^ M A G A 2 Y N VAM T U I N-S I E R A A D E N. GBKOLEURO. ÏE. AMSTERDAM, by JOHANNE» AlLART, Digitized by the Internet Archive in 2009 with funding from Research Library, The Getty Research Institute http://www.archive.org/details/magazijnvantuins01laar :m a c VA :n \ J\. Ji OF TiaiZAMELING VA:N" 3IOI3ï:LLE^^ TA>: AA^%L.EG i:x SIEKAAD, TOOK GHOOTE EN KLEI^^E i.iJST = HovEX vooii:n'ameeijk vak DEZUEKE öIE, 2^rEï WEI^^IG KOSTEN, TE :M A AK E K Z IJ :N . ci:thokke:n IIT DE T0011:NAAMST E B1;IÏI:KX.AKJ) SCHE IVEUKZX?, :N'AAII DK GilLEGEjSrHEIj) EN GRONDEN DEE.ZE11 HEPUBl.IEK GEWIJZIGD, EN :m:ET VEEEE, NIEUVE TLATTE GKONDEN EN SIEHAADEN VEHMEEBDEHD , VERKLAAR ING DER P L A A T E N. P L A A T 1. N". I. JtLen Veld -Tempel , totgtwX]^ aan de Vrugthaarhtid. Het dak en de regt op ftaande wanden zyn met riet of ftro bekleed ; de ingang is met twee eenvoudige zuilen verfierd, waar boven men een opfchrift of fchilderwerk , op de Vrugtbaarhcid en Landbouw toepaslijk, kan plaatfen; boven de fpicfe van het dak hangt een krans van die nage- bootfte bloemen, welke gewoonlijk tusfchen het koorn en de andere veld-vrugten groeijen. De meest voldoende plaatfing is op eene hoogte, van waar men over landerijen ziet, bezaaid en tcplant met koorn en andere veld-vrugten, weilanden en boomgaarden. N". a. Een driehoekig fteencn of Heen verbeeldend Kabinet, met drie ingangen, alle verfierd met twee vaafen of potten, waarin des zomers natuurlijke bloemen gezet worden. De daaronder geplaatftc grond wijst de verdere inrigting aan, in de nisfen kunnen kasten of fpeel- tafeltjens, naar goedvinden, geplaatst worden. Het behoort te ftaan op ecne, eenigfints verheven plaats, welke wat open ligt, en waarop drie «nderfcheiden wandelvvegen uitloopen, van waar men op enigen afiland het gcbouwtjcn aan de bijzondere zijden ziet. N". 3. Ene verfiering van hout, waar mede men eene buitengaande pomp kan bedekken, uic welke eene buis met eene kraan voorzien tot buiten de bekleeding gaat. N". 4. Een Tuinbank, naar goedvinden gekleurd. N". 5. Een Zwaanen-hok (dat ook met ecne kleine verandering der grootte van den ingang voor een Eendenhok kan dienen) in de Chineefche fmaak ; het moet dus ook in die fmaak gekleurd worden. N". 6. Een Tuinfloel van latten. A rL,\AT V E R K L A A R I N G der P L A A T E N. PLAAT IL N". I. Een Landhui^jcn , welks overfleekende rieten of (Iro dak door negen pijlaarcn wordt gedraagcn , en een bedekte gaanderij om het zelve vormt; het dak is met een vcnrter en vooruit- fteekend balcon voorzien. Een plckjen grond, van '.vaar men een uitgcftrekt Land- of Water-gczigt heeft, is de beste plaats voor dit Iluisjcn. N". 2. Een Chineesch Vogelhuisjen , van lat- en draadwcrk gemaakt, en in die fmaak gekleurd. N''\ 3. Een ronde Obelisk, het opfchrift kan dezelve toewijden aan 't geen men verkiest, het zij aan het Buitenleeven , den Landbouw , of iets dergelijks. De gefchiktfte plaats daarvoor is op een gczigtspunt, dat van verfchillende plaatfen zigtbaar is. N'^. 4. Een ligte doch fierlyke Chincelche Brug, over eene beek of gragt. N°. 