezet. Waar van zy alle te gelijk, (na datde gaftnooder met gewoonlijke plechtigheden, te weten , met de eet- ftokjes in bei de handen te nemen, en de zelve op te lichten en weder neêr te leggen, hen eerft is voorgegaan) zo menighmaal alle cen zeker gerecht aanrâken ; een of tweeftukjes nemen,

en

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sind.

endie inden montfteken. Met groote zorgvuldigheit nemenze ook in acht, dat niemant,zo lang alffe over de maal- tijt zitten, eer zijn eetftokjes op den tafel nederleit , voor dat de geene, die op de voornaamfte plaats aan den tafel zit zulks gedaan heeft. En zo dra als deze zulks komt tedoen, zoo gieten de dienaarsinieders beker (beginnende van den geenen, die op de voornaam- fte plaats aan den tafel zit) de warme wijn. Daar na eet en drinktmen weder met de zelve plechtigheit ; maar in ‚drinken, gelijk te vooren alreê ge- zegt is, verquiftenze meer tijts dan in teeten. Wijders , zo lang als de maal- tijt duurt , fpreekt men niet anders, als van vrolijke dingen, of laat door ee- nige Speelders een bly-fpel, of op In- ftrumenten fpeelen : want deze Speel- ders, op hoope van gewin, dat hen voor dit fpeelen gegeven wort, ver- fchijnen gemeenlijk ongenoit op deze gaftmalen.

De Sinezen eeten byna allerlei ge- rechten die d'Europers eeten, en we- ten die ook zeer lekker te bereiden ; maar van ieder gerecht wort maar een weinigh, op tafel gezet. De heerlijk- heit en koftelijkheit van een gaftmaal beftaat in Siza in de verfcheidentheit der gerechten; want zy. zetten de tafels vol middelmatige en kleene fchorels. Ook eetenze, gelijk d'Europers, vifch en vleefch niet byzonder ; maar men- gen en kooken vifchen vleefch zonder onderfcheit by. malkandre. Een, ge- recht, dat eens op tafelis gezet , blijft zoo lang ftaan als de maaltijt duurt ; weshalven zettenze de tafels niet alleen vol fchotels met gerechten , maar zy zetten fchotels op fchotels zodanigh boven malkandre, dat’er heele Kaftec- len op tafel fchijnen te ftaan. Geen broot wort den gaften op tafel voor- gezet, nochte Rijs, diede Sinezen.in plaats van broot gebruiken, dan al- leen op eenige kleene maaltijden en dat op ’tleft van de maaltijdt. En by aldien’er Rijs op tafel wort gezet, zo wort er eerft geen wijn geproeft: want de Sinezen drinken, geen wijn, voor datze Rijs genuttight hebben. Over de maalrijt fpeelende gaften ook ver- fcheide fpellen , en isde geene, die

43 verlieftygedwongen te drinken; ’t welk met groot gejuig en hantgeklap van ál d'andere Gaftgenooten toegaat.

Op het eind der maaltijt, verwiffe- lenze gemeenlijk ook van drinkekroe- zen; en hoewel eenen ieder een event groote kroes wort voorgezet , zo perft men evenwel niemant om meer te drinken als hy mach ; maar wortalleen= lijk vriendelijk daar toe genoodight. De wijn, die de Sinezen drinken, wort byna eveneens als ons bier in Europe gebrouwen of gekookt, en bevangt de herffenen niet zeer licht, hoewelze de geenen, die de zelve wat rijkelijk inzwelgen , cok genoeg fmoor-dron- ken kan maken ; maar den volgenden dagh bevind men zich by deze Sinee* fche drank zo qualik niet, als by de Europifche wijnen. Int eeten zijn de Sinezen heel matigh en zober , endik- wils gebeurt ‘et, dat iemant, die uit de ftadt wil trekken, op eenen dagh zich op zeven of acht gaftmalen ‚om alle de vrienden te voldoen, laat vin- den ; doch dit zijn kleene en geen gro- te gafhmalen; want de groote gaftmalen duuren den ganfchen nacht over , tot laat in den volgenden morgenftont.En- delyk worden d'overblijffelen der ge- regten, onder de dienaars der gaftgeno- ten met een milde hant omgedeelt.

De gemeene maaltijden doende Si- spijze, en

nezen zeer vroeg, en achten, als zy tot aan den middagh vaften, dat hen een ongelukkige dag te beurt is-geval- len. Zy eeten ook allerlei fpijze zonder onderfcheit,en meeft alle, zo wel pacr- de- als-offen-vleefch. Verkens vleefch houdenze voor een groote lekkernye , ’t welk zy voor al ander- vleefch het ganfche-jaar door zeer gaerne eeten: Het grau ontziet zich ook nict vleefch vandoode paerden muil-ezels , ezels, hondén en andere rekels t'eeten. Zeer veel zin tegendeel, houden de Sinc- zen van zuiker-gebakken, allerlei in= geleide vruchten,en diergelijke fmakc- lijke. gerechten , die zy op een byzon= dre wijze wetente bereiden. De Manda- rijns hebben ook over ‘de maaltijt altije eenige T ooneel-fpeelders en vrouwern by zich; die hen overde maaltijt mer

fpeelen, zingen en {narenfpel , verma

ken en-onderhouden,

1

Hun

Drank der Sinezen.

44

Hun gemeene drank , die zy dage- liks drinken, is warm water, (want alle hunne drank , ‘t zy water of wijn , lur- penze altijt warm in) daar in Thes, daar af wy hier na breeder zullen fpre- ken , te weeken heeft gelegen. Van Rijs weten zy mede verfcheidene wij- nen , die een gezonde en heelzame kracht by zich hebben , te maken. Maar de befte van hunne gemengde

dranken is het boonen-zop , ’t welk.

aldus bereidt wort. Zy nemen een hal- ve hant vol van ’tkruit Cha, ‘twelkze in zuiver water zieden. By dít water , als't gekookt is, doenze viermaal zo veel zoete melk, met een weinig zouts. Dit heet gedronken , heeft, naar hun zeggen, meer krachts als de lapis

_ Philofophoruim der Chimiften.

De Koning of Keizer van Sina Wort zeer boog ge- eert.

Wat d'overige zeden en manieren aangaan, die beftaan, mijns bedun- kens , meeft in de plechtelijke eerbe= wijzingen, die den Keizer of Koning worden aangedaan. De Koning van Sina vvort met meerder uitterlijke plechtigheden geviert , daneenighan- der Prins of Vorft, hy zy geeftelijk of vvereltlijk , op den ganfchen aart- bodem. Niemant mach met hem te vvoorde komen, dan alleen de Gelub- den, die in de binnentfte vertrekken en zalen van ’t Keizerlijke Hof hem be-

GEZANDTSsSCHaAP aan den Grooten

gelijk te vooren verhaalt is, wort alte drie jaren met grooter ftaaci en plech- telijkheit, in maniere van knechtelijke gehoorzaamheit, gedaan. | Wijders, op den eerften dagh der nieuwe Mane,komen ook inalle fteden de Majcftraten , ieder in zijne {tadt, op een zelve plaats te zamen $ alwaar de Koninglijke Troon „en Koninglijke merken , alsook uitgehouwenen ver- gulde Draken, en ander kunftigh en cierlijk beeltwerk,te pronk ftaan. Voor dezen Throon buigen en” knielenze zich, naar ’slants-gebruik, zeer dik- wils, daar zy hun lichaam met zorider- linge zedigh en eerbiedigheit naweten te ftellen. En op deze by-een-komfte wenfchen zy. hunnen Koning, met zulks luits-keels uit te roepengtiendui: zent jaren levens toe: De zelve eerbic- digheit wott den Koning op”zijn ge= boorte-dag door ’t ganfche Rijk be- wezen ; ook verfchijnen ten zelven dage de Majeftraten van Peking ; ende Gezanten , uit andre landfchappen af- gezonden , als ook des Konings naafte en hoogfte vrienden „ter zelve plaarze; om den Koning zijnen geboortesdag vermanen, en dit gelukwenfchen met het vereeren van groote gefchenken te beveftigen. | Ex Alle de geenen , die de Koning tot

dienen; en zijne naafte vrienden, als Zoonen en Dochteren “die hunne woonplaatzen by hem in’t zelve Palais

e î î 1 nen moeten her bedienen van-eenigh Majeftraats- Bee ian

fchap beroept, of met eenander ge: nigb ampt

hebben. Alle de Majeftraaten buiten ‘t Palais ( want de Gelubden hebben ook hunne ordens entrappen vanamp- ten ) mogen den Koning alleen door fmeek-fchriften aanfpreeken » maar deze fimeek-fchriften begrijpen zoo veele formelen en zoorten van eerbe- wijzingen , datze niet dan van de vvel- geoeffenften kunnen t’ zamen -geftelt worden; ook weet een iegelijk, fchoon hy geleert is, de zelve niet-op‘teftel len. atm dt Als het nieuvve jaar is ‚(dat altijt zijn aanvang neemt met de nieuvve Maan, die voor of na den negenden dagh van Sprokkelmaant komt; van vvaar ook de Sinezen hunne lente bes ginnen ) zoo vvort uitieder landfchap een Gezant gezondensom dert Koning plechtelijk te bezoeken, Dit zelfite,

6 frieht - /wer Völ- den Ko. chenk begiftight r vergeet se a brik

gens de wetten, ge in den morgenftont: gefchiet ) voor 's Konings Throon te verfchijneri; om hemaldaar voor den bewezen wéldaat te bedanken. En aldaar, op ’t voorgaan en vermanen vande Cermoni-meefters, bewijzenze voor den Koninglijken Throon (want dan verfchijnt de Kox ning/zelfs niet )- zeer ordentelijk rdé plichtplegingen en plechtelijkeget dienftigheden. Die in dit plicheplegen eenigedwaling of ook een kleren mis- flag begaat, doet zulks ook geenzins ongeftraft. En wanncerze dit doen, hebbenze roode parpre damatte kleés ten aan, en zilvere vergulde tulbanden op ‘thooft. In beï de handen hóöudénze ook eert elpenbeene bortje, var vier vingeren breer, en twee ‘hartidt breet lang, datze voor den mont hoûden;

| wan

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sind. 45

wannéérze voor den Koning of zijnen Throon willen fpreeken. opvarvij- Als eértijts de Koning op den id ogen, Throon voor den dagh quam , zo ver- feheen. fcheen hy uit een hooge plaats voor een groot venfter ‚en had ook, om zijn aanzicht te bedekken , een elpenbeenc bortje in zijn hand , en een ander bort- je op zijn hooft,van negen duim breed en cen voet lang, dat hy boven zijne koninglijke Kroon en voorhooft hield. Aan dit bortje hingen zo veele ketenen met dierbare gefteenten , datze van alle kanten het voorhooft en aanzicht bedekten, en dengeenen, die by hem ftonden, ‘tgezicht benamen van hem in zijn aanzicht te kunnen zien. Maar hoedanigh zich de Tartarifche Cham of tegenwoordige Sineefche Keizer voor ons, als wy ons te Peking be- vonden , vertoonde, is t€ vooren in onze Reéis-befchrijvirig verhaalt.

De Koning _ Geele klederen te dragen , komt al- pg ker leen den Koning, toe , en is allen andc- Gragen, en ren verboden zoodatüige kleur te dra- Draken voe- gen. Zijne klederen zitten doorgaans bi: ook vol Draken, die daar op met gout-

draat geftikt zijn ; en niet alleen ziet men deze Draken op ’s Konings kle- deren, máar ook door 't gántfche Pa- fais, op de zilvere en goude Väten, en al hetoverige Huis-raat, die-daar op gefneden of gefchildert ftaan. Ook zijn de daken en tiechelen zelfs van ‘t Pa- lais geel van kleut, err doorgaans vol Draken; ’t welk eenigen heeft doen gelooven , dat de tiechelen vans Ko- nings Palais van góut of van koper wâ- ten; daarze in der daat gebakken zijn; maar de zelve zijf geel van kleur , en ieder is mét een groote fpijker ( want zy Zijn wât grooter dân d’ onzen ) dan 't dak vaft gemaakt ; wäár van de hoof- den vergult zijn , op dat men niets aan '€ Koninglijke Palais Zou zien „dat de Koninglijke kleùüt niet vertoont. Indien iemant deze kleur, of Draken; zich eigen maakte en gebruikte, hy zot, indien hy uit Koninglijken bloc- de niet gefprooten wás, voor eerien Rijcx-verrader en fchélm gehouden worden. |

Des Konings Palais heeft vier poor- ten , die naar de vier hoeken of ge* weften des Werelts ftaan. Alle de

genen, die van de reis deze Poorten voor - by koomen , zijn benroorzaakt van ‘t paërt te klimmen, indienze te pacrt zitten , of indienze gedraagen worden , uit den Draagh-baar te tree den , en te voet te gaan, tot datze deeze Poorten voor-by zijn. Dit doen alle de Sinezen 3; maar de Grooten veel ordehrelijker en netter, en dat alffe noch verre van 't Hof zijn. En dit worr niet alleen te Peking , maar ook te Nazking, de Zetel der oude Keizeren , plechtelijk onderhouden ; hoewel zich te Nanking , zedert veele jaren herwaarts, geen Koning ont- houden heeft.

Het gebeurt ook dikwils datde Ko- welke waer-

ning, uit zekre oorzáken , d'ouders der voornaamfte Majeftraten , door een zeker gefchtift , dat de Koninglijke Philofofen uit 's Konings naam ma- ken , eenen zekren tijtelverëert. Zeer hoog achten dit de Sinezen, en fparen, om dien te verkrijgen , gene onkoften, en bewaren de zelve onder hun ge- flacht als een heilige zaak. Immers zo hoog achitenze ook andre tijtelen, die met twee of drie Sitieefche Charakters worden uitgedrukt, en de Koning aan Weduwen, die tot aan haren hoogen ouderdom hertrouwen hebben ver- worpen, of aan ftok-oudeluiden, die een volle eeuw geleeft hebben , en in diergelijke andte voorvallen, verleent. Deze opfchriften van eertijtelen ftel- lenze boven de deur tén toone. En dit zijn niét alleen de Koningen ge- woon te doen; madr dok doen zelfs de Majeftraten dit aan hunne vrien- den. Den’ Majeftraten die aan't Rijk groöte diënften gedaan hebben , wor- denook, op ’s lants onkoften, treffe- lijke mármete praâal-bogen opgerecht. Het zelfite doen ook de fteden met groote ftaaci en pracht dán haren Bur-

ger; die éen zekre uitfteekende waer-

digheir, of deerfte plaats in d'onder-

Zoekingen der letteren, of in dierge-

lijke voorvallen, verkregen heeft.

Ál wat in het ganfche Rijk te vin- den is , dat koftélijk of kunftigh ge- maakt is, dat wött jaarliks met groote onkoftert ria Peking aan den Koning gezönden. De Majcftraten ook , die zich in de Ketzerlijke hooftftadt ont-

f 3 hou=

46 houden, verfchijnen met minder pragt op ftraat. Wantalle d'andere, uitgeno- men de voornaamfte mogen alleen te paert zitten, en zich niet in een Pal- lakijn of Draag-baar laten voeren. En dien.wettelijk vry ftaat een draag-baar te houden mogen ook niet meer als vier draagers gebruiken, Buiten de Keizerlijke Hooft-fteden mogen de laege Majeftraten met vry grooter ftaci

in de landfchappen op ftraat verfchij-

De Maje- flraten wor- den in Sina zeer hoog ge- wiert.

Wat eere den Majeftraten aangedaan wort die den

Rijke dienflen

gedaan beb- ben.

nen, Deze zedigheit en nedrigheit doenze tot teeken van eerbiedigheit tegen hunnen Koning; want zy ach- ten datze den Koning, die hen nader is, grooter eerbiedigheit fchuldig zijn. Alle vier jaren; op vier getijden van 't jaar, komen alle de Rijx-Raden byde Graft-fteden der oude Koningen en Koninginnen t'zamen, en brengen al- daar met gewoonlijke plechtigheden hunne gefchenken; maar de voor- naamfte eere wort Koning Humvuus, die 'tganfche Rijk den Tarter afhan- digh maakte en herftelde, bewezen. De Sinezen bewijzen ook, naaft den

Koning, hunne Overheden of Maje--

ftraten , zeer, groote plichtplegingen en heufche eerbiedigheit. Dit beftaat meeftinbyzondre formelen en manic- ren van fpreeken ; als ook in ftaatelijke bezockingen, tot de welken niemant toegang vergunt wort,dan die in t Rijk eenigh amptbedient, of elders bedient heeft. Want als deze in hun Vader- lant weder gekeert zijn, fchoon datze door hun eigen fchult uit de bediening zijngeraakt;, zoo verfchijnenze noch-

tans dikwils in't gewaat, dat de Maje--

ftraten gewoonlijk dragen, en worden van de Majeftraten zeer heufchelijk

geviert, en hunne plechtelijke bezoc- |

kingen met een weêr-bezoek van hen

vergolden. Deze Majeftraten ftaan hen

inveele dingen te wille , alffe hen zien, voornamelijk indienze op de hoogfte trappen van eere, in de geleertheit of 's landts bedieningen, hebben uitge- munt.

Indien eenige Majeftraten hun ampt treffelijk hebben bedient, den Rijke groote dienften gedaan, en tot een ander hoogwichtigh ampt. verheven worden, of uit eenige andre oorzaak uit deftadt vertrekken, zo wordenze

GEZANDTSCHaAP aan den Grooten

van’t lant met groote gefchenken be- giftight; ook latenze aldaar hunne lacr- zen , merken der Majeftraten, ter eeu- wiger gedenkenis van dezen weldaat, blijven, Deze laerzen worden in cen gemeene lade of kift opgefloten, en met verfcheide vaerzen en opfchriften, thunner eere gemaakt, zeer zorgvul- digh en met groote plechtigheit be- waart. Anderen, die hooger van ftaat zijn, worden op een zekre- gemeene plaats een marmere Zuil, ter gedenke- nis van de nakomelingen, opgerecht, en daar op hunne dienften, die zy den Rijke bewezen hebben, met groote Sineefche Charakters gefchreven. Den zommigen worden ook op ’s lants on- koften, tot vergelding van hunne trou- we dienften, Tempels of Kerken ge- fticht, en beelden op d’altaren geftelt; welkebeelden, zoo veelals de fchran- derheitder Kunftenaars kan uitwerken, zeer na met hunne levendige gedaan- ten over-een-komen.Ook worden hier zekre luidentoe geftelt, die gedurigh allerlei reukwerk ontfteeken , en altijts kaerzen inde brant houden. Te dien einde worden daar ook groote Wie- rook-vaten van gegoten kooper ge- ftelt, endat op de zelve wijze, enmet de zelve plechtigheit, als zy in ’t aan- bidden en opofferen van hunne afgo- difche beelden gewoon zijn te doen. Maar tufchen deze en de afgodifche beelden-dienftis een groot onderfcheit: want vande Goden verzoekenze alrijts het een.of het ander, maar aan deze geftorvene luiden bewijzenze alleen, ter gedenkenis van de weldaden; ecnie ge gewoonlijke heufche plichtplegin- gen. Evenwel is’er niet aaf te twijffe- len, of het meerdeel van den gemee- nen man , maakt geen onderfcheit tuflchen beide deze plechrelijke dien= ften. Na deze Tempels , die men in alle fteden met groote menighte ziet, en die dikwils ook door drift der vrienden, den geenen die zulks niet verdient hebben , worden opgerecht, gaat menop zekre tijden, en nijgt en

telt daar voor, en offert eetwaren;

en andre dingen.

Alle de Sineefche boeken, daar in van de Zeden gefprooken wort, hane delen byna nergens anders van, dan

a 4

D'ouders worden van de Linderen in Sina hoog ge-eert.

Tartarifchen Chanv „of Keiger van Sina.

op wat wijze de kinderen hunne ou- ders zullen gehoorzamen ‚en hunne voór-ouders eerbiedigheit betoonen. En gewiffelijk , indien wy op dien uit- terlijker ‘fchijn vän Godtvruchtigheit willen letten, geen volk inde ganfche werelt mach hier in tegen de Sinezen op , ‘twelk ik met deze volgende be- wijstekenen zal toonen; In het zitten by hunne ouders of voor-ouders, on- derhoudenze ook een plechtelijke en ftatelijke wijze; invoegen zy in geener- lei wijze op een gelijkwaerdige plaats, en veel min tegen hen over zitten,maar aan d'eene zijde; welke wijze van doen de: Leerlingen ook met hunne Leer- meefters onderhouden. Zy fpreeken hunne ouders ook met groote eerbic- digheit toe , en die arm van have zijn, voedenzetot aan hunnen doot (al zou- denze zelfs nachten dagh daar voor

werken”) ledigh en zeer lekker. Maar

in geen ding tonen zy zich Godvruch- tiger, als-wanrieerze de zelve ter aarde befteden ; zo in'taantrekken van een rouw-kleet , (daár in zy van alle andre volken verfchillen ) als’ in het maken van doot-baer efi’ doot-kift die van zeer dierbare ftoffe toegeftelt worden.

47

Dit opzetten van den hoet in Sina, gee fchiet omtrent in:het twintighfte jaar van hutinen ouderdom. |

> Maar met zonderlinge ftaaci wort het ingaan van 't nieuw-Jaar door het

' begin"van

nieuwe

als ook

ganfche Sincefche Rijk van eener ies jaar.

gelijk geviert, te weten, op den eerxften dag der nieuwe, en wederom op den eerften dag der volle Maan, Want dari is het Kaers-feeft , dewijl cen iegelijk in zijn huis eenige kunftigh gemaakte kaerzen aanftcekt , die van papier; glas, en doek gemaakt zijn, en in dien tijt op de markt by duizenden tekoop ko- men; waar uit dan een ieder na zijn welgevallen mach kiezen, die hen beft aanftaan ; en dikwils ziermen in dehui- zen en zalen zo veele kaerzen ontítee- ken; datze in de lichte brant fchijnen teftaan. Ook looptmenin deze dagen, by nacht langs de ftraten als uitzinnige menfchen „met kaerzen , die Draaks- gewijze in mialkandre zijn gevlochten, in de hant. Veele kluchten en aartige Schouw-fpeelen worden-dan ook met het‘onfteeken van buffe-kruit , ( daar door de-huizen en ftraten in brandt fchijnen te-ftaan ) aangerecht.

In d'eigene namen , die een ieder

De Sinszen

p: singen Een ieder viert in Sina zijnen ge- hrs

| | perzoon heeft , hebben de Sinezen „er verfchei- vieren jaar- bootte-dag als heiligh, met gefchen-

ook een zonderlinge en vreemde ma- dene namen

liks bennen geboorte-dag plechtelijk;

ken aan anderen te geven , en maâltij- den en andere tekenen van blijdfchap aante rechten. Dit gefchiet allermeetft, alffetot den ouderdom van tzeventigh jaren zijn gekomen, na welken tijd zy onder d'oude luiden gerekent worden; als ook, alffe over het tiende jaar geko- men zijn. Op deze plechtelijke hoog- tijden verzoeken de Zoonen, indienze onder d'otde der Geletterden hooren, van de vrienden verfcheidene gedich- ten, opfchriftetren zinne-beelden, die kunftelijk op Sineefch gefchreven zijn, en de lof-reden der ouders vervatten: waer van zommige ook boeken uitge- ven. Ook worden de muuren van de kamers zeer cierlijk behangen,en meer andere eertijtelen den geene bewezen, die zijn geboorte-dag vermaant wort. Ook wort die dag by de Sinezen ge- viert, op den welken de Jong-gezellen de manlijke hoet opzetten, eveneens als eertijts de Jongelingen te Romen de manlijke rok of tabbert aankregen.

nier , en die veelen hier in Europe vreemt wil te vooren komen. Zy hebben voor-cerft eenen bynaam, die out is noit verandert wort, maar geenen voornaam : want zy verzieren en fmeeden zich altijt een nieuwen naam , die altijt iets beteekent , gelijk ook de bynamen het een oft ander altoos beteekenen. Deze voornaam wort met een eenigen Charakter ge- fchreven,en met een enige letter-greep wtgefprooken , hoewel de zelve uit twee letter-grepen dikwils beftaan kan. De Vader geeft alleen aan de Zoonen de voornamen; want de vrouwen, 'tzy datze jong of out zijn hebben in S774 geenen naam, maar zy worden met 's vaders bynaam , en by't getal, datze ten opzicht van de geboorte onder de Zufters hebben , genoemt. Met dezen voor-naam noemen alleen d'ouders en voor-ouders de Zoonen of Knechtjes, want andre luiden noemende zelve na tgetal, datze ten opzicht yan hunne

noemen.

ge

48 GEZANDT sCHA Pp aânrden Grooten

geboorte onder, de broeders hebben, eveneens gelijk .-wy- terftont van de knechtjes zeiden.Zy zelfs noemen zich inde bezoek- en gefchenk-boekjes; en

naam ( behalven den geenendien zy in den ‚doop ontfangen hebben,) daar meê de Sinezen hen noemen en aan- fpreeken, gegeven.

inalleandere fchriften cn brieven, met | De Sincezen zijn ook zeer groote De neren

den eigennaam, dien zy aller-eerftvan | Liefhebbers van allerlei outheden,hoe- #7 lifhb- 4 - ers van ouz=

hunnen Vader ontfangen. hebben; In- | wel men in Sina geen oude beelden zeden,

dien iemaat anders ‚die even hoog van ftaat of hooger is, hem met dezen ci- Zennaam, of deffelfs Vader of naaften vriend. met zijn eigen naam. aanfprak,

vint. Drieftallen: van klok-koper ge- goten houdenze om't kooper-rocft, dewijl dat een teeken van outheir is NN in waerde ; alsook oude vaten van

het zou niet alleen daar te lande voor krijt en marmer gemaakt. Schilderyen wan sij. onheusheit. geacht worden, maar de | vande uitfteekenfte Schilders achtenze deren en

5 RN . » fébrifren, geene , die zo genaamt wiert, zou zich | boven alle andere dingen, alsook Cha-

ook gehoont achten. RER 1

Als eenigh kint eerft ter fchoole be- ftelt wort, zo krijgt het van den Mee- fler eenen byzondren naam, de fchool-

takters en Schriften van treffelijke Schrijvers , die op papier of doek ge- fchreven , en ‚op dat’er geen be- droch onder-fchuile , met het merk

naam geheten ; waar meê het ook van van de Schrijver zelfs gemerkt zijn.

de fchool-genotenen Leetmeefter ge- Alle de Majeftraten voeren cen by-. Alle de Ma. noemt wort. Maar als iemant den man- | zonder merk van hun ampt datze besig st

nelijken hoet opzet, en een vrou trout, | dienen ’t geen Koning Humvuus in byzonder zee

zo worthy van zeker voornamen per- | ’t: gebruik. heeft „gebracht. Alle de“

A} 1 tm Pi | 1 k' 8 1 AT ER / _ _ 3 } ' ARE AA u àl [8 bo ef D \ _ H iS t

Ear

u

an ede <

zoon met eenen weinig eerlijker naam befchonken , dien de Sineezen zelfs de derter noemen. Met dezen naam mach een ieder daarna hem noemen,uitgeno- men de geenen die hem dienen,of onder zijne gehoorzaamheit ftaan. Endelijk als deze nu tot zijne manlijke jarenis gekomen , zo. krijgt hy van zeker aan- zienlijk perzoon een zeer achtbaren naam , dien zy zelfs den grooten naam noemen. Met dien naam mach hem een ieder zonder onderfcheit, zo wel in zijne tegenwoordigheit als in zijn

Íchriften, die zy van pleit-zaken fchrij- ven , bezegelenze ook alleen met root. Dit merk bewarenze met een groote vlijt: -want indienzedit verlooren , zy waren niet alleen hun Majeftraarfchap quijt, maar zouden ftrenglijk geftraft worden. En hierom dragenze dit merk, zoo meenighmaal alffe uit den huize gaan, in een lade , die toegefpijkert en met een dánder zegel bezegelt is, by zich , en leggen die noit van zich, ja men zeidt datze die des nachts on- der hun hooft-kuffenbewaren.

afwezen noemen en aanfpreeken; Aanzienlijke mannen gaan noit in pe sinezes d'ouders achten hem evenwel die eere Sina-te voet, maar worden in een” Jg niet waerdigh , maar zy noemen hem Draag-baar, op de fchouders van ee- et hage met den eerften naam, die wy zeiden [ nige mans-perzoonen , gedragen. In draag-baermn dat de Zetter genoemt wiert. „| deze Draag-baar (dewijlze rontom is$*”/»

Indien iemant ook een nieuwe fck of gezintheit aanvaert, zo noemt hem de Doêtor, die hem invoert , met een nieuwen naam, dien zy den naam van Godts-dienff noemen. En als d'eeneden ander plechtelijk komt bezoeken , zoo wort hy „fchoon deze gaftden bynaam en den flechten naam in zijn boekje fchrijft, nochtans van den bezochte ge- vraagt, welke zijn heerlijkfte naam is, op dat hyhem , indien het noodigh is, zonder den zelven te verongelijken 2 mach aanfpreeken. Weshalven wort ook. den Jefaiten aldaar een hooger

toegefloten) kunnenze van de voor- bygaanders niet gezien worden, ten zy datze die voor open maken ; en dit onderfcheit is tuffchen hen en de Ma- jeftraats-perzoonen : want deze wor- den in Draag-baren getorft ; die ront- om open zijn. De vrouwen worden ook in Draag-baren gevoert, die ronte om toegeflooten zijn , maar zy ver. fchiilen in fatfoen van de geenen, daar inde mannen gedragen worden. Koct- fen, Sleeden en Wagens mogen aldaar te lande, uit kracht der wetten, niet gebruikt worden ; dan alleen in Pe-

king,

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina, 49

king, gelijk te vooren in onze Reis- befchrijving verhaaltis. >

benden bun De Leer-meefters worden in Sia

Leermeefters in groote Vaere,

Spel der Si- nezen.

veel hooger geëert en geviert, dan in

Europe ; en fchoon iemant zich maar

een eenigen dagh voor Leerling by ec-

nen Meefter in d'een of ander weten- | fchap en kuntt heeft befteet , zo noemt hy hem evenwel , zo lang als hy leeft, Meefter , en eert den zelven in plaats van zijnen Meefter. Want in alle by- een-komften, mach hy alleen maar neffens zijne zijde zitten, en hy viert hem ook plechtelijk met Meetfterlijke eer-tijtelen.

Het fpeelen met den dobbel-fteen en kaert , dat ook in Sia gebruikelijk is, wort alleen maar van ’t graau, en de gemeene luiden, daar te lande, gedaan. Aanzienlijke luiden , om den tijt te verdrijven, fpeelen op het fchaak-bort, daar in zy eenighzins van d'Europers verfchillen. Maar het aller-aanzien- lijkfte en achtbaarfte fpel is dit. Zy fpeelen op een zeker bort, dat van bin- nen een holte, en rontom drie hon- dert huisjes heeft, met twee hondert fchijven , die eensdeels wit, en eens- deels zwart zijn. Met deze fchijven zoekt d'een des anders fchijven in het midden van de holte te botfen , om alle de huisjes te winnen ; daarin ook het winnen en verliezen van 't ganfche fpel beftaat : want die de meefte huis- jes inkrijgt, wint het fpel. Op dit fpel zijn de Majeftraten zelfs zeer verzot , en brengen daar dikwils heele dagen meê toe ; want een eenig, {pel duurt,als het van gauwe Speelders gefpeelt wort, byna een geheel uur. Die op dit {pee- len wel zijn afgerecht, fchoon datze in geen andre zaak uitmunten, wor- den van eenen iegelijk geviert en ge- eert. Ja, datmeer is, zommigen ne- men zoodanige tot Leermeefters aan , om ditfpelneten wel van henteleeren.

opvatvij- _ Met zeer groote gebruikelijke ze de Sinezen plechtigheden volbrengen de Sinezen

trouwen,

hunne Huwlikken- en Bruiloft-ftacien. Het verloven gefchiet dikwils, alsde toekomende Echtgenoten noch heel jong zijn; ook lettenze hier zonder- ling op dat de Bruidegom en Bruit ge- meenlijk in ouderdom niet veel van

elkandre verfchillen. Dit verloven

doend’'ouders ter wederzijde, zonder datze de bewilliging van Bruidegom of Bruit, die zulks evenwel altijts toe- ftaan, daar op eens verzoeken. Voor- name perzoonen trouwen gemeenlijk met voorname perzoonen , en in het trouwen van een wettelijke huis-vrou zockenze altijt in een even hoog ge- flacht te komen. Wat d'overige By- zitten aangaat, die ieder na zijn wel- gevallen neemt , in die gelegentheit gaan de fchoonfte van gedaante voor. Wantmenlet niet in’t nemen van deze Byzitten, op de hoogheit van ’t ge- flacht, noch op de rijkdommen; de- wijl deze Byzitten. gemeenlijk voor hondert ktoonen, en dikwils minder gekocht worden. Gemeene en arme luiden koopen zich een vrouw voor gelt, en verkoopen die weêr alffe wil- len. Maar de Koning en ’s Konings kinderen, zien niet op de hoogheit van afkomft, maar alieenlijk op de ge- ftalte , en fchoonheit van lichaam.

De Koning heeft eene voorname Huisvrouw , die alleen de wettige mag genoemt worden; behalven dezetrout de Koning en Erfwachter des Rijks nes gen andre, die een weinigh geringet van ftäat zijn, en daar nanoch dertigh andre, die alle zijne Echtgenooten genoemt worden. By deze komt noch een groot getal van andre Byzitten, die den naam van Koninginnen of Echt- genooten niet voeren mogen. De ge- nen, die onder de Koninglijke vrou=

wen kinderen krijgen, raken by den

Koning in groote waerde, en worden zeer van hem bemint; en voornamelijk de geene, die den eerft-geboorne ter werelt brengt, dewijl deze het Rijk na zijns vaders doot bezit. En dit wort niet alleen by den Koning en 't Ko-= ninglijk geflacht onderhouden , maar ook by d'overige Grooten in't ganfche Rijk, De voornaamfte en wettelijke huis=

vrouw zit alleen met-den man aan .

tafel ; alle d'overige zijn de dienft-bo- den van den huis-vader , en Kamenier- fters van de wettelijke huisvrouw die ook in tegenwoordigheit van den man of wettelijke vrouw niet zitten mo-= gen; maar zijn gehouden altijt te ftaan. De kinderen van deze Byzitten, dra-

F, gen

pe A ren Ve eee Ee se ==

kn EN Ere A

Je me MD

t

he.

rc

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

meg

EE ede mee gn er = We

re sen jd

a gm oe

= me

jn Dn Ed . rna ee Ee

SO gen alleen over de voornaamfte en wettelijke vrouw , allle fterft , drie ja- ren rouwe, ‘en alffe deffelfs lijk zullen ter aerde befteden , zoo onthoudenze zich van alle bedieningen, ’t welk zy geenzins doen, als hunne eigen moc- derkomtte fterven , die hen ter werelt heeft gebracht.

By eenen iegelijk in’t ganfche Rijk wort met groote zorgvuldigheit on- derhouden , dat niemant cen vrouw trout, die met hem een en den zelven toenaam heeft, fchoon datze elkandre in bloede niet beftaan. En indienze flechts verfcheidene toenamen hebben, zoolettenze ook weinigh daar op, hoe nabloet- of aangehylikte-vrienden dat de Bruidegom en Bruit onder malkan- dre zijn; invoegen de vaders hunne kinderenaande vrienden, die de moe- der in't naafte lidt beftaan, ten huwe- lik befteden.

De Bruit krijgt geen huweliks-goet of bruit-fchatmet zich ; en fchoon zy ten dage, alffe na des mans huis gaat,

het vertoonen van fchou-fpeelen en danfferijen zodanigh volbracht wort, datmen tot ftommens toe daar over verwondert ftaat, en dikwils eten noch drinken kan. |

’s Anderendaags na de Bruiloft wort de jonge vrouw na haren nieuwen man, met een groote ftoet van bloet- verwanten, vrienden en goede beken- den , zeer ftatelijk gebracht. Voor haar gaat een. groote menighte van zang- en {naren-fpeelders, die op aller- lei fpeel-tuig een zeer groot gejuig maken ; dat met zonderlinge vreugt en blijfchap van eenen ieder toegaat.

Gebeurt het nu, dat de vrouw , na ‘t overlijden van haren man, weder komt te trouwen , zoo wort zy alleen maar van hare kinderen met een kleet uitgezet : want geene ftief-vaders wil- len de kinderen lijden, veel min ge- hoorzamen. Dit is d'oorzaak , waar- om veele weduwen haar leven, zonder te hertrouwen , in eenzaamheit over- brengen , en in groote kuisheìt endi-

ar

veel huis-raadt met zich brengt , (dat dikwils met zoo een groote toeberei-

gen. In het ftraffen der misdaden, toone

an

Het flraf-

vr Td e man.

ding gefchiet „dat ‘er heele ftraten meê beflagen worden) zo wort nochtans al dit huis-raadt op ’s mans enkoften

gekocht, die eenige maanden te voo- ren haar een groote zom penningen te

fchenk toeftuurt. Dit huis-raadt be- ftaat gemeenlijk in ftoelen, banken, ledikanten en paveljoenen. Daar en boven moetze:noch by den man bren- gen een paert met zadel en toom , vier dienft-maagden en twee jongens. De Bruidegom verzorgt ook de keuken met allerlei fpijze, veréert de Bruit ver- fcheidene zijde ftoffen en lijnwaten. Hy vereert haar ook een krans van ge- maakte bloemen, met een goude hair- naeld. Zy fchenkt hem wederom, tot teken van een onverbrekelijke lief- de, een koftelijk kleet van goude of zijde ftoffe. De Bruidegom geeft ook aan den vader van de Bruit hondert, en aan de moeder vijftigh teil zilvers. Hier op gaat de Bruiloft aan ; en vergaften elkandre eerft in’t huis van den Bruide- gom geheele acht dagen lang, en daar na int huis van de Bruit drie dagen ; 't welk met groote onkoften, onder- linge genegentheit,en zonderling met

de Sinezen zich vry flap en.nalatigh, fi» van die-

voornamelijk in ’t feit van dieverye; want noit wort iemant in Siza om die- verye met de doot geftraft, ten zy het fteelen met kracht of gewelt gefchier. Indien iemandt voor de tweede reize op diefital betrapt wort , dien bran- denze met een gloeiend yzer en inkt twee Charakters , tot teken van zijnen tweeden diefital, op den arm. Wort hy voor dederde reize daar op betrapt, zoo krijght hy met hert zelfite brant- yzer voor ‘t voor-hooft een brant- merk; raakt hy endelijk dan noch weêr in hechtenis, zoo wort hy wel ftren- gelijk, na de grootte der misdaden, ge- flagen, of voor een zekeren tijt op de Galey gebannen. Deze flapheit van't ftraffen der Dieven veroorzaakt, dat men een groote menighte van Dieven en Rovers over al door ganfch sina vind; die voor het meerendeel ge- meene luiden, en uit het fchuinv der Gemeente voortgekomen zijn.

Het fchijnt evenwel dat'er geen kleene verandering , zedert de Tarters de heerfchappye in handen hebben gehadt, in dit ftuk , aangaande het

(traf-

Mi

en andere is mnisda

Tartarifchen Cham ; of Keizer van Sina, St

„de misdadigen, ter zake van de minfte overtreding, metden zwaarde, dat’er dedoodt navolgde , geftraft wierden. „En wanneer iemant tewdoot verwezen is, zoo bindenze den-zelven de han- „den; en een bort (daat op gefchreven „ftaat. wat hy bedreven heeft) op de „ruch., Daar na brengt hem de Gewel- dige of Prevooft binnen of buiten de ftadt, op een aanzienlijke plaats, en laat hem door eenen van de krijgs- knechten, zonder eenige ceremonie of

_plechtigheit,'t hooft voor de voeten

deggen. De geene, dien zy het leven

„fchenken , wort van twee fterke per-

zoonen , met twee platte Bamboezen, wel ftrengelijk op ’'t plat van zijne bee- nen geflagen, dat dikwils de zenuwen en aderen heel verplettert en bloot ko-

„men te leggen. Zommigen, die dit

{laan niet kunnen uitftaan, fchieten hert

ftraffen van-allerlei misdaden, ontftaan \deven daar by in; andere verliezen der sdewijl,toen ik my in Siza bevond, | mate hunne gezontheidt , datze gaan

noch ftaan kunnen. En dit is hun- ne gewoonlijke wijze van traffen, die aldaar te lande aan eenen ieder, zon- der onderfcheit, gepleegt wort.

Om nu alle ongebondentheden en dieverye te weeren , bewaken etlijke duizent mannen des nachts de ftraten, en gaan, byna eveneens als de ratel- wachten of klepper-mannen in de meefte fteden van Neêrlant , langs de ftraten , en kloppen op zekre tijden op een bekken. En fchoon zelfs de ftra- ten des nachts met balken en draí-boo- men worden toegeflooten , zo fteelen evenwel deze nacht-raavêens dikwils heele huizen ledigh. ’tWelk hier by toe komt, dewijl men de wakers wel diende te bewaken, en de zelve voor het meerdeel zelfs dieven , of makkers en fpits-broederen der dieven zijn.

VYEDE HOOFTSTUK.

8, À Aj Jt Î

Be

e

_ Van d'Oytvaerten of Lijk-flacien , en 3 LA» Graf -fleeden,

op wat vij-. Oewel de Sinezen in veele din- | hier in alle matete boven, dewijlze na j ef an gen, die de maniere van leven | hetkoftelijkfteen dierbaarfte hout, om

en lijkeflacien betreffen , met d'Europifche Fi- pecndeng lofophen over-een-komen, zoo ver-

fchillenze evenwel zeer veel in de din- gen die het begraven der dooden aangaan. Want d' Europers handelen weinigh of niet van de begraffenis des lichaams; maar de Sinezen achten geen ding hooger , dewijlze in hun leven alle naerftigheit aanwenden om die in orde te mogen na-laten; en de zoonen alle hunne Godtvruchtigheit en ge- hoorzaamheit toonen, in die na hun Ouders fterf-dagh te volbrengen. Het is een gewoonte door ‘t gantfche Rijk, de lijken niet bloot in d'aarde te begraven ; fchoon het een kint van twee dagen is ; maar een ieder , na zijn ftaat en macht, wort in éen kift ge- leidt. Te dezer oorzake gaan de rij- ken, fchoon datze zeer fpaarzam zijn,

doot-kiften daar af te maken , laten zoeken datze weten te krijgen. D'eerfte plechtigheit in ‘t fterven ís deze. Eerft brengt men den zieltogen- de op een matras, buiten de zale, om zijnenademaldaar te halen. Uit welke reden de Sinezen dit doen, is my on- bewuft; des niettemin gefchiet zulks door ‘t ganfche Rijk; hoewel een per= zoon van aanzien op zijn bed blijft leggen. In dit adem - halen , neemt d'oudtfte der zoonen fchielik zijn bonnet en muts van ’t hooft, komt met hangend hair voor 't bed , en haalt heel wanfchikkelijk de gordijnen en ’t behangzel des ledikants met fcheu- ren en trekken af; waar meê hy dan het doode lijk bedekt. Daar na wort dedoode van manvolk, indien het een man is, en is't een vrou van 't vrou”

Ze volk,

52 volk naár ’s lants gebruik géwoffen. Het afgewaffen lijk bewindenze in zeer fijn liijjnwaat, indienze dat hebben; maar hebbenze dat niet, in een ftuk zijden doek, Zommigen' vercieren hunne dooden mert nieuwe kleederen, en zettenze, na darze gebalfemt zijn, (dat daar te lande by de-Grooten ook veel in ‘t gebruik is ) aan eenen tafel, die met allerhande koftelijke fpijze en drank rijkelijk verzien is. De voor- naamfte vrienden van den overleden bevinden zich daar dan tegenwoordig, die ‘dezen dooden dan quanfuis noodi- gen om vrolik te zijn, eveneens als of hy noch in't leven was. Midlervvijle zijn de Priefters ook met zingen en andere gebruikelijke plechtigheden bezigh.

De kleur der rouvv-kleederen , die de Sinezen dragen, is niet zvvart noch grauvv ‚, maar vvit. De zoonen , alffe rouvv over hunne ouders dragen, kleeden zich in een grofen hart hen- nippe kleet, voornamelijk in d'eerfte maanden. Zelfs het fatfoen van den fleep-tabbert, van hoet en fchoecnen, is vry vreemt , en droevigh om aan te zien. Ook hebbenze een touw om ‘t lijf gegort ; eveneens als de Monni- ken van Franciskus orde. Het is in

Sina cen onverbreekelijke gewoonte,

dat de kinderen drie volle jaren over den vader of de moederrouwe dragen. D'oorzaak hier van , na ’t uitwijzen hunner boeken, is deze; te weten, op datze hunne ouders , die ind’eer- fte drie jaren hen op d' armen droe- gen, en met zo groot een moeite op- voedden , dezen weldaat met het be- wijzen van deze eerbiedigheit vergel- den. Detijtvan rouwe te dragen over d'andre vrienden , is vry korter : want zointijts duurt de rouw een jaar, zom- tijts alleen maar drie maanden; na dat- ze elkandre na of verre in bloede be- ftaan. |

De wettelijke tijt van rouwe te dra- gen over de doot des Konings of der Koninginne , die wettelijk is, was eer- tijts drie jaren, en dat zo verre zich de palen des Rijks uitbreidden.” Maar nu worden, met bewilliging des Ko- nings, ’t geen opentlijk afgekundight wort, de maanden voor dagen geree-

GEZANDTsCH AP aan-den- Grooten ‘kent, invoegen men in’t ganfche Rijk

maar een eenige maant rouweover des. Konings doot draagt. Allé de plechtelijke lijkeftacien,die-de. Sine- zenden dooden bewijzen; vind men

in een zekerbgroot boek gefchreven ;

als iemant- derkálven in een zeker ge- flachtkomt te fterven {laar d'over- geblevenen, dien her lijk aangaat, die boek op, op datde lijk-{taaci met gé-

“woonlijke ptacht: en gebruikelijke

plechtigheden mach toegaan, In dit boek vvorden niet alleen. de foú-klee- den ; hoeden „fchoenen gordels, en alle andere: gebruikelijke plechtig- heden voor-gefchreven „- maat” men

vintze daar in ook na’tleven afgeté-

Keren etri 9144 1 e RINCOE Als eenigh voornaam perzoon de- zer werelt ís overleden, zoo maakt zulx de Zoon of naaftebloet-vrient desoverledene „by. een boekje „daar in de rouwe met plechtelijke woorden gefchreven ftaat, binnen den derden of vierden dagh , aan d’ andere naafte vrienden en-goede bekenden bekent.

Te dien tijde wort'er ook een doot-

kit gemaakt, om het lijk daar in te leggen. De zaalof kamer bekledenze met wit doek , of matten, en in des- zelfs midden rechtenze een Altaar op, daar op de doot-kift en het beeltenis des overledene geftelt wort. In deze zaal komen binnen zekre beftemde dagen „(’tgeen by naamhaftige luiden gemeenlijk binnen den vierden of vijf= den dagh gefchiet ) de naafte bloet- en alle andere verte vrienden t” zamen, die ook alle in de rouwe gekleedt zijn. Zy komen ook op alle nuren van den dagh, d' een naden ander , en ftellen, den dooden ter eere, op den Altaar reuk-werken, en twee waffche kaer- zen. Als deze beginnen te branden, zoo bewijzenze den geftorvene, mét zich viermaal te buigen en op de knien te vallen, plechtelijke eerbiedigheit ; doch eer zy dit doen, leggenze in een gloeiend wierook-vat , recht tegen over de doot-kift en het beelrenis , een weinigh wierooks. Midlerwijle deze gebruikelijke plechtigheden gedaan’ worden, ftaan een of tvvee Zoonen des overledene, ter zijde van de door-kift, in wvit rouvv-gevvaat met groote ze- digheit,

Tartaifehen Cham of Keizer van Sindy 53

digheîe', en fchrcieh zeer en li jk: Achter dedoot:kift zit de Bantfche ftoet der huisvrouvven, die mede in touvy- gevvaat gekleedt maar met een ‘gordijn bedekt zijn; en zonder maat ‘Juits-keels huilen en fchreeuvven.

In-dé voorzaal'ftaan ook ter weder- Zyde' twee Trompetters, en aan de groote poort vari ’t Hof, vanbinnen, twee Trommel zflagers. Buiten de poórt hangt aan een hout cen lang pa- piet tot’op-d'aarde, ‘tgeen een teken is dat mên de“rouw aanntemt, en de bezoeking toeftaat. Voor de deur van't huis-worden ook verfcheidene papic- ren aangeplakt,’ Waar in men ziet, wie dat” et verleden is; en wat de doode in zijn leven: gedaan’ heeft. Het is ook een gemeen gebruik; (dat van d’afgodi- fchePriefters is ingevoert)papier,dar op een zonderlinge wijze is gemaakt, als ook witte zijde lakens, te verbranden.

En hier meê, zoo zy-meenen, ver- fchaffen en makenze dengeftorvenen , * geenze ook tot eer teeken van wel- dadigheit en gedag doen; kle- deten.

Dikwils gebie het ook , dat \de kinderen. hunne ouders ijken: drie of vier jaren in de doot-kift binnens huis bewaten ; want zy weten met hun klaar Joden-lijm de naden en fpleten der ki en zodanigh te beftrijken; dater de minfte ftank niet door kan trekken, Dezen ganfchen tijt over, zoo lang de lijken binnens huis ftaan , offerenze aan de zelve dageliks fpijs endrank op; eveneens ‘als ofze noch leefden. Ook zitten de zoonen te dier tijde niet op hunne gevvoonlijke ftoelen , maar op eenlaeg bankje, dat met een vvit klect overtrokken is; Zy flapen ook geen- zins op de bedfteden , maar op matraf- fen van ftroo ; die zy op de blote vloer neffens de dootkift neêr leggen, Zy eeten ook dan geen vleefch of-eenigh ander vvel- toegemaakte gerechten , nochte zy nuttigen ook geen vvijn ; of gebruiken baden; ja dat meer is, zy onthouden zich van by hunne vrou- vven teflapen. Op gaftmalen mogenze ook niet komen; nochte binnen zekre maanden op ftraat uitgaan. En by al- dienze dit komertedoen , zo gaanze

in cen draag-baar zitten die met een | als hunne ouders doot zijn, van huis

rouvv-kleet is overtrokken. Evenvvcel binden de Sineezen zich-zoo ftips aan deze plechtigheden niet, datze zom- migen van die niet alleen maar ten ruigften onderhouden ; maar zy laten ook eenige geheel en ‘al achter” cf des te meer, hoe datze nader aan het einde van den touw-tijt komen:

Ten dage als de uitvaart gefchiet, Op var wij 5 dieg á ze d'uitvaart

toegaat,

zoo komen alle de vrienden, een ander boekje genoodigt zijn, we- der t'zamen , in wit rouw-gewaat, om de ikkeftaaci en uitvaart met hunne te- genwoordigheitte verëeren. Deze uit- vaart gefchiet byna met de zelve toeftel enftaaci , als de Rooms-gezinden hun- ne ommegangen op zekre tijden van ’t jaar doen. Verfcheidene beelden van Mannen, Vrouwen, Olifanten, Tij- gers en Leeuwen, die alle van papier , maat met ménigerlei kleuren afge- maalt en vergult zijn worden voor aan gedragen „dat daar na allcs by het graft verbrant wort. De beelden-die= naars , en de geenen die de heidenfché gebeden opzeggen, volgen het lijk ookachter aan; deze rechten verfcheis dene plechtigheden aan, en fpeclen op Trommels, Fluiten en diergelijk ander fj peeltuig. Voor hen gaan ook zekreluiden, die op hunne fchouders Wierook-vaten van gegoten klok-ko- per torfen en dragen. Daar na volgt de baer , dic met groote prácht en ftaaci verciert is3 want de zelve wort onder een verwulfden hemel , diezeetf kunftigh gefneden, en met fluweel be- hangen is van veertigh , en dikwils van vijftigh (in welke menighte van dragers ook ee zonderlinge pracht en majefteir beftaat) dragers gedragen. Achter de baer volgen de zoonen te voet, maar met een ftokje in de hant, áls of her quanfuis de touw en droef- heit dus had afgemartelt en geteeft. Hier na volgen de yrowwen , die zoo- danigh in cen draag-baar met een wit kleet beharigen, zitten, datze van niemant kunnen gezien Wordeils ook worden d'andere vrouwen, die hem zoo ‘na in bloede niet beftaan , in draag-baren, die in de touw zijn, ge= dragen.

Indien het gebeurt dat de zoorien ;

z3 | zijn ;

mre

Pret Ba a = eek 4

pn sl d

a nd a ger -

_ N, ‚4 Ek

ba T. be dekte hi ilk d ei, hs ij ib Fuld d

an _ ms dn £

mar

we me

n _ ad ed en en Á

_ _ » Mi _ + ' 3 ij 4 Ld _ E4 3 8 « ‘ll } L APR TN EE j E t/ E Ed # : ij el df kt Pp En JR dri \ id LP à wr | _ 1 j inu Ì hl 3 _ ' _ _ ik j _ NT El 8 1 * | _ / ï ER * À id î a it EE, A 0 s” f ï „ik _ / fi k _ / h 1 ú il 4 _ \- Í Û Î

Koftelijkbeit ler Graft- beden.

54 GEZANDT SCHA Pagan den. Grootèn 3

_ zijn, zoo wort de ganfche dijk-ftaaci,| ren; of uitvaart, tot hun komfte, opge- |.als Harten, Olifanten, en bovert-al

fchorft, Wijders, als de zoone kund- fchap van’s vaders overlijden heeft ge- kregen, zoo recht hy, ter. plaatze daar hy zich dan bevind, (indien hy een voornaam perzoon is,) een lijk- maal aan, en ontfangt de dijk ten der vrienden. Daar na keert hy met d'éerfte gelegentheit na zijn Va-

„derlandt, en vernieuwt de zelve plech-

tigheden, vervolgens, gelijk wy ter- ftont verhaalt hebben. En een-zoon is uit kracht der wetten gehouden, fchoon hy de hoogfte waerdigheit vaf “tRijk bekleedt, en-ten van de Ko- laos is, na huis te trekken , en al- daar den tijt.van drie jaren rouwe. te dragen; ook mach. hy eer niet tot zijn voorige ampt keeren, voor dat de drie jaaren om zijn. „Doch dit is alleen van de rouw te verftaan,; die zy over hunne ouders, en niet over d'andere vrienden dragen. Ook zijn deze wet de krijghs-Overften, fchoon hunne ouders geftorven zijn , niet onderworpen. áj Indien het gebeurt, dat iemant bui- ten zijn Vaderlandt komt te fterven , zoo doet de geene; op wien het aan komt zorge voort lijk te dragen, zijn uitterfte vlijdt, om hetdoode lijk in deffelfs Vaderlandt te brengen, op dat het zelve in het graf by zijne voor-ouders mach ter aarde befteet worden. Teek Ieder Sineefch, die de macht heeft, fticht Graft-fteden voor zich zelven en zijne nakomelingen, buiten de muu- ren der ftadt, in de voor-fteden 5; want het is by rijken niet gebruikelijk binnen de ftadt eenige Graft-fteden te maken. Deze Graft-fteden zijn van gehouwen marmere en andere fteenen , met groote pracht en konft en koftelijk- heit toegeftelt ‚ook laten zommigen in de zelve verfcheidene vertrekken en zaalen maken. Van buiten zijnze geflooten, en van binnen vol oude Cipre{le- boomen , die zeer net op een ry gepoot zijn, en daar aan nie- mant eenigh mefch: of bijl mach:zet-

ten. Op den top des Grafts ftellenze

gemeenlijk kunftigh gehouwen ftee-

bd « | , « . - ni

1 als van andre groote Hee-

„renze afbeeltfels vanfteenen, en dieren,

eenige Graft-fchriften -die zeer net gefchreven zijns en de lof des-doo- den vermelden. Schatrijke luiden ‚en voornamelijk de Gelubden, doen noch

d

WON rene resto ei oki en SHS HRS Zelfs heb ik op verfcheidene cen- zame bergen , zeer aartigh en wore derlijker wijze geftichte Graft-fiedenig (gelijk u hier een der zelve in deze volgende prent vertoont wort) gevon- den. Deze berg was aldaar niet uit de natuur maar + om het werk meer aanzien en luifter te geven , met-de fpa opgeworpen, en tot die hoogte gebracht. | |

In ’t midden ging men in deze Graft- ftede door een groote poort, (zoo- danige drie gemeenlijk in ieder Graft- ftede zijn,) en klom van daar by een trap op na den mont van ’tgraft. Van binnen vertoonde zich dit graft als een laeg- verwulfde Kapel ; en was met wit plaifter beftreeken, en twee kunftige zit-banken verzien. Men zach hier ook een ongemeen kunftige ver- gulde kift; waar by het beeltenis van den overledene , met deffelfs gewaat, uit een zekre ftoffe zeer net na’t leven nagebootft , ten toon ftont.

Op zekre tijden van ’t jaar komen de Sinezen ook deze Graft-fteden met allerhande fpijze en dranken bezoe- ken; alwaar zy dan met het ftorten van tranen, en ‘tbedrijven van allerlei rou en jammer-klachten, over hünne

lieffte vrienden , groot misbaar en droefheit toonen. En nemen dit zom- migen zoodanigh ter herten, -datze

nen; en voor aan den, gevel fchilde- | daar niet van daan te trekken zijn,

' en

Buiten

en onder de dooden gereekent wor- den. Buiten de ftadt Nanking, (daar cer-

Nanking zijn tijts de Zetel en’t Hof der oude Kei-

op een zekre

berg verfchein ZErEN plach te zijn) dicht onder de de Graf-fie- wallen , vertoont zich een zeer ver-

den 2

makelijk pijn-boomen-bofch, dat ront- om met een muur omringt, en in zijn omtrek twaalf Iraliaanfche mijlen groot is; en een berg, daar op ver- fcheidene Graf -fteden zijn, in zich

en daarbybefluit. Onder andere uitfteekende een koftelijke werken, die zich op dezen berg ver- author „ad. tOOnen , kanmen aan zeker Kerk , die

mirand.

in dit bofch ftaat, genoech befpeu- ren, in welk een achting en waerdig- heit de Graf-fteden by de Sinezen ge- houden worden. Ten opzicht van de zwaarte en. koftelijkheit , is dit een meefter-ftuk van alle gebouwen. Het ftaat op eenen hoogen heuvel , en is, uitgezeid de muren die van gebakken fteenen zijn opgehaalt , doorgaans van hout. By vier marmere trappen , die verfcheidene treeden hoog zijn , en zich ha de vier geweften des werelts ftrekken , klimt men in dit gebouw. Men heeft hier ook vijf Portalen of Galderijen , die ter weder-zijde met langwerpige-ronde en glat-gefchaafde houte pijlaren bezet zijn, die inde dikte

nauliks van twee mannen kunnen om- |

NEN Y / Ak ! di W Wb d Ui EN ij vi =e Ni ‚| ek ES .

vademt worden, en zes en dertig voe- ten in de hoogte hebben ; op deze pij- laren komen dwars-balken te leggen, die andere kleene pijlaren onderfchra- gen, daar op endelijk het dak , dat van binnen koftelijk doorwrocht en met gout verciertis, te ruften komt. De deuren zijn met beeltwerk van lau- riere-loof en vergulde platen zeer kun- ftigh doorwerkt en beleidt, De buiten- fte galderijen en venfters , zijn met gevlochten draat-werk bekleedt, op dat de vogelen daar op niet zouden kunnen zitten, nochte de zelve vuil maken. Zo dun en fijn is evenwel dit draat-werk , dat het licht genoech daar door kan fpeelen. In ’t midden of inde holte der Kerke ziet men twee Troo- nen, die zeer kunftigh gemaakt, en met allerlei eedele gefteenten verciert zijn. Bovenop deze Troonenftaan ook twee ftoelen , op den eenen zit de Ko- ning , als hy offerhande doet; 't welk hem alleen veroorloftis , in deze Kerk te mogen doen. D'andere ftoel ftaat ledigh ; quanfuis voor de Godtheit, als of zy, om d'offerhande t’ ontfan- gen, zich daar tegenwoordig bevond; hoewel geen beelt,evenwel,voor dezen ftoel , die voor de Godheit ledig ftaat, geftelt is. Onder den blauwen Hemel, buiten de Kerk, vertoonen zich ete

Alta-

es

ker Elek

ee

eG EE ad Ki

End

ban er de Tr f - _ „pp

rr

rag

Gedaante des lichaams der Sinezen.

56

meê de Sineezende Zon, Maan , Ber- genen Vloeden, willen te kennen ge- ven. Deze dingen, naar’tzeggen der Sinezen, zijn te dien einde buiten de Kerk geftelt , op datze van niemant zouden aangebeden worden, en een ieder weten mochte, datze van dien

geene gefticht zijn , dien de Keizer

zelfs in de Kerk eert en aanbidt. Ront- om de Kerk ftaan ook verfcheide ka- mers, of veel meer Cellen, die eer- tijts , zo de Sineezen zelfs zeggen, Baden zijn geweeft, daar de Keizer, als hy t'offeren plach, en zijne hulp-

genoten zich eerft afwoffchen. Men

vind hier ook zeer breede wegen, die zich na deze Kerk en de Koninglijke vaarten ftrekken, en ter weder-zijde met vijf rijen pijn-boomen bezet zijn. Op pene van aan den hals geftraft te worden, mocht eertijts niemant ee- nigh tak daar af fcheuren. Ook ziet men nauliks, op dezen gan{chen berg,

k

GEZANDTSCHAP aan den Grooten Altaren van rootachtigh Marmer , daar

een eenigen boom, die met de hant niet gepoot is. Veel meer zou’er van de Graf-fteden, die in de Keizerlijke hooft{tadt Peking zich vertoonen, te zeggen vallen,dewijl de Sineefche Kei- zets zich zederteenige eeuwen daar tc-

genwoordigh hebben bevonden. Dan

deze, en meeft alle andre, zijn van de

Tarters vernielt en gefloopt, alle boo-

men om verre gehouwen, de Graft- fteden opgedolven , en de Kerken,

_Paleizen,enalleandre treffelijke gebou-

vven ter neder gefimeten.

Dus gaat gemeenlijk, gelijk te vo- ren verhaalt is , d’ uitvaart en’t begra- ven der Grooten toe ; en met zo gro- te onkoften , pracht en cieraat, laten fchatrijke luiden en groote getijtelde Heeren, zich hunne Graft-fteden bui- ten der ftadt ftichten ; maar gemeene luiden, die een plaats binnen de ftadt hebben, daar op zy hunne dooden be- graven, doen alles met minder pracht en ftaaci.

ZESTE HOOFTSTUK.

Van de geftalte des Lichaams en dracht “der Kleederen,

E Sineezen zijn byna over hun D ganfche lichaam wit van verru-

we, gelijk d' Europers ; hoe- wel eenige , die in de zuiderlijke land- fchappen woonen , door dienze zeer na aan den middag-lini komen te leg- gen, en door de hitte der zonne ee- nighzins gezengten gerooft worden,

bruinachtigh van kleur vallen. Het

hair van den baert, die dun en kort valt , is ftijf, wreet, ongekrult, en loopt ook zeer laat uit; want Sinee-

fche Jongelingen van dertigh jaren,-

zien ‘er zoo jong uit, als d’ Europi- fche van twintigh jaren. De kleur van den baert, alsook van't hair op't hooft, is zwart; en ’tis ook een oneer in Siza lang root hair te dragen. D'oogen vallen {mal langwerpig-ront, zwart, en puilen hoog uit. De neus is hen zeer kleen, en verheft zich niet zeer

hoog ; maar d'ooren vallen middel- matigh ‚-en daarin, als ook in’tove- tige aanzicht , verfchillen de Sineezen weinigh van d'Europers; maar in zom= mige Landtfchappen vind men Sinee- zen, die plat en byna vierkant van

aanzicht vallen. In de Landtfchappen

Quantung , en Quaneff, hebben de meefte luiden aan ieder kleenen toon twee nagels, ‘t welk ook by die van Kochinchina gemeen is ; ter oorzaake miffchien datze eertijts aan ieder voet zes toonen hadden. N

‚Alle de vrouwen vallen kleen van grate geftalte, en hare voornaamfte fchoon- *”

heit achtenze dat in de kleenheit der voeten beftaat. Te dezer oorzaake bewinden en bewoelenze, van kints been af; de voeten zeer ftijf met zwach- tels, om door dwang van deze ban- den, (die zy ook haar ganfche leven

aan

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina. _ 57

aan de voeten houden) te beletten dat de voeten hare natuurlijke grootte niet krijgen; maar zeer {mal en kleen blijven. Het fchijnt dat deze vont van den eenen of anderen fchrander per-

zeer lekker en zober opgetrokken; en deze eeten noch drinken evenwel op gezette tijden nietmeer , als haar by 't gewicht en maât wort toegeleit, waar door zommigen zeer tenger en

zoon bedacht is, alleen te dien einde, | fchoon van gedaante worden. om het vrouw-volk in huiste houden, | De Sineefche mannen,zo vvel alsde _ vreem» en haar het loopen langs der ftgaten | vrouvven , droegen eertijts lang hair epfehers ph te beletten, 't geen daar te lande voor | op't hoef. en lieten dat noit affchee- shar, Kil het vrouw-volk een groote fchande, | ren 3 alleerf vvierd den knechtjes en en tot kleen-achting van den man- | meisjes, alffe fioch jong vvaten, 't hair nen is. afgefchoren, endroegendeze alleen op

Dif knellen ef prangen der voeten | den kruin des hoofts een lang bos hair, veroorzaakt in jonge en tengere lichâ- | tot aan hun vijftiende jaar. Na dien men dikwils zoodanigh een pijn en tijt lietenze het groeien,zonder ecenigh ongemak datde groei uit de voeten | fcheermefch daar aan te zetten, en tot raakt, en de zelve heel verkrimpen en | aan hun twintighfte jaar, (om welken kreupel worden; des niet tegenftaan- | tijt zy den mannelijken hoet opzetten ) de wetenze heel kunftigh en aartigh | los en ongebonden over-de fchouders te danzen, en veele fchermutzels met | henen hangen en zwieren, Ook lieten debloote armen, dat zeer vermakelijk | de meefte Priefters eertijts hun hooft

7

° ' md Md . . Ea ed le verd

hd EDT PE vn aag pe, e E Md _ ET « id

Û nk Md

pn

Schoonbeig

ftäaty aan terechten. Men zegt dat'er eertijts een zekre Koningin in Siza is geweeft, die niet zeer wel te voet, maar anderzins aangenaam, fchoon van ge- daante en minvalligh.was. Het vrou- wen-timmer ‚„ om haar te behagen; volgde haar in 't eerft met gemaakte mijnen en gebaeren, en hinkte haar eenighzins dus na. En heeft hier in

het gebruik zodanigh daar na d'over-

hant genomen, datde kreupelfte vrou- wen by de Sinezen voor de volmaakfte gefchat wierden. Maar, mijns oor- deels, (gelijk hier boven ook alreê ge- zegt is) hebben de Sinezen dezen vont uit jaloersheit bedacht, om de vrou- wen, die zeer gaerne op de been zijn, het uitgaan te beletten.

In ’t gemeen is ook het Sineefche

der Steef the aop zeer minlijk aangenaam

yron Den.

geeft, en minvalligh, en overtreft in fchoonheit van lichaam alle-heiden- fche vrouwen, des ganfchen aardbo- dems. Blank zijn-ook de Sineefche vrouwen van vel, en; bruin van oo- gens weinige vercieren hare natuur- lijke fchoonheit met,gout , doch ge- bruiken by wijlen wel blanketzel. Noit kortenze aan de linker. hant de nagels ; en zelfs heb ik in de hooftftadt Peking cen Jonk-vrouw gezien, die hare na: gels ‘in een Bambocs-dooze bewaarde, om die, niet te breeken. De geenen, die rijk van middelen zijn , worden

en baert ook om den achtften dag met een fcheermefch affcheeren of fchra- pen. Als nu jonge luiden over hun twintigh jaren gekomen waren , bon= denze het hair op, en droegen daar een hoetje of mutsje over,dat van pacr- de- of menfchen hairsof van zijde nets= gewijze. gebrait was. Dit hoetje had boven een opening of gat, waar door de langfte hairen, die zeer cierlijk en aartigh in-malkandre geknoopt wa- ren, gefteeken wierden. De vrouwen droegen zodanigh mutsje niet ; maar gongen gelijk zy ook noch tegen- woordigh gaan , met opgevlochten hair , datze zeer net en cierlijk met gout, zilver, edele gefteenten , en al- lerlei flach van gecierde bloemen we- ten op te toien en te vercieren. Maat zint het Rijk onder den Tarter raakte, is in ’t fcheeren en dragen van't hair groote verandering gekomen ; want dit laten.nu alle de Sinezen,na de wijze der Tarters, heel af fcheeren, en hou- den alleen maar een tuit of vlecht ach- ter aan ’thooft. En gebruikten de Sine- zen eertijts zodanig, een cieraat en hoe vaerdye in't hair , dat zich eenige duie zenden om dir affcheeren van ’t hair hebben laten om ’t leven brengen, Ook gebruiktenze grootewaangeloof in dit lang hair dewijlze geloofden , datze by-het hair, ten Hemel zouden opge” trokken worden.

Tike Eer

nnen eas n à mnd N, AS belki, .

pr % re ï

S An

Op wat Pij- ze de Sinezen eertijts ge- kleet gongen;

GEZANDTSsSCHaArP aat den Grooten

Eer ik van dedracht en fatfoen der kleederen , daar meê de huidendaagze Sinezen tegenwoordigh in Sima ge- kleedt gaan, kom te fpreeken , zal ik eerft (op dat des te klaarder blijke , dat zo wel de Sinezen als de Europers niet altijt by een zelve fatfoen van klederen

blijven , ‘maar by wijlen daar in-eenige verandering maken) voor af laten vol- gen, ‘tgeen de Jefuit Gonzales van Mendoza, al voor eenige jaren met deze woorden van de Sineefche dracht

gefchreven heeft : d'Edelluiden en groote Heeren dragen, zijn van menighrverwige zijde gemaakt. De middelbare en arme luiden gebruiken andere zijde lakenen van minder Prijs, of van vlas, of boonrwol , daar af men daar te lande groote overwloet heeft. Te dezer oorzake worden in Sina geen la. kenen geweven, hoewel daar groote over- vloet van wolle , en die poor een geringe prijs te bekomen is. Zy gebruiken pals- rokken gelijk, onge voor-ouders deden, met lange flippen „en vol kreuken , met zommige groote freden, en fluiten die met Kroopen op de linkerzijde, daar aan ook, zeer wijde mouwen by neêr hangen: Over deze palsrokken dragenze lange rokken, ieder na zijnen flaat en vermogen, die weld'onzegelijk zijn, dan hebben alleen langer en Wijder mouwen. Die uit Ko-

De kleederen , die |

ninglijken bloede gefproten, en van ho- gen flaat zijn, dragen kleederen, die Yan de hleederen der Edelluiden ver- Schillen ; want d'eerfte dragen een pals- rok met gout en zilver tot aan den riem toe geflskt en d'andere bezetten die 41. leen tot aan de boort. ZI gebruiken Welgemaakte gegefpte neêrhoozen en brooskens en Schoenen van flrweel , geer fraei gemaakt. ’s Winters dragenge de palsrokken gevoedert met wellen pan die- ren, en inzonderheit van zabels, die daar te lande met groote menigbte beb- en, en altijt om den bals dragen. De kléeren der vrouwen zijn met groote naerfligbeit gemaakt , en zommigen dra- gen kleene rokskens met wijde mouwen. ZI Kleeden: haar met borduur-werk , met gout en zilver laken, en zijde. Dus verre Mendoza; waar uit, en uit het geene ons nu van den tegenwootdi= gen dracht te verhalen taat, eemiege: lijk genoech zal kunnen afmeten, hoe veel de voorgaande en de huiden= daagze Sineezen in’t fatfoen der klee-

deren van elkandre verfchillen. De mannen zo wel als de vrouwen dragen tegenwoordigh rokken oftab- berden, die hen tot op de voeten!han- gen, en gemeen blaauw van kleur, en met Draken geborduurt zijn. De man- nen flaan deze rokken in 't gaan vo

Eed

- we = mr en eenma

Tartarifchen Cham of Keizer van Sina.

ln SINEESE

af sE 4 Uy | BIND EU | 6

' ko NU Jl % % EN ezen AN nfi 1 - z

HEN l |

mn een emmen

a nn mn

de borft over malkandre, en hebben d'onderfte flip of zijde van de tabbert, die dus over malkandre is geflagen, met een bant of fnoer onder de linker, en de bovenfte zijde met een bant on- der de rechter oxel gebonden; maar de vrouwen binden hare rokken met een bant rontom de borft toe, zonder de zijden des tabberts over malkandre te flaan. Aan deze rokken, zo wel van de vrouwenals mannen, zijn wijde en lange mouwen; doch op de handen hebben de vrouwen die wijd , maar de mannen vry nauwer, en niet wijder dan _datze effen de hant daar door kunnen fteeken: De rokken der Grooten zijn gemeenlijk van blaauwe doorluchtige zijde, en doorgaans vol geborduurde Draken ; maar de gemeene luiden dra- gen katoene rokken. | Hunne fchoenen verfchillen zeer veel van donzen, zo wel in fatfoen als indeftoffe. Gemeenlijk maken de vrou- wen die zelfs, mert eigene handen, van blaauwe of roode armozijn, en bezet- tenze voor aan , daar de zelve zeer fpits toeloopen, met paerlen en robij- nen ; ook wordenze doorgaans met allerlei cier- en bloem-werk, van zijde, geftikt. Schoenen van leer, dat ge- meenlijk geel leer is, worden alleen

en boe de zelve tegen- woordig ge- kler gaan.

Schoenen.

gedragen ; en zelden gebruiken de rij= - ken ook leer aan de zolen, maar hech=- ten gemeenlijk lakenze zolen onder aan de fchoenen. |

De Geleerden of Philofofen dra- gen vierkante hoeden of bonetten op ‘thooft ; maar ongcleerde luiden mo gen geen andre dan ronde dragen, die, gelijk gezegt is, van paerts-hair gebrait zijn ; maar des «winters heb. benze wolle of armozijne mutfen op , daar aan ook gemeenlijk een zabele rant zit. Zy hebben (gelijk hjer te landein Europe ) geene hembden aan, maar dragen een wit katoene linnen rok over hun bloote lichaam , datze boven de enkels met een brect lijfkleu- righ lint en kanonzen toebinden.

Hun lichaam waffchenze zeer dike wils af, en verflijten alle morgens in ’t hair te kemmen, en op te toien, ten minften eep half uur. Alffe uitgaan laten zy zich , tegens de hitte der Zonne en voor den regen , een groote Zonne-fcherm of Kovrefol boven ‘t hooft houden ; maar gemeene lui- den komen met een kleene op flraat, die zy zelfs gemeenlijk in de hant hou- den.

De Boeren of Huisluiden draagen mede, gelijk alle de andere Sineezen ,

Hoeden.

Sineefche Boeren.

van ’t graau en ‘t fchuim der gemeente | kort hair, dat hen ront om ‘t hooft

hz Is

orden,

is afgefchooren; alleen hangt hen een |

tuit of vlecht by ’tachtershooft ncêr. Zeer arbeidtzaam en vlijtigh toonen zich de Sineefche Boeren en Lant-lui- den in den land-bouw , en trekken zelfs voor aan , met een ezel en vrouw,

die tegen elkandre trekken , achter hen, (gelijk ik zelf in Sima op d'ak= kers zulks menighmaal gezien heb den ploeg; daar een ander achteraan volgt, die den ploeg te recht ftuurt.

die inSina En wat den lant-bouw aangaat, die boog geacht hebben de Sinezen, na de verfcheidene

getempertheit der landen; tot zekre regelen gebracht. Zeer verheffenze ditbebouwen der landen, en befchen- ker en vereeren de lantbouwers met groote vryheden en voorrechten. Ook porrenze deze luiden zodanigh tot dezen arbeidt aan, dat men nauliks een voerbreet lants in Siza onbebouwt vind leggen. Akkers en Tganden, die uit den aardt onvruchtbaar vallen , en geene weelige gewaffen willen voort- brengen , wetenze met fliken meft zo- danigh te queeken en te koefteren, datze,fchoon de zelvetweemaal’s jaars bebouwt worden , niettemin een rij- ken oogft van vruchten , zonder uit- gemergelt te worden , kunnen voort- brengen. Gebeurt'et ook, dat eenige landerijen, uit gebrek van water, zeer

helpen.

nnn eem —- nr ar

droog vallen , en door de hitte der Zonne, ('t geen voornamelijk in de zuiderlijke Landtfchappen gefchict ) te veel gerooft en gezengt worden, zo wetenze ook dit gebrek , mer het graven en delvenvanflooten of grach- ten , waar door zy het water een ver-

ren wegh na de dorftige landen uit

de vloeden leiden , wonder wel te Dit graven en delven der grachten, veroorzaakt datmen byna door ganfch Siza van het Zuiden tot het Noorden en van 't Ooften tot het Wetften zeer gevoeglijk (tot groot voordeel van den reizenden man , en den koophandel ) met fchuitjes kan trekken. Een zonderlinge wetenfchap en handeling , daar in zy ook d'Euro- pifche volken verre overtreffen , en dat den Landt - bouw nier weinigh voortzet , hebben ook de Sinezen om het water uit valeien en laege naar hooge plaatzen te brengen, door mid- del van een kleen gereetfchap, dat uit vierkante plankjes beftaat , en ’t warer met groote gezwindigheit in grooten overvloet ophaalt, en naar om hoog brengt. Hoe fchrander endelijk de Si- nezen in andre dingen zijn,kan genoeg aan ‘t uitvinden en oeffenen van ver- fcheidene treffelijke kunften en weten- fchappen, daar af wy te vooren in

‘t bree-

n Pe _ 7 #3 SINEESCHE

den

Ee EU KE . p ne RET nee el Eijs

ne

‘tbreede gefproken hebben, befpeurt

worden. en Zyfpin- De Boerinnen in Siza dragen broe- flens. ken, die zy om de beenen toebinden ;

andre gemeene luiden, om geen tijt te verliezen, gaan gemeenlijk al fpin-

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina. 61

ne ae nd rs —_ mn _ = En REET TE = = er _ en em age

nende met een fpinrok (gelijk de zelve hier ook na ’t leven ftaan uitgebeelt,) langs de flraat, en fpinnen ( daar meê zich eenige duizenden in S7sa erne- ren,) allerlei flach van gewerkte en on- gewerkte Zijde.

ZEVENDE HOOFTSTUK.

Van eenige waangelovige zeden; en andre dwalingen die by de Sinezen in't gebruik zijn.

T N het volgende Hooft-ftuk zullen- we handelen van waangelovige ze- den, die eener iegelijk zekte eigen

zijn ; maar in dit in ’t kort van eenige

fpreeken, diealle de Sinezen zonder onder{cheit onderhouden.

De sinezen Geen waangeloovige zede of ge- zijn zeervor woonte heeft weeliger looten door werde het ganfche Sineefche Rijk gefchoten, gengenegen, als de geene, die in't waarnemen van gelukkige en ongelukkige dagen of uuren onderhouden wort ; invoegen de Sinezen den tijdt in alle handelin- gen, eveneens als een richt-fnoer, voor oogen houden. Tedieneinde worden jaarliks tweederlei Regifters of tafels

van Almanakken gedrukt, die van ’s Konings Sterrekijkers, uit Rijks laft, (t welk deze bedriegery geen kleene glimp en fchijn van waarheit byzet, ) gefchreven zijn. Deze Almanakken worden in zo groot een menighte ver- kocht , datmen die by menightein alle huizen vind. In deze vindmen van dag tot dag gefchreven, wat men doen, en watmen.niet doen moet,of tot hoe lang men eenieder handeling van de genen, die eenen ieder binnen 't jaar kunnen overkomen, op te fchorten heeft. Behalven deze Almanakken , heeft menin Siza noch andre boeken, die

van grooter verborgene dingen han- hb 3 delen ;

EE =

et

aal

zi

en.

hech nr Ne hd À

_

- n

o. dn,” |

pr Bal Tm Sl

ad

eu at .

Ee

Da

er rn

Tik

Pen,

en

1 Ee) i

Ld

ne

le

ln Pl «.

1

=

et

Ke pst "Sd dake

62

die zich nergens anders meê erneren, dan den genen,die hen om raat vragen, dag en uure voor te fchrijven , wan- neer datze iets doen zullen. Ook ge- beurt het dikwils datze, by aldienze eenigh gevaerte of gebouw willen ftichten , of zich ergens henen op de reize begeven, veele dagen het begin van ‘t werk , of het aanvaerden der reize opfchortzen , en dat alleen te dien inzichte , om van het voorfchrift dezer Waarzeggers het minfte niet te wijken.En hoewel het dikwils gebeurt, datop den zelven dag een grote flag-re- gen valt, en een tegenfpoedige wint wait zo belet hen nochtans geen on- weêr , of zy beginnen op den zelven dag, of op de zelve uur , die zy ach- ten dat gelukkigh zal zijn , het werk, Want om een begin der reize te ma- ken, zo trekkenze dan alleen maar vier fchreden verre, of indienze bouwen willen , zo gravenze alleen maar een voet of twee in d'aarde, op dat het heten mach, datze hun werk ter be- ftemder tijt begonnen hebben; -en al- zo, met dit te doen, (t geen een gro- te verblintheit van deze volken is) ach- tenze, dat hen alles na wil en wenfch gelukken zal.

Immers zo zeer bevlijtigen en flo- ven de Sinezen zich af, uit de ftonde van een ieders geboorte, het ganfche beloop, en voor- of regen{fpoet van ie- mants leven, te vooren te fpellen : weshalven fpeurt een iegelijk die fton- de na, en merktze wel duidelijk en net aan. Ook geven zich in deze kuntt ver- fcheidene luiden voor meefters uit. Immers zo groot een. menighte vind men van de geenen, die uit den loop der fterren , of uit zekre waangelovige

GEZANDTSCHA P aan den Grooten delen; als ook bedriegelijker meefters,

rijen ontftaan’er dageliks , dat de licht- gelovigen licht bedroogen vvorden. Want deze meefters. zenden dikvvils onbekende lantloopers ter plaatze, daar een groote menighte van men- fchen by een is vergadert, die opent- lijk beveftigen, dat hen alles vervol- gens, zo als hen te vooren vvas ge- fpelt, vvedervarenis. Waar door ge- fchiet dat veele luiden „die hun ge- luk en ongeluk van hen te vooren vvil- len gezeidt hebben, en „’t geen zy van hen hooren, voor orakels aannemen , bedrogen vvorden. Ook zoeken deze Waarzeggers, door een andre lift, de fchijn en glimp van vvaarhcit te ver- krijgen. Men vind in $S774 gefchreven Regifters , vvaar in de huisgezinnen van een ganfche ftadt in ’t kort ftaan opgefchreven. Deze Regifters {chrij- ven deze Waarzeggers uit, of zienze voor een kleen gelt te koopen, en al- zo , fchoon datze uitheemfche zijn, zo vvetenze evenvvel,door behulp van deze boekjes, eenen ieder te verhalen in vvat geflacht datze tot dus lang ge- vveeft zijn, vvat hen zedert veele ja- ren hervvaart is vvedervaren , en dier- gelijke dingen meer ; en hebbende zich

‚dus door het te vveten, van’t geente

vooren is gefchiet, in geloof gebracht, zo vvordenze, in het te voren zeggen van aanftaande dingen, des temeer ge- looft. Wijders, zo veel fchrijven vele luiden deze Waarzeggers toe, dat de vreeze de zaak vvaar maakt: Want in- dien hen te vooren is gefpelt, datze op zodanigh eenen dag met een ziekte zullen bevangen worden, zo-vallenze

uit enkle vreeze en inbeelding , ‘als die

dag aankomt , in ziekte, en dikwils

zodanigh , datze gevaar loopen van

het leven daar by in te fchieten.

Maar alle deze dingen hebben ook crate vaar- d'Europifche heidenen, gelijk zulks ger” hunne fchriften vermelden , met de ee Sinezen gemeen gehadt. Alleen dit plaats #2 #

volgende mach men zeggen dat denérafs.

getalen of cijffers , d’'aanftaande din- gen beloven te voor te fpellen: Andere wikken het toekomend te voren, uit zekre woortjes , die zy onder ’t fprc- ken in acht nemen 3 andere uit het

ftellen des lichaams, of alleen uit de verfcheidentheit van zitten, en uit on- telbare meer andre manieren: en dit gaat, hùns bedunkens, zo wis dat by hen daar geenzins aan getwijfelt vvort. En zo veele hften fchuilen onder dit vverk, en zo veele nieuvve bedriege-

Sinezen eigen toekomt. Dit beftaar in ‘t verkiezen van een plaats,daar op een byzonder of een gemeen gebouw zal gezer, of. doode lijken zullen begra- ven worden; en deze plaats waerdee- ten en verlijkenze by het hooft, den ftaert, en by de voeten van verfcheie

dene

Tartarifchen Cham,

dene Draken, die, volgens hunne ver- zieringen , onder onze aarde leg- gen, en aldaarleven. En dat hier aan niet alleen het voor- entegenfpoet der byzondre huisgezinnen, maar ook dat van fteden , landfchappen , en ende- lijk van't ganfche Rijk hangt, gelo- venze vaftelijk. Te dezer oorzaake zijn ook in deze verborgene, om zo te fpreeken, wetenfchap , veele voor- name mannen bezigh, en worden van andre plaatzen, als ‘t van nooden is, ontboden; voornamelijk als ‘er ’slants toorens of andre nieuwe gevacrten en gebouwen zullen gefticht worden ; op dat het geluk mach ingehaalt of inge- roepen, en ’tongeluk mach uitgeban- nen worden. Want eveneens gelijk de Sterrekijkers , uit het gade flaan der Sterren, alzo meeten, of veel meer lie- gen deze landkijkers, om zo te fprec- ken, uit de gelegentheit der bergen, revieren en landen , het aanftaande noodtlot der Landtfchappen af ; dat men gewiffelijk voor ’t ongerijmfte werk mach houden, daar af men oit gehoort heeft. Want dat een deur op deze of gins zijde ftaat , dat het regen- water deor ’t voorhuis na de rechter of linker zijde geleidt wort, dat een venfter van buiten,of binnen opengaat, of dat het tegen-overftaande dak hoo- ger is, daar aan meenenze dat de be- houdenis van 't geflacht, goederen, eere, en al hun geluk hangt. | Alle Straaten, Steegen, Kroegen én Markten, zijn vol van deze Sterrekij- kers , Plaats-waarnemers , Wicche- laars, en, om met een woort te zeg- gen , Bedriegers. Over al ventenze het geluk met ydele beloften op ; en zijn dikwilsluiden die van hun gezicht

berooft zijn: en niet alleen bemoeien

zich de geringfte mansperzoonen, maar ook verfcheide vrouwtjes met deze künften en bedriegerijen. Ook fteeken niet alleen de kleene en gemee- ne fteden vol van deze bedriegers, maar ook zijn de grootfte hooftfteden, en de Kétzerlijke Hoven inet deze fmet vergiftight. “En alleen‘met deze kunft toeffenien , efneeren zich veele luiden, kunnen een groot Kuisgezin daar lek- ker op voeden, en groete fchatten daar meê by een vergaderen. Want hooge

of Keizer van Sina, 63

en lacge , eedele en oncedele, gelet- terde en ongeletterde luiden, als ook de Koning zelfs , de ganfche Maje- ftraat, en de Grootfte des Rijks, eeren en vieren deze Waarzeggers, of veel meer bedriegers, boven mate.

Uit deze bovenverhaalde dingen is genoech te befluiten, wat al voorteke- nen zy ook uit het gegier en geluit der vogelen nemen, hoe zorgvuldigh zy d'eerfte ontmoetingen in den morgen- ftont , en met welk een waangeloof zy de fchaduwen der Zonne-ftraalen, die op de daken van byzondre huizen val- len,waarnemen. En‚om met eene woort te zeggen, al wat ongeluk eenen ieder in ’t byzonder, en in't gemeen de fte- den , landfchappen, en ’t-ganfche Rijk overkomt, dat fchuivenze alles op hun ongelukkigh nootlot , of op eenigh ding, dat in de huizen of in de ftadt of Keizerlijke hooftftadt averechts ge- ftelt is ; in plaats datze d'oorzaak van hun onheil op hunne zo menighvul- dige fchelmerijen, waar door zy de wrake uit den Hemel over ftadt en lant halen, wel rechtvaerdelijk behoor- den te leggen. Eenige andre vreemde gewoonten, daar over de Sinezen kle- ne zwarigheit maken, ja mach men ‘tzeggen? zich die tot lof reekenen, zal ik in ’t kort hier ook laten vol- gen.

Zeer veele luiden vind men in Siza,

die, om datze het gezelfchap van een verkoopen bunne eigen é À E/ k kinderen rog zijn, zich zelven by rijke luiden tot fla- faven.

vrouw niet kunnen ontbeeren, en arm

ven maken, op datze een van de dienft- boden mogen ten wijve nemen ; waar door gefchiet, dat ook hunne kinde- ten voor eeuwigh de flavernije aan- nemen. Andere, die gelts genoech hebben , om een vrouw te koopen, koopen 'er een voor een zeker (tuk gelts ; maar alffe hun huisgezin, dat in getale toeneemt, daar na niet lan- ger kunnen onderhouden , zo verko- penze zoonen en dochteren , byna voor de zelve waerde, waar voor men een zwijn of eenigh vee kan koopen, te weten, voor twee of drie kroonen, 't welk zy ook doen , fchoon het geen duuren tijt is. En voor eeuwigh wor- den dikwils de zoonen van hunne ou-

ders gefchéiden; het ftaat ook denko-

per

3 ES

ie AL EL Kd a Ei Rh

Ì _ _ ee 4, d

- oi n

ae an == ms k

re ie WE ..

CE

-

Pat 7 «

Verdrenken de jonge kinderen.

Ch per vry, den flaaf te gebruiken waar toe dat hy wil. Dit is d'oorzaak dat dit Rijk zo vol knechten is; dat geene knechten zijn , die in den oorlog ge- vangen , of van andre plaatzen daar in gebracht zijn , maar het zijn inboor- lingen en burgers. Met groote me- nighte worden deze ook van de Portu- gezen en Spanjerts buiten de grenzen des Rijks in een eeuwige flavernye, buiten hun Vaderlant, gevoert. Hoe- wel men zou kunnen zeggen, dat God voornamelijk dit middel gebruikte, om de meefte Sinezen uit het afgodi- fchen heidendom in de Chrittelijke vryheit te brengen.

Maar van dezen klad in't verkopen der kinderen kunnen de Sinezen zich vry zuiveren en dat ten aanzien van drie dingen, te weten, de menighte des graauws, die niet dan met zweet en fchranderheit aan de koft kan ra- ken ; en de wijze van dienen, die veel gemakkelijker en lichter is by de Si- nezen,dan by eenig ander volk. Enten derden , dewijl zich een ieder voor de zelve prijs kan loflen , daar voor hy verkocht is; indien.hy flechts de macht heeft.

Maar een veel grooter quaat en boosheit is dit volgende. Want in zom- mige landfchappen verdrenkenze de jonge kinderen , voornamelijk de meisjes, uit wanhoop van de zelve groot te kunnen maken. Deze verdui- velde gewoonte heeft ook by ’t graau en’t fchuim der gemeente d'overhant genomen, en dat alleen uit vreeze , dat de noot hen daar na niet mochte dwingen , hunne kinderen op te vei- len, en aan onbekende luiden over te geven ; zulks deze luiden liever wreet dan weinigh Godvruchtig willen zijn. Maar ten aanzien van de dwaling, die de, verhuizing der zielen genoemt wort, dunkt hen deze wreetheidt ook ganích niet afgryzelijk te zijn. Want dewijl zy meenen, dat de zielen der fterffelijken in andre lichamen over- varen, zo verfchoonenzedeze yzelij-

ke wreetheit met den dek-mantel van

Godvruchtigheit zeggende , datze den kinderen , met die om’tleven te brengen, groot voordeel doen; de- wijlze op deze wijze, uit hunnen deer-

GEZANDTSCHAP aan den Grooten lijken en gebrekkelijken ftaat, zo veel

teerder tot een hooger ftaat geraken. Te dezer oorzake wort dit ombren- gen der kinderen geenzins in ‘t heime- lijk, maar voor eenen ieder in't open- baar gedaan.

Maar behalven deze onnatuurlijke

Vele bren-

wreetheit, hoort men in Singa nochgen zich zelf

van een onmenfchelijker en veel yzc- lijker wreetheit , waar door zich vee- len zelfs om't leven brengen; 't zy uit vertwijffeling van voorfpoet, of datze alte grote tegenfpoet lijden ; of menen datze hunne vyanden, dewijlge anders

niet kunnen , hier meê quaat doen.

Want naar men zeit, brengen zich zelfs veele duizent mannen en vrouwen op de velden, of voor de deuren hunner tegenpartijen , met een ftrik om de keel te binden, of in de revieren te fptingen , of eenigh vergift in te drin- ken , omt leven. Want door dien de zelve zeer ftrengelijk by den Gerechte geftraft worden, die van de naafte vrien- den des overledene aangeklaagt wor- den datze d'oorzaak van zijn doot zijn, zo is dit ook d'oorzaak , waar- om zy meenen, datze zich op geen andre wijze kunnen wreeken. Even- wel vind men veele Majeftraten , die zich veel wijzelijker in dit ftuk aanftel- len, dewijlze, uit kracht der wetten, zich met de zaak van dengeene, die

zich zelfs om ‘tleven heeft gebracht,

niet willen bemoeien ; waar door ook veelen zich ontzien de handen aan zich zelven te (laan.

om't leven.

Een ander flach van onmenfchelijke _ ubben de heidt bedrijvenze in de Noordlijke jonge knecht

landfchappen tegen de jonge knecht-”

jes, met hen te lubben , om onder het geral der. Koninglijke dienaars ge- reekent te worden 5 want geen andre luiden dan Gelubden dienen den Ko- ning 5 hy heeft ook geen andre lui- den tot Rijks-raden, noch niemant anders komt met hem te woorde, dan de Gelubden ; ja dat meeris , byna de

ganfche beftiering des Rijks ftaat in

tgewout van deze half-mannen. Van deze Gelubden onthouden zich aan ’t keizerlijke Hof aan den kant van tien duizent , die byna alle geringe luiden, ongelettert, en in een geduurige fla- vernye opgetogen zijn. Dezezijn pok

ende-

Tartarifchen Cham „of Keizer van Sind, 63

endelijk plomp dom, en heel on: machtigh en-onbequaam om iets te verzinnen „veel min om iets uit te werken. ,

groote mis-_ _Wijders hoewel de wetten, no- pad ins frraf- pende het ftraffen der misdaden , niet

te flreng zijn, en boven de billikheit gaan, zo- worden ’er , „mijns bèdun- kens, evenwel alzo veel tegen de wet- ten om ’t leven gebracht, als die hun leven wettelijk verliezen; 't welk by een vaft ingewortelde gewoonte her komt. Want van een ieder Majeftraat worden d'onderdanen,zo dikwils haar zulks in-de zin komt, onverhoort , en zonder hem zijn vonnis te vooren te leezen , geflagen. Op d'openbaare richterftoel leggenze met hun aanzicht plat tegen de vloer op hun knien , met de bloote beenen onder de billen ge- haalt, enindier geftalte wordenze met een hart doorgefpouwen riet, of bam- boes, (gelijk alreê te vooren in ’t ftraf- fen der misdaden verhaalt is) wel ftren- gelijk geflagen. Want zo groot en fel is de heerfchzucht, dat nauliks iemant meefter. van zijn eigen goederen kan zijn 3 maar zy leven alle in een geduu- rige vreeze , dat hunne goederen hen niet door lift ontrooft worden. Eer ik dit hooftftuk endige, zal ik hier twee groote uitzinnigheden, om zo tefpreeken, die door alle de land- fchappen des Sinee{chen Rijks ver- fpreit, en daar meê voornamelijk de Grootften des lants bevangen zijn la- ten volgen, en ten toon ftellen. D'eenc, daar van ook d'Europers niet vry zijn , poogt uit een zekre ander metaal zil- ver te maken; d'ander dingt na een onfterffelijk leven ‚, zonder oit der fterf- felijkheit, onderwaecrigh te zijn. De gront-regels van beide deze valfche

kunften , zijn, nahun verziering, van

zekre aaloude Geleerden, die zy on- der de heiligen reekenen , allereerft uitgevonden , en daar na van hant tot hant aan de nakomelingen overgege- ven. Ook ftoffen de Sinezen, dat d'eer- fte vinders van deze heilzame zaken, na datze veel treffelijke en nuttige wer- ken op der aarde hadden uitgerecht , teffens met ziel en lichaam , als hen

’t leven hier op der aarde begon te ver- | drieten, ten Hemel gevaren waren. |

In deze tegenwoordige eeuweé heeft men in Sima cen ontelbare menighte van boeken, die de Sinezen van deze beide wetenfchappen , of om beter te zeggen bedriegerijen, gefchreven heb- ben ; waar van zommigen gedrukte; andre met de hant gefchreven zijns maar den gefchreven wort veel meer gezachs en geloofs gegeven.

„En van d'eerfte razernijc of uitzin- nigheit kan niet gevoeglijker gezeidt worden , dan dat die geltzuchtige Al- chimiften, al hunne middelen die zy hebben , in den rook verquiften ; en geenzins de geenen verkrijgen , daar zy naftaan, Want d'allerrijkfte , na het doorbrengen van cenige duizenden in deze bedriegelijke kunftenarije , vere vallen , ten aanzien van eenen ieder, tot d'uitterfte armoede. Maar de gee- nen, dien in dit werk alles voor de wint gaat, en de welgeoeffenfte wel zijn, weten zodanigh het zilver te ver- valfchen, datze niet weinigh onervare- ne luiden verleiden. Te dien einde leg- gen deze luiden , zonder zich met de geleertheit of eenige deugdelijke leere te bemoeien, nacht en dach voor den vure, om andere of zich zelven te be- driegen. Zy fchrijven ook met grooté onkoften verfcheidene boeken over; en ftellen menighte van gereedíchap= pen toe; diehen in deze kunft nodigh zijn. En de geenen, die met de dolheit van deze kunftenarije bezeten zijn,ver- vallen dikwils tot die tazernije, datze; fchoonze een groot deel van hunne middelen daar by hebben ingefchoten; evenwel hierom hunne handen niet thuis willen houden maar laten zich met fchoone woorden en groote. be- loften weder van andre lantloopers; die in de kunft van deze bedriegerije wat gauwer zijn afgerecht; op nieuw verleiden-en bedriegen ; zulks zy hun ganfche leven in deze hoop met zorge endroefheit ‚, ten aanzien van ’t geene daar zy na ftaan, overbrengen , zone der na eenige heilzame vermaningen van vriendén of goede bekenden te willen luifteren.

De geenen, die met de gemelde cer- fte razernije of Alchimie bezeten zijn,

Pe h ch 1 mis.

Ráterntje

der Sinezen ik

,

eflreven

vinden zich ook dikwils met de twee- #ofterfe

de of volgende bevangen. En de ï de

wijg ber:

en

hS hg nr

, Ê, F n Le

A 4

"

ne

—n

er Be he rn De en ef Er np E r ne Sn is

E

ee Bal

MrJ _— nd , ==

66 GEZANDTSCHRHAP aan den Grooten

de onfterffelijkheidt , daar deze ver- dwaalde menfchen na ftaan , in der daat een gewichtige zaak is en het veele voeren in d'aarde heeft om die te verkrijgen, alzo vervallen ook de voornaamfte luiden , en die de hoogfte ampten in de Majeftraat bekleeden, tot deze uitzinnige razernije. Want na dat deze in dit leven alle goederen en waerdigheden , die voor hen te be- denken zijn, verkregen hebben, zoo achtenze dat hen tot de gelukzaligheit niet anders ontbreekt ,‚ dan op wat wijze zy deze, neffens de onfterffelijk- heit, mogen bezitten; invoegen zy hun uitterfte beft doen, en al hunne krach- ten te werk {tellen , om die te beko- men. En in de Keizerlijke hooft-ftadt Peking , vind men weinigh Majeftra- ten, Gelubden , of andere voorname perzoonen, die aan deze rázende ziek- te niet krank gaan. En dewijl'er geene Leerlingen ontbreeken , alzoo heeft men ook geen gebrek van Leermee- fters, die by de Grooten zo veel t'aan- genamer zijn, hoe de moeite van d'on- fterffelijkheit te verkrijgen in zich zelf grooter is , en hoe de geenen, die'daar na ftreeven, vuuriger daar door ont- fteeken worden: ende geene, die deze razernije eens bezeten heeft, wort ’er alzo zwaarlik van genezen, als van de bovenverhaalde. En fchoon deze lui- den , die poechen en fnoeven datze d'onfterffelijkheit weten te weeg te brengen, dageliks komen te fterven, en uit het leven worden weg gerukt , zo kan evenwel hun fterven zo veel niet uitwerken, dat deze ellendige menfchen hun gevoelen en moeîte,van tot d'onfterffelijkheit te geraken , laten varen: want zy meinen dat hen mif- fchien een beter geluk zal te beurt val- len, en‚’t geen anderen fchadelijk is geweeft, hen tot groot profijt zal firck- ken. Ook kunnenze geenzins zo verre gebracht worden, datze gelooven, dat zulks de palen van ’s menfchen ver- ftant en macht te boven gaat.

Men leeft in de Sineefche jaar-boe-

ken, dat een van d’oude Keizeren met deze razernìje zodanigh bezeten was, dat hy, met gevaar en tot nadeel van zijn fterffelijk leven , na-een on- fterffelijk leven’ftont ; ’t welk dikwils gebeurt, datze in * ftaan en dingen na een onfterffelijk leven, hun fterffelijk le- ven verkorten. Deze Keizer had zich, door zekre liftige bedriegers ; een drank laten bereiden , waar aarihy niet twijffelde, of de zelve zou hem, als hy die quam te drinken , onfterffelijk maken; en hier van was hy ook niet af te krijgen , met wat voor heilzame vermaningen en wijze redenen zijn ge- troufte vriend hem onderging. En als deze perzoon dit bemerkte, zo nam hy heimelijk denkroes , alsde Koning by geval eens omzagh , en dronkze in eene teug uit. De Keizer ontftak ter- - ftont hier door zeer van gramfchap , trok zijne degen en dreigde hem te doorftooten omdat hy hem van den drank der onfterffeti jkheit berooft had. Maar deze vriend antwoorde hem met een onvertzaagt herte aldus : Meent ZY» dat gy my van't leven kunt bero- ven, an ik den drank, van onfterffelijk- heit heb uitgedronken? En kunt £y my daar van berooven , zo heb ik, niets mis- daan want met dit te doen heb ikude onfterffelijkheit niet benomen, maar van Jif en bedroch rverloft. De Koning dit hoorende, bedaardeggrftont van zijne

gramfchap en hevigheit, en prees des

vrients wijsheit waar door hy hem uit deze dwaling geredt had , boven mate. Maar hoewel in Síga noit ge- brek van wijze mannen is geweeft, die deze bovengemelde ziekten des ge-

‚moets „, die wy een razernije en uit-

zinnigheit noemden gepoogt heb- ben uit de gedachten der menfchen re brengen , en hen daar van te zuiveren, zo hebbenze evenwel noit kunnen be- letten, dat deze dwalingen zich van tijt tot tijt niet verder onder’t volk ver- fpreiden, en nu veel meer als oit te vo- ren menighte van luiden zich met dien klad befmer vinden. |

AC H T-

Doude Si- nezen hadden

in bunne zekten ei=

nigh dwalin- geene gelezen,

gen.

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina.

ACHTSTE HOOFTSTUK.

Van vverfcheidene Zekten in Sina , nopende de Philofophie en den valfchen Godts-dienft.

An alle heidenfche Zekten , die tot kennis der Europers zijn ge- komen, heeft men tot noch toe die tot weiniger dwa- lingen is vervallen , als de Sineefche Zekten , in d' eerfte eeuwen of in den beginne des wereldts. Want in de

Sineefche boeken leeft men, dat de

Sinezen al van den beginne af de hoog- fte en een eenige Godheit hebben aan- gebeden , die zy zelfs den Koning noemden, of met een andren naam, den Hemelen d'Aarde. Hier uit blijkt,

dat d'oude Sinezen van gevoclen ge-

weeft zijn , datde Hemel en Aarde be- zielt waren, en datze der zelve ziele voor de hoogfte Godheit geëert heb- ben. Beneden deze Godheit eerdenze ook verfcheidene Geeften van bergen, revieren , als ook de geenen, die over de vier gedeelte des werelts ftaan en te gebieden hebben. In alle handelin- gen zeiden d'oude Sinezen, dat men na het aangeboorne licht des vernufts moetfte luifteren ; welk licht zy beken- den van den Hemel ontfangen te heb-

ben. Maar van de hoogfte Godtheit,

en van de Geeften, die haar ten dienfte ftaan , leeft men in geene Sineefche boeken , dat de Sinezen oit zodanige wanfchepzelen van ondeuchden aan den’ dag gebracht hebben, als de Ro- mainen , Grieken of Egiptenaars ( die in 't bedrijven van alle ondeuchden , byftant aan hunne Goden verzochten) uit hunne kruinen ftieten. Men be-

fpeurt ook niet duifterlijk uit hunne

jaar-boeken ,: die de gefchiedeniffen van vier duizent jaren. herwaarts ver- vatten dat de Sineezen veele goede werken , ten dienfte des Vaderlants en ’t gemeene befte , hebben uitgericht. Het zelfite wijzen ook de boeken der oudfte en wijfte Filofofen uit , in wel-

ke boeken (die noch voor den laaften Tartarifchen inval in Siza te vinden

waren , maar toen meeft verbrant en

vernielt zijn) veele heilzame geboden en leeringen ftonden , daar door de menfchen tot het oeffenen en naja- gen des deuchts gefticht en onder- wezen wierden. In welke dingen het fchijnt datze onze beroemtfte Philofo- fen geenzins toegeven. Maar dewijl de bedurvene natuur, zonder hulp en byftant der genade, altijt verflimmert, zoo is ook, by verloop van tijt, daar na dit licht des vernufts zodanigh ver- duiftert , dat de geenen , by aldien zig noch eenige van den afgodifchen beel- den-dienft onthouden , weinigh zijn die niet dieper int heidendom verwert raaken.

De Sineefche boeken vermelden al- leen maar van drie Zekten , die oit in de ganfche werelt in zwang zijn ge- gaan ; want van andre Zekten wort in deze boeken het minfte gewach niet

‚gemaakt, De eerfte zekte is de zekt

| |

der Geleerden of geletterden ; de twee- de wort op Sineefch Scieguia , en de derde Laucu genoemt. d'Eerfte van de- ze drie zekten drijven alle de Sinezen en d'overige gebuur-volken,die mede de Sineefche Charakters gebruiken, als d'Eilanders van Japon, Korea, En dievan Cochinchina. De zekt der Ge- leerden , wort van gene volken geleert en gedreven, dan alleen van deze,en de Sinezen, dieookd’alleroudfte van alle de zektenis,daar af men oit in Siza ge- hoort heeft. Aan deze zekt , daar in eenige duizent boeken zijn gefchre- ven, ftaat de beftiering des Rijks, en de zelve wort boven alle andere zek-

Driederlet zekten of het- terijen zijn in

Sina.’

ten hoog geacht en geëert. De leere Deerffe

dezer zekt verkiezen de Sinezen niet 3 maar zy drinken. die allengs in onder 72 'tlee=

beeft Confut= Eis inge- voert.

68

‘tleeren van lezen en fchrijven; ook houdenze alle , die zich op de geleert- heit leggen, of de eertijtelen en trap- pen van geleertheit verkrijgen, deze zekte ftaande. De geene , die deze zekt aller-eerft heeft ingevoert , was Confutius, Prins der Sineefche Filofo- fen; daar af alreê ook te vooren, in ’% befchrijven der Sineefche weten- fchappen, ten deele gefprooken is. Van dezen, als d'uitvinder der ganfche Sineefche geleertheit, acht ik niet on- gerijmt te zijn, noch iets hier by te voegen. Deze Confutius worttot noch op dezen huidigen dag onder alle de Filofofen mét den bynaam van den Al- lergrootften genoemt. Hy was,zo deTe- fuit Semedo in zijn verhaal van Siza fchrijft, een man van een goede na- tuur, zeer genegen tot deucht, voor- zichtigh, diepzinnigh , en een groot liefhebber van ’t gemeene befte. Jarri- kus, in zijn {chat der Indiaanfche Din- gen, aan het tweede Hooftftuk, fchrijft aldus van zijne fchriften. De Sinegen Waerdeeren zeer boog de fchriften van eenen zekren Filofooph , dien zy Confu- tius „oemen, Wiens leere zy alle, zonder eenige tegenfpreeking , omhelzen ; def: Selfs uitleggers , op. dat zijne fchriften Van den gemeenen man kunnen verftaan Worden , toetzen , tegen het gevoelen datze willen uitleggen, diergelijke andre gevoelens , en verlijken verfcheidene beezingen tegen elkandre. Ook zijn de Stnezen alzo zorg valdigh om de leere en Schriften van dezen Confutins onver- walfcht en ongefchonden te houden, als »yde heilige fchriften des Bybels.

De Geletterden rechten ook, dezen Confutius ter eere, een byzondren Kapel op , in ieder {tadt , ter plaatze daar het fchool is ; en dat uit bevel van ’s Rijks wetten. Deze Kapel wort zeer koftelijk en met groote onkoften gefticht , neffens het Palais van die Majeftraat, die over de geenen het ge- zach en gebied heeft, die den eerften trap in de geleertheit verkregen heb- ben. Nopende het beeltenis van Coz- Futins, dat in dezen Kapel zou opge- techt {taan, daar in verfchillen de Schrijvers niet weinigh van elkandrc. Trigautius , in het eerfte bock van den Chriftelijken Tocht na Sima, aan het

GEZANDTSsCHAP aan den Grooten

eerfte Hooftftuk, fchrijft , dat men deffelfs beelt op de aanzienlijkfte en vermaarfte plaats des Kapels ziet, nef- fens eenige aaloude gedenk - teeke- nen zijner leerlingen. Ook ftaan nef- fens zijne zijde de beelteniffen zijn’er Leerlingen, die de Sinezen onder het getal der heiligen hebben gereekent. Maar de Jefait Martijn Martijnzen, in het vierde boek der Sineefche Hifto- rien , fchrijft van het beeltenis van de- zen Confutius aldus. Zy maken noch rechten hem ter eere geen beelt op, maar

ZI Jehrijven alleen zijnen naam met

groote goude letteren aan den voorgevel van de hooge School ; en de Sinezen ee- ren hem, eveneens als hunne noch le- vende Leermeefters. In dezen Kapel, als ‘tnieuwe en volle Maanis, vergade- ren alle de ftadts Majeftraten , verzel- fchapt met de nieuw-gemaakte Bakka-

laurezen, om hunnen Leermeefter met

plechtelijke buigingen , voetvallen, wafle-kaerzen en rook-werk te vieren enteeeren. De zelve Majeftraten of- feren aan hem jaarliks, op zijn geboor- te-dag, en op zekre andte gezette tij- den, verfcheidene gerechten , die met groote koften en toebereiding zijn toe- geftelt; alleen te dien einde, om hier door te toonen, datze dankbaar voor zijne leere zijn, die zy uit deffelfs boe- ken gezogen hebben, en door wiens hulp zy de trappen van hunne geleert- heit, en de hoogfte ampten des Rijks verkregen hebben. - | | Men vind ook verfcheidene andre Kapellen van deze zelfte zekte , die

den geeften ter eere, (in wier gewoud,

zo de Sinezen zeggen, ieder ftad geftelt is) en tereere van ieder Majeftraat of rtecht-bank eigentlijk gefticht zijn. In deze Kapellen leggen de Majeftraten plechtelijk den eedt af, met beloften datze de billikheit in alles volgen, ‘trecht niet quetzen, maar hun ampt wettelijk verrichten zullen. En iseen ieder Majeftraat gehouden dit te doen, zo dra als hy in zijn ampt treed. Deze geeften offerenze ook gerechten op, en ontfteeken hen welriekende reuk- werken ; maar niet met de zelve eer- bewijzing, die zy voor het beeltenis van Confgtins betoonen. Want zy be- kennen, dat in deze geeften een ii e=

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina. 69

delijke macht is, van de meinedigen te ftraffen , en de vroomen met ge- fchenken tevergelden.

Wat voor een treffelijke enuitftee- kende Filofoof de bovengemelde Cox- futins is geweeft, blijkt ook uit deffelfs lijkreden van eenen zekren Yezyuentus ; Hoe wy onze oogen des vernufts hooger op hieven, zo veel te verder waren Wy van Confutius deucht ; hoe dieper wy daar in raakten , zo weel te after en ondoorkomelijker was de zelve. Die de zelve ter vlucht eens overzagen, meenden datze gemeen en naby was , maar Wy vernamen wel haaft , datze wan onze deucht zeer verre Was gelegen. Onze Leermeefter leerde geer fchoon en orden- telijk, de luiden , maakte omge weten- Sthap geduurigb minder , en flelde zeer kort en beknoptelijk alle Zeden te vo- ren. Ikwenfchte dikwils van zijne leere af te wijken, maar kon zulks niet doen, en flelde al mijne krachten te werk , om eenige dingen vanzijne leere te verftaan. Niemant kantor de deucht van Confu- tius geraken, gelijk niemant by een lad- der , al was hy noch zo hoog , in den Hemel kan klimmen,

War zijne fchriften aangaan; vier groote boeken, (gelijk te vooren alreê verhaalt is,) heeft hy uit de fchriften der oude Filofophen by een vergadert, en een vijfde zelfs uit den gront opge- maakt. Behalven deze boeken van Coz- futins, vind men in Sina noch vier andre groote boeken , daar in zich de Sinezen nacht en dach oeffenen , en die de Filofoof Menfiu, na d'orde van Coz- futias,t' zamen heeft geftelt. Men heeft daar en boven noch een ontelbare me- nighte van andre boeken , die de Si- neefche Leeraars hebben gefchreven, en door den druk gemeen gemaakt. Wy zullen hier den inhoud ende tijtels van eenige boeken, die uit Sz74 in Europe zijn gebracht, op dat des te klaarder blijke, waar in de Sineefche geleertheit voornamelijk beftaat, laten volgen , en in ’t kort ten toon ftellen. Decrfte tijtel komt op dezen zin uit, te weten :

zijtel ofin. De eerfle handelt van den oorfprong

houden wan

“erfcheidene

Sineefche Boeken.

des ganfchen Werelts ; van den eerften Schepper van de ‘poortteelende en behou-

meefte dingen genomen, die de Natuur- kunde aangaan.

De tweede zijtel (preekt van het eeu- wige middel.

De derde van de leere der volwaffe- nen. En dege twee boeken worden van de Sinegen in plaats van de N atuur-weet gehouden. Ook houdenge voor paft, dat niemant anders danzy-luiden, beguwaam zijn, om't merg en pit dezer geheime niflen te-vatten ; hoewel deze boeken niet gwaarder te verftaan zijn,dan de fchrif- ten van Titus Livius en Cicero.

De wierde tijtel is van den loop, ge- legentheit , invloeing en werkingen der dwaal-flerren , als ook ‘van d'andere hemelfche lichten.

De mijfde is wan lotwerpingen en “oorfpellingen, die men in dingen, die een onzekre en twijfelachtige uitkomft hebben, gebruikt.

De zefde is wan Wwaarzeggerije uit de Slreepen der hant en des aangichts, en wan meer diergelijke beuzelingen.

De zevende is van de natuurlijke to- wer-kunde, voorweting en teekenen der aanftaande dingen.

De achtfle is van den oorfprong na- men , en t dienen der Goden.

De negende wan de daden, mirake- len , flerven en begrafenis der Sineefche heiligen.

De tiende is van d'onflerfelijkbeit

der ziele, van deffelfs toekomende flaar, als ook van de rouwe, en op Wat wijze men rouw moet dragen.

De elfde is van vele boeken in de Artzeny-kunft , zo wel die van oude als wan nieuwe Artzen gefchreven zijn. En wort in deze boeken gehandelt van de kracht en’t gebruik der kruiden, van de gezantheit te bewaren en te herftellen, van't genezen der kranken, enendelijk van alle andre dingen, die zo wel d' Art- zen als de kranken in acht hebben te ne- men.

De twaalfde tijtel is van den flaat en gelegentheit der kinderen in 's moe- ders lichaam , als ook “van de dingen, die de baring kunnen helpen of beletten.

De dertiende is wan de Reeken- ez Meet-kunde. |

De veertiende van de Bouw-kunft, en verfcheidene manieren wan bouwen,

dende zaken. En uit dit boek zijn de | en van de gelijkmatigbeit , die men je

2 3 e

ee

Pe % or Id tem ee erf _ me) Dn = . ber ad _ D ‚n

NET E » À _ n - dik - pN

_ Rand ond B De ie. p N . be

k ps

mjm r*

ennn

mm

sede een ne > a

70 GEZANDTSCHAP aan den Grootn

de Bouw-kunft heeft "waar te neer men.

De vijftiende is wan de Paerde-tuif- fcherije.

De zefliende is wan de Krijgs-bouw-.

kunde , en wan Inftramenten die men în den oorlog gebruikt.

De zeventiende is van den Landt- bouw, en van de tekenen daar aan men een voruchtbaar lant hennen kan.

De achtiende is van de kunft van Jihrijven en Charakterstemaken.

De negentiende is van een naukenrige

befchrijwing wan alle de landfthappen in

„geheel Sina.

De twintighfle is wan d'outheit des Sineefchen Rijks.

De een en twintighfle ts van ‘tgezach, de Majefteit ‚inkomften, Palaizen, &c. des Keizers.

De tweeen twintig ffe is vand’ ampten en wedden der Koninglijke dienaars.

De drie en twintig ffe is vande wetten en willekeuren des Rijks.

De wier en twintighfle is van d'uitge- voerde daden der Sineefche Keizeren, als ook, van't vervolg der geflachten, van't bemachtigen ent beftieren des Rijke Bilan

‚De vijfen twintigfte is van de volken die tot hennis der Sinezen zijn geko- Men.

De zes en twintichffe is van de zang-

kunde en fnaren-fpel.

De geven en twintighfle is wan de vlee en wan 's menfchen gene- gentheden of driften.

En endelijk de acht en twintighfte tijtel is van verfcheidene zoorten wan Spellen.

Wijders,deze eerfte zekr der Geleer- den , daar af wy dus verre gehandelt hebben, houd van geen beelden-dienft; noch wil de zelve ook niet gedoogen noch opgerecht hebben. D'aanhan- gers dezer zekte eeren een eenige God- heit, en dat te dezer oorzake , om datze voor vaft gelooven, dat alle deze aartfche dingen van hem bewaart en beftiert worden. Zy ceren ook geeften, maat met minder eerbewijzing , en dragen den zelven ook minder gezach toe. De rechtmatige. Geleerden lee- ren , dat de werelt geenen Schepper noch tijt gehadt heeft; maar van aller

eeuwigheit her geweeft is. Ditis, ge- lijk ik zegh, ’t gevoelen der rechtma- tige Filofofen , dewijl zommige on- vermaarde Filofofen droomen, beu- zelingen en onwaarfchijnlijke dingen

voorttellen , die geenzins eenig geloof

verdienen. In de leere dezer zekte wort ook

Wat de

veele gefprooken vande belooning der ard ad

goeden en ftraffen der quaden ; maar der deugden

d'aanhangers gelooven voor vaft, dat die in dit leven verleent worden, en dat ze, na verdienfte, den geene, die zulks doet, of deflelfs nakomelingen te beurt vallen. Het fchijnt dat d'oude Sinezen aan d'onfterffelijkheit der zielen nau- liks gerwijffelt hebben; want van de geftorvenen, en diein den Hemel zijn, maken de Sinezen lang na den doot van deze Hemel-luiden noch gewach ; maar van de ftraffe der Godlozen in de hel, wetenze niet met allen te fpree- ken. Maar de tegenwoordige Sinee-

en de on=

fche Geleerden drijven, dat de zielen bi f"/8"

teffens met het lichaam, of een weinigh souden.

daar na, uitgaan of uitgeblufcht wor- den ; ook leggenze den godloozen de ftraffe, der helle niet op. Den zommi- gen dunkt dit wat hart te zijn ; hierom willenze dat alleen de vroomen in ‘tleven blijven ; en dat te dezer oor- zake , dewijlze zeggen dat ’smenfchen ziele door 't oeffenen des deuchts ver- fterkt, en zoodanigh vereenight wort, datze daar na lang kan leven en den tijt verduuren ; en dat hierom ook de zic-

| len der godlozen, dewijl zulks voor de

zelve onmogelijk is, terftont, zo dra alffe uit het lichaam fcheiden, te niet gaan , en eveneens als in rook ver- dwijnen.

