enh Tak 4 VEN nt lente aide vd EE = 'WABINE T DER NATUURLYKE HISTORIE N, WETENSCHAPPEN, KK ONSTEN E N HAND WERKEN, Voor de Maanden JANUARY En FEBRUARY 1725. Verciert enopgebeldert met Kopere Plaaten; VYFDE DEE Ia Ter AMSTERDAM, BYHENDRIKSTRIK, Boekverkoper bezyden’t Stadhuis. 1721: od Jan LE A: 14 dn Ho2 En „d Ee © ns 5 AES 4 5% Bic sd Bn Rs d ax Kl EW qd Ht. AH EE ‚ Pe 7 nd p mi DM 7 \ ER on oe LE van YR Agt ed : td aaf EE Pag. 5 N A TU U R- E_N _KONST-KABINET, Voor de Maanden JANUARY en FEBRUARY ME, Twaalfde Verhandeling van de ALG E- MEENE natuurlyke Hiftorifchry- vers, en in dezelve het kort begryp , ende Opheldering der natuurlyke Hiftorien , der Proefkundige; Natuurkunde enz. van den Hoogwaardigen ROBERTUS BOTTLE. I, es N de Elfde (a) Verhandeling der Ee? Natuurlyke Hiltorifchryvers, be- „5 zagen wy , in het Eenentwintig- TEE fte Boek van de Natuurlyke Hi- N {torie van Ferrandas.Imperatus , Arg het (a) Ziet Natuur. en Konft-Kabinet voor de Maan- den November ea December 1720, 6 _-Nafuur- en Konft-Kabinet ; het beginzel van zyne verhandeling over, den Lapis Philofopborum;, maar dewyl de-kragt van dezen Schryver beftaat in de zaaken, dewel- ke in deze eerfte eenentwintig Boeken vervat zyn, en in de uitvoerige befchryvinge der Mi- neralen en Metaalen; en dat de overige ver- handelingen van zyne natuurlyke Hiftorie van hem zelfs niet zo veel gewaardeert zyn ge- weeft (gelyk uit zyn eigen voorreden blykt) zal ik den Lezer met derzelver uitvoerige uic- pluizinge ook niet ophouden , maar alleen- Iyk voorftellen, dat onzen Ferrandus Impe- ratus in zyn eenentwintigfte Boek verfcheide procef]en tot bereiding van den Lapis voor- ftelt. Het Zwee-enswintigfle Boek handelt van de voortteelinge der Steenen en derzelver onder{cheidentheden in ’% algemeen. Het Drieentwintigfte Boek handelt van de voort- teelinge der edele Gefleentens. Het Vieren- swintigfte Boek handelt van de voortteelinge der Gefteentens, dewelke een zekere en be- paalde figuur aanneemen. Het Vyfentwintig- e Boek handelt van de orderfcherde natuur- byke gefteltheden der Steezen, Het Zefeutwin- zigfle Boek handejt van de Steenen, dewelke uit de Metaalen geboren worden, of „dewel- ke een metallyne eigenfchap bezitten. Het Levenentwintiglte Boek handelt van de Zee- gewaflen, Het Achtentwintigfte Boek (met het welke Ferrandus Imperatus 1yne Natuur- lyke Hiftorie eindigt) handelt van zommige raare Plantgewaflen en ongewone Dieren. Vol. | Fanaary en February 1721 » xe Volgens de Bepaalinge, dewelkeik van een Algemeene Natuurlyke Hiftorifchryver gege- ven heb, komt aan den Hoogwaardigen Rosertus BoyrE met groot recht toe de voortreffelyke Eernaam van een ALGEMEE- NE NATUURLYKE HISTORISCHRYVER 5 want behalven dat deze voortreffelyke Schry- ver byna de geheele Natuur, met alles wat daar in gevonden werd, heeft trachten door te kruizen, en naauwkeurig te doorfnuffelen, fchynt-hy een verttand gehad te hebben, het welk in veele hoedanigheden met de geeft van Ferrandas Imperatus overeen kwam ; nochtans met dit onderfcheidt, dat hy veel doordringender van oordeel , veel naauw- keuriger» veel oplettender, en van veel meer uitvindinge is geweelt ; want de proeven , door dewelke Zusperatus de Natuurlyke zaa- ken heeft leeren kennen, zyn meerder uit- gevoert door andere als door hemzelfs 5; daar in tegendeel de Heer Boyle ontelbaarz proe- ven niet alleen zelfs, en met zeer groote on- koften , heeft in ’t werk geftelt, maar noch daar en boven een groot getal fraaye en kon- ftige Werktuigen heeft uitgevonden, om de proeven der dingen wel aan teftellen; jazelfs zo ver, dat wy de eere aan den Heer Boyle verfchuldigt zyn, dat hy de Proefkunde voor een groot gedeelte (en behoudens de eere van zommige groote lralianen , Franfchen en Duitfchers ) aan de wereld geleert heeft: daar in met Zmperatas overeen koomende. 1. Dat A 4 hy 8 Natuur= en Konft-Kabinet , hy de Natuurlyke Hiftorie, en wel voorna- mentlyk de natuurkundige Kennifle der Schep- zelen, niet zo zeer heeft trachten op te hel- deren door Speculatten en harffen-{childeryen,, ‚ fteunende op ydele algemeenheden, als wel door proeven en langdurige bevindingen. 2. Dat hy, even gelyk Perrandus Imperatus, het nut en het gebruik, het welke de Natuurly= ke Hiftorie ende Proefkundige Natuurkunde toebrengen , in de Konften, Handwerken en Ambagten , kragtdaadig heeft aangewe- zen , voegende (gelyk als ik in dit Boekje overal en altyd insgelyks zal trachten ) in alle gelegentheden Natuur en Kontft te zamen. 3. Heeft de Heer Boyle de Natuurlyke Hiftorie in een ordre gebragt en aangewezen; welke regelen een natuurlyke Hiftorifchryver dient waar te neemen, in het befchryven van de natuurlyke Hittorie van een Luandfchap, het welke noch nooit op die wyze van iemant anders voor hem gedaan is. 3: Dat de weergadelooze en hoogwaardige ‘RoBeRrTus BOvre al zeer vroeg de noodza- kelykheid der zamenvoeginge van Natuur en Konft begrepen heeft, is een onwederfpreke- Iyke waarheid, want het eerfte werk , dat die onvergelykelyke Man gefchreven heeft, zyn vyftier Verhandelingen of lerteroefeningen over de: NUTHEID VAN DE NATUURLYKE EN PROEFKUNDIGE WYSBEGEERTE, zo in % algemeen ‚alsook IN DE WETENSCHAPPEN, KONSTEN EN HANDWERKEN. De Heer Boyle heeft Jannary en February 172x. 9 heeft dit werk gefchreven in de jaaren 1651, 1652, 1653. enz. in het een, twee en drie- entwintigite jaar van zyn ouderdom, maar het is niet eerder in het licht gegeven als 1661. 1662. en 1663. na dat het zelve verfcheide= „maal was afgefchreven, en onder verfcheide handen gezwurven hadde , gelyk ook nader- hand veel andere werken van den Heer Boyle; in zo verre dat zommige Schryvers „by de Ken- ders van de Natuurlyke Hiftorieen Proefkun- de wel bekent, zo in Vrankryk als elders, zich van de uitvindingen van den Heer Boyle bedient hebben, en dezelveop huneigen naam hebben uitgegeven. 4: Ik zal van den afkomft noch hooge geboorte van den Heer RoBeRrTus Bovyre hier gene byzonderheden aantekenen , dewyl aan een iegelyk geroegzaam bekent is, dat dezen Edelman gefproten is uit een van de eerfteen adelykf{te Huizen van Engeland ; en na ik uit zyne Schriften heb konnen ontdekken, is hy geltorven in ’ jaar 1693. in zyn drie ot vier- enzeftigfte jaar. Deze 1s Verhandelingenzyn in de gedaante van een gefprek tu{lchen twee Liefhebbers gefchreven , tot dienít van een voornaam Edelman en boezemvriend van den Heer Boyle : een manier van fchryven meer gebruikelyk by de Oudenals hedendaags. Het oogmerk van den Schryver is geweeft, om aan te toonen, dat de kennifle der Na- ‚ tuurlyke zaaken niet anders kan verkregen worden als door proeven, waarneemingen en A voor ro Natuur-en Konft-Kabinet, voorzichtige bevindingen; datde Wysbegeerte der Scholen daar onbekwaam toe word be- vonden, en niets uitrecht, als een ontelbaar getal fubtile Queftien, bairkloveryen en on- derftellingen voort te brengen, beftaande in afgetrokke Denkbeelden , dewelke met de waare gefteltheid der natuurlyke Schepzels en derzelver verfchynzels weinig overeenkomft hebben ; behalven dat ook de Heer; Boyle met dit zyn fchryven getracht heeft andere op te wekken, tot het doen der proeven, tot het aanleggen van goede en naauwkeurige waar- neemingen, en tot het vlytig aantekenen van de oudervindingen , om door dezen weg de waare gefteltheid en hoedanigheden der na- tuurlyke Schepzels te achterhaalen. 5- De Heer Boyle heeft zich, volgens zyn ei- gen voorberigt, inhet toeftellen van dit werk, alleen niet ontzien , de Proef-ondervindingen by de Ambagtslieden en Handwerkers zelfs op te zoeken, maar heeft zelfs noch daaren- boven zeer dikwils de aldergemeenfte en be- kent{te bevindingen en proeven tot zyn bewys bygebragt, omdat de Lezers van de waarheid van een zaak veel eerder overtuigt en onder- wezen konnen worden door proeven en be- vindingen, dewelke eenvoudig of algemeen bekent zyn, als door ongewoone en moeye- lyke toeftellingen. Ook konnen de geftelt- ‘heden en aart der Schepzelen nergens eerder gekent worden als by de Ambagtslieden en werkmeetters, dewelke dikwils hun geheele le- january on February17 20. 1 leven befteedt hebben omtrent de gedurige be- handelinge van een eenig natuurlyk Schepzel. Neemt by voorbeeld Goud,of Zilver.of Koper, of Tin, of Loodt, of Yzer, of Hout, of Steen, of Zyde , of Katoen, of Vlas , of Verfitoffen, of vorder alles waar uit de ge- wrochten van de Konften , Ambagten en Handwerken beftaan; en omdat ook het voor- naam(te oogmerk van den Heer Boyle altyd geweelt is, de Hiltorien van de Natuur en van de Konft door en met malkanderen opte helderen, konde hy dezelve door geen zaaken meerder bevorderen , als door aan de oefenaars der Konften, Ambagtenen handwerken, de kennifle der natuurlyke Hiftorie te leeren en aan te pryzen, en ook wederom de Liefheb- bers en Onderzoekers van de Natuurlyke Hi- ftorien licht by te zetten uit de langdurige Proef-bevindingenen oefeningen , dewelke elk Konftenaar, elk Ambagtsman enz. door een gedurige behandelinge van het natuurlyk fchepzel of fchepzels, omtrent dewelke zyn kontft of ambagt verkeert, gekregen heeft. 6 Als wy door de woordelyke onderrech- tingen van de Ambagtslieden en Konflenaars gaan leeren, zullen wy dagelyks gew&ar wor- den, dat zeer weinig handwerkslieden goede reden van hunne oefening aan ons konnen geven ; voor een gedeelte zyn zy niet bekwaam om met klaare redenen de bevattinge van hunnen geeft levendig uit te drukken; aande andere kant vergeeten zy „of geheelte melden de aanmerkelyk(te om{tandigheden, of raaken de= 12 _ Natuur-en Konft-Kabinet, dezelve maar duifterlyk en als met den vin- ger aan, omdat zy by zich zelfs oordeelen, dat dezelve aan een iegelyk bekent zyn,dewyl zy die zo wel weeten , dat zy dezelve voor algemeen bekent ovordeelen. Zomtyds ge- beurt het ook wel, dat zy achterhoudend zyn omtrent zommige omftandigheden , dewelke zy voor groote geheimen houden, en dit zal u meeft ontmoeten by de alderonnozelfte en . onkundigfte van die lieden, Om deze reden moeten wy gemeenzaam met deze lieden ver- keeren, in hunne werkhuizen en winkels ín- treeden , en de zaaken met onze eige oogen dikwils zien verrichten ,en naauwkeurig aan= tekenen; of wy moeten (het weik noch veel beter is) groote werkhuizen oprechten, en daar in de Ambagten, Handwerken en Kon- ften, zelfs laaten oefenen en verbeteren. De Heer Boyre is van gedachten, dat het verwaarloozen van deze noodzakelyke waar- neemingen de oorzaak is, dat de PROEF- ONDERVINDINGEN DER AMBAGTSLIEDEN , dewelke aangetekent zyn, en gevonden wor- den in de fchriften van Carpanus, Wec- KERUS, en BAPTisTA A PORTA , 20 laf , onvoldoende, onvolmaakt en duifter zyn; te meer om dat het deze drie vermaarde Man- nen zelfs anderzins aan geen vlyt, oordeel, geleertheid of bekwaamheid ontbroken heeft. Wy vinden nooit beter, klaarder, omftandi- ger befchryvinge van de Ambagten, Hand- werken en Konfien, als dat dezelve befchre= ven January en February 1721. 13 vén worden door de Konftenaars, Ambagts- lieden en Handwerkmeefters zelve ; getui- gen hier van zyn zeer veel treffelyke Boeken, over de Schilderkonít, Steenhouwerskonft, Draaykonft, Scheepsbouwkunde , Deftilleer« konft, Bergwerkkunde, Bouwkunde, Plaat- Ínyders- en Ets-konft,Glasblaazerskonft, Glas- flyperskonft, Verfkonft, Drukkonft, Hoveniers- konft,Landbouwkontt,V uurwerkerskon(t enz. Hoe uitvoerig en naauwkeurig zyn de Boeken van ANToNius Neri over de Glasblaazers= konft, en het raar en uitmuntend Boek van den vermaarden Goudfmidt en Juwelier BENEVENUTO CELLINi, overde Edelgefteen- ten-zetterskontft, de Goudfmids konft enz. be- halven verfcheide andere , dewelke in ver= fcheide taalen gefchreven zyn, en van dewel- ke de Heer Boyle mede eenige aangemerkt heeft? Maar wy vinden zeer weinig Hand werkslieden, dewelke zoveel geeft bezitten, om zo veel andere wetenfchappen en be- kwaamheden te leeren, als daar toe van noo= den zyn. Een man, dewelke altyd niet an= ders gedaan heeft als werken , en onder zyns gelyk te verkeeren, verkrygt zelden een ver- ftand, hetwelke daar toe bekwaam is; de gedachten van zodanig een zyn zelden in een goede ordre, en het oordeel is niet genoeg gepoly{t, om zyn konft , handwerk , of am- bagt zodanig omftandig en naamwkeurig op het papier te (tellen, dat een onkundige daar uit bekwaame kenniffe van: dezelve kan verkrygen. De meefte menfchen, zo wel de Geleerde, voornamentlyk. van: dezen. onzen f leef- 14 __Natuur= en Konft-Kabinet , leeftyd, als de ongeleerde, zyrt van gedach= ten, dat zy niet anders behoeven te weeten, en ook nergens anders na behooren te trach- ten, als dat hun kan dienen om de mond o- pen te houden ofeen ftuivertje te winnen, en dat (zo zy oordeelen) in hun wetenfchap, konít of handwerk, zodanig te pas komt, dat zy het zelve niet konnen miflen. Dit is de oorzaak, dat wy zo veel magere en laffe zielen vinden onder diegene, aan dewelke de oefeningen der wetenfchappen , konften , handwerken en ambagten, aanbevolen zyn. 8. Om de boven aangehaalde en noch veel meer andere redenen, is het noodig, dat wy de konften, handwerken en ambagten, zelfs met de uiterlte naauwkeurighefd en oplettend=- heid van naby gaan befchouwen, leeren, en alles met de alderminfte omftandigheden aante= kenen, om door dien weg de waare Proef bevindingen vande onderwerpen van elk Am. bagt of natuurlyke Schepzels te verkrygen, en daar door de natuurlyke Hiftorie en Proef. kundige Wysbegeerte op te helderen en te verklaaren ; op dat dezelve meerder licht , klaarder kennifle, en zekerder Theory zoude byzetten aan de oefenaars der konften, hand- werken en ambagten; dat is, Natuur door Konft , en Konft door Natuur verklaaren , en beide in een helderder dag ftellen , zo wel tot dienft van de Konttoefenaars en Handwerks- lieden , als tot nader ontdekkinge voor de Liethebbers en onderzoekers der Natuurlyke Hi- + January en February 1720. is Hiftorien en proefkundige Wysbegeerte. Als de Natuurlyke Hiftorie en proefkundige Wys= begeerte opgehelderten verlicht waren, door de uitmuntende Proef-ondervindingen der Konften, Handwerken en Ambagten, en dat de konften*, handwerken en ambagten , ver- klaart en uitgelegt waren door de natuurlyke Hiftorikunde en proefkundige Wysgbegeerte, is het zeker, dat wy geheele andere konft- oefenaars en handwerkslieden zouden verkry- gen, en dat onze School-Philofophen door den tyd zouden veranderen in nutte en voor den Lande voordeelige Leermeefters. Ook zouden onzekontten, handwerken en ambag- ten, in zeer veel deelen en omftandigheden verbetert, en met nieuwe uitvindingen ver= meerdert en verrykt worden, 9. Niemant zal licht ontkennen, dat een ge- leert, wel opgevoedt, en in de wetenfchap- pen bedreven man, veel meer bek waamheid heeft, om de konften en handwerken te ver- beteren, en met nieuwe uitvindingen te ver- ryken, wanneer derzelver gebreken en ont- beeringen aan hem bekent zyn geworden, als een rouw, ougepoly(t, en kwalyk opgevoedt ambagtsman. Hoe kragtig veel de enkelde befpiegelingen der (chrandere harflens hebben konnen toebrengen aan veele nuttige konft- ftukken en dienftige werktuigen, bewyzen de Wetenfchappen , dewelke op de zuivere Wis- konft raften. Geheele Handwerken en Ambag- ten zyn daar uit voortgekoomen in geen klein gen 16 __Natuur= en Konft-Kabinet, getal; gelyk by voorbeeld, het maaken van Mathematifche Inftrumenten ‚Wereldkaarten, Globen , Muficale Inftrumenten , Fioolen van alderhande foort, Fluiten, Schalmeyen, Trompetten, Waldhoorens , Klavecimbaalen , Hakkeborden , Orgels , alderhande gereed- fchappen voor de oefenende Meetkonftenaars van verfcheidefoort,voor de Sterrekundige enz. behalven dat'ik zwyge de ontelbaare werktui- gen door de Mechazica voortgebragt, als ook de Gezicht- Vergezicht- en Doorzichtkunde , van brillen , verrekykers , vergrootglazen ; ik zwyge van de gereedfchappen en werktuigen voor de proeven tot ontdekkinge der Lucht, als lucht-pompen en verfcheide andere , en werktuigen tot de Waterweegkunde, mits- gaders de van zelfs beweegende werktuigen en konftflukken , als alderhande Hang- en Zak- Vurwerken, konftige Fonteinen, en ontelbaare andere konftftukken en werktui- gen, enkeld voortgebragt of verbetert door de valte befpiegeling van. het. kandige ver- nuft; alles tot een zeker bewys, van welk een nut en dienft de voortreffelyke proef kun- dige Wysgeeren, Wiskonftenaars, Mechani- eten natuurlyke Hiftorikundige zouden zyn , invhet vermeerderen’, verbeteren’en verryken van de-Ambagten:, Handwerken en konften, dewelke nu in laage en onkundige handen vervallen zyn, gelyk als door veel voorbeel den zoude konnen aangecoont worden. Cor- NELIS DREBBEL onder anderen ( zegt de Heer Boyle) was geen Verwer noch Am- bagtsman , nochtans heeft hy de rykdommen der Hanuary en February W7rr. 17 der Verwers met de uitvindinge der Schar- laaken ‘koleur zeer vermeerdert. Hoe zeer onze voortreffelyken Hollander Chrift. Hui- gens de Horologymaakers kont verryke heeft, ds byna aan de geheele wereld bekent; en ik zoude geen einde vinden , als ik wilde opzoe- ken en optellen de uitvindingen, met de welke verfcheide geleerde Mannen zommige Handwerken, Konftenen Ambagten , verrykt hebben. í Ë 10. „Maar om eens tot de Verhandelinge van den voortrekkelyken RoBERTUS Boyre, wegens de nuttigheid der Proetkundige Wysbegeerte, over te gaan , flaataan te merken ‚datde Heer Boyle met de eerfte, tweede, en derde Ver- handelingen , tracht aan te wyzen de nuttig- heid en dienft der proefkundige Wysbegeerte, voornamentlyk met betrekkinge op de Geeft van den Menfch. De Heer Boyle oordeelt, dat de Wysbegeerte der Schonlen-( dewyl dezelve niet anders leert als maar het Syffema der: Meeningen van Ariftoteles, of van ande- re onderftellende Philofophen ) zeer licht te achterhaalen is ; maar dat in tegendeel de proefkundige -Wysbegeerte een zeer. moevye- Iyke, koftbaare en- werkelyke betrachting en arbeidt is, maar het Ion van dezen arbeidt is wederom zeer groot, want dezen arbeNe leert aan de geeft des menfchen de kenniffe der waarheid, en de uitvoeringe der deugden. Be- halven dat dezelve het verftand verrykt en verciert. met: veel uitmuntende denkbeelden , „V. Deer. B zui 18 Natuur-en Konff-Kabinet,_ zuivert zy ook den geeft van ontelbaare voors | oordeelen en-dwaaze meeningen, door onzelf opvoedinge en verkeeringe onder de onkun= | dige men{chen verkregen; ja zy vergeldt on= zen zwaaren arbeidt door een gedurige en aan= genaame verkwikkinge, dewelke zy aan ons verftand toebrengt, door de ontelbaare veran= |_ deringen van Wezens, en derzelver verwonde= renswaardige zamenftellingen en wonderwer= ken,dewelke ons vertand dagelyks befchouwt 3 zy voldoet onze aangebore nieuwsgierigheid,en wekt onze godvruchtigheid op , om den Schep- per en Onderhouder van alle deze verwon- derens waardige natuurlyke gewrochten , met liefde en dankbaarheid, en opgevult van vers wondering, teeeren en te dienen, ïe Dat niet alle menfchen overgaan tot het onderzoek en de betrachtinge van de Natuur= lyke Hiftorie, en de Hiltorie der Kontten en Handwerken , en de proef kundige Wysbe= geerte, gefchiedt maar enkelyk , omdat zy dik wils dezelve in het aldermin{te:deel niet kennen ; anderzins is een iegelyk menfch natuurlyker wyze, en uit zich zelven en buis ten zyn eigen mede weeten, daar toe-als uit= geftrekt, en als gefchaapen. Is niet elk een; “door nieuwsgierigheid Aangedreeven , begeerig, de Schepzels, onder dewelke hy verkeert;te: befchouwen, en gewoon zich over dezelve te verwonderen? ‚Nu zoude een iegelyk deze voorwerpen van zyne ver wondering wel dies’ Per en naarftiger onderzoeken, indien aan: 5 hem January en February 1720. 1g hem maar bekent was de rechte weg, door dewelke hy in-de verborgentheden der Schep- gels ingeleidt word, en daar hy dûitënd ver- wonderens waardige zaaken ontmoet, want elk meafch is met een natuurlyke neiging ge= boren om te weeten; en dewyl onder alle de beweegingen van den geeft geen een zo fterk en zo algemeen is, als de begeerlykheid , ‘zoude deze den mehfch genoeg aandryven tot het betrachten van de kennifle der natuurlyke Hiftorie, der Hiftorie van Konften en Hand- werken, en der proefkundige W ysbegeerte, als aan hem bevindelyk bekent waren het nut, het voordeel, en de voortreffelyke vruch= ten van deze wetenfchappen. De doodelyke onkunde, daar de eee menfchen zich in bevinden, word niet zo zeer geboren uit een afkeer „ dewelke zy hebben om te weeten, en zaaken te kennen; want wy zien het tegen= deel, hoe zy loopen en gedurig reikhalzen , en de onnozelfte wel het meelt, om gedurig wat nieuws te hooren; maar deonwetendheidder _ menfchen word alleenlyk voortgebragt, om dat zy de ter wetenfchap leidende weg niet kennen, en dat zy gedurig afgetrokken wor- den van al te veel voorwerpen, dewelke zy dagelyks te haaftiglyk befchouwen , fpringen- de als nieuwsgierige ydeltuiten van het eene op het andere, zonder aan hen zelven de tydtegeven, van een eenig voorwerp wel en behoorlyk te bezien ente leeren kennen, Als Wy veel willen zien, moeten wy onze oogen toefluiten, en met onzen geeft zeer lang op een zaak (ter-oogen, en leeren doordenken. B 2 Deze. zo Natuur-en Konft-Kabinet „ Deze raad, dewelke ik hier geef, Lezer; moet niemant van de hand wyzen „ want zelfs bet aldergering{te verftand, en de alderonbe- drevenfte geeft, zal zich by dezelve in al zyn doen en laaten wel bevinden. ' 12. 4 _Als het Boek van de Natuur (negtde Heer Bory LE) by beurten woorgeflelt word aan een gemeen toekyker, of aan een treffelykW’ys- geer, zal dit onderfcheidt omtrent het zelve gebeuren, als of een kind bezag de beiligjes van een Boek in de Beeldjpraak, en van een verbor= gen zin befchreven, en of een dier zaaken kun= dig Wysgeer het zelve kwam door te leezens want den eene zal zich overvloedig verkwik= ken, door de fraaye fchilderyen en wonderlyke tekeningen der beelden, en den andere zal niet alleen vervrolykt worden door alle uitwendige voorwerpen, dewelke de zinnen ftreelen, maar zal zich noch daar en boven verwonderen over de ondoorgrondelyke wysheid van den Schepper, en over de verborgentheden en wonderen, de- welke hy daar in gewaar word. Het is naau- welyks voor een onkundige tebegrypen, hoe aanlokkelyk de voorwerpen voor een kender worden, door het naauwkeurig en diep on- derzoek. Zo ras als de menfchen aan de Proef-bevindinge geraakt zyn, en door dezel- ve in de.proetkundige Wysbegeerte, in de kenniffe der Hiftorien van konften en hand- werken, en in de waarneemingen van de na- tuurlyke Hiftorie vry wat gevordert zyn „ is niets zo aangenaam , Zo fmakelyk en zo ftree- lende voor hunnen geelt, als. deze betrach- Ung ; January en February 1721e zi ting; zy weet onzen geeft zo kragtig te be- weegen, dat zy als buiten zich zelven vers rukt word : daarom verwondere ik my niet, (zegt den grooten Heer, Bovre ) dat Archt- medes „gevonden hebbende de oorzaak van een byzondere zwaarigbeid der Natuurkunde, uit de badftoof, daar hy in zat, als een dolle en gebeel naakte over de flraat vloog, gedurig uit= roepende: ik beb ’t gevonden, 1k heb ’t gevon= den: en dat Plinius de oude 10 zeer getrok- ken wierd , om den brandenden Berg Vefuvius van naby te befchouwen , dat hy door deszelfs damp verltikt en een Marte- laar van de Natuurkunde wierd. De Wys- geeren door ’t vuur of de Chymiften,zult gy „ door weetluft gedreven, vinden zitten in het midden van een onverdragelyken rook , ter- wyl zy half gezengt worden van hêt vuur, en dikwils in gevaar van hun leven zyn, door de fchadelyke damp van zommige zaaken ; daar ik met een ondervindinge van zeer lan- ge jaaren zelfs van fpreeken kan. Een ver- ftorven menfchelyk lichaam „ een (tinkend aas, dat niemand aanraaken durft, of naau- _welyks durft bekyken, uit een affchrik voor de dood, grypt een Anatomift niet alleenlyk greetig aan , maar Verzuimt zelfs eeten en drinken, en ís niet van dit aangenaame brok- je (het. welk hy tot in de diep{te en afgele- (nde wegen doorzoekt ) at te trekken, aarom zouden wy ook niet aangedreven worden , om de wonderwerken van dien grooten Schepper’ met veel yver te befchou= B wen, 22 _Nataur- en Konft-Kabinet ; | wen, daar wy byna de geheele Wereld zien toevloeyen,om te befchouwen, daar maar er= gens een konftig Werk{tuk van eén groot meefter vertoont word? Wy leezen, dat de grootíte Mannen onder de aloude Volkeren de bekende Deelen van de Wereld hebben doorgekruift ,‚ om de vreemde Natuurlyke Schepzels op te zoeken, te bezien en tedoor= fnuffelen. Zelfs onder de Vorften van on- zen leeftyd, heeft Lodewyk de Groote geen onkoften ontzien, om alles in verre Landen te laaten onderzoeken. Ik wil van de gehee= le Engelfche Natie en ândere braave Volkes ren niet eens reppen , deweike byna nooit ruften , maar altyd niet anders doen, als de Hiftorie van Natuur en Konft te onderzoeken, EN De Hiftorie van Nituur en Konft, en de proefkundige Natuurkunde, zyn Weten- {chappen, dewelke nimmermeer konnen af= gewerkt worden door alle de geleerde mens Íchen, dewelke op dezen aardbodem leeven, of geleeft hebben, en noch zullen verfchynen; want behalven dat de Voorwerpen zo ontel= baar menigvuldig zyn, dewelke reets bekent zyn, en noch:bekent taan te worden, in:de „Koningryken der Dieren, Plantgewaflen , Mineralen, en vordere deelen vande Wereld en het bekende Geheel-al, benevens âlle de de handwerken ; ambagten , konften enz. zoïs moch daar en boven elk enkeld byzondêr Schepzel zo ryk van verfcheide hoedanighe- den en betrekkelyke vermogens en eigen- fchap- january en February 1720. 23 fchappen, dat wy ons geheele leven konnen afwerken , in het gedurig en naauwkeurig onderzoek van een eenig Schepzel; daarom ‘hebben verfcheide groote Mannen niet ge- fchroomt , geheele Boeken te befchryven overeen eenig Natuurlyk Gewrogt. Plinius (a) verhaalt, dat T HEMi1SON, een vermaart Geneesheer , een geheel Boek gefchreven heeft over de Plantago of het weegbladt, an- derzins zulk een veracht gewasje, het welke wy byna overal aan de weg vinden en met onze voetentreeden. ANToNrus Musa, Geneesheer van den Keizer Auguftus, heeft een geheel boekje over het Kruidt Verozica gefchreven. Plinius (b) getuigt ook , dat AmrHyLocHus een geheel boek over het Her- ba Medica en de Cytifus gefchreven heeft, en de Koning Jura over een foort van .Nyzs- bea, dewelke op den berg Atlas in Africa groeide. 14. Als wy tot de latere Schryvers overgaan , Vinden wy een groot getal, dewelke in eene en- kelde zaak zo veel hoedanigheden, vermo- gens en eigenfchappen gevonden hebben , dat zy de moeite waardig hebbengeoordeelt, om geheele Boeken over een eenig Natuurlyk Schepzel aan ons-mede te deelen. Jonan- NES Mrcnaer FrEuR heeft een boek gefchreven over de Scorfonera, en ook een B 4 ge (2) Vid. Plinius Lib. 25. Cap.8. (4) Vid. Plinius Lib, 18, Cap.26. 24 __Natuur- en Konft-Kabinet ; geheel boekje over den Alffem. Ook heeft Nricoraus CLAVENA een, boek gefchre- ven over de Scorfozera,. LAURENTIUS BauscHrus heeft een fraay boekje gefchre- ven over de Uniscornu Fofile. CASPARUS ‚BaugiNus van Bafel heeft een geheel boek gefchreven , alleenlyk overde Planten de- - welke de naam van dlfem draagen. Ook heeft die zelfde vermaarde Man een geheel boek gefchreven over de Ooft- en Wettindifche Bezoar-fleen. ‘Zo groot is de rykdom van een enkeld gewasje, dat dikwils verfcheide geleerde mannen over een eenig Plantje elk een boek uitgeven , om dat altyd genoeg overgelaaten word voor de naarftigheid der Nakomelingen. CrAuDIuS ROcARDUS heeft mede een geheel boek gefchreven over de verfcheide Altlems. Een enkeld konflge- wrochtje, uit een Plant of iets anders ge- maakt, is dikwils zo ryk, dat van deszelfs hoedanigheden met veel nut dikwils een ge- heel boek gefchreven kan worden. Op die wyze heeft BArTisSTA CODRONCHIUS een geheel boekje gefchreven over het vafte Zout, het welk uit den alffem bereidt word. Ni- COLAUS CLAVENA heeft ook een geheel boek gemaakt over de dbfinthium Umbelliferum, het welk waardig is geoordeelt om verfcheide- maal herdrukt te worden;en PoMrEyus SPREC- cris heeft zelfs noch aanmerkingen over dit Boek gemaakt. De rykdom van Natuur en Kontft is zo onuitputtelyk, dar elk onkundig Lezer, zich zoude verwonderen, en als op- getogen (taan, als ik aan hem maar eeoig- zins a __Januaryen February 1721. 25 „ zins van dezelve een denkbeeld konde geven. Als wy in het onderzoek der Schepzelen ee- nigzins zyn bezig geweeft , komt het ge- ringfte {chepzeltje aan onzen geeft zo vol ryk- dom en verandering voor, als aan een on- kundige deze geheele Wereldkloot, met alles wat daar ín by hem bekent is. Wie zoude zich konnen voorftellen, dat een Man, zo groot als den Arabier Avicenna, een geheel boekje zoude konnen fchryven over de Stroop van zuuring? Aileenlyk over de Wz zyn een ovgelooflyk’ getal heerlyke Boeken ge- fchreveú. De vermaarde ANDreAS Bac- ius heeft een uitmuntend en groot Boek ge- fchreven over de natuurlyke Hiftorie van de Wynen van Italien, Duitfchland, Vrankryk, Spanjen, en vorder van de Wynen van ge- heel Europa, benevens de Wynen dewelke door konft gemaakt worden, als ook van de Bieren ; van dewelke ook JOHANNES HEN- ‚Ricus MeinoMmius, als ook van de vordere dranken dewelke dronkenfchap verwekken, behalven den Wyn,gefchreven heeft. Apr 1a- Nus TurNeEBus heeft mede een boekje in % licht gegeven over de Wyn.. ens 4 e. dx pen | De hoogachtbaare Rosertus Borre heeft in zyn eerfte Verhandelinge, dewelke wy te- genwoordig volgen , eenige weinige diergely- ke voorbeelden aangehaalt , om daar door de natuurlyke Hiftorie, de Hiftorie der Kon- ften, en de proefkundige Natuurkunde aan- genaam te maaken, en de armoede van de khan Bg School- 256 _Natuur- en Konft-Kabinet, Schoolfche Natuurkunde hier door te klaar- der te ontdekken; om welke reden wy ver= fcheide voorbeelden van die zelfde natuur daar hebben bygevoegt , en voor de onkundige noch eenige zullen mede deelen, van Boe- ken, dewelke maar over enkelde zaaken met zeer veel nut en vol treffelyke ftof gefchre: ven zyn. De zelfde ANDREAS BAccius heeft ook een byzonder boek gefchreven over den Eland, en over deszelfs klauw, en deszelfs deugd tegens de vallende ziekte; ook noch een ander boekje over den Eezboorn, daar THoMAs BARTHOLINUS insgelykseen geheel boek over gegeven heeft. Maar op dat wy den onkundigen Lezer noch kragtiger den rykdom van deze wetenfchappen moogen aan- toonen , zullen wy maar eens wederom over- ‚gaan tot de Schryvers over de Wyn; waar door de Lezer val konnen gewaar worden de overvloedige ontdekkingen, dewelke van een eenig wezen konnen gedaan worden, en uit de menigvuldige Schryvers, alleen over de Weyn, konnen oordeelen, dat over elk na- tuurlyk Schepzel , of dik wils konft-gewrocht, een menigte van waarneemingen plaats heb. ben, en ontelbaare zaaken aangetekent kone nen worden. 1ó. ANTonmus GAzius, (a) een zeer oud Ge- neesheer, heeft in “t jaar 1491. al een boek ge _ a) Vid. Georg. Abrab. Mercklini Lindenias Renovatus. sYanuaryen February 1721. 27 gefchreven over de. Wynen het Bier, hoewel my daár in de geheugenis valt, dat Claudizs Galeaus, een Prins onder de Geneesheeren, in het jaar na de geboorte Ghriftí 140. al een byzonder boekje over de Wyn gefchreven heeft; hoewel de Geleetde dit onder de on- echte boeken van Galenus hebben geftelt, Maar ARNOLDUS DE ViLLANOVA heeft al Kort na de Monnike eeuwen in het jaar 1360 alreets over den Wyn gefchreven. Aucus- TINUS GADALDINus heeft gefchreven over de Wyn en over het Wâter. CAROLUS STE- PHANus heeft een keurlyk boekje gefchreven over de verfcheide naamen , dewelke de Ou- den gebruüikten, van de Wynen, de Druiven de Wyngaarden , derzelver planting en oefe- hing; waar ùit de Leezer kan zien , dat zelfs de Taalkunde, gelyk ook meeft zelfs de an- dere Wetenfchappen, noodig zyn tot de waa- re betrachtinge van de Naruurlyke Hiftorie, van de Hiftorie der Konften, en van de proef. kundige onderzoekinge der Schepzelen. De voortreffelyke CoNRADUS GESNERUS heeft in % jaar 1540. een boekje gefchreven over de bereiding en toeftel der Wynen van ver- fcheide fmaák. GuirierMus GRATAROLUS, Een uittnunterd kender der natùurlyke Hifto- rie, heeft in ’t jaar 1$$o. een fraay boekje gefchreven over de Wyn, over deszelfs be- feidinge en gebruik , mitsgaders over alder- hande foort van Dranken; en in % jaar 1597. heeft MArcus CoRrNaCHinrus een Boek uir- gegeven over de Wyn en her Water enz. het welk hy opgefchreven hadde uit de leffen van in 28 Matuur- en Konft Kabinet, zyn Meefler, den beroemden Oudheids-ken=. der, Hieronymus Mercurtalts. JacoBus Hor= stTius heeft 1587, een boek gefchreven over de Wyngaard en deszelfs deelen, in het wel- ke gehandelt word van de onderfcheidenthe- den , het gebruik en de zelfftandigheid der Wynen, als ook van den Azyn, van de Ro- zynen enz. JOHANNES Cosraus heeft in’t jaar 1604. een boek gefchreven over den Drank, dewelke in de ziektens gebruikt mag worden , mitsgaders overde Wyn, en alle toe- bereide drinkbaare ftoffen enz. JOHANNES BAPTISTA CONFALONERIUS van Verona heeft in *% jaar 1535. een fraay werk uitgegeven over de natuur, gefteltheid, en medrcinale eigen- fchap van de Wyn, JOHANNES RascH van Weenen gaf in ’*t jaar 1580. een boek uit over de Wyn. Mauritius TiRELLus heeft in “ jaar 1630. uitgegeven een natuurlyke Hiftorie over de Wyn. p 17 De waarneemingen, de ondervindingen ; de aanmerkingen, de omftandigheden, en de verfcheide foorten der Wyngaarden , der Wy- nen, en derzelver deelen, zyn zodanig veel- vuldig en onderfcheiden, dat de Lezer zich geenzins zal behoeven te verwonderen, hoe van zo veel geleerde en wakkere mannen elk een geheel byzonder Boek over de W y N heeft konnen fchryven, want elk verfcheide Landíchap brengt niet alleen zyne onderfchei- gentlyke Wynen voort, maar in elk Land- f een January en February. 1721. 29 “_fchap brengt byna elke Hoef of Wynberg van een en dezelfde foort van wyn een aanmer- „kelyk onderfcheidt van geur en fmaak, en kragt en aart in dezelve; ook brengt elk by- zonder Luandíchap verfcheide hoofdfoorten van Wynen voort, gelyk uit het groot getal der onderfcheide hoofdfoorten van Fran{íche Wynen klaarlyk blykt; deze alle vereifchen nu haare byzondere oefeninge en voortkwee- kinge, alwaar noch by gevoegt kan worden, dat de Wyn (het welkedezelve gemeen heeft met elk natuurlyk Schepzel ) ontelbaare on- derfcheidentlyke betrekkelyke hoedanigheden heett, nadeverfcheide gebruiken, daar dezel- ve op word toegepalt, gelyk als ook weder- om van de Wyn verfcheide zeer aanmerke- Iyke zaaken worden voortgebragt en be- _reidt ; namentlyk de Wynfteen , de Wyn- moer, de Brandewyn, de Voorloop van ver- fcheide graaden, de Azynenz. Gelyk by voor- beeld, Puicippus JAcOBus SACHS heeft in't jaar 1661. een fraay natuurkundig, taalkun- dig, hiftorikundig , geneeskundig , en _{tof- fcheidkundig boek uitgegeven over de Wyn- gaard en. deszelfs deelen, als des wynftoks ranken, bladeren, bloeizel , wyngaard-bloedt, fcheutenen telgen, vruchten of druiven, van het onderfcheiden gebruik der Wyn, van de geeft van Wyn, van den Azyn, van de Wynmoer, van de Wynfteen enz. Pros- PER RENDELLuS heeft in ’t jaar 1626. een geheel boek sx folio gefchreven. over den _ Wynftok , den Wyn-oogft , en de Wyr, De 30 __Natuur- en Konft-Kabinet, De grooteen vermaarde Kender der Plantges waflen , REMBERTUS DoponNzus, heeft ook een natuurlyke Hiftorie van den Wyn- gaardt, en vande Wyn,gefchreven in * jaar 1580. JacoBus PrarrEctus heeft in ’t jaar 1559. een boek gefchreven over de verfchei= defoorten van Wynen. PaMmPnirus HERILA- cus heeft in % jaar 1591. in ’t licht gegeven een beek ,overdeby malkander vergeleke uitwer- kingen vande Wyn en het Water, Nicoraus BarLTHASAR MERTZIuS heeft in’ jaar 1652. een boek gefchreven wegens de geneesmidde- len, dewelke van de Wyn konnen bereidt wor= den. ‘Uit welk alles genoegzaam blykt, welk een groot getal van Schryvers alleen over de Weyn gefchreven hebben. Bvaldien ik noch alle de overige Schryvers over de Wyn, als ook een ongelooflyk getal van Schryvers over de Wynfteen, over degeeft vande Wyn enz. bybragte, zoude zulks byna een geheel boek konnen uitmaaken, maar wy zullen ons we-= derom naden Heer Borre keeren, 18. Asir De Heer Borre haalt eenige Schryvers aan, dewelke byzondere boeken gefchreven hebben over de Roos, over de Vlierboom, over de Vitriool, over de Zwavel , over de Zuiker, over de Hypericum, over de Nies= wortel, en over andere byzondere Planten, als KAREr ROSENBERG , MARTINuS BrocH- NITIÙS, ANGELUS SALA, PARACELSUS enz. „Maar als wy de byzondere Schryvers wilden op- Januaryen February vo. 31 optellen , dewelke een matuúrlyke Hiftorie enz. gefchreven “hebben in enkelde boeken; over elk en een iegelyk Schepzel, zoude het getal elk eens vefwachtinge te boven gaan. De Heer Borre: verkieft, uit de Mineralen, de Antimony, om te:töonen, hoe. veel Schryvers vandezelve over die alleen elk een byzonder boek hebben gemaakt, en telt daar toe op Basirrus VALENTINUS, ANGELUS Sara , HAMERUS ' PopPiUs , JOHANNES Torpius , ALEXANDER VAN: SUCHTEN, Maar wy konnen daar noch by voegen Bar= TISTA CODRONCHIUS , BERNHARDUS, Gs PENoTus, GUERNERUS ROLFINCIUSS JacoBus GREVIUS, Lucas STEN= erius, onzen treffelyken: Amfterdammer ‘“THEODORUS: KERKRINGIUS ,‘ FRIDERICUS: HorFFMANNus over de Ginaber van de Anti- mony , en noch verfcheide andere groote Man- nen. Zelfs getuigt de Heer BOYLE , dat om- trent den Antimony verfcheide’ Geheime bes handelingen bekent zyn onder de Liefheb= bers, alsook dat hy zelfs zeer veel in dezelve- heeft laaten onderzoeken ‚zo omtrent het bes: reiden van een zuiver en vloeibaar Kwik zik= ver uit de Antimony, als een volkomen err brandbaare Zwavel. Ook heeft de Heer Boy le ondervonden, dat de bereiding van de Tinc-=: 3nar van het glas der Antimony door gedef=: tilleerde azyn, ‘na den trant ‘van Valentizas, _moeyelyk en laftig is , maar de Heer Boyle geef t een beter MENsTRuuM of vöcht om ‘op tst” ° loffen aan de hand, namentlyk de zúure geelt: * van fpaanfch groen’, dewelke een bloedtroo Eine 32 Natuur-en Konlt-Kabinet tinuar uit het glas van Antimony trekt bin= nen weinig uuren; na dat de zuure geeft ver- fcheide maalen is afgehaalt, word over het poeder eindelyk brandewyn gegoten, dewel- ke door langzaame en warme uittrekkinge een roode koleur verkrygt. 19. Om den rykdom en den overvloedt van elk patuurlyke Schepzel noch meerder te bevefli= gen, gaat de Heer Boyle van de Antimony over tot de MAGNEETSTEEN, over dewel- ke hy aanmerkt dat mede verfcheide Schry- vers met zeer veel lof en treffelyk gefchreven hebben. Om het:welke te beveltigen hy op= teltden Jefuit Kircuerus, den voortreffely- ken Engelfchman GirBerTeus, en den Jefuit CABEuS : daar wy by zullen voegen Basr= Hus Prinrus over de Magneetfteen, JoHaN- NES JACO&us SWEIGKHARDUS Over de na- tuur, kragten en verwonderens waardige uit- werkingen van de Magneetfteen, M. Le r- DECKER wegens de variatie van de Mag- neet(teen ; behalven noch verfcheide andere Schryvers, proeven en waarneemingen, de-: welke gedaan zyn door de Koninglyke Maat- fchappyen van Vrankryk, Engeland, en ver= fcheide in Italien en Duitfchland. Zelfs heeft de Heer Boyle verfcheide proeven over de Magneet{teen gedaan , onder anderen eene, dewelke wy hier zullen aanmerken. Jk nar, zegt hy, een langwerpige Magneetfleen, de- welke roodgloeyend gemaakt was , enikbevondt dat in zeer weinig minuten al zjn aantrek- kend SJannary en February 1721. 23 kend vermogen zo zeer verloren was, dat ik daar van niet zonderling meerder konde ge- waar worden, De Heer Boyle geeft deze waatneeminge niet als nieuw, en door hem gevonden , maar voegt by dezelve zeer aan- merkelyke omftandigheden , dewelke voor dien tyd niet zodanig bekent waren, nament- lyk dat de Heer Boyle, terwyl de gloeyende Magneet wederom verkoelde, de reden uit- vondt, om de Pools- eigenfchap wederom aan de uiterfteeinden des Magneets te verwek- ken , zodanig als het aan hem behaagde, mer dezelve vaardiglyk te beweegen boven de in evenwigtigheid geltelde naald; waar door de pool des magneets gedurig na believen kan verandert worden, dat is, de zuider pool in de noorder pool, en de noorder pool in de _zuider pool vice verfa; zo dat het einde des Magneets , het welk was de zuider pool , binnen den tyd van een vierde part van een uur gemaakt wierde tot de noorder pool enz. - By deze waarneeminge merkte de Heer Boyle noch aan , dat deze verandering van pool nict alleen verwekt wierd, als juift de {teen gehouden wierd recht zuiden en noorden , maar zelfs al wierd de (teen; onder de ver- koelinge, perpendiculaar , dat is van de fterren naar het middelpunt der aarde , gehouden. Omtrent de Magneet zyn zo veele waarnee- mingen en proeven aan te {tellen , dat dit ver- wonderens waardige gewrocht der natuur iin oi afgewerkt zal konnen wor- en. V. Deer. G Het 34 __ Natuur- en Konft-Kabinct, 20. Het is aanmerkens waardig, dat de rykdom van verwonderens waardige cigenfchappen, vermogens en hoedanigheden, niet alleen ge- vonden word in de aanzienlyke fchepzels of natuurlyke gewrochten, maar zelfs ook in de geringfte en alderveracht{te wezentjes, en dat dikwils zo zeer, dat Plinius, daar hy van de Znfetten {preekt , met verwondering ge- tuigt,dat de Natuur nergens meer compleet is als inde alderkleinfte dingen; en hetfíchynt, dat de Schepper zyn grootheid dikwils nergens meerder doet uitmunten, als in de alderge= ringfte en afgelegenfte kleinheid. Hoe opge- blaazen Paracelfys ook was, fchynt het ech- ter dat hy noch geen afkeer gehad heeft, om met veel aandacht over de verborgentheden der Wurmen te fchryven ; en de Heer Boyle oordeelt , dat hy met veei meerder oprechtheid als andere over die zaak gefchreven, en zeer goede middelen aan de hand gegeven heeft. De Heer Boyle heeft zeer goed gekeurt de wyze, door dewelke Paracelfus in dat Zrac- taat de luyheid en de trotsheid der Genees- heeren wakker doorftrykt, en wel voorna- mentlyk die laage en lafhertige geeften, de- welke het naarftig onderzoek der Natuur niet alleen verachten , verfmaaden en uitlachen, maar zelfs de vruchten en heerlyke uitvindin- gen van andere, door zwaaren arbeidt verkre- gen , en ‘aan hun mildadiglyk voorgeftelt , Oondankbaarlyk en met verwerpinge befpot- ten en doorftryken, daar ondertu{lchen niet cen January en February 1721. 35 een eenig Schepzel, hoe gering, veracht, en morzig het zelve ook fchynen mag, van Godt gefchaapen is, ct-het zelve kan dienen tot nut en heil’, of gebruik voor den menfch. _Zoude het niet zeer onbetamelyk zyn, dat wy onwaardig zouden oordeelen om te ken- nen, het geen Godt waardig geoordeelt heeft om te fcheppen? De groote Boyle achte zich zeer gelukkig, dat hy de edelmoedigheid in zich bevondt, van niets te gering voor zyn naauwkeurig onderzoek te achten; hy (telde een groote eere, om met zyn eigen handen dagelyks te ontledigen honden, wolven’, viffchen, ja rotten en muizen , en gedurig om te vroeten in den leem en de afch van zyneftook-ovens, en het vuur en de koolen als anderzins vlytiglyk zelfs te behandelen, 2 De Heerlykheid, uitmuntendheid, en het vermogen van de natuurlyke Hiftorikunde , van de proefkundige Natuurkunde, en de wetenfchap der Konften , is volkomen zon- der wederga; want niets is byna op deze we- reld fraay en aangenaam, en tot dienftig ge= bruik der menfchen , of het is door deze we- tenfchap voortgebragt. Als Adam , die de Natuur, benevens alle deszelfs aanzienlyk- fte, {chepzelen in haar eenvoudigheid gezien heeft, eens opzag, en alle de verwonderens waardige konftitukken , veranderingen, oe- feningen „ bereidingen , en voortreffelyke nieuwe gedaantens $-dewelke voortgebragt zyn door deze wetenfchappen der Natuurkundigen Ca en 36 _ Natuur- en Konft-Kabinet, en Konttenaaren, zoude hy niet gelooven ín een tweede en nieuwe of hervormde wereld te zyn? Welk een kragt en vermogen zet de konft der menfchen zommige geringe fchep- zels dikwils niet by? Neemt tot uw voor- beeld het zeer geringe poeder, namentlyk het buskruid, een zamenmenging van houtskool, falpeter, en zwavel; worden door het zelve geen konftige donders en blixems verwekt, al- derhande fraaye vuur werken bereidt geheeleSte= den en Koningryken omgekeert, en geheele Wereld-deelen overwonnen? Toen de India= nen de Spanjaarden in Weftindien eerft ont- moeteden, baden zy hen aan als Goden, de- welke den donder , blixem , het weerlicht, en het onweer in hun geweld hadden, en geheele Legers van hondertduizende weerbaare en ftrydbaare mannen gaven zich over aan eenige zwakke en vermoeide Spanjaarden , alleen door de fchrik voor {hun vuur-fpou- wend en fchrikkelyk geweer. Als wy eens aanmerken het gebruik, dat wy door dekonft en kenniffe der zaaken van geringe dingen maaken , moeten wy dan niet verwondert ftaan over deze heerlyke wetenfchappen , door de kenniffe, dewelke wy van een ftuk- je yzer, geftreken aan een fteen , hebben ver- kregen door de proetbevinding? Vaaren wy niet met onze fchepen door den ontzachelyken en onmeetelyken Oceaan , daar onze aaloude Voorvaderen voor fchrikten, en ontdekken ontelbaare Landen, Steden en Volkeren’, daar wy gemeenzaamlykAan de andere ein- dens der Wereld mede verkeeren, en een nut- tige January en February 1721. 37 tige en voor alle menfchen dienftigen handel dryven? Hoe zeer aan ons de befchouwin- gen en het naauwkeurig onderzoek der Schep- zelen, de grootheid en de heerlykheid Gods openbaaren, heeft onder andere groote Man- nen ons onlangs geleerdelyk aangetoont den zaligen en geleerdenHeer BERNHARDUS NiEU- WENIYDT, in zyne Wereld-befchouwingen. Door zulke overweegingen leeren wy, datde Hemelen de heerlykheid en den roem van Godt vertellen, en dat derzelver Uitfpanzel aanwyft het werk zyner handen: van welke heerlykheid hy ook gewilt heeft dat wy be- fchouwers en getuigen zyn ; daarom heeft hy den menfch geftelt over de aarde en alles wat daar in is, over de vilichen van dezee, over de vogelen des luchts, en over al het krui- pende gedierte, en heeft aan dezelve daar toe vermogens en bekwaamheden uitgereikt; hy heeft voor hen gefchaapen groote lichten by dag en by nacht, op dat zy niet in het duifter zouden werken, maar hunne Heerfchappy en kontt omtrent de Schepzelen dezer wereld zouden oefenen , en van dezelve ook hua nut en dienft genieten ; want Godt heeft alles ge- fchaapen tot zyn roem en heerlykheid , en tot dienit en gebruik der menfchen : gelyk zulks byna zelfs alle Heidenfche Wysgeeren, van wat Sede zy ook moogen geweelt zyn, door de kragt van hunne redeneeringe (zon- der eenige openbaaringe geholpen) ontdekt, en door het natuurlyk licht gezien heboen. ien Ik geloof niet, dat ook eenige weten{chap- ve Spe pen + 33 __ Natuur-en Konft-Kabinet, pen zo kragtig zyn, om een menfch op te wekken en aan te fpooren, tot het oefenen van zyn noodzakelyke en alderuitmuntendfte pligt, namentlyk de Godsdienft, als de ken- niffe der natuurlyke Hiftorie, der proefkundi- ge Natuurkunde, en der Konften enz. want zy dwingen hem, door ’t ontdekken van zo veele wonderen, zich over de grootheid van den grooten Schepper en Onderhouder van dezelve gedurig met ontzagh te verwonderen, en door ‘t gewaar worden van zo veel nut, en heil en dienft, als in dezelve is voor de menfchen, dezen Schepper te beminnen en te danken, en door ’t gezicht van het gedurig Onderhoudt, het welke den Schepper aan de- zelve gedurig oefent, hem te bidden en aan te roepen tot deszelfs gedurige volhardinge ; en dewyl zy door de kennifle der konften en handwerken ontdekken , welk een nut en dienft zy daar door van hun evennaaften ge- nieten , worden zy, als zy niet (gelyk als hedendaags veele) door latheid en onkunde dwaas zyn geworden, aangenoopt huu even- naalten daar voor lief te hebben, en hem te danken en wel te doen. Maar gelyk als niemant ook zal ontkennen, dat zonder de geopenbaarde Godtgeleertheid en Godsdienft , de Kennifle Gods, en de wyze om hem te dic- nen, zeer gering en onbekwaam is, zyn wy verpligt om dezelve door een naarftig en voor-= zichtig onderzoek uit de Heilige bladeren te achterhaalen; en dewyl in de Heilige blade- ren zeer veel natuurlyke zaaken en konften worden voorgeftelt, blykt aan een iegelyk zeer Jannary en February 1721. 39 zeer klaar de noodzakelykheid en nutheid der natuurlyke Hiftorie , der proefkundige Na- tuurkunde, en de kennifle der Konften, om door dezelve een groot gedeelte van zaaken uit de Heilige bladeren uit te leggen , op te helderen ,en wel te leeren ver{taan. De Geeft Gods heeft zelfs gewilt, dat aan den men- fche bekent zoude gemaakt worden de natuur- Iyke Hiftorie „, dewyl Mofes zyne boeken be- gint met de Scheppinge, en een befchryvinge van de geheele wordinge van de groote Na- tuur; behalven een ontelbaar getal van dier- gelyke natuurlyke zaaken, byna overal in de Heilige bladeren vervat, en dewelke wydoor onze naarftige onderzoekinge en de kragt van onze redeneeringen zeer wel konnen leeren - verftaan. Alle de plaatzen , daar in de Schrif- tuur gefproken word, van het Water, van de Zeeën, van de Rivieren, Bronnen, Fontei. nen, van de Viflen, en vorder van alles wat _ het water betreft; van de Aarde, van des- «zelfs Plantgewaflen en dieren; van de Me- taalen en Mineralen; van de Lucht en des- zelfs verhevelingen, en vogelen; vande Zon, de Maan, de Sterren, derzelver beweegin- gen, licht en duifterheid ; van de Konften, Am- bagten , Konftftukken, en diergelyke ; wat dunkt u Leezer, zoud gy dezelve konnen be- grypen en wel verftaan, zonder behulp vande patuurlyke Hiltorie, kennifle der proefkun- dige Natuurkunde, en de Hiftorie der Kon- ften, Ambagten , Handwerken en Konfige- wrochten? Behalven dit alles is byna de ge- heele Schriftuur vervult met zinfpelingen en G , sen 49 _Natuur- en Konft-Kabinet, gelykeniffen, dewelke ontleent zyn van de eigenfchappen en hoedanigheden der natuurly- ke fchepzels;waarom dezelve nimmermeer wel konnen uitgelegten verftaan worden, zonder de naauwkeurige kennifle van die Schepzels zelfs, van dewelke deze zinfpelingen en ge- Iykeniffen ontleent zyn. 23. De Heidenen, en Se Volkeren, de- welke door het ontbeeren van de goddelyke Openbaaringen, Godt niet hebben konnen ontdekken, als door zyn gewrocht en het werk zyner handen, namentlyk het Geheel- al, met alles wat daar in gevonden word, moeften wel een zeer ontzachelyk denkbeeld vormen van de grootheid en magt van dat onbe- grypelyke Opperfte Wezen, zo ras zy hun aandagt lieten gaan op de verwonderens waar- dige fchepzelen, dewelke door haare onme- telyke uitgeftrektheid en grootte, al de kragt van hunne inbeeldinge te boven gaan. Want fchoon de verbaazende grootte der Olifanten en der Walviffen zommige bewogen heeft, om dezelve beweegende bergen en dryvende eilanden’ te noemen, koomen deze in geen aanmerkinge in vergelykinge by dezen ont- zachelyken aardkloot. Maar welk een ver- baasmaakende klomp deze ook vertoont, is dezelve maar een (tip in vergelykinge van den onmetelyken Hemel, in dewelkedezelve op een onbegrypelyke wyze in een evengewigt hangt en bewogen word. Wat is dog den Aardkloot in grootte by het lichaam van de Zon, berde tien add nd hae Oe January en February 1720. ár Zon, dewelke (hoe klein dezelve ons voor het oog ook mag toefchynen ) volgens de rekeninge van de Navolgers van Ptolemeus, hondert en zesenzeftig maal grooter ís als den Aardkloot dewelke wy bewoonen , en dat dezelve van ons afgelegen ís hondert en vyf- enzeltig halve aardkloots diameters ; welke afftand niet eens in aanmerkinge komt by die der vafte Sterren en derzelver onmetelyke en on- inbeeldelyke grootte, dewelke by de Navol- gers van Copernieus zo onmetelyk groot en verafgelegen geftelt worden, dat ik derzelver Hypotbefts- hier niet zal aanraaken, om niet in onguntt te geraaken by al te geftrenge Lie- vers; te meer om dat het genoeg is, dat wy daar uit klaarlyk doen zien, dat deze gehee- len Aardkloot: maar een kleine ftip is by de grootte en de ruimte van het Geheel-al, en daar uit leeren, alleen door onze natuurlyke redeneeringen, gelyk voor dezen de Heide- nen, de Grootheid en de Magt Gods. 24. Gelyk als wy, door een aandachtige be- fchouwinge van de groote en onmetelyke Natuur, leeren de grootheid en het onbegry- _pelyk vermogen Gods, ontdekken wy ook door dezelve, en door de wetenfchappen de- welke wy tegenwoordig onze Landslieden ten hoogften aanpryzen, gelyk den grooten Borre (zonder vergelykinge van Perfoonen aangemerkt) wel eer zyne Engelfche Laands- genooten , de ondoorgrondelyke Wysheid Gods. Een man moet een onnatuurlyke Cs dom. 42 _ Natuur. en Konft-Kabinct, dommekragt zyn, die, zoras hy of het gehee- le zamenftelzel van het Geheel-al, of maar eenige van de Schepzels, dewelke daar in ge- vonden worden, aan zich zelven voor oogen ftelt, daar niet in ziet het Goddelyke beleidt, de Wysheid van den Schepper, en verfcheide eindoogmerken , dewelke Godt met de fchep- zels voorheeft. Als wy de byzondere eigen- fchappen, hoedanigheden en vermogens der byzondere fchepzelen, door waarreemingen en proeven naauwkeurig onderzoeken, en de betrekkelyke vermogens en hoedanigheden , dewelke de {chepzels op en, onder malkande- ren bezitten en oefenenen, ftaan wy datelyk vol verwonderinge en als opgetogen, over de fchikkinge van derzelver deelenen aart, door den wyften Schepper, Werkmeefter en On- derhouder zodanig gefchikt. Deze fchikking en wonderbaarlyke gefteltheid is zo vol wysheid, dat ik niet bekwaam ben (al bezatik het vermo- gen tot overtuiginge van alle de uitmuntendfte pennen der doorluchtigfte ‘Schryvers tot een gebragt ) daar van de alderminfte {chets te kon- nen doodverwen voor de onbedrevene. De grooten overvloedt der Dieren, zo viervoe= tige, kruipende, als vogelen, als ook dieder viflen , Zafecten, plantgewaflen, kruiden, vruch- ten, bloemen, zaaden, harften en gommen, der Meraalen, Mineralen, Steenen, Zee-ge- waflen ‚der Sterren, en vorders Hemel en Aar- de, gaat de verwachting en de inbeeldingete boven ‚ gelyk ook derzelver konfiige zamen- ftellingen enz. Alieenlyk op debefchouwin- ge van een menfch, en het onderzoek van de vafte January en February 1721. _ 43 vafte en vloeibaare deelen van zyn lichaam, en derzelver welgefchikte overeen (temmin- ge, zamenloop, en wederzydze hulp, totelk byzonder gebruik en uitvoeringe, zyn duizen- de van Axatomiften en Natuur-onderzoekers op afgewerkt. De Ziel des meníchen, des- zelfs eigenfchappen , vermogens ‚ hoedanig- heden „en verkregehebbelykheden , zyn ontel- baare jaaren lang de verwondering en de betrag- ting geweelt van duizende Philofophen , zonder dat noch toe iemant van hun allen zo veel heeft konnen achterhaalen , dat hy de minfte reden heeft gehad,om over zyn moeite volkomen vol- ‘daan te zyn. Voorwaar Lezer, de uitblin- kende Wyshzid Gods blykt ons zo klaar , en word zo groot, door het proefkundig on- derzoek dezer dingen, dat ik aan de groot- heid dezer zaaken veel te kort doe, dat ik, door van dezelvetefpreeken, iets by U meen te konnen voldoen. Treedt zelfs in deze Kabinetten der Openbaaringen, en gy zult de dwaasheid en zotheid datelyk beklaagen van deze wereld, in dewelke wy tegenwoordig … Teven, en die door verzuim dier dingen van ‚__ Ongodiften krielt , en van dag tot dag ongeluk- kiger word. Gy zultden almagtigen en wyzen Godt overal in gewaar worden, ontmoeten, zien,en hooren fpreeken , door ontelbaare mon- den van zyne Schepzelen , dewelke van hem ge- tuigen; gy zult u nimmer kreunen, of in uw ge- loof verzwakt worden, al hoort gy in openbaare gezelfchappen , met de onbegrypelyke verhaalen van Mofes,van de Propheten, Apoftelen, en van de Heilige bladeren, op verbloemde en bedekte ma- 44 __Natuur- en Konft-Kabinet, ren fpotten; gy zult denken, al hadden wy de rechte Schriftuur ( gelyk- de Saraceenen den Chriftenen ongegrondt te laft leggen ) ver- loren, enal waren onze overleveringen niet echt, enal konden wy door de redeneeringen, zonder de openbaaringe aangemerkt,de Opttan- dinge na dit leven niet bewyzen, ontdekken nochtans myne dagelykfche bezigheden,gezich- ten en heerlyke bevindingen, aan my de godde- Iyke beftieringe en heerfchappy over alle de fchepzelen,over al myn doen enlaaten, geluk en. ongeiuk in dit myn tegenwoordig leven. Om welke reden de onbedrevene en welluf: tige Godtverzaakers u dit ftuk niet konnende ontweldigen, zy ook te minder kragt zullen hebben, om uw geloof te verzetten omtrent de onbegrypelyke zaaken, dewelke in Gods Heilig Woord , door Mofes, de Propheten, de Apoftelen enz. verkondigt worden. 25. ____ Gelyk als nu de Wysheid Gods aan elk naauwkeurig onderzoeker openbaarlyk uit- blinkt, in de verwonderens waardige zamen- ftelling en gefteltheid van het Schepzel, het welk wy de naam van Menfch geven , moe- ten wy daar niet uit befluiten, dat minder wysheid opgefloten legt in de fchikkinge en zamentftellinge van de aldergeringfte en ver- acht(te fchepzeltjes; en gelyk als Protagoras uit een byna onzichtbaar (treepje het werk van Apelles konde onderfcheidenen kennen, heeft Godt zyn alwetende Wysheid dikwils , meeft doen uitblinken in de onzichtbaare en kleinfte diertjes. Om het welke met over- tui- _Fanuaryen February 1721. 45 tuiginge te gelooven, of liever te weeten en te kennen, ik den Lezer tot het aanleggen der Proeven door de vergrootglazen wel met veel ernft zoude aanraaden 5 want alfchoon door de treffelyke Heeren, LEEUWENHOEK, Hooke, Rep: , en veel anderen , omtrent deze zaaken zeer veel ontdekt is, zyn noch zo veel ontdekkingen door dezen weg voor iemaat , dewelke op een bekwaame wyze werkt, te doen, dat wy tot noch toe naau- welyks konnen zeggen , dat wy begonnen hebben. Wy moeten als opgetogen van ver= wondering ftaan, als wy ontdekken dat een diertje, als een myt van een kaas, of zelfs noch ongelooflyk veel kleinder, zo veelder- hande leeden. en deelen, en in alles zo vol- maakt heeft als een Olyfant , van dewelke Gaflendus getuigt , dar eenen gewogen heeft vyfduizend ponden Roomfch gewigt; het welk zelfs noch niet eeus haalen kan by zom- ‚mige zeer groote Olyfanten, dewelke gevon=- den worden in Africa,of in de Landen van _ den grooten Mogol, of in Stam, Pezu, en elders ; hoewel deze onder de dieren van grootte wederom niet eens re pas koomen in grootte by een Walvifch, daar hondert kwar-= teelen {pek van gefneden worden, of by an- dere monflreufe en groote Vinviffen. 