5,5 3 Ye AMC NG VAN DE MEEST BEKENDE Boomen, Heefters, Kruiden, Land- en Water-Planten, DIE MEN IN AMBOINA, EN DE OMLEGGENDE EYLANDEN VIND, Na haare gedaante, verfcheide benamingen, aanqueking , en gebruik: | M ID SE A D KRS VAS EENIGE INSECTEN EN GEDIERTENS, | Voor 't meefte deel met de Figuren daar toe behoorende, Allen met veel moeite en vleit in veele jaaren vergadert, en befchreven in twaalf boeken, DO QR GEORGIUS EVERHARDUS RUMBHIUS; Med. Do&: van Hanau, Oud Koopman en Raadsperfoon in Amboiná, mitsgaders onder de naam van Plinius Indicus, Lid van de Illuftre Academia Naturae Curioforum; in °t Duitfche en Roomfche Ryk opgerigt, Nagezien en uitgegeven door JOANNESBURMANNUS, Med. Doët. en Botamces Profeffor in den Hortus Medicus te Amfterdam, Medelidt van bet KEYZERLYKE QUEEKSCHOOL der onderzoekers van de Natuurkunde ; Die daar verfcheide Benamingen, en zyne Aanmerkingen heeft bygevoegt: DERDE DB E ENE Te AMSTERDAM, By Frangors CHANGUION, JAN CATUPPE, HERMANUS ÜgTWERE In 's HAGE, By PIETER Gosse, Jan NEAULME, ADRIAAN MOETJENS; ANTONY van Dott. de UTRECHT, By Steven NEAULME. M. DCG SEA GEORGII EVERHARDI RUMPHII, > Med. Doct. Hanavenfis , Mercatoris Senioris, & in Amboina Confulis, nomine is i ; PLINII INDICI celebris, & Membri Inluftris Societatis. Aca- Pra =: demiae Naturae Curtoforum Germaniae , | E: HER D A;R TRM AMBOINENSE, Plurimas conple&ens Arbores; Frutices , Herbas, Plantas terreftres & aquaticas, QUAE IN AMBOINA, ET ADJACENTIBUS REPERIUNTUR INSULIS, Adcuratiffime defcriptas juxta earum formas, cum diverfis denominationibus, cultura, ufu, ac virtutibus, Quod & infuper exbibet VARIA INSECTORUM ANIMALIUMQUE GENERA, Plurima cum naturalibus eorum figuris depicta. Omnia magno labore ac ftudio multos per annos conleta, & dúodecim confcripta libris. > N male veroin Mappis Geographicisdo Cirne vocata,h.e. Cycnea infula a frequenti Dod-aarfenorum copia , qua certa matinarum avium fpecies eft, quas Cycnos puta- bant, quam infülam noftrates diu occuparunt hujus ligni gratia: Hoe lignum fubfequitur illud , quod in veteri occurrit India, dein Boeronenfe, quod tamen Mauritiano iñ pretio ac virtute cedit, praeterquam enim quod craffioribus conftet fibris, facillime itidem rimas agit longitudinales, fpuriumque gerit cor ma- gnis depravatum fiffaris, unde non latos przbet affe- fes:: Ta hujus autem cauffa mihi videntur ipfi noftra- tes, qui hefce arbores non fatis adultas ¿ nec jufto cedunt tempore, que enim -haud multum viro funt craffiores; non legitimam adquifiverunt craffitiem , qua- rum lignum minus viride atque fuccofum facillime finditur ; fi czedantur,.lápfuque ipfo rimas itidem a- gunt: Preter hzc excifores alium etiam comimittunt érrorém ; quod cefas nempe arbores nimis cito albo fpolient ligno, denudatumque cor pluviis ac foli ex- ponant, unde adeo facile.rimas contrahit: E contra conduceret cefas has arbores cortice exterñoque li- o obduétas per aliquot menfes in filvis deponi, uti mtelligo illud obfervari in-infula Mauritii per tres menfes, donee externum inutile albaftrum fere com- putruerit, . KAC Alia porro occurrit difficultas, que alicui dubium e fnoveret; an nempe hodiernum noftrum Ebenum u- num idemque fit, quod'veteres defcripferunt, ejus enim odor, qui Dio/coridi libr. 1. cap. 3. ejusque pla- giariis gratus habetur, fi carbonibus ignitis fuerit in- ofitum ; qui vero in hodierno tam Mauritiano quam Índico neutiquam jucundus eft; fed fubacidus dur dum autem lignum carbonibus inpofirum acrem fundit odorem fumumque oculos vellicantem , licet quosdam ciftiarios narrantes audiverim, ejus odorem inter ela- borandum ipfis vifum fuiffe de Pipere participare : Ita quoque noftrum Ebenum igni inpofitum non ita yea um E. Liber IV. cap. I. Het bloeizel zyn zeer kleene bloempjes , bykans zonder fteeltjes , weinig in "t getal, by den oor/Bronk der blade- ren voortkomende , eerftelyk kleene witte knopjes , met barde. fpitsjes , dewelke baar openen in drie «orte dikke en witte fpitze blaadjes, binnen met eenige korte draatjes ; zonder reuk, en ligt afvallende ook is vet gebeele bloempje niet veel grooter als een Ajuyns-zaad , en daaromis 't geen wonder, dat bet zelden gezien wordt, en by de Inlanders meet onbexent is, en waar van eenige my ook wys maðk- ten, dat dezen boom geene bloemen en badde , boewel ande: ren daar en tegen weder wonderlyke en onbekende bloemen aan dezelve toefchryven „al "7 welk ik beb geloven moeten, tot datze door myn eygen banden geplant , opgekomen zyn, en bloemen gedragen hebben, ^t welk my in 't vyfde jaar na baar zaajing gelukt ts. In dit driebladig bloempje, als in een kelkje , komt eer ft een blaauw-groene knop Voort, gelykende een vlas-knop , dog veel kleender , daar uit de vrugt wert, wat grooter, dan een bgzelnoot , op een gefternt of [ter gel ykent voetje ftaande, eerft langwerpig en ey-formig, daar na boven wat plat en ingedrukt, en im ^t naveltje een kort fpitsje vertonende: De rype worden gouge! , en ten laatften rood , en bebben groote gemeenfchap met de vruchten van Bonga Tanjong. A Onder "t buytenfte en brofJe buydeken leyd cen weinig, ros, fmerig , meelacbtig , en zoet. vlees , bequaam om te eeten „dog de keel wat vringende ; binnen [taan drie lang: werpige fteen-barde korls „in de groote als die van Callia Fiftula, dog waż drieboekig , en met de fcherpfte kant na binnen ziende , fwart, bruin, en glimmende , zomtyds flaan er ook vier en vyf altyd in de rondte. en met de voorfte fpitzen tegen malkander , en deze zyn 't zaat van dezen boom, dewelke zeer ligt opkomen, als zy maar de aarde raaken. N : Het,bout van den Boeronezen boom is regt [wart, dog geenen zo fiwart en glimmende, gelyk men 't gearbei out ziet, maar doof fwart, gelyk een koole , die lang onder de aarde gelegen heeft. bekomende zynen glaus. em booge koleur door polyften en aanfmeren.. . = Gelyk nu dit bout door den gebeelen Ooft meeft ver- fpreit. waft, zo verfchilt bet ook e >. ubjiantie em coleur , want bet fwartfle, fynjte, em dierbalven ook bet befte komt uit ZEtbiopie ,van waar beide Dedaniten eer[E = 't roode Mear sen daar-na-te.-Tyrus -tekoopoehraat heli 97490 shat fofambique , « e op bet Eiland Mauritius, by de Portugexen llla de Cisne (6n. qualyk in de Kaarten do Cirne genaamt) dat is Cycnea of bet Zwanen-Eyland , van de veele Dod-aarzen, zynde zekere zee-vogels „die zy voor een geflagte van Zwanen aanzagen , en welk Eyland by de onze om dit bouts wille lange is bezeten geweeft s aaft bet zelve bout is bet gene d men in oud pss vint, en voorts ons Boeroneze, "t welk egter bet Mauri- tiaanfcbe in deugt of goetbeidt veel wykt, want bebalvent dat bet grover van fubfiantieis, zo Jcheurt bet ook ligt in de lengte, en beeft een valjch bert, daar men groote Jebeuren in ziet „en dierbalven geen breede planken daar wit bebben kan: doch de oorzaak daar van dunt my enig» zints te zyn ons eigen volk, die deze boomen , of te jong, ofte te: ontydig kappen: want de boomen, die niet veel dikker dan een man zyn, bebben nog lange haare. volko- men. dikte niet, en het bout, als dan nog te jeugdig en te zappig zynde , febeurt zeer Let, als men xe afkapt , ^t welk ook meeft door den flag. in "t vallem gefchiet: Ook 20 bebben onze kappers. nog een andere foute, te weten datze de ongekapte boomen te vroeg van bet witte bout beroven „en bet ontblote bert in de regen. en zorne laten leggen ; waar van bet als dan zo ligt fcheurt , daar men de omgekapte boomen beboorde , met de febor/Je en bui- tenfte bout, eenige maanden in bet bos te laten leggen, gelyk ik verfta, dat men op bet Eyland. Mauritius drie maanden doet , tot dat bet buitenfte fpint half vergaan zy. Nu ts daar nog een andere favarigheid, dewelke iemand zoude doen twyfelen , of ons bedensdaagze Ebbenh een en 't zelfde zy, met bet gene de oude befcbr. ben, te weten de reuk, dewelke by Diofcor. lib. 1. ca 3. em zyne nafebryvers lieffelyk op glimmendeof branden- de kolen geftelt werd, dog die in bet bedendaagze , zowel Mauritiaanfcbe , als Indiaan/cbe bevonden werd, geen- zints aa m , maar veel meer goor im. bet rauwe bout , en op kolen gelegt zoete met een bytende rook, boewel ik zommige Kiftemakers boorde verklaren, dat bun dien reuk in °t werken. voorquam, als pepers - is ook ons Ebbenbout op-'t-vuur zo olyacbtig - ie mg ; ) "E caver IV. Boek. I Hooftft. fum eft, nec ita ruffefcit, fi fupra porphyritim conte. ratur, uti Diofcorides id de fuo teftatur. Non tamen dubitandum eft, quin hodiernum unum idemque fit ' ac illud antiquorum , uti illud quoque doctus Mattbio- lus in Commentariis fuis ad illud caput confirmat , quum aliis in qualitatibus conveniant , nec Theopbraftus nec Plinius de odore quidquam commentati funt. Addo infuper Ebenum /Ethiopicum quandam forte poflide- re qualitatem , que in Indica non obfervatur , nec etian Boeroneníe cum illo Indie. veteris, colore convenit , plurima. enim pars nigricat, fed inve- niuntur quoque frufta , que amplas gerunt ftrias al- bicantes ac vortices, quz non ita bone funt fubftan- tie, fed elegantioris adfpectus , ac forte conveniunt cum illo, quod Diofcorides Ebenum Indicum vocat, & fub hoc titulo defcribit, quod autem nigrum eft, ab omni tempore graviffimum omnium lignorum habi- tum fuit, atque aque inpofitum fundum petit, quam vetuftum & Tes etiam fit, unde concluditur, con- ftare ex partibus tenuiffimis & folidiffimis, e contra quo magis ad cinereum vergit colorem , quoque plu- res gerit venas albicantes, eo levius eft, fed tamen femper in aqua fundum petit. Curiofitas me inftigavit , ut femel quosdam perdo- latos afferes fexdecim vel feptendecim graviffimorum AMBOINSCH KRUYDBOEK, 3 werd ook niet zo ros, als men 't op een [leen vryft, ge- lyk Diofcor. van 't zyne bebben wil: Egter beboeft men geenzints daar aan te twyffelen, of ons bedendaagze zy een en 't zelfde met bet Ebbenboud der oude, wA 00k den ‚geleerden Matthiolus in zyne aantekeningen op 't voornoemde Kapittel wel zegt , om datze in andere eigen- Jebappen met malkanderen over een komen , en om dat ook Theophtaftus en Plinius van den reuk niets vermelt beb- ben: Ik doe daar nog by, dat mi[fcbien het AEtbiopifche iets beeft; bet welk men aan bet Indifche niet en vind ; voorts is bet Boeronee/che en dat van oud Indien ook niet van eenderley coleur ; want bet meefte is wel doorgaans {wart , maar men vind bet ook , daar brede witte firepen en vlammen onderlopen, "t welk wel flegter van juhftan- tie, maar fraayer van aanzien is sen milfchien bet zelve, gelyk Diofcorides zyn Ebenum Indicum befebryft ; "e geen doorgaans favart is , beeft men van alle tyden ge- bouden voor bet favaarfte van alle bouten, ’t welk in ’t water zinkt „boe droog en oud bet ook is, waar uyt men afneemt , dat °t van zeer fyne en digte delen moet gemaakt zyn,daar en tegen boe graauwer bet is, én hoe meer wit- te ftreepen bet beeft , boe ligter bet bevonden werd , even- wel nog altyd in °t water zinkende. De curieusbeid beeft my ook eens daar toe gebragt, om eenige glad gefcbaafde n van 16 à 17 der /waar- lignorum, que in Amboina crefcunt, ponderarem, fte bouten in Amboina «wa[Jende, na te wegen, om de ut gravitatis proportionem detegerem , quum exper- proportie van haare fwaarte uyt te vinden, wanneer ik tus fui, Boeronenfe Ebenum gravitate fuperari ab bemerkte „dat bet Boeroneeze Ebbenhout aan favaarte over- Hotoenfi, quod in Leytimora crefcit, ac fere con- troffen wierde van 't Hote/che ,'t welk op Leytimor waft , en venit cum Mangio ferreo , fieri tamen poffet, pro- tennaaften by overeenkomt met bet Mangium Ferreum: Eg- portionem a me obfervatam alio experimento aliam ter zou °t wel konnen zyn, dat de proportien by my ges obfervari, quum, quantum memini , quzdam ligna. (telt, by nader onderzoek anders gevonden wierden, om non rite effent ficcata: Arborem Boeronenfis Ebeni ligni non multum dif- ferre a Mauritiana, atque hanc ipfam forte non ab Ethiopica, oculares teftes mihi fan&a adfirmarunt fi- de, dicentes folummodo , Mauritiane arboris folia, quantum recordari poterant, paulo effe majora illis, qua in Boeronenfi obfervabant, fed in vetuftis quo- ue arboribus effe cinerea, rugofa , ac plurimum ca- ulum; Sic . Mauritiana hanc habebat qualitatem, ejus corticem paulo magis effe cinereum: uum Boeronenfis multas conquirat- arbor perfeéte fit adulta & ad cedendum apta, que. tante crafitiei tum temporis eft , ut duo vix viri. eam comple&i poffint. Francifous Pyrardus aliter fuam delineat Ebenum cap. 8. quam obfervavit in Africa & Madagascara, quum ipfi tribuat formam: & altitudinem Olez, folia Salvia , floresque albos inftar Rofarum &c. quz fi vera fint, arbor Africana multum a noftra differt , quin Salvie fimilitudinem de- duxerit a cinereo colore ac rugofitate vetuftorum fo- diorum, hunc vero auctorem aliis in rebus obfervavi Jonge petitas componere fimilitudines , que itaque curiofis Africanarum regionum inveftigatoribus inda- ganda relinquuntur. p 5 - Uno ore veteres binas Ebeni fpecies obfervarunt, juas Diofcorides loc. cit. in JEthiopicam & Indicam diftin zit: ` Theophr. Hifl. pl. lib. 4. cap. 5. illud divi- dit in Ebenum verum ac fpurium, quem fequitur Pli- mius Hift. Nat. lib. 12. cap. 4. ubi fpurium dicit effe fpeciem fruticofam forma Cytifi, per totam crefcen« tem Indiam, bini hi aućtores dicunt Ebenum folum- modo in India crefcere. Herodotus apud Plinium. boc. cit. illud tantum in /Ethiopia ponebat , Diofcorides vero ex utrisque illud petit regionibus, quod etiam verum eft. uid jam veteres per fruticofum Ebenum intellexe- rint, quod ex eorum opinione maculatum eft, leve, fcriptor neotericus nobis longe: dat na myn erinneren zommige bouten niet ter degedroog waren. - Dat nu den boom van "t Boeroneeze Ebbenboud niet veel is verfchillende van de Mauritiaanfche, en dezelve ook mifJcbien niet van de Æthiopifche , bebben my geloof- qaardige ooggetuigen genoegzaam. verzekert , alleenlyk daar by doende, dat de bladeren van den Mauritiaanfcben - boom, na baar ontbout , wat grooter waren dan die zy op Boero zagen „dog mede aan de oude boomen graauw ; ruyg, en meeft afvallende: Zo badde ook den Mauritiaan/chen die eygenfchap , dat de fcbor[Je wat ént zynde dan CR Bey te-plerkenbekomt , wanneer dent boom volkomen oud , en tot kappen bequaam is: bebbende als dan de dikte van twee mannen omvademens. FrancilCus Pyrardne, cen Mewwen Schryver cap. 8. maald ons zynen Ebbenbout-boom, die by in Africa em Madagascar gezien beeft, beel anders af, gevende bem de gedaante en hoogte van een Olyf-boom , de bladeren die van de Zalie,en witte bloemen de Rozen gelyk, fc: bet welk waar xynde, zo moet den Africaanzen boom van den onzen veel verfchillen, of by moet de gelykeniffe van de Zalie genomen bebben „van de grauwe verwe en ruigheid der oude bladeren; dog dien Autheur beb ik in veele an- dere dingen bevonden zeer ver gebaalde gelykéniffen te maa: ken, bet welk aan de curieufe ercer der Africaan- ze landen verder aanbevolen blyft, De ouden hebben eenparig twee geflagten van Ebbenbońt geftelt , dewelke'Difcotides op dé aangebaalde plaats noemt Etbiopicam © Indicam: Theophtailus Hift. Plantarum lib. 4 €. 5. verdeelt bet in opregt en flegt Ebbenbout , gelyk ook Plinius doet , Hift. Natur. lib. 1. cap. 4. alwaar by bet flegte zegt te zyn een Jeruytagtis gellagte in de ge- daante van Cytifus, door gebeel Indien ver/preidt waf» Jende: Deze t«vee zeggen ook , dat bet Ebbenbout alleen in Indien waft. - Herodotus by Plinius, loc. cit. baalde bet alleen uyt Ethiopia , Diofcorides uyt alle beide, "t welk ook waar is. | Nu wat de oude door ^t firuykige Ebbénbout verftaan hebben, "t welk na haar meyninge geplekt, ligt, en van ac vilis pretii, me huc usque latet, a fide enim dignis geringe waarde zoude geweefł zyn, is my nop onbekent , teftibus omne Ebenum, quod hic in India crefcit,ab want uyt geloofwaardige getuigen weet ik, dat al bet excelfis & ingentibus colligitur arboribus, intellexi au- Ebbenbout hier in Indien waffende, van fwaare en grove tem fimul, unam Ebeni fpeciem vilem &levemexora boomen komt; dog bebbe ik mede verftaan; dat "er eénzoorté Cormandelenfi deduci , quod fine dubio ex diverfaerit gering en ligt Ebbenbout van Cbofmandel komt, bet welk arbore, que inquirenda porro eft: In ea fere efem ` buten twyfel een diverze boom zal wezen , en nog te ons fententia, fupra defcriptam Novellam nigram feu Caju ` derzoeken fraat: Ik zoude bykans in die meyninge komen, . Salimeeri, quz in plurimis Indie locisoccurrit, ave- dat de bovengefebreven Novella Nigra of Caju Salimoe- teribus Mie fpecie fuiffe habitam, hecenimeft ri, die op meer plaatzen van Indien waft , by de oude voor arbor fruticofa, ejus lignum leve, ex cinereo-nigri- een zoort van Ebbenhout pehoudenis , want dit is een cans, longis ftriatum venis, quodammodo odoratum firwykagiigen boom , bet bout ligt-graauw [wart , met & oleofum: Dum vero Diofcorides binas ultimas qua- lange aderen gefireept , eenigzints welriekende en olyachtig: Tom, III, litates A 2 Maar 4 HERBARII AMBOINENSIS litates optimo fuo Ebeno adícribat, binasque priores viliori tribuat, hinc nihil certi concludere pottum. Obfervatum quoque fuit Ebeni arborem in primis quatuor annis nigro deftitui corde , quam magna etiam atque excelfa fit, dein per annum quiefcit nec ex- crefcit, fed nigrum format cor. Sexto dein ac fub- fequentibus annis de novo vegetat. In adultis cortex e eet) in inferiore trunci dimidia parte nigricans, rugofus, ac fiffus , fuperior vero pars eft cinerea & ma- gis zqualis, quoque magis fit cinereus hic cortex, eo maturior habetur arbor,majusque cenfetur ejus cor, uti & fi fupra radicem truncus fit alatus: Hoc autem intelligendum eft de arboribus in loco natali crefcen- tibus, in plantatis enim vix decimo etatis anno tale obfervatur cor. D MICIUIC s >» que DUES nit tis, & tam vili pretio, ut certe mirandum fit, “Tn Zeylana circa Trinkenamale ha arbores ingen- tes admodum & copiofe quoque occurrunt, fed ibi non ita ab incolis expetuntur quam a litoreis populis, immo fepe ex hoc palos clauftrorum formant; circa Johoram, Siamam, & Cambodjam itidem invenitur, quod in Chinam defertur, ibique fatis vili venditur retio, licet etiam in ipfa provincia Cantona crefcat. 1 Moluccis porro infulis, ac prefertim in Boerone fatis frequens eft, cineream vero Molucca fpeciem tanquam: diyerfam fubfequenti defcripfimus capite , cujus nigerrima plerumque fpecies occurrit in. Mana- do & Gelolo inter cinereum mixta: Lignum vero Boeronenfe a noftratibus primum detectum fuit circa finum Kajeli anno, 1641. ac dein in Occidentali ejus- dem infule parte Dalatetto di&a, verum arbores ibi jam ita funt excife, ut poft annum 1670. fere nulla vetuíte amplius inveniantur arbores. Noftra natio illud quoque detexit lignum in infulis ad Eurum fitis, refertim in Timora Laut, uti quoque in anteriore Na Guinee parte Onin diéta, forte ibi porro per totum tractum Auftralem occurrit, uti & in infulis ad mare magnum Auftrale fitis. In quibus faltem itine- rariis Occidentalibus narratur illud: detećtum fuiffe in quibusdam infulis ante.Chili & Peru fitis, uti & ego uoque intellexi, illud reperiri in infula St, Helena, fed pauca copia nec bona note. Paponenfes inful® illud quoque exhibent, binis diverfis coloribus diftin- Gum „.cujus nigra fpecies convenit cum. Amboinen- fi, cinerea cum Ternatenfi, cujus primum circa litus, > Sean vero lignum in ipfis montibus Mefloale cre- cit. ' Anno 1666 furculos ex Boerone deferri juffi, quos in hortis circa caftellum Victoriam plantavi , qui om- nes fere late progerminarunt, precocesque admo- dum, quinto nempe & fexto anno , quam trunci vix brachium craf eflent, exhibuerunt fru&us, qui Se ' ; cidui . gyn [warte ko + müffe, daar "t gevonden werd: De Kufte Chormandel is Liber IV. cap. 1. Maar dewył Diofcorides de twee laatfte eygenfchappen zyn befte Ebbenhout , en de twee eerfbe bet flegte toe/chryft, zo kan ik bier van niets vaft befluiten.. Men beeft ook aangemerkt , dat den Ebbenboute-boom in zyne vier eerfte jaren gant/ch geen fwart bert beeft, by mag zo boog en breet opfchieten als by wil,,daar na rujt by wel een jaar en p; niet op, maar formeert ^t warte bert: [n "t zesde en devolgende jaren Jchiet bydan wederom op; aan de volwalfene ziet men de fcborffe, aan de onder[le belft des fhams, fwartagtig ruig, en gebor- fien, de bovenfte grauw en evener „ en boe grauwer werd, boe ryper , en met grooter: bert men bemacht, als mede wanneer by boven de wortel kleine vlerkjens zet: dit is te verfiaan van boomen, die op baar eygen grond groeyen, want aan de geplante ziet men in "t niiu mg geen fwart- bert. l aam. In ’t Latyn den boom Ebenus, en bet bout Ebenum; In’t Duit/ch Ebbenhout, in tArabtfch Abanus en Abenus, men fchryft bet in ^t Latyn en Grieks ook met een adfpiratie Hebenum, dog min gehruykeiyk, alle welke woorden afkomftig zyn van 't oude Hebreeufche Hobnim , Ezechiel 27. vs. 15. alwaar gezegt wort, dat de Dedanitifcbe Koopluyden (dewelke bewoonden: ^t uitterfte deel van Arabia Felix by den ingang van’troo- de Meyr , daar nu de Stadt Aden leyt, als mede: tegen over "t deel van Africa, dat men Trogloditicam noemt: ) dit bout, nevens groote Leen gie N #: eg d: em ebragt naar s welke zy buiten twyfel gebaalt beb- = oa de Zee eg van het naafte ZEtbiopia : SCH be- densdaags Melinde en Mofambique zyn: De: Maleyers noemen’t in *t poe Caju Arang, datis Kool:hout , van eur , gelyk ook de Boeronezen Aymiten em Aymetten , dat is Swart-hout; Op Ternaten en. Fidora Botolino , Chinees Oubak, dat is, iets zo [wart als inkt. - Plaats. Het befte als boven gemelt , wiert eertyts ge- baalt uit ZEtbiopia „en ingefcheept tot Minis da y& bet nog gefchiet ; de onze brengen bet uit t Eiland Mauri- tius, bier boven befchreven, als mede uit: Madagascar y ` de reft „op dat ik met Diofcorides fpreeke „is door gebeeb Ooft- Indien verfpreidt , dog "t eene [warter en digter dam t andere, en komen dagelyks nog veele, plaatzen: tn: ken imzonderheidt daar rykelyk mede. woorziem si: daapsd: Inianaers ullerbande- curieus werk .. nia FU 3 banken y tafeltjes van makemy dezelue met lof en beeltwerk kon» flig-uitfnydende , en dat 29 veerdig „ en met zo geringen Br molo ` "gorootfchap. ook vonr zn kleinen Drys „dat het te verwone deren 15. i Op Ceylon omtrent Trinkenamale , heeft men. deze boja men. ook zeer groot en overvloedig , dog werden aldaai 't Landvolk zo veel niet gebefigt , pev Zap, vend | ufi, ja. maaken zomtyds Pali/Jaden van haare Fortre Get Item omtrent Fobor, Siam, en Wodja, bet welk im China vervoert wert, en aldaar redelyk goed koop is hoewel "bin de Provintie Canton zelfs waft. Voorts is * in de Moluxe Eylanden en inzonderbeidt op Boero re- delyk gemeen, dog van *t-eygentlyke graauwe Moluxe: bebben wy een byzonder geflagt gemaakt s. (waar van im ^t volgende Kapittel ) vallende ^t [warte doorgaans in Manado en Gelolo , met bet graauwe ti : Be- roneze is by de onze eerft gevonden omtrent bogt Kajelé, Ao. 1641., en daar na.ob de weftboek van ”t zelve Bis landt , genaamt Balatetto, dog zyn de hoomen nu zo vit=: gekapt, dat men na ^t jaar 1670. (chier geen oude. boo-- men meer beeft. konnen vinden. De onze bebben ’t ook quuni. de Zuyd-oofter Eilanden , inzonderbeidt op imor. La: as mede Pr % voor fie Ce van Nova Guis nea, genaamt Onin, mifcbien: gaat bet daar voor door, "t geheele Zuyd-landt „en de Eilanden van de groote Zu zee. Immers men vint gefcbreven in eenige Wefterfe Pos yagien , datze bet igo bebben ficte Bin. dem voor Chili en Peru leggende, gelyk ik ook verftaan: bebhe , dat men % vinden zoude op "t. A p dog weinig, en niet veel bezonders. De Aen d Eilan-: den leveren bet ook uyt van-tweederley koleur , het fwarte: met "+ Amboinze „en grauwe met bet Ternataanfche over’ cem komende , waar van ^t eerfte omtrent de Ce „en bet andere meeft in °t gebergte waft op Meffoal, ` In bet jaar 1666. heb ik de jonge fpruytjes 1 laten Romen , en die in de Paga bio P m ria geplant, of planten laten y welke meeft alle gelukkig” opgekomen zyn > dok zeer vroeg (te weten in % vyfde em zesde jaar 3 de flammen pas een arm dik Vos ei | … gaven, en qc en mn WANA tr TTW IV Boek. 1 Hoofif. cidui alteros iterum emittebant furculos, unde didici, in Amboina has arbores facillime transplantari & pro- pagari pofle, íi diligens adhiberetur cura, quod in faxofis inprimis locis fieri oportebat , ubi lignum fem- per durius crefcit. Ujus. Ebenum ab antiquis jam temporibus in ma- gno fuit pretio, fed olim multo carius erat quam ho- die: apud Plinium enim 1. c. legitur, JEthiopes Per- fie regibus omni tertio anno tanquam tributum folve- re debuiffe centum Phalangas Ch, e. frufta) Ebeni, ut & aurum ,atque Elephantum dentes: Licet apud Herodotum in Thalia notetur ducenta fuiffe fegmen- ta, qui mos ad fuum usque tempus obtinebat. Unde & mirum mihi videtur, Tbeopbraftum lib. 4. cap. 5. nul- lam /Ethiopis facere mentionem, fed putat omne il- lud lignum ex India deferri , ubi ejus popularis Alė- xander Magnus id invenit , quum tamen ex epiftola Candace regina Merox ad Alexandrum data conftet, fefe ipfi (quem vocat Pelleum juvenem) dono trecen- ta Ebeni fegmenta mififfe, uti id legitur in adnota- tionibus Bodei a Stapel in libr. 4. cap. 5. Theopbrafti: Hoc infüper confirmatur ex ifto Exeebielis loco, Dæ- danitas némpe id fine dubio petiiffe ex vicina ipfis Ethiopia, Tyrumgue venale adtulife, unde & apud Poétam Lucanum, Meröetica Ebenus vocatur, quod vulgaria exemplaria vitiofe legunt Mareotica: Dedanita enim ab, utraque lacus rubri parte fita eft. ` Hocque quartum pretiofum eft lignum , quod in facra fcriptu- ra numero plurali occurrit ,. cujus fupra libr. 2. in ca- pite de Agallocho rationem dedimus, primum enim eft Sittim , fecundum Achalim „tertium Almugim , quar- tum Hobnim. ` —— Pur vent. vo modo | opera feri arja tam extra quant in &-edhibcatur, non memora- bimus , fed illis artificibus commendatum fit, folum- modo id adnotantes , Ebenur recens elaboratum co- Joris effe opaci, nec fplendere „fed illum conquirere poliendo & fricando. Tinétio hac fit ope optimi a- tramenti, in quo quidam Ligni Sappeni ramenta & parum aluminis excoquunt , ut nigredini fimul pur- pureum fplendorem addant; Hoc bis terve tali modo fricatum lignum poliendum:eft primo: duris dein mol- lioribus penicillis, ac demum pannis laneis & pauca cera. Ciftiarii. hoc elaborantes Qu narrarunt, hujus ligni rafuram cutim tangentem pruritum exci- tare: Experti quoque fuere lignum Mauritianum mul- to magis politúm poffe elaborari „fed facillime frangi inftar vitri, carbonibusque inpofitum , veligni injeum inflar falis. ftrepitum excitare , e contra Boeronenfe zamenta magis exhibet, craffioribusque conftat fibris, "ac ferra melius elaborari poteft quam Ternatenfe: Utramque hanc fpeciem obfervavi ignem facile con- cipere, fed lente ardere , ae facillime exftingui, fed optimum ac durum exhibere. carbonem , qui diu is gnem fovet. | “Tn re Medica apud Indos non magno eft in ufu, vires. czterum poflidet detergentes , quum particu- lis conftet tenuibus ac fubtilibus , fine notabili calore, p fed parui Here. > paca non po KSM pro fpe- cie Guajaci habetur: Qui dis magnates uti dictum fuit, ex illo pa ta formant ri a vires adfcribunt cuncta venena. & incantamenta ener- vandi & depellendi) ex quibus coctam Oryzam alios- que cibos jejunii diebus JEthiopes edunt: Alii pro arcano habent hujus arboris radices propinare ad fan- £uinem illorum depurandum , qui malignis laborant ulcerationibus ac fcabie, vel quedam Luis Venerez ;habent: Hunc in finem primo illorum fanguis adtentandus eft decocto Ligni Sappan dicti , & Belz Swangi, dein hujus radices tenuiter fciffe , & in aqua decoćte ipfis propinantur „inftituta more folito tenui dieta: Scabies porro atque ulcerationes eluendz funt forti decofto ipfius ligni rafure., fed cum aqua non bene AMBOINSCH KRUYDBOEK. 5 gaven, dewelke afvallende » wederom andere fpruytjes voortbragten , waar uit ik bemerkte, dat men in Amboina deze boomen zeer ligt verplanten, en vermenigvuldigen kan, als men er neerftigbeid toe wilde aanwenden, en "t welk dan ook op fleenagtige plaatzen moeft gefchieden ; daar altyt harder bout voortkomt Gebruik, Het Ebbenbout is al van oude tydenin groo- te agting gebouden, dog eertyds was ’t veel duurder , dan bedensdaags: want by Plin. loc. cit. ftaat, dat de ZEtbiopiers des zyn [warte Mooren) aan de Koningen van Perfie alle drie jaren tot tribuyt moeften opbrengen 100 Pbalangas (dat is moten) Ebbenbout nevens gout; en Olipbants-tanden: Hoewel men by Herodotus in Tha- lia leeft, dat "t 200 moten zyn geweeft, welke manier nog tot zynen tyd duurde. Daarom ik verwondert ben; dat Theophrattus lib. 4. cap. 5. niet met al rept van ’t ZEtbiopifcbe , maar meynt dat ’t allegaar uit Indien komt, daar °t zyn Landsman Alexander Magnus , gevonden beeft; daar nochtans uit den brief van Candace , Konin- inne tot Meröe, aan Alexander blykt, dat zy aan bem zelfs (by baar den Pelleifchen Fongeling genaamt) tot een verering 300. moten Ebbenbout gezonden beeft , gel yk men leeft in de Annotatie van Bodzus à Stapel , op cap, 5: lib. 4. Theophrafti: Als mede uit de voorfz. plaats van Ezechiel , dat de Dedaniten, bet zelve buiten twyffel uit bet naafte /Etbiopie balende; te Tyrus te markt bragten, daarom ’t ook by den Poeët Lucanus Meroëtica Ebenus wagteloos maken Hoe-bet voorts tot allerbande fcbryn- werk, buiten, en in Europa gebruikt werd, as Vai k niet ophalen, man» sie ambagten bevolen laten , alleenlyk SR > dat bet verfch-gewerkte Ebbenbout een dootze koleur , en geen glans beeft, maar den zelven verkrygen moet met aanftryken en polyften. Het aanftryken gefchiet met de befte inkt , daar in zommige de fpaanders van Sap- panbout en wat Aluyn koken , om de fwartigheit met een purpere glans te meer luifter te geven: dit zoo twee a driemaal aangeftreken zynde , moet men ’t bout polyften, - eerft met barde, daar na met zagte boenders , en ten laat- ften met een wollen lap, en een weinig was. De Kifte- makers in dit bout werkende, bebben my verklaart , dat bun dit zaag fel van * bout, op °t naakte lyf komende, eenig jeuken. veroorzaakte: Zy bevinden oak , dat bet Mau- ritiaanze zig veel gladder laat. werken, en kort afbreekt als glas , op de koolen of in " vuur gelegt zynde, kner[t bet als zout , daar en tegen het Boeroneze fplintert meer; en is grofdradiger , maar nog al beter tê bewerken me de zaage , dan bet Ternataanze, Wan beide deze zoorten beb ik gemerkt , datze bet vuur wel ligt ontfangen , maar Jlappelyk branden, ligt wederom. uitgaans en weinig of geen o ie uitgeven, dog een bard bet zetten ‚dat lange gloyt. —. In de Medicyne werd *t by de Indianen niet zonderlyk ebruikt: bet is anders van däer: Jubtile, en afvagende ragten, zonder merkelyke bitte, maar wat opdrogende , daarom bet niet mba by de Geleerde voor een a pega te van bet ee uajacum gebouden word. Zommige Grooten van Indien, als gezegt > maken ’er bekers en fcho- tels van (dezelve toefchryvende de kragk om alle toveryen en quade belezingente verydelen) waar uitze den gekook- ten ri „en andere koft in de Moor/cbe vafteneeten : An- dere bouden *t voor een fecreet Meefterftuk met de worte» len van dezen boom bet bloet te zuiveren, aan die gene, wiens lichamen veel guade Ulceratien en [74^ bebben ; ja zelfs die eenige Wani van de pokken onder de lean bebben:. Tot dezen einde moet men bun eerft bet bloet vers dunnen „met de decottie van Sappatibout „en Boeloe Swan- iim water, daar na geeft menze deze wortelen kleen ges neden ende in water gekookt „te drinken , onderhoudende na amponi > een [chrake dieët; de feburft en Mee des 3 "e ” 6 bene mifcetur quam tenuiter etiam fit trita hec rafu- ra, que mox fundum petit, fi non crafla ex hac componatur puls; quo modo autem Ebenum fit præ- parandum & adhibendum ad Collyria, ut pupilla de- puretur , aciesque oculorum confervetur, ex Euro- peis conftat libris. Contra puerorum abdomina du- ra & tumentia purum eligitur Ebenum fupra porphy- ritim contritum cum aqua, pauxillo Anifi, Cumini, Coriandri, & Aluminis in pultis formam, que abdo- mini illinitur, quzdam interim Nucis mofchatz gra- na cum tantillo falis, lactis cochleari infufa infanti propinantur. , fwol HERBARII AMBOINENSIS Liber IV. cap. 1. moetmen wó/jcben met een flerk afkookzel van de fpaan- deren dezes bouts; andere [meren "t fyn gevrevene bout met water daarop, boewel ’t zig met °t water niet wel laat vermengen, boe fyn "t ook gevreven werd, maar dá- delyk te gronde zinkt , of men moefte een dik papje daar van maken. Hoe men 't Ebbenbout bereiden en gebrui- ken zal tot oog-waters om den Oog-appel te reynigen , en bet gezigt te verklaren, kan men zien in de Europifcbe boeken; tegens de gefwollene buyken der kinderen neemt men ongebezigt Ebbenbout ‚en vryft bet zelve op een [teen met water , een weinig Anys, Comyn, Coriander , en een Jebyjje ajuyn , alles tot een papje, en fmeert bet op de ge- ene buyk, men geeft bet kind ook te drinken eenige ` greyntjes note-mufchaten met een korltje zout , in een lepel Ebeni folia igni injeéta ftrident vehementer, que comburuntur, ut ftrepitu fuo glires, ferpentes , alia- que fugent ex hortis animalia. De Ebeno in Madagascara crefcente O. Dapperus in Africa fequentia fcribit , ubi indigena lingua vocatur Hazon Mainibie, h. e. nigrum lignum, ar- borisque cor eit, unde hoc Ebenum conligitur, ingens autem arbor eít parvis gaudens foliis inftar Myrti obfcure viridibus , éjus cortex nigricat „atque tres vel quatuor ejus obfervantur fpecies. EXPLIGCATIO Tabule Prime , Qux ramum exhibet Ebeni vulgaris, ubi Lit. A. ejus florem tripetalum. B. Ejus f um. CC a feminalia denotant, OBSERVATIO. +, De hoc ligno vide porto Thef. nofi. = pag. 91. ubi * ejus Synonyma, virtutesque medicatz ex aliis porro aucto- ribus adnotantur, vocaturque haec arbor Ebenus Indiae Orien- talis Fagi ampiioribue foliis, Anonz dulcis fructu coronato. magno eduli in P/ukz. Manti(]. p. 66, &c. Ebenus vulgaris, cjusque fpecies a Vale i 22. conmemorantur , a mai aN . „ak vol melk. De Ebbenbouts-bladeren in ’t vuur geworpen , knerzen geweldig , en werden gebrand, om de rotten en ander ongedierte van [langen &c. uit de tbuynen te verjagen. an 't Ebbenbout op Madagascar groeyende fchryft O. Dapper in zyn Africa aldus: Het werd aldaar inde ge- meene landtale genaamt Hazon Mainthie , dat fwart bout wil zeggen, en is de boom, daar van °t Ebbenbout komt, welk bet bert van den ftam des booms is: Het iseen groo- te boom met kleene bladen, gelyk die van Myrthus, en donker-groen, de fcbors is /wartachtig, daar is drie of vierderley flag. £ UYTLEGGINGE Van de eerfte Plaat , Dewelke vertoont een Tak van het gémeene Ebbenhout. Alwaar Letter A. deszelfs driebladige bloem. B. Deszelfs ut, . € : C. C, dé Zakiri aantoonen. AANMERKING. Over dit hout ziet verders onze Thef. Zeylan. pag. 913 alwaar deszelfs benamingen ; en Medicinale. Kragten wit, ans dere Schryvers verders aangetekent werden ; en wert deze boom van Plukm. in zyn Mant. + 66. genaamt Orien- taalíche kbben-boous, 1 ce Mec ide ame EE à dog grooter, én een groote gekroonde vrugt als van de zoete Anona, die ook eetbaar is &c. Het gemeene £ en deszelfs zoorten werden mede by Valentyn vermeldt, en het eerfte op de Plaat onder No. XLII, verbeeidt, , en net CAPUT SECUNDUM. Ebenus Molucca. Caju Arang Ternate. Inerea Ebenus Molucca majorem gerit truncum C altioremque illo Boeronenfis, immo plerumque craffior eft, comamque gerit latiorem. Ejus cor- tex magis cinereus eft, fed in vetuftis arboribus ma- culas contrahit nigras, hujus fpeciei folia furit multo longiora illis Boeronenfis ultra novem nempe pollices longa, quatuor quinqueve pollices lata, ac fuperius latiffima, ubi in brevem definunt apicem , inferius au- tem anguftiora, magisque leta virent quam prece- dentis Tbeciei » inferiore parte gilva funt, ibique paucas intricatas ac vix notabiles gerunt venulas , fu- periore autem parte funt jar. & juxta medium ` 1 nervum fülcata, qua petiolis infident curtis & con- tortis, h&c autem folia fine ordine in ramulis locan- tur, que copiofe circa ramos fefe erigunt. Inferiora autem feu vetufta folia quinque modo fexve pollices funt longa, vix tres digitos lata , obtufo apice & oris retrorfum flexa , in medio elevata , inftar illorum vulgaris Ebeni , ita ut vetuftiffima & breviffima hujus fpeciei cum maximis & junioribus vulgaris conveniant, funt autem tenuiora & flaccidiora quam in vulgari Ebeno. e Foliorum fapor primo dulcis eft, fed mox adftrin- . gens & amaricans obfervatur, quum in vulgari dul- cior fit, fed in ejus vetuftioribus arboribus credibile eft, folia breviora, firmiora & rugofiora efle , precedentis enim defcriptio juxta juniorem arborem eft formata , illa quoque fufca funt inftar ds ien ores H HO GED ST UK Ternataans Ebbenbout, } E grauwe Moluxe Ebbenbout-boom is van flam wel D zo groot en hoog, als de Boeroneefe , ja doorgaans wat dikker en met een breede kruyn: De fchorfJe is wat grauwer , maar gewint of krygt im de oude boomen ook breede [warte plekken; de bladeren aan dit geflagte zyn veel langer , dan aan *t Boeronefe , namentlyk negen duimen en meer lang , vier en vyf vingers breet , vooren breetft , met. een korte fpitze, naar agteren toe fmallende, ligter groen dan de voorige , van onderen na "vale trek- kende , en aldaar bebbende weinige verwerde , en pas mer- kelyke adertjes, boven glad, en langs de middel-zenuave met een dooren , de fteel kort, en wat gedraayt , de bla- deren ftaan zonder order aan de ryskens „en dezelve veele rondom de takken; de agterfte of oudfte bladeren zyn maar vyf of zes duimen lang, fchaars drie vingers breet , met een ftompe fpitze, ook een weinig kanten onder- waarts gebogen, in de midden buykig, gelyk die van ^t gemeene Eb Ps? Spb y, e en kortfte van dit eflagt met ootjie en jeugdig fie van "t gemeene overs zda 9 deen zyn dunder = flapper dan de andere. : De fmaak is in ^t eerfie wat zoet ‚maar valt ftrax t'za- mentrekkende en bitteracbtig , daarze aan "t gemeene zoes ter is, aan de oude is bet gelofelyk , dat namentlyk de bladeren nog korter , fiyver , en ruiger werden, want de voorgaande befthryving is van de jongen boom genomen , by dexelve zietmen ook de bruinigbeid , gelyk — eg 06- Lab. 1. AMET «$ IV Boek. U. Hoof7/7. Flores fru€tusque mihi hucusque ignoti funt, uti & ab incolis Moluccas inhabitantibus non fuere obfer- vati. Ego faltem arbufculam anno 1667. ex T'erna- ta adduci juffiyquam in horto méo transplantavi „que intra duodecim annorum fpatium vix ad cruris craf- fitiem excrevit, nec flores nec fructus produxit , li- cet fatis lete dein vigeret , e contra quibusdam in annis capitula quedam rotunda in ramis obfervavi in- ftar Gallarum Quercus, fed non erant tuberculofa, hzc primo intuitu fructus effe arboris putabam , fed illa diffecans , nil aliud nifi infeétum feu ver- mem in his detegens , comperiebam excrefcentiam effe gallarum modo progerminantem , & licet multum inpendi laborem, ut ejus fructus ex Moluccis mihi compararem , fruftraneus fuit , operamque perdidi: Ex mea autem fententia ha arbores non multum diverfz erunt a vulgari, quum relique earüm partes adeo fibi refpondeant. Lignum itidem ad vulgare tam gravitate quam craffitie adcedic: Frufta vero reéti trunci paulo funt leviora, fed ubi funt nodofa, seque gravia funt Boeronenfi, immo graviora aliquando illa obfervavi, elaboratuque ditficillora: Hoc autem lignum non ubique nigrum eft, fed obfcure fufcum, ci- nereum, vel gilvum , nigris ftriis longitudinalibus di. ftin&tum, aliquando nigra praevalet pars, ac cinerea forma ftriarum vel macularum fefe obfert. Elaboratu & perdolatu hoc lignum difficilius eft vulgari, quum magis crispum fit, ferramque hebe- tet, fedinter fecandum aqua continuo ipfi adfun- denda eft, ne ferra candefcat. Et licet hoc lignum crudum a vero nigro multum differat, eundem ta- men conquirit colorem, fi cum atramento fricetur őz poliatut , Boeronenfique in ea re preftantius eft, quod nempe non ita facile rimas agat, nec cor gerat inu- tile, licet arbores prolapf& per gravem cafum infe- rius ad aliquam diftantiam findantur. " Nomen. Latine Ebenus Molucca & Cinerea. Belgice qup of graauw Ebbenbout. "lernatice Botolino. Celebe & Manado Caju Wale , utraque nomina vulgari etiam propria, quum mixt& inter fefe cre- Teant arbores. Ambas has fpecies diftinguo , prima Teu vulgaris mihi nominatur benus Pa ja, atque hec Ebenus Latifolia feu Femina. o Locus. Ebenum hoc cineteum per omnes crefcit infulas Molucce , fed plurimum in Banda , vicinis- que Celebi infülis parvis feu in Provincia Manado, ac porro inter vulgare mixtum occurrit in Manado dicta, Sangy , & infulis Telaufenfibus , uti -quoque in Halemabera, & Borealibus Gelolo plagis, Moro- thia, & Moro, optimum vero in parvis reperitur in- fulis circa illa loca fitis. Ufus. Si hoc lignum atramento fricetur & poliatur, adco nigrefcit, ut a vulgari dignofci nequeat, fi ve- ro nature fue committatur, ac tantummodo polia- tur, ex fufco cinereum eft , & eleganter ftriatum ve- nis ac maculis nigris, ita ut longe aliud putaretur effe lignum. Dum vero magna ligni quantitas abradenda fit, antequam zqualiter ftriata & venofa conquiran- tur frufta s; multeque pallide & albe intercurrant macule, hinc plerumque nigro totum inbuitur colo- re, ut homogeneum fit. Moluccarum & Manado in- cole hoc-ligno non utuntur, nifi quod ex. deciduis arboribus poftes edium forment ut & clauftra, illo- rum enim fecures & cultri non valent.has duras in- Wit Ebbenbout. | TNE volgende żoortón zijn mieeft wilt, en woor D regt Eier i bouden. De uitterlyke Tuan des booms komt met den te meeft over een, t geen men wit Ebbenbout noemt: Den ftam is mede regt en a s dog 20 dik niet , bebbende mede een favartagtige Jebor[Je , waar uit een kleverig zap druipt , alf mén daar in kapt , het welk bet regte Ebbenbout niet en doeti De bladeren fiaan insgelyks zonder order, zyn grooter „ li vender, en flapper dam aan 't gemeene y aan de o boomen wat ruig eh gevlekt, de vrugten en bloeien żiet men zelden, en ik bebze nog niet konnen bekomen 5 fufti- neere egter , datze pelykön die wan de volgende. zoorte: Het bout is wit, digt, en; smet Korte [warte linien of kammetjes, bier en daa? gefpikkelt , “als Of "er kleenge- kapte paards-hairen in gemengt waren ‚aan de eene meer, aan de anderefe min s voorts Zonder een-merkelyk e bert. ` ÇÃO GBE RR: — . Naam. In’t Latyn Ebenus Alba of filveftris prima. In ^L Duitfeb wilt of De Ji Mos aja Aos Pati. . De Boeronezen nóemen "t ook Ava A a Ebbenhout > dog bouden dit witte voort tyf- | Plaat. * Lag. E | Zab. ZL. Tom, UI. age i SS YELL aS EL W N N WS IV. Boek. TI Hooft/t. Locus. In Boerone crefcit tam aliis Ebeni fpecie- bus junétum, quam folum in planis faxofisque filvis, offit hoc lignum, hinc fed raro occurrit. Ufus. Quum melius A aliquando a Boeronenfibus ufurpatur ad pottes edium: Apud noftrates in nullo vel raro eft ufu, quum hoc lignum, fi fit ficcum, non elegans admodum eft, a- hguando vero ad malos minorum navigiorum ad- hibetur. Appendice Esenus ALBA ulterius fes In Rumphii quenti defcribitur modo. Tronc) ramorumque cortex eft niger, furculorum vero viridis: Folia ejus funt folitaria, lateque diftant brevibus tortuofisque pediculis infidentia , vulgaris forme , a quinque ad novem pollices longa, binos cum dimidio & tres digitos lata, fuperius plana & glabra, inferius coftis finuofis pertexta, qua in arcus defi- ‘nunt, fed ab oris parum remotos , in brevem apicem definentia. In ramorum fummo racemus florifer progerminat fesqui pedem longus, inque majores ramos divifus , plurimum antrorfum erectos. Flores nondum inno- tuerunt. Fructus funt folitarii & vagi, ex rotundo plani , magnitudine majorum fclopeti globulorum, fuperius parvo apice acuminati, qui facile decidunt, inferiore vero fua parte arcte infident pericarpio pla- no in quatuor apices divifo ; Hi maturi ex fufco ni- gricant, fub fragili vero putamine gleba locata eft ex octo officculis compofita , pauciffima carne ob- du&a: Officula hzc funt fufca, dura, externa parte rotunda & gibba, interna parte acute definentia in- {tar femi-plenarum lunarum , quedam inftar dimidia- rum Lauri baccarum , aliquando vero tantum quin- ‘que vel fex juftam adquirunt magnitudinem. ~ Lignum plerumque eft album, folidum , & durum, “circa “cor nigrum, uti in Lolin. Boeronenfes illud “vocant Camiten Poeti. h. e. Ebenum. album; raro au- tem occutrit.— : + Kbennm ftriatum nihil differt a precedenti, eftque tantummodo degeneratum, truncique lignum porfffi- ‘mum albicat, in quibusdam locis nigris ftriis diftin- ctum, aliquando pars nigra prevalet. "Tabula Tertia ‘Ramum exhibet. Ebezi albe , ubi "Litt. A, Racemum ejus frugiferum denotat, BEE ECK ege E TO Ebenus alba a Valent. pag. 223, memoratur, & in Tab, fub No, LXIII. proponitur, Tom. 111. CAPUT AMBOINSCH KRUYDBOEK. * at 5 8 | 3 = FAI e fro? d ; NZ 7 1 U Np 7 9 Plaats. Het «vafl op Boero, zo wel onder andere Eb- benbout-boomen gemengt , als alleen in vlakke fleenige bof- . Jcben , dog men vint bet niet veel. Gebruik. Om dat bet wat gemakkelyk te kappen is zo werd bet by de Boeronezen zomtyds gebruikt tot elen van baare buizen: By de onze is bet in seen of weinig gebruik ‚om dat bet bout droog zynde , geen byzondere inoo- jigbeid aan zig beeft ; dog zomtyds werd bet tot miten van Chialoupen en diergelyke kleene [cheepen gebruikt. In het Byvoegzel van Rumphius wert de wit TE EBBENHOUT-BOOM verders op de volgende wyze befchreven. De fcbor[fe aan den ftam en takken is fwart, aan de ryskens groen. De bladeren ftaan enkelt en wat wyt van malkanderen op korte voetjes , die wat gedraayt zyn „van gemeen fatzoen van 5 tot 9 duimen lang , 2! en 3 breet boven vlak en glat „beneden met bogtige ribben, miet bogen aan malkander fluitende ‚doch wat ver van de randen, en “gooren met een korte fpits. i Aan het uitterfte van de takken komt de bloemtros voort een en een half voet lank, en in groote takken verdeelt, die meeft na voren ftaan. Het bloeizel is nog -onbekent. De vruchten flaan wat enkelt ydel, zyn uit den ronden plat , in de grootte van ruim een piftool-kogel met een kort Jpitsje boven op, welk ligt afvalt , agter zittenze digt te- gen een vlak bortje in vier fpitzen verdeelt. In baar ryp- eit fwart-bruin. Onder een broffe fchaal leyt een klomp van 8 zaatkorrels gemaakt, en met zeer weinig vlee/ch omgeven. Deze korrels zyn bruin, bart, aan de buy- tenfte zyde ront en bultig, aan de binnenfte fcberp toelo- pende gelyk balve maantjes , zommige ook als balve Bake- laren , en zomtyds zyn "er maar 5 of 6, dewelke tot perfe- Elie komen. Het bout is meeft wit, maffief, en hart, omtrent bes bert fwart , gelyk aan de Lolin. Die van Boero noemen bet Camiten Poeti, dat is wit Ebbenhout, en is wei- kr: pr ai dE . ; _ Het gevlamde Ebbenhout ver/cbilt niets van 't “voorgaande, maar is flegts een Seeche daar van, en bet bout van den ftam is meeft wit , bier en daar met fwar- te vlammen, en zomtyts is bet [warte meeft. De derde Plaat Vertoont een Tak van het witte Ebbenhout, Alwaar Lett. A. deszelfs tros met vruchten verbeeldt, AANMERKING. Het witte Ebbenbout , wert mede by Valent. r meldt, en op de Plaat ‘onder No, LXIII. SE KR IV 19 CAPUT QUARTUM, Arbor Nigra: Caju Arang Utan. Oc in capite defcribemus proprie filveftres fpu- | H riasgue Ebeni fpecies, que ab incolis commun! cum vera indigitantur nomine , nigro nempe ligno , ob ejus colorem , aliasque cum vero Ebeno qua- litates communes. Arbor itaque nigra in binas divi- ditur fpecies ; in parvifoliam nempe &latifoliam. Arbor nigra parvifolia Ebeno proxime adcedit , ejus enim truncus quoque rectus & altus eft, angulofus, ac plerumque virum craflus , feníim vero adeo ex- crefcit, ut vix vir eum complecti poffit, corticem ge- rit rugofum , nigrum , fuccofioremque illo Ebeni , ejus flagella funt firma , rugofa , obfcure nigricantia , paucis- que foliis ornata: Que magnam cum illis Ebeni ha- bent convenientiam , fed non adeo crafla ac glabra funt; quatuor quinqueve folia longa, binos lata, in medio juxta nervum itidem fulcata, ab utraque parte obtufe definentia , Oviformia, ac fere alternatim fibi oppofita, vix venis notata, firma, nigra, & fqualli- de virentia, non fplendentia. In junioribus arboribus folia hec novem immo duo- decim pollices funt longa, tres quatuorve digitos la- ta, paucis latisque venis diftinéta. Ramulorum ex- tremum terminant breves & capitati apices , fenfim in juniora fefe explicantes folia, quod & in adultis Ebe- ni arboribus confpicitur: Flores fructusque me huc usque latent: Lignum ejus eft album, durum, foli- 'dum, venulisque nigris inftar fetorum equinorum “diftinétum , aliquando vero totum maculis variegatum, rimo nullum cor nigrum gerit, fed in fenećtute ar- bod hoc concrefcit ad femi pedis craffitiem , non ta- men adeo nigrum, quam veri Ebeni, ita ut hec ar- bor magnam habeat adfinitatem cum praecedenti alba ‘Ebeno , excepto quod ficcioris & nigrioris fit fubftan- tiz. Arbor nigra latifolia craffiorem gerit truncum pra- cedenti, ceterum ipfi fimilis eft, ejus itidem flagella funt firma, nigroque cortice Seck Folia qu longa, ultra tres lata, inferiore parte latiffima, fen- fimque in obtufum definunt Cen? aliquando bifi- dum, horum ore funt parum finuofz , foliaque pau- cis parvisque venis ab utraque protuberant parte , per medium itidem fulcata , brevibus ac craffis petiolis alternatim infidentia , funt autem plurimum fquallide virentia , maculata, & exefa : Fructus hinc inde folitarii obfervantur , feffiles in ramis, Ceraforum forma & ma- nitudine profundis calicibus contenti , latis ex peta- dis conftantibus. Bacce he plerumque viridis funt coloris , tenuibus & albis pilis obfeffi inftar ferici , de- mum vero nigrefcunt , intusque octo continent oblon- ga humida officula , nigris pelliculis inclufa, in ore bem pofita. Si arbor cruris craflitiem habet, hosjam rofert fructus; fi cortex incidatur, intus flavefcit ; Lignum vero albicat, nec nigris venulis diftinétum, parvum cor nigrum gerens , quod in junioribus vix obfervatur arboribus, hoc autem lignum non adeo folidum nec durabile eft ac precedens. e. Nomen. Latine Arbor nigra, juxta Malayenfe Caju Itam & Caju Arang Utan. Amboinice Aymetten , h. e. nigrum lignum , addito parvifolio vel latifolio juxta variam fpeciem. Locus. Invenitur in Amboina , Boerone, & Cerama, fed nullibi copiofe. Utramque potiffimum fpeciem in Hitoes regione obfervavi. Ufus. Amba he arbores non magni eftimantur, nec etiam multi funt ufüs. Prima feu parvifolia opti- ma eft, que ad poftes trabesque zdium adhiberi fo- lebat ; Silveítris hzc fpecies potiffimum in juniore ceditur ztate, antequam Cor gerat nigrum, ad clau- ftra palosque , fed ad edes-edificandas non ita valet, ` quum non ita fit durabile ejus lignum ac precedens, ad te&a quoque non multum "utraque adhibentur, quum nimis fint gravia, excepto quod ex prima fpe- cie tigilla formentur, fed tectis non conducit. Altera Aymetten fpecies , eft Amboinice Palecau di- &a, que folia gerit glabra & firma inftar Lingoi „fed firmiora, longiore, & anguftiora, quorum cofta inferior acute HERBARII AMBOINENSIS LiberIV.cap.IV, IV: HOO FDS- LU K Swarte Boom. N dit Kapittel zullen wy befchryven de eigentlyke wil- I de of eer van Ebbenbout, die by den In- lander een gemeene naam bebben met bet regte , nament- lyk [wart bout , wegens de koleur en andere eigen/chappen met bet Ebbenbout overeenkomende ; de fwarte Boom dan werd verdeelt in twee zoorten; kleen-bladige en groot- bladige. 1. Dekleinbladige fwart-Boom , komt den Ebbenbout- boomnaaft „ want den ftam is mede regt en boog , wat hoekig, int gemeen een man dik, dog metter tyd kan bem een man pas omvademen, met een ruige [warte fchorf]e , fap- piger dan aan bet Ebbenbout, de ryskens zyn mede JLyf , vuyl-fwart , ruig „en met weinig bladeren bezet; de bla- deren bebben groote gelykeniffe met die van , Ebbenbout , dog zyn zo dik en glad niet , vier en vyf duimen lang , 2 breed, in de midden ook met een vooren langs de zenuwe, agter en vooren flomp toelopende , eycs-gewys > bykans ver- wiffelt tegens malkanderen overftaande , zonder merkelyke aderen , ftyf, Jwart, en lelyk-groen, zonder glans. Aan de jonge boomen zynze wel 9 en 12 duimen lang ; 3 en 4 vingers breed, met weinige en Wyde ribben; bet uytterfte der ryskens eindigt in korte en knoppige fPitzens met der tyd in jonge bladeren veranderende , gelyk men zulks ook aan de volwaffen Ebbenbout-boomen ziet. De bloemen en vrugten zyn nog onbekent. Het bout is wit , bard, digt, met [warte adertjes, als paards - hair , en zomtyds ook met geheele plekken befpikkelt , in "t eerft zonder [wart bert, maar in den ouderdom gewint ef krygt by dat tot de dikte van een 3 voet, deg zo f'wart niet „als bet regte Ebbenbout, zo dat dezen boom groote gemeen- Jcbap beeft met bet voorgaande witte Ebbenbout , bebal- m dat bet droger van fubftaniie is , en meer [wart eeft. 2. Debreedbladige fwarte Boom, of breedbladig [warf bout, beeft een dikker ftam, dan de voorgaande „anders ^t zelve gelyk zynde, de ryskens xyn ook Ku en [wart van baal e bladeren zyn vry grooter , te weten 7. 8 en 10 duymen lang, ruim drie breed , agter breedft, en allengskens in een ftompe fpitze eindigende, daarze zomtyds ook ge- klooft zyn, de randen fcbynen wat bogtig met weinige en kleene aderen te weerzyden uitpuylende , in de midden met een Vooren „ op korte dikke [Leeltjes ,verwiffelt tegens malkander flaande , zy zyn meeft vuyl-groen , gevlekt „en uitgevreten. De vruchten [taan bier en daar enkelt, en zonder fteelen aan de takken, in de grootte van ker [Jen , in diepe kelken , en met een breed hooft; de befién zyn gemee- nelyk groen , met fyne witte haartjes, als zyde bekleed 3 en ten laatften wordenze [wart, hebbende van binnen 8. langwerpige vogtige korls , in [warte vlieskens beflooten, en ineen kring ftaande. De boom in de dikte van een been, draagt al vruchten , als men in de fchor (Je kapt , zo iffe geel van binnen; bet bout is wit „zonder [warte ader- tjes, met een kleen [wart bert , ^t welk men inde jonge oomen fcbier niet ziet. Dit bout is zo vaft en durabel niet, als het voorgaande. Naam. In ’t Latyn Arbor nigra, na °t Maleyt/che Caju Itam, en Caju Arang Utan. Amboins Aymetten, . dat is, [wart bout , met byvoeging van fmalbladig , of breedbladig , na zyn zoorte. Plaats. Men vind bet op Amboina , Boero , en Ceram, dog nergers in quantiteyt. Ik beb beide de zoorten mee, op t Land oan Hitoe gevonden. , Gebruik. Beide deze boomen zyn van kleene agting „en werden weinig gebruikt: De eerfte of fmalbladige zoort , is wel de befte, welke men tot flylen en balken van bui- zen pleegt te nemen: De tweede zoorte werd meeft ji gekapt eerze een favart bert gewint, tot pallifaden en fta- ken, maar in den buisbouw is ze zo durabel niet als de voorgaande; tot boven gebouwen werdenze beide niet veel gebruikt , om datze te fwaar zyn , bebalven dat van ^t eerfte geflagt de regelings gemaakt werden, maar aan bet dakwerk komt bet niet veel te ftade. Daar is nog een andere zoorte van Aymetten , int Am: DO Palecau bygenoemt , met gladde ftyve bladeren, als Lingoo, dog fiyver, /malder, en langer, Z * IV Bock. IV Hoff. acute protuberat, ab utraque vero parte adeo glabra funt, ut eorum cofte laterales vix perfentiri poffint, funtque quinque vel fex digitos longa, binos lata, brevibus infidentia petiolis , que alternatim ramulis increfcunt , qui tenuesffunt , flexiles , & lenti, plurimos emittentes furculos. Ejus truncus rectus eft, fed non admodum craffus, craflo nigroque obdu&us cortice, ui albis maculis variegatus eft. Lignum recens cz- um albet, fed ficcum cinereum eft, tenuibus con- ftans fibris, fique ad zdificationem adhibeatur, fatis durabile eft, immo licet folum tangat vel ei inponatur. Fructus ejus raro confpicitur , eftque ignotus: in Ley- timora crefcit in parvis filvis, multumque differt a precedenti Caju Itam parvifolia. Vera Aymetien arbor truncum gerit binas ulnas craf- fum, tum vero ejus cor cariofum eft & computruit , uti etiam plerumque hujus arboris medulla mollis eft & acidula, hinc eligenda eft mediocris etatis arbor , que ulnam nempe circiter crafla eft , quz ad poftes edium, malosque navigiorum adhiberi poteft: Ejus enim truncus quinquaginta vel fexaginta pedes altus eft, rectus , & integer, hunc in finem eligenda quoque eft arbor faxofis & acutis locata locis. P. S. Fructus racemofi plures fimul juncti depen- dent magnitudine officulorum Ceraforum, ex rotun- do oblongi, aurantii coloris, fubgue tali pauca carne offeus reconditur nucleus fufcus, cujus fubftantia eft inftar veteris Pinangz fructus: Niger autem arboris cortex facile decorticari poteft , inque fila duci. ARBOR NIGRA , ejusque fpécies in Appendice fequenti latius defcribuntur modo, Arbor nigra filveftris proprie Ebenus eft , fic di- Eta a nigro, feu ex nigro-viridi corticis colore , Cus jus tres obfervavi fpecies, quarum prima eft Arbor nigra parvifolia, fecunda Maculofa , tertia Latifolia. ` _Arbor nigra parvifolia primo loco ponitur, quum ejus "éi fit Optimum, atque harum fpecierum du- rabilifimum. —-— | i Ejus truncus eft rećtus = i jarum-finuofus , plerumque virum craflus , fenfim vero adeo craflefei ut vir eum vix compleéti poffit , corticem gerit ni- de y rugofum , tenuiorem quam in Ebeno; interne uteum , qui character eft harum trium fpecierum. Ejus ramuli funt firmi, fordide, nigricantes , rugofi, paucisque foliis ornati: Folia quam maxime conve- niünt cum illis Ebeni, fed non adeo funt crafla nec glabra, quatuor, quinque, & fex pollices longa , bi- nos & tres lata, per medium quoque fulco notata juxta nervum, qui in inferiore parte acute protube- rat, ab utraque parte obtufe definentia, cruciatim oppofita fine notabilibus venis, firma , nigra , & fordi- de viridia, nec fplendentia: In junioribus arboribus novem, immo decem pollices longa funt, tres qua- tuorve digitos lata, paucis latisque pertexta coftis. Ramulorum extrémum terminatur in breves & capita- tos apices , qui fenfim in tenera fefe explicant folia, uti id in adultis quoque confpicitur Ebenis. ` Flores folitarii inter & poft folia excrefcunt forma Canange Flores referentes , ex fex flaccidis & deorfum pendentibus petalis conftrućti, coloris ex viridi fla- vefcentis, atque hi plano calici tripetalo infident. In horum centro capitulum erigitur planum , quod in fru- €um excrefcit. Fructus in rotundum excrefcunt glo- bum, qui ex fexaginta & ultra componitur baccis, quarum una prz alia protuberat, funtque figure ova- lis, minores ovis: Lacertarum. Sub tenui putamine nucleus reconditur , in bina fegmenta divifibilis , guo- rum quodvis ex plurimis tenuibus componitur fquamis transverfim fibi inpofitis , odoris faporisque aquofi, ve- tuftus vero hic nucleus folidus eft fubltantie fulcz , inftar Pinange exfuccz, itä ut hec arbor quoad fru- - £tuum propullulationem magnam cum Cananga habeat adfinitatem. | „Ejus lignum eft album , folidum, durum, venulis nigricantibus inftar fetorum equinorum pertextum , aliquando latis maculis nigris variegatum , primum nigro deftitutum corde, in fenećtute autem illud ge- neratur ad femi pedis craffitiem , non adegetamen nigrum quam in Ebeno vero, ita ut hec arbor quam maxime conveniat cum precedenti alba Ebeno, ex- cepto quod ejus fubftantia fit ficcior, & nigrior. Tom. IJI. Nomen. AMBOINSCHIKRUYDSBOER: m de middelrib beneden fcherp uit/tekende , voorts aan weder- zyden zo glad zynde, dat men de ribbetjes qualyk voelen kan, 5 en 6 vingers lang, 2 breet met korte ftelen , ftaan- de aan dunne ryskens veravi[Jelt , de taxkens zyn ook dun en taay , met veele dunne ryskens: De flam is regt, en niet zeer dik, met eem dikke [wartagtige fcbor[Je , met witte plekken: Het bout verfch gekapt, is wit, maar befterft wat graauw , fyndradig , en in gebouwen der buizen redelyk durabel , ja zelfs in de grond: de vrucht ziet men weinig , en is nog onbekent; Het waft in ligte bo[Jcben op Leytimor , en verfchils veel van "t voorgaan- de Caju Itam met kleene bladeren. Het regte Aymetten krygt of gewind een ftam van 2. vadem in de rondte „dog als danis tbinnenfte bertgantfcb vermolfemt en vergaan, gelyk doorgaans bet bert van de- ze boomen week en fcheurig is, daarom moet men °t mid- delbaare van jaaren nemen van cen vadem in de rondte , tot balken en valti in kleene fcbeepen: Want den [Lam is 50 à 60 voeten boog „regt, en gaaf bout; men moet bier toe verkiezen bet geene op [cherpe en fleenige plaatzen waft. P. S. De vrucbten bangen aan bosjes veele by malkan- deren in de grootte van een ker/Je-fteen , uit den ronde lang- werpig orangie-verwig „en onder weinig vleefch van dier- gelyken koleur legt een fteen-barde korl „bruin, en van fub- Jtantie , als oude Pienang: de fwarte [cbor[Je des booms laat zig ligt affchillen „en tot touwen fpinnen, De SWARTE Boom, en zyn xoorten werden in het Byvoegzel verders op de volgende wyze be/chreven. Arbor nigra of Swart-boom, «vil eygentlyk een wilt Ebbenbout zyn, alzoo genaamt na de (warte of favart- groene koleur van de /chorfe, waar van ik drie zoorten aangeteekent beb. 1 Arbor nigra parvifolia. 2 Maculofa, 3 Latifolia. 1. Arbor nigra parvifolia of kleenbladige fwart-boom, werd voor aan ge[lelt , om dat zyn bout bet befte en dura- belfte is in dit geflagt: . ne Den [Lam is regt en boog, wat boekig , in 't gemeen een man dik, doch metter tyd kan bem een man pas omvade- men, met een [warte ruige Joe > Napper dan aan "E Ebbenhout, van binnen geel , bet welk een kenteeken vam deze drie zoorten is. De ryskens zyn mede de? vuyi- fwart, ruig, en met weinig bladeren bezet. De blade- ren bebben groote eben met die van ’t Ebbenbout, dog zo dik en glat niet, 4. 5. en 6 duymen lang, 2 en 3 breet „in de midden ook met een vooren langs de zenuwen, dewelke van onderen fcberp uitfleekt „agter en voren Domp toelopende , kruis-gewys tegens malkander overftaande s zonder merkelyke aderen, fiyf, fwart, en lelyk groen, zonder glans: Aan de jonge boomen zynze wel 9 en 10 duimen lang, 3 en 4 vingers breet , met «veinige en wy- de ribben. Het uitterfte der ryskens eindigt in korte en knoppige /pitzen , metter tyt in jonge bladeren veranderen- de, gelyk men ook aan de volwaffe Ebbenbout-boomen ziet, De bloemen komen enkelt woort agter en tuffcben de bladeren , in gedaante van Cananga bloemen, gemaakt van 6 flappe en neerwaarts bangende blaatjes „van koleur groen-geel, en Doan op een vlak voetje van 3 blaatjes ge- maakt. In de midden is een vlak heuveltje, waar uit de vruchten worden. De vruchten maken een ronden bol, beftaande uit meer dan 60 befien, doch de eene fteekt bo- ven de andere wat uit , van figuur ovaal , wat kleender dan Hagediffe eyers. Onder een dunne fchaal legt een korrel , die zig in twee laat deelen, en ieder deel is ge- maakt van veele dunne fcbubben , dwers op malkander leg- gende, wateragtig van reuk en /maak, dog in de ouder- dom word bet een maffiefe korrel ‚bruin van fubftantie als oude Pinang, zo dat dezen boom in ’t voortbrengen van vruchten met de Cananga gant/ch over een komt. Het bout is wit, digt, bart, met fwarte adertjes als paarde-bair s Yv ds ook met gebeele plekken be/pikkelt y in "t eerft zonder [wart bert, maar in den ouderdom ge- wint by dat tot de dikte van een balve voet , dog zo [wart niet als aan 'Lregte Ebbenbout , zo dat dezen boom groote emeen/chap heeft met bet voorgaande witte Ebbenbout s bebalven dat bet drooger van fubftantie is, en meer fwart heeft: i B 2 | Naam. 12 Nomen. Latine Arber nigra parvifolia. Malaice Ca- ju Arang Utan ,& Caju liam. Belgice Swart - boom. ‘Amboinice Aymetten Laun Maun , h. e, Caju Itam daun Kitsjil feu arbor nigra parvifolia. ; Locus. In Amboina, Boerone , & Celebe occurrit , fed nullibi magna in copia: Omnes quoque tres fpe- cies in Hitoes regione invenl. | : Ufus. Parvifolia omnium trium fpecierum optima habetur, zdificiisque apta, adhibetur enim ad poftes trabesque zdium. Tec is vero nimis grave eit ejus lignum, fed tigillis melius conducit. In ejus fenectute truncum gerit binas ulnas craffum in diametro, fed ejus cor internum penitus tum eft cariofum ac corrup- tum, uti harum arborum cor plerumque in juventute eft fiffum ac molle, unde eligendum eft lignum me- diocriter craffum, unius nempe ulne in diametro, quod optimum eft trabibus , minorumque navigiorum malis, ejus enim truncus altitudinem quinquaginta & fexaginta pedum adtingit , rectus, & integer; huncin finem quoque eligendum eft tale lignum , quod in a- cutis & faxofis crevit locis; Niger trunci cortex facile feparari , & in fila necti poteft, Secundo „Arbor nigra maculo/a truncum quoque ge- rit rectum & altum, externe nigricantem , maculis albis notatum , interne flavefcentem , digitum fere craffum; Folia uti in precedente locata funt folitaria, nempe, fuperius glabra, & lete viridia, nullas geren- tia notabiles venulas uti prioris , fed minora , tres qua- tuor vel quinque pollices longa , binos digitos lata, in magnum apicem definentia: Ejus rami & furculi nigrum quoque gerunt corticem: Flores me hactenus Jatent, Fructus a precedenti differunt, craffo enim lignofoque petiolo minorem digitum longo fructus in- fidet folitarius magnitudine Nucis Juglandis, qui, fi abrumpitur , inferiore parte fovea notatus eft , qua pe- tiolo fuit junćtus. Diu viridis eft, fed tandem in ni- am & fumofum quafi degenerat colorem: Sub craf- o fed fragili putamine caro reconditur alba & aquo- fa, in qua bini locantur ingentes nuclei, externe ro- tundi, illaque parte, qua conjuncti fuere , plani , du- fiffimi , & cratlo putamine obducti , in quo dura ac ficca continetur fubftantia inftar Pinange vetuftz , fed magis alba, & putamini adherens: Sulcum per lon- itudinem gerit granulofum , per quem maturus fru- us dehifcit , palumbeque nucleos roftro fuo exi- munt, ; T ce zł ; * > durum, gra album , fe eft coloris, paucis nigrican- tibus venulis inftar feti equini pertextum. Ad edes non durabile eft, quum facile findatur, alii tamen id ad zdificandum eligunt, immo in ipfo folo licet loce- tur viride; Foco tamen optime infervit , uti Arbor fa- Nomen. Latine Arbor nigra maculofa. Belgice ge- aye Swart-boom. Amboinice Aymetten Paleku. In elebes parte Orientali Colaka, Locus. In Leytimorz parvis crefcit filvis, Ufus. Hzc arbor magno in ufu eft in Celebes pla- ga Orientali ad falis confectionem , quodfequenti per- agitur modo: Hanc findunt arborem pro foco , aliud- que ipfi admifcent lignum , illius enim ardor eft faci- lis & conftans; inque parvas hec fimul exftraunt py- ramides , adcenduntilla, fenfimqueaquam falfam mari- nam adfpergunt tanta copia, ne flamma exftinguatur, quod ij fumum difficulter inftituitur, hec aus tem tam diu peraguntur , donec omnia in cineres fint combufta; Hunc dein colligunt, aque iterum fale admifcent, perque cribrum vel pannum filtrant ; tum multi hoc cinere & aqua repleti cacabi igni inponun- tur, & tam diu coquuntur, donec in fal converfus fit cinis; quod ex duris'& cinereis conftat glebis, formam fundi cacaborum habentibus, hoc autem fal in fumo confervandum eft. Hoc delicatiffimum eft fal ad pul- tem Papeda ufitatiffimum , quum multo fit debilius fali communi, hujus etiam parva glebe “in ore reti- nentur . quz fenfim liquefcant , quum fauces fint rau- ce, optime enim tenacia diffolvit fputa , pruritumque faucium inpedit. Tertio Arbor nigra latifolia craffiorem precedenti- bus gerit truncum, ceterum ipfis fimilem : Ejus ra- tuli quoque funt firmi & nigro obdu&i cortice ; folia multo funt majora, feptem nempe, octo, & decem pollices longa. ultra tres fata, inferiore parte latiffi- ma, fenfimque in obtufum apicem definentia aliguan- a" Wo HERBARII AMBOINENSIS eme, KPS Liber IV. cap. IV. Naam. In ’t Latyn Arbor nigra parvifolia. Maleyts Caju Arang Utan en Caju Itam. Op °t Duit/cb Swart- boom. Amboins Aymetten Laun Maun , dat is Caju Itam Daun Kitsjil , of kleenbladige fwart-boom. Plaats. Men vind bet op Amboina, Boero, en Ceram, doch nergens in quantiteyt, Ik beb alle drie zoorten op ’t Landt van Hitoe gevonden. Gebruik. De kleenbladige wert voor de befte onder de drie zoorten gebouden, en tot den buisbouw bequaam ge- acht, want men gebruikt bet tot buize-ftylen en balken. Aan bet dakwerk iffe te fwaar , maar tot regelingen be~- quaam. In den ouderdom gewint bet den ftam van twee vademens in de rondte , dog als dan is bet binnenfte bert gantfch vermolfemt en vergaan, gelyk doorgaans bet bert van deze boomen week en jcbeurig is, daarom moet men bet middelbare van jaren nemen, van een vadem in de rondte tot balken en maften in kleene fcbeepen , want den flam is 50 a 60 voeten hoog , regt, en gaaf bout. Men moet bier toe ook verkiezen bet geene op Jcberpe en [teenige plaatzen waft. De fwarte fcbor[Je des ftams laat zig ligt affchillen en tot touwen fpinnen. deg Takken en ryskens bebben mede een [warte fcbor[Je. gc ws OMS zo T. wio E ja = ae SE - Het bout is mede digt ,maffief , waar , wit , en befter LE ër , SE Ki adertjes als Mr is air. In den buisbouw niet durabel , om dat bet ligt folyt, anderen egter bouden bet voor poet in den buishouw , ja zelfs in den gront , en al 4s bet groen, xo kan men bet egter tot bet branden gebruiken , gelyk den Arbor Fa- cum. Naam. In ’t Latyn Arbor nigra maculofa , Op % Duitfch geplekte Swart-boom. Amboins Aymetten Pa- leku. Op Celebes Ooftkuft Colaka. Plaats. Het waft in ligte boffcben op Leytimor. Gebruik. Dezen boom is in groot gebruik op de Ooft- kuft van Celebes tot bet zout maaken, welkers manier aldus toegaat: Zy Jplyten deze boomen tot brandbout, mengende wat ander bout daar onder , want dit bout geeft een ligten en vaften ‘brant, ftapelen bet dan op mg "o der tot kleene Pyramiden , |teeken bet bout in brant, en begieten bet al gaande weg met zout water wit zee, even dat den brant niet uitgaat , *t welk een moeilyk werk is wegens den rook, tot dat bet fcbier alles als affche vèr- walt. Dezelve nemenze dan, mengenze weder met zout water , en zeegen bet door een doek in een praauw: dan zet men veele potten over "t vuur , giet dit water daar in, en kookt bet tot dat bet zout «vert; bet welk beftaat im barde Bomben id klompen, gefatzoeneert na den bodem des pots , "t welk men dan in den rook-verwaren moet. Dit is bet fmaakelyk[le zout tot bet eeten van Papeda , om dat bet veel flapper is dan gemeen zout , ook kan men daar van kleene klontjes in de mont -neemen , en zagtjes laten Jmelten , als men een fchorre keel beeft, want bet loft de taaye fluimen, en verdryft bet jeuken in de keel. — ‘3. Arbor nigra latifolia of breedbladige fwart-boom. be m Bos ftam dan A Bates Etr dexeloe gelyk. ¿De ryskens zjn ook fiyf en famart van feborle s. blaäßren zjn ry grooter „te weten 7. 8. en 10duimen lang , ruim'3 breet , agter breetft , en allengskensineen ftompe [pits eyndigende „daar zy zomtyds ook geklooft zyn, en “Pag . 23 : Zad. rV. “Tom. a dat v. GULL, ZE j TH a UM UMA (A R KNN ESSES 7 2277 == E 7 CZ N LA Y j I7 WS RU SIIN ISO Pag. 2: "TECH ET TE ft. tee CEA SOC nn Padua Quin IV Bock. IV Hoofi/. do etiam bifidum; ejus ore parum videntur finuofe, paucis parvisque venis ab utraque protuberantes par- te, per medium vero fulcata funt folia, brevibusque infident petiolis craffis alternatim pofita, plerumque fordide virent, rugofa funt, maculata, & exefa. Flores huc usque ignoti func: Fructus in uno alte- rove loco folitarius ramis infidet feffilis, Ceraforum magnitudine, profundo calice inclufus, in latum de- finens caput: Bacce he plerumque virent , tenuibus albicantibus pilis inftar ferici obdućte , que demum nigrefcunt , & intus continent octo oblonga humi- daque oflicula nigris pelliculis inclufa, in orbem po- fita: Si arbor pedis craffitiem habet, jam fructus pro- ducit, fi cortex incidatur, intus flavefcit. Ejus li- um internum eft album , nec nigris venulis multum iftinétum, parvum gerens nigrum cor, quod vix in junioribus obfervatur arboribus , nec adeo folidum ac durabile eft ac precedentis. Nomen. Latine Arbor nigra latifolia. Malaice Caju Itam daun Befaer. Amboinice Aymetten Lou Vla, Ufus. Hzc fpecies in juniore plerumque ceditur etate, antequam cor nigrum gerat , ad clauftra & po- ftes adhibetur; edibus autem non ita infervit, quum ejus lignum non ita durabile fit ac praecedentium , nec ad tecta multum etiam hec ligna adhibentur, quum nimis gravia fint. . Tabule Quarte Figura prima Exhibet ramum arboris nigra maculofz, quee Aymetten Paleku incolis vocatur 3 Ubi Litt. A. ejus fructum. B.B. Ejus oficula feminalia demonftrant. Figura Secunda Ramum exhibet arboris; que Arbor nigra anguftifolia Rumi . Puro, Caju Arang Utan vero incolis dicitur. 23 dE "en "Zeg Ramum exhibet arboris, que Arbor migra Parvifolia Rur- — pHio, Aymetten vero dawn Kitsjil incolis vocatur. OBSERVATIO. - He fpecies füb nomine Ebenorum Spuriarum apud Valent. p. 223. commemorantur. ek AMBOINSCH KRUYDBOEK 1 en de randen fchynen wat bogtig > met weinige en kleene aderen ter wederzyde uitbuylende, in de midden met een vooren, op korte dikke fteeltjes verwiffelt tegens malkan-* der fiaande; zy zyn meeft vuyl-groen, ruig , gevlekt „en Ultoevreeten. | et bloeizel is nog onbekent. De vruchten ftaan bier en daar enkelt, en zonder fteelen aan de takken, in de grootte van ker[Jen , in diepe kelken en met een breet hooft. e befiën zyn gemeenlyk groen, met fyne witte baairtjes als zyde bekleet , en ten laatften wordenze [wart „en beb- ben van binnen agt lankwerpige vogtige korrels in [warte vlieskens beflooten, en in een kring ftaande. De boom in de dikte van ten been draagt al vruchten , als men in de Jchorf]e kapt, zo iffe geel van binnen. Het bout is wit van binnen, zonder merkelyke jwarte adertjes, met een kleen [wart bert , "t welk men in de jonge boomen (hier niet en ziet y en is zo vaft en nid niet dan bet voor- gaande, Naam. In’t Latyn Arbor nigra latifolia. Maleyts Caju Itam daun Befaer. Ambons Aymetten Lou Yla. Gebruik. Deze zoorte werd meeft jong gekapt, eerze een [wart bert gewint ‚tot palliffaden en ftaken. Maar in den buisbouw iff zo durabel niet als de voorgaande , tot boven-gebouwen werdenze beide weinig gebruikt „om dat- ze te Paar PALA De eerfte Figuur van de vierde Plaat Vertoont een Tak van de gefpekkelde Swart-boom, die Ay- mette Paleku by de Inlanders genaamt wert. Alwaar Lett. A; deszelfs vrucht, B.B. De Zaat-korrels daar van aanwyzen, De tweede Figuur Vertoont een Tak van een Boom ; die van Rumrrrus de naawwbladige Swarte-boom, en Caju Arang Utau by de Inlanders genaamt, wert. SS De vyfde Plaat Vertoont een Tak van cen Boom, die de Hönbladge Fate te-boom van RuMPHivs , en Aymetten daun Kitsjil van de Inlanders genaamt is. ; AANMERKING _ Decze zoorten werden by Valentjn onder de naam van Baftaart Ebben-boomen op pag. 223. voorgeftelt; nal 2 9 — — CAPUT QUINTUM. Hebenafter. — Lolin. T Olin adfinis quoque eft Ebeno , prefertim Lati: L folia feu Bancafenfi refpondens, cujus truncus itidem eft re&us , altus, & vaftiffimus, non ro: tundus, fed angulofus inftar Lanfii feu Neffat. Ejus Cortex eft tenuis, durus,externe nigticans , per lon- gitudinem fiffus, rugofus admodum , interne ficcus & rubens. Ejus folia funt oblonga, illisque Saliffe ad- cedunt, fed funt minora, novem, decem , vel unde- cim pollices longa , tres & tres cum dimidio lata, in- ferius fenfim anguítata$. brevi craffoque petiolo infi- dentia, paucis ac tenuibus venis pertexta, quz oblique admodum decurrunt, fuperiofe vero parte hzc folia intenfe virent & glabra funt, inferiore albicantia , pro- A qoo SA et nervum medium tenuiffimis & albicantibus Roe | em «hirta inftar ferici, qui ad ramulorum extremum iti obfervantur, alternatim autem locata funt folia. | - Flos conftat ex calice quadripetalo raro pentapeta- lo, qui intus repletus eft plurimis tenuiffimis ac bre- vibus filamentis feu ftaminulis, in quorum medio ca- offe confpicitur rotundum inftar pomi, quod in Cum excrefcit, qui primo obduétus eft lanugine albicante inftar ferici, & apice ornatus eft. Fructus hic maturus eft pomum ingens, maximum Limonem ni- | V HOOFTSTUK. Baflaart Ebbenbout. Olin is mede uit de eg fcbap van Ebbenbout, in- zonderheid met de breedbladige of Bancadeovereen ko- mende, zynde den flam insgelyks regt, boog, em magtig dik, niet rond, maar boektg 5 gelyk den Lance- boom of Neffat: De fchorfJe is dun, bard, van buyten fwartagtig , in de lengte gefpleten, en zeer ruig, van binnen droog en roodagtig: de bladeren zyn langwerpig s en gelyken die van Saliffa, dog zyn kleender , 9. 10. en 11 duimen lang , 3 en 33 breed, na agteren allengskens toefmallende , op een korten dikken feel, met SR en dunne adertjes , zeer fchuins er Wi doortogen, boven boog-groen, glad, en beneden witagtig, en by de mid- del-ribbe zeer fyne en witte baairtjes bebbende „als zyde s dewelke men ook ziet aan ^t uitterfie der ryskens, en zy Baan verwiffelt tegens malkander over. - De bloem beftaat uit een vierbladig of zelden vyfbla- dig kelkje, binnen uytgevult met veele fyne korte draat- jes „en im de midden met een rond knopje of appeltje , waar uit de vrucht werdt , in "t eerfte bekleet met een witte wołagtigbeid „als zyde „en een /pitze bovenop. De vrucht is een groote appel, de grootfle Limo Niger overtreffen- de, g den ronden wat gedrukt als een kleen kaasken ¿met ; em 14 nigrum fuperans, ex rotundo parum compreflus in- ftar minoris cafei, & fupra umbilicatus , in quo bre- * vis apex locatus eft, prope pedunculum pentapetala confpicitur coronula arcte pomo adcumbens, uti in Mangoftane fructu , qua aréte ramulis adnećtitur. Pomum hoc inmaturum eft viride , dicta lanugine ob- ductum; maturum vero glabrum elt, equale, & luteum, allidius pomis Aurantiis, fub exteriore pellicula vi- tellina & mucofa locatur caro, aciduli faporis, fari- nofz fubítantie. In medulla centro plerumque fep- tem, aliquando octo & novem officula vel nuclei in- ftar Amygdalorum , reniformes vel femilunam fere re- prefentantes , in orbem fibi adcumbunt, Nuclei hi putamen gerunt lzte purpureum, tenue, fed duriffi- mum , quod dentibus confringi nequit, fed diffecan- dum eft, in hoc durus & offeus locatur nucleus , adeo aréte putamini adcumbens , ut feparari nequeat, qui fatue dulcis eft inftar ficce Calappe medulle, vel quod melius inftar nuclei fructus Nipe, femimaturus enim glacialis quoque eít, perque ejus medium ful- cus tranfit longitudinalis. : Exterius trunci lignum eft album, folidum, & du- rúm , tenuibus conftans fibris, ac ponderofum fere in- dar Ebeni: . Aliquando autem penitus album eft & concolor , aliquando autem venulis nigris talibusque maculis diftin&tum , aliquando rufum , & in late pur- pureum tendens colorem: Hujusenim ligni bina inve- niuntur fpecies. Prima lignum gerit albicans, quod , uti dictum fait, dd léte purpureum ádcedit, cor lieviter fufcum gerens. Alterius fpeciei lignum quoque al- bum eít fed ejus cor nigricat, quod in junioribus ar- boribus tres quatuorve digitos latum eft. In vetuftif- fimis vero & craflis truncis crus craffum eft & ultra, fubftantia ejus nón multum ab Ebeno differt. Nigrum hoc cor non femper per medium trunci tranfit, ne- ue rotundum' eft, fed. hinc inde finuofum , angulo- um , & ad unam inclinans partem ‚in uno fepe eodem- que ligno bini fiepe colores ac diverfa confpicitur fub- Tonga: Exterius enim inftar corticis nigrum eft ut in Ebeno, interius vero cinereum magis eft ac fufcum, & mollius: Si truncus transverfaliter diffecatur, mi- rum vifu eft hoc nigrum cor, quod fefe obfert forma angulofe maculz in-albo ligno. Si arbor fit vetuftif- fima, ejus cor fepe adeo nigricat, ut pro vero habere- tur Ebeno ,fed prope oras femper pallidum eft ad vi- idem adcedens colorem, +. BIST In Boreali Cerame plaga in Hatuenfi finu hoc li- gnum fepe tam craffum fuit obfervatum , ut adultum vırum craffitie peso » incoleque illud pro Ebeno vendebant, ex fóliorum vero forma adparuit Lolin effe. Circumjectum album lignum eft folidum & gla- brunt inftar. Ebeni , unde & durabile quoque eft. _ Fructus maturi obfervantur merifë Martio & fubfe- -quentibus pluviofis menfibus , quum lutei penitus, ponte decidunt , ac cam diu incorrupti manent, do- nec tandem nigri vel fumei fint coloris. Nomen. Latine Heberiafter , quum «mulus fit ve- re Ebeńi, alii vero illum pro alba Haberit Eberio , fed a memorata fuperius capite tertio differt. Malayenfes Sumatram inhabitantes illam vocant Gamomong. Bel- ice Baftaart Ebbenbout, quod nomen ipfi melius re- pondet quam Novelle nigre feu Salimori füpra ię. 3. defcripte. Ejus fructus Belge vocant Meel-appels feu poma farinacea, a farinacea ejus medulla, quam alii cum butyro farine mixto comparant. Amboinice Lo- lin dicitur, in Leytimora Lorin, őz Secur, In Banda Malaice Boa Djarong , que ibi duplex obfervatur fru- Guum forma diverfa, una nempe fructus gerit cafei- formes inftar Amboinenfis, altera oblonga eft , vel fuperius acuminata inftar ovi Cafuarini, uterque vero fructus aurantii eft coloris. Io infulis Uliafierenfibus & Cerama ego root hzc Abuelli vocatur. Focus. Raro in Amboina occurrit, atque hinc inde una alterave tantum in Hitoes regione & in Banda, frequens eft in Cerama, ac prefertim in Bonoa, item Sumatra circa Jambyam. Ufus. Si hoc lignum in magna occurreret quantita- te, elegantia ex illo opera fcriniaria formari poffent. Jam vero tantum in ufu eft apud Amboinenfes ad fub- tiles poftes trabesque zdium fuarum , quem in finem potiffimum juniores eligunt arbores vix virum craffas. Crafliores enim inftrumentis fuis debitioribus elabora- re nequeunt , unde & arbores hz plerumque fuz com- mittuntur nature, nec ceduntur , atque in vaftani ex- crefcunt craffitiem fenefcentes admodum, Vi HERBARII AMBOINENSIS Liber IV. cáp. V. een kuyltje of naveltje boven op, daar in een kort fpitsje Daat, by den fteel ziet men een vyfbladig kroontje, digt tegen den appel leggende , gelyk aan de Mangoftaan , en waar mede by digt tegens de takken aanzit. Den onry- pen appel is groen, met voor/chreve wittigbeidt bekleedt; de rype werd effen, glad, en door-geel, wat bleker dan de oranje-appels: Onder "t buitenfte vliesken legt een doorn-geel fineerig merg ; [mets van finaak , en meelig van Jubftantie. In de midden van ’t-merg zyn gemeenlyk 7. zomtyds 8 en 9 koris als Amandelen , in fatzoen als nie- ` ren , of een quartier Maans „inde rondte tegens malkander gefchikt: De korls bebben een ligt-peerze , dunne ; dog zeer barde [cbale die niet te doorbreken of te byten is, maar wel door te kappen ; daar binnen legt een witte fleen- barde beeft , zo digt aan de fcbaal leggende, dat men bem niet fepareren kan, onfmakelyk zoet, gelyk de gedroogde pit van Calappus , of nog beter, gelyk de pit van de vrugt Nipa, want de half rype is ook ys-verwig » en door de midden in de lengte gaat een fleet, Het buitenfte bout der flams is wit ,digt, en bard , fyna dradig en fwaar ; ten naaften by als Ebbenbout ; zomtyds is bet gebeel wit van eenparige koleur , zomtyds met Jwarte adertjes en plekken bezet, zomtyds wat ros , enna % ligt-peerze trekkende; want men beeft 2 zoorten vän dit bout. De eerfte zoorte heeft een witagtig bout , bet welk als gezegt s na den ligt-peerzen trekt, met een ligt-bruyn bert: De andere zoorte beeft een wit bout, maar in dé midden een [wart bert, in de jonge boomen maar drie en vier vingers breet ; maar in de gebeel oude boomen, en dikke flammen vind men bet een been dik, en meer, im Jubftantie niet veel van ’t Ebbenhout verfcbillende, Dit [warte bert gaat niet a tyd door de midden des flams ‚nog is regt rond, maar bier en daar bogtig, boekig , en ter zyden uitgaande , zomtyds kan men aan bet zelve ook twee- derley coleuren, en fubftantien zien : want bet buytenftes als een fcbor[Je, is regt [wart, als Ebbenhout , en na bin- nen toe is bet graauwer , of bruinder en vozer: Als men den ftam dwars doorzaagt, zo is bet fpeculatief om te zien, dit [warte bert in do godanmto amm een eeh of gevlamde plek in dat witte bout: Als den boom geheel oud word, is bet bert doorgaans zo fwart, dat men bet voor opregt Ebbenbout aanziet, dog by de kanten altyd ligter, en wat naar bet groene-trekkende, RE mon. f Men beeft op de Noordkuft van Ceram in de bogt van Hatuwe , dit bert zo dik gevonden als een volwaffen many en de Inlanders verkogten ^t ook voor; Ebbenbout , maar de bladeren toonende , bevond men dat het Lolin was: Het omleggende witte bout is zo glad en digt , als eenig Eb« benbout , en dierbalven durabel. De vruchten vind men ryp in Maart, en de volgendê regen-maanden , wanneer zy (volkomen geel geworden zynde) van zelfs afvallen ‚en zo lange onbedorven blyven leggen , tot datze ten laatften [wart of rookagtig werden. - aam. [n Latyn Hebenafter, om dat by een Æ- mulus of naboot/cher van den regten Ebbenhout-boom is, andere bouden bem voor een Ebenus Alba, boewel by van den bovengenoemde K 3: verfebilt. De Maleyers op Sumatra noemen bem Gamomong. Op ’t Duitfcb Baftaart Ebbenhout, welke naam bem billyker toekomt + dan de Novella Nigra of Salimoeri boven lib. 3. be/chre- ven. De vrucbten noemen de Hollanders Meel-äppels, van bet meras merg, dat andere by booter met meel ge- mengi > vergelyken. Amboins Lolin,op Leytimor Lorin en Secur. Bandaas, Maleyts Boa Djárong, dewelke al- daar tweederley is van °t fatzoen der vruchten, de cene kaas-formig , als de Amboinfche , de andere is wat lang- werpiger , of naar vooren fpits gelyk een Cafuwaris- By, beide oranje-geel. In de Uliafjers, en op Cerams Zuyd: zyde wert deze boom genaamt Ahuellu. ka . Plaats. Men pe. SG in Amboina, en bier en daar maar een op het Land van Hitoe , enin Banda ‚meer vind menze op Ceram, en inzonderbeid op Bonoa: item op Sumatra omtrent Stamby. 29 . Gebruik. Zo dit bout in overvloed te vinden was y men zoude veel raar [chrynwerk daar van konnen makend. „Nu gebruiken bet flegts de Amboinezen tot dunne fkylen et balken aan baare buizen , nemende daar toe melt j | boonien , die nog geen man dik zyn : want de dikken kori- nenze met baar zobere gereedfchap niet bedwingen, dies de boomen ongemoeyt blyvende, tot een grooten ouderdom en dikte komen. d U SIE N NSN ERN INN NY NUDNA NN A NN AŻ 190 Uy 7 N KEE NÄYTÄN N BERI - neen IV. Boek. V Hoofifl. Vifcofa fructus medulla edulis eft tam cruda , quam fub cineribus tofta vel carbonibus inpofita , fapore haud multum diverfa a Mufz fructu, qui duriorem gerit carnem. Obfervantur autem hi fructusin uno loco delicatiores e(Te quam in altero, in Brafilia faltem navi- gatores maxime extollunt poma farinacea in Brafilia crefcentia, queque juxta illorum relatum haud mul- tum ab Indica & Bandenfi Boa-Djarong effent diverfa: In Amboina vero non magni e{timantur, nec multum eduntur, licet olim in Bonoa pagus erat parvus Sêa dictus, ubi potiffimum ex hoc vivebant fructu inco- lae , inque tantis deliciis hunc habebant , ut pueris iftos exhiberent fructus , quod alioquin cum Mufe fructibus fit, fi non bene contenti fint, que vetufta, fed illis olim defiderata paupertas ipfis fape hodie ex- probratur. ` ` Gamomong in Sumatra circa Jambyam crefcens li- gnum gerit ex albo & nigro maculatum, cujus vero cor totum etiam nigricat , multumque expetitur ad manubria, aliaque minora opera ex illo formanda. In Ceramz parte auftrali circa Amaly he arbores multum etiam crefcunt ultra pedem craffe , externe rugofz, quarum lignum exterius album eft ad trium digitorum craffitiem , fed illarum cor plerumque fif- fum eft, quod plerumque magis cinereum eft quam circumjectum interius nigrum lignum, quod politum in obfcure viridem tendit colorem , unde quidam non male hoc Ebenum viride vocant; ob fiffuras illas foli- da opera ex hoc ligno fabricari nequeunt, fed in af- ferculos hinc fecatur. Arbor hzc Amalyenfis minores gerit fructus quam Amboinenfis , paulo majores Limone Nipis, rotundos penitus feu fphericos , coloris aurantii pallidioris: Vi- detur autem mos legitimo cedendi modo hocce li- gnum non bene deteétus fuiffe, dum in truncis fes- quipedem craffis cinereum iftud cor itidem finditur, licet utreque ejus extremitates foliis aliisque ligato- riis rebus effent obvolutz , ne per folem exficcentur. Fructus, uti fupra dictum fuit, fub cineribus toftus, cjusque mucofa diatrheam fiftit, — = Tabula Sexta Ramum exhibet Hebenaftri, Ubi Litt, A. Ejus fructum , B. Frućłum diffectum , C.C, C. Offícula feminalia denotant, OBESERVATIO Hzc arbor nomine Lafe a Valent, pag. 333. & in Tab. fub Nos LXIV. exhibetur. m AMBOINSCH KRUYDBOEK. x Het fmerige merg van de vrucht kan men ook eeten zo raauw , als in beete. affche of op koolen gebraden, in Jmaak niet veel wykende de Pie|jang , die wat bard van vlee/ch is: Dog bet fcbynt dat ze op de eene plaats veel Jmakelyker zyn, dan op de andere, immers de Brafilie- vaarders roemen zeer van haare Meel-appels in Brafil waflende , en die, na baar luiden verbaal, niet veel van de Ooft-Indifebe, en der Bandanezen haar Boa Djaroug zouden verfchillen. In Amboina werdenze niet veel ge- acht nog gegeten, hoewel "er eertyds op Bonoa , een N - gorytje was , Sea genaamt „daar ze meeft van deze vruch- ten leefden, en zodanige lekkernyen daar van maakten , dat ze baar kinders daar mede paayen, gelyk men anders met Pie(Jang doet , welke oude, dog voor baar luiden ge» wenjchte armoede, baar tot nog toe verweten werd, Het Gamomong, op Sumatra omtrent Famby waffen- de, heeft een bout met [wart en wit geplekt, dog in de midden gebeel wart, en werd veel gexogt , om flelen en. ander klein werk daar van te maken. Op Cerams zuyd-zyde, omtrent Amaly, vindmen ze 00k veel ruym een voet dik, boekig , en ruig van buiten, bebbende een «vit [pint van 3 vingers breet, maar zyn meeft bert-fcheurig , en bet bert is grauwer, dan bet om- leggende [warte bout, bet welk gepolyft zynde, ma bet donker-groene trekt , waarom bet zommige niet qualyk groen Ebbenhout noemen: wegens de voornoemde fcheu- ren kan men geen maffief werk daar van maaken, maar moet bet tot plankjes zagen. Dit. Amalyze beeft kleender vruchten dan bet Amboinze, wat grooter als een Lemoen Nipis „regt rond „en ligt oran- je-geel: Het [cbynt dat men de regte manier van dit bout te kappen, nog niet weet, dewyl in de fłammen van 13 voet dik bet grauwe bert nog al bertfcbeurig bevonden werd, bor] men de beide eynden met bladeren en ruigte bewonden badde, op dat ze de Sonne niet raaken zoude: De vrucht , als boven gezegt, onder de affche gebraden, en 't fmerige merg daar uit gegeten , flopt de buikloop, Leg een Tak van de Hebenafler , ofte wilde Ebben oom. Alwaar Lett. A. deszelfs vrucht, B. De opgefmeaene vrucht, C, CC. De Zaadkorrels aanwyzen. | H AANMERKING. Deze boom komt by Valent. op Pag. 223. voor, onder de naam van Lolin-Boom, en op de Plaat onder No. LXIY, befchreven, i M. CAPUT ZE 16 CARPUPSEX TUM. Nani. B exoticarum defcriptoribus plurima enarrantur ligna, quibus duritiem & nomen Syderoxyli tri- buunt, cujus in aquofa India quatuor nobis in- notuerunt fpecies, que omnes tamen diverfz funtar- bores, parum inter fefe convenientes, primum vero nnum Syderoxylum , quod cum Julio Scaligero nobis dicitur Metrofideros, in Orientalibus infulis no- mine Nani notum. Secunda fpecies eft Metrofideros Amboinenfis. Tertia Metrofideros Moluecenfis. Quarta Metrofideros Spuria, quarum tres pofteriores in tribus fubfequentibus defcribentur capitibus. Nani arbor eft vafta, filveftris , craffitiem habens binarum ulnarum , plerumque recto adfiirgens trunco, qui tamen pepe ad unum alterumve latus parum fi- nuofus eft. Ejus cortex exterior eft glaber, zqualis, ex cinereo & ruffo mixtus , tenuis , inque vetufto trunco facile decorticandus, fub hoc viridis recondi- tur pellicula , reftansque corticis pars vix minorem digitum craffa eft, dura, & pallide ruffa, primo dul- cis, deinadftringentis faporis. Rami admodum extenfi funt & incurvi: Folia referunt illa Caryophylli filvef- tris, fed funt breviora, & in binas hujus arboris fpe- cies diftinéta, vera enim Caju Nani eft parvifolia , cu- jus folia quatuor quinqueve pollices funt longa, bi- nos & binos cum dimidio lata, craffiuscula, in firınum apicem definentia. Altera fpecies eft latifolia, que folia gerit quinque, fex, & feptem pollices longa, binos & binos cum di- midio lata, ceterum inter fefe convenientia , fupe- riore parte hzc funt glabra, lete virentia, tenuiffimis ac vix dignofcendis venis transverfalibus pertexta, ‘uti in Caryophylli foliis id etiam obfervatur ; funt au- tem rariores magisque intricate, in inferiore vero arte magis protuberant, ubi numerofz admodum fi- bi inplicatz funt. Folia ipfa brevibus infident petio- lis fibi oppofita , quatuorque fimul cruciata funt , uti in Caryophyllorum foliis id obtinet. Inferiora autem femper minora funt , ac fepe folitaria ,. ramuli itidem cruciati funt, inque longum apicem d uti Varinga. Junioris arboris Folia fequenti locata funt modo, ramuli non vere cruciati funt, fed tam bifidigguam -trifidi , recti , rotundi , firmi , & gla- bri, dd quorum ortum magnum provenit folium , fex feptemve pollices longum , quum cztera tantum quin- que pollices longa fint, binos ac binos cum dimidio lata: Ramulorum extremum vel in longum termina- tur apicem uti Varinga , vel in bina tenera fefe aperit foliola: In adultis vero arboribus fequenti fefe habent modo: Ramuli funt breves & inordinati. In ipforum extsemo bina ternave foliorum paria locantur plerum- que cruciata vel parum obliqua, quatuor quinqueve ollices longa, brevibus. infidentia petiolis, quz in Brevet definunt apicem, qui in quibusdam non ob- fervatur. In ramulorum extremo flores itidem cruciatim po- fiti corymbis infident raris uti in Caryophyllis, fed non ita regulariter cruciati, hifce increfcunt glauca ca- pitula, pauca nümero, quz fefe aperiunt in quatuor parva, fubrotunda,& craffiuscula petala, in quorum centro numerofa parva albicantia locata funt ftamina, in medio lutefcentia feu fordide albentia uti in Belli- de minore, praterquam quod Nani flores fint mino- res , petalaque tenuiora , ad quorum bafin ftilus erigi- tur fam capitulo infidens, quod in fructum excre- {cit , qui bacca eít rotunda , major Juniperi baccis , mi- norque Cerafis nigris , fupra umbilicata , non acumina- ta, fed cruciatim bifida, primo viridis, dein lutea, ac demum nigricans , diu arbori infidens; fub ejus tenui putamine parvum ac paleaceum reconditur fe- men , fere inftar feminis Laćtuce , fed minus , atque ex fufco ruffum , quod bacce mature & dehifcentes eji- ciunt, In vetuftis truncis cortex fere duplex eft, exterior enim cinereus ad cultri craffitiem ab interiore fepara- tur, atque inftar fquamz ipfi adheret , optime refe- rens corticem Ligni Guajaci, cum quo Nani multum convenit, uti id mihi peritus Indie Occidentalis per- ferutator adferuit, qui magnam illius copiam decor- tica- Metrofideros vera. nunt ` HERBARII AMBOINENSIS ZiberlV. cap. VI. Vi HO OF T:S T UK. Tzer-bout. Y de befchryvers van de vreemde planten vint men B werfcheide bouten, die ze de bardigbeid en toenaam van Yzer toefchryven, waar van ons in water-In- dien vier zoorten tot kennille zyn gekomen , dewelke egter alle vier verfcheide boomen zyn, met malkander weinig gemeen/chap bebbende ‚te weten 1. bet opregte Yzer-bout, bet welk wy met Jul. Scaliger noemen Metrofideros , in deze Oofterfche Eilanden met de naam van Nani be- kent. 2. Metrofideros Amboinica. 