En hoewel de Geleerden en aanhan- gers dezer zekte, de hoogfte en een eenige Godtheit erkennen, zoo rech- tenze de zelve evenwel geen tempel op nochte zy hebben ook geen by- zondre plaats daar toe verordent, waar in zy de zelve eeren en dienen. Zy hebben ook geene Priefters en offer- Papen, nochte geene plechtelijke ma-

nieren of gebooden, die zy niet over-

treden mogen, tonderhouden. By hen isook- geen hoogen-Priefter, die zich met het uitleggen en * verbreiden de- zer leere, en met het ftraffen der gee- nen , -

Tartarifchen (Cham,

nen, die tegen de zelve gezondight hebben , bemoeien. Derhalven zeg- genze voor de zelve geene getijen op ; nochtein’t heimelijk nochtein’t open-

De Koning baar. Maar zy zeggen, dat 'et alleen

mach alleen

offerbande

gp dezen Koning der Hemelen offerhan- | kunnen doen blijken. De meefte on- de te doen,en te vieren enteeeren. | der hen zeggen ook, dat deze gewoon- En by aldien iemant anders deze offer- | ten zijn ingevoert , meer om de leven- handen quamte gebruiken, hy zou als | dige, dan om de dooden; te weten, op een Rijks-verrader en rover der Ko- | dat de zoonen en andre flechte luiden ninglijke eere en ampt geftraft wor- | hier door geleert worden , op wat wij- den. Te dien einde heeft de Koning | ze men den ouders, alffe noch in ’tle- twee treffelijke en kunftigh gebouwde | ven zijn, te gehoorzamen heeft, die, Tempels in beide de Keizerlijke hooft- | gelijk zy zien, ook na hun doot van fteden, te Nankingente Peking. De | d'aanzienlijke en wijfte mannen met eeneis-aan den Hemel, en d'ander aan | zoo veele dienft-bewijzingen geëert d'Aatde toegewijdt. In deze Tempels | en geviert worden. En dewijl zy in deed eertijts de Koning zelfs offerhan- | deze overledene luiden de minfte de, maar tegenwoordigh nemend’aan- | Godtheit niet erkennen , nochte iets zienlijkfte Majeftraten dit ampt voor } van hen verzoeken, zoo fchijnt dit hemrwaar, en flachtenaan den Hemel | eerbewijzen aan de dooden verre van en d'Aarde menighte van Offen en | alle afgoderije, en zuiver van alle fmet Schapen; en bewijzen aan de zelve | van waangeloof te zijn. ook veel andre plechtelijke gebruike- Maar waar in de gevoelens van de- lijkheden. Alleen doen deyoornaam- | zen Confurius, die by de Sinezen zoo fte Majeftraten en Grootften des Rijks | hoog geacht wort „en deze eerfte zek- aan d'overige Geeften der bergen „:re- | te, die zo wel d'Eilanders van Japor, en vieren en wier geweften van dezen | Korea, en andre omleggende volken, geheelen Al (dat geenen byzondren | als de Sinezen ftaande houden, eigent- perzoon vry ftaat ) offerhande. De | lijk beftaan, ftaat ons nu vervolgens gront-regels en gebooden dezer leere | te verklaren. Een kort begrijp van vind men in zeker Vyer-boek, als ook | alle de gevoelens, die oit Confutius in de boeken der vijf Leeren; van de | gedreven heeft , telt de Jefuit Mar- welkente vooren in het Hooftftuk van | tijn Martijnzen, in zijn vierde boek de Wetenfchappen gefprooken is. Be- | der Sineefche Hiftorien , met deze halveri deze boeken, vind men ook | woorden, uit het eerfte boek van Coz- geen andre goede boeken die van deze | futigs, ten toone. dingen handelen , dan alleen eenige De groote Leere, of deleere vangroote _xort bee uitleggingen over de zelve. mannen beftaat hier in, dat een ieder pan de

waar in Het voornaamfte , daar meê zich | zich zelven eerfl, daar na ook anderen vn Confu- get d'aanhangers dezer zekte bemoeien, | tot wolmaaktheit brengt , op dat alzoo tus beftaat. _ En dat zich het veerfte uitftrekt, (want | alle menfthen tot het bezit van't hoog fle

den Koning vry ftaat en geoorloft is ,

dit gaat zo wel den Koning als den ge- ringften Onderdaan aan) beftaat in ’t houden van lijkftacien en uitvaarten , die zy jaarliks den overledenen ouders en voorzouders, ( gelijk zulks ook te vooren alreê verhaalt is,) bewijzen. En hier in achtenze dat hunne gehoor- zaamheit en dienft-vaerdigheit beftaat, te weten; den overledenen ouders te gehoorzamen, als ofze noch in’t le- ven waren. Evenwel zijn deze luiden

zoo verblint niet, datze meinen, dat

of Keizer van Sina: JL

de dooden de voorgeftelde gerechten eeten, of die van nooden hebben; maar zy zeggen, datze hen te dezer oorza- ke deze dienft-vaerdigheit bewijzen , dewijlze , huns bedunkens, op geen andre wijze hunne liefde t henwaarts

oed mogen geraken. Maar de volmaakt- Je heg Ber efaat hier in, dat hin iegelijk het natuurlijke licht in zich zel- wen ontfleekt en klaar maakt , op dat by noît van de wet der nature , en van de gebooden, die den menfch wit de natuur zijn aangebooren , afdwaalt. En de- wijl zulks zonder de hennis en weten- fchap der dingen niet gefchien kan , zoo heeft men zich, derhalven, dan op de Fi- lofofie te leggen, Waar door wy de we-

tenfchap krijgen, wat men doen, en Wat men

…—

pen

Eer Eed

a

kk ee

hd ms

n Nn

dd eta

mgee

=d,

4

me

72 men fchuwen moet, Door hulp van deze wetenfchap flieren wy onze raadllagen te recht ; door deze wetenfchap volbrengen ®yonze wil; zulks. wyniet gevoelen noch willen, dan dat met de reden over een komt. Hier uit ont laat ook de volmaakt- heit des lichaams en der zinnen, en in alle uitterlijke handelingen een begname Zeffeltenis des deuchts; de welke noit Verfchijnen zon, indienze niet uit cen goet gemoed, eveneens als uit een prucht- bare moeder, voortguam,

Dit allervolkomenfte kort begrijp der Sineefche wijsbegeerte, vervat in zich de beginfelen, middelen, recht- fnoer , en de nuttigheit (die endelijk daar uit ontftaat,) der volmaaktheit, zoo van ons zelfs , als van andre men- fchen. Deerfte beginzelen der vol- maaktheit , word hier gezeidt, dat uit het aangeboorne licht ontftaan, dat door een vlijtige opmerkinge van na- tuurlijke en aangeboorne gront-regels

_ontfteeken , en tot volkomentheit ge-

@ Philofofic,

bracht wort. Waar op de middelen terftont, in dit kort-begrijp, bygevoegt worden , te weten, de kennis der din- gen,(t welk de rechte zaden en queek- zelen der befchouwige (©) Wijsgeerte zijn ) en de volmaaktheit zoo wel van de werkingen als van de wil, de be- ginzelen der zedige Wijsgeerte. Maar de richtfnoer of onfeilbare regel van beide, wort hier de reden genoemt; namelijk , dat wy niets zullen gevoe- len, nochte willen, dan het geene dat met onze reden over - een- komt. Endelijk worden de bykomende voor- deelen , met de wolmaaktheit van't lig- haam en de zinnen , te kennen gege- ven. Dingen, gewiffelijk, die waerdig zijn dat men daar over zijne gedachten watnader gaan laat. Maar voor alftaat

aan te merken, dat de Sinezen de hoog-

fte volmaaktheit geenzins binnen zoo enge palen befluiten eveneens als of de zelve alleen in de werking , die na de allerbefte en volkomenfte deucht gefchiet, beftaan zou; maar de zelve begrijpt ook. daar en boven d'aller- volkomenfte kennis der natuurlijke dingen; zulks het hoogfte- goet of de hoogfte volmaaktheit , indien wy na den ftijl der Europifche Philofofen willen {preeken , de volmaaktheit des

GEZANDTSCHAP aan den Gröoten

verftants en der wille begrijpt; Maar deze ganfcheleeringe, na’t gevoelen van. Confutius beftaat zo wel in’tont- fteken des natuurlijken lichts, als in d'opmerking der gront-regelen , die den menfch van natuur zijn aangebo- ren. Beide deze. dingen druktook de Schrijver van zeker Sineefch boek, dat van de Zeden handelt, met deze woorden uit: 's Menfchen wolmaakt- hest beflaat in het natuurlijke licht te kennen, en dat te volgen,

Wat het eerfte aangaat, zo is den Si- neefchen Filofofen. niet verborgen, dat het vernuft of de reden in den menfch eveneens als een licht is, waar door ’smenfchen verftant, in het on- derfcheit der dingente vatten en t'oor- deelen , verlicht wort. Want gelijk het licht van een kaers d'oogen helpt ente recht ftuurt op dat de menfch, waar hyte gaanheeft, voor zich kan zien, alzo kan alleen door dit middel hetverftant de duifterniffen , daar meê het betogen is verdrijven en verja- gen. Gelijk ook-geenzins eenige kleur in zich zelfs de macht heeft om ge- zien te worden , maar daar en bo- ven het behulp van ’t licht van nooden heeft ; alzoo vatten wy ook door het natuurlijke licht de kennis van 't waar- achtig, en onderfcheiden al wat valfch is. Uit deze oorzaak is tuffchen het waarachtigh dat in ’t vernuft of de re= den is, en tuffchen ’s menfchen ver- ftant zoo groot een overeenftemming, dat het verftant, ’t geen de reden be- wijft valfchte zijn, niet kan oordee- len dat zulks waarachtigh is; en dat de reden toont dat fchandelijk en quaat is, het zelffte kan ook het verftant niet voor eerlijk en goed navolgen, En wan- neer de merifch bedroogen wort, met het valfch voor waarachtigh te keu- ten zoo valt en dwaalt hy te dezer oorzake, dewijl hem het valfch even- eens als het waarachtigh te vooren komt. Weshalven, op dathy niet be- droogen wort ,-zoo heeft hy noodi met het oog des verftants fcherp te zien en te waken,ende verfcheidenthe- den der dingen, met behulp der reden, toverwegen om alzoo door behulp der reden, evencens als door de glans van't ware licht, oordeelen , of het

waar-

De reden is eveneens als een licht.

artarifchen Cham of Keizer van Sina.

waartachtigh of valfch is ‘rt geen'er ge- zeidt wort, en of het quaat of goet is dater gefchiet; op dat alzoo ’t geen de natuurlijke reden leert-dat waarach- tighis , en ’tgeenzy toont dat goet is, mach omhelft en gehouden, en'tgeen zy oordeelt dat valfch en quaat is, mach. ganfchelijk misprezen en ver- worpen worden. Maar op wat wijze dit licht, dat den menfch van natuur is aangebooren, tuffehen de duifternis dezes fterffelijken levens opgefpeurt, ontdekt en-bekent is geworden leg- gen de Sinezen in het bovengemelde boek, dat van de zeden-handelt, zeer bondig met deze woorden uit : Drie in't begin, geggenze , het licht der na- tuwre wilden doorfnaffelen hebben eerff een rijk opgerecht. Maar de geenen, die een rijk met d'allerbefte wetten en wille- keuren wilden temperen envegelen, beb- ben hun haisgezin wel beftiert. De gee- nen , die hun huisgezin recht hebben wil- less beftieren „hebben zich zelfs na de re- gelen en geboden der reden aangeftelt; en die zochten geheel eral na de reden te leven, hebben het binneufte, namelijk, den fhaat des herts en des gemoedts, met groote lijp en naerfligheit te vecht ger _fhiert. De geenen, die zochten uit den herte alle fmetrelijkbeit te bannen, heb ben deflelfs begeerte en een zekre drift, _manFombelgen en te fchuwen, geordent; en om dit te doen hebben zy zich be-

zolijvight d'oorzahe en nature van een

degelijk, ding te kennen. Welke dingen, zeker, niet alleen geenzins te verwer- pen zijn , maar eenen iegelijk wel dik- wils voor te houden.

Dat derhalven , uit deze algemeene kenniffen en natuurlijke voorweetin- gen, de voorftellen en flot-redenen des werkenden of oeffenigen verftants ge- maakt worden , wort nietalleen in de Sineefche, maar ook in onze Filofo- phie vaft geftelt. Want dat het natuur- lijke licht zoodánigh moet ontftecken en bebouwt worden, dat het noit van de wet der natuure ; en van de geboden, die den menfche van natuur zijn aange hooren, afdwaalt beveftigt Confut ius in zijn bovengemeld kort-begrijp. En

deze natuurlijke gebooden zijn anders

73 d'allerheilighfte Godtheit in de herten ‚van allemenfchen ingeplant gefchre- ven en ingeftort heeft. “Want hier in bevinden wy datde natuur zeer voor- zichtigh is geweeft, datze ons van alles overvloedig verfchaft heeft, waar meê wy „om rechtvaerdigh en eerlijk te leven kunnen begaaft worden. Tot dus verre hebbenwe-de eerfte beginzelen enoorfprong der volmaakt- heit, uit het kort-begrijp van den Si- neefchen Confutius ter loop aange- roert. Nuftaan ons voortaan de mid- delen , die ons tot die volmaaktheit zeer.na brengen, te bezichtigen. Deze middelen ftaan alleen onder den naam van Filofophie begrepen, Waar daor "wy weten ('tzijn-des bovengemelden Con- futins woorden) wat dat. men doen, en wat dat men fchuwen moet. Hier door Jluren wy onge vaadflagen te vecht , en volbrengen onze wils zulks wy niets gevoelen nochte willen, dan dat met de reden overeen komt, Van twee din- gen wort hier voornamelijk gewach gemaakt , waar van’teen op het ver- flant , en tander op de wil (laat; het gerfte hoort tot de befchouwelijke , en ‘trweedetot de oeffenige Filofophie, die beide tot de volmaachtheit volgens her gevoelen der Sinezen, zeer nodigh zijn. En zeer wel komen dezemiddelen met de Platonifche middelen , waar door men totde volmaaktheit geraakt, overëen. Want Plato ( eveneens als de Sineefche Confütius) dreef dat men tot de volmaaktheit door twee dingen kongeraken; te weten, door de kennis van het allervolmaakfte wezen, welke kennis hy de ware wijsheit noemde, wanneer dit wezen in alle zijn deelen en wezens gevat en verftaan wort ; en ten tweeden door de gelijkmatigheit, die hy de ware deught noemde. Even- wel verfchilt Plato hier in van Confu- tius , dewijl Confutius ftaande houdt, dat doot deze middelen de ganfche menfchelijke volmaaktheit, maar Pla- to dreef dat door de zelfite middelen ook de Goddelijke volmáaktheit kon verkregen worden. Zommigen, vol- gende daar in de voertftäppen van Py- thagoras, hebben deze volmaaktheit

niet, dan de laften en-bevelen van dat | zoo hoog verheven , datze de zelve

recht, dat vanden begimne des werelts | een, gelijkenis of gekmaken

oat

74 GEZANDT sCHaP aag-den Grooten

Godt zelfs genoemt hebben. Endelijk fchieten’er noch overigh de bykomen- de voordeelen„en andreontelbate nut- tigheden:, 1die in het opgemelte kort- begrijp met deze woorden uitgedrukt worden » Daar: za ontflaat hier uit de volmaaktheit van lichaam en-zinnen, en in alle nitterdijkerwerkingeneen ge- voeglijke peflelsenis. wit. de-deuchty die

moit ontffaan: gou, indienge niet uit het, gemoedt of uit ide veden eveneens: als |

uit een pruchtbare moeder;-voortguam.

„Maar dat men niet alleen zijn eigen, maar ook de volmaaktheit: van andre

moet zoeken-te weeg;te.brengen , lee- ren niet alleen de groote Sineefche (ge- lijk uit het bovengemelde kort-begrijp gebleken is 3) maar ook de Europifche Filofofen: Zeer gevoeglijk en diepzin- nigh drukt een zekre Michaël Pfellus, in zijne Filofofifche bepalingen; dit met deze woorden uit: Mez drie henteeke- nen wort de Goddelijke Majefteit by de Poëten gemerkt: te weten, met de goe- dertierentheit wetenfchap- en-macht; alzo munt ook. een uitfleekende Filofoaf met deze.drie hentekenenmit. Tu goeder: tierentheit munt hy uit, dewijl gelijk.de Goddelijkheit eenen iegelijk. verzorgt’, alzoo draagt-ook, een volmaakt Filofoof zorg voor d'onvolmaakte zielen „met de zelve door de hennis- tot wolmaaktbeit te brengen ; maar is wetenfchap mant een Filofoof uit, dewijl; gelijk Godt alles weet „alzo poogt ook ee volmaakte Fi- lofoof d'oorzaken aller dingen te weten. En in macht munt hyuit, dewijl; ge-

dijk Godt alles kan wat hy-wil, alzao

kan ook een volmaakte Filofvof alles wat by wil. En gelijk het gevoelen van Pfellus met dat van Confutius geheel en al over ecn komt ;-alzoo worden die geenen van hen beide voorname- lijk gemerkts-die te dien einde geen- zins Filofoferen, datze andere tot vol- maaktheit brengen, maar alleen te dien inzichte „om tot glori, ecre ; aanzien en gezach te geraken. En dus verre

zy gefprooken van het kort-begrijp

Byzondre verklaring der Sineefche

Filofofie,

van Cozfutius.

Na dezealgemene uitlegging of ver- klaring der Sineefche: Filofofie , zul- lenwe van een-byzondre fpreekeny te weten van de deelen der algemeene Filofofie. Want zeer gevoeglijk ( wat

ook d'andre Filofbfen- daar tegen mo-

gen inbrengen) kan de Filofofie ineen

Natuur-en Zede-kunde verdeilt wor-

den. Welke verdeling fiet alleen‘ met

de Sineefche Filefofie'over een komt ,

maar wort-in het opgemelte kört-be-

grijp van Confuútins: zeer treffelijk uit- gedrukt. Weshalven zullen wy ookde gie in ze ganfche Sineefche Filofofie ire'de:Na- Narer- en tuur- en Zede*kunde verdeilefts-waar 5 hijg van d'eerfte aller -dingenoorfprong:

| beginzelen ; hooft-ftoffen ; ‘en wardes

meer zy; vertoont; maar de Zeden: kunde, (daaraf wy-hierweinighvof niet zullen fprekens)-verklaart en fchrijft vooren d'ampten van-wel en-deuchde- lijk televen. Pe pg 1

En gelijk bynade gevoelens vanalle _zerfte te de Filofofen ; nopende derroorfprong Sjeen 4 en de beginzelen*der natuurlijke din= 5" gen verfchillen, alzo leggendeSirie- zen hier in met elkandre ook wonder- lijker wijze over hoop: Hoe groot het gefchil der.oude Eilofofen-indeze zaak is geweeft „zal ik.met weinigtewoor- den hier ten-tgon ftellen: ‘Pythagoras ftelde voor d'eerfte-beginzelen;”waar uit alle andre ‘Elementen ‘en’ dingen zouden ontftaar zijn, getallen; Kalli+ ftratus- hoedanigheden 5 Alkmeottte-. genftrijdigheden; Anaxmandereen ze kre onmeerelijkheit; Anaxagoras even- gelijkheden. der deelen 3 + Epikurus ciertjes; Diodorus deel-looshedensAse klepias gezwellen ; Demokritus zine ne-beelden ; Tales waters: Parmenie des aarde ; Ariftoreles-een vijfde Ele= ment of hooftftof, dat hy: het: naame looze noemde. Maar dewoornaamfte van deze gevoelens , indien: niet alle, houden ook de. Sineefche in hunne boeken en fchoolen ftaande. =*

En dat d'aaloude Sinezeneen zeker beginzel van alle dingen: geftelt-heb- ben, verhaalt de Jefuit Martijfrinzijn Sineefche Hiftori ; maar inshetzelve uit te leggen; verfchillenzezoo verre van elkandre, dat bynaieder Europit fchezekt , haar navolgers onder de Si- nezen heeft. Wantmen vind ookin:Ss- na Geleerden; die drijven dat-de werelt vanalle eeuwigheit geftaan heeft” An- dere, die ftellen:dar alles romp-flomp en. by geval-onftaan zy, drijven met Demokritus en de Epikuriften dat dit

| groote

'

Tartarifchen Cham of Keizer van Sina, 75

groote gevaerte van den ganfchen Al, zonder verftant of gemoedt, te zamen is-gerolt. Ook zijn’er , volgende daar in wel de gezondfte Filofofie der Sine- zen, die willen, dat een zekre verwarde klomp of Chaos, het beginzel aller dingen is geweeft, waar uit het gee- ftelijk op perfte dat gene voortgebracht heeft, dat uit ftoffe beftaat. Eveneens als de Stoifche Filofofen, die geloof- den dat God, eveneens als een eeuwigh vuur, uit een rouwe ftoffe den kloot des aartrijks en waters , de lucht en

tgefternte, en alzo den ganfchen we-

telt gemaakt heeft.

En hier in komenze met de Plato- nifche Filofofen overeen , dieden op- perften Godt voor den Bouw-meefter van den ganfchen Al erkenden. Maar van den eerften Autheur of maker der dingen wort by de Sinezen ganích

geen gewach gemaakt. In een zeker

oud gedenk -teeken, dat, zoo men meent, van een zekren Door, die een half Chriften en een half Sinees was,ge- maakt, en in 8744 gevonden is , en van den Jefuit Kircheer in een zeker boek isuitgegeven , vindmen evenwel iets daar-van aangeteekent : want in het zelve wort gezeidt , dat de geene, die altijt waarachtigh geruft, begin- neloos , en van groot verftant is ge- weeft, met zijn uifteekende macht de dingen heeft gefchapen , door zijne oneindelijke Majefteit en heiligheitde Heiligen gemaakt den verwarden klomp bewoogen, twee kiffen, of ver- werde klompen gewrocht , de duifter- niffen verandert , Hemel en Aarde ge- fticht, en te weeg gebracht, dat de Zon en Maan door hare bewegingen de nacht en dach maakten, en endelijk dat deze alle dingen gefticht heeft.

__Maar de Sinezen, die eenen zekren verwarden klomp of Chaos voor het beginzel aller dingen ftellen deilen dien in twee hoedanigheden: te vve- ten, in Yn, dat zy verborgen en on- wolmaakt, en in Yang, dat zy openbaar en volmaakt noemen. Met het vvoort Kis vvorden deze beginzelen in het bovengemelde gedenk-teeken uitge-

drukt. Uitdeze , door de zelve met.

elkandre te vermenighvuldigen , zeg-

en weder door de twee eerfte deze Vier

te vermenighvuldigen, dat acht for- men, en endelijk deze acht door elkan- dre te vermenighvuldigen, dat vieren tzeftigh Symbolen voortkomen. Hier uit blijkt dar dit werk niet zo zeer op de waarheit van de zaak zelfs gegrond is, als dat het zelve uit de reken-kunft gehaalt, en door toedoen vande ver= menighvuldiging beveftight is. Uitdie twee beginzelen, derhalven, door twee vermenighvuldight , komen vier for- men; en deze wederom door Yx en Yang vermenighvuldight, komen ach: formen; endelijk is uiet deze acht, na

‘t gevoelen der Sinezen, cen aange-

name verfcheidentheidt aller dingen ontftaan. Maar wat de Sinezen nu door een iegelijk van deze dingen verftaan , dat {taat ons nu te verklaren. De Jefuit Martijn, in zijne Sineefche Hiftorien , vertrout dat de Sinezen door deze for- men de vier hooftftoffen of elementen, en de hooft-hoedanigheden verftaan; Maar of dit evenwel met d'andere ge= voelens der Filofofen over-ten-komt, dat heeft grootelijks zijn bedenken. Martijn bekent zelfs, dat zy niet alleen vijfelementen ftellen ‚maar hy {chrijft ook datze, zonder de hooft-hoeda= nigheden eens te kennen, de twecde hoedanigheden , als dikte , dunte;, zwaarte, &c. ende verfcheidentheden der maken, uitde t’zamenvoeging der elementen halen. Ja dat meer is, d'aarde , ’f vuur en water, vind men inde rang dezer formen. Maar wat de Siriezên in der daat, door dit vier-ge- tal der beelden of teekenen verftaan, zal miffchien blijken , indien men let, dat de zelve elk beginzel, zoo wel het openbare als het verborgen, in cen volmaakt en onvolmaakt gedeilt heb- ben: invoegen by hen hetopenbaar of *t volmaakte of ’t onvolmaakte is; zo ook’t verborgen,dat of 't volmaakte of ’t onvolmaakte is. Doch hier tegen kon iemant op-werpen, dat het open= bare, als volmaakt, zottelijk: in ’t on- volmaakt en volmaakt; en het ver- borgene, als onvolmaakt , in ’t vol- maakte en onvolmaakte verdeilt wort ; ’t welk nochtans verfchoonbaar is , in= dien in deze verdeiling de volnzaakt=

genze, dat vier beelden ofteekenen, | heit en onvolmaaktheit niet enkclijks

k 2 maar

EES Ka

nn

den ann a gp

En a en Pda me - ad

NS os a pe N n e= ed _n zr

res nn eu

TIATT arne _e

ade + nne OKT s

hd ee, re en rj

Ld

hale Ier er’

Pe, ens

Pr TE Ek

PT Pee, he

#- Bs k _ kl 4 AF

En

een ed me

om ed

…_

en dn +

P : - n Eed =d er ee TT = E À we E dn ES , p

mad

be e Dn Dn Tm

76 GEZANDTSCHaAP aan den Grooten

maar verlijkelijk verftaan wort: te we- ten, met den naam van't openbaar en verborgen, verftaanze alle dingen , die

inde werelt zijn ; dewijl zommigen der |

zelve openbaar en zommigen verbor- gen zijn ; en de openbare dingen fchij- nen, ten aanzien van de verborgene dingen en ons verftant, veel volmaak- ter te zijn. Nochtans worden zoo wel onder de openbare als verborgene, ee- nige volmaakte en eenige onvolmaakte dingen gevonden. Grooter zekerheit hebbenwe van d’acht formen; te we- ten,dat door de zelve zekre algemeene wezens, waar aan de voortteeling en bederving hangt, beteekent worden ; als. de Hemel, Aarde , Blixems , Ber- gen, Vuur, Wolken, Water en Win- den , die alle hierom den naam van formen niet gekregen hebben, om dat- ze zonder ftoffe zijn ; maar buiten twijffel hierom , dewijlze uit de vier beelden van het geeftelijke opperfte gemaakt zijn. Endelijk, door de vier- en-tzeftigh Symbolen, verftaan de Si- nezen, mijns oordeels, niet anders als d'overige bezielde en onbezielde din- gen, en d' aangename verfcheident- heitaller dingen. Maar op dat een ie- der deze duiftere wijze van fpreeken

des te grondiger mach verftaan , zoo

ftaat voor alaan te merken, dat de Si- nezen door deze reeken-kunftige ver- menighvuldiging niet anders ver{taan, dan een ‘wonderlijke vermenging en t'zamenvoeging der dingen „en een voortbrenging van ‘teen uit hetander. En op dat het blijke hoe verre een ieder ding aan dezer dingen beginfelen deelachtigh is, zo drukkenze die op een zonderlinge wijze uit. By voor- beelt, het verborgen volmaakt druk- kenze met twee dubbelde ftreepen uit, op deze vvijze TTT; maar fet onvolmaakt met een eenige ftreep in't midden doorgefneden, als —; Het openbaar. volmaakt met deze —_— ; het onvolmaakt met tvvee even-vvijt van elkander ftaande ftree- pen, als ——: Wijders, een ieder form gevenze ôok meteen zondérlinge figuur van ftreepen te kennen; by ex-

Kennen S -

empel, den hemel met deze drie keld

d'aarde met deze zes ss de

ennn Lm

blikemmetdeze —; debergen

metdeze —, het vuur metde-

ZE ss de vvolken mer deze

—= 5 hetvvatermetdeze ==;

de vvint met deze —: Endeclijk

worden ook de vier en tzeftigh Sym- bolen byna met de zelflte verfcheidene ftreepen onderfcheiden , maar noch- tans zodanigh , dat een ieder Symbo- lum zes ftreepjes, ten decle heel, en ten deele gedeilt, toegefchreven wor- den. En niet anders, naar mijn gifling, hebben de Sinezen door deze kentec- kenen willen te kennen geven, dan hoe veel een iegelijk form en Symbo- lum van de twee beginzelen -Yw en Yang ontfangt. By voorbeelt , dewijl de Hemel zonder alle onvolmaaktheit is, te dezer oorzake wort de zelve met drie heele ftreepen, die de volmaakt- heit te kennen geven, afgemaalt. Het zelfte mach vanalie d'overigen geoor- deelt worden ; te weten,dat de Sinezen een ieder Symbolum,nade verfcheiden vermenging der beginzelen, met heele of gedeilde ftreepjes uitbeelden. Heb- bende dus verre van de beginzelen der dingen gefprooken, zullenwe hier op het onderzoeken der elementen of hooftftoffen laten volgen. « |

De Sinezen , die in dit ftuk eenen Het geral zekren Sujus volgen, telle vyfhooft- der elemen-

ftoffen, als Meraal, Hout „Water, Aay=""5 de en Vuur. Dit gevoelen ftelt Martijn, in zijne Sineefche Hiftorien, uit een ze- ker Sineefch boek xuking geheeten , wat duidelijker, en wijtlopiger met de- ze woorden ten toone. Daar zijn vijf elementen, als Water, Vunr > Hout, Metaal en Aarde. Het water berooch- tight en daalt naar om laeg ; het vuur droogt op en klimt maar om hoog ; bet bout wort recht en krom genoemt ; bet metaal kan met een hamer uitgeklapt en glar gemaakt worden ; d'aarde ontfangt zaden en brengt vruchten voort. Het be-

vwochtende en nebrdalende water geeft

gontigbeit;’t opdrogende en opklimmende Puur verobrzaakt het bitter 3 bet rechte en Kromme bout verwekt de zudrte; bet Aaag-bare en Zlat-bare metaal maakt

fcherp-

en waar in een Element beftaat.

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina.

fcherpte ; d'aarde , die gaat ontfangten vruchten Voort-brengt Veroorzaakt zoet E.

Maar om in ’t kort te weten, wat de Sinezen door den naam van een ele- ment verftaan , als ook op wat wijze zy de bovengemelde hoedanigheden daar uit halen, zo heeft men te letten , dat de beduiding van 't woordt Elc- ment op tweederlei wijze kan verftaan worden : want de zelve worden of als de beginzelen der vermengde licha- men,ofals deelen des werelts betracht. En dewijl de Sinezen het woort E/e- ment in den eerften zin geheel enal niet in acht nemen; zoo hebbenze ook van de vermenging der Elementen , noch- tevande daar uit ontttaande Hooft-hoe- danigheden iets gefchreven. Vermits nu by de Sinezen het woort Element in den laaften zinaltijts verftaanis , zo hebbenze, na datze de werelt in vijf deelen gedeelt hadden, ook een ge- tal van vijf Elementen voor den dach gebracht, of, om met drie woorden de mening der Sinezen klaarlijk uit te leggen, zy verftaan door het woort

77

zelfte Elementen ook op de dvvaal- fterren of planeten, te vveten, d'aarde op Sataraus , het hour op Jupiter, het vuur op Mars,het vvater op Merkuur, het metaal op Fenus. Evenvvel vvor- den de namen dezer dvvaal-fterren on- der de Sinezen niet gebruikt, devvijl deze fterren tot noch op dezen tegen- vvoordigendach met de zelve namen verklaart of beduidt vvorden, daar meê d'elementen beteekent vvorden ; wantzy noemen Saturnus de fterre der aarde, Tupiter de fterredes houts, Mars de fterre des vuurs , Venus de fterre des metaals , Merkuur de fterre des vvaters ; alle vvelke dingen fterk be- krachtigen, dat de Sinezen met den naam van Element geheel iets anders verftaan. Maar defefuit Mathijs Riccius heeft,evenwel,door geheel Siza de lec- re onzer vier Elementen, (hoe diep en lang dit gevoelen vande vijf Elementen inde hertender Sinezen gewortelt was) ineen byzonder boek,dat inde Sinefche tale gedrukt, en van de Sinezen niet alleen zeer begeerigh aangenomen, maar ook dikwils herdrukt wierdt,

beveftight en ftaande gehouden. Eeni- pe sinezen _ « ge Sinezen kreegen zoo groot een be- „an veele hagen indit boek, datze aan Riccius p sen

Element wel d'éerfte lichamen , maar niet de beginzelen der eerfte lichamen.

Wijders, deze Hooft-hoedanigheden , d’ Europers

die zijn niet gehaalt uiteen verfcheide t'zamenvoeging,maar uitd'eigenfchap van een ieder Element, en neffens de vijf verfcheidentheden der {maake ge- ftelt. En veel bequamer, miffchien, zouden het hout en ‘t metaal plaâts onder -de vieren tzeftigh Symbolen (indienze zodanigh waren) gekregen ebben 177 send En 4 En indien men recht uit zal zeggen, zoo als de zaak in der daat is , ik zou zeggen, dat de Sinézen door dit vijf getal der Elementen geenzins verftaan, dat wy met ons vier getal te kennen geven. Ook word ik’in dit mijn ge- voelen des te meer beveltight, dewijl het vuur, d'aarde, en ’t water onder d'acht formen gevóndên worden, die niet voor d'eerfte, maat, gelijk te vo-

ren ookalreê gezegt is, voor wezens, ;

die uit de beelden gehaalt zijn, gehou- den worden. „Daar én boven als de Si- nezen de menigerlei invlocjing der he- melfche lichamen ín deze aardfche liehamen bemerkten zoo paftenze de

verzochten , om in ’t byzonder daar in onderwezen te worden , en ftonden in ‘tleeren over d' Europifche Filofofie tot ffommens toe verwondert. Toen hoordenze eerft dat d' Aarde ront was ; daarze van te vooren voor vaft geloof- den dat de Hemel ront en d' Aarde vier- kant was. Zy wiften van te vooren niet dat alle zware dingen na deffelfs middelpunt neigden en helden. Noit haddenze gehoort dat de Zon her gan- fche gevaerte des aartrijks zo menigh- maal in grootte overtrof. Zy verfton- den oök niet, ja hadden noit daar âan gedacht , dat de Hemel uit cen vafte ftoffe beftont , en luidenonder ons met de voeten tegen ons aan woonen. Zy konden het zich geenzins inbeelden , dat de ftaert-fterren branden , en al brandende verteert wierden , dewijl Zy de zelve onder het geral der fterren re- kenen. Het docht hen buiten alle waar- fchijnlijkheit te zijn, dat de verduifte- ring der Mane hier uit ontftont, dat het aartrijk tuffchen de Zon en Maan

k 3 quam,

78 GEZANDTSCHAP aan den Grooten

quam, Zy geloofden ook geenzins dat | Bouw-meefter, teffens met hemel en de fterren , die zo kleenin't oog fchij- | aarde, menfchen, beeften en gewaflen, nen, de ganfche vlakte des aartrijks | een eenig ondeilbaar en verknocht lig- in groote te boven gaan. Hen was toen, | haam uitmaken , en ieder ding van dit ook noch onbekent , d’ ongelijkheit [| groote lichaam cen byzonderlitis. En van dagen en nachten buiten de mid- | uitde eenheit van deze fubftanti leeren dag-lini. de Sinezen , met welk een liefde alle Noememde _ Een ander vreemt gevoelen hebben | deze ledematen met elkandre moeten

Beret een dl, nog de Sinezen vand’oorfprong der na- | vereenight worden , en dat cen iege- tuurlijke dingen. Zy noemen den Chaos | lijk tot de gelijkenitfe Godts kan ko- of verwerden klomp(waar uit alles voort- men , dewijl hy metden zelven een en gekomen is) een Ai; en zeggen dat |.’t zelve lichaam uitmaakt. Dit gevoe- van de fchaal of dop de Hemel, van | len drijven ook de Cochinchiners met 't wit de Lucht, en vande door d'Aarde { zommige Sinezen, want deze zeggen, quam ; en dat zulks in 't midden der | dat de werelt niet anders is, dan cen nacht, by winter, als de dagen op het | zeker groot menfch ofeen Reus,wiens kortfte waren, gefchiede. Zy drijven | hooft by hen de hemel, d'oogen de ook, dat eerft de Hemelen voltoit zijn, | fterren , het hair de boomen en de daar na het aartrijk vaft raakte , en hier } beenen de metaalen zijn. na de geeften, en endelijk de menfchen {_ _Na ’t voorftellen dezer gevoelens, war desi- voortquamen. Maar met de Sinezen | aangaande den eerften oorfprong des en drijven ook die van Cochinchina, dat de | werelts , zal ’t gevoeglijk zijn, iets van van dr an werelt een Ai geweeft is,en van deffelfs | 't voortbrengen en ‘tfcheppen van den (7 maf dop het Firmament , van her wit de [ eerften menfch, na ’t gevoelen der Si-4%velr- Lucht, en van de door het Aardrijk | nezen (die ookin deze zaak van cl- gemaakt is. Dat evenwel nietalleende | kandre verfchillen,) te laten volgen. Cochinchiners en Sinezen , maar ook Zy ftellen wel alle eendrachtelijk ec-

verfcheidene andre volken, eertijrs | nen zekren Puoncuus voor den ecrften. door een Ai de werelt hebben verftaan, | menfch, die, na het zeggen van zom-

getuigen veele andre Schrijvers. Be- | migen, uit de boffchen te voorfchijn halven deze hebben de Sinezen noch | quam , en zelfs bekende niet te weten verfcheidene andre. gevoelens aan- | van waar hy zijn geboorte-plaats had; gaande de voort-brenging , bewaring, | maar de meefte evenwel, zeggen dat en beftiering der natuurlijke dingen. | hy uit den verwerden klomp als uiteen Want voorëerft drijven zommigen dat | Ai voortgekomen is » welke dwaling de ganfche werelt in den beginne uit men ook in de fchriften der oude Fi- water is gemaakt, en dat‚na een groote | lofofifche heidenen befpeurt. Zelf beweging, uit het fchuimen de bellen | Ariftoteles, in zijn vierde boek van de de Hemel, en uit de dikfte en onderfte voortteeling der Dieren, aan het twee- deelen, d'Aarde zou voortgekomen | de Hooftftuk, zeid dat de menfchen zijn, En indien men henafvraagt , wie | en beeften of uit een Ai, of uit een in den beginne de beweging in dit wa- | wurm allerëerft voortgekomen zijn, ter heeft gebracht, zo antwoordenze, | indien de zelve een begin van voort- Dat in dit water een kracht van zich | teeling gehad hebben. - 8. zelfs te bewegen geftort is. Vraagt men |__ Maar veel nader zouden de Sinezen hen wederom, van wien het water die | aan de waarheit-van de heilige Schrift kracht ontfangen heeft, zo lacchenze komen, indienze den oorfprong van daar om, eveneens als of men behoor- | den eerften menfch zodanigh ftelden de hier ftilte blijven ftaan , en de zaak | als Mendoza,na het gevoelen der Sine- niet verder tonderzoeken. _| zen, in dezen zin verhaalt ; te weten, Andre komen met noch een veel | Tays {chiep den man Panfony en de vreemder gevoelen voor den dach, en | vrouw Panfone uit niet. Panfon ger zeggen dat deze geheelen Al uit eenee- | {chapen zijnde, Íchiep, uit de macht nige en zelve fubftantie is voortge- | die Zayz hem gaf , cenen andren bracht, en dat de werelt, en deffelfs | menfch , geheten Tanhom,met twaalf

broc-

- Göbibraëhts ‘én -deflEIE€

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina, srocders Faymfehtep daarböven noch ef aaf „diet BPEE Koorhen één

rlfenpken teh Bas cer eer grootte

Mehigkte van man"'en- Vrouw-volk

tie 4824 flor ‘Scherf ‚die over hóndert jaren leefde” Daar Ti qüadi’r een” zekreBlifó# vóor der dâël-zó'gehieter na"e&rlecúws hooft, dat Zijne“moeder“in“de lucht zach’,

AME Wanger var hem ging. “Als wételt Over dl Vermiehighvuldigt was,

teerdeeen zekte Ufzo'de wilde'en wót- ft menfEhen-het bouwer vân huizer'; da Ha vorid Hintzii het fdúr en vele afrdfertoodige dingen. Hier ra baardé een zekre vrou Hautfsbon Ochteutei, die

ede Ethter-ftaat en ‘de Zarig-kuntt in- ver odtdégefveenên zone Erzolom kreeg;

Wat zy van den onder- gank des We- relts gevoelen.

a

wöndt ende vadér van den eerften Kéi- (Bt Kri fad e{

zer Fobiks was. Dis verre hebberiwe ‘de gevoelens derSindefche Eilöfofen ,’ nopende der döffpröng'en‘debeginzelen van'dezeh geieel AL, in't kòrt voorgeftelt; niet weinig woordert zullenwe ook deffelfs otidérgatik‘aarroerten. | 5. VAWäft der” Oridergarik van den gan- fcheit Afmoetcit zy hootzakelijk meê toeftaafrs inidienze willen dät de werelt optenzekren tijt, úit dien verwerden klomp3is VoortBekomiën. Martijn, in zijn 'eêrfte”böek det “Sineefche Hifto= riën”, feéhrijft uit ech zeker Sineefch boeksdaâr vair de Natuur handelt, dat d'öp*efi‘ondergaänk des ganfchen we- relts ir vwaalf uiren volbracht wort; zülks“zy eener ieder uure tien duizent en” att: hondert jaren toefchrijven. Daätirdé nêgenfte uuré, die by ons de zeté fr den imtddach is, in de ganfche

werelt cen groöte verwarring en ont-

ftelrenis aller dingen zal zijn „tot dat aftés “ertdelijk weder tot den eerften klomp keert, waar uit het gekomen is. “En’gelijk de Sinezen, die tot waan- gelgof zeer genegen zijtr, uit de ininfte zeftbeving „’s Rijks ondetgank te vò- re (pelle alzo is 't ook waarfchijn- lijksdat'de zelve , vit diergelijke voor- fpbokén’, denohdergank des wetelts befluiten. |

De tweede De tweede zekt ‘scie ita of Omtofe

zeke Scie- quia,

geheten ; wort by de Japonners Sci-

Echo.

acca en Aimidaba genoemt. Dezeleere of zekte is"tot dE’ SinEzeir in het vijf en tzeftightte jaäf voòrChtiftus ge-

| boötte uit fiet Welféd gebracht, te

weterjuïit dert Rijk 7iencid en Scinto, die beïde ‘ten ‘huidigën dage alleen (aar met’ CR ‘eenigen raatm Zndoftan, (dattufehendereviëren Indus en Gan- ges i8 gelegelf) gendemt worden. Men geff in de Sintefthe boeken , dat de Sieefchië Konihg'zelf in den laap ver-

“maant wiëtt, ont Gezanten te dien énde daar Ketnen te zenden, De Ge-

zanten brachten uit dit Rijk in Sine

de’ boeken , “en uitleggêrs of Tolken

met zich, die deze boeken in Sineefch vérthalden ; want de geenen , die deze zekt “allerëerft uitgevónden hadden, damien niet mede, dewijlze toen de-

‘zer werelt al overlèden waten. En de-

wijl hief úie klaaflijk ‘blijkt, ‘dát deze leere vaïti'de Sinézen tot ‘de Japonners is gekomén , zo kan ik fiet wel ver- ftaan”, mEt welke waarfchijnlijkheit de Taponners , “die déze’ léete volgen, Kunne Zeggen, ‘dar zy deze zekte, (Seistcaterr Amrdablà by hei geheten.) in Sina gebracht hebben $“en de zelve allerëerff uit den Rijke” Sfam is geko- mett want dit Rijk S#amis den Sinc- zen van allér” geheugefiïs ‘her bekent geweeft , “ende boek&n"der geenen , die deze leere volgen , wijzen klaarlijk uit, dat het Rijk Siam, én het Rijk dat zy Tiencio rioemEn , tvvee byzondre Rijken zijn. |

Uit het bövenverhaálde blijkt dat deze leere te dien tijde ih Sixa'is ge- komen , als het Nieuvv-verbont door d'Apoftelen in de vverelt verkundight vviert; als in opper-Indië (vvaar door het Rijk Zadoftan en andere omleggen- de plaatzen verftaan vvorden,) d'Apo= ftel Bartholomeus het licht dezes ver- bonts'ontftak ; als d'Apoftel Tomas in d'onderfte gevveften van Indië na t Zuiden de ftfaalen des Euangeliums

‘Om hét voerde. Men zou hier uit ook kuriren befluiten, dat de Sinezen, ont-

fteeken door ’t gerucht der Euangeli- fche Waárheit , dit Nieuvv-verbont uithet Wetten hebben gezocht te krij- gen, maardatze,'t zy dat de Gezanten hunampt niet vvel verrichten, of dat de luiden, daar zy quamen, hen bedror

Sen:

19

Trigautint,

3o GEZANDTSCHaA P aan den Grooten

gen, in plaats van de ware, cen val- fche leere gekregen hebben. Het fchijnt dat d'invoerders dezer leere , in eenige leer-ftukken onze Europifche Filofo- fen gevolgt hebben ; want zy drijven mede , dater vier Elementen of hooft- ftoffen zijn; maar de Sinezen,die de voorgaande zekte ftaande houden,heb- ben er vijf ingevoert, als vuur, wd- ter, aarde meraal en hout; waar uit zy meinen dat deze aardfche werelt de menfchen , beeften, gewaffen en andre geïengde lichamen „gelijk in de voorgaande zekte verhaalt is , beftaan. Zy ftellen, volgende daar in 't gevoe- len van Demokritus en andere'oude Fi- lofofen, menighte van werelden; mar allermeeft hebbenze. uit de leere van Pythagoras de verhuizing der zielen ge- zoogen; waar by zy , tot blanketzel der waarheit, verfcheidene andere ver- dichtzelen voegen, Maar-het fchijnt datze niet alleen deze dingen uit de fchriften van onze Filofofen hebben ge- zoogen maar ook eenighzins met.het licht des Euangeliums beftraalt zijn: Want deze leere fpreckt ook op een ze- kre wijze van de drievuldigheit,en leert beuzelachtiger wijze dat drie Goden in eene Godtheit zich vereenigen en t zamen groeijen, Den vroomen wor- den in deze leere belooningen in den he- mel, maar den godloozen in de helle ftraffen bereidt. D'aanhangers dezer lee- rc, verwerpen den huwelijken-ftaat, en prijzen het ongettout te blijven. wreede __, Gebeurthet nu , dat zich iemant on- ti der hes in dit (tuk vergrijpt, die wort bunnehoer- niet alleen van eenen ieder gelaftert, derij. ___maar ook „wel (trengelijk geftraft. On- der ander heb ik te Áunntngan gezien, datze zoodanigh eenen Paap die by ‘t lichte vrouw-volk was geweeft, met een gloeiend yzer onder door ’t hals- of fleutel-been hadden geboort, waar aan een yzere keten van tien vademen lang , met zware en dikke fchakels, geklonken was. Met deze keten moeft hy, tot een ieders fpot en fchimp , zo lang door de ftadtfleepen, tot dat hy tien teil zilvers , tot voordeel van zijn Kloofter, gebeedelt hád. In ’t fleepen van dezen Keten ftont hem ook niet vry zijne hariden, tot verlichting, daar eens aan te mogen flaan, maar was gehou-

|

den de keten los achter aan te laten {lc- pen en al dien laft op het doorgeboor- de fleutel-been te laten aankomen, En op dat hier op mochte gelet worden, en ‘tuirvoeren der ftraffe na behooren ge-- fchieden,ging een van zijn medebroede- ren neffens hem,die met een zweep flag

op flag op zijn bloote lichaam {floeg,dat -

het bloet daar by.neder liep.Ook prang- de en knelde, door haar zwaarte, de ke- ten hem zoodanigh , dat hy nauliks eenen voct verzette, of het zilte water en bloet quam hem tappelings ten won- de uitloopen. Groote. deernis-hadden de Heeren Gezanten met dien armen bloet „zulks zy hem ook noch cen ver- eering gaven. mi bd ne

„_‚Eenen ander, die den kap over den

Straffe der

tuin gehangen, en zich aan wereltfche genen die den

zaken vergrepen had, zachik te Lin-{

Jug in een gefchildert huisje zitten, dat van binnen met langefcherpe yzere na- gels, eveneens als van: Velzens fpijker-

vat, bezet was ; en daarinhy vijf dagen,

zonder enige fpijs-of drank te nuttigen, moefte zitten, Zy verlaten ook dikwils hunne goederen en vrienden, en gaan op vreemde plaatzen hunne koft bede- len. De heidenfche gewoonten en ce- remonien of plechtigheden, die in de- ze zekte onderhouden worden, heb- ben groot gemeenfchap met die vande Roomfche leere. Want hunne getijen, die zy al zingende opzeggen , gaân ge- heel en al op zijn Gregoriaans. Ook vercierenze hunne Pagoden of-Kapel- len met meenighte van Beelden. Onder het opzeggen en zingen der getijen, herhalenze dikwils een zeker woort , dat zy zelfs niet weten wat dat te zeg- gen is, en klinkt als of men Zolome zeide. Eenige willen dit op den naam van den Apoftel Tomas duiden, en datze met het gezach van dezen man hunne leere hebben willen groot ma- ken. | | Maar deze fchaduw en flikkerlicht der Euangelifche Waarheit hebbenze met de vuilfte dampen van leugenen verftikt en uirgeblufcht. Want zy ma- ken tufichen de hel en den hemel , de plaatzen der belooningen en ftraffen, weinig onderfcheies; en willen ook niet dat in een van beide de zielen ecuwigh zullen leven, maar zy zeggen, dat zi 1 ze

ap over de win hangen.

N

Trigantins.

nrg

e= ne 5 D, En.

eere ET P- LI GATT IT TEE EN zelve; na een zeker verloop van jar

op nieuws in eene der werelden, die veele by hen zijn „herbooren worden; aan de welke zy ook berouw en leet- wezen van hare voorige misdaden en fchelmerijen toeftaan „indien zy zich geberert hebben. Vleefch,noch gerech- tenrvan eenigh ander levendigh gedier- te,-zettenze nietop tafel; weinigen, evenwel , onthouden zich van {pijze die van eenigh levendigh gedierte ge- komen is. Ook fpreekenze den boet- vaerdigen van deze en diergelijke zon- den zeer licht vrysindien hen daar voor maar een (tuk gelts gegeven wort; ja zy pocchen datze ‚, met het opzeggen van hunne getijen alle de geenen , die zy willen, uit de hel verloffen kun- nen.

_In den beginne wiert deze zekt met groot gejuig en gebaer ingevoert, en dat te dezer oorzake dewijl-d'aanhan- gers zeer duidelijk d'onfterffelijkheit der ziele,en de belooningen vaneen an- der leven voorftelden. - Maar gelijk de Sineefche Geleerden-der -eerfte zekte zeer welinhûn fchriften zeggen, Hoe nader deze zekte voor d'andere aande waarfchijnlijkbeit komt-, goo Veel te fehandelijker fmètheeftze ook door hare bedriegerijen;zonderdat qulks gemerkt wierdt , verfpreit. Doch deze zekt

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina.

5 = __

heeft hier door hare grootfte krak ge-

kregen, ('t welk de Geleerden"den aan= hangers dezer zekte ook dikwils ver- wijten ) dewijl die Koningen en Prin- cen, die alléreerft deze leere aannamen, zeer jammerlijk om hals raakten, en hunne natuurlijke doot nietquamen te fterven 5 dat ook ’s Rijks zaken toen vervielen, en, in plaats dát hen alles voor de wint zou gaan, 't geen de aan- hangers-hoog en dier beloofden, het ganfche Rijk tot menigerlei ongeluk- ken en jammerniffen quam te verval- len. Van den beginne dat deze zekt opquam, tot op dezen tegenwoordi- gen tijt, ishet geduurigh met de zelve eb en vloed geweeft ; want nu waffe eens heel gedempt, dan ontftontze weêr fchielik , en wiert veel fterker als oît te vooren gedreven. En fchoon d'aanhangers dezer leere den meeften tijt onder den voet lagen, zoo is de zelve evenwel geduurigh, door de groote menighte van boeken,vermeer- dert; ’t zy deze boeken uit het Weften nieuw gemaakt overquamen of in ’t Rijk van Sina zelfs, ‘rt geen waar- fchijnlijker is, gefimeedt wierden. En door behulp van dit tondel , flikkerde altijt de vlam dezer zekte weder op, en wiert van tijt tottijt weldiger ; zulks de zelve ook noit heeft kunnen ge-

/ dempt

- aman hein a « +

Ld

e n : : le F ne wi ie ad

a

Dek en ‚a,

ER tn

hiel

ad 5

ej

82 GEZANDTSCH aA P aanden Grooten

dempt worden. Uit deze menighte en verfcheidentheit der boeken, zijn allengs in deze leere zoo veele verwer- ringen en dwalingen gefprooten , dat zelfs de Leeraars die niet weten op te loffen en uit te leggen. D'outheit de- zer leere geven de groote menigte der Kapellen , die men noch ten huidigen dage in Siza vint , en koftelijk en prachtigh gebouwt zijn , te kennen.

In deze Tempels zietmen yzelijk groo-

te wanfchepzelen van afgodifche beel-

den waar van zommige van koper

en marmer, andere van hout en plai-

fter gemaakt, en met Toorens van ge-

houwen of gebakken fteen verciert zijn.

De Priefters__ D' offer-Priefters dezer zekte wor- od Een “den op Sincefch Ofziamen genoemt, en men,enin laten, tegen 't oud gebruik der Sine- wan jd zen, hun hair en baert geduurigh af-

fcheeren. Zy reizen, gelijk ik gezegt heb, ten deele buiten ’s lants, om hun koft te bedelen, en ten deele bren- genze hun leven in eenzaamheidt en groote armoede, op ‘t gebergte en in fpelonken,over; maar, het grogtíte ge- _deelte leeft in de Kloofters van de Ka- pellen, die aldaar van d'inkomften der _Kloofters en van de erbarm-giften on-= derhouden worden; hoewel zy ook de _koftmet hunnehanden verdienen. De- ze Priefters worden voor de geringfte luiden gehouden, en zijn ook in der daat het fchuim en uitfchot des gan- fchen Rijks ; want zy zijn alle uit het graauw en {chuimder gemeente voort- gekomen ,en worden , alffe noch jong zijn , aan deze oude Priefters voor

_ knechten verkocht, en van knechten hunne leerlingen gemaakt; en endelijk ook zelfs, als hunne Leermeefters ko- men te fterven, voor meefters aangeno-

_ amen. En door dit middel groeien deze Priefters aan, en vermeerderen hun ge- tal: want nauliks vindmen iemant in geheel Sima, die zich uit zijn vrije wil, om een heiligh leven teleiden, in het gezelfchap van deze godlooze Kloo- fter-luiden wil begeven. Uit onwetent- heit en quade opvoeding, ontaardenze ook zelden van hunne meefters , en gelijk de menfch altijt van natuur tot ‚guaat genegenis, alzoo worden ook deze luiden van tijt tot tijt flimmer ;

invoegen zy zich tot geene zedige ge-

woonten of manieren begeven, of ee- nigegeleertheit bekomen, dan by ge- val eenige weinigen, die uit de natuur tot de geleertheit genegen zijn, en iets van zelfs leeren. En fchoon zy geen, vrouwen hebben, nochte niet mogen trouwen , zoo hebbenze evenwel tot het byflapen zoo een groote genegent- heit, datze niet dan met de zwaarfte ftraffe daar af kunnen gehouden wor- den.

Op een zonderlinge wijze gaan ook _ Dracht der

deze Sinefche Priefters( waar van u hier pri

vier , ieder in een byzondre dracht, in deze nevenftaande prent vertoont wor- den) gekleed. Zommigen ‚gelijk hier d'eerfte op de linker zijde , gaan in een zwarten langen rok gekleëdt , meteen vierkante Bonet op ’t hooft, en een Pater nofter ofroozen-krans inde hant. Andere, als de volgende, dragen een heel ander flach van rokken , en heb- ben een zeer vreemde flag van mutzen

op ‘t hooft. Maar in een zonderling enbedel- r : Papen. gewaat vertoonen zich hunne bedel-

Papen, die gemeenlijk een kleedt aan hebben; dat vol menigh-kleurige lap- pen zit. Op ‘thooft hebben deze een muts die ter wederzijde met uitfte- kende vleugels (die hen ook tegen den regen een Zonne-fcherm verftrekken) bezet is. In de linker hant houdenze veeltijts ook eengeele bel , daar op zy met een ftokje zoo lang flaan , tot dat men hen wat geeft , of uit 't gezicht raakt. Zelden ftaanze ook over eind , maar zitten (gelijk de zelve hier zeer net na’t leven vertoont wort ) plat op d'aarde neêr, met de beenen, eveneens als de fnijders, onder ’t lijf, en kruisling over malkandre geflagen. Onder andre vreemde maakzels van bedel- Papen, vind men ook eenige die zeerlang van achter-hooft vallen, dat hen gedurigh, alsze noch jong zijn, om het zelve tot die geftalte te brengen,uitgedrukt wort. Zoodanigh een, dat by hen wat hei- ligs is, vertoont zig hier bloots hoofts, achter den gevleugelden bedel-Paap‚op derechter zijde.

De Kloofters van deze Oftiamen of Priefters, worden in verfcheidene ver- trekken, na datze groot zijn afge- deelt. Inieder vertrek is altijt een Op-

zien-

pn

| ! 4 Ra r

st il k à „a : Allin

en

>, Wond EEND fps HJ ziender, in wiens ampt zijne Leerlin- gen by erffenis treden. Boven dezen- hebben de Kloofters geenen hooger. Tederfticht in zijn vertrek;dat hem toe- geleidt wort, zo veele Celletjes als hy kan , en dit is zoo door ’t ganfche Rijk in ’t gebruik , maar. allermeeft in de Keizerlijke hooftftadt. Deze Celletjes verhurenze daar na voor woonhuizen, om een zeker ftuk gelts, aan de vreem- delingen ; waar door gefchiet dat deze Kloofters veel meer opentlijke herber- gen fchijnen te zijn , dan ftichtelijke Gods-huizen. | En fchoon deze Kloofter-luiden in een zeer geringen en verachtelijken ftaat zijn, zoo wordenze evenwel van veelen ter begraffenis , of tot het vie- ren van lijk-ftacien, en by andre plech- tigheden, als by het vrymaken van wilt gedierte , voogelen , viervoetige bee- ften of viffchen, gewinshalven , gebe- den en genodight. Zommige van de Godvruchtigfte aanhangers dezer zek- te, koopendeze dieren levendigh, om dezelve in de lucht of op ’t lant of in ‘t water los te laten en in vryheit te ftel-

ede

datze groote dienften uitrechten. Niet

gers ook laten herftellen, en van nieuws oprechten. De meefte van deze aan- hangers beftaan uit Gelubden , Vrou- wen , en een deel onérváren graauws. Byzondre Kloofters zijn’er ook voor de vrouwen, daar in deze, van de máân=

nen afgezondert, woonen. Deze vrou-

wen, die zich in de Kloofters bege« ven, laten ook ’t hair op haar hooft affcheeren, verwerpen den-huwelijken ftaat, en worden op Sineefch Nicu ge= heten.

De derde zekt, Lauzu geheten, hecft

haren oorfprong van eenen zekren Fi- #4 Lauz

lofoof, Confutius tijtgenoot, gekre= gen. De Sinezen verzieren, dat deze tachtigh jaren in zijn moeders buik ge- dragen wiert, eer hy ter werelt quam, uit welke oorzaak hy ook Lauzu , dat is d'oude Filofoof , genoemt wiert. De Jefuie Martijn , in zijn vierde boek der Sineefche Hiftorien , fchrijft dat deze Laugu, Laotanus is genoemt geweetft, en dat de zelve geleert had, dat na de doot niets van ons overbleef ; als ook dat hy thoogfte goedt van den menfch

nopende zijne geboorte , heeft zijnen

veele Kerken hebben deffelfs antie

len : want met ditte doen, meinen zy | in de welluft had geftelt. De fabel, |

weinigh is in deze en de voorgaande | oorfprong genomen uit het getal van ceuwe deze zekte weder aangegroeit, | negen : want dewijldit getal voor het eneveneens als van nieuws herbooren; | allervolmaakfte gehouden wort, en

| 12 door

En

_ 1 h ers

Es 13 t Á

» n Ì An ' ï

1

el

d

N LN j

te en

ee an

+

nr B mf _ r en ak es

En

Dn nin dn

- ee KEE - je pn _ « ‚s „ts fen e ee 6 = me kn z En nd

D=

Deden dE

84 door negenen vermenigvuldigt, eén en tachtigh uitmaakt, zoo heeft ook de natuur in het voortbrengen van de- zen uitftekenden man, na het gevoe- len der Sinezen„zo veele jaren inarbeit gezeten en bezigh geweeft. Deze Fi- lofoof heeft niet een eenigh boek van zijne leere nagelaten ; zulks het fchijnt

dat hy geen nieuwe leere heeft willen _

invoercn ; maar na zijnen doothebben deffelfs navolgers, verfcheidene boe- ken uit verfcheiden zekten geraapt, en in een cierlijken ftijl gefchreven. Deze luiden leven ook ongetrout in hunne Kloofters , koopen mede hunne Leer- lingen, en zijn alzoo weinigh geacht en goddeloos als d'aanhangers van de bovengemelde zekte. Andere onder

hen begeven zich ín den huwelijken-

ftaat, leeren binnens huis met groote Godvruchtigheit hunne zekte, en zeg- gen voor zich zelven, en voor andere zekre gebeden op. | Onder het eeren. van verfcheidene afgodifche/beelden, eeren-zy ook den. Heere des hemels ;-maar dien maken zy lichamelijk „en zeggen dat den -zel- ven veel onrechts wedervaren is. Zy beuzelen onder menighte-van andre grillen, in hunae-boeken „aldus van dezen Koning: te‚weten;; „dat de Ko- ning, die nu regeert, Ciam genoemt wort, en de geene; die eerft regeerde, Ten genoemt was.„en dat deze op cen zekren tijt‘ op een {pier-witten Draak op d'aarde quam. Dat Cram, dien zy voor eenen wicchelaar houden, dezen Teu ter maaltijt-had- ontfangen en dat hy , midlerwijle Zeg over den naaltijt

zat, op den witten Draak was geklom--

men. Dat-deze Goei daar meê ten he- mel was gevaren, ’t Rijk der hemelen bemachtight, en-Zea , als hy weder in zijn Rijk wildekeeren , buiten geflo- ten had ; maáar.datdeze Jeu evenwel zo veel van den nieuwen Koning verkre- genhad , dat hy in dit Rijk over eenen berg het gebied kreeg, alwaar hy ; naar der Sinezen zeggen, nu noch, van zijn waerdigheit en. Rijk berooft, in’t le- Ven is. Invoegen zy zelfs bekennen, datze eenen: Rijks-beroover en tyran in plaats van eenen Godt eeren: |

Behalven. dezen: Godt des hemels; verzierenze ‚noch. driederlei” andere

GEZANDT SCH Ap" aan den Grooten

Goden » en maken Laugu „’thooftde-

‚zer zekte, daar eenen van; invoegen deze twee zekten , ieder op een by-

zondre wijze, een drie-getal van Go- den verzieren. In deze zekt wort ook geleert van de plaatzen , waar op de

„menfchen na hun doodt de beloonin-

gen enftraffen zullen ontfangen ; maar in de wijze van fpreeken is tuilchen

deze en de voorgaande zekten geen

kleen onderfcheidt. Want d'aanhan- gers dezer zekte beloven den hunnen, datze den hemel met ziel en lichaam zullen bezitten, en ftellen tot bewijs in hunne Tempels beelden van ver- fcheidene menfchen ten toone, die, naar hun verziering, op deze wijze ten

hemel zijn gevaren. Om het bezit des

hemels te verkrijgen, gebiedenze geni- ge oeffeningen, die in verfcheide wij- ze van zitten, en in zekre gebeden be- ftaan; als ook in zekre geneesmidde- len, en belooven daar by dat d'aan- hangers daar. door, en door de genade hunner- heiligen een onfterffelijk: le- ven in den hemel verkrijgen-kunnen, of ten minftenin her fterffelijke-lig- haam een langer-leven ;- zulks hier aan

lichtelijk d'ydelheiten dwaling der zek- tete befpeuren is.

Het ampt van d'offer-Priefters dezer zekte beftaathier in voornamelijk, dat- ze de duivelen met gadlooze gebee- den en bezweringen uit de huizen drij- ven, Dit zoekenze gemeenlijk optwec-

_derlei wijze te doen ;-voorëerft malen-

ze op geel papier met inkt yzelijke ge- daanten en wanfchepzelen van duive- len, en laten dicaan de muuren van de huizen. plakken; daar na gillenze en fchreeuwenze zo yzelijk en onbefchoft binnens huis , datze zelfs wel duivelen fchijnen te zijn. Noch fchrijven zy zig een ander ampt of kunfttoe: want zy beroemen zich datze by droog weêr {lag-regens kunnen maken , en de zel- ve weder doen ophouden ; en meer andere onheilen, zo welden gemenen man; als den ganfchen Rijke weten te berokkenen. Deze Pricfters zitten in de Koninklijke Tempels, die aan den Hemel en d’ Aarde zijn gewijdt , en vinden zich tegenwoordigh by de Ko- ninklijke offerhanden , (’t zy de Ko- ning die zelf bywoont, of door zekre Majc-

Tartarifchen- Cham of Keiger van Sina

_ _Majeftraten laat uitvoeren) waar door

PE hAl W

zy in geen kleen gezach en aanzien by den volke raken. Zy worden ook ge- modigt, om op d'uitvaarten der Groten

tekomen, ende Lijkftacien te helpen

vieren; alwaar zy dan, koftelijk ge- kleedt en toegedoft, voor aan gaan, en op de fluit en andre muficale Inftru- menten {peelen. Zy laten zich ook be- zigen tot het inwijen van nieuwe hui-

zen, en leiden de ftaaci van den om-

gang der Smeekelingen, dien de voor- naamfte luiden van een ftraat, op zekre

_ tijden van ’t jaar , met gemeene on- _koften aanrechten langs de ftraaten

By erfrecht __ Alle d' aanh

fs over deze

zekt een

om her.

angers van deze zekt ftaan onder eenen Prelaat of Kerk-

85 alzoo leggen zich de zelve ook op de

Alchymie, na den voortgang hunner heiligen , die, naar hun zeggen, de

grontregels van deze kunft geleit heb-

ben. \ En hierin beftaan de drie hooft-zek- ten des valfchen Sineefchen Godts-

Deze drie Booft-zekren Begrijpen over

dienft. Maar hier by laren het ook dede dre hon-

ze ydele en waangeloovige menfchen

niet ruften ; want uit ieder hooftbron, *

om zoo te fpreeken , hebben deze val- fche Leeraars zo veele reviertjes geleid, dat onder deze drie zekten wel drie

hondert verfchillende zekten fchuilen,

die ook noch dageliks toenemen, en

van tijt tot tijt verergeren.

„Keizer Humvuus de hoofttak van 't geflacht dat in't begin van deze eeu-

ders.

#

Keizer

Hunrvuus beeft werre-

we de heerfchappye over Sina voerde, lijk laten af- ftelde wettelijk vaft , dat deze drie zek-Atmdigen de-

ze drie zekten

Prelaat of voogt , Giam geheten; welke waer- Kerkvoogt. …digheit altijt op eenen van des voor-

gaande naakomelingen fterft , dat al zedert-duizent jaren herwaart dus on- derhouden is. Het fchijnt dat deze waerdigheit of dit, ampt, zijnen _oor-, fprong, genomen heeft van eenen zee kren waarzegger. ‚die zich in eer ze-

‘tlandfchap Quazgft,

de zalen te zegenen en te bewijen , in-

dien men vermoed dat de zelven van booze geeften beftormt worden. Langs de ftraat wort hy in een open draag- baar gedragen; voert voorts eenen ftaat als gemeenlijk de grootfte Majeftraten

voeren enkrijgtvan den Koning jaar-

liks eenen grooteninkomft. Maar zoo dom en onervaren zijn tegenwoordigh

ten, tot befcherming van't Rijk , in Pondervoe- wezen zouden blijven; ’t welk hy al- #2».

leen te dien einde deed, om de herten der navolgers te winnen ; maar,even- wel {chikte hy het zoodanigh, dat de zekt der Geleerden 's-Rijks bediening had waar te nemen, en over de twee andre te-gebieden. En ditis d'oorzaak, waatom ook d'eene zekt d'ander niet zoekt te dempen en te gronde te hel- pen. De Koningen eeren een ieder zekte zonder onderfcheit „en gebrui- ken de zelve , alffe die van nooden hebben. Zy herftellen ook dikwils, zo voor d'eene als voor d'ander, d'oude Tempels en laten zomtijts ook nieu- we ftichten. Maar de Sineefche Ko- ninginnen begunftigen allermeeft de zekte, die den beelden-dienft ftaande houd; zy vereeren d'aanhangers dezer

gekte en beelden-dienaars ook dikwils

met gefchenken, en onderhouden hele

_Kloofters buiten het Keizerlijke Hof,

ominde gebeden van deze afgodifche dienaars beflooten te worden.

deze Kerkvoogden; datze nauliks hun- De groote menighte der afgodifche enigste ne gebeden en kerkelijke plechtighe- | beelden, die menover alin Siza vind, Tie afgodi-

den meer weten. Zy hebben ook over het gemene volk niet met allen te zeg- gen maar alleen overde Tagff, hun- ne Leerlingen, en over hunne Kloo- fters ; daar over zy het hoogfte gezach voeren. De meefte van deze Kloofter- luiden, gelijk zy degebooden vanlang

gaat byna allen geloof te boven : wantin sina.

nietalleen-ziet- men de zelve in de tem- pels, daar in dikwils eenige duizen- den te pronk ftaan, maar ook byna in alle huizen van byzondre burgers,op de ftraaten fcheepen , en inde gemeene Palaizen. Dit is een van de gruwelen;

te leven navolgen em onderhouden, | dieeenen ieder in Sina terftont te vOO-

ren

13

EE

ee

Afgod der onfterffelijk=

heit.

ten komt. Evenwel is he

GEZANDT scHar aan den Grooten

ee

EE en an EL rd en tzeker, dater zeer vele zijn die geen geloof aan die yzelijke verzieringen dezer beelden geven; maar zeggen ront uit, dat hen deze uitterlijke beelden-dienft, by al- dien de zelve hen geen goet doet, ook geen quaat zal doen.

Onder menighte van andre afgoden, eeren en vieren de Sinezen een Afgod der onfterffelijkheit. Deze afgod wort vertoont in de gedaante van een dik- lijvig en vet perzoon , met de beenen kruislings over malkandre, en een buik, die onder wel anderhalf voet voor uit- fteekt. Aan de rechter zijde ftaat ge- meenlijk een hert, een langlevend dier, dat zijnen Heer overdwars met lon- kende oogen zeer vriendelijk aanziet ; aan de linker zijde vertoont zich ook gemeenlijk een oyevaar,die zijn krom- me en omgebooge fneb na zijnen Heer uitfteekt. D'afgodt zelf zit met zijne handen in de mouwen, en met de borft cen weinigh open, op dat meri des te beter zijn vette en poezeligeleden mag zien. Hy ziet ‘er ook zeer ftatig en grijs uit, en heeft een zeer kottelijk en ko- ninklijk gewaat aan. Dit beelt wort op zommige plaatzen aangebeden , en voor een teeken van voorfpoet en ge- lukzaligheit gehouden.

De Sinezen eeren en vieren ook

= + _— Dd

ze (voornamelijk d'aanhangers der zekte Laugu) het beelt of denafgod der wel- luft, dat zy Nysifo noemen, en byna op de zelve wijze en in de zelve ges daante vertoont wort, als het beelt der onfterffelijkheit. Dit beelt’, dat ge- meenlijk van geel kooper is gegooten, is vân binnen hol, en omtrent twin- tigh voeten hoogh, maar nauliks heeft

„het koper de dikte van een ruch van

een mefch. Een heel minzaam en vriendelijk gelaat toont deze Afgod, en is mede zeer dik en vet van lichâam, en ongemeen grof vân onderbuik, die hem, eveneens als den afgod der on- fterffelijkheir , zeer poezeligh by 't lijf neêrhangt. Om zijne poezelige en vet- te leden des te bequamer te kunnen zien, zit hy met zijn ganfche voor-lijf, van onderentotbovenen, (zoodanigh - hy hier ook na’t leven ftaat afgebeelt) byna moedernaakt.

Het ander afgodifch beelt , dat in pe afgod: deze prent neffens‘dezen god der wel- inge”:

luft op den ftoel zit „is een beelt van dertigh voeten hoog, van pleiter ge= maakt. Dit beelt heeft een kroon op ‘thooft, is doorgaans vergult en ver- zilvert, en zeer koftelijk met verfchei- dene andere vreemde vercierzelen uit- geftreeken. De Sinezen noemen de- zen afgod den Grooten Kingang , dien zy

IED

en eme Ue das 5 ggn |gen pa. eed. 7 ne ze erts Al, me

zy zonderlinge eere bewijzen en in groote waerde houden,

Behalven deze twee,zal ik hier noch twee andere beelden in prent ten toon ftellen ; d'een is d'afgodin die te Lincin (gelijk alreë te vooren in onze Reis- befchrijving verhaalt ftaat) boven op den Tempel of Kapel, die aan deze afgodin is gewijdt , te pronk ftond. Dit beelt, dat alreê zes entnegentigh jaren op den Kapel had geftaan , is dertigh voeten hoog en doorgaans vergult en verzilvert. - Pe

Het ander beeldt dat hier neffens, dus prachtigh uitgeftreeken en kofte- lijk gekleedt, op den ftoel zit, vertoont eenen van de Sineefche Landtvoog- den die den lande groote dienften heeft gedaan; waar voor de nakome- lingen hem ook na zijn doot, met het oprechten van zijn beeltenis,dus eeren en vieren. Onder zijne voeten , tot teeken van zijne overwinninge , heeft hy zeker land - gedrocht , en in zijne hant; om daar door zijne heerfchende macht te kennen te geven,ecnen Rijks- ftaf.

„In ’elandfchap. Quantung » by de hooftftad Chaoking ziet men ook in cen zeer uitmuntende Tempel, het beeltenis van eenen zekren Landvoogt opgerecht , die dit ganfche landfchap

door een zésjarige regering zeer groos

te dienften gedaan, en wijffelijk be- ftiierd had. Tot teeken van dankbaar- heit hadden hem d'Inwoonders , naar ’s Jants gebruik, dit beelt en den Tem= pel „daar het zelve in ftont, opgerecht en toegewijdt.

In Cuhiung , by de fade Nangan, bedekkenze eenen grooten fteen jaar- liks geheel met gout over, dien zy dan vieren, en waangelovigh aanbidden, Deze fteen is over de hondert voeten hoog; en Xinxe geheten, dat zo veel als de Geeftelijke fteen te zeggen is; en is dit aanbidden van dezen fteen onder deregeering der Keizeren Muang opge- komen. «

By de ftadt Cioking is, op den berg Xepao, een groote fteene Kolom, en het beelt van den afgod Fe, als ook een Olifant, Leeuw en Trommel, dat alles uit eenen fteen is gehouwen: ieder beelt is van verfcheiden kleur ; maat wie deze Kolom hier heeft laten ftel- len, datweet niemant te zeggen.

In ’tlandfchap Suchuen, by de hooft- ftadt Chunking , is cen ongemeen won- derlijke berg , op den oever van de revier Fw , tuffchen deze ftadt en de fradt Tunchuen. Want van dezen berg hebbenze niet alleen om zo te fpree- ken, een wanfchepzelachtigen afgod,

maar

a Winn & TTE

Sr knn _—_—— at deep ts

ms Ee E

der a sfgoden in Sina Ze- flicht zijn.

88

maar ook een berg-achtigen afgod ge- maakt, dien zy Fe noemen, Deze zit met zijne voeten kruislings over mal- kandre, en heeft zijne handen in zij- nen boezem over malkandre geflagen.

El

GEzZARDT SCH A Paar den Grooten

Hoe vervaerlijk groot en onbefchoft de zelve is, kan men hier by afimee- ten, dewijl men zijne oogen, ooren, neus en mont , twee mijlen ver kan zien.

NEGENDE HOOFTSTUK. Van Pagoden of Kerken der A (fzoden. |

Op wat vij- | ) En groote menighte van Pago-

ze de Kerken

den of Kerken der Afgoden, vind mien door geheel Siza , die voor het meerdeel zeer kunftigh en met gro- te onkoften gefticht zijn. Buiten de fte- den ftaanze gemeenlijk op eenzame plaatzen langs de wegen , alwaar de reizende man van alles vol op, en goec- de huisvefting vind. Neffens de zelve ftaat byna äktijt een Toorn, daar by men ook veeltijtseen Tempel ziet , ddie niet min kunftigh als-koftelijk isopgehaalt. Deze kerker -der Afgoden-ftaan -ge- meenlijk vol beelden en zwarte: lain- pen, die ter gedenkenis van den ce= nen of den atider; die wel-gelecft en gelukkigh overleden is, nachten dach branden. Als cenigeLantvoogden in hun ampt zullen treden; teggenze ges meenlijk ookin deze Terpelsydie aan debewaringdet ftádt zijn gewijdt „den eedt af mét beloften datze hu ampt troulijk zulleis bedienen. > Om nu 't fitfoen en t maakzel dezer Pagoden des te grondiger te verftaan zal ik u hier een der zelve als-die zich van binne vertoont, ten toon ftellen, en int kort op tbondighfte be- fchrijven. Boven en ter zijde was deze Kerk doorgaans met plankenbefchoo- tenen opgehaält, en her dak met pan- nen gedekt. “De vloer was’ op-zommi- ge plaatzen van aerde, ‘en op’‘zommi- ge plaatzen met groote grauwe vier- kante fteenen beleidt. Ter wederzijde ftonden opeen ry menighte-vangroo- tebeelden. Maar voor aan ; in’tinko= men, vertoonde zich , *t geen ‘ver- vaerlijk om te zien was „ter wederzij-

de een gehoornt duivels -of-grijpend

beeld. Dit beelt fpeerde yzelijk zijn bek open,en greep,quanfuis,met zijne han- den,die niet qualijk na griffioens klaau- wen geleeken, als of het eenen ieder in ‘tinkomen had willen aantaften en verfcheuren. In't midden ftont een al- taar, daar een groot beeldt van der- tigh voeten hoog boven op zat en achter dit groote en voormaamtte beelt ftonden menighten van andre kleene beelden. Voor dit beelt ftond op d'al- taar een’ dikke “holle bamboes vol rietjes. met pennetjes daar op. Sineefche-Charakters gefchreven fton- den ; die d'aanftaande dingen te voo- ren fpelden. » Ter wederzijde branden eenige rookswetken, en in't midden ftont een ‘houten {chootel met verr fcheidene offer-gaven die de offer-

Priefters, alle eénige aanftaande din-

gen willen weten , vaan dit beelt ten

offer brengen. «> | Als eenig offer-Pricfter iemants

opcenige

Wijze van

nootlot wil te vooren fpellen, zoo offerhand:,

brengt hy eenige offer-gaven, als Rijs, Wijns of eenigkr ingewant van beeften,

enontfteekt verfcheide rook-werken ,

op dezen-altaar. Daar na trekthy eeni- ge rietjes uit de bamboes-doos, enzo ‘tgebeurt dat hy eeriige rietjes trekt, die eenigh ongelukkig nootlot te voo= ten {pellen zo trekt hy weder andere; ‘tgeen hy zo dikwils doet, tot dat hy eenige krijgt, die eenigh gelukkigh nootlot inhouden en te vooren fpellen: Midlerwijle het rook-werk vaft (méulr en tookt , valt dikwils d'offer-Priefter Oop- zijn knien, en revelt en mompelt geduurigh uit een opgerolt papier; het cen of ‘tander, daar meê hy den zei go

om het toe-

komend te

beten,

Wrs. En

de

DE

efron eneen,

goten alah teen

1 u

ALLEN!

IN

HI

ee me a en Ì

3 wf NN es ik Ben ggn ee

men

Tartarifchen (ham ,

god meent te verzoenen en op zijne zijde te krijgen. | In't Landfchap Peking, by de ftadt Chingting, is cen groote en prachti- ge Tempel, den afgoden toegewijdt, waar aan achter een groot Hof ftaat ;, dat in negen eetzalen of vertrekken is afgedeelt. Vijf verdiepingen, die hon- dert vijf en tzeftigh voeten uitmaken, isdeze Tempel hoog. Binnen in den Tempel taat een dik en groot beelt , van hondert zes voeten en een half, (dat met groote kunft doorwrocht is, en Quonin genoemt wort) in degedaan- ‚te vaneen Maagt ten toon.

In't Lantfchap Xazfs, binnen de ftadt Taiyuen, faat een Kapel, aan Szangus, die d'allerwijfte Keizer, en uit den ge- flachte Chaus gefprooten was , gewijd. De Sinezen fchrijven dat deffelfs beelt, dat van dierbaar gefteente gehouwen was, zich van zelf, als ‘t voltoit was, over-end rechte, en na de plaats ging, daar men het verordent had te ftaan.

Te Lugan‚op den berg Peco, (dat op Neêrduitfch zoo veel gezegtis, als de Berg aller vruchten.) vertoont zich een kapel van Keizer Xinnungus. By deze kapelis ook een put, by den welken, naar ’t zeggen der Sinezen. X#nungus van eenen zekren perzoon ( wie het was weet men niet) zaat van koorn, geers en velt-vruchten ontfangen had; deze had den Keizer ook geleert op wat wijze hy het zelve zoude zaien, enden Oogft vergaderen; Xinmungus leerde deze kunft daar na zijne Onder- danen, die hem, ter gedenkenis van dezen weldaat , deze kapel met groo- te onkoften gingen ftichten.

In ’t Landtfchap Xezff, in de ftadt Hanchung, zijn vijf kapellen, waar

van d'eenaan Keizer Changleangus, om dat hy eenen wech door’tgebergte en,

valeien had laten maken, ter eeuwiger gedenkenis van zoo gtoot een werk, gewijdt is.

In de hooftftadt Kingyang zijn drie treffelijke kapellen, waar van een , die zeer koftelijk en groot is, zelf in de ftadis. Ind'eene zaal van dezen Tem- pel, die op zware kolommen ruft, ziet men gefchilderdeafbeeltzelen van over de zeven en dertigh Koningen, die alle

uit denftam Cheva gefprooten zijn.

of Keizer van Sina, 89

In't landfchap Xentang, in de hooft- ftad Cinan, ziet men onder veele Hel- den-Tempels tien uitfteekende ; maar zeer verre overtreft de kapel Zuago, van Keizer Hoaagtius gefticht , haar alle in pracht en koftelijkheit. De Si- nezen verhalen, dat wel twee en tze- ventigh Koningen, die ruft en vrede beminden, en den Godsdienft aanhin- gen, in den zelven geleeft hebben ; te dezer oorzake is de zelve ook met prachtige en heerlijke gevaerten, en uitfteekende gebouwen verciert. De offer-Priefters, Bonzien geheten, heb- ben aldaar jaarliks groote inkomften.

By Yencheu, ìn de ftad Cen, zijn vijf- tien voorname kapellen, die ten deele tot een gedenkenis aan Confutius , en ten deele aan andere Helden gewijdt zijn.

In ’tlandíchap Suchuen, in de hooft- ftad Chingtu „is een kapel aan Koning Cancungus gewijdt, omdat hy de kunft van Zijde te bereiden, en Zy-wurmen aan te queeken, den Inwoonders van dit landfchap allereerft geleert had.

In'tlandfchap Huguang, by de ftad Kiun, is een groote berg, /utang ge- heten, waar op veel heidenfche en prachtige Tempels zijn , met Kloo-

fters voor d'offer-Priefters. Hier ont- _ fangen alle de Priefters hunne inwij-

ding , die d'inwendige leere van ‘tver- huizen der zielen, waar door zy cen zedige fcheiding van ziele en lichaam verftaan, volgen en leeren.

In ’t Landfchap Nanking, by de hooftftad Ninggue vertoont zich een prachtige kapel, die Hiangfin, dat is, het welriekende Hert , geheten , en aan vijf Maagden gewijdt is. Deze vijf Maagden wierden van landroovers ge- fchaakt, eu wilden liever fterven , en van deze fchakers om *t leven gebracht worden , dan met het verliezen van haren maagdelijken ftaat gefchantvlekt te worden;waar voor d’Inwoonders aan haar ook, ter eeuwiger gedenkenis, de- zen kapel gewijde hebben.

In’t Landfchap Chekiang, in de ftad. Hangcheu vind men cen onuitfprec- kelijke menighte van afgodifche T'em- pels, zo wel binnen als buiten de ftad, en aan de kant van vijftien duizent Prie- fters, die zich daar omtrent onthouden.

m Te

; " Ln afne p »-

vi Tee In

ded Eb Cin - Ke,

WT pr

Ng 3 _

_&

4

‚ee Kd Den

de mt

f

} Ti 's b

net

ki

ned mi - _ Ee

go

Te Nazking is cen berg Ni, waar op cen afgodifche Tempel ftaat, daar in men over de duizent beelden ziet.

By Hoatgau is een eenige berg, na Zee toe gelegen waar op een wonder- lijk prachtige en koftelijke Tempel ítaat, en daar by een kloofter, alwaar meenighte van vreemdelingen, die tot den waangelovigen Sineefchen Gods-

dienft genegen zijn , uit.geheel S44a by

een komen.

Op den berg Xizus , by de ftad Taz- gan, zijn zeer veele afgoden Tempels, en ontelbare offer-Priefters , die aldaar

hun leven in eenzaamheit overbrengen,

eveneens als in Europe de Kluizenaars.

In't Landfchap Ghekhiang , by Hang- cheu, is een berg Funghoang , die op tweegzeer hooge toppen die tegen malkandre overftaan, twee afgoden- Tempels heeft,

Op den berg Futang by de ftadt Arun, is een Kloofter , daar in de of- fer-Priefters-woonen.

Ontrent Ktenchang , dicht by Quan- chang, is een berg (hunghoa , daar op een prachtigeafgoden- Tempel ftaat.

By de ftadt Ghinting op. den zeer hoogen berg Canguien , is een zeer heelzame en gezonde Bron, alwaar een zekre Koningin Kayanga een prachtig Afgoden-kloofter heeft laten ftichten , daar in zeer veele Priefters leven. Dit kloofter had deze Koningin tot een ge- denkenis laten flichten , om datze van een langdurige-en ingewortelde ziekte was verloft geworden, alffe zich in dit bron-water gebaad had. |

By Chaokinz zijn twee kapellen, aan de verloofde Maagt gewijdt.

By de ftadt Tengehuen, in’tlandfchap Vuunan, is cen berg Kico, diedoor de groote meenighte van afgodifche tem- pels en kloofters zeer vermaart is. Uit deze plaats is eerft de leere van den af- godt Fe , tot kennis der Sinezen ge- koomen; van waar de Stam Haza, teffens na’t veroveren van’t Rijk, ook den Godsdientt van ’t veroverde volk aannam: want de Sinezen eerden te vo- ten niemant andersdan Kaxgti, dat.zo veel als opperfte Keizer te zeggen is, door welken naam veelen niet onwaar- fchijnlijk Godt willen verftaan hebben. In hert land{chap chekiang by de

GEZANDTsCHAP aan den Grooten | hooft-Stad Hangcheu , leid cen berg

Tiencho , en daar op een uitgeholde Steen-klip , Filafuag geheten, waar in uitfteekende kerken der Afgoden en kloofters zijn, en daar in zich , naar men zeidt, over de drie duizent offer- Priefters onthouden. Menighte van de- ze begeven zich al willens in deze hoo- len in een eeuwige gevangenis, cn wor- den daar in van d'andre onderhouden. Deze kluizenaars halen het voedzel, dat hen gegeven wort, by een touw naat om hoog : want zo hoog en fteil leggen deze holen „dat men nauliks daar by kan komen. Byna op de zelve wijze krijgenze van de geenen, die deze plaats komen bezoeken, aalmoeffen, dat dikwils geene geringe giften zijn. Een zonderlinge zucht van waangeloof

drijft de Sinezen, uit alle de Geweften

des Rijks, na deze plaats, om die te bezoeken, dat het geheele jaar door, maar vootnamelijk in Bloei-maandt , gedaan wort. |

‚In het zelve landfchap , dicht by de Stadt Cukz, is eenberg Lu, waar op een prachtige afgoden-Tempel ftaat , daar in de waangeloovige Sinezen met me- nighte verfchijnen, om gelukkige dro- men te hebben, en‚na’t volbrengen van eenige plechtigheden,d'uitlegging hun- ner droomen verzoeken.

In ’t landíchap Fokien, by de Stad Cunggan , leid een berg uy geheten waat op men zeer veele afgoden=tem-” pels, kloofters , en kluizenaars heeft. Veelen van deze voornaamfte kluize- naars dienen deze afgoden met kaal ge- fchooren hoofde, en verachten en ver- werpen alle goederen des werelts, en waerdigheden. Maar onder deze (laven en knechten des duivels, heeft Godt ook zijne dienaars verkoren;zulks men zich ook niet weinigh te verwonderen heeft over d'uitkomft van dit volgende, dat zich daar by wijlen heeft toegedra- gen. Onder deze offer-Priefters was cen zekre , omzote fpreeken, Opper-klui- zenaar , Chang geheten, die twee ka- pellen onder zijn gebied had. Als deze nu tot zijne jaren was gekomen, zoo maakte hy van zijne valfche afgodifche kerken, twee ware Gods -kerken, ja hy floeg ook zelfs alle de Beelden der Afgoden met een bijl aan ftukken.

Want

Tartarifchen Cham of Keizer van Sina. 91 Want als hy in zijne jonkheidt by 1 wet, en dit is deze man, (wijzende mer

eenen ander Opper-kluizenaar woon- de, en dien zeer vlijtigh en naerftigh diende om achter alle de geheime- niffen zijner zekt te raken , zo gebeur- _de het by geval dat deze ziek wiert,

en deffelfs fterf-dag, door dien hy oud

en afgeleeft was , zeer begon te nade- ren. …Weshalven vroeg deze leerling Chang zijnen kranken leermeefter, of hy geloofde datde leere, die hy tot dus lang geleert had , krachtigh genoech was, om iemant tot de zaligheit te hel- pen, of niet? waar op d'oude man ge- antwoord had , geenzins mijn zoone; maar wy weten geen beter leere: zijt evenwel goedes moeds, want na het verloop van veertigh jaren zal 'er een komen, die u den waren wech totde zaligheit zal wijzen. En hier op was hy dezer werelt overleden. Maar Chan- gus hield zich niet vernoecht met de laafte woorden van zijnen meefter, eveneens als Orakels van een hooge Godtheit , blootelijk der geheugenis te bevelen , maar hy ftelde die ook wel naetftigh en duidelijk in gefchrift. Als niet lang hier na d'Overfte der Stad Puching met zijn ganfche huisgezin de Chriftelijke leere had aangenomen, en een zekren Jefuit Simon de Kunha , uit de Stad Kienzing ontbood , om den Chriftelijken Godsdienft aldaar t'oeffe- nen , zoo gebeurde het op een zekren tijdt, dat deze Overfte den Jefuit Kun- ha, na het oeffenen van den Godts- dienft,na den berg uy leide,om dien te bezien. De Priefters, waar onder ook Changus d'eerfte en voornaamfte was, trokken den Overften tegen, om hem t'ontfangen: en als onder ‘tfpreeken by wijlen van de Chriftelijke leere opge- haalt wiert,ftont deze Changus in 'teerft verflagen; endelijk {prak hy den Over- fte aldus aan: Gewiffelijk, dit is deze

den"vinger óp den Vefuìt ) die my den weg

‚tot de zaligheit zal wijgen , gelijk my

mijne meeffer al lang te vooren voorzeid heeft. Men floeg hier op het boek op, daar in hy zulks, om niet te vergeten , had opgefchreven ; en vond dat het effen veertigh jaar geleden was, zedert hy dit opgefchreven had. Changus det- halven fimeet hier op ‚, zonder lang te toeven , alle de beelden der afgoden af, en tegens de aerde trapte die met voeten, en voer met birze (chelt-woor- den tegens de Priefters hevigh uit, dat- ze hem zo lang bedroogen en gedroelt hadden. | =

In't landfchap. Fokien , by de Stadt Ciwencheun, is een Afgoden-kerk, Caé- yven geheten, die verhalens en ver- wonderens waerdig is, dewijlze in twee Gebouwen komt te leggen, die zeven verdiepingen hoogh zijn ; van wel- ke verdiepingen ieder de hoogte van hondert zes en twintigh roeden heeft. De buiten-werken en uitfteekzels der omgangenoftranzen, diealle vanlou- ter marmer zijn, fteeken zo verre uits dat men van buiten rontom de Tooren kan gaan. Binnen in den Tooren ftaat, in ieder verdieping een kooper of marmer beelt opgerecht van den af- god Fe, al welke beelden zoo kun- ftigh en net gehouwen zijn, datde Si- nezen zelfs roemen , datze met geene menfchen handen gemaakt zijn, maar van eenen der geenen, die zy d'onfterf- felijke noemen.

Buiten de keizerlijke hooft-Stadt Nankin, ben ik in een zekre Afgoden- kerk geweeft , alwaar de Hel (zoo als Virgilius de zelve in zijn zefte bock befchrijft) zo levendigh mer kunttige beelden van pleifter-werk ftont uitge- beelt , dat ik tot frommens toe daar over verwondert ftont.

Hij

na

TIE N-

* ke Petr

nend

Kn lee

Kd me Ende waar A

bn, ft re

Tre

e ee …J en a. ®, y fn

_ à

pn

en

EN Dd takt U Í

mir: pn an

rf

. Toorens.

GEZANDTSCHA?P aan den Grooten

TIENDE HOOFTSTUK. Van Toorens en Zeege-boogen.

Rachtigh en kunftigh-gebouwde | die wel voor het meerdeel van ouder-

Toorens vertoonen zich door ge- heel Siza waar van zommigenc- gen, andere zeven verdiepingen hoog zijn. Eenige van deze zijn alleen tot pronk en praal gefticht ; op andere, die Ceulen genoemt worden, ftaan Si- neefche uurwerken ; en op zommige, als voornamelijk te Nanking worden groote wiskunftige gereetfchappen be- waart. Op de uurwerks-Tooren ko- men dikwils de Lantvoogden by elkan- dre, om aldaar maaltijt te houden, en zig onderling te vergaften. Op ieder van deze Toorens ftaat een water-loper die d'uren wijft: want het water , lopende vant een vat in. ’tander, licht een bort- je, daar op de kenteekenen der uuren entijden gemerkt ftaan, naar omhoog, Op de Tooren bevind zich ook altijt een zeker perzoon, die op het gewe- zen uur achting, en alle uuren, met het flaan op een grooten trommel, dat den volke te kennen geeft; de zelve fteekt ook terftont een bortje buiten den Toorn, daar op met letteren van anderhalf voet groot , wat uur-het van den dach is , gefchreven ftaat. Deze zelffte perzoon geeft ook achting op den brant ; en dewijl hy vanden To- ren over de ganfche Stad kan zien , zo roepthy, als’er by geval in eenigh huis brant ontftaat, mer het (laan op den trommel , alle de luiden t'zamen, om den brandt te helpen bluffchen. De geene, door wiens onachtzaamheit ee- nigh huis in den brant raakt, wort daar over aan den hals geftraft ; en dat uit oorzake van ’t gevaar , dat de naafte huizen daar by te lijden hebben. Want dewijl alle de huizen zeer dicht by malkandre ftaan,en doorgaans van hout zijn, zo lopen de naafte huizen groot gevaar van mede in den brant te raa- ken. Op den kruin van den berg Hiaiken, vertoont zich een zeer oude Tooren,

dom vervallen , maar evenwel noch hondert en tachtigh treden hoog is. Wonderlijker wijze is deze Tooren. gefticht, ten aanzien van het opbren- gen van kalk en fteen op zo eenen zeer hoogen berg. |

In tlandfchap Huguang , by de Stad Hanyang , is een Tooren, Keleuhoa ge- heten, die alle andere Gebouwen in kunft en koftelijkheit verre overtreft. Dit gebouw naar men zeid, wierd uit deze oorzáke gefticht. “Daar was een zekre {naar die hare fchoonmoe- der zeer gehoorzaam en gedienftigh was; alsdeze {naarop een zekren tijt deze haar fchoonmoeder op een lekker toebereid Hoen te gaft had genoodt, vielze doot op d'aarde neder , zo dra alle daar af proefde. De fnaar wiert voor ‘t Recht gehaalt, en befchuldigt datze haar {choon-moeder. vergeven had; en voorts ter doot verwezen. Alffe nuna’t{chavorgeleid wiert,omtefter- . ven, ginkze by geval voorby een gra- naat-boom, dien zy by een tak. vaft hield, en bad aldaar, naar men zeid s aldus ; Heb ik mijne fchoon- moeder vergift gegeven, zo verwelke de bloem van dezen tak ; maar ben ik hierin on- fchuldigh „dat de tak dan met-den eer- ften vruchten krijghr. Nauliks-had zy dit gefproken, of men zag, Ò wonder! den tak vol Granaat-appelen. En ter gedenkenis van dezen Wonderdaat, hadden de Burgers, uit een gemeene

“beurs, dezen Toorn gefticht, die ook

te dezer oorzake Xeleuhoa dat zoo veel als Granaat-bloem te zeggen is,

genoemt wiert. In't landfchap Chekiang, in de hooft- ftadt Hangcheu , zijn vier Toorens, van negen verdiepingen hoog ; en in het zelfite landfchap , op bei de krui- nen van den berg Funghoang is een Tooren van negen verdiepingen hoog, met een Afgoden kerk. In de Pe t

Zeegen boogen.

‘“Tartarifchen Cham ; of Keizer van Sina. 93

ftadt Nreucheu vertoont zich een Too- ren van zeven verdiepingen.

By de hooft-Stad Vencheu , leid een berg Pascai , op wiens toppunt cen Tooren van negen verdiepingen ftaat ,

die een baak voor de-fcheepen, in zee.

verftrekt. Int landfchap Chekiang,by de hooft- ftad Hangcheu of Quinfat „leid een berg Funhoang , die twee zeer hooge krui- nen heeft, die tegen malkandre over leggen ; en daar op twee Toorens ftaan van negen verdiepingen hoog, dat een wönder om te zien is, hoe dat men zo hoog heeft konnen bouwen.

Triomf. of Zeege-boogen.

des kleene cieraat zetten ook de Triomf-boogen de groote en kle- ne Steden by, die men; als ook ver- fcheidene Praal-toorns , by menighte op veele plaatzen (gelijk te vooren al- reê in onze Reis-befchrijving verhaalt is) van gehouwen fteen of marmer , met groote kunft en prachtigh van beeltwerk, ziet opgerecht. Deze wor- den den geenen opgerecht , die aan de Steden of den Rijke eenige grote dien- ften hebben gedaan, byna op de zelve

wijze als eertijts te Romen gefchiede ;

zomtijts ook wel den Burgeren en Ge- leerden , die een groote waerdigheit in de geleertheit verkrijgen ; bywijlen ook den Majeftraten , die hun ampt met groote lof bedient hebben. Ge- meenlijk wordenze ook geftelt in de voornaamfte ftraten , en op de volk- rijkfte plaatzen, en gefticht na de wijze der Gorfche bouw-kunft. Zy beftaan uit drie welfzelen ; de grootfte ftaat in ’tmidden, en ter wederzijde een klee- ne, daar men onder door gaat, even-

eens als door zeer brede poorten. De zijden zijn ter wederzijde met gehou- wen marmere Leeuwen, en ander cier- lijk beeltwerk geftoffeerr; en bovenaan ziet men over al mom-aanzichten, vo- gels, bloemenen {langen , die zo kun- ftigh gefneden zijn, dat een ieder in t zien ten-hoogfte daar over verwon- dert taat.” De plaatzen, die met geen beeltwerk bezet ftaan, zijn zeer cierlijk doorboort , en zomtijts met kleen uit- gefneden beeltwerk , dat eveneens als in de lucht fchijnt tehangen , verciert.. En ten hoogfte heeft men zich te ver-

| wonderen , op wat wijze datze groote

fteenen zodanigh weten door te boren en uit te fhijden, dat de zelve veel meer loffe ketens van veele fchakels aan mal- kandre fchijnen te zijn,dan enkle door- geboorde fteenen. De ganfche boog wort gemeenlijk in drie verdiepingen onderfcheiden, en is van vooren-en van achteren eveneens van fatfoen; zulks men nict beter weet, of men ziet van beide zijde een en de zelfite boog. leder verdieping is met marmere fric- zen, architravenen lijften zeer kunftig opgehemelt en onderfchéiden. Boven op den toppunt ftaat onder een ver- gult dak een blauwe fteen , daar op met goude letteren ’s Keizers naam, onder wiens regeering zodanigh ge- vaerteis opgeregt, telezen is. In't mid- den is ook een zeer groote plattefteen, daar op de naam , ‘t vaderlant , de waerdigheit , vaerzen en lof-dichten van den geene, wienshalven dit ge- vaerteis opgerecht, met vergulde of blauwe letteren gefchreven ftaan.

_ In het landfchap Chekiang , in de Stad Hangcheu , ziet men over al deze Zeege-boogen opgerecht, en in eene ftraat, de groote Straat geheten, telt

„men’er over de drie hondert.

m 3 | E L F-

ss

np

en,

wm * ne

Pe,

ef

Te Ml m… Pd

Tin Eid

a TE

ET

8 Î " af rd

_

De =k = en

glee je _ mand ll

Ei Ve en

= Re nk ie er ,

Je

ded

ee eget

Ca en Cc

Ene ey

er 4

Pera -

‚pe

> align &7 Ì a

A

hea

ze

heart

ens a Di

ETI Teena

Peen Ee prs egen. ou en as ze es KE = drs - n _ Te & ee = le er mt erde 5 E er ge iS = en .z ak ne - we On Re - ed te 0 mn en Le >

a natee en

GEZANDTSCHA Pp aan den Grooten

ELFDE HOOFTSTUK.

Van Water-leidingen , gemeene Wegen, Bruggen, Scheepen, Cr,

Erik tot het befchrijven der Sinee- fche natuurlijke dingen overtreê, en ’t verhaal der dingen,die door kunft en met dehant gemaakt zijn, en- dige, zal ik in dit hooftftuk eerft van eenige Waterleidingen, gemeene We-

gen, Bruggen, Scheepen, Huizen, en

wat des meer zy, op ‘tkortíte en bon- dighfte verklaren.

In ’t landfchap Swchaen, loopt de revier To tot aan Sinfan, en is als een tak; die uitde revier Krang geleidtis; deze revier liet Keizer Yvo graven, om ’t overvloeien en ‘t overwateren det reviere Atang te beletten.

In ’t landfchap Chektang , zijn de meefte revieren , die uit ’t Noorden komen, doorde kunft tot ‘s menfchen nut zodanigh gebracht, als ofze van

de natuur zelf daar toe gemaakt waren: |.

zwaarlijk is het te begrijpen en te ver- ftaan , hoe ’s menfchen handen zulks hebben kunnen uitwerken. Men ziet daar zeer veele breede en diepe grach- ten, die zeer verre lantwaart in gegra- ven, en langs heen ter weder- zijde, van onderen tot bovenen, met een wal

van vierkante gehouwen fteenen opge-

haalt zijn. Over deze revieren zijn zware en hoogefluizen met ver{cheide boogengeflagen ; zulks men door het ganfche landfchap tc water en te voet kan reizen , fchoon het zelve byna aan ontelbare Eilanden gefneden en ver- deelt is. he In Ningpo , de negende hooftftad van ’t landfchap Chekiang, zijn d'oe- vers der gemaakte revieren met gehou- wen fteen dertigh ftadien verre opge- haalt. Op het-eind leid een fchur- fluis, die belet dat het water inde re- Vier nietloopt;door de zelve moet ook al het vaertuig fchutten, eer het in de revier kan komen.

Inde ftad Jenping , is dit iet zonder-

lings: te weten,dat {chier na ieder huis, door gooten of buizen, het water uit ‘tgebergte geleid wort. iv 4 Inde landftreek van de ftad Xaohing, vaart men door een water-leiding na ‘tOoften drie dach reizens ; deffelfs oe- ver is ter wederzijde met een wal van vierkante gehouwen fteen opgehaalt. Op het eind leid een fteene Beer , dic belet dat het water niet, wech loopt. Geduurigh onthoud zich hier een gro- te menighte arbeiders , die de fchepen overhalen , en in de volgende water- leiding brengen. Door deze laafte wa- terleiding kunnen de kleene fcheepen tot aan de {tad Nizgpo komen , mid- lerwijle de groote fcheepen door zee varen. |

Gemeene Wegen.

T En hoogfte heeft zich een ieder

over de gemeene wegen te ver- wonderen, die, tot gerijf van den rei- zenden man, zo veel in ‘s menfchen macht is, in Sina gemaakt zijn. Deze - wegen zijn byna in alle de Zuiderlijke landfchappen, daar het gebruik van wagens en Rasen zo groot niet is, geëffent en beftraat; ’t welk men ook op d'allerhoogfte bergen ziet, dic reïs- baar gemaakt worden, met fteen-rot- zen en heuvelen der bergen gelijk der aarde te maken en wech te graven, en valeijen aan te hoogen, tot groot ge- rief van ‘t ganfche Rijk. Op deze wee gen zijn een zeker ftuk weegs van el- kandre: te weten, by ieder merk-fteen, (daar aan ftaat gefchreven hoe verre d'eene plaats van d'ander is gelegen ) die tien ftadien van malkandre leggen, zekre loop-booden geftelt, door wien in korten tijt de brieven en de bevelen

| des Konings en der Lantvoogden, zeer

5e

Tartarifchen Cham ,

gezwint wotden overgebracht. Dit veroorzaakt dat'er niet vreemts noch nieuws gefchier, of zulx is binnen wei- nigh dagen door ’t ganfche Rijk ver- fpreit.

By ieder achtften fteen , t geen een dachreizens verre is, vind men gemee- ne Koninklijke huizen gefticht, daar in de Landvoogden en Majeftraten ter ‘herberg, en op ’s Konings onkoften ontfangen worden; doch eer zy daar aan komen, zendenze eenen brief voor af, daar by zy hun komft en waerdig- heit, enden gezetten dach, op den wel- ken zy op ieder plaatze zullen aanko- men, bekent maken. Als ‘er nu een Landvoogt is aangekomen, zo vind hy daar alles gereet, niet alleen de {pijs, maar ook paerden , draag-zetels , dra- gers, en ook fcheepen , indien hy die van nooden heeft: want alles wat hy begeert laat hy by eenen brief, die op Sineefch Pai geheten wort, van te vooren weten.

De oevers der revieren zijn niet min als de gemeene wegen cierlijk opge- maakt; en op acht voeren.na aan ’t wa- ter mach geen boom, noch eenige an- dre belemmering gelaten worden , op dat de fcheepen,die met een lijn voort- getrokken worden niet verhindert worden. Ook zijnde ftranden of wal- len , dat meer is, op veele plaatzen met een wal van vierkante gehouwe fteen uit de gront opgehaalt, en over de Grachten, daar de noot zulks ver- eifcht, worden fteene Sluizen met vec- le boogen geleid en geflagen; invoegen het fchijnt dat de Sinezen in dit ftuk niet alleen met de Romainen, maar ook met alle andre volken om den palmtak mogen ftrijden.

In ’t landfchap vene by de hooft- ftad Hinghoa, zijn alle de wegen met vierkante fteenen , wel vier Duitfche mijlen lang, en een roede breed, gepla- veits ’t welk het netfte en uitfteekenfte is, dat men door geheel S724 vind.

By de ftad Hoanting, is een diepe, fmalle en duiftere valei, waar door een gemeene wech loopt, die twee mijlen verre beftraat is. |

In’tlandfchap Queicheu, zijn in de vierde groote ftad Ganxuz, drie Slui-

of Keizer van Sind: 95 dat is, de Natuurlijke genoemt wort; wel duizent roeden lang is ; en ter we= der zijde van deze fluis , is de wech eveneens uitgeholt , als een boog van. een fluis.

Op den berg Mehi , die doorgaans zeer woeft leid, is een zeer lange weg; die zo {mal is, dat'er geen twee neffens elkandre te paert kunnen rijden 3 ter weder zijde rijzen de zijden des bergs, eveneens als muuren , recht naat om hoog.

Op den berg Co, is een zeer fteile wech, die tien Duitfche mijlen lang is.

Na den berg Fangnten, klimt men by een grooten fteenen trap op. Des- gelijks klimt men ook na den berg Hinglang , by een fteenentrap op , die zeer zorgvuldigh bewaart wort. -

Dicht by de ftad Kiangxan, leid een berg Ciwen , diezich over de drie hon- dert ftadien ver uitftrekt. Hier over reift men na Fokzen meeft door zeer hooge heuvelen en bergen ; maar de fteilfte en hoogfte heuvel is Sienhoa geheeten;, dien zy in form van eenen wentel-trap , met drie hondert en tze- ftigh treden, gemaakt hebben , om des te lichter daar by te kunnen op klim- men: want zoo veele effene vlakten heeft men aan de zelve, die alle met fteenen beftrâat zijn. Boven op den kruin vind men een prachtige kapel, en herbergen.

Bruggen of Sluizen.

N ’t landfchap Xezfi , in ’t karfpel

Sigan, leggen over de revier Gues drie Sluizen: te weten, een na 't Oo- ften , de tweede in ’t midden, en de derde na ’t Weften, die alle met zeer veele en hooge boogen, van vierkante gehouwe fteenen zijn opgehaalt. D'uit- fteekzels , yzere Balken , beelden van Leeuwen, die zich aan deze fluis ver- toonen, zetten het werk geen kleene fterkte en cieraat by. Diergelijke fluis leid ook in de ftad Lantzen.

“In hetzelfite landfchap,by de hooft- mongeriij, (tad Hanchung, vertoont zich een over- ke 3718:

wonderlijk werk-ftuk, desgelijks of een _ tweede men in-de ganfche- werelt niet

zen, waat vande derde, die Tiezfeng, |licht vinden zal. Tuffchen deze en es

hooft=

ne wl.

=p dora dre ad mu Ï

js

ze Je

EE, ee 4

En

96 hooftftad was de weg eertijts zeer on- bruikbaar; en liep zeer verre om : want nauliks had men ergens, van wegen de hooge en trouwe bergen, en diep-neêr- zinkende valeien , eeneenigh voetpad dat recht uit liep. Te dezer oorzake waren d’Inwoonders altijt genootzaakt verre na ’t Ooften om te reizen, tot heel aan de grenzen van ’t landfchap Honan, en dan weder na ’t Noorden op te trekken; invoegen zy eenen weg van twee duizent ftadien moeften afleggen, daar de weg over ’t gebetgt nauliks acht hondert {tadien lang was. Wes- halven, op het einde des Stams Ciza , als Licupangus met Hiangyasom’t Rijk oorloogde , wierden door Changlean- &us, Veltoverfte van Licupazgus , alle deze teile bergen en diepe valeien, om den. vluchtenden vyand t'onderfchep- pen, geëffent en geflecht. Met een on- gelooffelijke gezwindigheit en groten arbeid, wierd dit effenen en flechten der bergen volbracht ; en eenige hon- dert duizent menfchen en zijn ganfche heir liet hy daat aan arbeiden , om den weg effen en gelijk te krijgen. Ter weder-zijde gaan de muuren , die van deze bergen gemaakt wierden, regel- recht op en neêr, en zijn zoo hoog, datze met hunne bovenfte {pitzen tot boven in de wolken reiken , en nauliks

het licht van den Hemel den weg kan

befchijnen en verlichten. Op zommige plaatzen liet hy dwars-balken en plan- ken leggen, en van den eenen berg tot den ander bruggen maken ; en‚op dat d'enden. der balken fteun zouden vin- den, in de fpleten en reten der Bergen en Steenrotzen gaten houwen , daar in de balken te ruften quamen. Op andre plaatzen,daar de valeien te breet vielen, liet hy kolommen of zware palen zet- ten: en met dusdanige bruggen is by- na een derde deel des wegs beflagen; ook leggen hier en daar deze bruggen zo hoog,dat éen ieder de hairen teberg ftaan, als hy naar omlaegziet. De weg is zo breet , dat'er vier te paert neffens elkandre kunnen rijden ; en wort tot op dezen huidigen dach , tot gerief van den reizenden man, (ten welken einde onderweeg ook enige dorpen ge- fticht, en herbergen gemaakt zijn) heel en goet onderhouden , en dikwils ver-

GEZANDT sCRHaAP aan den Grooten

maakt en verhanzelt. Deze ganfche weg is ook doorgaans met aarde-be- dekr ; en op dat de geenen, die over de bruggen trekken , niet van boven neder zouden vallen , zoo zijner ter weder-zijde yzere of houte leuningen gemaakt. Deffelfs lengte flrekt zich van deze ftad Hanchung tot aan het Weftelijke gedeelte der hooftftad si- Zan alwaar zy met haar eene end der- tigh ftadien van de ftad af leid. De Si- nezen noemefì dezen brug Cientao, als of men op Neêrduitfch den weg der Schragen zeide. ; Md

In ‘t zelfite landfchap, by de ftad Che- Zan, aan den oever, is een brug, Fi ge- heten, die zich van deneenen berg tot den ander ftrekt,en uit een eenige boog, daar door de Geele revier vloeit, be- ftaat. Lang is de zelve zes hondert voe- ten, maar hoog over de zeven hondert. Drie jaren wiert ‘er aan gefticht, eer datze voltoit was; en wort de zelve, niet zonder groote eigenfchap, van de Sinezen de Vliegende brug genoemt.

In ‘tlandfchap Honax , in de hooft-

-ftad Quezte , leid een Sluis, over ’t Meir Nan,die van vierkante gehouwen fteen gemaakt is.

In 't landfchap Huguang , by de hooftftad Stanyang, is een Sluis van ge- houwen fteen over de revier an ge- flagen, die uit verfcheidene boogen beftaat , en van de Koning Guei ge- - fticht is. | |

In het zelfite landfchap, by de ftad Changte, is een groot Hol, Lungmuen geheten, voor het welk een vierkante Sluis leid van den eenen berg tot den

ander, die van de Natuur aldaar geleid, en aan d'eene zijde omtrent twee fta- diën lang is ; onder de zelve vloeit een Beek door.

In't landfchap Kiangff , in de kleene ftad Gangin, leid een verhalens-waer- digebrug, die de Brug van onderda- nigbeit en gehoorgaambeit genoemt wort. Men zeid dat een zekre dochter van fchatrijke ouders haren man, alffe eerft getrout was , verlooren had sen - dewijl het hertrouwen voor eerlijke vrouwen, gelijk deze was, in Sipa voor een {chant en oneer gehouden wort, zo ginkze, om de droefheit wat te ver- zetten,by haren vader enmoeder woo-

nen.

Tartarifchen Cham,

_ nen. Maar na dat deze ook overleden waren, en zy aan niemant heulnoch trooft had, lietze deze brug, die op veele verwelfzelen en boogen ruft, ‘ftichten ; en na datze de zelve voltoit, en hare meefte middelen daar aan te koften geleid had , fprong zy van deze brug in ’t water, en verdronk haar zelf. De Sinezen fchrijven beide deze din- gen hare Godvruchtigheit toe ; maar veel meer behoordenze die der wreet- heit tegen haar zelf, en der kleinmoe- digheit toe te fchrijven. _

In her zelffte landfchap, in de ftadt Ganchen , ter plaatze daar de revier Chang en Can in een vloeien, is een zeer lange brug, die op hondert en dertigh fcheepen ruft. De fcheepen zijn alle met yzere ketenen aan malkandre vaft gemaakt, daar de planken en balken, daar de brug uit beftaat, boven op leg- gen. Op deze brug is een Tolhuis; en een van. de fcheepen is zoodanigh ge- ftelt, dat ditlicht kan geopent en ge- flooten worden, om defcheepen door- tocht te vergunnen, alffe de tol betaalt hebben. | |

In't landfchap Nanking , in de gto- te tad Sincheu, is een groote fchip- brug van vijf en dertigh fcheepen , die met groote yzere ketenen aan malkan- _drezijnvaftgemaakt.

In ’t landícháp Chektang, in de vijfde hooftftad Ainhoa , op den top van den berg Fangnien, is over een valei een zeer groote brug geflagen:

_In het zelffte landfchap, inde tweede

kleene ftad Cuki, onder de hoofiftad Ningpo gelegen , leid een brug van fteene pylaren en houte balken, die hondert roeden lang is. Noch leider een andere, die zeer hoog is, en uit driëbonpat len eef

In ’t landfchap Fokien, in d'eerfte

hooftftad Focheu, is een zeer prachti- ge Sluis,van hondert en vijftigh roeden lang ven een halve roede breed, over den inham der zee geflagen. Zy beftaat geheel en aluit witte fteen, en telt hon- dert zeer hooge boogen: ter weder- zijde isze bezet en verciert met leunin- gen en uitfteekzelen, en op verfcheide plaatzen ftaan langs heen, op fteene voetftallen , kunftigh gehouwe fteene Leeuwen. Diergelijke brug is ook by

of Keizer van Sina, 97

de achtfte kleene ftad Foeing ‚die, naar + fchrijven der Sinezen, hondert en tachtigh roeden lang is.

In de tweede hooftftad Civencheu , leid een brug Loyang geheten, die haars gelijk in de ganfche werelt niet heeft. Deze wort van zekren Sineefchen Schrijver aldus befchreven : By de flad Burrolibicum, letd, over de revier Loy- ang, de brug Loyang , die ook, Vangan geheten is. De Stad-overfle Cayang hiet deze brug flichten, die over de drie hon- dert en tzeftigh roeden lang , en een half breedt is. Eer deze brug hier noch lag; gingmen op fcheepen over de revier,maar dewijl'er jaarliks door florm en onweer zeer eele fcheepen met volk, met al bles wen befloot Kayangus tot beboudenis man veele menfchen, en voornamelijk, der zijnen, een brug te flichten, maar als hy zag dat dus een werk, geenzins met menfchen handen was uit te voeren, en de gront te diep onder water lag, om daar op fondamenten te kunnen leggen, aanbad hy den Geeft, die over de Zee gee bied, en verzocht dat hy bet woedende water wilde bedwingen, 't geen hy ook s zoo men het geloven wil, verkreeg. Ne dat alle de Zeên geflilt waren, en d'oplas pentheit der reviere was gaan leggen, leide by de fondamenten , en veertien duigent kroonen aan't gebouw te ko=

flen, Dus verre de Sineefche Schrijver. De ganfche brug beftaat uit zwarten gehouwen fteen, en ruftop gene bogen; maar heeft over de drie hondert zware fteene voerftallen of kolommen die alle {chips-gewijze gemaakt zijn , en voor fpits toeloopen , om met zo veel te minder ongemdks de kracht van t aankomende water te kunnen uite ftaan: Aan de bovenfte t zamenvoe- ging der fteenen, leggen, van kolom tot kolom; vijf even-groote ftechen langs heen in de breette. Ieder dezer ftee- nen is achtien fchreden lang , twee breet, en ook zo dik. Weshalven be= loopen deze fteenen , dat eveneens als fteene balken zijn, ten getale van duizent en vier hondert. Dit is gewif= felijk een overwonderlijk werk-ftuk ; niet alleen, om dat zo zware gevaerten op deze voetftallen komen te ruften 4

maar allermeeft hier om, datmen fteen=

rotzen en fteenen heeft konnen vindeny

n daar

98

even-grocte tenen konden gehouwen worden. En op dat’er, in't gaan over

deze brug, geen gevaar zou wezen van |

daar afte vallen, zo zijn’er ter wedêr- zijde fteene leuningen gemaakt : ook ftaan langs heen ter weder-zijde op voerftallen, neffens andere cierwerken, verfcheide Leeuwen. Maar hier ftaat aante merken , dat dir het gedeelte der brug is, daar af wy hier gefprooken hebben, dat tuffchen de tad Logan en ‘tSlot, dat boven op de brug ftaar, gele-

gen is. Want voorby dit Slot komt.

men aan een ander gedeelte der brugge; dat niet veel kleender is als het voor- gaande , maar verfchilt geenzins van ‘t zelve in fatfoen en maakzel. Wat d'onkoften aangaan, die zullen mif- fehien den Europers, ten opzicht van Zoo groot een. werk, weinigh dun- ken.te zijn ; doch heeft men hier te weren, dat de meefte Arbeits-luiden by de Sinezen , vaan de werken die van 'slands wegengemaakt worden, voor niet arbeiden, en de dag-huur der gec-

nen, die geit winnen, zo. zober valt,

dat ecn Europer op eenen dag zo veel winnen kan , als een Sinees in tien.

Inde derde hooftftad cangeheu , leid een zeer prachtige brug, die door- gaans van gehouwen (teen is gemaakt, en zes en dertigh zeer hooge en groote boogen heeft. Deze brug is zoo breet, dater langs heen ter wederzijde kra- mers huizen {taan , die alle dagen met hun Waerenvoorftaan.

In Kienning; de vierde hooftftad van het zelflte land{chap Fokien, leid een zeer cierlijke brug over de {nelle revier Niz , die met een verwelfzel overdekris , en ter wederzijdekramers

Lj

| |

GEZANDT SCRAP aanden Grooten daar uit zoo een groote mênighté vari

maakt. Deze beftaar úit een” éenigen teen, leid over de beek Tanki zen is twee roeden breet en twintigh lang.

Ten Wetten van Piecie , d’ecrfte fterkte van het bovengemelde land- fchap, hebben de Sinezen over een diepe valei, waar door een fnelle beek van bovenen met groot gedruis komt afvallen, etlijke ringen met yzere ke- tenen, aan houvaften en ankers, ‘ter wederzijde van de bergen zoodanigh vaft gemaakt en gefchooren, datzé met het opleggen van planken seen brug daar op en daar door een bequamen reisbaren weg gemaakt hebben. Deze ketenen zijn twintigh in getal , en ieder heeft de lengte van twaalf roeden. Als ’er veel te gelijk over-de brug gaan, zo fchud en beeft de zelve, ’t geen, ten aanzien van de fteilte , fchrikkelijk om tezien is. .

In de zevende hooftftad van *t land- fchap Junzan , heeft Keizer Minge diergelijke brug; in het vijf en tzeftig- fte jaar na Chriftus geboorte, laten ftichten. Diergelijke brug is ook in Liking, de zefte hooftftad van ’tland- fchap [usnan. |

Byde groote ftad Chischeu, in t land- fchap Suchuen, leid een uitfteekende fteene brug , die uit veele boogen be- ftaat, geheel enal van gehouwenfteen is gemaakt, en over de hondert roeden lang is. | TE:

By de ftadt Quanefin 3 by den ber Paofung, is de oude brug , die de lengte vanzeven hondert en vi jftigk voeten halen mach. ;

Scheepen.

huizen heeft. De voetftallen zijn alle Oedanighin Siza de Koninglijke op wát vj;

H

vangchouwentfteen , maar het overige fcheepen der Landvoogden, on- „id is van hout. der al andre fcheepen, uitmunten, zalgesaroe zijn

- In de kleene ftad Xa, die önder ’t ge- bied van Jezpizg. (de vijfde hooftftad van ’t zelve landfchap ,) is gelegen, ziet men cen prachtig gebouwde brug, waart op ter wederzijde menighte van kramers winkels ftaan.

_ By Liping , de zevende hooftftad van ‘t landfchap Queichen, iseen brug Tienfem geheten, dat zo veel te zeg- genis, als de brug van den Hemel ger

zwaarlijk iemant kunnen gelooven,

die de zelve niet gezienheeft: wantin

geen verlijking komen d'Europifche

by de Sineefche Scheepen. Zy leggen

eveneens op ‘t water als hooge hui

zijn ter wederzijde in verfcheidene ver-

trekken afgedeelt, en hebben in’t mid-

den een vry groote ruime. zaal ; waart

in allerlei huisraadt, als tafels en kun-

fish gemaakte ftoelen, te pronk zier

Men nnn

ET td ne \ CY URE HU

De venfters en deuren zijn met houte tralien bezet, en met verfcheide krul- len en zwieren van fnywerk door- wrocht. In plaats van fpiegel-glas ge- bruikenze voor de venfters d'allerdun- fte vliezen of {chillen van oefters, of dock van zeer fijne en dunne zijde, die zy met klaar was beftrijken , en met verfcheidene fchetzen van bloemen , boomen en andre dingen vercieren ; waar door de minfte wind niet fpeulen kan. Buiten rontom ’tfchip zijn gal- derijen en leuningen gemaakt, waar langs het fcheeps-volk, zonder den rci- zigers eenigh ongemak aan te doen, hun werk verrichten kan. Het ganfche fchip is met een zekre flag van Gom beftreeken , die zy Cie noemen , waar door het zelve zeer glat en blinkend wort. Het is ook van buiten doorgaans met menigerlei flag van kleuren zeer pleifierig befchildert,en van binnen ziet men vogels, fteden en diergelijke din- gen, met gout- geele verf afgemaalt ; ’twelk alles waerdigh om te zien , en zeer gerijffelik is. Ook zijn de balken en planken dezer fcheepen zodanigh met zwaluwe-ftaerten in Malkandre gevoegt en gelaft, dat men riäuliks aan ’t ganfche (chip een eenige fpijker ver- neemt. In lengte komen de Sineefche fcheepen met de Europifche Galcien

mi

meurt en

over een, maar vallen zohoog en breet niet; en men klimt in de zelve by een trap of leer van twaalf voeten hoog. De voorfteven der fcheepen , alwaar de Trompetters en Trommelflagers op de maat tot vermaak geduurigh luftigh opblazen en trommelen , heeft de ge- daante van een Katteel. Als dit geluit van d'andere fcheepen gehoort wort; zo wijkenze ter zijde; maar komt 'er een {chip van een andren Landvoogt, zo wijkenze, na de waerdigheit van ic- ders ampt, voor elkandre. Hier valt in ditftuk niet te twiften noch te harre* warren : want alles is by willekeure, daar na zich een ieder heeft te fchik- kenyvaft geftelt. Te dezer oorzaak ftaat ook aan de voorfteven , met vergulde letteten van anderhalf voet groot, de waerdigheit vanieder Landvoogt; en ter zijde waien menighverwige zijde wimpels en vlaggen.

Als het flil weder is, en de zeilen (die van matten gemaakt zijn en als cen waier t'zamen gevouwen worden) niet vol kunnen ftaan heeftmen zekre lui den, die de fcheepen , indien het te- gen ftroom is, by een lijn voorttrek- ken , of met riemen voort-roeien, of wrikken. En weten deze luiden de rie- men , eveneens als de viffchen hunne ftaerten, met een zonderlinge vaerdig-

nz heit,

TOO

heit, zonder de zelve uit het water te lichten, (‘t welk geen kleen blijkftuk der Sinefche fchranderheit is,) te bewe- gen en voorttekrijgen; hoewel dikwils ook maar door ceneenigeriem, gelijk hier te lande de Matroozen de booten , een fchip voortgewrikt wort. | De fcheepen , die de viffchen, Sauf geheten, ende Zijde ftoffen na ’t Kei- zerlijke hof voeren, zijn zo ongemeen kunftigh en prachtigh , dat niets by de zelve te verlijken is : want van binnen en buiten zijn de zelve vergult , en doorgaans root gefchildert ; invoegen deze fcheepen-met een zonderlinge glans en cieraatpralen. Voor de zelve moeten ook; zo wel ten aanzien van koftelijkheit alsswaerdigheit van plaats, alle de fcheepen der Landvoogden, indienze by. geval deze Koninglijke fcheepen tegen komen , uit den weg “wijken en (trijken. E In't landfchap Nanking , by deder- de hooftftad Suchen, vind men zeer vele Speel-jachten,die d’Ingezetenen alleen tot hun vermaak houden , en zeer ko- ftelijk vergult, en met verfcheidene kleuren.na ’t leven gefchildert zijn; in- voegen mien de zelve veel meer prach- tige huizen , dan fcheepen mach noe- men. In grooten overdaat verdoen op dezefcheepende{lempers en drink- kebroers, met drinken en vrouweeren, zich zelfs en hunne middelen. Een ongelooflijk getal van fchee- pen, die vat d'eene plaats op d'ander vaten, vind men in Siza. Ook is het gerijf der Vloeden zodanigh , datmen heel van deftad Makou tot aan Peking (op eenen dagreizens ha te lande over ‘t gebergte.) te fcheep kan komen. Ook kan meit uit het landfchap eekjang, door het gänfche landfchap Suchuez, van 't Ooften tot het Weften te fcheep reizen : en nauliksis'er een groote of kleene flad, daar men te fcheep niet kan aan komen: want over al zijn door de natuur of 's menifchen handen Vaar- ten gemaakt. Daar men de fcheepen voor de fteden op de Reê ziet leggen is ‘tniet anders, als of men heele be- weegbare fteden ziet; en op deze fche- pen woonen de zommigen (gelijk zulks alreê te vooren in onze Reis-befchrij- ving verhaalt is) niet alleen met hunne

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

huisgezinnen , maar zy houden erivoe- den daar op ook allerlei eetbaar Vee 5 voornamelijk Varkens, Hennen en Eenden. 8 By Hangchen , d' eerfte hooftftadt van tlandfchap Chekfang, is cen zeer

vermakelijk Meir, $% geheten, waar op

fcheepen varen , die men met recht vergulde Palaizen zou mogen noc- men; zodanigh blinkt in de zelve alles van gout, en met zo menigerlei flag van kleuren is alles befchildert. Groote Gaft-malen, Schouw-fpeelen en andre vermakelijkheden worden in de zelve aangerecht ; invoegen de flempers en drinkers in deze {cheepen van alles vol op hebben. De fchepen,ondertudchen, die van alles wel voorzien zijn, varen zonder zorg van fchip-breuk te lijden. over ‘t Meir; hoewel’er menigh, door dit goe-cier-maken, by ftorm en on- weêr komt te blijven.

In't landfchap Fokien ENZO vele _

fcheepen, dat d’ Ingezetenen den Sie neefchen Keizer, als hy de Japonners wilde beoorlogen, aanboden een brug te maken van fcheepen, die zy van dit landfchap, indien de Zee hun werk niet quam ftooren, tot aan ’t Eiland Japon aan malkandre wilden hechten en binden.

By Fochen, d'eerfte hooftftad van dit zelffte landfchap, vloeit de revier Min, die haren oorfprong op de grenzen van Chekiang neemt ; daar na vlocitze voorby de fteden Buching , Tenping en Kuiken. Voorby deze fteden begintze zeer waterrijk te worden, fchietin de landftreek van deze hooftftad, en valt daar na in Zee. Van de ftad Puching, tot aan de ftad Xuiken, vloeitze met groote {nelte en kracht door de valeien en fteenen; hier na begintze zeer zacht te vloeien. En hoe fterk deze revier ook vloeit, zo wortze evenwel van de Sinezen , door hunne aangeboorne

fchranderheit en wonderlijke kanft,

met kleene fchnitjes bevaren. Want deze fchuitjes hebben geen eene roer, gelijk andere fcheepen , maar twee zeer lange roeren, cen aan de voor-, en eeri aan de achter-fteven. Met hulp van deze roeten wetenze door de ftec- nen en uitfteekende klippen, evotieens als ofze een paert by den toom ha

en »

-

‘Tartarifchen Cham ,

den, zeer licht en gezwint hunne fche- |

en te ftieren; hoewel dikwils de vaart / zo eng fchijnt te zijn , dater de fclruit nauliks door kan , en de fleenen de zelve rontomv omcingelen ; waar doot dikwils ook de fcheepen aldaar fchip- breuk komen te lijden. Deze moeic- lijke vaart; en fchranderheit der Ma- troozen, heeft by de Siniezen dit fpreck- woort, De foheepen zijn van papier , en het Boots-volk, van yzer , ingevoert. Want de fchuitjes beftaan uit zeer buigbare en-dunne deelen , die met geen fpijkers , maar alleen met een taie tien t'zamen zijn gehecht; ’t welk ook veroofzaakt dat deze fchuitjes, fchoori datze tegen de fteenen aanfto- ten, geenzins fcheuren, maar de dee- len in’tftooteri meêgeven. —_ | „Een zekre. Zee-tover 1guon heeft dikwils, in't -landfchap Fokien, om- trent de veftingen Hiamsén en Ganhai, een vloot van drie duizent groote fche- pen by een gehad. Wat voor ander kleen en groot vaartuig, en allerlei flag

van Speel-jachten, men in Siza al vind,

en op wat wijze zy op hun vlottende dorpen , met heele huisgezinnen, van d'een op d'ander plaats varen , is wijt= loopigh te vooren in't befchrijven van onze Reis verhaalt,

Hoven der Landvoogden.