5. Een kleine agthoekige Kapel, met een rieten dak, in welks opgang een klok fchijnt te hangen ; de regt opgaande wanden zijn van ruuwe fchors en met mos bekleede houtftammcn , ho- rifontaal op elkandercn geplaatst, gemaakt. Het overige alles van ruuw onbezaagd en ongefchild hout vervaerdigd. Op een plaatsjen in het natuurlijkst gedeelte van het Bosch , en daar het regt donker befcha- duwd is , flaat dit zeer wel. PLAAT VERKLAARING der PLAATEN. PLAAT IIL N''. I. Een open Tempclcjen van boomrtammen, met een rieten dak, ilaande op cene kleine verhevenheid, beplant met onderfeheidene foorten van blocijende en groen blijvende heesters, en van waar men een gedeelte van een in de nabijheid gelegen beekjcn ziet flingcrcn. N**. 2 en 3. Kleine Altaaren, naar verkiezing te plaatfen. N". 4 , 5 en 6. Hekjes van latwerk en boomtakken , N°. 5 is van ongefchilde kneppels , de ronde van buigzaam, of cnigfints zoo gegroeid hout; als men het hout wil buigen, zaagt men de binnen zijde hier en daar tot op de helft in , digter of wijder van elkander , naar maate de boog korter is. Geheel ronde, zoo als in N°. 5, maakt m^n uit twee (hikken, ieder van een halfrond. N'N 7. Eene Chineefchc Brug, in het midden met een overdekt Bruggcnhuisjen voorzien, van waar men den fchoonen loop der beek, waarover zy ligt, voor een goed gedeelte moet zien, in- dien men op enigen afll:and Zwaanen of Eenden ziet zwemmen , wordt hec gezigc nog meer ge- ftreeld, terwyl men zig aldaar met hengelen kan verlustigen. Bij deeze gelegenheid merk ik eens vooral aan dat deeze foorcen van Bruggen of andere Verfie- ringen met enig oordeel moeten geplaatst worden. Zij moeten of op zig zelve een geheel uitmaa- kcn, of zoo 'er andere verfieringcn zeer digt bij zijn, behooren dezelve enigfints in die zelfde fmaak vervaerdigd te worden ; want kort in de nabijheid van eene flcrk gekleurde Chineefche brug of huis, een gcbouwtjen in de Gothifche fmaak te zien, voldoet geenziuts aan den enjgfints kicfchcn wandelaar ; alle overgangen doch behooren langzaam te zijn , en geene fprongen te maaken , uitge- zonderd iets, dat voorbedagtlijk tot eene verrasfing daargefleld is. Over het algemeen voldoet de Chineefche fmaak het best in kleine partijen , die zeer net gehou- den worden, en daar in de nabuurfchap niet veel ongckunftclde natuur is. De Gothifche en \an ruuw hout vervaerdigde verfieringen daarentegens voldoen beter daar de natuur fterker dan de kunst fpreekt. Al is het terrein niet zeer groot, kan men met een weinig fmaak, met overleg gepaard, wel zorgen dat het een uit het ander loopt, en geene verwarringen veroorzaakt, die dan, iii plaats van verfieringen , ontficringen worden. A ?. PLAAT VERKLAARING der PLAATEN. PLAAT I\^. N^\ I. Een eenvoudig Land- Zomen'erblfjC, mer een rieten dak, het Gebouwtjen zelf van hout, of fteen , die al of niet met kalk kan vol geraapt worden. IV», 2. De platte grond van hetzelve en de verdere inrigting verklaard. N". 3 en 4. Gedenktekenen: de zaak of perfoon , tot Avelker gedagtenis zij opgerigt zijn, worde door den inhoud van het opfchrift aangeduid. N°. 5 en 6. Tuinbanken en Stoelen, naar de fmaalc van den eigenaar» N". 7. Eene fchoone overdekte Zitplaats^ N". 8. Platte grond van N". 7. P I, A A T V. Een fchoon , nog al uitvoerig Gebouwtjen , waarvan de zijde I. Een Ilcremitage afbeeldt, en de zijde c. Een regelmatig Gebouw. Onder veele daartoe gefchikte plaatfen zoude dezelve naar raiin oordeel zeer wel flaan op een Eiland , aan den cenen kant door een niet te fmal water van het vaste Land gcfcheiden , waarover men N''. 