>0> f Wk / 1 U \ \ METAMORPHOSIS NATURALIS, OFTE Hiftorifche Befchrijvinge VA N DEN Oorjftronck, Aerdt, Eygenfchappen ende temde veranderingben der Wormen > Rup(eny Ma- den, Vliegen, Witjens, Byeny Motten, Muggen, Spinckr banen ende dïergeltjche Dierkens meer ; niet ityt eenigbe Boecken , matx alleenelijcl^ door eygen ervarentbeyt uyt -gevonden be- schreven > ende na de Konjl ajgeteychent Door JOHANNEM GOED AERDT. Het derde en laetfte Deel. Tot MIDDELBURGIti Gedruckt by Jaques Fierens, Boeck- verkooper, in de Globe, Ik ' DEDICATIE» A E K DE Edele ^Mogende Heer en > MYN HEEREN De Gecommitteerde Raden 's Lants ende GraefFelijkheyt van ZEELANDT Emerkt foo het Eerfte als mede het Tweede Deel defes boeks3door mijn Man focmnes (foedaert* S. (/. U Ed. Mog. zijn oot- moedelijck opgedraghen ghe- a2 weeft, DEDICATIE. weeft y ende wy beyde groote reden hebben gbehadt , om danckbaerlijck te erkennen , dat U Ed. Mog. de felfde hebt gelieven (hoewel feer geringe giften) wel te laten ghevallen. Soo en heb ick niet konnen nalaten , oock dit Derde ende laetfte Deel , hoewel door de droevige ende ontijdige Doot van mijn Man afghebroken, ende niet tot fijn volle lieden gebracht, U Ed. Mog. op te draghen : niet twijfelende , of U Ed. Mog. fullen het ooek gelieven aen te nemen , ende mede- DEDICATIE. mede -lijden te hebben met my , die niet alleen van mijn alderwaerdighfte Man , maer oock van mijn lieffte Soon , door de rooverye der Barbari- fehe Turcken, ontbloot zitte. Het en is nauwlijcks uyt te fpreecken , met hoedantèhen vlijt, neerftigheyt , ende on- vermoeyelijcke gedayrfaem- heydt, mijn Man befichghe- weeft is, met defe geheyme- niffen der Natuyre, (inde won- derlij cke verwiflelinghe ende her-voor-komfte der Dierkens in fijn Boek vermeit, ) uyt te a 3 vin- DE VICATIH. vinden. Hy heeft daer toe niet «enige weynige daghen , maer ontrent dedertigh jaren befteet j ende niets befchre- ven dan 't gene hy door eygen oogenfchijnelijcke ervarent- heydt, uytghevonden heeft/ tot dien eynde heeft hy niet alleen alderley flagh van klee- ne Dierkens moeten op-foec^ ken , maer oock voor yder fijn byfondervoedtfel nafpeu- ren ende beforgen ; de felfde Winter en Somer in fijnhuys bewaren, yder een afghefon- derde plaets befchikken, ende dage- * DEDICATIE. dagelijcks waernemen , hoe- danighe veranderinghen daer ontrent voor-vieien. Sulcks dat ick niet en kan twijfelen , of dit werck nu foo verde ghe- bracht zijnde ? fal oock an- dere mannen verwekken, welk het felfde voorder full'en trag- ten op te volgen > tot dat alles daer toe belangende , uytge- vonden zy, \ welck kan die- nen tot lof van dien Godt, die alles in allen vverckt , ende over al , ende op alderley ma- li ie re , (ja felfs aldermeeft in de dingen , welcke in uytwen- a 4 dige DEDICATIE. dighe groote ende ftoffen de minfte zijn)fijne ondoorgron- delijke wij sheydt, onvolprij- fclijke goedtheydt , ende alle verwonderinge overtreffende macht, betoont. Temeer, alfoo het ghemelde onder- foeck , boven dit ghemelde opperfte eynde , vele andere nuttigheden deaMenfch kan toebrengen 5 niet alleen ver- maeck , maer ook voordeel, ende behulp , om oock an- dere gheheymeniflèn der Na- tuyre te ghelukkiger te kon- nen verftaen , door-foecken , ende DEDICATIE. ende ten ghebruycke bren- gen. Verfoeke dan dat U F-d, Mog. dit kleyne werk , noch- tans met een groote ende herts - grondighe ghenegent- heydt, opghedragen, als een Nieuw - Jaers - Gift, gelieven aen te nemen, van haer , die met haer ganfche Ziele , van Godt Almachtigh bidt, dat dit Jaer mach begunnen met alle Heyl ende Zeghen over U Ed. Mog. Perfoonen ende Regeringe ; met noch meer- der voorfpoedt mach voort- gaen , ende op het alder-ge- a 5 luck- DEDICATIE. luckkelijckfte ende na den wenfch uwer herten , mach ge-eyndight werden. V El *ÏMo?. o Onderdanige Dienarefle , C L AR A de BOCK. A E N AEN DEN Goet -willigen ende befcheyden L E S E R. Lfoo door de ontij- dighe Doodt des Autheurs Sr. Johannes Goedaert S. G. dit derde Deel fijnes Wercks , hande- lende van de wonderlijcke verande- ringen ende oorfpronck der kleene Dierkens , niet voltrocken , maer al- leenelijck aen-ghevangen was ende nochtans tot de voorige aireede "ghe- druckte Deelen behoorde. Soo hebbe ick, defe fijne volghende Bevindin- gen , welcke ick onder fijne Schriften hebbe konnen vinden , goet gedacht U. E. mede te deelen • om ioo veel mogelijck was , dat lofFelijck Werck te voltoyen. Oockheb ick, ten felf- <« ' den Aenden lefcheyden LES ER. den eynde , ende tot meerder verkla- ringe ende volkomentheyt daer van, den Geleerden D. Joannem de Mey , ( welcke oock het eerfte Deel met ver- icheyden verklaringen ende byvoeg- fèlen vermeerdert en verkiert heeft } ) verlocht > daer by te voeghen , fijne byfondcre op - merckinghen over alle de Be vindinghen . door joannem Goedaert uyt-gegeven : als mede fijne Aenteyckingen over 't gene van de ghemelde kleene Dierkens y in de Heylighe Schriften aen - ghewelen wordt, 't Welck fijn Eerwaerde my heeft ingewilligt en voltrocken , niet twijfelende ofte 'tfal den goet willi- gen Lief -hebber aengenaem zijn. Den eerfttn U«E« Dienftwillige Januarii 166$. J. FI£PvEN5. Of Op het derde Deel VA N DE VA N $X JOANNES GOEDAERT. TT* T le fal Natuursgeheym door 't duffe Breyn navorffeth Wf Nu*t Beeldt van Godes Geeft in ons foo dtck^wet fcborffen In*t Brjlyc^fonden-pacl^omfchorft lep? me doch? men Sal d'aldeiminfte faeck^in't binnertfle doorftenf Riet een Eylaes ! met een ! hoewel [eet fwacke Spieren » Om d'eyndeloofe vejl van't heele Al fomfwieren ln ons maer over zijn > verdient het echter Lof Als men door willen pooght. De Dierkens die bft ftof Geduurigh vroetelen , die doen ons 't hooft [hier breken , Als men dom fcbranderheyt na haren aert gaet fteken* Goedaert, dieaerdigh was , die fochte na den aert Van al enyder, hoey en op wat wijf' gebaert $y werden > hoe' t haer ginc^ wat wifjelmgh van faken Haer in haer levens lijdt geftadigh quam genaken. Dus vim hyf'eerft in 'f Ey, dan fchout hyf'als een Worm Eer ft hleen allengskens groot tot haar volwaffe lorm \ Verfcheyden van Coleur. Wat voedt fel datfe eten9 Waer haer onthouding}) is dat heeft hy me geweten , Door eygen onden foeck* Dan vint hyp als een kint f t Welck^infijn teerejeught met fwaihtelm amwint Gefpelt Cefpeltis in de luw* of wel als een Mummie Gebalfemt na de Doodt nïet cd'le Speeerie: Soo leggen fy als doodt* Dan rijfenfe eens weer , Gcltjcï^als uyt de doodt, verfien van vlerck^en veer : Daer vliegt daiïtgeen eerfi kroop op brave vlugge wiechetn Komt Chrifieu menfcbe , komt , leert hier wat Cbrifi'lijcks riecken. Hier '$ Balfem voor de Ziel foogby bier wel op let. De Weereldt u uw Ey , daer ghy z.ijt ingefet Als ghy ter Weereldt quaemt, hier ftdtgby oockjiti moeten l)ytgaen<> om als een Worm uw Meejler te Ontmoeten ; Soo was hy op der Aerdt , veracht gelijck^ een Worm» Wat moefi dat cierltjckjlooft niet uytflaen menigjlorm, Van't Fbarifees gebroet, en hare Ondctftaten? O Je fa aWt ons drucltt wilt ons dan niet verlaten1. Sietgby dees Dierkens aen^gelijck^als een Mummy* Als Doodt, foo weet o Menfch ! o Cbriften Ziel ! dat ghy Oock^eens int nare Graf met :f uwe Romp (uit rotten > Undatgeoock^op 't laetfi op GodtsBafuyn fult vlotten , Om weder op te flaen. Dan vliegbtge wel tot Godu O Heer ! oHeer ! wanneer vergunt ghy ons dit Lot ! J. Ie Gouche. Een Een ander op den A U T H E ü R. GOdt haelt de Goede fbuys óp fijn beftemden tijt> Daer ruften fy van moeyf en van de hitfe Nijt. Geluckjgh die foo ruft ! Goedaert , die na de aerden Verüierkens ftadigh focht> die leeft noch of der Aerden\ Hoewel de aerd* hem decht. God riep hem d te vroegb. Sijn braef begonnen Werck^onrijpe Vrucht maer droegh » Als hy op fijn bevel ten Hemel moeft verhuyfen, Uier latende fijn 'Romp in d* onder aertfche kluyfem Dm wordt bet door de Mey in Wmter-tijdt voltoyt. Nu leeft hy door den druck > en fterft wel licht 'Itjkjioyt. Wat niet fijn Aerd ttGoed om feenemael te fterven? Soo moet nu Goedaerts Aerdt een goeden Noem be-erven* Die in gedachten blijft. Moeft al dat Goet was wegh ? Wat bleef daer op den aerd? aU't emkel duyvelfch\fegh? Door den felven. Op den Uytgever van dit Wenk** D. JOANNES de MEY. ^'At wonder dat de Mey luft heefr,om defe werken Te brengen aen den dagh ? is 't niet om dat wy merken Dat ons de Mey-tnaendts vrucht, Gaet fchak'len dees genucht? Om dat dees Dierkens dan vaek eerft te voorfchijn komen, öpkruyden van het Velt, ofcierelijckeBoomen3 In fchoonen Hof geplant » Of by de Water kaïn ? Door den fdven* BLAD-W YSER. Vler-en-twintigh nieuwe Bevindingheli van Joanncs Goedacrt. Pag. i.tot $4* Bylbndere op- merkingen over alle de Be* vindingen des fclfdcn Autheurs. Pag, 55. Vandc Wormen. Pag> 83, en 95. Amcrikaenfchc kleenc Dierkens. Pag. 87, Van het vliegen der Bloedt- loofe Dierkens. Pag, 91. Vande Tarantula. Pag. 100. V ande S princMiancn, Pag, 1 1 o. Vande Byen. Pag. 1x3. Vande Mieren. Pag# 12%. Vande Scorpionen. Pag, 136. Van het onderföheyt der Reyne ende Onreyne Dieren. Pag. 138. Vande Spinne-koppen. Pag. 146. Vande Dieren ende Dierkens welcke inde Heylige Schriften by-ghebracht worden om de Menfchen te onderwijlen ende te overtuygen. Pag, 1 59. META- A „,k/U/ A A aA/U*/ (BE ék * * # * * * * * * # ê ft ft * # * * '* c R&ïïtt 8> > O ' • O c/ 3 C . : ff O c O CO - - * CO C- o ; CO C O |?1^1n§ * * * * * * f f * * f * # * METAMORPHOSIS NATURALIS. Hë* ^tT^/e eiide laetfte Deel Van JOB. G 0 E i® A E \T. A. Eerfle BEVINDINGE. Efe Rupfen leven feer vreedfaem met malkande- ren , doch zijn feer fchrik- achtigh 5 want fy door hare groote ruygigheyt feer gevoeligh zijn. Ge- bruyeken oock ruygh voedtfel , te weten de bladeren van den Carduus A ftelde ik hem in een groot glas , dat ik half vol aerdedede, endeleyde daer ineeni- ghe üuxkens van oudt willigen hout, dat hem wel aenftondt , want hy brak ende verbrij lelde het felfde als tot zant of zaegh-mul , ende vermengde dat met het flijm dat hy uyt fijn lijf haeldeJ c Naturalis. 5 haelde , ende maeckte daer van een woon-plaetfe om ficfidaerintot ver- anderinge te verbergen- Deie woon* plaetfe was in het aenfien , even als of het niet anders en waere geweeft als een ftuk oudt willigen hout, fulx dat het onmogclick was te bemerken datter een Rupfe in was. Daer en bo- ven was het foo hart als fteen , foo dat ick qualijck met mijn mes het konde van een fcheyden. Eer hy fich tot de veranderinghe begaf, wiert hy inden tijde van twee uyren ganfchelijck van fijn fchoon coleur berooft, ende wiert donckep roodtendeuyt den blaenwen , even als of hem den doodt aenqtiam. Hy heeft fich tot veranderinghe gheftelt op den 30. Augufti 1663. ende op den 1 1. April des Jaers 1664. is hy A 3 nyt 6 Metamorphosis uyt fijne harde wooninghe komen door-bijten, verandert zijnde in een afch-gracuwen ende fchoon gewa- terden Uyl ofte Kapelle > hier nevens afgefchildert. Dit Uyltjen hielt fich voorts feer ftil j ik ftacker een ^>elde dwers door , ende leefde doen tot den 24.Mey, fonder by-na eenighe beroeringe , of immers weynigh ge- woel te maken. D. Funk BEVINDINGE. DEfe Rupfe is feer gefwint in het loopen , ende eet Tonder onder- fcheydt by-na van alderley loof of kruydt dat hem voortkomt , op de weyden is fijn voedtfel het klaver- blad t , op de dijcken wilden thijm Naturalis. 7 ende veelderley ander kruyt , op de boomen eet hy het loof van de ol- men, willigen ende andere boomen : foo dat hy fich aen geen feker voedt' fel en verbindt , daer in teghendeel vele andere Rupfen eer fterven, danfe eenigh ander voedrfel fouden ghe- bruyken alfe een yderna hare foorte gewoon zijn. Ick hebbe noyt fchoonder fwart ghefien als defe Rnpfe heeft op fijn gantfche huydt , niet feer ongelijck het fwart van fommige wilde Vere- kens welke uyt Weft- Indien komen. Alfmen hem aenraeckt , rolt hy fijn lijf in een , als of hy geen pooten en hadde. Heeft fich tot verandei inge bege- ven den 13. September 1663, ende op den 25. Mey idó^. is daer een A 4 Uyl- 8 M ET A M O R PH OSI S Uyltjen van te voorfchijn gekomen, diergelijcke van fchoone wittigheyt ik noy t geilen hebbe • doch het lijf is geel met fwarte Vlecken in dry rijgen verdeelt. Het hielt fichfeerftil als of het doodt was, ende liet fich om ende om rollen fonder fich te be- weghen, uyt vreefe van de doodt, ende ftierf den 28. dito. Ickwasfeer verwondert dat uyt fuiken pik fvvar- ten Rupfe, foodanigen fchoonen wit- ten Uyl quam , daer nochtans aen de Rupfe geen wit altoos en was, dan al- leen een weynig onder aen den mont. Uyt een andere fwarte Rupfe van defe felfde foorte is op den 1 3. Junii 1664. een Vlicge voort- ghekomen, hebbende onghemeene langhe poo- ten , doch en leefde rnaer tot den 14. dito. Vijf Je Naturalis. ' 9 E. Vijfde BEVINDINGE. *P\ Efe Rupfe eet het loof van de wfrr Elfe-boomen. Heeft op fijn rugghe twee kromme haecken die geel zijn , gelijk ook het overige van het lijf, doch met een ander Amber- achtigh gloeyend coleur vermenght. Doch eer hy fich tot veranderinghe voeghde , wier t hy Don cker - groen , ende de twee gemelde haecken fonc- ken in den rngge , foo dat het gant- fche lijf efïèn was. Hy ftelde fich tot veranderen op den 6. O&ober 1663. ende op den a 7. April 1 664. iflèr eén Uy ltjen van voort- ghekomen dat feer vreemt van coleuren is ende niet wel om te be- A 5 fchrij- ig Metamorphosis fchrijven, alfoo de coleuren feer on- der mal kan der en vermenght zijn. Dit Uyltjen was van een fterk le- ven , ende vloogh den gheheelen nacht, feer weynigh ruftende. Is ion- der eten in het leven ghebleven tot 5. Mey , ende doen is het geftorven , doch met de vleugelen in de hooghte op gerecht ende aldus blijvende Itaen na de doodt. F. Se/de BEVINDINGE. DEfe Rupfen onthouden haer meeft op de Blom-kolen , welke fy voor haer voedtfel ghebruycken. Een van de felfde fich in een hoeck onder een papier begeven hebbende, is geftorven , ende zijn uy t fijn doode Naturalis. II lijf op den tienden September 1 6*6*3. twaclf Wormen komen kruypen , welke Wormen inden tijdt van vier uyren , yder in een Ey veranderden , ende op den 1. Julii den volgenden Jaers 1664. zijnder uyt die twaelf Eycren twaelf Vliegen voort- geko- men , die feer graeuw waren. Een andere Rupfe van de felfde foorte is mede geftorven den twaelf- den September 1663. ende op den 17. der felfde maendt veranderde hy ganfchende gaer in een Made- worm, welcke met groot gewelt door fijne huydt brack. Een derde Rupfe van de felfde foorte als voren vermeit is , heeft üch tot veranderinge geftclt den 25. Sep' tember 1663. ende op den 8. Mey 1664. is daer van voort- ghekomen een 12 METAMO RPHOS I S een droevigh Uyltjen , vreemt van coleur ende feer traesh van bewe- ginge, endebleefinhetleven Tonder eten negen dagen. G. Seinde BEVIND1NGE. DEfe Rupfe was feer traegh in het kruypen , gelijckende niet qualijk den Leuyaert van W eft- Indien. Wat fpijfe ik hem voorftel- de , hy en quam nerghens aen. Met fijn achterfte bruyne veer wift hy fich felven feer aerdigh af te vaeghen als met een kleer-borfteL Alfmen hem hem ergens aen het lijf raeckte , was hy dadelijk daer by met de gemelde veder van het achter-lijf. Eer ly haer tot de veranderinghe voe- Naturalis. 