26. Gelyk wy de grootheid en de wysheid Gods overal in de Schepzels ontdekken , blinkt ook nergens meerder uit Gods liefde en goedheid voor den menfch, als in de Schep- 46 __Natuur= en Konft-Kabinet, Schepzels, voornamentlyk als wy acht geven op het nut en het gebruik , het welke wy van dezelve dagelyks genieten ; want behal- ven dat wy ons dagelyks broodt, voedzel, dekzel, en duizend vermakelykheden en nut- heden van de fchepzels genieten, is het ver= wonderens waardig, als wy letten op den grooten dienft, dewelke wy van de Natuur en de Kontft verkrygen. De Kontft leert ons een ftukje koper van een vierde deel van een pond of noch minder, het welk ons overal, waar wy gaan of (taan,voor klok , uur-dag- mi- nuit-en maan-wyzer dient. De Konft doet ons overmeefteren en bedwingen dewelke duizend maal fterker en vlugger zyn als een menfch 5 zy doet ons met vleugelen van zeiidoek vlie- gen door den woeften Oceaan, van het eene gedeelte der wereld tot het andere, ot doet ons op gezwinde paarden of met {nelle wielen van het eene einde van Europa tot aan het andere dikwils ryden in weinig weeken; zy doet ons met malkanderen verkeeren en fpree- ken door de letterkonft, fchrytkontt, druk- konft, fchoon wy duizende mylen van male kander af zyn; zy leert ons de Sterren, en de beweeginge van Zon, Maan , Pianeeten en Satellites, onderfcheidentlyk kennen ; zy doet ons de voorlede en gebeurde zaaken door Schildery,Printkonft,Beeldhouwerskonft, Drukkonft enz. vertegenwoordigen, zo wel als de Gefchichtkunde;zy bezorgt ons wooningen, pragtige palleizen, tuinen, fonteinen , wa- tervallen , bloemperken , alderhande in en buitenlandfche vruchten , boven , Je er- dn ndnednadnnea eS January en February 1721. _ 47 ftergewallen , en kroont onze landen met al- derley graanen,en alderhande groene levereyen; zy verciert ons lichaam op duizenderley ma- nieren, en komt ons te hulp door gemakke- lyk en konftig huisraad ; zy is zo mild in het uitreiken van haare gaven, dat ik een geheel boek zoude fchryven, als ik haare giften maar flechts met de enkelde naamen wilde optel- len. Het geringfte diertje tracht zyne gaaven aan ons uit te reiken; by voorbeeld , de zyde- worm verfchaft ons koftelyke zyde klederen , damaften, fluweele ftoften , en alderhande geeltige fabryk; de wol der fchaapjes geeft aan ons heerlyke lakenen en veele uitmunten- de ftoffen ; de Plantgewaflen geven ons Ka= toenen, Lywaaden, fyne Neteldoeken,en alder= handeftoffen. De aldergeringfte diertjes geven ons de heerlykfte concenilje-en carmyn-k oleu- ren.Elk fchepzel reikt aan ons uit geneesmidde- len tegens onzeziektensen gebreken. De Hou- ten , Metaalen, Mineralen , geven aan ons verfftoffen en fchilder-koleuren. Steenen, dewelke wy van buiten naauwelyks willen aanfchouwen, leveren aan ons de flikkerende diamanten , met recht het onderaardfche licht. ard Niet regenftaande de kenniffe en betrach- ting der Natuurlyke Hiftorie, der proe{kun- dige Natuurkunde, en het naauwkeurig on- derzoek der Konften, Handwerken en Am- bagten , van zulk een uitmuntende nutheid en groot gebruik isvoor het menfchelyk geflacht, Vinden wy nochtans zeer veele menfchen, die de betrachtinge dezer Wetenfchappen onver- geef= 45 __Natuur- en Konff-Kabinet ; geeflyk verwaarloozen, en zommige zo bale daadig, dat zy dezelve verachten, en te ge- ring achten voor hunne hooge Perfonagien; het welk dikwils nergens door veroorzaakt word, als om dat zy door de vlyt van hunne Voorouderen, dewelke door de naar{tige be- trachtinge dezer wetenfchappen, en de oefe- ninge van dien , groote fchatten vergadert hebben , en aan deze hunne ontaarde Nako- melingen dikwils te veel geld hebben nagelaa- ten, van het zorgen voor hun beftaan ontflagen zyu; waar door zy geworden zyn luy, welluttig, pragtig „dom, trots, verwaand, iz/olent, kwa= lyk opgevoedt, ten uiterften onbeleeft en onbe- fchaamt, en zonder kenniffe van vruchtvoort- brengende Godsdienft, van goede Letteren of Wetenfchappen , en opgevult met kwaade en fchadelykegevoelens, en ziels- en lichaams- en zamenwoonings-bedervende, en de goede ordre van zommige geheele Landen, en oefening van alle goede zeden overhoop wer- pende meeningen. Daar in tegendeel de hoogwaarde Robertus Boyle ( dewelke ze- kerlyk meer wysheid en rechtfchaapen oordeel alleen gehad heeft, als al dit bedurven ruigt met malkander ) oordeelt, dat geen menfch vermag, deze wetenfchappen te verwaarloo= zen, ik zwyg verachten; dat door de ver. werpinge van dien de eere Gods te kort ge- daan word, dat wy de werken Gods niet zo maar ter loops en onachtzaamlyk , maar zeer naauwkeurig, vlytig ennaarfliglyk moe- …— ten befchouwen , betrachten en onderzoe- ken , om daar uit te leeren de grootheid , magt ; Z ed ' Jannary en February 1720. 49 magt, wysheid, milddadigheid, goedheid en liefde. Gods; op dat wy, opgevult van ver- » wondering en dankbaarheid, een godsdienftig en goed gebruik van alle giften en gaaven zouden konnen maaken. Wy moeten de fchepzels en de gaaven Gods niet bezien, ge- „1yk als of wy een fpulletje of een vertooningtje op een Schouwburg , of een goochelwerkje uit maar enkelde nieuwsgierigheid bekeeken À omtrent dewelke wy gewoon zyn maar f4- perficieel onderzoek te doen, op dat wy ons tebeter, door den uiterlyken fchyn en bedrie- gelyken op{imuk bedrogen, gelyk als dwaaze narren zouden verwonderen; & Neen! De Werken Gods moeten tot in haare diepfte en afgelegenfte vertrekken bezien worden ; want dan komt derzelver heerlykheid , en verwonde- renswaardige grootheid en f{choonheid, eert recht te voorfchyn; en dan worden zy eerft de kragtige getuigen van de almagtigheid , grootheid, goedheid, liefde en wysheid Gods. Ende waarlyk, zegt (a) Jor, vraagt dog de beefben, ende elk een van die zalt u leeren 3 ende het gevogelte des Hemels dat zal ’t nu te kennen geven. Ofte Spreekt tot de aarde, ende 3 zal u leeren; ook zullen ’t u de wiflcher der Zee vertellen, Wie en weet niet uit alle _ deze, dat de hand des Heeren dit doet? He 13 2261 _ Behalven dat de Wetenfchappen (dewelke ik in het Natuur-en Konft-Kabinet aan my= ne goede Landslieden, met al myn hert en _ Vermogen tracht aan te raaden) zo oneindig Deer. D veel (a) Ziet Fob, Kapittel XII, vers 7,8,9. so __Natuur- en Konfs-Kabinet ; veel nut den menfcheaanbrengen, vertrekken „zy ook , tot fchaamroodwordens toe , tot wederlegginge der belachelyke en onnozele Ongodiften ; want deze eigenwyze en oner- varene geeften, dewelke zich zelven de naam van Efprits forts geven, worden in kenniffe van zaakelykheden altyd onbedreven bevon- den ; hunne Natuurkunde is geen Natuur= kunde , maar een opftapeliug van ydele en valfche meeningen, geboren uit een poppefpel van harflenfchilderyen , en beftaat alleenlyk in afgetrokke denkbeelden, die verziert, en niet van de zaaken zelfs verkregen zyn. Zy konnen in ontelbaare SeZens verdeelt wor- den, na de verfcheide School-wysbegeertens, dewelke zy aankleeven, dat is, na de ver- fcheide Principia of Elementa hypothetica ( onderftellende Beginzelen) dewelke hunne Meefters verziert hebben, en na welke Alge- meenheden zy op hun wyze in het afgetrok- ken de groote Natuur, met alle haare Schep= zelen en derzelver verfchynzelen, zo zy dwaaslyk meenen, uitleggen, gelyk de Hypo- chondrraci en Narren in ’t Laazarus-huis aan - ons hunne vertellingen uit hunne vifioenen mede deelen, en met veel geraas trachten te beduiden. Behalven dat deze opgeblazene en van eigenwysheid ftinkende Weetnieten, met hunne uitlegginge van de geheele Natuur, en alles wat daar in is, niets ter wereld uitleg- gen , gelyk als zulks inderdaad door proef= bevindinge gevonden word, beletten zy noch daar en boven de Leerlingen den voort- gang in de wezendlyke en waare kennifle der â- January en Februaryiyzo. pr Natuurlykedingen , daar gearbeidt, maar nict gedroomt moet worden; en zy zyn de oor= zaak, dat alle wetenfchappen, daar zodanig it harffenfchildery indringt, om kwanzuis op te helderen en uit te leggen, daar door verandert worden, al haar zakelyke kennifle ‘verloren word, en mede in har{len{childeryen hervormt word ; en dat dikwils de geheele wetenfchap van een Land in een dwepery, en de geleerde ín ydeltuiten en patroontreks kers van fchaduwen en harffengedrochten veranderen ; waar door zulke ongeleerde Ges leerden, en onphilofophitche Philofophen, dé Natuur, de Schepzels, en alles zo licht kon= nende uitleggen , en de geheele Natuurkunde op hun duimtje hebbende,en zelfs aan de domfte leerlingen in eenige weeken konnende leeren, alles voorby zien,en nietsgewaar worden, van de Wonderwerken Gods, dewelke door de proefkundige Wysbegeerte in de Schepzelen ontdekt worden, en zy eindelyk tot ongeloof vervallen,‚om dat zy op die wyzeGodt niet kon= nen zien,noch óntdekken uit zyne Schepzels erì _ verwonderenswaardige konftttukken ; en om dat by noch onkundiger zodanige Naamphie lofophen voor waare Natuurkundige geleer= den gaan, word dikwils de waare Natuurkunde een blaam aangewreven, als of het onderzoek der groote Natuur, en van deszelfs Schep- zels, den weg baande tot de Afgodiftery , daar juift altyd het tegendeel bevonden „word; want wy vinden geen menfchen, de- welke de vrye Heerfchappy Gods meerder Yerdedigen, en de waare Godsdienft inwen- Da dig sz __Natuur= en Konff-Kabinet, dig meerder aankleeven, als de waare, dat is, de proefkundige onderzoekers der Natuur de Navorfchers van de Natuurlyke Hitorie, en de yverige en doordringende betrachters van de Konften, het welke de eigentlyke Ef- prits forts en de groote meelters der wezend- Iyke , zaakelyke en nuttige wetenfchappen zyn ; gelyk gebleken is aan den hoogwaar- digen. Robertus Boyle , dewelke in Engeland een jaargeld heeft gegrondtveft by uiter{te wil« le; waarvoor eenige geleerde Hoogleeraaren gehouden zyn jaarlykfche oefeningen in % licht te geven, tot wederlegginge der Ongo- diften. 29. Ik heb menigmaal het vermaak genomen, | van aan zommige van de onderftellende en droomende Uitleggers der Natuur, imetalles , (si Dits placet)wat daar in is, geringe verfchyn= | ‘zels der {chepzels voor te ftellen , maar nergens gevonden meerder eigen wysheid en verwaand- heid , nergens doodelyker onwetendheid , ; nergens. grooter onbekwaamheid om te lee- ren, en op den rechten onderzoek-weg te geraaken, nergens handeloozer fchepzels, en onbekwaamer werkmeefters in het aanleggen | van proeven, dewelke zy dan al wederom en na hunne bypotbefis verdraait uitleiden , tot dat ik hun dikwils de waarheid „_terwyl zy de ftoffen zelfs behandelden, tegens hunne onderftel= | linge en tegens hun neus deed opftuvren. Dat deze menfchen in de uiterfte blindheid houdt; | en belet om dik wils nooit te recht gebragt te | | Wwor- ad Janmnary en February 7at. $3 worden, is,dat zy de groote proef-bevinden- de Onderzoekers der Natuur na-aapen ; zy doen ook proefjes, Ô ja: zy gebruiken ook de luchtpomp van Boyle en zommige werk- tuigen; zy zyn ook Chymiften, weldegelyk: zy hebben een Compleet Dettilleer-furnuis, een Cartefiaanfche Luaamp , een toverlanta- „ren, watermannetjes, luchtweegertjes ; zy konnen alderhande watertjes deflilleeren, al- derhande tiz&uurtjes en elixertjes maaken ; zy gebruiken vergrootglazen , en leeren zelfs ook flypen; eindelyk zy zyn mede van alle - markten weer gekoomen. Maar wat zy ei- gentlyk zyn, en ten opzicht van de zakelyke Natuurkunde weeten , laaten wy aan dener- varenen Lezer. 30. Komt het u niet zeer plaifant voor , be- dreven Lezer, dat de Dichter Lueretius de geheele Naruur , met alles wat daar in is, in een klein boekje heeft konnen befchryven , en daar by noch uitleggen, of dat Democritus, en Lu- cippus, en Epicurus, alle de fchepzêls en de verfchynzelen der Natuur door kleine en on=- telbaare deeltjes op nun duimtje weeten tevor- men , te ontwinden en uitte leggen ; of dateen geheele bende Ariftotelici of andere Naam-Phi- lofophen, en Deftartes met zyn aanhang , uit hunne Elementen de Scheppinge dezer wereld , de wordinge, de veranderinge, de overgang, de voortteelinge, de groeyinge enz. der we- zens weeten goed te maaken, zonder dat zy de tuffchenkoomende werkinge van den al- vermogenden en al regeerenden Godt daar toe D 3 eens 54 _ Natuur-en Konft-Kabinet , eens van nooden hebben? Is dit niet een ar- rogantie 1onder weerga? En zoude dit wel mogelyk in eens menfchen harflens konnen vallen, dewelke maar eenig Schepzel, of een zaadje, of een eenig eytje met alle deszelfs Veranderingen, opalderhande wyzen, en door ontelbaare waarneemingen en proef-bevindin= gen, onderzocht hadde? Meenen deze lieden te voldoen aan harflenen, dewelke doorden- ken, dewonderen , dewelke hun in de Schep- zels ontmoeten , uit te leggen met ydele woor- ‚den van verborgene hoedanigheden , van fyne fhof, van ronde luchtbolletjes,van onbegrypelyke Ato= ant, van Wereldgeeft,van Quinteflentie,van Sym. pathy, van Anttpathy, van Subflantte , van Mo= dificatie ‚van Acctdens, Quiddstras , Formalitas enz.? Bekennen deze zogenaamde Efprats forts hier door zelfs niet, dat zy moeten ftilftaan, en zo donker zyn als mollen , en dat zy iets hebben moeten bedenken, om hunne onkune= de kwanzuis mede te bedekken , en hunne jeerlingen zand in de oogen te ftrooyen, als of zy wat wonders voor den dag hadden ge- bragt, tot ophelderinge en openbaarmaakinge van de waare oorzaaken , dewelke zy niet kennen, als: by bloote en verzierde naamen van harflen-dweperyen? Zyn deze uitvluch= ten, en verzierde en nergens opgehelderde, en by niemant bekende oorzaaken geen vol- ftrekte en overtuigelyke bewyzen, dat zy , als het op een zaak aankomt, raaskallen en fpreukjes vertellen; en dat de ondoorgron- delyke Wysheid Gods hunne Wysheid maakt tot dwaasheid, en hunne weten{chap tot on= we- January en February 1721: 55 wetendheid, en hunne kenniffë tot onkunde, en eindelyk al hunne zakelykheid tot ydelheid, of hun iet tot een volkomen niet? En zyn deze blyken van blindheid niet bekwaam en overtuigelyk genoeg, dat zy gedwongen zyn om te moeten erkennen de groote magt, het beleidt, de wysheid, en de uitblinkende werk- daadenen werkzaamheid van den levendigen en al regeerenden Godt? Of willen zy liever metjeen ander foort van dwaazen, hun toe= vlucht neemen tot een algemeene Weereld-geeft, of tot een Vis plaftica, of tot een andere (ta- meltaal, die noch tienmaal belachelyker is, op dat zy dog vooral het Goddelyke Wezen uit hun begrip zouden wegmoffelen , of door alderhande vreemde naamen verdonkeren? 1. Om de geente Walkie onnozelheid van de onderftelkundige Philofophen eens ten toon te ftellen, oordeelt den Heer Bovre, dat het zeer tot opheldering zal konnen die- nen, om eens aan te merken, hoedanig zy gewoon zyn, de verfchynzelen van de Na- tuur (zonder daar-omtrent eenige proeven of behoorlyke waarneemingen in * werk geftelt te hebben) uit te leggen of te verklaaren ; daarom verkieft hy een verfchynzel, het welk zeer gemeen is, en het welke zy oordeelen zeer wel te verftaan, en van het welke zy oordeelen aan ons een zeer goede en vol- doenende oploflinge te konnen geven. Als aan hun gevraagt word, wat de reden is, dat, als een lange glazen pyp, dewelke aan Da weers= 56 _ Natuur-en Konfl-Kabinet weerskanten open is, in een vat met water gefteken word, zodanig dat een groot ledig gedeelte van de glaze tubus boven het water uitfteekt, en daar met de mond de lucht uit- gezogen word , dat dan datelyk het water opklimt, zo ras als de lucht uitgezogen word, en het water de plaats van de lucht inneemt en vervult? geven zy tot antwoord, dat het water noodzaakelyk in de plaats van de uit- gezogen lucht moet koomen, om de plaats te vervullen, en om daar door voor te koo- men het van de Natuur gehaate Ledig Ruim of Vacuum. Nadat nu door OTTHO DE GUERICKE, door BoyrerE, en door an- dere proefkundige Onderzoekers, de oorzaak hier van en de zwaarte van den Dampkring door proeven ontdekt zyn, hebben de Arifta= telict „ Epicuriften , Carteftanen , en an- dere onderftellende Philofophen , de werk- tuigen en luchtpomp , daar deze proeven door gedaan worden , mede wel overge- nomen , en kwanzuis voor hunne Leer- lingen wel insgelyks de zelfde proeven ge- daan ; maar zy zyn daarom niet uit hunne blindheid geraakt, om dat zy dit verfchynzel verkeerdelyk hebben uitgelegt door hunne Âl- gemeenheden of verzierde Elementen , en volgens hunne dwaaze onderftellingen ; en dit is de reden, waarom in de ontdekkinge van de waare gefteltheid der Natuurlyke Schep- zelen en derzelver verfchynzelen, zo weinig gevordert is door alle deze onderftellende Naam-Philofophen, en waarom zy zich van de ontleende proef-ondervindingen der Pen â= r January en February 1721. — 57 Natuur-onderzoekers niet beter hebben kon- nen bedienen ; want iemant dewelke door proeven, waarneemingen, gedurige bezigheid en arbeidt, omtrent de Schepzels, de geftelt- heid en hoedanigheid , en de vermogens der zaa- ken onderzoekt, moet mêt een zuiver oordeel werken, en niets vooronderftellen ; gelyk nu ook zelfs op de Hooge Schoolen reets genoeg bekent, en op verfcheide waargenomen word. Als aan een Philofooph van dat zelfde aloy gevraagt word, waarom op een zekeren ou- derdom aan de Meisjes’ de ontlafting der maandítonden gebeurt, zal hy antwoorden, dat door de voorzichtige zorg van de natuur omtrent dien leeftyd, dewelke allenskens tot de voortteelinge bekwaam en ryp word, het overvloedige bloedt na de vaten van de lyfmoeder word gezonden, ten deele om de onnutte en overtollige bloeddeelen te ontlaf= ten, en ten deele om ftof te verfchaffen voor de voedinge, in. ’t geval van bevruchtinge. Een Cartefiaan zal alles op zyn alwyze en alweetende (ubtile Matery laaten afryden ; want het is de gewoonte van deze lieden, alles dat de Per:patetict door hunne verbor- ene hoedanigheden : de Epicuriften door Wise ydele ruimtjes en ondeelbaare deeltjes : andere door hun onbekende Wereldgeeft of Archeus , of andere verzierde Prefidents naamen , van de bewerkinge der dingen: zommige Chymifche Philofophen door kunne Fermenten, kwanzuis gewoon zyn uit teleg- gen, met zeer veel neuswysheid, en niet wei= nig opgeblazendheid, te beveelen aan hunne $ fyne 58 __Natuur- en Konft-Kabinet , fyne hoofdftof , op dat toch vooral Godt Al- magtig (in wiens plaats alle deze Viftoen-fchil= ders liever een geheel leger harffengedrochten willen verzinnen, als aan Godt de eere ge= ven) buiten zyn eigen werk gefloten zoude worden. Echter kan een vêrftandige geeft aan deze ftameltaal genoeg hooren , dat alle deze onderftellende Philofophen, in het uit= leggen der geheimen en verborgentheden , \ elendig verleegen zyn, en dat, hoe hardnek- , kig om de daadelyke werkinge Gadsteerken= — nen zy ook trachten te zyn, zy echter door hun- ne onbedachtzaamheid te kennen geven een ze- kere by hen bekenden Regent overde Natuur en deszelfs Schepzels, dewelke zy maar met verkeerde naamen van alwyze Natuur, We- reld.geeft, fyne Hoofdftof , onbekende en fuper- fyne Atomi, verborgene eigenfchappen en hoe- danigbeden, en andere diergelyke duittere naa- men meer, koomen te doopen. 2e Maar om eens Er met onzen Heer Boy- le van den glazen Tubuste fpreeken. Als aan zo- danig een Philofooph gevraagt word, hoe het mogelyk is, dat het water ‚het welk een matig zwaar lichaamis, tegens de natuur van zyn zwaarte zodanig hoog komt op teryzen , om de plaatste vervullen daar de uitgezogen lucht geweeft heeft,zal hy antwoorden , dat zulks ge- fchiedt door het zuigen met de mond, dat daar door het water zo hoog word opgetrokken na boven;maar op dat ontdekt zoude worden, hoe weinig bekwaamheid en vermogen de zuí- 65 January en February 1720. so Sing heeft, ten opzicht van de vermydinge van het ledig ruim, en om het water tot die hoogte op te trekken, heeft den Heer Boyle gebruikt een glazen #xbus of pyp, van om- trent vier voeten lengte; deze heeft hy met het eene einde in een potje met kwikzilver gelteken, en zo fterk met zyn mond aan het ander einde van de buis getrokken als in zyn vermogen was, en nochtans is de K wikzil- ver niet hooger gereezen als omtrent twaalf duim; maar de Heer Boyle (telde zeer fterke mannen aan het zuigen, en als elk gezogen hadde, wierd de pyp boven gefloten gehou« den, op dat de lucht niet wederom zoude infchieten , en de kwik nederzakken ; hier door is eindelyk de kwikzilver gezogen tot op de hoogte van zevenentwintig duim, waar omtrent zy ook in de bekende proef van Torrie eelli (taan blyft; de kwik wederom uit gelopen zynde, heeft de Heer Boyle dezelfde pyp in een Pot met water zeer lichtelyk tot boven toe konnen zuigen, en ‘de geheele Pyp van vier voeten door een zeer lichte zuiginge met wa- ter konnen vullen; een klaar bewys, dat de Opryzing van de vloeibaare ftof eerder door de paring vande lucht, en van de nette (met de parflinge overeenkoomende) maat van lichtheid en zwaarheid ‚op, de oppervlakte van het water of de kwik, dewelke in de pot is, afhangt, als van een zekere verzierde vrees î dewelke de Natuur voor het ledig ruim zou de hebben. „33: Tot een overtollig bewys, dat de aaloude onder= 4 d 6o Natuur-en Konft-Kabinét ij onderftellende Philofophen door het fchemer- licht van alle hunne verzieringen iets hebben gezien, dat op geen andere zaak, als op de werk- daaden Gods kan toegepaft worden, moeten wy ten hoogften aan hun toeftaan zom- mige van hunne gemeene fpreukjes, als na- mentlyk , dat bet werk van de Natuur een werk van verftand is, dat de Natuur altyd het befte aanfpandt , en dat de Natuur niets vergeefs verricht; dewyl deze genoegzaam te kennen geven, dat veele daaden van de onredelyke fchepzelen aan de beftieringe van den alwy- zen Regent van ’ Geheel-al moeten toegeei= gent worden. Ik bidu : waar zullen wy anders heen metde uitmuntende en verwonderens- waardige uitvoeringen van een groot getal dieren en diertjes ; als wy befchouwen het maaken van een fpinnewebbe door de fpinne- kop , het {pinnen van de zyde door de zydewormen , het toeftellen van de neften der vogelen , de voorzichtigheid en loos- heid der viervoetige en alderhande dieren, in zich te befchermen , en hun aas en voedzelte achterhaalen, en duizend diergelyke zaaken, dewelke hunne bekwaamheid toonen tot hunne voortteeling, befcherming en onder- houding , zonder dat zy zonderling op een afgetrokken wyze redenkavelen? Behalven ontelbaare andere blyken van een wyze heer= fchappy van een wys Koning, zal aan ons- zelven belachelyk en dwaas voorkoomen, dit alies te willen uitleggen door gefizgeerde Ele- menten of zaaken, dewelke wy nergens me- de konnen bewyzen, en zelfs niet als door bloote JFamuary en February 1720. an bloote naamen weeten. Daärom zyn zom- mige van de aaloude Philofaphen door de kragt van hun verftand zo ver doorgedron- en, dat vy alle deze werkdaaden aan een Wyzen Godt hebben toegefchreven ; gelyk by voorbeeld, Tuarrs Miresrus, de eerfte van de Griekfche Wysgeeren, zeide, dat het Water was bet beginzel, daar alle an- dere zaaken uit voortkwamen, en dat CODT' was die verflandige Geeft, dewelke allede pa- tuurlyke zaaken daar uit opmaakte en als boet- zeerde, of gelyk ANAXAGORAs, dewelke oor= deelde , dat de fchikking en wyze aller Schepzelen door de kragt en het beleidt van een oneindigen Wyzen Geeft bepaalt en gemaakt wierd, 34 De regeering en gedurige beftiering van den alwyzen Godt is ook zoetelyk te befchou= wen Ín de verfcheide!gedaantens, dewelke Wy dikwils ontdekken in zommige Minera- len, als de Kriftallen, de Zouten, de Sal- peter , in ontelbaare foorten van fteenen en ver- Îteende zaaken, daar Wy indrukzels van zom- mige levendige fchepzels , dieren „ vitlen 5 Plantgewaflen , en andere verbeeldingen en geellige fchilderyen in gewaar worden, tot Een bewys van de alom verfpreide zaadelyke eigenfchap, dewelke Godt met zo veel wys- heid in de zaaken gelegt heeft en dagelyks on- derhoudt… Voegt hier by de voortkweekinge, groeyinge en bloeyinge der boomen, plant- gewaflen, heefters, kruiden ‚ met alle haare byzondere deelen en omftandigheden; overal zult 62 _Natuur- en Konft-Kabinet zult gy een wys beleidt , overleg, beftier; konft, en verftand, en een zekere waarom, of dikwils zeer veele en verftandige eindoog- merken met zo veel kragt zien uitfchitteren, dat niemant, als die niet wel toeziet, en niet naauwkeurig genoeg oplet , den Heerfcher van het Geheel-al daar in kan voorby zien, Van het voortteelen ‚de wonderlyke FaBryYK van de lichaamen der dieren, en ’t gebruik van derzelver deelen en ingewanden op mal- kander , wil ik hier niet eens , om dat de ftof te overvloedig vol bewys en te edel is , fpreeken. Niemant , dewelke myne Me- taalkunde enz. gelezen heeft , zal ook lan- ger zo dwaas zyn, als een groot deel onder- ftelkundige (tamelaars, van te droomen, dat de Metaalen en metallyne Mineralen van ecu- wigheid zyn ,en niet dagelyks groeyen door een kragt, dewelke een groote wysheid vertoont. Van de Steenen heb ik zulks onlangs onweder- fprekelyk bewezen; en Linfchooten, een Man, dewelke wy in de zaaken van Ooftindien veel betrouwen en volkomen gelooven, getuigt dat zelts de Diamanten uit haar zaad groeyen gelyk de Plantgewaflen. Zy worden, zegt hy, wijde Mynen, gelyh als het Goud uitgegraaven, en de aarde , dewelke een mans lengte diep van dit jaar is uitgegraaven ( en ledig gezocht ) brengt binnen drie of vier jaar op die zelfde plaats wederom andere diamanten voort; waar onder zommige gevonden worden , dewelke rouw vier ja acht hondert greinen weegen, En GARCIAS AB Horto, een Getuige van geen January en February 1721. 63 geen minder gewigt, verklaart, Daf de Dia- manten, dewelke (na het fchynt) diep in de ingewanden der aarde en door lange jaaren be- hoorden te groeyen, en tot volmaaktheid ge- bragt te worden, byna in de oppervlakte der aarde worden voortgeteelt, en volmaakt binnen den tyd van twee of drie jaaren. Want indien ey (vervolgt hy) van dit jaar in een Dia- mant-groef de diepte van een half el graaft, zult gy (by voorbeeld) diamanten vinden; graaf na twee jaar wederom op de zelfde plaats, en zy zult wederom diamanten vinden, 35e, Als wy nu aan een Eptcurift vraagen, wie alle deze zaaken zodanig beftelt heeft en fchikt, en dagelyks in ordre houdt , alle de= ze zaaden en eytjes zo konftig heeft toegeftelt, dat daar uit voortkoomen zulke groote. en wonderlyke Plantgewaffen , Metaalen, Mie neralen, Steenen, Juweelen, met veelder: hande wonderlyke deelen, en tot zo veeldere hande dienft en gebruik ; of dat daar uit voort- _ koomen alderhande dieren , als viervoetige , kruipende, vogelen, viflen, zn/elen , en on- _zichtbaare diertjes , dewelke uit zulk een wonderlyke fabryk van dezelve zamengeftelt _ zyn, benevens deze geheele Wereld , met Zon, Maan, Sterren en derzelver beweegin= gen? Dan fchaamt hy zich niet om ons te antwoorden, het GEvAL. Maar zal een Man, dewelke deze dingen van naby en door _naauwkeurig onderzoek, waarneemingen en ontelbaare proeven, befchouwt , zich met dit 64 __Natuur- en Konft-Kabinet dit onnozele. antwoord laaten vergenoegen , Lezer , en gelooven , dat eenige duizende byzondere deelen gevonden worden, zo in het lichaam van een Menfch, als in een Dier, dewelke elk een byzondere gedaante en ge- bruik hebbende ‚en echter alle met malkander in een gefchikte ordre zodanig zynde ge- telt, als maar eens by toeval een van al die duizende buiten zyn rechte ordre geraakt was, of een andere hoedanigheid of gedaante had- de gekregen, datelyk het geheele geftel ont- ramponeert zoude zyn, zo maar by geval by malkander geraakt ,en in die gedaante, hoeda- nigheiden ordre „en tot malkanders noodzake- lyke dien{t, hulp en gebruik,als hol over bol ge- fmeeten waren? Wat dunkt u Lezer van dit heerlyk antwoord? Kan zulks wel voortgebragt worden, als van menfchen, dewelke een zeer fuperfictele bevindinge van zaaken, en een groo- te eigen wysheid en verwaandheid, in 't midden van een duiftere onkunde, bezitten? Overal tegens de fchillen van zyn oogen aan te ky- ken, en dan van zich zelven te gelooven; heel doordringend, verftandig en vol zakely- ke werenfchappen te zyn, en vorderalles on- doorzocht en onbekent te verachten, en zy ne driften en begeerlykheden als de redeloo- ze dieren op te volgen, en den vryen toom te geven, is zeer gemeen by de meefte men- fchen, en de groote oorzaak van het groot getal der onnozele Ongodiften, of deze bee lachelyke Eyprits forts, Als en January en February 1721: Op „ Als wy ook Beit geven op het mis- trouwen, het welke de eerfte grondleggers van nieuwe Sedtens in de onderftelde Naruur- kunde laaten blyken, omtrent hun eigen Ay- potbefis, is het ten hoogften te verwonderen, dat de menfchen zo dwaas zyn, van hunnen koftelyken tyd aan die dwaasheid en onbe= zonnenheid te befteeden. Ariftoteles getuigt zelfs, in verfcheide van zyne uitleggingen over eenige verfchynzels, dat hy zeer wel vol- daan is, als het maar blykt, dat het zodanig heeft konnen gefchieden als hy ’t verftaat, zich weinig kreunende hoet inderdaadt ge- fchiedt of geftelt is. Dit zelfde zangetje zingt DescARTES insgelyks, in het toetakelen van Zyn SYSTEMA van deze Wereld en deszelfs Schepzelen. Alle willen zy gaarne beken= nen , dat zy riet verzekert zyn , op welk een wyze eigentlyk de zaaken gelegen zyn, _of hoedanig de zaaken geftelt zyn; maar hun= ne blinde navolgers neemen gretiglyk alle „hunne verzieringen , harffenfchilderyen en onzekerheden , voor loutere en onveranderly= _ke waarheden aan. Het is ook een open- baare onvolmaaktheid van alle de foorten van onderftelkundige Philofopnhen , dat zy zich inbeelden, dat de gefteltheid, hoedanigheid, „aart, vermogens, en geheele natuur van een zaak konnen geleert worden door uitlegginge met woorden of met boeken. Zodanig wee= ten ís in deze weren{chappen geenzins ken= nen. De zaaken, dewelke wy verhandelen; _V. Deer, E konnen 66 __Natuur- en Konft-Kabinet 3, konnen op die wyze nimmermeer gekent „ maar flechts zeer fuperficteel geweeten wor- den, al waren zy al waarachtig. De Natuur, de Konft enz. aan malkander by uitlegging te beduiden, is van weinig belang ; hier moet de zaak zelfs bewerkt, gezien, betaft, ge- hoort, en zeer dikwils behandelt, en tot al- les een hebbelykheid verkregen worden. Ik bid u, zoud gy gelooven, volkomen kennis ‚te hebben van een zeer konftig Horology , of van een ander konftig zich-zelfs-beweegend werktuig, als de Werkmeefter daar van aan u niet anders als een uitlegging door woorden of gefchrift gedaan hadde? Om de oorzaaken en de gefteltheden der natuurlyke verfchyn- zelen uit te leggen , is enkeld verftaan niet genoeg, zegt den hoogwaardigen Heer Boy- le; hier moet nagefpoort, zelfs onderzocht en gewerkt worden. 37° Als wy de zaaken zelfs betrachten , behan- delen, door en door bezien, en zelfs gron- dig leeren kennen, zullen wy daar uit ook beter konnen ontdekken de wysheid en het groote vermogen van Godt, als die lieden dewelke de dingen maar hebben van hooren zeggen of door uitlegging; en dit is de oor- zaak, dat veele van die Geleerden , door uit= legginge en Onderftelkunde onderweezen, On= godiften zyn geworden, en dat in tegendeel de proefkundigeNatuurkenders altyd voor de eere, wysheid,en het groot vermogen Gods pleiten, en het zelve door bevindelyke kennifle dagelyks zien. Wie zoude dog door giffen , door ondere January en February 1720. 67 dar ah en ter loops bekyken., ooit ‚ hebben konnen uitvinden in een menfch de omloop van het bloedt, het wonderlyke kontigeftel van ’s menfchen oog, en de werk- tuigen van ’t gehoor en van de {maak, en andere wonderlyke deelen , als de {pieren , de vliezen, de rokken, de buizen, de klie- ren, de kraakbeenigeringetjes, de beenderen, de peezen, het hart, de long, de lever, de maag, de darmen, de nieren, de blaas, met alle haare konfttuigen , als zulks alles níet door de Onderzoekers en de Anatomiften met mes, fpuit, vergrootglas enz. gevonden was? Wie van beiden zal nu meerder kon(t en beleidt, en wysheid Gods in die zaaken ontdekken , een gifler , of een werkzaam onderzoeker? hoewel echter tot nadeel der Ongodilten zeer aanmerkelyk is, datzelfs de meefte aaloude giflende Philafophen, en eerfte Leermeelters van die Onderftelkunde , een klaar gezicht van den levendigen Godt heb- ben gehad , daar ik, als de tyd zulks toeliet, „honderden van voorbeelden van zoude kon- ‚nen bybrengen. Ook zyn ouwelings de Oa- godiften altyd datelyk by elk een veracht, en aangemerkt geworden als gevaarlyke monfters onder de menfchelyke zamenwooninge. Ook heb ik gemerkt, dat die lieden, dewelke he» „dendaags de Ongodiftery naloopen , meerder Godt niet kennen als Godt ontkennen, gelyk de Heer Boyle vande onnozele Indianen, Karida- nen, Brafilianen , Hottentotten „en andere zeer „wel zegt. Een onnazele geelt, dewelke al- Eyd /uperficteel blyft hangen in de tweede oor= Ki ; E 2 zaa- 68 __Natuur- en Konft-Kabinet ; zaaken, en in de dingen dewelke naaft aan zyne zinnen zyn, word in alles zo grof lic» hamnelyk van begrip, dat hy de Godheid wel kan verwaarloozen en voorbyzien, maar ZG ras als die zelfde menfch begint door te drin- gen, en eenige groote voortgangen inde zaa= kelyke kennitle der Schepzelen te maaken , zal hy de betlieringe en wysheid Gods wel haaft gewaar worden; maar dewyl de Ongo- diften gewoonlyk lieden zyn, aan welker ver= | ftand groote gebreken zyn , worden zy of door onbekwaamheid, of door luyheid, of door verwaandheid , of door neuswysheid, of door welluftigheid wederhouden om door te werken. Het is wel waar, dat verfchei= de van deze lieden by het gemeen de achting verkregen hebben, van groote Wysgeeren, maar brengt my hunne Schriften of hunne Perfoonen te voren, ik zal u datelyk het te- gendeel doen zien. Het is waar dat elk van hun met zeer veel blanketzel van Na- | tuurkande, of Taalkunde, of Wiskunde, of iets diergelyks voor den dag komt, maar niemant moet met deze lieden tot naauwkeu- | rig onderzoek of kennifle van byzondere zaa= ken afdaalen, want zy fchynen maar zolang bedreven, als wy met hun in ’t algemeen cu in / % afgetrokkeneder dingen blyven hangen. Wy moeten deze lieden vergelyken by cen leer= | ling, die de Bybel of de Boeken der boven= | _patuurlyke dingen kan leezen , maar geen- zins in de grond verftaat, gelyk een uitmun= tend Godgeleerde ; want op dezelve wyze/ leezen zy in’tgroote Boek der groote Natuur ,, daar Ì January en February 1720. daar zy zomtyds de letters en haare uitwen- dige betekeniflen, dat is defchepzelen, maar zeer oppervlakkig kennen. Als wy Godt aib zyne fchepzelen ont- dekken en klaarlyk zien; als wy Godt lief hebben, beminnen, eeren, gehoorzaamen , vreezen en danken, voor de guníten, gaas ven en weldaaden , dewelke wy door een proefkundig gezicht der fchepzelen in de fchepzelen zelfs klaarlyk ontdekken, zullen Wy tegelyk, onderweezen door zyn goddelyk Woord en Openbagringe, veel zuiverder en delicaater godvruchtigheid oefenen, als of wy alleenlyk maar na de hedendaagze flender en mode (het welke wy daarom juift niet ver- werpen, ten opzicht der onnozele en vroo- _me) op zyn Roomfch, op zyn Luutherfch, op zyn Calvinilt, op zyn Mennonift,op zyn Armis piaanfch , Sociniaaních of Kwaakers enz.voor de wereld Religieus en onbefproken leefden, en vorder niet trachten door te dringen tot de ken- nifle van die zaaken, dewelke de grootheid, wysheid en goedheid Gods verkondigen ; want _Diemant moet zo dwaas zyn vante meenen, dat wy op deze wyze Godt zo veel verheeriyken, als dat wy een klaar en groot gezicht van al- le zyne heerlyke Werken genieten, en dezel- Ve aan een iegelyk verkondigen en openbaar maaken : welke gedachten de Heer Boyle ook beveltigt op het laat{te van zyn vyfde Verhan- delinge, daar ik deze onze twaalfde Verhan- delinge van de algemeene Natuurlyke Hifto- rifchryvers mede eindige. f E 3 Eer. N so _ Natuur- en Konft-Kabinet, OOS OEI OOS OL OSE Eerfle Verhandeling van de BYZO N- DERE NATUURLYKE HI- STORISCHRYVERS, en in dezelve het kort begrip endeszelfsophel- dering van de Natuurlyke Hiftorie van de CAGAO en de ZUIKER. I. K heb voor (a) dezen alle de natuurlyke | Hiftorifchryvers in twee hoofd-foorten ver- | deelt, of onderfcheiden , namendyk in ALGEMEENE NATUUKLYKE HISTORISCHRY- | VERS , en in BYZONDERE NATUURLYKE HIsTORISCHRYVERS. Wat door een alge- meen Natuurlyke Hiftorifchryver verftaan word, is voor dezen bepaalt; als ook,dat wy door een byzonder Natuurlyke Hiftorifchry- | ver verftaan, een Schryver, dewelke het na- | tuurlyk Voorwerp, het welk hy befchryjt, be= | paalt aan een plaats, of land, of zaak, of ge= | bruik enz. Onder de byzondere naruurlyke’ | ‘Hittorifehryvers worden verfcheide gevon- den , dewelke veel wetenswaardige zaaken | op een naauwkeurige wyze befchreven, ver- | klaart, en aan ons mede gedeelt hebben. | Paarom heb ik goed gevonden, aan den Lezer inelk tweemaandelyk Natuur- en Konft-Kabí. | net,voortaan;zo wel cen byzondere Natuurlyke | Hilta- | (a) Ziet Natuur-en Konft-Kabintet Maacten April 1719, Pag. 184. 185, 185, January en February z721e vr Hiftorifchryver-mede te deelen, als (wy tot noch toe (het. welk ik ook altyd vervolgen zal) een algemeen natuurlyke Hittorifchry ver uitgetrokken, op t {poor gevolgt „en opgehel- dert hebben, Boven alles zal ik in deze Ver- handelingen van de byzondere natruurlyke Hiftorifchryvers, zodanige zaaken aan den Le- zer mede deelen, dewelke wy hedendaags in gebruik hebben, en in dewelke myne Luands- lieden grooten koophandel dryven, of dewel- ke zy gebruiken tot hunne Refineerderyen, Ver= weryen „ Ziederyen , Deftillarien, Ambag- EN ok elen „ Peper, Gember, de Saffraan , de __Rhabarber, de Zyde, de Wollen, het Kat- toen, de Pot- en Weedaflen, de Tabak, de Verfhouten, het Glas, de edele Gefteentens en Slyperyen, het Porcelein, en andere dier= gelyke zaaken. En alfchoon wy van de mee- fle van deze zaaken tot noch toe geen Natuur- lyke Hiftorifchryvers hebben, zal ik dezelve verhandelen , zodanig dat ik myne Lezers eenige voldoeninge hoope te zullen geven. } be edn pe Nu onlangs is by den Boekverkoper Hez= drik Strik voor dentweeden druk wietgegeven , een Boekje gefchreven in de Franfche Taal, onder den tyrel van Hiftoire Naturelle du CACAO €} du SUCRE, het welke ik waar- dig gevonden heb om âlhier de eerfte plaats te mâ E4 Be „2 __Natuur- èn Konft-Kabinet ; geven, onder de byzondere Natuurlyke Hito» rifchryvers. 1. Om dat de Schryver niet al- leen geleert en ervaaren is in de natuurlyke Hiftorien , ( voornamentlyk als door hem zelfs gemaakt zvn de geleerde aantekeningen, dewelke zommige pleatzen ophelderen, het welke zeer wel te denken is) maar ook zeer wel heeft waargenomen de voorwaarden, de- welke tot het befchryven van een bekwaame en vruchtbaare byzondere natuurlyke Hiftorie vereifcht worden, 2. Om dat de Cacao en de Zuiker twee vruchten zyn, welker gebruik door de geheele wereld is doorgedrongen. 3. Om dat de naauwkeurige kennifle van deze twee zo algemeen - gebruikelyke zaaken zeer noodzakelyk is, voor die foort van myne Landslieden , dewelke dezelve gebruiken , tot hun voedzel: of dewelke dezelve berei- den en opmaaken, gelyk de Rafineerders: of die dezelve gebruiken met betrekking op an- dere zaaken, gelyk de Confyters en Zuikers bakkers, Chocolaat-bereiders : en wel voorna= mentlyk ook voor die gene dewelke koophan- del in dezelve dryven. En eindelyk 4. Om dat de Cacao en de Zuiker zo nuttig en dien= ftig zyn , om ons te dieten tot lekkerny, tot voedzel, en inzeer veel gevallen tot ge- neesmiddelen. Dit Boekje is wat de eerftemaal gedrukt binnen Paris, maar het heeft aan den Schry- ver niet behaagt zyn naam voor het zelve te plaatzen ; echter verzekert hy aan den Lezer in zyn Voorreden, dat hy alles volgens de waars “Sfannary en February 1721. 73 waarheid mededeelt, en gelyk als hy de zaa- ken gezien, en zelfs ondervonden heeft op de Eilanden van America, in den tyd van vyttien jaaren, in dewelke hy op dezelve gewoont, en den Koning van Vrankryk gedient heeft. Deze Schryver is te meerder opgewekt ge- worden, om met naauwkeuriger oplettende heid, als wel de dagelykfche gewoonte van de meefte Schryvers en Opmerkers mede brengt , acht te geven op den oorfprong, oefening , eigenfchappen , en het gebruik van deze twee Plantgewaflen en derzelver vruchten, van dewelke de wereld zo veel nutheid en voor= deelfgeniet; om dat hy zo wel ten opzicht van de gewoontens, als de gefteltheid van dat Land, veel zaaken anders vondt, als de denkbeel- den mede brengen , dewelke de Schryvers daar van aan ons gegeven hebben. Ditwas, zegt hy, de oorzaak , dat hy alles zelfs wilde door en doorfnuffelen , en geer zaak wilde be- fchryven, als na het voorfchrift van deszelfs eigen natuur en gefteltheid, en dat hy ners gens in wilde voortvaaren „als na de onders Vindinge; jadathy vande ondervonde zaaken zelfs noch zo lang wilde twyfelen, tot dat hy dezelve met de uiterfte maauwkeurigheid hadde hervat. Voorwaar cen treffelyke On. derzoek-wyze! | | ak . 4e y ï Onzen Schryver geeft van deze twee be ruchte Plantgewaffen de eerfte plaats aan de Cacao, van dewelke hy naauwkeurig „ maar echter zeer beknoptelyk, aanmerkt, 1. De Ca- Es cao 4x __Natunr-en Konft-Kabinet, cao-boom zelfs. 2. De oefeninge en voort» teelinge van de Cacao-boom , en de bereidinge van deszelfs vrucht. 3, Van de eigen{chappen en hoedanigheden van de Cacao. En 4. Van deszelfs gebruik, Wy hebben verfcheide Schryvers ; dewelke over de Cacao-boom, en over de Chocolade gefchreven hebben. Ik zal de voornaamf(te van dezelve aan den Lse- zer voorftellen, op dat hy dezelve by dezen on- zen naauwkeurigen Schryver kan vergelyken, en de netheid en waarachtigheid van dezen Schryver, in vergelykinge van anderen, ge= waar worden, In het jaar 1658. heeft CAS» PARUS CALDERA DE HEREDIA, in zyn Zrér bunal , verfcheide fraaye aanmerkingen over de Chocolade gemaakt; en ANTONIUS COLME- NERUS DE LiEDESMA heeft een boekje in ’£ Spaanfch gefthreven, over de gelteltheid en _ hoedanigheid der. Chocolade ; dit.(tukje is im % raar 1644. in ’t Latyn gebragt,-onder het opzicht van den vermaarden Marcus Au- RELIUS SEVERINUS. In het jaar 1666. heeft de CARDINAAL FRANCISCUS-MARia BRAN- CATIUS een verhandeling uitgegeven tot Ro- men, over ‘het gebruik der Chocolade. HEN- Ricus Munprus; van Londen, heeft in ’% jaar 1680 achter zyn. werkje gevoegt een aânhangzel , in her welke gehandelt word van de Chocolade enz, Ook is in ’t jaar 1685. een boekjetot Parys „zonder naam van deû Schryver gedrukt, het welke handelt van de Koffy, de Thee, en de Chocolade. Noch zyn er verfcheide Natuurlyke Hiltorifchry- ek, Vers, Faunaty en February 1721. 75 vers, Plantbefchryvers, Reisbefchryvers , en andere geweeft, dewelke in hunne werken van de Cacao-baom, van de Caeao-vruchten, van de'Chocoladeenz. gefchreven hebben,als: Wir- HELMUS Piso, CHARLES PLUMIER, Tour- NEFORT , BeNzo by Carolus Clufius, FRAN- CISCUS HERNANDES, WirLiAM DAMPier, PoMET , CHOMEL, VALENTINUS, THoMas GAGE, OEXMELIN, EEN BESCHRYVING VAN DE RIvrER DE AMASONES , ROCHEFORT , de Vader DU TERTRE , THOMAS STROZ- ZA, LEMERY , en verfcheide andere Schry- vers, van dewelke ik na de Verhandeling van de Zuiker nader bericht zal geven. Ì s. De Cacao-boom ís van een middelmatige grootte, en word meerder of minder robujt, na de meerder of minder vruchtbaarheid en’ bekwaamheid van de grond, in dewelke de- zelve word voortgeteelt. Op de Kuit van Garague groeit by voorbeeld de Cacao-booimn, veel weelderiger als op de Franfche Eilan- den. Het hout van de Cacao-boom is ganfch _ piet valt en in een gedrongen, maar poreus en licht van gewigt. De fchors is matig!yk effen, en glad van koleur, bynaalsde Kaneel, maar meerder of minder donker, na dat de- zelve licht of zwaar, en deboom jong of oud is geworden. De bladeren van de Cacaozyn Tabula negen duimlang, volgens de waarneeming XX12 van dezen Schryver, en vier duimbreed, ge- Iyk dezelve gezien konnen worden in Zabu- la XXII. hierachter bygevoegt; daar de bla- deren „6 Natuur-en Konft-Kabinet, deren aan haar fteeltje beginnen, zyn dezel- ve niet zo breed, als in het midden, maar aan haar uiterfte einde zyn zy zo {imal, dat zy bynafcherptoeloopen, gelyk alsde Liauwe- rier-bladeren. De koleur van deze bladeren is groen het welk een weinig donker is, mnaar echter veel helderder aan de bovenzyde, als aan de onderfte zyde van het blad. Het fteeltje, met het welke elk blad aan ’t hout hangt, is omtrent drie duimbreed lang, en een duims linie of twaalfde part van een duims breedte van diameter; deze (teel gaat voort door het midden van het geheele blad ; tot aan het uiterfte einde van het blad, met eenige verhooginge. Aan de ruwfte zyde van het blad zyn aderen , aan weerskanten van zich uitfpreidende en verdeelende op een byzondere wyze, gelyk in Zabula boven ge= meldt gezien kan worden, Dewyl de blade- ren van de Cacao-boom niet alle te gelyk, maar vervolgens, en zeer langzaam na mal- kander, na maate dat wederom andere haar plaats vervullen „ afvallen, word deze Gacao- boom nooit kaal of bladerloos gevonden. Dee ze boom bloeit altyd, maar nooit overvloe- diger als in de beide tyden van den Zonne- ftand, De bloemen van de Cacao-boom zyn zeer regelmaatig gefchikt, en roos-gewys , maar klein en zonder reuk , en voortkoomende met bosjes aan de geboge fteunzeltjes der ou= de bladeren, op die plaats, daar nochals en lide # January en February 1720. JP lidtekentje gevonden word van de afgevalle bladen, gelyk te zien is7ab. XXII.N. 6.6.6. De bloemen worden na de waarneeminge van den Heer PruMier, by den beroemden Jo- SEPH Pi;TTON ToOURNEFORT, uitgebeeldt in __ zyn 444- Printverbeelding, daar de Lezer kan zien, dat de bloem uit veel kleine blaadjes betaat , dewelke flodderig en aan de rand ftomp ingefneden zyn, op de wyze als de bladeren van de tunis-bloemen. Het kelkje, het welke in ’* midden van de bloem (taat, is veel-bladerig, en omringt het middelfpil- letje, op de wyze als een hol pypje, het wel- ‚ke aan verfcheide riempjes is opgefneden ; ge= Jyk tot opneldering van dezen onzen Schry- ver, en tot overvloedt van de zeer naauw- ‚keurige Liefhebbers, in die Plant by den Heer Zournefors gezien kan worden. De Cacao-boom is zo overvloedig in *t bloeyen, dat de grond onder dezelve als met bloemen bedekt legt, gelyk als by ons in de bloeytyd onder de vruchtboomen. Godt almagtig ___heeft de Natuur inalle gevallen zo milddaadig „gemaakt, dat ook in dit geval tien bloemen genoeg zyn van de duizend, om zo veel Cacae-vruchten voort te brengen, als de boomdraagenkan. Elke bloem, zegt onzen „Schryver, is aan de boom gehecht met een zeer fyn en dun fieeltje, het welke omtrent vyfof zes (ay duim-linitjes of een halve duim- breed lang is; maar terwyl de bloem noch | is (a) Verfta eens vooral door een duim-linie, de twaalfde part van een duimbseedt, ' 28° __Natnur- en Konft-Kabinet; is in de knop, is dit fteeltje maar twee of drie duim-linitjes lang. Onzen zeer naauw- keurigen Schryver heeft omtrent de bloem van de Cacao-baom aangetekent, dat Guliel- mas Pifo (a) deze verkeerdelyk noemt een groote bloem, dewelke blankgeel van koleur 15; en dat Samuel Dale (b) deze dwaalinge van Pifo heeft nagevolgt, en in zyn boekje over- gefchreven; het welk ik myn Lezer voorftel, om aan te toonen de naauwkeurigheid van mynen Schryver , en ten anderen om dat ik hem in diergelyk een geval zelf niet meer fpaaren zal,als hy andere heeft gedaan. Maar wy hebben geen reden, om de befchryvinge van Pifo daarom te verwerpen, want Pifo {preekt van een foort van Cacao, dewelke de groot- fte vruchten voortbrengt van de vier foorten, dewelke by die van Mexico gebruikt worden, en het is zeer waarfchynlyk , dat onzen Schry- ver deze op de Voor-Eilanden tot noch toe niet gezien heeft. 7 Zo ras als de knop van de bloem begint te ontluiken , konnen aangemerkt worden. r. De kelk. 2. Het loof of bladertjes van de bloem. En 3. Het hert van de Bloem, De kelk vormt zich vande omwindzels van de knop, dewelke gefcheiden is in vyf deelen ‘of bladen van een. zeer bleeke vleefch-koleurs deze worden gevolgt van vyt volkome bladen ; : vaa (2) Vid. Gulielmi Pifonis Mantif]a Aroma= tica Cap. 18. (6) Vid, Samuel.Dale Pharmacolog. pag. 441. \ | SYanuary en. February 1721. ve) van dezelve koleur , en deze vervullen de ruimte van de kelk ; deze bladen hebben twee deelen, het eene deel is onder aan in de ge- daante als een langwerpig drinkfchaaltje, van binnen geftreept als purper koleur, en zich omkrommende naar het middelpunt , door „middel wan een wolachtigheid, dewelke ver- ftrekt als voor een bandje of ftrikje ; van daar gaat het vervolgens aan de buitenkant van „het andere deel van het blad, het welke fchynt als gefcheiden , en is gevormt als het yzer van een piek, Het hert van de bloem is te “zamengelielt van vyf draadjes en vyf wollige pluimpjes, met een fpilletje in het midden ; de draadjes zyn recht, met een purperkoleur, en geplaatft recht tegen over de tuffchenruim- tens van de blaadjes; de pluisjes zyn blank van koleur, en gekromt na buiten, met een foort vaneen knopje aan haar kruin of boven- einde, het welkezich inwikkelt in het midden van elk blaadje, om het zelve te onderfteu- men. Als deze kleine deeltjes door het ver- _grootglas gezien worden, fchynt de punt van de draadjes zilverachtig, en de pluisjes fchy= nen van Kriftal te zyn , gelyk als ook het Ápilletje, het welke de natuur fchynt geplaat{t te hebben als in het midden , in de gedaante van een witte draad. Uit deze befchry- vinge blykt klaarlyk , dardezen onzen Schry- ver de bloem ‘van de Cacao met veel meer naauwkeurigheid bezien, en met veel meer netheid en omftandiglyker befchreven ‘heeft, als de vermaarde Kruidkender Charles me mir ‚ en na-hem Fofeph Pitton de. Toar- ls VEER ne= Bs 8o _Nafuur- en Konft-Kabinet ; nefort, dewelke de bloem van de Gacao bés fchreven hebben. | 8. | De Cacao-boom draagt, byna het geheele jaar door, vruchten van alderhande graaden van rypheid, gelyk gezien kan worden in Zab. AXII, Net. verbeeldt een geheel rype vrucht. N. $. verbeeldt een aankoomende vrucht, en N.6.6.6. verbeelden knoppen van bloeizel , en ook volkome bloemen; het welk alles,te gelyk aan dezen Boom gezien word, en een zeer aangenaame fchildery voor het gezicht vertoont. Tot beveftiging van het geen ik in de twaalfde Verhandelinge vande algemee- ne Natuurlyke Hiftorifchryvers, of in het uit= trekzel en de opheideringe van de vyf eeríte Verhandelingen van den hoogwaardigen Heer Boyle, heb getracht aan te dringen, konnen wy omtrent de vrucht van den Cacao-boom een nuttige aanmerkinge maaken, namentlyk dat de zwaarweegende vrucht van dezen boom niet voortgebragt word aan de uiterfte topjes en eindjes van her fyne hout of de dunne takjes des booms, gelyk wy in deze onze landen _gewoonzynte zien aan onze vruchtboomen, maar aan de{tam, en aan de zwaare armen en _hoofdtakken desbooms, gelyk gezien kan wor- den in gemelde Zab, XX11. Waar in de wysheid des Scheppers openbaarlyk uitblinkt „om dat de tedere takjes en het dunne hout niet fterk noch robuft genoeg zouden zyn, om deze zwaare vruchten te konnen draagen ; een zaak , dewelke zeer gemeen is in de Ooftin= difche 4 Fanuary en February 1721. 8r __ difche en Weftindifche Landen, gelyk blykt aan de Cocos-boom , aan de groote Abricoos van $£. Domingo, aan de zeer groote Cala- { baflen , aan de zeer zwaare vrucht Papa, en aan verfcheide andere zwaarwigtige en groote vruchten , van welke zommige alleenlyk maár aan den {tam des booms voortgebragt worden. g. De vrucht Cacao is befloten in eèn dop, dewelke van een uitftekend klein beginzel, binnen den tyd van vier maanden, de groot- _ te en de gedaante verkrygt van een komkom- mer, dewelke onder {pits toeloopt , gelyk gezien kan worden Zab. XXII. N. r. De op= pervlakte van deze dop is ingefneeden, op de wyze gelyk een Meloen. De Heer (a) Fo- _ fepb Pitton Tournefort heeft zodanig een vrucht of geheele Cacao-neut in een prent- _verbeeldinge mede gedeelt , maar de vrucht, _ dewelke onzen Schryver uitbeeldt in Zabu/a Ek is niet zo diep ingekurven, noch met _ zodanige gekrulde ribben langs deszelfs op- __pervlak , als die van den Heer Zournefort. Deze uitwendige baft of fchil, ofdop, zoals wy zulks beft noemen, is in de eerfte maau- _ den of roodverwig, of blank, \of rood met geel doormengt; en deze verfcheidenheid van koleuren maakt, volgens onzen Schry- ver, drie foorten van Cacao-boomien , de- V. Deer. F … welke | (a) Vid. Pofephi Pitson Teurnefort Inft. Rei hd Herb. Tab. heij fi 8 | } 1 À 82 __Natuur- en Konft-Kabinet, welke onder malkanderen geen ander onder= fcheidt hebben , als alleenlyk dat haare vruchten deze drie verfcheide koleuren vertoonen; waar- om onze Schryver oordeelt,dat dit onderf{cheid niet groot genoeg is, om drie foorten van Cacac-boomen vaft te (tellen , en het is waar- fchynlyk (zegt hy in zyne aanmerkingen. op zyn eigen text) dat de Spanjaards , dewelke tot Mexico vier foorten van Gacao-boomen optel= len, deze hebben vaft gefteltop eengrond, de- welke niet veel vafter 15, en hy oordeelt dat de Heer Zournefort gelyk heeft, dat hy naden Vader Plumier beveltigt heeft, dat aan hem niet meer als eene foort van Cacao-boom be- kent ís. Maar ik oordeele, dat alle de foor- ten by hen niet bekent zyn geworden, 10. Ik zál het gevoelen van onzen Schryver niet tegenfpreeken , maar echter tot ophelde- ringe van dit fraay en naauwkeurig Boekje eenige zaaken aan myn Lezer mede deelen, dewelke aan deszelfs wetenfchap geenzins fchadelyk zullen zyn. De Heer Jofeph Pit- ton Tournefort heeft op een byzondere wyze over de onaffcheidelyke geflachts-merktekens der Plantgewaflen gefchreven, en alle zo- danige Plantgewaflen, als hy onder geen an- ‚der gellacht van Plantgewaffen, als een foort of byfoort heeft konnen brengen, heeft hy als een byzonder geflacht aangemerkt;en dewyl hy de Cacao-boom onder geen ander geflacht heeft konnen vinden, vond hy zich peen zaakt 4 January en February 17ar: 33 _ zaakt, om van de Cacao-boom een byzonder _ geflacht te maaken , van dewelke hy getuigt, _ dat tot noch toe geen byzondere foorten aan hem bekent geworden waren. Maar niet te- __genftaande dit gevoelen, zegt (a) Gulielmus _ Pi: Deboomen, dewelke de vrucht Cacao voortbrengen ‚koomen van zelfs en zeer weel- derig voort, in de vochtige en;moerafachtige __Plaatzen van Guatimalo en Nicaragua. De Na- tuurkundige van, Mexico ftellen zommige Vier, en zommige vyf. verfcheide foorten van Cacao-boomen. Het is aanmerkelyk , dat de vruchten, te weeten de Cacao-boontjes zelfs, omtrent derzelver kragten, vermogens en hoedanigheden, van alle deze verfcheide foorten van boomen, zeer weinig van mal- kander verfcheelen, te meer daar de Span= jaarden een aanmerkelyk verfchil omtrent de boomen ftellen, zo wel ten opzicht van der= ‚zelver grootte als gedaante, De grootf{te foort van alle de andere foorten van Cacao-boo= men word door de Indianen genaamt Ca- CAVA Quarnuirr. Hier aan volgt de C'a- caorboom ‚dewelke zy noemen Mecacauarr, en dewelke zo in hoogte van ftam, als groots te van bladen en vruchten , aldernaaft aan de Qaathuitl komt. De derde foort is veel klein- der als de twee, gemelde foorten, en word by de Indianen Xocricacavarr genaamt; deszelfs ruwe. vrucht ‘is ook veel kleinder, En van buiten rood van koleur; maar van À be ‚t Fra bin- | (a) Vid. Gulieln Pifozis Mastifla Aromati- eaGap.XVIIL, 7 84 Natuur-en Konft-Kabint, binnen is deszelfs koleur, gelyk allede an- dere vruchten van de drie. overige foorten. De vierde foort noemen de Indianen TrAL- CACAHAATL, het welk zo veel betekent als laag , en deze is ook de kleinfte van de vier foorten , en draagt ook de kleiníte vrucht. Deze laatfte worden in ’t Mexzíicaan- fche meeft gebruikt, tot de bereidinge van de Chocolade; maar de groot{te worden meer- der gebruikt in de plaats van geld, en voor den koophândel binnens lands; De grootite Cacao-boom, Cacava Quathuitl genaamt, is de voornaamfte van alle de andere 5 deze boom is van een middelmatige grootte, en zeer bladryk of loofryk ; de bladen zyn; volgens Pífo, langwerpiger, als de biaderen van den Oranjeboom ; en Antonius Herrera vergelykt dezelve by de bladen van den Ca- ftanjeboom ; de bladen zyn met een zeer kor- te (teel aan de takken vaft, en met een rechte uitgaande ader voorzien , uit dewelke veel dwarze adertjes zich door het geheele blad verfpreiden.De bloemen zyn groot, en uit den geelen gelyk als de Saffraan, dewelke afge- vallen zynde, eenige dunne groene, langwer= pige en wolachtige draadjes nalaaten, uit de= welke naderhand een vrucht voortkomt, de- welke ryp geworden zynde, in grootheid, dikte en zwaarte, niet behoeft voor een me- toentewyken, en die geelachtig van koleur is, De fteel, daar dezelve aan hangt, iskort; de buitenfte dop is met verfcheide infnydingen voorzien, en van binnen worden in zommi= ge dertig. Cacao-boonen gevonden, dewelke veel January en February 1var. Q veel grooter zyn als een amandel; de baít _ daar afgefchilt zynde, gelyken zy wel na een __ nier vaneen koe, om deinfnydingen. dewel. ‚ke in dezelve gezien worden, en waar door zy in verfcheide deelen gefcheiden zyn, fchoon deze deelen echter wel in malkan- __ der fluiten. Deze zelfltandigheid van deze __Cacao-boonen is zeer delicaat „en fyn __ van meel', en van een kaftanjebruine, ko- leur, en zodanig vet, dat uit dezelve meer- der oly als uit de amandelen kan geparft worden ; de {maak is een weinig bitter- achtig , maar zeer aangenaam , gelyk de {maak van alle de andere foorten van Ca- CAO. Thomas Gage, die zeer lange jaaren in de Spaanfche Weftindien gewoont heeft, zegt: Men vindt twee foorten van de Cacao- ‚vrucht, den eene is de gemeene, en heeft een donkere koleur, welke op het roodetrekt, deze 45 rond ende puntachtig aan bet einde; de an- dere is breeder, grooter en platter , zy noemen _ dezelve PATLAXE, zy is wis, ende meer __ verdroogende alsde andere; ookis die veel beter- __ koop; deze belet ook de flaap veel meerder als de audere, daarom word zy zo meel niet ge- bruikt, als van het zeer geringe volk. Liet zyn Reis door de Spaanfche Wettindien , het Tweede Boek 19. Kapittel. Maar wy zul- „ len hier van afbreeken. / IL Om dan wederom tot onzen Schryver te kee- Fen, Dezelve zegt, dat de eerfte foort van EF 3 Ca- on 1 4 86 _Natuur- en Konfl-Kabinet , Cacao-vrucht , door hem zelfs waargeno= men, een koleur heeft alsroodewyn, en wat donker , voornamentlyk aan de beide zyden; maar als dezelve geheel ryp word, heldert de koleur wat meerder op , en word wat bleeker-rood. Detweede foort ot de blanke is in begin, van een groen het welk zodanig helder is, dat het wel blank gelykt te zyn, maar allenskens verkrygt dezelve de ko- leur van de Citroen , en eindelyk geheel ryp, zynde „ word deze volkomen geel. De derde foort, dewelke onzen Schryver zegt, dat rood en geel door malkander ge= mengt is, heeft van de twee voorgaande ko- leuren van elks wat, want ryp wordende word deszelfs rood vry wat lichter, en het geel veel hooger van koleur. Alfchoon-on- zen Schryver deze drie verfcheide boomen niet als drie byzondere foorten heeft gelieven aan te merken, bekent hy echter zelfs, dat die met de witte {chillen gezetter, vollyviger, of meer in een gedrongen zyn als de twee andere , voornamentlyk aan die kant, de welke nader aan de boom is, en dat de Ca= CAO-BOOMEN van deze foort veel meer vruch= ten voortbrengen, als de andere. Alsde al- gemeene {chil doorgefneden word in de leng- te, word dezelve omtrent vier duim-linien of een derde van een duimbreed dik bevonden, en deszelfs binnenfte ruimte is gevult metde Cacao-boonen, ( dewelke wy dagelyks ge= bruiken en zien verhandelen ) welker tuf- fchen-ruimtens, eer dezelve noch ryp gewor- den Jannary en February 1721. 