D E EUROPISCHE INSECTEN D E EUROPISCHE INSECTEN, Naauwkeurig onderzogt, na 't leven gefchildert, en in print gebragt door MARIA SIBIL LA MERIAN: Met een korte Befchryving, waar in door haar gchandek word van der Rupfen begin, Voedzel en wonderbare Verandering, EN OOK VERTOONT WORD De Oorfpronk , Spys en Geftalt-verwiileling , de Tyd , Plaats en Eigenfchappen der Rupzen, Uiltjes, Vliegen en andere d'iergelyke bloedeloofe Beesjes. HIER IS NOG BYGEVOEGT Een naauwkeurige Befchryving van de Planten, in dit Werk voorkomende; en dé Uitlegging van agtien nieuwe Plaaten, door dezelve MARIA S1BILLA MERIAN geteekent, en die men na haar dood gevonden heeft. In 't Frans befebreeven door J. M ARRET, Medicina Dottor, En door een voornaam Liefhebber in 't Nederduits vertaalt. Tot tA M ST E R DAM, By J. F. BERN A R D , M D CC XXX. EUROPISCHE INSECTEN? Handelende van der RUPSEN begin, voed zei en won- derbaare verandering. MoerbefTert. Morm cum fruiïü. Eze Figuur verbeeld een Lauwerkrans van MoerbeiTenranken met Bladeren; Bloeizel enVrugten, welkers bladeren het regte voedzel is der Zydewormen. Deze Wormen komen voort uit eiertjes die by de Liefhebbers den geheelen Winter over zorgvuldig bewaart worden , ze worden in 5 t voorjaar door de warmte der Zon uitgebioeit , als dan geeft men hun de MoerbelTenbladeren tot haar fpys, wel zorg dragende dat de bladeren geen vogtigheit op zig heb- ben, want dit is hun doodelyk. Wanneer deze Wormtjes ontrent agt of tien dagen out zyn , dan word haar koleur uit den donker graauwen, 't welk een voorteken is dacze in korten tyd vervellen zullen, dit gebeurt tot drie of vier maaien: haar koleur is byna geheel wit, maar als zy tot haar volkomen wasdom gekomen zyn, als dan worden zy klaar en eenigzins doorzigtig of tranfporant, geduurig heen cn weêr waggelende met haar hooft, cn beginnen uit haar mond de zyde te fpinnen , de Liefhebbers dan deeze voorteekenen ziende , zetten ze ordi- nair in een peperhuisje, daar in fpinnen zy zig zelf in een Ovaal van vorm als een ei , als die ge- fpin wit is zo zyn de Wormspootjes ook wit geweell, zo ook als 't geel bevonden wort zynde voe- ten ook geel geweeft, dit volbragt zynde dan veranderd de Worm in een Popje, in deze geftal- te blyft hy een en twintig dagen, dan komt daar een witagtig Uiirjen uit, 't welk dit vel door- knaagt en van zig ftroöpt, laatende een bruin vogt van zig, zy beftaan uit tweederlei fese, het Manneke is dunder van lyf als het Wyfje, gepaart hebbende , leggen zy haar eiertjes vaft op een papier daar zy tot dien einde op gezet zyn, aldus leven zy negen of tien dagen zonder eeten of drinken en fterven. De eiertjes zyn eerft geel van koleur, in groote gelyk de gierft , in weinig tyd worden zy graauw, en worden dan bewaard tot in 't voorjaar gelyk boven gezegt is. Daar zyn twecdcrlcy foorten van deze boom, waar van dat dc eene witte en d'anderc Iwarte Moerbeziën voortbrengt, de- welke Cafparus Bauh inus , Meras fruBu aüo , cn .1 gras fruüunigra noemt. Haar blad is byna rond , en een weynig ruuw of hard ïn 'r. aanraken, zynde rondom gekarteld. Haar bloeilel is za- men gefield uyt vier blaadjes, nyt het midden van dewelke voortkomen cenigc vezeltjes. Haar Vrugten worden voortgc- bragt op plaatlcn die afgelcheyden zyn door knobbeltjes; zy zyn te zamen gefield uyc een langagtig draadje, aa'p dewelke van alle kanten korreltjes groeven, gelykendc na verf^heyde kleine kluwentjes aan malkanjcren tc zamen gevoegt , brengen- de ydcr in't by ronder voort een bezie' vol zap, in zig bevattende een gedraayd pypje, 't welk omringd is met vier blaadjes; ver- fcheyde van deze kluwentjes Hellen te urnen de Vrugt , die in 7.ig bevat ecnigc byna ronde zaadjes. Het gehcele onderfcheid, dat 'er tuffchen deze twee boomen befpeurd word, is dc koleur en dc groote van de Vrugc der witte Moei bezien, als zynde veel kleinder als dc fwarte Moerbeziën. Dc bladen van dc witte Moerbeziën boom zyn beter voor de Zy wormen, als die; van dc fwarte Moerbezien-boom; dewyl dat de zyde daar van veel fyndcr is. A z EUROPISCHE INSECTEN. I l. Purpere Tulp. Tulipa Purpurea. DEze Tulp, ook wel genaamt Marbre Jafpis, is het voedzel van de daar op zittende Rups tot in 't laatft van May, als dan veranderd zy in een bruine Pop , na verloop van vyftien dagen komt daar een Uiltjcn uit, zynde de bovenfte vleugels roodagtig, en de ondeffte met Jiet- lyf graauw. Onder aan de Meel zit een Worm de welke de kleine dierkens , die men Luizen noemt, tot haar fpys gebruikt, in 'tlaatfr. van May verandert deze in een blaas, na veertien dagen komt daar een Vlieg uit, zynde geel en fwart geftreept, en de oogen root. Cafparus Bauhinusen verfcheidc anderehebbcndezeverfchelde foorren van Tulpen willen ondcrfcheidcn wegens deTyden van liet Jaar, als zy bloeyen. Maar ik geloovc dat het beter zoude zyn dat men deze op dezelve wyze onderlchcide even als men d'AncmiafTen doed door de fes voorname kokuren , dewelke ?.yn roode, gcele, groene, btaauwe, purpere cn witte. Hier 11 .at aan tc merken dat dcallcrbequaamlte Schilder zig verlegen vind, als hy genoodzaakt is de groote verfcheidenthcid der kolcuren van de verfchil lende Tulpen op het natuurlykfte te vercoonen. Het blad van deze Plant is redelyk breed, omrin- gendede fteel, gaande vaasgcwyze aan de kant op. De Blom heeft fes blaaderen vaasgewys formerende dikwils de buyk brceder als de opening. Deze Blom begrypt in zig een Zaad- ncsje, het welk een langwerpige en driehoekige Vrugt word, vol van plat zaad en bolrond : haar wortel is een bol tc zamen geftelt uyi verfcheidc vliezen die in malkander fchicten, aan de benedenkant voorzien met vezelen. I I t. Blaauvve Seringa. Syringa Gzrulc*. DIergelyke groene Rupfen , gelyk onder op een blad zit , heb ik op deze Boom gevonden en met die bladeren gevoed tot den twaalfde May ,doe maakte zy een wit gefpin en veranderde in een bruine Pop, in 't laatft van May kwam daar een ligt bruin Uiltje uit, gelyk boven op de Blom verheelt is. Deze op de Blom zittende groene Rups veranderde den tweede May in een bruine Pop, en den feven en twintigften Oitober kwam daar een bruin en wit gefpikkeld Uiltjen uit, gelyk bovenop de Blom verbeeld is. Deze Plant is dezelve dewelke Mathhlm, Rai , Taurnefori^ Dodunaustn Boerhaavtn LÜac , dat is: Seringa, genoemt heb- ben. De Blom is een pypje aan de bovenkant vaasgewys uyt- geltrekt en de mreite tyd in vier deelen gekartelt, cn ze is gefchikt als een lange tros, zynde de kolcur in 'c gemeen blaauw, fomtyds wit of asgraauwi en als verzilvert} nadatde blocizcm afgevallen is, komt daar uyt voort een langwerpige Vrugt, gelykende na een tong, dewelke zig verdeelt in twee holligheden, die in zig bevatten ecnige kleine platte zaatjes, gelyk als gevleugelde. EUROPISCHE INSECTEN. 3 I V. Krieken Bloeizel. Cerafus nigra dulcis Horens. "P\Eze zoort van Wormen by deLandluiden genaamt Koornworm, om dat hy de wortelen van het Koorn afeet , het lyf is witagtig en naakt gelyk de Kaas-Maaden, het hooft is Ooker- veel , ik heb dezelve in October in de Aarde gevonden nog klein zynde en bewaart tot het ander Jaar, in April doe was hy zo groot gelyk hier onder verheelt is, zyn verandering brengt een Tor voort die men Moolenaars noemt, zyn geftalte is boven op een blad vertoont, zy eeten de jonge ipruiten der Vrugtboomen, daarom heb ik ze op deze Boom geplaatft. Deze Boom is foo bekent en foo wel door al de Krytkcndcrs befchreven , dat ik niet onderftaan zal daar van een nader be* fchryvingc te doen. V. Hyacinth. Hyacinthus Orientalis. DEze ruige fwarte Rups, gelyk onder verbeeld is, eet veerderlei Bloemen en Kruiden, zy zyn zeer vaardig in 't loopen , als men ze aanraakt dan rollen zy zig in malkander gelyk een klootje en blyven een tyd lang zo leggen, haar volkoomen wasdom hebbende maaken ze een ge- fpin, en veranderen in een fwarte Pop , na veertien dagen komt daar een Uiltjen uit gelyk op de Blom zit ; haar bovenlte vleugels zyn bruin en wit, en de onderfte bleekroot en (wart geplekt, zy leggen graauwgroene eiertjes. Ik heb zulk een Rupsje gehad, gelyk op een Blomtje zit, die maakte zig vair aan een hout, en wierd hart en kort, gelyk boven de groote Rups te zien is, na tien dagen kwam daar een fwarte Vlieg uit, daar komen ook wel Vliegen uit die haar agterlyf geel is, gelyk hier mede twee derzei- ver verheelt zyn. De Blom van deze Plant is twecilagti'g, ofMan-Wyf of zonder kelkje (Monopeiale) geformeert aan een langwerpige pyp, die zig vaasgewys na boven uytftrekc, en zig verdeelt als in fes gefnede deeltjes : de koleur is in 't gemeen blaauw, fomtyts wit, fomtyts lyf koleur , fomtyts nabykomende het purper. HaarVrugtïs byna rond, opgeheven aan de drie hoe- ken en verdeeld in drie holletjes of kamertjes, vervult met eenige byna ronde en platte zaden. Haar ftam is rond, glad, van een groene koleur, wat bleeker na beneden, en uyt den bruyngroenen na boven : hare bladen zyn lang en fmal. A 2 4 EUROPISCHE INSECTEN. V I- Boterbloem. Kanunculus dulcis. ZUlke zoort van Ruplèn heb ik op deze Bloemen gevonden, en daar mede den gcheelen. Maant van April gevoet , zy zyn boven op den rug Oranjenkoleur , en van onderen ligt geei, vorders zyn ze lwart en een weinig hairig, als men ze aanraakt dan rollen zy zig in mal- kander en blyven zeer lang leggen, in Maymaaken ze een gelpin en veranderen in een bruine Pop, gelyk aan een blad hangende, verbeelt is, na veertien dagen komt daar een fchoon Uiltjen uit, welkers hooft, lyf, en boven fte vleugels fwavelgeel, en lwart geplekt, en de onderfte vleugels lwart, en root gevlakt zyn: deze Uiltjes zitten over dag ftil by malkander, des avonts beginnen zy te vliegen , des morgens zoeken zy weêr een donkere plaats om te ruften , na eenige dagen leg- gen ze geele eiertjes en llerven. Deze is dezelve Plant als de Rjnttneuhts PraUnfu van Cafpa- rus Biuhinus : men bevind dezelve ook befchreven ïn de Hortus Eyftacnfit , onder de naam na Jl im>icti/ui y OLr.ictus ,ereftui ,fiore fimplhï. Deze Plant groeit van zig zelfs in de VVeydcn fondcr aaiiquxcktngc, haar blad is diep gekande in verlchude gedcel- tens, zy is van een fchoone groene knleur. Uit het midden van haar komen eenige kleine Hammetjes , dewelke aan haar topcinden voortbrengen eenige bloempjes geichikt als Roosjes met verlcheide blaadjes van een geele koleur. Daar uit volgen eenige ronde Vrugtcn, dewelke in zig bevatten eenig zaad. v I i. Pruimenblocizcl. ^Prunus forens. DEze groene Rupfen met fwarte flippen en een fwart hooft heb ik in 't begin van May op deze Boom gevonden , als men ze aanraakt dan laaten zy zig aan een draatje uit haar mont ne- derzakken , waar aan zy zig ook weêr na boven weten te begeven , zy zitten de meeftc tyd in een blad dat ze tocgerolt hebben, wanneer ze daar uit gaan en haar genoegen gegeten hebben , dan lopen zy met groote fpoet weêr ïn haar blad , waar in zy ook een gelpin maken , en in een Pop- je veranderen , ik heb bevonden dat daar Uiltjes uit kwamen, welker voorlyf ligt bruin, en het agterfte gedeelte en bovenfte vleugels wit zyn. Onder leit een ligt geele Maade die ik in de drek der Wormen gevonden heb, welke in drie da- gen veranderde ineen bruin Tonnetje , na veertien dagen kwam daar zulk een Vlieg uit , als on- der vertoont wort. Aan het bovenfte van een groen blad vertoont zig een groen Rupsje, als men ze ftoort dan laat ze zig aan een draatje neer, en begeeft zig daar aan ook weêr na boven, ik heb ze met deze bla- deren gevoet tot den twaalfde Juni, doe veranderde ze zig in een geele Pop, den fes en twintigfte Juli quam daar zulk een fwarte Vlieg uit, gelyk mede op een blad verbeelt wort. De bilden van deze Boom zyn langwerpig rond, aan haar ve!, waarvan het vleesagtige gedeelte zagr is, in 't midden van kanten Ugjes gekarteld. Zyn bloeifèl is gefchikr na dewyzevan her welk een langwerpige Heen is, plar, Ipitsaan b yde de zy- een lioos niet vyf bladen, hebbende dertig of meer vezelen. den, dewelke in zig beiluit een klem Amandeltje. Deze Vrugc Het Zaadnesje, dat op de grond van her kelkje is , word een is valt aan een redelykc lange llaarr. ronde of langwerpige Vrugt, bedekt door een glad cn effen EUROPISCHE INSECTEN. 5 VIII. Paardebloem. Taraxacon. OP deze wilde Bloem vint men in April een Rups, bruin van lyf; ze heeft aan 't hooft gelyk twee hoorntjes van fwart hair, en op de rug nog vyf diergelyke overentftaande bos- jes, en is vorders over 't lyf met geel hair bezet, zy maken in 't begin van May van haar eigen hak eenOvaal gefpin, en veranderen in een bruine Pop met geel hair bezet, gtlyk onder vt-rtoont wort, in 't laadt van May kwam daar een graauw Uiltjen uit, gelyk boven op een blad verheelt is. Deze Plant dewelke men ook noemt Dens Leonis^ HeJypnoh, jtphaeacn Corona, of Caput Monachï, dcwyl na het afvallen van de bloemen, hy dan verfcfiynt als met een kaal hooft, bren- gendevan zyn wortel voort eenige lange bladeren, middelmatig breed, nederbuygende tot op de grond, zynde aan d'eenc en d'andtfc zydc diep ingekartelt, op het einde fpits gelyk als een pylj tufTchen haar verheffen zig eenige ronde, holle, teedere ilaarten zonder takken, roodagugh, vervuld met melk gtig Zap, dragende ydcr op zyn top een fchoone ronde biocm an een geelc koleur ; als deze bloem vergaan is, zoo volgt daarop een ibort van een hoofd völ van Zaad. t X. Dubbeld Moereliebloeizel. Cerafk acida, rttlra 3 flore pleno. 'pJEze Rups vint men op alderlei Vrugtboomen , dog bezonder op dc Karflc en Moerellebco- men, wanneer ze veranderen willen dan fpinnen ze een Ovaal, : t welk als zilver glanzig is, en wat bordig gelyk Parkement, daar in verwiffelen ze haar gedaante in een bruine Pop, gelyk op twee verfcheide bladeren verheelt is, na veertien dagen komt daar zulk een graauwkoleurig Uil- tjen uit , gelyk boven op dit takje vliegende vertoont wort. Deze Boom is dtzelve als de Ctrafus fl gegroeie op de wyfe als een bekke, waar van hec agtcrdecl verandert word in een ronde en roode kern, blinkend, fagt, volvaneen iuur Tap, en breed twee diametrale ilreepen, hebbende in zig vcrichcide korreltjes die dc gedaante hebben van een niertje. X V. Boterbloemen. Ranuncnius pratenfis. ZUlke bonte Rupfen heb ik met deze groente gevoet tot in de Maand Juni, doe veranderde ze in een fwarte Pop , waar uit een fchoone Kapelle kwam , welkers bovenfte vleugels ligtgeel met fwarte ftippels, en de onderfte vleugels Oranjenkoleur met fwarte ftreepjes verzieit waren. Cafparuj Bauhinus nnemt deze Plant Rinunculus Praten/is, ercttus-, atrii) en Joh.inncs Bauhinus Rinuntulus ireltai nonrepens ft.re fimplia luleo, en Lobcl Ranunculus Ptattnfis fuireSïs caali- culis. Tot deze foort moet men niet overbrengen dc Ranuncu- tui Sylvifiris van Tabcrncmomanus , gelyk dc Biuhini gedaan hebber. Die van Taberncmontanus is delelvc als de Ranuncu- lus polyanthemos van Lobcl , waar van dc Wyfjcs veel fynder gckartcltzyn, en die van de Rtummwiui Hwtvtfis trtBits fitrt pieno niet verfchib van Cafparus Bauhinus, als door deze bloe- men die cnktld zyn: over fulks heeft dc Heer Rai Z'g daar in bedrogen gevonden, zeggende (Jat dc dubbelde was cene ver- andering vsn Je Rimmuius Pratcnfis, trtüas^ acris van Cafpa- rus Bauhinus, dewelke met reden daar van de Polyantbmoivzn Lobel onderfchciden heeft. Dc Wyfjes van deze plant zyn in verfcheide deelen zeer diep ingefneden, hare bloemen zyn op verfcheide plaat fen gefchikt als een Roos, in zig bevattende veel vezelen : na dat hare bloemen zyn afgevallen of verwelkt, foo volgen daar op ronde Vrugten of rolswys rond ; Cefalpinus heeft van de Ramnculus foo verwardelyk gefproken , dat het byna onmogelyk is te bepalen onder wat vooreen naam hy van deze gefproken heeft. Cafparus Bauhinus heeft gelooft dat het was onder die van de Ranunculus Ixvi ac mtiii folio, alhoewel deze naam hem weinig voegt. EUROPISCHE INSECTEN. 9 XVI. Kervel. Cerefolium. Dit Kruit is het voedzel var) een groene witte geftreepte gladde Rups, ik heb ze gevoet tot in : t laatfte van May , doe maakte ze een dun gefpin, en veranderde in een Kaftanjebruiné Pop, na veertien dagen kwam daar een bruin Uiltjen uit, gelyk in de figuur verheelt is. Deze moeskruidige Plant groeit bym een voet hoog, en Ie- verd uit van hare wortel veel t eed re en takagtige , gladde , lan- ge, en van buiten geronde Heekjes > maar van onderen hol, na de wyfe van kleinegootjes, zynde bleekgroen : voornamcntlyk na de beneden kam, fomtyds roodagtig na de boven kant, wanneer zy haar zaad fchier.cn, opgevult mee veel Tap: haare bladeren zyn zeer gelykende met die van de Scheerling, maar ze zyn veel kleindcr, dunder en een weinig dieper ingelnedcn, en fagter in het aanraken, van een gemengeld groen, van de bovenkant omzet met zeer fyne hairtjes, fomtyds roodagtig, doordrongen met fap, De fmaak en de reuk van deze bladeren is lieflyk en geurig, hanrc bloemen komen aan de top van de takken te voorfchyn als een Zonnefcherm, wit, klein, famen- geltelt uit vyf ongelyke blaadjes gefchiart als Rofcn j en mee even foo veel vezelen en een kelkje, dewelke, als de bloem is afgevallen , een langwerpige Vrugt Word, vol van twee lang- werpige zaden, dun, fpits en zeer gelykende na de bek van een Vogeltje, van een donker graauwe koleur, waar van d'ee- nc glad en d'andere hard is in het aanraken. Haar wortel is crikcld en (trekt zig uit in de lengte langer als een halve voet , ef- fen, rege en dik na de boven kant, allengkens dunder afloo- pcode als een Rotte (tarrc, tot aan het uitcruc einde, 'c getn byna is als een punt , aan dc buitcnllc bovenkant voorzien met zeer na by elkander (taande- vezeltjes: zy j's wit, teedcr, vlces- ^t'g) en wegens dc fmaak wat fcherpagtig: zy heert van bin- nen CLn fooit van een zenuw, gelykende na een dun touwetje, zeer teedcr en ligt om te brceken. Het groot rtc gedeelte van de Kruid-kendcrs noemen deze plant Cbaropbyllum. x v i i. Wonderbare Rupfen. Vermes mimculojt. DEze twee groote, dog malkander in gedaante en koleur verfchillende Rupfen, heb ik in't Gras gevonden , het welk haar voedzel is; zy veranderen op de ordinaire manier, zig zelf infpinnende verwiffelen ze haare geftalte in een graauwe Pop , waar na uit elk een groote donker Oranjekoleurde Uil te voorfchyn kwam, die malkander byna in alles gelyk waren. C EUROP1SCHE INSECTEN. X V l l h Appelblocizcl. Malus tnellea forens. Dit flag van Rupfen is alle Vrugiboomen Zeer fchadelyk, dog voornamelyk de Appelboom» ze verfpreiden zig des daags over den geheelen Boom, en des nagts komen ze alle by mal- kander in een bondel of" het (pinnewcb was , deze Rups is uit den bruine , heeft op elk Ht op haar rug gelyk blaauwe en roode koraalen , wanneer ze een dun gclpin om zig gemaakt hebben, dan veranderen ze in een bruine Pop, waar uit na veertien dagen een witte bruin geftreepte Uil voort- komt, wanneer die haar eiertjes geleit hebben, dan dekken ze dezelve met een geelagtige dons, dat men de eiertjes niet zien kan , waar door ze des Winters voor de koude wel befchermt zyn. Nog heb ik op de Appelboomen een klein geelagtig Rupsje gevonden, weikin 't Iaatftvan May een gefpin om zig maakte, daar ze in overwinterde, en in 't Voorjaar kwam daar een kleine Vlieg uit, gelyk boven vertoont wort op de groene bladeren. Daar zyn tweederlei foortcn van Appelboomen, d'eencTani- me en d'anderc Wilde: de aangequeil.tc kan onderkhnden worden door groot en klein Üamde. De bladeren van deze Boom zyn langwerpig ofbyna ron.1, d'ccnc Homp end"andcrc (pits, aan lnare zoomen cn weinig jc gekort clt ? van onder e ctn weinig ruigagtig als zy nog jong zyn. Haar Blocifels zyn ge- mccnlyk gefchikt als de Roofen met vyf bladeren, wit, trek- kende na een purpere kolcnr, gehegc aan korte ilcchjcs: na dat haarc bloeilëls zyn afgevallen , zoo volgen daar op vle s- r.jitige Vmgtcn, byna rond, hol , cn diepagug als een navel in de plaats daar het lticltjc aan talt gehegt is, en van voren ook gebold door een andere kleine diepte; daar zyn in het midden van deze vlces.:gu^e Vrugtvyf huisjes, vervuil met langwerpi- ge korreltjes, bedekt met een bruin of roodagtig fchiltje, ver- vult mei een wit pitje. Het ondericheid dat men befpeurttul- fchen de Vrugt van deze Doom , beflaat in de dikte, koleur, cn in de fma.ik. Men ziet 'er ook felfs die de fmaak en koleur van een Peer deehigtig zyn. Dc onderfchcidenchedcn komen voort van de lootjes, die men ent op de Appelboomen. Al de Appelen zyn bedekt met een dun Ichilletjc, fagt in 't aanra- ken, effen cn glinilerende, het vleefch van de meefte is wit, of wat trekkendu na den gcelc, en van eenige rood. X I X. Roode Roozen. Rofa incarnata. BOven op dc Roozcknop zit een kleine groene Rups, die niet alleen de groene bladeren op eeten , maar ze hollen ook de knoppen van binnen uit , zo dat ze de Roozen haar volkomen wasdom beletten, zy veranderen in 't laatft van May in een Okerverve Pop, in Juni komen daar zulke Kapelletjes uit, gelyk op de Roos verheelt is. Onder aan de fteel van de Roos kruipt een kleine bruine Rups , die mede de knoppen uit eet gelyk de andere, ze veranderen in May, in Juni komen daar zulke Kapelletjes uit gelyk ter zyden een vliegende verbeelt is, welkers bovenfte vleugels Okervervig en dc onderfte graauw zyn. Van onderen op een groen blad zit een groene Rups, welkers aart is altyt onder de bladeren ruglïngs te gaan eeten , ik heb ze gevoet tot den tienden Juni , wanneer ze een dun wit gefpin maakte , en in een houtvervige Pop veranderde , den zes en twintigfte dito kwam daar een bruin Uilrjen uit, gelyk op de afgevallen Roos verbeelt is. EUROPISCHE INSECTEN. 11 X X. Hagedoombloeizel. Oxyacantka forens. DEze bontgekoleurde Rupfen vint meri veel op de Hagedoorn, dog ze zyn ook niet vies vari de bladeren der Vrugtbomen, na dat ik ze eenige tyd gevoed had, maakte ze een graauw gefpin, en veranderde in een bruine Pop, die zo levendig was, dat als men ze aanraakte , ze zig rontom rolde, na twaalf dagen kwam daar een wit Uiltjen uit ,. 