13 voeghen, fitten fy fes of acht daghen foo ftil als offe doodt waren. Defe heeft haer tot veranderinge geftelt op den tweeden O&ober 1665. endeop den tweeden Mey 1 664. is daer van voort -ghekomen eenen witten Uyl die feer fterck was, Ende op dat hy fijne coleuren nieten foude af- vlie- gen , ftak ik een fpelde door fijn lijf, ende leefde alfoo noch fonder eten tot den fefden dito. Het was een wonder om te fien , op wat een vreemde maniere defe Rupfe haer tot de veranderinge ghe- ftelt heeft. Eerft fpon hy een feer dun ende wel uyt-ghefponnen net, met ftercke draeden * welcke hy uyt fijn lijf voortbracht. ïn dit net fpon hy een ander net , dat het eerfte niet en raekte , maer daer in fweefde als een 14 Metamorphosis een bal inde locht ; doch dit net was foo dicht , dat men daermiet door fien en konde, ende daer in gefchie- de fijne voor-gemelde veranderingc, H. Achtfte BEVfNDlNGE. DEfe Rupfe eet het loof van de Elfe-boomenj het ganfche lijf is dicht met hayr befet $ alfmen dit hayr maer eenighfins aenroerde, fmeet hy met fijn kop feer vinnighlijk teghen het achter -lijf Sijn fchoon groen coleur wierdt hy gantfeh quijt op eenen nacht , ende wierdt allenx- kens heel fwart j foo dat ick het merckclijck fien konde: fijn hayr dede hy beven ende fchudden in defe verichietinge fijns coleurs, hoe- wel H Naturalis. isj wel hy fijn vel niet en veranderde. Stelde fich tot veranderinge op den fefden Öótober 1 665. in foodanigen geftalre code coleuren als in het mid- den vertoont Wert. Op den 3o.Junii 1 664. is daer uyt voort-gekomen ee- nen droevighen Uyl van coleur , met vele fwarte ftreepen vermenght, ge- lijck op de plaetfe te Oen is. Hy hielt fieh tot den twaelfdcn Julii feer ftil| ende ftierf by-na {onder eenige be- roeringhe. h Negende BE VINDING E. DEfe Repte onthoudt fich inde Elfe - boffchen foo lanshe het loof kracht heeft ende teeder is , maer als het hardt v, ort , foo ver- andert 1 6 Metamorphosis andert hy van plaets. Is feer goet- aerdigh , al worde hy van andere ge- fmeten , doet geen tegen weer , maer loopt wegh. Heeft fich tot verande- ringe gheftelt op den fefden Oéïober 1665. endeopden 25. April 1664. iffer van voort - gekomen een Uyltjen uyt den blaeuwen op het lijf, ende vleugels , ende van achteren uyt den rooden wat bruyn-achtigh. Het bleef altoos op een plaetfe fitten fonder fich te verroeren van den 25, April tot den tweeden Mey , ende ftierf fonder eenige beweginge. Doch eer het ftierf , heeft het eenighe Eyeren geleght, welcke van coleur uytter- maten fchoon Spaens- groen ver- toonden.». Tbiende Natukalis. 17 K. Thimck BEVINDINGE, DEfe groene Rupfe onthoud fich mede op het elfen-loof, dat hy tot fijn voedtfel gebruykt. Ge- eten hebbende ftreckt hy fich recht uytfoo langh als hykan bereycken, ende blijft foo ftil fitten tot 'sander- daeghs. Als hy voort kruypt , brengt hy fijn achter -lijf tegen het voor-lijf aen > fich vertoonende als een groene kramme , ende ftrekt fich dan weder recht uy t , ende foo al voort ende voort, tot dat hy tot fijn voornemen ghekomen is. Defe Rupfe heeft fich tot veran- deren gheftelt den fefden O&ober 1663. ende dacr is uyt voort-geko- B men 18 Metamorphosis men op den eerden Mey 1664. een j feer net Uyltjen gelijck onder op de Plate te fien is , doch deen is veel fchoonder na de veranderinghe als d ander , maer ik hebbe de fchoonfte verkofen om af te Schilderen ende den E. Lefer te vertoonen. Het heeft gheleeft tot den achtften dito fonder eten , ende was in het vliegen feer fnel ende gaeuw. Elfde BEV1NDINGE. TP\EfeRupfe bemint tot fijn voed- ! ^fel , het langh en wit ruygh-wil- lighen loof, doch en eet het niet of het moet vers ghetrocken wefen : is i feer traegh in het kruypen . Heeft fich tot veranderinge gefet op den thien- den Naturalis. 19 den O&ober 1 6 6 3 . ende op den eer- ften Mey 1664. is daer uyt-gheko- men een Uyltjen dat fich feer ftille hielde Als ik het met een priemken aenraeckte, liet hy fijn felven fchie- lijck vallen 't onderfte boven ende bleef ftil liggen of hy doodt geweeft waer, fonder eenighfins te bewegen, hoe ik hem ook aenraekte , foo dat ik meende dat hy doodt was , ende om de fekerhey t te weten ftak ik een (pelde door het lijf, doch en roerde noch niet 5 maer een half quartier uyrs daer na opende hy fijne vleuge- len ende pooghde wegh te vlieghen maer en koude niet , ende leefde tot den elfden Mey 1 66 a. B 2 Ttoaelfde 20 Metamorphosis M. Tvaslfde BEVINDINGE. *p\Efe Hout -wormen worden ge- meenelijk gevonden in de fchor- fen ende tuflehen de fchorfc ende het hout der Eycken-boomen foo langh fy kleen zijn, ende worden aldaer uyt haer zaedt voort- ghefet ; maeri alfe grooter worden, door-booren; fy tot het bimienfte der Boomen I ende doen aldaer groote fchade. Het' is wonder , dat een fachten Worm dickmael ghefien wordt te booren dwars door het hout dat fbo hart is, datmen naeuwlijks met een mes daer yets van fnijden kan. Door dit boo- ren komenfetot den termentijn ende; olyachtige vochtigheydt, welcke inl heti Naturalis. 21 het hout befloten leght , ende defe Wormen tot haer voedtfel gebruy- ken. Hare voorfte becken moeren noodtlakelijck niet alleen wat hart , maer inlbnderheyt feer fcherp, fub- tijl ende dun zijn, datfe tot het bin- nenfte van het hout konnen door- dringen , ende het felfde tot ftof ver* malen , gelijck men allefins van defe ende andere Hout- wormen ghewaer wordt. Een van defe Wormen heeft fich by my tot veranderinghe ghevoeght op den derthienden November 1 663. ende den fefden Aprilis 1664. iffer dit roode Dier van voort - gekomen , dat in het onderfte van defe Plate ver- toont wort. Ik heb het in 't leven be- houden met wat fuyeker te geven tot den vijfden dagh van Meye. B 3 {Der- 1 22 M E T A M O R THOS 1 S N. fDèrthkhde BEVINDING E. j DF.feRupfen eten het loof van de willighe Boomen : Na dat een daer van ghenoegh ge -eten hadde, bleef hy eenen ruymen tijdt ügghen fonderyets te nutten, waer uyt ick dachte dat hy fich tot veranderinghe foude gaen ftellen hebben. Maer ick wierdt ghewaer dat in plaets van te veranderen, aen yder zijde van fijn lijf een groene Made voort quam met een fwarten kop. De Moeder -rupfe uyt welkers lijf defe Maden kroopen, dede feer groot gewelt met haer lijf te wringhen , te draeyen , uyt ende in te trekken ende anderfins , om dcfe Maden quijt te worden j heeft mede N N A T 11 R. A L I S. 23 mede tot dien fclfden eynde dikmael het hooft om hoogh verheven , ende dan weder in-getrocken j nu het lijf uyt-gereckt dan weder in malkande- ren gehaelt, nu wat fxil gelegen, dan een weynigh voort -gekropen : foo dat het een wonder was om iïen , met wat arbeydt ende bangigheydt defe Maden uyt haer lichaem ghe dreven wierden. Soo haeft nu een van de ghemelde Maden uyt het lichaem ghekropen was, foo heeftfe haer (elven dadelijk gheftelt aen de openinghe des lijfs daerfe was uyt- ge komen , ende bleef daer foo langhe aen fuyghen , datter niet meer overigh en bleef dan den enckelen huytvan de Moeder -rupfe, uyt welcke fy voort- gekomen was. De andere Made ofte fijn mede-maet B 4 ftierf3 24 M ET A M O R PHOS.I S ftierf, alfoo voor hem niets overigh en was om te fuygen , maer de eerite al het voedtfel alleen na flch getroc- ken hebbende , liet hem in de wonde fteken, endefoo haeft alshy de Moe- der ganfeh hadde uy t-gefogen, foogh hy oock fijn mede- maet ganfeh uy 1 ; ende is daerna blijven liggen tot op den vijfthienden O&ober 1 664. fon- der eten , ende is doen verandert in een fwart Ey : ende uyt dit Ey zijn opden achtienden Mey 1 66$. voort- gekomen twee foodanige Vliegen als hier nevens op de Plate een af-ghe- beeldt ftaet. Het is (mijns bedunckens) aen- merekens waerdigh , dat hoewel de een Made de ander hadde uyt -gelo- gen , dat evenwel daer door de voor- teelinge van twee Vliegen niet en is ver- Naturalis. 2 dat men het felfde niet en kan fien. Oordeele dat het een Wijf ken is , om dat fijn achter - lijf feer dick is. Want dat merck ick inJt gemeen van de Rup- fen , dat de Wijf kens aen het achter- lijf gemeenelijk ièer dick zijn , want daer liggen de Eyeren verborgen j maer in tegendeel zijn de Mannekens aen haer achter -lijf feer fmal ende dun. V Naturalis. q<> dun. Defe Rupfe heeft voorts na hare vcranderingegeleeft Tonder eten % tot den dertighlten Mey. Eer hy ftierf heeft hy fijn zaedt in overvlott gefer, maer alfoo daer geen Manneken was by ge weef!, foo is het alles te ver- geefs ende onvruchtbaer gebleven. Want foo gaet het met alle Eyeren die de Rupfen van haer geven, daer en komt niets van , ten zy datfe door het Manneken vruchtbaer gemaeckt worden-,. Negentbien ende Twitighjle BEVINDINGEN. ■P\ Efe Rupfe heb ick gevangen op *~^den 28. Mey 1Ó60. haervoedt- fel zijn de bladeren van de Olme- C 2 boomen %6 M ETA MOR PHOS1 S boomen als oock der Peere-boomen. Als defe Rupfen wel ge-eten hebben, begeven fy haer aen den kant van een bladt , ende fetten haer daer aen wel ter degen vaft met het achterfte van haer lijf, hangende voorts met het lijf nederwaerts, doch den kop houden fy een weynigh om hoogh gebogen. Met den ondergank der Sonne (tellen fy haerom teflapen,ende buygen met haer hooft achter over in het lichaem in-getrocken zijnde, ende flapen al- dus tot dat den dagh aenkomt, ende begeven haer dan tot het eten : doch voor ende na den eten zijnfe gewoon feer fnellijck haer kop gints ende we- der te flingheren ende te fchuddea.,. Onthouden fich by malkanderen feer vreedtfaem , maer alfe malkanderen al te na by komen , vattenfe malkan- der Naturalts. 37 der rondtom het middel -lijf ende flingeren d'een d'ander met groote hevigheyt. Sommige van defe ioorte flapen wel feventhien of ach tien uy- ren op eenen tijdt : fomtijts daer-en- teghen kruypenfe wel twee daghen achter een fonder te ruften ofte te eten . het onder- lijf is foo klaer dat- men daer door fien kan. Meer en vin- den wy van defe Rupfen by den Au- theur niet befchreven. Maer hy verhaelt ons, dat uyt de verrotte ftofFe van Muyfen , hy ghe- waer is gheworden dat Wormen te voorfchijn komen, ende dat uyt die Wormen een gemeene (lag van Vlie- ghen gegenereert wort, Sijn oogh- raerk verhaelt hy ons geween: te zijn, te onderfoeken of het waer is, 't gene fommige meenen , datter uyt de her- C 3 fenen 3 8 Metamorphosis ienen der Muyfen fouden Wormen komen , ende dat die Wormen in Muyfen veranderen fouden , 't welck hy getuyght bevonden te hebben on- waerachtigh te wefen_». V. Een-en-riïinticbfte BEVINDINGE, DEfe Rupfe onthoudt fich op de Kooren-landcn , ende gebruykt aldaer de wee- winden tot fijn ipijfe , doch alderliefft de klcene ofte klock- gies-winde; ende eet ten minften twee uyren achter een fonder ophou- den. De vuyligheyt welcke hy quijt wordt , heeft een feer vreemde ghe- daente , als of het in een vorm ghe- druckt ware * gelijk ick in defe Plate hebbe vertoont. Defe N A T 11 R A L I S. 39 Defè Rupfe is feer vreemt ende vermenght van verfcheyden coleu- ren, twee fwarte ftrepen loopenover den rugge , een groene in het mid- den ; den grondt is uyt den groenen, op fijn achter -lijf ftaet een orangien kromme pin , hier en daer vindt men ook het wit ende blaeuwaerdighlijk onder de andere coleuren vermenght, is feer fnel van gehoor ende gevoe- len. Soo haeft hy yets hoorde, of dat- ter wat beroert wierdt, bleef hy da- delijck een tijdt langh feer ftil liggen fondereenige beweginge. Meer en heeft den Autheur hier van niet na- ghelaten_». C 4 T-ïoee- Met amorphosi s X. Ttoee-en-mntigfte BE VINDIN GE. V anden oorfpronlyler z5\ ftil ende als doodt ligghen- de , onder de koude Aerde > ofte in andere verborghen plaetfèn , langhe leven fonder voedtiel, alfbofè door haer ftil ligghen , ende door de om- vloeyende koude, weynigh ofte by na niets van haer natuyrelijcke ende levendigh- houdende vochtigheydt verteeren. D 3 ExtraB 54 Metamorphosis z. Extract uyt fekeren 'Brief , ghe* fonden van Parijs , door den Edelen, Ern* fejlen Heer d,Hu W. Boreel , Amba fa- deur by jijn Majefleyt van Vranckrijck , wegens de H.Móg. Staten der Vereenigde Nederlanden > den z 5 . Mey 166%. £^E{è Kapelle is levendigh gevan- ghen tot Columbes hier buy- ten Parijs , in den Hof van de Co- ninginne Moeder Van Engelandt. Was daer na ftil en onbeweeght, dan door de warmte van de Zon begonfè wederom te leven ende fich te roeren maer op den vierden nacht daeraen, wiertfe van eenmenighte van Mieren uytgefbghen ende ghe- doodt , fulcks dat het geheele on- der-lijf N A T U R A L I S. der-lijf verteert wierdt, uytgefbn* dert de Eyeren. Ende alfbo defè Kapelle wat over een komt, doch veel grooter is als de Af-teyckinge van de eerfte Bevin- dinghe vermeit in het eerfte Deel der Natuyrelijcke Metamorphofis van Johannes Goedaerdt y ghenaemt de Paeuw-oogh , fbo fènde ick de fèlfde over aen dien Autheur. Doch den {èlfden Overleden zijnde , ine door d'Heer Munt-meefter N. Boreel ter handt gheftelt aen den Drukker Iaques Fierens. Die de fèlfde om tare ongewoone grootte en (èhoon- heydt , waerdigh geacht heeft hier by te ftellen. Den ghemelden Edelen Heer maeckt oock gewagh van een ander fatfben van een Kapelle > doch veel grooter Metamörphosïs, &c. grooter ende langher van Lijf, fbö breedt ende langh by na als een Vleder-muys, welcke een van fijne Dómeilique ghefien heeft , maer heeftfè niet konnen bekomen , ende is van een extraordinaire grootte, fulcks dat de Vlercken foo groot zijn als die van een Vleder - muys , doch de ondeiicheyden Coleuren en zijn niet lèkerlijck waer- genomen. Im- mers kan dit dienftich zijn om na de- fèn , naerder daer op acht te nemen. Te meer , alfbo dien Edelen Heer Ambafladeur , het de pijne waerdich gedacht heeft, de {elfde den Autheur der ghemelde Natuyrelijcke Meta- morphohs ende wonderiijeke Bevin- dingen , over te zenden. EER- EERSTE BYVOEGHSEL, OFTE Benige by Jonde re op-mercfyngen up de Voorgaende 'Bevindingen van JOH. GOEDAERT. Oewel alle Gods werc- j| ken wonderlijk zijn , foo ift * echter waerachtigh ende aenmerkens waerdigh , dat de groot- fte ende meefte wonderen haer ver- toonen ontrent de alder-kleenfte Schepielen. Soo dat de wonderen der Natuyr fich inde kleenfte dingen als verbergen , ende neerftelijk nage- fpeurt zijnde, aldermeeft op -doen. Fminet in minimis , .maximm ipfe (Deus. Den Aldergrootften Godt , is inde kleenfte dingen aïdermeeft uytfteec- kende. Tot beveftinge hier van falik den D 4 Eerw. e;6 Bysondere Èerw. Lefer eenige exempelen uyt de voorgemelde Bevindinghen aen- wijfen ende in ghedachte brenghen : op dat hy in het lefcn der felver te naeuwer acht gelieve te nemen op de vreemdigheden ende wonderen wel- ke daerin voorvallen. Als voor etrft , oordeel ik het een wonder te zijn, dat de kleene Eyer- kens (uyt wclcke de Rupfcn komen van welcke gemelt wort in het eerfte Deel, de thiende Bevindinge) han- gende bloot Tonder eenigh deckfel , aen de kleene tacken der boomen , aldaer de aldergrootfie kouwe van den winter konnen uy tftaen , fonder te fterven ofte bedorven te worden : maer in tegendeel fiet men , dat foo hacft den Somer aenkomt , daer da- delijckRupfenuytte voorfchijn ko- men , Aenmerckingen. 57 men , welke daer na veranderen inde Kapellen aldaer afgebeelde Hoeme- nighe Dieren zijnder ende andere fa- ken (in het aenfien ftereker , warmer ende beter verfien) welke door onge- lijk minder koude vergaen ; daer defe foo kleyne Eyeren daer van niets en weten. Daer moet yets wonderlijcks van een taeye, dicht gefloten warmte ende vocht wefen , waer by fy in haer levendighe kracht foo lange ende te- gen foo feilen koude , regen , fneeuw, ende andere veranderingen ende on- gemacken konnen bewaert worden. Dit felfde is oock waerachtigh van veelderley Kruyden , welcke op de Aerde haer Zaden den gantfehen Winter laten liggen, welcke noch- | tans met den Somer haer leven be- toonerL,. D 5 Ten 58 Bysondere Ten tweeden , de alles wel be- fchickende en naeuw - beforghende Natuyr, heeft de Rupfen haer fpinfel , (datfe van den quyl uyt haer eygen lichaem voortbringen ende feer fub- tijl weten toe te maecken, ) gegeven tot verfcheyden feer noodige gebruy- ken. W ant voor eerft , vele Rupfen dienen haer daer van in plaetfè van vleugelen , om fich in een oogenblick tijdts van een hooge plaetfe na bene- den op de aerde te begeven , gelijck oock de Spinne-koppen doen. Want fy laten haer langhs dat fpinfel feef facht ende fekerlijck neder - dalen,1 ende klimmen oock lanhgs het felfdei opwaerts ende na allen zijden daerfe: willen wefen. Ten tweeden , mei dat fpinfel maecken fy haer een be fchuttinge tegen den nacht -lochi end< Aenmerckingen. 