Hoven der J _N ieder hooftftad heeftmen vijftien,

Lantvoog- den,

twintigh, en dikwils meer Hoven of Huizen der Landvoogden, die, ten aarizien van hare groote pracht en ko- ftelijkheit, met recht wel Koninglijke Palaizen mogen genoemt worden. In ieder van d'andere fteden zijn ‘er ten

_minfte acht, en in ieder kleene ftadt

vier, die alle in fatfoen elkandre ge- lijk zijn, uitgezeit dat d'eën grooter is als d'ander ; te weten, na de grooter waerdigheit der Landvoogden. De gtootfte Paleizen hebben vier of vijf zalen, en ook zo veele huizen, die voor de zalen te ftaan komen. Aande voor-gevel van ieder Palais ftaan drie poorten, waar van de grootfte in ’t mid- den ftaat, en ter wederzijde zijn de zelve met groote marmere Leeuwen

of Keizer van Sina. rot

groote leege plaats of plein, rontom met een leuning omheint , die met ze- kre Sineefche Gom, Cte geheten, zeer

glat beftrecken is. Op dit plein ftaan

twee toörentjes , verzien met allerlei

Speel-tuigen Fromimels ; daar op , zo

dikwils als de Landvoogt uit en ingaat,

of na dert Richter-ftoel treed, gefpeelt en geflagen wort. Binnen in de poort iseen ruime zaal, daar in de geenen

zich vertrekken, die eenigh gefchil voor den Lantvoogt hebber uiftaan:, of van hent iets te eifchen. Ter wedér- zijde van deze zaal ftaan celletjes- of kleene huisjes ‚die vari de lacger Hof: richters bewoont worderi. Ieder Paleis

heeft ook twee klener Hoven , waar in

alle aanzienlijke gaften ontfangen wor-

den,die den Landvoogt komen bezoe-

ken: in deze Hoven ftaan ook ftoelen en andre dingen,tot het ontfangen der ga- ften gereet. Alsmen deze Hoven voorby is geraakt, vertoonen zich drie andre poorten, die gemeenlijk niet geopent worden , dan alsde Landvoogt op den Richter-ftoel gaat zitten : demiddelfte van deze poorten is ongemeen groot, en-daar door mogen alleen d'Edellui- den en groote Heeren gaan; alle an-

dere luiden gaan door de poorten die ter zijde ftaan. Hier navolgt weêr cen groote leege plaats, alwaar op het eind een zeer groot Hof ftaat, dat op groote kolommen ruft, en Tazg geheeten is.

In dit Hof zit de Landvoogt terecht, en ter wederzijde hebben de Hof-rich- tets en mindre dienaars hunne woon= plaatzen ; deze luiden verhuizen noit met de Lantvoogden, maar blijven daar altijtwoonen, dewijlze op ’s lants onkoften gehouden worden, en van den eenen Heer tot den ander over- gaan , zonder oit van woonplaats te veranderen. Hier na volgteen binnen- Hof, dat dit vorige ver overtreft,en Sa

tang,datis,bet hermelijk,gehetenis.Indit

Hof mogen alleen de grootfte vrienden met den Lantvoogt te woorde komen, en de groeteniffen afleggen. Na dit Hof volgt een groote poort , en de wooning van den Lantvoogt en zijne kinderen , dat alles zeer cierlijk en ge- rijflijk gemaakt is. By deze Paleizen heeft men ook Waranden, Tuinen,

verciert. Byde grootfte poort leid een Meiren , en andre dingen die tot ver-

3 3 maak

Te Le

Es

Au, 2

Vm a me rr

ns

fe

if „U 4

_

. aas

mrs ET

Ps Ki

ii

_ nrg a 4de

a

< _

Ten

EU Zig

Bak“

Loop der reviere Kiang.

O2

maak en pleizier gefticht worden, ‘t-welk alles op ’s Konings onkoften gefticht wort. En niet alleen verfchaft de Keizer den Lantvoogden deze Palei- zen, en ook de fcheepen, daar af hier te vooren gefprooken is, maar ook al- lerlei nootwendigh huisraat, leeftocht en knechten : en als ‘er een Lantvoogt; ‘t geen aantnerkens-waerdigh is , na

een ander landíchap komt te vertrek-

ken, of zijn-dienft af teleggen, (‘t welk dikwils binnen een half jaar gefchied) zo ftaat den zelven vry ookal. het huis- raat met zich tenemen ; en wort dan voor den nieuwen Landvoogt op nieu weêr huisraat gemaakt. on In Cingtu , deerfte hooftftadt van ‘tlandfchap Suchuen , dat een treffelijke koopftadt is , woonde eertijts zekre Koning, uit den geflachte Tamiaga, die in rechts-gebied en Keizerlijke tijtel alleen voor den Keizer week maar in ‘toverige voerde.hy eenen koninglijken ftaat. Deze Koning had een groot en prachtigh Paleis, dat vier Italiaanfche

GEZANDTSCHAP ganden Grooten

mijlen in zijnen omtrek had , met vier poorten verciert was , en in't midden der ftad {tont: , Voorby dit Paleis liep ten Zuiden een groote breede ftraar, waar in veele koftelijk en kunftig-ge- wrochte Triomf-boogenftonden.

In Takt, de tweede hoofiftadt van ‘t landfchap [uzsan, ftaat een prachtig en koftelijk Paleis, dat alleen tot ver- maak gefticht is, en heeft in zijn om- trek vijf ftadiën; en ’t ganfche gevaerte istien roeden hoog.

By Hinghoa , de zevende hooftftad van ‘t lantfchap Fokten , neffens den voet des bergs Chiuyven, leid een Meir Chung , op welks oever een groot Pa- leis ftaat , dat met tien Hoven vercieft is: indit Paleis hoort men, als ’t wil regenehì of waien , een geluid, even- eens als of ‘er op een klok geflagen wiert. Hoe kunftigh en prachtigh het Keizerlijke Hof te Peking gefticht is, zulks hebben wy te vooren heel wijt- loopigh in ons Reis-befchrijving ver- haalt.

TWAALFDE HOOEFTSTUK.

Van Revieren, Water-vallen en Bronnen,

A 'tafhandelen der voornaamfte

dingen, die de hand der fterffe-

lijke menfchen heeft voortge- bracht, zullen wy tot het verhaal der dingen, die de natuur uit haren mil- den fchoot den Sinezen verfchaft heeft, overtreden. Onder den naam van na- tuurlijke dingen ( die ons in deze vol- gende hooft{tukken te verhandelen ftaan ) begrijp ik, Revieren, Water-

vallen , Bronnen , Bergen, Aarde,

Gewaffen of Planten, Dieren, en dier- gelijke dingen. Voorëerft heeft men in Sina twee Stoote en vermaarde Revieren, te we- ten, de revier Ktang, en de Geele re- Yzer. 5 ál ‚De revier Kiang , die ook Yangeu Kiang genoemt wort , als of men de Zoone der Zee zeide , deilt ganfch

Sinain een Noorder en Zuider gedeel- te, vloeit vant Wetten na ’t Ooften, en krijgt verfeheidene namen van de landfchappen die zy bewatert. Nadé bergen Min , daar zy haren oorfprong uit neemt , wort zy eerft Minkiang genoemt. Deze bergen ftrekken zich, ten Weften van ’tlandíchap Suchuen, zeer verre na Priefter Jans lant en ko- men ten Noorden niet verre van de hooftftad Guei teleggen. Nadathy uit dit gebergte is- geraakt , vlocit hy met een groot gewelt van water voorby de- ze hooftftad, deilt zich daar na aan ver- fcheidene takken, en doorkruift het grootfte gedeelte van ’t landfchap zo- danigh , dat het zelve byna eilants-ge- wijze in der zelve ftroomen te leggen - komt. By deftad Sizcin krijgt hy een anderen naam, en wort Tuktang ge- heten 5

„Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina. 103

heten} daar na ontfangt hy zeer veele | want zo ongelooflijk (hel komt hy af- kleene Vlieten in zijnen boezem, en | fchieten, dat de fcheepen den ftroom vloeit by deftad $ui,in de revier Mahu. | niet op kunnen zeilen , maar moeten Voorby de ftad Linchen krijgt hy den | met een groot getal van trekkers, en naam Ligkiang en vloeit van daar na | wel ee ns zo veel als op andre plaatzen, de ftad Chungking en de groote revier | tegen (kroom opgetrokken worden.Op Pa, welks naam hy ook aanneemt. En | eenige plaatzen is hy een half mijl breer, voorby de ftad Queicheu geraakt zijnde, | en op zommige wat breeder; maar in vale hyrin ’t landfchap Hwguang , en | de lengte trekt hy zich tot over deacht krijgt niet verre van de: ftad Kingcheu , hondert mijlen ver. De Sinezen be- weêr den naam Takiang. Totdusver- | fchrijven de zelve met deze of dierge- re fchiet/hy-met-vecle kromme ftroo- | lijke woorden : De revier Hoang neemt meén en een groot gewelt van water , | zijnen oorfprong. wit de Zuiderlijke ge- doot kromme valeien;gevaerlijke klip- | bergten Quenlun , die Znwoonders pen en yzelijke fteilten „die de Sinezen | Otunlao zoemen. Het water, dat meer evenwel; in't varen „met een zonder- | als wit hondert Bronnen vloeit , zied linge vaerdigheit weten te mijden en | bowen op het Meir, dat uit deze Bron- tefchuwen. Voorbydeftad Kingcheu , nen ontffaat, en Singcicu genoemt wort, begint hy- allengs zachter te vloeien, Ven tachtigh fladiën in't vierkant beflaat. valt ' aldaar ten ‘Noorden in ’t Meir | Uit dez Meir loopt het water door een Tungtingy en treedt voorby dit Meir | Water-leiding , en maakt een ander en de byleggende hooftftad in’t land- | Meir, daf een weinigh Kleeonder als de fchap Kianefi alwaar hy uit het Meir | voorgaande is. Hier van daan vloeit de Pengfi of Poyang een groot gewelt van | revaer Hoang na 't Noorden , ez keert water „en den naam Yangen Kiang | zich allengs na 't Ooften. Na cen wei- ontfangt: Vande ftad Kien Kiang, tot | zigh wloeiens walt hy In 't landtfchap aande zee Foum, dat over de hondert « Xenfi, en zet zijzen loop recht nat Oo- Leukfche mijlen verre is, ftroomt de | fles. Daar na fchiet hy na’t Noorden revier zo zacht en zoet, datde {chee- | woorby de zandige vlakten of woefle wil- pen zo wel voor als inde wintmet vol- | derniszen raakt bier van daan nat Zui- le zeilen daar op kunnen varen: ’t Is | den weêr in Sina „en walt by't landfchap een wonder om te verhalen, dat mer Xantung in Zee. En dit is't geene de zo verre lantwaart in, voornamelijk in | Sineefche Schrijver van deze revier de nieuwe en volle Maan, eb en vloed | fchrijft. in deze revier verneemt, en de Zee- Hier uit blijkt dat deze Revier, naaft vifch tegen ftroom zo verre opzwemt. | de revier Kiang, de grootfte en ver- Alhier ftrekt zich de zelve tot debreet: | maarfte van ganfch. Siza is. Enfchoon te van twee mijlen uit, en bewatert | hy als een uitlander van uitheemfche en maakt het ganfche landfchap Nar- | volken in Sina treed, zoo vreeft hy king vruchtbaar. Endelijk, nadat hy | evenwel de Sineefche wetten niet, die de ftad Nanking en Chinkiang is voor- | niet toeftaan dat eenigh vreemdeling by geraakt, ftort hy door een grooten [in hun Rijk komt ; maar hy wreekt mont in den Oceaan zelf. In dezen | zich hier over aan de Sinezen ,‚ met mont leid een Eilant en Stadt, dat met | hunne landfchappen dikwils deerlijk krijgs-volk en fcheepen wel voorzien | onder water te zetten, Want hy rijft is. Ter wederzijde op den oever van | dikwils ten bedde uit, en jaagt flik en deze revier, vind men doorgaans zeer | water over landen en akkers heen. De veele groote en kleene fteden ftaan. bergen Quenlun, daar hy zijnen oor- Zoop der De Geelerevier, zo geheten na de fprong uit neemt, zijn; mijns oordeels, Grele reviere. kleur des waters , dat doorde geelheit | de Amafifche bergen en niet zeer der gront veroorzaakt wort, is op Si- | verre van het Rijk Laor of Tibet gele- neefch Hoang geheten, en fchijnt in | gen. Ja, dat noch meer is, de gelegent- peerfte wel een moeras te zijn, maar | heit der plaatzen en geweften wijft uit, de {nelheit en’t groot gewelt des ftroo- | dat uit zelve bergen de revier Gaz

menden waters wijzen heel anders uit: | ges in Bengale,de revier Mefonin Laor, cr

ap PU 7,

hel * j le, ki

TO4 _enumeer andre vermaarde revieren, die de geweften Sion en Pegu bewateren, haren oorfprong hebben. Want de Sinezen bewijzen dat zeer veele en groote Revieren , die nat. Zuiden vloeien, uit dit gebergte haren oor- fprong nemen. Wijders, na dat deze Geele revier de onmeetbare landftree- ken van Sifan en Taniju,dic geenzins onder de Sinezen ftaan, voorby is -ge= raakt, valt hy by deftad Lingao „niet verre van deftad Krzg in ‘t landfchap Xenfi , in ’t Rijk S7pa , ter plaatze daar zich de groote Muur na ’t Ooften ftrekt, dien hy-ook bekabbelt en be- fpoelt. Daar na fchiet hy {nel en ge- zwint, zoo wel na ‘t Noorden als na 't Ooften, voorby de woefte Wildernis Samo , twee duizent ftadiën verre, en keert zich voort nat Zuiden , alwaar- hy door de poort Se, die in de groote Muur is gelegen, komtte vallen; en verftrekt voorts een fcheits-paal tuf- fchen de twee landfchappen Xenfs en Xanfs. Hier van daan treed hy in ’tland- fchap Hozan ‚daar nain Kantung, en loopt zeer verre in't landfchap Kiang- nan, tot dat hy by de flad Hoargnan met groot gedruis en zeer grondigh water in Zee ftort. Eertijts liep hy ook door Peking en-Xantung ; maar de fchrandre en haerftige Sinezen, heb- ben met grooten arbeid deffelfs kil na eenen andren weg zeer verreafgeleidt : ‘twelk zy hierom deden, dewijl hy die geweften, die zich zeer verre in de vlakte uitftrekten met het overwa- teren endelijk zou weg en afgefpoelt hebben. Evenwel hebben de Sinezen noch een kleenen kil gelaten waar aan men zien kan dat de Geele revier eertijts hier haren loop gehad heeft. Het water van deze revier is zeer gron- digh en drabbigh, en-heeft, gelijk te vooren alteê gezegt is, eenen geelen kleur. De Sinezen willen dat dit water binnen den tijt van duizent jaren niet klaar kan worden; zulks zy ook deze

woorden „Wanneer de Geele revier zal |

klaar worden voor een fpreekwoort gebruiken , alfle van een zeer zware of onmogelijke zaak fpreeken. De bootsluiden, die op deze revier varen, maken dit water alle het willen ge- bruiken met Aluin daar in te {mijten

GEZANDTSCHA P hän den Grooten

zeersklaar en helder» want als dit-wa= ter hier meê gemengt wort zarzakt de flik terftont onder.na de geont,

sit VW

giet

val ST

W ater.

I Nt landfchap Xazff , by Pingjaoy "is, een groote ,Water-val ‚‚: waar af men ’t gedruis: eenige. mijlenverre kant hooren. AE rmpemagsts dour _ In ’t landfchap-Ktangf ‚by -deerfte hooftftad Nanchangs is een berg Pen: chang, dat zo veel alsde Berg van hon” dert roeden gezegt is; dewijl het-water, met een fterken val hondert roeden ver. affchiet. Ne „tt ounll

Inde revier Chuem, die by-Xunking: door fteenen en fteile klippen vloeid „’ leggen zes en dertigh Water-vallen waar van,met een yzelijk gedruis en ge= raas,’t water neêrwaarts tort,

„By de tiende hooftítad van’t boven- gemelde landfchap Kiangft, is een re= vier Xemuen of Heng geheten, die met groot gewelt uit een Water-val komt ftorten, die de Klok genoemt wort, om datze een geweldigh groot geluit geeft,

De revier Yao vloeit, by de ftadt Linijao; met zo groot een gedruis en geraas, als of het donderde. |

In ’t Karfpel Chunking , by de kleene ftad Chuang, is een beek Mingyo, die uit het gebergte , door fteile klippen, over de vijf roeden met groot gedruis komt affchieten : beneden langs den oever ftaan oude en hooge boomen. -

Uit't gebergte Taye, komthet Wa- ter omtrent vier hondert roeden hoog afvallen. |

Byde (tad Tau is een groote Water- val, waar uit een Meir ontftaat.

_By de hooftftad Choxang , is een re- vier Xangyung waar in een groote Wa- ter-val is, die, zo men flechts maar eenenfteen daar in {mijt terftont don- der en regen veroorzaakt.

By de ftad Hoeicheu , is cen revier Singan, die, tuffchen Valeien en Steene klippen,drie hondert en tzeftig Water- vallen heeft. k In't landfchap Fokien , by de hooft- ftad Tingchen, is een Revier waar langs men na Fenping vaart ; in de zelve leg- gen

LE |

_

Tartarifchen Cham,

gen veele Watef-vâllen en zeer gevaar- lijke Zant-platen. Als de fcheepen met het afvallende water hier voorby zak- ken, zo ftuuren de Schippers, om geen gevaar te loopen van aan ftukken te ftooten, eenige bondels ftroo voor af, waar tegen de fcheepen zeer zacht komen aan te ftooten ; zulks de zelve door dit middel behouden, en zonder letzel daar voorby raken. |

In 'tlandfchap Qwangfi, by de hooft- ftad Pinglo, is een revier, Ly geheten, die tuffchen zeer enge en diepe Va- leien, en dikwils door Klippen en Stee- nen met groot gedruis voortrolt ; inde zelve leggen ook drie hondert en tze- figh Water-vallen , zulks inde zelve nauliks fcheepen varen kunnen.

In’tlandfchap Queicheu , by de ftad Ganchoang vertoont zich een Water- val van twaalf roeden hoog:

By de ftad Kiegaz leid de revier Kan, alwaar die gevaarlijke Steenklippen, Xetapan geheten, haar begin nemen. Van deze ftad is het zeer gevaarlijk te fcheep de revier af te zäkken , dewijl daar zeer veele fcheepen fchip-breuk komen te lijden , en dat van wegen de blinde klippen en banken, waar over de revier zeer {nel en gezwint heenen rolt. Achtien plaatzen zijn’er,daar men het meefte gevaar loopt ; uit welke oorzakedeze revier ook Xetapan,dat zo veel als achtien water-valien te zeggen is, genoemt wort. Gemeenlijk nemen de meefte fcheepen uit deze ftad eenen ervaren Stierman of Lootsman in.

By deftad Ce, is de revier Tan, dat root te zeggen is : want deffelfs water ziet’er zo root als bloet uit. DeSinc- zen {chrijven dat het water eertijts zeer klaar was , maar dat 'et van Pe? , eenen zeer trouwen Landvoogt der Konin- gen Chao, die roode kleur (dewijl hy zich zelven by den oever om't leven bracht, ) gekregen, en tot dus lang be- houden had.

In Chingtu , 't eerfte Karfpel van *tlandfchap Suchuen , vloeit voorby de kleene ftad Cw een Revier, die gemeen- lijk de Revier der Paerlen genoemt wort ; dewijl des nachts in de zelve lichten glinfteren, die de Sinezen voor

Karbonkels houden , en Jeming noc- men, dat is, Nacht-lichten,

of Keizer van Sinä. 105

Voorby de ftad Twzgehen loopt de revier Siang, die water heeft zo klaar als eén kriftal , zulks men , fchoon de zelve eenige roeden diep is, op den gront fteentje voor fteentje tellen kan.

By Foning vloeit een Reviertje uit den berg Ta/ao , welks water in den Herflt-tijt. blauw van kleur is: d'In- woonders waffchen dan hunne klede- ren daar in af‚ die dan mede blauw van kleur worden.

De revier Kiemo, by Paogan, heeft; naar men zeid zo licht water , dat'er geen hout noch fchip op drijven kan; maar zo dra alffe daar op komen, zak- kenze te gronde, eveneens als ofze in de lucht gezet wierden.

De revier Jo, by Kancheu, wort de

Zwakke revier genoemt, ter oorzake van haar water , dat zo licht en dun is, dat ’et geen kaf dragen kan. 4

By Chingtien, op den berg Cucai , is cen kleen Reviertje , dat zeer zoet en welriekend water heeft.

By de ftad Hap vloeit de revier Co, welks water zonderling bequaam is,en gezocht wort om ’t yaer daar meê te fcherpen: |

By Chokan is de revier Cung yang, welks water alle vlekken en plekken uit de kleederen weg neemt; ook is het zeer bequaam om het yzer daar meê te fcherpen , dewijl het eenige fcherpigheit by zich {chijnt te heb- ben.

In Hoguang is de revier Han , die uit'tgebergte vandehooftftad Pachang vloeit; deffelfs water, dat meer als ge- meen kout is , tempert in de honts= dagen de hitte der lucht. Te dezef oor= zake hebber de Koningen over de Re- vier een Paleis laten ftichten , -daar in zy zich des Zoomers, om de groote hitte te fchuuwen , gemeenlijk ont- houden. |

Ini ’t ländfchap Hoan vloeit de re- vier Ki, by de ftad Hoaiking, uit derì berg Wanguo, daar na begeeft zy zich otider d’aarde,maar komt terftont weêr te voorfchijn , en maakt het Meir Taye; uit dit Meir vloeitze weêr in een ens ge gracht, en wott de revier Ci ge- noemt. |

De revier Kinva wort de Gout-rij* ke revier genoemt , om dat d'Inwoonr

a ders

or erg

Ak

a

ef „Je or DE Zar of - ad Ar ay - « wi é ei „4 en

zoó

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

‚ders een groote menighte gouts daar ( Likiang, verfpreit zich de revier Kinxa

nit rapen.

Voorby de ftad Pexan vloeit de re- vier Che, die ook Hoanglung, dat is, de geele Draak genoemt wort: want de Sinezen verzieren datze daar in een gee- len Draak, ten tijde vant geflachte Ha- „4, gezien hebben.

‚De revier Stangyn, die voorby de ftad Melo vloeit , is hier door ver- maart geworden, om dat zy oorzaak is, dat de Sinezen het Feeft Tuonu vie- ren. Dit Feeft wort door ganfch Sa op den vijfden dag der vijfde maant, ter gedenkenis van een zekrentrouwen Landvoogt, die: zich zelven in deze Revier verdronk, als eenige verraders na zijn leven ftonden,met grote pracht, gejuig en blyfchap geviert. Hy was by den volke , daar hy over gebood, zeer benïnt en wel gewilt; te dezer oor- zake worden ook t'zijner eere te fcheep fchouw-{peelen en_ groote gaftmalen aangerecht van de geenen die hunnen Landvoogt noch fchijnen te zoeken. En zo geweldigh is het vieren van dir Feeft in 't gebruik geraakt dat zulks nu door ganfch Siza gedaan wort, daar het te vooren alleen maar op een eenige plaats-gefchiede,. Zy vertoonen op verfcheidene vergulde fcheepen, die Draaks-gewijze gemaakt zijn, met heen en weêr te loopen verfcheidene fpiegel-flrijden. Ook krijgen de over- winners zekre prijzen,die uit ’t gemeen gegeven worden, en dikwils vry hoog te ftaan komen.

In ’t landfchap Krangff, by de ftad Vuchen, loopt de revier Lienfan „daar uit de Sinezen water halen , dat inde

water-loopers (die zy in, plaats van

zant-loopers gebruiken ,) gebezight wort ; want dit water is het minfte van alle andere waters der verandering van tijt en weêr onderworpen. „By Kiegan is een revier, Senting ge- heten ; dat op Neêrduitfch een fluit te zeggen is, om dat deffelfs water , in ‘t {nel vloeien door fteenen een zoet geruis ernt-aangenaam geluid van zich geeft. Je | | By Xincheu is de revier Xo, waar van men voor wis vertelt, dat deffelfs water veele ziekten geneeft. In ‘t land{chap Junnan by de (tad

in een groote breette , en maakt een Meir van dertigh ftadiën , het welk zo diep is,dat ‘er geen gront te krijgen is. In ‘t landtfchap Chekianz , by de hooftftad Hangcheu, loopt cen revier, die ten opzicht van haren loop nu Che, dan Cieztang ‚en op zommige plaatzen C-ngan genoemt wort. Deze Reviere verwekt op den achtienden dach der achtfte maant (die by d’ Europers de Wijnmaant is ) by deze ftad een hoog Zee-gety; invoegen de Filofofen hier uit ftoffe van te twiftredenen kunnen halen. Men verneemt het ganfche jaar door wel een groot en hoog gety; maar dit, dat in Wijnmaant gefchiet, over- treft alle d'andere in kracht en gewelt van water : want groote golven werpt de revier dan op , die zo hoog als ber- gen gaan, een groot gedruis en geraas maken, en fchepen, die over dwars leggen doen vergaan en te gronde helpen. En zo berucht is deze dach, dat de ganfche ftadt en de Landvoog- den „, omtrent vier uuren, zich na de reviere begeven, om deze wonderlijke beweging te dien dage oogfchijnlijk te aanfchouwen.

Bronnen.

Ï N Chinting, de vierde hooftftad van ‘tlandfchap Peking , leid een Meir die.uit twee bronnen haren oorfprong neemt, van de welke d'een zeer kout , en d'ander zeer warm water heeft,daar- ze nochtans dicht by malkandre ftaan. Op den berg Gano , by de ftad Jung- chang „is een fteen , die de gedaante van een men{chen neus vertoont: uit de neusgaten fpringen twee bronnen, waar van d'een warm en d'ander kouris. | | „In -Tengeheu, de vijfde hooft(tad-van ‘tlandfchap Xantung is een bron, Ha- nuen geheten, dat een recht mirakel der nature is: want teffens welt hy kout en warm water op. niin In “t landfchap Kens, in Linchang , de vierde kleeneftad van d'cerfte hooft- ftad Sigan ‚is een bron als. kriftal, en, heeft naauliks vijf voet water, welk bovenfte zeer kout is, zes en

Bronnen,

Tartarifchen Cham,

dert gront is’et zo warm, dat niemant de voeten daar in kan houden.

In ’t landfchap Quangff is een bron, wiens eene helft troebel en d'ander helft helder en klaar is : en fchoon het troebel en klaar water onder malkan- dre gemengt en gefchut wort,zo fchei- den zich deze deelen evenwel weêr van malkandre, en krijgen terftonthaar vo- rige kleur.

In’tlandfchap Queichen , in de zefte kleene ftadt van de zefte hooft-ftadt Tungpin , is een bron, die door een zelvenmont tweederlei water van zich geeft: te weten, klaar en helder, en troebel en trabbigh. Als het water uit d'ader is gefprongen , zo gaat ieder een byzondren weg , eveneens als ofer een onderlinge vyandfchap was. Het klaar water wort gebruikt tot den drank, die van Rijs gemaakt wort.

By Jwngping is een bron, wiens wa- ter zo heet is, dat men daar in een Ai kan gaar kooken.

By deftad Hiaoy, is een berg Caor

tung, waar op men zeer veele warme baden en heete bronnen heeft.

In Hoangcheu, de vijfde hooftftad van’tlandfchap Huguang , is cen berg gelegen , daar op een bronis, die zeer warm watêr uitlevert. Zo een bron is mede by de ftad Ju, die hierom ez geheten is.

By Jwezcheu , vloeit uit den berg Nang een bron , wiens water het gan- fehe jaar door zo koutis , dat niemant het zelve kan drinken, ten zy het zelve eerft een weinigh in de Zon heeft ge- ftaan.

By Ghenning is een bron, Caikus ge- heten, die zeer kout water heeft, daar nochtans het ganfche omleggende lant door de hitte des onderaard{chen vüurs zeer heet is. ie a,

By de ftad Jengan, in ‘t landefchap Xenff, vloeit uit het gebergte ecn Jo- den-lijmachtige vocht, die Petero/te genoemt en âldaár tot hef genezen van fechurft gebruikt wort. 7

By Hoaiking , de vijfde hooftftad van ’tlandfchap Horan, fpleet eertijts met groot gedruis de berg 74? , en maakte een hol van drie hondert roe- den diep. Hier uit vloeit nu een Jo- den-lijmachtige dikke en vette vocht,

of Keizer van Sina: 17 die in veele dingenin plaats vanolige-” bruikt wort; en zeer aangenaam vat fmaak valt. 5 |

In 'tlandfchap Suchu-z, in Nuikzdn?, delfde kleene ftad van d'eerfte hooft- ftad Chingtu; is cen water-bron , die nu opklimt en dan weêf neêrdaalt ; en? is bevonden dat de zelve, fchoon hy zo verre van Zee is gelegen , cvenwel het gety van eb en vloer der Zee onders houd. |

In't land(chap Fokien, by de hoofts ftad Hinghoa, is op den; kruin des bergs Hucung een Put, wiens-water net op en af te loopen , het gety van eb en vloet der Zee waarneemt.

By Jòngchang is een-berg Gailo, waar op een zeer diepe Put is „die den Inwoonders een voorteeken van cen vruchtbaar of een onvruchtbaar jaar verftrekt ; indienze flechts maar letten of deffelfs water hoog of laeg ftaat.

By Jwaking is een bron Ziejn, de Melk-bron geheten, van wegen de zoe= tigheit des waters. |

By Vuting is een bron, Hiangkut ge- heten , die zonderling welriekend wa- ter inde Lentcheeft: op welken tijt d'In= woonders, (dewijl zulks wat meer als gemeenis,) aan dezen bron komen offe- ren, en Rijs- water, datze met wijn mengen, drinken. Dit water, naar hun zeggen, geneeft zeer veele ziekten.

In ’t landfchap Honan is een zeer fchoone bron, Ping geheteri , daar by een fteene kolom , op dat eén. iëder dezen bron met aandacht zou aans fchouwen, opgerecht ftaat.

In ’t landfchap Hugnang , by de hooftftad Hoangcbheu , is een bron, Loy geheten, die de ftad Kinxwi zeer ver= maart maakt: wartt Om de drank Che daár van te maken is dit wäter het befte naaft het tweede,

In ’tlandfehap Juznan is een berg Xang , daar op een zeer koude bron ‘is , die evenwelde jicht zonderling ge= neeft, |

In Quangnan is cen beek MN anmo,die altijt warm water uitlevert, dat zeer goet is om zig daar in te baden, en heeft ook den naam, dat ‘et veele ziekten kan genezen:

By Cioking is een bron, die warm water heeft, waar in de genen gewaflen

02 wort

3: mdf En nee : ze a ed - Kas nn nn en - eee a - = Dean ee end ne : E = er 3 Te De and n en = en p= en Een pd = = in ü - Fr; ad

0

Eg enn a

_

ee en - Ka a en _ ed et nde ee Ee

Se

worden , die benauwt van borft zijn , en eenige verftoppingen in lichaam hebben, daaraf zy dan op deze wijze zeer licht genezen worden.

By de ftad Lingan,op den berg Sien, fchrijft men dateen bronis, wiens wa-

ter, als men daar dikwils af drinkt,

het vleefch vvit maakt, en een zon- derlinge kracht heeft omt magre luiden vet te maken.

By Xunte is een holle berg Tuzg, (dat op-Neèrduitfch zo veel als een bad- ftoove te zeggen is ,) die warm water

_ uitlevert dat goet voor de fchurft-

Wenderlijke

waangeloof

in de Bergen.

heitis.

By Chelo, op den berg Manglo , is een bron die vergiftigh water heeft; en waár- aan de menfchen en beeften, fchoon datze noch zo weinigh daar af gedronken hebben , terftont doot op d'aarde neêrvallen.

Niet verre van Yaogan is een groote Put met zout wäter, daar af zout ge- | maakt wort , dat door 't ganfche land- fchap verbeezight wort.

|

ro8: GEZANDTSCHAP aan den Grooten

(op zeer veele Zout-putten. zijn ; ; als ook by de ftad Queichen, op ‘trouwe gebergte. In Hengmar zijn acht en der- tigh water-bronnen 3 en in Masmin negen Zout-putten.

By Jaxgcheu zijn zeer veele Zout- pannen , waar in het Zout eveneens ge- maakt wort , als in Europe van Zee- water.

In ’t landfchap. Kiang fi , by Nan- king , is een bron, Liez geheten, wiens water in ’t vallen zich eveneens ver- toont, als een laken dat van zilver- draat geweven is. Uit dezen bron vloe- jen dertigh kleene Reviertjes ‚en des- zelfs water wort zeer gezont.gehou- den.

By Sintien komt het water uit den berg Caimzao vallen, dat een gedurige regen-boog vertoont, als de Zonne- ftralen daar op komen vallen.

By de ftad Jaocheu, is een berg Xe- bang, de ffeenige regen-boog geheten, om dat het water, dat uit den zelven komt vallen, aan eenen iegelijk een ge-

| By vivre iseen berg Fonier, waar | duurige regen-boog vertoont.

DARTIENDE HOOFTSTUK: Van Bergen.

Eer zorgvuldigh en waangelovig

zijn de Sinezen in ’t uitkiezen der

bergen; dewijl, naar hun miee- ning, al hun voor- en tegen{poet daar in,gelegen is, en die vande Draken, dien zy d'oorzaak van al hun geluk toe- fchrijvensbewoont worden. Ditis ook d'oorzaak waaromdeSinezen, indienze eenige Graf-fteden willen bouwen, (dat gemeenlijk van {chatrijke luiden op ’t gebergte gefchiet)degedaantedesbergs zeer naeftelijk onderzoeken,alle d'ade- ren doorfnuffelen, en zich koften noch moeite ontzien om een gelukkige aarde, namelijk’thooft , den ftaert-of ‘thert van een Draak, te verkrijgen: want zy achten dat hier uit, naar wenfch, alle geluk den nakomelingen van den overledene ontftaan zal. Vee- len, die-zich voor ervaren indeze kunft

uitgeven, en in't uitkiezen op de ge- daanten der bergen letten, ziet men door geheel Sia zwerven eveneens als de fterrekijkers en hand-bezienders, die. uit den loop der fterren en de trekken en gedaante der handen een ieders aanftaande noodlot beloven te vooren te fpellen. Wijders,in’t be- trachten der bergen, zullen wy letten op der zelve grootte, hoogte, krui- nen, valeien heuvelen , hoolen, art- zetj-achtigg kracht, geftalte , wonder-

en , gedierten s r t der menfchen, geleide en. Emba ders.

De berg Langeiven, by Kwagyang, is _ Grootte der ontrent twee mijlen en een half groot. agen.

De berg Suming, by Xaohing ; ber flaat een plaats van zeven. en en cen half. Latmi

De

'Tartarifchen Cham ,

De berg Lofen, by Polo ,is in zijnen omtrek achtien mijlen en een half groot.

De berg Tiengo, by Pingkiang, is cen en dertigh mijlen groot ; zoo groot is ook de berg Quanghia by N ankang.

De berg Heng,by Hoenynen , is vijf-

tigh mijlen groot ; even zoo groot is ook de berg Uncung, die ontrent Kze- gan dicht by Ganfo leid. …_ De berg Yen begint by Zotyen, en ftrekt zich drie en tzeftigh mijlen verre; zo groot isook de berg Qwan , die by de ftad Chingchang haren begin neemt ; als ook de berg Caoleang , ‘by de ftad Leangxan.

Te Kinhoa by Yu, leid de berg Ks- ming die de grootfte van alle bergen in ganfch Sina is.

By Cingeheu leid de berg Lang fie, die zich tot aan de Zee uittrekt : opde

zelve leggen veele dorpen, die. Kei- |

zer Xio lietftichten „. als hy verordende dat dertigh duizent menfchen zich op dezenberg onthouden en dien bewoo- nen Zouden. |

By Linkiang is cen zeer groote berg, Maung geheeten, die vol boffchen en aangename weiden is.

Hoogteder. Deberg Kimus by Taigan heeft de

Bergen.

“hoogte van darde-half mijlen. Men

zeid dat men op deffelfs kruin in d'eer- fte hanekraiì de Zon kan zien opgaan.

De berg Piu, by de ftad Gae? , is zoo hoog, dat de Sinezen den zelven de hoogte van drie mijlen en twee derde- deelen toefchrijven. Van deffelfs kruin kan men de hooftftad Chingtu zien,over alle d'andere bergen heen.

De berg Tientai, als ook de berg Sumiug , by Xaohing, is vijf mijlen

De berg Venpi, in 't land{chap Quei- chew, reikt met zijn kruinen boven de wolken. a

By de ftad Chiugtu leid een berg Ze- king, diehooger als de wolken is.

Tesintien leidde berg Pie, die d'al- lerhoogfte van alle bergen is, en veer. verre boven de wolkenreikt.

Bydehooftftad Lingkiang iseen zeer hooge berg, Mung geheten, die mede zeer verre boven de wolken rijft.

By de ftad Kefandeidde berg 7. afung,

die totaan den Hemel fchijnt te reiken.

of Keizer van Sind:

By Gangki is een zeer hooge berg Tuntaò, die hierom by de Sinezen de Troon des Hemels genoemt wort.

De berg Hocang is zo hoog, datze tien duizent voeten boven der aarde rijft.

By de flad an leid een eiland 7e- cheu , van hondert {tadiën groot, waar op een berg leid, die tot in de wolken fteigert.

In ’t landfchap. Quantung , by deftad Hoeichen, , is een berg, Lofen geheten, die over de vier mijlen hoog is.

By Lienchen leid de berg Loyang ; die zoo hoog is, dat men nauliks in twee dagen op deffelfs kruin kan klim- men: - ,

De berg Kiming , by de ftad Yu ges legen, is zo hoog, dat men negen da- gen reizen moet, eer men op defelfs kruin kan-komen.

In ’tlandfchap Suchuen leggen dal- lerhoogfte bergen.

By de ftad Kienning is de berg Xin, waar op men over alle bergen de Zon in Zee kan zien opgaan.

Omtrent Sintien is de berg Pie; die , met zijnen kruin boven fpits toeloopt, in vorm van een graf-naalt ; hierom worthy ook Pie, dat is„de Penceel, ge- heten. |

De berg Twlie , by de (tad Zan gele gen , verheft eenen zijner kruinen zo hoog , dat noit eenigh vogel daar op durft vliegen.

De berg Fan, bydeftad Liucheu ge legen, heeft een kruin, die boven in vorm van eenen dobbel-fteen toe loopt:

De kruin ván den berg Hocang is zo hoog, dater noit regen of fneeuw op valt, nochte men hoort daar op noit donderen.

Deberg Latung heeft eenen zeer {pits zen kruin vän twee hondert roeden.

De berg Ks heeft eenen kruin die over de hondert roeden hoog is. |

De berg Sienye, by Lieuchen, heeft eenen zeer hoogen kruin, die, gelijk een muur vaneenen ftcen gemaakt, re gelrecht op en neêr gaat. |

De berg Cu, by Aunte, die het Wees- kintgeheten is, om dat hy alleen maat een eenigen kruin opfteckt overtreft

alle andere inhoogte, 03 In

109

Kruineri

er Bergen,

EIO

In Qwazefs, by de ftad Zeyang , leid de berg Paofung , op wiens kruin, die tot aan de wolken reikt , een fteene huis ftaat.

By Lieucheu, op den betg Sienye, is een zeer hooge kruin die eveneens als een muur recht open neêr gaat; en bovenop den top een fteene huis heeft ftaan.

By Unting is de berg Hingkieu, die doorgaans ongebaant en {teil is ; maar op den kruin is hy effen. Men klimt daar by eenen weg op, die zo fimalis, dat’er geen twee neffens malkandre kunnen gaans ten tijde vanoorlog ver- ftrekt de zelve den Inwoonders een fchuil- en vry-plaats.

Te Changte is een berg Yyanz,diezo

fteil en hoogis,dat men nauliks daar op |

GEZANDT SCH a P aan den Grooten

Lung , die vier evenhooge kruinen zo- danigh in de hoogte opfteckt, dat het fchijnt dat men van alle kanten eenen den zelven kruin ziet.

De berg Uhoa wort de berg der vijf Bloemen genoemt „na de vijf even- hooge kruinen , waar van een ieder duizent roeden hoog is.

De berg Nanmin rijft met twaalf zeer hooge kruinen naar om hoog.

By Zwenkyang leid de zeer groote berg Yorai, die mer vijf en twintigh kruinen ten Hemel ftijgt, en zo fchoon en vermakelijkis , darze den naam van Jchoone Toren verkregen heeft.

By Arun is de berg Vutang , die zeven en twintigh kruinen in de lucht verheft.

By Hoeichen is de berg Hoang waar

kan klimmen; op deffelfs kruin iseven- | uit twee en dertigh zeer hoege kruinen

wel een groote vlakte , waar op by tijt

van oorlog zich veele begeven, om |

‘tgevaar t'ontgaan. - | |

De berg Tapien, by Yxur gelegen, heeft zo eenen vlakken kruin, dat zich ‚daar op eeneffen vlakte van vier mijlen en een half vertoont.

De berg Xi heeft eenen kruin, op wiens toppunt een Paleis ftaat;dat zich tot in de wolken verheft.

In Paokzng leid een berg Chingcang, wiens kruin de gedaante vaneen Kallc- koen uitbeelt.

De berg Kiztang is zo hoog en fteil, dat men ‘er nauliks op kan klimmen: op deffelfs kruin leid evenwel een ver- makelijk en vis-rijk Meit , dat rontom met boomen en bloemen omcingelt is,

By Pingo is de kruin Monien, of de kruin der oogen‚om dat hy op den top- punt twee groote fteene oogen heeft.

In rlandfchap Chektang, by Hang- cher , leid de berg Funghoang , die twee zeer hooge kruinen heeft, die te- gen elkandre over ftaan, en zo hoog zijn , datze tot in den Hemel fchijnen tereiken.

De berg Ciexe, by déftad Ho, heeft twee zeer hooge kruinen, waar door, eveneens als door een poort, de Geele tevier vloeit: «

_Deberg Tien wort het oog des He- mels genoemt „om datze op twee zeer hooge kruinen twee Meiren heeft.

By de ftad Paoking leid een berg

{chieten. „De groote berg Zunglin heeft over

| de zes en dertigh. kruinen; zoo veel

heeft ook deberg 7a/ao; maar de berg Heukt vijlt met tzeventigh, de berg Heng met twee en tzeventigh „de berg Hiana by Sinfhnng met negentig, ende berg Swming by Xaohing met hondert acht en tachtig kruinen naar om hoog:

By Hoating is een Valei van twee pe palin mijlen groot, dät zo diep en {mal is , éd Bergen.

dat’et licht van den dag daar nauliks in kan vallen, evenwel loopt'er noch een weg door. | KI

By de hooftftad Focheu is een berg

( Fang, waar op een Valei van derdehalf | mijl is, alwaar rontom óp de heuvelen

groeien. |

By Gucheg leid een zeer diepe Valei, daar niet wel door te reizenis, en loopt daar door ook maar een eenige weg : langs dezen weg reiftmen na ’t Rijk Tungkin, alwaar onderweegs vele lui- den,eer zy daar komen, door demoeie= lijkheit des wegs te fneuvelen komen. Zommigen noemen dezen weg Tien- muen, dat is; de poorte des Hemels, an. dere Queimuen , datis, de Poorte der duivelen.

By de ftad Paotung is een Valei, die rontom met zeer hooge kruinen van bergenbeflooten leid, en waarin mien alleen maar door een zeer fimallen weg kan komen. Intijt van oorlog begeven

zich,

Oranje, Citroen en Limoen-boomen

Heuvelen der bergen.

borgen.

Heilzame bergen.

Tartarifchen Cham , of Keiger van Sina.

zich, veiligheits halven, menigte van menfchen daar na toc.

By Ghinyven is de berg Polung,wiens heuvelen zich allengs zodanigh hoo- ger en hooger verheffen, dat de zelve zich eveneens vertoonen, als of men de golven van een holgaande zee zag;

By Kienyang is een berg Uluzg, waar op vijf heuvelen den zeften in ’t midden beflooten houden ; de Sinc- zen heten dezen eenen de Peerl , en de vijf andere de Draken.

By de ftad Queilin is een ftcile weg door ’t gebergte, waar op zeven heu- velen de gedaante van den grooten Beir, dien men aan den Hemel ziet, vertoonen.

Hoolen der By Tegan leid de berg Twugting ,

waar op een groot Hol leid, daaf in geen gront te vinden is.

By deftad Liping is een berg Taiping; en daar in een vierkant hol, 7 wagat ge- heten , dat in vorm van een vierkant huis uitgeholt is; ieder zijde is zes hon- dert en acht en veertigh roeden lang, en in ’t midden vloeit 'er een reviertje door. Ì

Op den berg Zuagte ziet men vier eni twintighftcene huizen of diepe holen; enop denberg Xino, by de ftad 7 a7gan, zijn ook zeer veele hoolen. |

By Mengyang leid de berg Queikzue,

die zo moeielijk te beklimmen en zoo

vol holen is, dat de fpraak onder de Si-

_nezen gaat, datze vanden bozen Geeft

uitgeholt is, |

By de ftad Zeugan leidde berg Chezg- leang „daar op een Hol is , daarin vele afgoden ftaan.

Op de berg Cokieu leid een groot Hol, dat eveneens als een afgrontis, en daarin ftaán twee beelden.

In ’t landfchap Quangff by de ftad Queilin, op den berg Hayang is Een waterigh Hol, daar in viervoctigh ge- dierte en gehoornde viffehen leven.

By-de ftad Chinting , is op denberg Canguien een-heelzame en gezonde bron. k

Op de berg Pao , by de groote fta

Liencheu,isdelucht{fodanig van natuur, dat deffelfs Inwoonders noit voor de |

koorts vreezen, en fchoon zy dic krij- gen, zo wordenze ook zeer licht daar af genezen, voornamelijk in de Lente

IIx

en Grasmaant : want die in deze maan- den met de koorts worden aangetaft , kunnen door geen genees-middel daar af geholpen worden. |

By de krijgs-hooftftad Cíxrien leid de berg Zatoydaar op zo een gezonde lucht is, datde geenen, die daar op leven ; van geene ziekten weten die door de koude wint of lucht veroorzaakt wor- den.

Deberg Cokieu wort de-geduurige Lente genoemt;om dat hy het ganfche jaar door de minfte verandering van weêr of wint niet gewaar wort, en al- tijt groen is.

By Kaocheu is een berg, Kaoleaag ge- heten , die zodanigh van natuur is, dat d'Inwoonders noit ’s Zoomers hitte; noch des Winters koude gewaar wor- den; invoegen her daar op ‚na der Sie nezen zeggen, altijt Lente is.

By de ftad Jwnghing leid de berg Liunglai , waar op ook des Zomers ys gevonden wort.

In’tlandfchap Xanfr, by de ftad Pu, isde berg Lie, by den welken de zeer vroome en vermaarde Keizer Xunus , eer hy by dit volk tot Keizer verkoren was „een Boer of lantbouwer geweeft was: Deze berg brengt tot noch op dezen dag geen doornennoch quade of fchadelijke héefters voort ; 't welk, na hun verziering, by”’s-maäns grote deug- denen verdienften is toegekomen.

De heuvelen des bergs Umuen ver- cstake des toonen”zich eveneens; als ofze in de bergen.

fucht hingen.

In ’t landfchap Quang, by Queilin, leid een berg Ly, die de gedaante van een Olifant heeft.

De berg Utuxg beelt eenen menfch uit, die over end ftaat en met zijn hooft

voor over bokt. | De berg Tienmo wort het oog des Hemels genoemt, om datze op beide

kruinen twee oogen heeft. | De berg Ming yue heeft zijnen naam

A

van een onderaartfch hol, waar mee

dat dit gat, als men daar tegen over taat, zich eveneens als een blinkende

of heldre Maan vertoont. By Paoki is eenberg Chincang, wiens hoolen, als het wilonweeren of don- deren, zoeen yzelijk geluid en geloet ger

zeltzaambe- ew den in de begs de zelve-zo regel-recht doorboort is , gen.

rI2 geven , dat men het over de twee mij- len ver kan hooren.

By Stuyang is een zeer hooge en ver- makelijke berg , wiens kruin, als het wil regenen , altijt met een wolk be- dekt wort. | |

By Pingchat leid eenberg Pegui,waar aan men bevonden heeft, dat het {mel- ten vanden winter-fneeuw op deffelfs kruin een teken van een goet en vrucht- baar jaar is ; maar blijft de {neeuw den

Zomer over , zoo is 'eteen quaat tee-

ken.

Men fchrijft dat de berg Fang, by Chang yang , zoodanigh van natuur is, dat menin de Lente noch in den Herfit geen wint daar op verneemt, en des Zoomers gedurigh wint uit de hoolen blaaft ; en dat in tegendeel des win- ters op de zelve wijze de winden door de hoolen trekken.

Op de berg Kefn, die by de krijgs- fteden leid, zeid men dat 'et ongemeen kout is.

By Nankang leid de berg Quanglin, die by fchoon en helder weêr altijt met wolken en nevels bedekt is ; invoegen

GEZANDTSCHaAP aan den Grooten

ften en menfchen leven, die nergens anders te vinden zijn.

Op den berg Fungcao heeft, naar men zeid, de vogel. Phenix zijn neft: ook fchrijvenze dat onder dit neft een zeer eedele en koftelijke fleen gevon- den is.

In'tlandfchap Xenfs, op den berg Holan , onthouden zich veele wilde Paerden.

Op ‘t gebergte, by de ftad Linijao, onthouden zich wilde Offen, en dieren als Tygers.

In 't landfchap Chekiang, op den berg Cutien, zijn Tijgers die geen fcha- de doen; en de wilde Tijgers van d'om- leggende Landfchappen worden tam, alle hier op gebracht worden. « Het zelflte wedervaart ook den Slangen.

By Cnyven, in ’tlandfchap Iuzuan, is de berg Nilo, waar op zich veele Tijgers en Luiparden onthouden.

In ‘tlandfchap suchuen, by de ftad Cungking , leid cen berg Toyung , waar op men Apen vind , die den menfchen * zeer gelijk zijn.

By de ftad Changcheu leid de berg vreemde Cio, waar op men fchrijft dat een fteen rn leid, van vijf roeden hoog , en achtien gen gevorden dik, die lilt en beweegt wort als ’t wil verder.

ftormen.

men de zelve uit het bygelegen Meir nauliks zien kan , fchoon men daar dicht by is.

By Xaicheu leid de berg Ling fung , waar op, als het daags geregent heeft, des nachts altijt een groote vlam ver- fchijnt; maar niet als’t droog weêris.

De berg Hoo wortde Vuurige berg genoemt , om dat nacht op nacht ze- kre lichten , eveneens als ontiteeken

kaerzen, op de zelve verfchijnen. De

Sinezen willendat’et diertjes zijn, die nacht-muggen genoemt worden , en dat deze uit de revier na den berg klim- „men, en aldaar zo glinfteren. | By Munghoa leid de berg Tienw/, he Oor des Hemels geheten: want hier op shoort-men zoo eenen fijnen en aange- namen weêrklank , dat men den weêr- galm, fchoon iemant noch zoo zacht {preekt hooren kan. |

Gedierzen —_ Op den berg Quan, worden zeer op de Bergen. toute en kloeke Valken en Gieren ge-

“Vangen, die ter jacht gebruikt wot- den. De Sineefche Lantbefchrijvers ver- halen dat by Sinfuug een zeer groote en dikke bergleid, waar op wilde bec-

By Lioyang leid de berg Yoink, dat is, de berg van de koftelijke Vrouw: want op den zelven ziet men een beelt van een zeer fchoone Vrouw ; dat niet door de kunft gehouwen „maar uit de natuur aldaar gegroeit is.

Byde ftad Zengan leid de berg Ching- leang , alwaar men in een zeker hol

een zeltzaam heir van afgoden ziet; te weten, een heir van omtrent duizent beelden , die alle uit een harden fteen gehouwen zijn, en op ’tbevel vaneen zekren Koning, dieop dezen berg zijn leven in eenzaamheit overbracht, ge- maakt wierden. eet

By Vucheu leid een berg Wangkin, waar op een wonderlijk beelt ftaat, dat eenen menfch vertoont, en na den ver- fcheiden temper des luchts ver{cheide- ne kleuren aanneemt , waar aan de In-

woonders kunnen zien of het helder weêr zal zijn, dan of het regenen zal. Den berg Fang heeft Keizer Xius, door hulp van vijf duizent mannen, la- ten

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina.

113 ten doorgraven : wanthy had gehoort !

By de ftad Kioheuleid de berg Fang; van die bovengemelde bedriegelijke | dien de graf-fteden van d'ouders, die

Gefchiede- nifJen die op

berg-kijkers, die eenen ieders voor-en

tegenfpoct uit de gedaanten der bergen belooven te vooren te fpellen, dat deze berg te, vooren fpelde, dat een andre Keizer het Rijk bezitten zou; weshal- ven, om den voortgang van dit aan- ftaande nootlot te beletten, liet hy de- zen berg doorgraven.

Op den berg Cokzeu is cen groot Hol, en zoo diep als een afgront, waar in men een beeltenis van eenen menfch en zeker gedierte ziet. De Sinezen fchrij- ven , dat byaldien iemant dit beelt aan- ziet, en luits-keels fpreekt, terftont donder en onweêr daar door t'ont{taan komt.

Op den berg Fiyuz ftaan in de fteen- rotzen voetftappen van menfchen ge- drukt,waar van zommige de lengte van vier palm van een hant hebben. |

By de ftad Crzg leid de berg Loyo;, waar op een groot Leeuwen-beelt ftaat, nit wiens mont een bron vloeit,

By de ftad Keu, in't landfchap Max- king, leid een berg Cuking, waar op een groot ftuk gout gevonden is, dat zeer vele ziekten kan genezen ; ’t welk ook een ieder aldaar doet geloven dat- ‘et door deChimifche kunft gemaakt is,

De berg Kieuguan, datis, de ber van negen Paleizen, is alzo geheten, om dat de Zoonen van Koning (yz- gan daar op voor zich negen Palei- zen hadden laten ftichten, waar in zy zich in de geleertheit en letteren oef- fenden.

De berg Lin, by de ftad Taulien,

de Bergenge- iS hier door zeer vermaart geworden,

beure zijn.

om dat Mewyus , die wonder wel met de boog wiftom te gaan, op den zel- ven zeven vogelen met zeven pijlen, d'een na d’ander, in de vlucht fchoot.

By Kiayu, op den oever van de re- vier Kiang,leid een berg Chepie, die door den neêrlaag , dien aldaar A4- cay van Chenijaos kreeg, zeer vermaart is geworden.

By de ftad Cen leidt de berg Chang- ping, die hier door zeer beroemtis ge- worden; dewijlde Filofoof Confutius daar op zijn geboorte-plaats heeft. Op dezen berg ziet men puinhopenen ver- valle muraadjen van een zeer oude ftad.

dezen Confutius ter werelt hebben ge- bracht; niet weinigh vermaaárt hebben gemaakt.

De berg Afeuchin,by Hanyang,heeft zijnen naam van de negen Maagden, om dat negen zufters op dezen berg al« tijt maagt bleven , en aldaar de Alche- mi-kunft oeffenden.

De berg Moyuzg, by Histar, wortde Herders-berg geheten , om dat op de- zen berg, zo de Sinezen fchtijven, eer- tijts een zeer fchoone Maagt 't herder- fchap geoeffent heeft.

By deftad Cy leid de berg Cw , waar op Koningh veel gouts begroef, enliet de werks-luiden , die het zelve begraven hadden, op dat zulks nie- mant zou gewaar worden , om ‘tleven brengen ; dit merkte evenwel een jong zoontje van eenen der zelve, die ook her gout, als hy tot zijne jaten geko- men was, weg nam.

By de ftadt Cuching , op den berg Dorpen op Langfie, zijn zeer veele Dorpen, die, de Bergen, zints Keizer Xis dertigh duizent man-

nen daar op gebracht had , gefticht zijn.

By Jenchang leid een berg, Tochen ge- heten, die woeft, hoog, en rontom zeer fteil is, zo dat’er qualik op te klimmen is, en een handt vol volks een groot heir zou kunnen afllaan ; maar van bin- nen leggen verfcheidene dorpen en vlakke weien.

Op de zeer hooge bergen van't land- fchap Suchuen,daar het zelve aan ‘tlant- fchap Honan komt te grenzen , leid zeker Koningrijk, King geheten , dat op zich zelfsis , en geenzins onder ge- hoorzaamheit van den Sineefchen Kei zer ftaat , alleen ontfanght hét eers- halven en wel-ftaans wille, van den Sineefchen Monarch de Kroon en Scepter. Deze berg-luiden willen den Sinezen geenzins toegang tot hunne bergen vergunnen; ja nauliks toef pre- ken. Dit Rijk is gefticht van de volken van King‚en d'omleggende landfchap- pen, die uit her landfchap Huguang

quamen vluchten, en zich, om den '

oorlog en de moetwil der krijgsknech- ten tontgaan , ten tijde der Koningen, op het einde des (lams Cheva , na deze

P hooge

mr hr en A =

_ - en a

ed mn en

En a

| } 5

114 GEZANDTSCHAP aan den Grooten

hooge bergen begaven. Op dit geberg- teleggen ontelbare valeien,en treffelijk bebouwdelanden, die voor den inval en ‘t roven der vyanden bevrijdt zijn.

By de ftad Queicheu zijn zeer hoge fteen- en klipachtige bergen , voorna- melijk in ’t Noorder-gedeelte , daar berg aan berg leid, en waar op noch tegenwoordigh wilde en woefte men- fchen woonen, die geenzins onder de heerfchappye der Sinezen buigen wil- len. Op deze bergen heeft men Zout- putten en vind aldaar Oranje-boo- menz Citroen-boomen , Mufchus en Velt-hoenders in grooten overvloet.

By Suming leid de berg Chango , die zo breet en on-naakbaar is, dat zich daar op. wilde menfchen onthouden, die vande Sinezen niet onder gehoor- zaamheit kunnen gebracht worden ; maar zy leven daar in vry en veiligh op zich zelfs. L

De landfchappen Ajang , Quan- tung en Fokten grenzen metde wortels

en ruggen der bergen dicht aan mal- kandre. Op dit gebergte woont cen wilt en woeft volk, dat tot noch on- der de gehoorzaamheit der Sinezen niet wil buigen ; ja; dat meer is, het verftout zich dikwils uit hunne hoolen en fchuil-hokken te fpringen, en uit de naaft-gelegene plaatzen een roof te halen; hoewel deze wilde berg-luiden nietgewichtighs noch groots in't werk durven ftellen ; dewijl over al Kaftee- len en Sterkten zijn opgeworpen, die _ vol krijgs-volk leggen , om't invallen en heimelijke aanflagen dezer berg- luiden te beletten. En fchoon de Si- nezen dikwils gepoogt hebben, deze luiden te tenrmen en onder gehoor- zaamheit te brengen, zoo hebbenze evenwel noit-iets kunnen uitrechten, en dat van vvegen d'enge openingen

| der bergen , en on-aankomelijke toe-

gangen ; vvaar in men evenwel verma- kelijke valeien en vvel-bebouvyde lan- den vind leggen.

VEERTIENDE

HOOEFTSTUK.

Van Berg-werken, als Metalen, Stenen, en drergelijke dingen , die bet dartrijk in Sina verfchaft.

Oor geheel Szza vind mem een

ontelbare menighte van Mijnen,

die allerlei Metalen in grooten overvloet bezitten. Gout of zilver uit de Mijnen te graven, is in Siza uit kracht der wetten verbooden ; dewijl de Sinezen voor vaft gelooven, dat de menfchen, wier leven veel meer dan het gout en zilver (daaromd'Europers d'ingewanden des Aardrijks doorfnuf- felen. en ontledigen , en de vlakte des

Aardrijks van menfchen ontblooten )

van Keizeren en Koningen behoorde geacht te wórden, doorgaans in de mij- nen door de fchadelijke uitwaaflemen- de dampen verftikken en om, 't leven raken. Evenwel ftaat eenen ieder vry gout aan de oevers der Revieren te zoe- ken,dat ook aldaar in grote menigte ge- vonden wort, en daar meê de Sinezen veel meer koophandel drijven, als dat-

ze het zelve in betaling voor andre Waeren geven. Verfcheidene andere berg-werken, als Quikzilver , Koper, Yzer, Tin, Vermiljoen , Lazuur, Vi- triool,worden ook in ‘tgebergte gevon-

den. Door ’t ganfche lantfchap Suchuen

vind men ook zeer uitmuntende Zeil- fteen , en d'allerbefte by de groote ftadt Linchenals ook in'tlantfchap Hwguang. Op 't gebergte Yocheu vind men een groenefteen, die, fijn geftooten, den Schilders een treffelijke groene verfver- fchaft. In’tlandfchap Quantung, in ’t gebied van Kaochea,als ook by 74/i, de tweede hooftftad van ’t landfchap Juz- nan wort Marmer-fteen uit de fteen- klippen gehouwen, daar af , op bladen gezaagt,tafels en diergelijk huisraat ge- maakt worden : want dit Marmer is zo- danig met allerlei kleuren gevlamt, dat fig indefelve gedaanten van bergen, wa-

ECS ,

Tartarifchen Cham ; of Keizer van Sina, LE

ters, boomen, bloemen, en dikwils heele landfchappen vertoonen , niet anders als of al deze dingen zeer kun- ftigh mer de Penceel daar op gefchil- dert ftonden.

In ’t landt{chap Peking wort zeer doorlugtige Kriftal,en wit en root Mar- mer gegraven: en op ‘t gebergte Xa7- tung , in/tlandfchap Kauf, vind men den teen Jafpis van verfcheidene kleu- ren. |

Int landfchap Xenft; behalven an- dere koftelijke juweelen, fint men ook op 't gebergte de fteen Jafpis en noch cen andren fteen die by de Sinezen in groote waerde en achting gehouden wort. De Koopluiden, uit den Rijke Yarken komen dien hier opkoopen ; en verkoopen den zelven met groot gewin op andre plaatzen. Deze fteen gelijkt zeer wel na den Europifche Ja- {pis, uitgezeid dat hy helderder , en hier en daar mert bleek-blaauwe ftrec- pen doormengt is. Men zou kunnen zeggen „dat dit een vande fteeneniis, daar af in de Bybel gefprooken vvort, en die onder de tvvaalf dierbare fteenen getelt vvorden, die aan het kleed van den Priefter Aaron hingen, indien men {lechts zo een groote vierkante {teen kon vinden, dat deffelfs eene zijde een palm van een hant breet vvas; dusda- nigh een fteen is ook voor gelt niet te koop; en dien krijgt, als ‘er een gevon- den vvort, de Keizer:

In'tlandfchap Xezfs, by Chingyven , op den berg Jo, vvorden zeer klare fteentjes gevonden, die na Diamanten gelijken.

Op den berg Aiwz , heeft men root Marmer. |

In ‘tlandíchap uguang , by King- chen, als ook te Quenlin , in ’t land- fchap Qwangfi, vvorden zeer fchoone fteenen gevonden vvaar meê de Si- nezen hun inkt zoodanigh vveten te temperen, als d'Europifche Schilders hunne verruvven:

In ’tlandfchap Quantung, by Nan- hing, is een fteen, die den Sineefche Inkt zeer gelijk is,daar meê de Sinezen, gelijk d' Europers met krijt , op. ge- fchaafde en wvitte bortjes fchrijven. Aldaar is ook een zeker flag van een

daar af fteene bijlen ent meffchen ma- ken.

In ’t laridfchap Pekig vind men toets-fteenen, en meer andere fteenen, die om de kleur en hartheit hoog ge= acht vvorden. ee

In ’t lándfchap Honan , by de ftadt Ghangte, iseen berg die de Zeil-fleen geheten vvort; vân vvegende groote menighte-der-Zeil-fteenen die aldaar gegraven vvorden.

By de ftad Paoniag leid de berg Zos daar uit zeer koftelijke gefteenten ge- graven vvorden ; maat: men kan daar niet vvel op klimmen: ard «3

In ’t-landfchap: Suchuen, by Azen chang, leid een berg; Tieke geheten s uit wiens fteenen, alsze in 't vuur ge- f{imolten worden, yzer druipt, dat zeer bequaam is om zabels en degens daar. af te maken.

In't land{châp Hwguang,by de hooft- ftad Hoangeheu , leid de-berg Pao, daar op men fteentjes vind waar van zom migen ; alffe in de Zon geleid worden, root ; andere geel worden, en ook een tijt lang die zelve kleur behouden.

By de ftad Chingtien leidt de berg Cucai waâr op alle boomen en ftenen root van kleur zijn: Ke

In’t landfchap. Higuang by deftad Ganbiang, leidde berg Hoan, die de Geele berg genoemt wort, om dat des- zelfs ganfche aarde en de fteenen byna gout-geel van kleur zijn. Desgelijks heeft ook de berg Tayven, by de tad Vachang gelegen, fteenen en aarde die een gout-geele kleur hebben.

In ’t landfchap Zunzan , leid by de ftad Cioking de berg Kinhoa , wiens kruin zich gout-geel van kleur ver- toont. k

By Chungehang de vijfde hooftftad van't landíchap Xezff, vind men bruin achtigh blaauwe fteentjes, die met wit- te ftreepen onderfcheiden zijn, en by de Grooten in groote waerde gehou den worden: want cen ieder gelooft dat de kalk, die van deze fteenen ge- brant wort , zeer kfachtigh is om 't le- ven te vervvijlen , indienze; fijn gefto- ten, in plaats van een genees-middel ingenomen vvort.

In *t landfchap Huguasg , op der

fteen$ zoo hardt, dat d'Invvoonders | berg Uxe, vvorden zyvarte fteentjes

P 3 ger

dd

_ pn bs

4 ds (ll ae | Ì Eh eN kk. - n B + t * hl hd E t t

ze we Ee en” | < des Ck me ed Bd B + 7 - = _ nn Pr ren te, man = : - . en

ge

Ered a NE ; 3 3 » _ pe ne A mn =A

had bre

_ mr ne

Ni _ t t di H ' s

_ 4 ' Î 1

we

Ef Mh 8 ij, _ he Ì

116 GEZANDT sCHAP aan den Grooten

gevonden ; het poeder daar af gebrui- ken d'Artzen tegen de ziekte der kele, en voornamelijk tegen de Quinancie. By Hengeheu leidt de berg Xeyen:, die de fleene Zwaluwe genoemt vvort ; om dat daar op, als ’t geregent heeft , fteenen gevonden vvorden , die vvon- der vvel na Zwaluwen gelijken :- Jac d'Artzenvvetenyuitdeverfcheidentheit

der kleure; de- mannetjes van de vvijfjes.

tonderfcheiden , en maken van de zel= veook genees-middelen.

By Tocht leidde berg Ciepuon, vvaar op menallerlei flag vanfteenen vind.

In ’t landfchap Chekiang, by Tui

cheu, leid de berg Gueyu'y- vvaar op

alle de fteenen , zo groot-als kleen vierkant zijn. En by derftad Sraovan is een Steen-mijn, die aan meetft alle

de plaatzen van geheel Sina fteenen verfchaft. et

In ’t landíchap Xezs, by de {lad Lan- tien, op den berg Vutu, alsook by de (tad Cungehang , vvort een berg- vvetk gegraven dat een zeer krachtig en goet geneesmiddel is tegen alle vergift , quaataardige koortzen, en

fchadelijke hitte-der honts-dagen. Het

is root-achtigh-geel van kleur , met zvvarte ftipjes befprenkelt , en zom- tijts zeer hoog toot; zulks dat et vvei- nigh in kleur van ’t Vermiljoen ver- fchilt,„hoevvel men daar meê niet fchil- deren kan. Dit zelfite berg-vverk vint men ook in 't landt Suchuen, by de krijgs-ftad Po. Men drinkt het met vvijn in, als het eerft daar in een vvei- nigh te vveeken heeft gelegen. By d’ Europets is het nict bekent , ook vvortin geene boeken daar af vermelt.

Uit den berg Fangrai vvort Mosco- vifch Glas gegraven; ingrooten over- vloet vind men dit ook op den berg Purina De kalk , die daar af gebrant vvort, is nader Sinezen zeggen, zeer krachrigh om't leven te verlengen, in- dienze met vvijn ingenoméên vvort. Dit glas vvortook in't landfchap Nanking by Fungyang gegraven.

In ‘tlandfchap rn by de ftad Cincheu, wort cen zekre gecle aarde ge-

graven.;-die een. krachtigh” tegen-gift

tegen alle vergiften is. In ‘tlandfchap-Huguang , by de flad Ghangte, wort. Manna geraapt. Dit

!

mnd NET eed =

wort ook gezamelt by Minxan , op

d'allerhoogfte kruin van den berg Min- xan, De Sinezen houden dit Manna voor cen bevroozen dauw.

In'tlantíchap Xanfs, op den berg Tape , worteen zekre aarde gegraven, die zo root is, datze voor Vermiljoen, daar meê de Sinezen hunne roode ze- gels drukken , gebruikt wort.

In ’tlantfchap Xanfs, op den berg Nieuxen , wort een zeer witte aarde gegraven , die de vrouwen in plaats van lootwit gebruiken ; devvijl de zel- vede fchoonheit zeer vermeerdert, en alle zvvarte plekken en vlekken des lichaams verdrijft, indienze met water gemengt en over ’t aangezicht geftre- ken ‘wort. Op Sineefch wordt deze aarde Queiki genoemt , dat zoo veel als d'edele Vrouwe te zeggen is. |

In't landfchap Xenfs, by Lantien, op den berg Jo, wort een blaau berg- werk gegraven , daar meê de kleeren eveneens als met Paftel blaau geverft worden.

In ’t landtfchap Xanf: graaft men Koolen, die weinigh verfcheelen van de geenen , diete Luik in Neêrlant ge- graven worden ; in de Noordelijke lantfchappen gebruikenze de zelve aan ‘t vuur, en ftooken de kachels daar meê. Langzaam raken deze koolen in de brant maar alffein de glim zijn ge- raakt, zo gevenze zeer groote hitte , en houden ook zeer lang vuur.

In ’t landrfchap Peking , dicht by Pingco, leggen de bergen Kie en Sui, alwaar koolen eveneens als turf gegra- ven worden,die d'Inwoonders in plaats van hout op de haert gebruiken.

In Sina heeft men ook een zekre flag van Joden-lijm, die uit de fchors van een zekren boom geperft wort, en tai en lijmachtigh als pik is:hier af wort een zekre flag van Sandarache of root- zel gemaakt , dat de Portugezen Caro, en de Sinezen Cie noemen. Met dit Cie beftrijkenze de ledikanten, huisraat, ja zelfs de huizen en fcheepen , die daar af glimmenals een fpiegel , en metha- ten glans d'oogen in’t zien zonderling vermaken; en hier by komt het toe, dat de huizen in Siza en op *t eilant Tapon zoo fterk glimmen en glinfteren , datze eenen ieder, om zo tefpréëken,

fchij-

Tartarifchen Cham ,

fchijnen toe te lacchen. Want met dit

Cie wetenze, eveneens als met verf, al- lerlei hour een blinkende kleur te ge- ven. Uit deze oorzaak gebruiken de Sinezen veel minder danandre volken, by wien deze lijm niet in’tgebruik isop den tafel over de maaltijt zervetten of tafel-lakens. Want fchoon op hunne glimmende en blinkende tafels eenigh_ vet kómt te ftorten , dat kan met een weinigh fchoon regen-water , zonder | verlies van glans, zeer licht daar af ge- wifcht worden 3 dewijl in deze'tafels,

of Keizer van Sina. UI

drinken. Behalven deze lijm , heeft men in Sina noch een oli, die uit de vrucht van een zekren boom geperft wort , en der boven-gemelde gom of lijm niet zeer ongelijk is. Het kookzel van deze olie wort mede gebruikt om allerlei huisraat glat te maken; doch geeft zo groot eenen glans niet, hoe- welze veel meerder gebruikt wort, Van de ftoffe , daar af het Porcelein gemaakt wort, en van meer andre berg-werken , is te vooren wijtloo- pigh in onze Reis -befchrijvingh ge-

he el . p _ n nt te | E ES en E = Je | % ge - dk Gn

DN erde _ a …Ô

es nd

Gn zb: Cane

ir «Ue

die zeer harten glat zijn, niets kanin- | fproken.

VYFTIENDE HOOFTSTUK _ Van Wortels , Kruiden , Heefters , Bloemen, Riet, Boomen en Vruchten.

mt

ik, ®, É | FE Új

dingen gebrek heeft, zo heeft de n4- tuur dit gebrek met veel meer andre dingen, die Europe ontbeert, vergol-

E zeer groote en wijdftrekkende / landftreck des Sineefchen Rijks, dat zich niet alleen zeer. verre

Sina is zeer spruchtbaar

van aartge-

van ’t Ooften na’t Weften, maar, ook van ’t Zuiden na't Noorden uitftrekt, veroorzaakt dat in geen geweft des ganfchen aartbodems zoo een groote verfcheidentheit van Aartgewaflen, onder de lucht van een zelve Rijk, voortkomt, als in Sina. Wantdever- fcheidentemper des luchts, (die noot-

den. Op dat nu een ieder des te duide- lijker mach weten, met welk een Oogft van Aardtvruchten en groot getal van redenloze fchepzelen de milde natuur dit Rijk en Inwoonders gezegent heeft, zal ikin dit en de volgende Hooftftuk- ken, op ’t kortfte en bondighfte, deze ftoffe af-handelcn.

In Zuagping d'achtftehooftftad van zo sina t lantfchap Peking , groeit een ZEE Frida edele Wortel, die door ganfch Sina heelzame zeer vermaart is ‚en van de Sineezen vore

zakelijk uit deze overgroote lantftreek moet volgen, ) is d'oorzaak van meni- gerlei lag van vruchten ; dewijl zom- migen vveliger onder een heete, ande-

‚re onder een koude, en andere onder een getemperde lucht voortkomen. De Sinezen zelfs verhalen wijtlopig in hunne boeken van de lantbefchrij- ving, wat ieder landfchap voortbrengt. En dit kan in ’t gemeen met waarheit gezeit worden; ('t welkook alle Schrij- vers beveftigen) dat alle dingen, die tot ’smenfchen onderhoud, jatot welluft van nooden zijn, niet uit andre plaat- zen Sina gebracht worden, maar in groten evervloet aldaar binnen ’slants voortkomen. Ook mag ik wel ftoute- lijk uit zeggen, dar alles, wat men in Europe heeft, ookin dit Rijk gevon- den wort. En indien men hier eenige

Dd

Ginfeng , maar van d'Eilanders van Za- pon Nifi genoemt wort. De Sincezen noemen dezen wortel Ginfeng, na ha- ren geftalte, dewijlze de gedaante van een menfch , (dieop Sineefch Ginge- noemt wort) die met de beenen wijt van malkandre ftaat , zeer aartigh ver- toont. Hy gelijkt niet qualik na onze Europifche Mandragora, uitgezeidt dat hy veel kleender is; ook twijffel ik niet, of de zelve is een zoort van Mandragora, dewijl hy een en de zel- ve gedaante en kracht heeft. Deze wortel gedroogt , is geel van kleur; heeft zeer dunne vezeltjes , vvaar door

hy zijn voedzel zuigt, en is rontom P3 met

hl

Rabarber.

118

„met zwarte aartjes befprenkelt ‚-die-zo fijn zijn, als ofze met een fijne fchrijf- pen gehaalt.waren. In't kauwen ver- neemt men daar in een onaangename zoetigheit met eenige bitterheit vere

„mengt , maar die zeef weinigh is. „Hy.

‚vermeerdert zeer veel de levendigh- makende geeften, fchoon men daar af maar hettwaalfltedeel van cen oncein- neemt ; maar neemt men een weinigh meerder in, zo verfterkt hy de krach- ten van zwakke luiden, en veroorzaakt een aangename warmte des lichaams. De geenen, die fterk en heet van na- tuur zijn , brengen zich , metde zelve te gebruiken , gemeenlijk in levens gevaar dewijlde geeften daar door tc zeer vermeerdert ‘en vermenighvul- dight worden; maat luiden, diedoor een langdurige ziekte, of uit een an- dre oorzaak verzwakt , afgemat en uitgeput zijn , doet hy‘ zeer“groot voordeel. Den zielfogenden herftelt hy zomtijts de krachten zodanigh, dat- ze dikwils noch tijt krijgen om andere genees-middelen te nuttigen , en tot hun gezontheit te raken. En zo duur is deze wortel , dat een pont tegen-drie pont zilver wort opgewoogen.

In 'tlantfchap Xazff wort mede de- ze wortel Genfeng gevonden, die deftad Leao zeer vermaart maakt. 4E

Het landfchap Xezf verfchaft zeer veele en treffelijke genees-middelen, voornamelijk Rabarber, op Sineefch Tathoang geheten, die niet in ’t wilt gtocit, gelijk zommigen meenen, maar wil in tegendeel met groote naet- ftigheiet en zonderlinge vlijt aange- qucekt worden. De wortel is niet hol, maar doorgaans vry vaft, en hier en daar met knobbelen en bulten bezet. De bladen komen in geftalte eenigh- zins met onze kools-bladen over een, maar vallen grooter. Door de wortels fteeken de Sinezen een gat , en han-

genze buiten de Zon te droogen; want alffe in de Zon gedroogt wor- den , zo verliezenze hunne kracht, Uit dit landfchap , en’t landfchap Su- chuen, komt voor het meerdeel al de Rabarber, die tot ons in Europe over Zee, of door de Rijken Cashar, Te- bet, Mugor en Perfie gebracht wort. Want niet zeer is de geene in zaken

GEZANDTSCHA P danden Grooten

ervaren, die wil dat de Rabarber indie gewelten voortkomt; maar men zeid - dat-wy de zelve.uit die geweften krij- gen, om datze van die volken over- gebracht en verkocht wort, en niet weet datze uit Siza gebracht is.

By. Xunking waft cen wortel Scorzo- ger „die door een zonderlinge kracht het vergift wederftaat;- MCTD „da't landfchap Qseichen, by Liping, groeitd'allerbefte wortel Sina, In ’t landfchap AKzang ft. grocit een bloem; Lien geheten, wiens wortel zeer treftelijk is en:smede ook al haar nut- tigheit heeft. Deze wortel heeft dik- wilsde dikte van een mans arm, {chiet by wijlen drie of vier voeten diep in zeer fijne aarde , en is doorgaans met kuietjes of lectjes , eveneens als riet, onderfcheiden. Deffelfs buitenfte fchorsis heel en goet maar het merg of vleefch is van binnen zeer pijpigh en hol Dit wieefch is. fpictewit „en gelijkt na de ftoelen van onze aartje- sjokken, hoe wel het zelve wat onfina- kelijker is. ’s Zomers , dewijl hy ver- koelend is, wort hy in groote waerde en voor een lekkernye gehouden.

Otmar

ed en

In ‘tlandfchap Suchuen, by Liping, De worul groeit d'oprechte wortel Sina ; maar 577“

door geheel Sina de wilde, die beide op Sincefch Poli’ genoemt worden. Geen andre byna als de wilde wort tot ons gebracht , die ván binnen eenigh- zins rootachtigh van kleur is , maar

| valt nergens na zo groot als d'oprechte | of tamme, nochte bezit ook zo groo- te krachten niet; De tamme of oprech- te groeit en komt voort onder d’aarde, byna op de zelve wijze als de Paratas in Indiën voortkomen; en dat voor- nämelijk in oude Pijn - boome- bof- fchen: uit welke oorzaak de Sinezen fchrijven , dat deze wortel uit een Gom of Pik van den Pijn-boom aller- eerft voortkomt, die van-deze boo- men op d'aarde vallende, ín de zelve wortelt, en een kruit voortbrengt dat zich al kruipende wijd en zijd over d'aarde heenen verfpreit, en gedurigh met knobbelachtige wortels onder d'aarde voortfchiet. Deze knobbelach- tige wortels zija by wijlen zoo groot als een kinder hooft ,‚ en komen ín grootte en geftalte met de Indiaanfche Kokos-

Kracht van de “worzel

Kokos-nooten o

TN EET - a er -—

eréens ook verfchilt der. zelve kleur niet veel van de kleur der Kokos-nooten, hoewel de zelve zo. hart en dik niet is ,-maar weeker ; en veel dun ’er‚ „Onder dezen {chors leid een kern of een wit en voosachtig vleefch, dat de Sinezen zeer hoog .ach- ten, en in hunne genees-middelen ge- bruiken ;-hoewel.zy ook de wilde niet verwerpen , indien. zy deze oprechte niet hebben, maar vinden evenwel in de wilde zo groote krachten niet,

Deze wortel Sina is eerft in den jare vijftien hondert vijf en dertigh den Eu- topers bekent geworden , als wanneer de Sinezen in deftad Goa, in Indiën, de zelve te koop brachten. En niet alleen groeit de zelve in Sina, maar ook in Cochinchina „aan de Malabaarfche kuft, en op verfcheiden andre plaatzen van Indiën; ja ookin Weftindië; hoewel deze laafte, die in Weftindië voort- komt, niet voord’'oprechte, na 'tge- voelen van zommige Schrijvers, maar alleen voor een zoort van den valfchen wortel Sina gehouden wort. Voorde befte wort gehouden, die fmakeloos, vet , zwaar , niet hol , doorgaans vaft is, en geen vvurm-fteek noch ver- rotting heeft. ile:

Door een zonderlinge kracht, vol- gens het fchrijven van Garcias, We-

=e

derftaat eni geneeft deze wortel. de Spaanfche pokken , en niet alleen deze

pokken maar ook de jicht, beeving ,

pijn-in-de leden, ’t voet-euvel of po-

dagrar Zeer goet is.ook de zelve voor

een zwakke maag, ingewortelde hoofte pijn, fteen in de blaas, en-diergelijke: gebreeken, die uit koude haren oor= fprongnemen. Zeker Schrijver Akofta melt in zijne fchriften , dat deze wor= tel zorweinigh letzel veroorzaakt, dat de geenen, die de zelve tegen de poke ken gebruiken, allerlei fpijze, als vifch en vleefch , mogen eeten, zonder datze daar af eenigh ongemak zullen gewaar worden, De Sinezen en Indianen gee bruiken deze wortel gemeenlijk op de ze wijze: zy nemen vier loot wortels, een loot peterzeli , en kooken dat in omtrent tien mingelen waters, tot op een derdendeel ; het overige afzietzel bewarenze in een verglaasde darde por, daar de kranken daags een luftige teug

laauw af drinken en gaan dan daar op

twee uuren te bedde leggen. Twee

uuren voor het avontmaal drinkenze weder zo een laauwe teug ; maar voor hare dagelikze drank drinkenze de zel- ve koutin. Zommige nemen ook alle daags , ’s morgens en ’s avonts, een vierendeel loots geftooten wortel

met wijn in, daar op zy, zonder ee- |

nigh

_nigh ongemak, uitgaan en hunne din-

ed dd

peren

gen doen. In grooten overvloet heeft men in

Sina ook de Gember : want op geene

plaatzen valt de zelve zo goet, en groeit zo weclig voort, als in deze geweften ; hoewel dezelve, des niet tegen-ftaan- de, in verfcheidene andre geweften, als in Bengale, op d'eilanden van Moluk- ken „en meer andre plaatzen in Indiën, weeligh tiert en voortkomt; en-deze ook voornamelijk hier te lande ge- bruikt wort. Men vint 'er tweederlei

zoorten van Gember: te weten, een

mannetje en een wijfje, welk laafte veel kleender vanbladen en wortel is, als het mannetje. De bladen gelijken wonder wel na de bladen van riet, zulks de geene , die noit Gember heeft zien groeien, de zelve voor riet zou aanzien, dat eerft uit der aarde fchiet. De bladen van de mannetjes gember, daar door in de lengte een eenige gro- te zenuwe of ader loopt, fchieten niet over de drie voet hoog boven d'aarde, zijn wreet in’t aantaften , en zitten hier en daar zonder. fteeltje aan den ftengel; onder alleénigh maar boven aan tropsgewijzeby malkandre. De Wortels zijn van verfcheide zwaarte en grootte , waar onder- zommigen de lengte van vier {pan hebben,maar vallen

GEZANDT SCH

Dre

alle nochtans bros en knobbelachtigh,

AP

me e EEE

aan den Grooten

en fchieten niet diepin d’ aarde , maar groeien eveneens als riet, effen onder en over d'garde heen. Eenof twee van deze knobbels of klaauwen laat men,in ‘tuitgraven; in de voorn leggen , daar danaarde over gefmeeten, en eveneens als zaat gemeft wort. Deze klaau, die in d'aarde blijft leggen, wort ook een weinigh , na de droogte der landen, met zoet water befproeit, en de vrucht daar van (die de weêr-uitgefchotewor- tel of klaauw is, te weten de gember zelf) in ’t naaft-volgende jaar, na de planting of zajing, uit d'aarde gegra- Ven. Dit uitgraven der wortels wort gedaan als de bladen verdorren en ver- welken, ’t geen in’tmidden van den Zomeris. Zommigen queeken deze gember op een andre wijze voort; te weten, in ‘t najaar, als de gember zijn vollen wasdom heeft , halen zy den ftronk uit d’aarde , en fnijden den wor- tel, die de gember is, daar af ; daar na fteekenze den zelven ftronk weêr in d'aarde, waar aan dan in ’t volgende jaar weder een wortel groeit, die we- der, gelijk in ‘tvoorgaande jaar , afge- fneden wort. Defrifche wortels, van wegen d'overtollige vochtigheit, zijn nergens na zo heet van fmaak als de gedroogde; en alffe een weinigh in de

Zon

‘Tartarifchen Cham , of Keizer van Sind:

Zon te droogen hebben gelegen, zoo wordenze onder de klai begraven , op datze ‚door het wegdroogen der na- tuurlijke vochtigheit , geen wurm- fteek zouden krijgen , daar anders de gember zeer veel noots af heeft. De Gember tiert weeligh, gelijk ook alle andere Specerijen,op aan Zee gelegene plaatzen. En {choon de Sinezen en an- dre Indiaanfche volken de gember ge- meenlijk onder de moeskruiden plan- ten , groeit-die nochtaris van zelf ook in ’t wilt, hoewel de wilde zoo goet niet is. Als de Sinezen of andre volken , by wien deze gember voort- komt, de zelve willen inleggen of con- fijten , zo fchillenze die eerft.„ en fmij- tenze terftont in pekel ofedik , daar in

de zelve een uur of twee dan te wee-

ken leid ; daar na wordze uit deze pe- kel genomen, en mede een uut of twee

in-de Zon te droogen gelegt, en we-

derom in huis met matten of eenige andere dekzels dicht toegedekt, tot dat alle de vochtigheit daar uit is ge- trokken. Indienze nu deze wortels van d'eene op d'ander plaats willen vervoe- ren zoo doenze de zelve in kaften, befprenkelenze met water, en bedek-

kenze des nachts met aätde, maar over.

dag wordenze in d'open lucht gezet.

Dit alles dus na behoren gedaan zijnde, zo wordenze in zuiker geleidt, döch’

niet alleen in zuiker , maat ook inedik en pekel, ‘t geen deze. wortels zoda- nigh tempert , datze geenzins hect noch onaangenaam. van {maak in den mont vallen. Maar indien de zelve ook al te veel worden afgewoffchen , zoo verliezenze dikwils hare fpecerijachti- ge krachten fcherpte. | Behalven dat de verfche of groene gember by de Sinezen en andre volken voor moeskruiden gebruikt wort, zo verftrekt de zelve ook een treffelijk ge-

nees-middel tegen den buik-pijn,kolijk, | langdurige loopen, die uit koude ont--

ftaan, en diergelijke andere ziekten. Doch in ’t gebruiken van de gember moet hierop wel achting gegeven wor- den, datde geenen , die hettigh bloet by zich hebben, ’*t zy zieken of gezon- den,dezelve zeer fpaarzaam gebruiken; dewijl de gember het bloet ontfteekt, en de monden der aaren opent.

2E:

Kruiden.

W Eeligh en vruchtbaar zijn ook V meeft alle de landtfchapen van Sina van verfcheidene. Kruiden, die wonderlijke en heelzame krachten by zich hebben. _ nl

Int landíchap Xenfs, by de zevende hooftftad Airgyang „groeit een ktuit, Kinfa geheten, dat zich eveneens vers toont als een bos geel hair ; waarom het ook van de Sinezen goude zijdes of de goude draden van Zijd-wurmen genoemt wort: Dit kruid is bitter van fmaak, en heeft evenvvel veel meer een verkoelende, dan een verwarmende kracht by zich, Het geneeft ook zeer zuiver alle. fchurftheden des lichaams.

„In ‘tlandfehap Xezff , voornamelijk op den berg Nzeuven, is-een zeker flag van kruid, dat de droefheit vers drijft, en’tlacchen en blijdíchap vers oorzaakt indien men hét zelve ect; de Sinezen noëmen het Quet.

By de ftad Cix, op den berg Pochune, groeit, na’t fchrijven der Sinezen, een kruid, Hoako geheten , 't welk de mens fchen, alffe dat eeten , onvruchtbaar maakt. |

By Cingcheu, de zefte hooftftad van

“tlandfchap Quaptung ; leggen Eilan-

den, waar op een zeker kruit groeit, Lungfiu geheten , dat de paerden fterk en fncl in ’t loopen maakt, ale dat eeten: |

By de ftad Kingcheu groeit een Kruit, dat de Sinezen het Kruit van duizeft jaren noemen; ja, dat meer is, zy

fchrijven dat’et onfterffelijk is ; éri noit

verdort. Het water, daar it dit kruit te weeken heeft gelegen; ingedronken 4 maakt het wit hair zwart, en is zeef krächtigh om het leven te verlangerî.

In ‘tlandfchap Quangfs, by Liencheu, groeien zeer veel heclzameë krüidensen onder andere vind miët-daar cert Kruit, Pufis geheten, dat is; onfterffelijk , de= wijl het zelve ‘'t geheel jaar door, als hier te lande de Aloë; in huis groen kan gehouden wotden. |

In't landtfchap Hugwang grôdit, op den berg Vutang , een-kruid dart wintef en zomer altijt groen is.

4 wid

n mf ns

om dd

Kd

- . TE

N

aL ele Klieren nn ng rt t kats en Ad - =

a nn * 5 oe ded ma ë d . ee U

ne)

E22 GEZANDTSCHAP dan den Grooten

_ By de ftadt Hoang groeit witte Al- zem, die van de Sineefche Artzen, van wegen zijne voortreffelijkheit, Hes ge- noemt wort ; en in Fwngyang vindmen

_ roode, Alzem; die beide van de Sine-

met het kruit een en den zelven naam voert.

„Op gene plaats i in aihod Sina groeit. Her kruit deze Heefter weeliger en in grooter, Joki

mn en

| |

Ì ij j Ì | 31 Ì | 1 \ Ü Te k Î ‚EU E | u t Î Î

zen, tot verfcheidene gebreeken ge- bruikt worden , maar zonderling tot de verbrantheit.

In't Rijk Zanyu grocjt een zeker kruitop de fteenen dat niet verbran- denkan , fchoon het in't vuur gefme- teur wort, en daarin lang blijft leggen. Het wort wel eenighzins gloeiend, maat zo dra komt het niet uit den vu- re, of het krijgt zijn oude asgrauwach-

tige zwattheit weder. Dit kruid fchiet zeet hoogop , en wort tot flik, en be- derft terftont zo dra als het in 't wa- ter gefineten wort.

In't landfchap. Quantung by Kiun-

cheu, groeit een zeker kruid. Chifung, zo geheten om dat 'etden wint, die’er wait aanwijft. De Schippers kunnen ook uit de leedjes of kniedjes van dit kruid zien , hoe veele ftormen in een maandt , en in ‘t ganfche jaar ont- ftaan zullen: want hoe-weiniger zy in *t zelve tellen , zoo. veel: te weiniger ftormen zullen ‘er dat jaar: ontítaan : maar aan de wijtte der. kniedjes, van den wortel afte reekenen , kunnen de Sinezen zo zy menen, te vooren zien, in welke maant een ieder. onweêr ont- ftaan zal.

In landfchap Quang f by Crschii maken d’ Inwoonders, uit een zeker kruit Yu, Laken, ’t welk de Zijde zelf te boven gaat, en is ook duurder als de Zijde.

In ’tlandfchap Qweicheu by Liping, maken d’Inwoonders doek of laken uit ruwe -hennip, of uit een zeker kruid dat de hennip. zeer gelijk is, en Co ge- heten-wort : in den zomer is het een zeer fchoone en gemakkelijke dracht.

De Sineefche Artzen roemen datop. den. berg Tiengo over de hondert ver- fcheidene kruiden groeien, die zon- derlinge heelzame krachten by zich

_ hebben. Eigen is ook den Rijke Sina zeker

kruit of heefter die op Sineefch The.

en ‚Cha genoemt wort, en daar af de Sinezen en andre gebuur-volken hun-

overvloet , dan in *t landfchap Nass-.

king by denegende hooftftad Lachen.

Ook vind men de zelve in geen andre geweften dan in Siza, Siam, en. op- ’t Eiland Japon. Wonder wel gelijken de bladen na de bladen van de Smak ; en dat de 7he een zoort van Smak is daar aan heeft niemant te. twijffelen ; evenwel is-hy niet wilt, maar tam en geen boom of kruid , maar een hee- fter, dewijl hy zich op veele takjes en

rijsjes verfpreit en verdeelt. Dezehee- fter wort op de velden gepoor op heu- veltjes, ontrent drie voet van clkandre, en fchiet op tot de hoogte en breette

van een Europifche aalbezie- of rozen=

boem. De takken van dezen ganfchen

heefter zitten , van onderen tot boven

aan-den kruin,doorgaans vol bloemen

en dunne bladen, die voor fpits toeloo= pen,rontom zaags-gewijs getant of in=

gekerft, en donker groen van kleur zijn alsde palm-bladen, maar vallen wel zo

| breet en fpits, En fchoon dezebladen in

gedaante van elkandre niet verfchillen,

zo zijn de zelve evenwel van zo een verfcheidene grootte , dat zich aan een zelven heefter vijf verfcheidene bladen

vertoonen. Deeerfte en grootfte, die geheel en al in geftalte met de bladen van de tuin-balzem overëenkomen, zitten aan d'onderftetakken. Na deze volgen de geenen, die van de tweede grootte , en veel kleender dan d'eerfte zijn; invoegen deze vijfderlei bladen vervolgens kleender en kleender wore den. Maar zo veel deze bladen op- waarts in grootte verminderen, zo veel vermeerderenze ook in prijs : want een pont van de gedroogde en bereide bladen van d'eerfte grootte gelt vijf fchellingen; die-van de tweede grootte, vijftigh {chellingen ; maar die van de derde, vijf gulden ; die van de vierde,

| vijfiien’s en die van de vijfde en lefte

grootte, vijftigh ; ja dikwils hondert

en vijftigh gulden, indienze wel be-

reit zijn. Aarde takjes zitten groene knopjes, daar uit bloemtjes met witte blaatjes voortkomen die van binnen

nen drank The. of Cha maken ; die | geel zijn,enin grootte, fatfoen en kleur | | den

Tv VE EE TL

den bloem of rooze zeer gelijk zijn, maar verfchillen van de zelve in reuk. Na dat deze bloemt- jes zijn afgevallen volgt'er een. nar vel, waar in zwartachtigh zaat zit, dat, in d'aarde gezait, binnen den tijt van drie jaren nieuwe heefters voortbrengt, uit welker bladen jaarliks een rijken oogft komt, ook op die plaatzen. in Sina en]apon,daar het hagelt en fneeut, eveneens als in Hollandt. Invoegen daar groote hoope is, dat dit kruit hier te lande ook gelukkelijk zou kun- nen aangequcekt worden , by aldien dit zaat, in een kasje dicht toegefloten, daar van daan overgebracht, en op fchaduwachtige en vruchtbare plaat- zen gezait wiert. De wortels zijn vee- zelachtigh en op kleene ftukjes ver- deilt, die niet diep in d'aarde gaan; maar loopen byna boven over d'aarde heen, en zijn nergens toe nut: Zulks de voortreffelijkheit van dezen heefter alleen in de bladen beftaat. Deze bla- den plukkenze alle daaghs , drogen- ze in de fchaduw , en bewarenze tot den drank Cia, dien zy byna geduu- righ in plaats van hunnen dagelikzen drank gebruiken ; niet alleen over ta- fel, maar ook wanneer d'eene vrient den ander in zijn huis komt bezoe- ken. Ook worteeneniegelijk, die aan

tE Ot

van een Egelantier | de Hoven der Grooten iets te verrich”

ag ma ee!

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina, 123 en cra. et RE ke p

ten heeft, terftont, zo dra als hy gaat peêrzitten, een kop van dezen drank gefchonken: Deze drank wort altijt warm ingedroriken of veel meer inge- flurpt, na de wijze der oude Romeinen, die veel meer van warm als van kout water hielden. Dien deze drank wat bitter op de tong valt,die mengen zom- tijts een weinigh zuiker daar onder, dat. de gezonden dan zo met groote fmaak opflurpen , om den flaap te verdrijven; maar zonderling wel bevinden zich de geenen by dezen drank, die hunne maag miet ecten overladen, en de herf= fenen door andren fterken drank ont- ftelt hebben : want hy verdroogt en neemt weg alle overtollige vochtighe= den, en verdrijft de dampen die den {laap veroorzaken ; fterkt de geheuge= nis, maar vermeerdert, indien men te veel daar af drinkt, de gal. De Since zen prijzen de krachten en deucht van dezen drank hemel hoog; en fchrij- ven den zelven voornamelijk toe, dat zy van geen voet-euvel noch fteen in

den blaas of nieren weten ; 'twelk wy -

hierom te meer gelooven , dewijl ons in Sina, op onze heen- en wederom- reize niemant te vooren is gekomen

die daar meê gequelt was. In’tbereiden en gebruiken van de- qa zen

124

ponners ook groot onderfcheit. Want de Japonners ftooten deze bladen tot ‚een zeef fijn poeder , en mengen dat met ziedend heet water in een kroesje, daar in ontrent twee of drie lepelen

nats mag, datze dan met elkandre al

flurpende zo heet indrinken. Maar de

Sinezen {mijten etlijke bladen in een’

kroesje met heet water , datze dan zo warm , als de kracht der bladen in’t wa- ter is getrokken, mede al-{lurpende indrinken ; zonder het minfte van “de bladen te proevenof inde maag te krij- gen. Zommige Tarters en Sineezen , inzonderheit voorname perzoonen en „groote Heeren, bereiden het op deze wijze, Zy nemen een hant vol van deze Thee-bladen , en fimijten die in-zie- dend heet water, daar na nemenze vier- maal zo veel van dit water als gekook- ‘te zoete-melk, en mengen daar-een weinigh zouts onder, datze dan zoo teffens warm uit houte koppen, die van binnen met zilver beflagen zijn, al flurpende indrinken. En niet alleen wort dezé drank in Sina en d'omleg- gende plaatzen maar ook hier te lan- de in Europe by veele voorname per- zoonen zeer veel gebruikt: want de- wijl de geenen; die dezen drank in Sina en ook hier te lande gebruiken 5 alle eendrachtelijk verklären, datze zich daar wonder wel by bevinden, zo is dit d'ootzáak, dat nu de gedroogde

bladen overal in tinne doozen tekoop

gebracht, en zeer duur verkocht wor- den. Maar indien deze drank miffchien in d'Europifche geweften de gewoon- lijke flaperigheit zo wel niet verdrijft, en de geenen; die dezen drank gebrui- . ken, van ’t gravecl en de fteenen in de nieren ; en andré ziekten, zo krachtigh niet bevrijdt, gelijk’ dat de Sinezen in hun Vaderlant bevinden, zo wete eén ieder, dat zulks niet zo zeer by ’tkruit zelfs; als by de wijze van dat te berei- deni en te gebruiken , en by de gettel- tenis onzer lichamen en andere belet- zelen, toekomt. Die ook de fchriften der oude en nieuwe Schrijvers by el- kandre wil verlijken , zal bevinden datze alle veel meer in ’t gebruik, waer-

dighcit, en wat werking deze drank

in ’s menfthen lichaam uitwerkt, over-

GEZANDTSCHA P' aan den Grooten - zen drank is tuffchen de Sinezen en Ja- |

een-komen, dan in deszelfs krachten en

hoedanigheden. “Want wat de fmaak der bladen aangaat, behalven de bitter.

heiten warmte, zo fchijnenze ook een

fpeceryachtige kracht en veel meer een

overgroote dunheit der deelen , dan

een zamen-trekkende kracht by zich. te hebben. Daar en boven heeft men

bevonden, dathet dikwils gebruik van dezen drank de wei des bloets en ‘tzweet eenighzins uitdrijft, en teffens het water overvloedigh afzet. *t Welk my doet gelooven datze het beletzel ,

“datde dampen, die den gewoonlijken -

flaap veroorzaken, van den zelven ontfangen, niet zo zeer met de maag te fluiten, dan mer de winden te vere drijven, de geeften te verdunrien, en _ de herffenen op te droogen en te ver fterken , volbrengt. Dit gevoelen ge-

ven ook alle d'openbare werkingen, die deze drank in ’s menfchen lichaam

uitwerkt, te kennen : want de Sinczen

en Japonners hebben door ervarent- heit bevonden, dat de zelve een water- afdrijvende kracht by zich heeft, en de

drooge en dikke fluimen verdunt en

uitdrijft. Wijders, de vraag is onder verfcheidene Schrijvers, of dit zeer eedele kruit, en deffelfs gebruik, van over outs her by de Sinezen al bekent is geweeft, dewijl men in d'oude Sinee- fche boeken geene Charakters (die de Sinezen in plaats van letters gebruiken) vind, daar meê dit kruit betekent of uitgedrukt wort. Hier op geven zom- migen, die zich lange jaren in diegewe- ften hebben opgehiouden,totantwoorrt, dat dit kruit wel federt veel eeuwen her- waart in ’t wilt, en zonder aangequeekt te worden,gegroeit heeft; maar dat des- zelfs aanqueking, uitftekende krachten, wijze van te bereiden, en waerdighe- den, die dageliks noch toenemen, zo heel lang by de Sinezen niet bekent zijngeweeft.

_ In ‘t landfchap Xenfs, by de ftadt zo- chen, komt de Hennip in grooten over- vloet voort ; maar in geheel S774 vind men nergens Vlas.

In 't lantfchap Kiazeff, by de ftad Krenchang , groeit Rijs, die zo verre al d'ander , die in geheel sina voort- komt , overtreft, dat de, Keizer zelf

die van daar laat ontbieden : om deze

hare

Katoen.

hare uitftekentheit noemen de Sinec- | zen de zelve de Zilwere Grainen.

In ’t landfchap Xenf , by de ad Kingyang , groeit een zekre zoort van Rijs, die zeer bequaam is om 'tlig- haam te zuiveren en ftoelgang te ma- ken; zy zet en drijft ook zeer krach- tigh het water uit de blaas.

In ’tlandíchap Chekiang op den berg Tienno , by de ftad Mangcheu, groeien in grooten overvloet duivels ftoelen die door ganích Sz#4 verzon- den worden,en een geheel jaar,alffe ge- droogt en gezouten zijn, goetkunnen blijven. Alsde Sinezen die koken wil- len, zo leggenze de zelve eerft een wei- nigh in water, waar doorze dan weêr zo frifch worden, als ofze eerft geplukt waren. |

In Siza groeit ook in zeer grooten overvloet de Katoen, waar van het zaat ontrent voor vijf hondert jaren uit andre geweften daar in gebracht is. En hoewel dit gewas ook op andere

plaatzen voortkomt, als in Arabie, op

d'Eilanden Cyprus , Maltha en Cicilie, als ook in Egipten, daar het eertijts alleen maar (gelijk zulks zeker Schrij- ver Lakuna getuigt.) placht gequeekt te worden, zo zal ik evenwel het zel- ve (dewijl de vrucht, dat is, de Ka- toen, bynaeen van de Sineefche hoeft-

ek N

Je E en , n © k "

’t kort befchrijven. Voorëerft (taat aan te merken, dat het gevvas, daar aan de Katoen groeit, tvveederlei is: vvant het een is een kruit en grocit byna in

Sina gelijk hier te lande de bokvveit 5 .

en ‘tander groeit boomsgevvijze, en fchiet met een vry dikken (tam op.

Het Katoen-kruit fchiet met eenen houtachtigen {teel van anderhalf of tvvee voeten naar om hoog, die met een rootachtige en vvreede fchors be- dekt is, en zich in verfcheidene korte takken verdeelt. De bladen,die aan lan- ge enruige fteelen hangen, komen in geftalte met de vvijngaarts-bladen over- een zijn voornamelijk aan drien ver- deilt,en mogen ontrentin grootte tegen de bladen vanden klenen Ahorn-boom op. De bloemen zijngeel, in ’t midden root, na de vvelke ronde vruchten vol- gen, die zo groot als cen kleene appel zijn, en fters-gevvijze van elkandre ga- pen; vvaar in, alffe rijp zijn, de vvol ver- borgenleid, die daar na vergadert, en bereid of onbereid verkocht entot vere fcheidene dingen gebeezigt vvort.

De bladen vande Katoen-boom zijn byna van een zelve geftalte , maar val-

len gladder , zachter en effender; ook

is de Katoen van den boom zoo SO€t

q 3 Ch

tr ef ê kP U Sr, Aman d en TT hen nd

ia

OE

4

ker Si Ed 8.

et mrd © Js

Jen me en Des EN En

Bes, Br ES jn f ,

126 GEZANDTSCH

en zoo fijn niet, als die van het kruidt.

In ‘t land{chap Xantung groeien al- lerlei {lag van Boonen. Kd

By deftad Changchang vind men een zeker flag, van Boonen, dat cen zeer krachtigh genees-middel is tegen alle vergiften; , -—r se Dies

Op zommige plaatzen in Siza gtoc- ‚jen de Boonenaan de boomen.

Byna-door het ganfche Jandtfchap Quantung , komen ook zeer vreemde taaie rijs-takken voorr, die de’ Sinec- fchen Teng, en de Portugezen Rota noemen, en niet anders als. touwen fchijnen te zijn, die van de ‚natuur

t'zamen zijngedrait. Zeer verre fptéfen_

zich deze teenen wijd-en-zijd wit, en” kruipen eveneens als een XoùóWer Tant

Seen bergen heen. Zy zijn doorgaans bezet met fteekelige doornen en lang- „ee werpige bladen, en hebben in de dikte

nauliks een vinger, maar ftrekken zich in de lengte dikwils wel een geheele ftadie ver. Zommige bergen ftaan zo dik metdeze teenen begroeit, dat de wegen daar door onbruikbaar worden en niet te bereizen zijn, Gemeenlijk, dewijlze zeer tai zijn en niet licht bre- ‘ken, wort daar af fcheeps tou-werk gemaakt. Zy worden ook gefplift en gefpleeten aan fijne draden of vezelen ,

daar af men dan horden, manden, ftoc- |

len en diergelijke dingen maakt ; maar zeer bequaam zijn de zelve om zachte matraffen daar af te maken, daar op de meefte Sinezen, ja de Koning zelf naakt gaan leggen, alffe zich ter flape willen begeven. Zeer rein en zuiver is dit gewaad, en in den Zomer koel. En fchoon deze mattaffen maar op de bloote deel zijn neêr gefpreid , zoo dunkt het den Sinezen evenwel een bequame legerplaats te zijn, dewijlze van outs her die gewoonte van leggen onderhouden hebben. Van dezen buig- baren teen worden ook bedden en kuf- fens gemaakt, die zy met eenige wel- riekende ftoffe vermaaks-halven op- | vullen. « Het geheel Eilänt Heinan is | vol van dezen teen, en voornamelijk | van de befte , die de Portugezen de witte Rota noemen. |

| kent zijn, heeft men ook in de

A p aan den Grooten

| Bloemen,

M geurige en vvel-riekende vrem- de bloemen, die den Europers onbe-

e-” weften des Sineefchen Rijks. 5

In *t lantfchap Suchuen, by de ftad

Chtngking,, vint men zekre bloemen, Meuring geheten , die aldaar in groo- ten overvloet groeien. De zelve ko- men, ook in ’tlantfchap Xenff , by de ftadfengan, voort. Deze bloem. wort hieromde Kouing der bloensin genoemt. “In fatfoen verfchilt hy weinigh van onze roos , maaris vry grooter, fpreit zijne bladen ook breeder uit, en is wel fchoonder , doch zo welriekend niet : heeft geene doornen, valt witachtigh van kleur, daar onder een weinig pur- per vermengt is , hoewel ‘er ook roode en geele gevonden worden. Deze bloem groeit op een heefter , die onze vlier-boom niet zeer ongelijk is , et wort door geheel Siza in de Hoven en Luftgaarden der rijke luiden met grote kunft en naerftigheit aangequeekt : want op heete plaatzen , die wat te veel van de Zon gezengt en gerooft worden , wort de zelvetegens de hitte der Zonne befchaduwt en bedekt.

In ‘tlant{chap Hugwang , by de ftad Tau, is een groote Waterval, waar uit terftont een groot Meir ontftaat , daar in bloemen groeien, die faffraan- geel van kleur zijn, en niet licht er- gens anders in geheel S#24 van die kleur gevonden worden. In ’t lant- fchap Kianefs groeien deze bloemen, (die van de Portugezen Fula de Golfo genoemt worden,) in ftilftaande wate- ren of poelen met groote meenighte, aan harde en fterke fteelen, die drie of vier voeten hoog boven uit het water fteeken. Uit een eenigen wortel fchieten dikwils verfcheidene bloe- men , die onze leliën in grootte te bo- ven gaan , maar zijn veel fchoon’er, doch zo geurigh en welriekend niet, en byna van fatfoen als onze groote tulpen. Als deze bloem zich opent, vertoontze de gedaante van een leli,

wiens

van de Sinezen geacht, en

Hi

Enigerlei flagh van verfcheidene _ziuemen.

Tartarifchen. Cham „of Keizer van Sima.

wiens bladen achter over zijn geboo- gen; de zelve zijn, ook gevlamt, en onder fmalder als boven, en rontom op d'enden achter overgeboogen. De bladen van dezen heefter vallen zeer groot en gemeenlijk ront, leggen en drijven boven op het water aan lange fteelen, eveneens als de water-plompen hierte lande, Deze gedroogde bladen gebruiken de Kramers en Kruideniers, in plaats van papiere huisjes , daar in zy hunne verkochte Waeren fteeken.

Men ziet dikwils heele poelen, (dat

zeer vermakelijk om te zien is, ) die vol van deze bloemen ftaan, die daar in van zelfs, in t wildt, niet groci- jen, maar worden daar in met men- fchen handen gezait ; 't welk jaar op jaar onderhouden en vernieuwt wort, met het zaat alleen maar in’t water te fmijten. Ja, dat meer is, groote Hee-

ren houden en queeken deze bloemen

tot hun vermaak in hunne Thuinen en Luft-hoven , en in de zalen der Palei- zen, in groote aarde potten, die vol ‘flik en water gedaan worden, Van de vrucht dezer bloemen zullen wy in *t befchrijven der Sineefche vruchten fpreeken. |

_In Sina munt ook onder al ander ge- bloemte uit de Sineefche Roos, die alle daags tweemaal van kleur verandert: want nu is de zelve geheel purper van kleur , en dan wort hy weêr heel fpier wit: de reuk vande zelve valt niet aan-

enaam.

De hooftftad Queilin , in't lantfchap Quangfs gelegen, heeft zijnen, naam van de bloemen Quei, die, hoewel de zelve door geheel $:4 gevonden wor- den, evenwel nergens overvloediger voortkomen dan in dit laatfchap , en allermeeft. onder 't gebied van deze hooftftad, Deze bloemen groeien op een zeer hoogen.boom , die bladen heeft als-de Laurier- of Kaneel-boom ; zijn-zeer kleen, geel van kleur „zitten tropsgewijze by elkandre, en hebben een zeer lieffelijken en geurigen reuk. Nadat de zelve zijn open gegaan, blij- venze zeer lang zonder te verwelken of. af te'vallen „op de boomen zit-

ten ; en-na 'tafvallen; fchieten de boo- men binnenden tijt van een maant weêr uit, en krijgen inden Herfit-tijt weêr

127 nieuwe bloemen. Zo een welriekende en aangename reuk geven deze bloc- men van zig, datze het ganfche gewetft, daar deze boom ontrent groeit , met de lieflijkheit van hare reuk verquik- ken-en vervullen. De Turken leggen deze bloem in limoen-zap te weken, daar meê zy dan het hair hunner pacr- den kleuren en verwen. De Sinezen weten ook van deze bloem verfcheide- ne lekkernyen, die zeer aangenaam van fimaak en lieffelijk van reuk vallen, toe te ftellen,

By Kinhoa, in’tlantfchap (hekiang, vind men een zekre bloem , die de Portugezen in Indiën Mogoris heeten; deze groeit op een zeer kleen boomtje; is pierwit van kleur , en den Jas-mijne bloem niet ongelijk, uitgezeit datze uit meerder bladen beftaat ; maar hy geeft een veellicffelijker en edeler reuk van zich als de Jas-mijn-bloem ; in« voegen dat een eenige bloem een ge- heel huis met haren reuk vervullen kan: Deze bloem wort niet zonder groote reden by de Sinezen zeer hoog geacht, ook bewarenze deffelfs boom tegen de koude in zekre groote pot- ten, met groote naerftigheits

By de ftad Pingyve, in't landfchap

weichen, valtingrooten overvloet de welriekende Jas-mijn-bloem,

Riet.

7 Eer weeligh zijn ook verfcheidene geweften in Sina, in't voortbren- gen van verfcheidene zoorten van by- zonder Riet.

In tlandfchap Xantung by de ftad Tengcheu, groeit Riet dat vierkant is, tgeen buiten den gemeenen loop der natuure en vry wat vreemts is.

In’tlantfchap Huguang , by de berg Co; groeit een zeker flag van Riet, dat alleen maar drie jaren duren kan ; doch eer het uitgaat en fterft, fchiet’er uit den-ouden wortel een nieuw rict, dat weder binnen de drie jaren uitgaat. -

In ‘tlantfchap N anking,by Hoaigan, leid een groot Meir of Poel , waar in zeer grooten hoog riet groeit, dat d' Ine woonders van ’t ganfche geweft in plaats van hout gebruiken, De

Riet .

128 GEZANDTSCHA P aan den Grooten

_In'tlandfchap Quantuug, byde ftad Lochang, op den berg Chang, groeit zwart Riet, daar af de Sinezen hunne fluiten, en veel andre dingen maken, die allezo zwart en blinkend zijn, dat- ze van ebben-hout {chijnen gemaakt te zijn.

In ’t zelfite landfchap , op den berg Lofen, groeit zeer lang en dik Riet, dat byna al ander riet in lengte en dik- tete boven gaat. De ftammen zijn dik- wils in de ronte tien en meer palmen van een hant dik.

In ’t landfchap Chekiang , tonder ‘t gebied van de zevende hooft-ftadt Chacheu, by de tiende kleene ftad King- wing, loopt een reviertje waarin hele boffchen met verfcheidene zoorten van Riet groeien. Al dit Riet is byna zo hart als-yzer , en dikwils zo dik, dat’et met geen twee of drie handen kan om- fpannen worden. En fchoon dit Riet van binnen hol, en met leedjes en kno- pen doorgaans onderfcheiden is , zo is ‘et evenwel zeer fterk , en kunnen daar aan zware laften , zonder te bree- ken, gedragen worden; het grootfte groeit dikwils tot de hoogte van drie en vier roeden , maar het kleen fchiet naauliks een halve roede hoogh op. Zommigh van dit Riet is groen van ftam en hout , ander ís pik zwart, dat ook gemeenlijk van binnen niet hol , maar doorgaans vaft is, gelijk de In- diaanfche mannetjes Bamboes. Zeer aangenaam en vermakelijk vertoont zich dit Riet, eensdeels van wegen de bladen, die langwerpigh vallen , en aan d'enden zich een weinigh ombui- gen en krommen; en ten andre, de= wijl dit Riet 't geheele jaar door groen loof heeft. En fchoon dit Riet zo hart als yzer is , zo kan het evenwel zeer licht op zeer dunne draden, en als vlie- zen van hantgauwe luiden gefpleeten en gefpouwen worden; waar af dan Matraffen, Korven , Kasjes, Kannen, en diergelijke dingen zeer aartigh ge- vlochten worden. Zy ftichten van dit Riet ook hunne huizen, en maken daat de flijlen van kleene huizen af ; van het dunne en kleen Riet makefize pie- ken enlancien, die voor met een yzre punt beflagen worden. Zeer bequaam is ook dit Riet, dewijl het uit de na-

tuur alreê doorgéboort is, tot buizen s

en water-gooten , als ook zoriderling’ .

treffelijk, om. daar af de pijpen van ver=

re-kijkets te maken; dewijl het zeer”

licht , recht , dik en vaft is. “Als dit Riet, zo dra als ‘tafgehouwen is, op 't vatir gelegt wort, zo loopt’er water: uit, dat daar te lande van d' Artzen. zonderling begeert wort: want dit wa=' ter, ingedronken , drijft het verrotte bloet, dat door vallen of flaan uit d'a-: dereriis geraakt, uit het lichaam; De jonge fpruiten van-dit Riet, eer het zelve bladen krijgt, worden, evencens- als Rapen, by vleefch gekookt en voor fpijze genuttight : de zelve worden

ook in edik gelegt, en’t ganfche jaat.

door,eveneens als in Europede Agurk- jes, bewaart , en voor nafpijze met groote {maak van de Sinezen gegeter. Het landfchap Suchuen brengt ook een groote menighte van Zuiker-riet voort, waar uit zeef veel Zuikers , en nietvan de flechtfte, geperft‘wort. En fchoon al van outs her het Zuiker-riet in dit landfchap gegroeit heeft, zoo hebben d’Inwoonders evenwel daar uit noit geen zuiker weten te kooken of tetrekken, voor dat een zekre Indiaan- fche Priefter hen deze kunft leerde. Want als deffelfs Ezel, daar hy op zat, by geval op een Riet-akker liep, en d'eigenaar van den Riet-akker den Ezel vaft hield, en dien niet wilde los laten, voor dat de Priefter hem zijne

fchade vergoed had, zo leerde de Prie-

fter, om zijnen Ezel weder te krijgen,

dezen eigenaar van den Riet-akker de

kunft van Zuiker uit Riet te kookerí. Dit Zuiker-riet groeit zeer weeligh

Zuiker= riet.

aan d'oevers der moeraffen en poelen,

en heeft bladen eveneens als ons ge- meen Riet, die {cherp-{nijdend en in ’t afplukken de handen bezeeren, indien zulks niet voorzichtelijk gedaan wort. Het fchiet zes of zeven voeten in de hooghte , heeft ontrent de dike te van twee-duim in de ronte, en is doorgaans vol knien of litten , die ruim een hant breed van malkandte zite ten. Bovenaan den top zit een bos bladen, dat riet qualik na het loof van ons Riet gelijkt. De pijpen van dit Riet zitten van binnen vol wit en zap= pigh mergh , waar uit de zoete Zuiker 5e

‘Tartarifchen

er

jam | d ml sen je ja a } en En

RTT rtl nd

rn

u

jn jan gn jn han VE za era va

Á je

\

Vk ben ' d , hd

geperft wort; In het p

queeken van jong riet, gaan de Sine- zen , gelijk ook de Brazilianen in Weftindie, (daar ik dit riet dikwils in grooten overvloet heb zien groeien) gemeenlyk op deze wyze te werk. D'Akkers worden cerft met een kouter omgeploegt, en aan voorens gefnee- den , die rechtloopen en evenwyd van elkandre taan. In deze voorens wor- den de jonge fcheuten van ’t riet zo- danigh gefteeken , dat de bovenfte en- den van twee fcheuten elkandre raken; waar over, als de voorens langs heen zyn vol gepoot, de zelfite uitgeploegde aarde weder gefimeten wort. ’s Zomers wordenze. dikker met aarde bedekt, opdat de hitte der Zonne-ftralen tot aan;de jonge Scheuten niet dringt, en de zelve.uitdroogt ;.maar ’s_ Winters minder, op. dat ‘erde vochtigheit des te, beter. mach. doordringen. Hoe hert riet; vochtiger ftaat „zo veel t' eerder en weeliger fchiet het naar om hoog, en gemeenlyk binnen den tyd van tien of ten;hoogften twaalf maanden wort een ‚jonge. fcheut ryp ; en krygt zyn behoorlyke lengte. - Het rype riet wort afgefneden„ maar zomtyts ook wel tot in het volgende jaar op den riet-Akker

gelaten, en dan het oude riet genoemt. Midlerwyle fchiet weêr het nieuw-ge-

ëÂ

= ie ere asen. Mn oten en aan-{ poote rietòp, en wort dan teffens,als t

Cham, of Keizer van Sina. _____ 129

en

ryp is,methetoude afgehouwen. Indien het binnen-twee jaar niet afgehouwen wort, zo is’et riet niet met allen wactt; en kan daar ook geen zuiker uitgetrok- ken worden: want allengs verwelkt het op den Akker , en gaat door de droogte uit. De jonge eerft-gepoote fcheuten vvorden ook zeer onderhou- den van ’t onkruid , dat van zelf uit der aarde opfchiet ; zulks de Riet-ak- kers alle jaren drie of viermaal , en zomtyts meer, vandit onkruid moeten gezuivert vvorden; ’tvvelk zoo lang onderhouden vvort,tot dat deze fcheu- ten haar volkomen vvasdom hebben; en ’t onkruid vvederftaan en onder kunnen houden. Vijftigh jaren mach dit gewas , zonder verplant of vernieuwt te worden , in d'aarde ftaan , indien de gront goet is en de vvortel van t riet door de wurm niet bedorven wort; vvant op een dorren en {chralen gront blyvenze nauliks vyf jaren in ’t leven;

Onder-het Riet kán ook gevoeglijk gerekent worden zeker gewas, dat op zommige bergen in Sina met groote menighte groeit en van d'Indiânen in hun moeders tale Rotang ; maar hier te lande, met het veranderen van ce- nige letteren , Rotting genoemt ge,

Vh n

tet tld

' ld

Rotring.

mn ee

ne _ _

5 En => - eeen nne ne

PE ERE et EE

En {choon deze Rottings hier te land uit Indiën te koop worden gebracht, om die tot (teun en cieraat in plaats van wandel-ftokken te gebruiken, zo worden nochtans der zelve jonge ftrui- ken, die vol aangenaam zap zitten, van de Sinezen rauw gegeten; Van bin-

nen; gelijk zulks eenen ieder kenbaar

is, zijn deze Rottings voosachtigh ; enindiendezelve, alfle gedroogt zijn,

ftijf tegen malkandre worden aangefla-

BEN, zoo fpringt ’er vuur uit ; byna eveneens als uit twee vuur-fteenen, die tegen elkandre geflagen worden; ook wordenze op zommige plaatzen in In- diën in plaats van vuur-fteenen, daar de zelve niet te bekomen zijn,gebruikt, Dit gewas is zeer tai en buigbaar, zulks men alles gevoeglijk daar meê kan vaft binden: want -d’ Inwoonders gebrui- ken deze Rottíngin plaats van touw, en binder daar meê de balken en plan- ken van hunne huizen, (die van groot tict gemaakt zijn, dat de Portugezen Bambous noemen) in plaats van’ die met fpijkers’ aan malkandre te fpijke- rens zamen,» Dit taai gewas wort ge- meenlijk , eveneens als-hiet te lande teene water-wilgen „in vieren ge-

fpouwen, en-daar af mandenven kor- |

ven gemaakt. De Javanen; Japonners

en andre” Eilanders, maken van de

zelve ook Anker-touwen , die veel langer in ‘tzoute water duuren dan de touwen dic van hennip geflagen worden; en als d'Europers in Indië ge- brek van hennippe Anker-touwen hebben, zogebruikenze deze touwen, die van dit gewas gemaakt worden, en de zwaarfte ankers kunnen uithouden. De vrucht van deze Rotting, die eet- baar, vry fimakelijk, en met cen aan- gename zuurigheit vermengt is, valt ront, en heeft de grootte van een klene bal;de fchil is kaftanje-bruin van kleur, hart, maar bros’, en doorgaans met ftreepen bezet, die kruisgewijze over malkandre loopen. Uit ieder knoop, van onderen tot boven aan den 4 fchieten in plaats van bladen takken ofrijsjes uit; dietaai en eveneens als een tou in malkandre gedrait zijn s hier aan hangen de vruchten’ „die zelden alleen zijn , maar zitten gemeenlijk tropsgewijze by malkandre. “Van bin- nen in deze vrugten zit eenhêrdekern, waar uit cen olië geperft wort, die niet alleen eetbaar , inaar ook zeer. dienftig is in ’t genezer van allerlei ‘wonden en quetzingen der zenuwen, indiende befchadighde”plaatzen daar meê bez ftreeken worden; invoegen de Indíaan- fche (laven , indienze eenight quetfuur of lerzel van deze Rottingen ontfan-

gen,

Bamboes.

den zomtijts door kunftkrom gemaakt. De bladen zijn de bladen van den olijf-

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina.

gen, (waut hier meê wordenze daar te lande gemeenlijk geflagen ) zich ge- voeglijk met d'olie van deze vrucht weêr genezen kunnen.