1 half verfehoolen op den digt begroeiden oever zag, naar welken men met een zeer eenvoudig fchuitjen overvoer. Bij het openen der deuren zou men een wel geordonneerd vertrek vinden , dat ook tot een Badkamer zoude kunnen dienen , van waar men het Eiland aan die zijde door eene brag over eene beek aan het vaste Land verbonden zag, en waarover het oog zig ver- lustigde in fchoone groepeeringen van bijzondere foorten van pijnen, Larix, Acacia en andere fchoone boomen , van vooren op kleine oneffenheden met groepjens, van kleiner blijvende bloei- jende heesters en planten, en waren 'er oranjen booinen en bijgev/asfen voorhanden, zoude een groep daarvan den verrasten wandelaar niet mishaagen. Men kan dezelve daartoe met hunne bak- ken geduurende het Zomer- faizoen in den grond plaatfen, zoo dat zij natuurlijk uit den grond fchijnen te groeijcn , mits echter de grond wat hoog zij , op dat zij niet door te veel vogt zou • den fterven. — De verrasffng zoude des te grooter zijn, naar maate de oord, van waar men over- vaart, fomber en riuuv, het vertrek fchoon, en het uitzigt ftreelende is. Zoo dit vertrek gebruikt wordt tot eene Bad-kamer, kan men de vierkante vakken, die open dienen te zijn, om het Gebouw van binnen te verlichten, met mat geflepen glazen vullen, doch zoo men het alleen beflemt tot eene koele Zaal, kunnen dezelve geheel open gelaaten worden. N°. 1. Is naar de zijde der meer open kant van het Eiland geplaatst; zij zal van de wan- delwegcn een fchoon gezigt van een regelmatig Gebouw opleveren.. PLAAT V E R K L A A R I N G der P L A A T E N. PLAAT VI. N'^. I. Ileremitngic van cene zijde, van natmirlijk riuivv bemost hout gemaakt of gcfchilderd. De Heremiet op zijn bank wordt in beide gevallen of gcfchilderd of van hout gemaakt en in eene pij gekleed; op deze zijde ziet men, van een' der wandelwegen , doch ontmoet daar geen toe- gang ; even door het groen , dat enigfints open is , wordt men door dit gezigt verrascht ; voort- wandelende vindt men eindlijk een nauw kronkelend pad, loopende naar eene kleine hoogte, van waar men in een klein dal de Heremitage aan de zijde N". 3 ziet. Het pad zelf is met laa^-c eiken en andere heesters bezoomd, van agtcren is het Hiitjen door pijnen, populieren en willij-en bedekt, aan de regter zijde van het kleine dal ziet men een klein watertjen, waarover het Hekja N°. 8 tekent; om het water daar naar toe wandelende, vindt men daar boven een Zinnebeeld; Landvogelen vliegende over eene zee, op een riunv plankjen gcfchilderd, met de woorden: IVij hebben hier geen blyvende plaats ^ daar onder: het Hekjen openende, koomt men in eene zeer fombere plaats , een klein open vakjen laat ons de grafnaald N^. 8 zien , waarvoor ccn ruuv/ plankjen hangt,' met het volgende Zinnebeeld — een Vogel wordt van eene pijl getroffen, afgc- fchooten van een boog, door eene hand uit eene wolk koomende , bedierd , met het enkele woord Onverwagt daar onder; — op de binnen zijde van het plankjen, boven den ingang, ftaac een Doodshoofd, waar onder: Dii is de plaats der rust; deze plaats is digt beplant, en enige treur- willigen bedekken aan eene zijde de grafnaald; al dat tot dit befchreevene betrekking heeft is van ongefchild hout vervaerdigd , hier en daar met mos bezet , vooral op plaatfcn daar de bijzon- dere deelen t'zamen gevoegd zijn. — N'\ 1 is een Tafekjen , om in de Heremitage te plaatfen , aan de regter zijde van den ingang der Heremitage is eene kleine open plaats voor een opfchrift. Nu fchiet nog over om van N'^ 4 en 7 van deze Plaat iets te zeggen.. N*». 