't lei geele eiertjes en ftierf. Deze vuile Wormen vint men in ftinkende geuten, ze veranderen in Tonnetjes met ftarten, daarom ook wel genaamt Muisjes, ik heb bevonden dat daar na zeventien dagen een trage geelag- tige Vlieg uit komt. Die is het zelve Boompje, 'c welk Cafparus Bauhinus en Pit. Tournefort Mefpilus Apiï folio fyhcflrh fpinofd noemen , cn 't welk Joannes Bauhinus Spmus albus noemt, Dit is een volrakkig Boomp- je, bezet met ftekelagtigeen ftyye doornen, bedekt meteen bruin ïwartagtige of roodagtigc fchorfe. Haare bladeren gelyken na die van de Eppe, van een lymagiige fmaak j haarc BloeifelS wafTen als in een gedrongen by mecnigte of als Ruikertjes, valt gehegt aan witte Beekjes, van een foetc en aangename reuk, een yder van dezelve is als een Roos, te famcngefïcld van vyf kleine blaadjes, cn van roodagtige vezelen. Haar Vrugtenzyn van degrootc van de BefTcn vaneen Myrteboom, rond, rood- agtig, wanneer ze iyp zyn, gelyk als '/-.onnclchermpjes, han- gende van hare (keltjes, een yder van haar hebbende een klei- ne kroon of zonnclcherm van een fwartc koleur. Deze Vrugt is een vlecfch of fagte cn lymagtigc bol, die in zig bevat, twee harde en witte fteentjefj XXI. Queebloeizel. Conne* fios. ZUlke groote Rupfen heb ik op deze Boomen gevonden, ze zytl Okergeel en fwart geftreept met witte (tippelen, dc kop en ftart is Oranjekolcur , wanneer men ze aanraakt zo maaken ze met de kop een groote beweeging, ik heb ze met deze bladeren gevoet , tot dat ze een geel- agtig bordig gefpin maakte, en veranderde in een Pop, na drie weeken kwam daar een Okerver- wige Uil uit die den geheelen dag (Hl zat, als men zc aanraakte dan vloog ze heel onbezuift over- al tegen aan, dezelve leit geele eieren. Dit is een klein Boompje, waar van het hout hard is, krom, witagtig, bedekt met een bafl; een weinig effen en hobbelig, en van buiten afchverwig , en roodagrig van binnen. Haar Bladeren zyn van de groote van den Appelboom , heel , witag- tig, van onder wolagtig; haar bloeifels zyn gefchaart als een Roos met vyf bladeren, gelykendena Hondsroofcn , zyndelyf- verwig van koleur: na dat het bloeifcl is afgevallen komt 'er voort een Vrugt van buiten wolagtig, vlcesagtig, cn wit van binnen, dewelke heeft vyf kamertjes met langwerpige korrel» tjes of zaden, aan het ccne einde fpitfer als aan het andere. c z EUROPISCHE INSECTEN, XXII. Roos. Rofa multiplex , media. ONder op het ftecltje van de Roozenknop zit een klein geel Rupsje, dit veranderde in Juli in een groen en root Popje, na veertien dagen kwam daar zulk een aardig graauw Beesjeuit, gelyk ligt Okerkoleur, cn wit geftrecpt zynde. Diergelyk een Rups lelde zig neêr of ze dood was , na eenige dagen kroopen daar vyf Maadcn uit, die in witte Tonnetjes veranderden, welke Tonnetjes de voorfchreveRups aan malkander ipon, en ftierf, na veertien dagen kwam uit elk Tonnetje een klein Vliegje. Dit is het zelve Boomjijc, het welk Jonnncs Biuhinus cn Ctufiits bloeifcl beftaat uit vcrfchciilc groote bladeren, onderfteunt door Ceniifolta BaiavUa gcDoemt hebben : de takken van dit Boom- een kelk iiïe in 'c vervolg een cyronde Vrugt word, na de wy- pje zyn hard, omzet mee üyve doornen: zyn bladeren zyn ze van een Olyf: zyn baft is wac vleesagtig, zy bevat in zig langwerpig, hard in 'i aanraken, rondom gekarteld: zyn eenige zaden, dewelke ruig en hoekig zyn. XXIII. Krieken. Cerafos major 3 fruttu fubdulci. I "lEze fchoone Rups heeft dwars over den rug gclyk fwarte banden met Paarlen geborduurd^ ik heb ze met deze bladeren gevoet, eens by gebrek van fpys aten ze malkander op, ze fponnen in Juli een Ovaal blinkende als zilver, en veranderden in Popjes, in Augufti kwamen daar fchoone Uiltjes uit, zynde fwart, wit, graauw, oranje- en rooferoot gekoleurt. Op de Kriek vertoont zig een fchoon Zeegroen Rupsje heel gaauw in 't lopen, dit veranderde in 5 t begin van Augufti in een bruin Popje, in J t laatft van deze Maant kwam daar zulk een Ka- pelleke uit, gelyk in de figuur verheelt is. EUROPISCHE INSECTEN', '3 XXIV. Goote B.OOS. Rofa maxima, multiplex. Dit zoort van kleine Ruplen zyn green met fwarte hoofjes,eeten vanbinnen de fteelen en knop- jes ait , op dezelve wyze , gelyk aan het onderfte knopje te zien is , als men ze aanraakt , dan laten ze zig aan een draat neer, en aan de zelfde draat werken ze zig ook weer na boven, in 't laatft van May veranderen ze in bruine Popjes, na veertien dagen komen daar zulke als goutblin- kende Kapelletjes uit, die zeer vaardig zyn in t' vliegen, en geftoort zynde, zig heel aardig onder de bladeren weten te verbergen. XXV. Grootc Kruisbcffcn. VrttBus GrojSularh, fpmofè. AAn een blad vertoont zig een groene Rups die byna over ent (laat, als men ze aanraakt dad flingeren ze met het bovenlyf heen en weer, ze houden zig met de agterfte pootenzo vaft , dat men ze naauwlyks zonder te beichadigen los kan trekken , ik heb ze gevoet tot in 't laatft van May, doe veranderde ze in bruine Poppen , na veertien dagen kwamen daar witte, bruine, ge- plekte Kapellen uit, gelyk onder op de figuur vérbeelt word. Op een Bes zit een Kupsjc, 't welk in 't midden groen, en het voor en agtcrlyf geel en fwart geftippelt is , ze zyn deze Vrugt zeer Ichadelyk, ze vervellen tot verfcheide maaien, en worden elke reis fchoonder, in 't laatft van May veranderen ze in Popjes, na drie weken komen daar geelë Vliegen uit, gelyk mede op deze zyde verheelt word. *4 EUROPISCH-E INSECTEN. XXVI. Groote Brandenetclen. Vntica urens , major. E ze groente is het voedzel van een zoort fwarte Rupfèn , ik heb daar van eenige in een doos JlJ bewaart, die zig den veertienden Juni alle boven aan het dekzel vaft gemaakt hadden en ver- andert waren in bleekgeele Poppen , myne nieuwsgierigheid dreef my om een daar van tc openen , die ik aldus bevont, gelyk onder aan een blad afhangende verheelt is, den agtentwintigften dito kwamen daar Kapellen uit, welkers buitenfte zyde bruin, en de binnenfte donker oranje , met fwart en purper zeer fchoon gekoleurt is. Uit een derzei ver Popjes, die wel de grootfte was, kwam een fwarte (tinkende Vlieg uit, gelyk boven de Pop op een blad zittende verheelt is. Ik heb ook in den drek van deze Ruplen, Maadcn gevonden , die veranderden in fwarte Tonne- tjes, na twaalf dagen kwamen daar zulke Vliegen uit, gelyk onder vertoont word Deze Plant , die dczeh'e is , als de Unica urens maxima van Cafparus Bauhinus cn van Pit. Tournefort , doet uitfpruiten ccriige takagtige, ronde, vierkantige cn holle deeltjes, bezet met een flekclig hair, bekleed mee tegen elkander ovcrgcfteldc bladeren, brecde, driehoekige, fpicfe, gekarteld aan hare kan- ten, voorzien met een flekdagüg cn brandend liair, gchegt a:!ii hare lleeltjes. Hare bloempjes komen voort uit het boven- ilc van de ftammeo; cn eenige takjes uit de holligheden vandc bladeren, tynde vier aan vier kruiswys gefchikt aan yder paar bladeren: yder heeft verfchcidc vczclrjes,onderlleund dooreen kelk met vier bladeren: op deze Bloemen volgen ronde Vrug- ten , die als hair te zamen gcllcld van verfchide kapjes of doos- jes die zig openen in twee decltn, en in zig bevatten een cy- rond en puntngtig zaad. De HecrBoerhaaven ftclt dat 'cr zyn mannelykc, vrouwelykc cn man-wyvigc Brandenctels. XXVII, Roodc Willige Salix acuto folio, /"\P het lange afhangende blad vertoont zig eenBeesje, zyndc geheel met fwarte flipjes. Den \^Jr veertienden Juni maakte het zig aan een blad vaft en veranderde in een Popje, na vyftien dagen kwam daar zulk een Tor uit , gelyk boven op een blad zit , die haar zaat weer op deze bla- deren leggen, waar uit dan gevolgclyk weer jonge Beesjes uitkomen. Op het onderfte blad vertoont zig een bruin Rupsje. Ik heb ze met deze bladeren gevoed; den, zesden Juny maakte ze een gefpin, en bleef daar in tot des anderen Jaars in May, doe kwam daar zulk een Vliegje uit, gelyk onder verheelt is. Deze Boom doet uitfpruiten dunne takjes, overtrokken met een roode of donker purpcre koleur. Hare bladeren zyn fraai , lang, en aan hare kanten gekorven, zonder hair, van onderen een weinig wit. Hare groene fchiltjes zyn als lange Koorn- aaren, te iamen gefield uit eenige bladeren, uit welkers grond voortkomen ccnigc vezelen. De Vrugtcn beginnen voort te komen als Koorn-aarcn , overladen mee eyertjes, die daar na worden als kleine vlcesagtige, langwerpige doosjes, in zig be- vattende zeer dunne zaadjes. Dodoneus en Johanncs Bauhinus hebben gemeent, dat de Bloeizels van deze Boom als hairagti- ge korreltjes wierden j maar Cefalpinus heeft zeer wel aange- merkt, dat de Wilgeboom , die bloeizels voortbrengt;, geen Zaad uitlevert, cn dewelke Zaaden doen voortkomen, niet en bloeyen. EUROPISCHE INSECTEN. XXVIII. Gevlamde Roos. R fa verficihf. DEze op de Roos zittende Kaftanje-bruine Rups kruipt op haar buik, om dat ze maar voor drie pooten heeft, ik heb ze met deze Roozen gevoed rot in 't laatft van Juni , doe wond ze zig in een Roozenblad, en veranderde in een bruine Pop, gelyk op de Roos te zien is , na veertien dagen kwam daar een fwart en wit gevlakt Kapelletje uit, mede op de Roos zittende verbeelt. Aan de fteel zit een groen Rupsje , die heb ik ook met Roozenbladeren gevoed. In 't begin van Juli veranderde het in een Popje, na veertien dagen kwam daar een Okergeel Kapelletje uit, gelyk onder vertoont word. Diergelyk een Rups leide zig neêr of ze dood was, uit welke een witte Maade kroop, die na een korten tyd veranderde in een Tonnetje, na veertien dagen kwam daar zulk een Vlieg uit, gelyk op het middeUre blad verbeeld ftaat. XXIX. Witte Aalbeiïen. Grofularia hertenfis. EEn fchoone wit en fwarrgevlakte Rups geneert zig op deze Boompjes, wanneer dezeRups voort wil dan zet ze haar agrerlyf by het voorfte, maakr met haar lyf een hóoge bogt, en gaat zo haar gang. Ik heb ze met dit groen gevoed tot den dertienden Juli, doe veranderde ze in een ligr bruine Pop, in 't Iaatft van deze Maand kwam daar een fchoon wit, geel en fwartgevlakt Ka- pelletje uit , 't welk zeer rat in 't vliegen was. D ï ló E U R O P I S C II E INSECTEN. XXX. Palmwillige. Salix caprea^ latifoüa. DEze fchoone Rups heb ik met deze bladeren gevoed, den agtften Juni veranderde ze in een fwaree Pop met witte plekken en met wit hair bezet, na veertien dagen kwam daar uic een wit Uiltjen , zo glanzig als Paarlemoer , en leide witte eiertjes. De onderfte witte Worm heb ik in de Aarde gevonden, en in een doos met Aarde bewaart, en met verfcheide wortels gevoed tot in May: grooter geworden zynde, doewierd hyop de rug bruin gevlakt, ten laatften veranderde hy in een Oorworm. Daar zyn twee afbeeldzcls van deze Plant in de Befchvyving Biuhintis ze brengt onder een foort van een SnlixfeÜo ex rotun. van de Planten van Lion. De Salix aquaika Lobel. Icbynt ver- Mate acuminato. Men moeit dtzc dan ten minfteonderfebeiden Ichillcnde van die gene die men hier ziet , maar de bladeren als iets dat daar van veel verfcheelt. daar van zyn zoo lang, dat het te verwonderen is dat Cafnarus XXXI. Kleine Kruisbeffen. Grojïularia alba -vulgaris. Dit foort van Rupfen geneert zig op alderlei Vrugtbomen, dog voornamelyk op de Kruisbef- fen ; het lyf is graauw , langs de rug loopt een fwarte (heep , ze zyn heel ruig van hair , het hooft is geel, agter het hooft hebben ze aan elke zyde vyf blaauwe, en langs het lyf roode ko- raaltjes. Zy veranderen in Augufti in ligtbruine Popjes, die, als men ze aanraakt, zig omwen, telen. In September komen daar zulke Uilen uit, die wit, geel en fwart geftreept zyn. EUROPISCHE INSECTEN. 17 ~ xxxii. Gemeen Gras. Gramen pratenfe , vulgare. DEze graauweRups heb ik met Gras gevoed tot in Juli, doe maakte ze een graauw gefpin en veranderde in een graauwe Pop. In Auguiti kwam daar een donker Oranjekoleurde Uil uit, die groene eiertjes leide. Dc bladeren van deze Plant 7ynlang, dun, tccdcr, groen, fpits; daar ichieten t uitenen haar op eenige pypjes of ronde iirfrities", omkleed met ccnige bladeren, ch dragende aan hare toppen roodagtige aaren, daar vezclagtige bloemen aan ge- h egt zyn , waarvan de kelk fchubagttg is. Na deze bloe- men komen daar langwerpige cn roodagtige korrels te voorfchyn. Het gemeene Gras of het regie Gras van Ciufius en verlchilt nier van het goude Gras omtrent zyn wortels, de- welke is lang, hart, langs de aarde voortkruipende, de een den andere omvlcgtende, maar wegens zyn pypje dat korter i.» , en wegens zyn aarendie kleinder zvn als die van het riondfgfss.cn zyn gel'chiki ais een Waaycr,of gelyk de Vingen varrcen t+in '. Juhanncs B.uihinus noemt dit Kruid Gramtn pratenfe ml&fè , Jpicd jdè arundinacea magna. Men vind iomtyds dit Hond- gi at met ten Rietpluim, negen of tien duim lailgi men moet Z£ niet onderlcheidcn van het Gramtn Pratenfe-, paniculatum ,myut, lauwe folio , tc* llitopbrufii , als weinig daar van verfchil'ende. XXXIII. Slee Pruimen. Acacia Germanica. DEze Rupfen zyn blaauw, geel en wit geftreept, ze beminnen het vogt zeer, des avonds voe- gen ze zig alle by malkander in een gelpin , gelyk een fpinneweb. Ik heb ze met deze bla- deren gevoed tot den tienden Juli, zy fponnen elk een Ovaal gelyk de Zydewonnen , en ze veran- derde in fwarte Poppen : in 't laatfl van juli kwamen daar ligtbruine Uiltjes uir. Ze leggen haar eiertjes rontom de takjes, als een. ring, daarom zyn ze befwaarlyk om uit te roeijen. Ik heb in haar drek Maaden gevonden, die veranderden in Tonnetjes, na veerden dagen kwa- men daar zulke Vliegen uit, gelyk boven vetbeelt is. De onder aan de fteel zittende geelagtige Rups was zeer gaauw in 't loopen , ze maken haar wo- ning in een groen blad tot malkander gerolt , ze geneerde zig met deze bladeren tot 't laatfl: van May, doe veranderde ze in een bruine Pop, na veertien dagen kwam daar een ügtbiuin Uil- tjen uit. Dit is een doornagtig Boompje, hare bladeren zyn langwer- pig, redelyk breed, algerond, en aan haar kanten ligtelyk ge- kaïtelt: hare bloeifcls ichieten eerder uit als hare bladeren, de- welke zyn klein, bitter, wit, teder, ydcr van haar te famen geltcld uit vyf bladeren , en eenige vezeltjes in 't midden. Wanneer haar bloeizei is afgevallen, zo volgen daar op cemge kleine Pruimen , als een dikke Rszyne korrel, byna rond of ey-rond, van een fwarte koleur een weinig na den blaauwe trekkende. Deze Vrugt bevat in zig een au.ke Itcen, als die vart'een Kers, ey-rond of een weinig langwerpig. Men hce;t in de figuur van T^berne mom anus MXgeicn te veiluonen de Doornen \an deze PUw. E i8 EUROPISCHE INSECTEN. Hondsdraf. H&dera terrejlris 3 florens. Dit Kruid is het voedzel van deze groene Rups, als men ze aanraakt dan rollen zc zig in mal- kander, en blyven in deze geftalte een langen tyd leggen , ze veranderen in 't Iaatfte van Juli, in Augufli komen daar Uiltjes uit, welker vleugels houtvervig, en de bovenfte met groene ftreepen geciert zyn. De gemeene aardag f ige Klimop van Je Pinax van Cafparus Buihinus ftrekt zig uit in dc lengte door middel van vecle of verfcheide vierhoekige leenen, vol vezelen , dewelke van alle kanten te feffens langs dc riviertjes als voonkruipendevoortko- men, gelyk ook in de Doornheggen en in de Velden, doende uitfehicten, die men vierkante roodagtige Trammetjes, waar uit voortkomen eenige tegen elkander ovcrflaande b)ideren,by paaren, te Tarnen gehegt door lange (teelcn , dewelke oorsge- wyze rond , gekorven en een duim breed syn» eenweinigwol- agtig, en gemeden door eenige gelykekerfjes, Haar bloeizcls komen voort als ruikers uit de holligheden van de baderen, zc zyn gemaakt als een mond, of een pypje, van boven gelneden als twee lippen, blaauw van koleur: op dit bloeizel volgen vier langwerpige zaden, te famengevoegt en befl.or.en in een doosje, 't geen dcT)loem verftrekt heeft tot een kelkje. XXXV. Irias, Iris hortenfis , laüfolia. OP deze harde groene bladeren vond ik zulke groene Rupfen, waar mede ik ze ook een tyd lang gevoed heb; ik had ze eens verzuimt om eeten te geven , doe aaten ze malkander op, dog haare gewoonlyke fpyze weer krygende , lieten ze 't woeden vaaren. Ze waren zeer gaauw in 't loopen, ze veranderden in Odtober, en des volgende Jaars in Maart kwamen daar bruine Uil- tjes uit, die op yder vleugel een witte vlak hadden. De gemeene Trias van Duïtfchland , of de Wilde van de Pinax van Cafparus Bauhinus (Lifch, welriekende Lifch alias Kulmus) verfpryd zyn wortel fchuins cn krom langs de opper- vlakte van de grond: zyisdik, van elkander gefcheiden door knobbels, gevende van zig een goede reuk, na dat haar over- tollige en fcherpe humeur vervlogen is. Zy brengt voort eeni- ge bladeren van een duim breed , ronde , een halt cl lang, ge- lykende na een zwaart : in 't midden van haar doet zig op een regteftam, takagtig, glad en hart, gepoeyerr. als of het met meel of afch bedekt was, dewelke zig zeer ligtclyk los maakt, hebbende vier of Vyf knobbels of Jmotten, dewelke ieder een blad voortbrengen, dog kleinder als die van beneden, nog ook zoo groot niet, na mate dat ze na boven naderen, omvattende haar (tam zonder iïeel. In het begin van dc Lente komen de bloeizels als zekere opgerolde vliezen, zy zyn als van een cn- keld ituk, en verdeeld in zes deelen, met een zuiltje, voorzien met drie bladeren. Haar kelk verandert in een Vrugt , die langwerpig rond en driehoekig is, onderfcheidc door drie ka- mertjes, waar m opgefloten zyn ecnigeplattezaatjes, leggen- de d'ccne boven op de andere. EUROPISCHE INSECTEN. *9 XXXVI. Breêwegbladen. TUmago majot. DEze Bladeren zyn het voedzel van een groene Rups die zeer traag in 't gaan is , ik heb ze met dit Kruit gevoed tot in Augufti , wanneer ze veranderde in een bruine Pop, in December kwam daar zulk een bruine Uil uit gelyk onder verheelt is. De bladeren van deze Plant zyn lang, breed en hairagtig, zyndc yder van dezelve gemerkt als met zeven zenewtjes , die langs de bladeren heen loopen, alwaar uit onftaat , dat eenigc Kruidkenners haar noemen Septinwia. Hare bladeren zyn ge- hegt aan eenige Heekjes en op de grond nederl eggende. TuC- fchen haar fchietcn op eenige ftammetjes ter hoogte van een voett rond, mocyelykom tebrecken, kaal> dragende aan haar topeinden eenige lange aaren , dewelke eenige kleine witagtigc of purperagtige bloempjes onderfteunen. YJervan deze Bloe- men is een pyp van onderen gefiooien, en vaasgewys van bo- ven, gekarteld in vier gedeeltens, en voorzien van verfchcidc vezelen. Op deze Bloem volgt een vleesagtige fehil, cy-rond, lpirs of hoekig, die zig dwars opend als een Spaans Zeepdoos- je, in zig bevattende eenige langwerpige of cy-ronde zaden, van een roodagtige koleur. Deze is dezelve Plant, dewelke Tourncfort bclchryft onder de naam van Plantage latifoiïa finuala. XXXVII. Roode AalbefTen. Grojfularta Hortenjïs , majors Fruéfu rubro. Zülke graauwe Rupfen heb ik op deze Boompjes gevonden, en met de bladeren gevoed tot in 't begin van December, doe veranderde ze in een Kaftanjebruine Pop, des volgende Jaarsin Februari kwam daar een fchoon wit en fwart geftreept Uiltjen uit, 't welk groene eiertjes leide. zo EUROPISCHE INSECTEN. X X X V I I i. Fenkel. Fceniculum Hortènfe. OP dit Gewas vint men een fchoonc Rups, welkers geheele lyf groen is, met fwarte banden, gelyk Fluweel, daar op Oranjekoleurde flipjes zyn. Ze geeft een aangenaame reuk vanzig, als men ze aanraakt dan fteekt ze aan 't hooft twee Oranjekoleurde hoorntjes op, ze maakte zig vaft en veranderde in een groene Pop die allengskens graauw wierd : uit deze Pop is de fchooneKa= pelle , die by de Liefhebbers genaamt word Bafie la Reine , in A pril en Mai , ook wel in Decem- ber te voorlchyn gekomen, die (choon geel en met fwart verkiert is. De (lammetjes van deze Plant zyn vyf of zes voeten hoog , regt, hol, vaneen bruine groene koleur, takagtig, vervult met een fponsagiige pit. Hare bladeren zyngehakkelt in lange draatjtt ,' van een donker groene koleur, hare t opeinden on- ileiichragcn ecnigc brecdc liuikers of Zonnckhcrmtjcs , zyn Je geel, welriekende, op dewelke eenige bloempjes zyn, na de wyzc van een Roos op Het topeinde van dc Kclk, - iri""cgenieen van vyf bladeren: na dat de bloem is afgevallen,, zoo word de kelk cenVrugc van twee langwcrpigcafgeronde korrels, ophaar buitnzyJe ingfgroeft, iwanagtig, plataan haar andere kant. XXXIX. Munt. Mentha horten 'fis , verücillata. TT^It Kruit is het voedzei van een fchoone witte groengeftreepre Rups, als men ze aanraakt, dan ■*— * flingert ze het hooft veelmaal heen en weer, ze maakte een dun gefpin en veranderde in een bruine Fop. In Augufti kwam daar een bruine, gelyk met goud gezierde Uil uit. Ik vond ook zulk een klein geelagtig Rupsje op dit Kruit, deze veranderde van koleur en wierd Roozenroot , maar ze ftierf. Jn 't Jaar zerentien hondert vond ik in Suriname dïergelyke Rupfen op een Kruit genaamt Cal- ïeïoa , zynde in 't gebruik gelyk hier de Spenagie. Den agt-tienden Maart veranderde ze in Popjes, den zes en twintigtten dito kwamen daar uit houtvervige Uiltjes, gelyk boven verheelt is. TDcrs Plant doet Zyn (lammetje uiifchicten tot de hoogte van drievoeten, takagtig en nmdagtig. Haar bladeren zyn lang- werpig, bynarond, ledclyk breed, fpits en rondom haarekan- tcngekartelr,cn een weinig hairagiig. Hare bloemen zyn als een mond , en langs dc takken na boven gefchaan met uren. Deze Llu^inun worden ondtrileuiu door kelken, gefchikr. als hoor- nen , aan hare kanten gekartelt. Na dat zy afgevallen zyn, zoo volgt aan een yder daar op vier kleine zaden , opgeiloten in de kelk van haar bloem. De reuk van deze plant is lieflyk , bal- femagtig en geurig. Johannes Baithinus noemt ze Menthn vtr- ndilaia, minor , atuta y rwncrifpa, Ocymi odort. EUROPISCHE INSECTEN. 2 I X L. RidderfpOOr. Confoïtda, regalis, hortenfi, OP dit Bloemgewas vint men een Rups , die fchoon van koleur , cjerlyk geftreept en geftïppelt is, maar ze is zeer traag in 't gaan. Ik heb ze gevoed tot in 't laatft van Juli, doe veran- derde ze in bruine Popjes, 't volgende Jaar in Mai kwamen daar uit zulke fchoone Roozenroode, wit en iwart gegierde Uiltjes, die zeer traag in 't vliegen zyn. De bladeren van deze Plant zyn gekarteld in lange deelen , f zeer diep ingefneden) en byna even dun als de bladeren van de Venkel; zy heeft aan haar uiterfte toppen bloemen inordre ge- fchikt na de wyze van uren, en ydcr van deze bloemen is la- EDen gefield uit verfcheidc onjjtlykc bladeren , van dewelke vyf grootcr zyn als dc andere, cn in de rondie gefchaarc. De bu- venllc itrekt zig uit over dc bcnedcnlte, op ten wyze als een fpits hoorntje, verbeeldende een Spoor, en zy ontfangt indeze Spoor de Spoor van een ander blad. Dc Vrugc is tc lamen ge- fielt uit drie fwartagcige korrels, in zig bevattende eenige Iwirte cn hoekige Zaden. Kt Tournefurt non mt deze PIjiu Ddphinium bortenfi , fiere niajore, fimplui, cx taruieo , purpurto. Dodoneus Flos Reghf. % L I. Melden. dtriplex fyheftris. OP de fteel van een blad vertoont zig een overentftaande Rupsje, in diervoegen weten ze van het eene blad op het ander te komen, als zy 't maar bereiken konnen, haar koleur is bleek- groen, onder myn bewaring veranderde ze in Augufti in een bruin Popje. In het volgende Jaar kwam daar een Kapelletje uit, van koleur gelyk een verwelkt blad. Diergelyke Wormpjes vint men op alderlei gewas dat veel Luisjes heeft, die gebruiken ze tot ha- re fpyze. De Wormpjes leggen maar ftil, wanneer de Luisjes rontom hen lopen, die zy dan met haar fnuitje weten te vatten, en al het vogt uitzuigen, en laten het ledige vel leggen. Ze veran- deren in bruine Tonnetjes, en daar uit komen zulke Vliegen , gelyk in de Figuur verheelt is. Het (lammetje van deze Plant groeit ter hoogte van een voet, rëdclykdïk, regr, takagtig, hebbende lange, ipitfe cn hol hoe- kige bladeren. Hare bloemen komen voort als boffen of als aaren : yder van haar is voorzien met vyf of zes rootagiïge ve- zelen, onderileunt door een kelk, ïngelncden rot aan de grond toe : haar zaad is dun , byna rond en plat , omvat in een doosje gelyk als geltarnt, dewelke aan de bloem tot een kelkje vertlrekt heeft. Op dezelve Plant van de Melde vind men nog een an- dere foort van Vrugt, die niet voorafgegaan is door eenig bloeizel. Deze Vrugt is t'ecnemaal plat , cn gemeenlyk afge- rond , rondom afgebeden cn te firnen geiteld uit twee bladeren, zyndedc ccne geplaatft boven den anderen met kleine bochels: zy bevatten in haar vouwen eeri plat en byna rond Zaad. Deze Plant fchynt dezelve tc zyn, dewelke Monfon bekhryft onder dc naam van Atripltx fylieflris ,annua , folio deitoide, tnangitlarh, fimato y mucronato, bajla cufpidi ftmili; en Raii onder die van Aniplex (ylveflns folio baftato ftve Dcltoidt. Dc bel'chryvingcvan deze laatltc Auteur is goed. Daar is veel waarlchynlykhcid dat dit is het foort, 't welk Dodoneus noemt jftriplex /ylve/tris, Wy hebben geen foort van de Melde, die meer eigenkhap hectt met die in de tuinen waden als deze. Cafparus Bauhinus heeft geen reden gehad van die tc voegen by de Cynorair.be van Ceialpmus, dewelke die aangenomen heeft voor een Plant die niet cn blociJc. F Z 1 EUROPISCHE INSECTEN. X L I I. Svvarte Populier. Populus nigra. /\P deze Boom gioeijcn veeltyds ronde knobbels, a!s men ze onryp opent dan zyn ze ledig, \_J maar ryp zynde openen ze zig zelf, en vertoonen ons zesderlei differente Diertjes, waarvan 'et twee konnen vliegen, en fteeken gelyk de Muggen j dog het eene is wat kleinder als het ande- re: de andere vier zyn kruipende Beesjes, mede van malkander verlchillende, zo in gedaante als grootc , de geftalte van het kleinfte kan men niet wel bekennen als door een vergrootglas. By deze vier Diertjes legt een druppel taay Water, van groote als een witte Erret, het grootïle van deze vier Diertjes eet de andere drie op ; als dit zyn voedzel geconfumeert is , dan verandert het in een blaas > na twaalf dagen komt daar een wilde Bye uit , gelyk in de figuur verbeek is. Deze B-om doet in den begïaoe van dc Lente uitfehrcten kleine knopjes of heginlcls van bladeren, omtrent ïa groot als kappertjes, ipits, langwerpig, vaneen geelagrigc groene ki- lcur. Dit is 't geen men in 't Latyn noemt Gemme feu oculi Pvpuli nigri , en in 't Franfch leux de Pcuplier. Deze knoppen of' Ipruiijes vcrfpreiJen zig uit in breede bladeren , fpits, gelyk aU de eerfte bladeren van de Klimop, watdunder, rondom een weinig gekarteld, effen, glad, vaftgchege aan dunne en lange flcelij'es. Deze Boom is onvrugtbaar ofmannelyk , cn brengt niet voort als bloeifels zonder Vrugc , of vrugtbaar of vrou- welyk, en brengt Vrugten zonder bloeifel. Dc Vrugten van dc fwarte vrouwelykc fopulierboom zyn als vliesagiigc doosjes, langwerpig, groen, gelchaarc aan trollen: ryp wordende ope- nen zy zig in twee kromme of omgeboge deelen, in zig be- vattende eenige zaaden, voorzien als met ccnige vedertjes. X L I I I. Lattouwbloeizel. Lafiuca capitata y florens. DEze Rups graauw zynde, meteen donkere ftreep over de rug, ftrooptc haar vel af, en vcr- whTelde haar koleur in donker bruin. Ik heb ze met Lattouw gevoed tot in 't laatfte van Augufti , doe veranderde ze in een- bruine Pop , in September kwam daar een Uil uit, welkers bo- Ycnftc vleugels bruin, en de onderfte met het lyf blaauwagtig waren. De bladeren van deze Plant zyn groot, geplooit, witagtig, doordrongen met een melkagtig zap. Hare ftam opgegroeit zynde, verdeeld zig in veel takken, voortbrengende aan hare toptnden kleine gede bloempjes, die ruikers worden , als een half lofwerk, onderfleund door een langwerpige dunne kelk, te iamen gefteld van fchobagtige bladeren. Op deze bloemen volgen langwerpige zaaden , van beide de einden fpits, vaneen afchverwige koleur, voorzien met een lbort van vedertjes. EUROPISCHE INSECTEN. 