Onder menigerlei zoorten van rie- ten, die„in geftalte en grootte van cl- kandre verfchillen, vind men ook ia Sina , en in verfcheidene andre ge- weften van Indiën , op onbebouwde plaatzen twee zoorten , die van d'In- dianen Mambu, en van de Portuge- zen, doch valfchelijk „Bambu genoemt worden. De kleène van deze twee zoorten zit van binnen volmerg; maar d'andere , die veel grooter, doch min- der van binnen gevult is , overtreft in grootte en vaftigheit van hout zo verre alandere rieten, datik my geheel niet verwonder, dat eenige oude en nieu- we Schrijvers de zelve zomtijdts een boom, en zomtijts een riet genoemt hebben. Dit boom-riet Mambu groeit op moetasachtige plaatzen in’t wilt, en fchiet recht opwaart.; hoewel de zelve onder ’t groeien dikwils door kunft krom geboogen wort, op dat daar af des te bequamer draag-zetels kunnen gemaakt worden; der zelve ftammen worden ook gemeenlijk voor ftaken gebruikt, daar de Peper by op- klimt. Onder hebbenze ontrent de dikte van een mans dye, en onder de zelve worden’er by wijlen gevonden, die zo breet en vaft van hout zijn , dat d’Indianen en Sinezen daar kleene Schuitjes af maken, die d’Indianen met riemen zo gezwint en vaerdigh weten voort te roeien, datze het {nel afloopen der reviere overtreffen. Door-

gaans zit dit Riet vol knoopen, die

de lengte van een palm van ecn hant van elkandre afltaan, waar uit eenigh- zins rechte takken fchieteh maar wor-

boom gelijk maar vallen veel langer, ftaan zomtijts alleen en zomtijts tegen malkandre over. Ditriet,als ’t jong is zit vol licht, voosachtigh en dun merg, dat den gemeenen mân daar te lande, dewijl’et zeer zoet is, met grote {maak uitzuigt. Deerft-uitfchietende fcheu- ten, die zeer zappigh en lekker van

{maak zijn, worden in Indiën zo wel van de vreemdelingen als Indianen zeer

*

13Î hoog geácht, om dâtze-het voorriaam- fte zyn van zeker toebereide lekkernye, die Achar genoemt wort, en hier ook in Europe wel gebracht, en voor cen groote lekkernye gehouden wort. Maar wanneer dit riet oud geworden en hoog is opgefchooten, zo verandert de kleur, {maak en kracht van deze vocht , en-wort allengs na buiten uit= gedreven, en ftremt aldaar door kracht der Zonne neffens de knoopen en wort zo hart als witte puim-fteen. Ter- ftont hier na verliëft zy haar natuurlyke zoetigheit, en krijgt een zonderlinge {maak , die een weinig zamentrekkend is; enwort van d'Inwoonders Sacar- Mambu genoemt. Hoe deze vocht lichter , gladder en witter is, zo veel te beter is de zelve ; maar hoe de zelve oneffender en asverwiger van. kleur wort, zo veel te flechter ifle. |

Boomen.

Z Eer rijk van Boomen is ook de Si- neefche lands-douw , ‘en niet al- leen vanboomen, die in Europe voort= komen, maar ook van menigerlei flag van andere uitheemfcheboomen, die in Europe niet te vinden zyn. In’tlandfchap Suchuen , in de klene ftad Kien, ftaat in cen zekren afgoden Tempel een Boom , Crennien geheten, dat is,de boom van duizent jaren,diczo groot is, dat tyvee hondert {chapen on- der een eenigen tak kunnen ftaan en rontom lopen , zonder dat iemant de zelve kan zien, fchoon men dicht voor den tak ftaat. _In'tlandfchap Sachues , by de vier- de krygs-hooftftad vvaft een zoort van Boonen aan de boomen, die de Sinezen, van vvegen hare hardigheit, de Steene boonen noemen. In’tlandfchap Huguang groeit een zekre boom, die eveneens als onze Klim-op naar om hoog kruipt , en bleek-geele bloemen krygt; deffelfs enden der takken zyn zo dun en fijn als zyde draden. De Sinezen zeggen, dat een takje, aan't bloote vleefch gebon« den, een zeer lieffelyken en aangená= men flaap veroorzaakt ; ‘hierom heb= benze dezen boom ook den naam van "2 Mang-

Boomen:

132 Manghaa, dat is, de Bloem des flaaps, gegeven. | |

In ‘tlandíchap &lekiang , by kle: ne{tad Ssagbiang, (dat zoveel op Neêr- duitfch gezegt is, als d'aarde der Pijn- boomen,) groeien zo geweldigh grote boomen, dát tachtigh menfchen de zelve in dedikte niet omvademen kun- nen: ja men vind ’er die in de holte van eerten ftam acht en dertigh men- fchen kunnen bergen. |

In de ftad MZakao grocit een boom, die van de Portugezen het yzere Hout wort genoemt, om dat deffelfs hout in kleur, zwaarte, en hardigheit het yzer zeer gelijk is, en niet op ’t water kan dryven, maar terftont te gronde gaat. Dusdanige boomen groeien ook in Chaoking , op den berg Caoleang, in groote menighte.

In ’t landfchap Quantung, in ’t ge- bied van de zefte.hooftftad Ghaoking, komt zeer veel welriekend hout voort, als Arents-hout en Roozen-hourt, waar af d’ Inwoonders gemeenlijk kasjes , tafels, ftoclen en diergelijke dingen maken: Dit hout overtreft byna al an- der hout, valt rootachtigh-zwart van kleur, en doorgaans loopen ’er zeer veele ftreepen en aeren door , even- eens als of de natuur die door kunft daar op gefchildert had.

In 't landfchap Qwaneff wort doek of laken gemaakt van de bladen van de roode Mufen. |

In't Rijk Gannan druipt uit de boo- men een zeer zoete vocht, die de Por- tugezen Rofamalte noemen. '

In ’t landfchap Chektang groeien he- le boffchen met Moerbeziën-boomen. d'Inwoonders fnoeien alle jaar deze boomen, gelijk d’ Enropets de wijn- ftokken , en läten de zelve tot geen hooge boomen opfchieren; dewijlze door ervarentheit van veele jaren be= vonden hebben dat de bladen van de kleene boötmien de befte Zijde geven. En hier uit wetenze ook d'eerfte (pin- ning der Zijde van de tweede zeer wel tonderfcheiden, dewijl d'eerfte van de zachte en tengre bladen , dieif’t voor- Jaar uitkortten, en van de Zijd-wurmen gegeten worden , voortkomt, maar de harde en wreede Somerfche bladen geven de tweede zy-fpinning. Alleen

gelijk ook meeft alle de boomen, heeft

GEZANDTSCHrA P dan den Grooten

verootzaakt de verfcheidentheit van fpijze in deze kleene diertjes zo groot een verandering van werk. In dit land- fchap heeft men zo vele Zijd-wurmen, en zo groot cen overvloet van zijde , dat men aldaar tien pakken zijde klee- deren veel goeder koop kan hebben, als in Europe een eenigh wollen kleed.

Inr 'tlandfchap Quangff, in't gebied rans van de zefte hooftftad Cinchew , groeit boom.

ook in grooten overvloet de Kancel- boom, wiens Kaneel alleen maar vän de Ceilonfche kaneel hier in verfchilt, dat deze fterker van reuk is, en heeter op de tong valt.

De boom, daar aan de Kaneel watt, groeit tot de hoogte van een Oranje- boom, en heeft vele, lange, dikke, qua- ftclooze en rechte takken, die in goede orde neffens elkandre ftaan. Uit deze takken fchieten andre kleene takjes, waar aan de bladen zydelinks zitten, die vry groot, en den bladen van den Laurier-boom niet zeer ongelijk zijn ; maar hangen aan korte en dunne ftelen, en vallen achter breer, en voor fpits, en in de lengte loopen er drie of vier ze- nuwen door , eveneens als in de weeg- bre bladen. Uit deze takjes, daar aan de bladen zitten, fchieten ook hier en daar kleene , (heeu-witte en welrie- Kende bloemen. Na deze bloemen vol- gen kleene vruchten, die de grootte en de gedaante van een olijf hebben, en cerft groen zijn, maar rijp gewor- den , blinkenze van zwartheidt, én worden van d'Apen en Vogelen afgeplukt , eer datze geheel rijp op d'aarde vallen. Uit deze Vruchten druipt, door de kracht der Zonne, of door ‘t vuur, een groene , fcherpe, bittre, en vette oliachtige vocht, die (eveneens gelijk de vogt die door kuntt uit de bloemen getrokken wort,) de reuk en finaak van ’t kaneel heeft, maar is zo krachtigh niet; zulks de zelve uie deze oorzaak ook niet veel gebruikt wort. Het hout van den boom is (ma- keloos en renkeloos ; invoegen de na- tuurde ganfche kracht vandezen boom aan alle de deelen fchijnt geweigert, en alleen de fchots daar meê befchonken te hebben, om daar uit zoo veel te grooter vrucht te trekken. Deze boom,

cen

H \ E Oe e e u se | z 5 8 ze NE SO SG Pedi Tesi

Pen ee EN

een dubbelde fchors; d'eerfte fchors |

én verfche bloëmen, (byna op de zelve

is een welfinvakend vliesje , zo dun, | wijfe, gelijk d'Europers uitde gedroog-

dat'et riet anders, als groert, van d'on- derfte fchors kan gefchilt worderr:. want daar na ; als dit vliesje droog wort, zit het 2o vaft aan de binnenfte fchors ; dat’ert niet kart gezien noch geptroëft , noch met de hant daar af gefchilt wor- den: De gtoerie binnienfte fchors, als'er dit buitentte vliesje , dat asverwigh van kleur is, afgedaan wort, is flibberigh en glat , en lijmachtigh op de tong: Dezelve, dus gefchilt en gezuivett zijn- de, wort aän vierkante ftukker gefne- den en in de Zon te droogen gelegt ; diedan door dedroogte în pijpen zo- damigh de zelve hier te lande gebracht wört , in malkandte rolt , en krijgt een tösverwige kleur; weten, na dar doot de hitte der Zönne al de voch- tigheït die de fchotsby zich had; ver- teert is: Na het affchillen vande fchors Blijft de boom, Zonder fchors te krij- gen; dikwils tweeen drie jaren bloot adds miaar dier tijt krijgt hy weêr eérí niëtiwe fchors , en wort weêr be- gquaanrt om gefchilt te worden. D'In- woonders zeggen, datde wortel van dezer boom een zeker zap uitzwect, dar de Camfér niet ongelijk is. De Si- nezen eni d'Eilanders van Ceilon trek- kerr gemeenlyk uit de groene fchors

de fchorsof kaneel,kaneel-water,) een zekre vocht, die Zy tot verfcheidene nuttigheden weten te gebruiken. Zy perffen ook uit de vrucht een zekre olie, daär af de gemeene man , alffe van zelf hard is geworden , brootjes maakt, en die tot verfcheidene inwen-

‚dige en uitwendige ziekten gebruikt.

In zeer grooten overvloect, en bofch aan bofch , groeien deze kaneel-boo-

_menop’teilant Ceilon; en komen de zelve daar zo weeligh voort, dat de | ganfché werelt de fchors, die de ka-

neel is; niet zou kunnên vertieren ; in- diem d'Inwoonders by wijlen geen hele boffcherr met kaneel-bomen aan brant ftaken.En gelijk dit Eiland zeer vrucht- baar is in ’t voort-brengen van Kaneel, alzo willen, in tegendeel, aldaar Nagel- en -Noote-muskaat-boomen niet wel tierert en voortkomen;

Men vind ook op zommige plaat- gen in Sina de boomen, daar aan de Kruit-nagels, Peper en Noote-muska- ten groeien ; doch niet in zeer groo= fen overvloet , dewijl deze Specerijen gemeenlijk uit andre plaatzen daar in gebracht worden. Devvijl evenvvel het befchtijven dezer bomen en vruch= ten den Lezer niet aangenaam vvil te

+ 3 voo=

Nagel- boom.

134 GEzAND

le)

vooren komen , inzonderheit door dien ik , mijns oordeels , noch iets daar in-heb aangemerkt,daar af by de Schrij- vers-geen gewag gemaakt wort; zal ik de, zelve met weinigh. woorden,;ten toanftellen:

‚De boom, daar aan de Kruit-nagel (die ook op Neêrduitfch Geroffel-na- gelen van de Turken Kalafur , van d'Arabiers Karwmfel , van kit rn Syanke ‚en van andre Indiaanfche vol- ken Chamgue genoemt wort )- groeit, heeft de grootte van een Europifchen peerboom , en fchiet met eenen ftam, die de dikte van een mans middel heeft, en daar aan een fchors zit als ‘aan den olijf-boom,zomtyts recht en zom-

tyts krom naar om hoog. De bladen,

die zomtyts alleen en zomtyts veel by elkandre zitten; gelijken na onze peer- boome-bladen , ‘hangen aan langach- tige fteelen , en hebben in't midden in de lengte een zenuwe , waar uitter wederzyde veel aartjes fchieten. De

boam heeft zeer veele groote en kleene

takken welke Jaafte in. zeer. dunne

fcheutjes endigen, uit welks toppen

kleene fteeltjes fchieten daar aan de kruit-nagels by tien en twintigh-trops- gewijze by elkandre zitten. Van bin- nen in ‘thooft van de kruit-nagel zit ook de bloem ‚die uit veele t/zamenr-

s CHA P_aan den Grooten

| gevoegde draden of ftijltjes beftaat,

en in ’t begin onder ‘t bloeien witach-

tighis, maar wort daar na groenach- tigh, dan rosverwigh , enendelik hart;

en geeft , eveneens als de vrucht zelfs, een zeer-fterken reuk van zich, doch fterker by helder dan by regenachtigh weêr 5 waar aamook de vruchtbaarheit of onwruchtbaarheit hangt: want als het een droog jaar is, heeft men dik- wils veel meer vruchten aan de bomen als bladen, Evenwel brengen de bomen alle jaren , fchoon het een goet en ’t zelflte weêris, niet altijt een even rij- ken Oogft voort : want omhet tweede

of derde, en zomtyts om ’t zevende jaar-

valt d'Oogft vry fchraalder eveneens alsof de natuur hare krachten dan we- der by een vergaderde, die door het al te weeligh voortbrengen van vruch- ten, uitgeput. waren. Van deze nagels groeit endelijk een vrucht, die, zo lang als de zelve groeit, vry taai is.; maar zeer-hart,alffe haar volle wasdom heeft, De nagels zijn:in ’t eerft root van kleur, maar daar nanemenze een zwar- te kleur aan, en-worden eens in’t jaar, van Wijnmaant tot Sprokkelmaant , pesaan, Zommige worden metde and afgeplukt, en zommige met een langtiet of met een vlegel afgeflagen ; doch eerze die afllaan, makenze d'aard on-

…_Tartarifchen (ham,

onder den boom rontom fchoon, en trekken alle groente uit, op dar d'af- geflagene nagels niet verlooren gaan. De geenen , die aan den boom blijven hangen, worden onder ’trijpen al gro- ter ; invoegen datze d'afgeflagene in dikte en grootte verre te boven gaan, en vallen in't volgende jaar van zelfs af; die ook, fchoon datze zo fcherp van fmaak niet zijn, duurder gehouden en tot het zaien gebruikt worden, uit welke oorzaak d'Indianen de zelve de moeders der vruchten noemen. In- dien eenige van deze van zelfs afge- vallene nagels op d'aarde blijven leg- gen, en van de Bouw-luiden niet op- geraapt worden, die fchieten, wortel en loof , indienze op een weeligen gront vallen, en groeien binnen d'acht of negen jaren tot een volwaffen boom, “en brengen dan ook neffens d andere vruchten voort. Deerfte afgeplukte nagelen zijn rosverwigh , en cen wei- nigh-zwartachtigh „die, op datze heel zwart worden,inde Zon gedroogt wor- den ;-dezelve leggenze ook; tot bevry- ding van wurmtfteek, een weinig in zee- watet te weeken, en droogenze daar na dan vveêr in de zon. En dus bereid om te-duuren, vvordenze door de gan- fche vverelt verzonden: En hoevvelde Nagel-boomen alleen maar om de vruchten gepoot en aangequeekt vvor- den, zo-is evenvvel by de bladen, bloe- men en takjes, als ook in de gom, die deze boomen uit-tranen, een {pece- ryachtige en heelzame kracht. Doch vvat- krachten deze vruchten by zich hebben, zulx is onnodigh hier te ver- halen; devvijl de zelve eenen ieder te bekent zijn; en daar af by andre vvijt- loopigh gefchreven is-; alleen zal ik dit eenige, dat aanmerkens-vvaerdigh is, hier byvoegen. Te vveren , als d’Indianen de Nagelen zullén verkoo- pen, of de verkochte leveren , zo zet- tenze gemieenlijk in de nagel-fchuuren een gtoot vat met vvater, dat alles if korten tyd vveg en in de nagelen trekt, en de zelve tot- hun groot gevvin zeer verevvaarts-Ja, dat meer is, men be- vind denagelen byna zo veel verzwaart te zijn als ‘tvvater -zvvaar vvas. Uit de bloemen en groene nageler wekken d’Indianen, door kracht van

me

of Keizer van Sina) 135 ‘tvuur, een water of geeft, die zeer licf- felijk riekt, en zonderling krachtigh tegens alle gebreeken der herifenen is. Zonderling geneeft dit water ook een zekre ziekte of lamheit, die d'India- nen Beribery noemen. Byna op geen andre plaatzen , dan op de Molukker Eilanden, wil de Nagel-beom tieren en weeligh vruchten voortbrengen. Deze boomen beminnen het geberg- te , en groeien zomtijts zo dicht by malkandre, dat'er de Zon niet door kan fchijnen.

Gelijk nergens de Kaneel-boom zo weeligh voortkomt, als op ‘t eiland Ceslon, alzo komt ook nergens de No- te-muskaat-boom in zo groot eenen overvloet voort, als op 't eiland Ban da, dat een van de voornaamfte Mo- lukker Eilanden is.

De boom, daar aan de gemeene No- te-muskaat ( van d Inwoonders Bozga- Pala geheten) groeit, heeft de ge- daante van eenen Appel- of Peeren- boom ‚komt dikwils van zelfs, zonder aan te queeken of de hand daar aan te flaan, in ’t wilt voorts is veeltijts oud, altijt groen , vol bloeizem, en met No- ten beladen, waar van zommige heel en andere half rijp zijn. De fchors van den ftam is asverwigh, ’t hout pijpigh, en ‘tmetg, dat’er van binnen in zit, bruin-root. De bladen, die zijdelinks en by bosjes , maar zeldenalleen , aan kleene fteeltjes zitten , zijn vrolik- groen van kleur, dun, glat, en hebben . in de lengte een eenige zenuwe, waar uit veele fchuinze aartjes fchieten. De zelve, tuffchen de vingeren gewreven, rieken nietalleen zeer fterk, alffe noch groen zijn, maar zy behouden ook, alffe verdort zijn, hare fcherpe en uit- fteekende fpeceryachitige kracht. De bloemen of bloeizem zijn in grootte en kleur de bloemen van den Peer- of Kerffen-boom gelijk, vallen zeer licht af, en rtieken niet zeerfterk. De vrucht, die na de bloeizem volgt, en aan de fteel eenighzins tol-ront, maar doorgaans fchijf-ront is, groeït niet aan de toppen der takken, gelijk de groote Noten , maar híer en daar aan de litten of knoopen der takken. Na dat de bloeizem van de vrucht is afge- vall…:, is deerfte fchil of bolfter ge

e

Î

Noote- mass Kaat-boom.

136 GEZANDTSCHAP aan den Grooten

de Noot in’tbegin groen, rimpeligh, ruigh en vry dik ; maar alffe begint rijp te worden, komt de zelve vol gee- le, purpere en gout-gecle plekken. De- ze ruige fchil fplijt en fcheurt têrftont, en toont de Noot, daar om de Foli netsgewijze zits daar na, als de vrucht rijp is, fplijt deze ruige dop geheel en al van malkandre , eveneens alsde bol- fter van onze groote noten , als de Noot van binnen rijp is; waar na de netsgewijze {chil of Foli zich in ’t be- gin zeer fchoon root , maar terftont daar na gout-geel vertoont, en befluit den dop , waar in cigentlijk de kern zit, die wy de Note-muskaat heeten. Zulx deze Note-muskaatmet drie dop-

‚pen of bedekzelen overtrokken is; te

weten,met een groeneen dikke bolfter, die de buitenfte is , en met een dunner, maar die gout-geel van kleur , en zeer duur , en de middelfte is; en endelijk met een harden dop , die d'onderfte of de laafte enderde is: By wijlen vind men ook noten zonder foli; ’t welk hier by toekomt , wanneer , door ’t fchie-

lik zwellen der nooten’ ‘het netje

breekt en vergaat, eer dat'et zijne be= hoorlijke dikte krijgt en fterk- wort. Deze vrucht wort van verfcheidene vogels aldaar opgegeten, maar aller- meelt van zeker flag van Duiven, die

wit en kleen zijn, Deze Duiven, die zeer groote fmaak in de foli hebben, nemen dezenoten, als de buitenfte bol- fter van malkandre fplijt, weg, enflok- kenze met de foli op; ook fcheidenze eerder niet uit, voor dat haar groote krop volis : en te dezer oorzake wor- denze ook van onze Koopluiden al- daar Neut-eeters genoemt. Maar de noten, die zy ingeflokt hebben, loffen- ze van ondre weder heel uit, die ook daar na fchielijker, dewijlze door de groote hitte der mage eveneens als ge- weekt zijn, uitloopen en loof fchie- ten: De boomen , die van deze noten voortkomen , zijn der bederving en vergankelijkheit zeer onderworpen; en brengen veel flechter vruchten voort dan d'andere ; ook worden de vruch- ten van deze boomen weinigh geacht, en alleen maar geplukt om de foli’, daar meê de befte foli vervalfcht wort. Wijders , deze boomen brengen in een zelve jaar altijt tweemaal , dikwils driemaal vruchten voort. D'eerfte ver- gadering of oogft der vruchten gefchiet in Oogf{tmaant en Herfltmaant 3 de- twéede ontrent in Lentemaant; maar de derdeind'een of d'ander maant , na dat de tijt-van ’t jaar geweeftis, Deze noten moeten niet,‚dan wanneerfeover- rijp zijn, afgeplukt- worden ; dikwils wor-

Tartarifchen Cham ; of Keizer van Sind, 137

worden hier in de noot-pluk&ers door de rosverwige kleur, die deze noten gemeenlijk hebben, en- ook een tec- ken van volkome rijpheit is , bedro- gen 3 zulks de zelve voor den tijt afge- plukt worden. Wantde noten, die on- rijp afgeplukt worden, ( Rumpi van d’Indianen geheten, ’) kunnen van we- gen de weinigheit van zap en rauwheit niet lang duuren , en worden uit deze oorzaak ook licht wurmfteekigh. Maar de geene, dierijp afgeplukt zijn, wot- den uit hare bolfters genomen, en cerft in de Zonne-fchijn te droogen gelegt; daar na, alffe gedroogt zijn, van de foli ontbloot; en endelijk de kernen, die wy Note-muskaten noemen, met kalk afgewoffchen ; welk laafte haar tegens de bederving, en alle uitterlijke ver- andering van weêr en wint befchermt; invoegen de zelve dan door de ganfche werelt over Zee te fcheep kunnen ge- voert worden, Voor de befte noten worden gehouden,die asverwig en een weinigh rootachtigh zijn, en daar ee- nige witachtige ftreepen door lopen. Het gebeurt ook dikwils dat zommi- ge noten, buiten den gemeenen loop der natuure, in groette, geftalte en kleur van d'andre verfchillen , gelijk ook zulks-by wijlen inde kleene en groote Europifche Noten te zien is. Dusdanige noten worden van d’India- nen Pala-Java genoemt , en van hen niet over de fpijze , maar voor genees- middelen gebruikt,

Maart de foli,die de note-muskaat tets- gewijze bekleed, leggen d’Indianen ge- meenlijk ; eer datze volkomen rijp en dewijlze noch zeer fchoon en hoog- root van kleur is, in zout en edik , en zettenze in plaats van voorrechten,om een grage maag te maken,op tafel. Maar na dat de foli is rijp geworden, wortze van de noot genomen, in de Zon ge- droogt , en met grote toeverzicht weg geleid en-bewaart. D'Indianen willen dat zowel de noot als de foli de ver- koude en ingekrompe zenuwen ge- neeft; te dien einde heeft ook de ge- meene man altijt in huis olie gereed, die uit de verfche vrucht geperft is.

En gelijk uit de foli veel minder olie komt, dan uit de noot, alzo is in te- gendeel d'olie van de foli veel krach-

tiger, dan d'olie van denoor, D'In- woonders achten de foli zo veel hòger als de noot,datze de foli wel zeftigmaal duurder verkopen: De groene en on- rijpe noten worden van de Grooten in Indiën ingeleid, Zommigen in edik, en zommigen in zuiker , en in plaats van banket op tafel gezet. Deze dus ingeleide noten zijn ook zedert eenige jaren herwaart in Europe overgebracht, en worden niet alleen in de Artze= nye ‚„ maar ook voor een lekkernye gebruikt. Zommigen leggen ook de buitenfte bolfter in zuiker in, en hou- den daar veel meer af dan van de noot zelf, eensdeels om de lieffelijke reuk, en eensdeels om d'aangename temper- heit. Dus verreis van de gemeene ron- de en befte note-muskaat gefproken 3 nu züllenwe ook met weinigh woor= den de langwerpige note-müskaten,die van d’Indianen Pala-Metfirt, en hier te lande Mannetjes - nooten genoemt worden aanroeren. Deze worde van den gemeenen man , doch zondet reden , voorde befte gehouden : want zy overtreffen de gemeene noten hier- om in waerdigheit en kracht, niet om datze mannetjes genoemt worden, quanfuis als of de natuur met de grote en lengte‘hare voortreffelijkheit te kennen had willen geven, maar zy zijn in tegendeel de flechtfte. Want zo veel zy de gemeene notén in grootte over- treffen , zo veel worden deze weêr van de gemeene noten in fpeceryachtige kracht en andere deugden, die by de zelve zijn, overtroffen. En wat den naam van mann@tjes-noot aangaat, dien hebbenze van ’t gemeene volk , dië voot vaft gelooft, (niet uit reden, maar uit enkle waangeloof,) dat langwerpige noten den mannen; alffe die in de fpijs gebruiken, het zaat vere wekken en vermeerderen. De foli evên= wel van deze noten, fchoort datze zeer fchoon van kleur is , heeft zo weinigh krachten by zich, datze by d Indianen zelf in geene waerde gehouden wort 3 zulks de bomen, daar aan deze mans netjes-noten groeien, onder d'ontaars de en wilde bomen gereekent wotden ; want deze waflen op de grenzen van Banda zonder dater iemant de hant aan flaat, en verfchillen van de gemene notge

mn

ee he Pen E‚n j dd

de

Wake a aa B 07

al -

en N ee

pe de a dd. > ment Pd Pe = - arg m4, ),

sj s

4 pen Md

enden

note-muskaat-bomen meer in aardt en kracht, dan in gedaante en geftalte. En dewijl d'Inwoonders bevinden dat de- ze Noten, zeer. krachteloos zijn, zo achtenze de zelve ook. zo weinigh , datze die om ’t plukken niet willen hebben. De boom zelf, daar deze man- netjes- noten aan groeien , krijgt lan- ger, dikker en zenuwachtiger bladen. De noten vallen nietalleen langwerpig, maar ook zomtijts byna vierkant, en fchieten niet uit de knoppen der tak- ken, gelijk de gemeene, maar aan d'uit- terfte enden der takken , en zitten; eveneens als de groote Oker-noten , teffens by drie en vieren by malkan- dre, W:

De voornaamfte zoorten van Peper zijn tweederlei, d'een wortderonde, en d'ander de lange genoemt.

De tonde Peper, die voornamelijk Op Malakkas d'Eilanden Java en Suma- traweeligh voortkomt, wort niet ver- re van den zeekant gepoot„ neffens de wortels van zekre bomen Faufel ge- heten, ofneffens palen in d'aard geftee- ken, daar zy. eveneens als een Wijne gert by opklimt. Zo hoog fchiet dit BEWAS naar, omhoog , als de boom of paalis, daar om het zich {lingert ; en als.het oud, en mer afch en meft gemeft wort, zo klimt het boven den top van

haar fteunzels ; zulks dit gewas, als het niet hooger kan klimmen eveneens als de Hop , weêr naar om laeg daalt: Het geeft ook veele fcheuten vanzich, die vol leedjes en knoppen zijn, taai, en zo zwak en buigbaar , datze, even- eens.als de Hop of Turkfche-bonen, langs der aarde kruipen; indienze geen boom of eenigh ander fteunzel vinden,

daarze by opklimmen. Indien dit ge-…

was van zaat in cen vruchtbaren gront gezait wort, zo brengt’et binnen het jaar een rijken Oogft van vruchten voort ; maar-ftaat ‘et op een barren gront, zo fchiet ‘et langzamer op , en krijgt langzamer vruchten; ook wort'et van jaar tot jaar, na den aart des gronts, min of meer vruchtbaarder, Het fchiet in d'aarde met een wortel , die vol kleene en taaie vezelen zit. De bladen, die de klim-ops-bladen niet zeer ongc- lijk zijn, en in’t midden een zenuwe met aaren ter zijde hebben, fchieten uit de knoppen der takken, en zijn aan de buiten zijde vry groen , maar aan de

binnenfte zijde bleek-groen. De vruch

ten hangen tros-gewijze, cvencens als d'Aelbeziën, by malkandre, maar de tros.of't bos is veel langer , en zit ook voller beziën of peper-korens, die aan den ftengel zonder fteel zitten. Deze boffen of troflen met Peper-korens

zit-

Lan, Peper >

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina, 139

zitten niet alleen in ’t midden aan de takken, maar ook boven aan d'enden. De Beziën of Peper-korens zijn in

*begingroën, maâr Zwart van kleur

alffe rijp geworden zijn, ‘twelk daar te lande voornamelijk in Zomer- maanden gefchiet, als ’t hier Winter- en Loumaantis. De rijpe Beziën wor- den terftont afgeplukt en in de Zon gedroogt, waar door de zwarte {chil vol rimpelen komt. Als deze zwarte fchil by tijts en voor het drogen in de

Zon afgefchilt wort, zo komthiereen.

ander zoort van Peper af , die witte Peper genoemt wort ; die fcherper, duurder enook aangenamer van {maak is, als de zwarte Peper , en van de

Grooten in Indiën in plaats van zout

veeltijts op detafel gebruikt wort. De- ze affchilling van deze buitenfte zwarte fchors;gefchier als de Peper over-rijp is, en in zee-water te weeken heeft gele- gen. Want door dit weeken zwelt de

_ buitenfte fchil, en berft , zulks dan mer

kleene moeite de witte Peper-koorn, die van binnen zit, uitgenomen, en weder gelijk te voren in de Zon ge- droogt wort. En indien de gemakke- lijke Indianen dezen arbeid zich zo zeer niet ontzagen, men zou, ten aan- zien van de zwarte Peper, een grooter overvloet van witte Peper hebben. Wijders , d'onkundigheit dezer fchil- ling en toebereiding veroorzaakt dat zommigen ook nu noch voor vaft ge- loven, dat de witte Peper , (die alleen maar in rypheit, en om datze van de zwarte rimpelige fchil berooft is, van de zwarte Peper verfchilt) en de zwar- te twee byzondre en verfchéide zoor- ten van Peper zijn. En nier alleen heb- ben de Bezién, die eigentlijk Peper genoemt worden, maar ook de bladen en het ganfchegewas een vurige fcher- pigheit by zich; Want de bladen, tak- ken en wortel, indienze gekauwt wot- den, branden inde keel en op de tong, en verwekken het fpeekzel ; niet an- ders als de wortels van Koflws en Bere- thram.

Behalven deze ronde Peper, valt ’er in Indien een zoort van lange Peper, die d’Indianen Pimpilim noemen. Deze wort over de fpijze niet gebruikt, maar zeer veelonder de genees-middelen ge-

mengt, voornamelijk in de Feriakel en andere tegen-giftige genees-midde- len , ’t welk ook niet zonder grote re- den gefchiet, dewijlze zeer eedele en grote krachten by zich heeft ; waar door de zelve ook veel duurder koop is. Deze Peper valt in groten overvloet in Bengale , en woft ook van daar Europe overgevoert. In geftalte, uit- gezeid de vrucht , komt dit gewas met de langé Peper over-een,; dan alleen kruipt het langs d'aarde , of flingert

‘zich maat omlaege palen: De bladen

vallen eenighzins tengerder , en_don- kerder groen, en zitten aan lange ftee- len ; voorts is het onderfcheit tuffchen beide deze gewaffen zeer kleen,en byna niet kenbaar. De vruchten, die in ge= ftalte met de bloeizels van de Haze- note-bomen over-cen-komen, en uit vele graintjes of beziën beftaan, fchie- ten uit ieder litje , tegen over ’t litje daar de bladen aan zitten , en hangen aan redelijke lange fteelen. In't begin zijn de vruchten groen, maar in ‘tdro- gen wordenze asverwigh, en hebben niet alle cen en de zelve lengte ; hoc= wel de Peper-korens in geftalte niet verfchillen, en alle op gen zelve wijze neffens malkandre zitten. De ftengels van deze Peper-rift, daar aan de ges melde graintjes zitten , hebben zomtijts van binnen veel vochts by zich, 't welk ook de Beziëri wurmfteekigh maakt; indien deze vocht komt te verdwijnen. Deze lange vruchten wordehafgeplukt en gedroogt, eer datze tijp worden ; en hoewelze , alle cerít gedroogt zijn, zo heet op de tong niet vallen, zo worderize evenwel daar na.alzo heet van fmaak als de ronde Peper, fchoon datze maár effen op de tong geproeft worden,

d’Indianen doen deze lange Peper in Beftrijkingen of zalf, die zy tegen de pijn der gewrichten, die uit koude ontftaat, gebruiken. Zy gebruiken de zelve ook met groot voordeel tegen ’t vergift, duizeling en zinkingen des hoofts, en fter in d'oogen. Het graauw in Indiën gebruikt het water , daar in cen goet deel Pepers te weeken hecft gelegen, tegen een langhdurige ver zwakking der mage:

Hoewel de Sinezen een affchitik zerele.

[2 heb-

* penn |

nt. dak, din en am arend Oer OP . din _

vat

ke za

140 GEZANDTSCHAP aan den Grooten

hebben van uitheemfche zeden aan te nemen, zo hebben evenwel d'Inwoon- ders van zommige geweften, van de In- diaanfche gebuur-volken, de gewoon- te, van de bladen Betel geduurigh in den mont te kauwen, ontleent. Deze bladen , die door geheel Indiën van d’Indianen gekauwt worden tieren weeligh onder een getemperden. He- mel, maar willen in de koele Sineefche geweften en in Mozambique niet aar- den. Het gewas , daar aan de zelve groeien , is een heefter , en flingert zich, en kruipt eveneens als de Peper of Europifche Hop , by een ftok of paal opwaart ; invoegen men van ver- re. het zelve van de Peper niet wel on- derfcheiden kan. De bladen, die aan een langen fteelhangen , en in geftalte zeer na met de bladen van d'Oranjc- boomen over-een-komen, maar voor zo fpits niet toe-loopen, zijn glat,don- kergroen, dun, gelijk de bladen van het Fontein-kruit , en met vijf , zes en zomtijts zeven zenuwen bezet, die ten deele recht, en ten deele bochtigh loopen ; komendicht te bederven, in-

dienze, alffe verfch afgeplukt zijn, te

veel en lang gehandelt worden. Als men de zelve kauwt, is ’t eveneens als of men met de tanden op zant bijt. De vrucht,die aan dit gewas groeit,en enig gelijkenis met de witte en langachtige Peper of met een muize-ftaert heeft, wort van d’Indianen Szry-boa genoemt, en van hen om de rarigheit in grooter waerde gehouden, dan hetblat Bertel zelf. Deze bladen worden in zommige zuiderlijke landfchappen van Siza en door geheel Indien van d’Indianen ‘s morgens,na den middag en ’s avonts, ja des nachts, gekauwt, en gedurig van hen in de handen gehouden. Doch zy gebruiken de Betel niet alleen , dewijl de zelve bitter van kauw is , maar men- gen daar by om deze bitterheit te ver- drijven, Areka, en een weinig Kalk, en aldus bereid is de zelve, na het zeg- gen der Sinezen en Indianen, zeer zoet van {maak. Zommigen doen by de Bertel Lycium ; rijke en welgegoe- de luiden Caphur de Burneo ; andere hout van Aloe, Mufchus en andere Specerijen. En dus toebereid , heeft

de Betel een lieffelijken {maak, en ver-

oorzaakt zo een aangename en welrie- kende adem, dat rijke luiden die ge- duurigh in den-mont knauwen, en ook gemeene luiden na datze macht heb- ben, Op plaatzen, die diep lantwaart in gelegen zijn, worden deze bla- den zeer duur verkocht. Als de Si- neezen elkandre komen bezoeken en groeten , hebbenze gemeenlijk het blad Betel in de hant, en wordt het zelve met Areka en Kalk over al, tot teeken van een grooten weldaat in een houte {chotel aangebooden; In ‘tgebruiken nemenze. eerft- een. weinig Areka , datze kauwen , en terftont - daar op een blat Bete/, datze eerft met kalk beftrijken , na dat’er de zenuwen met den-nagel van den duim ( dien zy te dien einde altijt Scherp houden,) zijn uitgenomen. Van dit kauwen der bla- den komt een zap of quyl in den mont; 't welk eerft bloet-root is , en uitge= {pogen wort. Dit is een van de drie dingen,die de Sinezen voor een fpreck= woort van ’t landfchap Quantung gee bruiken, te weten, dat’er drie onge- woone dingen in dit landfchap zijn; de Hemel zonder fheeuw , de boomen altijt groen , en d’Inwoonders altijt bloet-fpuwend’; om datmen hier nim- mer fneeuvv ziet, de boomen noit van bladen ontbloot , en de menfchen bla- den van Betel en Areha kauvven,

'tvvelk , gelijk gezegt is, hun fpeekzel

tootmaakt. Hier na volgt een ander

zap, maar dit zvvelgenze door de keel. D'Indianen en Sinezen gelooven dat

het kauvven van de Bezef het tant- vleefch vaftmaakt, en de maag ver-

fterkt. De bladen zijn vervvarmerid en verdroogend byna in den tvveeden graat. Zommigen houdenderijpeen gout-geele bladen voor de befte ; an- dre de dorre , om datze in't kauvven grooter geluit van zich geven. d’India- nen (zeid Akofta) ale op ftraat gaan, hebben gemeenlijk Beref-bladen in den mont, en voornamelijk alffe eenen van de Grooten vvillen gaan fpreeken ; vvant hier door makenze eenen zeer

lieffelijken adem , ’t vvelk hen anders

tot groote oneer zou ftrekken, indien- ze zulks niet deden, Op zektre tijden evenvvel houdenze van dit kauvven der Betel-bladen op : te vveten, als een

A van

Endiaan-

Febe Vijge- boom.

van hin taatte vrienden overleden is ; en ook op zekre vaft-dagen.

Op zommige plaatzen in Sána groeit ook een zeer vwonderlijke en vreemde boom, die van zommigen, om dat hy vruchten als vijgen krijgt,d’ Indiaan-

fche Vijge-boom genoemt wort, maar

andere noemen hem den Boom van Goa, om dathy daar allereerft vand'Eu- ropers gevonden is, en nergens zo wee- ligk voortkomt, als op ‘tcilant Goa. Deze boom {chiet met cemeenigendik- ken ftam zeer hoog op , en fpreit zijne takken in de ronte, na alle kanten ; uit deze takken fchieten naar om laeg tot op d'aarde zekre dunne vezelen of dra- den, die, alffé noch jong en frifch zijn, een gourgeele kleur hebben , en in d'aarde fchieten,en alzo jonge boomen voortbrengen: want deze neêrfchie- tende vezelen worden allengs zeer dik, én veranderen in nieuwe ftammen van boomer , uit welke flämmen boven dan wederom nieuwe takken na alle kanten fchictén, die zig dan wederont als te vooren, met het uitwerpen van nieuwe vezelen nad’aarde, voortplan- ten. Enop deze wijze fchieten uit de- ze vezelen , afs-die tot dikke ftammen geworden zijn, zonder ophouden we- der nieuwerakken; zulks zomtijts een

eenige boom met hare afzetzels een

heel Iraliaanfch mijl in de flaat, en het zeer zwaarlijk te kennen

is, welk datde oorfpronkelijke boom

of welk de moeder van alle deze af-

zetzelen is , dan alleen uit de dikte

des ftams , die zomtijts in dezen oor-

fpronkelijken boom zo dik is, dat drie

mannen nauliks den zelven omvade-

men kunnen. En niet alleen werpen

d'onderfte takken dusdanige vezelen

uit naar d'aarde , maar ook de boven

fte takken van den boom; waar door

cén eenige boom dikwils een dicht en

groot bofch maakt. Als nu d'Inwoon-

ders onder dezeboomen een doorgang willen maken ‚, zo houwenze gemeen=

lijk de dunfte vezelen, die alreê in ftammen verandert zijn, weg , en ma” ken op deze wijze daar onder vere welfde kamers of vertrekken , daar in zy voor de hitte der Zonne gaan fchui- len. Want d'andere groote takken fchieten zo veele dichte kleene takjes uit, dat ’er de fttalen det Zonne in 't minfte niet kunrien doorfchijnen, En welk een plaats deze boomen met hun ne täkken en loof beflaan , kan een ie-

der hier genoegh by afmeeten , dat

onder eenen boom drie düizent men

fchen ftaan kunnen, De bladen vande

jonge takjes, die de bladen van de

Quee-boom zeer gelijk zijn, en met f3 groot

ronte bês

mn gn

Ta

GEZANDT sCHAP aan den Grooten

M=

nd veen rn

Kokos boom.

groote Ímaak van d'Olifanten gegeten worden, vallen aan de. bovenfte zijde groen , en aan de onderfte witach- tigh, en een weinig wolachtigh, even- eens als de Quee-peerc-boome bladen. De vrucht, die de grootte van een lidt van een duim heeft, en in fatfoen met de kleene vijgen over-een-komt, is van buiten en binnen bloet-root,vol graint- jes, gelijk de gemeene vijgen, en ook wel zoet en eedbaar , maar zo aange- naam van fmaak niet, als de gemeene vijg.

Weeligh groeit ook op veele plaat- zen in S72a de Kokos-boom , die door geheel Indien Coguoeiro genoemt wor. Deze boom fchiet zelden met eenrech. ten, maar gemeenlijk met een krom- men {tam ‘opwaart , die vier „en dik- wils zeven voeten dik , en by wijlen over de vijftigh voeten hoog is ; maar deffelfs wortel is kort, dun, en nauliks met d'aarde bedekt; invoegen het ten hoogfte te verwonderen is,dat de ftam- men van deze boomen zich op zulke korte en dunne wortels in de lucht over End kunnen houden , en niet door hare eigen, en def vrüchten zwaarte

(behalven datze dikwils noch van fter- ke winden gebeukt worden,) ter darde vallen. Hier by komt noch dat het on- derfte van den (tam, neffens der aarde >

en

al -

niet dikker noch-fterker is, dan het bo- venfte, daar de vruchten zitten. De fchors des {tams is asverwig van kleur; ‘thout, dat tot weinigh dingen diens ftig is, dewijl het alleen maar uit veze- len of draden beftaat, is zoet, en vol melkachtigh zap , waar door het van

‚de Micren, als de boom afgehouwen

is, zeer gezocht wort. Aan den (tam zitten geen takken , maar boven aan vijftien, twintigh, en meer veers-ge= Wijze groote bladen in de ronte, die ten deele naar om hoog ftaan, enten deele naar om laeg hangen. Ieder blat, dat ontrent zeftien voeten lang , en dicht aan den ftam onttent eenen voet dik is, beftaat uit veele andere bladen, die op een ry tegens elkandre over- ftaan. Tuffchen de veers-gewijze bla- den komt aan den top van den boom een fcheede van twee voeten lang, die op ‘tend {pits toeloopt , eerft groen is, en daar na root wort , en zich van zelf opent. Eer dat deze fcheede zich opent, vertoont zich van binnen een zeer fchoone fteel van een voet lang, en van dfie of vier vingeren dik, die uit veele takken beftaat van een voet of een halflang, die zeer behendelijk van de natuur t'zamen zijn gevoegt, en een groote air vertoonen. Aan deze takken zitten zekre driehoekige din-

sen;

zel ftolt, en een fchrijf-pen dik zich

d'allerzoetfte Europifche nooten in

Tartarifeben Cham of Keizer van Sina. 143

gen, zo groot als een Amandel, die je, een {pierwit en bolachtigh merg; wit van’ kleur, en de beginzelen vân de dat in een fcheede of huisje beflooten bloemen en nooten zijn: want als de- | leid , en, als het daar uitfchiet , byna ze fcheede berfts zo {preien zich deze | van de zelve hoedanigheit en (maak is, takken van malkandre „en vertoonen , als de bovengemelde geftremde vocht geele bloemtjes. Na deze bloemen of kern der noote. Die merg wort,niet volgt de vrucht, die ieder aan een by- | alleen rauw; maaróok gekookt onder zondren fteel zit, die korten zo dik | andere gerechten op tafel gezet,en iszo als een ganze-{chaft is, en uit rosver- goet van fimaak als blom-kool. Als dit wige fchubben beftaar. De vruchten | boomtje nier heel rijp is , heeft 'et een van dezen boom, die Kokos-nooten | SrOotcr verkoelende kracht by zich; genoemt worden , zijn hart, zwaar; en zulks het dan in plaats van zaladeren dikwils grooter als een mans hooft ,-en hangen by troppen “zeer vaft boven aan den ftam. Buiten om deze. nooten zit een dikke; draatachtige en taaie fchil „waar na een houtachtige. kelk volgt ; indien men deze houtachtige kelk ; als de vrucht noch: onrijp. is, doorfteekt zo loopt ‘er zeer veele zoete en aangename vocht uit die, verfch ingedronken het water zeer krachtigh af-drijft, en, alsde Noo- ten zijn rijp geworden, gelijk ftrem-

dit merg wort afgeplukr, zo gaat de boor uit‚'t welk zolicht niet gefchier, als men eén ftuk van d'onderfte wortel queftof affnijd; ditdoet veele Inwoons ders gelooven, dat dit boomtje’ niet by d'aarde of vocht der aarde, die door de wortels irigezoogen wort, miaar by de lucht, die dit boomtje uit den kruin

leeft, -

Van de buitenfte veezel of draatach- tigefchil , die om de Kokos-noten zit; worden, op verfcheide plaatzen in In- diën , kleen en groote fcheeps-touwen gemaakt, die zeer lang in zout water duuren, en byna onvergankelijk blij ven. Ook zijn alle d'anker- en andere kleene touwen (’t geen aanmerkens- waerdig is,) van de Koninklijke vracht- fcheepen te Portugaal, van de vezelen of draden van deze buitenfte {chil ge= maakt. Zeker Schrijver Lakuna ver melt, datze op zommige plaatzen in Indiën van de vezelen der buitenfte Kokos-noote-fchillen Tapijten weven, In Sina, en verfcheidene andere gee weften in Indiën, worden deze vezelen in plaats van werk gebruikt, daar meê de reepen en fpleeten der fcheepen dicht gedreven worden; ook zijn deze vezeis veel beter als werk , dewijlze zo licht niet verrotten, en in 't zout water opzwellen en dicht worden. Van de binnenfte houtachtige dop worden kroezen en drink-bekers gedrait , en die by vvijlen met gout of zilver be- flagen. De bladen ván deze boomen vvorden ook in plaats van papier ge- bruikt, en daar af ook by d’Indianen redelik fterke en vafte kleederen ge- maakt. Endelijk verfchaft deze eenige

boom alles,vvat tot een {chip van si cn

binnen aan dezen houtachtigen kelk of fchil gaat zetten. Deze pit is zo zoet en aangenaam van fmaak , datze ook

aangenaamheit van fimdak verre te bo- ven gaat ; zy geeft ook zeer goet voed- zel, en verquikt de afgematte leden wonderlijker wijze. Te dezer oorza- ke wort de zelve van de zeevarende luiden , die door het lang zwerven op zee van fcheur-buik en andre ziekten zwak en machteloos geworden zijn , zeer gezocht en met groote fmaak ge- geren. Zyis warmen vochtigh inden eerften graat, en daar uit wort eenolie geperft die geenzins in deugt en kracht voor d'olie van zoete Amande- len heeftte wijken, en wort ook over de fpijze en onder genees-middelen daar te lande,als ook door geheel Ooft- en: Weftindië, gebruikt. Van-binnen ingenomen, geneeft deze olie de ge- breeken der borfte , en veroorzaakt loslijvigheit, indien men wat veel daar af inneemt ; zonderling ile ook goet voor de geenen, die zich inwendigh door vallen befchadight hebben, en drijft zeer krachtigh het water af: Wij- ders, boven uit den kruin vän den ftam fpruit , eveneens als een jong boomt-

latuw gebruikt kan-worden. Maar als ,

des booms trekt, gevoede wordt-en

Kluflus.

Pereda annen

nn : an ee m R d rf oke Ü pe,

En he hd * Je

- be * -

Î ak BE . bed _ he 8 n _ tand Pa

= m . r «

En

a »

end

Vruchten in Sina,

144

GElzaANDTSsCHAP aan den Grooten

denis , zo wel ten aanzien van geteet-| grotet als een menfchen hooft zijn.

fchappen, als ladinge. Want van de ftam en takken worden in Indiën ma- ften, planken en ftuuren gemaakt; van het loof of bladen zeilen ; van de veze- len der buitenfte fchil touwen ; en en- delijk verftrekken de vruchten of Ko- kos-noten de lading. Weshalven, in- dien men op al de nuttigheden, die uit dezen boom en deffelfs vrucht voort - komen , wil achtingh geven, (daar af wijtloopigh by anderen alreê gefchreven is ) men zal , gewiffelijk, geen gering mirakel der natuure in de- zen boom befpeuren , en moeten be- kennen, dat geen boom in de ganfche werelt gevonden wort, die den men- ‘fchelijken geflachte meerder nuttighe- den verfchaft,

By Kingyven, in ’tlandfchap Quang- fi, groeit cen boom, „Zreka geheten, die uit Indiën aldaar overgebracht is, en komt in fatfoen eenighzins met de Kokos-note-boom over-cen; maar is zo dik niet, en heeft ook kleender bladen. De vrucht; die aan dezen boom groeit, wort mede Areke geheten, is zo hart, datze niet als met een mefch of fchaer kan van malkandre gefneden worden. |

Vruchten.

Ehalven de Vruchten die ook in "verfcheidene geweften van Europe voorfkomen, levert de Sineefche lants- douw jaarliks eenen rijken Oogft van allerlei uitheemfche Boom-vruchten of Ooften uit. - | Byna nergens , als in *t landefchap

_ Quantung , komt ookeen zekre vrucht

voort, die van de Sinezen Venku , van de Portugezen Jamboa , en van de‘Hol- landers Pompel-moes genoemt wort. Deze vrucht groeit aan eenen boom, die met doornat bezet is, gelijk de Limoen-boom, maar overtreft den Li- moen-boom in grootte. De bloemen

“Zijn debloemen van den Limoen-boom zeergelijk , wit, welriekend , en daar

uit wort ook een zeer welriekend wa- ter gedifteleert. De vruchten overtref= fen in grootte òok d’allergrootfte Li- moenen; dewijlze zo groot en dikwils

De fchil is den Gulde-appelen in kleur gelijk. 't Mergis van binnen rootach- tigh, en zoerachtigh zuur , en fmaakt als een Druif die niet heel rijp is ; zulks uit de zelve veeltijts ook een drank ge- perft wort , eveneens als in Europe uit de Kerffen en Peeren.

In't landfchap Pekiug vallen zeer fchoone Appelen, Peeren, Pruimen, Koorn, Geerft, byna allerlei flag van hauw-vruchten , als ook Vijgen en Druiven; waar uit d’Inwoonders even- wel geen wijn perlen , om datze meer fmaaks vinden in hun drank, die uit de. Rijs getrokken wort, en, zeker, ook treffelijk van {maak is; invoegen ook d'Europers den wijn niet zoeken. In tlandfchap Xanff vallen zeer zoete Druiven , waar uit d'Inwoonders zeer veel en fchoone wijn zouden kunnen perffen ; maar zy droogen de druiven

alleen tot Razijnen, die dan door ge-

heel Sina te koop worden gezonden. In ‘tlandfchap Peking groeien zeer fchoone en groote Kaftanien; maar in ‘tlandfchap Suchuen, in 'tgebied van de hooft{tad Xunking , zulke die in den mont als zuiker fmelten, indienze daar ineen weinigh gehouden worden. In'tlandfchap Honan, onder tge- bied van de hooftftad Queite, groeien allerlei {lag van gulde-appelen,en voor- namelijk zeer fchoone Granaat-appe= len , waar van de laafte kleene ftadt Kechtug,die in’t gebied van deze hooft- ftad gelegen is, haren naam gekregen heeft: want Xeching is zo veel gezegt, als de Wallen der Granaat-äppelen, In'tlandfchap Huguang, onder het gebied van de hooftftad Changre, groc- jen gulde Appelen, waar onder men vind, die van de Sinezen de winter- gulde Appelen gerioemt worden. Want als d'anderen al zijn afgevallen , zo worden deze eerft in den winter rijp , en vallen ook ongemeen zoet van fmaak. In'tlandfchap Fokten, in't gebied vandefteden Chivencher en Changcheu, koten d'alleredelfte gulde Appelen in grooten overvloet voort, die in zwaar- te en grootte van de grootfte Europi- fche niet verfchillen ; maar zy over- treffen de zelve verre in reuk en geur rige

Talg-boom.

Linkio.

Tartarifchen Cham , of Keiger van Sina. t43

rige (maak. Het gewas verfchilt ook | zeer weinigh in geftalte van ons Euro- pifche ; alleen verfchillen de vruchten van elkandre hier in, dat de Sineefche gulde Appelen eveneens als de Mu-

fchatel-druiven fmaken : want zy ric- ken en fmaken eveneens; invoegen in Italie noch Spanje totnoch toe noit ie- mant beter gulde Appelen gezien of geproeft heeft. Deze vrucht is zoda- nigh van aart, dat deffelfs gulde en dikke {chil licht afvalt. Het merg is ook week van binnen, en leid in byzondre vliesjes beflooten, die zeer licht op ftukken van elkandre te fcheiden zijn. Deze vrucht, na dat d'overtollige vocht tuffchen twee bortjes is uitge- perft, leggen de Sinezen in zuiker, en bewarenze het ganfíche jaar door. En niet alleen worden deze ingeleide vruchten binnen ’s lants vertiert , maar ook buiten ’s lants verzonden.

In ’tlandfchap Chektang , by Kinhoas komt uit de boomen een zeker vet, waar van, eveneens als van Talg , zeer fchoone en fpierwitte kaerflen ge- maakt worden, die de handen in ’t aan- raken niet fmeerigh maken noch be- zoetelen , nochte zy geven ook geen vuilen ftank van zig, alffe uitgeblufcht worden. De boomis vry groot, komt in bladen en fatfoen met onze Peer- boom over-een , en krijgt witte bloci- zem als de Kerffe-boom. Na de bloem volgt een ronde bezië , zo groot als een kers , waar omeen zwarte en dun- ne vlies zit, daar onder wit vleefch verborgen leid, dat te voorfchijn komt, alsde bezië rijp is en de {chil berft, De Sinezen vergaderen deze beziën, en kookenze in warm water , waar door het vleefch van binnen {melt , maar als het kout is, zo ftolt ‘et wederom, eveneens als Talgh. Van binnen in * vleefch zit een kern, die vol olie zit , en eveneens als d'Olyven in Europe geweekt wort ;. maar d'olie, die daar uit geperft wort ; gebruiken de Sinezen niet. overde fpijze, maar in de lame pen. „De bladen van-dezen boom, die zeer vet zijn, verftrekken den Schapen en Koeien een aangenaam voedzel,die daar af ook zeer dik en ver worden. ‚In ’t landtfchap Pekine valt een vrucht, Lizkio geheten, die byna de

gedaante van een Minkyzer heeft, is van fatfoen als een driehoekige graf- naalt, en rontom oneffen: De fchil, die’er rontom zit, is groen, dik, en aan de verheven punten rootachtig;» 3

‚maar in 'tdroogen wortze zwart. Het vleefch van binnen, dat zeer wirt is ,

fmaakt eveneens als een kaftanie, doch aan eene vrucht is wel zo veel t'eeten, als aan drie of vier kaftanien. Het ge- was heeft kleene bladen , die verre bo= ven over ’t water heenen kruipen, en de meefte vruchten zitten aan de ftee- len onder water, In ftilftaande waters wort dit gewas door geheel Sina ge- zait. /

In'tlandfchap Xantung groeit een zekre appel, Suer geheten; die wel in d'andre landtfchappen ook gevonden vvordt , maar evenvvel hier in groter meenighte voortkomt. De zelve gee droogt, eveneens als de Vijgen in Eu- rope, kan ‘tgeheele jaar duuren, en vvort door geheel Sa van de Koop- luiden te koop gevoert. Hy is vvat grooter,dan onze gemeene Europifche Appel, byna font van geftalte , en hoog-root van verruvve. Binnen in ‘tvleefch zitten fteentjes , of platte en ronde kernen , die alle in een harde fchil beflooten leggen. Deze kernen zitten niet recht in 'tmidden van den appel, maar aan d'eene zijde , en lcg- gen niet plat ncêr , maar {taan recht naar om hoog. In eene vrucht vind men zomtijts tien , zomtijts vijf, min- der en minder na datze groot zijn; by wijlen krijgt men ook eenige daar in geene fteentjes zitten. Het vleefch is van binnen root, en wort, als d'appel rijpis, week, en krijgt een zeer aange- name fmaak, Om den gedroogden appel komt eveneens als een korft van honing-of zuiker; invoegen de zelve in zuiker fchijnt ingeleid te zijn. Men vind ook appelen, die groen van fchil zijn, die ook in ’t rijpen niet week wor- den, maar worden eveneens als onze appelen, met de tänden of een mefch ; als men die wileten, aan ftukken ge- fneden en gefchilt. Deze vrucht vind men nergens buiten de grenzen van Sina, En groeit aan eenen middel-ma= tigen boom, zonder dat de zelve eenige queeking van nooden heeft, n

È

Appel Sucu,

pe

hid ke di +- %,

nd ed We DN

- - ee

Dg

De =

Licht,

Lungyen,

146 GEZANDTSCHAP aan den Grooten

In't landfchap Suchuen, in ’t gebied van de hooftftad Chunking, groeit in grooten overvloet de vrucht Lich? , die daar van daan ook, als de zelve rijp is, verfch door zekre boden of lopers, die hier toe geftelt zijn, na ’tKeizer- lijke Hof gezonden wort. Maar in noch veel grooter menighte groeit deze vrucht in de Zuiderlijke geweften van ‘tlandfchap Fokes, en voornamelijk in ‘tgebied van de hooftftad Fochen; hoewel de geene, die ontrent Hinghoa groeit, de befte is. De Portugezen te Makaó, noemen deze vrucht Lichtas. De zelve groeit aan zeer groote hooge

|

andre ronde vrucht, diein fchil de voorgaande niet ongelijk is, en Lua- £yen,dat is, Draak s-oor, genoemt wort. Deze is een weinigh kleender en ron- der, dan de voorige vrucht Ziefhi, en ontrent zoo groot als d’ Europifche kerflen ; maar zijn evenwel harder van fchil, en die ook fchilferachti- ger is. De Sinezen droogen ook dezen vrucht, en brengenze gedfoogt voor een lekkernye door geheel Siná te koop ; die evenwel op generlei wijze met de verfche te vetlijken zijn, de- wijl uit de gedroogde dat eedle zap byna geheel en al verdweenen en uit-

boomen, die bladen als Laurieren heb- | getrokken is. Uit de verfche vrucht

ben. Uitdetoppen der takken fchieten troffen of boffen, waar aan, gelijk de druiven aan hare troffen, de vrucht zit, doch niet dicht by malkandre, en

hangt ook aan langer fteelen. Deze vrucht gelijkt in fatfoen geheel en al na

cen kleen hartje, is zo groot als een Okernoot,en vertoout een kleene Pijn- ap pel met haar fchobbige of fchilferige fchil, hoewelze zo dik niet is, dewijlze niet dikker als een vlies is, en ook licht,alleen mer de hant,kan afgenomen worden. Van binnen zit een kern die vol zaps, wit van kleur, zeer aange- naam van fmaak , en eveneens als een roos riekt. Als de vruchten rijp zijn , zo krijgenze een purpere kleur, en vertoonen de boomen zich dan niet anders , als of de zelve rontom vol purpere kleene hartjes hingen ; ’t welk zeer aangenaam en vermakelijk om te zien is. Van binnen in ’t vleefch zit

wort ook cen zap of vocht geperft, die de Sinezen wijn noemen, zeer lief: felijk van {maak , maar zelden te be-

| koomen is, |

|

In hert zelfite landfchap groeit ook een vrucht Muzginl, datis, de Frui- men_van de fchoone Vrouw geheten. Deze Vrucht of Pruimen , die ront vallen, zijn zo groot datze de Prui-

men van Damas in grootte en treffe--

lijkheit verre te boven gaan. In't landfchap Quantune vind men

Mweinii,

Vrucht

over al Indiaanfche groote en kleene “*“

Nooten, als ook zekre vrucht, die van eenen ieder voor de grootfte vrucht van alle vruchten gehouden wort, en van d'Indianen aka, van d’Arabiers Panaix, en van de Perfianen Funax genoemt wort. Deze vruchten, ter oorzake van haar grootte , groeien niet aan de takken der boomen, hoe- ‚wel die ook zeer groot zijn, maar aan

een (teentje; en hoe kleender dit fteent- ' den ftäm » eveneens als ofze vreesden

je is , zo veel te beter en treffelijker wortde vrucht gehouden. Met groote reden zou men deze vrucht den Ko- ning der Vruchten mogen noemen, die, eveneens als ofze alleen maar voor ‘toog en den buik {cheen gegroeit te zijn, zodanigh vermaakt, en zo gtoot een aangenaamheit in ’tzien en’t eten

geeft, dat men noit van die tezien zat

wort. Deffelfs kern fmelt eveneens ge- lijk zuiker in den mont.

Nergens in geheel Sima, dan in ‘tlandfchap suchaen , ontrent de der- me krijgs-hooftftadt , vallen Pijn-ap- pels.

Noch vind men in Sina cen zekte

dat de takken , hoewelze vaft en fterk zijn, zo een zwaren laft, zonder te breeken, niet zouden kunnen uitftaan. De fchil van deze vrucht is zo hart en dik , datze niet anders dan met een

bijl kan geopent worden, Van binnen

zitten ontallijke huisjes, die vol geel merg zitten, en daar in een noot of kaftanie beflooten leid, die, alffe rijp is, zeer zoet en eveneens als een ge-

brade Europifche kaftanie maakt. Behalven deze vind men noch een andrezoort van deze vruchten, die niet aan den ftam zitten , maar aan de tak- ken hangen. Deboom, waar aan deze laafte groeit, fchiethoog op; en fpreid zich

f

Rit 08 me

cl IJ ed

ed ee ee _

zich in de breette en wijtte zeer verre uit ; heeft bladen als d'Eiken-boom, maar zijn niet gefchaert. Deze vrucht wort eigentlijk van d’Indianen Cham- pidaica genoemt , en is veel beter van fimaak en gezonder van zap dan de [a- ka. d'Afch van de fchillen van deze fteekelige vruchten, gebruiken de In- dianen in plaatsvan loog om daar meê wolle en linne kleederen te waf- fchen. | Zeker Schrijver Kriftoforus Akofta befchrijft deze vrucht en den boom, daar aan de zelve groeit, aldus: De boom, daar aan de vrucht [aka groeit, fpreit zich zeer wijd en breet uit,

daar de befte vallen j d'allergrootfte

ek SV En 7e

Kawoerde : want die op Goa voortko=

men, zijn kleender , flechter en {ma-

kelozer. De rijpe vruchtgeeft een lief

felijke reuk. Tweederlei flag vind men

van deze vruchten , d'een wort Barka genoemt, enis de befte ; d'ander Papa of Giralfal, enisflechter. Van binnen v&toonen zich deze vruchten ,in- dienze in de lengte opgefheden wor- den, fpier-wit, en zijn eveneens als in huisjes of laatjes afgedeelt, die vol kaftanien zitten, die langer en dikker zijn als dalen. Deze kaftanien , die van binnen wit en met een asverwige {chil

en { overtrokken zijn , worden eveneens

heeft bladen die de grootte van een | gegeten alsde gemeene kaftanien, val= palm hebben, en bleek-groen zijns | len zwaar en fcherp van kauw , indien-

waar door in de lengte een dikke en harde zenuwe loopt. De vruchten zit- ten niet aan de kleene fcheuten neffens de bladen, gelijk in alle andere boo- men, maar aan den ftam of aan de gro- te takken, en zijn lang , dik, donker- groen, hart en dik van {chil , en ront- om met fpitze punten bezet, die met een korte , groene en zwarte doorn endigen ; maar deze doorn is niet fcherp noch fteekend, fchoon datze fteekend fchijnt te zijn. De kleenfte van deze vruchten overtreft in grootte (voornamelijk op deMalabaarfchekuft,

ze verfch gegeten worden, en veroor- zaken veele winden. Maar indiende zelve, als de Spaanfche kaftanien , ges braden worden , zo hebbenze een aan- gename {maak , en vermeerderen het zaat; waarom de zelve alleen maar van ‘tgemeene volk gegeten worden: edet kaftanie zit van binnen vol geelachtigh entai merg, dat zonderling aangeriaam van {maak is, maar zwaar om te ver- teeren valt, En byná weder , zo als'et

gegetenis, van ondeten geloft wort.

In Sima grocien ook op verfcheidene plaatzen zekre vruchten, Dariones ge- ta heten,

Dariones,

148 GEZANDT sCH

heten , diewelin ‘teert, een walgach- ‘tige finaak by zich hebben, en even- eens als ftinkende knoflook rick

ron A datze onder deg ezontfte heelzaam- fte vruchten scheckent lode mig

Deze vruchtîs warm en droog vän hoedanigheden tgeén uit de werkin- gen,‘die de zelve in 's menfchen lige haam doet , liëhtelijk te vernemenús: Want de Zelve zet niet alleen krachtig

‘het wateraf,maar zy breekt en verdrijft ook de winden„en doet zweten. Even-

wel kan mendezelve bequamelik on- der de vruchten reekenen, die genees

. 5 n « Á maar verdienen evenwele met recht

bare en vöedbare vruchten genoemt. worden; invóegen men de zelve in

den Herflt zeer{fpaarzaam behoorde’ > gebruiken. Want het veel ernronmatigh „eeten deezer vruchten veroorzaakt een onrfteeking in de leveren ’t bloet; veren maakt-hef aanzicht vol puiften. En indien de geene, die d’ Indiaanfche fchurftheit heeft, van de-Japonners Konrap gehetens deze vrucht eed, die krijgt terftont zo cen groote jeukte op de huit, dat hy geen hant-van zijn lijf kan houden, zonder t& krauwen; en krabben, Zeker Schrijver. „/hof?a be- fchrijft deze vrucht aldus: De vrucht Duriones is warm en vochtig, en wort gemeenlijk van den geene, die de zel- ve wil eere met den voet gebroken; dewijlze doorgaans met doornen be- zet is, die de handen ; in ’t aantaften; befchadigen. Die noit deze vruchten gegeten hebben , meinen datze ver- rotte Uyens rieken , alffe de.zelve eerft voor de neus houden; maar alffe die geproeft hebben, zo achtenze dat de zelve het zoetfte vanalle fpijfen fimaken en rieken. Deze vrucht is by de lekker- ‘tanden in zo groote achting , datze voor vaft geloven, dat niemant zich aan deze vruchten zat kan eeten , waar= om zy de zelve ook verfcheidene toe- namen en als eertijtelen- geven. Het blat of gewas Betel heeft van deze vrucht een zonderlinge afkeer , die zo groot is, dat alle de vruchten beder- ven en verrotten ; indien iemant enige bladen Beze/ in een {chip of huis fimijt, daar in deze vruchten bewaart worden. En indien iemant door het veel eeten dezer vruchten zijn maag ontftecken

hoog-geel van kleur en“ „alffe rijp is; invoegen mienin’t voorby

AP aan den Grooten

en overladen heeft, die kan terftont d'ontfteeking verdrijven , en-de madäg,

te recht helpen, indien hy. flechs maar  eenige bladen op den mont van’ maag leid. Geen letzel,hoe veel vruch- * ten dat men ook eed zalmen verne- „men, indien men na het ceren van deze vruchteneenige bladen Betel ced. En ditis, als ook dat hy®ceraangenaam van fimaak. is, mijns Sideris » d'oor- zaak, waarom mert gemeenlijk zeid, dat zich noit iemant aan deze vruch- ten zad kan eten.

In Sina valt ook een zekre welfima-

kende vrucht, „4uanas geheten, dic „Allereerft uit Wettindië in Ooftindiën gebracht is, alwaar de zêlve nu inyer- ‘fcheidene geweftenzeer weelighvoort- _ “komt en tiert. De vrucht, die ontrent_ de grootte vanten Croon heeft, is - iekend,

gaan de reuk gewaar wort, daar de zelve inhuisleggen. Bovenop iffe ge- kroont met een tros van bloemen en bladen, valt ook zeer zappigh en aan- genaam van {maak en fchijnt van ver- re wel een! Aartjesjok-te zijn , maar heeft. geen tekende angels. De grootfte middelfte ftronk , daar aan-de vrucht groeit, is ontrent twee voeren hoog, en met vijftien of zeftien bladen bezet; die niet-qualik.na Aloës-bladen gelij- ken. Rontom dezen middelften ftronk zitten weêr andere kleene ftronken, waar van ieder ook een jonge vrucht heeft, De geenen, die nu deze rijpe vruchten afplukken , fteeken deze jon- ge ftronken terftont in d'aarde , waar af dan groote ftronken groeien, die binnen het jaar rijpe vruchten krijgen, gelijk de voorige oude , daar af de zel- ve genomen zijn. In wortel en bladen gelijkt dit gewas niet qualik na een Aartjesjok. Als deze vruchten in Indiën gebracht wierden, warenze-zo duur, dat het fluk voor tien dukaten ver- kocht wiert: de zelve hebben cen zeer aangename fmaak en fmaken byna zo lekker, als aard-Beziën met wijn en zuiker. Die deze vrucht wil eeten, neemt eerft den buitenften {chil daar af; en {rújt het overige aan fchijven , die men in wijn of water te weeken moet leggen, om de bijtende ag ;

Ie

ednanas,

MEET jen at,

eten > afin tai |

E “$ +

rd IE arn he ms ria” 3 Ee ne

be

De vrucht

Mufa.

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sind.

die by de zelve is, daar uit, en in den wijn tedoen trekken, dewijlze anders blaren op de tong bijten. Invoegeneen ieder zich wel te wachten heeft „dat hy, bedroogen door de zoete fmaak, niet te veel van deze vruchten eed, de- wijlze lichtelijk door hare fcherpheit een ongeneeslijken roden loop veroor- zaken. En hoewel deze vrucht heet van aart is, gelijk zulks hare werkin- gen genoegzaam uitwijzen, zo heb- ben evenwel de bladen van dit gewas een verkoelende kracht by zich ; de- wijlze een zuure en zamentrekkende {maak by zich hebben, die alleen in verkoelende gewaffen gevonden wort. En zo een edele en aangename {maak heeft deze vrucht, datze in 't eeten als zuiker in den mont fmelt, en in zoetigheit van {maak byna geen weêr- ga heeft.

In Quastung groeit ook een zekre vrucht, Mufz geheten. De boom, daar aan de vrucht Mufz groeit, die ook van zommigen d’Indiaanfche Vijg ge- noemt wortis een zeer fchoone boom, en fchiet tot de hoogte van achtien en twintigh palmen. De ftam van dezen boom beftaat uit verfcheidene fchor- zen, die-dicht op malkandre leggen, en heeft de dikte van een mans been. De wortel is ront, dik, en verftrekt een aangenaam voedzel voor d'Olifanten.

149 De bladen, die negen palmén lang en twee en een half breet zijn, hebben in-delengte een vry dikke zenuwe; zijn aan de bovenfte zijde donker , en aan d'onderfte bleek-groen; “Uit den top van den beom {chieteen tros bloemen; die eveneêris als de fehobben of fchils feren van den Pijn-appel by malkandre zitten. Daar na brengt de boom een eenigen tak voort, die zo dik als een arm, en ín veele khoppen onderfchei- den is ; aanieder van deze knoppen hangen tien of veertien vijgen; invoege aan eenen tak dikwils hondert of twee- hondert vijgen zitten. Deze vruchten worden in verfcheide zoorten onder- fcheiden : want zommige zijn geel, langwerpigh , aangenaam van {maak en welriekend; andere groen, lang, en mede aangenaam van fmaak. Deze vruchtis in't gemeen week, vert, taai, zoet, en fmaakt den geenen zeer zoet, die de zelve gewoon zyn t'eeten ; maar zy valt zwaar om te verteeren, geeft evenwel goet voedzel ; en geneeft zon- derling de hoeft en zinkingen. De ge- droogde fchillen van de vruchten ver- fterken d'ingewanden en *t hart: Het water of afziedzel, daat in deze fchil- len gekookt zijn , is zeer goet tegen alle quaataardige koortzen ; en het poeder van de fchors geneeft alle ges breeken des herten.

SESTIENDE HOOEFTSTUK | | Van Gedierten. |

Elijk de milde natuur de gewe-

ften van Sina dus metallerlei flag van Boomen, Heetfters , Krui- den en Vruchten heeft gezegent, alzo

Viervoetige Dieren. M En vind door geheel Sina zeer

veele zodanige Schapen, als in

heeftze de zelve ook niet min vrucht- | Perfie en Tartarye ; te weten, Met lan- baar gemaakt, in't voort-brengen van ge en dikke ftaerten , die haar nä-flee- allerlei bezielde redericlozefchepzelén, | pen , dikwils de. zwaarte van veertigh als viervoetige Gedierten, Viffchen , pont hebben, en ongemeen zoet van Vogelen en Ongedierte, daar af ik in vleefch vallen. - dit hooftftuk vervolgens op ‘tkortfte |__By de krijgs-hooftftad Trek? vallen en bondighfte zal handelen. zeer treffelijke Koe-beeften , die zeer tink lange , dikke en krult-hairde ftaerten | hebben,diede Sineefche Krijgs-knech- | 2 3 ten

8 chapén:

8 | KA kl # hl 1 ve lip bt

Steen Nieuhoang.

150 GEZANDT SCHA P aan den Grooten

tentot cieraat, in plaats van pluimen, op hunne hoofden dragen,

By de fteden Cingchen en Tengcheu, vind men in de maag der Koeien een fleen, Nzenhoang geheten dat is, De geelte der Koeien, om. dat hy gemeen- lijk geel van kleuris; Deze fteen is van verfcheide grootte ‚en ‘heeft zomtijts de grootte van-een Ganze-Ai; is zo vaft niet als-de-Bezoar-fteen, en der- halven ook veel lichter ; hoewel hy van de Sineefche Artzen hoger geacht en meer gezocht wort, alsde Bezoar. Uitrerlijk aan te zien, fchijnt hy uit weekachtigh krijt, dat geel en droog is, te beftaan. De Sinezen willen dar deze fteen van, een zeer koude hoeda-

nigheit is , en de zinkingen , die uit

het hooft komen fchieten zonderling

opdroogt. Zy zeggen ook, dat deffelfs

Zout= Koe.

Varkens.

poeder het kookend en ziedend water terftont-{tilt en uitde kook helpt, in- dien het daarin gefineten wott ; en dat hy daar-en-boven ook eenen damp uit- waaflemt ‚indien maar het minfte dropje kout water daar op geleid wort,

als ook dat het water terftont in den

zelven trekt. van | In't lantfchap Qwantung;by Luicheu, is eeh dier, datde Sinezende Gez wine de Koe noemen , dewijlhet zo ge- zwintin‘tloopenis, dat’et op eenen dag meer als drie hondert ftadiën kan ver loopen, Boven op den kruin is’et met een langwerpige ronde hoorn ge- wapent. | In Cincheu is een gehoornt dier, dat niet qualik na een Koe gelijkt, en hoor- nen op ’t hooft heeft, die in wittig- heit het elpen-been overtreffen. Dit dier is zeer verzot op zout, waarom ook de Jagers het zelve zakken met zout voor-zetten, daar het zo hettigh en graag na is, dat het zich zelf, om zotefpreeken, vergeet „en zich liever wil laten valt binden dan met de tong aan deze zout-zakken niet te likken, en op de zelve wijze wort dit dier ook gevangen en gedoot. ‚In'tlandfchap Kiamgf, voorname- lyk by de ftad Naxchaxg , meftenze buiten en binnen-de ftad de Zwijnen met groate naerftigheit ; en inzo groot een menighte vind mende. zelve bin- nende ftad, dat men nauliks van wc-

geh de memighte der Zwijnen de ftra- ten begaan kan. De ftraten zyn evens wel hier doot niet vuil noch drekkig;h: want allerlei-drek ook van de Var-

‘kens, vergaderen de Sinezen zeer zorg-

vuldelijk „en verkoopen.dat voor mift op de landen. - _Jn ’t-landtfchap. Peking heeft men Katten, die fpier-wit-en lang hair met neêrhangende- ooren hebben. Groote Juffers houden: deze Karten tot haar vêrmaak; maar zy willen,geenzins mui- zen, miflchien;om datze alte lekker worden opgevoed. Evenwel ontbrees ken daar geen andre, dat goede Muis- katten zijn, hoewel de zelve zo lekker niet (daarom zy miffchien ook des te beter zijn) opgevoed-worden,-

Nergens vallen zo goede en veele”

Paerden , als in ’t landfchap Junaan en in ‘tlandfchap Suchwen by de kleene krijgs-ftad Po. In't landíchap Xenfs, op den berg olan, die drie hondert fta- diën groot is vind men veele wilde Paerden. De Sineefche Paerden vallen

doorgaans niet zeer hoog maar zijn-

wel in't vleefah , breet van-billen, en zeer fterk en -arbeidzaam gelijk wy zulks in onze opreis bevonden. Zy la- ten haar met een water-toom gemak- kelijk beftieren , en doen , zonder dat- ze geflagen worden „alle dingen zeer wel. |

Ontrent de velting Stven vallen

Katten.

Paerden.

Geele Muis

geele Muizen, die vry groot zijn, en %--

hebben vellen die van de Sinezen zeer gezogt worden. |

Door geheel Siza , voornamelijk in ‘tlandfchap Quanrung , vind men Herten , Hazen, Reen en diergelijk wilt; in’treizen zietmen de zelve op de wegen dikwils by heele troepen loopen. |

In ’t landíchap Xastung zijn Wol- ven, die de menfchen en de vrugten aantaften,

In ‘tlandfchap Xienf vind men vecle Beeren , waar van de Sinezen de voor- fte voeten in groote waarde en voor een groote lekkernye houden.

Ontrent de hooftftad Ziyao leggen bergen, waar op zig wilde Offen en die- ren als Tygers onthouden ; van de vellen van deze laafte maken de Si- nezen kleeren.

In

Er eds Beeren.

Rhinoceras

of Neus- boorn.

In't landfchap Suchuen , by de kle- neftad Po, heeft men ook zeker dier, datop Grieks Rhinoceros, en ep Neêr- duitfch News-hoorn , dewijl het een

hoorn op de neus heeft, genoemt wort.

Dit dier is donker asverwigh van huit, gelijk de Olifanten , glat van lichaam, en op ’t lijf niet met hair bezer. De huit is ook vol rimpelen en kerven, die over malkandre fchieten , en het vel is zoo hart, dat'et naauliks met een Japonfchen zabel door te houwen is. Wanrditbeeft isniet met fchobben (gelijk het by ons gefchildert wort ) gewapent , maar deze kerven verbeel- den zodanige. fchobben of fchilden. Heeft een {muil als een Varken , doch zo ftomp niet,maar {pitzer, enbovende neusgaten vertoont zich (gelijk gezegt is) eenhoorn, waar na dit dier ook op Grieks Rhinoceros, en op Neêrduitfch Neris-hoórn genoemt is. Deze hoorn is gemeenlijk zwart, dikwils asverwig, en zomtijts, hoewel zelden, wit van kleur, die ook veel duurder dan d'andere ver- kochtwott. d'Een is ook grooter dan d'ander naden ouderdom van den Rhi- noceros. |

In grootte en dikte van lighaamver- fchilt de Rhinoceros weinigh van den

>

eizer van Sina,

REINOCEROS Neus - hoorn

lijk niet is. Dit dier is zodanigh van aart, dat het niemant fchade zal doen, indien het niet eerft aangeranít en ge- tergt wort: want dan ftelt het zigh yze- lijk en wreed aan , en niet alleen tegen de genen die her quaat hebbengedaan, maar het taft ook alles aan, wat hem tegen komt , en velt heele boomen met groot geweltter aarde. Als de Rhino- ceros eenen menfch ter aarde heeft ge- fimeten, zo doot hy den zelven met het lekken van zijne tong, die zeer fcherp en rouw is; daar na knaagt hy de huit en’t vleefch tot het gebeente af. Een gedenkwaerdigh exempel van zijn overgroote wreedheit, ftelt zeker Schrijver Jakob Bontius in deze woor den ten toon. Als de Sekretaris van onzeftad Batavie, op ‘t eiland Java, Dirk Jemming onlangs, verzelfchapt met noch twee andere, te paert uit vermaak in ’tbofch was gereden, quam hy op een moerasachtige plaats by een Rhinoceros met zijn jong, die , als hy hen zag, opftond, en langzaam te rug trad, en zijnjong voor zigh nat bofch dreef , en gedurigh met de {nuit voort- tiet, als het by wijlen ftaan bleef. Mid- lerwijle vervolgde een onder hen te paert dit beeft, en floeg het van achte-

Olifant , maar hy valt veel korter van | ren met een Japonfchen zabel; doch voeten; waar door hy ook zo aanzien- de houw drong niet door, van wegen

de

152 de dikte der huit, en quamen alleen eenige witte flreepen op de rug en ach-

ter op debillen. Zeer lijdzaam verdroeg |

hy dit, tot dat hy zijn jong onder de

heefters en doornen had verborgen :

want toen gong hy met yzelijk geknor en geraas op den Ruiter los, vatte hem ‚by zijn broek, en fcheurde die met den bek aan flarzen. Maar het paert, mif- fchien een weinigh wijzer dan d'op- zitter, fprong te rug, en vluchte weg ; waar op de Rhinoceros hem met al zijn magt vervolgde, en fchèurde heele boomen, en al wat hem in den weg ftont , met een groot gedruis ter neder. Als de Ruiter weêr ter plaatze was ge- komen, daar hy zijne makkers gelaten had, en de Rhinoceros de zelve zag, verliet hy den-Ruiter , en tafte d'ande- ren aan, die zigh, omzijne verwocd- heit tontgaan, achter twee boomen

twee voeten vant malkaundre ftonden. En juift , t hunner geluk , wilde dit domme beéft tuflen deze bomen door, en fchudde en beweegde de boomen niet anders, alsof ’t riet was geweeft. Ondertuffchen kregenze tijt en plaats om hunne roers te loffen; en troffen herbeeft mer een koegel door de herfle- „nen, dat het neder viel. Hy-eed ftee- keligh loof en doornige takken, die hem op de tong geen letzel geven, de- wijl de zelve zeer hart is. Hy voert groote vyandfchap met den Olifant; enals hy vegten zal, flijpt hy eerft zij- nen hoorn tegen de fteenen. Allermieeft zoekt hy den Olifant in den buik te treffen , dien hy weet dat het aller- weekte is, en dls hy hem dien open gefcheurt heeft, zo laat hy hem leg- gen en doot bloeden. Hy volgt in ge- luid de Varkens, dewijl hy mede knort. De Mooren eeten zijn vleefch t welk zo peesachtighis , dat het (tale tanden vereifcht omdat te bijten, De wijn, daar in de huit van een Rhinoceros, te weeken heeft gelegen, is een krachtigh geneesmiddel tegen alle quaataardige koortzen. Zommigen geven ook den hoorn tegenhet vergift in; by de der- tele Romeinen wierdt eertijdts deze hoorn in de baden voor cen Oly-kruik gebruikt: want daar in wiert d'olie, die om te waffchenbereid was,bewaart.

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

Dit dier was ten tijde van Ariftotelcs

|

nochte aan de Grieken, nochte aan de Romeinen, pe 1 x1 v. jaren voor d'op- bouwing der ftad Romen, bekent. Wie

hem eerft te voorfchijn heeft gebracht,

daar over is onder d'oude Schrijvers een groot gefchil. Dio zeid, dat de Rhinoceros allereerft in ’t zege-pralen van Auguftus is overgebracht ; maar Plinius verhaalt dat hem Kneus Pom- peus eerft in de fchouw-fpeelen ge- bruikt heeft. Daarom heeft ook Soli-

nus gefchreven, dat voor den tijdvan

Kneus Porapeus de fchouw-fpelenden Rhinoceros nietgekent hebben. Door het ganfche landfchap «Che-

Tamme Iy-

kiang onthouden zigh Tygers; maar zer:-

op den berg Kutien,ontrent de (tad Kin- chen, heeft men Tygers’, diedén men- fchen geen quaat doen ; hoewel de

„geenen , die in de aangrenzende ge- fchuilden, die nauliks met de ftammmen | 4

weften vallen, zeer wilten.wteedt zijn ;

maaf indien-deze wilde op dezen berg

komen, zo wordenize tam ; invoegen datze niemant dan fchade doen.

Op verfcheidene plaatzen in Siza vind men ook Olifanten ; maar de bêfte in de landfchappen Nanking en Jun- aan. Een weinigh, dewijl zulks van andere alreê wijtloopig is befchreven zal ik van dit dier hier by voegen; De grootte der Olifanten is verfcheiden. Te Konftantinopelen is ’er een gezien; die van d'oogen tot het uitterften van den rug elf voeten,” en van de oogen tot het einde vande fnuit acht voeten lang was. In hoogte rijzen zommigen tot twaalf , andere tot dertien; eenige tot tienmaal negen duimen. Adayzius Kamuftus fchrijft eenen gezien te heb-

Okfanten.

ben, die meer vleefch als vyf vanonze

Stieren had. Zy zyn alle zwart, behal- ven d' Etiopifche ; dat nochtans de Koning van Narzinga een witten Oli- fant gehad heeft getuigen-de Schrij- vers van de Ooftindifche Scheepsvaart. Zy hebben een gerete of gekerfde huit, en die van een vafte hardigheit {chynt tezyn, daarom gebruiken de Mooren die voor fchilden , en de Peguanenin plaats van wapenen. De zelve isnoch- tans harder op den rug als aan den buik. Om te kauwen , hebben zy'bin- nen vier tâanden; behalvendie voor uit fteeken , in de mannetjes krom ge-

bo-

Leerzaens= bert der Olie fanten.

pogen, en in de wyfjes regt neêrwaarts. Het onderfte kakebeen wort alleen in ’t kauwen beweegt , en. het bovenfte raft altyt. Op die plaats, daar in andere dieren de. neus ftaat ‚hebben d'Olifan- ten een lang, fimal en hangend deel, de fnuit geheten; ditreikt totop d'aar- de, heeft op 't eind een opening, is fchoraghtigh buigzaam en flibbe- righ. Dezefnuitgebruiken zy in plaats van een hant : want zy vergaderen daar mede zo wel drooge als vogtige fpijze, en brengen die totaan den mont.

Van de zonderlinge. leerzaamheit der Olifanten , vind men verfcheidene exempelen by d'oude en nieuwe Schrij- vers aan-geteekent. Plinius fchrijft datze wapenen in de lugt werpen; dat- zemetmalkandrefchermen, en op de wijs vaneen wapen-dans met malkan- dre fpeelen. Een te Romen, die ge- leert was eenige nauliks losbare kno- pen te maken, van zijnen meefter be- ftraft zijnde, vond men dathy zigh by Mane-fchijn daar inzelf oeffende,. Au- gerius Busbequusfchrijft,in zyne Turk- fche Brieven, gezien.te hebben, dat een pe Olifant, op het zingen van een ander „al danffende de voeten by beurte beweegde ; dat de zelfde ook

met de bal fpeelde, en de (nuit voor

een. kolf gebruikte. Van den tydt en

wyze van paren wort by de Schrijvers verfcheidentlijk gefprooken, Plinius zeid, dat het mannetje op.zyn vyf, en 'twyfje op haar tien jaren begint te ver- zamelen ; maâar Ariftoteles eigent nu beide twintigh ; dan-het wyfje twaalf jaren toe , als zy heel haaftigh, en vyf tien als zy heel traag beginnen te ver= zamelen. Zy zoeken voormamelyk in t water te verzamelen „en dat meent men zo voorhet wyfje-als: mannetje gemakkelyk te zyn dewijl hy in ’t bee ginnen lichter daor ‘t wateropgeheven wort, en na het werk bequamer af- zakt. Zy verzamelen noit als in't ver- borgen, en her mannetje hervat de ver- zameling noit als in ’t verborgen ‚en maar alle drie jaren eens, en gebruikt daar en-boven noit het zelfite wyfje.

Ten cinde van haar verzameling zynze -

heel wilt, en {mijten de ftallen der In- diangn onder de voet. Hoe lang zy zwanger gaan , daar af heeft men ook geen zekerheit. Eenige ftellen een jaar en zes maanden, andre dric jaren, zomt- mige tien; Daar zyn’er die zeggen datze. op haar acht jaren werpen. Zy barcnal pefffende met pijn, en op haar achterfte beenen neêrhuiikende: Zom- migen fchrijven datze maar een cenigh jong voortbrengen,andere vier. Zo dra het jong gebooren is ziët en gaat het,

y en

|

Haar teen ling.

_

en re en

EE a ge - = Ed a

17

/

en zuigt met den mont, en niet met den fnuit, tot acht jaren. De Olifant voert vyandfchap met den Rhinoceros, Leeuwen, Slangen; Tygers, Ram- men -Varkeris- en Draken ;'als ook met fommige verwen, eh met hetvuur. Van deni Rhinoceros fpreckt Plinius

aldus :- Inde fchouw-fpeelen van den grooten Pompeus’, iseen’ Rhinoceros gezien; eengebooren vyarid van den Olifant. :Hybereid zig; met zijnhoorn tegen deklippen teflijpen; tén ftrijd, en tracht in ’tvechten meeft;na den buik, dien- hy. weet in den Olifant allerzagtft Wzn: 2e Hon u EREN 45e ‚In't lantfchap Jwawaz, ontrent Chiny- Yen, leid een berg, N álo- geheten, wáat op zig zeer wreede Tygers en Luipar- den onthouden: In 'elandfchap Quang- fs op-denbergixepao , by-de hooftftid Gucheu , vallen mede zeer-wrdede Ty- gers. De Tygers zijn wreeder :dan de Leeuwen „oen! zoeken: viérighena de menfchen:,jà achtervolgehze torinde hutten er huizen; en indiertze de-deu- renniet vafbgeflooten vinden; zo-ko- menze „heimeiik: binnen’; ett nemen deni een of.deimander , en fleepen hem Weg, nietanders als de Kat dé-Muis. Zy-klimmen.ook op ‘de: boomen; én halen de geenen daar af; die daar op

gevlucht zijn “onv hare “wreedheit

aan den Grooten

ee

5 B tontgaan. Evenwel wort zijn wreed-—— heit-ook dikwils geremt én &ébroo- ken, als hy: met cenenftok ontrent de nieren geflagen’ wort, waar door hy bezwijkt en overwonnen wórt; en is ‚ook miet wel op een ander wijze te “temmen. De Tyger is op menfchen en “dieren „die'hem tegen komen, even fel geberen 5 “maar: de natuur heeft zo- danigh verderf eenighzins te ‘vooren ‘gekomen : want: hem verzelfchapt al- tijt een ander’ kleen dier, dât met zijn geduurigh blaffen zijn tegenwoordig- heit te kenhemgeeft, op welk geluid de anderé dieten of weder keeren, of zig verfchuilen’;’ maar de menfchen lachten. Hy ís ook zeer graag ria men- fchenevleefch. Het is niet te zeggen, hoe zeer die van Bengale den Tyger vreezen, en noemen hem daatóm ook “metverfcheide namen , vreezende dat- ze anders terftont zouden verfcheurt worden, indien zy-hem altijt met zijn eigen naam ‘noemden. De Tygers en Rhinoceros; fchrijft Bontius , dragen

elkandre een-zonderlinge grote vrient-

fchap toe : want-alwaar de Rhinoce-

‘tos zig by geväl onthoud, dâar houd

de Tyger geméënlijk ook zijne leger- plaats, en veeltijts: ziet menze-by el-_ kandre gaan. ' Als ik dit den Javanen - naerftigh afvroeg „gavenze my hier af geen

__‚fens haar gaat. «

Dier Xe.

Tartarifchen Cham,

geen onwaarfchijnlijke-reden; te wer

ten,dat de Tyger, door dien het een vleefch-eetend dier is, dikwils veel dingen gulzigh inflokt, waar doot hy nootzakelijk dik wils een zwakke maag moet krijgen. Maar de Rhinoceros eet alleen groente en loof , en wort hierom alleen van den Tyger gevolgt, op dat hy zijn drek voor een genees- middel. mag gebruiken eveneens als de Katten-nip of katte-kruid, de Han- den honts-grás en de Herten diktam- nus voor een genees-middel eeten. Want dat zy elkandre maar een ger veinsde vriendfchap toedragen , kan men hier aan befpeuren, om dat het wijfje van de Rhinoceros , als het haar jong voed, niet lijd dat de Tyger nef-

In ’t Jandfchap Quasgfs vind men zeer groote Yzere Värkens , met pen-

„nen van anderhalf voer lang die zy,

met een zonderlinge beweging des lig-

„haams , op eenen ieder weten uit te

fchieten, en dat niet zonder groote fchade van de geenen die zy treffen.

In ’t landfchap Xenff, (gelijk ook te vooren in't befchrijven van 't land- fchap Xesfs verhaalt ftaat) vind men het dier Xe geheten, daar af de Mus- kus komt. Als dit dier uit den rijke Lu, in't aangrenzende Rijk Laos ge- bragt wort, zo fterft het terftont, ge- lijk de vifch buiten’t water. Dit dier onthoud zig ook in ’tlandíchap $#- chuen, ontrent de ftad Paoning , op het gebergte. . |

Inden Rijke Gannan , is een zeker dier, Fefe geheten, dat by na de ge- daante van een menfch heeft : is lang vanarmen, zwart en ruig op 't lijf, {nel te voet , en lacht luidruchtigh, eveneens als een menfch ; maar het verflint den zelven, als het dien kan krijgen. |

In't landfchap Suchuen,by de hooft- ftad Cungking , leid een berg, Toyung geheten,waar op Apen gevonden wor- den, diein grootte en geftalte zeer na met de menfchen over-een-komen; Ongemeen zijn deze beeften op de vrouwen verflingert, die zy ook dik- wilstrachten weg te nemen , om daar meê haar luft te boeten. Diergelijk wanfchepzel befchrijft de Heer Ni-

of Keizer van Sina, 15g

klaas Tulp, een man van uitfteekende geleertheit, in zijne Genees-kundige Aanmerkingen met deze woorden: By onze tijd is uit Angola gebracht cen (Zadiaanfche Satyr, die aan zyne Hooge heit de Prince van Orange Fredrik, Hendrik , gefchonken Wiert. Het was een wiervoerigh gedierte, yweem zeer wel na den menfch en Wort by d' Indian nen. Oran-Outang , dat is ; een wilt menfch, genoemt. Had de lengte van een driejarigh , ende.dikte van cen zes= jarigb kint,'t lijf vet noch mager, maar wasvierfchotigh ‚zeer wakker en gan ws en van zodicht gevoegde deden en groote fpieren , dat het meeft al konde doen wat bet wilde, Van vooren overal kaal; van achteren over al zwart hair, het aan- zicht ruig, en als van een tandeloos oud wijf , met cen ingedrukte breede of platte neus. Het bad ooren als een menfch; de bovft, (zijnde een wijfje) met twee merheven mammen , de buik had wat dieper ingaande navel , de boven en on- derleden den menfche zo gelijk , als het een Ai bet ander. D'elleboog had haar | vereifchte gamen-voeging de banden perfelte wingeren , de duim rechte men=

fchelijke gedaante ; voorts d'onderleden

haar braien, en de voeten natuurlijke hielen. En door deze gefchikte en fat foen= lijke geflalte kon het recht over end gaan, en lichtelijk een redelijk zwaar gewicht heffen en dragen. Als het dronk nam het met de eene bant bet oor van den kan, en met de ander lichte het de gelve op: gedronken hebbende , wifte het befchei- delijk de mond en lippen af te vegen, als een manierlijk, menfch 5 bet was zo bebendelik in't flapen, dat bet zijnhooft hooger , en als op een kuffen leide ,'t lig- haam zo begaaam dekkende, als of er een zacht en teer menfch gelegenhad. De Koning van Sambaces, beeft aan mijnen buurman, Samuel Blommert,vertelt,dat deze Satyrs inzonderbeit de mannetjes, op 'teilant Bornco zo ffout en hloekmoen digh zijn, en zo flerke fpieren hebben; dat zy wel tegen gewapende mannen dor- flen aangaan, als ook, tegens wrouws= pergoonen, die zy zomtijts met hitte tocht ontfchaakten en verkrachten ; invoegen d'Indiaanfche vrouwen de boffchen, daar deze onbefchaamde beeflen zich onthou den, als de peft vlieden.

y 2 Ver

Satyr.

Eenden.

Op wat ijze die in Sina aange-

fokt “porden.

156

Vogelen,

N 't landtfchap Xaztung zijn de

Hennen, alsook de vette Kapoenen, ongemeen goet koop; en men kan, (t geen op andre plaatzen zelden ge- beurt) hier de groote en vette Hennen en Kapoenen voor veel minder prijste koop krygen, dan de kleene en Kui- kens. In dit landfchap zijn ook de Phe- zanten, Velthoenders en ander kleen gebeent, veel goeder koop , als op andre plaatzen.

In'tlandfchap Qwangfs is een zeker flag van Hoenderen , die katoen aan lange draden, gelijk gemeenlijk van de katoen gefponnen worden , uitde bek braken; maar indien men deze katoen terftont niet opraapt, zo flingerenze die weder in.

In'tlandfchap Xezff, ontrent Mip- cheu, als ook by de krijgs-ftad Trez- erven, vallen Velthoenders-en Hennen, die, in plaats van veeren , wol op ’t lijf hebben als de Schapen. Deze Hennen zijn kleen, zeer kort van beenen maar moedigh en ftrijdbaar , en worden al- daar van ’t vrouw-volk tot vermaak en welluft gehouden en aangequeekt. Dus- danige kleene Hennen met korte bee- nen, ( die ook in Europe by wijlen van daar overgebracht worden,) heeft men op verfcheidene plaatzen in Ooftindië, als in Siam &c. maar deze zijn met vee- ren, en niet met wol bedekt.

In ‘tlandfchap Quantwag heeft men een ongelooflijken overvloer van Een- den; en zijn ook d’Inwoonders, in die aan te fokken en op te queeken, zon- derling naerftigh en vaerdigh. Want alhoewel d'Eenden door ganfch Siza overal gehouden worden, zo worden- zeevenwel nergens meer aangefokt als in dit landfchap. Zy laten noit d'Een- den d'eyren uitbroeden „maar fteeken die zeer behendigh in een Oven, die een weinigh warm is gemaakt , of be- graven dié onder de mift ; byna op de zelve wijze, gelijk men zeid dat d'Egip- tenaars doen. De Sinezen voeden dik- wils op hunne {cheepen heele koien met Eenden, die zy aan ftrant of aan de oevers der Revieren brengen, om

en, og Te te eenn or ee TE

GEZANDT SCHA P aan den Grooten

aldaar, met het afloopen van ’t water, haar aas en voedzel, als Oefters, Kreef- tenen diergelijk ongediert, op’tdro- ge ftrant te laten zoeken. Dikwils be- vinden zig zeer veele fcheepen met Eenden by elkandre, en verfeheidene troppen vermengen zich in ’t water en op ftrant onder malkandre 5 maar tegens den avont keert evenwel ieder trop op ‘tgeluid van een bekken na zijn fchip. Deze Eenden , om langer goet te blijven , worden ook veeltijts-ge- zouten , zonder haar voorige fimaak te verliezen.

In tlandfchap Huguang , by de ftad Hanyang worden in groote menighte de wilde Ganzen gevarigen. In’tland- fchap Chekiang , by Wencheu, leid op den berg Yentang een Meir van tien ftadiën groot , het Bad der Ganzen ge- heten, om dat de wilde Ganzen, die, na den tijd van ’t jaar, van plaats veran- deren, aldaar in’t voorby-vliegen al- tijd ruften.

In 'tlandfchap Quantung , by Chao- king,als ook inde landfchappen Quang-

f en Zusnan, heeft men op ’t gebergte tamme en wilde Pauwen, die zeer wei- nigh in d'andre landfchappen vallen, engeen andre, dan die van daarindeze _ gebracht worden.

In 't landfchap Nanking, by Taz ping leid het eiland Hrao, dat niet anders als een doorgaande uitgeholde fteen fchijnt tezijn. In dezen {teen , of op dit fteenigh eiland, neftelen en ont- houden zich ontelbare menighte van nacht-Uilen , waar van het ook den naam bekoomen heeft. |

In't landfchap suchuen,by-de krijgs- ftad Yemut , onthouden zig veele zoet- zingende Leeuwerken. |

Op ‘t rouwe gebergte van: ’t’land- fchap Suchuen, by de tweede ktijgs- hooftftad,vind men zeer ftoute enkloe- ke Gieren, ned awel sal

Op den berg Locung, in 't landfchap Huguang , by de groote ftad Xincheu, zeid men dat zig een Vogel onthoud, die noit eenigh geluid geeft, dan als het wil regenen ;’twelk den huis-lui- deneen zeker voorteeken verftrekt,

In’tlandfchap Chekiang „by de {tad Kgabing , vangen de Sinezen in den Herflt zekre vogeltjes Hoangeio gehe-

ten ,

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina. | 187

ten, die zy inhun wijn, van rijs ge- maakt, leggen, en her ganíche jaar door verkoopen.

In ’t landfchap Quangfs , ontrent

geilin, vind men zeer fchoone en me- nighverwige Vogelen; de Sinezen we- ven deze veeren, die zeer fchoon en aangenaam in ’toog zijn, onder hun- ne zijde ftoffen of lakenen.

In ’t landfchap Xenfs, leid de ftad Fung-Ciang geheten, welken naam zy bekomen heeft van den vogel Phenix, of van dien vogel, dien de Sinezen voor een teeken van groote voorfpoet hou- den, en die, na hun zeggen, zeer zelden gezien wort. Want Fung is een vogel, en Giang zo veel als geluk of voorfpoet gezegt. Zy malen dezen Vogel met menigerlei {lag van kleuren af, doch noit by andte vogels ; maar altijt alleen, om dat hy zeer zelden , en niet als tot een gelukkigh voorteeken des gan- fchen Rijks, verfchijnt. Buiten twijffel is dit de Phenix, of een zeker onbe- kende flag van Arenden, zodanigh de Sinezen dikwils tot gieraat op hunne tapyten en kleederen weven.

Int landfchap Zwaan, in't gebied van de hooftftad Azocing , worden fteene Zwaluwen gevonden, die kleene en groote witte plekken onder * lijf hebben. ‘Van deze Zwaluwen weten de Sincefche Artzen een zeer krachtigh oog-water toe te ftellen, dat alle ge- breeken der oogen wonderlijker-wyze geneeft. |

By Vuting is een pocl Hoeintao, dic rontom met boomen omcingelt, en vyf ftadiën groot is; deze poel zeid men dat Vogelen maakt, omdat de bladen, (dog niet alle, maar alleen de bladen van een zekren boom) die in den zel- ven vallen, in zwarte Vogelen veran- dert worden , waar over d’ Inwoon- ders zig zodanigh tot ftommens toe verwonderen,datze deze Vogelen voor geeften houden.

Door geheel Sia vind men ook een vogel, Louwa geheten, die kleen- der daneen Gans, en den Rave niet zeer ongelijk is. Hy heeft een langen hals, en eem bek als een Arent,die voor aan-zeer krom is omgeboogen. De Sinezen leeren dezen vogel (gelyk zulks te vooren wijdloopigh in onze

Reis-befchrijving verhaalt is) viffchen te vangen , eveneens als men hier te lande de Honden Hazen leert vangen: Indienze dezen vogel op de vifch- vangt ftuuren, zo fluitenze hem eerft den krop met een yzere ring toe, om de groote viffchen niet door te flok- ken, die de Viffcher hen dan uit den hals duwt. De viffchen, die zo groot zijn datze in den krop niet kunnen, ha- lenze by den fneb uit het water, 't welk zy den Viffcher met groot geluid be- kent maken, om hen die af te halen, Ieder Viffcher moet voor dezen vogel een zekre fchatting jaarliks aan den Keizer opbrengen.

Vijfchen.

N ’t landfchap Xantung vallen de

Meiren , Revieren en Zeên zoo vifch-rijk , dat men aldaar voor de waerde van een ftuiver wel tien pont vifch kan koopen.

In’tlandfchap Ktang/: is een grote

overvloet van allerhande Viffchen

voornamelijk van Salm , Voorn en Steur.

Schoon de hooftftad Kteuk yang, in ‘tlandfchap Kiangfr, eenige mijlen van Zee af leid, zo wort evenwel ontrent de zelve zeer veel Zee-vifch gevangen, als Steur, Dolphijn en Salm.

In’tlandfchap Huguwang , by de kle- ne ftad Xeu , worden in de reviere Lofen, zeer treffelijke Lampreien ger vangen.

In de Geele revier valt, onder meni= gerlei ander flag van viflchen , een zee kre vifch Xehoa,zo geheten na defteen- achtige plekjes, die-op de huit zijns Deze vifch wort nergens gevangen dan by deftad Patote, en is by de drinkes broers en zuipers in groote waerde.

In ’tlandfchap Fokten , by Hinghoa, worden de befte Bleyen gevangen.

By de ftad Mingpo wort in 't voors jaar een vifch Hoang gevangen, zo ge- heten na de geele kleur die deze vifch heeft: want Hoang is geel te zeggen. Deze vifch is zo tenger en week, datze buiten het water nauliks een half uur kan goet blijven. Maar dewijl de zel- vezeer aangenaam en lekker van {maak

y 3 is,

„t Á ee en

" ne Men Van

e tk

wd ' j | 4 mn ij if ml 5, N . n AR ; li k ik je |

ad Lp _ B A va _ rp a .

158 is,en zeer van de Sinezen begeert wort, zo fteekenzerde zelve in zakken miet

ys ‚, en brengenze zote koop; te dien

einde bewarenze ook het winter-ys tot in-de zofner.

Ontrent de ftad- Ajagan , leid een Meir Mie , zogeheten na de zeer zoete vifchen die daar in gevangen worden, en zoeter als honing zijn.

In ’t landfchap Chektang leid in ‘t gebied van: de hooftftäd. Hangcheu, by’ de kleene ftad Canghoz een-berg Gieuking. geheten , waar.op een Meir leid dat twee hondert bunderen groot, en door de gout-geele.viffchen , die daar in gevangen worden , zeer ver- maart ís. Deze viffchen zijn geel van kleur en glinfteren en blinken op de huit, hier en daar met gout-gecle ftre- pen; ook glinftert de ganfche rug zo- dânigh, als ofze met een gout-geel poc- der-befprenkelt was. Nauliks zijn de zelve veel grooter daneen vinger, en evenwel gewapent met een ftaert , die in drien of tween gefpleten, en zom- tijts ook wel ongefpleten en breed is ; invoegen deze viffchen zig heel aange- naam in ‘toog vertoonen. De Sinezen houdenze in groote waerde , en voe- denze in hunne Luft-gaarden met gro- te naerftigheit in zeer {(choonc groote vaten , die daar eigentlijk toe gemaakt worden. Zelfs groote Heeren in Sia voeden dikwils deze viffchen, met hen acs uit de hant toe te fimijten die dan, (eveneens als ofze wiften wien datze toe hoorden, en welk een vermaak zy hunnen Eigenaar,met zig te laten zien, aandoen) t'zamen. fpeclen , en op en neêrin’twater dobberen. Als deze vif- fchen heel en gacf, en in alle deelen na wenfch volmaakt zyn, zo gelteen eeni- ge dikwils drie en vier kroonen.

In ’tlandfchap Honan , by de hooft- ftad Namyang, loopt de revier Tan, waar in heel roode viffchen gevangen

-

worden , dog alleen maar in den begin

vanden Zomer : want voor en na dien tijt zynze niet te bekoomen, dewylze zig dan verbergen.

In 't landtfchap Huguang , by de hooftftad Changxa en Nanking, wor- den in de groote revier Ajang , die dicht voorby de ftad loopt, in Gras- en

GEZANDTSCHA P aan den Groòten

gen „die de Sinezen Xiyu ende Pott tugezen. Sazel noemen. Te dien tyde ftelt de Keizer aldaar eenen van

voorndamfte Gelubden, die de viffchen

tnet groote zorgvuldigheironder’tys .

begraaft, en levendig in byzondrefche- pen na de Keizetlyke hoofiftad Peking aan den Keizerzend. -… je _ In't landfchap Xenfs, by de flad Piz- 2yang , worteen vifch gevangen, dien de Sinezen den Steen noemen. Deze gedroogt en fijn geltampt, en over de Zijde ftoffen geftroit,houd de mot daar wierks: „bod 2e 4531 190

By heteilant Zeinan vangen deSine- zen op de zelve wijze de Walviflchen, als de Hollanders in't Noorden onder Groen-lant. : De Sinezen-kooken uitde zelve ook’Traan, die daar na tot vere fcheidene dingen gebeezight wort.

Met weinig woorden zal ik hier iets van de geftalte , teelt; en op wat wijze dit dier gevangen wort, ten toon ftel- len, Gemeenlijk zyn deze viffchen on- trent de tachtigh , by wylen ook wel

hondert en twintigh voetenlang; hoe-

wel eenige fchryven dater in de Indi- aanfche Zee een gezien is, die over de negen hondert en tzeftigh voeren lang was. De hoofden zijn zo lang en groot, datze een derden deel van ’tganfche lighaam uitmaken ; boven op den {nuit ftaan twee ronde gaten , waar door zy zeer veel waters weten in te flurpen,

en dat met groote kracht inde hoogte -

weêr uitblazen. In plaats van oogen hebbenze twee uitfteekzels of dunne fpaanders, die drie ellen lang , en an- derhalf voet breed, en met lange vlok- ken verzien zijn. -Ter wederzijde van 't-hooft zit een oor , dat van buiten veel kleenders dan van binnen is, en daar meê zy wonder {nel hooren kun- nen. Haar bakhuis is zo groot en wijd, datze dat wel vyf vademen kunnen op- fpalken ; en zo dik en grof zyn de lip- pen dat’er by wylen vyf of zes dui- zent pont Speks aan zit. Detong, die ontrent achtien voeten lang en tien breedis, ruft op acht hondert zo kleen als-groote baleinen, die alle met zagt hair, gelijk Paerden-hair , bezet.zijn, op dat de tong in't ruften op de fcher- pe baleinen niet zou gequeft worden.

Blocimaant zeer veele vitfchen gevan: | Men vind in haar rob nier anders als

eenige

Walvifch,

Agpppaa Jagt Ae

„4 an

enige handen vol Zee-fpinnenen Zee- mofch, dat de Zee opwerpt, zulks ie- mant hier uit zou kunnen befluiten,dat- ze alleenmaar van zeewater leven. Maar in der daat eetenze ook viffchen : want daar is’er een gezien, die veertigh Ka- beljauwen in had. Zommigen ontken- nen datze kauwende eeten , en zeggen datze de viffchen geheel infchokken,, en dat âlleenlyk kleine, om dat het binnenfte klapvlies van de keelgaten niet groots laat in=fchieten. De ftaert isop’teinde wel acht en twintigh voc-

Tartarifchen Cham,

ten breet en twee dik. Het mannetje

heeft een pees of teel-lidt, ontrent van veertien voeten lang. Van haar zame- ling’ en baring wort gezeid , dat de Walvifchen met een-gemaakte maat-

of Keizer van Sina.

tuffchen Wijnmaant en Loumaant, al- leen maar een eenigh jong , dat niet kleender dan een Stier is-, ja dikwils grooter. Dit jong onthoud zich vei ligh by de moer onder de befcherming van de vinnen, en verlaat haar eer niet voor dat’et gefpeent is. Hy voert vyr, andfchap metde Tonynen , Dolphyns en Orka,-en vreeft boven maten de Zwaertvifch,die hem met haar fcherpe zaag gedurigh tracht den weeken buik op te halen. Daar na, zo men zeid, kruipt hy haar inden bek , en knaagt hem aan de tong, eneet die op ; 't welk des te meer. geloof verdient , dewyl men dikwils doode Walvifchen dry-

En Te Ek

ven vind „die de tong zijn uitgege-

ten.

ee

fchappy en onderlinge liefde (die zy Het vangen der Walviffchengaatop op Pee 5 met tËzamenvoeging, fprongen en’an- | deze wyze toe. Zo haaft zy een Wal- ere vi

dre teekenen, elkandre te kennen ge-

vifch in Zee vernemen, vallenze in den vangen “por- ven) verzamelen 5 datze daarom altyd

floep met eenen Harponier (dat is de *-

t'zamen zwemmen, en haar begonnen vriendfchap onderhouden , tot dat het wyfje , met geïligheit ontfteeken , het lyf recht op den ftaert om hoog ver- heffende, het mannetje, dat op de zelve wyze tegen haar opgerecht is,met haar vinnen als met armen omhelft en bly- ven „alzo met onderlinge omhelzing een half of een heeluur t'zamen han- gen. De wyfjes baren-in den Herflt,

geene die den vifch zal treffen) voor op. Alffe dicht by den vifch gekomen zijn, fchiet de Harponier zijn harpoen den Walvifch ter zyde in den kop, datze daar in blijft fteeken. Deze har- poen is een yzer van ontrent drie voe-

„ten lang , voor aan{fcherp meteenige

weêrhaken bezet, en aan ’t achrerfte end is een touw of lijn vaft gemaakt van ontrent twee hondert vadem lang,

dat

Pen

Ed

he” „Ee

ie ll

Ae

nm

1

1 t r é

_ ee

a pe pee

„vervolgen ; zomtijts gebeurt het wel

want hy flaat zoo afgryzelijk met zijn

róo GEZANDTSCHAP dan den Grooten

dat in den floep klaar leid. Als de vifch nu met dit yzer getroffen is, en ruipende ende Dieren, zich gequeft voelt, zoo fchiet hy ter- 8 de ff. JP {tont mêt eén groot gewelt naar de B Y. Fungetang vindmen een zeker gront, waar op de lijn dan geviert flagh van zwarte Slangen, waar wort. Gebeurt het nu, dat de vifch | af de Sinezen een tegen-giftigh ge- dieper fchiet, als de lijn lang is, zoo \ nees-middel maken, dat zeer dienftigh moeten zy die laten flippen : wantby tegens zeer vele ziekten is. aldien de lijn aan de floep vaft was, of, _ In ’t landfchap Horan, by de ftad in 't bot-vieren quam te haperen, de Nangang , vindmen Slangen die een Walvifch zou den floep ’t onderfte huit hebben , die gevlekt, en door- boven trekken. Zomtijts makenze aan gaans met witte plekken onderfchei- ‘tend van de lijn een ledige ton valt, \ den is. De wijn, daar in deze Slang te die veeltijts boven drijft, of daar na | weken heeft gelegen, is een kraghtigh weder op komt, die zy al roeijende | genees-middel tegens de lamheit. In ‘tlandfchap Hugwang, in't gebied dat de Walvifch daar meê deur gaat, | van de hooftftad Hoangben, vindmen en zy die noit weder zien. De vifch, in | een zeker flagh van Slangen , die won- de diepte woelende, wort met der tijt | derlijker- wijze de melaatsheidt en _ magteloos, en komt weêr boven, doot { fchurfte genezen. of levendigh , waar op de floep dan | In ’tlandfchap Chektaug, by de ftad weder by hem komt, en niet doot | Kzncheu, onthouden zichop den berg zijnde, lenfen zy hem, dar is, zy (teken | Cutien Slangen, die onfchadelijk zijn, hem met ftokken als halve lancien | en geen vergift by zich hebben. lang, die voor met een yzere punt zijn | | beflagen, in de zijde, waar: doorze | dikwils in gevaar zijn om van den | ya Walvifch om- gefmeten te worden: H Et landfchap Xenff is dit ongeval = onderworpen, dat het veel meer ftaert-en vinnen, dat deZee zoo wit | gebreks van regen heeft, als d'andere als fchuim wort. De vifch doot zijn- |-Noordelijke landfchappen. Dit ver- de , wort met lange meffchen het {pek | oorzaakt door het gantfche landfchap daar uyt gefneden , en voorts daar af |-zoo een overgroote menighte van traan gekookt. Als diet fpek van de | Sprinkhanen dat alles wat op het velt Walviffchen is gefneden, laten zy die | ftaat opgegeten wort. En fchoonalle drijven alwaar dan meenighte van | d'inwoonders,-zoo-wel hooge als la- Meeuwen op komen zitten, om haar | gen, van de Majeftraat gepreft en ge- aaste vinden. En zoo groot zijn deze |\-dwongen wotden , om op ’t velt te

Ongedierte, |

krengen en rompen, daar uit dit fpek | gaan, en deze Sprinkhanen te vangen

gefneden wort, datze dik wils var ver- re voor een levendige Walvifch aan- gezien worden.

‚ente dooden, zoo knagenze en byten- ‚ze evenwel alles zoodanigh af, datmen loof noch gras op de velden ziet. Dik-

In ’t landfchap Juzzan, by Chin- | wils zietmen buiten op de velden zul- Kang wort een zeker treffelijk flagh ke dikke en groote zwermen fpringen, van vifch gevangen, waar uit d'Artzen \ datze het lieht der zonne benemen, en een zeer kraghtigh genees- middel | een verduiftering op d'aerde maken. trekken , dat allerlei {churft en rap- De Sinezen, evenwel, hebben geen af- pigheit geneeft. | ‚fchrik van ’t eten der Sprinkhanen,

In ’t zelflte landfchap leid een Meir, | en velen kooken die, en ctenze voor Ming geheten , waar in cen zwartag- “een groote lekkernye. | tige vifch gevangen wort, die, na’t zeg- In ’t landfchap Huguang , onder gender Sinezen, verfcheidene ziekten | *t gebied vande hooftftad Tegan, valt geneeft, | wit Wafch, dat by na op de zelve wij-

ze van klene wormtjes toegeftelt wort, als de Byen hare honighraten. Maar de

Tartarifchen-Cham, of Keizer van Sina. | 1ót

de honighraten van deze vvurmtjes zijn veel kleender en fpier-vvit, noch de vvurmrjes vvorden ook niet aange- queekt , maar zy komen in ’t vvilt voort. Uit de vergaderde honighraten vvorden kaerzen gemaakt, eveneens als uit ons gemeen vvafch, maar zy zijn veel vvitter , en vvorden alleen maar van groote Heeren , om datze veel duurder zijn, gemeenlijk gebruikt. Behalven dat deze kaerzen dus fpier-

vvit zijn, zo gevenze ook in't bran-

den een liefelijke reuk van zich; ook makenze de kleederen niet morzigh noch vuil , fchoon eenige gefimolte droppels daar op vallen; en zy branden ook zeer helder en geftadig. Dit Wafch valt ook in't landfchap Quang, onder ‘tgebied van de hooftitad Pizglo.

Nergens in geheel Siza heeft men zoo een groote meenighte van Zy- vvurmen, als in ‘tlandfchap Chekzang. Deteelt en aanqueeking van Zy-vvur- men is dit landtfchap geheel en al eveneens, en ook zo veel moeite on- dervvaerigh , ja vereifcht ook zoo groote naerftigheit , als daar aan op zommige plaatzen in Europe gedaan vvort. Invoegen het valfch en verziert is, dat alle de Zijde in dit land{chap van de Zy-vvurmen op de boomen, van zelfs en zonder arbeid van menfchen handen, voortgebracht vvort.

In'tlandfchap Xantung komen van zelf de zijde draden aan de boomen en op de velden voort , die niet van tam- me Zy-vvurmen , maar van vvurmen, die den Rufpen niet zeer ongelijk zijn, gefponnen vvorden. Deze zijde vvort niet van deze vvurmen in vorm van een bal of ai , maar op zeer lange dra- dengefponnen, die witvan kleur, en van de wint op de boomen en huizen, (daar aan de zelve hangen en afgehaalt worden) heen en weder geflingert worden. En vandeze zijde, eveneens als van d'oprechte Zijde , worden zijde Stoffen geweeven, die wel eenighzins groover zijn als de Zijde die van de tamme Zy-wurmen gefponnen wort, maar zy vallen in tegendeel weêr hech- ter en fterker.

Half-flachtige Dieren.

I N Sina vind men ook meenigerlei

half-flachtige dieren, datis, dieren die teffens in ‘t water en op ’t landt leven.

In ’t landfchap Huguane , loopt de revier Stang , waar in zich een Dier onthoud, dat zeer wel na een Paert gelijkt, uitgezeid dar ‘et (chubben op ’t lijf, en klauwen als een Tyger heeft. Het is zeer wreed van aard , en taft menfchen en andere dieren aan , voor-

namelijk in den Herfft-tijd ; want dan komt ’et dikwils uit het water, en loopt door ’t ganfche land.

In ‘tlandfchap Quaztsung , by de ftad Hoeichen , onthoud zich een dier, Hoangcioya geheten, dat is, de geele Vifch. Dit dier is vifch noch vogel, maar van beids: want den ganfchen Zomer over is het een vogel, die geel van kleur is, en op 'tgebergte vliegt; maar ontrent den Herflt-tijdt begeeft het zich in Zee, en vvort vveêr een vifch , dien zy alleen in den Herflt van- gen. Hy vvort van de Sineezen met groote {maak gegeten.

By de ftadt (haocheu onthouden rokedil ef

zich, inde revier Co, Krokodillen, die ook de menfchen fchade doen. De Krokodil vyort van d’Indianen Kazman genoemt, heeft de gedaante van een Hagedis, is faffraan-vervvigh, uitge nomen den buik, die vvitachtigh is. Zijn huid is onder aan den buik zachr, en kan daar zeer lichtelijk gewont wor- den; in voegen het valfch is, ‘t geen Plinius van dit gedrocht fchrijft ; te vveten , dat deffelfs huit niet kan door- gehouvven vvorden. Hy heeft een breet voorhooft en een verkens (huit, en de-mont is hem tot d'ooren toe op- gefpeert. De tanden, diegroot, vvit en fterk zijn, ftaan hem kams-gevvijze in den bek, en roert alleenlijk maar het bovenfte kakebeen ; vvant het on- derfte heeft hy onbevveeglijk. Heeft geen tong, en alleen maar een vlies, dat aan ’t Onderfte kakebeen vaft zit, en de gedaante van een tong heeft, maar kan dat evenvvel niet oplichten. _Hy is groot en ront van ogen, en zwart x van

Kaiman.