4. Eene bedekte Zitplaats, in de fmaak van een iierlijk Geboirwtjen gefchilderd , de platte grond daar onder wijst de bewerking aan. N". 7. Eene Brug met van drooge hoiitllammen gedraaide paaien, (leen afbeeldende, geverwd,, 't geen best gefchiedt door dezelve te zanden en te kammen, gelijk bij de verwers wel bekend is ; ketenen van ijzer of gcvlogten touw. A 3 PLAAT (f VERKLAARINGderPLAATEN. PLAAT yil. Is een hoofdgcdcelte van den platten grond van ecncn aanleg , welke verder , naar maate de grootheid der grond, kan uitgebreid worden. De daar onder ilaande Schaal is de kleinfte , naar welke men het kan uitvoeren, indien men niet te laat wil ontdekken , dat men te veel werk in een klein bellek gemaakt heeft. Indien hec terrein groot genoeg is, zal- men wel doen de Schaal te vergrooten. Tot meerdere ophelde- riiig, z-.il ik hier enige algemeene Verklaringen, en Aanmerkingen laaten volgen. De gantfche parci] is met ecnc beek van ongelyke breedte, die in 't midden een Eiland vormr, doorfneden; de diepte, tot welke men het water kan graaven, hangt veel af van den aart en de gcfteldheid van den grond, daar de aanleg gefchiedt ; in zandgronden moeten de glooijingcn veel fchuinder loopen dan in vaste kleijgronden noodzaakelijk is. De fchuinte moet in losfe zandgron- den op twee voeten, op een' voet diepte berekend worden; dit veroorzaakt dat men op plaatfen daar het water fmal is, van onderen fpoedig tot elkander is; in een der volgende Stukken zal men dit met enige kleine Figuuren ophelderen. De grondfpecie die men door het fchieten der beeken verkrijgt, gebruikt men tot het formec- ren van hoogten , zo grootere als kleinere , zo als B. D. E. waarvan B. de hoogfte is ; men moet zifT van deze hoogten geen- hoopen aarde voorftellen, maar de natuur naarbootfende heuvelen, die zig zeer langzaam in de gewoone hoogte des gronds verliezen , en waarover de wandelpaden bijna onmerkbaar klimmende leiden , zoo dat de hoogte B. zig met de fchuinhelling van het water in een fnielt, en de wandelpaden reeds by G. H. beginnen te klinmicn. D. Is iets minder hoog, en even gelijk de voorige langzaam afbellende, 't geen op de Plaat, zo verre dit een platte grond toelaat, is aangewcezen. K. Ligt regens de ichuine helling van D. aan, zijnde een uitgeflooke partij tusfchen het gras, met bladverliezende bloeijende heesters en bloemen beplant. E. Is een met gras bedekte Heuvel, met groenblijvende boomen en heesters beplant, welke men bij voorkeur tot het beplanten van graspartijen verkiest, bij voorbeeld: verlchillcnde foor- ten van Pinus, Juniperus, Ilex fol: varicg: Thuja enz., waarvan bij gelegenheid nader. F. Tekent een partytjen met bloeijende Meesters beplant, liggende in de Helling van E., waar- door het wandelpad, daar onder ïoopende, ecne kleiner verheven overgang bekoomt; in 't alge- meen moet men zorgen, dat de grond hier en daar gcboogen ligt, vooral het Eiland, waarvan A. het laage gedeelte is, bij L. verheven naar de Brug afbellende, INI. wat laager en bij N. weer wat hooger, dit moet men niet omtrent de wandelpaden alleen, maar voor het ganfche Eiland verfiaan. De hellingen der zoomen langs het water moeten vooral niet fteil zijn , indien het watct wat van onder de bovenkant der gewoone hoogte van den grond blijft, moet men aarde van de boor- den des waters wegneemen , en verplaatfen , om dus het water niet door lleile hooge kanten te mismaakcn. De