V erf J

METAMORPHOSIS

NATLÏRALIS,

OFTE

HISTORISCHE

BESCHRYVINGE

V A N D E 2\£

Óirfpronk,aerd.eygen(cliappen ende vreem- de veranderingen der wormen , rupfen , maeden , vliegen, fprinck-hanen>witjens, byen, motten ende diergelijcke dierkens meer; niet uyteenige Boec- ken , maer door eigen ervarentheyt uytgevon- den, befchreven* ennadekonft afgeteikent.

HET TWEEDE DEEL Door

J OHANNEM GOED AERT.

TOT M1DD ELBVRqH,

By J a qju e s FierenSj Boeck-verkooper, in dc Globe*

A E N DE Edele tZ\ï ogende

H e e r e n myn H e e r e n

De Gecommitteerde

RAEDEN

's Lands ende Gfaeflijk-

heyds van Zeelandt.

E wijf heyt en kennifle oock der natuyrélike dingen ende wercken Godts, is een ganfchgodde* like ende voordefrighe faek : om te weten [Sap. 7.1J.&* feq.) de gheftaltenifle der wereldt, ende de werckingen der Ele- menten. Het beginfel, ende

a 3 het

DEDICATIE.

het eynde ? ende het midden der tijden : de verwiflelingen vande omkeeringen der Zon- ne jr ende de veranderinge der tijden. Den ommeloop des jaers , ende de ftellinghe der Sterren. De natuyre der Die- ren , ende de grimmigheydt der wilde dieren , het geweldt der Winden > ende overleg- ginghen der Menfchen , het menigerley onderfcheydt der Planten s endede kragtender Wortelen.

De wijfheydt vermach al- les , liet op alles > ende gaet

door

DEDICATIE.

door alle verftandige, reyne, fubtyle Geeften. Want de wijfheydt is bewegeliker dan alle beweginghe : ende vaert door, ende gaet door alle din- gen van weghen haere reynig- hey dt. Want zy is een damp der kragt Godts , ende een fuyvere uyt - vloeyinghe der heerlijkheydt des Almachti- gen : Daerom en valt in haer niets dat befmet is. Want ly is een af-fchijnfel des Eeuwi- gen Lichts, ende een onbe- vleckte Spiegel van Godts werckende kracht ; ende een £ 4 beeldt

DEDICATIE.

beeldt fyner goedigheydt. Sy is fchoonder dan de Sonne , ende boven alle ftellinge der ftellen , by het licht vergelen ken zijnde , wort fy treffeliker bevonden . Want na dat licht komt de nacht, maer de .hoof- heydt en fal de wijf heydt niet overweldigen.

Defe wijf heydt dan fïet op alles , ende gaet door alle din- gen j ende derhalven hout fïch niette vreden (gelijk vele on- der den naem van Liefhebbers der wijf heydt gedaen hebben) met in \ gemeen vanden oir-

fpronck,

DEDICATIE.

fpronck, aerdt eygenfchap- pen, oirfaeken , verfchillen, ende werckingen der natuire- lijcke dingen te onderfoecken ende te handelen,- maer gaet verder, ende raeckt alles int byfonder aen, yder faeck in fijn eygen foorte beproevende ende neerftelijck door ervae- rentheyt na-ipeurende. Tot dien eynde heeft Godt den menfch gegeven een lichaem dat alles dat op aerde , in de wateren ende onder-aerdighe plaetfen is door-gronden kan; ende fulcken gefwinden , on-

a 5 be-

DEDICATIE.

bepaelden , veerdighen ver- ftant ; dat fich in een oogen- blick , van de aerde tot de hoochfte Hemelen ; van de uytterfte palen des Zuyden ; tot het Noorden ; van het Ooiten tot het Wellen , be- wegen ende alles door- vliegen kan. Daerom heeft Salomon door fijne anghemeene wijf- hey t vermaert > niet alleen in 't gemeen van de faecken des weereldts ghehandelt , maer oock in 't byfonder. i Reg.4. verf. 33. Hy Jpracl^ oockvan de Zoomen $ van den Qeder - boom

aeriy

DEDICATIE.

aen 9 die op den Libanon is , tot op den Yfop die aen den wanc/t uyt~ wajl: hy fpracl^oocl^ van het Fee r ende van het gevogelte 9 ende van de hjruypende T>ieren 5 ende van de Viffchen,

Dit heeft my Ed. Mog. Heeren gaende ghemaeckt, om het eerfte Deel defes wercks, over eenige jaren in. 't licht gegeven , ende U. Ed., Mogentheden ootmoedelijck op-gedragen ; met dit tweede Deel te vervolghen om noch naerder , wijdtloopiger ende volkomender kenniffe te be- ■tl . reyc.

D E D I C A T I E.

reycken , van de wonderlijcke veranderinghen , oirfprongen ende eygenfchappen der by- fondere dierkens , van welcke hier gehandelt worc. In wel- kers naeuw - keurich onder- foeck , het my niet verdroten heeft , een feer groot deel van mijn leven > ja nu ontrent de dertich jaren, befich te wefen: de gemelde dieren in alderley plaetfen na te fpeuren 3 te on- der-houden , Winter ende Somer te beforgen , ende da- gelij cks op alle voor- vallende veranderinghen ende toe-val- len acht te nemen. Ja.

DEDIC AT I E.

ja in allen defen hebbe ick waerachtich bevonden dat het onderfoeck der natuyrelijcke dingen niet alleen is een feer eerlijcke ende nutte faeck, maer infonderheydt feer ver- maeckelijck , ende welcke een groot vernoegen het ghe- moedt der menfehen toe- brenght. Want fy i$ (.feght Cicero 2. Quaft. Jcadem. ) Ge- lijck als een natuyrelijk voed- fel der gemoederen ende ver- ftanden. Erigimur 3 elatioref fieri videmur , humana defpici- mm, cogitantes fuperaatque c<s-

lejlia :

DEDIC ATI Ë.

kjlia : htec noftra ut exigua &* minima contemnimm. Indagatio ipfa r er urn tummaximarum, turn etiam occultifsimarum babet oh* leÏÏationem. Si vero aliquid oc* currat y quod verfimtk vtdeatur, bumanipima campletur animus voluftate. Dat is, wy worden verheven , ende fchijnen bo- ven ons felven verde verhoogt te worden , foo dat wy de menfchelijcke dingen begin- nen te verachten , de wijle wy bedencken de Hemelfche din- gen en de welcke boven zijn ; ja daer door veragten wy onfe

fa-

D ED I C A T I 15

faken als feer kleyn ende ghe- ringh. Het onder-foeck felfs van diegroote ende verborgen dingen geeft een wonderlijck vermaeck. Indien daer yets voor-komt, dat waerfchijne- lijck onsdunckt , daedelijck wort het gemoet meteen tref- felijcke welluft: vervult. Want (feght hy wederom 2. Tujcul. Qtuejl. ) Wat iiTer foeter ende aengenamer dan die neerftig- heyt , door welcke wy de on- eyndicheyt der faecken ende der Natuyre onder-foecken , ende in defe Weereldt , den ivpfa ~' ' ^ He-

DEDICATIE.

Hemel, Landen 3 Zeen , &c* bekennen ?

Dit heeft veele onder de Oude bewogen , alles by na te verlaten,ende fich met groote perijckelen 5 koften ende on- gemacken , tot verde afgele- ghene Landen , ende na de Egyptenaeren , Chaldeen , Indifche Brachmannen ende andere te begeven ; om aldaer ende allefins vermeerderinge van wijfheydt ende weten- fchappen te bekomen. Jnax- agorar lange om defe oirfaeck ghereyft hebbende , ende

t'huys

DFDICAIU.

t'huys gekomen zijnde , fach vele van fijne landen ende be- fittingen bedorven ende verla- ten: waer op hy fyne vrien^ den te gemoet voerde , dat hy niet en foude behouden ghe- weeft zijn , indien hy de felf- de hadde moeten waer-ne* men. Onder defe is mede T)emocritm ge weeft , de welke als fyn Vader Dama/tppm over» leden was , ( welcke foo rijck was , dat hy op fijn eyghen koften, het onvergelijckelick groot Leger van Xerxer met een treffelijckemaeltijt kon- fa de

DEDICATIE.

de vereeren; ) alle fyns Vaders Rijckdommen fyn Broeder over -gaf, alleenelij ck voor lich nemende t gene tot fyne Reyfen noodich was ? waer mede hy om wijfheyt te lee- ren nae de Indifche , Chal- deefche ende andere vermaer- de wijfe vertrocken is# Ende het en moet niemandt vremt dencken, dat de menfchen fui- ken behaegen fcheppen in het aenmercken ende onder foec- ken der wercken Godts ; want de feifde zijn foo voordefte- lijck te faemen gheftelt , dat

Godt

DEDICATIE.

Godtfelfs lichghefeght wort te verheugen in fyne wercken. Pfal. 104.13. de Heer everblijde Jich in fyne meereken. En <£\£ofes verhack ons , dat Godt alles voortgebragt ende in fyn or- dre "gheftelt hebbende 3 alles overfagh wat hy ghemaeckt hadde 3 ende het felfde feer goedt bevondt , zulx dat hy daer een welgevallen in nam. (/enef. 1. 31. Waer op oock Salomon fiet, als hy fegt, dat de wijf heydt ( welcke fich in- de weereldt allefints vertoont) by Godt als een voefterlinck

b 2 was,

DEDIC ATI E.

was, ja dagelijks fyne verma- kingen t tf aller tijdt voor fyne aengeficht fpelende. Spelen- de inde weereldt fynes Aerdt- rijx, &c. Trov. 8. v. 30. 31.

Selfs die Thilofophie (fegt een onder de Oude) welcke over onfe doodt ende onder- gank gaet , ende de weten- fcbap der faaken welke ende hoedanich die zijn 5 is een Beeldt Godts , waer door de menfchen (foo verde moge- lik is) Godt gelijk worden ; 't is een vriendfchap der God- <Mikewijfheydt , een Konft

der

D E D I C A T I E.

der Konften , een kennis der kenniflen, dehooghfte aen~ genaemheydt ende Medicine der Zielen. Indien gy (fchrijft Tlutarchus) uw devoirtot de Thilofopbie aenwendt, foo zult ghy noit ongenuchlijk leven, maer leeren in alderley ftaet ende voorvallen des levens verbli j t te w.efen. Ende dit is een teycken dat ghy inde Thu lofopbie ende wijf heydt begint toe te nemen , indien het ü een moeyelikheydt geeft als ghy door eenige andere tuf- fchen-vallende faeken , vande

b 3 fuifde

DEDIC AT I E.

felfde eenichfints wort afge- trocken : want ghy aireede meerder inde felfde gevordert hebt> hoe het u verdrietiger valt de felfde te veriaeten. Het menfchelik leven vande Tbilofophie te ontblooten, is al ofmen het lichaem vande Ziel , ende den dagh vande Zonne beropfde. Hier uyt willen wy verthoonen , dat U. Ed. Mog. niet en zal mif- haegen den opdraght onfes wercks, gemerckt het onder- foeken der Natuyrlike faaken in fich felvcn fo eerliken , nut-

ten

DEDICATIE.

ten en vermakelik werk is; fuk daer in de treffelixfte Regen- ten en vermaerfte Mannen des weerelts , ten allen tijden een byfonder wei-behagen in ge- nomen hebben. Te meer, alfo de dingen welke wy in dit boek fchrijven niet en zijn van outs bekent, ofte uit eenige andere boeken genomen en te famen geftelt 5 maer nieuwe en voor defen niet bekende faaken , van my in eigen perfoon be- dagt, uytgevonden en door er- varentheydt nagefpeurt. Ten anderen , wy en befchrijven

hier

DEDICATIE.

hier geen onfekere vertellin- gen, oftwijfelachtigebedenc- kingen,welke wederzijds, met fchijn van reden konnen we- derlegt ofte beveiligt worden j maer geen andere faeken dan welke ontwijfelijk waer zijn, en wy door eigen bevindinge, getaft en gefien hebben, gelijk wy ook noch dagelijx daer in befich zijn. Voorts Godt Al- machtigh biddende , dat hy U. Ed, Mog. Perfoonen ende Regeringhe lange ende over- vloedelijk gelieve te zegenen;

U. Ed. Mog, ootmoedigen en goetwilligen Dienaer

JOHANNES GOEDAERT.

I

METAMORPHOSIS

NATÜRALIS.

Het Tweede Deel.

i. ONDER-VINDING.

Efe Rups, die de eerfte tafel | Biyf en figuur u vertoont, is zeer éS^m, gauw , en fcherpfinnig der by : zy heeft ook een fcherp gevoe- len : want zy weetonderfcheid te ma- ken , tuflehen 't geway vande wind, en de beweginge van de hand ; Dit hebbe ik onder- vonden , gelijk, ik al, wat ik fchrijve > op ondervindinghe fchrijve, als de wind,het blad, daer zy op zat, ver-waey de, dat zy 't haar niet aan en" trok, maar onbeweegt bleef zitten j doch als ik wind metde hand maakte , liet zy haar terftond van bo-

a ven,

2 Met amorphosis ven, na beneden, en tot op de aerde vallen, langs een draat van haar eigen fpinzel j buiten twijffèl, uit voor-zig- tigheid , om haar niet te bezeeren.

Haar fpijze is het loof van Winter- Roozen ; dat eet zy met een zonder- linge graagheid jtnaar andere kruiden, of bladeren en wiltze niet prouven, nog aan-raken. Op dit loof weet zy een aerdig huisjen te maken, dat zy van haar webben fpint, waar in zy haar op haren tijd, ter veranderinge, neder-legt.

Dat dede zy den 11 van Bloei- maand, in gedaante, daar in gy haar tiet in Jt midden van de plaat, zooda* nig blijvende tot den 14 van Braak- maand des felven Jaars ; als wanneer zy een uiltjen,of witjen te voor-fchijn bragt, dat tot den 1 van Hooi-maand

zonder

Naturali's. 3 zonder eten leefde. Om onderfcheid te maken ; geve ik deze Rups den naam van Onder- fcbeider.

2. ONDERVIND IN GE.

DEze kleine Rups komt uit zekere vogtigheid voort , die zekere vliege , daar uit zy haren oorfpronk heeft, gewoon is te zetten opliet loof van den groenen Ahzem.De hitte van de Zonne broed haar uit. Eerfl: is zy maar een klein wit wormtje ; 't welk als 't begint te kruipen , fpant het een wooningjen tegen de Zonne; om zig, alzoo't zeer teer is, te bevrijden van alle on-gemak. Als 't zijn vol-komen wafdom nu heeft, is 't rad, en gefwind zonder weer-ga j ook niet ligt om vangen ; op 't gehoor van 't minite ge- wemel, verlaat het terftond zijn woo-

a 2 ningë j

4 Met amorphosts ninge; ende dat, ongetwijffèlt uit vreeze van de dood , die de Vogelen zijns gelijke aandoen , verkiezende liever zijn woninge, als zijn leven te verlaten. Op de aarde gevallen zijn- de, vertoont het zig met een aardag- tig kleur, of dat met de aarde geen kleine gemeinfehap heeft.

Hare Spyfe is groenen Alfzem, daar zy op uit-gekipt is. Als zy haar nu tot verandcringe gaat begeven; zoo bijt zy de fteel van Jt groen Alf- ztm loof half door, op dat het van zelfs zouwde toe- vouw wen, ende zy des te bequamer , met haar fpinzel haar wooninge daar in maken zouw- de. Zy zetted' haar tot veranderinge op den 4 van Braak- maanden zoo een gefblte ; als gy in 't midden van de plate haar ziet. Op den 10 der zeiver

quam

Na t u ra lis. 5 quam zy weer te voorfchijn , ver- andert in een worm, de welke den 14 daar-aan-volgende in een ey veran- dert was, Umber- verwig j ofte bruin vankoleur: waaruit den 27 der zei- ver maand een Vliege , t'eenemaal in gedaante gelijk de eerfte Vliege, voort quam; die fchielijk in den tijd van een vieren-deel uurs , eens zoo groot wierd , als fy was , doen zy eerft uit- quam. Defe Vlieg onder-hield ik lange , met water en zuiker. Als zy vloog, maakte zy een groot en onge- meen gedruifch, hoewel zy klein was; tot verwondering. Ten laatften, gaf ik hem de ruime logt, en den naem van KJeinen Scbuiler.

3. ON D ER- VINDING.

DE Rupz', die je hier ziet, ont- houwt haar gemeenlijk op Roo*

a 3 ze-

6 Met a m orpho sis ze-bladeren,en daar wortzy ook veek tijts op zittende bevonden. De Roo- ze-bladerenzijn ook haar voedzel.

Zy is loom, en traag in't kruipen. Als j'haar aan-raakt , en weetzy haar gantfch niet te verdedigen gelijk vele andere Rupzen ; maar zy rolt haar in een, en traaglijk. Dan veinft zy haar dood te zijn, veel-ligt, uit vreezevan gedood te worden. Als zy haar be- komfte nu gegeten heeft, legt zy haar neer,of zy Hiep, doch eet gemeenlijk *s nagts, veel-ligt, om van de Vogelen die by dage vliegen , etende niet op- gevat, nog gegeten te worden.

Zy weet een aardige wooninge te fpinnen, om daar in haar veranderinge te ondergaan die een net gelijk is , en blijnkt. Den 1 8 van Herfts-maand begaf zy haar tot veranderinge, in die

Naturalis. 7 geftalte, daar in gy haar in 't midden van de plate ziet. Den 1 4 van Mey- maand van het volgende Jaar is'er een fwarte Vliege uit voort-gekomen,die niet langer , dan 7 dagen en nagten leefde: want ik en wifte haar niet voor te zetten, daar zy fmaak in vond , of van eten wilde. Onder-en- tulTchen zogt zy geduurig openinge ; om in- de ruime lugt te komen : maar haar oog-merk niet konnende bereiken is geftorven, en van den honger, die een fcherp fweert voor menfchen , ende beeften is , gedood. Deze noem 'ik den Luyaard.

4. ONDER-VINDINGE.

"P\Eze Rupz' gebruikt Olme-bla- deren tot haer voedzel ; en daar op weet zy haar wooninge zeer ge-

a 4 fwind.

8 Metamor phosis fwind, en net te fpannen j en met zul- ken fterken draat vaft te maken, dat, wanneer zy dien aan d'eeneblads-zij- de heeft vaft gehegt, zy dan beide zij- den t'zamen trekt, en dan toe fpint, latende agter en voren, een openinge. Als )' haar ergens mede aan -roert, laat zy haar terftont en fnelli jk neer vallen, met een fterken draad , en fpartelt met haar gantfch lijf veel fnelder als een aal ; veel-ligt , om hare vervolgers ver- vaart te maken. Zy kruipt ook zoo wel agter-waarts als voor-waarts.

Ik hadd'er twee van deze zoorte. Deeene zetted' haar tot veranderinge den i van Braak-mand, in zoodani- gen gcdaente, als de middel- plaatzc vande plaat haar vertoont. Den 10 der zei ver quam'er een Uiltien uit; dat de plaat u aan-wijft. Zy leefde

zonder

Naturalis. 9 zonder eten of drinken i o dagen en- de nagten.Deze agted' ik het Manne- ken geweeft te zijn. d'Andere, maar grooter van lijf, leefde tot den 3 van Braak-maand, doch zy was vol jonge maden j die haar onghetwijffèlt de dood hebben veroorzaakt ; gelijk de Buik-wormen de Kinderen , na 't ge- voelen van d' ouwde en heden-daag- fche Artzen,de dood aan doen. Want den 6 der zeiver maand quamender 3 1 jonge maden uit haar lijf kruipen. Deze oordeeld' ik 't wijfjien geweeft te zijn. Alle deze maden nu uit-ge- komen zijnde , tijden gezamentlijk aan't werk, enfpanden gelijkelijk een net : waar onder een y der voor zig zei- ven een ey van zijn eigen qui jlzel (pon.

Den 20 der zeiver quamender 32' kleine vliegjens uit , die ik een gerui-

, men

io Metamorphosis. men tij t met een zuiker-geregtjen on- derhield. Dog alzoo ik haare dood voor zag , door dien zy geen lugten hadden , die ruim genoeg voor haar was, fchonck ik haar al ie het leven.

De Vliechjes zouwd' ik u, indien zy wat grooter geweeft waren , heb- ben af-gebeelt. Deze noem ik Maad- yheg-teelders.

ONDER-VINDINGE.

DE fpijs, die defe Rupz' nut, is fe- ker biefagtig, en donker koleu- rich gras, dat weelig aen vochtighe plaetfen, ofaende kanten van flooten waft. Zy en wilde niet anders prou^ ven 1 en fouwdJ ook by gebrek van fyn ghewoonlijk voedfel gheftorven hebben. Zy was traag in 't eten, ende kruypen. Als zy haar bekomft gege- ten

Naturalis. II ten hadd', en op hield, wierd zy wel een derde-deel kleinder, als zy te vo- ren was. Op den 2 van Braak-maend kroop'er een made uit haar achter-lijf; waer uit den 12 der fel ver maand eene kleine vliege te voor-fchijn quam,dic ik wegens hare kleinheid , niet af- gebeeltenhebbe.

Defe, haer hebbende nu op den 5 der genoemde maend ter veranderin- ge ge voegt, ingeftalte, als het mid- den der plate u vertoont, geleek niet qualijk een Tabaks-rolletje ; Hier uit quamopden 1 van Hooi-maend een Vliege te voor-fchijn ; welke de vleu* gels zoo dicht op het lijf gefloten la- gen, en zoodoor-fchijnende,als of zy geen vleugels en hadde. Defe Vliege was, in gedaente, een grooteMiere gelijk. Was ook zeer veerdig inJt loo-

pen,

li Metamorphosis

pen , doch de vleugels aki jt dicht op

't lijf gefloten houwdende.

Defe 1 4 dagen , en nachten heb- bende geleeft zonder voetfel te wil- len nemen ; is van honger geftorven, alzoo ikhaerniet en wift te geven,dat €y prouven wilde Deze Rupfe geve ik , tot onderfcheidinge van andere den naem van Traag-aard, alzoo zy traeg in't eten, en Jt loopen is.

6. ONDER-VINDINGE.

DEfe flag van kleine Rupfen on- der-houden haer met het loof van Akoleyen, alszy noch jonk, enteeder zijn. Zy hechten haerfoo vaft aen de kanten van de bladeren, dat zv haer liever in ftukken van malkanderen la- ten trekken, dan het blad te verlaten. Dit hcbbe ik menich-mael onder- vonden,

Naturali*. 13 vonden , en daerom haer den naem van Vaf}-bouTt>ders gegeven.

Zy zijn als een etende kanker, daer fy in komen , Jt fy inde Roofe-blade- ren , 3t fy in Jenijverof Aal-bezy-bla- deren, 't fy in Beyers of Kruis-bezy- bladeren. Daer fy haer fetten, zijn fy niet wel uit-te-roeyen , danmetgroo- te neerftigheid. Men vindfe altijd klein en groot , onder een gemengt, gelijkhetvolk te kerk gaet. Zy zijn in koleur't Akoley-loof zoo gelijk, dat-men tulTchen haer en 'tgefcide loof nauwlijks onder-fcheid befpeu- ren kan. Van regen, wind, en kouwd weder , die veel andere Rupfen niet verdragen konnen , fijn fy niet ver- vaert. En alsfy jets voelen, dier iy mede worden aen geraekt, flaen, en flingcren fy gints, en weer het achter- lijf wonderlijk. Dcfe

14 Met a morphosis

De(è Rupfe fettede haer op den^ van Braak -maend ter veranderinge, infoodanigegedaente , als fy op het midden van de plate ftaet af-gemaalt. En op den 1 3 der felve maend , isJer foodanigen Vliege, fwart van koleur uit te voor-fchijn gekomen, alsgy op 't midden vande plate ins-gelijks ziet.

Zulken flach van Vliegen zijn veel- tijts 's morgens vroug voor der Zon- nen op-gank , op het loof van de Je- nijvers of Aal-bezien , waer fy den dauw van lekken, en by leven. Doch zonder voedfel en leven zy niet lan- ger dan 2 dagen.

7. ONDER-VINDINGE.

Dit Geflagte van Wormen , waer van u een is afgebeeld op de plate onder 't getal vu. is feer fchade-

li)k3

«Tu)JJ

Naturalis. i«;

lijk; want fy verflinden de Roofe- knoppen, en by fonderlij k, als ty nog jonk, en teer fijn. Zy weten die (eer behendiglijk tegen malkanderen aen te fpinnen, of ïy fpinnen ook fbm- tijts wel een blad tegen den Roofè- knoop aen, om door dit middel van de hitte derZonnebevrijttezijn j en eten het herte, of het pit van de Roo- fe-knoppenuit, dat'er niet in over- blijft. Zoo datter geen of weinig hope van Roofen is, daer defe komen. Wes-halvenikdefe de On-barmhertige \ of de fioo^e-knop-eters noeme.

Defe Worm heeft fijnen oorfpronk uit eenover-vloedige vettigheid, de welke door den Dauw, ende de hitte der Zonne aengefet, ende gelijk als uit-gebroet word.

Na lang onderfouk , en op-mer-

kinge,

16 Met amorphosts kinge, alfoo defe (lag van Wormen] befwaerlijk hier-toe te brengen zijn J dat zy haar ter veranderinge zetten ; en vele van my gequeekt,ftierven eer zy wilden veranderen j hebbe ik dit onder- vonden, dat den dezen Worm op den i van Braak-maand hem heb- bende gezet tot veranderinge \ gelijk gy hem op 't midden vandeplate ziet,! zoo bewaert zijnde, alsofhy meteen; wit lijm- water was bedekt geweeft ;| op den 1 3 der felve maand, eenuiltjen heeft voortghebragt , 't welke zooj haafthet gekipt was , zijn vleugelen] tegen malkanderen om hooghe uit-! ftrekte, en bleef zoo een wijle tijts zit- ten, en begaf zig te loopen , met een zonderlinghe fnelligheid ; doch het hield haeft op; en telkens als het liep, zetted' het zijne vleugelen om hoogc

tegen

Naturalis. 17 tegen een ; en dat tot dry reizen \ en- de als 3t zijnen loop geeindigt had- de , fprang het als een fprink-haan , en bleef danftille zitten.

Dit gevleugelte hebbe ik zonder voedzel, niet wetende, wat ik 't ge- ven zouwde,en niet daar het fmaak in hadde,konnendevoor-zetten,=; dagen en nagten onder-houwden , als de drooge minnen , de zieke kinderen , die niet eten willen. 8. ONDER- VINDINGE.

DEze Rupzen zijn op de Olme- boomen te vinden, by welkers loof zy leven. En gegeten hebbende, leggen zy haerftilleken sneer ; gelijk als of zy fliepen ; en blijven zoo 8 of 10 uren agter een liggen : eer zy we- der aan 't eten gaan, zuiveren zy haar van hare vuiligheid.

b Als

18 Met AMORPHOSTS

Als nu den tijd harer veranderingc gekomen is , laten zy haar met eenen draad, van haar gefponnen , van den boom ter aarden neer; waarfchijne- lijk, om dat het om hooge op den boom te zeer waait , en op dat zy in hare ver anderin ge liggende geen fcha* de, of ongemak en zouwden lijden j of om dat zy in den boom geen be- quaamheid en hebben , om haar te konnen zetten, of geruft ih de Kraam te liggen. Dan zoukken zy een ver^ droogd Olmen-blad ; en datopd'aar- de gevonden hebbende , zoo kruipen zy daar op, en fpinnen dat aardig aan alle zijden toe ; en over haer lijf fpin- nen zy een kleed ofte dekzel,het wel- ke gelijk zilver blinkt ; zoo dat het blad hare kifte, en het zilver gelijk haar kleed is.

Op

Naturalis. 19 Op deze maniere leide hem dezen Worm tot veranderinge op den 26 van Bloei-maand , gelijk men hem op 3t midden van de plate ziet : en op den 30 van Braak -maand bragte zy een Vliege voort , op 't onderfte van de plate aangewezen ; de 'welke ik hebbende uit-gefchildert, tot den 6 van Hooi-maand zonder eten, of drinken , in het leven behouwden hebbe.

9. ONDER- VINDING.

T"\It Geflagte van Rupzen komt in *-^Jt begin van den Mei- maand, te voorfchijn, uit Zaad, van haar moe- der, een uiltje of witje zijnde , gezet op't loof van drooge Braam-blade- ren : 'twelk ook daar op den gant- fchen Winter over-blijft, ende in de

b 2 Lente

io Met amo rphosis Lente door de hitte van de Zonnege- broet, en gekoeftert zijnde , zulken (lag van Rupzenuit-geeft, als deze is, die wy op het 9 plaat-blad na 3t leven hebben nit-gefchildert.

Na dat ik onder- vonden hadde, dat deze Rupze tot harer onder-houw- dinge Braam- loof at, van den aan-be- ginne, dat zy uitquam, hebbe ik haar van haar gewoonlijk voedzel ver- zorgt, van den 6 van Mey-maand tot den 1 van den volghenden Braak- maand : Doe begon zy haar ter vcr- anderinge te zetten : ende de zijde van het blad in 't midden door-gebe- ten hebbende , zoo dat het van zelfs toe- vouwde, fpon zy'tvaft toe, tot hare wooninge ende ruft-plaatze, om daar in hare veranderinge te onder- gaan; vougende der nog eenige bla- deren

N A T U R A' L I S. 21

deren by, tot harer meerder verzeke- ringe, om van de Vogelen wel be- waart te zij n> die haars gelijke tot haar aas gewoon zijn te gebruiken,daar by zy ten deele leven. Deze Rupze dan3 hare veranderinghe op den 3 van Braak-maand aan gevangen hebben- de, in geftalte , die u het midden van de plaate vertoont , bragt op den 2 1 der zelfde maand een witjen of een uiltjen voort : Dit was grauw van ko- leur j end' als het nu eerft gekipt was, hiekTetzigzeer ftil, niet anders dan of het dood was : maar daar na vloog het gefwind, als een pijl uit een boog.

Als deze uiltjes in het wilde vlie- gen, zijn zy wegens hare gauwigheid niet wel te vangen : maar vande vlugt vermoeit zijnde, gaan zy gemeenlijk onder tegen 't loof aan zitten ; waar

b 3 uit

52 Met amorphosis uit het fchijnt, dat zy de hitte van de Zonne niet wel verdragen konnen : maar zy zijn hard tegen de kouwde ; want ik heb ze in" t hertje van de Win- ter op hare zit-plaatze menig-maal be^ trapt. Wes-halven ik haar de naam van Hardef elzen gaf. Zy konnen ook vry wat lange vallen : want dit uiltje leefde zonder eten , van den 1 2 der maand, tot den 30 dag, 1 8 dagen en nagten : en doen fcheide'et der uit, by ontftenteniiTe dat het niet te eten en hadde, ende ik niet en wift , waar medeik'tin leven behouwdenkonde.

10. ONDER- VINDING.

NA nauw- keurig ondcr-zouk, wat dat uit de vettigheid van het W 'ol- ie-kruid (Verba fcum ende tapfm of tblap- Jus barbatiu by de Latinen genoemd,

cn

Na TU RA LI S. 2 3

en Wamos, of fhlomon by de Grieken) groeide j hebb'ik door ervarentheid bevonden , dat onder , en boven uit het blad zekere vette vogtigheid uit- vloeit ; in \ midden van den Braak- maand (ook wel voor en na, doch op den 15 der zelve maand, ben ik dit gewaar geworden ) waer uit een le- vendig diertje werd j dat op den 20 der zelfde maand een zeer klein wormtje was 3 in't midden hebbende een fchoon helder water, uit den groenen , den Zapphyr gelijk , het welke door de wermte van deZonne zagtelijk beweegt werd : den 24 der zelfde maand was 't geelagtig ; ende den 27 was het fchoon Oranje-ko- leurig, en hadde nu zes pootjes beko- men : op den 29 der zeffde maand kond' ik op 't agter-lijf , dat geel was I b4 32

24 Metamor PHOSIS 3 2, en op het voor- lijf 8 fwarte plek- jes befcheidentlijk tellen.

Deze diertjes eten niet anders, dan de wolle,die op het blad van di t Kru id groeit. Deze wolle met Veneetfchen Therebinthijn tot Pillen gemaakt, en als een rookinge van onder gebtuikt, geneeft zekerlik de fpenen of ambey- en. Dit is ook van my onder-vonden.

Dit diertjen ftelde zig om veran- dert te worden op den 30 der ge- noemde maand} dog, alzoo'tgeen byzondere veranderinge en maakte, hcbb'ik'tniet uit-gebeeld: wanthet groeide maar in de rondte uit, na dat het zig vaft gezet hadde, en kroop uit zijn huidje op den 8 van Oogft- maand. Het was doe geel van koleur, met fwarte plekjes onderfcheiden, en rondagtig van geftalte.

Naturalis! 2$ DitJs aan-merkkens-weerdig, dat- men deze diertjes , alszyeerft begin- nen geel te worden , ende nog geen pootjes hebben , van hare Vyanden vergefelfchapt, of bezet, of omsingelt ziet. Deze zijn kleine Spinne-kop- pen , van gelijke groote, en koleur, met haar, waar door zy haar bedrie- gen, buiten alle t wijffel.

Deze Spinne-koppen komen uit het zelve blad voort, en verflinden deze diertjes in hare teedere jonk- heid j Men zouwde zeggen dat zy Vrienden van dezebeeftjes waren, of- al tijd behoorden te wezen ; alzoo zy van eenderley afkomfte, kleedin- ge, en koleur met haar zijn ; maar ef- terzijnzy haar geflagene Vyanden j Want zy eten ze op, en verteeren ze -y gelijk de geveinfde Vrienden onder

de

i6 Met amorphosis de menfchen , haren naaften , haren Broeder, die uit eenen bloede, en van eenen oorfpronk met haar is , vyan- dig zijn, onder fchijn, endeden dek- mantel van vriendfchap, hen wreede- lijkbeleedigende.

Deze beeft) ens hebben daar-en- boven nog een anderen Vyand , die heel fwart is , met een fwarte fcheere aan zijn voor-hoofd, die hy open, en toe kan fluiten, als hy wilt, en daar mede hy haar, en hare Vyandcn, de Spinne-koppen, gelijk met eenefneé door-fnijt, en het leven beneemt. De- i ze agte ik mede, gelijk deze beeftjes, en de $pinne-koppen,uit het voorgev noemde blad haren oorfpronk te heb* ben y want ikhebbe ze alle dry, nogj zeer klein, en teeder zijnde op het! blad gevonden 5 200 dat ik niet an-l

Nat u ra li s. ij ders van hare af-komft en kan oordee- len, dan dat zy uit het blad groeyen.

Zy leven ook alle by de gezeide wolle, op ditblad groeyende. Gelijk de Natuur-kundige van de menfchen zeggen , datzy daar uit beftaan , daar uit zy gevoed worden j zoo mein ik ook , dat deze diertjes , deze Spinne- koppen, en dit fwart dier uit dit blad, of de wolle die der op groeit , of uit beide tegelijk ontftaan, en beftaan, al' zoo zy'er van gevoed worden.

Deze wolle is door-lugtig als Kry- ftal, en vertoont haar aan het oog ;als iet,het welke met een voedzame kragt fchijnt begaeft te zijn. Jt Kruid zelf, zoo 't ftaat en groeit, fchijnt altijd een tegen-gift te zijn tegen 't vergift, van de Slangen,ende wonden van haar ge- geven : zoo 't waar is , dat M. del Obel

Adverf

08 Met amorphost s. jfdverf. ISloV. Edit. hond. 1605. pag. 242. ons verhaalt uit andere Artzen, dat zy onder- vonden hebben , dat de Wezeltjes tegen de Slangegevogten hebbende, en by na o ver-wonnen, en van haar gedood zijnde, haar met dit Kruid gevoet, ende daar door weder frifch geworden zijnde,den tweeftrijd hervat hebben. Dezebeeftjes zouw- de men, tot onder-fcheid Koit ponder Vyandj of Wolk-krmds-etcrtjes^ mijns oor- deels, mogen noemen.

11. ONDER - VINDIN GE.

VEel van deze flag van Rupzen of- te Wormen vind-men op het loof van de Vliender-boomen : ten is ook geen wonder 5 want zy wordender op geteelt,uit zeeker zaad, dat haar moe- der, een Vliege, inden Braak- maand

N A T"U R A L I S. 29

aar gewoon is op te zetten ; uit wel- ke zy , na dat het door de hitte van de Zonne genougzaam gebroet is , oor- fpronkclijk voort-komen. Gelijk elk Vogeltjen geern is daar 't ghekipt is; zoo is ook deze Worm veel-tijts op haar geboorte plaats zy en vind het ook nergens beter, nog voor haar, nog voor hare kinderen ; ja zy weet ook (dat verwonderinge weerdig is) dat het daar beft voor haar is $ en dat jdaar voor hare jongen , tegen dat fy jfullen uit-komen , de koft al bereid jwefen fal. Gelijk den Oyvaar aan den Hemel zijne gezette tijden loeet , en de Tor- tel-duive, ende Z(raan> ende S"ti>alu"toe , den md harer aan-komfle "^aar-neemt , Jerem. pi 1. 7. en gelijk ^ klemfie der aarde Vijs, m met "toijsbeid "iïel Veraten zijn, als de Mie* vty die een on-flerkyolkzjjnde , ef ter bare

km

Metamorphosis

jpijzein den Zomer bereiden: de I\onijnerij die een mapeloos "Volk , nogtans haar huU irt de rot-fteen [tellen : de Sprinkhanen dié , geen Koningen hebben^ en efter alle uitgaank en haar in hoopen Verdeelen : (£>e Spinne-u hoppe , die met d' handen grijpt t en nogtans in \ de Mlei^en der l\oningen is ; na *t getui- 1 genifle van den wijfen Agur, Spr. xxx. j Verf. 24. 2 9. en Gelijk een Os ynen be-\ 1 fitter kenty en een E^etde kribbe zyns Hee- ' ren, Jez. 1.3: Zoo weet ook deze {lag ] van Rupzen , door een natuurlijk in- i geven,haar vande al-om-tegen-woor* < dige, en al-werkkende Voor-zienig- heid Gods in-gegeven,en, indien niet 1 met reden, ten minften met een ge- ] daantc,en voet-ftap,van reden,of met | jet, dat een gantfch zeer grootè ge- < meinfchap met de Reden heeft, en de | Reden alder naaft komt,, vergezel

fchaptjj

Naturalis. 31 fchapt, haren gezetten tijd, en die w'nflijk waar te nemen, om haar zaad daar te zetten , daar zy weet, dat haar nieuw-geboorne kinderen , de fpijze hares befcheidenen deels, tot harer onder-houwdinge, vinden zullen.