Naden

| _ E t | d t

and En Ea ans AM

ES Ke \

nt ves ani

“van oog-ppet De much

tit tzeftigh wervel-beenen : de bee- nen en voeten zijn met heel fcherpe nágels gewapent, en hellen een wei- nigh ter zijde; en de ftaert komt in lengte met het overige lichaam over- een. Men zeid dat hy vier maanden zonder eeten kan leven , en dat hy huilt als een menfch, als hy honger heeft. Zy zijn zeer {nel in ’tloopen, maar kunnen zich niet wel keeren en omzwaien , dewijlze een zeer ftijve ruch-graat hebben ; waar door zy ook dikwils hun roof , dat zy na-jagen, quijt raken. Markus Scaurus heeft al- lereerft te Romen, ten tijde van zijn Kerk-meefterfchap , vijf Krokodillen in de fpeelen vertoont. Zy worden ook in Afrika, Afia en Amerika gevonden, voornamelijk in den Nijl,en bygelegene poelen ; als ook in de Swarte Revier, inden Ganges, ontrent Bengala, en in de revier Bambot, ontrent den Atlas, Zommige zeggen datze van flijk leven; maar zy eten in der daat vifch, en ook graag menfchen vleefch. Zyloeren te lande op de dieren, Petrus Martyr fchrijft in zijn Babylonifche Gezand- fchap , dat ’er een gevangen is, die drie jonge kinderen inhad. In’t geweft van Arfinoë was hy eertijts heiligh, en wiert met broot, vleefch en wijn

van de Priefters gevoed.” Zy teelen op deze wijze : Het mannetje leid het wijfe jeop den rug, dewijl hy anders omde kortheit der voeten niet kan verzame- len. Heét wijfje baart tzeftig eyeren, die zo groot zijn als d'eyeren van een Gans, en broeit die ook tzeftig dagen ; en na 't verloop van tzeftig dagen is de vrucht volmaakt. Eenige willen, dat- ze d'eyeren int zant begraven, en al- zo de jongen , zonder uit te broeden, voort komen. Geen dier groeit van kleender beginzel tot volflagener grootheit ; want men vind ‘er die over de dertig voeten lang zijn. Hy voert onder de viervoetige dieren vyand- fchap met de Ichneumon , Buffel en Tyger ; onder de vogelen met den Havik, en onder de viffchen met den Water-flangh, Verken-vifch en Dol- fijn , en andere, alsook met den Scor- pioen , en met de menfchen. De Ichneumon vertreed zijn cyeren, en kruipt hem, als hy inde zon flaapt, in den mont, en tracht hem Inge- wand op te eeten. Van den Buffel word hy verflagen. In Amerika is ge- zien, dat een Tijger den Krokodil, die op zijn ruch lagh, den buik op-

fcheurde. Zy hebben daar en tegen,

vriendfchap met de Verkens, en den vogel Trochilus. De Verkensloopen langs

Tartarifchen Cham of Keizer van Sind. |

163

langs den Ocver van den Nijl, daar | alwaar zy dan weêr eén vifch wordt 3

zich de Krokodil veel onthoud, on- befchadight. Van den vogel Trochi- dus, fchrijft Plinius aldus: By dach leeft hy op het land , en by nacht in ’t water; ten aanzien van beider tijdt. Als hy zat van vifch is, en met zijn mont vol fpijs zig tot (lapen heeft bege- ven, verzoekt hem een kleen vogeltje, dat Trochilus , cn in Iralië de Koning der vogelen word genoemt , tot ga- pen, om aldaar zijn koft te zoeken. Dit vogeltje zuivert hem eerft den mond in ’truuw ; daar na ook de tan- den tot binnen inrde keel-gaten, en om de aangenaamheit van dit fchrab- ben, gapen zy ook zoo veel als zy kun- nen. Zeker fchrijver Leo Afrihanas vermelt, dat deze vogeltjes de wor- men eten, de welke tuffchen de tanden inde Krokodil, door al het vifch-eten, voortgroeien; en dat hy,als hy voelt dat die uitgegeten zijn,deze vogeltjes tragt in te flokken ; maar van den fcharpen angel, dien zy op het hooft hebben, gefteken zijnde, opent hy den mont en laat haar weg vliegen. De Sinezen en andere Indiaanfche volken eeten deffelfs-vleefch met grote {maak ; en in zommige plaatzen in Indiën wordenze gebraden. Het water, daar in haar vleefch gekookt is, geneeft de beten van Spinnckoppen ; en haar bloet ver- klaart het gezicht en geneeft de won- den der Slangen. Zijn huit verbrant, en met oli-droezem gemenght , ver- dooft zoodanig de leden, datze het fnijden niet gevoelen. Zy wierden eertijts by zommige Indianen tot ftraf bewaart, en de misdadigers wierden haar met gebonde handen en voeten voor-geworpen. Firmus, Koningh van Egipte, zwom onbefchadigt, met haar vet beftreken , midden onder de Krokodillen. Inde Revier Chaoking is een vifch, die de Sineezen de zwemmende Koe noemen. Deze komt dikwils uit de Revier-op ’t lant, en vecht en ftoot met de hoornen tegen de tamme Koeien. Maar indien de zelve buiten het water blijft , zo worden deffelfs hoornen week en geel, en alle hare hardigheit vergaat; invoege de zelve gedwongen is weêr in't water te gaan,

end

en de hoornen in't water de voorige hardigheit krijgen. heij

Ontrent Kaocheu onthoud zich gert dier in Zee , dat éen hooft als een vo gel een ftaert als een vifch, en vant binnenin ’t lijf eenige dierbare fteeùt+ jes heeft.

Tuffchen deze Stadt en ’t Eilandt Hainan worden in't’ water zee-Kreef= ten gevangen ; deze gaan, en verfchil= len in geftalte niet veel van d'andere Kreeften; uitgezeid datze, zoo dra alffe uit het water komen ende lucht gewaar worden , terftont , zonder evenwel haar oude gedaante te verlie- zen in fteen veranderen , en eenen zeer harden (teen vertoonen. Dierge- lijke worden ook gevangen in een ze= ker Meir op't Eilant Hainan. De Pors tugezen en Sincezen gebruiken deze Kreeften voor de koortzen.

In'tlandfchap Qwangff, by Quelin, isop den berg Maiyang cen waterigh hol, waar in zich viervoetige en gee hoornde viffchen onthouden.

In ’t landfchap Honan, by de Stadt Changte is een vifch , Haju! geheten, dat op Neêrduitfch zoo veel gezeght is, als een Kintje , om dat hy, gevan- gen zijnde, een geluid van een fchreeu- wend kint geeft. In gedaante verfchilt deze vifch weinig van een Krokodil, is lang van ftaart, en gaat op vier voc- ten. Als deffelfs ver eens in de brant is geraakt, zoo kan het met water, noch door eenig ander middel uirgcblafche worden.

In ’t landfchap Xantung , by de Stad Tengcheu, vindmen d'Oefters in groo- ten oyvervloet.

In ’t landfchap Chekzazg, by Ven- chen, komen ('twelk wat vreemts en wonders is) zeer klene Oefters voort, die aldaar op waterige velden gezait worden : want zy ftampen eerft eenige van deze Oefters, en ftroienze dan eveneens als záat over de velden, waar uit daar na Oefters voortkomen, die zeer zoet van fmaak zijn. 1

In Sina vindmen ook land- en wa- ter-Schilpadden.

In ’t landfchap Suchuern, onder het gebiedt van de hoofiftadt Chuzking , vindmen de Schilpadden in grooten

EI À Over.

164 overvloed ; die in ’t Landfchap. Au-

GEZANDT SCH A Pp dan den Grooten

bruine kleuren getekent , als ofze met

gang „ontrent de Hooft(tad Hangehern, | cen penceel gefichildert water, met

zeer groot vallen ; maar ook. vindt men. aldaar andere kleene. en, zeer fchoone „die d'Inwoonders oat ver- maakshalve in huis houden’, -enzom- tijts niet groter zijn als zeker vogeltje, Loman geheten.

‚In't Landfchap Qwantung , by-Hoei- cheu vind men aan de Zee zulke groote Schilpadden, datze van verre wel heele fteen-rotzen fchijnen te zijn. Zommige fchrijven dat ’er gevonden zijn, die heele boomtjes en’ kruiden op de Schilden gegroeit waren. De Land- zoo wel als de Zee-Schilpad- den, teelen op de wijze van d’ Adder- flangen , en het Mannetje klimt op het Wijfje. De Wijfjes, om datze geen vermaak in ‘t verzamelen gevoelen, laten de Mannetjes tragelijk opkoimen, en niet eer voor datze geterght zijn. Zy leggen Eyeren als die van de Hoen- ders, maar kleinder en langhwerpiger, die ook wit en doyer hebben; van haar aard fchrijft men dit. Datze 's winters onder d'aard zonder eetenleven. Dat- Ze, wanneer zy uitkomen, traag voort- gaan, ‘tzy of om datze miet haar laft bezwaart , of uitde natuur traagh zijn. Datze altijd met de Velthoenders twi- ften. Datze voor den Arent fchrik- ken, die haar opneemt en te berften laat vallen. Datze cen klein geluid, wat hooger als de Slangen geven. En ten leften , dat zy haar, alfle met Ad- ders en Slangen zullen vechten, met Sarurei en Quendel verfterken. Of zy onder de vifichen of vleezige dieren moeten gerekent worden , zulx word

onderzocht. Eenige ftellen haar onder.

de Viffchen, gelijk zeker Schrijver Ka-

Hor ; waarom zy ook in de Vaften voor vifch gegeten. worden. Andere nict : want zy hebben beenders, en halen acfem, om van d'Eyeren nict te {pre- ken,

De Land-fchilpadden hebben zeer harde Schilden , ja zoo hart , als yvoor ofelpen-been , die zich ook niet laten buigen, gelijk de fchilden van de Zee- of Water-fchilpadden. De Schilden der Land-fchilpadden zijn gemeenlijk heuveligh of knobbeligh boven op; en zommige zeer aartigh niet geele en

kruizen ftarrem of ronden die op

en over en rontom de knobbelen heen loopen. Zy fteeken; het hooft en de voeten uit een groot gat: achter heeft de ftaert, en ieder voer een byzonder gaatje, Zy kunnen alle de voeten, hooft en ftaert , binnen trekken, als dan fchijnenze onbeweeglijk. Zy ver- fchillen zeer veek in grootte , em daar zijn ‘er dic niet. grooter zijn als cen vuift,en noit grooter worden.

In Virgisia vind men landt- Schils padden van drie-en vier voeten langh, en zommige met twee hoofden, die zeer boos en tot bijten genegen zijn.

Op ’t Eilandt Mauritigs heeftmen

Schilpadden, die zoo groot zijn, dat op een eenige vier perzonen ftaan kun-

nen die dan noch met hen kan voort= kruipen. De fchilden zijn zoo groot datze met hun thienen in een fchildt kunnen zitten. Deze Schilpadden we- ten de Krabben, als-zp-óp 't landt ko- men, te verraffen , en tot haar fpijze te

gebruiken.

De Zee-Schilpadden zijn gemeen-

lijk veel grooter als de land-Schilpad-

den. Jan de Lery fchrijft, dat’er een onder hun vloot gevangen wiert, waar

aan tachtig Perzonen een maaltijt de-

den, en zich zat aten 5 en het bovenfte fchilt was meer als twee en een half voet breet.

De Schilden vande Zee-fchilpadden

zijn effen , en vlakker als die van de

Landt-fchilpadden, en zeer aardigh gewolkt. In. heet water laten zy haar buigen en rechten, dat men die van Land-fchilpadden om haar hardig- heit, niet doen kan ; hier van maakt men Kammen , Doozen en Kasjes. In plaats van voeten hebben zy vinnen, daarze mede zwemmen als de Vif- fchen ; doch zy leggen meeft op haar rugge, en dryven al flapende boven op Zee, al waarze dan by goet en klaar weder met haken, die men tuffchen het fchilt en *t vleefch {laat , gevangen worden ; hun vleefch is zeer zoet, en fmaakt als kalfs-vlecfch , is met vet door-mengt, en wat geelachtigh , by na eveneens als kalfs-vleefch.

Men vind eenige ice

Wwonder- lijke Berg.

Tartarifchen. Cham, of Keizer van Sina: 168

die overde twee hondert en vijftigh | is een-zeker vreemde {lagh van vifch, Eyeren by zich: hebben , die alle in | die vier oogen,zes voeten, en eenigzins datmen: beflooten leggen zijn zoo | de gedaante van een lever-vifch heefn groot-als een: gemeene. kaats-bal„ en | De Sinezen (chrijven, dat deze vifch hebben geen. harde-fchalen, maar een | ook paerlen uitbraakt , behalve de ge- wit en taai vlies. Men krijgt ook by wijs | nen die in d'Oefters gevonden worden? len netten te. zien;; daav in over de twee | maar miflchien zijn dit de paerlen, die en drie hondert jongen leggen, De | zy teffens: met d'Oefters in hebben ge- Wijfjes leggen de Eyeren by nacht op | flokt.

ftrant „en: begravenze onder ‘t zant, By Kuicheu is een kleen meir Pehisi, die dan binnen de zes weken door de | dat-haren naam van de witte Kreeften hitte der Zonne worden uitgebroeit. bekomen heeft , die aldaar in grooten

In’clandfchap Quantung, by Kaochen, | overvloed vallen.

SEVENTIENDE "HOOEFTSTUK

Van eenige Over- natuurlijke Dingen, en wou- derlijke Poelen,

N de -laafte zeven hooftftukken heb | voeten met het bloet van deze viffen ik van dingen gefprooken, dieniet | beftreeken heeft. Zy voegen daar by, “buiten den gemeenen loop der na- | dat al de villen, indien het water ge- tuure zijn; maar dit zeventiende hooft- | roest wort , terftont boven komen, ftuk zal ik beflaan met het verhaal van | en het water inde revier vuurigh en eenige wonderdaden, daaraan veelen | bloet-root maken ; waar van ook de evenwel geen geloof zullen geven; Revier. haren naam bekomen heeft: hoewel de Sineezen, die zonderling want Zan is root te zeggen. licht van geloof , en tot waangeloof | _In’tlandfchap Xaztung by Niuyang, zeer genegen zijn, het alles voor vol de derde kleene (tad van de hoofttad aanneemen. Yencheu ; is een Bron die water uitle- In ’t landfchap Xenff , by de ftadt | vert, dat by de Sinezen zeer hoog ge- Uweunz , leid een berg, Taipe geheten. | achtwort; dewijlze voor vaft geloven, De Sineezen fchrijven, dat door het \ dat het de geenen, die daar uit drin- trommelen op dezen berg , terftont | ken, lang doet leven. blixem, donder en onweêr ontftaat; | In ’t landtfchap Suchuen , by de invoegen de Majeftraat aldaar op lijf- | twaalfde kleene ftad van de hooftftad ftraf heeft laten verbieden , geenen | Chingtu, begint een zekre berg Chize- trommelaldaar temogen roeren, noch | hing , en beflaat een vak van duizent inde hant te neemen. ftadiën; daar op; na ’t verzieren der In ’t zelfite voorgemelde landfchap | Sinezen, de Xinfieun, datis, d'onfterf- Xenfs , leidt by Chiuning , de vijfde | felijke menfchenby elkandre komen en kleene flad van de zevende hooftftad | verkeeren. King yang, de berg Lo, waar in, ZOO Zy ftroien ook uit, dat in ’t boven- de Sineezen verzieren, zeventien men- | gemelde landfchap, by de vierde hoofte fchelijke geftalten na ’t leven ftaan uit- | ftadt Siucheu, eertijts zekre nitheem- gedrukt, niet door kunt, maar door | fche volkeneen Papegai kochten ‚om de natuur. die van daar in hun vaderland over te De revier Taz heeft roode viffchen. | voeren ; maar datyde zelve, alffe dic DeSinezen fehrijven enbeuzelen, dat | uit Siza wilden vervoeren , pubs ge- iemant, zonder te gronde te gaan, over | fprooken had. Zk ben een lsopel; die ’t water kan wan | Sina eigen toekaant en houde my te ge Xx 3 1g

indien hy de

Kdl 4 + Ma * _ _ oe Es dn er N _ nd . - al me” - r Ere sg Pd gn a End Ees 4 4 EF + _ PE == _ Te ae, en j oe df ge en ee

nn Ee

ej

We

‚NU

ET 5

5 Et y E

_— *

& 4

kr"

n NN é a

T/ 1 Hor Pe Todt N #

hed Lm Os D er

r mm

mn ee

n 9 hd = dn e Ed Ld . ai Cm - 5 Ener ie d ade ade: _ ge EE rn en

ij _ ) 1 d / Bs 1e k Î E | 4 ê E t _ u { 1 ' _ ti Î ' EJ E ij

!

166 > GEZANDTSCgEaAP aan den Grooten

digh en groot , om by uitheemfche vol- ken te gaan. Op welk zeggen deze vogel terftont zou geftorven zijn.

By Kiaring , de derde groote ftadt van het landefchap Suchuen vloeit een kleene revier , Chocung geheten, de welke verdient dat men daar aan ge- denkt, dewijl de Sineezen daar af iet zonderlings weten te verhalen. Want zy melden in hunne fchriften , dat ze- kre Vrouw, die aan deffelfs oever ging wandelen , een lid van een bamboes- rict in't water vond, waar uit zy hoor- de dat eenigh geluide quam. In dit riet , datze uit het water haalde , hadze een jong kindt gevonden, 't welk zy met haar naar huis nam , en voor haar eigen kindt opvoede en groot maakte. Ziet hier een tweede Mozes!

In't landfchap Huguang , by de ftad Vuchang , leid een berg, meê Vuchanz

geheten; waar op , zo de Sinezen ver-

halen, eertijts (te weten ten tijde des ftams Cina ) een man verfchenen was, die over zijn ganfche lichaam ruich, en tien ellebogen hoog was. '

Inde revier Ktang, rechttegen over

de ftadt Hoangcheu , leid een Eiland, Pegney geheten, dat op Neêrduitfch zo veel als ‘t Eiland van de witte Schil- padt gezegt is; alwaar zekren Zoldaat, na 't zeggen der Sinezen, een groot wonder weder-voer. Want als hy van

zijne vyanden onverziens in de revier

geworpen was, wiert hy van een Schil-

‚pad, als een tweede Arion op eenen

Dolphijn, op ’tland gevoert. Zy voe- gen daar by dat deze Schilpadt zulks deed tot teeken van een bewezen wel- daat ; dewijl de Zoldaat deze Schilpad

Jang gevoed, en daar na alwillens vry en los gelaten had. Hoewel dit beu-

zelachtigh en van loutre verzieringen aan malkandre hangt , zo kan even- wel niet gelooghent worden, dat on- trent dit Eiland zeer groote Schilpad- den gevonden worden. |

De landftreek ontrent de twaalfde hooftftad Xischeu in ’tlandfchap H4- quang rijft doorgaans met zeer hoge bergen , die met hunne toppen de wol- ken fchragen en onderftutten. Een ge-

„deelte van deze bergen wort van woe-

fte, wilde en onbefchaafde menfchen

der Sinezen , van zeker gedierte, (zy willen dar het een hont was ) en's Ko- ninghs dochter gefprooten zijn. Zy voegen daar by dar deze dochter , in den tijdt van drie jaren , drie knechtjes en drie meisjes ter werelt had gebracht, de welke met onderling huwelikken en kinderen voort te teelen, d'eerfte beginzels en opkomft van deze wilde en onbefchaafde menfchen geweeft waren. | |

_ In't landtfchap Nanking , by de hooftftad Changcheu, leid een berg, Chin geheten , waâr op, zo men de verzieringen der Sineezen gelooven wil, een vrou van een Hinde ter werelt is gebracht.

In ’t zelfite landfchap by d'eerfte groote ftadt Qraxgte, leid een berg Ling, die boven de wolken rijft, en een top heeft van vijftien ftadiën hoog. Op dezen berg is een Spelonk , in wiens ingang een fteene beelt van ze- keren Offer-priefter ftaat, die daar in verandert is,

In de Jandtftreek van «de negertde hooft-ftadt Ningpo , in ’t landtfchap Chekiang, eeten al d'Inwoonders zeer gaerne gezoute fpijs; waar over van hen gezeid, en hen tot fpot wort nage- dreven, datze ook na bun doot niet zul- len verderven 3 gemerkt zy ich by le- wend. gen lijve zo rijkelijk, gezouten heb-

en. | By Tinghai, de vierde kleene ftad

van de gemelde hooftftad , rijft uit der

Zee een glat gepolijfte fteen, in vorm van een kolom. Als de fcheepen hier voorby varen, zo fmijten de Schip- pets, uit een zekre waangeloof, iets in Zee; en by aldienze dit niet doen, zo geloven zy voor vaft, dat hen een ongelukkige reis te beurt zal vallen. By Funghoa , de derde kleene ftad van de gemelde hooftftad, is een kleen, maar diep Meir , wiens water, indien de ftad eenen vroomen Stadhouder gc- kregen heeft, zeer klaar, en helderder als glas wort; maar indien daar een onrechtvaerdige Stadhouder in komt, zo wort het water terftont troebel en

drabbigh.

By Liencheu , de achfte hooftftadt

van ’t landfchap Quantang, leid een bewoont, die, volgens d'uitftcojingen | groote berg , Uhoang geheten, dic

vol

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina.

vol hoolen, kuilen en omweegen is. Op dezen berg worden vruchten ge- vonden; die noit op andere plaatzen gezien zijn , en daar af een ieder zoo veel eeten mag als hy wil, maar geen daar af met zich nemen : want die zulks komen te doen , kunnen noitden weg vinden , om daar af te raken.

Luicheu, de negende hooftftad van Quantuug , heeft haren naam van den blixem bekomen , om, dat een Bron van aangenaam water uit den bergh vloeit, aldaar d'Inwoonders een ttef- felijken afgodifchen Kerk , den Geeft des blixems ter eere, gefticht hebben. Want de Sineezen verzieren, dat zekre Geeft over de blixem het gebied heeft, en dat de blixem een ftuk van een ge- broken hamer is, als hy neêr-valt. Zy verdichten ook, dat met dezen hamer op groote trommels geflagen wort, en daar door het gedruis en geraas des donders t'ontftaan komt : en men ‘hoort hier ’t ganfche jaar door zeer hart donderen.

In’tlandfchap [uzuan , by de vijfde hooftftad Chiakrang ziet men noch ten huidigen dage een groote fteen, alwaar Sizulo , die het koninkrijk van Maung bezat, de Gezanten van eenen anderen Koning ontfing ; en, als zy hem niet voldeden, met zijn bloot zwaert zo geweldigh op eenen fteen floeg , dat de flag drie ellebogen diep door den fteen drong, en met drei- gende woorden de Gezanten daar en boven aldus aaníprak : Ga, en ver- kundige wwen Koning, boedanige zwaar- den ik heb. Dit gebeurde onder de re- geering van Hiaowvus , de gront-leg- ger van den ftam Hana, die het mach- tigh koninkrijk Mung , dat ook Maz- chao van de Sineezen genoemt wort, den Rijke van Sira inlijfde.

By Munghoa , de zefte hooftftadt van't landíchap Honan, leid een berg Funghoang, die zijnen naam van den vogel Phenix bekomen heeft, om dat hy op.dezen berg geftorven is als hy een tijdt lang zeer lieflijk en aangenaam gezongen had. DeSinezen verhalen, dat al de vogelen van het omleggende gewelt, op heteinde der Herflt, jaar- liks op dezen berg vergaderen , en den doot van den Phenix aldaar be-

167

weenen en betreuren. ‘D'Inwoonders neemen ook deze dagen waar, en klimmen des nachts met licht op den berg, alwaar zy dan een groote mee- nighte van de treffelijkfte vogels van= gen.

By de twaalfde hooftftad Xuan ing, in ’t zelfite landtfchap , is een Pur,

_Quonin geheten, (*t welk de naam van

|

een vermaarde Afgod is, die in de ge- daante van een vrouw vértoont wort) daar af de Sineezen verhalen, dat on= trent de zelve zeker oud man met zijn ftok op-d'aarde heeft geflagen, en daar uit deze Put ontítaan was; dewijl her land te vooren waterloos was. ‘En dit wort by de Sineezen voor een grooten wonderdaat gehouden; te meer , aan= gezien na dien tijdt deze oude man noit meer te voorfchijn is gekomen.

Aan de Weft-zijde van d'eerfte krijgs-ftad Kiocing , in 't landtfchap Iunnan, leid een berg, Fukin gehee ten ; daar in, na ’t fchrijven der Si- neezen , een Bron is, welks water t verftant der kinderen verfterkt en vermeerdert.

By Gucheu, de vijfde hooft(tad van

tlandfchap Quangfi, voede, na 't vere

dichten der Sineezen, zeker Koning Pego, in een kleenen poel Po , tien Krokodillen, dien hy de misdadigen en die den hals verbeurt hadden, gaf te verflinden. De Sineezen zeggen, dat de onfchuldigen het minfte letzel van deze Krokodillen niet gedaan wier- den ; zulks de geenen, die van deze Krokodillen niet omgebracht wierden, vry en vrank los gelaten wierden , zon- der eenige ftraffe te lijden.

By de ftad Luching leid een berg Funieu, dat op Neêrduitfch zo veel gezegt is, als de Koe-verberger. Want de Sineezen melden it hunne fchriften dat hier een zekre tochtige en razende Koe is geweeft, die berucht was van veele menfchen om ’t leven gebracht te hebben, en endelijk van zeker on-

bekent perzoon in de holte des bergs

weg-gefleept was, zulx de Koe noch de Man noit weêr te voorfchijn was gekomen. :

By de ftad Fwencheu leid een berg, Vanbu geheten, die de hoogfte vanalle bergen is,en den naam van tien dui-

zent

168

zent menfchen heeft, die , als ten tijde vande Zund-vloed ’t aartrijk onder wa- ter lag, zich op den kruin van dezen berg begaven, om ‘t gevaar van te ver- drenken t'ontgaan.

In’tlandfchap Suchuen, int gebied van de hooftftad Chiagru, leid een berg, Tienchi geheten, waar in een Poel is, wiens water, als *t regent, niet ver- meerdert, noch by droogte, niet ver- mindert. Diergelijke poel , die niet zeer groot , en Funghoang geheren ì is; heeft men ook by de tad Linktang.

By de kleene ftad Ci, in ie zelfte landfchap , is een poel Tieuxui, dat is, de poel van hemelfch Water, om dat het water in dezen poel door een zon- derlinge en verborgene kracht veele ziekten geneett.

In 'tlandfchap Hozar by de vierde hoofiftad Qweihoef , is een berg Cén- gnien, En daar op een hol, waar in zo krachtigh water is, dat al her hair van ‘t hooft valt, indien het hooft daar meê gewaflen wort.

By de hooftftadt Ghaoking leid een berg Trenlu, die zeer hol en yslijk om aante zien is. De Sineezen fchrijven dat op den zelven een poelis, die, als daar in een fteentje gefmeeten wort, een gekrijfch en geloei van zich geeft, nìet anders als of het donderde ; en dat daar op de lucht terftont betrekt , en regen valt.

By Tinzchen iseen berg Kin, waar op drie Poelen zijn , die het ruuw yzer, dat daar in komt, terftont in kooper veranderen.

Meenighte van andere vermaarde visrijke Poelen vind men door geheel Sina , die by de Revieren en Bronnen hunne plaats verdienden , en aldaar niet ongevoeglijk konden hebben be- fchreven worden ; maar dewijl eenige, en by na de meefte, eenige overna- tuurlijke krachten en eigenfchappen, na ’t fchrijven der Sineezen, in zich behielden , en dieshalven hier eigent- lijk plaats hadden, heb ik al d'andere aldaar met voordacht overgeflagen ; in voegen ik in dit hooft-ftuk eenige der voornaamfte , die in de vijftien landfchappen te vinden zijn, hier by zal voegen.

Byde Zuid-zi jde der hooftftad Hyng-

GEZANDT SCHAP aan den Grooten

guan,in Xenfh,is een poel Fan,die uitde tzamenvloejing der Revieren ontítaat. En na’t Zuid-Ooften is een andre poel, dien Keizer Hfaorus tot zijn vermaak liet graven, en uitde revier Gues her water door grachten daar in leiden. Hy ftichtte ook neffens dezen poel een heerlijk Paleis, mert boffchen en bloem- perken , daar in hy zich grooteliks vermaakte,en dikwils voor zijne vricn- den groote maaltijden en fchou-fpee- len liet aanrechten. Noch hield zich deze Keizer hier meê niet vernoegt, maar hy liet ook ten Zuid-weften van de ftad een andren poel graven, en dien Qxenming noemen ; daar in hy door zijn krijgs - knechten fcheeps- tijden deë vertoonen ; om hen al- lengste brengen tot de gewoonte van te fcheep te vechten. Na'’t Zuiden der ftad wiert ook op zijn bevel een andere groote Poel gegraven, en daar nef- fens een aangename vlakte gemaakt, Silen geheten , daar hy zig na het. fpeelen uitrufte. In den zelven poet deë hy ook een groote vifch van fteen, gelijk een blinden klip, onder water, optechten , op dat de boots-luiden, met dezen fteenen Vifch in 'theen en weêrvaren te mijden , hier door ook de banken en blinde klippen in Zee zouden leeren mijden. Deze Vifch, na de Sineezen verhalen , geeft een groot getier en geraas , als't wil re- genen ; ’t welk buiten twijffel door den weêr-klank van ‘teen oft ander. weêrom-ftuitend geluid ontftaar. De Sineezen zeggen ook , dat dezen Kei- zer op zekren tijdt in zijnen droom docht, dat deze Vifch met een angel gevangen wiert, en hulp aan hem ver- zocht;en dat den volgenden dag in der daat een vifch in dezen poel met d'an- gel gevangen wiert, waar op de Kei- zer, zijn droom gedenkende, de Vifch zou vrygelaten hebben. Zy voegen daar by , dat de Keizer, onder het viffchen,in zijn net twee paerlen vond, die de Sinezen Mingyne heeten, dat is, fteenen van de heldre Maan, om. datze,met het waffen en afneemen van de Maan , meê waflen en afneemen. Eenige Sinezen drijven , dat ’er dus- danige fteenen noch in Sina, ja in

‘tkeizerlijke Paleis gevonden worden ;

maar

‘Tartárifchen Cham, of Keizer van Sind.

nraar zo duur zijn, datze met geen gelt te betalen zijn. Wanneer den Keizer deze fteenen worden ter hand geftelt , zo fpreekthyaldus : Dir is de gift en gefchenk, van de dankbare vifch die door my van den angel. verloft is.

In 'tlandfchap- Qwangff , by d'eerfte hooft(tad Queitin „leid een poel, Sf geheten, die tzeventig bunderen lands beflaat , en eenen heuvel in vorm van cen Eiland in 't midden heeft leggen.

_ By de vijfde hooft(tad Suchen , in tlandfchap Nazking, leid een poel, Tai geheten, die zes en dertigh dui- zent bunderen lands beflaat. .

In *t landfchap Peking, in de land- ftreek van de tweede hooftftad P74- gyang ; leid by den berg Xeyang cen redelijke groote Poel, daar in, na ’t fchrijven der Sineezen, Keizer Xunus veeltijts vifchte. | x

De poel Jeu, dic zijn begin neemt by de groote ftad K#azg , en-zich tot aan het land van Ganye (de negentien- de kleene ftad van de -hooftftad Piz- gyang) ftrekt, is in zijn omtrek veêr- tigh ftadiën groot , en deffelfs watet is. zo. zout als Zee-water , invoegen d'Inwoonders in grooten overvloet daar af Zout maken.

By Taitung „de derde hooftftadt _van’tlandfchap Peking , leid een poel, _Kiuncu geheten, dar zo veel gezegt is, als de poel van eenen Vroomen man ; want ontrent dezen poel woonde, zo de Sineezen zeggen, zeker perzoon, die het gout weêrgaf.

Dicht by Cie, de negende kleene ftad van de zelffte hooftftad, vertoont zich een kleene poel, die zonderling cierlijk met boomen en allerlei bloe- men bewoffen is. De ftedelingen ko- men dikwils op dezen poel met allerlei cierlijk vaartuig , en rechten aldaar groote maaltijden en gafteryen aan.

Ontrent Xazchen, de derde krijgs- ftadt van ’t landfchap Xeaff , is een poel, Hungyen geheten, dat is, van Root zout , dewijl van 't water , dat in dezen poel is , root Zout gemaakt wort.

Aan de Weft-zijde van d'eerfte hooftftad Caifung , in ’t landfchap Ho- nan , leid een poel , Kinzing geheten, dien de keizerlijke ftam Suzga liet gra-

16g

ven; om het fcheeps-volk daat op ixt de fcheeps-ftrijden toeffeneng; ‘t welk van Keizer Taicungus zonderling be- hartigt wiert, Deze poelis zonderling vermakelijk en pleizierig, en rontom den zelven ftaan Paleizen en Afgor den-kerken in groote meenighte op» gerecht. Overal vertoonen zich one trent dezen poel groote marmere pronk-Zuilen, daar in zin-rijke vaer

| zen van verfcheiden Poëten, die den

lof des poels vermelden, ftaan uitges houwen.

„In de landt-ftreek van de gemelde hooftftad, leid noch een poel, 7zng- muen geheeten , ter oorzake van de klaarheit des watets-: want mofch noch eenig, andre ruigte waft in dezen poel. |

In de landt-ftreek van Queite , de tweede hooft{täd van’tlandíchap Ho- nan, leid een poel, Chakzug geheten, dat het waffen van zijde Lamaft betee- kent; want her water van dezen poel heeft zodanig een wonderlijke kracht by zig, datalle Zijde ftoffen, die daar in gewoffen worden’, „cen helderen glans en luifter ktijgen ; waar over een groote meenigte Zy-wevers zich on- trent dezen poel met der woon hebben ter neêr gezet. |

By Jenf# ‚detweede kleene ftad van de zefte hooftftad , in’tlandfchap Ao- nan, leidteen poel , die des Zomers kout , en des Winters warm watcr heeft.

By Nanchanz,de dêtde kleene ftad van de hooftftad Siang yang in ’t land- fchap Hugquang, is een poel, Cinchu geheten, dat de poel der Paerlen ge- zegt is. Indien de geenen, die langs den oever van dezen poel wandelen, ftijf toe treeden , zo fpringen terftont van alle kanten ronde water-bellen uit d'aarde, die de gedaante van Paerlen hebben , waar van ook deze poel den gemelden naam bekomen heeft. |

By Hengcheu , de tiende hooftftadt van het bovengemelde landfchap , leid een zeer diepe poel, wiens water zo groen als gras is. Dit water wort zon= derling van de Sineezen begeert, cn daar af de drank of wijn van rijs gC- maakt.

By Tuiping , d'elfde hooft(tad van

| ’t land-

LS

q P

| k| _ kt 4

D é Ki &' é E

170 “tlandfchap Nanking leid een poel, Tanyans geheten ‘die drie hondert ftadiën groot is.

By Hangehen d' eerfte hooftftade van ’t landíchap Chektang, leid cen poel ; S/ geheten, die den Inwoon- ders tot groot vermaak en geluk ftrekt. Tuffchen deze, en de wallen der-hooft- ftad ‚, loopt een weg van zeven ftadiën lang „. die doorgaans beftraat , en zeer bequaam om te bewandelen is. In zijn omtrek is deze poel veertigh ftadiën groot, en van alle kanten mer verma- kelijke bergen omringt, uit de wel- ken verfcheide beeken in dezen poel komen ftorten. Rontom deze bergen leggen Afgoden-kerken , Kloofters , Paleizen , Boffchen en Graft-fteden. Langs den oever lopen breede wegen, die met vierkante fteenen beftraat zijn, en in den poel zelfs, leggen wegen, die op zommige plaatzen openingen hebben , daar bruggen over geflageni Zijn, zulks men den geheelen poel te voet bekijken kan. Langs heen ftaanook op de wegen allerlei Ooft- en andere wilde boomen, als Peer-boomen , Per- zik-boomen , Wilge-boomen en dier- gelijke, die zeer ordenrelijk op een ry gepoot zijn , enden wandelaats een aangename {chaduw verftrekken. Deze

GEZANDT SsSCHAP aan den Grooten

wandel-wegen zijn ook overal, tot ge- mak en gerijf der wandelaars mert tralien en leuningen bezet , ’t welkaan deze wegen geen kleene cieraat en aan- genaamheit veroorzaakt. Zoo over- heerlijk kunftigh , -prachtigh en kofte- lijk is hier alles, dat men in twijffel ftaat , wat men hier eer{t zal prijzen , of de wonderlijke heerlijkheit en aar- tigheit van de natuur , of d'uitftekent- heit van de kunft, die’t werk van de natuur vermeerdert of veel meer over- treft. Het water in dezên poel.is zo helder , klaar en door-fchijnend als kriftal , zulks men het kleenfte fteentje op dén gront kan zien leggen. Langs den oever op ondiepe plaatzen, vind men de bloemen Liez (op pag. 118. be- fchreven)in grootemenigte. Met welke koftelijke fcheepen deze poel van d’In- gezetenen dezer hooftíftadt bevaren wort, ftaatop pag. zoo. wijdtloopigh verhaalt.

Ontrent Vuping , de vierde kleene ftad van de zefte hooftftad 7ingehen, in ‘tlandtfchap Fokzen leidt een poel Loxut dat is; de Poel van Groen water : want het water is zoodanigh met groene verf ingedronken , dat het alle dingen , die in het zelve gewoffen worden, groen maakt.

AGCHTIENDE

HOOFTSTUK.

Van de“Sineefche Koningen en Keizerlijke Stammen , die bet Rijk Sina voor en.na Chriflus ge- boorte geregeert hebben,

Er ik overtreë tot het verhaal der

oorlogen; diede Sinezen en Tar-

ters indeze eeuw onder elkandre gevoert hebben , zal ik in ’t kort de ganfche Sineefche Tijt-reekening der Koningen ‚en Geflachten of Stammen, wier ranken het Rijk S724 voor en na Chriftus geboorte beftiert hebben, ver- volgens optellen.

Vooreerft (taat aan te merken , dat zedert het jaar,voor Chriftus geboorte, twee duizent negen hondert en twee en vijftigh , totaan het jaar twee dui-

zent twee hondert en zeven , acht Kei- zeren over Stna vervolgens geregeert hebben, die het Rijk van elkandre niet by erf-recht overnamen ; maar na het overlijden van den eenen wiert, by gemeen goetvinden en de meefte ftemmen , een ander in deffelfs plaats gekooren. Na dien tijdt wiert de heer- fchappy erffelijk gemaakt ; invoegen toen niet meer de Keizeren tot den ftoel-des Rijks by keure of verkiezing verheven wierden ; maar aan den naa= ften,‚uit het geflagt des vorigen Keizers,

| wiert

«

“Tartarifchen Cham,

wiert het Rijk by erfenis opgedra-

D'eerfte acht keur-Keizeren waren Fobius”s Xinnungus , Hoangtins , Kaô- bauns-, Chuenbiaus., Cons , Yaus en

sekerbeit Xunus: Al 't geen zig nder de tege- der Smeefche ring van deze acht keur-Keizeren en

Hiftorien.

de volgende Sineefche keizerlijke ge- flachten voor en na Chriftus geboor- te, heeft toegedragen ‚, daar aan wort by-de- Sineezen «zelfs geenzins getwijf- felt, maar voor vol by hen aangeno- men; „dewijl de hiftorien , die in deze tijden gebeurt zijn , zeer troulijk, voornamelijk ten aanzien van de jaar- reekening, van de Sineefche Schrijvers befchreven zijn. Want het is van outs her , en ook noch, by deze volken een gebruik, dat de na-volger of nieuwe Keizer, eenige van de geleerf{te Phi- lofofen ftelt, met laft, van de daden des voorigen Keizers, zonder eenigh be- drog en pluimftrijkery, op te fchrij- ven 5 ’'twelk by de Sinezen voor een zeer geacht ampt gehouden, en van de deftighfte en naamhaftighfte luiden des Rijks bedient wort. Dit veroor- zaakt, dat de Sinecfche Hiftorien in

zodanig een gelijkvormigheit aan een

gefchakelt en vervolgt zijn , dat maar een eenige Schrijver het ganfche werk fchijnt gemaakt te hebben; hoewel het van verfcheiden Schrijvers in ver- fcheiden tijden t'zamen is geftelt. En gewiffelijk die werk , dat uit zeer veele en groote boeken beftaar, zijn geen verfcheidene werken , maar een eenig werk ; dewijl noit iemant anders daar aan doende heeft geweelt , dari de ge- melde koninklijke Schrijvers. Uit dit groot werk, datalle de gefchiedeniffen des ganfchen Rijks vervat, hebben zich de Sineezen tot verlichting der geheugenis, een kort begrijp gemaakt. Maar aan de gefchiedeniffen , die voor de tijden der gemelde acht keur-Kei- zeren gebeurt zijn , twijffelen en niet zonder groote reden , de Sinezen zelfs. Want zeer veele belachelijke en ongerijmde dingen fteeken in de Si- neefche Jaar-boeken, die deze aal- oude gefchiedeniffen vervatten , zoo wel ten aanzien van den ouderdom der volken , als de jaren der Regeerders. En de werelt zou, volgens de fchrif-

of Keiger van Sina, Tt ten van deze Schrijvers, veel duizen- den van jaren voor de Zünt-vloet ge- ftaan hebben: ja drijven eenigen on- der de Sineezen , dat 'er van de Schep- ping der werelt tot aan den tijdt van den Philofoof Confurins (die in her vijf hondert eneen en vijftigfte jaar, voor Chriftus geboorte , ter werelt quam”) driemaal duizenttwee hondert en zeven en tzeltig duizent jaren verloopen zijn.

Met weinigh woorden , eer ik het leven en bedrijf der gemelde acht Kei- zeren ga befchrijven , en de Sineefche keizerlijke Stammen vervolgens op- reekenen, zal ik hier voor af zenden, wat Vorften en Koningen voor de re- geering van den eerften Keizer Foprus , de Sineefche geweften beftiert heb- ben.

De Sineezen verdichten dat d'eerfte

Puoncuus

menfch , dien zy ook voor hunnch Jindi eerften Overften erkennen, Puoncuis o verfte,

genoemt, en uit een verwerden klomp als uiteen ey, gelijk zulks breeder op pag. 78. verhaalt (taat, gefproten was; hoewel eenige Europifche Filofofen, Kainanof Kenan , den zone van Enos, voor den eerften menfch en Inwoon-

| der van Sina ftellen, en dat van dien

|

al d'andere Sinezen harem oorfprong zoude genomen hebben. Zy voegen daar by, dat deze Kenan in zijnen ou= derdom van vijf hondert jaren van deze volken tot Opper-hooft en Ko- ning verheven wiert , en na hem de bovengemelde acht Keizeren , van tijdt tot tijdt, de landen en Ingezetenen be- ftiert hebben. Doch wat hier van zy, dat laat ik op zijn beloop ftaan , en beroep my in deze en diergelijke din- gen op de Schrijvers, die zulks heb- ben op ‘t papier gebracht; ’k begeef my tot het geen, 't welck de Sinezen zelfs van hunne eerfte Overften ge- fehreven hebben.

Na het overlijden van dezen Puon- _Tienhoan-

$ : ij Ets de tweede cuns ‚-regeerde zekre 7renhoangus, ovbe.

Van d'eeuw van dezen Vorft 7 tenboag= gus, Spreekt zekre Sineefche Schrij- ver aldus : Te dien tijde zweefde de Geeft des Hemels overal , en voerde al- lengs flichtelijke geden in, en bracht de menfchen , die anders leerzaam Wá- ren,’ met kleene moeite tot de heusheit en beleeftheit , “voornamelijk, als die

y 2 groote

'

nen

« hd % d

4

|

ie

j

MA Ô

_

in = ie ee re =d

‚172 GEZANDT SCE AP aan den Grooten

groote Draak, ( miffchien. fpeclt de Schrijver op den Leviathan van den

verduldigen. Job.) om 'z leven was ge- bracht , die de ganfthe werelt , met den Hemel en d'aarde onder malkandre te mengen ontroert bad, Want na dat deze Draak, was omgebracht , verkreeg deder dingh zijnen trap en waerd:g- heit.

De Sineefche fchriften melden, dat daar na zekre Thoangus over de luiden heerfchte , en dat deze zonderling er- varen in den loop der Sterren was, de dagen en nachten met namen onder- fcheiden , en ieder maant op dertigh dagen gebracht had. Na dezen fchrij- venze , dat negen andere Vorften wa-

ren gevolgt; doch van deze weten de

Goude eeuw.

Regeering van Keus.

Sinezen niet verhaals-waerdig te zeg- gen; ja, dat meer is, de namen niet eens te noemen.

Na deze negen volgde Ginhoangus;, met negen andre Vortten uit zijn ge- flacht, die de landen in negen deelen verdeilde, Het eene gedeelte wiert den menfchen gegeven om te bewoonen, en d'acht overige verordende hy tot den land-bouw ; invoegen deze Gin- hoangus de luiden , die eerft wilt en verftroit onder elkandre leefden, by elkandre op een zelve woon- plaats bracht. Zy drijven dat het onder zijn regeering éengoude Eeuw was; want d'aarde, alsze flechts een weinigh be- bouwt wierdt, bracht byna van zelfs

vruchten voort, en de Koning bemin-

de zijne Onderdanen met meerder als vaderlijke liefde, die hem wederom, als gehoorzame kinderen hunnen va- der, eerden en dienden. Alle dingen waren toen gemeen , alle menfchen Vrye luiden, en bejegenden elkandre met zonderlinge liefde. Hetis geloof lijk datde Land-meetery uit dit ver- deilen der landen en akkers haren oor- fprong genomen heeft. |

Na deze volgde zekre Yeus, die de luiden, die tot dus lang in de holen en fpelonken der bergen gewoont hadden, hokken en hutten van hout leerde ftichten , om zich daar in tegen het gewelt der wilde dieren te befcher- men. Te dien tijde hadden de Sinezen geen kennis van eenige dingen, die de menfchen tot gerijf en onderhoud van

hun leven gebruiken: want zy ver- ftonden zig niet op den lant-bouw, nochte wiften het vuur niet uitde kaien te flaan , om daar meê de fpijze te ko- ken „en ‘tlichaam te.koefteren ;-maar zy leefden by,kruiden en vruchten, die

in 'twilt groeiden, en aten het rauwe

vleefch van wilde dieren , en dronken het bloet voor den dorft. Zy hingen wilde „dieren vellen, die onbereit wa- ten, zodanigh om ‘t lijf, datze met het meefte lijf evenwel naakt gingen.

Na het overlijden van dezen -Yeus, Regering begon Sujus te heerfchen , die zich van Stas.

wonder wel op de Sterre-kijkery ver- ftont, Hy was d'eerfte, die uit het aan-

_fchouwen der Sterren en onze werelt,

leerde dat ’er vijf Elementen of Hooft- ftoffen waren, als Metaal, Hout, Wa- ter , Aarde en Vuur : welk laaft hy in de lucht vernam, Hy was ook d'eerfte, die het vuur, met het eene hout tegen het ander te wrijven, aan den dagh bracht. Deze kunft van vuur te (laan, is by de Sineezen noch ten huidigen dage in ’t gebruik, en zy gebruiken, na het verfcheiden zaizoen van ’t jaar, ver- fcheiden flag van hout, dat te dien tijde het bequaamfte is om vuur te ge- ven; hoewel zy ook zeer gevoeglijk met een ftale Vuur-(lag vuur uit de kaien weren te laan. De zelve Suus was ook d'eerfte , die in plaats van Charakters en letteren , knoopen van touwen vond, om daar by de gefchie- deniffen t'onthouden, en leerde ook in de fcholen de maniere en wijze van de zelve recht en behoorlijk te gebrui- ken. Men wift toen van geen gelr, noch de'gout-honger had toen de her- ten der menfchen niet bezeten. Hy voerde evenwel Jaar-merkten in , daar op alleen maar ruiling vanWaecren voor Waeren gefchiede, en geene Waeren voor gelt verkocht wierden. Wanneer eigentlijk deze Vorften geregeert heb- ben , en deze dingen gebeurt zijn, weten de Sinezen zelfs niet te zeggen, en twijffelen (gelijk‘te vooren alreê gezegt is) aan de waarheit van de toen gebeurde dingen. Het is evenwel ge- looflijk , dat het voor den Zund-vloet geweeft is : want het gaat zeker, dat voor de Zund-vloct dit uitterfte Afie of Sina van menfchen is bewoont ge- wor-

Tartarifchen Cham of Keizer van Sina. 173

worden. Dus verre zy uit de Sineefche \ beide deze dingen voorzag deze Foe Jaar-boeken-gefprooken van deze on- | bis: want hy voerde den Echten-ftaat zekre tijden ; in't kort zal ik hier het | in, en verordende dat het man-volk leven «en-bedrijf der gemelde acht eer- | in kleeding van ’t vrou-volk verfchil- fte Keizeren , daar af de Sinezen met | len zou. In het huwelikken voerde hy meerder zekerheit-weten te fpreeken, | ook een wet in , waar by een ieder laten volgen, en van den eerften Kei- | mans-perzoon verboden wiert, geen zer Fobius beginnen. dochter te mogen ten wijve nemen, Regeering Deze Fopius wasd'eerfteder Keizeren | die met den vryer eenen de zelve toe- van Fobius. dien deSinezen Thienf , datis, Zoon | naam had; welke wet ook noch ten des Hemels,noemen, met welken naam | huidigen dage zeer zorgvuldelijk on- zy (gelijk zulks op pag. 4. verhaalt | derhouden wort, gelijk zulks op pag: ftaat ) al hunnen Keizeren befchenken. | so. verhaalt ftaat. Om de herten en De Sinezen verhalen, datdeze Fohius | herts-tochten der Onderdanen te ftrces van zijne moeder zonder vader ter | len, en tot een eerlijk vermaak , vond werelt gebracht was: want als zy by ge- | hy zeker muzikaal Inftrument, dat val aan den oever van den poel, die | met zes en dertigh {haren fpeelde. Zo de ftad Lanthien, in’tlandfchap Xenfi, | hoog en treffelijk wiert te dien tijde befproeit, ging wandelen , tradze, zo | de mufijk al gehouden, als of de Si- de Sinezen verdichten, in een groote | neezen , zonder deflelfs overëenftem- voetftap van cen menfch, diein ’t zant | ming, in een gemeene Vergadering en ftont uitgedrukt: waarop zy daar na, | eendracht niet konden gehouden wor- bedekt met Iris of de Regen-boog,was | den. zwanger geworden, en in 't zelflte Als Fohius, na een regeering van Regering landfchap dezen Fobius zou gebaart | hondert en vijftien jaren, dezer werelt 797 mna hebben, de welk in den jare voor | quam t'overlijden , raakte Xinaun=" Chriftus geboorte, twee duizent ne- | Z#s, door zijne uitftekende godvruch- gen hondert en twee en vijftigh , in | tigheit en goedertierentheit , aan het het landfchap , daar in hy gebooren | roer der regeering, en beftierde het was, de heerfchappy aanvaerde, en | hondert en veertigh jaren. Als in de- aldaar den ftoel des Rijks plantte , en | zen tijt zich een groote meenighte van hondert en vijftien jaar regeerde. menfchen in’t Rijk Siza bevond, die Deze Keizer muntte boven al ande- | het lijf alleen by vleefch en wilde kruí- ren menfchen in deugt en vroomheit | den hielden, en byna alt wilt gedierte uit, verftont zich wonder wel op de | vertiert was, begon het voedzel t'ont- Sterre-kijkery , en bemoeide zich zo breeken , dat tot levens onderhoud wel ‘met hemelfche als aartfche za- | van noden was. De Keizer, by dit ken. ‘Want aan den Hemel floeg hy | gebrek van levens-middelen , quam den loop der fterren gaâ, en was d'eer- | de natuur, die van zelfs zo vele vruch- fte, die de groote ronden of loop- | ten niet konde aanwinnen, als de men- kringen des Hemels enandere Figuren, {chen wel van noden hadden , met na de regels der Wis-kunft, op kaerten | kunít en queeking te hulp, en vond afteekende. In’t Rijk voerde hy wet- | allereerft den Ploeg en ander gereet- ten en willekeuren in, daar meê hy | fchap , dar tot den lant-bouw nodigh d'Onderdanen in toom en onder ge- | was. Zulks d'Ingezetenen d'aarde be- hoorzaamheit zeer wijffelijk wift te goften te beploegen, die hier door vijf- houden, en vond ook d'oude Sinee- derlei vruchten , als Tarruw , Rijs, fche Charakters, daar af op pag. 14. | Geerft, Turks koorn en Hauw-vruch- gefprooken is. | ten, voort-bracht. Tedezer oorzake Tot aande regeering van dezen Kci- | noemden zy dezen Keizer Kinnangti, zer, wasin Siga onder de vrouwen en | dat op Neêrduitfch den geeftelijken mannen inde kleeding en zeden geen | Bou-man beteekent. Hy onderzocht onderfcheid. Men wilt toen noch van | ook naerftigh de krachten van al de geen wettelijke Echten-ftaat ; maar | kruiden , en nam daar af de proef; leefdenals beeften onder malkandre. In | niet in andre, maar in zijn zi lig- y 3 aam.

Moangtius heeft ver- febeiden din- gen gevon= den.

174 haam, Alshy-nu hondert, en veertigk jaren geregeert had , wiert hy-van cen anderen Koninkje , Hoaggrins- gche- ten, die hemrvin zijn Rijk volgde , be- oorlogt en overwonnen; daar in hy ook te fneuvelen: quam. Deze neêr- laag gefchiede op den berg Pazo, ter plaatze daat nu de ftad Yeksne , in ‘tlandíchap Peking , gelegen is. d'In- woonders dier plaatze , dragen noch geheugen van dezen oorlog, die, na het gevoelen der Sineezen , d'eerfte oorlog was, die in de werelt gevoert is. Enindezer voegen raakte Hoang- Fins , met gewelt en de wapenen, op den ftoel des Rijks , die niettemin zijns gelijken in vroomheit niet had, en boven maten fchoon van gedaante en rijzigh “van geftalte was. Deze Keizer vermeerderde het Rijk grooteliks met wetten en wille-keuren, vond gewich-

ten en maten, en was d'eerfte van al,

de Keizeren , die een krijgs-heir on- derhield , waar meê hy de weêrfpan- nigc en muitelingen in zijn Rijk zon- derling wift tebedwingen. En niet an- ders was in hem te lafteren , dan dat hy met dit zelfite heir den voorgaan- den Keizer verradelijk om zijn Rijk en leven geholpen had. Hy beftierde even- wel het Rijk , daar hy dus onrecht- vaerdigh was aangeraakt, zeer wijze- lijk , en beminde d’ Onderdanen en ‘tland met zonderlinge hertelijkheit. En om de landen, tot gerijf der reizi- gers, reisbaar en aangankelijk te ma- ken, liet hy verfcheidene heuvelen en bergen doorgraven, en daar door ge- meene wegen of heir-banen maken, en zette daar en boven de palen van het Rijk wijder uit. |

Hy was d'eerfte, die de keizerlijke kroon , en andere cieraden en merken der Keizeren invoerde , en blauwe en geele kleeren gebruikte , om de twee kleuren des Hemels en der Aarde in de dracht nate bootzen. Uit het aan- fchouwen der bloemen vond hy de kunft en ‘tgebruik van met verfchei- dene kleuren te verwen, en wilde dat rijke en gemeene luiden byzondre kleur van kleeren zouden dragen. Zijne Rijks-raden leerden op zijn bevel, den Ingezetenen het maken en bakken van allerlei vaten en kruiken; en ’t hout

GEZANDT SCHaA p dan dèn Grooten

te-heuwen en te fchaven. Hy deed flammen van:bomen fcheeps-gewijze uithollen, om daar meê over groote Revieren te fleeken ; maar over kleene Revieren liet hy Bruggen {laan. Om den koophandel voort tezetten, liet hy penningen van koper muûten ; en om't gewelt der vyanden af te weeren, leerde hy den Ingezetenen nietalleen den wapen-handel door zekre regels’, maar bracht dien ook in ’t gebruik 3 invoegen deze voorzichtige Keizer, zo wel in tijde van oorlog als-vreede, op ‘theil en welvaren der Onderdanen uit was, Het verdient plaats onder de mi= rakelen, ’t geen hier zal volgen, te weten dat in de zaal van zijn Pa= leis zeker kruit groeide, dat die aart en kracht by zich had, dar hee zich, indien een onvroom menfch in zijn Paleis quam, terftont, alseen Zon- ne-bloem na de Zon, na den inko- mer neigde en wende.

Hy kreeg by zijne vrouwen vijf en twintigh zoonen waar onder veertien uit wettelijke huwelikken, hem veel meer neven verfchaften , die hy alle by zijn leven zag opgroeien. De Sinezen drijven, dat hy noit geftorven maar onder den ftaat der geenen ontfangen Zy‚die zy Xinfien, dat is, d'ontterffelijke noemen. Zy verdichten dat deze Xinfteg op de hoogfte vlakten der bergen in weelde en welluft leven , en met de onfterffelijkheit begiftight zijn. Maar fchoon dit, nopende zijn onfterffelijk leven, een verdichtzel en verzierzel is, zo is evenwel deffelfs naam,van wegen

zijne uitfteekende en treffelijke daden,

onfterffelijk gebleven. Want na hem hebben zich alle de Sineefche Keizeren met eenen gemeenen naam Hoangtius laten noemen , gelijk de Roomfche Keizers, naden eerften Cefar, nader-

hand den naam van Cefar aangenomen

‘hebben.

Zie pag.rn

Nahetoverlijden van dezen Hoane- regeering tius , trad zijn zoon Xaohauunsydie in alle van Xas-

deugden uitmunteen vaneen voortref- “*

felijke inborft was , in het twee duizent vijf hondert en zeven en tnegentighfte jaar,voor Chriftus geboorte,in's vaders plaatze , en regeerde vier en-tachtigh jaren. Hy was d'eerfte van al de Kei- zers, die de trappen en ade

er

Ld

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina.

‚der Mandarijns of Majeftraten , door meenigerlei flag van vogelen en kleu- ren; deed onderfcheiden. Want dit is by de Sinezen van outs her altijts on- derhouden , datze den trap. van het ampt, dat iemant bekleet, op de klee- deren te kennen geven.. Dieshalven

_naijenze eenen vogel of eenigh ander

Ktenlius vervoert donderdan tog afgodery.

tecken , dat met gout en zijde gebor- duurt is, achter op de ruch en voor op de borft , waar aan een ieder , die hen tegen komt, terftont kan zien wat waerdigheit iemant bekleed. Doch zy dragen niet alle eenerlei flag van merken : want de geenen, die eenige ampten in de burgerlijke ‘regeering bedienen , hebben altijts tot hunne merken zekre vogels gevoert; maar de Krijghs-overften en Kolonellen hebben,in plaats van vogelen, Draken, Leeuwen, Tijgers en diergelijke an-

dere lant-gedrochten, die de verwoed-

heit des oorlogs te kennen geven, op hunne kleederen gedragen. Keizer Maabauussheeft te dezer oorzake voge- len voor al andere gedierten gekoo- ten, dewijl in ’t begin zijner heer- fchappye de vogel der Zonne ver- fcheen, door wiens komfte , nat ge- meen gevoelen der Sinezen, den Rij- ke geluk en heil te vooren wort ge- fpelt. En byaldien deze vogel in lang nict gezien is, zo willen de Sinezen, dat hier door den keizerlijken geflachte d'ondergang en aanftaande oorlogen te vooren worden gefpelt. Wat dit nu voor eenen vogelis, heb ik niet kun- nen vernemen ; maar uit de gedaante engeftalte, daarin hy vertoont en af- gemaalt wort , zou men mogen zeg- gen dat het een Arent was, uitgeno- men dat de veeren wonderlijker wijze met kleuren gefchakeert en meenigh- verwigh zijn. Dan dewijl hy zich zo zelden laat zien, zou men vermoeden dat het de vogel Phenix was; de Si- nezen noemen hem Fuzhoang. | Aisdeze Keizer het Rijk veele jaren

„gedvruchrigh en rechtvaerdigh be-

ftierthad., en van wegen zijnen hogen guderdom’s Rijks zaken niet langer konde gade flaan , vervoerde zekre bedrieger Kienlius door zijne bedrie- gelijke toveryen en fchrikkelijke {po- ken en nacht-geeften , het domme en

175

onverzichtige volk van den weg der waarheit, tot fchandelijke en ongeoor- lofde offethanden ; zulx hier door de herten van byna al d'Onderdanea met

de vuilfte en fchandelijkfte afgodery en waângeloof befinet wierden. Waar

over de Hemel een geweldige vlaag en ftorm van alle jammerniilen en el- lenden op deze volken uitftortte, en ‘tganfche Rijk deed daveren en dreu- nen.

Na hem raakte Chwenhious , neef van Hoangtius van broeders wegen , door zijne uitfteekende kennis in den loop der Sterren, in den jare voor Chriítus geboorte, twee duizent vijf hondert en dertien, op den {toel des Rijks en heerfchte acht en tzeventigh jaren, Hy rechttehet allereerfte den vervallen Gods-dienft weder op en herftelde de godvruchtigheir zijner Voor-ouderen; zulks al d'Onderdanen alleen den eeni- gen opperften Keizer des Hemels met gewoonlijke kerkelijke gebaeren en plechtigheden weder begoften te vie- ren en eeren. Onder ander wiert zekre wet ingevoert, waar by niemant an= ders , dan den Keizer ,geoorloft was offerhande te doen. Zo waerdigh en hoog hielden zy toen hunne offerhan- den, datze de Priefterlijke waerdig- heit, die by hen voor het hoogfte ampt gehouden wiert niemant dan den Keizer wilden laten bedienen.

Zo dra was Chueuhious dezer werelt

Regeering

wan Chuen- HIOUS.

Regeering

niet overleden , of deffelfs neef Cous, van Cons.

dat Opperflen beteekent (welken naam hy door zijne uitfteekende deugden en vroomheit verkreeg) wiert,„met gemeen goetvinden (in den jare, voor Chriftus geboorte, 243 5.) tot Keizer verheven.

Hy troude , ‘tgeen toen wat nieuws

was, vier Vrouwen, enrkreeg daar by ook vier zoonen. Een van deze vier verworf, met beloften te doen, van den opperften Keizer des Hemels eenen zoone, die Cieus genoemt wiert. D'ander baarde eenen zoone, A tus ger heten, dien zy meê , naar men zeid, van Xangti, dat is van Godt, met gebeden verkreeg , daarze te vooren: altijds onvruchtbaar was geweeft. De derde Vrouw baarde , in de vierde maant na d'ontfankenis , eenen zone Yaus , na datze eerft in den flaap eenen roo

Regeering van Yaus.

176

rooden Draak , die by de Sinezen vooreen teeken vân gtoote voorfpoet en geluk gehouden wort, gezien had. De vierde kreeg eenen zoone, Cheus geheten. Deze wiert van zijnen vader Conus ‚na het verloop van eenige jaren, voor al d'amderen op den Throon ver- heven , dewijl hy te dien tijd deed blijken, dat hy van een treflijke inborft, en iet goers van hem te verwachten was. Maar hy ftont niet lang op dien trap van voorfpoct; want zo dra hy na ’s vaders doot alleen heerfchte, ver- anderde hy wel haaft van zeden, en verviel tot alle onbehoorlijke dertel- heden ; zulks hy, by levendigen lijve, ‘twelk noit eenigh Keizer voor hem weder-varen was, van zijn Rijk be- rooft wiert. Want tot dronkenfchap en vrouwêren gaf hy zich zodanigh over, dat hy ’s Rijks-zaken in ’t wilt liet loopen, en niet met allen gade floeg.En als hy van zijne Lant-voogden dikwils vermaant wiert, om zijn ampt waar te neemen , maar zulks in de wint floeg , oordeelden d'Onderdanen , die tot dus lang van vroome Keizeren ge- regeert waren , dat hy onwaerdig was langer het Rijk te bezitten; zulks zy hem in het negenfte jaar zijner regee- ring van den Throon in ballingfchap verdreven , en zijnen broeder Yaus in deffelfs plaatze verkooren.

Deze Yaxs ‚die inhet twee duizent drie hondert en zeven en vijftigfte jaar, voor Chriftus geboorte , het Rijk aan- vaerde, en tnegentigh jaren heerfchte, wortin al de Sineefche boeken voor den aller-godrtvruchtighften Keizer uitge- roepen. En gewiflelijk, indien men des

zelfs uitgevoerde daden, en ganfchen

loop des levens wel overwegen wil, hy heeft niet alleen de Sineefche,

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

begrip en werkte alles door een inge- boorne deucht en fchranderbeit wit.

De Sineefche boeken melden , dat, onder zijn regeering, de Zon in den tijdt van tien dagen niet onderging, en de menfchen vreesden dat ‚de werelt verbranden en in vuur vergaan zou; dewijl ‘er overal groote brant was ont{taân. De Sinezen dryven ook dat te dien tijde, geweldige en ver- fcheidene wanfchepzelen van Slangen uit der aarde voortquamen; en dat deze Yaus in deze qualen en onheilen, met zijne gewoonlijke godvruchtig- heit en goede zorge, tot heil en wel- varen der Ingezetenen , zodanigh daar in voorzag, dat hy voor den rechten verloffer en weldoender des vaderlants van eenen ieder uitgeroepen wiert.

De zelve Keizer fchepte ook groot vermaak in’t gade {laan en ’t betrach- ten der Sterren. Hy verbeeterde de jaar- reekening, die eenige dwalingen on- derworpen was , en gebruikte daar toe den arbeid van tyvee voortreffelijke mannen, His en Hous , die zonder- ling in-den loop des Hemels ervaren, waren. Midlerwijlde Keizer met deze dingen zich bemoeide , leerde zijne gemalin, de Keizerin , d'andere vrou- wen het aanqueeken van Zy-wurmen, ende kunft van Zy te bereiden,en zyde ftoffen te weeven. Deze Yaús verfde zijn wijn-brauvven met verfcheidene kleuren, zulks de zelve blonken en glinfterden , als een regen-boog , die zich aan de lucht by regenachtig vveêr vertoont. Daar na veranderde hy den ftaat der regeering , en voerde de zes hooge Recht-banken in, als Sipu, Haps Limps, Pimpu, Campa en Hampa , daaraf op pag. 4. in ‘tbreed gefprooken is.

maar byna al de Koningen des gan-

Na dat hy dus alles in orde had gee rou: draagt fchen aartbodems zo wel in vroom-

bracht, droeg hy hert Rijk, by leven- zijn Rijk aa7

eenen ander

heit, als roemrijkheit of overwonnen of gelijk geweeft. Zeker boek, Xu geheten, dat onder zijne regeering in ‘tlicht wiert gegeven, melt in tkort zijne lof,met deze trceffelijke lof-reden. De proome daden pan Yaus hebben de ganfche werelt vervult. By hem was een zonderlinge groote naerfligheit , en hy eerde eenen ieder na zijne waêrde. Hy was verflandigh , zedigh, gauw van

nnee ee nn gn nn nnee nennen Anneessens

digen lijve, aan eenenander over , daar in hyook meer opt gemeen, dan op ‘tvvelvaren ende liefde van de zijnen zag. Want hy ging zyne Zonen, die

evenvvel van hem in deugt en vroom-

heit niet ontaarden, al vvillens voorb; en droeg hert Rijk aan zekren perzoon op, die hem in bloet-verwantfchap nietbeftont,en daar in hy niet koninklijx zag, dan alleen de deugt en vroomheit.

En

| Gefprek

van Yaus

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sind.

En als hy by geval met eenen van zijne

mer Fangins, Rijks-radente woorde quam, en zei-

over t af- Jlaan van % Rijk.

Famus “wil

de dat hy zeer bekommert was , wien hy het hoog gezag der regeering zou aan-bevelen antwoorde hem deze Rijkx-raadt , Fangius geheten, met deze woorden : Zu uwe keizerlijke Hof en geflacht iser een, dien zy de beer- fehappye geruftelijk, moogt overdra- gen. Uwe oudffe zoone Chus is van een goede inborft, zonderling voorzich- zigb, gauw wan Verflant, en die Van w geenzins ontaart : dezen en geen anr der , indien gy na my wilt luifteren, zul gy ber Rijk, overdragen. Maar Yaus , zijne reden onderfcheppende , {prak tot hem aldus: Weet gy niet, Fan- gius, dat ik, immers zo groot een misha- gen neem, in't prijzen van quade, als in't lafteren van goede luiden? Mijn zoome is mont-ganw en Wreveligh ; en zijne woorden komen met zijne werken ziet overëen. Hy weet zich uiterlijk als een wijs enn vroom man aan te flellen; maar inwendigh is niets by hem, En in dezer voegen, bejegende hy dezen Rijks-raadt, die hem ’t honig zocht om den mont te fimeeren, en ftelde het afftaan des Rijks tot op eenen an- deren dag, uit.

Na een kleene wijl , als hy den ftoel

zijn Rijk aan des Rijks tzeventig jare bezeren had,

Sungouns vverdragen.

ontbood hy by zich zektën Sungous, een van zijne getroufte en voornaamfte Raden, en hief tot hem aldus aan : Aan ww denk, ik, mijn Rijk over te dragen; want ik zie dat Zy alleen, door we mijsheit en deugt , daar toe be- guaam zijt. Maar Sungous floeg zulks ernftelijk af, en zeide dat hy met die deugden niet vergiert was, daar meê een keizerlijke Majefteit mioefte verzien zijn} ten anderen , dat hy die eere ook niet verdient had, nochte niet machtig was zo cen laft te dragen. Als Yaus over ’s mans ftantvaftigheit , in 't af- flaan van de heerfchappy, zich verwon- derde, vroeg hy hem, indien hem niet aanftont Rijk t'aanváerden , wien hy dan dezér eere waerdigh achte. Toen hief Sungous, in tegenwoordigheit van alle de Majeftraten en Rijks-raden, al- dusaan: Aangezien gy mysò Keizer; aanfpreekt over eenen beguamen nar

volger in 't Rijk,» daar voor Ey my;

178 hoewel Ponrecht, aanzaagt, Käl ik evenwel niet verzwijgen dat tot uw ei- gen, en’s Rijks welvaren zal. ffrekken. In ww gebied is een huisman, die onger trout is en by eenen ieder voor cen Vrû- men man gehouden ; en; om zijn God- wruchtigbeit en lieftaligheit , van al de naburige buis-luiden geveert en bemint wort ; want zy leenen en geven hem, zonder vragen, hunne landen en buigen te gebruiken. Het gevoelen; datze van zijne oprechtigheit hebben , doet hen zor danigh na hem Inifleren , datze in alle voorvallen zijn raadt volgen. Zijn naam is Xunus, zijn vader; die zot is, wart Cufeus gehetens deflelfs Moer der valt ongemeen hlapachtigh, en zijne broeders zijn bowaerdig en balsffarkigh. Deze Kunus beeft evenwel door dienft- willigheit en nederigbeit hen alle, die in driften en berts-tochten zo veel van cl- kandre werfchillen, zo bedwongen en in toom gehouden, datze niet alleen zich met elkandre, maar ook, met de deugt werdragen hebben. En'tis hem niet gez noeg andere tot “yromigheit en verbeten ring te brengen, maar by kaftijdt zich zelven ook, dageliks , poogt den top des deuchts te bereken, em is cen gen gwooren hater van't quaat gezelfchap. Dit (prak Sunpgous tot den Keizer Yaus. De Sinezen voegen daar by dat deze zelflte Xunus,den ganfchen tijt over; zo wel toen hy achter de ploeg ging ; als ten Hoof het Rijk beftierde, noit af liet, de deugden van eenen ieder zich eigen te maken. Als Keizer Yaus Sungous gehoort had; zeide hy, 4 Zal den man mverzoekén , of by daar toe begwaam is. En het leed ook niet lang aan , of hy zond aan Xuzws tweedoch- ters, die alreê huw-baar waren4 Xunus daar naten wijve nam: als ook negen zoonen, die onder zijn gehoor- zaamhcit-en t'zijnen bevele {taan zou- den. Midlerwijle droeg hy hem ook de Landt-voogdye van het Gewefts- daar in hy woonde ;volkomientlijk ops om &erft een proef van zijne deugt.en vtoomheit „in ’t gezág van eén kleen ampt, te neemen. Maat hier in droeg Xunus zich zodanigh, dat een teder ; en voornamelijk Yaus, zich over hem verwonderde. Yauss die zich vers heugt toonde over zo &en vroomenen z deug-

Reden van

Faus aan Kunus.

178 deugdelijken navolger, nam Xuaus, na ‘tverloop van drie jaren, tot amptge- noot aan, maakte hem meê deelach- tigh aan ’t koninkrijk, en liet de gan- fche regeering alleen op hem aanko- men 5 welk ampt hy, by levendigen lijve van Yaus, velle acht en twintigh jaren , met grooten lof van vroont- heit, tot heil en welvarender gemeen- te, bekleede, En blijkt hier uit, dat ‚ook een eenigh koninkryk twee Op- pershoofden kan lyden , indien hen beide de deugt verzelfchapt.

Toen nu Yaxs oud en afgeleeft was, vermaande en moedighde hy Xuzus op zyn dood-bedde, (t welk ontrent den jare, voor Chriftus geboorte, twee duizent twee hondert en acht en vyf- tigh was ) om 'troer der regeering taanvaerden , met deze woorden: Treede tot my Xunus: % heb teekenen genoeg van uwe trou en proomheit bee jPenrt ; en wwe daden komen met wwe woorden wel over-een. Wel aan dan, aanvaerde den Rijks-ffaf , dien men uwer deugt en ‘verdienften fchuldigh is. Drage zorg, dat.gy uwen Onderdanen in plaats van eenen wader zijt ; en ge- denke, dat gy het wolk en niet het volk u moet dienen. Want hierom muut een Ko- ning boven al zijne Onderdanen uit; om dat hy alleen behoort woor hen allen zorge te dragen en te waken. Na dit zeggen overleed Yaus dezer werelt : over wien Xuuus, niet anders als een zoone over zynen vader; groote droef- heit en rouwe bedreef. En op dat hy des te bequamer en vryer zyne rouwe konde bedryven, liet hy zyne Rijks- raden met de regeering geworden, en bleef drie volle jaren by het graft van Yaus , zonder oit daar af te gaan: want zo lang dragen de zoonen over hunne ouders rouwe , gelyk zulks op pag. 52. breeder verhaalt ftaat.

Deze Xunus was een zeer voorzich- tigh en zachtmoedigh Keizer, en die van zyne onderdanen zonderling be- mind wiert;’t geen hy door zyne over- groote liefde , daar meê hy d'onder- danenbejegende, te weeg bracht. Men zeid dat hy inieder oog twee oog-ap- pels had, ’t welk by de Sinezen voor een teeken van ongehoorde voorfpoct gereekent wort.

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

Dezelve Xunus verdeilde d'Ingeze- tenen in verfcheiden orders of Gilden, verzag eenen ieder, na zijne waerdig- heit, met eenige ampten, en voerde in't Rijk nieuwe gewoontenen wetten in. De zes Recht-banken, onder de regeering van Keizer Yaus ingevoert, bracht hy tot een gevoeglijker form, en voegde veel ampt-genootenin, dic eensdeels het recht als byzitters met de. Majeftraat zouden helpen bevor- deren „en eensdeels met gelyke macht, in fteê van de Majeftraten of Manda- tijns, heerfchen. Daar na verdeilde hy het ganfche Rijk in twaalf landfchap- pen , bezichtighde die ook. jaarliks zelfs in perzoon, en queekte en be- minde, boven al andere menfchen, ge= leerde en wijze luiden, Hy belafte ook

alle de landvoogden en Mandarijns in ve

Nuttige

Eten vant

ieder Landfchap,datze in den land-bou, Xun

met den bou-luiden eenigh ander werk of arbeid op te leggen, geen verhin- dering of beletzel zouden brengen; maar hun uitterfte vlydt aanwenden, dat de lantbou voor alle andére wer- ken mochte behertight worden, op dat de landen eenen ryken Oogft van vruchten mochten uitleveren. Hy deed hen ook wel ernftelijk belaften, datze de reizigers, die van verre quamen reizen , mindelijk zouden onthalen: luiden , die-vroom en bequaam waren, alleen ampten laten bedienen; eerlyke en goede luiden geloof geven „en qua- den en onvroomen te laten gaan. Hy voerde ook vijfderlei zoorten van

Vijlderkeà

ftraffen in ; waar by de misdadigen, na fran.

de grootte der misdaden , of met het afhouwen der neuze , of teen, of voct, of hant, of hooft geftraft wierden. Doch hy belafte daar by „dat de Rech- ters, indienze twijfelden wat ftraffe zy den misdadigen zouden opleggen, tot goedertierentheit en zacktigheit

zouden neigen. Hy voerde ook , na priederlei de grootte der feyten , driedérlei bal-teliefchar.

lingfchappen in, waar van d'aller- zwaarfte was , voor balling buiten 't Rijk S724 by uitheemfche volken ge- bannen te worden. De ban-paal van de middelmatighfte, was duizent /y of Sineefche ftadiën buiten het Rijk te blijven ; maar de derde en zachte, bande de misdadigen alleen maärtbui-

ten

Tartarifchen-Cham, of Keizer. van Sina: 179

ten het Rijk , zonder de lengte van | gelyke al gevonden worden. Ook vind plaats daar by te voegen. n ‚men daar af noch ten huidigen dage Maar het gedenkwaerdighfté dat | d'overblijfzelen en kenteekenen, Daar 28-94 deze Keizer , gedurende zyne-regee- | wierden grachten of koninklyke Vaar- ring oit verricht heeft, is dit vol- | ten met de fpa gegraven, daar in gro= gende; te weren „dat hy liet verbie= | tefcheepen vlotten mochten : men den, dat niemant hem , om dat‚hy groef ’er heele bergen door , en maake Keizer was, zougehoorzamen; maar | te, op andere plaátzen, Meiren en Poe- om dat-hy belafte, ’t geen billik en | len droog; en elders , met het water recht was: want als hy op zekrentijt | rontom te bedijken , weêr nieuwe zijnen Rijks-raden iets had te belaften, Poclen, Groote Revieren wierden op wet Pri fprak hy hen aldus aan : Das volge | twee en drie kleene Revieren verdeilt fprenk van mijne lalt, als ik u iets kom-te be- |of in Zee geleidt; waar door groote Xunus. daften’, dat goet enbillijk,is. vlakten en laege ftreeken lands dat Elrfein= _ Onder de regeering vandezen Xunus | voor dezen onder watcr lag boven, end raft ig vielen de Tarters (daaraf nergens voor | water quamen te leggen. Yus vere -_dezentijt in de Sineefche fchriften ge- | plichte dezen Xunus (met deze werken \ wach. gemaakt wort ) in Sina, en | tot volkomentheit te brengen , als TR roofden en ftroopten door *t ganfche | ook door zijne deugden, daar in hy land. Maar Xunus, dien het welva- | zonderling uitmunte) zodanigh aan ren-zyner Onderdanen ter herte ging, | hem, dat Xwags zijne eigen zoonen trok hen met zyne Overften tydelijk | voorby ging, en hem tor Rijks-ge- tegen en bracht het Rijk weêr in | noot aannam ; zulks zy beide (een ruft. Hoewel, zedert zo veel eeuwen, | vreemt en ongchoort ding) zeventien de Tarters noit hebben afgelaten het | jaren met gelyke macht en gezag ree Rijk Siza te quellen, plagen en be- | geerden. oorlogen ;en endelijk,by onze dagen, | _ Als,na het overlyden ván Xuzus, daar-af meefter gewerden zijnsen ’t zel- | deffelfs oudfte zoone qualik opnam , ve bemachtight hebben; gelyk zulks | dat Yves voor hem ging, dewijl hy in het volgende hooftftuk in’t breed | zich voorftaan liet, dat het Rijk van zal verhandelt worden. | rechts wegen hem toequam , zocht hy Als-te dezer tydt Keizer Xuaus in | dat met de wapenen te bemachtigen. groote bekommering ftak , op wat | Maar vvat lift hy aanvvende, En hoe wyzehy het hooge water , dat devlak- | groot een gevvelt hy te vverk ftelde, fte geweften des Rijks dreigde blank te | zo kon hy evenvvel niet met allen uit= zetten , zou tuiten; gaf hy eenen ze- | rechten. Yvas verliet wel den keizer- kren Quenius laft , om cen dyk daar | lijken Throon ; maar de voornaamtte tegen op te werpen ; maar als deze | ’s landts Ingezetenen sziende de rede- Quenius zynen laft na behooren niet Iykbeit en zedigheit van dezen vluch= naquam, (dat hem ook op zijn leven te | teling verlieten den zoone van Xunus, ftaan quam ) bevalhy dit werk aan des- | en verhieven dezen Yyus, als die der zelfs zoone Yvus. Deez, nemende aan | heerfchappye waerdigh was, en zijns ’s vaders ftraffe cen leering, behartigde, | gelyken in treffelyk uitgevoerde daden in den tijdt van dertien jaren „het werk | en verftant in ’t ganfche Rijk niet had, met zodanigh een naetftigheit dar | op den keizerlyken Throon. | het endelyk, tot groot gerijfder Inge- | Deze Yvas was de gront-legger van, Fous drer- zetenen , tot volkomentheit gebracht | d'eerften Sineefchen keizerlyken Stamm,fi® Srons-kee- À À ) 1 - ger wan den wiert. Men zeid dat hy , geduurende | dien hy Haa liet noemenzook was hy de eerften stam dezen arbeid, dikwils zyn eigen huis | laafte, die van de zijnen tot Keizer ver #iaa. voorby ging, zonder daar in te gaan, | kooren wiert: want als de Rijks-ftoel om geen tydt vergeefs te verfpillen, | na zijn overlijden ledigh ftont, wiert maar’s Konings bevel op ’t fpoedigfte | zynen zoone, mer gemeen goetvinden te volbrengen. Overgroote en wonder- | der Rijks-ftanden (gaande zeker Yens Iyke werken rechte deze Yvus uit, en | voorby , dien Yaus zelf eerft tot nar ik twijffel of in de ganfche werelt dier- | volger gekooren had ) de heerfchap-

X2 pyc

en a me and

Tweede (lam Xanga.

De derde fram Cheva.

180

pye opgedragen; zulks, van dien tijt

af, de wijze en gewoonte van verkie=

zing in een erffelijke- navolging tre- dende de zoone in-des vaders plaats; verandert wiert: 8

Deze (tam of dit geflacht, dat zijn aanvang nam met dezen Yyus, (inden jare, voor Chriftus geboorte, twee dui zent twee hondert en zeven) bekleede den keizerlijken Throon vier hondert en een en veertigh jaren ; zulks daar uit zeventien Keizeren voortquamen , die elkandre by erffenis geduurigh volg- den, ent Rijk Sina beheerden. Niet ongevoeglijk zou hier vervolgens by- gevoegt kunnen worden, wat ieder Keizer, gedurende zijne regeering , verricht en uitgevoert heeft ; maar de- wijl, behalven het gebrek van goede Schrijvers, dit werk veel meer eenige boeken , dan deze weinigh bladen zou vereifchen ; en ten anderen , ons voor- neemen alleen is , ‘t verhaal der laafte oorlogen, daar in de Tarters geheel Sina afgelopen hebben, denlezer voor tedragen, zal ik alleen maar blootelyk de ftammen , te weten wanneer ieder opgekomen en onder is gegaan , ver- volgens ten toon ftellen ; *t welk tot geen kleene opening en ontdekking van d'aanftaande oorlogen, daar in dik- wils van de ftammen gerept wort wil ftrekken. |

Na dit geflacht Hzaa t'onder was ge- bracht, ontftont het geflacht- Xanga, waar af de Keizer Tangas, in den jare, voor Chriftus- geboorte, duizent zeven hondert en zes en tzeftigh d'eerfte

Gront-legger en Stichter was ; die het

zelve, na zijne Heerlykye van Kanga, Xanga noemde. Dit geflacht heeft acht en twintigh Keizeren uitgelevert, en zes hondert jaren (te weten, tot aan den jare, voor Chriftus geboorte, elf hondert en twee en twintigh ) op den keizerlyken Throon gezeten.

Na dezen ftam ontftont in den jare, voor Chriftus geboorte, elf hondert en twee en twintig „de derde ftam Cheva, die tot hunnen gront-legger had ze- kren Faus , die zich in ’t begin van zijne heerfchappye Uwvus , dat firijd- baar te zeggen is , liet noemen. En hier uit , mijns oordeels , is ook in ‘tgebruik gekomen , dat ook op de-

GEZANDT SCH AP adm den Grooten

zen huidigen dag de Sineefche Keize- ren van namen veranderen,alffe tot den top der: keizerlijke waetdigheit verhe- ven worden. Gelijk gemeenlyk-de ge- ne, die tot Paus van Romen verko- ten wort , ook eenen andrem naam aanneemt. De ranken van dezen ftam; die ten getale van. zeven en deftieh beliepen, zaten op den Rijks-ftoel acht hondert en zes én rzeventigh jaren; te weten, tot aan dei jare voor Chriftus geboorte , twee hondert er’ zes en veertigh, als wanneer, na het vernie- tigen van dit geflacht; de vierde ftam

Cina opftont, wienseerfte grönt-leg- olen

ger Cin of Chingas genoemt was ; maar hy liet;in ‘t aanvaarden zyner heerfchap- pyes zich Xius fioermen. Deze'ftam Cina, daar af het Ryk haren naam be- komen heeft, ( gelyk zulks’in’t begin van onze Reis-befchryving op pag. $. gemelt is ) en daar uit alleen maar drie Keizeren gefprooten zyn, regeer-

de veertigh jaren, tot aan den jare, « voor Chriftus geboorte , twee hon-

dert en zes.

Na het dempen van dezen flam, zijns, nam raakte de vyfde ftam , Hana geheten, Hans.

in den jare, voor Chriftus geboorte,

twee hondert en zes, op den Rijks-

ftoel. De gront-legger van dezen ftam was een zekre Leupangus, die van éen eervergeten Rover eerft Velt-overfte gemaakt wiert, daar in hy zich zo dap- per wift te quiijten, dat hy daar na tot

de keizerlijke waerdigheit ‘verheven

wiert. De ranken van dezen (tam heb- ben de heerfchappye over Sina ge- voert , tot aan den jare , na Chriftus geboorte , twee hondert en vier en tzeftigh.

Dit vijfde geflacht t'ondergebracht _ zefege- zijnde , ontftont hèt zefte geflacht fte Gna,

Cyna geheten, 't welk duurde totaan den jare,na Chriftus geboorte, vier hon- dert en negentien. Onder de regeering van dit geflacht, waren 'er vijf Konin- gen teffens , die Utai genoemt wier- den, enover de vier hondert jaren zo fel onder elkandre oorlog voerden, tot datze alle t'ondergebracht waren :

waar nadezevendeftam Tanga volgde, _zrvend, die de ganfche heerfchappy van Sima flam Tange,

bemachtighde , en met hare ranken tot aan den jare, na Chriftus geboorte, _ zes

„Acht fte

flam Sunga.

Negende flam Ivena.

Tartarifchen Cham ,

zes hondert en achtien , loflijk re- geerde.

Zo dra deftam Targa was te gron- de gegaan, ontftont inden jare negen hondert en drie en twintigh de achte ftam Swnga ; waar dan de heerfchappye verbleef, tot den jare, na Chriftus geboorte, twaalf hondert en acht en tzeventigh. In dit jaar veroverden de Tarters , na datze dtie en tzeventigh jaren met den ftam Sunga oorlog ge- voert hadden, het ganfche Sineefch Rijk, brachten dezen ftam tonder, en eenen nieuwen op den Sineefchen Throon , dien zy Zvéna noemden , die tot het jaar dertien hondert en acht en tzeftigh den ftoel des Rijks bezat , en

over de Sinezen de heerfchappye voer-

de. Maar in het zelfite jaar ftont op zeker Sineefche offer-Paap, Hu ge- heten, die, met hulp van zyne lands- luiden, de Tarters weêr uit Sina ver- dreef. Hy zelfs klom op den Throon, liet zich Hwaguvus, dat is, de ftrijd- bare Zoldaat, noemen en rechtte de ftam Taiminga op, dietwee hondert en tachtigh jaren regeerde. Maar en- delijk wiert ook deze ftam , in den jare zeftien hondert vier en veertigh, van de Tarters weêr uitgeroit, de welken het ganfche Sineefche Rijk bemachtig- den, en een nieuwen ftam, Zazcinga geheten, onder deflelfs eerften gront- legger Xunchius , gebooren Groo- ten Cham van Tartarye, oprechten. Op wat wijze nu deze Tarters by onze dagen ’t Rijk Sina verovert, en 't gan- fche geflacht Taiminga gedempt heb- ben, zullen wy in het volgende hooft- ftuk op het kortfte en bondighfte gaan verklaren. Dan om in een ge- voeglijke orde voort te gaan , acht ik hoognodigh, het werk van wat hoo- ger op te halen, en d'oorzaak, waar uit d'eerfte, en deze laafte oorlog ont- ftaan zy, een weinigh nader tonder- zoeken.

De Tarters, die in oudheidt alle volken in Afie overtreffen , en waar uit veele en verfcheidene volken ge- fprooten zijn, hebben zedert den jare, voor Chriftus geboortc, duizent twee hondert acht en vijftigh, doorgaans felle en bloedige oorlogen tegen de |

of Keizer van Sina. i8t op de Sinezen de zegen bevochten; maar zijn in tegendeel by wijlen, na ‘tbevechten der zege, van hen weder verovert èn uit den Kijke gedreven, Onder den naam Van Tarters, ver- ftaan ik hiet deze volken, die buite woon-plaatzen hebben aan de Noort- zijde, over die wijdberuchte en ver- maarde Muur, die de Sinezen tegen het invallen der Tarters lieten ftichten, en zich vant Ooften tot het Weften drie hondert duitfche mijlen verre ftrekt, gelijk daar af breeder op pag. 189. gefproken is. By gebrek van de letter R hebben de Sinezen zelf deze volken al van outs her 7ata genoemt; ‘twelk oud Tartarye, zo na ’t Ooften (den Europers noch weinigh bekent) als na tt Wetten bewoont , daar de Rijken Sarmarkand, rn Niuche, Niulhan, en andere Rijken , die deze volken bewoonen, gelegen zijn: wel- ke Rijken zich van ’t kleen Tartarye en't Rijk Kaskar tot de Ooft-zee bo- ven Japon ftrekken. Uit wat oorzaak deze volken zoo een geweldige reeks van eeuwen dus | vyandlijk tegen elkandre gewoed heb- 7

ben, wort by de Schrijvers der Sinee- Stmeaen.

fche Hiftorien verzwegen. Maar ge- voeglijk kan d'oorzaak van deze lang- durige twift en ingewortelde haat op d'ongelijkheit der zeden en manieren van beide deze volken gelegt worden : want gelijk de evengelijkheit der ze- den van twee volken, een verborgen beginzel en aanleiding van onderlinge vrientfchap is, alzoo ís ook in tegen- deel, d'ongelijkheit van zeden en ma- nieren een beginzel en rechte oor- fprong van vyandfchap. Hoe verre nu de Tarters en Sinezen in zeden en ma- nieren van elkandre verfchillen, blijkt genoeg aan hunne dagelikze oeffenin- genen werken, die een ieder van kints been af behertight. De Sineefchis een vreêminnend volk , genegen tot den Land-bouw en alle goede kunften, en bemoeit zich met de Filofophie ; maar de Tarter integendeel, is genegen tot de jacht , gaat met liftigheden en be-

driegeryen te werk, jookt na den oor- | log, en is zeer wreed, woeft en one

| gebonden van zeden. Beide zockenze

En

Sinezen gevoert. Dikwils hebbenze | de ledigheit te fchuwen; maar ieder

X3 heeft

De Tarters

weroverén Sina. 1278-

182

heeft daar in zijn byzonder oogmerk.

De Sineefch tracht de ledigheit te fchúwen, om eerlijk te leven ; maar de Tarter, om verwoed en beeftach- tigh te leven. Beide deze oeffeningen drinken deze volken van kints been af in, houden die geftadigh voor oogen, en prijzen de zelve zodanigh , als ofze zonder die den top van gelukzaligheit niet zouden bereiken kunnen.

En fchoon de Tarters en Sinezen onder elkandre , door een onderlinge haat en wrok,zo lange jaren deze bloe- dige oorlogen hebben gevoert , zoo leeft men evenwel niet, dat’er oit fchrikkelijker en zwaarder ontftaan zijn, dan in deze onze ceuwe, daar meê de Tarters niet alleen ’tganfche Rijk hebben afgelopen, maar ook de laat- fte Sineefche Stam zoodanigh uirge- roit, dat de geringfte overblijfzelen daar af niet meer te vindenzijn; doch om des te grondiger d'oorzaak van dezen laaften oorlog te verftaan , zal ik twee andere veroveringen van ’t Rijk Sa in 't kort voor af zenden.

Vooreëerft ftaat aan te merken , dat de Tarters van Wett-Tartarye , na datze byna geheel Afie, het gezegen- fte deel des bewoonden werelts ; on=

Pd der hun gebiedt en macht gebracht hadden , toen ook het Rijk Saa, ontrent den jare , voor Chriftus ge- boorte , twaalf hondert en zes, gingen beoorlogen , en daar in geheele dric en tzeventigh jaren met zo een overfelle

dapperheit volharden , datze endelijk | /#

in den jare duizent twee hondert en acht en tzeventigh , na het dempen en te gronde brengen van den keizer- lijken (tam Sunga, het ganfche Rijk bemachtighden en onder gehootzaam- heitbrachten. De Tarters , na het ver- nietigen van den Sineefchen ftam Suz- ga, brachten toen een nieuwen Tar- tarifchen ftam op den Throon, dien zy Iwena noemden; uit de welke ne- gen achter-een volgende Keizers, die

het Rijk by erffenis van elkandre over-

namen en ruftelijk en vredelijk re- geerden , voort-gekomen zijn. De Tarters, die dus vredelijk alles bezaten, en zo wel met de veroverde Sinezen , als rontom-leggende Grens- buuren in vreê en eendracht zaten ,

GEZANDT SCHAP aan den Grooten

wierden endelijk door de Sineefche welluften zodanig ontaart en gezwakt, datze der Sinezen zeden en manieren

allengs aannamen, hunne fterkten en -

veftingen lieten: vervallen ja zelfs hunne fterkte en krachten verleerden; zulks zy endelijk, door al te groote voorfpoet , en ‘t genieten der vreede van zo veele jaren, van manlijke en ftrijdbare Tarters, in verwijfde Sine- zen ontaarden en veranderden. En fchoon de ranken of Keizeren van dezenftam Jvena , met groote be-

Mompeling onder de Si-

negen onm

fcheidentheit en zeer pryzelijk de Si- ? jok der zar-

neezen regeerden ; zoo lagh evenwel den Sineezen, die de Tarters in ’t bezit van't Rijk zagen, de groote neêrlaag hunner voorouderen , en ’t ombrengen en bloetvergieten vanzoo veel duizen- den in hunne gedachten. Zy voelden daar en boven zich geprikkeltdoor een innerlijke liefde en drift tot de vryheir, invoegen een ieder de zelve alrcê in zijne gedachten had op-geflokt , die

ters af te

fchudden.

noch verre te zoeken was. Dies ging

daar vooreerft onder eenigen, dic een weêrzin in het Tartarifche jok hadden, en dat hunne lands-luiden zochten van den halze te {mijten , eenigh heimelijk mompelen om ; met bybrengen, Hoe vrolijk en gewilligh men zou buigen en gehoorzamen , indien zy wan een binner inboorlingen geregeert wierden: dat bet ben tot een eeuwige fchande en oneer flrekte , zich wan luiden overheert te zien, dien zy zelfs eertijts de wetten elden en overheerden. Dat zy hunnen Voor-ouders, die altsjts hunne landen in 'yryheit bewoont, en de Tarters zo manlijk uit den hj jhe gehouden hadden, in deucht, ffrijdtbaarheit eu vroomheit geenzins behoorden te bezwijken. Deze en diergelijke redenen lieten de over- heerde Sinezen, zo ftoutelijk en on- vertzaagt gedurigh uit hun mont val- len, datze gereed tot het muiten {che- nente ftaan , en alleen maar na eenigh vermaart en ftrijdt- baar Overften te wachten, die ’t werk te beleiden en uit te voeren had ; maar wart de ge- meente met onderling mompelen te kennen gaf, niet een van al de Sinee- fche Vorften was’er te vinden , dien ‘theil van den gemeenen man ter her- ten ging; invoegen het {cheen de Si-

nezen

Tartarifchen Cham,

nezen den Tarters voor eeuwigh te zullen dienen. Maar de Heere des He- mels, en beftierder der Rijken, die Nimrod, om de Babyloonfche Mo- gentheit te ftichten;s David, om den reuze Goliad te verbryzelen; en Cy- rus, om de Perfianen, een flecht en gering volk, uit het voetzant op te heffen , met een geeft van dapperheit en ftrijd-baar herte begiftighde, ver- koos zich ook , om dit uit te werken, een zeer flecht en gering gereetfchap, om hier door te doen blijken, dat de Koninkrijken van den Hemel opge- recht, vanden Hemel gekaftijdt , van den Hetnel uitgeroit, en endelijk van den Hemel herftelt worden.

Een knecht _ Want onder dit mompelen van het se Ge of- Tartarifche jok van den halze af te praat nd zfchudden, en midlerwijle de Tarters Tartersop. vaft dus, gelijk te vooren gemelt is,

van hun dapperheit ontaart waren, ftont (een wonderlijke beftiering en befchikking des Hemels) tegen de Tar- ters op , zeker flecht en zeer veracht menfch, Chu geheten, die een onno- zele en arme knecht van cenen afgodi- fchen Offer-paap was. Deze Chu , die deernis met den ellendigen ftaat der verdrukte Sinezen had , en een misha- genin zijneigen enflechtenftaat kreeg, (dewijl hy hoogdravend van geeft, en zijn luft tot heerfchen hem wat grootsbeloofde ) verliet zijn Kloofter, hing den kap over den tuin, en begaf zich uit zijn Kapel, dien hy tot dus lang op het gebergte bewoont had. Hy, dus den geeftelijken ftaat verwor- pen hebbende , begaf zich terftont on- der de ftruik-rovers en landt-lopers, daar onder hy , met rooven en alle on- behoorlijke moetwilligheden te be- drijven, zo overgeven ftour en bal- __dadigh te werk ging, dat een- ieder hem voor den geenen aanzag, die hun verdrukte Vaderland van de Tartari- fche flavernye verloflen zou: En ge- merkt hy ftrijd-baar van aart, ftout in de bek, gauw van handen, en fchran- der en doortrapt van geeft en verftant was heeft hem noit de moed, beleid, gezelfchap , nochte geluk ontbroo- ken 5 waar door ‘hy zich van tijt tot tijt in macht en mogentheit zodanigh dag aangegroeïdt, dathy verfcheidene

of Keizer van Sina, 183

legers van eenige duizent mankon uit- maken en te velde brengen. Hy, zich dus met een groot aantal van volk verfterkt ziende, dacht nu dat zijne krachten voor de Tarters, die de Si- nezen dus lang gefoolt en onder 'tjok der (lavernye gehouden hadden, toon- baar waren 3; zulks hy de bergen en fchuil-hoeken., daar in hy zich met zijne fpits-broederen dus lang had op- gehouden, begon te verlaten, en met zijn leger op de vlakten te komen. Nauliks had hy zo een aanzienlijk heir, dat zich in verfcheidene troepen ver- deelde, en met rooven en ftropen het platte land rontom kaal maakte, by een vergadert, of hy wiert van hen allen, met gemeen goetvinden, voor hunnen Velt-overften aangenomen en verkorten. Door het roven en ftroopen ten platten lande, vergaderde hy een ongemeene rijke buit , die hy zeer mil- dadigh, zonder de zelve alleen voor hem te behouden , onder zijne fchep- felen en aanhangers uitdeelde: dewijl hem wel bewuft was, dat hy nergens meerder dan door dit middel de her- ten zijner Krijgs-knechten konde win- nen, en zodanig na hem trekken, datze hem en geenen ander tot hunnen Velte overften zouden begeeren. En op dat niemant over hem zou te klagen heb- ben, liet hy de verkreegen roof, die zijne. Krijgs-knechten hem dâgeliks rijkelijk verfchaften, in dier voegen uitdeelen, dat niemant, ’t zy hy ziek ofeen afgefleeten Zoldaat was , en hem flechts maat wilde volgen, van zijn behoorlijk deel verfteeken bleef zulks hy zonderling hier in de recht- vaerdigheit behartighde. Hy liet ook door zijne Krijgs-knechten de Bergen, daar op hy zig dus lang met de zelve had onthouden, beploegen en bebou- wen,omingeen hongersnoot en gebrek van leeftocht te vervallen, indien het mochte gebeuren, dat hy door een fter= ker macht uit de vlakte, en wederinde engte der bergen gedreven wiert. Din- gen, die genoeg te ‘kennen gaven,

dat by hem geen gebrek van verftant

en overleg was; maaâr hy alleen tot de heerfchappye fcheen geboren en op-

gewiegt te zijn. Chu endelijk , nahet verrichten van zo

n …w tst in Na

ME bin

- sd

ee _—_—

ee

nne eng L

184 GEZANDTSCHA P aan den Grooten

zo veel helden-daden , en dit (tout be- ftaan , rukt met zijn leger op de Tar- ters, taft hen nu opentlijk voor de vuift aan, en bevocht op hen, na dat ‘er ter weder-zijde vele en bloedige fcher- mutfingen waren gevallen, veele en Chu ver- verfcheidene overwinningen. In dit gla bt aanvallen befpreng hy alleen de Tar- Rijk; ters , en verfchoonde d’ingebootne Sineezen, met voorwenden en belof- ten, dat hy d'oude vryheit herftellen wilde, indien zy den Tarters af, en hem wilden toevallen. Hy zond door 't gan- fche Rijk verfpieders uit , om na d'aan- flagen en pogingen der Tarters te ver- nemen , en vervolgde en achterhaalde hen endelijk zodanig met neêrlaag op neêrlaag , datze overwonnen en ge- dwongen wierden uit het ganfche Rijk van Sina te wijken, en dat den ouden bezitters weder over te leveren; ’t welk Was in den jare duizent drie hondert

en acht en tzeftigh.

En laar zich Als deze Chu, de knecht van den

Hunguvus noemen,

Offer-paap, de Tarters dus uit den Rij- ke gedreven had, ftelde hy: in ’t zelfte jaar cenen nieuwen ftam in, dien hy Taiminga noemde, en veranderde ook zelfs, na 't gebruik der Sineefcheregee- ting, van name: wanthy gaf zich den naam van Hunguvus , dat op Neêr- duitfch zo veel als cen groote Arijgs- man te zeggen is;

Hier op quameri de volken uit alle de landfchappen des ganfchen Since- fchen Rijks, na dezen nieuw-gekoren Keizer om ftrijd toefchieten , om hem voor hunnen rechten verloflet en be- vryder des Vaderlants te begroeten en erkennen. En toonde zich een ieder verheugt en verblijdt , nu zy weder eenen inboorling , fchoon hy van ge- ringen afkomft was, tot hunnen -op- per-Vorft en Heer verkregen had- den: want zodanig zijn de Sineezen van aart, dat zy alle vreemdelingen zonderling haten en tot niet toe ver- achten; maat hunne eigene landts- luiden ten Hemel verheffen en daar veel af houden. Zy verzochten zeer eerbiedelijk op hem , dat hy,als hunne inboorlingh , haiedken vaderlijken Si | neefchen Thtoon met die voorzorge en bekommernis wilde bekleeden en befchermen , datze voortaan nict zou- |

| Li

den benootzaakt zijn, ori eenige Utt- heemfchen van buiten in te roepen; saar dat hy hen voor ‘t invallen. der Tarters wilde bevrijden en befchet- men. Hesgavas, die hen voor hun- ne heufche begroeteniffen en be- leefde vermaningen bedankte , aan- vaerde hier op de heerfchappye , en_ plante zijnen Rijks-ftoel in de hooft- ftad Nanking , daar hy in korten tijd: de Rijks-zaken zodanig wift te ftellen en te fchikken, dat de Sinezen onder ‘hem in groote zekerheit en vryheit leefden. Dan Hunguvus hieldzich niet #unguvis vernoegt, met de Jarters dus uit den sd id Rijke verdreven en zich op den - Throon geftelt te hebben; maar hy vervolgde zijn geluk , en de vluchten- de Tarters, om hen het verzamelen van grooter macht te beletten, tot in Tartaryen , verfloegze in verfcheidene neêrlagen ‚en verwoefte hun land op 't fchrikkelijkfte, met branden, roven; ftroopen en fchenden. Hier door wier- den de verwonnen Tarters in zooda- nig een benautheit en verwerting ge- bracht, datze hunne zaken teneinde zagen loopen , en gedwongen wier: den de wapenen, mer beloften van aan hem fchattingen te brengen, neêr te leggen, en fmeekender wijze de vre- de te verzoeken. Dit deden voorna- melijk de Tarters vanzeker landftreck; N iuche geheten, waar na zich de mee- fte Tartets, die door Hunguvus uit het Rijk Siza verdreven waren; hunne toevlucht genomen hadden. Na dat deze Tarters van Niuche zich op deze voorwaarden met den Sineefchen Kei- zer verzoent hadden , quamen zy jaar- liks door de gebuur-landen van ‘t land- fchap Leaotung , (dat ten Noort-ooften van Siza, en tuiichen den Zee-boefem Cang ‚, en de groote Muur beflooten leid, ) in Sina „aan den Keizer als Madehdanen en vrienden gefchenken brengen. Hen ‘wiert ook toegeftaan door ‘t ganfche Rijk met hunne koop- manfchappen en waren te mogen han- delen, en die als eigen Onderdanen daar in te brengen. Zedert dachten deze Volken noit op Oorlogen ; ja ee een {chrik van daar aan te ge denken : want door deeze laatfte neêr- lagen, die zy tegen de Sinezen Bee: en

Tartarifchen Cham of Keizer van Sina;

den hadden, warenze tot d’ uitterfte armoede gebracht. Ellendig en deer- lijk nootlot des oorlogs ! De Tarters, die onlangs met een groot gezag over de Sinezen volkomentlijk heerfchten en geboden, zag men nu tot die el- lende vervallen , datze als Onderdanen

den Sineefchen Monarch mert gefchen-

ken quamen begroeten,en zijne vrient- fchap en befcherming verzoeken.

„Aanvas der ___Na verloop van tijdt groeiden even-

veroverde

ie meenigte van Inwoonders zodanig | grooten overvloet gevonden wort; | weder aan, datze befloten een Repu- | Onder al d'andere Tarters, die oit id van, blijk op te rechten, en een deel van | den Rijke van Sima ’t oorlog hebben iss groond hunne Ingezetenen naandre vreemde | aangedaan, zijn de volken van dit vyanden vari geweften te zenden, om die te laten | Rijk altijts de groot{te vyanden der Si- ig bewoonen. Endelijk verdeilden zy het | nezen geweeft, De Sinezen leden „on- ganfche geweft Nzuche in zeven land- | der de regeering van den keizerlijken voogdyen of Gouvernementen , die | {tam Suzga, van hen zo zware neêr- eigentlijk Horden genoemt worden; | lagen en ongevallen, datze zich be- _ maar deze, na datze een tijdt lang vre- | nootzadkt vonden uit de Noortfche delijk , zonder elkándtë te beoorlg- | lindfchappen in de Zuiderlijke ges gen, geregeert hadden, vervielen ten | weften te vertrekken , na dat deze vol laaften tot tweedracht, en rechtren , | ken van NMiache de landfchappen Leao na lang onderling oorlogen, in den | twxg, Peking , Xanft, Xenfi en Xan- jare na Chriftus geboorte duizent zes | tung verovert, en onder hun gehoor- hondert, onder een eenigen Opper- | zaamheit gebracht hadden. En buiten hooft, een Koninkrijk op , 't welk zy | twijfel zouden deze T arters te dien tijde t Rijk van Nauche noemden. Dewijl | ’tganfche Rijk afgelopen en onderhun deze Tarters gedurig voortaan in ’t{pel | heerfchäppy gebracht hebben, indien zullen komen,acht ik nodig dit Rijk,en | de geburige Tdárters van 't Rijk Samar den aart der volken,eer ik verder voort- | kaxd,die hunne zeegpralende wapenen vate, wat nader te befchryven. met nijdige oogen aanzagen, na het Befthrij- Tot Grens-palen heeft dit Ninche, | bemachtigen van een groot deel var Bik Niks (dateigentlijk Oofterlijk Tartarye, en{ Afie , niet door de Zuiderlijke en cht. tót noch toe den Europets weinig be- | Wefterlijke landfchappen in't Rijk

wel deze volken van Miuche in macht

kent is,) ten Noorden en Noord- ooften zeker ander Koninkrijk der Tarters , Niulban geheeten ; naar ’t Ooften het koninkrijk Yupi, ’t welk meê onder de Tarters taat, en van de Zee, die tuffchen Japon en ’t Oofterlijk Tartarye gelegen is; omringt woft. Ten Zuiden komt het aán’t hangend eiland Corea te grenzen, en door de groote Muur wort het van 't landfchap Leaotung afgefcheiden ; maar na t Wetten leid tot grens-paal de groote revier Linhoang , die tuflchen dit Rijk

Niuche en Kilangho vloeit. De oud-.

heit der volken van dit Rijk , blijkt hier aan voornamelijk ; dewijl daar af al gewach gemaakt wort onder den ftam Hana die in den jare, voor Chri-

184 ftus geboorte, twee hondert ent zes, ops ftont. D'Inwoonders zijn by de Sine zen en Grens-buren met den naam vant Kin bekent; dat Gout op.Neêrduitfch te zeggenis,. Gemeenlijk wordenze ook de Heeren en Meefters van de gou de Bergen genoemt , dewijl her cen gemeen gevoelen onder de Sinezen is, dat hun landíchap , datze bezitten, zeer gout-rijke Mijnen in zich beflo- ten houd, en daar en boven Revieren heeft, aan welker oevers het gout in

Sina gevallen waren, en her met bloe= dige en zwarc oorlogen adden afge- mat: Deze Tarters van't Rijk Samar= kand dreven deze Tarters van Niuche uitgeheef Sina, ja vervolgden hen tot in ’t Oofterlijk Tartarye, datze, na lang tegenweer te bieden , voor het

| meerdeel veroverden. Na dien tijt heb=

ben de Tarters van Samarkasd, diede Noortfche landfcHtappen in behielden, veele en {cliefpe oorlogen tegen de Keizers van het Zuiderlijke Siza ge- voert, en endelijk, totloon van hunne zeege , geheel S77za , in den jare twaalf hondert negen en tzeventig , bémach- tigt, en eenen nieuwen (tam , Fweza ge= heten, opgerecht ; de welke duurde tot aan den jare dertien hondert enacht aa en’

nT

vrm ten

Edited

In Kal n Dn : EEN am u » : _&

nn

_ Ta, es

__

en Te

eens Te

en tzeftigh, als wanneer deze ftamdoor | noch tegenwoordigh daar te vinden

den gemelden Huuguvus gedempt en | zijn, zou ik voor de waarheit niet tondergebracht wiert, gelijk zulks ( derven na-zeggen , gemerkt my de

alreê te vooren verhaalt is. Tatters zelfs in S7za zulx niet wiften

Bad aren De Sinezen, die met recht op de | te zeggen; maár wel , dat'er meenigte gers. Tarters van Niuche zeer gebeeten zijn; { van lage hutten, en aerde wallen wa- ren. Zy hebben, zoote zeggen, be-

verdichten en drijven hen tot {pot na,

datze in holen en onderaartfche kuilen weeghlijke en verplaatzelijke fteden;

woonen ; 't welk valfch is: want zy | want zy zwerven met hun vee en huis-

onthouden zich in zeer fchoone en | gezin van d'eene plaats op d'ander,

cierlijke Tenten, die zy in plaats van | om na de gelegentheit des tijts van

hunne huizen of hutten gebruiken; | weide te veranderen, en de befte te zoeken.

Zeer cierlijk zijn deze Tenten opge- maakt , en beftaan gemeenlijk uit zijde De kleederen, die deze Tartersdra- Kleding der gen, zijn voor den gemeenen man ge- 72"*"*-

ftoffen of lakens, die met helder en doorfchijnend wafch zoo aartigh en | meenlijk van vellen gemaakt ; maart voorname en rijke luiden gaan veel-

kunftig beftreeken zijn, datze in de Zon tijds in ’t zijde en katoen gekleedrt ;

glinfteren en blinken als een fpiegel , en van de regen niet doorflaan. hoewel in ’t ganfche Rijk MNiuche Groote en naamhaftige luiden heb- | geen zijde noch katoen valt ; maar ben verfcheidene Hutten of Tenten; | de Tarters komen dat van de Sineezen ° die evenwel zoodanigh gemaakt zijn , | koopen of ruilen „en verwiffelen daar datze maar een eenige Tent of vertrek | aan verfcheidene pelteryen als hui- fchijnen te zijn. In zommige van deze | den van Wolven, Voffen, Bevers, hutten onthouden zich de Gemalin- | Otters, Zabels en diergelijke andere nen en kinderen andere zijn tot ver- { Beeften-vellen. Zy dragen lange rok- blijf-plaatzen der knechten verorde- | ken, die hen tot op de hielen hangen, neert; en eenige tot de keuken. met enge mouwen daar aan, die voor De Tarters verhalen , dat, onder de | in vorm van een Paerts-klaauw endi- regeering vanden Stam Jvena ‚in dit | gen. Om hunne lendenen dragenze cenen breeden gordel, daar twee ka-

Oofterlijk Tartarye hondert en vier en twintigh(teden lagen: danof de zelve | toene doeken of lappen by neêr-han- Sen »

mn

agen ee

en Ee

gen, « ar meê zy de handen en’t aan- zicht zuiveren en reinigen. Op de

zyde hebbenze ook een mesje en twee beursjes hangen, daar in zy voorna- melijk Tabak , die by hen met groote fimaak gedronken word, en allerlei ander fnuizery bewaren. De genen, die hen komenbezoeken, onthalenze gemeenlijk met een pijp Tabak, dic den Gaften, van de knechts aangeftoo- ken, wordt overgelevert. Op de lin- ker-zyde hebbenze een houwer of za-

bel hangen, met het fcherp na voo-

ren en’t geveft na achteren gekeert, in

dier voegen datze te Paert den Zabel,

met de rechterhant aan ’t geveft te

{laan , met een zonderlinge vaerdig-

heit, zonder de fchede eens vaft te

houden of aan te raken , vanachteren over de ruch weten uit te trekken.

Des zoomers ‚om de luchtigheit, dra-

genze hoeden van ftroo of mátten ge-

vlochten ; maar des winters hebbénze

mutzen op, die hen dicht om’t hooft

en d’ ooren fluiten, en rontom meteen zabele rant zeer gierlijk bezet zijn.

Maar het gedeelte des hoets, dat bo-

ven de zabele rant uitfteekt ís met root lijnwaat, of zijde, of met zwarte of purpere manen der Paerden, die zy zeer aartigh weten te kleuren, over-

mad

_

Tartarifehen Cham), of Keizer van Sin

Ns Daed

rd. _—

deze bovenftaande prent ) om ’t lijf zitten. De middelfte, die hier vertoont word, is wat grooter van ftaat als de twee andere, en by gevolgh ook ko= ftelijker gekleedt : want hare klederen zijn van zyde, in plaats gemeene en flechte vrouwen ìn 'tkaroen gekleedt gaan. Hert hair hebbenze zonderling aartigh en geeftigh opgetoit en gehult: want rijke en voorname Vrouw-pet= zooren, die het hair vry langh by’t hooft neêrhangt, hebben d’onderfte einden en tippen (zoodanigh de mids delfte hier ftáat ùitgebeelt) in kokers, als in een papiere peperhuisje, geftoó- ken en bewonden; maar de bovenfté einden en lokken, zwieren en (linge- ren wat loffer niét krullen, dat zon= derling gierlijk ftaat, om *t hooft hee- nen. Groote en voorname Vrouwen dragen vok op den kruin des hoofts zeer aartige en geeftige hoetjes, in plaats geringe en flechte vrouwen het hair dikker en dichter in malkandre vlegten en winden; daar uit evenwel de gekrul- de lokken, met d'einden in de gemelde kokers, zeer cierlijk by neêrhangen.

De Tarrarifche Krijghs-knechtenof pac 4e Zoldaten, gaan gemeenlijk met ZOO* Zoldaten, aa 2 danigh

trokken en bekleedt.

rn

Krijgs-order

in’e te Velde

Brekken.

r88 danigh een yzere ftorm-hoet op ’t hooft, als hier in de nevenftaande prent vertoont word. Weinigh ver- fchelen deze (torm-hoeden van d’on- zen uitgezeit , dat’er geen kasket aanis daar meê onze Krijghs-knech- ten het aangezicht bedekken. In

een Paerde-maan of {taart by neêr te {lingeren ,

gemeenlijk yzere borft-harnaffen aan ; die niet vaneen eenige plaat gemaakt zijn; maar beftaan uit verfcheidene ftukken van platen , die met yzere na- gels aan malkandre gehecht en vaft ge- maakt zijn ; zulx daar uit een groot ge- rammel en gedruis ontftaat , als de Tartarifche Ruitery wart fterk komt voortzetten. Hunne voornaamfte wa- penen is een Boogh, Pijl, en Hou- wer: want Roers of Musketten zijn by deze volken niet in't gebruik. De Ruiters zijn doorgaans int zwart ge- kleet, en hebbenlaerzenaan, die van Paerde-leer gemaakt en met dikke zoolen gevult zijn ; doch zonder fpooren. |

Weinigh voet-volks heeft men on- der de Tarterfche, Krijghs-knechten; maar zijn meeft alle Ruiters. En fchoon zy geduurigh te paert zitten,en hun heel Krijghs-heir in Ruiter-ben- den beftaat , zoo beflaanze evenwel hunne Paerden niet met hoef-yzers , nochte weten zulx ook niet te doen. In het te velde trekken word onder de Tartarifche Ruitery deze orde onder- houden. |

Eerft trekken twee Ruiters te Paer- de,met Vaentjes aan een ftok op de ruch, voor aan.

Na deze komen twee andere, meê met Vaentjes aan ftokken op de ruch.

Daar-na volgen twee naamhaftige Tarters , zonder vanen.

Na deze volght de Overfte of Rit- meefter van de ganfche Ruiter-bende.

Daar na komen vijf andere in ’t ge= lit volgen 5 waar van de middelfte , de groote Keizers Vaen op de ruch heeft. |

Dan volgen verfcheidene geleden, zoo veel als’er zijn, by vyven neffens malkandre in ieder gelidt,

die zeer fchoon en‚ hoogh-root geverftis. Zyhebben ook,

GEZANDT SCHaA P aan den Grooten

Daar nakomen weder twee kleene Vaentjes ; en endelijk de gene, die den ganfchen Troep fluit, volgens dene- venftaande afbeelding , daar in de gan- fche ordening na ’t leven vertoont word, Enindezer voege trekken de

‘Tarters, gewapent met Zabel, Pijlen plaats van pluimen hanght’er achter

Booge, te Velde.

De Sinezen geven deze Tarters na, sardder datze in krachten en fterkten zonder- £2"*"*

ling uitmunten; ‘t welk waar is, ten aanzien van de Sineezen zelfs ; maar indien men hen by al andre volken in’t gemeen wil verlijken, zoo aardenze na al d'Afianen, en mogen infterkte geen- zins tegen d' Europers op. Zy vallen witachtigh van verruwe, niet klap- achtigh, maar ftemmigh en bedaart. Van kints-been af wordenze in de wa- pen-handel zodanigh geoeffent, (daat inzy voornamelijk van de Sinezen ver- fchillen ) en leeren zoe treffelijk met geweer om te gaan datze tijdelijk goede en brave Zoldaten worden. Maar zonderling wordenze ván jongs af op het fchieten der booge ( daar in ook hunne voornaamfte wapen-han- deling beftaat ) zeer vaerdigh afge= recht. Want geen volk vind men op den ganfchen aardbodem dat wiffer ers ervarender is , in ’t fchieten met de beoog na een opgerecht doelwit, als de- ze Tarters. Hoe verre deze Tartarifche Boogh-fchieters, int fchietenen mik- - ken na een zeker doelwit , van andre volken verfchillen, is te voore in onze- Reis-befchrijving verhaalt ; maâr om hun zonderlinge zwier en geftalte van fchieten des te duidelijker voor oogen te ftellen, teikende ik een zekren fchic- tenden Tarter nat leven af, vol- gens d'afbeelding in de nevenftaande prent , aan de linker-zyde. ek Deze Tarters eeten allerlei fpijze zonder onderfcheid voor de vuift rar wegh ; hoewel hun meefte fpijs in vleefch beftaat, datze gemeenlijk maar half gaar kookenof braden, en even- wel met groote fmaak nuttigen. Zy {lachten ook Kemels, Paerden , en andere laft-dragende Beeften, die by hen voor lekkere disgerechten gehou- den worden. Zy fcheppen groot ver- maak in de Jacht, en hebben’ {nelle

en treffelijke Jacht-honden; maar in

plaats

der a Sa ee ‚> dE alt

A sl 5 8, u. d H Ee)

_E ä À rd A ed le)

Kn u _H Ù) be pd sd

Godes-dienft

Her Tarters.

Tale der Karzers.

Tartarifchen Cham,

plaats van Valken gebruikenze Gie- ren. Tot roven en afzetten vallenze

zeer genegen, en zullen noit de gele-

gentheit van zulxte doen verzuimen, indien hen die voorkomt.

Zeer weinigh behartigen deze Tar- ters. den Gods-dienft , hoewel men onder hen noch eenige tekenen van Gods-dienft befpeurt; want zy onder- houden en beminnen zekere Pric- fters, diezy Lama noemen, daar af in de Befchrijvingh van 't Keizerlijke Hof van Peking gefprooken is. Zy

„hebben een affchrik van de leere van

Mahometh,en dragen den Turken, die zy Hoei Hoet noemen, een zon- derlinge haat toe. ‘t Welk buiten twijffel hier uit ontftaanis , dewijl de boven-gemelde Huuguvas , de ftichter van den Stam Taiminga,-de Tarters, met hulp der Turken, uit Siza ver- dreef.

Zy verbranden ook , na de wijze der Indianen, op zeer hooge hout- ftapels, de geftorvene lichamen; daar op ook de vrouwen , knechten , paer-

den en wapenen der overledenen ge-.

leght worden. Groote bekommernis en zorge dragenze evenwel over den ftaat hunner zielen; te weten, of die na dit leven een ander leven zullen te verwachten hebben; danof zy met het lichaam terftont fterven en te niet gaan. Zommigen toonen zich zeer gewil- lighlijk tot het ontfangen des Chrifte- lijken Gods-dienfts, en hebben eenige alreê, na het veroveren des Sineefchen Rijks den Roomfchen Gods-dienft, en den Doop (daar aande Jefuiten daar te lande een zonderlinge arbeid en vlijd befteeden) aangenoomen en ont- fangen.

Wat de Tale dezer volken aangaat, die zy in dit Rijk Nimche, en’t ver- overde Sina Ípreken , dezelve valt nergens na zoo zwaar te leeren als de Sineefche Tale, en fchijnt eenighzins met de Perfiaanfche Tale over een te koomen. Zy hebben eenige letters, die eenigh gelijkenis in maakzel en del praak met zommige Arabifche let-

ers hebben ; invoegen zy een heel an- der Alphabetals de Sineezen hebben, en geene Sineefche Charakters gebrui- ken. Hunne letters, die ten getale van

of Keizer van Sind.

18ô

over de tzeftigh beloopen, verfchil len in uitfpraak en fpellingh niet van d'onzen, maar zeer veel ìn gedaante en maakzel. In't lezen en fchrijven klimmenze van bovenen naar beneden, in dier wijze âls de Sinezen; engaan: niet van de linker de rechter-zyde , als d'Europers , maar van de rechtet na de linker-zyde , daar zy de Ara= biers, Hebreen, en ook de Sinezen in volgen.

Onder verfcheidèné Bergh-werken en edele gefteenten , worden in dit Rijk Ninche ook Robijnen en koftelijke Paerlen gevonden, die zonder twijffel uit de Zee-boezem, tuffchen Tartarye en ’t Eilant Japon gelegen , gevifcht worden. Men heeft daar ook Koe- beeften , die in grootte d’ Europifche Koeien verre te boven gâan , en by wij= len de lengte van een roede hebben ; maar zijn hoornloos. In dit Tartarye onthoud zich ook zeker flagh van een Gier , die zy Haitangeing noemen: En hoewel dit dier veel kleender van lijfis, dan de Gieren in Europe, zoo heeft het evenwel die ftoutheit by zich, dat het dikwils groote Ganzen durft aantaften en vangen:

Het geweft van dit Lant valt door- _ Bergen

gaans zeer berghachtigh en rouw, hoe- wel daar in, en tuffchen de bergen, aan- gename en zeer vruchtbare vlakten komen te leggen. 't Allergrootfte Gez berghte van dit geheel Geweft, voert den naam van Azn,dat Goudt te zeg- genis: waar van buiten twijffel ook het volk, gelijk alreê te vooren ver- meltis, den naam bekomen heeft.

Men heeft daar noch zeker ander Geberghte , Changpe geheeten ; 't welk zich tot duizent ftadiën verre uitftrekt: In dit Geberghte leidt een binnen-zee van tachtigh ftädiën , waar uit twee vloeden haren oorfprongh neemen ; d'eene, Yalo geheeten , zet zijnen loop na’t Zuiden; end’'ander, die den naam Guentbung voert, loopt na’t Noorden; Das verre zy gefprooken van't Oofter- lijk Tärtaryen of ’t Rijk Niwche. *t I8 tijdtik my weêr begeef tot het verhaal van onze voorgeftelde ftoffe:

En in dezer voegen , gelijk te vöore verhaalt is, hield de Sineefche Keizet de Inwoonders van dit Oofterlijke

da 3 Tats

«

Fa

De Sineezen

rengen aan bunne ver-

go

Tartarye in toom ; maar aan de We- fterfche Tarters „die zeker Rijk Zanyu bezaten , zonden de Sineefche Keizers jaarlix fchattingen en gefchenken ; op datze hen hiet zouden koomen be- oorlogen , maar zich vande Wapenen onthouden. Want het word by de;Sie neezen geenzins voor fchande gere kent, den Oorlogh (die zy , volgens het gevoelen van hunne Leeraars en Wijsgeeren, verwerpen , en voor zeer

GEZANDTSCHAP dan de Grooten

Hier en tuffchen waren de Tarters van Niuche (die onder de regeering van Zanlieus , tot aan den Jare zeftien hondert, onder zeven byzondre Land- vooghdyen gebleven waren , en onder elkandre Oorloch gevoert hadden) van tijdt tot tijdt zodanigh vermeert, datze een Rijk in den Jare zeftien honderr, onder een eenhoofdigh Opper-hooft, gingen oprechten, die het zelffte mer zulk een kloek beleid en voorzichtig-

{chandigh houden ) indezer wijze van , heit wift te beftieren, dat de gtens- hen af te keeren en voor te koomen. } buuren, en voornamelijk de Sineezen ,

Ja zy achten, dat het onbehoorlijk is | daar voor begoften te fchrikken en

in Oorlogh te treden , zoo langh de landen door andere middelen voor ’t in- vallen der vyanden kunnen bewaart en befchermt worden.

En fchoon de Sineezen aan den ec- nen kant hunne vyanden dus met de

overde volken Íchrik der Wapenen verbluften en t'on-

gefchenken.

Vanlieus ord Keizer.

der hielden 5; en aan den anderen kant de zelve, met het zenden van gefchen- ken, in vrede hielden , zoo zaten zy evenwel geduurigh in groote fchroom en vreeze en betrouwden hunnen Erf-vyanden zeer weinigh; invoegen zy de groote Muur, die ’t Rijk Siza en Tartarye fcheid, en van de Sineezen tegen ‘tinvallen der- Tarters gefticht is, noit zonder fterke wacht lieten ; maar onderhielden geduurigh, tot des zelfs befchermingh, zoo verre haar die van ’t Ooften na ’t Weften ftrekt , een getal van tien hondert duizent Krijg hs-knechten.