13 X L I V. Kleine Brandenetelen. Vrtica mem , minor. ZUlk een geele, faartgeft reepte Rups heb ik met dit Kruit gevoed tot injuni, doe veranderde ze in een Pop, na veertien dagen kwam daar een Kapelletje uit, die onder bruin, en buven donker Oranjekoleur met fwarte plekken cn iheepen gecrërt was. Als deze Kups in September ver- andert, dan blyft de Pop zo vaftgemaakt zynde, tot in 't Voorjaar , alsdan komt daar eerft de Kapelle uit. De Pop gelykt zeer wel na een gebakert kindeken ; eenige fchynen als verguit, uit zommige komen Maaden te voorlchyn , die veranderen in Tonnetjes, en daar komt dan uit elk een goutagtig Vliegjen, ik heb ook wel in den drek van deze Kupfen Maaden g vonden, die mede in Tonnetjes veranderden, waar uit na veertien dagen Vliegen te vooifchyn kwamen, X L V. Koolbloeizel. Flos brasfica viridis. Dit zoort van geele Rupfen , groen en fwart geftippelt zynde , geneert zig op de Kool , die zy zomtyts zo kaal ateeten, dat niets overblyft als de fteelen der bladeren. Als ze vroeg in 't jaar veranderen, dan komen daarin veertien dagen Kapellen uit, die men in ; t gemeen Witjes noemt, maar als ze laat veranderen, dan blyft de Pop den geheelen Winter over, en komen eerft in Mai uit. Ik heb deze Rupfen gevoed, en bevonden dat zig eenige neêrlyden of ze dood waren, doe kropen daar een meeni rte Maaden uit haar lyf, die in Tonnetjes veranderden, dan fpon de zelfde Rups ze alle aan malkander, en ftierf j maar de Tonnetjes leverden na twaalf dagen elk een Vliegjen uit. De bladeren van deze Plant zyn lang, van een roodagri"e groene ko'cur, gehegt aan lange llcclen , dik, rcedcr, gekat* teld aan ccnigc van haare kamen. Haar bloem belti.ai uit ) f bladeren, kruiswys geichaart , wk van koleur. Uit de kelk komt voort een ï.uikje, 't geen eindelylc word als een lange Peuivrugt, fma!, langwerpig rond, Ipirs, vervult van byna ronde zadtn , afgefdiddcn door iwce kamerrjes. F 2 2 4 EUROPISCHE INSECTEN. X L V I. Muskusbloem. Jacea mo/cbata s pnrpurea. y^VP deze Bloem heb ik zulk een hairige bruine Rups gevonden, ze eet ook ander Bloemgewas V_-/ meer. Zy maakte van haar eige hair een gefpin , en veranderde in een fwarte Pop, en bleef zo de Winter over. Des volgenden )aars in Maart kwam daar een wit, met fwarte ftreepen en vlakjes gefiert Uiltjen uit, gelyk by de Figuur verbeelt is. De eerftc bladeren van deze Plant gelyken na die van de Si- chorie, alias Suikerei, want deze zyn een weinig donrfnedert , maar gene die gehegt zyn aan hare ltaammetjes, zyn fmal , flyf", cn een weinig hard. De dammetjes zyn hol, bclwaarlyk om te breken, en 7.agthairig. Hare bloemen zyn gehegt door Rui- kers op fchob.igtige hoofden, van een purperagrige koleur. Op dc Bloem volgen eenige bruine Zaden, beladen met eenige hairagiige vedertjes. X L V I I. Pruimen. Fruélus Prunomm. DEze Boom geeft het voedzel aan een fchoone geele geborftelde Rups , met een roode punt ag- ter op de (taart, wanneer ze zig uitrekt dan vertoonen zig vier fwarte als Fluweele ftreepen dwars over 't lyf : ik heb ze gevoed tot in 't laatfte van Augufti , doe maakten ze een wit bordig gefpin, en veranderden in Popjes, uit zommige kwamen in September, en andere des volgenden Jaars in April graauwe Uiltjes uit, die ook graauwe eiertjes leiden. EUROPISCIIE IN SE CTE N. X L V I I I. Malva. Malva , folio h&Acracco. Dit Bloemgewas is het voedzel van een dikke bruine Rups, wanneer ze veranderen dan rollen ze een blad in malkander en maaken een blaauwe Pop. Zommige hebben my nog in No- vember Kapellen uitgelevert , die van een groen gemengelde koleur waren , zy bleven ook wel in haar blad tot des volgenden jaars in Januari, als wanneer daar diergelyke Kapellen uit kwa- men , gelyk gezegt is. Deze Plant brengt voort (lammetjes van anderhalf voet lang, rond, redclyk dik, taitgtig, hairagtig, lomiyds ruodagtig, en breiden zig voor 't meeltc gedeelte uit langs de grond, Hare bladeren gelyken na die van dc Klimop. Hare bloemen zyn klukswyze gcformeert, yder tot aan de beneden kant toe, in vytdeelen gekartelt, onderileunt door lange, teedere en hair- agtigc zuiltjes. Deze bloem isbefloten in een dubbelde kelk, hebbende de eerde drie infnydingen en de tweede vyf. Daar klimt uit de kelk ecu ftyltje. valtgchcgt aan debcncdenltekant van dc bloem, waar uit voortkomt een platte, ronde en ("m- tyds fpitfe Vrugt , gelykende na een kleine navel. Het bcil.iir in z^g ecnige dunne zaden, dewelke de gedaante hebben van een klein Niertje. Cefaipin beeft hei merkteken van deM.ib*a volmaaktelyk wel gekenti aangezien hy zegt dat haar bloemen als een bekke zyn, dat haar vrugt h lamengeliclt uit vccle doos- jes, gefchaart rondom als om een Aas ot Afch, dewelke yder in zig bevatten een Zaad. X L I X. Angelier. CaryophiUus purpureus t DEze zoovt van Rupfen vint men des daags onder de Aarde, en des nagts komen ze uit, zy eeten alderlci Kruiden, dog voornamelyk de Angelier; ze zyn van onderen ligtgeel en van boven bruin. Zy veranderen in 't laatfte van Augufti in Popjes , na veertien dagen komen daar Uiltjes uit, gelyk boven op de Bloem vcrbeelt is. Eenige dezer Rupfen ftil leggende, kropen daar Maden uit, die in Tonnetjes veranderden. Na veertien dagen kwamen daar groote blaauwe Vliegen uit. Uit de wortel van deze Plant fchieten ccnigc (malle , lange, harde, dikke, groene, ongckattelde bladeren, gehegt by paren rondom de flam. Uit het midden van haar vetheffen zig veel ftamroeijes van een verlcheide hoogte, zyndc ronde, harde en effen, dragende in hare uiterfte toppunten eenige bloemen, de- welke yder hare bladeren hebben, in de rondte gefchaart, zyn- de beneden (mal en boven breed, onderfteunt door een kelk, dewelke is een vliesagtige en langwerpige buysof pyp, daaruit voortgroeit een gedeelte van dc bloem , dewelke in 't vervolg een rond langwerpige vrugt word, omilingert van zyn kelk, fig openende door de punt, vervult met platte cn als geblaadde zaden. G EUROPISCHE INSECTEN. L. Eike Boom. Qmrcus } cum IruBu, DEze Rupfen waren groen en geel geflreept, haai' vel afgeftroopt hebbende, wierden ze uit den bruine, en doe ze grooter zynde nog eens vervelt hadden wierden ze donker root. Ik heb ze met deze bladeren gevoed tot in September, doe veranderden ze in bruine Poppen ; in Decem- ber kwamen daar bruine, geele en witgeplekte Uiltjes uit. Op een der bladeren vertoont zig een ronde knobbel , "t welk een foort van Galnooten is. Deze in Schwalbach in't jaar 16Ü4. in Juli, in tegenwoordigheid van eenige Medicina Doctoren geopent hebbende, vonden wy regt in 5 t midden een hol , daar in een klein rond zaatjen lag; na twaalf da- gen hervatten wy deze obfervatie weêr, en eenige geopent hebbende, vonden wy in elk een Galnoot twee holtens gelyk een klokhuis in een Appel , in elke holte lag een wit Wormpje , maar terwyl myn gelegentheid vereifte om van daar te reizen, konde ik hier in geen verder onderzoek doen, hatende de reft voor andere Liefhebbers. Deze Boom is regt en dik, verbreidende hare takken uitter- matcn in de breedte. Haar Ham is overtrokken met een ruwe ongelyke fchorfe, zynde als gekerfr, roodagtig en dik. Hare bladeren zyn langwerpig, breed, zeer diep als groote tanden ingefneden, of als diepgaande golven vaftgehegt aan korte iUnrtcn. Haare bloemen zyn als ïanghangende groene Haartjes te iamen geftelt uit kleine kluwentjes, die geliegt zyn rondom een dun Hammetje ; deze langhangende groene Haartjes la- ten na haar geen vrugt. De Viugten komen te voorfchyn ontrent plaat fen die van de bloem argefc heiden zyn , en zyn te famengeltelt uit drie buizen. Zy groeijen ia een kelk, te Iamen geftelt uit kleine hoekagtige bladeren. Hare Vrugten worden Akers genaamt: zy zyn van de dikte der Olyven ey of langwer- pig rond, zynde door het einde, die aan dc boom vafthoud, ingefchoten , yder bcfloten in een harde en gryze kelk, 'tgeen men in het Latyn Calyx of Cupula noemt, ter oorzake datzena een kleine beker gelykt. Deze Aker heeft een fchorfe zoo hard als leer, blinkende, glad, groen in den beginne, maar die na- derhand ryp wordende, geclagtïg word. Onder deze fchorfe word men gewaar een foort van een Amandel of van een hard Zaat , te (amen geftek uit twee quabben. Deze Vrugten zyn aan de boom vaft of door lange of korte en dunne Heekjes. Deze Boomi waar van men hier de befchryvinge en de gedaante ziet, is dc Querctis iatifolia mas , qtne brevi pediculo eft , van Cafparus Bauhi- nus, ofde Qiiercus vulgaris brevièus pedicuüs van Johannes Bau- hinus. Het is zeer befwaarlyk ontrent dit foort met waarheid te kunnen betuigen , ofde verfcheidentheden, dewelke mcu bevind ,veranderlykheden zyn die uit dezelve Vrugt voorrgroeï- jen. Om daar over een beiliflend befluit te maken, zoo moefte men voor eerft zorg dragen, gelyk als dc Heer Tournefort in zyn Hiftorie van de Planten, dewelke ontrent Parys groeijen , zegt uittekiezen dc vrugten van deze Boomen, die op zig zeiven ia verfcheide Landilrecken te zaaijen, en na yeele jaaren naauw- keurig waar te nemen of zy gettadiglyfc dezelve foorten voort- brengen , dan of 'cr verfchillende zyn voor den dag gekomen. EUROPISCHE INSECTEN. L L BlaaUWe Viole. Viola Mania 9 prirpurea. DE Honigbye heeft haar oorfprong uit een ftilleggend witagtig Wormken, gclyk onder ter reg- terhand Verbeek is, en verandert allengskens in de twede geftak , waar aan zig zes pooten vertoonen , en gaat zoo voorts in de derde gedaante , die zig met vlerken en ook bruiner vertoond , tot dat ze eindelyk tot zulk een weezen komt, gelyk ze boven de Vioie komt aanfnorren. Dit Wormken, 't welk aan een fteeltjevan een bloemken kruipt, genaamt Zeitelmade , is wit- agtig, met een donker roode kop, het voegt zig wel in de Byekorven, en aaft op de Wormkensof Popkens daar de Byen uit voortkomen , en veroorzaakt daar door groote fchade aan dit geflagt ; dog als zyne tyd verloopen is maakt hy een wit gefpin, en verandert in een bruin Popken , gelyk zig op een blad dezer bloemkens vertoont. Na veertien dagen komt daar een zulk mooy Uittjen uitho- ven op een dezer bloemkens verbeeld , 't welk na eenige dagen eiertjes legt en fterft:, Deze Plant is dezelve dewelke Cafparus Bauhinus F'wfo Mar- tin, purpurea , flore fimptici noemt. Zy doet uit haar wortel voon komen veel breedcr bladeren, gclykendc na die van dc gcmccnc Malva, byna rond, aan haare randen tandswyzc ge- kanclt, groen, vsltg<-hegt aan lange ftaarten. Daar komen boven naar dunne llcthjcs, die eenydervan haar onderfchragen een zeer aangename Bloem van een lehoone purperc of blaauwe koleur, trekkende uit den bruine > van een foete en aange name reuk. Deze Bloem is ie famen gefield uit vyf blade- ren , voorzien van een foorte van een fpoor , of v.in een vltCfQCt, die ond*rlïcunr worden door een kelk, verdeeld tot aan de bcncdeniVe voet in vyf gedecli'cns. Het cycmetl op de bodem van de kelk word, als de bloem afgevallen is , een kc- gelswyze Vrugt, bellaande uit dnc hoeken, dewelke zig opent als ze ryp is, op diic plaatfcn, en verwerprn met kragt • er- Ichcidc byna ronde zaden, veel kleindtr als die v.in Coninder, zynde van een witagrigc koleur. Haar wonel is vczelagiig. L I L Peerenbloffem; Vyrm forens. ZUlk flag van Rupfen vind men veel op Peer-, Appel-, en Karfleboomen. Haar lyf is uit den fwarte met gcelagtige kwasjes bezet , voor hebbende drie klaauwen , in dc midden agt ooker- geele voeten, en ageer nog twee diergelyke: eer ze tot haar verandering komen, vervellenze ver- sheide maaien, maaken dan een wit gefpin, en veranderen in een bruine Pop , na veertien dao-en komt daar een fchoone Kapelle uit, zynde uit den ligt bruine, met veelderlei koleur geflipt en ge- ftreept, ook zeer fnel van vlugt. In zommige dezer Popjes bevinden zig veel witte Maden , die in Tonnetjes veranderden , na twaalf dagen komt uit elk Tonnetje een fchoon groen glanzend Vliegje te voorlchyn, gelyk onder aan verbeeld is. Aan een fteel kruipt een kleine witte Rups met een fwarte kop, diergelyke vind men ook aan deze Bloffem, deze komen des morgens uit haar gefpin om te eeten, dat ze zeer gaauw verregt hebben, als dan gaan ze weêr in hunne wooning, en fpinnen dezelve altyd grooter. Tot een volkomenc groote gekomen zynde, maken ze een wit gefpin, veranderen in een Popke, en gevolgelyk in een Motuiltje, dat dan, eiertjes gelegt hebbende, fterft. Deze Boom is veel hooger en regter als de Appelboom. Haar hout is geeiagtig, hare bladeren zyn vry breed, rond ot een weinig langwtrpig : eindigende in fpitsagtige punten, groen, maar witagtig aan hei beneden einde. Het einde van het zuil- tje eindigt als een langwerpig eyerneft, in het midden hol, waar van de bovenfte rand een kroon formeert, verdeel' gelyk als een kelk, in vyf gedcehens, Stersgcwyze. De bloem heeft vyf bladeren , gefchaart als een Roos in de holligheden van de kelk; en wat verder twintig draadagtige vezels , dewel- ke groeijen uit de opening van de kelk. Het middelpunt van het bovenfte gedeelte van het eyerncfr. levert uit vyf buizen > dewelke eindigen in een ruwe en rnndagtige punt. Het Kyerneft word een langwerpige cn vketagjig* Vrugt, veel fmalder na dc Heel als elders, zynde aan bet ander einde van een navclagiige holligheid voorzien, scformccttdoor de infnydingen van de kelk. Daar zyn vccldcrnnndc foorten , dewelke wegens haar gedaante > haar dikte, haar koleur , haar fmaafc en haar reuk verfcheiden zyn. Haar vlees is wit : in haar binnenfte heeft ze vyf huisjes, vervuld niet ccnice iwarte kor- rels. G 1 EUROP1SCHE INSECTEN. L I I I. Blocycnde Tuinkors. Nafturtmm hortenfe. ~\ M En vind in de maand May op dit Kruid veel kleine Rupfen, zynde op de rug {wart en onder | V | wit, hebbende voor aan yder zyde drie fwaftc kiaauwtjes, en verder aan weerzyde negen pootjes. In Juni maken ze een dun gelpin en veranderen in een bruin Popke; na weinig tyd komt daar een bruin gefprikkelt Uiltje uit, zynde gaauw, dog kort van vlugt. Onder aan vertoont zig een ookergeele Worm, diergelyke heb ik in verrot hout gevonden ; deze veranderen in Popjes: na eenigen tyd komt daar een bruin Torretje uit, hebbende een zwarte kop en pootjes. Deze Plant brengt vee] (lammetjes voort ter hoogte van een voet, zynde vaftc, ronde en takagiige (lammetjes- Haare bla- deren zyn langwerpig en zeer diep ingchakkcld. Hare bloemen grocijen aan dc toppen van de Takken , zynde klein, waarvan ydcr te fatnen geftclt b uit vier bladeren kruiiwys gcichikl. Van de kelk van de bloem groeit een gedeelte van een bloem, die een b'yna ronde vrugt word, zynde plat en geklooft in haarbo- venltc gedeelte , verdeelt in twee huisjes cn vervuld met zaden byna rond cn roodagtig. L I V- Gicrft-Gras of Zaat-Gras. Gramen Miliaceum. f 'f Ulk zoort van ligt groene Rupfen, gelyk ter regterhand op een blad opwaarts kruipt, vind 4 men op dit Gras: ze heeft voor aan weerzyden drie kiaauwtjes, in de midden agt, en agter nog twee voetjes; ze verandert in een groen Popke , waar uit een fchoon geel Kapelletje voort- komt, met bruine en (warte flipjes en ft reepjes geciert, heeft twee wit en fwart gefpikkelde hoorn- tjes , fchoone groene oogeti , en is fnel van vlugt. Aan de andere zyde zit een krom gebogte Rups, deze vond ik op een Berkeboom, ze maakte een wit gefpin, veranderde in een ligt bruin Popke, en daar kwam een ligt enbruin gcfpikkelt Mot- uiltje uit, gelyk boven de Rups verbeelt is. Deze Plant is dezelve als het Gramen Syfoalicum , pamcula mi- Üniea fparfa van Ca'parus Bauhinus. Zy klimt wel icr hoogte van twee voeten. Hare bladeren zyn lang, Imal, fpirs, teeder en groen. Tufichcn haar in klimmen op eenige buizen of ron- de (lammetjes, omkleed met cenige bladeren, dragende op ha- re uirerlle toppen eenige roodagtige doornen, waar aan cenige vezelagcigc bloemen vail zyn, waar van de keilt fchubagtig is : na dat de bloem is afgevallen, zoo komen *cr eenige langwerpi- ge en roodagtige korrels te voorlcbyn. EüROPISCHE INSECTEN'. L V. Gekrunkelde Patuk. Lapatbum atüiuth t OP dit Kruit vind men een foort van Rupfen uit den donker geele, met donker bruine (troepen overkruift, ze is voorzien met zes klaauwtjes, en achter met vier voetjes; in de Maand Mai veranderenze in een bruine Pop, waar uit in Juni zulk een wit bruin geflreept Uiltje voortkomt ,ge- lyk boven vliegende zig vertoont. Ook heb ïk met dit zelfde Kruit een zulk klein Rupsje gevoed , gelyk op de andere zyde met een kromme bogt voorgebecld is, ze was eerft donker Papegaygroen geftrecpt, dog wierd allengskens geel en daar na bruin; ze was traag van gang, had voor zes klaauwtjes en achter nog vier voetjes, wanneer ze voortging bragt ze de achterlte voetjes by de voorfte : maakende met het lyf een hoof e bogt , en vorderde dus haar weg : ze veranderde in Mai in een ligt bruin Popje , diens boven end had de gedaante van een Vogelkop. Na veertien dagen kwam daar een wit Motuiltje uit, hebbende roode oogen, ook een roode ftreep over de vier vlerken, en rondom een roode zoom, zynde lnc! van vlugt. Het Patiënt Llcruid of de Lapathum met een fpits blad van Gifparus Bauhinus is etn zeer gemeene Plant, waar van het Hammetje is hoog uitgegioerc , hol en roodagtig. Haarc blade- ren zyn een ipan lang, Ipits, van een famentrekkende fmaak, en een weinigje bitter. De bloemen zynmenigviildig,mosagtig, met veel hairigc vezelen, en een kelk van zes bladeren, waar van 'er diie groor en roodagtig zyn , en de dt ie andere kleindcr en groen. Het gedeelte van de bloem , 't welk in 't midden van zyn kelk is, alwaar zyn korrel bciloten is, verandert in een Vrugt waar in bevat is een driehoekig gelykende na een Nier. L V I. Dubbelde Roos. Refa Centifolia rubra. DEze fchoone Bloem is het voedfel van een ligt groene Rups , zynde langs het heele lyf met witte ftreepen, op ydcr lid met een wit flipje, en onder nog met een geele ft reep gegierd; ze heeft voor zes klaauwtjes, in 't midden acht voetjes , en achter nog twee diergelyke. In de maand Juni fpinnen ze zich in het groene Rofenlof, en veranderen in een bruine Pop, in Juli komt daar zulk een Uiltje uit, gelyk boven verbeeld is, zynde ligt bruin, dier onderfte vlerken fchuins gezien een gulde weerfchyn hebben. Nog vind men aan 't groen der Rofenbomen zulk een foort van Wurmen , gelyk boven aan de Rocfenftcel te zien is. Deze Wurm leeft in de maanden Mai en Juni , hy is van koleur gelyk een Made , en met een vleeskoleurde ftreep over den rug gecierd , hy bedient zig flilleggende ter fpyze zulker kleine Vliegjes, die geftadig rondom hem fwerven, dog zo daar een over zyn lyf heenloopt, dat hy ze bereiken kan, dan ftoot hy met een bezondere fnelheid eenfnuit uit, en maakt dit dier- tje tot zyn gevangen, 3 t welk hy uitzuigt en laat de bolfter dan vallen; eindelyk begeeft hy zig ter verandering, en vervormt zig in een klaare bobbel ofte blaaze, na veertien dagen komt daar zulk eene Vlieg uit, gelyk op een Rofenknop getoond word, welkers in malkander gerimpelde vlerkjes zy met haar voetjes ontrent een half uur te regt ftrykt, en daar van vliegt , hebbende een geelen kop , twee roode oogen , een groen boven- , een geel en fwart onder lyf , en zes geele voetjes , ze is zeer langzaam en gemakkelyk te vangen. H 3° EUROPISCHE INSECTEN. L V I I. Wilde cnkclde Roofen. Rofa Sylveftris major. AAn deze Rozen vind men zulke kleine ligtgroene Ruplèn, hebbende voor zes klaauwtjes , en achter vier voetjes ; in 't laatft van Juni veranderden ze in bruine Popjes , waar uit na veertien dagen zulke ligt bruine Motuiltjes te voorfchyn komen , gelyk boven verbeeld is. Beneden deze op een groen blad kruipt een kleine groen gefpikkelde Rups, hebbende een fwar- te kop; ze veranderen 'm't midden van de maand Mai in ligtbruine Popjes , in J t begin van Juni komt daar een Motuiltje uit, zynde de twee bovenfte vlerken en de zes pootjes geel en bruin ge- ftreept, de oogjes fwart, en de onderfte vlerken graauw. Aan de andere zyde hangt meede een groene Ryp , hebbende een fwarte kop, voor zes klaauwtjes, jn de midden acht voetjes, en achter noch twee diergelyke. Deze heb ik met zulke enkelde Rozen gevoed tot in 't laatft van Mai, wanneer ze zich in malkander gerimpeld had, en ftil lag ; na wei- nig dagen kwam daar een witte Made uit, die veranderde in een ligtbruin Tonnetje, gelyk op de middellle Roos is aangeweelen. Na twaalf dagen kwam daar uit een klein blaauw Vliegje te voor- khyn, gelyk mede een weinig hooger verbeeld is. L V I I I. Doove Netelen. Galeopjts forens. Ulk een ruige fwarte met geele cn witte flipjes gecierde Rups heb ik eenige tyd met dit Gewas £ ^ gevoed, hebbende voor zes klaauwtjes , in de midden acht, en achter noch twee voetjes; ze was zeer gaauw in 't loopen , in 't begin van Mai wierp ze haar huid af, en veranderde in een brui- ne Pop, gelyk onder te zien is; deze bleef onbeweeglyk leggen. In 't begin van Juni kwam daar uit een fchoone Kapelle, welkers kop; bovenfte vlerken, pooten en hoorntjes waren fwart, de vler- ken met geele plekjes, en de twee onderfte vlerken met hetlyf waren als Vermelion ; haar vlugtwas fnel , dog meeft tegen den avond. Dit kleine Rupsje , zynde langs de rug groen en onder wit, geneert zig meede op dit Kruid. In Juni maakt het een wit gefpin en verandert in een Tonnetje. Na twaalf dagen komt daar uit een geele fwart geftreeptc Vlieg te voorfchyn. Deze Plant is dezelve , dewelke Johannes Bauhinus noemt Urfica inert, fiere !uteo y en Cafparus Bauhinus, Lamium folio ob- longOi luteum. Zy doet uit haar voortkomen vcrlchcide roodc en vierkante Hammetjes, dragende eenige bladeren die in ge- daante de Malruvïe vry nakomen, zynde hairagtig , zagt, tandswyze gekartek , gefchaart by paaren, vaftgehegt door ftaarten, die in deze beneden veel langer zyn als in de gecneom hoog. Haaie bloemen zyn langs de tamelyk grooie Hammetjes wervelbecnswyze geformcert, zynde geel, en gemaakt als een fmoel: yder van haar is een buis van boven ingefneden lipswyze. Wanneer de bloem vergaan is komen'ervier langwerpige zaden te voorfchyn, befloten in een doosje , 't welk daar voor zoo dienftig is gewceft als de kelk voor de bloem. Dit doosje is gemaakt als een tregtcr, geklooft in vyf punten. Dit is wel de voornaamitc reden waarom de Heer Tournefort de foorten van doove Netels van de fwarte Malruvie onderfcheid. EUROPISCHE INSECTEN. L I X. Oker Noten BlofTem. Nux jugUm fiorem. 