. De Gods-geleerde merkken over het Werk der Scheppinge, Gods zon- derlinge goedheid hier in aan , dat hy Voeder voor de beeften gefchapen heeft , eer hy haar fchiep. Dat is ook in't beleid van Gods Voor-zienigheid, dieniet anders is, dan een vervolgde Scheppinge, tot desHeeren lof, aan te merken, dat hy eerftfpyze voor de Dieren befchikt op der aarden, eer hy haar op de aarde brengt ; op dat zy van honger niet en zouwden vergaan. Hier van hebben wy (om duifend Voor-beelden voor by te gaan ) een

gantfeh*

%2 M ET A M ORPHO S IS

gantfch-merkelijk Voor beeld, het welk alleen ons in de plaatze van alle is , in de jongen van deze Rupze : want zoo haaft zy zijn uit-gebroet.en te voor-fchijn gebragt,zoo vinden zy haar voedzel , daar zy by leven. (Die de Vee %yn Voeder geeft; en de Jongenen, ah %y roupen. Pf. cxlvii. 9. die verlbrgt ook defe jonge Rupsjes , van 't gene haar noodig is: want de Mieren fet- tenopde tippen van de jonge fcheu- ten van den Vlienderboom, raids-ga - ders op Pruim-fcheuten,Appel-Peer- en Keerfe- takken, en op de Aal-bezi j- hagen, zekere vette, ende vrugtbare vogtigheid , waar uit groene, en ook wel ïwarte beeftjes groeyen 5 uit welkers agter-lijf eenige vogtigheid uic-fpeuit, daar deze Vliegen na (hak- ken , als een Vifch na 't water , ja ra- zende

Naturali». 33 zendedol naïthijnen te worden j zoo dat zy deze vogtigheid gewaar ge- worden zijnde, diegragelrjk, en gie' riglijk op-flürpen ; en wetende nu, dat er deze beeftjes zijn, die hare jon- gen tot voedzel ftrekken zullen , zoo fchieten zy haar zaad op dit loof uit, en hier uit komen levendige diertjes, verzien met 6. pootjes , daar na krij- gen zy lange vleugeltjes , doch ik en hebbe noit onder- vonden, dat zy vlie- gen j maaralleen,datzy deze Rupfzcn ofte Wormen tot haarfpijze zijn.

Deze Wormen weten haar ontrent deze diertjes met lift te vougen, en gaan der ftil rond-om liggen , haar veinzende teflapen,ofte dood te zijn; zoo dat deze diertjes onnoozel, ende zonder agter-denkken,haar over st li jf kruipen ; 'z welk als zy doen,zoo grij-

c pen

54 M E TA MORPHOSIS

pen haar deze Rupfzen met haren fcherpen bek, en zy zuigen ze uit, ftekende hare fnuite om hooge , ge- lijk de Hoenders haren bek in den wind , als zy drinkken -y en by deze beeftjes leven zy : by de Vliegen, die van haar komen, leven de Vogelen ten deele, gelijk deMenfchen van de Vogelen, die zy vangen, of fchieten.

Dezebeefljes zijn ook niet weinig voor de dood ver- veert, gelijk meert alkandere dieren ; want zoo haaft zy deze Wormen gewaar worden , kie- zen zy't Haze-pat, enftellen'top het loopen, zoo rafchalszy konnen, ge- lijk de vreezagtige in den Oorloge, die liever bloo Jan, ais dooman zijn 3 want die \ ont loopt is v ry .

Dezen Worm nu zijn bekomfte gegeten hebbende, zet hem (til, wel

i [ 25-

Naturalis. 35 a<$. uren lank , van 3s morgens ten 8 . uren, tot Js anderen daags ten 9. uren j en voelende deze beeftjes wederom over zijn Iighaam kruipen, zet hy hem weer aan den difch; en verzadigt zijnde, tot rufte, niet anders dan ofhy dood was.

Hy fteld' hem ter veranderinge, op den 12. van Braak maand , aan een kleen bladjen, gelijk gy hem op't midden van de plaat ziet af gebee1rl : en op den 15. der volgende maand, bragt hy een Vliege te voorfchijn , de welke, na dat zy gekipt was, in het agtfte deel van een uur,eens zoo groot wierd, als zy te voren was , en nader- hand vier dagen ende nagten nugter leefde. Deze W orm noemd' ik wee- gens zijnen aard den Luitmard.

c 2 Deze

$6 Met a mo rphosis

12. ONDERVIND IN GE.

jP\ Eze zoorte van kleine Rupfzen rr^tVlttè men gemeenlijk in de Ap- pel, -Peer-en-Keerfze-bloeizels , en doen daar veel-tijts groote fchade in: zy en zijn ook niet ligtelijkdaaruitte | drijven, dan door grooten regen: kouwd' en hitte konnen zy wel ver- dragen, en weten haar daar wonder- lijk wel van te bewaren , dat zy haar niet en befchadigen : op dat hare fpi j- ze niet en zouwde op-droogen door de hitte van deZonne, maar vogtig j blijven, fpinnen zy daar bladeren voor : zy eten gemeenlijk 's morgens en's avonds, in de koelte : en dat eten duurt ontrent 1 4. dagen.

Met vogtigen mift en wind nemen zy haar begin , en befchadigen de ge- geide

Naturalis. 37 zeide bloeizels grootelijks j ja zy zijn der, als een etende kanker, in. De Stoffè, waar uit zy voort-komen, en beftaan, is een vogtige mift, dewelke door de hitte vande Zonne, en werm- te , die in de boomen is , gekoeftert zijnde, haar tot levendige Wormen maikt, die de Land-lieden den Wolf noemen. Gelijk men ziet , dat den Honig-dauw aan de Terwe groote fchadedoet,en dat zyhaar in het ftroo in-dringt, de uiterfte baften op-eet, en van binnen alles fwart maakt ; zoo fchadelik is ook deze mift , daar deze Wolf uit komt ; want zy eet het her- te van hetbloeizel uit.

Op den 20. van Bloei-maand zet- ted'haar deze Rupze, om van gedaan- te verandert te worden ; en daar quam den 18. van den volgenden Braak-

c 3 maand

38 Met amorphosis maand een bruin Uiltjen uit, het welk , geduirende ontrent den tijd van 2. uren, zeer ftil zat, en als nu zijn vleugels ftijf, en droog geworden wa- ren, liet het een druppekjen klaar wa- ter uit zijn agter-lijf vallen (gelijk de Muggen ook doen,) en doenbegon't te vliegen.

Deze Uiltjes vind men *s morgens vroug op den Appel-bloiezel , den dauw en vogtigheid daar van zuigen- de, en 's winters in deftallen, ende fchuuren, alwaar zy haar voor de kouwde verbergen. Zy zijn ook zeer vreezagtig ; als men haar aan raakt, zoo verplaatzen zy haar wel , maar zy en vliegen niet weg, ten zy dat men haat te veel quelt. Dezen Worm draagt van ouwds her den Naam van den Wolf.

Deze

Na RA lis. 39

13. OND ER- VIN DIN GE.

DEze Rupze houwt haar gemeen- lijk by de l\alamenthe , alzoo zy geen ander kruid, als dit, en eet. Zy is altijd nat of vogtig , en geeft ook al- tijd een (lijm van haar, gelijk de Skk- ke, zoo dat'er over al , waar zy over kruipt , gelijk een fpinzel aan dJ aarde blijft hangen. Zy is ook zeer vreez- agtig,en verbergt haar gemeenlik on- der 't loof van't genoemde Kruid , en verandert veel-tijds van wooninge: zy bemint de duifternifze boven het ligt, gelijk de Vogeltjes, diebynagte vliegen, en eet op den dag noit, maar "s nagts alleen. Daar-en-boven als zy eet, zet zy haar regt over einde, als ge- reed zijnde haar, tegen alle leed,te ver- dedigen : Als zy loopt , looptze zeer

c 4 fnel :

40 Met amo rphosis

fïitl : En dit alles waarfchynelijk uit

groote vreeze van hare vyanden.

Het gaat met de Rupzen , gelijk met de menfchen, ten op-zigte van datzy noit van vyanden vry zijn; en byzonderlik met deze, de welke veel vyanden fchijnen te hebben j maar inzonderheid deMeezén,die zo haaft zy haar zien, haar op vatten en in -flik- ken. Dit weten zy ook wel, daarom en komen zy noit, of zelden voor den dag : zy en zijn ook niet zeer ligte- lik uit haar wooninge te drijven, dan met geweld.

Deze Rupze , die ik op de i ai plaat hebbe uit gcbeeld, hield op den 15. van Wijn-maand van eeten op, maakte haar van (lijm en zand een wooninge , wierd tyan koleur veran- dert, en itelde haar tot veranderinge

op

Naturalis. 41

op den 28. van Lente-maand , gelijk gy haar in't midden van de plaat ziet, en op den 14. van Braak-maand , quam'er een Üiltjen uit , dat aardig geteekent was, en 8- dagen en nagten fonder eten geleeft hebbende,hem op zijnen rugge werpende, ftierf Deze Rupze noemde ik de T\u\\che, over- mids zy haar geftadig kuifch en rein houwt, of anders , alzoo de Meezen haar graag. en geern eten op haar loe- ren , en haar ver- volgen , moogt gy haar Van-de-Mees-FerVolgcle , ofte Mee- %e?i-aas noemen.

14. ONDER-VINDINGE.

TT\ It vreemd diertje is zeer traag in't ■Sr/ voort kruipen , getergt zijnde, zeer quaad , ende boos , daar benef- fens ook ftouwt , ende on-vertzaagt

(wcs-

42 Met a mor phosis (wes-halven 'ik't den naam van On- vertraagde gaf) aan-gczien 't niet ligt weg en loopt : op zijn agtef-lijf voert het een pinne , die lijmagtig is ; daar mede verweert het hem , en daar't die neêr-ftelt , plakt het hem daar mede vaft, dat het niet agter uit kan wijk- ken j dan trekt het hem in malkande- ren, en wcerdhem, als een man, met zijn voor-lijf, ende nijpers, die gelijk hoorntjes ofte tanden zijn. Om te weten, by wat voedzel dit diertje leef- de, hebt? ik groote neerftigheid aan- gewent, en op dat ik het in 't leven behouwden zouwde , brood , meel, zuikker, verfcheide groene kruiden, en water, om te drinken, voor-gezet- maar ten wilde nergens van prouven. Daar nabedenkkende, dat veel bloe- delooze beeft jes by Mieren, Schalje^

, byters.

Naturalis. 45 bijters, en andere doode dieren leven, fteld' ik het die voor, en onder andere eenen jongen fchalje-bijter , in een yvoore doosje (alzoo ik wift, en on- der-vonden hadde, dat veel diertjes van deze (lag door 't houwt henen booren.)

Hier in hadde dit diertje zijn ver- maak ende luft , het at den Schalie- bijter van binnen uit , het kroop'er in , en 'X fpan aan zijn agter-lijf een wooninge, als eenkamertjen , aan de 2ijden zoo ruim, dat het hem daar in bequamentlik wenden ende drayen konde: en bleef in dit kamertje van den 1 1 . van Oogft-maand tot den 9. van Braak-maand van het volgende Jaar : als wanneer der uit gekomen is , een gevleugeld diertjen , dat zeer fchoon, en aan-genaam om zien was :

de

44 Metamorphosts de vleugeltjes waren aardig, maar 200 teer, dat zy met geen penceel en wa- ren uit te fchilderen : 't hadde twee gouw de oogjes in 't hoofd : de vleu- geltjes blonkken als peerlen-moer ; het lijf was bleek- groen uit den blau- wen : als het vloog {tak het zyn hoofd om hooge , liet het lijf neer- waards hangen, en 't vloog met, en voor de wind weg, de vleugeltjes haar te groot en in de weg zijnde, zoo dat het die riiet gebruikken konde ; en 't leefde niet langer, als twee dagen , zonder eten, alzo o ik nieten wift, waarmed' ik 't voeden zouwde.

15. ONDER-VIN DINGE.

DE ze kleine diertjes zijn zelfs de kinderen bekent , die noemende in Holland > en Zeeland, en elders onze'

Lieven^

Naturalis. 45

LieVcn-Heerens-beejljeSi en in Vlaanderen, en föraband, onze-LieVe-Vroifftens-beefïjes, on-getwijffèlt, om hare frayheid , en- de nettigheid.

Zy hebben haren oorfpronk , uit het zaad, dat haars gelijke, ofte mede- zoorte op het loof van Aal-befzen zetten , en dat de hitte vande Zonne daar opuit-broed. Dit zaad, zijnde fwart van koleur, en op den 20. van Bloei-maand tegen malkanderen aan- gezet , gelijk het brood in den Bak- kers Oven, wierd op den 2 9. der zelf- de maand van onder ligt- groen-ko- leurig j en op den 2 . van Braak-maand kreegen deze eyertjes , in't midden een lwart flipje : op den 5. der zelf- de maand quamen der uit deze eytjes diertjes uit, ten deele geel, en ten deele fwart van koleur, In deze en

kon

46 Metamorphosis kon men doen ter tijd geen leven be- fpeuren, ten zy dat men der fynazem liet over-gaan : als dan begonden zy haar over, en weer over, te bewegen, en te waggelen , gelijk de Schip- tim- mer-luy een Schip doen waggelen , als 't af-loopen zal , maar zy en weken van hare plaatze niet. Doch op den 6. der zelfde maand begonden zy wat voort te kruipen , alzoo hare pootjes vande logt nu wat ftijver , en drooger geworden waren. Daar na liepen zy wijd en breed van malkanderen ; dog tegen avond, als 't koel begon te wor^ den , zoo vérgaderden zy wederom by een, zetteden haar digt tegen den anderen aan,of gezellchaps-halven, of om malkanderen te verwermen ; blij- vende zoo zitten tot 's morgens ten 6. uren. Doen ging' een ydcr weer zij- nen

Naturalis. 47 nenweg, en zijn voedzel zoukken; welk is den dauw , die uit den Hemel gevallen is op de Jenivers-of-Aal-be- zy-bladeren ; daar een zonderlinge voedzame kragt voor haar in is 5 by deze niet alleen , maar ook by vele andere, door een natuurlik in geven, zeer wel bekent ; alzoo zy daarby le- ven. Dit is wonderlik, en vermaaklik om aan-zien,en ook leerzaam voor de leuye menfchen j hoe neerftig en be- zig deze, en veelderley andere dier- tjens zijn, 's morgens vroug voor der Zonnen op-gank, om hare fpy ze te zouken, daar zy te vinden is, den dauw n^amentlijk , en dien gevonden hebbende op te lekken 3 zoo dat, ge- lijk den Alder-wijften van de men- fchen kinderen de luye menfchen tot de Mieren zend, ende haar met haar

voor-

48 Met amorphosi s. voor-beeld befchaamt maakt, Spr. vi. verf. 6. Gaat tot de Miere^gy luyaard-, ziet bare boegen , en "ïïord "ftijs. v. 7. (De- welke geen Ovcrjlen, yfmpt~man-of Heer fi fcher hebbende, v. 8. Haar brood bereid in den zomer, bare [pyfe Vergadert in den Oogfl. v. 9. Hoe lange zidt gy luyaard, neder-lig' gen ? Wanneer zult gy Van uloen jlaap op- flaan f een leeimg flapens , een "tozinig flui- merenSy een Geinig band-Vou^p^ens al neder* liggende ; wy ook infgelijks de trage, en on-agtzame menfehen, die haar en haar huis-gezin na-laten te verzorgen, flapende, en den Leuy-rik fpeelende, daar zy moeften arbeiden en neerftig zijn, tot deze diertjes wijzen mogen, om hare bezigheid aan te merken , en uit het voor-beeld harer neerftigheid wijtheid te gaan leeren j om met ver- zuim van haarberoup, geen gat meer

in

N A T U R A L I S. 49

in den dag te flapen ; maar in 3t tegen- deel, met den wijs-gerigen J\lejmbes, "s morgens den dauw van het gras af te treden, gaande na haar werk gelijk hy dede; als hy gink water putten in de Hoven , om de Kruiden te be- vogtigen , en door dit middel zijn koft te winnen , en op den dag zl jft leer-ouffèningen, zonder eenen hon- gerigen buik , waar te nemen. Maar hoe dik zijn zy nu gezaid, dewelke daaglijks van deze beertjes befchaamt gemaakt werden ( zoo der immers fchaamtein haar is ; gelijck den Jon- gen , die zijn Baas dreigde befchaamt te zullen maken,hem and-woorde,gy zult my niet befchaamt maken ; want daar en is geen fchaamte in my) die in plaatze van haar vroug op te maken, en in de weer te zijn , en te werkken,

d tot

Met a m orpho s i$ tot den klaren dag blijven ronkken , dry uren na den vijven, oPtdagis of geen? Hoe veel vind mer ook, dié deze diertjes haar gelijk, en efter te gelijk gantfch ongelijk maken ? Wie zijn't dog ? die 's morgens vroug lek- ken : wat? den Dauw van de Krui- den ? niet minder: maar^oi So/w,den dauw van de Zonne, zoo zy die noe» l men, een rood fterk watertje , of jet i diergelijks , dat Jqua y'itdt , 't "frater des levens^ of Anjs-loater by haar heet, en dat zy haar in-beelden, dat haarde* zondheid is : maar zy dwalen. Want, ! gelijk den Griekfchen Lier-zanger j ^Pindarus, in't eerfte vers , van zijn eer- i fte Lier-digt zingt bet "frater is het befte. ï Het zouwde haar altijd beter zijn ; zy zouwdender zoo weinig dronken van I worden j als deze beeftjens van den dauw. Doch !

Naturalis. $l Doch wy komen van den om- weg op den weg. Op den 1 1 . der genoem- de maand, of daar ontrent, gaande- 2e diertjes, d'eene voor , d'andere na haar vel of huid jen uit-fchieten, gelijk <3e Slangen, op haren tijd , of de men- tenen haare kleederen als zy te bedde gaan ; en dan zijn zy geel en fwart van koleur, gelijk j' haar by de letter A. kond zien uit-gefchildert. Daags daar aan, op den 1 3. der zei ver maand of daar ontrent, worden zy wederom van gedaante ende koleur verandert, voor de tweede maal , geel en rood, gelijk by de letter B. te zien is. De derde veranderinge ondergaan zy op den 1 4. dag, of 's daags na de tweede : veranderinge, in zulken geftalte , als de letter C. u haar af-beeld j en wor- den fwart en rood van koleur 3 en die

d 2 vierde

ER., v.^,»^-' vM

$2 Met A MORPHOSI s

vierde veranderinge komt over haar op den 17. der zelve maand, dry da- gen na de derde veranderinge. Dit is de laatfte her-vorminge die over haar komt , en met deze bekomen zy ook hare laatfte huid,die zy blijven houw- den, die uit 't fwart , en rood koleur gemengt, en met fwarte ftipjes op het rood gefprenkeld is , gelijk zy by dei letter D. zijn af-gemaalt.

Dit is in deze diertjes aenmerke- lijk, dat zy telkens, alszy haarvel uit-: fchieten, haar pootjes vaft zetten, en die gegrondveft hebbende 7 zoo uit haar huidje kruipen?latende dat ftaan, zoo dat gy , dat ziende , zeggen; zouwd , dater nog een beeftjen zat.! Gelijk een uit-geblazen of uit-gezo- pen ey, een vol ey van verre gelijkt ; of een leerze, van het been af-getrok-

N A T U R A L I S. $ 3

ken, een natuirlik been gelijk is ; 200 vertoont ook hetuit-gefchoten huidje een natuurlik beeftje van deze {lag. Doch het huidjen is gelijk het mom- aanzigt, dat de Vos , in de Fabel van ^£lopus, in de Winkel van den mom- aanzigt maker zag, en handelde, van welk'zy zeide, Wat een hoofd is dit^ ten heeft geen herfoenen* Alzoo en heeft ook dit huidjen geen lijf, nog ingewand.

Deze diertjes voedd' ik een wijle tijts met den dauw , die ik voor den Zonnen-op-gank vande gezeide bla- deren haalde,tot dat ik zag dat zy hare volkomentheid nu bekomen hadden, en geen ander her-vorminge zouw- den ondergaan : en doe liet ik haar haren koft zelfs zoukken j gelijk een Vader zyn zoon zyn zelfs maakt, en uit zyn huis in vreemde Landen zend,

d 3 om

$4 Met amor phosis

om hem zelfs op zyn Ambacht te bc-

droopen, en te geneeren.

16. ONDER-VINDINGE.

DE Rupzen , daar van wy der een op de 1 6. plaat, na't leven af-ge- teekent, geplaatft hebben, zijn groen van gedaante , gelijk haar voedzel , 't welk niet anders en is, na dat ik heb- be konnen befpeuren , dan de Jeni- ver of Aal-bezy -bladeren , die jong, en zaghft zijn : deze ont-ginnen zy in't midden, als de Land-luy de Ham- men : het fchijnt,dat de kanten dezer bladeren haar te hard zijn ; maar het middelfte eten zy met een zonder- linge fmaak ,• dog aan de kanten en komen zy niet. Als zy nu tot verfa- dinge gegeten hebben , regten zy haar eerftregt over einde, en leggen

haar

Naturalis, 55 haar dan neer , regt uit-geftrekt ter rufte, en blijven zoo, ontrent dry uren lank, liggen, zoo lange, tot dat hare fpij ze verteert is : want dan gaan zyhaar zuiveren , en ont-laften; dan tyjen zy weer aan Jt eten ; maar zy en drinken noit , na dat ik hebbe ton- nen onder-vinden, gelijk verfchei- dene andere Rupzen : daarom dienen deze Rupzen , als gy haar onder- houwt , of waar-neemt om t'onder- vinden , wat van, en uit haar word, dikwils van verfch loof verzorgt.

Gelijk het de gewoonte van meeft alle Rupzen is , haar van alle vuilig- heid, die zy by haar hebben , te zui- veren, eer zy haar ter veranderinge gaan zetten $ zoo zuiverde deze haar ook, eer zy gereedfchap maakte, en vergaderde eenige blaadjes , daar

$6 Metamorphosis ik haar van voorzien hadde : die fpon zy aan malkanderen, en om haar lijf eenigeflijmagtige vogtigheid , op dat zy myns oordeels, des te vafter liggen, en uit de haag' die door regen, en van de wind zeer beweegt , en gefchud word , niet uit-geflingert worden zouwde: 'twelk wederom tot een on-weder'fpreeklijk bewijs ftrekt,dat de Goddelike Voor-zienigheid in de- ze diertjes een natuurlijke drift, en ge* negentheid heeft in-gefchapen , met iet, dat groote gemeinfchap met de Reden heeft vergezelfchapt , waar door zy worden aan-gezet, om dat te verkiezen, dathaarvoorderlikis, en tot harer behouwdeniffe dient, en om haar te wagten , van 't gene haar fcha- delik is.

Deze Rupze nuftelde haar ter her-

vorminge

N' A T U H A L I S. 57

vorminge op den 4.vanBraak-maand, in zoodanigen geftalte,alsgy haar op't midden van de plaat, ziet, en bleef zoo liggen , als leven-loos , zonder eenig voedzel te nemen, of haar te be- wegen , elf maanden lank, en eenen dag,tot op den 5 vanBloei-maand van het volgende jaar : als wanneer zy eene vliege te voorfchijn bragt , de- welke aan haar voor-lijf fwart , daar na geel, ende weder fwart was : doen zy eerft uit-gekomen was , hield zy haarftille, tot dat zy wat meerftijfte en fterkte door de lugt bekomen had- de, ende op-gedroogt was, gelijk alle Kruiden door de opene lugt op- gedroogt, ende ftijf worden, daarzy flap zijn: Daar na maakte haar deze vliege veerdigtotde vlugt, ftrijkende hare agterfte-pooten over hare vleu- gelen,

^8 Met amorphosi s gelen, en de voorfte over 't hoofd, en voorts alle deelen van haar lijf met ha- re pootjes efïèn uit-ftrij kende , gelijk de Stijfftershet gewaflchen,en geftijft lijn-waat methet ftrijk-y zer doen.

Deze vlieges voedzel is niet anders dan den dauw, en die nut zy voor den Zonnen-op-gank. Zy kan ook ta- melijk wel tegen den dorft uit-houw- wen 5 want zy leefde den tijd van i o. dagen en nagten , van haar voedzel, den dauw, berooft> en doe gaf zy't op. Deze Rupze-wormnoemd'ikmetde Land-luiden, den Groenen Meet er» om dat hy kruipende , hem telkens op- regt, en weer neer valt; gelijk een Land-meter, die Land met de roede meet ; en om dat hy groen van ko- leur is»

De

Naturalis. 59 I 17. ONDER- VINDINGE.

DE Spyze die deze Rupzc eet is't loof van Akoleyen, en ook wel groene Rooze-bladeren: Als zy ver- zadigt is, roltzy haar in malkanderen, gelijk een Egel , in zoodanigen ge- ftalte, alsgy haarophetopperftevan de plaat', hebt uitgebeeld.

Deze RupzJ heb ik verfcheidene jaren onder-houwden, en van koft, en huis-veftinge verzorgt, doch is tel- kens , on verandert eindeling geftor- ven, buiten alle twijfel, om dat haar jets ont brak, dat haar tot hare her- vorminge van nooden was. Dit be- denkende, dede ik deze Rupze in een glas met aarde, en verzorgde haar van hare gewoonlike noodrnft : Na dat ik deze een tijd lank de koft gegeven

hadde,

6o Met amorphosis hadde , onder- vond ik, dat mijnen koft-ganger in de aarde begon te krui- pen , en onderin 't glas ruimte te ma- ken , ook tegen 't glas aan met haren flymigen mond en huid, gelijkalseen verwelfzel ofte voute te fteken, op dat de aarde niet en zouwde in-val- len. Dit gedaan hebbende, Iponzy een deel aarde om haar lijf, zoo dat gy niet anders en zouwd gezegt heb- ben , dan dat zy een kluidjen aarde was j zoo haddeze de aarde , en haar in de aard' t'zamen gedrongen : Hier uit befloot ik , dat deze Rupze ook haren vyandofvyanden heeft, en dat haar dit niet on-bekend was , om dat zy haar zoo met aarde bekleede , en haar in haar kleed verborg ; zulks dat zy on~zightbaar, en on-kenlijk was, voor hare vyanden. Dit dede zy, myns

oor-

Naturalis. 61 oordeels , door een natuurlik in-ge- ven, van God, die demenfchenniet alleen, maar ook het vee, ende heeften behoffïïd, en in het leven bewaart, haar in-gefcha- pen; op dat hare vyanden haar niet vinden nogte dooden xouwden : want ten was haar niet genoug , tot harer bewaringe, dat zy haar een ver- welfzei hadde gemaakt, omdaerin te ruften,geduurende den tijd harer ver- anderinge , maar zy wandt haar daar- en-boven nog in een Kluidjen aarde; op dat zy van haren vyand > nog ge- zien, nog op-gevat worden, haar in 't leven bewaren, en haar geflagte door haar voort-teelen , enbeftendig maken zouwde. Zo doen ook buiten twijffèl haar mede- zoorten, als zy in 't wilde zijn, uit vreeze des doods, voor haar, en hare nakomelingen.

Op

61 Met amorphosis

Op den 29. van Hooi-maand leid- de haar deze Rupze nêêr tot rufte , en om hervormt te werden in die ge- daante , in welk de middel-plaats van de plaat u haar uit gedrukt vertoont, en bleef daar 7. dagen in, be weeg- loos, en als leven-loos 5 maar op den 5. van den volgenden Oogft-maand bragt zy een vlieg te voor-fchijn , en op den 6. der zelfde maand nog een tweede vlieg 5 welke beide een tijd lankftil gelegen hebbende, malkan- deren wiften te vinden , t'om-helzen, en met den anderen te vereenigen, trekke-bekkende, als den Doffer met de Duif, als zy paren , uit een drift en genegentheid, om haar geuagte voort te zetten. Van deze heeft myns oogs getuigenifze my geleert , dat zy haar zaad op't Akoley- loof zetten, zekere

vette

Naturalis. 63 vette vogtigheid , groen van koleur, maar zoodanig, dat zy nauwlijks zigtbaar, en vindelik is , dan voor een nauw-en fcherp-ziende gezigt. Na dat ik beide deze vliegen een tijd lank met Honig-water onder-houwden hadd'^n haaren lufl: met malkanderen hadde laten boeten, hebb' ik haar van den drank, haar voedzel , gefpeent, gelijk een Moeder of een Minne de kinderen van de mamme ; maar ik en gaf haar niet meer te drinkken, alleen- lik, om te onder-vinden , hoe lange tijds zy, zonder eenig voedzel, of vogt te nutten , het harden zouwde : dog zy en waren niet zeer hard-vogtig$ want van haren gewoonlik drank be- rooft zijnde, hielden zy't maar 3. da- gen en nagten uit. Deze Rupzen, de moeder van deze twee Vliegen,hebb'

64 Met AMORpHosis

ik den Naam van t' Zamen-roljlers,toc«

geeigent, om haar van andere t'onder-

fcheiden.

18. O ND ER VIN DIN GE.

DEze Rupzenhebb' ik op de groe- ne Terwe, op het veld ftaande, en elders die gezogt hebbende te ver- geefs , daar alleenlik gevonden : zy zijn fchadelijke diertjes j want zy eten de groene peulen, daar de Terwe in belloten legt : zy zijn zeer gauw , en veerdig in't op-en-af-loopen. Zoo haaft, als zy gewaar worden , dat'er tegen'tTerw-ftroo geftooten word, met de hand, of een ftockjen, (hier in gelijck zijnde die Rupzen, die ik inde eerfte Onder-vindinge op de eerfte blad-zijde befchreven en op de eerfte plaat' uit-gebeelt hebbe, welke

onder-

Naturalis. 6$ onder-fcheid weten te maken tuf- fchen de beweginge, die d1 hand, of iet anders, of de wind maakt) zoo laten z haar , van de kleinfte tot de grootfte toe, op der aarden neder val- len j maar de Jonge eerderen lichtelij- ker , dan de ouwdc , alzoo gene haar zoo vaft niet en konnen houwden, als deze » die eenen nijper hebben aan haar achter-lijf, daar mede zy haar va- fter, als de kleine, konnen houwden. Nêêr-gevallen zijnde , kruipen zy in d'aarde, en fpelen daar fchuil-winkel.

Een van deze flagh van wormen ftelde haar vaft aan een terw-ftroo,orn her- vormt te worden, op den 2 2 .van Hooi-maand , gelijk gy hem in 5t mid- den van de plaat voor u oogen zieden op den 8. van de volgende maand, cmam uit hem een diertje voort ( dat

e een

66 Met amori»hos! s een van die beeftjes , die ik in de i ^ . Onder-vindinge befchreven hebbe, gantfch feer in gedaante geleek, maar vry watgrooter was, dan die beeftjes gemeenlijk zijn)voorzien met groote vleugels, eens zoo lang, als haar ach- ter-lijf. Dit diertjen is zeer dorftig $ want zoo haeft het uit zijn her-vor- minge te voor-£chijn komt,zoo drinkt het een lange teuge^ende dat dikwils; waar uit ik befluite , dat het heet van nature is , als de menfchen , die een heete lever hebben, gelijk de heden- daagfche Artzen lpreken,die zy daag- lijks met groote teugen,ende dikwils, verkoelen. Dit diertjen kan men lan- ge ( mijn Onder-vindinge is mijn ge- tuyge hier van , gelijk van al , dat ik fchrijve ) met water , en zuiker ge- mengt , in 't leven houwden ; doch

zonder

Naturalis. 6j zonder drank en kan't maar 4 of 5 .da- gen leven 5 en dan moet het fterven , als de nat-gierige , of de vogt-lepels , Welken de lever Zoo heet gepepert is, dat zy drincken moeten of zy fterven. Deze Rups- worm noem ik, om hem van andere te onder-fcheiden , den groenen terlO'eter^oï bóeren-Verdriet ,na de naam van een fchansjen of rendout, in 't Hulfter-ambacht, zoo genoemt,om dat het de boeren plagt te plagen, en groot verdriet aan te doen in tijd van oorloge.

19. ONDER-VINDINGE.

TN 't eerfte bouk van mijne natuur- lijke Metamorphojisy in de óó.Onder- vindinge op de 1 2 2 1 2 5 . Blads- zijden , hebbe ik u na 't leven zekere zoorte van Wormen, die allerleyRu-

e 2 pzen,

68 Metamorphosis pzen , om hals brengen, uw' EE. uit- gebeeld j en de zelve in d'aan-geto- gene plaats van hare hoedanigheden, wapenen ende werkingen befchei- dentlick befchreven jdoch,alzoo 't my op die tijd , als ik 't gemelte bouck in 't ligt gaf, ont-brak aan ervarent- heid, vande Veranderingen^die zy on- derworpen zijn , en van 't gene dat'er uit her-voort-komt, hebb' ik van hare het-vorminge niet gefproken,maar de befchrijvinge daer van uit-geftelt, tot dat ik naarder ondervonden hadde, wat van de zelve werd. Alzoo ik nu ervaren theid , en preuve van hare Veranderinge genomen hebbe, zal ik uw' EE. die nu ook gemeen maken.

Dezen Worm dan , den Vcrflinder der ïïgp^en. genoemt,hem hebbende op den 2. van Braak-maand gevougt ter

Naturalis, 69 Verander inge , is in dien ftaat , en ge ftaltenifle gebleven tot den 24. van Herfft-maand , gelijk gy hem op het midde n van de plaat ziet uit- gebeeld en heeft doe dit dier , dat u op 't on- derfte van de plaat' vertoont word , voort-gebragt : een dier, dat in hoe- danigheid, en van aard zijn moer, de worm gelijk, is, gelijk 't eene Ey het ander j den eenen droppel waters den anderen gelijkt. Gelijkerwijs het ap- peltjen gemeenlik boomig fmaakt, en 't kind een aardje na zijn vaartje heeft; of, gelijk de moer, alzoo ook de dog- ter is ; of de vrugt, gelijk de zugt is; en 3t quaad ey , een quaad kiecken geeft : wes-halven men zeid,voor een gemeen fpreek-woord, eyeren in de pan, zoo en komender geen qua kie- kens van : alzoo behouwt oock dit

e 3 Dier

70 Met amorphosi s Dier den ouwden ende boozen aard van dien worm zijn moer,daar het uit- gefproten is: gelijk die worm te voren twee nijpers hadde,die hy de Rupzen onderin den buikflaande,als een rink toe-floöt, haar alzoo van kant helpen- de ; zoo brengt ook dit Dier twee nijpers mede, daar't veel quaadmede doet, die flaande inde mieren-eyeren, of in die van de vee-mollen,als het ze vint. Dit Dier is ook zeer boos-aar- dig, als zijn moer: 't vecht ook hevig tegenzijnemede-zoorte: enbyzon- derli jk,als 't,na een twee-dagig vaften hongerig is -y zig vinnig weerende, en verweerende met zyne twee fnuiten, ofte nypers , na \ voor-beeld van zijn voor-zaat , die het deze vinnigheid, ende boozen aard heeft aan -gezet. \ Geen men met waarheid , van d'in-

booze

N A T ü R A L I S. 71

booze menfchen zegt, datdeverdor- ventheid ende boosheid , die in haar is , en die zy uiten , en vertoonen in haren boozen handel, haarnietaan- gewaait , maar aan-gedraait is -y dat mag men ook van deze dieren zeggen. Leeft men ook een druiVe Van doornen ,ofvij' gen Van diftelen? breng niet den quaden boom quadeVrugten Voort? kan hy dog loei goede Vrugten Voort-brengen ? Neen hy dog: den mond der Godlijke waerheid,die niet liegen kan , heeft het zelve ge- fproken, Matt.vi j . v. 1 6- 18. 't Is zeker in de nature, gelijk teelt zijns gelijk : Want, al wat geteelt word , is zijnen teelder, ende teelfter gelijk, is 't niet na gedaante ende zoor te , al- tijd na toe-vallen , ende eigen- fchap- pen, de zoor te eigen : men wintnoit vinken van kieken-dieven, nochfcha' e 4 pen

72 Metamorphosis pen van wolven ; men kan geen muf- fchen in 't raven-neft halen. Gelijk de vrome van vrome, en de goede van goede geboren worden , en in de kal- vers , ende veulens haar vaders kragt, ende fterkte is,oock de fiere Adelaars of Arenden, geen weerlooze Duif en teelen, als den Venuzijnfchen Lier- zanger Horatius aardig zegt in 't 4. bouk zijner Gezangen,in't 4.Gezang. Zoo worden ook de quade ende boo- ze dieren van haars gelijk geteelt, of uit-gebroeit : Want wie heeft oit ge- zien , dat wild en wreede dieren tam* me en zoet-aardige , dat flangen vo- gelen,en tygers lammeren voortbren- gen ? Zoo komen ook deze booze dieren van een booze moer , als qua- de eyeren van een quade rave. Dit en is dan geen wonder > dat zy hare

moer

Naturalis. 73

moer gelijken , als een Zoon zijn Va- der van aard en gedaante menig-maal gelijkt : maar dit is zeld-zaamin deze dieren , en geen geringe verwonde- ringe weerdig, dat zy alle jaren, zoo lange zy leven, telkens van koleur en zigtbare gedaante veranderen, als het kruid Ix'm , dat Plinius natural. Hift. in 't xxij. bouk in 't 18. Hoofd-ftuk, verhaalt, t'elkens zijne bladeren, ofte loof van koleur, met d'aarde veran- dert j dan fwart, dan groen, dan geel, en dan wêêr van een ander koleur word ; het welke daarom den naam van den Chamadeon draagt. Of ge- lijk den Chamxleon zelve, een dier, een jonge Leeuw gelijk, dat volgens 't getuygenifze van den zelfden Plin. natural. Hiftor. in \ viij.bouk, in 't 3 3.