3. Metrofideros Molucca. 4. Metrolideros Spuria: welke drie laat[le in de drie volgende Kapittelen zullen befcbreven werden. I. Nani is een groote booge Wout-boom , in de dikte van twee mannen omvademens , meerendeels met een regten Jtam, of aan de eene, of andere zyde wat bogtig. De buitenfte fcbor[fe is glad, even, uit den grauwen en ligt roffen gemengt, dun, en aan de oude flam ligt affchilve- rende , daar onder leyt een groen buydeken , en vervol- gens de verdere fcborffe, /chaars een pink dik, bard, en igt-ros, eerft zoet , maar flraks t'zamentrekkende van Jmaak. De takken zyn wyd uitgebreid, en zeer krom; de bladeren gelyken zeer na de wilde nagelen, dog zyn korter, en na de 2. zoorten dezes booms onder/cheiden , de eerfte en opregte Caju Nani is de kleen-bladige, wiens bladeren zyn 4. à y duimen lang , 2 en 2: breet , dikagtig, met een ftyve fpitze. De 2. zoorte is de breed-bladige , met bladeren 5. 6. en 7 duimen lang, 2. en 2: breed, anders malkanderen gelyk: Aan de bovenfle zyde zyn ze glad, blyde-groen, met fyne en pas merkelyke adertjes over-dwers doorregen, gelyk aan de Nagel-bladeren te zien is; dog ydeler en ver- werder door malkanderen, aan de onderfte zyde ftekenze wat merkelyker uit ,daar ze ontelbaar door malkander lo- pen. Zy jp op korte Jicclejos tegens malkanderen , en maaken met baar vieren een Kruis ,gelyk de Nagel-blade- ren. De agterfte zjn altyd kleeńder ‚en flaan dikwils al- leen, zo [taan ook de ryskens meeft in "t kruis , en eindi- gen in een lange /pits, gelyk de Waringa. De bladeren aan een jongen boom [taan aldus: De ryskens [lään niet regt in °t kruys , maar verdeelen bun zo wel in 2. als in 3., en zyn regt rond, fiyf,en glad, hebbende by baar oorfpronk een groot blad, 6. en 7. duimen lang, daar de andere maar 5. lang zyn, 2 en 23 breed. Het uitterfte der ryskens of eyndigt in een lange [pits , gelyk de Wa- ringa, of opent zig in 2. jonge blaadjes. Aan de oude boomen ist aldus: detakskens zyn kort , knoe/tig , en [taan zonder order; aan haar uitterfte [taan nog 2. à 3. paren bladeren, mecft in "t kruys, of wat Jebuyns, 4. en 5. duimen lang „op korte fteeltjes ,vooren met een korte [pits, die men aan zommige gebeel niet ziet. Aan 't uytterfle der ryskens komt ook in Rruyzen ver- deelt "t bloeizel aan ydele kroontjes voort, gelyk adn. de Nagelen, dog zo ordentlyk niet int kruys, daar aan ko- men blaauw-groene knoppen , weinige in °t getal , dewelke baar openen in vier kleine rondagtige en dikke blaadjes , daar in ziet men veel korte en witte draatjes, in de mid- den geelagtig , of vuyl-wit, gelyk de Bellis Minor, be- balven dat de Nani bloeyzel kleinder „en de blaadjes fyn- der zyn, met een [lyf ftiletje in de midden [taande, op een knopje, waar uit de vrucht werd, "t welk zyn ronde beziën, grooter als Fenever-beziön , en kleinder als krieken, boven op met een kuyltje, en zonder fpits met 2. linien in "t Kruys , eerft groen , daar na geel , ten laatften favart- agtig , en lange aan den boom blyvende; onder de dunne Jcbaal leyt een kleen en fcbubacbtig zaad , fcbier dat van de Latuwe gelyk, dog kleinder en bruyn-ros , ’twelk de beziën ryp zynde en opberflende, uitwerpen. ` Aan de oude flammen is de fcbor[fe genoegzaam dub- beld, want de buiten[le graauwe , in de dikte van een mes, Jebilfert van de binnenfle af „en bengt [chubs-gewys daar aan, zeer gelykende de [cbor(Je van Pokbout of Lignum - Guajacum , met dewelke ons Nani groote gelykeniffe beeft, zo als my een ervaren Weft-Indijch vaarder verzekert beeft, MET EECH IV Boek. VI. Hoofifi. ticavit, dicebat vero Ligni Guajaci corticem dulcis effe faporis, quum hic Nani cortex primo quidem dul- cis ac lentus fit, fi mafticetur, fed, uti di&um fuit, mox adítringentis eft faporis cum notabili amaritie , dicebatque porro folia modumque crefcendi cum Gua- jaci arbore convenire. P . Hujus arboris lignum duplex eft, crefcitque more Ebéni, exterior enim trunci pars eft lignum folidum inftar lardi, interius ambiens cor, quod proprie illud eít , quod Metrofideros feu Syderoxylum vocatur , non enim tantum ferrugineum gerit colorem, qui paulo tamen pallidior eft, ex cinereo nempe & pallide fu- fco mixtus, fed adeo infuper durum ac ponderofum fere eft hoc cor, ac ipfum ferrum: In junioribus ve- ro arboribus eft magis ruffum , in vetuftioribus autem magis fufcum ac fere pullum, glabrum, & grave in- ftar marmoris , fed breviffimis venis. variegatum , nec adeo tenuibus conítat fibris ac Guajacum , duritie Ebenum fuperans, fed non tenuitate, politum enim nunquam ita fplendet ac Ebenum: i „Hec dicta lunto de prima feu parvifolia fpecie , la- tifolia enim, qua femina habetur, multo magis ruf- fum gerit , mollius, ac vilius lignum , ad cordis extre- mum femper durius quam in ejus meditullio ; quo au- tem vetuftiores fint he arbores, eo magis fufcum eft ipfarum cor, Amboinenfes autem raro has caduntar- bores , fed tam diu ipfas fue committunt nature , donec a ventis disjiciantur, quod hz arbores prz aliis faci- le admittunt , non tantum per ponderofum ipfarum li- gnum, fed quod ejus vaftiffimz radices fub terra tan- tum prorepant, maximeque fupra ipfam eleventur, nec deorfum vergant, uti in Ebeno, quodque magis in ipfis obfervatur, fi non crefcant in locis faxofis fed argillofis, & ad montium declivia loca. . . Anni tempus. Plerumque Januario floret: Fructus vero menfe Aprili obfervantur, fed usque in Octo- brim ex arbore dependent: Locum amat hec arbor argillofum majoribus mixtum lapillis, quoque faxo- fius fit folum, eo melius exhibet lignum ; contra que in plana ac molli crefcit terra, plerumque eft fpecies latifolia ac rubra, quali» ia planis Java & Sumatra agis OCCurrit. i Nomen. Latine Metrofideros vera, feu Lignum Fer- reum verum: Belgice Yzer-beut: Malaice Caju Befh Benar. * Amboinice Nani. Ternatenfes quidam illud uoque vocant Hate Befi, hoc autem nomen vulgo ee tribuitur. Chinenfibus Tbi Set vocatur, h. e, filum ferreum, & Famtsja h. e. lignum falfum, quum igni injectum ftrepitum movet inftar falis, qua in re cum Ebeno Mauritiano convenit. Altera fpecies Nani Merak dicitur, & Amboinice Nani Wajer, h. e. Nani aquofa. - Metrofideros vero nomen. ipfi primum inpofitum eft a Julio Scaligero , qui eam obfcure defcribit Exercit. 181. Diflin&. 27. doctus autem ille vir putat, vel forte ipfi fic perfua- fum fuit, hoc cor genuinum effe ferrum, vel id for- te intellexit de miris quibusdam ejus qualitatibus , que in quibusdam obfervantur lignis, que tamen diverfze funt, fepe enim fruftum ferri vel eris in his detegi- tur, uti & Javani narrant aliquando in fua accidiffe regione , que frufta ipfis in magno funt pretio, cre- duntque illum, qui hec gerit, non poffe vulnerari, de quibus porro rebus librum vide meum de Lapidi- bus fub nomine Dendritis. Metrofideros autem Gre- ce vocatur omnis arbor, cujus cor aut ferream duri- tiem, aut ferri colorem habet. Chinenfium nomen Famtsja huic inproprie tribui- turligno, genuinum enim nisi feu lignum falis peculiare Chinenfe eft lignum ex Kautfchi & Koinam adductum , quod duriffimum eft, folidum , & album, quod Chinenfes adhibent , ut ipfi infculpant omne opiarium genus, certasque figuras, quodque igni in- um tantum excitat ftrepitum, ut ipfi adftare quis nequeat, quod noftrum Nani hon vel vix efficit. Di- verfum quoque eft a Macaflarenfium Nani feu Nane, etiam. Caju Sawa dictum, de quo vide Aućtuarium meum, Ita quoque ab hoc ligno talia formantur in- rumenta , qualia ex duriífima Jambu arundine vel alio quovis ex duro ligno confecta forma paftini fa- bricata, quibus medulla Sagus arboris contunditur. Locus. Optimum ac elegantifimum habetur , quo in Amboina crefcit, prefertim in diftri&u ab Oerimef- fen usque ad Nuflauwe , ubi toti montes ab hisce Om. arbo- t J . - AMBOINSCH KRUYDBOEK. 17 beeft, die "er meenige van gekapt badde, dog by zeide, dat de fchorjJe van "t Pokbout of Lignum Guajacum , zoet van [maak en Gomacbtig is daar. die van Nani in't eerfte wel zoet, en lenig gn t knouwen is, maar als gezegt , verandert ftraks in een groote adftrictie , met een merke- lyke bitterbeid, voorts de bladeren en manier van wafens zeide by, met den Pokbout-boom wel overeen tekomen. | Het bout van dezen boom is tweederley , „en waft op de manier van °t Ebbenbout y want bet buitęnfte deel des Sams is een vaft bout., als fpek, bet binnenfte bert om- gevende , 't welkis bet gene men eygently& Yzerbout noemt, wart bet is niet alleen Yrer-roeftig van koleur , dog wat ligter , te weten , uit bet graauwe en ligt-bruine gemengt, maar ook zo bard en [waar , als zer tennaaftenby. Aan de jonge boomen is bei ro[Jer , maar aan de oude bruynder, en bykans aard-verwig , glad „en fwaar , als marmer „do met korte adertjes geftreept , en zo fyn niet als Pokbout, aan bardigbeid bet Ebbenbout overtreffende , maar niet in fynte, want bet gepolyfte wil nooit zo glimmen , als bet Ebbenbout. Dit is gezegt van 'teerfie of kleynbladige geflagt , want bet groot-bladige , "t welk men voor "t wyfken bout, is veel roffer , weeker , en flegter van bout , aan de kant van "t bert altyd barder , dan in de midden. Hoe ouder deze boomen zyn, boe bruynder 't bert word, dog de Amboine- zen kappen bem zelden om ‚maar laten bem zo lange flaan, tot dat by van de winden omgeworpen word, 't welk de- zen boom voor anderen onderworpen is, niet alleen wegens zyn [waar gewigte van bout, maar om dat zyne breede wortelen langs de garde kruipen, en de grootfte boven de aarde bloot fiaan, en niet regt nederwaarts gaan, gelyk aan den Ebbenbout boom, en dat nog meer, als ze op geen Stenigen, maar klyagtigen gront fłaan, en in "t bangen der bergen. pre Sayaoen. Hy bloeit meeft in January: De vruchten ziet men in April, dog blyven aan de boomen bangen tot in OGbober ; by bemind een klyagtigen grond , daar groote Jteenen onder gemengt zyn, en boe fleeniger de grond is, boe beter bet bout valt, daar en tegen het geene op een vlakke en zagte grond waft „is bed. van bet breedbladige en roode geflagt , diergelyke men op de vlakke landen van Fava, en Sumatra vint. | — Naam, Int etrofideros Vera of Lignum Ferreum Verum. {n ’t Duit/ch Yzer-hout: Mateyts Caju Beffi Benar. Amboin/cb Nani. Zommige Ternata- nen noemen bet ook Hate Belli, dog dien naam werd in "t gemeyn aan bet Samar gegeven. Chinees Thi Seé , dat is, Yzerdraat, en Jamtsja, dat is zout bout , om dat bet in ’t vuur een weinig knerft, als zout, °t welk bet met "t Mauritiaanfcbe Ebbenbout gemeen beeft. De tweede zoorte noemt men Nani Merak , en in ’t Am- boinfcb Nani Wajer, dat is waterachtig Nani. De naam van Metrofideros is bem eerft van Julius Scaliger gege» ven, die bem donker af/chetft Exercit. 181. Dift. 27. boewel dien goeden Heer aldaar gemeent heeft of mi[Jcbien alzo wys gemaakt is , dat dit bert van wezentlyk yzer zy, of men moeft bem verftaan van zommige raare toevallen , als men in eenige bouten , die doch ver/cheyden zyn , zom- tyds een flukjen yzer of koper windt, gelyk de Favanen zeggen nu en dan op baar land gefchiedt te zyn, welke flukjes zy in groote agting houden, en geloven, datze den dragenden zullen onquetsbaar maaken ‚van welke din~ en ziet myn Steen-boek onder den naam van Dendritis. y de Grieken wert elke boom Metrofideros genaamt „ welkers bart zo bard als yzer is „of deszelfs koleur beeft. De Chineeze Naam Jamtsja werd egter dit bout oney- gentlyk gegeven ; want bet regte Jamtsja of zout bout is een byzonder bout uyt China Kautfchi en Koinam komen- de, zeer bart, digt , en wit, "t welk de Chineezen ge- bruyken, om alderbande loof-werk en figuren daar in te /nyden, ende in”t vuur zo geweldig knerft dë men daar by niet Doan kan, 't welk ons Nani niet of weinig doet. ok is bet te onderfcbeiden van der Macaffaren Nani of Nane, anders Caju Sawa genaamt , waar van ziet mym Auttuarium.. Zo werden ook van dit bout gemaakt zoda- nige Inftrumenten als van de bardfte Bamboes , of eenig ander bard bout gemaakt , in gedaante van een diffeltje of bowweeltje , waar mede men "t merg uyt den Sagu-boom um kapt. i laats. Men bout dat bet fcboonfte en befte valt op Am- boinas inzonderbeid in t Gefpanfcbap van Oerime/Jen tot (Sne toe , alwaar men gebeele ‚bergen beeft, "e vel. 18 arboribus occupati occurrunt , quarum vetuftiffime magna in copia a ventis projectz jacent. In par- va quoque reperitur Cerama, Kelanga, Bonoa, ac porro in omnibus faxofis infulis adjacentibus, ınveni- tur quoque , fed raro, in planis Java campis circa Sa- marang & Sumatram , fed vilis ejus fpecies; illud au- tem ob oravitatem deferri nequit, unde Javani & Malaienfes illud ab Amboinenfibus petunt. Melius eft quod in Cautfilia & Coynama crefcit , quod a Chinenfibus multum expetitur, ad gubernacula & an- choras navium. : Ufus. Lignum hoc perenne fere habetur tam in aqua quam in terra , quod ipfum fuperat ferrum, quod hisce interris quam maxime extabefcit , prefercim fi ab acri no&is aëre tangatur: Contra hoc lignum pluviis , ventis , aque , terre, ac prefertim aque marine optime refiftit. Hinc a Chinenfibus aliisque inercatoribus mare frequentantibus magno habeturin pretio, ex quo navium gubernacula anchorasque for- mant, navis vero moderamini aliud levius jungunt lignum, ut ligni latitudinı parcant , ad anchoras vero tota craffa iftiusdigni eliguntur fegmenta, que in aqua inftar lapidis fundum petunt, quas in binas quafi for- sant manus, uti oportet, inque medio foramen ex: cavant, cui anchoralem intrudunt fuftem ex alio con- fe&um ligno; hunc in finem petunt plerumque ma- ena frufta ex Cautfili & Coynama , ita ut ipfis unum navis majoris gubernaculum conftet quadringentis vel quingentis inperialibus, anchoraque ab octoginta ad centum inperiales. Amboinenfes incole quotannis folebant magna quz- dam hujus ligni frufta in Javàm adducere, quale ex filvis petitum ac cefum ibi eft , quod permutabant ali- quando-binis, aliquando uno Oryze talento; lignes he anchore ab ipíis meliores cenfentur, inque aqua marina durabiliores quam noftre ferree , quum cof- fus Capang dictus nunquam hoc etiam perforet li- gnum ,uti in aliis ks tduris lignis. Amboinenfibus raro eft in ufu ad edificationem , ac tantummodo po- ítés quosdam eligunt, fi in filvis hos inveniant, quo- rum exterius lignum jam computruit, quos non do- latos & angulofos edibus fuis adponunt, ligamentis- que connectunt, quum clavos non admittat hoc li- gnum , quod foli exponi non amat, quum fifluras contrahat tenues , ac fuperficiem fordide cineream , ni- hilominus tamen perennat. Totum ego «vidi vallum ex clauftris confectum , foliisque obduêtum deflagrantem , cujus totum tectum uno firmatüm erat pote hujus ligni, omniaque per horam circa longum hunc poftem confümebantur , at- que in carbones convertebantur, hic autem poftis in- tactus perfiftebat, excepto quod ejus füperficies tofta ac nigro obducta effet cortice per Hammam. Opera, i ex hoc lieno formanda funt, ex recenti & femi cco ligno fabricari Oportet , quum ficcum neque ferra neque dolabra elaborari poffit , fubtilis vero ferra fatis facile ficcum penetrat lignum, fi interim aqua adfpergatur, alioquin flammam conciperet, nec ferra penetrare poffet. Ciftiarii & torniones quam inaxime hocce vexantur ligno, dolabra enim nihil ex hoc confumere poteft nifi levem brevemque quafi la- nuginem, afferculique porro fortiter fricando polien- di funt. Tornio fuam exercens in hoc lignum artem, mortarium mihi fabricavit, fed antequam elaboratum effet, tot frangebat inftrumenta , ut ejuraret hocce Henum, nec unquam iterum elaboraturum fefe illud adfirmaret , nec mihi etiam placeret talem folvere la- borem, totque perdita inftrumenta. AS Cortex fponte ex trunco fefe feparans adproba- tum eft medicamentum:, ad fiftendum fluorem album & Diarrheam, fi parúm-contufus cum. veteri mafti- cetur Pinange fructu, addito pauxillo Zingiberis, Caryoph¥llorum, Nucis Mofchate ,& AU. quorum faccus deglutiendus ett, z i à Ex vetuftis & deciduis arboribus carbonatii Socie- tatis Indice in Amboina {hos exurunt carbones, qui elegantiffimi funt melioresque, quam fi ex aliis lignis combutti: effent , funt enim ingentes & folidi carbo- nes, licet fupra terram exurantur , fed cefpitibus tecti, alia autem ligna in foffis exurenda funt. , Mirum eft hoc lignum melius ignem concipere flam- fnamque emittere pluviofo quam ficco aëre , adeo- que vehementer excandefcit , acfi candens effet metal- lum: Fabri etiam teftantur nullos fefe hisce ei quens -nabere HERBARII AMBOINENSIS Liber IV. cap. VI. vol van dezen boom , en de oude met meenigte door de win- den omgeworpen. Men vint bet ook op klein Ceram, Ke- lang, Bonao, en voorts op alle fteenagtige Eilanden daar rondom gelegen ; men beeft bet ook, dog fcbaars , op de vlakke velden van Fava omtrent Samarang en Sumatras dog van de flegte zoorte ,t welk men wegens zyn /waar- te niet wel kan afbrengen, dierbalven bet de Favanenen Maleyers van de Amboinezen eiflcben. - Beter is bet gene in Cautfilie en Coynam valt , "t welk van de Chinezen zeer gezogt werd, tot roers en ankers van baare vaartui- en. Gebruik. Dit bout werd bykans onvergankelyk gebou- den, 20 in "t water, als in de aarde , konnende es bet yzer tergen, bet welk in deze Landen de tering magtig onderworpen is ,inzonderbeid als bet van de fcberpe nagt- luot geraakt werd. Daar en tegen kan dit bout beftaan tegen regen, wind, water, en aarde, inzonderbeid bet zoud-water. Hierom is bet by de Chinezen en andere Kooplieden, die ter zee vaaren , in groote agting ,omroers en ankers van baare groote Fonken daar van te maaken , dog aan * roer, ander ligt bout begtende, om de breedte van 't bout te winnen „maar tot de ankers nemen ze flegts breede dikke planken, die in "t water zinken als een fteens dezelve formeerende tot twee banden, als een anker be- boort , en maaken een gat in de midden, daar ze een an- ker-ftok van ander bout in fteeken; bier toe balen ze meeft de groote flukken van Cautfili en, Coynam , komende baar- lieden een roer tot eengroote Zonë 4004500 ryksdaalders te flaan, en een anker van 80 tot 100 ryksdaalders. De Amboinfche Borgers plegen jaarlyks eenige groote flukken naar Fava te brengen ,zo als ^t uyt bet bofch komt, en ruyg gekapt, daarze een, en zomtyds twee laftenryft voor kregen. Deze houte ankers worden van baarlieden voor beter , en in "t zout water durabelder geacht , dan onze yzeré, om datter de boor-worm ; Capang genaamt , nooit inkomt gelyk wel in andere barde bouten. De Am- boinezen gebruiken bet weinig tot harenbuisbouw , nemens de zomtyds eenige fiylen , die ze in "t vinden om- gevallen, en: waar van bet buytenfte bout of Jpim ver- gaan is, die że dan zo ongefebaaft of hoekig als ze zyn, aan haare buyzen zotten „en Met bet ander averk vaft bin- den, avant daar valt geen Spyker in te flaan. Dit bout wil-egter niet wel in de zon fiaan; want bet daar van kleyne fpleten en een lelyke graauwe Duidt krypt, niet tê Tk bebbe een gebeel bolwerk van Pallifaden gemaakt, en met Atap gedekt, ruftende bet gebeele dak op een mid. del-ftyl van dit bout, zien afbranden., dat bet wel eem uur rondom dezen [tyl in volle vlam flondt , en alles tot koolen raakte, maar dezen langen flaak bleef onverteert fiaan , bebbende van buyten flegts een fwarte korft gekre- gen. Wat men daar van maaken wil, moet uit bet ver- Jcbe en half gedroogde bout gefchieden, want bet gebeele drooge met de zaag en fchaaf qualyk te bearbeiden is ‚dog door *t drooge kan een kort getande zaag nog redelyk baj feren, en moet onder "t zagen water daar op druypen ,an- ders raakt bet in brandt, en de zang kam "er niet meer door. De Kiftemakers en Drayers zien baren verdrieti- gen vyandt aan dit bout, want een fcbaaf kan daar van niets, dan eenige korte wolle afnemen, en de plankjes moet men eindelyk met fterk fchuren nog effen krygen. Een Drayer willende zyn konft betonen, beeft my een vyzel daar’ van gemaakt , dog by brak zo veel gereetfeba daar op, dat by verloofde nooit meer in dat bout te wil- len werken, en my ook niet luft zodanigen arbeid en ge reetfcbap meer te betalen. ` De fcborffe die van zelfs van de Bomme af/ebilfert , is een geexperimenteert geneesmiddel , om de witte vloet eń buykloop te ftoppen als men dezelve eerft een weinig kneuft, daar na met een oude Pinang knouwt , daar by doende een weinig Gember, Nagelen, Note Muifchaten , en een weinig knoplook , bet. zap ‘daar van infwelgende. ` " Uit de oude en on jene boomen , branden de Com- pagnies Koolbranders-in Amboina alle haare koolen, die zeer fcboon worden , en beter dan van ander bout, te weten groote en wafte Koolen, al brant men ^t boven de aarde , dog met zoden toegedekt, daar men ander bout in kuylen moet branden. + >> = % ; Het is Pea 1954 dat dit bout dme: "toutir ontfangt, en ligter brand by regenacbti; ry droog weer, ge- ge" cen zulke e Bite a en, d CH metaal ; de Smits verklaren geen andere Roolen in deze ab. VIL. Lag. 19 . = ee E MN V WALL ze FE Koo GES res sze, E Ss RO UO MAE o ss A AAA WILL SAM ; YO me er A. EEE + PE eer "eer Ar bat LTS TET OT Pen EEE EDE TEE m as IV Boek. VI Hoff. habere carbones, qui tantum excitant ardorem il- Hs Nani. Lignum hoc fatis facile per longitudinem findi poteft, ex quo poftes fecuriumque manubria formari poflunt , ut & mallei, quibus clauftrorum cla- vos intrudunt. Chinenfes tenuem hujus ligni fcobem feu rafuram adhibent , quam ulcerationibus infpergunt; ut exficcentur. In Japana hoc lignum tam caro con- ftat pretio, ut nulli nifi regi vendi liceat; fi Chinen- fes ex aliis id adportent locis, ut regis navigia pri- mum hocce exftruantur. ., Uti fupra di&um eft, vera Nani non tantum cre- fcit in n. regione poft Samarangam in Oryze arvis, fed altera infuper ejus fpecies Alikukon dicta, ` a Nani non diverfa , nifi quod majora gerat folia, colorem habeat magis ruffum ; longioribusque con- ftet fibris, unde & melius elaborandum eft ejus li- gnum in latos ciftarum afferes, menfarum, fimilium: que ; contra Nani brevibus conftat fibris & intricatis, unde & fecures dolabramque non admittit hoc lignum. Hanc vero puto noftram fupra memoratam Nani Mera effe: Tabula Septima Ramum exhibet ad Litt. A. floriferum arboris, que Metro fideros vera feu Nani vocatur. B. Ramum denotat frugiferum. OJGCSER.VATIÓ. * Arbor hzec fub nomine Nani a Valent. in Amboine dejeripf, Pag. 220. occurrit, & in Tab, fub No. LIII. exhibetur, In AucTUARII capite tertio Metrofideros Ma- _cafJarénfis feu Caju Sawo-Nane fequenti des fcribitur modo. GM d 3 Ai v ME ILI X 1 `, Licet arbor hzc exotica idem cum. Amboinenh Metrofidero vera feu Caju Nani fupra lib. 4. deferip- ta gerat nomen, adeo tamen ab ipfa differt, üt: tan; quam diverfam arborem hic eam defcribere. volue- rim. Tantam cum Bonga Tanjong gerit fimilitudinem, ut quam diu tenerz funr , nec frućtus proferunt „a fefe invicem vix dignofci poffint , nec inproprie ad unum genus reducantur; hac in re tamen di fers > quod ju-Sawo coma quafi ftratis aucta crefcat, uti arbor Pule , quum Tanjong denfam & tumidam quafi gerat comam. SSE | Macaflarenfes Nani duas more numerant fpegies, que enim in fcopulofis crefcit infulis ; pufilla eft in- thar Limgnii, truncum gerens incurvum & finuofum, que vero in arenofo & molli crefcit folo, in Lanfii arboris altitudinem excrefcit in filvis, ubi ejus trun- cus tam craílus eft, ut vir vix cum complecti poffit, cujus coma, uti dictum fuit, feparata eft. Ejus cor- tex eft nigricans, rugofus, fiflus, craflus, & fragilis, in vetuftis truncis in lamellas feparatus, uti in vetufta Baeroxyli arbore. Rami in plurimos breves ramulos ‘divifi funt , inque iis folia locata funt folitaria , inor- dinata, in uno tamen alterove loco bina aliquando fibi funt oppofita, quz Tanjong quoque folia refe- runt, fed funt latiora, & fuperius rotundiora, tres vel tres cum dimidio pollices longa, ultra binos lata, in obtufum apicem definentia , deorfüm inflexa , vetu- fta vero folia fuperius bifida funt , funtque porro gla- bra & firma inftar pergameni, fubtilifimis ac vix di- gnofcendis trabsverfalibus venulis inferiore fua parte pertexta. Fr. EY ec E Flores illis Bonga- Tanjong funt fimiles , fed majores, diverfumque fundentes odorem, nec adeo gratum; immo potius feetentem. Fructus nunc folitarii , nuric bini ternive brevi petiolo communi infident, magnitu: dine femi perfecti Limonis Nipis. , fantque diverfz for: mz, nunc enim inferiore parte anguftantur, & fupe- rore dilatantur inftar Pyri, nunc vero funt Lanfi- formes, alii fuperiore magis acuminantur parte inftar cordis, qui omnes in fummo brevem gerunt apicem, quam diu funt teneri, exterius aurantii coloris , dein ex nigro fufti funt. Sub tenui fragilique ipforum pu- Tom. III. tamine AMBOINSCH KRUYDBOEK: tg geweften te bebben, die zulke bitte geven , als die van Nani. Het laat zig redelyk wel in de lengte fplyten , daar men dan fiylen van bylen en knuppels van maaken kan, die men als bamers gebruykt, om pagger-bouten aan mal- kanderen te [pykeren. De Chinezen nemön bet fyne zaag- meel van dit bout, en ftroyen ’t in de Ulceratien , om die te doen opdroogen. In Japan is bet zo duur, dat men bet aan niemand mag verkoopen, dan aan den Koning ; als bet de Chinezen van andere plaatzen daar aanbren- gen, op dat "s Konings vaartuigen terft daar van gerieft Werden; s 5 : - Als gezegt , zo waft niet alleen bet regte Nani op Fava landwaart in, agter Samarang in de ryft-landen, maar ook nog een tweede zoorte daar van Alikukon genaamt ; van ’t Nani niets ver/chillende, dan dat bet grootere bla- deren heeft, roffer van koleur , en langdradiger is, dier- balven gemakkelyker om te à AA Lot breede planken van Kiflen , Tafelen, &c. daar bet Nani kortdradig en war. rig is , onbekwaam voor byl en fcbaaf. Dit oordeele ik ons bovenftaande Nani Mera te zyn; De zebende Plaat Vertoont by Lett. A. een bloemdragende Tak van een boom; die de opregte Yzer- ofte Nani genaamt wert. B. Wyft aan deszelfs vrugt-dragende Tak. AANMERKING Deze Boom komt mede voor by Valent. in de Befchryving van Ambon; op pag. 220. en wert Nani-Boom van hem gee naamt, en Op de Plaat ondet No, Lill, vérbeeldé, In bet derde Hooftftuk van her Byvoegzel wert dé Macafferfche Yzerhout-Boom op de volgende wyze bejchreven. Hoewel deexe uytlandfche boom dezelfde naam draagt met bet Amboinfcbe Metrofideros vera of Caju Nani; bier boven in't 4de boek befobreven , zo verfchild by nogtans zo veel daar van , dat ik bem voor een byzonderen boom heb willen befchryven. Hy beeft zulke gelykeniffe met de Bonga Tanjong, dat ze nog jong zynde , en geen vrugten dragende, qualyk van malkander te onder/cheiden zyn, en dierbalven niet onbillyk onder een geflagt mogen geres kent worden: Hier in verfchillen ze egter , dat Ba, Sawo aan zyn kruyn met lagen boven malkander groeit , gelyk den boom Pule, daar den Tanjong-boom een digte en bolagtige kruyn maakt, De Macaffaren bebben van baar Nani ook twee ge- daantens , want het geene op klippige Eilanden groeidt s blyft kleen als éen Lemoen-boom ; met'een bogtige krom- me [lam , maar bet geen in zandige en weeke grond ftaat; Jcbiet zo boog op als een Lance-boom, in ^t wild met een ftam zo dik , dat bem een man kwalyk omvademen kan , en met een verdeelde kruyn , als gezegt. De /chor{feis favart- agtig, ruyg 5 gefcheurd; dik, en breekfaam „aan de oude Jtammen met lappen af/pringende , gelyk aan "t oude yzer- bout. De takken ftaan vol korte ryskens , en aan dezelve de bladeren enkelt en zonder ordre ,-deg bier en daar ziet men ook twee tegens malkander fiaan, deze nu gelyken mede na de Tanjong-bladeren, dog zyn breeder en voren ronder, 3 en 3% duym lang , ruym twee breed , voren met een ftomp fpitsje , nederwaarts gekromt , dog de oude bla- deren fchynen voor gekloven te zyn ; voorts glad ende ftyf als perkament , met fubtiele en van onderen pas kennel yke adertjes y-dewelke dwers lopen. Het bloeizel is mede dat van Bonga-Tanjong gelyk 5 dog grooter en van een anderen reuk, die zo aangenaam niet en is, ja veel meer ftinkende. - De vruchten ftaan enkelt, zomtyds twee en ie een kort fteeltje by mal- kander „inde grootte van een balf-wajfen Lemon Nipis, dog van verfcheide gedaante ; want zommige zyn van agteren Jmal „en. voren breed, gelyk een Peer , zommige zyn Lan- ce-formig , andere na vooren fpitzer , gelyk een bert „alle met een kort fpitsje boven op „zo lank als zy.jonk zyn , uan buyten eerft oranje -geel , en ten laatften /wart-bruym: nun een dunne en bro[fe fchaal , leyt een fmeerig vini 2 20 tamine mucofa reconditur caro feu medulla, faporis dulcis inftar Daétylorum, cum grata aciditate mixti , qua inre cum fruétibus ac medulla Bonga Tanjong conveniunt. In hac medulla tria, aliquando bina vel quatuor la- pidea locantur officula adunata , quodammodo con- venientia cum feminibus quartz filveftris Vidorici fpeciei, plerumque tamen referunt citharam, alia ve- ro femi plenam lunam, horumque pars anguftior ad petiolum tendit. Officula hee obfcure lutei funt co- loris, in dorfo glabra & fplendentia, in inferiore ve- ro parte cinerea funt vel pallida, que nucleum con- tinent albicantem. Hi fructus erecti femper pedun- culis infident in ramis, licet adeo emarcidi fint, ut ipforum decidant fragmenta. _ Magnum arbori adferunt ornamentum; fub lete viridi enim ejus coma fruétus hi eriguntur tricolores , aurantii nempe, fufci, & nigricantes. Ex ramis ab- ruptis, & vulnerato cortice paucum exftillat craflum lac, uti in Bonga Tanjong. Lignum gerit hec arbor folidum & grave, ad oras albicans , fed ad interiorem fenfim partem rubefcens, quod in folo durabile eft, qua in re ab omnibus Vidorici fpeciebus differt. =. Nomen. Latine Metrofideros Macaffarenfis. In Ma- caflara & Bima vocatur Nane. Malaice & Javanice Caju Sawo. An vero Caju Sawo & Caju Sau unum idemque fit nomen , determinare nondum poffum, Caju Sawo faltem inferviret quoque anchoris, fi fatis magna ejus fragmenta conquiri poffint, fed plantatas arbores nemo facile permittit cedi, queque in filvis crefcunt, plerumque incurvz funt & breves. Per Ca- ju Sau feu ora anchorale alioquin intelligitur Am- inser flu ani, licet in Java vulgafts anchore ex Mangio celfo feu Lalary ligno fabricentur. ~~ Locus. In Amboina ignota eft hec arbor, fed vul- ris in Macaflara & Bima ; maxime vero in parvis axofisque infulis , qualis Tanakeka eft ad favoniam Celebes partem fita: Parva copia occurrit in Java , ac potiffimum prope zdes plantata. Ex Macaflara jufi adferri ejus oflicula feminalia, fed ex viginti vix unum progerminavit , harum juniorum arborum fo- lia erant oblongiora & acutiora, quam fupra defcrip- ta funt , ita üt incertumfit, quam diu nullos proferat fru&us hec arbor, an fit Tanjonus an vero Nane-ar- bor. ioo mą ERR pret dep i Le Mp e . Ufus. Maturi fruétus in forum venales deferuntur tam in Macaffara quam Bima, qui crudi eduntur, dum grati fint faporis: Magnates ante edes fuas il- Jam plantant ob elegantem ejus formam gratamque umbram : Reéti ejus trunci in Macaflara ac Bima ad- hibentur ad edium poítes, qui in folo licet cano- fo durabiles admodum funt, ex aliis vero non ita rectis manübria fecurium ac dolabre formantur, op- time referentes Lau/a-Utan. Ex hoc ligno alia prz- terea minora fabricantur opera in Java, dum ita po- litum elaborari poffit. Hec eadem arbor in Hort. defcribitur Malab. part. . Fig. 25. nomine Manilkara. Portugallice Fruita Manilha. Belgice Loebe[fen feu Chinenfia pruna, dum ibi creditur primum hanc arborem ex Manilhis & Sina in Malabaras addućtam fuifTe regiones , licet a- pud noftrates alius notus fructus fit, & occurrat fub nomine Prunorum Chinenfium , qui a Let/chis diffe- runt. i "^ Tabula Oltava Ramum exhibet arboris, quz Merrofideros Macaffarenfis vo- catur. | Ubi Litt. A. ramulum ejusdem arboris, ed Favane denotat. B. Ejus Florem. C. Calicem cum Stylo. D. Vero Fructus. E, E, E, Oficula feminala demonftrant; OBSERNET TO. Quum hujus arboris flores in textu non defcribantur, 6x Hort. Malaba, porum deferiptionem fubjungam, zai Flores HERBARII AMBOINENSIS Liber IV. cap. VT, of merg , zoet van fmaak gelyk Dadelen, met een aange- naame rynfigbeidt vermengt, Waar inze wederom met de vruchten en merg van Bonja Tanjong overeenkomt. In dit merg fiaan drie , zelden 2 of 4 fleenbarde korrets tegens malkanderen , eenigzints overeenkomende met de zaaden van de vierde wilde zoorte van Widorick, dog in "t gemeen verbeeldenze een Luyt , zommige een balvemaan, en met bet fmalfle einde zien ze na agteren na den feeb. De korrels zyn donker-geel , op de rugge glad en blinkent, dog aan den buyk zynze graauw of doof, binnen meteen witten beefl. Deze vruchten ftaan altyd overeind aan baare takken, al zynze zo oud en vergaan , datze met fluks ken afvallen. Zy geven den boom een groot vercierzel , onder dat jeug- dige lef altyd te zien de overeind ftaande vruchten van driederley coleur , te weeten , oranje-geel , bruin, en finart- agtig. Uyt de afgebrokene takken, als mede uit de ge- queilie Jcbor(fe loopt een weinig dikke melk, gelyk mede de Bonga Tanjong doet, Het bout is digt en fwaar, aan de kanten wit ‚maar na binnen toe allenxkens rooder, in de grond durabel „en daar in van alle Vidoric zoorten ver/cbillende. : Naam. Jn ’t Latyn Metrofideros Macaffarenfis. Op Meer en Bima biet bet Nane. Op Maleyts en Javaans Caju Sawo. Of dit Caju Sawo en Caju Sau eenderley naam zy, kan ik nog niet zeggen ; immers Caju Sawo zoude mede tot ankers dienen als men bet groot genoeg krye gen konde , maar- de geplante hoomen wil niemant. geern aten omkappen, en die in "tevild groeyen zm gemeen- lyk krom en-kort. Door Caju Sau of anker-bout , verftaat men anders bet Amboin/che Nani , el xe op Java de gemeene ankers van bet Mangium Celfum of Lalary-bous maken. . Plaats. In Amboina is by onbekend, maar gemeen op Macaffar en Bima, dog meejł op kleene en klippige Eilan- den, gelyk Tanakeka is aan de zuydweft-boek van Cele- bes. In Rleene quantiteyt heeft men bem op Fava, en meeft alleen by de woningen der menfcben geplant. Van Macaffer beb ik de korrels bier laten komen, dog van 20 iffer qualyk een opgekomen, em aan de jonge boomen zyn de bladeren "EE e en /pitzer dan boven flaat, zo dat men twyfelt , zo lang by nog geene vruchten draagt, of 't een Tanjong of een ‘Nane-boot wil werden, „Gebruik. De rype orucbten werden op den markt te koop gebragt, 20 op Macaffer als Bima, om raauno te ee- ten, dewyl ze aangenaam van fmaak zyn. De groote Heeren planten bem voor baare buyzen , wegens zyne fraaye gedaante en goede fchaduwe. De regte ftammen werden op Macaffer en Bima gebruikt tot ftylen van bui- zen, dewelke im de grond, ja zelfs in den modder xeer duurzaam zyn: Uyt 't ander ,’t welk zo regt niet is , ma- kenze fteelen tot bylen en bytelen, als mede haven , gelykende zeer wel na Laufa-Utan. Noch meer andere fraaye, dog kleene werken, werden op Fava van dit bout gemaakt , yl bet zig zo glar laat werken. Deze zelfde boom wert. befcbreven in Hort. Malab. part. 4. Fig. 25. met de naam van Manilkara. In % Portu ome Fruita Manilha. Op % Nederduits L fen of | hineefche pruymen , deawyl men aldaar m i dat by eerft uit de Manilbas en uit Sina in de Malabar” Jcbe landen gebragt zy , hoewel by de onze een andere vrucht bekend is met den naam van Chineze pruymen , die mede verfchillen van de Letfchis. | De achtfie Plaat EE een Tak van de Macaffarfche Metrofideros ofte zer-hout, n Alwaar Lett. A. een Takje van diergelyke boom op Fava voortgekomen zynde , det TT pj B. Deszelfs Bloem. i C. De Kelk met de middelftyl, D. Wyft aan de vruchten; E. E. E. De Zaatkorrels. AANMERKING. Wyl es en = in de text niet befchre- ven worden, zal ik derzelver i de Hortus Ma- labaricus hier byyoegen, ` "rw vya de Horn De é, Jom. HIT. "Tab. VIF. "MA WAWA Mm A i GE N NN U NUN ANN NN SAN NNN SN OR TATTI HPG ALEKSIS e d E HH AMA MM HHH} 1/77 DÓW DO Wi Mer cze, 222227 op MAM) > ZL ODE A KI TT A == a7 ZZ = QU AN N NU ue HH MM Lag. 20. XX GER SS SIS LIN 7 NN TI SR NN w ANN MM ve Vim in} A) 4, Ü "n F een WHITH HH f 7 2/1944 Y MLA M Y) , st 1, | VIZ. U KN N NN VÄÄN ah AMÉ EN, y $ IV. Boek. VI Hoofiß. Flores magnitudine Tilie floribus haud diffimiles, itidem eirca extremos ramulos inter folia rotundis, lanuginofis, ac purpureis petiolis glomeratim , non fparfim producuntur , fen- fimque porrectis columellis umbelle fpecie panduntur; tri- plici conftant ordime foliorum acuminatorum ac ruforam , quorum finguli ordines fex continent foliola ac medius pla- ne erectus eft; inhaerentque calici craffo, rufo, ac lanugi- -nofo , in fex lacinias acuminatas fecto, fex candidis ftamini- bus, rufis apicibus dotatis, mediam floris cavitatem & um- bilicum occupantibus, inter que Stylus prodit, ipfius fructus rudimentum. In AvcTvARir capite Quarto Nani- Hua fe- quenti deferibitur modo, Licet hee arbufcula ob ejus nomen adfinis videa- tur effe generi Nani, ac quoque in Amboina pro- germinet, in Herbario tamen noftro non potui il- lam fubjungere Nani fpeciebus , partim quum ejus forma maxime ab iis differat, partim quod nimis diu poft illam obfervaverim : Arbor ipía paulo altior & craílior eft Limonio, fed fruticofior, paulo enim fupra radicem plurimos emittit incurvos ramos, qui fefe in minores breves ac firmos dividunt ramulos, in quorum fummo folia locantur folitaria , inordinata ; longiusculis infidentia petiolis, qui prope folium ge- niculati funt tanquam in Durionum foliis, inaequalis funt hec magnitudinis, a quatuor ad octo pollices longa, tres & tres cum dimidio lata, integra, in ob- tufum apicem definentia. Non multum Nani folia referunt, fed melius cum illis Novelle nigre feu Sa- limoery conveniunt, vulgaris nempe forme, fuperne glabra, inferne parum rugofa per protuberantes & obliguas admodum venulas, coloris gilvi. \ Fructus tam ex ramis quam ex furculis progerminant brevibus in racemis , quatuor fexve fimul junéti, in- ftar fru&uum Malabure ex rotundo trigoni , raro qua- dragoni, füperius coronati, primo rotundi inftar glo- borum fclopeti minoris , dein inftar prunorum rotun- dorum , exterius fufco-lutei ac molles € lanugino- - Lignum ejus durum eft ac durabile pro aedificiis ; fed craffioribus conftat fibris , quod cafum dulcem. emittit lympham: Fructus fine notabili progerminant flore. Inter Cafu- Poeti crefcit arbores , aliasque in minoribus filvis, nec alio huc usque innotuit nomine nifi Amboinenfi Nani-Hua.... Li ge "Tabula Nona Ramum exhibet arboris , quee Nani-Hua vocatur. Ubi Litt. A. ejus frućfus majores & feparatos fiftit „ ut cjus anguli melius dignofcantur. , 7 AMBOINSCH KRUYDBOEK. a e … 21 ‚ De bloemen zyn in grootte en gedaante aan die van de Linde-bloezem niet ongelyk , ook omtrent het uyterfte der takjes voortkomende op ronde ‚wollige , en purperagtige fteeltjes niet verfpreit , maar veele te gelyk en allengskens zig verfpreidende ; die als een Umbella ofte een Sonne-fcherm wer- den uitgebreidt. Zy hebben een driedubbelt getal van puntige en roffe blaadjes, waar van elk uyt zes blaadjes beftaat, en in het midden is er een overeindt, dog alle zitten zy op een dikke, rofie, en wollige kelk ; die in zes punten verdeelt is, en hebben zes witte vezels , wat roffe noppen in het midden van de bloem ftaande , tuflen welke een ftyltje voortkomt ; welke het beginzel van dê vrucht is: In bet vierde Hoofiftuk van bet Byvoegzel, wert de Nani Hua-Boom op de volgende wyze befchreven. Hoewel dit boompje volgens zynen naam, uit de maag- Jtbap van Nani /cbynt te wezen „ook mede een Amboin/ch gewas is, zo beb ik nogtans in myn groot Werk bet zelve onder de Nani-geflachten niet konnen voegen, om dat bet in gedaante al te veel daar van verfchilt , en laat tot myn kenniffe gekomen is: De boom is wat booger en dikker dan een gemeene Limoen-boom , dog beefleragtig, avant by is fchter van onderen op met kromme takken be- zet, die zig in korte en flyve ryskens verdeelen, aan t uyterfte derzelver flaan de bladeren enkelt en zonder order, op langagtige fleelen , dewelke by "t blad een knietje beb- ben -gelyk de Durioens-bladeren. Zy zyn an ongelyke grootte, te weten van vier tot agt duymen lang, 3en 3} breed, ongekerft, en met een flompajfpits. Zy gelyken weinig na Nani-bladeren , maar beter na die van Novel- la nigra of Salimoery , namentiyk van een gemeen fat- zoen, boven glad, beneden wat ruig, wegens de uitfte- kende en zeer [chuyns lopende aderen , en vaal-groen, De vruchten bangen zo aan de takken als ryskens met korte trosjes „4 en 6 by malkander , gelyk de vruchten van Malahuur, wyż den ronden wat driehoekig , zelden vier- hoekig , met een verbeven kroontje boven op, eerft als pic ftool-kogels, daarna als ronde pruymen, buyten graauw- geel en zagt, of wolagtig, binnen gevult met een drooge EA EET PIS E: t bout EE durabel aan den huysbouw, dog TAME y 18 zeeft het een zoet water, en de vruchten fchynen sire. ‚voort te komen. Het groeid onder de Caju-Poeti boomen, en in andere lugtige bo[Jcben , zynde tot nog toe met geen andere naam bekend dan den Amboin/cben Nani-Hua. De negende Plaat Vertoont een Tak van de Boom , die Nazi-Hua genaamt wert. Alwaar Lett. A. aanwyft deszelfs vruchten byzonder in grooter gedaante, op dat deszelfs hoeken beter gezien zouden kun. nen werden. a CAPUT SEP'TIMUM. Metrofideros Amboinenfis. Caju Bef. Etrofideros vulgaris arbor eft multum a prece- M dentibus differens, hocque nomine tantum no» ta in infulis Amboinenfibus, cujus cor feu in- ternum lignum undique albo quafi lardo cinctum eft ad palma circiter craffitiem , quod vulgo alburnum vocatur , uti fupra de Ebenis fuit dictum ; fubfequentur- que iftiusmodi varia ligna, cuncta vero interna ligna feu corda intenfioris coloris & folidioris fubftantie vocan- tur proprie Gr&co-Latina derivatione Melandryon , Malaice Dras , uti duriores plantarum radicumque nervi Ampulon vocantur. Sic quoque generaliter hic notatum volumus, omnes fubfequentes fere arbores filveftres in mares & feminas effe diftinétas , quarum illa mas habetur, qui durioris eft fubftantie , mirio- raque gerit folia & fructus, ac copiofiores producit flores, cujus lignum ad tignum vulgo ufurpatur. Fe- mina vero mollius gerit lignum coloris levioris, ma- *jora vero folia, copiofioresque fructus , cujus lignum ad tigna non ita valet. e , - (o. + Sie - VR HOOFDST U K: Gemeen Amboinfch T'zer-bout. Y T Et gemeene Yzer-bout is een boom veel van de voor- H gaande verfchillende , ende met dien naam alleen in de Amboinfcbe Eylanden bekent ; bet geen men ey- gentlyk Yzer-bout noemt; -vai dezen boom is mede bet bert of binnenfte bout rondom met een wit fpek omgeven, omtrent een band dik s. °t welk men in "t gemeen fpint noemt, gelyk wy boven van de Ebbenbouten gezegt beba ben, en nog verfcheide diergelyke volgen zullen; maar alle diergelyke berten of binnen-bouten , die van een boo- er coleur , en cap n zyns, noemt men een yk in 't Grieks Melandryon, in "t Maleyts Dras, elyk de barde zenuwen in de planten en wortelen Ampu- Jon. Zo willen wy ook in 't generaal bekent gemaakt beb- ben , dat meeft alle de volgende wout-boomen in manneken en wyfken onderfcheiden worden; waar van men bet voor *t manneken bout , bet geen harder van Jubftantie ; kleen- der van bladeren en vruchten, enryker van bloemen is, % welk men ook gemeenelyk tot "t timmeren gebruykt: Het «wyfkeń beeft een weker bout, ligter coleur , grooter bla- deren, em meer vruchten, tot "t timmeren meeft ony C3 >” HERBARII AMBOINENSIS ZiberIV.cap. VII. Sic itaque Metrofiderum quoque dividimus in ma- rem & feminam, cujus mas vulgatiffimus eft, quem primum defcribemus. Altiffima ać vaftiffima eft arbor, non penitus re- &um gerens truncum, fed plerumque incurvum, ex- ceptis iis , qui in denfis crefcunt filvis , qui trunci ere- éti admodum obfervantur; paucos vero incurvos gê- fit hzc arbor majores ramos, eleganter extenfos,ex qui- bus plurimi nodofi & incutvi excrefcunt ramuli, qui in plures aliós mińoresque divifi funt. Arboris cortex eft glaber, cinereus , Vel in album tendens colorem, ramorum vero magis fufcus eft, in inferiore trunco duplicatus, qui in fenećtute feparatur in magnas fir» masque lamellas ultra cultrum craffas , in brevioribus ramulis folia plerumque in bina paria diftincta funt, in junioribus vero arboribus in tria paria oppofita. Folia hec funt fubrotunda, tres quatuorve pollices longa, paulo minus lata, paulumque antrorfum in- flexa. cui lateri magnus nervus femper proxime ad- cumbit, ita ut hic non directe per medium tranfeat , funtque illa porro firma, glabra, & late viridia , pau- cis transverlalibus coftis diftinéta, a quibus vetufta fcabra funt, hec quoque fuperius rotunda funt , fed juniora funt magis oblonga, brevique apice donata, quoque vetuftiora funt folia, eo minora; fique effent incifa, cum ee foliis maxime convenirent , fapo- rem porro habent dulcem , cum parva adítrictione, ita ut hzc juniora folia cruda edi poffint. In ramulorum fummo racemi breves propullulant, quibus infident plurima gana capitula forma modo- que Caryophyllorum , fed non ita cruciatim pofita nec ordinata: Hec fefe aperiunt in flofculos quadri- petalos fubrotundos, coloris ex viridi lutefcentis inftar florum Mange, magnitudine florum Clematitidis , in ipforum centro aliud locatur album & oblongum pe- talum fuperius circinnatum , circa quod primo tria locantur longa, fubtilia, & rubra ftamina , ample ex- tenfa, quorum quodvis prope ortum fuum bina bre- viora & magis albentia gerit ftamina , totque prope iftud medium petalum, majora-autem ftamina varias habent antheras farina flava adfperfas centro brevis adparet coronula, cul longum infidet cornu inferius latum & viride, fuperius anguftum in- ftar fili, & rubrum, quod in fructum excrefcit. Flo- rum odor eft gratus , fed debilis, fere inftar illius forum Canangz , fiqué hi marcefcunt , petala externe magis flavefcunt, mediumque violaceum habet colo- rem. Fructus eft filiqua longa, tenuis, & plana, fpitha- mam vel undecim pollices longa, tres digitos lata, calamum circiter craffa, oris qualibus & aliquando rotuberantibus, ejus pars inferior eft fere recta hi: umque craflum format , fuperior vero pars gibbofa eft ac tenuor , adlatera plerumque incurva, fique ma- tura, obfcure fufca feu nigricans, nec facile aperiri poteft ac dura eft. Intus locantur quatuor, quinque, vel fex-tenuia &- plana officula feu fabe nigre, ma- gnitudine circiter denarii, ad cultri craffitiem , non rotunda „fed oblonge & fere cordate, quz in hilo fuo umbilicum gerunt, quo filique nećtuntur, in his- ce medulla invenitur ficca, viridis , forma folioli fita, que verum includit femen , ex quo juniores proger- minant arbores. Si hzc arbor profunde incidatur , ut per albam ejus fubftantiam fufcum tangatur cor, late rubens exftillat fuccus inftar tenuis fanguinis , qui in linteis inexpungi- biles cauffat maculas, quod omnes plerumque tales fucci efficiunt. > Lignum, uti dictum eft, duplex eft, externum al- burnum tantum eft,. in junioribus arboribus pal- mam craflum, in adultis binos digitos, inzquali erafütie cor ambiens , uti vitellum in cocto confpici- tur ovo ab una parte necs adcumbere tefte quam in altera: Lignum ipfum feu genuinum Syderoxylum fubftantia eft folida , gravis, dura, & craffis conftans ex fbris, cum carne bovina feu Quercu noftra conve- nien$, in mare pallide fufca, fed ficca obfcurior eft, ac demum nigricat, una tamen ejus invenitur fpecies, -cujus lignum crudum ad pallide ruffum adcedit colo- zem, que Metrofideros rubra vocatur, Altera Metrofideros femina modo crefcendi cum ma- re convenit, fed ejus folia funt longiora, flaccidiora, & acutiora, quinque vel fex pollices longa. Trunci in ipfo Horis ` Zo deelen «vy dan ook den Yzerbout-boom in manneken en wyfken, waar van 't manneken bet eygentlyke , en meeft bekende is, en "t welk wy nu eerft bejcbryven zul- len. Het is een zeer boogen en robuften boom, niet beel re van flam, maar gemeenlyk wat bogtig , bebaloen die in digte boffcben [taan , dewelke zeer regt zyn; by beeft weinige en kromme booft - takken , ordentlyk uitgebreidt , en daar aan veele knoeftige en kromme ryskens, die but in veele andere en kortere verdelen. De jcbor/je des booms is even,ligt,a/ch-graauw, of naar 't witte trekkende, maar aan de takken is ze graauwer ‚aan de onderfte ftam dubbelt, en in den ouderdom affcbilferende , met groote en ftyve lappen, ruym een mes dik; aan de korte ryskens Jtaan de bladeren meeft by twee paren, en aan de jonge boomen drie paren, regt tegens malkander. Dezelve zyn rondacbtig , drie en vier duimen lang , vat minder breet, en een weinig na vooren geboogen , welke zyde de groote zenuwe altyd naaft leyt, zo datze niet regt door de mid- den gaat, wat [Lyf , glad, en blyde-groen , met weinige dwers-ribben , dieze in den ouderdom wat geplooyt maken. De oude bladeren zyn vooren rond, maar de jonge zym langwerpiger , met een korte /pitze „en boe ouder, boe kleen= der zy worden; waren ze gekerft, zouden zy met ons Eyken-loof groote gelykeniffe bebben , van fmaak zoet , met een kleene adftriötie, zoo dat men de jonge bladeren wel raauw kan eten, - Aan "t uitterfle der ryskens komen kort getakte trosjes voort, daar aan flaan veele fpaans-groene knoppen, im maniere als de Nagel-ktoontjes , dog zo wel niet in 'tkruis, en gejcbikt. Deze baar- openende werden bloempjes van vier langwerpige en vooren ronde blaadjes , van .koleur geel-groen, als de Mangas-bloemen , en in de groote, als. die van Clematis; in haar midden flaat een ander wit en langagtig blaadje aan de boven rand gefinbbelt, rondom aan voor eerft drie lange fubtile en roode draden; wyd uytge/preyt , hebbende ieder by zyn oorfpronk nog twee korter en witter draden, en ook zoo veele by "t middelfte blaadje, dragende de groote draden diverze noppen , met geel meel hefiennypt. magt im do millon viet mon sen hort. bekertje of kroontje, daar in [laat een lang boorentje ,on- der breet en groen, boven final, als een trad > en roody waar uyt de vrucht werd. De reuk is lieffelyk, dog flap, bykans- als die van Cananga-bloemen „en als deze bloemen oud worden, zo ziet men de buitenfte blaadjes geelder y en bet middelfte wert violet, ` ' De vrucht is een lange, dunne, en platte bouwe, een Jpan of elf duymen lang, drie vingers breet, en omtrenz een fchaft dik, meeft met evene kanten, of bier en daar met een bogtjé , de buyk is febier regt , en maakt een dikké naat, de rugge is bultig en dun. By zyn ook gemeenlyk ter zyden wat gekromt, ryp geworden, donker-bruyn of fawart , niet ligt om te openen, en bard. Binnen leggen 4.5. en 6 dunne platte boonen, ook fwart, en even in de grootte van een kleene fchelling , in de dikte van een mes, niet rond , maar langwerpig, of als een bert „en in "t kloofje een kori adertje hebbende , waar mede zy aan de Schaal bangen. Binnen is een groenagtig droog merg , in de gedaante van een blaadje, "t welk bet eigentlyke zaat is, waar van jonge boomen voortkomen. = Als men in den boom zo diep kapt , dat men door 28 witte [pint tot bet brwyne hert komt „zo loopt "er een ligt- roode zap uyt als dun bloed , °t welk in ^t linnen- onuyt- NAM vlekken geeft, gelyk alle meeft diergelyke zap- en doen. . Het bout „als gezegt „is tweederley , bet buytenfle witte is maar fpint , een band dik aan de jonge- boomen; en aan de wolwajjen twee vingers dik, dog inongelyke dikte „bet bert omgevende , gelyk den doorn in een gekooktey gemee- nelyk de eene zyde nader ligt, dan de andere. Het bert of eygentlyke yzer-bout, is een vafte fubftantie , favaar- . bard, en grofdradig , met bet robufte o[fem - oleefab , of met ons Eykenbout te vergelyken, aan "t manneken ligt- bruyn, maar befterft boog-bruyn , en ten laatften favarte bruyn, men beeft egter een SEN > waar van * raauwe bout na °t ligt-roffe trekt, "t welk men rood Yzer-hout noemt. 2. Yzerhout 't wyfken is in manier van wallen te mannetje gelyk, de bladeren zyn wat langer , flapper „en Jpitzer 5 en 6 duimen lang. ¿E s an * IV. Boek. VII Hoofifl Trunci lignum exterius feu alburnum eft craffius, atque cor pallidiorem habet colorem , quam maris, ex fufco nempe'in luteum vitellinum vergens colo- rem, nec unquam ita nigrum, fi ficcum fit, levioris & mollioris fubftantie , obfcuris ftriis longitudinalibus diftinćtum , quodque facilius elaborari poteft. Utraque ligna placentarium gerunt odorem , vel in- ftar recentis panis, fi elaborentur, facileque fecari & perdolari poffunt, fatisque glabra funt, fi polian- tur: in recenti elaborato ligno inter majores pectines minores obfervantur lutei , & fragiles inftar fulphu- ris, quod proprie ejus pinguedo eft. Femina aliam quoque habet varietatem, cujus fo- lia funt longiora, & acutiora, ac fzpe per tria paria ramulis infidentia, quorum unum prope pedunculum aliquando incurvum eft, ejus lignum quoque vitellini eft coloris, molle, & longum , nec ita durabile ac precedentis, ex fufco ruffum eft , magnumque habet alburnum. Maris ligni pectines funt breviores , intri- catiores, multoque copiofius gerurtiftud fulphur , fe- mine vero funt dongi & recti. Radices quoque fub terra rorepunt , nec profunde illam perforant, ita ut feepe upra rupes nudz decurrant, inque litoris fcopulis fi crefcant, fub radicibus excavata eft, ubi ha excur- runt: Radices funt ficce fepe & emortuz, nigrican- tes, atque una parte vivente obduéte cortice, nihi- lominus tamen fcopulis ita infixe, ut a ventis non a- deo facile disjiciatur hec arbor ac precedens Nani. Anni tempus. Sub initium ficcorum menfium h. e. Septembri flores incipit proferre, quod usque in Ja- nuarium & Februarium durat , fructus ejus maturefcunt menfe Aprili, & fub initium pluvioforum menfium, quum pauciora gerat folia , optimeque cedi poteft. Nomen. Latine Metrofideros Amboinenfis , feu Lignum ferreum vulgare. Belgice gemeen Yrerbout. Malaice Caju Bei & proprie Caju Carbou, vel uti alii dicunt arboo. Ternatice Dowora. Amboinice [fer & Ifféle , unde putarem noftram -nationem fuum Yzerbout de- flexiffe, quum non-obfervem aliquam nationem ipfi cognomen Sideroxyli tribuiffe. Macaffarice dicitur Ba- Jang: » «curictis occürrit intulis-Oriontalihuss Ar & in Fava, ac Malacca, optima vero & frequentiffi- ma crefcit in Amboine regionibus , lutea nempe in Boutona , Boerone , & Cerama: Fufca vero feu mas in ipfa Amboina, uti Gin Cerama tam in litore, quamin vicinis ipfi montibus , quoque locus fit magis faxofus, eo melius exhibet lignum, ita ut fepius, uti dictum fuit, in acutis & nudis erefcat rupibus: Expertus quoque fui per ftipites propagari poffe menfibus plu- viofis in folo duro lapillis mixto. i Ufus. Hifce in regionibus hoc lignum primarium eft, quod ad tigna, adhibetur , uti apud nos Quercinum, non tafitum ad edes, fed ex ipfo quoque menfz , fe- des, cifte , fimiliaque fabricantur , atque tam dolabra quam tornionum ope politi poteft ; licet craffis videa- tur conftare fibris, atque poliendo in tam fplenden- tem & obfcure fufcum elaborari poteft lignum , ut a vetufto & diu A ligno Quercino diftingui ne- queat; aque injettäm hoc lignum fundum quoque petit, fed femine lignum quodammodo fupernatat uti & illud maris, fi levia quzdam ipfi adligata fuerint ligna, ob gravitatem vero te&is raro infervit. : - Lignum hoc auream prebet rafuram haud ingrati odoris, illud vero quam maxime a folo arcendum eft, ne muros tangat ex terra, argilla , falfisgue lapillis marinis conftructos , ab omnibus enim hifce ingredien- tibus intra paucos annos putrefcit: Credebatur olim calcem huic ligno effe perniciofam , experientia vero fubfequentibus annis edocuit, ipfi calci hoc non effe adfcribendum , fed falfedini aque , ipfi mixte , vel lapillis marinis, unde & cementariis mandatur, tra- bes ex hoc ligno conftruêtas lateribus cottis ficcis- que ac calci inponere , unde hoc lignum indurefcit & perfiftit, quondam vero hoc obducebatur lamellis plumbeis, quo usque muros penetrabat , fed hoc quoque non füccedebat, uti id ad oculum nobis in muris de- fcriptis adparuit: Sic qhoque non durabile eft in E narii, aliisve ocelufis repofitoriis, omnis enim hu- miditas nebulofusque talis aër. huic nocet ligno, unde nec etiam pluviis vel vento poteft refiftere nifi pice vel Ier odam effet obduétum , durabile fatis quo- in? D. | OPO o fúbaqua ;fed'non in ipfa aqua, inqdain- © tra paucos menfes teredines Malaice Capang & ae AS ole- AMBOINSCH KRUYDBOEK. 4 Aan de ftam is bet fpint grooter, bet bout van °t bert ligter van koleur, dan aan 't manneken, namentiyk uyt den bruinen, naar 't doorngeele trekkende , en nooit zo [warb beftervende als dat van manneken „ligter en weker van Jubftantie , met donkere ftrepen in de lengte , en gemakke- ^ lyker om te bearbeyden, Beyde bouten bebben een koekagtigen reuk, of als verfch brood, als men ze bearbeyd , neemt gemakkelyk de zaag en Jcbaaf aan, en wort redelyk glad, gepolyft zynde: in’t . verfch bearbeyd , xiet men tu[Jcben de kammen eenige kleen- dere kammen , geel en bryzelig , als favavel ‚bet welk zyn vettigbeid is. Het wyfken beeft nog een, verandering, daar aan de bladeren nog langer en fpitzer zyn, ook dikwils met drie paren aan de ryskens , waar van zomtyds bet eene by den Steel omgedraayt fłaat, bet bout mede doorn-geel , week , en lang , zo durabel niet als bet voorige, befterft bruyn- ros, en heeft een groot fpint. De kammen van 't manne- kens- bout zyn korter , verwerder,, en bebben meer geel J'wavel, maar die van 't wyfken zyn lang en regt, De wortelen ver/preyden bun ook meeft langs de aarde , en no niet diep in, zo dat men ze dikwils over de klippen loot ziet loopen , en op de ftrant-klippen ftaande , is by dik- wils onder de wortel bol, alwaar die afbangen , de wors telen zyn droog , wart beftorven, en egter aan de eene zyde nog met de levende Jcbor[fe bekleet , niet te min boud by vaft in de klippen, en word van de winden zo ligt miet omgeworpen, als de voorgaande Nani. Sayzoen. In 't begin van de drooge Mouffon , dat is September , begint bet te bloeyen ,’t welk duurt tot in Fa- nuary en February. De rype vruchten beeft men in April, en in 't begin van de regen. MoufJon , wanneer by ’t min- fle loof beeft, en Delf om te kappen is. | Naam. In’t Latyn Metrotideros Amboińenfis, of Lignum ferreum ER Op’t Duitfcbgemeen Yzer- hout. Maleyts Caju Beffi, en eygentlyk Caju Carbou s of gelyk andere zeggen Marboo. In Ternaten Dowora, Amboinfcb Ier en file, waar van men giffen zoude, dat onze Natie haar Yzerbout gemaakt beeft, om dat ik niet bevinde , dit Kn by ^: E atien den toe- naam n zer te bebben. Macaffars Bajang. Boegis Ipi. i B ee vi M e alie de EE che Ey Si ( op a em Malacca, dog wel tb efte in de Amboinftbe quartiêren be Beren; bet Nee ton, Boero, en Ceram, bet bruyne of manneken op Amboina SCH als mede op Ceram, zo wel op ftrant , als in t naafte gebergte „en boe fteeniger de plaats is . boe beter bout by geeft , zo dat men "t dikwils, als gezegt 5 op fcberpe en meeft bloote klippen vint. Ik beb ook bevonden, dat men % met flokken verplanten kanin de regen- Mou/Jon, en in een barde grond , daar kleene [teentjes onder lopen. Gebruik. In deze quartieren is dit bout een Prins van alle timmerbouten , gelyk by ons °t Eykenbout is, te weż ten, op 't lant niet alle en tot den buisbouw, maar og tafels, ftoelen, kiften , &c. latende zig zo met de y als drayers bytel, redelyk glad werken, boewel *t grof- „dradig Jebynt A egter door “t polyften kan men bet glim- mende en donker-bruyn maken, zodat men 't van oudt en lang gebandelt Eykenbout niet onder/cheiden kam. Het is mede een zink-bout in "t water , dog bet wyfken dryft eenigzints , gelyk mede "t manneken „als "er maar weinige ligte bouten aam gebonden Zyn , wegens zyne fwaarte wert "t zelden in *t dakwerk gebruikt, * Het geeft een gout-geel zaagmeel, niet onaangenaam van reuk, maar men moet dit bout ten boog [len bewaren, dat bet in geen gront flaat , nog in eenige muuren van aar- de, kley, en brakke zee-fleenen gemetzelt, gelegt wert, want van alle deze vergaat dit bout in weinige jaren, Men == ook eertyds gelooft , dat de kalk aan dit bout Jchaadelyk zy ;maar de ervarentbeid in de volgende jaren beeft bet tegendeel geleert, dat zulks de kalk zelfs niet toe te fcbryven zy, maar de brakkigbeid van ’t water , dat daar onder komt , ofte de zee - Ren > dierbalven ordone neert men aan de Metfelaars, datze de balken in droo m Jteenen en kalk zullen leggen, waar in dit bout art en onverteert blyft. Men Ge? eertyds met loode platen, zo verre ze in de muur lagen , maar dat deugde al mede niet, gelyk ons den Vibe, 14 in eenige afgebro- kene muuren geleert heeft: Zo is ^t mede zo pic PEI in kelders , en andere beflotene pakbuyzen „want alle voptig- beid of diergelyken lugt dit bout fcbadelyk is , daarom bet ook tegen geen regen of wint beftaan kan , ten «vare dat t met teer ofte andere verwe aangeftreken wierde; niet te min in de gront onder water is bet durabel , maarniet in i. we 24 HERBARII AMBOINENSIS LikrlV. tap: VII: Solenes illud perforant. Sic quoque follicite curan- dum eft, ne alburni quedam pars remaneat in trabibus vel poftibus, quum omne illud ac prafertim quod in occlufis deponatur locis, intra paucos annos degene- ret in albas fomicas pediculosque , quod animalium genus tanquam peftis graflatur in India, quibus plu- rima fupellectilis pars ipfxque perduntur edes. Ela- boratum lignum facibus vulgaris cerevifiz politur, ut elegantem fufcum fplendentemque adquirat colorem, vetus vero in edibus.adeo indurefcit, ut vix clavus trajici poffit, adeoque firmiter rubigine ipfi inhzrent, ut non nili fracti & vi evelli pofünt, uti & hoc multo difficilius elaboratu eft. Optime etiam foco infervit, fed alia leviora ipfi admifcenda funt ligna, quum fo- jum lente ignem concipiat, fi vero femel flammam fufceperit, vehementer ardet, fortemque emittit ca- lorem, folidosque relinquit carbones; ad naves ex- ftruendas non adhibetur, quum nimis fit grave, nec in aqua durabile: Hoc inluper vitio laborat lignum iftud, quod magnas nempe circa cor gerat fifluras, que fepe per totam decurrunt trabem, licet cor cæ- terum adeo fit durum ac reliquum lignum, quod li- gniariis multum tedii adfert , fi trabem craffiorem in afferes vél minora fecare velint fegmenta; He vero fiflure plerümque huic fuperveniunt ligno per gravem lapfus itum, vel fi arbor vegeto nimis referta fit fuc- co; attendendum enim eft, hanc non cedi arborem co tempore , qfio teneris foliis floribusque fit onufta , nec lenilunio, quod & de omnibus tignis obfervandum k notandum.. Ad ciftas & fcrinia femine lignum me- lius conducit, quum mägis fufcum, levius & facilius elaboratu fit, quales potiffimum funt Boutonenfes ci- ftule ulnam longe ac pedem alte. + Juniora- femine folia fufpectis*adcoquuntur, pifCi- bus, quales funt inflatores , duriones , fimilesgue , ut eo minus noceant. Vętuftus trunci cortex, uti dictum eft, fponte fe- paratur , fub quo alius regeneratur, qui fenfim quo- que decorticatur, talique modo aliquando quatuor, uinque, & feptem lamellz fibiinvicem inherent , que emi digitum craffz , multisque angulis involutz dili- genter conliguntur & adfervantur in ufum medicuin > contufüs enim hic cortex & cum veteri mafticatus Pi- nanga, velaliis incoétus cibis album pituitofumque fiftit fluxum, aliasque diarrheas. Primum fola ma- fticatur Pinanga , fuccusque ejus calce inpregnatus exfpuitur , tumque cortex ore adfumitur cum pauca confciM Zingiberis quantitate quorum fuccus fimul de- glutitar: EE additur , quum hi plerumque morbi ex frigore & ftomachi flacciditate fuum ducant ortum. Ejus fabe, in Sumatra ultra denarii magnitudinem excrefcunt, que referunt fructus fabe marine feu “Boa Parang , quäs plebs conligit , carbonibusque vel cineribus calidis inponit & torret, donec ipfarum. pellicule dehifcant, quas dein per tres vel quatuor dies in aqua miacerant falfa , in tepida iterum renovant, coquunt , ac edunt. „ARR In Batsjama Cepphus quidam fuit obfervatus, qui "venenatos comederat in litore boletos, unde vertigi- nofus erat, mirisque giris Juxta litus fefe circumvol- vebat , donec ad Metrofiderum accederet , cujus cor- ticem roftro perforabat , unde reconvalefcebat. Hinc homines edodi fuere, hunc conducere corticem con- tra anxietates perniciemque Boletorum , fi recens nempe cortex, vel lignum contritum adfumatur. ^A Amboinenfes feminz viridem edunt corticem cum Pinanga, fi inpregnate fint per totum inpregnationis ‘tempus, ut ipfarum foetus fint robuftiores ac faniores. Anno 1678. in vetufta decidua Metrofideroin Ama- huff: montibus obfervatum fuit in crafforum ramo- rum mêditulliis gummi quoddam , fapore & eolore A- caciz fimile , inftar picis nigrum , adftringentis admo- dum faporis cum quadam & levi amaritie: Hoc gum- mi fuperioribus temporibus non fuit notum ‚ac lignum, „cui adherebat, ex nigro magis fufcum & durius erat vulgari Metrofidero. Hujus gummi pauca copia ore adfumpta omne mucofüm adtrahit , depuratque illud ‚que bene ac terra Catechu, "Tabula Decima ! Ramum exhibet Merrofideri Amboinenfis > que Caju Bef incolis vocatur. ` ‘ CAPUT 't water zelfs , daar in binnen weinige maanden de pyp- wormen int Maleyts Capang, int Latyn Solen , inkomt. Zo moet men ook zorgvuldig al 't witte fpint afnemen „al zou’er aan de balken of ftylen een boek wan blyven , vermits al bet zelve , inzonderheid dat in bedompte plaatzen flaat, in korte jaren verandert in witte mieren of bout-luyzen , een fnoode peft in Indiën, die menig gebouw en buisraad bederven. Het bearbeyde bout wert met moer van gemeen bier gepolyft , om fcboon bruyn te werden, bet oude in de gebouwen werd 20 bard, dat men er niet of qualyk een Jpyker kan inkrygen „en die in 't verfche geflagen werden, verroeften daar in zo vaft „dat men ze zonder breken niet weder uit kan krygen, gelyk bet als dan ook veel moeye- lyker te werken is. Het geeft ook [choon brandhout , dog men moet er ander ligt bout onder mengen , om dat 't alleen langzaam in brand raakt, maar eens de vlam gevat beb- bende , brant bet fel „geeft een fterke bitte, en beftendige koo- len; tot den fcheepsbouw werd bet niet genomen , om dat "tte favaar , en. in 't water gants niet durabel is. Dit bout beeft verders die fouten,dat bet groote bert/cheuren beeft, die zomtyds door den gebeelen balk gaan, boewel bet bert anderzints xo bord is, als "t reflerende bout , bet welk de timmerlieden groot verdriet qanbrengt , als ze een dikke balk tot planken of kleendere bouten willen zaagen: Deze fcbeu- ren komen egter gemeenelyk int bout door den [waren flag in "t nedervallen, of als den boom te vol jeugdig zap is, want men moet wel opletten, dat men.deeze boomen niet kapt, als ze vol jong loof, ofte bloemen fłaan , nog by ale maan , `t welk van alle timmerbouten gezegt zy. Tot kiften en kaften is "t bout van "t wyfken bequa- mer , om dat ”t geelder „ligter , en gemakkelyker te bewer- ken is, gelyk meeft zyn de Boutonze kisjes van een elle lang »-en een voet boog. — e jonge bladeren van 't.wyfken werden by fufpecte vi[Jcben gekookt , gelyk er zyn Opblazers , Durioens vifch, Gc. op dat ze te min fchaden zullen. De oude fchorffe, als gezegt , [chilvert wan zelfs af, daar onder weer een ander groeit , die metter tyd ook af- Jchilvert, en zo bangtze SEN x 4. 5. en 7 dubbelt boven malkander , welke lappen een Balve vinger dik zynde „en met veele ronde hoeken , naarftig verwaardt werden tot cen medicinaal gebruik, want gejtampi zur mot nude Pie- nang of in andere koft gegeten , floppen de witte.en fly- merige roer, en andere buyklopen. Men knauwd eerft de Pienang alleen - SEH den gekalkten zap uit , en doet de genoemde [cbor[Je in de mont, met een weinig kleene Gember , de refterende zap voort infwelgende. De Gember word daar by gedaan, om dat die ziekte gemeenelyk uyt koude en flappigheid der maags komt, ` mes De zaden werden op Sumatra ruym zo groot als een. Jcbelling , gelykende de vruchten van Faba Marina, of Boa Parang, dewelke de geringe luyden vergaderen, op kolen of beete affche braden, tot dat de fébellen barften s daar na drie of vier dagen in zout water weken, als dan weder verver/cben, opkooken , en eeten. Op Batsjam beeft men gezien een Zee-meeuw , dewelke fenynige Campernoelien op ftrand at, en daar van duize- lig wierd, zo langs flrandt op en neer rollende, tot dat- ze by een Yzerbout-boom quum , pikte in de fcborfJe , waar van ze wederom bequam. De men[cben bebben. hier uyt geleert „dat deze fcbor/Je tegens de benaausótbeidt , en fcha- delykbeid van Campernoelien dient, te weten de verfche JeborfJe of bet bout gevreuen, en ingenomen. ¿ De fcbor[Je eten de Amboinfche Vrouwengroen met Pi- nang , als zy bevrucht zyn, den gebeelen tyd van báa- ‚ren dragt, en zeggen „ dat daar van fterke en gezonde kinders komen. e i E deg Ao. 1678. is in een oude omgevallene Yzerbouts-boom, int gebergte van Aalia innen in °t bert. van de dikke takken ee een. Gom , aan finaak en koleur de Acacia gelyk, te weten, [wart als pik, en zeer ad- ftringerent van [maak, met een kleene bitterbeid in bet eerfte: Deze Gom is te vooren niet bekent geweeft, en * bout , waar in bet zat, was fwart-bruynder en harder “dan bet gemeene Yzerbout. Een weinig van 't zelfdegom in de genomen, trekt alle de flymerigbeid t'zamen , en xuyvert den zelven zo wel als Caatsjo: De tiende Plaat Veftoont een Tak van het gemeene Amboinfche Tzer-hont ; het geen Caju Bet van de Inlanders genaamt wert. VIII IV Boek. VIII Hoofż/. CAPUT OCTAVUM Metrofideros Molucca. Samar. m Ertia Metrofideros a precedentibus diverfa eft; que in Moluccis ita vocatur, in hifce ve- . ro infulis nomine Samar nota eft, in marem quoque & feminam divifa, excepta tertia fpecie Sa- mar Ayer feu Samar fungofa dicta. Primo Samar mas feu rubra, qua ufitatiffima, fil- veftrium arborum altifima eft , recto craffoque adfur- gens trunco, inftar majoris mali erecta eft; Ejus folia vulgaris funt forme, quinque fexve circiter pollices longa, tres pollices lata, ad oras ferrata, fed non ita pro- funde ac illa Arboris Pinguis, ficciora autem & firmiora, in junioribus vero foliis profundius ferrata funt & lon- iora, amari faporis, coftis parallelis obliquis diftin- da , ac folitaria, irregularique ordine ad ramulorum extremum pofita, plerumque laciniata & exefa, ita ut vix integrum in ramo reperiatur folium. Ramuli tales plures conjuncti funt , erecti ad ramorum extre- mum. Cortex eft glaber, durus, & pallide fuícus, fragilis, interna parte intenfe luteus, ruffis pértextus venis. Fiores ad ramulorum extremum progerminant, uti Mange flores, qui fimplicibus petiolis feu julis, tres & quatuor pollices longis infident, tres fimul plerum- que junéti , horumque quidam bifariam divifi funt, juli hi undique obfeffi funt parvis viridibus capitulis, quz in flores fefe aperiunt parvos, ex feptem alben- tibus Pa in orbem pofitis inftar patine conftantes, ui plurimis brevibus gaudent ftaminibus, totusque dolcalua haud multo major eft femine Catjangh. Gra- tum fed debilem fundunt hi flores odorem, ac ple- rumque inutiles decidunt, unde & in plurimis arbori- bus nulli obfervantur frućtus , exceptis iis, quz in imis crefcunt montibus. In patina-ifta frnétus crefcit minimus; vix major viridi-Catjangh femine, durus, angulofus, externe rubens, fed fenfim nigricans , qui auciffimam ac vix. notabilem continet medullam co- ore & fubftantia albi papaveris feminis , unde miran: dum eft vaftiffimam ac graviffimam hanc filveftrem är- borem ex tam tenui rudimento fuum capere incre- mentum. Ex vulnerato trunco lete rubens inftar fanguinis exftillat fuccus, in Moluccis nempe infulis, ex Am: boinenfibus enim arboribus plerumque lympida de- pluit aqua, que ruffa exficcatur. Ejus lignum eft grave, ac recens, ruffum vel rubrum , fed ficcum fu- fcum eft inftar Syderoxyli , quoque magis id aque fal- fe exponitur, eo magis nigrefcit. Secundo Samar femina fimilem ere&um & altum ac mas gerit truncum , fed ejus cortex obfcurus magis eft, mufcofus, facileque frangens , atque incifus pau- cam exftillat rubentem lympham. Rami plurimi fimul jun&i funt, ac plerumque tres fimul uno ex centro ortum fuum ducunt, quorum unus femper minor eft. Folia ejus funt folitaria , brevibus petiolis , fedlon- ioribus illis maris infidentia,a feptem ad decem pol- Be longa, quatuor lata, nec nervus medius direéte per medium tranfit , ipforum ore non ita profunde ferrate funt ac illorum maris , in quibusdam tamen locis acuti apices obfervantur, planique finus, cofte infe- riores oblique admodum decurrunt , praefertim pofte- riores, ipforumque fapor parum amaricat cum äd- ftri&ione. Flores haud multum diverfi funt ab illis preceden- tis: Fructus colore, magnitudine , & forma cum Ce- rafis acidis conveniunt , non perfecte fpherici, fed arum gibbofi, ac fuperius foveola notati , glabri , ac lendentes: Horum caro eft auftera inftar prunorum lveftrium , adftringens , multis finuofis & emargina- tis officulis repleta. Lignum recens cefum albicat, fed ficcum ex flavo fufcum eft, fatis durabile pro æ- dificiis: Fructus maturefcunt menfibus Februario éz Martio. Tertio Samar Ayer feu fungofa maxima gerit folia , corticemque fuccofum, fungofumque & aquofum li- gnum , nulli operi utile, unde & contemnitur. Nomen. Latine Metrofideros Molucca. Belgice Ter- nataans Yzer-bout. Malaice Caju Be/fi Ternate. Terna- Tom. Ill. tice AMBOINSCH KRUYDBOEK. 25 Vil. HOOFDSTUK. Ternataans Tzer-bout. Et derde Tzer-bout, mede van de voorgaande vers Jcbillende , is bet geene men in de Moluccos dus noemt, in deze Eilanden onder den naam van Samar be- kent , insgelyks verdeelt in manneken en «vyfken , bebal- ven nog een derde genaamt Samar Ayer of bet vooze Sa- mar. , 1. Samar bet manneken of bet roode , zynde bet meeft gebruikelykfte, is een van de boog [le «veut - boomen, met een regten dikken ftam, in de gedaante van een grootte maft opgeregt , de bladeren van gemeene gedaante omtrent 5. of 6 duimen lang, 3 duimen breet , aan de kanten ge» zaagt, dog niet zo diep gelyk die van Arbor Pinguis, drooger en flyver , maar aan de jonge boomen dieper ge- zaagt „en langer „bitter van fmaak , met parallele Jcbuyn- ze ribben doorregen, enkelt , en zonder ordre omtrent bet uytterfte van de korte en gekapte takjes ftaande , meeft ge- Jcbeurt en doorvreten , zo dat men aan een tak kwalyk een gebeel blad vinden kan. De ryskens ftaan veele by mał- kanderen „regt voor uit aan 't einde der takken. De jchor/Je is effen, bart , en ligt-graauw, breekfaam , van binnen boog-geel met roffe aderen. et bloeizel komt voort aan "t einde of voorfte der taks- kens , gelyk bet Mangas bloeizel, zynde enkelde fteelen of vingers, 3. en 4 duimeń lang, waar van 3. gemeen- lyk tegens malkander flaan, en zommige derzelver zig im twëen verdeelen, deze fleeltjes zyn langs benen digt be- zet met kleene groene knopjes , waar uit bet bloeizel werty bet zelve zyn kleene bloempjes ‚gemaakt van 7. vuil-witte blaadjes , in de ronte zane als een fchoteltje , en daar in vol korte draatjes, zynde bet geheele bloempje niet veel reoter dan een Catjang. Zy zyn van een lieffelyken , dog ppen reuk, en vallen meeft voor niet met al af „daarom men aan de meefte boomen geene vruchten vint , bebalvert "aan die (e s die diep in °t gebergte flaan. In bet voor- noemde fchoteltje groeyt de vrucht zeer kleen , en niet veel grooter dan een groene Catjang, bart. wat boekig , en root van buyten, dog metter tyd rookverwig , daar in leyg zeer weinig en pas kennelyk merg , van koleur én grootte als het zaat van witte Papaver, zynde te verwonderens dat een van de grootfte en fwaarfte boomen des wouts , zyr borden beeft uit een zo gering beginzel. yt den gequetften [Lam loopt een ligt rood zap als bloet, te weten in de Moluxe Eilanden , want in de Amboinfche loopt meelt een wit water uyt, welk ros beflerft. Het bout is fwaar , verfch zynde, ros of rood, maar befterft bruyn, gelyk Yzer-bout , en boe meer bet in zout water komt , boe fwarter bet wert. 2. Samar bet wyfken, beeft diergelyken regten en boos en flam , gelyk bet mannetje , dog de /cbor/Je is wat don- Sie , mojchagtig , en kort afbrekende „en geeft een wei- nig roodagtig water in 't kappen. De takken ftaan veele by malkander , gemeentlyk 3. uyt eenen oor[pronk , dog de eene is altyd kleender. De bladeren ftaan enkelt op korte voetjes, langer dan bet mannetje, te weten van 7. tot 10 duimen lang, en vier breet , en de middelfte zenuwe gaat niet regt door de midden, baare randen zyn wel zo merkelyk niet gezaagt als aan °t mannetje , dog bier en daar kan men korte fpit- ze zien, en vlakke bogtjes, daar by de ribben van onde- ren lopen zeer [cbuyns , inzonderheid de agterfte „en baar Jmaak is een weinig bitter en Vzamentrekkende. Het bloeixel verfchilt niet veel van 't voorgaande. De vruchten zyn in koleur „grootte , en gedaante als Moerellens niet volkomen ront, maar wat nes en boven op met. een kuylije, glat, en glimment: Het vleefcb is aan de fleen wrang , en t’zamentrekkende , met veele hoekige en ge- kartelde korrels van binnen. Het bout verfch gekapt zyn- de, is witachtig , dog beflerft geel-bruyn, mede redelyk durabel tot den buisboww. De vruchten beeft men in Fe. bruary en Maart. .$. Samar Ayer of bet vooze Samar y beeft de grootfte bladeren en een zappige [cbor(Je , en een voos wateragtig bout , tot geen werk dienftig , en dierbalven veragt. Naam. In ’t Latyn Metrofideros Molucca. Op ’t us Ternataans Yzer-hout. Zn’: Maleyts Caju a er- 26 tice Hatabe[fi. Amboinice Samar feu Samal: Mas peculiari nomine vocatur „Samar Batoe, ob lapideam ejus fubftantiam, ac duritiem. Ru: Locus. Optimum ac ruberrimum lignum crefcit in Moluccis, tum in Amboina, vicinisque ipfi infulis „ac refertim in Uliafferenfibus: Non amat litora s vel oca ipfis vicina, fed altos montes. Ufus. Ad «des navigiaque hoc lignum adhibetur, prefertim ab Uliafierenfibus ligniariis, qui non tan- tum poftes ac trabes precipuarum ipfarum zdium ex eo formant, fed coftas infuper carinasque navigiorum Corre Corren dictorum , quod certum navis genus eft ratis more fabricatum , lateralesque afferes , non vero conftratum , quum lignum hoc fit nimis grave , fed in aqua marina durabile. Si in edibus hoc ligni genus diu fuerit inveteratum , adeo indurefcit, ut clavum transfigere vix poflint, in muris vero eodem confer- vandum eft modo, quo antecedens Syderoxylum. . Foemina ad tigna rion adhibetur multum , quum illius lignum non fit durabile: Ob corneam ejus fubftan+ tiam difficulter quoque per medium ceditur, fed per longitudinem facile finditur. Magi Indici hujus ar- boris radices effodiunt, quzdam incondita muflitantes more fuo verba, hasque cum quibusdam: aliis radici- bus fupra caput geftant , ut juxta ipforum.opinionem inmunes a vulneribus effent in bello. ' In Arboribus Amboinenfibus fructus adeo raro in» venitur, ut Amboinenfes ipfas fteriles putent, dicunt- que arbufculas ex radicibus veterum arborum propul- lulare , uti in Socco id fit arbore: T'ernatenfes contra adfirmant fructus illas gerere , qui maturi ex rotundo oblongi funt inftar ovi Columbini , qui tenera etiam & fufca folia in olus coquunt, vel cum pifcibus pro condimento edunt, licet maxime amaricent & ad- ftringant, quas binas qualitates ad fanitatem condu- cere dicunt. | T bula Undecima * - Ramum exhibet Metrofideri Molucce. TZ e AER A Tabula Duodecima ce? pa god Ramum exhibet Metrofideri, que Samar femina vocatur. OBS: BER: VAT EE Samar arbor apud Valent. p, 220. etiam occurrit , & in Tab. fab No. LIV. exhibetur, HERBARII AMBOINENSIS Liber TV. cap. VIII. Ternaats. Ternataans Hatabefi. Amboinfch Samar of Samal. Het mannetje wert in "t byzonder genaamt Sa- mar Batoe, wegens zyne fleen-bardigbeyd. Plaats. Het befte en roodfte waft in de Moluccos, naaft bet zelve is bet Amboinfche in al de omleggende Ei- landen bekent, inzonderheid in de Uliaffers, Het waft niet geern op ftrant, of daar omtrent, maar altyt in * booge gebergte. ebruik. Tot den febeeps- en buisbouw is dit bout gebruykelyk , inzonderbeid by de UliafJerfche timmerlieden, die niet alleen fiylen en balken tot baare voornaame ge- bouwen daar van maaken, maar ook de zaat - bouten of kielen van baare Corre Corren (dat zyn Vaartuigen) ga- leys - gewys gemaakt, met de meefie planken daar aan, maar geen bovenwerk, om dat dit bout te fwaar is, daar en tegen in bet zee-water durabel. Oud geworden zynde in de buyzen, wert bet ook zo bart, dat men qualyk een fpyker daar in krygen kan, en in muurwerk moet bet op dezelfde manier bewaart worden , gelyk van bet voorgaan- de Yzer-bout gezegt is. | Het wyfken wert tot geen timmerbout gebruikt. van eenige aangelegentbeid om dat bet geenzints durabel is. Wegens zyne boornagtige fubftantie „is dit bout moeyelyk dwers te kappen, maar /plyt Est in de lengte. De In- diaanfche [wart - Konfienaars graven de wortelen. dezes booms uit onder bet preuvelen van eenigeonbekende woor- den naar haare manier, en dragen die met eenige andere wortelen boven "t booft, om na haar geloof in den oor- log onquetshaar te zyn. mei: | Aan de: Amboin/cbe boomen is de vrucht zo zelden te vinden, dat bet de Amboinezen voor onvruchtbaar bou- den, en zeggen. dat de jonge boompjes wit: de wortelen van de oude voortkomen, gelyk aan de Soecum-boom ge- Jebiet. Daar en tegen de Ternatanen zeggen, datze vruch- ten hebben, dewelke ryp zynde uit den ronden lankwer- pig zyn, als een duiven-ey , dewelke ook de jonge bruyne bladeren tot Bocafjan en viffen. eeten „-boewel die: mers kelyk bitter en t'zamentrekkende zjn , "t welk gy: voortwee gezonde eygen/chappen bouden. “sido illuä za a Dedo Plait’: Ko een ‘Tak van het Termas aan/ohe of UE ` De twaalfde Plaat ` Vertoont een Tak van het Wifies Tzerbout , het geen Sama het Wyfje genaamt wen, ` 3 AANMERKING De Samar Hom komt medė voor by Valent. paz. 220, EB wert op de Plaat onder No, LIV; te “ es | CAPUT: NON UM. Metrofideros Spuria. Taéwan. Uarta Metrofideros fpuria eft fpecies, mixtam- O ue erit fecunda fpeciei naturam ut & Tsjam- „padahe , huic autem proxime adcedit, vide- turque (ilveftris vel montana ejus fpecies, dividitur- que in marem & feminam. Primo Taëwan mas truncum gerit brevem , craffum, ac parum finuofum , quem vir ulnis complecti nequit, cortice rugofo , ac mufcofo obduétum , vulnera” tusque lentum exfudat lac inftar Tsjampadahe. Ra- mi rachidesque irregulares funt , quibus folia fimpli- cia infident , nullo ordine pofita , pauco numero „a fex. ad novem pollices longa, binos cum dimidio & tres lata, oris equalibus; in apicem brevem firmumque definentia, illis Tsjampadahe fimilia , fed majora, fuperiore parte plerumque glabra nec fere rugofa ; in inferiore parte parum rugofa funt, fed non pilofa, obliquis admodum & finuofis coftis pertexta, mew. que interftitia multo minoribus cancellatis repleta, funtque ibi obfcure viridia nec fplendentia, ' Juniorum arborum folia funt rugofiora , inque ip- forum oris figna quedam vel veftigia-angulorum ad. parent, IX HOOFDSTUK. Bafaart Tzer-bout. Et vierde Yzerbout is een baftaart-geflagt , en heeft een gemengde natuur van bet kua zerhout' en de 1sjampadaba , dog dit laatfte komt het naaft , en Jcbynt een wilde of berg-zoorte daar vantezyn , men ver. deelt bet in mannetje en wyfken. - R i 1, Ta&wan bet mannetje, gewint een korte dikke en wat bogtige flam, denwelken een man niet omvademen kan, met een ruyge mojchagtige (chore omgeven, de- welke gequetfi zynde_een taaye melk uytgevén s eelyk den Tsjampadabá-boom. De takken en ryskenszyn ongejchikt, daar aan de bladeren enkelt (taan , en zonder eg wein nig im getal, van 6. tot O duimen lang, 2: &n-3. breet » ‚ met effene kanten en een flyve korte [pits., die van.Tsjam- padaba mede gelyk „dog grooter , aan de boven-zyde meelt glad, of nur merkelyke rwygten. Aan de fi pen zynze wel ruyg , dog zonder bayren , met zeer fchuynzeen bogtige ribbens, en baare-tu[fcben-plaatzen met veel mina dere, ruytsgedoys doorweven en due do) geen. | Aan de jonge boomen zyn de bladeren wat ruyger , en aan de kanten ziet men eenige teekenen van boeken, de : mid- Tab. XI. Ger AA Z Na Tom. HI. Pag.27. SIS SSN 4 LEE Da AN N D, GE: TB Dee 7 EZ Jy TLT, A, K EN 4 AŻ Jak. XIL. (G YJ NOWY, "Tomu. 111. - fraćtus quodammodo il IV Boek. IX Hoofifl. parent, nervus medius , majorésque coftz pilis & nigricante quafi arena obfeffe funt, uti & petioli , ra- chidesque anteriores, quz fuperius obtufe terminan- tur, nec talem gerunt longum apicem , qualis in T'sjam- padaha obfervatur. Fructus hinc inde folitarii poft folia progerminant longiusculo infidentes petiolo , peculiaris forma , qua- lis raro in aliis confpicitur arboribus, videntur vero fine floribus provenire uti in aliis laćtefcentibus arbo- ribus. Primo videtur hic fructus effe fimplex, ma- gnitudine Pruni, rugofus, ac punctulis notatus, ex rotundo oblongus, fed in fuperiore ejus parte & ad latera tres quatuorve alios emittit fructus alius for- mz, vel planos vel compreflos , ac plerumque dupli- ces, vel etiam ternos, & quaternos , atque hi funt gla- bri, fed molles inftar ferici, ab utraque parte paucis perforati punctulis, quorum quodvis circulo notatum eft. Majoris fractus color elt pallide viridis, mino- rum vero aurantii coloris, intus carnem gerunt len- tam & aurantiam ,album exfudantem lac , quod in gle: bis in fructuum exteriore parte exficcatur : In hac carne officulum locatur rotundum inftar minoris capi- tis Bardanz , obductum carne quoque auräntia , fub- que hac tenerum & album putamen inftar teftæ ovi , inque hoc durus & fufcus nucleus, in bina fegmenta divifibilis , totus porro fructus inodorus eft. An Hi- toes ora hofce fructus inveni non majores, nec trans- verfo digito longiores, ex rubro & fufco colore mix- tos, iregulàres , parumque compreflos , ceterum primis rudimentis fructuum Tsjampadahe fimiles , pal- lidos, virides, ac demm luteos, externe parum rt- gofos, inftar lingue interne molles & fungofos , pa- rumque ferofos, ac lac exfudantes. Lignum tignis utile, eodem fere crefeit modo ac in Sideroxylo, in medio nempe cor durum locatum eft, molli alburnum externe illud ambit , eftque porro adeo fimile Metrofidero vero , ut vix diftingui poffit , pen quod Taëwan levius fit meliusque elaborari poffit, in aqua plerumque füpernatat , intus- que in venulis fuis flavum reprefentans fulphur, fed pauciffimum , dulciorem. e habet odorem Me- trofidero: Cor recens cefum iñtenfe luteum eft, fed ficcum pallide fufcum, inque zdibus nigricat., feu in fumeum vergit colorem , color enim ejus Tuteus nulla fervari arte poteft , eftque adeo grave, ut in agua ad dimidium fubmergatur, non vero in totum pe- tit fundum ; hec etiam frufta in corde plerumque ex- cavata funt & cariofa, atgue ex ejus lateralibus feg- mentis afferculi tantum formari poffunt fatis duri, ac Sideroxylo maxime fimiles. e Secundo Taéwan femina talem quoque gerit trun- eum ac corticem , fed ejus folia funt majora, decem $: undecim pollices longa, quatuor lata, oris zqua- libus, unde & ab Hitoénfi differunt , inferius quoque copiofiores gerunt venas , ac Zeer funt „ cóleris fubincani ` ipforum. vero petiolt, anterioresque ra- chides rugofz funt ac pilofe. Hujus. fruétus folitarii & rari excrefcunt magnitudine prunorum,.rugofis quo- ue punétulis obfiti , fed non minores gerunt iftos fadus, uos przcedens: T'ota quoque arbor vifeofo turget lacte, SE lignum. citrini eft coloris, nec ita fufcum eft, fi ficcum fit, ac precedens, eftque mollius, minusque durabile illo maris. Utraque ligna prudenter fecanda funt luna filente „ quumque arbo- res nulla tenera emittunt folia , alioquin hocce lignum facillime coffos generat. Fructus ejus obfervantur menfibus Martio & Aprili , quum optimum etiam haf- ce arbores cadendi fit tempus. Nomen. Latine Metrofideros Spuria. Belgice Baftaart Yzer-bout. Malaice Tsjampadaba Utan, quum ejus los: sjampadahz referant. In Leytimora bina gerit nomina , a plurimis vocatur Taćwan h. e. Montana Metrofideros „a quibusdam vero Ucken Ewan & Ana Ewan quafi Anaba Ewan, h. e. Tsjampadaba. Montana. i Locus. In Amboinz montibus crefcit , vicinisque li. tori collibus, non in denfis fed parvis filvis ac pluri- mum ad montium prerupta & declivia loca „tres qua- tuorque fimul arbores uno inveniuntur loco , copiofius vero in Hitoes regione quam in Leytimora, fed raro obcurrit hec arbor, unde & non multum nota eft. Ufus. Quum.ejus fegmenta vix viri craflitiem ha- beant, vel adquiri poflint, ac plerumque non fint craflio- racrure, hinc nen magna opera vel lati afferesex hoc Tom. ILI. for- AMBOINSCH KRUYDBOEK. 