beplanting over 't algemeen kan op verfchillendc wijzen met verfchillende plantfoenen uit- gevoerd worden, 't best bevalt egter de afvvislelende manier; dan eens onder de fchaduwe van hoog opgaande boomen van verfchillende foortcn en groen , zig te bevinden , dan eens door een kreu- VERKLAARINGderPLAATEN. jf krcupeibcsch van eiken hakhout ce gaan, dan weer groepen van bloeijcnde heesters, hier en daar met enkele vrugtboomen, als bij geval, doorzaaid, bloemen, over het water hangende, treuwilli- gen en fombre partijen , met fparren beplant , te ontmoeten , bevalt den enigfints kicfcheu wan- delenden liefhebber beter dan eenc eentoonige beplanting. Hier bij zal ik het deze reis laaten, en nog iets over de verdere verfieringen van dcezen aan- leg, met een woord aanftippen. B. Is gcfchikt tot eene zeer eenvoudige niet fpreekendc Zitplaats, alleen gedekt door het lommer der pijnen en andere boomen, die het plein op hetzelve overfchaduwen , banken van ruuwe boom- takken (waarvan tekeningen zullen volgen) zouden hier wel voegen ; het naar de beek gaande "-e- deelte van den grond is met laag blijvende heesters beplant, zodanig, dat men het gezi2;t op O. A en D. bewaart, waarvoor ook op het Eiland gezorgd is, door in eene regte lijn een doorzi"-c te bewaaren. A en D. zijn zeer gefchikte plaacfcn , voor min of meer fierlyke Gebouwtjens, in eene fmaak naar verkiezing van den eigenaar; in de hierbij gaande Plaaten zijn reeds voegzaame , en zoude voor A. uitkiezen N". i. van PI. 2, en voor D. N'\ i. van PI. 7. Bevallen zij niet, zoo zullea 'cr in de volgende Stukken wel andere koomcn. I\Ien plaatfe zig nu in zyne verbeelding op A. B. D. , zoo vleije my dat men zal toeftemmen dat de gezigten fchoon zijn. A. Ziet over een vrij breed water, de heuvel E, waaraan zig het beekjen flingert en verlengt; daar het naar de andre zyde de waterplas O. formeert. Aan de andrc zijde wordt het gezigt ge- ftreeld door den langzaam opklimmenden en fchoon beplanten berg, waar tegens het wandelpad kronkelende oploopt, terwijl men van agteren een langzaam gebóogen Eiland ontwaart. Van B. is het gezigt grootsch , enigfints links de waterplas O. , waar het Gebouwtjen A. op den oever als in een dal fchijnt te liggen — een weinig rcgts de berg met zijn Gebouwtjen D. , dac op een vry verren afiland, over water en door boomen en heesters van verfchillcnde maakfels, groen gezien wordt. Dit moet bevallen ! De hoogte D ziet van zyn voet drie verfchillende beeken daarheen flingeren, en de bruggen F en Q. daarover tekenen , voor hetzelve het laag gebooge Eiland en een fpeelend gezigt op de trotfche hoogte B. C en R. Staan genoegzaam op zigzelven en zoude, zo men zulks verkoos, in eene andere fmaak kunnen vervacrdigd worden. C. Is een laag Pkintjen , bij het water een vogelhuisjen en enige banken zouden 'er wel flaan. PLAAT VER KL AA RING der PLAATEN. PLAAT yill. Twee platte gronden van 'kleine Partijtjens of Tuinen. N". I. Is een Partijtjcn met een watcrtjen verficrd, \vc!l<.s fmallcrc einden zig ageer het hout verbergen , en dus door den wandelaar niet ontdekt worden. A. Is de oppervlakte der grootfle hoogte, die by het water legt, beginnende reeds by het brug- gctjen B. Ir.ngzaam te klimmen, en aan de andere zyde niet minder laagzaam afdaaiende; zeer gelchikt om een Gebouwtjen op te plaatfen , van welke 'er verfchciden , in onderfcheidene fmaak , in dit werk zullen