Hoofd-

74 Met amorphosis Hoofd-ftuk, en in 't xxviij. bouk , in het 8. hoofd-ftuk, nog by fpijze, nog drankjtnaar alleen by de lugt leeft> en dat menigmaal in zijn oogen , fteert, en op zijn gancfche lijf zijn koleur wonderlijk weet te veranderen ; en 'twelk, gelijk jfrijhteks getuigt in't i . bouk Van de nature der dieren, zomti jds fwart word > niet ongelijk de Cro- kodilen , dan bleek, gelijk de Echdif- zen,dan weer gefpikkelt, of gevlekt als de Luipaarden j waar van by de Grieken en Latijnen het fpreek- woord , zijnen oor-fpronk heeft, met het welk' een wifpel-tuurig, on-ge- ftadig,en on-ftand-vaftig menfche ge- zegt word Veranderlijker te zï)n,alseenen Chamdeon ; als Def. Eraf. van Rotter- dam ons leert in zijne Adag. Chiliad. 3. Cent. 4. Adag. 1. Alzoo ver-

fchiet

Naturalis. 75 fchiet ook dit Gedierte zijn verwe, gelijk het quaad laken van koleur verandert; waarom men ook gemeen- lik zegt ; V is quaad laken dat zijn Vertfe fchiet : Want in het eerfte jaar na zyne uit- komfte is het doncker-groen , en blinkende op 't voor-lijf, ligter groen op 3t hoofd , op 't achter-lijfin den purpuren ; en behouwd deze koleu- ren tot het tweede jaar 5 want dan word het fwart als pik of git j maar boos-aardig daar by , zig beterende, als fcherp-bier op den tap, of als de jonge wolven. Gelijk de boo ze men- fchen, ende bedriegers van quaad tot erger Voort-gaan , als den H. Apoftel Paulus van haar getuigt 2 Tim.ii;. 1 3. of d' ongodlijke in meerder godloosheid toe* nemen. 2 Tim. ij. v. 1 6. Zoo zyn ook deze dieren ui t-beeldzels van die na- tuurlijke,

j6 Met amorphosis tuurlijke, ende dierlijkke menfchen, niet alleen van naturen qnaad ende boos,maer zy gtoeien en nemen toe in boosheid, gaande van quaad tot erger telkens voort, van jaar tot jaar. Want in 't tweede jaar zijn zy zeer boos, niet alleen tegen de Rupzen, maar ook tegen den anderen , veg- tende, enftrijdende der tegen tot der dood, zonderling, als gy haar twee dagen hebt laten vaften: Gelijk men vooreen fpreek-woord zegt, dat er noit bly aan-zigt op eenen hongeri- gen buik ftond , zoo ftaander ook booze koppen op de hongerige buik- ken van deze quade beeften. Als gy haareyeren van mieren, of van vee- mollen voorwerpt, zoo bijten zy 'er terftond gantfch vinnig een gat in, en zuigen z' uit 5 gelijk de Wezeltjes of

Eek-

Naturalis. 77 Eek-hoorntjes d'hoender-eyers, daar- om Eyer-Qtipers genoemt. Gelijk dit Djer alle Rupzes vyand is , en die zoukt te verflinden ; 200 en is het ook alle dierens vriend niet; want het heeft ook zijnen vyand , die op hem geftadig loert , en hem zoukt op te {lokken. Gelijk de menfchen > wel- kers hand , gelijk Ifmaeis band tegen alle lods , als den Engel des Heeren aan Hagar voor-zeide , Gen.xvj. 12. de hand van vele tegen haar hebben , en van hare vyanden vervolgt worden. Zoo is 3t met deze Dieren ook : zy hebben eenen hevigen vyand aan de vee-mollen j die maken omtrent de- zer neften hare loop-gragten , en loe- ren , en houwden neerftige wagt op haar , om haar te verflinden 5 gelijk zy de Rupzen van kant helpen } zoo

word

78 Metamorphosts word haar vergolden ; gelijk zy an- dere vergolden hebben , ja 't gene zy aan de eyeren van de Vee-mollen hebben gedaan , als die jonk waren , dat doen de Vee-mollen wederom aan haar > als zy ouwd zijn : want die zijn fterker dan deze.

Deze Worm-dieren nu zijn twee jaren ouwd , eer zy haar ter her-vor- minge vougen : Van huid en veran- deren zy haar noit wederom, ten zy, wanneer zy haar her- vormen j op die tijd fchieten zy haar huid uit, als de flang haar vel,- en dan worden zy heel wit; dan ziet men op beide hare zij- den het begin van Vleugels ; dog 'i hoofd ende pooten zijn meteen Vlies bedekt , dat allengskens met de poo- ten uit-groeit , en daarna af-gaat: dat vlies fcbijnt haar alleen tot bewarin-

Naturalis. 79 ge harer leden te dienen , terwijle zy in den ftaat der her-vorminge zijn : en als zy nu daar uit-gekomen zijn , liggen zy als dood , zoo dat 'er geen leven of teeken van leven, als bewe- ginge , aan te befpeuren is. Dezen Worm gaf ik de naam , om hem van andere te onder-fcheiden, van Vee-mol- eyer-eter.

20. ONDERVINDINGE.

DEze flag van Rupzen , daar van ik u eene uit-beelde op het xx. plaat- blad , gebruiken 't pruim-loof tot haar voed-zel j maar zy eten zeer weinig jwes-halven ik haar,tot onder- fcheidinge van andere , klein-Van-etm genoemt hebbe: zy hebbenden flaap lief, als de leuj aards ; want denmee- ften tijd vindmen haar ftille liggen,

zon-

80 Met amorphosis zonder eenige befpeurlijke bewegin- ge j ook gemeenlijk met haar tween by-een, en veel-tijdsflapende, met, het hoofd tegen 't midden van 'tlijf aan gebogen.

Beide van deze hebben haar gelijk- kelijk tuflchen 't pruim-loof op den 27. van Bloei-maand ter Veranderin- ge nêêr gelegt , in zoodanigen ge- daante , als gy haar op 't midden van 't plaat-blad ziet : Uit elk dezer beide is 3 1 . dagen daar-na , op den 27. van den volgenden maand een Uiltje voortgekomen, dat geel-koleurig, zeer loom en traag , en daar by be- fchroomt was, om by daag* te vlie- gen. Het laat hem ook aan zien , dat deze zoorte van Uiltjes niet wel zien en konnen : zy loopen liever, dan zy vliegen , en zeer veerdig ende ras 5

haren

Naturalis. 8-1 haren loop geeindigt hebbende, kie- fèn zy terftont de duifternifze, dewel- ke zy fchijnen meer te beminnen als het ligt, gelijk vele menfchen, en die byzoriderlijk , van welke de Heere Jezus getuigt, dat %y de duifternifze lie- ver hebben dan het ligt , Joh.iij. verf 1 9. Haar voedzel is honig, en zoetigheid, uit de bloemen gehaalt. Daarom zijn zy van de Nature voor- zien met een lange ftrale, daar mede zy de zoetig- heid weten uit de bloemen te zuigen: Deze ftrale krullen zy behendiglijk onder haar hoofd, en zoo bewaren zy ze, gelijk ook alle dieren , die ftralen voeren.

's Winters houwden zy haar ver- borgen in duiftere plaatzen $ zoo dat het fchijnt, dat zy 't ligt niet wel ver- dragen konnen5en de Nagt-uilen flag-

f ten,

82 Met amorphosis

ten, die van den dag min,dan van den

nagt bouwden.

21. O ND ER- VIND IN GE I

DEze Rupzen , welkers gedaante, én geftaltenifze de eerfte figuur vande xxi. Plaat u Voor oogen ftelt, zijn groote lief-hebbers van Zalade, als zy groen en verfch op het Veld ftaat en groey 1 5 maar als zy verWel- kert is, en willen zy'er niet aan-ko- men : Gelijk meer andere bloede- looze diertjes daar ook vies van zijn, of gelijk ook andere Rupzen het groen' en groevende gras graag eten, maar als 'taf-gemait, of af- getrokken q is, niet prouven willen ; zoo walgen ook deze Rupzen vande Salade , als zy een wijl getrokken zijnde, begint flap te worden, ende te verwelkeren ;

Daarom

2.7

i

\

N A T U R A L I S. 83

Daarom eigen ik haar den naam van Perfcke'zalaad'eterstof Lékker-bekken roe.

Op den 9. van Braak-maand be- gon deze Rupze haar her-vorminge, alzoo gy haar op 't midden van 't ge- noemde Plaat-blad zien kond, ende heeftop den 6. van Oogft-maand een Uiltje te voorfchijn gebragt , grauw zijnde van koleur,met een lange ftrale aan 't voor-hoofd j het welke voed- zel-loos maareenen dag en leefde, en het dan op-gaf,alzoo ik't niet en wift voor te zetten , daar het fmaak in vond, of van prouven wilde: maar efter heeft de onder- vindinge my ge- leert, dat deze zoorte van Uiltjes haar geern onthouwden omtrent de bloe- men, en meeft altijd vliegen omtrent, en ov er de zelve ; latende in 't vliegen haar ftrale op de bloemen neder , en

' f 2 zoo

84 Met amorphosis 200 den honing, ofte zoetigheid, daar uit zuigende , zonder haar neder te zetten: want zittende, en zouwden zy hare {kale niet gebruikken kon- nen, alzoozy kort van pootjes zijn; Dit agte ik de oorzaak te zijn, waarom dat-men haar altijd, alszy haarvoed- zel uit de bloemen zuigen, ziet vlie- gen > en zelden nêër-zitten , en dat alleen, als zy niet en eten. Daar is een zoorte van Muggen , die uit den dauw haren oorfprong nemen, onder aande Palm bladeren , en op ander loof meer, die mede met een lange ftraal voor- zien zijn j maar die kon- nen zy al zittende gebruikken, over- mids zy lange pooten hebben,en zon- derling aan haar agtér-lijf,omde ftrale te beter te konnen in-drukken , daar in dat zy willen j Maar met deze

Uiltjes

N A T U R. A L I S. 85

Uiltjes is het anders gelegen, van we- gen hare korte pooten, 200 datzy zit- tende , haar van hare ftrale niet en konnen dienen, maar alleenlik al vlie- gende 5 Hierom zouwde men deze Uiltjes yïl-ïliegend-etende , tot onder- fcheid noemen mogen.

22. ONDER-VINDINGE.

A An de jonge Scheuten van de •^-^-Wilge-boomen , en zom-tijds ook wei van een ander houwt , vind- men dikwils zitten of hangen zekere groen-koleurige beeftjes,diezoo zagt van huid zijn, datzy, een weinig maar gewreven, ofmetdehand, of ergens anders mede, wat hardagtig aan-ge- raakt zijnde, terftand (gelijk de Pa- pier-luifjes) open-berften ; zulks, dat, gelijk uit deze, zijnde grauw, ofte

f 3 bleek

%6 Metamorphosij bleek van koleur, zekere bleekevog- tigheid uit- vloeit, uit gene groen zijn- de , diergelijke nattigheid uit-leekt. Deze hebben haren oorfpronk uit ze- kere vogtigheid , die de Mieren op de voor-genoemde jonge- fcheuten zetten ; welke door de wermte van de Zonne uit gebroeit zijnde , tot le- vendige diertjes werd, die geen kleine fchade aan het jong' houwt en doen : want zy verderven 't, een net daar overmakende, onder welke zy fchui- lende, groeyen en groot worden, on- der-en- tuffchcn alle vogtigheid daar uit zuigende jZoo dat die jonge fcheu- ten, ten deel e door deze beeft jes van hare natuurlike vogtigheid berooft zijnde, mager, fchraal, en fwart van baft worden, ende een vreemd houwt gelijk zijn. De Mieren vind-men ook

dikwils

Naturalis. 87 dikwils omtrent deze beeftjes, als zy jong zijn, en eerfh by manier van fpreken , uit den dop komen , bezig met haar te ftrijkken , en te ffreelen, ende zuiver temaken.

Deze beeftjens nu vol-wafzen zijn- de , gelijk het eene Dier het andere tot fyn.vyand heeft, die Jt op-eet , als den eenen viich den anderen , of als den eenen menfch den anderen op- eet, en verteert, hebben dezen worm, die wy UL. op de 22. blad-plaate hebben af- gemaalt tot haren vyand ; want zy zijn hem tot fpijfe, en daar leeft hyby ; ja hy eet hem daar zoo vol, en dik van, dathy hemnauw- lijks kan ver-roeren ; en zoo zat zijn- de, biijft hy dan terplaatfze, daar hy hem neder-leide, lissen tot's ande- ren dags 's morgens als wanneer hy

f 4 dan,

88 Metamorphosis dan, zijne fpyze verteert zijnde, weer aan 't eten gaet , van 't geen' hy daags te voren over-liet , of een vetter wei- de, en andere fcheut (bukt, daar meer van deze groene beeftjes op zitten, en daar mede bal-laft hy wederom zij- nen hollen buik , gelijk te voren ; Daarom gaf ik hem , om tulTchen an ~ dere, en hem, een onder-fcheidte mar ken, den naam van Wraat.

Dezen zetted'hem , om hervormt te gaan worden , op den i o. van Braak-maand in die gedaan te,in welk' gy hem op het midden vande plaat zien kont, verblijvende in zijne ver- anderingetwintig dagen j zoo dat uit hem, op den 30. der zelfde maand, eene Vliege voort-quam , die zeer fchielik op-wies tot hare vol komene groote j want na dat zy maar een vie-

ren-deel

Naturalis. 89 rcn-deel uurs uit haar ey was geweeft, was zy niet alleen eens zoo groot ge- worden, als zy was, doen zy eerft uit- quam; maar zelfs eens zoo groot, als het ey, daar zy uit gekomen was. Als zy nu volwafzen was , hebb' ik haar nugter zonder eten behouwden tot den 7. van Hoi-maand» wanneer zy van honger of dorft ftierf ; alzoo zy geen (maak in't voedzel vond , dat ik haar voor-zettede ; niet wetende,waar mede ik haar voeden zouwde.

23. ONDER- VIN DIN GE.

DE hairige Rupze * welkers ge- daante gy hierop de 2 3. plaat u ziet uit-gebeelt, leeft by 't loof van de Art ej jokken onder de aarde: daar hebb'ik haar een langen tijd mede gevoeyert, ^en in 't leven behouwden. Dit hebb'

ik

qo Met amorphosi s ik in haar aan-merkens-weerdig be- vonden, dat zy telkens, na dat zy haar bekomfte gegeten hadde, ende alszy op-hield, eer zy haar tot ftilte , of om te flapen ging nêêr-leggen , rontom 't Glas , daar in ik haar beflooten had- de , eenige om-loopen dede 5 waar- schijnlijk na myn gifzinge , om hare fpyze te verteeren , door die bewe- ginge van haar lighaam , gelijk de menfchen, haar gezontheids-halven, dikwils een kroontjen gaan om-wan- delen? na de maaltijd of het avond- maal, en haar fpy Ze ver- treden , ook volgens den raad, en 't voor-fchrift van de Artzen, die onder andere mid- delen, dewelke zy oordeelen dicnftig te zijn» om de maag aan 't koken te helpen,d'om-wandelinge na den eten voor-fchrijven. Dit fchijnt ook deze

Rupze,

N A T U R A L I S. 91

Rupze, door een natuurlij kin-geven niet onbekent, of miflchien byhaar door ervarentheid bevonden te zijn , dat het wandelen , en haars lighaams beweginge de kokinge harer mage , en 't verteeren van de fpyzevoordert : want, zoo menigmaal als zy gegeten hadde, en verzadigt was, was dit haar gewoonte , zoo lang ik haar onder- hield, dat zy eenige reizen het Glas, daar ik haar in hield, rond-om ging wandelen.

Deze Rupze vougde haar om van gedaante verandert te gaan worden, op den 8 . van Oogft-maand : en bleef in hare geftalte van veranderinge , in zoodani gen gedaante, als de middel- plaats van het 2 3. plaat-blad , haar u voor oogenftelt, tien maanden, min zes dagen, lank ^ zonder teeken van

qi Met amo rphosis leven, of beweginge te uiten ; maar op den 2. van Braak-maand des vol- genden Jaars, bragt zy een Uiltjen voort, welkers weer-ga, of gelijk ik noit meer gezien en hebbe. Dit was fpier-wit op zyn vleugels, en hoog-; geel op zyn lijf, en in 't vliegen zeer fnel, ende veerdig: Dog eer het zig begaf tot vliegen, was 'teen dagftil, en 't zuiverde hem van eenige over- tollige vogtigheid , die het by hem hadde 5 veel-ligt, om dat het wilt dat haar die in 3t vliegen zouwde hinde- ren. Dit Uiltje leefde nugter zonder t'eten of te drinken , 4. dagen , ende nagten ; na welken tijd het der uit fcheide , of van gebrek van de ruime en on-beflotene lugt , die het niet en hadde, alzooik't ineen Glasbefloten hield (want allerley Uiltjes willen de

ruime

Naturalis. 93 ruime lugt hebben ) ofte by ont-ften- tenifze van voedzel (dat allerley Uil- tjes beneffèns d'opene lugt, begeeren, of anders ftervenj ofte by gebrek van opene lugt, en voedzel tegelijk 5 zoo dat, gelijk de menfehen zonder voedzel, en een ruime lugt niet leven konnen, maar van beide, of van een van beide berooft zijnde , noodzake- lijk eindelinge fterven moeten, dit Uiltjenookalzoo> by gebrek van een opene lugt, en gewoonlik voedzel, kan geftorven zijn.

Deze Rupze , de moeder van dit Uiltje , pafte ik den naam van Wan- delaar na den eten toe , wegens hare ge- woonte ; om dat zy telkens na hare maaltijd wat ging wandelen.

Deze

94. Met amorphos i s alt ONDERVIN DIN GE.

tAI . 1***11 f \J \ M j Ü I

DEze flag van Rupzen, welke ik op de 2 4. plaaf hebbe uit-gebeeld, gebruikken tot haar gewoonlik voed- zel het loof vanden groenen Alfzem, en byzonderlik , dat op de Zee-dijk- ken waftj op welk ik haar gevonr den hebbe in een Eiland iri Vlaanderen, ontrent Axel en der Neuten hi zy zijn vry wat qnaad van aard : want als men haar met de hand of een ftokjen maar aan-raakt,fmijten zyzeerfnclmet het agter-li jf, tegen *t gene haar aan-raakt, en zy weten met eenen een behen- dige fteek ofte nepe te geven 5 maar zy laten haafl: los : In 't voort- kruipen zijn zy zeer veerdig : zy dragen op haar lijf alle de koleuren^die den groe- nen Alfzem, die aende Zee groit,

heeft.

N a t u r a l i I. 9 5 heeft. Zy zijn ook teer-gevoelig, en vervaart tegen 't aan-raaken, en veel- ligt ook voor de dood: als zy eten laten zy veel Alfzem-kruid vanboven neer ter aarden vallen , en op het minfte aan-raken haar zeiven ook en duik- kelen dan,in aller yLen met der haafi, onder d' af-gevallene bladeren , on- der welke men haar niet ligt vinden kan ; alzoo zy qualijk van \ kruid te onderfcheyden zijn j want gelijk het een ey het ander gelijk is ; zoogelijk- ken ookby na deze Rupzen het Alf- zem kruid , met fyn fteel , zyn loof, bloeizel ,ende zaad.

Als zy haar laten nèêr-vallen , be- dekken zy voor-zigtiglijkhaar hoofd met haar agter-lijf, waarfchijnelijk, op dat zy Jt zelve niet en zouwden bezeeren 5 alzoo zy teeder van hoofd'

o6* Met amorphosis zijn ; gelijd ook andere Rupzen * die ij nêêr-vallende haar hoofd zoo ook II weten te bewaren : want dit hebb'ik I niet een-maal ondervonden, dat deze flag van Rupzen» maar een weinig aan : het hoofcl bezeert zijnde , terftond ; fterven. Hier uit dunkt het my waar- fchijnlijk, dat, dekennifzevan datzyl; teeder van hoofd zijn , en aan het | zelfde geen quetzure verdragen kon- nen, haar in-gefchapen zijnde, zy ,: door een natuurlijke drijft, en uit fj voorrzigtigheid, haar hoofd zoo zorg- j /vuldig bewaren , op dat zy haar laten- de nêêr- vallen,.; het zelfde; niet en zouwdën quetzen , of ten minften geen pijn aan-dóert. Dit is ook in de- ze Rupzen aan-merkkelijk, en geen geringe verwonderinge onweerdig , 'tgenemy d'ondcr-yindinge , van haar

mede

Naturalis. 97 mede heeft geleer t, dat al-hoe- wel zy zeer teer van hoofd zijn, en aan't zelf- de zeer ligt ter dood bezeert kon n en worden , zy even- wel hard tegen de kouwde>en't water,en over-zulks ook, ten dien op-zigte,hard tegen de dood zijn; ja dood fchijnende te zijn van kouwd' en vogtigheid , gelijk als we- der-levendig worden; en dien- vol- gende ook., dat zy 't tegen regen ? kouwd'enwind, alvry lange konnen harden, en uit-houwden. Wantik hebbe eenige van deze Rupzen in het kouwd water geworpen , ende daar twaalf uren lank in laten liggen ; daar na hebb' ik haar daar uit-geno men , en regtuit-geftrekt, midfgaders zoo ftijf] als ftokjes bevonden , zoo dat ik het minfte teeken van leven aan haar niet befpeuren konde,maar meinde dat zy

g leven-

98 Met a morphosis leven-loos , en de dood waren , alzoo zy beweging-loos waren : even-wel leide ik haar inde Zonne-fchijn te droogen ; daar van zy in een half-uur- tijds zoo verquikt,en verwermt wier- den, dat zy , als andere Rupzen van hare mede-zoorte , alle teekenen van leven vertoonden,en van de zelve niet te onder-fcheiden waren. Het ging met haar even -eens , gelijk 't met ver- dronkkene Vliegen toe gaet, welke een geheelen nagt in bier of water ge- legen hebbende , en daar uit gehaalt zijnde, als men der een hoopje krijt op fchrapt, zo dat zy bedekt zijn, ter- ftond daar van onderuit komen krui- pen , daar zy te voren dood fcheenen. Gelijkmen de oorzake van'tweder- levendig worden dezer Vliegen van de wermte halen kan j alzoo het krijt,

een

Naturalis. 99 een zoorte van levendige , of onge- blufte kalk zijnde,als'er vogtigheid by komt, heet word, ende warmte over- zulks ook van zig geeft, waar door de- ze verkouwde, ende dood-fchiinende Vliegen zoo verwermt worden , dat zy haar bewegen , en levendig vertoo- nen: Alzoo dunkt my mede, dat de warmte vande Zonne deze Rupzen, door de kouwde van het water zoo verftijft zijnde, datzy fchenen dood te zijn, zoodanig heeft verwermt, dat zy haar levendig vertoonden. Of ge- lijk een arm van een menfche , daar het bloed uit-geloopen is , door daar op te liggen,of die 's nagts, als hy fliep, boven 't hoofd gelegen heeft, zoo vcr- kouwt is, dat hyze niet en kan na hem trekken, of vande plaatze bren- gen, daar zy lag: maar een ander in

g 2 zulken

ioo Metamorphosis zulken geval, die neder-waarts aan, of te regte brengen moet , op dat het warme bloed daar weder mogte in- komen , en met het zelve de heete le- vendige geeften ; waar door die zoo verwermtword, dat de menfche dien weer bewegen kan ; zoo kan men ook van deze Rupzen zeggen , dat de wermte van de Zonne haar door de kouwde van het water ftijf gewor- den , en van hare beweginge berooft zijnde, zoo verwermt, en de geeften des levens , die in haar verkouwt of verkilt waren, zoo op- wekt ende gaande maakt , dat zj haar wederom bewegen konnen, als tevoren. Daar- en boven , alzoo de kouwde deze kragt heeft, dat zy de fweet-gaten toe-fluit , die de warmte opent, ook de zenuwen verfhjft, die de warmte

ver-

ioo Met amorphosi s zulken geval, die neder-waarts aan of te regte brengen moet , op dat he warme bloed daar weder mogte in komen , en met het zelve de heete le- vendige geeften ; waar door die zoc verwermtword, dat de menfche diei weer bewegen kan ; zoo kan men ooi van deze Rupzen zeggen , dat dt •wermte van de Zonne haar doordt kouwde van het water ftijf gewor- den , en van hare bewéginge beroof» zijnde> zoo verwermt , en de geeftei des levens , die in haar verkouwt o verkilt waren , zoo op-wekt end< gaande maakt, datzy haar wederon bewegen konnen, als tevoren. Daar en boven , alzoo de kouwde dez. kragt heeft, dat zy de fweet-gatei toe-fluit , die de warmte opent, ooi- de zenuwen verfiïjft, die de warmt»

ver

N A T U R A L I S. IOI:

verwakkert ende gaande maakt , 200 kan men dJ oorzake van de on-bewe- gelijkheid dezer Rupzen, waar door zy fchijnendood te zijn , haar zeiven nietkonnende bewegen, ftellen in de toc-geflotene fweet-gaatjes en verkil- linge der zenuwtjes, van deze Rup- zen, door de kouwde ver oorzaakt; en het tegen-deel , de openinge der fweet-gaten > en verwakkeringe der zenuwen, de warmte toe-fchrijven: want, by-al-dien jemand my hier in- vallende, tegen-wierp, dat deze Rup- zen juift zoo geen fweet-gaten, zenu- wen, en levendige geeften hebben, als andere dieren ; dien geven wy tot andwoorde, dat zoo der dit al in haar gelijk in d' andere dieren, niet en is , gelijk wyj oordeelen ja, ende dat de zenuwtjes, en andere werk-tugen,

g 3 door

io2 Met a morphosi s door welke zy gevoelen en haar be- wegen , door vergroot-glazen zelfs zigtbaarzijn; of zoo dit al in haan als zijnde bloede-looze , zoo volkomen niet èn is , als in de bloed-hebbende dieren , datter efter jets in haar is , dat zenuwen , geeften en andere werk- tuigen gelijk is ; want waar door zouwde anders hare ziele haar bewe- gen , en werkingen des levens voort- brengen ? Doch om daar wêêr toe te komen, daar onze reden van af-gewe- ken is , is dit in deze Rupzen , als zy uit het water komen , ende door de wermte van de Zonne zoo verquikt zijn, tebefpeuren, dat zy grager inJt eten zijn, als te voren, en als haar me- de-zoorten , die in 't water niet gele- gen hebben. Begeert gy hier ook re- den af > ik zalze u geven , en op er-

varentheid

Naturalis. 103 varen theid gegrond- veil: ; is de on- der-vindinge, der dwazen, en onwe- tenden Leer-meefterze geen getuige ; dat de magen van verftand-gebruik- kende en verftandelooze dieren in kouwde Noordfche Landen, en in onze Landen 's winters, niet beter, en meer fpyze verkoken , als in heete Landen des Zomers ?

Daar-en-boven ftaat dit mede in deze bloedelooze, en verftandelooze diertjes aan te merkken; datzy door een natuurlij kin-ge ven > wetende dat den tijd harer verauderinge nu na by is, door een natuurlike drift, haar kraam-bedde te voren toe-maken>om daar in veilig , en gemakkelik te lig- gen j Wantzy byten eenige takjes van den Alfzem af, en laten die op d' aarde vallen, en leggen haar daar in

g 4 ter

104. Metamorphosis ter hcr-vorminge. Dit dede deze Rupze op den iiij . van Herfft-maand, en bleef in haar kraam , van haar be- reid, liggen den tijd van 10. maanden en 1 8. dagen, (tik en gelijk als leven- loos , in zoodanigen geftaltenilTe, als gy baar zien kont op het midden van het 24. Plaat-blad ; na welken tijd op den 1 1 . van Hoi-maand eenen Uil, die wonderlijk toe-getakelt was, voort quam. Dezen eerft gekipt zijn- de, bleef twee dagen zeerfhlle zitten, zonder hem te bewegen j maar op den 23 . der zelfde maand begon hy hem te ver-roeren , en bleef wederom twee dagen ftil zitten tot den 1 5 . der zelve ; op welke hy ftierf, by gebrek van fpy- ze , alzoo ik hem niet en gaf, daar hy bek op hadde , en niet wilr, waar hy fmaak in hadde, of waarby hy leven

konde ;

Naturalis. 105 konde; of ligtelikookby gebrek van een ruime logt, die ik hem niet en gaf, op dat hy my niet ont-fnappen zouw- de; of ook by gebrek van beide.

De Rupze > die dezen Uil hadde voort-gebragt , alzoozy zeer geern in Ihet opperfte van den groenen Alfzem Ihaar onthield, en leege gezet zijnde, 1 telkens na om hooge klam , noemde ik met den naam van Meers-klimmer.

25. ONDER-VINDINGE.

DE Rupze , die wy hier befchri j- ven, leeft by de wilde Melde, een Kruid, dat haar in koleur gelijkt. Zy is zeer loom, en traag in't eten , traag in't kruipen, traag in haar om te kee- ren , en tebewegen , traag in alle ma- nieren ; hare fpieren, en de werk-tui- gen van hare van-plaats-bewegende

kragt

io6 Metamorphosis kragt moeten o ver-zulks ook zeer ftijf zijn j maar zy vernieuwt haar huid, en her-vormt haar tot vier-malen toe, de ouwde huid, en gedaante, telkens uit- * fchietende, en een nieuwe huid enge- ftalte krijgende, gelijk de Slangen, en- de Zijd-wormen j wes-halven gy haar, zoo 't u luft, haar by naam van andere te onder- fcheiden, gelijk gy den eenen menfeh by zijnen naam van den anderen onder-kent , ende on- derfcheid , de Hiïd-VernieWïPMnde , of ^ Vier maal-Ver-nieWtolPende , noemen moogt.

Met deze hare ver-nieuwwinge ging het zoo toe, na mijne onder-vin- dinge. Als zy nu op gehouwden had- de van eten , is haar uit het lijf een groote Made-worm komen kruipen, plat-agcig , en gelijk een Vleefch-ma-

Naturalis. 107 de, van gedaante, op den 12. van Herffts-maand, na den middag ten 4. uren. Deze Made- worm en at noch en dronk, nog en lag, nog en (liep niet, maar en dede niet anders, ge- duirende den tijd van 1 4. uren lank, alsgints, en weer, en herwaards, ende derwaards, kruipen $ maar kruipende wierdhy allengf kens van koleur ver- andert , en met eenen ook allengf- kens harder van huid j veel-ligt, op dat hy , in zijne aan-ftaande verande- ringe, die hy zouwde onder-gaan, voor de kou wde vande lugt, en ander on-gemak, en ook tegen zijne vyan- den, bewaart zouwde zijn. Als hy nu van kruipen op-hield, drong hy zijn lijf zeer digt, en vaft , in een , en dede een donker-Umberagtig koleur aan. Daar na, flauw zijnde, na dat ik

konde

io8 Met amorphosis konde befpeuren,vougd5 hy hem weer tot 't eten , maar hy at niet zeer graag, en ftierf eenen dag daar na , op den 9. der genoemde maand, of hy bleef altijd als dood liggen , zonder hem te bewegen , of eenig teeken van leven te vertoonen, tot op den 1 6. der zelf- de maand : op welken dag uit hem te voor-fchij n quam zekere vreemde vlie^ ge, lank van pooten, en aan de uitter- fte tippen plat-agtig ; deze vermoed' ik, dat zoo wel in't water, als der bui- ten in de lugt , leven konde ; als de Kreeften, Krabben , Zee-dekken , en diergelijke diertjes , die de Grieken yfmpbibia, noemen, en die wy 'Beider- leVigej na de eigenfehap onzer Neder- duitfcheTale,noemen mogen. Deze Vliege was groot van kop, wonderlik ende vreemd van geiialte,en lag mceft

op

2(f

Naturali s. 109 op haren rugge ; waarom ik ze, op •haren rugge liggende, hebbe uit-ge- 'teikent : zy en wilde niet eten* dat ik haar voor-zettede, en alzoo ik niet en 'wift, wat haar fmaakte,en waer mede zy raoeft onder-houwden worden, is zy van honger , ende by gebrek van voedzel op den 3. van Wijn-maand geftorven.

26: ONDER-VINDINGE.

DEze zoorte van hairige Rupzen, waar van ik 'er een op het 16. Plaat-blad hebbe na het leven uit- gebeeld, eten zeer geern het loof van de Zonne-bloemen j dit is ook haar gewoonlik voedzel, daar mede hebb3 ik haar ook een ruimen tijd gevoed, en in \ leven behouwdcn. Zy zijn boos -aardig , zelfs ook tegen hare

mede-

iio 'Met amo rphosis mede-zoorten : zy vegten menig- maal heftig tegen malkanderen , by- tende d'een d'andere , het hair uit het lijf, dat het weg-ftuift : daarom moogt gy haar den naam van Vbor-Vegters wel geven, zoogy haar van andere onder- fcheiden wilt; dogzy zijn, als men haar ergens mede aan-raakt, zeer fchrikagtig; dan buigen zy haar digt in een , en blijven zoo wel een vieren- deel uurs liggen , zoo dat gy zeggen zouwd, dat zy dood waren $ hier in andere Rupzen gelijk zijnde , die zoo haaftzy worden aan-geraakt, den Ha- zen-flaap gaan flapen, gelijk den Haas doet, als hy vervolgt word ; zoo we- ten ook deze behendiglijk haar dood te veinzen , om levend te blijven , of om niet gedood, of ter dood gequetft te worden.

Deze

Naturalis. III Deze Rupze nu, die u hier vertoont word , vougde haar ter her-vorminge op den 1 1 . van Herfts-maand : van loof, en haar quijlzel een huif ken hebbende gemaakt, ging zy daar in liggen , gelijker- wijs als in een graf, om daar uit, op hare tijd te verrijzen j in die uiterlijkke gedaante, die de middelfte plaats van de Plaat u uit- beelt ; en bleef daer in als leven-loos, en zonder haar te bewegen , liggen juift negen maanden lang $ want zy bragt op den 1 1. van Braak-maand een Uiltjen voort , dat meeft daags fcheen te flapen , en zeer traag was, dog 'snagts waakte, en zeer gauw en gefwind was, gelijkmeer andere dier- tjes, ende vogelen, als de Uilen, ende Vlèêr-muizen, daags ftille zijn, en by nagte vliegen : dit Uiltjen , alzoo ik

niet

ii2 Met amorphosis niet wift , by wat voedzel het leefde, ende nu myn oog-merk bekomen hadde , namelik kennifze van zynen oorfpronk , fchonk ik de ruime lugt, om zyn koft te zoukken , en zyn ge- flagte voort te teelen.

27. ONDER-VINDINGE.

"TVEze Rupze , die ik u hebbe uit- •*~^geteikent, ont-houwt, en onder- houwt haar, by den reuk van den Egelantier, endeby den Wijn-gaard : zy is zeer loom en traag : zy zouwde haar liever laten ver-treden , als weg- kruipen j maar efter aan geraakt zijn- de is zy vry quaad , in 't verdedigen hares zelfs, tegen uiterlijk geweld 3 dog zy en begeeft haar niet ligtelik op de vlugt ; maar als zy efter vlugt, kruipt zy traag voort , 't fchijnt, dat

zy

Naturalis. 113 zy niet ras voort-kruipen kan ; Daar- ommoogtgy haar , onderfcheids-hal- ven, M te traag wel noemen. Deze gevangen hebbende , bebbJ ik vier maanden den koft gegeven : maar na die tijd ging zy haar een graf maken, daar toe nemende wit papier , dat zy in kleine ftukjens wift te bijten , en de bladeren van Melif^e, of I\onfylje de grein , daar-beneffèns ook haar eigen quijl 5 hier uit maakte zy haar een woning , om daar in vry en geruft ter veranderinge te liggen ; zettende haar, om hare hervorminge te onder-gaan , op den xiij. van Herffts-maand : ende bleef in die geftaltenifze, juift den tijd van agt maanden, gelijk ghy haar op het midden van het Plaat-blad ziet af- gemaalt; want op den xiij. van Bloei- maand van het volgende jaar, is uit

h haar

ii4 Metamorphosi s haar een Uiltje te voor-fchijn geko- men, dat niet zeer vreemd van koleur was -y 'twelk niet wel tegen 'tvaften mogt ; want 't en leefde maar eenen dag zonder eten , en doe itierPt , be- rooft zijnde van zyngewoonlik voed- zel, alzoo ik onkundig was , waar by deze flag van Uiltjes leefden.