52 ende de koude , om daer onder te ruften. Ten derden, uyt dat felfde fpinfel maken fy hare woon-plaetfen , in welcke fy haer verbergen ende ge- ruft leggen den gantfehen tijdt van hare veranderinge , in welcke fy wel moeten bewaert wefen voor hare vyanden , ende ook warmte van noo- den hebben , om de verandcringhe uyt te wereken. In de elfde Bevindinghe des eer- ften Deel wort verhaelt , dat uyt het lijf van een ghemeeneRupfe* opee- ;nen tijdt , zijn gekomen over de vijf- tigh Wormen, ende nochtans bleef de felfde fonder eten noch veerthien : dagen in het leven , ende fpon noch t een deckfel voor al die Wormeti_* t Voorwaer een wonderlijck werek, ij dat in foo kleenen geringen , fachten I Dier- 6o Bysondere Dierken , foo fterken leven befpeurt worde*. Ten anderen , fchijnt het noch wonderlijcker te wefen , datuyteen ende felfde foorte van Rupfen, op verfcheyden manieren , verfcheyden Dieren worden voort-geteelt , gelijk mede aldaer verhaelt is , namelijck fomtijts een Witjen, ende fomtijts Wormen , welcke daer na in Vliegen veranderen. Siet hier van een bylön- der exempel in het tweede Deel , Be- vindinge een-en- veertigh. Ende dan noch ten derden , foo feght die Be- vindinge , dat oock fomtijts uyt die 1 felfde flagh van Rupfen , door den kop eenige Wormen komen, welke : inden tijt van onder half uyr in Eye- ren , ende daer na in Vliegen verande- ren. Soo dat uyt een Dierken dry- ( Aenmerckingen. 6i derley veranderinge komen, nament- lijk in Wormen , Eyeren ende Vlie- gen : ende dat de felfde veranderinge van een en de felfde Rupfe op dry der- ley verfcheyden manieren toegaet. Diergelijck exempe"l worter mede verhaelt in de een-en-feventichfte Be- vindinge ende in de tweede Bevin- dinge van het tweede Deel. Dat een Rupfe eerft verandert in een Worm j daer na den Worm in een Ey , ende het Ey in een Vliege, ende dat alles in den tijdtvan dry- en-twintich da- gen. Oock is het niet fondergroote vcrwonderinghe te fien , dat de ge- melde Vliege, na hare voor komfte : in den tijdt van een vierendeel uyrs , . noch eens foo groot wort, danfeuyt j de veranderinge was voortgekomen. , Siet het tweede Deel, Bevindinge 22. « Som- 6i Bysondere Sommige Rupfen maken van haren dagh den nacht , ende van den nacht den dagh ; fdaer inde Vleder-muyfen ende Nacht-uylen niet onghelijck) want den geheelen dagh blijven fy ftil indeaerde verborgen ionder eten j maer tegen den nacht komenfe eerft te voorfchijn om haren koft te gaen foecken, liet eerfteDeel, Bevindin- ge veerthien ende vijf-en-twintich. Sommtghe Rupfen veranderen ver- fcheyden mael, fommighe drymael andere viermalen haren ouden huyt, ende dat niet Tonder groote pijnelijk- heydt , als in de Zijde-wormen ende in het tweede Deel de vijf-en-twin- tichfte Bevind inge te fien is : ende! hierin zijnfefommige Slangen gelijk De reden fchijnt te wefen , dat der ouden huydt elcke reys , in eene Aenmerckingen. 63 korten tijt foo hart en taey wort , dat hy na hetgroeyen der Dieren nieten kan uy t-ghefet worden ende daerom moetfe door grooten arbey t der Dier- kens foo verde ghebracht worden datfe fplijt en foo allengskens afvalt. Siet in heteerfte Deel, de feven-en- feventichfte Bevindinge, In het tweede Deel de een-en- veertichfle Bevindinge wort verhaelt yan een Rupfe-worm , die thien ma- li en de huydt vernieuwt eer hy haer :ot hervorminge begeeft, t/elckens 1 ïaer fuy verende van hare vuyligheyt, l :erfe den ouden huydt afleght. . . Vele Rupfen zijn feer vreefachtig ^ an aerdt , alfoofe veel vyanden heb- ,:|;en van welcke fy verflonden ende J e- eten worden : ende daerom la- i;nfe haer dadelijk vallen , ende hou- ui den I 64 BySONDERE den üch ganfch ftil Tonder eenige be- weginge als offe doodt waren, ende rollen haer lijf in een ronde als een ; bal, alle yets hooren ofte aengeraeckt worden: ende blijven foo een tijdt langh liggen , tot datfe dencken dat het gevaer over is. Siet het eerfte Deel , feventhiende ende achthiende Bevindinge ende elders meer. Sommige Dieren en konnen naeu-j lijeks of immers niet dan eenen kley- nen tijdt leven buyten de aerde , ge- lijk de Viffchen niet en konnen leven buyten het water ; ja de veranderinge van de locht daer fommige Dieren ir leven , is genoegh om haer te doo den ; gelijck onder anderen aengc merekt is in de Vliegen welcke in d< « gemetfelde Graven voort- komen uyljl de Wormen , die uyt de verrottingijii I Aenmercki ngbn. 65 van de lichamen der Menfchen haren | oorfpronck hebben. Sier het eerfte Deel , Bevindinge vijf ende (ès-en- feftigh. De Natuyre fpeelt allcfins {eer wonderlijk in de gewafïèn der Aer- de , Beeften , Menfchen , ende alder- I ley Schepfelen j maer infonderheydt oock in ende ontrent de kleene ghe- . ringe Dierkens, ende aldermeeft in .! de maniere van voorteelinge , welke ontrent de Rupfen, Wormen, Ma- f den , ende diergelijke op feer vrem- * de ende verfcheyden manieren toe- gaet. Onder anderen is de maniere van voortelinge mede aenmerckens ■ waerdigh welke verhaelt wort in het : eerfte Deel , Bevindinghe twee en- feftigh. Namelijck dat uyt eenighe droppelen water of fweet dat uyt E het 66 Bysondere het Lichacm der Rupfe ghedreven wordt, in den tijt van twaelf uyren foo veel Rupfen te voorfchijn ko- men. In defe voortelinge ende vele andere welcke hier en daer verhaelt zijn , en komen de Mannekens niet tepalTe, hoewel nochtans in menige andere Rupfen > de Eyeren ofte Zaet niet vruchtbaer en is fonder het toe- doen der Mannekens , gelijck meer- malen is aengewefcn. Sommige van de ghemelde Dier- kens , hoewelfe leven , fchijnen noch- tans geen leven te genieten , aenghe- fien ly niets endoen dan wat eten, ende voorts altoos ftil ende onbewe- ghelijck als offe doodt waren in een geftalte verblijven. Gelijk infonder- hey t aengewefen wordt in het eerfte Deel , Bevindinge vier-en-feftigh , in een Aenmerckingen. 6y een Worm welcke twee Jaren ende vier-en-twintig dagen in een geftalte des Ltchaems Tonder eenighe Ipijfe ende (onder de minfte beweginge in het leven is gebleven : In het derde Deel hebben wy ghetoont, dat de Rupfe den Olyphant genaemt, nu al by de dry Jaren Tonder fpij'fe ofte ee- nige beweginge in fijn veranderinge gelegen heeft, welcke nu heden den twintighften Junii 1668. noch leeft, 'ende met lijdtfaemheydt verwacht wordt wat daer van eyndelijck fai voortkomen. Ende hoewel het wonder is dat de ghemelde Dierkens foo lange fonder voedfel konnen leven , foo ift echter noch meer te verwonderen 'tghene ■ verhaelt wordt in het eerfte Deel, I; aen de feventighfte Bevindinge, van E 2 een 68 Bysondere een Worm welcke noyt eenigh eten of drincken ghebruyckt , oock geen openinge des lichaems heeft om yets te konnen nemen , ofte eenighe vuy- ligheyt af- werpen , hebbende oock noch ooghen noch pooten , alfoofe nieten behoeft de felfde te gebruye- ken om eenigh voedtfel te foecken. Gelijk dan ook die kleene Dierkens, noch minder als een ghemeen fande- ken van grootte , welcke fich altoos omrent defen Worm onthouden tot datfe fterft , noyt gheen voedtfel en| nutten_>. Heten kan fonder groote verwon- deringe nietaenghemerekt worden $ hoe dat fommighe kleene Dierkens foo onvergelijkelijk fterek van leven zijn ende hart tegen de doodt gelijk inlonderheyt aen-gewefen wordt in Aen merc kingen. 69 het eerfte Deel , fes-en-feventighfte Bevindinghe van de Vee -mollen-.. Ende in het derde Deel de twintigfte Bevindinge verhaelt hy van een ghe- ringe Ruple welcke fomtijdts twee gantfehe daghen achter malkanderen kruypt Tonder te ruften of te eten_j. ' De Wormen al zijnfein verfcheyden ftucken verdeelt, blijven noch een tijdt lanck leven. Item , dat de forgh vuldige Natuy- re , die Dieren welcke of felfs , ofte hare Eyeren ende Zaedt daerfe uyt voortkomen , tot fpijfe dienen moe- ten , waer by andere Dieren leven 5 (gelijck fulks onder defe Dieren, als oock in de Zee feer ghemeen is:) in een groote menighte te gelijcke laet voort-gheteelt worden, op dat hare foorte niet en foude gheheel yerflon- E 3 den jo By sonde re den worden, ende alfoo noodigh voedtfel voor de andere Dieren ont- breken. Gelijk inde gemelde Bevin- dinge ende in vele andere gelegent- heyt de ervarentheydt leert : want daei zijn vele Dieren , foo kleene als meerder , welcke niet dan by het aes van andere Dieren in het leven kon- nen blijven : Sommighe oock eten malkanderen by ghebreck van ander voedtfel. Siet het tweede Deel , Be- vindinge twee-en-dertigh , ende aen de twee-cn-veertighfte verhaelt hy van een Dierken , dat over de vier dnyfent Wormen voortbringht. Niet min waerdig om aen te merc- ken is het, dat oock in de flechfte, minde ende geringhfte Dierkcns, de Natuyre fulcken vernuft, forgeende wonderlickbeleyt ende neerlïigheyt ghe- Aenmerckingen, Jl ghegheven heeft ( hoewel in d'eene meer als in de anderey om haer voet- fel na te jagen, ende alles dat haer dienftigh is ; fich te wachten voor hare vyanden , ende wel aldermeeft om haer Gedachte door voortelinge te onderhouden, voort te zetten ende te vermenighvuldigen : gelijk dan in de Mieren , Byen , Vee-mollen ende alderley andere Dierkens te befpeu- ren is. Waer by noch komt, dat van een ende het felfde Dierken ver- fcheyden andere foorten voort- ko- men ende op verfcheyden wijfen ge- lijk wy te voor getoont hebben ende in het eerfte Deel , Bevindinghe fe- ven-en-feventigh verhack wort , dat uyt een Rupfe een fchoone wel-ge- koleurde Boter -kapelle met vier vleugelen $ en uyt een andere van E 4 de J1 By 5 oudere de felfde foorte , twee-ende-tachen- tigh Vliegen voort-gebracht worden. Endein het tweede Deel , Bevindin- ghe negen-en- twintigh ende dertigh wort verhaelt, dat van dry Rupfen van een foorte ; uy t de eene een Vlie- ge , uyt de tweede een fchoone Ka- pelle , ende uyt de derde een ander vremt -Gedierte aldaer af-getekent, 2ijn voort-gekomen. Ende aen de een-en-dertighfte Bevindinghe , dat uyt een en de felfde Rupfe een Dier- ken als een kleene Molenaer , ende daer na een Kapelle ghefproten is. 't VVelck fchijnt te gaen tegen de ge- meene ordreder Natuyre, door wel- ke yder Dier ende Gewas der aerde een bequaemheyt is ingeleyt om fijns gelijcke voort te bringen , doch een yder na fijnen eygen aerdt Genef. i . Staet A E NMERCKI NGEN. 73 Staetoock noch voorder aen temerc- ken , dat niet alleen de Dierkens die van andere worden voort-gheteelt , hare wonderlicke veranderingeineen andere foorte krijgen, maer oock de gene die enckelijk uy t eenige ver- rottinge ofte vochtige ende warme ftofïè, fonder eenighe voortelinge, haren oorfpronck nemen ; gelijk on- der andere de Rupfen ofte Wormen den Wolf genaemt welcke de bloey- felen der Appel , Peer ende Keerfe- boomen ganfchelijk bederven , ende voort komen uyt een vochtige mift, welke door de hitte van de Zonne en de warmte die in de boomen is , gckoeftert zijnde, in levendige Wor- men verandert> Infgelijkx de W or- men die uyt de doode Menfchen ende andere bedorven ftoffe der Die- E 5 ren 74 Bysondere ren ofte GewalTen te voorfchijn ko- men , hebben foo wel hare verande- ringen als die van haers gelijcke wor- den voort-geteelt. De veranderinghe ende verfchey- dentheytder koleuren is oock in defe Dicrkens aen te mercken : want fom- mige veranderen meermalen haer ko- leuren i gelijck van het kruydt lxias ende den Chamadeon gelooft wordt , waer van fict het tweede Deel , ne- genthiende Bcvindinge. Daer zijnder onder de bloed-Ioofe Dicrkens verfcheydene feer wonder- lijk kleen, foo datmenfe qualijk fon- der vergroot-glas kan fien bewegen ; hoe kleen moeten dan alle die menig- vuldige leden zijn uyt welcke hare lichamen te famen gelteltzijn. Want ick hcbbe gtfien dat fommige onder Aenmercktngen. yty haer met malkanderen tot voortelin- ^e van haer geflacht , vcreenigt wer- den. Ten tweeden , datter vele on- der zijn die feer rap van d'een plaets tot d'ander bewogen worden , ja met veel grooter fnelheyt (na proportie) als groote Dieren. Ten derden , fy hebben vele deelen ende leden van nooden tot haer voedinge, uyt-fuy- veringhe der onreynigheden , ghe- hoor, gelichte, gevoelen , &c. want fommighe zijn daer ontrent feer fub- tijl , gelijk ik bevonden hebbe. Ten vierden, alfe volwaffen zijn, kan- menfe in haer gheheel nauwelijcks fien , hoeveel kleender moeten dan de jongskens zijn welcke van de (elf- de eerft voort -komen. Onder defe kleene Dierkens wordt mede gevon- den een feer wonderlijcke ende on* nafpeu- j6 Bysondere nafpeurelijcke verfcheydcntheyt van fatfoenen, gedaente, koleuren ende foo voorts. Sommige zijn ront , an- dere langh ; fommighe fmal andere breedt ; eenige ovael , &c Het is opmerckens waerdigh 't ge- ne verhaelt wortin het tweede Deel, aen de vier-en-veertighfte Bevindin- ghe, dat de Rob-wormen die in de Hoven feer fchadelick zijn , door de Natuyr verhindert worden feer te vermenighvuldigen. Want behalven datfe voor de dry Jaren niet en kon- nen voortfetten , foo vindt men on- der haer feer weynigh Wijfkens , datter wel thien Mannekens tc- gns een Wijf ken zijn. Het Manne* ken komende by het Wijf ken , blijft daer twee heele dagen aen vaft * ende Jos wordende fterft het korts daer aen, Aenmerckingen. 77 aen , maer de Wijfkens blijven in het leven. Soo dat in defe Dierkehs ge- lij ck als een voorbeelt is der ontuch- tighe Menfchen , die haer felven door onmatige geyligheyt een ontij- dige doodt ende ellendigh leven ver- oorfaken. Het is wonderlijck 'tgene in het tweede Deel, aende fes en-veertigfte Bevindinghe verhaelt wordt van den Koning ende Opper- hooft der Byen, datfe daer toe verkiefen eene van hare foorte die feer oudt is. Ten tweeden, fonder vlercken ende hayr. Ten derden , dat hy als een Opper- baes overal het werck gaet bellchti- gen ende opnemen. Ten vierden , van de eere die de jonghe Byen aen hem bewijfen. Ten vijfden , datfe trommelaers ende opweckers heb- ben, 78 Bysondere ben , welcke haer terbequamer tijdt j opwecken om tot het werck te gaen. Ten fefden , hoe nauwe wacht fy \ ftellen tegen de Byen die om den Ho- ninghen Was teftelen , foecken van buyte in te dringhen : nemen oock acht op de leuyaerts die niet en werc- ken en dooden die. Ten fevenden , als den Koning doot is , verftroyenfe alle van een , raken onder malkan- deren in verwerringe , daer wortnietj meer ge waekt, noch gewrocht, Scc\ Voorts, ghelijck de forghvuldige: Natuyre die Dierkens in groote me- nighte tfefTens laet vermenighvuldij ghen welcke van andere als een aesï ende fpijlè verflonden worden ; (ge- lijk te voor aengewefen is) lbo oock die Dieren welke voor de Menfchen; groote nuttigheyt voorebrengen , als' Hoi Aenmerckingen. 79 Honingh ende Was : want een Bye van de voor-gemelde foorte , (al ishy fchoon al feer oudt) brenght hondert ende twintigh ofte meer Wormkens voort, welke daer na de gedaente aen doen van Eyeren, in welke de worm- kens in Byen verandert worden» Het is feer aenmerekens waerdigh 't gene de Natuyr-befchrijvers aen- rmereken van de Koningen der Byen : Sy en worden niet verkoren gelijk by I de Menfchen , met meerderheyt van ftemmen , noch door het lot , noch ; by fucceflie dat de Jonge in plaetfe van haer Vader aengenomen wordt: iwant de ervarentheyt leert, dat dick- jmael door alle die middelen de onbe- jquaemfte tot Opper-hoofden verko- iren ende gheftelt worden. Maer de Natuyre felve wijft haren Koningh aen : So Bysondere acn : want hy is grooter ende fchoon- der van lichacmdan alle de andere; Co dathy gelijk van natuyren toont tot wat uitnemendersals de refte gefchicl: | te zijn. Daer en boven fegt men ook j dat haren aert fachtfinniger is dan der | andere Byen , om dat die deught in- fonderheydt in de Opper - hoofden ende Regenten noodtfakelick is , ge« lijck ook Seneca aenwijft ende met dat exempel alle Regenten de fachtmoe- digheydt feer aenprijft. JJb. i. de Ge* pientia. Daer wordt tot verfterckinge by gevoeght datfe geen ftrale en heb- ben om daer mede te konnen fteken. Ofte indienfe die hebben (ghelijck Jnftoteks gefchreven heeft) datfe die echter noyt en ghebruycken om yemandt te befchadigen. Indienden fich meer dan eenen Koning opdoet J Aenmerckingen. 8i foodoodenfe alle de andere, alleen dien behoudende diefe achten den bequaemften, om alleoneenigheydc ende difordre te voorkomen. Het is fekerdatoock die lichamen welcke in het aenfien eenvoudigh ende van'eenderley aerdt fehijnen te wefen , nochtans beftaen uyt deelen ■ die feer verfcheyden van gheftalte ende natuyre zijn: 'twelck onder anderen daer uyt blijekt , om dat uyt een ende de felfde ftofïè fomtijts ver- ifcheyden Dierkens te voorfchijn ko- men , als blijekt in het tweede Deel ontrent het eynde , dat uyt de bedor- : ven Campernoeljen niet alleen voor- komen Wormen die in Vliegen veran- ï deren ; maer oock een menighte van ' kleene Slangetjes ; Item verfcheyden \ iborten van Spinnè - koppen , ende F onder 82 Bï S ONDER E onder andere die welcke fulke extra- ordinare lange Pooten hebben. Het is ook aenmerckens waerdigh 't gene verhaelt werdt ende de dage- lijckfche ervarentheyt beveftight van de Hout-wormen, datfe fuleke teere , kleene ende fachte lichaemtjes heb- ben , ende nochtans het alderharfte hout weten dwers door te booren ende tot ftof te vermalen : 't welck oock de Dieren navolghen die daer van door veranderinghe voorkomen , foo datfe door alle doofen ende hout booren daerfe in befloten worden. Waer van liet het tweede Deel, 5 1. Bevindinge ende in het derde Deel, de twaelffte Bevindinge. Het is een feldfaem werk , dat een Dier dadelijk geheel verflondenwort van het felfde Dierken dat maer even uyt I Aenmerck ingem. 