29 middel - zenuwe en grooter ribben, żyn met bairtjes of Jwartagtig zani bezet, gelyk mede de fteelen en voorfte ryskens. Het einde van de ryskens is flomp, en Leeft geenzints de lange fpits , die men aan de Tsjampadaba ziet; De vruchten komen bier en daar enkele by en agter de bladeren voort , op een langagtige fleel , van een byzon- dere gedaante, diergelyken men zelden aan andere boo- men vint, en dat zonder bloeyzel gelyk alle melkboomen doen, eerft fcbynt bet een enkelde vrucht in de grootte van een pruym, ruyg, en met puncijes bezet , uit den ronde lankwerpig , doch boven op en ter zyden geeft ze nog en 4 vruchten uyt, van een andere gedaante , te weten of wab plat gedrukt s gemeenlyk tavee aan malkander , bier en daar ook wel 3 en 4. , deze zyn glat; dog zagt int aantaften als fulp ‚agter en vooren met weinige punćtjes bezet „ieder met een Cirkeltje of oogje omgeven, De koleur van de moervrucht is bleek-groen, maar van de zyde-vruchten of kinderen orange-geel , binnen ziet men een taay en orange- er oleefch , een witte melk uyt/weeten ‚dewelke zig met onteren buyten op de vruchten zet. In dit vleefco leyt een ronden korrel als een kleen klitsje, omgeven met een orange-geel vleefch, en daar onder een dunne witte fcbaal als een Eyerfchaal, en daar in een barde bruyne beeft, die zig in tweén laat deelen , voorts is de gebeele vrucht zonder reuk. . Op Hitoe beb ik deze vruchten. niet grooter bevonden als een dwers.vingér lank, uyt den rooven en vaalen Keng Jebeef en «vat gedrukt , anderzints de eerfte [chepzelen van Tsjampadaba gelyk, bleek, groen; ten laatften geel, van buyten een weinig ruyg als een uer, binnen Week en 0008 , em een weinig weyachtig melk uytgevende, Het bout dat tot bet timmeren bequaám ts, vaft op de manier als aan 't Yzerbout, te weten, met een hart bert in de midden, en een week bout of {pint buiten om , voorts "t Vzerbout zo gelyk , dat men ’t gualyk onder/cbeiden kan, bebalven dat Taéwan ligter, en gemakkelyker te beiwer- ken is, in ’t water meeft dryvende, en van binñen îns- gelyks den geelen favavel in de adertjes vertonende, dog ae Jcbaars A ook rd van e, x Xzerbout. Het ert vers gekapt , is boog:geel ; maar beflerft ligt-bruyn en. in de Balsa "van buiten fwartachtig of ih eg konnende zyne geele koleur door geen konft bewaart wor- den, zo zwaar , dat bet in "t water half zinkt , te weten; niet tot de gront toe, en men vint deze flukken in "t bert meeft bol en vermolmt , konnende alleenlyk van de zyden eenige Plonkjes afkomen, die dan redelyk bart , en bet Yzerbout zeer gelyk zyn. * 2. Taéwan bet wyfken beeft diergelyken [tam en fcbor[- fe, dog de bladeren zyn wat et? Je 11 zawa lang, 4. breet, met effene kanten, waar in ze van bet Hitoëze verfchillen , van onderen bebbende meer aderen; en zyn ruyger , van koleur witachtig „maar baare Deelen en voor fte ryskens zyn gant/cb ruyg en bairig. De vrug- ten bier van Baan ydel en weinig inde grootte van pruy- men, mede met "unge punttjes bezet , dog hebben de by- vruchten niet gelyk aan 't voorgaande. Den gebeelen boom is mede vol kleverige melk , en bet bout is bleek-geel , be- Jlerft zo bruyn niet als ’t voorgaande, weeker, en min durabel dan 't manneken. Het kappen van beide bouten moet zorgvuldig gefchieden by donkere maan, eń als de boomen geen jonge bladeren bebben , want anders dit bout zeer ligt wormfteckig wert. De vruchten ziet men in Maart en April, wanneer bet ook de befte tyt is om te kappen. Naam. In't Latyn Metrofideros Spuria. Op't Duifeb Baftart Yzerhout, im ’t Maleyts Tsjampadaha Után, om dat ze eenigtinis na de Tsjampadaba vrucbten gelyken. Op Leytimor beeft by twee naamen „by de meefte biet by aöwan, dat is berg-Yzerhout, doch by zoïnmige Uc- ken Ewan en Ana Ewan, quafi Anaha Ewan, dat is berg- T sj ey Plaats. Het waft in "t Amboinfche gebergte, ook op de naafte beuvelen aan. ftrant , in geen digte maar ydele bof- feben, meeft aan ftylte en "t bangen der bergen, twee en drie boomen by, malkander , meer op bet Land van Hitoé dan Leytimor ,- en werd weinig. gevonden , daarom bet ook weinig bekent is. Gebruik. Om dat. men flukken qualyk zo dik als een man kan. bebben ‚en bet meerendeel niet dikker dan een dye 15,20 men geen groote werken nog breede planken daar 2 van 25 formari poffunt ligno, pretereaque recens cefum ad edes adhibitum quam facillime a coflis exeditur, un- de & Amboinenfes ejus poftes eligunt fponte in filvis deciduos , quorum exterius jam computruit alburnum , qui ruditer porro ceduntur , domibusque adponun: tur. Recens vero cefi poítes feminz adhiberi etiam poffunt, fi fumo repletis feepius modo exponanturlo- cis, quales plurimz funt incolarum cafe ‚unde dura- biles funt, adeoque indurati „ut pulfati fonitum edant. Optimum quoque eft hoc lignum ciftellis ex ipfo for- mandis, quz elegantiores ac leviores funt illis vere Metrofideri, nec umquam adeo nigra vel fufcz funt. Defeétu Pinang hujus trunci cortex recens adhi- beri poteft , qui dulcis eft faporis cum levi adftrietio- ne, fpumamque oris adeo rubentem reddit ac vera Pinanga, fi firi & calx ipfi addatur. In terra hoc lignum durabile admodum eft, fere ac Novella nigra, quod nempe fporite fua emortuum eft, atque in filvis deje&tum , qualia frufta aliquando in- veniuntur multos per annos incorrupta ventoque ex- pofita, quz ficca nigra funt, & ab alburno denudata, quz interne intenfum gerunt luteum colorem ; fique hoc lignum zdibus inferviat , fatis durabile eft, fi mo- do terram nonadtingat, vel in loco humido depona- tur, unde mox putrefcit. Tabula Decima Tertia- Binos fiftit ramos Metrofideri fpurie , que Taewan vulgo vo- tur. Ubi Lit. A. Maris ramum fructibus irregularibus onuftum reprefentat, quorum oflicula feminalia confpiciuntur ad «a minorum lateralium fructuum. B. Vero ramum femine exhibet, - CAPUT DECIMUM. Cofafis. Gëf, Oft Metrofideri fpecies hoc celebre tignum fuum N obtinet locum , cujus tres nobis obvenere fpe- cies: Primo mas feu rubra; Secundo alba, feu pallida: Tertio mollis, que femina effe putatur, que omnes parum forma, modoque crefcendi differunt, excepto lignorum colore. à | Cofaffus arbor eft alta truncum gerens craflum , qui mox finuofus & angulofus ac raro rotundus eft, fed torofus, foveisque inpreílus, cujus cortex eft glaber & pallide cinereus, ficcus, ac fragilis , in mare intus luteus , fortisque odoris ‚fed-non jucundi: Ejus rami rachidesque admodum fcabrz funt, facileque abrum- untur, nec inflecti poffunt, quin frangantur, intri- cati illi autem pofiti funt, he vero cruciate , nec ad- modum extenfz , fufcoque & E cortice obducte, ui in femina magis viridis eft. ` Ejus folia funt longa & sa irt illaque Sampacce referunt, fed funt ficciora , fuperne intenfe & obfcu- re viridia, fubtus fübincana, prune rage fi- que rachides fint longe, poft fuperiorem foliorum ternionem unum alterumve par locatur oppofitum & cruciatum , funt vero folia palmam longa, tres digi- tos lata, firma, ac plerumque quafi femi aperta vel cuculata, coftis parallelis ac transverfalibus pertexta, fubamari ingratique faporis. Femina folia funt majo- ra, flaccidiora, ternaque fuperiora plerumque bina ternave alia habent paria fuppofita. _ Maris folia, terna nempe fuperiora inzqualis funt longitudinis, fupremum nempe feu medium octo no- vemque pollices eft-longum , binos vel\binos cum dimidio latum , poftque illud nunc fimplex nunc ge- minum fubfequitur par in acutum definens apicem, fuperiorque folii dimidia pars brevior quoque vide- tur altera , in fupremo vero ramulo folitarium ali- quando etiam obfervatur folium loco trium, quum vetufta fepe decidant , plurima autem horum pars verrucis puftulisque quafi ita obfeffa eft, ut inelegan- tis fint forme. Flores in ramulorum fummo progerminant inftar illorum Liguftri, magnitudine ac forma illorum = gondi, HERBARII AMBOINENSIS Liber IV. cap. X. van maaken, daar toe bet verfch gekapte in de gebouwen A zeer ligt wormfteekig wert , zo neemen de Am- oinezen de ftylen, die zy in "t bofcb vinden van zelfs omgevallen, en waar van bet buitenfte /pint afgerot is, die xy dan raauw bekappen , en aan baare buizen gebrui- ken. De verfch gekapte , inzonderbeid die van't wyfken, kunnenze ook gebruiken als ze maar in rookagtige plaatzen Jtaan, gelyk meeft der Inlanders buysjes zyn , waar van ze durabel worden, en zo bart , dat ze klinken: Het is ook bequaam om kleene kiftjes daar van te maaken , die fraayer en ligter zyn dan van bet regte Tzerbout, en nooit zo Jwart-bruyn worden. By gebrek van Pinang, kan men de verfche fcbor[fe dezes ftams gebruiken, die zoet van fmaak is, met een kleene adftrittie, en bet fpeekzel alzo rood verft als regte Pinang , als men er Siri en kalk by doet. In de aarde is bet ook zeer durabel, [chier als de No- vella nigra, te weten, dat van zelfs geftorven, en in de bofJchen gevonden is, diergelyke ftukken men zomtyds vint ‚lange jaren in wint onbedorven gelegen hebbende; Jwart beftorven, van bet buitenfte [pint ontbloot „en van binnen Jchoon hoog-geel. Anders al 't gene men omkapt, als bet nog in "t groeyen is, en aan gebouwen gebruykt werd, mag geen aarde nog vogtigbeid raaken, waar van bet ftraks verrot. De dertiende Plaat Vertoont twee Takjes van het bafłaart Yzerhous, het geen - Taêwan by t gemeen genaamt wert. Alwaar Lett. A. aanwyft een Takje van het mannetje , met - zyn irreguliere vruchten beladen , waar van de Zaatkorrels door a a aangewezen werden uit de kleine byvruchten. — B, Vertoont een Zakje van het wyfje. X HOOFDST UK. Cofaffus- Boom. Aaft de geflagten van "t Yzerbout, verdient dit vers N maarde timmerbout zyn plaats te bebben , waar van zig drie zoorten vertoonen. 1. Het roode of bet manneken. 2. Het witte of bleeke. 3. Het weeke, dat men voor bet wyfken boud, alle drie van gedaante en manier van wasdom weinig onderfcheiden , bebalven in de coleur van bet bout. Cofaflus: is een bouge boom, egter met een dikke flam, die wat bogtig ftaat, zelden rond, maar boekig en met kuylen , met een effene en ligt-graauwe fcbor[Je , droog en bryzelig , aan bet manneken geel van binnen „en flerk van reuk, dog niet lieffelyk. De takken en ryskens zyn zeer Jtyf , breken kort af „en laten zig zonder breken niet bui- gen, [aan verwerd: door malkander , en de ryskens in % kruys , met verre uilgebreyd , en met een bruyne gladde Jebor[fe, dog aan ’t wyfken groender. De bladeren zyn lang en final „en gelyken die van Sam- pacca, dog zyn droger, boven droevig hoog-groen, van onderen grysachtig meeft drie by malkander , en zo de ryskens lang zjn, agter de voorjte drieling nog een of twee paren regt tegens malkanderen ‚en ’t kruys een band lang, drie vingers breed, ftyf, en meeft maar half ge- opent , met parallele dwers-ribben , bitteracbtig en onlief- felyk van fimaak. Aan *t wyfken zynze grooter, flapper, - en de drie voorfte bebben gemeenlyk nog twee of drie pa- ren agter bun, por 50 ` De bladeren van *t manneken , té weten de q wytterfte, am van ongelyke lengte, te weten, bet woorfte of mid- elfte 8. en 9. duimen lang, 2en 2; breed, en agter de- zelve zomtyds nog een enkelde ‚z0mtyds nog een paar ‚met een lange jpitze; en de voorfte belft van "Mad fcbynt ook wat korter te zyn dan de andere, dog men ziet dik- wils ook aan "t voorfte een alleen [taan , in plaats oan dri?n, om dat er in den ouderdom een party afvallen , de meefte zyn met veele wratten en puyftjes zodanig bezet , datze on- zienlyk fcbynen. Het bloeizel ftaat aan *t voorfte der ryskens , gelyk dat van Liguftrum , van gedaante en grootte als dat van ’t i Lagondi , Pag. 28. Zab. Xu. N INN INN RUN NN W RAG A NU AN AN Zom. m. IV. Boek. X Hoofif?. gondi, vel Rosmarini, coerulei, ad oras albicantes, inodori, hi autem copiofiores funt in femina, inque majoribus racemis. Fructus tales quoque baccz funt quales ille Liguftri, vel paulo majores magisque in racemis extenfe, he parvis infident pericarpiis, nec perfecte fpherice furit, fed parim comprefle , pri- mo virides, dein nigrae , exterius fuccofa obducte carne inftar baccarum fruticis aquofi , intüs locatur officulum durum, inftar acini bacce vitis, fed majus , magisque ftriatum. Lignüm fecundum tres diverfas ejus fpecies tripli- cis eft fubftantia & coloris , vulgo externe molle eft, alburno albo vel pallido obdu&um inftar Metrofideri, hoc vero alburnum non eft craffum , atque in vetuftis arboribus fere totum confumptum , ita ut quod ad tignum adhibeatur, ejus cór quoque fit habendum , in omnibus vero fpeciebus hoc eft folidum , tenuibus con- ftans fibris , nón facile nec recte per longitudinem findens, gravisque, fi elaboretur, odoris, fique ad- tentis perluftretur oculis, quum transverfum fit fe- Ctum pullum gerit colorem , acfi humidum effet. Ve- tuftiffime arbores aliud infuper generant cor, quod magis fufcüm habet colorem reliquo ligno, nec fá- cile ab ipfo dignofcendum. : Peculiare quoque maris ligńum eft, quod lapideum Cofaflum vocant, durius eft & tenuioribus confłańś fibris, reliquis, brevibusque ex venis conftans, non reétis fed obliquis, ac vorticofis, in quibusdam locis finuofas ftrias conftituentibus fere uti in Caju Maria, quz tamen vix e longinquo notari poffunt, fi invete- ratum ac politum fit lignum. Recens cxfum colorem habet pullum & humidum, fed ficcum citrini eft co- loris, in cinereum tendentis. lllud feminz majores ac pauciores gerit venas & pectines nec ita intricatos, ac diu cinereos vel aquofos , fed dein pallidiores quam recedentis, molliusque eft ac facilius fecari poteft; ed non durabilc cit: “Perca ac pelllima Ipecies varie- tas tantum eft feminz, paucos gerens peétines, fed rectiores ftrias , jpestinceque arctius locati funt, qui diutifime aquofi funt coloris & nature, ita ut per annum deponendum fit, antequam fitficcum , femper- ue tamen, fi fcindatur, magis fufcum prebet colorem: peri fcriniario minus infervit , quum craffioribus con- ftet fibris, inelegantemque prabeat colorem. Anni tempus. Flores menfe Majo obfervantur , fru- &usque Junio, loca amat maritima, vicinosque ipfis montes , quoque altiores & faxofiores fint , eo melius exhibet lignum: Quidam incole ac praefertim Banga- yenfes, hujus arboris oflicula terre conmittunt, un- de totas colunt filvas, arboresque elegantes , craflas, & erećtas, que ita formantur, fi ipfarum rami fe- pius amputentur, uti id in Salicibus fit, unde & la- tos hujus ligni conquirunt afleres. Nomen. Latine Cofaffus. Malaice Caju Faffu. Ter- natice Cofa/Ju & Cofaffa. Macaffarice Catundeng. Am- boinice CRT quibusdam Pale. Prima ejus fpecies vocatur Cofa[Ju Lacki Lacki , & Cofaffu Batu. Amboi- nice Paffal Hatu. Altera fpecies Cofaffu Parampuan. Amboinice Paffal Mabina. Tertia fpecies Cofaffu Gab- ba Gabba. Amboinice Paffal Upal, * Locus. In cun&is Orientalibus Celebes infulis oc- currit, in Bongaya, & Moluccis , per Boeronem & Am- boinam , usque in infulas ad Eurum fitas. In Boerone copiofiffime crefcit, fed quum folum ibi fithumidum, licet etiam faxofum , non tam bone eft note, quam es lignum, quod in Amboinz collibus faxofis cre- cit. Ufus. Ad naves edificandas nullum lignum magis ad- hibetur hocce , quem in finem , uti dictum fuit , plurimi incole has plantant & coluntarbores , ac przfertim fe- cundam ejus fpeciem feu feminam, que multo plu- res dat reétiores latioresque afferes , quam truncus maris incurvus & foveis excavatus , incurva autem fegmenta conducunt navium coftis, recta & longiffi- ma pars carinz infervit navigiorum Corre Corren di- Corum , Malaice Lunas, Ternatice Mabera, Am- boinice Daulet, ac porro omnes laterales afferes na- vigiorum , qui aquz fubmerfi effe debent; hoc enim lignum in agifa marina omnium durabiliffimum eft, nec facile rimas agit, fiflureque ejus arcte per il- lam contrahuntur. Tota navigia ex hoc folo formari poffent ligno, fed hoc timent perficere ob ejus gravitatem, hinc bi- ni AMBOINSCH KRUYDBOEK. 29 Lagondi, of onze Roosmaryn, blaauw s en aan de kan- ten witagtig zonder reuk. Dit bloeizel bangt of ziet men meer aan °t wyfken, en in grooter. troffen.. De vruchten zyn ook zulke befién als die van "t Ligufirum , of wat grooter, en meer uitgebreyd aan de troffen: De befiën Joan op kleene broodjes „en zyn niet regt ront „maar wat gedrukt, eerft groen, daar na [wart, van buiten met een Jappig vleefch bekleed , als de vruchten van de Frutex quofus; en binnen leyd cen barde fleen , gelyk de korb van een druyven-bechê , dog grooter en geftreepter. Het bout is na zyne drie zoorten , driederley van fub- fiantie en coleur , in "t generaal is "t van buiten week s met een wit of bleek {pint gelyk "t Yzerbout , dog dit {pint is niet dik, en aan de oude boomen fcbier gebeel en al geconfumeert , zo dat’t geene men tot timmerwerk gebruikt, mede voor bel bert te bouden is , alle zoortem zyn digt fyndradig ‚niet wel nog regt in de lengte jplytende , favaar van reuk als men 't bewerkt, en als men bet aan/chout s overdwers gexaagt zynde ‚gelykt bet donker-aurdverwig, of bet nat waar. De gebeele oude boomen gewinnen no een bezonder bert bruynder van coleur dan bet ander bout, en van bet zelve niet fébielyk te onderfcbeiden. . In ’t byzonder is ^t bout van "t manneken, dat men ook fteen-Cofaffu noemt , harder en fyndradiger dan de ande- re, met korte adertjes, niet regt, maar [chef en met drayingen loopende, bier en daar eenige bogtige firepen makende, fcbier als in bet Caju Maria, die men egter van verre qualyk bekennen kan, als "t oud geworden en glad bewerkt is, Het verfch gekapte gelykt bet aardverwig of nai , maar droog zynde beftenft bleek-geel ‚na den graau- wen trekkende, Dat van °t wyfken beeft grooter en wei- niger aderen of kammen, niet 20 verwerd loopende , lan- [^ tyd graauw of leie blyvende , maar ten laat- en bleeker beftervende , dan bet voorgaande, weker em gemakkelyker om te zaagen, dog zo durabel niet. Het der- de en Jlimfte is flegts een verandering van 'twyfken , met weinige kammen , maar regtere ftrepen , en de kammen ftaan digter by malkanderen, die alleria waterachtig Amen van coleur en aart, zo dat bet wel een jaar moet leggen, eer bet opdroogt, en egter op de fne nog altyd donker,van coleur [cbynd: Het is tot fchrynwerk minft bequaam, om dat bet profaradig is, en een lelyke coleur beeft. Sayzoen. Het bloeizel ziet men in de maant May, en de vruchten in Funy; bet waft geern omtrent de Zeekant, en op de naafte bergen , en boe booger en fteenagtiger plaati, boe beter bout hy geeft. Zommige Inwoonders , inzonder- beid die van Bangay , zayen met de korls van deze boom gebeele bo[Jcben , dezelve zorgvuldig aanquekende , dat bet fraaye , dikke „en regte boomen worden , °t welk gefchiet als men bem de takken dikwils afkapt , gelyk men met de wilgen doet, om breede planken daar van te mogen bebe bens , 5 : . Naam. In 't Latyn Cofaflus. Maleyts Caju Faffu. Ternataans Cofaflu en Cofaffa. Maca[Jers Catundeng. „Amboin/cb Paflal, en by zommige Pale. De eerfte zoorte noemt men Cofaflu Lacki Lacki, en Cafaffu Batu. In ^t Amboinfcb Paffal Hatu. De tweede Cofaflu Param- puan. Amboinfcb Paffal Mahina. Het derde Cofaflu Gabba Gabba. Amboin/ch Paffal Upal. Plaats. Men vind 't in alle de Oofterfcbe Eiländen van Celebes, Bongay , en de Moluccos , door Boero en Amboina, tot in de Zuyd- Oofterfcbe Eilanden. Op Boero valt wel ’t meefte „dog om dat bet wel op een fteen- agtige, egter ook vogtige grond valt, i$ bet zo goed niet als bet geene op de Amboinfche klippige beuvelen waft. Gebruik. Tot den fcheepsbouw is geen gebruykelyker bout, dan dit, tot welken eynde bet, dë gezegt , van veelê Inlanders geplant en gebavent wert , inzonderheyt de ode zoort of "t wyfken, waar uit men veel regter en breeder planken bebben kan, dan uit den krommen en gekuylden ftam van bet mannetje , de kromme ftukken zjn egter be- quaam tot knién en inhouten , de regte en lang fle nemen- ze tot een kiel of zaat-bout van baare Corre Corren , int Maleyts Lunas , Ternataans Mahera, Amboin/cb Daulet enaamt , en voorts alle de zyde-planken , die onder water omen , want dit bout eene van de durabelfte is in zee- water , niet ligt [cheurt, en de reten digt toezuigt. Men zoude wel gebeele Vaartuygen daar van konnen maken aza men derft’sniet wagen wegens de fwaarté, 3 Ga: ni tresve inferiores afferes ex Cofaflu , atque ex prece: dentis ligno nil nifi inferior navis pars exftruitur , reli- qui afferes eo pertinentes ex leviori eliguntur ligno. Maris ligtum ficcum politiffime elaborari poteft , præ- fertim illud, quod in filvis fponte déciderit & exfic- catum fit, colorisque eít adeo eleganter citrini ac Buxus , & craffioribus femper venis diftinétum, in- fervitque ciftis & fcriniis ex eo formandis, longis vero tignis ac palis non utile eft, que in medio onus fuftinent, quum facile frangatur, fub terra durabile quoque eft, unde & Maca arenfes eg nationes , uibus abun Jat, craffos ex illo formant afleres , quibus fepulchretorum fuorum oras obducunt , Æthiopum more, in quibus demortuos fepeliunt: Macaflarenfes quoque experti fuere, fi hoc lignum per aliquot an- nos fub terra fit conditum , petrzfieri , hunc in finem meditullia fumunt vetuftiffimarum arborum, que ad tres pedes in argillofa ac coenofa abfconduntterra cir- ca ædes fuas in locis declivibus ac humidis , ubi Ory- ze palez alizque fordes projiciuntur, unde intra bi- nos tresve annos in lapidem degenerat. Dendritis hzc politiffima eft, ex fufco cinerea, feu coloris hepatici, citrinis venulis ac vorticibus diftin- Eta, iis in locis, in quibus nodi antea fuere, adeo- ue glabra eft, ut nulla ipfi adhercat aqua, inftar endritis Oleg , ex qua tenues formant cotes , quibus acuunt tela & arma, politaque reddunt , qu& ficca iis adteruntur, hec enim dendritis ipfa non minuitur, fed ferrum aliaque metalla ipfi adherent tanquam la- pidi Lydio , unde ferrum acuitur & politur: Tale quo- que lignum fupra in capite de Mangoftana defcripfi- mus. | "Tabula Decima Quarta "prt amd rna S EXEC Ad B. vero femina ramulos cum fraétibus delineatus confpicitur, ORSER VAT TO Amboina defiript, pag. 220, brevi- Corassus a Valent. in ter quoque defcribitur. HERBARITAMBOINENSIS Liber IV. cap. XI, daarom neemt men maar de tweede of derde onderfte plan- ken van Cofaffu , en van 't voorgaande Ch Samar niet meer, dan ’t zaat-bout , en de refterende planken van lig- ter bout. Het bout van 't mannetje droog zynde ‚laat zig zeer glad werken , inzonderbeid dat im de bofjcben van zelfs omgevallen en beflorven is , werdende als dan zo bleek-geel , als Bux-boom , dog altyt met merkelyke aderen, en dient tot lange Kaffen en Kiften daar van te maaken, tot lange /parren en regelings dient "t niet, dieindemid- den eenige laft moeten dragen, om dat bet kort afbreekt: Onder de aarde is 't ook duurzaam, daarom de Macaffa- ren en andere Natiën, die ’t in overvloet bebben , dikke Planken daar van maaken, waar mede zy de zyden van baare graven bezetten , na de d DC wyze, en haare dooden daar in begraven; dezelve Macaffaren bebben ook bevonden door dit bout onder de aarde te vergraven , dat bet binnen zekere jaren in [teen verandert , bier toe verkiezen zy de bertflukken van zeer oude boomen , en begraven die . voet of meer diep in een flykige kley-gront, of omtrent aare buyzen , daar bet wat laag en vogtig is, daar ze "t kaf van de ryft of andere vuyligbeid been fmyten, al- waar "t dan in 2. of 4. jaaren tot een [leen werd, Dezen fteen is zeer glad , bruyn-graauw of leververtwig met eenige geele aderen of eenige drayingen , daar de guaf- ten getaan bebben, zo glad dat er geen water op vat, gelyk een olyf-fteen , bier van maaken ze dunne flypfteen- tjes, waar mede zy de [meden van baafe Kriffen en To- ranen aanzetten , en glad maken, droog daar op vryven- de, want dezen fteen neemt zelfs niet af, maar bet yzer en alle metalen blyven daar aan bangen , gelyk gen toet- [leen , waar door 't yzer als dan jcberp en glad werd. Diergelyken bout bebben agy in bet eerfle Boek, in bet Kapittel vän Mangoftan bejcbreven, De veertiende Plaat Vertoont een Tak van de Cofaffus: Boom. Alwaar door Lett. A. aangewezen werden de bladeren van "het mannetje, - m Door B. een Takje met vruchten van het wyfje, AANMERKING. De Cofaffüs-Boom wert by Valent. in de befchryving vat Ambon op pag. 220. mede kortelyk afgemaakt. CAPUT UNDECIMUM. | Cofaflus Citrina. Ucken Pule Batu. en mixtam gerit formam inter Cofaffum & Pule mediam, quarum prime quoad folia & lignum * fimilis eft, fed ejus truncus rectior eft. Folia bina ternaque fimul conjunguntur longis infidentia edunculis, que in ramulis vero cruciatim oppofita funt, atque hi glabri funt, cortice plumbei coloris obduéti: Folia quoque illa referunt Cofafli maris , fed abriora funt, & lete magis virentia, coftas geren- tia transverfales & protuberantes, ab utraque acumi- ata parte, a fex ad novem pollices longa, binos ac inos cum dimidio lata, lateralia vero folia femper funt minora, odoris gravis, fi conterantur, fere jn- ftar illorum, Gumirz. Ramuli funt longi, copiofi, ac plerumque in triangulo ‘pofiti. Flores in parvis progerminant umbellis, que ex lurimis compofita eft capitulis viridibus inftar femi- bis Sinapis hisce infident flofculi minimi albi, vix rifibiles y E iepel > haud multum aperti: Fructus font Dous longe , angufte , bigeminz, communi ex major pedunculo dependentes, Silique he’ vi- ginti € unum pollices funt longe, teretes, culmum Crafle , vel tenuem calamum, exterius parum ftriate, ex duplici pellicula compofite: Cutis autem harum extrema ftriata per maturitatem finditur in multa lon- ga filamenta, fub hifce dura & continuata reconditur pellicula, flava, convoluta, minima obcludens offi- cula feminalia paleacea, quz ad oras fuas tenuiffima albicantia & inftar ferici fplendentia gerunt filamenta, omnia vero liec involvuntur ficc & herbacez me- dul- XL HOOFDSTUK. Geele Cofaffus. Uta beeft een gemengde fatzoen van Cofaffu en Pule „bet cer Ke van bladeren en bout zeer gelyken- de, hoewel den flani regter is. De bladeren ftaan ook 2. en 3. by malkanderen op lange fteelen , dewelke aan de ryskens-in 't kruys tegens malkanderen flaan, zynde de ryskens met een gladde loodverwige fcbor[fe bekleed. De bladeren zyn ook die van Cofaffu *t manneken gelyks dog gladder en blyder groen, met de wytfiekende Ge ribben, agter en vooren toepe/pitft , van 6. tot 9. duymen lang, 2. en 24 breed, doch de zyde-bladeren zyn altyd kleender van reuk, fwaar , als men że vryft bykans als die van Gumira. Deryskens zyn lang, veel, en ftaan meefb in cen drie-angel, Het bloeizel komt woort aan kleene dollen , en beftaat uit veele kleine groenë knopjes , als moftaart-zaad, daar op ftaan zeer kleene witte een > pas kennelyk , lang- agtig „en niet wel gen, De vruchten zyn lange [malle bouwen, 2. en 2. by malkander , op een anderen. groote- ren feel. De bouwen zyn 21. duymen lang, rönd , inde dikte van een firoobalm „of dunne Jebaft , van buiten wat geftreept „uit een dubbelde fcbelle beftaande. De buitenfia gefirecpio buyd ryp zynde , [plyt in veele KE draden, onder legt een doorgaande barde fchelle , bleek-geels die "t zamen gerold is, en de geringe zaat-korl in baar be- Sluyt ; dit zyn kleene kafagtige Sippe, bebbende aan beyde einden zeer fyne witte , en als zyde [gae bair- jes, 1 even met een doorgaand kruydagtig en roog merg 3 als baar deze t zamengerolde fcbelle opend » 20 r Tab. XII AM AN + JĄ D A Cp Ta Ro g AA = if. MEME à i x H: TEE E Bi va de EE A Rd Bn ada Zë si ————————————— A7 f / Pag . 31 . IV Bock. XI. Hoofiff. dulle, fi autem convoluta illa pellicula fefe aperiat, plumofum illud quafi ac leve femen vento avolat , ita ut nullum in filiqua fuperfit , internaque pellicula tum quafi extenfa eft inftar tenuis lamellz chartacez ; his- ce vero filiquis ac femine paleaceo convenit cum ar- bore Pule. Cortex ficcum & flavum exfudat gummi feu lac inftar fulphuris, quod etiam obfervatur in illo Sefoat; Lignum eft folidum , ponderofum , tenuibus cellulis repletum, citrini coloris „ad oras vero pallidius , odo- ris gravis, durabile admodum „nec unquam coflos ad- mittens. Anni tempus. Flores Junio menfe obfervantur , fru- &us vero maturefcunt ficcis feu occidentalibus men- fibus , mox poft Canarios. Nomen. Latine Cofafjus Citrina ,a citrino ligni co- lore: Malaice Pule Batu. Amboinice Ucken , in Hitoe Auren & Ajuren, quibusdam vero Mocki Waffe. Ba- leyice Caju Batu. | Locus. Non multum nota eft hec arbor, quum ra- ró obcurrat: In faxofis vero planisque crefcit filvis tam circa litus quam in montibus , invenitur vero in Hitoe circa pagum Lima, & in Leytimora in monti- bus Oerime/Jen , item in Fava & Baleya. de Ufus. Hujus arboris lignum elegans optimumque eft tam zdificationi, quam fcriniario operi ob colorem & durabilitatem ,fi modo magna in copia lataque ejus fegmenta adquiri poffent: Amboinenfes illud adhi- bent ad navium exftrućtionem , uti Cofaffum ad navi- gia Corre Corren dicta , ut & ad poftes magnarum z- dium, quem in finem dolabra politur & fepe etiam opere topiario elaboratur , citrinumque fervat con- ftanter colorem. Ex hoc elegantes quoque fecantur afferes, licet non admodum lati fint, ex quibus cifte ` formari poffunt. Tiffadores hujus radice utuntur defe&u radicis Se- . foat, quo Saguerum potum amarum reddunt, torrent- que hanc parum fupra carbones ignitos, dein illam parum contundunt, in minutas confcindunt partes, uas potui infundunt: Trunci cortex cum pauxillo uquas contritus in pultem ©dematofis inlinitur pe- dibus illorum , qui Beriberi feu Paralyfi Indica labo- rant, ad naturalem refufcitandum calorem, fi vero juls hxc calidior defideretur, addi poteft cortex ar- orum Pangi,& Kellor, feu Morunge. | "Tabula Decima Quinta Ramum exhibet Cofafí Citrine bigeminis filiquis , ad ramu- lorum extremum dependentibus. . OBSERVATIO ` Hec arbor fine dubio de Apocynorum fimiliumve lacte- feentium genere eft, quod , fi ejus flores depiéti vel adcura- tius defcripti effent, certius determinari poffet, AMBOINSCH KRUYDBOEK. 31 zo vliegt dit ligte zaat met de wint weg, zo dat men niet een eenig in de bouwen vind , en de binnenfte fcbelle bangt als dan uitgebreyd, als cen lang riempje van par- Kement , met welke bouwen , en &afacbtige zaat by over een komt met den boom Pule, De fchorffe geeft een drooge en geéle gomme of melk uyt, EEN > bet welk men ook ziet aan die van Se/oat. Het bout is digt, favaar, vol fyne kamertjes, citroeh-geel, doch aan de kanten wat bleeker , wat favaar van reuk, zeer durabel, en daar nooit worm inkomt. . Sayzoen. Het bloeizel ziet men in Yuny, de vruchten «werden ryp in de drooge of Wefter-MoufJon, ftraks na de Canary-tyd. Nam! 't Latyn Cofaflus Citrina, van de citroen- Ges verwe des bouts. Maleyts Pule Batu. Amboinfch cken. Op Hitoe Auren en Ajuren , by zommige Mocki Waffe. Baleyts Caju Batu. . Plaats, Het is nog weinig bekent , en men vint "er niet veel boomen van. Het x in fleenige vlakke bofJcben , 20"omtrent bet ftrant, als in °t gebergte, men heeft " op Hitoe, omtrent Negory Lima „en op Leytimor int ge- bergte van Oerimeflen. . Als mede op Java en Baley. Góbraik. Dit is een fraay bout „zo tot den buisbouw, als fcbrynwerk, wegens zyne coleur en duurzaambeid , konde men 't im overvloet , en groote ftukken krygen. De Amboinezen gebruiken "t tot den fcbeepsbouso , gelyk 't Cofafju aan baare Corre Corren, als mede tot fiylen van voornaame buyzen,daar men * glad [chaaft , en zom- tyds uitwerkt, beboudende zyn Net ane coleur beften- dig. Men zaagt er ook fcboone planken van, boewel niet breed , daar men Kiften van maaken kan, De Tiffadoors gebruiken deze wortel by gebrek van Se- foat-wortel, om den Sagueer bitter te maken, bradende dezelve eerft eem weinig over de koolen , daar na wat kneuzende , kleen fnydende , en in den drank doende. De Jebor/Je des ftams met een weinig Lauguas tot een papje sevreven , en op zugtige beenen vefineert , die de koude eriberie bebben, verwarmt dezelve. Als men "t beeter wil hebben ‚zo mag men de fcborffe van de boomen Pangi en Kellor daar by doen. r De vyftiende Plaat Vertoont een Tak van de geele wb ih e paar houwen ofte vruchten, van he afhangende, AANMERKING. Deze Boom is zekerlyk van het geflagt der melkdragende Apocyna ofte diergelyke planten, het geen, indien de bloe- men daar by afgetekent ofte klaarder befchreven waren ‚met meer zekerheid zoude kunnen bepaalt worden. met zyn dubbelt t uytterfte der takjeg CAPUT DUODECIMUM. cov Dabanus. Dawan. | Awan cum Sicki vaftiffima & altiffima in Amboi- nenfibus filvis eft arbor, rectum gerens & craf- -. fum truncum, quem bini vix poffunt viri ulnis complecti, prope radicem in latas extenfum alas: In tres'vero dividitur fpecies , quarum prima eft Dawan Batu: Secunda Dawan Mera: Tertia Dawan Puti. . Primo Dawan Batu feu lapidea mas vulgo cenfetur, ac prope radicem latas gerit alas, ejus vero truncus corticem. gerit pallide cinereum & glabrum, ejus ra- muli feu rachides funt longe & firme, virides, & profunde ftriatz , non autem lanuginofz , exceptis te- peris & junioribus. Prope ortum geniculum q planum , atque fub hoc folium rotundum, inftar au- ricule , fed ad oras ferratum, illis vero folia infident nunc alternata , nunc per paria oppofita, fex feptem- ve uno in latere, ac fere feffilia, quorum fuperiora quater vel quinque pollices funt longa , non ecem m gl kde EL CR Boer K. Dawan- Boom. Awan is met de Sicki de grootfte en boogfte onder de Amboin/che wout-boomen , met een regten en dikken flam, die wel twee mannen omvademen moeten , met breede vleugels by de wortel; verdeelt in drie zoor- e als 1. Dawan Batu, 2. Dawan Mera. 3. Dawan utu, 1. Dawan Batu of fteen-Dawan , werd voor "t màn- netje gebouden, beeft breede vlerken by de wortel, de Dom beeft een licht-graauwe en effene jcborfe, de rys- kens of telgen zyn lang en ftyf, groen, diep geftreept, zonder wolachtigbeid, bebalven aan de jonge. By ba- ren oorfpronk bebbenze een plat knietje, en onder ’tzelve een rond blad, gelyk een oor ‚dog aan de kanten gezaagt, daar aan ftaan de bladeren eenigzints tegens malkanderen met baare ryen, maar zy zelfs [taan zommige regt , zoma mige verwi/Jelt tegens malkander , 6. en 7. aan een zyde, Schier zonder fleelen,dun „en ftyf, de voorfte 10. en E 32 decem & undecim pollices longa,tres vero lata,extenfa, dentata inftar ferre robufte , fuperne intenfe viridia, inferne pallide virentia ; juniora vero folia pallide fufca funt feu flavefcentia, vetuftiora autem inferius gu ca funt , ruffis pertexta coftis , nullis dentibus incifa vel vix dentata, paucisque paribus ad rachides locantur. Flores magnis in racemis, in laterales minores divi- fis, proveniunt , qui primum funt capitula mufcola, plurima incurvis pedunculis infidentia , mollia, & he- patici coloris, feu ruth inftar ferici crudi, intrerfum flexa inftar Thlafpios Rofa de Jericho dicti, que vix notabiles exhibent flores , fi vero adcurate adtendatur, flofculi hi funt pufilli , ac recentes grati quodammodo odoris, totus hic racemus florifer fponte & inutiliter decidit . atque in ejus locum fuccedunt primo alii bre- viores pedunculi, qui fructus fuftinent fpharicos in- Dar glandium fclopeti manualis , qui longum per tem- pus viridis funt coloris, ac demum fufci, externe pa- rum lanuginofi, fub tenui vero putamine alius recon- ditur rotundus nucleus, albicans, dure & ficce fubftan- tie: Inter iftum nucleum & EST oleofus contine- tur liquor, fepe etiam bini fructus concreti funt. «Si maris lignum recens cedatur, lete rubet „fed mox ex fufco ruber eft inftar Metrofideri , ac plerumque circa cor tales quoque habet fiffuras: In edibus hoc lignum fufcum eft, fatis durum, grave, & durabile. _ Secundo Dawan Mera feu rubra Dawan varietas maris habetur, gracilioremque gerit truncum, pau- casque prope radices gerit alas, ejusque cortex ex cinereo fufcuseft: Ejus rachides funt longiores quam praecedentis, quadragonz quoque , ac profunde ful- cate, molles, ruffefcentes, lanuginofe, fubvirides, inque iis plura obfervantur folia quam in mare, rc- ulari magis ordine quoque, fibi per paria oppofita. Folia hzc funt majora, flaccidiora , mollioresque gerentia pilos , ample dentata, vetufta palmam vel fe- mi pedem longa funt, ultra tres digitos lata, multis arallelis coftis pertexta, rachidibusque fere feffilia infident, pofteriora vero ad dimidium minora funt. Juniora folia pallide fufca funt feu flavefcentia > Viri- dibus pertexta coflis , lanuginofa, primumque pro- germinantia rude referunt fericum. WA Racemus hujus florifer major eft , plerumque in bi- nos laterales majores ramos divifus, hique in plures alios minores, hisque infident innumera longiuscula germina flosculos referentia , fed magis foliolis adce- dunt ficcis , fpadiceicoloris. Fructus ex rotundo oblon- i funtinftar Ovi, fubftantie cum precedenti ejusdem. D ignom ex rubro leviter albicat , craffisque conftat fibris & pećtinibus inftar ligni Quercini, mollius ve- ro eft, levius, ac vilius precedenti, fed tignis tamen tile. E Tertio Dawan Puti feu Dawan Gabba Gabba femi- na habetur , maximasque prope radices gerit alas, ejus cortex eft ex obfcuro fufco & cinereo mixtus, ejus rami funt craffi, incurvi, & nodofi, magna & molli medulla repleti, hi determinantur in tenues, firmas, virides, & ftriatas rachides fine ordine pofitas, hz vero prope ramos geniculate funt feu fovea in- prefle , ubi bina foliola rotunda exoriuntur auricu- lata , ad oras ample dentata , ad exteriorem partem concava inftar conchz ;illis vero folia per paria ple- rumque infident , quandoque etiam alternata, fere feffilia, atque fex vel feptem paria inzqualis admo- dum magnitudinis rachidibus adnectuntur, fuperiora enim a decem ad tredecim pollices longa funt, ultra quatuor lata, media quinque vel-fex pollices longa, inferiusque par adeo breve ac rotundum eft, ut vix binos pollices fit longum , nec multum ab auriculatis iftis foliolis differat, ad oras vero ample dentata funt inftar majoris ferre , inferius multis parallelis coftis protuberantia, nulla vero lanugo neque in foliis , ne- que in petiolis obfervatur , rachides autem foliofe binz vel ternz tantum in ramorum fummo progermi- nant, ubi & longi eriguntur racemi, in paucos late- rales divifi, ex quibus flores excrefcunt , qui plurima funt albicantia capitula, parvis caliculis infidentia ‚in medio rubedinem exhibentia, ac fponte defidentia, hzc autem neutiquam funt convoluta inftar illorum primz fpeciei, fed firma funt & extenfa, in racemi arte poftica veri excrefcunt fru&us , magnitudine Lafon viridium, quorum bini fepe concrefcunt, coloris fpadicei, intermixto ruffo colore inftar pifo- rum pullorum. Semi HERBARII AMBOINENSIS LierlV. cap. XII. de agterfte 4. en 5. duymen lang, 3. breed, wyd getant, als een groove zaage , boven boog - groen, beneden bleek- groen. De jonge bladeren zyn ligt-bruyn of geelachtig, maar in den ouderdom werdenze beneden blaauw-groen , met roffe ribben, met geene of weinige tanden, en ftaan met weinige paren aan de ryskens. Het bloeizel is eem groote tros , over-dwers in zyde takken verdeelt, en dexelve in andere mindere , daar aan Jtaan veele moffige knopjes aan kromme fteeltjes, zagt en leververavig , ros als graauwe zyde, inwaards gebogen als de Rooze van Fericho, zonder kennelyk bloeizel, of zo men er maauw op ziet „de gedaante van kleene bloempjes vertonende , en werfch zynde eenigzints welriekende ; deze gebeele tros walt voor niet met al af „en in deszelfs plaats komen eerft andere kortere fleeltjes , daar op de vruchten waffen, rond als piftool-koegels, langen tyd groen bly- vende, ten laatften bruynachtig , en van buyten wat wolachtig. Onder een dunne fcbaal , leyd een andere ronde korl, van witachtige , drooge „en barde fubftantie. Tuffcben gemelde korl en zyne fcbaal , vind men een olyag- tige vochtigheid , dikwils vind men ook 2. vruchten t'za- men gewa[Jen. Als men ’t bout van "t manneken ver/th kapt, zo [cbynt °t ligt-rood , maar werd ftrax bruyn-rood gelyk "t Tzerbout „en beeft gemeenlyk ook diergelyke bert- Jcbeuren. Aan de gehouwen befterft bet graauw, en is redelyk bard, fwaar, en durabel. 2. Dawan Mera of roode Dawan, «vord voor een verandering van 't E gereekent , dit is ranker van ftam , en beeft weiniger vlerken by de wortelen, en de Jcbor [Je is bruyn, met graauw gemengt. De ryskenszyn langer dan aan "t voorgaande, mede vierkant „diep gevoo- rent, zagt,uit den roffen, wolachtig, doch daar onder &roen, en daar aan meer bladeren dan aan *t manneken , ook geftbikter in ryen tegen malkander. Deze bladeren zyn wat grooter , flapper, en weeker van bayren, wyd getand , de oude zyn een bunt of een balve voet lang ,ruym 3. vinger breet , met veele parallele ribben, bykans zon- der fteelen aan de ryskens flaande ‚de agter[le zyn wel de belft kleender. De jonge bladeren zyn ligt-bruyn en geel- achtig , met groene ribben, wolachtig „en eerft uitkomen- de, gelykenze raauwe zyde, De bloeyende tros is grooter ‚meet in 2. dwers-takken verdeelt, en dezelve in veele mindere „en aan dezelve ons telbaare lange fchepzelen. die men voor bloempjes kan aane zien, dog meer gedroogde blaadjes gelykén , tanyt van co= leur. De vruchten zyn uit den ronden - langwerpig als een vogel-ey, van fubftantie als de voorige. Het bout is witachtig, met een kleene roodigbeid, grove draden en kammen, gelyk "t Eykenbout , weeker , ligter , en flegter dan ’t voorgaande , dog mede bequaam tot bet timmeren. - 3. Dawan Puti of Dawan Gabba Gabba, werd voor "t wyfje gebouden; beeft de grootfte vlerken by de wortel, de Gier is vuyl-bruyn met graauw gemengt, de takken zyn dik, krom, en knoeftig , met een merkelyk en week pit van binnen, daar aan ftaan dunne, ftyve, groene, en wat geftreepte ryskens , zonder order, makende by den tak een plat kuyltje, alwaar men twee ronde blaadjes ziet, als ooren, aan de kanten wyd getant, en aan de buyten- zyde wat bol, als een fcbulp; aan de ryskens Baan de bladeren meeft 2. en 2. tegen malkanderen, aan zommige ook verwiffelt , op zo korte [leeltjes , als of zy gene bad- den, met 6. en 7. paren van zeer ongelyke lengte, want de voorfte zyn van 10. tot 13. duymen lang, ruym 4. breed , de middelfte zyn 5. en 6. lang „em 't dgterjfe paar zo kort en rond , dat "t pas 2. duymen lang is, en niet veel van de ooren verfchilt, aan de kanten zyn ze wyd getant, als een grove zaage, van onderen met veele pa- rallele en uitfiekende ribben, zonder eenige wolachtigbeid, nog aan bladeren, nog aan fieelen; van de blad-dragende ryskens ftaan maar 2. of 3. aan *t voorfte der takken, al- daar komen ook voort lange troffen, in weinige zyde ftee- len verdeelt , daar aan ’t bloeizel ftat, zynde veele wit- te knopjes, die zig vertonen in kleene kelkjes ; met cenige roodigbeid van binnen, voor niet met al afvallende , deze Jłaan geenzints in malkander gerolt , gelyk die van de eer fte zoorte, maar ftyf en uitgebreid , en aan ’t agterfte van den tros komen de regte vruchten voort, ryp zynde, in de grootte van groene Lan/]en , dikwils twee aan mal- kander vaft, van coleur caftanje-bruyn met ros gemengt, gelyk graauwe erweten. Onder SS SS OS OD ERD zz K PET LEV ali, VA a) "n 641 199 IT AA Th md OH H [m H HA nad KI GTE "EE D 7232 ‚ZI EE. ZĘ WW N `S XN RN CHEAT p SSS N CNN U NU N NU N IT N N N N N N U NN N N KON KU N N TEN NN KIRIIN HDR NUN IN AN SU N N ZA Off ed e I IV. Boek. XII Hoofif. Semi maturi fubftantiam habent ficcam inftar ca- ftanearum, fed lentiorem magisque mucofam, exte- riore parte viridem, circa medium rubentem , in ipfo centro officulum feminale reconditur molle , hujus vero carnis odor ingratus eft.& naufeofus fere imitar urine. : Diutiffime arbori inherent, antequam mature- fcant , perdurant enim a Novembri usque in Majum. Hujus trunci lignum albicat, craffis conftat fibris, nec in edibus durabile, unde ad edificia non adhi- betur. ; Nomen. Generali vocabulo hec arbor Malaice & Amboinice dicitur Dawan, ex quo Latinum nomen Dabanus derivavi: Prima autem fpecies eft Dawan Batu & Dawan Lacki Lacki, h. e. Dawan lapidea feu mas, quum durius gerat lignum, inque faxofis crefcat locis : Secunda fpecies eít Dawan Mera feu Dawan rubra, ex fufco cortieis colore in trunco, non vero in ligno, quod difcrimen non obfervatum fzpius con- fufionem parit in hifce fpeciebus: Tertia fpecies vo- catur Dawan Gabba Gabba & Dawan Parampuan , h. e. Dawan mollis feu femina, Locus. Non novi extra Amboinenfes infulas notas effe has arbores , contra frequentiffime hic obcurrunt ac vulgatiffimz funt inter filveftres arbores , non vero . inlitore,fed in montibus crefcentes, optimzque in locis faxofis. . Ufus. Apud harum infularum incolas lignum hoceft vulgatiffimum ad tigna,licet enim pr&cedentia Metrofi- deri ligna duritie & durabilitate prz Dawano excellant, oc tamen eligunt incole hujus regionis ad zdificia fua, quum vilibus ac pufillis inftrumentis hoc melius . elaborare valeant. Noftri vero ligniarii illud non nifi defectu precedentium ad clauftra , & repofitoria ad- hibent: Optimas tamen przbet trabes ac poftes vulga- rium dium; Dawan nempe lignofa, fi jufto cadatur tempore , mollis vero Dawan conducit tectis tignisque : Amba vero fpecies hoc laborant vitio , ac praefertim femina, quod crefcente luna cafa, vel fi juniora & te- nera gerat folia, in edibus facile cariem contrahat autalbas generet formicas , & fialiis ex rebus vel locisillam occupent , copiofüm ipfis prebeat nutrimen- tum. Hinc nunquam hoc lignum ad edium exftructio- nem receus iu ufum vocandum eft, fed prius bene ex- ficcari oportet & fame indurari. Poftes Soli quoque non tunt eXpuuanat | quum facile incurventur , quod de aliis etiam tignis dictum fr ye.” cens maris lignum in aqua fundum petit inftar Metro- fideri, fed cito exficcatur. Ex latis trunci alis optimi formari poffunt orbes, ex quibus lignei amplique for- mantur echini ac crateres , Dulang dicti, ut & breves rami, quibus navigia fua propellunt. à; Tenera pilofz fpeciei folia cum illis Languas Ma- lacce contrita , & inlita pruritum tollunt diffícilem Pa- nubefh. Tabula Decima Sexta Ramum exhibet Dabazi latifolia, que Dawan Befaer voca- tur, Tabula Decima Septima Ramum exhibet Dabani maris, feu Dawan Batu. . Ubi Litt. A. ejus racemum julis floriferis ac foliolis fubrotundis onuftum reprafentat. OS EPE IZA TLO: Dawan ejusque fpecies a Valent, in Amboina defeript. pag. 321, etiam itid. ma ‘ a N 2% Tom. III. CAPUT AMBOINSCH KRUYDBOER 3 Onder in de balf rype, legt een "drooge Jubftantie als die van caftanje „dog tayer-en flymerig „aan de buitenkant groen, omtrent de midden roodachtig, en regt in de mid- den leyd een week zaadkorreltje „en de reuk van dit vleefch is vuyl en onaangênaam, fcbier als pis. Zy flaan zeer lang aan de boomen, eerze ryp werden, eń men vindze van November tot aan "t begin van May. Het bout dezes ftams is witachtig, grofdradig, en in de buyzen niet durabel, daarom ’t tot den buisboww niet genomen wert. Naam. In ’t generaal biet dezen boom in ’t Maleytsen Amboinfch Dawan , waar van ik 't Latyn Dabanus ge- maakt bebbe. De eerfte zoorte is Dawan Batuen Diwan Lacki Lacki, dat is fleen-Dawan , of manneken , om dat “t barder van bout is, en op fleenachtige plaatzen groeyt. De tweede zoorte is Dawan Mera of roode Dawan , van de bruyne coleur der fcborfJe aan den flam, en geenzints van 't bout, welk onderjcheid niet in acht genomen zyn- de „dikwils verwarring onder deze zoorten baart. De Jerde ' biet Dawan Gabba Gabba ez Dawan Parampuan , dat is weeke Dawan, of t wyfje. ` . Plaats. Ik weet niet dat t buten de Amboinfche Ey: landen bekent zy , daar en tegen is ’talbier overvloedig „en een van de gemeenfte wout-boomen , dog niet aan Jtrandt, maar altyd in 't gebergte wajjende , en "t befte op fleen- SS plaatzen. ebruik. By de Inlanders dezer Eylanden, is dit t ge- meenfte timmerbout, want of wel de mach. Yzer- bouten aan bardigbeid en duurzaambeid de Dawan verre overtreffen , zo neemt even wel den Inlander dit meeft tot zyn buisbouw, om dat by "t met zyn geringe gereed/chap beter bedwingen kan, Onze timmerlieden zullen niet, dan by gebrek van de voorgaande nemen, tot ’t bouwen van Fortre[Jen en Pakbuizen bet geeft echter goede em durabele, zo flylen als balken , tot de gemeene buyzen, te weten bet fteen-Dawan , als men * op zyn beboorlyke tyd kapt „en "t weeke Dawan is bequaam tot regelings „en in "t dakwerk. Beyde zoorten hebben die fouten , dog inzon- derbeid 't wyfken, dat zy by waflende Maan, of met jong loof beladen zynde, gekapt, in de buyzen ligt ver- molmen , en witte mieren genereren ,of dezelve van elders daar in komende, ligt voeden, Daarom zal men dit bout geenzints verfch aan eenig gebouw gebruyken , maar eerfE ter degen laten drogen, en een weinig berooken. De ftylen moeten ook niet in de zonne leggen, want ze trekken anders krom, "t evelb oan andere timmerhouten mede mevcmv «ys Det verfche bout van *t munneken zinkt in "t water gelyk Yzerbout , maar droogt ligt op. Uyt de breede vlerken kan men bequame borden krygen , daar men de vlakke boute bakken van maakt , Dulang genaamt ‚als mede de korte riemén , waar mede zy alle baare vaartuy- gen voortfcbeppen. De jonge bladeren van 't bayrige , met de bladeren van Lanquas Malacca, gévreven en opgefmeert , verdryven ”t jeuken van "t moeyelyke Panübefit. “De zefliende Plaat Vertoont een Tak van de breetbladige Dawan, die Dawa Befaer genaamt wert, Mad De zeventiende Plaat Vertoont een Tak van Dawan het mannetje, ofte de Datnaą . Bats. ; ; A. Wyft aan een Tak met zyn bloeyende Paarten, en ronda biaadjes beladen. i AANMERKING: De Dawan wert met zyn zoorte by Valent, in de befibri: ving van Ambon op pag. 221. mede vermeldt, fry; E XIII, 4 HERBARII AMBOINENSIS Liber IV. cap. XIII. CAPUT DECIMUM TERTIUM. gatus. Caju fati. Elebre hoc Javanorum lignum hoc in Herbario € locum quoque obtinuit , guum in hisce infulis itidem nunc colatur „nec; quantum novi,a me dam huc usque fuerit defcriptum. Ejus arbor in Java aliisque ipfi vicinis crefcit locis, habeturque altiflima filveftrium arborum , quz truncum habet rectiffimum, labrum , altiffimum, ac gracilem, antequam fefe in ramos dividat, ejusque occurrit mas & femina, qux ligno tantum differunt. Maxima gerit folia, que unquam in quadam obfer- vavi arbore, excepto folio Mapparum, quod hic raro invenitur; in junioribus enim arboribus tres pedes longa funt, viginti pollices longa, inferiore parte an- guítata, petiolumque craffum ad ramum usque invol- ventia, feu alata, fuperiore fubrotunda atque in bre- vem definentia apicem , fcabra, ficca, fonitumque edentia feu crepitantia, fuperius obfcure viridia, ac rugofa inftar pellis Lamii pifcis , inferius cinerea & la- nuginofa, craffis pertexta coftis , late diftantibus , fla- vefcentibus , & ab utraque parte protuberantibus , oras vero gerunt zquales , odoremque ac faporem habent inftar foeni, fed amarum , funtque oppofita, quatuorque fimul crucem efformant ‚late vero diftant, infident autem hzc longis rectisque ramis , qui antror- fum plerumque quadrati funt , fulcati, & lanuginofi. ` Cortex glaber eft, externe parum quoque lanugi- nofüs, pruritumque cutis levem excitat, fi madidus fit, eft lentus, ac humidus, lignum vero ficcum eft. Flores racemo infident admodum extenfo, cujus ramuli laterales cruciati funt, eodemque ordine ad minimos usque petiolos dividuntur, quorum bigemi- ni furcam efformant, fingule vero partes flofculum fuftinent , ex fex albis & retrorfum inflexis ftamini- bus formatum , fex parvas, flavasque antheras fufti- nentibus, in quorum centro piftillum erigitur: In hu- jus furce medio aliud excrefcit viride capitulum, quod mox vefice formam refert, quod in fructum abit, ita. ut flores ipfi fru&um non producant , fed fruftra decidant , hi vero menfibus Aprili & Majo rogerminant; ebe «nt viridia ifta capitu- la, que in virides degenerant ce Uv inítar Halicacabi, fed ipfarum apex magis inpreffus eft, queque non claufz fed param aperte funt, par- vaque quedam exhibent filamenta, dein vero veficu- la Ala magis contrahitur , corrugatur , coloremque ge- rit ex cinereo viridem , caput continens fphericum inftar globuli fclopeti manualis, fed parum compref- fum.& angulofum ‚externe lanuginofum , interna vero ejus fubftantia eft ficca, dura, & lignofa. ` Ejus lignum duplex eft, maris obfcure luteum eft, fnultis conftans ftriis longitudinalibus inftar Abietis, lentum, durum, nec facile rimas agens quodque fa- £illime perdolari & fecari poteft. . * Femina vero pallidius eft, rarioresque gerit ftrias, mollius eft, ac fi perdoletur , quafi pilofum eft , ac dif- ficilius fecatur , nec poliri bene poteft; utraque odo- rem gerunt gravem amaricantem , fi recentia elaboren- tur, ingratumque faporem , odor vero diu fupereft, 6 cite vel fcrinia ex illis formentur , immo omnia hisce inclufa odore ifto inpregnantur , recentia fi fuerint fabricata: Durabile tamen eft tam ad adium, qum navium exftrućtionem , nec coffos generat , in- ectaque fugat odore fuo. Anni tempus. Arbor bec nullos producit flores fru- Etusque nift adulta: In Java floret menfibus ficcis, qui ibi Euro fpirante incidunt, fructus poft Noyem- im obfervantur. + Nomen. Latine Fatus. Belgice Kiatenbout. Malaice . & Javanice Fati & Caju Fati, In Bontii Hiftor. Indica libr. 6. cap. 16. Quercus Indica vocatur, ipfique flos Juteus ibi adfcribitur, quem album obfervavimus. Locus. Nullibi copiofior crefcit quam in Java & Madura, optima vero'mas feu Jati Bati, i. e. Jatus lapidea circa Samarang provenit , reliqua vero arbo- res in magnis filvis obcurrunt a Fapare parte Orien- tali usque ad Griffeckam , precipua vero loca ut em: t XII. HOOFDSTUK, Kiate - Boom. It vermaarde Favaanze timmerbout, is mede in dit Kruydboek ingekropen, om dat ’t in deze Eylanden nu mede begint aangeplant te werden , en myns we- tens tot nog toe van niemant befchreven is. Hy wert op Fava, en de omleggende plaatzen voor de boog fte woutboom gereekent , zeer regt, en even van ftam, jcbietende zeer boog en rank op, eer by zig in de takken verdeelt, men beeft een manneken en wyfken, daar van aan 't bout maar bet onderfcheid geeft. Hy beeft de grootfte bladeren , die ik ooit aan eenigen boom gezien bebbe, bebalven ’t folium Mapparum, dat men bier weinig vind, want aan de jonge boomen zyn ze 3. boutvoeten lang, en 20. duymen breed, agter toe/mal- lende, en den dikken fteel tot aan den tak toe bekledende , vooren rondachtig , en fchielyk in een korte fpits toelopen- de, ftyf, droog, en rammelende , aan de bowen zyde don- ker-groen , en zo ruyg als een Haye-vel , aan de onderfte graauw en wolachtig, met dikke ribben doorregen, die wyd van malkanderen [laan , geel zyn , en te weerzyden uitbuylen , met evene kanten, van reuk en fmaak booy- acbtig en bitter, zy ftaan regt tegens malkander , en met haar vieren maakenze een kruys , met wyde tu[Jcben-plaat- zen, aan lange regte takken , die na vooren toe meeft vier- kant zyn, gevoornt , en wolachtig. De fcbor/fe is even „en van buyten ook een weinig wol- achtig , maakende een kleen jeuken aan ^t lyf, als ze nat is, taay, en wat vochtig , maar * bout is droog. Het bloeizel komt voort aan een wyd witgefpreide tros, daar aan alle de zyde takjes in "t kruys ftaan „en in des- zelfs order zig verdelen tot de minfte fleeltjes toe , waar van 2. en 2. een gaffel of mik maken, dragende ieder deel een kleen bloempje, van zes witte en agterwaarts gebo- gene draatjes gemaakt , met 6. geele kleene noppen „en een pilaartje. In de midden van deze mik ftaat een ander groen knopje, "t welk firaks de gedaante van een hlaasje maakt , deel uit de vrucht werd, 20 A e niet met al tot de vryt £y nwar ve vergecjs afvalt: Het komt veer April of Mey. De DU zyn de groene „dewelken veranderen ingroe- “ne buyskens of blaaskens , gelyk die van de Halicacabus , dog met de fpitze meer ingedrukt , dewelke ook niet gefloo- ten, maar «vat geopent kaan » en eenige witte draatjes vertonen, daar na valt "t blaasken nog meer in, werd ge- rimpelt , en graauw-groen , en befluyt een ronde knop , in de grootte van een pifvool-koegel , dog een weinig ingedrukt en boekig , van buiten wollig , van binnen met een drooge en barde boutacbtige fubftantie. | — Het bout is tweederley „dat van 't mannetje is donker- bleek, met veele fireepen in de lengte ; als bet Dennen- bout, taay, bart, en niet ligt febeurende „zeer gemakke* lyk voor de zaag en Zug Se? Dat van ’t wyfken is bleeker , en heeft ydeler ftreepen, weeker , en onder de /chaaf wat bayrig „dog moeyelyk om te zagen, en laat zig niet glad werken ; beyde bebben een fwaaren bitterachtigen „als men ze neo werkt , en een onaangenamen /maak , blyvende de reuk bun lange by, als men Kiften en Kafen daar van maakt , ja alt goet ruikt er na, dat men in de verfcb gemaakte legt, Det is nogtans zeer durabel , zé aan den cheeps- als buisbouw, gewind gene wormen , en verdryft^t ongedierte , zo lang "er de reuk by is. Sayzoen; Degen boom gewind geen vruchten nog bloe- men seer by zyn volkomen wasdom beeft. Op Fava bloeyd by inde drooge maanden , "t welk aldaar de Oofter-Mouffon is „en de vruchten ziet men na November, ` e: Naam. In ’t Latyn Jatus. Opt Duitfcb Kiatenhout. Maleyts en Javaans Jatien Caju Jati. in de Hift. Bontii, 6. Bock, Kapittel 16. wert by Quercus Indica genaamt, en bem een geele bloem toegefchreven , die wy wit bevon- den bebben. Plaats. Hy waft nergers overvloediger ‚dan op Favaen Madura , bet befte "t avelk men "t manneken of Fatu Batu, Steen-Kiatenbout noemt , waft omtrent Samarang , de reft met groote bofJcben vol, vind men beoo[len Japara tot Griflek toe , zynde de voornaamfte plaatzen Rembang , r 25 Re em sk, a SZTN > Dev AA gem eg eme sos WE We aee IV Boek. XIII Hoofif. AMBOINSCH KRUYDBOEK: Rembang & Laffem: Pauca copia invenitur in Baleya, Bima, Boetona,& Pangefana: Ante plures annos qui- dam Amboinenfes in hasce terras illas induxerunt ar- bores, quas in Hitoes montibus plantaverunt , ubi rare obcurrunt vaftz arbores,quas noftrum celant populum. Anno 1676. femen ex Mandura juffi adferri , in- que variis Leytimorz plagis illud terre conmifi , in quibus feliciter etiam progerminabat ac late vigebat. ‘Terram vero amat pinguem, rubram, & argillofam, ualis illa eft Madurz & Jave, ubi etiam Ene uis propagantur hz arbores. U/us. Javani multum cum hocce ligno exercent mercaturam , praefertim in iftis locis Rembang & Laf- fem, ubi varias ex hoc ligno formatas trabes , afleres, coftasque venales adferunt , inter quas trabés fünt binos & tres pedes craff in diametro, que aliquan- do adeo copiofe adcumulantur, ut gravitate fua folum inprimant , & fub eo quafi fepeliahtur , magna enim na- vigiorum €opia ibi exftruitur , nobilisque Societas Indica per Indiam navibus fuis illud lignum mittit ad tigna , quum in fuperioribus aedium partibus non adeo grave fit ac Metrofideros , attamen fatis durabile. Scri- niarii ex hoc quoque ligno varias elaborant ciftas po- litas ac fcrinia, quem in finem optima ejus eliguntur fegmenta non nodofa nec pilofa , quo vitio fepe hoc laborat lignum. uam ingratus etiam ejus fit fapor, vis tamen in eo detegitur medicata , que noxias quasvis tam ci- borum quam potuum qualitates corrigit, cholericam- que paffionem fiftit; Hunc.in finem talia frufta opti- ma cenfentur, que per aliquod tempus in mari flu- &uarunt: Chinenfes & Malayenfes navigatores crate- res ex craffioribus hujus ligni fegmentis formant, in quibus aquam pluvialem fervant in navigiis: Primam vero fecundamque aquam , que maximam adtraxit a- maritiem, effundunt, credunt tamen hanc aquam vi medicata effe inpregnatam , noxamque tollere durio- rum ciborum marinorum: Caju Jati folia aqua in- cocta, & inftar potus Thee epota Choleram tollunt, fed naufeofum praebent & amaricantem potum. Re- centia porro folia cum quodam liquido, ac prefer- tim Limonum fücco, manibus contrita, ipfas rubro enitus inficiunt colore , qui diu remanet: Javani il- la cunctis Miftent pigmenrs. quibus lintea ac fila ru- bro tingunt colore , ut hic peril at. Cum interna feu rugofa foliorum parte lignum poliri poteft, fod non ita detergent, ac Ampele: Vulgare Mala enfium an- tidotum contra Tsjka, h. e. choleram eft Can Jati, cum Caju Tay in aqua contritum & propinatum. N.B. Verum Javanorum nomen eft Djati, quod durabile ac probum denotat , & ab hominibus etiam ad- hibetur , argumento , quod Djati optimum ac durabilif- fimum tignorum habeatur: Experimentum Javanorum bellis comprobatum ad maximam TEE fi- ftendam fequens eft: Djati recipe folium confraćtum, in aqua illud macera, donec fere computrefcat, cir- cumage leniter aquam iftam ac folium, cum annulo ex vera SuafJa (Javanis Soaffo di&a ) , formato ex filo dependente, quem per aquam commove, hac aqua vines ablue tam hominum quam equorum , quod re- petendum eft, hoc fanguinem fiftet, vulnera depu-. rabit, atque curabit. Caju Fati filve Javane hoc mo- do fefe habent , retum enim hujus arboris lignum peculiarem occupat montem , formatque filvam: Item tenue lignum ad palos ufitatum , ac dein incurvum peculiarem fibi eligunt montem, & terre tractum , ita ut „fi quis navigium ftruat , ex una filva malos reétaque ligna petere debeat, nec unum ıncurvum ibi reperiet Droe qui in aliis montibus vel filvis querendus eft. Javani ex hoc quoque ligno fepulchretorum afle- res formant, comiperiuntque in terra incorruptum perfiftere. | Contra colicam rafuram ati accipe, five poftis five trabis, & coque illam cum manipulo Pady ad di- midıum, ebibat hanc coétionem, mox folatium fen- tiet eger. In Rumphii Appendice hec adduntur. In Hort. Malab. part, 4. Fig. 27. Malabarice, Por- tugallice, ac Belgice Teka vocatur, cujus defcriptio Tom. III. cum 35 en Laflem: weinig vind 't ook op Baly , Bima, Boeton» en Pangefane. Voor veele jaren bebben "t zommige Am- boinezen ook in deze Eilanden gebragt, en in "t gebergte van Hitoe geplant ‚daar nu weinige groote boomen ftaan, die zy voor ons volk verborgen bouden. d | Anno 1676. beb ik zaad van Madura laten komen, en op verfcheide plaatzen van Leytimor gezaayd , daar "t ook gelukkig opkwam, en nu weelderig opfchiet , maar bet wil een vette roode kleygrond bebben , gelyk die van Madura A Fava is, alwaar men 't ook mei ftokken verplanten an. Gebruik. De Javanen dryven grooten Koophandel met dit bout , inzonderbeid op de dide plaatzen Rembang en Laffem, daarze allerbande balken , delen, en ribben van dit bout te koop brengen , en waar onder balken van 2. en 3. Voeten dik in 't vierkant , die zomtyds zo dik op malkander leggen, datze in de grond zinken, en meemigte van [cheepen en vaartuygen worden aldaar ge- timmert, en dan voorziet de Ed. Compagnie nog al de gebeele Ooft door, baare fcheepen met dit timmerbouts om dat * in de boven-gebouwen zo fwaar niet is, als "t Vzerbout, en niet te min durabel. De Schrynwerkers maaken ook alderhande fraaye Kiften, Kaffen, en Kan- toren daar van, waar toe men de befte ftukken moet uit- kiezen, die niet quaftig nog bayrig zyn, gelyk anders veel aan dit bout is. Hoe onliefelyk dit Bout van fmaak is „zo fleekt er nog- tans een Medicinaale kragt in, om allerbande fcbadelyke Jpys en drank te verbeteren , en °t woedende bort Cbolerica Paffio te fluiten: Hier toe boud men zodanige ftukken voor de befie, die een tyd lang in zee bebben ma dryven. * De Cbineeze en Maleytze Zee-vaarders „maaken ook baare waterbakken van de dikke planken dezes bouts , daar inze baar drinkwater op de groote Fonken bebben. Het eerfte water en °t tweede, "t welk de meefte bitterbeid in zig gezogen beeft , weggietende „en geloven datze door dit water zeer gezont blyven, en dat bet de fcbadelykbeid van alle groo- ve zee-koft wegneemt. De bladeren van Caju Fati in't wa- ter gekookt en gedronken als Thee, zyn goet woor 't bort s maar ’t is een bitteren en walgelyken drank. De verfche bladeren met eenige vogtigbeid , inzonderbeid Lemoen-zap, in de banden gevreven, verwen dezelve Je 2 rood, "6 welk er in lang niet weer af te brengen is. De Favanen doen dezelve onder andere Is, waar mede zy E linnen en gaarn roed verwen, om de verwen beftendig te maken. Met de binnenfte ofte ruyge zyde van de bladereng kan men onk "e haus fbuuren en glad maken, dog nemen zo wel niet af als bet Ampelaas ; bet gemeene middel tegens Tsjka, dat is ’t bort by de Maleyers , is Caju Fati, met Caju Tay , t'zamen in water gevreven en gedronken. N. B. De regte Javaanze naam is Djati, bet welk biet deugdzaam , durabel, en werd ook van menfchen ge- bruikt , een bewys , dat Djati bout voor °t befte en dura- belfte orfler alle timmerbouten in aanzien is. Een experi- ment in den Favaanzen oorlog geprobeert , om een kragti- ge bloedftelping te maken: Neemt een Djati-blad in Za en gebroken , weekt dat in water „tot dat ”t wat vergaat, roert bet blad en water zagtjes om, met een ring van op- regt SuafJa gemaakt, by de Favaanen Soa[Jo genaamt y aan een draat gebonden , en daar mede rondom tn 't wa- ter gevaren, «va/cbt daar mede de wonde uit , zo wel aan menjcben als paarden, verbindze ook daar mede; dit zal "t bloeden ftelpen , de wonden reynigen, en tot genezing Jcbikken. De Bofjcben van Caju Tati op Fava, bebben deze manier, dat ’t regte bout een e" berg of bofch uitmaakt. Ook bet dunne Spaaren-bout , als mede't bog- tige, ieder een byzondere berg of Landftreek; zo dat als iemand een Vaartuyg maakt, moet by in 't eene bofcb de majten, ent regt-bout zoeken, en zal niet een krombout daar in vinden , 't welk by dan van een anderen berg of bofcb moet baalen. | De Javanen maken ook baare graf-planken van dit bout, en bevinden dat bet in de aarde onvergankelyk is, Tegens colyk neemt ge/cbraapt Kiatenhout, bet zy van een ftyl of balk aan een buys „kookt bet met een band vol Pady, tot op de helft, en drinkt daar van, zo beipt bet terjLont, ; Dit wert in het Aanhangzel van Rumphius daar by gedaan. In Hort. Malab. Part. 4. Fig. 27. wert by in 't Ma- — > Portugees, en Duitfcb Theka genaamt — 2 a 20 cum noftra convenit, excepto quod arboris folia ru- gofa fint inftar pellis Lamii pifcis , quod in ifto horto non notatur ; Lag itidem noftr& arboris alio cre- fcunt modo, uti in textu videre eft; quam ingentes autem he arbores fint, ex hoc relatu Lector perci- ere poteft, princeps enim Colicolanz Nobiliffimo Duo: Rbeedio narravit , fefe ex unica tali arbore totum fabricaffe gentile templum: Silveftris vero circinnata albaque Theke fpecies in ifto horto me- morata mihi ignota eft. Tabula Decima Otlava Ramum exbibet ati floribus fructibusque onuftz. OBSERVATIOS In Valent. Amb. defeript. pag. 219. defcribitur, ut & in Hort. Malab part. IV. ubi vide notas, & Bontium lib. 6. cap. 16. Hanc arborem Pluknet. in Almag p.362. Terebintho In- dice adfimulat, uti id patet ex ejus Mazziff. p. 178. CAPUT DECIMUMQUARTUM. june i Samama. Ec cum precedente Dawan altiffima eft inter Am- H boina arbores filveftres, ejusque truncum vix bini tresve viri compleéti poffunt, qui rectus eft,ac prope radices parum vel non alatus, he au- tem terram mox ac profunde penetrant. Cortex ve- ro eft fcaber, craffüs, ex nigro viridis feu fumeus, externe profunde laciniatus, interne craffis conftans fibris, lentus, ac ruber, faporis adítringentis, rami fefe late extendunt, in paucos & rectos laterales di- wifi ramos, quibus etiam folia rara infident, ita ut extenfam admodum , fed apertam & tenuem , gerat hec arbor comam. maxime conven: .cies haberi polte E KE EE in ramorum fummo. folia hec locata funt, ubi quin- quagona Posee og > mollia, herbacea, & lanu- ginofa obie vel quatuor paria in uno obfervantur ramo, forma Habel folia explicatur. - Cum hec quoque arbor in marem ac feminam di- vidatur , ejus difcrimen ex colore venarum ac foliis dignofcitur, qui in mare ruber, in femina albus eft, Hec etiam arbor, uti Jati , nullos producit fructus floresque nifi adulta fit. Flores ejus huc usque ignoti funt, diciturque irregularis effe forma, fructus vero mox ex veficula excrefcere, qui fub arbore decidui . jnveniuntur: Fruétus itaque fine floribus progermi- nant , folitarii femper craffo ac digitum longo petiolo infidentes in ramulorum extremo, qui capitula funt fphzerica , primo magnitudine Limonis Nipis, fenfim vero excrefcunt ad magnitudinem Limonis Itam , for: mata ex meris prismatibus, quz inftar fetorum Echi- ni convoluti internum ambiunt nucleum adeo con: junćta ; ut unum conftituere videantur corpus. Prisma- ta hzc exteriore fua parte crafliffima funt, interne fenfim anguftata , funtque mollia, herbacea, ac faci- le decidentia , fi digitis fricentur, Capita HERBARII AMBOINENSIS ZiberIV. cap. XIV, befebryvinge met de onze overeenkomt , bebalven dat de bla. deren aan 't onze zo ruyg zyn als een Hayevel , ^t welk men in gemelde Hortus niet leeft ; ook groeyen de vruchten aan de onze op een andere manier , gelyk in den text te zien is. Anders boe groote boomen dit worden, kan den Lezer daar uit afnemen,dat een Prins van Colicolan aan den Ed. Heer Hendrik van Reede verbaalt beeft, dat by uit eenen boom een geheelen Heydenze Tempel gemaakt beeft. De wilde gekrulde en witte zoorte van Theka in gemelden Hortus aangebaalt , zyn my onbekent, De achtiende Plaat Vertoont een Tak van het Kiatenhout, met zyn bloemen en vruchten, AANMERKING. In de befchryving van Valent. op pag 219. wert ze mede ter loops befchreven ; en in het vierde Deel van de Hortus Malab. alwaar verders de aanmerkingen ziet, en Bortius in "t zesde Boek Kapitt. 16. Deezen Boom brengt Pluknet tot de Indifche Tarpentynboom in zyn Almag. p. 362, voorgeftelt, zo als zulks blykt uit zyn Mantiff, op pag 178. 9 XIV. HOOFDSTUK Samama- Boom. i Di is met de voorgaande Dawan de boogfte wout- boom in Amboina, den zelven in dikte nog over- treffende „vermits zynen ftam wel 2. of 3. mannen moeten omvademen , regt over eynd, met geene of wei- nige vlerken aan de wortel, die regt en diep in de aarde gaan. De fchorffe is grof , dik, fwart-groen, of rookag- tig, van buiten diep gefcheurt ‚van binnen per , taay, en rood, t° zameńtrekkende van fmaak, de takken breyden baar verre uit , dog maar in weinige en regtezy- de-takken , daar aan ook weinige bladeren [taan , zo dat by wel een breede y maar ydele kruyn beeft. “Be bladeren zyn na-dia.aiam Jade STU ae eeni : en ziet, en hebben met de Fati groote gt, 20 dat men de Samama voor een bafłaart SN xe; daar van bouden zoude , zo de vrucht niet anders getuig- de, zy flaan ook meeft aan "t eynde, daar dezelve wat vyfkantig , week, kruydacbtig , en wolachtig zyn, 2. en 2. tegens malkanderen „en maaken een fcbuyns kruis ‚niet boven 3. a 4. paren aan een tak, in de gedaante van een wayer, 2. voeten lang, anderbalve fpan breed , aan de oude een voet lang, en drie handen breed „na agteren al- lenskens toefmallende , tot tegens den tak aan, zo dat men geen anderen Deel daar aan ziet, dan de groote mid- del-zenuwe , die wel een vinger dik is, de dwers ribben lopen ‘meeft parallel, boven rood; gelyk ook de middel- ` zenuwe, en onder groen, ter zyden by den oorfpronk van deze groote [taan 2. andere kleendere blaadjes, flap, en . gemeenlyk tegens de groene takken aanleggende, en voor aan "t eynde der takken flaat een vyfboektge groene knop of kolve, dewelke zig metter tyt in bladeren opent. ` Dewyl deze boom mede in manneken en wyfken verdeelt wordt, zo kan men het onderfcheid aan de coleur der ade- ren in *t blad zien, dewelke in "t manneken rood , en aan "t wyfje wit zn, Deze boom brengt mede , gelyk de Fati, gene vruchten ofte bloemen voort , eer by tot zyne volle grootte gekomen is. De bloemen zyn nog onbekent , en men zegt, datze geen eygentlyke gedaante bebben , maar dat de vruchten firaks uit een boosje ofte blaasje voortko- men, dewelke men onder den boom afgevallen vint. De vruchten dan komen voort zonder bloeizel „altyd een alleen, en op een dikken en vinger Mager Steel, aan ’t uytterfte der ryskens , zynde koegel-ronde bollen „eerft in de grootte van een Limoen Nipis, maar metter tyd zo groot als een - Limoen Itam , flraks in baar begin uit enkelde boekige pinnetjes gemaakt , die als borflels van een t'zamen gerol- den Egel rondom de binnenfte korl ffaan , xo digt aan malkander , datze een lichaam fcbynen. Deze pinnetjes zyn aan 't buitenfte eyndt dikft „en na binnen toefinallen- de, week, kruytachtig , en ligt afvallende, als men ze met de vingers uryft. o ; p NS \ NM WM UA, N M NN ŁU GAN A = NA RANK M 4 MN H ' M UD dh WW N di? d WY NUN NN N aN Latz Än MSN S aS Ma Ź 3 N A N Hi MÄ e, e E [d LZ PIDÄ PEK, Z AT "= Ze zZ 14, sa NOUN NN NN WIN A QUNM Y N Wi NN NY UA AMENS I NU uv Kg 4, Wh, AM) PA AH N NUDY ASN (U NN W D N N N pasa” AZ Lab. xrx NN = RR SE i TANN SOS Li 4 Le $ a E A 4 engere SRE AEE cm onse, Amt —À 2€ PT E eee IV. Boek. XIV Hoofif. Capita hzc alia preterea gerunt mollia & exigua fila- menta, qua totum efficiunt globum ruffum,& ad taétum lanuginofum , neutiquam vero pungentem, florumque loco inferviunt , que fruftra decidunt , quain re hic fru- Gus convenit cum illo Bancal & Mannelorum: In de- ciduis fructibus obfervari nequit, quanam in parte pe- tiolo juntti fuerint, nifi macula quadam effet glabra. Poft prismata decidua, verus in confpe&um verit fructus , magnitudine minoris Pruni , ruffus vel pullus, ui carne conítat fungofa & herbacea inftar Socci apas: Folia decidua rubefcunt inftar cancri coéti, uod etiam in pluribus obfervatur filveftribus foliis. RE flavefcit, ac parum ad ruffum adcedit colo- rem, nec maris vel feminz multum differt, Sickio feu vulgari Bayeno ligno quam maxime fimile , fed craffioribus conftat fibris, mollius eft, minusque du- rabile, nec in igne ftridet, uti Sicki lignum. Anni tempus. In initio pluvioforum menfium hec arbor fua dimittit folia, atque in Augufto nova reger- minat: Fructus ab avibus quibusdam, ac praefertim a vefpertilionibus comeduntur , jnque hortis feruntur , ubi quam citiffime crefcunt in altiffimas arbores , que lece vigent , & ab Amboinenfibus prope fuas edes locantur ob folia, quz ipfis in ufu funt. | Nomen. Latine Samama, quo nomine Amboinice quoque vocatur, nullum vero aliud mihi ejus inno- tuit nomen. | Locus. In cunctis crefcit Amboinz infulis, tam in montibus quam in planis locis į fed ubique denfas for- mat filvas. | Ufus. Ex ejus ligno afferes potiffimum fecantur , qui ad vulgares adhibentur edes , atque a noftris li- gniariis Baye afferes vocantur, eque ac illi, qui ex Sicki ligno formantur , aquo vix diftingui hoc poteft lignum ,$amamz vero multo magis pallide flavefcit , nietos eft, ac craffioribus conftat fibris illo Sicki , nec ita bone note ac durabile eft. A Sicki maris ve- ro ligno melius dignofci poteft, quum hoc multo ma- is rubefcat, & igni inpofitum ftrideat. Oportet vero igniarios hec bene noviffe ligna , nec Samama li- num ad publica fplendidaque adhibere zdificia, præ- ertim talia, qua mulca abluuntur & depurantur aqua, quum tam cito putrefcat, tenuibus vero feptis infer- vire poteft, atque in locis ficcis fi deponatur, fatis durabile e(t, ligniarii etiam amant hanc fecare arbo- rem in afferes, quum elegantes recti & crafli ex eo formari poffint, nec difficile fit fetru vel ulaLusary D. gnum, taliaque femper pr&ferunt, magis ad Com- modum quam utile adtendentes, Arboris cortex a quibusdam Tiffadoribus -recenti infunditur Sagueri potui, fed defectu alius Oebat, qui r-ipfum. ruber & adftringens eft, fed non amarus; idem quoque ad Oebat Papeda adhibetur , fi prius in aqua coquatur , qua Papéda praeparatur. Trunci cor- tex cum illa Bintangor Laut, & Metrofideri coquitur in decoctum , quod propinatur contra fluorem album feminarum, quem expellit éz deterget, ejusque ma- teria terreftris fimul confortat & adítringit: Amboi- nenfes hujus foliis utuntur pro mappis & orbibus pre- fertim in publicis conviviis, in quibus tota menfa hif- ce foliis ut & illis Socci ftrata eft, unde & has arbo- res fuis adponun: ædibus , quum adeo commodum præbeant fupellectilem. In Rumphii Appendice hæc adduntur. Arbor in Hort. Malab. part: 3. Fig. 33. Katoe Tsjaka, Belgice Morgenfter vocata, æque ad hanc Samamam, quam ad utrasque Banckale fpecies Jibr. s. defcriptas referri poteft. Portugallice Fagua Fal/a vocatur. Tabula Decima Nona Ramum exhibet arboris, que Samama vocatur, Ubi Litt, A, ejus fruétum majori repraefentat forma. OBSERVATIO. Samama a Valent. pag. 221. obiter etiam defcribitur, & in Tab. iub No. LVI- exhibetur. & Katou Tsjaka H. Malab. a Pluks. in Alm pag 203. vocatur Arbor Indica floribus & frudu in globum adgregatis, CAPUT AMBOINSCH KRUYDBOER 37 Op baare hoofden dragenze nog andere kleene en weeke draatjes , die den gebeelen appel ros maken , in't aantaften wolagtig, dog geenzints flekende en zyn , in plaats van bloeie zel ,'t welk vergeefs afvalt , waar in deze vrucht overeen- komt met die van Bancal en Mannelen; in de afgevallene kan men niet bemerken , waar den fteel geftaan beeft , of "t moefte aan een p zyn, die men altyd kaal ziet. Na "t afvallen van de pennetjes, bekomt men eerft de regte vrucht ‚in de grootte van een kleene pruym, ros „of vaal van coleur , binnen met een voos en kruydacbtig vleejch, als Soccum Capas. De afgevallene bladeren werden rood, als een gekookte kreeft; gelyk vele andere bofch-bladeren doen.. Het bout is geelachtig , een weinig na den roffen trekkende , aan "t manneken en wyfken niet veel verfchil- lende , bet Sickje ofte gemeen Bayen-bout zeer gelyk , dog grofdradiger , weeker, en min durabel, in ’t vuur niet knerzende gelyk Sicki-bout. Sayzoen. In ’t begin van de regen- Mou[Jon werpt de- zen boom zyn bladeren af „en in Auguftus gewint by we- derom jong loof. De vruchten werden door eenige vogels, voornamentlyk de Vleer-muyzen gegeten, en in de boven gezaayt, daar ze dan zeer weeldrig en haaftig op/cbieten tot bouge boomen , die de Amboinezen by baare buyzen dulden, om 't gerief ,datze van de bladeren bebben. Naam. In % Latyn Samama, gelyk °t ook in °t Am- boinfcb biet , zynde my geen andere naam bekent. Plaats. Hy waft in alle de Amboinfche Eilanden, zo ball m 't gebergte, als op de vlakte, over al in de digte bofJchen. Gebruik, Dit bout wert meeft gebruykt om planken daar van te zagen, die men tot de gebouwen gebruykt , en onze timmerlieden Baye-planken moemen, 20 wel als die van Sicki, van dewelke men ze ook gualyk kan onder- Jcheiden, dog die van Samama zyn bleek-geelder , bayri- ger, en grofdradiger, dan die van Sicki , ook verre zo oet en durabel niet. Van Sicki 't manneken zyn ze nog igter te onderfcheiden, vermits °t zelve veel rooder is , en in t vuur zeer knerft. De timmerlieden beboorden dan deze bouten ter. degen telerenkennen, en 't Samama-bout aan geene publieke of groote gebowwen te gebruyken , in- zonderbeit daar men veel met water /poelt , om dat 't zo ligt. vergaat, maar tot ligte [cbotten en in plaatzendaar 't droog ftaat, kan "t nog eenigzints duuren, zynde de boudzagers daarom zo graag , deze. boomen tot planken te zagen, om datze fchoon, regt, en dik zyn, niet fwaar om te handelen „en de zaage ligt aanneemen , gelykze dier- | aliko ba boto 10661 199110910 y Awurse ET op de gemakkelyk- beid , dan op de deugden van ’t bout zien. De febonife des booms wert van zommige Tiffadoors in de verfche Sagueer gedaan, doch maar by gebrek van an- der Oebat., dewelke daar van rood „en t’ zamentrekkende , maar geenzints bitter wert, De zelfde «verd ook tot Oebat Papeda gebruykt , als menze te vooren in water kookt, waar mede men de Papeda toebereyd. De [chorfle des ftams , met die van Bintangor Laut, en die van Yzer- bout, werden tot decoctie gebruikt „die men maakt tegens de witte vloet der vrouwen, want bet zet [lerkelyk af de kalkacbtige materie, en flopt met eene. De Amboine- zen gebruyken deze bladeren tot baare tafelborden en fer- vetten, inzonderbeid op publyke maaltyden , daar men de gebeele tafel bedekt ziet met deze bladeren, als ook met die van Soccum „en daarom leydenze deze boomen by baare buyzen, om datze zo een gerieflyken buisraad daar van bebben. 6 In het Aanhangzel van Rumphius wert dit er by- gedaan. Den boom in Horto Malab. part. 3. Fig. 33. Katoe Tsjaka, in °t Duit/cb Morgenfter genaamt, kan men zo wel tot deze Samama als tot de beyde Banckals in % 5 boek befcbreven , brengen. In't Portugees Jaqua Falfa, De negentiende Plaat Vertoont een Tak van een Boom, die de Samama genaamt wert. Alwaar Lett, A. deszelfs vrucht in grooter gedaante aanwyft, AANMERKING. De Samama-Boom wert by Valent. p. 221. mede ter loops befchreven, en op de Plaat onder No. LVI. verbeeldt, en de Katou Tsjaka van de Hortus Malab. wert van Plukm. in E Almag op pag. 203. genaamt Ooft-Indifche Boom met : men en vruchten in cen bol by een vergadert, 38 CAPUT DECIMUM QUINTUM. Titius. Titti. Fc etiam latifolia eft arbor , fed altitudine & craffitie precedentibus longe inferior , ita ut ejus truncum unus complecti poffit vir, qui cor- ticem gerit glabrum & cinereum, fuccofumque, co- ma ejus denfior eft, brevioribusque conftat ramis quam precedens. Folia gerit ampla, plerumque fubrotunda vel ob- longa, inferius in rotundum definentia , brevibus craflisgue infidentia petiolis , plerumque oppofita , cru- cemque obliquam efformantia, decem, tredecim , & qum scm pollices longa, fubtus lanuginofa feu pilo- a, ut & eorum petioli, plurimaque fimul ramorum extremitati increfcunt. Flores magnis & ramofis in racemis progerminant campaniformes Hyacinthorum more, ex quinque craffis formati petalis, extrorfum inflexis, calicem referentibus, coloris albeftentis in- tus Jam mee Uni autem iftorum petalorum in- crefcunt quatüor vel quinque craffiuscula & firma fta- mina erecta , quorum bina breviora funt, antheras luteas gerentia, & parum inflexa, cetera floris pars concáva eít: fi vero hic adcurate examinetur, bina ofteriora & minima petala concreta funt, triaque re- han majora & longiora extrorfum flexa, & ad oras parum circinnata , unde & in floris centro quatuor tantum ftamina funt, antheras gerentia, quintum ve- ro piftillum eft: Petalorum.ac florum odor dulcis quodammodo eft, fed debilis ; ex floris centro fructus excrefcit inftar minoris pruni, non perfecte fpheri- cus, fed inregularis, parumque gibbofus , plerumque campaniformis , fuperius nempe latiffimus , fed clau- fus nec umbilicatus, fed parvo apice ornatus, perfe- Cte rotundus fi maturus: Caro arctiffime nucleo jun- ge & adhzret ipfi firmiffime, eftque fuccofa admo- um uti in prunis, fed ingrata & amara; Nucleus interior quoque campaniformis eft, inferius parum excavatus, in medio tuberculofus , externe ru- ofus , & in quinque protuberantes angulos diftinétus, ubftantiz lignofz. Arboris lignum eft album, leve, molle , nec durabile , ad parva tamen navigia ufitatum. Anni tempus. Flores Januario menfe progerminant, quo & fructus maturi confpiciuntur. Nomen. Latinc Tittus, Trung AIDOINTufa Geier Titti. e Locus. In Amboinz infulis crefcit non tantum fpon- te in humilibus & proximis filvis, fed ab Amboinen- fibus quoque in hortis filveftribus feritur ac colitur, donec craffum gerat truncum, atque propagatur tam femine quam ftipitibus. In altis vero montibus ac denis filvis non lete viget , fed ad ipfarum oras & in Tocis ventofis. U/us. Amboinenfes. maxime hanc amant arborem , ac diligeriter eam colunt, quum ejus lignum adeo ap- tum fít ad monoxyla ex ipfo formanda, quum tam leve fit ac facillime excavari poffit gue cymbz quo- tidiano ipfis inferviunt ufui, tam ad circumnavigan- dum quam ad pifcandum , quas fumma cum alacritate in terram & etiam in aquam norunt adtrahere , quz- ue in aqua marina fatis durabiles funt, dulcis vero illas cito corrumpit & inficit: Hinc fit, ut quevis fere arbor fuum habeat dominum, nec licitum eft cuivis eam cedere:* Hoc vero incolam dono nature tribue- re oportet , unde tam.commodum adquirit lignum, quo fi deftitueretur, minorum ac levium navigiorum commodo & ufu defraudaretur , alia equidem fatis durabilia largitur natura ligna, fed hzc non ita levia aqua innatant , neque adeo facilia elaboratu funt. Recens arboris cortex contritus & contufus, ejus- que fuccus expreffus cuncta carnis vulnera & ulcera curat , leviter enim detergente virtute fua hee de- purat, lenique adítriétione illa curat, P.S. Tittius duplex eft , rubra & alba , foliorum for- ma non multum differens, excepto quod illa rubrz fpeciei paulo majora fint, in longum apicem definen- tia, ac fubtus magis lanuginofa, bine quoque prope edunculum majores vene fufce funt. Tila alba pau- o minora funt, rotundiora, nec fubtus lanuginofa, fed parum rugofa, omnesque venz albicant. i Albe HERBARII AMBOINENSIS Liber IV. cab. XV. AV. IFO O ED SF DR Tittie- Boom. It is mede een groot-bladige boom „aan hoogte en dika D te de voorgaande veel wykende , zynde den flam or- dinaris zo dik, dat bem een man omvademen kan, met een evene , ligt-graauwe , fappige fchorfJe , de kruyn is digter van loof , en korter van takken dan de voorige; De bladeren zyn groot, meeft rond of wat langagtie agter met ronde lén, op korte dikke fteelen , e 5 gens malkander [laande , en een fcbuyns kruys uitmaken- de, 10. 