28. ONDER- VINDIN GE.

DEzeRupze, die gy boven op het xxviij. Plaat-blad, ziet uit-getei- kent , zoo ghy haar van andere oiv derfcheiden wilt, meught gy met den naam van Meug-al noemen y want zy mag het al, wat gy haar geeft, als de grage magen, ende gulzigaards, die't al in-nemen, en verkoken , wat de mond haar aan-biet. Zy en bind haar aan geenderley by-zonder voedzel,

gelijk

I

Natüralis. 115 gelijk meeft alle andere Rupzenhaar by-zonder voedzel willen : Zy eet het al graag op , dat gy haar voor zet, als Rooze- bladeren 7 Menthe , wilde Melde , en meer andere kruiden : zy is ook gantfch zeer leuy, en traag. Dit hebb' ik onder-vonden , doe ik haar onder-hield : zy fliep ook heele dagen over , zoo dat zy haar zelden beweegde,ofvan plaatze veranderde. Als ik 's avonds met een brandende keerfze op de kamer quam , daar in ik haar hield > vond ik haar altijd eten j dat ik haar had' voor-gezet, dat maak- te zy al jfchoon op, of net weinig over- blijven. Als z'haar nu zat gegeten hadde , ging z'onder een droog blad kruipen , en leidde haar daar onder nêêr j maar onder vogtige, ende groe- ne bladeren en wilde zy noit zijn. Ik

h 2 oer-

1 1 6 Metamorphosis oordeelde, dat het groene loof haar te kouwd , of te fwaar op iiet lijf was.

Van deze (lag hadd' ik nog een van de kleinfte zoorte gevangen , en on- der-hield die een wijle tijds j dog al- zoo 't late op het jaar wierd, en konde zy het loof, dat ik haar voor-zettede, niet door- bij ten , door dien 't als doen wat harder geworden was, dan het te voren was. Zy zettede haar even- wel ter veranderingen maar zy en bragt niet te voorfchijn ; zoo dat ik van deze niet byzonders op die tijd hebbe konnen onder-vinden.

Maar ik ftond eens voor de deure van mijn huys , daar Olme-boomen voor geplant ftaan , en ik zag een heel troepjen van deze zoorte vanRupzen op een Olme-tak liggen , daar zy van haar moeder , ongetwijffèlt op gezet,

Naturalis. 117 of gebragt waren. Deze namen voor gezamentlijk van plaatze te gaan ver- anderen, en haar met den anderen van den boom te begeven ; hierin zag ik haar een-dragtig , en eens-gezind : want zy gingen t' zamen eenen draad fpinnen,die fterk genougwas,om haar alle te gelijk daar langs te konnen la- ten nêêr-dalen ; en cjuamen alle teza- men door dit middel van den boom ter aarden af, zagtjes, en on-verzeert. Zy waren Zoo fchoon groen van ko- leur , dat ik dier-gelijk fchoongroen noit gezien en hebbe, ook waren z'er door-lugtig, of door-zigtig by^alseen door-lugtige groen-koleurige ftcen.

Deze kleine Rupzen nam ik al , en zette ze alle ondereen Olme-boomen- blad,en ondereen glas , en voor-zag ze vanvoedzel, haar zoo een wylletijds

h 3 onder-

n8 Metamorphosis onder-houwdende. Daar na zag ik dat zy een yder voor haar zei ven van zand> enhaarquijl, eenwoningje gin- gen toe maken, om daar in bewaart te zijn, tegen den kouwden winter, en dan in het voor-jaar kruiden te gaan zoukken voor haar teedere monden j Jt gene ik haar doe toe-liet.

Hier uit ziet men tot verwonde- ringe , wat een wijs beleid, en een- dragt de Goddelijke Voorzienig- heid deze Diertjes heeft in-geplant. 't Geen' den wijzen Jgw, getuigt van de Viere der kleinfte der aarde, dat "Vrijs zjjn^ en van Hem met "iïijsbeid Welvoor- zien ^ijn ; als de Mieren» de Konijnen , de Sprinkhanen^ en de Spinnenkoppen Spreuk, xxx. 24. 28. Dat is ook in deze kleine diertjes te befpeuren,en met verwonderinge , tot Gods lof aan te merken. Deze

Naturalis. 119 Deze voor-noemde grooteRupze, de moeder van deze kleine , begaf haar, na dat zy een geheelen dag gekropen hadde, terrufte, en zettede haar, om hare hervorminge te onder-gaan , on- der eenige bladeren , op den xxiiij, vanHerfts-maand 3 en bleef gelijk gy haar op't midden van dexxviij, Plaat kont zien, zoo liggen den tijt van ix. maanden , en vj. dagen : want den xxx. van Braak-maand van het vol- gende jaar,bragt zy een Uiltjen voort, üiter-maten zeer (choon, en wegens zijne veelJ en verfcheidene koleuren, onder een gemengt, gantfeh heerlijk zonder weer-ga ; op de genoemde plaat af-gemaalt. Het is mede aan- merkkelijk, dat/er van deze flag van Rupzen ook te vinden zijn, die eens zoo groot in dikte, en lengte, als deze zijn. h 4 Deze

120 ME TA MOR PHOSIS

29. ONDER-VINDINGE.

DEze zoorte van Rupzen , die ik hier op de xxix. plaate plaatze , leven by de bladeren van den Elzen- boom. Twee van deze Rupzen hebbe ik langen tijd den koft bezorgt, om te weten , wat voor diertjes daar uit te voor-fchijn quamen , en waar uit zy eerft gefproten waren. Beide deze waren van eenderley gedaante en ko- leur, behalven datd'eene wat witter was , als d' andere. De eene zettede haar ter veranderinge op den xvij.van Braak maand , en bragt op den 7. der volgende maand een Uiltjen voort , dat levendig ende vol moed ; ook gewoon was, met zyn vleugeitjes, om hooge, tefpelen, en zoo verfcheide reizen rond-om te draayen. Dit hield

ik

NATUPvALIS. 121

ikxij. dagen en zoo veel nagten in hec leven, 200 lange als ik konde.

Nog een derde van deze flag van Hupzen hebb' ik ook bekomen , zijn- Ie van de zelve gedaante, en koleur net d' andere : dog zy fcheen qualijk ie pas, of ziek te zijn ; want zy en wil- de niet eten ; zy ded' ook haar lang' hair , dat vooren aan haar voor-hoofd ftond , fchndden en beven , zoo datje zouwd gezegt hebben, dat zy de koortze hadde, wantzy beefde, ge- lijk de menfchen , die de koortze met kouwde aan komt : even-wel zettede z'haar, ter her-vormingeopdenxxj. van Braak-maand, in zoodanigen ge- ftalte, en van zulk koleur zijnde , als die , daar het voor-noemde Uiitjen uit-gekomen was gelijk gy, op 't midden van het xxix. Plaat-blad, zien

kont ,3

112 Metamorphosis kont ; Maar daar uit is een Vliege gej teelt op den xxx. der zelfde maand die gy u op de plaate mede ziet voor gebeeld. Deze Vliege was zeer gauw in 't loopen, fpeelde dikwils met haaj Vleugels , en hoorntjes , die zy aan 1 voor-hoofd hadde ; zy mogt zeer wd honig ; en was 'er gulzig by , zoo 't ttiy gelüft hadde deze Vliege een tijd lank den koft te geven , ikzouwder geen on-koftelijken Kommenzaal, ofte gaft aan gehad hebben ; dog ik en zag 'er geen voordeel by ; maar niet dan fchade van te verwagten ; haaren oor-fpronk was ook nubymy onder- 1 vonden , mids-gaders wat uit haar! zaad , dat zy zet op de Olme-blade- ren, door de warmte van de Zonn' uit-gebroeid zijnde , voort komt , na- mentlijk eene Rupze^ die wonderlijk

in

O

Naturalis. 123 in hare voort- teelinge is , by my daar- om de Wonderlijke genoemt>of den Uil' en - Vïiege-teeUer , alzoo uit haar een Uiltje oft een Vliege haren oorfpronk heeft. Ik gaf haar ten laatften de rui- me lugt,enJt leven.

30. ONDER-VlNDINGE

DE twee de Rupze, ( welke was een van die twee , daar ik van inde xxix. onder- vindinge gefpro- ken hebbe, en die een uiltjen te voor- fchyn bragt ) vougde haar, om van gedaante verandert te worden, op den 20. van 'Braak-maand , in een, en 't zelfde koleur , met de eerfte , en in zoodanigen gedaante , als zy haar op 'tmidden van de 30 plaat- figure ver- toont. Opdenx. van den volgenden Hooi - maand , quam'er een wonderlijk

vreemd

124 Met a mo rphosis vreemd diertjen uit, 't welke geei vleugels en hadde, maar een dik agterhi iijf, zoo vol van eyeren , als een ey vol zuivels, en met een door-lugtig vlief- ken o ver-fpannen , door welk men de eyeren in het lijf zag liggen. Daags daar aan leid'et alle zijn eyeren uit 5 ende ,alzoo het Vliesjen met iet wol- ligs bezet was , als het wolle^kruid, zoo wift het deze wolle uit te krabben, en bedekte daar mede zijn eytjens, on -get wijffel t uit een aan-geboorne voor-zigtigheid , op dat zy warm, ens on - beïchadigt zouwden blijven. Doen ter tijd en behield dit diertje niet anders , als het voor-lijf met de pooten , zig vertoonende gelijk als in de gedaante van een Spinne-kop ; het liep ook zoo met zijn voor-lijf, ende pooten. Na dat het,zondcr iet tenut-

tcn

Naturalis. 125 uten ,18. dagen ,ende zoo veel nagten t-hadde geleeft 3 zoo heeft et het ten 'Heften op-gegeven , als't was uit ge^ ■leeft , buiten alle twijfïèl, by gebrek evan eten , ofte drinken j want' zijn «gewoonlijk voedzel was my onbe- ikent. Opden zelfden dag, opwelk'et ■geftorven was , quamender uit die 1 eyertjes wederom een groot getal le- vende Rupzen voort, die over al weg* kropen , zoo haaft zy gekipt waren. ;Deze Rupzen liet ik zelfs haarenkoft gaan zoukken ; al zoo ik voor - zag, dat Jer veel queekens aan vafl: zouwde geweeftzijn, zoo enlufte'tmy niet haar den koft te verzorgen. Wat uit haar wederom worden zouwde, was my nu bekent. Alzoo deze (lag van Rupzen nu hervormt zijnde, ende hareeyerenuit-gelegt hebbende, zeer

nau-

126 Met a m orpho s is nauwe zorge gewoon zyn voorde zel- ve te dragen , noemde ik haar met den naam Zorg-dragers.

31. ONDER-VINDINGE

DEze Rupze , die ik u hier op de plaat' hebb'uit-gebeeld, is zeld- zaam , ende weinig te vinden 5 ook groot van geftaltej .W es-hal ven gy haar den Zddzamn wel noemen moogt. Op den a^-.van Rraak-maand hebt/ ik hem in den duin op een duin- gras vinden zitten , ende met my t'huis gebragf , om ervarentheid te nemen, wat van hem, ende uit hem worden zouwde. Daags der aan quam'er uit zyn agter-lijf een heeft- een kruipen , hebbende 't fatzoen, en de geftalte van eenen kleenen Mole- naar , en die grootte ? die de tafel- plaat

Naturalis. 127 plaat aan-wyft. De Rups dit diertjen hebbende te voor-fchyn gebragt , en wilde niet eten , het drong hem digt in een , en fterf eindelijk , gelijk dc Vogeltjes , daar de kinderen mede fpelen, en die niet eten willen. Maar het diertjen , zyn kind , bleef in't le- ven ; het hield hem meeft altijd zeer ftil, gelijk als of het dood was, be- halven dat het zomtijds wat wag- jgelde j Op'den 2 8 . der zelfde maand ifchoot dit diertjen zyn huidjen uit, ials een Slang zyn vel ; doen was 't aan zyn voor-lijf, als een gouwde torre, en aan zyn agter-lijf roodagtig van koleur, gelijk den Molenaar ; 't was met 6. pootjes voor-zien > en met 2 . hoorntjens aan ? t voor - hoofd het liet zig voeden en vergenougen met het bloeizel van den Vlier- boom j

mitf-

12$ Metamorphosis mitfgaders ook met Rooze-bladeren Nu de grooteRnps, de moer vat dit klein diertjerijvoiigdde'liaar , oir van gedaante te gaan veranderen oj den i . van Hoi-maand 5 blij vende inji haaren arbeid , ftil en beweging-loos maar twee dagen,- endebragtopden 22. der zelfde maand, een fchoon uilt-j jen, ofte boter -kappelletjen in't ligtj 'twelk 9. dagen zonder voedzel ge-! leeft hebbende , ten laaften ftierf, on-getwijffeltvan honger of dorft, al- zoo haar gewoonlijk voedzel my on- bekent was.

32. ONDER- VINDINGE.

FT Ier hebtje op de 32. plaat een -"-van die flag van Rupzenaf-ge- beeld, die 't loof van Gouwds-bloe- men tot haare fpyze gebruikken, vier

maals

Naturalis. 129 maalshaar vel uit-fchieten , enalszy geen eten en hebben , malkanderen op-eten. Dit hebb' ik ook wel aan an- dere z oorten van Rupzen nu en dan befpeurt $ maar aan deze byzonder- lijk j waar- om ik haar deQmbarmher- tige door uit - nementheid genoemt hebbe , en by gelijkkenifze ont leent van de wreede Gierigaarts ? daar de weerld zoo vol van is in deze booze, en liefde-looze tijden , als een padde volfenijn, die efter als deze Rupzen, geen bladeren van Gouwds-bloe- men , maar Goulods-klom[m , en der zclfdev bladingen gieriglijk eten, in om- barmhertige wreedheid tegen haren even-menfche,dien zy ook op-eten>en verteeren ; ja zoo , dat haar de doods- beenderen van de menfchen, diezy niet alleen uit-gezopen ? maar ook

i op-

i^o Metamorphosi s op-gegeten, en verteert hebben, uit den buik hangen. Dat zijn dieMe«- fchen kinderen', op de loelke de Heere ne- derzet uit den Hemel , die ftinkkende * dié "iïerkers der ongeregtigheid , die haren maften op-eten , gelijk of brood aten^ gelijk David haar uit-fchildert , Plal. xiiij, v. 2. 3. 4. Datzyn die on-berm-j hertige,en liefde-looze, die ten tijde! des Apoftels Paul i te Galatien waareri ende nu overal zyn , de welke hy niet on-gewaarfchouwt , noch on- beftraft gelaten heeft 5 zeggende : In- diengj malkanderen byt, ende Ver-eet, ziet toe, dat gyvan malkanderen niet Verteert en loord. Gal.v. verf. 1 5 .

Gelijkerwijs de menfchen , en voor-namentlljk de Vroome , en ar- me in de weerld , zeer groote moeite gemeynlijk hebben met deze on-

barm-

Naturalis. 151 barmhertige menfchen , die 200 heet vanmage, als de Struis- vogels zyn, maar efter het flegtfte metaal , het y%cr niet en ver-teeren , maarniet dan hetedelfte, hetGcwW, en begeeren, om haren geld-hongerigcn buik te ver-zadigen 5 zoo hebb' ik ook noit jgeen kleine moeite gehad, om deze lon-bermhertige Rupze haren koftte bezorghen.

Na dat ik nu deze den tijd van 1 4. dagen , tot verzadinge gevoed had, fieldde z'haar , zoo dra als zy haar van hare vuiligheid gezuiverthadde, (die zy haarquyt-maakte , met gefta- digh te kruipen, en te woelen) om hare her-vorminge t' onder-gaan , op den 10. van Oogft-maand j in zoo- :danigen geftalte , als gy haar in't mid- den van de 32. Plaat, uzietaf-ge- i 2 beeldj

1^2 Met A M ORPHO SIS

beeld j en 1 8* dagen daar na, op den a8. der zelfde maand, quam'ereenl Uil uit te voor-fchyn * hebbende vier ! vleugelen , en op die ,zes gouwd-ko- j lenrige vlekken , in gedaante van halve maantjes , te weten 4.kleine,op yder vlerkke een , en nog 2 . groöte- re op de voorfte vlèrkken : Dezen leefde zonder eten of drinken tot den 6. van den volgenden Herfts-» maand » als wanneer hy 't op-gaf , by gebrek van voedzel , alzoo ik hem niet en wift voor te zetten.

33. ONDER- VINDIN GE.

DE Rupze , die het 3 3. plaat-blad j u ui t-beeld, heeft hare her-komft, of oorfprong, uit het ouwd, en wit I Wilge-boomen4iouwt : daer in ont- houwt z' haar ook. In dezen boom

groeit

I

Naturalis. 133 groeit zekere vette vogtigheid,dieden Therebinthyn niet on-gelijk en is (want uit het zaag-mul van hethouwt van dezen boom weet men door de kook- konft Verniste maken) by deze vettigheid leeft dezen Worm : in't herte van dit houwt, houwt hy hem as winters ende 3s zomers j daer in vinden hem de Land-luiden, dikwils, alszy hethouwt klieven , inden win- ter,- maar dan moeten z'hem,willen z hem in't leven behouwden , of van een warme plaatze verzorgen , of int zelfde houwt, daar hy uit ghekomen is, bewaren.

Inden Braak-maand , ende Hol- maand laat hy hem dikwils vinden op de wegen, kruipende 5 danzoukthy hem eenbequame ruft- plaats, tot zyn kraam- bedde , om daer in hervormt

i 3 tc

134 Metamorphosis te worden ; en verkieft daar toe eenen ouwden en by-na verdroogden Wil- gen-boom , buiten alle twijfïèl uit voorzigtigheid, hem natuurlijkende in-gebooren, wetende, dat die ouwde boomen , die bykans vergaan zyn, zagter van houwt, ende bequamer zyn , om daer in zyn graf, of bed te maaken, als de;onge,en Jeugdige: uit deze komt hy voort,en verkieft-ze tot zyn woon-plaatze, om hare vet- tigheid ,. die hem ook tot zyn voed- zei ftrekt, maar gene verkieft hy, om harezagtigheid j en zet hem daer in tot veranderinge. Hier hebt gy wederom een on-weder-lprekelijk bewijs, van, datzelfs debloede-looze dieren van den Auteur der nature, in dien geen reden , ten minften een fchyn van reden, en een kragt van

onder-

Naturalis. 135 onder fcheidinge in - gefchapen is , waar door zy het gene haar nut, en dienftig is, van't gene haar on-nut, enon-dienftigis , zoo weten te onder- fcheiden , datzy , ter bequamer tijd, het gene haarbequaam ende dienftig is , verkiefen , en dat voor haar on- bequaam is, verlaaten, en verwerpen. Nopende nu de wyze , en maniere op welke deze Rups- wormen wor- den voort- ge teelt, die is duifter, en my altijd ten vollen niet bekent ; ook en is't, mijns geringen oordeels, niet wel voor vaft, en zeker uit te vinden, hoe't hier mede toe gaat, Want men ziet van buiten in het houwt geen gat of gaten , en van binnen vind men deze Rupze. Dit is dan alleen daar van zeker , datzyin't herte van de Wilge-boomen veel-tijds gevonden i 4 worden

Met amorphosis worden , en waar-fchynelijk , dat zy daar in uit de vettigheid , en verrot- tinge , door die warmte gekoeftert zijnde, oorfpronkelijk voort-komen, gelijk vele diertjes , die de natuur- kundige Spontè orta , of van haar %elven yoort-gekonïene noemen, uit verrottinge en warmte ge teelt worden.

Dit is my uit onder-vindingedik- wils bekent geworden, dat, ikeenige Rupzen willende bewaren, met voor- nemen om te vernemen, wat uit haar worden , of voorrkomen zouwde> zy ftierven -y en, als ik haare doode rompjes in flesjes gedaan , en die toe^ geftopt hadde7dat'ereen menigte van kleine levendige vliegen uit te voor fchyn quam , buiten alle twi jffèl uit verrottinge , en warmte.

Als nu deze voor-noemde groote

Rups/

Naturalis. igp Rups- wormen tot haaren vol-ko- men waf-dom gekomen zyn , 200 gaan zy haar eene ruft-plaats zouk- ken , om haar daar in te verbergen, en in ftilheid vry te ruften ; tot een nieuwe op-ftandinge.

Al - hoe - wel de al-gemeine op- ftandinge der dooden , die ten jong- ften dage gefchiedenzal , uit het ligt der nature, niet tevertoonen , nog uit dereden te bewyfen is, zoo kan zy even-wel daar uit wel by gelijk- kenifzen ver-kiaart , en de menfchen gelijk als voor oogen geftelt worden. Hier in gaat ons den Hoog-verligten Leeraar der Heidenen met zyn voor- beeld voor; Want 'tgenevy zaait, zegt Hy tot die van Korinthen, 1 Brief xv. 5 5 . en loord niet levendig ten dat het ge- fiorven ^.36. en 'tgenegy zgaity daar van

en

138 Met amorphosis

en %aait gy bet ligbaam niet , dat fborden zal j maar een bloot graan , na bet Voor- Valt^van tartve of Wn eenige der andere gra- nen j maar God geeft bet zelf de een ligbaam, gelijk byleilt, een ygelijh zaad zjjn eygen ligbaam. Gelijk ook Onzen Zaligma- ker deze gelijkkenifze gebruikt. Joh. xij. 24. zeggende. Indien 'ttanv-graan in d' aarde niet en Valt , enfterftyzooblijft bet zelfde alleen j maar indien *t /Ier ft , zoo brengt bet Vele Vrugt Voort : te kennen ge- vende,dathet terw-graan dat in d aar- de gezait word , eerft fterven moet zouwd' het weder levendig ende vrugtbaar worden.

Gelijk het dan welmogeljjk is dat een zaad ofte graan , dat verrot of ge* ftorven is , wederom levendig word, op-wan:, ende groeit ; want dat zien wy dagelijks op onze akkers , en in

onze

Naturalis. 139 onze thuinen ; 200 is het ook'niet on- mogelijk, dat de lighaamen der men- fchen,na dat zy verrot zullen zyn/we- der levend worden , door de Godde- lijke kragt.

Gelijk dan de Heere Chriftus zyne heerlij keop-ftandinge door de gelijk- kenifzevan het terw-graan; dateerft fterft en verrot, en daar na levendig, ende vrugtbaar word, als mogelijk verklaarden den Apoftel Paulus onze al-gemeine op-flandinge , ons als noodzakelijk vertoont, met de zelfde gelijkkenifze van hetzelfde graan ,dat eerftin d' aarde verrotten , ende fter- ven moetjeer't weder levendig word. Zoo konnen wy ook by gelijk-for- migheid, met het voor-beeld dezer Rups-worm en van andere, dewelke eerft fterven , en verrotten , en dan

weder

i/j.o Metamorphosis weder levendig worden , door her- vorminge , hoe-wel in een andere zoorte van diertjes , de verryzenifze der dooden , als mogelijk , en tegen 't ligt der nature ofte reden niet ftry- dende verklaren. Want als ons ie- mand tegen-w erpt , hoe is't moge- lijk , dat de lighaamen der mcnfchen, die geftorven of vergaan zyn , weder levend worden ? dien zenden wy tot deze Rups-wormen j de welke meeft alle eerft fterven , en verrotten, eer uit haar iet anders levend voortkomt. Gelijk dit wonderlijk inonzeoogen, en nogtans waaragtig is, dat de doode Rupzen levendige diertjes voort- brengen ; zoo is dit ook niet min war- agtig, als wonderlijk , dat 'er uit onze doode verrotte lighamen , wederom levendige, ten graue zullen uit ryzen.

Naturalis. 141 Dog even- wel en magmen deze gelijkkenifze zoo verre niet uit-trek- ken , dat men daar uit zouwde be- fluiten , dat de zelfde , ende eigene lichamen der menfchen , die zy hier op de wereld hebben om-gedragen, niet verryzen zouwden , maar dat God uit de doode lighamen andere verwekken zouwde , gelijk hy uit de Rupzen , vliegen voort - brengt : want alle gelijkkenifzen gaan kreu- pel > daar en loopender geen op vier voeten heen , gelijk de Reden- konftige zeggen ; om aan te wijfen, dat 'er geen gelijkkenifzen konnen worden voort-gebragt, de welke de gelegentheid der zaken , die men er- gens by gelijkt , in alles volkoment- lijkuit-drukkeir.en gelijk dit het oog- merkdes Apoftels niet en is , in de ge-

lijkke-

142 META MORPHOSIS -

lijkkenifze van het graan 5 zoo en is 't ook ons wit niet, in degelijke- nilze van deze Rupz' en andere 5 de welke eerft fterven eer zy iet leven- digs voort-brengen : maar dit alleen j gelijk de Rupzen in haar eerfte leven maar veragte wormen of als maden zyn, en na der hand vogelen wor- den, die inde hoogte fwevenj dat alzoo ook onze lighamen , die hier op deze weerld veragte , en nietige fchepfelen, ja als made-zakken, en wormen-aas zyn, na onze dood, in de toe -komende weerld , gantfch heerlijke lighamen wezen, en in on- verderflijkheid , kragt , en heerlijk- heid , te voorfchyn komen zullen.

Maar wy komen van den om- weg tot de weg ^ en tot de zake daar van wy een weinig'ter zyden af- weken, te

weten

Naturalis. 143 weten tot her-vorminge van deze * Rups -worm , in welke hy een nieuwe gedaante kreeg. Na dat hy hem in eenen ouwden , en by na verdorden Wilgen-boom , ter veranderinge, op den 6. van Braak-maand hadde nêêr- gelegt , gelijk gy hem op de mid- den - plaats vande Plaat ziet af-ge- maalt j zoo is 'er uit hem , op den 25. van den daar-aan-volgenden Hoi- maand eenen kloukken Uil voort- gekomen, de welke op de plaatze, daar hy hem neder- zettedc, bleef, den tijd van 8. dagen en zoo veel nagten , als wanneer hy \ op-gaf, zyne vleugels fluytende. Tot onder- fcheid noem' ik dezen Rups-worm den I\reeft:ov et-midszyn rood koleur, en fchilden , die hy met den gekook- ten kreeft gemeen heeft, anderzins

zoo

144 Metamorphosis zoomogt gy hem den Stijnk-hok wel noemen, want waar hy is, geeft hy een vreeflijke frank vanhem : zooon- aangenaam als dien van den Bok.

34. ONDER- VINDINGE.

DEze Rups-worm , die ik u hierop de 39. blad - plaat uitgebeeld' plaatze , is my door twee Heeren, myne vrienden , ter hand' geftelt, op den 1 4. van Wijnmaand ,met verzouk om op zynen handel , maniere van leven, veranderingeagt te nemen ; 't welk ik aan nam , na vermogen , te doen : en alzoo ik niet en wift , wat zyn gewoonlijk voedzel was, wendd* ik alle moeiten aan om dat uit te vinden 5 veelder hande fpyze , als loof, of bladeren , en ander voedzel, dat de Rupzen nutten , hem voor- zettende

Naturalis, 145 zettende : doch in geen van alles vond hy fmaakj ja hy en wilde nergens een mond aan- zetten , gelijk zommige zieke, die van alle voedzel walgen. Daar na , agter-denkken krijgende uitzijn koleur, dat het koleur van de Vlier-bladeren eenigzins gelijk was, dat hy 't Vlier-loof wel meugen zou w- de , oock menig-maal onder- vonden hebbende, dat zommige Rupzen in koleur, het koleurvan de bladeren, die zy eten,gelijk zyn, zoo gaf ik hem Vlier- bladeren : deze athy graag , en met goeden fmaak , zoo 't fcheen 5 dog maar eens daags , te weten 3s a- vonds na zonnen-onder^gank , als het duifter wierd , ontrent ten half zefzen , en hy at telkkens een half ure agter een , zonder op te houwden: als hy nu gegeten had tot verzadinge k ftrektte

146 Metamorphosis ftrektte'hy hem regt uit, en regtte hem op na om hooge toe. Ik en wift hem nergens, ten op-zigte van zyne gefblte, in welk hydoe was, beter by te vergelijken , alsby een takjen, uit een mutzaard van berkken- rijs. Geen pooten en konn'ikten eerften aan-fien uitterlijk aan hem befpeu- ren ; alzoo hy die zeer digt aan zyn lijf aan leidde , maar even- wel en was hy niet poote - loos 5 daetom wyz' ik u die aan, gelijk hy die had- de aan zyn voor-lijf ftaande; hy hadd' ook onder 't voor-lijf zeker knob- beltjen , met welk' hy , ergens aan rakende , hem zoo vaft hegtte , al zuigende , dathy der niet af te trek- ken was j ja hy zouwd' hem eer in ftukken hebben laten trekken , dan hy hem zouwde hebben willen los- laten 5

Na.turalis. 147 aten ,• zoo vaft hielt hy hem ook met zyn agter-lijf j want dat was , als een tange vaneen GouwcMmit ., daar hy de Imelt-kroezen uit het vier mede neemt. Dit zyn agter-lijf floot hy dan als een tange toe , blyvende zoo zomtijds wel een gantfchen dag zit- ten , als dood , en zonder hem te be- wegen , al wierdhy geftoo ten : maar voort- kruipende > dede hy grooten voort-gank , hem rcgt uit (trekken- de , zoo lang hy was , en dan zyn agter-lijf tegen Jt voor-lijf aan bren- gende : in dezebeweginge geleek hy wel een Kramme ; alzoo wandeld' hy 3 groote zorge voor zyn voorfte pooten dragende.. Op den 27. der zelfde maand fchoot hy zyn huid uit> gelijk vele andere Rupzen, eer zy haar ter her-vorminge begeven ; en k 2 Mdd'

\

148 Met amorphosis fteldd* hem met den kop neder- waards , blijvende zoo hangen , van *s morgens ten 6. uren tot 's avonds j ten 8. uren, als wanneer hy telkens j weg ging kruipen : by nagt etende, en daags flapende. Als nu 't Vlier- loof begon af te vallen, en zynkragt verlooren hadde , hield hy op van eten , op den 20. van Slagt-maand, en bleef zoo den geheelen winter over altijd vaftende , zonder iet an- ders te doen ^ dan dat hyalle nagte van plaats veranderde , den eenen nagt, met den kop om leeg, en denj anderen nagt met den kop om hoog, hangende, en altijd regtuit-geftrekt. Dit was zyn eenig vermaak, en tijd- verdrijf. Noit hebb'ik aan hem tee- kenen van leven by dage konnen be- ipeuren, zoo lang ik hem gehad heb'

Naturali s. 149

be , dan op die tijd , als hy my ge- bragt wierd j en doen was ook het teeken van leven 200 fèhaars en wei- nig, dat het niet dan by het keers- Jigt te bemerkken was.

Op den 22. van Lente-maanddes' volgenden Jaars , fteld1 ik hem eeni- ge Vliender-blaadjens voor , of hy miflchien luft tot eten hadde ; alzoo ik oordeelde , dat het nu voor hem, die den geheelen winter over gevaft hadde, etens tijd begon te worden 5 maar hy en had nog geen honger , hy en wilder nog niet aan komen. Den 2. vanBloei-maand leidd' ik hem een vol-wafzen Vlier-blad voor, en des avonds bevond ik, dathyat ; dog 3. dagen tevoren , eer hy weer begon te eten, hadd'hy op het zand, dat ik by hem gelegt hadde, eenenlan-

k 3 gen

150 Metamorphosis gen draad uit zyn mond gequylt : de- zen draad bleef vol kleine zandetjens hangen , als eenfnoer vol teekentjes gefnoert : daar na win: hy met zyn vqorfte pooten dezen draad allengs- kens in zijn mond te brengen ; en at de zandetjes, na mijn gifzinge , om zijn maag fchuuren, en te zuive- ren , gelijk de ménfèhen zomtijds vifchjens met de graat jens, l\at-aalr ofte kleine palingjens gaan eten , die de mage fchuuren , om die tot % eten te bereiden. Dog dit beipeurd' ik aan-merkens-weerdig aan hem, dat hy wel een derden-deel grooter> dik- ker ende langer geworden was , eer hy hem nu tot eten begaf, dan hy te voren was geweeft. Als hy gegeten hadde> leidd' hy hem op het zand neer en fchudde zoozijn eten in 't lijf. Den

18. der

Naturalis. 151

18. der zelfde maand zetted'hy Zyn agter-li jf , binnen tegen 3t glas aan f met den kop nêêr-waartshangende, en bekleedd'hem met bladeren,ipirr- nende een net daar van om zijn lijf, geli j k een zak jen ; in 't welke hy ,zy n vel uit gefchoten hebbende, enzyn agter-lijf los latende, met zijn ganrfch lijf neder-daalde ; en ftelde hem al- zoo totveranderinge. Op den 19. der zelfde maand was hy in zulken gedaante hervormt, gelijk gy hem op de plaate ziet ; op den 25. van Braak -maand bragt hy een. vreemdt witjen ofte Boterkappeletjen voort, 't welk uit den geelen van kolenr was , en op den 7. van den volgenden maand liet hy met geen klein gewoel het hagjen vallen. Dezen Rups- worm, zoo'tu luit hem van andere

l$2 Metamorphosis by name t* onder-kennen, moogt gy den Uit-ftrekkr , alzoo hy hem lang'uit-ftrekt, ofte den Stapper noe- men ; overmids hy gaande grooten voort-gank maakt.

3$. ONDER. VINDINGE.

T\ ERupzen die ik u hier vertoone, <L-y op den 15. van Slagt-maand van my gevangen zynde , hebb' ik met het loof van Wilge-boo men , haar gewoonlijk voedzel , zoo lang' on- derbouwden , als ik dat bekomen konde; zy at ook zoo lange : maar als ik haar geen loof meerverfchaffen konde, zoo ging zy by^liggen.vaften- dedengantfchen winter over: maar daaglijks veranderde zy van plaatze: haar leven en beweginge was flauw, en nauwelijks anderzins te beipeuren.

Op

/

Naturalis. 153 Op den 26. van Lcnte-maand van het volgende Jaar, wierp ik haar eenige jonge fcheutjens van Wilgen- loof voor ; dogzy en haddenog geen luft tot eten , of zy rook miflchien , dat het kruid nog geen kragt genoug en hadde » om haar te voeden , of dat het nog niet Imaaklijk genoug en was . want zy en wild' het niet proe- ven : op den 3. van den volgenden Gras-maand fteld' ik haar wederom watloofs voor; maar doe atzyder van ; want doen was't voed-zamer, ende een weynig grooter geworden. Diergelijks hebb> ik ook meer-maals in andere Rupzen bevonden, datzy 't jonge-kruid eerft niet en wilden eten, dat zy daar na graag aten, als't wat grooter , ende kragtiger geworden was . Den 6. der zelfde maand, ftel-

de

1^4 Metamorphosis de zy hare pootjens vaft op 'i papier, en kroop zoo uit haar huid y zoo dat ik niet anders en konde oordeelen, als dat Jer twee Rupzen zaten j want j de vernieuwde was van eenderley koleur , als haar huid was , | daer zy uit gekropen was. Daerom hoemd' ik haar d Onge-meem hedriejrjïw want ik meinde , dat ik twee Rupzen hadde, en ik'hadd' er maar een : als zy nu haar vel uit-gefchoten had , zoo leide zy een ey , van de groote van een mie- ren ey : op den 1 4. van Bloe/MTiaand vernieuwde zy wederom van vel , en leide wederom een ey ; dog uit bey- de deze eyeren en is niet voor den dag gekomen 5 't waren wind-eyers als die van Hennen , daar niet uit ge- kipt en word. Op den 1.6... van Hol- maand 3 vougde zy haar ter her-vor-

minge,

7

Naturalis. it>5 itiinge , in zoodanigen geftalte , als zy haar op 't midden van de plate u voor oogen vertoont , en bragt 10. dagen daarna een Uiltjen voort , dat j. dagen en nagten zonder voedzel leefde» en van honger of dorft ftierf, alzoo iknietwift, waar med' ik 't voe- den zouw.

36". ONDER- VINDINGE.

A Ls ik mijne gedagten eens liet r-^gaan, op het menlchengcbeen- te, en't merg,dat daarin verrot, daar 't in d' aarde ligt ; of daar niet uit voort en qnam , ende wat j zoo nam ik het grootfte menfc hen- been , daar het meefte merg in is , \ os famoris in 't La- tyn, en by ons het D)e-been genoemt, en ik nam 'er dry j en zaagde ze de ein- den aan weder zyden af ; die vond ik

vol

Met a m o rphosis vol aardcenin de aarde veel wormen; waar van ik 'er u hier eenige uit-ge- beeld vertoon e , maar wat grooter, om dat ik u hare geftalte , en gedaan- te te beter zouwde uit drukken. De^ ze aarde ded' ik in een fles tegelijk metdewormen,onder welke der eeni- ge waren , die begonden te loopen, maar dandere lagen in malkanderen gerolt ; als een kabel-touw j dog ik j en behieldze maar eenen dag in't le- ven, zy ftierven alledaags daar aan j ongetwijfFelt,vande kouwde lugt,die zy niet verdragen konden : want het was in 't hertje van de winter, den 2 5 . van Sprokkel-maand, als ik haar uit hetbefloten been naam,

Daar na ging ik nog een van deze beenen de einden af-zagen ; en be- vond d'cene helft met fwarte aarde,

en :

Naturalis. i<J7 end' andere helft met een witte ftoflè, gelijk als kalk , vervult. Dit was het benedenfte deel , dat op de knye geruft hadde. De wormen waren blauw en grauw,en geelagtig van Ito- leur, daar roodagtige vlekjes onder- liepen ; zy blonken ook, als zilver, niet anders dan of zy gepolijftert wa- ren , van binnen waren zy vol aardej maar een van deze wormen hadde 1 1 2. pootjes. Dezen worm eigende ik den naam van den (Dy-been-'ftorm toe. Het derde been , dat ik hadde liet ik ongeopent weer ter aarde brengen, daar het uit gecomen was , alzoo ik geen hoop' en hadde van daer in iet zonderlings meer te vinden : vermids 't winter,en de lugt te kouwd,en voor deze wormen on-verdraaglijk was.