voorkomen. C. Is de oppervlakte eener kleine verhevenheid, die men wandelende ontmoet, en alleen met eenvoudige zitbanken verfierd is, van waar men een fchoon gezigt over het water, op de hoog- te A. heeft. D. Is een fpitfe Grasheuvcl , met groen blijvende ftruiken , en van onderen met treurwilligen beplant. E. Een voor 't oog bedekte Ruimte, kunnende dienen tot een fpeclplaats voor groote en klei- ne kinderen ; een Schupftoel &c. kunnen 'er gevoeglyk koomen. F. Plaats voor een Gemak. Voor 't overige kan men de partijtjens zodanig beplanten als men verkiest , dog al dat bij en om het water is , dient met groenblyvende , bloeijende , en (daar 't nodig is) dekkende heesters beplant. N'-\ 1. Een dito Partijtje, als 't voorigc, mede met een watcrtjen, welks einde zig agter 't groen verbergt, verficrd. A. Oppervlakte van de groorde hoogte by dit watcrtjen , mede gefchikt voor een klein Ge- bouwtjen van fmaak. B. Is een Kabinetjen in de laagte , doch bij 6 gaat men over cene kleine hoogte naar het bruggetjen D. E. Is een beplante Hoogte, die zig in het water en de wandelpaden verliest, F. Zo als E in N", i. G als F in N^ i. 1>LAAT p l.I .1, 11 l.IIi., pi IV. luiuiiiiujiuiiiiiiiiitiitiinuiui 'tiniii|»iiTiiimnni'r"lff'i''ifl"<'m^ 2 z j i s ^ 7 ^ S ^'' -'' -^-i il .VI. ^ 3 ■? S '^ 7 ^ S -''' '^ ^^ .^vn/. £?<7AzJr«.. vin. .%ƒ-^1 m" , 'S»' H uC'i /.; -^CV^ D- E A L G E .'\'I E E N E en B Ij Z O N D E R E NATUURLYKE HISTORIE, D O O II DEN G RA V g DE B U F F O N. TWINTIGSTE DEEL. J3 E V A T T E N D E DE VOGELEN, Is by den üitgeever deezes- van de Pers gekomen en alom verzonden : OIT DEEL BEHELSD DE AFBEELDINGEN EN BESCHr^IJVINGEN DER VOLGENDE VOGELEA. I. De groote Arend, U. De Balbuzard. lil. DeBeenbreeker.ofdeVisch- Arend, IV. De Sint Martens • vogel. V. De Gier of groote Gier. VI. Do Koning der Gieren, of de Koning der WouwouweJi. VII. De Kuiken -dief. 71! I. De Buizert. IX. De Ring -Vaïk,. of Valk .iiet den halibaudi wier. X. DeBu2ard,ofMoeras-B»izert. XXI. De kleine Klaauwisr, XI. De Sperwer. XXII. De Schuif- uit. XII. De Havik, XXIII. De Rans -uil. XIII. De Gier-Va!ic. XXIV. Het Boom -uiltje. XIV. De Saaker, XXV. De Kras - uil. X.V. De Jonge Valk. XXVI. De Kerk- of Lijk -uil. XVI. De Oude Valk. XXVII. De Steen -uil. XVII. De Boom. Valk. XX VIH. De kleine Steen-uil , of kieint; XVIII. De Steen -fmetzer. Kat -uil. XIX. De Smirrei. XXIX. De Struis. vo?e{. XX. Ds graauws of grijze Elaaii- Dit Werk is me: mar "c leevcn, gckoleurde afbeeldingen, 7.0 wel al;; ongekoleisri te- aekomen. — — Hetzelve is, voor den Liefhebberen van die ichdone Vak vnn de Natuurlijke Himrisi. ook aparc onder d^n afzonderlyken Tytel, van: J3ÜFFON, NATUURLIJKE HIS- 'tORlE derVOGELEIM, Esrfis DiH ^ mee en ronder gekoleurde Piaaten aparc te bekomen.. Van het XIX.de Deel van de Algemeene en Byzondere NATU ÜRLIJKE HISTORIE van Buf;fo>j., met 74 Afbeeldingen van Dieren, ook in den voorleden jaare- by den Üitgeever dc?zes uicgegeeven , zyn mede nog eenige Exempl. voorhanden. Óok^ onder de Tytel van Xllde Deel, voor de Bezitters der Edilie zonder d: Anatomh: , in XI Dcclen , op groot- en op klein Papier.. Ter aanmoediging voor de Bezitcers deezes voortreflijken Werks, om hetzelve ie conipla- tecren, kan nien ban verzekeren ,. dat het geheel is uitverkoot, zo wel met zh zon.' :kr, /Jnaioma^^ en dat. bet. dierhalvs', C'jmpkei zijnde, altoos zyne waarde, zal blijven ba^- 'leiden,.