87 den zyn, vervult zyn met een witte en vafie | zelfftandigheid , dewelke zich zelven veran- dert in een foort van een flym, het welk een zeer aangenaame zuure fimaak heeft. be 12. Als met een naauwkeurige oplettendheid _ de inwendige gedaante van deze {chil word „onderzocht, blykt het dat de draaden van de vrucht , voortgaande dwars door de {chil , zich in vyf takken verdeelen, en dat elketak zich wederom verdeelt in menigte van draad- jes, van dewelke elk zich aan het grof{te ein- ‚de van elke Cacao-boon eindigt , en dat zy alle te gelyk de greinen, den eene tegen den andere gefchikt, in deze {chil vormen met een verwonderens waardige ordre, gelyk als … en druive-tros. Ten opzicht van “het getal «der Cacao-boonen, dewelke in elke vrucht _ gevonden worden, kan onze treffelyken en __ oplettenden Schryver zich niet genoeg verwon- deren over de weinige naauwkeurigheid van de andere Schryvers; want William Daimprer (zegt hy ) meldt, dat-gewooniyk hondert Ca- cao-boonen in een dop of vrucht gevonden „worden. Den Heer Pomet , den Heer Chomel, en den Heer Valentin getuigen van zeltig , … zeventig of tachtig, en gefchikt in die order „als de granaatkorrels., Thomas Gage getuigt van dertig of veertig. Antony Colmenero de “ Ledefma-getuigt van tien of twaalf „en Oex- ‚ melin în zyn Hiftory van de Bogcagiers zegt ‚van tien. of, twaalf of. veertien. Ondertuf- __# {chen verzekert.onzen Schryver „dat hy on- “ins EF 4 der + 45 Natuur- en Konft-Kabinet, der duizend waarneemingen nooit meerder noch minder, als vyfentwintig Cacao-boo- nen, gevonden heeft in een vrucht. Hier moet echter verftaan worden van die gene, dewelke in haar gewoonlyke volkomenheid gegroeit zyn, want anders gebeurt het wel, dat zommige vruchten gevonden worden, in dewelke maar vyftien en minder Cacao-boo= nen zyn; maar deze moeten aangemerkt wor- den als- misgeboortens, of als vruchten van boomen , dewelke beginnen uit te fterven, of dieop een dorre en fchraale grond ftaan; of dewelke niet wel waargenomen of geoe- fendt worden ; want de Cacao-boom dient wel befchut te worden voor de al te bloote lucht en de (terke winden. Ook gebeurt het wel, dat na zeer lang zoeken een vrucht gevonden word, in dewelke dertig of zom- tyds veertig Cacao-boonen gevenden wor- den, maardeze zynals watraars, en gegroeit — op uitnemende vruchtbaare gronden, en aan boomen, dewelke in het kragtigfte van haar draagen zyn. je 13 Als nu elke Cacao-boon gefchikt en ont- bloot word van zyn byzondere {chil , word dezelve van een zelfltandigheid bevonden, dewelke zeer teder , fyn en glad, en een weinig violetkleurig is, en als gefcheiden en verdeelt in verfcheide lobben of deelen; ziet Tab. XXII. Fig. 4. Oexmelin , Plumier , Tournefort, en verfcheide andere hebben ge- fehreven, dat alle deze deelen wel valt en mat _ January en February 1721. 85 __malkander gefloten waren, maar dat echter eik deeltje byzonderlyk gefcheiden was, en dat elke Cacao-boon uit vyt of zes zodanige deeltjes te zamen geftelt was; maar onzen Schryver verklaart, dat elke Cacao-boon maar uit twee deelen beftaat, dewelke lobs-gewys zodanig in malkander fluiten , als of elke Cacao-boon uit vyf of zes deelen beftond. Als een Cacao-boon in de lengte word door- gefneden , word aan het uiterfte ‘van % dik{te _ &inde een foort van een zeer klein langwer- Ld pig rond graantje gevonden, van twee duims- linitjes of de zesdepart van een duimbreed lang , en gas vierentwintigfte part van een duimbreed over zyn diameter, het welke is het waarachtig fpruitje van de geheele Plant. é 14. Na dat wy nu de aldhoor: deszelfs hout, bladen, knop, bloemen, onrype en rype vrucht, Cacao-boon of zaad, en de fpruit van de toekoomende boom enz. be- ‚fchouwt hebben, fpreekt onzen Schryver van _ de verkiezinge en bekwaame fchikkinge der « plaatzen en gronden , daar een CACAO-= BOOMGAARD gewoonlyk met goeden uiz- komft geplant -word. De Cacao-boom gracit op veríchêide plaatzen- van Amerika in het Wild, en wel voornamentlyk-onder de ver- zengdeluchtftreek van Amerika, maar byzon- „derlyk in het Mexicaanfche, in de Provintie van Nicaragua en Gratsmala, gelyk als ook langs de boorden van de groote Rivier van „de Amafonen, en op ds Kuft van Caraguer, À MG : 38 | bi k go _ Natuur-en Konft-Kabinet , als mede op Zfle d'Or. Zelfs worden eenige Cacao-boomen gevonden in de Boffchen van Martentgue. Waar uit blykt, dat («) Bez- zo, dewelke lange jaaren voor Krygsman by de Spanjaards in deze landen gedient, en de- zelve op veele plaatzen doorgezwurven heeft, dwaalt, daar hy by Carolus Clufins zegt, dat de Cacao-vrucht nergens anders groeit, als in Nicaragua; en dat noch in Hifpaniola , noch in eenig ander gedeelte van Amerikade Cacao-boom gevonden word : anderzins beveltigt Benzo de ondervinding van onzen Schryver in veele gevallen. Benfo ( wiens getuigenis ik, tot opheldering en beveftiging van onzen Schryver, aan den Leezer zal me- ‘de deelen ) verklaart dat de Cacao-boomner- gens beter wil groeyen als in de boffchen, op warme dog {chaduwachtige en vochtige plaatzen ; en dat zelfs dit noch niet genoeg is, maar dat zy gewoon zyn dezelve te plan- ten benevens en als onder de fchaduwe van een andere Cacao-boom, dewelke reets vol- waflen is; en dat zo ras, als de jonge Cacao- boom ‘begint op te fchieten, dezelve zodanig gefchikt , en deszeifs kroon zodanig gebo- gen word, dat dezelve de volkomene fcha- duwe geniet van den ouden boom, onder welkers befcherming de jonge boom opwaft, ‘om van de brandinge der Zon bevrydt en be- waart te worden. Tho= (2) Vid, Carslì Glufii Exoticor. Lib. XL Gap. 28, ENE nde, __ __Januaryen February 1721. or Ld ‘s | vaak Is. ___ Thomas Gage, (a) dewelke lange jaaren in de Indiën het Prielterlyk ampt bedient heeft, getuigt -insgelyks, dat de Cacao-boom zeer tederis, endat degrond, daar dezelve groeit, zodanig heet is, dat de Indianen, om dezel» ve voor het branden der Zon te befchutten , andere boomen, moeders van de Cacao-boo- men genaamt, eerft planten; en als die tot __zodanigeen hoogte gegroeit zyn , dat zy aande Cacao-boomen konnen dienen tot fchaduwen , planten zy de Cacao-boomen daar onder. Dat de Cacao-boomen ook een natachtige grond beminnen, getuigt (4) de Spaanfche Schryver Aztonius de Herrera, want de Pro- _ vintie van Tabafco, zegt hy, is byna overal _ vlak en la2g land , vol moeraffen , groote meiren en poelen; het land is vol roode Bra- filie-boomen , als ook zeer vol Ceder-boo- _men ; en behalven deze alderhande andere _ boomen, dewyl het zeer vol groote bofichen is. De lucht is zeer heet en vochtig, en van de twaalf maanden des jaars hebben zy wel _ negen maanden regen. Onder de verfcheide _aangenaame en goede vruchten munten in de boflchen uit de Cacao-boomen, dewelke de grootte rykdom van dat land uitmaaken, en wel voornamentlyk zedert dat de Indianen van de Spanjaarden in deszelfs oefeninge en tam- (a) Ziet Thomas Gage Reis door de S paanfcheWeft- indien, her 2 Boek rg Kap. (bk) Ziec Defcripcion de las Indias Occidentales de An- Beziode Herrera D, 3. Lib. VII, Cap. 3. Á | „ sz _ Natuur-en Ronft-Kabinet , tammaakinge onderweezeuzyn.Zy waflen wel op zeer veele plaatzen in de Weftindien,en zelfs inde Voor-Eilanden , maar zeer ongelyk, én met groot onderfcheidt van voorzorg , zelfs in de tuinen aldaar van byzonderelieden, ge- lyk gezien kan worden by den Heer Charles (4) de Rochefort. 16. Maar om wederom te keeren naar onzen eigen Schryver, vinden wy by den zelven, dat de Cacao zeer lange jaaren bekent, en in het gebruik is geweelt by de Spanjaarden en Portugeezen, eer de andere Natien kennifle van dezelve gekregen hebben. Dit is een be- kende waarheid, en word van veele andere beveftigt; in zo verre, dat onze Zeeuwfche en Hollandfche Kaapers, in den Spaanfchen oorlog, onkundig van de deugden de waardy vande Cacao, dezelve alseen onnutte meubel in de Zee wierpen uit de pryzen, dewelke zy van de Spanjaarden genomen hadden, en noemden dezelve, volgens de getuigenifle van Thomas Gage,fpotsgewyze,fthaape kentels, On- zen Schryver is van gevoelen, dat deze on= kunde geboren wierd, om dat de Spanjaar- den en Portugeezen de kennifle van dezelve niet mede deelden aan andere Natien ; maar inderdaad zulks moet toegefchreven worden aan de yverloosheid van onze Natie; en of my al tegengeworpen wierde, dat zommige Na- x ie) Ziet Natuurlyke en Zedelyke Hiftorie van de Voor-Eilaaden vap Amerika, Hoofdftuk VL, lid zó, January en February 1721. 93 Natien gevonden worden , dewelke noch laffer en noch yverloozer in’ het onderzoek der Natuurlyke zaaken zyn, dient de Lezer te weeten, dat wy boven alle Natien des we- relds omtrent die zaaken yverig, naarftig en oplettende behoorden te zyn, om dat wy ons onderhoudt door ’t gewin, het welke wy in andere landen en wereld-deelen maaken , moe- ten zoeken, en uit ons kleine Landfchap geen- zinsindiegrootheid, pragt en ftaat, dewelke __ zommigeonder ons als een deel verwaande en ftyve gekken tegenwoordig voeren, kon= nen onderhouden worden. Per Dewyl onzen Schryver een Franfchman van geboorte is, {preekt hy van de oudheid en tyd, op dewelke de Cacao-boom eertt aan de Franfchen, dewelke de Voor-Eilan- den van Amerika bezaten, is bekent gewor- den; en hy verhaalt uit Rochefort, dat op de _ Eilanden van onder de wind in % jaar 1649. _ niet meer als eene Cacao-boom bekent was, in den tuin van een Inwoonder van het E1- LAND VAN ’T HeiricE Kruis, het welk op dien tyd onder de Heerfchappy van de En- gelfchen was. En in ’t jaar 1655. weezen de Caribanen of Wilden van het Eiland MARTENIQUE aan den Heer Du Parguet , die aldaar Heer was van het Eiland, een Ca- cao-boom in een bofch, dat in de laage lan= den van dit Eiland was. Deze ontdekking gaf gelegentheid van meer andere Cacacv- boomen op te fpeuren , en ook te vinden in het zelve bofch; en het is zeer waarfchyn= N Iyk, 94 Natuur-en Konft-Kabinet., Iyk, dat de Cacao-boomgaarden, dewelke naderhand in dit Eiland aangeplant zyn , haar oorfprong aan deze ontdekte boomen, of derzelver zaaden, verfchuldigt zyn. « De eer« fte Cacao-boomgaard wierd op Martezigue geplant in het jaar 1660, door een Jood BENJAMIN genaamt, en omtrent twintig jaar _ daar na begonden de Inwoonders van (Mar= tenigue tich te begeeven tot de oefening van de Cacao , en het aanplanten van Cacao= boomgaarden. rh AB 18. Zodanig een Cacao-boomgaard is even gee Iyk als onze appel-peere- en kerfle-boomgaar- den en diergelyke , in dewelke de boomen met regels geplant worden. Als iemant een Cacao-boomgaard tracht aan te leggen, (taat voornamentlyk acht te geven op de {laud- plaats van het veld, en of de grond bekwaam en vet genoeg is. Een Gacao-boomgaard _ vereifcht een vlakke grond, dewelke vochtig en voor de Winden wel befchut is; mitsga- ders een nieuwe grond, dewelke om zo te fpreeken noch maagd is, en middelmatig vet, mollig en diep van goede aarde is. Daarom zyn die gronden , dewelke nieuwelyks zyn opgeheldert, en- welker aarde zwart en zave- rig is, en dewelke voorzien zyn met cen ver» koelende Rivier , en welkers heuvelen of omringende fchaduwe het veld dekken voor de winden , voornamentlyk aan ‚de zyden van de Zee, boven alle andere ftantplaatzen de bete; daarom worden zodanige ftantplaat- zen; \ January en February 1721. Os gen, als-zy te vinden zyn, ook nooit vers waarlooft of voorby gegaan. Door een nieu- _welyks.opgeredde grond word verftaan, van ; dewelke een bofch met voordacht tot dit werk is afgehakt ; want het (laat aan te mere ken , dat noch hedendaags alle de Cacao- boomgaarden geplaat{t worden in het midden van zodanige-boflchen, dewelke zo oud zyn (by voorbeeld) als de fchepping van de were reld, om dat het overige van het bofch, het: welk rondom blyft ftaan , aan de Cacao boomgaard verftrekt voor een heining of be- fchutzel voor de winden, en ook om dat zodanig een grond minder behoeft gewiedt te worden ; want een aarde , dewelke nooit veel plantgewaflen of kruiden heeft voortge- teelt, brengt ook weinig onkruidt voort by gebrek van, zaad. 19. … De aarde vande hd a in ‚ dewel- _ke op de hoogte geplant word, heeft geen ge- _noëgzaame vochtigheid noch diepte , en de fpil of moer-wortel, dewelke geheel lynrecht inde diepte der aarde gaat, kan door dexuffteen | (dewelke zy gemeenlyk op die groote ftand- nr plaatzen in de grond ontmoet ) geenzins doorbooren ; behalven dat-ftaan dezelve te - bloot voor de winden, dewelke de nieuwe bloeizels doen ftervenì , en voor ’t minfte dat zy maar een weinig kragtig zyn, de boomen om ver waayen of kwetzen , van dewelke . meeft alle de wortels zeer los en fuperficieel in zodanige gronden (taan. Het is daarenbo- EN ven 95 _ Natuur- en Konft-Kabinet; ven noch flimmer op zodanige heüvels, wel Ker helling een weinig hard en onbefchaaft | is ;- want bebalven de bovengemelde onge-_ makken zal alles, wat van boven komt, af= rollen ', als ook derzelver afwatering de goede aarde gedurig mede fleepende, allens= kens alle de wortels ontblooten ; waar uit noodzaakelyk volgen moet, dat alle zodani- ge Cacao-boomgaarden zeer luy en traag zyn in het draagen , dat dezelve nooit overvloedig in vruchten zyn, en dat dezelve ook niet lang konnen duuren. J 20. ti Maar om wederom ván de bekwaame Ca- cao-boomgaarden te fpreeken, is het niet al- leen zeer goed , dat, een Cacao-boomgaard tondom ommanteld is met een bofch, maar al daar maar eenige opene plaatzen gevonden worden, moeten datelyk groote haagen ge- plant worden van verfcheide regels Bananie boomen, dewelke eigentlyk een foort van fponsachtige rieten.zyn, dewelke zeer ras en weelderig in een nieuwe vochtige en vette grond opf{chieten , en tot een hoogte van vyf= tien én meer voeten opgroeyen: behalven dat zy dicht aan haar voet fcheutjes doen uitbot- ten, dewelke zo ras opgroeyen, dat zy zelfs binnen een jaar vruchten draagen ; waar door dit gewas binnen korten tyd zo veel grond beflaat als den planter behaagt, en daarom bes kwaam is om haaftiglyk te verftrekken tot een mantel om de wind af te“keeren, dewyl haare bladeren omtrent een en een vierendeel el lang; en 18 duimen breed zyn. Het January en February v7ar: 07 De AE ar. Het ís ook noodig,dat een Cacao-boomgaard van een bekwaame grootte is; want als de= zelve te klein is, en in een valley ftaat, heeft dezelve dikwils te weinig lucht, en is als vertikt in zich zelven; want gelyk als wy de tedere plantgewaflen moeten befchermen voor de harde winden, ftormen , kwaadaar= dige rooken en aanftuivende dampen „en alte fteekende en brandende zonneftraalen „ door mantels en bekwaame haagen , moetên wy _ ook zorge draagen,dat wy een bekwaame door= EEE _ ftraalingeen toegang bezorgen, van een door haagen en boflchen gezuiverde en als gezifte Jucht, tot ververfchinge der boomen en vers __teeringe van derzelver uitwerpzelen, als ook om een bekwaamen uittogt te geven aan de uitwaafleming en doorwaafleming van de grond, en van den geheelen boomgaard ‚ met alles wat daar in geplant ftaat. Als wedera om een Cacao-boomgaard al te wyd uitge= ftrekt en te overmatig groot is, word dezel- ve te veel gekwelt van de ongemakken van de al te opene en te fcherpelucht, gelyk als ook van de al te grootte hitte en droogte, en wel voornamentlyk van een zekere foort. van een ftormwind, dewelke in Amerikaeen rkaan genaamt word, zynde een ftorm= wind, dewelke tot zyn onaffcheidelyk ken= teken heeft, dat zy in die landen binnen den tyd van 24 uuren door alle de ftreeken van't Kompas rond loopt, ftrydig tegens de ge- woonlyke en gezette winden van Amerika. _V. Deer. ii G Als 8 Masure en Konf-Kalinet,, 22: _Als de plaats van dè Cacao-boomgaard,uite gekoren is, en de afmeetingen bepaalt zyn, begeeven de’ planters zich tot het af hakken en nedervellen van het bofch, beginnende eerft met het uitfcheuren en uitrekken der lichtíte plantgewaflen „ het afflaan der ftruiken, en heeltérs en kreupelbofchjes, het afhakken van de takken en grootfte armen van de laa ge en middelmatige boomen; hier van maa- ken zy-houdftapels, dewelke zy aanalle kan= ten aan brand fteeken; zelfs rechten zy vuu= ren op aan de ftammen van de alderhoogíte en zwaarfte boomen , om daar door de moei te, van dezelve om te hakken, te befpaaren. Zo ras als alles verbrandt is, en dat niets op, de grond-legt, als de groote ftammen van de, zeer groote boomen, dewelke zy nalaaten te. verbranden, en dat vorder al den afval en vuiligheid gereinigt en opgenomen is, begin= nen Zy lynen te trekken voor de evenredige en gelyke ‘wandelpaden en laanen, aan, de= welke zy meetftokjes in de grond fteeken van twee ‘of drie voeten hoog, elk op een tuf= fehenwydte: van vyf, zes, zeven, acht, ne= gen of tien voet , of met een woord zodanig een afltand, als zy goed vinden om de Cacao= boomen’; dewelke zy zo lang verbeelden, te, planten, Eindelyk beplanten zy de geheel opgeruimde en de gezuiverde plaats met het. Boomtje MANyoc, zich wachtende dat zy de Menyoc niet nader als op een voet aan de ingefteeke meetltokjes doen naderen, Ao m January en February 1721. -9p 15 u0at 7 23e Om dat onzen Schryver hier van de M a= NYOC fpreekt, zalik dezelvevoor den Lezer om deszelfs vermaartheid nader verklaaren. De (4) Inwoonders der Voor-Eilanden van Ames rika gebruiken , in de plaats van kooren,de wor= tel van een Boomtje, dat MManyoc genaamt word, van dewelke brood gemaakt word, het welke tamelyk lekker is, en dat Cassa= VE genaamt word. Deze wortel is zo vrucht- baar ‚dat een bunder lands , daar mede beplant zynde, meer Perfoonen zal voeden, als geen zes, diergelyke bunderen lands zouden kon- nen, doen, dewelke met. befte tarwe bezaait waren; zy (chiet een krom hout van de hoog- te van vyf of zes voeten, dat zeer licht om te breeken is, en vervult is met kleine kwaf= ten; haar. blad is {mal en langwerpig „ en: binnen negen maanden is.de wortel in de V oor-= Eilanden tot haar volkomen rypheid. Alsde aarde niet, vochtig is, kan de wortel drie … jaaren in dezelve goed blyven, zonder te be- derven, zo dat daar toe geen kooren-zolders van nooden zyn; want de wortel word uit + de aarde gehaalt, na mate dat van dezelve ge- bruikt word , om daar;brood van: te bes reiden. Ik zal nu van de verfcheide foorten van dit /Manyoc-Boomtje niet fpreeken , maar aanmerken, dat het zap van deze wortel ver= giftig is, gelyk als de dulle kervel; maar na G 2 dat (a) Ziet de Natuurlyke Hiftorie van de Voor-Eilan- nee a Amerika, door Charles de Roshefors Kaps it k tE, zoo Natunrs en Konft-Kabinet ; dat dit zap 24 uuren uit zyn wortel is ge- trokken, verlieft het zyn vergiftige hoedanig- heid; de manier, op dewelke van deze Ma- nyoc-wortel de Caflave of het brood gemaakt word , befchryft (a) onzen Schryver zelfs in zyn zesde aanmerking achter zyne verhande= linge over de Cacao. 24. De ondervinding heef geleert, dat de Ca- cao-boomgaarden, daar de boomen op een grootte tuffchenruimte, by voorbeeld van acht, negen of tien voeten, van malkander geplaat{t (taan, veel moeite koften om klaar en zuiver te houden in de eerfte jaaren ; maar als dezelve op een goeden grond aangelegt zyn, gelukken zy zeel beter , en draagen overvloediger, en duuren langer. De In- woonders , dewelke niet zo magtig van flaa- ven of werklieden zyn, planten de Cacao= boomen veel dichter by malkander , waar door zy een aanmerkelyk grooter getal van ftammen of boomen verkrygen, en ook veel moeite befpaaren om dezelve zuiver te hou- den; en wanneer in ’t vervolg de boomen tot malkander groeyen, hebben zy reets al eeni- ge goede inzamelingen van de Cacao verga- dert ; waar door zy zich zelven in hunne hoogdringendfte benodigdheid voorzien ; en als % al op zyn kwaadfít dreigt te koomen, roe- yen zy eenige Cacao-boomen , dewelke te dicht taan, uit de grond, om aan de overige een (a) Ziet Remargae VI, far quelques endroits, du Traité du Gacao. January en February 1720. ror een vrye lucht te geven. Op de Kuft van Caragues planten zy in de Cacao -boom- gaarden, de Cacao-boomen twaalf en zom- tyds vyftien voeten van malkander, en zy maaken eenige waterleidingen , om de grond van tyd tot tyd te bevochtigen in de groot(te droogtens ; en de Franfchen hebben zedert eenige jaaren van deze gelukkige ondervin- dinge op Martenigue ook een goed gebruik gemaakt; want dewyl de groote tuílshen- ruimtens met MMaryoc beplant worden, ge= nieten zy daar door goed voedzel voor hunne Negers of Slaaven, en beletten dat de nieu- we grond zo veel onkruidt voortbrengt , als anders zoude gefchieden ; behalven dat zy noch een goede fchaduwe verwekken voor de opkoomende Cacao-boomen ‚ welker blade. ren en bloemen de al te groote hitte der zon niet al te wel konnen verdraagen, 25. Alle de Cacao-boomen worden voortgeteelt of geplant van haar zaad of Cacao-boonen, want deze boom laat zich door geen ftek __ voortplanten , en deszelfs hour fchiet geen Ápruiten of jonge {cheutjes. Na dat de Ca- €ao-boonen uit haar bolfters gelicht zyn, Worden zy geplant op een regel ‚den eenen na den andere, wanneer eerft door een bek waa- me en {cherpe tuin-klauw de aarde behoor- lyk aan akkertjes is geklauwt, en gezuivert van bedurve en verrotte wortels van boomen als anderzins. De Cacao-boonen worden geplant op die plaats, daar de meet(tokjes in e 3 gen 108 Natuur= en Konft-Kabinet ; gefteken zyn, en de uitgenomene meetftok- jes worden een weinig ter zyden in de grond gefteken, op dat zy voor een teken zouden konnen verftrekken van elke plaats daar een Cacao-boontje geplant is, en dit word ver= wolgt tot dat de geheele Cacao-boomgaard beplant is. Zy neemen ook in acht, dat de Cacao-boom niet geplant word met al te droogen weer; ook planten zy dezelve met de nieuwe maan, en in de koelfte tyd van het jaar. De Cacag-boonen , dewelke tot deze voortplantinge gebruikt worden, moe- ten zyn de grootfte , de gevoedfte , en de rypfte. In het inpooten van de Cacao-boon , moet dezelve met het dikfte einde na bene- den in de grond gefteken worden, want als dezelve met het dunfte einde beneden of plat leggende ingepoot wierde, zoudedeftam van de boom kwalyk gedyen. Het is ook van een noodzakelykheid, dat op eene plaats, of in de holligheid van elk meetftokje, twee of drie Cacao-boonen ingepoot worden, of het by ongeluk gebeurde, dat door de mieren, wurmen , of andere ondiertjes, een of twee boonen bedurven wierden, of dat derzelver uitfpruitzels boven op de grond afgegeten | wierden, of door het een of het ander onge- luk gebroken wierden, dat ten minften een overblyft om te groeyen tot een boom. En als het al gebeurt, dat zy alle drie behoorlyk opkoomen, fteekt hier in noch dit voordeel, dat de rechtíte en kragtigfte ftam uitgekoren kan worden , terwyl de twee overtollige worden uitgeroeit; maar deze twee overtol- / lige EEE : Fannry en Pebrúar) Y7rie 163 Tige worden niet eerder uirgeroeit, vóor dát de ftam begint te kroonen, en de jonge en tedêre boomrje$ haar meefte gevaât hebben uitgeftaan, ; 26. _ De geplante Cacao-boonen kooten óp bin- nen acht, tien of twaalf dagen, na dat detyd voördeelig tot de groeyinge is geweelt.. Het langwerpig greintje; het welk in elke Cacao= boon gevonden word , opzwellende, ftoot een klein worteltje (het welke het zelfde uit- fchiet) na om laag, en dit word. naderhand de fpil van de wortel van de boom; en na boven ftoot dit zelfde kleine greintje een veert= je uit, het welke is het kleinfte ontwerpje van de toekoomertde ftâm en deszelfs täkken. Terwyl de deelen eerft beginnen óp te groë- jen en zich van tyd tot tyd te ontwinden; koomen de lobben (maar een weinig vart malkander gefcheiden en gekrult ) van de Ca= Câo-boon eerft uit de grond, en na maat dat dit plantje opfchiet, ontwinden en ontrollen Zich deze gekrulde lobben van de boon, eit Onderfcheiden zich geheellyk in twee volko-= me bladen van een verfcheide gedaante, vari een donkergroene koleur en dik van blad, zeer oneffen, en als gefronzelt úitmaäkende, het welke genaamt word de oorer van de plant; de veer vertoont zich ook ter zelver tyd, En verdeelt zich in twee tedere blaádjes, de- welke verfch gegroeit en van éen heldere groêne koleur zyn; deze blaadjes ftaán dwârs tegens malkander over, en wordefì gevolgt G 4 van zog _Natuur- en Konft-Kabinet, van twee andere, en deze wederom van twee andere, terwyl ondertuffchen de ftam even- redig opfchiet, en vervolgens in hoogte toe= neemt, tot den tyd van een geheel jaar of daar omtrent. 27. Als nude Cacao-boonen geplant zyn, moet de planter om de vyf a zes dagen de geheele plantery doorkruizen, en overal fcherp en zeer zorgvuldig toekyken , welke Cacao-boonen opkoomen, en welke niet, om in de plaats van die boonen, dewelke geen vrucht gevat hebben, andere Cacao-boonen te planten. De nieuwe uitfpruitende veertjes en bladertjes van de Cacao-boonen worden veeltyds zeer ge= plaagt van alderhande foort van ongedierten, dewelke dezelve af knaagen en bederven, het welk de reden is, waarom gedurig op alle plaatzen moet gezien worden na de nieuwe planten, en boonen gefteken worden in de plaats van die plantjes, dewelke bedurven zyn. Zommige planters maaken een Cacao= boom-kwekery, daar. overvloedig veel jonge boomtjes in aangekweekt worden, om de- zelve gedurig over te planten in de Cacao- boomgaard, op die plaatzen daar de jonge boomtjes bedurven worden of uitgegaan zyn; maar onzen ervaaren Schryver oordeelt ech= ter, dat het veel beter is zulks gedurig met Cacao-boonen wederom te vervullen , om dat de Cacao-boom het verplanten niet al te wel verdraagen ‚kan , en zeer lang ftaat te kwynen, eer dezelve wederom op haar ver= haal kan koomen. Niets | January en February 172t. [ros id 28. _ Niets is zo noodzaakelyk voor de welftand van de Cacao-boomgaard , als het naarftig- Jyk uitwieden van het opkoomende onkruid, het welk met de geheele wortel moet uitge- __ trokken worden; want als een kruid of plant, over * hoofd gezien zynde, in het zaad fchiet, baart zulks naderhand zeer veel moei- te en ongemak. Dit gedurig en laftig uit- Wieden moet waargenomen worden, zo lang als de Cacao-boomen zyn groot geworden, en met haar kroon , takken en fchaduwe, het opkoomen van het onkruid beletten, het welk veel gefchiedt door het nedervallen der bladeren en bloemen van de Cacao-boom, _ dewelke den geheelen grond bedekken, en het onkruid op veel plaatzen verftikken. Na dezen tyd is het genoeg, dat de planters en oppaflers eenmaal ’s maands door de Cacao- boomgaard wandelen, en overal naauwkeu- rig toezien, en het onkruid uitroeyen. Het onkruid moet ook zeer verre buiten de plan- tery, en zelfs buiten het bofch gebragt wor- den, op dat het zaad door de harde winden | niet in de lucht opgeheven, en in de Cacao- |_boomgaarden neder geworpen mag worden. 29. Zo haalt als de Cacao-boomen negen ‚_ maanden oud zyn geworden, is het tyd om een begin te maaken van het uittrekken van de Manyoe, en daar zo wel mede voort te vaaren, dat binnen den tyd van drie maanden al de Manyoc is uitgetrokken. Na mate dat Gs de to6 Natuur-en Konft-Kabinet , de Manyoc uitgetrokken is, konnen in het midden van de wandelplaatzen of laanen we- derom een of twee reyen of regels Manyoc= boomen herplant worden, en de overige plaat- zen konnen bezaait worden met komkommers, kauwoerden of pompoenen; ook geele kau- woerden, giraumonts genaaimt, als ook Ca- ribaanfche kool, om dat alle deze gewaflen met zeer groote en bedekkende bladeren voor- zien zyn; waar door de grond word bedekt, vochtig en vruchtbaâr, en zeer koel gehou= den , en voor de groote brand der zonneftraalen word befchermt , En verfrift, behalven dat op deze wyze hetgroeyen van het onkruidt word belet. Maar als eindelyk de Cacao-boomen tot haar volkoomen wasdoin gekoomen zyn, moet alles uitgetrokken , en de grond gezui- vert worden, om dat door de groote kroo- nen der Cacao-boomen (dewelke door haar fchaduwede grond bedekken) het vorder groe- yen van moesplanten en diergelyke zaaken belet word. 0. De Gaths herme va een jaar hebben ge- meenlyk een ftám van vief voeten hoog, en beginnen haar hoofd te maaken , door het uit- fchieten van armen of moertakken aan des- zelfs kruinen; waar door eindelyk dat gedeel - te van den boom gevormt wotd, het welk de Kroon wörd genaamt. Het gebeurt zeer zelden , dat de kfoon van de. Cácao-boom minder als vyf moer-takken heeft; en zo räs ook door eenig toeval , of tEgêns de gewoon- iyke famuary en February 1921. To7 Iyke wasdom van dezen boom, aan dezelve _ maar drie of vier moertakken gevonden wor- /f den, zal de boom ook nimmer wel gedyens daarom is het beter dezelve datelyk te kop- pen, en éen andere kroon te verwachten, de= wyl dezelve matiglyk ras gevormt word. Bi. _ Omtrent het uittrekken van de Maryoe moet noch aangemerkt worden, dat als des- elfs zwaare planten, dewelke maar een voet Kiem in het ronde van elke ftam van de Cacao= boomen afgeplant ftaan, niet binnen het jaar worden uitgetrokken, dezelve grootelyks be- madeelen; zy trekken door haareal te nabyheid _ te veel voedzel uit de grond, daar de wortel van de Cacao-boom doorfchiet; zy vertrâa- gen het vrucht draagen der Cacao-boomen, „waar door dezelve te veel opfchieten in hour; haar flammen worden te hoog, te rank, de _ Kroonen te ydel, de moertakken niet genoeg uitgefpreidt, en te veel blood geftelt aan de winden; en de boom verkrygt nooit zyn ge= woonlyke cieraad , natuurlyke gedaante, en aangenaame uitgefpreidheid,. Zo ras als nu alle de ffammen gekroont zyn, worden tê overtollige water-looten en uitfpruitzels der takken zorgvuldig afgefnoeit, waar door de kroon een aangenaame gedaante verkrygt. Als ook dit moeyen niet op zyn behoorlyke tyd, en met veel zorgvuldigheid, ervarend- heid en kennifle, word waargenomen , is het naderhand zeer moeyelyk , een goede kroon te vormen } behalven dat ook de boo= men, 168 Natuur= en Konft-Kabinet ; men , dewelke zo zeer in malkanderen ver- wart zyn , malkanderen eindelyk befchadi- gen. 2 De Cacao-boom ie niet zo haaft gekroont, „of de nieuwe uitfpruitzels vertoonen zich een duim of twee onder de kroon; als deze niet afgefneden wierden, zouden dezelve onder de kroon een tweede kroon uitmaaken, en on- der deze door nieuwe uitfpruitzels wederom een derde kroon, enz. Waar uit de Lezer een denkbeeld kan vormen van de gedaante van ongeoefende Cacao-boomen , dewelke in de boflchen en velde, en in ’t wilde ge- vonden worden. Op dit affnoeyen van zo= danige nieuwe en onnutte uitípruitzels moet elke maand zorgvuldig gepaft worden. Ten opzicht van het jaarlyks fnoeyen van de Ca-= cao-boomen zelfs, oordeelt onzen Schryver, dat het zeer dien{tig is, gedurig te paffen op het doode hout, het welk aan het einde van de takken gevonden word, en het zelve af te fnoeyen tot aan het levendige hout , gelyk zulks zeer naauwkeurig waargenomen word van de Spanjaarden ; waar door hunne Cacao- boomen veel fchoonder en beter zyn, en ook meerder vruchten voortbrengen, als de Ca- cao-boomen der Franfchen op Martenigue, dewyl deze het wegfnoeyen van het doode hout verwaarlozen. SEN Na mate dat de jonge Cacao-boomen groe= yen en grooter worden, laaten zy allenskens haare \ Sannary en February 1720. rog __haare bladeren vallen; en na dat de bladeren gevallen zyn, beginnen zy knop te íchieten en te bloeyen; hoewel zy deze eerfte bloey- _ els ook wederom laaten vallen, en zelden vruchten beginnen te draagen voor het derde _ jaar. In het vierde jaar is de Cacao-oogft _ middelmatig , maar in het vyfde jaar is de boom in zyn befte kragt van draagen, en _ geeft het geheele jaar door bloem en vruch- ten van verfcheide trappen in rypheid en groot- te; hoewel echter zommige maanden zeer _ weinig rype vruchten te gelyk aan den boom e gevonden worden, maar in elke zonneftand zyn de boomen meeft belaaden met rype _ vruchten. Wanneer het gebeurt, dat door een ftorm of orkaan de Cacao-boomgaard word _ overvallen, eu daar door zommige Cacao boomen om ver zyn gewaait, konnen dezel= ve. wederom herftelt worden ; als de {pil van de wortel omgebogen ‚maar niet gebroken is, moet de boom opgerecht, en wederom in de zelfde plaats herftelt worden, en van de rondom leggende aarde wel voorzien, en eenigzins hoopsgewys’, rondom deszelfs tam wel voorzien worden; waar na de boom ge- meenlyk binnen zes maanden wederom in zyn vorige bloey herftelt is. Dus verre van het aanrechten en de oefeninge der Cacao- boomgaarden. EC Cd bat Twaalf oa Natuur-en. Konft-Kabinet s ° @S5E DSP OSS OSL OSS OSLO Twaalfde Verhandeling van de- Oudheid der Natuurlyke Hiftorien , en van de … Natuurlyke Hiftorikunde der - HE= BREERS, en in dezelve het vervolg _derophelderinge vande WATEREN van Paleftina , en wel voornamenthvk vande Rivier ARNON, gelegen tufs fehen Paleftina en de Woeftynes E. Ní dat wy in de voorgaande Verhande. tingen, over de Wateren van Paleftina „ befchreven hebben de Natuurlyke Hiftos rien, van de Doode Zee, den Grooten For= daan, de Galileifche Zee, den Kleinen Jor= daan; de Zee Sibbecheum, het Meir Phiala, de Wateren van Dan, zyn wy overgegaan tot de befchryvinge van de Wateren, Vloeden en Vlieten, dewelke aan de ooftzyde, of uit de landen van over de Jordaan, haare wateren ontlaften in de Doode Zee, in den geheelen: Jordaan enz. Onder deze Verhandelingen hebben wy ontdekt, dat de eerfte Vliet, de- welke zich ontlaft in de Doode Zee, uit de Overjordaanfche Landen , is de Vliet (a) ZARED of ZerED. By deze gelegentheid heb ik befchreven. 1. De Vliet Zared, dewelke vloeit (a) Ziet Natuur- en Konft-Kabinet Mey en Juny - T720. pag: sor, ende volgende, Fanuaryen February ren. vu _ loeit door het Land der. Moabiten. 2. Het | and depafnagsien. voor een gedeelte. 3. Het _ Landder Edomisen „en veele aaloude Steden in _ het Land der Edomiten en fteenig Arabien. 4 De verfcheide woeftynen, dewelke gelegen waren in de algemeene Woetìyne van Mo- ‚ fes, en derzelver aaloude Steden, Wateren, _ Bergen, Mineralenenz. s. Ineen afwykinge, 4 befchryvinge der Wateren tuflchen Rame- fes in Egypten en de Roodé Zee. En einde= _Jyk 6, In twee verfcheide verhandelingen , hk Natuurlyke Hiftorie van de Roode Zee: na welke afwykinge wy wederom zullen overgaan tot de Natuurlyke Hiftorie van de tweede Rivier, dewelke zyne wateren ont- Taft in de Afphaltifche of Doode Zee. ' 2x N Gelyk als. de Rivier Zared.is de eerfte Rí- ier van die gene , dewelke haare wateren ontlaften aan de zuidooft zyde in de Doode ce, ZO is de Rivier ARNON de tweede; gelyk gezien kan worden in het Kaartje van Î 5) Paleftina. Gelyk de Rivier Zared het Liaand ger MMoabiten in het zuiden affcheide van het Band der Edomtten, fcheidt de. Rivier Amr- ON het Land der Moabtten in het noorden van het Land der Axzorsten, dewyl het Land- fchap Moatitis tuflchen de Edomiten en A» moriten ingelegen was, gelyk wy voor der zen overvloedig genoeg aangeweezen hebben; en gelyk de Rivier Ar NON de noorder dee- é len (2) Ziet Tabula VI: achter ’tNatuur. en Konft-Ka- binet Septemberen October 1719; ri2 Natuur- en Konft-Kabinet; len van het Landfchap Moabitis beknabbelde;, befpoelde dezelve de zuider boorden enz. van het Land der Amzoriten. Jolephbus (a) gee tuigt ook , dat de Rivier ARNON een grens= fcheiding was tuffchen de Moabiten en Amo« riten ; dezelve krygt zyn oorfprong van de grenflen van Arabien, en vloeit door ver- fcheide vruchtbaare Landen aan de overzyde van den Jordaan, en ontlaft zich in de A phaltifche Zee. 3: Wy vinden by de aaloude Schryvers zeer « weinig aangetekent, het welke kan dienen | tot ophelderinge van de Rivieren en Vlieten, gelegen aan de overzyde des Jordaans, en by | de latere Schryvers noch veel minder. Alles | is door de overftroominge der Saraceenen, en | door onze onkunde van de Arabifche en an- dere Oofterfche Schryvers, weg geraakt, er legt in een diepen put van duiftere onwetend- heid. Ik zal echter de Natuurlyke Hiftorie van de Vloedt Arxon, en van deszelfs naaftgele= | ge wateren, mede deelen zo veel als my be- | kent is, Van deze Vliet ARNON word op « verfcheide plaatzen in de Heilige Bladeren ge- fproken. De Man Gods Mofes , de Prinsen : alderoudfte der Natuurlyke Hiftorifchryvers , zegt (4) van het Leger der Kinderen Ïfíraëls: Van daar reifden zy, ende legerden zich byde beeke Zered. Van daar reifden zy, en leger= den zich aan deze zyde van ARNON, welke in (a) Vid. Antiguit. Lib. IV.Gap, 4. (4) Ziet Numeri Kap. XXI, en XXI. Fanuary en February 1720. 113 én de woeftyne is, uitgaande uit de landpaale der Amoriten : want Arnon is de landpaale van Moab, tuffchen Moab, ende tuf]chen de Amo- riten. —- Doe zond Ifraël booden tot Sibon , den Koning der Amoriten , zeggende + Laat my door uw land trekken, wy zullen ziet af- wyken in de akkers, noch in de wyngaarden, wy zullen 't water der putten niet drinken, wy zullen op den koninglykenweg gaan, tot dat ay uwe landpaale doorgetogen zyn. Mofes beloofde noch daarenboven , dat niemant zoude befchadigt worden, en dat zy alles voor geld zouden koopen, zelfs tot het water toe. _Maar de Koning Sibon wilde het verzoek van Mofes niet toeltaan, en trok met zyne krygs- … knegten het leger der Kinderen Ifraëls te ge- moet, dog hy wierd verflagen, en Ifraël nam _ zyn geheele land in erfelyke bezittinge, van de Rivier Arzon tot de Rivier Jabok toe. Door deze overwinninge, als ook door an- dere met Og Koning van Bafan, baanden de Kinderen Ifraëls zich den weg tot aan de Jor- _ daan. De Kinderen 1fraëls hadden voor deze veldflagen vergeefs verzocht door te trekken door het land der Edomiten, en het land der Moabiten ; maar dewyl hun dedoortogt door die beide Heerfchappyen geweigert wierd, reis- den zy boven die Heerfchappyen om, aan de ooltzyde, door de woeltyne van Arabien, en baanden zich eindelyk een weg door de lan- den der Amoriten, em door die van Og (a) met geweld, Wy moeten aanmerken , dat deze Vliet Arnor door een vruchtbaare en V. Deer. H wel (4) Ziet Richteren Kap. XL. 114 Natuur-en Konft-Kabinet, wel geoefende landsdouwe vloeit, omdat zy begint van debergen van Arabien, Galaad ge- naamt, en tuflchentwee bewoonde Koning- | ryken doorvloeit ; want dat de landen, daar # zy doorvloeit, vruchtbaar zyn, blykt (behal- # ven de meldinge hier boven van de akkers, van de wyngaarden, van het water der putten enz.) uit verfcheide plaatzeninde Heiligebla= # deren. Het gedeeite van Arabien, het welke bo= # ven deze Koningryken, in tegenftellinge van | deze beide Koningryken, gelegen was,word in de Schriftuur een Woeftyne genaamt, gelyk be- halven op veel plaatzen ook gezegtwordin (a) | Richteren, Ende zy namen erfelykinde ganfche landpale der Aimoriten, van ARNON af tot FABOK , ende van de woeflyne tot aan de | Jordaan, Van de Rivier Arnonjtot de Rií- | vier Jabok is van het zuiden tot hetnoorden, | en van de woeftyne tot aan de Jordaan ís van het ooftentot het weften. Zommige OENE de Rivier Arnon met een Stadt ARNON, alsof Arzon geen naamvan | die Vliet, maar alleenlyk van een naby gele- | ge Stadt geweelt zoude zyn; maarde Heilige | Bladeren zeggen. (b) Zerwylen Ifraël drie hondert jaar gewoond heeft in Hesbon ( de Hoofdf{tadt der Amoriten ) ende in haare Stes dekens, ende in alle de Steden die aan de zyde van ARNON zyn; waar uit niet alleen blykt, gelyk ook uit andere plaatzen, dat Arzon een Rivier is, maar het is ook waarfchynlyk, dat, (a) Kap. XI: vers 22, (6) Kap. XI. vers 26. - é e SYanuary en February 1721. fis dat aan de boorden van Argon verfcheie de Steden gelegen hebben , gelyk ook zelfs een Stadt Arzox gelegen heeft op de rot- zen Arnon, daar de Rivier van begint. De Heilige Bladeren noemen de Rivier ARNON gewoonlyk maar een Beek , gelyk als Mofes _{4) verhaalt dat Godt tot hem zeide: [Maakt # op, reifk henen, ende gaas over de beeke ARNON. Hier moeten wyaanmerken, dat de Rivieren van Arabien op zommige tyden van het jaar, voornamentlyk in het droogfte en heetfte van de zomer , dikwils zo fimal _ worden, en zo weinig water inhouden, dat dezelve maar als geringe beeken fchynen. _ Zommige worden boven dikwils geheel droog, en met gul zand overftelpt, onder het wel- ke het water kreeks-gewyze doortogten maakt, en zich ontlaft of in de Zee of in andere groote Rivieren, gelyk wy van het Koning- rykApeLr en andere boorden vande Roode Zee geleert hebben ; maar deze zelfde Rivieren zyn in de wintertyd, of in de regenmaanden, of als de wolken op de hooge toppen der bergen gebroken worden, dikwils niet alleen van een aanmerkelyke breedte, maar krygen zo veel water , dat haare boorden overvloeyen; het welk ook van de Rivier Arzon zeer wel te denken is, om dat dezelve zyn oorfprong. van zeer aanmerkelyke en hooge bergen ver- krygt, en dat aan deszelfs boorden zelfs ver= fcheide Steden gebouwt zyn geweeft, gelyk als onder andere de Stadt ArorRr, volgens Ha de (a) Ziet Deuteronomium Kap, II: vers 24. t16 Natuur- en Konft-Kabines, de getuigeniffe van den Man Gods Mofes: (a) Van AROER af, dat aan den OEVER DER BEEKE ARNON ts, endede Stadt , die aan) de beeke is, ook tot Gilead toe, was er geen eene Stadt die voor ons te hooge was. Se De Landen, door dewelke de Rivier Ar= non vloeide, zyn door Mofes gegeven aande Stamme van Ruben, en aan de Stamme van Gad, die niet over de Jordaan wilden trekken, maar deze landen verzochten om haare vrucht- baarheid en voortreffelyke weiden. Mofes befchryft dit zelfs: (b) Daar na keerden wy ons, ende toogen op , den weg van Bafan : ende Og, de B van Bafan, trok ust ons te gemoet, nde de Heere onze Godt gaf ook Og, den Koning van Bafan, ende al zyn volk in onze hand: zo dat wy hem floe- gen, tot dat wy beim niemant lieten overblyven, Ende wy namen te dier tyd alle Steden, mmm Zeftig Steden, de ganfche landftreek van Ar= geb, bet Koningryke van Oz in Bafan. Alle die Steden ware met hooge mnuren, poorten, ende grendelen gefterkt : bebalven zeer veel onbemnarde Steden. — Zo namen wy te dier tyd het land uit de banden van de twee Koningen der Amoriten, die aan deze zyde der Jordane waren, (Mofes fpreekt hier als zynde over de Jordaan, gelyk bekentis) van de beeke ARNO N tot den berg Hermon toe. mm Dit zelve land vu namen wy te dier tyd in (a) Ziet Deuteronomium Kap. II: vers 36. Kap. III, ap ee Panuary en February 721: 117 zu bezit: van Aroer af, dat aan de beke AR- NON is, en de helft van ’t gebergte Gileads, met de Steden van dien, gaf ik den Rubeniren en de Gaditen. Ende ’t overige van Gilead, sitsgaders °t ganfche Bafan , het Koningryk Ogs, gaf ik aan de halve Stam van Manaffe. 6. De Joodfche Hiftorifchryver Havius Fofe- pbus regt, dat de Rivier ARNON geboren word van de bergen van Arabien, dat dezelve als dwaalt door bet midden der Woeftyne, enzich naderband ontlaft in de Doode of Afphaltifche Zee, nadat dezelve de landen der Moabiten van de landen der Amoriten heeft afgefcheiden , mitsgaders dat deze landen vruchtbaar genocg zyn om voedzel te leveren voor hunne Beke. genen. Hier uit blykt klaar genoeg, dat wy de Rivier ARNON geenzins moeten aanmer- ken als een klein beekje of vlietje, maar als een Rivier van belang, want ten opzicht van de Rivieren behooren wy ons in gedachten te brengen, dat wy derzelver aanzienlykheid en grodtheid juift niet moeten bepaalen nade geringheid der wateren, dewelke in zeer hee- te, dorftige, en drooge jaartyden, indezelve gevonden worden , maar na de bedieninge of funtlie, dewelke dezelvein dedagelykfche werkdaaden van de Natuur bekleedt. De Rivieren dezes aardryks moeten aangerherkt worden, als de bloedaderen in de lichaamen der levendige dieren, dewelke uit de inge- wanden , ledemaaten , en uiterlyke deelen des menfchelyken lichaams , het verftrooide H 3 / n 118 Natuur- en Konft-Kabinet, en overal verfpreide bloedt als by malkander raapen, en wederom na ’ hert, en vorder in den algemeenen Oceaan des bloeds overbren- gen; zodanige Adertakken worden nu meer- der of minder aanzienlyk aangemerkt , na dat het deel, uit het welke zy het bloedt op- flurpen en te rug brengen, groot en aanmer= kelyk is, zonder juift acht te geven, of zo= danige adertakken altyd even veel bloedt in zich draagen. De bediening van een Rivier is 1. Het overtollige water van de hoogte na de laagte te geleiden. 2. Daar door te veroor- zaaken , dat de naaftgelege tanden droog en bo= ven water blyven, en voor te koomen dat de- zelveniet bederven ofin een groote waterplas veranderen. 3. Het water „dat door de warmte van de zon gedurig uit de zee na boven en op ’t land word gedraagen, wederom van de bergen en landen af te voeren in de zee ; behalven een ontelbaar getal andere fundiez en bedieningen, tot den dienft en het gebruik voor de menfchen en dieren. Na dat de bergen groot, hoog en wyd uitgefpreidt,} en de landen groot zyn, van dewelke een Ri- vier de wateren moet vergaderen, en in de zee ‚of meiren, of vloeden, of ín andere groote rivieren , of elders heen geleiden , moet ook de grootheid en de aanzienlykheid van zodanig een rivier gefchat worden, maar geenzins na de hoeveelheid van water , het welk op zommige tyden in dezelve gevonden word. Wy vinden in zommige heete landen zeer ontzachelyke rivieren , dewelke in de heete zomer geheel uitgedroogt zyn, en ‚e e January en February var: 1 Ig de winter een kleine zee verbeelden. Op zommige plaatzen zyn meiren, in dewelke des zomers gejaagt en alderhande wild ge- vangen, en des winters met {chepen gevaaren word. Als wy nu op deze wyze den Rivier ARNON overweegen, zal dezelve aan ons als een zeer vermaarde, groote en aan- zienlyke Rivier voorkoomen. 1. Om dat de- zelve geboren word van zeer groote, hooge en wyd uitgeftrekte bergen. En 2. Om dat dezelve door zeer veele landen vloeit, en zeer lang is, gelyk ook verfcheide fteden aan deszelfs randen en boorden gebouwt zyn ge- weeft, 7: Ik zal , om de aanzienlykheid en grootheid van de Rivier ARNON te bewyzen, geen be- ter getuigen konnen bybrengen, als den Jood- fchen Hiftorifchryver- Fravius JosePuus. IE. Om dat dezelve zo naby zyn geboorte- land, en daar hy oorlog gevoert heeft, ge- vonden word. 2. Om de naauwkeurigheid en oplettendheid,dewelke wy in dezenSchryver _overal omtrent de Natuurlyke zaaken gewaar _ worden. Fofephus merkt de Rivier Arnox niet alleen aan, als een grensfcheidinge der Moabiten en Amoriten, maar ook ais een bolwerk tegens de Woeftyne van Arabien; want Fofephus verhaalt, dat Sibon , Ko- ning der Amoriten, zyn Leger geplaatít had- de aan de boorden van de Rivier ARNON, om aan Mofes den overtogt van de Rivier, en op die wyze het indringen in zyn land, te é H 4 be- 120 Natuur- en Konft-Kabinet , beletten. Dit Landfchap der Amoríten, het welk naderhand aan de Stam van Ruben ten deel is gevallen, was uit de natuur zeer fterk, dewyl het zelve byna als een Eiland aan alle kanten met rivieren was als omringt. Jofe- pPhus (a) zegt: Dit land legt tuf]chen drie ri- vieren, op de manier als een Eiland, want de boorden van den ARNO N bepaalen des- zelfs zuidzyde. Ende Rivier FABOK be- paalt deszelfs noorder grenzen, alwaar dezelve zyn naam in de Jordaan verlieft,en deszelfs wef- zelyke deelen worden befpoelt van den FO R- DAAN. Na deze befchryvinge zoude de ooftzyde van het land der Amoriten bepaalt worden doorde Woeftyne van Arabien, maar de Rivier ARNON vloeit ook tuflchen de Woeftyne en het land der iAmoriten , aan de ooftzyde van het Land der Amoriten, dat is: de Rivier Argon word voortgebragt van het gebergte van Arabie, en loopt zeer lang langs de woeftyne, langs de ooftelyke boor- den van °t Land der Amoriten, van het noor- den naar het zuiden, maar eindelyk gekomen zynde aan de grenzen der Moabiten, keert dezelvezich als met een elleboog van het oo- ften na het welten, om deszelfs wateren te ontlaften in de Afphaltifche Zee, gelyk ge- zien kan worden in ons (4) Kaartje van het Heilige Land; behalven dat hier aangemerkt moet worden , dat ik dit Kaartje alleenlyk : maar (a) Vid. Fofepb, Autig. Lib. IW. Cap. $. (4) Ziet achter ’t Natuar- en Konft-Kabi= ‚zes September eu OZaber 1719, Tab. VHL January en February 1720. Tar maar heb laaten {nyden, tot ophelderinge van __de geheele Jordaan en deszelfs meiren, en op de nette plaatzinge en ftandplaatzen der andere Rivieren zo naauwkeurig niet ben geweeft alsik hoope dat ik na dezen in nadere Kaart-, jes zal zyn; daarom dient de Lezer de flroom Arnon met zyne gedachten meerder naar het noorden, en nader aande Rivier Jabokte doen naderen, om tegelyk tebegrypen, volgens de verklaaringe van Fofepbus, dat het Land der Amoriten als een Eilaud in drie Rivieren be- floten legt. : Het gebergte, of de fteenrotzen , van de= welke de Vloedt Arzoz zyn oorfprong krygt, worden ook de Rotíteen A RNON genaamt, want Mieronymus (a) zegt, dat ARNON een zeker rots in de hoogte opgeheeven, op de grenzen der Amoriten, tuilchen de Amori- ten en de Stadt Moab was, en dat dit /Zoab by zyn tyd Areopolis genaamt wierd. Eufebius zegt, dat deze Stadt Moab of Areopolís een grensplaats van Arabie was, en dat noch by zyn leeftyd een zeer fteile, gevaarlyke, en als afgebroken plaats getoont wierd, dewelke ÂRNON genaamt wierd, en in het noorden van de Stadt Areovpolis afgelegen was: en dat uit dezelve de krygsbezertingen overal firoo- pingendeeden ; maar wy moeten hier in acht neemen, dat deze Rots Arzon niet anders is gls een tak van den grooten Berg Galaad, van dewelke wy voor dezen gefproken heb- H 5 ben ; (a) Vid, Hieronymus de Loets Hebraicis. 122 Natuur- en Konft-Kabinet, ben ; en wat de Rivier ARNON (dewelke van deze bergen zyn oorfprong krygt ) be= langt, was dezelve altyd een grenfIcheiding tuflchen de Kinderen Ifraëls of de Stamme Rubens en Gads (dewelke over de Jordane woonden ) ende landen der Moabiten, gelyk dezelve te voren een grenflcheiding geweeft was tuflchen de Moabiten en Amoriten, welker landen de Kinderen Ifraëls tot hun erfdeel gekregen hadden. Hier door konnen wy nu zeer naauwkeurig bepaalen , dat de Kinderen Ifraëls, dewelke over de Jordaan gewoont hebben, de landen bezaten, dewel- ke gelegen waren tuflchen de twee Rivieren, namentlyk de Rivier Arzon en de Jordaan; en de Kinderen Ifraëls , dewelke aan de noord= zyde van de Rivier Jabok over de Jordaan gewoont hebben, de landen bezaten tuflchen de groote regels bergen van Galaad en de Jordaan tot aan de Galileifche Zee, 9. Zommige zyn van gedachten, dat zich ver- fcheide Vlieten, Beeken en Vloeden, in de Rivier Argoz, als in een algemeene boezem ontlaften, het welk wy niet tegenfpreeken, maar dezelve zullen van geen uit{tekend groot belang geweeft zyn; want Mofes (a) noemt dezelvede BEEKEN ARNON. Wy konnen zeer wel begrypen, dat in een ftreek lands van die lengte, en ín een land vol bergen, rotzen en heuvels, verfcheide kleinerivieren; beeken, afwateringen en natuurlyke gooten, wor- (a) Ziet Numeri Kap. XXI. vers 14. Sfanuary en February 1721. 123 worden gevonden, door dewelke de wateren van alle kanten afvloeyen in de Rivier Ar= non, dewelke een rivier van belang is; want _ Galenus, een Prinsder Geneesheeren, fchynt dezelve: op het oog te hebben, daar (a) hy zegt, dat in de Doode Zee twee Vloeden haare wateren.ontlaften ; dat in deze vloeden goede of groote viffchen gevonden wierden; dat de voornaamfte van die twee vloeden was de Jordaan, dewelke niet verre voorby Je= richo vloeit; en buiten twyfel zal de andere, dewelke Galenus niet noemt , de Arzoz ge- weeltzyn, wanthetisniet waarfchynlyk, dat hy de Vlier Jared, die zeer hoog na ’t zuiden was, gekent heeft, Io. Onder de rivieren » dewelke gemeenfchap hebben met de Rivier ARNON, ftelt Adricho= mius de Vloedt JAZER, dewelke hy ook de Zee Fazer (b) noemt,…en zegt dat dezelve haar oorfprong heeft uit de fteenrotzen om- trent de Stadt JAZER; en dewyl het bekent is, dat de Hebreeuwfche Taal lydt, dat alle vergaderingen van wateren een ‘Zee genaamt worden , behoeven wy deze naam van de Zee Fazer echter niet hooger aan te merken als de Rivier fazer. Zelfs de Propheet (c) Jefaia heeft de Rivier Fazer de Zee genaamt. De (a) Vid, Galen. de Simplic. Medic, Facult. Lib, IV. Gap.1g. | (4) Vid. Chrifk. Adrichomii Theatr. Terre Sauct. in Tab. Trib, Gad. N. 25. (c) Ziet Fefaia Kap. AVL, 124 Natuur en Konfs-Kabinet , De Propheet Feremta (2) zegt : Boven bek | ubeweenen, Zywyn- … Jlok van Sibma: uwe wynranken zyn over de zeegegaans zyhebben gereikt tot aan Faezers | geween van Jaezer zal î Zee, enz. Hieronymusen Eufebius (b) ípree- « ken uitdrukkelyk vande Stadt Fazer,datzy ge- « weeft is een Stadt der Amoriten, tien mylen gelegen van Philadelphia,en over de Jordaan, dat dezelve is geweelt een grenspaal van het Erfdeel van de Stamme van Gad; dat des- zelfs gebiedt zich uitftrekte tot aan de Stadt AROER ; dat dezelve vyftien mylen afgelegen wasvan EsEBON, en dat uit dezelve een groo- te vloedt voortkwam, die haare wateren in de Jordaan ontlaften. Volgens de getuigeniffe van Mofes is de Stadt Jezer gebouwt of her- bouwt van de Kinderen Ifraëls uit de Stamme Gads: (c) Ende de Kinderen Gads bouwden Di- bonzende Ataroth, ende AROER , ende Atroth- Sophan,ende FAEZER enz.Dat de Stadt Jezer is geweelt een grenspaal van de Stamme Gads, blykt uit Jofua: (d) Dat baare landpale was FAEZER , ende alle de Steden Gileads, ende bet halve land der Kinderen Ammons > tot AROER toe , die voor aan Rabbats. De Stadt Fazer was mede een van de vier Steden, de- weike uit het erfdeel van de Stamme Gads aan de Lewiter was gegeven. (e) Daarom gan ven (2) Ziet Jeremia Kap. XXXXVIII, vers 32. (4) Vid. Onomaftion Urbinm €5 Locorum Sa- era Scriptura Bonfrerii Lit. Faz. (c) Ziet Numeri Kap. KXXII, vers 34. 35. (d) Ziet Jofna Kap. XIII, 25. 6e) Ziez Kap. XXI, vers 3 en 38. Ë Zanaary en Fchruaryp 1yar. veg wen de Kinderen Ifraëls den Leviten van bun erfdeel , na de mond des Heeren, deze fte- den, ende de voorftedenderzelver. …. Van de Stamme Gads nu, de vryftadt des doodflagers, Ramotbh in Gilead, ende haare voorfteden; en- de Mabanaim, ende haare voorfteden. Hes- bon ende baare voorftedens Faezer ende haare woorfteden: enz. iis Indien de Vloedt Fazer zyn oorfprong heeft uit de Vloedt Arzon, volgens Adrichomius, heeft de Vloedt Arnor gemeenfchap gehad met de wateren van de Jordaan, dog echter zo= danig, dat de wateren uit de Vloedt Arzox door middel van de Vloedt Fazer in de Jordaan zyngebragt, dewyl deze uit den Arzon van de hoogte na delaagte in de Jordaan de wateren heeft overgebragt;maarBonfrerius is van gevoe= len, dat de Vloedt Arnon niet zo zeer nahet noorden heeft opgefchoten, en plaatít in zyn Kaart van Paleftina de Stadt fazer veel noorde- Iyker „als het uiterfte einde van de Rivier Ar= NON,en benevens de Stadt Jazerde Zee Jazer, in de gedaante van een rond meir, en uit de Zee Jazer een vliet, dewelke deze wateren ontlaft in de Jordaan, dog met geen meer zekerheid als Adrichomixs; want of fchoon (4) Hieronymus zegt, dat het waarfchynlyk is, dat deze Zee Jazer geboren word uitde menigte der fonteinen en bronnen, zo is het ook even waarfchynlyk , dat deze Vloedt Jazer geboren word uit de Vloedt ARNoN ; ten (4) Vid. de Loeis Hebraicis, 126 Natuur- en Konft-Kabinet; ten minften twyfelt niemant, dat zy beide van “de groote regel Arabifche Bergen haar oorfprong krygen , als ook dat de Vloedt Fazer ich in de Jordaan ontlaft: uit welke omftandigheden wy zeer klaar konnen ont- dekken de voortreffelyke gefteltheid dezer lan= | den en wateren van deze Vloedt Arzon, de= wyl de landen, dewelke tot erfdeel vielen van de Stammen van Ruberzen van Gad (de- welke de wateren van- Arzon befproeiden } zeer vruchtbaar waren in het voortbrengen van vee, en met ongemeen fchoone weilan= den en grasryke beemden pronkten. I2. Aan deze zelfde vermaarde Rivier Arso7z was ook gelegen de voortreffelyke Stadt A= ROER „gelyk ik gemeldt heb,en ook blykt uitde Heilige Bladeren : (a) Alzogaf Mofe de Stamime der Kinderen Rubeus na baare buisgezinnen;dat haare landpale was van AROER af, dataan den oever der beeke Arnons is, ende de Stadt die in bet viiddender beekeisenz. DeStadt Arorr leide wel tegens de grenzen van de Stamme Rubens, maar was echter een grensplaats van de Stamme Gads, en leide ook op den bo- dem van de Stamme Gads ; jade Stadt AROER was zelfs van de Kinderen Gads gebouwr. (4) Ende de Kinderen Gads bouwden Dibon, ende Atarotb, ende AROER., Hier uit blyke klaarlyk,dat de Rivier Argoz,na dat dezelve,van de (a) Ziet FPofna Kap. XIII, vers 15. (4) Ziet Numeri Kap. XXXL. vers 34 January en February 1721e 127 de Doode. Zee afgerekent , gelopen hadde naar het ooften, om het Koningryk Moabs af te fcheiden van het land der Amoriten, zich met een bogt heeft gekeert van het zui- den naar het noorden, en boven de landen der Kinderen Rubens heeft gelopen, ten min- ften tot op de hoogte van de landen van de Kinderen Gads, die zo veel verder naar het noorden leiden, en dat deze Rivier haare wa- teren heeft ontvangen van de bergen Galaad; want de helft van de bergen Gileads of Ga- laad gaf (a) Mofes aan de Kinderen van Gad en Ruben.” Het fchynt, dat de plaats, daar de Kinderen van Gad de Stadt ArRoERr gebouwt of verbouwt hebben, insgelyks een grensplaats geweelt is van den Koning Simon, een van de twee Koningen der Amoriten, die verflagen wierde door Mofes : (4) S/- HON de Koning der Amoriten, die te HES- BON woonde: Die van AROER af beerfche ze, welke aan den oever der beeke, Arnon is, ende over bet midden der beeke, endedebelft van Gilead , ende tot aan de beeke Jabbok enz. De Stadt AROER is zo groot geweeft, dat zy, byna als een Eiland in de Rivier Ar- non gelegen heeft, oft dat de Rivier om de- zelve gefpoelt heeft aan beide zyden, want als David Joab uitzond om het volk tetellen,(c) Eingen zy over. de PFordane , ende legerden zich by AROER, ter rechterhand der fradt, die (a) Ziet Deuteronomium Kap. III. vers 12. en Kap. IV. vers 48, (6) Ziet Fofna Kap, XIL vers 2. (c) Ziet 2 Samuel XXIV. vers 5. 