1 ^Eze fchoone groene Rups, die langs het heele lyf niet witte flteepen en op yder lit met witte flippen gec-iert is, vind men op de Nooteboom, dog zeer zelden, tans' neb ik ze gevonden en gevoed tot in 't begin van Juni, wanneer ze zig in de groene bladeren rolde, een dun wit gdpin maakte, en veranderde in een bruine Pop: binnen drie weeken kwam daar een Uiltje uit, welkers bovenfte vlerken , pooten cn hoorntjes waren bruin , de vlerken met witte ftreepjes goeierd , het lyf was ligter, de oogjes (wart, en de onderfte vlerken gelyk goud wecrichynend , haar vlugt was des avonds, gelyk alle Uiltjes gcmeenlyk doen. Dezciseen grooteBoom ,zeer rackagtig, makende een groote fchaduwe. Hare bladeren zyn breed, groot , zenuwagtig cn groen. Haare groene of buitenftcichil is lang, hangende, van geftalteen dikte van de Ruipen , te famen getteld uit verfdheide bladeren , fchubswyze gefchaarc ter langt c van een priem, cn van een geele kolcur. Het onderfte van deze bladeren is overdekt mee vcr- fcheide kruintjes, gcmeenlyk vaflgchcgt door korte hairige ve- zeltjes, zoo zeer dat men moeitcheefc om ze gewaar te worden- Hare Vrugten groeijen op dezelve voet die de Noten voort- brengen, dewelke men in 't Latyn Nucts noemt. Zy zyn yder overdekt met een groene en vkesagtige ichor.Te, onder dewel- ke gevonden Word een harde fchaal, zynde houtagtig, eyrond, ofbynarond, 't welk men noemt een Notednp, en dewelke in zig beftuit een foort vaneen Amandel, verdeeld in twee of vier. declcn, zynde mergngrig, vleez'g cn wit, gelykende in ccnig opzigr na kleine dcyetjes, op een ongemcer.e wyze overtrokken met een dun en fyn vlies, dewelke daar als regen aan vaft is maar die 'er zeer ligtelyk van afgefcheiden word De&: kleine leden van dc Note worden gefchciden door een hard cn bout- agiig affchntfcl , 't welk men htt middclfchot noemt. Het hout van dc Noteboom is hard, digt, gevlamt op verfcheide plaatfenj cn overdekt met een dikke cn afehverwige fchorfle. L X. Purpere Nachtveil* Viola matronalis purpxrea. MEn vind aan dit Bloemgewas een foort van lange dunne Rupsjes, hebbende voor zes klaamv- tjes en achter ook zes voetjes; wanneer ze voort willen dan zetten ze het agterfte lyf by het voorfte, makende aldus met het lyf een hooge bogt, 't welk om de langte hares lichaams eeri raar figuur maakt, en gevolgelyk een wyde ftap doen: ze veranderen in de Mai in een groen Popje, in Juni komt daar een lchoon Kapelletje uit , zynde de kop cn bovenfte vlerken fchoon geel cn bruin gefigureert, het lyf, de onderfte vlerken, de hoorntjes en pootjes bleek geel, de oogenfwarr, en gaauw in 't vliegen, gelyk ter rechterhand vertoont word. Ter linkerhand bevind zig een groene Rups met een geele kop, ze heeft voor zes klaauwtjes, in de midden acht voetjes, en achter nog twee diergelyke; in 't laaft van April maken ze een geel gefpin , en veranderen in een groen fwart geftïppelt Popje, in 't midden van Mai komt daar een klein wit Kapelletje uit j haar vlugt is gering , zoo dat ze naamvlyks van de eene Bloem op de an- dere konnen komen. De Violier of de fioh Mitrozalii purpurra van Tabcrnemon- tanus is dezelve Plant, dewelke Cafparus Batihinus, en na hem Raii, Tcumefort ,cn de Heer Bocrhaavc Htfp ris hmenfis, flore furpureo noemen. Zy doet voortkomen Hummetjes ter hoogte van twee voeten, zynde hairagtig, rond, en met merg opgc- vult. Haare bladeren zyn gefchaart langs de Hammetjes by beurti erwifteling, gelykcde na die van het Rakctrckmid,dng minder ingciheden, tandswyzc aan haar ranJcn gekanclt, hair- agtig en fpits. De bloemen komen te voorfchyn aan de toppun- ten van kleine takjes, dewelke uit de holligheden van de blade- ren voortfpnnten. Wegens haar gedaante gclyken zc na die van de Nagelboom, hebbende vier bladdtagcnde Heekjes , die kruiswyze gefchaart zyn. Daar op volgen lange, dunne, rond langwerpige peulen, gefcheiden in twee kamertjes, de- welke in zig bciluiten eenigc langwerpige of ronde zaden. Hare woi iels zyn bouugtig , klein en Wit. H i y- EUROPiSCHE INSECTEN. L X I. Koren Rozen, Ncgclblom en Koorn Air. Lychnis, Segttum & Siligo. OP deze Bloem, waffende in 't Koorn, heb ik zulk een Rups gevonden, gelyk aan de fteel kruipt; na dat ik ze gevoed heb, tot in 't begin van Juni , droop te ze haar huid af, en veran- derde in eenbruine Pop, bleef alzoo hard en onbeweeglyk leggen tot in December , wanneer zulk een Vlieg te voorfchyn kwam , gelyk boven op de Bloem verbeeld is ; zynde geheel fwart , behalven in 't midden des achterlyfs was iets geel , hebbende vier klaar doorfchynende vlerken. Dit Beesje, onder aan de deel des Koornairs kruipende, heb ik gevoed tot in 't midden van Ju- ni, toen kroop het tuflehen het Koorn in de Air, en veranderde in een fwart root gedipt Popje. In 't midden van Augufti kwam daar zulk een Torretje uit f tans by onze jeugd bekend met de naam van Lieven Heers Haantje. Tuffchen beiden legt een witte Made, hebbende langs den rug een roodagtige dreep, zulker heb ik wel vyfrig in een doode Muis gevonden en bewaard; na weinig tyds veranderden ze in Tonnetjes, na acht dagen kwam uit elk zulk een "Vlieg te voorfchyn , gelyk onder op een groen blad zittende verbeeld is, hebbende een blaauw met fwart geftreept lyf } roode oogen , fwarte pooten , en twee vlerken, die koleurdc weerfchyn van zig geven. De Lkbnis Srgetttm, rubra , foHis perfoliatic van Cafparus Bau- heeft en is niet al te wel. Daar zyn in de Hiflorie van de P/an- biaus, is dezelve Plant , dewelke Taberncmontanus Myagrum ten van Lion drie afbeeldzels van deze Plant ; maar men ziet Vaccaria quarundam noemt. Zy brengt voort verfchcyde ronde genoegzaam datze niet anders vertoonen als dezelve Plant, Ce- takngtige regte (lammetjes mee een zagtwolligCatocn overdekt. falpinus heeft 'er ook op drie verfcheide plaailen van gefproken, Haare bladeren zyn drie vingerbreed lang , een cn een ruif te weten in het Hoofdituk van dc Gia/lum, alwaar hy die ge- breed, vol, fpïts, wolagtig , pittig cn wie Dc kelk is geheel, noemt heeft Glaftum Jpontt Oritns ïntir Sfgctes, cn in dat van dc gênant, op dc wyzc van ccn buis , g< mccnlyk uiigrgroefr, Ripum Syivifire, alwaar hy gelooft dat deze is de Plant dewd- lomtytl uitgebreide, hebbende een enge opening. Dc Bloemen ke Diofcorides onder deze naam befchreven heeft, groei jen aan de toppunten van de Hammetjes , gcfonnccrc als De Segttum of Siligo is dezelve Plant irmrllrr F niï TTifiigm Tjllu ten Angelier, hebbende vyf bladeren, zynde meer als de helft tnuüca noemt , cn Cafparus Bauhinus ,en Pit.Tournefort Triticum voorzien met twee of drie punten, dewelke gevoegt by die van ffyttriuqB , arijlit tams en Jo hannes Bitihinus Triticum vulgare, dc andere bladeren ccn Kroon formceren. Dc Kroon heeft in Glumas trimrauda diponent. Zy brengt verfchcide buizen van vyf het midden van deze Bloem ccn zeer verfchcidene coleur. De voeten hoog, zynde regt, cn by tuflehen ruimten door knob- Vrugt is van ccn kcgelswyze Ejcftake, omwonden van zyn kelk, bels bezet, van binnen hol, voorzien met ecnigc lange fmalle cn opent zigby zyn punt. Zy is te zamengelleld' van drie of bladeren , gelyk als die van het Hond-Gras, en fpïts in haartop- meer buizen. Zy bevat in zig ccnige byna ronde cn hoekagtige punten mer lange airen ; waar aan groeijen eenige bloemen by zaden, of na de gedaante van een nier. Cordus heeft daar van klecne hallïlagtige trosjes , zonder bladeren , te zamen gcftelc dc bloemen zeer wel befchreven : aangezien dezelve zyn te za- door ccnige manlykc hairagtigc vezelen , dewelke voortkomen men geitel uit vyf bladeren, gelyk als deze Schryvcr het beeft uyt een kelk , beitaandc uit verfcheide fchubben ; na dat de aangemerkt. Ondertuflchcn heeft hy ze alle afgebeeld onder dc bloem is afgevallen, zoo fchynt het op dc rug een langwerpige gedaante van een ftuk : Zy zyn ontworpen of afgelchetft met cn gerondde korrel, ende gevorent aan de andere kant, en van vier bladeren in een gedaante waar van Dodoneus cn Lobcl zig binnen mcelagtig en wit. h<.bbcn bediend : die , dewelke Tragus van deze Plant gegeven L X l 1 Vlierboom. Samhucus cum fiore alho. TEr linker zyde onder op een groen blad vertoont zig een ligt gecle Rups, hebbende twee fwar- te dreepen dwars over 't Iyf, achterwaars nog drie lwarte ft reepen langs 't lyf, een fwart gebit, voor zes klaawtjes, en in't midden acht voeten : haar voedzel is de groene bladeren dezes Booms, haare volkomene groote bereikt hebbende , maken ze een wit gelpin en veranderen in een ligt bruine Pop , welke aangeraakt zynde zig derk bewegen: eindelyk komt daar een wit bruin geftreept Uiltje uit, gelyk boven vliegende is verbeeld. Onder ter rechter zyde zit mecde op een blad een bruin Rupsje, heeft aan elk Ht witte voetjes, deze eeten beide het blad en de Bloem dezes Booms, men vind ze ook wel op de Queeboomen, in de Mai maken ze een glanzend wit gefpin, en veranderen in een Popje : na veertien dagen komc daar zulk een fwarte Vlieg uit, gelyk boven malkander word vertoond. Op de Bloem kruipt een groen wit geftreept Rupsje, welkers fpyze mede deze Bloem is, ze zyn zeer gaauw: wanneer ze haar vel afdroopen zyn ze vleeskoleur. In Augufti maken ze een wit ge- fpin, en veranderen in een bruin Tonnetje, blyven in deze geftalte tot des volgenden jaars. In Juli dan komt daar een fwarte Vlieg uit met roode oogen, gelyk terlinkerzyde by malkander verbeeld is. Deze is een Boom van ccn middelmatige dikre en hoogte,dic haare takken in de breedte verfpreid.fomryds is het een Boompje waar van de takken lang en rond zyn opgevuld met veel wit merg, cn hebbende het hout een weinig dik, zynde dc takken in den beginne groen cn in 't vervolg grys. Zyn (hm is over- trokken met een ruwe cn gekloofde fchorfe van een asagrigekn- leur, dc ball van dc takken is zagtcr in het aanraken. Onder deze uitterlyke balt vind men een die groen is. Zyn houdr is hardt cn gcelagtig, maar gcmakktlyk om tc klooven. Vyf of zes bladeren van haar zyn langs de ccne zyde vaft gehegt gelyk ili die van de JNotcbonm; maar veel klecnder gekarteld aan ha- re randen. Hare ukken on .ierfchragen ccn Zonnc[cherm,die wyd en breede is, waar aengehegt zyn klecne bloemen, gcformeert al* hoedtjesofroosjesop vyfplaatfen,zynde wit. Daar op volgen dikke bellen gelyk alsdicvandeGeneverboom.ronde, groene inhet be- gin; maar i yp zynde, worden zy zwart jvcrvult meteen hoogrood fap, en bevatten in zig driekleene langwerpige zaden. De lage Vlierboom of de wilde Vlierboom van de Pinax van Cafparus Bauhinus , genaamt Stmbuuti humilis of Ebulus , verfchilt van de Vlierboom, waar van ik nu fprceke, door zyn flam die met groente of kruidig gras omzet is , in plaats dat de Hammen van de andere zyn van een Boompje, onderfchciden door de blade- ren, dewelke veel fmalder, veel langer cn van een fterker reuk ïyn. EUKOPISCHE INSECTEN. 33 L X I I I. Groote Klitzen. Lappa major. Nlettegenftaande dit Gewas zeer bitter is , zo voed het nochtans zulk een foort van Rupfcn, zynde op de rug bruin (wart gefpikkelt, en van onderen flets geel ; ze hebben voor zes klaauw- tjes, cn in de midden acht voetjes ; in Juni veranderen ze in lever koleurde Popjes , in Juli komt daar uit een Uiltje, zynde dc kop en bovenfte vlerken ook lever koleur met bruineen vergulde plek- jes, het lyf en de onderfte vlerken flets geel, en gelyk verguld, hebbende zes bruine pooten, haar vlugt is des avonds. Het KlifTc kruid , zvnde ook genocmt groot Lappa of JrEtium van Diofcoridcs, van Cifparus Bauhinus, ot dc Pirfonattt van Johannes Bauhinus, brengt voort een dikke wond, enkdd, ccn voet lang, regt opgaande, van buiten iwart en van binnen wit, voorzien met vezelen : zy heeft zeer brecde bladeren, wel van meer als een voet breed , ende op het einde fpits , hebbende ■ande eene en de andere zyd: kleine oortjes ter plaatfe daar zyby de Haart 7.yn aangehegt : haar oppervlakte is hairagtig . donker- groen cn wit van onderen. De itam klimt twee ellen hoog,zy is dik, regt, hoekagtig, wolagtig en roodagdg ,en onderftcunt ecnige bloemen, hebbende de gedaante van ccn hooft, dewel- ke groeijen op het einde van ilc takken met bloemwerk , als koortjes ingclncdcn. Zy word ondcrlteunt door een kelk , te famen gefklt uit veel fchubbcn , dewelke eindigen in een foort van ccn na binnen omgekromt haakje, 't welk zig vaflhegt aan dc klecderen wanneer men het al te ra bykomt. Na dat de bloem is afgevallen, formeren 'er zig eenige fwarte korrels, zynde plat, omzet met eenige korte kuifjes, en die zeer ligc door de wind van malkander raaken. De Heer Rai vermeend dat Cafparus Bauhinus, die dc Plant, dewelke Arttutm qaurun- dam in dc Hiltoric van de Planten van Lion genaamt word, met het KlilTekruid vergeleken heeft. De zelve Schryver cn keurt nier goed dat Parkinfon daar van een onderfcheide foorte gemaakt heeft. OndcrtufTchen is het zeker dat Cafparus Bau- hinus het Kliffekruid daar van onderfchcid , even als Parkinfon , en dat in de twee Drukken van de Pinax zy genaamt word Lappa montana altera , lanugtnofa. L X I V. Geclc Steenldavcr, ofte Mcliloten. Melilotm lutea. DEze onderfte groote Rupfen geneeren zich op dit Gewas, haare koleur is bleekgroen met brui- ne plekken cierlyk geteekent, ze hebben voor zes klaauwtjes, in de midden acht, en achter noch twee voeten, en op ider lit des onderlyfs een bloed rood plekje; ze zyn zeer geftoort als men ze aanraakt, in 't laatft vanMai maken ze een wit gefpin en veranderen in een ligt peerfe Pop, ïn'c midden van juni komt d.iar een fchoon Uiltje uit, zynde de kop, 't lyf, de pooten , de hoorntjes en bovenfte vlerken graauw, met fwarte en witte (lipjes en flreepjes gefignreert , en de achrerfce vlerken fchoon vermclion rood, gelyk op een blad zittende vertoont word. Zulk een grasgioene Rups, gelyk boven verbeeld is, heb ik in Juli op een WÜge gevonden, en met klaver gevoed tot in 't laaft des voorfchreeven maands, wanneer ze veranderde in een violet Pop- je: des volgenden jaars in Mai kwam daar een ligt bruin donker geftreept Uiltje uit, 't welk wel niet hoog, dog heel gaauw van vlugt was. Deze Plant is dezelve als dc Mt!Uott/s frulicofa !»ita y vulgaris of ojjktnarum van Moiilbn, en de Meiihtus ofluimmm van Cai- parus Bauhinus of de Infolium ndvraium of dc Mfli/etus vulguTis Jiore luieo van Johannes Bauhinus. Zy brengt voort een of twee Hammen van twee of drievoeten hoog, zynde rond , uiïgegroclt, teer, takagtig, ledig. Diie bladeren van haar groeijui op een ilecl, gel) k:i.dc ua die van de Fenegriek, maar witter uitge- kint of gepunt met lange airen, Zynde byna alryd geel van ko- leur, lomtyds wit, maar zeer zelden. Op ha^r volgen fwart- agiige doosjes, gdheept , in haar kelk niet bciloicn, gelyk als in hi.t KlavLtbladt waar van yder in zig bdluït een of twee ronde, eyrondc, dunne en blceke zaden. Haar wortel is lang, dun, buigbaar, vezclagtig en wit. f EUROPISCHE INSECTEN. L X V. Dubbelde gcclc Violier. Viola ititea 3 pleno florc. Dïcrgelyke donkergraauwe langs het lyf wederzyds met een witte ftreep gegierde ruige Rupfen, gelyk onder op een groen blad zich vertoond, vind men op dit Bloemgewas, als ook op de Kruisbeflen en Jodenkarffen ; haar kop is geel, als ook de zes voorde klaauwtjes, en de acht mid- delfte en twee achterltc voetjes zyn graauw; in Augufti veranderen ze in leverkoleurde Popjes, me- de aan de andere zyde op een groen blad verbeeld, blyvende aldus in deze gedaante onbcweeglyk; des volgenden jiars in Aprii koomen daar zulke Uiltjes uit, gelyk boven op de Bloem verbeeld is, zynde de kop, 't lyf en vlerken ligtgeel met fwarce plekjes geciert, en de oogen, hoorntjes en pootjes fwart; haare vlugt is des avonds. Boven aan de andere zyde op de Bloem vertoont zich een klein ligtgroen geel geflipt Rupsje, deze heb ik met dit Bloemgewas gevoed tot in 't midden van Juni , wanneer ze een wit gefpin maak- te, en veranderde in een groenachtig Popje; in 't einde des voorfchreven maands kwam daar een wit met graauwe plekjes geciert Uiltje uit, hebbende twee graauwe hoorntjes en vier pootjes. L X V I. Koekkoeksblocm j cn Gras. FhsCucHÏi i £5* Gramen vulgare. DEze Bloemen heb ik hier tot vervulling en cieraad bygevoegt ; maar deze onderkruipende groote bruine fwart geplekte geel en wit gefpikkelde Rups , hebbende op haar kop een kwasje fwart hair, achter op een punt, gelyk een hoorntje, en aan beide zyden raare bosjes wit hair, die zoo laag afhangen , dat men de voeten niet zien kan , vind men in 't Gras , dat ze zeer gretig afweiden , zyn ook zeer genegen tot vocht ; in 't midden van Mai maaken ze een geelachtig gefpin, en veran- deren in een bruine Pop ; in 't einde des voorfchreven maands komt daar uit een Uil te voorichyn , gelyk boven te zien is , zynde flets geel , hebbende op yder bovenfle vlerk een bruine dwarsftreep en twee witte plekjes met bruine randjes; ze leggen witte eiertjes. Ook heb ik wel ondervonden, dat zich deze Rupfen ftil nederleiden, cn kwamen na weinig tyds uit yder Rups vier groote Maaden, die veranderden in Tonnetjes, waar uit zo veel groote Vliegen te voorfchyn kwamen. EUROPISCHE INSECTEN. 35 L X V 1 I. Blocijende Haaneklootjes , of Spindelbomcn. Catyinm flotem. HEt onderfte dezer Prent vertoont ons een geelc fwart ge(l reepte en geflipte Rups, hebbende voor zes fwarte klaauwtjes, in de midden acht, en achter noch twee geele voeten , ze zyn heel traag, als men ze aanraakt blyven ze tegens den aard van andere Ruplen (lil leggen ; ik hebze met dit blad gevoed tot in 't laatfl: van Juni, wanneer ze een wit gefpin maakte, zynde gelyk dun parkement , en als zilver glantzig , daar in veranderde ze in een bruine Pop ; in 't midden des vol- genden maands Juli kwam daar een violet Uiltje uir, welker bovenfle rood geplekte vlerken fchuins gecjett een fchoonen weerfchyn hadden; de onderfte vlerkjes waren mede rood geplekt, haare vlügt is gering, zynde gemcenlyk veel by malkander in 't gras op de Bloemen ; haare eyertjes zyn geel. Nog zit ter rechterhand op een blad een grasgroen Rupsje, deze vind men ook wel op de Prui- meboomen, ze hebben voor zes klaauwtjes, in de midden acht, en achter noch twee voetjes , ge- raakt zynde maaken ze veel fporteling ; in Juli veranderen ze in een bruin Popje, cn na veertien dagen komt daar een Uiltje uit, zynde de kop, hoorntjes, pootjes en bovenfle vlerkjes leveikoleur met bruine ftreepjes, en de onderfte vlerkjes graauwj haar vlugt is mede laag in 't gras. Dit is dezelve Bfiom als de Oftryt, Ulmo fimilts^ fruftu in urn- tilkii fotiaccis van Cifparns Uiuhinus, en de Fégtt fcpiam, ge- mecnlyk üpys Thenfbmfii van Jnhannes Buif.inus. Ciuhus noemt haar OJlryi Tbeuphra?.i , Fjguius Iletbirtwum, cn Phikncc Aetiis (o^nala , Mongis , lug'.fts, Jirraiis feliis ad Ulmum acce- dentsbui, vafmlis di:;unflu, membranh fuiiaceis, ftm't-nbui ipfts appofnis, pluribus conferas. De lakken van deze boom fpreiden zig zeer veer uit, het hout daar van is wit, valt endc zeer hart, overtrokken met een witte fcboifle die een weinig onef- fen cn wiragiig i:. Zy heeft de gedaante en het blad van dc Hceltcrljnom. Ly draagt aan etnigc bladeren, die gefchikt lyn als fchubben l.ngs een pees » cemgc neerhangende groene llcclijes. Deze groene ilceltjes leveren geen' de minflc vrugc uit. De Vrug'en groei jen op de zelve ukken cn in cenigc pl.,at- (ei die van die groene ltaartcn zyn afgek heid.:n , omringt met kleine bla.lercn. Zy zyn fleenagtig, gelykende na een kleine navel, uitgegroeft, yder mee een kroonvoorzien, en bevatten in hiar holligheid een langwerpig zaad. L X V I I I. Duizendblad , Gerwe. Millefolium terreflre fiorens. Dit boven op de Bloem zittend Beesje vind men ook wel op de Zuuring, zyn koleur is fwart, 't heeft zes pootjes ; in 't laatft van Mai verandert het in een geel Popje , gelykende wel een Hondskcpje, na veertien dagen komt daar een fwart Torretje uit, gelyk onder op de grond lopende is verheelt. Aan de andere zyde dezes gronds kruipt een klein beesje, 't welk ik in 't gras heb gevonden, zynde van koleur als een Luis, in 't laatfl: van Juni klampt het zich van: tegen het dekiel van de doos , daar ik 't in voede, rimpelde zich in malkander, en wierd bruin en hard , na twaalf dagen kwam daar uit een klein rood en fwart gedipt Torretje, gelyk mede op de grond vertoont word. CafparusBauliinus noemt deze Plant Milkfotiüm vuïgm al- bum, johanncs Bauhinus A/i/W^/a», Siramtes ptnnalum terrefire, en Dodona:us Millejelium of AcbilUa. Het gemeene witte Dui- fendblad brengt voort ilammcn van een of anderhalf voet hoog, ïyndeftyf, rond, hairagtig, takagtig m hare uiterile topen- den en roodagtig Haare bladeren zyn alle gefernart aan cene zyde, cn verbeelden een Pen van een Vogel. Zy zyn kerftgc* wys ÏDgcfneden , dun en gelykende eenigermaten na die van de Kamillebladeren, van een tamelyke aangenaame reuk, ende van Imaak een weinig fcherp. Haare bloemen groeijen aan het bovenfle van haare takken als bloemruikers zeer vaft aan een ge- trokken en rond. Yder bloem is flraalswyze gefchikt, wit» onderftcunt door een langwerpige kelk, te famen geilek uit verfcheide bladeren als [chubben op elkander. Als de bloem af- gevallen is, komen 'er dunne zaden voor den dag. De Wortel van dezelve is vezelagtig , houtagtig en van een bruine koleur. i i EUROPISCHE INSECTEN. L X I X. Acherbrcm. Flos linBorim. /"\ Nder ter regterhand op een groen blad zit een groene Rups, hebbende langs over den rug een \_Jf fwarten, en onder aan weerzyde een witten ftreep; als men ze aanraakt blyft ze eenige uuren onbeweeglyk zitten ; in 't midden van juni maakt ze een wit gefpin met vierkante gaaten , gelyk een visnet, aangeraakt zynde maakt het Popje een geweldige beweeging, in 't begin van juli komt daar een Uiltje uit, zyndc ligt groen met witte en donkere rtreepen dwersover de vlerken en fhelvan vlagt. Ter linkerzyde onder op de grond legt een KarlTeblad, daar op een fwarte Rups, hebbende bo- ven op ider lit twee blaauwe kraaltjes, ider met een bosje hair versierd, zynde de kop, de zes klaauwtjes, de acht middelfte en de twee achterfte voetjes ookergeel; in 't einde van Juni maakt ze een graauw gefpin, en veranderd in een bruine Pop, zynde aan de kop met fwart hair bezet ; in 't midden van Juli komt daar een donker geele bruine geft reepte Uil uit, welker hoorntjes als vederen zyn, gelyk boven malkander verbeeld is. Deze Plant ïs dezelve , dewelke C /parus Bwhitltu Gmfla 77«ffufW, Gemmki noemt. Johanncs Bauh DUS 'ïwcloriui i lutiw Gtnijiii iinfloria , Hifpamtê , cn de Hortus Eyllet. Ge- ntfittla TinBorum. De ftaminm van dezt Plant zyn dik en rond , haare bladeren zyn langwerpig, fchil.gdg als dc plukvrugcen, fpirs, groeijende alleenig by beurtwïfièling langs de takken Haare bloemen zyn gcfchikt na dc wyze van geele airen , na dat dc bloemen zyn afgevallen volgen dar op zeer platte tthellen, dewelke in zig btfluiten cciiigc zaden, gelykende na een kleine Njer. L X X. Kleine Weegbladcrcn. Plantago witïtOT jlorens. ✓~\P dit Kruid aaft een lange ligtgroene Rups, langs 't Iyf wit geftreept, en op ieder lit met een \_ P wi: ftipje gecierd ; in J t einde van Juni veranderen ze in bruine Popjes ; in 't begin van Au- gulti komt uit elk een Uiltje, zynde de bovenfte vlerken wit met fwarte ftreepjes gecierd, en dc onderfte vlerken graauw, de oogen en hoorntjes fwart, en vliegen 's avonds. Zulke lange Wurmen heb ik in de aarde gevonden , ze waren van koleur gelyk Maaden , met een fwart kopje; ik heb ze bewaard tot in 't laatft van Juni, wanneer ze veranderden in donker geele Popjes ; midden in juli kwam uit elk een bruine Vlieg met klaare vlerkjes , vier pootjes om te loo- pen, cn achter noch twee diergelyke, zynde recht uit geftrekt. CaCparus Bauhinus , Pit. Tournefort en Morifon noemen deze Plant Plnntago mgufii folia, major, Johanncs Baohinus en Tra- gus, Plantage Uuatólata, Dodonarus Planlago minor, cn Lobet Plantago quinquenervia. Zy brengt voort lange, (malle, fpitfe en hiiiragtige bladeren, gemerkt met vyf ftreepen als of het zenuwen waren , dewelke zoo lang als ze zyn daar door loopen: daar op klimmen eenige Hammen van een voet hoog, zyndc hoekagtig, gertrcept ende uirgegroefc, dragende aan hare uit- enden veel korter en veel dikker airen als die van de gemeene Weegbladeren, omkleed met bleeke bloemen, opdewelke vol- gen vlcesagtige fchellcn, in zig bevattende dunne en langwer- pige zaden. EUROPISCHE INSECTEN* L X X ft Roode Lelicri. Liliuto aureum. ZUlk flag van Rupfen heb ik op deze Bloem gevonden , ze was boven bruin donker geftreept en onder geel met klaauwtjes en voetjes voorzien, gelyk voornoemd; ik heb ze gevoed tot in 't einde van juni, wanneer ze veranderden in een levcrkoleurde Pop; in 't midden van Augufti kwam daar een ligt Uiltje uit, zynde ligt en donker bruin gefigurcert; haar vlugc was s'avonds. Onder op een blad leggen vier ronde vcrmelion roode beetjes, gelyk ik op deze Leliën gevonden heb, ze zitten op de groene bladeren ettelyke by malkander, en zuigen daar een groen lap uit , zynde dik gelyk geft, daar in leggen ze verborgen dat men ze niet en ziet; ik heb bevonden datzc mede veranderen in een rood Popje , gelyk hoger op een blad verbeeld is ; uit dit komt een rood Torretje , gelyk daar. naaft aan zich vertoond , deze geven een aardig gepiep van zich , als men zc in een geflootcn hand dicht tegen 't oor houd ; ze leggen ook roode eiertjes , en zulks ordcntelyk op ryen, gelyk hooger op een blad te zien is, waar uit dan weer zulke beesjes komen, gelyk de eerfte waren. Deze is dtzdvc Planr, dewelke Cifparus Biuhimis en Mori- ron noemen Ltlium purpureo-croceum, Wté/ur\ Joh.iincs Baulvnus Litium Tulem of ctoteam ma;itt , Lobe! Muringon CbymifitirHm, en Matthiolus Hcmcrocalks van Diolcorides. Men noemt ha:r oult in de Franfche Taal Lis de JVotre Dame of v ; ,n S. Antulne de P.i- doui, dcwyl dat ze bloeit op die tyd als deze Vierdagen aanko- men. Zy zet voort een Itam van twee of drie voeten boog, met vlakken getekend , regt, rond, omringt meteen menigte lange bladeren, naauwlyks zoo breed als die van dc witte Lcly, gebegt aan haar itam Zonder (hart , bleekgroen, blinkende, effen, zagt in 't aanraken, tecdcr, doordrongen met een lym- agrigfap. Haarc bloemen grocijen cerltclyk op tiaare topetn- den als lange hoofden, dewelke de cene voor en dc andere wat later zig openen, ieder dei Zelve te f.imengclielt uic fis lUtlen , van een Oranje kolcur, van een lieffelykc reuk, in den beginne Zeer aangenaam , maar die dikwils hoofJpyn veroorfaken als men d.tar tc lang aan ruikt. Wanneer dtze bloemen zyn afge- vallen, zoo komen daar uit voort langwerpige vtugcen , Opga* zet met drie hoeken en in haar lengte verdeeld door dn? kamer- mertjes, vervult met zaaden geboordt met een vleugeltje. Haar wortel is een bol zoo dik or dikker als een Noor, vleesagtig, wit, te lamcngclicjc uit Ichubben die op dc wyze van een hoofc gefchikt zyn, van beneden vocrzi.n met vtz-kn, cn van eert lymagtigc lubltantie. t t XII, AppelblolTetn. Bos Mali DEze geele ruige en met ronde d wars ft ree J^en getierde Rups heb ik op een Appelboom gevon- den, haar kop was bruin, hebbende achter dezelve twee blaauwe, en op ieder lit twee vlees- koleurde kraaltjes, de voetjes waren van de zelfde koleur, aan beide zyden was ze met bruine bos- jes hair bezet; in 't begin van Juli fchoof ze haar huid af, maakte een geel gelpin met gaaten , ge- lyk een visnet, en veranderde in een leverkoleurde Pop , zynde langs 't heele lyf met bosjes hair ert onder aan de punt met een kwasje bezet, geraakt zynde beweegde ze zig zoo fterk, dat ze verlchei- demaalen omwentelde, na veertien dagen kwam daar een wit fwarc gefigureert Uiltje uit, hebben- de twee breede roode hoorntjes , gelyk veeren, en achter de kop tulfchendc hoorntjes een roode ftreep; ze was heel rad, haar vlugt was s'avonds. K EUROPISCHE INSECTEN. L X X I I I. DruivcnbloJTcm. Vttis forens. "r\Eze twee groote Rupfen zyn eenderlei aard, haarverfchil beftaat alleen in dekoleur, zynde de J— * bovenfte bruin , en dc onderfte groen , beide met fwarte en witte ftreepen en plekken gegierd , ze geneeren zich op de Wynftok, wanneer ze eeten dan maaken ze zig wel een derde langer als of ze in haar ruft zyn , haar drek is donker groen , en vertoond zich vyfkantig, dog de kanten rond , of 'er zes ftaafjes tegen malkander gevoegt waren, gclyk by de onderfte Rups toe beter begrip ver- beeld is. 