Na dat her gebouw des Sineefchen Rijx dus mer fterke zuilen, onder den Stam Taiminga, onderftut was , zat het in een geduurige ruft en vrede, on- trent den tijd van twee hondert en vijf- tigh Jaren. Midlerwijle raakte Zaz- bieus , de dertiende Keizer uit den Stam Taiminga, in den Jare, na Chriftus ge- boorte , duizent vijf hondert drie en tzeventigh „op den Rijxftoel, dien hy; tot den Jare duizent zes hondert en twintigh met zonderlinge lof van vroomheit, billikheit en rechtvaerdig- heit, bekleede. Maar hier in was hy al t ongelukkigh dat hy zijne Land- vooghden al te veel betroude, en op dien het gewicht der Rijx-zaken volkomentlijk liet draien en aankoo- men.

vrezen: De Tarters, die dus in ’t bezit van

De Tartert

voorfpoet waren geraakt , en hunne weken bee

zaken dus voorde wind zagen gaan begoften nu d’' ooren wat hooger op te fteken, en hunne {chade, die zy gele- den hadden, te overdenken , en hoe fchandigh zy eertijds uit dat mach- tige Rijk Sia verdreven waren. Zy befpeurden ook genoech de dwalin= gen en misflagen , die de Sineezen zoo in de beftieringh der Burgerlijke als Krijghszaken begingen; al’t welk by hen overwoogen, geen kleene opwek- zelen gaf van iet wichtighs te beftaan; en tegen de Sineefche regeering aar te vangen. Dit moght evenwel by de Tarters zoo veel niet uitwerken, datze hier om terftont de vrede wilden bre- ken , of de gewoonlijke fchattingen niet betalen; maar gelijk zy eerft als lijfeigen flaven alles verdroegen en over zich lieten gaan , alzo begoftenze nu, ziende hoedanigh zy in macht en mogentheit toenamen , het jok van

gehoorzaamheit by wijlen afte fchud-

den , en hunne fchattingen wat trage- lijk op te brengen. Het ongelijk en ‘tverdrukken, datze te voore van de Sinecfche Landvooghden geleden 3 maat miet ftilzwijgen ingekropt had- den, leidenze hen nu t'elkens-te voo- re, en lieten zich verluiden, hen dit wel haaft te zullen betaalt zetten, en onder het zelffte jok van flavernye te doen buigen; daar zy zelfs onder ge-

boogen hadden. | De Sineefche Landvooghden ( waar van de meefte in't Landíchap Leäo- tung, dat het maaft aan’t Rijk Niuche grenft, Krijghs-overften zijn) dit ter oore

Rijk Sinate > beoorlogen,

Macht en gezach der Landvoogb- den.

Tartarifchen Cham,

vore -koomende, beflooten, na onder- linge beraad(laging „buiten kennis van den Koninklijken Raad , de Tarters met allerlei onverdraagelijke moetwil- ligheden te quellen en plagen om door dit middel hen tot het aanvaer- den der wapenen tegen de Sineezen op te hitzen. Maar een diep geheim van ftaat fchuilde daar en boven by de Sineefche Landvooghden onder dit werk ; waat hun voornaamfte oogh- merk draide hier op uit, datze by de- zen Oorlogh zochten gelegentheit te krijgen, van zoo welop de Tarters,als op d'Onderdanen des Sineefchen Rijx te rooven:

Doch niemant heeft zich te verwons deren, datde Sineefcheé Landvoogh= den van’t Landfchap ZLeaotung zich zoodanige zaken dorften onderwin- den, en tot die vermetelheit koomen ; gemerkt deze Landvooghden, door hunne. wetenfchap in Krijghszaken, zoodanigh een macht en gezagh be- zitten , datze alleen onder ‘s Keizers geheime Raden ftaan, en byna hun le- ven lang in dienft blijven: Ten andere is de macht vanallede Sineefche Land- vooghden zoo groot, datze, {choon zy als (laven na ’s Keizers ooghwenk leven, evenwel hun aanbevoolen ampt als met volkomen macht bedienen, ‘ten ware zy daar in van den Keizer of door andere hooger macht be- let wierden: Dieshalve. wordenze van de Portugezen Mandarijns genoemt ; ’'t welk eigentlijk gebieders of bevelers betekent; dewijl het bevelen en ge- biederi hen zoodanigh eigen is , als ofze met d’ opperfte macht des Keizers

Berfte oot-verzicn waren. d’ Eerfte oorzaak der-

zaak vende” halven van deze Oorlogh, die in deze

Oorlogb. _ Eeuwe onder de Tarters en Sinezer | gevoert wierd, is cen te Zamen-zwee. ring of eed-gefpan der Landvoogden, die de gteris-plaatzeni bewaarden.

mpsede oor De tweede oorzaak waar doot de

zaak. Sineefche Landvooghden de Tarters

tot het beoorlogen der Sineezen zoch- ten te brengen , was het mishandelen der Koopluiden van't Rijk Nauche; in’t Landfchap Leaotung; cen zaak, die de Koningen van Niuche zonder- lingh ter herten namen. Het Rijk Sina bezit alle dingen in grooten

of Keizer van Sinas » Lg, overvloed en kan haar eigen goede

ten niet vertieren ; „waar door de Si- neefche Keizers eertijds verlof en vry= heit gaven vande waten en Koopman- fchappen, die in Sina vallen , uit te mogen voeren; Maar deze vryheden van het witvoeren der waeren, wierd van de Landvooghden die op de gtens-plaatzen van't Rijk leggen, ge- weldigh befnoeit, en na hun welges vallen vermeerdert en vermindert. Het ftont den Landvooghden ook vry, de Sineefche waeren eerft in Sina op te koopen, en die dan aan de uitheemfche Koopluiden weêr te verhandelen; of d'uitheemfche Kooplüiden zelfs, en zoo veel als zy wilden, in Sz7a te las ten komen: endelijk mochtenze ook de pakken, kaffen en kiften der Koop- luiden die met hunne opgekochte waeren uit het Rijk weder-keerden,

openen en bezoeken; op dat ’er niets tegen de keurenen wetten van 't land uitgevoert wierd. De Ingezetenen van t Rijk Niuche, dat een zeer vruchtbaar geweft is, maar voor het meerendeel onbebout leid , gemerkt het volk zich meeft tot den wapenhandel begeeft , kregen derhalve dan byna alle waeren enlevens-middelen uit het Rijk Sina. Dan dewijl zy , zoo wel als andere uitheemfche volken, met zoo nauwe

wetten van de Sineeze Landvooghden

bepaalt wierden zoo vervoeghden zich de Koopluiden van M?uche, on-

der fchijn van knechts (om des te be- quamer hun Koophandel in't Rijk te drijven ) by de Gezandfchappen, die van verfcheidene nabuurige Koningen en Vorften; tot teken van eerbewijs, of gekoorzaamheit , gedaan wierden 5 maar zwaarlijk wierden deze Kooplui-

den geftraft , indien men bevond dat-

‚ze met bedroch te werk waren gegaan, en koophardel gedreven hadden. De gemelde Landvooghden dan, van de grensplaatzenin’t landfchap Leaotung, die onderling een eedgefpan hadden opgerecht om de Tarters van Niuche tot de wapenen tegen de Sincezen op ‚te hitzen,begoften nu den Koopluiden van Niuche (die jaarlix, onder fchijn

van knechts , met verfcheidene uit-

heemfche Gezanten den Rijke van

Sina indrongen ) lagente leggen, Cn

beroof“

ee a

/

192 GEZANDT SCRAP aan den Grooten

betoofden hen niet alleen nit kracht der Sineefche wetten,van hunne goede- ren; maar lieten-hen ook dikwils zonder fchult, door ftruikroovers en afzetters op de wegen, in't wegtrekken met hun waren ,berooven en (troopen. Groote klachten quamen; zoo vande Koop- luiden als van de Koningen van Niu- che, geduurigh ten Hoof; tmaar alles was vergeefs , dewijl de Sineefche Landvoogden vaft beflóoten hadden, den Ingezetenen van Nigche te mis-

handelen en qualik te bejegenen. Derde oor. De derde oorzaak , waar door de zaak, Sincefche Landvooghden de Tarters tot den oorlog zochten op te hitzen, ontftont uit zeeker huwelik. Want als de Koning van Niuche of Grooten ' Cham , een huwbare Dochter had , en die aan zekren anderen Tartarifchen koningh, zijnen bloetverwant , wilde ten huwelik geven, zochten de Sinee- fche Landvoogden zulks te beletten; met voorwenden, dat het tot vermin- dering en kleenachtingh zijner kcizer- lijke Majefteit gedijde, dat een koning, die zijn Rijk te leen bezat, en jaarlix fchattingen daar voor moefte opbren- gen , buiten kennis van den Leenheer, zijne Dochter ging uithijlikken; en dat ten andere dit huwelik,met zoo na eenen bloetverwant, een verreziend werk was, en de koning van Niuche, geftijft door dezen bandrdes huweliks, buiten twijfel eenige nieuwigheden te- gen’t Rijk Sipa zou aanvangen en in

*t werk ftellen.

voogden, met een geveinsde gene- gentheit, by den koning van Niuche, die ter werelt op hun geen quaat vet- moeden had , kregen hem met lift ge- vangen , en benamen hem endelijk het leven; hoewel zy gingen uitftroien, dat hy fchielijk met een ziekte bevan- gen was geworden , en daar aan over- leden was: | Met het ombrengen van dezen ko= ning van Nuuche, die, na hun mee-

ning, iet groots en wichtighs tegen

’t Sineefche Rijk fcheen te zullen brou- wen, lieten de Sineefche Landvoog- den zich voorftaan, datze den hoek te boven waren geraakt, en âlle zwa- righeden overwonnen hadden. Dan wierden in hun voorneemen niet wei- nig bedroogen. Want zijnen Zoone, die een kloekmoedig en ftrijdbaar ko- ninklijk Spruit was „en tot navolger in 's Vaders plaatze gekooren was, ver- zamelde , ‘na dat hy eerft zijn cigene Rijks-zaken had vaft geftelt, en met de nabuurige Koningen en Vorften een

vafte vreede en verbont gemaakt, een

fterk heir,in meening om in’t Rijk Sina een inval te doen; en zich over zijn Vaders doot te wreken. De voornaam- fte hoofden en Grooten des lands, die zich over de doot van-hunnen Ko- ning niet weinig beleedigt vonden ; en ten anderen, na de groote rijkdom- men en fchatten van ’t Rijk Sina ge- weldig haakten , moedigden en hitften dezen jongen Vorft tot dit (tout be- {taan geduurig op.

vierdeoor- Maar de wierde oorzaak waar door De koning van Niche, nu cen De Tarterfche oee de Tarters tot het beoorlogen van | machtig en fterk heir van verfcheiden Niacht kome De sineeftte t Rijk Sina gedreven wierden, over- | land-aart vergadert hebbende, komt mee zijn heir

Landvoogden trof verres al d'andere in onmenfche- | daar meê in den jare zeftien hondert versnel

die lijkheit en wreetheit ; en was deze, het Niucheom _ ombrengen van hunnen koning. Want Pleven. als de Sineefche Landtvoogden den aanwas van ’t Rijk Niche met nijdige oogen aanzagen , en beduchten dat de koning van Niuche hen de bovenver- haalde overlaften , die zijne Onderda- nen zedert eenige jaren van de Sinezen geleden hadden, in tijt en wijle zou betaalt zetten , beflooten zy, om zulks voor te koomen, hem heimelijk en met lift om ’t leven te brengen. Om dit gevoeglijk te kunnen uitwerken, vervoegden zich de Sineefche Landt-

en zeftien op de groote Muur, die 't Rijk Sta en Tartare fcheidt, trot- zelijk aanzetten, op hoope van daar over, en in ’t Rijk Sia te raken; ‘twelk hy ook met zoo een gelukki- ge aanflag en overftoute dapperheidt volbracht, dat het hem, na eenige kleene fchermutzingen, (want de Si- nezen begaven zich terftont op de vlucht, en lieten hunne hielen zien) gelukte, met zijn ganfche heir daar over te raken. Voorts viel hy in 't landfchap Leaotung , en veroverde - de flad Twxung of Caiyven, die dicht | aan

Jartarifchen Cham ,

aan Tartarye, en den Zee-boezem van de Revier Yalous (ter plaatze- daar de groote Muur zijn begin neemt) ge- legen is; en plante daar in den ftoel des oorlogs. Dit deê hy buiten twij- fel te dien einde, om ter Zee veilig te kunnen weg vluchten, indien de Sineezen hem van achteren te lande quamen beftooken, en den weg van te rug te trekken affneden , en beflo- ten hielden ; maar zo hy kon ftant hou- den, om uit zijn eigen Rijk en van an- dre verplichte gebuur-Vorften , langs dien zelven weg, des te gevoeglijker zoo veel hulp-troepen te kunnen be- komen, “waar meê hy ’t Rijk Sia zou kunnen bemachtigen en verove- ren. | De Koning De koning van Niuche was nu wel Verreet met zijn heir op ’s vyants boodem ge- Briefaan den raakt ; maar bezeffende , hoe te kleen Snefchen__cen macht hy noch had, om zoo een “__machtig Rijk aan tetaften, en te ver- overen ; en dat hy ten andere van de krijgs-bezettingen , die in de fteden van ’t landfchap Leaotuag en Peking lagen, zeer lichtelijk kon overvallen, en verovert worden, eer hy te degen ter weêrraakte,zond hy eenen Brief aan den Sinecfchen Keizer , in de Tartari- fche tale ; doch niet onhebbelijk, maar zeer beleeft geftelt , met klachten over de godloze moort van zijnen heer Va- der 5 over de bedriegelijke zijdgangen der Landvoogden ; over d'onbillikhe- den van ten Hove geen gehoor te kun- nen krijgen , en diergelijke ongerech- tigheden meer, die hem vande Sineeze Landvoogden wedervaren waren. Hy liet daar in ook verzoeken, dat de Keizer, met een billik en rechtvaar- dig oordeel,zijnen handel en doen wil- de overwegen „en zijne Landvoogden na recht en verdienfte ftraffen ; dies beloofde hy weêr, de veroverde ftadt Tuxung aanftonts te verlaten, en met zijn heir buiten de Muur te trekken. Endelijk deed hy ook verzoeken , dat de Keizer hem de jaarlixe fchattingen, die hy moefte opbrengen, wilde quijd fchelden, om daar uit de zware on- koften van dezen oorlog te kunnen vervallen; dit doende, zouden d'In- gezetenen van ’t Rijk Sia als vrien- den en bondtgenooten in Miuche

of Keizer van Sina. 193 weêr ontfangen en aangenomen wor- den.

Welk Europifche Vorft en Koning kon oit rechtvaerdiger en billijker ver= zoek inftellen > Men zou hier uit bee fluiten, dat deze Tarters , die 't Rijk $taa weleer een volle eeuw geplaagt; en geregeert hadden, van hunnen wre- den aart nu verandert, en tot gefchik- ter zeden en alle menfchelijkheit ge= bracht waren: datze hunne drift en zucht tot den oorlog geheel en al had- den uitgefchud, enmet de Sinezen, een vreedzaam en oorlog-hatend volk, in ruft en eendracht zochten te leven.

Tot den brenger van den gemelden Brief, verkoos de koning van Niuche, om het verzoek des te {makelijker en meer gezachs te geven, zekeren In-

diaanfchen Offerpaap , dien de Tar-

ters Lama noemen; met laft daar-en- boven van op 'tnederigfte en demoe- digfte ’s Konings verzoek by den Kei- zerinteftellen, en hem en den Rijxe raden wel ernftelijk voot te dragen, datze zich van het plengen en ftorten van zoo veel onnoozel bloets wilden wachten , en de Sineefche zedenftich- tende leffen , die meeft op vreede en tuft floegen, behartigen en indachtig zijn.

De Keizer Vanlieus, (aan wien de

zaâ " des

Vijfde oor=

: k Gham of koning van Niche cenen Tarzarifcher Brief van zoo eenen beleefden inhout oorlog s-

afzond ) fcheon hy een zeer fchrander en ervaren Vorft was, gebruikte even- wel in dit werk (tzy dat hy door den hoogen ouderdom begon te zuffen, of ’t gezag zijner mogentheidt zijne herffenen bedwelmt had,) zijne ge- woonlijke fchranderheit niet. Want hoewel hy niet duifterlijk uit den Brief befpenrde, dat de klachten van den koning van Niwche op gewichtige redenen fteunden, zoo nam hy even- wel de zaak zoo weinig ter herten, en oordeelde die van zoo een kleen belang te zijn, dat hy de zelve niet waardig achte ten Hoof in zijne tegen= woordigheit te laten verhandelen ; maar telde die in handen van zijne Rijxraden of eenige zijner Overften ; waar uit de vijfde oorzaak des Tarta=

rifchen oorlogs ontftont. Deze Overften , die door een zon- bb dere

194 GEZANDT sCHAP aan den Grooten

opgeblazent- derlinge liftige ftreek het werk dus ten beis der Sinee- Hoof gebrouwen,en’t bewint van ’taf- fibe Overften é tegen de handelen der zaken in handen gekre- Tarters. __genhadden, wierden doot hunne ge-

woonlijke hooghmoet der mate op- geblazen , datze zich te waerdigh ken- den de Brief vanden Tartarifchen Ko- ning, als van ecnen Barbaar , te beant- woorden: jatoonden zich , dat meer is, zeer misnoegt, dat luiden, die on- der hen ftonden , en jaarlix fchattingen aan't Sineefche Rijk moeften betalen , zich onderwonden over ongelijk by hunnen Keizer te koomen klagen. Zy braveerden daar en boven den Koning van Niche met bitze fchimpwoor- den, en overhaalden hem in zijn af- wezen zeer fchandelijk,zonder te over- denken, met welk een maght van volk deze Monarch, dien zy alle daaghs in 't Rijk hadden te verwachten, op hun- ne grenzen lagh.

De Tarter De Tarterfche Koning, zich dus ge- zweert bek hoont en veracht ziende, en dat de Si- ongelijk te \ er wab ap preken. neezen zich niet gewaerdighden zijn

billik en rechtvaerdigh verzoek te be- antwoorden , veranderde zijnen toorn in dolheit, borft uit met dreigen en

hooft-ftadt van't Landfchap Leaotung. Binnen de Stadt, die tameclik in zijne veftingen en bolwerken beflooten lag; was een fterke bezetting van Sineefche Krijghsknechten , die meeft alle met Musketten gewapent waren 3 in plaats de Tarters niet als Zabel , Pijlen Boog gebruiken, daar meê zy zoo wis en vaerdigh weten om tegaan, datze de Sineezen in ‘tfchieten mer Musketten verre overtreffen. Dan dewijl de Tar- ters voor de koogels der Musketten (want dit flagh van Wapenen was hen te dien tijde noch onbekent) zeer be- vreeft waren; ftelden zy zekren lifti- gen vond en krijghs-ftreek in 't werk, waar door zy de fcheuten en flagen der koogels vruchteloos maakten en ont- weken. Te weten, de Tartarifche Ko- ning had een deel dikke planken laten gereed maken, en deed een ieder van het Voet-volk, dat de voortocht had, een daar af voor zich in plaats van een fchilt dragen; om daar in de koegels tontfangen, ende Ruiters , dieachter hen volghden, en met deze planken

als met een houte muur bedekt waren, fcheut-vry te maken.

vloeken , en zwoer by zijn deel hemel- Toen nu het Tartarifche Leger een pe rarter bes rijks, dat hy de dood van zijnen ver- | wijle voor de Stadt gelegen had, enfformt Tease: moorden Vader, met het ombrengen | de ftedelingen zich aanden Koningh” *

van twee hondert duizent Sineezen, zou verzoenen. Want het is een ge- woonte by de Tarters,datze,alffer eeni- ge naamhaftige perzoonen koomen te fterven, dan ook, ter eere van den doo- den, in't zelflte vuur, daar in de over- ledene verbrand worden,eenigeknech- ten, vrouwen, paerden , boogen en pijlen verbranden ; als of hen,dooden, deze dingen ook na hum overlijden nog dienfte zouden konnen doen. Dan deze verduivelde en onmenfchelijke gewoonte hebben de Tarters, na het veroveren des Sineefchen Rijx , vry achter weege gelaten; invoegen zy nu in Sina (hoewel zich-de Farters in hun Vaderland noch by de oude gewoon- te houden ) hunne lijken na de Sinee- fche wijze ter aarden befteden, zonder

de zelve te verbranden. pe Tarter _ De Koning van Ninche, dus verhit komt met zijn en van toorn ontfteken, rukt hier op Leaoyang. Met zijn ganfche Heir voort en bele- gert zeer fpoedelijk Zeaoyang de

van Niuche niet wilden overgeven, befloot de Tarter de Stadt ftormender- hand aante taftenen te befpringen. Hy fchaart dan zijn Heir in vieren , in meening , om de Stadt op vier plaat- zen teffens te beftormen. Voor aan beval hy ’t Voet-volk met de gemelde planken te trekken; daarna ftelde hy deflechte Ruitery,en na deze degenen die ftorm-leeren droegen om de wal- len te beklimmen. Endelijk volghde het puik des Heirs, dat uitde trotfte en ftrijdtbaarfte Tartarifche Ruiters be- ftont. Zijn Heir dus in flach-orde ge- ftele hebbende, tafte hy de Stadt, zon- der lang te zammelen , met een over- ftoute dapperheidt , en yzelijk ge- fchreeuw van't ganfche Heir , op vier plaatzen aan. Heteerfte gewelt, dat de Sineezen van binnen tegen de be- ftormers met hunne Musketten baar- den , maakte het voorfte Tartarifche Voet-volk met hunne planken krach- teloos. Na her uitftaan van dezen aan-

val,

Tartarifchen Cham,

De stade val, raakten de Tarters gezwind dicht

onder de wallen, en brachten met de vlugt de ftorm-leeren aan , zulx zy de muuren beklommen, en, na een weinig tegen-weêr te bieden, de Stadt verover- den. In dit befpringen en veroveren der Stad Leaoyang , gebruikten de Tar- ters zoo een overgroote gezwindig- heit, (want daar in munten zy zon- derling uit, en ftellen daar op ook hunne meefte vertrouwen ) datze den Sineezen dentijdt niet gaven van hun- ne Roers teherladen. Invoegen de be- zettelingen, door het fchiclijk over- tompelen der Tarters , met zoodanig een fchrik bevangen wierden , datze de Stadt verlieten en zig op de vlucht begaven 3; maar weinig. quam dit vluchten hen te ftade, dewijl de ftrijd- bare Tarterfche Ruiters met hunne gewoonlijke gezwindigheit zeer flux achter hen her zaten , en met fchieren en neêrhouwen al de geenen in koelen bloede afmaakten, die zy achterhaalen konden.

of Keizer van Sina, 195

leger in zekre vette landí{treck-neêr,

niet durvende zich onderwinden dic- per landwaarts in te trekken, Had evenwel de Tarter met een gezwindig- heit, en zijnganfche Heir weren voort te trekken, en de wallen van de Kei- zerlijke hooftftad Peksng durven nade- ren, hy zou buiten twijffel toen alde Stadt verovert hebben; ten aanzien

van de groote verflagenis en vreeze, °

die niet alleen onder alde Ingezetenen, maar ook onder den Keizer zelfs,door het fchielijk opdonderen des Tartarizen Heirs , ontftaan was. Want de Keizer had alreeds beflooten de hooft-flade Peking te verlaten, en zich met zijn ganfche. Hof-gezin na de Zuiderlijke Jandfchappen tebegeven:dandit rieden hem zijne Rijx-raden wel ernftelijk af, en hielden hem voor at het in had, duseen Stadt, daar aan de behouden?s wan het ganfche landt hing, van haren Opper-vorft ontbloot te zien. Dat dit waar de kanffe verloopen , den vyand moed „en zijne Ingezetenen vertwijpjelt

De Keizer ‘wil de hoojrt-flade Peking ver- laven.

Dérarter __Na het veroveren van deze Stadt | maken. Dat de noot minder was, dan 1 febeide andere Leaoyang , rukte de Tarter met zijn | mem hem inprenite: en zoo XJ grooter N eden int _ Heir, zonderlangte zammelen, we- | bleek, wilden zy eer bet leven dan heus Ks

Landfchap der voort , en verovert ftormender-

« dk

in laft laten. De Rijxraden,die den Kei-

Zeaotung. hant veel andere Steden van kleen be- lang. Onder andere fteden , legerde hy zig ook voor de fterke en treffelijke Sadt Quamquing, die hy aanftonds deed op-eifchen. De fteedelingen, die zig aan de ftraffe van hunne geburen, in het tegenweêr bieder, een fpiegel hadden genomen, ftelden zig gewil- liglijk tzijnen beveelen en onder zijn gehoorzaamheit ; waar en tegen de Tarter ook zoodanig een befcheident- heit en zachtigheit gebruikte, dat niet cene Burger in de ganfche Stadt aan lijf of leven verkort wierd.

Toen nu de Koning van Niuche, de fchrik met zijn Heir onder d’ In- woonders van 't Landfchap Leaotung gebrágt, en dat geheelen al verovert had, rukte hy van daat met den bloem en’t puik des Heirs in't naaft-gelegen Landfchap Peking. Dan de Koning, gemerkt hy alreë op ontrent zeven mijlen na aan de Keizerlijke hooftftadt Peking gekoomen was, en dagelix van alle kanten fterke Sineefche legers te Velde zagh komen,floeg zich met zijn

zer het oorbaarlijkfte fcheenen te ra- den, wiften hem deze vermaningen, die eensdeels met dreigementen ver- mengt waren, zoo diep ter herte in te boezemen , dat hy daar na begon te luifteren, en zijn voornemen ftaakte, De fchrik had de herten der Inwoon- ders en krijghs-knechten , zoo wel in't landfchap Lezotung ,alsin Pekinz, daar de Tárters met hun ontzaghlijk Heir-leger doortrokken zoodan:g be- vangen; datze hunnefteden en huizen ten beftenlieten , zich met hun tilbare goederen op de vlucht begaven en in dichte boffchen en op on-aankome- lijke Bergen gingen verlteken. Want de Tarter {chon niet alleen de fteden , die weêrftant boeden , mert plonderen en wegtorffen van goederen, maar ver- delghde die ook ten gronde, met bran- den; fchendenen {lopen der voornaam- ftegebouwen. Dandefteden, die haar zonder tegenweêr te bieden gewillig overgaven , deed hy alleen uit-plon- deren, en hield d'Ingezetenen by den lijve. bb 2 De

fleden han-

d en

he Mh +

heen

„adt 8 IN n

AN

Hoe de Tarter de veroverde

Dd

_ EN di 5 î ern hind

deit.

De Tarter trekt uit Pe- king.

Grens-palen wan Lead. tung.

196

De Tarterfche Koning, die-het niet wagen wilde op de keizerlijke hooft- ftad Peking aan te trekken, en nu een rijken buit uitde veroverde fteden by cen gefchraapt had , brak met zijnrle- ger op» en keerde , na het veroveren van zoo vele voorname fteden , na de hooft{tad van *t landfchap Leaotung. Een fchoone ftad was deze hooftftadr, en lag rontom in zijnet muuten, na de regels der Bouveft-kuntt , zeer fterk beflooten. Dan dewijl hy van zijne Wicchelaars, teken- en droom-bedie- ders verftaan had, dat het niet als on- geluk en konde bybrengen, de niuu- ren van een veroverde ftad in wezen, en de ftad in haare voorige omtrek en geftalte te laten, liet hy d'oude muu- ren om verre fmijten , de Stadt ver- grooten, en met nieuwe muuren ton- tom ophalen.

Het land Zeaotung, dat cen zeer groot geweft, en tuffchen de groote Muur en den Zee-boezem Cazg beflo- ten leid, heeft noit den, naam van landfchap met recht, fchoon het in

grootte en volkrijkheit dien naam wel

dubbelt waardig is, dutven voeren. Want ten geenen tijde heeft de Stam

Taiminga dit gewelt met die waardig-

heit willen befchenken ; dewijl-de ran- ken van dezen ftam fchier door het ganfche lant den naam van hooftfteden en kleene fteden uitroiden, en maakten daar krijgsveftingen af, die onder het beftier en regering, der krijgs-overften te ftaan hadden. Alleen lieten zy daar in een kleen geral van hooft- en andere kleene fteden , in de welken de Lant- voogden, te weten d’ Onderkoning en andere voorname Perzonen, hunne woonplaatzen zouden neemen, Dit gefchiede te dien einde , vermidts de Sineefche Keizeren zich eertijdts be- nootzaakt vonden,op alle plaatzen van dit geweft, fterke krijgs-bezettingen , dewijl het zeer na aan de Tartarifche Rijken, Niuche en Ninlhan , gelegen is, tonderhouden.

Tot grens-palen heeft dit lant ten Ooften de Revier Y/a0, en de Zee-

boezem cang „die een fcheits-paal van dit Leaôtang en’t hangend eiland Korea

verftrekt : want deze Revier, die uit Tartarye komt forten deilt Korea

GEZANDT SCHRAP aan den Grooten

en Zezotung bynain twee gelijke dec- len. Nat Noorden wort dit lant met de groote Muur bepaalt; want ftrek- kende haar van 't Ooften na ’t Weften, fcheid zy deze landen van Tartarye. Ten Weften komt het aan *t land{chap Peking te grenzen , hoewel de Revier Limohang deze landen van elkandere deilt. Het overige gedeelte van dit geweft, dat na ’t Zuiden komt te leg- gen, wort van den Zee-boezem Cazg bekabbelt en bevrijd.

Ditlant heeft zoo voor als na, vol- Lesetung - gens de Sineefche gewoonte, verfchci- erheen de namen gehad: want onder de Re- namen gebad. gering der oude Koningen, voerde het den naam van Yer ; maar Auus, de grontlegger van den {tam Ciza, be- fchonk het met den naam Zeaofs. Toen Hiaovus , een rank van denftam Hama, na het veroveren van ’t cilant Korea, veele vreemdelingen van dit eilant in dit lant bracht, om het zelve van hen te laten bewoonen, en met trouwen en hertrouwen, en kinderen aan te tee- len, volkrijk te maken, veranderde hy den voorigen naam, en gaf het den naam van Caokinli. Dan den naam dien dit lant tegenwoordig voert, heeft het van den ftam Tuiminga be- komen.

Men vind in dit ganfche lant, zoo groot als het is, niet meer dan twee grooteftedenjen eenige kleeneen min- derefteden ; maar het geral der krijgs= veltingen, die in het zelve gelegen zijn, en in-grootte en rijkdom van In- woonders eenige der voornaamfte ftc- den te boven gaan , zijn zeer veel.

De twee grootfte fteden zijn deze, als Lesoyang „en Ningyven. De klec- ne fteden zijn Ychen, (aiyven, Qwang- ning Ningyuen , Chinyang , Kincheu en Cas. De mindere fteden zijn Haf, Tieling, Changen , Puho, Kin, Fo, | Zwixan » Chekiao , (Chekai, Onang- ing, Tingleao, Ganlo, Piegane en

Sanuan. Maar d'andere mindere fte- den, of die van de derde ordening, zijn deze vijf, Chungtung , (Co, Teu, Heutun en Yeutun. Over eenige vande- ze fteden , als Kir, Fo, en Liuxun, die dichtaan het landfchap Xastung gren- zen,hebben d'overften der Krijgsluiden

gn,

| van dit landf{chap het gebied en gezag.

D'In-

Aart Enna tuur der In- “aonderen.

Tartarifeben Cham, of Keizer van Sind.

D' Inwoonders van dit landtfchap , die plomp van geeft, en tot het leeren der wetenfchappen onbequaam zijn , vallen voor het meerdeel gezont van lichaam, vierfchootig en valt van le- den. In krachten en fterkten munten- ze verre boven de Sineezen uit, zijn overgeven ftout ‚om iet gewichtighs aan te vangen , en tot den arrebeid en oorlog van kints been af opgewiegt. Geen wonder „dewijl dit land, uit oor- zaak vande nabuurfchap der Tarters, van aller geheugenis her,den oorlog on- der-warig is geweeft, en, zo te zeggen, in een vlam van geduurige oorlogen geblaakt heeft. “Want nadatde Tar- ters, metinvallen , roven en ftroopen, de Ingezetenen veele jaren geplaaght en gefoolt hadden , raakten endelijk de Sineezen , onder de regeering van zekren Keizer Kiacingus, het Oofter- lijk gedeelte van dit lant quijt; zulks de Tarters, met deze verovering , een groote zeege en winft, hoewel met groot verlies van veel volks, bevoch= ten. Dan het leed niet lang aan, of de Tarters vielen meteen fterk heir, onder «de regeeringh van den Sinee- fchen keizer Vanlieus, weêr in dit lant, en brachten dat geheelen al onder hun gehoorzaamheit. „Door dit winnen en herwinnen , en ‘t handelen en om- gaan met de Tarters , hebben d’Inge- zetenen de Tartarifche zeden en ma- nieren ten meeftendeele aangenomen, inzonderheit de volken van dat gedeel- te, ‘t welk zeer dicht na’tOoften ge- legen is. D’Inwoonders van dit Oofter- lijke Zeaotung , die dus allengs ‚door het gebuurfchap der Tartters, de Si- neefche zeden en gewoonten af-leer- den, begaven zich zedert op de zijde der. Tarters, en gingen de Sineezen dikwils beoorlogen. Toen de Tar- ters het Oofterlijk gedeelte van dit geweft met de wapenen verovert hád- den, maakte de Keizer van Sina, in fteê van de hooftftad Leaoyanz, dic de Tarters bezaten; eén andere kleene ftad tot hooftftad , en befchonk die

met den naam van Ningyuen.

Pruchtbaar- beit van Leaotung,

Zonderling vruchtbaâr is dit geweft, in ’t voortbrengen van allerlei tamme en wilde beeften 5 ‘als ook in boomen veltvruchten , die 4’ Imwoonders tot

197 voedfel en onderhoud van nooden hebben. Onder andere wortels groeit hier ook de zeer Edele en voortreffe- lijke wortel Ginfeng, daar af op pag: 117. gefprooken is. Men heeft hief ook zeer koftelijke en fchoone pelte= ryen, als vart Bevers , Zabels en dier- gelijke,die deze volken eensdecls zelfs tegens de koude gebruiken, en eens- deels daar meê in de landfchap pen van Sina koophandel drijven. Nergens in geheel Siza groeien de wilde haze- noten weeliger en in grooter miee- nigte, danin dit geweft. Dit geweft verfchaft ook zeer fchoone en grooté pijn-appelen, als meê tarruw en geerft, maar geen rijs;doch allerlei moes-krui- den, inzonderheit Kool, die byna op geen andere plaatzenin geheel Sina, dan in deze landftreek , te vinden is: Vygen, Appelen, Peeren , Druiven, en meer andere fmakelijke vruchten koomen in deze geweften veel weelie ger en in grooter overvloet voort, dan op verfcheidene vruchtbare plaat- zen in Europe. Deze overgroote vruchtbaarheit van alle levens-midde- len ‚veroorzaakt, dat dit geweft met techtydor een fchoon, vruchtbaar en heerlijk geweft mag uitgeroepen wot- den; inzonderheit dewijl het op vele plaatzen vlak en effen is, en geene bergen noch heuvelen heeft. Het krijgt daar-en-boven ook te fcheep uit der Zee, daar aan het zeer dicht gelegen is, allerlei waren , en wat tot onderhoud der Ingezetenen dienftig en noodig is. Waren zoo wel d'In- gezetenen wat zeedigeren gemanier- der van aart, en beminden zy wäât meer de vreede, dit land zou gewif- felijk een van de gezegentfte en rijkfte landfchappen van geheel Sina zijn. Maar het woedend oorlog, dar Vot-

ften et Koningen om länd en luïden

helpt, en dit geweft in een geduurige alarm van wapenen tot dus lang heeft gehouden, geeft den huis-luiden niet weinig belétzel, in den landbouw waar te nemen; daar evenwel het land uit de natuur zeer vruchtbaar is. Wat den godsdienift aangaat, dien

‘deze volken onderhouden, daar in werfchillen zy weinig van de Sinczen, ‘en onderhouden, met uitterlijke ker-

rat kelijke

Gaodsdienft.

198

GEZANDTSCHA P aan den Grooten

kelijke gebaren en andere heidenfche | Changpe „die zeer groot en hoogh is,

plechtigheden byna een en den zel- ven Godsdienft.. Zy dryven ook fterk de leere van de verhuizing der zielen, van ’t een lichaam in ’t ander. Een zonderling vreemt en ongehoort ding; en daar in zy vande Sineezen en an- dere Volken verfchillen „heeft men ook daar te lande; te weten, huppe- lende of danfende Priefterinnen, die met huppelen, danzen en fpringen, zonderlinge vreemde potzen weten aan te rechten. Want deze Priefterinnen vermeeten zich , en belooven de ziek-

begint by de groote Muur , en firekt zich van daar totsdiep in Zartarye. In dit geweft is ook zekre Poel, die

over de tachtig: ftadiën groot is, en-

zoo diep, dat daar in geen gront te peilen is. Uit dezen Poel komen twee Revieren fchieten3-waar af d'een, die haren loop nat Zuiden zet, Ya/o ge- heten is; maar d'ander, die eerft Noord-

| waarts. en daat Ooft-waarts vloeit, heeft den naam Qwyentung , daar af alreê te vooren in ’t befchrijven van 'tRijk Niuche gefprooken is.

ten uit de huizen te kunnen verdryven, eenigh ongelukkig nootlot afte kee- ren, en allerlei fpooken en weêr-gee-

Toen nu de Tarter zich dus vaft Pe Simeezen

Met) er apenen zich met zoo een aanzienlijk heir in. Leao- ge rargers

tung had neêrgeflagen, en gelegent- neer te vern

Bergen.

ften wegh te jagen. Alsze nu haare kunften in teen of ’tander huis, dat moct fpookery, na d'inbeelding der In- woonders, geplaagt word, willenin 't werk ftellen, zoo kloppenze en flaanze by nacht en dagh op trommels, vellen, en andere geraas-makende inftrumen- ten, zoo geweldig, dat alles davert en dreunt wat’'er ontrent is. Onder dit kloppen en laan, ftaanze ook geduu- rig en zonder ophouden te danzen, huppelen en fpringen 3 ’t welk zy eeni- ge vuren achter malkandre uitharden, en niet eer op houden, voor datze ge- looven dat de ziekten , fpokeryen en andere ydelheden, verdreven en weg- gejaagt zijn. Ten hoogften heeft men zich te verwonderen, op wat wijze de- ze luiden zoo een lange wijle achter een kunnen fpringen en danzen, en hoe de kranken zoo een groot geram- mel en geraas van het {laan op de trom, en ’t danzen kunnen uitftaan-en ver- dragen. srt Hoewel ik terftont zeide, dat dit geweft op vele plaatzen zeer effen en vlak is, en gene Bergen of heuvelen heeft ; zoo vindmen daar in evenwel op verfcheidene plaatzen zeer aange- name en hooge Bergen leggen. Onder andere leid-by de ftad Quarning. zekre berg, Vanjang geheten; en by de (tad Tielune de berg Lungven. Ten Ooften

van de hooftftad Leaayang. fteekt-de berg Fungheang, hunne fpitzensin de

lucht; by deftad Chuxgrung vertoont

zich de bergh Hunglo , en ontrent „Ningyven, de berg Taluon, De berg

heit had , om van daar al ogenblikken ten Rijke van Sia inte rukken,fcheen de tijdt en noot te vereifchen, om, middelen by der hantte neemen; op wat wijze de Sineezen den erf-vyandt uit den Rijke te houden, en uit het land Leaotung verdrijven zouden; dan om dit op ‘t fpoedigfte en ten. minfte af-brek des Sineefchen Rijks te doen, daar aan was geen kleene arbeidt en moeite valt. Midlerwijle zoo leggen de Sineefche Overften en Rijxraden over dit werk een- vergadering , en befluiten endelijk , na veel overleghs, zes honderdt duizendt uitgelezene Krijgsknechten uit alle de landfchap- pens by aanfchrijving, op tontbieden, om daar meê op den Tarter los te gaan. De Koning van ‘teilant Korea zondt daar-en-boven aan den Sinee- fchen Keizer een byftant van twalef „duizent (lrijdbare koppen, die alle op boog en pijl, trots.den Tarter, wel afgerecht waren, en in flrijdbaarheit verre de. Sineefche Krijghsknechten „overtroffen, en voor den Tartet geen- zins bezweeken. Midlerwijle zad de Tarterfche koning, Thieuming', ook ‚niet leedig ,-maar liet zoo veel machts ‚na hem toe op de Sineefche-grenzen „voeren, als hy uit zijn Rijk miffen en by-een kon fchrapen. De-Sincezen, zig dus ten{trijde toegeruft hebbende, gaan in den jare.zeftien hondert negen- tien, in ‘t begin van Lentemaant, met „dat. vervaarlijk. en machtig ‘heir s op ‚de,Tarters aan, die hen {toutte ge- |-moet ‚-enonder d’ oogen. trokken. Daar

drijven.

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina.

Daar wiert ter wederzijde heftelijk ge- | vochten, en lang met twijfelachtige uitkomfte en gelijken neêrlaag ter we-

derzijde geftreden, tot dat ten leften

vrg

tuig en een fterke krijgs-bezetting wel rerbaaftheit verzien was, zo belijden evenwel de Si- 97 #7 74- nezenfelf datde verflagenis en verbaaft- ra zers im de heit-onder de Stedelingen zoo groot (sd Peking.

het Sineefche heir aan ‘t deizen en op de vlucht raakte. Sedert was het neêr- houwen en doodflaan aan de Tarter- fche zijde geen einde, en wierden in koelen bloede afgemaakt ‚, die ftant hielden en weêrftant booden. Vijftig duizent mannen, waar onder verfchei- dene Overften en luiden van naame waren , bleef op de plaats des gevechts verflagen; de reft ontfnapten het met de vlucht, en waren de booden van den neêrlaag aan den Sineefchen Kei- zer. De Tarters, na het bevechten dezer zege, (hoewel zy naulix tien te- gen een waren) vervolgden, na hun gewoonte, ter vlucht hunne verwin- ning veroverden ftormender-handt dien zelven dag noch twee fteden, lei- den dic aan koolen, en hieuwen de Stedelingen, waar onder zich veele Sineefche krijgsknechten bevonden, die den laaften veldrflag bygewoont

was , datde Keizer weêr, als te vore, voorflag maakte om de ftad te verla- ten, en zich na de Zuiderlijke land- fchappen te begeven. Dan hier ftel- den zich eenige der Overften en Rijx- raden tegen, met bybrengen, dat het vluchten van den Keizer , den Tarters moedt geven, den Onderdanen be- neemen en ’t geheele Rijk ont- ftellen zou; dewijl met dit vluchten niet anders zou verricht worden, dan den vyand het land inruimen. De Sine- zen voegen daar by, datde Tarters, in= dienze ’t beleg begonnen, en de ftadt ftormender-hant hadden aangetaft, zy de zelve zonder bedenken zouden ver- overt hebben: doch deze lieten zich meer aan den buit gelegen leggen; want zy plonderden wijd en zijd de Dorpen, Steden, en Veftingen, die zy tegen quamen , en brachten dui- zenden van Sineezen jammerlijk om

„UE IJ r di rd == re m 8 5 _ df d pe ee Pre ed _ _ a ee 5 p an _ = i " bed „+ ee add E ne ad e B u fi pe 5 , end

nme men n pr . jn . lek ; dk gn e rt en rd mdm 7 am vege : -

De Tarters keren weer na Leaotung.

hadden, tot eenen toeter neêr. Veel andere plaatzen van kleen belang als Dorpen en Gehuchten , wierden in tvoorby-trekken op 't fchrikkelijkfte verwoeft en in d'affche gelegt, en d'In- woonders gedwongen den zeeg-pra- tenden Tarter, in ditfchenden en woe-

’tleven. Zy keerden.dan endelijk,over- laden met buit, weêr in het uitterfte deel van Leaòtung , en lieten al d'an- dere veroverde plaatzen zonder be- zetting.

Na dit beloop der dingen en we- Vanlieus

Dede

- En ik en pn enn rn en

A48

erft;

den, de hant te bieden , of, indienze zich daar quamen-tegenftellen , op ftaande voet ter neêr gezabelt ; invoc- gen men heele ftteeken lands, daar het Tarterfche krijgs-heir was doorge- trokken , volk-loos en onbewoont zagh leggen.

Na dit ftorten van beeken bloets, en ‘e-floopen van Steeden en Dorpen, gaan de Tarters op den roof, en ko- men tot onder de wallen vande ko- ninklijke Hoofiftadt Peking ftroopen en rooven. Dan die te belegeren,docht hen meer een ftuk van roekeloosheit, als ftoute voorzichtigheit te zijn; ge- merkt daar binnen een ontelbaar getal van grof gefchut en ander eorlogs- tuig was, en de ftad met een bezet- ting van tachtig duizent krijgsknech- ten, alle oud en welgeoeffent volk, be- waart wiert.

En fchoon de ftad dus met oorlogs-

reltfche veranderingen, quam de Kei- zer Wanlieus , in den jare duizent zes hondert en twintig , dezer wereldt

toverlijden. Nazijn overlijden wiert raichangus

zijn Zoone Taichangus, een dapper 4” en ftrijdbaar Vorft, op den Rijxftoel verheven, die, met het vergaderen van nieuwe macht tegen de Tarters , genoech deed blijken, wat dienfte hy den Vaderlande, indien hy door een

ontijdige doot uit het leven niet was

weggerukt, zou kunnen gedaan heb- ben: want binnen de vierde maant zyner heerfchappye , quam deze moe- dige en jonge Vorft aan een haaftige ziekte te fterven. Eus, ftapte zynen Zoone Thienkins, diein deugt en dapperheit van zynen Vader geenzins ontaarde, op den le- digen Throon. Deze Monarch be- hartigde geen ding meer, dan met eenen ieder in vrientfchap te treeden, en zyn Ryk met de gunft en war

eit

plaats;

Nadezen Taichan= Nadezen

200

heit zijner gebuur-Vorftente flijven en beveltigens dewijl hy alreeds gezien had, en byna tot/s Rijx ondergang, wat fchade en afbreuk de Sineezen van den Tarterfchen Koningh van Niuche,door de nabyheit van dit Rijk,

GEZANDT SsCHA p-aan den Grooten

hangend:Eiland is dat is ,„ zoodanigh Eiland, dat rontom in 't water leid, uitgenoomen zeker uiterfte cind , daar meê het aan ’t vafte lant gehecht is,en, zoote zeggen, daar by aan't vafte lant in Zee-hangt. Want het kan, gelijk

Kd den Ko: geleden hadden. Onder andere zocht | d'ervarentheit zulx heeft bevettight , Korea wekt hy zich voornamelijk in de vriend- | rontomniet bevaren worden ; hoewel te verplichten. {chap en _gunft van den Koningh van | eenige zeggen , datze te Scheep daar

Korea te wikkelen. En gemerkt-deze Koning aan zijn Groot-vader een ge- tal van twalef duizent ftrijdbare Krijgs- knechten, (die meeft alle gefneuvelt waren) tegen den Tarter te hulp ge- zonden had , en de Keizer. van Sina begon te vreezen, datde Koning van Korea hem af-,en den zeeg-pralenden Tarter mochte toevallen, zoo zond hy aan hem een Gezant, by den welken hy hemten hooghften deed bedanken voor den byftant, dien-hy aan zijnen Groot-vader gezonden had ; met by- gevoeghde trooft-redenen. over. den neêrlaag, die de zijnen inden dienft der Sineezen, tegen de Tarters,geleden hadden. Hy zond hem daar en boven ook zeer heerlijke gefchenkentoe, als van zoo eenen Monarch te verwachten was ; beloofde hem zijne gunft , waar

rontom gezeilt zijn. Dan deze dwa- ling heeft hier uit haaren oorfpronk genoomen, datze meenen, dat zeker groot Eiland, Fusgma geheeten, ten Zuiden tegen over Korea gelegen, dit Korea zouzijn. Maarallede Sineefche Land-befchrijvers ftellen , dat Korea een vaft land , en aant Rijk Mzuche in Tartarye valtis; in dier voegen, dat het, gelijk gezegt is, een hangend Ei« landis. De Sineezen noemen dit han- gend Eiland niet Korea , maar Chaofsen; welke naam van de Japonners herkom- fligis, en word daar meê ook by hen genoemt.

Na't Noorden grenft dit Korea aan’t Rijk Niche; ten Noord-weften heeft het tot grenspaal de Revier Yalo leg- gen, en ‘toverige word met de Zee befpoelten omringt.

hy kon en moght; ’t welk hy alleen te dien inzichte deed, om met dit ver- plichten , den Koning grooter hulp en byftant af te perflen. En zeker, niet zonder groote reden zocht hy de gun-

‘t Ganfche hangend Eiland Korea, móreairin zoo groot als het is, word in acht land- acht land- fchappen verdeelt. Het middelfte en een ed eerfte van deze acht voert den naam

pl 8 N. di van Kixki , daar in de voornaamfte

zelve

Koren is een hangend Eiland.

fte van dezen Koning van Korea in- zonderheit te bejagen ; dewijl de vol- ken van dit Eiland,dat zeer na aan Japon gelegen is , uit de naabuurfchap vry meerder fterkte,dan de Sinezen hebben.

En vermits te voore op verfcheidene plaatzen van dit hangend Eiland. Ko- rea gewach gemaakt is, en deszelfs Inwoonders, in ’t befchrijven van deze Sineefche Oorlogen , dikwils meê in’t {pel zullen koomen, zal ik in 'tkort dit Geweft , en wat daar in aanmerkens waardig te vinden is, tot grondiger uitleg van't geen ons te verhandelen ftaat, den Lezer voor af ten toon ftcllen,

Het word by d'Europifche Volken in twijffel getrokken , of Korea een Eiland of vaft lant is, Maar het gaat ze- ker, volgens het gevoelen der erva- renfte Land-befchrijvers „dat het een

Stadt Pingjang , het Hof der Konin- gen, gelegen is. Het tweedeland{chap, - na ’t Ooften gelegen; is Ktangyuen ge- heeten ; hoewel het in oude tijden den naam Gueipe voerde. Het derde landíchap , na’t Weften gelegen, dat den naam van Hoazchai heeft, had eertijds den naam Chaofen , die nu het ganfche Eiland eigen is, Het vierde landfchap, na ’t Zuiden gelegen , is Ciuenlo geheeten ;maar wierd voor de- zen Pienhan genoemt. Het vijfde, na ‘t Zuid-ooften gelegen , is Kingxan ge- naamt , en was eertijds by d'uitheem- fchen en Inwoonders met den naam Xinhanbekent. Het-zefte, dat na ’t Zuid-weften leght, is tegenwoordigh Changcing geheeten; maar voor dezen voerde het den naam M/ahan. Het zevende , na ‘t Noord-ooften gelegen; - en dat in voorige tijden Kaokiuli ge-

noemt

Tartarifchen- Cham, of Keizer van Sina.

noemt was, heeft nu den naam Hzez- king. Hetachtfte of lefte, nat Noord- wetten gelegen , ismet den naam Piz- gan bekent. Keizer Uws, die den Stam Cheva alier-eer{t oprechte, gaf dit ge- welt, ontrent den Jare, na Chriftus geboorte, elf hondert-en een en twin- tigh, aan zekren Kicius, die den Kei- zer uit den (lam Xanga in bloetver- wantfchap beftont, te leen.

Onder de Regering van den ftam Cina, voerde dit Korea den naam van Leaotung. Hiaovus, ten rank vanden ftam Haza , wift den koning van Korea zoo te dwingen en ringeloren, dat hy zich benootzaakt vond dit geweft van hem, die het weêr met den ouden naam van Chaoften befchonk , te leen tontfangen. Toen zekre koning uit den ftam C:na, op deffelfs einde over- wonnen was, vluchte hy na Korea, en vêrworf, met bewilliging van dat lant, om het vierde landfchap Civen- Jo te bewoonen : Waar over den ftichtet vanden tam Tazga zoo ge- weldig verftoort wiert , dat hy den koning van Korea , Kaolien, door een ‚Heraut-den oorlog deed aanzeggen, en de hooftftad Pingjang veroverde, en den Koningh overwon , dien hy evenwel het Rijk te leen lict behou- den. Maar toen de hooft-rank des ftams Taiminga, met name Hunguvas , de Tarters uit Sina verdteef, zond de koning van Korea, die van de Tar- ters veel ongevals had uitgeftaan, en jammerlijk verdrukt was, Gezanten aan dezen Hunguvus,tot een bewijs van dathy zich over zijne bevochten zeege met hem verblijde, en zich ge- williglijk, alseen Leen-heer, onder zij-

2or

Het land wort doorgaans met een _ Zeden der

groote meenigte van menfchen- bè- woont, die een zelve form van tege- ring , eenerlei dracht van kleeren, éen zelve tale en wijze van fchrijven, te weten mer Charakters, met de Sinezen onderhouden, Zy omhelzen ook een zelven Godsdienft , te weten de leeré, die de verhuizing der zielen van ’teene lichaam in't ander flaande houd, en bidden een zelven Afgod aan ,-Fe geheten , daaraf te vooren gefproken is. De lijken hunner dooden begraven- zeniet, dan na het verloop van drie jaren, te reekenen van den eerften dagh darze geftorven zijn. Zy leg- gen de zelve, na de wijze der Sinee- zen ‚in dootkiften, die-zonderling cier= lijk toegemaakt , en waar af de reeren en fpleeten met zeker gom of lijm Cie, tegen ’t uitwaazemen der ftinkende dampen , beftreeken zijn.

Hunne Vrouwen bewarenze zoo nauw en zorgvuldig niet in huis als Sinezen , (daar in deze volken voorna= melijk van hen verfchillen ;) maar la=

‚ten die ook veeltijts in ‘t gezelfchap

van ‘t manvolk verfchynen ; invoegen zy van de Sineezen voor ongemaniër= de en ongezedigde volken uitgefchol: den worden. Zeer groot onderfcheit is tuffchen deze volken en de Sinezen in Zonen of Dochters uit te hylikken. Een ieder neemt zich een vrouw na zijn welgevallen , zonder de bewillt- ging van Vader of Moeder „of Bloet= verwanten ‚daar in te verzoeken; tgeenin tegendeel heel anders by de Sineezen onderhouden wort, gelijk zulks op pag. 49. wijtloopig verhaalt is.

War d'aart en natuur van ’t landt Aart van

: je In 'tlant, en aangaat, zonderling vruchtbaar ishet wat daar in

zelve in 't voortbrengen van alle din- voorskomr.

ne zeeg-pralende wapenen wilde bui- gen. De Keizer, tot erkentenis van deze onderdanigheit, befchonk heéni

met een goudt Zegel ,’t welk, volgens een oude gewoonte de Sineefche Keizeren aan hunne Leen-koningen verceren.

Op-dit Korea leggen zeer veele en volkrijke fteden; hoewel ik eigent- lijk het getal der zelve niet heb. kun- nen te weten krijgen. In maakzel, fterkte en ftant,verfchillen dezelve zeer weinig van de Sineefche fteden, en val- len ookmeetft alle vierkant van omtrek.

‘mt en

gen , dietot ’s menfchen onderhoad van nooden zijn. De Landeryen breri- gen Tarruwen Rijs, tweemaal ’s jaars, in grooten overvloet voort. En Men maakt in dit geweft verfchei- den flag van Papier „en koftelijke pen- celen van Wolven-hair die de Sinee- zen en deze volken in 't fchtijven ge- bruiken ; hoewel de Sineezen hunne fchrijf-pencelen gemeenlijk ook van Haze-hair maken. Inditgcweft komt Cc ook

202 GEZANDTSCHAP aan den Grooten

ook in grooten overvloet de wortel Ginfeng voort; enheeft men-daar ook verfcheidene gout-rijke bergen. Ner- gens valt beter Samdaracha of Cie, (daar af hier voor gefprooken is ) dan op dit Korea , daar meê d'Inwoon- ders ‚na de wijze der Japonners en Si- neezen, allerlei huisraat beftrijken, en op-potzen, Schoon dit geweft al- lerlei dingen dus in grooten overvloet bezit, ‚zoo drijven evenwel deffelfs Inwoonders met andre uitheemfche

volken geen handel, dan alleen met.

de Sinezen en Japonners. Dus verre zy gefprooken van dit hangend Eilant Korea; 'k treede weêr over tot het verhandelen van onze voorgeftelde ftoffe. De Sineefche__ De Sineefche Keizer daar-en-boven,

Keizer vujt î

toe omde (Om 't verder inbreeken der Tarrers, en

Tarterte __d'aanftaande onheilen des te zekerder

verdrijven. ge wederftaan) deed uit allede vijftien landfchappen van't Rijk nieuwe hulp- troepen vergaderen, en zond , om d'andere landfchappen voor het in- vallen der Tarters te bevrijden , groo- te krijgs-heiren in Leaotung. En om deze fterke legers van eetwaren, en andere nootzakelijkheden des te be- quamer te kunnen verzien, deed hy in de vermaarde Zee-haven van Thsen- Ein, daar in, (als in onze Reis-be- fchrijving verhaalt is) zo over Zee als overde Revieren, uit geheel S724 de Scheepen kunnen aankoomen , een groote vloot Schepen toeruften. Van dit Thiencin zond de Keizer dan tot de gemelde legers, die aanftonts op zijn bevel na Leaotung trokken, in korte reize over Zee, zeer licht al wat hy wilde. Want het lant Leaotung wort ten Weften byna t'eenemaalvan de Zee befpoelt, en legt maar twee dagen rei- zenster Zee vande koop{tad Thzencin, daar men te lande veel meer tijds van nooden heeft. |

Strijdbare Si- _ Onder verfcheidene „Overften: en

veefebe Vrom. Y andvoogden., die” dit geweldig heir met hulptroepen ftijfden, bevont zich ook zeker Vrouw, die met recht den naam van de Sineefche Amazone zou mogen: voeren : want zy, quam met een heir van drie duizent mannen uit, Suchuen, het uitterfte landfchap van't Rijk Sima,na’t Weften; en toon-

de niet alleen met haar {tour beftaan een manlijk herte ; maar had zich ook in krijgsmans gewaad gefteken , en zo-

danige eertijtelen aangenomen, die

meer op den aart van eenen nïan, dan van een vrouw , paften. Zy ging dik- wils op de Tarters los, en gaf, met ver- fcheidene overwinningen op hen te be- vechten, geen kleene blijkftukken van overftoute dapperheit. In werfchei- dene veldflagen ginkze den muitelin- gen en weêrfpannigen, die tegen den Sineefchen Keizer waren opgeftaan, manlijk te keer , en baarde, met {chie- ten en neêrhouwen , by wijlen een ‚yzelijke moort onder hen. Deze moec- dige en ftrijdbare mannin, had zich in plaats van haar kleen Zoontje ; datze om zijn jonkheit thuis had gelaten, ten dienfte des Konings in den oorlog vervoegt. bd

De Keizer Thienkius , na dat hy nu zelfs by ‘tlegerin Leaotung was geko-

Thienkins jaagt den

«gt aon Tarter uit

men, in alles wel voorzien, en 't heir Leaotung.

in flag-orde geftelt had, valt hy met zijn ganfche macht op den Tarter aan, flaat hem uit den velde, en bemachtigt ‘tganfchelandfchap Leaotung ; °t welk hem des te gemakkelijker gelukte, ver- mìds d'Ingezetenen, die jammerlijk van de Tarters mishandelt en geplaagt waren geweeft , de wapenen tegen de Tatters aannamen , en den Sineezen in 't uitdrijven te hulpe quamen. Wonder wel{loeg hier ook toe , dat d'Inwoon- ders in't Rijk Niuche te dien tijde aan 't muiten waren geflagen, zulx de Tar- tarifche Koning zijn heir , dat vry ver- lopen was, na behooren geen nieuwe hulptroepenkondetoevaardigen. d’In- gezetenen derhalven van Leaatung ‚die de groote wreetheit der Tarters vere foeiden, openden de poorten gewillig= lijk voor de Sinezen, en dreven overal de Tartarifche krijgs-bezettingen uit de fteden. En in.dezer voegen verlieten de Tarters,die door inwendige beroer- ten in hun lant overhoop lagen, en door de Sinezen met neerlaag op neer- laag geweldig gezwakt waren, niet alleen geheel Sina , maar ook het lant Leaotung , en weken buiten de groote

NEGEN-

De Tarters komen den Srneezen Deer beoorlogen.

Tartarifchen- Cham, of Keizer van Sina, 203

NEGENTIENDE HOOFTSTUK.

Laatfte Sineefche en Zartarifche. Oorlgh Waar in de Tarters het ganfche Rijk Sina ver-

overt hebben.

, N hoewel nu de wiffelvalligheit _4der wereltfche zaken , met het ontledigen des Sineefchen boo- dems van de Tarters, den Rijke van

Sina een zeer fchoon gelaat toonde,

De Tarter komt Le- aoyang be- oorlogen.

en als fcheen toe telacchen , zoo ver- anderde Fortuin , na haar gewoonlijke aardt, wel haaft van gedaante, en be- gon den Sineezen in ’t kort der mate den voet dwers te zetten, dat (als uit dit volgend verhaal zal blijken) de Tarters het ganfche Sineefche Rijk be- machtighden , en onder hun gehoor- zaamheit brachten.

De Sineezen , die niet duifterlijk za- gen dat de Tarters, meer uit noodt van hun eige Rijks-zaken gaâ te flaan , en om de muitery en tweedracht in hun land te dempen,dan door hunnemacht en wapenen uitden Rijke van Siza, en over de groote Muur geweken wa- ren, hielden noitop van tot den Oor- log toe te ruften, en de Muur en grens- plaatzen met fterke Krijgs-bezettingen te bewaren ; dewijl zy wel bevroeden konden, dat de Tarters hen hun Rijk zoo in ruft en vreede niet zouden be- zitten laten ; maar heeden of morgen met nieuwe krachten , na het beflech- ten der binnen-landíche beroerten, weêr komen beoorlogen. Gelijk aan d'uitkomfte wel duidelijk gebleken is. Want zoo dra had de Tartarifche Ko- ning den brandt van rd in zijn Rijk niet gedempt, of hy viel weêr

__ met zijn Heir in 't gewelt van Leaotung,

en gaf laft aan tzeventig duizent Rui- ters, die hy voor af zond, de Hooft- ftadt Leaoyang te berennen , en hem met meer volks in 't kort daar voor te verwachten. Maar deze voor- afgezon- dene Tarterfche Ruiters ftaken zoo vol moets en dapperheits, datze ,zon-

der hunnen Koning , die met her gros van ’t Heir quam aanzetten te ver- wachten,de Stad, binnen veertig uren tijds, (tormenderhant veroverden. Men vocht ter weder-zyde zeer heftig en fel, en bleven daar aan de Sinecfche zyde dertig duizent verflagen ; hocwel den Tarters deze verovering op niet weinig koppen te ftaan quam. Noit te voore hadden de Tarters tegen de Si- neezen zoo groot eenen neêrlaag ge« leden ; dewijlze in dit belegh aan den kant van twintig duizent Mannen ver- looren: want zoo troulijk en manlijk queet zich hier de Sineefche bezetting, dat de beleggers de Stadt geenzins zou- den verovert hebben, ‘ten zy „datze eenig verraad daar binnen gebrouwen hadden.

Want zeker Overfte, (na het zeggen der Sineezen zelfs ) die metgelt, en

Sineefche

Overfte vere

raadt de

groote beloften,van hem met een waar- stads.

diger ampt te zullen begiftigen, by de Tartersomgekocht was, deed de Poor-

| ten op zekren beftemden tijdt voor

d

| den Vyand open, die daar op metde

gaafche Ruitery en het meefte voet-

volk ter Stadt quamen inftuiven, en,

|

zonder veel tegenweers tevinden, die binnen den tijdt van weinig uren ver- overde. Binnen de Stadt wierd yzelijk gewoed, en met branden, fcheuren en fchenden der voornaamfte gebou- wen, tot wrake van den geleden neêr= laagh , zeer jammerlijk huis gehouden, en de Stadt tot een deerlijke puin- hoop gemaakt. De Tutang of Land- vooght , die dit verradelijk te werk

‚gaan van dezen Sineefchen Overften !

zeer na ter herte nam, hing; zich zel- ven, uit mistrooftigheit , en om die droefheit niet te overleven, rerftont | in’'tovergaan op. ’s Keizers opperften | MS: Raad,

264 GEZANDT SCHA P dan den Grooten

Raad, die den Tutang als opziender, Wat nu de overige dracht of kleeding, was bygevoeght, zou buiten twijffel | en aart en zeden dezer volken aangaat, zich zelven het zelfite gedaan hebben, | daar af is te voore op pag. 186. wijdlo- dan de Tarters kregen hem terftont le- { pig gefprooken. vendig in handen, die hem, op hoope Gelijk dit ftreng gebod eenigzins Bedroch der van hen dienfte te kunnen doen, en | verfchoonbaar was alzoo haalden in 7**”* ’s lands gelegentheit te openbaren , by | tegendeel de Tarters , met een andre Stantvaflig- den lijve lieten, Doch deze Heer be- | vuiler daat te begaan,een vuilen klad age hartigde beter zijn trou en eed, dien | op den hals, die hen by de Sineezen feben Over- hy den Sineefchen Keizer gezwooren | in groote haat en nijd bracht. Te we- hen, had;gemerkt hy denTarterniet gewaer- | ten‚in deze ftad bevonden zich te dien digde, om aan hem den Koninklijken | tijde zeer vele en rijke Koopluiden uit tijtel te geven, en zicheenen Barbaar | d'andere Sineefche landfchappen, die (zoo noemen de Sineezen gemeenlijk | aldaar getrokken waren om hunne de Tarters ) tonderwerpen. De Tar- | koopmanfchappen te verhandelen, en ters, die zich over de trouheit en ftant- | andete, die in Zeaotung vallen, op vaftigheit van dezen Man ten hoog-…|-te koopen. De Tarter gaf dezen Koop- ften verwonderden, ftelden hem daar | luiden op hun verzoek vrygelei ; van over in vryheit, en fchonkenhem’tle- | met hunne waren te mogen vertrek- ven; om hierdoor tetoonen ‚dat ook | ken; waar op deze flechte luiden, by hen de deughten vroomheit, na | (die‘tbedrogen de lagen der Tarters waerdye , geloont wiert. Dan hy, die | niet bemerkten ,) met alle hunne rijk- zijne Vyandenin wreedheit wilde over- | dommen en waren, blijdelijk ter ftad _ treffen, en wel wifte watloon, vol- { uit trokken; doch naulix warenzé drie gens de Sineefche wetten , hem te | mijlen weegs vandeftad af, of zy wier- beurt zou vallen, heeft zich zelven het | den van de Tatrters,die zig heimelijk in leven , datde Vyand hem gefchonken | zeker heefterbos verfteken hadden, had, met zich aan een ftrop te verhan- | op ’t onverzienfte overvallen, en tot gen, benoomen : Want het was by | den laaften man ter neêrgehouwen en de Sineezen van aller geheugenis her | om’tleven gebracht. Toen de Tar- een onverbrekelijke weten gewoonte | ters aan ’t plonderen en rooven der geweeft, dat alle Velt-overften, niet | goederen, en‘tuitfchudden der doode alleen die zig niet wel gequeeten ; | lijken, die op de plaats, daar deze maar ook de geenen, die ongelukkig | moort gefchiet was , tot aas der voge- gevochten hadden, den halze en’tle- | len en wilde dieren, onbegtaven ble- ven verbeurden. ven leggen. D'overwinners van de- De Tarters, na datze de ftad in de- | zen onweerbaren hoop, quamen, over- zer voege verovert, en onder hun ge- | laden met roof en buit, wel trotzelijk bied en gezag gebracht hadden, lieten | en bly ter ftad inrijden, en brachten aanftonts opentlijk een verbod en be- | onder de Burgersen Ingezetenen groo- vel afkundigen,dat niet eene Stedeling | te {chrik en vreeze; dewijl die dage- of Burger aan lijf of leven verkort zou | lix niet als diergelijke overvallen en worden; indienze hun hair , na de | liftigheden van de Tarters te verwach- Tarterfche wijze, wilden doen af- | ten hadden. fcheeren, hunne Sineefche kleeren Aangezien nu de Tarters het ver- pe rarters afleggen, en de Tarterfche dracht aan- | overen-dier ftad , met verlies van zoo weed zel neemen. Want de Sineezen droegen, | veel volks verkregen hadden, en die vervolgen. gelijk zulx op pag. 57. verhaalt is, eer- | zeege hen dus dier te ftaan quam , dor- tijds lang hair ; maarde Tarters {chee- | ftenze, verfchrikt door den neerlaag ren hun hair geduurig kort af, alleen | der hunnen, niet verder te lande in laten zy een langetuit of lok aan’tach- | rukken , nochte andere plaatzen van „_terhooft groeien, die zy zeer gierlijk | eenig belang aantaften ; dewijlze zorg- weten te krullen en opte toien. Den | den datze het zelfite regenweer zouden baart trekken zy zich ook geheel uit, | vinden , en den zelven neerlaag lijden, maar houden groote en lange knevels. | die zy voor deze (tad Zeaoyang gevon- den

end

. en nd a _ Fe en

rr wd rn

4 li uik | Ï

_ et

ü 1 ih! _ | he M _ Ô EAS Air t _ Ris 8 E ke 4 Bik: rn 9 k } _ it BA:

Jl

de ee -_

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina.

den hadden. Niet weinig deed hen

Maorvenlung doer den Si= neezen groote afbreuk.

‘ook het vervolgen van hunne zeege affchrikken , dat alle de plaatzen van Sineefche Overften wel verzien waren, en daar en boven Keizer Thienkius, niet alleen al d’ oude plaatzen met nieuwe veltingen en bolwerken had doen verfterken ; maar ook in d'eng- fte en bequaamfte wegen veel kleene veftingen laten opwerpen. Maar onder al d'andere van deze nieuwe opgewor- pene veltingen, was wel de fterkfte en grootfte , die de Keizer op 't eilant Cu had doen ftichten , en, om den Tarters den doortocht te beletten, met een fterke bezettingh van Sineefche krijgsknechten bewaren.

Maar onder al d'andere Sineefche krijgs-Overften , die den Tarters eenig afbreuk deden, munte uit zeker ftrijd- bare Sineefche Overfte , Maovenlung geheten,die met een fterke vloot Sche- pen het naafte Eilant aafì Korea, in de mont van de Revier Yalo gelegen, bemachtigt en ingenoomen had. Deze kloekmoedige helt , wifte de Tarters, met neerlaag, op neerlaag , zoo gewel- dig van achteren te quellen en af te matten,datze al andre plaatzen on-aan- geranft lieten , en alleen hunne krach- tente werk ftelden , op wat wijze zy hem dit befpringen en afbreuk- doen, zouden beletten en verleeren.

Deze Maovenlung was geboortig van het landíchap Quantnng , alwaar hy,door het omgaan en verkeeren met de Portugeezen van de Stadt Makao, veele dingen, noopende den Krijgs- handel, geleert had. Van daar had hy ook veel Hollands gefchut, van zeker geftrant Schip, met zig gebragt, en dat voor het meerendeel op de wallen van de hooft-ftadt Ningyven doen planten. De Sineeze Keizer ,na dat hy alree her Oofterlijke gedeelte van Leaotung , en de Hooft-ftadt Leaoyane quijt was,had deze Stadt, in fteê van Leaoyang, met den eernaam van Hooft-ftadt befchon- ken; en bevonden zich daar binnen , te dien tijde „de Twtang of Onder-ko- ning ‚ende Koninklijke opziender van Leaotung, met de maght van ’t ganfche Sineefche Leger. De Tarters, die van Maovenlung verfcheidene reizen dus heftelijk en telkens met groote neêr-

208

laag befprongen wierden, en met tes genweer te bieden, niets tegen hem zagen uit te rechten, leiden endelijk op lift toe, en zochten ’s Mans vroom- heit en deugt, met fchoone woorden en hooge beloften, te quetzen. Zy booden hem dan aan, by eenige heïime- lijke brieven, het halve Rijk van Siza, indien hy met den bloem zijns Heirs den Sineefchen Keizer wilde afvallen, en ‘t Rijk helpen veroveren. Maar Maovenlung , die ceren eedt niet wil- de breken, maar deugt en vroomheit behartigen, floeg hunne hooge be- loften en toezeggingen kloekmoedig af, merbygevoegde reden , van liever als ballingh te willen zwerven, of voor 't Vaderlant te fneuvelen , dan zijnen Heere af te vallen , en trouloos het Rijk,daar aan hy geen eigendom had, te bezitten.

De Tarters,zich dus van alle kanten in hunne hoope te leur geftelt vinden- de, hielden, (dewijl zy weinig zagen uitte rechten) tot in den Jare zeftien hondert en vijf en twintig, hunne ruft, die zy endelijk met het aanvallen en belegeren der hooft-ftadt Mrxgyven quamen breeken. Dit gaf onder de Sinezen, die zich alreeds hadden in- gebeelt de voornaamfte zwarigheit te boven geraakt te zijn, weêr nieuwe on- fteltenis en onluft. Dan Maovenlung quam met zijne krijgsknechten de ftad wel tijdelijk ontzetten, en floegh de Beleggers met zoo een overftoute dap- perheitop, dat de Tarters voor deze ftad aan den kant vantien duizent man- nen verlooren, en voorts van't beleg opbraken. Onder de verflagene Tarters ging ook zelfs de Zoone van hunnen Koning niet vry, maar quam ‘aldaar in ’t bloeienfte van zijne jaren te {neu- velen. Geweldig fpeet den Tarters de doot van ’s Konings Zoone, en floegen uit boosheit inzoo een razer- nye, datze over ’t ys (want ’t was ìn ‘thartje van de Winter, en de vorft had alle wateren gebrucht) op ze- ker eilant 7haoyven quamen vallen, en tien duizent mannen van de bezer- ting, en daar en boven al d'Inwoon- ders, zonder kinderen of vrouwen te fparen, zeer jammerlijk en deerlijk om ’t leven brachten.

CC î

De

ay ven,

206 GEZANDT sSCHA-P aan den Grooten

De Tarters zich dus, met het om- j en beleefdelijk te handelen , noch zoo

brengen van zoo veel duizent zielen , over hunnen neêrlaagh gewrooken hebbende , verlieten weêr het lant Leaotung, en begaven zich na Tartarye,

veeluit, «dar hy zijnen Zoone een cx- empel naliet, waar aan hy konde be- fpeuren, dat de Sineezen veel eer met zachtigheit en beleefiheit, dan met het

niet met voorneemen om zig tot ru{t en fliltete begeven ; maar om hunne krachten met meerder maght van volk te (lijven, en dan weêr ter gelegener tijt ten Rijke in te fpatren.

Enin dezer voegen wiert het onder-

gewelt der wapenen zouden overwon- nen worden. In dit zelfite loopende Jaar van ze-

EE KA Korea worden venen twingg, begoften de Krijghs- 4,0 de moer- knechten van den ftrijdbarenVelt-over- willigbeit der ften Maoven!ung , die, met het fti}zit- Seef

Zoldaten ten der Tarters, geenen Vyand had-gerergr.

Die van

Doodt van den Sinee-

ling dootflaan en oorlogen voor cen

Jchen Keizer, °

en Tarter. tijt geftaakt: want de dingen bleven

febon Koning. in ftilte tot den Jare zeftienhondert ze- ven en twintig als wanneer de Sinee- fche Keizer Zienk’us „in het groenfte zijner Jaren, dezer werelt quam t'over- lijden , wiens doot byna het ganfche Sineefche Rijk ten val bragt. De Tar- terfche Koning van Nruche, Thienmtng, die zoo veel duizenden van onnoozele zielen door vuur en zwaart zeer jam- merlijk om ‘t leven had doen brengen, volgde wel haaft dezen 7hienkzus , en quam in't zelffte Jaar dezer werelt te overlijden.

Na het overlijden van Thieskius, wiert tot navolger in deffelfs plaats zijne broeder op den Keizerlijken Throon verheven; dien het geluk den voet wonder dwers zette , en door de ontrou, en liftigheden zijner Onderda- nen een ongelukkige regeering en fterf- dag te beurt viel, als uit het vervolg der aanftaande gefchiedeniffen breeder blijken zal.

Na den doot van den Tarterfchen Koning 7hienming , betrad, als. navol- ger, deszelfs Zoone Thienzung’sVaders Throon, die een heel andre wijze op de Regeering (telde, en zijns Vaders gewoonte van ftreng te heerfchen ver- anderde ; invoegen hy de Sineezen zoo fel niet vervolgde, maar begon hen wat beleefder t'onthalen, en vriende- lijker te bejegenen ; waar uit een groote verandering ontítont , en de zaken der Tarters zich veel behaag- lijker lieten aanzien. En zeker, deze voorzichtige en ftaatkundige Vorft, zou hier door groote dingen by de Si- neezen hebben kunnen uitwerken , in- dien hy door een ontijdige doot uit dit leven niet was weg gerukt. Hy wracht evenwel,met de Sineezen dus minzaam

den, en by gevolgh niet vonden te rooven, d'Inwoonders van Korea, hunne vrienden en bont-genooten, met rooven, en andere overlaften te doen, geweldig te plagen. Zy deden de Ge- weften, die onder hun bezetting la- gen, en voornamelijk d’ Inwoonders van ‘tlandfchap Hienkien , zoo groot een fpijt en overlaft, dat de meefte van hen, uit wraak ern haat, zich niet alleen onder het befcherm van den Tarter begaven; maar rieden hem ook, dat hy mer een fterk getal van zijne krijgs- knechten, in Koreaanfche kleederen gefteeken, het Koreaanfche Leger (dat geen quaat vermoeden op zijn eigen volk zou hebben ) zou aantaften: ja, dat meer is, zylieten zich zelfs, als verraders van hun Vaderlant, Koning, en Sineefchen Keizer, tot dezen aanflag

gebruiken. Wonder wel ftont den Tar-

terfchen Koning dezen raad aan; en zond, zonder lang te zammelen, den Onder-koning, met een groote macht van Volk, na het Sineefche Leger, met de Koreanen voor aan, die den Tar- ter, als onbekent in dit geweft,den weg

wezen. Het Sineefche Leger , dat,

zonder zorg en vreeze, wijd en zijd door 't vafte lant ging ftroopen en roo- ven, kreeg ten eerfte door deze ver- ftrooitheit een zware neêrlaag. Ma- ovenlang des niet tegenftaande , be- merkende hetbedroch, en dat het Tar- ters waren, verzamelt zijne verftroide troepen ter yl, telt henin{lach-orde, om den Tarter voorts het verder inbre- ken en neêrhouwen te beletten.

Daar wierd een geruimen tijt zeer Maovenlung fel met twijffelachtigen uitkomfte ge- mat viuch-

vochten ; maar endelijk bevocht de Tarter de zeege, en liet Maovenlung de moedt zinken, en ftelde het op 't

vluchten,

| Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina.

vluchten. Dan om dit ten minfte af- breuk zijns Heirs te doen ,-deed hy een deel volks: zoo lang met vechten den Tarter ophouden , tot dat hy met het gros des heirs in alle veiligheit den ftrant zagh te winnen, en van daar te fcheep te vertrekken; 't welk hem ook zoo wel gelukte, dat hy metde meefte magt des heirs behouden daar af raakte.

En hoe groot een neêrlaag de Tar- ters, met deze litige krijgsftreek , on- der de Sinezen gebaart hadden, zoo achten zy evenwel hunne overwinning zeer weinig ja niet met allen , alffe verftonden dat Maovenlung behouden daar af gekomen,en hen ont{napt was; want dan dochtenze ecrft de zeege be- vochten te hebben, indienze hem van kant geholpen of gevangen gekreegen hadden. De Tarters derhalve, zich dus ziende in hunne hoope te leur ge- ftelt, en meenende datze vande Ko- reanen in ’t net geleid waren (want de zeege quam henook op niet weinig bloets te ftaan) verviclen tot die dul en verwoedheit, datze de Koreanen, die vaderlants-verraders , zelfs aänvielen, en miet fchieten en neêrzabelen tot den laaften man afmaakten en om % leven brachten: welk fchandelijk be- drijf de Tarterfche Koning, die uit den toevalder Koreanenzig wargroots be- looft had , zelf namaals fchandelijk verfoeide en misprees. Na het neêr-

Versoefting houwen der voornaamfte Koreanen, Wan Korea. die dezen aanflag gebrouwen hadden,

trokken de ‘Tarters in de zelfde ver- woedheit nade vier Noortíche lant- fchappen van Korea , die dicht aan Tartarye grenzen, en van hen ten gronde met roven, plonderen en aân brant fteken der voornaamfte Steden en Dorpen, verdelgt en verwoeft wier- den: Dit,en’t voorgaande mishande- len der Koreanen,dwong den koningh van Korea zich te wapenen, en met een aanzienlijk heir tegen den Tarter te velde te trekken.

Midterwijle zad Maovenlung meê niet (til, maar hebbende weêr een aan- zienlijke macht van krijgsvolk by een vergadert, trekt hy daar meê na Korea, om zich over den zeegpralenden Tar- ter te wreken , en zijne geleden fchade op hem te verhalen.

207 De Tarters, die vaft landfchap voor landfchap nain Korea verwoeften, wa- ren nuin’t aantrekken op de konink= lijke (tad van. Korea, in meening om die aan te taften en toverrompelens maar komende aan ‘t begin der bergen, (waar langs de weg nade koninklijke hooftftad loopt ) ontrent zeven mijlen van de hooftítad, troffen zy in d'eng- te den koning van Korea aan, die zich aldaar met zijn heir , om de Tar- ters tonderfcheppen, had neêrgefla- gen. in den lijve zood van aan den man te raken, vielen den Koreaanfchen ko- ning, zonder den eerften aanval te verwachten, zelfs met een overftou- te kloekmoedigheit en onvertzaagt= heit op 't lijf, Naulix waren deze twee vyanden op elkandre los gegaan, of de dappere Maovenlung komt met zijn heir aanzetten,en valt den Tarter met gelijke felheit van achteren in de hin- derhoede. De Tarters, die zich dus. van voore en van achteren tuffchen twee fterke heir-legers beklemt, en geen uitkomfte zagen, dan die de zabel hen zou verfchaffen , hieuwen van voore en van achteren, als dol en uitzinnige menfchen, op bei de legers geweldig aan. Daar viel een hart en bloedig gevecht, en zoo geweldig fel wiert'er met neêrhouwen, en bloet- vergieten tegen elkandre gewoed, als of ieder zijn eigen met eens anders on- dergang zocht te boeten; invoegen de Sinezen in hunne Schriften vermel- den, dat noit feller noch fchrikkelijker Veltflagh tuffchen deze twee volken in Sina voorgevallen zy. Met recht magh het voor een wonder en vreemde zaak gerekent worden , dat van drie Heiren niet een de zeege bevocht; maar wier- den byna, met gelijken neêrlaagh meeft alle verdelgt en vernielt. Vijftig duizent bleef aan de Tarterfche zyde verflagen, de Koreanen verlooren tze- ventig duizent Mannen; maar de neêr- laagh der Sincezen was zoo groot, dat zeer weinig daar af quamens't welk voornamelijk hier door ontftont, de- wijl de Tarters tegen de Sineezen de felfte aanvallen deden,om een opening en ruimte tot vluchten te maken; want zoo dra en hadden de Tarters, met

Dande Tarters, die het herte: Bloedigh gen

drie Legers.

els nt

rit *

ii" EE

208

met het neêrhouwen van eenige dui- zent Sineezen „geen ruim-baan ge- maakt , of zy vluchten met groote ver- werring en verbaaftheit na Tertarye, En in dezer voegen verdelgden deze drie Heiren ‘zich onderling , zonder dat een van allen de zeege heeft kun- nen bevechten;en zijnen Vyant ver- volgen, ‘ten zy men zulx den koning van A orea wil toefchrijven; niet ten aanzien vande veld-flagh , ( want die quam hem meê vry dier te (taan ) maar ten aanzien van het herwinnen zijner veroverde landen. Want deze, na het verzamelen van zijne troepen, raakte weêr aan zijne landfchappen, die de Tarters , met het vluchten en wegh= trekken na Zartarye , geruimt hadden, zonder groote moeitc.

De Tarters,die dus een zwaren neêr- laag, zo wel van de Koreanen, als Sine- zen geleden hadden, begoften-nu vry wat omzichtiger te worden , om deze volken weêr zoolicht aan te taften en op'tlijf te vallen. Zy vielen evenwel, nadien tijdt, meenigmaal met fterke Heir-legers in 't landt Zeaatwng „en brachten endelijk het Oofterlijk ge- deelte van dit landfchap geheel en al onder hun macht en gehoorzaamheit. Na het veroveren van dit Oofterlijk gedeelte, gingenze ook d’ andere ge- weften van dit Leaotuag aantaften , en roofden en ftroopten hert ganfche lant door ; dan noit warenze zoo ftout, datze zig daar neêr durfden {laan. Doch dit rooven en ftroopen verging hen zoo gelukkig niet, of zy leden daar by zeer groote neêrlagen, en wierden menigmaal daar in belet en verjaaght;

„waar in zeven Portugeefche Konfta- pels ( zoo welzelfs met fchieten tegen

den Tarter te keer te gaan , als de Si-

neezen daar in t’ onderrechten ) den Sinecfchen Keizer geen kleene byftant

en dienfte bewezen. 6

In dit beloop der dingen , terwijl

one de Tarters zich valt in 't Oofterlijk ge- terom vrede deelte dus hadden neêrgeflagen , en ge vnzoek. dagelix weer eenen nieuwen inval poogden in't Rijk te doen , zond de Sineefche Keizer Zungchintas zekren Velt-overften Y venus, met een fterk

Heir , en volkomen magt na Leaotang,

en belafte hem vrede met de Tarters

De Tarter mwerowvert bet Oofterlijk ge- deelte van Leaorung.

“De Keizer

GEZANDTSCHA Pp gan den Grooten

te maken, indien zy daar toe verftaan wilden , en zich genegen toonden; of met hen een beftant van wapenen op te rechten ; of, indienze dit quamen af te (laan , hen aanftonts te beoorlo- gen. Tot dit verzoek wiert de Keizer. door hooge noot gedwongen : want daar waren Roovers door ’t ganfche Sineefche Rijk opgeftaan, en zoo fterk ingetal toegenoomen , dat het fcheen, datze het geheele Rijk zouden af-ge- loopen hebben; invoegen de Keizer grooter vreeze voor hen, dan voor de Tarters had.

Deze Yyenus, dien de Keizer dit hoog gezagh had opgedragen ; was fchrander van geeft, op Hooffche tre- ken zonderling afgerecht, welter tale; en daar en boven in't fchrijven (een ding dat by de Sineezen zeer hoog ge- acht word ) zoo vaerdig, dat ky aan ‘tHof daar in zijns gelijken niet had. En niet alleen wift hy den Keizer,maar ook d'aanzienlijkfte en deftigfte Over- ften ‚, en Rijx-raden aan’t Hof, zooda= nig met liftige krijghs-ftreken te bele- zen'en blind-doeken , dat de Keizer - byna op hemalleen’s Rijx gewigtigfte zaken liet aankoomen. Treffelijke en groote dienften zou deze Yvenus den Rijke van Sina ook gedaan hebben, en de Keizer zich, na zijnen raad te ryenus 1aag luifteren , niét bedroogen hebben ge- veh omkoe- vonden, indien de gelt-zucht hem zijn?" herte niet bezeren , en hy de verganke- lijke wereldze rijkdommen niet meer dan zijn trou en’t welvaren des Vader- lands behartight had. De Tarters dan kregen dezengeltzuchtigen Y venus,die hen de rechte Man fcheente zijn „om iets gewichtighs uit te werken, met

hooge beloften en gefchenken zoo

verre op hunne zyde , dat hy endelijk met hen eens wiert, en hen beloofde de handt te bieden, waar hy kon en mocht. par; er”

Voor eerft ( dus verleidt door de maevenlang Tarterfche liftigheit) belooft hy den 2%*vs"- dapperen en kloekmoedigen Veld- overften Maovenlung , ( die een fchtik voor de Tarters was) heimelijk om’t leven te brengen; omt welk behen- delijk uit te werken, noodight hy hem ter maaltijdt , en helpt hem, door zekren vergiftigen drank , van-kant.

| Dit

Tartarifchen Cham ;,

Dit dus heimelijk befteken hebbende, rechte hy mer de Tarters, na-hun eigen wilen wenfch , en op zeer onbillikke voorwaarden voor de Sineefche Kei- zer, een verbont van vrede op; dat de Keizer, zoo dra hy dat te lezen kreegh, krachteloos en van geener waerde hield. Yvenus, die wel zagh dat aan het vernietigen van het ver- bont dezer vrede, zijn eet en gezagh by de Tarters zoude hangen , ging hen, omden Keizer tot het aanvaarden van deze vrede te dwingen, wel ftou- telijk ‚inden Fare zeftien hondert en dertig, tot het beoorlogen des Sinee- fchen Rijks ophitzen en aanraden, met

beloften van tegens hen het minfte

niet te zullen aanvangen , nochte zich verroeren , indien zy door eenen andren wegh, als daar hy het gezach en gebied had, een inval wilden doen. Zoo geraden, zoo aangevangen: want

of Keizer van Sind. dóg

en een herte in denlijvé f(preeken. De Tarters midlerwijle begoften dikwils op de ftad ten ftorm te trekken ; maar wierden t'elkens met groot verlies van volk afgeflagen ; zulx zy beflooten het

werk voortaan wat zachter op te nec- men, enliever de (tad met cen lang=

duurig beleg zoeken te veroveren, dan met domme-kracht, tot groot af- breuk van hun leger, te werk gaan. De Keizer deed ook, by eenen afgezonde- nen brief, Yyenus met zijne krijgs- knechten op ontbieden ,‚ om de Tar- ters (want zijn verraat was toen noch aan dendagh niet gekomen op te flaan en weerftant te bieden. Yyenus, op dat de Keizer op hem geen ach- terdenken zou krijgen , vervoegde zich tor onder de wallen van Peking met zijn heir, dat zich een groot uk weegs van het Tartarifche le ger neêr- floeg.

. En ad Det 3 _ Ea

dd 4 LP

es 7

mean de

dr n

nd

de Tarters twijfelden zoo weinig aan de beloften van Yvenus , ter zake van zijne overgroote gicrigheit , datze, zonder zorge, en lang te zammelen, ín

Yvenus hier en tuffchen toonde te- ter te Vert gen het Tartarifche leger ter werelt // Na ngen en

geen vyandfchap ; maar ried in tegen- „n° leven deel den Keizer de voorwaarden, daat gebracbs.

De Tarters ’t landfchap Peking vielen. De plaat- rvi zen, daat zy voorby trokken, plon- Hoofitaà _derdenze uit, leiden „meenigte van Peking. __fteden aan kolen , en quamen endelijk,

na datze met roven, branden en (troo- pen, veel moedwils ten platten lande en inde fteden bedreven hadden, de keizerlijke Hooftítad Peking zelf be- rennen.

Dit bracht groote. fchrik en onftel- tenis , niet alleen onder de gemeene Burgers en Stedelingen , maat ook on- der de voornaamtfte Rijxraden , dië in dit gewricht der zaken den Keizer wel ernftelijk rieden , dat hy de ftad verla- ten, en zich na de Zuiderlijke land- fchappen begeven- zou. „Dan hier toe was hy niet te brengen ; maar zei- de dar hy zich liever aan hondert ftukken wilde laten houwen , of zich in een uitval met de zijnen doodt vechten, als uit vreeze voor den Tar- ter de minfte voetftap te wijken, en uitde Noorderlijke landtfchappen te trekken. Daar-en-boven beval hy zij- nen krijgs-Overften op den halze, aan niemant verlof te geven om uit de ftad te trekken ; maar datze eenen ieder tot blijven wilden vermanen,

mmm mm mn neee ST

op het vreê-verbont met den Tarter geflooten was, t'aanvaarden ; ‘t welk hyden Keizer alleen te dien eindé zocht op te dringen , «om door dit middel met groote (chatten en’ rijk- dommen (die hem de Tarters, in- dien de vféede voortging , daar voor belooft hadden) naar huis te trekken. Nu begon Zungehinis lucht van tgeen te krijgen , dat Yrenzs zoo langin zijnen boezem, tot verderf en ondergangh- vant Rijk, gebrouwen

had, enliet hem dooreen van zijnege-

troufte Kamerlingen weten , dat hy zich in perzoon alleen , zonder groo- ten nafleep,‚in ftad wilde: vervoegen,omt inden Krijgs-raat te verft chijnen, en al- daarmerd’andre krijgs-overften t'over- leggen , wat in deze gevaarlijke tijden, tot heil en welvaren van ’t ganfche Rijk en de belegerde ftad,te doen ftonts De Keizer, die geen poort wilde ges opent hebben , onder fchijn dat Tarter te dicht onder Je walten lag, en met het openen der poorte iët vy- andlijks mochte onderwinden, ( hoe- wel zulx meer gefchiedde op dat Y venus met zijn ganfche feger ter flad niet zou indtingen beval dar hy zich

dd by

210

by een koorde over de Muur zou la- ten halen, en dus bedektelijk in ftadt koomen. Van al dit gedoen wiert Yvenus van niet eenen der Rijksraden, die hy in groote meenigte ten Hoof op zijn hant had, in ’'t minfte iets ver- wittigt; dewijl de Koning het ftil ge- houden, en dit zijn voornemen aan niemant geopenbaart had; maar al- leen aan de Rijxraden laten weten, dat hy met hem van eenige zaken van groot belang, dien her heil en welva- ren der ftad betroffen, te {preeken

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

wierden terftont, en dikwils met groo- ten neêrlaag , daar weêr uitgedreven. In het gemelde jaar quam ook de Tar- terfche koning Thzengungus dezer we- relt t'overlijden , in wiens plaatze zijn Zoone Zungreus (de Vader van den tegenwoordigen Keizer, die nu’t Rijk Sina bezit ) op den Rijksftoel raak- te, In ‘t kort, eer ik het befprin- gen en veroveren des Sineefchen Rijks door de Tarters voorders ga verhalen,

zalik iets van dezen Tarterfchen ko-

ning Zungtens voor af fpreeken.

'

Uit de natuur fcheen deze Vorft en met alle volmaakthedenbegaaft te zijn; geen en waar in de natuur hem fcheen mis- wen Tarter.

deelt te hebben, die gebreeken wit {eben koning

had. Want had de Koning zich het minfte daar af laten ontglippen, zijn fchepfelen en aanhangers „die hem uit

het Hof alle geheimenifen terftont Zungrens.

overbriefden , zouden hem dit ter-

front ook het had gekoft wat het wilde , door hunne Verfpieders heb-.

ben verwittigt. Ywveuus dan komt zonder fchroom en eenig achterden- ken over, de Muur inftad , en begeeft zich by den Keizer ; maar zoo dra raakte hy voor ’s Keizers aanfchijn niet, ef hy wiert gevangen en op ftaande voet , zonder veel woorden te mogen gebruiken, om ’t leven gebracht. Zoo dra de Tarters kundíchap van zijn ombrengen en overlijden kregen, bra- ken zy van ’t beleg op, en verlieten de keizerlijke Hooftftad Peking , uit vreeze van overvallen te worden ,in- diende Keizer eenen anderen. nieu-

wen trouwen Velt-overfte , in plaats.

van den omgebrachten, over ’t leger quam te tellen. In ’t wegh-trekken hieldenze op al de, plaatzen, daar zy door-trokken , zeer fchendig huis, en plonderden en verdelgden de Steden en Dorpen tot in het lantfchap Xan- ëung , en keerden endelijk weêr, over- laden met roof en, buit, in Leao- Jung.

Na het rijzen en dalen van deze din-

gen , hebben de Sinezen en Tarters tot

aan den jare zeftien hondert zes-en-der-

tig onder elkandre weêr verfcheidene en felle oorlogen gevoert, waar in de Sinezen, en dan weêr de Tar- ters op elkandre de zeege bevochten; doch queten zich. evenwel de Sinezen doorgaans zoo manlijk dat de Tar- ters tot aan dien tijd naulix in. Siza den voet hebben durven zetten of zy

ee aa

hy door kunft en ocffening zoodanig te regelen, dat hy verre zijne voor- zaten in {chrander- en voorzichtigheit te boven ging. Eer hy noch op den keizerlijken Throon klom , gaf hy geen kleene kenteekenen van voor- zichtigheit. Hy bezad heufchelijke beleeftheit en andere koninklijke deugden meer „als oit eenig van zijne voorzaten. kindfche jaren gong wiert hy al van zijnen Vader, onder ’t opzicht van eenige zijner Rijksraden, in Sinee- fche kleeren na Sina gezonden, al- waar hy in 't heimelijk eenen geruimen tijt leefde, Hy leerde aldaar, niet al- leen door een ingeboorne fchrander- heit „in zijne jonge jaren de Sineefche tale zeer vaerdig; maar nam ook in ‘tkort hunne heufche zeden zoodanig aan dat hy de Tarterfche rou- en woeftheit geheel en al fcheen verleert te hebben. Als hy op den Rijksftocl trad, veranderde hy de wreede wijze van heerfchen zijner Voorzaten in een zachter en beter; toonde zich mee- warig. en.gefpraakzaam tegen zijne Onderdanen; in't welk hy de voet- ftappen van zijnen Vader niet alleen gevolgt, maar ook verre te boven is gegaan. Want als hy niet duifterlijk befpeurde, dat niet alleen zijne On- derdanen ‚maar ook de Sinezen, liever zachtelijk dan wreed wilden gehandelt wezen , en-d’alte groote wreedheit in

“thandelen der Sinezen hen belet had

iet -gewichtigs te verrichten , ver- anderde hy van aart, en nam andere zeden

Toen hy noch in zijne

Strenge ge- woonte der Sineezen.

Tartarifchen Cham „of Keizer van Sina.

zeden en manieren aan, om zich niet zoo zeer door de wapenen, als door de liefde der Onderdanen,op den nieu- wen Troon te veltigen. De Sineezen, die hem quamen toevallen, bejegende hy met zonderlinge hartelijkheit , en handelde hen als zijne eigene Onder- danen. Degenen, die hy in den oor- log gevangen kreeg, droeg hy zonder- linge gunft, en ontfongze in zijnen dienft , indienze zich daar toe gewil- lig toonden., of lietze vertrekken, die vertrekkens gezint waren. Hoopen van herten won de koning met dit vriendelijk onthalen en beleeft hande- len , en verfpreide zich het gerucht daar af in ’t kort door d'omleggende gebuurlanden , der mate, dat veele Vorften en Overften , van de Sinezen verftooten, hunne toevluchttot hem namen: door wier byftant hy geen kleene dingen daar na verrichte in't bemachtigen van 't Rijk 814. Hy ver- zagh ook de genen, die boven d’ an- dere eenigzins uitmunten , met hoo- gerampten en gefchenken, als zy oit by de Sineezen te verwachten hadden; ’twelk alles hem zonderling bemint onder de Sineezen maakte. Wantals de Sineefche Overften , die in ’t Rijk Sina iets misdaan hadden , bemerkten datzy niet alleen vrye toevlucht ; maar ook gunft by den Tarter verworven , quamen vele Overften, om de ftraffe t ontgaan, tothem overloopen. Want de Sineefche Regeering, tot vermijding van veler trouloosheit en gierigheit, heeft een vafte Wet inge- voert, “waar by de- Vorften of Over- ften, onder wier beleid iet ongeluk- kigs-gefchiet, zonder genaâ aan den halzergeftraft worden ; dewijl zy het ongelukkig uitvaller van eenigh aan-

|

lijkheit en beleeftheit, geftreelt en ont- fangen wierden. Ondertuffchen liet het zich aanzien,

2rIr

deze dingen ftaat, zal zelden het ver- liezen van zijn lijf ontgaan ; zulx de Sineefche Overften geen kleene keurc hadden, om den Sineefchen Keizer af, en den Tarter toe te vallen; de= wijl zy onder de Sineefche Regeering met de grootfte bits en griimmigheit, maar onder dezen Tarter met alle min-

als of defe Tarterfche Oorlogh daar na fcheen in{laap geraakt te zijn; in- voegen de Sineezen zich vaft inbeel- den , datze het meefte gevaar tc boven waren geraakt : want fchoon de Tar- tershet Wetterlijk gedeelte van Lea- otung in hadden, zoo was evenwel het Oofterlijk gedeelte met krijgs-bezet- tingenen veltingen zoowel bewaart, dat de Tarters zig wel wachten zou- den, verder van dien kant een inval te doen. Ook was in de omleggende plaatzen een machtig Heir. tegen de Tarters op de been, ‘t welk zich en= delijk op ’tEiland Cu neêrfloeg , om hen het verder invallen in Leaotung te beletten. |

Maar het Rijk Siza had inwendigh in haren boezem gebrouwen , dat haar ten valle bragt, en Van Opper- hooft deed veranderen. Te weten, het meefte en: grootfte gevaar had zy van de roovers te verwachten, die zich te dien tijde in groote meenigte in't Rijk ophielden, en dat vernielt en aan de Tarters hebben overgelevert ; doch op dat des te klaerder blijke, op wat wijze Tarters door het opftaan en muiten van deze Roovers aan't Rijk geraakten , zal ik het werk van wat hooger. ophalen , en den oorfprongh op ’t duidelijkfte voorftellen. |

(lagh ‚of wat het zou mogen wezen, niet op eenig nootlot , of op de veran- derlijkheit van ’t ongeftadigh geval; maar op cen ieders verzuim en onacht-

Deeerfte opftending van dezeroö- p, soovers vers en verraders, vernam men in teijn d'oor- landfchap Suchuen , dat in hare bergen £4%$ van”

S verlies van't een deel wilt en woeft volk beflootenzijg.

zaamheir, of verraad, fchuiven en wij-. ten. “Komt iemant ongelukkigh een

Veld-flagh te doen; raakt iemant een Jandfchap,daar hy tot Landvoogt over gefteltis > zijner ongelukke quiijt; komt daar oploop onder ’t Volk; of muitéry onder de Zoldaten t’ ontftaan, d'Overfte; aan wiensher gezagh van

houd ; zulx deze en andre Rijx-verra= ders allét-eerft het jok van gehoors zaamheit begoften af te fchudden, en tegen huúntúe Overheit op te ftaan. Toen ging hetop een rooven en bui- ten,entaften zy alles aan, zonder geefte-

lijk of weereltlijk te verfchoonen, wat’

hen vóor quam. Het geluk endeftout” dd 2 heit,

Tweede op- Bending.

212

heit, dar-beide waag-halzen maakt, had hen der mate de herffenen be- dwelmt en opgeblazen, datze, na het veroveren van veel andere fteden,, Chingtu, d'eerite Hooft-ftad van het landíchap , gingen beleggen, en die zoo geweldig mert aanval op aanval be- ftormen ,datze de zelve buiten twijffel zouden verovert hebben ; indien de boven-gemelde Sineefche Amazone, en ftrijdbare Mannin, de ftadt niet tijdelijk had koomen ontzetten. Want het gerucht van hare dappere ftrijd- baarheit, had onder deze roovers zoo groot cen fchrik gebracht, datze , op hare aankomtfte, terftont van ’t.belegh opbraken ‚en met groot verlies de ftadt verlieten. Dan hierdoor warenze evenwel niet geheel en al uitgeroit ; maar zy begaven zich weder na het Gebergte, ( want hun ganfche hoop beftont meeft uit wilde en woette berg- luiden, van't landfchap. Suchuen ) om nieuwe krachten te vergaderen , en d'overige ftruik-rovers, die zich noch op ‘t Gebergte onthielden aan hunne fnoer re krijgen. En deze was d'’ ecrfte opftending die vande roovers en ins gezetenen aangevangen” wierd „en

geen kleene aanleiding totde tweede

gaf, die aldus haar begin, op- en voort= gang nam. |

In 't landfchap Quezcheu, was cen onrechtvaerdig vonnis, in zeker pleit- zake, tuffchen twee voornaamfte Over- ften uitgefprooken, zulx de gene, die. zig daar by beledigt vond ; het gefpro- ken vonnis zocht te herroepen; maar,

kon, wat moeite hy aanwende, geen

gehoor en verzet van zijne {chade ver-. werven. „De rovers die zig ook in,

t

groote meenigte op het gebergte van

dit landfchap- onthielden, en zig tot dus lang noch (til gehouden hadden, gingen dezen verongelijkten Overften aan boort, met beloften van.hem mer goet en bloet te willen byftaan , en

zijnongelijktehelpen wreken, indien

hy zig tot Overfte over-hen wilde la- ten gebruiken ‚en hunne aanflagen. helpen uitvoeren; Niet lang liet.zich deze Overfte tot cen werk noodigen; dat hem het bequaamfte docht te zijn, om zich over zijn geleden ongelijk te; wreken; dies tonden de gemelde roo-

GEZANDT sCHaAP aan den. Grooten

vers onder het gebied van hem opent- lijk op, en bragten ten eerften aan- ‚vange de gemelde Overften; die het | vonnis onrechevaerdig hadden: uitge- ‚{prooken, om ’t-leven, Dit verricht hebbende , viclenze op-het Leger van den Tutang of Onder-koning, en floegen heminde vlucht; de welke, na het verzamelen van zijne verftroide troepen, daarna zo fel op deze roovers los ging, datze weêr van hem voor het „meerendeel overwonnen ‚-maareven- wel niet geheel en al uitgeroit wierden; zulx zich deze roovers, als de voorige, meê op ‘t gebergte begäven,omnicuwe krachten aan te winnen, ende tijdten gelegentheitaf te wachten.

Daar en boven-heeft de honger en dieren tijt die te. dien tijde ( ter zake van de meenigte der Sprinkhanen, die loof noch gras op ’t velt lieten-blijven, maar alles vernielden }-in. de-zeven Noorder landíchappen: van Sina ge- weldig in zwang ging „teen groote aanleiding tot. het opftaan-aan” veele Rovers gegeven; ’t welk men-voor- namelijk zag gefchieden inde land- fchappen Xenft en Kantung.” merkt de Keizer Zungehinias, en gierig van.aart was degewoonlij- ke jaarlixe fchattingen evenwel wilde opgebracht hebben, als vof heteen vruchtbare en goede tijd was, zoflocg de Gemeente, en andere die dus lang noch (til gezeten hadden uitvongedult

hier over zoo:geweldigindezerland- -

fchappenaan’tmuiten;datdezetoovers in't kort acht fterke- legers: te: velde brachten. Den geene, diein moed en dapperheit onder hen allertuitraun= te, maaktenzy tot Velt-ovetften over de legers , en hielden, zoodanig cen krijgstucht onder dezen: rouwdnven baldadigen hoop ,-dat de geene: wel trengelijk,en dik wils aan den halze;ge- Ûfraft wiert , die het bevel van’ zijnen | orissha niet terftont in 't werk ftel- Ber 105 no ttl beers Wir „Toen nu deze rooversen muitelin=

De Honger.

En Se ps Zierigbeis die vrek des Keizers

vermeerdert

de Roovers.

De Roover?

| gen zich dus met kracht van volk: er woeker #2

_…… _ Rijkte ver- macht van wapenen gefterkt 2 emimet ven

lang te rooven-en: ftroopen;;gtoote rijkdommen by een vergadert hadden; wierdenze in.hunne geeft zoodanig opgeblazen, datze-het zich tot:fchân-

de

Tartarifchen- Cham, of Keizer van Sina,” 213

de ‘en oneer reekenden langer byzon- dre lantfchappen te bezitten ; miaar

ken ván tijd tôt tijd geweldig te ver- vallen , zulks het fcheen byna met

begoftenna't ganfche Rijkte dingensen | het Rijk omgekoomen te zijn: want â zochten den Keizer vanden Throonte | de Tatters, die dir treurfpel nu ‘met * helpen. Dan deze brok had zich ieder | blijde oogen aanzagen, en daar over N Velt-overfte in zijne gedachten opge- | in hunne vuift niet weinig lachten, ft flokt zen beelde zich ieder in,bequaam | hadden het Rijk onlangs zoo gewel- GE te zijn om dien laftte dragen; invoe- | dig, met het ombrengen van eenige rit

gen d' een den ander, op hoope van d'overwinning te krijgen, en ’t Rijk al- leen te bezitten, ging beoortogen ;

Twee ver ’t welk zoo lang duurde tot dat alleen

maarde roo- “ers blijven dn’ leven,

maar twee van al de voornaamfte Velt- overften, Licungyus en Changhienchun-

ften, met fchoone.woorden en groote

beloften; op zijne zijde te-winnen; om zijn ftandert en/geluk te volgen. De

krijgsknechten ,diesop geen lijfs-gend

duizent zielen en getrouwe Overften, mishandelt en gehanthaaft , dat de Keizer naulix wifte , wetwaarts hy zich keeren, en goede Overften vin= den zou. Wat nu voorders deze ge- melde twee Hooft-rovers in hun op-

kunnen behouden hebben , indien hy tucht en'‘beleeftheit had weten te ge= bruiken, en-zich in die mogentheit te matigen.

Zus, twee der fnoodfteen ftoutfte ver- | ftending verricht hebben, zal ik ver- Nik: raders ; by den lijve bleven. Onder | volgens gaan verhalen; doch op dat khad) deze twee ontltak weêr een groote | zulk met orde mag gefchieden , acht Rec jaloufie en nä-yversggemerkt d'een voor | ik noodig eerft van het gene te fpree- 4 de ander niet, zwichten wilde, en | ken, dat Licungus met zijn opftendi- ( d'oudfte in dienft zich voorftaan liet, | gen hoop heeft uitgerecht. Gemerkt hit hetshoog gezag over den ander „en | deze de voornaamfte oorzaak is ge- k alde krijgs-macht:té moeten hebben. | weeft, dat de Tarters aan het Rijk À Á Weshalve zocht elkom {trijtde krijgs- | Sina raakten, dat hy alreeds verovert Pie) knechten van de-geblevene Velt-over- | had, en dok voor zich zelven zou KE |

| À te hoopen hadden, maar wel wiften, Voor eerft vier in den Jare zeftien He: lanefchap | e aanéensgalge opgehangen te worden, | hondert een-en-vecttig deze hooft- en 27/7 #0-

nan Tort van

indien zy in handen der Sincefche | vermaarde toover Lieungzus met zijn de Rovers

Overften raakten, volgden zonder | krijgsknechten en fpits-broederen uit s:p/azst- "4 ij, veel overlegs te maaken, d'een den | het lantfchap Kenft (na datze in’ zel- Ä eenen ‚en d'ander den anderen Velts | ve een groote mieenigte van fteden Kif overfte/ en “krijgsveftinger’ uitgeplondert en belg De roeeroo- En dewijl deze verekend ge: aán koolerr hadden gelegt) in’t vruchte Al vers (eheiden zien hadden 3 hóe ongelukkig heh | bare et’ taftige lantfcháp’ Honar, en Ni kandre. {pitsbroederen het onderling vechten | trokken” var’ ‘daar zonder lang te ge em na-yveren was afgeloopen , befloo- | zammelen, eens loëfs'óp het uiefte- ijk ten zy , ‘omvelkandre uit jaloufye nict kende'en voortreffelijke Cazfwne ‘aan, a

in,den gront te tijden ieder met hun leger zeer: verre van clkandre af te he ken „en hun gelukte vervolgen: Li cunrzus ‘derhalve ftorre met zijn han: hanger vervaarlijk heïr in de landt: fchappen-Zenfi enHonan ; maat d'an- derrdáchtruitde lantfchappen Sachüen en-Huguang de verfte buit te hialéni's er ging,zich ook met zijn heir. daar ir le- geren; invoegen deze twee. Hooft: rooversg * trekkende d'een na ’t Zui- den, errd'ander nat Noorden ; verd re genoech van elkandre bie” leggen.” Mate Mt 4

mek begoften” s Keizers’ za-

Kens öf Zj gingen byûaop'alle d'ont- dd3

deetfte Hooftftad' van dit landfchap, die zy’ terftorit met ‘hurt’ Ruitery en Voetvolk. zoo fterk- bezet en belegert hielden ,’dat'er’ nieitiant: tit nothté in kón” -Een' fterke krijgs-bezetting lag jdät pâss, inde fkád ‚En ‘eén gtoot geral vän grof gefchut „waar met de belegerden deroovers zoödanig witten te begroetën;” datze, ‘he het belg eenige digen geduurt hád, ‘zich ‘be: nootzaakt vonde Watt ”t beleg op te breken; hoewel niet Zofider groot ver. lies van volk. Nautix! qüatfienze des wruchtélöos van deze fläd' op re beeë-

leg-

de

|

De flad Cai- fing mort be- legers.

ai4 leggende Dorpen rooven en ftroo pen; en ‚zich op nieuw van macht, voor-

raat van leeftocht èn oorlogs-tuig ver-

rijkt hebbende, vielen weêr met een deel t'zamengeraapt, en fchuim en uit- fchot van volk, gelijkerhand op de hooftftad Ca:fungaan, in meening om die op het onverzienft t'overrompelen. Dan dewijl de Burgers en krijgsbezet- ting de ftad met goede voorzorge be- waakten, en geduurig op alles wel ach- ting gaven, ontdekten zy tijdelijk ’s vy- ants aanflagen, en keerden hem bui- ten.

De vyand , ziende zich nu voor de tweede maal in zijne„hoope te leur ge= ftelt, en geen middel om deze {tad met het gewelt der wapenen te dwin- gen, of ftormenderhant te veroveren, befloot de zelve met een langduurig en knellend beleg tot overgeven te dwingen. En hoewel deze ftad zeer groot was, en in haren omtrek een vak van drie mijlen befloeg , zoo om- ringden evenwel deze Roovers de zel- ve van alle kanten zoo nau, dater

GEZANDT SCH AP aan den Grooten

noot voor een pont zilvers te beko- men. was; een pont oud verrot leep wierd voor tien guldens verkocht ;-en het doode menfchevleefch in't opens baar, als verkens-vleefch , opgeveilt. De geene wiert voor goethartig gepre- zen die een dood lijk van zijrien bloetverwant op ftraat tot fpijze voor anderen ten beften gaf, die korts daar aan weer voor andere na hun dood, lekkere die-gerngern zouden Menten ken.

Dit Caifung komtineen groote behe te te leggen, aan de Zuid-zijde vam de geele Revier ‚die evenwel niet

dicht voorby deze (tad ftroomt ; maar

de ftad is omttent een uur verre land- waarts in van deze, Revier: gelegen. En aangezien het water van deze Re vier veel hooger leid, als de vlakte, daar in deze ftad gclegen is,,z00 is langs heen voor deze vlakte een'groo- te dijk van vierkante gehouwenfteen gemaakt , om het overloopen der Res viere te beletten, | enn

ne en nt Nn gn EC.

De Keizer. endelijk, die vernam dae De flad Cai deze ftad aan 'tgypén was , en van dag fung word

_ d

niets uit nochte in mocht. De Stadhouders , die van’s-Keizers

Hongersnoöt.

wegen het gezag over deze ftad aanbe- volen was, hadden wel, terwijl de Ro- vers zedert het eerfte beleg de (tad ver- laten hadden, en op andere plaatzen waren gaan roven en vrybuiten, een grote voorraat van allerlei leeftocht by een vergadert ; maar aangezien de kooren-oog/tvan dat jaar zeer fchraal gevallen en ’t gewas meeft door ‘t hooge water was weg-gedreven , konden zy naulix en met groote moei- te meer by een fchrapen , dan: daar zulk een ontelbaar getal volks-meer als zes maanden genoech. aan- had. Ruim zes maanden Jag de (tad dus fterk van alle. kanten belegert; en hoez wel in al dien. tijd de krijgs-bezetting groote hongersnoot leed en-byna ten einde van adem, gebracht Was, ZOO hieldenze evenwel de Stad „op hoope van door den Keizer ontzet te wor- den, ten uitterÎte toe, en wilden de zelve niet overgeven. ’t‚Wil by de Nakomelingen „geen geloof vinden, hoe groot een honger de belegerden leden en_uitftonden. Een ‚pont Rijs was’cr zoo_duur, datze ‚ter nauwer

Af

tot dag, uit hongers:hood, in?s vyands "7% veter

handen moefte vallen, floegh meteen fterk heir op weg ‚om de {tad tont- zetten, en quam met zijn leger voot den gemelden fteenendijk „in meening; om met het door-fteken vanden zel- vent geheel ’s vyants heir te-doenver= drenken en verfmooren. Maar-hier uit bleek welke ervarene! Ingeniëurs

verdelgt.

de Keizer in zijn leger had ‚dewijl

daar niet eens overflag wierd gemâakt, dat ook het doorfchietend water-zoo hoog kon oploopen; dathet nieral- leen over de ftad, maar ook over.de hooge wallen-derrftadt kon -heeneri ftrijken, en ftad „en ingezetenen teri val fleepen. Daar waren juift te dien tijde ; in den Herfit ‚groote enzware

flag-regens gevallen; invoege de-lage -

landen rontom nietalleen blank lägen, aarde Revier was ook, door-het van boven afkomend water, zoo hoog ge- woffen dat het tot bovenaan: den kant van den,dijk {tont , ’t welk -by menfchen gedenken, ja, ian noit te vooren gefchietewas. noen De Keizer, om tot zijn vaornee: mente komen; deed. ‘onverzichtelijk

zoo

Tartarifchen (ham , of Keiger van Sina. 215

zoo een wijde opening in den dijck | weld. De Ingezetenen, die, na het maaken datsinden tijd van weinig | uitftaan van verfcheidene ftormen , “uuren, daar door zoo veel waters | geen ontzet voor handen zagcn, quam inftorten , dat niet alleen het { gaven zich vrywillig op gens en onge- meeft heir van den vyand verdronk, | na aan dezen Roover over, die alle maar ook de geheele (tad onder water | van hem by den lijve gehouden en ge- raakte, en met Inwoonders met al ver- ! fpaart wierden ; maar de ftad en de nielt wiert; invoege daar meer als over | rijkdommen der Burgers gaf hy zijnen de driemaal hondert duizent menfchen | krijgsknechten, tot loon yan hunne door dit inftorten des waters te fneu- | bevochten zeege, ten betie, en ver« velen, en deerlijk om't leven quamen. | lof van drie dagen achter elkandre de En sin dezer voege wierd deze heerlij- | zelve te plonderen. In deze hooft- ke en voortreffelijke (tad , die eertijds | ftad Xzgan plante hy daar na den ftoel een woonplaats en hof der oude Kei- [ des oorlogs, en deed daar in allerlei zeren verftrekte, den negenden van | voorraat van leeftocht en krijgstuig Wijnmaaar, des jaars zeftien hondert | uit het geheele landfchap infleepen, twee-en-veertig, met het omleggend | eensdeels om het volk onder gehoor- land ,-ineen poel en waterplas veran- | zaamheid te houden, en eensdeels om ‘dert. Door het fterk ftroomen en in- | het leger van den Sineefchen Keizer ftorten des waters wierden alle gebou- | alle levens-middelen t'onttrekken. wen, zoo Burgerlijke huizen, als Endelijk heeft hy ook „alshy nuniet peoverfte Kerken, Toorens en andere gevaar- | meer aan ’t bezit van *t Rijk begon te „475 ten sten gronde gefloopt en om verre | twijfelen, en dat alrcê in zijne gedach- zijte van gehaalt. Boomen, die fcheenen eeu- | ten had opgeflokt, den eertijtel van Keizer aan. wen te zullen verduuren ‚-met wortel | Keizer aangenomen, en ‘t geflacht, met al uiet d' aarde gerukt, en over | dat hy uit zijne Nazaten dachte op te landen en akkers weg gefleept; zulks | rechten , met een bevalliken en fcho- ‚deze ftad met haare gebouwen zoo- | nen. naam van Zhienxun geheeten; danig vernielt wiert, dat niets daar van | ‘t welk zoo veel gezegt is, als gehoor= Licungzas Overisgebleven. Eníchoon Lieuug- | zaam aan den Hemel : want met dezen sho by zus, met dit verdrenken, een groot | gierlijken naam, dien hy tot eenen Dee deel van, zijn heir quam te verliezen ; | dekmantel van zijne fchelmftukken zoo vond hy zich evenwel zoo mach- | gebruikte , wilde hy zijnen krijgs- tig, en had noch zoo een groot be- | knechten doen gelooven, dat de he- trouwen van den-keizerlijken T hroon mel beflooten haden deffelfs wille was, _ te zullen bekleden, dat hy zich met | dathy op den Throon des Rijks zou den tijtel van koning door zijne ge-\ treeden ; en dar het Rijk hem van den broedfels en aanhangers deed huldi- | hemel gegeven wierd, om d’Onder- gen, en den naam van Xunnang,| danen van d'overgroote gierigheit des twelk zo veel als Gelukkig Koning op | Keizers te verloflen, de quade Land- Neêrduitfch te zeggen is, aannam. voogden, die ’t volk met onverdra- Verovert __— Toen nu deze nieuw-opgeworpen | gelijke laften geweldigh plaagden en migen. koning het landfchap Monan onder |_afmatten,, van kant, en endelijk het zijn gehoorzaamheit gebracht, en | Rijk aan ruft en vreede te helpen. Met d’Ingezetenen met rooven; ftroopen, | een zonderlinge drift van genegent- en plonderen elleridig gefoolt en ge- | heid en liefde. t'hemwaarts namen plaagt had, trok hy met zijn. ganfche | d'opftendige Sineezen, die Licungzus macht daar uit ‚en quam terftont weêr | van wijd en zijd gevolgt waren, dezen int landfchap Xexft vallen. Hy viel | eertijtel van Keizer aan, en fchepten in’tintrekken Xigan d'eerfte hooft- | daar in zeer groot behagen en welge- ftad van-ditläand{chap;, aan , ven kreeg | vallen: want de Sineezen gelooven in ’t beginen d'eerfte ftormen wel enig | voor vaft, dat de. Hemel, door een tegenweer van de bezertelingen, die | zonderlinge voorzienigheid en beftie= daar binnen lagen: maar binnen den { ring, de koninkrijken aan dezen of ge- tijd van drie’ dagen de {tad in-zijn ge- | nen opdraagt, om/beftiert te worden, da en

Licungzus Regeert zachtelijk.

Voornaamfte

oorzaak van % werhes van 's Sinee-

f che Rijk.

aró

en niemant door lift of geweldt op eenen koninklijken of keizerlijken Throon kan verheven worden, die van den Hemel daar toe niet verkoo- ren is.

Hy handelde,op dat zijne werken en daden van zijnen naam niet zouden verfchillen ; maar met elkandre over een komen, zijn volk en gunftelin- gen zeer zachtelijk, en ftrafte de gee- nen, die eenig geweld aanrechten, niet aan den lijve, maar met minlijke woorden en deftige vermaningen. Alle de Sineefche Overften, die-hy beko- men konde, en hem niet wilden toe- vallen, deed hy om ‘t leven brengen, en d'oude Overften , ter zake van hunne rijkdommen en middelen , groote fchattingen betalen. Alle fchattin- gen „die, onder de Regeering des wêt- tigen Sineefchen Keizer, de luiden tot het gebeente uitmergelden fchafte hy teenemaal af, zette in de fteden, van hem verovert, doude Overften af, en nieuwe weêr in de plaats, dien hy wel fcherpelijk belafte, datze de luiden niet trotzelijk noch wreed,maar met groote beleeftheid en meêwarig- heid handelen zouden. En in dezer voegen wilt deze Rover de geweften, die hy met kleene moeite , en byna zonder een droppel bloets te verliezen, verovert had , onder zijn gezag, en ge- hoorzaamheid te. brengen. Want by den gemeenen man was hy zonderling wel gewilt, ieder had gedurigh den mont vol van hem , -en beminde de nieuwe wijze van heerfchen:

Onder het opftaan van deze twee gemelde Hooft-rovers , met hun aan- hang , die den Keizer en den Rijke geen kleene moeite en onruft brouw- den, ontftonter ten Hoof een andre

onluft en verwerring, die wel

groot{te en voornaamfte oorzaak van den ondergang van't Rijk is geweeft, en al weelig wortelen en looten onder de regeering van Keizer Thzenkius ger fchoten had. Dit was het vuur van tweedracht, die d’ Overften onder en tegen elkandre voeden , als ook-hunne jaloufije en haat over de groote macht en ‘t gezag dat zeker Kamerling , Guez geheten;van den Keizer verkregen had: want niet alleen had deze Keizer hem

nt ee - nnn e

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

met volkome macht van te regeerët befchonken, en tot de hoogfte waer- digheit in't Rijk verheven; maar hy hield hem ook in plaats van zijnen Va- der. Dan op dezen trap van voor- {poet wift hy zich niet wel met mate te houden , maar ftelde zich al te ver- waand en hoogmoedigh aan ; want om beuzelingen en geringe oorzaken deed hy verfcheidene perzonen, die de hoogfte en waerdighfte ampten be- dienden, met de door ftraffen , of zond hen in ballingfchap buiten ’t Rijk. Zwaarlijk deed hy ook de geenen ftraf- fen, die hem ‚door geene gierlijke groet-brieven of andere eertijtelen en pluim-ftrijkende woorden quamen vleijen ; ’t welk evenwel veelen ge- weldigh tegen de botft ftiet , dewijl ieder wilt, van waar de man zijn oor- fprong had, en in welk een flechten ftaat hy eertijts geweeft was. Hier door raakte deze Guef by veelen in grooten haat, en zelfook by den Prins Zung- chinius : want hy ontzag zich niet te- gen hem te kanten, en zou, had hy zulks kunnen te weeg brengen, belet hebben , dat Zuagchinius ( als Thien- kuus,zijne broeder,zonder zonen quam t'overlijden ) niet op den keizerlijken Throon Verheven was geworden. - -

Uit dit werk ontftont een groote twee-fpalten twift onder d'Overftenen Rijx-raden,zulx dezelve zig in twec ge= zintheden of faGtien verdeelden, die van tijd tot tijd zoo geweldig in getal toenamen, en zo weelig looten fchoo= ten, dat natlix eenig voornaam per- zoon in 't ganfche Rijk gevonden wierd, died'een of d'ander partthy nüet begunftigde , en zijne tegen-parthy in't ongelijk zocht te ftellen: want d'een poogde den ander met alle zijne krach- ten van kant te helpen , en namenalle, tot dekmantel van hun doen, het wel- varen van’t gemeen ; hoewel in der daad het minfte daar op gelet wierd. Alleen draide het oogmerk van eenen ieder hier op uit, om hunne fpits- broederen en aanhangers groot te ma- ken, en hunne tegen-ftrevers in de gront terijden, Wel zagen cenige ver- ziende luiden , dat deze onderlinge gedeceltheden „indien niet tijdelijk daar in voorzien wierd , fchier heden of morgen

De Keizer

brengt Guei

en zijne aan-

hangers om % leven.