228 Natuur-en Konft-Kabinet; die int midden is van de BEEKE GADS (den Arnon) eude aan JFAEZER. 13e Behalven dat de Rivier Arnon zeer vermaart is geweelt door de flag van Mofes (a) tegen den Koning der Amoriten SiHoN, is ook omtrent de oevers van deze rivier, en by de Stadt Aroer voorgevallen de vermaarde flag van JEPHTA DEN GILEADITER tegens den Koning der Kinderen Ammons, dez welken hy werfloeg van de Stadt Aroer af enz, uit de landen der Amoriten , dewelke zy aan de overzyde der Jordaan den Kinderen 1fraëls afgenomen hadden, en hen geweldaadig be- heerfchten. Eer Jephta deze veldflag aanving, verzocht hy den Koning der Ammoniten , deze fteden en landen te verlaaten, en de ci- gendommen aan de Kinderen Hfraëls weder- om af te ftaan, by welke gelegentheid klaar- Iyk blykt, dat de Stadt Aroer van de Kinde- ren lfraëls bewoondt wierd. Zerwyl Ifraël, zeide Jephta, drie hondert jaar gewoond heeft in (6) Hesbon, ende in haare Stedekens, en- de in AROER ende in haare Stedekens , en= de in alle de Steden die aan de zyde' van (de Rivier) ARNON zyn. Waar uit ook openbaar is, dat de Rivier Arzon zeerigroot, en met veel Steden bekroondt is geweeft. Wy (a) Ziet Richteren Kap. XT. (4) Hesbon was te voren de Koninglyke Hoofd- ftadt geweeft van Sihon, den Kening der Amoriten , den welken Mofes verfloeg. ij | | ij __… _Panuaryen February 1721. 129 is 14. Wy hebben khen: dat de Stadt A- _ ROER gelegen was zodanig aan de Rivier _ ARNON, dat de Rivier als om de Stadt heen geleidt was; maar (a) Hieronymus en Eufe= ‚ bius getuigen, dat AROER een plaatsje der Moabiten was, dat het zelve gebouwt was op den oever van de Vliet Arzon, en dat het zelve noch by hun tyd gezien wierd op den kruin van een berg. Hier zouden zich twee zwaarigheden konnen opdoen; eerftelyk dat AROER zoude gelegen hebben in het Koning- ryk van Moab, en ten tweeden dat Aroer niet aan de laagte van de boorden van de Rivier Arnon, maar op een berg zoude gelegen heb- ben ; maar de eene zwaarigheid neemt den Heer Reland weg, met te zeggen, dat Aroer kan gelegen hebben met de eene zyde op de hoogte van een berg of heuvel, en met dean- _ dere zyde nederdaalende aan de voet vanden berg, op de oevers van de Rivier ; en de zwaarigheid van het Koningryk Moab is. van geen belang, om dat voor dezen de Moabi- ten, hunne fteden hebben gehad in de landen der Amoriten, gelyk daar ook gelegen hebben de velden Moabs, en geenzins in ’t Koningryk Moab zelfs, voor zo ver als het zelve in de Schriftdoor den Arxon bepaalt is. Is. De wateren van de Rivier Arzon moeten van Eeen zeer goede hoedanigheid zyn, om dat aan deszelfs boorden zo veel fteden ge- bouwt zyn geweelt, als ook om dat de lan- V. Deer. l den, (a) Vid. Onomafticon Bonfrerii. 130 Natuur- en Konft-Kabinet, den, velden en bergen, van dewelke deze Rivier zyne wateren ontvangt, zeer vrucht- baar waren in het voortteelen van vee, gelyk als gebleken is aan de Kinderen Rubens en de Kinderen Gads, dewelke onderde Kinde ren Ífraëls zeer hebben uitgemunt in rykdom en overvloedt van vee, en daarom deze lan- den , dewelke van den ARNON bêfprocit wierden, tot hun erfdeel hebben uitverkoren, gelyk Mofes getuigt: (a) De Kinderen Ru- bens nu hadden veel vees, ende de Kinderen Gads hadden magtig veel : ende zy bezagen 3 land Faezer, en ’t land Gilead, ende ziet de= ze plaatze was een plaatze voor vee. Maar » wy moeten hier aanmerken, dat de landen der Amoriten , dewelke van de Kinderen | Rubens en Gads bezeten wierden , niet alle even vruchtbaar en bekwaam waren tot het voortteelen van vee; want defteden, dewel= ke op de grenzen van de Woeftyne, en bo- ven de vloedt Arnon leiden, waren niet in zodanige vruchtbaare landen geplaatít, alsde Steden dewelke leiden aan deze zyde vanden Vloedt Arnon, of tuffchen de Vloedt Arnon | en de Jordaan, en wel voornamentlyk in het midden, of in de vlakke velden en de « vlaktens van Moab alzo genaamt. DeSchry= vers plaatzen verfcheide Steden aan en om= trent den Rivier Arnon, gelyk onderanderen : (4) Adrichomius , in welker ftandplaats zy dik | a) Ziet Num, Kap. XXXII. en Fofwa Kap. Allen XIII. 5 | Jef 5 (6) Vid. Adrishomii Theasr. in Trib. Ruben. Famdary en February 1721. 13î dikwils zeer verwart zyn; als by voorbeeld AEMATH, Mtsor, LuirH , MEDAzA, BAALMEON , MEPHAT , GALLIM , CADE- MOTH, en verfcheide andere; daarom zal ik __my geenzins inlaaten om deze Schryvers te volgen, dewyl ik zelfs ondervinde ‚dat Eufe« _bins en Hieronymus, en vorder een groot ge- tal Schryvers, Omtrent het plaatzen van de fteden ‚ dewelke omtrent en aan de Rivier Arnon gelegen hebben, zeer verwart, onze= ker, en zelfs vol dwaalingenzyn. Ookraakt het onderzoek dezer fteden juift zo zeer niet de Natuurlyke Hiftorie van deze Rivier, en deszelfs boordenen omgelege landen, Ik zal, op dat wy den aart en de natuurlyke geftelt- heid van deze Rivier klaarlyk moogen ont= ‚dekken , alleenlyk den aart der landen be- fchryven , door dewelke de Rivier Arnon vloeit, en maar eenige Steden aanmerken. 1ó, Zeer veel plaatzen in de Heilige Bladeren bewyzen, dat de Rivier ARNON altyd ver- “ftrekt heeft voor een grenffcheidinge tu{lchen - de Kinderen Ifraëls en de Moabiten, gelyk als te voren deze zelfde Rivier de grenfïchei- ding was geweelt tu{lchen de Moabiten en de Amoriten, voor dat de Kinderen I(raëls het land der Amoriten ingenomen hadden; maar dewyl de Rivier Arnon gaat van de lan- den der Moabiten, tuflchen de landen der Amoriten en de woeftyne; vorder op na het noorden, en na de Rivier Fabok, by de Ga- _hileifche Zee, verkrygen haare wateren ver- Bo la fehei= 132 Natuur-en Konff-Kabinet ; fcheide hoedanigheden, na de verfcheide hoe- danigheden van de verfcheide landen , dewel= ke haare wateren in dezelve koomen te ont- laften ; gelyk als by voorbeeld de landen van % aaloude Koningryk Moab, de Woeftyne van Arabien, de hooge rotzen en bergen van den Galaad by de bergen ARNON, en vorder alle de wateren van de landen tuflchen de Jor- daan of hetgeheelelandíchap Pera ofder Amoriten , dat zich uitftrekt tot aan het land= fchap Gaulonitis en Batanea , naar het noorden, en gelegen in ’ ooften boven de Galileifche Zee. Dit Pera is het land, het welke de Kinderen van de Stamme Ru- bens en de Stamme Gads bezeeten hebben, en het welke de Amoriten voor de kinderen Ifraëls beheerfcht hebben, en door het welke de Rivier Arnon doorvloeit van het noorden na het zuiden, zich voor ’t landfchap Moabitis omkeerende van het ooften na het weften tot in de Doode Zee. Ik weet dat den hoog ge= leerden Heer Reland, in zyn Kaart van Pale- ftina, als ook in zyne opheldering van Pale- ftina, de Rivier Arnon niet zo laag heeft ge- ftelt, mitsgaders dat dien Heer deszelfs loop geftelt heeft van het weften naar het ooften, maar geenzins met de kromme bogt. en voortgaande naar het noorden, gelyk wy de- zelve oordeelen byna tot op de hoogte van het beginzel van den Rivier Jabok, maar ik heb zeer veel reden om deze laatíte gedach- ten, en niet die van dien geleerden Man, te volgen. : Het mee January en February: 1 72 ESS d 17. | Het Landfchap over de Jordaan, het welk de Stamme Rubens en die van, Gad bewoon= den, was volgens de Schriftuur , gelyk wy gezien hebben, zeer ryk van weilanden en vee. Fofephus (a) noemt dit land{chap P r« _ REA, en zegt van het zelfde, dat de landen __aan de overzyde van de Jordaan zeer berg- achtig, ruw, en vol wilderniffen en woefly- nen waren , maar dat echter Perea veel zach= ter gronden, vruchtbaarder aart, en velden met verfcheide boomen beplant, bezat, en wel voornamentlyk met olyfgaarden, wyn= gaarden en palmgaarden voorzien was; dat __dezelve overvloediglyk befproeit en bevochtigt “worden, door de vlieten van ’ gebergte en _ het water der levendige fonteinen „als deregen=- wateren haar ontbreeken. Onder deze wateren _der vlieten en beeken , moogen wy ook (tellen de wateren van de Rivier ARNoN. Dit Pe- RAA bepaalt Yofepbus aan het noorden met de Stadt Pella, by de Galileifche Zee, in het welten, met de Jordaan, in het zuiden met __het landfchap Moabitis, en in het ooften met de wilderni(len of woeftynen en bergen van ‚Arabien, van dewelke voor een gedeelte de ateren van de Rivier ARNON geboren wor- den. De breedte van dit Landíchap Perea, van het ooften na het weften, is na de uitre- kening van den Heer Reland, uit Flavius Joe Jepbus, omtrent 45 Roomf{che mylen; wel- ke landftreek ouwelings bewoond: wierd door Bei 13 de (4) Vid, de Bello Jud, Lib. Ill. Gap. 2. ve 0% 234 _Natuur- en Konft-Kabinet; de Kinderen van de Stamme Rubens, de Stamme Gads, en een gedeelte van de Stam- me van Manafle, Als wy nu by deboomen, plantgewaflen , olyfgaarden, wyngaarden, en palmgaarden van Perea, voegen de grasryke beemden en vee-ryke velden en weilanden , daar dit land ouwelings mede voorzien was, zullen wy zeer wel konnen begrypen, datde wateren, dewelke in de Rivier Arnon uit het landfchap Perea afvloeiden , van een zeer zachte, vruchtbaare, vette , en voedzaame hoe- danigheid waren, en dat het daarom zeer wel te gelooven ftaat, het geen Galenus van de- ze Rivier zegt, dat dezelve zeer groote vif= fchen voortteelde. Maar wy moeten niet aanmerken, dat de wateren van het geheele Laandfíchap Perea ontlaft zyn geworden inde Rivier ARrNoN,maar ook een groot gedeelte van dezelve in de Jordaan, want de Fordaaz loopt even gelyk den ARNON van het noorden na het zuiden, of van de Zee van Galilea tot in de Afphaltifche of Doode Zee; en dewyl de bergen of heuvelen aan de zyde van Arabien, als ook het geheele land , beginnen neder te daalen , en wel de meefte vlakke landen, en velden, en weylanden maaken na dezyde des Jordaans, is het wel zeer bedenkelyk , - dat veel meer wateren van het landfíchap Pe- rea in de Jordane vloeyen , als in de Ri- vier Arnon ; maar om dat aan de ooftzyde van den Arnon de bergen en (teenrotzen , de woeftyne , wilderniffen en zanden van Arabien, gelegen zyn, ontvangt den Arnon ed January en February 172%. 135 meerder wateren van dezelve als de Jordaan op die hoogte, 18. Ik heb voor dezen (a) aangetoont 1. Dat de bergen, dewelke ten opzicht van Paleftina aan de overzyde van den Jordaan in Arabien _ gelegen zyn , met veele en verfcheide naamen genaamt wierden by de Schryvers, als ook in de Heilige Bladeren. 2, Dat hier uit zeer veel verwarringen, in het plaatzen van derzelver ftandplaatzen,en in de befchryvinge der landen, zyn geboren. 3. Dat de grouwzaame bergen van vyftig uuren gaans in de lengte, en de- welke met verfcheide takken hier en daar, meerder of minder zich verfpreiden, en van de groote rotzen Arnon tot aan den Libanon _ loopen, zeer gevoeglyk alle met malkander konnen begrepen worden onder de naam van _ den Berg Galaad of Gilead. 4. Dat deze groo- _ te regel bergen Galaad verfcheide naamen heeft, na de verfcheide plaarzen , door de- _ welke dezelve heengaat, $. Dat dezelve van de HoocrE RorzEN ARNON, tot aan de _ Stadt Cedar, by uitnemendheid de naam van den Berg GArLAAD voert. 6. Dar dezelve by _BosraMm en het ronde Meir PriALA, daar de Jordaan zyn oorfprong verkrygt, de naam voert van den BERG SriR. 7. Datdezelve hier van daan gaande , en omringende het Landfchap Tracnoniris, den BerG HER- MONgenaamt word. 8. Dat dezelve zich in hes I e- (a) Ziet Natuur-en Kanft-Kabines In ‚ beren December 1719. van pag. 454 tot 462. we 136 Natuur- en Konft-Kabinet, gewelt, omtrent de Stadt Cefarea van Phí- bippus of Panium \ vereenigt, door het tuf- fchenkoomen van verfcheide groote en kleine heuvelen, met den Berg Libanon. Waar uit blykt, dat deze algemeene berg Galaad be- ftreek de landen van de halve Stamme van Manafle over de Jordaan, de Landen vande Stamme van Gad,tot aan de noorder grenspaa- len van de landen der Stamme Rubexs, of de hooge rotfteen Armon, daar de Rivier Arnon uit geboren word. Van deze hooge rotfteenen Arnon, tot aan de bergen van ’t landfchap Moabitis aan de Doode Zee, langs den geheelen loop van de Rivier Ar- non , worden ook zeer veel bergen, fteen- rotzen en heuvels gevonden , dewelke elk wel byzondere naamen hebben , gelyk alle de voorgaande , maar Hieronymus en Eufebias hechten ook deze aan den berg GALAAD of GILEAD ; zo dat volgens deze benaa- minge de Berg Galaad ook zoude beftryken de landen van de Stamme Rubens in ’t oo-= ften. De verfcheide gefteltheid en vrucht- baarheid van dezen algemeenen berg Galaad heb ík voor dezen (a ) befchreven , en is ook zeer toepaflelyk op deze verhandelinge, over den aart van de wateren en de na- tuurlyke Hiftorie van de R1iviER ARNON, alleenlyk met dit onderfcheidt , dat zulks maar toepaflelyk is van dat gedeelte van den algemeenen berg Galaad, van de fteen- rotzen Arzon afgerekent, tot aan de bergen van (a) Ziet Natuur-en Konft-Kabinet Novem- ber en December 1719. van pag. 459 tot 468. _ Hr ‚k 4 : ij hl January en February 1721. 137 wan de landen MMoabs, of (dat het zelfde is) van ’t begin des Vloeds Arzogs tot de Doode Zee, daar dezelve eindigt. silk Ig. Alfchoon de landen over de Jordaan, de- ‚welke van den oorfprong des Argons naar ’t noorden, en boven de Galileifche Zee totaan den Libanon of der Stamme Gads, en de hal- ve Stamme Maraf/e, zeer vermaart zyn wegens haar vruchtbaarheid, water-rykheid , fontei- nen, bronnen, beeken, en zeer welriekende gewaflen in de boffchen en op haare bergen enz. wierden daarom niet minder in de lan- den van de Stamme Rubens, of van de rot- zen Arnons, tot aan de bergen vant Landfchap MMoabitis, tuflchen den Arzonen de Jordaan, _ gevonden zeer aangenaame velden , boom- _ gaarden, beemden, weiden, alderhande vee, ‘wateren , bronnen, fonteinen, vlieten, bee= ken, vruchtbaare bergen , heuvelen en val- _ leyen, gelyk by voorbeeld de Stadt Dibon, _ dewelke ook Dimon in de Heilige Bladeren genaamt wierd, en gelegen heeft in de vlak- ke landen der Amoriten aan de boorden van de Rivier Arzon, en dewelke rondom om- _ringt was met veel fonteinen , levendige _ Ápringbronnen , beeken , en zelfs met zeer vifch- ryke wateren, en aangenaame beemden en Vlakke weilanden. Van deze Stadt (a) zeg- gen de Heilige Bladeren, dat dezelve behoor- de onder de Stamme Gads, van Aroer aas, die aan den oever der beeke ARNON is, en Iig de (4) Fofva Kap, XIII. vers g. 138 Natuur- en Konft-Kabinet, de Stadt die in 't midden der beeke is, ende AL HET VLAKKE LAND, VAN ME- DEBA TOT AAN DIBON TOE. Dat Dibon of Dimon vermaart was door deszelfs wateren , blykt uit Jefaia: (a) Want de wa- Beren Dimons (of Dibons) zyn vol bloedts enz. Over deze woorden zegt (4) Hieronymus , dat in deze Stadt veel overdaad en welluft was , om den overvloedt , geboren uit de vruchtbaare en met water befproeide velden,en de gedurig fpringende en levendige fonteinen. Hieronymus getuigt, dat in zyn leeftyd dit plaatsje noch onverfchillig DrmoaN en ook DiBoN genaamt wierd, en met veel zacht- vloeyende beekjes omringt was. De Propheet Jeremia zegt: (c$ Daalt neder uit (uwe) beerlykheid, ende woout in DORST', gy in- woonerfle , gy dochter van DIBON. Van deze Stadt zegt Hieronymus (d) ook verder, dat Dibon een zeer groote Stadt was geweelt, gelegen aan den Vloedt ARNON, dat dezelve was geweeft onder de Heerfchappy van den Koning van ’t Koningryk 2Moabs, maar dat Sthon de Koning der Amoriten ( dewelke door Mofes overwonnen wierd ) dezelve door den oorlog gewonnen, en de Moabiten afgeno-= men hadde, en dat dezelve naderhand is ge- raakt (a) Ziet Fefaia Kap. XV. versg, (b) Wid. Comment.Hieron.Lib.V.in Efatam, « Cap. 15. (c) Ziet Jeremia Kap. XLVII. vers 18, en de volgende. (d) Vid, Hieron.de Locis Hebraieis. January en February 1721. 139 rgakt onder het erfdeel van de Stamme van Gad. (a) Eufebius verhaalt dat by zyn tyd noch een zeer groot Derp, het welk Dison genaamt wierd, aande Rivier den ARNON in wezen was. In de woeftyne is ook een plei= fterplaats geweeft, die. DiBoNGaD genaamt wierd, en in ’t erfdeel van de Stamme Juda een Stadt, dewelke ook de naam van Dibon droeg ; maar dit voor den Lezer, om niet misleidt te worden door de geiykheid van den naam. 20. Behalven dat de opheldering van deze aal- oude Stadt DiBoN, de aangenaame landsdou- we van de boorden en naaftgelege plaatzen _ vande RiviERr ARNON aanons openbaar maakt, ontdekken wy hier noch nader door, dat de Rivier ARNON aan de weftzyde, of na _Paleftina, is voorzien geweeft met zeer veel water-beeken , bronnen, fonteinen, zoet vloeyende kreekjes, en aangenaáme vrucht- _baare en grasryke velden en beemden. Ten opzicht van deze Stadt Dison doet zich een _zwaarigheid op, want de Heilige Bladeren (6) getuigen, dat deze Stadt Dibon is geweeft ouder het erfdeel van Ruben, en dezelve (c) getuigen ook, dat de Kinderen Gads de Stadt Dison bewoond hebben ; maar dit ís veroor-. zaakt,om dat de Stadt Dibon gelegen heeft op de grenflcheidinge van Ruben en Gads erf- ) dee- (4) Vid. Eufeb.de Loc Hebr. | (6) Ziet Fofua XIII, XVI.enz. (©) Ziet Numeri XXXIL. en KXXIV. 140 _Natuur- en Konft-Kabinet, deelen; en het is bekent, dat de Kinderen: Gads eenige Steden bewoondt hebben, de- welke te voren geweeft waren onder het erf= deel van de Kinderen Rubens, | 21. Niet ver van de Rivier Arnon, en dicht by de Stadt Dion, is geweeft de Stadt Crrscu- BON, zy word door Fofephus genaamt EssEe BON, en in de Heilige Bladeren overgezet Heszon. Deze Stadt is voor dezen geweeft de aanzienlykfíte Stadt van het geheele land der Amoriten, dewelke onder de Heerfchap- py van den Koning Sibon ftonden, die door Mofes verflagen wierd. DeStadt HEsSBoN was te voren ook geweefì onder de Heer- fchappy van den Koning der Moabiten, die aan de zuid en zuidooftzyde des Arnons woonde, maar was door de kragt der wape- nen van Sibon, Koning der Amoriten, den Moabiten ontweldigt, en door hem tot zyn koninglyke wooning en hoofdftadt gemaakt; daarom vinden wy op veele plaatzen in de Heilige Bladeren, dat de Koning der Amo- riten, dewelke door Mofes verflagen wierd, genaamt wierd alleenlyk den Koning van Hes- bon, Hieronymus en Eufebius (a) getuigen, dat dezelve gelegen was in het land van Gí= lead, waar door wy altyd het bergachtige ge= deelte van de landen, aan die zyde gelegen over de Jordaan, verftaan moeten. Miero- nymus voegt daar by, dat deze Stadt by zyn tyd Efbus genaamt wierd, en dat dezelve een zeer (a) Vid. Onomaft, Boufreris. 4 January en February 1721: ár geer aanzienlyke Stadt was, gelegen in die bergen van Arabien, dewelkeaan de overzyde “van de Jordaan twintig mylen van Fericho af- gelegen waren; dat dezelve ouwelings behoor= de onder het erfdeel van Ruben, maar aan de Leviten afgeftaan. Schoon deze Stadt HEs- BON gelegen was in het erfdeel van Ruben, word dezelve in de Heilige Bladeren echter _getelt onder de Steden, die bewoondt wier- den van de Kinderen van Gad, even gelyk als de Stadt Dibon, om dat deze Stadt Hes- bon gelegen heeft tuflchen de Stamme Rubens en de Stamme Gads, gelyk blykt uit (a) Jofaa; de landpale der Kinderen Gads was van HESBON tot Ramathmi:pe enz., en dewyl Mesbon gelegen was in het erfdeel van Ruben, is het zeker , dat Mesbon gelegen heeft aan de uiterfte noordelyke grenzen van die landen, of 22e __ Behalven dat deze Stadt zeer vermaart is geweelt, was dezelve ook als een Heerfchap- py op zich zelven, dewelke in het Koning- yk der Amoriten over eenige kleindere Ste- den en Dorpen geboodt, want Flavius Fofe- Phus (L) noemt dit, in de gedaante als vaa eenbyzonder Land{íchapje, ESSEBONITIS, uit het welk de taalkundige Lezer zeer wel zal bemerken, dat deze Stadt als een byzon- der Heerfchappytje moet ‚aangemerkt wor- fi: den. (a) Ziet Fofwa Kap. XIII. vers 26. (6) Vid. Antig. Fud, Lib. XIL. Cap. s. hd 142 _Natuur- en Konff-Kabinet ; den. Wy leeren ook het zelfde út Numerf XXI: 25. Alzo nam 1fraêl alle deze fleden sn : ende Ifraël woonde in alle de fleden der Amoriten, te HESBON, ende in alle haare onderboorsge plaatzen. Want HESBON was de. Stadt SIHONS des Konings der Amori= sen, ende hy hadde geftreden tegen deu vori= gen Koning der Moabiten: ende by hadde al Zyn land uit zyn hand genomen tot aan Ar= mon, Flavius Jofephus (a) verhaalt ook, dat Alexander, de Koning van Juda, in het jaar 80 voor de geboorte van Chriftus, de Stadt HeEsnoN onder zyn heerfchappy hadde, bene- vens veele fteden over de Jordaan, en in de landen der Arabieren, want in die en eenige voorgaande tyden verftrekte deze Stadt Hes- bon, benevens verfcheide andere, voor (terk- tens en grensplaatzen, tegens de invallen der Arabieren. Fofepbus (U) verhaalt, dat Hyr- canus in ’t jaar voor de geboorte van Chriítus 184. en de volgende, in deze geweften over de Jordaan zyn hof hield, en gedurig tegens de Arabieren oorlog voerde, en veele van de zelve verfloeg, of in gevankenifle weg fleep= te; dat hy in de landftreek Effebonitis, datis, in de voortreffelyke velden en geurige bergen en water-ryke beemden, gelegen rondom de Stadt Hesbon by de Rivier Arnon, een zeer fterk Kafteel bouwde , dat de muuren van hetzelvevandegrond tot aan ’t dak uit wir Marmer beftonden, alles zeer heerlyk uit- ge- (a) Lib. Antig. XIII. Cap. 23. (b) Lib. XII. Cap. ss January en February 1721. 143 „gevoert; dat in deze marmere muuren uitge- houwen waaren, op een zeer geeftige en kon- ftige wyze ‚de gedaanten van verfcheide dieren van een uitfteekende grootte; dat hy rondom dit gebouw een zeer fchoone en diepe gragt liet graaven, dewelke vol water was, en dat hy in een uitfpringende fteenrots van een te= gens overftaande berg liet doorbooren, en in dezelve onder door de gronden liet uithak- ken en uitgraaven zeer groote holen, loop- graaven en fpelonken, dewelke zelfs de leng= te hadden van verfcheide ftadien ; in het Kaf= teel liet hy zeer fchoone en groote vertrek- ken, kamers, keukens en zaalen maaken , dewelke bekwaam waren, zegt Jofephus, tot _ gaftmaalen ; dit geheele werk wierd verciert met fpringbronnen en fchoone fonteinen, in zulk een grooten overvloedt, dat door dezel- ve de plaats zeer vermaakelyk en fchoon wierd. De zeer groote onderaardfche gan- gen, loopgraaven en fpelonken, waren aan derzelver ingangen zo naauw gemaakt, dat | maar een meních te gelyk door dezelve kon- de inkoomen , het welk aangelegt was tot meerder befcherming en veiligheid. Aan dit Kafteel wierden ook zeer veele voorhoven gemaakt, en deze wederom voorzien met groote tuinen en boomgaarden, en aan dit geheele werk gaf Hyrcanus de naam van Tv- RUS. Uit dit ailes kan de opmerkende Lezer zien, dat aan de boorden van de Rí- vier Arnon gevonden wierden koftelyke ade= ren van marmer en alderhande fteen; tot het epbouwen van dit heerlyk werk ; dat ook aan 144 _Natuur- en Konff-Kabinet , aan deze boorden, en in de heerfchappy van de Stadt Hesbon, gevonden wierd overvloedt van water, tot het vullen van de gragt, en het gedurig fpringen der veelvuldige fontei- nen; welk water zekerlyk geleidt zal zynge- weeft uit de zyfcheutjes, beekjes, vlietjes , kreekjes en waterleidingen vande Rivier Ar- non, en van de fteenrotzen en bergen, die aan de boorden en naaftgelege plaatzen van den Arnon gevonden wierden ; mitsgaders dat ook in de Heerfchappy van dezeftadt Hesbon, en aan de zoomen en omtrent de Rivier Ar- non, overvloediglyk geweeft zyn vruchtbaare Valleyen, vlakke velden, en deugdzaame aar- de, tot het maaken van de zeer groote en veelvuldige tuinen, daar Jofephus van preekt. De vermaarde water-rykheid van Hesboz blykt ook uit het Hoogeliedt Salomons: (a) Uwe oogen zyn (als) de vyvers te HESBON, by de poorte Bath-rabbim, 23. Aan de Rivier EN in ’ zuiden van HesBoN, wierd ouwelings een andere aan- zienlyke Stâdt gevonden, dewelke MEDABA genaamt was ; op zommige plaatzen word dezelve Medeba en ook Madaba genaamt. De Heilige Bladeren verkondigen, dat deze (4) Stadt Merpeza in vlakke landen gelegen was aan gene zyde der Jordaan tegen het ooften , gelyk als Mofe de knegt des Heeren ben gegeven badde, van Aroer aan, die aan ers (a) Ziet 't Hoogeliedt Salomons Kap. VII. 4. (4) Ziet Fofna Kap. XIII, vers 8. g. January en February 172i: 145 den oever der beeke ARNON is, en de Stadt die in ’t midden der beeke is, en al het wlakke land van MED EBA tot Dibontoe. Waar uit klaarlyk blykt, dat Meprza gelegen was in de zelfde vlaktens en vruchtbaare velden van Dibon, het welke wy te voren befchre- ven hebben. Deze Stadt MEDEBA is onder de regeering van David belegerd geweeft door ‚de Ammoniten en de Syriers hunne huurlin- gen, maar zy wierden door Moab verflagen, verjaagt, en de Stadt (a) ontzet. Eufebius en Hieronymus (b) fchryven, dat de Stadt Mepena by hun leeftyd noch in wezen was, dat dezelve gelegen was by Hesbon, en dat dezelve was een aaloude Arabifche Stadt, de- welke noch haar aaloude naam van MeDaABA voerde. Deze Stadt was te voren mede een van die Steden over de Jordaan geweeft , dewelke aan den Koning van Moab toebehoort hadde, en naderhand aan den Koning der A- moriten, en waderhand aan de Kinderen van Ruben. De Velden van Moab , daar zo dik- wils in de Schriftuur van gefproken word, zullen buiten allen twyfel mede geweett zyn die beemden, grasryke velden, en vee-ryke landen, daar de zeer treffelyke Steden in ge- vonden wierden, om dat deze velden gelegen hebben in ’t Koningryk der Amoriten , aan deze zydeof de weftzyde des ARNONS, en geenzins in ’ landfchap Moab zelfs, het wel- ke aan de overzyde of aan de zuidzyde des V. Deer. K Ar- (a) 1 Chronicor. Kap. XIX, (5) De Locis Hebrarcis. 146 Natuur- en Konft-Kabinet, Arnons geplaatft was; want dan zouden de. Kinderen Îfraëls dezelve niet moogen bezeeten. hebben ,dewyl Godt het Land [Moab had buiten gefloten, en aan Mofes verboden het zelve te befiryden, Flavius Fofephus (a) verhaalt, dat JoONATHAS, de Vorft der Jooden, en die regeerde in ’t jaar voor de geboorte van Chri- ftus 159. aan de overzyde des Jordaans gele- gert zynde, en zich bereidende om te vech- ten tegens het Leger van Baccuipes zyn Broe- der, Johannes Gaddin wegzondt metde over- tollige beflommering , en buiten twytel met zy- ne voornaamfte fchatten en rykdommen, om dezelve te bergen, en in veiligheid tebrengen . by de Nabateefche Arabieren , dewelke woon- den aan de overzyde of zuidzyde van den Rí- vier Arnon , boven de landen der aaloude Amariten , Moabiten enz. , want fozathas on- derhieldt vrede en vriendfchap met deze Vol- keren, maar Johannes Gaddin wierd op deze togt overvallen, van alle de {chatten beroofd, en met de zyne omgebragt, doorde Inwoon- ders van Medeba ; maar Jozathas eenigen tyd hier na verftaan hebbende , dat een van de hoofden van deze Stadt een Bruidt zoude haa- len uit de.Stadt Gabatha, zynde deze Bruidt een dochter van een zeer voornaam Arabier, ging met zyn Broeder Simon en eenig -Volk in een hinderlaag leggen in het gebergte, om- trent de Stadt MeEpazra, aan de zyde van A- rabien, en overviel dezen Bruidegom en des- zelfs Bruid, benevens de geheele Familien, de- («) Vid. Fofeph, Antignit, Lib. XIII, Gap.r. « hed ‚de - Sfannary en Februdry 1720: 147 _‚ dewelke zy doodeden tot een getal van over _… de vierhondert Perfoonen, dewelke zeer wa- ren opgepronkt, en met al hun befte kofte- lykheid verciert, van dewelke Jonathas en zyn Broeder Simornhaarberoofden. Ikhebdit verhaal uit Yofephus hier bygebragt, op dat Wy daar uit zouden ontdekken. 1. Dat Mee dabaeen aanzienlyke Stadt moet geweeft zyn. a. Dat Medaba een zeer fterke Stadt geweelt moet __zyn, dewylanderzins Jonathas , dewelke met een geheel Lieger leide in de vlakke velden aan den Jordaan, en zyn vyand verflagen hadde; dezelve wel zoude ingenomen, en om zyn Broeders dood te wreeken, verwoeft zoude hebben. Dat deze Stadtzeer fterk was, blykt ook zeer klaar uit (a) Jofephus, daar hy ver- haalt, dat Myrcanus dezelve belegerd hebben= de ,eerft met zeer groote moeite en arbeidt, na een belegering van zes maanden,daar van konde _meefter worden. 3. Om hier uit te bewyzen, dat deze Stadt gelegen was tegens de bergen van Arabien, aan de Rivier de Arzon, het welke blykt aan den weg, die Johannes nam na de Nabateefche Arabieren, die aan de over- zyde van den Arzon woonden. Dat ook deze „Stadt Medeba gelegen heeft op de uiterfte grenzen van delandender Stamme Rubens, of ‚van de Joodfíche landen over de Jordaan, en vervolgens aan den Arzon, blykt omdat zy noch lang daar na gedient heeft als een grens- plaats van de Arabieren tegen de landen der Jooden over de Jordaan , jadezelve heeft lang 2 on- (a) Vid, Antig. Fudaicar. Lib. XIII, Gap. 19. 148 _Natuur= en Konft-Kabinet, onder de Heerfchappy van de Arabieren ge- ftaan; maar Alexander, de Vorft van Juda, heeft dezelve met elf andere Steden den Ara- bieren ontweldigt, gelyk blykt uit het verhaal van (a) Fofepbus. Als de twee Zoonen van dezen Alexander, na de dood van hun Vader, in twilt geraakt waren, door het ophitzen van Antipater, vluchte in het jaar voor de ge- boorte van Chriftus €$. de oudfte zoon, na- mentlyk Myrcanus, voor zyn Broeder Ariffo- bulus, dewelkehet Ryk regeerde, na den Ko- ning ARETAS, die Koning van dat gedeelte van Arabien was, aan de andere zyde van den ARNON en de Doode Zee, en gekooe men zynde in de Stadt Perra, daar de Ko- ning Aretas vyn Hof hielde, verzocht hy aan dezen Koning, om door zyn medehulp her- ftelt te worden in zyn Ryk van 7udea, on- der belofte , als hy zyn Ryk wederom verkreeg, van wederom aan ARETAS afte ftaan de twaalf Steden, dewelke zyn Vader Alexander deu Arabieren ontweldigt hadde, welke twaalf Steden waren. 1. MEDEBA. z. Nabollo. 3. Livias. q. Tharabafa. s. A= galla. 6. Athone. 7. Zoara. 8. Orona. 9. Ma- rifJa. vo. Rydda. vr. Lufa. 12. Oryba. De omgelegen landsdouwe van deze Stadt Me- daba was zeer vermakelyk, en van een zeer verfcheide gefteltheid , want dewyl deze Stadt gelegen was in de bergen van Arabien, en aan de Rivier den Arzon, wierden in des- zelfs rondom gelege landftreeken alt een- (a) Wid. Fofephi Antiguit. Lib. XW. Cap. 2, January en February 1720: « 149 fteenrotzen, bergen, heuvels, valleyen,poe- len, zeer groote boffchen, vlakke velden en grasryke beemden; gelyk blykt uit verfcheide (a) plaatzen van de Heilige Bladeren enz. 24 _ In * zuiden van SERT MEDABA, of negen mylem in ’ zuiden van de Stadt Mes- hon, was de Stadt BaALMEON, insgelyks ge= legen aan de boorden of naaftgelege landen van de Rivier Arzon, en vervolgens in. het erfdeel van de Kinderen van Ruben, gelyk ook blykr uit Mofes: (4) Ende de Kinderen Rubens bouwden BAAL MEO Nenz. Ook word BAALMEON gettelt onder het Erf- _ deelvan Ruben ‚by Jofua Kap. XIII vers 17. Wy leezen dikwils in de Schriftuur van de Steden, dewelke de Kinderen Rubens of de Kinderen Gads in deze landen der Amoriten bouwden , en wy leezen echter , dat deze Steden in die landen alreets waren , toen Mo-= fes dezelve kwam in te neemen: maar wy moeten door dit bouwen niet anders verftaan als herbouwen; want nadat de Koning der A- moriten door Mofes geflagen was, vluchte- den de Amoriten in hunne vafte Steden, de- welke volgens de aantekeninge van Fo/epbus door de Kinderen Ifraëls ingenomen wier- den, het welk niet heeft konnen gefchieden als met geweld, en door ’t nederwerpen van de (a) Vid. Hieronymus in lfaje Cap. XV. 1 Mach. LX. &+ Pfal. David. (6) Numeri Kap. XXII. vers 38, iso _Natuur- en Konft-Kabinet, de muuren en derzelver bolwerken, dewelke naalle waarfchynlykheid de Kinderen Rubens, Gads, enz., naderhand elk in zyn erfdeel wederom zullen hebben opgebouwt, en dus de Steden der Amoriten herbouwt: Datdeze Stadt BAALMEON op deze plaats, aan den Arnon, in het ooften ten opzicht van Pale- ftina, en tegens de woeftyne gelegen was, blykt zeer klaar uit de Heilige (a) Bladeren, fpreekende van de Hoofden der Stamme Ru- bens, daar gezegt word: Ende BELA — woonde te Aroer, ende tot aan Nebo, ende BAAL MEON , ende by woonde tegen het oo- fien , tot den ingang der woeftyne, waat baar vee was veele geworden in't land Gileads. Uit deze woorden blykt ook zeer klaar de vruchtbaarheid en bekwaamheid dezer bergen, en heuvelachtige en beemd- en grasryke landen Gileads, tot het voortteelen van het vee. Het is aan een iegelyk bekent, dat de Vruchtbaarheid en grasrykheid der beemden en weylanden niet alleen afhangt van haar laage en bekwaame (tlandplaats, en van de goede hoedanigheid van haar aarde , en de zoetheid van den grond, maar wel voorna- mentlyk van de goede hoedanigheden, vet- heid, zoetheid, zuiverheid en overvloedt van haar water; en dewyl deze landen befproeit zyn geworden door de wateren van den ARr- NON, often minftendatden ARNoN hetzelf- de water heeft ontvangen van dezelfde bergen, gelyk als deze landen , zal niemant verwondert a zyn, (2) 1 Kronyken Kap./, vers8. g. January en February 1yar. 151 ‘zyn, of miltrouwen aan de getuigenifle van Galenus, dat in den Arzon zo wel groote (dat is wel gevoede) viflen wierden gevon= den als in den Jordaan. Van de uitmuntend- heid van de landsdouwefpreekt Ezechiel: (a) Daarom ziet ik zal de zyde Moabs openen van de Steden aan, van zyne Steden (die) van zyne grenzen af zyn; den cieraad des lands, Bethjesmorth ‚-BAÂL-MEON enz. Uitdeze Plaats blykt ook zeer klaar , dat de Stadt Baal-meon is geweeft een van die Steden der Moabiten, dewelke gelegen hebben buiten zy- ne grenzen, aan de weltzyde des Arzons, en _ in de landen der Amoriten. Over deze plaats zegt (b) Hieronymus: Nu noch hedendaags is BAAL-MEON een zeer groote plaats omtrent «bet. Moabitis. y neh AE Een weinig zuidelyker als Baal-meon, wierd ook aan de oevers van den Arzon ge - vonden de Stadt Mepnaaru. (c) Alzo gaf Mofe de Stamme der Kinderen Rubens na haa= pe huisgezinnen Jabfa, ende Keèdemoth ende MEPHAATH. Deze Stadt was aan den Leviten ten deel gevallen, want in het erfdeel van de Kinderen Rubens hadden de Beviten vier Steden: (d) Ende van de Stam- me Ruben, Bezer ende haare voorfteden: en- de Jaza ende haare voorfteden: Kedemoth 4 ende (a) Ziet Ezechiel Kap: XXV. vers g. (4) Vid, Hieronim, in Ezechiel. Cap, XXV. (c) Ziet Jofua Kap. XIII. vers 17. (4) Fofwa Kap, XXI, vers 36, 37. isz Natuur- en Konft-Kabinet „ ende haare Voorfteden: ende Mephaath ende baare Voorfteden + wier Steden, Dat deze Stadt, van de Jordaan af gerekent, in ’% oo- ften, en van den oorfprong des Arnons, na ’t zuiden gelegen heeft, blykt uit de volgende woorden noch klaarder: (a) Ende aan gene zyde der Jordaan tegen Jericho, tegen het oo= ften van de Stamme Ruben, Bezer inde woeftyne, ende haare Voorfteden, en Jabra, ende baare Voorfteden, Ende Kedemoth, en- de haare Voorfteden, ende MEP HAAT H, ende haare Voorfteden. Deze Stadt Mephaath was ook gelegen in het vlakke land, of in de velden Moabs, dewelke buiten het ge= biedt van Moab gelegen waren in het Ko- ningryk der Amoriten, gelyk als blykt daar Jeremia propheteert tegens Moab: (b) Ende het oordeel is gekoomen over bet vlakke land: over Holon, ende over Faza, ende over MEe PHAATH, Deze Stadt Mephaath was zeer bekwaam tot een grensplaats tegens de Ara- bieren , en de Volkeren dewelke die be- woonden, om dat dezelve niet ver van de woeltyne gelegen was, en om dat dezelve zekerlyk in een goede ftandplaats zal gelegen hebben , om de nabyheid van de Rivier den : Arnou , welker wateren de vlakke landen van Mephaath hebben konnen onder water zetten. Zelfs getuigen Eufebiusen (€) Hie- rouymus, dat onder de Heerfchappy vn Ve (4) Ziet 1 Kronyken Kap. VI. vers 78. (4) Ziet Jeremia Kap. XLVIII.versar. (se) Vid. Onomaft, Urbium EF locorum Sacre Serspeure Bonfrersi litt, Me. January en February A7rr. 153 Romeinen in deze, Stadt een bezetting gelegt was van Roomfche Soldaaten, tegens de in- vallen van de. naaftgelege Arabieren en Vol keren van de woeftyne, 26. Aan de overzyde van de Rivier Arzoz in ’ ooften , eenige mylen van Mephaath, naar t zuiden , wierd een Stadt gevonden, gele- gen aan het beginzel van de woeftyne; deze Stadtwierd GarriM genaamt, dezelve word gemeldt in de Heilige Bladeren: (a) Wazt Saul hadde zyn Dochter Michal, de Huisvron- we Davids, gegeven aan Palti den Zoone Lais die van GAL LIM was. Uit Jefaia blykt, dat GALLIM gelegen heeft in de landen Moabs: (%) Want dat gefchreeuw zal omme- gaan door de landpaale Moabs, haar gehuil tot EGLAILM toe. GALLIM wordook Eeraim genaamt. Wy vinden noch een Gallim in het erfdeel van Benjamin; maar deze Stadt Gallim , dewelke aan de overzyde van den Aruon leide, wierd ten tyde van (c) Hiero- aymus ACCARON gnaamt, en was toen een dorp , hoewel echter Eufebius zegt, dat dit GALLIM een Dorp was, het welke by Acca= ron leide. Adrichoustus regt, dar dit Gallim gelegen was in de landen Moabs, opdeszelts grenspaalen (by gevolg aan den Arron) in moeraflige en broekkige landen. Wy kon- nen ook zeer wel begrypen, dat de plaatzen, 5 CE» (a) 1 Samuel Kap. XXV. vers 44. 8 (4) Ziet Jefata Kap. XV. vers 5. _(c) Vid, Ovomaft. Bonfreris: 154 Natuur- en Konft-Kabinet , gelegen omtrent Gallim, veel laager moeten zyn, alsvan de Steden daar wy vangefproken hebben „om dat zy veel nader leggen aan de uit- wateringe van den Arnon, daar dezelve zyn wateren in de Doode Zee ontiaft. Wy be- vinden, dat de landen veel laager en moe- ralfìger zyn by de uitgangen der rivieren, als by derzelver oorfprong of voortgang. 27. Noch meerder naar het zuiden aan dees zyde, of aan de welizyde van de Rivier AR- NON, daar dezelve een bogt begint te maa- ken , tot dat dezelve niet meerder loopt van het noorden naar het zuiden, maar van het oo= ften naar het weften, was de Stadt CADE- MoOTH. Deze Stadt leide tegens de woefty- ne. Mofes geeft zelfs de Woeftyne de naam van Kedemoth. (a) Doe zond tk booden wit de woeftyne KEDEMOTH, tot Sibon den Koning van Hesbon enz. Deze Stadt Kede- moth of Cademoth was mede een vaù de vier Steden, dewelke aan den Leviten uit het erf= deel van Ruben was (£) toegewezen ; waar uit blykt, dat Kedemoth geen woeftyne maar een Stadt is geweeft, die gelegen heeft aan dees zyde van den Arnon, in het-gebiedt des Konings der Amoriten; dezelve word mede onder die Steden (c) geftelt, dewelke gele= gen waren aan de Rivier den: Arman en in de vlakke velden. Als wy nu in acht neemen „ dat - (a) Ziet Deuteronomium Kap. Il. wers 26. (4) Ziet Fofza Kap, XXL. vers 37. (ce) Ziet Fofua Kap. XIIL. vers 18. SFanuary en February var. iss dat alle deze Steden, dewelke gelegen waren aan den Arnon, na de zyde van Paleftina , gezegt worden te leggen in de vlaktens of Vlakke velden van Moab , konnen wy hier uit ontdekken. r. Dat de velden zeer groot en uit= geftrekt geweelt zyn, als (trekkende byna de geheele lengte van die Rivier, en dat daar uit zeer wel te begrypen is, dat deze landen zeer grasryk en bekwaam tot de voortteelinge van % vee geweeft zyn, en dat by gevolg de Kinderen Rubens zeer ryk en overvloedig zyn geworden in vee. 2. Konnen wy hier uit ontdeken, dat het land der Amoriten , gelegen tuflchen den Arnon en de Jordaan, van gedaante is geweeft als in het midden, eenigzins met een doorgaande hoogte, de= welke aan weerskanten een grootte vlakte heeft gehad, zynde eerftelyk die, daar wy van fpreeken , uitgeftrekt langs den geheelen Arnon!, en ten tweeden die vlakte of het Koninglyk veld, door het welke de Jordaan gevloeit heeft, en van het welke wy omftan- diglyk hebben gefproken. Deze vlaktens moeten echter niet zodanig aangemerkt wor- den, als of dezelve overal geheel effen en e= gaal waren , dewyl dezelve op verfcheide plaatzen verfcheiden waren van gedaante, en van heuvelen, hoogtens , infpringende bergen , rotfteenen, valleyen, vlakke velden, poe- len , meiren , moeraffen , putten , rivieren, beeken ,-vlieten , fpringbronnen , kreekjes enz., wordende dezelve alleenlyk maar /lak= gens of vlakke velden in de Heilige Bladeren genaamt, in vergelyking van de ze en 1 {a 156 Natuur-en Konff-Kabinet, dikwils aan een volgende regels hoogebergen en fteenrotzen ‚in deze landen zeer gemeen. 28. Na dat wy nu uit de alderduifterfte en af= gelegenfte fchuilhoeken dezer Aaloudheid, eenige kennis hebben gekregen, van de Na- tuurlyke gefteltheid van den Rivier Arzoxz, zal ik, tot meerder ophelderinge van de na- tuurlyke (Hiftorie van dezen Vloedt, eens naauwkeurig onderzoeken, van welke lan= den eigentlyk de wateren van deze rivier zyn koomen afvloeyen en voortgebragt. Eerften dyk vinden wy het Landfchap Moab , gelegen tu{fchen de Beek ZARETH en den Rivier Ar- non; over de natuur van deze landen hebben wy reeds te voren gehandelt. Zez tweeden verftrekte deze Rivier tot een grenflcheidinge der Woeftyne van Arabie en de landen der Amoriten ‚ maar van de Woeftyne hebben wy insgelyks alreede gehandelt. Ter derden worden de wateren van den Arzon voortge= bragt van de haoge rotzen en bergen Arnon, of dat gedeelte van den Berg Galaad, het welke de waettyne van de vlaktens der Amo- riten af{cheidt, en van welke bergen wy voor — dezen gefproken hebben. Tex vierden wor- den ook de wateren van:de Rivier Arzoz voortgebragt van die landen der Axgoriten zelfs , dewelke tuflchen den Arnon en de Jordaan ingelegen waren. 2e È Wy hebben aangewezen, dat delandender - Amo= Fanuary en February 1721. 157 Amoriten konnen verdeelt worden in twee groote en lange velden of vlaktens, dewelke elegen waren, de eerfte aan de ooftzyde des je en de tweede aan de weflzyde des Arnons, en in een rug van bergen, heuvelen en hooge landen, dewelke daar liep ín het midden van het land der Amoriten of der Stamme Gads en Rubens, vaa het noorden tot het zuiden. Dat nu zodanig een rug ge- vonden word, blykt zeer klaar aan die gene, dewelke met de uiterfte naauwkeurigheid, de gelteltheid van dit land der Amoríten op alte bedenkelyke wyzeonderzoeken. Gelyk nude wateren van de Jordaan geboren worden van bergen, rotzen, heuvelen en hooge landen van deze doorgaande rug, en wel van des- ‚zelfs zyde, met dewelke dezelve gekeert (taat na Paleflina, of na de Jordaan, worden ook de wateren van den ARNON geboren van die zelfde rug, maar van die zyde, dewelke ge- keert is na den Arnon of na de Woeftyne. | 0. De groote regel deken dewelke als een | rug door het midden van de landen der Amo- riten , of der Stammen Gads en Rubens, tuf- fchen den Arzon en de Jordaan, van her } Landfchap Moabs tot aan de Galileifche Zee, doorloopen, word den Berg ABARIM ge- naamt. Wy moeten deze regel bergen aanmerken, als een regel bergen, de- welke wel behoort aan de bergen Gilead: of Galaad, maar echter zodanig dat dezelve is een afgedeelde tak en regel, en dat tu{lchen dezen regel en de bergen Gilzad:, gelegen nader / 158 Natuur-en Konft-Kabinet, nader aan het ooften, de Rivier Arnon doors loopt, gelyk als ook tu{lchen deze regels en de regels bergen van Paleftina, aan dees zyde des Jordaans , de Jordaan doorloopt , om dus haarer beider wateren te ontlaften in de de Doode Zee. Is De berg ABARIM echt op verfcheide plaat= zen verfcheide naamen, als by voorbeeld de Berg NegBo, de Berg PHaseca, de Berg Progcor enz., het welke alle deelen van den regel bergen ABARIM zyn. Flavius Fofephus (a) noemt het gedeelte van den berg ABA= RIM, het welke naaft aan de Doode Zee legt, en omtrent op de hoogte van Jericho, by uitftekendheid den berg ABARIM, daar in navolgende de Heilige Bladeren : (4) Daar na fprak de Heere tot Mofe , op dien zelvendag; zeggende. klimt op den Berg ABARIM, den ze ts den Berg NEBO , die in den lande dMoabs 15, die tegen over Jerichoss) ende ziet. bet land Canaan, dat ik den Kinderen Ifraëls tor een bezitting geven zal, Uit deze plaats konnen wy zeer klaar ontdekken , dat deze berg op die plaats van een uitfteekende hoog= te moet zyn, om van dezelve het geheele beloofde land van zo ver en over zo veel hooge bergen heen te konnen zien ; behalven dat deze regel bergen, dewelke gelegen was in de lengte van de landen der Amzoriten , Aras (a) Vid, Antig. Lib. IV, Cap.8. (4) Ziet Deuteronomium Kap. XXII. vers ik 48,49. Ook Numeri Kap. XXVII, vers 12. January en February 1721. 159 „ABARiM genaamt wierd, vinden wy noch, „dat ook zelfs die regels bergen van den Berg Gilead, dewelke in de woeftyne waren, en aan de andere zyde des Arnons voortítreeken, zelfs tot boven de landen Moabs, de Berg Abarim-genaamt wierd, gelyk blykt uit Nu- meri: (a) Daar na reisden zy van Obotb, ende legerden zich aan de henvelen van ABA- wim, in de woeftyne die tegen. over Moab is. Op deze plaats fcheen de Berg Abarins maar te beftaan in eenige hoogtens en heuvelen, want daar (taat zelfs: (4) Exde zy verreifden wan OBOTH, ende legerden aan de HEU- VELKENS ABARIM in de landpaale Moabs. Op den Berg Abarim, dewelke in de landen „der Amoriten legt, is Mofesgeftorven. Ez- febins en Hieronymus (c) getuigen, dat noch by hun tyd deze Berg getoont wierd aan die gene, dewelke opgingen van de Stadt Lr- BIAS tot de Stadt EsBus, en dat noch by hun tyd het Luandíchapje Phasga na dezen Berg genaamt wierd „en den berg zelfs den berg PHocoR genaamt wierd. De Stadt Libias “was een Stadt van latere tyden, en volgens Eufebius gebouwt aan de overzyde van de Jor- daan door Herodes, ter eere van Livia deMoe- der van Keyzer Tiberius; en de Stadt Estas wasde aaloude Stadt Hesbon , dewelke wy be- fchreven hebben; waar uit blykt, dat deze Berg zich tot aan deze Sradt uitftrekte, en ver= (a) Ziet Numeri Kap. XXI. versur. (4) Numeri Kap, XXXIII. vers 45. te) Vid. de Loss Hebraicis, 160 Natuur- en Konfl-Kabinet, vervolgens tot aan de landen der Kinderen Gads enz. Breidenbach verhaalt, benevens veel andere latere Schryvers , dat in een fpe- lonk van dezen berg. ABARIM, door den Pro- pheet Jeremias het altyd brandend vuur met den aangefteken Altaar verborgen was. 2 Gelyk wy nu elen hebben, dat het gedeel- te van den Berg Galaad in die landen, daar dezelve ftrykt of boven den Vloedt ARNoN door de woeftyne, of aan dees zyde des Ar- nons door de landen der Amoriten, of liever der Kinderen Rubens en Gads, verfcheide naamen draagt, moeten wy aanmerken, dat deszelfs algemeene naam op deze plaatzen is of GirLEAD of ABARIM, en dat de byzonde- # re naamen zyn. 1. NEBO. 2. PHASGA. 3. | Procomr. 4. AROER, zynde de hoogte, op dewelke de Stadt Aroer gebouwt was. s. ARNON, zynde de hooge rotzen, opdewelke de Stadt Arnon leide, en uit dewelke de Ri- vier Arnon zyn begin neemt. Van deze Ri-“® vier Arnon konnen wy nochaanmerken, dat * de oorzaak van deszelfs duifterheid, en waarom de Schryvers byna niets van zyn geheelen loop, van deszelfs begin tot zyn einde, ge- ! Iyk als omtrent de Jordaan of andere Rivie= ij ren, hebben aangemerkt , geboren word uit | den overeenkomttigen aart en de natuur van de Rivieren van geheel Arabien, dewelkege- {% durig door rotzen, bergen, hooge landen, gulle en drooge zanden, zo zeer als vernie= | gt worden, dat dezelve op zeer weinig ty- den January en February 1725. 261 den van het jaar, geheel van haar begin tot haar einde ,zich voor het gezicht als een volfla- gen rivier vertoonen: welke zaak zelfs ge- beurt aan de zeer groote Rivieren den Ez- phraat en den Tiger, op zoinmige plaatzen, en in zommige getyden van het jaar. Behalven de drie ed dewelke haare wateren aan de Arabifche zyde in de Doode Zee ontlaften , namentlyk de Beek Zareth, de Vloedt Arnon, en de Jordaan, zyn aan de Arabifche zyde noch verfcheide kleine beekjes en vlietjes „ dewelke uit de lani- den Moabs en der Amoriten haare wateren _optlaften in de Doode Zee. Onder andere zyn de zoute en bittere wateren van het plaats- je NiMRrM, een Stadtje in ”t Moabitis. Eu- Jebiusen Hieronymus getuigen, dat by huntyd noch op die plaats een Dorp gevonden wierd, _metnaame BENAMERIUM; Jefaïa zegt van dezelve: (a) Want de wateren NIMRIM zullen enkele verwoeftinge wezen: want het gras is verdorret enz. Hieronymus (b) zegt: Dit Stadtje legt boven de Doode Zee, en is voorzien van zoute en zeer onvruchtbaare wateren, van dewelke Hieronymus elders ge- tuigt dat zy bitter waren; het welk zeer. wel met de grond en de boorden van de Doode Zee overeen komt, gelyk ik in deszelfs na- tuurlyke Hiftorie- getoont heb. V. Deer. aften b ‚Aan (2) Ziet Fefaia Kap. XV. vers 6. En Jeremia Kap. XLVIIL, vers 34 (6) Vid. Hieronymus in Bfaiam Gap, XV: Ls Kd ek „62 Natuur-en Konff-Kabinet , elen 34. | Aan de ooftzyde van de Doode Zee val- “Jen ook in dezelve de wateren van Carriír- | ‘HOE, eén Stadt gelegen aan de boorden van de Doode Zee, tuflchen de Rivier den Arnon | en de Vloedt de Jordaan, indelanden der A- moriten of der Kinderen Rubens. Wy vin- den in’ Flavius Fofepbus (a) een uitmuntende « ophelderinge van deze wateren van CALLIR- HOE, daat hy de ziekte en dood befchryft van Herodes den ouden, in het eerfte jaar na de geboorte van Chriftus. Hy verhaalt, dat de Koning, door veel weder waardigheden droef- geeftig, en in een ouderdom zynde van ze- ventig jaaren, zeer zwak en ziekelyk gewor- den was, dat zyn lichaam byna overai vol pynen was, dat hy van een fterke koorts was aangetaft, dat zyn geheele lichaam was uit- geflagen, en dat hy met een overdraagelyke jeúkte gekwelt was, dat hy gedurig onlyde- Iyke kolyk-pynen gevoelde, dat hy met een gedùrige en onverzadelyke hondshonger ge- plaagt wierd, dat zyn beenen gezwollen wa- ren, als iemant dewelke de waterzucht had- _ de; uit welk alles wy konnen ontdekken, dat Herodes is geltorven aan een bederving der lever, en een bytende hoedanigheid, en al te groote fcherpheid van de gal, mitsgaders een beginnende waterzucht. Fofephus voegt hier noch by, dat de maag was opgeblazen | door winden , dat zyn mannelyke teeldeelen re begon- Ca) Vid. Folepb. de Bello Fud.Lib. 1, Cap.21. €53 Autig. Fudaic, Lib, XVII. Gap, 8. January-en-February 1724, 163 begonden te verrotten en te bederven, en on= gedierte voortteelden , dat de Koning zeer kortademig was enz., en dat dië Prins met alle deze ongemakken en ziektens belaaden, echter noch trachte om tot zyn gezondheid door geneesmiddelen te geraaken, dar daar= om de Koning-zich ‘over den Jordaan liet brengen by de Stadt CaLLIRHOE, omdat aldaar gevonden wierden heete en medtcrmale Wateren en natuurlyke baden, dewelke haar ontlaftinge hadden in de Afphaltifcne Zee, tuflchen den Arnon en de Jordaan , zynde zeer zoete en aangeraame wateren om te drinken, en andere om te baaderni; zommige van deze bronnen waren koud, en andere heet, zommige zoet en aangenaam, en andee re bitter; dog hier in kwamen zy alle over= een, dat zy zeer kragtige mineralifche eigene fchappen en medictnale kragten bezaten. Foe Jepbus verhaalt vordet, dat de Koning zyn „geheelelichaam in deze warme wateren en nae tuurlyke heete badítoven deed koefteren en ftooven, maar te vergeefs. Hieronymus (a) ‚bevelligt, dar het aaloude Lafan, het welke „een grensplaats was van de aaloude Canaani= den, dezelfde Stadt was, dewelke by zyn deeftyd Callirboe genaamt wierd, en alwaar „(zegt hy ) de heete wateren, voortfpringende in de Doode Zee, afrollen ; deze fpringbron- _men en medicinale wateren, of heete en kou- de mineralifche baden , waren juift niet aan de | L 2 Stade COP Qeaf bebraice. in. Genefin 164 Natuur-en Konf-Kabinet, Stadt CALLIRHOE alleenlyk gehecht , maar ftrekten zich uit verder ‚naar het noordweften , tot aan de Stadt en onwinbaare fterkte M A= CHARUS. Om dat de RE Hiftorie vanfdeze gewelten zo zeer duifter, onbekent, en by niemant befchreven is, zal ik die zaak een weinig vervolgen, alzo dezelve een aanmer= kelyk licht bybrengt, tot opheldering van de Natuutlyke gefteltheid dezer landen , gele- gen tuflchen den ARNON en de JORDAAN. Schoon MACnHarus en CALLIRHOE twee verfcheide Steden zyn , maakt echter Fofepbus geen onderfcheidt, in het befchryven van der- zelver Mineralifche wateren en natuurlyke baden , zeggende van de Stadt en fterkte Macherus het zelfde, dat hy van de Stadt Callirhoe verhaalt; het welk gefchiedt, om dat deze twee Steden niet verre van malkan- der afgelegen waren, en in derzelver afftand en tuffchenruimte deze heete wateren en mi- neralifche fpringbronnen overal gevonden wierden. Fofephus (a) verhaalt , dat Zuct- bius Baf]us (in het jaar 75. na de geboorte Chri(ti) in Paléftina gezonden was , en be- floot om de uitmuntende Sterkte Macherus te belegeren, orn dat deze plaats door deszelfs natuurlyke fterkte en weerbaare (tandplaats, en de voortreffelyke gelegentheid van deszelfs omgelege landen , anderzins zoude konnen ver | (a) Vid. Fofepb. de Bello Fudaico Lib. VIL. \ Cap. 25. ll if | | | Ë Ï Î | January en February 1721. 3 6f verftrekt hebben tot een toevlucht der we= derfpannelingen , want dat het gedeelte, dat ‚met muuren omringt en verfterkt was, een fteenachtige heuvel was, dewelke in een ta- melyke hoogte was opgerezen, en daarom niet wel te winnen was. . Behalven-dit âlles, was de toegang tot dezen heuvel zelfs zeer belemmert, door valleyen die zeer groot “was ren,‚en met dewelke deze bemuurde en verfterk- te heuvel omringt was. Hier kwam noch by, dat deze valleyen grooter waren als het gezicht konde reiken, dat dezelve naauwe- lyks te bezetten of over te koomen waren met krygsvolk ; dat de Valley, dewelke na ‘et weften gelegen was (dat is naar de kant van den Jordaan) zeftig ftadien wydt was, en tot deszelfs grensplaats het begin van de Afphaltifche of Doode Zee hadde; dat de fterkte Macherus zelfs op den top van een zeer hoogen berg gelegen was; dat aan de noordzyde van deze Stadt, als ook aan de zuidzyde, diergelyke groote valleyen gevon= den wierden, en dewelke te gelyk zeer. be- zwaarlyk te winnen waren ; dat de valley aan de ooftzyde , dat is na de Rivier den Ar- non, door zeer hooge bergen omringt wierd,en groot was ; dat de Joodfche Koning Alexander, Uit overweeging van de natuurlyke fterkte der Stadt Macherus,de eer{te was geweeft,dewelke aldaar een Kafteel hadde gebouwt; dat Hero= des naderhand om deze plaats te ver{terken. by- zonderlyk hadde gezorgt, om dat dezelve zo na gelegen was aan de landen der Arabieren, L 3 of 166 Natuur-en Konft- Kabinet , of eigentlyk by derzelver greuspaalen; daare om liet Herodes Macherus met cen zeer fler- ke muur , en met fterke tworens omringen en veriterken , en voor de Inwoonders tot een Stadt maaken, en liet een trap maaken uit de Stadt tot in her Katteel. De hoogfte top van het gebergte liet hy met noch een an= dere muur omringen, en bouwde by alle hoe= Kkên en toegangen wakkere torens ; in het midden van deze hoogte bouwde hy een Ko= ninglyk Paleis, dat zeer fchoon en ruim van wooning was. Op dat, ingeval van een be= legering , de bezerttelingen en inwoonders geen gebrek aan water zouden hebben , bouwe de Herodes byna overal groute regenbakken en purten , daar gelegentheid van overvloedige toevloeyinge van water gevonden wierd, Overal: omtrent deze Stadt vloriden ook (volgens Jofepbus ) tonteinen van wateren, van alderhande verfcheide {maaken en geuren, als ook heete wateren. Zommige van deze wateren waren bitter, en andere zoeten zeer aangenaam van fmaak.„Zommige van deze koe= le wateren fprongen op uit laage plaatzen, en het geen by deze Steden, namentlyk CAL- LIRHOE en MacHarus, voor zeer verwon- derens waardig gehouden wierd , was een on- diepe fpelonk, dewelke gedekt was als met een (teenen dekzel, boven het welke twee fteene borften uitftaken, die een weinig van malkanderen geplaatít waren ; uit de eene borft fprong een fontein van zeer koud, en uit de andere een fontein van zeer heet water. Deze twee wateren te zamen vloeyende , maak- January en February 172r. 167 maakten een zeer goede baad- en wafch-fiöof uit, welke wateren gebruikt wierden, en zeer dienftig bevonden wierden tegens de gebreken en opkrimpinge der zenuwen,en verfcheide an= dere ziektens en ongemakken. Yofephus vere haalt, dat omtrent deze plaatzen, en in der= zelver naaftgelege landen , ook gevonden “wierden verfcheide Mineralen, als Vitriool , Aluin enz. 6. Uit de nabyheid dn de Afphaltifche of Doode Zee konnen wy zeer wel begrypen, dat de. gronden, omtrentde Stadt CALLIRHOE en de Stadt MACHZERUS, mineraalachtig, en zelfs ook zwavelachtig en bitumineus -zyn ; want deze Steden, en derzeiver bergen en ‚ vlaktens, waren gelegen aan het aaloude Dal Sippim, het welke door den brand van $o- doma, Gomorrha ent, in deze Doode Zee _ verandert is, door de vlammen des vuurs, ge- boren en voortgebragt op het bevel Gods , uit de Sulfer- en Afphalt-mynen, daar dit Dal en deszelfs lymputten overal mede ver- vult waren; de rook en damp, en het bor- relen des waters, het welke noch gedurig over en op deze Zee waargenomen word, zynge- noegzaame bewyzen van derzelver onderaard- fche vuuren, door dewelke de heete wateren van Callirhoe en Machaerus , buiten;twyfel aan- geftookt worden van de aangeftooke gitmy- nen en bitumineufe vetten en aderen, daar ik voor dezen van gefproken (a) heb; daar- L4 om (a) Ziet Natuur- en Konft-Kabinet September en October 1719. van pag. zor. tot pag. 354- en van Noe vember en December 1759. pag.475. 60476. 168 Natuur- en Konft- Kabinet, om zal ik deze Verhandelinge over de natuurs Iyke Hiftorie vande Rivier ARNON fluiten, met aan den goedgunftigen Lezer noch ee- nig geduld af te vergen , tot de volgende Verhaudelingen over de natuurlyke Hiftorie van Paleftina. SILOS OSSE OTR OSL OST OSS Dertiende Verhandeling van het GOUD, en alle de andere METAALEN en MINERALEN, benevens 1. Een omltandige befchryving der BE RG- WERKEN. 2. Naauwkeurige uit beeldinge der METAAL- EN MINERAALGRAVERTEN.en der- zelver BERGBOUWERTYEN , en ZWAARE BERGWERKTUIGEN. 3. Bereidingder ERTZEN, zuivering enfcheidingder METAALEN en MI- NERALEN. 4. Befchryvinge van de WEZENS-STANDS-VERWIS- SEEING of VEREDELING DER METAALEN. Ï ee TN de (a) twaalfde Verhandeling over het Goud enz. , hebben wy geleert 1. Het _graaven der Putten, derzelver onderfcheidt ‚en (a) Ziet Natuur- en Konft-Kabinet-September en O &ober 1720, van pag. 337- tot pag. 383 SFanuary en February 1721. 169 en vereifchte werktuigen. 2, Het maaken en bekleeden der loopgangen of onderaardfche Myngangen, mitsgaders ‚der zelver verfcheide foorten. 