13,en 15. duymen lang, 9. en 12, breed, van onderen wolachtig of ruyg , gelyk ook de fleelen „en [taan digt op malkander aan ’t voorfte der takken. De bloemen komen voort aan groote en getakte tro[Jen , in gedaante van klokken of Hyacintben , te weten van vyf vette blaat- jes gemaakt , uitavaarts geboogen , en een kelkje makende, vuyl-wit van koleur , en binnen wat peers. Tegen een van deze vyf blaadjes zyn 4. of 5. dikke en flyve draden vaft gegroeyt „waar van twee korter zyn , met geele nop- pen, en wat inwaards gebogen, de reft van 't kelkje is bol: als men de bloem wat naauwer beziet, xo blykt dat de twee agterfte en kleenfte blaadjes een blad uitmaaken, en de drie andere grootere bangen uitwaarts gebogen , en aan baare kanten wat gekrult, daarom ook binnen eygentlyk maar vier draden ftaan met noppen, en °t vyfde is een Stieletje , de reuk van knoppen , bloemen „en bladeren is wat zoet, dog flap, wit "t onderfte dezer bloemen groeid de als een kleene pruyme, niet regt rond, maar on-. gefcbikt en wat bultig , meeft kloks-wys , te weten vooren breedft , dog geflooten, zonder navel, maar wel met een kort fpitsje, regt rood, alsze ryp zyn. Het vleefch bangt zeer vaft aan de korl, en is zeer zappig , gelyk in de pruy- men, onliefelyk, en bitter, De binnenfte korl is kloksgewys , van onderen wat bol, met een beuveltje in de midden , buyten if. en met vyf uitftekende kanten geribt , boutacbtig van fubftantie, Het bout is wit, ligt, week „en niet durabel, egter tot °t ma- ken van kleene vaartuigen gebruikelyk. Sayzoen. Zy blogues in January, wanneer men ook feck Ziet 2 Naam. In % Latyn Tittius, na °t Amboinfche Caju itt]. Plaats. Het waft in de Amboinfche Eilanden, niet al- leen van zelfs in de laage en naafte boffcben, maar werd ook van de Amboinezen in baare bofch-tuynen gezaayt en gebavent , tot dat °t een dikke flam gewint , case: zig voortplanten , zo door 't zaat, als door ftokken. In'tboo- ge gebergte en digte boffcben wil "t niet waffen ‚maar wel aan de kanten van dezelve, en op lugtige plaatzen. Gebruik. De Amboinezen bouden veel van dezen boom, en queken bem zorgvuldig aan, om dat zyn bout zo be- kwaam is; om kleene praauwen of boute [cbuytjes daar van te maaken, om dat "t zo ligt is „en gemakkelyk omuyt te bollen, welke /chuytjes zy tot baare dagelykze nood- druft gebruiken, zo om been en weer te vaaren, als om te vifJcben, dezelve met een vaardigheid van, en op "t land balende , die ook in zee-water redelyk durabel zjn s maar °t zoet water doetze baaftelyk bederven: Hier van daanis't, dat bykans ieder boom zyn Eygenaar heeft , en men magze niet zonder toeftemming omkappen , 't welk den Inlander de goedbeid der nature te danken beeft, die bem zulk een gemakkelyk bout laat waffen , zonder bet welke bem bet gerief van ligte vaartuygen zeer bezwaarlyk zoude vallen, want daar zyn genoeg andere bouten die durabel zn, War niet zo ligt op "t water „en gemakkelyk te bear- yden. „De verfche fcbor[Je gevreven of geftampt , en bet zap uitgedrukt allerley vlee/cb-wonden en Ulceratiens met een fyne afveegende kragt dezelve zuyverende , en voorts met een zagte adftrittie beelende. P.S. Titti is tweederley, rood en wit , aan ’t fatzoen der bladeren niet veel verfchillende , bebalven dat die van "Lroode wat grooter zyn, met een lange [pits , en van on- deren merkelyk wolachtig , ook bebben de twee grootjie aderen.by den-fteel wat bruyns. Die van't witte zyneen bayrtje kleender , ronder , en van onderen niet wolagtig > + maar flegts wat ruyg , en alle de aderen witachtig. M MANTER NUR KRAIN N Du AS NU SU N N N N N ISSN WW NNN NN U N NM IU WS NN NN AEN NN N SRS TAN E ANE U ANN ter NU S A NN SN N NU N N N N) UN N IU NNN RI NN RON A m N N N x JAN SN KARIN ANN W 4 , MAM, ŁAN OO LAT HO 4441214 4 "M N ue N ES N ITA H | W hy ll nti itt Uu GU Ü ł WW fi LIN DADA Aba UNI W A W N Tom. N AN OY LUI NIN A Sy NAJ — - ge. vm m ten er wg — gemeng mm sm no tr qu RUIT cemere nussi in aa omes TEE AA” — IV Boek. XVI Hoofż/. Albz fpeciei lignum multo aptius eft ad navigia illa minora, quum facile intumefcat & aquam adíugat , fed cito iterum exficcatur , nec rimas agit, e contra rubra lignum gerit magis ruffum, facile quoque intu- mefcit , fed, fi ficcetur, facile finditur , unde alba po- tiffimum colitur, rubraque filveftris habetur. Tabula Vigefima Ramum exhibet Tizti. Ubi Litt. A. ejus frućium, B. Vero ejus officulum feminale denotat. AANMERKING Tittius a Valent. in Amboine defeript. pag. 221, quoque tonmemoratur, & in Tab, fub No, "m exhibetur, > AMBOINSCH KRUYDBOEK. E. Het bout van 't witte is veel bekwamer tot praauwen, om dat "t wel ligt opzwelt, en 't water inzuygt , maar ook weder ligt opdroogt, en niet Jcbeurt; daar en tegen’t roode geflagt is rofJer van bout, zwelt mede ligt op , maay in t droogen /cheurt bet , daarom werd 'twitte meejł aane geplant, en °t roode voor wilt gebouden. De twintig fie Plaat Vertoont een Tak van de Titti-Boom. Alwaar Lett. A, de vrucht aanwyft, B. De Zaat-korrel. ÖOBSERVATTO De Titti-Boom wert by Valent, in de befchryving van Ans Deet, dst. mede vermeld, en op de Plaat onder No, LV, ver z CAPUT DECIMUM SEXTUM. Tittius Litorea. Saoly, Æc Tittii fpecies eft litorea , truncum gerens | i multo humilorem ac tenuiorem precedenti , qui- que plerumque incurvus eft, inclinat, & haud multo craflior eft crure , aliquando autem ad hominis craffitiem excrefeit, ejus rami funt pauci & incurvi corticem gerentes nigricantem , rugofum , ac nodofi funt per veftigia deciduorum foliorum, quique me- dulla fungofa funt repleti, in horum fummo folia Se locata funt arcte (ibi juncta binaque oppofita, obliguam efformantia crucem ; que illis Tittii quam fimillima funt, féd breviora & flaccidiora, formam habentia plani remi , inferius nempe anguítata , fuperius lata & rotunda, in obtufüm apicem definen- tia, novem ac decem pollices longa, fex feptemve Tata, fuperne glabra , inferne lanuginofa , plurimis É sign craffis & obliquis coftis ; petiolis autem craf- s & curtis infident, fubtus purpurafcentibus , quales & cofte longitudinales funt. Flores brevibus craffisque infident pedunculis , qui rimo coronam efforman: Aenfam, capita acuta fatti- nentem, quorum longiflimum meainm e(t. ane in flores explicantur, atque illos Manore referunt, fed funt infundibiliformes , fefeque aperiunt in feptem o&oque petala extenfa & furfum elevata , fordide al- bentia , gratum quodammodo odorem fpirantia, fed de- bilem , ac facillime decidentia, quum filamentum in confpe&um venit longum , quod capitulo infidet vi- ridi , & in fructum excrefcit. Hic femi-adultum vefert Ficum, vel fructum Siri Boppar, fed cafeifor- mis eft, viridis, ac demum nigricans, fupra circulo cinereo notatus, ac fovea inpreffus, ubi & cordiformis eft, ac porro repletus medulla fungofa & ficca, "_ Arboris lignum eft album, molle, & inutile: Locis crefcit faxofis , feu in litoribus ad declives montium pedes fitis, ad filvae oram declinans , acfi ab aliis pre- meretur, & expelleretur fruticibus. Nomen. Latine Tittius Litorea. Malaice a quibus- dam Titti Laut. Amboinice in Hitoe Saoly & Aylaun Umali, in Leytimora Mabecul & Aylaun Maccur , alii illam Malaice vocant Pamali, h. e. Folium infauftum, quum pifcatores hoc folium pro malo habeant omi- ne ad pifces capiendos, fi in navigiis fuis decidat. Locus. Hujus fepe una alterave arbufcula obcurrit jn remotis ac folitariis litoribus faxofis, potiffimum vero in Hitoes ora & parva Cerama, Ufus. Non funt in ufu ejus folía vel lignum , fed; uti dictum fuit, ejus folia ab Amboinenfibus pifcatori- bus maxime exprobrantur, ita ut inter tigna hujus li- bri hec arbor numerata fit tantum ob adfinitatem recedentis Tittii: Trunci vero cortex in re Medica ze ufum, ejus enim fruftum ad digiti longitudi- nem in diametro cum paulo majore quantitate corti- eis radicum Socci Sawatilis , aque incoétus & propina- tus, inveteratam curat Dyfenteriam, quod medicamen- tum inftitutum fuit in trienni infante mez familie, [ per tres menfes Dyfenteria laboraverat , ac fru AVE ARAL BET U K: Strand Tittie- Boom. | It is een firand-geflagte van Titti , veel lager en duna D der van ftam dan de voorgaande ; die ook meeft krom is, en voorwaarts bellende , niet veel dikker dan een dye, zomtyds als een man, de takken zyn weinig en krom, fwartachtig van foborfJe ,. ruyg en knobbelatbtig van de littekenen der afgevalle bladeren , van binnen met een voos merg, aan "t uitter[le der zelver [taan de bladeren digt agter malkanderen , twee en twee tegens malkander, en een fchuyns kruys makende, dezelve zyn die van Titti meeft gelyks dog korter en flapper „xy bebben de gedaante van 't platte van een riem, te weten agter final , vooren breed en rond , met een [tompe /pitze, negen en tien duy- men lang, zes en zeven breed, boven glad , maar van on- deren wolachtig „ met veele dikke en zeer [ebuynzeribben, Jtaande op korte dikke flelen, die van onderen wat paars zjn, gelyk ook de middel-ribbeń, — ' $ De bloemen komen woort op korte dikke fteelen , eerft vertonende een digt kroontje van fpitze knoppen , Jtaande 't lang fle in de midden, anaar uit de bloemen werden? Do hinomop geryken die van Manoor , dog hebben langere balzen, gemaakt van zeven of agt blaadjes , die wyd ge- opent Jiaan, en met baar eynden opwaarts gebogen , vuyl- quit , eenigzints wel riekende , dog flap en het afvallende, agter latende een lang draatje, op een groen knopje , daar uit de vrucht werd. — Dezelve gelykt een balf volwaffene vyge, of de vrucht van Siri Boppar ,kaasvormig ,groen, ten laatften rookacbtig , boven op met cen graauw cirkel- tje, en pleyn daar binnen , daar ze ook wat hartachtig iss en voorts van binnen met een voos en droog merg gevult. Het bout is wit, week, en ondeugent: Hy waft op Steenige ftranden, die aan de voet van ’t lege gebergte zyn, even aan de rant van 't bofcb voor overbellende , als A by van de andere ruygte gedrukt wierde. aam.. In 't Latyn Tittius Litorea, in't Maleyts by zommige Titti Laut. Amboin/ch op Hitoe Saoly en Aylaun Umali, op Leytimor Mahecul en Aylaun Maccur, an- dere noemen bem in °t Maleyts Pamali, dat is ongeluk- kig blad , om dat de vi[Jcbers dit blad voor ongelukki bouden om vi/Jcben te vangen, als zy bet by bun in praauw bebben. Plaats. Men vind dit boompje bier en daar een, op af- evallene en eenzaame pasy tige firanden , me efi op de uf van Hitoe s en kleen Ceram. ebruik. Het beeft ook geen zonderlyk gebruik, nog van bout , nog van bladeren , zynde daar en boven, als geo zegt, by de Amboinfche viffchers een gebaat gewas, zo datze onder de timmerbouten dezes Boeks getrokken is, legis woor een maagfchap met °t woórgaande Titti, De Jebor [Je des ftams beeft egter nog een medicinaal gebruik, want een flukje daar van een vinger lang in 't vierkant , met ruym zo veel fcbor[Je van de wortel van Soccus Saxae tilis, im water gekookt en gedronken, geneeft de verou- derde rogde loop , zynde in myn buys aan een ĄCE kind geprobeert , dat wel drie maanden aan iden "` ` ` eege 40 HERBARII AMBOINENSIS LiberIV.cap. XVI, plurima adfumferat medicamenta , hoc autem curatus fuit: Quidam ifti decocto addunt Catappa itam cor- ticem , adulti vero ac fenes primum tantum corticem mafticant cum Pinanga & pauxillo Zingiberis , fuccum modo deglutientes. Hujus fpecies videtur effe lignum quoddam citri- num Ternatenfibus Bololo Malubi dictum , Malaice Bonckus Cuman, quum Cancelli amant hoc intrare li- gnum, inque eo fefe abfcondere , mediocris fine du- bio erit arbor litorea amplo & cordiformi folio, re- cens ejus lignum citrinum eft, leve, & faporis ama- ricantis, contritumque propinatur contra loepasnay, que Colicz fpecies eft quati fuffocatura. "T ernatenfes Rizophori inter arcana fua medicamen- ta aliud porro fervant lignum, Oépas Daty ipfis dictum, quod puto idem effe ac illud Tittii Litoree , eft enim arbor litorea, binos homines alta, folia gerens inftar Cadju Radja,fed minora , oris finuofis , fructusque in- ftar Boa Rauw,fed nigricantes , ac intus concavos. Albz fpeciei folia pallide fufcis diftinéta funt venis, nigrae vero obfcure fufcis, ejusque radix externe & interne nigricat „ faporemque habet amarum. Hec ultima fpecies multum crefcit ad Borealem plagam Poorto in Uliafferenfibus infulis , atque adhibetur con- tra morbum ipfis Doty dictum , quo intelligunt certum incantamentum , fi Magus alicujus umbram fcopis ver- beret, unde ejus abdomen cum fummis anxietatibus intumefcit, ex quo cito etiam tales moriuntur homi- nes; fed forte erit veneficium per quoddam toxicum, fi fit res naturalis. . gegaan, en veele middelen gebruikt bebbende, eindelyk bier van genezen is. Zommige doen by de voorfchreven Decoétie, de fcbor(Je van Catappan Itam ,maar oude luy- . den nemen de voornoemde /chor/Je, knauwende die met Pienang , een weinig kleene Gember daar by doende, en den zap daar van infwelgende, Hier van fchynt een zoort te zyn, een bleek oocker-geel bout, by de Ternatanen Bololo Mahuli genaamt , en in 't Maleyts Bonckus Cuman, om dat zig de Cancelli of Jlecke-krabbetjes geern daar in verbergen: Het zal een middelbaare ftrand-boom zyn, met een breed beri-formig blad, Het verfche bout is bleek-geel, ligt „en wat bitter van fmaak ; gevreven en ingenomen werd gebruikt tegens Toepasnay, een zoorte van colyk, die opklimmen „en vera ftikken wil. De Ternataanfche Wortel-mannen bebben, onder baare fecreete benamingen nog een bout ,'t welk xy Oepas Daty noemen, dat ik eie % zelfde te zyn met Tittius Litorea, want ’t zal een firand-boom zyn, omtrent twee mannen boog , met bladeren als Cadju Radja, dog kleender, met: bogtige randen, vruchten als Boa Rauw , dog fawartach- tig,en van binnen bol. De witte zoorte beeft ligt-bruyne aderen aan de bladeren, de fwarte beeft ze donker-bruyn, wiens wortel binnen en buyten fwart is, en bitter van Jmaak. Dit laatfte fiaat veel benoorden Poorto in de Uliaf- Jers, werd gebruykt tegens de ziekte Doty , waar door zy verftaan een zoorte van betovering, wanneer den Tove- naar iemands [chaduwe met een bezem flaat, waar door bem den buyk met groote benaautbeid opfwelt , dat men Jebielyk daar aan fterft; mifJcbien is ’t een vergeving met eenig gift, zo t natuurlyk is. CAPUT DECIMUMSEPTIMUM. Sicki. H Æc gagne cum Dabano & Samama, uti fupra dictum fuit, una ex craffiffimis & altiffimis fil- veftribus arboribus eft, truncum gerens reétum, quem vix binitresve homines completti poffunt. Ejus vero cortex non ita profunde.eft laceratus, ac ille Samamz, fordide viridis & fufcus, ünum vel fesqui ollicem craffus , intus ruber, paucumque exfudans Sicchius. SRO vifcofum > fi incidaturs du mere A feminam iti- ffercmeces dem dividitur, tóta forma plerumque di - Primo: Siccbius mas feu anguftifolius , qui duriffi- mum gerit lignum , & craffiorem magisque fufcum corticem quam femina, altiffimumque & erectum trun- cum, foliaque habet inordinate locata, plurima fibi junćta in ramorum utcumque extremo, Caryophyl- lorum foliis quodammodo fimilia, fed breviora, ma- gisque curtis infidentia petiolis , quatuor pollices lon- a, binos lata digitos , ad fummum latiffima , ubi & in ubrotundum apicem definunt, quorum quzdam in- tenfe flava funt, rotunda, craffa , glabra , fuperne ob- {cure nigricantia , inferne flavefcentia, plurimis te- nuiffimis venulis pertexta , horumque ramuli feu rachi- des nodofz admodum funt ac fere pungentes feu fpi- nofe. Prima foliorum germina rachidibus infidentia florem quafi referunt per incurvos ramulos. | Flores plurimi fimul juncti magnis in racemis pro- germinant, qui primo capitula funt viridia Vicie fe- minum magnitudine , fuperius longo apice ornata, que fefe aperiunt in flofculos albos ftellatos & penta- petalos, apex autem iíte in ipforum centro tanquam piftillum locatur , poft hos fructus excrefcunt rari, qui oblonge funt bacce, minores Olivis , diuque vi- rides, fed demum colorem adquirunt luteum vitelli- num cum fufco mixtum, füb tenui, lenta, & vifcofa carne nucleus reconditur oblongus, ab ütraque acu- minatus parte , rugofüs , multisque excavatus foveo- lis: He bacce non femper funt rotunda, fed ali- quando etiam quadratz. ^ Lignum recenter cefum graviffimum eft, & aqua refertum , unde & Sich Ayer vocatur , fed fatis facile exficcatur , ex purpureo rubet colore, fed ficcum ruf- fefcit, & tandem externe cinerei eft coloris, eftque molle, nec venis multum diftinétum, fed nodofum, ‚ac dure fubftantie , facile autem caditur, fed ferra refiftit, eftque porro leve , nec durabilie, fi nempe in locis XVI. HOOFDSTUK. | De Sicki- Boom. It is mede met de Dawan en Samama „als boven gë: D zegt, de dikfle en boog fte Wout-boom , met een reg- ten ftam, die twee a drie mannen omvademen moea ten. De Jcbor[fe is niet zo diep gefcheurt als van Samamas uit den vuyl-groenen en bruynacbtig , con em en balve duym dik , binnen rood , e nig kleverig melk eios als me "m Rapt. Hy werd in manneken elt, meeft over ^t geheele lyf van mal- kander verfchillende. ; Eerftelyk: Sicki 't manneken ofte bet kleenbladige , "t welk ook "t. bardfte is, beeft een bruynder en grovere Jcbor[Je dan °t wyfken ‚anders zeer hoog en regt van ftam. De bladeren [laan zonder ordre , en veele agter malkanders meeft aan "t voor [le der ryskens , de nagel-bladeren eenig- zints gelykende , dog korter, en op kortere fleelen , vier duimen lang, twee vingers breed, aan "t voorfte brectft, met een ronde fpits, zommige boog-geel , rond , dik „glad, boven boog-groen ‚van onderen geel-groen „met veele fyne adertjes doorregen, haare ryskeńs zyn zeer knobbelig en bykans fleekelig: Deeerfte Drog der bladeren aan ZE ryskens , vertonen een bloem met baare kromme tak- en. De geed: komen Sui, veele by malkander gedrongen, aan groote troljen,zynde eerft groene knopjes i tie Ye EH 9 2) ft g knopjes in de groo openen in kleene witte gefternte en vierbladige bloempjesy biyvende bet voornoemde ftieletje in de midden ftaan , zyn- de kleen , wit , en gelernt; na dezelve waffen de vruch- ten weinig 11 getal , zynde langwerpige beziën „wat kleen- der dan Olyven , lang groen blyvende , ten laatften wor- denze wat doorn-geel „met bruyn gemengd , onder t dunne taaye , en lymacbtige vleefcb , bebbenze een langwerpige - korl , agter en vooren toegefpitft, wat rimpelig, of vol kuyltjes. Deze beziën zyn niet altyd rond , maar zomtyds wat vierkant. Het bout verfch gekapt is zeer favaar en vol water, daarom bet ook Sicki Ayer genaamt wert, maar droogt redelyk ligt op, is purper-rood , maar befterft ftrax ros, en ten laatften van buyten graauw „week , zonder kenne- lyke aderen , wat quaftig , dog van grove fubftantie ,ge- makkelyk om te kappen , maar de zaage wat tegenftaande , ligt , en niet durabel , te weten, waar ’t op tte en v icken met een lang flieletje boven op , dewelke haar _ IPA. AS FEE IV Boek. XVII Hooftf?. locis locatum fit occlufis vel humidis. Denfas amat hzc arbor filvas in altiffimis montibus ex rübra terra compofitis, quales plurimi funt Amboinz montes. Secundo Sicchius femina feu latifolia truncum gerit crafliorem , leviorem corticem ; ac folia latiora , qua ad minimum duplo majora funt quam maris, feptem nempe & octo pollices longa, tres vel tres cum di- midio lata, craffioribusgue conftantia venis, lete vi- ridia , flaccidiora, & fuperius latiffima , ac fubrotunde definentiä , prioris cxterum fimilia , uti & ejus flores. Fructus hujus arboris funt paulo majores, ac pluri- mum quadrati oris rubehtibus. : | Ejus: lignum mollius eft, rugofius, primo ruffum, ac dein citrinum ,fi ficcum fit, vel dolabra poliatur, venasque exhibet feu ftrias longitudinales, fplendet- que inftar ferici, facile autem perdolatur, ac fecuri finditur, non vero tam bene ferra, quum pilofa ejus fubftantia hanc magis retardet, quam mas. uidam tertiam hujus componunt fpeciem ex utris- que mixtam , cujus folia inter has bihas fpecies funt media: Lignum vero in externa parte flavefcit, in- terne rubefcens uti maris.. Serram omnium facillime admittit, unde & plurimum expetitur ad afferes fe- candos , quum non adeo fit nodofum ac illud maris, hec vero fpecies ad illam maris pertinet. Anni tempus. Fructus maturefcunt menfe Januario. Nomen. Latine Sicchius ; juxta Malayenfe & Amboi- nenfe Sicki ; Ligniarii noftrates ejus lignum vocant Bayenbout ob fimilitudinem illius , quod in Batavia crefcit, ibique Bayo feu Caju Weyer dicitur, ab Am- boinenfi autem ligno multum diverfum , Bayo enim arbor eft majora gerens folia, illis Samame quodam- modo fimilia; cujus lignum ex craffis conftat fibris, eftque pilofum, album, & molle, quod vix poliri po- teft, unde & ligniarii noftri cunctos afferes ex tali le- vi ligno confectos Baye-afferes vocant, quin potius crederemus illos hzc ligna denominaffe ita ex fimili- tudine panni levidenfi, qui inter omnes pannos levif- fimus ac viliffimus eft. Mas proprie dicitur Sicki Mera & Sich Batu, h. e. rubra & lapidea Sicchius, quum ejus lignum duriffimum & dürabilifimum fit. Femina vero Sich Poeti , St Parampuan vocatur, in Hoeamohela Ayfiri. Locus. Per cunctas Amboinz infulas nota eft hac arbor, praefertim in Hitoe & Boerone, fed jam per cefionem & feétionem adeo inminuta, ut non nifi in remotis obcurrat Muntihne. Ufüs. Hoc in Amboina ufitauchu=m an tienum av quo afferes fecantur non tantum zdificiis, fed cuntte uoque viliori fupelle&ili infervientes, hique ex cun- dis tribus formantur fpeciebus, potifimum vero ex binis pofterioribus, non quod iplarum lignum melius fit, fed quia Chinenfes ligniarii facillima elaboratu eligunt. Si hi afferes locis ponantur ficcis, per quinde- cim annos & diutius durare poffunt , fed in pavimentis, que continuis ablutionibus obnoxia funt, perquinque vix annos. incorrupti manent , vel enim tum cariofi fiunt, vel ab albis perduntur formicis, Ex hoc quo- que ligno tigna, quadrate coftz , minoresque trabes zdium tectis infervientes fecantur, ita ut cuncta viliora domicilia , cifte , menfeque vulgares ex hoc fabricen- tur ligno. | Maris lignum rubrum rimas facile agit ac frangitur, quod non ita in feminz ligno obfervatur , unde & me- lius infervit minoribus navigiis ex hoc formandis. Ve- tuftum ac ficcum harum arborum lignum igni inje- Gur ftridet inftar falis , immo magis quam Mangi Mangi lignum, prefertim Sicchiialbz , facillime ta- men ardet, fed cito in cineres convertitur, nec car- bones prebet, unde & edes ex hoc conftru&z ligno vehementiffime flagrant citoque confumpta funt, fi flammam concipiant. Ex alba fpecie optime formari flunt ciftule , quz polite & bene depurate inftar erici fplendent ; noftrumque Amboinenfe Sicchii li- um omni ex parte melius eft Javanorum ligno ayano. uando ligniarii haric cedunt arborem , pegma circa ejus truncum formant ad hominis altitudinem , quo- usque nemipe ejus ale elevantur, ibique, ubi trun- cus rotundus eft, eum czdunt, uti hoc in cunctis alatis obfervatur arboribus. Siccum Sicchi lignum igni injeCtum non tantum ftridet, fed odorem. quo- que fundit gratam ad Benzoin adcedentem. e Tom. II. Tabula AMBOINSCH KRUYDBOEK. ar vochtige plaatzen ftaat. Hy waft geern in digte boffchen, en op de hoogfle bergen, die van roode aarde befiaan ,ge- lyk meeft Amboinjthe gebergte is. Ten tweede: Sicki het wyfken of breedbladige ; is wel zo dik van ftam, lichter van fchorfes en breeder van bladeren , dewelke ruym taveemaal zo groot zyn dan aan "t manneken , te weten, zeven en-agt duymen lang, drie en vierde-balve breed, met merkelyke aderen , ligt-groen, Jlapper , vooren mede breed en rond toelopende, anders de voorige gelyk, als mede de bloemen. De vruchten zyn ook wat grooter en meefl vierkant ; doch met roode kanten. Het bout is zagter , pelfiger., eerft ros, daar na bleek- geel bejtervende, en als bet gefcbaaft wert in de lengte eenige flreepen vertonende ,. en glimmende als zatyn, ge- makkelyk voor de fchaaf en byl, maar niet voor de zaage, om dat bet met zyn pelfige fubftantie dezelve meer tegen- iy s dan ’t manneken. s ommige maken een derde gę van beyde gemeng wiens bladeren tu(jcbeń Dt boat Ch de 3 tenkant geelacbtig , na binnen toe ligt-rood., gelyk aan 't manneken. Het neemt de zaage van allen op "t gemakke- Iykfi aan, en werd daarom meeft gezogt om planken van te zaagen, om dat 't zo quaftig niet is als het eerfte, of manneken ; doch dit geflagt mag men beguamelyk onder bet manneken begrypen — Sayzoen. De vruchten ziet men ryp in January; Naam. In % Latyn Sicchius, na 't Maleyt/che em Amboinfche Sicki, onze Timmerluyden noemen *t Bayen- hout , na de gelykeniffe van t gene op Batavia waft , en aldaar Bayu of Caju Weyer genaamt werd , van't Am- boin/che Sicki-hout merkelyk verfchillende ; zynde Bayo een boom met grooter bladeren , die van Samama eenigzints gelykende , met een grofdradig , pelzig, wit, en week bout, dat qualyk glad te krygenis , daarom onze timmer- luyden alle zulke planken , van ligt bout gemaakt y Baye- Planken noemen , of men moe[le zeggen ‚dat zy 't gedaan bebben van de gelykenifle des Bayen-doeks , "t welk onder alle doeken 't Leite en flegt[le is. _ Het manneken biet men eygentiyk Sicki Mera en Sicki Batu, dat is, rood, en fteen-Sicki, om dat zyn bout bet bardfte en Ga is. Het wyfken noemt men Sieki Poeti, en Sicki Parampuan, op Hoeamobel Ayfiri. Plaats, Het is in alle de Amboinfcbe Eilandenbekent, zonderlyk op Hitoe en Boero, doch nu door ’t veel zaagen 20 xi vermindert , dat men 't niet dan in "t verre geberg- te vind. ja Gebruik. Dit » wm Amboina bet aldergebruykelykfte bout vue pówiken daar van te zaagen, niet alleen tot den buisboww ‚maar ook tot allerbande flegte buisraad dienftig, en dat van alle drie voornoemde zoorten , doch wel’t meefte van de twee laatfte, niet om datze beter zyn dan in 't manneken, maar om dat de Chineeze bout-zagers altyd bet gemakkelykfte zoeken. Als deze planken droog Doan, konnenze wel vyftien a zeftien jaren, en langer duren3 maar aan de vloeren, die "t fpoelen gedurig onderworpen Zyn , konnenze gualyk vyf jaren onbefebadigt blyven ; want of ze vermolmen in baar zelfs, of de witte mieren komen daar in... Men zaagt er ook fparren , vierkante rib- ben , e D haltes om x de 't bovenwerk van de buy- zen gebruykelyk , zo dat alle de gemeene buyzen e kiften , en Seed = se Het roode bout van bet manneken fcbeurt en breekt ligt, *t welk bet wyfken niet doet, en daarom is "t bequaamer tot lichte praauwen en kleene vaartuygen: Het oude en drooge bout van deze boomen , knerft in * vuur als zout, ja meer als "t Mangi Mangi bout, inzonderheid witte Sicki, brand echter zeer ligt, en vervalt baaft tot affcbe zonder koolen, daarom de buyzen van deze planken ge- maakt , een felle brand veroorzaken, Van 't witte ge kan men beft alderbande kiftjes maaken „dewelke gepolyjt Ande, en dpi incor glimmen als zatyn, en in le maniere is ons Amboinfcb Sicki-bout beter en durabel- der, dan 't Favaanfcbe Bayenbout, Als de bout-zagers dezen boom omkappen, makenze een ftellagie om den [lam ‚in de boogte van een man , nament- [ k zo b als omtrent de vlerken zyn , en ka pen den m af , by begint rond te worden, ge ykze met alle boomen doen, die vlerken bebben, Het "E Sicki- bout in °t vuur gebrand , geeft bebalven bet kner [Jen „ook een Ger? van zig, die naar Benjoin trekt. De 42 HERBARII AMBOINENSIS ZLiberIV.cp. XVIII. Tabula Vigefsma Prima Ramam exhibet Siesbii maris, qua Sicki Batu incolis dicitur, Tabula | Vigefima Secunda Ramur exhibet Sicobii femine , que Sicki Poeti vocatur; Q-BS.ERVATIO, Sicchius a Valent. 220. quoque conmemoratur, De een- en twintig fle Plaat Vertoont een Tak van de Sicki-Boow het mannetje, ofte Sicki Batu van de Inlanders genaamt. De twee- en twintig fle Plaat Vertoont een Tak van de Sicki-Boom het wyfje , welke Sici Poeti genaamt wert. AANMERKING. De Sicki-Boom werd by Valentyn pag. 220, mede vermeld; CAPUT DECIMUMOCTAVUM. Ulaffium, Caju Laff. | f ye quoque ‘ingens eft arbor filveftris , ejus truń- —] cus non omnino reétus eft fed parum incurvus, exceptis quibusdam, que erećte excrefcunt, funtque circa radices alate, fed non ita ac preces dentes , truncus vero craffitiem habet binarum ul- narum, cujus cortex eft cinereus feu gilvus, glaber, tenuis, fed lentus, lignoque- firmiter adherens , ad tactum mollis, argue humidus , cutis levem pruritum éxcitans, fique incidatur, vulnus illud lividum con- trahit inftar plumbi colorem cum grato odore. Ejus toma eft ampla, usque foliis & ramulis luxu- riat uti Lingoa. Folia non certum obfervant ordi- nem, plarimüm tamen bina fibi funt obpofita, quo- tum quatüor fimül crucem efformant, atque ex fin- salorumi fere-alis novus propullulat petiolus alia fu- inens folia, unde hujus arboris coma adeo denfa eft: In ramulorum fummo burfula feu vagina excrefcit ex binis foliolis formata , qua, quum fefe aperiat, unum alterumve foliolorum emittit par, que ad primum ad- fpećtum pro floribus haberentur. Folia illa Lingoz referunt , fed funt magis eordiformia , inferius nempe fübrotunda & auriculata , fuperius acuminata , tres quatuorve digitos transverfäles longa, binos cum di- midio & tres lata, in- veruftis arboribus majora, te- mque. ru imisque obliquis ac pa- nula, parumque | i tallelis «oftis pertexta, inferior "so protuberanti- ; bas , funtque köte virentia, ad oras fepiu er maculisque ferrugineis fiepe adfperfa, plerumque e- ciam una foliispars longior eft altera, uti in Solanis. Flores ih hisce arboribus non obfervantur. Frutas —— referentes longis infident te: puibusque petiolis , ex quibusdam itidem vaginis „que tamen raro fuperfunt'& inveniuntur. . Fructus itaque parva funt piluleinftar majorum piforum , tribus, qua- tuor vel quinque fimul infidéntes pedunculis, qui ex fimplicibus parvisque fquamis compofiti funt , quique in inferiore parte tanquam in-centro circa rotundum globulum, Sinapiosfemen referéntem,concurrunt, fim- pliciaque exhibent filamenta primo viridia , dein fufca, fique contefantur, facile decidant ;oportet etiam ar- - Borem:eífe vetuftam, antequat hos proferat fructus, unde % non multum noti fant, jn hisce vero , uti vi- detar;femen latet, ex guoarbufeula progerminant. . . xLignum duplex eft; maris citrinum habet colorem, tenuilimam & denfam fübftantiam inftar Tilie ligni, fed duriorem. Vene in hoc non obfervantur , eftque plerumque concolor , atque in quibusdam tantum locis albentes magis serit maculas & ftrias , quod vitiofum in hujas'ligni affesibus habetur ‚fi vero fit ficcum ,fa- cillime eläborari poteft tam ferra quam dolabra, vi- nofumque fpirat'ödorem , qui in ficco ad Mephitim adcedit, in recenti vero Ku, difficulter quoque transverfaliter ceditur , quum fecures nimis hebe- fcant, per longitudinem vero facile finditur , immo fæ- pius magis quam de eft: Recenslignum vitellinum habet colorem, füecumque fundit fubtilem, qui cerutefcic fecun vero eonftantem citrinum fer- vat colorem. Alterum vero lignum , quod femine habetur , magis albet , ac fepe inftar Buxi pallidum, nihilominus tamen tenuis & folidz fubftantie , melius- ‚que elaborari poteft quam præcedens, quum non ita facile XVII. HOOFDSTUK. ~ Ulaffie - Boom. It is mede een groote wout-boom , den flam niet ge. heel regt, maar een weinig bochtig , bebalven zom- mige die regt opfchieten, met vlerken aan de wor- telen, dog niet groot, en CA gewind de dikte van twee mannen omvademens. De feborf]e is ligt-graauw, of vaal, even, dun, zeer taay, en vaft aan 't bout kle- vende, zagt in ^t aantaften „en als by nat is, op de buyd ` een kleen jeuken ver wekkende , als men daar im kapi , wordt de quetzuure ftrax fwart-blaauw gelyk loot , met cen aan- genaame reuk. dierbalven weelderig flaande, gelyk aan de Li bladeren ftaan in geen vafte ordre aan dezelve , d g mecht > | twee tegens malkander, en maken met bun vieren een kruys , maar bykans uit ieder [choot komt een nieuw fteel- tje met andere bladeren, waar door deze kruyn zo digt van loof wert. Aan 't'uitterfie der ryskens, flaat eem beursje of /cheede, van twee kleene blaadjes gemaakt, "t welk zig openende ‚een of twee jonge blaadjes voortbrengt, die men in "t eerft voor bloeizel zoude aanzien. De blade- ren gelyken die vun Lingoa wat, dog zyn bertformiger y te weten agter rond , toegebilt , en vooren fcbielyk toege- itft, drieen vier dwersvingers 1 : rie breed; aan de oude boomen grooter , dun, Wat rim- pelig , en met veele fcbwynże parallele even doorregen, aan de onderzyde verre us sé, blyde of ligt-groen, ryas roodachtig „en zyn zelfs met yzer- plekken bezet , ook bebbenze Ca Zei s.de eene belft vam t blad langer dan de andere „geiyk de Nagt/chade ; bloei zel vind men aan dezen boom niet; Maar zyn vruchten of pillekens komen op lange dumme Jteeltjes voort, mede uit eenige fcheeden, die men egter zelden daar aan vind. De vruchten dan zyn kleene pille- kens, als groote erweten, op drie., vier, of vyf dunne Jteeltjes by malkander ftaande , van enkelde kleene fchub- betjes gemaakt , die met baar agterfbe in ^t midden rond- om een kleen knoopken, als moftert-zaad., t'zamen flooten, en enkele draatjes vertonen, eerft groen, daar na bruyn- achtig als men ze vryft, ligt afvallende; den boom moet ook groot zyn „eer by deze vruchten voorthrengt., an daar- om zynze weinig bekent, egter zo t [chynt , moet ^t zaak daar in fleeken, waar van de boompjes komen. A Bet bout is taveederlcy; Hat van "t manneken is ligt- gen, zeer fyn „en digt van fubflantie gelyk ons Lindene - out, dog harder: ` Het heeft geen aderen, em is mee eenparig van coleur , hebbende flegts bier en daar zommi- be ite plekken en freepen, "7 welk voor. een fout of isflandt aan de planken gebouden werd. Droog zynde, laat by xig zeer gemakkelyk bearbeyllen , zo door de zaagą als fchaaf , en geeft een wynachtigen réuk van zig, die im "tdroope na fwawelgroni trekkende'is , dog int verfebe wat melkagtig , is moeyelyk om overdwers te kappen , om dat "t de bylen te [tomp maakt, maar in de lengte.[cbeurt bet ët, ja dikwils meer als bet de K rs lief.is. Het verjche bout vertoont bem doorn-geel, beeft een fubticlen zap, die op den &nop:blaauxo befterft , maar "t drooge hout, als ge- zegt , boud zyn beftendige coleur van lipt-gecl. Het ander dat men voor wyfken bout, is witter, en zomtyds 28 bleek als Bux-boom , niet te min fyn en digt van fubftans tie „beter om te bewerken dan bet voorige > om dat "toli De kruyn is breed, vol ryskens en loch, | „derde balve en . A Ź OU SE ROSZ 0 SS XI WIDER CLT pes Kee SSS NS NN SI NN NN NU ANS SX SĄ SS U N R SN SS SS II SEES en ` NN N N = N AS N N N SS ES N SS NN SS N SN NN NN NN N N N N N N N UN UN NN ==: = S SS S. IT e AN N S U SS LE DEE DE Hl: 7 TTL gee YLSI! 1148, LET as TITAS [7 DIA P 4 y IN Ź 7 RU SS OR KK N NESS SANE Pag. 42 - + LIT. Tab. XXII. 17 zit: ESS PR Zom. HI. Pag. 43 . Tom. II. TV. Boek. XVIII Hooft. AMBOINSCH KRUYDBOEK. facile findatur, vinumque Hifpanicum*odore emula- tur. Hujus quoque fpecies obcurrit plerumque alba, tenuiffime fubftantia ac durioris utrisque pr&cedenti- bus, que Lafi lapidea, feu La/fi Batu vocatur, quo- rum folia inter fefe non multum differunt , excepto quod illa feminz fint oblongiora ac majora, plerum- que etiam hzc eft frugifera, quum in mare rariffime ruétus obferventur. Anni tempus. Fructus menfe Aprili proveniunt. Nomen. Latine Ula/fium, Malaice Caju Lafi, Caju Ulafi, & Olafi , quo nomine nota eft haec arbor in Boerone & Cerama: In Boerone autem proprie vo- catur Kilabi, quidam illam T'ernatice nominant Mor- falla , fed erronee ; Morfalla enim alia eft arbor, poftea defcribenda. BR *. Locus. ln ipfa Amboina non crefcit, fed in vicinis ipfi locis, in Boerone nempe, in tribus Kule infulis, in Bongaya + parva Cerama , feu Hoeamobela , Kelanga, & Bonoa, tam in montibus quam in planitie juxta li- tus, optima vero plerumque 1n locis faxofis invenitur, licet & fimul paludofa fint. ‚U/us. Optime ejus lignum infervit ad afferes, ex quibus cifte, fcrinia, ac menfe formantur , quum la- ti fint, ac politifime elaborari poffint, queque ornan- tur tabellatis ex Ebeno ligno factis: Hunc in finem flaviffima eliguntur fegmenta, quum vêro hzc macu- lis albis fint notata, hinc opera h&c elaborata Calap- pi oleo folebant obduci, ut uniformia & concoloria fint, que tam diu poliuntur ac fricantur , donec oleum hoc penetraverit. Melius autem eft, fi Lini oleum hunc in finem adhibeatur, atque calefa¢tum inlinia- tur, quod melius etiam ligni colori refpondet , fin vero Caju Lafi intenfo tingere velimus colore , tum perdo- lace partes calce obducuntur , ne per noétem ipfis adhereat, dein vero aqua falfa abluuntur ac depuran- - ZEdificiis non ita utile eft, quum per radios folares tactum facile rimas agat , Boeronenfes vero illud adhi- bent ad navigia, quum illud durabile cenfeant in aqua marina, cui vero noftri ligniarii obloquuntur, quum experti fint , ter facile contrahere, antequam er tres annos fussit ulitatum. inco dutem n e patiopem ignorantia adcufant, quum. nimis teneras cædat arbores, vel quod plurimorum vitium eft , ni- mis recens adhibeat lignum , hoc enim inftar Cofaffi uam. tatdiffime exficcatur , ita ut per annum feponen- um fit, antequam in ufum vocetur: Nigricantesautem “iftas maculas in iq contrahit marina, vel fi in oc- clufo depofitum fit loco, vel fi antea non rite fuerit fic- catum: Ceterum incole hoc lignum putant durabili- tate iua. Cofafi: c rant itio a. . praefertim fi lintea nonrite ficcata vel chart in iis ad: feryentur. , viso A Y : Si Chinenfium vernicem Tsjat copiofe hic habere- mus, lignum: hoc corrigi optime. poffet, atramento ' nigro tingi itidem optime poteft „ita ut Ebeno quam roxime adćedat, qualia jam multa elaborantur cu- ilia ac fedes guum glaberrimum fit ae fplendeat in- Zar Ebeni, fi fuerit politum. air] … Anno 1666. arbufculas ex Boerene juffi in Amboi- nam deduci, quarum radices licet confraćte „in hortis tamen plantate hic fatis lete germinarunt, ac intra paucos annos.in craffas exerevere arbores, que ter- tio decimo nondum anno fructus produxerunt: Plu- viofis menfibus tentavimus has per ramos propagare, um nobis videretur ejus lignum effe fatis vegeta- + med inftar Lingoi, fed hoc mihi non fuccefüt, ~ Tabula Pigefma Tertia Ramum exhibet SS, Ubi Litt. A. ejus fa mo A » B. Vero fructum majori reprzefentat forma. Q'ÉSERVATIO. Ulaffium a Valent. pag, 223. quoque conmemoratur, & eia decir. 3 E ża é “Toi. 117. CAPUT gomme accederse in, igiorum ufu ad illud eene abricate cift® ac fcrinia ifto labo- - quod diu tetrum fervent iftum odorem „ 43 niet fcheurt „en merkelyker na fpaanfche wyn is riekende. Men beeft een zoort bier van , meeft doorgaans avit , zeer fyn van fubftantie , en barder dan de beyde voorgaande , dat men ftećń-Laffi of Lag Batu noemt; aan bladeren verfcbillenze niet veel van malkanderen, bebalven dat die van 't.wyfken wat langwerpiger en grooter zyn, ook is "t zelve meeft vruchtdragende , die men aan "t manneken zelden vind. . | l Sayzoen, De vruchten vind men in April. >.: Naam. /n 't Latyn Ulaffium ,in't Maleyts Caju Laff, Caju Ulaffi en Olaffi, met welke namen *t bekend is op Boero en Ceram, op Boero zelfs biet ’t Kilahi, zommige willen "t op Ternataans noemen Morfalla , dog. qua- lyk, want Morfalla een ver/cheide boom is, en bier na zal befchreven werden. . E ES Plaats. Hy waft op 't eygentlyke Amboina niet, maar wel op de naafte plaatzen, als Boero , im de drie Xulas, op Bongay , kleen Ceram , of Hoeamohel , Kelang, en Bonoa, zo «vel in ’t gebergte als op de vlakte langs den ftrand , en 't befte gemeenelyk op fleenachtige plaatzen ,al zyn dezelve wat moera[fig daar by. E Gebruik. Het is een zeer bequaam bout ; om planken daar van te zagen ; die meeft voor de Kiftemakers dienen, tot kiflen , kafJen „en tafels ,óm dat dezelve breed vallen, en zeer glad konnen gewerkt worden, waar op de Ebben- boute byllen zeer fraay ftaan. Hier toe verkieft meu de aldergeelfte flukken, en om dat. dezelve dikwils breede witte plekken bebben, zo pleegt men de gemaakte werken van buyten met Calappus-oly te beftryken, dat "t eene coleur kryge ,'t welk men als dan 20 lange vryft en polyft, tot dat ’t indroogt. Men doet beter als men bier toe re zaad-oly neemt , "t zelve wat warm gemaakt , daar op Jimeert ; ’t welk ook: met de coleur van "t bout beft over- een komt, anders als men bet Caju-Laffi boog - geel. wit verwen, zo befmeerd de glad-gefcbaafde gebeel en al met kalk, laat bet een nagt [taan; en wafcht "t dan af met zout-water , en boent bet, gee | Tot den buisbouw ist zo beguaam niet ¿om dat " door de bitte en zonne geraakt, ligt fplyt 3 maar de Boeronezert ebruiken "t tot den fobeeps-bouw , en bouden " voor een abel bout in,’t zee-water, bet welke onze timmerluy- den „dog en/preken , als bebbende ervaren dat den boor- Worm in komt, eer "t drie jaren aan Cbialoup Etuna bradde Duck de Jo. y de onze al wederom van onwetentbeyd , als die de boomen te j kappen , of "t welk "t meefte gebrek is; dat zy' te ob tot "t werk gebruyken; want dit bout ; gelyk ook dat van Cofa[fu , droogt zeer langzaam op , moetende wel een jaar gelegen bebben „eer men `t et jn mag. Het krygt ook de voornoemde fwart-blaauwe plekken in zee-water , of im een bedompte plaats liggende, als bet te vooren niet ter degen gedroogt is. Anderzints houden de Inlanders dit bout aan beftendigbeid in den [cheepsbouw voor bet naafte na Cofa(Ju. De werfch gemaakte kiften en kaffen hebben ook die foute , datze lang dien viezen reuk bebouden „ in- ` zonderbeyd als men qualyk gedroogtlinnenwerk , en papier daar in doet. GT ; | ; Mogt men den Chinezen vernis Tsjat in overvloed al- bier bebben, men zoude daar mede dit bout zeer verbete- ren konnen: - Men kan bet ook met. Le Jwarte inkt ver- wen, dat t Ebbenbout gelyk werd, boedanig.veele bed- fiteden en floelen nu gemaakt werden , want bet komt aan gladdigbeyd ’t Ebbenbout naaft „en gepolyft glimt mede. , Int jaaf 1666: beb ik kléene boompjes van Boero op * Amboina laten komen , daar Gan de worteltjes nog al ge- fcbeurt waren, en aldaar in eenige boven geplant , daar ze wel gevat, bebben , en tot korte dikké boomen wierden, maar in ’t 13. jaar nog geen vruchten dfoegen. Wy beb- ben in de regen-Mou/Jon ook, geprobeert de vakken te ver- planten, om dat bet ons toefcbeen een weeldrig groey-bout te zyn gelyk bet Lingoa , maar dat wilde niet lukken. De drie- en twintig [te Plaat Vertoont een Tak vän de Laffie-Boom. Alwaar Lett. A, deszelfs blad, ute. En B. de vrucht in grooter gedaante vertoont. AANMERKING. De Laffie-Boom komt mede voor by Valent. p. 223: ^ + F 2 XIX. 44 HERBARII AMBOINENSIS Liber DV. op XIX. CAPUT DECIMUM NONUM. XIX. HOOFDSTUK. Labarns. Labarong. Labar - Boom. Ubfequentes binz arbores adfines effe videntur E twee volgende boomen fcbynen maag [chap te beb- S precedenti Ulaffio , Lahari vero truncus multo D ben met bet voorgaande Laff, dog Labarong wykt tenuior eft, qui plerümque craffitiem ulnz adz- "t zelve veel aan dikte des flams , zynde doorgaans quat, fuperius rotundus ; inferius vero excavatus vel 20 dik als een man omvademen kan, boven rond ; beneden angulofus atque alatus, uti in Ulaffio. Ejus cortex eft uytgeboldt of boekig , met eenige vlerken , gelyk men aan obicure cinerei coloris feu nigricat, facile a ligno fe- den Lanfen-boom ziet. De /cbor/Je is donker-groen of parandus, fed fragilis eft, ficcus, & intus flavefcens. /wart-agtig, licht van 't bout afvallende , dog bros , bin- Arboris coma eft angufta, paucosque gerit longos nen geel en droog. De kruyn is fmal, en beeft weinig furculos fuperne angulofos, quibus pauca etiam infi- tange ryskens, vooren wat boekig , daar aan ook weinige dent folia, quz illa Nucis Mofchatz quodammodo bladeren ftaan, dezelve gelyken die van Noote-mufchaten referunt , funt autem majora & crafliora, in mare quin- wat, dog zyn grooter en dikker , aan °t manneken'vyf em que vel fex pollices longa, fesqui immo tres feepe la- zes duymen lang, een en een balf , en drie breed, dikag- ta, craffiuscula, glabra, paucisque obliquis atque al- tig, glad met weinige fcbwynze en witte aderen , zynde bicantibus venis pertexta; horum vero nervus medius de middel-zenuwe boven gevoornt, twee en twee meeft fuperne fulcatus eft, bina plerumque fibi obpofita, tegen malkander , en met bun vieren een kruys makende, quatuorque fimul crucém efformant, plurimaque ab de meefte ook van dê wormen doorvreeten, xo dat men erucis exefa quoque funt, ita ut raro integra inveni- weinige heele vind: Die van 't wyfken zjn grooter em antur. llla vero femine majorafunt&flaccidiora,fex flapper, zes en zeven duymen lahg , vier en vyfde balve feptemve pollices longa, quatuor vel quinque lata: breed, by beeft mede geen bloeizel, maat in plaats van Flores non gerit, fed ipforum loco buriule quaedam ’t zelvige, komen eenige beursjes voort , in gedaante van rogerminant, forma brevioris d fpathe, een korte meefter-/patel, van twee blaadjes gemaakt, ge- bis ex foliolis compofite, uti de Ulaffio quoque łyk mede van La[ft gezegt is, met een buyltje , daar in notatum eft qua parum protuberat, paucumque con- /cbuyld een taaye en olyachtige vogtigbeid, wat ná de tinet liquorem tenacem & oleofum, Canangz flores Cananga-bloem riekende , voornamentlyk aan "t wyfken; irantem, prefertim in femina; fi vero ifta burfula als 't zelve berft , xo komen daar twee of drie ronde. pil- efe aperiat ac dehifcat , bina tresve rotunda propul- . lekens voort, als peper-korls en gras-groen , dewelke za lulant pilulz inftar granorum piperis virefcentes , que n werden als een kleene krieke , owyl , of graauaw-groen magnitudinem adquirunt minorum Ceraforum nigro- blyvende, uit den ronden wat fcheef , drie en vier by rum fufci coloris, ex rotundo oblique, tresquatuor- malkander' op een lang fteeltje flaande , mede gemaakt van ve fimul longo infidentes petiolo, qui ex fimplicibus enkelde langwerpige [cbubbetjes of boekige Batter, dewelke ac longiusculis componitur fquamulisfeu prismatibus, met baar [malle eynden , Baan rondom cen kleen bard kor- mule vero iftz digitis facile feparari poffunt , remanen- ; bet tje te interne duro officulo, quod arboris femen habetur. 221) a ` Ejus- liguüim- eripiex ft, Opamum ac duritiimum is doorn vitellinum gerit colorem , ad oras pallidum), folidum, de kanten b i yn ban fia grave, ac tenuis fubftantiz, quod in quibusdam 10- ntie, bier en daar einige engte verto- eis trias: C PH Bie Bees, > Secunda femina eft, que cor ! | Jet 1 Le -geel ; vum „"reliqua autem ejus pars albicat, lignum vero ep de refł witachtig, en ondeugender ‚dan * "Tertia mixta videtur effe fpecies ex Labaro& fb, Het derde fobynt y, richy zoorte ‘te tyn van La fequente Neffato, ` ep album gerit lignum, circa cor harong, en % volgende Neflät, À iac dure fubftantie: Flavum ali- em na bet bert roodachtig , doch mede fyny en bari, van - Anni tempus. Fructus in parva 'Cerama prove- < Sayzoen. De vruchten beeft men 'op'kléen "Géram in niunt menfe Julio , qui ibi femi ficcus eft anni menfis; Ju ’t welk aldaar een balve draope- MoujJon is, ep op in Leytimora vero Decembri. | (A BILAN £45092b8 SINiZO7G : Nomen. Latine Labarus, in Amboına Labarong in -~ Naam. Int Latyn Lahartis „op Amboina Laharong, Hitoe Labalun. fs 3891.3 en op Hitoe Lahalun. - (05:600 3859144 18344 Locus. In Amboina crefcit in montibus faxofis ;cir- - Plaats. Het wójt op *t Biland Ambóina ; th bet fflee- ca Hitoe Lammam , & in Leytimorain diftriëtu Oerimes- * fige gebergte, omtrent Hitoe Lamma; ez op Leytimot We er - àn'tdiflric van Oeritnéfün. © > SBI merő = Ufus.'Optimum prebet hec arbor tignum tamadæ- ~- Gébruik. Dit is cen-goed timmerbout 20 tot den buis- des quam ad navés, jufto autem tempore neclucefcente bouw als febeeps-bouw, maat bet moet lied ag tyd, lina cedendum eft, nec recens operi adhibendum, en altoos by geen ligte maan gekapt; nog verfeb aan "t quum vermes ceterum facile generet per vegetati- werk gebruikt werden, want anders gewint bet zer ligt vum jus faccum, quo pregnans eft, ita ut fenfim wormen, wegens den peylen zap die daar in fleekt, en exficcandum fit uti precedens Ulafium: Trabes ac al zo langzaam opdroogt „als in °t voorgaande Laf, Men . poftes ex hoc formantur ligno „fed folúm non tangat, maakt er van Balen en-balker, aan dev ż, dog bet uum ibi cito putrefcat; in Amboinenfium zdibus moet geen gront raaken, waar op bet mede ligt vergaat. enfim adeo indurefcit. atque exficcatur , ut pulfa- In de Amboineze buyzen word bet door Jankbeid. van tyd tum fonitum edat. zo droog en bard, dat 't klinkt. |. gia K mid idd Keyenfes & Amboinenfes ex ejus afferibus navigia Die van Key 20..wel.:als sde- N n j © ai 2873 A Tiet 300 "er Corre Corren diéta fabricant, qua in aqua marina du- ook planken van tot baare Corre Corren ‚en bevindenze rabilia.funt; ciftis vero non ita infervit, quum ejus durabel-in zee- A nar é sd a is dit zo be- et e odor fit mucidus , recens:autem lignum nidorofum quaam'niet „om dat vermuften reuk-by žig boud, fpirat odorem , fi elaboretur. egter "t verfche bout geeft een zoete koekachtige reyk van e > zt zig; als % gewerkt * st": AA Setz ; : SM . Tabula Vigefima Quarta De vier- en twintig fle Plaat Ramum exhibet Lakari, Vertoont een Tak van de Labar-Boom, a + CAPUT XX. Tom pe Zad. XXIV RR ZZ SE Mi. Su RE WARY VN hh no HU d 4 in, 19 MHH i Hr SES 7 YU O, edit TB LUE es MA // NN AU NNNM W SAAN ANNAN ALAS OE N A ANN NU W | IA ZZ er BE yas! I LA VIT z IZA a DOOR R ASS N SN See Ss SS SS DS U ON N N N N N SA IV. Boek. XX Hoff. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 4 CAPUT VIGESIMUM. + effatus. Nefar. 'Efatus magnam gerit cum Labaro adfinitatem , N illius vero truncus plerumque gracilior eft, ita ut raro binas ulnas fit craffüs, eftque porro re- dus, non rotundus, fed fuleatus $ angulofus inftar Lanfiorum vel columne ftriate , ita ut nunquam re- Gum ejus viderim truncum. n^ fx, - Ejus cortex eft tenuis, ex ruffo cinereus , ligno fir- miter adherens, atque pluviofo tempore ingratum in cute excitans pruritum: Ejus ramuli funt copiofi, longi, tenues, & firmi: Folia cum illis Lanfiorum Vet hari conveniunt , fed funt anguftiora & acutio- ra, ab utraque parte acuminata, feptem octoque pol- lices longa, binos cum dimidio vi. tres lata, paucis obliquis pertexta coftis, precedentis foliis flaccidiora, ac rubris plerumque maculis adfperfa , in crucem ob- pofita, non vero ultra tria vel quatuor paria uno ra- mulo infident. Loco florum intra bina foliola viridia burfa prove- nit viridis minor illa Lahari, in qua oleofus itidem contifietur liquor, fed minori copia quam in prece- denti, nullum fundens odorem ; Ex hac frućtus ex- crefeit, qui eft pilula longo tenvique infidens petiolo, Laharo omnino fimilis , excepto quod hec Neffati puo fit major, ac femper folitaria, quum ille La- ari plerumque fint triplices: He vero pilules mox ex vagina progerminantes aliquam floris partem vi- dentur: debe re , obducte enim funt campanulis quafi infundibiliformibus & divifibilibus , piftillum conti: rientibus ,- gratum inftar Canang& odorem fundenti- bus, que decidentes nudam relinquunt pilulam. - * Pilula hzc rugofior eft illa Lahari , quafi arena crafla confperfa foret , que facile vero abradenda eft: Reftans vero pilula compofita eft ex fimplicibus spar- vis , & angulofis prismatibus > que levi negotio etiam feparantürs "Mm ; jontirotur mägMtudine Piperis, pilis quafi feu fquamulis obductus , quibus ab- afis ofichham reftac nudum & gilvum lente fubftan- tie, quod hujus arboris femen eft , fique benerecorder, folia vel faltem fructus hujus arboris multum conve- niunt ‘cum illis' Arbuti , ys in Portugallia obferva- vi, licet ibi fit frutex, & Madronhero vocetur , hu- „jus vero major fimilitudo obeurrit in Fragario Rubro libr. 6: defcripto. ei SEE "Ejus Tignum quam maxime eft durum , folidum , te- nuibus conftans fibris , nec albaftrum gerens , externe album, interne fenfim magis rubens , intermixtis hinc inde máculis.purpureis, So elaborari po- teft inftar Buxi , led potifimum:pertornionem ;eftque durabile , fi loco pou ficco ; nec terram tangat , in ipfa vero aqua & paludibus fatis perfiftit. Contra fi juniorum fit arborum lignum, nec jufto cefum tempore, intra paucos menfes vermes generatos vidi. Anni tempus. Ejus fructus menfe Decembri obfer“ 5 vantur, montes dmat, & loca faxofa atque ventófa. Nomen. Latine Neffatus, juxta Amboinenfe Nefat - . & Niffat. x Locus. Plurimum obcurrit in Amboina maxime & copiofe in Leytimora. , Se guam Ufus. Amboinenfes illud adhibent ad zdiumpoftes, - angulofos modo truncos in quadratam cedentes for- - mam, ita tamen ut fulci fint intermedii , hi=enim + trunci adeo profunde fulcati funt , ut vix aliquod ` quadratum & folidum ex iis formari poffit: In illis ` vero edibus fenfim per fumum adeo indurefcit hoc lignum, ut inftar metalli fonitum edat, nec clavus transadigi poffit: Tornionesillud maxime expetunt ad cancellos majores ex ipfo formandos , facile vero finditur, fi nimis recens ufurpetur , vel nimis cito Soli exponatur , quod plerumque in omnibus duris obtinet lignis: Recens elaborati ligni odor eft dul- cis ac vinofus fere inftar Ulaffii. Keyenfium arbo- res fine dubio funt craffiores , quum navigiorum fuorum Corre Corren diCtorum afferes ex iis forment. Anno 1671. in Amboina fuit hoc lignum adhibitum ad fluminum ripas ipfo obducendas, palosque ex hoc ligno formatos ipfis adponebant , expertique ke u XX. HOOFDSTUK, =. Neffaat-Boom. ` Effat beéft groote gemeenfchap met de voorgaande N Laharong, zynde den fiam van Nefat in 't ge- meen wat ranker, zelden van twee mannen omva- demt , voorts regt, niet rond , maar vol voorén.enboeken, gelyk de Lanfe-boomen , of een geftreepte pilaar, zo dat tk nooit een ronden [tam daar van gezien bebbe. © >” De fehorffe is dun, uyt den rofen graauw, waft aan "t bout bangende , en by regenachtig weer, een moeyelyk jeuken maakende. De ryskens zyn veel, lang, dun , en ftyf. De bladeren gelyken wat na die van Lanje-boomen, of van Labarong , dog zyn fmalder en fpitzer , agter en vooren [mal toelopende, zeven en agt dwymen lang , twee en een half » en drie breed , met weinige [cbuynze ribben, Jlapper dan de voorgaande , meeft met Toode plekken bezet, tegen malkander over in t krwys ftaande „dog niet boven drie a vier paren aan een rysken. In plaats van °t bloeizel, komt tuffeben twee groene blaadjes woort een groen beursje, wat kleender dan aan Labarong , daar in ook een olyachtig zap fchuylt y min- der dan aan ’t voorige, en niets riekende: Hier uit komt de vrucht ; xynde een pilleken, op een lang dun fleeltje , alles gelyk aan Labarong , bebalven dat die van Neffat wat grooter is, en altyd enkeld, daar die van Labarong meeft altyd drie by malkander ftaan. Doch deze pillulen uit de voorfz. fcbeede eerft voortkomende, fcbynen eenig bloeyzel te vertonen, want ży zyn omgeven met eenige langbalzige klokjes, die deelachtig z zeltjen op ftaat „en rieken wat als vallende, de bloote pilulen nalaten. Deze pille is ook ruyger wan buiten dan die van Laba- , en daar een vy- nanga , dewelke af- kan. a Aldaar werdenze metter tyd, en door den rook zo bard, datze klinken als metaal, en men geen fpyker daar in [laan kan. De Drayers zoekent zeer , om groote tralien daar van te maken, dog bet [cbeurt ligt, als men °t te ver/cb gebruikt , of vroeg in de zonne zet , gelyk meeft alle barde bouten doen. Den reuk in "t verfch gewerkte bout is zoet of wynachtig, [cbier als in Ulaff. De Keyers moeten deze boomen dikker bebben , want zy maken plan- ken daar van tot baare Corre Corren. In^t jaar 1671. beeft men "top Amboina ook gebruikt, om de oevers van de rivieren daar mede te bekleden , paat aan paal-zettende , en bevonden dat bet onder water en F 3 e 46 HERBARII AMBOINENSIS Liber IV. cap. XXI. fub aqua & in paludibus quam durabilifimum effe, fupra terram vero & ad folum cito putrefcebat , im - mo multo citius Metrofidero : Expetitur porro ad manubria, & varia ligniariorum opera & inftrumen- ta lignea, ad quos ulus optime conducit, quum fit durum ac grave , atque politum admodum reddi poffit. Tabula Vigefima Quinta Ramum exhibet Nefati.}. "Ubi Litt. A. trunci fegmentum denotat, ut ejus angulofa & inregularis forma, ac fimul interna confpiciatur fubftantia. de moeras zeer durabel was , maar boven " water en den droogen grond raakende , verging baaft, ja veel eer dan 't Yzerbout. Voorts tot fleelen, en allerhande tig. mer-gereed/chap , dat van bout moet zyn, is bet zeer be- quaam, om dat bet hard em fwaar is, en zig glad laat werken. ‘ De vyf- en twintig fle Plaat. Vertoont een Tak van de Neffaat-Boom. Alwaar Lett. A. een moot van den ftam vertoont , op dat des: zelfs hoekige en ongefchikte gedaante , als mede deszelfs jas wendige fubftantie gezien wert. i CAPUT VIGESIMUM PRIMUM. | Mor falla. Ujus truncus mágnam cum illo Ulaf habet H convenientiam , ejus autem rami funt magis incurvi, nec ita regulariter extenfi; Ejus cor- tex albicantem feu gilvum gerit colorem, tenuis eft, & per lamellas facile feparatur: Folia quinque fimul uno ex centro proveniunt, longo infidentia petiolo forma foliorum Capock , inequalis magnitudinis , ho- rum medium oéto novemque pollices longum eft, fu- perius tres cum dimidio pollices latum, ad inferio- rem anguítatum partem.; bina pofteriora tres vel tres cum dimidio pollices longa funt, binos lata, le- te viridia, paucis pertexta venis obliquis , & juxta medium nervum fulcata: Flores fructusque me huc usque latent’, quum in ipfa non crefcat Amboina. + Ejus lignum eft album, folidum , tenuibus conftans fibris inftar albi Caju Lafi, fed Anrins | inque medi- tullio fungofum creas CUT, ate Nomen. Morfalla vocatur , quod quantum conjicio, Ternatenie. EN ee ipfa non crefcit Amboina, fed iti infu- lis Xulaffenfibus » & in Cerame ora Boreali: Prope “Hannetello quasdam etiam obfervavi arbores. . — Ufus.. Xulanenfes ejus adhibent lignum ad navigia Corre Corren dicta ,. fique in Amboina comparari poffet, elegantes ex ipfo formari poffent afferes ad opera feriniariorum útiles. N. B. Huic capiti nullam inveni fubjundam figuram , que itaque defideratur. | CH "CAPUT AAL HOUSE UK. Morfalla - Boom. ty Dam beeft groote gelykeni{fe met die van Uloff, dog krommer van takken, en onordentelyk uitge- [preyd. De fchor [Je is witachtig ofte vaal, dun „en Jchilferig. De bladeren Baan altyd vyf by malkanderen by baaren oorfpronk , t'zamengevoegt op een langen fteel , in de manier van Kapok-bladeren , van ongelyke grootte, want "t middelfte is agt en gegen duymen lang , van vooren, derde-balve breed. en naar agteren toe/niallende , de twee agterfte zyn maar drie en vierde-balf duymen lang , twee breed „ ligt-groen, met weinige, dwers ribben, en langs. de middel-zenuwe een voore..; Bloemen en vruchten zy: my nog onbekend, om dat by in Amboina zelfs niet wat. Het bout is wit, digt, fyndradie „als bet witte Caju Lafi, dog harder - Koy iis es en [nn a __Naam. Men biet. bet Morfalla, zyndé na een. …— Plaats. Het waft 0p-Amboina zelfs niet, maar welin de Xulaafe Eylanden, en 6p Cerams ANoord-kuft... By Hannetello beb ik ook tenige boomen gezien.. — „Gebruik, De Xulanezen. gebrwyken dit bout veel tot den fcbeeps-bouw van baare Corre Corren en Chialoupen, konde. men 't in. Amboina bebben. ben onse can ken van maaken, tot fchrynwerk beguaam. `, N. B. By dit Hoóftftuk heb ik geen figuur gevonden, die derhalven hier manqueerts © ics ois Aer sëch: van + ei: Melk A ih de sed m dija Kan v EON Win VENUS TR UY 1 dcs e iU a i arr m ara are — ae == CH AL N SEN NINA SS IN Ny KĘ NN IQ N Y, ZA ql EA PEE L a "on LEE AEE H TEOS 7 IS 95 CHE ; Zz "M NAT SSS D = 4 LL HT, / © E > / 1 NU U OTT i MSN é ap SS i \ III Ee ; d / (e = NU IT "e é d ; 3 BEE => | y ES : EI ES === == HE = Z m NEZA ARONA GAVIN VV === MANII AN AM ZDM, IS NUN HET, ŁEZ: ALARA N YA E == N WS OOV N Ress WLI amy NARC YUL ar TÄ ) N AE ALA NN GA AA N SS Uw OUN RRR NS EA 7 2 ZA a NS SSS Z GER, JA / EC N TERRA SZ 7 ( BM S N N í A Ez GER í SDB, ő R 8 ARA ES 22 , A ETF SE OSAN TÄ — DVG ^ A ENÄÄN GEN NN EE N y A N N A < SS SS S NU =" AN = AŻ NS RR N N SS AN SN NU N N II SS N SN III RR N N N N EN SIERT SITES TRANSE RE = SS Y III w SI SE N À U | W q == NS À N QA SS N W SS SS NAN N NN SSSA SS RSS EE | l a SLs d D E n PKT | " NOK SS N | A ISO NN E ASS AZ Y o NN Oh NO S M G A ANN = AN KNN E ] Y 4 777 ISS SE, SE N 7 : N S ERE NN E Y YY) == ND> N E ) Y N Ss SSS NNN T % NOS N < = MSS == = NN NN ANG = a NNN LAN A - 5s KVwL N... S GZ RN N RSs Ut Ź Ry NY A N = 1V Bock. XXII Hoofi?. AMBOINSCH KRUYDBOEK. CAPUT VIGESIM. SECUNDUM. Lignum Emanum. Effoyr. HE eft filveftris arbor montana, truncum gerens rectum & glabrum , plerumque ulnam craflum, aliquando etiam craffiorem , ejus rami rachides- que funt longe, rectz , glabro & ruffo obdu&z cor- tice, lignumque habet interne flavefcens, quod par- vum gerit cor: Folia peculiaris funt forme „qualia in nulla alia obfervantur arbore , excepto Olere Calap- poide, libro primo defcripto, & frutice Codilo, qua nempe funt longa, pre i inftar remorum, & in or- bem circa.ramos locantur: Sunt enim otto decem- dus pollices longa, transverfum digitum lata, craf- luscula & firma, obfcure viridia , ipforumque apices ad unam plerumque inclinant partem , levemque ge- runt fulcuin loco nervi medii , nec ullas notabiles co- ftas: Plurima fimul in ramorum geniculis fefiilia ori- untur. In vetuftis arboribus folia hzc longe funt mi- nora, a quinque nempe ad octo pollices longa, digi- tum lata, craffa, firma, &.glabra, inftar anguftifolii Codili , fuperne glabra, inferne autem nervus me- dius acute protuberat, qui in durum terminatur api- cem in plerisque foliis incurvum. Sine ordine hac folia locata funt , fed arcte fibi jun&a , inque ramorum fummo unum alterumve transverfale excrefcit folio- lum, articulum vel ipfum digitum longum. | Fructus adeo rarus eft, ut plurimi incolz fterilem hanc pütent effe arborem , quod autem facile a rimas arbufculas fub matrice progerminantes refuta- tur, hauc fattcm arborem ante Vigin ANNUS de fcripferam , antequam ad me delata fuerit, quumque prime defcripta folia in orbem erant pofita , pofteriora vero vetufte arboris fine ordine locata effent, hinc fieri potuiffet, primam arborem fuiffe marem, alte- ram vero feminam feu frugiferam. ` ` : Fru&us autem bini tresve circa ramulorum fum- mut progerminant, quantum videtur, fine notabili- bus floribus, qui ex binis conftant partibus, quarum. inferior bafis eft trigona inftar burke , inferius acuta, fuperius in tres apices divifa, quorum unus reliquis altior eft, internaque ejus fübflantia eft dura & li- nofa, atque per has partes pedunculus tranfit usque in ipfum fructum, qui eminet forma & magnitudine depuratz nucis avellanz, qui ex lenta compofitus eft fubftantia , interne fovea excavata, ubi caro vifcofa mollis eft & humida, odoris gravis & injucundi, que fubftantia fenfim videtur excrefcere in oblongum, fed mollem nucleum. Ipfe vero fructus nec cortice, nec utamine obducitur, fed externe colorem habet al- befcentem , fique fricetur, Rune viret , ejus vero ini fepe etiam fructus bafis fubpofita viridis eft: uni bafi infiftunt. o | Arboris lignum eft folidum, tenuibus conftans fi- bris, croceum, & grave, fed non admodum durum, per longitudinem multis ftriis diftin&tum , quz obfcu- re luteum gerunt colorem , unde quoad externam faciem cum Abiétino So convenit , fed mollior ejus eft fubftantia & tenuioribus predita fibris, fi ficcum fit, pallidum eft, fed venz colorem fuum fervant. _ Nomen. Latine Lignum Emanum juxta locum, in quo crefcit, Amboinice in Leytimora yocatur £/foyr. In Hitoe Ayewan. | Locus. Raro in Amboina obcurrit, fed copiofiffime in altis & faxofis Eme montibus, que ingens eft pa- gus ad Leytimorz partem auftralem fitus , ubi ingen- tes & filveftres obcurrunt montes. In montibus re- gionis Hitoes quoque crefcit, nuper quoque obfer- vatz fuere ha arbores in Soje tractu. TOP pd Ufus. Apud ein? m eft in ufu , qui latos ex hoc ligno formant afferes ad navigia Corre Cor- ren dicta, que multo durabiliora effe comprobarunt, quam tria alia navigia ex aliis lignis fabricata, licet huic ligno hoc non adtribui poffe videatur, tenui. bus autem conftat fibris, facileque elaborarı poteft tam ferra quam dolabra, atque etiam bene poliri po- teft, nec coffos generat, hoc autem laborat vitio, quod nec folem, nec ficciorem tolerare poffit aćrem, quin mox rimas agat: Senfim etiam pallide exficca- tur, meliusque infervit operibus fcriniariorum & tor- tionum quam xdificiis. Gub uber- 47 XXI. HOOFDSTUK. Effoyr - Hout. D is een wilden berg-boom, met een regte en evene ftam, in "t gemeen een vadem in de rondte, maar word ook dikker ; de takken en ryskens zyn langs regt, met een evene en roffe fcbor[fe bedekt » binnen met een We uk > een kleen bert, De bladeren zyn van een bezondere gedaante, diergelyke geen andere boom heeft, bebalven bet Olus Ge A eerfte boek be- Jebreven, en de bladeren van den ftruyk Codilo , nament- lyk, lang en fmal, als riemeny in een kring om de tak- ken flaande. Zy zyn apt en tien duymen lang, en erg dwers-vinger breed , dikacbtig en ftyf , fwart-groen , meeft met de [pitze na de eene zyde gebogen „en een donkere voo- ren in plaats van de middel-zenuwe bebbende , zonder eeni- ge ribben. Zy ftaan veel by malkander in zekere leden - rondom de takken „zonder fteelen, uit den tak zelfs begin- nende: Aan de onde boomen wynze kleender, te weten van vyf tot agt duymen lang, mede een vinger breed, dik, ftyf en glad, als finalbladig Codilo, boven gladen even, van onderen puylt de middel-zenuwe fcberp uyt; en eindigt mede in een barde fpits „aan de meefte bladeren krom ftaande, xy flaan sonder order , en digt op malkan- der, en aan 't uitterfte [taan een of twee kleene blaadjes, een lid of een vinger lang , en dat over-dwers. De vrucht komt zo zelden voort, dat bem de meefte In- landers voor onvruchtbaar bouden , "t welk de veele jonge boompjes daar onder voortkomende, genoegzaam weder- besser KE k heb dien boom al twintig jareń befcbre- ven gebad, eerze MY goeree wierds on dewyl de eerfte befcbrevene bladeren in een kring flaan, en de lua tge- melde aan een oude boom zonder ordre , zozoude’t wel kon- nen zyn, dat 't eer [le bet mannetje , en 't tweede bet wyfje of vruchtdragende was. J - De vruchten dan flaan twee of drie ;omtrent "t voorfte van de ryskens voortkomende s zo "t ftbynd zonder merke- Iyk inge en gemaakt van aper deelen, waar van "t onderfte «vil de voet zyn , die drieboekig , als een beurze, onder [pits , en boven in drie beuveltjes verdeelt, waar van bet eene booger is dan 't ander , bebbende van binnen een harde en houtachtige fubftantie , en men ziet den feel daar door loopen tot in de regte vrucht, dewelke boven op [laat „in de grootte en gedaante van een gefchelde bazel- noot, gemaakt van een taaye fubftantie , van binnen met een kuyltje, waar im 't kleverige vleefch wat week en vochtig is, Bert en onlieffelyk van reuk, en febynd mete ter tyd een langwerpige. dog niet zeer harden korl te worden. De vrucht zelfs beeft nog Jcbil, nog [cbaal, van buiten VU AME. en als men daar aan ftrykt , bleek- groen, maar de voet is groen. Men vind zomtyds ook twee vruchten op een voet flaan. : + Het bout is dist, fyn, doorn-geel, fwaar , dog niet zeer bard, in de "e met veele fireepen geaadert , die age śą yn, a dy kaz e: aanzien ons Dennen- bout zeer geiyk, dog weeker en fynder van Jubltantie s bet drooge befterft bleek , dog oad 1m WA v é "U^ Naam: In % Latyn Lignum Emanum, na de plaatze daar bet waft. Amboins op Leytimor Efloyr. Op Hitoe Ge Sc « = E + Plaats. Het is weinig te vinden in Amboina. Het meefte waft in "t booge en fleenige gebergte van Ema, zynde een groot Dorp aan de zuyd-zyde van Leytimor, waar omtrent een wild gebergte is. Men vind bet ook in ^t CHA van 't land Hitoe, en nu onlangs is 't ook im 4 ane & van Soja gevonden. ebruik. Het is.meeft by die van Ema in gebruyk, dewelke daar breede planken van maaken tot baare Corre Corren, die zy wel tegens drie andere durabel bevonden hebben, boewel men "t dit bout niet toebetrouwen zoude, “pis fyn, en gemakkelyk om te bearbeyden, zo voor de zaag , als ftbaaf, laat zig ook glad polyflen, eń daar ‘komt geen worm ligt in, maar bet beeft die foute, dat bet gantfch geen zon of flerke lugt verdragen kan, waar wan bet zeer ligt fcheurt, Het droogt ook metter tyd gantfch ligt op, en is bequaamer tot fchryn- em draayers werk, dan to: timmeren, Zekeren 48 Gubernator quidam circa annum 1660. in nationis noftrz notitiam primum illud induxit , qui ex hoc ci- ftulas & fcrinia fabricari juffit, qu& elegantis erant adfpectus, fed obclufa acidulum diu fervant odorem, unde ejus afferes per binos funt exficcandi annos, antequam ad opera adhibeantur; Hz vero arbores adeo raro obcurrunt , excepto circa Emam , ut nondum bene innotuerint, an lignum hoc fit vegetativum, me latet, amputati autem rami & ex montibus petiti per longum tempus folia fua fervabant viridia & vegeta inftar Buxi. Tabula Vigefima Sexta Ramum exhibet Agni Emani, Ubi Litt. A & B. verias fruituum formas denotant. HERBARII AMBOINENSIS Liber IV. cap. XXi Zekeren Gouverneur omtrent 't jaar 1660. bragt bet by onze Natie eerft in kennis, die daar van kleene Kift. jes en Comptoiren liet maaken , die wel mooy in ’t 00g WA- ren, maar geflooten zynde, bebouden langen tyd een ver. muften reuk, daarom deze planken wel dienen een paar jaren oud te zyn, eer menze aan "t werk gebruikt ; dog ^t is zo weinig te vinden op andere plaatzen (buiten Ema), dat ’t tot nog toe niet ter degen onderzogt 153 of bet een groen bout is, en weet ik niet. Immers de afgekapte „en uit "t gebergte gebragte takken, bleven langen tyd met baare bladeren groen en jeugdig , als Bux-boomen, De zes- en twintig fle Plaat Vertoont een Tak van het Emaafche hout ; Alwaar Lett. A en B; de ver/cheide gedaantens van de drug: ten aanwyzen. CAPUT VIGESIM. TERTIUM. Kore. Orius magnam cum Lanfio gerit adfinitatem ; prefertim cum filveftri , ejus vero truncus eft altior & craffior, qui angulofus quoque & finuo- fus eft, atque infra parum alatus, Ejus cortex eft laber, ad ruffum adcedens. colorem, quum Lanfii Fivettris fit albicans vel gilvus, ac fauciatus lac ex- fundit albicans, fed rarum „quod ee ex femi« ne cortice exfluit, quod in Lanfio non ahfersante Folia cum illis Lanfii ennvenivats fed funt brevio- ta, ab utraque acuminata parte, fex feptemque pol- lices longa , vix tres digitos lata; in junioribus vero arboribus duodecim pollices funt longa, ac quatuor digitos lata & integra, nervüs vero medius fuprema parte fulcatus eft, uti & alie coftz > in fuprema quo- que parte funt fulcate , que late diftant, funtque ali- uando recte, plurime vero oblique fibi obpofitz. Folia ramulis alternatim infident, fzpe etiam fine or- dine, quz in inpar terminantur; ipforum petioli ra- mulorumque fümmum mollia funt, ruffa quafi Janu- ine obduéta. Cortex & folia fenfim ex fufco ruffa unt, feu beeticum gerunt colorem, fique adcurate adtendatur, füprema foliorum pars d major & latior eft inferiore , contritaque Lanfii folia redolent, faporem vero habent gratum ac dulcem, rami ac ra- chidis ruffam ac fungofam gerunt medullam, ` Cor ius. Flores fructusque quam maxime cum illis Lanfii filveftris conveniunt, fed parum,inter fefe differunt , illi nempe maris & femina. Mas enim , qui magis fufcos gerit petiolos ac rachides , flores fructusque producit in parvis ac vagis racemis, in quibus una al- terave hinc inde fepe confpicitur bacca inftar mino- ris Lanfii, que fuperius parum acuminata eft nec =- qualiter rotunda, fed parum comprefía & angulofa , quzque in brevem, durum, & incurvum definit api- cem, externe autem ex viridi & cinereo coloré va- riegata eft , fubftantiam habens duram , ficcam , & fra- gilem, que intus continet nuces tres oblongas colo- ie & putamine cum avellanz nucibus convenientes, ac fibi adcumbentes , ita ut trigonz fint , & externe dorfum gerant fubrotundum , quale in fegmentis mali aurantii confpicitur, quevis vero nucleum gerit fic- cum & cariofum , qui in peculiari continetur pellicu- la, inque bina fegmenta divifibilis eft, in quibusdam etiam fructibus uma tantum obfervatur nux , reliquis bitis per compreffionetn fuffocatis. Femina frućtus longo in tacemo excrefcunt , Lanfii racemo fimili , fpithamam vel pedem longo, qui plu- rimos fuftinet fructus , hique ex albis producuntur flos- culis , Lanfii floribus fimilibus , fed minoribus. Quevis bacca Lanfii formam gerit , fed haud multo majorem nuce Avellana , inferius lata, & parum com- preffa, cujus apex oblique ponitur, & qua binos fz- pe nucleos in utio continet putamine, nucleis Lanfii fimiles, fed ficciores, & acerbi faporis, nec edules, quorum color externus eft beticus. Feminz folia paulo funt longiora & flaccidiora , otto novemque pollices longa, ultra tres digitos lata, magis- XXII. HOOFDSTUK. Kore - Boom. p Ore beeft groote gemeenfchap met een Lanfe-boom, inzonderbeid met de wilde, dog met een hooger en dikker ftam , die mede wat geboekt en gevoornt is y en beneden kleene vlerken beeft.. De Gier is even, en trekt na den rollen, daarze in de wilde Lanze witachtig f waal is ‚ook gequetfł zynde geeft ze een witte melk uits og zeer fcbaars, en meeft aan ^t wyfken, bet welk de Rn tei Cu - 7 e bladeren gelyken ook die van Lanzen, dog zyn wat korter , agter en vooren toegefpitft, zes en zeven duymen lang , fchaars drie vingers breed: Dog aan de jonge boo men zynze wel twaalf duymen lang , en vier vingers breed, met evene kanten, en de middel-zenuwe is aan de bovenfte zyde gevoornt „gelyk ook de andere ribben aan de bovenfte zyde een vooren maaken, en wat wyd van malkander aan, zomtyds regt „dog meeft fcbuyns tegens malkander over. De bladeren [laan ook aan de Cs sd verwiffeld tegens malkander , ook dikwils zonder order „en.cenalleen voor aan. Haare fteelen met 't uitterfte der ryskens zyn zagt in * aantaften, en als met een zagte en roffe dons bekleed, De fcbor/Je en bladeren worden bruyn-ros of tas nyt, ook als men "er naauw oplet, ziet men de voorfte belft van een blad altyd grooter en breeder , dan de agter- fle, gewreven , riekenze wat naar de Lanzen, maar van {maak zynze aangenaam zoets de takken en.ryskens beb- ben een ros en voos merg. - SE - Bloeizel en vruchten hebben ook groote gelykeni(fe met — de wilde Lanzen, dog verfcbillen wat onder malkande- - ren, te weten die van "t manneken en wyfken: want die van "t manneken , t welk bruynder ftcelenenryskens beefts komen woort aan kleene en ydele troffen, bier en daar een of twee befién by malkander bangende, gelyk een kleene nze, dog vooren wat toegefpitft , en niet regt ronds maar een weinig gedrukt of boekig , vooren met een korte, barde ‚en wat kromme [pitze , van buyten beftorven groen en graauwachtig , van fubftantie bart, droog, en bryze- lig. Binnen leggen drie langwerpige notekens „van coleur en fcbaal als Hazelnoten, oF wal der „tegens malkan- der ftaande „zo datze driezydig zyn , buiten met een ronde — rug , gelyk de deeling in een orangie-appel, binnen met een drooge korl ; die meefł vermolmt is, leggende in een byzonder velletje, en kan in tween verdeelt worden, in zommige ziet men maar een nootje , zynde de andere twee verdrukt, De vruchten van *t wyfken komen aan een lange-tros ` voort, den Lanzen-tros gelyk „een [pan of een oet pd, waar aan ook meerder vruchten bangen , uit witte bloemp- jes voortkomende , die van Lanzen gelyk, dog kleender. der beefie beeft mede de gedaante van een Lanze ‚dog niet veel grooter dan cen Hazel-noot , agter breet ft , en wat POW met de fpitze «vat [theef flaande , zomtyds twee orreltjes by malkander in eenć fcbaal bebbende , de korls van Lanze gelyk, dog drooger , wrang van Ja „en oneetbaar , van buyten tanyt van coleur, De bladeren van *t wyfken zyn wat langer en flapper; agi en negen duymen lang, ruym drie vingers bree fi eu aan | Zug. 48 > Zab.XXVI. SN WSN NN SSE O SĘ =~ — = LA SSNS N FF A 27, EG OO INN pł == " nM EL Lo JV. Bock. XXIII Hooft ft magisque obpofita funt illis maris. Ejus lignum eft durum, grave, & tenuibus conftat fibris, in mare ex fufco hepatici coloris, & inftar hepatis folidum, ac inftar marmoris politum, circa nodos vero magis fu- fcum eft & tenuibus intricatisque venis pertextum , foliditate & gravitate haud cedens Ebeno ligno : illud autem feminz circa oras albicat , ac fenfim verfus inte- riores partes leviter fufcum eft, parvum gerens ruf- fumque ac fungofum cor, longioribusgue conftat & pallidioribus fibris illo maris, & per longitudinem facile finditur , utrumque vero difficülter creditur, ac durabile eft, fubtilique inpregnatum pinguedine , unde facile flammam concipit , licet femi-ficcum fit. Anni tempus, Fructus Majo obfervantur menfe , fed adeo raro, ut mas fterilis habeatur. Tantám cum Lan- fio filveftri hec arbor gerit fimilitudinem , ut multi, ac praefertim Hitoênfes, has binas confundant arbo- res, & utrasque Buan Tauno vocent, quum tamen diftingui facile poflint; vera enim Buan Tauno trun- cum gerit albicantem , ac copiofiores fructus cum Lanfii fructibus multo magis convenientes, quod fu- pra libr. 1. in capite de Lanfio filveftri ulterius adno tatum eft; An idem fit, quod Macaflarenfes Keri vo- cant, quodque lignum eft durum , longis conftans fi- bris & leviter fufcum, Metrofidero fimile , & in Boe- rone crefcens , ex quo & manubria telorum Torane di&orum fabricant, inquirendum eft. Nomen. Latine Corius , juxta Amboinenfe, quod in Leytimora Kore dicitur, ut & Ekora & Ekore. Hi- toenfibus audit Aykole, Akole, & Kole; E & Ay enim Amboinenfibus idem denotat , quod Malayenfibus Caju, h. e. lignum, feu arbor. ; e Locus. In cunctis fere crefcit infulis Amboinenfi- bus, ubique vero in altis & faxofis montibus, ut & circa Dammaras, fed minori in quantitate , unde & non multum innotuit : Optimum lignum in Amo moneihno in Leytimota crefcit ©1450 30 ^ Ufus, Optimum eft IE eger it cn cellos, fedes, fcamna , fimiliaque, fi modo fufficien- ti copia conquiri poffet: Amboinenfes vero poftes uasdam zdium fuarum ex hoc fabricant ligno , quum prolapfos in filvis reperiunt'truncos , quorum exter: mum ` computruit alburnum , illique fünt ficci , re- «entes enim arbores pufillis fuis inftrumentis ela- borare nequeunt , unde intaétas has relinquunt , do- nec fponte. decidant , ex quibus poftes, manubria toranórúm , telorüm , aliaque formantur inftrumenta, eo quod lignum fit folidum ac durum. — Longiora hujus E frufta in ramenta fiffa , ac cómpatta, licet modo femi fint ficca ; loco facum adhiberi poffunt in litoribus , quum maris refluxu can- cros, pifces, fimiliaque inveftigant, uti fupra id in Lanfio. filveftri adnotatum eft, quod familiare eft Keyenfibus , Ceramenfibus Orientalibus, Boeronen- fibüs , aliisque , quibus refina Dammar deficit , qui hoc Jignum in aedibus fuis loco candélarum adcendunt : Qui- dam vero Corii feming radices adhibent ‚ac praefertim corticem, quo utuntur defećtu Sefoat , qaras Sa- guerum potum amarum reddunt, quod alioquin fit per illas Lanfii Oetan feu filveftris, quum has, uti dictum fuit, confundant arbores: Torniones ex hoc quoque ligno elegantia formant opera, licet facile circa cor rimas agat inftar Ebeni , unde & cancellis optime infervity >. ; T abula Pi igefima Septima Ramum exhibet Cori, cum floribus ac fructibus. | | ^OBSERVATIO Corius a Valent. in Amboine akfeript. peg. 221, quoque tonmemoratur; kA * gom. Ill. “CAPUT AMBOENSCH KRUYDBOEK. 49 Jłaan beter in ryen tegens malkander dan aan 't manneken. Het bout is bart, fyndradig , en [waar, aan ’t manne- ken uit den brüynen leververwig , xo digt als lever, en glad als marmer , omtrent de knoeflen bruynder „met fy- ne en verwerde adertjes, aan fynte en favaarte bet Eb- benbout niet wykende. Dat van 't wyfken is aan de kanten witachtig , en allengskens na binnen toe ligt-bruin, met een kleen , ros, en voos bert, langdradiger en ligter dan 't manneken , in de lengte ligt /plytende, beyde moe- yelyk om te kappen, en durabel, ook fteekt "er een fub- tiele vettigheid ins Waar door "t ligt brand, al is t maar balf droog. Sayzoen. De vruchten vind men in May „dog zo zel- den, dat men ^t mahnetje voor onvruchtbaar boud. Het heeft zulke overeenkomft met de -wilde Lanzen , dat veele, inzonderbeid de Hitoeezen , deze beyde boomen onder een mengen „en alle beyde Buan Tauno noemen, daarze nogtans wel te onderfcheiden zyn; bebbende bet regte Buan Tau- no een witachtige ftam, overvloediger -vrüchten, en de Lanzen veel gelyker , waar van boven in Lanfio filveftri in "t eerfte boek gezegt is. Of bet ook tzelfde xy, bet geene de Macafjaren Keri noemen ‚zynde een bard , lang- dradig, en ligt-bruin bout , bet Yzer-bout gelyk, en op Borneo vallende , waar van ze de fteelen tot haare Tora- nen maken, [laat nog te onderzoeken. Naam. In °t Latyn Corius, naar 't Amboinfch op Leytimor Kore, Ekora en Ekore. Hitoeés Aykole, Akole, en Kole: Zynde E en A in °t Amboinfch zò a te zeggen als in 't Maleyts Caju, dat is, bout of 00m. ' Plaats. Hy waft in meeft alle de Amboin/che Eilanden, dog over al in "t booge en fłeenige gebergte, ook omtrent de Dammar -boomen in kleene quantiteyt , en daarom wei- 7:6 bebomd To hefte wel in't gebergte van Ema op Ley- Gebruik. -Dif-& | CDrUIK. ` Ww: $$. een sw ol 7 m tot ftylen, tralien, floelen Se : tup BS een Get $ in overvloet bebben. ` Ni maken de Amboinezen flegts aji: Jłyleń tot baarê buyzen daar van, als ze de omge- vallene omne int bofeb vinden, waar van 't buiten- Jpint afgerot is, en diemooy droog zyn: Maar dever/che boomen könnenze met baar kleen gereed/cbap niet wel dwingen, laatenze dierbalven ongemoeid fłaan., tot datze van zelfs omvallen ; anders werden daar van gemaakt ftylen tot Toranen, pylen, en ander gereed/chap , om dat bet een fiyf en bard bout is, De lange ftukken van dit bout in lange [paanders ge- fpleten, als °t maar half droog is „en dan weder te zamen gebonden, kan men gebruiken in plaats van toortzen , ona op bet firant te lopen, by leeg water krabbetjes ; vifch Pc. te zoeken, gelyk boven van de Lanfium filveftre gezegt is: een werk gemeen by de Keyers, Ooft - Cerammers , Boeronezen „en andere „die Dammar gebrek bebben , dewel- ke dit bout in baare buyzen mede in plaats van kaarzen branden. Zommige nemen de wortel van Kore ’t wyfken, inzonderheid de [chor/Je, en gebruiken die by gebrek van Sefoat , om de Sagueer bitter te maken, gelyk men anders doet met die van Lanfa Oetan, om datze „als gezegt , des ze boomen onder een mengen. De Drayers maken ook fraaye dverken van dit bout , boewel 't mede eenigzints bertfcheu- rig is, gelyk 't Ebbenbout , en daarom tot traalie- werk bequaamft. d | De zeven- en twintig fle Plaat Vertoont een Tak van de Kore-Boom ; met zyn bloemet cm vruchten, AANMERKING. De Kore-Boom wert by Valent. in de befchryving van Ami bon. op Pag. 121, mede vermeldt, so HERBARII AMBOI CAPUT VIGESIM. QUAR TUM. Lignum Murinum. Caju Tiecos. jw Ticcos arbor eft litorea, truncum gerens ro- turidum , (ed non admodum rotundum, qui corti- ce obducitur glabro, craffo, & albicante, divi- ditur vero in majorem & minorem fpeciem , cujus hec in binas iterum dividitur fpecies, ita ut tres di- verfe obferventur. à Primo itaque Caju Ticcos major ita dicitur, quum truncum gerat altiorem , fed parva gerit folia , ac roinde raram comam. In ramis recti & firmi locati unt ramuli alterni , inque iis rachides foliofz obpo- fita & alternate: Hisce vero folia infident obpofita , oblonga , parva , forma illorum Tamarindi , fed paulo majora & glabriora, inferiore parte obfcure viridia & {plendentia, prope petiolum latiffima , fere quadra- ta feu parallelo-gramma conftituentia. Non directe femper obpofita , fed alternata fepe in binos ordines locata funt per duodecim a quatuordecim paria unà in rachide, que fefe per noctem furfum elevant ac claudunt , quod & in disruptis etiam obfervatur ra- mis, fäporis fatui, quodammodo dulcis, fed ingrati. Flores plurimi fimul progerminant longo calici in- fidentes, quique formati funt ex quinque albicanti- bus, anguítis, craffiusculis , & retro flexis petalis in- ftar florum Capock : In ipforum centro ftamina pluri- ma locantur longiuscula inftar ferici crudi atque e- jusdem coloris. Reliqua florum pars magisalbicat, & ad taétum mollior eft inftarferici Bombycini denfioris, gratumque fpirans odorem. Fructus funt filiqna plane, pollices longe, vix bino tenucss nve toś, ac parallelo- | craffe, undique vero s fimbriate oris, coloris gilvi feu ex cinereo fla- vi, in feptem oétove transverfales ifthmos divife , in quibus totidem officula reconduntur feminalia, plu- resque fimul dependent ex amplis racemis, unde, fi per ventum moveantur , fonitum edunt, intus con- tinentur tenuia & oblonga femina illis Cańne fiftule fimilia, vel paulo majora & oblongo-quadrata, que in plana fua parte fimilem cum parallela linea juxta oras gerunt formam, funtque qun & dura, externe 4 interne ficca & viridi repleta medulla. > Exterius trunci lignum ex flavo albicat colore, ac molle eft inftar albaftri albi Metrofideri, unde inutile eft edificiis, ejus vero cor cinereum gerit colorem cum albo mixtum, in vetuftis autem arboribus vix brachiis amplexibilibus cor hoc maximam trunci con- ftituit partem, externa enim albaftri pars vix pal- mam crafía eft, tumque cor obfcure cinereum feu murinum gerit colorem, intermixto hinc inde fufco colore, uti in Novella Nigra, cum amplis, albican- tibus & flavis ftriis , fed non elegantem formantibus adfpećtum , quamdiu lignum non fit politum, quod porro adéo durum & grave eft ac illud Merrofideri. Secundo Caju Ticcos minor fic diéta , quum truncum gerat húmiliorem, minoresque fructus, rachidesque ac folia habet fibi obpofita, que vero duplo vel tri- plo majora funt quam praecedentis , ac rotundiora & - flaccidiora, fere inftar illorum Solulo, qua petiolis infident fibi obpofita,ab utraque parte octo, faporis dulcis, fed ingrati. — — a ‚Flores in amplis progerminant racemis , qui primo viridia funt capitula , que fefe aperiunt in flofculos in- fundibiliformes , minimis ex petalis conftantes, qui in centro gerunt plurima ftamina intricata , inftar ferici tenuia, fuperius EEN „inferius alba, Fruétus magis ficcum refert folium quam filiquam, forma mucronis haft, digitum circiter longam, ac pollicem latam , prope petiolum anguftatam, coloris rubentis , qua intus continet unum alterumve oblon- pe officulum feminale, flavefcens ac durum inftar orum Lingoi. Hujus truncus non adeo altus ac rećtus eft uti præ- * cedentis, ac plerumque inclinat & finuofus eft, cre- fcitque in planis ac faxofis litoribus: Ejus lignum ple- rumque album eft, nec per longitudinem facile findi- tur, quum nodofum fit, cor vero gerit cinereum , ac raro iu ufum vocatur. Tertio NENSIS LiberIV.cap. XXIV, XXIV. HOOF DS TUR Muyzen- Hout , ofte de Tikos-Boom, Aju Ticcos is een firand-boom „met een ronden ftam dog niet zeer regt , met een evene, dikke , witachtige fcbor/Je, verdeelt in cen groot en kleen geflagt „waar * van `t laatfte wederom in tween verdeelt werd uitmaken- de dus drie zoorten. Eerftelyk : groot Caju Ticcos alzo genaamt , om dat "E booger van jm iss beeft kleene bladeren , en dierbal- ven een ydele krwyn. Aan de takken flaan de regte en flyve ryskens overdavers ,en aan dezelve de geblade [lelen, regt tegens malkander , en ook dwers, Aan deze fleelen Jtaan de blaadjes ook tegens malkander „langwerpig , kleen; in maniere als die van Tamarinde, dog «wat grooter em “gladder, aan de binnenfte zyde fwart-groen en glimmen- de, by den fteel breetft , en voorts evenzydig , ep bykans wierkant. Zy ftaan niet regt, maar ere tegens malkander in twee ryen, by twaalf en veertien paaren aan een fieel „en fluiten baar des nagts opwaarts Pzamens gelyk ook de afgebrookene doen, van fmaak fmets „en wat zoet, dog onlieffelyk. zę De bloemen komen veele by malkander voort, in een lang balsken of bekertje ftaande , en gemaakt van vyf wit- achtige, [malle , dikke , en agterwaards gebogene blaad- jes, gelyk de bloemen van Capok. In de midden ftaat een lok, van dunne lange draatjes, gelykende rouwe zyde, ook van dezelfde coleur. De reft van de bloeme is witter, en zagt in ’taantaflen, gelyk fatyn, en wat zoet ries e vruchten zyn plarre dunne bouwen, zes en zeven duymendang , Ichaars tar vingers breed, evenzydig , in de dikte van een mes, dog rondóm met dikkere kanten ge» zoomt , vaal of graauw-geel van coleur , overdavers in zea ven of agi beuveltjes verdeelt, daar in zo veel zaden leg- gen, en bangen veele by malkander aam wyde troffen s daarom door de wint beweegt zynde, een gerammel maa- kende; van binnen fcbuylen dunne en langwerpige zaden, die van Canna Fiflula gelyk, of wat grooter „en langache tig vierkant , op de platte wyde een gelyke figuur met een pora linie langs de kanten geteykent bebbende , glad em ard, buiten ies ids > van binnen met: cen droog groen merg uitgevult, Het buitenfte bout van den flam is geel-wit , en weeks als t witte fpint aan de Yzerboute bomen, en dierbalven - ondeugent in den buishouw , bet bert is graauto met wit emengt, maar aan de oude boomen die niet meer te om- vademen zyn, beflaat dit bert bet grootfte deel van den fiam, blyvende bet buytenfte deel van t [int niet boven een band dik, ent bert wert als dan donker-graauw of muysverwig , bier en daar ook wat bruyns vertonende y gelyk de Novella Nigra, met breede , witachtige, em geele fireepen, dog ganfch van geen aanzien , zo lang bet niet gepolyft is , anders zo bard en favaar als Yzerbout. Ten taveeden Cai Ticcos "t kleene alzo genaamt , om dat bet lager van am „en kleender van vruchtenis , beeft zyne ryskens en bladeren ook tegens malkanderen fłaan 5 maar de bladeren zyn wel t«vee of driemaal grooter dan aan "t voorgaande, ook ronder en flapper , fcbier als die van Solulo , regt tegens malkander gejcbikt aan baare ftelen, agt van pe zyde, van fmaak zoetagtig „dog onaangenaam. Het bloeizel komt ook aan wyde troffen voort, zynde eerft groene knoppen , daar uit werden langbalzige bloemp- jes, met zeer kleene blaadjes, en daar in een lok van fyne verwerde draatjes , als zydes boven peers, en onder wit. . De vrucht gelykt meer een droog blad, dan een bouwe, in gedaante van een yzer ään een piek , Omtrent een vin" ger lang , en een duym breed, by den fteel fmalft , rood- achtig van coleur , bebbende van binnen een of twee lang- werpige zaden , bleek-geel en bard, gelyk die van Lingoa. Deze flam is zo nog regt niet, als de voorgaan- de, ftaat mee belles "den. op vlakke en Ges Jtranden. t bout is meeft wit, niet ligt in de lengte Jebeurende, om dat "t waarig is, met cen graauw bert, en werd weinig gebruykt. Ten IV Bock. XXIV Hoofif. AMBOINSCH KRUYDBOER. 