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina,

morgen, in een bloedig en openbaar inlandfch oorlog zouden uitberften, en ‘t Rijk ‘tonderfte boven keeren ; maar vonden geen middelen , om den twift by te leggen en te flechten. Kei- zer Zungehinius bevlijtigde , en pijnde zich wel ten uitterfte den brand van

dezen oproer in zijn geboorte tefmoo- |

ren; dan als hy de vlam van deze

twee-fpalt, met gewelt en het ftraffen |

der aanhangers, zochtte dempen , ont- ftak hy het vuur der tweedracht noch fel'er , en verbitterde veel van de aan- zienlijkfte Overften , en Gelubden of Kamerlingen. *

Want toen Zunrechinius op den Rijx-ftoel was getreden , en aan ’troer der Regeering geraakt, deed hy d'aan- hangers en vrienden van den gemel- den Guei, door 't ganfch Rijk vervol- gen, en wel ftrengelijk ftraffen. Zelf deed hy Guef , die onlangs Zoo groot een gezag by alle Grooten te Hoof had , met een groot getal der genen, die met hem eene lijn trokken, om ‘tleven brengen , dat in dezer voegen, volgens een oudeSineefche gewoonte, toeging. De Keizer, dan, om dezen Guef van kant te helpen , zond hem, onder fchijn van de Keizerlijke Graf- fteden zijner voor-ouderen te laten be- zoeken en te zien , of daar iets tot gic- raad mochte aan ontbreken, op de reize, Guet, die dezen heerlijken laft (gemerkt die van niemant, dan van de voornaamfte Rijx-raden verricht

word ) zeer gaarne en gewillig aan-| wel verzorgt had,) na ’t Ooften, en vaarde, begaf zich terftont, met een komt met kleene moeite overde Geelc 0)

aanzienlijk gevolg van Gelubden, op weg ; maar leerde wel haaftten welken eindehy uitgezonden was: want nau- lix.was hy een mijl of twee buiten de Keizerlijke Hooft-ftad Peking gekoo- men, of zag hem van zekren ’s Kei- zers looper gevolgt en achterhaalt , die hem een goud doosje, daar in cen zijde koorde lag,‚van ’s Keizers weegen ter hand ftelde , met laft om zich daar aan op te hangen; gelijk hy zulx ook aanftonts. onvertzaagdelijk in 't werk ftelde, En dus te {neuvelen wort byde Sinezen vooreen heerlijke doot geacht, en niemant zallicht,dien eenigzins d'ee- re van-zijn Gellacht te-herte gaat, de- zen (trengenlaft af-flaan,of verwerpen.

È

Î

217 hie 4

Weinig rechte de Keizer, mer het Mi ombrengen van dezen Guei en zijn aan- dl hang, uit; maar gaf oorzaak dat uit EN ue

beide de oproerige gedeeltheden dui- ME zenden van verraders opftonden, die hd | met de roovers heimelijk verftandt

begoften te houden , en zwoeren , \ hem dit ombrengen van zoo veele ki voorname perzoonen betaalt te zetten; Wed gelijk ook aan d'uitkomfte genoeg (ins gebleken is. De mecfte heiren, derhal- A ve, die in't velt voortaan gezonden |

wierden, om tegen de roovers te keer adi |

tegaan, ente vechten, quamen , zon- dod

der iets-verricht te hebben met groot IN, N ál!

verlies , reis op reis weêrt'huis ; zulx nu ’s Keizers zaken vân dag tor dag geweldig begoften te verloopen. Want alle de Krijgs-overften, die de zyde van Gue? begunftigden, waren op den ! Keizeren Rijx-raden geweldig gebe- | ten , en verwaarloosden dikwils al- | willends de gelegentheit van den Vy- d and aan te taften, om door dit mid= atd del den Keizer, en ’t ganfche Rijk ten „ij gronde te helpen. Als Licurezus, die noit in ’t ver-, Licungzus " k fpieden van’s Keizers zaken ooglook, *“< van dezen toeftant der dingen verwits tight was , dachte hy nu dat het tijd was , om de keizerlijke hooftftad Pe- king, die dus geweldig verdeelt, en overhoop lagh , met zijn ganfche maght aante taften. Hy rukt dan met | zijn ganfche Heir, (na dat hy, in’t land- | fchap Xezff , àlle de veroverde fterkten di

Revier,die van niemant bewaart wiert. EN Dit overtrekken had hem zeer licht, Ies en met weinig volk kunnen belet wor- den ; gemerkt deze Revier tuffchen de landfchappen Xezfs en Xanfs, met cen groot gewelt van water komt affchie- ten, zulx het overtrekken aldaar zecet

gevaarlijk is; maar dewijl zich nie- Je mant daar ontrent bevond, die heni JRA in ’t overtrekken weêrftant kon bië- den, raakte-hy , zonder de minfteafs breuk te-lijden, daar over , en ver-

overde , ten eerfte aanval , de heerlijke ek en groote ftad Kiangchen , die dicht EN aan de Geele Revier, en aan de Zuit- p Jr | zijde van't landfchap gelegen is. N | De andere fteden dáar deze Roo- Ia

ee vers Ll

d

e na

GEZAKDTSCHAP aan den Grooten en beklemde het herte des Keizers zoo

218

vers met hun fchrikkelijk Heir door-

trokken, gaven zich meê ‚zonder den | geweldig, dat hy befloot de ftad te

ftorm te verwachten , vrywillig aan | verlaten, en zich met al zijn tilbare

hem over, *t zy datze hier door den | have na de Hooftftad Manking tebe- or,

vyand rekkelijker dachtente vinden, | geven; doch dit rieden hem zijne winchren _en van henr genadiger gehandelt wor- | Rijxraden en Overften, zoo wel die % Peking

We Eee afgeraden. dens of datze al meê een weêr-zin in 's Keizers bedrijf gekregen hadden , en, naden aard van vele volken, na

|

hem trou, als die hem ontrou waren, wel ernftelijk af , en dat hy vooral te blijven had. Degenen, die den Kei-

nieuwigheden , enveranderingen inde | zer,onder fchijnvan Vrienden, ontrou

Regeeringh verlangden. Wat beter queeten zich d’Inwoonders van 7ha7- yven, (d'eerfte Hooftítad van 'tland= fchap Xazff , ) die , met manlijk weêr- ftant te bieden, en verfcheidene ftor- men af te flaan, den vyand etlijke da- genin het voortvaren van zijne zeege, verwijlden en ophielden. Dan ende- lijk wenden zich de ftedelingen,na den voortgang van hunne gebuuren, over de zelfite boegh , en gaven de ftadt aan de roovers over; die hen dit te- genweêr bieden, -zuur deden opbre- ken: want d’ Overften, die zich daar binnen bevonden, wierden alle om't leven gebracht, en de Burgers op zware fchatringen geftelt ; hoewel de meefte ook in't ftormen en overgaan der ftad ter neêr gezabelt waren. Toen nu den Keizer Zungehinius „verwittigt was, dat de roovers alrcê over de Geele Revier getrokken wa- ren, enin’t landfchap Xanff ‚dat zeer na aan ’t Keizerlijk Hof Peksag leidt, met hun Heir gevallen warten, deed hy een fterk Heir ter yl by een verza- melen, onder het beleidt van eenen zijner opperfte Veld-overften, Lius geheeten, met laft van de roovers in hunnen aantocht flechts te fluiten, in- dien hy hen niet geheel en al kon uit den Velde (laan en overwinnen. Maar dit machtige Leger rechte niet met al- len uit; want zoo dra en quam het den vyant niet onder d'oogen, of de meefte krijgsrknechten verlieten hun-

ne Vane, en liepen , zonder eed of

eer te betrachten , tot den vyand over; zoo geweldig fpeet dit den Overften

en Vyanden waren, rieden hem rot blijven, om des te bequamer en lichter, eer het verraad aan den dag quam,hem aan de Roovers over te leveren ; maar de genen, die het wel met den Keizer meenden , en hem trouwe gezwooren hadden, rieden hem tot ’s Rijks heil en welvaren het blijven aan. Want deze brachten by, dat het vluchten „en de Hooftftad, daar aan byna de gan- fche behoudenis van ’t Rijk hing , van

zijne tegenwoordigheid t'ontblooten,

de zaken van ’t Rijk in groote ver- wefring zou brengen ; den vyand moed geven, en den Onderdanen be- neemen zou. Daaren boven maakten zy zich fterk de ftad genoech , indien ieder eer en eed wilde betrachten; voor ’'s Vyands invallen en ftormen te kun- nen befchermen, dewijl daar binnen een geweldige fterke krijgs-bezetting lag,en deftadt vanallerlei voorraat van leeftocht en krijgstuig rijkelijk verzien was. Zy ftelden den Keizer ook te voore ‚dat hy geenzins zou te twijfelen hebben, of d'Inwoonders vanal d'an- dere landfchappen zouden zich met al hunne macht derwaarts vervoegen, als zy verftonden dat de Keizer zelfs de ftad niet wilde verlaten ; maar die tot den uitterften adem met zijne te- genwoordigheidt bywoonen. Deze raad van deze trouwe en ontrouwe raders , die hem wijzelijk fcheenen te raden, indien zulks flechts met een oprechte meenig gefchiet was, wiert by den Keizer voor zoo wichtig ge- oordeelt, dat hy endelijk befloot in de ftad te blijven, en die tot den leften

Lius, dat hy, op dit overloopen van | druppel bloets te befchermen.

Linus ver- 7 . 4 on bange zich Zijn volk, terftont den moet liet zin-, De Roover Lieungzus, hier en tnf- ot sgril zelven. fchen , die niet min fchrander van 7% *#7

ken, en zich zelven uit miftrooftig- herffenen , als gauw van handen was, nam boven zijne krachten ook de lis- tigheit ‘te baat, en zond een groot

Sctal

6 _ Roovers. heit aan eenen boom verhing. Het

gerucht hier af vervulde terftont de Hooftftad Peking met groote fchrik,

Tartarifchen Cham of Keizer van Sina. 219

getal krijgsknechten, die alle in vreemt en Sineefch gewaat geftooken waren, in de Hooftftad Pektze. Dan op dat het bedrog niet aan den dag zou ko- men, vaardigde hy hen niet t'effens af, maar nu den eenen, en dan den ander. Den zommigen verzag hy van gelt, om aldaar heimelijk koophandel te drijven; maar anderen belafte hy

datze kroegen opzetten zouden, of ec- nig andre nering vankleen belang doen, ter tijd toe, hy met zijn ganfche heir

voor de wallen van de ftad zou ge- komen zijn; en datze dan, met brant- ftichten en andre liftigheden, oproer

ande ftad te maken hadden. Wonder

Liungzus bandelt hei- esclijk met de Sinzefche Overften.

wel gelukte hem en zijnen aanhangers dit bedroch, en wiert het zelve met zoo groot een ftilte onder deze Roo- vers gedreven , dat noit het minfte daar van quúam uitte lekken, noch de Sineefche Keizer iets daar af te weten kreeg.

Maar mert dit bedrog in de ftad dus

gebrouwen te hebben , hielt zich deze

Roover niet vernoegt, nochte waan- de daar-door zekerlijk. tot zijn oog- merkte kunnen koomen ; zulks hy noch-éen: grooter aanflag in ’t werk ftelde ste weten,een heimelijke en ver- borgef handeling mer de Overften van den krijgsraat, die zich met fchoone woorden-en hooge beloften aanftonts daar toe lieten verfpreeken. Want als-deze Overften begoften te bemer- ken,’ dat-s’ Keizers zaken dageliks ten achteren. gingen en op ‘t heft liepen „hadden zy , naar men zeit, mact-den Roover Zieuaezus een ver- bont gemaakt, waar-by zy zich ver- bonden ;-deftad aan hem; beraamde tyt-enhvuute,ste zullen overleveren : dan wat-hier vanrzy en wart uitflag deze handeling genoomen heeft‚is my niet geblecken ; maar wel-dat de.Ro- vers begoften van-dien tijt af de (tad met hun, gänfche heir te.naderen , op. hoop van daar binnen te raken. Daar lag,dat pas, een flerke krijgsbezet- ting in ftad-, en:\de „wallen ftonden rontom,bezet-met een groote mee- nigte-vangrof gefchut; dat de Keizer eenige dagente.voore zelfs had wezen

De Roovers bezichtigen: , Maar, ter; plaatze daar

trekken in Stads.

de Rovers.s (want de Verraders bin-

j ge ee mmm

nen de ftad hadden hen wel duidelijk daar af verwittigt) ten ftorme trokken, deed dit grof gefchut, gemerkt het maar met loos kruit en zonder koegels geladen was, geen voordeel ; invoc- gen de beftormers en zonder fchroom of eenig gevaar in den jare zeftien hon- dert vier en veertig, in Grasmaant,

voor zonnen opgang byna mer hun

ganfche heir door zekre poort, die hen verradelijk geopent wiert, in ftad trokken. „Weinig weêrftant kon te- gen dit fchielijk overrompelen de krijgsbezetting bieden ; want {choon de zelve den Keizer getrou was,en haar ten uitterfte pijnde en groote naerttig- heit aanwende, om, de alreets inge- trokkene Verraders weder ter ftad. uit te drijven, zoo maakten daar en te- gen de bovengemelde ingefloopene krijgsknechten (daar onder zich ook een deel Verraders bevonden , die met deze krijgsknechten een onderling eetgefpan hadden gemaakt ) telkens met voorbedachten opzet groote be- roerten em oploopen in de ftad : waar door alles zoodanig overhoop raakte, en zoo groot een onfteltenis, verwoe- fing en neerlaag ontftont, dat niemant wifte, werwaarts hy zich te keeren, en met wien hy te doen had. Als Licungzús-met dus een flingerflag , en zonder weêrftant te vinden in ftad was geraakt, trad hy als overwinner,en ver- zelfchapt met het puik zijns heirs,mid- den door de verwoefte en gefloopte ftad, regel recht na het keizerlijke hof, en veroverde dat ( met hoe groot een weêrftant eenige van s’Keizers ge= troutfte gelubden of kamerlingen, ín het beftormen zich daar tegen (telden)

binnen weinig uuren. | ‚De vyandwas.nualreê door de twee- de Poort van’s Keizers Hof getrokken, zonder dat zijne Keizerlijke Majefteit, (een vreemt en wonderlijk bedrijf) ter werelt iets daar af verwittigt wiert: want de Gelubden, die het doen en la- ten ten Hoof waren, en den Keizer aan den vyand verraderlijk zochten over te leveren,wachten zich wel vanden Kei- zer het gevaar tijdelijk bekent te ma- ken; maar (telden, om hunnen flagh wis te neemen, her waarfchouwen zo lang uit, als hen op ’t gevoeglijkfte ee 2 doen»

ont me

en

Rs We

kt RE ; ennen en MG nn

a er ed

En B

GEZANDTSCHAP aan den Grooten

Wm. nt

ee

Nau be had hy dezen Brief gefchre- pe reid

j . h eme han he RES rsr Se

doenlijk viel. Toen zy nu buiten vre- | ze waren, dat de Keizer het niet zou kunnen ontkoomen , en wel wiften dat alle wegen van de roovers met

re doorftecks ven, of doorftakin zijnen flaap-kamer at zes keer

zijne dochter , die alreê huwbaar enverbange was, op datze niet tot fchimp en {pot 4e selven.

drommen van krijgs-knechten geftopt waren, traden zy tot den Keizer , ont- dekten hem ’t aanftaande gevaar , en rieden hem te vluchten, en Stadt en Hof te verlaten. De Keizer, die zich grootelix over deze onverwachte tijding ontftelde, vroeg hen met groo- te verbaaftheit, of ‘er geen kans was (zoo vleide hem de hoope van ’t le- ven ) om de handen der roovers t'ont- koomen; waar op deze booswichten hem tot antwoord gaven, dat het met ftad , Hof ‚en hen allen omgekoomen was ,en de vyand alreeds binnen de tweede Poorte van ’t Hof gekoomen was. Zoo dra de Keizer deze droevi- ge tijding uit den mont zijner Gelub- den vernam, fchreef hy eenen Brief met zijn eigen bloed, en befchuldigde in den zelven zijne Gelubden, datze hem het verraad niet tijdelijker ont- dekt hadden ; maar kende zijne Onder- danen ontfchuldig aan ’t verraad: en verzocht op Lieungzus, dat hy, de- wijl de Hemel hem ’t Rijk gegunt had, zijnenthalve deze meineedige en trou- looze Gelubden met de ftrengfte ftraffe achtervolgen wilde,

eN

van de roovers zouzijn. Waar op hy; omdit droevig ongeluk niet lang te overleven ‚na den Tuin trad, en zich zelven /aldaar met zijn eigen kouze- band aan eenen Pruime-boom ver hing , en met dus droevig een uitgang zijn leven endigde.

Deze Keizer Zungehinins, die veel tegenfpoets , geduurende zijn Regee- ting, geleden had, en een zecr onge- lukkig Vorft in alle zijn aanflagen was, word voor den laatíten Keizer van den Stam Taiminga gerekent : want fchoon naderhant noch eenige andere Keizers (gelijk ons zulx terftont breeder te verhaalen ftaat) uit den zelven Stam gekooren zijn, zoo worden zy even- wel, vande Sineezen zelfs, onder de ranken en Keizeren van den Stam Tuí- minga nietgerekent; dewijl deze Kei- zers,na den dood van Zwungebintus,noit het ganfche Rijk, maar alleen zeeker gedeelte , bezeren hebben. Enin de- zer voegen is het geflacht , dat door den roover Cha (de eerfte gront-leg- ger van den Stam Taiminga ) opge- recht wierd, weêr door eenen andren

\roover, Lienngzus, vernietigt en ge-

dempt.

Tartarifchen Cham ,

dempt: Dezen nirgáng van zijn leven genood deze Keizer , en dus jammer- lijk raakte deze Vorft uit alle zijne Rijkdommen , en machtigfte Rijkdes aardboodems ; en endigde endelijk alle zijne welluften, met zich onder een flechten Pruimen-boom te ver- hangen.

Op dit jammerlijk en deerlijk {neu- velen van dezen Vorft, pafte ik deze Vaerzen.

De Vyand heeft de fladt en’t landt al ingenoomen

Eer dat de Keizer weet haar fchrik- kelijk, gewelt.

De wanhoop is zijn hòop : Waar kan 't een Worft toehoomen?

Hy zorght niet , die zijn zorgh op valfche vrienden flelt.

’s Keizers dood verwekte zoo groot een meêlyden onder den opperften Overfte der ftad , dat hy zich niet waer- dig achte langer televen; maar zich op de zelfite plaats meê aan eenen boom op-hing. Het zelfite voorbeeld volgden ook de Keizerin, en eenige trouwe kamerlingen, die liever dus ellendig wilden (neuvelen , dan leven- dig in’svyands handen vallen. En dus verfchaften nu die vermakelijke en heuchelijke boomen, daar onder de Keizer , Keizerin , en andere Groo- ten zoo meenigmaal hunne ruft plach- ten te neemen, en zich vermaken,

_deerlijke en droevige treur-tocnelen.

Gelijk het woeden en ombrengen van zig zelfs in ’t keizerlijke Hof, bui- ten de kerf , en alle menfchelijkheit te boven ging, alzoo brachten zich ook inde ftad duizenden van hooge en lage Perzonen, met in poelen en putten te fpringen, of, na ‘slands ge- bruik, zich aan eenen ftrop te verhan- gen, om’t leven. Want het wort by

of Keizer van Sina, 22t

t' ontfangen, komt hy met een gewel- dige ftoet en drom van krijgs-knech- ten in *t paleis ftuiven, en ftelt zich ter zeet op den keizerlijken ftoel. De {praak gaat, dat hy in ’t eerft met groo- te verbaaftheit en ontfteltenis zad, en naulix een woord zonder (tameren kon uit de mond laten gaan ; invoec- gen het fcheen dat deze plaats re wacr- dig was, om van zoo eenen roover bekleet te worden; en dat zulx tot een voorfpelling wilde ftrekken , dat zijn geluk haaft uit zou hebben, en hy dezen Throon niet lang beheer- fchen zou.

’s Anderen daags gingh het op een woeden aan tegen het doode lijk des Keizers, 't welk Licungzus deerlijk mis- handelde, en deed het aan kleene ftuk- ken kappen ; neemende tot dekmantel van dezen gruwel-daat , 's Keizers wreedheit, in ’t mishandelen van zijne Onderdanen by zijn leven. Quanfuis als of deze booswicht, en {noode roover , en verrader, vry beter en be- zadigder te werk had gegaan: daar

het nochtans kennelijk was , dat hy_

duizenden van menfchen om 't leven had doen brengen, en zoo veele lan- den op ’tdeerlijkfte, met branden en rooven, verwoeft.

Drie Zoonen had de gemelde Kei- zer Zungehinius, daar af d'oudfte (na de Vader zich had omgebragt, en de roover het Paleisen Stad in had ) noit weêr te voorfchijn is gekomen,fchoon deze verrader groote weêr deed om hem levendig of dood in handen te krijgen. Zommigen willen dat hy ontvlucht was, en zich op 't Geberg- te by d'andere Sineezen, die het noch voor den Keizer hielden, begeven had. Maar andere zeggen ; dat hy aanftonrs, na zijns Vaders dood, in eenen poel gefprongen was, en zich zelven ver- dronken had.

de Sineezen voor eere, en een ftuk van Behalven dezen had de Keizer noch ren en Af . . . …. 5 b_As oontjes groote trouheit gerekent, in dier wijze | twee andere kleene Zoontjes , die jong 4, Bud |

met den Keizer te fneuvelen; maar | van jarenwaren , en levendig in des on:hafft-

voor oneer en ontrouheit, zich, op

roovers- handen vielen. Deze twee

4 hoope van in’t leven te blijven, aan | jonge fpruiten, die niets misdreven Ll den vyand over te geven. noch misdaan hadden, wierden uit laft es

Prroovr Midlerwijle deze droevige treur- | van dezen bloet-dorftigen geweldenaar, yv ee de tooneelen tegen de intreê van Lic#ng- | op den derden dagh, zeer wr eedelijk ib zus bereid wierden „om hem daar op | onthooft ; ’t welk groote deernis, en Est

ee 3 ontftel- e

sla

Aij

5

aan Ger Z'AN DIT S CH Aep dait den Grooten

ontfteltenis door de ganfche Stad ver= oorzaakte: irt, 4: EE

De Roover Tot dus langh was ’t woeden -al- Yerandert S ? 8 zijnzachten Teen nraar -byna “tegen Ze Keizer- ardin lijke Geflacht gefchied; en fcheen wedde. deze roover in’t begin zich eenigzins meêlijdig tegen de-gemeente te too-

ne ,om miflchien‘des te minder weer-

ftant te vinden ;-maar nu; als. hy’

hecht in de: vuift,-en de Stadt in zijn

macht had, begon hy eerft zijnen ‘wreeden aerd t'ontdekken , em dien dekmantel van meedogentheïit,en min- zaamheir, déar meê hy ‘t volkezoo lang

verftrikt had gehouden, afte werpen.

„Voor eerft deed hy alle de voornaam-

fte Overften , onder. fchijn-van iet ge- -wichtigs methente willen verhandelen,

ih de ftadt by elkandre vergaderen,

Litunggus , die niet duifterlijk befpeur- de;-dat Ufanguejgs hem met zijn heir groote afbreuk zou kunnen doen, dreighde dezen ouden man wreedelijk, emmet d’onverdragelijkfte pijnen te zullen-doen fterven, indien hy zijnen Zoone niet aanftonds belafte en dwong (want groot gebied en gezagh heb- ben d'Ouders in Séza over hunne kin= deren ) zich met zijn heir derwaarts te vervoegen, en aan hem den eedt van getrouwigheit te doen: Dezen weldaad beloofde hy hen met groote gefchenken en waerdigheden te be- loonen, en dat zijn Zoone, als ook hy, indien hy zoo lang in ’t leven bleef, geen kleen gedeelte van ’t Rijk, zoo hy dat geheel quam te veroveren,

Deze flechte luiden, die door het ge- rucht van zijne goedaerdigheit en meè- waerdigheit, d'oogen verblind wa-

zoude hebben. De ftok-oude Us, oe porn op hoope van vryte raken, en vere aan zijnen

lagh, vaan bevoolen was. De roover | blindt door deze groote en hooge be- °%"*-

_ _ Pd

kt hd Î EN f ' 3

DIN |

ren , begaven Zich, zonder eenig ach- ‘terdenken of quaat vermoeden, der- waerts; maar zagen wel haaft „op wat moer het aangeleid was. Want na een weinig wachtens ; quamen ter plaartze,

daar zy vergadert ftonden, een groot

deel van de fnootfte en wreedfte too- vers, dien de. bloetdorftigheidt tén oogen uit zagh , op: hen aanvallen,en brachten de meefte met de“fchrikke- lijkfte en onverdragelijkfte pijnen „die te bedenken waren , om ”’t-leven „maar d’ andere ; die’ rijkelijk _had- den om-in de beurze te taften „,koch- ten hun leven met groote, zommen gelts vry. Warrsr0 | Daar na gaf deze roover zijne krijgs- knechten „die hem zoo troulijk-over- al hadden bygeftaan , deze heerlijke en fchatrijkeftadt ten befte, oer die uit te plonderén.; 't welk met zoo eer overgroote wreedhe!t, én alle vonden vande fnoodfte moetwiiligheden vol- bracht wiert, dat den -Inweonders noch de hâiren te’ bergh ftonden, als zy daar aan begoften te denken. …— „Onder veekandere Overftenz:áie hy gevangen had gekregen, bevond zich ook zeker. flok-otid mans niet.name

ten, het opper-gezagh van t‚ganfche Sineefche Legers dat opde grenzen van Leaotung tegen de Tarterste velde

BE

loften , fchreef hier op aan zijnen Zoo- ne eenen Brief, die op dezen zin uit= | quam.--Door d'aarde, den Hemelen ‘tnootlot , kwaven de veranderingen en mwifflelpalligbeden. die wy in deze mer velt aanfchouwen , te weegb gebracht worden. Ih doe.u dan, o zoone, Ver- wittigen, dat de, Keizer Zungchinius en de heerfchappy man 't. geflacht “Taï- minga ten gronde gedempt zijn. De He- mel, die alles rechrvaerdigblijk- uit- Werkt , heeft. het Rijk, aan Licungzus overzegever. Het is-nootwendigh dat Wy ons na den tijd fchikkhens en vande noodt een deugt. maken, indien wy alle ongevallen eneen Wreede doot willen onte Zadn, eh de gunt en mildadigheit van Licungzus gemeten. Hy belooft mw met er: koninklijke wderdigheit te-willen

hefshenken , en alle eere en vriendfchap

betoonen; indien: gy zijne Zijde milt volgen, en heu met wao volk hulde wer ren en voor Keizer erkennen. Aan: úw tdegezgen hangt mijne behondenis ‚en qr Kont my nu fparen of om't leven “brengen. Overleg by u zelwenzrhoe wael gyraars der geenèn werplicht zijt; dieu “Pleven gegeven heeft. DERK 190 a

ve Ufanguejns, die zieh grootcliksovet snoer Us, wiens Zoone, fanguejus gehee- | dit fchrijven beledight vond „en aan van Ufan- den Sinefchen Keizer by eedewerplicht 57"

kende, antwoorde’ zijnen:Vader „met weinigh; doch diepinkervende-woor- den,

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina.

den , in dezer voegen: ’4 Ken hem moor mijnen Wader niet, die den Ker- zer niet getrou wil zijn. Hebt gy de srouw diegy den Keizer fchuldig zijt, vergeten wie zal my hunnen berifpen, indien ik ook de gehoorgaamheit , die ik aan u fchuldighben, wergeete. Veel lie- versheb ik te flerven, dan eenen Rijks- merrader ten dienfte te flaan.

Nauliks had Ufangwuejus dezen brief aan zijnen Vader afgevaerdight , of hy zond aanftonts eenen Gezant aan den Tartarifchen Monarg, met ver- zoek van hulp en byftant tegen den roover Lieungzus, die 't Sineefche Rijk zo ontechtvaerdighlijk zocht te be- machtigen. En omde Tarters des te gewilliger tot den optocht op te hit- zen , beloofde hy hen een groote mee- nighte fijn Lijnwaat, zijde Lakenen, Gout, Zilver, en een groot geral fchoone jonge meiskens, daar in de Tarters , dewijl zy daar fchaars van verzien zijn , en veel meer man als vróu-volk hebben , groot vermaak fcheppen. De Tarter, dielang op dus een gelegentheit geloert had, en de zelve nu geenzins wilde verzuimen, flaat hem den koop toe, met toezeg van met een groot getal krijgs-knech- ten, die in de bezettingen van Leao- tunglagen, hemby te komen. En het leed ook niet lang aan , of hy floeg met een heir van tachtig duizent man- nenop weg, nadeplaats, daar U faz- guejus met zijn heir zich gelegert had, dien hy aldus aanfprak: Om #3 onze werwinning niet te mogen te leur ge- flelt worden, zo acht zh, oorbaar , en rade u wel ernflelijk dat gy al uwen Brijgs-huechten gebied Tartarifche kle- deren en mutzen te dragen , en 't hair te horten opdat de Roover, door deze krijgs-flreeh bedroogen, ons alle voor Tarters aanziet : want uit mijn Rijks omde verre gelegentbeit , en geftroitbeit

wan mijn volk , dat wijd en zijd in bezetting leid, kan ik u ter yl zogroote |

huip-troepen niet toevaerdigen.

- Wfanguejus , dien de luft en begeer- | te van wrake te neemen, d'oogen en , herte geweldig verblint had, bewil-, lighde den Tarter alles in, wat hy op | hem verzocht, zonder te overden- ken of overwegen,’ dat hy Tygers,

223

volgens het fpreek-woort der Sinezen, zelfsin 't Rijk bracht, om Honden daar uit te jagen. Dit onderling handelen en toeruften ten ftrijde tegen Lienz, ging in zoodanigh een ftilte niet toe , of hy kreeg wel haaft kundfchap van hun voorneemen en tocleg ; ook leed het nietlangaan, datde Tarters , ge- volgt van Ufaneuejns en zijn heir, quamen aantrekken ; 't welk zo groot een fchrik onder den Roover bracht, dat hy , zonder weêrftant te durven bieden, de hooftftad aanftonts op dit gerucht verliet, en de zelve zo licht overgaf, als hy die verovert had. Dan

Des Rover

in't uittrekken verzag hy zich wel van wiucht we

al ’tkoftelijkfte en dierbaarfte , dar uit

Peking met

de rijkdom=

alle geweften daar binnen gefleept wast „en wan hy roofde en nam ook weg alle de rijk= 't Pale's.

| dommen van't Paleis, en begaf zich

met zijn ganfche aanhang na ’t land- fchap Xezff, en plante zijnen ftoel in de hooftítad Sigan, daar weleer ‘t Hof en de ftoel der oude Keizeren was ge- weeft. Zo een groote meenighte van de voornaamtte rijkdommen en allerlei koftelijkheden wierden uit dit Peking | doordezen Rover en zijn aanhang met Wagens, Paerden , Kameclen en an- dere laftdragende beeften weg-gefleept, dat volle acht dagen daar meê door- liepen, hoewel de fchielijke overval der Tarters en haaftigheit hen dwong noch veel dingen te laten ftaan , die zy niet met zich op weg konden nee- men. En in dezer voegen wierden de overgroote rijkdommen van gout, zil- ver, en andere dierbare koftelijkhe- den, diezeftien keizerlijke ranken van den ftam Taiminga, zedert twee hon- dert en tachtig jaren , aldaar vergadert hadden, verftroit en weg, gevoert. Dan in het vluchten met de roof, wiert de Rover van den Tarter achterhaalt en van al deze t'zamengefchraapte rijk- dommen (die Licungzus in't weg-fpoe- den geen kleen beletzel gaven ) be- rooft. Maar wel wachte zich de Tarter wan over de Geele reviere te trekken, om de hooftftad Peking , die alree vol fchrik en aan ’tdeizen was, niet quijt te gaan. De Tarters, den Rover de- zen buit dus afgezet hebbende, bega- ven zich na de keizerlijke hooftftadt Peking, aldaar de Sineezen, zonder eenig

224 eenig weêrftant te bieden, voor.hen de Poorten openden, en gewilliglijk inlieten. En door dit middel, en in dezer wijze raakten de Tarrers aan

GerzZANDTESCHAP aan den Grooten

van de Tarters , als-hy zich ingebeelt had: want deze , die al lang te voren hun antwoort.op dit verzoek hadden vervaerdigt, antwoorden hem in dezer

'tRijk Siza, daarom zy zo vele eeu-

voege: Het dunkt ORS, zen LI het an- Maar dar wen den oorlog met de Sincezen ger

. | É ders geraden vind, noch veel te vroeg, om nf x

voert hadden.

En hoewel de Tarterfche koning Zungteus terfkont , 't geen aanmer- kens waerdigis , quam re fterven, 20 dra de Tarrters in 't Rijk vielen, zoo hielden zy evenwel niet op van hunne zeege te vervolgen , maar arbeiden vaft met lift en bedrog de herten der Sineezen te winnen en op hunne zijde te-krijgen. Want fchoon met de doot van Zuagtens de zaken der Tarters cenigzins verachterden , zo was hen evenwel, door zijn ingeboorne fchran- derheit en kloek beleidt,-de weg geo- pent, waardoor zy metkleene moeite her ganfche Rijk zagen te veroveren, Hy liet een zoontje. van zes jaren na, dat hy, op zijn doot-bedde, tot navol- ger van 't Rijk verklaarde, en beval daarenboven zijnen broeders, datze dezes kints halven’s Rijks zaken wel zouden gade flaan , en alles wijzelijk beftieren. D'oudfte dezer broederen kreeg het bewint der zaken, en de voogdye over dit zesjarig zoontje, die ook alles, tot verwondering van alle. Europifche Vorften en Koningen, zeer troulijk verrichte en groote dingen

van u en nit bet Rijk Sina te fcheiden. Het ingewant des Rijks is van Rovers noch niet gezuivert ; maar noch groote- lijks daar mee befmet. Gy-kont zelfs overwegen, Wat groot onheil uw over ‘thooft hangt , dewijl de rover Licung- zus a den keizerlijken floel in Sigan, de booftfladt want landifchap Xenfi,' heeft geplant. Wy hebben de fchrik en vreeze onder dezen Verrader gebracht ; wort hy vánons vertrek werwittigt , by gal met grooter macht het Rijk, op nieuw in onraft zoeken te helpen, en geheelen al veroveren; doch dan zal de verre ge- legentbeit der plaatgen ons beletten u zo Jchielijk byflant te hunnentoevaerdigen. Wesbalven is bet beter datwe nu, voor ons wertrek ; veerft de Rijks-rovers tot den “wortel uitroien, en ú een vuft en preedig Rijk overleveren, op dat uwen nieww-gekooren Koning des te weinigh weerftants"vinde. Wilt om de beloften, die. gy aan ons gedaan bebt miet eens denken; Want die zijn by u zo wel als by ans bewaart. Danzo gy, tot welvaren van 't Rijk iet wilt uitrechten, trekt Ly met een groote macht van Sinezen en Zartersop Licungzus aan „en zoek dien in de hooftflad Sigan te verneftelen. Uy

uitwerkte. nf Na dit beloop der dingen , en 't ver- zoekt de Tar- < ì : j ters wit vina dlijven „van den roover Licunggus ; tekrijgen; zocht Ufanguejus het naafte koningje

zwllen met. d overige macht der Tarters de Rovers uit het landfchap Xantung doen ruimen ; en dus doende zal bet gan-

uitden gellachte Taiminza, weêr op den Sineefchen Throon te helpen. Hy, dan, omdit opt gevoeglijkfte te kun- nen uitwerken, bedankte de Tarters zeer hogelijk voor hunne trouwe dien- ften , verhefre hunne kloekmoedigheit ten Hemel ; diezy „in't uitdrijven van den rover Licunggus uit S2na, getoont “hadden, Na deze loftede, bood hy hen de beloofde gefchenken aan met verzoek om nashet aanvaerden der zelve, uit den Rijke Siza en na Tar- tarye. te willen trekken , en voortaan het oude ongelijk daar over zy zich nu genoeg gewroken hadden ‚te wil-

Jche Rijk, gezuivert worden , en in ruf?

en wreede raken. Ufanguejas, dic hun toeleg en litige frreken niet bemerkte, of zich zo geliet, om hen niet te ver- toornen, bewilligde endelijk in hun

voorflag „en ftont hentoe in't Rijk te

blijven. â

De Tarters, eer.zy, op het verzoek van Ufanguejns , met hun heir in Siza trokken, om den Rover Leeungzus daar uit te drijven, hadden eenige van,de hunnen na hunne eigen en d'omleggende landen gezonden, om

(ophet haaftigfte een groote macht

van, volk te preften, tot het verove=

len vergeten. Ufanguejas kreeg op dit | ren-van’t Sineefche Rijk, Dan geen zijn verzoek een heel ander antwoort | gewelt- gebruikten de Tarters op de

- Si-

Tartarifchen (Cham , of Keizer van Sina. 228

Sirieezen maar ftreelden hen valt met ften en deugden, (hoewel die na waar- lieftalige en liftige woorden zoo lang | dye niet te beloonen zijn) zal ik u met deze macht uit Turtarye niet aange- | de rykdommen van 't veroverde Ryk komen was. _Midlerwijl dit dus vaft | en koninklyke waardigheden befchen= aanfloerde, quamen de uitgezondene | ken en vereeren. leder quijte zich der- |

Taxters, met cen groote-macht van; halve vroomelyk en (tryde dapper, Tarters, uit de Rijken Minche-en Met groote verwondering wiert deze Niulban , âls ook uit welt Tartarye, | reden van een zesjarig kint van de gan- en uit Ooft Yup: , (welke Rijken alle fche vergadering aangehoort, en het aan d'Ooft-zee en boven [upon gele- | ganfche hof {lont daar over als opge- gen zijn) en brachten ook met zich | toogen en tot ftommens verwondert ; her zesjarig Zoontje van hunnen over- | invoegen een ieder uitborft, Dat de leden koning Zungten:s ; invoegen zy | Hemel em nootlot dit hint tot Keizer

Ait

DJ $ ‚AEN

toen eerft klaarlijk deden blijken, datze | werkooren had, Ten zelven-dage nam | ik na het Sineefche Rijk dongen;en | dit kint zynen oudften Oom, na 't ge- at À {

i < 3 % Keizer! ANP

ers dae hunne ganfehe machtden voet in Siza ‚aan; zulx hy van dien tyt af van de oom Wyse EN

Tarters met den tytel van -Amahan , 4” titel van -dMAVANTs

woor Keizer BEZEL, Of zy riepen het zesjarig kint van Sia frijgeropeen.

me ne

pi

voor Keizer van Siza uit, gaven hem | (de Sinezen zeggen Amavarg,)'t welk

den naam van Kuzcht ‚en noemden het keizerlijke geflacht,dat onder hem zijn begin:zou neemen „Tazeung. Ditkint, dat noch tegenwoordig den Sinec- fchen Throon bekleet, en-nu ontrent den ouderdom van negen-en-twintig jaren heeft , zette zich met een zon- derlinge ftemmigheit en Majefteit, die hem ten oogen uit zag ; op den ouden Rijks-ftoel, dien wel eer voor twee eeuwen zijne volken bezeten hadden. Deze jonge Vorft , dus in volle kracht gezeten, hief in tegenwoordigheit van zijne Oomen en naafteBloetverwanten, en al de zijnen; met een manlijke en

geen kinderlijke reden, aldus aan. Uw

geluk en deucht, en niet de myne, heeft my, lieve en ftrijdbare Oomen, en gy mijne andere Pringen,deze ftant- vaftigheit gegeven, die gy in my ziet, en daarmeê ik tegenwoordig dezen Thtoon betreë. De veilig en zekerheit, daar mee ik-op dezen Throon zit, zal ons zoo veel goets te voore fpellen,als de vreeze en befchroomtheit van Lz- cunqzts, quaat en onheil te vooren fpelde, Gy aanfchouwt hier d'eerfte- lingen en beginfelen, dic het verove- ten van ’t Ryk alree verfchaft heeft. Danik houde my wel verzekert, dat gy indeucht en kloekmoedigheit zoo- danig uitmunt, dat ik van nu af ver- trou meefter van geheel Siza te zyn, ja,de gehele-werelt niet alleen verwon- nen „maar ook verzeekert ben te heb- ben. Totloon, van uwe trouwe dien-

De jonge dat begeerden.En naulix haddenze met der Tarters, voor zynen Vader

inde Tarterfche tales Konings Vader betekent, genaamt wiert, Dezen wiert van hem ook het hoogfte en opperfte bewint des oorlogs aanbevolen, daar in hy zich zoodanig wift te quyten en te dragen dat de Tarters hem voofna=- melyk voor ’t bezit van't Ryk hebben dank te weten : want hy munte niet alleen uit in wyze raatflagen en voor- zichtigheit ; maar ook in dapperheit en getrouwigheit, invoegen de fchran- derfte en wyfte der Sineezen over zyne raatflagen en redenen verwondert fton- den. Hy was daarenboven beleeft, min zaam, en rechtvaerdig ; waar door hy de herten der Sineezen zonderling wift te winnen en op zyne zyde te krijgen:

Niet weinig hulp hier toe de guntt en

vlyd der Sineefche Overften , die (ge

Iyk te voore alree verhaalt is) om den toorn en gramfchap van den Sinee- {chen Keizer tontgaan, zich op de zyde der Tarters begeven hadden, en hunne landsluiden, tegens eed en trou, daar mee zy aan hunne vaderlant ver- plicht waren, mer {choone woorden en hooge beloften tor afvallen zochten te brengen.

Op den zelven dag wierden ook; uit laft van den nieuwen Keizer en -4m4= wang eenige regementen Tarters aant Ufanguejns , dic na tlandfchap Xen/s was getrokken, om Licwngzus op te flaan ; mact bezegelde brieven gezon den ; waar in hy door den Keizer Kos ning Pingfi (dat zo veel als een bevres

diger

526

diger van ’t Weften beteekent) ge- maakt wiert; en zou tot zijn Hof de hooft{tad Sigaz in 't landfchap Xenff hebben, doen, toterkentenis van on- derdanigheit , jaarliks aan den Keizer fchattingen brengen. Dezen ftreck had Amavangus bedacht, om Ufzaguejuss die veel te weeg kon brengen, en de zaken der Tarters in verwerring hel- pen, te vernoegen, en des te beter op hunne zijdete.krijgen, Ufänguejns, die van den Sineefchen: Keizer -noit

zoodanig een ampt zag te verwagten,

Ufanguejur walt den St-

neefen af.

en de Tarters met zoo een groot heir

GEZANDT sCHaA® aan den Grooten

d' Andere Tarters, die, volgens het befprek met Ufangnejus, na Kantung en Peking met hunne heirkrachten waten getoogen veroverden deze Landfchappen in korten tijdt zonder

Tarter:

krijgen groc-

flag of ftoor, ven verfterkten hunne le- son aanhang.

gers. geweldig met SineefcheOver- ftenen krijgsknechten, die by-hele troc- pen, dewijlze zeer vriendelijk ontfan- gen wierden; tot hen quamen overloo- pen. Want zy gaven eenen ieder, zon-

\ deronderfcheit, verlof van hunne ven-

delste volgen , zelfs ook hunnen over- wonnelingen, indienze flechts maar

op hem aan komen, dat hy geen kans { hunhair,nadeTatterfche wijze; wilden noch middel zag, om hen weerftant | laten fcheeren en als de Tarters ge-

te konnen bieden, breekt zijn trou, die hy tot-dus lang behártige had, en outfangt de nieuwe eere „en erkent den Tarter voor rechtmatigen Keizer van Sraa. |

En in dezer voegen wiert de gene, die een weinig te voren „tot befcher- ming der Sinezen , tegen de rovers te velde trok , gedwongen en benoot- zaakt , tegen de Sinezen , en zijne eige lantslieden, te vechten „en metde Tarters het rijk Siza te helpen ver-

veren. Ufanguejns die een ftrijdbaar

Prins was ‚, heeft met byftant der Tar- ters zeer lichtelijk de rovers uit het landfchap Xezff verdreven, én daar na zijn Hof, uitlaft van den Keizer , in de Hooftftadt Szgan- gaan houden. En dus verhieven de Tarters dezen Heer, die zoo meenigmaal tegen de Tartets te keer was gegaan, en hen groote af- breuk had gedaan, tot de hoogfte eere en waerdigheit; doch benamen hem alle bedieningen van krijgs-zaken 3 wel wetende wat zoo een ervaren

Veltoverfte , indien Fortuin den voet

den Tarters quam dwers te zetten, in tijten wijle zou kunnen uitrechten.

„Wat uitgang denroover Licungzus tebeurt is gevallen, heeft niemant oit kunnen vernemen noch te weten krij- gen; maar wel dat zijn gantfchen op- ftendigen hoop ‚en krijgsmagt, van Ufanguefns verraft en ter neer gehou- wen wiert. Eenige willen dat hy van Ufanguejns ineen gevecht van kant ge- holpen wiert; hoewel hy noit levendig, noch doot weêr te voorfchijn is geko- mert, Ip as

me

kleedt gaan. Ook lieten de Tarters zich hier aan zoo veel gelegen leggen, datze het zelfite wel uitdrukkelijk door 't gantfche rijk opentlijk „en, op ftraffe van hoog verraat „deden af kundigen; een werk, dat den Tartersin’t-bevor- deren van hunne zege dikwils geen kleen beletzel veroorzaakt heeft; ge- merkt de Sineezen te dien tijde met hun hair groote hovaardije bedreven; en toen heftiger,tot behoudenis vant hair; dan van't Keizerrijk en hunnen Keizer, vochten ; in voegen duizenden liever hun geheel hooft, dan het bloot hair te verliezen hadden,

In dit veroveren der fteden en lan- den, gong het den Tarters zoo ge- weldig voor de wint , datze , binnen den tijd van een jaar, vier Noortfche lantfchappen , als Pekzug Xanfi Kenff en Kantung, (Zonder Leaotwng daar onder te reekenen) onder hunne ge- hoorzaamheit en_gewelt brachten. Dan een wonderlijke ftreek en vond

De Tarters

van herten te winnen , ftelde ook de maten geer

Tarter„in’tveroveren van aldeze plaat-

verandering inde vage-

zen, in ‘t werk : want d'oude wijze van ring.

de Sineefche regering hield hy in-we- zen, nochte bracht daar in geene ver- andering, en , daar over men zich noch meer heeft te verwonderen, liet de beftiering der fteden en land- fchappen in handen der Sineefche Philofofen , diede zelve te voore be- dient hadden, - In het onderzoeken der Geleerden, daar af op pag: 24. ge- fprooken is, wiert ook gene veran- dering gemaakt, maar doorgaans de zelfite zwier en orde gehouden,’t welk | nict

Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina.

niet min liftig als wijzelijk van de Tar- ters was aangeleidt: want dewijl zy

_dusd’Inboorlingen erfluiden, die zy „zelfs verheven hadden, met de heer-

fchäppye lieten geworden, zoo be- goften de Sinezen de Tarters met zon- derlinge gunft en vrientfchap te beje- genen. Alleen behielden de Tarters het bewint en oppergezag der krijgs- zaken aan zich ; hoewel zy ook de ge- troufte Sineezen voor Overften daar in gebruikten, en tot d'aanzienlijkfte Ampten bezigden. Zelf in de keizer- lijke Hooft(tad Peking wiert ook de zelffte orde der Rijxraden onderhou- den, en in de zes hooge Rechtban- ken, die van aller geheugen her on- der de Sineefche Keizers geweeft wa- ren, alleen die verändering gemaakt, dat d'een helft der regerende Perzo- nen uit Tarters, en d'ander helft uit Si- neezen zou beftaan.

Midlerwijle hadden de Lantvoog- den en Overtften van de Zuiderlijke lantfchappen, (daaruit, met het op- ftaan vande Roovers, d'oproer eerft haren oorfprong genomen had) alffe de noot, daar inde Keizer ftak, ver- ftonden, groote hulptroepen en krijgs- benden by een vergadert, en waren alreê op den weg in't aantrekken, om den Keizer metal hun magt te komen ontzetten en verloffen. Maar als zy ‘s Keizers overlijden, en ‘t overgaan der fladt vernamen, deeden zy alle hun- ne krijgsbenden te rug roepen, als ook alle de vaartuigen en Scheepen , daar in faarlix d'eetwaren en andere noot- zakelijkheden na't Keizerlijke Hof te Peking gevoert wierden. En niet lang

227 noemden hem Hunguang. Deeze Vorft, die wel de naafte aan de Sineefche Kroon fcheen te zijn, dewijl hy een zoons zoone van den Keizer Zan= lieus, en neef van den Keizer Zung- chinius was , had altijts zijn Hof in ‘tlandfchap Hozan gehouden ; maar zich nu, uit vreze voor de rovers, daar van daan na Manking begeven ; al- waar d'inwoonders hem met groote ftaatci en heerlijkheit de Sineefche kroon opzetten, met hoope van wat gewichtigs onder hem, dewijl hyeen ftrijdbaar Vorft was , te zullen uitrech- ten. Naulix was hy tot den Keizerlij- ken Throon verheven , of hy zond eenen Gezant aan de Tarters met ver- zoek van vrede, en aanbieding van al de Noordfche landfchappen, die zy verovert hadden, Dan de Tarters kon- den wel bevroeden, waar op dit ver- zoek van vrede gemunt was; dewijl de Sinezen alleen maar zochten tijt te winnen , en ‘t oorlog uitte (tellen, tot datze weêr nieuwe krachten van gelt en volk by een zouden vergadert heb- ben. Derhalven gaven de Tarters den afgezondenen Gezant dit kort, doch

bondigantwoort: Datze van eenen an- dat de } - d Tarter afa der geenzins wilden ontfangen, t Welk „nr

hen zoo veel bloets gekoft had, en zy al- zouden binne befte doen, om denzelven wel te befchermen: dat zy bet gantfihe rijk of niet-met allen wilden hebben,en ook, niet eer de wapenen neerleggen , voor datge tot bun lang gewenfcht oogbmerk

gekoomen waren. Midlerwijle de afgefondene Sinee-

Keizer be=

Zungchining

leed het aan, of zy verftonden ook, hoe de Tartersin’t rijk gevallen, en dat verovert hadden; ’t welk hen tot

fche Gezant dus onverrichter zake van ,„s zog den Tarter weder keerde , en beide Nanking.

reeds in hun gewelt hadden. De Ôver- Jlen, die den Keizer gekroont hadden, parthyen zich vaft ten oorlog toeru-

Hunguangus wort tot Keiger Vér- kooren.

d'uitterfte droefheit en verflagentheit bragt.

Zeer groot was ook de fchrik en vreze onder de Sinezen te Nanking, d'eerfte Hooftftad van ’t landfchap Nanking : want de verbaaftheit had de herten van deze luiden der mate bevangen, datze niet wiften werwaarts zy zich te keren hadden. Endelijk fchepten evenwel d’Overften weêr moedt , en verkoren, na lang onderling beraatflaan , zekeren Koning uit den geflachte Tasminga, tot Keizer, en

‘gm

ften ‚, verfcheen in de ftadt Nanking zeker jongeling, die zich uitgaf voor den Oudften zoone van den Keizer Zungchinius ‚en dit zijn zeggen met geen kleene tekenen van waarheît fcheen te beveftigen ; ook hadden, Ct geen zijn zeggen noch meergeloof gaf) vele Gelubdenof Kamerlingen, die in’s Keizers hof verkeert had- den,kennis aan hem. Dan Hunguang, die met de zucht van heerfchen te zeer ingenoomen was „en de fmaak van 't rijk alreeds weg had, wilde hem,

f 2 om

' 1 k 4 í 1 \ ' T fl \ La Ì 1 E ' Á Ì

ag mee

as8 GEZANDTSCHaA P aan den Grooten

End

‚Om niet uit de heerfchappy en van den Throon te raken, noit voor wettigen zoone van Zungchinius erkennennoch

wort gevanvaannemen. Hy deed hem daar en bo-

gen gezet.

Waar door

de Sineefche maken ver- achteren.

ven gevangen nemen , om hem als een verrader te doenfterven, waar door de- ze nieuwe Keizer Hungvang by d'Over- ften, die zich hier tegen ftelden, en dezen Jongeling zijn zeggen geloof fcheenen te geven , geweldig in den

haat raakte. Dit werk fcheen groote

oproer te zullen veroorzaken , en fchoot de twift endelijk zoo weelig looten, dat de Tarters midlerwijle ge- legentheidt kregen van ’t landt{chap Nanking te veroveren ; waar in Zy zeer weinig weerftant vonden, dewijl vele Overften hem het inkomen niet beletten ; maar in tegendeel tot afbreuk van Hunguang ‚met raat en daat zoch- tente ftijven. De Tarters qúamen hier op terftont in hergebiedt van Hoafgan, d'eerfte hooftftadt van ’t landtfchap Nanking, namen zonder lang te zam- melen den Oofterlijken Oever vande Gele tivier in, en voeren aanftonts met Schepen daar over ; hoewel d'andere oever met zoo een groot getal Sinee- fchekrijgsknechten bezet ttont, datze, zoote zeggen , eenen dijk van hunne laarzen of fchoenen zouden kunnen opgeworpen, en daar mee de Tarter- fche ruitery her voorttrekken belet

De Sinezen hebben. Maar hier bleek de waarheit

vluchten.

van het fpreckwoort» te weten, dat de moet en dapperheit inden oorlog veel ‚meer kan uitrechten ‚dan de meenigte der -krijgsknechten 7 want naulix had- den zich de Tarters te Scheep bege- ven, om over de rivier tetrekken, of de Sineefche krijgsknechten verlieten den oever van de reviere, enliepen op de vlucht, als een deel Schapen die den wolf van verre zien aan komen. De TZarters, dus zonder weerftant te vinden, over de Gele rivier geraakt, vallen;met het gros van hun heir, in dat overtreffelijke landfchap Nanking, en veroveren en nemen alles wegh, „wat zy aan de Noord-zijde vande ri- viere Kianz, vonden leggen. Alleen bood het rijke en fchoone Jangcheu, de-zevende hooftftadt van 't Landt- fchap Nazking , een tijdt lang weer- ftant, en deed menig fterke uitvalop

Eel

mm LLL [LL [LLL LLL LLL LE Ln

de ‘Tarters ; waar in ook een zoon van zeker Tarters Koningje te fneuvelen

quam. In de ftadr was rot Overfte ge- Ï

De Stadt angchen

ftelt van Keizer Hanguang zeker Zuts vor vern Colaus die hem zeer getrou was, en °”"**

daar binnen met een fterke krijgsbe- zetting lag, omde ftadt ten uitterfte te befchermen. Maar hoe trou deze Heer, ten dienften van de Keizer en ’t Va- derlant, zijn eer en eedt betrachte , en

hoe mannelijk hy zich ter weer ftelde,

moefte hy evenwel ten leften voor het zoo gewelt der Tarters zwichten,en de ftadt laten veroveren. Alle de krijgs- knechten en burgers wierden ter neer

gehouwen, de huizen uitgeplondert,

en de doode lijken daar na boven op de huizen, (op datze door den ftank en het uitwaaffemen der verrotte dampen geen peft zouden veroorzaken) gelegt, en dus metde gantfche ftadten des felfs voorfteden,, tot affche verbrant. Geweldig: groeiden de Tarters hier

De Tartars

in macht en moogentheit aan , en ver-5772 in

fterkten met het verooveren van zoo vele plaatfen, grotelix hunne krijgs= magt ; ten andere deed dit hunne krach= ten ook niet weinigh vermeerderen , dat de Krijgs-overften van andere (te- den en Krijgs-benden tot hen quamen overloopen, waaraf de meefte hunne zelve ampten behielden , die zy onder de regering van den Sineefchen Keizer bekleedt hadden; de zommigen wier- den ook rot hoger ampten en waerdig= heden verheven, als zy oit by-den Si- nefchen Koning gehad, of teverwach- ten hadden. Endewijl de Tarters de ge= nen, die vrywillig hem toe-vielen , zeer beleeft en vriendelijk bejegende, en ín

macht aans

tegendeel de Steden ‚die hem weerftant

booden , en zijne macht tegenftreef= den, zeer wreedelijk handelde, zoo bragthy hier doorte weeg , dateen ie- der, om de ftraffen en ’t mishandelen tontgaan ; het eerfte omhelfde en verkoos; in voegen de Tarter, door dit middel zonder eenige mocite alle de plaatfen , diein 't Noorden over de Rivier Kiang zijn gelegen , onder zijn gewelt en gehoorzaamheit bragt. Na het veroveren van deze plaatfen, hielt de Tartef zich niet ftil ,„ maar zocht zijn zeegeste vervolgen; -en vooreerft de Hoofiftadt Nanking, daar ins eer-

‚sruarven tijts

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina.’

tijts de oude Sineefche Keizeren hun Hof plachten te houden ; aan te raften. Deze Stadt leidt op den zuiderlijken oever van de Revier Aang , die het gantfche ‘Rijk Sina in cen Zuider en Noorder gedeelte verdeelt, en ’t land- fchap Nanking in “t midden door- klooft. Derhalven moeften de Tarters, om deze Stadt te krijgen , en by den nieuwen Keizer te koomen, die zich daar binnen bevond, mer Schepen over de Revier trekken , daar toe zy een groot getal by een vergadert hadden. Met geen klein getal van Scheepen wa- ren ook de Sineezen verzien, die met hun Vloot, onder ’t bevel van zekeren itrijdtbaren Vorft Hoangchoang , aan

Slag tiffthen d'overzijde van den oever lagen. De

de Tarters en '

Sinegen. _ Tarters befprongen de Sinezen mer fel- le aanvallen „en wiert al daar ter weder- zijde manlijk gevochten, met een groote neerlaag der Zarters, in voegen Heoangchoang deed blijken , datde 7ar- ters vande Sinezen konden overwon-

‘Hoangchoang hen worden. Dan niet lang wilde hem

port verra het geluk hier dienen ; maar wiert, na /

delijk om % leven ge- bragt,

een wijle vechtens door eenen van zijne eigene Overften , met een fchicht werradelijk gefchoten , die hem binnen weinig uren herleven benam. De verra- der, die dit verraad lang in zijnen boe- zem gebrouwen had,en daartoe van de Tarters met groote beloften „van een ampt tezullen verkrijgen, gebragt was, was Thienus geheten, en in't landfchap Letotung geboren,hoewel hy van kints-

been af onder de Sineezen gedient had.

Door dit fheuvelen van dezen Velt- overfte , raekten de zaken der Sinezen ‚geweldig weêrin ’tvoetzant, en liep gehele Rijk verlooren ; daar aan noch eenige hoope van behoudenis waar geweelt. ade | De verrader Thienus , die zich niet vernoecht hield met dezen vuilen daat ‘begaante hebben, begaf zich, om noch jet van meer belang uit te rechten, met “zijn volk op de vlucht en binnen de ftadt Nank?ng , onder fchijn vaneenen trouwen Overften, by den Keizer Hun- guang, die, na het ombrengen van Hoanzchoang, meê van daar gevlucht was. Zoo drade Tarters met hunne Schepen en magt, over de Revier wa- ren geraakt, en verftonden dat de Kei-

229

zer het op vluchten had geftelt, ver- volgden zy hem gezwint, enals een blixemachter na. Als Tóients de Tar-, terszachaankomen, deed hy den Zeis zer door zijn volk in verzekering nee 51 Sen men, en’ leverde hem aan de Tarters verradelijk over; ’t welk zich toedroeg in Zoef ras. mermaant des jaars duizent zes hon= evert , en dert en vijf en veertig. „De Tartersyg*door- bragten den Keizer niet terftont om

t leven , maar zonden hem tot een zegepraal der Tarters naar de Keizer=

lijke Hooftftadt Pek#ag,alwaar hy voor

de Stadts wallen, ten aanzien van den Tarterfchen Keizer , met een pees van

een booge , geworgt wierd ; welke

doot by de Tatters zeer edel en hoog geachtwert. En dus quam deze Keizer Hungguang , als hy noch geen jaar ge- regeert had, door lift en verraat van

dezen fnoden Zbfenus, te Mmeuvelen. Desgelijks brachten de Tarters ook

den bovengemelden: Jongeling , die

zich voor den zoone van Zungchinzus uitgaf, en in de gevankenis gevonden

wert, met een peze om't leven; en nietalleen wierden deze; maar ook al

de genen; die zy uit den Keizerlijken geflachte in handen kregen , van kant geholpen. Want het is een gebruik in

Sina ‚en ookingeheel Afra ‚dat al de vrienden der Koningen , als een rijk verovert wort, door den verwinner ten gronde uitgeroit enverdelgt worden.

Nahet volbrengen vandeze dingen, pe ratters ftorten de Tarters met hun heir in de veroveren Hooftftadt Nanking veroverde. den N75: zelve zonder (lag of ftoot,en maken het keizerlijke Hof‚(daar in eertijts d'oude Sinecfche Keizeren zich onthielden,jen de keizerlijke Graffteden , uit een oude eningeboorne haat, tot deerlijke puin- hoopen ; zonder evenwel de burgerlij- kehuizen in 't minfte te befchadigen. Voorts veroverdenze , zonder eenig weerftant te vinden, al d'andere fteden van dit landfchap ‚, de welkehaar , om de wreedheit en ‘t mishandelen t'ont- gaan, willig en bereidt aan de Tarters overgaven. Jl

„Naulix hadden de Tarters het gehe-

le landfchap Naxking onder gehoor-

zaamhcit gebragt, of eengedeelte van het Tarterfche heir begaf zich na Hang- chen , d'eerfte Hooftftade van’t land-

Zul Fea fchap

Louangus Bort Sineefth Koning geko- ren.

230 fehap Chekiand ; maar het ander ge- deelre trok over de Revier Atang, om de zuiderlijke Landtfchappen , als Kiangf, Huguanz, en Quantung, te veroveren. Ontrent deze ftadt was de bloem, en het puik der gevluchte Sie neefche krijgsknechten en Velt-over- {ten by een vergadert , om eenen nieu- wen Keizer, Lowangus geheten, uit den geflachte Taiminga teverkiezen. Dan deze Vorft floeg, het aanvaarden van de Keizerlijke waerdigheit beleefdelijk af, en hield zich vetnoecht met den Konincklijken tijtel; ’t welk hy mif- fchien te dien inzichte deed , om met her dalen van zoo hoog een trap,niet al te groot eenflag te geven , eride {merre van zijnen ondergang des te minder te gevoelen. Den genen, die hem guntftig waren , en met den Keizerlijken rtijtel zochten te vereeren gaf hy dit tot antwoort. Daz zal ik de Keizerlijke waardisheit aanvaarden , als mijne krijgsknechten de Tarters verdreven, en maar een cennige Keizerlijke fladt ver- evert bebben. Strijde, derhalven, weel dapperder, als ghy gewoon zijt te doen. Zijn rijk had geen drie dagen geduurt, of hy zag de Tarters op hem aankoo- men om hem en zijn volk op te flaan, en uit den rijke te verjägen: Hy, een ftrijdbaar en moedig Vorft , porde en moedighde zijne krijghsknechten tot vechtengen weerftant re bieden ; 't welk

zy alle beloofde te doen, indien men

hen hunne verdiende. wedde betalen wilde ; te weten, hun oogmerk draide hier op uit, om te dien tijde (nu men hen ten hoogfte van doen had) zoo wel hunnen Koning, als den burgers gelt af te perlen, en daar na ftil te zitten en hunne handen t'kuis houden. Lowan-

Groote hedegiss die in beleeftheit en goedertie-

van Louanr- gts zot zijne Onderdanen. «

rentheit onder de Sinezen by na zijns gelijken niet had, en den ondergang van deze vermaarde ftadt niet konde lijden ‚en met de burgers die alle oogenblik de doot voor hunne oogen zagen, zeergrote deernis had , bewees toen , hoe zeer hy zijn volk beminde, en hunner behoudenis hem ter herten ging. Te weten, hy vervoegde zich op de veften derftadt , en badtmet geboo- gene knien den Tartarifchen Velt-

dna mmcss nenten need

GEZANDTSCHaAP aan den Grooten

wilde verfchoonen ; Maar doet , zeide hy , met my mat ghy wild: ik gal my aan u tot een offerhande voor mijne on- derdanen overgeven. Hy dit zeggende;

gaf zich alwillends aan de Tarcers over,

en liet zich vangen, zonder te over- denken , wat hem zoumogen overko* men. De Tarters ‚die niet weinig hier over verwondert ftonden , belaften aan de burgers, datze de poorten van de ftadt te fluiten hadden, op dat noch hunne,noch de Sineefche krijgsknech- ten van Louangus ; daar binnen zonden koomen. Toen ging hetop een neer- houwen , vervolgen der Sineefche krijgsknechten van Lowangus, die bui- ten de ftadt lagen, en hunnen Overften niet gehoorzamen wilden; dan weinig

juamen er evenwel door fabels en pij- len der Tarters om, maar by duizenden

verdronken’er in't water. Voorbyde yn sizes

zuider Poort der Stadt; ftroomt zekre den Zoidaten verdrenken,

Revier Grexibang , die meer als een mijl breedt is, en daar over de vluch= tende krijgsknechten, die vol fchriks en verwarring ftaken , met fchuiten wilden varen ;’om hun lijf te bergen; maar fprongen met zoo groot een me- nigte te gelijk in de fchuiten, datze doot de zwaatte aan't zinken raakten, waar door veel duizenden van krijgs- knechtente verdrenken quamen.

Na dit verjagen en doodflaen der Hangcbesn

Sineefche Krijgsknechten , quamenf“”

de Tarters, (dewijl zy geene fchuiten hadden om d'ovetige Vluchtelingen over de Revier t achtervolgen ,) de ftad Hangcheu weêr naderen , en ver- overden de zelve , zonder datze even= wel der {tad eenigh- afbreuk ; of den Burgereneenig gewelt aandeden.

Zo dra de Tarters deze ftad ver- overt hadden , haaldenze uit zekre Vaatt, aande noort-zyde van de ftad gelegen , die haar water door het Noorder gedeelte van dit gehele Lant= fchap zend, en alleen door eenen dijk van de revier Cienthang- gefchijden word, alle de fchuiten, die inde zelve lagen, over dezen dijk en brachten= ze in-deze vaert. Zy met dit vaartuig dus verzien, ftaaken daar meê, zonder eenig belet of tegenweer te vinden, over, de revier Cienthang, en rukten

overfte dat hy de Stadt en burgery | voorts op Xaoking, de fchoonfte en

netfte

over.

De Sinezen echten voor

bun bair,

en verjagen de Tarters.

Lurieeme WMeelterrdatmen zekren Lu, (een Ko-

„Tartarifchen Cham , of Keizer van Sina,

231

nedteftad van geheel Sina, aan, die | Riviet Crenthang te raken; maar wat

haár, zonder lagh of ftoot, vrywilligh aande Tarters óver gaf. De Tarters kregen deze ftäd, zonder eenig geweld daar öpte plegen, gewilliglijk in, en zouden óp den zelflten voet lichtelijk al» d'andere zuiderlijke fteden van ’t landfchap. Chekzang verovert hebben ; danrálffe ‘opentlijk deden afkundigen en gebieden , dar ieder zijn hair op de Tarterfche wijze te fcheeren had , be- goften de Sineefche krijgsknechten en burgers (dien meer hun hair als hun lant ter harte ging) na de wapenen om te zieh;en dreven de zeegpralende Tar- ‘ters niet alleen weer uit der ftad , maar ooktot aan derivierCient hang, jadwon- gen-hen, met neerhoùuwen van eenige honderden,datze overde Rivieremoe- ften trekken. En gewiffelijk hadden de Sinezende rivier verftont weten overte trekker, en de Tarters t'achtervol- gen,zy hadden niet alleen d'veroverde Hooftftadt „maar ook al ’t overige we- der gekregen ; doch zich wel vernoegt houdende, datze alleen hun haif be= houden hadden , ftaakten zy het ver- volgen hunner zege , en boodenalleen weerftant aaa den zuiderlijken ever vande Riviere: alwaaár zy met het op- werpen van verfcheide Bolwerken zich verfterkren. En in dezer voegen wier- der de lang-zeegpralende Tarterfche wapenen zoodanig bedwongen , datde Tarters een geheel jaar {til zaten, zon- der iet gedenkwaardigs te verfichten.

De Sinezen , die nu hunnen getrou- wen Lowangus dus onnozel waren quijt geraakt zochten nu weêr eenen Op-

_pethooft op te rechten, dryvende de

den zijrel van pûrig úie den geflachte Taiminga ge-

Herftelder gan,

fproten; ) tot Keizer behoorde te ver- kiezen ; dan deze voortreffelijke Vorft

op de Sinezen.

moeite zy aanwenden, her liep hen al- les tegen en vruchteloos af. Dus be- goften de vervalle Sineefche zaken het hooft een weinig weer uit het voerzant op te heffen, en ’t liet zich aanzien,als ofze groote overwinningen op de Tärters zouden bevochten heb- ben; indienze hunne krachten by een hadden gehadt ; maar de luft en be- geerte van teheerfchen, en nijd en na- yver van elkandre de kans af te kij ken, deden deze goede hoope en alle aanflagen in rook verdwynen. Want dekrijgsknechten en Velt-overften van ‘tlandfchap Fokfen, die zich met de vlucht uit Chekzang begaven , hadden

genoomen, en riepen hem in ‘tland- fchap ‘Fokien, dat dichtaan Chektanz grenft; voor Keizer uit. Deez , die trots van aart en zich niet wel in die moogentheit wift te matigen, wilde terftont , dar het Koninkje Za afltant van ‘t rijk zou doen, en de heerfchappy neer leggen ;- met voorwenden, dat hy weinig fteden verovert had, cnook den Sineefchen Keizeren zo na in bloe- de niet beftont, alshy. Zw bragt daar tegen in „dat d'Onderdanen hem aller- eerft verkooren hadden, en zijne over- winningen uitweezen , wat dienfte hy den Vaderlande bewezen had, Met blijde oogen zagen de Tarters deze twift aan, en lachten daar over niet weinig in hunne vuift, als hebbende daar door gelegentheit bekomen , om iet gewichtigs,tot afbreuk der Sinezen, uitterechten, ent rijk in hun gewelt te brengen; evenalleens gelijk de Vif- fcher , (na’t zeggen der Sinezen) ter- wijlhet vogelrje , en ‘t moffeltje, tegen - elkandre vechten , hen beide wech- neemt, en alleen met de winft gaar ftrij-

p . k Tangus Werk zeker Koninkje, Tangus, uit den Se vor sineefzhe

flachte Taiminga gefprooten, met zich Keizer vers

floeg dien hoogen tijtel en Keizerlijke

ken. Noit hebben deze twee nieuw SC- Tmeedracht waerdigheit af, en wilde alleen maar

koren Koninkjes hunne wapenen wif- Zere 15,

en Taurus.

den naam van Herftelder des Rijks aan-

\_vaärden.

De Tarters, die hunne krijgsheiren

vry van volk gezwakt, en niet gewich-

tigs daar meê uit te rechten zagen, ont- booden midlerwijle nieuwe krijgsbeu- den uitde Hoofiftadt Pek in7 „waar meê zy groote vlijt aanwenden, om overde

len vereenigen , noch d'een den ander wijken, om met gelijke magt op den Tarter los te gaan,maar lagen gedurig, tot elkanders onderling verderf, ovér hoop. En dewijl Zu maar acht ftedeh onder zijn gebied had, en deze dezol- dye van zo veel krijgsknechten, als hy wel van nooden had, om den Zarter

aan

_ | k Î

Í Ì Î Ì ls Ì Ì

Tm m_

232 aan te valien , nietkonde opbrengen; zoo leide hy alleen maar op zijnecigen befcherming toe ‚en dorfte noit met dus een kleene macht over de revier trekken. De „Tarters midlerwijle; {pitten verftant en zinnen , op wat wijze zy met hun ganfche heir over de gemelde revier, Grethang zouden ra- ken: want met Scheepen daer over te fleken , dachte hen;te groote {toutheit tezijn, gemerkt zy-wel wiften dat Lu

_zelfzeer veleSchepen;die hy uit derzee

De Tarters Erekken over de Revier Cienthang.”

had gebragt, en van grof gefchut wel verzien waren; by zich had; „maar het geluk heeft den Farters in dit werk zon- derling gedient „en al deze zwarig- heit weehgenomen. Het was juift te dien tijt(als of niet alleen de menfchen; maar ook de Hemel zich tegen-de Si- nezen gekant had) een zeer drooge en heete zoomer, en de Revier aan ‘t Zuiden (nietverre van de (tadt Tuag- lieu , daarze haren loep door de ber- gen neemt, en. weinig waters van de zee ontfangt) zeer ondiep geworden, De Tarters hier af door eenige ontrou- we Sinezen verwittigt , vonden hier een Waadbaren weg voor hunne rui- tery ; zulx de paarden met gemak daar over koften, en naulix tot aan de knien in ’t water (tapten. Naulix waren ‘er twintig van het voetvolk overgekoo- men, zonder eenig tegenweer te vin- der, (wantter zake van de fcherpe en fteile bergen waren aan dezen kant geene Sineefche krijgsknechten ge- ftelt) of de Sinezen’, die zich daar in d'omleggende geweften bevonden, en door de huisluiden van het overtrek ken der Tarterfche ruitery, verftendigt

wierden , begaven zich op de vlucht,

om hun lijf te bergen. Het Koninkje Lu kreeg door deze tijding zoo groot een fchrik op den kals, dat hy zelf de adt Kaaking verliet „en met de Sche- pen (watt by betroude zich niet-op het vaftlant) na het cilant Cheuscan 3 't welk

recht tegen over Ninepo, (de negende |

Hooft(tadt van't landfchap Chekzang,) gelegen is,vluchte; en heeft zich,federt dien tijt, eenige jaren daar op onthou-

den.

Het Eylant Cheuxan wort ten Rijk.

_ Dit eilant, dat roen byna van geen ander volk , dan van een deel arme Vif- fchers en Boeren bewoont wiert , is nu

GEZANDTSCHA Pp dan den Grooten

‚door den toeloop van vele Sinezens die tot dezen Zu, als eenen befchermer! en voorftander vanhun hair hanne. toevlucht namens-een groot cn mach= ‘tig rijk geworden ; daar in tegenwoor= | dig tweeen zeventig; fteden getelt wor- den. En in dezer. voegen hebben. de. Tarters,zonder flag of lloot „zeer lich- telijk al d'andere fteden -van ’t land- {chap Chekiang verovert en onder bun geweltgebragt ;de fladt Asnhoa alleen, daarin de Tutang, of opperfte Overfte van ’t ganfche Jandtfchap woonde, heeft de zege der Tarters eenige-maan- | den verwijlt en opgehouden ;, maar.de Tarters,om hunne andere overwinnins gen, met het veroveren van deze eene ftad,-niet te beletten gingen hun leger in drie fcharen verdeilen , erù zonden d'eene fchaar door de ftad.Achinebhen , en het gebergte ; de tweede door Zen- cheu en langs de (trant, na het lande fchap Fokien ; maar de derde bleef het beleg van Ainhaa bywonen. De Overfte van deze ftad,die toonen wilde | dat zijn vaderland mannen uitleverde ,

| deëden Tarters in het beleg zeer veel

afbreuks, en groote neerlagen : want hy {fpeelde zonder ophouden met het

grof gefchut op hun leger, zulks,hy

endelijk hen dwong,‘ datze mert het leger wat verder van de ftad moeften gaan leggen,wildenze voor het donde- ren van't gefchut bevrijd wezen. En-

delijk,om de ftadte dwingensdedende », spa Tartersuit de hoeftftad Hangohen meê Kintoa gaar grof gefchur in ’t leger brengen : waar °*”:

mee zy in de wallen in korten tijt zoo groot een opening maken , datze daar door met hun ganfcheheir ter ftad-in- drongen, en de zelve te vuur en te zwaarde deerlijk verdelgden:- De Overfte zelf , om niet in ’s‚‚vyands handen te vallen, deed zich „en zijn hele huisgezin , met een-ton buffe- kruit in zijn hof in brant te fteken, levendig verbranden.

Het een leger vande bovengemelde drie, dat in ‘t landfchap Fokéen zou vallen, om het zelve te veroveren , was nu alreê in ‘et aantrekken , maar vond zich in geen kleene zwarigheir, op.wat wijze het , ten minfte afbreuks desheirs, daar in zou raken; endat ter oerzake van defteile en fpirae heten

ie

-

1

Fokien wort qUAMEN. vande Tar- en im t

Tartarifchen Cham, of Keizer van Sina.

die het in't intrekken voor de borft kreeg. Want tuffchen her landfchap Foktens, en de Landfchappen Quaz- tung, Kiangff en (hekrang , leidt een onophoudelijke ry van hooge en ftei- le Bergen „die dit Fokien van deze drie Landfchappen affcheiden : en om daar over, envin Fokien te komen, heeft men eenen ongemakkelijken weg van drie dagen reizens , over ’t gebergte, af teleggen. Zeer lichtelijk hadden de Sinezen de Tarters , in het doortrek- ken kunnen tuiten; indienze flechts de fterkfte en onbegangkelijkfte plaat- zen, met een klein getal Boeren bezet hadden. Maar de Sinezen waren voor d'aankomtt der Tarters met zoo groot een {chrik bevangen, datze byna door het zien der Tarterfche paarden een beroerte op 't lijf kregen , en zich uit het geberghte ; datze onbezet lieten, op de vlucht begaven , zulcx de Tarters, hoewel met groote moei- te, daar over geraakten ; latende veel wagens ven ander omflach achter , als ook eenige paarden, die,door de fteilte der wegen, van boven neer te ftorten Als de Tarters op de vlakte landfchap. Fokien gekomen

Hers VOV, varen ; veroverdenze het zelve met

kleene moeite; want naulix wiert daar aan zoo veel tijdts befteet, als men van doen zou hebben , om het zelve op zijn gemak te doorwandelen. us Dewijl dit Landfchap zich dus ge- makkelijk liet veroveren, deden de Tarters daar voor d'Ingezetenen ook weinig overlaft, alleen lichten zy uit het zelve eenige Sineefche krijgs- knechten tot verfterking van hun lc- ger , en trokken daar meê in de zelve voorfpoet na hetlandfchap Qwantuag. d' Andere Velr-overfte,(een wonderlijk en vreemt beloop; ) dien belaft was de binnenlantfche plaatfen,onder gehoor- zaamheit te brengen,had de zelve naar- ftigheitin’tdoortrekken over ’t geberg- te gebruikt, en ‘rzelve geluk gehad ; „want ten zelven tijde quam hy al ze- genpralende door de landtfchappen Hugwang en Kiangfs in het landfchap gantung wekken , en had aldaar deerfte Stadt, dietegen hem opftond, te vuur en te zwaart verdelgt. En in dezer wijze wiert het landíchap Quaz-

233 tung zeer licht door twee heiren ver- overt en t'ondergebragt. Dan ’teene leger vertrok, met roof en buyt over- laden, ops Keizers bevel na Peksne 5 en ftelde in’tdoortrekkenin ieder Stad fterke krijgsbezetting , en Overheden,

zoo wel over de Burgerlijke,als Krijgs=

zaken, uit den naam van den Tartari- {chen Keizer.

Maar dat de Tarters het landfchap Fokien dus met klene moeite verover- den, daar af geven zommigen een andere; en deze reden.

Te dien tijde vertoonde zich een

‘vermaart Zee-roover, geboortig van ze

Fokien, met name Chinchilung, maar d’ uitheemfchen en vreemdelingen

‚noemen hem /guon. Deze, die zeer

bekent by de Hollanders en Spanierts, en van flechte afkomft was, diende eerft voor knecht den Portugezen in Makao, en den Hollanders op ‘t Ei- landt Formofo , of fchoone Eilandt ; maar verdriet krijgende , om langer onder een anders voogdye te ftaan, wift hy endelijk een deel onnozele luiden zoodanig te belezen, dat hy die op zijne zijde kreeg, en met hen, en een kleen getal Scheepen, op Zee ten roof ging. Zyn dus van kleen opgekoomen, vergaderde endelijk een groote Vloot Schepen, waar door hy zoo machtig wiert, dat hy den Sinee- fchen Keizer in fcheeprijkheit en rijke dom byna overtrof. Want hy trok den ganfchen handel van geheel Zudsën al- leen-na zich, en handelde met de Span- jertsopde Pbilippinen, metde Hollan-

dersop Formofo, en in nieuw Batavta,

en met de Portugezen van Makao. Hy dreef ook groote handel mer die van Japon , enandere Rijken en Eilan- den , in-de groote Indiaanfche Zee ge- legen. Hy alleen had de magt, door zijn volk de Sinefche waren uit $1pa te laten voeren; en d'Europifche Koop- manfchappen weêr in't Rijk te brene gen. Na dat deze Jguon zich mer den Sineefchen Keizer, daar meê hy een langen tijt in twift was geweeft, ver- zoent had, groeide zijn magt zoo ge- weldigaan; dar hy een Vloot van drie duizent Schepen op Zee kon brenr gen. |

84 Daa

234 Dan hiermee hield zich deze Zee- roover niet vernoecht, maar ftak den Keizer heimelijk na den Kroon. En dewijl hem wel bewuft was ; dater voor hem niet uit te rechten was „, ZOO lang iemaft van den geflachte Taimiz- ga noch leefde (want de Gemeente, noch de Sineefche Krijgsoverften zou- den hem noit voor hunner Keizer er- kent hebben’) kreeg hy hoope, om, met hulp der.7arters , dit geflacht te

verdelgen, en uitte roeien: Weshal-

vebefloot hy, onder fchijnvan-deucht (op dat ieder hem volgen-zou,) tegens „de Tarters, als tegen de vyanden der Sinezen, te velde te trekken. En’tis ook zeker dar alle de Sinezen onder dien-dekmantel hem byftant zouden gebooden „en alseen verloffet des Va- derlants geholpen hebben. Midlerwijle -beraatflaagde hy zich in't verborgen miet de Tartêrs, en was shensin ak hun doen, waar hy kon en mogt, tot voordeel van zijne-eige za- ken; behulpzaam en gunftig. Ten zel- ven tijde , alsde Tartersin’tlandfchap Fokten waren gevallen, had Zunguvus

‚hem Velt-overfte over ’t gehele-leger

gemaakt ; daar en boven wáren alle dOverften en Bevelhebbers van't le- ger , zijne Broeders of Bloetvrienden, en de gemeene krijgsknechten ftonden t'zijnen bevele. En door dit middel liet „deze /gaog ‚die’thecht inde vuift had, de Tarters in't landfchap Fakier koo- Men ; invoegen het geen wonder is, dar de Tarters hem alffe in Fokien. ge- koomen waren, met de Koninklijke waardigheit vereerden „en hem den Settijtel van Konink Pisewan gaven, A welk op Neerduitfch zoo veel ge- zegt is, alsde gene, dic’t Wetten in vrede ftelt. Dit alles wiert van,de Tar- ters-tedien-cindein ‘twerk geftelt , om hem des te lichter te bedriegen „en in ‘net tekrijgen ; dewijl hen- zijn oog- merk -miflchien: wel bewuft-was , of, ten aanzien van zijn groote magt, wel vermoeden, ’t- geen-hy in zijnen boe- zem gebrouwenhad: te weten ;dat hy _nade heerfchappy-ftont „ende bettie- ring van't tijk na hem zocht te ttek- kens De Tarters,evenwel, fchoon hen zulx genoech bekent was, hebben noit met gewelt tegen dezen man durven

DE een 4

GEZANDT sCgaAP aan den Grooten

aangaan; maar zijne magt altijts ont- zien3 en zoolang eenig Tarters Ko- ninkje her gebied in Fokiez over de krijgsknechten had , is hy altijts byden zelven heerlijk op koftelijke maaltijden onthaalt , en met giften en gefchenken befchonken geworden ; met beloften daar en boven van hem het gebiet en ‘tgezag van de landfchappen Fokien en Quantung te zullen laten houden.7gwop, die zijne aanflagen dus voor de wint zagh gaan, en by de Tarters, nazijn meening, in groot aanzien-was, twij- felde nu niet; of hy zou de beftiering van de zuiderlijke Landfchappen be- houden ‚sdoch wiert grootelicx in zij- nehoope bedroogen „en te leur ge- ftelt. - Want als het Tarterfche Ko- ninkje in ’t landfchap Fokzen na Peking wilde trekken, en de Sineefche Over- ften, na’s lants gebruik, zich alle op zijn vertrek daar tegenwoordig bevon- den, om hem geluk op’ zijne reize te wenfchen, en een ftukweegs:gelei te doen ‚zoo wilde 7guon, die geen quaat vermoeden had , dit Koninkje mee deze eerc aandoen. Hy, dan, laatde vloot met weinig volk in de haven van de Hooftftadt: Focheu bezet ; en ver- voegt zich mee by-het gezelfchap;- om het Koninkje uitgelei te doen s-doch in, 't neemen van zijn affcheit ver- zocht het Koninkje zeer vriendelijk op Jquon , dat hy hemtot in Peking wilde verzelfchappen, belovende hem aldaar groote eere voor zijne bewezen wel-

daat aan te doeh. Zgnon , die wel zag

waar op het aan geleidt was ‚bragt nu dit en dat voor en-trachte dereizeop veelerley wijze af te flaan ; maar wat hy ook voorwende ; hy moefte ende- lijk het Koninkje verzelfchappen „en

Iguon wort met lift van de Tarters ge-

vangen.

zich met hem op de reize begeven. En-

dus wiert deze fnoode Zee-roover met lift gevangen, die met geen wapenen te dwingen, noch te vangen wás. Hy wierteen geruimentijdt tot Peking in hechtenis gehouden, en endelijk met vergift heimelijk om't leven gebragt. Zijne Zoon en Braeders,als zy hoorden dat hy gevangen was, begaven zich we- der op hunne Scheeps-vloten, waar mee zy federt dien tijt den Sinezen gfooten afbreuk hebben gedaan, en noch tegen- woordig niet weinig quellen en-plagen.

Midler-

ary dat door de binnenlantfche geweften | penen, maar wiert in ‘t kort door de beerlaat. in Quantung was geraakt, in ‘tlandt- | magt der Tarters uit Qxantung en fchap Quangft , om het zelve meê on-.| Quang/, verdreven ; van waar hy zich der het gebiedt en macht van den Zar- | na de grenzen van Tung* nz begaf, terfchen Keizer te brengen. Dan de | gelijk ons zulx daar na breder te verha- macht der Tarters leed in dezen aan- | len (taat. hr flag, een groote afbreuk van de Sine- | _ Hetliet zich nu weer aanzien, alsof, Mite»ò zen ; in voegen de Zarters in hunne. | de Sinezen, in ‘tlandfchap Quanc/r, en neg zege en overwinningen het meefte be- | Lakzen , weer nieuwe moedt geichept hl let vonden , daat zy geen belet dachten | hadden; want zoodra en was het Tár- te vinden. | | terfcheleger, dat uit Fokten na Peking. Tedien tijde was zekre Ahin Tho- | ontbooden was, niet vertrokken, of mas, (die van de Jefuiten gedoopt, en | daar ontftont een groote verandering de Chriftelijke Leere aangenomen had) | in de Tarterfche zaken. Te weten ze- Onderkoning van tlandfchap Quang- | kre Vangus , een afgoden Offer-paap , fi maar over ’t krijgsvolk had Ching | die eertijts voor krijgs-overfte in den Lukas het beleid en opperbevel. Deze. | oorlog gedient had, ftelde mer cen twee flrijdbare mannen hadden eën | groot getal volks het gantfche landt in fterk heir van Sineefche krijgsknech- | rep en roer, veroverde de ltadt Kien ten en. Overften , die uit andre land- | zizg, en verfeheidene andere tleden;en fchappen na Kiangfs gevlucht qua- | bragt de Tafterfche bezertingen om men , verzamelt, enop de been gekre- | ‘tleven. Her zelfde fpoor volgden ook gen; waar meê zy zoo felop den Zar- | andere Sinezen, die door de gelukkige : ter aanvielen, datze hem, na dat hy | voortgangen van zijne wapenen , uit k alreeds eenige plaatzen verovert had, | het gebergte zich begaven , daar op zy bi: uit den velde dreven , met verlies van.| zich, uit vreze voor de Tarters; verfte- dl eenige duizent Jarters: Met deze | ken hadden, en holpen hem vele plaat- ti vlaag van voorfpoet, rukken zy met | zen veroveren. Te dier tijde had zekre | hunne verzamelden hoop na 't land- [ Tárter, Changus geheten, die Onderko= Ì | fchap Qeantung, verllaan aldaar des- | ning van twee landfchappen was, het ú gelijks met groote neerlagen de Tar- | hoogte en-opperfte gebied over het Fn ters ; eri veroveren weer de voornaam. | landíchap C hekiang ; maar zoo dra ver- ni fte plaat{en en fteden , die na’t Wetten | nam deze Veltheer het gewelt en op- 4 leggen: | roer niet, datin Fokzen ont{taan wass 1 _Tihglieut Een wijle daar na verkooren deze | of hy trok meteen groote magtin der Hi ai „ig zeegpralende Sinezen, met goedvin- | zelven nacht detwaarts ; hoewel hy |

Turtarifchen Cham, of Keizer van Sinä: 235

De Tarters _Midlerwijle trok het ander leger, ! voorfpoet van zijne zeegpralende wa-

den hunner Overften, uit den geflach- te Taiminga , zeker Koninkje Jung- lieus geheten , (die een zoons zoone vanden Keizer Vanlieus was, en zijn. Hof in Queilin , d'eerfte Hooft(tadt van tJandfchap Qwangft ;hield) tot hunnen Keizer, met voorgeven , van hier door d'andere Sinezen tot gemeene befcher- ming van't Vaderlandt moedigen, en des te vlytiger, tot het danvaatden der wapenen tegen de 7arters, te md.

grootelix, en niet zonder reden, vrees= de dat de Sinezen den ingang van de bergen , En doortochten met krijgs= volk bezet hadden : waar door zy ‚met kleene moeite; het gehele Landfchap konden behouden hebben. Maar als Ghangus aan den mondt van de Bergen quam ; ennetgens geen krijgsvolk vere nam, riep hy: Myzs de zeege „en d'op= flendigen zijn veeg. En in dezer voegen trok hy , zonder eenig weerftänt te vins

ken. De nieuwe gekooren Keizer ging. | den , door’t gebergte, en belegerde, „57, des, zijn Hof in de vermaarde ftädt Chat- | na het doortrekken, aanftonts de ftadt teverr de

kings in ‘tlandtíchap Qzantung,hou- | Kienning daar binnen zich d'offer-/rd Kienning:

den „en deed, na het verheffen tot deze Keizerlijke waardigheit, den Tarters

in verfcheidene Veleflagen groote af-

Paap Wangus met een groot.magt van volk begevenhad; De ftadt bleef eeni- ge maanden belegert, en kon de Velt-

breuk, ‘Dan niet lang behield hy de | overfte Changus, hoe dikwils hy de- | gez zelve

236 GeEzZÂNDTSCHAP aan den Grooten

zelve deed beftormen, niet veroveren ; | nu fcheen het, als of Fortuin hen den in voegen hy voornam het ftormen, voet wilde dwers zetten, ’t welk by (dat niet zonder groot verlies vanvolk | zeker verraat toe quam, dat byna al af liep ,) te ftaken , en de Sradt liever , hun gantfche werk verbrode had. met een langdurend en knellend be- | Want fchoon de Tarters groote vlijdt leg tot overgeven te dwingen. Hy | ennaerftigheit aanwenden, én, zoo tc rechte evenwel met zijn heir zoo veel | zeggen, het onderfte boven keerden, uit, dat angus zich met d'andere Velt- | om alle gelegentheden tot oproer weg overften’ niet konde vereenigen ; in | te nemen , zoo quamen’er des niettc- voegen hy niet magts genoeg had, en ‚| min dagelix vele nieuwe onruften in zichte zwakbevond , omop de beleg- | hui nieùw verwonnen rijk t'ontftaan. gers uit te vallen. De Tarters , gemerkt het Sineefche Toen nu de Tarters, diein de Kei- | rijk in zoo vele landíchappen is afge- zerlijke hooft{tadt Peking zich bevon- | deelt, en zo wijd en zijd zich uitftrekt ; den , deze ‘onluft en oproeren vernd- | moeften de Sinezen zelfs , wildenze men , vervaardigden zy terftont een | flerkke legers te velde brengen, en de nieuwleger , en zonden dat na Fokzes, | fteden na behooren met krijgsbezet- om d'opgerezene onluften in rufte en | tingen verzien , in hunne dienften ge- filte , en d'opftendigen onder gehoor- | bruiken, dewijl zy niet machtig zijn zaamheit te brengen. Endelijk, na dat {| zoo groot een rijk met huneigen volk de ftadt Kienning ettelijke maanden | te befchermen. En fchoon by hen met met een verfch heir belegert was ge- | groote zorgvuldigheit onderhouden weeft, kreegen zy in de muuren der | wiert, dat zy noit Sineefche Overften, zikani ftadt, met fchieten uit grof gefchut, nochte krijgsknechten , lang in de gaar over. datze door een zonderlinge vaerdig- | landfchappen lieten blijven , daar in heit, door het fteile en {cherpe geberg- | zy gebooren waren , zoo kóndenze te, na deze ftad hadden doen brengen, | evenwel niet beletten , dat'er vele ver- een wijde opening, waar op zy terftont | raders in ‘t tijk opquamen. Het ver- ten ftorm trokken, en deflad verover- | delen hunner krijgsbezettingen gaat, SP We den. Toen gong’top een woeden en { indezer wijze toe; in ieder hooftftadt ang neerhouwen, en wierden de krijgs- | wort een algemeene Overfte over de sinee/he knechten en burgers , zonder de vrou- | krijgsknechten geftelt , die éen flerkArsongvee- wen „en jónge kinderente verfchorien, | leger onderhoud , en aan wien al d'an- tingen bewa- deerlijk nrishandelt en vérmoort ; in | dere lage Overften en krijgsknêchten'*”- voegen in deze eene ftadt, aan de kant | gehouden zijn, gehoorzaamheit en van over de driemaal hondert duizent | onderdanigheît te bewijzen. Zóo dra menfchen om ’t leven raakten. De | u deze Opper-veldheer verneemtdat ftad en al hare gebouwen wietden met | @lders in zijn landfchap eenig groot neerfmyten omverrukken en bran- | Öproer komt t'ontftaan ,moët hy tijde- den, ten gronde gefloopt , en tot deer- | lijk zulx zoeken te dempen, en den lijke puinhopen gemaakt. Na het ver- woeften van deze Stadt, bragten de

aanwas im zijne geboorte te fmooren. leder klene ftadt heeft ook haren by-

Tarters her gantfche landfchap Fokien | zonderen Stadhouder „die, na de grote

zeer licht onder hunne gehoorzaam- | en fterkte det ftadt , een zeker geral

heit; waer op zommige Sinezen, die | krijgsknechtenonder zich heeft ; doch

hunne zaken ten einde zagen loopen, | met ditonderfcheit , dat de genen , die

zich weer op 't gebergte begaven ; | totOverften over de hoofiftedengeftele

maâr andere trokken met hunne Sche- | worden,meeft Tarters; en d'amdére, die

pen op Zee. De beroerte dis geftilt, | in de klene ftedén leggen, voor het

“en de voornaamfte belhamers t'onder- | meerdeel Sinezen zijn. Dan dewijl de

gebragt zijnde, trok het nieuwe leger | kloekfte raadflagen cn de welgêfteltfte

alzeegpralend weêt na Peking , alwaar | heerfchappyen, door verraders, daar

{ het met groor gejuig en blijdfchap van | af de Tarters (als blijken zal „geen ge- de Tarters ontfangen wiert. ‚| bfek hadden , te niet gebrägt, en be-

Zeer voorfpoedig waren de zaken | dorven wotden, zoo heeft men ook dit der Tarters totduslang gegaan ; maar | zelfite onder de Tarters zien gebeuren. De

tegen Tarters op.

Oorzaak van

% opflaan.

Tartarifchen Cham ,

De voornaamfte van allen, endie den Tarters het eerfte verraat broude en van henafviel,was zekreLandvoogt van Kiangft, Kinus geheten , geboor- tig uit Ledotung, op welksingezerenen

“de Tarters, om datrze zeer na aan hun

lant grenzen , en in zeden en manieren zeer na met hen overeen komen, een groot betrouwen ftellen. Het gebeur- de nu (uit wat reden , zou ik niet we- tente zeggen,) dat deze Kinus, met den Opziender van ‘t gantíche land- fchap , in krakeel raakte, ‘t welk van tijt tot tijt zoo geweldig toenam, tot dat tuffchen dit paar volks een verbor- gen haat en wrok t'ontftaan quam ;

Kin: flaat hoewel zy naden aart der Sinezen ,

dien wonder wel wiften inte kroppen, en elkandre met een geveinsde vriend- fchap doorgaans zeer minlijk te beje- genen. Na datdit vuur van oneenig- heit een tijt lang tuffchen hen beide dus bedektelijk gefneult had, brak evenwel

endelijk de brant,tot verderf van't gan-

fche landfchap , opentlijk uit. Want dewijl zy met hun beide een zelve land- fchap beftierden en den een het gezag over de burgerlijke „en ‘den ander over de krijgszaken aan bevolen was , ver-

" feheenen zy meenigmaal by elckan-

dre, en nodigden zich dikwils onder- ling ter maaltijt. Lin

De Sineefche Landtvoogden heb- ben veel voor een gewoonte (gelijk zulx op pag.3 1. verhaelt is) gedurende de maaltijt, doorzekre fpeelders eeni- ge Treu- of Blyfpelen tot vermaak en tijtverdrijf van zich-zelfs , en hunne gaften te doen fpelen. Als nu deze tweeVelt-heeren, bygeval, op zooda- nige maaltijden eenige Blyípeelen za- gen, waarin de fpeelders niet in Tar- tarifch , maar in Sineefch gewaat ver- fcheenen, dewijlde Sineefche dracht daar toe veel dienftiger is , zeïde Kinus, tordenOpziender: Sraat deze dracht mier weelbeter en frartelijker ‚dan de Tar- zerfche dracht Uit die zeggen oor- deelde d'Opziender dat hy eertshal- ven gedwongen was, zulxden Keizer, by brieve bekent te maken ; dewijl hemdochtedat Kinus met deze woor- deh deed blijken, dat hy cenige nieu- wighéden,tor verderf van 't rijk, (cheen te wilfen brouwen. Hy deë derhalven,

of Keizer van Sina. Vr,

aanftónts by cenen brief den Keizer daar af verwittigen, en befchuldigde Kinus daar in, dat hy op het bevel der Tarters, van de Sineefche klederen te veranderen en af te leggen , zeer fmaalde , en klare tekenen gaf, dat hy grooter genegentheit tot de Sineefche;, dan Tarterfche kleding had. X #aus , dien het noit aan ht gebrak , had den Secretaris van den Opziender , met groote beloften en gefchenken, zoo- danig op zijne zijde gekregen , dathy aan hem van alle woorden en {chriften, die in't Hof van den Opziender om- gingen, deed verwittigen. Zoo haaft dan Kinus vernam dat dusdanig een brief aan den Keizer afgevaardigt was, liet hy den briefdrager door de zijnen onderfcheppen , en hem den brief af- nemen; waarop Kints , na hetlezen van den brief, met een deel gewapende krijgsknechten , in het Paleys van den Opziender trok, en den zelven onver- ziens om ’tleven bragt.

Dit dus befchikt hebbende, valt hy met het ganfche landrfchap Azang/r den Tarter af, en erkent den Keizer Tunglieus , met den zelven hulde en manfchap te zweeren, voor wetrigen Keizer van Sina 3 daar over zich al d'Ingezeten niet weinigh verblijden. De ftad Cancheu alleen, daar over te dien tijde zeer trouwe Tarterfche Overften het gezag en beftier hadden , bleef den Keizer van Sina, of grooten Cham van Tartaryen (met welken naam deze Vorft en zijne nazaten ge- meenlijk bekent zijn ) getrou , en wils de haar op de zijde van Afzut niet bes geven. En bracht dit volharden van deze eene ftad zoo veel te weeg, dat de Tarters ( gelijk hier na te verhalen is) de landfchappen Kiangf: en Quan- tung weêr bemachtighden, en onder hun gewelt brachten, ‘t welk in dezer voegen toeging.

Het Opperhooft over het krijgse

kungxus geheten, was ten zelven tijde den Tarters meê afgevallen, en-had dat geweft aan Keizer Jungtieus over- gegeven, desgelijks erkenden de Zuie derlijke plaatfen den zelven [uzg//4s voor wettigen Vorft en Keizer van Sina. d'Overfte Likwungzas zocht zijn

43 macht

Kinus valt den Tarters

af.

Varfcheide

volk in het landfchap Quantung, gianafe Kee:

ters af.

n38 macht met dievan Kizus te vereeni- gen om dus gelijker hant op de Tar- ters los tegaan, en hen uit den rijke te drijven 3 ’twelk ook buiten twijffel hen wonder wel zou gelukt hebben, indien de Overfte van de ftadt Cancheu, door zonderlinge krijgsftreken en dap- perheit af hunuie-hoope niet te leur had geftelt. Want zoo dra hem ter ooren quam, dat Zibwzes den Tarters meê afgevallen „en met zijn heir in aan-

zit van dentocht was, zond hy hem dezen brief Overflen der toe, Tot dus lang beb 1k onder Karns

Stadt Can- cheu.

niet willen buigen, om dat ik niet kon gelooven, dat hydewapenender Tarters zou wederflaan kunnen; Dan dewijl ik, zie, dat gys flrijdbare Vorfì „mee de war penen tegen hem aanfchiets zoo kan ik niet wel bevroeden , wat heil ih voortaan man ben te verwachten heb, Ik houde my, derbalwven, aan usenzalwwe flan- dert volgen ; eu zoo dra zalt gy zelfs, of uwekrijgskpechten bier nist gekomen zijn , of th wil.u deze flad in handen leveren. Na hetafvaardigen vandezen lifligen brief, verzocht midlerwijl het Opperhooft van Gazcheu , vande 'Tar= terfche Overften, die in ‘taangrenzen- delandfchap Zokien lagen, zoo vele hulptroepen, als hy krijgen kon „en bragt dezelve by nacht , om dezen fimuikhandel niet aan den dag te bren- gen , in ftad. Lebugus die geen,quaat vermoeden had, komt hier op met zijn volk aantrekken, en vind de poor- ten geopent ‚maar in ’t intrekken wiert hy, daar hy weinig op verdacht-was, van de Tarters van alle kanten over- vallen , en weêr te tuech gedreven. Zijne krijgsknechten , die op zoo een groet en wellekomft weinigh gedacht hadden, ftaken, zonder weerftant te bieden, terftont op de vlucht , en lie- ten een groote meenigte van dooden achter. Zelfs Libugus meent men dat meê in dezen neerlacg zou gebleven zij; dewijl hy na dien tijt noit- weêr te voorfchijn issgekoomen. Deze ramp bragt de zaken van den Keizer |unglieus in grooter verwer ring en ontfteltenis; zulx hy door de- zen fchielijken neerlaag geweldig in zijne goede hoope te leur geftelt wiert.

Kinus vere Kings evenwel bevocht naderhant vele

zwakt de Turters.

overwinningenop de Tarters, en ver-

GEZANDTSCHA p_áan den Grooten

zwakte hen niet weinig , met neer> laag op neerlaag,; 't welk aldus toe- ging, De Tutarg of algemeene Lant- voogt der Zuiderlijke landíchappen, die zijn Hof te Nanking hield , had cen groote magt van krijgsvolk by cerì verzamelt, om Ainus uit den rijke te verdrijven, en te verdelgen; dan rech- te weinig daar meê uit, dewijl hy zelfs het doorgaans te quaat had „en met groeten neerlaeg verflagen wiert. En had deze Kinus zijnzege weten te ver- volgen , hy had zeeghiaftig tot in de Hooftftadt N anking kunnen doorboo- ren, emrdie verovéren ; maar de groote zorge en bekommernis , die hy voor deftadt Camcheu droeg, deed hem het vervolgen van zijne overwinningen ftaken;en den hertredt neemen. Want het was voor hem onveilig, en om zijn gantfche heir. gewedt geweeft, eenige vyanden achter. zich te laten; dewijl zy van eetwaren en andere behoeftig- heden zeer fchaars verzien was, en de zelve van [uzgiieus niet kon bekomen; dan met een voorftroom langs de Re- viere , door deftadt Cazcheu. Weshal- ven, als hy den neerlaag van Lihugzus verftaan had trok hy met zijn ganfche heir na deze ftadt , en ging de zelve rontom zeer fterk belegeren ; maar naulix had hy eenige weinig dagen voor de zelve gelegen, of een nieuw heir, dat uit Tarters beftondt, komt uit de keizerlijke Hooft(tadt Peksug, met laft, van het landfchap Ktangff te herwin- nen; invoegen. Kinus bevreeft van in de klem te raken, van het beleg op- brak en met zijn magt ha de Noorde- lijke geweften. van, K#angf trok ont die te-bewaren, én de Tarters het ins komen tebeletten. In't begin, dewijl hy een fterk krijgsheir by zich had „dat de Tartarifche wapenen en wijze van vechten wel gewent was, bevocht hy doorgaans de zege met groote dapper-

heit;maarals de Zarters hemendelijkte zina be: machtig wierden, enhy hen niet langer Seb bio:

kon tegen ftaan, begaf hy zich, veie chang ,

ligheits-halve „na de Hoofiftad Man- chang; de welke naeen langduurig ber leg, van de Zarters verovert wierts rar

maar Anus raakte daar levendig uit, overt wors.,

en begaf zich op 't gebergt, gelijk zulx breder in onze Reisbefchrijving, in ed AART Vr he R

Tartarifchen Cham of Keizer van Sina. 239 het befchrijven van deze Hooftftadt | de Noordfche landfchappen den Tars

Nanchang verhaalt ftaar. Na het ver- overen van deze Hooftftad Nanchang, bragten de Tarters mer klene moeite en zeer lichtelijk het ganfche land- fchap Kiang/i in hun gewelt en ftilte, leiden in 't zelve nieuwe krijgsbezer- tingen , en trokken met hun heir zeeghaftig na Pekiug.

Midlerwijle wiert in de Keizerlijke Hooft(tadt Peking , met het toeruften ten oorlog zeer fterk voortgevaren ; en wierden daar drie nieuwe legers te gelijk vervaardight „om Qwasntung ‚en d'andere landfchappen , die het noch voor den Juxglreus hielden , weer te herwinnen , en mer fterker krijgsbe- zettingen te verzien. Als nu dmavang, de Voogten Oom van den Grooten Cham , of Tartarifchen Keizer Kugch?;, die noch tegenwoordig, de heerfchap= pyover t Rijk Szaa voert, en andere naamhaftige Overften , zoo groote op- roeren en opftendingen in de Zuider- lijke landfchappen gewaar wierden, Wiert, na-veel overlegs,by hem befloo- ten „over deze Landfchappen’, om d'onderdanen des te beter in toom te houden, eenige Tartarifche Konink- jes te ftellen., die met volkomen magt over dezelve gebieden zouden, doch gehouden te zijn fchattingen daar voor jaarlix aan. den Kcizer op te brengen. Dir raatflot in dezer voegen genomen,

er nl wiertook terftont in't werk geftelt „en bordenmee inden jare duizent zes hondert en ne- drie legers te- gen en veertig ; (toen het vaur van op- ie mk roer in ’tlandfchap Atangff in lichte brant ftont) drie Koninkjes met drie nieuwe legers, die ten deele uit Tar- ters, en ten delen uit Sinezen befton- den , uit Peking gezonden. d’Een kreeg het bewint en oppergezag over ’t landfchap Fok?en,d’ander ovêr Quan tung ende derde over Quangfs, met voorwaarde enlaft, datze gelijkerhant Quantung. weer zouden zien te ver- overen,; en Keizer Junglieus uit den rijke verjagen ; doch:hier af zullen»w terftont breder handelen. ik

Dus verre is gefprooken van 't geen zich voornamelijk in de zuiderlijke landfchappen , aangaande het afvallen van de Tarters , heeft toegedragen? nu ftaat ons-te verhandelen op watwijze

Erm ee ae TTT

ters afvielen,

Inditbeloop der dingen, deedende Sinezen, niet alleen in't Zuiden , maar ook in't Noorden , genoech blijken; hoe zeer hen de vryheit, en het welva- ren des Vaderlants ter herten ging : want d'Overften van de Noortfche Landfchappen , zoo wel die het gezag over de burgerlijke als krijgszaken hadden, en van de Tarters wel over- womrnen , maar niet gevangen waren, hielden heimelijke raadflagen, op wat Wijze zy de Tarters uit den lande zou- den drijven , en verzamelden in de veiligfte en verborgentte plaatzen van de landfchappen zoo vele krijgsknech- ten , als hen doenlijk viel. Drie van de voornaanafte zworven , om aanhang te Krijgen, en de luiden tot het afvailen van den Tarter te belezen, door het gebergte van't landfchap Xezfs. Toen zons fraar au deerfte , met name Hous, cen groor!Se” de Tar getal van volk (want zijn heir beliep p emtrent ten getale van drie en twintig duizent man,) op zijne zijde gekregen had,deed hy aan d'anderen door eenen afgezonden boode verzoeken datze hunne krachten by de zijne zouden vervoegen, om zoo gelijkerhandt op den Tarter aan te gaan „en het ver- drukte Vaderlant uit de noor te helpen. In dit verzoek bewilligde de tweede, doch de derde fcheen te (choorvoeten; maar hy vaardigde Hous evenwel een byftant- van twee duizent mannen toe; die alle fluxe gaften, ftout van herten, en wel ten oorlog waren afgerechrt. Hous, zich dus mer een heir van vijf- en twintig duizent mannen verfterkt ziende, liet zich voorftaan , dat zijn krachtennu toonbaar waren; invoege hy daarmee! van het gebergte quam afzakken, en floeg zich op de vlakte teder. Zeker geen verfimadcelijk ge- tal, omietvan belang op de Tarters te verrichten , indien flechts de krijgs- knechten , genoeg moedts en dapper= heits by zich hadden gehad, en op den TFarters willen aanvallen. Hy zond,om de Tarters tot vechten uit t'eiffchen, eenen Heraut, met bezegelde brieven, en dreigde hen te vuur en te zwaart te zullen vervolgen ;- maar de Sinezen zocht hy met beloftenvan vryheit, en

affchaf-

pan en ne We 0 _ _

4 ee Eee aa ET

240 affchaffingen van fchattingen, op zijne zijde te winnen ; waar op vele fteden ‚de Tarterfche krijgsbezettingen uit- dreven, de poorten openden, en hem en zijne krijgs-knechten gewillighlijk ontfingen. X‚gax alleen, d'eerfte hooft- Rad vanhet landfchap Xezff , weerftond het gewelt van Hous: want daar bin- nen lag een fterke krijgs-bezetting van drie duizeut Tarters en twee duizent uitgezochte Sineetche krijgsknechten, die zich indienft van den Tartarifchen Cham , of Keizer, begeven hadden. Zoo dra de Opper-velr-heer van de krijgsbezerting, het opftaanvan Hous vernoomen bad , zammelde hy niet lang om zicht te verlterken; maar deed van alle kanten , zoo veel magts by een vergaderen, als hy te weeg kon bren- gen, en verzag zich daar en boven van alle nootwendigheden, daar mee ‚hy het beleg zoo lang hoopte te verduu- ren, tot dat de Tarters met nieuwe hulptroepen hem quamen, ontzetten,

pe overfte Hy befloot ook, als hy zag dat de Si- 1 [tad sigan nezen de fteden aan hunne lantsluiden

el el de al

van zelfs en vrywillig overgaven, om zulx in de Hooftftadt Sigan te belet- ten , alle de Sineefche burgers om 't le- ven te brengen. En tot het afftaan van dezen gruwel daat te begaan, was hy doorgeen fimeeken noch bidden in t eerfte te bewegen ; maar als d'Onder- koning van 't gantfche landfchap hem wel ernftelijk voorhield met welk eenen lafterlijken ven_ fchrikkelijken naam hy den Tarters,met het ombren- gen van zo veel duizent onnozelen zie- len, zoude fchandvlekken; ftaakte hy wel haaft, op deze trouwe waarfchu- wing van dezen Onderkoning (die zich tot Gyzelaar voorde trouwe der burgers uitbood) dit zijn yzelijk en fchrikkelijk voornemen. -Midlerwijle deed-hy een gebodtaf kundigen ; waar by een ieder op nieuw belaft wiert,

het hair na de Tarterfche wijze af. te «

fcheeren „eh dat op pene van verraat, die bleek zulx niet gedaan te hebben, Dit ftelde hy te-dien einde in't werk, op dat hy de burgers van,de vreemde lingen , die miffchien. zich heimelijk daar binnen mochten vervoegen ; om deftadtaf te lopen , zoukunnen onder-

fcheiden. _Daar-en-boven beval hy | afzag, dat de Sineefche krijgsknechten,

GEZANDTSCHAP dan den Grooten

zijnen krijgsknechten waar zy in de ftadt meer dan twee met elkandre zagen fpreken, datze die terftont om tleven ‚„ en van kant zouden helpen. Hy deed ook wel ftrengelijk verbieden, dat niemant van de burgers zich ver-

vorderen zou, op de ftadts-wallen te‘ den 1.

klimmen, of by nacht over flraat te

‘gaan,of vuur of licht in zijn huis t'ont-

teken. Hy dwong ook de burgers,datze hem allerlei flag van wapenen, die zy

in huis hadden , zouden overleveren.

En die deze gebooden quamen t'over- treden „wierden met hun gantíche huisgezin ter doot verwezen,

Om kennis van de krachten zijnes vyants te krijgen, zond deze Tarterfche Overfte aan alle kanten etlijke ruiters op kundfchap uit ;dan deze wierden veeltijts van de Sinezen , die fcherpe wacht in hun leger hielden zoodanig, ontfangen, dat de meefte daar af te fneuvelen quamen en alleen eenige weinigen al vluchtende weêr binnende ftadt quamen met tijding van den neerlaag hunner (pitsbroederen. „Hy belafte, daar-en-boven, (om met het toonen van zijne magt en zekerheit den vyandtte verbluffen, en een £chrik op den lijve te jagen,) de poorten der ftadt niet te fluiten en de valbruggen

niet op te halen. Hous, des-niet tegen- moas belegsse

ftaande , komt met zijn heir op S1gan aanrukken , en belegert deze ftadt „die drie mylen in zijn omtrek groot is. En dewijl hy meê niet weinig op krijgs- ftreken was afgerecht ‚, had hy alle de huisluiden, die hy krijgen kon, om aan den Tarter meer magts te tooren, als hy in der daat bad ; onder zijne krijgsknechten verdeelt; zulx hy met deze boeren een heir van over de drie maal hondert duizent mannen by mal- kandre rad. Toen de Tarterfche Over- fte van de wallen zoo een groote mee- nigte van menfchen zag ontítelde hy zich niet weinig daar over, dewijl hy zich vaft inbeelde , dat het alle krijgs- knechten. waren; in voegen hy weêr over den bovengemelden gruweldaat, en’tyzelijk voornemen, van de burgers om’t leven te brengen zijne gedachten liet gaan; maar dit werk ftaakte hy voor de tweede fhaal , als hy van de wallen

die

Tartarifëhen Cham , of Keyser van Sind. 241

die hem dienden en van hem uitge- zonden waren , tegen de krijgsknech- ten van Hous , kloekmoedelijk voch- ten. Wantalshydatzagh, riep hyal

Tarters int heroverentot wraak van

hun geleden af becuk en maar , ellen-

digh verdelght en vernielt wierden. - De Tarters, die nu met zich dap-

Jacchende en meteen vrolijken geeft, | pertegen de bovengemelde oproeren „De Tarter Hoo Manzu , ’t welk op Neder: | ter weer teftellen , alle zwarigheden a: bd duytích te zeggen is, goede Barba- | byna te boven waeren geraakt, ver- derzelbeit in ren: en met den naam van Barbaren | vielen weer door hunne eigen moet- Sr 5

worden de Sinezen gemeenlijk vande

arters tot {pot en kleen achting , genaamt. Dit fchimpen en fpotten verdubbelde hy noch met deze woor-

den, cManzurxa Manzu; dat is,

Barbaren, flaen Barbarendoot. Dan deze Barbaren,die zich hier zoo trou- lijk queeten , verhief hy niet alleen met- hunne daden te prijzen ; maar hy befchonk hen ook met zilver, dat hy op de Stadts wallen, tot prijsder ge- nen die zich wel gequeten hadden, ten toon deed ftellen.

Dit fterk tegenweer bieden , en dar

Hout breek Hous geen oproer ; gelijk hy gehoopt

op.

van tbelegb had, in de ftadt van de burgers ver-

nam, beletten dat hy met zijn gewel- digh groot heir niets op de ftadt kon

nr

wil en dertelheit in veel grooter on- luften en zwarigheden , die aldus hae- ren oorfprong en begin namen. Als in den jare zeftienhondert negen en veertigh de jonge groote Cham en Tarterfche Keyzer Xunchius nu een jongeling begon te worden, en in zijn cwaleffte jaar te treden, floegh hy by zijnen Oom Amavang voor om de dochter vanden Koning van Weft- Tartarye, dat is, van ’t rijk Zaniju , ten wijvete willen neemen , om door de- zen huwelix bant , met den zelven koning, in vriendfchap te mogen le-

ven, en door zijn maght, die de Xun- | J 5

uitrechten. Ten andere, quam ook |

een fterk Tartarifche heir de ftadt zeer tijdelijk ontzetten, invoegen Hous, die van d’aankomfte van dit heir door zijne verfpieders verwitright wiert zich met alle zijne krijghs- knechten en boeren op de vlucht be- gaf,doch de Tarterfche ruiters achter- haalden zijne achterfte benden, hieu- wen die ter neer, en verkregen zeer groote buit,die de Tarterfche Overfte vanSingan,zodanig onder fijne krijgs- knechten uitdeelde , dat de nme fte met de rijkfte buit gingen ftrijken. Wat Hous naderhant wedervaren is, heeft men niet kunnen verneemen ;

dewijl hy niet weer te voorfchijn

quam, zulx het gelooflijk is, dat hy

in’t gevecht gefneuvelt is , of zich met-

zijn volk op ’t geberghte heeft bege. ven. En in dezer wijze rechten de Sinezen in de Noortfche lantfchap- pen, met het aanrechten van oploo- pen en muiteryen tegende Tarters, immers zoo weinigh uit, als de Sine- zen in de zuiderlijke landfchappen: want hier op volghde niet anders, dan een verwoefting en ondergang van menfchen,landen,en fteden,die van de

mn

chius grootelix vreefde , den gront van zijn nieuw en onbefturven rijk te veftigen, en dus zijn ftaat en aanzien te vergrooten. Te dien einde wiert

Amavang Zijn Oom en Vooght,

met een ftatclijk en aanzienlijk ge- volgh aan den koning van Taniju;, om dit huwelik voor zijnen neef te verzoeken, als gezant en met brie- ven van geloofnis af-gezonden. Hy nam, om fpoedigh wegh te voorde- ren, zijn reize door Ta:tung‚de derde hooftftad van ’t landfchap Xanî, daar af deze ftadt de fleutel genaamt wort; want zy verftrekt een borgh en fterke vefting tegen het invallen der We. fterfche Tarters , heeft vele fterkten onder haar , en onderhout fterke krijghs-bezettingen, die de wegen en bergen befchermen.Deze ftad, zo men zeid,draaght zonderling haeren roem van de fchoonheit der vrouwen, die zich in de zelve bevinden: want ner- gens vind men in geheel Sina vrou- wen, diefchoonder van gedaante, en lieftaliger van wezen vallen, dan in deze fade De Tarters, die « 4mg- vang op wegh verzelfchapten , fchaakten eenige van deze vrouwen, en onder andere zeker jonge bruit van hoogen ftaat, die by geva! langs {traat naar het huis van haeren bruide-

bh gom;

Kiangus walt den Tarters af.

242 gom, gevoert wiert. Een werk, dat | dert op en erkent zich den rijke

noit by de Sinezen gepleeght wort, en by de burgers van Taitung voor een gruweldaar opgenomen ‚en hoo- ger als lant-verraadt geacht wiert. Te dien tijde was zeker krijghs-overfte Kiangus, uit den-naem der Tarters, tot lant-vooght over dat geweft ge- ftelt, by wien de vriendenen nabuu- ren van deze gefchaakte dochter, met tranen in d'oogen, over de moedtwil en ’tgewelt, quamen klagen. Kian- gus, die deernis met deze luiden had, ten aanzien van d'onrechtvaardigheit van ’t werk, zond terftont yemandt van de zijnen aan koning Panang, met laft om aan hem op’t eerbiede- lijkfte te verzoeken , dat hy in dit werk wilde voorzien en orde ftellen, dat deze bruit den bruidegom, die

door het weghvoeren van zijne bruide-

alreeds in een razernije geflagen was, moghte weder befchaft ,‚ en zijn volk het plegen van alle dertelheden verbooden worden. Koning Pauang floegh dit ernftelijk verzoek in de wint, en liet de verzoekers, zonder de geroofde bruit, weêr vertrekken; welk d'overfte Kiangus zoo nater herten nam , dat hy zich zelven der- waarts by Pawang vervoeghde; dan hy wiert noch veel onwaardelijker bejegent , en nict alleen ongehoort weêr wegh gezonden, maar ook fchendigh gehoont , en endelijk uit het hof, daar in Pauang met zijn volk gehuis veft was, verjaaght.

Kiangus, die van fpijt op zijnetan-.

den beedt, en door het lijden van de-

zen hoon zijne zinnen dacht te ver-

liezen, zwoer dat hy dit ongelijk met het bì8et der Tarters zou wreken. En het leed ook niet lang aen, of hy komt met een groot getal zijner krijghs- knechten in ’t hof van Pauang val- len, en brengt bynaalle de Tartersen het ganfche gevolgh van Pauang om ’tleven ; maar Pauang bate het zijn leven, dat hy zich by een tou over de muur der ftadt liet neerzakken , en voorts met een gezwint Tarterfch paert het ontvluchte. Kiangus, die wel zagh dat hy hier door by den Tarters, indien hy in hunne hánden raakte, lyveloos was ; rechte een ftan-

GEZANDT-SCHAP aan den Grooten

Han ‚dat is, den Sineefchen keyzer ‚te willen onderwerpen , doch hy noem- de geen byzonderen keyzers naem;, dewijl hy niet wifte dat ganglieus, die zich zoo verre van daer bevond, nieu- welinx tot keyzer van Sina door de

‘zijnen verkooren was. Voorts zond

hy over al heimelijke boden uit; en zocht de Sinezen met fchoone woor- den en hooge beloften op zijne zijde

tekrijgen, en vermaande hen wel ern-

ftelijk, datze, tot voorftant van hun vaderlant, en om de Tarters uit den rijke te drijven, kloekmoedelijk wit. den ftrijden. Vele krijghsknechten en velt-overften, quamen, op dit ge- rucht, Kiangus van zelfs toevallen ; zelfs de Wetterfche Tarters tegen wien hy tot dus lang met zijn volk ge- ftreeden had, zonden hem op zijn ver- zoek fterke hulp - troepen toe. Dit afvallen en opftaan van Kiangus braght in’t hof te Peking en onder al de Tarterfche overften een grootcon- fteltenis en verflagentheit te weegh ; dewijl zy niet twijfelden of de We- fterfche Tarters, die op hem zeer ge. beeten waeren, zouden met Kiangus aanípannen, om het rijk te veroveren. Zeer wel was hen ook bewuft, dat de Wefterfche Tarterseen fterker maght van krijghsknechten te velde konden brengen, dan zy Oofterfche Tarters. En daar zy het meefte voor vreefden;, was het gebrek van paerden ; gemerkt in Weft-tartarye een groote over- vloedt van paerden is ; maar in Ooft- tartarye heeft men weinig paerden‚in- voegen d'Oofterfche Tarters, willen- ze fterke ruitery te velde brengen, ge- dwongen zijn ‚die van de Wefterfche Tarters te koomen.

Om dan deze ontfteltenis en op- ftending van Kiangus met zijn aan- hang in hacre geboorte te fmooren, wiert ter yl, en zoodra des doenlijk viel, een fterk Tarters heir inde hooft- ftade Peking vervaardight, en hem tegen gezonden. Kiangus, die niet min in fchranderheir,als in fterkte uit- munte, en den aart der Tarters, dewijl hy lang met hen verkeert had, wel kende, ftelde zich in ’t eerft aan, alsof hy; uie fchrik voor’t aankomend Tar-

ters

De Tarters worden door een Krijghs= freek verfla-

gen.

Kiangus overwint de Tarters voor de vuift.

Koning Á- mavang drekttegen „Kiangus 1e

velde.

Tartarifchen Cham » of Keyzer van Sina. 243

tersleger, het op vluchten ftelde, maar zijn voornemen was, om door dezen loozen fchijn van vluchten den Tar- ter te verfchalken : want hy had in zij- ne hinder-tocht een groot getal wa- gens doen ftellen „en die zoo dichten zorgelijk doen bedekken , als of ‘er groote koftelijkheden op waeren;hoe- welze niets dan, groot en kleen ge- fchut (met detrompen achter af, ge- ladenhadden. De Tarters, die Kiuus met zijn volk dus fchielijk zagen de vlucht neemen’ , en niet dochten of het washem ernft, viclen met grooten yverop de wagens aan maar vonden zich wel haaft in hunne hoope be- droogen ; want zijne krijghsknech- ten, die heimelijk achter ’t gefchut op wagens waerengeftelt , wiften dat zoo vaardigh op d'aanvallerste loffen dat de meefte quamen te fneuvelen.Kian- gus, zoo dra hy ’tgefchut hoorde los gaan, zwenkt zich met zijn heir om, en brengt de Tarters ‚die al-reeds door deze onverwachte groetaan ’t dey zen waeren gerackt, in wan-ordeen opde vlucht. De Tarters, diedus gehavent waeren, verftouten zich evenwel weêr hun heir te herftellen ; waar tegen Kiangus, die nietalleen toonen wilde dat hy door lift maar oock door dap- perheit en voor de vuifthen kon over- winnen,met zijn volk zoo fel los ging, en zoo manlijk vocht dat hy in kor- ten tijt het ganfche Tarterfche leger verftroide en opde vlucht dreef. Dit baarde weêr nieuwe onfteltenis en groote vreeze in de hooft-ftadt Pe- king; die niet weinig vergroot wiert, als kort daar na een gerucht ten hoof quam ‚dat Kiangus een heir van hon- dert-en veertigh duizent ruiters » en viermaal hondert duizent voetknech- ten by zich had. Geen wonder, de- wijl een yeder zich over zijne verwin- ning verblijdt toonde, en zijne zeege- vanen ‚tot befcherming van ’t vader- lant; gezint was te volgen.