Dit

158 Metamorphosis

37. ONDER-V INDINGE.

D it vreemd fatzoen van Rupzen gaat alle , te voren befchrevene, te boven : \ ont-houwt hem aan den duin-kant,daar 'teen zoete lugt heeft; gebruikkende tot zijn voedzel duin- palme , by zommige (Dum-zpimenelle^ wegens haar koleur genoemt , dat het met de Zee-zpuletmelle , die op de fchorren groeit, gemeenheeft. Dit kruid was zijn beft eten , daar 't meeft bek op hadde, dog voor my moeye- lijkft om te bekomen, als die verre van den Duinkant woone 5 wefhal- ven ik het, by gebrek van dit kruid, een ander kruid , Jt loof van zekere wilgen , dat met de duin-palm in droogte over een quam , leerde eten. Dit Rupzje had twee fteer ten j en,

als

Naturalis. 15-9 als men 't quelde,fchoothet uit ydere fteert een roode ftrale , die het boog, en daar 't mede van gramfchap drilde, en die't weder in-trok : 't wiftook zijn hoofd , als een fchild-padde in te trekken, veel ligt om daar aan niet bezeert te worden.

Op den 4. van Herfft-maand be- gaf Jt hem ter her-vorminge onder ëenige wilge-bladeren , die 't vaft aan malkanderen gefponnen hadde , in gedaante van 5. byzondere huiskens, gelijk gy Jt in zijne veranderinge ziet uit-gebeeld : als men't meteen mes aan- raakte , was het doen, als een fteenzoo hard.

In deze geftalte bleef 't zoo liggen, zonder hem te verroeren , en als le- ven-loos , den tijd van negen maan- den , en 25, dagen : want, op den

29. van

i6o Met amorphosi s -29. van Braak-maand des volgenden jaars, quamen der 5. vliegen uit de 5. huisjens te voorfchyn : welke huisjensj ik teenemaal geopent hebbende , om te zien wat 'er van de Rupze in geble- ven was , bevond' ik'er niet van over, nogfvel , nogpooten , nog fteerten ; maar 't was al weg. Deze vliegen nu gekipt zijnde hield'ik een wyletijds, en na datik 'er een van na 't leven; hadd' uit-ge(childert,die ik u hier al- 1 leenvertoone, fchonkik haar het le- verende ruime lugt. D* andere vier| uit te beelden dagt my noode-loos,< alzoo zy alle van een fatfben Waren»! Luft het u, deze Rupze van andere t' onder ' kennen ; noemt ze rftw-j fleert»

Deze

Naturalis. 161

38. ONDER-VINDINGE,

DE ze Rupzc is in Vlaanderen» on- tren zeker Dorp, de Groede ge- noemt, regtover Vlij^ngen gevonden, op een tak van een Wilge-boom , in zulken geftalte, als gy haar op de 38. Plaat ziet. Haar eten is ook Wilge- boomen-loof 5 dog zy is traag in 't eten ; als zy op-houwt, cn verzadigt is, zoo ftelt z' haar in zoodanigen po- fture als de figuur'op de Plaat u ver- toont : haaragter-lijf is, als een Gei- ten kop, met bakhuis en baart: haar voor-lijf legt zy tegen 't agter-lijfaan; als men haar maar eens aan raakc,fmijt zy zeer vinnig met haar agter-lijf , en ook met den kop; op den rugge draagt zy twee haken tot haar verde- diging; zoo dat zy alle diertjens , die

1 haar

162 Metamorpmosis haar zien , vervaart maakt : waarom gy haar, tot onder-fcheid van andere, de Vervaarlijke wel noemen moogt. Als zy eet , fchijnt haren kop zoo los aan 't lijf, als of hy aan een draadjen hong 'y en gelijkt niet qnalijk het lijf van een Spinne-kop.

Op den i . van Herfts-maand vong z'haar verandering' aanjn diegeftalte, als ik haar op't midden van de Plaat* hebb' uit-gebeeld; brengende 22. dagen daarna een Witjen of een Uil- tjen voort, datfraygekoleurt was, en eer het ftierf zyn zaad zettede, met wonderlijke figuren, en groen van koleur, heel anders als de Rupzen gewoon zijn : 't leefde by my van den 2 3 , van Herfts-maand tot den 3. van den volgenden Wijn-maand.

Naturalis. 16%

39. ONDER-VINDINGE.

NA dat ik dezeRupze veel en ver- fcheidene kruiden hadde voor- gezet, wilde zy nergens van prouven, of aan komen; ten laatften fteldd' ik haar Netelen voer, alzoo my dagt, dat zy wat netelagtig om haar herte was, en der netelagtig uit zag: 't welk doende, zag ik met verwonderinge aan j hoe verblijd zy was , hoe zy ha- ren kop , aan het netel-kruid ftreek, en wreef ; als of zy het kruid wille- kom hiet, en hoe graag, enfmaaklijk zy der van at.

Als ik haar nu een tijd lank met Ne- telen gevoed hadde, zoo ging i haar, op den 3. van Wijn-maand ter veran- deringe ftellen , ( in die gedaante , in welke gy haar op het midden van de 1 2 Plaate

IÓ4 MetamorPhosi^ Plaate zien kont ) in een omgekeerd wijn-glas, tegen 't midden aan, neer- waarts hangende. Wanneer men haar in hare verander inge zijnde, aan-raak- te, wifl: zy haar zoo fterk te bewegen, en haar lijf, tegen 't glas aan, over en weer, zoodanig te flingeren, dat zy der een geluid in maakte , niet anders dan of er een klockjen geluid hadde : 't welk zoo lange tijds wel aan mal- kanderen duurde , dat men onder-en- tuflehen 40. tellen konde, daarom gaf ik dezen Worm den naam van l\lok-luyer.

Op den 20. vanSlagt-maand quam der een gevleugeld diertjen uit te voor schijn, gelijk die W itjes, diemen Schoen-lappers of Lang-beenen by ons noemt, het welke Pauw-koleurig, en fchoon om aan-zien was. Dit leefde

40. dagen

Naturalis. i6f 40. dagen zonder voedzel, en ten laatften ftierf het, alzoo zijn gewoon- lijk voedzelmy onbekent was.

40. O ND ER- VIND INGE.

IK hebbe over lang gewenfcht te we- ten, waar uit de Sprink-hanen haren oorfprong nemen j en tot dien einde ook geene kleine neerftigheid aan-ge- wend. d' Onder- vindinge van 40. ja- ren heeft my geleert , dat deze zoorte van Sprink-hanen, waar van ik er u een op het 40. Plaat-blad uit-gebeeld vertoone, haar hier in Zeeland jaarlijks hebben op-gedaan , in den Slagt- maand , ende Winrer-maand , aan ouwde Linde-boomen ^ mids-gaders dat zy ook op deze boomen ze- kere vogtigheid op-lekken,by welke zy een wijle tijds, dog niet zeer lange

1 3 leven 3

i66 Metamorphosis leven ; want als den kouwden win- ter int land komt, dan fterven 2 y alle, die haar uit den Linde-boom begeven hebben : en 't fchijnt dat zy der uit moeten, alzoo der geen voedzel voor haar in te vinden is. Zoo lang' als zy wormen zijn , zoo konnen zy in het houwt , en by het houwt wel leven j maar als zy nu tot Sprink- hanen ge- worden zijn , hebben zy ander voed- zel, als het loof, en devogtigheidvan den zelfden Boom, van noode.

Deze Worm, alzoöde Sprink-ha- nen uit hem her-voort-komen, mag- men, om onderfcheid, Sprink'baans- teelder noemen. In zijne veranderingc liggende, is hy qualijk te bekomen; ten zy, als 'er Boomen uit er aarde wayen, en in 't na-jaar, als het Boom- houwt ghekloveh word. Ontrent

deze

Naturalis. 167 deze tijd , en by deze gelegentheid , als men houwt kloof, is my dezen Worm ook , in zyne her-vorminge liggende, ter hand gekomen ; zoo dat ik den juiften , en belcheidenen tijd, wanneer hy zijne veranderinge be- gonnen hadde , niet en kan aan-wij- zen : wanthy hadd'hem te voren in't pit van den Boom ter veranderinge ge- zet , en in 't midden van 3t geklooven houwt vond' ik hem, op den 1. dag van Winter-maand, niet wetende, wanneer hy hem ter veranderinge ge- zet hadde. Zoo haeft ik hem bekomen hadde , zettcd' ik hem weg in zyn ei- gen Boom-aarde, in een warme plaats, nevens een fchoor-fteen. Op den laat- ften van Sprokkel-maand van \ vol- gende Jaar qnam der een Sprink haan uit te voor-fchijn 3 dewelke haar huid

1 4 uit-

168 Metamorphosis uit-gefchoten hebbende , van kolcur veranderde. Deze Sprink-haan hebb* ik, 14. dagen lank, met een geregte van Appelen,Peeren,en zuiker onder* houwden j dog alzoo dit zyn gewoon^ lijk voed zei niet en was , is hy eindlijk geftorven.

41. ONDER VINDINGE.

MEt deze flag van Rups-wormen zijn de Bond-werkkers zeer ge- quelt, alzoo zy in Jt bond geen kleine fchaad' en doen 5 wes-halvengy haar den naam van 'Bond-'iïerkkers-Verdriet wel geven moogt. Deze hebb' ik tuf- fchen de pluimen van een End-vogel, die op-gedroogtwas, gevonden, en levende by de vettigheid, en de huid, die zy zuiver op-eten. Ik oordeel' ook, dat zy uyt de vettigheid haren

oorlprong

Natur. a l i s. 169 oorfprong hebben ; alzoo zer by Ie- ven; gelijk vele diertjens daaruit ont- ftaan , en beftaan, daar van zy gevoed worden , als de Natuur-kondige ge- voelen : zy zijn rad, en gefwind in 't kruipen ; zoo haaft zy iet ontrent haar gewaar worden , gaan zy haar in aller y 1 onder de pluimen verbergen , zoo dat men ze nauwlijks vinden kan.

Dit is in deze Wormen aan-merkc- lijk, en wonderlijk, dat zy tien-maal van huid vernieuwen , eer zy haar ter her^vorminge begeven , telkens haar zuiverende, als zy haar huid uit- fchie^ ten, van hare vuiligheid. Deze is als een fijnen gedraaiden draad, envaft aan malkanderen, meer als een fpanne lank , zy laat haar ook uit-rekken , zonder breken * zoo tay is zy > en on- der deze vuiligheid fchuilen zy.

Dezen

170 Met a'morphosjs

Dezen hebb' ik van den 2. van! Braak-maand tot den 1. van Herfts-!1 maand , etende bevonden : en, als hy j nu van eten op- hield, onderging hy zyn veranderinge, in zoodanigen po- fture, als gy hem, op 't midden van de 41. plaateziet.Op den 20. van Wijn- maand bragt hy een Beeft jen voort, 't welk , als het eerft uit-quam , rood- agtig-bruin van koleur was, daar na rood ; na der hand fwart, en 'mt mid- den uit den geelen wierd.

Deze kan men zoo lang' , als men begeert, in 't leven houwden, als men haar een Banketjen van geperfte Oker-noten geeft ; maar ont-houwd men ' haar voedzei, zoo en leven zy maar 14. dagen. Zy zijn ook zeer vertzaagt , en vreezagtig : zoo haaft zy iets voelen , of gewaar worden,

zoo

Naturalis. 171

zoo weten zy haar te houwden, als of zy dood waren , ende dat uit vreeze van de dood, en van'tleven te verlie- zen, dat zy zeer lief hebben , gelijk zommige andere Rupzen , waar van voor henen; de dood zeer vreezen.

Maar waaruit ont-ftaat dit dog in deze Rupzen , en in vele andere , zal hier iemand in vallen, ende vragen mogen, dat zy de dood zoo vreezen ; en het leven zoo lief hebben ? Dit is een zaake die alle op-merkirige ver- dient,- waar van de reden ook wel weerdigis önder-zogt te worden, zoo ten aan-zien van deze bloede-looze diertjens, als ten op-zigt van de men- Fchen, die deze beeftjens hier in 5 dat zy't leven meeft beminnen,en van de dood alder meeft vervaart zijn,op een tuit gelijken j daarom ben ik nu van

voor-

ijl Met amor phosi s voor-nemen een weinig ter zijden van het fpoor af te wijkken , en dit ftuk met oorlof van de Vrienden Lezeren, wat breeder te verhandelen, by deze gelegentheid ; niet na de verdienfte van de zaak' , want ik agte ze zoo weerdig , datmen der wel een Bouk- jen op zijn zeiven van fchrijven mogt, en zoo rijp, en rijk van {toffe dat men der ligtelij keen heel Bouk opzouwde konnen maken, maaralleen tot een nut vermaak , en ftigtinge der Leze* ren. Ik verzekere haai', dat deze .mijne buiten-trede, haar niet buiten rede dunken , en dezemijne uit-ftappinge, voor haar een ,uyt-fpanninghe van geeft, en niet min vermakelijk , als voor-deelig wezen zal indien zy hier toe maar aandagt zullen toe-brengen ; zoo dat zy haar geld , dat zy voor dit

Boukjen

Naturalis. 175 Bouk jen geven zullen , al gaven zer een Pond Vlaams voor, niet en zullen beklagen, alleenlijk uit aan-merkingc van 't vermaak, en voor-deel, dat zy uit d* Andwoord op de voor-gefteldc Vrage, halen zullen.

Dit zietmen dagelijks aan deze Rupzen, dat het leven haar aan-ge- naamft , ende liefft , en de dood by haarmeeft gevreeil: en gehaat is. Zoo liefïèlijk is het leven, en zoo hatelijk is de dood , zelfs by de Rupzen. In- dien de nature de boomen , en het bofch met een tonge begaaft hadde, zoo de planten in de aarde fpreken, zoo de verftand-en-lprakelooze die- ren alle , Taaie voeren konden , zy zouwden hier uit eenen mond gaan fpreken, en deze waarheid een-ftem* melijk getuigenifze geven, dat zy niet

zoo

174 Met amorphosis zooon-geern, als haar leven, en ver- liezen, overmids haar leven alleen het befte, en hetgrootfte goed is , dat zy hebben 5 en dat zy niet meer en vree* zen als de dood ; aan-gezien zy haar het grootfte,ende fchadelijkfte quaad is. Zelfs ook de kleinfte en geringfte Vliegen , die ons linde lugt voor de oogen (weven, al-hoe- wel zy nieten konnen fpreken, geven dit met hare daden te kennen, dat het leven by de levende alder-liefft, en de dood alder- hatelijkft is. Zoo haaft zy de minfte beweginge gevoelen of gewaar wor- den, die haar verzeeren,ofte quetzen, of ter dood haar ftrekken mogt , zoo ftellen zy haar vleugelen , en al wat by haar is, te werk, en reppen haar, om de dood t'ont- vliegen , gelijk de Rupzen , ende Wormen, om de dood

te

N A T ü K A L I 5. I75

teontloopen. Den Duivel , die <Beel- zebub'm de Heilige Tale heet, van dc Vliegen , als zijnde wel een Overfte , maar van de Drek-vliegen , al-hoe- wel hy een Leugenaar , ja een Vader der leugenis, en uit %yn éigen fpreeh^als by leu- gen fpreekt,oVemids'ergeen "baarheid in hem en is; gelijk de mond de Goddelijke Waarheid van hem (preekt, Joh. viij. Verf 44. heeft efter daar in de Vier- kantewaarheid eens gezegt , dog niet uit hemzelven,7o&ij. Verf, 4. als hy de Heere deze Andwoord gaf : Huid "Voor huid, en alivat iemand heeft , zal hy geVenVoor %yn leven, aan-wijzende, dat demenfche nietkoftelijker, dan zijn leven, en heeft j zoo dat hy daar voor geernal, wat hy indeWeereld bezit, zal verwifzelen :'t leven is hem 'tfoet- fte, en't aan-gen'aamfte, de dood is

hem

\j6 Metamorphosis hem 't hatelijkfte. Den Regel derRe- den-konftige is boven alle weder- fpraak', onweder-leggelijk ende en kan niet gewraakt worden by de ge- ne* die dereden plaatze geven: tegen* fïrijdende dingen hebben tegen-flrijdende ge- volgen. Want, wie en ziet, en bevind dit niet , in alle ftrijdige dingen ? dat het een aan het andere altijd de markt, cnde maate zet ; zulks dat , zoo het een gevreeft, en gehaat word , en te vree zen, en te haten is ; het andere, in het tegen-deel, bemint, en begeert word , ook lief te hebben, en te be* geeren is. Geen dingen nu en zijnder, die tegen malkanderen meer ftrijden, als het leven , en de dood : want zy ftaan lijn^regt , en ftrijden tegen den anderen ; als den dag, en de nagt, het ligt, en de duiftern i.fze, den zegen der

vlouk

Naturalis. 177 vlouk , het goed, en het quaad, het vermaakelijke,en 't fchadeli jke/t heil en 't verderf: het eene van deze neemt het ander weg, ja vernietigt het : is het leven niet een ont-beeringe des doods, en een vryheid van de zelfde? is de dood iet anders, als eenverder- vinge, ja een vernietinge van het le- ven ? Wie kan dan aan de zekerheid van dit gevolg twijfFelen ? dat de dood zoo gehaat, en vermijd word, ende zoo te haten, en te vlieden is, als het leven gelieft, en gezogt word ; en- de zoo ook te beminnen , en te zouk- ken is. Zoo de Rupzen , en de Vlie- gen fpreken konden , en indien gy haar dit ging vragen; zy zouwden het met haaren mond bewaarheden ; maar zy geven 't nu met haar doen te kennen, dat zy niet beters, dan het

m leven

178 Metamorphosis leven en hebben j en nergens nooder van berooft en worden j en niet meer dan de dood en vreezen. Ik zegge u dit dan , dat Job, in een ander gele- gentheid , en op een ander onder- worp, tot zyne Vrienden eens zeide, Job xij. 7. 10. Waarlijk Vraagt het dog de beeften, en elk een Van die zal'tuleeren, j en het gevogelte des Hemels y dat zal'tute j kennen geven ; ook zullen tu de vifjchen der Zee Vertellen. Want Ine en ~ïïeet uit alle deze niet , dat de hand des Heeren dit doet? in "toiens hand de Ziele is Van al dat leeft, ende dengee/lvan alle Vleefch des men- fcbeé ;ook van alle beeften. Hy is immers dm God der Gee/len alles vleefchs Num. xvj. v. 1 1 , Hy heeft ook alle vleefch, dat hy gefchapen, alle beeften, die hy 't leven gegeven heeft, eene begeerte, i ende liefde tot het leven, en een haat,

en

Naturalis. 179

en af-keer van de dood , in-gedrukt, 200 dat zy niet ter weereld meer vree- zen als de dood, en niets meer bemin- nen dan haar levens behoudenifze ; want zy en hebben niet anders , dan het leven ; dit is haar dierbaarft , en ook al dat zy bezitten. Hier in zijn de~ ze Rupzen , en de beeften de men- fchen gelijk, ende die by-zonderlijk» die geen ander leven als dit tijdelijke, of geen vafte hope van een ander , en beter leven , en hebben j de welke als de Veulens der Woviïod'ezeh geboren pijnde, geen andere geboorte, als die van be- neden is,deelagtig zijn. Deze ftaan hier neffens de beeften , inde plaatze van duizend getuigen: al konden 't hare tongen niet zeggen , hare daden zouwden 't met volle kelen uit- fchreeuwen, dat 'er haar niet zoo lief,

m 2 en

i8o Met amorphosis en kofteli jk dan het leven , is -y en niet zoo vreeflijk , en vervaarlijk als de dood j dat Konink der Verfcbrikkingey ge- lijk 'Biidad de Zuhiter haar noemt , Job xviij. 1 4. Want worden zy eenig on- raad gewaar , of hooren zy 't gemuyf der peerden van de vyand ; zien z' hem met geweld van voet-knegten aan-komen,- of zijn zy maar in vreeze van zijn aan-komfte, zygaan Alarm flaan, en nemen wapenen in de vuift, om haar te verdedigen , en haar leven te befchermen : al zijn zy Weder- doops gezind,en al laten zy haar voor- ftaan, dat het nu niet geoorlooften is, krijg te voeren, zy en laten haar even- wel niet geern dood- flaan ; maarzy keeren, en verweeren haar zoo lange, en zoo veel , als zy konnen ; of kon- nen zy niet keeren , en haar verwee- ren,

Naturalis. 18 i ren, zoo nemen zy de vlugt, als de vreezagtige krijgs-knegten, om haar leven der uit te dragen. Word de lugt fcherp en kouwd, in \ hertje van de Winter , zoo doen zy kleederen aan om haar te dekken, in den dag, en van de kouw tebefchermen j en leg- len 'snagts dobbel dekzelop'tlijfiom niet te verftijven. Zijnzy hongerig, zy zien na fpijze om , en den (laf des broods , op dat zy leven zouwden. Krijgen zy dorft, zoo zoukken zy drank: hebben zy geen voedzel , zy zouken 't daar het is, om haar te onder- houwden 'y zy houwden 't voor een vafte ftok-regel , indien zy niet en aten, dat zy zouwden moeten fterven. Over- valt haar een ziekte , zoo zen- den zy om een Artz, of een genees- middel-bereider, om haar was'cmo-

m 3 gelijk

182 Met amorphosis gelijk van de dood te bevryden : kort om i al wat de menfchen in dit leven hebben of krijgen konnen , dat ge- bruikken zy al om het leven , ende voor het leven , tot haar wezen , ofte wel- wezen, ofte tot haar vermaak , of levens-noodruft. End'aan-gezien zy 't al aan-leggen watter by haar is, tot dienft, of behouwdenifze van het le- ven, zoo blijkt hier uit by on-weder- fpreeklijk gevolg , datzy 't leven be- ter houwden , en weerdiger agten , dan al watzy hebben, en dan al wat'er in de Weereld is. Zy en dwalen ook in haar oordeel niet - want daar en is niet beter op de weereld dan het le- ven. Ik fpreke van aardfche , ende tijdlijke goederen ; ( want anderzins is Godsgoedertierentheid beter dan het legert-, als de man na Gods herte getuigt. (P/d/.

Naturalis. 183 Ixiij. 4. ) Zijt gy begeerigom de Re- den hier van te hooren, z'is gereed 5 overmids het al tot dienft van het le- ven fttekt, en voor het leven is; 200 moet immers noodzakelijk het leven beter zijn ; want is het einde niet al- tijd weerdiger, dan de middelen , tot het einde dienende ? is den Heer niet altijd weerdiger , ende meer als de knegt die hem dient, in op-zigt dat hy dient ?

Dit weten de menfchen ook zoo wel, ja beter, alsdebeeften ; daarom docnzy gemeenlijk zoo veel weer en moeite, alszykonnen, om't leven te behouwden , en de dood t3 ontgaan. Tot bewijs hier van zal het Voor- beeld van Lodelpijk de xj.Konink van Vrankrijkj ons dienen konnen : want hy was altijd zoo fchrikelik vervaart

m 4 voor

184 Met a m orpho s is voorde dood, dat hy geduurende zi jn ganfche leven zijne Huys-genooten, ende Dienaars gelafte, dat, zoo zy \ hem in doods nood , of gevaar zagen, zy hem alleenlijk tot bekentenifze zijner zonden , en verzoeninge met God vermaanen zouwden , zonder eenig gewag van de dood te maken ; want hy liet hem voor-ftaan, dat hy te fwak van herten was, om zoo hard, en ftreng vonnis te konnen hooren. De vreeze des doods was hy alzyn leven dienllbaar als een kncgt zynen Heer onderworpen is ja hy was van den naam van de dood vervaart.Noit men- fche zogt met meerder vlijt <, en zorg- vuldigheid raad en bewaarmiddelen tegen, ende van de dood; als deze Koning. Zijnen Genees-meefter Jakcb ]\(j}\Wiu$ gaf hy duizend kroonen

Naturalis. iSf alle maande» en binnen den tijd van vijf maanden , vier en vijftig duizend kroonen : 't mag zijn, dat het gouwde Franfche kroonen , of ftukken van dier-gelijk gewigte waren. Hy fchonk ook des Genees-meefters naafte vrien- den vele hooge Ampten , en zyn Klein-zoon eenen Bif kops My ter, en nogtans was dezen Arts uitermaten fcherp ende hard tegen hem, maar hy vreefde hem zoo, dat hy hem niet en dorft van hem weg jagen, gelijk hy veel-tijds zijne andere dienaar en weg- zond. Want hy zeidd' hem gemeen- lijk, u ik en twijffèle niet, of gy zult " my ook eens uit- werpen , gelijk gy u alle d' andere gedaan hebt; maar ik "fweere u dit,met een heiligen, ende Cc dieren Eed, zoo gy dat doet, dat jer Cf boven agt dagen daar na niet leven

«zult.

186 Metamorphosi s «zult. Deze woorden verfchrikten den Koning 200, dat hy den Genees- meefter altijd, en allezinds vleide, en door fmeeken , en groote giften , by hem hield. Daar woonde inKalabrien een Heremijt, met name Robbert, een on-gelettert, dog een wijs, en voor- zigtig man , die van het twaalf- fte jaar , tot het dry-en-veertigfte zy- nes ouwderdoms in een fpelonke ge- woont hadde : dezen liet hy door een van zyn Edeluy , in gefelfchap van den Prince van Tarenten , den zoon van den Koning van Napels , met verlof van den Pauws en den Prins van Kalabrien , tot hem haaien 5 en eerde hem, als hyin Vrank-rijk ge- komen was, niet min , dan of hy Pauws van Roomen geweeft was : hy viel voor hem op zyn knyen, oot-

moediglijk

Naturalis. 187 moediglijk biddende , dat hy hem het leven ver-lengen wilde. Dit de de hy alleen, uit vreeze des doods. Hy floot hem zeiven ook in een kafteel, met zeer nauwe wagt bezet , ende hy en liet niemand by hem komen, als zyn lijf- wagt, Dienaars, ende Ampte^ naars , welker dienft hy van nooden hadde , door een klein deurtjen, en niet voor den agt uren. In dit kafteel hielt hy een voor-hof jen , om der in te wandelen; maar hy quam'ernog- tans zeer zelden in; al uit quaad agter- dogt, dat hem iemand met vergift, of anderzins zouwde van kant hel- pen, zoo een fchrik hadd'hy voor de dood. Ziet hier van , zoo 't u luft, Thihps van l\omin'es , een van de twee Edelfte fchryvers van de zaken van Vrank-rijk in ztjny. ende 10. bonkvzn

Johan-

i8S Metamorphosis Johannes Sleidanus , uit het Franfch in't Latyn vertaalt. Zy t gy ook be- geerig , om Jt getuigenifze der Hei- denen hier over te hooren ? hoort eens wat Seneca in zynen Ixxxij.brief van een yder menfche zeyt -y h een )%eü]k is een liefde %ijnes %etfs en een inge- plante 'toilk om hem zefoente behoulodengnde te Mijven , en een Veragtinge der ont-hindin* ge. Ariftoteles , en andere noemden de dood het alder-fchriklijkfte van alle fchrikkelijkke dingen : daar voor houwden haar de weerldfche men- fchen ook : gelijk zy 't leven het ko- ftelijkfte van alle koftelijkfte dingen agten : en niet zonder reden : want het flegtfte , en geringftefchepzel,dat 'er leeft is edelder , als het befte dink, dat leve-loos is , en niet meer , als een blood wezen heeft. Gelijk den

leven-

N A T ü R A L I S. 189

levendige Adam veel uit-nemender was,als den onbezielden klomp aarde, daer hy uit gemaakt wierd ; alzoo is 't leven beter* als een enkel wezen, een

leVendigen bond is beter, alseendoodeleeulo. Zegt den Prediker ix. 4. endeVolg. Voor den genen, die Vergefelfchapt isby alle levendige, is 3 er hope : loant de levendige loeten , dat %y flerVen zullem maar de doode en loeten niet met alle, %y en hebben ook geenen loon meer,- maar hare gedagte- nifze is Vergeten-, ook is alreeds hare liefde, ook haren haat , ook harenydigheid Vergaan, en z^y en hebben geen deel meer in deze eeuloe in alles , dat onder de zonne gefchied. Ge- lijk hetlighaam meer is, dan de klee- dingej zoo is ook het leven meer als het voedzel , als onzen Heere ons leert, Mat.\j. 25. Wie en weet ook niet dat het leven , en dat .leven

heeft,

ïqo Metamorphosis heeft , in zig zeiven weerdiger ende beter is, dan al het gene, daar men de boter, Jt brood , en de wijn om koopt. 'T is wel waar, den gierigen vrek zal hier de gek mèê fcheeren, en hem laten dunkken, dat men hem dit diets makende , dat het gene leeft, beter is als het leve looze geld , wel zouwde mogen wijs maken , dat een hands vol vliegen , of eenlluit-köóle vol rupzen, of een arm vol jonge kat- ten, beter, ende weerdiger waren, als een tonne gouds , of een kifte vol geld ; en dit zouwde by hem de mee- fte ketterije van de wereld zijn; maar hy en denkt niet, dat hy met al zijn geld , al was hy zoo rij k als Craefus, of Cranus , zijn leven , als 't ver-waar- looft is, nieten kan weder-ko open; en als hy op 'tgypen eens liggen, of

op

Naturalis. 191 op de laatfte fporte van de ladder zy- nes levens ftaan zal , het zelve niet een oogen-blik verlengen ; ja ook dathy niet een levendige rupze, of vlieg maken kan, al teldd' hy al zyn kiften uit , ende zyn burfzen plat Zouwd' hy ook niet een zeer devoot Martelaar des duivels zijn , die zijn leven minder, als zijn geld beminde? De Bootsgezellen, die met Jonas ende Paulus voeren , en de Koop- luiden , die de Zee alle dage bouwen, verliezen 't liever al dat zy hebben, als haar leven, en worpen 't geern over boort met haar eigen handen, om haar leven te behouwden, endet' huis te brengen. Onzen Zaligmaker fteltby Lukasfap.ix.v.26. eene vrage voor,die aan-merkkens-weer^ig is , voor aller - ley (lag van menfchen , maar by-zon-

derlijk

iyi Metamorphosis derlijk voor de geld-zugtige,en d'eer- gierige , welke vrage zoo zy wel ter herten namen, zy zouwden in aller yl van die gouwdfche geel-zugt , en clendige ftaatvzugt genezen zyn. Wat baat het een menfche , die de geheele^eerli Zpifiïde turnen , en hem zeiven Verliepen, offchade zijnes %elfi lijdenïZoo vraag' ik u ook , wat voor deel ligt 'er voor u in dat gy als den Grooter Alexander, of den Keizer Auguftus een Heer zijt van de gantfche weerld, zoo gy in een uir, ja ineen oogen-blik (want meer tijd en hebt je niet van doen om te fterven) met een fnik, uw'ziele,leven, ende lijf verheft ; en dan zoo weinig profijt van al de weerld hebben kond, als den rijkken wrekken Brafzaart van al zijnrijkdomindehelle hadde? wat kan u al uw' geld , ende goed ba- ten

Naturalis. 193

ten , als gy in een ommezien zoo arm, als Job , of kus , en zoo kaal als een Rat, of een geplukte Vogel word, zoo dat gy geern uwen ftaat met dien van een Bedelaar zouwd verwifze* len ? zilver, engouwd, land, en zand, geld, en goed, eer', en ftaat, blijven hier, op de Weerld , en gy gaat van liier uit de Weerld, 200 haaft gy u le- ven uit-blaaft. Zoo moet dan immers het leven beter, en koftelijker zijn, dan al het goed des Weerlds. De dooddaar-en-tegenis vreeflijk, ende pijnlijk : is 't niet drouvig , en bit- ter voor een menfche , dat hy fchei- den moet van zijn lieve vrienden, wij£ en kinderen, zijn aan-genaamen zoet gezelfchap, dat hem zoo weerd was als zyn regter-oog, en als zyn ei- gen Ziele ? Als Jonathan geftorven

n was.