83 uyt fijn eygen lichaem te voorfchijn gekomen is. Ende dat het felfde Dier' ken daer na verandert in een Ey , uyt welcke twee andere Dierkens van foorte te gelijke haren oori pronk ne- men. Siet het derde Deel, Bevindin- ghe, derthien. Doch alfmen aenmerckt wat felfs fomtijdts ontrent de Menfchen ghe- beurdt, foo en fal dit voorgemelde foo feer noch niet te verwonderen fchijnen. Want behalven dat vele Kinderen ontijdelijck komen te fter- ven door de Wormen welke uyt haer eyghen lichaem voort-komen. Soo leeft men oock van verfcheyde exem- pelen van volwaflchen Menfchen, uyt wekkers lichaem foo een feer groote menighte van Wormen ende kleen Ongedierte is voort-gekomen , F 2 datfe 84 Bysondere d)tfe van de felfde eyndelijck omge- komen ende verteert zijn Hier van verhaelt ons onder andere een nota- bel exempel Mouffetm in theatro infetlo- rum Lib. 2. Cap. 24. van een Edel- ] Vrouw welk nacht ende dagh wiert I gequollen ende uyt-gheteert in de | oogen, lippen , tant-vleefch, neus, voeten, hooft ende in andere deelen hares lichaems , van kleene Worrn- kens ende onghedierte , tot dat all haer vleefeh by na verteert zijnde , fyl eyndeliick tenlaetften gheftorven aÊ Op dierghelijcke wijfe verhaelt öhs mede Emanuel Van Meteren , dat lippus den tweeden Koningh van Spangien feer ellendelij k gheftorven! is , liet daer van in fijn 20. Boeck. Van Herodes leeft men A&or.xi. 23; dat hy van de Wormen ge-eten wierf ; cndei AEN MERCK ING EN. ende den geeft gaf Defe fieckte worc genaemt fbitbiriajis ofte Luys- fieckte, van welcke al in de oude HUiorien verhaelt wordt , dat verfcheyde Ko- ningen ende groote gheftorven zijn ; ende onder anderen oock den Groot- Vader van dien Herodes , van welcke Wy uyt ASlor. 12. 23, daerdadelijck gewagh gemaekt hebben. Soo weet Godt den hooghmoet der groote te ftrafFcn door de alder- verachte lij kfte Dierkens $ op datfe leeren fouden dat een Menfch maer als een Made ende een fpijfe der Wormen te ach- ten is. ♦ Na de vetfeheydentheyt der lan- den zijn ook de Gewaffen der Aerde ende de Dieren , foo groote als klee- ne, feerverfcheyden. Ende wat aen- gaet defe kleene bloedt-loofe Dier- F 3 kens 86 Bysondere kens van welcke wy hier handelen, hoedanighe van de felfde of andere foorten in America ende byfonderlijk i in Brafilien ghevonden worden , kan , men in het breede vinden inde natuy- relijcke Hiftorien van Brafilien van (D. Marckgravm ende Tïjo hib. 7. on- der anderen verhaelt hy daer Cap. 6.1 datter een Worm is , welke alfe maeH de huyt van een Menfche raekt, foo brantle als vyer. Ende Cap. 1 1. ver-j haelt hy van een Dierken by de Bra-i filianen genaemtMwio. Men kan duydelijck Hen dat fom- mige Aenmerckingen. 91 mige Slecken niet alleen fcherpe tan- den hebben , maer ook oogen welke in hare hoorens gheplaeft zijn. Ende vele diergelijke dingen meer , welke men anders niet en kan fien , ende voor defen zijn onbekent gheweeft. Siet daer van de verder Obfervatien van den gemelden (D. Petrus Borelw. fFat de reden %y , dat de Wtt)es> föoter -kapellen , Muggen , Vliegen ende diergbeltjcke bloedt -loofe Dierkens, niet recht door, maer Krom, los ende onge- fladigb vliegen ? FT Ier op antwoordt den geleerden *" -*2X Arnoldus Senguerdius in fijn fes- en -veertighfte oeflfèninge, met defe volgende woorden. Ik heb meerma- len aengemerkt de wijfe van vliegen welcke p2 Bysondere welcke de boven-gemelde Beeftjens houden, ende bevonden datfe fcheef, krom , los ende irregulier is. Maer in tegen-deel niet alleen de Landt-die- ren , maer oock die haer in het water ende de locht onderhouden , die en worden niet alleen krom bewogen , maer ook recht uy t in hare bewegin- gen beftiert : foo is dan nu de vrage , van waer defe ongelijckheyt veroor- faekt wordt ? Ik mcene (fegt hy danj dat de oorfake van defe iake is , om dat de gemelde Dierkens vliegende inde altoos beroerelijken , vloeyende ende feer loflè bewegelijcke locht, geen fteerten en hebben waer mede (y hare vlucht konnen beftieren ende recht houden» Maer de Vogelen ghe- bruyeken in het vliegen hare fteerten als een roer om in de lolTe locht hare bewe- Aenmï'rckt ngen. 93 beweginge tc beftieren j gelijck oock eenighe die langhe pooten hebben (als Reygers, Oyvaers, &c.) daer toe mede ghebruycken hare langhe pooten de felfde achter waerdts uyt- houdende in het vliegen. Infgelijcks de Viflchen beftieren hare beweginge in hetfwemmen met hare vinnen ende aidermeeft met dé fteerten. Doch de gemelde Dierkens geen fteerten hebbende » vliegen los, ongeftadigh ende krom , om datfe zijn als een Schip fonder roer, endedaer- om hare beweginghe niet recht uyt houden ofte beftieren konnen. Maer fal ymandt teghen-werpen , indien dit de ware reden is van dc kromme ende irreguliere beweginge defer Dierkens , foo moet volghen dat dit oock in de Menfchen plaets heeft. 94 Bysondere heeft. Hier op antwoordt hy aldus. Ick en fal hier niet fegghen van de Menfchen met fteerten van welcke Gulielmm HarWm gewagh maeckt in fijne vijfde oefFeninghe van de voor- telinge; welckemen gelooft dat leven op het Eylant Borneo , in de plaetfen verre van de Zee gelegen. Want men kan hier tegen-ftellen de beweginghe der andere Menfchen. Ik en wil ook daer niet op ftaen , dat in den gangh van de Menfche oock al eenige krom- heydt gefpeurt wordt, als blijekt uyc het flingheren van hare kleederen , ende indien men nauw acht neemt op de voedt- flappen der Menfchen, die door het zandt ofte fneeuw gegaen zijn. Maer het principaelfte verfchil is hier in gelegen , dat de Menfchen haren gangh veften op de harde ende onbe- Aenmerckingen. 95 onbewegelijckeaerde, daar de ghe- melde Dierkens van allen zijden in het vlieghen , niet dan met de lofle ende ongeftadelijck vloeyende locht omcingelt zijn : daerom en konnenfè foo recht endevaftelijk haren vlucht niet beftieren.*. Fan de JF ormen. UYt alderley faken komen Wor- men voort, als daer zijn alderley Dieren foo kleene als groote, Vit fchen : uyt alle (borten van boomen, aerdt-gewaiTen, vruchten, krnyden, ende in alderley deelen der felfde , als , bloeyfel , bladeren , zaedt , wortelen [ ende foo voorts. De Wormen wor- , den ook voort - gebracht in ende tuf- i fchen de gerren ende minfte openin- gen q6 Bysondere gen welcke in de harde fteenen ende metallen gevonden worden; Item, in azijn , verlegen fneeuw, &c. Uyt de terwe ende ander koorn komen dikmael in een feer korten tijt ontel-: bare duyfenden van Wormen, infon-' derheyt foo het niet wel droogh op- gedaen is. Jldrövandu* heeft onder- vonden dat inde Wormen die uyt de lichamen der levende Menfchen ko- men , noch andere Wormen gevon-i den worden. De oude Boecken worden van fè- kere kleene W ormkens dieder uyt! voort -komen , gelijck de kleederen van de Motten, verteert. In deCy- preflen worden de Wormen verhin- dert te komen door de bitterheydt ende ftercken reuck : Infgelijks indcii Ceder-boomen» door de fierken reuk I ende Aenmercktngbn. 97 ende verdroogende kracht diefe heb- ben j waer doorfe de doode lichamen voor verrottinghe bewaren , ende in teghendeel het fachte vleefch der le- vende lichamen bederven > de felfde fonder pijne uyt-droogende. Den Specht jaeght leer neerftelijck na dc Wormen die inde boomen groeyen , ende kloppende met fijnen Beek , kan hy uyt het geluydt wel onder- fcheyden > offer Wormen in fitten ofte niet , ende of de boomen aireede van binnen eenighfins door de Wor- men uy t-geholt zijn. Niet alleen inde aerde ende de locht , maer oock op ende in de wateren, worden menige , ontelbare Dierkens gevonden , ende in alderley faecken die de Menfchen gebruyeken felfs oock tot fpijs ende drank 5 foo datter dikmael veelderley G Dier- o8 Bysondere Dierkens , welcke men noch fien noch merken kan , inde lichamen der Menfchen ingenomen worden , felfs ook door den adem ; want de locht fietmen dikrmel krielen van een on- telbare menigte van feer klceneDier-: kens, welckc met de locht worden in-gehaelt, endebehalven de Dier-i; kens die men eenighfins kan fien ofte bemercken , zijnder ontwijfFelijckj noch menige andere in alderlcy iakenf die men niet fien en kan dan door vergroot - gtafen > gelijck elders aen- gewefen is. Uyt defe ongedierkens die in pcftilentiale tijden cnde andere ongelegenthedcn, deen fijt min ende op een ander tijdt meer ghevondenj worden , konnen al veel fiekten endei ongemacken ontftaen, waer van men de naefte oorzaken niet wel kan uyt- vinden. I Aenmerckingen. 99 vinden Op de ftaende wateren fiet men dickmael eenighe {eer kleene fwarte ronde Beeftkens , welcke feer fnellijk ende byna altoos op de wate- ren bewogen worden. In fommige wateren zijn kleene Bloet-fuygertjes welke door hare kleenheyt niet ghe- fien en worden , ende fomtijdts van Menfchen ende Beeften in hetdrinc- ken , in het lichaem genomen wor- den j ende Galenws maekt ergens in- dachtigh , dat men in de ghene die bloedt fpuygen , waer van de oorfake niet en blijckt, op defe Dierkens be- hoort acht te nemen. Inde heete wa- teren welcke op vele plaetfen gevon- den worden , zijn mede Wormen , welcke buyten de felfde niet en kon- nen leven_,. G 2 Van ioo Bysondere Van een vremde foorte van Spin- fie-koppen Tarantula genaemt , ende de 'ftonderltjcke effefóen daer Van in de gene dieder van gebeten borden. Dit is een foorte van Spinne-kop- pen feer fchadelick ende venij-i nigh , wat grooter dan de ghemeene Spinne-koppen. Hebben aen weder zijden vier pooten , yder heeft vier tuflchen leden ; hebben oock twee kromme nagelen. Met de viervoorfte pooten gaenfe voorwaerts , met de vier achterfte loopenfe achter uytJ Sy onthouden haer in kromme holen: inde aerde, twee voeten diep, in welcke iy met het achter-lijf in kruy-i; pen, met het voor-lijf haer voedtiel daer in treckende , ende ftoppen den! ingangh met ftroo, om datter locht 1 door i AEN MERCKI NG EN. IOI door komen foude. Het opper-lijf is afch-grauw , met twee roode vlec- ken voor op den rugge : omghekeert zijnde, is den buyck geel , ende het lijf met fwarte vlecken geteeckent. In den mondt hebbenfe twee kleene ► fwarte angeltjes, daerfe mede bijten ; endehaeripijfe vaft houden ; fy (pin- Inen mede hare webben gelijck andere [Spinne-koppen, ende eten Vliegen ende Witjes ofte Kapellen van ver- fcheyden foorte. Sy legghen ontrent feftigh Eyeren > ende broedenfe met deborftuyt^ de Jongen die daeruyt voort -komen, draghenfe in haren buyck, tot datfe groot worden. Haer getempertheyt is , datfe be- ftaen uyt een taeye koude natuyre- lijcke vochtigheyt. 't Welck blijckt j voor eerft , om datfe langhe weten G 3 kon- 102 Bysondere konnen fondcr eten , felfs tot vijftig dagen toe j waer toe die koude taeye vocht bequaem is , als die traegh ver* teett wordt, infonderheyt doot een kleene warmte. Ten tweeden , fy en doen geen fchade dan in het heet- j fte van de Somer, namentlijk in Ju- 1 nio, Julio ende Augufto , want dan wort door de hitte der landen daerfe fich onthouden , ende des SomersJ haer venijn aengefet , verdunt ende i krachtigh om te befchadigen ; maer | inde koude tijden des jaers ofte in koude plaetfen zijnfe krachteloos. Ten derden , het blijkt uyt de taeye Oerke webben die defe ende andere Spinne-koppen lpinnen , datïè veel] taeye vocht by haer hebben, waerj van fy dele webben maecken. Ten vierden, als yemant van defe Beeften gebe- Aenmerckingen. 103 I gebeten is , foo en openbaerr het fich niet dadelijck maer feer traegh , ende vertoont eerfi: ten vollen fijn venijni- I gen booiaerdige kracht een Jaer dacr na op het volkomenfte, als dar taey humeur, nu in het lichaem allengs- kens verdun t ende tochtig gemaekt is. In het eerfte half Jaer na dat ytnandc gebeten is , begunnen fich wel eenige eflfcóten ende alteratien te openba- ren , als loomigheydt des gcheeleen lichaems , koude , bevinohe , koort- fen , walgen , &c. Maer den heetcn tijdt des Jaers weder aenkomcnde, dan ifi dat fich feer vreemde ende wonderlijcke werckingen vertoonen in de lichamen der gene die in het voorleden Jaer van defe Beeftjes ghe- beten zijn. Want fommighe doen niet dan fingen , ofte lacchen 5 andere G 4 krij- 104 Bysondere krijten ofte fwijghen ftil j fommigc flapen , andere waken geduerighlijk $ | fommige zijn met groote droefheydc endefchrick bevangen, endemeenen datfe gevangen zijn j andere zijn Teer woelende offe dul waren , ofte beel- den haer in datfe Koningen zijn ende over alles heerlchappye hebben. Ee- nige doenderby , dat die inbeeldin- ghen haer meeft aenhanghen, diefe hadden , alfe eerft gebeten wierden. In't gemeen hoorenfe geern op Mu- fijk-inftrumenten fpelen, ende indien den toon wel na haer ongemack ge- proportioneert is , foo beginnenfe feer langh te danfTen ende worden door die groote exercitie ende fwee- ten datter op volght , allengskens ge- ne fen , alfoo het venijn allengskens meer ende meer verdunt wordt ende eyn* Aenmerckingen. 10^ eyndelijk uyt het lichaem vervliegt. [i Maer indien den toon der Mufijcke niet wel en is getempert na haer quaet, foo lijdenfe maer te meer ongemack ende komen niet tot hetdanflen. Soo datter wel expreflèlijk Speel -lieden gehouden moeten worden, welcke | verftandt ende ervarentheyt hebben , ! om na proportie de Mulljke te mati- j gen ende alfoo haer te genefen. Daer zijnder ookfommige die tot eenighe byfondere coleuren (eer gheneghen zijn , d'een tot groen , d ander tot geel , de derde tot roodt ende foo ; voorts. De verfcheydentheyt defer * effcóren ontftaetdoorde groote ver- • fchilligheyt vandegematigheden der gene die gebeten zijn ende ook der Dierkens die haer gebeten hebben. Even gelijk de ervarentheyt leert wat G 5 ver- io6* By sonder e verfchcyden eflfc&en den ftercken Dranck veroorfaeckt in de droncke Menfchen, nadatfe verfcheyden van humeur, aerdt ende getempertheydt zijn. Sommige willen vechten , tie- ren ende raien j andere houden haer ftil , voegen fichtotflapen, ofte wor- den weemoedigh ; fommige worden joviael , vrolijk, geyl; andere boos, klapachtigh , of wtldadigh , roera- achtigh ende foo voorts. Ymandt dan wordende ghcbeten van defe Dierkcns, foo fteeckt in de wonde een taeye fl:)'m, daerfe van ge- woon zijn hare webben van te maken. Dit flijm dringht allcnxkens in het lichaem , door de aderen , zenuwen ende andere deden, ende wordt al- lcnxkens foo verdunt ende aene efeu dat daerdoor degeheele geftalte des blocds /Te nmerckingen. 107 bloedsende der geeften ontftclt, ver- gifright ende bdmet wort : waeruyt dan alle de gemelde werckingen ende onheylen natuyrelijck konnen ver- oorfaeckt worden : gelijk nader daer van den byfonderen uytlegh kan na- geiien worden in het Tra&aetjen van die faecken ende tot dien eynde on- langhs nytgegeven door (D, Wolf er dm Senguerdim. Selfsook de TarantuU hebben dien aerdt datfe op voorgacnde fpel der Mufijck-inftrumenten , na hare wijle beginnen te danfïen. De ghemelde efïè&en worden alleen waer bevon- den in Jpulien, maer daer buyten en hebben de TarantuU fulcken kracht niet om foodanige wonderlijke alte- ratien indeMenlcben diefe gebeten hebben , te verooriaken. Waer van de io8 Bysokdere deoorfaek {D.Senguenlm oordeelt te zijn, niet alleen de hitte van dat Landt, want die en verfchilt niet veel of niet van de andere omligghende Landen , maer infonderheydt in den byfonderen aerdt ende venijn , het welke die TarantuU meer hebben dan op andere plaetfen , hoe welfe in ge- daente malkanderen fchijnengelijck te wefen_». TWEE- Aenmerckingen. 