't Is by my wel gebeurd , dat eenige der groene Rupfen zig neerleiden , en rimpelden zig kort in malkander, waar uit na weinig tyd zes Maden voortkwamen , deze veranderden in bruine Tonnetjes, daar dan uit ieder een donkcrblaauwc fwart geftreepte Vlieg kwam , met roode oogen, en klaare vlerken als glas. De bruine Rups veranderde in 't midden van juli ïn een ligt bruine Pop, cn bleef in deze gedaan- te tot des volgenden jaa^s in Mai , wanneer een fchoone Uil te voorfchyn kwam , zynde de kop, 't lyf en bovenfte vlerken lchoon Rofenrood met Papegaygroene ftreepen en plekjes gecierd , de on- derfte vlerken elk met een fwart vlakje geteekend, en de oogen geelagtig groen , hebbende voor aan de kop tufichen de hoorntjes een dunne lange geele fnuit, om haar voedzel te trekken, die ze kort in malkander konnen krullen, en onder dc kop bergen: dit is myns dunkens billik voor een der merkwaardigfte en Ichoonfte veranderingen te achten. De flati van dit Boompje is bogtig, overtrokken meteen modagtige baft , voortbrengende verfcheide Unge telgen , vdnf» zen als met handen , waar door dat zc opkruipen en ztt» heg- ten aan de latten cn naaflcboomcn. Haare bladeren zyn groot, breed cn byna rond» ingekorven, groen, blinkende en een wemïgjc llroef in het aanraken. Haare bloemen zyn klein , cn geformeert als een tros, gemecnlyk te famcngciteU uic vyf Heekjes, gefchikt als een Koos, zy zyn van een geele koleur en welriekende. Haar Wugr.cn zyn ronde of eyronde bcfTen , zynde dc eene by den andere verzamelt als dikke troffen, groen, fcherp inden beginne maar ryp wordende krygen zc een wit- te, mode of een fwar[ekolcrjr,vlc:sagtig, vervult mer een zoet cn aangenaam fap. Men noemt zc in 't Latyn Vvm , in 't Franfch, Jiaifim cn in het DauicW Druiven. Zy bevatten in zig verfchei- de fpitfe korrels, maar zy hebben 'er gcmeenlyk maar vier. L X X I V. Lindeu-bloiïèm. Tifia forens. GRoote en fchoone Ruplén vind men op de Lindebomen , waar van hieronder een afbeelding, ze zyn leverkoleur wit geftipt over den rug , het onderlyf is fletsgeel , op het agterfte lid ftaat een blaauw hoorntje, en daar agter een geele plek, ze zyn ftil en traag, dog als men ze aanraakt, flaan ze fterk met de kop heen en weer, eeven als toornig zynde; wanneer ze volwaflen zyn fchui- ven ze haar huid af, en veranderen in een fwarte Pop ; deze legt gelyk dood tot des volgenden jaars, in Mai komt daar zulk een groote fletsgecle groen gevlakte Uil uit; haare vlugt is des avonds. De Lindeboom is een hooge boom , dik , vol takken. Haar bslt is effen, asgraauw ot fwartagtig van buiten , van binnen geebgtig ot witngtig, cn zoo buiglaam cn gedwee dat zedicn- lttg is om daar van eenige touwen, ja kabels te maken. Haar hout is z-.tgt, zonder knobbels, witagtig, haare bladeren zynby beuriwifleling gelegen langs de takken, zynde rond, dog op het einde fpitsagtig, ccn weinig wolagtig, glanzig en tandswy- ze aan haar zyden g. kartelt. Haare bloemen zyn aan vyf deel- tjes gefchikt als een Roos, van een Citroen koleur en van ccn liefFelyke reuk : zy komen voort uit de holligheden van gtootc bladeren met een vry lange ftecl, cn worden onderfleunt door ccn kelk die in vyf deden gemeden is. Deze bloemen hebben een groote meenigtc van zagte vezelen cn een afgerond deeltje, dewelke veranderd word in een vliesagtige doos i zynde cyrond, wolagag, alwaar men in vind twee langwerpige en fwartagti. ge zaden. EUROPISCIIE INSECTEN-. 39 L X X V. Rozcnkolcurdc Akkervvindc. Con-volvnim minor purparem. DEze groote foort van Rupfen vind men zelden , ze onthouden zig mceft in de Kooinvclden , en gcnceren zig van de wortelen dezes onkruits, haarc koleur is ligt bruin, donker geftrecpt en geplekt , haar drek is mede gelyk in Fig LX X.1II. gezegt is. In ! t laatft van Juli deed ik zulk een Rups in een doos met aarde, daar in maakte ze een ronde diepe groeve, daar in gegaan zyn- de dektcze dit hol met bladeren, en veranderde in een Pop, die voor groen en aehter geel was, dog die wierd 's anderendaags bruin, hebbende een verbeelding gelyk oogen, en daar tulTchen een inuit, ze was zeer fterk van beweeging, in September kwam daar uit een groote Uil te vootfehyn, zynde ; t voorlyf en vlerken asgraauw met fwart fchoon gefigureerd , de Romeinlche letters B. C. V. en M. waaren duidelyk op de vlerken te vinden, hebbende verder voor aan de kop een lange bruine fnuit, die zig een end van de kop in tweên kloofde, die zy wederzyds opkrullen, en ook weder in de langte uitftrekken kondc, het achterlyfwas ligt rood en (wart geftrecpt, met een asgraauwe ft reep langs 't midden, *t hecle lyf was ruig of donfig gelyk vederen, des daags was ze ftil , maar des avonds vloog ze met een groot gernifch , na de eigenfehap haarer groote. D:zc Plant is dezelve dewelke Johanncs B.iuhinus Hchine t Cij/ampeios muliii, af eonwhulus tr/inor , en DodonjTUI Smii.ix iievn, minor noemt. Op dit; manier als C ilpnriU BauhinU* An- guillara aanhaalt , dtc over dezelve gefchreveti heeft, zio zou- de het fchynen dat hy daar van gdproken h^ett als van ver- fcheide foorten. OnderruTchen fcoo zyn hei maar allcen'yk drie blindere benamingen die hy 'er aan geert van een byzondere betekeningen die men vervolgens agur malk.iniier by ccn moet brengen, gelyk als Ombanthe Tbwphrafli , [klxinc ,GiJfimpttu en Scammonia parva Pltnii. Zy brengt verieliride itamrt.crjes voort, dewelke dun, teedcr, iings de grond kruip-n en zig valt hegtcn aan de na by zynde Pl.mten t en die gemtcnlyk in Zig bevatten een helder lap. Haare bladeren gelyken mdi-van de Veilboom, alias Khmop-bhdcrcn , maar zy Zvn grootcr, ragter in het aanraken , dog ftrocver als die van ue iilukbiotm, zynde zenuwagtig en groei jende twee aan twee. Jncenigc il de kelk dubbelt, de cenc heeft van buiten twee bladeren , de an- dere is van binnen veel kleindcr, verdeck in vyfdcclcn , op dc wyzc als een pyp, in dc andere is de kelk enkcld. De bloem heeft de gedaante van een klok van ccn pUipcragiigc koleur, ceafteeljg ert vyf hof kig : zy groeit als gehegt aan een Aeeltjé} dcwelk- vm tuüehcn uit haare bladeren voor komt. De vyf zagte vezelen die uit de grond van dc bloem voortkomen , ver- eenigen zrg in een buys; wanneer de bloem is afgevallen, zoo Wor J het eyerneft een byna ronde Vrugt , dik gclj k een Kerflr, vliesagrig, omilmgcrt van zyn kelk, brengende voort driebui- zen, byna altyd verdeeld in drie afgcfehuic kamertjes, Zelden in vier, en fnmiyds nogtans in een alleen. Zc beoelft in zig cenige hoekag' ig.' ziden, Zynde Iwart.ig ig of Ibmiyds roodag- tig, Haare WOfIclefl zyn lang, dun en wit van binnen. L X X V I. Oycvaaars bek. Geranium florcrls. Dit Bloemgewas heb ik tot $ieraad hier by gevoegt, want de Rups daar ik van fprceken zal ge- neerd zig op her geringfte gras , ik vond ze in Maart, zynde met fwartc flipjes gecierd, de kop en 't achterile lid fwart:, voor had ze zes klaauwtjes, en in de midden acht voetjes, die lever koleur waaren. In Juli, wanneer ze zesmaal haare huid afgefchooven had, veranderde ze in een ligt bruine Pop; in Augufti kwam daar een Uiltje uit, welker kopen bovenfte vlerken waaren bruin fwart gefio-ureerd, hebbende zes bruine hoorntjes, 't achterlyf en de vlerken waaren askoleur, haare vlugt is des avonds. Tragus heeft aan deze Plant een zeerflegce gedaante gegeven onder de naam van Gratie Dei iel Geranium quibuidani. ücbloo men worden 'er verbeeld uit een ituk te beftaan, alhncwel ze Zyn uit vyfbladigc fleclijcs, nidcwyzeals Oifparus Bauhinus Anguillara, die over deze Plant gefchreven heeft, aanh.uk. Het Ichynt datdeze Schryver daar van twee verfchillende (oor* ten gemaakt heeft , ondcitulTchcn ftemt Anguillara toe, dat die, die hy Panax hgracltuM genocmt heeft , dezelve is die hy Sideriiis noemt. Qeze Plant brengt voort verfeheide (lammen tot an- derhalf voet hoog, wolagiig, knobbelagtig, ukagtig en root- agtig. Haare bladeren Ipruitcn uit de knobbels van haare tak- ken, gcmcenlvk twee a-in twee. Hair kelk heeft vyf bladeren gefchikt als eeu Star. Haare bloemen zyn te famen geilek uit vyf blaJige flcelcn , Reformeert als een Roos, hebbende tien Zigte vezelen, dewelke voortkomen van dc builende omtrek vaii dc hodem des eyernefts. Haar Vrugt is gcformcert als ccn naald of als dc bik van een Kraanvogel, hebbende aan de bene- den voet vyf tarnen j es, oHc ieder in zig bevatten fpitlc zaden, en van ieder kamertje komt een dun pypje voort, Vyf van deze pypjes met elkander digt vereenigt , formecren met het eyer- nclt een foort van een Üyevaarshoofr of het hooft van een Kraan- vogel. Haarc wortel is dun, van koleur als de Palmboom. Ta- bernemontanus belchryft ze onder twee gedaantens, nament yk onder die van Gtranium Kupertianam cn onder die van GtranOM Vioiaeeum. k t 4 a EUROP1SCHE INSECTEN. L X X V I I- Pcerblofïcrn. Tyrus prafina forens. EEn witte metroode plekken langs den rug gecierde Rups geneert zig op de Peerboom, haar kop ïs bruin, ook heeft ze langs het lyFaan beide zyden bosjes hair, voor heeftzezes klaauw- tjes , in de midden acht, en achter noch twee voetjes. In 't begin van Juli fchuivcn ze haar vel af en veranderen m bruine Popjes , deze zyn langs en op de kop met bosjes hair bezet, verbeeldende ook twee fwarte oogen, 't welk al een raare tronie maakt. In midden des voornoemden Maands komt uit ieder Popje een wit dog fwart gec- iert Uiltje uit , de onderfte vlerken zyn ligtbruin , 't lyf vleeskolcur , de hoorntjes wit met bruine hairtjes bezet, en de oogen fwart, haar vlugt is foei en by dage. L X X V I I t AlflTem. Ahfmth'mm vulgare. HOe wrang en bitter ook een Kruit is, zo verftrekt het nochtans 't een of 't ander Gedierte tot fpyze, gelyk aan deze ftruik blykt. Deze daar op zittende Rups, zynde langs de rug met een witte ft reep en bruine vlakjes geteekent, aan de zyde vaalgroen met bruine ftrcepjes, en heeft onder op ieder lit een wit ftipje, ook voor zes klaauwtjes, in de midden acht, en achter nog twee voetjes, geraakt zynde bewegen ze den kop fnel heen en weer: ze veranderen in Mai in fwar- te Popjes; na drie weeken komt daar een Uiltje uit, welker kop en bovenfte vlerkjes rosachtig met fwarte en bruine ftrecpjes en ftipjes gecierd is, ook vind men een wit gelyk zilver glanrfig plekje in : t midden op de bovenfte vlerkjes, de onderfte vlerken en 't lyf zyn bruin , hebbende twee fwarte hoorntjes, en twee glantfigc oogen, haare vlugt is 's avonds. Noch zit daar onder een klein lang groenachtig Rupsje , hebbende een raare gang, het brengt het achterlyf by het voorfte, maakt een hoogen rug , en ftapt zoo voort, zomtyds ftaat het op zyn achterfte voeten een wyle recht overend. In 't end van Juli veranderen ze in groene Popjes, na veertien dagen komen daar Uiltjes uit, wel- ker kop, lyf en bovenfte vlerkjes groen met witte, fwarte en bruine ftreepjes en ftipjes geteekent, en de onderfte ligt bruin zyn : ook hebben ze twee ligt bruine hoorntjes , en vier bruin gefpikkelde pootjes, zynde gaauw van vlugt. Dcxe Plant is dezelve als die, dewelke Cafparus Bauliinus noemt Abfintbiam Ponlicunt feu Romanum officinarum ; feu Diofa- ridis : en Dodonxus Abflntblum latifoHum. Hec Alfemkruid hrengt voort een menigte van Hammen van twee ellen hoog, gegroete, overdekt met een grüauwagtig hair, takagtig, en daar komen uit voort eenige bladeren diep ingcfneden , cn van onderen verdeelt , witagtig, zagt, vaneen iterk bitter en van een lieffdykc geur, maar zeer fterk. Haare takken zyn rond- om voorzien met een groot getal witte bloemen, dewelke even Zoo vcele ronde Ruikertjes uitmaken , te ftmen geftek uit wy- de uhgeftrekte blocmwerkjcs als van een Star, van een roflê koleur. Daar op volgen eenige dunne eyrondezaden, bedoren in eenige afgeronde kelken en fchubagüg. Haar wortel is dÜS- agtig, houtagtig en vezelagtig. ËUROPISCHT 1 -N S E C T fi X, 4 1 L X X I X. 'Gcclc Walftroo. Caltium Lutcum. T""\Tt gewas verftrckt tot voedzel van een fchoone Rups , welker koleur is groen, hebbende ovrr JL/'t lyf veel ronde witte verheevcne flipjes , langs beide zyden een witte ttreep ; achter op een half witte en blaauwe hoorn, voor zes klaauwtjes, in de midden acht, en achter noch twee vlees- koleurde voetjes : ik heb ze gevoed tot in 't midden van Juli , wanneer ze vervelden wierden ze vlees- koleur, en vervolgens veranderden in geele graauwachtige Popjes, zynde in deze geftalte , geraaRC weelende, zeer onraflig. In 't begin van Augufti kwam daar uit een Uiltje, dier kop, voorlyf, pootjes en binnenfte vlerkjes waren bruin en donker geflreept, 't agterlyf wit met Iwarte dwarsftrec- pen en hairtjes gecierd, de onderfte vlerkjes waren Oranje, hebbende ïwarte oogen , fwarte hoorn- tjes, en voor een fnuitje om haar vocdfel uit de Bloemen te zuigen, haar vlugt is des daags, ze zyn fnel , en moeylyk té vangen. Nog heb ik hier by gevoegt een Motte, zynde wit van koleur met een fwarte kop: deze heb ik in Laken gevonden, daar in had ze een ovaal huisje van de wol gemaakt, dog met een opening, wanneer men het eene end raakt , dan fpoed ze zig 't ander end uit en weer in : ze veranderen in een Tonnetje, en na veertien dagen komt daar een Motuiltje uit , zynde zilver glantfig, met fwarte flreepjes en flipjes geciert; dog dewyl ze om haar fchadelyk bedryf al tc veel bekent zyn, zalikze zoo laten beruften. Deze Plant brengt voort cenigc (lammen van vier voeten hoog, zynde tccder en langs dc grond heen kruipende indien ze niet ondcrfïeundt wierden door de heggen, rullenen dewelke zy gemccnlyk grocijen, als zynde de woruls der zelve dunder nis haare takjes om hing , dewelke vierkant, glad , groen of zomtyds na een purpcragtigc koleur fwymcndc , voltakkig, knobbelagtig , ledig en bros Zyn. Uit ieder van hnare knobbel- tjes komen voort zeven of agt bladeren , dog zelden meer , zom- tyds minder , gcfchaaidr. als een Ilraal rondom de (tam, gelyk als die van de Kli.Tc. Haar bloemen zyn veelvuldig, klein, geel, half of tweeflagtïg, glad , voortkomende uit de punt van her. eyerneft, zonder kelk , aan haarondcrüc gedeelte geformcert als een pypi en na h^ar bovenfte gedeelte vcrdeeldi in vier dcc- len , geknikt na de gedaante van een Itar. 'Zy hebben al z > veel vezelen, als neci hangen groene ilarag'ige neerhangende blade- ren. Na dat deze bloemen zyn afgevallen, zoo volgt op yder van haar een Vrugt, in zig behelzende twee koirelen aan el- kander vait, zvndc dron» en een Maan verbeeldende. Haare wnrtcls zyn houtagrig en voorzien met onaanecn vallgcvlogtc vi-Zclen. Ekzen Lof. L X X X. Alm Fotia. DEze op een blad kruipende Rups is wit en fwart geflreept en geflipt, met een fwarte kop, hebbende voor fes klaauwtjes, iri de midden twaalf, en achter noch twee voetjes; ik heb ze met deze bladeren gevoed tot in 't end van Juni , wanneer ze zig in een blad rolde , een wit gelpin maakte en veranderde ïn een Popje; na veertien dagen kwam daar een fwart geflipt Uiltje uit , ge- lyk boven verbeeld is. Op 't onderfte blad kruipt een fwart, geel geflipt, leelyk Bcesjé met fes pootjes , deze tot half Juni met deze bladeren gevoed zynde, klampten zich aan iteeltjes vafl , trokken haare geftalte uit, en wierden fwart en wit geplekt; na weinig dagen kwamen daar tweederlei Torretjes uit , zynde bei- de fwart en geel, dog elk byzonder geteekent. Onder naaft de fteel kruipt een geel Rupsje, 't welk ik mede op deze groente gevoed heb tot in" 't laatft van Juni, wanneer uit zyn lyf, nog levendig zynde, drie Maden kroopen; deze hebben zich elk in een wit eitje gefponnen, en zyn in Tonnetjes verandert, waar uit na twaalf dagen drie Vlie- gen te voorfchyn kwamen, hebbende een fwarten kop, en een geel lyf cn pootjes. Nog kruipt onder ter linkerhand een graauw fwart gedipt Rupsje, zynde de kop en de voorde klaauwtjes fwart, en de andere voetjes wit; deze lcide zich in Juli ftil als dood neer, na weinig dagen kroop uit zyn lyf een lange geele dunne Worm, gelyk een draat, deze was (peculatif aan te zien, hy fïingerde zig met veel bogten in en door malkander, wierd ftyf, en flierf. Deze Boom is vaneen middelmatige dikte, hebben le een rcgiopgaan Je (lam : haar (tam is voorzien met uicfpriiitfels , de- welke voortkomen uit 'i bcnedenll van de Plant, verdeelde in verfcheide takken , cn overdekt van een uittcrlyk bruine buil, onder dewelke zig opdoet een andere fchorlTc van een geele groenagtige koleur, cn die hei een koleur geeft als die van dc Saffraan , zynde b:ttcr van fmaik . van een z imcntrehkende kragc. Haar hout is zjgt , buigzaam, ligt , roodagtig , zeer verganke- lyk als het op de grond lek , maar in het water blyft bet gelyk als onvcrgankelvk, en het is ook daarom dat men zig van dit hout boven alle ander hout bcdiendt, wanneer men in *t water het fondament van ecnig gebouw moet maken. Dcbladercnvan deze Boom zyn byna rond, beurtswyzc gcf; hikt , fwymcndena die van een Hazelaar, glad, rein, van een fwartagttg groen, onderfcheide langs de lengte van de bladeren door fchuinze ze- nuwen , dog onder elkander zynze van een even gelykheiJ. Haare bloemen zyn te zamcn^eltelt uit verfcheide zuiltjes aan een draidtje vafl gehegr. Yder blnerri is van vyf zuiltjes te zi- men gclïelti dewelke gcphatlt zyn in dc kokers of in dc openin- gen van een kelk, die g^formeert is van een blad , cn is geklieft in vier deelen. Hut zuiltje word een rcdclyk ronde belle, fwart, fchubag'ig, ontient van de dikte v.in een Moerbezie cn root- agtig. Zy opent zig by verfcheide lehubugtige bundeltjes , cn laat in de klooien tc voorfchyn komen enige platte enruodag- tigc zaden. O.n drzs Plant te verbreiden, zo heeft Lobel zig bediend van dc gedaante van de Aiwts allifM C/v/h, dewelke nngi.ms van deze v^rlchillende is. Cafj-anis liauhimrs , die over Maihiolus gclchreven heeft, Gcfncr , Tragus, Djdona:us en Stapel hebben de groene draadjes van dez: Boom met die van haare vrugtcn ondereen vcrwardt. Johannes Bauhinus, die haar wel heeft onderfchcidenj vermoed' dat deze kleine draaden, de- welke aan het einde van deze jonge vrugt zyn> dc bloemen zyn van de hJzenboom. Dog hec is beter de groen neerhangende fchiltjes op tc vatten voor de bloemen. L 4* EUROP1SCHE INSECTEN. L X X X I. Bonte Angclicr. Cariopbilltss variegatxs. OP deze halfbloeijende Bloem kruipt een Rups, zynde langs de rug donker bruin, de kop en voeten ligt geel, als ik ze met deze Bloem gevoed had tot half Juli veranderde ze in een bruine Pop, in deze geftake bleef ze leggen tot des volgenden jaars in 't midden van Juni, wanneer daar een Uil uit kwam, welkers kop en bovenfte vlerken fwart gefigureerd, het achterlyf , de on- derfte vlerken , de hoorntjes en pootjes asgraauw waren , haare vlugc was des avonds. Het andere Wormken , dat zig aan de ftcel der groote Bloem vertoond, geneerd zig van de groe- ne Diertjes , die dit Gewas mede voed ; deze voornoemde Worm zit geheel ftil zonder beweeging , als nu de gezegde groene Luisjes over des Worms lyf heen loopen, dan vat hy ze fchielyk, zuigt het vogt daar uit, en laat als dan de leege baft vallen ; in 't end van Juni veranderde ze in een bob- bel of blaas; na veertien dagen kwam daar een Vlieg uit, welker kop rood , 't lyf fwart, overdwars geel gefixeeept , en de voetjes bruin waren. L X X X I I. Blocyende Borrage. Bonago ccerutea. Nder ter rechterhand op een blad zit een groene Rups , hebbende voor zes klaauwtjes, en \_/ achter vier voetjes, men vind ze ook wel op de Bloemkool; in Augufti maaken ze een wit gefpin, en veranderen fommige in bruine, andere in donker groene Popjes, en ettelyke krompen onder 't (pinnen in malkander, waar uit dan Maden voortkwamen, die dan frierven; uit de donker groene Popjes kwamen zulke fwarte vliegende Beesjes, gelykWefpen, met geele pootjes en klaare vlerkjes, en uit de Popjes kwamen donker graauwe Uiltjes voort , met fwarte en zilver blinkende ft reepjes en flipjes gecierd, hebbende twee fwarte lange en nog twee korte hoorntjes, en vier graau- we pooten , gelyk boven verbeeld is. Het andere aan de linkerhand op een blad zittend Rupsje heb ik op een Pruimboom gevonden en daar mee gevoed , tot zo lang ik bladeren heb konnen bekomen , doe maakte ze een dun gefpin , en bleef daar in zonder eeten levendig tot des volgenden jaarsin Maart, wanneer ze in een ligt bruin Popje veranderde , waar uit in 't midden van April een fwart en wit geftreepten geplekt Uiltje kwam, hebbende twee graauwe hoorntjes en vier pootjes, gelyk nader in de Print vertoond word. Cafparus Biuhinus noemt deze Plant ook Buglojfum Luifohum. Zy doet uit haar wortel voortkomen cenigebrcede langwerpige bladeren, hairagtig > een weinig (lekende, ruw in heiaanrakcn, het meelle gedeelte verfprcid op de grond. Haar Ham groeit omtrent tot op dc hoogte van anderhalf voet, fwak, ledig, rond, takkig, tecder, voorzien met een dik flekclig hair , na de grond hangende, en zig niet konnendc opregten als met moeytc. Haar kelk is breed, gemeden in vyf lange ftralcn, dun, gefchikt als een ftar. Haare bloemen zyn blaauw, ieder is op een voet alleen geformeert als een rad, gelykendc na het radje van een Spoor. Na dat de Bloem is vergaan , zoo komen in haar plaats vier in een gedroogde zaden, zynde te famen in de kelk van dc Bloem. Ieder van deze zaden heeft de gedaante vaneen Slange hooft, Zynde van een fwarte koleur. Haarwor- tel is lang cn dik als een vinger. EUROPISCIIE INSECTEN, 43 L X X X I I I. GfTentongc. Echium nwlgare cccrutcttm. En klein dog net Rupsje geneert zig op dit Gewas , zynde fwarc, met geele kruisjes over de rug, en witte ttreepjes over dwars geteekent, ook zeer gaauw in 't loopen: ik heb ze gevoed tot in 't midden van September, wanneer zeeën wit gcfpin maakte, waar in ze bleef tot des volgenden jaars, in April kwamen daar zulke kleine fwarte Vliegen uit, gety k boven vertoond word. Als ik, in gevolge myner gewoonte, een menigte van Uiltjes en Kapelletjes in houte doofen mee fpelden vafl gettoken had, om aan de bcgeerigc Liefhebbers het ftille leven tekonnen toonen; niet tegengaande deze bloedeloofe beesjes ettelyke jaaren verdroogt waren, wie'rd ik egtcr gewaar dar, daar uit te voorfchyn kwamen levendige Wormpjes , zynde bruin met witte ftrecpjes dwars over getee- kent, en gebruikten zulks tot fpyzedaar ze uit voortgekomen waren, tot dat ze veranderden in Ügc bruine Popjes , waar uit na weinig tyds kleine fwarte Torretjes kwamen , hebbende een bruine llreep dwars over 't lyf, zynde deze verandering onder naafl de fleel verbeeld. Nog word onder ter linkerhand op dit blad vertoont een Kaasmade; ik heb bevonden dat deze veranderen in bruine Tonnetjes, waar uit binnen veertien dagen kleine bruine Vliegjes komen. Deze Plant brengt voort cenïgc (lammen van meer als twee voctui hoog. Zy is g'ocn, hatragug .gcucrkukcnt met iwar- te punten. Ha^r;; bladeren zyn langwerpig, hairagtig, fmal, ruw in 't aantaken , voorzien met Ecaërpe ponten. Haar kelk U gcklooft tot aan ile grond toe, die zeer breed of wyd uitge- breid is, verdeeld in vyf dcclen, langt fmal, (pits en uitizc- groett. Haarc bloemen omllingcmi de (lammen byna van be- neden tot boven toe, zy hebben de gedaante van een tiegtcr, gebogen, en ingclhedcn by de randen in vyf ongelykc deelcn, hlaauw van koleur, hebbende in het midden vyt vedelen en een zuiltje. Wannier dc bloem i^ algevallen znt volgen dBar op vier aan elkander gevoegde zaden, zynde rimpelig, hebbende ieder op zig zelve dc gedaante vanccnSlangchoofd ,cudiar van is oor- foronkelyk dat men de Plant noemt m't Frans HoLs aux PipèftS. Haar wortel is lang, dik als ecu duim en hóutagtig. J >h tnnea Bauhinus heeft aangemerkt dat Do.ion;eus de Echium met dege- mcenc Hondstongc onder ccn verwart heeft. Want hy meent dat ze de (lam fcherp en ruw heeft : aan de andere kam heeft hy zig bedient van een (legt voorbeeld, afgelchecft na die van FuchQus. Dezelve Schryvcr zegt dat Fücbüoj dc Bugfojfum ftlucftrr, minui heeft doen ctfen in dc plnrs van dc Echium, cn dewelke de gc.iainte van do Echium uitgeeft voor die van de Cj- noglojfum ; het is waarlchynlyk dat hy bedrogen is geworden door de gedaante die 'er Yragus aan gegeven heeft. Dc twee atbccldlels, die bobcl daar aan gegeven heeft , vcibeclden de Echium, alhoewel dat dc eene g'tiocmd word l.ycopfii alma, Angltca , en de andere Echium of B%h.f.m fyheflre. Deze Plant word vier maal gevonden in de H:jïnitthiali Cyi;ngl^Jfum , dewelke Pena cn Lobcl by Fronrignan aantekenen, cn dat die geen die Regillcrs van dc IConinglykc Tuin van Parvs hebben famenge- Itelt, cn die van Blois, naar hebben genocmi Lycopfis Mompi- JièSê fioribtu diluii purpurvs. L X X X I V. Blaauw Beffen. Myrüllus laats nigris. AAn deze fteel kruipt een Rups, welker geftalte heel vreemd dog cJerlyk is , hebbende een bruine kop, boven met vier roode plekjes gecierd, en een dubbelde fwarte baard, 5 t lyf is bruin metroode en geeie ftreepjes, een breede fwarte ftreep langs de rug geteekent, daar op vier geele bosjes hair, en op het achterfte iit nog een bosje , zynde onder fwart en boven geel , de zes voorfie klaauwtjes met de middelfle acht voetjes zyn geel, en de achterfte twee zyn fwart. Ik heb ze gevonden in M;ü en 'uni, en met deze, als ook met Sleepruim bladeren gezoed , totdat zc haare geftalte verwiiTclden , 't welk op tweederlei wyze gefchiede, zommige maakten een open geel gefpin cn veranderden in geelagtige graauwc Popjes , gclyk onder ter linkerhand getoont word, na vier weken kwam daar een zeer flegt Uiltje uit, mede daar boven op een blad .getoond, leggende een meenigte witte eiertjes. Andere klampten zig vaft aan het dekfel van de doos, gelyk deze gedaan- te boven vertoont word, binnen vier weken kwam daar een liegt vliegend beesje uit, hebbende een fwarten kop en lyf, en zes donker geele pootcn, gevende een boven maten lelyken flank van zig. Als ik in 't jaar ió88. in Vriesland was , vond ik in 't begin van Augufti die zelve loort van P.up- fên, waar van een der zelve een gefpin maakte en veranderde in Wormtjes, en deze weer in zulke Tonnetjes, gelyk boven de Rups op twee groene blaadjes vertoond word ; des volgenden jaars in 't laatfl van April kwamen daar uit twee zulke Vliegen , als ook op een groen blad verheelt is; de an- dere Rupfen maakten een gefpin en veranderden in fwarte Popjes, waar uit donker geele Uiltjes te voorfchyn kwamen. Nog geneert zig op deze bladeren een fwarte Rups, hebbende op ieder Iit een bosje geel hair, en op beide zyden op elk Ik een wit flipje , in juni maken ze een wit gefpin , en veranderen in fwar- te Popjes ; na veertien dagen komt daar een wit met fwarte ftreepjes en flipjes gec-ierd Uiltje uit , heb- bende een bruine weerichyn , gelyk deze veranderingen ter rechterzyde boven malkander verbeeld zyn. Deze rs dezelve Plant dewelke CafpartU Bauhinus noemt Vi- til idaa , folus vblongh , CTtMlll frutlit mg>icanle , DodomfUS Fauinii nigra, cn Johannes Biuliinus Fitis Jilta anguhfa. Dit is een klein Boompje, anderhalf voet hoog, dewelke dunne tuk- ken doet uitfchietcn, overdekt met ccn groene buil. Haarc bla- deren zyn langwerpig, een wdnigje tandiwyze aan haarc randen g^kartelt. Haare bloemen zyn rond, hol, cenvoetig, gcfor- L meert als een kick , wit van kolcur , dog roodagiig , (leunende yder op ccn kolk, dt welke , als de bloem verwelkt is, een kloodagtige bede word , zagt en vol van zap , ter grootte van een Jeneverbesje, hol als ccn navel, van een donker blaauwc koleur, fwartagiig, van een zamentrekkende fmaak ,eenigfints na het zuur trekkende: Zy bchelit in zig veilcheidc klecne wit- agtigc zaden. Haare wortel is klein en hóutagtig. 