194 Metamorphosis was, zoo was (DaVid daar over zoo bedrouft,dat hy qualijk te ftillen was. Den Eerts- Vader Jakob treurd' ook bitterlijk eride lange over 't gemeind verlies van zynen Zoon Jozef ; van drouf heid fcheurd' hy zyne kleede- ren , en leidde eenen zak om zyne lendenen ; hy weiger dd' hem te laten trooften , niet tegen-ftaande , zy de hope hadden , die weder te zien in het ander leven, in d' op-ftandinge ten jongften dage, Is het dan vreemd, dat de Heidenen, en Weerelds-gezinde menfehen, die of d' op-ftandinge niet en gelooven, of daar van niet goeds en verwagten , bedrouft zijn, als zy de dood zien ofte hooren > Zoo ver- ftond het den Hoog-verligten 2W#*, dat de Heidenen, die geen hoop' en hebben van de zalige weder op-ftan- dinge

Naturalis. iq«j dinge uit den dooden , groote reden hebben > om over de dood van hare vrienden zeer bedrouft te zijn , en over-zulks ook voor haar eigen dood te fchrikken i Over-mids zy zonder hope van de zalige weder-op-ltan- dinge inde Weereld leven, 1 Thefir. iiij. 13. O ver-legt ook eens, of het niet drouvig, ende moeyelijk voor een menfche wezen moet , die al zyn leven langgefchraapt, en geraapt, ge- waakt, en gebraakt, gekroopenen geloopen , geflaaft en gedraafc heeft, om een deel geld en goed by een te krijgen , en die nu al een goefmyver te boven heeft geleit, en een grooten hoop by een gefchravelt, zoo dat zijn middelen hand over hand beginnen aan te winnen, enhy van voor-nemen is, om deze en die landeryen, fchoone

n 2 groene

196 Metamorphosis groene dekens, daar een dief over mag loopen > maar die hy efter niet en kan weg-dragen, deze huizen , en die ho- ven der aan te koopen , en te knoo- pen , die ook zoo veel geld al-reede op het Land heeft , dat hy den jaar- lijkfchen Intereft, in een reis, niet t' huys dragen kan -y die daar-en-bo- ven nog aan deze en die Ichepen reed) daar hy zulke in-komften, ende voor- deden van verwagt , dar/er hier en daar Vijftig ten Honderden , ja een heel centjen over-fchiet j zoo dat hy zyn kinderen rijkelijk kan uit- hy Hik- \ kenen treffelijk uit-zetten, datyder i een zegt , wel dat en hadd'ik van die j man niet gedagt,of verwagt 5 oordeelt i eens, of datniet pijnlijk en is, dat zoo een fchat-rijk man op eenen nagt , in een uur, van al die fchoone fchatten ]

fcheiden

Naturalis. 197 fcheidcn moet, on- wetende, hoe zijn Erf-genamen na zijn dood daar mede zullen leven , en om-fpringen ? Is 't wel te verwonderen , dat zoo een man om de dood niet denkken, en van de dood niet hooren mag ? de- wijl het hem zoo zuur, en zoo bitter valt , van al dat fchoone geld te fchei- den ? hy en is 'er al lacchende niet aan-gekomen, en daarom en kan hy der niet vrolijk af-fcheiden ; 't heeft hem menige nagt-ruft, zoo veel bra- kens,en wakens gekoft , eer hy't zoo verre kreeg,en daarom kanhy 't al Sef- fens niet dan zeer befwaarlijk verlak- ten i was 3t een Bankeroet van een duizend guldens $ was'er een dief met een zak of een pak geld weg-geloo- pen , dat was nog om over te komen , men zouwd 't zien te verwinnen ,

n 2 maar

198 Metamorphosis maar nu de man zelve geftolen word, en d' aarde met het lighaam, enmif- fchien , de Helle met de Ziele door- gaat* daar en is immers geen raad toe om over te komen. Daar-enboven, is 't niet fpijtig, ende fchriklijk om te denkken ? wanneer een man, na veel kruyens , ende kuipens , na veelloo- pens , en dravens , hem zeiven op het rood kuflèn gebragt , en in een Ampt met geweld in-gedrongen heeft 5 en als hy in de grabbelinge van 't geld komt, metd'aan-zienlijkfte van het Land verkeert, by de groote geëert, en geagt word, te peerd, of in een ka- rofze rijd,A4)>« Heer voor, en Myn Heer agter gegroet word, en nu de fchoon- fte gelegentheid van de Weereld hem toe-lagt , om zyn kinderen rijk te ma- ken , en tot ftaat te brengen ; dat de

drouvige

Natur alis. 199 drouvige dood hem op zyn on-voor- zienfte weg komt (Iepen, al zyn fpil- lenind'aflchenwend , al zijn hooge gedagten weg-blaaft, en als rook doet verdwijnen , zoo dat hy van al zijn Rekeninge niet meer over en houwt, als een ootjen in 't eijflèr ? is dit niet drouvig dat, daar hy een yegeljk wift goeden raad te geven, en met raad en daad uit fwarigheid te redden, hy te- gen- woordig geeu raad tegen de dood en weet, en om zyn vrouw, en kinde- ren te trooften, die haar nakende ver- lies beklagende, zyn Ledekant om- singelen , ziende dat met hem hare hope fterven zal ? Is het niet fpijcig, dathy, die zoo hoog was op-gehylr, nu zoo leeg', en in het graf, dalen moet ? daar hy in zyn fulp, in zyn zij- de , en in zyn gouwd ging, zoo dat

n 4 yder

200 Mét AMORPHOSI5 yder een voor hem ftuipte, en de kny- en boog , gelijk eertijds voor Haman, van welkers on-deugd hy als al-ge- meen erf-genaam is, dat hy 't ook nu word van zyn ongeluk, is't niet fchan- delijk/tis even fchadelijk? is 't niet jammer, dat nu al zijn koftelijke klee- deren, op een arm dood-kleed , ende ftroo-wis uit-komen, en al zyn hui- zen eindigen in een dood kift van 6. of 7. voeten ? Hoe zouwd *t hem ge- fpeten hebben , had men hem van bo- ven nêêr gebonft,en laten liggen ïpar^ telen, en worftelen met de wan hope van her-fteltenifze, ende zyn kuizen t' huys gezonden ? en wat is 't nu be- ter ? niet een hair, nu de dood maakt, dat hy zijnen ftinkenden azem uit- blaaft , ende zyn Ziele mifchien in d' lielle fpuigt? Daar zyne gunftelingen

zoo

NaTUR-ALIS.' 201

200 eerbiedig tegen hem waren > als . JZem,enJafet tegen haren Vader TSloahy en zyn fchande bedekten, zo dat zy al- ler-wegen zyn eer op-hielden, en hem voor-fpraken, en waarzy een van zijn Wolfs-klauwen wat zagen uyt-ki;- ken , daar een fluweele lap over hin- gen > gaan zy hem nu in de Kerkke onder de voeten treden , en zonder fchroom over 't lijf loopen. Wat is het nu ? hy word van haar verftooten, en van al zyn heerlijkheid berooft, min nog meer , dan of hy met Nebu- kadne^ar in een beeft verandert was, ja nog erger : want men YietNeèukadne^ar nog op de aarde ; maar deze word'er in gefteken , zyn lighaam word een lpjjze voor de wormen, en zyn Ziel miffchieneen aas voor d'helfche grijp- vogels. Ey, doet hier dit nogby: is

dit

202 Met A MOR PHOSI s dit niet yfzelijk,dat een menfche, die nauwelijks in zyn leven van eenige fwarigheid en wifte , altijd goeds moeds , en vrolijk was , hem zeiven voede, als op eenen feeft-dag, zynen Hemel op der aarden hadde » zoo hy meende, en door de Weerld niet kroop als d' arme , nogte ging als die middelbare rijkdom hebben, maar rol* de , en wentelde , als de Rijkfte fok- kers ; nu van al zyn Spits-broers , en van al zyn vermaak fcheiden moet.* Daar hy gewent was hier en daar ge- nood te worden , dat hy nu te bedde word geworpen, en daar moetblijven liggen j zoo dat hy niet gaan , nog ftaan , nog niet meer by 't gezelfchap komen kan, maar haaft met de voeten voor-uit weg-gedragen, en in de fwar- te aarde gelest zal worden ; en zijn

Naturalis. 203 Ziele miiTchien op 't fwarte peerd zal moeten rijden ? Ditquelt en fmerthet herte van den Weerldling, welkers God zijnen buik is en die niet dan aard' fche dingen bedenkt, aldermeeft, dat hy van zyn vrienden , vrouw, en kin- deren, van zyn goed, eer, en ftaat, van zyn vermaak , en geneugte fcheiden moet j is dit zoo pijnlijk voor dezen menfche, hoe pijnlijk moet't dan voor zyn Ziel enlighaamzijn, die twee al- der-weerdfte, en alder^naafte vrien- den , die nauwer aan een verknogt zijn als vrienden , ja als man en wijf, malkanderen verlaten , en buiten alle hope van oit meer t' zamen vrolijk te zullen zijn, van een gefcheurt moeten worden ? Is dit in dezen menfche te verwonderen, dat hy alle weer doet, die hy kan doen , om de dood, en dit

al,

204 Met am orpho sis al, af te keercn zoo lang als hy kan? want, wat is dog een menfch als hy i dood is, men legt hem terftond af, van 't beddJ op het ftroo , van *t ftroo in de j kifte . dan laten hem zyne naefte , en befte vrienden ten grave brengen , zy en hebben geenen luft meer om by hem te blijven, of om hem by haar te houwden j ja z'en hebben geen ver- maak meer, als zahem zien. Het vro- lijk , en voor-fpoedig leven van de god loozen , als het af-gelegt word, vergelijkt Job , by een keerfze ofce lampe, welk' uit-geblufcht word, zeg- gende, kap. xx j. 1 7. Hoe dihoils gefchied het , dat de lampe der godloozen Ipord uiPge~ bluf ebt? ende dat zeer bequaam, en aardig : want, gelijk de lamp of de keerfze, zoo lang als zy brand, en ligt, den menfche aan genaam is elk ziet

ze

Na.tur.alis. 20^ ze geern, elk is 'er geern by ; maar als 2y uitgaat, of uitgeblufcht word,zoo geeft zy eenen ftinkkenden rook- damp van haar, die niemand en be- haagt ; zoo ftaat het ook met de wel- varende vrolijkkeweerldlingcn, zoo lang. als de lamp , of de keerlze van haar leven brand, ende ligt geeft, zoo lang' als zy zingen, en fpringen, drink- ken en klinkken , teeren en fmeeren, domineren en quinkeleren , zoo heb- ben zy veel kelder-en- tafel-vrienden, die zeer geern by haar zijn; ende ge- lijk de Heere Chriltus zeidde , dat^c jiarenden by bet doode lighaam Vergaderen» zoo vergaderen deze graag, en geern, nietby zyn dood lighaam, maar by de doode lighamen van fyn Oflen , en Schapen, Runderen, ende Kalveren, Hoenderen, en Kapoenen 5 Snippen,

en

206 Met AMORPHOSIS en Patryzen , Hazen en Konynen , als zy wel gebraden zijn : maar als hy hem daar op met haar lang' genough vrolijk gemaakt, endedie met goed druiven-bloed wel bedropen , en be- goten heeft j dan komt het nare fchim des doods, enblaaft de keerfze zynes levens uit ; daar ligt hy dan en ftinkt, en en laat voor zijn Spits-broêrs niet na als een leeliken reuk ende rook , daar zy alle van een af-keer hebben : en, daar zy te voren rontom aan zijn tafel zaten, als deKrayen opeen doo- de Koe, of Raven op een dood Peerd, die dadelijk op ftuiven» als 'er na haar gefchoten word , zoo vliegen deze ook heen, als de dood hare pijlen fchiet, en haren vriend ter neder velt. Zoo is dan de dood een verflindend beeft ; en daarom zijn de menfchen

daar

Naturalis. 207 daar zoo voor bevreeft , als voor een Luipaard, die op den weg loert, voor een feilen Beer , ende een ouwde Leeuw , het wild gedierte des velds verfcheurende : deze houwt haar met vreeze gevangen onder flavernye. Zy zoukken ook altijd , en zoo lang als zy leven alle hulpe , om haar te ontwijkken of te ontloopen , gelijk de Rupzen, om de dood t' ont- krui- pen, en de vliegen, om de zelve t' ont- vliegen : hare fpyz' en drank, hare kleedinge, hanteringe , neeringc , de genees-middelen , en alle diergelijke dingen, zetten zy als zoldaten, en zen- tinellen immers daar tegen geftadig op de wagt $ maar ogh armen ! zy roeyen al tegen wind , en ty , zy loo- penmet het hoofd tegen de muur, en daar zy tragten de dood te ont-loo-

pen,

208 Met AMO RPHOSIS pen, daar loopen z'er hol over bol in> als den rollenden bol van haar leven ten eind' is , en vallen haar in de ka- ken. De weerldfche meft-verkkens, zoukken haar zei ven , als hard tegen de dood te maken , gelijk Zauls ma- lien-kolder , of geoogde krijgs-rok hem op-hielt, dat zijn fpiefze in zijn lijf niet en konde in drukken j of ge- lijk zommige Toovenaars de luiden wijs maken, datzy iemands lighaam door belezen , en befweeren, tegen fteken , en fchoten konnen harden ; die zy daarom gehard noemen : alzoo gaan der vele ook te werk, als of zy tegen de dood fteek-vry , en fchoot- vry waren , en een verbond met de dood, een voorzigtig verdrag met het graf, ende haar een .^x-fchild tegen beide hadden ; luiden van Zardana-

paah

Naturalis. 209 paals geflagte» School-kinderen ofte mede-makkers van den rijken braf- zer , óiehem kleedde met purpur^ en %eer fijn lijn-~ïïaatt en alle dage Vrolijk en pragtïg leefde,* Luk. xvr. 19. tot dat zijn lighaam in het graf, en zijn Ziel' in d' helle van de dood gedragen wierd. Vele die den naam van Chriftenen dragen, hoewel zy dien niet weerdig zijn , hebben dit oock wel voor een gewoonte, dat zy de nare gedagte- nifze des doods, als zy zomtijts fchie- Jijk haar gemoed te gemoet komt, ar- beiden door't een of't ander middel van haer weg te drijven , ofte te ver- dooven, als met zuipen , en fwelgen, brafzen en kis-kafzen , kodden , en gabberen, met wulpsheid en ontugt, of eenig' andere woefte, en weerld- fche brood-dronkkenheid ; en hier-

O om

210 Metamorphosis om al , om dat zy op de dood niet denkken mogen : Dat zijn zy , die met eenen wakkeren roes, gelijk zy zeggen, den rouw van het herte fpoe- len, ofdenboozen droes, en den dag des doods verre uit haar zin zetten. Dat zijn zy, die i^w/ gelijk zijn, en als de gedagtenifze des doods haar! verfchrikt, met deuntjens te fïngen,? en met fpel , en tijd-verdrijf haren geeft vermaken. Als een boo ze geeft ! vandenHEERE Zad eerft verfchrik- te, zoo liet hy * op den raad zijner knegten , die voor zijn aan-gezigte ; ftonden, eenen man zoukken die op d'harpe fpelen konde, op dat hy, als de booze geeft op hem was, met zijn hand fpelen, en 't beter met hem wor- den zoudwde. Door dit middel kreeg hy ook verademinge , want als (DaVid

voor

Naturalis. 211 voor hem fpeelde , week de booze geeft van hem ; gelijk gy dat lezen kond , i Zam. xv i . vcrl. 14. 23. Zulke menfehen zijnder ook nu on- der de naam-Chriftenen , die om van de gedagte des doods niet verfchrikt te werden of om, als zy haar nu ver- baaft, en ont-zet, verligt, en watge* ruft geftelt te worden, tot fnaren fpel en gezangen haren toe-vlugt nemen 5 maar zy doen , gelijk de plompe Wonden-heelders, die op een been , dat uit het lid is, of een groot gefwel, eene pijn-ftillende , en verzagtende plaafter leggen , en niet eens bekom- mert en zijn, hoe zy 't been wêêr in het lid zetten, of 't gefwel rijpen mo- gen ; of die het zeer van buiten met een plaafter bedekken , en laten 't in den grond, en in de wortel verrotten ;

O 2 of

212 METAMORPHOSIS

of gelijk de Broddelaars van Mec- fters, op opene wonden, eenpiaafter plakken , om de lippen van het vel aan een te trekken , zonder de won- de van binnen te zuiveren. Men vind- 'er nog zulke, dewelke die gerufte , te Zwn, en die ^eAere, op den berg van Za* maria , Aagten ; welkers handelingen ons de Heilige voorzegger Jmos na het leven af-maalt, kap. vi . Verf. i . 3. - 6. die den booten dag verre pellen , die daar liggen op Elpen-beenen bed-fleden, en beeldig %ijn op hare koeteen , en eten de lammeren Van de kudde, en de kalveren uit bet midden van het mefl-flalj die op't ge- klank der luite quinkeleren , en bedenkken haar zeiven loerk-tuigen Van Muzyke , die fiïijnuyt fcbalendrinkken, enhaarzalvenmet de Voor-treffelijkfle oly ; maar en bekomme- ren haer niet met hare arme ziele,ja zy en

begin-

Naturalis. 213 beginnen nietaen hare dood te denk- ken > dan als de klinkk' op den duim» en gereed is,om de deure van haar le- ven , en de twee venfters van de ftra- te vaft toe te fluiten, of als de keerfz* in de pijp brand, en het klamme fweet haar uit-breekt ; of als de dood op de bed-fpond'of haar op de lippen zit, zoo dat zy nauwlijks bequaem zijn, cm haren uiterften wille, aan-nopen- dehare tijdlijke goederen, te verkla- ren , veel min , eens met ernft op hare Ziele agt te nemen ; eene zorgelooze on-agtzaamheid in zoo grooten , en hoogwigtige zake, voor haar in der eeuwigheid onverandwoordlijk ! Ve- le zijn de Gadarenen gelijk , die.met harefwijnen meerbekommertzijn,aIs met hare Ziele, dien de Ziele maar gegeven fchijnt , in de plaat ze van O 3 zouwt,

214 Met amorphosis zouwt, om het lighaam van verrot- tinge te bewaren ; die meer bezorgt zijn voor haar tijdlijk Vee dat zy be- zitten, als zy over 't eeu wig wee, dat zy te vreezen, en zekerlijk te verwag- ten hebben , haar bekommeren : haar koeyen, peerden, fchapen, ende vo- gelen ; ja katten en honden ge ven zy fpy z'en drank te zijnder tijd } zijn zy ziek , zy tragten ze te genezen j fte- ken zy de moord, zy zijn'er over be- drouftjalsde kinderen, over 't ver- lies van een Mufchje ; maer hare ko- ftelijke Ziele laten zy verloren gaen ; zy zien niet om voor haar, na de fpyz' en drank, die tot in het eeuwig leven blijft, dan als zy op haar verhuizen ftaat : zy en tragten zy niet te gene- zen/dan wanneer der geen zalf aan te ftrijkken is -9 en zy en zijn over 't ver- lies

Naturalis. 215 lies van hareZiele niet bedrouft, voor al eer z' haar in de helle vinden. Vak haar onder-en-tuflehen de gedagte, dat zy fterven moeten,zomtijds fchie- lijk in , zoo gaan zy haare fwaar- hoofdigheid meteenigweerldfëh ver- maak verdooven, of in wijn verfmoo- ren, uit fchrik voor de dood 1 om niet elendig voor den tijd te zijn : zoo doende krijgen z'ook wel eene klei- ne verligtinge, gelijk dood-krankke voor haar dood ; maar die haar gantfeh zeer qualijk zal bekommen, en zeer zuur op-breken,hier en hier-na-maals. Andere onder de Naam-dragende Chriftenen zijn zoo godloos niet, maar wat fchappelijkker : want zy verfoeyen der voor-genoemder han- delingen , als godloos, hoe-wel zy maar een weinigje beter zijn ; zoo z' O 4 haar

216 Met am o r ph o si s haar hand eens in haar boezem fta- ken , zy en zouwden niet veel beter gaften in d' herberg van haar herte vinden ; doch efter en willen zy deze fchuld niet dragen, en den naam niet hebben , dat zy fchrikken voor de dood , maar zy roupen in het tegen- deel vol-mondig uit, dat zy wen- fchen, en verlangen na de dood, en zy zeggen,en her- zeggen dat zoo menig- maal , dat zy 't haar laten dunkken , dat het waar is. Deze Aagten dien leugen-ftofïèerder,dewelke voor-gaf, zoo te konnen liegen , dat hy zelfs meende dat hy de waarheid zeide, als hyboomen uit de aarde loog, want cerfh zeidhy, verzierc ik een leugen, en daar na ga ik die , zoo menigmaal cn zoo lang verhalen, dat ikeindeling vergeten hebbe.dat ik/t geen' ik ver-

telle,

Naturalis. 217 telle, uit mijn kaf ket gefmeed , ende zelfs verdigt hebbe. Zoo laten hare deze voor-ftaan, door, en uit haar ei- gen, ende dikwis zeggen, dat zy voor de dood niet vervaarten zijn ; en't is haar vergeten,datzy dat uit haar poot gezogen, en zelve verziert hebben, en vertellen 't altijd voort, en voort, zon- der dat zy daar toe de minfte grond van waarheid , ende zekerheid heb- ben : fpreekt men tegen haar van de dood, en vraagt men haar, of zy wel genegen zijn vanhier te fcheiden j 6 ! zeggen zy , ik ben bereid, als 't God zoo belieft : veiltmen haar den hemel op, zy roupen terftond Mijn j (als de Vifch-Koopers den Vifch mijnen,) zonder eens te denkken,wat den prijs is, en dat hy niet te koopen, noch te bekomen is, als met een op-regt ge-

loove,

qi8 Metamorphosis loove, een verflagen geeft, en een be- f keerde Ziele: zy en hebben niet een f hair op haar hoofd , dat daar eens op i denkt: zy hebben gehoort, dat men om nietgeregtveerdigt,en uit genade zalig wort, en dat het eeuwige leven I een gefchenk Gods is, en daar op beelden zy haar in , dat zy met kou£ zen en (choenen in den hemel loopen, I en de zaligheid met het fpreken van *t vijf-woordig gebed van den Tolle- naar, Godtyt my zondaar genadig», ver- krijgen zullen. Zoberen troo/lj 'verloren is mijn geld) zegt het Spreek- woord j j zoo zegg' ik tot deze ook , zoberen trooft: , verloren zal uwJ hope zijn : want dezen haren trooft, en hope is niet anders als een droom , die ver- gaat en in rook verdwijnt , wanneer zy van haren flaapont- Waken, en op-

ftaan :

Naturalis. 219 ftaan : want , gelijk "Wanneer een honge- rige droomt , ende ziet , by eet , maar als by ontmaakt t zoo is zjjne ziele ledig ; of gelijk Wanneer een dorflige droomt , ende ziet by drinkt , maar als by ont-lpaah-, ziet, zoo is by nog mat, en zjjn ziele is begeerig : gelij k , Gods Tolk Jezaiai fpreekt , hoe-wel in een ander geval, kap. xxix. Verf. 8. Zoo is't met deze menfchen ook ge- legen j zy lezen in den Bibel, al-hoe* wel z'er in kijken,als een peerd in een Schildery, want zj zijn gelijkem peerd , gelijk een mml-ezeU \elK geen ver [land en beeft : als de Harp-flager Ifraels fpreekt, ff alm xxxii. 9. zy gaanby hoy,enby gras te kerkke, daar hooren zy de trooftelijkke beloften des Euange- liums , cn daar op gaan zy op beide ooren, geruft, en zonder zorge in de zonde flapen, droomende,dat zy regt

tot

220 MET AMORPHOSIS

tot den Hemel hebben , en dat onfen Zaligmaker Chriftus , en alle zijne weldaden , die hy de uyt-verkorene, door zijne dood en opftandinge» weerdighlijk verworven heeft , ende toe eigent, haar toe-komen. Daar op zijn geruft na hare meininge , als Job fpreekt, kap. vii. 5. gelijk de gerufte te Zion,en de zekere op den berg ~\>anZamaria\ daar den Voor-zegger Amos van ge- waagt, fatf>. vi. 1 . Zy maken haar rijk, daar zy arm zijn, gelijk de gene , die hem in-beelde daf hy Keyzer was, en alle dage in een geflote kamer, op een hooge ftoel ging zitten, en hem hield als of hy Gezanten gehoor en haar af- fcheid gaf, of gelijk een ander, die hem liet voorftaan, dat al de Schepen, die aan quamen , en af-voeren , zijne waren: zoo laten deze haar voorftaan,

dit

NATURALIS. 221

dat het alles hare is, tot Chriftus en- de zijnen Hemel toe. Zy zeggen met de Laodicenzen j Ik ben rijk, ende Ver- rijkt geworden, end' en bebbegeens dingsge* brek-, en en "toeten niet , dat zj zyn ehidig, ende jammerlik, ende arm » ende blind-, ende naaktfO^cvh. iii. 1 7. Mct'Bileam, noe- men zy God haren God} 2Vww. kap. xxii. verf. 18. Gelijk Juda,de trouw- looze Zufter Ifraels , die boofheden fprak, en dede , en d'overhand nam ; zoo roupen zy tot God, Myn Vader gy zyt de Leids-man myner jeugd, Jer. kap. iii. verf. 4,5. In defèn droom, en in- beeldinge leven zy, ja zy fterven der ook wel in : want hy fier ft in de hragt : zyner Volkomentbeid daar bygantfcb zeker ende geruft ~toas, Job xxi. verf. 23. Ge- lijek de dwaze maagden zeggen zy, xxv. 1 1 . Hem-, Heere, doet open. Gelijk

of

222 METAMORPHOSIS

of iemand in een wijn-kelder van een goed ftuk wi jns wat veel geprouft, en hertig gedronkken hebbéndcdaar op t'huis ging liggen flapen , en droom- de, dat hem al die wijn toe-behoorde: zoo is 't met deze mede zy worden van d' opperfte Wijfheid, die haar Veegeflagt, haren wijn gemengt, en ook hare tafel toe-gerigt heeft, door hare uit-gefondene Dienft- maagden op de tuinen der hoogten van de Stad genoodigt , om te komen eten van haar brood, en te drinkken van haren wijn , die zy gemengt heeft, Spr. ki. i . «5 . emzy die het brood , en den wijn maar geprouft en hebben, als de Koks de fpyzen en de Wijn-prou vers den wijn prouven, endede zelve niet gekogt en hebben , beelden droo- mencT haar in , dat het brood des le- vens,

InIaturalis. 223 vens,en den wijn der genade hare zijn, en datzy dat brood gegeten , en die wijn gedronkken hebben : maar als zy , of ten dage van haar byzonder , of ten jongften dage van't al-gemein Oordeel, uit haren droom ont- waakt zullen zijn j dan zullen zy haar jam- merlijk , en al te laate bedrogen vin- den. En ik vreeze , zoo de Leeraren, eene nette zoort-meldinge , ende rol- le hadden van alle hare toe-hoorders, ende van haren ftaat, en hoedanighe- den, dat 'er een zeergroot getal op de- ze rye zouwden ftaan : want den grootften hoop der menfchen kinde* ren zijn bevreeft, en fchrikken voor de dood, zoo wel, ja meer, als de ver- ftandelooze dieren , Rupzen , Wor- men, Vliegen , en andere 5 Dunkt u dit wonder ? bedenkt, dat de ver-

ftande*

224 Met amorphosis ftandelooze door een natuurlijk in- geven voor de dood verveert zijn ; en de menfchen, met verftand boven de reden begaaft, kragtiger, en meer re* denen hebben, ende zien,om de dood te vreezen, als de beeften hebben, en- de konnen zien. Al fpreecken deze menfchen zoo bouwt, als of zy de dood zelve verfchrikken en een bang' herte aan-jagen wilden,zeggende,dat zy na de dood verlangen ende wen- fchen ; ende al volgen zy 't fpreek- woord, Stouwt gefproken is half ge- wonnen i haar latende voor-ftaan, dat zy met ftijf te blazen haren mond niet en zullen verbranden ; Eilaas ! zy dragen alle een herte, dat voor de dood zeer ang, en bang is, zelve in ha- ren boezem : en by aldien zy haar diep,en zelft-bcdriegelijk herte,ende

de

224 Met AMORPHOSIS ftandelooze door een natuurlijk in geven voor de dood verveert zijn ; er de menfchen, met verftand boven d( reden begaan:, kragtiger, en meer re- denen hebben, ende zien,om de dood te vreezen, als de beeften hebben, en- de konnen zien. Al fpreecken deze menfchen zoo bouwt, als of zy de dood zelve verfchrikken en een bang* herte aan-jagen wilden,zeggende,dat zy na de dood verlangen ende wen- fchen ; ende al volgen zy 't fpreek- woord, Stouwt gefproken is half ge- wonnen ; haar latende voor-ftaan, dat zy met ftijf te blazen haren mond niet en zullen verbranden ; Eilaas ! zy dragen alle een herte, dat voor de dood zeer ang, en bang is, zelve in ha- ren boezem : en by aldien zy haar diep»en zelfs-bcdriegelijk herte,ende

de

NaTURALIS. 22$

de diepten, ende gedagten des Zatans wel, en ter dege kenden, zy en zouw* den de vlaggezoo breed , en zoo veel zeils niet voeren , maar wel een reef- jen of twee in-binden ; 't is wel waar, daar zijnder veel , welkers mond niet anders zeggen en derft, dan dat haar herte , als met uit-geftrekten , en uit- gerekten halze, altijd na de dood uit- ziet j maar moeft deze om-vraag3 eens met befloten ftemmen omgaan,of de dood komen , of noit komen zouw- de j verre de meefte zouwden op haar agter-blijven ftemmen. Dit zag den fchranderen quakverzierder JEjo^m, toonende, dat een yder, tot den elen- digften,en armften bedelaar toe, voor de dood verveert is , met de Klugt van den Ouwdenman , die met een laftig pak geladen en zeer vermoeid

p zijnde,

2l6 MET AMORPHOSI9

zijnde, luids-keels om de dood riep ; maar de dood gekomen zijnde , en hem vragende , waarom dat hy haar geropen hadde, en watliy begeerde, zeidd'hy , dat z'hem zynpak af-ne- men, en daar mee' door-gaan zouw. Zoo zouwden ook de meefte me- nigte, 200 zy 't fchim des doods za- gen in zyn holle kaken, en tot haar komende, om haar weg te nemen, bidden, dat het niet met haar, maar met de laften , die haar drukten , heen

ging-

Maar ik hebbe, Vrienden Lezeren, veel'ligt uw' Aan-dagt wat te lang' mis-bruikt, en u te verre buiten uwe ver-wagtinge van den weg af-geleid. Ik ben van Land al vry wat diep in Zee gezeik, voor wind en ty , en ik hebbe u gevoert 5 dog, zoo ik ver- trouw,

Naturalis. 227 trouw, niet tegen uwen dank, of met uw' on-genoegen j alzoo de ftofïè, waar in ik u , en my hebbJ in-gelaten, niet min nut en betragting-weerdig, als die van Rupzen vermakelijk , en aan merkens weerdig is. 't Is nu dan hoog tijd, dat ik van de menfchen, tot welk' ik van de Rupzen ben uit-ge- ftapt,totde Rupzen, en tot het gene ik van haar onder- vonden hebbe, we- der keere, en dit hoofd-ftuk befluite met een andere Onder-Vindinge.

TK hadde nog een van deze flag van -■-Rups -wormen , van een gedaante» en koleur met de voorige , diegy, op 't midden van de Plaat , hebt uit-ge- beeld. Deze onder-ging hare ver- anderinge op den 3en van Herffts- maand, in de zelve geftaltenifze , als

p 2 d'andere,

22$ MeTAMORPHOSIS

d'andere,en bleef daer in tot den 2 2en van den volgenden Wijn-maand , als wanneer der uit hem twee beeftjens voort cjuamen, een manneken uit zyn regter-,en een wijfjen uit zijn {linker- zijde. Maar waar aan , zal iemand vragen, kond gy het manneken van het wijfjen onder -fcheiden ? Dien dient tot antwoord , dat beide deze beeftjens , na dat zy een vieren deel uur', uit den dop ge weeft waren , met den anderen gingen fpeelen, en haar alzoo aan d' ooge vertoonden, wat zy waren , en wie van twee het manneken, en wie't wijfjen was : dog het manneken was langer en fmalder dan het wijfjen , en 't wijfjen daar- en-tegen breeder ende ronder. Nu alzoo my dagt * dat beide deze beeft- jens, met den anderen gepaart,wel te

gader

228 Metamorphosis d'andere,en bleef daer in tot den 1 2* van den volgenden Wijn-maand , al wanneer der uit hem twee beeftjer voort cjuamen, een manneken uit zy. regter-,en een wijf jen uit zijn flinker zijde. Maar waar aan , zal iemanc vragen, kond gy het manneken va het wijf jen onder-fcheiden ? Die dient tot antwoord , dat beide dez beeftjens , na dat zy een vieren-dec uur«, uit den dop ge weeft waren met den anderen gingen fpeelen, ei haar alzoo aan d' ooge vertoonden wat zy waren , en wie van twee he manneken, en wie't wijf jen was : do het manneken was langer en fmalde dan het wijf jen , en 't wijf jen daai en-tegen breeder ende ronder. Ni alzoo my dagt * dat beide deze beeft jens,met den anderen gepaart,wel t

Naturali s. 229 gader waren , fèhonk ik haar het le- ven , en lietze t' zamen gaan wande- len , opdat zy gelijk de Tweelingen van Hippokratesj die gezamentlijk ge- boren waren, t' zamen aten, t' zamen dronkken , t'famen leefden, t' zamen ftorven,alzooook tzamen haren koft zoukken, t' zamen eten , t' zamen le- ven , t/ zamen teelen , ende t' zamen fterven, en t' zamen tot haarbeginzel weder-keeren mogten , als de Rivie- ren die uit de Zee, en wêêr inde Zee loopen, of als de menfehen, die van aarde gekomen , weder tot aarde worden. Zy namen my ook , zoo 't fcheen, deze wei-daad niet qualijk aft zy togen , als verblijf t' zamen op de reis.

in deze twee Rupzen hebbe ik oogen-fchijnlijk befpeurt een ver-

p 3 borgen

230 Metamorphosis borgen wonder - werk der Nature , dat'er uit een en de zelfde zoorte twee-derley beeftjens , uit d' eene een, en uit d'andere tiaee, en een man- neken, en een wijf jen voort-geko- men zijn ; 't welk my geen geringe verwonderinge weerdig dagt ; alzoo ik deze verfcheidene veranderinge voor mijn oogen zag, maar de reden daar van niet ondervinden, nog fchijn van reden daar van geven konde. Och ! hoe veel dingen zijnder in de Nature die wy menfchen niet en we- ten ? Het gaat met ons gelijk het met den Vos, van den Oi vaar of deKrane genoodigt, in den Fabel ging Wj %ien de pap, maar "ivy lekken 'tMas.

Dit

Naturalis. 231

42. ONDERVINDINGE.

Dit diertjen , dat ik u hier op het 42. Plaat-blad vertoone , is niet fèhoon van gedaante, maar af-zienlijk als de Schalje-by ters, het ont-houwd hem gemeenlijk ind'aarde}'ten heeft geen vleugels om te vliegen : het leeft van \ loof van Anemonen of %munkels uit de hó\>en. Op den 5. van Bloei- maand vong ik het,en deed' het in een groot glas, met verfche aarde gevult.

Den 1 1 . der zei ver maand kroop het met zy n agterlijf in d' aarde. Daar na eens in de kamer, daar ik het in hield , komende, vond' ik met fyn agter-lijf in een putjen , dat het ge- maakt hadde, gevallen j dog doen ter tijd en bemerkt ik niet, dat het dat putjen gegraven hadde, om zynzaad

p 4 daar

22,2 MeTAMORPH'OSIS

daar in te zetten j daarom haald' ik hetdaaruit, envuldd'hetputjen met aarde effen toe. Een wijle tijds daar na vond' ik het wederom in een put- jen met fyn agter-lijf liggende j en ik hielp' het der weder uit : maar als ik het daar na wederom zag in het putje liggen , liet ik het der in ; en doe be- fpeurd' ik, dat het een groote menigte van klein zaad, geel van koleur,en als kleine zandekens, die digt en vaft aan den anderen gehegtwaren,in hetput- jen gezet hadde ; welkers gedaante ik u vertoone op het midden van de Plaat. Als dit diertje zijn zaad hem hadde quijtgemaakr,was't weld'helft kleinderen dunder geworden, dan*t te vooren «eweeft was: want doen't van zijn zaad nog nietont-laft en was, kond' liec zyn iwaar lighaam nauw-

lijks

Naturalis. 233 lijks voort flepen j maar zijn zaad uit- gefchoten hebbende, was het dun, en rad ; doen at het ook luftig graag, en veel meer, dan oit te voren ; 's nagts daaraan wierd ook zijn agter-Iijf wel d'helft in-getrokken : 't flicp gemeen- lijk 1 1. agter-een- volgende uren ; als 't ontwaakt was, bragt ik het telkens eten j en 't knaptt' 'et ook graag op.

Op den 2 . van Braak-maand vond' ik het weer met zyn agter-lijf in een putjen in d' aarde ftekende : doen ftond het geduurig en trapte , om zyn zaad door die beweginge quijt te worden , even-eens als de Stieren (zoo men kleine dingen by groote, gelijkdeDigters doen, vergelijkken mag) de kley trappen , daar de pan- nen afgemaakt worden, in de panne- bakkerye buiten Haarlem; of gelijk

234 Met amorphosis de brood-bakkers het Rogge-deeg al trappende met de voeten kneen. Zoo doende zetted' het zyn zaad in d' aar- de voor de tweede reize, in zoodani- gen gedaante, als te voren ; maar ten leefde der niet lange na : doe *t loof van de Anemonen oï^anunkels , zijn ge- woonlijke fpijze, verwelkerde, en verdorde, ftierf het, buiten twijflel van honger.

Van het zaad, dat dit diertjen eerft gezet hadde, quamen der by menig- ten kleine wormtjens voort, niet dik- ker dan een Peerds-hair; maar op den 2 i . der genoemde maand, liepen deze wormtjes rafch en veerdig he' nen, hebbende de grootte van'tKerf- ze-zaad , 6. pootjes , en twee hoorn- tjes. Van deze teld9 ik er 2006. maar zy waren alle na mijn gifzinge wel 5000. in getal. Het

Naturalis. 235 Het tweede zaad bragt op den 1 9. der zelfde maand diergelijke Worm- tjes , ais die van 't eerfte gekomen waren, te voorfchijn, dog zoo veel in getal niet : deze nam ik ook voor te tellen, om mijne en uwe nauw-keu- righeid, en weet-luft te voldoen j en tot dien einde maakt' ik een Penceel, dat ik by de hand hadde 5 vogtig ; daar bleven zy aan hangen , en zoo nam ik ze op, d' eene voor , d' ander na, en dede de getelde in een glas 5 tot 006. in t getal : de overige vie- len van 't Penceel in 't water , en ver- dronkhen,ofzy plakten aan malkan- deren , zoo dat ik ze niet tellen en konde.

Veel moeite wendd' ik aan , om voor deze Wormtjens , becjuaem , en fmakelijk voedzel uit te vinden , en

haar

Met am o rphosis haar op te queeken, om te onder- vin- den, wat zy , en wat uit haar worden zouwde ; maar tevergeefs. Ik difchte haar op Honig, doode Pier- wormen (anders ^genusvormen , zoo genoemt, om dat zy, als 't regent, uit de aarde komen kruipen) ook Mieren-eyers, zuikker en brood , en ver-fcheide Kruiden, tot zap gemaakt; dog ik en konde ze niet groot queekken : maar uit nauw-keurigheid, en onder-zouk- kings-genegentheid , zettedJ ik een van deze Wormtjes in een ver-groot- glal ken , en teikende het na 't leven, en zoo het hem aan d' oog' vertoon- de, af, gelijk 't gy 't op de plaate ziet. Dit, en andere, behield ik in het le- ven , en bevond , dat zy jaarlijks van koleur veranderden, en in het tweede Jaar bruin, en in het derde (wart wier- den. Dit

Naturalis. 237 Dit dier is het zelfde , daar van ik in het eerfte deel van myne Metamor- phoJïs,'m de 74 , en 7 $ . OnderYmdinge ge- handelt hebbeden Verfïmder genoemt. Doch dit, daar dit zaad , en deze me- nig-vuldige , en ontallijkke Worm- tjens van voort-komen, is het wijf jen (want de mannekens en baren niet, gelijk bekent is) daarom moogt gy dit de Verjlinder^ of het loijfjen Van den Vér flinder noemen, zoo je wil t.

43. ONDER VINDIN GE.

DEze (lag van , ofte worm-

tjens daar van ik Uw' E. een op het 4 3, Plaat- blad hebbe uit-gebeeld, eten wel Peer-boom-bladeren -y maar het loof van Roozen hebben zy lie- ver ; dog zy en zijn niet gulzig in't eten ; zy ruften by poozen over maal,

en

258 Metamorphosis en rekken haar zomtijds eens uit, haar vaft hegtende aan het blad , alles met haar agcer-lijf. Als zy haar buikje vol gegeten hebben , zoo zetten zy haar valt.inzoodanigen geftalte.als gyhaar ziet op de Plaat. Zy en zijn geen lief- hebbers van plaats- veranderingen zy en kruipen van 't eene blad op 'tan- der niet, gelijk vele ander Rupzenj van 't loof daar zy eerft aan-komen, fcheiden zy niet ligt af, voor al eer zy't meeft op-gegeten hebben. Zy zijn zeer fchoon van koleur , van bo- ven bruin , en onder geel 3 maar zoo fchoon niet, na, als voor, den eten : overmids zy dun van huid zijn , en de groene fpyze > die zy eten daar door henen fchijnt, en haar gemengde ko- leur verdooft. Eer zy haar ter her- vorminge zetten , word haar boven- lijf meeft roodagtig. Deze

Natur.alis. 239 Deze Rupze van my een wijle tijds gevoed zijnde , begaf haar om van gedaante verandert te worden op den 1 3. van Braak-maand , inzulken fat- zoen , als gy haar op het midden van de Plaat u ziet uit-geteikent, en bragt op den 27. van flagt-maand, een ba- ftard witjen ofte Boter-kapelle voort, befprenkelt met veel fwarte ftippel- tjens op het lijf; gelijk de Boukken op de fneê met roode of groene ge* (tippelt, of gefprenkelt zijn ; dog zy en leefde maar 4. dagen , en zonder eten ; alzoo haar niet en fmaakte van al \ gene ik haar voor-zette , en haar gewoonlijk voedzel my on-bekent was..