109 TWEEDE BYVOEGHSEL, Kyrtetijckjvertoonende eenige by~ Jonden Jaken lPelke Vande Voorgemelde , bloedt - looje ende kleene (Dierkejjs, in de Heyligbe Schriften Vermeit ende aenghe- ^oejen boordt. Lfoo door de onver- wachte doot van Su Joannes Goedaert , die de voorghe- melde Bevindingen heeft uyt-gevon- den, ende in het licht gegeven , dit derde Deel feer kleen is bevonden , als naeuwlijcks ter degen begonnen, veel min volbracht. Soo ift dat wy om de gelijckheyt der ftofTè ende fa- ken welke alhier verhandelt worden , ende om de ledige plaetfen te vervul- len 3 eenige aenteykenens-waerdige faken iio Bysondere faken Tullen daer by-voegen , raken- de 'tgene in de Heylige Schriften foo des Ouden als den Nieuwen Tefta- ments , vandebloedt^loofeDierkens InfeBa genaemt ons te kennen gege- ven wordt.,. V mie Sprinc\- hanen. T\ E Sprinck- hanen worden by de Hebreen ghenaemt Arbe van we- gen hare menighte , want daer en is by na geen Dier dat meer in menigte voor-ttelt dan de Sprinck- hanen: waerom oock dikmael in de Heylige Schriften een feer groot o vervloedich ende ontelbaer getal vergeleken wort by de menighte der Sprinck-hanen. Pial. 105.34. Hy fprack ende daer qua- nten Sprinck-hanen ende Kevers , ende dat Jonder AEN M E R.CK I NG EN. III fonder getal. Judic. 6. 5. Sy quamen ge- lijck de Spr'mck-banen in menigbte , datmen ben ende bare Kamelen niet tellen en koude. Siet Exod. 10. &c. De Sprinck-hanen werden oock by de Hebreen genaemt Gok van een Arabifch woordt 'r wc lek bed uyt uyt de aerde opkomen j 't welck een ey- genfehap is der Sprinck-hanen , vol- gens her gernygenis van Arijloteles Lib. 5 . Hiftor. animal. Cap. 28. cum locuflrt peper eunt9 ibi fiunt "Vernies oVorum fpecie* qui terra quadam pMtenui tanquam mem branula ambiuntur , unde eVolant. Dar is , als de Sprinck-hanen gereelr hebben foo wordenfe Wormen in de ghe- daenre van Eyeren , welcke mer een dunne aerde als met een klcen vliesr ken omringhr worden , ende daer uyt Inkomen de Sprinck-hanen uyt Vlie- gen. H2 By sonde re gen. Namelijck teghen den Somer, ; want den geheelen Winter liggende Eyeren in de aerde_j. Maerhet mach ymandt niet Tonder 8 reden vreemt denken dat Mofes Levit. 1 1. den Sprinck-haenftellende onder de reyne Dieren welcke de Joden mochten eten ; hem telt onder de I vier-voetige Dieren, daerfè nochtans i fes voeten hebben : ghelijckfe oock ; daerom met recht van Jnftoteles onder 1 1 de fes-voetige Dierkensgetelt wordt. Antw. Hier op antwoordt (mijns oordeels) feer wel den feer geleerden I welcke van de Poëten ) geprefen \yort_*. Dit is een wonder in de Sprinck- 'i hanen , dat hoe welfe fomtijdts in ful- J ken menighte vliegen datfe het licht | derSonne opaerden merckelijkver-l duy-1 Aenmerckingen. iiq dnyfteren. Nochtans behoudenfe foo in het gaen als in het vliegen , een feer pertinente ordre, foo dat geene en gaet buyten haren rangh, even als een feer wel geordent Leger, daer niemandt buyten zijn gelit ofte rangh en wijckt. Dit heeft ons den feer wij- fen Koningh Salomon aenghewefen £VoV. 30. 27. ende Joel Cap. 2> Als hy de Sprinck-hanen noemt een mach- tigh volk , dat in flag-ordre geftelt is. Ende vers 7. Sy fulkn daer henen trecken, een yegelijck in fijne Ipegen , ende en Jutten hare paden niet Verdraeyen. Oock en /uilen fy d'een den anderen niet dringen : fy jutten daer henen trecken elck in fijne bane : ende &c. Jrnoh'w bedenckende de groote fchadelijckheyt defer Sprinck-hanen, loochent datfe van God ghefchapen zijn, 'twelckhy fchijnt ghehaelt te H 4 heb- 120 Bï SONDE R E hebben van de Marcromten , welcke alleen de goede ende profijtelijcke dinghen Gode als den Schepper toe- fchrijven j ende een ander beginfel verfonnen uyt welke alle quade ende fchadelijke dingen haren oorfpronck hadden. Doch fich fel ven bedenc- kende feght , dat hy niet en weet , van wien de Vliegen , Sprink-hanen, Motten ende de andere fchadelijcke Dieren voort-komen, Daer in te- ghendeel , het voort-brenghen der Sprinck-hanen Gode wort uytdruc- kelijck toege-eyghent Joel i. ende 2. Ende fy worden byfonderlijck Gods heyr leger genaemt, &c. Het en moetniemant vreemt denc- ken dat Matth. 3. verhaelt wordt dat Joannes den T)ooper Sprinck-hanen in dc Woeftijne heefc ge-eten» Want fy wor- Aenmerckingen. 121 worden LeVtt. n. ghetelt onder de reyne Dieren welcke de Joden wel mochten eren. Ook warenfe in Judea feer groot , ende worden van ver- fcheyden volckeren in overvloet tot fpijfe gebruyckt , gelijck breederby den voor vermelden©. 5". ^ocbartm te fïenis. Welcke infgelijcks verhaelt hoe dat de volckeren welcke geerne ende veel Sprïnck-hanen eten , de felfde vangen door den roock welcke fy weten te doen opklimmen op de plaetfenover welke de Sprink-hanen moeten vliegen , waer doorfe dan in groote menighte ter aerden vallen. Waer op Joannes ghellen heeft als hy feght van de Sprinck-hanen die hem in een ghefichte vertoont wierden. Apocal. 9. 3. Ende uyt den roock quamen Sprinck-hanen op der aerden , &c, H 5 Het 122 BYSONDERE Het is aenmerkens waerdigh 't gene (PkihppM Camerarim verhack in fijn Hi- ftorifche bedenckingen Lik i.Cap. 1 3. de Akridopkagi dat is , Sprinck-haen- eters (feght hy) zijn een volck van Ethiopien gelijk Strabo ende (Diodorus fchrijven , ftootende ende grenlende aen de Woeftijne , korter dan andere Menfchen , mager ende feer fwart. In de Lente iflet dat fekere heete winden uytden weften een ontallijke menighte Sprink-hanen uyt de Woe- ftijne oplichten ende haer toebren- gen , welke fy fouten ende voor lec- kere koft bewaren , hebbende geen ander eten haer leven langh. De out- fte onder haer en leeft niet boven de veertigh jaren. Hare doodt is feldt- faem. Want haren ouderdom aan- komende , foo groeyen in hare licha- men Aenmerckingen. 123 men ghevleugelde Luyfen van ver- fcheyden gedaente, yfelijck om fien ende ftinckende , die in korten tijdt haer den buyck op - eten , daer na de borft , ende daer na het ganiche lichaem. Defe fieckte begint met een ghejeuckfel doch met pijne ver- menght, &c. Fande ïïyen. DE Byen onthouden haer ontrent de Bloemen , maer en raken geen doot vleefch aen , noch bloet of vet van eenige doode Dieren : oock en konnenfe den fwaren reuk of ftanck der doode lichamen niet verdragen, want fy worden door rook ende ftank gedoot. Ende daerom alfer een Bye fterft, foo brengenfe hem dadelijck buyten, om geen ftanck te veroorfa- I24 BY S ONDER E ken. Hier uytontftaet nu een vrage, hoe dat het accordeert met dele na- tuyre der Byen 't gene men leeft Jud. 14. 8. Ende na fommige daghen quam by (namelijck Simjon) om haer te nemen: doen "ïïeek by af om bet aes des Leeuwen te heften : ende jïet een föyen-jlperm loos in bet lichaem des Leeuwen, met Honimb. Hier op antwoordt den geleerden (D. Samuel fëocbartus in fijn Hiero-^pico» dat na fommige dagen daer te feggen is niet na eenighe weynighe daghen , maer na een jaer , foo dat al den ftank ende \ vleefch van den Leeuw doen al vergaen is gheweeft, ende datter niets en is overgebleven dan het ghe- raemte der beenen, in welcke den fwerm-byen fich onthouden heeft, gelijk de Hiftorien infgelijcks verha- len dat de Byen haer fwerm hebben neder- Aenmerckingen. 12$ neder-gheftelt in het gheraemte des hoofts van Onefilus ende in het graf van ffippocrates. Ende feght Socbartus dit en moet niemandt vreemt dencken , want na de gewoonelijcke manieren van fpreken by de Hebreen feer ghe- bruykelijk , foo wort het woort da- gen , of eenige dagen dikmael geno- men voor een jaer : als onder anderen te fien is. Levit. 25.29. hem Vol jaer fal fijne losfinge loejen. In het Hebreeus ! ftaet dagen. Ende aen den kant feg- | gen onfeOverfetters , dat het woor- ! deken daghen voor een volkomen jaer genomen wordt. Gelijck mede Exod. 13.10. 1 Sam. 1. 2. en 27.7. Jud. 1 1.40. (Dat de Dochters I/raels Van jaer tot jaer benen gingen. Eygentlijck ftaeter in het Hebreeus van dagen tot dagen. 1 Sam. 2. 1 9. Ende bracht hem dien ii6 Bysondere dien Van jaer tot jaer. E y gen tli j k ftaetet! van dagen toe dagen, ende foo voorts. Het en behoeft niemant feer vremtl te denken datmen leeft Exod . 1 3. 28 j lek fal oock Horfelen Voor u aengefichte fen-\ den : die fullen Van Voor uloen aengefichte uyt-\ jiooten deHeViten, de Canaaniten ende de Heviten. Hoewel defe Horfelen maer kleene gheringe Dierkens zijn ende een foorte van wilde Vliegen. Want daer zijn vele Hiftorien ende Exem-i pelen , welcke beveftighen dat ver- fcheyden volckeren , door verfchey- den foorten van feer kleene Dierkensi ganfchelijk verftooten ende van hare! plaetfen verdreven zijn. Als van de; Kick - vorflen de volckeren genaemti Autariata ende eenige Francoijen. Door de Muyfen de Abderiten en Troes ende ook in Italien eenige volkeren. Item eenige Aenme rckingen. 127 cenige volkeren ende fteden zijn ver- jogen door de Scorpioenen, Muggen, Konijnen, Sprinck-hanen, ende dier- gelijke ongedierten ; gelijk wy bree- der hebben aengewefen in Vby/ïotogia Sawa, ende te fien is by den geleer- den (D. ïïochartui in fijn boek te voo- ren aengetogen. Welke ook verhaelt datter eenige plaetfen zijn , daer geen ;Menfchen en tonnen inkomen, van wegen de over-groote menighte van Byen_,. De Muggen zijn een fchrick voor ideOlyphanten, wanthy vreeftdatfe hem in de fnuyt ofte in de ooren ful- slen vliegen ; ende daerom zijnfe dik- mael gedwongen haer ganfche lijf in het water te dompelen, om de Mug- gen quijt te worden. Infgelijcks zijn ;;de Muggen een fchrik voor den moe- 128 Bysondere digen Leeuw , want fy quellen hem foo aen de oogen , dat hy door het on- verdraegelijck jeucken der felve , met fijne klaeuwen fijne ooghen feer be- leedight, ja fomtijdts bederft ofte uyt-haelt. De Egyptifche Boeren welke in de vlacke Landen woonen, daer veel Muggen zijn » moeten al-te-- met gaen flapen op feer hooge plaet- fen , daer de Muggen door den windt verhindert worden by te komen. Soo weet God wonderlijck niet alleen de Menfchen, maerdegrootfte, fterck- fte ende moedighfte Dieren, door de kleenfte ende gheringhfte te dwingen ende te bederven^. Fande z5\dieren. ENde dat meer is , de H. Schriften ftellen felfs van defe geringe Dier- Ae^merckingen. 129 kens den Menfche voor , om hem te leeren wijs worden , ende hoe dat hy voorfichtilijck fal handelen, ende toe een overtuyginghe van vele , welcke in verfcheyden gelegentheden dwa- fer ende erger zijn dan defè gheringe iBeefijes. Prov. 6. 6. 7. 8. Gaet tot de Miere gby Luyaert: pet hare "Voegen ende Iport Ipijs : de Welcke 'geen overjleyfmptman^ \nochte Heerfcher hebbende, baer brootbe- mydt in den Somtr , hare fptjfe Vergaden linden Oogb/l. Ende Cap. 30. 24. 25. (De fe Viere %ijn Van de kleenjie der Aerde : doch de /elfde %ijn Tiïijs , met ls>ijsbeydt "teel ïerjïen: de Mieren zijn een onjlerck Volck , evenwel bereyden fy inden Somer hare ffnj- fe> &c. Ende fekerlijckalfmen hare wegen dat is man ie rc van doen , ende wereken welaemerckt, fookaneen Menfch verfcheyden nutte opmerc- I kingen i^o Bysondere kingen ende keringen tot navolginge van de Mieren leeren. Want voor- eerft , fy gaen alle langhs een ende felfde wegh , foo dat door lanckhey t van tijden men fien kan dat de fteenen eenighfins afghenomen zijn ende dat- ter een befcheyden onderfcheyt kan befpeurt worden tuiïchen den wegh diefe begaen hebben ende de andere plaetfen , foo datfe haren wegh eenig- fins banen ende effenen gelijck Tlinius verhaelt_». Ten tweeden , die ledig zijn wije- ken altoos van felfs ende ghewilligh- lijk voor de gene die geladen komen. Ten derden v de laften die haer te groot ende te fwaer zijn brekenfe in verfcheyden ftucken om te beter te konnen dragen. Indien fy eenige fien die verlegen zijn ofte fwaer geladen, die Aenmerckingen. 131 die komenfe te hulpe : gelijk flutar- chm, Mluvw ende andere getuygen. Ten vierden , fy weten onder de aerde feer becj uame ende verfcheyden kamerkens ofte vertrecken te maken, daerfe in den winter in blijven, ende in welcke fy hare vergaderde fpijfe bewaren. Indien daer yets van nat is geworden, dat brengen! e met fchoon droogh weder in de open locht ende droogen het in de Sonne. Sy weten ook met hooghten ende dijcken hare wooningen tegen het water te bevrij- den , ende eenige dieper plaetfen uyt te hollen , daer het water dat noch indringht (door hare dijken ende om- gedraeyde loop- grachten, ) mach in facken. Sy maken voorts dryderley vertrecken ; in het eene onthouden fy haer by malkanderen : in het twee- 1 2 de 132 Bysond er e de bewarenfe hare vergaderde koft ;| in het derde begravenfe hare dooden, ende bedeckenfe met de peulen van het graen datfe eten. Hare vertrecken fcheydenfe vaneen met een heyminH gheofte wijfe van omtuyninge j ende op dat andere Dierkens daer niet lich-, telijk inkomen fouden , foo en gaenfe daer niet in door rechte wegen , maer; door veelfins ghedraeyde ende krom-! me omloopen ende loop -grachten,! Dit lelfde doenfe oock alfe haer ver-i bergen in eenige muyren ofte hoogei ende fteyle plaetfen , want anders fouden eenen rechten opgank haer te fwaer ende te moeyelijk zijn , infon- derheyt alfe wel geladen komen. In hetarbeyden verdeelenfe onder; malkanderen hare werken, fulks dat yder weet wathy te doen heeft , ghé- li;k Aenmerckingen. 133 lijk het by de Byen toe-gaet : maer in defe Mieren merkt Salomon aen dat dit een grooter wonder is, om datfe gee- nenOverften en hebben, welke over ■ haer bevel voert , gelijk de Byen doen : ende vele andere Dierkens, maer by de Mieren doet yder fijnen plicht van fèlfs Tonder bevel of ontfagh van ee- nigh Opper - hooft. Daer-en-boven hebbenfe dat be- leydt datfe het Graen byten op die plaetfe daer het ghewoon is uyt te (chieten , op dat het foo licht teghen de Lente niet en foude nyt-fchieten ende bederven. Ambt-opus cndcEpipba- nim getuyghen dat de Mieren feker- lijck te voren gewaer worden of het drooghof vochtigh weder fal maken 5 want alfe haer koft uytbrengen om te droogen , ende foo lange fy dat doen, I 3 en 134 Bysondere en falmen gheen reghen vernemen ; maer alfe dat weder inbrengen, volg- ter ghemeenlijck regen , namelijck in dienfe dat wegh -brengen eer het ge- noegh gedrooght is. De Mieren zijn in het verfamelen van haer voor-raedt feer neerftigh. Soo datfe niet alleen by dagh en wer- ken , maer oock by nachte als het klare Mane-fchijn is, maer met een duyftere Mane ruften fy des nachts. Sulcks dat Cleambes defe Dierkens de reden heeft toegefchreven ; Qcero men- tent dat is , verftandt j (elfus een foorte ofte wijfe van tTamen-fpraecke met malkanderen ; Thtarchm het zaet van alle deughden. Ende Salomon telfe Prov. 30. 24, Onder de Vier kleenfle Die- ren der aerde , doch die *ïïijs %ynf ende met yijsbeydt "pel verftm* Hier van geeft Jri/io- Aenmercki ngen. 135 Jrtftoles Lib. 2. de part. animal. Qap. 4. Defe reden. Borum animalium fenjusfa- cilius möventur, quorum humor tenuior ac purioreft. Ideoque nonnulla ex iis animali- bus» cjttce fanguine carem, animum babent fagacioremnonnulliS) qu de zinnen van die Dieren worden aldtr- lichtft bewogen > wekkers vochtig- heytalderdunft endefuyveris. Ende daerom zijnder fommige Dieren wel- ke geen bloet en hebben , die vernuf- tiger zijn dan die bloet hebben , ghe- lijck de Bycn ende de Mieren.». Hoewel de Mieren ten aenfien van andere Dieren feer fwackzijn, noch- tans zijnfe in haer felven aengemerkt feer fterck. Want ly draghen ende liepen laften wegh die veel fwaerder (ja eens foo fwaer) dan fy felfs be- 1 4 vonden B Y S ONDERE vonden worden. Siet verder in Hierop j %oico (D. föocbarti. Vande Scorpioenen Apoc..p. io. A Pocal. 9. 10. Ende Jy hadden fteer- ^ ten den Scorpioenen gelyck , ende daer "Snaren angels in hare fteerten : ende haer mach ty&s de Menfchen te befchadigm"\>yf\ maendtn. Dit accordeert feer wel met de natuyre der Scorpioenen. Want des Winters zijnfe krachteloos ende en konnen de Menfchen niet befcha- digen $ maer des Somers verwecken defteken diefe geven met hare fteer- ten , een onverdragelijke ende doo- delijcke pijne , niet alleen in de Men- fchen j maer in de Oliphanten , Leeu- wen , Kemels ende andere Dieren y foo dat de grootfte , fterkfte ende uy t- ïiemenfte Dieren door dit kleen ende feer Aen me rckingen. f'37 feer geringh Dierken ten hooghften befchadight worden. De plaetfe daer den Scorpioen den Menfch gefteken heeft, (legt de Men- fchen van haren boofen aerdt eenige gemeenfchap krijgen. Gelijck men Het dat door de bete van een dullen Hondt, de Menfchen diergelijke dul- ligheyt overkomt, als in die Honden bevonden wort van welke fy gebeten zijn. Den Nacht-uyl is verboden, om te toonen dat het in den Menfch een verfoeyelijcke faek is , van den dagh fijn nacht, ende van den nacht den dagh te maken , als de gene doen die gant- Aenmerckingen. 