2 -14 EL'ROPISCHE INSLOTEN. L X X X V. Slee-Pruim-Bladeren. Vruni fylveftris filia. DEze onder op een groen blad zittende bruine met witte ftreepjes gecierde Rups vind men meeft op alle Vrugtboomen , thans heb ik ze met deze Sleebladeren gevoed tot in 't eind van Augufti, wanneer ze een dun gefpin maakten, en veranderden in een bruin Popje, na veertien da- gen kwamen daar Uiltjes uit, welker lyf flets geel, de vlerkjes en pootjes wit, de oogjes fwart , en de hoorntjes geel waren , haare eiertjes dekken ze met een dons, om ze tegen fneeuw, regen en koude te verzorgen. Ook zyn uit ettelyke dezer Rupfen Maden gekroopen, die in Tonnetjes ver- anderden, waar uit in tien dagen Vliegjes kwamen. Hooger opwaarts zit mede een Rups op een Sleeblad, zynde fwart geel geftreept en glanfig van lyf; in 't midden van Augufti klampen ze zich vaft aan een takje, omwinden zich vaft met een witte draat, gelyk Zyde, en veranderen in Popjes, zynde zommige wit, geel en fwart geplekt, an- dere zyn groen en geel met fwarte vlakken, geraakt zynde zyn ze zeer beweegende; in 't laatft van Augufti komen daar witte en gecle Witjes uit, zynde de vlerkjes met fwarte ftreepjes geteekent, ook is 't lyf, de oogen en pootjes fwart, zynde over dag zeer fnel van vlugt. L X X X V I. Eloeyend Cypergras. Gramen Cyperoides. DEze donker bruine Rups heb ik in 't Gras gevonden , en daar mede gevoed tot in 't laatft: van Augufti, wanneer ze een wit gefpin maakte, fchoof haare huid af, en veranderde in een ligt bruine Pop. In deze gedaante bleef ze ftil leggen tot des volgenden jaars , in 't midden van Juni kwam daar een bruin Uiltjen uit, hebbende geelagtige hoorntjes en pootjes, fwarte oogen, en fwar- te ft reepen langs de vlerken. Dc oude Kruydkenners hebben deze Plant geplaatft onder de foorten van Gras, maar de Heer Tournefort heeft 'er een afgc- xondert geflagc van gemaakt. Haare bladeren zyn anderhalf voet hoog, vry breed en hol , haar ftam fchiet dikwils op ter hoogte van drie voet, zonder knobbels , dragende op haare top- enden fchelpagtige aèren, tutTchen dewelke eenige ros-vezelige bloemen zyn vaiïgebegt : haare bloemen laaien niets na haar; maar de aéren die onder aan zyni dragen eenige korrels efldeea blocijen niet : Deze korrels komen voort onder de fchubben die de acren te zamen Hellen. Zy zyn driehoekkig en yder beflo- tcn in een vleesagtig doosje. De wortels zyn vrydik,knobbeI- agtig> gelykende na die van de lange wilde Galitam : Zy zyn voorzien met eenige vezelen. EUROPISCIir INSECTEN. 45 L X X X V I I. Röodc Willige- Salkis vulgans ruhenth Fotia. ONder op een groen blad word de Liefhebbers wederom ecne der fchoon fte Rupfen vertoont, zynde over 'tgeheele lyf fchoon groen , met witte flipjes, en op ieder Ht met een fchuinfe witte ftreep gegierd, heeft ook op 't agterfte lit een hoorn; ze wierd my vereerd van een Adelyke Dame, zynde beneffens deze fpeculatie ook een Liefhebberes der Schilderkontt,. Deze Rups had haar volkomen wasdom, dat ik naauwlyks zoo veel tyd had om ze te lchildcren, dewyl ze overging tot haare verandering, fchoof haar vel at, en wierd een Popje; in deze geftalte bleef ze ftil leggen tot des volgenden jaars, in 't laatft van Mai kwam daar een heel fchoon Uiltje uit, welker kop, lyf en bovenfte vlerken waren bruin, wit, geel en fwart gefigureert , de onderftc vlerken waren ge- gierd met twee groote oogen , welker middelpunt fwart en met een blaauwe kring omtrokken , ook na boven ligt bruin, en na onderen Rofenverwig waren, verder had ze fwarte oogjes, donker of flets geele hoorntjes en pootjes : Deze foort heb ik voor of na niet meer gezien. Boven op een groen blad zit een klein ligt groen met witte ftreepen gegierd Rupsje, zynde zeer gaauwj ze geneeren zig op de Willige, en fpinnen ettelyke bladeren tot malkander, daar in ze ge- Jykfaam woonen, in 't laatft van Juni veranderen ze in bruine Popjes, na veertien dagen komen daar asgraauwe met witte gecierde Uiltjes uit, zynde heel gaauw van vlugt. In 'z jaar 1690. in Vriesland zynde, vond ik in 't begin van September een Rups, vaft zynde aan een rysje, met de rug onderwaards , waar aan drie bruine harde l onnetjes vaft: waren, ook kro- pen noch ettelyke Maden uit de rug van de Rups, die, eenige dagen gefponnen hebbende, gelyk katoen, veranderden mede in zulke bruine Tonnetjes; de Rups geftorven zynde, nam ik de Ton- netjes en bewaarde ze tot des volgenden voorjaars, wanneer daar uit zulke kleine Vliegen kwamen, gelyk twee derzelver alhier verbeeld worden. L X X X V I t L Vcld-kruis-diftcl. Èryngitim campeflre. ZUIk jfbort van fwarte Rupfen, gelyk onder op een groen blad zit, vind men een meenigte op de Brandenetelen. Dewyl ik de Brandenetelen in 't begin van dit Werk aireede verbeeld heb, zo zal ik deze Diftelbloem om haare Ichoonheid alhier plaatlen. Deze Rupfèn nu gaan tot haare Verandering in 'r laatft van Juni, makende zich van achteren vafl:, hangen 't onderfte boven , en worden bruin als Goudglanfïge Popjes ; na veertien dagen komen daar uit fchoone Kapelletjes, welker onderfte vlerkjes zyn donker bruin, en de bovenfte wat ligter, met witte plekjes gemarmert, zynde J t lyf fwart, de hoorntjes wit gelpikkelt, de pootjes graauw, en (nel van vlugt. Nog zit onder vry een kleine groene Rups met een geele kop , deze vind men mede op de Bran- denetelen, welker bladeren ze in malkander rollen, en nemen daar in haar toevlugt , ook verande- ren ze daar in in bruine dopjes ; na veertien dagen komen daar kleine ligt bruine fwart geflreepte Uiltjes uit. Zommige dezer Ruplen leggen zig neder cn fterven, waar uit dan zeer veel kleine Maden voortkomen, na korten tyd veranderen ze in Tonnetjes, na tien a twaalf dagen komen daar uit kleine Vliegjes, die fwart zyn. De (lam van deze Plant grocic ter hoogte van anderhalve voet, zynde rond, gegtoeft, vervutr met een wit merg, ver- deeld nu zyn uiteinde in verfchcide takken. Haare bladerenzyn breed en diep ingefneden , doornagtig, hard cn by beurtwide- ling gefchaart op haar (tam. De topenden van de Hammen zyn bdaaen met een groot getal tUkelagtige hoofden, waar van de grond is een Kroon van kleine ipirle en ftekendc bladeten, na- mentlyk aan haare randen. Deze hooiden ondcrlkuncn eenige witte bloemen van vyf na beneden gaande blaadjes, geformeere als een Roos. Wanneer de bloemen zyn verdwecnen, zoo vol- gen daar op eyronde korrels. Haar wortel is zeer lang, dik, gelyk als een vinger cn wit. Ccfalpinus vermeent dat men op deze Plant geen bloem gewaar word. Dodor icus vei zekert dat deze Bloem blaauw is, en zelden geel : maar de Heer Tourne- fort heeft ze aangemerkt als vyf witagiigc na beneden hangende Bloempjes. M EUROPISCHE INSECTEN. L X X X ï X. Jonge Kool. Braffica "gi) Hcrbtt Felis & Cataria, Cal'parus Bauhimts Mentha , Ca- laria vulgaris & major, Dodons;us Cataria herba^ en de Heeren Tuurnetbrt cn Bocrhaave Cataria major vulgaris. Deze Plant heeft een thm, die ontrent tot de tioogie van drie vocEcn op- klimt, vierkantig, gehairc en tackagiig. Haare bladeren zyn ook gchairt, witagtig vairgehegt aan lange Itacrten , gelyken- de na de bladeren van dc groote Brantnetel of na de Melific, aan haare randen ingekattelt, (pits, wolagtig» icherp vanlmaak , en fterker van reuk als die van de KruifTcmund. De bloemen wallen op de toppen van de ftammen en takken, Zy zyn als CCD helm , geel of' witagtig van kolcur, en weder by een gc- bragt als een Air. Ydcr van deze bloemen is een buis, van boven ingcfneedcngclyk als twee lippen, en onderfleuntdoor een kelk, die gemaakt is op de wys als een hoorn. Haare zaden zyn ei- rond, haar wortel is houtagtig. De gedaante van deze Plant, zoo als Z2 Tragus verheelt, ii zeer wanllaltig. C X I V. Maankoppen of Siaap-kruïd-blocm. , 'Papaver florens. HEt bTuine Wormtje boven op de knop, heeft de kleine Beesjes, die men Luisjes noemt, gc- geeten tot op den fes en twintigfte Augufti, als wanneer het zich tot een zoodanig Poppetje ge- maakt heeft; in de maand Juli zyn de andere zoo blyven leggen: eindelyk heb ik ze opgelneeden, en daar in zulke Vliegen gevonden , gelyk : er op het groene blad te zien is. De fwarte engeele Rups heeft deeze Bloemen tot haare fpys gebruikt, tot op den fes en twintig- fte Augufti 169}. als wanneer ze tot een fa art Poppetje geworden is , en des volgenden jaars den negende Juni, kwam 'er een zoodanig Uiltje uit. Deze Plant brengt voort een ftam van drie of vier voeten hoog, takagtig, voorzien niet lange bhderen, breed, beurts- wyze gefchaart, gekartelt, £>ekru!t en witagtig. Op den top van deze (lam waffen groote bloemen ■ verzelt met vier blade- ren, gefchikt na de wyze van een Roos, wit of wat trekkende na het purper, hebbende veel vezelen, onderfleunt dooreen kelk die twee bladeren heeft: maar deze bladeren van de kelk vallen gemeenlyk af na mate dat de bloem zig opent; wanneer dc bloemen t'ecnemaal verdweenen zyn, 100 volgt haar een hooft, zynde langwerpig of eirond, dik als een hoenderei, ge- kroont met een Hoofdlfuk, in 't begin groenagtig, naderhand wit wordende na mate dat ze rypt of droog word. Zybevat in haar holligheid , die in zoo veel kamertjes , als 'er groeven aan dc kroon zyn, verdeelt is, veel kleine zaden die rond fchyncn te zyn, maar die de gedaante hebben van een kleine Nier, on- derfchraagt door eenige bladeren, die zig in haarc langtc t*eene- maal rondom uitbreiden. EUROPISCHE INSECTEN 7 . )9 C X V. Byenblad. Medj],t. A°- 1683. den vier en twintigflen Juni wierd my deeze houtkoleurde Rups gezonden rot SchwaL bacb in Duitfchland. Zy was zeer ftil van aard. Den fes en twintigften dito fpon zy zicli in , en wierd een Popje, en den negende Juli kwam 'er een zoodanig geel Kapelletje uir. Eïet onderfte Beesje op het benedenfte groene blad, gebruikt dit blad tot zyne Ipyze. Na dat het eenige reifen zyne huid afgeftroopt hadde, die het geftadig by zich droeg, en fomtyds met zyn achterlyf beefde , als of het benouwe was, veranderde het zich in een loodanige gedaante als daar tegen over te zien is, en wierd den vyf en twintigfte Juni ió8p. foo hard als hout. Eindelykkwam 'er in de maand Juli een foodanig groen Torretje uit. Dceze Plint heeft hnnr vezelagtige, lange, ronde en houtag- tige wortelen, een 'weinig fcherp en biiter: haarc Hammen zyn anderhalf voet hoog, vierhoekig 1 gebogen als een kruis, hair- agcig, hard, gemakkelyk om te breekeo. Haarc bladeren zyn iwartagtig, (pitSj g.lykciidc na die van het fCattcltruit 9 am ha^rc randen gckanelt, ruuw in hu aanraken, overtrokken met klein kort hair, van een aangename Citrocnc reuk, en van (maak een weinigie fcherp. Zy zyn twee aan twee tcgens elkandcrcn over gcplaatft. Daar komen uit de ecne en dc ■nrJCTC kant van haarc holligheden eenige bloemen voort , dog die cgier niet toe haar volkomen rondte geraken. D.zc bloemen zyn grooter als een duim , zyndc van agtcren gefbrmeert als een buis, en ope- nen zig van voren , alwaar zy een geronde bovenlip hebben , in tween gcklooft, om hoog verheven, wit, breeder als eenfnoer en doorzaait met fagre haartjes, dog de onderfte lip is veel bree- der en gcklooft in drie dcclen , waar van dc middclfte veel gron- ter is als de twee anderen , die daar ter zy Je (laan. Dit middel- lte gedeelte heett een purpere koleur met witte randen gelyk als gckrult. De kelk van haar isgroot, hol, groen, hoekugtigen verdeelt in vyf puntige declen : zy verwiffelt in een balt , lang een halve duim, waar in vier zaden, ter dikte van twee fnoeren, bruin , tot haar volkomen rypte komen , formcerende aan d'eene zyde een hoek, dewelke elkandercn raken , en hebben aan de andere zyde een img(.bogentheid. C X V I. Onfer Vrouwen Dillel. CarJuus Maru. SUlke Rupfen gebruikten deefe Diftelen tot haarc fpyfe, tot op den negentiende Juli , wanneer eene daar van in een Popje veranderde. De andere bleeven leggen, waaruit veele kleine Wormtjes kroopen, die zich tot kleine eiertjes inlponnen: ondertufTchen (pon de Rups nneede al de kleine eiertjes rondom zich by malkanderen , dat 'er geene van konden afvallen. Dit gefpin zag 'et uit als Cattoen. Tien dagen daar aan kwamen *er zulke kleine fwarte Vliegen uit; zoo dat, buiten alle twyffel , de Vliegen haar zaat in de Ruplen gelegt hadden. Den fevende Augufti kwam 'ej. een fuik fchoon Kapelletje uit het Popje, 't welk de Liefhebbers een Diftefaink. noemen. Deze is dezelve Plant , dewelke Cafparus Bauhinus Cariaut albis, macuHs nolalus , vulgaris noemt, Johannes Bauhinus Car- duas Marianus Jive laütis macalis notalus, en Dodon.-eus Carditus Leucograpbus. De bladeren van deze Plant zyn lang, breed, doornagtig , getekent met witte vlekken als met melk. Zy brengt voort een ftam van drie of vier voeten hoog, een vinger dik, takagtig, dragende op haare toppen eenige hoofden, voorzien P met (lyve en zeer puntige ftekels. Yder van deze hoofden on- derfleunt een ruiker van bloemwerk , van bovenwyduirgeftrekt, fnoerswyze ingefneden en van een purpere koleur. Daar op volgen eenige korrels, gelykende na die van de Carthantus. Haar wortel is dik, lang, goed om tc eeten. Matthiolus heeft dc ware geltaltc van deze Plant niet getroffen. EUROPISCHE INSECTEN. C X V I I. Melde. Atrtytx. MEt dit Kruid heb ik dcezc Rups gevoed tot op den tiende Augufti, wanneer fe zich tot een fwart Popje veranderde; en den vier en twintigfte dito kwam 'er een rood Uiltje uit. C X V ï I I. Hafelnoot. Avtllana. DEn onderflen groenen Worm heb ik op deeze Nooten gevonden, alwaar hy de kleine Diertjes of Luisjes heeft gegeeten. Den vieren twinrigfte Mai veranderde hy zich in een bruin Pop- jen, en den twinrigfte Juni kwam 'er een zoodanig iwart Beesje uit, gelyk alles by raalkanderen op dc Nooten te zien is. Het bovenftc groene Rupsje heb ik den derde Mai meede op diergelyke Nooten gevonden. De bladeren daar aan zynde (ponnen ze te faamen , woonden daar in, en liepen zeer vaardig daar in en uit: wanneer men ze aanraakte, zoo lieten zy zich aan een draad neer; dit duurde tot den veer- tiende dito, wanneer ze tot Popjes wierden, en den vyf en twintigfte dito kwamen 'er zulke kleine Kapelletjes uit, gelyk boven op te zien zyn. Van diergelyke groene Ruplen, waar van 'er eene onder aan kruipt , heb ik 'er veel op deeze Vruchten gevonden en met de bladeren daar van gevoed: tot op den agtienden Augufti, als wan- neer zy een hard gefpïn maakten , en daar in bleven leggen tot op den vyftiende April des volgenden jaars, wanneer zodanige Vliegen daar uit voortkwamen, gelyk 'er een op de fteel te zien is. Paulus Flermaiinus noemt deeze Planr in zyn Hortus Aca&mï* LKgduiio Batavus > Corylus Ëyf&ttha auijfima maxima, enCa(~- pavusBauIiiius^wff/^Ma, ptrtgrimt, bumltt. Dit Boompje werpt vee! lange rakken op , zyndc buiglaam zonder quaftcn. Haar hout is tceder en wit, haare bladeren ge.lyken na die van de Elfcboom, dog grooter en racer gerimpelt, aan haare randen inpekartelt, fpits en van een aangename reuk. Haare bloemen zyn JcrjiHcn met veifchcide bladeren, zyndc geel en op malkan- deren gedhikt fchulpswyze. Hiare vrugten waflèn op dezelve tak, maar op eenige afgezonderde plaatfen. Zy zyn van een cyrondc of byna ronde gedaante, overtrokken met een hardeen houtagtigc ball, die in zig bevat een Amandel byna rond, rood- agrig cn van een zeer goede fmaak. Zy zyn omwonden als in een vlicsagtige Jchecde, en aan de kanten omboort als of het Franjes waren. EUROP1SCHE INSECTEN. C X I X. Abrikoofe-boOIÏl. Armen'taca. VAn deeze cierlyke Rupfen heb ik 'er veel op deeze Vrugt gevonden, welkers bladeren zy tot hunne fpyfe gebruikten tot op den agt en twintigften September 1691. tot Amfterdam, wan- neer ze zich felfs inlponnen en tot Popjes wierden. In het een groeide een Worm , die zich in een fwarte Vlieg veranderde: en des anderen jaars in de maand April kwamen 'er uit dc andere Popjes zoodanige graauwe Uiltjes. Deeze Boom gelykt na de Perfikc Boom, maar haar ftam is dikker, overtrokken mei een fwarte bad : haare bladeren zyn korter en breeder, gelykcnde na die van de Populierboom , zyn- de tantswyze gekartclt, fpits en van een fcherpagtige fmaak. Haare bloemen zyn gcmeenlyk aan vyfgebladc Heekjes, gelchikt op de wyze als een Roos, byna gelyk als die van een Perfikkc- boom , van koleur als een blecke Roos. Haar vrugt is vleesag- tig, byna rond, ter dikte van een kleine PerCk, aan deccne zyde roodagtig en aan de andere kant; geclagtig. Haar vlcefch is zoet en lekker, en van een aangename reuk. Zy heeft van binnen een platte {teen i beenagüg, in dewelke mui vind een Amandel die een weinig bitter is. C X X. Mater of Moeder-kruid. Tarthenium. DEeze bruine Rupfen hebben dit Kruid gegeten tot op den tiende Juli , wanneer zich in Pop- petjes veranderden, waar uit veertien dagen daar aan zulke bruine Liltjcs voortkwamen. Deeze Plant is dezelve als dc Matricaria vulgarh faüvn van Cafparus Bauhinus. Het gemeene Moederkruid heeft eenwit- te en vezelagtige wortel, alwaar uit voortkomen verfcheide ftammen van anderhalf cl hoog, ftyf, ingegroeft en vervult met een voos merg, zynde wit en verdeelt in verfcheide tak- ken. Haare bladeren zyn groot, gefchikt op dc wyze als vleu- gels, zynde by paaren tot aan derzelver zyde toe ingefncden,cn eer ingefneden op haare randen, van een veiblikte groene ko- leur en van een lterke en bittere reuk. Haare bloemen komen op de topenden van de takken als ruikertjes te voorfchyn, zyn- de ftraalswyze gefchikt ot uitgeftrekt als ftraalen , gcformeert met een rondplatte gcele fchyr en een fchubagtige kelk. Haare zaden zyn langwerpig , ingegroeft, dun en zonder kuifje of ee- nig ttoppclhair. Q. 6i EÜROPISCHE INSECTEN. C X X I. Irias. Iris hortenjis 3 latifolia. VAn deeze witachtige Rups heb ik 'er maar eene gehad, die tot zyne fpyfe blaauwe Irias ge- bruikte , en wanneer hy geene meer konde krygen , heeft hy het zaat daar van gegeten ; op 't laatft is hy heel donker blaauwachtig geworden, en heeft den feventiende Juli 1Ó80. 