5 "Tertio. Caju Ticcos parvifolia truncum gerit incur- vum ,& im fcopulofis crefcit litoribus: Ejus folia funt minima inftar illorum. T'amarindi, fed firmiora, gla- briora, & arcte fibi invicem adpofita, filique vero fimiles funt illis precedentis minoris fpeciei, tenues nempe & plane inftar folii, que undique acutas ge- runt oras cultro fimiles, tres quatüorve pollices lon- ge, ultra unum in medio crafle, externe oblique & per longitudinem ftriatz, aliquando fimpliciter, ali- quando bifariam divife , continentque unum alte- rumve officulum oblongum ac quadratum , & flave- fcens , uti in precedenti. Lignum albicat, parumque adhibetur. / nni tempus. Prima fpecies menfibus floret Augufto & Septembri , ac mature ejus filique Majo ex arbore dependent, uti & fecundz fpeciei: "Tertia maturas profert filiquas Novembri, ac plerumque tum foliis orbata eft, qua vel decidunt, vel a tenuibus ac tere- tibus comefta funt erucis , Malaice Oelar Dynckal h. e; fpithamalibus vermibus, atque he eruca ita vocata funt, quod nullos vel paucos admodum gerunt pedes, “ac proferpendo caput cum anteriore corporis parte adtollunt, acfi viam demetere vellent , alterz fpecies foliis quoque orbatz funt, quum fructus maturi fint. Nomen. Latine Lignum Murinum & Murene; Ma- laice. Caju Ticcos, & Caju Morea; Amboinice in Hitoea Aymabala, eo quod he fepe arbores ad ripas majorum fluminum nudis fuis radicibus excavationes quasdam formant, fub quibus fluviatiles anguilla amant latere , quz Portugallis Moreadicuntur , quod derivatur a Mu- rena, hisque incolis Malaba vocatur. Sive denominare illam velimus a forma Afterie, qua cutim gerit ex nigro & luteo variegatam , inftar cordis hujus ligni: Specierum differentie quibusdam adjectivis fupra no- tate funt. Quidam hanc confundunt cum: Cello» Laut, que proprie eft Zoraco edulis. Locus. Hec arbor in Amboinenfi regione haud multum nota eft „ac potiffimum crefcit in parva Cera: ma, Hitoes ora „atque infülis ad Amboinz partem fep- tentrionalem fitis: Prima & fecunda fpecies litora amant plana, loca fabulofa ac ventofa, circa que - Aumina decurrunt. Tertiam fpeciem inveni in Dro: ribus feopulofis parva Cerame , ipfique vicina parva infula Pulo Babi dicta, noftratibus infula porcina vo- cata. e Ec Pass, Ufus. Amboinenfes raro hoc utuntur ligno , quum vix obcurrat, nec nifi ad edium poftes adhibent, fi vero illud. vetuftiffimarum SCH poffit arborum , lati afferculi ex ipfarum corde formantür ad ciftulas & loricas ex iis fabricandas , que polite eleganter ftriate funt, venis flavis per cinereum & nigrum li- enum decurrentibus , fere inftar Ligni San&i Occiden- talis: Exterius vero lignum ex albo flavefcit, ac per longitudinem ftriatum inftar Abietini ligni, fatisque durabile eft. q Dr Ee o Ex hoc ligno varias juffi fabricari loricas s que primo adfpećtu nullam pra fe ferebant elegantiam, & fordide cinerez videbantur, polite vero glaberrima gan > elegantemgue colorum varietatem exhibe- ant. — É Hoc cum ligno convenire videtur, vel domeftica ejus fpecies efie, quod Javani & Malayenfes Pete vo- cant, foliis frućtibusque cum puna fpecie prorfus conveniens , excepto quod officula ejus feminalia matura nigrefcant, fed intus viridia fint acrisque fapo- ris. Hz arbores funt alte & rete, cinereo craffoque Gu cht? cortice: Lignum magis flavelcit quam Amboinenfe , flavefcens nempe, in fenećtute gerit nigricans feu fufcum ftriis flavis diftinétum : > arbores in Sumatra crefcunt circa qambyam, in ava circa Bantam & Chirrebon, ad fabulofas-maghorum luminum ripas, ubi radices ipfarum ingentes latebra funt anguillis , afteriis, fquillis , fimilibusque , inde etiam Baleyam translate funt, ubi Balan Djingan vo- cantur. Ipíarum fruétus virides ac molles crudi toti comeduntur ad olera ac pifces , dum gratam praebeant acrimoniam, qui autem illis vefcuntur , per viginti quatuor horas gravem habent oris halitum , inftar ve- tuftioris urina foetentem , qui gravis odor in ipfa etiam urina ac fecibus obfervatur , nihilominus tamen cibus habetur falutaris, inque foro venditur: Circa ple? arbores ha tantos gerunt truncos, ut ampli s ex iplis formati poffint crateres, Malayentibus Dulang. > EN , . Tom. LIT. Ten derden: De derde zoorte is bet kleenbladige Caju Ticcos, ook met een kromme [lum op klippige ftranden wa/Jende. De bladeren zyn,zeer kleen, als die van de Tamarinde, dog ftyver, gladder ‚en digt aan malkander gefchikt, de bouwen meejt gelyk als aan ’t voorgaande kleene geflagt , te weten dun en plat „als een blad ,rond- om met /cherpe kanten als een mes, drie em vier duymen lang , im de midden ruym en breed, van buiten fcbuyns, en im de lengte geftreept, zomtyds enkeld , xomtyds in tween gedeelt ‚in hebbende een of twee langwerpige vier- kante korls, bleek-geel, als de voorgaande. Het bout is wit, en weinig gebruykelyk. . Sayzoen. De eerfte zoorte bloeyd in Auguftus en Sepa tember, en de rype bouwen bangen in May aan den boom; zo mede "t tweede geflagt. Het derde beeft zyn rype bou» wen in November , en ftaat dan meeft bloot van bladeren, die, of as mi of van dunne en lange rupzen , int Maleyts Oelar Dynckal, dat is /pan-avorm , genaamt , opgegeten zjn, zynde deze rupzen daarom zo genaamt , om datze geene of weinige voeten bebben, en in 't voort- kruypen met 't voorfte lichaam voortwerpen , als ofze den weg overfpannen wilden ; de andere zoorte [taan ook meeft zonder bladeren, als de vruchten ryp zyn. Naam. In Latyn Lignum Murinum en Murene ; op Maleyts Caju Tıccos en Caju Morea: Amboinfcb op Hitoe Aymalaha, om dat deze boomen dikwils aan de oeveren van ao rivieren flaande met baare bloote wore telen eenige hollen maken ‚daar de rivier-Aelen geern onder febuylen , die by de Portugezen Morea (afkomftig van Mu» rena)en deze Inlanders Malaha genaamt werden. Het zy dan dat men *t zo noemen wilde, na de gelykeniffe van een Lampreye of Prikke, wiens buyd m Len fawart gefbikkeld is , gelyk bet bert van dit bout. efondes febeid ten 1s met eenige Adjettives boven witgedrukt : gentlyk Pep ma EN v Cellor Laut, ?t welk eye Plaats. Deze boom is in de movi f. ho tieren niet veel bekent , by. wafł meeft op kleen erani , de Kuft va Hitoe, en de Eilanden in t noord-weften van Amboina. elegen: „De eerfig em tweede zoorte beminnen vlakke pem pen tzen ‚die lugtig zyn, en daar ome trent rivieren loopen. De derde zoorte beb ik gevonden op klippige ftranden van kleen Ceram , en bet: aan.ge- legene kleene Eiland Pulo Babi, by de onzen genaamt bet arkens Eiland. i Gebruik; De Amboinezen gebruiken. dit bout weinig , dewyl men ?t zelden vind, en dat tot ftylen aan buyzen , maar als men "t bebben kan van geheel oude boomen , "kam men breede plankjes uit "t bert krygen, tot kiftjes en Iyften, dewelke pepolyft zynde , zeer fraay gevlamd fchy- n met geele disco onder bet pil ons eg tige bout doorlopende , fchier als bet Lignum Santtum uit weft-Indien, Het buitenfte bout werd als dan uit den WA SE in de lengte geftreept als Dennen-bout , en redelyk durabeli = > > Ik beb uit dit bout verfcheide lyften laten maken, die in 't eerfte gantfch geen aanzien badden , en lelyk-graauw Jchenen, maar na t polyften wonder glad wierden, en een aangename vermenging der coleuren vertoonden, `- Met dit bout Jehynt over een te kömén , of een tam ge- Jagt daar van te zyn, bet geen de Favanen en Maleyers Pete noemen , aan bladeren en vruchten met. de eerfte zoorte gant/ch over een komende , bebalven dat de zaatkorls, als ze Typ zyn, [wart worden , dog van binnen mede groen, en fcherp van fmaak. De boomen Zyn hoog en regt , met een ligt:graauwe, dikke, en evene /chor(Je. Het bout is geelder dan aan 't Amboinfche, te weten, bleek-geel , in den ouderdom mede een fwartachtig of bruyn bert met geele Jtrepen gevlamd. Deze boomen vind men op Sumatra om- trent Jamby , op Fava omtrent Bantam en Chirrebon „ aan de zandige oevers van de groote rivieren, daar zyne rroote wortelen fcbuylplaatzen verftrekken voor Aelen, onte, Garnalen &c. van daar is by ook op Baly gebragt „alwaar by Balan Djingan biet. Zyne vruchten . hog groen en week zynde , werden met {chil met al raauw gegeten tot BacafJan en V'ifcben , dewylze een aangename SECH by baar bebben , dog dieze nuttigen, bebbem voor een etmaal een zeer [waare afem, ftinkende als oude pis, ja ook zelfs in "t wateren en Gem niet te Mim word voor een gezonde koft gebouden, en daarom.0p. de. paler verkogt. Omtrent Famby worden deze fiammen 20 groch, dat. men wyde boute bakken daar. uyt "m. 2 s s HERBARII AMBOINENSIS Liber IV.cap. XXIV: didi, hique ex ipfo obfcure fufco corde excavantur, exterius enim lignum inutile eft. Ex albo ejus ligno levia fabricant navigia, ut & oblongos clypeós. Ju- niora ejus folia ac virides fructus a plebe inftar oleris coquuntur ut & ad pifces. Monoxyla ifta ex albo hoc formant ligno, quum in aqua marina fit durabi- le, nigrumque ejus tollunt cor ob pondus. Dulangs feu crateres ifti aliquando ita nigrefcunt ac fplendent, ach ex cinereo Ebeno effent formati, femper vero venis pallidioribus diftinéti funt. Binz alie fpecies in Amboina raro in ufum advocantur. In Leytimora hoc lignum non Caju Morea , fed Caju Ticcos hi e. Murinum lignum vocatur, quum. odore fuo mures adlicit, vel ad talem domum adcurrunt, in qua ejus rami funt depofiti : Videtur tamen quodammodo ab Hitoenfi differre, quum arbor fit alta litorea ; corticem gerens album & glabrum, fed ejus folia funt minora illis Caju Salowocco , fed rariora. Ejus filique itidem. funt minores , linguxformes ; ac tenues, quatuor pollices longa, digitum late „in multós anguítos & transverfales-ifthmos divife , in quibus oblongz Śc:angufte reconduntur faba: Trun- ci lignum eft molle, album,-& fungofum.gerit cor inftar Sambuci, ut & rami 5. in Laba crefcit: Ejus cortex fupra porphyritim contufus & in aqua mace- ratus inftar faponis fpumam excitat, quo veites eluun- tur. si a . Hzc arbor ab aliis; uti dictum eft , Kellor Laut vos catur, Kellor autem Utan alia eft arbufcula frutefcens tantüm „longos emittens ramos fagellofos , foliis Kel- lor onuítos, fructusque gerens inftar Catjang , cujus filique plurimz fimul dependent, unde & inter fru- tices filveftres flagellofos numerari meretur. Terna- tenfes hame, vocant Sari Sari & Gunma Sari Soria nen emg 't Sari Sari , en Gümma Sari Sarl, Zyne ` Ejus cortice utuntur. Ternatenfes feming ir Kee cool Je Gebruiken de Ternataanfche Vrouwen tot een drank 9 oft partum. In Amboing:guoagúe-" _creict ongis fefe ext Seege ` ramis , qui Cortice b | obfcurę fumo ac fuccofo obduéti funt: Tabula Figefma Otava - Rámum exhibet Lig) Murini, floribus fruétibusque onufti , ` quod nomine Ticos arboris apud Valent. pag. 221: obcurrit, | Si - by de Maleyers Dulang genaamt , en dat nog uit °t don- ker-graauwe bert, want bet buitenfte bout en deugt tot niets. Uit "t zelfde witte bout makenze ook baare praau- wen , als mede de langwerpige febilden. De jonge blade- ren en groene vruchten werden by ’t flegte volkje gekookt als ander Sajor , en dat meeft by viffcben. De voornoem- de eenboutige praauwen makenze uit bet witte bout, bet avelk in zee-water durabel is, bet [warte bert daar uit nemende , wegens zyn fwaarte. De Dulangs werden zomtyds zo [wart en blinkende, als bet graawwe Ebben- bout „dog altyd met ligte aderen gemengt. De twee andere zoorten beb ik in Amboina weinig zien gebruyken. Op Léytimor noemenze dit bout niet Caju Monga, maar Caju Ticcos, dat is Muyzenhout, om dat ’t met zyn reuk de muyzen aan zig trekt, of in een buys doet komen, daar men zyne takken been legt ; bet fchynd even- wel, dat ^t van 't Hitocéxe wat verfchilt, want "tis een booge ftrand-boom, met een witte en effene fchor [fe , maar de bladeren ¿yn wat kleender van aanzien, als die van Caju Salowacco, dog ydeler.. De bouwen zyn ook kleen- der , tonge-formig „en dun , vier duymen lang ‚eeu vinger breed, in veele [malle en dwers-bultjes verdeelt , daar in ' lange finalle boontjes leggen. Het bout van den flam is week, wit, en beeft een voos bert , gelyk vlier , als ook de takken 5 bet waft in de Laha: Zyne fcbor(je op een Been gekneuft, en in water gekneet, Jebuymt als zeep, waar mede men de kleeden waft. Deze boom werd by andere, als gezegt , Kellor Laut genaamt , maar Kellor, Utan is een ander boompje, bly- vende maar een kleene beefter , met lange dera taka ken, met bladeren als Kellor, en vruchten als Kaljang, met veele bouwen: by malkander bangende , daarom men % ook onder de bofch-touwen mag rekenen.. De Ternata- nat baren. Dir eraf mede vp Amboina in zommige va- leyen, met lange uitgebreide takken em een donker-bruine zappige [chor/Je. 9-1 Hog 95. Sf fiu De acht- en twintig fle Plaat | e Vertoont cen Tak van bet Muyzenbous , met zyn bloemen en. vruchten, het geen onder de naam van Tikos Boom by Vas ^ lent. pag, 221. voortkomt. * CAPUT VIGESIM. QUINTUM. + Carbonaria. Caju Maas. Aju Maas arbor eft alta, ulnam plerumque craffa, e aliquando binas. Ejus truncus nunc rotundus nunc angulofus eft, tenui obduétus cortice, fe- mt digitum circiter craflo, externe fufco feu ex cine- reo flavefcente , fepe etiam mufco viridi quafi muco- re obduêto , interfperfis maculis ex fufco cinereis, qui fi derafus fit, externe rubent inftar cafei Eda- menfis, per longitudinem hic cortex fepe fiffus eft, & in ramis nigricat, in vetuítis vero & inferiore trun- ci parte multo craffior eft, rugofüs, & fiffus: Den- fam gérit comam, multosque incurvos ramos. Folia brevibus infident petiolis folitaria, & alternata & ob- fita, maximeque conveniunt cum illis Tanjong Laut, eu illis Ebeni, tres cum dimidio & quatuor pollices longa, birtos lata pollices, firma, longoque apice do- nata, fubtus vero tenuiter venofa funt, fuperius gla- bra, obfcure viridia, nervus autem medius fubtus protuberat ; fuperius vero glaber eft. i Flores brevibus in racemis progerminant plurimi fimul junéti, qui primo viridia funt capitula, in flos- culos fefe aperientia expanfos , pentapetalos, virefcen- tes, fquammofos , extrorfum inflexos, in quorum centro quinque alia alba LES haud multo longiora oru rioribus excrefcunt. m medium repletum eft aminulis brevibus fordide albicantibus, foveam ex- formantibus, menfe Novembri hi flofculi progermi- nant, fruétusque huc usque me latent, immo ipfos carbonarios, qui has cedunt arbores. i . Recens arboris cortex tenuis e(t, fed per fumum indurefcit, atque interne rubet , nullum vero notabi- lem XXV. HOOFDSTUK. teg J | Houtskool-Boom. Aju Maas werd een hoogen boom, in "t gemeen een y vadem dik in de rondte , zomtyds ook twee. De . flam is zomtyds rond, zomtyds wat hoekig , bekleed met een dunne [cbor[]e , omtrent een halve vinger dik, van buiten vaal, of uit den graauwen geelachtig , dikwils met een groenachtig mos, als fchimmel , bekleed met bruin- graauwe plekken tuffchen beide , 1 welk afge/chrapt zyn- de „.vertonenze haar rood, als een Edamfe kaas van bui- ten, zy beeft ook in de lengte zyne fcheuren, en aan de takken is ze fwartachtig , maar aan de oude en onderfte ftam is ze veel dikker , ruyg , en geborften: Zy heeft een digte kruyn van loof , met veele kromme takken. De bla- deren [taan op korte fleelen , enkeld en verwiffeld boven — en tegen malkander , hebbende groote gelykeniffe met die van lanjong Laut, of met die van 't en een balf en vier duymen lang , twee vingers breed > Dy, en met een lange Pies voor aan , van onderen fym geadert, van boven glad, fwart-groen, en de middel- zenuwe fteekt onder uit, boven even. = = > Het bloeizel komt voort aan korte trosjes , veele by mal- kander , xynde eerft groenachtige knopjes , die baar openen in kleene bloempjes , wyd geopent ‚gemaakt van vyf groen- achtige blaadjes , als vifcb-fcbubbetjes , die buyten ftaan, ` daar binnen zyn vyf andere witte blaadjes „niet veel langer —_ dan de eerfte. Het middelfte is uitgevult met korte vuyl- witte draadjes ‚maakende in de bid : beeftze in November, eń de vrucbten blyven nog onbe- pl by de Koolbranders, die nogtans deze boomen omkappen. ae R i De verfche feborffe is wel dun, word egter door *troo- ken bard en ftyf , van binnen roodacbtig , en Sé E y N bbenbout , drie ` den een kuyltje. Men : Pag 52 - Tab. XXVII. | 7 FAN || UN) A d E 4 A b - Zom. HT. IV. Boek. XXV Hoofift. lem habet faporem: Recens arboris lignum eft ruf- fum, fed ficcum mellini coloris; ac fubftantie dure, & craflis conftat fibris, eftque grave , folidum , & cor- neum , ita ut difficulter per transverfum fecari poffit, per longitudinem vero facillime finditur, fed plura emittit ramenta , quam ullum aliud lignum ; facillime ignem concipit, licet modo fit femi-(iccum ; fed ftri- det , acti fubtile ipfi mixtum effet fal. (8 3 Hujus feemina multo majóra & flaccidiora gerit fo- lia „ejusque cortex exterior magis albicat, ejus lignum multo quoque pallidius eft ac mollius quam prece- dentis, ejusdem ceterum ufus. Hac arbor in plani- ` tie circa loca crefcit fabulofa, prior vero in monti- busin argilla rubra & folo faxofo ; non in denfis filvis; fed in locis ventofis , ut & circa Dammaras arbores. Nomen. Latine Carbonaria h. e. Carbonum lignum ab ejus ufu;. Mälaice Caju Maas. Amboinice in Hi- toca Hain & Ulibelawan. In Leytimora Uribelawan h. e. aureus cortex, non itaaflavo corticis colore, quam ab ejus ufu apud aurifices. MT Andjuri , qui- busdam erronee Malacca, que alia eft arbor, & Hi- toenfibus Lobu[ful, & Leytimorenfibus Huffur vocatur; quzque poftea defcribetur. Locus. Satis copiofe ebcurrit hec arbor in. infulis Amboinenfibus, tam in montibus quam in planitie, optimum vero eft ejus lignum ex montibus petitum , & zdificatorio ufui aptum: In Celebes regione in montibus quoque invenitur inter Macaffaram & Boe- genfium regionem, in Occidentalibus aquofze Indie infulis ighota eft hzc arbor. “>. Ujus. Vulgatifimus hüjus arboris ufus eft, ut cär- bones ex hoc exurantur pro fabris indigenis , quum hi optimos hujus .ligni carbones. effe putent , quibus ferrum liquefcunt, quum diu hi foveant ignem nec cito confumantur : Contra fabri noftrates hofce con- Je AMBOINSCH KRUYDBOEK: 5 kelyke fmaak. Het verfche bout is ros, maar befterft boning-geel, grof van fubftantie en langdradig, bard en Jwaar , moeyelyk , ja bykans hoornachtig in "t dwers kap- pen, maar in de lengte fplyt bet zeer ligt, en fplintert meer dan eenig ander bout. Het ontfangt "t vuur zeer +0 al is 't half droog , dog knerft „als of "er fynzout on- er Was. Het wyfken bier van beeft grooter en flapper bladerens en wittere [cborfJe van buyten, bet bout is ook veel blee- ker en Wweeker , dan bet voorgaande „anders van bet zelfde gebruik. Dit vint men in de laagte omtrent zandige plaat- zen, maar 't eerfte in 't gebergte , op roode kley en fteen- achtige grond , niet in digte bo[[cben , maar op luchtige plaatzen , als mede omtrent de Dammer-boomen. Naam. Zu ’t Latyn Carbonaria, dat is Kool-bout van zyn gebruik. Op Maleyts Caju Maas , in "t Amboinfcb op Hitoe Haän „en Ulihelawan. Op Leytimor Urihelawan, datas gulden fcbor(fe , niet zo zeer van de geelachtige co- eur der [chor/Je „als van zyn gebruik by de Goudfmeden. Op Macaffaars Andjuri ; by zommige abufivelyk Malacca, bet welk een byzondere boom is, en by de Hitoeëzen Lö- hufful, en op Leytimor Huffür genaamt, en bier na be- Jchreven wett. ` ; Plaats. Men heeft bem.in de Amboinfche Eilanden in redelyke meenigte , 20 wel in ^t gebergte als in de laagte, dog bet eerfłe is altyd bet befte, tot den buisbouw be- quaamft. Op ’t Land Celebes vind men bem ook in ’t ebergte., tu/Jcben Macaffer emt. Boegifcbe Land, in de We erfcbe Eilanden van water-Indién is by onbekent. yadi vervliegen , als te ool-branders meer te m dei ve Vermeeraeren ‚doen de Inlanders onder. "t branden bet bout van den Frutex Carbonarius of Saley daar by, bet welk mede wafle , hoewel kleene koolengeeft. By de Goudfineden zyn deze koolen in groot gebruik, om kleene flukjes goud te fmelten , om datze met geen fmelt- kroezen verzien zyn, want zy nemen een kool van de ‚[eborfJe dezes booms gemaakt , dewelke , boewel dunne , do, vafte koolen geeft, daar-in ze een kuyltje maken, en t goud zonder noot van fcbeuren.of breeken /melten, op de andere koolen van. bout gezet, bet welke onze Natie dikwils met verwondering aanziet , dat deze flegte India- nen met 20 een geringe gereed/chap de metalen weten te handelen, en bier van beeft bet zyn Inlandfcben naam. By de gemeene man «verd. "t tot den buishouw niet geno- men, om dat ’t voor baar te fwaar M i uit "t bofcb te ba- len. Maar de Orang- Kayen en onz@ burgers , die veel flaven hebben „ beginnen nu fwaare ftylen tot baare buy- zen daar van te maken, daarze zeer durabel zyn y als ze maar den grond'niet raaken, en te vooren wat gerookt zyn, want te verfch ginis en in de Son flaande , Jcbeuren ligt: In ’t fchaven moet men dit bout ook voor- figtelyk bandelen , om dat ’t zo ligt in fływe fplinters uit- Jpringt, en leelyk bezeert. De groote Heeren op Macaffer maken ook zeer fwaare en plompe ftylen tot baare Paleyzen uit dit bout , als mede, wit ^t geene zy Malacca, Cofa{fu , en Nani noemen , dwin- gende haare Onderdanen deze Jwaare balken niet zonder eweld uit *t verre gebergte te balen , werdende gemeene- yk aangevoerd door de barer Princen, die 't ge~ meene volkje als Si voortdryven , en de weigerige met de dood rafen, Hierom ziet men in MacafJar „en 't Boe-, iefche gebied, ongelooflyke dikke ftylen van die fwaare outen , zommige wel tot twee vadem in de rondte „en dat nog uit ’t bert gemaakt , dat men zig verwonderen zoude, boe de menfcben zonder eenige machinen „en door een pure dommekragt , zulke fwaare houten uit bet gebergte beb- ben konnen balen. De Maca(Jaren en Boeronezen weten van "t gebruik tot koolen niets , gebruikende in die plaats Tanjong Laut; em andere bouten: Maar uit dit hout maken o Boeronezen haare werp-fpielfen of Gates 3 - die ss HERBARII AMBOINENSIS LiberlV.cap. XXVI: fua formant tela miffilia feu Javeleynen, que vulgo Sagu Sagu vocantur, nociva maxime arma, que ma- nibus quam certifime in hoftium corpora inmittere norunt, ubi ad offa penetrata in ramenta difliliunt 5. ac malignum excitant vulnus: Hoc porro lignum ob foliditatem a Ceramz populis etiam adhibetur ad te-* lorum longorum apices , quibus crenas infculpunt, quas nigro exurente obducunt fucco. Macaffarenfes ex hoc quoque ligno tenues. formant canales telorum fuorum, que ex ore emittuntur, ac Chinenfes fuos fuftes, quos inter rixas & pugnas aliis infligunt, ut & Oryze. piftillos, quibus Oryza in tignis inpingitur, In Rumpbii Appendice hec adduntur. Frućtus fünt inftar femi- perfectarum Olivarum, quidam folitárii, quidam bini & terni, quorum quis- que ftellato infidet pericarpio, & viridi obducitur pellicula, füb qua craflùm durumque latet putamen, in quo nucleus planus reconditur inftar feminis ficci melonum, qui ruffa obducitur lanugine. , "Tabula Vigefima Nona Ramum exhibet Carbonarie que Cajoe Maas arbor a Valent, 2.221. vocatur, & in Tab. fab No. LVII. proponitur. die men in 't gemeen Sagu Sagu noemt „een [mood geweer; datze met de handen zeer gewis weten in de vyanden te werpen, daar bet dan op een been treffende , firax fplin- tert, en een leelyke queifuure maakt. Verders wegens zyne fiyvigheid werd dit bout ook gebruikt by de Ceram- Jehe volkeren, tot de fpitze van haare lange pylen , daar ze dan kerven in fnyden , en met een [warten brandigen zap beftryken. De MacafJaren maken de dunne febafjes van. bare blaas-pypen uit dit bout, en de Cbinezen baare bandknuppels daar van makende , daarze malkańderen in "t kyven en vegten mede a: als mede de ryft-ftam- pers, daar mede men. de ryft in de blokken. [lampt. Dit wert in bet Aanhangzel van Rumphius daar by gedaan, De vruchten zyn als balfwajjene Olyven , zommige ens kelt , zommige twee en drie by malkander , ieder ruftende op een gefternt voetje, van buiten met een groen huydeken bekleet, daar onder een dikke barde [cbaal, en daar in ` een platte beeft als een ingedroogt meloen-zaat , omgeven met een ro[Je wolachtigbeid. De negen- en twintig fle Plaat Vertoont een Tak van de Kool Boom, welke Cajoe Amaat: Boom by Valent. p. 221. genaamt, en op de Plaat onder - No. LVII, verbeeldt werd. E N [54 CAPUT VIGESIMUM SEXTUM. Carbonaria altera, Hanet. . Arbonaria altera dividitur in latifoliam & angufti- C foliam; Primo Hanet latifolia = ac finuo= . " fum gerit truncum, fere inftar faffi glabro ob- duétum cortice: Folia maxime conveniunt cum illis Caryophyllorum; fed funt majora, fex oćtoque polli-. ces Onga, binos ac binos cum dimidio lata, inferius anguftata , fuperius lata , cruciatim pofita , oris finäo- fis, per ipforum fcabritiem . panrie norro nertevta in re Naribus venis, faporis amaricantis: RM lores longis in racemis progerminant tenuiffimis ex petiolis pufilli , magisque capitula referentes quam. veros flores, ex quatuor tenuiflimis petiolis compo- fiti, cum plurimis ftaminulis coloris pallidi citrini : Hosce. pauci infequuntur fructus, qui oblongz funt bacc, avium corda referentes, quarum quaevis ex. longo dependet petiolo ex cceruleo nigricantes inftar Prunorum, mature fi fuerint; Externe obduéte funt, carne molli & amaticante, in qua nucleus reconditur inftar Olive officuli, durus, per longitudinem ftria- tus, perque interftitia parvis violaceis venulis trans» verlalibus pertextus. N | Arboris cortex ficciffimus eft &fragilis ; lignum pal-. lide albicat , magisque candidum Buzi ligno , folidum, ` ac tenuis fubftantie, grave, durum ;parvisque vena- rum vorticibus diftinétum, forma panni. Camelot diti, concolor autem hoc lignum eft, nec facile finditur, fatis politum elaborari poteft, fed non zquale ac gła- um vene femper protuberent: Flores fru- brum, A : ES ay : ; &usque hujus fpeciei menfe Majo obfervavi; iBacça, vero hinc inde folitaria in. arbore remanent, licet ip». farum caro exterior computruerit. In. litoribus,crefcit, faxofis , ejusque craffos, fed curtos inveni truncos nu- dis in rüpibus, quorum folia fubtus glauca, ac nervus medius ruffus erat 5 Secundo. Hanet anguftifolia haud. multum differt a precedenti, ejus vero folia multo magis funt lete, viridia , illis. Caryophyllorum. adcedentia. , paulo la> tiora & flaccidiora, venulis albicantibus & obpofitis pertexta., ipfum fzpe petiolum ambientibus , nunc decuffatim, nunc direte in crucem pofita, uti in Ca- ryophyllis , inferiora folia quinque pollices longa, fu- ora fex feptemve, ac binos lata funt. Ramuli fu- co quoque & glabro obdu&i funt cortice. Flores pufilli admodum funt , latioribus in racemis progerminantes , uti in Arbore rubra, qui ex quatuor parvis & pallide albicantibus conftrućti funt petalis , flores Mange referentes ; hi plerumque decidunt, fructusque adeo raro excrefcunt, ut fere huc usque ignoti fint. t Re Cortex XXVI. HOOFDSTUK, bebe ce ő Hanet - Boom. ded fee altera werd verdeeld in groot en kleen- bladige: Eerftelyk Hanet bet heefege wi een kleene en wat: bogtipe ftam., bykans als* de. faffu, met een gladde fcborfJe: De bladeren bebben groote wot gelykenille met. de Nasel-bladeren , eń agt duymen lang, twee em derde-bal ; em Uooren breetft y ok mL rruys bocbtige randen nige onordentelyke adertjes, bitteracbtig van fmaak, ` aande , en met i e | bloeizel: bangt aan. lange troffen en dunne Jteeltjes; ` > en meer knopjes gelykende dan bloempjes , van vier Jubtiele blaadjes. of veel meer. fpitsjes imate, bleek of citroen-geel. Daar op volgen weinige vruchten, zynde langwerpige befitn, vogelsbertjes gelykende , ieder aan een lang: fteeltje bangende:, blaauw, fwart „als rype pruymens Van buyten bebbenze een week en bitterachtig vleejchl,en daar onder een korl: gelyk:als een olyve-fteem, bard , in de lengte geftreept „en daar tuffcben met kleene violette ader= tjes overdawers. | * © De.feborffe is zeer droog. en bryzelig: Het. bout bleeks wit, wat ligter dam Bux-boom , digt en fyn van fubftan- tie, Jwaar, bard, en met klećne drayingen vän adertjes gewatert , op de manier van Camelot, dog vaneen coleur,. en daarom niet ligt fcheurende : Het laat'zig'ook wel glad, maar niet ligt even werken, om dat de baren altyd wat ice. e bloemen: en-rype vruchten van deze zoorte eb-ik in May gehad. De befiën-blyven bier en daar en — kelt aan den baam bangen, al is "t buitenfle wleefch der gaan. Men vind bet op fteenige ftranden, en ik-beb "er X | dikke , dog korte en kromme Dommen van op- bloote klippen ` g onden; wiens bladeren van onderen blaauw-groen , en ;middel-zenuwe ros:was s nr 000 “Ten tweeden: en die van. Nagelen nader komende , wat breeder en flapper , met witachtige adertjes tegens malkander over: ftaande „ eń den. fleel omgevende ; zomtyds fe » zome tyds regt int krwys „als in de Nagel-boomen „de agterfte p. vyf duymen lang; de voorfte zes en zeven , twee breed. De ryskens hebben mede een bruyne en evene fcborie. „Het. bloeizel is mede zeer kleen, aan-wydere trofens gelyk aan de Arbor rubra, beftaande wit vier Kleene en eek-witte blaadjes, en "t bloeizel van de Mangas gely- kende: dit valt mede af, en de vruchten komen 20 zelden voort , datze nog meeft onbekend zyn. -D dog zyn grooter, 28. breed, agter — wegens haare ftyvigbeid , voorts met weis — | | Hanet bet kieen-Dladige , merfebild niet veel van "t: woorgaande , dog de bladeren. zyn ligt-groener, . E Sé 7 A 4 7 Tab. XXIX. AS KA e re a ee E - fuprema folia ex i IV. Boek. XXVI Hoofif. AMBOINSCH KRUYDBOER. e Cortex quoque tenuis ac ficcus eft, durior quam in precedente , unde & ab aurificibus expetitur, ex quo carbones exurunt, uti de precedent Haän fuit dictum, unde & a quibusdam idem nomen Amboinen- fe Ulit Helawan , h. e. Cortex Aurarius inponitur. Lignum eft ut precedentis , duplicem gerens colo- rem , alba enim ejus fpecies lignum dat pallide album uti precedens, rubra vero ad oras albicat, & intror- fum pallide fufca eft, que varietas in latifolia quo- que obfervatur fpecie: Floret Decembri, Preter binas precedentes fpecies alius litoreus ob- currit frutex , qui ftipitem gerit brevem & incurvum; folia gerens majora quam priorum , atque ab illis Caryophyllorum multum differentia, novem ac de- cem pollices longa, binos cum dimidio & tres lata, diftoque modo circa ramulos pofita longos ac fir- mos. Flores funt parva ac viridia capitula fefe in qua- tuor alba petala dividentia, uti in praecedentibus, que Julio & Augufto confpieiuntur. Lignum eft fla- vum, folidum, durum & ficcum , fine venis diftin- étum. Nomen. Latine Carbonaria altera: Nomen Malayen- fe ignotum eft: Amboinice in Hitoea vocatur Hanet & Olit Helawan, nomen Commune cum pracedenti- bus, cum guibus multi hanc confundunt. Locus. In Amboine montibus obcurrit potiffimum circa Dammarz arbores, & Caju Puti, uti & in aliis levioribus filvis, femper in ficcis & calidis locis, li- cet litori vicinis. Tertia fpecies tantum in litoribus crefcit altis juxta Hitoes oram. E Ufus. Ad edificia hoc lignum multum adhibetur, ad palos nempe, coftas , minoresque trabes, quum firmum fit & optime exficcari poffit: plurimum vero in carbones exuritur uti przcedens, tam lignum quam cortex , qui conducunt non tantum fabris , fed etiam aurificibus tam ad ferrum cudendum, quam ut loco crucibuli aurum in his liquefcat , uti in praecedenti dictum fuit capite. uri n JN. B. Huic capiti nullam adjedum in opere inveni figus emi janan De fcborfe is mede dun en droog, barder dan aan 't voorgaande , em daarom van de Goudfineden gexogt om koolen daar van te branden , gelyk van 't voorgaande Haän gezegt is; daarom bet ook by zommige in 't Ama boinee/ch dezelfde naam voert van Ulit Helawan, dat is goude batt. Het bout is als aan % voorgaande , en van tweederley coleur , want bet witte geflogt beeft een bleek-wit bout, gelyk "t voorige , maar ’t roode is aan de kanten witachtig , en naar binnen toe ligt-bruin , welk onderfcheid men in ’t groot-bladige ook vind. Het bloeyt in December. , Bebalven de twee voorgaande zoorten , beeft men nog een eigentlyk firand-gewas , met een korte kromme Jtam opfchietende , de bladeren grooter dan aan de beyde voor- gaande , en van de Nagel-fatzoen verder afwykende , ne- gen en tien duymen lang „twee en een half „en drie breed, op voornoemde manier rondom de lange en ftyve ryskens aande. Het bloeyzel zyn kleene en groene knopjes , die zig in vier witte blaadjes verdeelen, gelyk in de voor- gaande: en men ziet ^t in Fuly en Auguftus. Het bout is geel , digt, bard, en droog, zonder aderen. . Naam. In ’t Latyn Carbonaria altera. De Maleytze naam is onbekent. Amboinjch op Hitoe Hänet en Ulit Helawan , een naam gemeen met "t voorgaande , waar mede bet veele vermengen. — Plaats. Men vind bet in "t Amboinfche gebergte , meeft omtrent de Dammar-boomen, ook Cajü Puti, en andere ligte bofcben „altyd op de drooge en beete plaatzen al lig- enxe by den firand. De derde zoorte vind men alleen op Żeyle T dn , langs de Kuft van Hitoe: Gebruik. In den huisbouw komt dit bout te pas , tot Jparren s ribben; en kleene balkjes; om dat bet ftyf is, en wel droogen kan. Het edit werd gebruykt om koo- len daar van te branden „ gelyk ’t voorgaande , zo van "t bout „als van de fcbor Je , dienftig niet alleen voor de Yzer- maar ook voor de Goud/meden , zo om te fmelten, als in plaats van kleene kroesjes te gebruyken , gelyk in 'tvoor= gaande Kapittel gezegt is. N. B. Ik heb by dit Hooftftuk geen Figuur in het Werk gevonden. e CAPUT VIGESIM. SEPTIMUM. - Lignum corneum. Huffur. Uffur filveftris fpecies celeberrimi fructus Man- “E goftane , feu faltem Macaffarenfis Kiras , fed fil- veftris penitus, nec cibo aptus: Altum gerit truncum , fed non admodum craffum , ad fummum ulnam craflum in diametro, plerumque vero non ita craffum , qui cortice obdućtus eft nigro, ligno firmi- ter adherente. In vertice ramos extendit amplos, fe- que in plures dividit breves & capitatos ramulos, fir- mos ad oras acute alatos, fuperiores autem quodam- modo quadrati funt , fulcati, ac viridi obdućti corti- ce; ex geniculis bina excrefcunt folia fibi obpofita ; que cum fubfequenti pari obliquam formant crucem, uti & ramuli tali conftituti funt modo. Folia funt magna, illa quodammodo Bintangore Montane referentia, fed majora, ab undecim nempe ad quindecim pollices longa, quatuor lata pollices, in vetuftis vero arboribus breviora, glabra, firma, & fplendentia, craffo nervo medio donata, fuperne autem glabra & fulcata ; inferne dorfo trigono protu- berante,ex quo venulz fubtiles ac transverfales fuum ducunt ortum , non autem ita parallele atque aduna- tz ac in Bintangora. | Craffis brevibusque folia hzc infident petiolis, quo- rum quidam adeo incurvi funt; ut inferior pars fepe fuperior fit: Ramorum fummum in bina terminatur foliola inftar burfee complicata & acuminata; ex qüi- bus nova pro ermibant folia ac pedunculi ; teneraque folia adeo fplendent, acfi oleo effent inunćta. Inter ependens pedunculo , formam mihorum Rofarum deeg o ex quatuor firmis & luteis conftrućtus pe- d T talis cxaffis ac fubrotundis , concava fua parte rece i um ramo flos provenit ex incurvo XXVII. HOOFDSTUK. Huffur-Boom. Uffur is een wilde zoorte van de vermaarde vrucht Mangoftaan , of immers van bet Macaffaarfe Ki- ras, dog gant/ch wilt, en ongebruikelyk tot de koft. Het beeft een boogen , dog niet zeer dikken ftam „op "t meeft een vadem dik in de rondte , of gemeenlyk minder , fwart- achtig van fébor(Je, die digt aam "t bout legi. Boven fpreyd by *yne takken nooit uit , en verdeeltze in veele korte en geknopte ryskens ,[tyf „aan de kanten met fcberperug- gen, dog de voorfte zyn eenigwints vierkant, Begeut ‚en met een groene fchor(Je bekleet ; in de leeden ftaan twee bladeren tegens malkanderen, makende met bet volgende paar een Ween kruis , gelyk ook de ryskens zelfs doen, . De bladeren zyn groot , eenigzints die van de berg Bintangor gelyk, dog grooter „te weeten van 11. tot 14. en 15. duymen lang , vier duymen breed , en aan de oude boomen korter , glad, ftyf y en glimmende , met een dikke middel-zenuwe, bovenglad em gevorent , beneden met een driekante rugge uitfteekende , uit dewelke over -dwars kleene en fyne adertjes lopen ; zo evenwydig en digt niet als aan Bintangor. Zy ftaan op korte dikke fleelén , en zommige zyn zo ge- Eu dat A onderfte boven komt. Het nytten [le er takken beeft twee kleene blaadjes als een beursje toege/pitft, waar uit nieuwe bladeren en fleelen voortkomen ; en de jonge bladeren. glimmen zodanig als ofze met olye beftree- ken waren. Tu[Jcben de voorfte bladeren tiit de tak zelfs komt een bloem voort aan een krom fleeltje hangende; im de gedaante van kleene roosjes, gemaakt van vier fiyve geele blaadjes , dik en rondachtig ‚met bet bol pe cx gebogen ‚en ruftende op vier dikke en half bo ME 5 HERBARII AMBOI {um flexis, ac quatuor craflis femi- concavis incum- bentibus fquamis: Flos autem in centro fuo repletus eft craflis, brevibus, & albicantibus ftaminibus , debi- lem fundentibus odorem, in horum medio craflum exfurgit piftillum. Eb Fruétus folitarius excrefcit , ramis arcte adcumbens, Pruni magnitudine , Macaflarenfium Kire & Soffo adeo fimilis , ut cjus filveftrem quis putaret elle fpeciem, pericarpio enim infidet ex quatuor craflis & femi-con- cavis petalis formato, quorum bina majora funt , fu- perius vero coronatum eft verruca quafi inftar re e clavi , externe autem colorem gerit obfcure fufcum vel fumeum , interne vero hic fructus repletus eft carne mucofa, in qua mollia quzdam recondita funt oflicula feminalia, femi-plenam lunam referentia , İl- le autem recens fi fit, refinofum fpirat odorem , fi prolapfus, ingratum: Ex fructus putamine, uti & ex vulneratis ramorum ramis craffus & vifcofüs exfudat liquor inftar illius Socci feu Papede, potiffimum ve- ro in difruptis petiolis ac geniculis , ille autem lu- teus exficcatur & condenfatur. Lignum recens cefum albicat, fed ruffum mox ex- ficcatur ,feu mellinum gerit colorem, eftque duriffi- mum, grave, ac cefu difficile, ach corneum effet, er longitudinem ftriatum eft, at tenuibus conftat fi- ris, fique per transverfum fecetur , ejus venula mox circa centrum decurrentes inítar radiorum Solarium in confpectum veninnt ` RE E E Hujus arboris & altera latifolia obcurrit fpecies, cujus folia binas fpithamas funt longa, ac binas pal- mas lata: Ejus radices fupra terram elevantur uti il- larum Mangi Mangi, funt vero craffiores. Hujus flo- res fructusque huc usque re funt. = >. "Lignum corneum anguftifolium, Amboinice Huffur Loumabun , hujus femina habetur, longa gerit angu- ftaque folia inequalis magnitudinis , a quinque ad un- decim pollices longa, binos lata digitos , firma & gla- bra, deorfum fenfim anguítata, ac pedunculo fere deftituta, illis Codibe majoris fimilia: Ejus lignum corneum quoque eft ac durum, & inftar prioris adhi- betur, fed raro, nec nifi ad majores dium coftas. Nomen. Latine Lignum Corneum. Malaice & Mas caflarice Malacca: Amboinice in Leytimora Huffur , in Hitoe Lobufful. Fructus ejus in cauffa eft, ut qui- dam pronuncient in Armboing montibus Mangoftanas reperiri , Javani vero ac Baleyenfes arborem hanc undam nam ci putant , quz edulem dat fructum, fuceumque fundit luteum ac vifcofum. x» N Locus. Hoc innotuit , quum raro obcurrąt, nec ullibi crefcit nifi in fummis ac remotis montibus , in levibus Dammar& arborum filvis: Ob li- gnum confunditur cum Caju Maes, ob foliorum for- mam cum Mangio terreftri, quum tamen tres diverfa fint arbores. ` Ufus. Ab Amboinenfibus quodammodo adhibetur ad wdificia, ad parvas nempe trabes, in hunc vero finem juniores tantum eligunt arbores vix virum craf- fas; craffiores enim ob corneam ipfarum fubftantiam ac gravitatem ex montibus deducere nequeunt, neque regere, in longas tamen has findunt partes, ex qui- bus manubria Doranorum ac fecurium formant. Si itaque vera fit Malacca Javanorum & Macaflarenfium, ex ejus ligno ingentes fabricantur palatiorum fuorum ftes pro regibus ac principibus , quos nefando la- Et ex montibus filvofis petere debent, uti id fupra . jn capite de Carbonaria prima innuimus. In Leytimora plurimum in altis Eme crefcit montibus; ubi lignum adhibetur ad clavos ligneos navigiorum Corre Corren dictorum, qui ex Sappan ligno alioquin formantur. In magnis Amboinenfium zdibus poftes ex illo for- mantür ut & tenacula tectorum, eft enim zque dura- bile ac Caju Näni, immo in ipfa terra, Bimanenfes ejus radicibus utuntur ad Ubat Saguweer, vocantque Adjoe Java, h. e. Caju Java, i Tabula Trigefima Ramum exhibet Ligmi Corwei, feu Huffer, uti a & Vocatur, que pos Dillenia filveftris eft ies , cujus & bina alia Abr. a, cap. LIV, fupra defcripta funt, od CAPUT en een geele en kleverige rap uitgeeft. ~ + == tn Plaats. Dit bout is weinig bekend , om dat bet zelden — NENSIS Liber IV. cap XXVII. in de midden uitgevult met korte, dikke, en witachtige draden, en daar in een dik pilaartje , flap van reyk. De vrucht flaat enkeld en digt tegens de takken , in dà grootte van een Pruym, bet Maccaffaarfe Kiras en Soflo xo gelyk, dat men bet voor een wilde zoorte daar van zoude aanzien , want zy ftaat op een voetje van vier dikke balf bolle blaadjes gemaakt , waar van twee grooter zyn voren met een wratte als bet hooft van een fpyker , van buyten donker-bruyn of rookverwig , binnen is ze vervult met een flymerig vleefch, en daar in eenige weeke zaat- korrels als balve Manen, aan de ver/che bersachtig van reuk aan de afgevallene vuyl. Uit de bolfter of fcbaal van de vrucht, gelyk mede wit de gequetfte fchorffe van de takken, fweet een dikke en kleverige vochtigheid als die van Soccum of Papeda ‚doch meeft aan de afgebrokene Jleelen, en aan de leeden, dewelke geel befterft. Het bout vers pekapt is witachtig , maar befterft ftrax ros of ee, zeer hard, fwaar , en moeyelyk om te kappen, als of bet hoorn was, in de lengte euren doch f'yn-dradig , en als men ^t dwers kapt of zaagt, zó ziet men de adertjes rondom bet bert firaalsgewys , Wes, ` de als een Son. e ir = Men vind "er nog een grootbladige zoorte van dezen —— boom, Wiens bladeren twee fpannen lang , en twee ban: — den breed zyn. De wortelen [taan boven de aarde, gelyk aan de Mangi Mangi, doch zyn dikker. Bloemen m vruchten bier van zyn nog onbeként. ' ER Lignum corneum anguftifolium , int Amboinfeb > Huflur-Loumahun wett voor "t wyfken gebouden;beeft = —— lange fmalle bladeren van ongelyke grootte , van 5. tot s. A 11. duymen lang „twee vingers breed, ftyf en glad naar >. agteren allengskens tóefmallende , en jchier zonder AE N die van groote Codiho gelyk. Het Bout is mede borne | achtig en bard , werd gebruikt als bet voorige s doch zé en maar tot dwers-bouten aan groote buyzens > Naam. In % Latyn Lignum Corneum. Maleyts en Maccaffaars Malacca: Amboinfch op Leytimor' de Op Hitoe Lohufful. De vrucht maakt dat zommige - voorgegeven bebben, Uat man in "9 «Amhninfrbe g e Mangoftaans vind , doch de Favanen en Baleyers b bem voar haar, Munda , bet welkeen eetbare vrucht dr gevonden wert , waffende nergens dan op ’t booge en verre . afgelegene gebergte , in de ligte Dammar-boffeben. Aan- so gaande bet bout wert bet vermengt met Caju Maas, en >, aan gedaante der bladeren met bet Mangium Terreftre s daar bet nogtans drie verfchillende boomen zyn, > == Gebruik. By de Amboinezen beeft het in den buishouw > wel eenigzints plaats tot balkjes en platen, doch daar toe. nemenze maar de [me boomen , die nog geen man dikzyn, — avant de dikkere kunnenze wegens baare boornacbtige 14% (c Jlantie en fwaarte niet uit bet boftb baalen en bedwingeng = ^ echter klovenze die in lange flukken, waar van zy de fleelen tot haare Toranen en bylen maken. Indien bet dan de regte Malacca der Favanen en MaccafJaren is , zo wer- den van groote ftylen tot de Paleyzen baarer Konin- genen Princen gemaakt, die zy met een godlozen arbeyt. uit bet bofcb baalen, gelyk boven in 't Kapittel van Car- > bonaria prima gezegt is. Op Leytimor valt bet meeft in — 't booge gebergte van Ema, by dewelke bet gebruyktwert tot boute nagels aan de Corre Corren, die men anders van — ^ Sappan-bout maakt. Aan groote buyzen der Amboinezen ` ` wert bet tot Balen gebruykt , als mede tot fleutelsom de = gebinden aan malkander te begten , want bet is zodurabel ` — als Caju Nani, ook im de aarde. De Bimanezen gebru; ken zyne wortelen tot Ubat Saguweer „en noemen 't Ad- y joe Java, dat is Caju Java; ae : “a > ; i kaj : T Ch “o De dertigfle Plaat ` ` Vertoont een Tak van het Hoorm-bout z, of le Hul , 20 als die van Rumphius en de Inlanders Raise el, wel rein et rai ek ep LIV, em td vaat " ` e tw Zu befchreven ftaam, — = = a M - m ES jot XXVIII "A 27 dura criar. Ze N AS NUN ANN NU N N N WEGE ee aż 7 Gy SE SER 9. 7 N > SE URU OAK NNN Gs SN VER f HH o En, Ah ) Dy OS (Go TEN NY N N A JJ HE e 7 7 YA LEE TE ZA Z A R Ź 24227, SS 4 2 SS SSIS OTOZ SC RE a R EEE KS ZZ >> SSS ess KK M N N 777 IH LU f A MIG S > $ RRA HE MARK H A 17 ZA 7 v v. TIT, oe ccr gg e A gt, kl aan áll PW ee ee ee UR IV Bock. XXVIII Hoof. AMBOINSCH KRUYDBOEK. gi CAPUT VIGESIM. OCTAVUM. Mangium filoeftre; Mangi Mangi Utan. Er Mangi Mangi Utan, meo quidem judicio, tres r intelliguntur arbores , omnes cum vera Mangi quodammodo, convenientes: Prima eft Lignum Salis feu folium acidum , quod in fübfequenti defcribi- tur capite. Secunda arbor proprie Mangi Mangi mon- tana vocatur: Tertia ac filveftris, proprie Mangi Mangi, in hoc defcribetur capite, quam potius diver- fam puto arborem , unde & diverfum ipfi tribuo no- men , mos autem me jubet vulgarem fequi methodum. Arbor itaque hac truncum gerit humilem , incur- vum, finuofum, ac craffum, qui cortice obducitur nigro, rugofo, fiffo, craffo, & fragili. Truncus vero fefe mox dividit in paucos, incurvos, & craflos ra- mos, qui ramulos gerunt curtos fragilesque: .Folia duplicis funt forme , ut & ipforum ramuli; furculi enim teneri digitum crafli funt, rotundi, vel ex ro- tundo-plani, oris acutis , glabri, ac quinque pedes longi, ex quorum geniculis folia oriuntur bina fibi obpofita, que crucem obliquam exformant ; brevi- busque & craffis infident petiolis füpra fulcatis. Folium illud potius Canarii refert quam Mangi Mangi, eltque duodecim pollices longum, quatuor latum, in brevem definens apicem , fuperne glabrum, inferne autem nervus medius protuberat non acute, fed rotunde, vene transverfales incurvz ac finuofe decurrunt „ita ut intra majores ali: minores intricate fint , atque alternatim locentur, inferius protuberantes. Vetufta vero folia brevińra fnnt, feptem ac novem pollices longa, tres quatuorve digitos lata, quorum quzdam in brevem apicem , alia rotunde definunt ob- tufa & bifida , funtque craffa, fcabra, ac Mangi Mangi foliis magis fimilia, quam juniora ; inferius enim ma- gis funt anguftata, ac fuperius latiffima, fuperna par- te glabra & equalia, inferna vero vene majores maxi- me protuberant, qua rare funt, atque circa oras fi- nuofz , aliis tenuioribus interpofitis , nullum ordinem obfervantibus, in ramorum vero fummo locantur ar- &e fibi juncta & inordinata, faporis quam maxime amaricantis , nec fuccum emittunt, fi disrumpantur. Ex alis inferinrum foliorum longi excreítunt Íureuli, ex rotundo plani feu angulofi, firmi , inque horum furculorüm fummo bina progerminant foliola tenera linzuz-formia, fibi obpófita Y incurabentiä acfi vis- cofo oleo effent obduéta, quod digitis etiam adhz- ret, fi tangantur, quodque, fi tenerrima fint, in fu- | prema ipforum parte guttatim exfudat. Ubi vero talis obfervatur furculus , folium obpofitum plerumque a no » ramigue pars fuperflua nodofa feuggeniculata eft. Flores in laxis & extenfis progerminant racemis, in- equali modo decurrentibus , quorum unus fupra alium elevatus eft; flores vero primum oblonga funt capi- tula, fefe in flofculos aperientia inferius anguftatos ac breves , fuperius fefe in quinque parva & alba pe- tala extendentes , quz vero fenfim furfum incurvantur, odoris haud ingrati , in centro quinque adparent bre- via ftamina alba feu flavefcentia, in quorum medio piftillum erigitur longius, quod poft florum lapfum capitulo infidet & perfiftit. ; Fructus oblonge funt bacce oviformes magnitu- dine grani Tritici, quz putamini inclufz primo funt virides, dein aurantii coloris feu inftar Minii y fub tenui vero pellicula plurima reconduntur femina ni- gra polygona inftar arenularum. . Lignum illud Huffur feu Ligni Cornei refert , ad cu- jus genus & hanc refero arborem ; hujus vero lignum craffioribus conftat fibris, ac per longitudinem ftria- tum eft, duriffimum, cefuque difficile, fique recens incidatur, copiofa effluit lympha fubflava, & amarif- fima, quz etiam exftillat, licet poftes ad domum de- ferantur, unde recens adeo grave eft, fed tamen fa- cile exficcatur. Radices more Mangi Mangi fupra terram decur- runt, fed non elevatz , funtque multo craffiores , quodque plurimz fint denudate , cauffatur , quod he potiffimum arbores locis crefcant preruptis , atque Tom. III N olo XXVIII HOOFDSTUK. De wilde Mangie- Boom. DZ Mangi Mangi Utan werden driederley bóomeń verftaan, myns oordeels , alle drie met de regte Mangi Mangis kleene gemeenfchap bebbende. De eerfte is Lignum Salis of Folium acidum , in ’t volgen- de Kapittel befcbreven : "t tweede werd eigentlyk Berg- Mangi Mangi genaamt , en zal bier na volgen: dederde ` en eygentlyke bofch-Mangi Mangi, zullen wy bier be- Jcbryven , "t welk ik liever voor een byzondere boom wil bouden, en een byzondere naam geven; dog de gewoonte dwingt my de gemeene fleur te volgen. Het is geen booge nog regte, maar een dikke en bochtige ftam , bekleed met een fwarte , ruyge , geborftene , dikke, en brofje {cborffe. De ftam verdeelt zig ftrax in weinige kromme en dikke takken, en daar aan korte zeer beknopte, en brofJe ryskens , die kort afbreeken. De bladeren zyn van tweederley fatzoen, als mede baare takken , want de jonge /cheuten zyn een vinger dik „rond, of uit den ronden, platachtig , met fcberpe kanten ‚glad ‚en vyf voeten lang, daar aan [taan de bladeren in leeden, twee tegens mal- kanderen, en maken fcbuynze kruyffen , op korte dikke voe- ten, die boven gegeut zyn. N . Het blad gelykt beier na die van Canari dan van Man- gi Mangi, twaalf duymen lang , vier breed, met een korte fpits , boven glad , van onderen bwylt de middel- zenuwe verre uit ‚niet fcherp , maar rondachtig , de dwers- aderen loopen bochtig en verwerd, zodanig, dat tu(jcben de [ou nog andere mindere loopen , verwiffeld tegen malkander , en alle beneden uitpuylende. De oude blade- ren zyn korter, zeven en negen duymen lang , drie em wier vingers breed, zommige met een korte [bits ,zommige vooren rond , flomp ‚en gekloven „dik , ftyf, en de Mangè Mangi bladeren gelyker ‚dan de jonge ; want agter zynze Jmalft, en omtrent °t voorfte op °t breetft, aan de boven- zyde mede glad en even, aan de onderfte [teken de booft= aderen verre uit , die wat ydel flaan, en omtrent dekana ten bogen maken, met andere dundere daar tuffchen, die geen order houden , zy ftaan aan "t wytterfte der takken, digt ter malkander , en bouden geen order , zeer bitter vane Gi s en geven geen zap uit,als men ze afbreekt. Uit den Jcboot der agterfle blaadjes komen lange [cbeutjes voort, uit den ronden plat of kantig . ftyfs en even aan ^t woorfte dever Jcheurjes ter men de twee jong fte blaad- jes, als tongetjes tegen malkander geflooten, als ofze met een kleverige oly pi dn waren, t welk ook aan de vin- geren kleeft; en als ze nog kleen zyn, bebbenze voor aan een belderen drop van die oly. Daar een zulk fcheutje Staat , is gemeenlyk 't tegen overftaande blad afgevallen, en de refterende tak zeer geknoopt. De bloem komt voort aan ydele uitgebreyde dollen, dog wiens fłeelen ongelyk ru! zyn, te weten de een boven de andere verbeven: De bloemen zyn eerft langwerpige knopjes, daar uit werden kleene bloempjes , beneden een kort balsje bebbende, boven zig in vyf kleene en witte blaadjes verdeelende „dewelke eerft wat uitgebreyd Daag, maar met de eynden zig flrax wederom opwaarts krom- men , niet onlieffelyk van reuk; in de midden ziet men vyf korte draatjes, wit of bleek-geel , en nog een langer ck , "t welk na ’t afvallen der bloemen op een knopje aan biyft. EE ; De vruchten zyn langwerpig sem ey-formige befiën , in de grootte van een tarwe-korl in zyn bolfter , eerft groen, daar na oranje- of menie-verwig „onder een dun buydeken veel boekig Saz zaad verbergende, als zand-korls. Het bout gelykt wat na dat van Huflur of Lignum Corneum , onder wiens geflagte ik dezen boom brenge: Dog dit bout is eng od „in de lengte geftreept , zeer bard en moeyelyk om te kappen; als men 't verfch kapt, loopt "er overvloedig een geelachtig en zeer bitter water uit ,’t welk nog al duurt „al beeft men de Balen al na buys gedragen, waar door "t verfche zo fwaar werd, egter droogt ’t ligt op. m é : De wortelen lopen ook op de manier van Mangi et boven de aarde, dog niet boog, en gyn veel dikker , enda? 'er zommige bloot Zeg komt meeft daar door , dewył de- Ze — altyd aan [Lyle plaatzen groeyen , als Se dea $ HERBARII AMBOINENSIS LiberIV.cap XXVIII. folo adglutinatz quafi videntur , unde & facile per for- tiores eradicantur nimbos. Octobri floret, frućtus- que fubfequentibus maturefcunt menfibus. ` Nomen. Latine Mangium filveftre. Malaice Mang: Mangi Utan. Amboinice Watta Ewan. Ternatice Lo- laru Tomma Banga, que omnia nomina eandem for- tiuntur fignificationem. Amboinenfes vero Leytimo- ram inhabitantes præter hæc nomina alia ipfi etiam inponunt, uti Kinaméan, Inamëan , & Aymaan Abbar. Tantam porro cum fubfeqùenti Ligno Salis primo ha- bet convenientiam , ut multi hoc cum ipfa confun- dant, licet foliorum differentia ex fapore mox de- tegatur, illa enim Kineaméan amaricant, quum hec 'Ligni Salis feu folii acidi grate acida fint cum parva falfedine. ; Locus. Raro obcurrit, ac fere femper ad montium pedes declives & in locis preruptis, in Leytimorz vallibus caftello Viforie vicinis & circa Caju Puti oras, ubi montes in valles decurrunt in levibus filvis,, in altis enim ac denfis filvis non provenit, ` Ujus. Lignum ejus raro ad tigna adhibetur , cum adeo grave fit, ac difficulter cedatur, fi vero recti ejus obcurrant trunci, hi jufto ficcati modo ad zdi- ficia in ufum vocari poflunt, ad tecta nempe , non ve- ro ad folum , quum cito ibi putrefcat: Colorem gerit mellinum, illique Mangi Mangi fimile eft, ficcatum vero flammam facile concipit, fed totum in albos convertitur cineres, nullos relinquens carbones: Fo-' lia cum Curcuma contrita & forma Emplaftri albo incolarüm Cadel inpofita, vermes enecant atque in- fecta, - cauffe funt proferpentis hujus mali cutis- que defcedate. Tabula Trigefima Prima Ramum exhibet Mangi filueftris, | = "OBSERVATIO. ‘Manzi Mangi arbores a Valent, in Amboine deftript, pag. 222. itidem conmemorantur „dicitque decem harum obferyari ‚ fpecies; quarum unam fub No. LX. in Tabula exbibet, — — Ua, d — ^» M 1 lode e o ra aż nów Le AE a apák M CAPUT VIGESIMUM NONUM. Tölum acidum majus. Daun Aflam Befaar. Um binis precedentibus arboribus magnam“ quo- C que adfinitatem gerit Folium acidum , quod in majus ac minus dividitur, quorum primum hoc in capite defcribemus. Primo. Folium acidum majus feu latifolium mixtam ` liabet Huffuri & Mangi Mangi formam, non altum gerens truncum , paucosque emittens pingues ramos, MM pars fuprema quadrata eft ac viridis. Ejus olia funt magna, atque in geniculis per paria fibi funt cruciatim obpofita , fed rara, feptem & octo pollices longa, tres quatuorve digitos lata, in obtufum defi- nentia apicem, quorum quzdam funt rotunda & bi- fida, glaberrima, crafla , nullas notabiles gerentia co- ftas , que vero in inferiore parte parum protuberant, nervumque gerunt craffum medium fubtus acute tri- enum & maxime elevatum , ipforum fapor eft acidus quodammodo acidulus: Ex vulneratis ramis pau- cum exftillat lac flavum ac vifcofum , quod cito ex- ficcatur inftar illius Sefoot, rami autem intus molle dc fungofum gerunt cor. - . Ex foliorum alis ab utraque parte bini excrefcunt longi petioli feu furculi, gui-ante ortum medio vi- dentur adcubuiffe petiolo; funt enim plani , binas ge- rentes oras acutas , medius vero petiolus fulcatus eft, unde quadratus etiam eft. In vetuftis vero & adultis arboribus rami non amplius funt quadrati , fed parum ftriati, ramulique laterales plurimum funt rotundi & geniculati: Plurima etiam decidunt folia , reliquaque e multo de grond geplakt waren, daarom ook lichtelyk door een fterke wind uitgeworteld werden. Hy bloeyt in Oftober en de vruchten rypen in de volgende maanden. , Naam. In ’t Latyn Mangium filveftre. Maleyts Mangi Mangi Utan..- Amboin/cb Watta Ewan. Ter. nataans Lolaru Tomma Banga, alle van eenderley be- duydeniffe: Doch by de Amboinezen op Leytimor beeft by deze naamen, Kinaméan, Inaméan , en Aymaan Abbar, Voorts beeft by zulke gelykeni(je met "t volgende Lignum Salis primum, dat bem veele daar mede vermengen , boe- wel "t onder/cheyd der bladeren aan de {maak ftrax te vin- den is, zynde die van Kinaméan bitter, en die van Li- gnum Salis of Folium Acidum aangenaam zuur, met een Kleene brakkigbeyd. Plaats. Men vind hem SE: en fchier altyd in ^t bangen der bergen, aan [Lyle plaatzen, op Leytimor in de naafte Valeyen, aan t KE Victoria , en omtrent "t Caju Puti aan de kanten „daar de bergen afgaan na de Valeyen, onder ’t kreupel-bofch , want in booge en digte bojjchen wil by niet waffen. Gebruik. Het bout werd tot timmerhout «veini ge- bruykt , dewyl "t zo moeyelyk en favaar te kappen EP s als men regte [lammen vind, en. dezelve ter degen laat uitdroogen, kam men ze tot den buisbouso gebruyken , te weten tot "t bovenwerk, maar niet in de grond , waar in dit bout niet durabel is. Het is anders honingverwig , en gelykt Mangi: Mangi-bowt zeer wel; bet gedroogde brant ook wel, maar vervalt Veenemaal tot witte a(Jcbe zonder koolen na te laten. De bladeren met Curcuma gewreven, en plyfters-gewys over *t witte Cadel der Inlanders ge- flagen , dood de wormpjes of Infettjes , dewelke oorzaak zyns dat s zelve Cadel zo Voortteelt , en haare buyd xo mis- maakt, De een- en dertig fie Plaat Vertoont een Tak van het wilde Mangie. AANMERKING _ De Mangi Mangi-boomen werden by Valent. in de Be Sebryving van Ambon op pag. 222. mede vermeldt, alwaar, hy zegt dat “er wel tien zoorten hier van gevonden werden, waar van hy "er een op de Plaat m s Men cn co KN m enim Eo mn A X XXIX HOOFDSTUK | Groot Suur-blad. + i NZ heeft met de beyde voorgaande groote gemeen- N Jcbap bet Folium Acidum, bet welk verdeelt wert — … in grooten kleenbladig , waar van wy 't eerfte in dit Kapittel og i zullen. Eerfielyk: Folium Acidum ’t eerfte of grootbladige s heeft een gemengde gedaante van Huilur en Mangi Man- gi, niet boog van. dant, met weinige vette takken , wel- kers voorfte deel vierkanten groen is. De bladeren zyn groot, [taan in leden tegen en over malkander int kruiss dog weinig int getal , zeven en agt duymen lang, drie ` en vier vingers breed , met een ftompe [pits , aan zommige rond en in twee gekloven, zeer glad, dik „en zonder mer-, kelyke adertjes, die aan de onderfte zyde eem weinig uit- Jteken , maar met een dikke middel-zenwwe, die beneden driekantig fcberp is, en verre uitfteekt; de fmaak is zuur- achtig , dog een weinig na den brakken trekkende; uit de gequetfte takken loopt een «veinig geele en kleverige melk , die baaft opdroogt als die van Sefoot , bebbende de takken van binnen een week en voos bert. E Uyt den fchoot der bladeren komen aan weerzyden ande- re lange Deelen of ryskens, dewelke fchynen voor baar uitkomft tegen de middelfteel-aangelegen te bebben , want zy zyn plat, met twee fcherpe kanten, en aan de delfte fleel ziet men een geut , waar door dezelve vierkant werd, Aan de oude. vokwa(jene boomen, ziet men de takken niet meer vierkant „maar flegts een weinig gerit, en de zyde-taxkens meeft rond geknoopt of goleed > , mee onder No, LX, vertoont. , — PE = Zad. XXXI SSS SS TSS === NS OR A MI MW A Die U RU NIH NM UND = RES SS === == <= == U N BEE Ku Sa ww <= SS Yt; A, WODA, UNA) WOŚ Tab. XXXI 7 P 4 7 IV Boek. XXIX Hooft. AMBOINSCH KRUYDBOEK: so multo minora funt quam in antecedentibus feu junio- ribus arboribus, immo quadam haud multo majora Gnemonis folio, craffoque fuo petioló parum retro- flexa funt. & a fubfequenti parvifolia non facile di- ftingui poffunt nifi craflitie & {cabritie. Loco deci- duorum foliórum parva excrefcunt capitula viridia, fuperius lata, & cruciatim in quatuor divifa fegmenta, sue fefe parum aperiunt in quatuor firma petala, quamofa , flofculi formam reprefentantia , que in cen- tro capitulum gerunt, quod in fructum excretcit , bi- norum vero iftorum capitulorum fibi adcumbentium unum tantum ad maturitatem pervenit. Fruétus pruni magnitudinem obtinet, nunc rotun- dus, gibbofus „ ac tuberofus , nunc pyriformis ac fupra umbilicatus, diu colorem fervans viridem inftar pomi, dein vero rubefcit: Carnem intus continet lentam & fuccofam , plerumque acidulam , per matu- ritatem odorem fundentem pomorum quafi femi pu- tridorum , quz cruda quodammodo edulis eft, in cujus centro glebe quadam oblonga continentes fe- mina inftar illorum Cucumeris locantur; ita ut om- nes hujus arboris partes acide fint, tenera vero ju- niorum arborum folia quam gratifiima funt fere inftar vere Acetofe, vetuftarum vero magis amara funt ac proinde ingrata: Fructus etiam adeo tarde mature- Ícunt, ac tam rari funt, ut fumma licet quis utatur patientia, vix tales inveniantur. Tai. Trunci cortex tenuis eft, externe fulcus inter- mixto cinereo colore, interne flavo ac vifcofo re- fertus fucco. Lignum flavefcit feu'ex flavo vitelli- num habet colorem , circa meditullium fungofüm , ra- diatum „ac volvulis incumbentibus diftinćtum ; uti am- bo przcedentia, fed tenuius ac folidius eft hoc lignum illo Huffuri , gave porro elt ac durum. Superiores fupra terram denudatz elevantur radices , uti in Man- gi Mangi , binorum digitorum craffitie, non autem nigre nec finuofz , fed cinere , magisque rotunda & glabre, ac magis & longius tenf& , ita ut iis infiftere poffimus. Nomen. Latine Folium acidum majus & Arbor acida major. Malaice Daun Allam feu Caju Affam Befaar. Amboinice in Leytimora Lauwafin & Tammala/fin , h. e. folium acidum ob ejus faporem: In Hitoea £y- EN & Eylautafi , utraque nomina cum cognomine Ela vel Befaar , h. e. foltum majus vel acidum ab ejus fubfequenti ufu, & ad diftinétionem fubfequentis mi- noris fpeciei: Ternatice Majurat , in Luhu e e & Ufasye, quod nomen commune eft cum fuble- quenti parvifolia arbore. e Locus. In Amboina obcurrit tam in planitie circa litora, quam irfmontibus, ubi potiffimum crefcit ac prefertim in Leytimora circa Sojam ad montium pe- des ut & ad oras filvarum levium arboris Caju Puti. In Gelolo quoque crefcit in montibus , ubi aqua ftagnat pluvialis, ac paludes funt, unde & quidam hanc ha- bent pro fpecie Mangii filveftris , de quo in preceden- ti fuit actum capite, quodque non ita elevatas gerit radices; arbor autem eft, que loca amat frigida. Ufus. Hoc lignum tigno inutile eft, quum cafu nimis durum fit , nec red pali ex hoc formari poffint, adhibetur autem aliquando ad poftes zdium filve- ftrium, que non diu durabiles effe debent: Vulgus ejus folia pifcibusadcoquunt, ut condimenta fint acida, fed defectu meliorum foliorum: Ternatenfes Gelo- lum inhabitantes contufas hujus arboris radices; ac cort- ticem Saguero infundunt potui, quem bibunt, ante- quam ad pugnam eant, ut eo magis excandefcant, unde Saguerus potus acidulus eft. Amboinenfes belli temporibus in montibus occlü- fi, ita ut aquae marine adcedere nequeant, ad hanc refugium füum querunt arborem , cujus li- gnum , ramos, ac folia in cineres comburunt , quibus aquam adfundunt, quam filtrant , que ipfis infervit pro aqua marina ad cibos , ubique enim hzc arbor ad montium declivia.loca eft obvia. In Ternata hec queque arbor vocatur Panawa Kula, quo alioquin nomine denotatur Frutex aquofus Femina, eftque vulgare Oebat Sagueri apud Alphorenfes Ge- ; lolum inhabitantes. Tabula Trigefima Secunda Ramum exhibet Arboris atide majoris. Ubi Litt. A, cjus fruétum feparatum oftendit, - Tom. IH. CAPUT meefte bladeren vallen dan af, de overige zyn veel kleen- der dan de boven[laande , ja zommige veelgrooter dan een Gnemon- blad, met haar dikke voetjes, een weinig ag- terwaarts gebogen, van de volgende kleenbladige niet wel te onderjaheiden dan in de dikte en tyvigbeid. Inde plaats van de afgevallene bladeren, konien kleene groene Knopjes voort , voren breed, en met een kruis in wieren verdeelt, dewelke zig een weinig openen in vier ftyve blaadjes of Jcbulpjes, dewelke de gedaante van een bloempje maken, in de midden met een knopje „waar uit de vrucht werd, en van de twee knopjes, die tegen malkander ftaan , komt maar een tot perfectie. De vrucht is in de grootte van een pruym, zommige rond, dog bultig en beuvelacbtig , zommige peerformig ; en vooren met een kuvia > langen tyd appel-groen , daar na een weinig reod. Binnen bebbenze een vochtig en zeer taay vleefch, meeftentyd zuuracbtig , in de rypbeid ryns en riekende „als half verrotte appelen , eenigxints bequaam om raauw te eeten , in de midden met eenige klonteren van langwerpige korls als Komkommer-zaden , zo dat alles zuur is, wat men aan dezen boom vind; zynde de jonge blade- ren aan de jonge boomen bet aangenaam/ft , fchier als rechte zuuring , maar aan de oude boomen werdenze wat bitter, en dierbalven onaangenaam; ook rypen de vruchten 26 langzaam, en de boom draagt zo zelden „dat ’t patientie- werk is een rype vrucht te vinden. De hors des ftams is niet dik ‚van buyten bruin met pa gemengd, van binnen vol geel en kleverig zap. et bout is geelachtig of liever bleek doorn-geel , rondom >t middelfte vooze kleene bert geftraald , en met zyne role len boven malkander , gelyk de beyde voorgaande, do fonder en digter als "t Huflur, mede fwaar en bard. e bovenfte wortelen [laan boven de aarde bloot, gelyk aan de Mangi Mangi, in de dikte van Sauciezen, dog niet [wart nog bochtig ‚maar graauw ‚ronder „en evener rechter en langer ge/pannen , dat men daar op Baan kan, Naam. Jn ’t Latyn Folium Acidum majus en Arbor Acida major; Maleyts Daun Aflam of Caju Afam Befaar. Amboin/ch op Leytimor Lauwafiin en Tamma- laffin, dat is zuur-blad , wegens zyn fmaak. Op Hitoe Eytafli en Eylautafli, beyde met een toenaam van Ela of Befaar, dat is groot-blad of zout-blad , van zyn volgens de gebruyk, en tot onder/cbeyt van "t volgende kleenhla. dige. Ternaats Majurat , op Lubu Keflasye en Ufläsye, een naam, gemeen met "t volgende kleenbladige. Plaats. Men vind bem im Amboina, xo op de vlakte omtrent de ftranden , doch meerendeels in 't gebergte, en voornamentlyk op Leytimor omtrent Soja, in ’t bangen der bergen en aan de kanten van Caju Putis lichte bof- fcben. Op Gelolo mede in "t gebergte daar "t regenwa- ‘ter [taan blyft, en Moeraffen maakt, daarom zommige bet voor een zoorte van Mangium filveftre bouden , waar van in ’t voorgaande Kapittel , en "t welk zo veel uitfte- kende wortelen niet beef > Immers 'tis een boom, dié koude plaatzen bemind. Gebruik. Dit bout is onbequaam tot timmerwerk , dé- wyl bet te bard is om te kappen, en men niet veel regts daar van bebben kan, alleen word ’t zomtyds tot ftylen van bofcb-buyzen gebrwykt , die niet lange beboeven te duuren. De [legte luyden kooken de bladeren by de vis. feben, om de zaufe zuur te maken, dog mede by gebrek van beter bladeren. De Ternatanen op Gelolo doen de gekneusde wortelen en fcbor[Je in de Sagueer , die de drinken als ze willen uit vegten gaan, zo ze zeggen, om quaad te werden,gevende de Sagueer een ryn/cben fmagk. De Amboinezen by oorlogs-tyden in "t gebergte beflooten zynde, datze by 't zee-water niet konnen komen, nemen baar toevlugt tot dezen boom, deszelfs bout, takken, en bladeren tot a[Jcbe verbrandende, daar ze dan water op ieten en doen kleynzen , bet welk bun voor zout-water tot de koft verftrekt, want zy konnen dezen boom over al in 't bangen van 't gebergte krygen. Men noemt ’t ook in Ternaten Panawa Kula , bet welk anders de naam is van Frutex aquofus Femina , en is een ordinarie Oebat Sagucer by de Alpboerezen op Gelolo, De twee- en dertig ffe Plaat Vertoont een Tak vän de groote Zrute. boom, Alwaar Lett, A, een byzondere vrucht aanwyttz H 2 BAR, 6 HERBARII AMBOINENSIS LiberlV.cap. XXX. CAPUT TRIGESIMUM. Folium acidum minus. Uffasye. Arvifolium acidum haud multum differt a latifolia, E guum vero a vulgo pro peculiari habeatur arbo- re, atque in diverfis crefcat locis, hinc peculiari- ter hic eam defcribam. Subdividitur iterum in majorem ac minorem fpeciem, differentia autem potiffimum in fructibus confiftit, unde & fub eadem forma hos de- fcribam. Arbor magnitudinem ac craffitiem Limonii acidi obtinet: Rami dividuntur in binos ac binos ramulos fi- bi obpofitos, qui ex fufco-rubente obduéti funt cortice, cumque fubfequenti pari crucem efformant, atque in junioribus arboribus fuperius quadragoni funt , ita ut; ubi bini laterales excrefcunt ramuli, femper magis plani fint reliqua parte, funtque porro in ampla ge- nicula divifi: tus folia infident cruciatim fibi fem- per obpofita: UE illa Gnemonis referunt, funtgue craffa, glabra, füperiusque nullis fere protuberanti- bus coftis pertexta, nec medius etiam nervus protu- berat, qui fulcum fere efformat: Inferius vero hic acute protuberat, non autem cofte , que obliquis finibus antrorfum excurrunt, binaque ac terna folio- rum paria uni infident ramulo. Inferiora vero funt rotundiora & latiora, quatuor vel quinge pollices longa, tres quatuorve digitos lata, plerumque finuo- fa ac rugofa, fuperiora fex feptemve pollices longa funt, tres lata digitos, magisque extenfa & glabrio- ra, omnia breviffimis infidentia pedunculis, faporis acidi inftar Jambofarum haud ingrati. Majoris fpeciei fructus majores funt Limone Nipis, ex rotundo plani, fuperius atque inferius profunda compreffi fovea, ad latera gibbofi, externe viridem pomorum gerentes colorem ; fub tenui & lento cor- tice fuccofa reconditur caro per maturitatem mollis & aquofa inftar maturarum uvarum, repleta autem eft ingenti congerie tenuium ac planorum feminum inftar majorum Cucumerum, fed latiora funt, cine- rea, & granulofa, carnique firmiter adharentia , que proinde exfugenda funt, numero denario plerumque obcurrunt elevata, lateribus fibi invicem adhzrentia, uz fimul binas tresve formant minores glebas : Fru- €tuum fapor eft acidus, fed in maturis qui poft lapfum mollefcunt, grate acidulus fere inftar uvarum pene „maturarum , dentes autem inde non hebefcunt. Minoris fpeciei folia funt pinguia & glabra, bina aria in ramulo, que nullas exhibent notabiles venas: mmo vix nervus medius fubtus adparet , funtque vix quatuor pollices longa, binos lata digitos. Fructus minorem Limonem Nipis refert , ex rotundo planus, externe ex flavo viridis „interne dura & acida repletus carne , in qua quatuor vel quinque locantur officula inftar illorum Blimbingi. Utriusque fpeciei radices plurima füpra terram ele- vate ac nude adparent, uti in precedente inftar chor- darum tenfe, pollicem feu binos digitos crafle, Nomen. Latine Folium Acidum minus: Utreque etiam haud inproprie Acetofe arbores appellari poffent. In primo meo inftituto Arbor Frigoris mihi deceba- tur, dum arbor fit acida ac frigida, que in frigidis creícit locis, ac tam tarde ejus maturefcant fructus: Verum nomen Malaienfe huc usque ignotum eft , quin vocaretur Caju Allam Daun Kitsjil : In Huamohela vocatur proprie Uffasye, ac male Ke/Jasye , quod no- men cum przcedenti commune eft: In infulis Xula- fenfibus Funi vocatur. ; Locus. In Huámobela feu parva Cerama obcurrit , lurimum circa Combellum & Lubum , item in infula ulabefi: in Amboina ipfa ignota eft. Ufus. Fructus maturi habentur, quum fponte de- cidunt, qui crudi edules funt ad fitim fedandam, fa- poremque uvarum habent fere maturarum , dentes au- tem non hebefcunt ab ipforum ufu. Cereri ex ar- bore dependentes pifcibus adcoquuntur , ut condi- mento ac jufculo gratum concilient faporem acidum, uod & folia adcoCta preftant: Plurima autem ip- fnm pars muria conditur inftar inmaturarum Oli- varum, cumque cibis editur. Arboris XXX. TTO ODS TUR Kleyne Suur-Boom. Et kleenbladige Folium acidum verfchilt zeer wet: H nig van "t grootbladige, dog dewyl ’t de gemeene man voor een byzondere boom houd, en by in ver. febeyde Landen groeyd , zo zal ik bem bier in "t byzonder befchryven. Hy werd verdeelt in een kleyne en groote z00rte , zynde 't onderfcheid meeft in de vruchten te zien, dierbalven ik ze onder een gedaante befcbryven zal. De boom is in de grootte en dikte van eenzuure Lemoen- boom: De takken verdeelen baar in twee en twee ryskens tegen malkander , met een bruyn-roode fcbor[Je bekleed , die met "t volgende paar fchier een kruys maken, en aan de jonge boomen na vooren toe zynze wat vierkantig , zo- danig dat daar de twee zyde-takjes [taan , altyd platter zyn dan de twee andere zyden, en voorts in wyde leeden verdeelt: Daar aan fłaan de bladeren ook twee tegens malkanderen im 't krwys , dezelwe gelyken die van Gnemon, dikachtig en glad, aan de bovenzyde fcbier zonder uitfte- kende ribben, en de middel - zenuwe buylt ook niet uyt; makende fcbier een voorn. Aan de onderfte buylt ze fcherp uit. maar de ribben zeer weinig , en loopen met [chuynze bogten na vooren toe, met twee a drie paren aan een ryss ken. De agterfte zyn ronder en breeder, vier en vyf duy- men lang , rond toelopende , met een korte /pitze , drie en vier woer, breed , gemeenlyk «vat bochtig y rimpelig. De voorfte zyn zes en zeven duymen lang ; drie vingers breed, meer uitgebreyd en gladder , alle op zeer korte ac: , van finaak zuuracbtig als Famboezen , niet on- ieffelyk. | De vruchten van de groote zoorte zyn ruym zo groot als een Lemoen Nipis, wit den ronden plat , boven en onder met een diep kuyltje, en aan de zyden wat bultig, van buyten appel-groen. Onder een dunne en taaye Jebel leyd een vochtig vleefch, in de rypheid gantfch week em waterachtig , gelyk rype druyven, maar is vervult met een groote klomp van dunne en platte zaden , fcbier als van groote Komkommeren , dog breeder , graauw en korrelig, daar aan °t vleefch vaft bangt „en men dierbalven afzui- gen moet , men telt "er gemeenlyk twaalf , en [taan over- eynd, met de zyden tegens malkanderen gevoept , en twee of drie klompjes uitmakende.. De fmaak is zuur , dog in de rype; dewelke nat afvallen week zyn , aangenaam ryns, Jcbier als druyven dieeten naaften by ryp zyn , en maken de tanden geenzints eggerig. De bladeren van de kleine zoorte zyn'mede vet englad, twee paar aan een taxken, daar aan men geen aderen be- kennen kan , ja qualyk de middel - ribbe van onderen, febaars vier duymen lang en twee vingers breed. De vrucht is ‘als een kleene Lemoen Nipis, uit den ronden plat, buyten geel-groen, binnen met een bard en zuur vleefch, en daar in vier a vyf koris, gelyk die van Blimbing. | De wortelen van beyde zoorten , [taan met meenigte bloot boven de aarde, gelyk aan 't voorgaande , uitgerekt als fnaren , in de dikte van een duym of twee vingers. Naam. In ’t Latyn Folium Acidum minus. Men zoude ze ook alle beyde niet qualyk konnen noemen Ace- tofa Arbor. Jk beb bem ook in myn eerfle ontwerp ge- naamt Arbor Frigoris, dewyl °t een zuure koudaardige boom is, op koude plaatzen groeyd, en zyne wrucbten 20 langzaam ryp maakt. De rechte Maleyt/che naam is nog onbekent , of men moeft bem noemen Caju Aflam Daun Kitsjil. Op Huamobel eygentlyk Uflasye en qualyk Kes- fasye, gemeen met bet voorgaande. In de Xulafe Eilan- den.noemt men bem Funi, Plaats. Men vind bem op Huamohel of kleen Ceram, mee omtrent Combello em Luhu : Item op "t Eiland Xulabeffi, op Amboina is by nog onbekent. Gebruik. De vrucbten werden voor typ gebouden als ze van zelfs afvallen, die men raauw kan eeten om: den dorft te verflaan „van fmaak als druyven , die ten naafien by ryb zyn, en maken de tanden geenfints eggerig. De andere „die aan den boom nog bangen „worden by viffcben ekookt , om de zop een aangenaame zuurte te geven, ge- lyk men ook met de bladeren doet.: Het meeftendeel werd ingepekelt als onrype olyven, en tot de kofi gegeten. Het AYA ład | D XXIII N > : | UB N IV. Boek. XXXI Hoofiff. Arboris lignum durum eft aptumque bipaliis: Ra- dices fupra terram elevate ad Oebat Sagueri adhi- bentur, ut & trunci cortex , ficuti de precedenti fupra fuit dictum , ille vero Saguerum neutiquam amarum reddunt , uti verum Oebat Sefoat , fed ipfi gravem addunt acorem cum parva adftrićtione , un- de nec facile acefcit. Tabula Trigefima "Tertia Ramum exhibet arboris, quae folium acidum minus Rumpbié vocatur. A. Ejus radices fupra terram elevatas repreefentat. B. Veio fructum. AMBOINSCH KRUYDBOER. 6: Het bout is bard, en bequaam om bandfpaaken daar van te maken. De wortelen die boven de aarde ftaan, werden gebruikt tot een Oebat Sagueer , als mede de Jcbor[fe des ftams , gelyk boven van 't voorgaande gezegt is. Zy maken den Sagueer geenfints bitter, gelyk °t op- rechte Oebat Sefoat, maar geven bem een barze ryns- beid, met een kleene adftriétie, en laten bem niet ligt zuur werden: De drie- en dertig [le Plaat Vertoont een Tak van een Boom, welke het Heyne zuur: blad van Rumphius genaamt wert. | A. Vertoont deszelfs wortels, zo als die zig boven de aarde vertoonen. B. Deszelfs vracht, CAPUT TRIGESIM. PRIMUM. Lignum Salis minus. Aytaffi Ketsjil. Ignum Salis minus ab utrisque antecedentibus ar: L boribus differt, que ab Hitoenfibus etiam tan- quam lignum Salis habentur , illud vero rectum, fed tenuem gerit truncum , ramique viciflim terni ac terni divifi funt, quorum bini laterales medio adcu- buerunt, funt autem rotundiores ac firmiores quam recedentium. Folia fibi invicem cruciatim funt obpofita ‚fex fep- temve digitos longa, binos ac binos cum dimidio la- ta. In junioribus arboribus hec acute & fubtiliter dentata funt, ita ut fere fpinofa fint, in vetuftiori- bus vero rara iftorum dentium adparent veftigia; funtque porro crafliuscula , glabra, & fplendentia; nul- las notabiles gerentia coftas transverfales , funtque Ylä rara in ramis, faporis fatui, igni injecta ftrepi- tum inftar falis excitantia, unde & nomen fortita eft hzc arbor. cnine cortex ruffus eft & punctatus; Li- um vero albicat, durum, & folidum eft: Radices upra tefram quoque elevantur , uti in precedentibus, fed non ita frequenter. | : Nomen: Latine Lignum Salis minus. Hitoenfibus Aytafi & Aylautafß Laun Maun feu Kitsjil , quod idem denotat, Tafi enim Hitoenfibus fal fignificat. Locus. In Hitoenfi crefcit regione tam circa litus quam in ipfa regione, fed ubique in humidis folis, per quz rivuli decurrunt. Ufus. Lignum ‘non peculiarem pr&bet ad tigna ufum: JEthiopes ejus folia urunt circa infantes; quus hi variolis laborant confluentibus cum duris pu- ulis, qua ipfis Sackit Catjang vocantur. XXXI HOOFDSTUK. Kleyn Sout- Hout. HE kleenbladige Lignum Salis verfchilt van de twee voorgaande: By de Hitoeëzen mede voor li- . gnum Salis gehouden, dit beeft een rechten doch niet dikken ftam, de takken verdeelen bum met beurten drieen drie, waar van de twee ter zyden tegens den mid- delften aangelegen bebben, doch zy zyn ronder en ftyver dan aan de voorgaande. De bladeren ftaan ook tegen en boven malkander in ’t kruys , zes en zeven duymen láng , twee en twee en een balf breed. Aan de jonge boomen aan de kanten fyn en Scherp getand , bykans ficekelig , dog aan de oude boomen ziet men "er weinig overblyfzels van; voorts dikacbtig , glad, en glimmende, zonder merkelyke dwars - aderen , weinig in *t getal aan de takken, wan fmaak fmets, in ’t wuur kner/Jenze als zout , waar van ze den naam hebben. De fchorffe is ros en gefpikkelt. Het bout witachtig y bard, en digt. De wortelen [taan mede boven de aarde, gelyk aan t voorgaande , dog zo veel niet; Naam. In * Latyn Lignum Salis minus. Int Hietoeës Aytaffi en Aylautaffi Laun Maun of Kitsjil, van de- zelfde beduydenifje, want Taffi in ’t Hitoeës is zout te zeggen. laats. Hy waft op 't Hitoeéze Land, zo wel om- trent de ftrand als Landwaart in, dog over al op vogtige gronden , daar kleene rivieren loopen. Gebruik, Het bout beeft mede geen zonderlyk gebruyk in "t timmeren. De Mooren branden de bladeren omtrent baare kinderen, als dezelve de kleene pokjes hebben, uit harde puyften beftaande , die ze Sackit Catjang noemens - CAPUT H 3 XXXII. 62 HERBARII AMBOINENSIS LiberIV.cap. XXXII, CAPUT TRIGESIMUN SECUNDUM. Dlet. Let eft arbor forma & magnitudine magno Limo- nio fimilis , cujus truncus quoque eft angulofus , & cinereo obductus cortice , inftar illius Limonis & Cofafi, qui fauciatus lentum emittit fuccum inftar Papede pultis, qui vero mox exficcatur in aromati- cam fubítantiam. Folia brevibus infident petiolis fimplicia & inregu- laria circa ramos illis Citrii fimilia, qua in juniori- bus arboribus firmum gerunt apicem , ad oras profunde dentata funt, inque fpinofos apices definentia inftar Rusci, funt porro glabra, firma, & fubtus flavefcen- tia, ubi & intermedia coftarum interftitia venulis cancellatis pertexta funt uti in Varinga, quinque fexve pollices longa, binos lata, quz in vetuttiori- bus arboribus minora funt, nec veftigia fpinofarum orarum gerunt, ac folummodo in firmum & acutum apicem definunt. | Menfe Majo parvos brevesque excrefcunt juli, ex uibus albi progerminant flofculi , quos pufilli in- equuntur fructus fimplices, baccis minoris Varinge fimiles,feu paulo magis oblongi , primo virides , dein nigri, intus nucleum gerentes mollem , edules vero funt tam crudi quam cocti inftar Catjang. Recens arboris lignum vitellinum gerit colorem , ad oras fu- pra memoratum vifcum exfudans, ficcum vero fla- vum eft fere inftar Buxi, tenuibusque conftat fibris, eftque folidum , grave, fufcis ac nigricantibus macu- lis, punctis, ac venulis hinc inde variegatum , in aliis vero locis non ita. Sepe etiam excavatum eft, cario- fum , atque emortuis corruptum plagis , precipue cir- ca ejus cor in vetuftis arboribus, rare enim obcur- runt incorruptz , quodque mirandum videtur , licet li- gnum hoc adeo fit durum ac folidum , nequaquam ta- men durabile eft , ac facile coffos generat, atque cariofum eft ab abundanti forte fucco, quo refertum eft ac lente exficcatur. $ Expertus fum lignum hoc crefcente luna cæfum non. tantum poft aliquod menfes coflos generare , fed in ipfo recenter cefo hos detectos fuiffe; ro cedendi hoc lignum tempus € CH uumque'fru&tus maturi funt, tumque arbor ad dimi- =" cedenda eft , talique modo per aliquod tem- pus fibi relinquenda , ut ejus fuccus exftillet, Nomen. In Amboina nota eft hec arbor nomine Ulet , Ulete & Ayulet. In Boerone Ulit, in Ternata Lemo Temo. : Locus. In Amboina ignota eft „nec crefcit nifi una alterave in Hitoes ora, majori numero obcurrit in parva Cerama feu Huamobela , ubique non longe a li- tore in locis faxofis. In Boerone & Gelolo quoque cre- fcit. Ufus. Hoc P pun ad tigna raro adhibetur, quum vix recta ex ipfo formari poffint fegmenta & tam cito utrefcat, Ceramenfes tamen & T'ernatani illud fole- KE adhibere ad zdium poftes, fi dicto cefum fit modo; fic enim non cito coffos generat, diu folidum eft, durum, grave, ac durabile, unde & hoc lignum intra dimidii anni fpatium in ufum non eft vocandum, tum quoque tornioncs ex hoc cubilia formant, ap- tum etiam eft ad fecurium manubria, ut &-ad an- choras ligneas parvorum navigiorum ob ejus pondus. Tabula Trigefima Quarta Ramum exhibet arboris, que Ule? , & Lemo Lemo incolis vocatur x gk arboris ramulum reprefentat, cujus folia dentata unt, CAPUT ptimum ve-— ASAR EEA) F DOS TUR Ulet = Boom. D Let is een boom van gedaante en hoogte de grooté Limoen-boom gelyk, de flam mede wat boekio met een evene graauwe fcbor[fe , gelyk die van Le. mon en Cofaflu , welke gequetft zynde een taaye voch- tigheid uitgeeft, gelyk Papeda , die flrax opdroogt in een kruydacbtige fubftantie. De bladeren ftaan op korte fleeltjes , enkeld en zonder order , rondom de takken , die van Citroenen gelyk , aan de jonge boomen met een [tyve fbitze , aan de kanten rof ge- tant „en in flekelige /pitzen eyndigende , gelyk de Nan voorts glad , ftyf , en van onderen geel- groen, alapaar- men de t«u[Jcben - plaatsjes van de Vibes dooraveven viet meb kleene adertjes ,ruytsgewys gelyk aan de Waringen vyf en zes dwymen lang, twee breed; aan de oide boo: men zynze kleender , zonder litteeken, van de fieekelige kanten , alleenlyk met een ftyve en Jeberpe /pitze. ; In May gewint by kleene korie kattekens , daar aan kleene witte bloemen voortkomen, daar op volgen kleene vrucbten , enkeld bangende , de befién van de kleene Wa- ringen gelykende , of wat langwerpiger , eerft groen, daar na /wart, van binnen met een zagte korl „die men eeten kan, zo wel raauw , dog meeft gekookt, als Cat- jang. Het ver/che bout is doorn-geel , en aan de kanten "t bovenftaande flym uitgevende , maar befterft bleek-geel, bykans als Bux-boom , fyndradig , digt en favaar , met bruyne of [wartachtige plekjes , puntjes en adertjes bier - en daar gefpikkelt , op zommige plaatzen niet. Het is dikwils ook bol, vergaan, en met dootfche vlekken ge- Jcbendt, byzonder omtrent het bert aan de oude boomen, want men vind ze weinig die gaaf zyn. Ook dat te vers wonderen is , boewel dit bout zo bard en dik fcbynt , is ` nogtans niet durabel , maar gewind zeer ligt wormen „en vermol/emt , mifJcbien door de veele vochtigbeid „die daar in fleekt , en langzaam opdroogt. ps Ik beb ervaren , dat dit bour ekapt y niet alleenlyk na eenige maanden wormftekig word „maar dat men rnb im > feb gekapte wormen gevonden beeft; de befte tyd om te kappen is by afnemende maan, en als de vruchten ryp zyn, en dan moet men. den boom maar half doorkappen , en alzo een tyd lang laten ftaan , datde vochtigheid ter degen uittieffert. Naam Hy is in Amboina bekent met den- naam van Ulet, Ulete, en Ayulet. Op Boero Ulit, im Ternaten Lemo Lemo. | Plaats. Op Amboina is bet onbekent ,bebalven weinige op de Kult van Hitoe: In meerder quantiteyt is by op kleen Ceram of Huamohel, over al niet verre van ftrand, ad 't wat fleenig is. Hy waft mede op Boero en Ge- olo. | Gebruik. Dit bout werd tot timmeren weinig gebruikts om dat men weinig regts daar van bebben kan en zo ligt vergaat: Echter de Cerammers en Ternatanen plegen é tot flylen van buyzen te nemen , als "t op voorfz. maniere gekapt werd, want als de «vorm niet ten eerften daar in komt, zo blyft "t daar na gaaf , fwaar „en durabel , daar- om men dit bout binnen een half jaar tot geen werk ge- bruyken xal , als dan maken de DS ook bed-ftoelen daar van; 2015 "t ook zeer bequaam tot Deelen van by- len, als mede tot bouté ankers van baare kleene lichte Vaartuygen , wegens zyne fwaarte. ED. vier- m dertig fle Plaat Vertoont een Tak van de Ukt-Boom, die ook Lemo Leg by de Inlanders genaamt wert. A. Wyft aan een Takje van een jonge Boom , welker bladen nog getant zyn, XXXIII Pag. 62. "A YA fa | SS N En Y E EL PLLK n NS W NS NS N ELÄESSÄ Nh - CEE | d ` d N N Tab. XXXIV. N We N NU N NI NUU N NOS Jom. HI. z = (ŻE zs EG fis: zj MA A H D N N G 7 Y , TAN ÉS e? S NNN XX SSS N SS N N SSS UD N N NN N N N N N SN SS N N S N SS | \ W \ \ N W N N NN RU N N N Z i N N A ZA 7 27 7 z ZA A — — Zi 77 Uf N AL HF: f} 7777, HH DH 07 d N > aa: HA YA N MUN N S NN AN SS AN SS AES ZEE P ZZ HH 12227222 27 A N = SS (< 44 d 2 <= = NN S Ü HA NS N A th N 7 N = S 7 A N N N NU ES SER SSS SS RU 0 N U N A ATOR IT GH H A UŁ 72 7 7 77 7 GG M, 7 I G SS JH J 77 H jj / if j 4 7 N SS SS SS d Y I 72 E SS N U N NN N U TEE ZEN > SA 028 SS 22 II 355 ESSAS N 227 za Ge N ES RAN N 25 ASS NN ech? U ÓN I U N NX SI ISIN IS UN N NU U N N = SS S N NS = Ze === 4 27 N SS SNS N SN == UU = SSS Tone. TIL. a IV Bock. XXXIII Hoofif. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 6; CAPUT TRIGESIM. TERTIUM. Lignum Eurinum, Aytimul. a Ytimul humilis eft arbor, haud multo altior Li- monio , fed ejus truncus paulo craffior eft: Ejus folia conveniunt cum illis Mangii Cafeolaris feu Waccat , funt vero paulo oblongiora & flaccidiora, fuperius lata, inferius anguftata, inferiora vcro funt breviora & rotundiora, cumque illis Waccat penitus conveniunt , fubrotunda nempe , que vero in ramorum fummo excrefcunt, anguítiora funt & acutiora, ve- tuftis Eben! foliis fimilia, fique ficca , fuperius nigri- cant, inferius cinerea funt. Vulneratus trunci cortex faccum exfudat lacteum albicantem & vifcofum : Ex quavis foliorum ala tres pluresve minores de- endent bacca , pericarpio: bifolio contenta, forma convenientes cum illis Berberidis, oblong& nempe, acuminate, ac virides , & ad ipfum quoque ramulorum ortum tales racemi bacciferi terniones plerumque excrefcunt. ; Intus reconditur nucleus hepatici coloris inftar fe- mi-lune , fub tenui pellicula ficcam continens medul- Jam. Recens lignum luteum penitus eft, fed ficcum fla- vefcit, eftque fubftantie tenuis, & folide , in qui- busdam vero locis macule quaedam & vene .adpa- rent livide ac fufcz , quarum pofterioresittud ornant, priores autem dedecorant, he vero venz non obfer- vantur nifi in vetuftis truncis. ` y | Nomen. Latine Lignum Eurinum juxta Boeronenfe Aytimul & Aytimule, cujus denominationis origo ac caufla me latet. Locus. In nullis Amboinz infulis crefcitnifi in Boe- rone, in ejus plaga Zephyrea circa Way/ammam, & in plaga boreali circa finum Cajelli, ubi regio eft alta montofa: Juxta- Boeronenfium relatum in Fava quoque aliisque Occidentalibus crefcit locis. | . Ufus. Boerontnfes hoc adhibent lignum ad pećtines; ficet non admodum fit durum ac facile, per longitudi- nem findatur. Obfervavi quoque hoc lignum quam tardiffime exficcari, fique locis deponatur opacis, li- vidas contrahere ftrias , qua inelegantem ipfi conci- liant colorem , Boeronenfes quoque dicunt aptum effe ad telorum vaginas ex ipfo formandas. | In Rumphii Appendice hac adduntur. Ad radicum alas fegmenta inveniuntur , que molle, flavum, ac durum praebent lignum , ex quo, uti di- &um fuit, pectines formantur, unde & apud Boe- ronenfes Caja Sifir, h. e. pettinum lignum Malaice ` vocatur. - Tabula Trigefima Quinta Ramum éxhibet Lips Eurini feu Aytim. CAPUT XXXII. HOOFDSTUK. Aytimul- Boom. A Y timul is een lage boom, mede niet veel hooger dan 4 een Lemoen-boom, dog wat dikker van Kom; de bladeren gelyken die van 't Mangium Cafeolare of Waccat, dog zyn wat langwerpiger en flapper , vooren breed „en naar agteren toefmallende , maar de agterfte zyn korter en ronder „ten enemaal als die van Waccat, te weten mech rond; andere aan "t uitterfte der takken zyn wat Jmalder en fpitzer , de oude bladeren van *t Ebbendout ge- lyk , droog zynde van boven [wart , van onderen graauw, Uit de fcbor[fe des ftams druypt een taaye en witte melk, gequetft zynde: Uit ieder fchoot der bladeren bangen drie of meer kleene befiën uit een tweeblaadig kelkje, van ge: daante als die van Berberis ‚te weten langwerpig en groen; zelfs by den oorfpronk der takjes ftaan twee af drie kop: peltjes y ieder van drie befiën. Binnen leyd een leververwige korl, als een half maan- tje, onder een dun buydeken een droog merg befluytende. Het verfcbe bout is regt geel,maar befterft bleek, fyn, en digt «an fubftantie „dog bet krygt bier en daar eenige loodverwige en bruyne plekken en aderen , waar van 't de laatfle vercieren, en de eerfte fchenden , dog niet dan aan de oude fiammen ziet men deze aderen, Naam. In’: Latyn Lignum Eurtrranr, na ^t Boero*' neeze Aytimul en Aytimule , waar van my de oorzaak onbekent is. Plaats, Het waft nergens in de Amboinfebe Eilanden bebalven op Boero, op deszelfs zuyd-zyde omtrent Wa i famma, en aan de noord-zyde omtrent de bogt van Cage: li, daar Land begint boog en bergachtig te werden; Naar bet zeggen der Boeronezen, zoude bet op Java on andere weftelyke deelen ook wallen. ^ d . Gebruik, De Boeronezen gebruiken dit bout om kama men daar van te maken, boewel bet niet zeer bard is, en ligt in de lengte [cheurt. Ik beb ook gemerkt „dat dit bout zeer langzaam opdroogt , en als bet aan een bedomp- te plaats Jtaat „dat bet loodverwige flreepen gewint , dio bet zeer mismaaken , boewel de Boeronezen ook zeiden, uri bet bequaam was om kris - fcbeeden daar van te mas n. In bet. Aanhangzel van Rumphius werd dit er by | gedaan, By de wortelen-vlerken heeft bet mooten van een ligt- geel en bard bout, waar van men, als gezegt ; kammen maakt, en daarom by de Boeronezen in 't Maleyts Caju Siflir, dat is Kamhout, genaamt wert. — De vyf- en dertig fte Plaat Vertoont een Tak van het Oofferfche hout, ofte de Ay XXXIV. 64 HERBARII AMBOINENSIS LieriV.cap.XXXIV. CAPUT TRIGESIMUM QUARTUM. Siri folia. Caju-Siri. Aju Siri arbor eft alta & craffa inftar Metrofide- $ ri, que plurimos emittit longos ramos flagello- fos , qui in plurimos iterum dividuntur ramulos, ex quibus folia excrefcunt folitaria, que hunc obfer- vant ordinem, ut ex quovis folio alter obpofitus ex- furgat ramulus, medio vero directe ad finem excur- rente. Folia formam Siri foliorum referunt, vel noftrz Europez plantaginis latifolia , funt autem majora & firmiora , trinérvia quoque , decurrentibus hisce nervis totum folium & ad petiolum concurrentibus, in fu- periore vero folii parte nervi hi in venulas expli- cantur, ubi & folium per ipfos trifulcatum eft; in- terítitia ubique multis & pro:uberantibus transver- falibus venis pertexta funt: Suntque hzc folia fu- perne obfcure virentia feu nigricantia, inferne cine- rea, non fplendentia. atque exefa. Martio menfe ex foliorum alis breves dependent racemi, vix digiti articulum longi, ex quibus flores excrefcunt, qui parva primo funt capitula albicantia, que fefe aperiunt in flosculos fufcos, poft quorum lapfum racemi diu remanent ac dependent inftar fru- ftulorum Siriboz. Si circa litus crefcat, majora gerit folia, fex fep- temve pollices longa, trés quatuorve lata. late vi- ridia, & parum fplenientia: quz m Boerone crefcit, neutiquam diverla eít fpecies. fed tantum varietas, majora gerens folia, feptem nempe octove pollices longa, tres quatuorve lata, fe fim anguftata , uti Siri folium, feu hafte apex: Bini laterales nervi non ad fummam folii extenduntur partem , uti in Amboinen- fi, fed ab aliis binis laceralibus fufcipiuntur venis in apicem decurrentibus. e Suprema folii pars longior eft illa quz petiolis infidet, nullumque notabilem gerit fapórem ; Recens arboris li- num flavefcit, ac pellucidas lympha exfundit guttas , iccum vero albefcit feu pallidum gerit colofem, eftque lentum, folidum, & durum, ac cefu difficile, immo adeo contumax in frangendo eft, ut licet totum fere cecideris truncum, parvague ejus remaneat portio, immo & totus decidat , ibi tamen non frangatur , fed ra- mentis fiffis dependeat: Ejus cortex eft tenuis, ficcus, & externe glaber, ligno firmiter adherens: Vetuftum vero lignum cinereum quoque eft, atque Amboinenfe lerumque durius eft & ficcius Boeronenfi: Radices in plurimas divif& funt radiculas tenues gracilesque, externe nigras. Nomen. Latine Siri folia. Malaice Caju Siri , ex fo- liorum forma. Amboinice in Hıtoea Sefel, in Leyti- mora Sefer, in Boerone 4y/alo, in Hoeamohela Ame- laun Abbal, h. e. Sirium filveftre , quod nomen eft ni- mis generale. Locus. Parva obcurrit copia in Amboina , pluri- mum in planis & ventofis locis, circa litus fitis, im- mo in ipfo litore, ubi femper majora gerit folia: Ma- jori crefcit copia in Boerone in finu Cajeeli , que femina habenda eft, quum majóra & flaccidiora pro- ducat folia, ac mollius exhibeat lignum quam Am- E ue uti plerumque hoc obfervatur in plurimis arboribus in Boeronis planis ac humidis crefcentibus locis htoralibus. Ujus. Licet lignum ejus fit folidum ac durabile, raro tamen caeditur ab Amboinenfibus , cedendi la- borem fugientibus ob tenacem ejus fubftantiam , un- de fecures cito hebefcunt; fepe fit, ut ipfis obftet, refertim quum in filvis horti aream preparare vo- unt, quum nullum aliu! in ufum vocare norint re- medium , nifi quod ad radices ignem deponant , quas tam diu comburunt, donec cadant arbores. Boeronenfes nobis indicarunt egregios malos ex hoc formari poffe ligno qui ab anno 1664 in Am- boina in ufum fuere adhibiti , quum lentiffimum fit lignum, nec facile frangatur vel findatur, nautz ve- ro noftrates conqueruntur nimis grave effe, licet pe- nitus ficcum fit, pr&ferentes tamen hoc prz aliis fil- veftri- XXXIV. HOOFDSTUK, Siri - Blad - Boom: (‘Aju Siri is een boogen en dikken ftam, als’t Vzerbout C. verdeelt zig in veele lange ranken , dog ftyve rysa kens ofte gerten , daar aan ftaan de bladeren enkeld, dog meeft met die order , dat tegen over ieder blad een an: der rysken komt, en de middelfte gerte baren gang boud; De bladeren bebben de gedaante van Siri-bladeren of van onze breede Plantago; dog grooter en ftyver, na- mentlyk met drie zenuwen agter by den fleel t'zamenftoo= tende , die bet gebeele blad doorwandelen , en bun na vooren toe in kleene adertjes verdeelen, maar aan de bo- venfte zyde drie voorens maken, zynde de tuffchen-plaat- zen over al met veele en uitftekende dwers -aderen door- weven; boven [wart of donker-groen, beneden graauw- achtig , zonder glants, en meeft doods van coleur, ook doorwreten. . In Maart ziet men uit den fcboot der bladeren eenige korte trosjes afbangen, fcbaars een lid lang , daar aan "t bloeizel bangt , zynde kleene witte knopjes , wat grooter dan hirs, dewelke kleene donkere bloempjes wytmaken , na pu afvallen de trosjes bangen blyven , als ftukjes van iriboa, ` d - Als bet omtrent de Strand waft, beeft bet grooter bla- deren, zes en zeven duymen lang, drie en vier breed, blyde-groen ; en wat glimmende; bet gene op. Boero wa is geenzints een byzonder geflagt, maar Jlegts een veran- dering met grooter bladeren, te weten van zeven tot agt duymen lang , agter drie en vier duymen breed, allenxa kens toefmallende , gelyk een Siri-blad, of bet yzer van ` een [pies. De twee zydelyke zenuwen loopen niet tot vo- ren toe, gelyk int Amboinfche, maar werden van twee oe: dwers-aderen ontmoet , die dan tot aan de Ditze oopen. De voorfte belft Van ^U Did ée wur“ vr aan de flec- leń dan de andere , voorts van geen merkelyke fmaak. Het verfche bout is geelacbtig , en geeft eenige klaare droppels water-van zig , maar droogt wit of bleekop , zeer taay , digt, en bard, mitsgaders moeyelyk om te kappens ja zo taay van fubftantie , dat al bad gy een gebeele flam _doorgekapt tot een kleyn weinig toe, en den zelven ome valt , zal by evenwel aldaar niet breken, maar met ge- Jcbeurde fplinters bangen blyven. De fchorffe is dun, droog en even, «an buyten aan ’t bout klevende. Het oude bout werd ook graausvacbtig , en °t Amboinfche be- vind men doorgaans barder en drooger dan bet Boeroneeze. De wortelen zyn in veele kleene , lange, en ranke wira żeltjes verdeelt, van buyten wart. R Naam. In ’t Latyn Siri folia. -Maleyts Caju Siri, | na de gedaante der bladeren: Amboinfcb op Hitoe Sefel, op Leytimor Sefer, op Boero Ayfalo , op Hoeamobel Amelaun Abbal , dat is Sirium filveftre > met een al te gemeene naam. E Plaats. Men vind bem in kleene guantiteyt op Amboi- na, meeft op vlakke en luchtige plaatzem , die omtrent den ftrand leggen, ja op den firand zelfs , dewelke altyd grooter bladeren bebben. Overvloediger vind men’t op Boero in de bogt van Cajeeli, °t welk men voor ^t wyfken mag bouden , om dat bet grooter en flapper bladeren, ook ge- dweeger bout beeft dan bet Amboinfche , gekyk meeft a KS op Boeroos vlakke en vochtige voorbanden waffen- 2 Gebruik. Hoewel dit een vaft en durabel e is » W werd bet egter by de Amboinezen weinig gekapt , de moey- te van t kappen ontziende , wegens zyne taaye fubftantie, waar van de bylen baaftig ftomp werden; zomtyds Ji by bun in dê «eg , als ze een pleyn tot een Tuyn willen Jcbeon maken , daar ze dan geen andere raad toe wetens als met vuur aan de wortelen te leggen, en zo lange 18 branden , dat zy omvallen. De Boeronezen bebben ons geleert , dat men koftelyke maften van dit bout kan maaken, bet welke zedert jaar 1664. in Amboina geprattizeert is, om dat't een zeer taay bout is „en 2” breekt nog fcbeurt; dog onze Scheepslieden klagen daar over dat "t jwaar vald, was bet geheel droog , evenwel nog beter keurende als pri Tab. XXXVI. Pag. 65. | N H < AME Lë HAS EHE UA A RÓ 7 N N ALY SRR SSAA AU ` UN N X U NNN Wi A UNININNU (W de? SSG N d / ON iia | WW/ M, A U EN NU II, KA MA / AUR NN ERA IU UO N | N SERRA YY X U NON th NSE ENT NEN WZA Dl III M AN WW NIN NS W Vë AN duh NU AN WA UAM N Ą WSS KWH C //A KR IRAQ RAM ANA 77 AN TKS NNN MAAN N del WEN, WU WW M N INN W Ni IN N WSS N ABA NA NU KADY N VE OMA N NODU NUN WANY N KIRII NNN MM M ON | NN YA WNN Liebe See RR 1144414 M NONE UUH M] DAN SAS N Ok RSS u d (M NUN AN NY 11947 WO AANA y GN Ke y N MNN AAAS SSE U AN KO SS OM NUUNNUW NNN 19 AW | UO SU W AH AAMAS SS SN NAM MM RANA AQ: CAS AAA KN Keess 000111 VYÖN SSS EWG WY KM MANU RUN MAU 170000437 NS RYAN WC NN) UI ! RUN, <= N WAAR > UI = WW 7 RU Wel NISUS / MN R 9400 0440001) RRR w, = SER WC UR WAMI, N = WMA A N SR WY 7 SA E ZZ EE WAY TT as VOITIT TAM KH HH AP ` A 141334414 BYL SER PENN E Ug ESS ET PJ HH LR N TH KH? ^, DEE = EEE | WA AA == H 7 7 j D | | j J e IA: = CHE ZZ Z X= S dw N SN N N (u Sn EEE W ZA RZ Wéi a W Ge WA SS D N WT — M SSS << Kl NN SS YA SS > 2 DLR M NA ja = H N US D IN RE W LET EEE | AEE EA SÄ | EEE SÄ N NU S N = N IS NN Ns == SN SI U SIEH AO AS N NN SN NN ZH TH HUF N N u N SN N SSS SIR IN N SU Y 14509, UA WM VUN TE == S OOO WAM E UAM WU W M eh ae YAA Gas 774 ZZ 222 YH % A E Z. SS AH ÄÄ YA ZPPP YA 7 PA MAMI M WL y M). KKA LI A E | | M Y 4| E 2 WC TG, EL, EE M GG; A 7 ZOZ 4 N N SN NN N N N NNN SS U N AN ASS O SS: Ss ISIN N== N N N PU NY MA R = ES f Hij 7, NNN M ss SAT, SIMA AN N Es RR TESTES NUN NU M MA M SS AAN DÓW W NOW W ND SR OT TESTES WAU REN WAN, H OR SI ES R R 8 Es z KONI HNH muss eh - toream : quz ita fefe habet; minora gerit * dinem decurrunt 5 P IV. Bock. XXXIV Hoofil. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 6 veftribus lignis, qua antea in ufum vocabantur , uti illud filveftris Canarii , Bintangori, Arupeque, quo- rum primum in breves fepe frangitur partes, bina- que reliqua decorticationem non bene ferunt, quod tamen in Siri folia feu Caju Siri optime inftitui potett. Ex lentis hujus arboris furculiś feu flagellis apud Amboinenfes facchararie vel pifcatorie corbes ne- étuntur, que in aqua marina feu falfa durabiles funt. Tenuibus hujus arboris radicibus fupra porphyritim cum aqua contritis & propinatis utuntur Hitoenfes Aethiopes contra Oepas, que proprie cholera eft, “fed per hoc quoque nomen Colicam ac Pleuritidem denotant. WW . Juniores truncos vix hominem craflos Amboinenfe aliquando ceduntad xdium poftes malosque miño- “rum navigiorum. In Rumphii Adpendice hzc adduntur. . Supra indicatum fuit poft forum lapfum racemulos dependere inftar fruftulorum Siriboz, ex quibus po- ftea obfervavi veros excrefcere fructus fequenti mo- do formatos, magnitudine nempe Ceraforum nigro- rum , quorum unus alterve tantum ex racemo depen- det, primo viridis, dein obfcure luteus , externe mol- ji obduétus putamine ; füb quo durum reconditur ofli- culum uti in Cerafis, atque in hoc aquofus nucleus: * Notandum porro eft prima fürculorum feu arbufcu- larum folia ex iftis fructibus progerminantia ad oras effe ferrata , qualis arbufculä in adjecta depingitur figura. 3.4 M rabaitienfes peculiarem Sefel faciunt fpeciem li- folia uam terreftris , tres quatuorve pollices longa, binos lata, ttinervia quoque Est) nempe nervi per longitu- fed bini laterales ad fummum non extenduntur, lateralesque emittunt minores coftas + ad oras decurrentes, folia autem ipfa in brevem de- terminantur apicem, ac folitaria locantur in ramulis, Tod non ita precifum obfervant ordinem ać illa vere Sefel, quod nempe e regione cujusvis folii furculus obponatur. | ; ruétus itidem ab illis vere Sefel differunt , hec enim fpecies multo magis frugifera eft, ac menfe Au- guíto ramuli. plurimis ornati funt fructibus inter & -poft folia, ac plerumque ab utraque cujusvis folii arte petiolus excrefcit, ex quo bini tresve depen- ent fru&us fmagnitudine prunellorum. filveftrium , eundem quoque Colorem externe prabent , primo nempe virides, dein cerulefcentes, fufco intermixto colore; fimilique vifcofa repleti carne, fed fatua nec amara, fub hac carne durus- reconditur ac fordide albicans nucleus magnitudine circiter Cerafi, ex ro- . tundo quadragonus , in. durum definens apicem, an- li autem ifti laterales eleganter incifi & ftriati funt ere inftar nucleorum Pegamatte , pro cujus fpecie & hanc -haberem arborem , Leytimorenfes vero Sefel Laut dicunt effe fpeciem. Tabula Trigefima Sexta Sirifolie exhibet ramum; Ubi Litt. A. Surculum feu arbufiulam denotat ex nucleo a mox propullulantem , que folia gerit acute ferrata. B. O obfert feminale ofum & acutum. C. ie f vm: : Tabula Trigefima Septima Sirifolie Litoreg exhibet ramum ; due Sefel Laws vocatur ab incolis, Tom. III. CAPUT prec bo/ch-bouten, die men te vooren daar toe gebruykte, als wilde Canari, Bintapgor, en Arupa, waar van’teerfta korter afbreekt ‚en de twee andere van buyten geen febil- len verdragen konnen, "t welk men nogtans aan ’t Caju Siri wel doen mag. . De taaye ryskens gebruyken de Amboinezen om baare fuyken of vifch-korven daar mede te vlegten, bevindende die durabel in zout water. De dunne wortelen oan dezen boom gebruiken de Hi- toetze Mooren op een fleen met water gewreven, en g?- dronken tegens Oepas , bet welk eygentlyk bet bord be- duyd , dog zy verflaan daar door ook andere ziekten, als Colyk en Pleuris. ` De jonge [tammen , die nog geen man dik zyn, werden zomtyds van de Amboinezen gekapt tot [i ylen van buyzeń en maften tot kleene vaartuygen. In bei Byvoegzel van Rumphius wert dit "er by gedaan. Boven is &exept, dat nat afvallen van ’t bloeizel de trosjes bangen blyven als ftukjes van Siriboa, waar aan ik naderhand bevonden bebbe, dat eerft de rechte vruch- ten groeyen in volgende gedaante , te weten in de grootte van krieken, bangende pas een a twee aan een trosje, eerft groen, daar na donker-geel , van buyten bekleed met een weeke bolfter , daar onder leyd een barde fteen als in de ker[Jen, en in dezelve een waterachtigen heeft. Noch flaat te weten , dat de cerfte blaadjes van de jonge fpruyt- jes uyt de voornoemde vrucht komende, aan de kanten fyn gezaagt zyn: Diergelyke boompje in de nevenftaande guur te zien is. PERS De Amboinezen maken ven I torte van Sefel , wiens befcbryvinge aldus is: Het beeft kleen- der bladeren dan de Landelyke , drie en vier duymen lang, twee dito breed, daar aan ook wel drie zenuwen "b lengte lopen , dog de twee zydelyke lopen niet ten eynde, en zenden eenige ribbekens na de kanten , voren met eem korte fpits , [taan enkeld aan baare ryskens, dewelke die if ordre niet houden gelyk men aan 't regte Sefel ziet, te weten tegen over ieder blad cen rysken. De vruchten verfchillen ook van 't regte et s want deze zoorte is veel vruchtbaarder ; in de maand Auguftus bangen de ryskens vol vruchten tuffcben en agter de bla- deren , gemeenlyk ter wederzydin van ieder blad ziet men een fteel; daar tweeen drie vruchten aan bangen s in de grootte van Slee-pruymen, bebben ook dezelfde co- leur van buyten, te weten eerft groen , daarna na den blaauwen trekkende, met bruyn gemengt , als mede dier- gelyke fmeerig vleefch, dog laf en zonder wrangigbeid ; onder dit vleefch legt een barde vuyl-witte ie. in de grootte van omtrent een kerfJe, uit den ronden vierkantig met een harde [pits voor op, van buyten'zyn de vier zy- den gegraveert, fcbier op de manier als de kotrels van Pegamatta , voor wiens medezoorte ik bet bouden zoude, dog er van Leytimor willen een Sefel Laut daar van maaken. De zes- en dertig ffe Plaat Vertoont een Tak van de Boom, die bladeren draagt als de Siri. Alwaar Lett. A. aanwyft een zong Boompje „zo als het uit de pit te voorfchyn komt , drágende in t begin /cherp gezaag” de bladeren. B. Is de hoekige en puntige zaadkern , ofte Bees, C. Dezelve geopend, De zeven- en dertig fle Plaat Vertoont een Tak van de Strand-Siri-blad-boom „welke Sefe? Laut van de Inlanders genaamt wert. I | XXXV. 66 HERBARII AMBOINENSIS Liber IV.cap. XXXV, CAPUT TRIGESIM. QUINTUM. Arupa. Rupa magnam habet convenientiam cum Bintan- ora montana , cjus vero truncus non eft craflus, ed altiffimus & erectus, in nullos notabiles di- vifus annulos, altior eft Bintamgora, & crus circiter craílus eft ejus truncus, comam gerens parvam fed denfam , ramulosque longos , quibus folia infident folitaria a fummo ad imum, que Manga brave fo- liis fimilia funt, fed anguftiora & firmiora, inferius anguftata, quorum inferiora quinque, fuperiora novem & decem pollices longa funt, binos tresque digitos lata, tenuibus pertexta venis parallelis, inftar folio- rum Caryophylli , minora vero inter iftas venulas fpatia in inferiore parte aliis minoribus & intricatis repleta'funt venulis; Flores fructusque hucusque me latent: Lignum vero album eft,leve, lentum, & per longitudinem maxime ftriatum , inftar iftius Bintango- re ‚fique adcurate confpiciatur , quasdam quafi præ- bet fifluras. ; Nomen. Nullo alio innotuit nomine nifi Amboinenfi Arupa. Locus. In Amboinz montibus crefcit hinc inde, ut & in parva Cerama. Dit. Lignum hoc ob ejus firmitatem ab incolis multum adhibetur ad malos minorum navigiorum , ac magis quam illud Bintangorz , quum non ita fit grave: Utraque vero ifta ligna non multum inminuenda funt, „fed quam craffa etiam fint, integra fervanda , nec „non nift leviter decorticanda , quum ipforum pars ex- ,trema quam maxime firma fit , quoque propius ad cor ipforum perventum fit, eo molliora funt, Lignum hoc ad zdium tecta itidem adhibetur , ut & ad palos, quum juniores arbores quam citiffime ex- .crefcantin quinque fexve pedum altitudinem, qua- rum trunci decorticati per aliquot dies ad folem fic- cantur, antequam in ufüm vocentur. P. S. Arupa duplex eft , alba & rubra, quz colore ligni tantum diftinguuntur, quod in pofteriore in ruffum tendit colorem, quodque multo gravius, no- . dofius, & durabilius eft „unde & ad zdificiorum teca & dis maxime ufitacum eft ; In albo folia arcte fi- bia ftant fine ordine in ramulorum fummo, quorum * nervus medius fuperne protuberat. . + Ex foliorum alis unum alterumve excrefcit capitu- lum viride , fuperius acuminatum ad magnitudinem mediocris Olive , coloris obfcure lutei, quod nu- , cleum continet uti Gnemon: Maturi fructus menfe Oétobri obfervantur. | Ex vulnerato trunci cortice lac exftillat albicans, quod inftar calcis exficcatur. ` "Tabula Trigefima Ofava Ramum exhibet Arpa. "CAPUT TRIGESIM. 'SEXTUM. “Surenus. Suren. — Urenus arbor eft alta & recta inftar Lingoi feu S Fraxini noftratis , que prope radices alata eft, ubi & truncus. ultra ulnam in diametro craffus eft, cortice obduétus glabro, ficco, & lentiffimo. Ejus coma eft denfa, in plurimos longos ramulos = divifa, quorum quidam folitarii , quidam bini & ter-. ni fimul ex uno excrefcunt ortu, ubi & craffiusculum formant geniculum , funtque virides, ex cinereo pun- étati, multique fupra fefe invicem ex ramis excre- fcunt. In hisce longis flagellis folia per paria fibi funt ob- pofita novem, decem „ac fepe duodecim, illis Fraxi- ni fimilia quoque, fed minora, brevibusque infident etiolis, inferius latiffima, fuperius acuminata, inftar acuminati haft ferri, oris zqualibus , aliquando vero , parum finuofa funt, quatuor vel quinque pollices lon- ga, in de coleur des bouts onderfcheiden s AASV, HOOPDSTITS Arupa-Boom. Rupa beeft een groote gelykeniffe met de Bintangor A montana, met geen dikken, maar zeer regten en hoogen ftam, in geene merkelyke trappen verdeelt, maar booger dan de Bintangor, en fcbaars een dye dik, boven een kleene, dog digte kruyn , met lange ryskens % daar aan fłaan de bladeren enkeld , van agteren tot vooren toe , die van Manga Brava gelyk, dog fmalder en ftyver, na agteren toefmallende , de agterftę Vyf, de voorfto ne. gen en sien duymen lang, twee en drie vingers breed, met fyne parallele adertjes doorregen, gelyk de Nagel bladeren , dog de kleene fpatie tuffchen de aderen aan de onderjte zyde „zyn met andere kleendere en verwerde ader. . tjes vervult. Vruchten en bloemen zyn nog onbekent, et bout is wit, ligt, taay, en in de lengte geftreept, gelyk dat van Bintangor, enals men "t aanziet ; eenige Jcbeurtjes vertonende. | Naam. Het is met geen andere naam bekent y dan met “den non Arupa. Plaats. Het waft in "t gebergte bier en daar over al op Amboina , als mede op kleen Ceram. Gebruik. Wegens zyne ftyvigheid werd dit bout by de Inlanders veel gebruykt , tot maften van kleene Vaar- tuygen, en liever dan dat van Bintangor , om dat bet zo Jwaar niet is: dog beyde die bouten moet men zo dik laten als menze vind, en niet veel meer dan de fchörffe afne- men, om dat in ^t buytenfte de meefte feyvigheid bejtaat, en boe nader bet bert, hoe weeker zy vallen. Men gebruykt bet ook tot dakwerk aan de buyzen y te weten tot fparren, want de jonge boomen febieten zeer higt op, vyf en zes vadem boog , die men dan febild, en eenige dagen in de zonne droogt, cer menze gebrukt. ` ` P.S Arupa is tweederley , awitte en roode y^ gent „aan bet laatftgenóemde na den roffen trekt , bet “welk ook veel “Juwaarder, quaftiger , en durabelder is , «dierbalven tot den buisboww , in ‘de ‘daken tot fparwerk meeft: gebruy- kelyk; aan bet witte [taan de bladeren digt agter malkane ` der, en zonder ordre aan "E vobrfte der ryskens sen baare middel-zenwwe puylt boven uit. Uyt den fchoot der bladeren’ komen een of twee groene knoppen , met een lange [pits boven op , -dewelke zo groot werden als middelbaare Olyven, van coleur' donker-geel y van binnen met een korl, gelyk Gnemon. De rype vind men in Oftober. 2 Uit de gequetfte feborife der ftams loopt- cenwitte melk; dewelke opdroogt als kalk De acht- en dirtir Ge Plaat Vertoont een Tak van de Arupa-Boom. XXXVI HOOFDSTUK -Suren- Boom... jän Uren is een hoogen ep zeien boom; gelyk-de Lingoo, of by ons den Effcben-boom , met vlerken.by de wore tel, en den ftam aldaar boven een vadem inde rondte dik, met een egene, drooge, en zeer tanye febor(fe. ` De kruyn is digt , in weele lange ryskens verdeelt s waarvan zommige enkeld, zommige twee a drie by mal- kander flaan , ‘uit een oorfpronk , alwaarze een pak knietje maken, groen, en met graauw gefpikkelt y ve boven malkanderen aan haare takken. i Aan deze lange ryskens ftaan de bladeren in tweeryen tegens malkanderen, met negen, tien ,en twaalf paren y die van den Effchen-boom ook gelyk, dog wat kleender s op korte fteeltjes , agter breetft , en voor toegefpitft , reg? gelyk t yzer van een pieke , met evene kanten, of een WEL nig gekronkelt, vier en vyf duymen lang, twee quot WE NN NN NN ay. FZ Z CAFS ZZ CI 27 A Z GEL ppp z. GL Gf ZOLLER CLE WERE EE DR WO UMŁ 727 U Y YAUWA WAŻĄ WEYL: p PA a dé ylk IITIN, DT LZ A DAL ^ IEA SE DEG Mu Il] W NUN VARKAAN NW a D YA == 44 = NS Tab XXXVI. sn: IA SE MATA fui 4 A HHA A EE f & IN NU WNN RUN N W SNR NN L ZA 2 ch SE E RA L A LL 777 O 7 Z WANS ANNY UNA NY ETA M, UM, YN! Jo WÓD SS SS BS IN / A = 77 Y ÄÄ sé 277 DT RN: D T BB HP N U NN UNI RR NUN N NN N AR ARRAES NA U N NN SA N AR N U N AN OIR FERNY SS N MUS SESS = Tom. LIL. IV. Bock. XXXVI Hoofif. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 67 ga, binos lata digitos: Nervus magnus non direéte er medium excurrit, anterior enim folii pars fem- per latiffima eit, ac prope petiolum auriculata, e- contra altera pars brevior & anguftior, coft& latera- les latiffime diftant inregulares. Superior foliorum pars intenfe viridis eit, glabra, nec protuberantes gerit coftas. Flores ex alis furculorum feu folioforum ramulo- rum proveniunt longo in racemo pedem & ultra lon- go, in paucos laterales minoresque divifo petiolos, quorum quivis racemum refert florum Alcanne , Cypri, fimilisve plante. Flores hi facillime deci- dunt,fi moveantur vel tangantur , unde & fructus ra- ro proveniunt. Trunci cortex in vetuftis arboribus craffiusculum exfudat fuccum inftar Papede , fed in gummi non ex- ficcatur , qui faporis expers eft , licet cortex Santali odorem fpiret, & faporem fundat cum levi amari- tie. | , Fructus oblonge funt bacce inftar officulorum Oli- ve feu decorticati Gnemonis, fed paulo minores, ex- terius obfcure virides ac demum nigricantes, cum uibusdam punétulis notate, acfi arena confperfz ef- ent, hz in quinque dehifcunt partes, ac intus exhi- bent nucleum levem pentagonum , feu cancellum quinque alis ornatum , fubftantie levis ac fungofe, inter has vero alas tanquam in cellula una alterave tenuis locatur fquama in medio protuberans , ubi gra- nulum inftar Sefami continetur , quod verum eft fe. men. Recens trunci cortex feparatus dulcem ac debilem fundit odorem fere inftar Grani mo/chati , vel Santali, fed folia que ac cortex amaricantem habent fapo- rem , haud tamen ingratum: Lignum recens E albicat, fed in ruffum ficcatur colorem , in vetuftis arboribus purpurafcentem , magnasque gerit ftrias longitudinales inftar Abietis ligni, eft autem porro leviffimum , ficcum , fungofum , & molle , nihilominus tamen durabile , fi ufurpetur ac tractetur, debilem Santali fundit odorem. In Uliafferenfibus infulis hec arbor parvam praebet varietatem, fed forma haud multum a priore differt, excepto quod ejus folia paulo fint minora & flacci- diora, nec ullam habeant notabilem amaritiem : Fru- €tus ejusdem cum priori funt forme, ex longis raris- que dependentes racemis. Lignum duplicem gerit colorem :- Primum & opti- mum maris habetur , quod ad oras pallide alhefcit , in- terne vcro ruffiim e(t ac.lcviver pürpureum ` Alterum levius éft ac fungofius, flavefcens inftar Abietis, in quibusdam vero locis ruffefeit, hoc feminz habetur, ac forte flaccida gerit folia; Utraque Sandali fpirant odorem , fi recentia traćtentur , non autem dolabra poliri poffunt ob pilofam ipforum fubftantiam , ad folem vero non finduntur, funtque leviflima ligna, que in Amboina inveniuntur. = Quotannis menfe Majo, feu fub initium pluviofo- rum menfium hec arbor fua dimittit folia petiolos- que, ità ut fere nuda fit , quod in paucis aliis Amboi- ne arboribus itidem obfervatur; dein menfe Julio & Augufto novi regerminant ramuli ac folia, quum flo- res paulo poft producit usque in Januarium. Nomen. Latine Surenus: Malaice, Javanice , & Ba- leyice Suren. ln Uliafferenfibus infulis Loffal: Am- boinice in Leytimora La-Ulit feu Lau-Urit, h. e. folium Condondong. In Burone Unas & Unos , in Hi- toea Ulaffe , quod diftinguendum eft a fupra defcripto Ulafio, & ab alia arbore Ayulit feu Condondong , quod in Heeamohela Kelibefi vocatur, que arbor la- nuginofa & mollia gerit folia, ac fpecies eft Arboris Caprarie: Verum autem nomen Uliafferenfe eft Alof- Jal, ubi & ftipitibus propagatur, ex cujus ligno mo- noxyla formant, in Huamohela quoque obcurrit , ubi Eytale vocatur h. e. arbor annua, quum quotannis fuos. dimittit fructus , quod incolis indicium eft, tem- pus adeffe Padey plantandi, In Hamaria quoque ob- fervatur. Locus. Vera Surenus exotica eft in Amboina & ad borealem finus plagam circa Baleyenfium quorundam des invenitur , qui hanc per flipites proper 9 quod raro tamen fuccedit , quum tenerum ac ficcum ejus fit lignum, quod facile perit: Vulgaris vero fpe- cies, que a genuina non multum differt, copiofe fa- fis in Uliafferenfibys infulis, in Honimoa , & Nuffa _ Tom. III. Laut, breed. De groote zenuwe gaat niet regt door de midden, maar de voorfte belft is altyd de breed fte, en by den Deel rond toegebild „daar en tegen is de andere korter en fmal- der. De ribben flaan wyd van malkander zonder ordre; de bovenfte zyde is boog-ero lad | ribben. ; 0g-groen, glad , zonder uytbuylende Het bloeizel komt woort uit den fchoot der telgen of blad- dragende ryskens , aan een langen fteel , een voet of meer lang „en verdeelt in weinige en ydele zyde-fteeltjes . ieder verbeeldende een trosje van de bloeyende Alcanna, Cy- prus, Gc. Het bloeizel valt "er ligt af , als men bet aan- raakt , en brengt dierbalven weinige vrucbten voort. „De fcbor(fe des ftams aan de oude boomen , fiweet een dikachtig zap uit, als Papeda, dog wil tot geen gom op- droogen , zonder fmaak , boewel de fchor{Je een Sandel- reuk en fmaak by zig beeft, met een kleyne bitterbeid. De vruchten zyn langwerpige befiön , als Olyve-fteenen, of een gefcbilde Gnemon-vrucht, dog wat kleender van buyten donker-groen, en ten laatften fwartachtig , met eenige puntjes , als zand bezet ‚die hun in vyf deelen ope- nen, en van binnen vertonen een vyfzydige ligte kor! of pilaartje, met vyf vleugelen bezet, ligt en voos van Jub- flantie , bebbende tu[Jcben de vlerken als in ieder celletje, een of twee dunne fchubbetjes , in de midden uitbuylende, ee een kleen korreltje leyd als Sefamum , "t welk ’t zaad is. D De fcbor[fe als men ze aftrekt, beeft een zoeten, dog Jlappen reuk, bykans als Granum mofchatum , of San- del, maar zo wel de bladeren Refor zyn bitter van Jmaak, dog niet onaangenaam. Het bout verfch gekapt , is witachtig, maar bejterft ftrax ros, en in de oude boo- men wat purperachtig , met groote fireepen in de lengte, gelyk bet Dennen-bout , voorts zeer ligt „droog , voos „en week, niet te min durabel als men ’t handelt , een flappen Sandel-reuk van zig gevende. In de Uliaffers waft dezen boom met een kleene veran- deringe , aan gedaante niet veel van de voorgaande ver- Jcbillende, bebalven dat de bladeren wat kleender en = per zyn,en geen merkelyke bitterbeid bebben. De vruch- ten zyn van de voorige gedaante , bangende aan lange en ydele troffen. Het bout is tweederley van coleur: bet eerfte en befte is °t manneken. nan de kanten hleek-amit , maar van bins mem. ro» y met ligt purper gemengt; bet ander is ligter en voozer , ligt-geel, als ^t Dennen-bout, bier en daar wat ros onderloepende , dit is bet wyfken, en mi[[cbien dat met de flappe bladeren: Beyde bebbemze mede een Sandel- reuk „als men ze ver/ch bandelt , laten zig niet glad fcha- ven wegens baare pelzige fub[lanties fcbeuren niet in de Sonne , en zyn van de ligtfte bouten die men in Amboina vind. Jaarlyx in May of bet begin van de regen-maanden , begint dezen boom zyne meefte bladeren en jonge del af te werpen , zo dat by meeft kaal ftaat , 't welk nog eenige weinige boomen in Amboina doen; daar na in Fuly en „Augujty begint by jonge takjes en loof te gewinnen, en daar op te bloeyen , bet welk tot Fanuary duurt. Naam. Jn ’t Latyn Surenus: Maleyts , Favaans „en Baleys Suren. In de Sa [4 Loffal; Amboinfcb op Leytimor La-Ulit, of Lau-Urit, dat is blad van Con- dondong. Op Boero Unas en Unos. Op Hitoe Ulaffe, bet welk men onderfcheiden moet van 't bovenftaande Ulafii, en van een andere boom Ayulit of Condondongs- blad, dewelke op Hoeamobel Kelibe(Ti biet,, met zagte wolachtige bladeren , en een Beat is van den Arbor Capraria. De regte naam is in de Ulia[fers Aloffal , daar men "t met ftokken plant , om van defelfs bout praauwen te maaken; men vind bem mede op Huamohel, daar by Eytale biet, dat is jaar-boom, om dat by jaarlyx zynt orucbten afwerpt, waar aah de Inlanders kennen, dat bet tyd is den Pady te fleken. Op Hamarien vald by ook veel. i Plaats. De regte Suren is een vreemdeling in Amboina, en werd aan de noord-zyde van den Inham, omtrent de wooningen van eenige Baleyers gevonden, die bem met ftokken voortplanten , 't welk nog zelden gelukt, om dat by een teer en droog bout beeft, dat ligt uitgaat. De ge- meene zoorte , die dog van de regte niet veel verfchilt, heeft men met redelyke quantiteyt in de Uliaflers, op I2 Honj- (8 HERBARII AMBOINENSIS LiberIV.cap XXXVI & circa Mamalo , in Boe- Laut, uti & in Hitoe, 1 Cerama circa Hannetello. rone, Bonoa, & parva Non proprie eft arbor filveftris, nam ab Uliaffe- renfium infularum incolis in arvis & hortis filveftribus colitur, ubi in vaftam extenditur craflitiem, cujus li- gnum in ufum ab ipfis vocatur. | Ufus. Didi Uliafferenfium incole hoc lignum maxime expetunt , ex quo monoxyla fabricant levia, quz non finduntur, & in aqua marina durabilia admo- dum funt, fi craffos conquirere poflint truncos, affe- res ex iis formant coftasque edium przcipuarum , at- que hi afferes inferviunt quoque fumma parti navi- iorum Corre Corren dictorum: Album ac fpongio- um hüjus arboris lignum oblongis conducit clypeis, alique ample crateribus. Javani ac Baleyenfes pluris faciunt hoc lignum, uod in tenues fecant afferes, ex quibus elegantes ormant ciftulas, capfulas, ac fcrinia, que fricando eleganter norunt polire, tenuique obducere vernice, inde late rubentem & eleganter venofum conquirunt colorem, quas leves ciftulas Chinenfes vehementer ex- petunt. Folia & cortex magnum habent in re Medica ufum, cum frufto enim Acori contufa in aqua, & exprefla propinantur febricitantibus, vel linimentum ex con- trito cortice praeparatur, quo dr ded corpus pro refrigerio: Eodem quoque modo ufurpatur ad lienem induratum, qui morbus Theatu vocatur, quo in cafu auca additur Putsjok & Anifi quantitas: In fimplici- bos febribus WE funt folia tantum in aqua contri- ta, que in febris paroxysmo incipiente, exhibetur, temanens exprefla mafla ufurpatur ad corpus frican- dum, in obftrućto autem liene ac febri hac ex cauf- fa ortum ducente Acorus & Acetum addenda funt. . Cortex cum Pinanga mafticari quoque poteft ac de- pa , odorem faporemque primo gerens Sandali, ein vero amaricat: ++ > avani afferes fecant ex hoc ligno , quos Bataviam mittunt, noftroquć vendunt populo inter alios rudes afferés, a quibus diftingui poffunt, dum Sureni affe- res funt rugofi & pilofi quafi, nec dolabra fere po- liri poffunt, fed inter elaborandum gratum effundunt odorem , unde & eliguntur ad ciftas , in quibus veftes adfervantur, quum fricando foliis rugofis poliri fatis - poffunt. a Tabula. Trigefima Nona — Ramum exhibet Suren. Ubi Litt. A. racemum floriferum denotat. B. Fructum feparatum naturali veprafentat magnitudines . - — an a. CAPUT T RIGESIM UM: SUP TIMEN Macbilus. Makilan. Achilus fatis alta & craffa eft arbor, quz divi- M ditur jn marem & feminam. Macbilus mas íeu anguftifolia re&um gerit truncum , in diametro ulnam plerumque craffum, qui corticem gerit tenuem, externe ex viridi & cinereo mixtum ‚interne ruffum , ficcum, & fragilem: Folia erit illis Sicci quam fimilia, fed paulo majora , que in ramulis arcte fibi adcrefcunt, in floriferis vero & frugiferis rariora, quatuor vel quinque pollices lon- ga, binos lata, fübrotunda plerumque, feu in ob- tufum definentia apicem , paucifimis & obliquis ad- modum coftis donata , fubtus quam maxime protube- rantibus: Nervus medius fübtus flavefcit : Solitaria hzc folia excrefcunt in rotundis ramulis , fcabra, éz. Eun labra. _ Flores brevibus in racemis progerminant inftar Cat- jang, qui funt flofeuli ex quatuór concavis & viridi- bus petalis conftruéti, quorum medium repletur fta- minibus brevibus & intenfe luteis. Fructus omnino fimiles funt teneris glandibus, cali- cibus quoquc contenti , non ita tamen rugofis quam in | glan- A Honimoa, en Nufla Laut, als mede op Hitoe omtrent Mamalo ; op Boero, Bonoa, en kleen Ceram omtrent Hannetello. Het is geen eygentlyke bofcb-boom , want by werd van de Inlanders in de UliafJers in baare erven en bo/ch-tuy- nen gebavend, en tot een dikte opgequeekt , om des ge- bruyks wille van 't bout. Gebruik. Gemelde Inwoonders van de Uliaffers dan beminnen dit bout zeer, om ligte praauwen daar van te maken , dewelke ligt zyn, niet fcheuren , en in’t zeewater durabel. Als ze dikke ftammen hebben, makenze daar ook planken en ribben van tot haare voorname bwyzen , welke planken ook te pas komen tot de bovenfte deelen van de Corre Corren. Het witte en fpongieuze bout dient tot de langwerpige fchilden , en de breede vlerken tot boute bakken. De Javanen en Baleyers maken meer werk van dit bout, die bet tot dunne planken zagen , en daar van fraaye kifijes , deja. , en kantoortjes maken , die ze met fcbuu- ren weten glad te krygen, en met een dun vernis beftry- ken, waar door ze licbt-rood , en fraay geadert fcbynen, van welke ligte kifljes de Chinezen veel bouden. De bladeren en fcbor(fe zyn in groot gebruyk in de Me- dicynen , want men floot ze met een fłuk Acorus met wa- ter, en drukt bet door, "t welk men te drinken geeft in de koortzen, of men maakt een pap van de gevrevene Jcbor(je , en Jtrykt ^t lichaam daar mede „om te verkoelen, Op dezelfde manier werd ze ook gebruikt in een gefwolle mild, bet welk men de koek of Tehatu noemt, in welk eval men een weinig Putsjock en Anys daar by doet. on enkele koortzen is bet beft, dat men flegts de bladeren met water vryft „bet zelve by bet aankomen der koortzen te drinken geeft, en met de uitgedrukte pap bet lichaam befirykt, maar in de mild-zugt , of koorts daar uyt ont: Jtaande, moet men den Acorus en Azyn daar by doen, - Men kan ook de fchor(Je met Pinang knouwen en infwel- gen , riekende en fmakende voor eerft als Sandel, maar daar na werd zy bitter. De Favanen zagen planken wit dit bout, dewelke 28 op Batavia aan ons volk leveren , onder andere baaye plan- ken, waar onder men ze kennen kan, deal de planken van Suren ruyg en pelfig zyn, door dem Jcbaaf qualyk glad te maken, maar bebben in *t werken een aangenamen reuk, daarom men cd tot kleeder-kiften neemt , wane neer men ze door "t fchuren met ruige bladeren glad moet ES e negen- en dertigjte Plaat Vertoont een Tak van de Suren-Boom. _ Alwaar Lett. A, vertoont een Bloem-zroye afzonderlyk. B. Een vrucht in zyn matuuriyke grootte. x = eeneg, 3 XXXVIL HOOFDSTUK. . Makilan-Boom. | Miro is cem redelyke hooge en dikke boom, ver- | deelt in manneken en wyfken. Machilus bet mannetje of bet kleenbladige , beeft een regten [Lam , een vadem in de rondte en minder. D Jeborffeis dun, buyten uit den graauwen en groenen ge- mengt , binnen ros , droog , en bree Jaam » bet heeft bladeren die van Sicki zeer gelyk, dog nog al grooter „aan de fonge ryskens , digt op malkander. e e bloem en vrucht- dragende wat ydeler, vier en vyf duymen lang , twee breed , vooren meeft rond , of met een flompe fpitze , met weinige en zeer [cbuynze ribben , van onderen zeer uyt- puylende. De middel-zenuwe is van onderen geel, b ftaan enkeld en aan ronde takskens , ftyf , en boven glad, Het bloeizel komt voort aan korte trosjes , als Katjangs daar uyt worden: kleene bloempjes van vier bolle en gr ne blaadjes gemaakt , *t middelfte flaat vol korte en boog- geele draatjes, 2 4 De vruchten zyn gant/ch gelyk de eerft beginnende ex. kelen , ook in kelkjes [laande , die zo ruyg niet zyn = 1 SE "ee 7 IE! Zom. SIE. < IV Bock. XXX VII Hoff. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 69 landibus, vix digiti minoris articulum longi, primo virides , glabri , parvisque albicantibus punétulis notas ti, dein rubentes , ac demum violacei feu nigricantes: Maturi ex calcibus decidunt inftar glandium, fub te- nui putamine purpureus reconditur nucleus , qui, fi fe- cetur, adhaeret, in bina fegmenta divifibilis: Fructus vero hi folitarii , bini, vel terni brevibus in peduncu- lis circa ramos locantur uti Lauri fructus. Arboris lignum citrinum gerit colorem , feu flave- fcit, quo autem ad cor magis adcedit, eo magis in- tenfe luteum eft, & ex ruffis conftat fibris, quodam- modo fungofum & molle, quodque ferra & dolabra elaborari poteft, fed non facile poliri, inter elabo- randum vero acidulum fpirat odorem inftar Saguman- te, & licet fungofum ac leve videatur lignum , dura- bile tamen eft in edificiis; infervitque ipforum fulcris, quum in terra durabilius fic Metrofidero: Altera Machilus femina feu latifolia fimilis eft ar- bor, qua folia quoque gerit in longis flagellis inordi- nata, undique & arcte fibi juncta, plerumque ejus- dem forme, que maris, fed majora, illis Siccii la- tifolie fimilia, inequalis longitudinis , quaedam enim otto & novem pollices longa funt, quedam quinque & fex, tres quatuorve pollices lata; glabra, mollia, fplendentia , ac tenuiora ilis matis: Ipforum cofte ternatim fibi obponuntur, ac nervus medius inferne ruffus eft. Flores in majoribus progerminant racemis, illis ma- ris ac craffioribus in pedunculis , qui parum ftellati funt, ex fex albis petalis formati, in quorum centro capitulum provenit, quod in fructum excrefcit, qui plures fimul dependent forma & magnitudine pruno- rum Damafenorum, fed anguftiores , primo virides . inftar Olivarum , dein ex cceruleo nigricantes inftar iftorum Prunorum : Nullis continentur caliculis uti illi maris , rubrisque infident pedunculis. Caro exte- rior viridie quoque eft uti -Bronogim., fed vis cul trum crafla, iub hac ingens reconditur nucleus ejus- dem cum fructu forma , qui tenui tegitur pellicula, albus, & duram habens fübftantiam inftar Caftatiea- rum, fed que mucofa eft, ingrati faporis , fique inci. ` datur, ruffefcit. In bina dividi poteft fegmenta, ins ue ejus centro gemma locatur, que novam generat arbufculam: Cortex fragilis quoque eft uti preceden- tis, ac pluviofo tempore cutis pruritum excitat. kjus lignum mollius & pallidius eft illo maris, pi- lofum admodum, fibrofum, & leve, difficile quoque fecari & perdolari poteft, unde nec glabrum vel po- litum reddi poteft, quum ejus fibrz adeo facile de- cidant atque feparentur, in edium exftruétione non adhibetur , quum non fit durabile , melius vero aquam marinam tolerat. Anni tempus. Floret Januario, fruétusque profert Aprili. they do EA Pm Latine Mathilus mas & femina, Amboinice in Hitoea Makelan , Marela; & Mureila. in Ley Makila , & Makilan , item Aypaffa. es Locus. In Amboinz montibus crefcit in altis filvis, copiofius in Leytimora quam in Hitoea, an in aliis ipfi vicinis crefcat infulis non inquifivi, iftam faltem nationem hoc latet. A 3% Ufus. Apud Amboinenfes hoc lignum in vulgari eft ufu ad tigna, tam ad edium quam navium exftructio- nem, maris nempe lignum, femine enim non bene elaborari poteft. Ex mare poftes obfervati fuere pro- pe caftellum Viétoriam a vetuftorum Portugallorum tempore jam ibi depofiti, qui huc usque integri & incorrupti erant , quod fpatium eft ultra fexaginta an- norum: Afferes ex hoc etiam fecantur aque ac ex Siccio, ex quibus monoxyla fabricantur , qui tanien facile finduntur, fi diu Soli exponantur, zdificatio- ni autem hi melius inferviunt illis Siccii , quum non facile coffos generent, fi modo arbores obcurrerent adeo crafle, ut ex iis fatis lati afleres fecari poffint. le aan de Eekelen , fcbaars een lid van een pink lang , ger groen, glad, en met kleene witte puntjes bezet, daar n^ roodachtig , ten laatften violet of favartachtig. De rybe vallen ook uit haare Relkjes , gelyk Eekelen. Onder ten dunne fcbaal leyd een dps Ble da sin "t fnyden kleverig, die zig in tween deelt, Zy flaan een, twee , en drie op korte fleeltjes rondom de takjes , in manieren als de Bå- kelaren. "ET Het bout is citroen-goel , of wel zo bleek, en hoe ver- der naar binnen toe boe geelder en roffer-dradig , eenigfints voos en week, laat zig egter door de zaag en byl bear- beiden, dog niet glad polyfien, en in ^t werken geeft bet een gooren reuk van zig, als Sagumanta; boewel "t een ligt en voos bout fcbynt , zo is % nogtans durabel- in ge- bouwen, en dient tot onderleggers, om dat ^t de aarde beter verdragen kan dan bet Yxer-hout. „De tweede Machilus bet wyfken of breedbladige , is diergelyken boom , de bladeren ftaan ook aan lange ryskens zonder ordre, rondom en digi agter malkanderen, meeft van dezelfde gedaante als aan ’t manneken s dog grooter , die van 't breedbladige Sicki gelyk, van ongelyke lengte, want zommige zyn agi of negen duymen lang, zommige vyf en zes, drie en vier duymen breed , glad ,zagt ,glim- mende , wat weeker dan die van ’t manneken. De ribben Joan verwiffelt tegens malkander , en de middel-zeńuwe is beneden wat ros. _ ech , e Het bloeizel bangt aan grootere troffen als aan ’t man. neken , en dikkere [leelen , zynde kleen gefternt , van zes witte blaadjes gemaakt ; in welkers midden een knopje voortkomt, daar uit de vruebt werds dexelve bangen et- telyke by malkander , in de grootte en gedaante van Da- mafie pruymén ; dog /malder s eerfi groen als Olyven ; daar na fwórt-bladww gekyk de voornoemde Pruymen, Zy bebben geen kelkje ; a de mannekens vruchten ; en flaan op roode [teelen. Het buitenfte vleefch is mede groenacb- tig, gelyk aan de Pruymen ; dog niet boven een mes dik, daar onder leyd een groote korl , van dezelfde gedaante ais de gobeele vruchtens omgeven met een dun velleken , wii, en bardachtig van fubftantie, als Caftanjen, dog Jlymerig , n(mately , als men daar in fnyd , befterft by Tax TOS LTY VAUT wig in tween.deelen, en in de midden ziet men een oogje s waar uit cen nieuwe boom werd. De ` Jebor[fe is meer breekfaam als aan “+ vooriges en by Tegs genachbig weer jeuktze wat op de buyd, `" Dit bout is weeker en bleeker dan aan 't manneken , zeer pelzig, dradig, en ligt, ganfch moeyelyk voor de zaag en [chaaf , dierbalven niet om glad te werken, 0m dat zyne vezelingen zo zeer uitravelen , gelyk bet ookniet durabel in den buisboww is, maar eenigzints in zee-wa- ter. Sayzoen. Het bloeizel ziet men in January, en de vruchten in April. Naam. In’t Latyn Machilus mas & foemina. Am- boinfcb op Hitoe Makelan, Marela; en Mureila. Op i Makila én Makilan, ook Aypafla. laats, Het waft in Amboinaas gebergte , im booge bofJcben , meer op Leytimor dan op Hitoe, of bet op andere omleggende Eilanden dalt, beb ik niet vernomen ; immers bet is by die Natie onbekent. Gebruik. By de Amboinezen is dit een zeer gemeen timmerbout, 20 wel tot den biis- als febeepsbouto ; te we- ten bet manneken, want bet wyfken „als gezegt, is niet wel te bearbeyden. Uyt bet manneken beeft men Balen bier gezien by bet Kafteel Vittoria, al van de oude Por- tugezen tyden 4; dit is over de 60. jaren nog gaaf en onbefcbadigt. Men zaagt "er ook planken van, zo wel als van Sicki, daar men praauwen van maakt , dog die Jebeuren ligt als ze lange in de Sonne fidan; maar aan den buisboww zouden deze planken veel beter zyri dan die van Sicki, om dat 'er de «vorm niet ligt inkomt , konde men maar de boomen zo dik vinden , dat men breede plane ken daar van bebben mogt. hos vo zo HERBARII AMBOINENSIS Liber D cap. XXXVI - In Rumphii Appendice hec adduntur. Binz alie Macili obcurrunt infuper fpecies, tertia nempe & quarta. Tertia eit /pecies media inter binas priores fupra de- fcriptas, ac fequentem habet formam; Ejus rami in breves dividuntur ramulos, ex quibus folia excrefcunt inordinata, quorum fuprema *& maxima novem ac decem pollices funt longa, quatuor lata, infima quinque vel fex longa, quinque lata, horum coftz inferius in rotundos definunt & concurrunt finus, funtque tenera & glabra. Flores huc usque ignoti funt nec obfervati: Fru- &us vagi dependent bini vel cerni uno exracemo, ac quivis ex peculiari longo petiolo , qui fub fructu tu- midus eft, hic vero oblongus eft ac rugofis maculis notatus, coloris rubentis: Fructus vero parvam re- fert glandem, fed pericarpio non infidet uti in reli- quis Macilifpeciebus , eftque primo viridis, dein pur- purafcens, ac demum ex coeruleo. nigricans initar maturi Pruni , intus repletur carne alba , duriufcula , & vifcofa, que per medium in bina dividi poteft fegmen- ta, que amarum & ingratum dat faporem & odorem. Ejus lignum flavefcit, nodofum eft, & plurimis in- tricatis venis pertextum , quod durabile eft & aptum non tantum ad zdium exftrućtionem, fed etiam ad que- dam inftrumenta, ac prefertim ad capulas. - -. uarta fpecies minima eft, cujus rami obdaćti funt rugofo cortice, quorum laterales rami funt incufvi & nodofi, ex quorum fummo folia excrefcunt arcte fibi juncta , inregularia , Caryophylli foliis fimilia, fed bre- vioribus petiolis infidentia, quatuor pollices longa, unum lata, fuperius glabra & zqualia, inferius pau- cis & obliquis admodum coftis pertexta & protube- rantia. … Ex foliorum alis longiufculus ac tenuis provenit etiolus , qui pauca fuftinet capitula, que in flores efe aperiunt mihi huc ufque incognitos. E Fructus rotundz funt bacce , paulo majores Myr- tillorum baccis ; fuperius plane , & . fitener®, brevem gerentes apicem, extérine siabre, obfcure coeru- ee feu nigricantes, {üb mucofa pellicula nucula re- conditur, tenui lignofoque putamini inclufa, qua ex. nucleo formatur bifido, & albam gerit fubftantiam inftar recentium nucum avellanarum , faporis fatui , ad Violas quodammodó adcedentis. Quisque fructus plano infidet pericarpio ftellato ex quinque apicibus formäto. Amboinenfes ejus lignum optimum cenfent ad &- dium & minorum navigiorum exftruétionem. Tabula Quadragefima Ramum exhibet Machili maris. Ubi Litt. A. folium anguftifolie fpeciei , feu maris , B. Vero folium latifolia feu femine denotat. Tabula Quadragefma Prima Ramum exbibet medie Machili fpeciei, que fub numero ter- tio in Rumphii adpendice deícribitur. Tabula Quadragefima Secunda Ramum exhibet Machili anguftifolie feu minime , que fub zu- mero quarto in textu obcurrit, CAPUT In bet Aanhangzel van Rumphius werd dit gedaan, ZS Men beeft nog twee andere zoorten, te weten een der. de en een vierde. 3. De derde wil een middel-zoorte zyn tuflchen de twee eerft befchrevene, en is van de volgende gedaante: De takken verdeelen bun in korte ryskens , daar aan flaande bladeren zonder order, de voorfte en grootfte zyn 9. en 10. duymen lank, 4. dito breet, de agterfte e en6. lan 5. dito breet, van onderen lopen de ribben met ronde z gen te zamen, dun en glad. Het bloeyzel is nog onbekent : De vrugten bangen ydel te weten 2. 3. aan een tros, en yder ob een byzondere lange fieel, dewelke kort agter de vrugt buykagtig is lankwerpig , en met ruyge punctjes bezet , rood van coleur, De vrugt is als een kleene eeckel, doch zit in geen kelkje gelyk de andere zoorten van Makilan doen, eerft groen y daar na purperagtig, ten laatften [wart blaww als een - rype Pruym, binnen iffe uytgevult meteenwit, bartag: - tig, en kleverig vleejch, en in de lengte in tween del baar , bitter en onaangenaam van reuk en fmaak, + Het bout is geelagtig , warrig , en vol kromme aderen, durabel en bequaam niet alleen tot den buysbouw, maar: ook om eenig gereet/chap daar van te maken „inzondere beid Pangayen of fcheepriemen. M pes 4. De vierde zoorte is de alderkleenfte, de takkendaar van zyn bekleet met een rwyge fcbor[fe , daar aan de dwers taxkens krom en knoeftig zyn, aan defelve ftaan de bla: deren. omtrent bet See digt agter malkander en zonder: order, de Nagel-bladeren gelyk, doch korter van Beleg, 4. duymen lank , een dito breed, boven gants glad en ef-: fen , van onderen met weinige, dog feer fcbuynfe ribbetjens, T Uyt der fubant dam hladamom bamt pen lamgacti Jteeltje ; na boven op weynige knopjes, Kn bet bloeyzel wert nog onbekent. - De vrugten zyn ronde bezien , ruym xo groot als Mr, tilli, boven op wat vlak, en aldaar aan de jonge een kort Jpitsje,, van buten effen, donker-blauw of Jwartagtig, onder een flymerig velleken leyt een Nootken van een dun boutagtig fcbaaltje , daar onder een korrel in twee deelbaar, wit als een verfche Hafenoot , laf van fmaak , en wat na Violen riekende. leder vrugt Daat op een vlak bortje en Jterretje van 5. fpitfen gemaakt. De Amboineezen bouden bet voor de befte zoorte tot den buysbouw en prauwen. De veertighe Plaat Vertoont een Tak van de Machil-Boom het mannetje. Alwaar Lett. A. een blad van het kleenbladige : B. Een blad van het breedbladige ofte het wyfje aanwyft. De een-en-veertigfle Plaat Vertoont een Tak van de middelzoort van de Machil-Boom, dewelke voor de derde zoors in het Aanhangzet van Rum- pbius befchreven is. De twee-en-veertig fie Plaat Vertoont een Tak van de fmalbladige ofte de kleynfte Machil- * boom, welke onder de vierde zoort in de text voorkomt. XXXVIII. TO "Lab XL. Zom, DSE GE Zom. HT. Zab. XLII. HS 1V Bock. XXXVIII Hoof? AMBOINSCH KRUYDBOEK. 7r CAPUT TRIGESIM.OCTAVUM. Lignum Leve. Halaur r y Alaur valta & erecta eft arbor filveftris, que truncum gerit rotundum & altum , nonalatum: Ejus cortex eft ruffus , externe mollis, & quafi cariofus, craffus, ficcus admodum & fragilis, fique luviofo tractetur tempore, levem cutis pruritum ex- citat: Ejus ramuli fünt longi, rotundi , & firmi , quibus folia alternata infident , aliquando vero non iftum fervant ordinem: Sunt vero maxima, ac duplicem crunt formam, bine enim hujus arboris obcurrunt pecies, latifolia nempe & anguttifolia , latifoliz lon- ga funt octo & novem pollices, fex feptemve digitos “Jata, anguftifolie folia eandem fere obtinent longi- tudinem, immo fepe longiora funt, fed non ultra binos cum dimidio ac tres pollices lata, funt porro utriufque fpeciei fcabra, inferius lata, ac fenfim an- guftatą inftar apicis hafte , fuperne glabra & obfcure viridid', inferne glauca ac cinerea; latifolia rugofa quoque funt, fi tangantur, paucis obliquis pertexta coftis ac venis. Fru&us folitarii in ramis vagi dependent, paulo minores Pruno, fuperius lati, fructibus Lauraftri Am- boinenfis fimillimi, primo glauci , dein nigri, fub “externo, ficco, & fragili putamine duriufculus recon- ditur nucleus ficcus, intenfe luteus & gratum fpirans odorem inftar illius Lauraftri, in bina fegmenta divi- fibilis: Hi fru&us terram tangentes facillime proger- 4minant, novafque producunt arbufculas. Lignum duplex quoque eft: illud latifoliz fpeciei allidum feu Citrinum eft inftar illius Sureni, eftque Jevifimum lignum , quod in Amboina reperitur, trafis autem conftat fibris, ac fungofum eft, cafu- que facile , fed difficulter diflecatur , dum fibrofa ac pi- -lofa fua fubftantiä cuncta hebefcere faciat inftrumenta: Non etiam facile perdolari aut poliri poteft, licet receris fplendeat inftar ferici, fi vero ejus ramentum feu filamentum extrahatur furfum vel deorfum , ma- m format in lieno fulcum , unde plerumque frican- .do poliendum eft, afferefque , qui cx hog elignnrnr ligno, fecuri formandi funt. f F : Altera feu anguftifolia fpecics lignum gerit magis „raffum, folidius, quodque tenuioribus conftat fibris , „fed in fole facile rugas agit, quod in primo non ob- fervatur: Utraque ficca & elaborata debilem fundunt - Camphorz odorem, praefertim: primum, qui odor diu etiam fupereft, fi occlufum confervetur. Utra- que ad externam faciem ingrati & inelegantis funt coloris, unde & vilia videntur, nihilominus tamen durabilia, queque nunquam coffos generant, licet Soli , pluviis, vel aque marine exponantur: Ejus caput mortuum, ut ita dicam, in filvis prolapfum, tar- diffime perit, fi enim pluviofo tempore id confpicia- tur, putridum refert lignum, ficco vero tempore, ficcam reprefentat fpongiam: atque pluviofo qu re fortem infuper Sinapios fpirat odorem, feu inftar …Raphani majoris, qualis fzpe in denfis obfervatur . filvis, nec quis facile detegat, undenam hic odor. Fructus maturefcunt Augufto. : Nomen. Latine Lignum leve, quum inter Amboi- nenfium tigna leviffimum fit: Amboinice in Leytimo- ra vocatur Halaur, in Hitoea Halaul: Latifolia fpe- cies cognominatur alba feu femina. Anguftifolia vocatur Halaul faxatilis. s SE Locus, In altis ec denfis Amboinz crefcit filvis, alia enim ejus loca mihi funt ignota. : Ufus. Ex prime fpeciei ligno plurima levia fabri- cantur navigia, ob ejus levitatem ac durabilitatem in aqua marina: Hzc navigia talem fortiuntur qualita- tem, ut in terra Soli expofita fefe contrahant, mag- naque prebeant fiffuras, aque vero impofita intu- > mefcant & confolidentur: Exaltera fpecie , quum ejus lignum fit durius, zdium poftes formantur, qui ad Solem tamen rimas agunt , nihilominus adeo durabiles, funt, ut in quibufdam circa Caftellum locis poftes demonftrari poffint ; qui ultra fexaginta annos incor- » aupti fteterunt, ` á Rum» "ren moet glad maken, en de planken , XXXVI. HOOFDS TU K, Halaur-Boom. Hu is een groote en regte Wout-boom , met een booge flam zonder vlerken: De fcbor[fe is ros , var buiten zagt, en als vermolmt, dik, zeer droog en bros , en al/Je by regenagtig weer gebandelt word , een wei- nig jeuken op de buyd veroorjakende: De ryskens zyn lang, rond , en ftyf , daar aan de bladeren verwillelt te- gens malkanderen flaan, dog zomtyds de ordre brekende. Zy zyn van de grootfte, en van tweederley gedaante, na de twee zoorten dezes booms, verdeelt in breedbladige en fmalbladige. - Die van ’t breedbladige zyn acht en ne- gen duym lang , fes en even vingers breed: die van ^t Jmalbladige zyn meeft van de zelffte lengte, ja zomtyds langer , maar niet meer dan twee en een half endrie duy- men breed: Voorts alle beide ftyf, agter breed, en al~ lenxkens toege/pitft , als bet yfer van een /pielfe, boven glad en fwart-groen, van onderen blauw-groen en grys; aan "t wyde geflagt ook wat ruig in "t aantaften, met weinige [cbuin/e aderen, De vrugten ziet men bier en daar enkeld bangen, wat kleender dan een pruym , van vooren wat breed , de vrugten van den grooten Laurafter Amboinicus zeer gelyk, eerft Spaans-groen, daar na fwart. Onder de buyten- Jte drooge en bro/Je fcbale leyd een bardagtige drooge korl, boog-geel, en wat welriekende, mede als die van Lau- rafter, die men ook in tween kan deelen. Deze vruch- ten op de aarde vallende , fchieten zeer ligt uyt, enbren- gen junge boompjes voort. et bout is mede tweederley: dat van bet breedbladi- e is bleek of ligt Citroen-verwig naaft aan deSuren, bet . icbtfte bout van alle, dat men in Amboina beeft, grof- dradig en voos, licht om te kappen , maar gantfch moeye- lyk om te zagen, dewyl bet met zyn bayrige fubftantie al bet gereet/chap ftomp maakt; Het laat zig ook niet lad fcbaven ofte polyften, boewel "t verfche glimt, als Gm: maar als men aan een fplinter of draatjes begint te trekken, bet zy op of nederwaarts, zo volgt "er eem gebeele vooren in "t bout, daarom- men "t meeft met [chue« die men daar uyt bebben wil, met de był & J Het tweede of [malbladige beeft een bout «vat roffer s -digter , en fyndradiger , maar fcbeurt ligt in de Son, bet welk "t eerfle niet doet: Alle beyde droog zynde en gewerkt, geven een flappen Campber-reuk van zig , inzon- derbeid *t eerfte, die bem ook lange by blyft , als bet iewers ingeflooten werd. Beyde zyn zeeen ongezien en veracht bout , wytterlyk aan te zien, nogtans zeer durabel , daar nooyt wormen inkomen , al leyd bet inde Son, regen, en zee-water. Zyn doot lichaam, om zo te fpreken, in "t Bofcb omgevallen pee vergaat langzaam ; want als men by regen-weer daar by komt, gelykt "t een beel ver- rot bout, en by droog weer, een drooge fpongie: geven- de daar en boven by regenachtig weer een Reden oftert reuk, of van Peper-wortel van zig , diergelyke men dik- ‘wils in digte BofJcbem gevoelt, zonder dat men weet, waar dat by van daan komt. De rype vruchten ziet men in Auguftus. Naam. In 't Latyn Lignum leve, of ligt bout, om dat bet onder de Amboin/che timmerbouten , bet licbtfle is: Amboins , op Leytimor Halaur; op Hitoe Halaul, Het breedbladige werd bygenaamt "t witte of Wyfken. Het d as bietenze fteen-Halaul. Plaats. Het waft in booge en digte Boffcben van Am- boina, want van andere plaatzen is my nog niet bekent. Gebruik. Uyt de eerfle werden veele ligte vaartuyger of praauwen gemaakt ; om zyne ligtigbeid en duurzaam- beid in zout water, Deze praauwen bebben die eygen- fcbap , datze opt land en in de Sonne ftaande, zeer in- krimpen, en groote [cbeuren vertoonen, maar in ’t water komende, fwellen op, en worden weer digt. Uyt de tweede zoorte, om dat bet wat harder bout is, maakt men ftylen tot buyzen, doch fcheuren wat in de Son, niet te min zo durabel, dat men in zommige Negoryen aan ^t. Cafteel ftylen tonen kan, over de 60, jaren oud, en nog onbefchadigt. Ruma | 72 HERBARITAMBOINENSIS LiberIV.cpXxymy + Rumphius in Adpendice heec addidit. Ad ulteriorem hujus arboris notitiam hzc fubjun- o: InLeytimora tres Halaur numerantur fpecies, ab itoenfi fupra defcripta , quodammodo diverfz: Primo itaque Halaur genuina Sojenfis , Waribokor quoque dicta, folia gerit fex feptemve pollices longa, quatuor digitos lata, fuperius glabra, inferius palli- de viridia, in obtufum apicem definentia, multisque finuofis coftis infra protuberantibus pertexta , alter- natim pofita, fed plerumque inordinata. Ex foliorum alis & inter ipfa parvi excrefcunt ra- cemi , viridia fuftinentes capitula, magnitudine fe- minis Sinapios, quz fefe aperiunt in flofculos albos quadripetalos, qui repleti funt brevibus ftaminibus antheras luteas gerentibus. Fruétus rari funt & vagi, bini ternive fimul prove- nientes tam ex foliorum alis quam poft ipía, brevi- bus infidentes petiolis, rotundi inftar illorum Daun Candal , qui in brevem definunt apicem, funtgue glabri, primo virides, dein nigricantes. Sub craffo & molli putamine duriufculus, fed mucofus reconditur nucleus oviformis inftar ovi Lacertz', in bina divifibilis fegmenta, fortem fpirans odorem. Secunda fpecies Hitoenfium Halaur cft tam latifo- lia quam anguftifolia, que apud Sojenfes Eobur vo- catur, cujus cortex cutis pruritum excitat, ejusque lignum fungofius eft illo praecedentis. Tertia vera eft Ewa[Ja, quz illis fepe etiam Ha- laur dicitur, que cum fuis fructibus in fubfequenti defcribitur capite. Tabula Quadragefima Tertia Ramum exhibet Ligni levis primi, quod Ha/aur incolis di- citur. Tabula Quadragefima Quarta Ramum exhibet Lig levis minoris; quod Halaur Kitsjil ins colis vocatur. Rumphius heeft in het Aanhangzel dit’er} Tot beter kenniffe van dezen boom, beb ; willen byvoegen de Leytimor dins VA m Olgende Halaur van bet bovenfiaande Hitoetze wat verfebil u I. Het eygentlyke Halaur van Soja , anders ook W ende: kor genaamt, beeft bladeren 6. en 7. duymen brine vingers breed, boven glad , beneden doods-groen vfi d met een peg e , en veel bogtige ribben bene de leek, buylende, en fiaan verwiffelt tegens malkanderen, tit- meeft zonder ordre. Ty M Uyt den fcboot en tuffchen de bladeren komen kleps trosjes voort , waar op groene knopjes flaanin de e van Moftaart-zaat , dewelke zig openen in Ken? .. bloempjes van vier blaadjes gemaakt , binnen ként korte draatjes, boven op met groene noppen. eg: De vruchten fiaan weinige , te weten 2. en 3. by mał kander , zo wel uit den fchoot der bladeren als aris ër zelve,op korte fleeltjes , rond , gelyk die van Daun Can. dal, met een kort fpitsje boven op , glad, eerft AL daar na rookverwig. 4 Onder een dikke dog weeke /chaal, leyt een bardacht ii doch flymerige korrel, ey-formig , gelyk een y = yn, YBeVoept. ey, in tween deelbaar , en [terk riekende. 2. Het tweede wil der Hitoezen Halaur z wel bet breed- als fmalbladige , op Soja genaamt Eohur „wiens SchorfJe jeuken op de huyd maakt, en bet bout is voozer dan "t voorgaande. T. 3. Het derde wil de regte Ewafla zyn , welk zylieden ' mede zomtyds Halaur noemen, bet «velk met zyn vruche ten men in ’t volgende Kapittel be/chreven ziet. De drie- en veertig fle Plaat Vertooht een Tak van het eerfte liste Hout, Halawr-bomh by de Inlanders genaamt. fe De vier- en veertig fle Plaat Vertoont een Tak van het kleine ligte Hout, het geen Ba laur Kitsjil van de Inlanders genaamt wert. = CAPUT TRIGESIM. NONUM. Lignum leve alterum. Ewaffa. | EA arbor eft fimilis precedenti , feu Halaul faxatiii , forma ac modo crefcendi cum ipfa conveniens. Ejus vero cortex craffior eft, ma- gisque cinereus. "Folia multo funt minora, à fex ad oéto & novem pollices longa, ejusdem forma ac coloris: Lignum ejus eft folidum , ac craffioribus conftat fibris , quam precedentis, in quo plurime breves venz & linez confpiciuntur , aliquando etiam nigricantes maculz inftar lenticularum , ceteroquin pallidum eft, & leve , fortemque & amarum fundit odorem & faporem, fi recens tractetur, ad Matrica- riam adcedentem: Serra & dolabra melius elaborari poteft quam precedens, ita ut afferculi & capfule ex illo formari poffint, quz recentes fplendent inftar ferici Bombicini denfioris, fed non ita ac Halaul. Nomen. Latine Lignum leve alterum, Amboinice in Leytimora Ewafla. Hitoenfes hanc arborem putant marem effe ipforum Halaul, talique indigitant nomi- ne, fed forma, lignique odor nimium abipfo differt. Locus. Cum pracedenti potiffimum creícit in Ley- timorz montibus. U/us. Hoc lignum non facile putrefcit vel coffos contrahit, fi ad ædes in ficcis adhibeatur locis, ex hoc quoque ciftule & capfule formari poffunt, fed hoc raro fit, quum adeo ingratum det adfpectum. P. 8. Seid folia funt folitaria in ramulis pofita, a fex ad octo pollices longa, binos lata, fcabra, in obtufum apicem definentia, füperne penitus glabra, - inferne coftis protuberantibus donata, qua oblique - & finuofe decurrunt, illa vero Machili folia referunt. Fructus vero obfervantur vagi , ac plerumque fo- litarii in ramulis locantur, magnitudine enucleata- rum nucum avellanarum, qui pericarpio infident in- ftar glandium, feu fructuum Machili, coloris purpu- rei, fi denudati funt. cg ' "Tabula Quadragefima Quinta Ramum exhibet ligni levis alterius, quod Zwa//z incolis vo- tatur, A 7 Voorts igt, week, en in de lengte geftreept , als bet Dennen- bout , dog zo merkelyk niet ; gemakkelyk om te bearbeiden, maar niet zeer durabel. Sayzoen. In October ziet men de bloemen, en daar op volgen de vruchten. : ; Naam: In ’t Latyn Lignum Equinum , dat is Paarde- bout; nä 't Maleyt/che Caju Cuda, en Favaanfche Caju Adjaran, miffcbien om dat bet een ligt bout is, daar uit men gemakkelyk allerbande ges. n > als ligte paar- den, fnyden kan. Amboinfcb op Hitoe Tueylo. Mac- caffaars Tueyl. Men moet "t wel onderfcbeyden van bet Caju Cuda der Baleyers , bet welk anders niet is dan de Arbor Excoecans. Plaats. Het is gemeen in Amboina, en waft op vlakke en lugtige plaatzen, meeft op Hitoe, op Macafler, en Java is bet ook bekent, en aldaar meeft langs de kanten van groote rivieren. : Gebruik, 74 Ufus. Adhibetur ad capfulas aliaque minora fupel- le&ilis genera ex hoc fabricanda , uti crepundia , cqui lignei, fimiliaque; ut & lignei calcei feu Tsjerippos ex hoc fabricantur ‚qui loco aliorum calceorum apud incolas in ufu funt. l In Java hæc arbor craflior eft quam in Amboina, unde & fatis ampli afferes ex ipfa formari poffunt > ex quibus fedilia , minoresque fabricantur menfz, hoc vero lignum facile rimas agit, fi foli exponatur. Ex ramis brachium craffis natatilia retium ligna for- mantur, quz in Europa ex Subere eliguntur, & Ma- laice Plompon vocantur, in breves enim diffecantur partes, que candefcente perforantur ferro, quum vi- rides funt rami, unde & cito ficcantur interne, me- lioresque funt iftis Mangi Mungi radicibus, vel Pule ramis, qui multum aquz inbibunt , tardeque ficcan- tur, unde retia corrumpuntur 5 Eidem quoque rami palis inferviunt, ex quibus fepes exftruuntur , qui vi- rides inplantantur, quum facile progerminent inftar Lingoi: Javanorum ciftz herbarie & aromatica Cot- ta Cotta ditte ex hoc quoque fabricantur ligno, fed he vilifime habentur. | In Rumpbii Adpendice hoc notatur. In Hort. Malab. part. 6. Fig. 29. Malabarice voca- tur Niir Pongelion. Bracmanis Singi. Portugallis Cor- nos dos Diabos. Belgis: Buxboorn, cujus figura & de- fcriptio cum noftra quadrat. Tabula Quadragefima Sexta Ramum exhibet Ligzi equini, feu Caju Cuda. eat VA % HERBARII AMBOINENSIS Liber IV.cap. XL. _ Gebruik. Men gebruykt bet om allerbande doosies e kleen buysraad van te maken, poppe-goet , houte et Gc. als mede de boute trippen of T'sjerippos, by de In. landers in plaats van fcboenen gebruykelyk. : Op Fava valt dezen boom dikker dan op Ambon , wes- balven men redelyke planken daar van bebben in on zitbanken en kleene tafeltjes te maken ; dog dit boat febeurt ligt als ’t in de Sonne Staat. Uit de takken als cen arm dik, werden gemaakt de dryfbouten aan de net- ten, die men in Europa van kork maakt, in "t Maleyts Plompon genaamt , want men zaagtze'in korte frukken en doorboortze met een gloeyend yzer , nog groen zyn de avaar doorze van binnen haafiig opdroogen, en zyn beter dan die van Mangi Mangi-worte!en of Pule-takken, de- welke veel water inzuygen , lang/nam opdroogen, en dä door bet net bederven. Dezelfde takken gebruikt men ook tot pagger - bouten, om beyningen daar van te maaken die men groen wil bebben, om dat "t ligt uytflaat als Lingoo. De Favaanze kruyde-doozen Cotta Cotta ge- naamt , werden ook van dit bout gemaakt, dog die boud men voor de flegie. In bet Aanhangzel van Rumphius wert dit ter neer- geftelt. In Hort. Malab. part. 6. Fig. 29. wert bet genaamt in ’t Malabaars Niir Pongelion. In "t facies Sea In 't Portugee/ch Cornos dos Diabos. Int Duytfch pg wiens figuur en befchryving met de onze over- eenkomt. De zes- en veertig fle Plaat Vertoont cen Tak van het Paarde-Hout , Caju Cuda genaamt! CAPUT QUADRAGESIMUM jh aueh PRIMUM 9. "Arbor rubra prima. Caju Mera. Bier rubra eft illa , que adfinitatem gerit inter N Cariópbyllum & Fambofam, atque de utraque tan- '.. tum participar „ut utrique gongenera fit, in mul- tas dividitur fpecies, quarum quatuor tantum defcrip- fi, reliquas minores varietates fingularum fpecie- rum omittens: Primo itaque anguftifolia feu alta, fecundo rotundifolia, tertio Caryophylli-formis , ac quarto latifolia mihi defcribuntur fpecies , quarum tres pofteriores in fubfequenti exarantur capite. * Arbor rubra prima feu anguftifolia proprie filveftris eft arbor, altifima , truncum gerens rotundum & re- étum, ac prope radices parvis alis auctum Peculia- rem gerit corticem, ab aiiis filveftribus arboribus pe- nitus diverfum , tenuis enim eft, ex multis tenuibus Jamellis compofitus, que vero arctius & folidius fibi adherent quam Arboris albe , illique Frangula fimiles. fed rof coloris, inftar lateris femi cocti quique porro ficcus cft, tenuis, lignoque firmiter adheret. tamuli funt longi, firmi, ac tenues, quibus folia infident bina fibi obpofita , rara, quorum quzdam oblique ac cruciatim pofita, quzdam inordinata, il- lis Caryophylli filveftris quam fimillima, fed latiura rugofiora, brevibusque infidentia petiolis , feptem & otto pollices longa, binos ac binos cum dimidio la- ta: Nervus medius fupra fulcatus eft, venzque late- rales fübtus protuberant, nec ad oras excurrunt, qui communis eft character hujus arboris Caryophylli & Jambofe , E contrita odorem faporemque erunt acidum & adftringentem , atque ingratum, ad illum Jambofarum adcedentem. : Flores corymbofi proveniunt uti Caryophyllorum Ted rariores, ex multis quafi crucibus formati feu cruciatim pofiti, qui primo viridia funt capitula fu- perius latiuscula » Gagangs feu primis Caryophyllo- rum rudimentis quodammodo fimilia: Lee feu Baccz non funt oblonge inftar Caryophyllorum , fed comprelTe funt & fubrotunde pilule. n A eege lignum ex fufco & cinereo colore mixtum elt, fed ficcum obfcure cinereum eft, fatis foli- XLLHOOFDSTUK. | zs Eerfte ‚Roode-Boom, r E | cnm WA pot kA A Rbor rubra is die gene die maag ft bap. maak b N ne, aag [chapmaakt A de Nagel- en E de mii ; ander xo veel mededeelende, dat by een %oorte vän beyde fchynt te zjn. Hy is in veele: zoorten verdeelt waar van ik er maar vier befchreven hebbe, de kleyne verandering van yder zoorte overflaande , namentlyk , eer fl de fmalbladige of booges ten tweeden de rondbladige, kei pcm iuo us t en ten vierden. breed-bladige ; [ue nos e drie NA im t volgende Kapittel be- rbor rubra prima, of fmalbladige, is cen eygent- lyke wout-boom, zeer boog, rónd en ford van kkka kleene vlerken by de wortel. Hy beeft een byzondere Jcborffe , onder andere wout-boomen ligt te kennen , want by is zagt , van veele dunne welletjes gemaakt , dog die dig- ter, en vafler aan malkander kleven dan aan de Arbor alba, d Ad ruo gelyk, maar ros van co- , als een half gebakke s bout ët wi per e ryskens zyn dun, lang, en [tyf, daar aan fiaam de bladeren twee tegen ie ÄR in't pe, zommige in een [cbuyns kruys, zommige zonder ordre, die van de wilde Nagelboom zeer gelyk „dog breeder , ruy- ger, en op korte fleelen y zes, zeven, en agt duymen lang, twee, en twee en een half breed. - De middel-ze- nuwe 15 boven gevoornts de dwers-adertjes beneden uyt- puylende , loopen niet tot aan de kant, maar fluyten met ronde boogen t'zamen tot vooren toe, "t welk een gemeene Cara&er ts tufjcben deze, Nagel- en Famboes-boomen ge wreven zynde van reuk en fmaak zuur en t*zamentrekken- de, dog onlieffelyk , die van de Famboezennaaft komende. Het -bloeizel komt aan kroontjes woort ; gelyk de Nagel- kroontjes, dog ydeler , wam veele &ruy[Jen gemaakt , daar voor gerfi groene knoppen aan komen, met breede boofde- kens , de Gagangs of eerfle fchepzelen der Nagelen wat dies vruchten of befi£n worden niet langwerpig > gek agelen, maar oet gedrongen rondacbtige pi Het verfche bout is uyt den bruynen. en graauwen ge: mengt, maar befterft doods en donker-graauw , GH igt en Pag 74 * Tab. XLVI. Tom. LIT. == N SII TOŃ SS SSS SS D E " (0 ZZ a AS N NN MI NI ND NINĘ N NAK NIANI VEN A z5: Tiiu M N S NS N N AS ESSES == NU NU SS N N N N N WG JA NN NN SN SS 2722272227275 / | 7 AAA a 0 Wa GGG GGG, NA Se EE LE > / a SSS => Z 255; i i SEE = LG DL CL KLA i SE SSS, E H NU il YA S = SS 7n Hj A S WITT MA, GG” 7A RU RU N LEE SRP PÉREZ N N SF N N U N N N N (N LLÄ SE SE N y aca 7 WEGES Y LEE PEE SET TLAS WW ad EE ZZ N ÁS ZGB | SEE F dim D NN N Ss ZU ASS SS ÉS U Ss = IR EN SEN A S WR uu SS : OSD RR TE Hr KA 7 SSE N eG A REE) GE N ===> / IV. Boek. XLI Hoofi/k. folidum & grave, penitus vero ficcum, levius eft, lon- gisque conítat fibris, 25 facile rimas agunt, in &- dificiis fatis durabile, fi modo non folum vel humi- dum tangat locum. Optima fpecies a priori quodammodo diverfa cor- ticem gerit cinereum, feu ruffefcentem, quam Am- boinenfes proprie Ubar & Ubel vocant, Arbor vero hac ramulos gerit tenues, breves, & acute ftriatos, uibus foliorum paria increfcunt bina quinave , quz funt fcabra & glabra inftar foliorum Caryophylli, & vix notabiles exhibent coftas , funtque ad oras finuofa, tres quatuorve pollices longa, in notabilem definentia apicem. Florum corymbi in plurimos te- nues dividuntur petiolos, quorum quivis in tres mi- nores dividitur, qui bina ternave fuftinent viridia ca- itula, quz fefe aperiunt in flosculos albos mufcofos : Unus alterve fructus in corymbo confpicitur ex ro- tundo oblongus fabarum magnitudine, coloris ex ni- gro purpurei, & dure fubftantie. Lignum recens cafum albicat , fed mox leviter ru- bet, multoque durius, durabilius, & craffioribus con- ftat fibris quam precedem, Nani ligno fimile, unde & Nani Mera, h. e. Nani rubrum vocatur. Anni tempus. Cunćte Arboris rubre fpecies flores erunt medio pluvioforum menfium tempore , h. e. S unio & Julio. Frućtusque maturefcunt O&obri & Novembri, eodem tempore quo Caryophylli. . Nomen. Latine Arbor rubra. Malaice Caju Mera. Amboinice Aycau & Aycou, que tria nomina arborem rubram dehotant ex ruffo corticis colore, quo ab aliis filveftribus diftinguitur arboribus. Prima vero fpecies Arbor rubra prima dicta, Amboinice proprie vocatur Aycau Ubel, in Leytimora Thar , & Vernata Goffali. Locus. In cunctis creicit altis filvis, eftque vulga- tiffima in filvis arbor ubique in Amboinenfium infulis. Ufus. Optimum prebet tignum, fed ingratum ob palliditatem exhibet colorem , maximeque. ob fiffu- ras, ubique tamen ab Amboinenfibus adhibetur ad poftes trabesque a dium fumo fepe repletarum, in uibus diu durat, neutiquam vero „uti dictum eft, fi olum tangat: Arboris rubra cortex, fed tertiz potiffi- mum fpeciei, apud Amboinenfes in ufu eft ad majo- rum. retium tinéturam, fed tantum defectu Okir feu Tanarii Majoris , que in fubfequenti defcribitur libro. Arboris vero iftius cortex vel folus, vel cum illo Man- gi Mangi mixtus adhibetur, qui parum contunditur > atque in ahenoj coquitur cum aqua, ipfique quan- dam Sagumante portionem addunt, ut tinctura feu pigmentum retibus melius adhzreat , tumque effun- ditur fupra retia in monoxylo depofita, qua per no- Gem in tali inpregnata macerantur aqua. Minoribus vero retibus uti jaculatoriis hi cortices non infervi- unt, quum nimis acres fint , unde alius ad hzc eligi- tur cortex, arbufculg nempe Same feu Tanarii mino- ris, poftea libro quinto defcripta. Minor arbor rubra feu anguftifolia fic fefe habet: Ejus truncus non ultra crus craflus eft, ejusque ra- mi funt rari, mufco obduéti, folia firmis infident ra- mulis fibi obpofita, vaga, & rara, angufta, & acu- minata ,quinque fexve pollices longa , unum vel unum cum dimidio lata, obfcure virentia, tenuia , ac fub- tilibus venulis pertexta , qua in finus concurrunt. Flores funt ut priores albi , illis Cujavi fimiles , fed minores: Fructus inftar minorum Jambofarum depen- dent, tres quatuorve fimul ex teretibus petiolis , ex ro- tundo parum comprefli & gibbofi , primo virides, dein rubentes „ac demum nigri, externe mollem gerentes carnem inftar Jambofarum , culmum craflam , faporis dulcis , feu fatui cum leviadftrićtione: In media cavi- tate unus alterve continetur nucleus,uti in Jambofis, in nigra fpecie folitarius, in rubra gemellus, in fiffis hisce nucleis fepe tenere arbufcule primum confpi- citur rudimentum, licet ex arbore etiam dependeant fructus , qui füperius coronati funt & umbilicati in- ftar Jambofarum. Nullibi obcurrit nifi in montibus ac denfis filvis. Tabula Quadragefima Septima kę is exhibet Arboris rubra, que Caju Mera Ubar incolis icitur, Tabula Quadragefima Otlava Ramum exhibet E : dod lis vocatur. Arboris rubre, que Caju Mera Aycon inco Tom, 117. CAPUT AMBOINSCH KRUYDBOEK. a D digt en fwaar, dog droog zynde word 't ligt , langdradig, en fcheurt ligt, in den buisbouw durabel, als ’t maar geen grond of vochtigheid raakt. De befte zoorte bier van wat verfchillende , beeft een Jcbor[je uit den graauwen, na den roffen trekkende, de- welke de Amboinezen eigentlyk Uhar en Uhel noemen ; de boom beeft dunne , korte, en fcberpgeftreepte ryskens , daar aan flaan twee a vyf paren bladeren , [Lyf „en glad, als Nagel-bladeren , daar aan men pas de ribbetjes beken- nen kan, langs de kanten een foom makende , drieen vier duymen lang , met een merkelyke fpits. De dollen zyn in veele dunne fteeltjes verdeelt, waar van ieder zig nog in drie kortere verdeelt , dragende twee a drie groene knoppen, baar openende in kleene witte en mofchagtige bloempjes, De vruchten ziet men een of twee aan den dol, uit den ronden langwerpig , in de grootte van boontjes , van coleur fwart-peers, van binnen met een barde fub- (tantie. . Het bout verfch gekapt is witachtig „maar werd ftraks ligt-rood, weel harder , fynder , en durabelder dan 't voorgaande , van gedaante bet Nani-bout wat gelyks daarom men °t ook Nani Mera, dat is rood Nani noemt. Sayzoen. Alle de zoorten van Arbor rubra, vertonen baar bloeizel in bet midden van de regen-Mou/Jon , dat is in Funy en Fuly, en de rype vruchten ziet men in OGo- ber en November, t'zamen met de Nagelen. Naam. Jn 't Latyn Arbor rubra. Maleyts Caju Me- ra. Amboinfch Aycau en Aycou, alle drie beduydenze roode boom, na de roffe coleur wan de fcbor[fe , die bem onder andere wout-boomen kennelyk maakt. Dit eerfte ge- flagt Arbor rubra prima biet eigentlyk in 't Amboinjcb Aycau Uhel, en op Leytimor Uhar, cos: Goflali. Plaats. Hy waft tr atte hallchagien ‚en is een van de gonmo fo vanar.hoomen in alle de Amboinjshe Kilanden. ebruik. Dit is eem goed timmerbout , maar gantfcb onzienelyk wegens zyne dootze coleur , em om dat "t zo ligt fcbeurt., egter werd 't van de Amboinezen overal gen brats io ylen en balken in haar berookte buyzen , daar "t lang duurt, maar geenzints (als gezegt) in de grond. De bafł van den Arbor Rubra a p, a de Lan de derde zoorte is „is by de Amboinezen in gebruyk tot ta- nen van groote netten, dog alleenlyk by gebrek van Okir of Tanarius Major , in ’t volgende boek befchreven ; want men neemt den baft des booms of alleen, of met die van Mangi Mangi gemengt , kneuft die wat „en kookt die in een groote ketel met water, een half korfken met Sagumanta daar by doende, °t welk de verwe beter aan de draat doet kleven , en giet "t 20 over de netten in een praauw liggen- de, latende die een magt daar in weken. Tot kleene en fyne netten, gelyk de werpnetten , zyn deze baften te Scherp, dies men daar toe neemt een andere fcbor[Je van 't boompje Same of Tanarius minor, bier na in’t sde Boek befchreven. De kleene Arbor Rubra anguftifolia is aldus. De flam werd niet boven een dye dik, en de takken zyn weinig met mos yn ij De bladeren Daag aan de fiyve rys- kens tegens malkander , ydel, en weinig in 'tgetal , /mal en toegefpitft , vyf en zes duimen lang , een en een half breed, donker-groen , dun, met fubtiele adertjes , die bun met bogen t'zamen Sluyten. "t Bloeizel is „als boven ftaat , avit , en dat van de Cajazos 1928 » dog &leender. De wrüchten zyn als kleene famboezen, bangende drie en vier by malkanderen aan ranke fteelen, uyt den ronden wat gedrukt en bultig, eerft appel-groen , dan rozen-rood, daar na [wart , van buyten een week vleefch bebbende , als de Famboezen, een balm dik, zoetachtig van fmaak, of veel meer laf , met een kleene adftrictie, In de middel- e bolligbeid leggen een of twee donker-graawwe korls, gelyk in de Fa „ in de [warte meeft wen „en in de roode twee, in deze opgefpletene korls ziet men dikwils een beginzel van een nieuw Jpruytje „ al bangenze nog aan den boom. Deze vruchten bebben e een kroontje, en cen kuyltje of een navel, gelyk andere Famboezen. Men vind bet nergens, dan in 't gebergte „en in "t digte wout, De zeven- en veertig fle Plaat Vertoont een Tak van de Roode Boom die Caju Mera Dag by de Inlanders genaamt wert. à De acht- en veertig ffe Plaat Vertoont een Tak van de Roode Boom , die Caju Mera Aj- cou van de Inlanders genaamt wert, K 2 XLII, 6 HERBARII AMBOINENSIS Liber IV. cap. XLII. CAPUT QUADRAGESIMUM SECUNDUM. Arboris rubra reliqua fpecies. RZE arboris rubra fpecies uno comprehendi capite, dum rari funt ufus. Arbor rubra fecunda, Amboinice Aycau Boppo, corticem gerit quodammodo molliorem quam pre- cedentis, ex multis quoque tenuibus lamellis con- ftru&um, qui colorem gerit penitus ruffum: Hujus folia funt minora reliquis aliis Aycai fpeciebus, ob- fcure viridia, ficca, quinque pollices loriga, binos ac binos cum dimidio lata, in obtufum apicem defi- nentia, ac fere in ramis feffilia, bina fibi obpofita, fed rara & vaga, horum venz in finus definunt uti in precedenti, fed inter oras majus Habent interftitium quam in ceteris Aycai fpeciebus. Flores primo oblonga funt ac viridia capitula, fe: fe aperientia in quatuor apices, ac quatuor alba ex- hibent petala, quorum centrum repletum eft pluri- mis longis ode & albis ftaminibus uti in Guajavo, fed quz tenuiora funt, magis intricata, ac firmiora; Hofce infequuntur fructus parvi rotundi inftar tenero- rum Guajavorum, qui pericarpio concavo infident ; ac plerumque terni fimul proveniunt, quisque vero s infiftit calici petiolo longiori, uti in Caryophyl- 8. Hujus ligni color magis obfcurus eft quam praices dentis, ficcacumyus va fulco pallide cinereum eft, tenuiter ftriatum , facile rimas agene, mov Laso pu Jiri poteft: Ejus fubftantia eft gravis & folida, neuti- quam vero durabilis, nec magni ex ipfo poftes for- mari poffünt, quum raro. adeo craflefcat arbor. Afferes ex hoc formati ligno facile incurvantur , fi per Solis radios exficcetur, ac facile rimas agit inele- es. Chem. Latine Arbor rubra Jecunda: Amboinice Aycau Boppo h. e. filveftris, quum in filveftribus cre- fcat locis, vel quum ejus natura fit filveftris magis reliquis: Boppo autem peculiariter alia eft arbor, ad- finis tamen quoque Caju Mera. Huc ue pertinet Arbor rubra faxatilis feu Ay- = Hatelale, quum femper in faxolfs ac fepe ex ip- fis crefcat rupibus: Hec tantum humilis eft arbor, foliumque gerit anguftius & acutius quam precedens, fru&us fquallide albicantes inftar minorum Jambofa- rum, inedules: durumque ejus eft lignum inftar Nef. fati. d a Arbor rubra tertia, Amboinice Aycay Bugulawan , ex fimilitudine fructuum cum Caryophyllis, quz di- ftinguenda vero eft a Bugulawan Aycau, que filve- ftris eft Caryophyllorum arbor, fupra libro fecundo defcripta: Non alta eft hec arbor, plerumque vi- rum craffa, corticem gerens [obfcure cinereum ac fiffum mufcofumque, qui vero in ramis eft magis æ- ualis ac ruffus. Rami ac rachides funt incurve, breves,ac nodofie: Folia funt breviora & rotundiora uam aliarum Aycajarum , illis Mangii cafeolaris quodammodo fimilia, gn ac quinque pollices longa, binos cum dimidio & tres lata, fubrotunda, aucis tenuibus pertexta venis, crafliufcula, fcabra, bina fibi obpofita, ac rara. Fructus ophyllis fimillimi funt, fed breviores & craffiores, fimilibuíque infidentes corymbis, tres ac tres fimut juncti & provenientes, altifque infident calicibus communi in petiolo: Si fructuum capitula fefe aperiant , acervum exhibent alborum ftaminum , ft quorum lapfum gium baccarum capitu- o bini adparent circuli, in quorum centro firmus erigitur apex, quatuor vero iftius capituli anguli fefe non tangunt nec cla itur , uti in reliquis Ca- ryophyllis, ted aperti perfiftant. Bacca ipfa rubet, craflefcit , ac tandem in fufcum abit colorem, uti in Anthophyllis. > Arboris lignum ex fufco obfcure cinereum eft , feu terreftris coloris, coloris pallidi, longifque conftat fibris, ac facile finditur, & raro ad edificia adhibe- tur: Trunci cortex codem quoque modo -ad retia majo- Pe JJ" grft XLI HOOFDSTUK. De overige zoorten van de Roode- Boom, E refterende zoorten van Arbor rubra heb ik in een D Capittel begrepen , dewylze van weinig gebruik zyn. De tweede Arbor rubra, in °t Amboins Ay- cau Boppo, beeft een fchorfje die wel zo zagt is, als aan ’t voorgaande, mede uyt veele dunne vellekens ge- maakt, en regt ros van coleur. De bladeren zyn kleen- der dan aan alle andere Aycaus, /wart-groen, droog, vyf duymen lang, twee en twee en een half breed, met een ftompe fpits, en bykans zonder fleel, tegens de tak- ken aan zittende, twee tegens malkanderen over , doch weinig aan de takken, de aderen lopen met bogen t'za- men, als in ’t voorgaande, doch laten een grooter fpatie tuffchen de randen, dan aan de andere Aycaus. Het bloeyzel zyn eerfl langachtige groene knoppen; die zig openen in vier fpitzen, en vertoonen vier witte blaad- jes, zynde bet binnenfte uytgevuld met veele lange fyne en witte draatjes, als aan de Gujavos, fynder , ver- werder , en vafter bangende , daar na volgen kleene ron- de vruchten, als jonge Gujavos , in een bol bekertje Jtaande , gemeenlyk drie by malkanderen , dogb yder op een byzonder voetje, en deze op een ander langere fleel , gelyk Nagelen. : : Het bout bier van ts donkerder wan coleur, dan 't voorgaande , befterft ook uyt den brwynen doots-praauw, reept, ligt foheurende, en laat zig niet glad wer- ken. Het is wel fwaar en diet van fubfłantie, maar gamtfcb niet durabel, men kam “er ook geen groote ftylen van hebben, om dat bet zelden zo dik werd, als eenman. De planken daar van gemaakt , werden ligt krom, als haar de Sonne raakt, en fcbeuren ligt en lélyk. — - Naam, In 't Latyn Arbor rubra fecunda: Op Anie boins i po Boppo, dat is, % wilde, om dat bet op wilde plaatzen waft , of om dat zyn natuur wilder fcbynt, dan de andere. Doch Boppo in "t byzonder is nog een = boom , boewel mede wyt de maag/cbap van Caju era. Zo beboord ook bier onder Arbor rubra faxatilis of Aycau Hatulale , om dat bet altyd op fteenachtige plaat- zen, ja dikwils uyt enkelde Deenen groeyd. Dit Ma maar een lage boom, heeft wat fmalder en ee blad, dan’t voorgaande, vuyl-witte vruchten, als kleene m boezen , onbequaam te eeten; een bard bout als Neflat. Het derde Arbor rubra in "t Amboinfch genaamt , Ay: cay Bugulawan , na de gelykeniffe, die zyne vruchten bebben met de nagelen, doch te onder/cheiden van Bugu- lawan Aycay, ’t welk is de wilde Nagel-boom, boven Lib. 2. befcbreven. Het werd geen boogen boom, int gemeen een man dik, met een donkere graauwe gefcheur- de en Mosacbtige /chor{Je, maar aan de takken isze eve- ner en roller. De takken-en ryskens zyn bochtig , kort , are Dap De bladeren zyn korter enronder , dan aan andere Aycaus, die van ^t Mangium Cafeolare eenig- zints gelyk, vier en yf duymen lang , twee en een half en drie breed, vooren rond , met weinige fubtiele adertjes, dikacbtig , ftyf , twee en twee tegens malkander , en wei» nig in t getal. e vruchten zyn de Nagelen zeer gelyk, doch korter en dikker, aam diergelyke &roontjes Javaa: te weten, drie en drie by malkander , met booge voetjes op een ge- meene feel. Als zig bet boofdeken of kabelette opent, zo vertonenze een vlok van witte draden , naar «velkers af- vallen ziet-men op *t boofd van ieder bezie twee circulen, in welkers midden een ftyve fpitze Daat, en de vier boe- ken van "t boofdeken fluyten baar niet, gelyk andere Na- gelen, maar blyven zo open Hoen, De bezie zelfs werd nad dik, en ten laatften bruyn, gelyk een Moer-na- get, - Ce 3t i Het bout is mede uyt den bruynen, donker-graauw of aardverwig , doożs van coleur , langdradig „en ligt Jcbeurende , en-werd tot den buysbouw weinig gebruyko- De fchor(Je des flams , werd op dezelffte manier tot taa- nen IV Bock. XLII Hooff. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 5; majora ufurpatur, uti in precedenti fuit dictum ca- er rubra quarta five latifolia, Malaice Caju Me- ra daun Befaar, Amboinice Aycau Lau Ila, quia in- ter omnes Aycai fpecies maxima gerit folia, humilis- que eft arbor, truncum gerens incurvum, nunc bifi- dum nunc trifidum , inftar fruticis, cum Jambofa fil- veftri libro primo defcripta tantam gerit fimilitudinem, ut vix inter fefe diftingui ac dignofci poffint, ambae enim funt arbores humiles & incurve, ampla mag- naque gerentes folia, illis Jambi fimillima, cortex vere hujus Aycau ex more fuo femper magis ruffefcit quam filveftris Jambofe, ejufque folia funt rotundio- ra & latiora, crafliores gerentia coftas ac venas, ma- jores formantes finus quam in Jambofa, ac contrita ingratum prebent acidulum faporem atque odorem. lores quoque albent uti precedentium, vagis ex corymbis provenientes. Fructus fimiles funt Antho- phyllis Caryophylli filveftris, fed rotundiores funt, formamque gerunt brevium Olivarum, quatuor ge- rentes fquamas fuperne concurrentes, & umbilicum formantes , uti in Jambofis; Sub externa carne acidu- la inftar inmaturarum Jambofarum ficcus reconditur nucleus , externe albus, interne purpureus. Lignum magis albefcit quam reliquarum priorum fpecierum , ipfi Jambofz fimile, nulli ufüi aptum. Locus. In cunctis crefcit locis planis inter reliquos humiles frutices, fed potiffimum circa litora. - Ufus. Nullum peculiarem pr&bet ufum, excepto . quod ejus cortex aliquando adhibeatur ad Oebat Pa- peda feu pultem ex ipfo preparandam , uti fupra de pluribus aliis fuit dictum arborum corticibus. ren T WINNERS Tore ees nen van groote netten gebruykt, gelyk in ’t voorgaande Capittel gezegt is. Het vierde Arbor rubra ofte de breedbladige , in 't Ma- leyts Caju Mera daun Befaar; Amboins Aycau Lau lla, dewyl * onder alle Aycaus de grootfte bladeren beeft, blyft een lagen boom , met een bochtige flam, zomtyds in tween of drien verdeelt , gelyk een ftruyk, met de Jam- bofa filveftris Lib. 1. bejcbrevem , zulke gelykeni [Je bebbende, dat menze qualyk onderfcheiden kan, want beyde zyn lage en kromme boomen , met groote breede bla- deren, die van Jamboe zeer gelyk , doch de fcbor (Je van dit Aycau is naar zyn gewoonte altyd roffer, dan de wil- de Jamboe, en de bladeren zyn wat ronder en breeder, met grovere aderen, die merkelyker boogen maken dan de Le gewreven zynde onlieffeby& zuur van reuk en maak. Het bloeyzel is mede wit, als aan de voorige, aan y. dele kroontjes ftaande. De vruchten zyn de Anthophil- lis van de wilde Nagelen gelyk, docbronder , in gedaan- te als korte Olyven, met vier [cbubben, die vooren tza» men ftooten , en een navelmaken , gelyk aan de Jamboes. Onder "t buytenfte vleefch, ^t welk zuur is, als onrype Jamboefen, leyd een drooge korl , van buyten wit , bin- nen peers. Het Hout is witter dàn aan alle de voorgaande , dat van de Jamboes-boom gelyk; tot niets gebruykelyk. Plaats. Het waft op allerbande vlakten, onder de la» ge ruygten , doch meeft omtrent het ftrandt. Gebruik. Het beeft geenzonderlykgebruyk, bebalven dat zyn fcborffe zomtyds genomen werd, tot Oebat Pa- peda daar wan te maken, gelyk boven van meer andere gezegt is. y o CAPUT QUADRAGESIMUM SZE s RT IU M. Arbor Facum major. Cajus Lobe. Rhor Facim duplex eft, major & minor. " Primo: Arbor Facum major mediocris eft ar- |] bor , ad fummum crus, plerumque vero pedem cralfa , rectiffime adfurgens , corticem gerens glabrum ex cinereo fufcum: Ejus rami ramulique funt quoque rei, tenues, firmi, equales, rotundi, glabri, & obfcure fufci, adeoque duri & lenti, ut minimus e- tiam ramus pollicem modo craffus adultum fatis juve- nem fuftinere valeat: Foliorum vero rachides facilli- me abrumpufitur, atque he in ramulis in plures ali- as minores dividuntur, ita ut hec arbor denfam con- ftituat comam. Hifce brevibus rachidibus vix cul- mum craflis, folia*infident folitaria, inordinata, fe- re feffilia, (Que funt fcabra, craffiufcula inftar per- ameni, fuperius glabra, equalia, & lete viridia, nferius paucisobliquis, incurvis, & protuberantibus : coftis pertexta, fingula feptem vel novem pollices longa: Amboinenfis vero fpeciei tres, quatuor, & quinque pollices longa funt, binos lata digitos, ner- vus autem medius fuperne parum protuberat, nullum notabilem habent faporem , ferefilveftrem , attamen penetrantem: In Boeronenfi fex pollices longa funt, tres digitos trahfverfales lata, fuperne penitus glabra & zqualia, faporis refinofi, ad Canarium adcedentis: Ex arboris forma & fufco ramulorum colore videre- tur adfinis effe precedenti arbori rubra, feu utris- que Caryopbyllaftris , foliorum vero fitus , ipforumque coftz & fapor alia declarant. Flores funt pufilli, albi, tres, quatuorve fimul uno ex corymbo Kies Oz, hofce folitarii plerum- ue infequuntur fructus, aliquando vero quinque vel ex fimul magnitudine ovi , feu fructus Bonga Tanjong. Qui externe quum funt obfcure viridi & molli pu- tamine inftar Canariorum, multo vero tenuiori, ma- turi vero fruétus viridem habent inftar pomorum co- lorem, fub ifto vero putamine nux reconditur Cana- Tlum referens, qua putamen gerit durum , quod ictu aperiendum eft, exhibetque nucleum nigricantem edulem. ee Arboris inum albicat, tenuibus conftat fibris, eft- que durum & folidum , adeoque lentum & fiexile, ut arbok hec alta & gracilis non frangatur , licet tonia: , " ribus porami XLIIL HOOFDSTUI De groote Toorze-Boom. Rbor Facum is tweederley, groot en kleen, — . A Eerftelyk; Arbor Facum major, is een middels bare boom , op ’t boog fte eeh dye, maar gemeen een been dik, zeer regt opfchietende , met een evene fcbor(fe , wyt den graauwen bruyn. Zyne takken en ryskens zym ookregt dun, fiyf seven, rond, glad „en donker-bruyn , zo bard en ftyf van bout, dat de minfte tak van een duym dik, een kloeken jongen dragen kan, doch de rys- kens breeken kort af, dezelve [taan wel aan de takskens, al wederom in veele andere mindere verdeelt, zo dat hy een dikke kruyn maakt. Aan deze korteryskens, dewel- ke qualyk een ftroo-balm dik zyn, flaan de bladeren en- kelt , en zonder order , op zeer korte voetjes. Deze zyn Jtyf , dikachtig , als perkement , boven glad, even, en blyde-groen , van onderen met weynige [cbuynze geboge- ne en uytbuylende ribben, aan teder zeven en negen: ‘Aan een Amboinfch geflacht zynze drie, vier, en «yf duymen lang, twee vingers breed, en de middelzenuwe buylt boven een weinig uyt, zonder merkelyke fmaak, of wat wild, niet te min doordringende. Inde Boeroneeze zynze zes duymen lang , drie dwersvingers breed y boven gantfcb even en glad, van [maak «vat bersachtig, na Canari trekkende. Het fat/oen des booms, em de bruyne coleur der ryskens inziende, zoude men zeggen, dat by wyt de maag [chap van de voorgaande Arbor rubra, of van de beyde Caryophyllafters ware, doch den ftand der bla- deren, baare ribben, en fmaak, wyzent anders uyt. Het bloeyzel beftaat uyt kleene witte bloempjes , drie en vier aan een kroontje voortkomende, Hier op volgen meeft enkele vruchten, zomtyds ook vyf en zes by mal- kander , in de grootte van een vogel-ey, of alsde vrucht van Bonga tanjong. Buyten bebbenze een donker-groe- ne en welke bolfter , gelyk Canary noten, doch veel dun- der, dewelke in baare rypbeyd appel-groen werden, daar onder leyd een nootje, gelyk een Canary, met een harde fchaal , dewelke men opkloppen moet, zo vind men daar in een zwarte beeft , die niet eetbaar is. Het bout is witachtig, digt, hard; en fyndradig, zo taay en buygzaam , dat deze hooge en ranke boomen met breeken , al werdenze door een harde wind been en weer K 5 ge $ HERBARIIAMBOINENSIS LiberIV.cap. XLIII. ribus ventis commoveatur ‚immo licet per fortiorem vim truncus findatur , attamen non feparatur , nec fa- cile etiam eradicatur , quia profunde ejus radices terram petunt, ac firmiter ipfi infiguntur. | Lignum hoc fubtili guogue pinguedine fine dubio inpr&gnatum eft, guum femi-ficcum ignem cito con- cipiat, tarde ardeat, & folidos exhibeat carbones ; ficcum vero in longa fiflum fegmenta inftar facis ar- det & fplendet. Nomen. Latine Arbor Facum major , juxta Malaienfe Caju Lobe. Amboinice Ayefi & Zant, qua omnia nomina facum arborem denotant. ernatice Hate Safoe,h e. Malaice Caju Siffit , h. e. peétinum lignum. In Boerone Habeam & Reymban vocatur. Locus, In nudis crefcit montibus ut, & in vallibus, in levibus filvis. In Amboina quoque obcurrit & Ley- timora, majori vero copia in Boerone non procul a litore , quz fpecies , uti diétum eft, majora gerit folia Amboinenfi, unde & arbufculas accepi, quas horto conmifi, que lete progerminarunt. Ufus. Trunci vix pedem craffi durabiles exhibent palos ac trabes zdium tectis: Truncorum lignum op- time quoque focis infervit, ac potiffimum in longas finditur partés, quarum tres quatuorve conligantur, fuperius adcuminate, quod Virgilio dicitur Ska faces: Ha ad apices adcenduntur , adeoque claram prebent flammam ac faces, quas illi manibus tenent, qui per noctem defluente mari in litore cibum fuum uerunt ex pifcibus, cancris, ac conchis: Hoc opus mboinice & Malaice vocatur Lobe , quod fignificat, facibus lucem prebere, quz alioquin rećte Malaico vocabulo Sulo vocatur, a quo itaque opere hzc ar- bor fuum obtinnit namen um &jus lignum fit tenue, lougitudinalibus Con- ftet fibris , ac durum fit, pećtines ex hoc formari pof- funt, uti apud nos ex Buxo fit, unde & nomen Ter- natenfe fuam habet originem. | Rumpbii Adpendix hisce auctus eft. Amboinenfem Caju Lobe ulterius fic defcribo; in Leytimota Lape Lape vocatur: Ejus truncus paulo major eft illo Calappi , corticem gerens tenuem da brum, & firmum, qui decorticari facile poteft. Fo- lia vix differunt ab illis Boeronenfis arboris , excepto quod hujus fint paulo longiora, brevibus infidentia petiolis , ad oras non ita finuofa, ac de Canarii fa- pore participantia. In ramulorum fummo, & ex alis fuperiorum folio- rum corymbi excrefcunt nodofi , ex innumeris parvis capitulis conftructi, que obfcure pallentes feu fumeos exhibent flofculos , ex duodecim acutis petalis conftru- ćtos, cum totidem ftaminibus, in quorum centro pi- ftillum locatur: Ex iisdem corymbis frućtus excre- fcunt, prope folia folitarii, prope corymborum di- vifionem bini ternive fimul, digiti articulum longi, & acuminati inftar fructus Capfici junioris , quorum apex incurvus eft, externe vero nigricant , molles- que & lanuginofi funt, fi tangantur. Sub gluma ex- teriore tenui putamen reconditur aliud tenue & li- gnofum inftar illius nucis avellan& , atque in hoc nu- cleus albicans. Floret Februario. Arboris lignum eft fubtile & longis conftat fibris, citrinum inftar pallidi Machili , atque graviffimum eft, unde Amboinenfes illud raro ad zdificia adhibent, carbonarii vero hoc aliis admifcent lignis, ex quibus carbonesexurunt: Recens lignum igni admotum facil- lime flammam concipit , claramque illam fovet, unde & facibus quam optime infervit. Quidam Amboinenfium illud vocant Aypaloulan , h. e. ardens lignum , quod nomen commune gerit cum flamma filvarum, que frutex eft libro fexto de- fcriptus, bine enim he arbores fibi adfines effe vi- dentur. Trunci cortex aque infufus, maceratus, & propinatus prodeft Hydropicis , quique cortex exter- ne etiam zdematofis inlinitur partibus. Altera Caju Lape Lape a fuperiore Caju Lobe diver- fa rectum gerit truncum, qui ramulos emittit rectos firmosque, ex quibus folia peculiari excrefcunt mo- do, bina nempe fimul brevi infident petiolo, ex ip- forum vero centro petiolus ifte aliquando elongatur , ejusque fummo infident bina alia folia longiora & majora geflingert , ja al moet een ftam door eenig geweld ber Bes, 20 blyft by evenwel aan malkander bangen, en laat zig ook niet witwortelen, dewyl by diep en vaft in de aarde flaat. Het bout moet ook met een fubtiele vettigheid befwan- ert zyn, want het half drooge ontfangt ’t vuur , brand ngfaam, en zet vafte koolen; maar bet drooge in lange ftukken gefneden, brand zo belder als een toortze. Naam. In ’t Latyn Arbor Facum major, naar ’t Maleytfche Caju Lobe, en ’t Amboinfche Ayefli en Ay- laueffi , alle vier toortzen - bout beduydende. Ternaats Hate Safoe , dat is in "t Maleyts Caju Sifüt ; dat is Kammen-bout. Op Boero Habeam en Rymban. Plaats. Men vind ’t op kaale bergen , en ook op de vlakte , daar een ligt bofcb is. Men beeft bet in Amboina, op Leytimor , dog in meerder quantiteyt op Boero, niet verre van ftrand , "t welk „als gezegt , wat grooter blade- ren beeft dan bet Amboinfche , waar van ik kleene boomp- jes beb laten balen, en in myn Tuyn geplant, dewelke gelukkig opquamen. Gebruik. Het geen dat niet dikker dan een been is, geeft durabele fparren en balken, tot "t dakwerk im de buyzen. Het bout van de ftammen is een van de befte brand-bouten , dog " werd meeft tot lange fiukken geklo- ven, waar van men drie of vier t zamenbind , en vooren wat fpits maakt, bet welk Virgilius noemt Infpicare fa- ces. Deze dan by 't Ditze eynd aan[lekende , branden za belder als een toortze , dewelke die geene in bun banden dragen, die s nagts by afloopent water op ftrant baare koft moeten zoeken , in kleene visjes , krabbetjes en fcbul- en. Dit werk noemt men int Amboinfch en Maleyts che, % anelk heduyd ligton mot een toortze , en de toortze zelfs, die men anders in goed Maleyts sulo noemt, van _welk werk dan deze boom zyn naam beeft. Dewyl Teen fyn, regidradig, en bard bout is, zo kan men kammen daar van maaken, gelyk wy met Bux- boom doen, waar van den Ternataanzen naam komt. Het Byvoegzel van Rumphius is hier medo vermeerdert. Pan bet Amboinfche Caju Lobe, geef ik deze nadere befchryving. Het biet op Leytimor Lape Lape. Den fiam werd ruym zo groot als een Calappus-boom , met een dunne , effene , ftyve [tborffi, die zie laat affcbillen. De bladeren ver/chillen niet JA t Bożrórieże Í ise dat deze laatfte wat langer Zyn, op korter voetjes ruften- de, aan de kanten zo niet gekrult „en iets van de Canary- finaak mededelende. | Aan ’t uitterfte der ryskens, en uit den [choot van de voorfte bladeren , komen bolachtige kroontjes voort, ge- maakt van ontelbaare kleene knopjes, dewelke vertoonen kleene rookverwige bloempjes van 12, (Ditze blaadjes ge- maakt, met zo veel draatjes, en een middel-ftyletje daar in; aan dezelve kroontjes komen de vruchten voort , by de bladeren enkelt „en by de kroontjes 2.en 3. by malkander, een lid van een vinger lang, en toegefpitfb als een jong ritsje, met de [bits wat krom ftaande , van buiten groen, en wat zagt of wolachtig in "t gevoelen, Onder de buy- tenfte dunne buyd , leyd een andere dunne dog boutacbti- ge febaal , gelyk als aan de Haze-noot „en daar binnen een witachtigen beeft. Het bloeyd in February. Het bout is fyn en langdradig y ligt-geel , als bleeke Makilan , en een van de andis + Sc bet de Am- boinezen zelden tot den buisbouw gebruyken ; maar de Keolbranders mengen "t onder ander bout”, om koolen van, te branden. Het verfche bout een weinig in " vuur ge- bouden , brand ligt en klaar, daarom bet bequaam tot Loorzen 15. Zommige Amboinezen noemen 't Aypaloulan, dat is brandent bout, een naam gemeen met flamma filvarum, welk anders een firuyk is in ^t 6. Boek Prev avant bet fchynt dat deze twee boomen van eenderly maagfchap zyn. Jebor/Je des ftams in water gedaan, gezsoden, en gedronken , belpt den genen ‚die waterzuchtig zyn „en Jmeeren dezeloe fchor(Je van buyten op de zuchtige leden. Een ander Caju Lape Lape, ver/cbillende van "t bo- venftaande Caju Lobe, beeft mede een regte flam , en daar aan regte ftyve ryskens, aan dezelve de bladeren op een byzondere manier, te weeten twee en twee by | kander op een kort fleeltje, dog uit baare midden wert zomtyds bet fieeltje langer , en aan zyn uitterfte twee Zab. XLIX., Tom. LIL. M See u EZ CR TÄ 7 NŚ Ls = SE EE NS N N == == “Pag. 79 + W RN LL AS AN W N N SAAN Sy N NNN GAN NN UD N NN NA A FE D PN 000 Ad MN ON: A (o N O GC U Ei WAU MM N j Ze Zo WA JI H HA GEH S BAY, 4 4 4 IV Boek. XLIV Hooft/. AMBOINSCH KRUYDBOEK ‘ora binis inferioribus, quinque nempe & fex polli- ao nea, vix binos lata vulgaris forme, inftar illo- ees ATIS Varinge, que finuofas gerunt coftas, ex irs ortu folitarius provenit racemus , qui plures tinet fructus inftar illorum Tsjeramele, eleganter a hi rubent, quum alii virides fint, ac dividuntur SC, angulos, inter quos fuleus decurrit, fuperius vero lati funt & umbilicati. | - = Maturi fruttus fefe aperiunt juxta iftos angulos in tres partes, quarum quevis pars binas dimidias con- tinet cameras, in quibus tres oblongi & nigerrimi re- conduntur nuclei, hilum luteum gerentes, Ricini fru- Aus referentes, horum quivis in bina divifibilis eft fegmenta, & intus viridi repleti funt medulla, ficca- que inftar fabarum. — . 