145 gantfche nachten door-brengen met debaucheren , ende werken der duy- fterniiTe te plegen. Den Egel allefins fcherp ftekende , vertoont den aerdt van een bitfig , ende vinnig Menfch, met welck het feer moeyelijck ende gevaerlijck is te handelen. Ten vierden, door dit onderfcheyt der reyne ende onreyne Dieren heeft Godt de Joden willen leeren een ver- foeyen te hebben van de Afgoderyen der Egyptenaren onder welke fy ge- leeft hebben, ende vande ar.dereHey- denfche Volckeren. Want onder de Dieren welcke den Joden verboden ende voor onreyn verklaert zijn,wor- dender verfcheydene gevonden, wel- ke de Heydenen ofte als Goden eer- den , ofte immers hare Goden op-of- ferden. De Joden en mochten geen bloedt 144 Bysondere bloedt eten van eenige Dieren , voor eerft, om dat de ziele ende het leven I der Dieren in het bloedt is , ende der- 1 hal ven om dat het een gedaente van I vvreetheyt heeft, het bloedt teeteml Deut. 1 2. 1 3. Alken houdt Va(ïe, dat ghy J het bloedt nïet en etet : i»ant het bloedt is de I Ziele: daerom en fultghy de Ziele met het - ~\>leefch niet eten : gby /uit dat niet eten: op deAerde fult ghj het uyt~ gieten als "frater. Ten tweeden ,het bloe t heeftGod den Joden fo ernfteiijk verboden te eten ,. om dat de Heydenen van het bloedt j harer Offerhanden aten , en meenden dat het den Goden alder-aengenaemft ;1 was. Om de (elfde reden en mochten j oock de Joden geen Dieren eten die ) geworgt ofte in haer bloet geftikt wa- 1 ren, om dat het bloet van haer vleelch niet behoorlijk afgefchevden en was* | Ook Aenmèrckingen. 14.5 Ook en mochten de Joden het vet der Offerhanden niet eten , want het wiert ter eeren Gods verbrandt ; ten anderen het vet der Beeften is haer verboden , omdat het/gelijck mede bloedt ) geen goedt voedfel en geeft j ende voort oock, om dat de Heyde- nen gewoon waren het vet te eten ter eeren van hare Afgoden. Dit onder- fcheydt tuffchen de reyne ende on- reyne Dieren is niet alder-eerft door Mofem in -ge voert, maer is al in ghe- brnyk ge weeft voor den Sunt- vloet , als blijkt Genef. 7.2. Van alle reyn Vee fult ghy tot u nemen feVen en feVen , het Manneken ende fijn JVyfken : maer Van bet Vee dat niet reyn en is, fïïee, het Manne- ken ende fijn Wyfken. Siet hier van bree- der in Koftra Thyfiologia Sacra ad Lev. Cap. 11. 1^6 Bï SONDE R E Fande Spinne-koppen. TT\E Spinne-koppen hebben acht pooten ende in de felfde dry le- den ofte tTamen- voegingen. Haer venijn en fchieten fy niet met fteken gdijck de Scorpioenen , maer met bijten.,. Jldrovandus heeft geobferveert de Eyeren van de Spinne-koppen , ende heeftfe bevonden te zijn menighvul- digh in getal, blaeuw-achtigh met kleene vlecken befprenght, ende van malkanderen verdeelt , fachten taey. Hy heeft geilen dat uyt een Ey by na ontelbare Jonge Spinne-koppen voort- quamen , foo kleen datmenfe naeuwlijks konde fien , welke noch- tans dadelijck gingen fpinnen , foo haeft alle uyt de Eyeren ghekropen waren. Aenmerckingen. 147 waren. Den felfden JldroVandm heeft oock geobferveert dac onder aen den buyck van een Spinne-kop een feer groote rnenighte van Eyeren lagh , vvelcke foo kleen waren als de alder- minfte atomi ofte fierkens diemen vin- den kan ; foo dat defe Dierkens feer vernienighvuldighen in haer voorte- linge. Strabo verhaelt in fijn/èfthiende Boeck dat overLybien een verlaten en woeft Landt is 't welck treffe- lijke weyden heeft , maer datfe van de Menfchen verlaten zijn door de menighte der Spinne- koppen ende Scorpioenen_». De Spin konft defer Dierkens is feer wonderlijck ende aenmerckens wacrdigh , gelijck Salomon uytdruckt Proverb. 50. 24. (De/e viere zjn Van de kleenjh deraerde : doch de /elfde zynTvys, K 2 mep ï 48 Bysondere met 'ïpysbeydt W yoorften. Vers 28. (De Spinne-koppe grypt met de banden , ende is inde paley fen der Koningen. Want voor eerft , daer is gheen plaets voor defe Dieren verborgen , allefins wetende haer in te dringen felfs in de hooghfte en voordeftigfte plaetfen van alderley gebouwen. Ook is in haer een onver- moeyelijke neerftigheyt om geftadig- lijck hare netten te maken ende te vermaken fbo haeft alfé eenighfïns verftelt ende ghebroken zijn. Ten tweeden , het is een wonder datfede draeden van hare netten foo fterck weten te maken , datfe niet lichtelijk en breken door den windt of regen , ofte ftof datter op vlieght ; oock we- ten! e met haer ganfch lijf fich langhs de felfde van om hoog tot op de aerde te laten neder- vallen fonder datfe eenigh- AENMERCKï NG EN. 149 eenighfins breken. Ten derden , na datfe vele rechte linien hebben ghe- maeckt foo ftellenfe in de felfde het center ofte middel-punt, ende maken daer rontom vele circkelen vafl: aen de ghemelde rechte draeden ; defe circ- ikelszijn dicht by een ontrent het cen- \ter ofte middel-punt om de fterckte des wercks te geven , maer verde daer van ftaen defe circkels wijder van malkanderen. Ten vierden, fy we- iten haer in een hol feer heymelijckte verbergen , in welcke fy feer liftelijck ; ende neerftelijck wacht houden , om te vernemen offer in haer netten geen Vliegkens of andereDierkens komen, welcke fy tot voedtfel gebruycken ; ende foo haeft fy yets vernemen , ko- men fe dadelijk uyt harefchuyl-plaet- fente voorfchijn, bijten de Vliegkens K 3 doodc i^o Bysondere doodt ende brengenfein haerfchuyl- | plaetfe. Somtijts onthouden fyhaer j in het center ofte middel -punt van hare | netten , om haer aes te vanghen , om datfe weten » datfe van byna van allen zijden even na by zijn, om dadelijck | aen te vatten 'tgene fy in haer net-ga- j ren gevangen hebben. Eenighe zijn niette vreden met hare netten tefpan- nen op hope van goeden vang ; maer j fpinnen ook. voor ofte ter zijden hare j netten een breet en wel door-vloch- j ten werk, op dat de Dierkens die over ofte voorby de netten vliegen , in defe plaetfe mochten verwert ende ghe- vangen worden. Soo haefl en ifïer niets aen hare netten verbroken ofte ver- maken het dadelijk , infonderheyt al- fer regen voor handen is , op dat het geheele werk geen perijkel en lyde, Waerom Aenmerckingen. I ^ I Waerorn de Tooveraers van Sgyp* ten niét en hebben kom ten Luyfen Voort- brinzhen ? MEn leeft Exod. 8. dat als Jaron uyt het ftofLuyfen hadde voort- gebracht, dat vers t8. DeTooveraers "\>an Egypten ook alfoo deden (dat is, poog- den te doen met hare befweeringen ende tooveryen) op datfe Luyfen Voort- brachten , doch Jy en konden niet : joo~ü>aren de Luyfen aen de Menfchenende aen het Vee. (Doe feyden de TooVeraers tot fharao , dit is Godts Vinger. Yemant mach hier niet fonder reden vragen j aenghefien te vooren Cap. 7. ende 8. verhaeltis, dat als Aaron fijnen Staf in eenDrake ver- andert hadde, datdeTooveraersdat infgelijks deden: Item als Mo/es ende Jaron het water in bloedt verander- K 4 den, 152 Bysondere den , dat de Tooveraers ook foo de- den. Item als jtaron Voriïchen dede voortkomen, dat de Tooveraers door hare befweeringhen oock VorlTchen over Egypten-landt deden opkomen. Waerom (fegge ick) datfe niet foo wel konden Luyfen voort -brengen , als de voor-gemelde wonder-werken nabotfen ? fommighe geven hier van een valfche ende befpottelijke reden, iiamentlijk om dat den Duyvel niet cn kan Dieren voortbrengen die min- der zijn dan een Gerften-graen. An- dere datfe wel diergelijcke Dierkens voort- ghebracht hebben de Toove- raers , maer datfe geen angels en had- den ende niet en konden fteetken. Ö). %\>etm toont beter , dat Mo/es met dit verhael niet anders en heeft wil- len te kennen geven, als datfe verhin- dert Aenmerckingen. 153 dert geweefl: zijn , met hare bedrie- geryen in dit werk , als voor defen te konden voortgaen , gelijkfe dan ook te vooren geen eygentlijk genoemde wonderen gedaen hadden , maer al- leenelijk in fchijn , gelijk de Guyche- laers gewent zijn : want eygentlijck genoemde wonderen kan God alleen doen , ghelijck wy breeder bewefèn bebben in Thyfiologia Sacra, Doch in dit ftuck zijnfe opentlijck ten toone geftelt geweeft , ende tot fchande ge- bracht, gelijk dan mede daer in, datfe niet en konden met alle hare guyche- leryen verhinderen , dat fy (elveniet foo wel als andere , met de plagen ende fweeren geftraft wierden. Want daer ftaet Exod. 9. 1 1 . dat de Toove* raers voor Mofe nietftaen en konden van wegen de fweeren : want aen de K $ Too- i«,4 Bysondere Tooveraers waren fweeren, ende aen alle de Egy ptenaren. Het Hebreeuws woord t Cinhn, het welke overgefetftaetïn de Franfche, Latijnfche ende onfe Nederduy tfche Bvbels Lttyfen9 beteeckent (fooden geleerden Fagius meent) een foorte van kleene Beertjes die Teer moeyelijk zijn niet alleen inhetdoorfteken ende quetfen van de huydt der Menfchen , maer oock om datle in de neufgaten ende ooren door -dringen. Origmes fchrijft dat het zijn geweeft Dierkens die vlogen , doch foo kleen , datfe niet en konnen dan van de gene die een feer fterek ende fubtijl gelichte hebben , geilen worden : datfe noch- tans fittende op de lichamen der men- fchen , den huy t feer fel door-boren , fulcks dat menie eer ende meer door het AENMERCKINGEN. Jiyfy het pijnelijck gevoelen dan door het gefichte kan gewaer worden. £>. %- Vetm oordeelt (mijns bedunkens wel) dat aengefien defe Dierkens niet al- leen de Menfchen ,maer ook alderley Vee plaeghden , dat het niet en zijn geweeft ordinaire ofte gemeene Luy- fen, maer een byfondere foorte, welke niet alleen beten of ftaken , maer wel- ke tot het vleefch door-dt ongen ende daer aen bleven hangen. Uytdefe Hiftorie kan men aenmer- ken. Eerft, datter niets fookleen en is of het kan den Menfch bederven ; niet foo veracht . of het kan den hoog- moetder trotfte ende wreetfte Men- fchen verbreken. Antiockm Bpipbanes , Tberecides , Heredes Ajca'onita , Maxi- mïnm ende andere zijn door de Luys- fieckte vergaen. Ten tweeden , daer en ity6 Bysondere cn kan by na gheen bequamer noch fwaerdcr ftraffè den godloofen over- komen om haren hooghmoet te dem- pen, dandatfedoordealder-geringfte ende verachtte dingen geplaeght wor- den. Het fpeet Jbimdech foo dat hy door een Vrouw fijn doodt -wonde ghekregen hadde, dat hy fijn knecht verfocht, dat hy hem doch wilde dooden , op dat hy den naem foude eenighfins ontgaen, dat hy door een Vrouwe om het leven ghebracht was. Ten derden , hier uyt blijckt hoe ganfch niet ende ydcl al de pracht , macht , wijfheyt ende hooghmoedc der grootfte tyrannen ende Koningen is , welcke dickmael door feer ghe- ringhe, ongeachte ende onbedachte middelen gefteuyt ende vernietight werden. Gelijck dan de Hiftorien ende AENME RCKINGEN. l$J ende menige ervarentheydt geleert hebben , dat de grootfte velt-flagen, zee-flagen, duTeynen, voornemens, aenflagen , ende toeruftingen , door feer geringe laken , voor- vallen , ende tuflchcn - komende kleenigheden , (daer niemant op haddegedacht,ende welckeoock niet en konnen werden voorfien ofte voor- komen ) zijn tot iniet verdwenen ende vernietigt. Als door windt, mift , vliegende ftof,on- weder, fchrick fonder oorlaeck,vaI- ifche inbeeldingen , abuyfen oftemiP verftanden, die op ontelbare manie- ren konnen voor- vallen ; ende me- nige andere dingen meer , welke on- der de macht of beleydt van niemant konnen ghebracht worden, Waer- om den Pfalmift inden tweeden Pfalm feght van het woeden der Heydenen , het i£>8 Bysondere het bedcncken der Volckeren , toe- ruftinghen der Koninghen , ende be- raetflagingen der Vorften. Vers 4. Die inden Hemel woont Tal lacchen , de Heerefalfe befpotten. Dan fal hy &c. Job*,. 1 2. Hy maeckt te niet de ghe- dachten der arghliftinghen , dat hare handen niet een dingh uytrechten. Hy vanght de wijfe in hare arghliftig- heydt ; dat clen raedt der verdraeyde gheftort wordt. Des daeghs ontmoe- ten (y de duyfterheydt : ende gelijck des nachts, taften fy inden middagh. Voorge{lelt "Werden om de Menfcben ivijsbeyt te keren ende te overtuigen Van fijnen jcbuldigen plicht. DE H. Schriften brenghen meer- malen by het doen ende voor- beeldt der Beeften , fèlfs der kleenfte ende geringhfte , om de Menfchen wijsheydt te leeren ende van fijnen fchuldigen plicht teovertuygen j ge- lijck van de Mieren te voor aengewe- fen is uyt Trov. 6.6. Gaet tot de Mie- ren ghy Leuyaert : Siet hare wegen ende wort wijs : de welke , &c. ende Qp. 30. vers 24. 2$. 26. 27. 28. in de Sprink-hanen , Spinne-koppen , ende Mieren. By welke dan ook gevoeght worden de Konijnen vers 26. (De Ko- nijnen i6o Bysondere nijnen %ijn een machteloos ïolk ' nochtans [lel- len fy haer huys in den fyt^fleen. 't Welk moet verftaen worden van {ekere flag van Muyfen genaemt ^ergh-muyfen of 'Beer -muyfen y zijnde een vier- voetigh gedierte van grootealseen Egel,ende van geftalte als een Muysende Beer, woonende inde holen der Steen-rotz- fen , feer veel gevonden in Paleftina. Sy weten hare holen feer behendig met aerde te fluyten, op datfe niet bekent en mochten werden. Des daeghs onthoudenfe haer inde holen $ by nacht , 's morgens ende des avonts i loopenfe op de jacht om haer voetfel te Toeken. In Spangien is fomtijts foo grooten menighte van Konijnen ge- j weeft , datfe den geheelen Ooghft be* dorven hebben. Thnim verhaelt uyt | M. Varro dat een geheele ftadt in Span- gien Aenmerckingen. l6t gien door de Konijnen onder-graven endein-geftort is. Bfai. i. leert endeovertuy^ht den Propheet de Joden door en Ofle ende Ezel. Vers 3. Een 0(fe kent fij- nen Bejhter, ende een Ezel de kribbe jïjnes Heeren : maer Ifrael en heeft geen kennijjè, mijn Volck en yerftaet niet. Wantbeyde defe Dieren , hoe -wel deen meer alsd'ander, zijn bot ende van onge- lijk minder vernuft dan vele andere, foo minder als meerder : nochtans vindt men in haer eenighfins de ghe- daente ofte indruck van erkentenifle, 't welk felfs in vele Menfchen nietbe- fpeurt en wordt. Ook fchijnter in de Ezelen al redelijcke geheugenifTe te wefen , want hy vreeft gemeenelijck ende fchrickt altoos als hy komt op een plaets daer hy te voren ghevallen L is ge- l6l BY. SONDE RE is <*eweeft. Ten derden » den Ezel is feer verdraeghfaem in het dragen felfs van al te fware laften , item in het ver- dragen van (lagen, ende is oock met feer Qechte ende geringe fpijfe te vre- den. Daerom wort IjajcharGenef. 49. Inde zegeningen ende voorfeggingen des Patriarch Jacob vergheleken by eenen Ezel. Te kennen gevende, dat fijne Nakomelinghen liever fouden fware laften draghen > ende groote fchattingen betalen , dan fichmet de wapenen ende den onfekeren Oor- logh behelperu. Deut. 22. lefen wy dat Godtdoor een expres bevel den joden verboden heeft een Os te geiijck met een Ezel tot het wereken aen te fpannen , ofte te fam.cn te voegen : vers 1 o. Oh) en Jult niet ploegen met eenen Oj]e ende met ee- nen Aenmerckingen. 163 nen E%el te gelijck. Waer door niet al- leen (gelijck T>. CalVmus oordeelt) te kennen wordt gegeven , dat men op- recht , ende eenvoudigh moet wefen, ende de waerheyt ende deught fuy- ver ende onvermenght moet poogen te bewaren : (want den Os was een reyn , doch den Ezel een onreyn Dier.) Gelijck dat fchijnen de twee andere wetten mede aen te wijlen welcke by de voor-gemelde geftelt worden. Deut. 2 2. 