Maar ik hadde nog een van deze mede-zoorte \ uit welkers agter-lijf, eer zy haar ter veranderinge ging vou-

gen,

240 Metamorphosis gen, twee wormen quamen kruipen, op den 20. van Bloei-maand, umber- agtig of fchaduwagtig van koleur, die in den tijd van twee uren in een ey veranderden , van gelijk koleur. Op den 9. van Braak-maand van 't zelfde jaar quamen der twee Vliegen uit voor den dag, die maar twee da- gen en leefden,ftervende,metgroote rekkingen en bevingen over't geheele lijf. De Rupze ftierf doen ter tijd mede. My en dagt niet anders , dan dat als deze Wormen uit de Rupze voort gekomen waren , de kragt des levens te gelijk uit de Rupze ging; want tzedert die tijd en at zy niet meer ; zoo dat gelijk de Natuurkun- dige zeggen , dat de teelinge van het eene,de verdervinge van het ander is; alzoo ook de geboorte van deze wor- men

Naturalis. 241 men de dood van deze Rupze was. De moer ftierfvan hare kinderen ; en de kinderen met haar. Deze Rupze, alzoo hy een rood hoofd heeft , en hem uit-ftrekt als hy eet; moogt gy den naam van den Uit-ftrekker met den rooden hop geven ; luft het u hem van andere te onderfcheiden j gy moogt hem ook wel ftellen onder die, die Lands-luy Meters noemen.

44. ONDERVINDINGE.

*T\Ezen Rob-worm,die ik u hierop de 44. Plaat' hebb' uit-gefchil- dert , is niet wel te bekomen ; alzoo hy hem gemeenlijk , in fteen-agtige grond, die vogtig is, ont-houwtj hy komt efter in d3 hoven of de tui- nen ook wel : daar over klagen de Hoveniers , alzoo hy daar groote

q lchade

242 Me TAMOR PHOS I S

fchade doet en niet ligt om vangen is , want hy weet hem liftiglijk in d' aarde verborgen te houwden,- of eenig gewoel gewaar wordende, daar gefwind in te kruipen : alle kruiden eet hy, en door-eet de wortels -9 maar de Zalaad fchent hy meeft , en bijt de wortels af. Hy is onverzadelijk gul* zig : eens zoo dik eet hy hem , als de figuur u hem na 't leven uit-gebeeld vertoont. Wie weet of de H. Joel, kap, 1. Verf. 4. van deze, of dier-ge- lijkke niet en fpreekt ; zeggende, Wat de I\€X>er beeft oïer-gelaten , beeft de I\rmd'^orm afgegeten. En wat verbied ons den gulzigenWraat, waar van 't gemeen Ipreek-woord zegt , dat bj 't teel al zowïï in %ynen rob fteken , by de- zen Ttyb-loorm te vergelijken ? Gelijk! niemand de gulzigaards ,,die 't al ver- Hinden,

Naturalis. 243 {linden, met de' voeten onder zijn ta- fel geern ziet ; zoo en zien ook de Land-zaten dezen gierigen Rob niet dan zeer ongeern in haar Land j want hy fchentetby na al : hy is ook qualijk uit te roeyen ; zoo flim is hy , dat hy noit geheel hovende aarde uit-komt, maar alleen met zyn kop , die hy ter- ftond in trekt : als hy eenig gedreun opd'aarde gevoelt of hoort, zoo ishy terftond weg : men vind hem maar met defpadc: hetfehijntook,*lathy wel weet, dat hy niet bemind en is ; en daarom vreeft hy de menfchen , als de dood.

Dezen Worm van my gevangen zijnde ded' ik in een glas met aarde,en fteldeze in de opene lugt, op een ge- matigt-warme plaatze die ter Zonne ftond 3 en onder-hield hem een wyl e

q 2 tijd s

244 Met amorphosis tijds met eten, en behoorlijkkevog- tigheid. In ditglas vougd'hy hem tei hervorminge , gelijk gy hem op del middel plaats van de Plaat uit-ge- , beeld kond zien , op den xxix. van Bloei-maand , en bragt op den x x v. 1 dag van den daar aan volgenden Braak maand een twee-gevleugeld dier te voorfchijn , met zes lange poo- tenj'twelk iknoit anders,van iemand, ja vande kinderen, dan met den naam van JSlayer hebbe hooren noemen;! om wat reden , laat ik in des Lezersj oordeel.Deze Nayers zijn zeer heet en togtig. Men vind wel tien manne- kens tegen een wijf jen. Dit zult gy ook ondervinden, zoo gy daar agt op neemt, gelijk ik hetdik-wils gezien: hebbe , als' er een manneken aan een ! wijf jen vaft,is dat'er nog wel v. of v i.|

man-

Naturalis. 245 mannekens rond-om henen vliegen, om de naafte by het wijf jen te wezen, en daar aan deel , en haar beurte te hebben. Die dan eerft aan't wijfjen komt, blijft daar 2. dagen aart vaftj en als zy malkanderen los-laten,fterft het manneken korts daar aan $ maar het wijf jen blijft in 't leven. Als het zaad van het wijfjen rijp geworden is, zoo dringt het haar met haar agter- lijf in d' aarde, en zet daar zijn zaad in; waaruit dezen Rob- worm, dit fchadelijk dier,voort-komt. En deze en is niet bequaem om Nayers te tee- len, dan als hy nu dry |aren ouwd is.

Dit is een zake die aan-merkkinge *en verwonderinge weerdigis,als een 'wonder- werk van Gods goedertierne 'Voor-zienigheid , dat Hy , om dezen fchadelijkken Rob -worm in den

O, 3 toom

1^6 Met amorphosis toom te houwden, op dat hy niet haa* ftig zijns gelijkke voort en teele, hem dry jaren ouwd laat worden , eer Hy hem tot de voort-teelinge bequaam maakt ; en als hy dan teelt dat Hy hem dan veel meer mannekens , die niet voort en zetten als wijf jens doet voort-brengen. Zoo goed is den menfch-lievenden God, dat hy dezen Kruid- worm niet toe en Iaat, haaftig zyns gelijkke voort te zetten. Gelijk Gods barmhertigheden in alle zyne werkken haar vertoonen ; als de H. <Da\>id zegt, fjal cxlv. verf. 9. Zoo bewijfi: hy in dit werk zyner voor- zienigheid zyne goedertientheyd 00- gen-fchijnlijk , tot zijns naams eere, cnde Vmenfchensheil. Erkent, en be^ kent dit dog tot zynen lof.

Dit

i

Naturalis. 247

45. ONDERVINDINGE.

Dit Worm-dier , dat de xlv. Plaat u voor oogen ftelt , ont-houwt hem op de Vlier-boom. Eerft draagt het een fchoon witagtig geel koleur op 't lijf; dat daarna fwartagtig word. 't Leeft van die fwarte beeftjes , die men aan de tippen van den Vlier- boom vind, en deze zyn kinderen der Mieren , geteelt uit zeker zaad ende vogtigheid , die de Mieren op die tipjes zetten , en door de warmte der Zonne uit-gebroed. De Mieren zijn ook geduirig by deze beeftjes , om haar tegen dezen Worm te befcher- men ; zy ftrijkken ook dikwils de zelve met hare voorfte pootjes over 'tlijf j zoo haar fpraak gegeven was, zy zouwden zeggen , dat zy fchi jnen

q 4 te

248 Met amorphosis te zeggen, zijt geruft, wy dragen zorge voor u, en wy zullen u bewa- ren j dit geven zy deze beeftjes met haar te ftreelen te kennen ; zy loopen ook geftadig dezen boom op en af, om dezen W orm te verjagen ; zy vcr- vangen ook malkanderen, in wagt te houwden. Gelijk dan de Luyaards, na de lefze van den wijzen man , Spr. vi. 6 tot de Mieren moeten gaan, om neerftigheid van haar te leeren. Zoo mogen wy ook d' on-barmhertige Ouwdcrs tot haar zenden j op dat zy van haar leeren goede wagt te houwden , nauwe zorge te dragen voor hare kinderen , in d' op-voe- dinge ; en om haar te befchutten en- de te bewaren vooralle on-heil. W ant dit doen de Mieren ook aan deze beefijcs , die uit haar geteelt zijn,

haar

Naturalis. 249 haar bewarende van dezen Worm , haren vyand.

Zy t gy nu begeerig na de kennifze van den oorfpronk van dezen worm? zoo weet,dat hy voort-komt van zoo- danigen viiege , als gy onder op de Plaat' u ziet uit-geteikkent. Deze zet haar zaad op de Vlier-boom-bla- deren 5 wetende dat' er de voor-be- fchrevene beeftjes opzijn, die haar af-zetzels tot fpyze dienen zullen, ge* lijk voor henen getoont is in de x 1. Onder vindingepp de 1 2. blad-zijde. £n dit haar zaad daar op gezet, broed de warmte van de Zonneuit, dat'er dit worm-dier uit-komt.

Als ik dit nu xi 1 1. dagen onder- houwden, en van voedzel verzorgt hadde, hield het op van eten ,als wil- lende zyn hervormingc aan-vangen ;

maar

250 Met a mor phosi s maar twee dagen daer na , kreeg het deze fchoone koleuren, die gy hier na't leven hebt af-gezet,en hetfchoot zyn huid uit ; doe toog het weer op een nieuw aan 't eten , van die fwarte beeftjes,en op den xxvii. van Braak- maand ftelde het hem ter verande- ringe, en bleef in de zelve tot den xiii. van den volgenden Hoi-maand, als wanneer het eene vliege te voor- fchijn bragt , die die vliege, waar van ik inde 51. Ondervindinge van het Eerfte Deel gehandelt hebbe, zeer gelijk, dog grooter , en geel aan het voor-lijf was. Deze leefde tot den xv 1 1 der zelfde maand , zonder eten, en gaf het op by gebrek van voedzel.

Dit worm-dier , alzoo 't geftadig ligt en luimt, en loert op de Mieren- kinderen , moogt gy onder-fcheids-

halven

Naturalis. atyi halven den Grooten Luimaard noemen.

46. ONDERVINDINGE.

TT\E Hommeien, een {lag van groo- jp^JEe Byen,by de Latijnen Crabrones'y waar van gy der een hebt op de xlv 1 . Plaat na 't leven af-gemaalt , verkie- zen tot haar wooninge hobg,en droog land , dat ook niet al te kleyagtig is, overmids dat te hard voor haar zijn zouwde, om daar in te werkkcn, ook dat niet al te ligt nog zanderig en is, om dat die aarde ligtelijk zouwde mogen in-ftorten. Zy kiezen ook de hoogte j om van '% water des te meer be vrijt te zijn. In zoodanig land gra- ven zy dry , en zomtijds ook wel dry en half voeten diep: daar maken zy haar een verblijf plaats , ontrent een voet in't vierkant wijd : dan brengen

zy

2=j2 Met AMORPHOS I s

zy daar wat van't fijnfte, en droogfte gras in, enbeklecden dat met wafch; gelijk de Swaluwen haar netten met flijk bekleeden : maar deze Byen ma- ken hare huiskens door-lugtig, en met gaatjens » en daar leuyfjens over, ook van wafch , om van den regen , en nêêr - vallende aarde bevrijd te zijn. In dit neft maken zy een waf- fchen kamertjen , gelijk een half ey, en zoo groot als , $et\ halve erwete, en leggen in dit half-ey-fehaaltje ne- gen jonge maden , yder zoo groot maar als eenKarfze-zaad, en zoo wit en helder als melk j daar na maken zyditfchaaltjentoe, zoo dat het een cy gelijkt, 't is ook tamelijk warm, als een ey dat de hinne bebroed. Hier over zag ik de jonge Hommeien ook veel loopen, als of zy 'tey wilden

warm

Naturalis. 253 ' warm houwden , en broeden het zoo uit ; daar na zag ik ook, dat zy daar aan krabbelden , om een openinge te maken , en met dit krabbelen maak- ten zy 't wafch ook weeker. De ma' den, die daar in belloten liggen wor- den ook dagelijks grooter.Zoo werk- ken dan de jonge Byen zoo lang3 aan dat ey , tot dat het open-berft : de maden van binnen helpen daar ook toe, door haar geduurig woelen j hoe grooter dat zy worden , hoe grooter dat haar warmte ook word, die het wafch ook weeker, ende weeker ma- ken. Deze maden nu gekipt , en uit den dop zijnde, liggen zy eenen gant- fchen dag ftil y dan komt den ouwden Hommel, en eet het wafch op , daar de maden in gelegen hebben, en daar het ey van gemaakt was , zoo dat het

mt

2^4 Metamorphosis in t lijf fmelt, tot ftoffè van een ander ey. Deze jonge maden nu , eenen gantfchen dag, als leven-loos, en zon' der beweginge gelegen hebbende» gaat een yder van die een ey fpinnen, vanzyn flijm,en quijl 7 uitzijn lijf ge- haalt. Dit is wel , verfch gefponnen zijnde , vogtig , en week ; maar het word allengkens met der tijd , door de lugt , drooger , ende harder : het heeft ook de groote van een Bakelaar zaad. Deze eyeren bouwen zy ook tegen malkanderen aan : en uit elk ey komt een Bye uit , in zoodanigen geftalte , als iker u een op de middel- plaats van de Plaat hebbe uit - ge- beeld , doch aan d' eene zijde open- gefneden , om aan te wijzen , hoe den worm tot een Bye geworden is : dit nugefchied zijnde komt'er wèêreen

Hommel,

Naturalis. 2$5 Hommel, of een groote Bie, en maakt ook een ey , en zet daar ook vijf ma- den in : daar na komt 'er weer een Bie, en doet telkens het zelfde, tot dat het werk vol-toit, en vol-maakt is, tot de gedaante , en gelijkkenifze van een druif- tak ; dog of het een en de zelfde Bye is, die de eerfte, en d' andere maden in het eyer - fchal- t jen zet, dan of telkens een andere Bie andere, ende nieuwe maden zet, dat en weet ik niet zeeker , maar ik oordeel' even-wel waarfchijnlijk, dat het de zelfde Bye is ; want ik hebb er een gezien, die alleen xxxiii. maden gezet hadde. Dit is aan-merklijk, dat yder made over yeder ey, eer het vol- maakt is, xxviii. uren werkt ; dog ef- ter zommige hebben 't wat eer vol- maakt, ander zijnder wat langer over

bezig :

2 f6 Metamorphosis bezig : het fchijnt dat zy de menfchen gelijk zijn , waar van zommige tra- ger , andere veerdiger in haar werk zijn.

Deze eerfte maden nu , waar van ik te vooren alder eerft fprak, vougd- d'en haar, om van gedaante verandert te worden , op den xiii. van Hoi- maand, en bleef in hare geftalte, on- verandert tot den xx. van Oogft- maand j als wanneer zy een kleine Bye voort-bragt , van zoodanigen grootte, als u de middel-plaatze van de Plaat uit-wijft. Als deze maden eerft het dop open bijten , en uit-ko- uien , zoo gaan zy haar oogen met haar voorfte pooten wry ven , als of zy, gelijk de Honde-jongen blind ge- boren waren : \ kan ook wel zijn , dat zy dan blind zijn 3 alzoo 't fchijnt,

dat

Naturalis. 257 dat zy haar toe-geflotene oogen open wryven: Jtfchijnt altijd , dat zy der den vaak uit wryven. Zy zijn dan wittagtig van koleur aan V voor-lijf, ook uit den geelen , ende fwart ; zy hebben ook haar vleugels op haar lijf nêêrliggende,en die zijn vogtig, maar zy worden terftond droog , door de warmte van de lugt, en fpannen haar ftijfuit,in den tijd van een half vieren- deel uurs Deze jonge By en, eerft zijn- de gekipt,en zijn tot het werk niet be- quaam , en hebben efter een zonder- ling vermaak boven in d'opene lugt te komen ; dog zy loopen de ouwde Byen maar in de weg, en beletten haar in haar werk ; die haar daarom telkens na beneden jagen ; zy loopen ookginsen wêêr, als ofzy dronkken waren : dog als zy nu dry dagen ouwd

r zijn,

2^8 Metamorphosis zijn, dan zijn zy eerft bequaam om aarde tot het neft te brengen op de vouwten of de leuyf jens, die de ouw- de maken : gelijk de Metzelaar-dien- ders moortel en fteen aan-brengen , daar de Metzelaarshaar werk van ma- ken : zoo brengen ook deze jonge Bien de ouwde aarde toe , daarzy 't neft van maken ; ende dat al agter- waart uit-fchraaffèlende, als de Hoen- ders op den mis-hoop. Maar de eerft- uit-gekomene, zijn gelijk de Onder- bazen , of de Meefter-knegts ; zy werkken in't was, zy maken de loop- graven,zy fteken de vouwten, die de jongfte hare Dienaars altijd aan-eer- den, ende (lijven : 't wafch , daar in, en daar mede zy werkken, fmelten zy in haar lijf, overmids zy heet van na- turen zijn , en dan quijlen zy 't uit,

en

Naturalis. 259 en maken daar, gelijk de Swaluwen doen, haar neften van j met haar voor- fte pooten op malkanderen werk- kende.

Deze Byen hebben ook een Op- per-hoofd. Dat is een zeer ouwde Bye, ook grooter van lighaam, en van al als d'andere ; maar zy en heeft geen vleugels, nog hair, daar d'andere vol van wit, geel en fwart hair zijn, is de- ze heel kaal als een geplukte vogel, of gelijk de Gelegentbeid gefchildert word aan het agter- hoofd. Deze is ook blinkkende fwart als gepolijft Ebben* houwdt.Zykomtnu en dan het werk bezigtigen, of het al na fyn behoor- lijkke wijdte , ende hoogte gemaakt word 1 uit-en- in-krui pende neemt zy der de mate van ^ gelijk de Werk-ba- zen het werk, dat hare knegten ma-

r a ken,

26*0 Met AM ORPHOSIS ken, gewoon zijn op te komen ne- men. De jonge Byctjes, deze ouwde Bye te gemoet komende, bewijzen hem. als haren Konink, groote eere j zy komen rontom zijn lijf loopenj zy ftrijkken en ftreelen hem , met haar twee of dry en tot verfcheide ma- lerijen fpeelen onder- en-tuflehen met hare vleugeltjes en zy houwden haar vaft met hare voorfte pootjes ; gelijk als men iemand om-helft , ende met blijdfehap willekom heet : zoo doen dan deze den ouwderdom , na hare wij ze, geen kleine eere aan ; ons men- fchen tot Voorbeelden j kerende ons eerbiedigheid ontrent de Ouwde. Daar na gaat deze ouwde Bye weer na onder, en de jonge aan haar werk. Deze jongere zijn 's morgens traag tot haar werk, en indien zy die kleine

beeftjes

Naturalis. 261 beeftjes die's morgens haar gedurig onder, en op3t lijf loopen, tot hare op- wekkertjes niet en hadden, zy zouwden nog veel trager aan 't werk komen. Daarom hebben zy ook een andere Bye , die haar als een Trom- mel-flager , ofte Tambourde Zolda- ten tot de wagcofom op-te-trekken, ende voort te gaan , of om te vegten, aan-zetom te werkken : Deze komt 's morgens ontrent vii. uren of half agt , boven uit het opperfte van het werk, door een rond gat of openinge, met het half lijf ; bewegende zyne vleugels,- en maakt daar mede zooda- nig geluid , in de holte van het neft ; als of hy riep, «/>, uit: dat geluid duurt telkens den tijd vaft een vieren- deel uursj en het is gelijk 't geluid van een Trommel, die geroer t word : Dit

r 3 hebben

162 Metamorphosis hebben verfcheidene Lief-hebbers, die my uit nauw-keurigheid quamen verzoukken, ben effens my, niet zon- der verwonderinge , gehoort en ge- zien. Daar-en-boven , hebben ook deze Byetjenseene , die 's daags altijd de wagt houwd. Dit hebb' ik zoo on- der-vonden,- als ik altemets quam aan- kloppen tegen 't neftizoo quam deze als verbaaft boven, en liep over al, om te zien , en te vernemen wat'er gaans was ; en geen on-raad gewaar wor- dende , liep telkens weer nêêr in het neft j zulks dat ik my verwonderde dit ziende. Zomtijds leidd' ik ook een tamme Bye op het neft j daar op quam deze terftond uit , en vattede de tam- me Bye aan j gelijk als met gramfchap, en en liet ze niet los , totdat zy dood was 5 en doodeze meter haaft.

Dit

Naturalis. 263 Dit heb ik nog bevonden , dat zy de huyfkens daar de Byen uitgeko- men waren metwafchbekleeden, en op haar einde zetten, en met honig vulden, ook met was toe-zegelden, op dat de Roovers der niet in en zouwden komen. Want onder deze zijn ook Roovers van Hommels, en leuy derby. Want ik hebb'er gevon- den , die haar geheten , als of zy te velde vlogen, om honig , als d' an- dere j maar zy en deden 't niet ; want zy en vlogen maar rontom door mijn kamer eenige reizen , en dan quamen zy weer t'huys, in een van de twee glaze flefzen, die ik in de kamer ge- ftelt, en daar in zy haar wooninge ge- maakt hadden : elk in de zelfde, daar hy eerft uit gekomen was ; daar de andere uit , en te velde vlogen , ook

r 4 vol

264 Met a morphosi s vol cn zoete t' huis quamen, geladen, eenige met honig , zommige met wafch , en andere met water : Daar quam dit luy gebroedzel ledig t'huis ; en beroofde daar-en-boven nog dc honig-raten , die andere gevult had- den j den honig die hare mede-mak' kers met groote neerftigheid verga- dert hadden, tegen de winter, die aten zy op. Deze Hommeien zijn dat luyevee, daar de Ouwde vanfchrij- ven, die alleen op den honig van an- dere verzamelt, leven; daar by zy de leuye ledig-gangers vergelijkken» die zelve de hand uit de mouw niet en willen fteken , maar op den arbeid van andere alleen leven.

Gy zult miiïchien vragen na het einde van den grauwwen Befte-vaar, de ze ouwde Bye den Koning, en het

Opper-

Naturalis. 26*5 Opper-hoofd, na mijn gifzinge, van deze Hommelbyen : dat hebb'ikook gezien en weet'eru dit van te zeggen. Als den bol van lyn levens-loop ten einde was,quam hy 's morgens vroug, eer den Trommel-flager, zyn vlerk- ken , als hy te voren plagt , quam tc roeren , uit zyn wooninge tzidderen- de, en bevende, zukkelende dan over d'een, dan wêèr over d' ander zijde, en alzoo voort- gaande , tot dat hy op 't uitterfte van zyn land quam , agter een heuveltjen in een leegte : daar leidd' hy hemnêêr , en hy gaf het op, als zijnde uit-geleeft : hy ftierf ftil en zagt , zonder trekkinge van pooten ; dat en dogt my geen wonder , want zijn pooten waren te voren van ou- derdom al verftijft.

Dezen haren Koning geftorven

zijnde,

166 Met amorphos i s zijnde ,verminderden dc andere Hom- mel-byen van dag tot dagin getal, en belenden weg : ten laatften qaam'er een Bye van onder uit het werk krui- pen, zonder hoofd,en bleef daar twee dagen agter een liggen , eer hy dood was , Hier uit befloot ik , datet der binnen al gantfch on-ordentelijk toe- ging, dat alle de Byen deden dat zy wilden ; nadat haar Opper -hoofd dood was ; want t' zedert die tijd en roerde de Trommel -flager 's morgens zyn trommel niet meer, end' andere Byen en wrogten ook niet. Zoo gaat het ook toe in een belegerde Stad , in een beroerd' Gemeene-beft , in een Koningrijk, of in een Scheeps-vloot, als den Opper-beftuurder, de Koning, of den hoogften Hop- man , of den Zee-voogd;die de Vlagge voerde, om

Naturalis. 167 hals, of om een lugtjen is , dan is al- les in on-ordere, en verwerringe j elk wilt de Meefter zijn, een ygelijk wilt doen j dat hy begeert , en niet meer, nog iet anders, als hy wilt. De Leer- meeftrefze der onwetende , heeft dit t' allen tijde geleert , en zy leert het dagelijks : dat het zoo toe-gaat , dat en is van heden of van gifteren niet, maar 't is te vooren, al over twee, dry, of meer duizend jaren zoo gefchied : tot verfcheide reizen word dit ge- tuigen het Bouk derRigteren Jfraels, Wanneer der geen Koning of Ityter en "Pnas in IJrael, dat een ygelijk dede loat regt in Ztjne oogen loos , Rigt. kap. xvii. v. 6. en xxi. 6.

Hier hebt gy nu de gelegentheid der Byen , die de Latijnfche Jpes plagten te noemen, mifichien, om dat zy voe- teloos

a68 Met amorphosis teloos te voorfchijn komen. Ontrent haren oorfpronk is dit ook aan-merk- kens-weerdig j dat'er uit een ouwde Bye van deze flag , als zy haar tot voort - teelinge begeeft , wel 1 1 o. wormtjes komen ^ zomtijdsmeer, en zomtijds min ; dog ik hebbe der, eens altijd , zoo veel t' efïens zien uit-ko- men, en getelkin tegen-woordigheid van verfcheide nauw-keurige Lief- hebbers der Nature , met verwonde- ringe: zoo dat een van deze Hom- mel-byen alleen magtig is , om een heele Republijke , of een gantfch Byen-fwerm op te rigten, ende uit te leveren.

47. ONDERVINDINGE.

WAt IQtmpernoeljen, anders Duivels- brood , genoemt , om reden , die

my

Naturalis. 269 ly nog on-bekent is, of fadde-ftoekn^ ijn j is bekent. Hier van is mijn oor-nemen ook , u aan-te-wijzen vat'er uit voort-komt,en watik daar 'an ondervonden hebbe -y 't gene ge lagtenifzc weerdig is.

Op den xxx. van Oogft-maand rok ik een van dezegewafzen, nu tot 'olkomen rijpheid gekomen zijnde, litde aarde, en ftelde dat onder een 'las, wel ter Zonne, op der aarde ne- jer, Daags daar aan was het meeft rol fwarte wormtjes j ,maar, den i i. fan den volgenden Herfts - maand , vas 'et ten meerderen deele tot wa- er, uit den fwarten, als Inkt,gewor- len , uit-genomen de ftoel, en de wor- :el: in dit vuile water vond en telde k lxiii. levende wormtjes : deze ftel- len haar den dag daar aan ter veran-

deringe ;

-

270 Metamorphosis deringe j zeven dagen daar na , op den x. der zeiver maand , waren zy; alle levendige vliegen geworden, zcei rad , en gauw, rood van kop, en op het lijf voorts gantfch fwart, eenigel hadden ook op haar lijf een uiterma- ten fchoon koletir, en aan beide hare zijden een fwart hamertjen, daarme- de zy haar op- wekten, dat telkens te- gen haar lijf aan kloppende : Gelijk zekere kleine beeft jes,waar van te vo- ren , de Hommel-byen op-wekken, alzoozy zeer flaperig zijn ; zoo wek- ken deze Vliegjes haar zeiven met deze hamertjes op.

Onder deze Vliegen waren der ook, die fwarte hoofden hadden ; en! een van een ander koleur, en van lig-! haam grooter,dan de andere : my dagt daarom, dat deze vliege den Koning

van

N atur alis. 271 van deze Vliegjes was ; ook om dat deze alder-eerft was uit- gekomen. Deze kond gy, zoo gy wilt, lange in 't leven met zoetigheid onder-houw- den. Dit heeft my d'ondervindingc geleert j want ik hebbe der vele van den x.van Herfts- maand tot den xxii. van Winter-maand gehouwden; ik zouwdeze ligtelijk langer hebben konnen by 't leven bewaren 5 maar alzoo \ profijt dat ik van deze gaftjes genoot, gaar weinig was 5 liet ik haar fterven.

48. ONDERVINDINGE.

T> Oven'tgene ik u inde voor-gaan- ■*-*de Onder-vindingc hebbe aan- gewezen van de fQtmpcrnoeljen , hebb' ik dit ook gezien , dat doen devoor- genoemdeWormen totVliegen geko*

men

nj2 Met AMORPHOSIS men waren , en als ik het water » daar zy uitgekomen waren , in de Zonne bragt, het alles in het water leefde, dat men zag ; dog 't gene ik zag leven in het water , nam ik'er op een fpelde uit, en leidd'et in een vergroot-glaf- jen : doen zag ik 'er zoo veel leven- dige Slangetjes in, dat ik ze niet teilen en konde» zy kroopenookzoorafch en veerdig door malkanderen, dat zy niet telbaar en waren.

Vele van deze Slangetjes hebb' ik twee jaren aan-gequeekt, en bevon- den , dat eenige vol fwarte ftreepjes waren, op haar lijf ; andere veel groe- ne , en andere veel bruine ftreepjes hadden. Het grootfte Slangetjen van alle die ik oit gehad, en gezien hadde, was zoodanig in grootte, en met bruine ftrepen op het lijf , als gy u

ziet

Naturali s. 273 ziet af gebeeld op de xlviii. Plaat- blads-zijde. Dit was zeer fnel en rap; want zoo haaft, als ik't op de aarde liet, was het met/er haaft der in ; en ik zouwd'et ook quijt zijn geworden , zoo ik 'er niet daadlijk met een fpaadjen was by-ge weeft, en 't zelfde niet uit'er aarde gehaalt en hadde.

Dit Slangetjen ded' ik in een glas met aarde, en water, dog 'tis einde- ling door de groote hitte, en by ge- brekvan water, totmyn leed- wezen geftorven : 't gene ik lange gedenk- ken zal , alzoo ik dit Slangetjen verre gebragt, en lange gequeekt hadde. Daarom houwd' ik ook nog vele van deze flag van Slangetjes , van het een jaar in 't ander, doende myn befte, om die groot te queekken , is het moge- lijk , om myne onder-vinding-luft te

f vol-

274 Metamorphosis vol-doen ; en 't onder- vondene de Weet-gierige mede te deelen.

49. ONDERVINDINGE.

Eindelijk hebb' ik ook in de voor- genoemde ftoffè, daar de Vliegen, en jonge Slangen uit her-voort-geko- men waren, nog gezien en gevonden zekere zoorte van Kryftallen als zand daar in liggende. Deze Kryftallen kregen pooten , en wierden allengf- kens grooter , en grooter, tot datzy in den tijd van dry jaren vol-wafzen wierden,en tot zoódanigen gedaante quamen * als de Spinne-koppe is , die u het onderfte van de Plaat vertoont.

Uit de Kamperfioeljen , die men aan de wortels van de Popelier-boomen vind, groeiteer nog een ander flag van Spinne-koppen , lankagtig van ge- daante,

Naturalis. 275 daante, geel van koleur, hebbende eenen fwaren reuk over haar.

Uit de Padde-ftoelen, verrot zijn- de , komt ook nog een ander rood gefpuys van Spinne-koppen voort : en uit de aarde heefVer ook een ander {lag haren oorfpronk , groevende ge- lijk als in een Schoteltjen, het welke dat gelijkt, daar een Eekel uit geval- len is : daar in liggen vijf ronde zade- kens, van de zelfde groottemet het Radijs-zaad, dog door-zigtig als Kri- ftal. Als dit gewas eerftuitde aardq komt,is het toe-gefloten, en den twee- den dag gaat het open , en vertoont hem als een ÏQimpernoelje. Daar na val- len deze zaadetjes uithetfchoteltjen, of op de aarde, of in de groeven van de aarde, en daar blijven zy liggen, tot dat zy door de warmte der Zonne

f 2 levendig

7j6 Metamorphosis levendig worden ; dan krijgen zy pooten» en worden groot in den tijd van dry jaren. Dit hebbe ik twee verfcheidene jaren onder- vonden.

Deze Spinne-koppen leven in de Zomer tijd geern by Melifze- kruid, en onderdes zelfs fchaduwe, ende 's Winters in de reten van ouwde ftee- ne muuren , en houwtefchutzels.

De eerfte zoorte van Spinne-kop- pen ,d ie haar begin nemen uit de l\am- pernoeljen» die vele als lekkernyen toe- gemaakt, eten, zyn lang-gebeend, en worden u in haar begin , voort-gank, was-dom , en volkomenthcid ver- toont by de eyffèr-letteren, 1.2.3.4. Want de cyffèr-letter 1 . wijft u haar eerfte begin, of oor-fpronk aan.

De letter 2. zoo als zy in een half jaar toe-neemt.

De

Naturalis. 277 De letter 3. gelijk zy in het tweede jaar toe-genomen is.

En 4. gelijk zy vol waflchen is in het 3. jaar, en gelijk zy blijft, tot dat zy haar natuurlijke, of een geweldige dood fterft.

Deze flag van Spinnenkoppen vind- men zelden plat tegen de muuren zitten , maar gemeenlijk in de reten, ofte grouven van af-geborfte muuren, zoo dat zy haar pooten van buiten wijd open tegen de muuren uit-flrek* ken. Dit doen zy; mijns oordeels, om deze reden: daar groeit uit de muuren Zekere Zalpeterige vogtigheid, d;e vergaderen zy aan haar pooten : als nu haar pooten daar van vogtig zijn, zoo trekken zy alle de zelve, den eenen voor, en den anderen na, maar de voorfte eerft door haar mond : en

f 2 om

ME TAMORPHOSIS

om dit bequamentlijk te konnen doen * hebben zy twee grypers aan haar mond ; daar mede voeren zy hare pooten, d'een voor, en d' ander na aan de mond; d' eenen poot aan haar mond zoo gebragt hebbende, trekken zy dan met een andere poot door, en lekken der met eenen de Zal- peter af, daarzy by leven.

By dage houwden zy haar ftil , als zy niet verjaagt en worden , maar 's.nagts hebben zy vermaak en genug- te met den anderen j want dan ziet- men ze dikwijls met malkanderen {pelen •> den eenen vat den anderen by een poot , en werpt hem van boven ter aarden neer ; maar zoo doende en doen zy malkanderen geen zeer , van wegen de lengtte die hare pooten hebben 3 want daar vallen zy op, ge-

Naturalis. 279 lijk de Katten. Die ter neer gewor- pen zijn , loopen met'erhaaft weerhal fchrinkel-beenende tegen den muur op. Dit is haar ipel , dat zy dikwijls met den anderen fpeelen, en de wêêr (pelen.

Zy voeren ook in vyandfehap wel oorloge, tegen den anderen 3 zoo dat zy malkanderen om-brengen ; alzoo zy zeer teer op haar lijf zijn : en dat zy teer, en ligt van haren vyand van kant te helpen zijn, dat weten zy ook wel 5 daarom zetten zy haar in po- ftuure van verdedinge,zoo datzy hare lange pooten aan haar zijden digt te- gen een toe-fluiten , en zoo vaft blij- den zitten j dan is haar lijf om, en om, gelijk met paaltjes bezet , en bewaart tegen den aan-val harer mede-zoor- ten, die fterkker als zy zijn : den eenen

(4 en

280 Metamorphosi s en kan den anderen inzoodanigen ge- ftaltenifze zittende, niet teffèns over- meefteren; wat doen zy dan , zult je vragen, om malkanderen teo ver- win- nen? De fterkfte weten hare pooten, d' een voor, en d'ander na, ron tornde pooten van de fwakfte te krinkkelen , en die zoo vaft te houwden ; gelijk de krullen van de Wijn-gaard haar aan de ranken zoo vaft maken. Dan breeken zy de poot die zy zoo vaft hebben in hare gekrulde poot af, d'eene voor, d'ander na, tot vier of vijf toe. Daarna vallen zy ophet lijf, en zy bijten der een gat in, en zuigen hetderaluit, datder in is, niets over- latende als de huid , en de overige pooten.

Een van deze Spinne-koppen hebb' ik langen tijd in 't leven behouwden,

- met

Naturalis. 281 met Salpeter-water en kalk : deze was zeer boos-aardig : hy overwon alle de Spinnc -koppen die ik voor hem bragt j hoe-wel hy dikwils on- der die harde partyen vond, die hem veel moeite maakten , en hem in ge- vaar bragten van over-meeftert te Worden, maareven-wel bleef hy al- tijd O ver- winner , als ^Alexander de Groote, van dertig Spinne koppen, die ik d' een voor, end' ander na voor hem bragt. Ik hadde ook twee fchel- pen geftelt, en in d'eenezyn eten, en in d' andere zyn drinkken gedaan ; maar hy bragt in d' eene al de pooten van de Spinne-koppen, die hy over- wonnen, en op-gegeten hadde 5 de fchelpen gebruikkende voor een dood kifte van hare geraamten ende beenen ^ gelijk hy zyn buik gemaakt

hadde

282 Met a m or pho s i s hadde tot het graf van haar inge- wand \ na dit eten wierd hy dik en- de fwart^ en hyftierf eindelijk, van wegen den over- vloed van 't vleefch, en zap der van hem gegetene, en uit- gezogen Spinne-koppen.