2yne huid af- geftroopt, die met een draadjen aan het Popje hangen bleef. Eindelyk is 'er den vyfde September een ligt Uiltje uit voortgekomen. De groene Rups die op het blad kruipt, heb ik in de aarde vinden leggen by Irias wortelen. Den een en dartigfte Maart 1698. is hy tot een Popje geworden, en in de volgende maanH Juni is een zoodanig graauw Uiltje daar uit geworden. C X X I I. Braam-befien-ftruik. Kubus. DE groene Rups die boven kruipt, heb ik met foodanige blaaden gevoed, die hy te famen ge- rolt hadde en waar in hy woonde, zonder daar uit te komen , als wanneer hy eeten wilde. Op 't laatfte wierd hy bruin. Den een en twintigfte Mai fpon hy zich tufTchen de bladeren in , en wierd aldaar tot een Popje, waar uit den twaalfde Juli een houtkoleurd Kapelletje voortkwam. De onderfte groenachtige bruine Rups heb ik ook met deeze bladeren gevoed, in de maand Juni des jaars 1683. tot Langen Schwalbacb. Wanneer men haar aanraakte loo liet ze wat groen water van zich, rolde in 't ronde te famen en bleef lang zoo leggen. Zy was zeer ft.il van aard, foo dat ze gantlche uuren lang onbeweeglyk ftil leggen bleef. Den veertiende Juni veranderde ze in een Popje, en den tweede Juli kwam 'er een foodanig fchoon Uiltje uit, van koleur byna als de Rups, die boven op het bloeilel zit. Dit Boompje fehiet lange , tcedre en hoekagtige takken, voorzien met zeer ttekclagtige doornen. Haare bladeren zyn langwerpig, fpits, tandswyzeaan hanrc randen gekarteld ,ruuw in liet aanraken > van onderen witagtig en van boven fwartagtig, van een firn ent rekkende (maak, zynde vei'lcheide te famen gc- hegt op eene ftecl. Haar bloemen zyn klein, wit, te famen geilek uit vyf blaadjes, gcformcert ais een Roos en onderftcunt door een kclk,ingeineden in vyf dcclen. Na dat de bloem ver- welkt is komt 'er een ronde of ei- ronde vrugt te voorfchyn , even als een kleine Moerbes, te famen geflelc uit verfebeide beflèn , volvanfap, leggende d'eene en d'andcie digt op elkander, zynde wel rood in den beginne , dog al rypende worden zy fwart. Zy hebben yder een zaad. De uitfpruitfels van dit Boomp- je zyn hoekagtig, maar zyn nier, vierkant, gelyk als Pena en Lobcl 2e befchreven hebben. EUROPISCIIE INSECTEN. «3 C X X I I I. Wolfs melk. T utymdm. DTergelyke Rupfen, wanneer ze nog klein zyn, zyn geel en fwart, maargrooter wordende, wor- den ze rood; wanneer men ze aanraakt, zoo flaan ze mee de kop heen en weer, als of ze toornig waaren. Van dit lbort heb ik 'er veel tot Francfort gehad, maar zyn by my altyd bedor- ven, en niet als Vliegen daar uit voortgekomen. Zy hebben braaf van dit Kruid gegeten. Anno 1Ó84. den agtiende Juni wierden 'er weer twee tot Popjes, en den negende Juli bekwam ik eindelyk dit fchoon Üiltje daar van, waar van 'er een nog den felven dag een groen ei leide. Dc Wolfsmelk heeft een wortel die vry wat dikker is als de agterfte vinger, zynde houiagiig, vczelagtig en fnmtyds tmgt- agiig en van een wrange, Ichcrpe en walgigtigc (maak Haar lUmmen zyn een elle hoog, en om hoog takagrig, alwaar de bladeren by bosjes voortkomen, even als die van VlasgcwalTcn, cn zagt, dog in 't vervolg komen 'er veel dunder en hiiiiagtigcr tc voorfchyn, of gelyk cenige hairen, Dc bloemen komen by- na als Zonnefchenucn geheel bovenop den top der takk- 11 , zynde gtformeert uit een cnkcld ftuk , va beeldende een bellet |c» graenngtig en verdeelt in vier dcclcn , die met een palier fchy- nen afgerond te zyn. Haar zuiltje vei wifljlt zig in ccn drie- hoekige vrugt met drie doosjes. C X X I V. Kamper- foely, of Capri folie. ^eridymenum. VAn deeze fchoonc groene Rups heb ik 'er tot Francfort veele gevonden op Hardreegel en K am- per- foei y , waar meede zy haar geneerden. Den dertiende Augufti wierd ! tr ccn tot een Popje, en des anderen jaars den vyfde Juni kwam 'er een foodanig fchoon Uiltje uit. De voorigc die ik hadde zyn meeft in 't ruien of vervellen geftorven, or daar zyn zoodanige Vliegen uitgekomen. Tot Amfterdam heb ik ze met Kamperfoely gefpy ft. De bladeren van deze Plant zyn byna rond, glinfterende en by de takken te lamengevoegt en als ingeregen. De bloemen zyn eenige verwyderde buisjes, op dc wyze als een klok geme- den in verfcheidc dcclcn. Deeze bloemen zyn gcformeert als ilialen, waarvan yder ondcriteunt word door ccn kelk , ge- maakt als een knoop, of de gedaante hebbende van een kleine Granaatappel. Na dat de bloem verdwenen is, zoo word haar kelk een zagie bes , die in zig bevat CCOigC platte zaden, byna eirond. Q 1 EUROPISCIIE INSECTEN. C X X V. Quee-blocifel. Cotonea Flos. DEn eerftcn Mai ióEJj. heb ik deeze Rups tot Francfort aan den Main op Quecn gevonden, waar mede ik hem ook hebbe opgevoed. Hy was zeer onruftig, geftadig heen en weer lo- pende en at zeer weinig. Den vierde Mai maakte hy een graauw gefpin , en den vier en twintigfte dito kwam 'er een zoodanig graauw Uiltje uit. Het kleine bruine Rupsje daar tegen over heeft mede deeze bladeren gegeten , heeft zich ook daar in gerolt en is aldaar op den (es en twintigfte juni tot een Popje geworden, en den veertiende juli is het graauwe Kapelletje daar uit gekomen. C X X V I. Quee- bladeren. Cotonex folia. SCodanige bruine en geele Rupfen heb ik met Quee-b!aderen gefpyft; zy hebben ook Pruimen en Roofcnbladeren gegeeten tot op den agt en twintigfte Mai, wanneer de eene tot een Popje wierd , na dat hy zyne huid hadde afgeftroopt. Wanneer men deeze Rupfen aanraakte , zoo bleven ze zonder beweeging leggen ; des volgenden jaars den vier en twintigfte Maart is een zoodanig hout- koieurt Uiltje daar uit voortgekomen : gelyk alles op de eene zyde te zien is. De Rups daar tegen over ftaande heb ik met Sleeboom-bladeren en Quee-bladeren gevoed : maar hy at zeer weinig. Den laatften Mai is het tot een bruin Poppetje geworden , en den twintigfte Ju- ni is zoo een graauw Kapelletje daar uit voort gekomen, gelyk 'er boven aan een vliegt. EUROPISCIIE INSECTEN. C X X V I I. Gras-Angelieren. Hos Caryophillomm. OP deeze Bloemen vond ik diergelyke roodgeftreepte kleine Rupsjes, waar meede ik fe totop den twaalfde Mai tot Neurenburg gevoed heb: zy nebben zich toen in de Bloemen ingefponnen, en zyn daar in tot Popjes verandert geworden, waar uit den les en twintigfte dito zulke Okerkoleur- de Torretjes kwamen, gelyk 'er op de Bloemen gezien word. Tot Amfterdam wierd my een geel en fwart gellreepte Rups gebragt, gelyk 'er eene op het groe- ne blad is: die zich aanftonds inlpon, zoo dra als ik ze op den twee en twintigfte Juni gefchildert haddc , en den twintigfte Juli daar aan volgende kwam 'er een zoodanig Uiltje uit. C X X V I I I. Indiaanfche Kors. Najïurtium Diergelyke houtkoleurde Rupsjes heb ik met deeze Kors gevoed. Den dertiende Juli wierden eenige tot Popjes in de groene bladeren. Den derde Juli kwam 'er 't eerfte Kapelletje uit, ■waar op dea fevende noch twee volgden, en den dertiende dito wederom een ander. Pit. Tournefort noemt dee7e Plant Cardam'mdum minus vulgnrc, CaTpartlS Bauhinus Nuflurtium Indicum myus, Johanncs Bauhinus Nallttrtium indicum fuim peitato fcandins , Dodonscus A/ajturiium L.aicum , Pftuïut Herman Viola Iniita , jeandens^ rtafturtUfaporttf tdore, fitTf jUvo Fran£' >ii Hernand' z Naflut- tium Peruinum en de Heer Boerhaave jfenviek : na Frcd. Cxi. is de ihm van deeze Plant lang, dun, takagtig, ffingcrende zig rontom de Hokken die men daar nevens in de grond itcekc.Haar bladeren ïjn gemcenlyk gciormccrc alsccii navel, rond, foui- tyds hockagrig, naail malkanderen geplaatll, groen, van bo- ven effen en van onderen een weinig gebairt, Haar bloemen zyn Ichoon, welriekende, yder van haar te famen geile Ic uit vyf bladeren, gelykende na die van de Viole- bloem : haar feelk beftaat int een enkelj Huk, ingefneden invvfdcclen, na bene den eindigende met een lange (teel. Als de' bloem verwelkt is zoo fcliym zeeën ronde vrugt, ruuw, gefronft, te famen ee- itelr. uil drie doosjes, dewelke yder een byna rond zaat in zie bevatten. ü R 66 EÜROPISCHE INSECTEN. C X X I X. St. Jans Bloemen of Koedille. Bupkhalmum. TP> ïergelyke geelc en fwarre Rupfen hebben deeze Bloemen gegeeten tot op den drie en twintigfte Juli 1704. wanneer fe zich infponnen en tot Popjes wierden. Des volgenden jaars den vier en twintigfte Mai kwaamen 'er iülke roode en fwane Kappelletjes uit, gelyk hier te zien zyn. Deeze Plant is dezelve, die Cnfparus Bauhinus Bupbthalmum, tiHaceti minoris folïts noemt, Johannes Bauhinus Cbamcemehtm, Cbiyfantbemum qwrtindam , Ciufius Bupbfhulmum viifyare, Cory- jambemo congtner. Deeze Plant brengt valchcide ft irnmen voort ter hoogte van anderhalf voet, dun, rondagiig en takagtig, Haare blaJercn zyn gelyk als by puren ingdneden tor aan de zyde toe, wotogng , aan haare randen taadswyzc gekarteld] .gelykende na die van de kleine Taneet. Haare bloemen komen voort op de topenden van de takken zynde geftreept als dievan deGamebloem, in haare langwerpige vlakte cn in haar kroon geit reept: maar ze zyngrooter en geel van koleur: daarop vol- gen dunne en hockagtige zaden, zynde haar wortel harden houtagug. C X X X. Speer-kruid. Pbu , vnlgo Vateriana. T"\It Kruid is de fpyze van deeze Rupfen. Den feventïenden Juni hebben zy een wit gefpin ge- ^ maakt en zyn daar in tot Rupsjes geworden, en den negen en twintigfte dito kwamen 'er zul- ke graauwe Uiltjes uit. De kleine bruine Rups heeft zich ingefponnen den veertiende Oclrober 1704. en des volgenden jaars den vier en twintigfte Mai is 'er een zoodanig bruin vliegend Kapelletje uitgekomen. D; Spcerkruid , of anders geraamt Phu , met bladeren van de Olufutrum^ van de Pinax van Cafparus Bauhinus, heeft eert wortel die zig in de dwirllc verfpreid, zynde een duim dik, gelyk als ringswyze gclchubi , uiterlyk bruin, van binnen wit , vezclagtig , Icherp cn een van de ailcrgcurig- ite. De Hammen van dezelve zyn twee ellen hoog) hol cn on- derfchciden door verfchcide knubbch of quailen. Haare blade- ren groeyen twee aan twee vkk tegen elkander over, glad , van een donkergroene koleur, een fpan grooti van beide zyden zeer dïrp ingefaeden als inippers : De bloemen vind men op de topenden van de Plant op eikanderen gehoopt: ze zyn van een cnkeld (tuk, wit, van een lieffëlyke reuk , van gedaante als een tregter, verdeelt in vyve, hebbende een kelk, die zig verwit fek ia eenig langwcrpigenplatzaad, onderiteunende een kuifje. EUROPISCHE INSECTEN. 6 ? C X X X I. Aalbefïen. Vva Vrfiu. TOt Amfterdam vond ik diergelyke graaawe en witte geftrecpte Rupfcn, welke de groene blade- ren van deeze Befien aaten , tot op den drie en twintigfte Juni 1706. wanneer ze tot Topjes wierden , en den vier en twintigfte Juli kwamen 'er zulke fchoone bruine en witte Kappelletjes uit. Dit is het zelve Boompje , 't welkCafparus Bauhinns Fttis Id£>iy foliis eartwfis & veluli punÉlatis, fivi ld en is zeer ichadelyk voor het Weiland, om dat hy de wortelen van het gras opeet. Hy heeft zich den negen cn twintigfte Mai tot een Popje veranderr, zoo als 'er een onder de Worm gezien word: en den vyf en twincigfte Juni wierd 'er een zoodanig Dier uit , gelyk 'er een op de bloem te zien is. Hy legt zyn zaat in de aarde , en zoo als de Landlieden zeggen, heeft hy wel drie jaaren noodig tot zync verandering. De Ichoone geel en roodeRups, tegen over de bovengemelde Worm , heeft Riet-gras tot zyne fpyze gebruikt tot op den eerften Augufti, wanneer hy een wit gefpin maakte, waar in hy tot een fwart Popje wierd, en den vyftiende Augufti kwam 'er zoodanig een witagtig Uiltje uit, gelyk bo- ven aan te zien is. DecXC Plant brengt voort dunne Hammen, voor een gedeelte regt opgaande, en voor een gedeelte langs de grond kruipende, een weinig hairagtig. Haare bladeren zyn geheet diie aan drie aan een Heel, dan eens rond, dan eens lang, ibmiyds in het midden getekem met een witte of fvvarte vlak , hebbende de ge- daante van een Maan. Haar bloemen zyn gefchikt als een koorn- aar, zyndekort en dik en van een purpert koleur, vaneen lief- felykc reuk, op dezelve een korrel , die de geftalte heeft van een nier. Haar wortel is lang, houtagtig, byna zoo dik ajsdc agtcrlle vinger. cxxxn EUROPISCHE INSECTEN. 6? C X X X V. Wintblocmen. Ammone. SOodanige Bloemen heb ik by deeze Rupfen maar om 't welftaanshalven gevoegt ; om dat 'cr op 't voorgaande blad , Gras en Klaaver, die in 'r Gras wafl: , te zien is. Deeze Rupfen hebben Riet-gras gegeeten tot op den agtfte Juni, wanneer ze tot Popjes wierden, en den agt en twintigfte Juli kwamen 'er zoodanige geele Likjes uit. C X X X V I. Juffertjes in 't Groen. Nigelia. IK heb deeze hier op de Bloem fittende Rups daar op gefet, om dat ik haare fpyzc niet en wift; want zoo draa ik ze gefchildert had , den agtfte Juni 1705. heeft ze zich ingefponnen in een wit ey; den agt en twintigfte dito is 'er een zoodanig Uiltje uitgekomen. De onderfte Worm die op de fteel kruipt, gebruikt tot zyne (pyze de kleine Luisjes die men op alderhande gewaflen vind. Den les en twintigfte Juni veranderde hy,zoo als 'er een onder de Worm te zien is, en twaalf daagen daar na kwamen 'er zoodanige Torretjes uit. Deeze Plant is dezelve , die Dodonxus Mehntbum fyheflrt noemt. Zy brengt voort Hammen van een voet hoog, dun en ingegroeft : haare bladeren zyn als hairen, groen, en zyn ge- plaatft op de topenden van de groote takken , zynde de eene van de andere afgefcheiden : ydcr van haar is re iamen gefteld uit vyf bladeren , gclchikc op de wyze als een Roos , bleek van ko- leur, in *c midden voorzien met veel vezeltjes, die omvlogten zyn door een kroon , bertaande uit kleine langwerpige licha- men. Na dat de bloemen zyn afgevallen zoo volgen daar op vliesagiige vrugien van een rcdelyke dikte, eindigende door verfcheide kamertjes, dewelke in zig bevatten eenige hoekneti- ge zaden. s 70 EUROPISCHE INSECTEN. C X X X V I I. Willige-boom Satix. TT^V Eeze groote Rupfen hebben cenen Hinkenden veuk. Zy houden zich in de holle Wilügcboo- J J men op, eetende het binnenfte van dezelve; maar wanneer ze geene fpyze meer hebben, zop eeten ze malkanderen zelfs op: men kan ze ook in geen Doofen bewaaren, om dat ze alle hout- werk doorbyten. Den twïntigfte April fponnen zich eenige in, en den vierde Mai kwaamen'er zo- danige graamve Uiltjes uit , gclyk hier vertoont worden, nainentlyk een Mannetje en een Wyfje. Ik bequam noch eenen anderen op den twïntigfte September: deeze leide zich in de aarde tot in de maand October zonder eenige fpyze te nuttigen, en wierd een Popje. Den ieventiende Mai des volgenden jaars quam 'er een zoodanig Uiltje uit, 't welk den eerften dag hondert agt en vyftigeye- ren leide, en des anderen daags noch agt en leventig, wanneer zyn lyf dunder wierd, en den derden dag ftierf het. C X X X V I I i. Swarte bloejende Water-willigen. Salix nïgtr aquaticus. DIergelyke groene geftippelde Rupfen heb ik 'er vecle gevonden in Vriesland , op diergelyke Willige en Abeele-boomen, welkers beide bladeren zy tot hunne ipyze gebruikten tot op den agt en twïntigfte Augufti , wanneer ze zich in (warte Popjes veranderden , en des volgenden jaars den veertiende April zyn ; er twee zoodanige Uiltjes uitgekomen, die aanftonds groene eyeren leiden. Maar alle de andere Kapelletjes kwamen eerder uit, welkers vleugels zoodanig gerimpelt waaren, dat men niet bekennen konde wat gedaante dat ze hadden. EUROPISCHE INSECTEN. C X X X I X. Willigen, Salix. DEeze fchoone Rups heeft Willige tot zyne fpyze genuttigt tot op den twee en twintigfle Juni , wanneer hy in een Popje veranderde, het welke dagelyks bruinder wierd, zoo als den dauw op de blaauwe Pruimen. Den derden Augufti quam 'er een zoodanig fchoon graauw rood Uiltje uit. C X L. Willigen bloeifel. SaScis Flos. DEeze dubbeld gehoornde Rups heb ik van Leiden gekreegen, alwaar ze op Willigen gevonden is, waar mede ik ze oek gevoed heb. Wanneer zich maar het minfte ding beweegde, zoo trok hy zynen kop in, en hield zich een tyd lang heel ftil. Wanneer hy at foo hield hy zyne twee hoornen digt by malkanderen. Somtyds Hak hy uit deeze twee nog twee weeke roode hoorens uit, die allbo lang waaren als de eerftgemeide harde hoorens: deeze beweegde hy van de eene tot de an- dere zydc, en dan haalde hy ze weer binnen dat men 'er niets meer van konde zien. Dit duurde rot op den fes en twintigfte juli, wanneer hy zich infpon , en des volgenden jaars in April quam 'er dit Uiltje uit. S i 71 EUROPISC HE INSECTEN. C X L I. Feuille de Saule. SaÜcis Volium. "I^\E bovenfte groene Rups gebruikte de Willige-bladeren tot fpyze: wanneer men hem aanraakte, ' lbo rolde hy zich aanftonds in malkanderen en fpatte uit yder lid wat helder water, als of het met een fpuyt gedaan wierd ; en dit foo dikwils als men hem aanraakte; den twintigfte Augufti heeft hy een groot gejpin gemaakt, en des volgenden jaars den vyf en twintigfte Juni cjuam'er een fboda- nig geel en fwart Dier uit, gelyk 'er een by de Rups te den is. De tweede half geel en half groene Rups heeft ook deeze fpyze gebruikt, en daar mede heb ik ze in Vriesland gevoed. Anno 1690. den tiende juli hebben ze zich na malkanderen in graauwe eye- ren ingefponnen , ea den eerften Augufti tpamen 'er zulke geele Vliegen uit, gelyk 'er in 't midden gefien worden. Wanneer deeze onderfte fwart en geel geftippclJe Beesjes vallen , (bo hebben (e moeite om weer op teftaan, vermits zy op den rug vallen ; haare Ipyze beftaat in Waaier- willigen. Den vyf en twintigfte Juni 1689. hebben ze zich tot gccle eyeren ingefponnen, en den vyftiende Juli zyn 'er diergelykc Torretjes uitgekoomen. C X L I I. Feuille de Saule. Salicis Folium. >Feze geel en fwart gevlakte Rupfen hebben tot haare fpyze water-willigen gebruikt. Den (éven en twintigfte Augufti 1689. hebben ze twaalf dagen lang geleegen , tot dat ze haare huid af- ftroopten en tot fchoone groene Popjes wielden , die binnen vier uuren bruin waaren: en den een en twintigfte Mai tot in de maand Juni, zyn deeze ichoone Likjes daar uitgekomen, welke groene ey- ertjes leiden. Diergelyke donker graauwe Beesjes, gelyk 'er hier onder een met zyne verandering te zien is, heb ik den vierde Juni op Willigen gevonden , die ze tot haare fpyze nuttigden: zy aaten alleen het bovenfte fap van de bladeren, loo dat de bladeren in haar geheel bleeven. Den twaalde Juni heb- ben ze zich ergens aan een blad of fteel vaftgehegt en zyn alfoo verandert, tot dat 'er den vier en twintigfte Juni foodanige donker groene lorretjes uit voortquamen. EUROPISCHE INSECTEN. 7} C X L I I I. Rooien. Rofa. SOodanige Rupfen gebruiken Roofenbladeren tot haare fpyfe: wanneer ze zich in Juli infpinnen, zoo komen noch in de maand Augufti Uiltjes daar uir. Maai" wanneer ze zich in Augufti in- fpinnen , lbo blyven ze leggen tot het volgende jaar in Juli, en dan komen 'er de Uiltjes eerlt uit. In fommige Popjes zyn ook Wormen gegroeit , die aanftonds tot bruine eyeren veranderden , en veertien daagen naar na quamen 'er zulke Vliegen uit. C X L I V. Rooien. Jt yi. HEt bovenfte geele Rupsje heeft Roofen gegeeten tot op den veertiende Juli, wanneer het zich met de overige tot witte eyeren infpon, en den veerriende Augufli zyn 'er zulke Vliegen uit- gekomen. De onderfte groene Rups gebruikte ook Roofen tot haare fpys. Den twaalfde Mai hebben zich eenige daar van in de bladeren ingefponnen en wierden tot Popjes; waar uit den veertiende Juni fulke lichte Okerkoleurde Capelletjes voortquamen. Van dit half groen en half Roofekoleurd Rupsje, dat op de knop kruipt, heb ik 'er veele gevon- den, welkers bladeren zy tot haare fpyze gebruikten. Den vyfde Mai hebben zy haar koleur in groen verandert en zyn tot Popjes geworden, waar uit den twee en twintigfte dito zulke kleine bruine Kapelletjes voortquamen. 74 EUROPISCHE INSECTEN. C X L V. Roofen. Rif». VAn de kleinfte groene Rups heb ik 'er veele op Roofen gevonden , en daar mede gevoed. Den twaalfde Mai wierden zy tot bruine Popjes , en den fesde April des volgenden jaars quamen 'cr zulke Capelletjes uit, gelyk 'er een boven de Rups te zien is. De bovenfte bruine Rups heb ik ook met Roofenbladeren gefpyft, Anno 1684. twintigfte Mai tot op den fesde Juni , wanneer hy zich in een donker roode koleur veranderde. Den negende Juni maakte hy een gefpin , waar in hy tot een Popje wierd : en den negen en twintigfte dito is 'et' een foodanig Capelletje uitgekomen, gelyk 'er een boven op de Rups gezien word. C X L V I. Roofen. Hef*. HEt hangende groene Rupsje eet mede Roofen. Dit foort kruipt menigmaalen op de rug , en laaten zich aan een draatje, dat uit haar mond gaat, op en af. Den tiende Mai wierd het tot een Popje , en den agtiende tot een fwarte Vlieg. De groote groene Rups gebruikte ook Roofen tot haare fpyfe. Den twee en twintigfte Mai ftroopte fe haare huid af' en wierd tot een Popje : waar uit veertien dagen daar na een Okcrkoleurt t;ltje voortquam. EUROPISCHE INSECTEN. 7) C X L V I I. Abcelc-bladeren. Abiegna folia. DIergelyke graauwe Rupfcn heb ik in 't cerft voor geen Rupfen aangezien , om dat ze heel fiil , fonder zich ce verroeren, onder aan de bladeren in malkanderen gekrinkek faaten, en niet anders als vogelsdrek te zyn, fcheenen. Ik heb ze met Abeelebladeren in Vriesland gevoed. Den drie en twintigfte September heeft een daar van een blad aan malkandcren geiponnen, als of het te famen gelymt was, waar in hy zich tot een Popje veranderde. De anderen die ik hadde, hebben een gewoonlyk gefpin gemaakt, waar in ze tot Popjes wierden. Den veertiende April des volgen- den jaars quam 'er het eerftc Capelletje uit, waar op de andere in de maand Mai volgden , en ligt- groene eieren leiden. Het Cappelletje is onder de Rups te fien. De groene Rups heb ik te gelyk met de bovengemelde graauwe, op de fel ve Boom gevonden. Denagtiende Augufti leide hy zich (lil ter neer, ftroopte zyne huid af, en wierd een Popje, zonder te fpinnen. Des volgenden jaars den veertiende April quam 'er het eerfte Uiltje uit, en de andere eerft: in de maand van Mai daar aan volgende, gelyk 'er een op het bovenfte groene blad te fien is. C X L V I I I. Winde of Wrange. Convohulm. VErmits 'er op het voorgaande blad de fpys van alle defe laatfte Rupfen Maat, en dit maar een wilde Boom is , foo heb ik deze laatfte bladeren met bloemen willen vergieren , niet twyfe- lende of het fal aan de liefhebbers aangenaam zyn. Deze bruine Rups heeft den twintigfte juni een geel gefpin gemaakt, en is daar in tot een bruin Popje geworden, waar uit den veertiende Juii dit Oranjekoleurt Uiltje voortquam. T 2 E U R O P I S C II E INSECTEN. C X L I X. Goutsbloemen. Cakba. | "X tze geele Rups heeft Abeelebladeren gegeten tot in de maand September. Den vyftiende Juni I J des volgende jaars quam 'er een bruin Uiltje uit, na dat het eerft in een bruin Popje veran- dert was. Diergelyke Beesjcs, gelyk 'er een op het groene blad fit, gebruiken de kleine Luisjes tot haare fpyfe. In "t begin van Juni hebben zy zieh toe Popjes verandert, en op 't einde dezer maand qua- men 'er ioodanige geele Torretjes uit. Het onderfte bruine Diertje houd zich in 't water op totin de maand Juni, wanneer het op 't land kruipt: en dan komt 'er foodanig een vliegend Beesje uit , gelyk 'er een naaft aan op het blad fit. Dodontcus noemt deze Plant Cdcnlula: zy michilt vee] ten opligrc van haar grootte, cn brengt dunne, ronde cn een wei» mg hoekagtigc Rammen voort, verdeelt in vericheidc takken. Latende, wanneer men dezelve aanraakt, eenige ilymatriige vog- tigheid aan de vingeren : haar bladeren zyn fonder (teel , vaftrre- hegt aan haar Aam, hebbende een (mark na't Gras. Haar bloe- men komen voort aan de topenden van de takken , zynde ge- iirecpri groot, fchoon, rond, geel en welriekende. Alszezyn afgevallen, zoo volgen daar opeenige kromme doosjes, dieyder in zig bevatten een iangagtig zaad. Haar wottcl is wit en ve- zelagtig. C L. Granaat-bloem. Flos Mali Punici. DE bovenfte Rups heb ik met Abeelebladeren gefpyft Anno i(>oo. Den tiende September tot Amfterdam heeft hy zich in een wit gefpin ingelponnen , en des anderen jaars in de maand aapril is dit graauwe Uiltje daar uit voortgekomen. De onderfte tweeffeertige Rups heeft zich aanftonds ingefponnen, foo dat ik haar fpys niet konde weeten. Hy heeft een wit gefpin gemaakt en is daar in tot een Uiltje geworden , gelyk 'er een op de bloem te fien is. EUROPISCHE INSECTEN. 17 C L I. Krul-Lelien. Martagum. ZOodanige kleine groene Beesjes hebben geen fekere fpyfe nog tyd: want men vind ze op aller- hande Kruiden en op alle getyden van 't jaar; waar men maar diergelyke witte fchuim fiet, vind men 'er deefe Diertjes in , ioo lang tot dat zc in foodanige Torretjes veranderen, gelyk het eene en het andere onder aan by malkanderen te zien is. De groenachtige Rups heefc Abeelebladeren gegeeten tot op den agtfle October, wanneer ze in een Popje veranderde, en den negen en twintigfte Juni des volgenden jaars is 'er dit Uiltje uitgeko- men. De Rups en het Uiltje zyn boven by malkanderen te zien. Hetonderfte groenachtige Rupsje heeft bladeren van Kruisbefie-boompjes gegeeten. Maar allöo deeze vrucht cn bloeifel reeds in dit Werk afgebeelt zyn, foo heb ik die hier niet wederom willen vertoonen, en in der zeiver plaats deefe Krul-Lelien geftelt, als meedc een aangename bloem zyn- de. Wanneer men deeze Rupsjes aanraakt, zoo laaten ze zich aanftonds aan een draadje neer. Zy zyn zeer fnel in 't loopen. Den twaalfde Mai hebben zy zich tuflehen de bladeren ingefponnen, en zyn daar in tot bruine Popjes geworden , en den vier en twintigfte dito quamen 'er zulke Kapelletjes uit, die bruin cn wit waaren, gclyk 'er een benevens zyn Popje boven tc zien is. Deeze Plant is deielve, die Cafparus Bauhinus Lilium album bulbifertm ktifolium majus noemt. C L I I. Witte Lely met een gemeene regt opgaande bloem, a Winterbloem b Een kruipende bloem als een witte Lely. Lilium album , flore credo, & vulgare C. B. Pin. 7Ó. a Narciffo-Leucoium vulgare Tourncf. 387. Lcu- coium buibofum vulgare. C. B. Pin. 55. b Convolvulus longifohus azureus, niveo umbi- lico, ereóhis. Barreliero Icon. 321. Boccon. MuH part. z. 148. Tab. 105. MEvrouw van Merian heefc deeze Plant hier gefield voor een ereraad gelyk als ze in verfcheide plaatfen van haar Boek gedaan heefc. Deeze foortc van Rupfe word gevoed door de bla- deren van de Populier- en Wilgeboom. Zy zyn zeer wit en bevinden zig de meeften tyd boven op de boomen. Ik heb deeze Rups zederc den een en twintigfte van de maand Mai tot aan dc fefliende van de maand Juni gevoed: als doen vervelde zy. Veertien dagen daar na cjuam 'er een fchoone witte Kapel uit voort, dewelke men hier op de 1'Iaat verbeelt ziet. Deeze Kapel fehoot zyn zaad na verloop van eenigen ryd en ftierf vervolgens. Dc Winterbloem doet uit zyn wortel voortkomen drie, vier of vyf bladeten, gelykende na die van de Prcy, zynde groen, glad cn blinkende. Van onder deze bladeren klimt 'er een itam o\i ter hoogte van meer als een half voet, zyndc ingegroeft, hoek.igtig, hol, omkleed mer haare bladeren rot aan haar mid- den toe als ten foort van een meflekokcr j zy heefc gerneenlyk maar een cnkclde bloem , fomtyds twee , dog fcldendnc. Deze bloem heeft fes neerhangende blaadjes, geictuarc als een klok, hellende na een witte koleur, hebbende van buiten een groen- OgtigC vlek, cn van een onaangename leuk. Wanneer ze af- vallen is, zoo volgt 'cr op een vrugt opgezet met drie hoeken, en geheellyk verdeeld in drie kamertjes , vervult met byna ron- de, harde en gcclagtige zaden: haarwortel is knobbelagtig, te famen geitelt uit verfcheide witte vlieien, cn van 011dcrc.11 voor- zien met witagiigc vezelen. c l 1 1 1. Een purper-koleurde Lely met een omgebogen Lilium purpura -fanguineum flore reflexo C B bloem. Pin. ,8. DE Rups die deze Kapel voortbrengt, word gevoed met Lely-bladeren: ik heb 'er van onder, houden in de maand van Juli veertien dagen lang; als doen vervelde ze en veranderde in een Pop, waar uit agt dagen daar na voortquam een Kapel, die men alhier afgebeeld ziet. Zy was van een fchoone Hemels-blaauwe koleur, de vleugels waren paars, en ze had op de rug vier goud-ko- leurdc vlerken. V 7 3 EUROPISCHE INSECTEN. C L I V. De groote NarcifTe-blocm met een biczeblad, Narcifliis Juncifoliis oblongo calice , luteus ma- nier, een langwerpige kelk. jor C. B. Pin. 51. DEeze Rups word door deze Plant gevoed , na dat ze daar van verzadigt is , ftrekt ze zig uit in haar lengte, en blyft alfoo in die ftaat tot den volgenden dag. Wanneer zy kruit, zoo ziet men dat zy het voorfte gedeelte van haar lichaam voegt aan haar achterdeel, zulks dat ze zig for- meert als een groene ring, vervolgens verlengt ze zig en brengt haar weder in de vorige geftake, en dit altoos zoo vervolgens tot dat ze haar loop volbragt heeft. Zy begon den feftiende Oétober te vervellen , en veranderde twaalf dagen daar na in een Pop, waar na op den eerften dag van de Maand Mai in het volgende jaar een ichoone Kapel voor den dag quam, gelykende na die, dewel- ke men op de bloem ziet. Dcz? Plant brengt uitzyn wortels voort ecnigeblidrrcn ,byna gel)* kende na iiic van de 1'rcy, zynde van een bleckg r ocn.' ko- leur. Daar klimt onder dezelve op een ftam van een voa li >ng, dragende op haar toppunt een grootc bloem met een tnkcld wit blad, en omvlogtcn met fes bleek c en purperagtig': bhderen, foo Teer vaftgehegt nan deze bloem dat het alles te famen fchynt een ftuk alleen. Wanneer de bloem verwelkt is, volgt daar op een tamelykc dikke driehoekige vrug: , verdeelt in drie kamer- tjes, vervult met fwarte zaden, byna rond : haar wortel is kneb- bi.lat.tig. C L V. Indiaanfe Hyacinth of Tuberoos. Hyacinthus Indicus tuberofus , flore Hyacinthi Orientalis C. B. Pin. 47. a Witte Lely van den Dale. a Lilium Convallium album C. B. Pin. 304. b Veld-Renunkel mei Kamille-bladeren. b Ranunculus arvenfis foliis Chamarmeli , flore phceniceo Tournef. 