9. Gby en [uit uTeen W)ngaert niet met riïeederley be^aeyen. Ende vers. 1 'tl Gby en juli geen Kleedt VanVermengbde jlojfen aentrecken: Wollen endeLynen tegelyck. Maer God verbiet met een Oflè ende Ezel te gelijck te ploegen , om dat den Ofle veel moe- diger ende ftercker is dan den Ezel , waer door dan den Ezel gelijck met L 2 hem 164 Bysondere hem aen-ghefpanncn zijnde, noodt- fakelijck fonde overlaft Iyden ende overvallen worden_,. Exod. i 3. Heeft God een wet ge- maekt, dat hoewel de eerft-geborene der Dieren den Heere moeften ghe- heylight worden , datmen noehtans den eerft-gheboren des Ezels Godc niet en foude op offeren , maer loflen met een Lam > of anderfins den necke breken. Waer door niet duyfterlijck wort aengewefen , dat de Menfchen die bot , leuy , traegh , achteloos ende vergeetachtigh zijn , Gode in fijnen Heyligen dienfi; onaengenaem zijn. Jerem 8. Overtuyghtden Propheet ende leert de Joden door vierderley andere Dieren , Vers 7. Selfs een Oje- yaer aen den Hemel , 'toeet fyne gefette ty- den , ende de Tortel-dupe , ende l\raen , ende Aenmercki ngen. 16$ ende Sf^aluTPe, nemen den tydt ham aen- komfte toaer : tnaer mijn Vokk en "Stwf het recht des Heer en niet. Want foo haeft alfè ghewaer worden dat den Somer naeckt, foo vergaderen feby een ende vertrecken alle gelijck , ende op een ghefetten tijde , na andere plaetfen, daerfe dan weten dat voor haer be- quaem voedfel ghevonden wort 2 inf- gelijcksalfe bemereken dat den W in- ter voor handen is , foo veraaderenfe weder alle by malkanderen ende ver- trecken gefamentlijck op eenen ende felfden tijdt na andere warmer Lan- den, daerfe weder den Somer ende voorraedt van voediel vinden. Ende defe reyfen, foo in het komen als in het vertrecken en beginnen ly niet by daeg, maer zijn gewoon altoos by nachte de felfde aen te vangen. L 3 Daer 166 Bysondere Dacr is een byfondere ^Antipathie ofte tegen-ftrijdigheydt ende vyant- fchap tufichen de Oyevaers ende Vle- der-muyfen , want defe loeren op de Eyeren dér Oyevaers , ende makenfe illfs maer aenrakende,onvruchtbaer. Maer de Oyevaers om dit te voorko- men leggen een bladt van den boom Platanus genaemt in fijn neft , weten- de datter fulcken tegen -ftrijdigheyt is tuflchen de Vleder-muyfen ende de bladeren defes Booms, dat de Vleder- muys die maer rakende , loom ende krachteloos wort. Den Oyevaer van de Slangen , diefe gewoonlijk eten, gequeft zijnde , weet op de wonden dadelijck een kruy t te leggen , waer doorfe in korten tijdtgenefen wordt. In Egypten is een byiondere foorte van Oyevaers welcke in het lijf ver- Aenmerckingen. 167 ftopt zijnde, het Zee-water met fij- nen beek van achter in het lijf weet te fchieten, waer door fy geiuyvert endegenefen worden: vele tchrijven dat van dit Beeft , de Egyprenaren het gebruyek der Clyfterien geleert hebben.,. Het is een gemeen gevoelen dat de Oyevaers feer danckbaer zijn , ende dat de jonge de oude fcer neeritelijck beforghen van fpijfè alfe door den onderdom onbequaem worden , om felfs haer voedfel te foecken. Hier uy t ift ontftacn , dat het griecx woort «vTvrttepytiv beduydt danckbaerheydt te bewijfen aen de gene die ons wel gedaen hebben , ende infonderheydt aen onfe Ouders , welck woordt ge- nomen is van m\u?yo<; 't welkeen Oye- vaerbeteeckent : dit woort wWi*^» L 4 ghe- i68 Bysondere. ghebruyckt oock den Apoftel Taufm van de danckbaerheydc die men aen fijne Ouders fchuldigh is. i Tbim. 5. 1>erf.q. Men feydc oock dat deOye- vaers ftraffèn ende verlaten de gene die fich met andere danfe ghewoon zijn, vermengen... Wat aengaet de Tortel- duy f , die js oock onder de Dieren v/elcke des Winters niet vernomen en worden , maer na andere Landen vervlieghen , ende met hareaenkomfte een teecken geven dat den Somer aenftaende is , gelijk getoontwort Jerem.Q.y. Ende in het Hoogh-liedt Cap. 2. 11.12. Want ftet , de Winter is yoorby ; den plas- regen is ó\>er , by is oVer-gegaen. De bloe- men "borden gefien , de jangb-üjdt genaekt : endede flemme der Tor tel- dupe "bordt ge- hort in onfe Lande. Infgelijcks de Kra- nen, AENME RC KINGEN. 1*9 nen, welcke oodatfe van de winde niet lichtelijck louden in het vliegen verhindert werden , cenigh fant of gruys in de kele nemen , ende klccne fteentjes inde pooten, om teltijver in het vliegen fich te houden : ahc fien datfe buy ten gevaer zijn ende de reys haeft volbracht , foo werpen fe dat van haer. Sy vliegen alle te gehjek in groote menichte , ende (boder eenige niet volgen konnen , die wachten fe m ende helpen fe. Tenderden, fyvlie- ghen feer hoogh j eerft , om datfe te beter ende te verder (ouden van haer fien , ende bemereken offer onweder opkomt , want dan dalenfe neder om te ruften , of foofe over de Zee vlie- gen , keeren na het Lande toe. Ten tweeden , fy vliegen feer hoogh, om dat daer de locht menichmael ftilder L 5 ende tfo Bysondere ende fchoonder is dan beneden. Ten derden, om datfe inde hooghteloo Teer niet te vreefen hebben eenighe fchadelijcke Voghelen welcke haer mochten in de reys verhinderen. Voorts worter van fommighe aen- gemerekt, dat in het vlieghen hare ganfche menichte ende troep in de ge- daente van een dry-hoeck gheftelt is. waer van de bafis ofte breete van den windt voor gedreven wert, ende de fcherpe hoeck voorwaerts gaende, maeckt datfe lichtelijck de lucht in het vliegen konnen door-dringen. Die in het vlieghen volgen leggen hare becken ende hoofden op de rug- ge der gene die voor- vliegen, omdaer op te ruften , ende daerom verwiffe- lenfe oock de beurten , dat de gene die nu voor- vlieghen daer na achter- vliegen AENME RCK I NGEN. \Jt vlieghen , (oo datfe alle malkanderen onder-fteunen. De achterfte porren de traegeaen tot neerftigheydt ende houden detroepe in ordre door hare ftemme, ende dat oock by beurten , op datfe niet te feer vermoey t iouden worden.,. Alle ruften ende flapen ftekenfe de hoofden onder de vleugelen om dat wel te bewaren , endewaken by beurten , ende die waeckt ioo haeft hyeenigh onraedt verneemt, wekfe alle op met fijn ftemrne ; ende houdt eenfteen inde poot, op dat indien hy mochte flaperigh worden , door den val des fteens tot meerder wacker- heydt ghebracht werde. Die ruften , ftaen maer op een van haer pooten , om niet al te vaft te flapen. Sulx dat van de Krane de Menfchen veelfins onder- 172 Bysonder e onderrichtinge ende infondcrheyt tot wackerheydt, voorfichtigheydt cnde eendracht konnen aenmerken j waer uy t blijkt dat den Propheet met goe- de reden de Joden oock door defe Dieren overtuygen wilt ende tot ha- ren fchuldigen plicht aenmanen. Gc- lijck dan oock in de Tortel-duyf een voorbeeldt is van reyne ende groote liefde tuflchen Man en Vrouw, foo dat men in oude tijden , deNieuw- getrouwde toe-wenfchten den een- dracht der Tortel -duy ven. Want men feghtdat tuflchen het Manneken ende Wijfken een feer groote by fon- dere affectie gefpeurt wort , foo datfe noy t fïch met een ander vervoegen, felfs niet als d'een of d'ander doot is. Ende hoewel de Krane niet feer on- gelijk en is den Oyevaer $ foo en moet AENMERCKI NGEN. het echter niet vremt denken dat vol- gens de Wet LeVit. 1 i. denOyevaer getelt wort onder de onreyne, maer de Krane onder de reyne Dieren. Want de Oye vaers eten Slangen ende ander vuyl gedrochte , maer de Kra- nen koren, zaedt ende de vruchten des veldts. Eyndelijk voeght Jeremi^sOip.S.'j. by de voor- gemelde Dieren om de Joden te onderrichten ende te over- tuy gen , de S waluwen , want die kee<- ren infgelijcks op haren tijdt weder, namentlijck in den aenvangh van de Lente: In den winter onthoudenfe haerofin de warmer landen, oflbm- mige ook in de kloven der fteen-rot- fen ende andere holen ende verbor- gen plaetfen , daerfe als doodt liggen ende hare pluymen veranderen , ende met 1 74 By SONDERE met de warmee der aenkomende So-I mer als weder levendigh worden; gelijk de Vliegen ende menige andere Dierkens mede gewoon zijn te doen , ende fich als doodt, (onder voedtfel ende beweginghe in den winter ver- bergen. Sy zijn feer vernuftigh in het maken van hare neften , diefe rondt maken, om dat die figuyre de fterek- fte is ende aldermeeft vervatten kam Alle vuyligheyt werpenfe uyt hare neften ende behouden die fuyver ende fchoon. Ahe eenigh onghe- mack gevoelen aen haer oogen , we- ten daer te ghebruyeken een Re- medie i het kruydt dat daer van , fijn naem van Swaluw- kruydt van velen ghegheven is. Sy foecken haren koft in de locht al vlieghende , met ee- nen de locht van Vlieghkens ende andere AENM ERCKI NGEN. Ijty andere kleene Dierkens fuyverende. Het is yoor waer aenmerkens waer- digh, datrer foo menige foorten ende foo onnafpeurelijcken getal is van al- derley Dieren, ende datfe door een wonderlijke befchickinge Gods inde natuyr, alle haer noodighvoedfèl vin- den. Want de kleene Dierkens van welcke onfen Autheur eyghentlijck heeft ghefchreven , die vinden haer voedlèl by ende rontom haer, alfe te voorlchijn komen, ende worden niet eer voort-gebracht voor dat haer fpijfe berey t is. Andere Dieren wor- den ghevoedt alle eerft beginnen te leven , door de groote ende neerftigq voorforge van de gene uyt welcke fy voort geteelt zijn. Andere ghebreck van voedfel te gemoedt (lende, we- ten fich na andere Landen te bege- ven, B Y S ONDER E ven , daerfe weder van alle nootfake- lijckheydt den overvloede vinden. Andere gevoelende den Winter aen- komen welckehaer van alle voedfel ioudeberooven , begeven haer infoo- danige plaetfén ende tot foodanigen mfte ende ftilte , datfe geen voedfel noodigh en hebben , tot datfe weder door de warmte ende veranderinghe des lochts uytgelockt zijnde, van al- les wederom voorfien worden^. Sommige Dieren leven by venij- nen ende verfcheyden dieren ende fa- ken die de Menfchen fchadelijck zijn. Sommige fuy veren de wateren , lom- mi ge de locht. Sommighe dienen tot voedfel van andere Dieren , op datfe niet te feer fouden vermenigvuldigen. In fomma , de albtforgende Natuyr , dat is God inde Natuyr, ofte deordre welcke AENMER CKI NGE N. I77 welcke hy in fijne wercken geftelt heeft, weet alles in fijne foorte won- derlijck te onderhouden , ook tot de gheringhfte Gewafièn ende Beeften toe ; waer uy t de Heere Chriftus een bewijs - reden neemt om de ongeloo- vige, miftrouwende , al te forghvul- digeende ydelijck fich bekommerde Menfchen te onder -wijfen ende te overtuyghen, Matth. 6. van het 26. vers tot 3 2 . jfenfiet de Voghelen des He- mels , dat fy niet enzaeyen noch en maeyeny noch en Verfamelen in de Scbueren , ende uloe liemelfcbe Vader "voedt nochtans de felfde r en gaetgby de fehe niet jeer "veelte boven* Dus lefen wy infgelijks in het boek Jobs , dat Godt Job overtuyght van fijne alles beforgende wijsheyt ende voorfichtighey t , om dat hy alle Die- ren j oock in het byfonder de grage M Leem- 178 Bysondere Leeuwen , de hongerige Raven , endc alle andere Dieren , oock die by den roof leven ende voedtfel van andere Dieren, wonderlijck van haer noo- digh voedtfel verforght. Cap. 39-1. 2^3. Sult gby Voor den ouden Leewto roof jagen? ofte degraegbep der jonge Leeuwen Vervullen? als fy neder -kicken inde holen» ende in den kuyl fitten ter loeringbe , &c. Wie bereydt den 'l^aVe baren ko/l, als baer Jongen tot Godt Jcbreeuloen , als fy dealen om datter gbeen eten en is ? Want men fchrijft van de Raven , datfe eerft te voorfchijn komende wit hair hebben, ende daerom van de Oude verlaten worden , tot datfe fwart zijn 5 doch ondertuffchen wonderbaerlijkcn ge- fpijft worden met fekere Wormkens welcke in het neft uyt haren dreck groeyen. Waer op den Pfalmift fiet Aenmerckingen. 172 Pfal. 1 47. verf 9. Looft den Heere , die het Vee fijn Voeder geeft $ den jongen %aVen alfe roepen. Wat ende hoedanigb Behemoth ende den Leviathan zi\nt door "toelcke Godt Job overtuyght van fijne onbegrij- pehjcke JVijsbeydt en Macht 5 en onder- richt Van fijne onberi/pelycke Heerfchap- pye. Job 40. ende 41 ? DEwijle wy verfcheyden plaetfen hebben kortelijk aengetogen uyc de Heylige Schriften , in welke God de Menfchen leert ende overtuyght door de Dieren , foo konnen wy niet geheelijck voorby-gaen 't gene Godc dies aengaende wijtloopigh vertoont aen Job Cap.^o. enqi. belchrijvende den 'Behemoth ende Leviathan , als twee Hooft -ftucken niet alleen onder dc M z Die- 180 Bysondere Dieren, maer in't gemeen onder de werken Godts, want foo feght Godt fèlve van den 'Behemotb tot Job. Cap. 40. 14. Hy is een Hooft- fluck der K>egen Godts. Dat is , het voornaemfte ftuck, ofte immers een van de voornaemfte ftucken der werken Godts , ten aen- fien van fijne groote ende fterekte. Wy hebben van defe beyde Dieren fëebemotb ende Leviathan gehandelt in onfe Tbjfiologia Sacra , ende derhal ven fullen wy voorby-gaen 't gene aldaer van ons tot uytleghby- gebracht is: alleenelijck fullen wy hier kortelijck by- voegen het oordeel des geleerden {D.Scimuelföocbariuó genomen uyt fiin ffiero-zoico in her tweede deel Cap. 15, Alwaer hybewijft dat den Behemoth niet en is den Olyphant (gelijk vele gemeen t hebben) maer den Hippopo- tamus Aenmerckingen. I 8 1 tamm ofte Water- paerdc , 't welk ten deele in den Nijl ende ten deele op het Landt leeft, ende foo in groote als fterckte voor weynigh Dieren wijckt, ende den Olyphant feer na bykomt. Defen Behemoth befchrijft Godt aldus, Job 40. 10. Sietntt) 'Behemoth gek- ken kkgemaech hebbe nevens u , dat is on- trent u, namentlijkin Arabien, inde Riviere Nilus. Hy Eet hoy gèlych een Ityndt. \ Welck van den Hippopota?nus waerachtigh is, ende daerom te won- derlijker , om dat hy in het water fich onthoudende, nochtans op het lande komt om kruyden ende hoy te eten. Oock en wordt hy niet fonder reden by een Rundt ofte Offe vergeleken , want hy den Os feer gelijck is in de gedaente des hoofts ende der pooten, M 3 ende 182 Bysonder e ende wordt daerom oock van fom- mige genaemt den Zee -os. Verf. i i . Siet docb>Jyne kracht is in fyne lendenen, ende fyne macht inden navel Jynes buycks. Dit is beyde waerachtigh in het W ater-paerdt , want den buy k is onder foo dick ende hart, datfe door geen lance of pijl doorfteken kan worden , ghelijck den ghemelden (D.'Bochartus bcwijft; waer uyt dan klaer lijk blijkt, dat hier niet en wort gefproken van dtn Elephant , want die is weeck ende facht aen fijnen buyck ende navel, ende daerom als denRhinoceros tegen hem vecht, foo tracht hy dadelijck hem den buy k op te halen , om dat hy weet dat den Ele- phant daer fiche ende teer is • gelijck- men oock leeft van Elea^arm dat hy een Elephaut van onder door den buyck AENMERCKING EN. 183 buyck met fijn fweert gefteken heeft. 1 Machab. 6. Verf. 1 2. Synen [leert is als een Ceder : foo weldeElephanten als het Water- paerdt hebben korte fteerten. Doch den fleert van den Hippopotamm ofte Behemoth en wort niet vergheleken by den Ceder-boom , om fijne lengte, maer ten aenfien van de rondigheydt, dickte, gladdigheyt, endeftijfteofte fterckte. Want hoewel de fleert ten aenfien van het lijf kort ende feer ftijf en fterck is, nochtans kan hyfe draeyen ende krommen na fijnen luftofre wel- gevallen, 'twelck een bewijs is van een groote fterckte_j. Verf. 1 4. H) ts een Hooft- ftuck der We- gen Godts. Want in dit Water- paerdü zijn verfcheyden wonderlijcke faken aen te mercken. Als eerft , deonge- M 4 woune 184 By 50NDERE woonegrootheyt fijns lijfs. Ten twee* den , een feer groote ende wonder- lijke fterckte. Tenderden, fijnhuyt is foo ftijf ende hart , datter niet door te komen is. Ten vierden , hy fpert een feer groote vreefelijcken muyl op cn is feer gulfig in het eten . Ten vijf- den , fijn tanden zijn extraordinaer wit ende hart , fulks dat eenige getuy- ghen datfe harder zijn dan het y voor der Elephanten Ten fefden , hy leeft foo wel op het landt als in het water. Ten fevenden , fijn vernuft is onghe- lijck grooter als der andere Dieren. Waer van onder anderen een prcuve is , dat als hy op het landt aen de kruyden , koorn ende ghefaeyde , de Landt- lieden door fijn overdadigh eten , groote fchade ghedaen heeft, ende vreeft dat hy op fijn voetftappen van AENMERCKI NGEN. l8<5 van haer mochte vervolght ende ge- doot worden , foo verkeert cnde ver- menighvuldigt hy de (elfde foo , datfe niet en konnen onderfcheyden waer hy henen gketrocken is. Ten twee- den j als hy voelt dat hy door al te veel voedfel is overladen , foo weet hy (eer behendigh met eenigh gebroken riedt , eenighe openinge in fijn lijf te maken tot dat hy bloedt , ende ftrijkt dan de gaten toe met vette dicken flijk totdat hygenefen is : foo dat hem fommighe noemen den vinder ofte meefter van het Ader-laten_». Verf 14. (Dk bem gkemaeckt beeft, beeft hem fyn fleert aengehecht. Dit kan bequamelijk verftaen worden , vande Tanden der Water- paerden , die zijn langh endc feer fcherp , foo datfe dacr mede als meteen fcherp mes ofte Zi) fe M 5 in i86* Bysondere in eenen korten tijt , geheelc Velden met koorn konnen af-maeyen ende vernielen , door dienfe feer overda- digh ende gulfigh van eten zijn : lbo dat indien dele Dieren feer verme- nighvuldighden , daer en foude on- trent den Nijl geen koorn konnen ghewonnen worden. Het woort dat inden Grondt- text ftaet, beteykent eyghentlijck een krom fweert, een kromme zeyfe ofte zabel $ want de Tanden van den Hippopotamus zijn wat kromachtigh ende foo fcherp en- de lanck , datfe daer mede even als met een krom fweertofte zeyfe , het koorn, ende hoy van het velt haefte- lijck ende in overvloedt konnen af- maeyen ende verflinden : 'twelk foo bequamelijck op den Olyphant niet en kan gepaft worden. Gelijk ook in hem Aenmerckingen. 