3. De verfcheide Werktuigen, door de welke het overtollige water uit de bergwerken opgehaalt; of gepompt word. Omtrent deze werktuigen hebben wy (a) aangemerkt, datde groote wâter-werktuigen , dewelke Virru- VIUs en G, AGRICOLA befchreven hebben, hedendaags zeer weinig in ’t gebruik zyn, en dat in derzelver plaats uit de meefte Berg- werken het water met zuigpompen kan uitge= pompt worden; van welke zuigpompen drie verfcheide foorten zyn uitgebeeldt in Tabula XX. achter het Natuur-en Konft-Kabinet van September en OÊtober 1720. 2e Behalven deze kleine zuigpompen , dewel- ke door een man bewogen worden, heeft de voortrefielyke AGRICOLA aan ous zeer groo- te zuigpompen mede gedeelt ; deze zyn zoda- nig geftelt, dat dezelve haar water oppom- pen door de beweeging van een groot rad, __het welk door het water van een rivier be- wogen word, gelyk gezien kan worden in Za- Tabula bula XXIIL. hier achter bygevoegt in Fig. 1. XXL van dewelke de put vertoont word door de 7/5” letters aaa. Deze foort van zuigpompen wer pen niet alleen veel meer water op, als de handpompjes, dewelke door een man gepompt worden, maar haalen ook het water van veel Ls die. fa) Ziet Natuvr- en Konft-Kabinet September en October 1720. pag. 369. 179. Natuur- en Konft-Kabinet, dieper plaatzen uit de Bergwerken , om dat zy zodanig geftelt zyn, dat door een werk- tuig , en door een en dezelfde bewee- ging, verfcheide pompen, die boven mal- kander geplaat{t (taan „bewogen worden, ge- Iyk by voorbeeld, bis de laagfte pomp, deze werpt het water in het eerfte putje: of water- bakje getekent met c: uit dit purje word het water wederom uitgepompt door de tweede pomp getekent met d: deze tweede pomp werpt ‘wederom het water in het tweede putje of waterbakje gemerkt met e: uit dit waterbakje word het water wederom uitgepompt door de derde pomp f: deze derde of laatfte pomp werpt het water in de goot gg. Alle deze pompen worden bewogen door het draayen van het yzer 4, het welk als een fpil gedraait word door het groote water-rad, dat door de rivier bewogen word, aan deze {pii is de eerfte breede yzere ftamper #; aan deze (tam- per is wederom een tweede breede (tamper &; aan deze is wederom vaft gehegt de derde breede ftamper /; aan de bogt van deze middelfte breede ftamper is wederom de eerfte ronde ftamper m ; aan de bogt van de onderfte bree= de (tamper is wederom de tweede ronde (tam- per #; aan het einde van deze zelfde breede ftamper is vaftgehecht de derde en onderfte ronde (tamper of pomp=yzer o; de drie op- wipjes zyn getekent met de letters ppp; de drie fcheertjes, dewelke de opwipjes bevat- ten, zyn getekent met 444. 3 ‘Zomtyds gebeurt het, dat onder in de gron- den Fannary-en February 1720. 17e ‚den zeer veel water is, en dat boven op de grond een rivier is, dewelke zo veel water uitlevert, datdoor dezelveeen zeer groot wa= ter-rad kan bewogen worden:om dan de groote hoeveelheid van het water uit de gronden te konnen uirpompen, word een werktuig ges maakt, het welke twee regels pompen te gelyk beweegt, gelyk in Tabula XXIIL. uitgedrukt word mer Fig. 2. a is de boventte draay- (pil. br ishet groote waterrad, het welke door de drift “’£: 2 van't water van de rivier bewogen,‚en met kragt omgedraait word. « is een getande #ympanuis, welkers yzere breede tanden in een andere tympanum Agrypen, dewelke met opene (bils len gemaakt is, op dat de tanden van de bos ventte Zympanam in de tuflchenruimtens van deze {pillen zouden fluiten, en op deze wyze de onderfte Zynapagurm doen omdraayen. ee is een fpil, die omdraaît als de onderfte tyzz= pPanum door de tanden van de bovenfte zym-= Panum bewogen word. ff is een omgekromt Yzer aan weerskanten, het welk in het om- draayen van de {pil van de onderfte zympanzin _de ftamper van de pompen ophaalt en neders, drukt. gegg zyn de vier water-pompen, van dewelke aan weerkanten twee geplaat{t (taan. 4e Behalven deze water - werktuigen, worden noch verfcheide andere na de gefteltheid der bergwerken aangelegt, dog alles komt hier op uit. r. Dat dezelve beftaan of in emmers en putzen, dewelke het water opwerpen door het 17z Natnur- en Konft-Kabinet, ket omdraayen van raderen, die of met men- fchen of met paarden, of door het afvloeyen van rivieren bewogen worden. 2. Of dat de- zelve beftaan uit ronde bollen, dewelke aan kettingen zyn valt gemaakt, en in een neder- gaande buis paffen, en door het omdraayen van een {pil over een Zympanum loopen, ge- Iyk als ik getoont heb voor dezen, 3. Of dat dezelve beftaan in handpompen, die van verfcheide foorten zyn, of in pompen, de-- welke met raderen en door ’t water bewogen <à worden, en dewelke boven malkanderen ge- Pope ftaan, om tot de groote diepte des on= vraardfchen waters te konnen toereiken. # Deze pompen worden boven malkander ge- plaatft, om aan malkanderen het water toe te brengen, het welk door een pomp , die alleen zo lang is als de drie of twee, niet kan gefchieden, om dat een pomp niet hoo- ger als 32 voeten, of de nette zwaarte van den dampkring, kan oppompen, gelyk bekent is by alle de liefhebbers, aan dewelke de Lucht- weegkunde gemeen ís. Als dan de diepte van de put, daar het water uit gepompt moet worden, is zeftig voet, kan zulks niet ge- fchieden als door twee pompen, dewelke elk dertig voer water om hoog zuigen en boven malkauder laan; en by aldien zodanig een „put is ’t negentig voet diep, worden daartoe drie boven malkander (taande pompen vers eifcht, en zo vervolgens. Ge- “January en February 1720. 173 6. Gelyk de onderaardfche werkplaatzen en Toopgangen in de diepe gronden der bergwer= ken zeer met water gekwelt worden, is iu dezelve noch een andere kwelling van groot belang, namentlyk de kwaade hoedanigheid van de onderaard{che tucht. Wy konnen “zeer licht begrypen, dat de lucht, dewelke zomtyds eenige duizend voeten diep onder in de gronden is, en zomtyds den adem moet verkoelen van eenige duizende menfchen , die als met kleine fteden en groote dorpen zeer diep onder de aarde woonen „dik wils befimet en bedorven word vande onderaardf{che minerale Íche,‚z wavelachtige,kobolrtifche, arfewicale,dik ke en zwaare dampen; deze onderaardfche Tucht word byde Berglieden wetter in der geus- “ber genaamt, even als of zy zeiden, het weer san de Metaal-graveryen. Als de lucht geen toegang ep doorftraaling kan krygen in de onderaardfche Metaal- en Mineraal- graveryen, konnen zy in dezelve geen licht aanhouden, En hunne kaarzen en lampen gaan datelyk uit; ook konnen de arbeiders geen adem haá- len, maar zy zouden moeten (tikken by Be- brek van goede lucht. 7. Het is zelfs niet genoeg, dat de lucht in de onderaardfche werkplaatzen en myngangen is, maar dezelve moet daar in konnen door= waayen , en door de beweeginge doorftraa- len, verdunt en gedurig ververfcht worden 5 om op deze wyze gedurig ontflagen te zyn van 174 Natuur-en Konft-Kabinet, van dedikke en zwaare dampen, dewelke de ademhaalinge benaauwen , en den omloop des bloeds en der zappen fchadelyk zyn. Omde wind te ontvangen, en in de putten van bo- ven in te jaagen tot beneden , en door de Wwerkplaatzen, zyn verfcheide werktuigen uit= gevonden. Zommige leggen boven de put drie balken , dewelke langer zyn als de put, deze worden zodanig gefchikt, dat aan weer= zyden van de put een van dezelve geplaatft legt, alsook eentover het midden. van de put, wordende aan de einden met houte nagels im de grond geflagen ; dwars over deze drie bal- ken worden wederom drie andere balken ge= flagen „en zodanig gefchikt, dat wederom door de middelfte balk van de drie laatite balken, over het midden van de put als een kruis fchynt te leggen ; deze laatfte drie balken worden aan de einden wel valt geflagen inde onderfte balken, daar zy boven op leggen, op dat alles wel vaft en geheel onbeweeglyk zoude zyn. Boven het kruis van de twee „middelfte balken worden in de hoogte over- einde geplaatf{t vier breede planken ; elkeplank word zeer valt en onwrikbaar met zyn onder= fte einde geflagen in de balk, en met de zy- den zodanig kruisgewys over en tegens male kander geplaatft, dat daar door vier hoeken geboren worden voor de vier geweften, uit dewelke de winden koomen waayen, op eene wyze dat altyd de wind gekeert en gedron= gen word, om in de put te moeten indrin- ‚gen; en op dat zulks te zekerder zoude ge= Íchieden, plaatzen zommige boven op deze vier | January en February 172%. 175 vier planken een dekzel of kap, gelyk wy op onze fchoorfteenen ftellen ; waar door de wind, dewelke in een hoek van de planken inwaait, niet kan na boven uitgaan, maar noch meerder gedwongen word na beneden te dringen en inde put te waayen. Ziet dit Werktuig Tab. XXIV. Fig. 1. hier achter byge= voegt. 8. Zommige maaken een vierkante koker van hout,gelyk op onze fchoorfteenen, dewelke on= der een weinig naauwer is als boven, op de wyze als een trechter; de kanten, daar de planken van deze koker aan malkander koo- men, maaken zy zeer dicht in malkander, of beftryken dezelve met leem of een andere ftof, dewelke de doortogt van de wind bee let ; deze houte trechter paflen en voegen zy in een kanaal, het welke ín de put geplaatft is, en fchikken- deze houten trechter boven de put zodanig , dat dezelve altyd de wind ont- vangt, en door het kanaal inde gronden blaaft, Andere maaken een zeer lange pyp, dewelke geltelt word in de put;op dezelve word geplaatft €en groot vat a,ziet in Zubula XXIII.hier achter | bygevoegt Fig. 3. Dit vat is onder en boven met meer bekwaame hoepels 4 4 dicht en in mal ‘kander geflagen, en geplaatft op het boven uitftekende einde van de houte ronde pyp €. Zy maaken het vat gewoonlyk vier voeten hoog, en drie voeten breed, om in zo veel te grooter ruimte de wind te ontvangen door het vierkante gat d, het welk altyd na de wind gekeert (taat, door behulp van de vleugel e, dewelke, gelyk als onze hoogverheve weer= \ haa- 176 _Natuur- en Konft-Kabinet haanen , de ton gedurig doet draayen op een daar toe gemaakte {pil ; de wind, dewelke nu in dit vierkante gat van de groote ton inblaaft, word door lange pypen dikwils overal heen geleidt, daar dezelve onder in de gronden wederom haar uittogt kan verkrygen eù doorwaayen, om op deze wyze de lucht te verdunnen, en de kwaade dampen mede te fleepen, en uit de onderaardfche gronden als weg te veegen. Behalven deze worden noch verfcheide andere werktuigen gemaakt, om de lucht en de winden te dryven in de onder- aardfche werkplaatzen, en in de myngangen en putten der bergwerken. Van deze werk- tuigen hebben zommige de gedaante als een moolen met vier wieken, andere de gedaan- te van vier groote waayers, dewelke door een groote ronde houten {pil bewogen wor- den om wind te maaken ; behalven deze wor= den noch verfcheide andere werktúigen en 4 gereedfchappen gemaakt om wind te maaken, _ zelfs van veeren, op de wyze als de vleugels der vogelen „en andere foorten van waayers, dewelke bewogen zynde wind konnen ver- wekken daar zelfs geen wind is, om dat zulks op veel plaatzen zeer noodig is. Van deze konnen verfcheide gezien worden by (a) G. Agricola, 9. Onder alle de wind-verwekkende werktui- gen zyn geen gemeender en noodzaakelyker , als de blaasbalken, die in de bergwerken ge- bruikt (a) Vid. G. Agricolade Re Metallica Lib.VT.. | Fannaryen February M72r. 177 «bruikt worden; deze zyn van tweederhande gebruik, namentlyk om de wind van buiten te blaazen in de onderaardfche bergwerken, door de putten, loopgangen, kanaalen, py- „pen enz., maar ook om de dikke dampen en gevaarlyke uitwaaflemingen der onderaard- „fehe gronden en mynen, van binnen geplaatft _ „Zynde, als op te {lurpen „*en door de putten _ En loopgangen, kanaalen, pypen enz. uit de __Onderaardfche gronden en werkplaatzen uit te __ ‘jaagen naar buiten. Deze blaasbalken wor- _ + den van verfcheide foorten en verfcheide groot- _ «te gemaakt, zommige worden getrokken of _ ‚getreeden door ‘menfchen, andere zyn dik- wils zo groot, dat dezelve met paarden be- „wogen worden 5 zommige zyn zo zwaar ke „dat dezelve bewogen worden door groote wa-= sterraderen, dewelke. door het (troomen van „en rivier worden omgevoeit. fonr door rra 140 … Zomtyds worden, deze blaasbalken boven ‚op een put geplaat{t,,op de manier als in Za- kanaal 4, dit kanaal is zeer dicht gevaegt, „als lucht-dicht}ingewerkt, in het vierkan- _ te luchtgat van de blaasbalk , waar door de __Tucht en de kwaadaardige damp uit de onder- __aard{che gronden door het vierkante kanaal _ „in deblaasbalk «word ingetrokken, z0 haaftig _ als de arbeider dde blaasbalk ophaalt‚en door de | gieasieln fiuiver of pyp‚e wederom uitgebla- LEN, (ZO, Tas als de arbeider de blaasbalk na sb Vv. Deer. M bene= | am in de put a is geplaat{t een vierkant bula- XXIIL. met Fig. 4. word uitgebeeldt , Fig.4. ‘178 Natuur- en Konff-Kabinet; _ beneden laat zakken, of los laat, waar door de onderaardfche gronden van haar onzuivere, ‘dikke, zwavelachtige, arfenicule ,kwikzilver- achtige, en andere vergiftige dampen en dik- ke uitwaaffemingen, gedurig gezuivert en gé- reinigt worden, terwyl te gelyk door middel van een dubbelde blaasbalk de onderaardfche gronden dikwils tot op een diepte van hon- dert en twintig en meer voeten, wederom met zuivere en friffche lucht ververfcht wot- den; het gedeelte van de put, daar het kanaal door gaat, moet afgefcheiden worden van het groote gedeelte van de put; deze affcheiding moet gefchieden door planken, dewelke zeer dicht gemaakt worden als een befchutzel , van boven de grond tot die plaats, daar de kwazde uitdamping is, op dat het overige ge= deelte van de put vry zoude zyn, en aan de arbeiders een goede en bekwaame en onbe= fimette lucht van boven zoude konnen leve- ren. Als dit affcnutzel nu zeer wel en dicht gemaakt is, word het kanaal 4 in het zelve geplaatft, van boven tot onder in de diepfte gronden van de put, om aldaar de lucht als uit te zuigen, en op te flurpen uit die plaat- “zen daar de lucht en damp gemeenlyk dikt en kwaadaardigfl is, dat is, laag op de gronden _en diep beneden. Ir: Als het gebeurt, dat geen eenige put tot | noch toe zodanig diep is gegraaven, dat de- | zelve aan eenige loopgang of myngang kan toereiken ,‚ worden de blaasbalken geftelt r | e Dn SYannary eh February 1720: -P7g de loopgangen, gelyk in Zab. XXIII.-kan ge- zien worden met Fig. s. daar de loopgang Fig. 5. betekent word door aaa. In deze loopgang word een kanaal geplaatft 4; in dit kanaal is ingevoegt de f{nuiver of blaaspyp c, welke bewogen word door de arbeider .d; op deze wyze word de lucht geparft door de loop- gang tot in de werkplaats , daar de myngravers dezelve ‘tot ververfichinge van) hunne-adem- haaling van nooden hebben. Ia. Als uit de myngangen of loopgangen zwaa- re en dikke dampen moeten uitgetrokken „worden , gebruiken de bergwerkers eenige blaasbalken , dewelke naat malkander geptaatft (laan „ gelyk gezien kan worden in Zab. XXIII. Fig. 6. „Deze blaasbalker. a a a zyn zonder Fig. 6. fnuivers of blaaspypen, en zyn voor aan de- zelve gevoegt de kanaalen 4 b, dewelke loo- pen door de loopgang cs. Als-nu de arbei- … der d de blaasbalken treedt, haalen de blaas- … balken voor in doorde kanaalen de kwaade sen dikke dampen -uit de werkplaatzen „ en _‚ontlaften dezelve door haar bovenfte vierkan- ste opening e e.> Op deze: wyze word dik- wils de dikke en befimette lucht, of kwaade „damp en fenynige--uitwaallemingen uit de gronden gehaalt , ter lengte van twaalf of veertien hondert voeten en meerder, hee welk niemant vreemd voor zal koomen, dewelke acht geeft op den aart en de natuur van de lucht, die gedurig ole word door de zwaar- IN 2 te 130 Natuur-en Konft-Kabinet, te van de Atmofphera , waar door veròor- zaakt word, dat,zo ras als door de blaasbalk uit de buis een gedeelte lucht is ingetrokken, dit gedeelte datelyk wederom gevolgt word van de. naafte lucht, die in de buis:is, en dit wederom van een ander gedeelte „tot aan het einde van de buis, of ‘het kanaal, het-welk geplaatft is door degeheele loopgraaf ‚ dewel- ke tot aan de werkplaats , of tot aan de plaats daar de kwaade dampen uitrooken, toereikt, en dikwils meer als twaalf of veer- tien hondert voeten lang is. Als nu op deze wyze de bedorve lucht en fchadelyke damp word uitgetrokken, geraakt in deszelfs plaats gedurig een gezonde en friffche lucht door de loopgang zelfs, in dewelke deze lange buis geplaat{t is. Als de bergwerkkundige deze werktuigen niet uitgevonden hadden, zouden zy ‚tot ontlaftinge der kwaade dampen en dik- ke lucht, en tot verkryginge der friffche bui- tenlucht, veel meer putten moeten graaven, en onverdragelyker onkoften moeten doen, : 133 Als de lucht, derde uit de bergwerken op deze wyze word uitgehaalt, zeer dik en zwaar is, en dat dezelve van zeer verre en afgelege diepe gronden weggehaalt moet wor- den ‚ gebruiken de Bergwerkkundige twee werktuigen of blaasbalken , dewelke van ge- daante de boven gemelde blaasbalken gelyk _ zyn, maar nochtans zo groot ván gedaante, «/ dat dezelve door een paard worden bewogen. Op dezelve wyze gebruiken zy ook zeer groo- te Sannary en February vyrr 181 te blaasbalken, dewelke met paarden. bewo- gen worden, om de lucht, het zy in. de put- ten, het zy in de loopgangen, door de gemaak- te buizen of kanaalen ‚ van buiten uit de open- Jucht te haalen , en in te parflentot onder in ‚de diepe gronden en werkplaatzen ‚der Berg- „werken; want de moolens, de waayers, de “holletonnen of de windvangers, dewelke ik befchreven heb, van vier dwarsplanken, en dewelke verbeeldt worden in Zat. XXIV. met Tabula Fig. 1. zyn geenzins bekwaam om de lucht XXIV. in te parflen tot in zulke uitftekende diepteus Fig. r, en afgelege gronden; deze zyn maar bekwaam tot werkplaatzen, putten en kanaalen , de= ‚welke of niet ongemeen diep zyn, of dewel= „ke zeer veel togt genieten van andere putten en kanaalen, die op deze een bekwaame be- trekkinge en doortogt hebben. 14. … Deze doortogt en peeling van de lucht is _ „miet altyd even groot onder in de gronden, gelyk de, Lezer zeer licht zaì konnen begry- pen ; hoewel echter het goede of het k waa- _ de weer, het welk onder in de diepe gronden gevonden word, juiftaltyd niet overeen komt met het goede of het kwaade weer, dat in de open lucht of buitende bergwerken gévonden word. „De lucht is dikwils zeer iterk en on- ftuimig‚in de diepe gronden der bergwerken, als de lucht buiten zeer frifch en verkwikkende ‚ds,-gelyk meeft gebeurt in de aangenaamtfte _ „zomerfche nachten. - Als in de wintertyd bui- ten in de open lucht een groote koude en db M 3 vorft 182 MNatuur- en Konft-Kabinet vorft befpeurt word, is de lucht onder in dè bergwerken zeer onftuimig, en dikwils zo vol beroering, dat geen lampen konnen opgehou*= den, en geen vuur kan in de brandt gehou- den worden, op. die plaatzen daar geen deu- ren gemaakt zyn, om deze onftuimigheid af te fchutten, gelyk anderzins in de bergwer- ken zodanige deuren op veel plaatzen noodig zyn. Het gebeurt ook dikwils, dat zeer hard weer en groote koude met vochtigheid, inde putten of loopgangen vallende, zo veel ys in dezelve verwekt , dat dagelyks menfchen moeten werken , om het ys uit dezelve te breeken en weg te brengen, anders zoude het onmogelyk: zyn, om uit of in de putten en loopgangen te koomen; dog om dít onge- mak voor te koomen , worden voor de loop- gangen deuren, en boven de putten hutjes gebouwt, om deze voor de invallende win= den, regens en jachtfiieeuw te dekken. De- ze zorgvuldigheid is ook zeer noodzaakelyk, om te beletten , dat het water, het welk door de loopgaungen ontlaft word uit de werkplaat- zen en Onderaard{che vertrekken , niet be- vriefs. 15. By de zomer en op andere tyden, gebeu- ren in de bergwerken veel dwarlwinden, en onverwachte fpelingen van de lucht. Hie op moet met veel voorzorge gelet worden, dewyl het dikwils gebeurt is, datde menfchen in de onderaardfche berggraveryen en loop- …_ gengen geïtike zyn door de rook van mi at 1 January en February 1721. 193 dat in de berggroeven of werkplaatzen ge- ftookt wierd; daarom moet op zulketyden of geen vuur in de mynen geftookt „of zeer zorg- vuldig op den uittogt des rooks gepaft wor-, den. De kwaade luchten en dampen , de- welke in zommige bergwerken gevonden wor- den, en waar in de arbeiders dikwils hun ge= heele leven moeten werken,zyn dik wils de oor- zaak, dat de bergwerkers.geen grooter ouder- dom als omtrent de veertig jaaren bereiken, . en wel voornamentlyk indie berggraaveryen, die gebrek aan water hebben, dewyl de men- _ {chen daar als in een gedurige íteen(tof Ieeven, en met zeer benaauwde ademhaaling en groote aamborftigheid gekwelt worden. Zomtyds worden zeer nuttige doortogten gemaakt , om de lucht te verbeteren, en deszelfs vrye doorftraalinge te bevorderen. Zodanige door- togten worden veroorzaakt, als twee werken tot een worden gemaakt , en dat de loopgangen tot maikanderen worden uitgegraaven, en door worden geflagen „ het welk tot verftidinge desluchts, entot ontlaftinge des waters, dik- _ wils zeer veel kan toebrengen. Als een oud Bergwerk vol water (taat, dat zich niet kan __ ontlaften, word daar door deszelfs lucht zeer bedurven en verdikt, het welk dikwils ver- holpen word, «zo ras zodanig een oude Berg- groef word doorgeflagen , en tot aan een nieuw of een naaligelegen “word uitge- werkt, om deszelfs water te ontlaften , waar door datelyk de lucht zeer veel word verbetert, M 4 Op Fig. Ze Fig. 3. 184 _Natuur- en Konft-Kabinet; Bnr af N Op zommige plaatzen word de kwaade lucht door het vuur verdunt, verbetert, en uit de berggroeven weggedreven, het welk gefchiedt met een groote yzere korf, dewel= ke vol gaten en tralyen is , en in dewelke vuur gemaakt word van hout, en dewelke van de werkplaatzen tot na buiten, of door de putten, of door de loopgangen heen en weder word gebragt. Op deze wyze moet datelyk de dikke en dampige lucht na buiten vertrekken, want als de lucht door * vuur word heet gemaakt , heeft dezelve onge loofiyk veel grooter ruimte van nooden, om dat het vuur de lucht níet alleen verdunt, maar ook onbedenkelyk veel uitzet, en dwingt om meerder ruimte en een uittogt te zoeken na buiten in de openlucht. Zodanig een vuurmandé kan gefleept worden door de loop- gangen,gelyk alsin Fig. 2. en Fig. 3. letters aaaza in Zab. XXIV tezienis , dewyl daar bekwaame ruimtens vertoont worden tuffchen de folde- ringen of het draagwerk, het welk vloeren van planken zyn , die op paalen en balken ruf ten, en onder welke vloeren een ruimte ge: laaten word tot den uitgang van het water, en totden in en uitgang der lucht en der bui= zen, daar wy van gefproken hebben. 17. Als in een Bergwerk bekwaame putten en loopgangen gemaakt zyn, en-alle de werk*- tuigen, om het overtollige water uit te voe- ren, en de lucht af en aan te brengen, toe- Be Fannary en Februaryer7ar. 185 geftelt en vaangelegt zyn, beginnen de Berg- werkers overal op de bekwaamfte plaatzen , en daar de ertsader door loopt, dezelve te vervolgen, om de erts te winnen. . Hier toe worden verfcheide middelen in ’t werk ge= ftelt, als eerftelyk door den arbeidt der han= den, met hakken ‚ kouwen,en alderhande ftaa- le en yzere breek-gereedfchappen , dewelke wy voor dezen befchreven hebben, en gelyk als gezien kan worden in Zab. XXIV. Fig.4. Fig.4. letters aaaaaaaaaaa. Deze gehakte Erts word gebragt by de vergaderplaats 4, en op- gehyût in den emmer c door het windas d, en van daar gebragt aan de vergaderplaats e van de put f.- Het tweede middel, om den erts te breeken, en dezelve te winnen, ge- fchiedt door behulp van vuur, het welk de harde en weerbarftige fteen week brandt; en de derde manier gefchiedt door het fchieten met buskruid, De erts, dewelke door hakken en breek-yzers gewonnen word, veroorzaakt sonder het werken zeer veel ftof‚, en vereifcht na deszelfs verfcheiden aart ook verfcheide foorten van: wiggen ‚ hamers, breek-yzers, __koevoeten enz. 8 is 18. + Als de Metaal-erts-aderen zo weergadeloos shard en wreed zyn, dat dezelve op geender- ‘hande wyze doorde yzere en flaale handge- eedfchappen konnengebroken worden, wor- ‘den aan de zywanden tegen de muuren groo- ste vuuren van,hout geftookt, gelyk gezien ‘kan worden in Zab. XXIV. Fig. 5. en Fig. 6. Fig. s. Als deze “vuuren zullen aangelegt worden,en 6. B SME moet 186 _Natuurs en Konft-Kabinet „ moet eer(t zorg gedraagen worden, dat zoda nige plaatzen zeer droog worden gemaakt, en als dezelve met water gekwelt zyn, moet het zelve eerft uitgepompt of uitgeput worden. Het hout ‚daar deze vuuren van aangelegt wor- den, moet zeer droog en bekwaamzynomte branden, wantdoor de kragt vande vlam ende grootte hitte moet de fteen voornamentlyk ver- murwt worden. Het vuur moet niet in brand gefteken worden , als by heel fterk weer en een goede doorgaande wind ‚in de metaalgroef, op dat alle de rook en damp van het vuur uit de me- taalgroef zoude konnen wegtrekken,en ook het vuur bekwamelyk konnen aangeblaazen wor- den. Zomtyds gebeurt het wel , dat een maal te vuuren niet genoeg is, en dat voor detweede maal, terwyl de fteen noch heet is, noch een vuur moet aangeftookt worden. De Erts, in dewelke veel zwavel gevonden word, laat zich zeer bekwaam door ’t vuur murfen los bran= - den. De tyd om deze vuuren aan teftellen is gewoonlyk op een vrydag, om dat dan des zondags, als niet gewerkt word, de rook en damp uit de graafplaats kan wegtrekken , hoe- wel dat gewoonlyk noch de geheele week door zo veel hitte in de berggroef gevonden word, dat de arbeiders,al werken zy riaakt,veel te lyden hebben. In het branden en aanfteeken van deze vuren moet zeer naauw keurig gelet worden op de beftendigheid van het weer,want in de zomer en by dwarlwinden,als de wind gedurig heen en weer keert, isdit zeer gevaarlyk , en heeft dik- wils de arbeiders in de loopgangen doen verftik= ken; en alsheral gebeurt, dat de arbeiders en berg= Famiary en February 1721: 187 berglieden alle buiten de groeven zyn, is dik- wils door de dwarl winden, en heen en weerfpe- lingen van de lucht,de geheele metaalgravery een geheele week zo vol rook , dat niemant in dezelve kan duuren om daar in te werken. 19. Uit dit WUurmóoken verd noch een ander groot gevaar geboren , dat is, een fyne kwaad= aardige geeft, dewelke door ’t vuur uit de mes taal-erts is ontbonden, en dewelke de geheele lucht van de berggroef bederft en vergiftigt; zo: danig een los gebrandegeeft word van de berg- werkers Schtwaden genaamt, en beftaat uit ko- boltifche en arfenicale dampen. Zeer veel men- fchen zyn door deze fenynige en k waadaardige arfenicale geelt onverwacht geftorven, zo ras als zy na den brand „het zy door de loopgangen, het zy door de putten, in de berggraveryen zyn ingekoomen. Zomtyds houdt zich deze los- RA en ontbonde kwaadaardige geeft noch ng op in de berggravery, fchoon derook en tichtbaare damp ait de myn is weggewaair, en dezelve houdt zich wel voornamentlyk op by de plaatzen,daar veel flilftaande en verftopte wate- en gevonden worden, of in die hoeken en ho- len, daar de lucht niet al te wel kan doorwaa- yen. Zorasdeberglieden deze kwaadaardige geelt inademen , gevoelen zy dik wils haaftiglyk een koude aan hunne handen of voeten, of wor- den doof en gevoelloos van leedèen ‚of vallen in een diepen flaap, daar zy in weg blyven, alszy niet zeer haaftiglyk ín een zuivere en frifiche lucht overgebragt worden, | ï k: Het 198 _Natuur- en Konft-Kabinet , . 20» Het fchieten met buskruid gefchiedt, omzo- danige ertzen loste maaken en te breeken , de- welke door geen breek yzers te verbryzelen zyn, en omtrent dewelke geen goede gelegentheid is om door vuur los gemaakt te worden. Het fpringen en fchieten met buskruid kan gefchie- den op alle plaatzen , het zy natte of drooge ; de plaats, daar het buskruid gebruikt word, moet eer{teen weinig ingehakt worden, en de fteen hier en daar rondom deerts wat wegge= hakt; waar door de erts bekwaamer gemaakt word, om door ’t vuur van ’ buskruid loste fpringen 5 ditlosbarften en breeken, door mid= del van buskruid, is eerft in Duitfchland in’ gebruik gekomen in’tjaar 1627, wanneer die manier eerft uit Hongaryen in Duitfchland wierd overgebragt, en aan het groote en ver- maarde Hartsgebergte in 't werk geftelt, en van daar heeft het zich wyd en breed door geheel Duitfchland verfpreidt. Op zommige plaatzen was het in den beginne niet aangenaam , omdat zy vreesden, dat het houtwerk, en de onderaard- fche gebouwen der loopgangen en werkplaat- zen, daar door eenigzins zouden konnen be- dorven worden, gelyk ook zomtyds gebeurt : maar niet tegenftaande dit ongemak, word door behulp van het los {chieten met buskruid zo veel uitgewonnen, dat zulks op zeer veel plaatzen in ’ werk gefteit word, om dat door het fchieten veel graveryen, diete voren verlaaten waren , wederom bekwaam zyn gemaakt; want die plaatzen ‚kammen en wreede (ìeénen , de welke tu{lchen de metaal-erts-ader kwamen in- Fanùary en February 1721. 1 89 infchieten, en die om de groote onkoften door „menfchen handen noch door branden met hout niet konden weggearbeidt worden,zyn door het fchieten en fpringen met buskruid dikwils uit ‘den weg geruimt. Ook zyn zommige metaal- ‘rts-aderen zo onbreekbaar hard van zelfftandig heid, dar dezelve zonder fchieten niet los ge- “werkt konnen worden. 21. Om het los fpringen of fchieten door ’ bus - ‚kruid uictevoeren, moet een diep gat in het ge - fteente geboort worden ; dit gat moet diep, groot of klein zyn,en ook op een manier fchuins ofrechtgeboortzyn, nadatdebrok, dewelke “los gemaakt moet worden , groot of klein, of hoekig, uitftekend, vlak of ongelyk is. Zom- ‘tyds worden die gaten een halve (achter, dat ís “zeven vierendeel van een el, diep geboort , maar „de meeften tyd ondieper. Tor het booren van “deze gaten worden verfcheide (taale booren ge- “bruikt, als kleine, middelmatige, groote,kor= teen lange, dunder en dikker : eer{t wordende ‘korte booren gebruikt, en naderhand de lange; ‘zodanige booren worden door twee menfchen “beftiert, een van dewelke draait met het hand» watzel , en een ander dewelke het yzer houdt _€n beftiert , om wel te doen hechten. Op zom- mige plaatzen word de boor maar door een man „beftierr,om dat het gebergte zeer ongelyle wreed of zachtis, In het booren is groot onderfoheidt, “want als de {teen vochtig is, laat dezelve zich ook veel gemakkelyker booren , daarom word “zelfs, alsde fteen droog is, gedurig water gego- ten in het gat, in het welke de boor werkt’, om het werk te verlichten. Als 190 _Natuur= en Konft-Kabinet; 22. Als nu zodanig een gat in’tgebergtegeboort _ is, word het zelve zeer droog uitgewifcht,enin _ het zelveeen kardoes, daar twee pond buskruid in geftampt is, gefteken: het gat word dicht toe geflagen door een hout, daar een loopgaat- — je in geboort is, het welk insgelyks met buskruid _ is gevult,en buiten dit gaatje hangt een ftukjege- zwavelt linden,‚het welke met een lampje word aangefteken, ziet Tab. XXIV. Fig, 7. Ditftuk — hout, daar het gat als in gedaante van een kurk, dewelke in een fles fluit, mede word toegeftopr, is door een yzer werktuig zeer onbeweeglyk vaft geklemt in het in de fteenrots geboorde gat, op dat het buskruid aangefteken fynde,defe hou- te prop niet wederom uit het gat foude doen ftui- ven , maar inj tegendeel deszelfs kragt oefenen om de rotfteen te verbryzelen. Als de rotzen niet metallyn, maar geheel van fteen zyn, gelyk „als in defteen-breeken of fteen-mynen op ver= fcheide plaatzen van Duitfchland , kan door het fchieten met buskruid zeer veel moeite en ar- beid befpaart worden, want het is naauwelyks te gelooven, welke groote ftukken en brokken fteen op deze wyze zeer haattiglyk gebroken worden. Wy lieten op eentyd, zynde ineen Steenbreek van Duitfch Marmer, by ’t Huiste Bensburg over Keulen, eens een proef nee- men „en een geboort gat met buskruid vullen, maar elk een van ons Nederlandf{ch Gezelfchap wás verwondert,over de kragtige werkdaad van ’ befloten buskruid, over de grootte en me- nigte der losgeflage marmerfteenen, en over ‚de groote ruimte en verheid, over dewelke zome Fanwary en Februarp Yp2re 191 zommige flukken geflagen of geworpen wer= “den. - 23% Behalven de groote” mumsd van het bus- kruid, om de al te harde ertzen en fteenen te ‘verbryzelen , en op die wyze veel geld en moei- tetebefpaaren, dientook het zelve om dealte “dikke, vochtige en dampige lucht der onder- “aardfche werkplaatzen, loopgangen en putten, te verdunnen en-tezuiveren, en kan met recht onder de hulpmiddelen gerekent worden , de- welke gebruikt worden om de ziektens der “berglieden voor te koomen, hoewel de berg- “lieden verfcheide ziektens onderworpen zyn , tot dewelkeandere hulpmiddelen gebruikt wor- “den. Zommigeéziektens der berg werkers open- “baaren zich in de long, andere aan de oogen, _fandereaandeledemaaten , handen en voeten, “andere door het geheele lichaam, en zommige neemen hen uitdit leven weg. (a) G. Agrico- “da, door ondervinding fprekende, zegt dat aan Î de beenen der werklieden, die gedurig in natte werk plaatzen (taan te arbeiden , veel ongemak- | ES veroorzaakt worden, om dat de onder= aard{che koude zeer {chadelyk voor de zenu- _wenis. Degroeven en werkplaarzen, dewelke altedroogzyn, engebrek aan water hebben, _zyngemeenlyk“zo vol ftof, dat alle de werklie- den aamborftig worden, en in een elendige _Aflhmageraaken. Als dezefteen-{tof bytende is, knaagt dezelve menigmaal de vafte deelen van de long, en veroorzaakt een verouderde longzweer , teering, en doodelyke vermage- ring (a) De Re Metallica Lib. VL. « 192 _Natuurs en Konft-Kabinet, ring van ’tgeheele lichaam. In zommige groe- ven van Meilen by Aldeberg, word een zwarte Pompholyx gevonden. (zegt Agricola.) dewel- ke het vleefch der ledemaaten. niet alleen ver- byt, maar zelfs tot op het gebeente toe weg- vreet. Het yzer-mineraal is ook van een by- „tende en ineetende eigenfchap; zomtyds ont- moeten zy. een zeker foort van Cadmia, het welk de natte voeten en de handen verbyt, en de long en oogen befchadigt. Van de fyne arfz- nicale of koboltifche geeften , en deszelfs {cha- elykheid, dewelke door ’t vuur losgemaakt worden, heb ik reets gefproken. Zommige ‚ Metaal-groeven teelen uit haar zelfs een fee nynige damp, en min of meer doodelyke uit- waafleming. De zwavel-damp , dewelke zom- tyds zeer onverwacht hier of daar uit een fcheur of reet van een berg uitwaaflemt, heeft „dikwils aan de werklieden de dood veroor- -zaakt. Van het inftorten der bergen, het toe- vallen der zy-wanden, en bedekkinge der groeven, van het vallen en kwetzender berg- lieden, zal ik niet fpreeken, om dat de on- gemakken, dewelke hier door geboren wor- den, met veel andere voorvallen gemeen zyn. Einde van de Maanden Fannary en Fen bruary IJ 21e p esentee ge ters VJ peu jn sa Gaas vrg naturelle de cats mesme Cosse coupet en travers. de sa grosseur naturelle . [5 ME mondee de sa peau exterteure . e de Cacao dun morts. Cacao en bouton et epanoutés Januart en Februart Zat. 2. ne Cosséde Cacao esentee au tiers u peu pres de sa ra naturelle. * Le mottie de cette mesme Cosse coupee en travers. Une „Amande de sa grosseur naturelle . - La mesme. Amande honde de sa peau exterteure . Petite Cosse de Cacao d'un mots: Lleuns delCacao en bouton et epanoutes Dr Ro ip | | | AIN Erde vutart en Februari 1721. KABINET DER NATUURLYKE HISTORIEN, WETENSCHAPPEN, KONSTEN E N HANDWERKEN, Voor de Maanden MAART en APRIL rzzr. ‚ Verciert enopgeheldert met Kopere Plaaten, Te OSD A u yHENDRIK STRIK, Boekverkoper bezyden’t Stadhuis: 1721. ores KHSEH ETE mn SE Gd } lek: Ee OS PA G Tt  Hi ‘ le P ' ed . a za Kd 1 : EE ARES SD rd A 1 Ml A Tst 7 jet rmnirgsad ser Pag.-195 NAT U U R. EN KONST-KABINET, Voor de Maanden MAART EN APRIE 1721. Dertiende Verhandeling van de ALG E- MEENE natuurlyke Hiftorifchry= vers, en indezelve het vervolg van het kort “begryp » en de Opheldering der na= tuurlyke Hiftorie , en Proefkundige Wysbegeerte van ROBERTUS WBO 1 LE, L rjg A dat de Hoog waardige. RoBER- NEE TUS BoyrLeE in het eerfte deel; jh, NP, Cbeftaande,uit-vyf byzondere Ver- 5 handelingen ). over de nutheid van de natuurlyke. Hiftorie en Proef- 5 Aan Wysbegeerte, afgehandelt heeft. bet nut en voordeel, het welke wy genieten uit ‚N 2 de 296 _Natuur- en Konft-Kabinet ; de naauwkeurige -befchouwinge-en het ‚naar= ftig onderzoek der fchepzelen en konft-ge= wrochten Gods, tot meerder volmaakinge en verbeteringe van onzen geeft, toont die voor= treffelyken Schryver, in net tweede deel, be= ftaande uit, tien byzondere Verhandelingen, „welk'een nut en_voordeel wy genieten voor ‘ons lichaam , door de naauwkeurige kennis der natuurlyke Hiftorie en proef kundige Wys= begeerte. Wy moeten ons zelven niet vol- doen; alteenlyk met de befchouwinge en be- fpiegelinge en bloote kennifle van de Natuur en natuurlyke gewrochten, maar wy zyn ook verpligt daar in te werken, en voortgangen te maaken. Wy moeten de Natuur en des= zelfs gewrochten beheerfchen en beftieren, want de magtige, de wyze en goede Godt, de Schepper en Onderhouder van het Geheel- “al, heeft ons aangeftelt tot koningen over al- Je.de fchepzelen ; daar toe heeft Godt aan on- „zen geeft gegeven eigen{chappen en vermo= gens, door welker onbegrypelyke kragt wy de Natuür , met ontelbaare uitvindingen, ver- wonderenswaardige konft(tukken , werktui- gen en konfigreepen , befchaaven, verbete- ren, en te hulp koomen; en waar door wy, zeg ik, boven alle andere fchepzels uitmun- tende’, onze volftrekte magt en heerfchappy over de fchepzelen konnen oefenen, en daar ‘door “dezelve bekwaam maaken tot beter dienft en ‘gebruik voor ons lichaam, en tot deszelfs heit en welftand in verfcheide op- ‘zichten. Dt vs De _„Maart en April 17ax. 197 De Heer Borre heeft zeer wel aange- merkt, dat de grenspaálen van Ons, gebiedt over de Natuur, zich niet verder uitftrekken, als de kennis , ‘dewelke _wy van’ de, Natuur verkregen hebben, toéreïkt en doorgedfongen is. Zhales Milefius gaf een fraay ftukje: van zyne heerfchappy Over de Natuur, bover zy- ne onkundige tydgenooten, want zommige aan hem gevraagt hebbende, ‚wat, nut toch uit „de Sterrekunde voor de merifchen te’ haalen was, verachte hy hen’ met ‘flilzwygén : ‘fraar opeen tyd gemerkt hebbende, door 2yne fter- rekundige waarneeiningen, een tóekomênde’, onvruchtbaarheid én fchaârsheid’ van ölyven kocht hy alle de olyven op, en noodzaakte deze dwaaze vraagers , en een iegelyk „ de-” zelve voor veel geld en ‘zeer duuf' uit zyne handerr te moeten breeken. De kenmiflë, de- welke wy verkrygen van *t vermogen der Schépzels, is de vootlichter, door-dewelke wy dezelve tot ons gebrüik’ weeten té bereiden’, en door onze konft tot verfcheide “uitvoerin= gen bekwaam te maaken , om dezelve’ te regeeren. Getuigen hier van onder duizende zyn de ontdekkingen van het vermogen, om zich na-de Pool te neigen des ‘geftreken nâälds aan de zeilfteen. De ontdekkìrg van de tegen(trydighieid des Salpeters eri des Zwa- vels, en her daar ‘uit’ geworden Wuskrùidt, en deszelfs vermogen; Wât hecft ‘die’ niet al een vermogen aan de ménfchen gegeven, om heerfchers te weezen’ over de Natuur! Die bad: lide dan 198 Natuur- en Konft-Kabinet, dan een groot heerfcher en een ontzachelyk Koning over de fchepzels tracht te worden, moet dezelve naauwkeurig onderzoeken, der zelver eigenfchappen, hoedanigheden en ver- mogens naarftiglyk betrachten; dit is de pligt van een iegelyk van ons allen : hier toe zyn wy (elk na zyn bekwaamheid aangemerkt ) van Godt in de Natuur geftelt. 3 Als wy dan trachten te geraaken tot een naauwkeurige kennifle der groote Natuur en deszelfs deelen, konnen wy ons nergens met meerder vrucht natoewenden, als tot.de na- tuurlyke Hiltorie, dewelke die zaaken om- flandiglyk en naauwkeurig aan ons befchryft; en als wy trachten te geraaken tot de waar- achtige kennifle der eigenfchappen en vermo- gens der natuurlyke zaaken en {chepzels , kon- nen wy ons nergens met meerder. vrucht na toe wenden, als tot de Proefkundige Natuur- kunde, dewyl deze door naarftige waarnez- mingen, ervaareniflen en proefbevindingen, zulks aan ons mildelyk openbaart. Gelyk als wy de. tn zaaken onder- zoeken en leeren kennen, om dezelve tot on- ze ‘welftand en heil, en tot dien(t en gebruik voor onslichaam, bekwaamte maaken, moe- ten wy boven alle andere zaaken aldereer{t be- trachten de kennifle van ons eigen lichaam, en de betrekkelyke eigenfchappen en vermo- gens der andere {chepzelsop onslichaam, om ons Maart en April 1721. 199 ons zelve door derzelver gebruik te voeden, te onderhouden, en van onze ziekten en gebreken tegenezen ; maar in’t onderzoek van deze ken- niflen van ons eigen lichaam, moogen wy niet met die zelfde vrymoedigheid te werk gaan, door’ aanrechten van proeven of experimenten, gelykals in ’t onderzoek vanalle andere {chep- zels open onder malkanderen ,‚ want dit zoude dikwils voor ons leven en gezondheid te ge- vaarlyk zyn. Ju bet menfchelykelichaam (zegt de groote (a)GALENUS) dre dingen te beproe- wen, dewelke noch niet volkomen door. de on= dervindinge getoetft zyn, is niet zonderge- vaar; want bet einde van een roekelooze an- dervindinge is dikwils de ondergang van het geheele levendige fchepzel, Ik zoude met on= telbaare voorbéelden konnen bewyzen, van welk een kwaaden uitkomt geweeft zyn de ge= neesmiddelen , dewelke zonder behoorlyke ondervindinge zyntoegepaft, en verkeerdelyk gebruikt.in de ziektens, Omtrent twee zaa- ken moeten de Geneesheeren, in het gebrui- „_ken- der geneesmiddelen, by uittlekendheid voorzichtig zyn: Lerftelyk, in het volgen van hunne, geneeskundige regelen, want als deze regelen zyn vaftgeftelt door ydele befpicge- dingen „of door ondervindingen , dewelke of verkeerdelyk zyn waargenomen „ of niet al- gemeen doorgaan, zyn zodanige geneeskun- dige grondregelen dikwils de oorzaak ge- weeft yan ontelbaare ongelukkige uitkomften. Zen tweeden, in het toepatlen van hunne fpe- cifigue geneesmiddelen , want een geneesmid- jen N 4 del;, Vid. Galen. Comament‚in Aphor.z, hb.x. zoo Natuur- en Konft-Kabinet, del, het welke in een ziekte zeer deugdzaam en goed is geweeft, zal in dezelfde ziekte in een ander perfoon, ja dikwils in’ de zelfde perfoon op een andere tyd, om veel byzon- dere en verfchillende omftandigheden: zeer nadeelig konnen zyn; waar uit zeer klaarlyk blykt, dat wy met de uiterfte zorgvuldigheid ons lichaam moeten onderzoeken, door dik- wils herhaalde waarneemingen, en geen re- gels moeten vaft ftellen , als dewelke van de- ze echte waarncemingen- zyn-Ontleent , en geen proeven moeten aanftellen, als dewelke „wy zeer dikwils hebben zien beproeven, en in alle deszelfs omftandigheden hebben leeren kennen, en wel leeren toepaflen dooreen ver- ftandige bevindinge. pgr Hoe nuttig en dienftig nu zyn een-naauw- keurige kennifle der natuurlyke fchepzelen’, als ook die van ons eigen lichaam doof on- derzoek , en een waare proef kundige Natuur- kunde, om met de voorverhaalde zorgvul- digheid ons lichaam op een geneeskundige wyze zonder gevaar te bezorgen , zal elk een nu wel klaarlyk begrypen , en daar uitde nut- heid der natuurlyke Hiftorykunde en proef- kundige Wysbegeerte, mer betrekking op ons eigen lichaam, ontdekken. Wy konnen: de konften aanmerken , als de wezendlykfte werktuigen van de menfchelyke heerfchappy in en over de Natuur of de fchepzelen. De- ze konften ftaan ‘op verfcheide manieren ons ten dienft, want tot behulp van onze lichaams nood- Maart-en April 1721. zot noodwendigheden, zyn de konften, dewelke wy noemen: de ‘Geneeskunde en de Huis- houwkunde: Tot behulp onzer nutheden zyn ontelbaare konften, handwerken en ambag- ten, als-by voorbeeld de kleermaakers, hoe- demaakers, ledertouwers, verwers, weevers, fabrigneurs, en-diergelyke konften’, hand-, werken en-ambagten, … Tot behulp onzer ver- makelykheden “en plaifieren “zyn ontelbaare konften,handwerkenen ambagtensalsde Bouw- konft, de Schilderkonft, de Beeldhouwersk onft, de Gieterskontft, de Zuikerbakkers handwerken enz. Ín alle deze konften en handwerken heeft dekenuifleder natuurlyke Hiftorie en der Proefkundige- Wysbegeerte. , zodanig een pnoodwendigen. invloedt ‚ dat niemant deze konften, handwerken «of ambagten , in de grond „en boven den horizont van de gemee- ne ambagrslieden , zonder dezelve kan achter= haalen of:verftaan ; behalven dat deze koníten, handwerken of ambagten, door de kenniffe der matüurlyke Hiftorie, en-der proef kundige Wysbegeerte, veel konnen worden vermeer- dert , verbetert , en zelfs nieuwe en nooit gehoorde konften., handwerkenen ambagten, daar by-uitgevonden worden. Omdit- nu met eenige voorbeelden aan te | toonen, vân-welk een nutheid en groot ge- | bruik de natuurlyke Hiftorykunde, en de \ proef kundige Natuurkunde , in de bovenge- ‚ melde konften, handwerken en ambagten , ge- | vonden worden: en welk een hulp, licht en “: N 5 ver= _ 202 Natuur-en Konft-Kabinet , verbeteringe de konften enz. daar door ver= krygen, begint de Heer Boyre zulks voor eerft eens aan te toonen , door alle de dee- . Ten van de Geneeskunde ; en om dat deze konftige Wetenfchap door de Geneesheeren verdeelt word inde vyf volgende deelen, na- mentlyk 1 Phyfiologia. 2 Pathologia. 3 Se miotica, 4 Hygieine , en 5 Therapeutica,toont de Heer BoyrE op welk een ‚wyze elk deel is aangewaflen , vermeerdert en verbetert!, doer behulp van de waare en zaakelyke Na- tuurkunde, en begint zulks voor eerft met de Phyfiologia , dewelke de Heer BoyLE aantoont, dat veel licht verkregen heeft uit de proef-ondervindingen , dewelke verkregen zyn door de proeven, die op alderhande wy- zen in het werk geftelt zyn in. de lichaamen van alderhande levendige dieren , om door overgang tot gelyk door dezelve op te helde- ren de gefteltheid van de ingewanden, in= wendige deelen, derzelver gebruik en func= zien, van het levendige menfcnelyke lichaam: 7 De aaloude Schryvers verhaalen, dat He- zophilus en Erafifkratus gewoon waren te ont- teeden de levendige lichaamen van zodanige, dewelke ter dood gedoemd waren , maar zelfs de aalouden hebben deze bafbaarfche wreedheid veracht, en naderhand goed gee vonden , de levendige lichaamen der koeyen, kalveren, fchaapen, verkens, enz. te ontlee= den, en worden daar nog dagelyks van de Ontleedkundigen in nagevolgt, om dat veele zaa- … Maart en April 1721. 20% zaaken in de doode lichaamen der menfchen niet gebeuren , dewelke in de lichaamen der le- vendige gefchieden. Hier door is eindelyk ont- dekt,en word ook dagelyks noch meer opgehel= dert de ommeloop des bloeds, de beweeging des Chyls ‚en dé loop van de wey in de watervaten, deaf kleinzing van degal, van de klierzappen, van de kwyl des monds, van de pis, van her Zweet, van het vet, van het {hot der neus, en diergelyke afgekleinsde zappen en derzel- Ver beweegingen. Op deze wyze zyn ook - de Chyl-vaten van het darm{cheel door Caf= Parus Afellins, de watervaten door Barzhols- aus, de Chyl-vaten door Pecguetus enz. eerft in de lichaamen der dieren ontdekt, en sna- derhand in de lichaamen der menfchen te ge- makkelyker gevonden. _ Behalven diergelyke veelvuldige en nutte Ontdekkingen van alderhande natuur, gedaan Da den tyd van zeer veel aaloude en ook vee Je van onze Voorouderen, door de beroem- de Maunen van onze tyden, Francifcus Glif= fonius , Marcellus Malpighius , Thomas Wills, Johannes Conradus Peyerus , Fobannes de Muralto, Jobannes Nicolaus Pechlinas, Fa- hannes ‘Facobas Wepferus , Thomas Warthozus , Regnerus de Graaf, Johannes Conraaus Brun- neras, Laurentius Bellini , Nicolaus Steza, Johannes Swanmerdam , Gualtherus Neede ham, Guilielmus Harvens, Tbheodorns Alides, Fredericus Ruifch { tegenwoordig de oudite Profflor in de Ontleedkunde van geheel Fa- ropa, nn . 204 Natuur- en Konft-Kabinet, ropa, mynen zeer goeden en byzonderen vriend ) Carolus Drelincurtius , Thomas en Cafparus Bartholinus, Richardus Lower , Ma- bachias Thrufton , Georgtus Entius , Carolus Fracaflatus , Carolus Raygerus , Theodorus Kerkringius ‚ Guilielmus Briggs, Johannes Baptifta Verle ,Guntberus Chriftophorus Schel- bammerns, Fofephus du Verney, Paulus Man fredus, Johannes Majow , Carolus Spon, Olaus Rudbeck, Guilielmus Cole, Foanmes Alphou= fes Borellus, Michael Lyferus , Simon Pault, Hofepbus Zambecearus , en noch verfcheide an- dere; behalven de verwonderenswaardige entdekkingen, zegge ik, van deze Heeren, zyn noch zeer veel proeven ondernomen, in de lichaamen der levendige dieren, door de _ naarftige onderzoekers der Natuur, tot ophel- deringe van dat gedeelte der Geneeskonft, het welkede Phyfiologia genaamt word. De Heer Rarrertus BoyreE verhaalt, dat veele ge- twilt hebben, over de proefbevindinge van het Witfnyden des milds in een levendigen hond , zonder dat daar op de dood des diers gevolgt is , maar hy verklaart hoe hy zelfs ooggetui- ge is geweelt, dat de behendige Ontleeder , de Heer JoLIvE, zulks gedaan heeft aan een jong hondje ,het welk de Heer BoyYLE zelfs toekwam, en zeer lang daar na gezond en luftig zynde geleeft heeft. De vermaarde Íta- liaan FIORAVANTI verhaalt in een Iraliaanfch boek , door hem in ’t licht gegeven, dat hy met een gelukkige uitkomft de mild heeft uit- gefneden vaneen zekere Dame, dewelkehy de naam | Maart en April 172: 205 naam van: MARULLA DE GRIEKIN geeft, en dewelke noch lange jaaren daar na zoude geleeft hebben: maar wy zullen op het goed geloof van deze Hiftorie, F1oRAVANTiI om onze: her al te hulp te koomen echter niet navolgen. De aalouden waren gedurig bezig met het ‘openen der dieren, en het onderzoeken van derzelver ingewanden en byzondere deelen, onder de oefeningen en het verrichten van hunne offerhanden ; hier door zyn ook de deelen des menfchelyken lichaams zeer be- kent geworden by de aaloude Geneesheeren , “want niemant zal ontkennen, dat veele inge= “wanden en deelen der dieren een groote over- eenkomf{t hebben met de ingewanden, lede- maâaten en deelen des menfchelyken lichaams. Zelfs Galenus, dewelke zo treftelyk over de ontleedkundige zaaken gefchreven heeft, leer= de zulks maar enkelyk door het gedurig ont- deeden der levendige dieren. Maar niet te= genftaarde wy door de Zootomtia of de Ont- leeding der dieren, veel verborgentheden in % lichaam der menfchen ontdekken, moeten wy echter aanmerken , dat veel zaaken der dieren geheel niet overeenkoomen met de ingewanden en deelen des menfchelyken lichaams; want | wy bevinden, dat ín de viffchen, en in de dieren, welker bloedt koud is, het leven veel hard= nekkiger en beftendiger is, als inde bloedryke dieren, of dieren welker bloedt heet is. Wy bevinden, dat het hart van zommige viflchen, aan 206 _Natuur- en Konft-Kabinet ; aan verfcheide ftukken gefneden, noch zeer langen tyd volhardt in zyne zamentrekkinge, openinge en fluitinge ; en dat zommige vif- fchen, in Gukken gefneden, gelyk by voor- beelddeaal, debot, defchol enz., nochzeer lang dezelfde beweeginge behouden , als by haar volkomen leven ; het hart van een ad- der, uitgefneden zynde , behoudt noch zeer langen tyddezelfde beweeginge, openinge en fluitinge. De Heer. BoyYLE namde proefin _ een kikvorfch, uit dewelke dien Heer het hart _ wegnam,terwylechterde kikvorfcheven leven- dig en luchtig {prong,en zìch beweegde, flee= — pende de darmen en ingewanden , dewelke door de gemaakte wonde na buiten uitfpatte- — den, in het fpringen achter na: dekikvorfchin _ een groot glas met water gedaan zynde, zwom _ op dezelfde wyze als te voren, opende en floot zyn oogen, en bewoog alle deszelfs le- den, even gelyk als een kikvorfch dewelke niets deerde. Door zodanige proeven oordeelt de Heer Bovyre, dat het verfchil tuflchen de Anatomiften en Philofophen van dien tyd, (toende Heer Boyre deze Verhandelinge fchreef , wegens het gebruik des herts , en de woornaamfte zitplaats van het leven, en van de zinnen in de menfch ) teer wierd opgehel« dert; mitsgaders dat hier door ook vervalt de ftelling van de Ariftotelifche Philofophen, namentlyk dat bet Hart de zitplaats der zine nen is , om dat zodanig een kikvorfch zonder hart niet alleen zyn zinnen behieldt als te vo= fen, maar noch wel een uur en langer Hong er Maarten April 1yar. 207 der hart in ’t leven konde blyven, en zich gedurig beweegen als te vooren. der Alfchoon de kikvorfchen zeer lang zonder hart in ’ leven blyven, konnen zy echter het verlies of het uitneemen van haar brein of herflens niet verdraagen. Wy bevinden dat de dieren met heet bloedt veel fchielyker fterven, op de kewetzinge der edele ingewanden, als de dieren met koud bloedt ; over deze zaak hebben de Heeren Georgius Baglivus en Pacchionus zeer treffelyk gefchreven, en werfcheide nuttige en aangenaame zaaken door proef-ondervindingen ontdekt. De Heer Boyrer heeft ook verfcheide proeven gedaan in de dieren met heet bloedt, gelyk by voorbeeld : Dien Heer nam een Kuiken uit den dop , het welke reets tot zyn vol- komenheid gegroeit „en alreets met veertjes voorzien was : hier van door een tang het hoofd en de borft afgeknepen en weggenomen zynde, zag echter de Heer Borre het hart noch een uur lang zyne polfllagen of opening en fluiting achtervolgen , gelyk als by het leven van het kuiken; en na dat het hart zyn beweeging geeindigt hadde, ver- volgden noch lang daar na de oortjes vanhet hart de haare;ook wierd noch zomtyds heteen ef het ander ledemaatje getrokken en bewogen, en dat het alderaanmerkelyk{te was, hervatte het bart eenige reizen zyn beweeginge voor een korten tyd „ als in het vleefch met de punt van es ve ee mmm 208 Natuur-en Konff-Kabinet; van een naald gefteken wierd, na dat het anderzins al zyn beweeging al fcheen ver- loren te hebben, Ook wekte de Heer Boyre deze verloren beweeging wederom op, door het maaken van meerder warmte, leggende het kuiken , het welk op een glas lag, op het dekzel van een pot met heet wa= ter , waar door de beweeging van het hart of opgewekt wierd of verminderde, na dat het water koelder of warmer gemaakt wierd. Door behulp van zodanig een warmte konde het hart anderhalf uur in beweegzing gehouden worden ; maar het hart van een kuiken, het welke veel ouder en-grooter was, behield in de open lucht twee uuren en een haif zyne beweeging. Diergelyke proeven was den Heer BoyrE gewoon tot overvloedt te hervatten, op dat hy niet in zyn oordeel be= drogen, of verraft zoude worden van iets dat by geval mogte gebeuren , want niets was by dat voortreffelyk Verftand meer in ver= achting , als dat een wys man zich zelven door de weelderigheid van zyn eigen vernuft ij giffen en onderftellen kwam te mifleie en, IL. Onder de dieren met koelder bloedt was’ de langlevendigheid van den Viperflang (zegt de Heer BoyLe) tot verbaaftwordens toe; want deeze flangen leeven niet alleenlyk eenige uuren lang , na dat het hart met alle defzelfs deelen uic dezelve is weggefneden „ maar Maart en April 1721. zog maar haare lichaamen beweegen , en krinkelen haar zelve noch eenige dagen lang, na dat het hoofd is afgefneden , de huidt is afge- ftroopt; het hart, de darmen, en verder alle ingewanden zyn uitgefneden en weg gewor-= pen. Dit worden wy in de groote palingen ook zomtyds zes of zeven uuren lang ge- waar, en xommige viffchen, als Y bot enz, zien wy, na dat zy fchoon gemaakt, hoofd, vinnen en (taart afgefneden , en de ingewanden weg geworpen zyn, en het geheele lichaam gekurven en gefneden is, dikwils uit de ke- tels, dewelke met kookend water over’t vuur hangen, en daar zy om gekookt te worden in geworpen zyn, wederom uitfpringen. Vincent le Blanc verhaalt, in zyn Reisbe- ‚fchryving by den Heer Boyle, dat hy aan het hof van den Koning van Pegau zelfs gezien heeft , dat de fchildpadden , dewelke de Koning in daar toe gemaakte kommen en vyvers onderhieldt, vyf dagen leefden na dat zy het hoofd waren afgefneden geweeft, om na verloop van die vyf dagen tot {pys bereidt te worden voor den Koning, dewelke een groot behaagen daär in fchepte. Maar om avederom met den Heer Bor L £ van de Viper- dlangen te fpreeken , oordeelt die Heer dat de volgende proef-ondervinding nader on- derzoek en opmerkinge vereifcht , nament- lyk dateen Viperflang, na eenigen tyd ge- heel levenloos gefchenen hebbende „ op het fteeken van de punt van een naald zich zeer gevoelig toont, en met veel trekkingen we- ‘derom begint akk hi ‚en wel voor- € na- ais Natuur- en. Konft-Kabintt ;, namentlyk wanneer deze inprikkingen gedaan worden in de rug-graat, of in het rugmerg. Van welk een uititekend gevolg en vrucht deze waarneemingen en _waarfchouwingen van den Hoogwaardigen Heer Boyre ge= weeft zyn, zullen die Lezers konnen bemer- ken, dewelke het voortreffelyk Boek van den Heer BaAGrIivus met naauwkeurige oplettendheid hebben gelezen, 12. De Heer Boyre is van gedachten, dat door diergelyke proeven het waare gebruik der zenuwen en der vliezen byzonderlyk ontdekt word, en dat wy hier uit leeren, dat wy de zitplaats van ons leven en van onze zinnen juift niet alleenlyk aan een eenig deel moeten toepaffen. Aanmerkelyk , zegt hy, is de . waarneeming , dat wy de vliegen en de ailtjyes, in dewelke de zywormen veran- deren, van haar hoofd beroofd zynde, echter zien voortloopen, en lang in’t leven blyven; zmaar noch veel aanmerkelyker , dat deze zyde worm-uiltjes zonder hoofd „echter be- kwaam tot de voortteelinge bevonden zyn, gelyk als daar van door den Heer BoxrE de proef is genomen, met een mannetje en ‚ wyfje zonder hoofd in een glas te zetten; maar het mannetje (hoe kragtig de geilheid wan dit diertje anderzins ook mag zyn), konde niet bewogen worden om het wyfje te drukken, maar het wyfje ontving (fchoon ‚ zonder hoofd) vlytiglyk een mannetje; hier | na | Maart en April 172rì 21Ì na fcheen dit wyfje eenige uuren zonder be- weeginge en geheel dood te zyn, maar ein- delyk leide het zelve zeer fchielyk zeer veel eyertjes in de hand van den Heer Boyre. Op deze wyze worden veele meeningen en onderftellingen der onderftellende Philofo= phen, dewelke zeer lang by de Schoolen als onwrikbaare wetten der Natuur zyn valt ge= ftelt geweeft , door de proefkundige Wysbe- geerte over hoop geworpen, en de waarheid der zaaken op een eenvoudige en vermake= Iyke wyze ontdekt. 