191. Adonis Matthioli, Adonis fylveftris flore phceniceo ejusque foliis longioribus. C. B. Pin. 178. DEeze Planten vertrekken hier niet als tot een cieraad. De Rups die men hier ziet, eet de bladeren van de Framboilè-boom. Dc dertiende ]uni begon zy zich te vervormen, na zich ii zyn vel omwentelt te hebben, daar na hield zc zich ftil tot opden veertiende van Juli, zulks dat ze een en dertig dagen doorbragt om te vervellen, ten einde van dewelke uit haar voortquam een bruine Kapel, waar van de vleugeltjes yder in 't midden een ronde vlak hadden, trekkende na den witte. Deze Kapel kroop langzaam langs de gront: zy ftierf twee dagen daar na. C L V T. Groote Oofterfchc Hyacinth. Hyacinthus orientalis maximus C. B. Pin. 44, T^Eze Rups fchiet zyn zaad op de bladeren van Boomen , dewelke zy overdekt men 'een fooit van -L^ hair of wol, om dezelve te befchermen tegen de koude; als men deze omgerolde bladeren opent, vind men daar in groen zaat. Zy eet kruisbeziën-bladeren, 't zy witte, roode of fwarte, dewelke zy t'ecnemaal vernielt; en fchoon men ze alle dagen dood, zoo vind men ze den volgenden dag alzoo veel. Alle de Natuur-kenders meiken aan dat de Vogelen gantich niet van deze Rupfen eeten, en dat ze op den dertiende Juli zig bereiden om te vervellen, dat 'er dan uit voortkomen witte en (wart gevlakte Capellen. Deze Dieren als zy voor den dag komen zyn niet grooter als eenVlooy: en in't vervolg groeyen ze oo^enfchynlyk en worden veel grooter. Men vind ze in de gragten, en zy gebruiken ook geen ander voedlel , ten zy dc een den ander opeet. Ik heb gefien dat een van de grootfte in weinig tyds heeft opgegeetcn de kleinfte van defelve loort ; waar van daan het ook voortkomt, dat deze kleine Dieren by uïtftek vrecsagtïg zyn. Van de eene van deze bloedeloofe Diertjes komt dit blaauw ge- vleugelt Dier voort, 't welk men op de Plaat afgebeeld ziet. C L V I I. Oofterfche Hyacinth met een dubbelde bloem. Hyacinthus orientalis flore duplici C. B. Pin. 45. a Kleine geele Narcis-bloem met een biesblad. a Narciflus Juncifolius luteus minor C. B. Pin. ji. DEeze Rups voed zig met het hart van de gefloote witte Kooien. De regen doet haar fterven, en verdroogt fe t'eenemaa!. Dit bloedeloofe Dier heeft dit als wat fonderlings, dat het twee- maal in 't jaar vervelt , eens in de Somer , en voor de tweede maal op het einde van dezelve. Haar eerfte geflaltverwilTcling gelchied in weinig tyds , dog foo haar de winter overvalt , foo houd het zig verborgen foo lang de groote koude duurt. Het begint te vervellen den eerfte Juli, en den twaalf- de van defelve maand komt 'er een fchoone witte Capel tevoorlchyn , maar de andere vervorming duurt langer: het bleef in die ftaat tot den vyftienden van Mai van het volgende jaar, als doen quam 'er uit voort een gelyke Capel als de eerfte. EUROPÏSCHE INSECTEN, 79 C L V I I I. Witte Oofterfche Hyacinth a Irias met een breed blad , zynde Neder- landïch en van een vcrfcheide koleur b Mondstand met een breed en rond blad c Groot blaauw Vliegverdryvend kruid. Dc Hondstand brengt gemeenlyk voort twee bladeren , fom- tvdsdric, verfpryd lmgs de grond, gelykende na die van het Varkens brood, iiifTchcn dewelke opklimt een zuiltje van een hand hoog, zynde rond, glad, voortbrengende een fchoonc bloem met fes blaadjes, langwerpig, fpits, hnngend en gekrult na boven, fomtyds purperagtig, van binnen getckent met mcllt- agtige vlekken, hebbende in'c midden ies purnengiigc vezelen. Dc Mufcari is een Pl.mt die van de wortel voort doet komen vy F offes bladeren, op de grond verfpreid, (mal, gegrneFr, en langer als een half voet, tamelyk dik en vol van lap. Van tuf- fchen haar verheft 'er zig een Ham, langcrals een vierde vaneen voet, rond, redelykdik, ('onder blad, dog van byna van dc midden af rot aan het bovenfte omklcet met bloemen, getor- mcert als (chellcrjes, met kamen uitgekorven aan fes dcclen in haar opening, in den beginne groen of purperagrig van koleur, daar na blaauwagtig groen, wit of fwartagtig, ot vaneen don- ker purper, daar na bleek, en wanneer zy beginnen ic verdwy- Hyacinthus orienralis albus primus C. B. Pin. 44. a Iris laiifolia belgica variegata C. B. Pin. 31. b Dens Canis latiore rotundioreque folio C. B. Tin. 87. c Mufcari cccruleum majus Tourncf. 347. Hya- cinthus racemolus cccruleus major. C.B.42. Na dat deze bloem is verdwenen, komt 'er in haar plaats een byna ronde vrugc en verheden met drie hoeken , van een groene koleur, rood gemarmm. Deze vrugt bevat in zig drie kamer- tjes, vervult met langwerpige ziden i H.iar wortel is v'ccsigrig, langwerpig, boven veel dundcr als beneden , gelykende CCOig- fints na die van de Hondsiand. ncn , fwartagtig. Op deze bloemen volgen cenige redelyke dik- ke vrugcen , ydcr opgeheven zynde met drie hoeken , en verdeeld in breede kamers, vcivultmcc cenige ronde cn fwartc Zïden. Haar wortel is een dikke witagtige bol , overtrokken met ver- Ichcidc vliefen, van onderc voorfien met cenige vcfclen. De Heer Tournefort heeft eenig onderfclicid gemaakt lutfchen dit geilagt van Plant met die van de Hyicimh, dcwyl dat in He. Mufcari de bloem by de opening een lïiorc van een getrenlt;; klok is, in plaats dat die van de Hyacinth leer uirgcbreit is. C L I X. Groote witte Narcifïebloem met een lange Narcifïus major , totusluteus, calice prxlongo. kelk. C. B. Pin. 52. Deze Rups en zyn gcftaltvcrwiffeling zyn in de veertiende Uitlegging befchreven. C L X. Keizers Kroon. Corona Imperialis Dod. Tournef. 371. DEzc Rups word gevoed van Kropfalade, indien men ze maar het minfte aanraakt, houd ze zig aanltonds zo ftil of ze dood was, rolt haar in een als een kloot, en doet haar hair epreifen als een Egel , indien men ze wil aangrypen by het hair, zoo laat fe het aanflonds ncdervallen. De Vogelen eeten 'cr gantfeh niet van en hebben tegen dit bloedeloos Diertje een natuurlyke afkeer, dewyl het fenynig is. Ik heb het fomtyds op deze bloem gefien,dog ik ben tot nog toe onfeker of het daar van eet: het begint zig te vervormen den dertigfte van de maand Juni in een Pop, en den twee en twintigfte van Juli komt 'er een fchoone en groote Cnpel uit voort, die gevlakt is als Brefils hout. Deze Capel legt ook eieren, maar men ziet ze die niet uitbroeijen als in de maand van Oc- tober. De Ruplen , die daar uit voortkomen , verbergen zich onder de grond en blyven daar de gantfche- winter. Het blad en de Ham van deze Plant gelyken na die van dc Le- ly; dc bloemen zyn geformeert als een kroon, Ö*ie bovenop voorfien is met een bosje van bladeren , te famen formerende een foort van een klok, geel of bleek, of van een purperagtigc ko- leur, trekkende na den 100de. Wanneer deze bloem is afgeval- len, foo komt 'cr een langwerpige en gegroefde vrugt voort, inwendig verdeelt in diic kamertjes, vervult met platte zïden: haarwortel is knobbclagtig, niet Ichubagtig , maar vait als die van tic bol, te lamen geilek uit vlieten die in malkander fchie- tcn. C L Xiphion of knobbelagtige Irias a Een groote witte Narciffebloem b Leeuwerks Voet. X I. Xiphion Anguftifolium verficolor elatius T. 36*4. Iris bulbofa &c. C. B. Pin 39. a Narciffus totus albus major. C. B. Pin. 49. b Delphinum hortenfè, flore majorc & multipli- ci C. B. Pin. 124. DEze Rups eet byna fonder onderfcheid allerlei foort van kruiden cn van bladeren. Zyis vaneen Ichoone fwarte koleur: wanneer men ze aanraakt rolt fe zig als in een hoop. Zy vervormde zig den dertiende September 1728. in een Pop en den vyfde Mai in hec volgende jaar quam 'er uit voort een witte Capel, op drie verfcheide plaatfen gefprinkelt met fwarte vlakken. V z EUROPISCHE INSECTEN. C L X I I. Een groote Tagete met een geel bleeke bloem. Een regt opgaande Tagete met een enkelde bloem van een zeer bleek geele koteur. a Klein gras of Gras-paarïen met een blaauwe bloem. b Een groote Capucyn. Dc Tsgcte brengt eenige geflreepte bloemen voort: deze bloemen zyn hallfligiig en de halve loofwerken zyn vrouwclyk, dog dc vlag van dc eene en dc tong van de andere komen dikwils tc voorfchyn onder wanfehapenegedaantens. Dc cyerneilen zyn gefet boven op een kale moederkoek , en zy dragen een foort van ten antique kroon, waar van de bovcii-pumcngcmtenlyk ongc- Tagetes major flore Inteo pallefcente VaÜIant Acad. Reg. Scient. anno 1710. Mem. Maximus, rectus, flore fimpHci, exluteo pallido J. B. Tournef. 408. a An Lithofpermum paluftre minus flore cceruleo Tournef. 137. b ■ Cardamindum ampliorï folio Sc majori flore, Tournef. 430. lyk zyn. Alle deze declcn zyn bevat in een enkelde kelk , zyn- de langwerpig rond , volgens zyn langte gegroefe en aan de rand landswylc gekartelt. Men kan 'er byvoegen dat de bladeren gevlcugclt zyn na de zydc of ingcfneden in verfcheide quabben, of tanJswyie gekartelde vleugeltjes , cn ontrent hare randen doorzaait met knopjes of doorichynende punten. C L X I I I. ïrias met een breed blad , hebbende de reuk Iris latifolia Belgica, odoreSambuci C.B. Pin. van de Vlierboom. 32. Dit bloedeloos Diertje word befchreven in de agt en dertigfte Uitlegging. C L X I V. De vrouwelyke Pionie met een roode en groote Pceonia fcemïna flore pleno, rubro, majoreC. B. bloem. Pin. 174- DEze fwarte Vlieg word voortgebragt door een kleine Rups, dewelke de bladeren van de An- conlis eet, terwyl zy nog jong en teder zyn, en ze hegt 'er zoo vaft aan de enden van de bladeren , dat men haar daar niet van af kan haaien londer haar te quetfen. Zy vreeft nog regen , nog wind, nog koude. Als ze iets gevoelt dat haar ongemak toebrengt , zoo beweegt en ichiec zig op een fonderlinge wyfe. Deze Rups vcrwiflelde zig in een Pop op den negende van de maand ]uni , waar uit op den drie en twintigfte van de zelve maand een fwarte Vlieg voortquarm Deze Vlieg (et zig in 't gemeen, eer dat de Son opgaat, op de bladeren van de Kruis-beiïé'n boomen, waar van zy den dauw likt, die haar tot voedfel ftrekt, maar zoo zy twee dagen fondereeten blyft, 11 erft ze. Men onderfclitit de Pionie in rmnnelykc cn vrouwelyke. Dc wortel van deze is tc famengeltclc uit verfehcide knobbels, gc- lykcndc na die van de Radys ol Knolletjes, die als aan de vezelen rungcn,gclyk ,ihdc Afodilic. Dc ilammen klimmen op ter hoog- te van twee ellen, zyn takagug en een weinig hair.igtig, rood cn dik omtrent als een duim : de bladeren zyn te famen geftelt uit verfcheide anderen, vallgchcgt aaneen dikke rib, cn tak.ig- tig: Zy zyn in verfcheide gedcchens ingcfneden: de bloemen, die vaonkomen op de topcnJen van de itammen , zyn die van dc breede Roofcn gclyk , gcformeert uit fes of agt neergaande rnod- agiige bladeren, uit het midden van dewelke een groote hoop vezelen met een zuiltje zig verheft, dat verandert word in een vrugt, W3ar in by een vergadert zyn eenige hoorntjes ,gelchaart als een ltraal, zy zyn van een dikke fubilantic en wolagtig, wor- den verandert in ballen van anderhalf duim lang , dik, roodag- tig en hairagtig, na beneden omgebogen, en bevatten in zig fuivcre zaden , van buiten fwart, van binnen wit, zyndediken rond als een Erwt. C L X V. Becren Oor. Auricula Urfi, DEze Rups, na langen tyd zig met de bladeren van deze Plant gevoed te hebben, verbergde zig in een hoekje , alwaar van hem van yder zydc een groen Wormpje voortquam. Zy be- weegde zig zeer heen en weder, even eens als of ze pyn of eenige ftuiptrekkende bewegingen hadde gevoeld. Aanflonds als de eerfte Worm was uitgekomen , hield ze zig zeer ftil aan de plaats daar ze uit ge- komen was, en verliet ze niet voor dat ze daar al het fap had uitgelbogen, niets agterlatende als het vel. De andere Worm llierf fonder voedfel te gebruiken, enwierd van de eerfte opgegeten. Deze Worm , na wel gevoed te zyn geweeft , bleef onbeweeglyk zonder voedfel te gebruiken tot op den vyftiende van October 1726. als doen veranderde zy in een fwart ey,waar uit op den agtien- de Mai in het volgende jaar voortquamen twee Vliegen, gelykende na die, dewelke afgebeelt is op de Plaat. Deze Plant brengt uit 7.yn wortel voort groote bladeren, met een vlag in vyf deelen gekorven en voorzien in haar midden glad, poezelig, dan eens tamlswys ingekorven, cn dan weder met geclc vezelen. Uit haar kelk verheft zig ook een zuiltje, heel, bitter van fmaak: tulllhen deze bladeren verheffen zig dat 'er aan valt gehegt is op de wyfe als een fleutel, en dat in'c eenige (lammen, die op haare t opeinden dragen eenige, geele of vervolg ceneyrondeenfpitle vrugt word : her verdeelt zig in twee bleeke bloemen , van zig gevende een foetc en honingagtige kamei[jes, vervult met dunne cn hoekige zaden: haar wonels leuk: yder bloem is een vtnvvJcrtlc buis, even als een tregtcr, zyn gcvezclt, roodagtig, hangende vall aan de Jteenen. E U R O P I S C ïl E INSECTEN. Groote Granaad-appelboom. C L X V I. Tunica flore pleno majore. Tournef. 6$6. Balauflica fiorc ple- no majore C. B. Pin. 438. De tal; ken van die boompje zyn dun, hockagtig, voordien met dooi ncn : haar balt is roodagtig. Haare bhderen zyn klein, door cenige roodagtige Iteelcn vatlgehcgt, gevende een Iteike reuk van zig wanneer zy verplettert worden: hiar bloem is groot, lchoon, rood van koleur, trekkende na her. purper , te liimen gelteld uit veel bladeren, gelchikt np de wyle als een Roos in de holligheden van de kelk; deze kelk is langwerpig, hard, purperagtig, van boven breed, hebbende cenrgenmten de gedaante van ten klok : haar bodem word, na dat üt bloem afgevallen is, een vrugt: deze vrugi groeit aan tot een dikke ronde Appel, voorzien met een kroon, die gefbimeert woi j door de inkervingen van het bovenrtc van de kelk: haar balt is zoo hard als leder . van een purpcragiige koleur, van buiten donker cu geel van binnen. I C L X V I I. Geele bergagtige Violier. Viola montana, lutea, grandiflora C. B. Pin. 200. K heb niets aantemerken op de hervorming van die bloedeloos Diertje. Men vind dc Befchryving van deze Plant np de zevende bladzydc van de Uitbeelding. C L X V I I I. a Slaapbol b Lely met een onigeboge bloem c Knobbelagtige Lifch d Ancolïe c Tulp f Bloem als een witte Lcly g Ranuncul h Roos i Roos oorfpronkelyk uit Guyenne k Klaproos of Windkruid. a Papaver b Lilium flore reflexo c Xiphion vel Iris bulbola d Aquilegia e Tulipa f Convolvulus g Ranunculus Tournef. Adonis C. B* h Rola i Fridllaria k Anemone Onder de Klaproos zyn 'er drien bloemen van een drieverwige koleur, in 'c Latyn Viola tricolor, en twee bloemen voorspruitende van 't Verheusbrood. C L X I X. a Knobbelagtige Lifch, b Goudbloem c Klaproos met agt bladeren d Tulp e Witte Narciffe f" Nagelbloem g g g Drie Roofen. a Xiphion vel Iris bulbofa b Caltha vel Calendula c Anemone o&ophyllo d Tulipa e 'NarcifTus albus pleno flore f Caryophyllus g g g Tres Rofze, C L X X. EERSTE BLOEMKRANS. a Capucyn b Lilch c NarcifTebloem d Kleine tak van een Oranjeboom e Zonnebloem f Tulp g Vioolftoel h Kalmus. In het midden is een Nagelbloem en een Roos geplaatft. a Cardamindam b Iris c NarciiTus d Ramulus Aurantii e Corona SoÜs f Tulipa g Leucoium h Xiphion In medio fïta; func Cariophyllus Sc Rofa. EUROPISCHE INSECTEN. C L X X I. TWEEDE BLOEMKRANS. I Vettekous 1 Campanula arvenfis 2. Klaproos 2 Anemone 3 Hyacinth 3 Hyacinthus 4 Roos 4 Rofa 5 Heul of Mankop 5 Papaver 6 Klokbloem van No. 173 letter a 6 Campanula No. 173. littera a depi&a 7 Tulp 7 Tulipa 8 Lely met een gekrulde bloem. 8 Lüium flore reflexo. Deeze Plaat verftrekt tot zieraad aan het einde van dit Werk. C L X X I I. TP\ERupsin deze Bloemkrans bevat , neemt zyn ooiTpronk van het vermolmde hout van de \ t J Wilgeboom. Zy houd zig gomeenlyk op in het pit van die boom, winter en zomer. Zy begon haar geftaltvcrwifl'eling den fêftknde van de maand Juni, in zulker voegen als men het hier ziet, en bragt de Kapel, die ik van di^te by argebeelt heb, den vyfen twintigfte Juli te voorfchyn. C L X X I I I. Swarte en witte Mankop Papaver flore pleno,aIbum&nigrumC.B. Pin. i^r, a Klokbloem, Halskruid, alias Onfe Lieve a Campanula Perficx-folio ClufïiTournef. 111, Vrouwe Handfchoenen met een blad van een Pcrfikeboom. C L X X I V. Groote dubbelde Roofeboora. Rofa multiplex media. C. B. Pin. 481, C L X X V. 1 Roos 1 Rofa 2 Spaanfche Jafmin met een groote bloem 2 Jafminum Hifpanicura flore majore 3 Klaproos. 3 Anemone. "l^It Dier kruipt langfaam en 't fpeelt de quaadaardige als men het tergt, het laat zig niet verjagen ' van zyn verblyfplaats als met moeite. Het heeftop het agterftc gedeelte van het lichaam ten lymagtige prikkel, waar mede het zig befchermt , het bediend 'er zig van om die prikkel vafl: te maaken op zekere plaatlen als het ruit, uit vreeie van genootfaakt te zyn te rug te keeren. In 't vervolg haalt het zyn kleine lichaam in malkander, en met de gehoornde prikkels, waar mede het hooft gewapend is, verweert hy zig: na dat ik het verfcheide dingen om te eeten had toegeworpen, en die wygerde te proeven , zoo gat ik hem eenige kevers , die hy at , en hebbende daar van het binnenfte opgegeten , bedoot hy 'er zig in, en maakte agter zich een hol. Hy bleef in deze fchuil- plaats federt den twintigften Augufti 1729. tot aan don negenden Juni van het volgende jaar. Als doen quam 'er uit voort een klein en zeer fchoon gevleugelt Dier. Zyn vleugels waren doorfchy- nende, en zoo teder dat het byna niet mogelyk was om het met het penfeel af te malen. Het had twee goudkoleurde oogen , het lichaam was bleekgroen , trekkende een weinigje na den blaauwe, vliegende hefte hy zyn hooft om hoog, latende het ander gedeelte van zyn lichaam nederwaarts hangen. Zyn vleugelen waren te groot en belette het te vliegen, 't is ook daarom dat het door de wind wierd vervoerd. Het ftïerf binnen de twee dagen en vafte al die tyd. De Spasnrdic Jafmyn is een Boompje dat voortbrengt eenige reuk, wit van binnen en roodagtig van buiten: Yder van deze zeer lange dunne en quaftige takken, zyndc buigliam, fwak, bloemen is van boven af een vcrwyderde buys cn ingekorven als groen, vervult met een voole pit. Zync bladeren zyn langwer- een Star in vyf gedeeltens. Na dat de bloem is afgevallen, zoo j ig, de [Openden afgerond, gefchaart bv paaren, langs de eene volgt 'er fbnuydï op een ronde , groenachtige en fagte bezie, ribbe, die eindigt door een blad alleen. Yder rib is gemcenlyk bevattende in zig eenige ronde cn platte ziden; maar in de b^ zet met Teven bladeren , (bmtyds mee vyf, glad, van een Noorder Landftreeken valt gemecnlyk de bloem af, zonder Ichoone groene koleur. Zyne bloemen zyn als Sonnefchermen vrugt na te laten, aau de topenden van de takken, van ccn foete cn zeer liffelyke EUROPISCÏïE INSECTEN. *3 C L X X V I. Ranuncel met een knobbelagtige wortel. Ranunculus radice tuberofa , flore pleno & proIU fero C. B. Pin. 170. DEze foort van Sprinkhanen houden alle jaaren zig op in de Nederlanden rondom de oude Lin- deboomen, tegen de maand van November en December. Zy zuigen de vogtigheid uk deze Boom en beftaan 'er eenigc tyd van. Als de winter nadert fterven iê alle onfeilbaarlyk , die van dc Lindeboomen zyn uitgegaan, en zy verlaten deze boomen niet , zoo lang als 'er wormen in het hout van de Lindeboom gevonden worden. Maar zoo haaft als deze Wormen in Sprinkhanen zyn verandert, zoo eeten zy iets anders. Deze Worm gaat over tot zyn geftaltvcrwiffeling in het herte of merg van de Boom ; na haar ge- plaatft te hebben in een warme plaats, zoo brengt hy op den laatften dag van Januari een Sprink- haan voort, die eerftelyk verwindt van vel en daar na van koleur: ik heb fe den tyd van veertien da- gen gevoed met Peren , Appelen en Suiker, dog eindelyk ftierf ze. C L X X V I I. * Klaproos met fès bladeren. * Anemone tcnuifolia hexaphyllo C. B. Pin. 174. | Klaproos met een roode bloem t Anemone tenuifolia, coccineo flore o&ophyllo C. B. met agt bladeren. Pin. 174, IK heb reeds deze Plant brfchreven, en dewyl Mevrouw Merian aldaar geen bloedeloos Diertje geplaatft heeft, zoo kan men daar ook geen befchryvingc van byvoegen. C L X X V I I I. Anemone tenuifolia multiplex rubra , C. B Pin. 167. aaa Fritillaria ferotina floribus ex flavo virentibus, C. B. Pin. 6a, Roode Klaproos, aaa Laattydige Roofen , oorfpronkelyk uit Guienne, Deze Roos is dezelve Plant, die JonannesBauhmus FrftiJtaria Meleagris five Frilillaria, rrftexis orii , Aqaitanha noemc. Deze Plan: heeft een knobbelagiige wortel, wit, valt , te fitmeri g*4 ilelt uit twee knobbels, vleesagng, uit het midden van dewel- ke een Ham voortkomt van omrent een voet hoog, dun, rond, van binnen vo..s, dragende vyf, fes of fcven bladeren, middel- matig lang, faMli hol, en van fmaik een weinig zuur. Haar topend lyd gemecnlyk niet meer als een bloem, lomtyds tttecot drie, zy U zeer (choon en groör, te Tarnen gcfïclc uit fes neer- hellende bladeren, die gcformeert worden als een klok, gemar- incrt op de wys als een Dambord, van verfehcide koleurcn, pur- peragtig, Rooferood, rood en wit. Na dat de blnem is afge- vallen, zoo komt 'er een langwerpige, hockaguge of driehoe- kige vrugt te voorfehyn, verdeelt in drie kamertjes, vervult met bletke en platte zaden. c l x x 1 x. Dubbelde Nagelbloem. Caryophyllus flore muItiplici,maximo&c. H.R. Parif, Tournet". 330. DEze Rups word gevoed door wilde Melde, na dewelke zy van koleur gelykt, zy is zeer lang- faam en verwiflelt van vel tot viermaal toe, aannemende een nieuw vel, na mate dat ze de oude aflegt. Na dat fe ophield van te eeten, zoo quam op den vierden September uit haat lichaam voort een Wormpje van een platte gedaante, gelykende na die geene die in het vleefch groeijen, dewelke niet en at nog zig geen ruft en gaf, niet doende als gaan van de eene kant na den anderen , gedurende de tyd van veertien urnen ; al gaande veranderde zy allengskens van koleur en haar vel wierd hard : nalatende van zig meer te bewegen , keerden zy zig weder in een hoop ; alsdoen fcheen zy te zyn van een donkeragt'ige bleeke koleur; daar na begon ze een weinig te eeten: de volgende dag begon zy onbeweeglyk te blyven, en bleef in die zelve (laat tot op den fes en twintigfte Septem- ber , als doen quam 'er een Vlieg uit van een vry ongemeene groote geftalte. Zy had lange voe. ten , plat op het end en een groot hooft : zy lag gemecnlyk op de rug , de buik gekeert na boven , daarom is 't dat Mevrouw Merian dezelve omgekeerr leggende heeft afgefchetft. Dewyl my haar eigen voedfel onbekent was , foo ftierf fe den derde Oftober. C L X X X. Xiphium of knobbelige Lifeh met Xiphion majus flore luteo misto. Tourncf. 364. Iris bulbofa een bleeke bloem. pallido colore. H. Eyft. C L X X X I. Vroege Tulp. Tulipa prxeox. X 2 E U R O P I S C H i; [NS E C T E N. C L X Laate Tulp a Roos oorfpronkelyk uit Guierme. b HuogJuitfehe Veldajuin met drie bladeren. De HoogJuitfclic Veldajuin brengt ccnigc lange bladeren voort van ccn half voet hoog, (thal alï die van het Gras, zigt, leggende op dc grond ter nei'cr, hol, getekent in haare langtc met een witte itrtcp. V'an lullchen haar klimt 'er op ccn lUm van ontrent een ruif voet hoop, zyndc loid, naakt, tccder, fchictende in haar tupenden veilcheidc zuiltjes op als ccn Zon- nekherm , die de bloemen onderfch ragen , zyndc ydcr van haar ic famen geileld uk les ncciw.iarJs hellende bladeren , die lang- werpig cn Ipits in de rondte zyn gefchaart , hebbende in haar X I I. Tulïpa Scrotina. a Friullaria. tOinithogalumtrifjliumgermanicumTourn. 3S0. middelpunt een vohevcbuys. D.ze bloem i; groenagtig van kolcur ut gl a