Als koning Amavang over het ge- vaar en d’ aanftaande onheilen , die zijnen neef, den Keyzer, en den rijke door het zeegen-pralen en gelukkigh oorlogen van Kinus, overguamen , zijne gedachten liet gaan » zagh hy niet duifterlijk dat het nu tijt was, om

dezen Kinus met de ganfche maghe van het behouden rijktegen te gaan. Hy zelf dan trok in-perzoon , dewijl hy niemant zooeen gewichtige zake, daar aan de behoudenis van ’t ganfche rijk hing, toevertroude, tegen Kian- gus te velde ‚, om d'uiterfte kans van het Tarterfche geluk te wagen. Ama- vang derhalve, deed alle d’acht ftan- daarden,daar inde ganfche Tarterfche krijghsmaght beftaat, die in Peking

leidt, ten oorloogh vervaardigen en te °

velde koomen. Maar eer ik verder ga verhalen, wat uit{laghdeze velt-tocht van Amavang nam, zal ikin’tkort, tot meerder openingh, de verdeeling van de ganfche Tartarifche krijgsmagt vooraf fenden. Alle de krijgsknegten, ’tzy Tarters of Sinezen, die in dienft van den Grooten Cham zijn ‚zoo wel

die inPekzng,alsin d'andre lant{chap-

| pen van Sina leggen, ftaan onder acht

ftandaarden. D'eerfte,die des Keyzers ftandaart genoemt wort, is wit ; de tweede root; de derde zwart, ende vierde geel van kleur. Over de drie leften hebben ’s Keyzers Oomen de beftiering ; maar d'eerfte wort door den Keyzer zelf gevoert. Gelijk jeder van deze vier cerfte ftandaarden van een enkele en byzondre kleur is ; al- zoo isin tegendeel jeder van de vier overige ftandaarden , van een gemen- gelde kleur „die van de vier eerfte kleuren gemaakt worden ; invoegen jeder krijghsknecht weet, onder wat ftandaart hy hoort en na wat leger- plaats of hoek van de {tadt hy gaen moet. Alsnu de Keyzer of d'andre velc-overften , aan wien de beftiering van deze ftandaarts ftaat, eenige troe- pen willen;te velde of op d'een of d’ander aanflagh uitzenden, zoo kun- nen zy binnen de tijt van een half uur, met het blazen op een zee-hoorn, alles vaardigh krijgen. Want na de ver- fcheidentheit van het geluit,dat uit het blazen op dezen hoorn ontftaet, of na de verfcheidentheit van. de plaats, daar van daan het geluidt komt , kan jeder krijghsknecht en Overfte ter- ftont hooren of zijn ftandaart, daar onder hy ftaat te velde. moet ; zulx alle de krijghsknechten. van d'een of d'ander {tandaart , terftont op het {te-

DER ken

De gantfche Tarterfche Krijgs-magt beftaet in 5 acht flan= daerden,

2de ken van den hoorn, op de been en ge- reet zijn, en den ftandaart, die eenen ruiter achter op deruch is gebonden , gezwindelijk volgen ; hoewel zom- tijts niemant, dan de Oppertfte velt- heer, en den gene, die den ftandaart voert, bekent is, waar op het gemunt; of wat aanflagh dat ’er op handen is, voor dat het op een vechten gaat. Dit geheim en verborgen houden der aan-

flagen, die de Tarters tegen de Sine-.

zen op handen hadden , heeft den Si- nezen altijts tot groot afbreuk ge- ftrekt,en hen veeltijts in hunne hoope te leur geftele , want als de Sinezen meenden dat het op deze of gene plaats gemunt was , zoo trokkenze dikwils met hunne troepen na een heel andre plaats.

_Amavang , dan, om Kiangus tijde- lijk tegen te gaan en hem dat opftaan teverleren , nam uit de boven gemel- deacht ftandaarden het puik en bloem der krijghsknechten , en verfterkte zich daar-en-boven met eengedeelte van bet volk, die hy, onder het beleid der drie koningkjes, na de zuiderlijke landfchappen gezonden had , hen voorts belaftende , dat zy uit de krijghs-fteden , daar zy door trokken, zoo veel krijghsknechten met zich zouden nemen ; als hen zou koomen tPontbreken. En hoewel Amavang met een flerk en geweldigh krijghs- heir tegen Kinuste veldequam , zoo

„wilde hy evenwel hem geene flag h wa-

Amnavang wil Kranous

een flag)

everen.

gen, om het nieuwe T artarifche rijk, waar af de gront noch onbefturven was, door het wagen van een enkelen veltflagh , niet in de waagh-fchaal te ftellen ; fchoon Kiangus zich dikwils met zijn heir bloot en hem tot het vechten fchoon {pel gaf. Invoegen eAinavang velkens den veltflagh zocht t'ontwijken en het werk zoo langh dragend hield , tot dat Kiíangus ‚door gebrek vandeeftocht; daaraf hy fchaars voorzien was , het veld zou moetén ruimen. Ten andere had hy ook voorgenomen geen velt- flag te wägèn voor-dat hy befcheit van de Wetterfche Tartersgekregen had, aan wier koning hy eenen ge- zant met grooten gefchenken gezon- den , en zijne dochter voor Zijnen

nn

GEZANDTS CHA P aan den Grooten

neeve ten huwelik verzocht had , met verzoek daar-en-boven van geen by- ftant aan Kiangus te willen zenden; ’t welk de Koning van Taniju,of We- fterlijk Tartarije , bewoogen, door de grootegiften van gout, zijde, zil- ver en fchoone Sineefche vrouwen; daar af dit rijk niet wel verzien is, den gezant zonder eenigh uitftel toe- ftont, mer beloften van voortaan in vrede en vriendfchap met den Groo-

ten Cham te willen leven. Kiangus,

die zich dus in zijne hoope vond te leur geftelt,en van deTarters verlaten was, zag voor het oorbaarlijkfte aan, om niet onverziens van den Tarter overvallen te worden , zich weêr na de ftade“Taitung te begeven ; waar af hy daarna, doch alte fpa , groot be= rou en leetwezen kreegh. Want nau- lix was hy in de ftadr geraakt, of Ama- vang komt met eenige duizent opge: prefte boeren de ftadt belegeren , en doet de zelve, met een gracht van tien mijlen in ’t ront, binnen den tijt van drie dagen omcingelen. Toen koft Kiangus zijn misflag wel bemerken, en genoech bevroeden, dat hy met de zijnen van honger ‚dewijl hy van den vyand als een vogel in de kou gevan- gen wiert gehouden , verfmachten

Belegert Krans in Taitung.

moette; invoegen hy van {pijt en

boosheit op zijnetanden beet; en uit verbolgentheit- tegen zijn krijghs- knechten met deze woorden uitvoer : Jeder wage zijn leven na zijnwelge- vallen, het zj met-zich doot te vech- ten, of van honger te vergaan; wat my aangaat , indien ik fferve , kheb lien wer met den zabel in de hant al vech- tende, dan van bongerste fferven. Dus fprak deze dappere veltheer, en ruk- te op dit zeggen met zijn ganfche leger, zonder eenen krijghsknecht achter te laten opde gegraven gracht aen. Ter weeder zijde wiert zeer hef- tigh gevochten ; d’uitvallers queten zich mannelijk. om overde gracht te raken ;en de beleggers vergaten geen- zins hunne oude ftrijdbaarhcit om zulx te beletten. Lang wiert’er dus hefvig met twijfelachtigen uitkomfte geftreden,en fcheen Fortuin te twijfe- len, op wiens zijde zy de zege wilde laten overzwênken ; *t welke duurde

tor

Kiangus

Tartarifchen Cham,

tot dat Kiangus, die zich dapperlijk

Preuvelt "aan queet, met een pijl zoodanig getroffen

een pijl,

Taitung - wort geplon- dert.

wiert, dat hy doot ter aarde viel, en met dit vallen den Sinezen de hope benam , van door het Tarterfche leger teflaan. Toen zijnekrijghsknechten zagen dat hunne Overfte gefneuvelt was, riepen de zommigen, met hetaf- leggen van hunne wapenen , om lijfs genâ, en gaven zich aanden Tarters over ; maar de andere ftelden het op ’t vluchten en begaven zich op het ge- berghte, De genen „die zich vry wil- ligh overgaven, wierden van de Tar- ters in ’t minite geen quaadt gedaan, maar zeer vriendelijk onthaalt ; dewijl de Tarters genoech dachten gewon- nen te hebben, nu zy zoogroot een gevaar van ’t gan{che rijk te verliezen te boven waren geraakt ‚en zoo groo- te vyanden die na de Tartarifche kroon dongen , overwonnen hadden. Na het bevechten van deze zegen; trokkenze in de ftade Taitung en plonderden de zelve zeer deerlijk uit. Het zelffte lot viel ook der ftadt Pu- cheu te beurt, de welcke daar-en-bo- ven , na-het uitplonderen, aan koolen wiert gelegt. D'andere rontom leggen. defteden gaven zich, zonder eenigh weerftant te bieden, aan den Tarter vry willigh over, ’t welck de zelve ook zoo veel bate, datze voor het plon- deren van de Tarters bevrijdt wier- den. En in dezer voegentrok Koning Amavang, na het dempen dezer be- roerten met het. voornaamfte deel des heirs,(want met het overige liet hy de plaatfen van eenig belang bezet)dat met roof en buit zeer rijkelijk overla- den was, weêr na Peking, alwaar hy met groot gejuigh en tekenen van bly- fchap wiert ingehaalt. mars; Amavang leide, federt dier tijt, na dat dus alles in rufte en ftilte was ge- braght, alle zijne gedachten te werk; om het huwelik van den Grooten Cham; zijnen neef met de dochter van den koning van Weft Tartarye te voltrekken; ten welken einde hy zich ook na Tartarye begaf, en broght al- daar , door zijne liftige ftreken enán-

De Grote geboorne fchranderheit , ZOO veel te Cham vol. weegh dat.hy hethuwelik endelijk

trekt zijn buweliks

voltrok, eneen groote meenighte van

of Keizer van Sina. 245

paarden van de Weft Tarterfche ver- kreegh. De bruiloft van dezen keyzer wiert met zoodanige ongemeene groote ftaatfi en pracht gehouden , als de grootheit van zulk een rijk ver- eifchte. De keyzerlijke bruic wiert met een groote luifter en grootdadig- heit ingehaalt , en een ontallijke mee- nigten van menfchen, die alle op’t ko- ftelijkfte waren uitgeftreken en toege- ruft , verzelf{chapten en vereerden ha. re komfte. De Tarterfche koningen, Ct geen hierin't voorby gaan ftaat aan te merken,) onderhouden in het trou- wen de zelve gewoonten , als die van Europe , dewijl zy de dochters van de hoogfte ftaat en af komft tot hunne ge- malinnen nemen ; maar de Sineefche Keyzeren integendeel kiezen uit een groot deel jonge maagden de fchoon- fte, zonder achting te geven, of de bruit van de geringhfte ouders geboo- ren is, indien flechts hen de gedaan- te maar aanftaat: Want de vader van de jongfte Sineefche key zerin onder hieldt zijn huysgezin met fchoenen van ftroô te maken.

Midlerwijle trokken de drie boven- gemelde koningjes , die van de Tar- ters tot landvooghden over de drie landfchappen, Fokien , Quantung en Quangfi, geftelt waren, en merdrie: volkome legers afgezonden wierden;

om Awvantung met gemeene maght te

herwinnen en jungliens te verdrij= ven na deze zuiderlijke landfchap- pen om d'opgerezen onluft en be- roerte, volgens hunnen laft,te dempen enteftillen. Zy namen hunne reize door ’t landfchap Xantung, en voe- ren langs de reviere Guei; maar als zy aan zeker land-ftreek quamen, ’twelk de Tartarifche keyzer aan eenige Tarters, (want d'ingeboorne Sinezen waren, ter oorzake van zeker verraat, om’ leven gebragt) had gege- venom te bebouwen en te bewoonen, verzochten deze Tarters dat zy hen moghten op wegh verzelfchappen, en een zelve geluk met hen uitftaan. want deze luiden hadden cen af keer van den lantbouw , en beminden veel meer den oorlogh , alsde ploegh of fchop. Maar twee van deze drie ko- ningkjes wachten zich wel, om dat

3 uit-

wgn gn

Sa PT an Kg * eed

rrd

re a

246

uitvoeren van deze Tarterfche bou- luiden, zonder verlof des Keizers, op Zichtenemen; de derdealleen, Ken- Zus geheten , was-zoo verwaant en opgeblazen, dat hy hen hun verzoek toeftont , en hen verlof gaf van ach- ter aan te volgen. Dies verlieten zy hunne landen, en veranderden hunne fpa, ploeg , en andere gereedtfchap- pen, tot den landbou noodigh, in oor- logs gêreedfchappen , entrokken met groot gejuig en vrolijkheit hunne lantfluiden achter na. Zoo dra den

GEZANDTSCHA P gan den Grooten

en opende toen aan Kengusden laft, dien hem de Keyzer had toe gezon- den. Kengus dien ziende, ftont daar over geweldig in ’teerft verftelt,doch greep weêr moedt; en geliet zich dien aenftonts te willen gehoorzamen , al- leen verzocht hy maar zoo veel uit- ftels, dat hy op zyn Jonk, die hem niet verre van daar lag te wachten, mogte gaan , om zijne zaken een wei« nig in ordre te ftellen. Dit, onder be-

ter beloften van terftont weêr te kee.

ren, en metden Tutang na Nanking

„Keyzer zulx ten ooren quam, deed

Kengus wil . % Keizers hy aan Kengus eenen brief fchryven , bevel mietge- met laft van hen weêr na hunlantte boorzamen, zenden, om den lantbou waar te ne-

tegaan, wiert hem toegeftaan ; maar

als hy in zyn fchip quam,bragt hy zich

zelven ‚met zich aan eenftroptever- verhangt hangen ,om*tleven; dathem buiten zi zelven.

men; maar Kengus, die dezen laft inde wint{floegh , en veel dingen tot tzyner verfchooning wifte in te bren- gen, liet de bou-troepen vaft achter aen volgen zonder den Keyzer te willen gehoorzamen : waar over de Keyzer, intoornigen moede, aen den Tutang of Opper-landevoogt der Zuderlijkerlandtfchappen; die zijn Hof tot Nanking hieldt, volkomen laft overzondt, om Kengusin hech- teniste doenftellen, of om ’tleven te brengen. | Deze Tutang wasden Keyzer hier in te wille, en volbragt, zonder de- zen laft aan een van zyne ftoclbroede- ren bekentte maken , ’sKeyzers be- vel. Want als deze drie Koningkjes tot Naxuking waeren gekomen, wier- denze met heerlijke Sineefche fpelen, en maaltijden van dezen Tutang , die ook zijnen laft den twee anderen niet ontdekt had ‚, op ’t prachtigfte ont- haelt. Als’tnuopeen fcheiden ging, en de Koningkjes hunne reize langs de groote revier Kiang wilden ver- „vorderen, quamde gemelde T'utang hen-weêr bezoeken,en onthaelde hen op een van de Keyzerlijke vaartui- gen, onder fchijn van het fcheidmael te geven, met allerlet koftelijke dis- gerechten en tooneelfpelen ; waer toe deze Keyzerlijke vaartuigen , die be- ter vergulden paleyzen , als fcheepen gelijken, zonderling bequaam is. Mid- lerwijle hield hy hen zoo lang op; tot dat hunne krijgs-knechten een ftuk

twijfel ook te Nanking zou hebben benoomen worden. Uit laft van den Keizer, wiert de zoon van dezen Kengus , die hem in den oorlog ver- zelfchapte, terftont van de Tutang in ’s vaders plaetfe geftelt. Na dat denk twee Koningkjes de drie landtfchap- pen, als Xantung , Kiangfî en Nan- king waeren deurgereift, quamen zy endelijk in landetfchap Quantung, met voorneemen om dat landtfchap onder gehoorfaamheit te brengen, en den Keyzer Jungliens uit den landete dryven. Zoo dra het gerucht van deze drie Tartarifche heiren zich door het landtfchap verfpreide, toonden zich de meefte fteden genegen tot den Tarters, en gaven zich vrywillig aan hem over. Dan de Hooft-ftadt Kan- ton, of Quancheu, liet het-op een knellend beleg aenkoomen, en bood lang weêrftant ; maar endelijk raak- ten de Tarters door verraat, in den Jare duizent zes hondert en vijftigsop den vijfden van Winter maent , daar binnen , en bragten alles byna deer- lijkom’tleven , gelijk zulx brederin ’tbegin van onze Reis - befchryving verhaalt ftaat.

Na het overgaan van Kanton, zon- den alle d'omleggende fteden aan het Koningkje, dat over Quantung ge- ftelt was , Gezanten met beloften van zich willig te willen overgeven, indien zy ’tleven mogten behouden ; ’t welk hen, onder toezeg van groote gefchenken te geven » toegeftaan

weegs alreedts vertrokken waeren; | wiert. Daar na trok het Koningkje van

Tartarifchen Cham ‚of Keizer van Sina. —» 247 van Quantung met zijn heir na de,| tusliet zich voorftaan, dat Xunchius

ftadt Chaoking , daar in Keyzer fun- glieus te dien tijde zijn Hof hieldt ; maar zoo dra Junglieus hoorde , dat hee Tartarifch heir in aantocht was» verliet hy, uit vreze voor de magt der Tarters, en dewijl hy zich te zwak bevondt om weerftant te bic- den; met zijn huisgezin, en gevolg de ftadten’t lant,en begaf zich na’tlant- fchap Quangfi; doch wiert daar na zoo fel van deze drie heiren teffens achter-volght dat hy zich benoot- zaakt vont, na de grenzen van’ rijk Tungking te wijken ; invoegen hy dus uit het gantfche rijk verjaagt, en verdreven wiert. Andere willen, dat deze Junglieus , als hy een groote magt det Tarters op hem zag aanko-

men , het vafte lant verlaten , en zich

op zee begeven had, om niet in de handen der Tarters te vallen. Dan wat dezen Junglieus endelijk weder- varenis,-en of hy met zijn heir weer tegende Tartersaanging » heeft men niet kunnen vernemen. Onder zoo vele overwinningen, die de Tarters op de Sinezen bevoch-

Amavang, ten, deed het jaar van zeftien hondert

Prerft.

een en vijftig een droevige intreé, met het overlijden van « Ama-

_ wang,‚’sKeyzers Oomen Voogt. De-

zen Vorft, die zeer ervaren in den oorlog was, en in voorzichtigheit en oprechtigheit zonderling uitmunte, hebben de Tarters te danken , datze het Sineefche Rijk verovert en den Sinezen af handig, gemaakt hebben. Nieralleen de Tarters, maar ook de Sinezenzelfs beminden , en vreesden dezen man om zijn krijgs-kunde, beleeftheit en oprechtigheit. Naulix was hy dezer werelt overleden , of het Hof raakte in groote ontfteltenis en verwarring,dewijl’sKeyzersande- re broeder, met name Quintus , uit el- genhoofde , entegen wilen dank der Tartersen Sinezen,de voogdye over den jongen Keizer Xunchiusaanvaar- den wilde. Want de Tarters en Si- nezen dreven dat Xunchius, dic nutot zijne ouderdom van zeftien ja- ren gekomen-was, zelf in ’t bewint der heerfchappye mocfte treden; en de regering aanvaarden. Maar Quin-

noch onmondig was en deze tedre jaren niet bequaam waaren , om ZOO hoog een laft en bediening te kunnen waar neemen ; zulkx hy geraden vondt, dat hem de voogdy, tot dat de Keyzer tot zijne mondige jaren ge- komen was , opgedragen wiert. Over dit werk vervoegden zich alle de Tar« terfche en Sineefche Overften , die te dien tijde te Hoof waaren, in het Keyzerlijke Paleys alwaar zy alle hunne ampten en waardigheden af- leiden , met verklaring , van de zelve ván niemant, dan van Xunchius, weêr te willenontfangen. Als Quintius de- ze ftantvaftigheie in alle d’Overften befpeurde , en met zijn dwersdry ven niet zag uit te werken, hieldt hy zich, om de herten der Tarters-en Sinezen

niet meer te verbitteren te vrede, en_

liet zijne broeder zelf ,‚ met toeftaan vanalle de Rijx-raden , de beftiering aanvaarden.

Naulix was deze jonge Vorft, en Groote Cham van Tartarye gekroont, of hy gaf geen kleene proeven van een rijp oordeel , enernftige luft tot de gerecheigheit ; wantalsde gevaar- lijke raadtflagen,die zijne Oom Ama- vang zocht uit te werken , na zijn overlyden quamen uit te breken wiert dezenieuwe Vorft, door deflel« ven ontrouwigheit , der maten ver-

| toornt, dat hy het graf van dezen

Amavang, ’t welk zeer prachtigh en heerlijk gebouwt was, deed openen en hem opgraven. Dit openen der graven en uitgraven der lijken, wort by de Sinezen voor dallerftrengtte;, en fchrikkelijkfte ftraffe gehouden; dewijlze het fchendenen floopen der graf -fteeden voor een grouweldaar achten ; ten andere toonenze ook, ter gedenkenifle der overledenen, aan de zelve' jaarlix zonderlinge eerbiedig- heit. Het doode lijk , uit her graf gehaalt, wierteerft met ftakken , daar na met roeden geflagen „en ten leften onthooft, en voorts de groot{te (maat en hoon aangedaan ; niet anders, als of het een lijk van den {noodften lant- verrader, en booswicht was geweeft. En dus verging de praal , en. heerlijk-

heit van zijne graf-ftede ror flof, en

viel

Amavang wort opge= graven j

En deerlijk mishandelt;

A

==

a

de

ware

_

BEE TEA

ed

=: Cf

a

248 . GEZANDT SCH

viel dezen Amavang na zijne doot te beurt, ‘tgeen zyn levendig lichaam verdient had. Alle d’Overften , die Amavang in bloedtver want{chap be- ftonden , en kennis van zijne aanfla- gen hadden, wierden ook met de ftrengtte ftraffe achtervolgt , en de zommige van ’tleven , en andere van hunne ampten berooft. Dus verre is verhaalt, op wat wijze derover L#- kung zus het Sineefche rijk veroverde, en na het verjagen van deze Likung- zus , de Tarters het zelve endelijk bemagtigden en t'onderbragten ; nu ftaat ons het bedrijf van den ande- ren rover Changhienchus daar af op Pag.240.gefproken is, tentoon te ftel- len. De hairen (taan my te bergh, en de gruwelijke moorderyen ver- byfteren de gedachten , als ik aan

het ftorten van beken bloets , en het:

ombrengen van zoo veel onnoze- le zielen, die deze roover met d'on- verdragelijkfte pijnen om’tleven deet brengen, begin tedenken. Schaamte en berou. komt my over, datik ge- wach van dezen roover moet maken ; dewijl zijne gruweldaden en fchelm- ftukken zoogroot zyn, datze naulix geloof by den lezer zullen vinden. ’k Zal evenwel eenige gruwelftukken van dezen bloetdorftigen tyran in “kort hier verhalen ; waar aan een ieder , dieeenige menfchelijkheit en medogentheit by zich heeft, naulix dan met fchrik en fchroom zal kun- ne Ee

eze roover Chang hienchus, heeft met zijne krijgs-knechten , en opften- digen hoop vele landtfchappen met

rooven , ftroopen , branden, deer-

‚lijk mishandelt en bedurven en de

meefte meenigten der ingezetenen, met allerlei moetwil , en den oogen overdraegelijkfte pijnen geplaagt en mishandelt ‚en endelijk hen om’ le- ven doen brengen. Zyn voorneemen was geheel Sina van menfchen t'ont- bloten,en alles te verdelgen en vernie- len, om geene luiden achter te laten, die hem uit den rijke zouden kun- nen dryven,of eenig weerftant bieden; alleen wilde hy zijne krijgs-knechten fparen, om met hen zonder vreze, en fchroomte over geheel Sina te heer-

A P aan den Grooten

fchen. Dan deze wierden ook dik- wils, als hy de buien in’thooft kreeg, om een kleene beuzeling en misflag van hem ‚.met hangen en ont- hoofden ‚, om leven gebragt. Ner- gens heeft hy zijnen wreden aardt meerder doen blijken, en yzelijker to- nelen van wreetheden op doen regten, dan in het groote en volkrijke landt- fchap Suchuen ; waar in hy met ge- welt den Koninklijken tijtel aannam , en voorts yzelijk met het ombrengen van mieeft alle d'ingezetenen woede.

Want als hy de landtfchappen. Hu-_

gquang , Honan, en de voornaamfte gewelten van Nanking en Kiang ff deerlijk mishandelt en geplaagt had , viel hy met zijn opftendig en bloedt- dorftig heir, in den jare zeftien hon- dert vieren veertig in dit Suchuen, en deed in deflelf eerfte hooft-ftade Chingtu , met het ombrengen van zeker Koninkje, uit den geflachte Taiminga ; zijn eerfte razernye en wreedtheit blijken. Kort voor het ombrengen van die Koninkje, dat in de hooft-ftadt zijn hof hielt, had hy noch zeven andere Vorften , meê uit den geflachte Taiminga gefprooten;,

aan een wreeden doot doenfterven;

invoegen dit bloetftorten van deze edele Vorften een voorfpel verftrek- te van ’t bedryven der aanftaande treurfpelen ; waar af ik d’uitkomften vervolgens nu ga verhalen.

Zoo geweldig voortvarendt , en haaftig, was deze rover in ’t volbren- gen van zijne wreetheden, dat hy den gene ‚die maar het minfte tegen hem rifdaan hadsof daar alleen maar eenig bedenken op viel van misdaan te heb- ben , aanftonts aan den hals deed ftraffen:want het moorden was hem in de mont befturven, en de moortzucht zag hem ten ogen uit. Hy deed dikwils een heel geflacht, indien flechts een eenig Perzoon daaraf zynen laft en bevel na zynen zin niet wel volbragt had, ten gronde uitroien en vernie- len; en dat met zoo een overgeven wreetheit , dat ook de jonge kinderen en zwangere buiken niet verfchoont wierden. Jahy floeg tot die wreedr- heitover, dat hy by wijlen met ont- halzen en hangen , een gantíche ftraat

ont.

Overgeven wreedsheit.

Tartarifchan Cham of Keyzer van Sinà. 249

ontvolkte, in de welke iemant woon- de , die hem in ’t een; of ’t ander vertoornt had, invoegen hy zoo wel den ontfchuldigen,als den fchuldigen zyne wreetheit deed proeven. Als hy op zekeren tijt eenen poft Ct welk hy veeltijdts deed) na het landtfchap Kenff zondt,en de zelve,om de wreet- heit van dezen rover tontgaân , en uit zyne handen te raken, niet wilde wederkeeren , ontftak hy daar over zoo geweldig van toorn, dat hy een groot gedeelte der ftadt , daar in deze boode gewoont had , ten gronde ver- nielde, en al de burgers om ’t leven bragt. En als by geval de fcherp- rechter, die hemin ’t plegen van deze wreethedèn diende, aan een ziekte quam te fterven, deed hy terftont den arts, diein zijne ziekte overden zelven gegaan had,ontbieden , en niet alleen hem , maar noch hondert andere artzen met hem om ’t leven brengen. Uitterlijk bejegende hy zijne krijgs-knechten met zonderlinge be- leeftheit, was zeer gemeenzaam en fpraakzaam „en fpeelde en dronk met hen , als of hy een van de flechte Krijgs-knechten was gewecft. Hy be- fchonk hen ook dikwils, alfft hunne dingen wel uitgerecht hadden, met groote gefchenken ‚als zyde en zilver, en fchaamde zich niet het zelve met Zijne eigen handen hen over te lan- gen ; maar als hem lufte zijne wreet En bloetdorftigheyt te toonen, deed hy om de geringfte misflag etlijcke van zijne krijgsknechten, voor zijn aanfchijn , met de ftrengfte ftraffe om ‘t leven brengen ; dit viel voorna- melijk den krijgsknechten van lant- fchap Suchuen te beurt , dewijl alle d'ingezetenen van dit landt{chap by hem zeer in ’t oog waren : want h beelde zich vaft in , dat deze volkken zijne Koninklijke mage zochten uit te roien en te dempen. Al zijn be- drijf , ’t geen hy opentlijk aanrech- te, quam gemeenlijk op een treur- fpel uit. Zag hy bywijlen eenen krijgs- knecht, die zober in de kleeren was , en zich wat wilt aanftelde , dien deed hy terftont om ’t leven brengen Als een zijner krijgs-knechten , op ze-

keren tijt een ftuk zyde van hem gez kregen had , en deze krijgs-knecht aan zijne fpits-broederen klaagde, dat het gefchenk re flecht was, hoorde dit by geval een van zijne verfpieders; die dat terftont aan hem overbriefde : waar over hy zoo toornig wiert, dat hy het gant{che regement,fterk in twee duizent koppen,daar onder ook de gemelde krijgs-knecht hoorde; voor zijne oogen deed neêrzabelen.

Zoo fel woede deze rover tegen de Mandarijns , of Majeftraten van Chingtu , deerlte hooft-ftadt van ’tlandefchap Suchuen, dat'er van zes hondert in den tijt van drie jaren nau- lix twintig in tleven bleven. Hy deed den Prefident , of Raadtshooft-man. het vel levendig van den lijve halen ; om dat hy zonder laft eenen Since- fchen Filofoof verlof gegeven had , om uit de hooft-ftadt na zijn huiste mogen trekken.

Is deze bloetdorftige Tyran Han-

chung de derde hooft-ftadt van het

lande{chap Xenfi , die, ten aanzien. vande fterkte der plaats,de fleutel van 't landefchap Swchuen en Kenft ge- noemt wort wilde onder zijne ges

‘hoorzaamheit brengen om al d’an-

dere plaatfen des te lichter te verove- ren, zond hy in den jare zeftien hon= dert vijf en veertig een groot heit voor af, waar in zich hondert en täch- tig duizent krijgs-knechten alleen van Suchuen bevonden; zonder d'andere krijgs-knechten daar onder te reke- nen. Toen nu het beleg een lange wij- le geduurt had , zonder iet (want de belegerden queten zich wel) uit te kunnen rechten, liepen veertig dui- zent Suchuenfthe krijgs-knechten uit

het leger, tot den ftadt-houder van

Hanchung over,’t welk oorzaak was, dat de reft van zoo een. fterk heir ens delijk vruchteloos, en met groot vers lies zich weer na den Tyran moefte

begeven. Dit verdroot en fpeet den '

Tyran zoo geweldig , dat hy d'overi- ge hondert en veertig duizent Suchu= enfche Krijgs-knechten , door d’an- dere krijgsknechten deedom ’t lever brengen. Het woeden en moorden duurde gehéle vier dagen; velen deed hy de huitafftroopen en % afge

nt a | ftroopte

ms Pt sie

Ean -—

De er Vig em. as ti :

" en

ez

re tee er TR

La

Eerden.

a rn

250

ftroopte vel, daar de kop noch aan- hing, mee {troo op vullen, en dat dus opgevult na ieder ftadt zenden, om den burgers hier door cen fchrik op

den lijve te jagen. Doet 1Booo _ Laar na het hy openlijk afkundi- fludenten _ SEN, dat alle de ftudenten van't gant-

vermoorden. che landefchap zich ter proeve en toet{fe te ftellen hadden ; en de ge- leerdtften met groote ampten en ge- fchenken zouden begiftigt worden. De Sinezen , bekoort door deze hooge beloften, waeren zoo verblint, datzedelift en ’t verraadt vanden ty- ran niet bemerken konden ; maar zy begaven zich, wel ten getale vanach- tien duizent. met grooten yver der- waarts. Alffetergewoonlijke plaat{e, daar d'onderfoeking gemeenlijk ge- fchiet, gekomen waeren, deed hy | hen alle door zijne krijgsknechten om leven ‘brengen ; nemende tot verfchooning en dekmantel van de- zen gruweldaat, hunne valfche twift- redenen en fofifteryen , waar meê Zy, zoo hy voorgaf het volk tot op- roer ophitften. | Toen ‘hy nu hoorde dat de Tarters in den jare zeftien honderten zesen veertig, in °t landfchap Xen? waren gevallen, vond hy zich genootzaakt , van wegen de nabyheit om tegen hen aan te gaan. Maar om zijn flag wis te nemen, en niemant achter te laten, die hem eenig afbreuk zou kun- nen doen , befloot hy alle d'ingefe- tenen van’t landfchap Suchuen te ver- delgen, uitgezeide de genen, die na % Noordzooften lagen,om zijne legers in gene ontledigde en verwocfte plact- ente brengen , dewijlze door deze geweften moeften trekken , invoe- Een hy toen deze volken by’ leven ield, om henter gelegener tijt tot aes van zijne wreetheit te gebruiken. Hy | rukte dan voor eerft met zijn bloed- zee maer dorftig heirop Chingtu aan, deerfte bondert dui- hooftftadt van het landtfchap Suchu- gent burgers en en deed alle d'ingezetenen , ZOO wan Chsngtu hi A | Et om’: leven Hooge alslage perzoonen, die-wel ten gebragt. getale van zesmael hondert duizent beliepen, door een gedeelte van Zijn héir vaft binden. Hy zelf reed ron- tom dezen geknevelden en vaft ge- bonden, hóop, die met tranen op de

| de lucht met verrotte en

GEZANDTSCHA P zan den Grooten

wangen en een nààrgekerm;hem hun- nen Koning en Heer noemde zen met ebogen knien hem t elxens te voet viel , en bad dat hy toch deernis met zijn onnozel volk wildehebben, en dat verfchoonen. Maar weinig keer- de hy zich aan dir gekerm en jammer- lijk misbaar ; maar riep na een weinig wachtens, uit die vervloekte keel, fla doodt , en verdelg deze opftendige booswichten ; invoegen deze ganfche drom volks, als een deel onnozele fchapen , tot eenehtoe , omgebracht wierden. De Sinezen fchrijven, dat het bloedt van de geflachte burgers het water van de groote revier Kf ang die voorby deze ftadt vloeide, deed hoogen en rijzen. De lijken, om ftinkende dampen niet te befmetten, wierden in de revier gefmeten, die voor ftroom af dryvende, aan d'andere fteden wel haaft deze droevige tyding bragten , en bootfchapten , dat haar-het zelffte ongeval over *t hooft hing. En het leedrook niet lang aan, of het zelfte ongeluk viel al d'andere fteden van dit landefchap te beurt: wait de ty- ran verdeelde zijn leger aan troepen, en zondt die over al henen; waar door alle d'inwoonders van d'andere fte- den d.fgelijks om ’t leven gebragt wierden ;t welk een onbefchryfclijke bloedbadt veroorzaakte. En op deze wijs raakte het landrfchap Suchuen, dat eertijts van menfchen'krielde., tot een woefteen deerlijke wildernis. Na dit droevig treurfpel en rzelijk woe- den tegen d’'onnozele baren van Chingtu , deed hy alle zijne krijgs- knechten buiten de ftadt, op een groot plein, vergaderen , en fprak hen daär aldus aan: Na het verdryven der Tarters uit denrijke, zal vw dappere Prijdbaarheit my aan’t gebiedt en ge- zag over de genfhe werelt helpen. Maar ik. wenfchte, dat ghy # vaar- diger en gauwer toont als ghy tot % noch toe geweeft zijt. Ik zelf, Ze- waarieis ä lijk u allen ook bekent is» hebizeltig maarop ‘dat Gheepen vol zilvers in de revier er de Kiang doen zinken ,°t welk aan recen, bad eenen teder, na zijne. werdienften, als. by het boors- ik dr uwe dapperheit het rijk ver- vre

wen doen

ns van

krijgskneche

ten,

overt zal hebben , zabuitgedeen Or bragen en.

Dat ieder

Tartarifthen.Cham + of Keizer van Sina. 251 den: Dan de vronwen , waar meê | zouden overbrengen. Ontelbare

wijl atle-belemmert zijn , zuilenons een groof beletzel op de reize geven. Jeder-quijte zich troulijk, en breng

zijne Vrou-…de zijnen van kant. „Als het rijk ver- wenomtle. ars U brek overt 15, zullen wy geen. gebrek van

ven zal

brengen,

de fchoonfte vrouwen hebben. Ik zeef zal us als een trouwe wvoorftander, woórgaan ; hoewel.tk, als Keyzer, hierin iets voor uit behoorde te heb- ben. Naulix had hy dit gefprooken ,

‚of hy koos uit drie, hondert. zeer

& + Gips ene

«

Doet zijn Paleys en de fladt Ching- tu verbran-

fchoone jonge dochters, die hy tot

- zijn welluft gebruikte alleen cwín-

tig ‚die op zijne drie koninginnen zouden paffen ; en deed al d'andere op de vergaderplaets om ’t leven brengen. Zijne moortdadige krijgs- knechten ‚die hunnen bloetdorftigen overften dus zagen voorgaan, deeden terftondt hunne gehoorzaamheidt t'hemwaarts , met het flachten van hunne vrouwen, blijken : want zy brachten de zelve met fchieten en neêrhouwen, als een deel {(chapen om ’tleven. Toen hy nu alle d'ingezeten van Su- chuen. van kant had geholpen , en geenen menfch meer vont aan wien hy zijn helfche razernye en verwoet- heit konde leffchen,; moeften het de fteden en huizen ontgelden. Hy lei- de een zeer prachtig en koftelijk pa- leys-‚ dat hy voor zich zelven had doen ftichten, aan kooien ; en met een ook de groote en vermaarde hooftftadt Chingtu. Hy deed alle de boomen,op dat niemant daar af eenig genot zou hebben, af-kappen ; en In dezer wijze floeg hy met een gezui- vert leger (gelijk hy zeide) op weg en verdeldigde,waar hy quam ‚alle de menfchen , die te voore zijne bloedt- dorftigheitontgaan waeren. Dan hier meê hiel hy zich niet vernoecht ; maar deed ook meenigten van krijgsknech- ten,die te loom volgen, of te gezwint voortgingen, of eenige andre kleene misdaden begingen, om ’t leven bren- gen.De kranken,of die zwak waeren , en het leger niet wel volgen konden, moeften het meê met den hals boe- ten, op dat deze hun leven (dus fprak hy alfpottende) in ellende en op geen quaade en verwoefte plaars

en afgryzelijke meer andere wreet- heden heeft deze roover bedre- ven ; maar ik krijg een af keer in ”’top*- halen van zoo veel deerlijke treur{pe- len, en ga d’allerwreedr fte dingen mer ftilzwijgen voorby. Alleen zalik tot een befluit hier by voegen , hoedanig deze rover, na het bedryven van zoo veel ongehoorde gruwelen ; aan zijn eindt raakte.

Zoo dra deze roover met zijn op- roerigen. hoop in ’t landfchap Xenff was gevallen,zadt hem de veltoverfte der Tarters’s Keyzers Oom ‚meteen heir van vijf duizent Tarters op de hielen,daar mee hy voor uit getrokken was, om geen tijt met het inwachten van ’tganfcheleger , dat vaft volgde, te verfpillen. De Velt-heer zond , na

De Veltheer der Tarter trekt tegen rovers te vel. de, \

’s lands gebruik, vijf ruiters voor uit,

om te verneemen of de roovers gezint waren vrede te maken , of te oorlo- gen. Want de Tarters zenden ge- meenlijk, alfle tegen iemant te velde trekken, en dicht by hunnen vyand gekomen zijn , eenige ruiters voor uit; en indien deze wel bejegent wor- den , zoo nemen zy dat voor cen te- ken van onderdanigheit ‚, en vrede aan ; maar komt den zelven eenig gewelt te gefchiën zoo ftrekt.-hen zulx tot een teken van vyandtfchap; en dat de vyandt gezindt is flag te wagen. Zoo dra de verfpieders van dezen rover de vijf voor uitgezonde- ne Tarterfche ruiters in ’t gezicht kre- gen, namen zy terftont de hertret , en bragten daar af detyding gezwint aan hunen Opperhooft Chanchien- gungus die hen daarover uitlachte en meteen lacchende mont vroeg, of

zy waanden, dat ’s vyants heir een _

Jchaar vogelen was, die door de lucht quam vliegen. Maar als hem kort hier na, van zijne voornaamfte Overften het zelffte verwittigt wiert, {prong hy ter vlucht, zonder borft.

| harnas en helm, met een fpeer inde

vuift uit zijntent, entradt, van weis nigen gevolgt , buiten zijn. leger- plaats, om t'ontdekken wat’er fchu:l- de. Naulix was hy buiten zijn leger getreden; of kreeg de gemelde vijf Tarterfche ruiters in’t gezicht , die | ii 2 | hem

aren

_ en er _ » nn en eo

me ad

Pe fm A Be ae ee gtje A 5 on apdgn J- ams

„A

en nn mn Pe == me

En ded

- en me me = Li _ en pe

252 Devover_ hem aanftonts op’tlijf vielen, D’eer- ot ze fte pijl „die van hen gefchooten wiert, trof dezen moorder d wers door het herte. Zulx aan deze fcheut, die niet

alleen de Tarters, maar ook den Sine-

zen zelfs tor groot geluk ftrekte, die

men{ch quam te fneuvelen, die alle menichen wilde van kant helpen;

en zich zelven tot de koningklijke

waardig heit,daar hy maar een (noode

Verrader was, met gewelt verheven

had. Na dat dit wanfchepfel , en

dit fchuim van alle fchelmen gefneu-

velt was, verfloegen de Tarters het gantíche leger, dat nu van hun-

nen Opper-hooft ontbloodt was,

zeer licht. De zommigen van deze

rovers begaven zichop de Tarter-

fche zyde; andere wierden ter neer gezabelt, en eenige die twijfelden

aan her verwerven van genâ by

den Tarter, begaven zich op de

vlacht. Opdit gerucht van de zege,

by de Tarters op deze roovers be- vochten, ontfingen de weinigh over- geblevene ingezetenen vant landt-

fchap Suchuen de Tarters met groo- te blijdefchap en gejuig en riepen

hen voorhunne verloffers en bevry- ders uit. En in dezer wijze ftelde zich dit landefchap ook onder het ge- biede der Tarters , die, na datze de voornaamfte fteden van dit land{chap met Tarcarifche krijgs-bezetting wel verzien hadden, onder hunnen velt- overften weer na de ftadt Peking trokken. De velt-overfte, evenwel , fchoon hy'zoo een groote zege op de Tarters bevochten had, wiert van zijnen broe- r ec Amavang zeer onwaardelijk de nee aak ae en daar hy meende an ze- ualik onse ge-ftaefien, en groot gejuig ontfangen Í hj te worden, vi hes do ror fterf- dag te beurt; t-welk hier uit ontftont: Als hy‚door koude en geduurige on- gemak , op een reize van etlijke maanden , meer krijgsknechten , dan

's Keyzers Oor wort wan zinen

met vechten verlooren had , wiert.

hen te laft geleidt , dat hy flof was geweelt, en zijn ampt niet wel had waargenoomen; ‘t-welk in hem; die meende groote lof verdient te heb-

» Zoo groot een gramfchap ont- Rak, dat hy uit ongedult zijn Tar-

_

GEZANDTSCHAP gan den Grooten

ters hoetje tegen d’aard fimeet ‚’t welk

by dit volk voor een teken van groo-

te kleenachting én onwaardigheit op- genoomen wort; waar over hy ook verwezen wiert, om in een gevang- kenisgeftelcte worden , die de Sine-

zen Caociang noemen: waar in de

Sinefche Keyzers al de genen plegen

te zetten, die uit Keyzerlijken bloe-

de gefprooten waeren, en d'een of

d'ander misdaat begaan hadden. Dan hier in verzag deze dappere veltheer;, ze verrbeer met zich zelven om te brengen ‚tyde- verbanghe lijk: wantom onder de Tartersd'eer- eb zelven.

fteniet te zijn, die zo groot een fchan-

dezouover komen, verhing hy zich zelven te vooren in zijn aren aan een koorde. En dus quam deze brave veltheer, die een heerlijker fterfdag en beter geluk verdient had , jammer- lijk, in ’t bloeienfte zijner Jaren, te fneuvelen.…

En in dezervoegen, na het verja- gen van den eenen roover Licung- zus en het {neuvelen van den ande- ren vervloekten roover Chang hien- chungus, bragten de Tarters allengs het ganfche rijk ten dele in ruft en vre- de. Want fchoon naderhant in% land- fchap Suchuen en op andere plaatfen;, weer nieuwe oproeren quamen t’ont- ftaan, en de nakomelingen van den boven gemelden vermaarden zee-ro- ver Jxton , de Tartersgeduurig met hun fcheeps-macht, voornamelijk in het landfchap Fokien , quelden en plaagden, zoo waren evenwel deze nieuwe oproeren meer aangeleidtop roven en buiten, dan om de Tarters geheel en al uit den rijke Sina te ver- drijven. Weshalven dunkt my ook der pijne waart niette zijn , wat federt den jare zeftien hondert een en vijftig, na het veroveren van ’t rijk Sina door de Tarters, totop dezen tijt aldaar is voorgevallen, hier vervolgens by te voegen; dewijl alleen mijn voorne- men was geen verhaal van de gant- fche Bineefshe Hiftorien ; maar alleen een kort begrip van den Tartarifchen oorlog , en op wat wijze het rijk Sina van Opperhooft by onze dagen ver» wiflèltis, der geheugenis over tele- veren: % Is aanmerkens waardigh Ct welk ík tor een ‘befluie-hier

voeg

Tartarifchen Cham , of Reyzer van Sind. 253

voeg.) dat de Tarters,, in den rijdt van zeven jaren meer lants verovert hebben, alseen heel leger in de leng- te en breete in dien tijdt zou kunnen

doorwandelen:namelijk,twalef Sinee= fche landefchappen , en *t hangend eiland Korea,en ’tlant Leaotung ‚bei- de twee groote geweften.

hd

Kort en bondigh Vc Bao nT AE IL

van 't overgaan van 't

Meek Men SEEN. A2

AEN DEN

GROOTEN CHAM

VAN

TARTAR YE.

Het gantJche bedrijf van degen laatflen oorlogb, en inwendige opftendigh en droevigh treur -fpel van °t rijk Sima, was by na ver- waardight als ik onverziens onder mijne fchriften, die ik met my uit Sina braght zeker lang verhaal vond, 't welk d'oorfprongb van d'in- wendige beroerte en daor wat lift de Tarters aan °t bezit van't rijk Sina raakten, zeer kort en bondigh verhandelt. En dewijl daar ‘in d'oorfprong der inwendige beroerte , endes zelfs voortgang met eenige verandering wort voor-geftelt , acht ik noodig het zelve int geheel, als een aanhangfèl en by-voeg fel van °t voorgaande, van woort tot woort in de wederduinfcbe tale, (want het wiert ons van zekeren Jefuit, im de Keyzerlijke hooft -fladt Peking, in de Sineefche tale ter hant geldelt ) hier te laten volgen, en luidt aldus:

3 Fer Eze Tarters, die nu het rijk A RD} Sa beftieren , zijn de ge- welke Tar- © WF nen niet, de welke grenzen ters betrijk "FS" aen het Weft-Tart

Samarkan weken :deze Tarters,zegh ik, zyn de genen niet,die tegen woor= dig het ryk Sina beftieren ; maar Z

Sina ver- evert heb= ben,

arye, en over drie hondert en zeftigh Jaren uit Samarcan, met den grooten Ta- merlaan overde groote muur in Sina vielen , het zelve innamen , den Key- zer van Sina , en Koning van Tcham- peen Kouchinchine gevangen kregen, en dat tachtigh Jaren geruftelijk be- zaten, en endelyk van de Sinezen weer verjaagt wierden ‚en na hun lant

grenzen aan het oofterlyk Tartarye. Het lant, daar in deze Tarters woo- nen wort van de Sinezen Niuche ge- naamt , en leidt om de noordt vande Equinoêtiaal-lini op vier en veertig graden, en van de Ooftzee bykans zeventig mijlen. Het is zoo een kleen landtíchap , dar het naulix twintig en eenige Duit{che mijlen kan uitmaken. Aan de-zuitzyde komt het aan Leaos

Zi 3 (een

De T'arters van Niuche worden

maghgb.

254 (een dandtfchap van het Sineefche ko: , ninkrijk) te: grenzen; en ten wetten heeft het de Wett -Tarters leggen; daar af te voore gefprooken-is „en | dieook Scyten genaamt worden ; ten noorden komt het aan zekre andere Tarterste grenzen, die by de Tarters

GEZÁNPDT SCH WP ”zan den Grooten

de boeken en afgoden-dienff bemoei den, en dentijt ‚met het zien van co- medifpelën,door bragten. W eshalven maakte hy-een befluie dat eén volk, alleen tot de boeken genegen, en on-

ervaren in de*wapen handel, lichte-

lijk door de-wapenen t onder ge-

van Niuche,Tupitacen: genoemt wor- ‚bragt zobkunnen worden; maar de

den. Deze Zupitacen‘gaen in vellen

doodt, die hem al te tijdig by quam ,

van viflen gekleet „leven geheel Bars \sbelette zijn wenfch emvpornemen.

baarfch,gantfch beeftachtigsen zonder eenigen Godsdienft en Politie. Uit dic landtfchap, Niuche is Nolhache d'eer-, fte wortel der Tarters, die Sina tegen: woordig beftieren, gefprooten. Zijn vader wiert Taxe sen zijn groot-va- der Xtachan gevaamt, die Beide met de SinéZen een langen tijt gehandelt hebben. „Nolhache , de zoon van Jaxe was een man van grooten en fcherpzinnigen verftande , en van: treftelijke inborft, en zeer gelukkig inalles'uit te voeren , wat hy maarin ‘t werk ftelde. Deze die zonderling groote wetenfchap en kennis van het Sincefche rijk had, ftelde zich eerft, in het gemelde klene landfíchap Nat che, over dertig geflachten (meer ver- mocht toen dit landr{chap niet) tot eenen Gouverneur. En als hy begon te Zien dat-bet.geluk hem diende; kreeg hy hier door moëdt; zulx hy na een kleene wijle opbrak en met zijn leger: in het Sineefche- Landrtfchap | Leaotung viel,en daar uit met rooven en plonderen. een groote buit haalde. Endelijk ging hy de-fteden- en vafte plaaten belegeren , waardoor hy in korten tijt het ganfche landfchap on- der zijn gewelt en beftiering, bragt; invoegen hy over de twee landfchap- pentot Gouverneur verklaart wiert, en. van dag tot dag in moedt en mo- gentheit aangroeide. Toen nu deSine- zen hoorden,dat hun uiterfte en laatfte landfchap hen van zoo een kleenen enflechten hoop volks ontnoomen was ‚en vreefden dat zy dieper in ’trijk mogten. komen vallen, gingen zy de grens-plaat{fen met een magug en fte-k heirleger bezetten. Nolhache daar en tegen vreefde niet met allen het Sinefcheleger en-troofte zichal- tijts hier mee,dar de Sinezen zich wei- nig, met krijgs-zaken , maar altijts met

‘Hy liertien zonen na , wafraf de vier- de, Manfiten genaamt, by ’s vaders le- venden lijve , tot navolger in zijne plaät{ë verkart wiert. Eer hy dezer werelt quam t’ overlijden,veranderde hy den näam van. zijn tijk Kienchien in Moncheu, waar af ten huidigen dage de Tarters, die tegenwoordig Sina bezitten, hunnen naam voeren, en van de Sineezen de volken van Monchsen genoemt worden: Deze vierde zoon «Manfiueu „dier hy tot erfgenaam van ’t rijk verklaart had,

toonde zichaltijts zeer genegen totde vrede , fchreef zijnen onderdanen

wetten en ftaatkundige leffen voor, en lict-geleefde luiden uit weft Tar-_ tarye halen , die zijne onderdanen

in hurnen gods dienft onder-wezen;

‘en andere goede zeden en maniëren

leerden. Dan. hy zat niet lang aan ‘troer der regeering ; maar quam

“haaftelik te-fterven, na laatende

tot erfgenaam” zijnen. kleenenzoo- ne, de welke tegenwoordig de groo- te en magrige Keyzer van’e rijk Sina Is. Over dezen;dienoch kleen was,en

zich op ’tlantbeftier noch niet ver-

ftont,had hy op zijn dood-bedde een- nen voort , te weten; zijnen negen- den broeder geftelt, en d'andere broe- ders tot trcftelijke oorlogs officieren gekooren, die dagelix, na des broe- ders overlijden;met fterke invallen de

grenzen van het Sineefche rijk gewel

dig verwoeften’; dat daarentegen de Sinezen , onder het beleidt van den dapperen Veldt- overften Ufangue-

Jus, befchermden.

Als deze dingen omtrent voor veertig jaren (t welk wasontrent den jare zeftien hondert) onder de Sine= zenen Tartersgebeurden,zoozijn de Wefterlijke land{chappen’ van ’c rijk, Sina; en voornamelijk het landfchap | Kenfs

Tartarifchen Cham , of Keyzer van Siná.

Kenff, door groot gebrek van levens- middelen om d’onvruchtbaarheit der voorgaande jaren , zeer zwak en verármt geworden ; des niet tegen- ftaande' hebben de officieren en ampt- luiden des volks, zonder aanfchouw op de groote noot en armoede der onderdanen te nemen, de Keyzer- lijke tollen en inkomften zeer ftrenge- lijk den volke afgeperft. Invoegenal de genen,die niet betaalden , in zwa- re gevankenis gevoert, en tot flaven verkocht wierden. Nu was in het zel- ve dandefchap Xenft een voornaam man, met name Li, of Licungzus, die zeer rijk, en ten dien tijde noch eerlijken vroom was; en den titel van Magifter in de Sincefche Filofo- fieverkregen had. Als deze Li zag, dat iemant van ’tgemeen volk omde Keyzerlijkefchattingenen tollen ge- vangkelijk weghgevoert en geftraft wierden , verlofte hy voor zijn eigen middelen de-gevangenen en verdruk- ten en betaalde de fchattingen voor ’t volk met zijn eigen gelt; ’t welk hem zoo bemint onder het graauw maakte, dat zy hem voor hunnen va- der.uitriepen. Alsdeze zaak voor de Rijxsraden en andere grooten gekoo- men was, gaf het oorzaak van quaat vermoeden op dezenLi,diedaar over, uit laft vanden Keyzer , gevangen en nau bewaart wiert. Het graauw. dit hoorende ‚dat hunne vader, die hen zoo veel goetsbewezen had, gevang- kelijk wiert weghgevoert ontftak daar over met gramfchap, ging met een groot getal volks het gevangen- huisopbreken , en ftelde hem op vryc voeten. Het Gouverneurs huis wiert daar na van hen geplondert, en hy met alle zijne kinderen deerlijk ver- moort. Toen Li nu zag , dat’er geen weg van genade meer voor hem open was, en het zekerder, als zeker was , dat de Keyzer;indien hy ZL gevangen hadt , hemom dit feit zou doen fter- ven, namhy, uit wanhoop, dit uit- terfte middel ter hant: Hy rufte een groote meenigte volks uit, die hem met grootentoeloop, om den bewe- zen weldaat quam toevallen , en gingdaar meêde fteden en landen der mate verwoecften dat hy in korten

255 tijt alle de Wefterlijke landfchappen van Sina onder zijn gebied bragt. En naardien fortuin hem zoo gunftig was» en zijne wapenen zoo een ges lukkigen voortgang naamen, wiert hy daar door zoo hoogmoedig en opge- blaazen, dat hy hem openbaar Key- zer van Sina verklaarde, en daar voor uitroepen deed.

Ondertuflchen regeerde in de Key: zerlijke hooftftadt Peking de laafte Sineefche Keyzer, Xuncht of Xunchi- nius genaamt,dieeen wijssen ootmoe-* dig Vorft was, doch in alle zijne da-

den en aanflagen zeer ongelukkig :en

hierom noch ongelukkiger , om dat zijn aanftaande ongeluk hem zoona; en evenwel onbewuft was: want zijne geheimfte raden, dien de zorg over het ganfche rijk en Paleis aanbevolen was, verbergden alles voor den Keie zer, en verkleinden de groote geva- ren; invoegen deze Keizer Xunchi eerft tijdinge van dezen nieuwen op- geworpen Keizer Li kreeg,als hy met een magtig heir voor de poorte van Peking was. Zoo dra de Keizer dit hoorde, nam hy alle middelen by de hant, doch alles liep vruchteloosaf, dewijlhet te laat was. Alsnude Kei. zerlijke ftadt, en de Keizer zelf bele- gert was, en den Keyzer zag dater geen middel of eenige byftant op han- den was,ftelde hy dit uitterfte middel uit wanhoopin *t werk. Eerft riep hy in zijnen Koningklijken tuin zijne vrouw en kinderen by zich , en hield haar daar voor, hoe dat het met haar gefchapen ftont; en dat zy verraden waaren, en geen byftant te verwach« ten hadden, zulx hy voornam haar zelf veel liever het leven te benemen, dan dat het zijn vyandt zou doen. Als hy deze reden volendigt had, heeft hy eerft zijne vrouw , en daar na zijfie kinderen , d'een voor en d’ander na, den kop afgeflagen,en daar na heim zelven aan eenen boom met een koor- de verhangen , maar fchreef cerft de pant van zijn onderkleedt , deze naarvolgende reden : zijt gegroet meuwe Keizer Li,’k verzoek opus wverfchoone. mijn volk dóch gebruik en. vertrou mijne raatslwiden niet. De Keyzerlijke fchat-kamers wierden ter.

256 GEZANDT SCH

terftont geopent en geplondert , en de voornaamfte te hoof omgebragt. Onder veel mannen van groot ge- zagen name, wert in Peking gedoot de vader van Ufànguey, die, als Velt- mârflchalk, op de grensplastfen van Sina tegen de Tarters oorlog voerde. Deze Ufnguey hoorende,dat het Kei- zerlijke huis geheel uitgeroeit , de ftadt Peking ingenomen en verwoetft, en daar en boven zijn vader verra- delijk vermoort was , wiert daarover met gramfchap en toorn ontfteken , doch kon evenwel niets uitregten,de- wijl zijn magt zo groot niet was. Om evenwel zich over zijn vadersdoodt te wreken, dwong hy de Sinezen, met de welken Li in ’toorlog, was ‚en daar over hy als Generaal te voore ge- boden had,om den tegenwoordigen in

_ Peking refiderenden Keizer te beoor-

logen; waar in de Sinezen hem ter- ftondr gehoorzaamden, en quaamen daar op gelijker hande voor de hooft- ftadt Peking.

Zoo dra de Tarters dit verna- men , en den inwendigen oorlog (dat hen ten dien tijde wonder wel te pas

quam) gewaar wierden , trokken zy |

met hun heir op, en quamen regel recht op Peking aan. De Sinezen, die onder Ufanguey lagen , dezen op- breuk der Tarters horende,namen ter- ftont de vlucht;en verlieten Lz en den ftadt Peking; waar op ook Lt met zijn volk (die meê als Ufanguey voor het Tarterfche heir vreesde) zich op de vlucht begaf, en metal de Peking- fche fchatten na het landfchap Xenfi vertrok ; invoegen de Tarters , die na Peking trokken, niet eenen Sinefchen oorlogs man, hochte van Zé, nochte van Ufanguey hoorden of zagen. De broeder van Nolhace, vader van den jongen Koning van Tartarye;, regecr- de ten dien tijde als voogt het Tarrari- fche rijk,onder den naam van Befther- mer des rijks, endes jongen Konings, en was een fchrander man, en zeer ervaren in het beloop‘der wereltfche zaken, en politie, zulk men zou ge- meent hebben, dat de ganfche ftaat- ‘kunde indezen eenen Tarter gehuis- veft was. Als nu deze broeder van

„Nolhace, dieals voogt over den jon-.

A P. aan den Grooten

gen Tartarifchen Koning ftont, zagh dat de Sinezen niet verder konden komen, en het rijk meeft, van we- gen de oneenigheden , die onder hen ontftaan waaren, in zijne handen had, tragte hy met lift (hoewel hy zulx ernftelijk zogt) onder eenen fchoonen dekmantel , zonder vyandfchap (om deste meer de herten der ingezetenen te winnen) het rijk te bemagtigen.

voor Peking was gekomen, quamen hem terftont de opperfte en hoofden der ftadt te gemoedt , boden hem de fleutels met de ganfche heerfchappy aan, en verzochten dat hy den nieu- wen opgeworpen Keyzer Li wilde: vervolgen,en het ongelijkderSinezen aan hen wreken,maer hy floeg zulx in teerft af, met voorwenden dat het een zaak van groot belang, , onkoften en gevaar was, en dat het hem ongele- gen quam , zijn eigen voor een anders vaderlandt te verlaten ; hoewel hem zulx aan magten gewelt nietontbrak, om zich over ’t ongelijk van Li, aan * Sinefcherijk gedaante wreken. En- delik bood hy aan zulx tedoen , op voorwaarde, dat zy aan zijn neef, den jonge Koning vanTartarye,’t ganíche Sinefche rijk, alsaan hunnen verloffer, zouden opdragen;en den zelven voor Keizer over het geheele Sinefche rijk verklaren; en by aldien eenige landt fchappen zich daar tegen quamen te tellen , dat zy met hanten daadt hem by zouden ftaan , en na vermogen hulpe verleenen. Daar en tegen be- loofde hy hen , uit den naam van zij- nen neef, den jongen Koning dat hy alle hunne voorrechten hantve- ften, als cen genadig en rechtmatig Keizer, zoude befchermen en verde- digen. De inwoonders in Peking deze woorden hoorende, merkten wel dar al deze redenen uit een ge- veinft herte van hem by gebragt wier- den , hoewelze nochtans; zonder veel tegenftribbelen, (want zonder dat waaren zy doch in zijn gewelt) in zijn voorflag bewilligden. Dit ver- drag wierdt den jongen Koning van Tartarye, Cham Xunchi- geheeten ; door zijnen Oom voorgedragen, …— Op denderden dag na het overle- veren

Want als hect Tartarifche heirleger

‘mn en

Tartarifchen Cham, of Keyzer van Sirâ.

veren vandit verdragh, trok de gan- {che burgery uit Peking , mer alle de overgeblevene officieren , den nieu- wen Keizerte gemoedt , en droegen hem het Keizerrijk plechtelijk op, en riepen hem opentlijk voor Keizer van Sinauit. Zy verzochten ook zeer her- telijk aen hem, dat hy hun vaderlant wilde befchermen , en van de ftraat- fchenders zuiveren en reinigen. Hier op vertrok des Keizers Oom in de Ko- ningklijke Stadt Peking , en verklacr- de zijnen Neve, die noch jong was, Keizer van Sina, en gaf hem eenen nieuwen naem Xunchi. Hy verander- de ook den naam van’t rijk , en zond zijne broeders, om Li met maghtige heirlegers te beoorlogen, die hem ook binnen korten tijt verfloegen, Hy zond dezelve ook met een groote magt na de zuiderlijke deelen van Si- na, dewelke noch twee andere Ko- ningen, uit den geflagte Chu gefproo- ten, die zich voor Keizer verklaert hadden , overwonnen en alle de zui- derlijke Landfchappen , onder t Tar- tarifche gebiedt bragten; begevende ‘de noorderlijke Landtfchappen zich, zondef eenige tegenftant,onder dege- hoorzaamheit der Tarters. In de zui- derlijke geweften had zich noch een andre Koning, uit den geflachte Chu, met name Vanlieus, voor Keizer

geworpen, om den zelven te verove- ren zond hy drie fterke heiren. Als de vooght en oom yan dezen jongen

Hier endight dit kort verhaal van dezen laatften Sineefchen oorlogh met de Oofterfche Tarters, waar uit „alsook uit het voorgaande, waar in wy alles wijtloopigh en ten breet- ften den op voort ex ondergangh van dien hebben ontfouwen , Guk lijk te zienis met welk een verraat en bedriegelijke middelen de inge: boorenen Sineefche rovers , zonder twijfel „uit een hoogdravende heerfch en ftaatzucht hunnen eigen inge- boornen en wettelijken Heer hebben om lant en luiden geholpen. Felleen bloedige oorlogen hebben , federt ve- le eeuwen, d'Buropifche volken ge- voert; maar noit evenwel zoodanige,

En tnt snsnmsmmmmmnst

257

Keizer, het rijk ten deele in vrede ge* bragehad , quam hy te fterven; maet na zijne doot wierden verfcheidene fchriften gevonden, daer in bevonden wiert „dat hy een verraat tegen zijnen neve, den jongen Keizer, voorgenoo- men had; waar over de Keizer zeer vertoornt wiert, en deed?’ zijne kin- deren en’tgantfche geflacht met den zwaarde onthoofden. Na het overlij- den vandezen oom, nam de Keizer; in zijnen ouderdom van vijftien jaren, de heerfchappye zelfs aen , dewelke nu alles met een manlijke wijsheit gelukkig beftiert. Hier meê heeft het gebiedt der Sinezen „te gelijk met het geflacht Chu , *t welk over de 276. ja- ren, na het uitdrijven der wefterlijke Tarters, geregeert heeft, een open= baar oordeel aen de gantfche werelt nagelaten , dat zoo een maghtigh, en van melk en honigh vloejend Koning- rijk, in zoo een korten tijt, van zoo een flechten,geringen en kleinen hoop volks verwoeft is , dat het nu meer geen fchijn daar af draegt. Alle fte- den en dorpen zijn ten gronde ver- nielt veel hondert duizent menfchen dootgellagen, en jammerlijk om het leven gekoomen, daar de Sinezen eer= tijts zoo groots , hoovaardig en hoog- moedig waaren, dat zy zich voorftaan lieten, alleen in de werelt te zijn, maer Zijn nu in dienftbaarheit en kleinachs ting gekomen.

ee

die in *twerwoeften van landen, floo- pen en branden der voornaamtfte fte. den, en in het ombrengen van menig: te van menfchen, en ftorten van bez ken bloets, by deze laatfte oorlogen, die de Sinezen en Tarters „en de Sine. zen tegen elkandere gevoert hebben, te verlijken zijn. Want met zoo een fel en bloerdorftig woeden , was tegen hooge en lage, oude en jonge perzoo- nen, te werk gegaan , dat de ftoutfte en ftrijdebaarfte Sinezen, die in den beginne de muitery der Sineefche ro- vers, en het invallen der Tarters in het rijk Sina,uit een ingeboorne trots- heit , voor fpel en jok achten, nu noch in het ophalen hunner uirgeftane el-

Ë k lendeg

gnd ee

EE

En

E Ek t 3 | k '

he _ & ie me a: E se PE - an -_ : N en

Es ed » . mgee,

258 GEZANDT S CHA P gan den Grooten

lenden en jammerniffen , de hairen fchijnen van fchrik te berg te ftaan,en naulrx zonder beken van tranen te ftorten daar aän kunnen gedenken. Zoo dat met recht „en niet ongevoeg- lijk, dezeonderftaande vaarzen, op dezen wijtberuchten en bloedigen oorlog , kunnen gepaft worden:

_O Krijghs-hèldinne groot van moedt,

Ghy zijt den onervaar’nen zoet,

Maar die-de oorloghs-kanft han-

teert; Word baaft het tegendeel geleert.

Verhaalt hebbende, op wat wijze de Tarters het rijk Sina, met het om-

brengen van veel duizent onnoozele zielen, verovert en onder hun gehoor- zaamheit gebragt hebben , en ten ein- de van hunnen langduurigen oorlog, dien zy zoo veele eeuwen tegen de Ste nezen gevoert hebben „geraakt zijn, zal ik ook hiereen eind van mijn gan- fche verhaal en Befchrijving dezes Ge- zandtfchaps maeken , waar in alles, wat ons onder deflelfs verrichting is voorgevallen, en wat ik voorders door naukeurig navorffchen. en op- fpeuren, onder het reizen, van geheel Sina heb kunnen vernemen, op ’t grondighfte en bondighfte , zonder ergens, mijns wetens , tegens de waar= heit gezondigt te hebben; verklaart is.

E u 4 N D E. ee 4

[ Pe : AJ F4 4 a aal En (apie EN e EDIT )

OEFLE LOOR 1977": 7D HOI TRENN TI

a.

BLAT-WYZER

Der gedenk waerdighfte en voornaemfte dingen die in de

REYS-BESCHRYVING GEZANTSCH APS,

En in de

ALGEMENE BESCHRYVING | Verhandelt worden.

De Leezer heeft te letten, dat het Cijfer-getal , daet de letter r. (*t welk Reis-befchrijving betekent) achtervolght, in de Reis-befchrijving des Gezantfchaps , of eerfte gedeelte dezes werkste vindenzy ; en het Cijfer-getal, daer . Ctwelk algemeene befchrijving beduit)) achtervolght, in d'Algemeene Befchrijving, of tweede gedeeltete vinden is ; want zoo welde reis als d’alge-

mene befchrijving, begint met een byzonder of nieuw Cijfer- getal. zer overleveren , of de Hollanders

A. Lant hebben. r.162. maekt den Ge-

bergen. kruinen der bergen. #.109. valeyen ia Dam Scaligerpeen Hooghduytích,moet zanten de komfte des Muskovifchen Gezants

de bergen. a‚rro. heuvelen der bergen. hoo- len der bergen,heilzame bergen.gedaenten def bergen. wonderlijke zeltzaemheden in de ber- gen. 4, IIx, vreemde kunft-ftukken die op de

ergen in Sina gevonden worden. 4. 112. ge= fchiedeniffen die op de bergen gebeurt Zijn.

te Peking in gefchrift aen den Kei-

dorpen op de bergen. 4.113

rin hoe die verdeil | 1.163 | Berghwerken. : 4.114 pr di pris Ei beplonA, ve, 5 ‘g7 | Bewinthebbers der Ooft-Indife Compagnie be-

; pg A wals zhe jj dd fluiten een Gezantíchap aen den grooten

Cham te zenden ‚om den vryen handel in Si- na te verzoeken. r. 27 Boeken der Sinezen kunnen van Inwoonders

Alchimie wort met grooten yver van de Sine- zen gedaen. 68 Amavang, sKeizers Oom,onthaelt zijnen broe-

der autik à. 252 | B van verfcheide tale verftaen worden. 4,18 8 ; p î oeren en Boeri hoedie ín Sina den ploe Arnerika wanneer ‚en van wien ontdekt. 7. 3 | erken Hoeripnen e in Sina den p 5

- | e Ed bd Ld d Anhing. 195 | Bloemen in Sina zijn meenigerlei. a. 126 Appel Sucu. 4. 145

Ariftokratifche regering. är Ale, haer verdeelingyiseen gezegent Lant. v. 4

B.

Bloem Meutang. 4.126. quei. Mogorin, a. 127 Bloemendael her jacht verzeilt door ftorm. 1. 33 Boomen in Sina zij hnsngerien, a.13r. Ka- neel-boom. 4,132. Nagel-boom a. 134. Noo- temuskaec-boom, 4.135. Pepet-boom. «138.

Betel-boom. 4. 140. hoede Betel-bladen ge-

Amboes. 4. 131 Batavia was eertijts Kalappa en Jakarra geheten. r28. wort van de Javanen bele- ert.r 29, maer weer verlaten, Te 30 Bedelaers mer wat vreemde portfen zy den lui- den in Sina * gelt weren afte trochelen. 4. 35 Beelrhouwers der Sinezen. a

30 Beginzelen aller dingenhoe die van de Sinezen

geftelt worden. 4, 74 Beeren. 4, 150 Bezoeken der Sinezen op wat wijs dat toe-

gact. “, 39 Berelboom,en kracht der bladen. a, 140

Bergen inSina » daer in de Sinezen wonderlijke groote waengeloof gebruiken. 4, 108. hooge

bruikt worden. Indiaenfche Vijgeboom haer

groote, 4.141. Kokos-boom. 4. 142, hare nut= tigheit. 4. 14 Boukunft der Sinezen. 4.2

‚Brief van den T artarifchen Cham aen den Ge«

nerael Maetzuiker. r.183. wort zeer ftatelijk

in Kanton uit de Schepen gebraghr. _r.109

BronKien. _ 7-02 Bronnen in Sina zijn meenigerlei, 4. 107 Bruggen in Sina zijn meenigerlei, 4.95

Aifung wort door ’t water verwoeftsa. 214 Kancheu is een vermderde ftadt.r,75. hare gelegentheit r. 76 kk 2 Chans

C

B LAD T-W Y Z EE R.

Chanchienchungus de rôover » fcheit van den rover Licungzus. 4.213 Charakters der Sinezen en haer getal.4.13.d’ou- de Sineefche chatakrters , uit verfcheide din- en genoomen , waren zeventienderlei, 4: 14.

de hedendaeghfche charakters beftaen uit

verfcheide Ítreepen. 4,15 Cheuxan wort een Koningrijk. 4, 232 Chevade derde Sinefche ftam, 4. 180

Chius,Keizersheeft de groote muur doen ftich- ren. r. IGO Chu, een knecht van eenen offerpaep , ftaer te- gen de T'arters op. a. 183 Chnenchiouszijn bedrijf. 4.175 Cinningfiushare gelegenctheit. r. 13r. ieder her-

bergh heeft aldaer byzondere commedian- |

ten. r. 134 Cina de vierde Sineefche ftam, 4. 180 Cina de zefte Sineefche ftam. 4.180

Cinfu is de eerfte trap der Sineefche geleerr- heit. 4. 2 Commedianren fpelen voor gering gelt te Cin- ningfiu. r.134. hoediegekleergaen. a4.3r Confutius is de groorfte SineefcheFilofoof.a.19 heeft uicalle de boeken der Sineefche vier boeken gerrokkensen zelf een vijfde gefchre- ven. 4, 21 Chekiang is het rweede Lantfchap van Sina, Cheékiangs grensfcheidingh getal der fte- den. 7.16. getal des volks. haer jaerlixe fchat- ting aen den Keizer. 1.17

Ieren in Sina zijn menigerléëi. 4. van 149.

tot 165

Dieveryen,op wat wijs die inSina geftraft Wort. a. 5o Door van den jongen broeder des Tartarifchen Keizer belet dat de Gezanten voor den Kei- zer hiet verfchijnen. r. 168

Dorpen op de bergen. a. 1 Dracht der oude Sesame 58. _endeheden- daegfche draght der Sinezen. "4, Dracht der Tartersen Tartarinnens en Tarter- fche Krijghs-knechten. a, 186 Drank der Sinezen. a, 44 Druk-kunft der Sinezen. 4, 29 Durionen , vruchten. 4.147

Ilant Pulo Tymon,is boomrijk. 1.31 Elementen hoe veel die by de Sinezen ge-

ftelt worden. 4.76. waer in een element beftaer. 4,77 Eenden op. wat wijs diein Sina aengefokt wor- den. 4. 156 Europers hebben de Sinezen vele dingen ge- leert. e 4.77

Oeheen. r- 15 Fohius was de vierde Sineefche Overfte, zijne regeering. 4.173 Fungching» haer geftalte. r.85. heeft twee triumf-pootten. r.86 Fokien is het elfde Landtíchap van Sina. gren- fcheiding van Fokien. 7,17. getal der Steden. getaldes volks in Fokien.haer jaerlixe fchat- ting aen denKeizer. 1.18 Fokien wort van de Tarters verovert; 4. 233. daer in ontftaet nieuwe ontftelrenis 4. 235

ì G. | G Aftmalen der Sinezen, op wat wijs die gefchien „en de gaften daer op onthaelt worden. 4.41 Geboortedag wort in Sina hoog geviert. 4.47 Geleerden in Sina op wat wijs die onderzocht en toteen hooger trap van geleertheit verhe-

ven worden; 4. van 22. tot 26 Gele revier.

r, 123. 4,103 |

Gember. hoediegepoot wort. 4.120. haere kracht. a. rat Gemene wegen. 4.94. zijnnet gemaekt. 95 Gezanteù Pieter de Goyer en Jakob de Key- zer trekken na Sina om den vryen handei in Sina te verzoeken. 7.27. komen by * Eilant Pulo Tymoú. r. 31. komen by de eilanden Makao, ende ftadr Makao.r.34. komen by Goyers eilanr en by Heytamon. r. 35. zenden Hendrik Baron aen lant , om hunne komfte aen denGouverneur bekent te maken. r. 35. tredenin't vlek Lamme te lande, om hunnegeloofnis-brieven aen den Gouverneur te toonen. 7.36. by hen komen twee Kanton- fche Gecommitteerden die hen verfcheide dingen afvragen. 1.37. De Gezanten mogen re Kanton niet aen lant blijven; maer moeten te fcheep gaen. r. 37. mogen weer re. Kanton te lande komen.45.by hen verfchijnt eenKan- tonfche Mandorijn, diehen een groote zom penningen voor den vryen handel afeift. r45. worden van de Kantonfchen Onderkoning, buiten Kanton, op een heerlik banker ont- haelt.r. 45. worden aldaer van de Onderko- „ping vericheide dingen afgevraegtr.46. trek- ken weer na hunnelogimenten.r. 47. krijgen Schrijven vanPeking;van deKeizer;datze voor her toeftaen van den vryen handel,hem in Pe- king moeten komen bedanken. 7. 48. worden van den Tutang, van Herijn te water ont- haelt. 7. 48. gaen na ’t hof van den ouden On- derkoning.r;s1.bewijzen eerbiedigheit voor den tbroon van den jongen Onderkoning.ko- mep by den T'utang. worden in een huis aen de ftadrs muuren gehuisveft. 52. krijgen het fcheimael van den Kantonfchen ouden On- derkoning.worden by den Sekretaris vanden jongen Onderkoning onthaelt.54. vervaerdi= gen zich om van Kanron na Feking te ver- trekken.r. 54» verrrekken van Kanton. r. 55. komen in’ dorp Sahu.r. 85. komen te Xan- xui. r.56.befluiten van niemantop hunne reis gefchenken te nemen. , r.s6 Gezanten komen te Sanyuutn.r.39. zien ’t dorp Qwantonlou.r.61.komen in't ftedeken Ingrak. ‚1,62, komen aen de Pagoude Konjansjam. r. 63. komêrteMongley en krijgen s'nagts een ftorm. r.64-komen te Xaocheu en worden aldaer van _de Majeftraet verwellekomt. r 65. komen aen de bergen,de ih aertshoofden geheten.r.66 raken in gevaerlijke gebergte,de vijf leelijke duivel, geheten.r.67 komen in de Lantftreek Suitjeen. 7,67. komen te Nanhung en worden by den ftadhouder termaeltijt ontfangen.r.68. trekken van Nanhung , óver’ gebergte van Nangan, en komen in *t dorp Sufan: 7.70. ko- „mer te Nangan. r. 7e. worden aldaer van de Majeftraer begroet en komen by twee Tarta- rifche Heeren. r.72. _ vertrekken weer van

Nangan. r. 73. komen te Nankang. ‚74. ko=

mente Kancheu en worden na vericheide din= gen van den Turang gevraeght, die vande Gezamren geen gefchenken wilnemen. r.75 Gezanten komen te Vannungam.r. 78. komen te Taiko.r. 81. verftaen aldaer » dar na hare komfte in Peking zeer verlangt. wort.r.82.ko- men te Kinnungam, r. 82, komen te Kiexui. 1.83, komen te Kyakya, 7.84. komen te Sin- kin-en verblijven aldaer s’nachts.r.85. komen te Fungching.r.85. komen te Nanchang.r.86. de Gezant Pieter de Goyer gaettelant, en wort treffelijk van den Turang onthaelt. 7.87 Gezanten komen te Ucienfen. r. 89, varen over het meir Poyang en komen te Nankang.r.gr. ‚komen te Hukeu.r. ga. hunne komft veroor-

zaektaldaer bli;fchap.komen te Péngce.r.93. zien een T'yger.r-94.komen it willen

Or

Ti

BL ÀD Ter 4 2 Er Rr

willen’ aldaer geene gefcheaken ontfangen. “giende ftadr Ganging Ee varen poor —dnhing. r.98. komen te ungling.”;98. komen by ’tkafteel Upun:99. komen by Ufu. r‚100. zien ’t eilant Htao. komen te Nanking. bezoe- “kende drie fladrhóuders, rror. worden van de

> Hadrhouders vrouw te-Nanking met T hedrank ‘oarhaelt. komen aldaer by eenige Tatearifche edel-luiden. worden van den Agent ter maeltijt ‘onthaelt.r.102. worden van zekeren Jefuit aldaer „ter maeltijr genoor : maer flaen dacaf mogen ‚vandaet nietna, Japo fchrijvensvertrekken uit ‚Nanking. r.1ro: koinen te: jejenjeen. zien al- daer yilenide porfea van bedelaers.r 11 :komen ‘in de koninglijke vaert. r.112. komen te Kaju- tur, 118. komen te Paoing.r. 119: komen te ‘Hoaigan. r.1zo. verftaen aldaer uit eenen. Jefuits on hunvoornemen by den keizer Vrugtieloos al afloopen. r. 121. komen te Siampu.r. 122. „komen by 'trdorp er eer rd en op de gele re- ovier.r.123-komente Taujenjeen. koopen aldaer me, vruchten voor de keuken, r.124, komen ‘te. T ffang. zien vlottende dorpen.r.125, komen - in de koninglijke vaert Junen uit her lantfchap Nanking, in ’t lantíchap Xantung „aen’t-dorp Kiakia. r. 127. komen aen het dorp Jax Hinno. „ra 130. komen te Cining. 131 Gezanten vrekken voorby ‘t dorp Nanwaig.r.4134. komen te Xantfui. 135. komen te Lincing. ‘en aldaer by den ftadrhouder: r.138. komen te Uu- ching.r.144. varen voorby Tonquam.r.145. ko- men te Sanglo.r, 146. komen aen ’t dorp Ton- nau? 147. komen te Sinkicien. 148. komen te Sinkocien.149.komen te Single. zien tegen den avont den inval der {fprinkhanen.r. st. komen te ‘Tiencienwey. worden van de ftadvoogt ontfan- gen.r.152/Onrfangen Pinxenton ter maeltijt.be- raetflager hoe zy zig ten hove voor den Keizer

- {zullen dragen. zenden eenen mandorijn voor af

aPeking r.153.komen te Joeswoe.1s4-worden „van den ftädvoogt ontfangen .r.155. varen voorby Foeheen. komen reSanfianway-155. trekken in ep orde na Peking. trekken voorby Tong- ou-157. komenxe Peking. 158. wordenaldaer vanwerfcheide Grootë beweilekomt en bezogt. #.158.worden gevraegt of de Hollanders op zee voortgereelt zijn.r.-159. worden van de Pekin- fche Betouinieerde verfcheide meer andre dingen afgevraegt. komen verfcheidemaelmet “_dezelve Gecommitteerde monrgemeenfchap. worden.mer hunne gefchenken ter rijxvergade- ve Cagncosr t. worden vanAdam Scaliger eentToogduirs,te Peking begroet.r. 162. verftaen „uit hemd’aenkomfte desMoskovifchen gezants. Worden van de Gecommirteerden bezocht, en verzocht om vijfrigh ftuk lijnwaer. worden van dezelflte Gecommitteerde verzocht. om nader _epening van Hollanc.r.163.komen met Pinxen- tomen andere Gezanten te woorde.164. worden in hoedanigheit voor Gezanten van den Keizer erkent. worden ires Keizers laftbrief ge. laft ten hoof te verfchijnen. v.165. moeten cer- biedigheit voor 's Keizers zegel beroonen , eer zy ten hoof verfchijnen,r, 168.worden vaneeni- e Mandarijns in het oude hof deskeizers ge- ‘Zabg doenaldaer de gewoonlijke pligtigheden. worden belet door * overlijden van des jongen Keizers broeder darze voor denKeizer niet ver- fchijnen.r.168. worden gelaft om voor den Keizer te verfchijnen. worden ten hoof gehaclt om den Keizer in zijne Majefteir op zijnen nieu- wen thtoon te zien; r. 169. komen ophet twede en derde plein, daer’s Keizers throonis: r.173. Gezanten worden vandenRijxcancellier na hunne qualiteit gevraegt-7,174- worden, na® vetfchij- nen voor den Keizer „driemael ter maeltijt ont- haelt. verfchijnen op teerfte. 7, 179. toonen eerbiedigheir aen den Keïzer.dtinken Sampfou. worden van den onder-Tutang,gevraegt, ofde

eneen ssd eee

„Hollanders drie dagen ondet water kunnen blij ven.r. 180. _ verfchijvenop derwedeen derde maeltijt. wat gefchenken zy van de Keizer kre= gen.r.18r. gaen ten hoof om den brief.aenden Generael Maerzuiker t'ontfangen.r.182.ontfan= geh dien met zónderlinge ftarigheit.r,183.moe- ten terftont na'r krijgen van den brief vercrek- ken.r.183-zonder eens deftad temogen bezich- tigen, wat rantzoen zy dapelix kregen.r.18g.fien de ftadPeking van buiten,en de vermaerde muut door’tgebergre loopen. 1.189; trekken van Pe- king. komen te Sanfianwey, en willen in’s Kei= zers{fchepen niecintreen, r- 191. komen te Sina ge en Sinkocien. komen te Lincing. komente

uncham. nemen den kneght van eenen offer. paep van ftraet af tor trekker. r, 192. komen Jamecefu. te Nanking. bezoeken de twee tol+ meefters.hunne beeltenifen worden indePago- de Paolinxi opgerecht. r. 193. vertrekken uit Nanking, 194. trekken voorby Bekenburg- komen te Nankang. varen over het meir Poyang. komen te Kiangfi.r. 194. komente Kinungam. 1195. varen voorby Vannungam,

„hunne berk rackt op een klip. r. 195. _ komen te Kancheu. vertrekken van Kancheu, komen te Nangan. trekken over 't Namhungfe gebergt. r.199. trekken uit Namhung. kòmen aen de (tad Xaocheu. 7.197. varen voorby de Papode Kon- jamsjamsen door’t gebergreSangwonhzb.a.198. komen teSanyuum enXanthui.komen by’ dorp Faefan, komen te Kanton: worden van den Op- per-koopman Lantman ingehaelt.‚r198,begroe- ten aldaer d'Onderkoning,des jongen Konings moeder en den Tutang. worden vanden ftadre houder des jongen Onderkonigh ter maelrijt onthaelt, begroeten Tofu, worden met hun ge- volgh van den ouden Onderkoning ter maeltijt „onthaelt.r,199 zijn by den Ivor Ondaakderne ter maeltijr. 200. begroeten Pinxenton in zijn logiment. komen by den Tutang te gehoor, en bezoeken verfcheide andere grogten teKanton. gaen by den Onderkoningh om hun affcheit tes nemen; maer krijgen geën gehoor. gaen *t zeil van Kanton. 2o1. wordeh van de hofmeelters der Onderkoningen tefchieep onthaelt. komen inde haven van Heytamou. trekken van Hey= tamon.komen by dorp pret de

bergen van Aynamin’t gezicht, komen by het eilant Pulo Tymon, zien vliegende viffen. r.203. zien’t eilant Lingd ‚r. 204, komenop de reede voor Batavie , en worden voor hunne moeite bedankt. verftaen op Baravie het over- gaen vanKolombo. r.2o

Gefchenken , die de Gezanten op hunne reize aem denKeizer en andreGroorten inSina gaven.r.208

Gefthenken ‚hoe de Sinezen die elkandere veree=

ren. 4.39 Gevecht van drie legers. 8. 207 Geweer magh niemanrin Sina dragen, a. rt Gingang , afgodt. 4.86 Ginfeng een wortel. au? Goude ceuw in Sina, a. 178 Grafnaelt van yzer by Tunchain. 137

Grafftede van den Sultan, r.1 Graffteden in Sina zijn prachtighgeftipht. 4,54 Graden derSinefche gelerterdesfijn driederlei 4,22 Grieken hebben ‘groote naerftigheit gedaen in * bezoeken van uitheemfche geweften. rr Groeten der Sinezen,op warwijs dat toegact.4.37 Gulzigheit van eenen Pekinfchen Rijxeraet in hec eeten, r.16 Gueisgroot gezaph cn ftrengbeir,is devoornaem-= fte oorzaek van den ondergangb van ’t rijk Si- na.a. 216, wort met zijn acnhang van den kei- zer omgebraghr. 4. 217

Alflachtige dieren. 4. 16r Hair, hoe de Sinezen dat aflcheeren, 4,57 kk3 Hana,

Bi 5 Al DL 'TEWS Xl Bi

Hauasde vijfde flan def Sinefche Keizeren: a.}8o Hanecheu wort van de Tarters-verovern 4.230 Heusheit der Sinezen isueer groot. oel4i37 Heytatmon,; reina r.35 Hiáa,d'eérfte {tam derSineefche Keizerem, 22179 Hiao een eilant. …/ <4: 1 vorbr. TOT Hiftorien der Sinezeny uit watborzaek diezekten aens no hed EE vo Hoaagtius heeft verfchéide dingen uitgevonden. rots borre pel at: d.174 Hoangehoang wort werradelijk van «de: arters omgebraghe. rama vol wi22g Hof ceNanking.haer geftalteen gelegentheit.r‚tos Hofte:Péking. 7. 176. „mackfel der gebouwetvin hee hofte Peking:r. 177) heeft een diepe gtaft en klippen door kunftgemaekt. > ore 178 Hoiagan, hare gelegentheir en geftalresheeft eenen -Ohderkoning. ten Noorden drie watervallen. tweetolhuizen.eneenvrugrbare lantftreek.r;t20 Howan is”t vijfdt lantfchap van Sina.getal der ffe- dénen volken in Honan:y: 13. harerjaerlixe 1 ficharting, aen den Keiver Lr Tonge g Hous taer tegen de Tartersop. 4. 23E: belegert Sigan, | vl ora 234 Hoven der Sineefchelantvoogden op war wijsdie _geftier zijn. eng Es er '4 AOO Hüizen;op wat wijs die in Sínageftigt zijn; 4,28 Hukeu. hare gelegentheit. Dr ils A Humvuus,Keizersheeft het onderhouden der drie Sintefche zekten ingevoert. 4.85 Hunquangus wort tor SineefchéKeizer verkoren. „wil met den" arter vrede makensmaer dat-wort hem äfgeflagen. «. 227, wort verradelijk aen;de Tarters overgelevert. ee 4229 Huquang is tzevende lantfchap van Sina .shaer grenspalen.geral der fteden.r.x5. geral des volx in Huguang. haere jaetlixe fchattingh aen den Keizer. , roló

ftadt Nanking, zijn wedervaren aldaer r,10 7 Jaka, vrucht. a. 147 Jangcheu wort van de Tarters verovert en wers woeft. | 228 Jejenjeen. haer gelegentheit: rr Joeswoe; heeft een tolhuis. r-154 Jax-hinno. kro vr: 130 Jefuit „Martijn Martijnfz. komruît Sinate Bara- vie, zijn aenbrengen. “2I Jefuiten zijn den Hollanders in Sina zeer hinder- »lijk.r.66. verzoeken verfcheide dingen aen den Tartarifchen rijx-cancéllier,tot nadeél der Hol- “landers „maer rechten niet dit. r- 167 Jun-, een koninghlijke vaert. t.137 Junnan , is’ vijftiende lantfchap van Sina. -_grensfcheiding: geral der fteden,r. 20. geral des „-volx.haer jaerlixe fchattingaen den keizer.r, 21 Jungtieus wort Sineefche keizer gemaekt ; tegen hem werdenvan den Tarterdrie nieuwe legers "4239 4.141

Rnd talk J Akob de Keizer bezichtight met’ zijn-volk de

“gezonden. Indiaenfchevijgeboom. - Inkrs hoe die in Sina gemaekt wort. 33 Ingtak. „varrkant < r. 62 Iquoneen vermaerde zee-roover. 4.235 WOE

met lift van de Tarters gevangen. 4. 234 Tena ‚de negende Sineeicheftam, d. 181 Java iseen vruchtbaer eilant, aert der inwoonders 1 vanJava. …K. r:28

1 Aechel te Nankin: À r102 Xi KajucGu- hate gelegentheit. leit rontom in rijs-velden. tr. n18 Kaneël-boom. dj 4.133 Kantonfche Onderkoningen éifchen gelt van de

Gezanten,waeruit groote moeite ontftaet.r.200 Kafteel van Tiencien. 1.152 Kafteel U pun. „Mi 1. GO Katoen „kruicen boomen. we 24125 Katten zijn verfcheiden, in Sina. "dà. 180 geeïzer van Sina ftaer den Hollanders toe,alle acht

| oorijk.n

haer |

jaren'hem te komen begroeten. r.167, hoedanig ‘hy voorde Gezamten op“zijnen. throonsver- fchijht’ wersrekeweer- zonder zich aen de:Ge- „zantente vertoonen. #75: hour velé bbelinnen en-gelubden im zijndofs „oe: ‘> 10: am177 Keizer van Sina wort Thienfu'en Hoangti gehe- teri.a. 2.--magh úir de gemeene -middeleu-miet wegh fchienken:4.3 op-wat wijs hy zich derrijts vertoonde, magh alleen gele-kleur drage s mer welke waerdigheden by dikwils ‘zijn onderda- nenbefchenkt; soeet ca 4 ni Herd5 Keizer van Sina-wil suit vreeze voor den Tarter, de hooftttadt Peking verlaten. rid A95 KeizerChius heeft de'groore muur doëftigtë.rago Kerkenschoe die in ‘Sina geftight zijn.on / 4-88 Kiakta-r! 127: hare gelegentheit: 129. „is jácht- varen Sint er loin vh en x arhaisnl

Kiangfi vis’ dertiende, lahefchap van Sind. ge - grensfcheiding. aeruder inwoonders. gecâl der fteden ín Kiangf. ‘getal des volks. haer jaerlixe j fcharring aen-den keizer. nemot Lars a K iegan hare-gelegentheitswas eertijes welsberim- nsMMeEk pz taat he ebenerole atie ge di TmaB2

Kienlius (vervoert zijre-onderdanen door afgo=

deryuon. zus A qalouerls ne nuuir17g Kienuing:worr belegert en veróvert: « «114.236 Kiexui, hare gelegenrheit. ) v> os 17-83 Kinboang,wort van de Farters verovert: 4,232 Kinus walrden Tarter af. 1: 89. belegert. de ftad: ‘Kancheu:” begeeft “zich wan daer ‚na Nan- chang. vlugtmetzijd volk uit de (tad.x.89. ver- zwakt de T arters.begeeft zig naNanchang.4238 Kiuginis derwede trap der Sinefche gelerterden. …op-wart wijs die den geleerde gegeven wott;4.23 Klippen door-kunít gemaekt. ee noh uersgg Klipper. Xepatan. << iatrrik82 Klok in ’t paleis te Nanking. - cote r10f Koebeefté inSina hebben krulchairde ftaertë:a.r49 Kokos-boom ‚haer nurtigheit. vl Kolorijn-fteen kopie. —____ it a64 Koninghlijke vaert, hare welgelegentheit: 1,113 Konjamsjam Pagode. oer 1. 63 Korea iseen hangent eilant, en ín acht lantfchap- pen verdeelt. heefrverfcheide benamingens-ze- den der inwoonders,derrdeslants. #5. 20x Koreaenfche-volken worden door de moetwil der Sineefche krijgsknechten geplaegt. 4. 206, ver- woefting van Korea., es 4207 Kouchinchina is eea;gedeelce van her rijk Gan- nán.. Atik: Jyrki eén'te veroveren:;- maer de Dt: adien #oXE2

ruit Kinfir. Ô oid. 2E Kruit Heu. Chifung, Yu. 2 oei 163 Kruit The: #. 123. 124: katoen-kruit:… 4.125 Kruipende dieren: on» PRO wreed. 160 Kuching. hare dee iere 144. » heeft de fta- pel-van den drank Sampfou. vel antr Kyakya hare gelegentheir:en geftalte,84. is dric- mael van de roversbefprongen.. …c «7.85 Kanton, hare gelegentheit, is mer vetfcheide ve- ftingen verfterkt.r.40s - et mét triunf- boogen: is fcheeprijkagt;"is volktijk. wort van de Tarters belegert: „en: verovert, len ‘t volk deerlijk vermoort. 7 ver nete Kantonfche T urang Schrijft naPeking ‚over den Neerlantfchen handel oa stoor Kantonfche, jonge Onderkoning trekr, na Quan- ì ; om de muireryte dempen.» ‚ol …r; 49 KantonfcheOnderkoningen-hoe zy by den Tart verheven zijn»r51. hunne kleding, vin11117253

darbsidi 1

me Lt Dt ei En, acro Î ttOOW 7 : yr Ákonfche, volken „was verbooden buiten zy. S lants gp Fein ede < nolo «nds ö Tere We EI LEnS mr oisdame

Bs La Av D. TW. Ys Ze Er Ry

HeammeÂs gezant. Lantbouw îsän Sina hoogk geactit. 469 Lantmân, 'Opperkoopman „haelt de Gezanten

Leaotungchare grenspalen, heeft eertijts veel na- „men gehad, hare-{teden, 196: vaert der inwoon- osders. van Leaotung wruchibaerheic. Godts- ondienlf.rajs apr terte ob nav tre mn 47 K7 hoseijang Bog van de Tarrers belêgerr en van noeenen. 203

ineefchen Overften verraden. Leermeefters worden in Sinasin- groote waerde „gehouden ob eh nn 4 4-49 Ticungzus,regeert zachtelijksa, 216. fcheit van „iden roover:Changchienchungus. 4. lj: plaegt scher lant{chap Xenfi en Honan.a, 213. laet zich „tor Koning:huldigen en neemt den tijtel van

„Keizer aen.215. breekt mer zijn heir op. 4. 217. &chandelt: heimelijk merde-Sineefche Overften. skomtamer zijn volk in Peking. 4»219.. treev op

‚den rijxftoel, 221. verandert zijnen zachten osaertin wreetheir 4,222 vlucht mergrooterijk= «dommen uit Peking. 223. fneuvelr. 226 Lichi vrucht. | a. 146 Lincing. hare uizftekencheit,r, 138; heeft eeren = kunttigen toorn. 1,130 Linkio , een vrucht. > afs a.145 Lius Sinefche overfte, verhangt zig zelven. 4.218 Hongfchon op flang-íchip. r. 116 Louangus wort SineefcheKoning gemaekt.bemint =-zijne onderdanen. en verlieft veel volks. a, 230 Louwa» vogels: op wat wijs die viffchen vangt; £ ds à r.132 4.157 eigen

Louwa vogel. - ï dab \ Euzu gebruikte groote ftrengheit in zijn _ vleefch te temmen, 1.65 Lu neemt den rijtel van herftelder des rijx ach.231 Lungyen, vrucht, turnen a. 146 Ly; iseen Sineeiche.maer. 1.56 ey

Ajeftraten in Sina worden van den getnee-

nen man zeer ge-ëert. 4,9. worden-aile

drie jaren nau onderzocht en geftraft.a, 10

„zijn in megen ordens verdeelt;‘a.11. dragen by- „zondere kleeren. 2,12, wat,eer Majeftraers-per- a zoon bewezen wordt, die den rijke eenige Ei = (ten heeft gedaen. | 446 aovenlung,een Sineefch overfte ; doet den Tar- ters probe afbreuk.4,205; wott vergeven.4.208 Menfchen waer uit die » na gevoelen der Sine. zensalléreesft ontftaen zy 4.79 Merkteken,op plein voor denthroon in hof te Peking,

den n ge pen _ 1.1 Mifdaden hoe die in Sina geffraft worden, a, Mirridares heeft veel gereift. r

2 Mogolfche gezant iste Peking, brenght gefchien-

ken aen den Keizer, re 264 Mogorin , een bloem. 4.127 Arongley. 12 mi . r. 64

oskovifche gezant wil voor ’s Keizers Zegel

geen eerbiedigheit betoonen. r. 168. waer over y vertrekt. Tt 169 Muur, die Tartaryen en Siaa fcheir. r,189, _ is „van Keizer Chius geftight, uigunlis vrucht, uizen die

r.190 4, 146 el zijn, a, 150 uza, vrucht, &, 149 uzijk-kunftder Sinezen, 4,30 Myftifche figuren van zeker werk eking, 4.15 Makoufche raden zoeken den Neerlantfchen han- del in Sinate beletten, #23 Makao, hare gelegentheit, benamingh,r.34. is een kooprijke ftadr, ne34 |

r. 172 |

Ste Kanton in. t HK

Eantfchappen/van Sina hoe:die, regeert worden. 2.7. war die jaerlix opbrengen aen den keizer;r.10 Lantvooghdetì in-Sîna hebben een groor gezagh; 274. z91. brengen den Koning van Niche om het epleven. „nurvantie nsdelart zuië ‚4. 192 Lauzu is de derdeSinefche zekt der geleerden.4;83

| Palakijn. op war wijs de groote in Sina dzer in

| N.

Ángangisneeringrijk. re 73 ‘Nagelboom, 4. 134, hoe de nagelen verga-

| dere worden, 4.135 Nanchang. bare gelegentheir. heeft een wonder= lijke puc.r.87, „wort van de Tarters belegerrs r.88. en verovert, 1,89, 4. 238 Nanhung.. shin kit 7‚69 Nankum, hare gelegentheir. r-74. Nankang, ‘hate gelegentheit. iu haer lamttreeks zijn verfcheide kerken, 1.92 Nanking is’t negende lantfchap van Sina » haer grens{cheiding, in Nanking was eertijcs Keie zerlijke hof. aert des volks in Nanking. 1. 95. „daer in woonen zeer veel Zywevers. getal der ‚leden 1,96; hare jaerlixe Íchattingen aen den Keizereanes “bied 1 vend 1.97 Nanking, de ftadt,hare gelegenbeit.heeft dertien «poorten. deftraten in Nanking loopen alle recht. r. 103. op wat wijs de huizen aldaer ge- Ítigt zijn, r. 104. is volkrijk. aldaer waseeruijts „toude Keizers hof.uit Nanking worden alle drie maenden vijf fchepen mer.gefchenken aen den

Keizer gezonden en viffchen Siuu “r. 106 Nankinfche inwoonders zijn beleeft. 7, 109 Nanking wort van de Tartersveroyert, 4,229 Nanwaig. | 1134 Neerlanders hebben noir inSinaderven komê r,2r Neynemiao; een dorp. r, 23 Nieuhoang is eert teen» die in de maegh der koef-

jen worrgevonden. a. Iso Nortemuskaerboom. hare gedaente. 4,136

| Oo. Fferhande der Sinezeir. 1,90. 4, 88 Offerhande der Sinezen om een gelukkige

reis-te hebben. r.1Ic Onderdanen van Sina worden dikwils van den keizer mer groote waerdigheden befchonke,4.45 Olifanten. 152, haer leerzaemheit, op wat wijs zy teelen, 4,153 Ongedierte. 4, 160 Oorzaken van den ondergang, van't rijk Sina.4a. 212 Onkoften die de gezanten op hunne reis hebben gedaen. _ 1. 205 Ouders verkoopen in Sina hunnekinderen toc fla= ven.4.63, verdrenken hare jonge kinderen. 4.64, Oude dingen worden by de Sinezen hoogh ge=

acht: : 4,212 P. Aerden hoe diein Sina gement worden, 4.150 Pagode Konjamsjam, 7.63 Pagode Kuil Kiafto Miao. r.76 Pagode Paolinxi, 7. 108 Papgode Quanggquamiao, r-113 Pagode Teywan Miao, 1.135 Pagode Thifiking. _ r.87 Pagoden moeren tol betalen, rs

I Pagoden op wat wijs diein Sina geftigbr warden 488. _ zijn in Sina op verícheide plaetfen, nij” a. 89,90 Paoing, hare gelegentheit, heeft van de Tarters veel geleden, Le | Paolinxi Pagode. | 10

gedragen worden. _ r.187 Kapen hoe die in Sina om hoerderye geftraf: wor= en. 4. Paul Durette» de Tolk der. Gezanten, wort te Kanton vermoort. r. 201 Peking is het eerfte lantfchap van Sina. grenspa- len van Peking. is zeer groote kon onder worpen. aert ls lants.r.42: geral der ftedens getal des volks in Peking: haer jaerlixe fchâr- ting aenrden Keizer. ' 1. 143 kk 4 k Peking

mm

B LAD T-W Y Z ER.

Pekin (de Rad:), hare voortreffelijkheit » heeft twalef poorten. r. 185. de ftraren zijn in Peking niet mer fteenen beleit. de Sineezen gaen al- daer voor het ftuiven des ftofs meteen fluyer om het hooft. 7. 186. heeft een koftelijk hof. r.177

Pekinfche Gecommitteerde vragen de Gezanten naukeurigh na de gefchencken,en of de Hollan- ders op zee zijn voottgereelt , en meer andere dingen, 1,159

Pekiníche rijx-verzorger vraegt de Gezanten na de gefchencken , die aen den keizer zullen ver-

eert worden, r, 162

Peking is in groote ontfteltenis over ’t naderen der Tarters, wort van de roover Likungzus verovert, a,219

Pekkinfa heeft allerlei fcheeps-behoeften te koop. aldaer zijnklippen door kunít gemaekt, 779

Pengce, haregelegencheit, ".93

Peper, 4,138, ronde, witteenlange peper. 4,139

Plato achte * reizen buitens lants zeer hoog, r,2

Poelen die wonderlik zijn, a, 168

Porceleine toorn buiten Nanking, is van de Si- nezen gefticht,en van deT atters verwoeft,r,109g

Porcelein op wat wijs dat gemaektwert, 7 go Priettersin Sina hoe die gekleer gaen. 282 PuloT ymon, een Eilant, 31

Puon was d'eerftemenfch en overfte in Sina, 4,171

Uangú is 't derde Lántfchap van Sina, grensfcheiding.geral der fteden inQuangfi,

r, 18. getal des volks, haerjaërlize fchar-

ting aen den keizer, r, 19 Quantonglou leitop’r geberghte van Sangwor- __ hab, br Quantung is®t rwalefde Lantfchap van Sina, haer grenspalen, vruchtbaerheir, aert der inwoon- ders, r‚ 39. wort door Onderkoningen beftiert, waseertijtseen koningkrijk, en wiert Nanie genoemr, getal der fteden in in pta 39. ge- zal des volks, haer jaerlixe fchattingh aen den “keizer, Quantung wort van de Tarters vero- verts 4. 233 Queicheu is t veertiende Lantféhap van Sina, grensfchciding, getal der fteden in Queicheu 7.19, geral des volks, haerjaerlixe fcharringh

aen den keizer, , 1,20 Aden in Sina zijn cwederleï,. a,3 Rantfoen der Gezanten,en van hun gevolg,

geduurendehun verblijf in Peking. rid

Regering van Sinabeftaet,in verfcheide raden‚a,4.

en alteen uit geletterde perzoonen, 4,2 Revieren in Sina zijn menigetlef. 4. 102 Riet in Sina is meenigerlei, 4. 128. zuiker-rier.

4:129. Bamboes-tiet. 4.130 Rijsbou hoediein Sina gedaen wort. —_ 7.118 Rhabarber. 4. 118

Rhineceros.zijn geftalte. «131. vreemde gefchie- denis van den Rhinoceros. 4.152 Rijxraden in Sina zijn in zes ampt-genootfchap- pen verdeelt. a4 Rijx-canceltier der Tarters wil dat de Hollanders den Keizer van Sina alle vijf jaren zullen be- proeren. r. 165 Rofianen , op war zy met de hoeren her lant

doortrekken. a, 34 Romainen zijn neerftigh geweeft in het bezoeken van vreemde geweften. r.2 Rota, een rijstak. haer nuctigheit. 4.126 Rortin 4.129

Rouw da Sinezen over hunne dooden. 2.52 Rovers zijnde oorzaek van tverlies van het rijk Sina, - . 4.212 Ahu sis vruchtbaer, | 155 Sampfou ‚drank.

ra | _- Sampfou. kopjes daer af is in Ufu de ûa- groeten. 4.38. hoe zy elkandere gefchenken Vele

pel. ee ye IGÔ- Sampfoudranksdaer af is veKuching de ftapel rr Sunga, d'achfte ftam der SinefcheKeizeren. 4.18 E Sangló. r. 146 Sanyuuim > was eertijts volkrijk, maer is deerlijk

van de Tarters verwoeft. ï Sangwonhaps geberghte. heeft een Pagode. tr.

__Heytamon. wort van de afgefanten der Kanton- fche Onderkoningen qualijk bejegent.r.22.wort ta Kanton ten hoof ontboden en treffelijk van den ouden Kaatonfchen koning onthaelt. komt by de moeder van den jongenKantonfchenOne derkoning. ktijghe by den Tutang van Kanton geen gehoor. 1.23. vertrekt vruchteloos uit de revier Kanton na Batavie. r. 25 Schedel komt met Zacharias Wagenaer voor de twede reis voorKanton.trekt aen lant teKancon. zijn wedervaren.r,zi.komt weer aen boort.r.26 Schepen » op wat wijs en hoe koftelijk die in Sina gelticht zijn. ° a. 9

Schilderkunft der Sinezen. a. 30 Schil padden. a. 164 Schoenen der Sinezen. 4.59

Schoolen in Sina zijn niet gemeen. 423 Schrift der Sinezen. MEE ME Ee MEP Sekretaris van den ouden Kamtonfehen Ondere koning, vertrekt van de Gezantén ‚cu geeft ce fcheimaecl. iz 157 Scicquia is de twede zekr der Sinezen. 4.79 Sekten in Sina zijn driederlei. 4. Sieucai is de eerfte trap der Sineefche geleert-

heit, 422 Siyu viffchen, worden van Nanking aen den Kein zer gezonden. 7, 106 Sinkicien. r. 148 Single. v-ij8 ad hare gelegentheit. r. Slang-{chepen zijn koftelik vergieft. r.1ió Sluizen in Sina. 4, 96

Spel van nagebootfte dieren. Spel der Sinezen Spijze der Sinezen. 4.43 Springhanen by Single , op wat wyze die de lan- den bederven, en van de Sinezen vande landen afgekeert worden: 4.151. zijn oorzaek van den oorlogh. 4.212 Stammen der Sineefche Keizeren. 4. 180 krt in Sina zijn meeft op eenerlei wyzege- tghr. r. Steen Nieuhoang» wort in de h der kocije euboang> w we sông”

r. 54 4.49

Steenen in Sina zijn meenigerld.

Strijdtbare Sineefche vrouw. Hairk 6

Suchuen is ’t zefte Lantfchap van Sina, geral der fteden in Suchuen. 7. 14. getal des vork, haer

jaerlixe fchatting aen den keizer. rs Sucu» vrucht, 4.1 Suiker-riet hoedat in Sinagepoot wort, 4. 229 Suitjeen ‚heeft wonderlijke bergen. —_ 7.67 Sultans grafitede; | r. 116 Sufan dorp. 1.70 Sinezen worden jammerlik van de Tarters gew

plaeght. rg

Sinezen , hoe zy fchrijven. 4. 17. verftaen ziek byna alleen op de zedekunde, zijninde wis= kunften ervaren. - 4.19

Scheppen al hunne geleertheit uie vijf boeken, 4.21 zijn hief hebbers van tooneelfpelen. « 31, vallen heufchvan-aert. óp wat wijs zy elkan- dere begroeten en bezoeken. 4.37. braiken byzondere manieren van zeggen , alsfeiemant

BLAD T-.W Y Z E R:

wérdéren.4. 29. op wat wijs zy hunne gaftma- leni doen. en hunne gaften onthalen.4.41. vie- ren zonderling hunnegeboorte-dagh. 4.47. laten zich met vericheide namen noe- men.4. 47. worden gemeenlik op ftraer ‚.n draegbaren gerorft. 4.48. houden hunne leer- meefters in groote waerden. 4.49. op wat wijs zytrouwen. 4.49. op wat wijs zy hunneuit- vaerten,lijkftaecfien en hunne graffteden ma- ken. a. 51. tor 55 Sinezen > hoedanigh zy van geftalre en lichaem zijn. 4. 56. fcheeren op een zonderlinge wijs hun hair. 4.57. hoe zy gekleer gaen.a. 58. zijn zeer tot wicheleryen en voorfpellingen enegen.4.61. gebruiken groote waenge- oof in her verkiezen van een plaets tot een gebouw of graf. a, 62. en verdrenken de jon- ge kinderen, verkoopen hunne eige kinderen tot (laven, 4. 63. brengen zich zelfs om het leven. lubben de jonge knechtjes. a, 64. begaen groote misflagen in't ftraffen. a. 65. zijn liefhebbers derAlchymieen ftaen zeer na d'onfterfelikheit. 4.66. oude Sinezen hadden in hunne zekten weinig, dwalingen. 4,67. wat zy van de belooning der deugden en _onfterf- felijkheit houden.4.7oshebben van d'Europers vele dingen geleert. 4. 77. noemen de werelt een ai. a, 78. wapenen zich om de Tarrers te verdrijven, hebben een ftrenge gewoonte. a. 211. vluchten voor de Tarters en veghren voor hunhair en verjagen de Tarters. 4. 231 Sina is een gedeelte van Afie. oorfprongh des naéetns Sinais onzeker. r. 4- heeft ver- fcheide namen. werr in 15. lantfchappen ver- deelt.r. 6. rechte naemrede van * woort Si- na. r.6, buiten Sina isgeen Rijk Karray. Sina is vierkant. fcheitspalen van Sina. 1.7. is mer zeer fterke grensvettingh omringt. getal der Reden in Sina.r-8. meenighre der menfchen ín Sina. 1.9 Sina heeft oude wetten. a. 2. in Sina magh geen vreemdeling komen.a.1t. Ín Sinazijn geen gemeene fchoolen, a, 22. uit wat oorzack St- na verwoeft is, 4. 211

Aiko , hare gelegenrtheit. r. 81 Taïchangus wort Keizeren fterft. a. 199 “Tale.der Sinezen. isin ieder Lantfchap byzonder, en daer en boven noch een andere algemeenetale door het gantfche rijk. is kort

en bondigh. 4. 18 Talgboom. 4.145 Tanga de zevende Sinefche ftam. 4,180 ‘Tarters doen den eerften inval in Sina. &. 279

Tarters hebben alrijts vyanden der Sinezen ge= weeft. a. 181. wat Lantfchap zy bewoonen. hunnekleedingh. 4. 186. warorde zy onder- houden in hérbe ters. &C.

Flaneren verfcheide fteden in Leao- tung. hoe zy de veroverde fteden handelen, a. 195. trekken na Peking.4.196. keeren weer na Leaotung: 199

Tarters komen de Sinezen beoorlogen, vallen in Leaotung, en belegeren Leaoyang. 4. 203. haerbedroch. 204. derven hun zegen niet vervolgen.2ó4.belegeren Ningyven,verlaten dat „en vallen op *r eilant Thaoyven, 4. 205. veroveren het oofterlijk gedeelte van Leao- tung. 4. 108. belegeren de hoofcftadt Peking. a. 209. breken van ’tbelegh op. 4.210. groei- jen in maghraen. 4. 228. komen inSina om Licungtus daer uyete drijven. 4.224. krijgen grooten aenhangh in Sina. maken geen ver= andering in de regering.4.226.willen mer den Keizer Hunquaugus geen vrede maken.4.227 veroveren Nanking. 4. 229. en Hangcheu, 4,230. trekken over de revier Cienthang. en

welde trekken, aert der Tar- a. 188

veroveren Kinhoang.4.232, Fokien en Quanà tuog. 237. krijgen in Kiangf den neerlaeghe 4.233. hoezyde veroverde Sinefchefteden mer krijghs-bezerting bewaten. 4. 238 Tarterfche Hopman kan vaerdig met den boo omgaen, r.5 Tarterfchie Koning zent eenen brief aen den Si- nefchen Keizer.4.193. zweert her ongelijk, hem van de Sinezen aengedaen , te wreeken. 4.194. komt mer zijn heir voor Leaoyang, en beftormrt het. 4. 195 Taujenjeen , is vruchtbaer, r. 124 Teng, een rijstak, iseen zeer nurgewas. 4. 126 Thienming de Tarterfche Kaning van Niuche fterft. 106 ‘Tienkius wort Keizer. 4.199. zoekt den koning van Korea te verplichten. a. 200. ruft toe om de Tarterste verdrijven en jaeght hem uit Leaotung. 4. 202. fterft. 4, 206 Tiencinwey is een vermaerde zee-lteygex en heeft een fterk kafteel. 1,153 Tienhoangus was de tweede Sineefche Over-

fte. rt a. IJE ‘Thee, haer gedaente en kracht. a. T heedrank.

r. Throon des Tarrerfchen Keizers in Peking is bezet ter wederzyde met 112. mannen.r,173a de Turang en andere Grooten doen daer voor eerbiedigheit. r.174 Tygersdietam zijn. a. 192. haer aert. a. 154 Tytels van verfcheide Sineefche boeken. a. 69 Tooncelfpelen worden by de Sinezenin groote

waerde gehouden. a, 3E Tonquam. 1.145 Tonnau.r, 147. het volk is daer zeer onge- bonden. r. 148

Toorens in Sina hoe meenigerlei.4.g2,toorn te

Lincing. r. 139 Trajanus, keizer , was zeer begeerigh tor ref-

zen. "2 Triumfboogen in Kanton. 1.42 Triumfboogen in Sina zijn pragtig geftigt.4-93 Trouwen der Sinezen ‚op wat wijs in Sina dat

gefchiet. a. 49 Tuncham, hare gelegeùtheit en geftalte. r. 136 Tungling hare Gelegen eis r.98

Annungan is deerlijk verwoeft. hare gele= gentheit en geftalre. r78 Vaplieuswort keizer: 190.fterft. 199 Varkens worden in Sina met groote naerftig- heit gemeft. 4. 150

Verman fterft. r.1 Vliegende viffen , hare geftalte. «. 203. lijden groote vervolging. 204 Vogelen zijmin Sina meenigerlei. a. 156 Vifichen zijnin Sina meenigerlei. 4157 Vruchten zijn in Sina meenigerlei, 4.144

Vruchten Venku. Linkto. Sucu. a, 145. Lichi. 4.146. Lungyen. Muiginlí. Jaka. a. 146. is twederlei. a. 147. Durionen. «. 147. Ananas. a. 148. Mufa. a.A4G

Vlottend dorp. 7.125. hoedanigh de luiden zich daer op onthouden. r. 126

Vijf paerts-hoofden. r. 66

Uecienjeen hare gelegentheit.r,89. is zeernee= tinghrijk en heeft den ftapel van porcelein.

r. go

Uitvaerten der dooden, op wat wijze de Sine zen die houden, «51

Upun ; een kafteel, r.9g

Ufangueus wort van zijnen vader Us verzogts om den roover Licungrus toete vallen, dat hy afflaet. 4. 222. verzoekt aen den Tarter om byftant, om Licungrus uit Sina te verdrij= ven. 4.223. zoektde Tarters weer uit Sina te krijgen, dat zy liftelik den Sinezen afflaen,

4, 226 Uuching.

BLAD T:W Y ZE RS

Uuching. Wurwijzers der Sinezen.

W.

1. 141 4. 31

Agenaet wort met twee gelade jachten na Kanton gezonden.r. 25. wort nau bewaâert in zijn fchip voor Kan-

ton.r. 26. vertreckt vruchteloos van Kanton na Batavie. 1.27 Walvifch , haer geftalte en teelt. 4. 159: hoe Zy

gevangen worden. a. 160 Wâterduivel. r. 94 Waterleidingen in Sina,en haer gerijf. 4.94 Watervallen. 4.104

Weermaker en zijn vreemde potfen. 4. 36 Werelt wort eenai van de Sinezen genoemt. 4.78. wat de Sinezen van den ondergang, der

‘werelt gevoelen. 4.79 Wintmolens. r. 118 Wintflang. 1.173 Wolken beduiden aen de kuftAinan regen.r.203 Wonderlijke bergen. a. 165

Woorden der Sinezen beftaen alle uiteen eeni- ge lettergreep 4.13. hebben een dubbelzinni-

ge klanck. die door middel van verfcheide __tdonen wort weghgenoomen, _ 4.16 Wortels in Sina zijn meenigerlei. 117

Wortel Ginfing. 117. Rhabarber. wortel Sina, 4.118. haer kracht en gebruik. 4.119. Gember. wijze van pooten. hare kracht. a.r21

X.

Anga,de twede (tam der Sineefche Keize-

ren. 4. 180

Kanfi is hettweede Lantfchap. van Sina, “hare Grenspalen r-10. is zeer droogh. levert veel muskeljaer en gout uit. r.12-_ geral der Steden in Xanfi.r. 12. geral des volks. hare jaerlixe fcharting aen se Simeefchen Kei- zer. r. 13 Xantung hare Grenspatensvruchtbaerheyt,aert des volks,geral der fteden in Xantung. 1.128. getal des volks,jaerlixe fchatting aen den kei- zer. r. 129 Xanxui. 1.56

Kaohaus wat hy in zijn regering uitgerechr

eneen ee nn neden

_ heeft, 175 Xaocheu is neeringrijk. r. 65 Xenfiisher derde Lantfchap van Sina» haete grenspalen.r. 1x. geral des volks en fteden. r.12. wort van deroversgeplaeght. 4.213 Xunusheeft verfcheide nuttige Wetten by de Sinezen ingevoert. 4. 179

DE

Ancheusharegelegentheyt; aldaer is grod= te zoute handel , en fchoon vrouw-volks heeft een tolhuis, r. 115. hare voorftadr.

r. 116

_Yaus;zijn bedrijf. 4.176.draeght zijn rijk over.

4.197. reden van Jausaen Xunus. 4,178 Yeuswasde derde Sineefche overfte, zijne re-

gering. 4.172 Yvus, deerftegrontlegger van den ftam Hiaa. 4. 179

Yvenus laet zich van den Tarter omkoopen. a. 208. wort doorlift gevangen en om’ leven gebraghr. a. 209

Z.

Egeboogen în Sina worden praghtigh ge- ighr. 4. Zedekunde wort voornamelijk by de ed nezen geleert. a. 19 Zegels worden by de Sinezen zeer veel ges bruikt. 4. 32. ieder Sineefche Magiftraer ge- bruikt een byzonder zegel. a. Zonnewajers beftaen uit verfcheideftoffe. 4, 33

Zoukoe hoe diegevangen wort. 4150 Zuiker-riet hoe dar gepoor wort. 4. 129 Zutadze gezant, zijne kledin r. 170

Zungchinius de Sineefche Keizer zent Y venus aen den Tarters om vrede. 4. 208. doet Guet en zijne aenhangers om *% leven brengen. 4.217. wil uit Peking vluchten. a. 218. door- fteekt zijne dochter, en verhangt zich zel= ven. 4. 220. zijne twee klene zoontjes wor= den onthalft. 4. 22r

Zungteus wort Tarter fche Keizer gemaekt.zijn aert en begaeftheden. 4. 210

Zywevers woonen in groote meenighre in het Lancíchap Nanking. r. 96

AENWYSING;:

Voor de Boekebinders ‚waar na zich de-

zelve „in het inbinden der groote Platen ,te Jchikken hebben.

In de Reis-Befchrijving of cerfte deel.

Nhing. op pag. 98 | Nanchang , of Kiangfs. 86 Banket, 45 | Nangan. | 73 Batavia. 28 Nanking. 101 Kanton. 40 | Makou. | 34 Kanton in platte gront. 42 | Peking. 459 Kuching. 144 | Porcelerne toorn. 109 Hoaigan, 120 | Baalinni, zo} °° _Hukeu. 92 | Single, Ist Jamcefn. 114 | Tincinwey. 153 Kajutfiu. 118. Tonglien. | 97 Kancheu. 75 \ Tuncham. 136 Keizers hof vanbinnen. 173 | Tongling. 98 's Keizers hof in plattegront. 176 | Xantfus. 135 Kinnungam. 82 | Xaocheu of Sucheu, 65 Khreren 69 | Ufú. , 100, ankang. 91 | Vannungam. 78

In d'Algemeene Befchrij ving of tweede deel.

Pagode van binnen. _88 Mufa. 148 Krijghs-ordre in het marferen. 188

Druk-fauten en misflagen te verbeteren , die , by afwefen des | Autheurs, zijn ingefloopen.

In de Reis-Beföhrijving.

Pag.3-tol.r. fEB-re-lees,Stad Batavia.p.21.€.2.r.26.lees,Formofa voor Japon. p.37. c.1. r.4. lees in het logement der Gezanten: c.2.r. 48. lees, Heytamon, p.ss.e.z.r. 7, lees, arm dorpje Koefimen, p‚.695. crt. 55. lees, teil. p:97.c. 1 r.s.lees,teil. p roo €.2,r. 7. achter verzonden worden ; voege by,ik heb hele winkels aan beide zijden tor boven toc vol geftapelt gezien. Pp: 104. C.1.r. 36, lees, grauwe pannen, p, 109. C. 1, £. 14, achter toppunt, voegh by: waer ender een vergult beelt ftaar. E 113.C. 3. x.19.lees, Kingang. p.13c.C. 2.1, lees, Xantung. P: 133,6: 1.1. 29,lees, Teil. p.143.C. 1. r.21. in plaats van, die tufichen d'eilanden Korea en dns gelegen is, lees, die tuffchen Koreaen Sinagelegenis. p.156.c.r.r. s. lees, Wefi-zijde, p.172. C. tt. 2. lees vijf duizent. E: 173. C.2.r. 23. lees, flonden zes fneeu witte paerden. p-187.C.2.r, 44-lees,gaan, p.199: &z.r 35. lees, en dat Don Johan. « p‚ zo7.€.2.r,21-Na Koningen , lees, Wijders het porcelein,

In d' Algemeene Befthrijving.

Pag. ar.col.2.reg.4. lees, koudedrank. p.4r.c.r.r.r9. in plaats vandeze woorden, hoewel in hunne bekers en kroezen niet meer wijns magh dan in een dop van cen groote noot, lees, hoewel hunne kroezen niet zeer groot zijt, Pp. 44 CG 1.r. TS. lees, een vierde gedeelte zoete melk. p.sg.c.z.r. 138.lees, in maniere van Kanonfen, p: 30.c.2,0 21 lees, Schilder huisje, „87. 1.t 13.lees,endoorgaansvergult. p‚133.c.2.r 32,lees, niet onaangenaam, 134% €. zon. 4. lees, en endelijk zwart. p.15e,C.2.r. 46, achter aantaften; Tees, en geen ander gedierte,

'

- En d ' - 4 , - : Mi - be f al a À ° 8 t- 3 Ì

ane w TT ee ge ee

n A se ee nd - _ - EN _ ke - EDES ee a pn rp zn EA - nn ng he er

. . : pi

Enk

x

ed _ - - = ns ree, 4e —_ ie See = BL. mee EE am = 6 > =f ps

4E.

RE an

DESSE ar

EEE RER TE 2 za Re en. EET. DE RD AAE Ee eren ENT x ie ú et Ben is pet Sz f D har hed ln dndiek dn kn

Pl dins hd de en =

Nn 4 EN Pe

iid G fide De eef pete

ad 5

z

ee

- = ne ee ee en ee man ha