13 De Heer Boyrr toont ook aan , dat wy niet in ’ algemeen, en zonder onder- fcheidt, moeten aanneemen het gevoelen van de Geneesheeren en Heelmeefters, waar mee de zy oordeelen, dat de afgezette lederaaten der dieren geenzins wederom aangroeven, dewyl de proef-ondervindingen het tegendeel in zommige beveftigen. Als van de Hage- diflen in de warme landen , en zelfs ook in Vrankryk , de ftaart afgekapt word, groeit dezelve wederom aan, gelyk als dezelve ge- weeft is te voren. Die zaak is door Plinius zelfs ouwelings al waargenomen door eigen bevindinge. Op dezelve wyze groeyen ook wederom aan de afgebroke knypers van de Zee-krabben , volgens de getuigeniffen der viffchers en lieden: van goede trouw 5 het „welk te eerder gelooft mag worden, om dat de waarneeming en ondervinding leert, dat js OR de ziz Natuur- en Konft-Kabinet , de fchaaren der Kreeften (een vifch dewelke met de Krabben zo veel gemeenfchap heeft ) afgebroken zynde wederom saab ‚ het welk niet alleen is waargenomen door den naauwkeurigen Heer Boy LE, maar ook be- veftigt door iemant dewelke het opzicht had« de in Engeland over een Kreeft-vyver. 14. Wy moeten ook geheel niet toeftemmen het gevoelen van de Geneesheeren van dien _ tyd, toen de Heer Boyre deze verhande- lingen fchreef, als of het zuur in de maag altyd de eerfte kookinge of ontbindinge van de woedzels der dieren uitwerkte, dewyl de Heer Boyre,in het onderzoeken det maagen van de roofgierigfte viffchen van de Engelfche Zeën, geen het minfte zuur in dezelve door de {maak heeft konnen ontdekken, niet te= genftaande in de maag van een zeer groote vifch, een groot getal viffchen van een voet lang en kleinder gevonden wierden , onder | dewelke een vifch was, dewelke eerft on- langs doorgeflokt fcheen, en dewelke daar- om noch in zyn geheel was, daar onder- | tuffchen de andere meerder en minder naden tyd van haar verblyf waren verteert , niet / door. een weekmaakinge of uittrekkinge, « maar door een ineeting en verbyting, op de wyze als het zilver door het fterkwater ver- beeten , en afgeknaagt zich vertoont, Die | eenvoudÎge waarneeming heeft naderhandaan « verfcheide Geneesheeren gelegentheid gege- ven, “ “Maart en April 1720. 413 ven , om van de ontbindinge der fpys in onze maag Anders te gevoelen. Het onder- zoek van deze zaak , benevens verfcheide zeer naauwkeurige aanmerkingen, kan de Lezer vinden by den zeer geleerden Heer (a) LISTER. 15. Gelyk als de proefkundige Natuurkunde, door het aanftellen van proeven, veel zaaken ontdekt, door het openen en behandelen der dieren, tot nuten ophelderinge der lichaam- kunde van de Geneesheeren , is ook noch een andere konft uitgevonden door de proef- kundige Natuurkenders , namentlyk die konft van de deelen te balfemen, en het bewaaren der ontledigde deelen voor het be- derf. Hier door worden veel deelen en in- gewanden der menfchen en der levendige dieren zodanig dikwils in haaren natuurlyken Î ftand vertoont , dat daar door geoperbaart ‚worden. 1. De loop van anderzins on- zichtbaare en hairsgelyke vaatjes,door wafch ‚ als anderzins met alderhande koleuren op= gevult. 2. De oorfprong en inplanting der mafculen , mitsgaders der zelver natuurlyke ‚ gedaante, koleur, buigingen, en wel voor- „ namentlìyk de verfcheide loop van der zelver beweeg-vefelen , peefdraaden , zeer kleine vefeltjes , bloedvaten , zenuwen enz. 3. De Alen Cad: rá- | |_(2) Vid, M. Lifter de Humoribus., 214 Natuur-en Konft-Kabinet, ramificatien der bloedvaten en alderhande va= ten,‚pypjes,busjes enz. in de groote ingewanden, als long, lever, mildt, darmen, darm{cheil, nieren , de gedaante , dikte , en verfchei- den aart der rokken , omwindzels , vlie- zen, draadjes, klieren, en ontelbaare dier= gelyke zaaken en omftandigheden , dewelke onder het ontledigen niet zo naauwkeurig be- keeken en onderzocht konnen worden, als naderhand wanneer dezelve gebalfemt voor de verrottinge bewaart , en van der zelver ftank en vuiligheid gezuivert zyn , gelyk zulks op de uitmuntendfte en aangenaamfte wyze des werelds gezien kan worden by den vermaarden Heer Fredericus Ruifch, wiens weergadelooze konft van balfemen by de grootfte Vorften en Koningen dezer Wereld met groot geld gezocht en betracht word, en dewelke aan ons behalven ontelbaare heerlyke uitvindingen dagelyks vertoont kin- deren, en andere fubjecten van dieren , infedten enz.dewelke reets een groot getal jaaren geftor- ven geweeft zynde, fo frifch,levendig.bloozend en gloeyende van koleur zyn , als of dezelve: noch tegenwoordig in ’t leven waren. Van de nuttigheid der oefenende Natuurkunde,’ in het toettellen en bereiden der geraam- | tens, in het bewaaren en droogen der plant-gewaflen , tuflchen papiere bladeren, in de warme fchaduwe, waar door dezelve: jaaren lang haare natuurlyke gedaante en fchoone koleuren behouden, en ons geheu- gen en keunifle gedurig te hulp koomen, vol- gens goede order by een vergadert in á er= Maart en April 1721. 215 Herbarias Vivus, zal ik tegenwoordig, de= wyl zulks by een iegelyk genoegzaam bekent is, niet eens fpreeken ; te meer om dat wy hoopen na dezen gelegentheid te zullen kry- gen „ om van diergelyke zaaken , als. ook van het balfemen „en de byzondere toebereidinge der ligueurs , verniflen , en balfem-f{tof- fen, omftandiglyk te ípreeken. 16, Even gelyk als de zamenftelling „ de in- en uitwendige gedaante, en het gebruik der vafte deelen van het menfchelyke lichaam, door de proefkundige Natuurkunde en de waar neemingen en proeven aangericht , in de lichaa= men der dieren als anderzins verklaart en opgeheldert worden , is-ook uitgevonden een zekere en openbaare weg, omde gefteltheid, hoedanigheid, en het gebruik der vloeibaare deelen of humeuren des menfchelyken lic- haams, te leeren kennen en op te helderen , namentlyk de Stoffcheidkande. Deze weten- fchap is van zo veel belang , dat byna alles , ‚_wat in de Natuur of konft gevonden. word, ecnigzins deel aan dezelve heeft. Als ik van de Stoffcheidkunde fpreeke , verfta ik niet enkeld-en alleen de Deftilleerkunde, en de ontbindinge of zamenvoeginge der wezens door behulp van het vuur, maar alle de hoofd-werkdaaden , door dewelke zo wel natuurlyke wezens, als de konftgewrochten worden gefcheiden of zamengevoegt , ver- mietigt of nieuwelyks verwekt, door dewelke bid O 4 de 216 Natuur- en Konft-Kabinet , de wezensband en ook de zaadelyke eigen= fchap der dingen word ontdekt : en eindelyk alles wat de natuurlyke of konftige bewee- ging ‘in de {meltbaare, ontbindbaare en za- menftremmende ftoffen, kan verrichten ; of liever met een woord, een kon(t, dewelke by veele geoefendt , maar by zeer weinige grondig verftaan en begrepen word. 17. Dus verre hebben wy voor een gedeelte , en als ter loops gezien, van welk een groot ge= bruik de natuurlyke Hiftorikunde en de proet- kundige Wysbegeerte is, in de Phyfrologia of natuurlyke menfchkunde van de Geneeshee- ren. Wy zullen ook de noodzaakelykheid en nutheid van deze natuurkundige Wertenfchap- pen van geen minder belang bevinden, in de Pathologta of kennifle der oorzaaken en ge- fteltheid van de ziektens, als wy dezelve erni{tig koomen te betrachten. Als wy de natuurlyke lichaamen en zaaken aanmerken; waar door ons lichaam gevoedt en onderhouden word, en hoe zeer de lucht in dewelke wy leven, de fpys en drank die wy dagelyks gebrui- ken, de uitwaaflemingen en dampen uit de aarde op dewelke wy woonen, op onze lichaamen koomen te werken , en dezelve gedurig te veranderen , zullen wy datelyk wel begrypen , dat een Geneesheer , zonder de kenniffe der natuurlyke Hiftorie en proef- kundige Wysbegeerte, nimmermeer kan ach- terhaalen de kennifle van de oorzaaken , toe- val- Maart en April 1721. 217 vallen,omftandigheden,en waare gefteltheid der ziektens; of liever dat iemant, dewelke geen uitmuntend Naturalitt is, geenzins een be- kwaam Geneesheer kan worden, De meefte werkdaaden , dewelke dagelyks buiten ons en aan de natuurlyke lichaamen gebeuren , gefchieden ook in ons lichaam , gelyk als by voorbeeld de Vegetatie , kooking, ver- rotting, opbruifing , verandering van vloei- baare in vafte en van vafte in vloeibaare deelen , de ftremming ‚ de ontbinding, de al te traage of {nelle vloeying der vachten, de verftopping, de broeying, de verftikking der doorwaaflemingen , de verfterving dec deelen, de afknaaging, de nederftooting, de verwording en uit malkander glying van de wezensband zo wel der vafte als der vloei- baare deelen, de verfchaaling , en ontei- baare andere werkdaaden en hoedanigheden , in dewelke beftaan de aorzaaken, toevallen en gefteltheden der ziektens , en dewelke wy nimmer zouden leeren verftaan, als wy die zelfde zaaken, daar zy in de Natuur en. buiten ons lichaam dagelyks gebeuren, aande Schepzels niet waarnamen , en door de proef- kundige ontdekkingen navorfchten en leer- den kennen ; want om alle deze zaaken door proeven in het levendig of doode men- fchelyke lichaam alleenlyk te ontdekken , is voltrekt onmogelyk; en als zulks al moge- lyk was , zoude deze navorfching evenwel aan de proefkundige Wysbegeerte behooren, en een Geneesheer in zo verre een Natura- lift zyn, Os :$. 218 Natuur- en Konft-Kabinet , 18. „Elk een, dewelke aandachtig opmerkt, is „wel overtuigt, dat het voor een Geneesheer by uitftekendheid dienftig is, dat hy de ontel- baare verfcheide wyzen , door dewelke de Natuur de bovengemelde werkdaaden ver- richt „en haare gewrachten voortbrengt, door veele en onderfcheide proeven in alderhande lichaamen en zaaken aangeftelt , leert ken- nen, Daar ís niets zo gevaarlyk voor de zieken, als dat de Geneesheer van voren over de oorzaaken der ziektens , toevallen en om- ftandigheden , redenkavelt of liever raaskalt ; de menfchelyke redeneeringtjes, dewelke op geen proef -ondervindingen ru{ten, zyn niet an= ders,als zamenkoppelingen van denkbeelden, dewelke van elke byzondere geeft door de reflexie byronderlyk konnen zamen gekop- pelt worden , en ruften nergens anders op, als op eenige vooronderftellingen , of op eenige algemeene waarheden of beginzelen, dewelke te algemeen zyn om door dezelve de byzondere verfchynzelen der Natuur enz. uit te leggen. Zo ras als een Geneesheer, met een. Natuurkunde van dien trant, de ge- feltheden, oorzaaken en toevallen der ziek- tens, tracht uit te leggen, is het zeker, dat het misbruik en de kenniffe van zodanig een onderftellende Natuurkunde zeer groot na- deel aan de Geneeskonft doet; behalven dat deze onderftellende Natuurkunde de Genees- heeren onder malkanderen verwart , en iu ver= Maart en April 1721. 219 verfcheide Ariftotelifzhe „ Cartefiaanfche ,Chy- maifche,Mechanifche en andere Seêtens verdeelt, aan de Wereld belachelyk maakt, en de nut= tigfte aller kon{ten deeriyk mishandeit en ten toon ftelc. 19. Als een Geneesheer van achteren reden- kavelt,en niets als volgens de zekere aanwy- zingen van byzondere proef-ondervindingen befluit, word zyn geeft geleidt door de zaak zelfs, en zyn geeft is verpligt , de aanwy- zingen en vertooningen van de zaak niet te vercieren, maar eenvoudiglyk te volgen, en uit zodanige zekere en wel gekende ondervin dingen , als uit premiflen ‚ de befluiten op te maaken : waar door alle de Geneesheeren, dewelke deze onderzoek-wyze rechtdraads volgen, altyd in hunne befluiten en uitleg- gingen der gefteltheden, oorzaaken en toc= vallen der ziektens, overeen zullen koomen, in zo verre als elk van hunlieden in proef- kundige kenniffe van die zaaken heeft aange- nomen. Hoe zouden zy ook onder mal- kander konnen verfchillen en twiften, alszy hunne kennifle van de zaak zelfs, en geen- zins door redeneringtjes of harflen{childeryen verkregen hebben? Het is ook niet genocg, dat de proefkundige Natuurkunde van een Geneesheer in een kleinen omtrek bepaalt is, om dat tot her verfcheidentlyk voorbrengen van de ziektens en derzelver toevallen, al te veel en al te onderfcheide om{tandigheden kon- z2o Natuur- en Konft-Kabinet „;, konnen te zamen loopen. Als dan een Ge neesheer maar zeer weinig proef-ondervin- dingen en waarneemingen van een zaak ver- kregen heeft, zoude het zeer licht gebeuren , dat hy niet konde achterhaalen de verfcheide oorzaaken , hoedanigheden en omftandig- heden der ziektens, en derzelver toevallen, en geen kennifle genoeg bezat, om de rech- te geneeswyze en geneesmiddelen. uit te vin- den. 20, Dat de kennifle der natuurlyke Hiftorie, en der proefkundige Natuurkunde, veel licht geeft aan een Geneesheer, om daar door te klaarder te leeren verftaan de oorzaaken der ziektens, en derzelver toevallen , blykt on- der ontelbaare andere voorbeelden openbaar= lyk aan de fteen en kalk , dewelke groeit in de nieren, in de blaas, in de ledemaaten der Podagriften enz. ; want die geen genoeg- zaame waarneeminge en betrachtinge heeft in “* werk geftelt, om te leeren kennen en te ontdekken de verfchgide wegen en manieren, door dewelke de fteenen worden, groeyen, en geboren worden in de groote Natuur of buiten ons lichaam , zal niet licht geraa- ken-tot de rechte kennifle en het begrip van het groeyen der fteen in de blaas, in de nieren, of in de andere deelen en ingewan- den van het menfchelyke lichaam. De Heer Boyre verhaalt, dat een gedeelte ge= floten muscaat-noot , gemengt met verfch Be ‚ Maart en April 1721. ar gebrande kalk van albaft, en in een popje gedaan, en in ’t water gehangen , binnen zeer korten tyd de hardigheid en de gedaante van een fteen verkrygt. Behalven dat wy de verfcheide wyzen van het groeyen der ftee- nen konnen ontdekken door de natuurlyke Hiftorie in de Mynen en Steengroeven, in de Zee, in de Steenzappige wateren, in de baden, en aan de verwulften der onderaard- fche fpelonken, in de beeken, rivieren , wa- terbüizen en rioolen , in de wynvaten enz. bevinden wy de fteengroeyingen ook zeer dikwils in verfcheide dieren. In de hoofden der kreeften groeyen de welbekende fteent- _ jes, dewelke verkeerdelyk kreefts-oogen ge- naamt worden. De zuivere geeft van ver- rotte pis , gemengt met een volkomen zui- vere geeft van wyn, brengteen fteenachtig ftremzel voort. Uit de pis van de Hypochon= driact , fchuurbuikige , fteenachtige en graveelige menfchen , zien wy dagelyks kriftallen fchieten, aan de randen der pif- glazen en waterpotten , binnen weinig vuren. Wy konnen verfcheide geelten of vochten, dewelke zeer helder, vloeibaar en doorfchy- nende zyn , door de Stof{cheidkunde bereiden, dewelke by malkanderen gemengt zynde, datelyk ín een aardachtige of fteenachtige zelfftandigheid overgaan. « De Heer boyre heeft het water, afgetapt van een waterzuch- tige, alleenlyk door middel van vuur, in een vafte en lymige (tof doen overgaan. al. z22 Natuur- en Konft- Kabinet 3 zi. De Heer Borre heeft verfcheide ftee= nen „ dewelke door een tteen{nyder gehaalt waren uit de blaazen van verfcheide lyders, onderzocht , en met een zeer fcherp en fyn mesje van malkander gefcheiden , en bevon- den dat dezelve met dunne laagen op mal- kander leggende gegroeit waren, opde wyze als de {chillen van den ajuin Deze rokken of op malkander leggende {chillen van die fteenen worden dikwils zeer verfcheiden van malkander in koleur : zommige hadden de dikte van een garfte korrels iengte , andere waren wederom dunder , niet tegenftaande dezelve met malkander een en dezelve fleen uitmaakten ; en hoe valt deze fteenachtige fchilten ook op malkanderen gegroeit waren, konden echter dezelve zeer voorzichtiglyk en met een zeer fcherp mesje gefcheiden, elk byzonder vertoont worden. Behalven deze fcheidinge van den fteen der blaas door het mes , heeft de Heer Boyre ook twee on- cen en een half van deze (teenen geftoten tot poeder, en dezelve geworpen in een retort ‚ en op het bloote vuur gedeftilleert „ en uit dezelve in den ontvanger overgehaalt een groot gedeelte vluchtig zout, het welke ten deele wit, en ten deele graauw van koleur was, en aan de kanten van den hals van den ontvanger zich aangezet hadde; als ook een goed “gedeelte roodachtige geeft, dewelke als van zich zelfs in den ontvanger 7 in Maatt en April 17ar. 223 in een zout ftremde, en in den hals van den ontvanger een weinig oly , dewelke bruin van koleur was, en in den hals van de retoré een verbrande oly met een pifachtige reuk, en met veel zout vermengt. Op de grond van de retort was maar anderhalf loodt caput mortuum overgebleven , zo dat van deze derdehalf oncen fteenen „drie en een half loodt verandert was in zwaare en (linkende oly , ftinkend en zwaarder vlug zout; licht en witachtig vlug zout, en vlugge pif- geeft. Het zwart verbrande caput mora Zuum calcineerde de Heer BoyreE op be- kwaam vuur, en zag het zelve in een lichte _Ímaakelooze kalk veranderen, dewelke wit van koleur was. 22 WY vinden in ons lichaam zo veelderhân- de (zo natuurlyke als ook dikwils onnatuur- Iyke) vochten, dat wy ons geenzins behoee ven te verwonderen , dat dezelve zomtyds zeer bekwaam zyn, om fteenachtige zamen- ftremzels te verwekken in het menfchelyke lichaam, byna op dezelve wyze als wy zulks dagelyks zien gebeuren door de fteenzappige wateren, en ontbonde en aardachtige zou- ten onder de Mineralen , en byna overal in de groote Natuur. Zommige menfchen werpen op zommige tyden door braakinge zodanige fcherpe en bytende vochten uit hun maag, dat door de zelve verbeeten worden de metaalen en de fteenen van den grond, daar z24 Natuur en Konft-Kabinet, daar dezelve op nederftorten. Zommige in= gewanden werpen dikwils door een over- fimyting, die de Geneesheeren een Metaftafis noemen , zodanige fcherpe vochten in het eene of het andere uitwendig deel , het zy «huid, armen, beenen, handen, voeten , vin- gers , toonen , gelederen , hoofd , enz, dat daar door veroorzaakt worden onver- draagelyke pynen , tormenten , zwellingen, ontfteekingen , verrottingen „ verftervingen, en alderhande zwaare toevallen, even als of dezelve veroorzaakt waren door oly van - vitriool , fterkwater , of andere van de al- derbytendfte en fcherpfte vochten , dewelke wy onder de {cherpe metallyne zappen dage- lyks bevinden. 23 Om te begrypen , op welk een wyze in ons lichaam onze fmakelooze en zoete voch- ten dikwils tot de alderuiterfte fcherpheid overgaan „ haalt den hoogwaardigen Heer Boy Le eenige voorbeelden aan , uit de en= kelde en eenvoudigtte waarneemingen van de natuurlyke Hiftorie. Het regenwater , zegt de Heer BoyreE , door den wyngaard, perfike-boom of diergelyke planten vloeyen= de „doer dezelve. voortbrengen zoete vruch- ten , daar het nochtans door de Gitroen- boom of berberis of diergelyke dringende een zap voortbrengt, het welk in fcherpheid niet behoeft te wyken voor zommige mine« ralifche geeften ; want dat de geeft van vitri- ool Maart èn April 1720. 225 ool naauwelyks kan verrichten , gefchiedt dikwils door deze zappen , in het aangrypen van paarlen, koraalen, kreeftsoogen enz. In Indiën word onder anderen een vrucht ge- vonden, welker zap het ftaal en yzer , of het mes daar dezelve mede word doorgefne= den (als het niet word afgeveegt en gezui- vert ) aangrypt en ook verbryzelt. Dagelyks bevinden wy zelfs, dat het zap van onze ap- _pelen en peeren, het mes , daar wy dezelve mede doorfnyden, zwart byt, zo ras als het zap maar eenigen tyd aan het zelve gelaaten word. Als wy de moftaart, de peperwortel , de ajuin, de radys, het arum , de afarum, en een groot getal fcherpe en bytende plan= ten overweegen; bevinden wy dat dezelve niet alleen blaaren op ons vel konnen ver=- wekken, maar zelfs groote opzwellingen en ontítekingen aan die deelen, op dewelke zy als papjes of diergelyk gelegt worden ; ech= ter bevinden wy , dat-alle deze planten en gewaflen door enkeld en zoet regenwater en zeer zoete aarde konnen aangevoedt wor- | den: waarom zouden dan ook niet op de= ‚ zelfde wyze door de zoete en zachte voed- ‚zels en fpyzen, dewelke wy dagelyks ge- bruiken, in verfcheide ingewanden en deelen ‚ van ons lichaam, door een zamenkomft van verfcheide oorzaakenen boven gewoone om- ftandigheden ‚konnen geexalteert worden on= ‚ze vochten tot alderhande fcherpe en bytende ‚humeuren , gelyk als wy gewaar. worden in ‚de zwaare pynen, ontftekingen , ziektens, ‚ bovengemeene man zie ‚ zwellingen, | vere | 226 Natuur- en Konft-Kabinct , verzweeringen , kankerachtige ongemakken; fteen- en kalk-ftremmingen „ verrottingen , been-vretingen , verteeringen van geheele in= gewanden, enz ? 24. Gelyk als door de waarneemingen der werkdaaden van de Natuur, ontdekt en op= geheldert worden de werkdaaden in ons lichaam, en de oorzaaken, toevallen en ge= fteltheden der ziektens , verkrygen ook de Geneesheeren een volkomener kenniffe van de ziektens, door de ontdekkingen der Ont= leedkunde, het openen en ontledigen der le= vendige dieren en der lichaamen van de af= gefiorvene menfchen ; want deze zaaken geven aan hun niet alleen een volkomener denk= beeld der deelen en zitplaatzen der ziektens, maar het ontleeden der afgeftorvene lyders ont= dekt dikwils datelyk het beledigde inge= wand of inwendig deel, en geeft gelegent= heid om naderhand de ziektens van zodanig een ingewand of inwendig deel aan de uit- wendige tekens te leeren kennen ; daar ik veel voorbeelden van zoude konnen bybren= gen, en over welke zaak de Heer Bonetus een zeer groot boek in ’% licht gegeven heeft. Wy vinden ock in het ontledigen der lichaamen van de dieren, dewelke aan de eene of de an= dere ziekte geftorven zyn , verfcheide zaa= ken, dewelke aan ons konnen ophelderen de oorzaaken en toevallen van de ziektens der men{fchen, De Heer Boyre verhaalt, ’ dat Maart en April r7ar. 22 dat hy uit het goed en oprecht bericht ver= ftaan heeft, dat in zommige ingewanden, en wel voornamentlyk in de maag en de gal- blaas van zommige dieren, fteenen gevonden worden. Wy vinden ook zamengeftremde ballen, dewelke beftaan uit een in malkan= der gevlochten hair, in de maagen der kal= veren :en zomtyds klompen, welker zelfftan- digheid is gelyk als lever, of een in malkander gepakt deeg. 25. „Om te ontdekken de vermogens en krag= ten van. zommige geneesmiddelen , worden ook verfcheide proeven gedaan aan levendige dieren , dewelke aan de levendige menfchen niet konnen aangeftelt worden. Door de= ze proeven ontdekken wy dikwils, dat zommige middelen, dewelke zeer fchadelyk zyn aan de menfchen „aan de dieren geen nadeel toebrengen, gelyk als by voorbeeld; ‚de opium kan aan de honden gegeven wor- den in een groote hoeveelheid zonder eenig nadeel, maar aan de katten ingegeven ver-. „wekt dezelve een dolligheid. Ook bevinden Wy , dat veele geneesmiddelen dezelfde wer- kinge verrichten in de lichaamen der leven-. dige dieren , als in die der menfchen. Om nu deze zaaken «omftandiger en naauw- keuriger te onderfcheiden en te leeren kennen, worden verfcheide vochten gefpuit in de bloedaderen der dieren , gelyk ook zommige geneesmiddelen of vergiften aan de wet a RD dies 228 Natuur-en Konft-Kabinêt dieren worden ingegeven, om door dezelvé te ontdekken de kragt en het vermogen der geneesmiddelen. Om zommige nieuwe uit= vindingen tebeveftigen , worden dikwilsproe= || ven aangeftelt in daar toe door geld bekochte menfchen. De Heer Boyre ontdekt heb- bende, dat de honden de toegeworpe hoof= | den en ftaarten, ja de geheele lichaamen det engelfche viperflangen konden opeeten zon- der eenig letzel, was van gedachten gewor den, dat de beet van een adder of viper, de- welke anderzins in Engeland of doodelyk, of met verlies van een geheel deel des lichaams gefchiedt, niet zo fenynig was uit des diers na= tuur „om dat aan dit dier geen fenyn te vinden ‘was , maar dat de fenynigheid van de Viperflan- gen wel meeft beftond in de ontftekene dollig- heid en boosheid van het bytende dier, gelyk als de dolligheid der honden aan derzelver tan- den, daar anders geen fenyn te vinden is,een fenyn dat doodelyk is voortbrengt. De Heer Boyre oordeelde daarom, dat de fenynig= heid der adderbeet wel zeer licht voor te koomen zoude zyn ; hier toe liet dien Heer een gemeen perfoon door geld beleszen, en liet inhet midden van de zoomer uiteen groot getal viperflangen de alderzwartfte uitzoeken, om dat gelooft word, dat deze de fenynigfte zyn. De Heer Borre geboodt dat deze getergt en boos gemaakt zoude worden, het welk tot verwondering toe zeer lang en veel werk ín hadde ; maar eindelyk fprong de viperflang toe , en beet de bekochte perfoon ìn de hand : datelyk begon de hand zeer? dik Maart en April par: 220 dik te zwellen ‚ maar de Heer Bovyrz had een gloeyend yzer gereed, door het welke de wonde een weinig gebrandt wierd; hier door wierd in den tyd van tien minuten belet, dat het fenyn niet dieper door drong , en de hand ook niet dikker opzwol , maar bleef in de zelfde ftaat van dikte , hoewel de lyder kort daar nageheei geneezenen bevrydt was, niet tegen- ftaande de dikte , zonder eenig ongemak te baa- ren,aan de hand weleen weinig lang nableef, 26. Dat veel fenynen fchadelyk voor de men- fchen, en niet fchadelyk voor de dieren zyn, beveltigt de ondervinding. Olearius (a) ver- haalt by den Heer Boyre, dat in Perfien een fenynig in/el gevonden word, het welk de gedaante en plekken heeft van die fpinne- koppen, dewelke tarantule genaamt worden, maar dat dezelve veel meer als twee duim Sroot, en vervolgens veel grooter als de #4- zantule zyn ; dat dit dier by de Perfianen Encurech genaamt word ; dit dier gebruikt geen angel om te fteeken, noch maakt geen zonderlinge wonde door byten, maar werpt deszelfs fenyn uit, onder de gedaante van een klein druppeltje vocht, het welk datelyk onverdraagelyke pynen veroorzaakt , en het fenyn dieper doorgedrongen zynde na de herflenen ‚ verwekt / aldaar zodanig een 1E, 3 die- (a) Ziet Voyage de Mofcovie E57 de Perfe. 230 Natuur-en Konf?-Kabinet; diepen flaap, dat de lyders door geen hulp= middelen op te wekken zyn, als door hee opleggen van deze zelfde dieren Ezcurech,tot een papje geftoten, en op de beledigde plaats gelegt. Hoe zeer gevaarlyk deze infelten nù voor de menfchen ook moogen bevonden worden , verklaart echter Olearius , dat de- zelve in groote menigte van de fchaapen in Perfien worden gegeeten, zonder dat dezelve daar door eenig ongemak krygen. 25. Verwonderens waardige ontdekkingen wor- den door de proef-ondervindingen gedaan, door zodanige Natuurkundige , dewelke naauwkeurig , vlytig , naarftig en oplettend zyn. Wie zoude door zyne redeneeringtjes van vooren, en zonder de bevindinge, uitge- vonden hebben , dat de Spaanfche- vliegen, op de afgelegenfte deelen van het menfche- Jyke lichaam geplaatft , om daar bleinen te trekken, een onverdreagelyke pyn in het wa- ter maaken, en dikwils een opfítoppinge van de pis voor een korten tyd konnen verwek- ken? De fublimaat, in de hoedanigheid van een bytmiddel van buiten op een gezwel of uitwendig deel gelegt, heeft volgens myn dikwils. herhaalde waarneeming de buikloop verwekt ; gelyk ook het langdurig beftryken der uiterlyke deelen mer olyen en zeer vette of verwarmende fmeerzels, een (chorheid in de keel , verzelt met onftekinge en koorts. Op welk een wyze het uitwendig firyken met Maart en April 1721. 23x met kwikzilver , kwyling en buikloop enz. verwekt , is byna- aan de geheele Wereld bekent; de overvloedige onderfcheide proef ondervindingen ‚dewelke aan my bekent zyn geworden, omtrent de werkdaaden der van buiten toegepalte geneesmiddelen , zyn in zommige gevallen zo aanmerkelyk, dat wy ons geheel niet behoeven te verwonderen, als wy op de beet van een boozen adder ;, of dollen hond, of Zarantula, of Ezcurech, of andere diergelyke dieren, de dood of an- dere zwaare en wonderlyke toevallen zien volgen. De {nelle doordringing en _promp= te werkdaad van het bekende fenyn van /Ma- caffer, is alleen bekwaam genoeg, om alle onze verwonderinge in andere gevallen weg te neemen. 28. Het derde deel van de Geneeskonft (de Sertrotica of tekenkunde ) kan ook zeer veel opgeheldert worden , door de kennifle der natuurlyke Hiftorie en der proetkundige Na- tuurkunde; want gelyk als wy door waar- neemingen en proeven buiten het menfche- Iyke lichaam, de natuur van verfcheide be- weegingen leeren kennen , en alle de voor- waarden en omftandigheden , dewelke ver- eifcht worden , tot het ftellen van elke by- zondere beweeginge , by voorbeeld de zer- rotting, de volmaakte gifting, de verfcheide byzoorten van giftingen , de opbruizing , de kooking , de witwaaffeming , de defbiilatse, ve P 4 de 232 Natuur- en Konft-Kabinet, de flremming , de kriftalfchieting , de fleen= wording, en veel andere diergelyke bewee- gingen naaawkeurig aantekenen, en onder- fcheidentlyk leeren uit malkander kennen, en van malkander onderfcheiden, dan zegge ik dat de ziektens door zodanig een natuurkun- dig Geneesheer ook veel naauwkeuriger en onderfcheidentlyker door haare tekenen ge- kent konnen worden; want alle de ziektens, dewelke in het menfchelyke lichaam gebeu- ren, gefchieden door deze of gene, of door verfcheide te gelyk van de boven aangemerkte, beweegingen ; en gelyk als deze beweegin- gen, buiten het lichaam aangemerkt , haare verfcheide uitwerkzels aan ons (als wy naauwkeurig zyn ) vertoonen , en wy van dezelve waarneemen uitfchuimingen van on- nutte deelen, nederftotingen , en zetzels op den grond van de plaatzen in dewelke deze beweegingen gefchieden ‚uit malkander {chei= dingen van verfcheide vlugge deelen en zou- ten , oly-deelen, droezems , fimpele water= deelen, grove en zwaare overblyfzels , wor= dingen van nieuwe zoúten , wezensbands-ver- breekingen , uitwerpingen van onverdraage- lyke (tanken , voortteelingen en uitbroeyin= gen van de zaaden der ongediertens , afkna- gingen , duizende hoedanigheids-veranderin- gen, alleenlyk door verfcheide beweegingen; en op verfcheide tyden in een en het zelfde wezen veroorzaakt ; door welk alles wy ook veel naauwkeuriger leeren kennen den aart van de tekenen „afgeleidt van de uitwerp- zels der zieken op de tong , door den ftoel- gang , | | | | Maarten April 1721. 233 gang» door den hoeft ‚met de pis „het zweet, door uitflag van rooven en puiften in de op- p&rhuidt, door uitwendige ontítekingen, ge- zwellen, vuurige koolen, en alderhande uit= wendige toevallen of uitwerpzels. 29. En dewyl door de proefkundige Natuur- _kunde,de Phyfiologiaen-Pathologia zeer wor- den opgeheldert, verkrygen wy door de ken- nifle van deze opgehelderde Phyfiologia en Patholygia, ook veel naauwkeuriger en uit= gebreider kennifle van de tekenen der ziek- tens. Wy leeren ook veel zekerder voor- zeggingen doen , wegens de uitkomften der ziektens of der zelver loop, afdwaalingen, vermengingen, meêrder of minder duuringe, gevaarlykheid enz. , als wy door de proef- kundige Natuurkunde onderweezen, der- zelver oorzaaken, gefteltheden, toevallen en omltandigheden, te voren naauwkeurig heb- ben onderzocht en leeren kennen. Ik ípreeke nu van die verftandige Geneesheeren , de- „welke den natuurlyken loop der ziektens niet verbafteren,door het alte overvloedig of alte kragtig of ontydig gebruik der Medica- menten of zo genaamde fpecifica , dewelke de ziektens valt leggen, en ‘de zuiveringe en ontlaftinge der verltopte en vervuilde inge- wanden, beletten , of voor eenigen tyd op- houden, en de geheele natuur der ziekte ver- anderen. Om de natuur der ziektens vit de pis te ontdekken , konnen verfcheide na- 3] tuuce 234 _Natuur- en Konft-Kabinet tuurkundige proeven met dezelve gedaan worden, door dewelke verwonderens waar- dige ophelderingen verkregen worden , die aan een iegelyk, dewelke deze zaak in de grond verftaat , het nut der proefkundige Natuurkunde , omtrent het naauwkeuriger kennen der tekenen , genoegzaam openbaar maaken. 30. De Heer Boyre oordeelt, dat door ver- fcheide byzondere geneesmiddelen, dewelke dikwils onder de gemeene man of by de kwakzalvers bekent zyn, en voor geheimen gehouden worden , ziektens geneezen wor- den, dewelke volgens de bekende regelen en kennifle der Geneesheeren als ongenees- Iyk geacht wierden 5 en dewyl deze onver- wachte geneezingen de voorzeggingen en de by de Geneesheeren bekende voortekenen te leur ftellen , oordeelt de Heer Borre, dat door het ontdekken van diergelyke ge= heimen , dewelke gewoonlyk door de een- voudige ervarentheid en het dikwils beproeven gevonden zyn,de voorzeggings-tekenen zou- den verbetert, en verfcheide voor ongenees- Iyk gehoude ziektens geneezen konnen wor- den. By deze gelegentheid verhaalt de Heer Bovyre verfcheide aanmerkelyke gevallen, én onder anderen ‚dat een Edelman van zyn kennifle, door het water van Perficaria met gemeen water gedeftilleert , veel menfchen van de kalk der nieren genas ; en dat door Tet het Maart en April par. a3f het langduurig gebruik van de bereide piffe- bedden zeer veel menfchen van de {teen der blaas geneezen zyn. n 3, De Heer Boyre is van gedachten, dat het fmelten van de fteen in de blaas niet za onmogelyk is, als het zelve wel fchyrt3 dat ook de tegenwerping (dat zodanig een middel, om de fteen te fnelten ingeno- men zynde , ‘de maag, darmen, eerfte wegen enz. zoude verbreeken door des- zelfs fcherpheid , eer het zelve in de blaas by den fteen zoude konnen koomen) onge- grondt is; om dat de azyn (dewelke wy dagelyks gebruiken) als ook het citroenzap, en andere zuure zappen , verfcheide fteenige za- menftremzels vermurven „ gelyk onder andere de kreefts-oogen, de zee-koraal; de paarlen, de oelter-en moflelfchelpen enz. Zelfs her kwikzilver , aan ’ welke door ons vel noch onze tong geen {cherpigheid gevonden werd, verbryzelt het goud, dat anderzints door het eigentlyk fterkwater geenzins te ontbinden is. Als wy ook acht geven op het ontbin- dend vacht, dat in de maag , zo wel der menfchen als der dieren , gevonden word, zien wy door het zelve ontbinden fteenen, vifchgraaten , geheele beenderen, metaalen, en verfcheide andere harde wezens, zonder dat echter de vliezen der maag of darmen in % alderminft befchadigt worden. F Len et 336 Natuur- en Konft- Kabinet , 32 Onze hoogwaardige Schryver bereide een geelt van roggenbroodt , zonder byvoeging overgehaalt , dewelke (niet tegeltaande de- zelve minder bytende was als de zuure geef- ten, die van falpeter , zout of vitriool enz, bereidt warden ) bekwaam was om de alder= hardfte lichaamen te ontbinden, en een fchoon tinduur te trekken uit de roode koraalen , bloedfteen , granaatfteen , robyn- poeder. Als wy ook acht geven op de ont- bindende eigenfchappen van de pot-afch, van de vaftgemaakte falpeter , van het wit der eyeren, moeten wy menigmaal verwondert ftaan , hoe zomtyds zaaken , dewelke aan ons zeer kragteloos fchynen , zulke groote vermogens bezitten, om de hard{te lichaamen te ontbinden. 33: Dat door de kenniffe der natuurlyke His- torie, en door het onderzoek der natuurlyke zaaken en derzelver betrekkelyke eigenfchap- pen, dikwils groote remedien gevonden wor- den ‚zal niemantontkennen; en byaldien wy geloof mochten flaan aan de op{nyderyen van Paracelfas, en aan de vertellingen van den ouden Melmont , wegens den medicinalen fteen van Butlerus, en diergelyke empyrifche geneesmiddelen, zoude de nurheid en dient van de proefkundige Natuurkunde ie eel Maart en April 1721: 239 deel van de Geneeskunde noch veel kragti ger uitblinken. Maar als wy aanmerken, dat de geheele kennifle der enkelde genees. middelen uit de natuurlyke Hiftorikunde, en de geheele kennifle van derzelver kragten en hoedanigheden uit de proefkundige Nas tuurkunde moet getrokken worden , zal de Lezer ons genoegzaam toeitemmen, dat een Geneesheer zonder natuurlyke Hiftorikunde en proefkundige Natuurkunde zeer flecht ges wapend is. 34. Geen minder licht geeft ook de natuurlyke Hiftorikunde , en proefkundige Natuurkun= k de, aan dat deel van de Geneeskonft , het welk de regelen voorfchryft om onze ges zondheid door een goede levensmanier te bewaaren, en onze levenswyze en voedinge in de ziektens na de gefleltheid der ziekte te beftieren, De drank, dewelke wy dagelyks gebruiken , moogen wy wel aanmerken, als een voornaam gedeelte van ons voedzel; en dewyl dezelve zeer verfcheiden is, het zy wyn, bier, mee, appeldrank , alderhande trekzels van water enz., verkrygen wy ‚zo om dezelve te verkiezen, âls tot ons gebruik te bereiden, zeer veel licht door de kenniffe der Natuurkunde. Hoe zouden wy door de giftinge verfcheide dranken bekwaam konnen maaken, en haare raauwheid en grofheid konnen beneemen, als wy de wetten, en de tegelen en omftandigheden der giftinge gie: ec 238 Natuur-en Konft-Kabinet eerft geleert hadden? Hoe veel een behoofs lyke bereiding kan uitrechten , omde fpy- zen en dranken te verbeteren, en tot de voe- dinge bekwaaimer te maaken , blykt by uit- ftekendheid aan de weftindiaanfche plant (a) Manyoc , dewelke ik onlangs befchreven hebbe, en van dewelke de Indianen hun da- gelyks broodt bereiden , {choon dezelve an- derzins een volkomen fenyn is 3 zy parflen met veel kragt het zap uit de wortel, en be= reiden van de zelve een zeer goed meel; daar zy broodt van bakken. Op de Barbados en andere Caribijche Filanden maaken zy van dezelfde wortel van de plant Munyoc ook hun drank 5 zy laaten de rauwe wortel kaauwen door oude vrouwen , dewelke hee gekaauwde gedurig uitfpouwen ip fchoon, water, het welk binnen weinig uuren door- een goede gilting in een zeer bekwaame en aangenaame drank , dewelke de Indianen Perinum noemen , overgaat. Volgens het ver- haal van onzen vermaarden Gutkrelmas Pifo, bereiden de Brafilianen op dezelfde wyze door kaauwen verfcheide dranken uit de ‚patara , uit de mais, uit de ry(t, en verfcheide andere, plantgewatlen en vruchten. 35 „ De geheele Brouwkonft verkrygt haar wee; zen en gedurige verbetering , door de ken= | nifle « (a) Ziet Natuur-en Konft-Kabiget January en Fe« bruary 2721 P2B- 99: ED K9G, ; úre- a Ed Maarten April 1721. “ 239 niffe der natuurlyke fchepzels en _proefkundi- ge Natuurkunde: Het bereiden van alder- hande dranken is zelfs by de door domheid vermaarde oude Ruflen ouwelings al bekent geweelt. Olearius getuigt in zyn Reis van Moftovien , dat aan hem op een tyd twee- en twintig verfcheide foorten van dranken aan* geboden wierden in Mofcovien. De Heer Bo yr verhaalt, dat in een zekere Stadt van Engeland ,door een Edelman van zyn kennis aan hem geen minder getal van verfcheide dran= ken wierden aangeboden. Zommige graa- nen (gelyk de mais enz.) zyn om haar lymigheid onbekwaam, om bier van dezelve te brouwen, maar als dezelve eerft tot deeg en tot broodt gekneedt, en dan gereezen zyn, kan echter uit dezelve dikwils goede drank gebrouwen worden. De Heer Borre geeft in aanmerking, of de Brouwkonft noch niet veel te verbeteren zoude zyn, door het aanleggen van zodanige ovens en fornuizen, daar de graanen eer(t voorbereidt wierden, het zy in de gedaante van broodt of ander-= zins enz, Wy zyn niet alleen noch onkundig omtrent veel zaaken van de geftinge , maar ook omtrent de voorbereidinge van de graa= nen, en de byvoegingen en behandelingen, om onze dranken aangenaam , Ímaakelyk en duurzaam te maaken. 36. ‚Aan ons zyn ongemeen veel ftoffen onbe= kent, uit dewelke zeer aangenaame drankea zou- 240 Ratuur- en Konft-Kabinét, zouden konnen bereidt worden. Uit den ho= ning worden in Mofcovie zeer veel verfchei- de dranken, dewelke zeer aangenaam en duur- zaam zyn, bereidt. In het groote en magti= ge Keizerryk China word (volgens de getuis genis van SEMEDO ) de wyn niet bereidt uit de druiven , maar uitde garít; en in de noor- delyke Provintien van China word de wyn gemaakt uit ryft en appelen; en in de zuide- Iyke Landfchappen van China word de wyn gemaakt uit een byzondere foort van ryft. De= ze wyn, zegt Seinedo, dewelke by 't gemee ne volk gedronken word, is (fchoon dezel« ve dronkenfchap verwekt) niet zeer verheven van geeft, en ook niet zeer duurzaam; zy kan in alle tyden van het jaar , byzonder ín de winter , bereidt worden, en heeft een fchoone koleur voor ’t gezicht, en is ook niet minder aangenaam voor de {maak en reuk; waar uit wy zeer wel konnen begrypen, dat de Chineezen met welriekende en andere zaa= ken deze dranken bereiden. Op het Eiland Japan word insgelyks de wyn uit ry(t ge= maakt, volgens de geruigeniffen van den voor- treffelyken Lizfchooten; en op welk een wy= ze de Arak bereidt word op Java en veel an- dere plaatzen in de Indiën, is byna aan elk sen #Gekent. 37 Om de dranken lang te doen duuren, zou- de noch zeer veel te vinden zyn voor de Lief- hebbers. De Heer BoxrLE verhaalt, dathy aan … Maart en April vyar. zát aan ’t huis van Dotlor Gordon wyn, dewelke van morellen gemaakt was, gedronken heeft, dewelke zeer geurig en echter al zes jaar oud was. De Heer Boyre gebruikte zelfs een Wyn, dewelke gemaakt was van het uite geparfte zap van gemeene karzen uit ‘het Graaffchap Kent ;by dit uitgeparfte zap wierd „onder het geften een weinig zuiker gedaan, en deze wyn , door een byzondere kon(tgreep gemaakt, bewaarde zyn geeftigheid byna zo wel als de wynen , dewelke van buiten in Engeland gebragt worden. Een voornaam Engelfch Godtgeleerde , en bloedverwant van den Heer Boyre, wift uit (wilde peeren en appelen een wyn te bereiden, dewelke in % eert wel een weinig zamentrekkend was, Maar na % verloopen van twee of drie jaaren zo vol geeft en aangenaam van fimaak wier=’ de, dat dezelve voor weinig vreemde wynen behoefde te wyken. Van de verfcheide foor= ten van -wynen , dewelke vân den honing en het water , door verfcheïde byvoegingen van {peceryen of uitgeparfte zappen van tuin- en aard-vruchten , gemaakt worden, wil ik nu niet eens {preeken , imaar de F ranfchen en Engelfchen „ dewelke: de Canibaalfche Fi- Boden bewoonen „ weeten door giftinge uit het fchuim van de zuiker , met water ge= kookt , een goeden wyn te bereiden. Op dezelfde wyze weeten de Brafilianen een wyn te maaken, dewelke zy.Garapa noemen, en dewelke, als zy eenigen tyd bewaart word, de kragt verkrygt ‘van: dronkenfchap te- vers wekken. Pifo fpreeke noch van een andere wy, 242 Natuur- én Konfz-Kabinet wyn, dewelke de Brafilianen bereiden , en dewelke geparlt word uit een vrucht die Acajn genaamt word , deze wyn kan zeer lang duuren , en sis een weinig te zamen- trekkende en water-dryvende. In de Eilan- den Barbados worden verfcheide bekwaame dranken gevonden , dewelke aan ons onbe- kent zyn , gelyk als by voorbeeld de dran- ken , dewelke zy noemen Perino, Grippo , Punch, en ook de byzondere wyn van pyn- appelen „ dewelke zeer hoog op die Eilan- den geacht word ; mitsgaders de wyn , de- welke Maobbie genaamt word. Om dat in Turkyen het drinken van wyn verboden is, weeten de Jooden en Chriftenen in die lan- den een lichte moft te bereiden uit druiven en water, dewelke zeer aangenaam is om te drinken. Zelfs zyn hier tot Amfterdam eeni= ge Liefhebbers geweeft, dewelke zeer voors treffelyke wyn, die voor geen Franfche wy nen behoefde te wyken „ hebben weeten te bereiden uit druiven enz. 39. Zommigedranken worden gewonnen door lekkinge uit de boomen, in welker fchors een opening word gefneden , gelyk in Oofts indiën de Sur A uit de Cocosboom, en ver= fcheide foorten van Palm-wynen , dewelke door gifting een vermogen verkrygen van dronkenfchap te verwekken. Op deze wyze word ook de Manna in Galabrien gewonnen, ger Maart en April 1721. « zag gelyk ik voor dezen heb aangetoont. (a) Van deze, Manna zouden met water en fpeceryen ook verfcheide foorten van dranken en Man- na-wynen, door de gifting bereidt konnen worden. De Heer BoyLe verhaalt, dat aan hem was geopenbaart een geheim van den. Koning van Polen , namentlyk een drank „dewelke uitfteekend dienftig was in verfcheide ziektens, en niet anders was, als een vocht , het welk vergadert wierd door uitlekkinge uit de wortel van de Okkernoote- boom, dewelke ontbloot in ’ begin van de lente wierd ingefneden. In zommige Noordfche Landíchappen , en zelfs in ’ noorden van Engeland, word in de maan= den van Maart en April, uit de takken van den Berken-boom , daar een gat in geboort word. een zap vergadert, het welke na ’t fchryven van verfcheide groote mannen, het graveel verteert, als van het zelve eenigen tyd lang alle morgen een lepel vol word in- genomen. Freitagius en andere roemen dit zap van den Berken-boom ook zeer, tegens de heete ziektens der lever en gal , tegens den fteen „en tegens de verftoppingen der inge= wanden en heete opbruizingen van ’t bloedt. 39: _ Zommige bieren konnen zeer nuttig voor de gezondheid bereidt worden, als onder Q 2 der- (a) Ziet Natuur-en Konft-Kabinet July en Auguf. ty 1720. van pag. Z02, tot 129. 234 Natuur en Konft-Kabinet, sderzelver giftinge eenige zaaden of kruiden by dezelve gevoegt worden. Het zaad van ’ Vogelneft of Daucus, benevens berkenboomn, onder de gefting by ’t bier gevoegt, geeft een zeer. voortreffelyk bier in jichtig graveel , in de fcheurbuik , en in de jicht. Diergelyke medicinale bieren konnen bereidt worden , te= gens meeft alle verouderde ziektens en ge= breken, dewelke de menfchen overkoomen, gelyk ook zulks hedendaags in Engeland op veel plaatzen in ’t gebruik is. 40. Gelyk als door de Natuurlyke Hiftorí= kunde en proefkundige Wysbegeerte, ontel« baare nutheden omtrent onze dranken zyn uit= gevonden ‚en noch uitgevonden zouden kon- nen worden, doen ook deze zelfde wetenfchap= pen geen minder dienft omtrent onze fpyzen. Wat zyn niet alderhande fornuizen , ovens en handgreepen uitgevonden, om ons broodt en gebak , ons kooken en braaden te ver- beteren ‚door dewelke ook in de fpyzen wor- den ingehouden en bewaart de fynfte en krag- tigfte deelen van het broodt, van het vleefch €en andere voedzels, dewelke anderzins zou- den vervliegen ? Hoe veel zaaken heeft de proefkundige oplettendheid niet doen bewaa-= ren door drooging , inzulting , confyting, kriftalfchieting , met zuiker, met fpeceryen, met pekel, met azynen zuure zappen? Zom- mige fpyzen konnen onbedenkelyk lang be- waart worden, als de lucht van dezelve word Maart en April 1721. _ 24ft word afgekeert, De befchuit kan drie jaas ren lang bewaart worden in vaten, dewel- ke zeer vol en dicht gepakt zyn , en welker naaden met pik beftreken zyn, of dewelke van binnen met blik of met loodt beflagen zyn ;zelfs is by zommigen bekent, om alder- hande verfch vleefch , zonder zout, pekel, of rook „zeer lang te bewaaren voor ’% ver- derf, door middel van boter, enz. De Heer BoyLrE oordeelt, dat zelfs raauw verfch vleefch zeer lang bewaart zoude konnen worden door middel van brandewyn , de- welke van het zelve met water zoude konnen afgetrokken worden, zonder echter de fimaak van het vleefch veel te krenken, om dat on- der het kooken de brandewyn genoegzaam uit het zelve zoude vervliegen. Deze zaak ftelt de Heer Boyre voor , om dat door het pekelvleefch veel menfchen ongezond, en ftyf van de fcheurbuik worden , en nie- mant moet voor een onmogelyke zaak hou- den , dat het verfch vleefch , zeer vaft in vaten gepakt,door middel van voorloop van korenwyn zeer lang zoude konnen bewaart worden. 41, Het is alleen de natuurlyke Hiftorikunde, dewelke de verfcheide zamenwooningen der menfchen ophoopt’ met vruchten , gewaffen en lekkernyen , dewelke niet alleen uit de woelte boflchen en afgezonderde wilder- niflen worden overgebragt, en in tuinen of Q 3 op 246 Natuur-en Konlf-Kabintt, op vruchtbaare akkers geoefent en tam ge- maakt, maar ook van het eene gedeelte der Wereld, daar dezelve dikwils overvloedig- lyk vallen, in het andere gedeelte overge- plant en aangekweekt , en door konftige bereidinge voortreffelyk gemaaktworden,gelyk als blykt uit de zuiker, dewelke op zo veel plaatzen van ’tOoften en het Weften is over- geplant, en wederom gevoert daar dezelve eigentlyk niet groeit, maar door zuivering , kriftalfchieting enz. veel fchoonder en aan- genaamer gemaakt word, als in de plaatzen daar dezelve voortgekweekt word. By ge- brek van zuiker, oordeelt de Heer Bovyre, dat uit verfcheide andere plantgewaflen zui- ker zoude konneu bereidt worden ; op deze wyze bereiden de Ooftindianen van hun Sura een zuiker, dewelke zy jagra noemen. Als zy de Sara uit de kokos-of palmboom ver- gadert hebben , kooken zy dit zoet en aan- genaam vocht , en ftellen het naderhand om te ftremmen, wanneer van het zelve voort- komt een foort van zuiker ; maar deze zui-” ker of jagra word in de Ooftindiën niet ge= noeg geacht, om dat de zelve bruin van koleur is, en in Ooftindiën byna overal wit= te zuiker in overvloedt gevonden word, GarcillafJins verhaalt , dat van de Peruviaan- fche boom-vrucht Mulli een drank gemaakt | word; zy wryven, zegt hy , de vruchttuf= | {chen hunne handen in heet water, tot dat al de zoetheid uit de vrucht in het wateris | overgegaan ; dit zoet water kleinzen zy | | | door, en laaten het drie of vier dagen (taan, tot Maart en April, 1721d 247 tot dat de dik{te flof na de grond zakt, als wanneer zy het klaar en doorfchynende vocht tot hun drank of wyn gebruiken : uit deze wyn bereiden zy ook honing en azyn. Een zeer naauwkeurig Schryver, over de Gewaflen van Brafyl, zegt de Heer BoyLe, getuigt dat uit de Plant Caraguata , na dat de fchors van dezelve op zommige plaatzen geopent en afgefchrapt word , een zeker vocht in zodanig een ongelooflyken hoeveel heid vloeit, dat zomtyds uit eene plant vyf- tig en meerder Aroben door de tyd vergadert worden ; en dat de Brafilianen uit dit vocht wiften te bereiden hun wyn, azyn, honing, zuiker, enz. want als het zoete zap van de Caraguata gekookt word, zal het zelve door het kooken noch veel zoeter , aangenaamer en dikker worden , en eindelyk in zuiker overgaan. 42 Door de overweeginge dezer zaaken ont- dekken wy , dat de kennifle der natuurlyke Hiftorien, en het proefkundig onderzoek der natuurlyke Schepzels , ons leert en in ftaat ftelt, om by gebrek van het eene voedzel dikwils een diergelyk uit andere gewaffen voort te brengen. Een Gouvernear van een nieuwe Volk-planting in noorder America, heeft aan den Heer Boyre verklaart , dat in zommige deelen van Nieuw Engeland een foort van boomen word gevonden, die zeer overeenkomftig zyn met onzen okker- Q4 n00= 248 Natuur- en Konft-Kabinet, nooteboom ; dat het zap, het welk door ine’ fnyding uit die boom vloeit , tot een zoete en zuikerachtige ftof zachtelyk konde uitge= dampt worden. Uit de groene halmen vande mais kan een ftroop bereidt worden, dewelke by de fpys gemengt zynde, dezelfde aangenaame zoetheid verwekt als de zuiker. De Heer Boyre ftelt voor, of by misgewas en gebrek van zuiker , uit deze mais-halmen niet wel zuiker zoude konnen gemaakt wor= den. Uit de water-meloenen word in Nieuw Engeland ook een aangenaame ftroop ge- kookt. 43: Behalven dat door de natuurlyke Hifton- kunde en proef-ondervindingen der natuur- Iyke fchepzelen , een Natgralift aan onze voedzels een aangenaamheid van fmaak , een gezonde hoedanigheid „en een geduurzaam- heid tegens de bederving verwekt , zyn noch daarenboven verfcheide wegen en middelen uitgevonden , door dewelke wy leeren oor- deelen van de gezondheid en de ongezond- heid van onze fpyzen , dranken , lucht, en vorders van alles wat wy van nooden heb- ben , om onze gezondheid te onderhouden, ons leven te bewaaren „en onze verloren gezondheid te herftellen , gelyk als by voor- beeld : de naauwkeurige Santorius heeft cen geneeskurdige Weegkunde uitgevonden, waar door de voordeelige of fchadelyke ge- fteltheden van ouze ípyzen en dranken wor den Maart en April 17zt. 249 den ontdekt, en aangemerkt , welke fpyzen en dranken onze onzichtbaare uitwaafleming beletten, en fchadelyk voor onze gezondheid zyn, en wederom welke onze onzichtbaare uitwaafleming bevorderen , en aan ons zeer nuttig zyn. De Natuurkunde heeft zelfs mid- delen uitgevonden ‚ waar door wy de waare gehalte van onze dranken, en derzelver zui- verheid , konnen ontdekken ‚, en bemerken door weegkunde , of by voorbeeld een wyn door byvoeging vervalft is; en dewyl het al- derlichtfte water voor het zuiverfte en gee zondfte word gehouden , is zodanig een weegzwerktuigje zeer nuttig in die landen, daar de meníchen gewoon zyn niet anders als water te drinken. Wy moeten niet oor- deelen , dat alle de verfche wateren even zwaar zyn. De Schippers hebben zommige zoete wateren uit America in Engeland ge- bragt‚en bevonden dat dezelfde hoeveelheid van water acht loodt op het pond lichter was, als het gemeene zoet water in Eugeland; maar dewyl het wel kan gebeuren , dat het alderlicht{le water eenige {chadelyke eigen= fchappen heeft ontvangen van den grond; daar het zelve overvloeit , door mineralifche — en fchadelyke dampen van de onderaard- fche en bovenaardfche fchadelyke wezens, zyn verfcheide proeven uitgedacht door de Stoffchey-kundigen :by voorbeeld, het meefte putwater is niet zo bekwaam om met zeep te {chuimen „als het regenwater, of het water van zommige natuurlyke fonteinen. Wy ontdekken meuigmaal , dat twee of meer Qs Wa zso Natnur= en Konft-Kabinet.; wateren geen onderfcheidt fchynen te heb- ben, ten opzicht van reuk , maak , koleur en gewigt, en dat echter onder dezelve eeni- ge zullen gevonden worden , zeer bekwaam voor de verwers , tot Ícharlaaken of andere koleuren „ en andere daarentegen geheel | endeugend, niet tegenftaande de redenen van | onderfcheidt aan ons onbekent zyn. De Heer Boyre heeft menigmaal ontdekt, dat zich een zout onthield in water , dat voor onze {maak volkomen verfch fcheen te zyn, met in het zelfde te werpen de folutie van zilver door fterk water ontbonden : om dat zoda- nig een verborgen zout, of deszelfs geeft, zodanige gefmolte metaalen nederflaat ia de gedaante van een witachtige kalk : het welk in zuiver regenwater zich anders toe- draagt. 44, Ik geloof niet dat tegenwoordig iemant zo onkundig gevonden word , aan den wel- ken onbekent is, dat in de verfcheide luch- ten der verfcheide landfchappen , of der ver- fcheide tyden van het jaar, of der verfcheide uitdampingen die in de lucht gedraagen wor- den, een groot onderfcheidt, en meerder of minder overeenkomtt is voor onze verfcheide emperamenten en lichaams gefteltheden , en dat dezelve ook de oorzaaken zyn van ons kor- ter of langduriger „gezonder of ziekelyker le- ven:daarom legt denGeneesheeren,en alle men-= fchen, zeer veel geleegen aan de kenniffe des damp- Maart en April 1721. 251 dampkringachtigen luchts , tot onderhoudin- ge, befcherminge en verbeteringe van onze gezondheid; en dewyl door de proefkundige Natuurkunde zeer veel wegen en werktui- gen uitgedacht en gevonden zyn , om de na- tuur en gefteltheid des luchts te ontdekken, konnen wy niet ontkennen de nutheid van de natuurlyke proefkunde in dit gedeelte van de Geneeskonft, dat voor onze gezondheid zorgt. De hoedanigheden en eigenfchappen des luchts, dewelke voor onze zinnen geheel verborgen zyn, weeten de Naturaliften door verfcheide proeven te ontdekken. De naar- ftige (a) Sazdorius leert, dat de gezondheid of ongezondheid van de lucht in eike plaats, door het weegen en het ontdekken van de meerder of minder uitwaaflemingen , als an= derzins, moet onderzocht en kan ontdekt worden. Door de Thermometer konnen wy niet alleen ontdekken de hoedanigheid des luchts van een plaats of ftadt , maar zelfs van elk huis , ja van elk byzonder vertrek ot kamer. In ’t geval van ziektens, daar wy door vuur of koelte te maaken een egaale lucht van nooden hebben , laat ik gewoonlyk een Thermometer ìn de kamer van den zieken brengen ,om dat daar door de lucht nacht en dag, of altyd op dezelfde graad van warmte en koude kan gehouden worden, door meer of minder vuur aan te leggen , na de aanwy- zinge van de Thermometer. Hoe veel eigen- fchap- (a) Vid. Santorii Saunttoris Medicina Statica. Ps 252 Natuur- en Konft-Kabinet , fchappen en hoedanigheden des luchts door de luchtpomp ontdekt zyn , en moch ontdekt zouden konnen worden , gaat byna boven het bereik van onze inbeelding. Ook kon- nen de goede en kwaade gefteltheden des luchts ontdekt worden, door verfcheide uit- werkingen van de lucht op andere lichaa- men, gelyk als het zilver, het welk in zom= mige luchten zwart word : of andere metaa- len, dewelke in zommige luchten haaftiglyk roeft vatten : of het haaftig bederven van het vleefch , de melk, het bier: of ook wel uit de bleeke of ongezonde koleur der inwoon= ders, en uit ontelbaare andere zaaken, daar inderdaad geen acht genoeg op gegeven word, hk 45 Van welk een nutheid de natuurlyke Hif= torikunde ís, om de hoedanigheden des luchts, met betrekkinge op ons lichaam, te ontdekken, is zeer wel te begrypen, als wy aanmerken dat dezelve ons leert de bewee- gingen dezes Aardkloots „ die van de Maan en alle de Planeeten , derzelver taningen, de Saizoenen van elk byzonder Luandíchap van maand tot maand, den aart en eigen{chap- pen, de uitdampingen uit de aarde, de dampkring en deszelfs verhevelingen , den donder ‚den blixem en het weerlicht, de hoee= veelheid van warmteen koude, vorft, regen, wind , fneeuw , hagel enz. en vorder alle zaaken, dewelke de lucht , dien wy inade- men, “ Maart en April 17ar. 232 ‘men , gedurig. konnen veranderen , verbe teren of verflimmeren , voor ons ongezon- der of gezonder maaken, ín zo verre dat een Geneesheer , aan dewelke de natuurlyke Hiftorikunde ontbreekt, genoegzaam geen Geneesheer kan genaamt worden ; want de obferwatien en naauwkeurige kennifle dezer zaakenzyn tot de onderhoudinge der gezond- heid,en in de geneezinge der ziektens van veel meer belang en vermogen , als alle de ‘ân- dere geneesmiddelen met malkanderen. 