187 hem geen plaetsen heeft 'r gene volgt Vers 16. Hy leytmder ineen fcbujl-plaets des riets ende des jlych- Maer wel in het W ater-paert , want hy is gewoon fich in het riet ende op den modderigen grondt der Reviere te onthouden , ende daer op te gaen , alfoo hy niet en fwemt, maer langhs den grondt der wateren fich te lande begeeft. Vers 18. Siet by doet de ^piere geleek aen , ende en Verbaef} Jicb met 5 by Vertroifüt dat by de Jordane in fijnen mondt foude kon- nen intrecken. Die dit vanden Elephant uyt-leggen, moeten bekennen, dat het een leer overtollige Poètifche ma- niere van fpreken is. Doch den voor- gemelden (D. Bochartm toont dat den Text anders moet uyt-geleght wor- den , fulks dat den fin is, dat hy vry* moedigh in de Reviere in -gaet ende niec i88 Bysondere niet en vreeft hoewel de wateren over fijnen mont henen drijven ; om dat hy foo wel onder water als op het landt kan leven , ende fich op den gront der wateren gewoon is te onderhouden : 'twelck van den Elephant niet waer en is, want die en kan fich in het water niet behouden ten zy dat fijne fnuyte boven water zy , om den adem te ha- len, anderfins (oude hy haeftelijk ver- drincken ende fticken. Vers 1 9. Soude men hem Voor fijne oogen konnen Vangen? dat is, met ge wel tj de meeningeis,gelijkookdebevindinge be veftigt, dataien hem om fijne fterkte ende hardighey t des huy ts niet wel en kan met gewelt vangen, maer met bedroch, en door der Menfchen fub- tijle ende menighvuldige liften , waer door alles kan bedwongen en verwon- nen Aenmerckingen. 189 nen worden , gelijk verder by den ge- melden Autheur kan nagefien worden. Wat aengaet den Leviathan, 't gene daer van Job 40. 01 4 1 . getuygt wort bewijft D. 'Bochcirtm alles te paffen en waerachtigh te zijn in den Crocodil , (welk fich mede inden Nijl onthout) maer niet in den Walvifch. Want den Walvifch heeft een fachte gladde huyt, welcke feer licht doorfteken wort , maer den Crocodil heeft dicke harde fchubben, gelijk vanden Levia- than Job 40. en 41. aengewefèn wort. Job 41.6. Seer uitnemende zjjn fjnefterke fchilden , elck eenge floten als met een nauïïo druckend Zegel (Den een is foo na aen den anderen , dat den leïnt daer met en kan tuffen komen, Sy kleven aen malkanderen , fy Vat' ten ficb t'famen, dat fe fich niet en fcheyden. Tegenwerp. Maer falymandt leg- gen» 190 Bysondere gen, den Leviathan wortyo^40.^«4i[ befchreven als een Dier dat niet ghe- vanghen noch getemt kan worden, 't welck niet waer en is van den Cro- codil. Ik antwoorde dat fulcks oock niet en kan ghefeght worden van den Walvifch. Ten tweeden, den Cro- codil en kan niet ghevangen worden dan feer befwaerlijck ende met lift 5 want hy gaet in wreetheydt, ontem- melijcke wiltheydt ende kracht , by na alle Dieren te boven... Job 14. 9. Syne Oogken-leden zijn ah de Oogen-kden des (Dager aedts. DeCro- codillen hebben een leer fnel gefichte ; maerditen paftopden Walvilch niet, want die heeft kleene oogen ende een feer flap gefichte, foo dat hy fijn leyts- manneken verloren hebbende (waer van wy in onfe fhyfwlogia hebben ge- AENME RCKINGEN. 191 wagh gemaekt) als half blint tegen de klippen en ondiepe gronden aenftoot. Verf. 10. 1 1. 12. Wortgefeght, dat- ter als Vyer uyt fijnen Mondt komt^ <érc. 't Welck wel paft op den Crocodil , want als hy een tijdt langh onder wa- ter is geweeft , is hy genootfaekt inde locht ende op het landt te komen, om adem te fcheppen , ende hoe dat hy langer fich op den gront der Reviere onder water onthouden heeft, hoe dat hy oock met grooter force ende hitte fijnen adem uytblaeft , foo datfe foo heet is als vyer , ende door het fterck inhalen van veel ende koude locht moet verkoelt worden. Vers 1 3. ftaet, in fijnen Hals verheugt de fterkte ,&c. 't Welck wel in den Crocodil , maer , niet van den Wal vifch waerachtigh is, , want die en heeft geenen Hals, Den 192 Bysondere Den Crocodil is feer liftigh om de Menfchen te vanghen ende te vernie- len ; tot dien eynde.verberght hy fich ontrent den Oevet van den Nijl onder het riedt , wy erende andere dingen , om haeftelijkdie te befpringen welke water komen uyt de Reviere halen, j Tot dien eynde weet hy oock op de weghen , die hy weet dat de Water- dragers af-komen , met water (dat hy uyt fijn Muylfpoutj gladt te maken, op dat de Menfchen vallen mochten , ende dan befptingt hyfe met der haeft op het lijf. Ook paft hy fomti jdts op de gene die met Schuy ten den Nijl op- varen , welcke als hy (iet dat met de boomen haer kleen Vaertuygh voor- douwen , ende nu met het lichaem ten deele buy ten de Schuy ten hangen, foo fmijt hy den haeck ofte boom uyt de Aenmerckingen. 195 de handt, datfe in het watervallen, ende dan doodt hylè met der taeft. Hoewel (fbode Autheuren fchrij- ven) den Crocodil feer groot is , ende tot ontrent ofte over de twintigh cu- bijten langh wort » nochtans komthy van een feer kleyn beginfel , nament- lijk uy t een Ey , het welk niet groo- ter en is dan een Ganfen-ey. Ende daerom is hy by den Egvptenaren ge- weeft een zinne-beedlt van die Men- fchen welcke van kleene beginfelen tot groote waerdighey top- komen. Die breeder belchrijvinge van den wonderlijken aertende eygenfchap- pen defes Diers begeert, die le(e de Admiranda iSLili van hiftantes fugiens quamlibet ante ferox. Sic vettts Mc Draco, favus mortalibus hoftisl Te reprimente fugit , te fugiente premit. De Egyprenaren hebben Godt by den Crocodil als een voorbeeldt ver- geleken, om dat dit Dier alleen geen tonge en heeft, (hoewel (D. Bocbartus ghevoelt Aenme rcking en. iq<> ghevoelt in teghendeel dat het nieC ganfch fonder tonghe is) want in de Zinne- beelden van Tytbagoras ftaet, datmen om God na te volgen , infon- derheyt fijn tonge moet bedwingen : ende dat hy God aldernaeft komt, die (als het de reden vereyfcht , ) Twijgen kan. Om dat God in een geftadig ftil- fwijgen al het doen der Menfchen on- derfoekt , ende na voorval van (aken , tijdt ende plaetfe beftiert: waerom oock eenige geoordeelt hebben dat- men Godt met Heyligh ftil-fwijghen vereeren moet_». Sommige fchrijven dat den Cro- codil met fijne tranen de Suturen ofte naden van de Beckeneelen der Men- fchen nat maekt, ende dat daer door die naden open gaen ende het boon broos wert , foo dat hy dan de Herie- N % nen i$6 Bysondere tien uy t het hooft door de openinge uythaelt ende op-eet. Ende hier van daer is het fpreek-woordt gekomen , waer doormen y mandt Crocodils tra- nen toe-fchrijft , die niet uyt mede- doogenthey t en komen , maer uyt ge- veynftheydt 5 om onder fchijn van liefde ende mede-lijden te meerder quaet aen te brengen... Daer wort ook gefchreven , dat in den Crocodil het getal van feftig won- derlijck de overhandt heeft j ofte met malkanderen accordeert. Want dat hy feftigh jaren leeft : dat hy alle jaren feftigh dagen vaft , alfoo hy geen ope- ninge en heeft om fijne onreynighe- den uyt te werpen : ten derden , dat hy feftig dagen wacht eer hy fijn Eye- ren te voorlchijn brengt j dat hy feftig Eyeren leght , ende datie na de feftig dagen Aenmerckingen. 197 dagen uyt-gebroeyt worden : dat hy in fijn rugh-been feftigh leden heeft, item feftigh tanden , ende fèftigh ze- nuwen, &c. Of de Infeóta ofte bloedt -loofe ^Dierkens , innerlijcke zinnen ende "ver- pandt hebben ? A Engefien wy nu dus verre gehan- ■* delt hebben van den oorfpronk, veranderingen , aerdt , eygenfchap- pen ende by fonder vernuft der kleene Dierkens InfeBa genaemt, foo volght van felfs daer uyt defe vrage , of defe Dierkens dan niet alleen met de uy t- . terlijcke zinnen der andere ende ghe- meene Dieren begaeft zijn, maer ook met de innerlijke ende met verftandt. Om welke vrage wel te verantwoor- den, foo moet men eerft, wel bemer- N 3 ken 198 Bysondere ken wat dat de uy tterlijkeende inner- lijcke zinnen der Dieren zijn , hoefe geichieden ,ende waer in dat het ver- liant ofte vernuft der felve beftaet. Wat aengaetde zinnen , die en zijn niet anders dan een vertooninge ofte verfchijninge van een hoedanigheyt, ofte een ander toeval van een lichat m, atwelck buyten ons is, datgemeene- lijk een voorwerp genaemt wort : welk voorwerp op de oogen» ooren#ofte andere deelen van het menfchelijck lichaem werkende » foo baert het van wegen de verfcheyden werckingen ofte bewegingen , ook een verfchey- dentheyt van vertooningen ofte ver- fchijningen in onfeherffenen. De oorfaeck van de zinnen is het uytterlijck lichaem, ofte voorwerp, het welk yder inftmment, dat aen een vege- AENMERCKI NGEN. ICJQ yegelijck van de zinnen eygen is, be- weeght ende drukt : welke druckin- ge, door hulpe vande zenuwen, pefcn en andere vellekens van hetlichaem , de welcke inwendelijk aen de herllc- nen ende herte vaft zijn , aldaer een Kejiftentie , ofte tegen-druckinge, ofte een drift van het herte verooriaekt. Wanneer yemandt redeneert ofte reden-gebruyck oeffènt ; foo doet hy niet anders , als dat hy een geheele fomme begrijpt, de welcke uyt een jfdditkcmèe t'famen-voeginge van ee- nige deelen ontftaet ofte hy begrijpt hetoverfchot , het welke uyt de Sub- firaBie van d'een fomme van d'ander ontftaet. Het welk , wanneer het door woorden gefchiet , niet anders en is , als een t/famen-bevattingh van de ge- volgen der namen van alle de deelen , N 4 toe aoo Jysonder e tot de namen van het geheel ; ofte van de namen van het geheel ende een deel, tot de namen van het ander deel. De Leer-meefters vande reden- konft leeren het felfde in de ghevolgen van woorden , by malkanderen twee na- men voegende, om een Affirmatie te maken j ende twee Affirmatien om een Syllogifmns te maken, ja voegen veel Syllogifmos te Tarnen , om een De- monftratie te maken . ende van de fomme, ofte het befruyt van de Sy/o- gifmm , Subftraheren fy een propofirie, om de andere te vinden. Ende dit is 'tgene vande Oude niet qualijck ge- fegt en is, namcntlijck , dat de reden- kavelinge gefchiet door vergelijkinge van het een met het ander j item Com- ponmdo & Vmdmdo , dat is , door t'(a- men-voeginge ende verdeelinge. Soo doen 'Aenmergkingen. 201 doen de Polirijcke Rechters en Schrij- vers. De verbonden ende verdragen voegen fe te famen , om de fchuldige plichten van de Menfchen uyt te vin- den. Ende de Rechts-geleerde voe- ghen de Wetten ende de Daden by inalkanderen , om op foodanighen wijfe uyt te vinden , wat datter vande private perfoonen wel ofte qualijek gedaen is. In'tkortgefeyt, overal, waer dat voor Additie ende Sub/haffte kan plaets gevonden worden, daer kan ook de reden plaets grijpen ; ende alwaer dat defe geen plaets kunnen hebben , daer heeft de reden ook niet te doen. Soo dat de reden is een op- reken in gc (dat is een Additie endeó«£- flraiïliejvan de gevolgen van generale namcn.dieopma'kanderenfluytenen voegen, om onfe gedachten daer door N 5 aen Q02 By SONDE RE aen te teekenen ende te beteekenen. Het gevoelen dan der zinnen ge- fchiet door een beweginge welke ons van buyten aenkomende , in ons li- chaem een beweginge veroorfaeckt -y welke beweginge (al is het voorwerp weg , ende niet meer op on fe leden en werkt) niet dadelijk en vergaet, maer noch lange verblijft , even gelij'ck de beweginge des waters noch een tijdt lang duyrt , al houden de winden op. Ende door defe overbly vende bewe- ginge gefchiet de geheugenifle , (vol- gens fommiger gevoelen ; hoewel wy in ons Natuyr- toneel dat anders heb- ben verklaert, alsaldaer kan nagefien worden) als door de felfde * ons de inbeeldinge der faken waer doorfe be- gonnen is , wederom vertoont wort. Ende gelijk de bewegingen ende ver- too- Aenmerckingen. 203 tooningen welke daaer door aen ons begrijp gefchiet, in leker order ende gevolg aen malkanderen hangen , foo wordenfe oock in foodanigen Cohe- rentie ofte ordre ende tJlamen-voe- ginge door de geheugen ifle vertoont. Doch na dat wy een fake door d'een ofte d'anderzin hebben gevoelt, ende daer na , ons begeven tot het gevoelen ende inbeelden van wat anders 3 foo en vertoonen aen ons begrijp geen van alle die andere faken die wy te voren op andere tijden hebben ghe voelt , hoewel hare bewegingen noch in ons overigh zijn : om dat de felfde allenx- kens (door den tijdt vermindert ende krachteloos worden : ende omdat het gene wy nu jegenwoordelijck voelen op onle leden te werken , veel fierker in fijne werkinge is , fulcks dat alle de an- 204 By s onder e andere bewegingen daer door als ver- duyftert ende niet befeft en worden. Even gelijk het licht der Sterren door den grooten glans der Sonne , niet be- fpeurt en wort ; ende de ftemme van een Menfch door grooter ende fterc- ker andere geluy den niet gehoort en wort. Doch aengefien in ons begrijp niets en kan komen , dan het gene ten deele ofte geheel , door de zinnen ver- toont is : foo en konnen wy niet be- grijpen dat oneyndigh in groote is, ofte dat geen plaets altoos en befet , om dat (ülcks in onfe zinnen noyt en is gekomen , noch vallen en kan. Maer wy en verftaen de gemelde din- gen maer by wij ie van een looche- ninghe. Soo dat wy onlichamelijcke wefens noemen , de gene welke geen lichamelijcke eyghenfchappen heb- Aenmerckingen. 20$ ben: endeoneyndigh het gene, daer wy geen ey nde van en konnen ons fel- ven inbeelden^. Om nu te komen tot de voor-ghe- ftelde Vrage of oock de Beeften ende felfs ook die kleene , van welke in defe Metatnorpkojis ISLaturalis , ofte Natuy- relijcke Veranderinghe gehandelt is , niet alleen met de uytterlijke zinnen , maer oock met de innerlijcke zinnen begaeft zijn, als daet is de geheuge- nis , inbeeldinge ende gemeenen zin, waer door alle de voor-werpfelen der uytterlijcke zinnen van malkanderen onderfcheyden , nader begrepen ende onthouden worden: endeby gevolg of haer oock eenigh vernuft ende ver- ftant mach toe-gefchreven worden? Wy antwoorden , dat ja de uytter- lijcke ende innerlijcke zinnen in haer wor- so6 Bysondere worden gevonden , ende by gevolgh oock eenige gedaente van een gevoe- ligh vcrftant, hoewel niet foodanigen volmaeckten verftandt , ende reden- gebruyck als wel in de Menfchen be- ipeurt werdt. Gelijk wy wijtloopigh foo in onfe fhjfiologta Sacra , als mede in ons JSlatuyr-toneel getoont hebben, hoedanighen grooten ondericheydt ende treffelijckheyt dat tuflchen het redelijk verftant der Menfchen , ende het gevoeligh vernuft der Beeften be- vonden wort. Dat echter ook aen de Beeften , ende byfonderlijk de kleen- fte , een feker fborte , trap ende ge- daente van verftandt mach toege-ey- gent worden , blijekt niet alleen uyt des felfs wonderlijcke eyghenfehap- pen , we reken , beley t ende manieren van doen , welcke in haer dagelijcks befpeurt AENMERCKI NGEN. tOJ befpeurt worden , ende waer van wy verfcheyden exempelen ende bewij- fen voor defen hebben aengemerckt i maer oock , door dien in de H. Schrif- ten aen de gemelde Dierkens , ken- niffe, opmerckinge , verftandt ende wijfheyt wert toe-gefchreven , jafoo grooten wijf heydt ende beleyt , dat daer door de Menfchen felfs gheleert en de overtuygt worden. Want onfen Salighmaker recommandeert ons de voorfichtigheytderS lange Mank. 10. Ende Sdomon feght uytdruckelijk van de kleenfte Dieren , als daer zijn de Mieren, Sprink-hanen, Spinne-kop- pen ende Konijnen , datfe niet alleen wijs zijn, maer met wijfheydt wel voorfien , (ofte defe gelijck andere overfettingen hebben) feer wijs zijn. TróVerb^o, 24. 25. 26. 27. Ende ver- maent soS Bysondere, &c. m tent de Menfchen datfe de weghen der Mieren (dat is den handel ende manieren van doen der Mieren) wil- len aenmercken, op datfe wijs mo- gen worden. Proverb. 6. 6. Efa i . 3. Eet Ofiè kendt fijnen Se fitter , ende een Ezel de kribbe fijnes tieeren : maer, ére. Jerem. 8.7. Selfs een OyeVaer am den He- mel, "peet fijne ghefette tijden» ende een Tortel dujf , ende Kraen ende öW«%, nemen den tijdt barer aenkomfte 'toaer : maer mijn Volck ende foo voorts , ge- lijck wy te voren breeder hebben aengeweieoj. E r ^c_d E. 7* 1