Ik hebbe ook het water, dat uit de verdorvene F^ampernoeljen voort-quam, met wat verrotte Kampemoeljen daar by , in een Por^eleine backjen ge- daan>en daar een glas op-geleid, dat/er digt' op toe-floot, en dit al t'zamen in de Zonne gezet ; maar als ik het glas wilde op-nemen, zoo was het der zoo vaft aan-gelijmt, dathetbakjen en de ftoflfé die der in was , aan het glas bleef hangen. Zulken flijm; en vaft-klevende vuiligheid fteekt'er in deze lekkernyen.

Uit deze alle kond gy dan, Vrien- den

Naturalis. 283 den die dit leeft , benefïèns my oor- deelen , wat gezontheid dat' er in de gegetene I\amf)emo!jen wezen kan ; en den Boom uit zijne vrugten kennen. Genoug dan van de I\ampernodjen. Ik hebber altijd mijn bekomfte van,al en hebb' ik ze niet gegeten. Ik en denker ook niet van te prouven. Die der graag toe is, dien laat' ik zy alle-maal.

50. ONDERVINDINGE.

DEze Rupze met al zijn borftels , die ik daarom de Geborfielde noe- me, eet zeer geern't groene loof van de Jrtej-johkm : en telkens als zy wel gegeten heeft, en verzaad is, kruipt zy in de aarde. Op den x x x. van Oogft-maand fchoot zy haar huid uit, en bleef zoo zonder eten liggen, tot dat haar hair weder gewaüchen , en

284 Met amorphosis haar hoofd om te konnen by ten fterk genoug gev/orden was ; tot den v. of den vi. van den volgenden Herfts- maand ; want dit gefchied aan deene wel een dag of twee vrouger, ofte la- ter, als aan d' andere.

Op den x. der zelve maand, ging zy haar ter veranderinge zetten,gelijk gy haar ziet op het midden van de 50. Plaat. Op den ix. van Bloei-maand van het volgende jaar, quam'er een witUiltjen uit, dat hem in ii. dagen niet en verroerde, niet anders dan of het dood geweeft was ; daar na leefd' het, en bewoog zig, als of het dol ge- weeft was ; ik en kond' het tot geen ftilt' of eten brengen : op den xiii. der zelve maand gaf het op , by onftente- nifie van voedzel, en ik niet weten- de, waar by 'c leven konde.

Veel-

Naturalis. 285"

51. ONDERVINDINGE.

T TEelderley wormen vind-men in f het houwt, tuiïchen de baften van de boomen : gelijk ik in het Eerfte Deel van myne Metamorphofis in dc Ixxix. Onder-vindinge, u der een ver* toont hebbe ; die uit Ijjekeep, nu TSlieuT» Zeeland genoemt, gekomen was : zoo zal ik'eru hier een gaan vertoonen, cn befchrijven, die ik in ons Owtod- Zeeland in Walcheren gevonden hebbe tuiïchen de baften van een Eiken» boom j en daar mede dit Tweede Deeltjen eindigen.

Alzoo my dagt, dat er in de Eiken* boomen wel wat fchuilde , dat aan- merkens weerdig was , zoo ging ik | eens de baften met geweld af-breken, Len vond daar deze worm in booren ;

die

i%6 Met a morphosis die ik daarom den naam gaf van den Eike7i-boor-"iïorm. Hy wift met een by- zondere werk-tuig het houwt, hoe- wePt zoo hard was , dat ik er nauw- lijks met het mes in konde, door te booren ; ja, niet tegen -ftaande hy zagt was, door en door. Dit doen de- ze wormen met haar mond , daar zy een fcherpe hardigheid aan hebben ; zy hebben ook groote kragt om haar lijf voorwaarts na haar hoofd toe aan te dringen ; en zetten haar ook tegen hare vuiligheid * die zy quijt worden» vaft aan met haar agter-lijf ; en zitten zoo, even-eens * als of zy in de perfze zaten, tot haar voordeel, om te kon- nen booren . Zoo zittende booren zy in het houwt, en leven by de vettig- heid, en het vette boorzel, dat zy der uit booren : als zy haar nu vol ge- geten

Naturalis. 287 geten hebben , (trekken zy haar regt uit, en als zy dan , hare mage geteert hebbende, haar hare vuiligheid quijt maken j 200 trekken zy haar lijf al- lengf kensin, en zoo kort, alszy kon- nen,zulks dat haar vuiligheid altijd te- gen haar lijf aan-gedrongen ligt. Zoo doen zy geweld met haren kop.

Deze zetted' haar ter her-vorminge op den xxviii. van Wijn-maand op een baft van een Eiken-boom, daar in ik hem gevonden hadde , met meer andere , zoo klein , dat men pas zien konde dat hy hem roerde ; en op den xiii. van Louw-maand van het vol- gende jaar quamder een vreemd dier, grauwagtig , en met fwarte plekjes, uit te voorfchijn j dog het was fterk ende quaad der by ; 't hadde hoorn- tjes aan zijn voorhoofd , daar mede

het

aS8 Metam or. Natur. het hem qilaad vertoonde, die agter- waarts trekkende ; zomtijts vertoon- de het hem ook goed , als het de hoorn t jens voor-waerts uit-flak; het liet hém in geen doof jen fluiten, of het wift het haaft door te bijten , en- de uit te komen j zoo betoonde het, van wat af komfte het was. Ik en konde het in 't leven niet houwden, alzoo ik zijn voedzel niet en konde uit-vinden ; het verdorf mijn doof- jen, daarik hetindede; en ik liet het van honger fterven. Zoo zag ik van deze Worm en zijn Af-zetzel ook het

EINDE,

REGISTER

Ofte

BLAD-ZYDS-WYZER

Van alles begrepen in het eerfte, ehdetweedë Deel van de Metamorphojïs Natura/is*

A. of a. beteekent het eerfte , en B* of b, het tweede deel, en't 9ijffer«getalde Blad-zijde»

A. |Groenen^^wi b4 $,94.

^^/^zy-bladeren. B.13, Loof van ArrtandeZ-boQ* *y 14. 4f. 47. f4. men. a.62.

Aa/bezyhagtn A.92.B 32. mbeyen te genefen me^ Roode, a. 71.7883 den rook van vvolle- '■ Witte* a. 75. kruid gemengt met Vê«

Aangenaamheid fes levens nee.tlchen ïhcrebin- b* 173* J ttlg^ b- 24, , .

Noit ftond'erbïy ^wg(rz/g/ ^^i de Profeet, kafp. ii% op eenen hongerigen verf. 9, a# if. ^ , buik. B. 76. j ■■ kap. vj. verf. i, 3-6.

Aard-veiL a. i2f* 212. 220.

JElïams. a 7f. SAmphibia* b. 108.

Den Quak-verzierder £fo-\Annulofa. a# 1.

,b. f 3. 22f. iGeen Antipathie tuflehen

^z«r, Spreuk, xxx 24-29. Wolven en Schapea,

b. 29. 30. 118. j A. 136,

Akoley-looi. B. 12. f9.62. jEen Vreemden Antijké

Albertus. A* Aldrovandus* a. 1. - om «

tegenwoordighe

a. iif. B4k268. y^/><f/-bloeizels, ^36.38* Voorzienigheid GodtsJ^^Z-boomen. b«32v A. i. B#3o. [Arenden en teelen geen

.///te traag. B. 102.

Duiven,, b. 72.

^/-vliegend-etende, b, %^\AriJleie!es% a.ï3<Sl.b474^88

aa Arte*

REGISTER.

Artesjokken* B. 283. Artesjokken onder d'aarde,

B. 89. Aurelia. 2*17.

B.

SAal-zebub. A.74. , Bedorven drooge-vifch brengt wormen voort. A.30.

Den Bedrieger* A. 5*4. 93. De on-gemeene Bedrieg-

/Ier. B 174, On^e Lieve Vrouwwens

Bee/ljes. B. 45*.

leeren de menfchen

neerftigheid. B.47. BeiderAz\\ge. B# 108. Beyer-hagen. a.78. b4 13. Den ruigen Beir* A. ff. Scherp -.S/er op den tap.

Geboorte derByen. a,22 23 komen ook Swijn

maden, A. 22. « uit verrotte ftieren,

ofzen , koeyen enkal-

vers. A. 22. Voort-teeelinge der Byen.

A. 22.

B'ddad de Zuhiter. B. 180 Den Blauw -kop. A. 117. Noit ftond 'er if/y-aanzigt op een hongerigen buik.

Blceizels van Appel-boo- men. B, 36. 38. van Vlier-boomen. B, 127- Z?/<?e/w-koolen. a.40. 70. Gouwds-5 /vemen. B. 129* Tefï-Blcemen. A. 86* Soere-neftelingen. A. f2% 2foe/rw-verdriet. B 67. Bonte -Rupzen aen den

Duin-kant. A. 33. Bont - werkkers verdriet»

B# 168. i?<tfe/*-kapellen. A«2# Boxhornms* A. lio* Br^w-bladeren. B# 19. Braam-looi. A.32. B. 19. BrdW-netels# A*i6. Brand en pijn van Netels hoe te vcrzagten. A. 16* Br and-zuiger. A# 103. Den Braziliaan. A. 77. Broddelaers van Meefters# B. 212*

C.

fArduus Sylveftris, A.Ï4.

^ Catnpernoeljen, B,2<58.

Chamaleon.k.^.. 6.73,74.

Hope der Chrijlenen voor- gebeeld in geringe die- ren. A. 7.

Chryfahdes* A. 17.

Chryfippus* A, 8.

C^^deGreinta^&b.ii?.

ofte BLAD-ZYDS-WYSER.

Crabrones. A42fl. D.

<T\Avid , den Koning- lijkken Profeet, b.

130. 183, 194, 219* Dauw- a. 133. (3.14,47,78* Uit den Dauw komen

Muggen. b484- Vyandfchap tullchen de

Dieren, a. 13^, 136. 't Ztye-been van een mens

Den Z>)€-been-worm.b.if7

Uit Doode lighamen van menfchen komen Ma- den 9 en daar Vliegen van. a. 109.

Dood is vreefiijk aan men fchen en dieren, b. 174.

i)W-fchijnende Rupzen yertoonen haar weer le- vendig, b 97.

Den Door-boorder. a4 108

Doorn-hagen. a. 48, f%

Bladeren van Doorn -ha. gen. a. 72»

Drek der menfchen brengt wormen voort. A. 29

Dry dui zend Wormtjes uit een diertjen. b4 234

Drocge -vifch bedorven brengt Wormen voort A. 30*

Den Dronkkaart. 47.

Den Drouvaars. A. 71* Den Duikke/aar. A. 131. Den Duikken A, 98. Bonte Rupzen aan den

Duinkant* A, 33* Baire Rupzen aan den

Duinkant. A. 85:. Z)«/»-palme. B. 178* Z)«/«-zouwtenelle. b ifS. Duive/s-broot. b. 268. E.

*pEk-hoorntjes. B. 77* Een-dragt fommiger Rupzen. B. ti8. £ge/-rups. A* 16. Quaad Ey , quaad Kieken t , b.72.

Worm in een Ey veran- dert. A. 30,45,81, 131. B, f , 240*

Eyeren in de pan. B, 69.

QuadeEyeren van een qua- de Rave. B. 72.

£yer-zuipers* B. 77.

Eiken-boom. B. 28).

£/Xew-boor-worm. 13. 286.

üetg-Ends teftikel brengt eenRupze voort. a.ï3ï.

Pluimen van een End-vo- gel. A. 132.

\Ep he me ra. a, by-vougz.

\Lrafmus van Rotterdam»

' B 74

i£/f/?^-boomcn. A, 9T. aa 2 JLojf

REGISTER

Loof van LJchen-boom.

A. 100, £*^5-made. A. 107* F.

jCAbul van den ouwden . Man met zijn pak geladen , die om zijn dood riep. B. 226.

Fabul van een Trommel mét een Schaaps-ve],en van een met een Wolfs- velo vertogen, a. 136.

Fahul van de Vos in een Mom-aanzigts-makers- winkeh B, 5*3,

Fabul van de Vos van de Kraan genoodigt.b. 230 G.

MAde uit een Vlaam^ fche Cay* A, 107. De 0èiórjlefdet B, 283* Den Rook van Gebrande wilden-wijngaard, a«63« Den Gtfotkop* A. 119, Den Geclen Wapen-drager. A.8?.

De Ge zegent hei d. B. 2^9.

Alle G el 1) klem j zen gaan kreupel. B. iir.

der Rupzen boven veler menfchen- A.3.

Gemalen Gort heeft wor- men. A 107.

Genef kap.x; j*v\ 12» B.77,

Wreede Gierigaards. b#i2£ Gods goedheid tot zijnen lof aan te merkken. 6,31,246* Gods goedertierne voor- zienigheid. B,24f. Gods o ver-al-tegen woor-. dige voorzienigheid^

A, 2. B. 30. Heeft de Rupzen be-

gaaft met iet , dat groo* te gemeinfchapmet de reden of 't verftandt heeft. B.3o.?6. 118*334. Is met verwondenn- ge tot zijn lof aan te merkken, B. 11 8, Gemalen £0/*. a. io$\ Den Gort^wotm, a . ie6. Biezachtig Gras, 10, Gras -zap geneeft netel-

brand. a, 16. Graveels pijne, waar mede te verzachten. 3,96,11? Groenen Alfzem, B. 34,94» \Grcenel\xis)tï\s aan deRo- I zen, A. 99. Den Groenen Meter. B. f8, De Groene Schild-paddel

A 9ï. Groene Tarwe, B. 64. Den Groenen Tarw-eter.

B. 67.

Dcn Gülz/gaard. a, 62*

Gul*

ofte BLAD-ZYDS-WYSER.

Gulzigaards. B. 243. Gulzigen wraat. B. 242. H.

GEen Haat tuflchen Schapen en Wolven.

a, tik

Haat tuflchen Rupsen,

A* 6. 122* Haft,, a. byvougz. Hanatons, A* 149. Zforöfepelfzen* B. 22.

levers* b* 66» Hemorobia. a. byvougz. Herfzens van een doode Waterfhip. A.io7-ic8,

komen Rupzen. B.i^, De vier-maal ver-

nieuwende*

j.

Den A* 34,

Den Eens -Vader jacvé*

B. 194. Sint Jacobs kruid* A. 34. 3 5% Jenyver hagen* A* 92* Jenyver bladeren* A, 74*

B- 14» 47- f4*

Jenoffels, h, 86. Jezaia* k. 1* v. b* 30.

Den HypoAryt. A.88. Hyfzop. a* 130* Hcepen-tcep* A* 20. De Hom melen. B. 2f 1* Honden vervolgen die ge woon zijn honden dood te flaan,al hebben zy die rtoit gezien. A* 136* 137; Noit ftond 'er bly aange- zigt öp een Honger/gen buik. B. 76* Howg-dauw.

Hoofden hoe te helpen £ a*

/fr^e der Chriftenen uit- gebeeld in de Rupzen* A* 7. B* 137. Horatius. b. 72* Job, k. ij. v. 4. b# 17^-

Uit ouw-d Wilgen Houwtje, k. vij, v*;f. U220.

, xxix. 8. 6.

Jeremia. k* iij4* b. 221.

viij* verf, 7. b.24. //j/e-keep* A* IfX# Infecta , waar van ge- noemt. A, 1.

groeyen in dieren, a.i

in menfehen* a* 1.

onthouwden haar in de aarde. a. 1. -—in dieren, a, 1.

ingewaCzen. A. 1. —-in'tvvater. a* i*

zijn gevleugeld* a.l* ——ongevleugeld, a, 1.

zijn gevoet. a. 1*.

voeteloos* a. 1. Inferta Vagipennia. a. Job, k. ij, v. 4. b*

a a

3.

lob.

REGISTER

7^.k,xij. v. 7.10* lob. k. xviij. v. 14. b,i8o. Ioï4k. XXj. v, 17. b. 204. loK k. xxj. v. 23. b. 221.

k. 1. v4 4* 4. loh.k. iij* v, 19. b# 8r- « viij. v/44. b. i7?«

xij. v. 24. b, 138, JfmaeL B, 77* ƒx74;» b. 73.

WOrm uit komijne Kaas. A.I34. Kalamenthe. B. 39.

en Zalpeter w^ter, b 281. Uit verrotte Kalvers ko

men Byen, A.22. Zee Kalvers - A#i3<J. Karneho. A* 129. Kat aal. B, ijo. Keer/ze bloeizels. B. 36* Keerfzeboom* A uo.ill. b#32.

^ez/ze-boomen-loof. 5:9. 62» 100. 149* B. 32.

Kemphaans made. At icó*

Kevers. A* 149-

K[eanthes. B.49.

Koortzen van Kinderen , waar mede te genezen. A. 1024

jy<?/»e Schuiler, B. f.

van eten* b. 79, Üen Kjokluyzt. b. 174» Berg-ends^/w* brengt een

Rupze voort , en wat

die? A. 131. Uit verrottei^eyefl komen

byen. A. 22. 2 Koningen. kap, i4 verf. 2.

A. 74-

1 Korinth. kap. xv. 3^, 36*

b. 137. 138.

2 Kprinth. vij. v.i. a. 10. Bloem Kooien, a. 40. 70. ZavoyfcheKtffl/ew.A. 40.70 Den J^wra worm. A. 147. DenBlauw-^, A. 117. Den Geel-^. A. 119* Den uitftrekker met den

rooden&>^\ b.241. Koortzen der Kinderen* Den ^a^-houk. a. 49. Den Kreeft, b. 143. Den fwarten Kreeft, a. io2 Kragt van'tJQry^ ^99, K^ijjiallen uit Kamper- noeljen die Spinnekop- pen worden» b. 274. i^V^-zalade. a. f f. Sint Jacobs Kruid. a.34-3f Lavas-Ks^d. a. 110. Melifze-J^/*/. a.964 Wolle-^w/^ b. 23, 24,27. ^ra/j-beiien, a# 78. b. 13, Dz Kjiifche. b# 41.

ofte BLAD-ZYDS-W YS ER.

U

T Actantus. a# 8. *M 't Is quaad Laken , dat

2ijn Verwe fchiet. b,7f . ZdTzg-beenem b. 164. Z<n^J-kruid. a4 ncu \.atouw* a^93* Luye Zed/g-gangers«b. 264 Wy /W/terc 't glas* b. 230. LérX&r-beetjen, a. 126, Le^Xe/'-bekken. b. 8}« Aangenaamheid des Le«-

vens. b. 173 « Zex'ew en Dood ft aan tegen

een, b. X76. Een Leugen - floffeerder,

b. 216. Heete Z^er, b. 66. Doode Lichamen van men-

fchen geven Maden , en

wat die? a. 109, Den Lymaard* a. 98. Den Z/w^-worm, a, 121. Lodewijk de X I. Konink

van Vrankrijk. b. 183 Loof van Akoleyen. b. 12.

f9. 62.

Z^ van Artesjokken on der d'aatde. a. 89.

Loof van bramen, a, 32.

Zcwf van Eflche-boomen. a. 101.

Loof van Ketfze^boomen a. 62. 100.

Loof van Olmen.

112. 116. Z^ van Peer-boomen* a. 62.

van Pruim-boomen» a. 62.114. Loof van Vlier-boomcn.

a. 126. b, 28. Loof van Wilge-boomen* a. 126,32, f8, 119,121. Den fchoonen Loofiet\a,6o DenZflj-poot. a. 6j\ Lucïanus. a, 44, Vorflchen inde Lag*, a. ±% Wormen inde Lugt. a. 28» Luk. k# ix. v. 26. b. 191. Z«/t, k. xvj. v# 19. b4 209. Luyaard. b<?, Vuilen Luyaard, a. 29. Lw)(?menlchen4 264% De n Luim aard, b. 3 f . Den Gjooten Luimaard*

L#/z£« aan d'Aalbezy-ha-

gen. a. 92% Groene Luysjes aan de Ro*

zen. a. 39. , Papier-La/j/e*. b, 8f% M.

AT ^W-Vlieg-teelders, b. 10.

Exters-M^/<?. a. 107. Maden uit doode men- fchen lighamen ; en wat uit

REGISTER

j uit die ? A. 109* Made-^oxm uit een Zui

ker-peere. a. 98. De Mervell/e. a. 6. Matth. delObél. b. 27,20, Matth.k. vj.v^f* b. 189* vij.v.i6»i8» b,7i#

xv4 v. 17-20. 10.

•< xxv, 11. b.321.

M&rc* k* iij. 22* a, 76. Marcus Zuerius Boxhor-

nius. a, 120* De Meers-klimmer» b.iof Meezen. A. 49. b. 40* Meezen-aas. b.41. Van de Mees~ Vervolge. ... b. 41.

Wilde AfeM% a.96. b.113

Menfchen als Ifmael. b.77«

Menfchen worden van de Rupzen geleeft. a. 12,

Menfchen drek brengt wor- men voort. 104.

Menfchens doode Ligha- men geven Maden uit. A. 109.

Menfchens Dye-been. b. t

Menthe. b# 11 5*.

Merkur 'iaal. a. 109,

Meters,, b. f8. 241.

A/f«g-al. b, 115,.

M/ww, b. 247*

Mieren telen groene Beef- tjes. b. 8f> 8<S»

|M/e^«-kinderené b. 25*7, ! 'M0£/--bezy..bladeren. a.93. Molenaar van Yflè-keep.

A. IJ2. Molenaars. a> 149, , Melen4ars~\v orm. a. ifi,' Vte-Mo/len* a. 140, 143* ' Morfus Gallinse. a. 148* . Motten uit rupzen. 3*90,91 Meufetus. a, 18, 144* Muggen uit den Dauw. b.84.

Muizen en Ratten hoe te dooden ? 63» N.

y\ En AfarAz-uil. a. f i#

Nayers. b. 244. A/T^-gierige4 b, 67* A^-neus. a. 39, , Wonder in de Natuïrc.

A. 120. Natuurlij kke Me n fchen*

B. 7&

NcUuurlïjkke reden en be- vvijft d'Opftandinge der Dooden niet. A. 7, 8.

b. 137/ Nebukadnezar* tb« 2oi« , Netelen, a. 16, 61* b. i<>3. Netel- brand hoe te ver- zachten ? a, 16* >ïoit ftond 'er bly aange- zigtop een hongerigen buik. b. 76.

ofte BLAD-ZYDS-W YS ER.

Noit zonder vyand. b, ^M'On-vertzaagde. B, 42

^/oord-Rups. a.70. ? k. xvj. v. 22. b. 178 xxij, v. i8* B.221. O.

MDeltf^/. B.27,28 Geperfte Oker-noo- ten. B. 170* 0/yfants-fnuït. A. too* O/me - bladeren. A. 69 ,

144. B. 7# 0/we-boomen. A. 89.

B# 17, 116. ' Olmen -loot A*II2. B 122.

Onbarmhertige. B. 17.

Onbarmhertige door uit- nementheid. B. 129*

Onbarmhertige Moeders worden door de Mieren geleert, B. 248.

Ondergank van \ eene is den opgank van 't an- der. A4 269 30, iof B 240.

Onder-have» A. 117.

Onderlinge vyandtfcfoap tuflchen dieren, a. 13 ƒ 136.

Den Onderfcheider. B. 3. ^' Ongemeene - bedriegtter,

B. 1^4. Den Onderzaagden. A.

13 ?•

Joh. k. iij. i7# B. 221.

xxij. v. ii, A. 10. Opperhoofd der Homme- ien, B.2J9.

Opftandmge der dooden en is uit de nature niet be- wijflijk, A* 7, 8. B. 137. Is uit-gebeeld in de Rupzen. A. 7, 8.

Kan uit reden by

vergelijkkenifze ver- klaart worden B. 137* Os leem o ris van een men-

fche. B, OJjen gaan noo door plaat- zen daar Oflen geiïagt zijn , en vlieden van cie Slagters. A. 137 Uit verrotte OJJtn komen byen. A, 22. P.

cnjuw-00%. A. 16. 1 Paddelden b 268. iWw-bladeren. B. 84. Panne - Bakkery bu) ten

Haarlem, b. 233. Wy zien de Pap , en lek- ken't glas. b. 230. i^/er-luisjes. b. 8f. Papiliones. a. 17. Paradijs-vogel. A. 20. /W-bloeizels. b. 36.

b b Peer*

REGISTER

Peer -boomen. A. 48, 62»

b. 32, 237- Peerden , gaande voor by

doode Peet\ien,zijn ver-

baali A- 137 Peer-zier. A. 98* Pellikaan-Kupiz + a. 118. Phalana* a j8. Philip. Cominseus. b.i87 Phlomon^ Phlomos* b. 23,

24.

P/r«5 Martius* a. ic8. Den Pi)7-ftëcrr. a4 67. P//« in 'c hoofd hoe te hel- pen ? a, i i j * > van'c Graveel, waar mede te verzagten,a.9Ó. van Spene , waar

Prediker Salomon. k. xij*

verf. 7, a.12. Pr vjtih boomen. b. 32. Loof* A. 5*9 i 62* b. 79-

P/^/w. xiiij. verf. 2-4* b# I3a

xxxuj. v.9. b. 219*

lxiij. v.4 b. 183.

cxlvij. verf. 9. b.

mede te verligten ? A 102»

Villen van Therebinthijn , en wolle kruid, waar toe dienftig. b. 24»

Pindarus b . 5*0.

Menfchen Pis ; wat zy voortbrengt ? a. 104»

Den P/5-worm. a. lof.

Pligt der menfchen. a. 12

61 47.

Plinius. a<7<;. b-73,74» Pluimen van een End- vo- gel a. T32. b. 168. Populier -boom. a. 26. b,

274-

32246.

Qi

t/^^ Ey quaad Kiek- K^, ken. b.71^2. 'tls Quaad laken dat 2ujn

verwe fchiet* b. 75" . Quak - veriierdcr jEjopus„ b. 22$'.

R.

CnAnunlelsxxix de hoven 234

Katten en Muifcen hoe te dooden ? A. 63.

of iet dat de Heden na by komt fchijnt de Rupsen gegeven, B^o, f6, 91. Aegew-wormen, b. 236, A/g*. kap, xv ij. 6. B* xxj.v. 2f. B. Höóèert Heretnijt in Cala«

brien. B«i86. Den A^-worm. A* 147* B, 241*

Kende*

ofte B L A D-Z Y D S-W, Y SER,

Rondelet A. 28. /foflafe-Aal.bezyen. A.74

. Angers. A. 86.

, , , Jenijvers, A. 74* Dwii uit-ftrekker met den

Rooden-ko^*. B. 241. Den Atf^ van gebrande

Wilde-wijngaard , waai

toe nut^ A. 63. Roovers van Hommels* B.

: 263.

Koozen* A. 72,118*

., bladeren» b. 6, 1 1 f .

'■■ knoppen, iy, Acwze-knop-eters. B. ïf Loof van Koozen. B, 237. Wiriter-A^ztftf b. 2. A^-Solis. B. fo. Den Ruigen Beir. A. ff. De Noord- Rupze. A-7^«

Pel 1 i kaan-Aa/? ze. A " 8 . -Slek-/ï^z(?. A.8f,

Steen-Awpzff. A.116

7Lm&-Rupze> A- 36 Een Att/i uit een Berg.

Ends, &c. A. 131. Bonte Rupzen aan den

Duin-kant. a. 33. Rupzen eten haar Med-ge-

zeilen op. 7, 76. Gladde Rupzen* A. if. Hairi^e Rupzen. A. if. j zijn meelt fenijnig. j

A, I

Rupzen brengen Motten

voort* A. 90, 91.

ook Vliegeri. A. 92.

Veel Rupzen drinken nau

B. tf.

zijn begaaft met iet

dat naby de Reden komt. B. 30, f6,91. »■ zijn gelukkiger al$ veelmenfchen. A. 3.

komen meeft uit

zaad* A. 2f.

uit leelijke komen

wel fchoone Kapellen.

a.

uit fchoone. kornen leelijke Witjes. A. 4, f .

van een aard bren- gen wel verfcheide dier* tjes voort, A.4, 42, 90. B. 230.

teeien op tweederley

wijze. A.42. vreezen de Dood

zeer. B. 4, 171. r- Ruige zijn mee ft fe- nijnig. a. if .

zijn verfcheiden na

den aardt van 't landt, A.f,

zijn voorbeelden of

uit beeldzeis van dX)p- ftandinge der Do O den. A.7.8. B. 137.

bb 2 zui-

REGISTER

. zuiveren haar voor hare veranderinge. A* 9, 10. B. ff,

O.y/.peter-water en kalk, J B#28i.

I Sam, kap. xvj# v. 14-23. B. 211.

Schalje-b\)izr. B. 43. Scharley. A. if, n8* Scherp - bier op den tap.

B. 76. ÓV^ew-lappers. 164, Den Schoenen looper. A*

Schoone Witjes van leelijke Rupzen. A. ? , 6*

Den Schrikachtiger. A* 1 10

kleinen Sc huiler 9 b.f

Seldenus. A. 76.

Seneca. B. 188.

Wilde Sic hor ey l A4 9 3 .

óV/z£ Jakobs kruid. A. 34, ??•

Slangens gevegt tegen de Wezeltjes. B. 28.

Slangetjes uyt Duivels- brood* B.270.

Den Slap aard. A.68.

vS^X-Rupze. A„8).

Soro:i/ler. A.8-

e^-App-len, A. 103.

Steens- Genees -Middel .

B.24.

J/wzj-pijne waar mede te

verzagten, A. io2. Den Sp egt. a. 108, Spinne - koppen. A. 112,

uit kampernoeljen*

B, 274, 27f* Spreuken Salomons. vj.

v.69. B.48,248»

ix. v4 i-f. B, 222*

xxx» v, 24-29. B*

29, 30,118. Den Springhaan. A. 90. ^fW-haans-teelder. B.

166.

Den Stapper. B.if2. De Steen-Ruipze. A. 116. Stieren trappen kley in de Panne-bakkery. B. 233. Uit verrotte Stieren ko«

men byen. a422. Den Stink bok* B* 144. i^r^Davids. f3. De Swarte Kreeft, a. i02*

Wayer. a4 96. De ,SV//;z-Made. 2i<

brenght een Bye

voort. a. 22*

T.

~T*Jbah. a. 78 >

Taèak-etQr. a, 79. fapfus barbatus* b 22,23. Groene Tarwe* b.&j..

De

ofte BL AD-ZYDS-WYSER

Tartv - eter.

De Groene

b, 67- Tarw-wotiéls* a. 147. Z^r/^e-2emelen. a, 127. Tegen -gik tegen vergift,

b. 27.

Tëgew-ftrijdige dingen heb- ben tegen - ftri jdige ge volgen* b. 176. 7iy?-bloemen. a. 86, Tkeopcmpus* a. 8 . Tkerb. Veneet. gemengt. met Wolle - kruid , en daar mede gerookt, van wat kragt ? b# 24% xTheJJ'.k ïiij, 13. b, 195* Tk/ap/us barbatus b,22, 23 iTimoth. k, ij. v. 16. b. 7f . zTimoth k.iij* 13. b, 75*. Al te Traag. b. 113, Den 7>rf^g-aard. b. 12 Dat een Zrtfw/we/ met een

A, 140»

//^//2-houwder. b. ' Fée- Mollen* B. 77-

ree-Mols Eyer-eter. K79, Ver ander lijkker als cenea

Chamaeleon. b, 74. Verbafcum. b. 23,27. Vergift s tegen-gift* b. 27. Sig vier-maal Vernieuwen*

de. b. 106* Vernis uit Zaag -mul van ouwd Wilgen - houwt.

Verrotte Stieren , Ofzen ,

Koeyen , Kalvers bren- gen byen voort. a. 22. Verrotte zuiker-wortels ge*

ven wormen, a, 31. /^mr-zienders. a. 27. Verjjche zalaad-eters b, 83. Verfcheidentkeit der Infecta Schaaps-vel over - trok- Den Verjlinder derRupzen. ken geen geluidt enj b. 68 geeft, neffens diè metj't Wijfje van ^tnVerJIinder. een Wolfs-vel overto- b. 237* gen, is een fabul. a. 136* Sig Vier - maal Vernteu- Tweederley diertjes uiteen, wende. b. io6«

b. 230. De Vervaaerlijkke* b. 172*

DeTwee/mgen vanHippo'

crates. b. 229. 7>£*> fleert, b. 160. Twift tuflchen Rupzen

a. 6.

Vyandfchap tuflchen Die*

ren, a. 13^ 1^6. b. 70* Vyandfchap tuflchen Rup- zen. A. 6, iz2, B. 109. 110.

b b 3 tuf*

REGISTER

tufichen Spinne-

koppen , uit Kamper- noeljen, b. 279.

f/y--n-Viiegt-teeider. B. 123.

F/0/<?£/£-b]aderen. a. f6,76 Drooge-Fj/?/6 brengt wor.

men voort. a. 50. Den Uit-Jlrekker. b. if2. Den Uiufirekker met den

roodenkop. b, 241. Een Vlaamfche Gay brengt

een Made voort* a. 107. Een groote Vlieg uit een

Ey. a. 30. Een wonderlijkke Vliegt.

b. 3y,88* 108, 123.

Vliegende Vifichen. a. 139

Verdronkke Vliegen ver- toonen haar weer le- vendig* b. 98.

Vliegens voort- teeling en verfcheidentheid* a 44

> fmaaklijkfte voed- zei. b. 32, 33.

F//^-boomen. a. 126. b4 28,32, 127> I4r»247-

Den voor-zichtigen £///«

Leelijke Uiltjes van fchoo- neRupzen. A. f\ 6

Schoone Uiltjes van lee- lijke Rupzen. y, &

f^g/Jepels. b. 67.

Voorbeeld der Opftandinge der dooden konnen ge- ringe dieren zijn. A,7. B. 137. /^^-teelingc der byen* A. 22, 23*

Vliegen. A.45,44

Ftw-vcgters* B. ïio. Den Voorzigtigen UiU a.33. Voorzigtigheid fommiger diertjens. B4 124, 134* Voorzienigheid Gods. A.2.

B. 30. Vosjius. A. 2^* Den Vreemden Antijk# A< Hf-

Vreezagtige in den Oorlog.

B. 34, Urtica. A. 16. F>0«g-op. A.7f* Den Vuilen Luyaard. a. 29. W.

T\ En iVagt-houwder. A, U ui.

Den fvvarten ^kyer. A.96. Den Wandelaar na den

eren, B. 93. Uit d'herfzens van eenWa- ier-fnip komt een ma,de# A. 107, 108. Wezeltjes. B. 77. Wezeltjes geve ut tegn (lan- gen, b, 2*r

Wiêdauw. a. 66.

*ttVi]fjen

ofte BLAD-ZYDS-WYSER.

't Wijf ten van den verilin-

der. B.237« W/afc-melde. b. 10?, Hf. Wyngaard. B, 112. Den rook van gebrande

Wilde -wyngaar d \ waar

toe dienftig ? A. 63 Wijs beleid fommiger rup-

zen. B. 118, VmWolf. B. 36. Wo//e~kvuid. B. 23,24, 27 ^//^kruids-etertjes, B.

28.

fT//ge-boomen. A. 26, 82 B> 8?.

bladeren* a, 37, 53,

66181,97. ——loof. A, 32, f8,87,

119, 121. B4i?2, 161.

Uit Wi/ge*boomen houwt komen Rupzen. B4i33

Plompe-^#dbz-heeklers B. 211.

De Wonder hjkks* B. 123.

Een Wonderlijkke Vliege. B.3f,88.

Een Wcnder-werk der na- ture. A*i2o. 230, 234.

Wonder -werk van Godts goedertierne voorzie- nigheid* B. 24?. Wormen-oorfpronk. a. 28 Eiken-boor>JPtfn?7, b,286

Gon-Worm. A. ioj. Koorn-H^/v^, A; 147. Fis-Worm. A. 104. Drie duizend Worn.cn uit

een diertjen. B4 230* Wormen 'm&z\v.%L. A.28. Wormen- OQïfyronk A,28#

uit gemalen Gort»

A. ïcf.

uit Komijne-kaas,

134-

uit verrotte droo

ge~vifch4 A. 30. uit menichen-drek.

A. 29

uit menfchen-wa«

ter. a. 104»

. uit Zuiker-wortels.

31.

^m^/zj-liftigheid. B.33. Wormijes uit kam per no ei- jen. B.269,

worden Vliegen.

B. 270 Den IVraat. B, 88* Y.

1 B. 28y.

Z,

Htrjad is meeft aller Rupzen oorlpronk. a. 2f. Zalade. b, 82,242* Krop-Z#/tf#*£ A. ff.

Verilche

R E G I S T E R, &c

Verfiche Z&Uad - Eters,

b. 83. ^/-peter-water en kalk.

b. 281. /*^/77e«-rolfters. b. 64. zand-Ruyien. a, 36. zap uit gras geperft ver-

lagt Netel -brand. a. 16 zavoyen* a«4o, 70. zee-kalveren, a. 136. Tarw-zewe/e». a. 127. zyak-wormen. a. 93 f

zee.2ouwtenelle. b. iyg. zonderlinge goedheit Gods b. 31.

Z0««e-bloemen. a 67^109 zörg-dragers. b. 126, brand-z«/ge/\r. a, 103, Verrotte zuiker- peeren

brengen maden voort,

a. 98*

zuiker - wortel levert een

worm uit. a. 31. Eyez-zu/j>ers. b, 77.

Verbeter deze mis-ftellingen in't tweede Deel.

Pag. 164 linie vcor lijrn-water leeft lijn-waat. Pag. 128. linie 7, voor //^ee leeft twee-en-tu/intig. Pag. 267. linie 17. voor zes leeft vijf-en-ïwmtig.

F I N I S.

\

(