46. Na dat wy nu de riutheid der Natuurlyke Hiftorikunde en proetkundige Wysbegeerte, in de eerfte vier deelen der Geneeskunde, namentlyk de Phyfologia, Pathologia, Se- miotice, en Hygieine, eenigzins gezien heb- ben; zullen wy derzelver groot gebruik niet minder ontdekken in het vyfde en voor- naamfte deel der Geneeskunde, namentlyk de Therapeufis. Dit deel van de Geneeskontt is zo aanmerkelyk , dat alle de vier andere dee- len alleen tot dienft van dit deel (het welk de verloren gezondheid leert herftellen , en de ziektens volgens een bekwaam beleid: , en met goede geneesmiddelen leert genee- zen) zyn uitgevonden, en van een iegelyk bekwaam Geneesheer met de uiterfte vlyt en naauwkeurigfte oplettendheid aangeleert wor- den. De Heer BoyreE oordeelt , dat een Geneesheer eerftelyk naauwkeurig acht be- hoort te geven op de aangenaamheid der ge- nees- 254 Natuurs en Konft-Kabinet ; neesmiddelen , en dat alles , het “welke-in een beknopte hoeveelheid kan verricht wore den, met geen al te veelvuldige dranken en te overvloedige en onaangenaame geneesmid- delen, behoort te gefchieden ; hier toe pryft dien Heer verfcheide Chymifche geneesmid- delen aan , en oordeelt dat de ftof-fcheid- kunde zeer noodzaakelyk voor een Genees- heer is; maar niemant, dewelke de Genees- kunde op een bevindelyke en veilige wyze heeft leeren oefenen , zal ontkennen , dat in de laat{t voorgaande Eeuw de Chemy al te veel is ingedrongen geweelt in de oefening der Geneeskonft ; daarom hebben de fchran- derfte Geneesheeren maar eenige weinige Cóymifche poeders, tindturen, zouten , olyen, geelten enz. tot hun gebruik overgenomen; en zyn wederom te rug getreden tot den ou- den en heiizaamen weg , dewelke zy zom= tyds al te onbedachtzaam verlaaten hadden, 47- Door de proeven , en ook door de onver= verwachte bevindingen „ zyn dikwils door de kenniffe der natuurlyke zaaken , zeer be- kwaame „geneesmiddelen gevonden voor zommige beftendige ongemakken. Petras de Ofma verhaalt , dat in de Provintie van Chili in America, aan de Indianen een plant bekent was, welker bladen, op de wonde ge- legt, de zwaarfte bloedftortingen aanftonds, konden ftremmen. Zommige eenvoudige menfchen hebben dikwils verouderde zwee- ren, “Maart en. April 17ar: 2sy ten , gezwellen , en zelfs inwendige onge- makken , door gemeene zaaken geneezen, buiten verwachting zeifs van de fchranderfte Geneesheeren en Heelmeefters, Pio ver- haalt , dat by zyn tyd de wilden in Brafl, door gommen „ verfche zappen en balfems, gefchote ledemaaten genazen , dewelke de Europifche Heelmeefters wilden afzetten ; dat zy verfiervingen en verouderde zweeren her- ftelden met enkelde zappen , daar -de Euro- pifche Genees-en Heelkundige mede verle- gen waren. Het is zeker, dat de natuurlyke Hiftorikunde een ontelbaar geral zaaken kan opleveren , daar de proefkundige W ysbe- geerte in zoude konnen werken en onder- zoek doen , tot nader ontdekkinge van heil- zaame geneesmiddelen, 48. Om dit onderzoek te doen , is de ontbin= ding door de Stoffcheidkunde geen van de geringfte middelen. De werkdaaden van de Scheykonft of Chemy zyn zeerbekwaam, om te zoeken en ook te ontdekken de hoedanig- heden en eigenfchappen der natuurlyke {chep= zels, met betrekking op het menfchelyke lichaam. Neemt tot uw voorbeeld de mine- ralifche bronwateren en baden, na dewelke zo veel zieken toevloeyen , om-hunne ver- loren gezondheid wederom te herftellen. Is de Ghemy niet zeer bekwaam, om te ontdek- ken, welke Mineralen , fulfer , vitrioolen, zouten, fteenzappen enz, in het een of her gs: an- 256 _Natuur= en Konft-Kabinet; ander mineralifch bronwater uitmunten „en waar uit het zelve wel voornamentlyk be- ftaat? waar in deszelfs medicinale-hoedanig- heden en nadeeligheden beftaan, en vervol- gens voor welke gebreken het zelve dienfti- ger, en wederom voor welke het fchadelyk kan zyn? Door de Chemy konnen zelfs ei- genfchappen in de mineralifche wateren ont- dekt worden, dewelke anders altyd verbor= gen zouden zyn. 49: Op dezelve wyze konnen ook door de Chymicale werkdaaden zeer veel hoedanig- heden , verborgene eigenfchappen , en be trekkelyke vermogens ontdekt worden in de plantgewaflen. Wy vinden zommige plant- gewaflen , welker zap voor een gedeelte ftremt, en overgaat in een effentieel zout, na dat deszelfs meefte vochtigheid is uitge= waaflemt door de hitte van het vuur. Het zap van zommige zeer zappige planten, door lekkinge helder gemaakt zynde, en maar zeer weinig uitgewaaflemt zynde, fchiet da- telyk kriftallen van ef/extieel zout. Het zap van andere planten heeft wederom meerder kookinge van nooden ; zommige zappen fchieten haare kriftallen van zelfs door eige beweeginge , zonder medehulp van eenig vuur of hitte, Het uitgepar{t zap van andere planten moet zeer lang gekookt en uitge= waaflemt worden, eer deszelfs gedeelte in effentieel zout overgaat. Uit het zap van zom- Maart en April 1721. 257 zommige planten kan geen effentieel zout bereidt worden ; waar door zeer nuttelyk een groot en zaakelyk onderfcheidt ontdekt „word in de ftellende deelen der plantgewaf- fen. Ook konnen op deze wyze, en in dit opzicht, de plantgewaffen in verfcheide foor= ten onderfcheiden worden, te meer om dat deze eflentieele zouten of kriftallen ook zelfs van malkanderen zeer veel , zo ten opzicht van gedaante , fmaak , als betrekkelyke ei- gen{chappen of kragten , koomen te ver- fcheelen. De zouten van het glaskruide (parietaria) de bernagie (borrago) de oflen- tonge (baglofJa) enz. verfcheclen zeer veel van de fyne en geeitige zouten der lepel- bladen , tuinkers , waterkers , beekeboom;, en andere fcheurbuikskruiden ; en deze ver- fcheelen wederom zeer veel van de effentieele en openende zouten der windbreekende krui- den , namentlyk van de feldery „ de lavas, juffroumerk (apium) enz. Behalven deze ondervindingen , konnen ook door behulp van de Chemicale werkdaaden , de meerder of minder bekwaamheid of onbekwaamheid der plantgewaflen, in het voortbrengen van geeften ‚fyne olien, verdikte extraflen, vafte zouten , als ook derzelver onderfcheit om= ‚trent de hoeveelheid der olien, zouten, zuu- \_ren,vetten,geeften, en ontelbaare andere eigen= ‚_ fchappen en hoedanigheden ontdekt worden. | : , 4 Ko … De proeven, dewelke door de Scheykunde eg kon= ries kend 258 Natuur-en Konft-Kabinet, konnen in ’t werk geftelt worden, ter ont= dekkinge van den aart en eigenfchappen der plantgewaflen, zyn zeer verfcheiden en me- nigvuldig. De met water bereide uittrekzels of afkookzels zommiger plantgewaflen of kruiden, bloemen , vruchten, zaaden, hou- ten, fchorzen enz. verkrygen een hoogroode koleur, zo ras als wy maar eenige druppelen van een loog (gemaakt van een alcalyz zout, als pot-afch, zouda, vaft zout van wynfteen enz.) daar in ftorten : maar zo râs wy in zodanig een rood zizÄaur eenige droppelen van een zuure geeft inftorten, word datelyk de roode koleur of geheel weggenomen, of in een andere koleur verandert. Als wy in het roode tinctuur van roozen , getrokken met water , eenige droppels loog van pot- afch ftorten, krygt het zelve een groene ko- leur, maar zO ras wy eenige droppelen zuure geeft daar by doen, verandert de groene ko-= leur wederom in een fchoone roode koleur, geheel anders als in de boven gemelde proe- ven , daar de roode koleur verwekt word door een alcalyne loog , en door een zuure geeft wederom weggenomen word enz, sr. Door diergelyke proeven konnen wy de ! gelyke hoedanigheden van verfcheide gewaf= | fen ontdekken, want by voorbeeld : alle de zamentrekkende planten , bladen of bloemen, / zyn zo wel bekwaam om uit dezelve inkt | te bereiden, als de galnooten, Het uittrekzel £ À van | | | Maart en April 1721. -2yy „van Thee, van roode-knop-roozebladen, van de fchors van eikenboom , van zumach, of andere zamentrekkende plantgewaffen;, word zo zwart als inkt, zo rasals wy eenige drop- pels uittrekzel van vitriool of koperrood by het zelve doen, even gelyk als gefchiedt met ae mamtektel van de galnooten. $2e Door de proeven van die natuur konnen Wy verfcheide eigenfchappen der plantgewaf- fen ontdekken „en een groote verandering van koleuren in de uittrekzels en afkookzels der plantgewaflen verwekken, door het by- voegen van loogen, zuure geeften , vlugge zou= ten , ontbondene minerali{che (tremzels enz. Op dezelfde wyze „en door andere Chemifche werkdaaden , konnen: wy ook ontdekkén de miedicinale hoedanigtieden der dieren en dert zelver deelen, als ook die der metaalen; in zoverre dat ‘door de proeven, dewelke eef ftoffcheidkundig Narturaliftin’t werk (telt, zo weel verwonderens waardige eigen{chappen; hoedanigheden , en betrekkelyke vermogens ortdekt konnen worden ; dat wy aan den overvloedt van deze zaak te kort doen, met kear kortelyk iets van te zeggen. 33 __Gelyk als daorhet onderzoek der. Mendels de medicinale planten’, dieren ‘en minerâlen , ed gekent en opchelder worden ,kan ‘ook c26o _Natuur- en Konft-Kabinet, ‚ook een Naturalift zeer veel nieuwe genees- Middelen uitvinden , en alzo het getal der geneesmiddelen vermeerderen. Zeer veel zaaken worden verwaarlooft , dewelke tot een groot gebruik in de Geneeskonft zouden overgebragt konnen worden , als zy naauw- keurig door proeven onderzocht wierden. Wy vinden verfcheide foorten van minerali- £che aardens, in dewelke buiten twyfel voor- treffelyke medicinale eigenfchappen zyn op- gefloten. Wy vinden dikwils omtrent de mynen „ bergwerken, fteenbreeken „ mer- gels en kley-gronden , in een kleinen om- trek , verfcheide foorten van aardens , de- welke in reuk , gewigt , confiftentie , ko- deur, meerder of minder vetheid en fmaak , zeer veel van malkander verfcheelen. De Bolus van Armenie, de medicinale aarde van het Eiland Lemzos , zyn in groote achting geraakt ‚tegens de pefteziektens , graauwe en roode loop , kwaadaardige koortzen „ beeten van fenynige dieren enz. Echter is door Jo- hannes Montanus , Silefier , een vette medí- Cinale aarde in Silefie gevonden , dewelke in de bovengemelde ziektens voor de medi- cinale aarde van het Eiland Lemnos geenzins _ behoeft te wyken. Crato getuigt by Sennertus, 5 dat tot Zoekai in Hongaryen , een bolus ge= vonden word , dewelke in de mond fimelt als boter, en dewelke beter bevonden word tegens de zinkingen, peft, en kwaadaardige ziektens, als de bolus van Armenie. De Heer Borre verhaalt , dat een voornaam Geneesheer in Engeland een mineralifche | 7 aarde: … Maart en April 1721. _26x aarde vond (niet verre van de ftadt , in de- welke hy woonde, en in dewelke de peft op dien tyd zeer hevig woede) door dewelke zeer veel lyders, dewelke met de peft bee zocht waren, geholpen wierden, 54e Onder het nafpeuren van de medicînalg hoedanigheden dezer dingen, worden ook dikwils verfcheide andere zeer nuttige hoe-= — danigheden en vermogens als by geval ontdekt. De Heer Bo yr E verhaalt, dat een Engelfch Edelman een zekere aarde hadde gevonden in Engeland, dewelke, niet tegenftaande dezelve niet anders als een zeer gemeene minerali- {che aarde fcheen te zyn , echter een zeer goede hoeveelheid goud uitleverde. Joban- nes Agriccla vegt,‚in zyne aanmerkingen over | Poppius, dat hy ondervonden heeft , dat de geeft , die gedeftilleert word van de medi- _Einale aarde van Silefien, het goud {melt , ge- | lyk als het koningswater , dog een weinig | | fraager en in een weinig langer tyd ; als ook dat hy een aarde heeft gevonden by den Rhyn, dicht by het WBefierswaldt/ dewelke om deszelfs vlugge zouten zeer bekwaam was om het zilver te {melten. Als wy acht geven, dat de aardens verfcheide hoedanig-. heden ontvangen van de uitdampinge der on- deraardfche Metaalen en Mineralen, met de» welke zy bevrucht worden, konnen wy geenzins ontkennen, dat in de mineralifche aardens verfcheide verwonderens waardige ei- R 3 gen 262 Natuur-en Konft-Kabinet , genfchappen, vermogens en medicinale krag- ten, opgefloten leggen. 55 Wy vinden ook zeer veel mineralifche of metallyne wezens , dewelke op haar zelve aangemerkt, onbekwaam en fchadelyk voor de geneezinge der ziektens zyn, maar de welke door werkdaaden der ftoffcheidkundige Nazturaliften , en door byvoeginge van an- dere zaaken bereidt zynde , dikwils groote geneesmiddelen bevonden worden. De Heer Boyre verhaalt , dat een zeker Engelfch Heer den Arfericum zodanig wilt te verbe= teren, en uit den zelven een balfem te bereie den, waar mede hy de booze zweeren genas. Samuel Cloffeus bereide uit de Bismuth twee geneesmiddelen, met dewelke hy goede ge= meezingen verrichte in zommige waterzuch- ten. Een groot Chemift , zynde een kennis van den Heer Borre, wilt zelfs uit de fublimaat een zacht en bekwaam purgeer= middel te maaken, de Mercurius dulcis bee veftigt zulks ook genoegzaam; maar als wy zouden optellen alle die Mineralen , Metaalen , Plantgewaflen, Dieren , enz. dewelke an- derzins fchadelyk zyn, als namentlyk de Vitriool , het Kwikzilver , de Antimonv, den Opium enz, uit dewelke door de konfti= ge verbeteringe , bereidinge of byvoeginge, voortreffelyke geneesmiddelen bereidt wor- den door de Stoffeheidkundige Naturaliften , zoude deze verhandeling te veel uitdyen. dk Tweede 3 Maart en April 1721. 263 Tweede Verhandeling van de BY ZO N- DERE NATUURLIYKE HISTORY - SCHRYVERS, en in dezelve het kort begryp en des- zelfs opheldering van de Natuurlyke Hifforievande GAC AO en de ZUJ- KER. k L NA dat wy gefproken hebben (a) 1. Van de Cacaoboom. 2. Van deszelfs hout. 3. Vande Bladen. 4. Van de Knop. $. Van de Bloem. 6. Van derype en onrype vruch- ten. 7, Van de Cacao-boonen of zaad en der- zelver onderfcheidt. 8. Van de {pruit in dit zaad van den toekoomenden boom. 9. Van de bekwaamfte gronden en plaatzen voor de- ze boom. 1o. Van de fchikkinge en berei- dinge der gronden tot een Cacao-boomgaard. ar. Van de oudheid en de eerfte aankwee- kinge der Cacao-boomgaarden. 12. Van de bemanteling van de Cacao-boomgaarden. 123. Van de Manyoc, en deszelfs dienft aan de Cacao-boomen. 14, Van de oefeninge en voortkweekinge dezer boomen enz. , verpligt ons de fchikking van onten Schryver te fpreeken van de inoogfting of verzameling der vruchten van den-Cacaoboom , van der- zel- (a) Ziet Natuur-en’ Konft-Kabinet , January en February 1721. van pag. 73: tot 109. 264 Natuur- en Konft-Kabinèt , zelver bereidinge , drooginge en bekwaam maakinge , om dezelve te doen duuren en te konnen verzenden na Europa. … 3, De volkome rypheid van de Cacao-vrucht word geoordeelt , zo ras als de {chil zodanig geheel van koleur verandert is , dat aan-de- zelve geen andere groenheid meer gevonden word, als maar een klein knopje aan de be- neden kant. Op dezen tyd gaan de inzame- laars van boom tot boom , en van regel tot regel , en doen met een lange ftok , die aan %x einde gaffels-gewys is gefneden , de rype Cacao-vruchten afvallen, wel zorg draagen- de dat zy de bloemen en de onrype niet kwetzen, of het alderminfte aanraaken. Hier toe worden de handigíte Negers gebruikt, terwyl ondertuffchen andere Negers achter aan volgen ‚dewelke de neergevalle vruchten opraapen, en in korven vergaderen, en aan weerkanten van de boom op hoopen leggen, daar zy dezelve vier dagen laaten leggen, zonder dezelve aan te raaken ; maar als de Cacao-boonen langer in haar bolfter gelaaten wierden , als vier dagen , zouden dezelve beginnen uit te {pruiten, tebederven en plek- kig te worden. 3: In de maanden van het voorjaar en het najaar, als de meefte vruchten te gelyk ryp Wor. Maart en April 1721. 265 worden , gefchiedt deze plukking of inza- meling om den vyfden dag, maar in de andere maanden van het jaar gefchiedt deze ronde maar eenmaal in elke maand. Na-dat de Cacao-boonen vier dagen geplukt zynde, in haar bolfter hebben gezeeten, beginnen zy op den vyfden dag des morgens of ook wel eerder te bolfteren , dit gefchiedt met een ftukje hout ‚met het welke zy flaan op het mid- den van de fchors, waar door de Cacao-boo= nen barften of opgeklooft worden , als wan- neer dezelve met de handen uit de vrucht of fchors gehaalt, en in korven geworpen wor- den; de ledige bolfters worden om de boo- men gefimeeten ‚ om voor dezelve te dienen tot mett en voedzel. Naderhand word al de uitgepelde Cacao gedraagen in een groote korf, en op een hoop gelegt op een gemaak- te foldering , en dewelke gedekt is met de bladen van een zekere boom 5; de bladen van dezen boom zyn vier voet lang, en twintig duim dik en zeer ftevig; als de Cacao op deze bladeren hoopsgewyze uitgeftort is, word dezelve van boven ook zeer zorgvule dig gedekt met dezelve bladen, op de wyze als een korenkift van bladen , dewelke in zich kan bevatten de geheelen hoop Cacao. Behalven dit alles word deze geheele (olde- ring, en de daar opleggende gedekte Cacac- hoop noch wederom bedekt met diergelyke bladen , dewelke met eenige planken wor- den valt gelegt. Als nu de Cacao op die wyze legt befloten, gedekt, en aan alle kan= ten als bekleedt, begint Eene eenigzins ùit me te 266 Natuur- en Konft-Kabinet, te waaflemen, als door een inwendige giftin- ge en geringe broeyinge van deszelfs kleine en onzichtbaare deelen ; waar door dezelve als voorbereidt word tot de drooging. 4. Deze Cacao-hoop word morgens en a- vonds ontbloot , en de Negers gaan in de- zelve, en roeren metal hun kragt de boonen door malkander met handen en voeten, daar na worden dezelve wederom befloten , en gedekt mer dezelve bladen en planken 5 dic word vyf dagen achter malkander tweemaal des daags vervolgt, om dat in dien tyd de Cacao geoordeelt word genoeg op die wyze uigedroogt en uitgewaaflemt te zyn : het welk ook ontdekt word aan de koleur , die dan veel donkerder en fchoon bruinrood is geworden. Hoe meer de Cacao op deze wyze gedroogt en uiigewaaflemt word , hoe meer dezelve haar gewigt en bitterheid ver- lieft , maar als dezelve op deze wyze niet genoeg is uitgewaaflemt en gerypt , behoudt dezelve een onaangenaame bitterheid en een groenheid , ja heeft zelfs noodt van uit te borten en te bederven: om deze reden moet zeer naauwkeurig op deze zaak gelet worden , en dezelve ook wel gekent worden; het welk door ’t langdurig gebruik word aangeleert. $: „Zo ras als nu de Cacao genoeg is gerypt, en Maarten April 1721. 267 ‚en op deze wyze wel uirgedampt , word de- zelve in de bloote lucht of in de zon gelegt, ‘om aldaar nader te droogen ; hier toe zyn ‚vooraf gemaakt verfcheide opftallingen van balkjes of ribben „en deze opftallingen worden ‚overfpreidt met matten , gemaakt van géfple- ten riedt, en te zamen gevoegt met bind» garen, ’t welk gemaakt word van de fchors van deMAHoOT,het welk een boom is,van welkers fchors de Indianen touw-werk flaan; op deze matten word de Cacao gelegt, en uitgefpreidt omtrent op de dikte van twee duim , wordende de eeríte twee dagen zeer dikwils bewogen , en omgeroert met een houten troffel of plat fchopje ; des avonds word de Cacao gedurig in deszelfs matten gevouwen, en met zeer groote en dikke bla den uit vrees voor den regen bedekt , het welk ook zo dikwils des daags gefchiedt als het begint te regenen. Zommige inwoon- ders droogen hun Cacao in houte bakken; die omtrent vyf voeten lang , twee voeten breed, en drie of vier duim diep zyn ; van deze bakken , die omtrent zyn als een laade van een kas, genieten zy die nutheid , dat zy. dezelve,zo ras als het begint te regenen „alle boven op malkander zetten, fluitende de een op den anderen zo dicht , dat zy niets bee hoeven te dekken als de bovenfte bak, daar zy groote bladeren op leggen „ en op die bla- deren een ledige omgekeerde bak, De mat- ten worden echter beter gehouden , als zo= danige bakken , om dat dezelve doorluchtig zyn, en de lucht door derzelver zamenvoer ' gin 268 Natuur-en Konft-Kabinet ; gingen en reeten onder kan doordringen en fpeelen ; waar door de Cacao van onderen zo wel kan uitwaaflemen en droogen als bo- ven, Als de bodems van de bovengemelde houte bakken gemaakt waren van fterk ko- perdraad , zodanig gevlochten , dat de wind of lucht door dezelve konde heen dringen, en de Cacao onder zo wel konde uitwaafle- men als boven , zoude zulks een zeer dien- ftige zaak zyn, maar zy zouden zulks moe- ten laaten maaken in Europa , waar door de onkoften te groot zouden vallen. 6. Als de Cacao genoeg uitgewaaflemt is, mag dezelve in * begin wel eens uitgefpreidt worden over de matten , en een weinig re- gen ontvangen, want zy bevinden, dat eeni= ge uuren regen, de Cacao , in plaats van de zelve te befchadigen , veel aangenaamer van koleur en zelfs ook beter van gefteltheid maakt. In het fchoonfte jaargety ís het zeer goed , de Cacao in * begin bloot te ftellen aan den avónd-en morgen- daauw, in de plaats van den regen, daar ik van gefproken heb. De Cacao is niet zo teder, of dezelve kan in ’t begin, als dezelve eerít op de mat- ten komt , zelfs wel een dag of twee een goede regen verdraagen , zonder dat dezelve daar veel door lydt , als maar gelet word, dat dezelve tuflchen beiden een of een halve dag zonnefchyn geniet ; maar als de Cacao al te veel regen geniet, {plyt dezelve , en word Maarten April 172r. 269 word onbekwaam.om overgevoert te wor- den, daarom bereiden zy op de Eylanden, daar de Cacao aangekweekt word , hun Chocolade dikwils van zodanige Cacao. 7 ‚Als de Cacao zo beendroog is, dat zy kraakt onder het wryven met de handen, word dezelve bekwaam geoordeelt , om in het magazyn bewaart , of als koopmanfchap verzonden te worden. De planters , dewel- ke trachten de achting te verkrygen van goe= de koopmans waar te leveren, draagen zorg, eer zy hun Cacao laaten inpakken , dat de kleinfte platte of kwalyk gevoede boonen vande andere worden uitgeleezen en afge- fcheiden „ om dat dit uitgefchifte goed min= der aanzien heeft, en ook minder Chocolade uitlevert, 8. „De Cacao, dewelke in Europa gebragt word van de kuft van Caragzes , is vetter en minder bitter als de Cacao, die van de Franfche Eylanden komt. . Onzen Schryver oordeelt, dat in de Cacao geen ander onder- fcheidt te vinden is, als dat de eene beter geoefend word als de andere , en dat al de Cacao maar van eenderhande foort is ; dat de Cacao van Martenigue de zelfde is, als de Cacao van de kuft van Caragues, om dat het lucht-gewelt van deze beide plaatzen wei- nig 279 _Natuur- en Konft-Kabinet, nig verfcheelt, en dat derhalven het jaargety, en het goede of kwaade weder overeen be= hoorden te koomen, maar dit befluit gaat piet altyd door , om dat de gefteltheid van de dampkringachtige lucht, de winden , de hitte , warmte, vochtigheid , droogte enz. niet alleenlyk afhangen van de ftandplaats, dewelke de landen hebben ten opzicht van de Zon, maar ook te gelyk van de hoogte of laagte ‚ droogte of moerafligheid der landen zelfs , ook van de regels bergen van de na- by gelege zeën, rivieren, en andere wateren, mitsgaders van den aart en de natuur der gronden zelfs „om dat uit de gronden de gee heele dampkring geboren word. 9. Onze naauwkeurigen Schryver is in zyn meeninge beveftigt om het: volgende geval; een zeer verftandig Planter hadde de mid- delen uitgevonden , om zyn Cacao in deugd en prys te doen (teigeren boven de Cacao van alle zyne nabuuren, alleenlyk om dat hy de grond der Cacao-boomgaarden beter mefte en oefende, meerder zorg droeg voor de oefeninge der boomen ‚ en naauwkeuriger acht gaf op de Cacao-boonen zelfs, van den tyd dat dezelfde ingeoogft tot dat dezelve ingepakt wierden ; maar deze zaak zal van- de zelfde uitkomft zyn in de oefeninge en waarneeminge van alderhande plantgewaflen en vruchten. De (taat des verfchils-beftaat hier eigentlyk in , of de. Ca= cao van de kuft van Garagaes overeen zou= de Maart en- April 172t. zi de koomen met die van de Voor-eylanden, als aan dezelfde evêngelyke oefening was gefchiedt , en evengelyke zorg voor dezelve was gedraagen:en of alle de Cacao van alle de plaatzen van geheel Weftindien maar Een en dezelfde foort is , dan of in de verfcheide landen van America verfcheide foorten van Cacao worden gevonden ; het eeríte gelooft onzen Schryver, en het laatfte geloof ik om veele redenen , dewelke onlangs zyn aange= „toont. Io. De Cacao van de Kuft van Caragues is een weinig plat van gedaante, en komt in groot- teen gedaante zeer wel overeen met onze roomf{che boonen. De Cacao van Sine Domingo , Famaika , en Cuba, is in ’t alge- |, meen zwaarder en grover van boon, als de Cacao van de Voor-eylanden : en hoe gra- ver, zwaarder en zuiverder de Cacao van boon is , hoe veel minder lekkagie ook aan dezelve is, het welk ook de oorzaak is gen weeft, dat eenige jaaren lang de Cacao van de Caragues meer in aanmerkinge is geweeft, als die van de Voor-eylanden : maar onzen Shryver zegt , dat in ’t jaar 1717. door een reglement van de Negotie, de Cacao van de Voor-eylanden maar is geftelt op twee fran- fche ftuivers van inkeomende rechten , en dat de Cacao aan ándere plaatzen is geftelt op vyf ftuivers, door welk onderfcheidt van drie ftuivers het verfchil van de lekkagie we- derom word vereffend. Blo 272 Natuur-en Konft-Kabinet; Il. De goede Cacao moet zeer bruin en egaal van vel zyn , en als de zelve gepelt word, moet zy vol van boon en wel gevoedt en glad zyn , van koleur als een hazelnoot, zeer donkerbruin aan de buitenkant , en een weinig roodachtig bruin van binnen, van fimaak een weinig bitterachtig , en wat za- mentrekkende, zonder eenige groenheid of fchimmelachtigheid , en zonder eenige zon= derlinge reuk , en geenzins vermolmt of wurmfteekig ; het welk veroorzaakt word , of door al te groote vochtigheid inden oogft, of door verwaarlozing, of dat dezelve door * zeewater vochtig is geworden met over- voeren, of dat de Cacao te fchraal en te dor van zeïfltandigheid is, of door al te grooten hitte in de geftinge is verdort. 12. De Cacao is een vrucht, dewelke alle vruchten van die natuur , als amandelen, piftaches , olyven , kernen van pynappels, neuten enz. in olyachtigheid en beftendig- heid overtreft ; dit is ook de oorzaak , dat dezelve, als zy wel gewonnen word, en be= kwaamelyk gedroogt is ‚ nooit ranfig word of bederft , gelyk alle de andere, dewelke wy hebben opgetelt. Uit America word Cacao gebragt in brooden , dewelke om- trent een pond weegen ; van deze brooden mad. 1 Maart en April 1v7ar: 273 maaken de Spanjaarden en andere hun Cho- colade. Als deze brooden gemaakt worden van de Indianen , zyn dezelve niet zeer ge= lykformig van gedaante , want na dat zy de Cacao-boonen hebben gêzuivert , rooften zy dezelve in een aarden pan , naderhand fchil= len en zuiveren zy dezelve naauwkeurig ge= noeg, en wryven dezelve tuffchen twee groote (teenen , waar na zy de brooden met hunne handen kneeden en vormen; maar de Spanjaarden ‚en andere Europifche Natien in de Weftindien, zyn naarftiger en oplettender als deze wilden , en verkiezen tot hunne Chocolade veel beter en van de verfchte Ca= cao; deze ziften en zuiveren zy van al haar ftof ‚ zand, aarde en fteentjes : van deze Cacao neemen zy omtrent twee pond te ge- lyk, en leggen dezelve in.een yzere pan; onder dewelke een brandend vuur ftaat, roe- rende en beweegende onophoudelyk de Ca- cao met een groote {patel , zo lang tot dat alle de Cacao genoeg is gerooft, om gefchei= den te worden van haar {chil ; naderhand fchillen zy boon voor boon , en leggen de gefchilde by malkander ‚ groote zorg draa- gende , dat alle bedurvene , wurmítekige , en muffe of fchraale boonen worden weg geworpen. Als eenige fchillen of andere ftoffen onder de Cacao verblyven , zullen de zelve nooit {melten in het water met de Cho- - colade , het welk de Chocolade ongezond, zwaar om te Verteeren , en onaanzienlyk maakr, De | In 5 13. 274 Natuur- én Konft-Kabinèt, «| 13. it ‚ Zommige kenen neemen de gebrande Cacao , noch heet zynde , uit de pan, en werpen dezelve , om tyd te winnen , op een groote tafel of yzere plaat, en kraaken en breeken met een yzere rol de {chillen van de Cacao , door de rol gedurig over de Cacao te rollen, en als al de {chillen wel gebroken zyn, zuiveren zy dezelve door een wan van rys of teen gemaakt. Als de Cacao , raauw zyn- de, gewogen word , en gebrandt en gezui- vert zynde , wederom gewogen word , zal bevonden worden dat dezelve een zesde deel vermindert is , dat is , dertig pond raauwe Cacao zal maar vyf-en twintig pond gebran» de Cacao uitleveren , en als de Cacao. niet van de befte foort is, zal het verlies noch veel grooter zyn. 14. Als de Cacao nu zo veel gebrand is, dat dezelve gefchilt en gezuivert is geworden; moet dezelve noch eens wederom nader ge- rooft worden in dezelve yzere pan , maar met veel minder vuur , en moet dan zonder ophouden geroert en bewogen worden met de yzere {patel , zo lang tot dat dezelve egaal tot zodanig een graad gebrand is, als vereifcht word , om Chocolade van dezelve te maa= ken. Deze graad van branding kan gekent | worden aan deszelfs aangenaame {maak , en | hooge bruine koleur, zonder eenige zwartheid | of verbrandheid : want de middelmaat’ van , de branding , door dewelke de Cacao goed | ct Gr is, | nd Maart en April vyd 273 is, en voor gebrand gehouden word , be- ftaat tu{lcheh twee uiterftens , of dat dezelve niet genoeg is gebrand, of dat dezelve te veel is gebrand of verbrand. Als de Cacao niet genoeg in deze laatfte brandinge geroert word, behoudt dezelveeen zeer onaangenaa- me fmaak , gelyk als dezelve een onaange- naame wreedheid en raauwheid behoud , als dezelve niet genoeg gebrand word. Als de Cacao te veel gebrand word , is dezelve zeer bitter, en verlieft haar natnarlyke vers heid en voedzaamheid. 15. “Als de Cácao dan eiudelyk wel ís gebrand &n gezuivert, word dezelve bereidt of op een gepolyfte (teene of gladde yere plaât „ hoes wel veel liefhebbers oordeelen dat een plaat van fteen veel beter is dls van yzer : zodanig een fteen word gehakt van achtien duim bieed, van dartig dúim lang y eù dfie dûim in de dikte ; zodanig een (teen moet niet té f van korrel noch te week van ftof zyn; om dat dezelve anderzins zoude konnen of affchaaven onder de bereidinge , en een zafid= achtigheid aan de Chocolade meededelen ; of niet glaá genoeg gepolytt zoude konnen worden. De (teen moet in het midden ee nigvins dog op een egaale wyze uitgeholt zyn. De fteen word gelegt en befloten in hoùté of yzere raamen , aan de eene kant een weinig hooger leggetide als aan de ändere kant. Onder de fleen- word een könfoor ndi S 2 met 276 Natuur-en Konff-Kabinet , „met vuur geftelt, om de zelve daar door heet te maaken „en op dat de hitte van de fteen de olyachtigheid van de Cacao zoude kon= nen ontbinden, en onder ’t bewerken fmel- ten in de gedaante van een meelachtige en weeke pap , “waar door den arbeidt met de yzere rol zeer verlicht word : want den Ar- beider rolt en kneedt de Cacao zo lang over den heet gemaakte {teen , tot dat dezelve zonder eenige korlachtigheid in een egaale en weeke en aan malkander gebonde pap is overgegaan. Zodanig een yzere rol is gemaakt van yzer, en van buiten zeer glad gepolyft , van dikte omtrent twee duim in zyn diameter, en ach- tien duim lang, hebbende aan elk einde een houten bandvatzel van dezelfde dikte en zes duimbreed lang , aan dewelke de Arbeider de yzere rol valt houdt. 16, Als nu de pap of het weeke deeg van de Cacao zo lang is bewerkt en gekneedt als wereifcht word, gieten zy het zelve in yzere vormen, dewelke zo groot of klein konnen gemaakt worden als elk behaagt ; in deze vormen koud geworden zynde,isdeze Cacao bereidt, en hard en bekwaam om lang bewaart te worden. Onze Schryver is van gedachten, dat de gedaante van de vormen , dewelke lang- werpig rond zyn, de bekwaamfte is , en dat dezelve wel zo groot moogen zyn ,dat in de- zelve twee of drie pond ftof kan gehouden worden , want hy oordeelt dat zodanige groote Maart en April 1720. = 277 groote rollen bekwaamer zyn om lang te duuren als broodjes die kleinder zyn ,om dat de zodanige veel eerder haare fyne deelen en oly verliezen door wegwaafleming. Ook zyn de groote Cacaobrooden of rollen be- kwaamer om gerafpt te worden , als deze bereide Cacao gebruikt zal worden, om van dezelve, door byvoeging van zuiker, Caneel en andere welriekende zaaken, Chocolade te maaken : hoewel eigentlyk het wezen van de Chocolade niets anders is als de Cacao, gelyk als wy nu geleert hebben , en alle de andere zaaken, dewelkedaar op een verfchei- de wyze worden bygevoegt, na de phantafy van elk byzonder bereider , maar byvoeg- zels zyn. Als onze Europëers Chocolade bereiden , zyn zy niet zo zeer gewoon de brooden of koekjes op te maaken van de enkelde Cacao , maar voegen onder het kneuzen en rollen van de Cacao op den fteen de zuiker en kaneel , banílles of an- dere fpeceryen onder dezelve, zo dat de Eu- ropifche Chocolade bekwaam is, om zonder byvoeging met enkeld water bereidt en ge= kookt te konnen worden tot drank. 17. Na dat wy nu den oogft en de bereidinge van de Cacao geleert hebben, fpreekt onze Schryver van de natuurlyke eigenfchappen en hoedanigheden van de Cacao, en oordeelt dat dezelve is van een zeer middelmatige, voedzaame en zachte getempertheid , niet al te S 3 vers 278 Natuur- en Konft-Kabinet, verwarmende , noch te verkoelende, noch al te vochtig , noch te uitdroogende ( om met die taal te fpreeken ) voor het meníche- Iyke lichaam, in °t algemeen aangemerkt. De- Oude , dewelke onderwezen waren in de denkbeeldige Natuurkunde van Ariftoteles, en den aart der dingen bepaalden, zonder de- zelve te onderzoeken door proef-ondervin- dinge , geloofden dat de Cacao zeer) nadeelig was voor ’t menfchelyke lichaam , dat de- zelve wasalte kouden uitdroogende van aart, en bekwaam om verftoppingen te verwek- ken in de ingewanden , en de voedinge en groeyinge te beletten ; maar onze IHV getuigt, dat de geringe zamentrekkende hoe- danigheid der bereide Cacao geen verftop- pinge in de ingewanden voortbrengt , maat in tegendeel , dat de Vrouwen, die op de Vooreilanden van Amerika woonen , dezelve met groot voordeel gebruiken tegens de bleekheid, magerheid, en verftoppingen der ingewanden. Het is ook een groote onvoor- zichtigheid te oordeelen , dat alle de zaaken, dewelke eenige zamentrekkinge verwekken op onze tong , verftoppingen in onze inge- wanden zouden voortbrengen , want het ftaal, de vitriool van ’t zelve , en ontelbaare andere geneesmiddelen, dewelke op onze tong eenige zamentrekkinge verwekken, worden met vitmuntende groote vrucht ge= bruikt, om de verftoppingen der ingewanden te openen, 18. Maart en April 1721. « 279 18. Om ‘te beveftigen, dat de Cacao een zeer getemperde vrucht en bekwaam voedzel voor ons lichaam is , haalt onzen Schryver aan het groot gebruik , en de vertiering , dewel- ke van dezelve gemaakt word in America, want geen zaak, zegt hy, bewyft zo onwe- derfprekelyk , dat de tarwe, de ryft, de ‚geerft, de manyoc, getemperde en zeer ge- zonde voedzels zyn, als het algemeen ge- bruik, het welke geheele Natien van dezelve maaken, Byaldien een eenige van deze ftoffen een uitftekende kwaade of fchadelyke hoedanigheid hadde gehad, dezelve zoude zich al lang geopenbaart hebben, ten kofte van de gezondheid. Dezelfde redeneering heeft byna plaats omtrent de Cacao. De natuurlyke inwoonders van Nieuw Spanjen, en een groot gedeelte van de inwoonders onder de verbrande luchtftreek in America, gebruiken de Cacao dagelyks als een lek- kerny en voor hun banket : hedendaags ver» tieren alle de Volkplantingen op die plaat- zen van Europifche Natien een ongeloofly= ke hoeveelheid van de Cacao; deze volkeren gebruiken dezelve elke uur en in alle tyden van ’t jaar, gelyk als een dagelyks voedzel, en dat zelfs zonder onderfcheidt van jaaren, temperament of Sexe , zonder dat iemant door ’t gebruik van de Cacao ooit eenig on« gemak gekregen heeft, Zy betuigen in te- gendeel , dat de Cacao aan hun den dorft S 4 lefcht , ad 2Bo Natuur- en Konff-Kabinet, lefcht , dat dezelve hen verfrifcht en vere kwikt, dat de Cacao hen ver maakt; dat de- zelve een gerufte flaap veroorzaakt , behal= ven noch verfcheide goede uitwerkingen, dewelke de Cacao voortbrengt, zelfs tot herftelling van de verlore gezondheid; gelyk Onze naauwkeurige Schryver verhaalt, dat de vrouw van een Heelmeefter tot Mar- Zenigne door een zeer ongelukkig toeval haar Oonderfte kakebeen verloren hadde, en dat dezelve daar door buiten ftaat geraakt was om haar dagelykfche onderhoudinge te voor- zien, want vafte fpyzen konde zy niet ge- bruiken , en zy was niet ryk genoeg om vleefchzoppen en diergelyke voedzels te Jaa- ten bereiden ; in ’t midden van deze laftige omftandigheid befloot die ongelukkige , om driemaal des daags te gebruiken een kop met Chocolade , als een kop des morgens, een des middags, en een des avonds; door wel- ke nieuwe levenswys deze vrouw niet alleen zeer wel gevoedt wierd, maar zy wierd veel luftiger en vetter, als zy ooit te voren ges weelt hadde. Behalven dit geval verhaalt on-= zen Schryver , dat een Heer van zyn ken- nifle, en dewelke onbekwaam was om te= gens de waarheid te fpreeken , aan hem ver- zekert heeft , dat aan de Rivier van Lezard een kind van vier maanden zyn minnemoer verloren hebbende, de ouders geen ander middel wiften uit te vinden, als om het kind te voeden met enkelde Chocolade, en de uitkomft was zeer gelukkig , want het kind was niet minder gezond en frifch, als die Maart en April 1721 28 die kinderen, dewelke met meik of ander voedzel worden opgebragt. Deze twee ge- vallen zyn genoeg om aan tz toonen, dat de Cacao geen hoedanigheden heeft, dewelke boven andere uitfteeken en fchadelyk zyn, maar dat dezelve is een getemperde en zeer bekwaame vrucht, om het men{chelyke lichaam te voeden. / 19. Behalven dat de Chocolade van een voed- zaame natuur is , oordeelt onze Schryver, dat dezelve ook zeer licht verteert kan wor- den in de maag, en een zeer goede en voor- treffelyke Chyl voortbrengt , dewy! alle de= welke dezelve gewoonlyk gebruiken, zeer welvaarende en zelfs vet worden. Een zeer dee Engelfchman verheft, in een byzon- ere verhandeling , de uitmuntende voedzaam- heid van de Cacao zo zeer , dat hy zich niet ontziet te ftellen , dat in een ons Cacao zo veel olyachtig en voedzaam fap zit, als in een pond oflevleefch ; en dat de Cacao, by alle de andere voedzels vergeleken, dezelve te boven gaat , niet alleen ín voedzaarmheid, ten opzicht van de hoeveelheid , maar ook ten opzicht van deszelfs lichte kooking in de maag , dewyl de Cacao nooit tot voedzel gebruikt word , als onder de gedaante van Chocolade, en fyn gemaalen en als vooraf bereidt, daar veel andere voedzels zeer taay , grof, en kwalyk te verteeren zyn. Behalven dat ook alle bittere en een weinig zamen- | Ss 5 trek 23% Natuur- on Konf-Kabinet, trekkende zaaken ‚ gelyk als de Alfems, de, Centaurinm, de Carduus benedittus, en een groote menigte andere , gehouden worden onder de verwarmende maag-middelen , die de kookinge en de verteeringe der fpyzen zeer bevorderen, de (lymen der maag en dar- men ontbinden , de gal verbeteren, aank wee- ken en vloeibaar maaken , en de zuuren temperen, de winden, jichten en koude der maag en ingewanden geneezen , ftaat ook dan te merken , dat de fpeceryen, dewelke by de Chocolade gewoonlyk gemengt wor- den, gelyk by voorbeeld de kaneel , de banilles enz, de eerfte plaats der maag-mid- delen bekleeden. Als ook aandachtiglyk ge- let word op den ftaat van ons lichaam, ter= wyl de Chocolade in onze maag gekookt en verteert word, zuilen wy door de ondervin- dinge ontdekken , dat de Chocolade zeer licht verteert word in de maag, om dat wy van dezelve geen bezwaarnis in de maag, noch verandering in de pols, of iets dat na een moejelyke kooking gelykt , op dien tyd gewaar worden, 20, Om dat de Chocolade zo voedzaam , en. zo licht om te verteeren is, word dezelve ook onder de hartfterkende en de verkwik- kende voedzels geftelt. De dagelykfche be- vinding leert ons, dat zy de verftrovide geeften en verfpilde kragten zeer haaftig here, flelt , de zwakke, magere en-uitgeteerde, - men- Maart en April 1721; 283 menfchen verkwikt , en zeer gereedelyk voedt en vet maakt ; het welk alle bewyzen zyn, dat de Ghocolade over een komt met alle die voedzels, dewelke zeer fappig , geu- rig , en licht te verteeren zyn , en dewelke bekwaam zyn om veel bloedt en levens- geeften aan te kweeken. Als iemant door zwaaren arbeidt zeer is afgemat en vermoeit, of door (terk denken als anderzins veel geef- ten heeft verfpilt, zal hy zich op het gebruik van een kop goede Chocolade boven maaten ras herftelt en verkwikt bevinden. Deze prompte uitwerkinge oordeelt onze naauw- keurige Schryver, dat van de uitwendige be- kende hoedanigheden der Cacao naauwelyks af te leiden zouden zyn , om dat de Cacaa aan de zinnen voorkomt, als een zachte, meelachtige en onbeweeglyke {tof , dewelke zodanige werkzaame en vermogende hoe- danigheden niet fchynt te bezitten , om onze vochten en levensgeeften zo fchielyk ín be- weeginge te brengen en aan te kweeken. Om echter niet nalaatig te zyn , heeft onzen Schryver de Cacao een weinig meer in- wendig nagefpeurt , door dezelve door eenige Chemicale werkdaaden te ontbinden, en deszelfs ftellige deelen zo door * vuur als anderzins te fcheiden en te ontdekken. are Het is zeker , dat de ontbindingen door „de Cóemy , aan ons niet als een zeer fuper- ficiele kennifle geeven-van de waare inwen- ‘dige te 284 Natuur- en Konft-Kabinet, dige gefteltheid der lichaamen ; eerftelyk om dat veel gewrochten, dewelke door de Che- micale werkdaaden uit de lichaamen worden voortgebragt , juift niet altyd in die zelfde gefteltheid in de iichaamen vooraf beftaan, maar eerder gewrochten van ’t vuur of an- dere Chemicale konftige werkdaaden zyn; en ten anderen , om dat het inwendig wees zen van elk lichaam, uit het welke deszelfs byzondere hoedanigheden en eigenfchappen noodzaakelyk voortvloeyen , aan ons onbe- kent blyft, alfchoon wy door de Chemy ee- nige olyen , zouten , aardens , enz. uit de lichaamen trekken ; echter zal niemant ont- kennen , dat door de Chemicale ontbindin- gen veel hoedanigheden en byzondere eigen- fchappen der lichaamen konnen ontdekt, en veel organigue deelen uit dezelve konnen gehaalt worden, die echter aan onze zinnen zeer gelykvormig voorkoomen. 2de Onze Schryver nam zes oncen zuivere en ongebrande Cacao , deze ttampte hy in een marmere mortier , en deede dezelve in een glazen retort, dewelke zeer wel geluteert was; de retort, aan zyn ontvanger wel te za- men gevoegt, plaatften hy in een reverbereer- oven, in dewelke hy het vuur met graaden aanftookte ; eerft kwam een zuiver water of phlegma over in den tyd van twee uuren druppels-gewys , boven op dit water dreef een witte en vetachtige (tof, maar na dat het vuur Maart en April 1721 28, vuur een weinig vermeerdert was geworden, wierden de druppels ros of roodachtig , deze roode ftof ftremde in ’t nedervallen in den ontvanger te zamen ; dit duurde wederom twee uuren , daar na wierd het vuur noch wederom vermeerdert, en den ontvanger wierd vervult met een witte nevel of wolk , dewelke zich verdeelde in een witte daauw , en in een witte vette ftof , zynde het eerfte gedeelte een geeft, en het andere een witte oly : de roode druppels vervolgden tot op het laatft, en duurden noch omtrent derde- half uur ; hier uit ontdekte onze Schryver, dat de Cacao tweederhande foort van oly in zich hadde , een roode en vafte oly , de- welke geftremt was aan den hals van de retort , en een witte geeftige oly , dewelke geboren was geworden uit de witte wolk, en die gevonden wierd aan de zyden van den ontvanger. Des anderen daags wierd den ontvanger, na dat dezelve losgemaakt was, geplaatft in een bekken met water in balneo ‚Marie, om de te zamen geftremde wite oly te fmelten , maar dezelve hefte zich door de warmte van het water op in de gedaante van witte wolken ; waar uit de Schryver ontdekte, dat deze witte oly uit zeer vlugge deelen beftond, en dat in der daad de Cacao in zich behelsde die vlugge oly , dewelke in de Geneeskunde zo zeer geacht word ; en hy oordeelt , dat van deze olyachtige vlugge geeft moet afgeleidt worden de haaftige her= ftelling van de verlore kragten in die gene, dewelke de Chocolade als een hertíterkend mid= 285 Natuur-en Konft-Kabinet, middel gebruiken. Na dat de geeftige vocht door een filtreer-papier van de oly was af- gefcheiden , wierd deze oly in twee gelyke deelen verdeelt ; het eene gedeelte deed on- zen Schryver in een glazen kolf , en plaatíte dezelve in het heete zand , voegde aan dee ze kolf een ontvanger, om den oly noch eens weder over te haalen of te redificeeren ; en verkreeg door deze werkdaad een oly; dewelke van koleur uit den geelen blank was, gelyk als de witte barnfteen , dryvende boven op een gedeelte vlug water of geeft; het andere gedeelte van deze {meerige ftof of oly vermengde onzen Onderzoeker met levendige kalk , en deed dezelve in een kleine glazen retort, die zeer wel geluteert was, en ftookte onder dezelve na de kon(t met graaden ; in het beginzel kwam een klaare oly over, na dezelve voigden weder« om witte wolken, en die wierden wederom gevolgt van een roode boterachtige of fmeer- achtige (tof of valte oly ; na dat deze ont= vanger was los gemaakt, en alles wierd. overgedaan ín een kleine kolf, die in ’t heete zand geftelt wierd, daar een ontvanger was aangevoegt, gaven de witte wolken een oly van koteur als de witte barnfteen , en het vuur vermeerdert zynde , kwam uit de- zelve een roodachtige oly, dog zonder geeft, Deze oly met de brand{teenachtige koleur, is- niets anders ais de vlugge witte oly, daar wy van gefproken hebben, en dewelke door de: kragt van ’t vuur een weinig is gekoleurt geworden na den geelen , en de roode oly is ‘Maáart en April syart. 287 fs-eèn gedeehe van de rofle fmeer of boter; deze twee olyen , namentlyk de brandfteen- kleurige ‚en de roode, vermengden zich _ geenzins onder malkander, en de roode veel zwaarder als de andere zynde zonk ge- durig na-degrond. De Heer Bo y LE verhaalc, dat hy uit het menfchelyke bloedt twee foor: ten van olyen getrokken heeft , dewelke on+ zen Schryver oordeelt , dat zeer gelyk zya of ten minflen groote overeenkormft hebben met deze twee verfcheide olyen van de Cacao, en dat dit de oorzaak is , dat de Ca- cao zo voedzaam en zo bekwaam is om ons bloedt en fappen aan te voeden ; maar be houdens de achting , dewelke ik voor dezen _naauwkevrigen Schryver altyd zal behouden, gaat dit gevolg in ’t minft niet zeker , dewyl wy uit alle olyachtige houten. , en ontelbaare andere lichaamen , die refineus en ver zyn, op die-wyze tweederhande olyen konnen be- reiden, namentlyk een Aichte en een zwaar- der : behalven andere redenen dewelke ik om de kortheïd des tyds niet aatihaale, en uit dewelke klaarlyk kan bewezen worden , dat dit gevolg niet wel opgemaakt is. zi. _ Wat de geeft of het vocht belangt, het welk door deze deftihatie wierd voortges bragt , dezelve hadde geen zeer Onaange- naame finaak noch reuk, verwekte ook- geen zZichtbaare opbruizing met de levendige kalk, en gaf vervolgens’ geen ‘tekenen van eenig hd zuur, \ 288 Natuur-en Konft-Kabinet, zuur , ja dezelve veranderde niet eens de blauwe koleur van ’t lekpapier , maar door den tyd wierd dezelve echter een weis nig zuur. Het caput mortuum calcineerde onzen Onderzoeker, maar vond in het zel- ve zo weinig vaft zout , dat deze geheele zes oncen. Cacao niet boven zes-grein: zuiver vaft zout zouden opgelevert hebben ; en ge= ftremnt vlug zout heeft-de Schryver geheel niet vernomen , noch aan den helm van de kolf ‚noch ook aan den ontvanger van de recort; daarom oordeelt onze Schryver , dat de ‘Heer Emery gedwaalt heeft , daar hy zegt, dat in de Cacao veel vlug zout begre= pen is , maar onze Schryver-hadde gelieven aan te merken, dat de vlugge “zouten uit de vegetabilia of de plantgewaflen., geheel op een andere wyze bereidt en voortgebragt worden. 24. Onze naauwkeurige Schryver oordeelt, dat de-Cacao niet alleen bekwaam is , om ons te voeden, maar ook zelfs om ons le- ven te verlengen , en dat de (Chocolade met recht kan genoemt worden de melk der oude lieden. Ons leven, zegt hy met Bag- livus, is niet anders als een gedurige uit= drooging , maar deze foort van natuurlyke teering is als ongevoelig tot aan den hoogen ouderdom, wanneer de natuurlyke vochtig” heid op een zichtbaarder wyze is verteert ; op dien-tyd verfpreiden zich van tyd-tot tyd de Maarten Aprä 172r. 289 de olyachtigfte en vlugfte deelen van het bloedt , en de vochten van * geheele men- fchelyke lichaam verkrygen een bytende fcherpheid , gelyk uit de jichtpynen , kram- pen en knaagingen, hardnekkig waaken enz. der oude lieden klaarlyk blykt : de banden, peezen en kraakbeenen, verliezen haar fmeerie ge gladheid en zachtheid , en beginnen te kraaken ; alle de voedzels , dewelke deze fchraalheid , fcherpheid en droogheid , te ge= moet koomen, zyn de bekwaamfte voor de oude lieden , en onze Schryver is van ge= dachten , dat in de Cacao alles gevonden word, dat hier toe vereiftht word. Tot dMartinique, zegt hy, ftierf een van de Raa- den , dewelke omtrent hondert jaar oud was, en die byna dertig jaaren lang niet an- ders tor zyn voedzel gebruikt hadde als Cho- colade en befchuit, en zomtyds des middags een weinig potage , maar nooit eenig vleefch of vifch, of ander diergelyk voedzel ; noch= tans was hy op zyn vyfentachtig(te jaar zo kragtig en frifch , dat hy zonder (tygbeugels te paard reed. De Cacao is niet alleen een „zeer bekwaam voedzel voor de zeer oude lieden , maar ook zelfs voor jongere men- fchen, dewelke zeer fchraal , mager en uit= gedroogt zyn, of die van een zeer zwak ge= ftel, of van een ziekelyke wangedaante zyn : mitsgaders ook voor zodanige perfoonen, die door hevige oefeningen deslichaams zyn afge- werkt of uitgemergelt, of door zwaare /fu- die geelt-en kragteloos zyn geworden , want voor alle zodanige menfchen kan de Choco- T lade zóo Natuur-en Konfi-Kabinét, Jade aangemerkt worden als een heftfterkend en medicinaal voedzel. | 25: ‚Nadat nu de Schryver , van de natuur, gefteltheid , eigenfchappen en berrekkelyke hoedanigheden en kragten van de Cacao ge- Íchreven heeft, handelt hy van % gebruik van dezelve : het gewoonlyk gebruik, zegt hy , ís driederley , of de Cacao word ge- bruikt, om geconfyt te worden : of de Ca- cao word gebruikt om Chocolade van -de- zelve te bereiden : of uit de Cacao word een oly getrokken, aan dewelke ook de naar van boter gegeven word. Om te confyten neemen zy de halfrype vruchten , en haalen de Cacao-nooten daar uit, zonder dezel- ve te befchadigen , en leggen dezelve eenige dagen te weeken in fontein-water , het welk morgens en avonds elke reis vernieuwt Word ; naderhand de Cacao-boonen uit het water genomen en wel gedroogt hebbende, lar- deeren zy dezelve overal met kleine flukjes kaneel en citroen-fchil , byna als de gecon- fyte okkernooten tot Rowaan, Ondertufichen word een zeer dunne ftroop gereed gemaakt, die zeer wel gezuivert en geclarifsceert is, deze word in ’t opzieden al kookende van % vuur genomen, en de gelardeerde Cacao word in dezelve gewurpen , en in dezelve 24. uuren gelaaten, om wel door te trek- ken en te weeken. Hier na word deCacao uit de flroop genomen ‚ en terwyl-zy dezelve n laaten ‚Maart en April 172r. 2or Taaten droog worden , maaken zy wederom een nieuwe {troop „ even gelyk als de voor= ‚ gaande, maar veel zwaarder van zuiker ; in deze worden de Cacao-boonen wederom 24. uuren geweekt en gedroogt, het welk vyf ‚of, zesmaal met nieuwe ftroop ‚herdaan word, vermeerderende elke reis de hoeveel- heid. van de zuiker by elke ftroop ; nader- band, word een zeer ‚dikke ftroop gemaakt, byna als gefimolten zuiker , deze word over de Cacao-boonen (dewelke eerft wel ge- droogt , en in een porceleine of wit, ver- glaasde pot gelegt zyn) gegoten, en als de ftroop byna- koud is geworden , mengen zy onder dezelve een weinig uittrekzel van azz- ber de-gris. Als zy. deze Confituren droog willen,-bewaaren , neemen zy dezelve uit haar troop „ en ‚na dat zy dezelve zeer wel gedroogt hebben , werpen zy dezelve in een bekken dat vol (troop is , welke ftroop wel gezuivert , geclarificeert en uitermaten (terk van de befte zuiker gemaakt is; daar na dellen zy dezelve in de openlucht op. een ftoof om te Cryflallizeeren ; deze geconfyre, zo, wel. vochtige als drooge Cacao , word in Amenca zeer, goed bevonden , om de anaag,, zonder echter te veel te verhitten, te sterken „en den appetyt te verwekken, ret j , 26. ‘ ‚ ‚Het tweede gebruik van de Cacao is tot het maaken’ van de Chocolade ; terwyl on- ze Schryver van dit onderwerp Ípreekt, io ie” han- #o2 Natuurs en Konft-Kabinet „ _ handelt hy van den oorfprong en oudheid « der Chocolade, van de verfcheide wyzen,nade= welke dezelve bereidt word; van de nuthederr, dewelke uit dezelve in de Geneeskonft kon- nen getrokken worden. Wat den oorfprong van de Chocolade belangt , ftaat aan te mer- ken , dat de Spanjaarden dezen drank zeer gemeen vonden in Mexzco , toen zy voor de eerftemaal die groote Stadt overwonnen. Hier door is de drank Chocolade bekent geworden, en in ’t gebruik geraakt in Euro= pa, maar de eenvoudige Indianen hadden de- zelve van onbedenkelyke tyden af “al in ’t ge- bruik gehad, voor dat de Spanjaarden hunne landen vermeefterden ; dog zy bereideden | dezelve op een zeer eenvoudige wyze , dât is, “zy brandeden hunne Cacao-boonen in een aarden pot, en wreeven dezelve fyn tuffchen awee fteenen , na dat zy dezelve gefchilt en gezuivert hadden , en fmolten dezelve met kookend heet water, en bereideden dezelve met weftindifche peper; en die gene, de- welke dezelve op hun wyze noch een weinig aangenaamer wilden maaken, voegden daar noch by de achiotte (om de Chocolade een fchoone roode koleur by te zetten) die gemaakt word van roode greintjes , dewelke aan zekere boomen groeyen ; deze roode greintjes kneedden zy tot deeg , en maakten daar ronde balletjes, koekjes of vierkante broodjes van, dewelke zy dan gebruikten: deze achtorte heeft een doordringende en verdunnende hoedanigheid. Ook voegden „Maart en April 1721. — 203 ty daar noch by een pap , dewelke van het meel van mais gemaakt wierd, 27 “De Chocolade, op de bovengemelde wy- zy.bereidt , was niet zeer van de fimaak der Spanjaarden , daarom verbeterden zy dezel- Ve, door het byvoegen van de zuiker en verfcheide ooftindifche fpeceryen, en aange- naame drogeryen van Weftindien. Het ge- tal, van deze drogeryen en fpeceryen is zo groot ‚en dezelve zyn zozeer verfcheiden, en te gelyk in Europa zo onbekent , dat het niet noodig zal zyn dezelve alhier te befchry= ven, alleenlyk de banilles en de kaneel zyn algemeen by ons doorgedrongen , en hebben de toeftemminge van een iegelyk verkregen. De kaneel ís by elk een bekent , daarom zat ik dezelve niet befchryven. De varilles of banilles zyn als een peul van een bruine koleur , en van een uit(tekende aangenaame reuk, dezelve zyn platter en langer als onze witte turk{che boonen , zy befluiten in zich’ een honingachtige tof, die vol is van kleine zwarte en blinkende korreltjes ; in ’t gebruik moeten uitgekoren worden de alderverfchte en welgevoedfte , en die niet vervalfcht zyn door het befmeeren van balfem van Peru, of door het bevochtigen en weeken met wa- ter, gelyk dikwils gebeurt. De aangenaame reuk en verheve fmaak , dewelke de banilles geeven daän de Chocolade , heeft dezelve in een algemeene achting gebragt ‚ maar de on- B: der- 294 _Natuur- en. Konft-Kabinet, dervinding neeft geleert , dat dezelve ‘zeer fpaarzaam by de Chocolade moeten gemengt worden, om dat dezelve al te veel verhitten; daarom word in Italien de Chocolade zon- der de banilles , genaamt de Chocolade voor de gezondheid: en zelfs in Weftindien , daar de banilles gemeen zyn , worden dezelve te - genwoordig maar zeer fpaarzaamlyk gebruikt, maar in derzelver plaats word gewoonlyk de hoeveeiheid van de fynfte en fcherpfte kaneel vermeerdert, om dat de uitkomft heeft -doen zien , dat de kaneel de befte , gezondfte en lieflykfte fpecery is , dewelke by de Choco- lade gevoegt kan worden. Zommige voe- gen inde Chocolade water van oranje- bloezem , andere wederom tinuur van amber ; maar om dat elk een zulks kan fchikken na zyn fmaak ‚zal ik daar niet wyd- lopiger van handelen. 28, Onze Schryver is van gedachten, dat van de Chocolade een groot gebruik zoude kon- nen gemaakt worden , om met deze aange= naame drank, de vyze en onaangenaame ge= neesmiddelen in te geven ; dit kan wel ee- nigzins plaats hebben omtrent Chymiífche middelen , purgeer-poeders , pillen , 2indu- ren en diergelyke zaaken , dewelke ineen geringe hoeveelheid ingegeven worden ; maar de geneesmiddelen , dewelke onder de gedaante van drankjes , koeldranken , mel- ken, kookzels enz. moeten: ingegeven add en; „Maarten April_1721. — zog den ‚konnen, met geen Chocolade ingegeven worden „„behalven dat ook in de meefte ge- vallen „ daar geneesmiddelen gebruikt wor- den „een drank „ die zo voedzaam is als de Chocolade , meer fchade als voordeel zoude doen-aan de maag en {taat van den zieken, 29. Wy hebben voor dezen aangemerkt, dat het derde gebruik. van de Cacao is „om uit dezelve een oprechte en zuivere oly te berei= _ den , dewelke ook boter genaamt word, maar wy.moeten hier door niet verftaan dien oly, dewelke door deftillatie ‚ gelyk wy ger fchreven hebben, uit de Cacao gehaalt word, Want deze oly is door de kragt van ’t vuur geheel als ontaart. van de natuurlyke, zui- ere ‚en ongekwetfte oly van de Cacao. oor, middel van uitparflinge kan, ook een oly. uit de Cacao gemaakt worden , maar om dat de oly van de Cacao zo zeer is ver- mengt. „en, ingewikkelt met de fappige en meelachtige. deelen van dezelve, kan door pitparflinge. geen zuivere oly uit de Cacao bereidt worden „ daarom is de uitkooking ‚ met. water bevonden te zyn de bekwaamíte WyZe, om uit de. Cacao te trekken de wee zendlyke. zuivere en ongemengde oly, die noch-doorsvuur noch door parffing in zyn wezen gekwetft, of met andere deelen vere mengt is. „Zy neemen geroofte of wel ge- brande Cacao , die gezuivert en fyn gewre- ven isop den fleen geer werpen zy in een 4 groot 296 Nafuur- en Konft-Kabinet, — groot bekken, het welk vol kookend wâter is, en dat op een helder brandend vuur ftaat, daar zy het laaten kooken tot dat meeft al het water is weg gewaaflemt ; daar na gieten zy wederom verfch, zuiver en kookend was ter in 't bekken, tot dat het zelve geheel vol is, en de oly vertoont zich dryvende boven op het water, en ftremt na mate dat het wa- ter koud begint te worden , byna in een ge- daante als boter. Als deze boter of oly niet blank genoeg is, moet dezelve wederom ge= Ímolten worden ín een bekken met heet wa- ter, en een weinig geroert of gewaflchen worden , waar door alle haare bruine , ge- brande en aardachtige deelen van haar af- Ícheiden. In Weftindien , en tot Martini- gue, blyft deze boter van Confiftentie als on- ze boter. , maar als dezelve tot ons overge= bragt word , is zy zo hard en valt als kaas, maat zy {melt echter zeer licht door de al- dermin(te warmte. Deze boter van Cacao heeft weinig reuk , en die goede hoedanig- heid van nooit fterk of rans te worden of te bederven. Onze Schryver getuigt , dat hy van dezelve noch hadde ‚ dewelke hy al vyf= tien jaar bewaart hadde, en dat het op Mar= Zinigue eens gebeurt is, dat hun de boom- oly geheel ontbrak , en dat zy een geheele vafte door ín deszelfs plaats de oly of boter van Cacao gebruikten , en dat deze zeer goed van fimaak is, enz. Maart en April 1721. 297 wideehek 30. „De: oly van Cacao is zeer verzachtende en-pyn-ftillende , zy geneeft de heesheid of fchorheid in de keel, veroorzaakt door fcherpe en zilte zinkingen ; als dezelve hier toe gebruikt word , mengen zy dezelve met een genoegzaame hoeveelheid Candy-zuiker „ en maaken van dezelve kleine koekjes of _ tabletten; dewelke de patient zo lang in de mond houdt, en zo dikwils zulks vervat, als hem behaagt. De oly van Cacao word ook uitwendig tot verfcheideszaaken-gebruikt , zy word- bevonden te zyn de aldernatuurlykfte en bek waamfte van alle de pomades voor de — Dames ‚ om-het vel-zacht te maaken , en te befchermen tegens de uitdrooginge van de Zon ,- om dat deze oly minder vetheid of glans op het vel maakt als alle de andere. De Juffrouwen van Mexico weeten zich van |< dezelve zeer wel te bedienen „ maar om dat | dezelve. in deze koude landen zeer. hard _ word , moet -dezelve hier tot dat gebruik | gemengt. worden met oly van. amande- Jen. Den aart en gefteltheid van deze oly brengt ook mede , dat zy zeer uitmun=- tend is om de leeden uitwendig met dezelve te beftryken , tot verfterkinge en zuiveringe der {pieren „ tegens het verftrammen dersge- wrichten , tegens het opkrimpen der peezen, als ook om de deelen te verfterken en te be- waaren voor rheumatykheid , koude jichten, en alderhande pynen der leeden en ledemaa- 5 ten. 293 Natuur- en Konft-Kabinet, ten. Om het ftaalen yzer , het geweer en alderhande zaaken, voor den roeft te bewaar ren , munt de oly van Cacao uit, boven alle andere. Op de. Eylanden van Amerika word deze oly ook zeer veel en met goeden -uit= komft gebruikt tegens de aambeyen ; zomer mige gebruiken de oly van Cacao met zeer veel nut tegens de pynen van de Podagra, Oùzve Schryver maakt ook „ tot een toegift en flot aan 7yne verhandelinge over de Cacao, aan ’t Gemeen bekent een: pleilter „ bereidt. vit de oly van Cacao en eenige andere mids delen, voor alle vuile zweeren en kwaade ace eidenten , mitsgaders een pomade voor alle vlekken , fproeten en puillen van den opper- huidt , welker bereiding de weetgierige Lee- zer by den Schryver zelfs zal konnen vins den. 055 TSE 035% OTT OI5E 055 0950 Natuurlyke Hiflorie van de VAR UD 0 À 1 NA dat onze naauwkeurige Schryver de Natuurlyke Hiftorie. van de CACAA heeft afgehandelt , befchryft hy. ook die van de Zuiker, geenzins op een wyduitge- breide wyze , maar zeer kort , klaar en on- derfcheiden. Eerftelyk handelt hy van den oorfprong en de oefening van het Zuiker- riet. “Maart én April vyrr. 299 riet. Ten tweeden, van de gebouwen of timmeragien „ en gereed{chappen of werk- tuigen , dewelke noodzaakelyk zyn tot de bereidinge van de Zuiker. Ten derden, van de verfcheide bereidingen van alle foorten van Zuikers. 2. Het Zuiker-riet heeft zyn oorfprong. uit Ooftindien of Afie , alwaar het zelve door de natuur word voortgebragt; van daar ís het Zuiker-riet overgebragt , en geplant op alle plaatzen , dewelke bekwaam gevonden worden, om het zelve voort te teelen. Na dat de Spanjaarden America ontdekt hadden, planteden zy de Zuiker op $t. Domingo , en van daar op de naaftgelege Eylanden, en ein- delyk tot Mexico, Peru en Bral. Zom- mige Hollandfche Huisgezinnen , die van de Portugeezen uit Braflte verdreven waren, kwamen in ’t jaar 1654. tot Gwadaloupe, daar de Heer Honel eigentiyk toen Heer van was , en dewelke deze vluchtelingen zeer wel en gunftelyk onthaalde , en vryheid gaf aan een iegelyk dewelke zich daar wilde ter nederzetten om te woonen. Van de naars fligheid van deze Hollandfche vluchtrelingen hebben de Franfchen , die de Vooreylanden van America bewoonden , geleert het plan- ten en oefenen van het Zuiker-riet , mitsga- eri het bereiden van de Zuiker uit het zelve, 3oo Natuur- en Konft-Kabinet, 3: Het Zuiker-rièt heeft in veel opzichten overe eenkomft met het alombekende Spaanfch- riet, maar het Zuiker-riet verfcheelt van het Spaanfch-riet. 1. Dat de knoeften van het Zuiker-riet veel nader aan malkander ftaan, als de knoeften van het Spaanfch-riet. 2. Is de uitwendige fchors van het Zuiker-riet niet zo houtachtig en hard, als die van het Spaanfch-riet. 2. In de plaats dát het Zui- ker-riet zoude hol en ledig zyn , gelyk als het Spaanfch-riet, is het zelve vervult met een foort van een wit merg , dat fponfachtig en zeer fappig is, en vervult met een zoet water of zuikerfap, want de Zuiker is inder- daad niets anders, als dit fap geparft uit het Zuiker-riet, en in de Confiftentie van Zuiker gekookt en geftremt, 4. Het Zuiker-riet is meer of minder dik en Jang , na de natuur van de grond , en de vruchtbaarheid van de aarde, in dewelke het zelve geplant word. Het is meer of minder met zuikerfap beladen , na dat het de Zon ontvangt , en na het jaargetyde , of na des- zelfs grootte als het gefneden word. Het alderbefte en bekwaamite om veel Zuiker te geven is het welke hong is van de zeven, tot * aan de tien voet, en tu{lchen de tien ei vyfe tien linien in zyn diameter dik , zeer glad, zwaar ‘Maart en April var: _ 3ox zwaarwigtig en bros, en het welke deszelfs knoefteri of kwaften ver van malkander heeft ftaan, en het welk meer en meer geel word onder ’ ryp worden. * Het Zuiker-riet wil byna over al groeyen, maar echter alderbeft in egaale vlaktens, de= wyl het daar vetteren weelderiger groeit, als op heuvelachtige plaatzen ; geen aarde is ook bekwaamer voor het Zuiker-riet , als die zeer licht, luchtig en zeer diep is,en die als in een ongevoelige hellinge en bekwaam tót de afwateringe legt ; vette , fterke en ‘zwaare aarde is niet zo bekwaam voor de Zuiker-kwekery , dezelve brengt groen en _wreed Riet voort, het welk wel vol water= achtig fap is, maar zeer weinig Zuiker in heeft. De aarde, dewelke al te droog en te dor of ook te uitgeput is, of die geen dicpte _genoeg heeft, brengt geen Zuiker-riet, maar _in deszelfs plaats rattingtjes met kleine litjes voort, gelyk gezien kan worden in Zabula gj xv. (hier achter bygevoegt) Fig. 1. rd % 6. At Het geheele veld , daar een Zuiker-plsn- _tery aangelegt word , verdeelen zy gemeen- __Jyk in verfcheide vierkanten van hondert treeden , dewelke van malkander gefcheiden _zyn door breede wegen van drie roeden, zo _em te verftrekken als ry-wegen voor de kar- ren, 302 Natuur-en Konft-Kabint ren, als ook om te beletten , als de brand by ongeluk in een van de vierkanten geraakt is , dat dezelve overflaat in alle de andere. Na dat de grond wel gewiedt en gezuivert is , worden in dezelve de Zuiker-rieten ge- plant op regels na een getrokke lyn, elk om= trent derdehalf of drie voet van malkander. In zommige landen moet alle jaar het Zui- ker-riet op nieuw geplant worden „ gelyk als in 't Eyland van St. Chriftoffel en andere: en in zommige landen duurt het Zuiker-riet, eens geplant zynde , vyftien of twintig jaar, en fchiet alle jaaren wederom op uit zya wore tel , gelyk als tot Martinique , Gaadaloupe, Sz. Domingo enz. Binnen den tyd van vyf zesdagen komt het Zuiker-riet op „en werpt verfcheide {pruiten uit , dewelke eindelyk een bofch riet formeeren uit de wortel of aan de moerftam. De geheele oefening van het Zuiker-riet beftaat enkelyk in het. wie= denen zuiver houden van de grond ‚het welk gedurig moet waargenomen worden, zolang tot dar de bladen van de (tammen malkander raaken , en door haar fchaduwe den grond zodanig bedekken, dat het. onkruidt onder ‘dezelve verfmoort word. 7: Als het Zuiker-riet omtrent een jaar oud is, begint het in de regentyd te kroonen, en fchiet uit zyn boventte top een rechte en egaale fcheut van omtrent drie voet in de lengte , dewelke bloeit in de gedaante van een mmm „Maart-en April 1721. 303 _&en- omgekeerde zyde- kwifpel of een pluis, . gelyk- gezien: kan:worden in Zub. xxv. Fig. 2 De bladen van het. Zuiker-rict.zyn zeer langwerpig» en: aan weerkanten getant, gee lyk gezien kan worden ig. 3. in dezelfde Tab. Omtrent twintig dagen. na dat deze pluis uitgefchoten , en tot rypheid gekomen is , droogt de top van ’t Zuikerrriet , die de= ze pluisheeft uirgefchoten ‚en geeft vervol= gens aans deze pluis geen voedzel meer, waardoor dezelve- ook « uitdroogt , af= breekt, en op den grond valt , het welk een teken is; dat-het riet niet langer groeit. De tydevan volkomen. rypheid van het Zuiker-- riet is uietveven beftendig , en dezelve word meer. bepaalt door de kennifle en de proeven vam den’ Rafizeur , als door de juifte ouder- dom van * Riet. EER b 8. „Zo ras als het Zuiker-rict ryp is , en dat befloten word om het zelve te fnyden , be= Binnen zy zulks met het afneemen van de uitfpruitzels.en zy-fchooten, die zo ver wor-= den afgekapttot daar dezelve niet langer groen van koleur zyn ; naderhand word het riet zelfs afgeneden tot onder op de moerftam, zonder echter de moerltam te kwetzen of af te-{nyden.-- Na dat het riet langer of korter is, word het aan twee of drie (lukken gefne= dens en tot-boffchen gebonden , en van tyd tor-tyd-aan de kant van de ry-weg gebragt, en van daar: met karrem-gevoert na. de zui- dee ker= 304 Natuur-en Konft-Kabinet, ker-moolen ; zy fnyden altyd maar zo veel Zuiker-riet te gelyk af, als zy in vierentwin= tig uuren konnen parflen , op dat het niet goor en tot het maaken van zuiker onbe- kwaam zoude worden. 9. Om de Zuiker te bereiden , zyn vyf vere fcheide gebouwen of timmeragien van noo= den , behalven noch verfcheide werktuigen en gereedf{chappen ; het eerfte gebouw is de Zuiker moolen, het tweede de Zuiker-kokery, het derde de Rafineerdery, het vierde de Zui- ker-ffoovery, het vyfde de Azyn-makery. De Zuiker-moolen is een werktuig , het welk eigentlyk dient om het Zuiker-riet te ver- pletteren en te vermorzelen, en het zuikere fap uit het riet te parflen. Om zodanig een Zuiker-moolen te beweegen , worden ge= bruikt of werkbeeften , ot water , of wind 5 daarom worden de Zuiker-moolens ook ón- derfcheidentlyk genaamt, of ros-moolens, of water-moolens , of wind-moolens ; maar dewyl het eigentlyk wezen van deze verfchei= de moolens, ten opzicht van de zuikerparf- fing, altyd het een en het zelfde blyft , oor- deelt onze Schryver, dat het geheel niet noodig is zich op te houden met de befchry= vinge van derzelver verfcheiden maakzel, en zamenvoegingen en byvoegzels , door de= welke elke moolen op een verfcheide wyze bewogen word. Het zal genoeg zyn aan te toonen, dat de voornaamfte uitvoeringe ze et Maart en April 17ar. op het parflen van dit geheele werktuig gefchiedt door drie groote te zamen gefchikte rollen van gegoten yzer, gelyk gezien kan worden in Tabula xxvj. Fig. 1. letters A.B. C. Door de middelfte rol A gaat de zwaare draay-boom van de moolen H,‚op een wyze in dezelve gehecht, dat dezelve niet kan rond draayen , of de middelfte rol draait te gelyk , en doet de twee andere rollen B en C ook te gelyk omdraayen door het getande radwerk van „&lke rol , ket welk als met tanden in mal= kander fluit, en beweegende malkander vera vangt. 1Ö, | pt „Alhoewel de middelfte van deze drie yzere „rollen, hedendaags noch de groote rol ges naamt word , zyn echter deze rollen even dik, of van een en dezelve diameter , maar ouwelings was de.middelfte dikker als de twee andere ; daarom worden dezelve noch „hedendaags de kleine rollen genaamt. Als de groote omgedraait word , doet dezelve de beide andere rollen beweegen , dog in een tegenftellige manier , gelyk gezien kan wor- den in Nele Ze kde He. 2. dewelke een grondtekening van de moolen verbeeldt : Want als aan de kant van D een Zuiker-riet ingeftoken word, tuffchen de rollen A B, zal het riet, door de draaying voortgaan na de Plaats E ; maar als dit riet doorgaat. tot aan „de zyde van F tuflchen de twee rollen A G, zo zal het riet gaân na de plaats G,of na die a Vv zyde „306 _ Natunr=eû Konft-Kabinet , „zyde daar het eerft van daan is gekomen, ‚pamentlyk DG ‚als wanneer ook het riet ge- ‚oordeelt word volkomen uitgeparft te zyn. „Deze uitgeparfte Zuiker-rieten worden ge- bruikt, om te ftooken in de fornuizen „van de Zuiker-kookery ; het uitgeparfte Zui- _ker-fap loopt van de rollen af op een vlakke tafel, en vergadert zich in een goot, dewelke het zelve geleidt in de Zuiker-kookery in een houten vergaderbak. Maar op dat het fap geen: goorheid of eenige zuurachtigheid zoude aan- trekken, moeten tweemaal des daags gewaf= fchen ‚en met afch gewreven ‚en wederom ge- droogt worden de yzere rollen, de tafel , de goot , en zelfs ook de vergaderbak. De Zuiker-moolen is gewoonlyk overdekt, of be- bouwt met een rond gewelf, in de gedaante ‘van een paviljoen, om de lucht, damp en re- ‚gen, uit het werk te keeren. II. De Zuiker-kookery is een vaal of vertrek, het welk grooter of kleinder is, na het getal der Zuiker-ketels, dewelke in dezelve op- gerecht zyn. Zommige Zuiker-kookeryen zyn van vier ketels, andere van vyf, andere van zes, andere van zeven. In de Zuiker- kookeryen, welker omflag maar is van vier of vyt Zuiker-ketels , worden alle de for- nuizen van de Zuiker-ketels op een regel ge= | plaatft , aan de eene zyde van de muur in de breedte; maar als de omf{lag van een Zuiker- kookery is van zes of zeven ketels, worden de Maart en April 17ar. 307 de ketels niet alleen geplaat(t aan de muur in de breedte, maar ook zelfs om den hoek en aan de eene muur in de lengte; want de= wyl de middelpunten van de ketels zeven voet van malkander afftaan , zoude in dat geval een Zuiker-kookery veel te groot wor= den, als zeven ketels met haare fornuizen op een regel naat malkander aan een en dezelfs ‚ de muur in de lengte ftonden. en Onze Schryver heeft een befchryvinge me= _ de gedeelt van een Zuiker-kookery voor vyf ketels; hy ftelt voor dezelve een plaats, de= welke binnens muurs breed is zesendertig voet, en over de vyftig voet lang , te weten zes voet voor de glacts op dewelke de vyf Zuiker-ketels opgerecht zyn , tien voet voor de weg , dewelke (trekt van den eene deur na den andere, en vierendertig voet voor de ftroop-bak , daar het Zuiker- water invloeit van de parsmoolen en de troop inlekt. Ziet van zodamig een Zuiker-kookery een gtondteke- pingin Tabula xxv11 (hier achter bygevoegt.) Fig. 1. N. 1. isde groote Zuiker-ketel, dezelve is inderdaad veel grooter als de andere vier Zuiker-ketels, dewelke daar aanvolgen , want deze verminderen gedurig in diamerer en diepte. N. 2.is een Zuiker-ketel,dewelkezy de zuivere noemen, om dat het Zuiker=fap reets in de eerfte ketel gezuivert is van zyn groffte onreinigheden, en dat het aldaar reets gevloeit heeft door een wollen lap. N.3. is Va de “308 Natuur-en Konft-Kabinet, “de Zuiker-ketel, dewelke zy noemen de Fak- kel, om dat in dezelve het Zuiker-fap zich onder ’ kooken klaar en doorfchynende vertoont, het welk in de twee voorgaande ketels noch niet zodanig gefchiedt. N.4. isde ‘ketel, dewelke zy de Stroop noemen, uit oorzaak van de dikte en Confiftentie, dewel- ke het Zuiker-fap in deze ketel verkrygt. N. s. isde ketel, dewelke zy de Bazzery noemen, want als in dezelve het Zuiker-fap tot die dikte en zwaarte is gekookt, dat het zelve bekwaam is om te flrremmen , en als te bakken in de gedaante van Zuiker , ry{t en bruift dit fap gedurig na boven, en zoude ook zelfs uit de ketel overloopen , indien het zelve niet gedurig met een groote fchuimfpaan wierd opgelicht in de hoogte, en op dic wyze een weinig verkoelt ; en om dat het geraas, dat de Zuiker in ’ nederval- len van de fchuimfpaan maakt, eenigzins met het geluit van fchieten overeen komt, is aan deze laatíte Zuiker-ketel de naam van de Battery gegeven. Deze ketel is zeer dik, en gemaakt met een vlakke bodem , en ge- heel uit een ftuk koper , in de plaats dat de andere vier ketels geflagen zyn van kopere plaaten , die met platte nagels aan malkan= deren gehecht zyn. 13. In een Zuiker-kookery voor ‘vier ketels is diet de ketel, dewelke de fakkel genaamt word, In de Zuiker-kookery voor zes ketels is ‚ Maart en April 1721. 308 is de zesde ketel geplaarft tuffchen. N. 2, en N. 3. en word de loog genaamt, om dat, als het Zuiker-fap in dezelve is, zy in het zelve een fterke loog werpen , waar door de onrei= nigheden na boven fchuimen op het opper-= vlak van het kookende Zuiker-fap , daar zy dan afgefchuimt worden, ‘Eindelyk in een Zuiker-kookery van zeven ketels word de zevende ketel geplaat(t tuffchen N. 3. en N, ‚4. en word de kleine fakkel genaamt. In zommige Zuiker-kookeryen zyn de Zuiker- ketels van gegoten yzer , om dat dezelve veel minder koften , en nier onderworpen zyn om te branden , daarom behoeven zy ook in deze ketels geen water te werpen, als zy des faturdags middernachrs de molen ftil houden, gelyk zy gedwongen zyn te doen in de kopere ketels, dewelke zonder deze voor- zorg zouden verbranden ; maar alfchoon de yzere ketels deze voordeelen hebben, zyn zy ‚ wederom het groote nadeel onderworpen, dat zy gedurig vuil en fmeerig zyn , behal- ven dat de minfte gelegentheid haar dikwils doet fcheuren of barften : en als een gegoten yaere ketel gefcheurt is, kan dezelve nergens meer toe gebruikt worden. Ig. Het oppervlak van de metzelery , daar de Zuiker-ovens boven op gebouwt worden, noemen zy het Glacis; dit Glacis loopt fchuins , en is op een hellende wyze ge- bouwt, op dat, als de ftroop of het Zuiker- m, $ Vv 3 water 310 Natuur- en Konft-Kabinet; water uit de eene ketel vloeit, het zelve wederom na en in de naafte Zuiker-ketel zoude toevloeyen. Is. De Stroop-put is een groot vierkant, het welk omtrent vier of vyf voeten diep is, om te ontvangen de ftroopen , dewelke lek- ken uit de volle vxhootden van de rouwe Zuiker , en welke oxhoofden geplaatft zyn boven de roofler van balkjes N. g. waar door deze ftroopen vloeyen , en haar te za- men vergaderen om te loopen in de put NM, 6. Zodanig een bak moet zeer wel en licht gemetzelt, en met goed cement beftreken en doorwerkt worden , op dat dezelve niet lek of berdurven zoude worden uit de grond. De vierkanten N. 7. en N. 8 vertoonen de grond van de bak , en het vierkant N. g. vertoont, op weik een wyze de balkjes ge- legt worden met haar eene einde opde muur, en met haar andere einde op de groote balk N. to. welkers einden op een gelyke wyze wederom onderfteunt worden van de kanten: van de muuren N. 11, en N. 12. en ook wel voornamentlyk van een gemetzelde py- Jear of zuil N. 13, Deze rooiter van balkjes kan gedekt worden met een loffe foldering, dewelke zy altyd daartoe gereed houden, en dewelke uitgebeeldt word in het vierkant” N. 14. N. 15. isde houten Bak, in dewelke het Zuiker- water vergadert word , en invloeit van de moolen door de goot getekent met N. 16. Maart en April 172t. 3 N. 16. 16. 16. ‘Deze bak is als een foort van: een koffer, die uitgeholt is uit de (tam van, een boom. By N. 17. is, een fchut-deurtje in deze Zuiker-waterput N. 15. Als dit fchut-deurtje. word opgehaalt, vloeit het Zuiker-fap door u goon, die beweeglyk is, na de groote ketel NN. 1. tot dat dezelve met. Zuiker-fap vervult is, als wanneer di fchute, deurtje N. 17. wederom gefloten word. 16. Ain Fig, 2. en AAA in Fig. 1. verbeel- den de muur van de gevel van de Zuiker-, kookery , dewelke ruft op vyf boogen van fteen , die zo breed zyn als de geheele dikte van de muur, zy maaken in het midden van elke boog den ingang van elk fornuis of oven, in dewelke de Zuiker-ketels taan, in, 20 verre dat zy elke reis aldaar de muur kon- _ nen afbreeken of openen zonder eenig gevaar voor de gevel „zo dik wils als zy dit of dat for- nuis moeten herftellen,of deze of gene ketel meeten vermaaken 5; zy gebruiken die zelfde, voorzorg in die Zuiker-kookeryen, in dewel- ke de Zuiker-ketels geplaatít (taan aan de. lang{te muur van de lengte of zyd-muur; de mond van het afchgat word getoont door B. De grond van dit afchgat moet ten min- ften een halve voet hooger zyn , als de vloer GGG, het welk de vloer is van het afdak, het welk dient tot een dekzel en befcherming tegen den regen voor die gene, dewelke het vuur regeeren van de fornuizen, Door D V 4 word 812 Natuure en Konft-Kabinèt , word vertoont de mond van ’t fornuis , die twinting duim in ’t vierkant is ; de drempel van deze mond is van een enkelde fteen, die de breedte heeft van de muur , en met drie zere banden is gedekt en vaft geklonken. e opening van de fornuizen moet altyd gebouwt of geftelt worden onder de wind, die in deze landen meeft altyd ooftelyk waait ; ook moet zorg gedraagen worden, dat tot het bouwen van de fornuizen geen ftot gebruikt word , dewelke barften of fcheuren kan, of tot afch verbrandt kan wor- den. De haardftede van ’t fornuis is van diameter byna egaal met de mond van de Zuiker-ketel , en is gebouwt van fteen onder op eeu wyze als een roolter-werk „zodanig dat tuffchen elke fteen de ruimte van drie duim gelaten word, daar de afch moet doorvallen in het afchgat. 17. Gelyk als de boorden en uiterfte kanten van de Zuiker-ketels niet geftelt zyn volgens een en dezelve richtfnoer , moet ook de haardftede of vuurplaats van de fornuizen ten opzicht van haare ruimte , tot aan den bo- dem van de ketel, geenzins van een en de= zelve tuffchenwydte zyn , om dat de kragt van het vuur gedurig moet vermeerdert wor- den, beginnende van de groote ketel af, tot aan de Battery of de kleinfte ketel toe; dat is, de vuurplaats moet van fornuis tot for- nuis gedurig twee duim vergroot worden, zoe Maart en April 172rs 313: zodanig dat als twintig duim ruimte van no- den is tot de vuurplaats van de grootte Zui- ker-ketel., moet achtentwintig duim vuur plaats wezen onder dekleinile ketel, de Bate tery genaamt, 1e 18. Door E word verbeeldt een pyp of fehoorfteen van het eene fornuis na het an- dere; deze pyp is omtrent vyf duim in % viere kant. Door F word verbeeldt een fteen , die gelegt word op de openinge vande fchoor- fteenen, die door de gevel haar rook uitlaa- ten , wanneer de vlam van het vuur daar door zoude uitfpatten , en dikwils het afdak. befchadigen, G is een dleidinge om de rook te doen gaan door een opening uit het afdak in de lucht. H verbeeldt de put van de groote bak, [ verbeeldt de houte bak voor het Zuiker-water in Fig. 1. getekent met N. is. Door K worden verbeeldt de oxhoofden met: rouwe Zuiker gevult , zo als dezelve ge= plaatít ftaan op de roofter, afgebeeldt in fig, 1. met N.g. Door L worden verbeeldt de gegote vormen , die gevult zyn met rouwe Zuiker, en geplaattt worden op de lofle foldering in Fig. 1. gemerkt met N. 14. Door M worden verbeeldt dezelfde vormen , daar zy geplaatft ftaanelk in zyn pot. Alle de vormen zyn gemaakt van aarde, van een rond-langwerpige gedaante ; in het onderfte fpits toeloopende deel is een kleine opening voor het doorlekken van de (troop. Vs 19. 314 Natuur- en Konft-Kabinèt, 19. De Rafineerdery is een groote Zaal, van dewelke in Tabula xxvr1t. êen grond-ont=: werp van een halve Rafineerdery getoont word, Deze Zaal is gefchikt om de Zuiker te doen droogen en wit te maaken. Deze Zaal heeft zeer veel overeenkomft in ge- daante met de Zaal van een gafthuis ; in het midden word gemaakt een doorgang, gere= kent met AAAAAA, en met dwarspaden getekent BBBBBBBB,door dewelke wore den afgefcheiden die perken , dewelke ge= naamt worden de worm-bedden, en die gete- kent zyn CGGCCCGGCCC , en van de- welke elk geplaatft ftaat tuflchen twee ven- fters 3 op elk van deze bedden konnen ge= plaauft worden zeftig vormen, dat is, zes in de breedte en tien in de lengte , gelyk gezien kan worden door DE en EF. By-aldien nu zodanig een Rafineer-zaal aan weerzyden heeft tien zodanige bedden , konnen in zo- danig een Zaal gehouden worden twaalf hondert vormen ; en byaldien noch zodanig een ruimte daar boven als een tweede verdie= ping gemaakt word , konnen in zodanig een Zuiker-rafineerdery gehouden worden twee= duizend en vierhondert vormen : Zy plaat- zen gewoonlyk aan een van de ingangen van de Kafineerdery twee ketels met een platte bodem, gelyk als verbeeldt worden door G. H, van dewelke de eene ketel is gefchikt om de Zuiker te clarificeeren , en de andere om de Maart en April var: 315 de geclarificeerde Zuiker te bakken. Aan de eene zyde van de Rafineerdery word in de geheele lengte een afdak gemaakt op de plaats 1 K-, zynde vyftien voet in de breedte; dit afdak dient om daar onder te plaatzen en te dekken de houte bakken of troggen , in dewelke bereidt word de vette aarde, van dewelke de vormen gemaakt worden. Hier werden ook onder geplaatít de houte balt- ken of troggen om de Zuiker te breeken, eer dezelve ip de oxhoofden word ingepalst, de fchaalen , de Balancen , de gewigten, om de ledige oshoofden te weegen , en ver- fcheide andere gereedfchappen en werktui- gen, dienftig voor den Rafineur en de kiui- pers, Aan- het einde van dit afdak is de ftoof of kachel-kamer , welkers grond-cnte werp hier getekent is met Lu, 20. Maar ik heb hier achter bygevoegt een afs tekening van de Stoof in Tabula xxrx. 2lo= danig een Zuiker-ftoot is byna van gedaante als een veld-tent, zy is gewoonlyk twaalf voet in ’t vierkant binnens muurs ; de muur van de ftoof is dik twee voet en een half; in de ftoof is een fornuis M. het welk gegoten is van yzer , en omtrent dertig duim lang, en twintig duim breed , vierentwintig duim hoog en twee duim dik ; het is geheel 1ner metzelwerk bekleedt , en zeer wel voorzien met goede tichelfteenen en cement, De ftoof is van binnen verdeelt in zes verdiepingen „ Ke 316 Natwur- en Konft-Kabinet; gemaakt van ribbetjes of latwerk, op dewel= ke geftelt worden de Zuikerbrooden , gelyk gezien kan worden aan de verdieping N.O. . Zodanig een ftoof kan bevatten zes of zeven hondert Zuikerbrooden De foldering of het dak van de ftoof ís gedekt met negen of tien duim metzelwerk , dog in het midden is eén opening met een val, getekent P; dit val kar geopent of toegefloten worden , na dat zulks vereifcht word of van nooden is. 2. De Azyn of Brandewyn-makery is eigentlyk het Werkhuis, daar gemaakt word de Brande- wyn,dievan het Zuiker-fap en vande Zuiker gemaakt word , en dewelke op die plaatzen Taffiaen Guildive genaamt word ; deszelfs bouwery of zamenftelling heeft niets merk- waardigs of byzonders, het is een kamer be= hoorende aan de Zuiker-kookery sin dezelve. zyn op een regel geftelt veel houte bakken, die twee derdedeel vol water zyn ;en het overige derdedeel word gevult met grove en gelekte troop , en met de fchuim, dewelke van de ketels gefchuimt word , en zy worden be- dekt met groote bladeren, daar noch planken over gelegt worden; zy laaten dezelve zo- danig blyven ftaan giften , tot dat deze men- geling geel van koleur is geworden, en een zuurachtige fmaak heeft verkregen , en zeer fterk en doordringende begint te ruiken. Na dat zy nu van deze Zuiker-wyn de onreinig- heden , dewelke boven op dezelve AS à Maart en April 1721. 317 hebben afgefchept, doen zy dit gegifte vocht in groote deftilleer-ketels , die in fornuizen zyn gemetzelt, en gedekt worden met haare helmen ; aan den pyp van den helm voegen zy een koperen of tinnen flang of pyp, de- welke door een ton, die met koud water ge vult is, loopt; en op deze wyze deftilleeren zy hun brandewyn : maar dewyl dezelve in de eerfte overhaaling niet fterk genoeg is, word dezelve noch weder overgehaalt, en dit isde bekende Kildivel der Engelfchen of brandewyn van Zuiker , zo dat dit vertrek €igentlyk een Brandewyn-(tokery moet ge= naamt worden. 22. Na dat wy nu van den oorfprong en de voortplantinge en oefeninge van het Zuiker- riet, en ook van de timmeragien en werk- “tuigen tot de Zuiker-bereidinge, gefchreven hebben, zullen wy noch kortelyk afhandelen de bereiding van alle. de foorten van Zuiker, als namentlyk. 2 De rouwe Zuiker. 2 De brood-ruiker. 3 De gerafineerde Zuiker. 4 De Koninglyke Zuiker. En $ de Cardy- zuiker; het welk vyf graden van zuivering van de Zuiker zyn , dewelke malkander by beurten volgen , en dewelke alle dienen om van de Zuiker af te fcheiden deszelfs grove en aardachtige en waterachtige deelen ; zo dat de Zuiker, na dat dezelve meerder bee werkt is, ook valter en witter word , maar zy verlieft ook meerder van deszelfs apt hei 318 Natuur- en Konft-Kabinet ; heid en gezonde hoedanigheid; want de brui- ne Zuiker is veel gezonder als de brood- zuiker of gerafineerde Zuiker ; de brood- zuiker is nochtans wederom gezonder als de koninglyke Zuiker enz. om het veelvuidig byvoegen van kalk en loog , die gebruikt . worden om de Zuiker meer en meer te zui- veren. 23. De Zuiker , dewelke rouwe Zuiker. ges naamt word , is de eerfte vrucht die vóort- gebragt word uit * zuiker-(ap door de eerfte werkdaad, dewelke het zuiker-fap in Zuiker doet overgaan. Deze Zuiker is het eerfte grond-beginzel van alle de foorten van Zui ker, dewelke naderhand uit-het zelve: bereidt worden. Na dat zy het val of hét fchut- deurtje N. 17. van de zuiker-waterbak N, 15. (te zien in Zab. xxv1r. Fig, 1.) hebben opgehaalt , vloeit het zuiker-fap door een goot in de groote zuiker-ketel N. 1. Als dit zuiker-fap in de groote ketel is overgebragt, moet wel acht gegeven worden op deszelfs hoedanigheid, want na deszelfs goede of kwaade hoedanigheid word by het zelve meerder of minder afch en kalk gewurpen, gelyk by voorbeeld , als het zuiker-fap bruin van koleur, lymig , en van een aangenaame en friffche reuk is, word het zelve voor zeer goed en bekwaam gehouden , en in dit geval word by het zelve niet meer als een halfpint afch en een derde kalk gedaan ; maar als het zuí- „Maart en April 1721. 3ro “kuikerfap klaar en witachtig is, word het zelve onryp en grof geoordeelt,en dan word by het zelve geworpen een geheele. pint afch, en ook even zo veel kalk ; maar als het fap zwartachtig , drabbig , en van een zwaare reuk is, en dat het zelfs eenigzins na de goorwording trekt, word. geoordeelt dat „zulks veroorzaakt word door de verweiking ‚en alte grooten ouderdom van het Zuiker- riet. Als nu het zuiker-watcr in de eerfte of groote ketel is, word onder deze ketel in het vuurgat een brandend dog matig vuur aange ftookt , en na den tyd vaneen uur, eer deze ketel noch aan ’t kooken geraakt , koomen de onreinigheden boven dryven , en worden zeer naauwkeurig van het zuiker-water afge- gefchuimt. Zo ras als nu alle de vuiligheid afgefchuimt is, word het zuiker-water met een zeef groote lepel gefchept uit de groote ketel , en overgegoten in de tweede ketel, gemerkt met N.2. Zo ras als nu de groote ketel is ledig gefchept, word dezelve weder om datelyk gevult met verfch zuiker- water uit de zuiker-waterbak JN. 15. Ook (taat aan te merken , dat, terwyl het zuiker-{ap word overgegoten of gefchept uit de groote ketel inde tweede , het zuiker-{ap gegoten word door een groote witte lap van zuivere witte wol gemaakt , of ook wel van fyn wit lin- den, na’ oogmerk dat de Rafineur heeft om de Zuiker te zuiveren , gelyk dezelve dan ook wel tweemaal van de eene ketel in de andere word doorgekleinft, om de vui- ligheden door deze dubbelde doorkleinzing noch ® 320 Natuur- en Konft-Kabinet , noch te beter van het zuiker-fap af te fcheie den. 24. Onder deze tweede ketel volharden zy noch te ftooken met een middelmatig vuur, en zo haaft als het zuiker-fap in deze tweede ketel begint te kooken , werpen zy in het zelve een weinig loog , om daar door het fchuim te doen opryzen na boven, en door fchuimfpaanen het zelve daar af te fcheiden, Eindelyk word met groote lepels dit zuis kerfap wederom overgegoten uit deze tweede ketel in de derde ketel, genaamt de fakkel, en getekent met N. 3. en in die zelfde tyd word de tweede ketel we- derom gevult met het zuiker-fap uit de eerfte ketel , en de eerfte ketel uit de zui- ker-waterbak AN. 1s. zo dat dit is als een omloop ; dewelke gedurig op dezelfde wyze achtervolgt word. Als het zuiker- fap in de fakkel is, word dezelve (terker aangeflookt met hout, welke aanftooking vermeerdert word tot aan de battery of laatfte ketel , onder dewelke het vuur zeer kragtig word aangeftookt, om daar door het fchuim beter te doen opkoomen; het welk ook zeer vermeerdert word door de opbruizinge, de- welke ook noch meerder aangezet en ver- oorzaakt word door het gedurig inwerpen van loog met twee oncen te gelyk. Uit de fakkel vrord het zuiker-water overgefchept > € Maarten April 1721. 3x de ffroop , zynde de vierde ketel, en dewelke betekent word met N. 4. en alzo genaamt word , om dat, gelyk wy geleert hebben, het zuiker-fap nu meerder Confiftentie heeft bekomen als te voren. In deze vierde ketel, de ffroop genaamt , word noch al vervolgt en voortgevaaren met het inwerpen van loog, om noch al meer te (chuimen , en van deze ketel word ook het fchuim afgelicht met een fchuimfpaan , die veel fynder van gaatjes is, als de fchuimf{paanen , dewelketot het fchui- men van de andere ketels gebruikt worden. Uit deze vierde kerel word eindelyk het zui- ker-fap overgegoten in de vyfde of laatíte ketel, genaamt de battery , en getekent met N. 5. en in dewelke de Zuiker verkrygt zyn laattte kooking of bakking. Om dat nu deze laat{te ketel is de klein(te van alle de andere, en dat onder dezelve het hevigfte vuur ge- ftookt word, en dat het zuiker fap nu in een dikke ftroop verandert is , kan elk een zeér wel begrypen , dat het zelve gedurig opryft pa boven ; daarom moet de Rafineur , benal- ven de verkoeling met de fchuimfpaan, daar ik van gefproken heb, gedurig in deze ketel werpen kleine klompjes vet of boter , om de opbruizinge te beletten. 25. Als de Rafiseur uit de zwaarte en dikte van de troop nu oordeelt , dat de Zuiker gekookt is tot deszelfs volmaaktheid , werpt hy in deze Ketel by de ftroop een pint kalk- NS: water , 322 Natuur- en Konft-Kabinet, water , in het welke een weinig aluin ge Ímolten is; deze flroop moet op een zeer nette graad van dikte gekookt worden , en deze graad moet de Rafineur zeer naauw- keurig kennen, want bier in beftaat wel me- de het voornaamfte (luk van zyn konft ; want als de Zuiker maar een weinig te veel ge- kookt is, kan deze!ve nooit zo wel tot zyn grein of korrel fchieten ; ook zal dezelve nooit zo wit konnen gemaakt worden. Als ook de Zuiker niet lang genoeg gekookt is, zal de rechte korligheid niet aan dezelve koo- men , maar dezelve zal doorlekken met de ftroop; als de Zuiker dan op zyn bekwaame graad is gekookt, word dezelve overgefchept in zyn koelbekken, het welke een zeer groo- te kopere ketel of bekken is met een platte grond,en vier voet in zyn diameter, met een _ rand die omtrent een voet hoog is , en aan dewelke twee handvatzels of ringen zyn, om deze koelbak te konnen verdraagen van den eene plaats op den andere. Als de Zuiker in dit koelbekken overgegoten word, moet dezelve gedurig kragtig geroert wor- den, op dat de korling van de Zuiker egaal zoude gefchieden , en door het geheele — lichaam des ingegoten Zuikers zoude kon- nen gebeuren , want zo lang als dat niet ge- fchiedt is,word de Zuiker in de koelbak niet in ru{t gelaaten. 26. } Als de' Zuiker genoegzaam is bewerkt, en ze Maart en April 172r. 323 zo koel is geworden , dat in dezelve de vin. ger kan gehouden worden zonder pyn, word dezelve overgeftort in de oxhoofden getekent K, te zien in Zab. xxvit Fig. 2. Deze othoofden of vaten zyn gemaakt om de Zuie ke te ontvangen, en worden geplaatft op de jalkjes van de groote bak voor dezen be- fchreven ; deze oxhoofden zyn boven geheel open, en onder in de bodem zyn twee gaten geboort , dewelke elk van binnen geftopt worden met het einde van een zuikereriet, dat veel langer is als de oxhoofden 3 terwyl nu de Zuiker ftremt , droogt zy deze rieten, en doet dezelve eenigzins inkrimpen , en de grove, flroop neemt zyn loop langs de ruimte van de rieten , welke ruimte veroorzaakt is door het inkrimpen , en vloeit door de twee geboorde gaten in de groote. Bak , daar de oxhoofden over ftaan. Als nu de Zuiker ge- noegzaam van, deszelfs grove {troop gezui- vert is , worden de oxhoofden gewogen, en tien ten hondert gegeven voor de tar. Deze grove Zuiker word meeft geacht , na dat dezelve wel meeft gekorrelt of gedroogt en gezuivert is, ak rs 27 \ ‚Tot, het bereiden van de brood-zui- ker, die poeder-zuiker genaamt word, wor- den de alderbefte , rypfteren gevoedfte zui- ker-rieten. uitgezocht „ en als uit dezelve het zuiker-fap is gepar{t, en in de eerfte ketel overgegoten , word ook geenzins zo veel kalk, ja zomtyds geheel niets in het zelve Par:i X 2 ge= 324 Natuar- en Konff-Kabinet ; geworpen , om dat de Zuiker daar zomtyd al te rood van koleur door zoude worden. Ook draagt de Kafineur te voren zorg, dat de vormen wel bereidt worden, dat ís te zeggen, dat zy wel worden gewaffchen, en vierentwintig uuren leggen om uit te trekken in verfch water, dat zy wel worden ge- droogt, en zodanig het onderfte boven wor- den geplaat{t, dat de bodem of bafis lynrecht boven (laat. Als het nu tyd is om het groote koelbekken te ledigen, word uit het zelve de Zuiker, in de plaats van in de houte vaten , gelyk wy in het bereiden van de rouwe Zuiker gezegt hebben , in de vormen gegot ten. Een kwartier van een uur, na dat de vormen gevult zyn , vertoont zich boven op de Zuiker een korft; en als de Rafineur oor- deelt , dat deze korft dik genoeg is gewor- ‚ den, breekt hy dezelve met een groot hou- ten mes , en roert dezelve met kragt door al de andere Zuiker , dewelke in de vorm is; en op dat deze korft wel verbryzelt en fyn en overal egaal doorgeroert zoude zyn, fÍnydt hy gedurig met het fcherp van ’t hou- ten mes door de Zuiker , om de korft ge- durig te {nyden en te verbreeken ; het welk een half uur daar na wederom moet hervat worden. Als de Zuiker eindelyk verkoelt is, en tot een lichaam of tot Zuiker ge- fchoten is, word de vorm onder aan zyn fpits einde , dat zo lang was toegeftopt, ge- opent om doortogt te geven aan de grove ftroop. Ook fteeken zy verfcheide reizen door * gat van de vorm met een priem van hard „Maart en April 1721. 328 hard hout, omtrent zeven of acht duim diep; €indelyk- tellen zy de vormen op de folde- ring getekent met M. in Zabula sxvir. Fig. 2. elke vorm in zyn pot, en de farurdag daar aan volgende worden dezelve over- gebragt in de Rafineerdery , uitgebeeldt in Tab, xxvarr. 28. Zo haaft als nu zo veel vormen gevult zyn , om daar mede de Stoof te vervullen, en dat de Zuiker naauwkeurig onderzocht zynde , bekwaam en goed van koleur en hoedanigheid word bevonden, en de onbe- kwaame afgefcheiden ‚en wederom geworpen in de eerfte zuiker-ketel , en de potten gele- digt ‚en de ftroop gemengt by de andere grove (troop , maaken zy vorm-bedden CCECCCCCUCC in de Rafineerdery (ziet Tab. xxvirr.) gereed, dat is ve zeggen: zy plaatzen de vormen wederom loodt-recht elk boven zyn pot , en ftellen dezelve met regels van zes tot zes naaft malkanderen, uy zuiveren de bruine en onegaale korften van de Zuiker af, en vullen de ruimte wederom met witte gerafpte Zuiker, maakende met een troffel deszels overvlak geheel egaal, dog zodanig dat de Zuiker omtrent een hal- ve duim beneden de rand van de vorm is, op dat de bereide aarde, dewelke hier toe ge- bruikt word , deze plaats zoude vervullen, en ook egaal (zonder eenige puien of ga- X 3 ten 826 Natuur- en Konft- Kabinet, ten in ’ oppervlak vande Zuiker te maaken} op de Zuiker kan geftreken worden. 29. De befte aarde , dewelke die van Martin nique hier toe gebruiken , krygen zy van Rouaan, in de gedaante van rondebollen van drie duim in haar diameter ; dezelve is byna wit, zeer fyn , zonder eenige vermenginge van korlachtigheid , fteentjes of zand, en bekwaamelyk vet, Deze aarde word week gemaakt in de gedaante van een pap of beflag , en dan geftreken over de Zuiker in de vormen, dezelve geheel vervullende. Deze pap van aarde droogt naderhand ongevoelig , en des- zelfs waterdeeltjes, die zich van haar affchei- den, trekken in en door de Zuiker, en zy maaken de Zuiker wit, want zy fleepen in de doorlekkinge de. fmeltbaarfte, vetfte en honingachtigfte en bruinfte zuiker-deelen, die zy gefmolten hebben , met zich uit de Zuiker. 30, Zo haaft als de aarde is gefmeert over de Zuiker , worden datelyk alle de venfters, deuren en openingen van de Rafineerdery dicht toegefloten, op dat de door de lucht in- koomende warmte of wind, de aarde die over de vormen gefimeert is, niet al te haaftig zoude opdroogen , en de Rafineur let zorg- vuldig op alle de toevallen en omftandighe- __ den, Maart en April 172rà 327 den , dewelke deze opdrooginge en werkin= ge der aarde konnen hinderlyk zyn. Deze eerfte aarde heeft acht of tien dagen werk om te droogen , daar na word dezelve van de Zuiker afgelicht, en de vormen worden ge- zuivert: en fchoon geveegt met een borftek van lang hair, en de Zuiker gereinigt, en op deszelfs bodem egaal geltreken, en de onrei- nigheid uit dezelve gegraaven , en afgefchei- den en ingeparft met een troffel, dat dezelve omtrent een duimbreed binnen de rand van de vorm is. Deze ruimte word wederom met vette aarde gevult gelyk als te voren. 31. Als deze tweede aarde nu wel-gedroogt ís, en bekwaamelyk gewerkt heeft , word de= zelve van de Zuiker afgelicht, en de opper= vlakte des Zuikers word zeer naauwkeurig afgeborftelt, en de aarde , dewelke aan de randen van de vorm en aan de oppervlakte des Zuikers is valt gedroogt , of aangekleeft, word zeer naauwkeurig met een mes afge- fchraapt ; daar na worden alle de venfters van de zuiker-rafineerdery geopent, en Zy laaten de Zuiker noch acht of tien dagen in de vormen ftaan om behoorlyk te droogen; daar na worden de brooden zachtelyk uit de vormen gelicht, en de brooden , dewelke van het eene einde tot net andere, dat is van onderen tot boven, geheel wit zyn, worden na de Stoof gebragt; maar die brooden , de= welke niet blank genoeg of zeer vol bruine X 4 plek= 328 Natuur-en Konf-Kabinet, plekken zyn, worden van de witte afgefchei- den, en byzonder gezet om naderhand gera- fineert te worden. >N Eenige dagen ha dat de zuiker-brooden uit de vormen gelicht worden , moet de zui- ker-floof gereed gemaakt worden , dezelve moet geftoft, gezuivert , uitgeveegt, en op alle bedenkelyke wyze gereinigt worden ; na- derhand plaatzen zy de witte zuiker-brooden op alle de verdiepingen in de Stoof ; daar na word de deur van de Stoof gefloten, en de eerfte dagen word deze Stoof ot kachel met een zeer matig vuur geftookt, en van dag tot dag beziet de Rafineur , hoe zich de brooden in het droogen toedraagen ; daar na als zy al- les wel bevinden , fluiten zy de deur, en zelfs ook het val van de Stoof , en vermeer- deren het vuur by graaden , zodanig datde yzere vuurwagen, getekent M , en te zien in Tabula xx1x. geheel gloeyend word geduren= de den tyd van acht achtereen volgende da- gen ‚in welken tyd de Zuiker als genoegzaam gebakken is. Om dan eindelyk de zuiker-broo- den uit de Stoof te lichten , verkieft de Rafineur een zeer drooge en warme dag. Deze brood zuiker word geftampt , en dan zenden de Franfchen van Martinique dezelve na Vrankryk ín nieuwe ozxhoofden of vaten van zes of zevenhondert pond , daar dezelve als koopmanfíchap verkocht word. Voor dezen hebben de Portugeezen van Brafil de- ze geftampte brood-zuiker in Vrankryk te koop | | | | Maart en April 1721. 329 koop gebragt; voor de befte word gehouden de witfte, de droogfte , van een {choone korrel , en van een aangenaame en zuivere zoete maak. IJ: _ De derde foort van Zuiker is de gerafi- neerde Zuiker , deze word gemaakt van de bruine Zuiker , van de gedeeltens der broos den en de geheele brooden die al te bruin zyn gebleven,en van de zuiker-korften die eerft uit de vormen gefchrapt worden, eer de aarde in de vormen gefieert word, enz. Om de Zuiker te rafineeren , werpt de Rafineur de- zelve in de eene kerel van de Rafineerdery, getekent G, en te zien in Zab, xxvirr. By deze Zuiker word gegoten een evengelyk __gewigt aan kalk-water , daar na word dezel- ve zeer naauwkeurig gefchuimt, en als het fchuimen ophoudt , word deze ftroop of ge- Ímolten Zuiker door een filtreer-zak van wol gekleinft ; ondertuflchen kloppen zy een of twee douzyn Eyeren in een bekken, hier voegen zy kalk-water by ,en kloppen het zeer ferk om te doen fchuimen , daar na gieten zy dit mengzel in de kerel, en flaan het zel- ve wel door de gefmolten Zuiker , en wan- neer dezelve begint te fchuimen, zuiveren zy alle de onreinigheden zeer zorgvuldig van dezelve. Als eindelyk alles is afgefchept , en het fchuimen ophoudt, werpen zy wederom een diergelyk mengzel van geklopte Eyeren en kalk-water in de zuiker-ketel , en fchui- 7 men 339. Natuur-en Konff-Kabinet men als te voren 5 dit hervatten zy Zo me: nigmaal, tot dat de Zuiker deszelfs vereifchte helderheid en zuiverheid verkregen heeft: daar na word deze {troop wederom door een filtreer-zak gekleinft , en gekookt in de an- dere ketel , getekent met H in Zab. XXvrar. Als deze (troop nu genoegzaam gekookt is, word dezelve overgegoten in ’ gtoote. ko- pere koelbekken ‚om te verkaelen, en word van dezelve vervolgens Zuiker gemaakt , ge= Jyk reets genoeg befchreven is. 34 De koninglyke Zuiker is ook niets anders, als onze befte brood-zuiker , deze word on= derfcheidentlyk zodanig genaamt ,-om dat dezelve niet geftampt maar in brooden ver- kocht word , en met wat meerder naauw- keurigheid bereid word, en ook door byvoes ging van aluin-water meer wit word ge= maakt. Zy neemen van de alderfchoontte gerafineerde Zuiker , en (melten dezelve in zeer flap kalk-water , daar zy gemeenlyk aluin bywerpen , om de bruinheid voor te koomen. Na dat nu dit fap wel is geclari= fceert, word het zelve driemaal achter mal= kander door een fyne en wel geflote wolle lap gepar(t; daar na word dit fap zo lang ge- kookt , als zulks vereifcht word , en over- gegoten in de koelbak , en naderhand wor- den met deze Stroop of Zuiker gevult vor- men, dewelke zo klein zyn als onze zuiker- brooden , dewelke wy dagelyks gebruiken, uit Maart en April 1721: 331 uitwyzen; voor de reft word alles gedaan, gelyk als geleert is in de befchryving van de eerfte brood-zuiker, behalven dat deze Zui- ker in de zon, en niet in de ftoof gedroogt word, en zo wit is als fneeuw, zeer blin- kende , zwaar van gewigt, doorfchynende en hard, Zomtyds word deze Zuiker ook welruikende gemaakt door amber of bloe- men, of andere welriekende zaaken ; waar uit blykt, dat de koninglyke Zuiker niet an- ders is als de befte gerafineerde Zuiker , de- welke in brooden verandert is. Zy bereiden ook een zeker foort van brood-zuiker, van die Zuiker ‚dewelke wy eerft befchreven hebben , en diein poeder verzonden word. Zy neemen van deze Zuiker, eer de brooden noch in de ftoof gebragt worden , en wryven dezelve zo fyn als het mogelyk is, en vullen met „dezelve by kleine beetjes een kleine vorm, parflende met alle kragt deze Zuiker in de vorm, tot dat de vorm geheel vervult is; naderhand keeren zy de vorm om op een ee en neemen het brood voorzichtig uit de vorm, en (tellen het zelve te droogen in de ftoof; eindelyk gedroogt zynde, omwin- den zy deze brooden met blaauw papier, en verkoopen dezelve onder de naam van kornizg- dyke Zuiker. Deze Zuiker is wel egaal , wit en zwaar, maar echter zeer bros , en brok- kelt of valt van malkanderen op de alder- minfte vochtigheid ; dewyl dezelve niet an= ders is als de brood-zuiker, dewelke wy be- fchreven hebben, en dewelke onder de naam van witte Caflonade of kift-zuiker in Vranke ryk \ 332 Natuur- en Konft-Kabinet , ryk verkocht word, en die in dit geval wat vafter in de vorm is geftampt , en tot wat kleinder brooden gemaakt. 35 Om de Candy-zuiker te bereiden, neemen zy de befte Caflonade , en fimelten dezelve in zeer flap kalk-water; en na dat zy dezelve zeer wel gefchuimt , geclarificeert , en door een filtreerzak gezuivert hebben , laaten zy dezelveeens luchtig opkooken ; ondertuffchen doen zy eenige kleine (tokjes in een groote * vorm, en fchikken dezelve na hun believen; — zy ftoppen de opening onder aan den vorm, zodanig dat de {troop daar niet anders als druppel na druppel kan uitlekken. Op deze wyze hangen zy de vorm in de Stoof , en ftellen onder dezeive een vat, daar de ftroop * inlekt. Als dan de Zuiker tot die graad is “gekookt, als tot de ftokzuiker nodig is, gieten zy dezelve in deze toegeftelde vorm, tot dat de vorm daar mede vervult is ; dan maaken zy de Stoof zeer heet, en wanneer de Candy- of ftok-zuiker geheel ge= droogt, en aan de ftokjes als gekritailizeert | is, breeken zy de vorm aan ttukken, om de Zuiker (zonder dezelve te kwetzen) uit de= | zelve te konnen lichten, | 36. fl Na dat onze Schryver de Natuurlyke | Hiftorie van de Cacao en de Zuiker ge- ein= | ‘Maart en April 1721." 333 &indigt heeft, handelt hy, in de gedaante van een Toegift , over eenige byzondere hoeda- nigheden , eigenfchappen en deugden van de Zuiker, dewelke de weetgierige Lezer by dezelve zal gelieven na te zien , en ik ge- loof dat hy zyne moeite wel beloond zal vin= den. O5 OSL OSS® OSS 055 OSS ESS Dertiende Verhandeling van de Oudheid der Natuurlyke Hiftorien , en van de Natuurlyke Hiftorikunde der HEBREERS, en in de- N zelve het vervolg der op= belderinge van de W _A- ‚ak TEREN van Pa- leftina. EL N A dat wy voor twee maanden (a) de Rí- E vier Arnon omftandig befchreven heb- ben, geleidt ons de Richtfnoer van de flandplaats der landen over de Jordaan tot aan de River JaBoK; deze is de laatfte Rí- vier, dewelke ik noch moet afhandelen van de Rivieren , dewelke haare Wateren ont- laften in de Jordaan , want de Kivier Jar= _ (a) Ziet Natuur-en Konft-Kabinet January en Fe- bruary r72x, van pap. xxo. tot pag. z68. 234 _Natuur- en Konft-Kabinet, Farmoch, die zyne wateren ontlaft in de Galileifche Zee, heb ik befchreven (a) on= der die Rivieren en Wateren, dewelke zich in de Galileifche ‘Zee ontlaften, PA Gelyk als de Vloedt Arzon voor de oofte: lyke en zuidelyke grenflcheiding verftrekte van het Land der Amoriten , was de Rivier Fabok de grenffcheiding der Amoriten aan ’% noorden , wast (zegt Jofephus) (b) de boorden van den Arnon bepaalden de zuidelyke grenspaalen (van’tLandder Amoriten,) ez de (Rivier) Fabok, dewelke in den Jordaan vloeyende zyn naam verlieft , de noordelyke gren(lcheidinge. Deze Vloedt Fabok fecheen ouwelings een grenffcheiding te wezen tuf= fchen het Koningryk der Amoriten onder den Koning van S1HOoN, en het Koningryk Bafan onder den Koning Oe ; want na dat Mofes de Amoriten onder den Koning van Sihon overwonnen hadde , zegt (c) Hofepbus, trok hy over de Vloedt Fabok in het Koning- ryk van den Koning Oe , en verwoefte de eene Stadt voor en de andere na. Ook ver- haalt Jofephus dat de Inwoonders van dit Koningryk van Oe , alle de Volkeren van die landen over den Jordaan te boven gingen in Rykdommen en vruchtbaare landeryen; waar (a) Ziet Natuur-en Konft Kabinet January en Fe- bruary 1720. van pag. II3. tot pag. E2E. (b) Antigg. Lub, 1v. cap. 5- _ (C) Jhidera, Maarten April 17ar. _ 238 ‚waar uit wy de voortreffelyke hoedanighe- den, vetheid en voedzaamheid der Wateren van den Rivier Jabok , dewelke door deze voortreffelyke landíchappen-en weyde heen vloeiden, aan ons konnen voorftellen. Van de vruchtbaarheid, bofchrykheid en treffelyk- heid dezer landen des Koningryks Oes heb ík voor (a) dezen gefproken, 3: — De Rivier Fabok verkreeg zyn oorfprong uit de bergachtige landen der Ammoniten, en vloeide door tuflchen de twee Koningryken van Bafan en van Sthoz tot in de Jordaan. Deze Rivier was, even gelyk alle de andere Rivieren ‚die over de Jordaan zyn ‚een ontlaf- ting voor de Bergen Galaad, Niet verre van den oorfprong van de Rivier Jabok heeft ge- legen de vermaarde en groote Hoofdftadt der Ammoniten, Rabbath Ammcn of Philadelphia. … Deze Stadt wierd , om den overvlvedt der Wa- teren van deszelfs naaft gelege bergen, en die van den Vloedt Jabók, dewelke voorby deze Stadt vloeide ‚de Stadt der Wateren genaamt. Wy konnen uit veel omfiandigheden ont- dekken , dat de Stadt Philadelphia over de twintig mylen gelegen heeft van den Jor- daan ; waar uit genoegzaam biykt , dat de Rivier Fabok een Vloedt van een matige leng- te is. Deze Hoofd(tadt der Ammoniten, ea } de (2) Ziet Natuur-en Konft Kabiner January en Fe- bruary 2720 van pag. 222% tot pag. 127. 336 Natuur-en Konft-Kabinet, de Ammoniten zelfs, zyn naderhand gelyk alle die Koningryken en Volkeren met de gemeene naam van Arabien en Arabieren be= kent geworden , hoewel echter dit gedeelte van Arabien het Philadelphifche Arabie ge- naamt is geworden. Ouwelings is ook deze Stadt Philadelphia , Rabbath Ammon ge= pnaamt geweelt, het welk de oorzaak is , dat Adrichomius dezelve in zyn kaart noemt Rabba, hedendaags Philadelphia , ftellende dezelve op de volgende wyze. (a) De Vliet Jabok (zegt hy) geboren uit de bergen van Arabie , de Stadt RaAnBa befproeyende , en bet landfchap der Ammoniten bepaalende, vloeit voort tot in de Jordaan , en vloeit door zuf]chen PHILADELPHIA en Gerafa. In deze befchryvinge volgt Adrichom:ius Hiero- nymus en Eufebius. De Vloedt Fabok vloeie de niet alleen voorby de Stadt Philadelphia, maar ook rondom dezelve. 4. Toen (b) Jacob zich met Laban bevredigt hadde , en na zyn vaderland op weg was, zond hy booden en gefchenken aan zyn Broe= der Efau na het land Seir , maar verftaan hebbende dat Efau op hem afkwam , trok hy zyn Broeder te gemoet over de brug of over= - Sang (a) Vid. Adr ichomii Theatrum Terre Sande 1 Trib. Gad. lie. 1. N. 23. (b) Ziet Genefis Kap. xxxI1. Maart en April var: 337 gang van de Rivier Jabok, en de volgende nacht gefchiede de worltelinge Jacobs aan de boorden van deze Rivier , alwaar aan Jacob den naam van Ifraël gegeven wierd :” het welk ik hier aanmerke ‚ om de vermaartheid van deze Rivier Fabok, aan den welken vere fcheide zaaken van groot belang gebeurt zyn, te beveftigen. Dat deze Rivier is gefproten uit de landen van de Ansmoniten ‚ word ook beveltigt door de Heilige bladeren. Jofua Ípreekende van de landen , dewelke de Kin=- deren Ifraëls in hun eerfte aankomft hebben ingenomen ‚ zegt onder anderen : (a) ende ‚ Zot aan de beke Jabbok, de landpale der Kins. deren Ammons. Maar wy moeten hier niet verftaan, als of de Rivier Fabok zodanig de ‚ landpale was geweeft , dat dezelve het land der Kinderen l{raëls hadde afgefcheiden tegen het noorden , en als of de Kinderen, l(raëls niet over dezelve getogen waren ‚ want dan zouden zy niet konnen gekomen zyn in het Koningryk van Bafze: maar dat de Rie wier Jabok in de lengte doorliep door de lan= den der Ammoniten , dat is van het ooften naar het weften , want zodanig is de loop van de Rivier Yabok , vloeyende uit het ge= bergte van Arabien af het Ooften ná hee Wetten tot in de Jordaan. : s: „De Vloedt Fabok is ook zeef vermaart gee (a) Fofha xin. 2. oi 338 Natuur- en Konft-Kabinet, worden ‚ om datde Stadt Philadelphia vaa. dezelve befpoelt is geworden, want deze Stadt is van alle tyden , en zelfs onder de heerfchappy der griek{che Chriftenen , zeer vermaart geweeft. Van deze Stadt word on- der de naam van Rabbath of Rabba , (het welk zo veel betekent als groote of talryke: of volkryke Stadt ) zeer dikwils gewag ge= maakt in de Heilige bladeren; en tot een be- wys, dat dezelve ouwelings een groote Stadt was, is, dat dezelveis geweeft de Hoofdftadt van de Kinderen Ammons; maar op dat wy gouden ontdekken de aanmerkelykheid van deze Stadt Philadelphia , en de aaloude ge- fteltheid dezes lands, om daar uit de natuur van den Rivier Fabok beter te achterhaalen, zal het dienftig zyn , dat wy den oorfprong de- zer Volkeren , namentlyk der Ammoniten, eens een weinig ophelderen. ó. Dit Arabifche Landfchap wierd ouwelings het Ammonitifche , en de Inwoonders Am-= moniten genaamt, na Ben-Ammt de Zoon van Lot, welkers nakomelingen dit Land= fenap bewoont hebben. Wy vinden in de Heilige bladeren nergens de naam van Am= mon alleen, maar wel de Kinderen Am- mons, Deze Ben- Ammi of Ammon was door Lot geteelt by zyn jongfte Dochter; gelyk gelezen (a) word, Ende de Jorge ie (a) Genefis x1x, 38. EE Se Maarten April 1721: 333 die baarden ook een Zoone , ende noemde zy= zen naam Ben-Ammt : deze 15 de Vader der Kinderen Ammons tot op. dezen dag. Godt had dit land gegeven aan de rakomelingen van Lots Zoon, en daarom ook aan Mofes wel uitdrukkelyk verboden dit land niet te beoorlogen , zeggende : Gy (a) zult nae deren tegen over de Kinderen Ammons; ende beangftigt die niet, ende en mengt u met hen wiet : want ik zal u van bet land der Kin- deren Ammons geene erfenifle geven, terwyl ik bet Lots Kinderen ter erfenifJe gegeven hebbe, Deze nakomelingen van Lot had- den de volkeren ; dewelke voor hen dit land bezaten , daar uit gedreven , een groot en menigvuldig en lang Volk , dewelke Zame zammin genaamt waren. * 7 De Kinderen Ifraëls hebben deze Kinderen Ammons niet eerder beftreden , voor dat zy naderhand van dezelve aangevallen zyn ge= worden , gelyk in verfcheide tyden , waar om zy onder de Regeeringe van David door de Ifraeliten wierden aangevochten , want Joa (a) au krygde tegen Rabba der Kin- deren. Ammons, ende by nam de Koninglyke Stadt of de Water-fladt in. Ende by nam de kroone bares Konings van zyn hoofd af „ wel= Wz ker (a) Deuteronomium Kap.1t. vers 1g. (b) 1x Sanz, xi1. 26. 30. Flo 246 Natuur-en Konf-Kabinet, ker gewigt was een talent gond , met edel gefteente, en zy werd op Davids hoofd gezet & ook voerde by een zeer grooten roof uit deze Stadt. Alzo dede David met alle de Steden wan de Kinderen Ammons , en voerde haare inwoonders uit dezelve. Uit deze groote Rykdommen der Kinderen Ammons, en den overvloedt van Water, met het welke hunne landen door de Rivier Fabok befproeidt wier- den, is de goede gefteltheid van dit geheele land,en den aart van deze Rivier eenigzins te bemerken ; en om dat de Rivier Fabok door de landen van de halve ftam van Manaffe, en een gedeelte van de ftamme Gads, door- vloeide tot in den Jordaan , konnen -deszelfs Wateren niet als zeer gezond en voedzaam geweeft zyn, als wy aanmerken de grafryk- heid en vruchtbaarheid dezer vee-en bofch= ryke landen. 8, Gelyk als voor dezen de Rivier Jabok ver ftrekt hadde, voor een grenffcheidingze tuf fchen de landen van den Kouing der Amori= tenof van Sihon, en de landen van den Ko- ning Og van Bafan, was dezelve naderhand, volgens de aantekening van Fofepbus,als een grenficheidinge tuffchen de Kinderen Gads en de halve ftamme van Manafle , door welker landen deze Vliet heen ftreek na de Jordaan, daar zy van het Ooften uit de ber- gen en landen van de Kinderen Ammons kwam afvloeyen. ï en rd Maarten April -172r 34T 9, ‚ Het welk de vruchtbaarheid van de landen ‚der Kinderen Ammons noch meer beveftigt, vis dat. zy behalven de groote en, vermaarde „Stadt Philadelphia, „noch verfcheide andere Steden’ bezaten ‚-gelyk voor dezen is aange= s ==