1 : ‚Nomen quoque gerit Cicadarie feu Caju Lapy ; uum cicadas generet: Ejus fructus cum cortice con- tufi, & concavis rupibus intrufi pifces enecant. Tabula Quadragefima Nona Ramum E arboris, qua Arbor facum major Row puro & Caju Lobe incolis vocatur. \ d "Tabula Quinquagefima Ramum. exhibet arboris, que Caju Lape Lape dicitur, Ubi. Lit. A. integrum exhibet fru&um trigonum. b. Ender apertum, ut ejus Camere feu cellule confpician- tur. a 19 bladeren, langer en grooter dan de twee agterfte, te we- ten 5. en 6. duimen lang, fchaars twee breed , van ge- meen fatzoen gelyk die van de eetbare Varinga , met bog- tige ribbens. „Uit baaren oorfpronk bangt een enkelde tros, en daar aan veele vruchten, gelyk die van Tsjeramela, dog deze zyn fcboon rood, daar de andere groen zjn, ver- deelt in 3. ruggen, dog tufJcben beyde is een keep , boven zynze breedft , en maken een kuyltje. | De rype openen baar langs de ruggens in 3. deelen , bebbende ieder dzel twee halve kamertjes ‚en verbergen 3. s ES Pik-[warte korrels , met een geel vratje , ver- beeldende de vruchten van Ricinus, waar van ieder zig in tween laat deelen, van binnen met een groenachtig pe s droog als dat van boonen. y beeft mede den naam van Cicadaria of Caju Lapy, om dat by Sprinkbanen voortbrengt; zyne vruchten tza- men geftampt met de [cbor[fe „en onder de bolle klippen gee Joke, doet de vi(jcben dood voor den dag komen. De negen-en-veertig fte Plaat Vertoont een Tak van een Boom, welke de groote Toorze= Boom van Rumphius, en Caju Lobe van de Inlanders ge- - naamt wert. De vyftig [fe Plaat Vertoont een Tak van een Boom, welke Caju Lape Lape genaamt wert. Alwaar Lett, A. deszelfs drieboekige vrucht in "t geheel vers beeld. B. Dezelve geopent, op dat deszelfs holligheden gezien kun- nen werden, CAPUT QUADRAGESIMUM AAR TUM EN Arbor Facum minor. Ec arbor videtur adfinis effe Caryopbyllaftro y ] humilis enim eft arbufcula, truncum gerens re- ^" Gum; cujus coma in plures breves ac foliofos dividitur ramulos. Ejus folia funt parva, quorum PERU digiti articulum , alia binos pollices longa nt, transverfalem digitum lata, in longum acu- .tumqué apicem: definentia, ac vix notabilibus venu- lis pertexta, quz ad oras in finus concurrunt , funt- que lete viridia, glabra, & fplendentia, inordinato modo ramulis infidentia. cs EA Lignuth tenuibus conftat fibris , duris, & gravibus, quod Toranis aptum cenfetur: p. e Nomen Malaicenfe eft Caju Lobe Daun Kitsjil , quum ejus lignum potiffimum ad faces adhibeatur gt præ- cedentis. Im Amboina ignota eft hzc arbor, fed cre- feit in Boerone. a Tabula Quinquagefima Prima Ramum exhibet Arboris facum minoris, quee Caju Lobe Daun Kitsjil Malaice: vocatur. XLV. HOOFDSTUK, Kleyne Toorze-Boom, Rbor Facum minor /cbynt uyt de maagfchap van A ‘Caryophillafter te zyn, want bet blyft een kleyn boompje, niet te min met een regte flam, wiens kruyn zig in veele korte en wel geblade ryskens verdeelt. De bladeren zyn kleen , zommige een lid van een vinger, zommige twee duymen lang, en een dwers-vinger breed, met een lange fmalle fpitze, en pas kennelyke adertjes, dewelke aan de kanten met bogtjes t'zamenloopen , jeug- dig groen , glad, en blinkende , zonder order aan de ryskens [Laande, | “ Het bout is fyndradig, bard, en fwaar , tot Toranen beguaam. Mu wa De Maleyt/che naam is Caju Lobe Daun Kitsjil, om dat zyn bout mede tot toortzen gebruikt werd, gelyk ’t woorige. In Amboina is 't onbekent , maar "t valt op Boero: De een-en-vyftighe Plaat Vertoont een Tak van de Aleyne Toortze- Boom, welke Cajú Lobe Daun Kits il op Maleyts genaamt wert. CAPUT XLV. 80 CAPUT OUADRAGESIMUM QUINTUM Perticaria Ferrea. Lolay. Erticaria Ferrea non vafta eft arbor, ac non ultra P crus crafía, nempe inftar Pinange, plerumque vero pedis tantum craffitiem habet, dividiturque in latifoliam & anguftifoliam. Primo: Perticaria ferrea parvifolia feu vera Lolay; fimplicem ac rectum gerit truncum, pedem plerumque crallum , vix Pinanga craffitiem habentem , qui cortice obducitur tenui, glabro, ex cinereo viridi, & mu- fcofo, in ramis fiflo ac rugofo, quique facile decor- ticari poteft. ; | A Truncus ab inferiore parte tenuibus cinétus eft ra- mulis feu flagellis inftar Caryophylli, truncus vero ipfe re&us eft, quatuor & quinque ulnas altus , qui faperius ordinatam format comam „late viridem , Gin firmos expanfus eft ramulos; Tho ambos" Folia bina fibi obpofita locantur brevibus infidentia petiolis , fed rara & vaga, quz ex alis fuis alios e- mittunt tenues ramulos, qui bina ternave fuftinent foliorum paria , optime referunt folia vetufte Ebeni, funtque craffa , fcabra, glabra , őz fplendentia, bi- nos tresve pollices longa, binos transverfales digitos lata, in longum firmumque apicem definentia , qui in vetuftis foliis deorfum infleétitur, ut & ipforum orz, uti Ebeni folia, multaque vix digiti articulum longa funt: Nervus medius in fuperiore folii parte fulcatus eft, inferius vero acute protuberat , multasque te- nues parallelas emittit venas ad foliorum oras inferius vix notabiles, nec veros formant finus: Saporem ha- bent fatue dulcem ad Caryophylli folia quodammodo adcedentem. | Flores ex hrevihus dependent racemis „ qui Hoer Ji funt albentes. Fructus parvos referunt Lanfü fru- &us, bini tresve fimul dependentes ex laxis racemis, inferius lati, fuperius acuminati inftar ovorum , pri- mum ex ceeruleo virides, dein rubri , in ficca farinacea medulla durum recondentes ofliculum, inftar mino- ris Nanarii, efui ineptum. | Ejus lignum eft folidum , firmum, albicans , fed ficcum citrini coloris, recens vero durum ac grave eft inftar Ebeni ac transverfaliter cefum quosdam ex- hibet circulos, qui annos denotant: Lympida aqua adeo inpregnatum ac refertum eft, ut copiofe exfluat, fi incidatur. Hinc Amboinenfes recens cefos palos nolunt ob pondus domum deferre , fed aliis adponunt arboribus in.filvis, corticem deglutientes, quos ita exficcant. Nomen. Latine Perticaria ferrea parvifolia. Amboi- nice in Leytimora Lolay, & ad diftinétionem fubfe- quentis Laun Maun, h. e. arvifolia. Locus. In Ce, crefcit in minoribus filvis, cir- ca Caju Poeti arbores, inter alias arbores in filva dicta Hagana circa Caftellum Victoriam fita. U/us. Trunci non ultra pedem craffi, decorticati, & , uti fupra dictum eft, ficcati , ad palos adhibentur, craffiores vero ad xdium poftes , quibus , quum dura- bile fit lignum , optime infervit, non frequenter ve- ro obcurrunt, atque Amboinenfibus nimis laboriofum eft ex filvis illud petere. Secundo. Perticara Ferrea latifolia , erronee meo judicio ab Amboinenfibus tanquam diverfa habetur arbor, ac peculiari nomine Aytaél Lay Ila, h. e. la- tifolia Metrofideros, ab aliis vero magis erronee Sa- ley Lau Ila vocatur , quum nullam habeat adfinita- tem cum vera Saley, intra libro fexto defcripta, Ejus truncus ejusdem elt altitudinis & craffitiei cum pra- cedenti, fed non ita rectus, at incurvus , finuofus , & frutefcens, corticem gerens glabrum , nec adeo mu- fcofum. Ejus folia funt craffa éz fcabra , tres quatuor- ve pollices longa , binos lata, tenuibus pertexta ve- nulis , infra vix notabilibus, quzque in obtufum de- finunt apicem: Bina fibi obpofita funt, brevibus in- fidentia petiolis, ac rara brevibus in ramulis. Fru- étus me latent. Lignum eft admodum durum. fo- lidum, & grave: Arbufcule vix pedem craflz tignis inferviunt, craffiores vero poftibus. In HERBARII AMBOINENSIS ` Liber DN. cap. XLV, XEV. HOOEDSTUR 1 Lolay-Boom. Erticaria Ferrea werd geen groote boom , en niet bo: ven een dye dik, te wetem als een Pinang-boom , do . in ’t gemeen blyft by maar een been dik; verdeelt in kleenbladige en groodbladige. k. Eerftelyk: Perticaria Ferrea kleenbladige, of % ey- gentlyke SC Jcbiet met een enkelde en regte ka op, in 't gemeen cen been dik, zelden als een Pinang - boom, bekleed met een dunne, effene, uit den groene-graauwe , en mosachtige [cbor[Je , aan de takken fyn gefcheurt , of rimpelig , en die baar ligt laat af/chillen. ) De ip is van onderen op bezet met dunne takskens of ryskens, gelyk den Nagel-boom , dog den ftam zelfs is regt, vier en vyf vademen boog , makende boven een wel- getakte kruyn, vol fbyve ryskens, en een blyde loof. De bladeren [taan twee en twee tegen malkander , op korte voetjes, dog weinig in *t getal, en uit haar fchoot andere dunne ryskens voortbrengende , daar aan ook maar twee a drie paren fiaan; xy gelyken zeer ma de bladerer van de oude Ebbenhout-boom, te weten, dik, ftyf, glad, en blinkende, twee en drie duymen lang, twee dwers- vingers breed, met een lange ftyve fpitze, bet welk aan de oude bladeren nederwaarts gekromt fłaat, als ook de kanten , gelyk aan de Ebbenbouts-bladeren , en veele zyn niet boven een lid van een vinger lang. De middel-zentawe maakt aan de boven-zyde ten grove , beneden puyltze fcherp uyt, en zent veele fyne parallele adertjes na de kanten, die men beneden pas kennen kan, en geen regte bogen fuyten; van fmaak laf-zoet , en wat na de Nagel- bladeren trekkende. Dat A Het bloeizel bangt dan korte troffen, zullende kleene ` Witte hloempjes zyn. De vrüchten zvn als kleene Lanzeng twee en drie by maikandor hangende, aan ydele p des agter breetfi , en vooren wat toege/piift., gelyk Vogel- eyers, eerft blaauw-groen »-daar na rood verbergende in een droog meelacbtig merg een barden Deen, gelyk een kleenen Nanary , tot ^t eeten onbequaam. ~ - „Het bout is digt, maffief , dog befterft bleek-geel, bet ver/che zo bart en fwaar als Ebbenbout , dwers doofge- kapt, vertoont eenige circulen of jaren; bet is met een klaar water za overvloedig befwangert , dat "t rykelyk daar uit loopt, als men *t doorkapt. Hierom willen de Amboinezen de verfch gekapte fparren , wegens baare Jwaarte niet na buys gentes > maar ftellenze overeynd in "t bofcb , tegen een ander boom, [chillen de baft af en la- tenze zo uytdroogen. Naam. In 't Latyn Perticaria Ferrea parvifolia: Amboinfch op Leytimor Lolay, en tot onderfcheyd van "t volgende Laun Maun, dat is kleenbladige. Plaats. Het aroeyd op Leytimor in digte boffcben ,om- trent de Caju Puti boomen, onder anderen in 't zo gê- naamde Haag [cbe - bofch, gelegen ooft-noord-ooft van 't Kafteel Vittoria. Gebruik. Deze Dommen die niet boven een been dik zyn,ge/cbilt en gedroogt als boven ftaat „werden tot fpar- ren gebruykt, de dikkere tot ftylen aan buyzen, daarze zeer durabel zyn, dog zy zyn in geen meenigte te vine den, en de Amboinees ontziet de moeyte , om ze uit ’t bofch te dragen. Tweede: Perticaria Ferrea groodbladige , werd myns oordeels , abufivelyk by de Amboinezen voor een verfcheide boom gebouden , en ook met een byzondere naam genoemt Aytaél Lay Ila, dat is groodbladigen Yzer-boom , by an: dere nog qualyker Saley Lau Ila, als bebbende geen ge- meenfchap met °t regte Saley , bier na in ’ 6. Boek be- Jebreven. Zyn ftam is van de voorgaande boogte en dikte, dog zo regt niet, maar krom, bogtig , en _flruykachtig > even van fcbor[Je , en niet zo mosacbtig. De bladeren zyn dik en fiyf , drie en vier duymen lang , twee breed, met fyne parallele adertjes , die men beneden pas kennen kans en een flompe fpits. Zy [taan twee tegens malkander op korte voetjes, en weinig in "t getal, aan korte ryskens. De vruchten zyn my onbekent. Het bout is zeer bard, digt, en fwaar. De jonge boompjes nog geen been diks werden tot fparren gebruykt , de dikkere tot [tylen. Het = Lag. 82. wa IN NN NN E ES Y HH WE la MM (HH 1411414 UE GE WA GEWAN, ALINA NON NIN pur 00 OS NU N NN SAY WRAY W SSS SSS INS ARTEN GO ÉS NN RUN NN NS N SW E RUDI N SS N NNN NN N SN) RA = N === > IV. Bock. XLVI Hoof. AMBOINSCH KRUYDBOEK. In Leytimora quoque crefcit in levioribus filvis, maximeque convenit cum Nani Macaffarenfi, in Au- &uario meo defcripta, hzc vero latiora & rotundio- ra gerit folia, ipforumque petioli paulo longiores funt. Tabula Quinquagefima Secunda. Ramum exhibet Perticarie Ferree Lolay dicta, SI Het groeyt mede op Leytimor in 't ligte bofcb „en j Deef c groote gelykeni(fe met * Nani Macafiar, VK myn rl Ctuarium befchreven , dog dit laatfte beeft bredere , en voo- ren rondere bladeren , en baare voetjes zyn «vat langer. De twee- en vyftig fle Plaat Vertoont een Tak van de yzer Perticaar-Boom Lolay ges , naamt, 3 eg “CAPUT QUADRAGESIMUM mo xX TO MM Fambofa Litorca. Ruttu Pya. Rbor eft craffa , litorea, Jambofis adfinis, fed filveftris penitus nature, unde & ab aliis ejus ~ fpeciebus libro primo defcriptisfeparata; Trun- . cum gerit craffum, humilem, finuofum, ac plerum- ue inclinantem, quali & albicante cortice obdu- um, comamque ampliorem reliquis Jambofz fpe- ciebus. Ejus folia funt magna, glabra, fcabra, pau- co numero fibi obpofita & oblique cruciata, non au- tem ultra tria foliorum paria ramulo infident Ve- tufta fuperius funr rarında, fev n*tove pollices lon- a, quatuor & quinque lata, fere feffilia in ramis, glabra, non expanfa, fed contracta, ac finuofis oris quafi abrupta: Vene inferius protuberant , inque fi- nus excurrunt uti in Aycao, fummumque folii par femper longiffimum eft & acutiffimum, infimum ro- tundius & brevius. Contritorum foliorum odor eft acidulus, gravis & ingratus, ut & recentis ligni. “Flores in corymbis excrefcunt, uti in Caryophyllis, fed vagi, tres nempe fimul communi ex petiolo, ac quindecim toto ex corymbo , & adillos Cuajavi magis adeedunt quam Jambofe: Quisque vero craflo viridi- . que infidet calici, ex quatuor apicibus formato, ip- feque flos ex quatuor tantum albis & concavis con- ftat petalis, quorum medium repletum eft denfis, tenuibus, & albis (taminibus , intricatim dependenti- bus, odoris aciduli , matutino tempore haud ingrati: Poft horum ftaminum lapfum viridis calix intumefcit, formamque obtinet minoris oblonge Jambofe, qui femper albet , externe dura conítat carne, ineduli ; excepto quod quidam hanc ad temporis lufum man- ducent, quum fub dentibus ftrideat, cateroquin fa- . porem baier falfum & acidulum. . Lignum pallide cinereum gerit colorem , glacialem fere, ficcumque magis album eft, folidum , fatis du- rum, grave, multifque tenuibus diftinétum peétini- bus intricatis , atque hinc inde ftrias formantibus , ad navigia durabile eft, non facile enim poliendum eft. Stipites excifi facillime progerminant, novofque emittunt ramos, qui in arbores excrefcunt. Nomen, Latine Fambofa Litorea , Malaice zoe Pantey feu Fambu Laut, & Amboinice Ruttu Pya & Luttu Pya ,Sojenfibus Kepu , in Luhua Sabika, Baleya Calampoack. Z . Locus. In cunctis Amboinz infulis obcurrit , potif- fimum vero in parva & magna Cerama circa litora, a quibus ad lapidis jaétum diftat. In infulis ad Eu- rum fitis aliifque itidem nota eft hec arbor. Ufus. Poft Cofaffum hoc lignum ufitatifimum -eft © optimum ad navium exftrućtionem apud Amboi- nentes, ex quo tam afferes quam coftas formant na- Viglorum fuorum, Corre Corren di€torum, ad afferes vero re&as eligunt arbores a litore parum remotas, A enim ipfi vicine funt, incurvz crefcunt: Lignum b cile elaborari poteft ferra & dolabra ob pectinum pu Ob tenacem ejus fubftantiam non facile Hives. ED rimas agit, quod quam maxime prodeft fbr: wéi feriniario itidem conducit, fi rite fit e dolabra enim poliri poteft, intricatzque ve- ad esoe oftentant, licet non facile poliantur , que odor diu fupereft. y pertinet Pambofa filveftris alba feu pro- v Huc prie ambo > n é Y “Tom. LIL, Silveftris , que non in litore, fed EU ¿LVL AO EF DS TUK. De Strand Famboes-Boom. Er is een dikke Strand-boom, wel wyt bet geflacht der Jamboefen, doch van gant/ch wilden aardt, en dierbalven buyten baare vergadering Lib. 1. gefloo- ten. Hy beeft een dikken, niet hoogen s maar bochtigen ` en meeft overbellenden flam, een witachtige evene fcbor[fey en een breeder kruyn, dan éenig Jamboes-bom. De bladeren zyn mede 2 glad, ftyf, weinig in "t ge- tal, tegens malkander , en een fcbuyns kruys makende, doch niet boven drie paren aan een rysken . De ouder: vooren rond , zes en acht dwymen lang, vier envyf breed, bykans zonder fleelen, digt tegens de takken aan zittende, glad, niet uyigebreyd, maar gekronkelt , of met bochtige randen afgebrooken. De aderen buylen van onderen uyta et “en loopen met boogen t’zamen, als aan de Aycaus; voorfte paar is altyd bet lang fte en /pitfte, bet agterfte ronder en korter. "De Mig de a GE is zuurachtig , flerk, en onlieffelyk, als mede van't ver- Jebe bout. ` De bloemen flaan in kroontjes, gelykde Nagelen, doch ydel, te weten, drie en drie ob gen gemeenen Del, of vyftbien aan een kroontje, en zyn die van Cujavus gely- ker, dan die van Jamboe: Jeder ftaat op een dikken groe- nen kelk, van vier fpitzen pst, en de bloem zelfs heeft vier witte en gebolde blaadjes , zynde bet middelfte uyigevult met digte, fubtiele, en wittedraatjes , inver- werde lokjes bangende , mede zuuracbtig van reuk, doch in de morgenftond niet onaangenaam. Na bet afvallen van deze locken, werd de groene kelk dik, en krygt de edaante van eenkleene langwerpige Jamboes , altyd wit Iyvende: Buyten met een hardacbtig vleefch , onbequaam om te eeten, bebalven dat 't zommige om tyd-verdryf knouwen, om dat °t tuffchen de tanden knapt, anders Bine en zuur van fmaak. et bout is ligt-graauwof ys-verwig , befterft witter, digt , redelyk bart, zwaar , met veele fyne kammen, die verwert door malkander loopen, en bier en daar eenige ftreepen uytmaken, aan vaartuygen durabel, en laat zig niet ligt polyften. De al aprte firuyk fcbieć ligt weder nieuwe takken op, die weder tot boomen wer- den. Naam. In 't Latyn Jambofa Litorea, z '"t Maleyts Jambu Pantey o gen Laut, zo in 't Amboins Rut- tu Pya en Luttu Pya, by die van Soja Kepu, op Lu- bu Sabika, op Baleys Calampoack. Plaats. Men vind bem ín alle de Amboinfche Eylan- den, doch meeft op Groot en Kleen Ceram, omtrent de randen, niet boven een fteen-werp daar van af. Im de Zuyd-Oofter en ändere Eylanden is by mede bekent. Gebruyk. Dit is naaft de Cofaflu bet gebruykelykfte en bequaam[le bout tot den Scheeps-boww by de Amboine- zen, waar vanze zo wel de planken, als inbouten em ribben tot baare Corre Corren maken, doch tot de planken zoekenze de regte boomen uyt, die van bet firand wat afftaan , want die regt op firand waffen, zyn meeft bog- tig: Het bout laat zig gemakkelyk bewerken door de zaag en fchaaf , wegens kortbeyd der kammen: Wegens zyne taayigbeid fcbeurt en fplyt bet niet, "t welk cen noodige eygenfchap is voor den Scheeps bouw: Men kan bet ook tot Schrynwerk gebruyken, als bet ter degen cado avant bet laat zig even fchaven, en de verwerde en wertonen eenige B aaybeid, hoewel bet geen polyften aan- neemt , en den żuuren reuk bem lang byblyft. Hier toe beboort de Jambofa filveftris alba, of ey- sepilyks wilde Jamboes, die men niet op firand, — 82 HERBARII AMBOINENSIS Liber IV. cap. XLVII. bus crefcit, ac potiffimum ubi flumina decurrunt: Ejus truncus eft humilis & incurvus, pallide cinereo obduétus cortice , acutaque gerens inftar Aycai folia: Ejus fructus funt albi, fubrotundi, veris Jambofis fi- miles, fed minores, aquofi & adftringentis faporis, efui itaque inepti, ejus lignum vetuftum ruffefcit ni- gricantibus permixtum venis , & inftar Agallochi varie- gatum, acrecens gratum etiam fpiratodorem. Baley- enfes illud quoque vocant Calampoack, foliaque in a- qua conterunt, qua ulcerationes depurant & curant. Alii ambas has arbores communi vocabulo vocant Famboe Utan, primamque litoream habent, alteram terręftrem , confupduntque has iterum cum Aycay Boppo, que Kepu in Leytimora vocantur. Tabula Quinquagefima Tertia. Ramum exhibet Jambofa litoree. in de valeyen vind, meeft daar rivieren doorloopen De m blyft laag en krom, met een ligt-graauwe Jcbor [fe , en fpitze bladeren, als Aycau. De vruchten zyn wit, rondachtig, de regte Jamboefen gelyk, doch kleender , van een waterachtige, en wat zamentrekkende fmaak, en dierbalven tot "t eeten niet zeer bequaam , zyn.oudt bout. werd ros, enmetzwartachtige aderen gemarmert als Agallochum, gelyk bet verfche ook eenigzints wel riekt, De Baleyers noemen bet mede Calampoack , en wryven de bladeren in water , en wa[Jcben daar mede de ulceratien, om te zuyveren, en te beelen. Andere noemen deze beyde boomen met een gemeene naam Jamboe Utan, boudende’t eerfte voor een ftrand- zoorie, em taveede voor een land-zoorte , en vermen» genfe wederom met Aycay Boppo , beyde Kepu noemen- ae op Leytimor, De drie- en vyftig fle Plaat Vertoont een Tak van de fraud Famboe-Boom. ———————Á CAPUT QUADRAGESIMUM SEPTIMUM Arbor Nollis. Caju Cuning. Mamelen. r gne. CEP ISA | E n ex centro fuo song ac craffi culum pro- ue oblongos, qui cülicius fuis ali Infident in- a compaćtis, que in butyro vel oleo fricantur , dd eu globuli farinacei vocantur; ho- m guaque colorem pra fe fert , ex fufco nempe lu- teum , intermixto fordide cinereo colore, intus vero albicat & mollis eft inftar carnis maturi pomi, fed ma- gis pinguis, folidior, nec concavus eft, intufque mi- nimis initar arene repletus feminibus, odorem gerens Galange teu Lanquas , acfaporem ingratum noftre fal- tem nationi , elt'enim ex acido aufterus cum quadam amäritie, montanis vero populis edulis eft hic fructus. Siom is hic fru&us externe forma & odore fuo homi- nes adlicit, eo magis abiis contemnitur, fi guftetur. Foliorum fapor ex acido amarus eft, raroque exe- fa funt, plerumque integra, zqualia, & glabra. Li- um exterius binos trefve digitos craffum eft, album, c molle, atque interne luteum & zqualis fubftantiz, exceptis vetuftis arboribus, quz circa cor concave funt, molles, nec durabiles, dum luxuriofo refertz funt fucco, qui tarde exficcatu Ma- XLVIL HOOFDSTUK De Nagt- Boom. It werd een boogen en redelyken dikken boom, met een regte ftam; de takken verdeeln bun in lange, regte , en grocueryskens, daar aan de bladeren regt tegens malkanderen in ryen flaan, by zes enacbt paaren, dezelve zyn groot, en die van Canary gelykende, doch veel grooter > breeder, en flapper, aan de jonge boomen twaalf en veerthien duymen lang, zes en acht breedt y aan de oude korter, in de midden breetft , agter en vooren tond, en de voorfte by baren, oonfpronk nog twee kleene blaadjes in % Kruys hebbende, diergelyke men aan t uyte terjie der ryskens ziel, em de gedaante van een. taksken a tuljcben dezeloe , als uyt eem fcheede, komt cem knopje voort, waar uyt de bloemeu en vruchten werden; want Be get Sien) tot formele bladeren geworden zyndes gone uyt ‚derzelver midden, op een dikachtige lange eel, een enkelde ronde bol, in de grootte. van een bass koegel , digt bezet met langachtige bloempjes , met baare balzen, op een andere ruyge. binnen-knop ftaande, in de grootte van een Hazel-noot, waar uyt de vrucht averdt. De bloempjes openen bun in vyf geele en pas. kennelyke Jbitzen, Waar uyt witte draden kyken, die den gebeeleń bol wit maken, en een zoete: reuk hebben. Men zietze im December; Uyt.yder bol werd cen.enkelde vrucht, als een appel; in de grootte van een Eenden-Ey, en kleenders enkelt, op eem lange houtachtige fteel , bangende uyt de midden der voorfchrevene bladeren, eerft in de grootte van een Pruym, bard, graauw-groen, met eenige ruyg- heid, als met bruyne fchubben bedekt , die men ten laat- fien kan afwryven, als grof zandt. De valwaffene vrucht is van buyten geenzints evens maar vol kwyltjes, hobbelen, en gaatjes, als booning- graad, uyt den ronden, Jcheef em ongefchikt, gantjcb elyk zekere bollen van veel, Eyers-en meel. gemaakt, in ooter of oly gebakken, die de Maleyers Filoos noemens de coleur is ook zodanig ; te weten donker-geel, met vu) graauw gemengt; binnen zynze wit en week, als bet vlee/cb van een gebeel.rypen appel, doch wat eich SÉ majfief , enzonder bolligbeid , met kleen zandig zaat tu[Jcben., van reuk als Galanga of Languas, wan [maak onaangenaam x immers voor. onze natie , als zynde uyt den zuuren Wrang , met eenige, bitterheid, doch by de Berge luyden, eethaar. Zo aanlokkelyk deze vrucht wan buy- ten iS, met baar gedaante en reuk, zo veracht wordze als menze proeft, ` De fmaak der bladeren is uyt den zuuren bitter , enzy m weinig doorvreten , maar meet beel , even, englad. Het bout, 1s van buyten.t«vee of drie vingers dik, wit, en zagts voorts na binnen toe regt geel, en van een eenparige fub- Jtantie ; bebalven aan de oude boomen, omtrent bet bert bol, voorts gantfch week; en geenzints durabel, dewyb beż vol weeldrige zap fleekt , die langzaam Paros, = zz RS R WOJ RR NN == KR N SIE = UNA BBB NS. III T B UNS j OO H HH Wes > 4919, EOD WAŻ DEEP RS SS 4 Y 7 HE a ATA ZY W 19141944 du NOW DIY A M AN N R SS Zë ES A A A HAN ËM SA SS N Wt W \ NSN R AAA ZA K LLÄ TA Mu SUN ZE Wig we AVAL (WAŁ SS VÄN, 7 2 Tom. HI. ai | 7 j ill Wi h 2 IV Bock. XLVII Hooft. AMBOINSCH KRUYDBOEK. $ ili nempe & Majo. um, ABU Ladne Arbor Noétis, Bancalus femina & latifolia > Malaice , Baleyice, & Macaffarice Caju Cuning & Bancal Parampuan , Amboinice Mamelen , Melen, & Humelen, quod obfcura feu noctis arbor eft, quibufdam Ulipockol , licet alii Makilum hoc quo- E Maturefcunt fruétus fub finem pluvioforum menfi- H que denotent nomine ; Ternatenfibus Comi Comi , Bi- Contsja. and N oke altis crefcit montibus , fed in plani- tie in frigidis & humidis locis, in Gorama vero ip- fam in montibus inveni in „denfis filvis, ac porro in cun&is Occidentalibus & Orientalibus infulis , aliquan- do plures fimul, ita ut denfam conftituant filvam. Ufus. Hec arbor proprie tignum non fubminiftrat, fed, quum Chinenfium ligniarii anno 1666. inter ali- «os afferes nobiliffima Societati Indice hujus quoque vendiderunt. arboris afferes, ejufque lignum apud vulgus aliquando ad edium poftes adhibeatur, hoc uoque loco ipfam defcribere debui, quum enim re-s ibis craffumque gerat truncum ac molle lignum , fa- cile'in afferes hoc-fecari poteft, quem in finem ve- tuftiffinz eliguntur arbores, quum lignum alioquin coffos facile generet ac cariofum fit. Immo poftes fepe & trabes in edibus fuere reperte , interne peni- tus cariofe , externe vero folida & integre, que uno tamen iétu findi poterant. a Ex vetuftis truncis afferculos mihi comparavi rite exficcatos, ex quibus ciftule fabrieatz funt, quz us- que in decimum quartum incorrupta fuerunt annum, lignum. hoc nequit poliri atque quam vetuftum etiam fit, fi tangatur , glutinofum. videtur, ach cera effet obduétum. Macaflarenfes, aliique populi ex his quo- que truncis monoxyla fórmant, & quum hoc li- gnum perdolatum a&ri exponatur, fordide cinereum contrahit colorem. | He fepe arbores tanta fibi adftant copia, ut am- plis fuis foliis locum reddant opacum, unde & forte ab Amboinenfibus Noctis arbor vocata eft. Fructus hifce aliifque populis pro cibis non inferviunt , qui vero in infulis ad Eurum fitis crefcunt, a montanis populis penurie tempore eduntur, uti id anno 1659 in Go- rama obfervavimus, ubi prope montanas cafas magni horum fructuum acervi reperti funt, quos comede- rant ifti incole, quum per bellum; quod nobifcum erebant, nullum alium fibi comparare poterant vi- um. | Malayenfes, Baleyenfes, & Macaflarenfes ipfius folia adhibentad cibos, quibus pifces involvunt, quos fimul coquunt & edunt; qui cibus Boboto vocatur. Alii folia aque incoquunt, ac dein in tenuia con- fcindunt ramenta , quibus cum Oryza vefcuntur inftar La&ucz, quibus fuperfundunt pauxillum aceti vel fuccum Bocaffi, he enim nationes amaritie levi de- le&antur. Baleyenfes hec cum aquaconterunt, qua caput lavant, fi refrigerio opus fit, puerorum vero * ardentibus febribus laborantium totum fricatur cor- Ss cataplafmate ex contritis foliis preparato. Ex ujus arboris ftipitibus vel ramis fepes etiam forman- tur, quum facillime progerminent, atque in arbores excrefcant, ut folia ufui inferviant. " Hujus & alia obcurrit fpecies, foliorum forma & ma enne priori fimilis, fed ejus truncus ruffefcit. Foliorum quoque vene fubtus rubent vel fufce funt. Lignum etiam magis lutefcit, cetera precedenti fi- milia. = +, Amboinenfes nullum hujus arboris habent ufum, immo aliis perfuadere ftudent, fi quis folia diu mani- bus teneat , tali vifum obnebulari: Tabula Quinguagefima Quarta — exhibet arboris ; que Arbor Nottis feu Caju Cuning ur, Ton. III. CAPUT De rype vruchten vind men in °t eynde van de drooge mouljon, te Weten in April en May. * i aam. Zn’ Latyn Arbor Noćtis, Bancalus femi- na & latifolia, Maleyts, Baleys, en Maccaffers Caju Cuning,en Bancal Parampuan, Amboins Mamelen, Me- len, en Humelen, donker of Nagt-boom, by zommige Ulipockol, boewel andere de Makilan met dezen naam ook verftaan; Ternaats Comi Comi, Binaas Contsja. Plaats. Hy waft niet in ’t hooge gebergte, maar inde laagte, op koude en vogtige plaatzen, doch op Goram bebben wy bem ook in "t gebergte gevonden in donkere Boffchagien, voorts in alle Wefterfche en Oofterfche Eylanden, zomtyds veele by malkanderen met boopen in geheele Boffchen. Gebruyk. Dezen boom geeft eygentlyk geen timmer- bout , maar dewyl de Chineeze bout-zagers anno 1666. onder andere planken, aan de E. Comp. ook deze lever- den, en zyn bout by flegte lieden zomtyds tot ftylen van buyzen gebruykt werd; zo hebben wy bem in dit boek plaats moeten geven, want om dat by een regten dikken fiam, en een week bout heeft, laat by zig ligt tot plan- ken zagen, waar toe men dan de oudfte boomen kiezen moet , anders werd dit bout zeer ligt wormfteekig en ver- molzemt: Fa men heeft ftylen en balken aan de buyzen. gevonden , die van binnen gantfch vergaan waren, maar van buyten gaaf en onbefcbadigt , dat menze met een kap doorkappen konde. Ik beb evenwel van oude ftammen plankjes gebad, wel gedroogt, en daar van doosjes laten maken, die in "t veerthiende jaar nog onbefchadigt waren. Het laat zig niet polyften, en boe oud dat "t is, blyft evenwel in ’t aantaften klam , of bet wafch was. De Macca(faren en andere Natiën maken ook ligte praauwen uyt dezen ftam mede van korten ouderdom , en daar dit gefcbaafde bout in de lugt [laat , befterft bet leelyk-graauw. De boomen ftaan dikwils zo veele by malkander , datze met haare breede bladeren de plaats donker maken , waar- om hy miffcbien by de Amboinezen boom der duyfternifie genaamt word. De vruchten zyn. by de Amboinezen en andere Natiën niet eetbaar, maar die op de Zuyd-Oofter- Eylanden, en andere Bergluyden eetenze by bongersnoot, gelyk Wy anno 1659 op Goram bevonden bebben, by de berg-buysjes groote boopen van deze vruchten te leggen, waar van de Inlanders gegeten badden, doen zy wegens den oorlog, die ayy hun aandeden, niet anders koften krygen. ; De Maleyers , Baleyers , en Macca[Jaren gebruykende bladeren in de koft , met dezelve de viffchen bewindende , tzameń kookende; en eetende, welke koft men Boboto noemt. . Andere kookenze in water op, fnydenze. daar na in fmalle riemen, en eetenze met ryft, als Salade, een weinig Azyn of zap van Bocaffam daar over doende of gietende , want die Natie vermaak beeft in matelyke bit- terbeid. De Baleyers wryvenze in water , en waffen bet boofd daar mede, om te verkoelen, als het noodig is; maar kinderen, die de heete Koortze bebben , beftrykenze "t gebeele lyf met een pap uyt de gewrevene bladeren ge- maakt; men maakt er ook pagger-fiylen van, die uyt- Jchieten , en tot boomen worden, om 't gerief van de bla: deren te bebben: me. x9 Men beeft een ander zoorte bier van, van pedaante en grootte der bladeren, bet voorige gelyk, maar de febor[Je des booms is ros, De aderen van de bladeren zyn van on- deren rood of bruyn. Het bout hooger geel, de refl bet voorige gelyk. e | ; De Amboinezen bebben geen gebruyk van dezen boom; ja maken malkander, wyż , zo ymant de bladeren lang in de bandem draagt, dat by een donker gezigt daar van krygt. De vier- en vyftig fle Plaat Vertoont een Tak van een boom, dewelke de Nagt-Boom - ofte Caju Coming genaamt werd, - « L 2 XLVIII. 84 HERBARII AMBOI CAPUT QUADRAGESIMUM OCTAVUNM Bancalus. Bancal. Ancalus mas filveftrem magis gerit naturam przce- denti , ejusque truncus rotundior & gracilior eft, qui in comam expanditur denfam , qua in mul- tos brevesque dividitur ramulos: Ejus folia multo funt minora, illis Canne fiflule fimilia , quatuor & quinque pollices longa, binos ac tres lata, glabra & zqualia , in vulgarem definentia apicem , quaque paucas gerunt coftas parallelas directe fibi obpofitas, uti & folia in ramis fibi obponuntur, a tribus ad fex ama, que obliquam aliquando efformant crucem: amulorum vero fummum in anguftam terminatur linguam ex binis foliolis compofitam , inter que pau- cus fape luteus & glutinofus continetur fuccus uti in recedenti id quoque obtinet arbore, tales quoque ingule folitarie vel bine ad foliorum fummum: par obfervantur, ex quibus fructus excrefcit, qui longo infidet firmoque petiolo folitarius, primo magnitudi- ne femi-perfe&i Cerafi nigri, qui externe craffiuscu- lis auctus eft fquamulis, qua flosculos exhibent alba ftaminula gerentes, a quad totus fructus lanugino- fus eft, hzc autem fenfim decidunt. Maturus fructus magnitudinem habet perfecti Ce- rafi, rugofus, mollis, fed non facile manibus con- fringendus, lentus enim ac tenax eft, interna fub- ftantia fimilis eft , fed ficcior precedente, ad oras vero femen quoddam fufcum & arenofum locatur nucleo carens, fructus vero faporem gerit amaricantem , nec edulis eft, ita ut hic fructus cum ifto Arbuti conve- niat, fimplex enim tantum fuo infidet petiolo longo ad ramulorum extremum , atque ex füperiorum fo- liorum alis: Foliorum fapor amaricat quoque, fed non ita vehementer quam prioris. Lignum externe albicat, interne magis lutefcit uam præcedens, immo fpe rubefcit, eftque du- rius ac folidius ifto. Maturi fructus Majo obfervan- tur menfe , quum decidunt , atque ex arenofo fe- mine nove progerminant arbores. Nomen. Latine Bancalus mas & parvifolia, Malaice Banckal Lacki Lacki & Daun Kitsjil, ac fic porro in aliis linguis idem cum precedente gerit nomen cum adje&tione maris feu parvifolie.: In J-eytimor Hume- len Malona vocatur. Locus. Ubique crefcit in primis camporum filvis. Ufus. Nec hac arbor tignum fubminiftrat , fed hoc in libro ponitur ob adfinitatem prioris femine : Cafis vero ejus poftes infervire poffunt , quum elegantem gerat rectumque truncum, fi pali ex hac formantur arbore, qui ad hortorum ufum-terre committuntur, facile progerminant, ac brevi inarbores excrefcunt fa- tis altas. Folia ad cibum non adhibenturuti precedentis „fed ad ufum medicum, quibus in febribus corpus lavant, uum modice refrigerent. Truncorum lignum ele- nter luteum gerit colorem, eftque folidum & te- nuibus ex fibris conftruétum „nec adeo fungofum aut 'wifcofum eft ac femine, unde & leviori operi fcri- niario aptum. Rumpbii Adpendix hisce auctus eft. . Preter binas iftag Bancali fpecies , mediam ejus inveni fpeciem , quz ramos gerit rotundos & glabros, qui rara gerunt folia bina fibi obpofita, furfum inflexa, a quinque ad octo pollices mes quinque fexve di- Kin lata, fuperne glabra, inferius paucis parallelis rotuberantibus coftis fcabra. amuli fummum in viridem terminatur fquamulam. ex binis foliolis fibi obpofitis formatam: Veteres ve- ro ramuli in fummo gerunt petiolum rectum digitum longum , cui fru&us infidet folitarius magnitudine globi fclopeti minoris , fed inregulariter rotundus , ex- terne rugofus, & caliculis J - > fculi infederunt oblongi. quafi cinctus, quibus flo J . y Tabula Quinquagefima Quinta ; Figura Prima ramum exhibet Bancali majoris fcu Itifohe. Figura Secunda ramum fife = reprzfentat Baxcali minoris feu angu- CAPUT NENSIS Liber IV. cap. XLVIII. XLVIIL HOOFDSTUK, Bancal- Boom. Ancal bet manneken, is wat wilder van aard dan it voorgaande , ronder en ranker van flam , met een digte kruyn , in veele korte ryskens verdeelt. De bladeren zyn veel kleender , en die van Canna Fiftula ge- lyk, vier en vyf duymen lang , twee en drie breed,g en even, met een ordinaris [pits , en weinige parallele ribben „die regt tegens malkanderen ftaan , gelyk mede de bladeren zelfs aan baare takken, van drie tot zes paren , die zomtyds een [chuyns kruys maken, bet uitterfte der ryskens eyndigt in een [mal tongsken , van twee blaadjes gemaakt , waar tu[Jcben men zomtyds een weinig geele en kleverige zap vind, gelyk ook aan ’t voorgaande , en dier- gelyke tongskens ziet men ook een of twee by de voorfte bladeren , uyt welke de vrucht.voortkomt. Dezelve ftaat ‚op een lang ftyf fteeltje, enkelt, eerft in de grootte van een balf volwaffe krieke, van buyten met dikke fcbubbe- tjes bekleet , dewelke kleene bloempjes vertonen' met wit- te draatjes , die de geheele vrucht wolachtig maaken, em metter tyd afvallen. De rype vrucht is in degrootte van een volkome kerffe's nog al ruyg , zagt, dog niet ligt aan flukken te douwen en taay, van binnen ts diergelyke Jubftantie , drooger dan aan *t voorgaande, en tegens den rand vind men eeni, bruyn en zandig zaat, zonder andere korl, bitterachtig van fmaak , en niet eetbaar , zo dat deze vrucht met die van Arbutus overeenkomt , want men ziet niet meer dan een enkelde vrucht op baar lange fteel flaan , aan te der ryskens > en uyt den fchogt der voorfte bladeren. De Jmaak der bladeren is mede bitter , gelyk de voorige , dog zo fterk niet. | Het bout is buyten meeft wit, ma binnen toe boogere geel dan *t voorige, en zomtyds na den rooden trekkende, barder en majfiver dan °t voorgaande. De rype vruchten vind men in de Maand May, dewelke afvallen, en uis bet zandige zaat nieuwe boompjes voortbrengen. : Naam. In ’t Latyn Bancalus mas & parvifolia. Ma- leyts Banckal Lacki Lacki en Daun Kitsjil , en zo voorts in de andere talen met de Kéiere. naam, met byvoes in va 1 7 y 7 - . rd aan mannetje of kleenbladige. Op Leytimor Hume Plaats. Hy waft over al in de voorfie Bofchagien op de Velden. Gebruik. Dit is mede geen timmerbout , maar komt in dit Boek door gezelfcbap van *t voorgaande wyfken , egter tot kleene butten kan by Kalen verftrekken:, om dat by fraay regt van [Lam is; als men Tuyn- [taken daar van maakt, zo fcbiet by ligt wederom uyt , en wert in "t kort tot een hooge boom. De bladeren zyn niet gebruykelyk tot de koft, gn de | voorgaande , maar wel in de Medicynen, om in dekoort- zen daar mede te waffen , dewylze matiglyk verkoelen. Dit bout van de oude [tammen is mooy-geel, digt en fyn- dradig , ook zo voos en kleverig niet als ’t voorgaande wyfkens en daarom tot ligt fchrynwerk bequaam. Het Aanhangzel van Rumphius is bier mede E „vermeerdert, Bebalven de twee zoorten van Bankal, heb ik nog een middelbaare zöorte gevonden , wiens takjes rond. en glad ZYN, daar aan weinige bladeren ftaan met 2. tegens mal- kander , en met badr voetjes opwaards gebogen, van. 5. tot 8. duymen lang, s. en 6. vingers breed, boven glad > met weinige parallele en uitftekende ribben van onderen. Het uiterfte van ’t-jonge rysken eindigt in een‘ groen Jchubbetje, gemaakt van twee blaadjes tegens malkander. De oude ryskens bebben voor uyt een regten fleel, een vinger lang, en daar op een enkelde vrucht in de Lea van een Musquet-kogel , dog oud bollig rond , van buyten ruyg, en als met kleene kelkjes bezet , daar in langbaizige bloempjes geftaan bebben. De vyf- en vyftig fte Plaat; Vertoont de eerffe Fi een ‚Tak van de groote ofte breea- bladige yhtä : e De tweede Figuur cen Tak van de kleyme ofte naanw bladige Bancal. Boom, E és " n a XLIX. Tal. Lv. Ne” DATE n ^l 77 1, 7 SS SSA Prat UMM N SUN NS wi NH, W W AN E Za 9. YA a SZÉ X CA OZ WY 7 WM, N W fac DUA } ZE 2722 LER LI LÄ E e LS RE zA STAN “SSS Jara, VÄ Taman, 77 Le, d: E EB Lees ZE 2 E AN ANN NH A SUN NNUS Naa R DR WSR NAS SSS "EE, > Se ES E PES N en N ESSES ee IV. Boek. XLIX Hoofif. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 85 CAPUT QUADRAGESIMUM NONUM. Quercus Molucca. Caju Hollanda. N quibusdam Moluccz infulis certa Quercus ob- currit fpecies , cujus fructus ac lignüm noftrati quodammodo fimile eft , neutiquam vcro folia. Ejus truncus. eft altus, rectus, & fatis craflus: Cor- tex pallide cinereus & glaber, excepto quod in ve- tuftis truncis parum fit fiffus ac fibrofus. Rami ra- mulique plurimum eriguntur contra naturam catera- rum Quercuum. Folia fere feffilia ramis infident ab utraque acuminata parte, tres digitos lata , fex oćto- ve longa, integra , nec ferrata, quo ab aliis Quercuum foliis differunt. Nervus medius non protuberat , at- que ad latera octo vel decem coftz inregulares ex- currunt. Fructus breviores & craffiores funt vulgaribus , eo- rumque caliculi inftar aliorum verruculis obfeffi , qui intus plerumque concavi & fungofi funt: Interior trunci cortex ac lignum Quercino vulgari fimile eft, longitudinalibus enim ex fibris conftat, eundemque gerit colorem , fed nunquam adeo fufcum eft,fi fic- cum fit, nec ita politum elaborari poteft , quum magis fit fibrofum: Apri has expetunt glandes ac pin- pum funt, quum maturi hi fructus fucrunt pro- apfi. eatin ‘Quercus, Molucca interim vocari poteft uidam Mäläico vocabulo ipfam vocarunt Caju Hol- nda, h. e. Hollandorum lignum: Nomen indigenum Bangayenfe eft Tolafion, in Kula Taljabo Sula Bafja Vocatur. - Locus. Yn infulis Xulenfibus crefcit , praefertim pro- e pagum Taljabo, uti & in Bangaya, quidam dicunt in Boerona quoque crefcere. Ufus. Ab incolis nondum in ufum vocatum fuit hoc lignum, forte ejus cefionem timentibus, quum adeo fit grave ac vaftum: Ligniarii noftrates circa annum 1668. ad ejus notitiam pervenerunt, tumque ejus fru- ftum ceciderunt, quod per feptem annos in aqua de- pofitum , incorruptum & integrum fuit. Bangayenfes ex hoc lieno pufilla tantum fabricant navigia , incole Xule Taljabo illud ex invidia nos regemque fuum ce- lant, né moleítias ipfis moveremus illud cedendi, sem fine dubio magnis navigiis quam aptiflimum ellet, In Boreali porro infule Formofe parte vere cre- fcunt Quercus, que gallas quoque ferunt; Hec ve- ro Quercus Molucca meo ander judicio tanquam Cerri fpecics habenda cft, que parvos gerit fructus. N. B; Supra defcripta Tolafion melius cum ZEfculo comparari poteft , inque Bangaya obcurrit; ubi du- plices gerit fructus , truncosque altos & rectos , quorum lignum eft grave & durum, inque fummis crefcit montibus. Prima fpecies-breves profert glan- des, ex rotundo trigonas & ftriatas ; que in brevem durumque terminantur apicem, parvas quodammodo referentes Caftaneas, quas noftra quoque natio pu- tat effe. Harum nucleus fartagine torretur , vel cum Calappi lympha coquitur & editur: Prima in Bangaya proprie vocatur Tolafion. Altera Saföeul, que oblon- & glabras gerit glandes, non vero edules, quum t amare , ceterum truncus foliaque a precedente haud multum differunt: Ejus lignum ob gravitatem ad navigia non adhibetur, féd ad #dium poftes trá- que, 7 In Rumphii Adpendice hec adduntut. Non tantum in dictis crefcit locis , fed etiam in Xu- befi, ubi Caju Sore vocatur, ut &.in fummis, fri- gidis, & faxofis montibus Ceram&, Nufainan voca- tis, melius autem ejus lignum cft, fi magis ad litus fte- terit, ejusque glandes funt breviores at fuperius la- tiores, ubi & vocatur Ay Moufiön, h. e; arbor col- lećtionis, In Celebes parte Orientali itidem obcurrit in diftritu Tambocco, ubi Pu nominatur, ubique aú- tem vatum & craffum gerit truncum, cujus eer E ALIX: HOOFDSTUK, De Molaxe Eycke- Boom. IA zommige van de Moluxe Eilanden vind men een zoorte van Eyke-boomen , aan vruchten en bout de on- ze wat gelykende, maar geenzints aan de bladeren. De ftam is boog, regt, en redelyk dik. De fcborfe ligt- graauw en even , bebalven aan de oude ftammen een wei- nig gefcheurt en dradig. De takken en ryskens ftaan meeft over eyndt, tegens gewoonte van andere Eyken. De bla- deren ftaan bykans zonder fleel aan de takskens , agter en vooren toege/pitft , drie vingers breet , zeven en agt lang, zonder eenige kerven ofte boeken aan de kanten, ’t welk men aan geen andere Eyken ziet. De middel- zenuwe puylt niet uyt , en ter zyden loopen agt of tien dwers- ribben wat ongefchikt. De vruchten zyn korter en dikker, als gemeene Eeke- len, ook harder van fcbaal, en bebben van onderen ten kuyltje. De buyskens gelyk andere Ekelen met flompe wratjes; deze Ekelen zyn van binnen meeft voos en ydel. De binnenfte fcbor/Je en °t bout gelykt ook na een Eyke- boom, te weten langdradig en van dezelfde coleur met bet Eyken-bout , dog nooyt zo bruyn beftervende , en laat zig ook zo glad niet werken , om dat 't vezeliger is. Dewilde Verkens eeten zeer graag deze Ekelen , en zyn op 't veifte, als deze vruchten afwallen. Naam. Het mag by provifie Quercus Molucca bie- ten ; zommige bebben "t in bet Maleyts genaamt Caju Hollanda , dat is Hollandfcb bout, Den Inlandfchen es op Bangay is Tolafion, op Xula Taljabo Sula affa. Plaats. Het waft in de Xulaze Eilanden, inzonders beid by de Negory Taljabo, als mede op Bangay , zome mige zeggen dat ’t mede op Boero valt. Gebruik. By de Inlanders is "t tot nog toe in geen ge- bruik, mi(jcbien ontzien zy 't te kappen, om zjn grootte en fwaarte. Onze timmerluyden hebben bet omtrent "t jaar 1668. eerft in kenniffe gekregen, en doenmaals een ftuk gekapt, "t welk zeven jaren in 't water leggende s nog goet en gaaf bevonden wierd, Die van Bangay , ma- ken flegts eenige kleene praauwen daar van ; die van Kula Taljabo verbergen bet al willens voor bunnen Koning ; en onze Natie, om dat men bun niet moeyelyk valle met bet zelve te kappen tot groote vaartuygen, waar toe bet buyten twyfel zeer bequaam zoude zyn, Anderzints vind men ook regte Eyken op’t Noord-eynde van Formofa, waar aan ook Gal-nooten waffen, maar deze Moluxe Eyke-boomen zoude men mynś oordeels voor een Cerrus bouden mogen, te weten die de kleene vruch- ten draagt; N. B. De voorfchreve Tolafion kan beter met den JEfculus. vergeleken werden ; en is op"Bangay bekent met tweederley vruchten, beyde aan booge regte [tammen ; . een favaar en bart bout in °t hooge gebergte waffende; de eerfte zoorte er korte eń: pe den ronden wat drie-zydig, en geftreept, ofte gerimpelt, vooren met een kort = bart fplisken > kleene Kaftangien ba Zeng kende , waar voor ze onze Natie ook aanzien. De bin- nenfte korl wert in een pan gerooft, of met Calappus- melk gekookt en gegeten. De eerfte biet cp Bangay ey- entlyk Tolafion ; de tweede biet aldaar Safóeul , dewel- e beeft langwerpiger en gladder Ekelen , maar niet eet- baar , om datze bitter zyn, anders aan [tam en bladeren van de voorgaande niet veel ver/cbillende, Zyn bout werd wegens zyne fwaarte tot geen Vaartuygen gebruykt s maar wel tot flylen en balken aan buyzen. Dit wert in bei Byvoegzel van Rumphius daar by gevoegt. Hy valt niet alleen op de voornoemde plaatzen , maar ook op Xulabefli, alwaar by Caju Sore biet; Als mede op bet hoogfle, koude, en pinnan gebergte van Ce- ram; genaamt Nuflainan, dog wat beter na ftrand toe, en zyne Ekelen zyn wat korter „en boven breeder , alwaar by genaamt wert Ay Moufiön ‚dat is boom der vergade- ring. Als mede op °t Oofterdeel van Celebes in "t difdriëk van Tambocco, daar zy bem Pu noemen; overal met een zeer grooten en dikken flam , een bard en warrig bout, hd wegens » 86 HERBARII AMBOINENSIS ZLößelV.eap.L; eft durum & nodofum , atque ob gravitatem ab in- colis raro in ufum vocatur ad zdificationem: Hoc autem commune habent cum Europzis glandibus, uod mature ex caliculis decidant cum fonitu quo- da , quod incole dicunt ad proximas adcedere ar- bores, acfi nullas alias vellent admittere. Porci ac praefertim apri quam maxime has expetunt, ita ut incole vix ad ipfam adcedere audeant apros timentes, ui tum temporis quam maxime ibi degunt, quum fru- us decidunt. Hos incole fartagine torrent, donec cortex exterior dehifcat , qum non ingratum fpirant E odorem, tumque ejus nucleum comedunt. | Javani binas ejus faciunt fpecies, nominantque Sarangan. Major fructum gerit tenui obduétum puta- mine, qui edulis eft inftar Caftanearum. Minor & dura glans Bangayenfis eft inedulis. Tabula Oninquagefima Sexta Ramum exhibet Quercus Molucce. Ubi Litt. A, majus denotat folium, B. Vero majorem ejus fractum. CAPUT. QUINQUAGESIMUM, Cafuarina Litorea. Caju Tsjammard. ze duplex eft , litorea nempe & montana, L ed tam parum differunt, ut utrasque uno com- prehenfüri fimus capite. | E ; Primo. Cafuarina litorea Sabine fpecies effe vide- zur , ingens eft arbor forma Abietis fed humilior, nec ejus truncus-adeo re&us eft, at parum incur- vus, plerumque vix virum craffus, inveniuntur au- tem , quas bini vix complecti poffunt viri. Ejus cor- tex externe cinereus eft & nigricans quafi aduftus, tenuiter fiffus atque rugofus, durus , nec calamo craffior: Rami funt pauci , ac plerumque ad laterá extenduntur, in plurimos divifi ramulos , in quorum fummo folia locantur ar&e fibi juncta , fafciatim quaft dependentia forma capillitii feminei , feu inftar cauda equine, ac quodvis folium a duodecim ad o- €todecim pollices longum eft, ex jme geniculis for- matum, a quadraginta nempe ad quadraginta otto in- ftar Hippuris: Quodvis vero geniculum transverfalem circiter digitum longum eít, inferne acuminatum , fuperne angulofum exhibens caliculum , cui apex fubfequentis articuli infigitur, quo fibi firmiter jun- guntur. Horum color cafius eft, fed articulus, ubi infigitur, albicat , nec notabilem prebet faporem, uti nec cortex, qua in re a vera differt Sabina. Petioli, ex quibus he cauda dependent, inferius fquamofi funt , nudi, ac rugofi „atque fu e in ta- lia definunt capitula. Inter inferiora folia in nudo etiglo flofculi excrefcunt fquamofi ac fufci, capitu- h mefitientes , fingulari brevique infidentes petiolo, ui in fructus excrefcunt , qu quamofz funt nuculz, efi fructus quodammodo zmulantes , fed minores, digitum craílie, vix ejus articulum longe , frufta con- ' feifforum volvulorum feu bacellorum referentes, ex plurimis acutis tuberculis conftantes , prno glauce, dein xerampeline , inftar ficcorum foliorum, quod- vis vero tuberculum feu verrucula in binas fefe ape- rit duras fquamas, Pontificalem referens mythram , inter has aliastenuis reconditur fquamula ad fum- mum craffiuscula, acfi arene granulum ibi lateret , en verum hujus arboris femen eft; totus vero fru- us fuprema fua plana parte rotam reprzfentat, nec feparatur, licet decidat, uti id in cunétis ftrobuli fpeciebus obtinet. v Fx tota arbore nulla exftillat pinguedo gummi vel refinam referens, fic neque in ullis ipfius partibus ullus obfervatur refinofus odor vel fapor, qua in re tam a Sabina, quam a ceteris Abietis fert, cortex vero parvam exhibet adftrićtionem , pre- fertim ejus fuccus rubens, qui ex viridi fauciatoque cortice, licet rarus, exftillat, folia ingratum fatuum- que prebent faporem; fubtilis tamen in ligno latet pin- eg dif-: wegens zyne fwaarte by de Inlanders weinig sebrui sós ia bouw. Dit bebbenze nog Kaes ae ER ropifche Ekelen, datze in de rypbeid uit baare buyzen wallen met een geluyt , bet welk de Inlanders noemen na de naafte boomen ele „als of ze geen andere by bun wilden lyden. De Varkens , inzonderheid de wilde zyn- der zeer graag na, en derft geen Inlander daar omtrent komen , uit vreeze van de wilde Varkens , die zig als dan daar onder ophouden, als de vruchten afvallen. De In. landers rooften ze in een pan, tot dat de buytenfte [chaai berfi, wanneerze niet aangenaam van reuk zyn, en de pit opeeten. De Favanen maken bier van tavee zoorten , en noemenze Sarangan. Degroote draagt een vrucht met een dumme Schaal, welke eetbaar is als Kaftanjes; de kleine is een kleyne Eykel, op Bangay groeyende, en oneetbaar. De zes- en vyftig fle Plant Vertoont een Tak van de Moluxe Eyke-Bobm. Alwaar Lett. A. een grooter blad, En B, een gröter vrucht aanwyft, L HOOFDSTUK. Strandt Cafuaris- Boom, En Cafuaris-boomis tweederley ‚te weten Brandt. en ` D berg-Cafuarina , dog van zo kleynen ondefifebeid : dat wy ze beide in een Kapittel befcbryven zullen. Eerftelyk : Cafuariña litorea of firand Cafuaris-boom , Jehynt een geflagt van de Sabina te zyn, het word een volflagen boom , in de gedaante van een Dennen-boom , dog lager , en den ftam is zo regt niet,maar een weinig bog- tig , in’t gemeen niet boven een man dik, dog men vind "er „die wel twee mannen omvademen moeten. De fcbor[fe is van buyten graauw en fwartacbtig „als verbrand ‚fyn - Ger enruyg, bard, en niet dikker dan een fcbaft. takken zyn weinig , en [laan meeft ter zyden uyt, in veele ryskens verdeelt; aan 't wytterfte derzelver [taan de bladeren digt op malkander , en met boffchen afhangende, in maniere als vrouwe-lokken, of een quaft van paards= Page SONIA » dog wel driemaal zo dik; ieder blad vam twaalf tot agtien duymen lang „en uit veele leden gemaakt, te weten van veertig tot agt- en veertig , gelyk de Hip- Puris: Yder lid is omtrent een dwersvinger lang „agter is, en vooren een hoekig kelkje vertonende, daar de pits van "t volgende lid ingelaten wert, en egter vaft aan malkander bangende : Van verwe graauw-groen , dog yder lid , daar 't ingelaten wert , is witagtig , en van geen merkelyken fmaak , gelyk ook de feborfe is, waar in by van de regte Sabina ver/chilt. De ficelen, daar deze lokken aan bangen, zyn achtet Jcbubagtig > bloot van bladeren, en ruyg van vooren, in. diergelyke boofdekens eyndigende, Tuohen de agterfte bladeren , en aan de bloote fteelen , komen kleene fcbubagtige en bruyne bloempjes , of wel meer knopjes voort , yder op een byzonder kort fleeltje ftaande , waar uit de vruchten werden. Dezelve zyn Jcbubagtige nootekens , de vruchten van Cypre[Jen eenigzints gelyk, dog kleender „een vinger dik, en qualyk een lid lang, ftukken van doorgefnedene Jiokjes off rollen verbeeldende , van veele fpitze pukkeltjes it. eerft fpaans-groen, daar na donker geel , gelyk rooge rd ieder pukkeltje of wratje opent bem > in twee bardefehubben ;verbeeldende als dan een Biffebops myter; daar tuffeben leyd een ander dunne fcbubbeken aan "t uitterfte eynd , dikachtig , als of "er een zand-korreltje in verborgen lag, "t welk bet zaad van dezen boom is y met "t bovenfte vlakke eynd vertonenze een rad , en de ge- beele vrucht blyft aan malkander ‚al valtze ef , gelyk alle z00rten van. Pyn-appels. Uyt den gebeelen boom komt geenvettigheid , die na gom of hers gelykt, zo is ook geen free fmaak nog reuk in alle Ss deelen, waar in by wederom zo van de Sa- bina, als alle zoorten des Dennen* booms ver/cbild , dog gevoelt men in den baft een kleene verandering ‚inzonder- beid in "t roodachtige zap, die uit de groene en geguetfte SchorfJe, boewel fchaars loopt; de bladeren zyn vies en laf van fmaak. Daar moet egter een fubtiele vettigheid si "t bou => ==: szasz di LE TIRE COLE F A z 7 IN YA YA GE A AA Y) M 7 7 ALY N = SSS N OOOO RSS ESOS ROS . venitur IV. Bock. L. Hoofiff. pinguedo, parum enim ficcatum facillime ardet, in- gentem excitat calorem , ac duros generat carbo- $ Lignum ex cinereo & pallide ruffo variegatum eft, ravillimum, durum, folidum, & durum, immo ip- im Nani lignum fuperat , prefertim fi ex vetuítis conligatur arboribus, nihilominus tamen per longitu- dinem facile finditur. Multas gerit venas feu ftrias oblique inter fefe decurrentes, inque iis alte mino- res obfervantur venulz naturalifime plumas referen- tes avis Cafuarii, faltem melius quam folia, eftque morro nodofum, nec facile elaboratu. Paleaceum femen in arenam prolabensradices emit- tit, intricatasque format glebulas acfi capillitii con- eries effent, quales in tadicum fibrillis obfervantur vaftarum arborum. jb 2 Cafuarina montana haud multum differt a priori, fed ejus coma eft denfior , folia multo funt minora ac breviora, quatuor vel quinque pollices longa, atque genicula , ex ye conftant A fubtilia guogue funt inftar vulgaris lintei, graminei viridis coloris, ficca vero nigra, litorea vero fpecies cinerea eft: Hoc uoque difcrimen habet, quod ramuli nempe terre- fiis fpeciei magis fint extenfi , atque in multo mino- res fefe dividant ramulos , quorum quisque penicil- Jum quafi foliaceum exhibet, € contra in litorea fpe- cie folia ex ipfis majoribus progerminant ramulis , ac fimul magnum formant penicillum: Trunci cortex equalior ac magis ruffus eft quam praecedentis. Fruétas non funt oblongi ; fed rotundi magnitudine fclopeti, nec ita frequentes poft folia erumpunt ac in precedenti, fed in ramulorum fummo progermi- nant, ex fimilibus formati fquamis inftar epifcopalis mythrã, non autem adeo regulares locantur quam in € , atque inter illas albicans confpicitur uama, qua femen arboris eft, totusque fructus non disrampitur, licet decidat , in utrisque vero fpeciebus raro hoc paleaceum invenitur femen, quum ,quam- rimum fructus maturefcünt, mythre fefe aperiant , DEN prolabatur, ventogue disjiciatur: Lignum mo fimile eft, vel paulo magis ruffefeit, ac acilius finditur. - a In Celebes parte Orientali terreftris Cafuarine in: fpecies , que truncum gerit craffiffimum: Ejus folia funt leviora & craffiora quam Amboinenfis, Fru&us magnitudinem Limonis Nipis habent , non obfcure lutei feu rufi, fed cinerei, atque. undique magnis cinéti Mythris, qua latius dehifcunt, in ha- rum centro longa tenuisgue locatur fquama ad pofti- - feu.craflam ipfarum partem, in qua vis femina: is latet. d Prima fpecies fon Cafuarina tonwòfbeis millibi crefcit nifi in planis arenofisque litoribus , immo f&pe in tam fterilibus locis, in quibus nullum propullulat gra- men, ac potiffimum in incultis litoribus ac parvis planisque infulis, N ; - Altera fpecies circiter ad bombarde projectum in ipfa crefcit terra, vel paulo ulterius, portum in Dur montibus foli bene expofitis ad filvarum oras, circa Caju Puti arbores, uti & ad ripas magnorum ac planorum fluminum , non multe fimul, uti prece- dens, fed plerumque folitarie , atque hinc inde una alterave. x; t Arabem Beitbaridem, mentio fit arboris Dyu- dar Perfice vocate ; quod interpretatur Demonum ar- bor, diciturgue fpecies effe Sabine Indice. Puto no- ftram effe Cafuarinam , que & hinc Demonum arbor vo- catur, quum peculiaris ftridor feu fibilus in illa audiatur, fi ventus flet, ficuti in Abiete, cujus cauffa a plebe incognita putat a demonibus' hunc provenire in at- bore hofpitantibus. Mihi adcidit circa annum 1662 , quod ramus talis Hs mihi transmitteretur ex Ternata a principe quodam , qui putabat, mihi ignotam effe hanc arbo- rem, & cum quadam admiratione fcribebat , ramum efle arboris, in qua Orpheus cunéta fua fila movere. & ludere audiebatur, fi ventus flaret. n omen. Latine Cafuarina , ac prima cognomine li- torea, & altera montana , qui autem hanc pro Sabina ndica vult habere , per me licet , mixtam enim fateor gcrere hane arborem formam inter Sabinam , Abietem, reflum. Belgice Cafuaris-Boom , a foliorum for: gps Malaice Caju: Tsjammara ; h.e. arbor EE e lon- AMBOINSCH KRUYDBOEK. gy "£ bout fteeken ‘want flegts een weinig gedroogt zynde brand zeer ligt, geeft pa flerke Bitte, en zel d er m kN e . Het bout i$ uit den graawwen , en ligt-ro[fen gemen zeer [waar , digt , mal en bart , als ja. D cr > inzonderbeid als "t van zodanige boomen komt „die ter de- gen oud zyn, niet te min in de lengte Jblytende. Het heeft veele aderen ofte ftreepen , die chuyns door malkan- der loopen ; en aan dezelve ziet men nog andere korte kleene adertjes, zeer naturel verbeeldende de pluymen van een Cajuaris-vogel, immers beter dan de bladeren. Voorts 15 °t zeer warrig, en niet glad om te werken, — Hei kafachtige zaat in "t puure zand vallende , wortelt aldaar, en maakt verwerde klontertjes als of bet bayr- lokken waren, diergelyken men ook aan de vejelingen der wortelen van de groote boomen ziet. De Berg-Cafuaris- Boom, ver/chilt niet veel van de voorgaande , bet loof bangt digter , de bladeren zyn veel kor" ter, te weten van vier tot vyf duymen lang, als mede de leden , daar uyt ze gemaakt zyn , fubtieler „te meten als gemeene linnen ,' de draat regt gras-groen , gedroogt zgn” de [wart , maar bet firand-geflagt blyft graauwach- tig. Nog bebbenze dit onder[cbeid, dat de ryskens gun de Landzoorte , meer dwers en uitgebreid flaan , 608 zig in veele kleendere ryskens verdeelen , ieder uitmasenie een quaftje van bladéren; daar en Legen gan de fraud. aoorte [taan de bladeren uit de booft-ryskens zelfs . en maken Vzamen een groote quaft. De fcborJe des flams ig evener en rofJer dan 't voorgaande. De vruchten zyn niet langwerpig, maar rond, in de grootte van een roer-kogel , niet zo veel agter de bladeren gelyk t voorgaande, maar aan "t uitterfte der ryskens voortkomende, ook van diergelyke fcbubben gemaakt ge~ lyk een PilJchops myter, dog die fiaan zo ordentlyk niet als aan °t voorgaande , en daar tuJcben ziet men ook een witachtige fcbubbe, die "t zaad is; blyvende de gebeele vrucht mede vaft aan malkander ‚al valt ze af; dog aan beyde zoorten vint men zelden dit kafachtige zaad , ver- mits "t Zo dra de vruchten rypen, en de myters bun ope- nen, daár uit valt, en met de wind weg fluyft. Tia [5 às gelyk aan de voorgaande , of wat roller + en fplyt 6f... | Tit op de Ooftkuft van Celebes, heeft men een zoorte van dm Land - Cafuaris-boom met een zeer dikken flam. De bladeren zyn wat korter en dikker dan aan de Amboin- febe. De vruchten zyn zo groot als een Lemo Nipis, niet donker-geel of ros, maar graauwachtig , ook rondom met groote myters bezet , die wat wyd van malkander ga- pen; im baar midden hebbende een lange dunne fcbubbe g aan 't agterfte of dikfte eynd „daar in de zaad-kragt fteekt. Dr verfte p gtrama=Cajuaris-boom, waft nergens dan op vlakke zandige flranden, ja zelfs op zo magere plaat "zen, dat er geen gras-jcbeutje aldaar voortkomen kan y en dat meeft op onbewoonde flranden, en kleene vlakke Eylandjes. | De tweede zoórte waft omtrent een kanon-fcboot lands ` waart in, of wat verder; meeft op vlakke bergen, die wel ter Sonne fiaan, aan de kanten van de boffchen, en om de Caju Puti boomen , als mede aan de oevers van vlakke en groote rivieren, niet veele by malkander gelyk de voorige , maar meeft eenzaam , en bier en daar een. By den Arabier Beitharides, vint men gewag gemaakę van een boom Dyudar, in "t Perfiaans genaamt „en werk "ierg, Dzmonum arbor, en gezegt te zyn een zoorte van Sabina Indica. Ik giffe dat zulx onze Ca/uaris-boom moet zyn, daarom Drommel-boom genaamt , om dat men een byzonder zuy[fen of fluyten op dezen boom boort „als de wind waayt , diergelyken men ook op onzen Dennen-boom boort , waar van't gemeene volkje de oorzaak niet wetende y e dat zulx eenige nikkers doen , die op den boom zitten. et is my zelfs gebeurt omtrent Ao. 1662. dat my een zulken tak van een voornaam Perzoon uit Terna- ten wierde toegezonden, meynende, dat by my onbekent quas, en met verwondering daar van fchreef , dat bet van een boom was , Waar op men Orpheus met al zjn fnarene [pel konde booren, als de wind waayde. Naam. Jn 't Latyn Cafuarina, de eerfte met de bye naam Litorea, en de andere van Montana; dieze voor een Sabina Indica wil bouden, mag bet mynent wegen wel doen, want ik beken dat by cen gemengde fatzoen en dard hesft van Sabina, Dennen- en Cypre(Jen-boom. Op "t Duit/ch Cáfüaris-boom , van gedaante der "o 88 inquo enim adparet circinnis quafi ornata. T uid Lie Cp A Macaffarice Caju Angin, nei Angin, h.e. arbor venti, quum ventus tantum In is SO? excitet fonitum: Amboinice Ay/amara , in Leytimora Lour. Lochamea Lauewul. Talia Caju Merack, h. e. Pavonum arbor, quum ejus fólia uodaminodo Pavonis criftam referant ; in Banda ullebur & Cullewur. In Cerama Orientali Ureul: in Tambocco litorea fpecies Ucu, que ab Amboinenfi fpecie haud multum differt , terreftris vero fpecies majores gerens fructus Huay & Canjang Ya vocatur, h. e. capitis medicamentum. oe Locus. Per totam Indiam aquofam nota eft hzc ar- bor; fed potiffimum in Orientalibus ejus plagis, ut& in cunétis parvis planisque infulis, in Boreali Cera- mz ora totus tractus ab Hatoewenfi finu usque ad Waroe ultra viginti milliaria longus , & inhabitatus, adeo denfe ab fisco arboribus eft occupatus , ut € longinquo magnatis cujusdam hortum repreefentet , Cuprefis & Pinis confitum. In Java potiffimum cre- feit circa fluvium Carwang, in Baleya in montofa Brattane regione. | J us. Hoc lignum optimum quoque foret ac dura- bile tignum, ni tam grave effec, atque Amboinenfi- bus nimis difficile cefu. Bandanenfes tamen & Loe- honenfes aliquando illad adnibent ad zdium poftes & coítas: Deciduas inveni arbores in Loehoe filva, ex- terne circiter ad digiti craflitiem cariofas , interne folidas, integras, & inftar lapidis duras. Lignum hoc porro optime focis infervit , unde & a "nenfibus Araci exuftoribus quam maxime expetitur , quum ingentem excitet fervorem , ac diu durabiles prebeat carbones ‚ac facile findi poffit. aliud infuper admifcent ipfi lignum, quum vehementi caloré cacabos nimium confumeret: Fabris etiam optimos fubminiftrat car- bones, quem in finem Macaffirenfes & Orientales Ceramenfes illud potiffimum adhibent, qui etiam pulve- ri pyrio componendo optime inferviunt contra noftre nationis opinionem, quz femper leviffimum prefert lignum: Cum recenti cortice Ceramenfes conterunt retium funes, ut in aqua marina fint durabiliores, quod alii ope Roffu efficiunt. Hujus arboris furculis non tantum arcus feftivi ac.poftes exornantur in con- viviis, fed Amboinenfes quoque illos adligant dorfis gladiorum fuorum in vulgari ipforum faltatione Pyr- ticha, Malaice Tsjacalilla vocata. Indigenz quidam, ac prefertim Moluccani, non a- mant hujus arboris ramos in navigiis trans mare vehe- re,nimium timentes ventum , quum arbor hzc fit ventofa: Mihi faltem moleftiam ac fcrupulum move- runt, quod binas arbufCulao in parva infula ev arena exftirpatas mecum trans mare vehere vellem, ut il las horto meo mandarem, ubi & late runt, atque intra quatuor annorum fpatium in altas excreverunt arbores, locus autem füb iis femper nu- dus ac fterilis erat, ob myriadem deciduorum folio- lorum. Trunci cortex in ufu Medico: eft ad Beri Beri, & trementes artus; fi hi cum ipfius decoéto fepe fri- centur & laventur: Foliorum decoćto propinato Ma- caffarenfes abdominis tormina & colicas curant , maxi- mz etiam ipfius arboris nuces cum aqua contrite & Emplaftri forma fronti inlinite Cephalalgiam curant. Montana fpecies hortis conmiffa & detruncata iterum rogerminat, Hoc in ligno. quod Chinenfis Noncko bebat findi ad focum , quum is effet Araci exuftor, reperta fuit rara & elegans Dendritis Cafuarina , a no- bis loco füo defcripta. pin mihi narrarunt , fefe in Java & Sumatra craffas obfervafle hujus generis arbores, ex quarum trünci inferiore parte albicans exftillaret gummi, hoc vero in hisce Orientalibus infulis nunquam fuit com- pertum. ` : Aquila marine nidos fuos componunt in harum ar- borum maximis ramis, ut ex iis in märe profpiciant, Anno 1675. talis nidus in Manipa per ventum proji- ciebatur cum toto disrupto ramo, in quo fcopuli fru- ftum inveniebatur ab aquila depofitum palmam vix magnum, cui adcreverant varia clari cryftalli frufta, quorum maximum digitum longum erat, inregulare, & hexagonum , fuperius acuminatum: Rudes ac inperiti incola HERBARII AMBOINENSIS progermina- , Liber IV. cap. L, Op Maleyts Caju Tsjammara,dat is Arbor Circi want van verre aan te zien gelykt by zeer «vel vol ba Tra lokken te bangen. Ternaats Liluwi...... Macajjers Caju Angin en Angi Angin, dat is wind-boom , om dat er de wind zulk zuy/jen in maakt. Amboins Aylamara en op Leytimor Lour. Loeboenees Lauewul, Baleys Caju A Merack, dat is Paauwen - boom , om dat zyne bladeren eenigzints na een kuyf van een Paaww gelyken, Bandaes Kullehur en Cullewur. Op Ooft-Ceram Ureul , op Tom. bockaans 't firand-geflagt Ucu , ?t welk wan "t Amboin- Jche geflagt niet veel verfcbilt , len 't Landgeflagt met da groote vruchten Huay en Canjang Ya , dat is boofd. medic yne. Plaats. Hy is door gebeel water-Indiën bekend » dog meeft in de Oofler - quartieren , en op alle kleene vlakke Eilanden ; op de Noord-Kuft van Ceram is de gebeele fireek van de Hatoewefe bogt tot Waroe toe, over de twintig mylen lang onbewoond, en zo digt met deze boo- men bewaffen, dat bet van verre fcbynd een groote Hee. ren Tuyn te zyn, met Cipre[fen en Pyn-boomen beplant, Op Fava heeft men de meefle omtrent de rivier Carwang, En op Baley in’t bergacbtige van Brattan. nnorum Gebruik. Dit bout zoude mede een goed en durabel tim- merbout zyn, indien ‘t zo [waär niet was, en voor de Amboinezen al te moeyelyk om te kappen. Evenwel de Bandanezen en Loeboenezen gebrwyken 't zomtyds tot fiy- len en ribben aan de buyzen. Ik beb BARIKI boomen op Loeboe in °t bofch gevonden , van buyten omtrent een vinger dik gebeel vergaan , van binnen mafhef , gaaf , en Jieen-bard. Voorts is *t een treffelyk brandiout , en daar- om van de Chinee/e Arak-brancers zeer gezogt, om dat teen felle bitte, en langduurige koole geeft , zig ook ligt laat kloven; zy moeten dan nog ander bout daar onder laten mengen , om dat bet anders met zyne fterke bitte de ketels te zeer verteert, Het geeft ook zeer goede Smits- koolen, waar toe bet de Maccaflaren en Ooft-Cerammers meeft gebruyken , welke koolen ook dienen tot ^t maken van buspoeder , tegens bet gevoelen van onze Natie , die altyd van "t ligtfle bout daar toe nemen. Met de verfcbe fcborfê wryven de Cerammers de vi/cb-lynen , om die in zeewater durabel te maken , gelyk anderen met Roffu doen. Met de telgen van deze boomen werden niet alleen de ftylen en feejt-bogen verciert op de Bruyloften, maar ook bindenze. de du ër agter op de rugge van baare favaarden in baren gemeenen fwaard-dans , tn 't Maleyts Tsjacalilla genaamt, i Zommige Inwoonders , en meeft de Moluccanen, voe= ren deze takken niet geern in baar Vaartuygen over zees urcezende , dat "er een fterken wind zal komen, om dat "1 van een wind-boom is. Immers ik beb eens moeyte met bun-luvden gehad; nm dat ik pen paar kleene boompjes op con Hyland uit bet bloote zand uitgetrokken badde, em met my over zee wilde voeren, om in myn Tuyn te plan= ten, alwaar 29 ook gelukkig opgekomen zyn, enin vier jaren tot booge boomen wierden „dog de plaats daar onder ins geduurig kaal, wegens de menigte van afvallende aadjes. . De fcborfe van den flam werd mede in de Medicyne gebruikt tegens de Beri Beri, en bevende leden , als mem dezelve met de decottie daar van dikwils wryft en waft Met de decottie van de bladeren gedronken, genezen de Macaffaren bet krimpzel en buikpyn , maar de groote n00- ten met water gewreven, en als een pleyfter op 't voor- hooft gefmeert, geneeft de booftpyn. Het Land-geflagt in de Tuynen geplant , beeft men bevonden , dat afgekapt zynde, wederom wyt/cbiet. In dit bout, bet «elk dem binees Noncko liet kloven tot brandbout , (want by was een Amboinze Arak-brander ,) is gevonden een raren en mooyen [teen Dendritis Cafuarina , van ons op zyn plaats befcbreven. EN Zommige bebben my verbaalt , datze op Fava en Suma- tra dikke boomen gezien hebben, uit «viens onderfte ftam een witachtige gom droop; dog zulx is in deze Oofterfche Eilanden nooyt gezien. De zee- Arends maaken baare neften op de grootfte tak- ken van deze boomen, op datze van daar uytzigt in zee konnen bebben. | Anno. 1675. wierd diergelyke neft op Manipa door de wind van boven neer geworpen > of br met den gebeelen tak af , daar in bevond men dat den Arend een flukje van een klip gebragt badde , fcbaars een band breet qe » daar aan vajt gegroeyt waren ver/cbei- de ftukjes klaren Kriftal , zynde 't grootfte wel een "=. > Lab. zvn | Pag. 89. Gr HT i arent es Tom. | IV Boek. LI Hoofifi. incolz illud pro dendrite Aquilina habebant, vel fal- tem. hujus arboris dendrite, fed erronee; tales enim lapides rupibus adcrefcunt in altis & frigidis monti- bus, ubi per imbres, procellas, & nimbos feparati, in fluviis fepe inveniuntur. N. B. Memorati ifti Celebes majores fructus id magna Cerama quoque detetti funt circa Camariam. In quodam ipforum , vul aribus majore, bine Mettice invente fuere diverfe figure, quarum una rubra pe- nitus & glabra, altera erat coloris fordide lutei in- ftar Cere, cum fcintillis quibusdam quali vitreis. Tabula Quinquagefima Septima Ramum exhibet Ca/zarine litoree. | Ubi Litt, A. Ejus fructum majori dehotat forma. ^ Tabula Quinquagefima Octava Ramum exhibet Cafuarine terreftris. Ubi Bit. A. sakot eden ec SN Celebice feu Orc 1 reprzefentat, E SGBSERVATIO Cafuarina a Valent. b 222. itidem cönmemoratur ; & in Tabula fub No. LIX. exhibetur, AMBOINSCH KRUYDBOEK: 89 lang , onordentlyk, zes - boekig, en vooren gepunt. De onwetende Inlanders bielden "t voor een Arenis-fteen , of iets , dat in dezen boom gegroeyd was, beyde abufivel ks want diergelyke fteenen aan de klippen in °t booge en kou- de gebergte śroeyen , en aldaar door flerken regen y of on- weer afgeflagen , in de rivieren gevonden «werden. N.B. De voorfchrevene groote vrucht van Celebes, is ook gevonden op groot Ceram, omtrent Camarien. In een van dezelve vrucht grooter als ordinaris, zyn gevonden twee Mefticas van diverfche gedaante , de eene regt rood en glad, de andere vuyl was-geel „met eenige glimmetjes y als glas. De zeven- en vyftig fle Plaat Vertoont een Tak van de Strandt-Cafuaris-Boom. " Alwaar Lett, A. deszelfs vrucht in grooter gedaante verbeeld, De acht- en vyftig fte Plaat Vertoont een Tak van de Landt-Cafvaris-Boom. Alwaar Lett. A. de ongefchikte vrucht van de Celebifche Cas fúaris-Boom , ofte de Occu verbeeld. AANMERKING. De Cafuaris-boom komt mede voort by Valent. op pag 2227 en op de Plaat onder Ne. LIX, verbeeld, + CAPUT QUINQUAGESIMUM. ee ae MUM, “Arbor nuda. Boa Tay Cambing: Avune. Ti regulus agua fefe lubens adfociat a- quile , atque cum ipfa in altum avolat, fic őr hic arbufculam, qua altas tamen amat arbores filveftres, prioribus vaítis jungimus arboribus, cre- fcit autem in altum inftar Abietis minoris , truncum gerens oćto vel decem pedes altum, fimplicem, & erectum. vel parum finuofum, hic autem gigas vix brachium craflus eft, immo plerumque gracilior , at- tainen inter frutices numerari non vult. Nullum ge- rit corticem., fed ejus loco tenuem glabram & mu- fcofam -quafi pelliculam 5 qua obducitur :. Ejus rami funt pauci 5 vel potius longa’ & firma flagella, quibus folia infident per binos ordines alternata & vaga: Hec Lanfii folia referunt ; fed longiora funt , & flac- cidiora, brevibus infidentia petiolis, a feptem ad no- vem, immo decem polliceslonga, binos cum dimidio & tres lata, in longum de(inentiaapicem , paucafque gerentia finuofas coftas, fuperne obfcure viridia „ teu, nigricantia, inferne cinerea, ac plerumque exefa ; fuprema vero prope fuüm ortum unum alterumve ge- runt foliolum feu fquamulas. Flores parvas referunt planafque burfulas, fuperius acuminatas, fed unum ipfarum latus magis finuofum eft, inftar femilune ex purpureo rubentes, atque adunati dependent tenui ex racemo , fpithamam vel pedem longo & ultra, huic etiam fructus adcrefcunt, qui oblonge funt bacce, avicule cor feu ftercus hir- cinum referentes, externe parum rugofz, primo pallide virentes, dein purpurez , ac demum nigre inftar maturorum prunorum , füb externa pauca & uccofa carne- oblongum & rugofüm. reconditur ofli- culum: Semi-maturorum fructuum fapor eft acidus, & aufterus, maturorum vero dulcefcens cum notabi- li tamen ad(tri&ione inftar prunellorum maturorum vel Jambofarum filveftrium. Horum fuccus inter e- dendum. nigro os inficit colore inftar Myrtillorum : gnum homogeneam habet fubftantiam , eftque conpaétum , folidum , durum, & fufcum , inftar illius Kore, quo minor ejus copia fubpletur. Fructus maturefcunt Septembri & Oétobri. K ewe Latine Arbor nuda, quum gon vero corti- ird 1 Cetera. arbores, fit obducta: Malaice Boa = mbing, h. e. pilule hircine ex fructuum for- 1. Amboinice Ayune, Ayunin , & Aynebu , in Ley- + Tom, III. timo- HOOFDSTUK. De Naakte-Boom. Elyk bet kleene koninxken 218 geern by de proote Arenden ophoud; en. met Gef apoliegt, Nee, Ten wy bier op ten kleen boomken, "t welk egter on- der de booge Wout-boomen wil ftaan , en zo bars opfcbiet, als een Dennen-boompje van acht a tien voeten ftanis die enkelt en regt flaat, of met weinige bopten, maar dien teus is niet boven een arm dik, ja meerendeels dun- der, en egter wil by geen flruyk zyn. Hy beeft geen Jchorf]e , maar een even dun, en wat mosachtig bwyde- ken, dat bem bedekt. De takken zyn weinig, of veel meer lange en flyve gerten, daar aan de bladeren [taan , in twee rygen verwifelt tegens malkanderen met wyde fpatien. Dezelve gelyken de Lanze-bladeren, doch zyn langer en flapper, op korte fleeltjes flaande, van zeven tot negen en tien duymen lang, twee en een balf en drie breed, met een lange [pitze, en weinig bogtige ribben s van boven zwart-groen, en van onderen grys, en meeft door- vreten. De voorfte bebben by baren oor/pronk nog een of twee kleene blaadjes , of fpitze: Het bloeizel is als kleene platte beursjes, vooren toêge- fpitft ; doch d'eene zyde bogt wat meer, gelyk een balve Maan , peers-rood, en bangen digt by malkander , aan een dunne fteel van een [pan , of een voet lang en meer , daar aan «va[Jcben-ook de vruchten, de welke zyn langaverpi- ge bezien , de berten van vogelen of bokke-ftrond gelyken- de, van buyten wat rimpelig, eerft bleek-groen, daar. na paars , ten laatflen zwart, als rypö pruymen , onder % buitenfte weinige en zappige vleefch , een langwer, ge en rimpelige Been verbergende. De fmaak van de half rype is zuur en wrang; in de gebeele zoetachtig ; nog ab met een merkelyke zamentrekking , gelyk rype Sleen, of bier te lande wilde Jamboefen. Pei zap verwt ook de mond in ^t eeten zwart, gelyk de Myrtillen doen. Het bout is van eenparige fubftantie, digt, maffief, bard 3 en bruyn, gelyk dat van Kore, verzettende zyne kleene beid met zyne bardigbeid. De rype vruchten vind men in September en October. Naam: In’t Latyn Arbor nuda; om dat by — eygentlyke [cbor[fe , als andere boomen bedekt is, Op Ma- leyts Boa Tay Cambing, dat is, bokke-keutels, na de gedaante barer vruchten, Amboins Ayune, Ayunin; en go timora Saffie Niwel h. e. Calappi perforator a fubfe- guenti AMA [m Soyanenfibus Abs Laba dicitur , h. e. fructus fanguineus a baccarum fucco. | Locus. In altis crefcit filvis trunco adeo firmo & recto, acfi altas adequare vellet Cedros: In umbro- fis & opacis quoque invenitur vallibus nunquam fola, fed aliis femper fruticibus juntta, tam in Amboina quam Celebe. ` Ufus. Maturi fructus crudi funt edules , magis camen delectationis gratia & ad fitim fedandam, quam ob faporem: Muliercule pueris illos exhibent, utinpe- diant, ne per noctem in lectis mejant. ` Lignum jus durum eft & quam maxime durabile, nihilominus tamen haud multum in ufum advocari po- teft, quum fpe adeo incurvum fit, unde & manubria minorum fecurium & malleorum fimiliaque ex hoc formanrur ligo, acutos etiam bacellos ex hoc fcin- dunt, quibus Calappi nuces & Tsjampadas perforant, ut tentent, an intus fatis maturuerint; i Maturi fructus a vulgo adhibentur ad lintea nigro colore tingenda , fed non magnas ipfarum. fimul fue munt partes , Quis eun. pä baccis per tres dies in nigro cenofoque fepeliunt-folo;, cum ipfarum fuc- co folebant quoque coétam Oryzam nigro obducere colore, qui mos in certis ipforum diebus, fellivis in ufu erat: Lignum; licet in parva fit confeiffumramen- ta, adeo firmum eft, ut flecti nequeat. eszt val a : "OX eM. "Tabula OQuinquagefima Ná Ramum exhibet dieitur, > T f edi. j eli 0 [19 arboris Nude, que Boa Tay Cambing incolis VS d KA Wu E E > - - EE HERBARII AMBOINENSIS Liber IV. cap. LII. en Aynehu, op Leytimor Safliffe Niwel, dat is, Ca. lappus-ftooker , van bet volgende gebruyk , by de Soyanen Ayhua-Laha, dat is, bloedige vrucht, an bet. zap der bezien, ` Plaats. Het waft in booge Bofjcben , zo ftyf en een. ftemmig als of bet booge Cederen wilde tergen. Men vind t ook tn de donkere en fchaduwachtige waleyen, nooit alleen, maar altyd onder andere digte ruygte ge- mengt (laan, zo op Amboina als Celebes, ebruyk. De rype vruchten kan men raauth eeten, meer uyt vermaak, en om de dorft te verflaan, dan uyt Jmaak. De Vrouwen gevenze de kinderen te ecten, om % bepi[Jen tegens de nagt te beletten, ofte te genezen. Hei bout is bard, en zeer durabel, niet te min wegens zyne kromte kan men weinig werk daar van maken, be- balven fteelen tot kleene bylen, hamers. Eër ook makenze zekere fpitze bouten of ftookers daar van, waar mede zy de Calappus-nooten en Tsjampadaas-ftookeren, om te pro. beeren, ofze van binnen ryb zyn. _ pee De rype vruchten gebruiken de arme luyden tot bet zwart verwen van bet-noitte innen, doch, maar.met-klees we Ylukken , begravenderdezelve met, de-geftooten bezien drie dagen in een zwarten modderigen grond 3: met bet zap daar van plegenze ook den gekookte ryft zwart te verwen, een maniere-op zekerenbaare-feefbdagen gebruykelyk. Het bout ,* boewel in-dunne flukken gefhedens is x0 j^ , dat t zig niet ligt buygen laat. fi Y ¿107 De negen- en vy tig fle Pu Vertoont een Tak van de Naakte-Boom, dewelke Boa Taj ;Oambing by de Inlanders genaamt werd, ^^ 00 ^5 > , ; p. CAPUT OUINOUAGESIMUM SECUNDUM. vaz Pulaffarius: Pulajjari Pobon. yc arbor magnam quoad folia gerit fimilitudi- nem cum engine Zug e » fupra libro tertio. -> ‚deferipta, trunco enim furgit recto, tam eraffo & alto-quam Bintangore Utan; cjus folium refert, eít enim longum, ab utraque acuminatum parte, ad- coque glabrum, ut vix ejus veng laterales confpici poffint , hac in ré vero differunt; in Bintangora Utan venule laterales quam ar&tiflime & parallele decur- runt , ii hac vero Pulaffario arbore remotiores & ma- gis finuofe obfervantur: Otto novemque pollices lon- ga funt, binos & binos cum dimidio lata, horumque nervus medius infra maxime & roturide protuberat , brevibufque infident petiolis.folitaria & inordinata cir- éa rotundas & pingues ramos; faporis amaricantis , fe- re inftar Bliti. muttä Lech gg Ramuli in obtufum & nodofum definunt apicem, atque ex cunétis vulneratis arboris partibus album, fpiffam , lentum, & vifcofum effluit dac -quod vix a manibus detergeri poteft.. Prope folia ex ramo unus alterve , immo tres fiepe crafliufculi progerminant pes tioli, in «triangulo fere pofiti, qui mox fefe in qua» tuor alios minores dividunt cruciformes,- acfi umbel- łam formare vellent, bini vero horum fibi obpofiti in binos iterum trefve. minores dividuntur ; horum quilibet varia fuftihet craffa & viridia capita; caliculos referentia decidubrum fructuum , qualia in Caju Go: rita confpiciuntur; Hifce flores infident oblongi, vix digiti: minoris unguem longi, qui in fummo. gerunt capitulum flavefcens feu obfcure albicans, quod ta- men fefe non aperit, fed-decidens capitulum relin- quit inftar Oryze grani, quod in fructum excrefcit, . Fru&us minores referunt Blimbinghos , funtque oblongi, fed ab utraque acuminati parte, vix digi- tum longi, tranfverfalem lati, quorum juniores fla- vefcunt , vetuftiores & majores virides funt , intermix- to flavo colore, lacte turgidi, quod fpumofum ex- ftillat, fi confcindantur: Plurima autem horum pars incurva eft inftar cornu arietis, exterius vero punétu- lis funt notati inftar juniorum Cucumerum , in qua- vis itidem umbella unus tantum alterve fructus ad matu” ZS: LIE H.Q.O KD. TUK ` Pulafarie-Boom, s — er E JAMI P D Ezen bom beeft: groote: gelykeni(je , 'aangauünda: dé “bladeren; met pes pa refs hoon Lib, «8. befebreven, want by fcbiet op met een r ftam; xo boog en diky als Bintangor Utan, bet blad ges lykt wel daar na, te weten, lang, agter en vooren toe: gefpitft „en zo gladt dat men febier geen davérs aderen bekennen kan, doch bier in beftaat ’t onder/cheid ; aande bladeren van Bintangor Utan, loopen de dwers-adert= | jes zeer-digt en paralleel , maar aan deze boom Pulaflari, tóopeńze 'ydeler en bogtiger: zy zyn acht en negen duy- men lang, twee en derde half breedt , beneden. met een groote, en rond wytbuylende middel-zenunwe , ep ftaan op korte fteelen, enkeld zonder order, rondom baare ronde en vette takken , bitterachtig van fmaak y fcbier als Blitum. - 2$ „BOT 4 i De takskens eyndigen in cen [Lompe en knoppige fpits s en uyt alle zyne gequetfte deelen loopt een Witte, dikke s Jtramme , en kleverige melk ; die men qualyk van de ban- den krygen kan. By de bladeren uyt den tak komen eens twee, of drie korte dikke fteelen woort , fcbier in een drie: angel, die zig ftraks weder in vier andere verdeelen s en in "t kruys, als ofze eendolle wilden maken „doch twee der zelven, die tegen malkander ftaan, verdelen zig we- derom in twee of drie kortere; ieder der zelven draagt verfcheide groene: knoppen, als of "t voetjes waren van guer vruchten, gelyk-men aan Caju Gorita ziet. ter op [taan langbalzige bloempjes , fcbaars een nagel van een pink lang , met een vuy! wit of geelachtig knop- je boven op, "t welk zig egter niet opend, maar afval- lende , agterlaat een wit knopje, als een rys-korl , waar uji de vrucht werd. De Vruchten zyn als de kleene Blimbings , lang- werpig, doch agter en vooren: toege/pitft , fchaars een vinger lang , en een dwers-vinger dik; de jonge geelach- tig, de oudere en grootere groen , met bleek-geel gemengts zeer vol melk, dewelke daar uytfcbwymt, als menze open firyd: De meefte ftaan wat krom, dis ven Boxboorn , em zyn buyten met pun&jes bezet, als jonge Comkommeren + ook komen aan yder dolle maar twee of drie vruchten tot perfettie: Onder een taay buyd leyd een onde en EE TAZAS W N U ro Nd N NH M i} N UN NN N N KNN UNI N à wi E: OM za 7 M 15), 41117 " t Nw A YN W wi 5 AMH A LL a. TV Bock. LII Hooft. maturitatem excrefcit: Sub lenta vero cuticula gleba 'reconditur oblonga,in quinque fegmenta divifibilis per longitudinem, quorum quodvis peculiari fua ob- volvitur cute, fub hac fimilis reconditur nucleus fub- ftantiam gerens toítarum Caftanearum, qua iterum, fed difficulter, if tres oblongas dividitur partes , quz fenfim indurefcunt: Radices naturalém Pulaffari ge- runt odorem , licet ipfarum lignum fit durum , qui ta- men cito avolat, fi vero ague falfæ infundantur, ac iterum exficcentur , odor iíte penetrantior ae durabi- lior eit, ; | nai - ^ Anni tempus. Decembri ac fubfequentibus menfi- bus matureícunt fructus. | - Nomen. Latine Pulaffarius arbor: Malaice Pulaffari Pobon. ; | Locus. Raro obcurrit , unde & parum innotuit, auce vero reperiuntur poft pagum Hoekonalo circa fo um Cotta fava dictum. Viis Häc ufque non multum innotuit: Recentes autem radices depuratz , & , uti fupra dictum eft, pre- atate veftibus adponuntur, ob preftantem ipfarum odorem , inftar corticis Pulaffari libr. 7. defcripti, vel uti noftra in patria radix frias, odor vero debilis eft ac cito avolat. Sepes ac poftes ex hoc ligno con- ftru&i inftar Lingoi progerminant. In Rumphii Adpendice hec adduntur. - Similis quoque arbufcula in Laricques diftriëtu in- venitur, ibi Kowackil feu Coackil vocata, ejus vero truncus non ultra brachium craflus eft: Folia a pre- cedentibus non differunt; nifi quod inferius vagis pertexta fint coftis incurvis. admodum ac finuofis, que furfum excurrunt, & in arcus definunt, minori- bus omal quus pm cortex ficcus eft, a c exfundit, radıc er i Y. arcuatim EE rećte funt, odorem- que gerunt Pulaffari, feu proprie inftar Taccari: In minutas confciffe partes; aliifque. cum aromatibus contrite unguento inferviunt odorifero & confor- tanti contra Paralyfin feu Bobori, quo corpus inun- gunt poft lavationem. | : Tabula Sexagefima Arbufculam reprzefentat Pu//arii, : Ubi Litt. A. majoris arboris Yamu exhibet. floribus fructibus que onultum. B. Frućtus florefque majori denotat forma. C. Folium vetufte arboris naturali magnitudine » & forma. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 91 Klomp, die zig in wyf flukken laat deelen in de lengte, ieder met zyn bezondere vel of zak bekléet , daar onder leid diergelyke korl , van fubjtantie als gebraade Caftan- jen, die zig al weder, dog moeyelyk y in. drie langwer- Pige ftukjes of plaatjes laat deelen, en met'er tyd bard werden. Im de wortelen is de natuurlyke reuk van Pu- lafiari, boewelze bard van bout is, ook vergaat die in korten tyd, maar als menze in zoutwater dompelt, en v weder droogt , zo werd dien reuk flerker en durabel- er, ś Säyfoen. In December en de volgende maanden vind men de rype vruchten. Navn. In 't Latyn Pulaffarius arbor, op Maleyts Pulaffari Pohon. | Plaats. Hy werd zelden gevonden, en is dierbalven ook weinig bekent , eenige weinige flaan agter "t dorp Hoekonalo, omtrent de plaats Cotta Java genaamt. ` . Gebruyk. Daar van is mede niet veel bekent. De verfche wortelen feboon gemaakt en toebereid als boven Jłaat, werden by de klederen gelegt, om baars zoeten reuks wille, gelyk de fcbor(je van Pulaffari Lib. 7. be- Jcbreven, of gelyk in ons land de wortel Iris, doch de reuk is flap, en vergaat baaft.. Pagger-bouten en Dien van 't bout gemaakt , groeyen als Lingoo. Dit «verd er in bet Byvoegzel van Rumphius 5y- gedaan. Diergelyken boompje vind men in 't diflri van Laric- que aldaar genaamt Cowackil of Coackil, doch de ftam werd niet boven een arm dik, De bladeren ver/cbillen niets van "t voorgaande, dan datze van onderen ydele rib- hen hehhen , zeer krom en bogtig na voren loopende en met bee Juytende, mot kleene ribbetjes tuffcben beyde, de Jebor[fe is droog en geeft geen melk, de wortelen groeyen meeft dwers met veele bogten „doch zommige ook regt „zy rieken als Pulafari.of eygentlyk als Taccari. Men kan- ze ook kleen fnyden en met ander goed wryven tot een Bos bori-zalf ; om bet lyf daar mede te befmeeren na” wasa Jeni De feftizfte Plaat Vertoont een Poompje van de Pul/arie Boom. Alwaar Let A aanwyft een Tak van een oude boom met bica» men en vruchten beladen. B. Wyft aan de bloemen en vruchten in grooter gecaänte. . C Een blad van een oude boom in yn natuuryke groote en gedaante, ‚ Tom. III, LU, 02 CAPUT QUINQUAGESIMUM TERI UM. Granatum Litoreum: Delima Laut. Martabul. Enfim ex montibus & filvis defcendimus ad litora, S ubi nobis primo obcurrit Granatum Litoreum , cu- jus multas obfervavi varietates, plurefque intel- lexi effe pro variatione regionum , quz tamen ad bi- nas fpecies commode referri poffunt, ad latifoliam nempe & anguftifoliam. Martabul latifolia feu vulgaris eft humilis , incurva, & inregularis arbor litorea,plerumque fimplici, raro bi- nis vel pluribus adfurgens truncis, queque preter- quam quod incurva fit, antrorfum infuper inclinat. Ejus cortex eft Zeie & zqualis, externe ruffus, vel cinereus, fub quo viridis reconditur pellicula , cztera interna pars rubet, fuccofa eft, lenta, &ali- quando, ubi vulneratur, eo loci exfudat gummi al- bicans. Rami dividuntur in breves, pingues, &fra- giles ramulos. Arboris coma elegans eft, folia enim illis Metrofi- deri fimillima funt, fed fuperius magis acuminata, plerumque quatuor vel quinque pollices longa, bi- nos ac binos cum dimidio lata, lete viridia, glabra, crafliufcula, paucis ac vix notabilibus coftulis per- texta., atque etiam Metrofideri more bina vel tria ipforum paria fibi funt obpofita breviinramulo, ple- rumque vero tantum bina, & rariflime inpar extre- mum claudit. Wee 3 Hujus & alia fpecies feu potius varietas obcurrit , uz duplo-&-triplo majora gerit folia in obtufum de» nentia apicem, ac plerumque tria paria uno in ramu- lo: Hanc florentem obfervavi, fed nunquam frugife- ram, unde & hanc marem effe puto prioris fpeciei. Utriufque flores funt pufilli, laxis ex racemis depen- dentes, ex quatuor parvis petalis conftruéti, que ex. tenfa & cruciata funt, in medio craticulam quafi ha- bent in anguftam oram dentatamque definentem , in- ftar florum Lilii Convallii , illorum vero color eft fla- vefcens feu fordide albicans fine odore. Fru&us ingentia funt poma, Granati pomis fimil- lima, ita ut pro iis ad externam faciem haberemus, fünt autem multo majora, neque coronata, neque etiam vere rotunda, fed quadrata & gibbofa quafi, que- dam etiam inftar cafei comprefla, magisque viridia, ceterum fimili te&a cortice, fique matura , dehifcen- tia, ipforum cortex interne non ita flavefcit, fed ma- gis albicat, ac falfus eft. Totum intermedium fpa- tium repletum eft magnis angulofis & fnregularibus officulis Caftaneis majoribus, fi putaminibus occlufa fint, que tamen fibi aréte adcumbunt tam miris an- gulis & tuberculis, ut licet pauco fint numero, hzc tamen, fi femel extra ordinem & fitum fint extrufa, nulla alacritate in naturalem fitum redigi poffint. In minoribus fructibus horum duodecim , in majoribus vie ginti inveniuntur officula ,quz,quam inregularia etiam, ad unum tamen latus. quo cortici adcumbunt, ro- tunda funt, ubi & Polus obfervatur, externe cutim gerunt craffam, pallide ruffam, ex cinereo hepati- cam; fibique adcumbunt nulla intermedia pellicula, excepto quod per pomorum centrum membranacea tranfeat columna: Subftantia ipforum interna eft fic- ca & albicans, faporis amariffimi, in femi-maturis fru- &ibus cortex pallide virefcit, in maturis vero inftar Granatorum, obfcuri nempe ac fumeicoloris, inter- mixto femper viridi colore. In ipfis arboribus fruétus non facile dehifcunt, fed „decerpti & in zdibus depofiti intra paucos dies fiffu- ra aperiuntur quadrata, qua diffolvuntur. Ordinaria ip'orum magnitudo eft inftar capitis infantis trien- nis. Trunci lignum exterius albicat, interius ex pur- purco rubet, vel inftar carnis fumo recenti induratz ita ut amputatum cum cortice trunci fegmentum Lar- di portionem cum fua carne adhzrenten reprefentet vetuftarum arborum cor eft plerumque concavum. Recentis ligni odor faporque eft falfus & fulplureus in- ane” HERBARII AMBOINENSIS Liber IV. cap. LI, LIL HOOFDSTUK, Strand-Granaat-Boom. Y verlaten allenkskens de Be[fcben en Bergen, en V | komen op Strand, daar wy voor eerft °t Grana. tum Litoreum ontmoeten, waar van ik veelder. ley veranderingen aangemerkt bebbe , en nog meer geboort na de verfcheidenbeid der landen, dewelke egter onder twee zoorten gevoeglyk konnen gebragt werden , te weten bet grootbladige en kleenbladige. | artahul, bet groodbladige , of gemeene, is een la. ge, kromme, em ongejchikte firand-boom , meeft met een enkelde en zelden met twee ofte meer flammen , boven de kromte nog voorwaarts bellende. De Ja is efen en glad, buten ros, of graauwacbtig, en daar onder een groen buydeken, de refl innewaarts rood, zappig, taay, en zomtyds in de quetzure een witachtig gom uyt- gevende. De takken verdeelen bun in korte , vette „en breekzame ryskens. Het loof van dezen boom is zo veel fchoonder , want de bladeren zjn die van °t Yzer-bout gelyk, vooren wat fpit- zer, in t gemeen vier en vyf duymenlang, tweeender= de half breed, blyde-groen, glad, dikacbtig, met wei- nige en Das kennelyke ribbetjes, [taan ook na de manierę van °t Yzer-bout, met twee en drie paren regt tegens malkander aan een rysken , doch de meefte met twee pa ren, en zelden met een alleen voor uyt. Men. vind een zoorte ofte flegts een verandering bier van, dewalke twee sr driemanl genater Aladare: beef in een ftompe Jpitze toeloopende, en meeft drie paren aan een rysken. Dit beb ik wel zien bloeyen , maar nooit vruchten dragen s daarom bet voor ’t manneken gebouden word, van 't eerfte geflacht. Het bloeizel van beide is kleen , aan ydele trosjes hangende , van vier kleene blaad- jes gemaakt , die wydgeopendt , en in °t kruys [taan , in de midden met een kelkje of kroesken van een fmallen mondt , die aan de randen wat getant is, op de manier van Lilium Convallium , vuyl-wit, ofte geelachtig zon- der reuk. De vrucbten zyn groote appelen, de Granaat-appelen zeer gelyk , dat menze daar voor zoude aanzien , dog veel grooter , en zonder kroontje, niet regt rond, maar wat vierkant of bultig, en zommige gedrukt, als een kaas, groender van coleur , anders met diergelyke [chelle bedekt, en ook alsze ryp zyn, in eenige kloven berftende, de Jcbille is binnen zo geel niet, maar witachtig, ziltig of brak. De gebeele binnenfte patie is uytgevuld met groo- te boekige , en ongefcbikte korls, grooter als Canftanjen in baar bolfters, die evenwel netjes op malkander fluyten met zo gyonderlyke boeken en kuyltjes , dat al zynze wei- nig in Ba, men egter dezelve met geen gaauwigheid te regt kan leggen, alsze eens buyten baare order en fi- tuatie geraakt zyn. In de kleenfte vind men "er twaalf > in de grootfte wel twintig, ieder korl zo wanfchikkelyk als by is, valt nogtans aan de eene zyde rond , te weten daar by tegens de fcbelle aangeleegen heeft , alwaar men ook een wervel of Polum ziet, bwyten bebbenze een dikke, ligte, vooze buyd , ligt-graauw of lever-verwig, en lig- „gen tegens malkander , zonder eenig middel-vlies , bebal- ven dat in de midden des appels een velachtige pilaar door- gaat. Van binnen bebbenze mede een drooge en witach- tige fubftantie , zeer bitter van fmaak, aan de balf-rype vrucbten is de fcbille bleek-groen, maar in de rypemee gelyk in de granaten, te weten , rookachtig , en nog altyd mei groen gemengt. an de boomen berftenze niet ligt, maar de afgebroo- kene , en in buis liggende berften binnen weinig dagentn vieren , en vallen van malkander. Haar ordinaris grootte is, als een driejarig kinds-kop. Het buitenfte bout van den flam is wit, bet binnenfte purper-rood, of als nieuw gerookt vlees, zo dat een af- gebouwen [tuk met fcbor(je en al zeer wel een ftukje [pek met zyn vlees vertoont, en "t bert aan de oude boomen 15 meeft bol. De reuk en fmaak van 't verfche bout is ziltig en zwavelig, gelyk als Mangi Mangis. Zommige Leg IV. Boek. LIII Hoofifi. AMBOINSCH KRUYDBOEK. jnftar Mangi Mangi: Inferiores quidam rami, ut $ craffe quedam radices fupra terram denudate decumbunt , quibufdam in locis inter faxa fefe in- finuantes , novofque furfum elevantes ramos: He radices ab una plerumque parte corticibus fuis orba- tæ funt, nigra, & foveis excavate, interne fordide fufce , quafi emortuz , altera vero parte vegeta & luxuriante ligno turgide: Rubrum hujus arboris cor yam maxime lentum ac durum eft, intricatifque ve- nis & vorticibus conftat, unde & difficillime finditur. Martabul parvifolia cenuiorem gerit truncum prio- re, ac plerumque tres quatuorve excrefcunt forma fruticis: Ejus folia funt minora quam precedentis, tres nempe cum dimidio & quatuor pollices longa; binos lata, fuperius rotunda, nec venulas notabiles gerentia , excepta inferiore ipforum parte , ubi magis provuberant , funtque porro glabra forma, bina, & aliquando unum tantum par ramulisinfidet, cum illis Mangii fruticantis quam maxime convenientia: Flores fructufque funt uti precedentis, fed hujus poma ma- jora funt, fere inftar viri capitis, ex rotundo quadragona , & inítar cafei compreffa , externe in uatuor obfcuros fulcos divifa , ubi & etiam dehifcunt, 1 decidant. ; Lignum ejufdem eft coloris & fubftantiz , fed non ita venofum : Hujus & alia obcurrit varietas, que mas hujus anguftifoliz fpeciei habenda eft, trunco enim furgit erecto, non ultra crus craffo ; folia autem pau- lo majora funt proxime antecedentis , fed ejusdem formz ,raro autem fructus profert: Lignum ex pur- pureo etiam rubet, fed non venofüm eft, magnam- que albi gerit albaftri partem: Pro Mangi Mangi ha- beretur , quum inter ejus arbores crefcat ad ripas magnorum & planorum fluminum , ubi folum lapillis permixtum eft , uti in Hitoea prope fluvium Waykepe. Anni -empus. Cuncte Marrabul ipecies 1Vovembri florent, fructusque gerunt Fanuario & Februario. —— Nomen. Latine Granatum litoreum. Malaice Boa Taator , h. e. fructus difpofitionis , ob mirabilem offi- culorum fitum. Item Boa Nire & Delima Laut; h. e. Granatum Litoreum a fructuum forma, quidam Ma, laice illam quoque vocant Caju Baca, quod nomen Mangi Mangi etiam competit. Amboinice Martabul & Malataul. Baleyice Copa, Macaflarice Tambu , Boegice Buli Buli. Ternatice Tutu Mafoniba, h. e. guum Lolan, quum adhibeatur ad clavos inftar Lo- an Locus. Hec arbor non crefcit nifi talibus in lito- ribus , in quibus mediocres lapilli craffze mixti funt arene , immo fzpe ex nudis rupibus. Parvifolia fpe- cies multum obcurrit ad fluminum oftia, ubi durum € faxofum eft folum, uti plurimz in Hitoes ora in- veniuntur. 3 ; Plurimas Martabul fpecies fimul obfervavi in infula pron feu Poelo Babi , inter parvam Ceramam & elangam fita: Elegantes vero vafteque prime fpe- ciei arbores inveniuntur circa Wäyputy , & finum Cielenfem parve Cerame: Martabul porro potiffi- mum nota eft in cunctis aquofz Indie infulis usque ad Malaccam , & parvifolia amat crefcere circa Man- une arbores, atque h& tres arbores plerumque mul obcurrunt Mangium nempe album, Cafeolare , & Granatum Litoreum. | ; Ufus. In. Amboina hoc lignum vix ad ulne longi- tudinem comparari poteft ex arborum truncis , quod- que infuper adeo nodofüm eft, ut vix dolobra poliri poffit, unde ad tignum non adhibetur. Ex ipfo antepagmentum fcrinii juffi formari, quod magno conftitit labore , erat autem eleganter veno- fum, & ex fufco rubens, quod poliri etiam poterat ; fed dein pallide fufcum contrahebat colorem. In Celebe hz arbores funt craffiores & rećtiores , un- & Macaflarenfes & Boegyenfes aliquando edium oftes ex hoc fabricant, uti & Javanicas telorum riffen diétorum vaginas, ex elegantiflimis & maxi- me venofis fegmentis , oportet vero , ut lignum rite fit iccatum , antequam aliquid ex ipfo fabricetur , quum admodum fit falfum ac tardiffime ficcetur , licet re- cens multo melius elaborari poffit. ., + ermatenfes ex hoc ligneos formant clavos ad má- Jora navigia, quos prieferant illis, qui ex ligno T Pano vel Lolano formantur, quum hoc lignum fit magis 93 de onderfte takken of dikke wortelen liggen boven de aar- de bloot > bier en daar tuffcben de Deenen inwortelende , en nieuwe takken over eynd fcbietende. Deze wortelen zyn aan de eene zyde meerendeels bloot van fchor Je ; zwarta met kuylen wytgeboldt, van binnen lelyk-bruyn, en als beftorven; aande andere zyde levendig , en met groeyend bout bekleeld. Het roude bert nu van dezen boomis zeer taay en bord , vol verwerde aderen en draayingen; en daarom gantfch moeyelyk om te klooven. Martahul, bet kleenbladige beeft een dunder ftam, dan ’t voorige, meerendeels met drie en vier op/chietende, in maniere als een firuykje, de bladeren zyn kleender , dan aan °t voorige , te weten, drieen eenhalve en vier duymen lang, twee breed, voorenrond, zonder merkely- ke adertjes , bebalven van onderen; daarze meer uytpuy- len, glad, ftyf , met twee ¿en zomtyds ook een paar aan een rysken; die met die van °t Mangium Fruticans zeer wel overeenkomen: Bloemen en vruchten żyn als aan’t voori- ge, doch deze appelen zyn nog grooter , te weten, fcbier als een mans-booft uyt den ronden, mede vierkantig, en gedrukt als een kaas , van buyten in vier donkere vooren gedeelt, daar by ook open berft , als by afvalt. Het bout is van dezelffte coleur en fubftantie „doch min geadert: Hier van beeft men wederom een verandering, "t welk men voor "t mannetje van 't kleenbladige geflagie houd , want bet fcbiet op met een regte flam, niet bo- ven een dye dik, de bladeren zyn wat grooter dan aan ’t naaft voorgaande , dog van het zelfde fatzoen „eń men ziet "t zelden vruchten dragen. Het bout is mede purper-rood en fyndradig , maar gane niet geadert , en beeft veel wit /pint om zig. Men zoude bet voor een Mangi Mangi aanzien, want bet waft ook onder dezelfde boomen , aan de Kanton «nn vlakke en moera[fige rivieren, en daar bet wol kleene fleenen is 5 gelyk op Hitoe by de revier Ways kepe. s Bayzoetà Alle zoorten van Martahul bloeyen in No- vember „en de vruchten ziet men in January en February, : Naam. In't Latyn Granatum Litoreum. Op Maleyts Boa Taator, dat is fructus difpofitionis , wegens de avonderlyke fcbikkinge der korls. Item Boa Nire, en Delima Laut, dat is Zee-granaten, van de gedaante der vruchten; zommige bieten "t ook in "t Maleyts Caju Baco, welken naam bet Mangi Mangi ook voert. Am- boinfch Martahul en Malatatil. Baleys Copa, Macaffers Tambu. Boegys Buli Buli. Ternaats Tutu Maffoniha, dat is jongen Lolan, om dat men ’t gebruykt tot boute fpykers , als de Lolan. + Plaats. Dit bout waft niet dan op zodanige firanden , daar middelbaare fteenen, met gro zana gemengt xyn; zomtyds ook uit de bloote klippen. De kleenbladige zoorte beeft men veel by den uitgang van de rivieren, daar bet een barde en fleenige grond beeft, gelyk de meefte op de Kuft van Hitoe zjn. | i Veelderbande zoorten van Martahul beb ik by malkan- der gevonden op bet Varkens-Eiland, of Poelo Babi; tufichen kleen Ceram en Kelang gelegen; maar fchoone groote boomen van 'teerfie geflagt vind men omtrent Way- puty, en den boek van Ciel, van 't zelfde kleen Ceram, Voorts is Martabul meeft bekent in alle Eilanden van avater-Indién , tot Malacca toe, en bet kleenbladige waft geern omtrent Mangi Mangi-boomen, zynde deze drie boomen gemeenelyk by malkander , Mangium album ; Cafeolare, én Granatum Litoreum. Gebruik. In Amboina kan men qualyk een vadem lang regt bout van deze ftammen krygen „en daar en boven nog 20 warrig „dat menze qualyk bejcbaven kan ‚dies men ze tot geen timmerwerk ag ják ie hebbe daar van lyften laten maken tot Kantoren , en dat met groote moeyte, zynde [choon geadert , en bruyn- rood, nemen ook de polyft aan; maar befterven ten laat- fien doods-bruyn; Op Celebes vallen deze boomen regter en dikker , dies de Maca(faren en Boegys ftylen tot buyzen daar van ma- ken, als mede Favaanze kris-fcbeeden uit de fraayfte en gevlam[le ftukken , maar bet bout moet ter degen droog zyn, als men iets daar van maken wil, om dat bet br is, en langzaam opdroogt , boewel "t ver/che veel ligter te bewerken 15. De Ternatanen maken houte nagels tot groote Vaar- tuygen daar van, en bouden die voor beter dan van Sap- panbout of Lolan , om dat dit bout taayer is, en niet M3 fébeurt, 94 HERBARII AMBOINENSIS Libor lV. cap. Litt magis lentum, nec rimas agat. Defectu veri Pbar- maci Sagueri hujus cortex adhibetur ad Saguerum po- tum preparandum , qui ex ipfo amaricat cum nota- bili adítriétione , fimulque rubentem contrahit colo- rem cum odore fulphureo , & ingrato fapore, uti plerumque is eft, qui in Manipa potatur. |. Boegyenfes hujus fruétus corticem loco iftius trun- ci admifcent Saguero , Hanaut ipfis dicto , qui inde majorem adquirit adítriGtionem éz amaritiem. Baley- enfes & Javani hujus fructus corticem in tres qua- tuorve partes divifum ficcant, quem bacellis dedu- cunt, ut rite fiecetur, alioquin enim mucorem facile contrahit: Hic itaque inter alia aromata miftus in ci- ftis aromaticis venditur, que aromata adhibentur ad tales potiones feu Djudjambu , que inferviunt levi adítri&tioni & refrigerio: Certamina fepius folebant inire, an aliquis ficcos fru&us nucleos , fi feparati fuerint , in naturalem ipforum fitum reponere poflet, quod difficillime, non tamen extra poteftatem, elt per- agere.. Hoc femel a Ternatenfi quodam Quimelaba Amboinenfi Gubernatori peragendum inponebatur , quem adcufabat, ipfum regionem Amboinenfem tu- multuariam fecifle , nec ita facile pacare fefe pofTe. Amboinenfes rhizophori arcanum gu&runt reme- dium ex radicibus, que forma truncorum feu crafforum ramorum arcuatim , fupra faxofum decurrunt folum ab una parte emortue, ab altera vegeta eminentes, ipfarum anguli lignum gerunt ficcum & macilentum, quodnullam continet pinguedinem , nec flammam cons cipit, uti id contra obfervatur in prominentibus No- velle nigre & Arboris Excoecantis fegmentis , illi ve- ro detruncati vegetum purpureum, rubrumque exhi: bent lignum , quod per fruítula exciditur , inque ufum Medicum confervatur: Hoc expertum eft r i contra fluxum Cholericum, talesque mordos y. qui ex zítuante exoriuntur bile; uti colica eft biliofa , alia- ue alvi tormina , fubtili enim fua falfedine bilem mox fedat, uti hoc obfervatur fal efficere in iftis a- uis, in quibus minera quedam biliofa eft foluta: unc in finem Amboinenfes ligna maris feu latifo- lie, & feminz feu parvifolie fimul in aqua conte- runt & propinant, dicuntque ipforum vires efle effi- caciores, Fruétuum oflicula contrita & propinata con- tra abdominis tormina valent, licet potio fit amara, maxima enim hujus arboris amarities in ejus oflicu- lis confiftit, uti veri Granati in ejus cortice. Vetuftorum truncorum exterior cortex feparatur in lamellas finuofas lagana referentes, uti id quoque in Metrofidero obfervatur , hic aque incoquitur & ropinatur contra diarrheam & dyfenteriam. Macaf- hara fructuum cortices adhibeht ad debilem con- fortandum ftomachum & adpetitum excitandum : Alii ipfis utuntur ad fanguinis fordes depurandas & fcabiem curandam. Hzc arbor, uti puto, a Chinenfibus vocatur On- lay, acfi magnatum lignum diceretur: In provincia ockien crefcit in inperio Tsjantsjiu ad litus, ibi au- tem multo major eft ac hisce in regionibus , ibi enim arbores obcurrunt, quas bini vix viri complecti pof- funt, nihilominus tamen interne funt excavate uti noftrates , rubrumque feu fufcum ipfarum lignum uatuor tantum pollices craflum eft, ex quo Chinen- es varia fcriniaria formant opera, uti fcrinia, ciftas, {tes pedesque fedilium , quum eleganter fit veno» um, nodofum , nec facile rimas agat. i Frućtus ibi ad magnitudinem minoris capitis excre- fcunt ‚licetalii Chinenfes Ananam Onglay vocent. Ce- ramenfes infantes fuos ficcis corticibus perfumant, qui per noctem inquiete dormiunt, & ex fomno cito ex- PORE hinenfes in Malacca lignum adhibent oco aliis Mangi Mangi lignis mixtum , quod fine du- bio parvifoliz erit fpeciei , quz lignum gerit per lon- gitudinem ftriatum & facile diffecatur: Ex incurvis ramis anchoras minorum navigiorum formant. Tabula Sexagefima Prima Ramum exhibet Gramati litorei porvifohi Ubi Litt, A. inregularia fructus officula repraefentat, Tabula Jcbeurt. By gebrek vaneenopregte Pharmacum i wert deze fchorfJe gebruykt om in Sagueer ECH den, dewelke daar van wel bitter wert, met een NR lyke zamentrekking , maar ook roodachtig van coleur met een [waveligen reuk, en een onaangenamen fmaak , gelyk die meeft is , die op Manipa valt. De Boegies nemen de febelle van de vrucht , in plaats van den boom, en doen die in baare Sagueer Hanaut ge- naamt , die daar van meer zamentrekking en bitterbeid be- komt. De Baleyers en Favanen droogen de fcbelle van de vrucht in drie ofte vier [tukken gedeelt , en met Jłokjes opgefpalkt , datze ter degen droogen ,«vantze anders zeer ligt verfchimmelen: Deze dan worden onder andere fpe- ceryen in baare kruyd-doozen verkogt, en gebruikt in zo- danige dranken of Djudjambu , daar ze matelyke zamen. trekking en verkoelinge willen bebben. Men plog dikwils een weddenfchap in te ftellen, of iemand de drooge koris van de vrucht , als ze van malkander geraakt zyn, we- der in baar natuurlyke poftuur kan zetten , ^t welk moe- yelyk; nogtans niet onmogelyk te doen is; en eens van een Ternataanzen Quimelaha aan een Amboinfch Gou- verneur te doen gegeven wierde , die by befcbuldigen wile de, dat by bet Amboin/ch land in verwerring badde ge- bragt > en zo ligt niet berftellen zoude. ; * De „Amboinjebe wortel-gravers balen een geheim ge- neesmiddel. van de wortels , die in de gedaante van ftam- men of dikke tarken met veele bogten , boven den fteenigen grond bloot leggen, en aan de eene zyde dood, en aan de andere groeyende zyn. De uitftekende boeken bebben een uitgedroogt en mager bout, daar gant/cb geen vettigbeid in is, nog branden wil, gelyk anders de vitftekende ftuk- — ken van Novella Nigra en Arbor Excoecans wortelen doen, die dan boven afgekapt zynde, komt mem op ’t le- vende purper-roode bout , "t welk men met flukjes uitkapt, en tot de medicynen bewaart. Het is een beweert reme- die tegens Cholericum Fluxum ofte bord, en dier, elyke ziekte, die ujt cen apnedendo galle ontltaan , gel yk Colica Biliofa en buykpyn , want met zyne fubtiele ziltiepeid kan 't de gal firax nederzetten, gelyk men ziet als "t zout doet in wateren , daar in eentg galacbtig mineraal gedis- Jolveert is. Tot dezen einde gien de Amboinezen beb- ben, dat men de bouten van "t manneken of breedbladiges en ’twyfken ofkleenkladige,t’zamen met water zal wry- ven en indrinken s zeggende als dan haare werkingen krag- tiger te zyn. De korls van de vruchten gewreven en gedronken s werden mede ihgenomen tegens buykpyn , boe- wel "t een bitteren drank is, want de meefte bitterbeid dezes booms in de korls fteekt , gelyk aan de regte Gra- naten in de fcbille. , De buitenfte fchor(Je aan de oude [tammen fcbilfert af, in zekere bogtige lappen , gelyk pannekoeken, als meno aan ’t Yzer-bout ziet: Deze werden in water gekookt en gedronken tegens de roode-loop en buykloop. De Maca/Jaren gebruiken de fcbellen van de vruchten, om een fwakke maag te fterken, en den eetens-luft weer te doen komen. Andere gebruyken dezelve om allerley onreynigheid van’t bloet te zuyveren, en 't fcburft te genezen. Dezen boom, zo ik gi? „wert by de Chinezen genaamt Onglay ; als of men Heeren-bout wilde zeggen. Fry waft in de Provintie Fockien, en bet gebied T sjantsjiu, aan Strand, maar by is veel grooter dan bier te Lande , want men aldaar boomen vint, die twee mannen omvademen moeten , niet te min zyn ze van binnen ook bol, gelyk de bierlandfcbe , en bet roode of bruyne bout is maar vier duymen dik, waar uyt de Chinezen veelderbande febryn- werken van Kantoren, Kaffen , Stylen, tot Kooyen en Stoelen maken, dewyl bet mooy geadert is, zeer dradig , en niet ligt fcheurt. De vruchten werden aldaar zo groot als een kleene kops boewel andere Chinezen de Ananaffen Onglay noemen. De Cerammers berooken de kinders met de gedroogde fchil- len, die ’snachts verfebrikken, en in den flaap op/prin- gen. De Chinezen op Malacca gebrwyken "t bout tot bet randen onder andere Mangi Mangi gemengt , % welk buyten twyfel bet kleenbladige zal zyn , dat een regtdra- dig bout is, en zig ligt laat kloven. Uit de ellebogen van : kromme takken, makenze boute ankers tot kleene Vaar: uygen. De een-en-zestigfle Plaat Vertoont een Tak van de kleynbladige ftrand-Granaat-Boome Alwaar Lett, A, de ongefchikte korrels des vruchts ege? E t Jak é Tag - 94 SEE NY RNS NS NN NNN NN W N N NS N SS 2 FG SN RE N N (NNN My, W Y Sn DIS ke — 29 222 N M NN "^ N N EG IV Boek: LIV Hoofifi. AMBOINSCH KRUYDBOEK. Tabula Sexagefima Secunda Ramum exhibet Granati litorei latifolii Martabul dii; Ubi Litt. A A. Ejus fructus reprzefentant, , Fructus © m majori exhibet forma. | EC C, Tiia alia minora & inregularia cjus officula, 95 De twee-en-zestig fle Plaat Vertoont. een Tak van de 7 anast-Boom Martahul genaamt. a Pan en ' Alwaar Lett. A. A. deszelfs vrucht B. Een £or/ im 't groot. en. aanwyzen. C. C C. drie andere boekize en Ongefchikte korrels. — CAPUT QUINQUAGESIMUM ne UA W EU M. + Atunus Litorea. Atun Laut. T Tc humilis quoque arbor eft litorea , cujus trun- cus eft incurvus & finuofus , magis tamen rectus: precedenti Martabul; Folia inregulari modo lo- cantur ac vulgaris funt forme, ab utraque parte ob- tufe acuminata, quaedam vero fuperius rotunda funt inzqualis magnitudinis , plerumque fex feptemve pol- lices longa; tres ac tres cum dimidio lata, quedam vero dimidio minora funt ; ac fibi invicem mixta, craf- fiuscula; fuperné intenfe viridia , inferne ex gilvo argentea, magisque flavefcentia foliis Durionis, fa- ris fali, ac plerumqué exefa , paucis pertexta \venulis; brevibus infidentia petiolis , nodofis rugofis- que ex ramulis provenientia. pa Flores plurimi fimul racemofi dependent inftar flo- tum Mange , forma caliculorum, ex quatuor fordide: albicantibus & lanuginofis formati petalis, ad quorum bafin quatuor alia , tenuiora & violacea excrefcunt tala facile decidua, caliculus vero reftans formam. tum gerit, non autem colorem floris Anthos, fepe etiam in quinque determinatur apices. ees : Fru&us tres, quatuor „& quinque fimul depende jn orbem; ac fere feffiles.ex ramis magnitudine Nu- cis Juglandis, fed oblongiores, tres quatuorve pálli- , ges longi, binos lati , ac per: longitudinem dorfum gerunt acute protuberans inftar crifte gallinacez, - quod plerumque totum percurrit fru&um , excepto poe inferiore parte, ubi fruétus magis compref- useft , anguftius fit , unde & hic fructus formam oblon- ge galex obtinet: Externe obductus eft craflo , fun- ofo, & ficco putamine , primo viridi, dein fufco RE eserhépátici coloris , glabro, ac fere fplenden- ti, fub hoc lento putamine oblongus reconditur nu- cleus; pero obduétus pellicula, fubftantiz ficca inftar obfcure dchra, que fatis dura eft, acerba, őz adftringentis faporis. Siccus fru&us adeo levis eft, ut fruftum fuberis effe quis putaret, & ob lentorem.dif- ficulter diffecatur, fonitumque edit, fi conquatiatur: “Trunci cortex ex obfcure flavo colore ruffefeit , eftque fubftantie quam maxima lente őz pilofe: Li- gnum exterius binos digitos craffum eft s album; & fum, reftans pars ex ruffo fufca eft, in vetuftis s truncis nigricans, fatis dura, folida, & gravis; fic- caque. ferram admittens, quod albicans externa pars recufat. Prope radices parvas quoque plerumque ES alas, detruncatusque ftipes novos emittit ramu- 08. Anni tempus. Augufto floret, fructus maturefcunt Septembri & Octobri. ; icet hec proprie fit arbor litorea ; in vicinis yta- men ipfi montibus aliquando crefcit, quidam pecu: 3 ejus volunt effe fpéciem terreítrém , dum al- orem & reftiorem gerat truncum ac luxuriantem magis comam, alii vero putant aves ejus fructus co- medentes fepius illos dimittere ex roftris , ac przfer- tim tali modo per vefpertiliones propagari in terra; 10 aliis enim locis hzc quoque obcurrit arbor majo- res gerens fructus & truncum , ac proinde primo in- tuitu ab Amboinenfi differt. k | Quum itaque fpecies terreftris ad hore diftantiam a litore remota crefcat , melius eft, ut peculiarem €jus itatuamus effe fpeciem Malaice Atun Utan & Amboinice Runun Laumuri vocatam. Ejus truncus eft altus, & rectus, in diametro binas ulnas craflus. Ejus folia funt majora & rugofiora , a quingue ad H ep- LIV. HOOFDSTU TP K. De Strand- Atun-Boom. D is mede een lage ftrand-boom , de flam wat hoekig en krom, dog regter dan "t voorgaande Martatule De bladeren fiaan zonder ordre, en zyn van ge- meen fatzoen , agter em vooren Doug toege/pitft , dog zommige zyn vooren rond, van ongelyke grootte., door de bank zes en zeven duymen lang, drie en wierde balven breed, zommige zyn, de belft enger door malkander ge- mengt, dikacbtig , ftyf , boven boog-groen, van onderen uit den vaalen zilver-verwig , geelaer dan de Durioens- bladeren , ziltig van fmaak , en meeft doorwreeten , met weinige ribbetjes, op korte fieelen aan baare knoeftige en ruyge takjes fiaande. . Het bloeizel hangt veele by malkander aan trosjes, gee lyk bet Mangas-bloeizel; in gedaante van kelkjes , uit vier vuyl-witte en wolachtige blaadjes gemaakt , hebbende in de midden nog vier andere , dundere , en viool-verwige, die ligt uitvallen, en dan beeft bet refterende kelkje de gedaante, maar niet de coleur van rozemaryn bloeyzel y em zomtyds vyf fpitzen. De vruchten bangen drie, vier, en vyf by malkande- pen in eenen kring, en bykans zonder fleelen dan de tak» ken, in de grootte van Walnooten , dog langwerpiger , drie en wier duymen lang , twee breed, bebbende in de lengte een uitflekende /cherpe rugge, als een Haane-kamy die meeft rondom gaat, bebalven dat by aan den buyks daar de vrucht wat ingedrongen is, fmalder valt, waar door deze vrucht de gedaante van een langwerpige Kasket EL Van buyten beeft zo cen dikke , vooze , en drooge bolfter , eerft groen, daar na bruyn of donker lever-ver- wig, glad, bykans glimmende, onder deze taaye bolfter leyd een langwerpige beeft , met een byzonder velletje omgeven, van drooge fubftantie , als donker-ooker , dog ka Ai bard , wrang „en zamentrekkend van fmaak. De drooge vrucht is zo ligt „dat men ze voor een flukje kork zoude aanzien, ook wegens haare taayigbeid moeyelyk te doorfnyden , en rammelt als men ze fchut. De /chorfje des fbams is uyt den donker-geelen ros, zeer taay en bay- rig van fubftantie. Het buytenfle bout is twee vingers dik, wit, en mede bayrig, bet refterende is uyt den rofe Jen bruyn, aan de oude Rammen Jwartatbtig , redelyk bard, digt en fwaar ,gedroogt zynde , de zaage lydende , daar bet buytenfte witte dezelve bederft. Het beeft ook emeenelyk kleene vleugels by de wortel, en den afge- Kadi Jtronk fcbiet nieuwe takken uyt: Sayzoen. Het bloeyd in Auguftus, de rype vruchten beeft men in September en October. ` | Hoewel dit eygentlyk een flrand-boom is, zo waft by egter zomtyds een fiuk weegs daar van af ; enin’tnaafte gebergte. Zommige willen een byzondere Land-zoorte daar van maken , dewyl by booger en regter van flam, en aveeldriger van loof is ; andere bouden bet daar voor , dat bet door de Vogels, die de vruchten eeten „ en dezelve zomtyds laten vallen, inzonderbeid door de Vieermuyzen, land waart in geplant is, want men bok op andere plaat- zen deze boom grooter van vruchten en [Lam vint „en dier- balven in "t eerfte aanzien van den Amboinfchen verfebil/ lende. Dog dewyl de Landelyke zoorte wel een uur gaans van ftrand af waft, zo is 't beter dat men bem voor een by- zóndere zoorte boude in ’t Maleyts Atun Utan , in ’t Amboinfeb Runun Laumuri genaamt , de ftam is boog en regt, van twee vadem in de rondte. De bladeren zm wat grooter en ruyger, van vyf tot zeven duymen lang» ; rie 96 HERBARIIAMBOI feptem pollices longa, tres digitos lata, fcabra , du- ra, fubtus incana , nec magnus nervus directe per medium tranfit: Ejus fructus funt breviores , latiores, & rotundiores: Lignum parum vel nullum gerit albaftrum , eftque fufcum , folidum, & longitudina- libus pertextum fibris, aptumque eft malis minorum navigiorum , licet admodum fit grave. Nomen. Latine Atunus Litorea. Malaice Atun Laut, noh quia magnam cum iftis arboribus gerat fimilitu- dinem, que ambe in primo defcripte funt libro , fed a fructuum ufu cum ipfis communi. Verum nomen Malaienfe eft Dungur. Ternatenfe Roeremu , Ma- caflarenfe Lumu & Lano Lano. Amboinenfe in Ley- timora Rurun & Runun. Hitoenfe Lulun. In infulis Xulafenfibus Soulamu effe putatur. Locus. In cunétis crefcit infulis Orientalibus , & po- tifimum in planis, arenofis, & fterilibus litoribus ‚in , quibus lapilli funt copiofi , fpecies terreftris raro ob- currit, quum fortuito feratur. Ujus. Ejus lignum eft durum, bonum , ac durabile tam ad edificia quam ad naves, ferraque ac dolabra optime elaborari poteft: In Amboina vero quam rara funt ejus rećta fegmenta, unde & navium coftis tan- tum infervit, & ad pangajos ex ipfo formandos va- let. In Celebe; ubi ejus trunci funt craffiores & re- ćtiores , poftes & afleres ex ipfo formari poflunt. Amboinenfe eft quoque magis nodofum, nec facile finditur, unde & manubriis inftrumentorum optime fervit. Fructus cibo inferviunt, qui ex crudis contufis pi- fcibus cum aromaticis quibusdam herbis & fucco Li- monum preparatus Cocobo vocatur, fed non aliter nifi defectu vere Atuni , unde & nomen obtinuit, pue dure, ficce , & adítringentes res crudis hisce acidis mixte pifcibus adfumuntur ad inteftina con. fortanda, acoremque cohibendum, ne tormina ex- citet. ; Hee arbor in omnibus fuis partibus ficca eft & adftringens, fed fructus fubftantia potiffimum in u- fum vocatur ad decoéta , que contra Diarrbeam & Dyfenteriam preparantur, vel parvis etiam mifcetur panis fraftis, Uba vocatis , egrisque exhibetur eden- da loco panis. Quid Uba fit, fupra libro primo in capite de Sagu examinari poteft. Vulgus quoque nucleos edit modo contritos loco condimenti feu Atsjar, Bocaffan ad pifces, quod tamen Europeo non conducit ftomacho. - | | Si magni hujus arboris trunci conquiri poffunt, fu- fcum ipforum cor adeo magnum eít, ut ingentium etiam navium gubernacula ex ipfo formari poffint, quum in aqua marina quam maxime fit durabile, grave, nec facile findatur: Ex terreftri fpecie mali minorum navigiorum formari poffunt , quum rectos m truncos , albaftrum vero exterius diligenter tol- endum eft, unde vetufti plerumque eliguntur trunci fponte decidui , quorum exterius computruit lignum. Apud Macaflarenfes vulgaris obtinet ufus, quod ex firmis nempe hujus arboris ramulis dentifcalpra for- mentur, quz ad unam partem parum contunduntur in penicilli formam , quod non tantum infervit denti- bus depurandis, fed etiam vi fua adftringente . ipfis firmandis, fi ex viridi nempe ligno fint conftru&a. Ejus cortex adhiberi quoque poteft ad Oebat Papeda, qua fepius memorata fuit. Tabula Sexagefima "Tertia Ramum exhibet Azumi htoree, Ubi Litt, A, ejus peculiarem. fructum galezeformem denotat, LV. NENSIS = Liber IV‘ cap, LIV: drie vingers breed, ftyf , hard, van onderen ook wite de groote zenuwe gaat niet regt door de midden , en vruchten zyn korter , breeder , en ronder. Het bout be geen of weinig [pint „isbruyn, digt , en la dradig EN quaam tot majten van kleene /cheepen , boewe ory Lie Naam. In’t Latyn Atunus Litored. Maleyt; Atuń Laut, niet om dat by groote gelykeniffe met die boomen heeft , dewelke beyde in 'teerfte Boek befchreven zyn Pp van bet gebruyk der vruchten met dezelve gemeen, : D É regten Maleyt/chen naam is Dungur. Ternaats Rowe mu. Maccaffaars Lumu en Lano Lano, Amboinfeb Leytimor Rurun en Runun, Op Hitoe Lulun. In ? Xulaze Eilanden wert bet voor Soulamu gehouden, ` j Plaats. Hy waft in alle de Oofterfcbe Eilanden en meeft op vlakke zandige en magere Stranden, daar onder kleene fteenen gemengt zyn. De Landzoorte word zelden gevonden, om datze maar by geval gezaayt wert. Gebruik. Het is een bard , goed , en durabel bout zo tot den /cheeps- als buysbouw ; laat zig ook door dê fchaaf en zaag wel bewerken: maar men kanin Amboing zo weinig regie daar van bebben, en dient alleenlyk tot inbouten van Vaartuygen en om de korte riemen daar van te maien. Op Celebes ,daar by dikker en regter van ftam is, kan men ftylen en planken daar van bebben. Het Amboinfche valt ook warriger , en fcbeurt niet li dierbalven bet tot fleclen van gereedjcbappen zeer j^ quaam is. ; De vruchten worden tot de koft , die men van rauen gekapte wi/jcben met eenige fcberpe kruyden en. Lemoen- zap gemaakt Cocoho noemt , gebruykt , dog anders niet dan by gebrek, en in plaats van de regte Atun, waar van bet den naam beeft, welke barde ; zamentreka kende ‚en drooge dingen, onder dit raauw en zuur baxel gemengt worden, om t ingewant te verfterken , en de zuurte te bedwingen , datze geen krimpinge veroorzaken. © < Deze boom in alle zyne deelen is droog en zamentreka kende, dog meeft de beeft van de vrucht gebruykelyk tot: de decoêtie , die men tegen den buykloop en Dyfenteriam toebereyt , of men doetze onder de kleene brood-ftukken' Uha genaamt , en geeftze den Patient te eeten „in plaats van brood. Wat nu Uha zy , ziet. boven in 't eerfte Boek in °t Kapittel van Sagu. Het gemeene wolkje eeten ook: a em s maar flegts proren tot ee e 5. oca[Jan , en vifch , t welk voor een Europiaanfche maag niet wel dient. SC : Sea v Daar men groote ftammen aantreft , is dit bruyne bert zo groot, dat men roers , ook tot groote Vaartuygen daar van maken kan, om dat ’t in zee-water zeer durabel i$, fwaar, en nnus. Uit de Landzoorte kan men majten tot kleene Vaartuygen krygen, om datze regt van Jam zyn „maar men moet bet witte fpint over al neerftig afnemen, en daarom zoekt men gemeenelyk de oude fiam men, die van zelfs omgevallen zyn, en waar van 't buy- CN bout vergaan is. - y de MaccafJaren is bet gemeen uyt de fbyve rysk dezes booms tandwryvers te maken, dexelve aan "t eene eynd wat kneuzende , tot de forme van een penceeltje, "t welk niet alleen dient om de tanden te zuyveren , maar ook met zyne adftrićtie dezelve te beveftigen, te weten als ze van bet groene bout gemaakt zyn. De Jcborfe kan men 00k gebruyken tot de =. Papeda, bet welk dik« maals genaamt is. — | — De drie- en zestig fle Plaat Vettoont een Tak van de Strand- Atun-Boom , E Wie Lett. A, deszelfs byzondere helmsgewyze vrucht gat wył | < . 1. CAPUT E Tab. LX. Pag VI vr Al AN (HH "i N PSK GE 4 YA EEE, YA Aa d il] | j Í L UY) YA Ee IV. Boek. LV. Hoofif. CAPUT QUINQUAGESIMUM QUINTUM Lignum Clavorum. Lelan Jaran. Rbor hec magnam habet adfinitatem cum Bin- tangora feu Caju Maria, ejus vero truncus mul- to brevior & tenuior eft, ita ut vir ipfum ulnis compleéti poffit, magisque in altum erigitur. Cor- tex non ita profunde fiffus eft, nec adeo nigricat: Ejus ramuli funt breves , craffi, nodofi , & tanquam in enicula divifi, vetuftarum vero arborum glabri funt. Trunci cortex craflus eft , multisque verrucis ac pun- &ulis notatus. Folia ramulorum fummo infident bi- na fibi obpofita & oblique cruciata, illis Bintangore fimillima, vel paulo majora , craffa quoque & fcabra inftar corii vel membrane, octo decemque pollices longa, tres cum dimidio & quatuor lata , fubrotunda, quedam vero bifida, nec ita Cie illis Bintangore , loco enim fubtilium & parallelarum coftularum hec multas gerunt fubtiles intricatasque venulas, quarum dużdam rectiores funt, magisque protubetant reliquis, ac rugofüm conftituunt folium: Nervus medius in- eps eft, fuperne planus & fulcatus , inferne trigo- pus & maxime protuberans: Petioli breves funt & craffi, fique rumpantur, lac aliquod fpiffum & flave- Ícens,aliquando rarum „exftillat, aliquando non. In nodofis ramis poft folia flores proveniunt folitarii', uivis vero peculiari ex petiolo , multo minori illis intangore. aidat en ; Capitula flores formantia fefe aperiunt in binas vi- rides & conche-formes fquamas , quibus petala fex albicantia infident, quorum tria funt majora, & ex- .trorfum flexa, uti in Bintangora, odoris debilis, me- dium vero fpatium repletum eft brevibus albisque ` ftamipibus , antheras luteas gerentibus & in fundo lańuginofis : Singulis vero in ramis-unus alterve tan- tum fimul fefe aperit flos, reliquis capitulis claufis. Frućtus raro confpiciuntur, ac duplices ipforum ob- fervavi differentias, quidam formam habebant illo- ‚rum Bintangore, fed minores erant, & rugofi, alii „vero oblongi erant, ab utraque parte acuminati , tres llices longi, pollice erafliores , primo pallide flave- centes inftar Ochre, vel maturorum Pyrotum. Sub molli putamine ingens & óblongus recoriditur nucleus, externe ex viridi nigricans , ex dura & ficca formatus fubftantia inftar nuclei Bintangore, qui per longitu- dinem in bina inzqualia fegmenta divifibilis eft, pu- tamen vero refertum eft albicante & vilcofo lacte. Unus tantum fructus in toto confpicitur ramo. Hujus trunci lignum ad oras albicat, fenfim vero interne magis rubet vel purpurafcit , meditullium. ve- ro feu cor ipfum ex fufco rubet inftar carnis fumo in- duratz , circa trunci inferiorem partem , ubi ali- . quando foveis excavatus eft, femper magis fufcum elt lignum quam in fuperiore parte, ubi maxinia ex parte albicat. Fufcum ejus cor lignum gerit folidum ‘durum nec ita nodofum quam in Martabúl , fed lon- gitudinalibus conftat fibris, unde & facilius findi po- teft, circa radicem truncus multos quoque emittit furculos , prefertim fi incurvus decumbat, ibique fit gibbofus. Flores Novembri obfervantur & fubfequen- tibus menfibus. Eé „ Nomen. Latine Lignum Clavorum ab ejus ufu, qui- dam Malayenfes arborem vocant Cumbang Satoe. h. e. unifloram, quum unus tantum alterve flos fimul ape- ritur, magis tamen nota eft Amboinenfi nomine Lo- lan Waran, Lolan Waccan, & Lolo-Waran, h.e. Lo- an feu Clavorúm lignum , cum foliis arboris Waran feu Jalan, de qua in fubfequenti libro, feu proprie Bandanenfis Lolan, quum Amboinenfes Bandam Wa- ran vocent. In Leytimora nominatur, fed erronee, Lauafin, h. e. falfum foliüm, quum igni ihpofitum Ítrideat, quod proprie verum eft de Folio Acido, de uo fupra capite 29. Forte hanc pro litorea habent uafın. -Ternatenfes illam vocant Tatuma[Juniba h.e. Jongen Lolan, quod nomen commune e cum precedenti Martabul. Booroanenfibus dicitur Mattabuen feu Mattabue,h. e Murium timor ob fub- fequentem rationem. In Boerone Tofobo & Lalan Bi- tauer vocatur ob fimilitudinem Bintangore. Tom. III. Locus. AMBOINSCH KRUYDBOEK. flekender zyn, dän de andere, en dit 92 LV. HOOFDSTUK:. Spyker- ofte Nagel- Hout. De boom beeft groote gemeenfebap met de Bintan: gor ofte Caju Maria, dog den [tamis veel korter en ranker , zo dat bem even een man omvademen kan, by Haat ook meer overeynd. De fchorfJe is zo diep niet gejcheurd, nog zo fwart. De ryskens zyn kort , di knoppig , en als in leden verdeelt , dog aan de jonge boo- men zynze glad. De Pole des den: is dik, en met veele wratten en peukeltjes bezet, De bladeren ftaan aan "t uitterfte der takjes, twee. en twee tegen malkanderen, in een jchuyns Kruys , die van Bintangor zeer gelyk, of wat grooter , mede dik en ftyf , gelyk leer of perkement, agt en tien duymen. lang, vierdebalven en vier duymen breed ‚van vooren rond „en zommige gekloven ; zo glad niet , als die van ^t Bintangor , want in plaats van de fubtile parallele-ribbetjes aan 't zelve, hebben deze veele fyne en ver werde adertjes, waar van myner regter en uyt- | biad rimpelig ma- ken. De middel-zenuwe is groot , boven plat en gevoornt, van onderen driekant , en verre uytfiekende. De fteeltjes zyn kort en dik , als men ze afbreekt , eenige dikke en gtel- achtige melk , dog fchaars uitfwetende, zomtyds niet. Aan de geknopte takken agter de bladeren komen de bloe- men voorts enkelt; en ieder op een bezondete fleel, veet kleender dan die man Rintangor. De krioppen openen bãar in twee groenć en febubsagyze wangetjes , tu[Jcben dewelke [taam zes avitte blaadjes, waar onder drie grotere zyn, en uytwaarts geboogen s gelyk aan de Bintangor , inwaarts , van een flappen reuk, de middelfte fpatie is uitgevuld met korte witte draadjes, geele moppen hebbende , op den grond wolagtig z Aan yder tak opent baar maar een Jl twee teffens; iy: vende de rofl in haare knoppen befioten. De vruchten ziet men zelden, en ik beb tweederley daar van ges vonden , de eene waren als die van Bintangor , dog kleen- der en gerimpelt ; de andere «waren langwerpik, ter en vooren toege/pit/t, drie duymen lang ,rwym een dik , cerfE bleek of ooker-geel , als rype. peeren. Onder een weeke Jcbaal leyt een groote langwerpige kórl , van buyten fwarta * groen > van een bardacbtige en drooge fubftantie gemaakt; gelyk 't pit van Bintangor , die zig na de lengte in twee ongelyke ftukken laat deelen, en de fcbaal fleekt vol wits achtige en kleverige melk, Men vind maar eene vrucht aan een gebeele tak, Het bout van den ftam is aan de randen wit, en als lenskens na binnen toe roodachtig ef paars , regt in ’t bert is "t bruyn-rood , als gerookt vleefch „omtrent bet ons derfte van den ftam, daar by zomtyds bollen ofte kuylen beeft , altyd bruynder dan aan °t boven[le, daar bet meeft quit bout is. Het bruyne bert is een majfief en bard bout, zo warrig niet als aan Martahul, maar regtdradig , en laat zig ligter kloven. Omtrent de wortel Jcbiet den flam ook veele fcbeuten uyt, inzonderheid als by wat krom leyd, en aldaar bulten- beeft. De bloemen ziet men in November en de volgende maanden, Naam. In t Latyn Lignum Clavorum, dat is Na. relen-hout , van zyn gebruyk , zommige Maleyers noemen t Cumbang Satoe, dat is Uniflora als een bloem, om dat men maar een of twee bloemen teffens geopent ziet, dog bet is meer bekent met den Amboinfcben naam Lo- loi Waran, Lolan Waccan, en Loro Waran, dat is Lolan of Nagel-bout , met bladeren van den boom Waran of Walan, waar van in ’t volgende Boek, of eygentlyker Bandanees Lolan, om dat de Amboinezen anda Waran noemen. Op Leytimor noemen zy 't dog abufivelyk Lauaffin, dat is zout-blad, om dat * in % vuur zo knetft, bet welk eygentlyk "t Folium Acidum is, waar van bier boven Kapittel 29. Het zy dan, dat ze dit voor een Strand-Luaffin willen bouden. De Ter- natanén noemen’t Tutumafluniha , dat is EEN een naam gemeen met "t voorgaande Martahul. De Boo- roanen noemen ’t Mattabuen of Mattubue, dat is muy- zen-vreeze, om de volgende reden. Op Boro Tafobo en 08 HERBARII AMBOINENSIS Liber IV. cap. Ly, Locus. In ipfa raro obcurrit Amboina ; ac ibi in Hitoes ora, frequentior vero eft in Cerama, Bonoa, & Bourone , non tantum in litore „fed etiam ab ipfo re- mota ad lapidis jactum. 1 " Ufus. Fufcum ligni cor adhibetur ad clavos li- gneos ex ipfo formandos ad Corre Corren, aliaque majora navigia apud Ceramenfes & Bonoerenfes , ubi nulla alia conquiri poteft Lolana, durum enim eft hoc lignum & durabile in aqua marína. Coronz ci- ftarum & fcriniorum ex hoc itidem formari poffunt , fi rite fit ficcatum , fed aliquando poliendum & frican- dum eft, fufcus enim color alioquin facile in cine- reum & pallidum degenerat. Bonoenfes folia vel virides comburunt ramos in zdibus fuis vel novis ex- ftruétis hortis, ut mures pellant, qui per ftridorem, horumque foliorum Ea ac per ignem terrentur, non tantum enim inftar falis ftrident, fed fonitum e- tiam & ictus quafi edunt. In Rumpbii Adpendice hec adduntur. Hanc compara arborem cum illa Hort. Malab. part. 4. Fig. 39. ibi defcripta fub nomine Tsjerou Pouna, Portugallice Ponnaco Pequeno. Belgice Rleyne eele Gom-Boom , ubi ipfi fufcum tribuitur lignum ,€ ulesque fructus. Tabula Sexagefima Quarta ` Ramum exhibet arboris, quae Lizuzm Clavorum praebet. Ubi Litt. A. feparatum > B. Fractum denotat. Plaats. Op Amboina zelfs vind men bem Weinig, en aldaar op de Kuft van Hitoe, meer op Ceram Bonoa, en Bouro, niet alleen op Strand , maar ook een een-werp daar van af. Gebruik. Het bruyne bert is in groot gebruyk om boute nagels daar van te maken tot baare Corre Corren en groote Vaartuygen , by de Cerammers en Bonoers. daar men geen ander Lolan kan bebben, als. zynde bard en durabel in zee-water. Men kan er ook lyften tot Kif. ten en Kantoren van maken , als bet duh gedroogt is maar men moet "t onderbouden met fcbueren en polyften 2 anders wert de bruyne coleur graawwachtig en ‘doods. - De Inwoonders van Bomoa branden deze bladeren o groene takken in baare buyzen of nieuw-gemaakte Tuys nen, om de muyzen te verjagen, dewelke door bet knerf. Jen en kraken dezer bladeren en "t vuur verfcbrikt wer. den, want ze niet alleen knerffen als zout , maar ook een geraas maken, en flagen geven. Dit wert in het Byvoegzel van Rumphius daar by gedaan. Vergelykt dezen boom met een andere in Hort. Malab, part. 4. Fig. 39. befebreven, onder den naam van Tsje- rou Donna, In’: mie? Ponnaco Pequeno, Op Duitfch kleene geele Gom-Boom; alwaar bem een bruyn bout en eetbare vruchten worden toegefchreeven. De vier- en zestig fle Plaat Vertoont een Tak van de Nagel- Boom, Alwaar Lett. A. deszelfs bloem afzonderlyk , B. De vrugt aanwyft. CAPUT QUINQUAGESIMUM SEXTUM. Arbor Palorum. Caju Belo. * A Rbor Palorum in tres dar sę fpecies BA, albas unamque a iterum Vidl- eg GE EE e . Prima Arbor Palorum parvifolia vulgatifimaeft, ac mas habetur , pluribufque exfurgit ftipitibus inftar fruticis, quorum vero quifque craffitiem perfecta ad- uirit arboris, plurimi autem non ultra crus crafle- cunt, non recti fed finuofi , nec multum fupra radi- ces truncum formant, qui equali & ex cinereo ruffo obducitur cortice, qui in quibufdam finditur locis, hi quoque trunci aliquando fulcati & angulofi funt, ita ut Guajavos mentiantur arbores, quas rami ac folia quodammodo etiam referunt, tenuium vero ra- morum córtex ex viridi & fufco mixtus eft colore, ac per longitudinem ftriatus. Folia per ordines węgie in ramis locantur feptem, decem, ac duodecim ab una parte non direćte obpo- fita, fed plerumque obliqua & alternata, fünt vero non pode ilis Guajavi, feptem, octo, & novem pace iga, binos lata, in vetuítis vero & frugi- eris arboribus breviora funt, fcabra, multifque ob- liquis & parallelis coftis pertexta, unde & contracta funt, nihilominus tamen glabra, fplendentia, & obr {cure nigra. | 7 Flores illos Mangz referunt, fed funt majores, longis enim infident racemis pedem longis & ultra, y in paucos minores dividuntur laterales ramulos: 'lofcult vero funt pufilli & concavi illis Lili conval- lium vel Oxyacanthz fimiles,fed minores,minufque ca- vi, ex queque brevibus formati petalis in orbem po- fitis, coloris pallide albicantis, in horum centro que- dam parva adparent albicantia ftamina, in quorum medio capitulum viride confpicitur, quod in fructum excrefcit. Floret Novembri € Decembri , florefque gratum Cinnamomi fpirant odorem , licet per aliquot dies in dibus fuerint depofiti. Fructus diétis ex ra- cemis dependent fibi fubpofiti, magnitudine globorum fclopeti, feu fructus Bori, per tres nempe fulcos in tot partes divifi, primo pallide virides, inftar enu- clea- LVL. HOOFDSTUK. SC Paalen- Boom. .:Rbor Palorum werd verdeelt in driezoorten, tetves ten twee witte en een zwarte, De witte werd we- — derom onderdeelt in een Kleenbladige ofte gemengde, en een grootbladige. x | à De eerfte Arbor Palorum parvifolia, ist gemeenfte, en werd voor °t mannetje gebouden , en fcbiet op met meer ftammen gelyk een firuyk, doch werd ieder zo dik, als een Formeele-boom , doch de meefte werden niet boven een been of dye dik, niet regt, maar wat bogtig, en niet ver boven de wortel een [tam makende , met een even en uyt den graauwen roffe [cborffe bedekt , die zig bier en daar Jcbilfert , en de [lammen zyn ook zomtyds gevoornt en ge- boekt , zo dat menze voor Gujavos-boomen zoude aanzien, ' waar na de takken en bladeren ook eenigzints gelyken , doch de Jcborfe van de dunne takken is uyt den groenen en bruynen gemengt , en in de lengte wat geftreept. De bladeren ftaan mede in ryen tegen malkanderen, aan de langeenfiyve takken, metzeven, tien, entwaalf agn eene zyde, aan de meefte niet regt, maar [chuyns tegens malkander. Zy zyn niet langer, dan die vam Gujavos, zeven , acht, en negen duymen lang, twee breed, doch aan de oude en vruchtdragende ftammen zyn- 26 korter , fiyf, met veele parallele ribben dwers doorre- em, en daar door gefronft , niet te min glad , glimmen- ie, en zWart-groen. - > = . Het. bloeizel gelykt dar van de Mangas, doch is groo- ter, want bet [taat aan troffen een voet lang en meer s die-bun in weinige zyde-fteelen verdeelen. De bloempjes zjn kleen en bol, bet Lilium Convallium of Mey-bloe- men gelyk, doch kleender en min bol, gemaakt van korte blaadjes, die in een kring ftaan, bleek-wit van co- leur» binnen ziet men ettelyke kleene witte draatjes , met een groen nie in de midden , waar uyt de vrut werd. Het bloeyt in November en. December , en zyn blocizel riekt lieffelyk na Canecl, al heeft *t eenige dagen in buys geleegen, De vruchten bangen aan de voornoem- de troffen. agter malkander , in de grootte van roer-kogels, of de vrucht van Bori, te weten, door drie voorens 1 zo veel deelen verdeelt , cerft bleek-groen, daar na geel, daar binnen vind men drie witte langachtige korls , o AN Y ON ; UO TAN 4 W ae N NUN SAN NU W T SSS SSS SN NN N GT COLE SS vd" 7. MAM UAM GAT IV. Boek. LVI Hoofif. AMBOINSCH KRUYDBOEK. vg cleatorum Ricini feminum, ex foliorum fapore con- cluderem, effe hanc arborem adfinem Scutellaria fe- cunde. | Ejus lignum durum eft, grave, ad lete purpure- um adcedens colorem, intricatum valde & nodofum, praefertim vetuftorum truncorum , unde czfu & fiffa difficile: Quamdiu autem frutefeit, ejus ttunci funt te&i & longi inftar Palorum, nihilominus tamen ip- forum lignum eft durum & læte rubens: Arbores hæ detruncate novos emittunt furculos, quorum tamen trunci raro crure funt craffiores. Secundo, Arbor Palorum latifolia truncum quoque erit altum fed finuofum, ejufque folia nunc fünt ob- ofita, nunc alternata , a fexad novem pollices longa; ultra tres digitos lata, glabra, firma, & in brevem determinantia apicem , fubtufgue craffis coftis dona- ta. Flores ex fimilibus racemis excrefcunt, verum adeo pufilli funt, ut vix ipforum forma dignofci poffit, funt enim potiffimum ex viridi lutea capitula inftar * finapios feminis, hifce breviffima infident ftaminula fufcas antheras gerencia, flofculi vero petalum diftin- gui nequit: Fruétus huc ufque ignoti funt. Tertio, Arbor Palorum nigra, truncum gerit fatis: rectum, cruris craflitiem ad fummum habentem , qui undique fere ramis & ramulis cingitur. Folia funt folitaria & inordinata, breviffimis infidentia petiolis, ita ut fere feffilia fint, plurimorumque pars inferior furfum elevetur, feptem polliceslonga funt & minus, ultra binos lata, in obtufum apicem definentia, fub- tus multis finuofis pertexta coftis, & contrita nullum fere fpirant odorem , vel habent faporem. Ex ipfo. rum alis longus ac brevis provenit racemus fupra bi- fidus quorum quivis quatuor vel quinque oblongos fuftinet flofculos, illis Torminalis quodammodo fimi- les fed breviores. Fructus quodammodo convenit cum illo Caju Bobba, ac vix binos pollices longus & unum craflüs eit, eX ro- tundo parum angulofus, fub tenui & molli pellicula rt oblongi reconduntur nuclei, digitorum in- ar locati, quorum quivis tenui obducitur pellicula fubftantie ficce & virefcentis, quatuor fuis apicibus füpremum acutum apicem efformantibus. Arboris cortex fuccofus eft & craffüs, externe ni- gricans, adeoque firmiter ligno adheret, ut vix fepa- rari poffit, unde tam diu craffis contundendus eft fuftibus,- donec diffiliat* T.entue corticisac ligni mu- cus cutis pruritum excitat, fructufque plurimum a vefpertilionibus comeduntur. Nomen: Latine Arbor Palorum , juxta Malaienfe Caju Belo ab ejus ufu, Amboinice in Hitoea Tebe, in Leytimora Aykain , Ay-miel, & Kakae-mea , quibufdam vero Aymiten ab atro foliorum colore, quod nomen pluribus competit arboribus. Binz priores fpecies diftinguuntur cognomine parvifolia & latifolie. Ter- tia proprie vocatur Caju Belo Itam ob nigrum corti- cis colorem, Sojenfibus vero Ay-mean, quod fignifi- cat nigrum lignum , qua forte fpecies eft altus arbo- ris ipfis dicta Umean, Locus. In faxofis crefcit litoribus, humilibus in filvis & in montibus, ubi lapilli & carex inveniuntur inlo- cis ventofis ad filvarum oras. Ujus. Longi pali hujus ligni pedem craffi ac tenui- ores magno funt in ufu ad palos, ex quibus pifcine formantur, hi enim acuminati planis inponuntur li- toribus in triangulo , vel tali forma, qualis defideratur, hujus enim duri ligni acutis apicibus faxofum folum facile perforari poteft, vel fi nimis fit durum, fer- feis prius inftrumentis perforandum eft. Hifce itaque erectis palis undique adnectuntur matte ex fila arun- dine Boeloe Seroe dicta confećte , ita ut fepimentum referat, cujus apex hortulum refert , quod edificium Seri vel proprie Seroe vocatur. Hi pali ex hóc eli- e Viel ligno, quum durum fit, atque in aqua marina urabile, Ex craffis arboris truncis edium poftes for- manturs, ex tenuioribus vero éjus ramis erecti pali pifcium corbium Boeboet diétorum , noftratibus vero obers vocatorum. Longi hi pali te&is etiam infer- viunt , fecures vero quam maxime perduntur, fi ceden- do non adtendatur ad venarum vortices, quinodum formant „ac vitari debet. Tom. III, Servi lyk de gepelde zaden van Ricinus, na de fmaak van de bladeren zoude men oordeelen , dat dezen boom wyt het "€ Jcbap zy van Scutellaria fecunda. et bout ts bard, zwaar, na 't ligt-roode trekkende, zeer warrig en quaftig , voornamentlyk in de oude flammen; dierbalven moeyelyk, om te kappen en klooven: Zo lang bet een firuyk is, geeft bet lange en regte flammens als fparren, niet te min van een hgt-rood en bard bout. De boomen afgekapt zynde , febieten weder nieuwe firui- ken, doch die ftammen werden zelden dikker dan een ye. ‚De tweede, Arbor Palórum Latifolia of Grootbla- dige, beeft mede een hooge, doch bogtige ftam, en de bladeren flaan zommige regt, zommige verwiffelt tegens malkander , van zes tot negen duymen lang , enrwym drie vingers breed, glad, fbyf » met een korte fpitze, en be- neden met grove ribben. °t Bloeizel komt van diergelyke troffen voort, doch "t is zo kleen, dat men gualykeenge- daante daar van maken kan, want bet zyn meeft groen- geele knopjes, als -Moftert-zaat, daar op zeer korte vé: zeltjes fiaan, met bruyne noppen, en de bladeren van bet bloempje kan men niet bekennen. De vruchten zyn tot SS onbekent. i e derde Arbor Palorum nigra, of zwart Paalbout, den boom beeft éen redelyken regten ftam, op 't boog fte in de dikte vun een dye, febier man onderen op bezet met takken en ryskens. De bladeren [taan enkeis en żónder order op zeer korte en [chier geen fieelen, en ook zodanig dat de meefte haare onderfte zyde na boven keeren; zy zyn zeven duymen lang, ook minder, en ruym twee breed, met een ftompe /pits, van ohderen met veel bogti- & ribben, gewreven zonder merkelyke reuk of fmaak: lyt baaren fchoot komt een lange en een korte fteel bo- ven intween verdeelt, ieder dragende 4. of 5 langbalzige bloempjes, die van Torminalis eenigzints gelyk, doch korter. : e De vrucht gelykt eenigzints die van Caju Bobba, is Jcbaars twee duyman lang, en een vinger dik, uyt den ronden wat boekig , onder een dun en weeke fcbelle vind men vier langwerpige korrels, als vingertjes tegens mal- kander ftaande , ieder met een dum velletje omgeven , van Jubftantie droog em groenachtig , met baar vier bovenfte eynden de bovenfte Viros Jpits uytmakende. ara De fcbor[fe is zappig en dik, van buyten zwartachtig, en bangt zo vaft aan t bout, dat menze qualyk affchillen kan, dierbalven moet menze met dikke hokken zo lange kloppen, tot datze af/pringt. Den taayen flym zo uyt de /chor[Je als uyt bet bout maakt jeucken op bet lyf, en de vruchten eeten de Vleer-muyzen meeft op. Naam. In ’t Latyn Arbor Palorum, na °t Maleyt- fcbe Caju Belo, van zyn gebruyk, Amboins, op Hietoe Tehe, op Leytimor Aycayn, Aymiel, en Kakae Mea, doch by zommige Aymiten, na de zwarte coleur van 't loof , een naam met veele boomen gemeen. De twee eer- fle zoorten werden onderfeheyden met den toenaam van kleenbladige en grootbladige. De derde biet eygentlyk Ca- ju Belo itam, na de 2warte coleur van de äech. by die van Soja Ay-mean, willende zeggen, zwartbout y zynde miffchien een mede-zoorte van een ander boom by bun lieden Umean. | , Plaats. Hy waft op fleenige flranden, onder 't kreu- pelbofch, en op de bergen, daar bet kleine fteenen en [mgrer heeft „en lugtig 15 , aan de randen van de boffchen. ebruyk. De lange fparren dezes bouts, een been dik en dunder , zyn in groot gebruyk , tot palen, waar uyt men de feus en vich-thuynen maakt, want dezelve toege- fpitfi , zet men op de vlakke flranden voor aan, met een driezydig booft, of zodanige fatzoen als men de Seri beb- ben wil, want met de fcberpe fpitzen van dit bard bout kan men ligtelyk den fteenigen grond doorbooren, of za die te bard is, moet men met yzere koevoeten voorbooren. Aan deze flaande palen dan werden langs bemen , en rondom de boofdem, ydele matten van gefpleeten riet Boeloe Seroe gemaakt , gebonden , dat bet eendoorgaan- de begge gelykt, en de boofden kleene tbuyntjes , welk gebouw men dan Seri, of eygentlyk Seroc noemt. Deze palen neemt men van dit bout, om dat 't bard, en in żee-water durabel is. Uyt de dikke [tammen maakt men Jlylen tot buyzen, en uyt de dunder takken regte bouten aan de %ifcb-korven, by de onze Bobbers genaamt. De lange fparren zyn ook dienftig tot dakwerk. Men kan de bylen zeer bederven, als men in "t kappen niet let op de draayingen der aderen, die een quaft maken, en die men myden moet. ^ N 2 De ro HERBARII AMBOINENSIS LiberIV.cap LVIL Servi hoc Seri fabricantes tanta copia hoc petunt lignum, ut vix ejus ulla fuperfit arbor. Depurati tertiz fpeciei trunci edium palis infervi- unt, uti & palis Serie, fed in aqua marina non ita durabiles funt ac albe Caju Balo, generantque facile teredinem Tambelo ditam. Ipfius mucofa folia con- trita & anthracibus inpofita optime maturationem pro- movent, ulcerumque purulentiam tollunt. Pali Siri Boppas truncorum ad memóratam Seris ex- ftru&ionem durabiles quoque cenfentur , licet molle ac lactefcens fit lignum, quod in aqua marina tamen coffis non eft obnoxium. Tabula Sexagefima Quinta Ramum exhibet Arboris Palorum alba, floribus fructibufque confpicuum , i Ubi Litt. A. Alterius fpeciei fructum trigonum reprefentat. Tabula Sexagefrma Sexta Ramum exhibet „Arboris Palorum nigra , oblongis fructibus onuftum, De flaven en Seri-makers balent xo fterk tot d gebruik, dat men qualyk een boom vinden kan, were De fchoongemaakte [lammen van de derde zoorte, die men tot SSC in den buisbouw neemt , als mede tot be- los of palen aan de Seris, zyn in Zee-water op verre na zo durabel niet, als bet witte Caju Belo, em genereeren ligt den boorworm Tambelo genaamt. Deszeifs fineeri. e bladeren gewreven en opgelegt , rypen zeer wel de Ben. en trekken in de zweeren bet etterige oog uyt aie boud men de palen van Siri Boppars ftammen tot de bovenftaande Scris gemaakt ook voor durabel , zyn de wel een melkachtig en week bout, niet te min in zout- water den worm niet onderworpen. , De vyf- en feftigfte Plaat Vertoont een Tak van het witte Palen-Hout met bloemen en vrugten beladen, Alwaar Lett. A, de driehoekige vrugt van de andere zoort aan. wyft. | De fes- en fefligfte Plaat Vertoont een Tak van van de zwarte Palen-Boom , et lankwerpige vrugien behangen. ELT CAPUT QUINQUAGESIMUM SEPTIMU M. | Vertifolia. Sappal Laubali. Ertifolia duplex eft, alba & rubra; Alba feu lati- folia magnam gerit adfinitatem cum Reftiaria prima , fubfequenti libro defcripta, ita ut multi hanc cum illa confundant, ac communi indigitentur vocabulo Sappar, magna tamen inter illas obferva- tur differentia; Pertifolia enim ingens eftarbor, cu- jus folia illis Refliarie Cd uam refpondent , fructus edam maxime inter fefe di! E jus folia funt oblongo-acuminata, otto novem- que pollices longa, tres lata, inferius latiffima & maxime rotunda , breviflimis infidentia petiolis , alter-* natim ramulis inpofita, majorique numero quam in Reftiaria, fuperne obfcure viridia, inferne incana, ad tactum mollia ac fere lanuginofa, ad oras non ferrata nec finuofa: Magni rami perfecte funt rotun- di, glabro obduéti cortice , qui ex viridi & fufco va- riegatus eft, ac ruffis punćtulis maculatus inftar illius Refliarie , cujus generis fine dubio Cru eft , fed hic locatur, quum ejus ée tignis inferviat: Ejus flores funt pufilli & albi: fequentis. ignum eft molle, album, leve, & viride: ‘Cor- tex ejus viridis facile decorticari poteft uti Salicum, tumque , fed debilem, fundit odorem, fere inftar tyracis Liquide , qui etiam percipitur, fi ejus rami amputentur. ecundo; Rubra feu anguflifolia Sappal Laubali mi- nora & anguftiora gerit folia, fex pollices longa, bi- nos lata, jumora vero octo & novem pollices funt longa, tres lata, amplo ortu incipientia, ac fenfim angufte & acute definentia , non ferrata, fuperne in- tenfe viridia, inferne albicantia, non lanuginofa , fed glabra, multis pertexta venis tranfverfalibus , oblique admodum decurrentibus, Singularen habent chara- éterem, quod una nempe ipforum pars ad petiolum femper longior fit altera, inferior nempe. Nec tres GZ nervos ad ek: concurrentes uti Reftiaria: jus ramuli funt longi, glabri, & gilvi, feu ex coe- ruleo virides, quibus folia inordinata infident. Flores brevibus ex racemis progerminant, quipufil. li & albi funt, hos infequuntur bacce ex rotundo plane, plurimz fimul confetti » Magnitudine Cerafo- rum nigrorum , fed plane & compreffe, ac fuperius fo- vea inprefle , loco umbilici, quevis vero Nano infi- dent ructus funt bacca utifub- LVIL HOOFDSTUK. LW endent-bladt- Boom. E Vertifolia is tweederley, witte en roode. De . witte of breedbladige beeft veel gemeenfebap met Reftiaria prima, im,’t volgende, boek befcbreveny zodatze veele daar mede confunderen , en met eenen naam noemen Sappar, egter is er merkelyk onderfcheid tullchem beyde , want de Vertifolia werd een grooten boom, van bladeren de Reftiaria gant/ch niet gelyk, ook ver/chillen © Do bladeren eyn langipeipig Dr. acht ennegend e bladeren zyn langwerpig , [pits , acbtenmegenduy- men lang , drie breed, MA Leer en rondft, % korte Jieelen verwiffelt aan de takken ftaande, meerder ingetal, dan aan de Reftiaria of Lonte-boom, boven donker-groen, van onderen witachtig, zagt in "7 aantaften , en bykans wollig, aam de kanten ongezaagt, en niet boekig: De groote takken zyn regt-rond , met een evene /cbor/Je be- dekt, dewelke uyt den groenen en bruynen gemeng i, met roffe punttjes be/pikkelt, als die van Reftiaria, vyt wiens geflagt de Vertifolia buyten twyfel is, doch al- bier FE us om dat zyn bout tot "t timmenen bequaamis. Het bloeizel is Heen en wit: De vruchten zyn bezien, als in °t volgende. Het bout is week, e À ligt, en groen: De groene Jcbor[Je laat zig ligt aftrekken , gelyk aan de Wilgen, em geeft een goeden „ doch flappenreuk van.baar , bykans als de Styrax Liquida, die men ook gewaar werd, als men de takken afkapt. Ten tweede; De roode of fmalbladige Sappal Lau- hali beeft kleender en [malder bladeren , zes duymen lang, en twee breed , doch de jonge zyn acht. en gegen duymen lang , em drie breed, van, een breed begin, allenkskens in een fpitze toeloopende , ongetant , boven boog-groen, beneden, witachtig, niet wollig, maar glad, met dwers-aderen, die zeer [chuyms loopen.. Zy hebhen tot eemieken , dat de eene belft altyd langer is aan den Te dan, de andere ,.namentlyk, de agterfte. Zy beb gen drie aderen by den fteel. 'zamen ftootende , gelyk de eftiaria: Deryskenszynlang , glad, en blaauw-groemy daar aan de bladeren zonder order {taan. Het bloeizel komt woort. agn. korte trosjes , zynde wit, en kleen, daar opvolgen uyt den ronden platte bezien» veele by malkander , in de grootte van krieken, doch plat gedrukt, met een kuyltje boven op, in plaatze van den navel, en ieder op een plat bordeken ftaande , zwart je Z zak " d HH 7 E ZEE ARA OI WY W DO Tom. ur. Tab. LXVE. IIN SI Ce NN SSN N VN NS NIS RAY NOS N BN N NU WS RAN NUN U SSS / | Zom. LIT. o | Pao. 101. t£ 4 ZR Z 7 U? 7 JO Ly 2357 Ku ei NAYS WA MAN déi NO NAM) i Wé IV Bock. LVI Hooft. AMBOINSCH KRUYDBOEK. dent pericarpio , nigre funt , & tenui pellicula tette, in tres fulcos divifz , intus tres nuclei fibi adcumbunt in acutum definentes apicem , ficca medulla feu fla- va farina obducti loco carnis: Facile in partes diffe- cari & dividi poffunt, ac quavis ex pallido & lignofo componitur putamine , fub quo nucleus planus & ruf- fus reconditur, durus, niger, & fplendens inftar Ci- micis, fed tenuior eft, bacca vero integra rugofz & ficce videntur , ac plerumque furfum elevantur, ma- turefcunt vero Augufto & Septembri. Maxima autem differentia in ligno confiftit, quod in rubra fpecie multo folidius & gravius eft, ad oras album, & intus lete rubens, tignis inutile. Ambz fpecies in humilibus crefcunt collibus, virgultis, ac efertis hortis. Hanc vero proprietatem habent, uod foliorum pars albicans femper verito fit obpofi- ta, ac proinde e longinquo alba adparent, unde & . fuum obtinuit nomen appa! enim Laubali Hituen- * fibus denotat NAT E Leytimorenfibus Sapper. que fuum obvertit folium, hinc $ Sappal Laubali talis denotatur homo, qui variabilis admodum eft, ac fem- per optima prodit verba coram illis, quibus prafens eft, quum ab iis recedens cum aliis fibi credita com- nicet. "Mówi. Latine Yertifolia, juxta Amboinenfe ac Hi- toenfe Sappal Laubali: Malaice Caju daun Babaly, h. e. folium inverfum ob dictam rationem. Leytimoren- fes in Amboina, qui non adeo curiofi funt ac Hito- enfes Ethiopes, ipfam confundunt, uti dictum eft, cum Reftiaria prima, utrafque vocantes Sappar & Sap- par Laubari. : Locus. In Amboina obcurrit in Hitoenfi regione frequentior quam in Leytimorenfi, ac praefertim ru- bra ejus fpecies. Ujus. Ex truncis rectifque ramis Totarren forman- tur, h. e. pali, zque ac ex Reftiaria, ambe enim funt arbores recte & teretes. Mulierculz admodum delećtantur recenti odorato cortice ; ficcus enim nul- lum fpirat odorem, quem cum aliis odoratis foliis ac prefertim Daun Dillem conterunt, quibus corpus ac veftes inter lavandum fricant & obliniunt: Alia folia & corticem | tunterunt adiiftentque tenut Ory- zæ pulti Boeboer dite, qua maculis nevifque ficii fiepius inlinitur, qui inde difparent, cutimque glabram reddunt. Hic.cortex cum veteri Pinanga & Siri Banda ma- fticatus, ejufque fuccus deglutitus Amboinenfibus fono- ram & claram reddit vocem , quum ex ipforum Mmo- re diebus feftis per aliquot noctes cantare debeant vel potius lachrymari: Hic autem cortex ore mafticatus multum provocat falivam , ac fpumam inftar faponis. excitat, haud tamen ingrati eft faporis, qui cum le- vi amaritie, & adftrićtione junétus eft, ac proinde detergentem. poffidet virtutem. Siccum hujus arboris lignum facillime flammam concipit claram , unde diebus feftivis adhibetur ad combuftiones cum ligno arboris Regis , diciturque regi- um lignum diebus regiis effe comburendum. Rubre fpecieilignum, D ex vetuftis fit truncis intus lete ru- bentibus , durabile eft ad edificia exftruenda, unde & ab Hitoenfibus zdium poftes ex ipfo formantur, in ipfo enim folo non putrefcit facile, unde & ad infe- riores @dium partes adhibetur. "Tabula Sexagefima Septima Ramum exhibet arboris Vertifolie diéta feu Sappal, floribus omammad Litt. A, ` | B. Vero ramum fructibus confpicuum repreefentat, CAPUT IOI een dun fchelleken bedekt, en in drie voorens verdeelt.” Binnen ftaan drie korrels tegens malkander , die in een bar- de [pits eyndigen, met een droog merg of geel-meel om- geven, in plaats van 't merg. Zy laaten baar ligt van «malkander fcbeyden , en ieder beftaat uyt een bleeke bout- acbtige Jcbale , daar onder leyd een ander roffe en platte korl; bard, zwart, en glimmende, gelyk een Weegluys, doch dunder, maar de bezien nóg gebeel , zyn dor van aanzien, en meeft agterwaarts gebogen, men zietze ryp in Auguftus en September. Het meefte onder/cbeid beftaat in "t bout ; t welk in de roode zoorte veel digter en zwaarder is, aan de kanten wit, en na binnen toe ligt-rood, en tot timmeren onbe- quaam. Beyde zoorten waffen op laage beuvelen , kreu- pelbofch, en verlatene tbuynen. Zy hebben die byzon- dere eygenfcbap , dat de bladeren baare witte zyde altyd tegens de wind keeren , en dierbalven van dien aart wit aan te zien "ie waar van by ook dien naam beeft ¿avant e Mer Lauhali in "t Hituees te zeggen een Sappal, ( Leytimors Sappar) die zyn blad omkeert, bier van daan noemenze ook Sappal Lauhali , een zodanig menftb, die met alle winden waayd, die altyd ’t rom) fpreekt by die geene, daar by by is, en ondertu[Jcben alles over- draagt , wat by by andere geboort heeft. Naam. In ’t Latyn Vertifolia, na 't Hitoefcb, Ama boins Sappal Lauhali, Maleyts Caju daun Babaly, dat is, wendent-blad, om de voorgaande reden. De Leyti- morezen in Amboina, die xo curieus niet xym, als de Hitoeëze Mooren, vermengen bem, als gezegt , met de Reftiaria prima of Lont-boom, en noemen beyde Sap- par en Sappar Lauhari. | Plaats, Men vind bem in Amboina , op "t. Hitoeëze land , meer dan op Leytimor, inzonderbeid de roodé zoorte. | . Gebruyk. Uyt de flammen en regte takken maakt men Totarren , dat is, fiangen en fparren, zo wel als uyt den Lond-boom, want beyde zyn regte en ranke boomen. De Vrouwtjes bebben een bebagen in de welriekende vera fehe feborffe (want de drooge riekt niet) dieze met an- dere welriekende bladeren, inzonderbeid Daun Dillem quryven , en daar mede "t lichaam, en de klederen onder % waffen beftryken: Andere wryven de bladeren en [chors- fe tzamen onder een dun rys-papken, datze Boeboer noemen, 't welkze dah op de vlekken en [proeten des aan- gezigts dikwils firyken, dewelke daar door vergaan, en een zuyvere buyd maken, en nalaaten, ` Dexelve rje mer vuae Pinang en Siri Banda ge- knouwt, en "t zap ingezwelgt, maakt de Amboinezen een gladde keel, en beldere flem, als zy naar ’s lands ma- nier op baare boog-tyden eenige nagten naar malkanderen moeten AnaM, d veel meer buylen: maar deze fcborjJe in de mond geknowwt , verwekt veel/peekzel, en/chuymt als zeep, doch is niet onaangenaam van [maak, met een kleene zamentrekking en bitterbeid vermengt, en dierbale ven afvagende van kragt. Het drooge bout brand ligt,en belder , daarom werd 't gebruykt tot vuur flooken, en % baare beylige dagem tzamen met ’t drooge bout van Arbor Regis, willende zeggen, dat men Koninks-bout op Koninklyke dagen moet branden. 't Hout van de roode zoorte als °t van oude ftammen, en binnen ligt-rood is , werd durabel bevonden; en in den buysbouw, en by de Hitoeëzen tot flylen van buyzen gebruykt , want zelfs in de grond vergaat bet niet ligt, daarom men 't ook tot onderleggers van Paggers ge- bruykt. De Goen, en feftig fte Plaat Vertoont een Tuk met zyn bloemen van Vertifolia ofte Sappaf- Boom met Lett A : B. Wyft aan een Tak van de zelfde boom met zyn vrachten, N^ LVII. 12 HERBARII AMBOINENSIS Liber DN. cap. Lv CAPUT QUINQUAGESIMUM OCTAVUM. Mangium celfum. Mangi Mangi Toncke. Une cohortem adducemus arborum maritimarum, | que vitam fuam ex & circa aquam marinam trahunt, quzque viciflim ramis fuis nunc mare nunc litus falutant. Harum quadam continuo aque exponuntur, ac generali vocabulo Mangi Mangi vo- cantur, quz in quinque genericas clafles dividuntur , ac primo Mangium legitimum eft , fecundo Mangium cafeolare , tertio Mangium album, quarto Mangium fruticans, quinto Mangium ferreum. Prima fpecies iterum fübdividitur in quatuor fpe- cies „uti primo Mangium celfum , 2. Minus. 3. Digita- tum: 4. Candelarium. ES: : ő Mangium celfum feu proprie Mangi Mangi omnium altiffima eft arbor ad Alnum proxime adcedens , trun- cum gerens rectum, viri craffitie, qui comam gerit anguftam, & vagam: Ejus cortex crafliffimus eft, ru- gofus, fiflus, & fragilis, inferius nigricans , fuperius plumbeus, fuccofus, & interne rubens. Folia ple- rumque ad Laurina adcedunt , ab utraque nempe parte acuminata, integra, glabra, firma , & fplendentia, paucisque notata venis, quz in fuperiore parte ma- gis protuberant, ibique intenfe viridia funt , inferius vero flavefcunt, quinque & fex pollices longa, binos & binos cum dimidio lata, petiolis pollicem longis infidentia, obpofita & cruciata , Sigon vero non hunc obfervant ordinem ; ramorum fummo plurimum infident fimul conle&a, cetera ramorum pars nuda eft, nodofa, & finuofa , ramique ipfi facile abrum- puntur. ` Poft & inter folia oblonga & acuta capita excre- fcunt digiti articulum longa, ex fufco rubentia, que fj in decem fefe aperiunt apices , feu radios, neuti- quam ample extenfos, fed tantum dehifcentes, in- ftar calicis, in horum centro fefe exhibent decem an- ufta petala, feu ftamina , fuperius bifida , intenfe fires non elevata, fed inter pfiores apices fefe fi- ftentia, decidua facile, funtque ipfi hujus arboris flo- res. In hujus calicis centro oblongum ponitur piftil- lum, inferius ventricofum, fuperius anguftatum in- Dar ampulle , ex hujus centro fructus excrefcit , qui oblonga & rotunda eft filiqua , fpithamam vel pedem longa, minorem digitum craffa , per longitudinem ftriata, “chr ta ortum rubra , cetera ipfius pars ex fufco & obfcure viridi colore variegata eft, fubftan- tie herbacee, fed fenfim parum lignofe, que intus album & ficcum gerit cor, formacraffinervi, quod a lebe editur. He filigu& mature ex ftellato deci- dunt calice, qui in arbore remanet, apice vero ter- ram tangentes, radices agunt, & arbufculas emittunt, foliaque ex inferiore propullulant parte, licet etiam hz filique transverfaliter terram tangant, ex fuperi- ore tamen ipfarum parte radiculas emittunt, fefeque engunt. * ; Arboris lignum ruffum eft.feu rubens, durum, grave, fuccofum , & per longitudinem rimas facile a- gens odoris paludofi feu fulphurei, qui in cortice ortior & penetrantior percipitur, facile autem flam- nfam concipit , licet fit viride, fi per momentum tantum igni fuerit adpofitum , & fumo inroratum , quando for» tem concipit flammam , magnumque emittit calorem, fed ftridorem excitat & fcintillas ejicit, quod in ficco tamen non ita obfervatur, cujus cauffa eft fulphurea pinguedo, quam in paludofo ac falfo extrahit folo. Dum itaque hz arbores femper mollibus ac palu. dofis crefcunt locis, feu talibus in litoribus, quz vi- ciffim maris itu & reditu nunc aqua marina teguntur, nunc liberantur, hinc ipfarum radices plerumque fupra terram nudz elevantur, ex multis quafi nigris & rotundis compofitz farciminibus, quz inftar fer- entum intricate ab una ad alteram excurrunt ar- borem, difficilemque tranfitum cauffant; fi enim ex is prolabamur, ad dimidiam corporis partem paludo- fo EVI. .HO OF DS TWEE De Hooge Mangie-Boom , ofte Lalary- Hout. TU zullen wy opvoeren een troep van eygentlyke N Jtrand-boomen , die baar leven in en omtrent ’t zee. water hebben, ziende met beurten onder baare tak- ken dan "t drooge land, dan ’t zee-water. Zommige 00k [taan geduurig in ’t water , men noemtze met een Eenerale naam m Mangi, en die zyn in vyf boofd-geflagten verdeelt : als eerftelyk Mangium Legitimum: Ten twee. den Mangium Cafeolare : ten derden Mangium Album: ten vierden Mangium Fruéticans : ten vyfden Mangium Ferreum. " Het eerfte geflagt wert wederom verdeelt in vier zoor- ten, als 1. Mangium Celfum. 2. Minus. 3, Digita- = 4. em XN 1 e Mangium Celfum ofte eygentlyke Mangi Mangi, is bet hoog fte van allen , de Eleboomen ja get. met een regte flam van een mans dikte, boven met een malle en ydele kruyn. De fcborffe is zeer dik, ruyg , ge- bor[len , en breek/ham, beneden [wartachtig , boven loot- verwig, zappig, en rood van binnen. De bladeren in "t generaal gelyken de Laurier-bladeren , namentlyk agter en vooren toege/bitft , met evene kanten, glad, Dat, en glimmende, met weinige merkelyke aderen, aan de bo- venfte zyde meer uytbuylende ‚en aldaar boog-groen , van onderen.geel-groen, vyf en zes duymen lang , en twee en twee en een half breed met baar duym-lange fteelen regt tegens malkander , en im "t kruys ftaande, dog bier em daar de ordre brekende. Zy ftaan aan ’t voorfte der tak- ken meeft by malkander , want de reft is bloot, knoppig y bogtig, en de takken zelfs breeken kort af. vh Agter en tuffrhen de hindoron komen ln erpige en pitze knoppen voort, een lid van een Vinger lang , en bruyn-rood , die bum openen in tien fpitzen of ftralen, geenzints wyd geopent , maar flegts gapende „als een kelkje; daar binnen ziet men tien fmalle blaadjes of draadjes „aan -baar bovenfte in tween gekloven, boog-geel, en niet hos ven de buytenfte , maar wel tu(fcben dezelve doorkykenden en ligt v rice dewelke zyn 't bloeyzel van dezen boom. In de midden dezes kelks fłaat eem langwerpig beuveltje, beneden met een buykje, en boven met een bals, als een oly-kruykje. Uyt defe mond waft de vrucht, zynde een langwerpige ronde bouwe , een fpan of een voet lang, en een kleene vinger dik, in de lengte geribt, by baren oorfpronk rood, de reft uyt den bruynen en donker- arenes gemengt , kruydacbtig van fub[lantie , maar ten aatften wat boutacbtig , van binnen met een wit droog bert, in de gedaante van een dikke zenuwe, ’twelkby't Jlegte volkje eetbaar is. Deze bouwen ryp zynde, vallen uyt den gefternden beeker ‚die aan den boom blyft bangen, en met baare fpitzen in de aarde rakende ‚gewinnen wor- telen, en brengen jonge boompjes voort : de bladeren uyt "t agterfte eynd voortkomende , en al vallen de bouwen dwers op de aarde, zo fcbietenze evenwel uyt bet voorhe eynd bagre worteltjes in de aarde , en regten baar dan op. : Het bout is ros of roodachtig , bard, f«vaar , zappt£ + en in de lengte ligt fcbeurende , van een Pert of fwaveligen reuk, die nog [lerker in de jcbor/je is , gt brandende al is *t groen, als "t maar een kleene poos 18 % vuur gelegen en berookt is, wanneer bet fel brand, em een flerke bitte geeft , dog met wat kner/fen.en Jpringens 't welk in °t drooge meeft vergaat , wiens oorzaak is Jwavelagtige vettigheid, die "t uyt de moera[fige en zoute gronden trekt, e nu deze boomen altyd fłaan in weekagtige e moeraffige gronden , of op zodanige ftranden , die bet zout water met beurten van Ebbe en Vloet ontbloot en bedekt» zo ftaan de wortelen ook gemeenelyk boog boven de gro bloot , van veele [warte en ronde worften gemaakt , als langen door malkander gevlogten van den eenen boom tot den anderen, dat men gantfch moeyelyk daar over gaan kan; want zo men daar van afflipt , raakt men tot m midden toe in de moeras. Egter is daar onder wier? IV. Bock. LVIII Hoofif. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 103 fo obruimur cano, fub hoc tamen femper durum faxofumque reperitur folum, cui arborum radices fefe infigunt firmiter , fuperiores vero & laterales ha- rum radices fungofg admodum ac molles funt, ita ut facillime caedi & disrumpi poffint, dumque he arbo- res quam arctiffime fibi adftant, magnamque hujus litoris occupant partem ad aliquot milliarium fpatium; ' talibusque intricatis radicibus fibi innećtuntur ita, ut unam radicum congeriem conftituant , hinc regionem iftam ab hac parte vix permeare poflumus, dum ad minimum ad fclopeti minoris diftantiam, in quibusdam vero locis ad majoris fclopeti projectum fuper has radices incedere cogamur , antequam ad ficcam per- veniamus terram, quod incolis non ita difficile eft, ui has fuperfiliunt radices inftar hircorum , quum uropei melius norint calceis incedere. | "Jbi vero diu morari volumus , pontes lignei fupra has exftruuntur radices , vel ubi cenum non nimis eft profundum, radices exciduntur usque ad durum folum , quod noftri milites in Ceramenfibus bellis optime addidicerunt: Arbores autem, quz diffufe in arenofo crefcunt folo, nudas itidem gerunt radices, fed aréte intricatas, & mox arenam perforantes, ut folidum occupent folum. : ; Anni tempus. Non certum obfervat hec arbor flo- rendi vel fructus producendi tempus , quum omni anni tempore, pro varietate infularum, hos gerant ra- tione ipfarum varietatum. In Amboina plurimum florentes vidi menfibus pluviofis , fructusque maturos obfervavi Octobri & Novembri. Nomen. Generale cunctarum harum arborum no- men eft Mangium. Malaice Mangi Mangi. Ac qui- busdam fcriptoribus Belgis Wortel-boom Fe Radicum arbor, quod cum Varinga haud confundendum eft. Primam fpeciem voco Mangium Celfum, quum omnium harum arborum altiffima fit, & rectiffimum gerat trun- cum. ltem Mangium Legitimum , h. e. verum, feu enuinum Mangi Mangi. Malaice Baco & Toncke. Quidam hanc vocant arborem Mangi Mangi Peram- Cont eer gé we ti tribuunt fpeciei. Fernatice dicitur Lolaro , noftres- que nationi Lalary-bout. Macaffarice Sala Sala. Am- boinice in Hitoea Teby, aliis vero in locis Waccat & Wait. In Leytimora Watta Lopu, in Orientali Cera- me plaga Akat. In Bonoa & parva Cerama Kakil, Chinenfibus Katya. | Locus. Hec mira aquofa arbor non tantum pluri- mum nota eft in cunctis aquofe Indie infulis, fed = fpecies quoque obcurrunt in India Occidentali, frica, & feptentrionalibus vicinz auftralis regionis plagis &c. Prima fpecies in ipfa raro invenitur Am- ina, fed porro k Cerama , Manipa, & Boerone er in quantitate , in omnibus nempe finibus & tractibus; in yon mare eft pacatum, plana funt litora, paładofa loca, inque iis ad duorum vel trium altitudinem durum faxofumque folum, atque ubi mare undis fuis eftuaria format. Magnus Kayeli finus in Boerone, ubi non tantum plana ac cznofa funt litora, fed ingentia quoque flumina , denfas in- primis harum arborum profert filvas in litore ; unde a multis annis lignum pro foco petitum eft pro ca- Viétoria. Magna Gelolo infula profundis fuis finibus mon tantum juxta litus amplis harum arborum filvis occupata eft, fed he ad ipfos usque montes crefcunt, ita ut hz vallibus inferviant, quibus natu- ra has infulas munivit in locis habitatis, ut facilis ad ipfas adpulfus prohibeatur. - _Ufus. Hoc fignum magnam cum Alno noftra habet proprietatem , quum nempe cenofo fepultum loco durabile admodum fit, unde & zdium fundamenta talibus locis, hujus arboris czfis ftipitibus tur, que fegmenta mortui viri vulgo vocan- tur. Ubi vero hoc lignum ficco exponitur loco, vel extra aquam eminet, facillime perit , magnosque , 108, & pingues generat coffos, ante omnia autem te- redinem „que fiftulas fhas per totum dispergit ftipitem, nihilominus tamen ubi ficco ponitur in loco fub tectis s diu durabile eft , unde & non tantum edium po- s ex ipfo formantur, fed etiam clauftrorum pali; qui im hisce regionibus exftruuntur in magnum com- modum belli temporibus, quum ubique fere erette he arbores ad manus fint, palique ihi fupra terram per aliquot annos incorrupti manent, ubi vero fic: cum tangunt folum, intra annum putrefcunt. a mu barde fleenige grond , daar in de wortelen baar vaftigbeid hebben, hoewel de bovenfle en die ter żyde [taan , zeer Voos en Week zyń , zo dat men że gemakkelyk doorkappen en afbreeken kan, ook dewyl deze boomen zeer digt flaan , en een groot fiuk van den ftrand beflaan, zomtyds eenige mylen lang, met zodamige verwerringe van wortelen aan en door malkander , als of bet eene wortel was, zo kan men de Landen aan die zyde qualyk aandoen , detvył men ten minften een piftool-feboot, op veele plaatzen een roer-fchoot , en meer, over deze wortelen moet paffeeren, eer men aan 't drooge land komt, ^t welk voor de Inlan- ders niet 20 moeyelyk is, die daar over Jpringen als bok- ken , als voor een Europiaan ‚die beter verftant beeft van Jcbaatzen. . Dog waar men lange bylen vind, moet men een brugge van pianken over deze wortelen maken, of daar de mod- der niet te diepis, kapt men de wortelen door tot op den barden gront „’t welk onze Soldaten in de Ceramze oorlogen , wel geleert hebben. Welke boomen nu alleen Baan bier en daar op een zant-grónd , bebben baare wortelen ook web bloot, maar digt in een gedrongen, en: ftrax in ’t zant duykende, om vafte grond te zoeken. ` Sayzoen. Het heeft geen zeker Sayzoen, bloeyende de vrugtdragende op wei tyden, na de werfcheidentheid der Eilanden , en na baare diverze Moujfonnen. Op Amboina beb ik ze meeft zien bloeyen in de regen-maan- den „en de rype vruchten gevenin Oftober en November. Naam, Den generalen naam van alle deze boomen is Mangium. In? Maleyts Mangi Mangi. By zommige Schryvers in "t. Duyt/ch Wortel-boom, 't welk men met de Varinga niet vermengen moet. De eerfte zoorte noemen wy Mangium Celfum, om dat * de boogfłe em regtfte van ftam is onder alle. Item Mangium Legitimum; "t regte of eygentlyke Mangi Mangi. Op Maleyts Baco en Toncke. Zommige noemen 't Mangi Mangi Perampouan of wyfken, "t welk andere met beter reden de volgende zoorte toefchryven, Op, Ternaats Lolaro , en by onze Natie Lalary-hour. Op Macaffers Sala Sala. Amboin/th op Hitoe Tehy, op andere plaatzen Waccat en Waät, op Leyti- mor Watta Lopu, op Ooft-Ceram Akat, op Bonoa efi kleen Ceram Kakil, by de Chineezen Katya. Plaats. Deze wonderlyke water-boom is niet alleen meet bekent in alle Eilanden van water-Indiön „maar ook zyne gellagten vint men in Weft-Indiën, Africa, en de efter - deelen van 't náafte Zuyd-land &c. De cerfte zoorte wert op Amboina zelfs weinig gevonden, maar voorts op Ceram, Manipa, en Boero, in groote menigte, te weten in alle bogten en flreeken, daar wat flillezee is , vlakke ftranden , moeraffige gronden, dog op twee of drie voeten daar onder barde fieen-grond, en daar de zee met baar overvloeyen dis d poelen maakt. De p" bogt op Kayeli, op Boero, daar 't niet alleen vlakke en modde- rige flranden, maar groote rivieren beeft, is imzonder- beid met digte bofJchagien van deze boomen aan firand bes bleed, waar uyt men in ysi jaaren berwaarts al bet brandbout voor 't Kafteel Vittoria gebaalt beeft. Het groote Eyland Gelolo met zyne diepe inwyken, is niet alleen langs den ftrand met breede boffcben van deze boom voorzien, maar die gaan ook tot aan en in "t gebergte, zo dat dit de wallen zyn , waar mede de natuur deze Eslanden bewaart beeft aan bewoonde plaatzen, om bet gemakkelyk landen te beletten. Gebruik. Dit bout besft-veel eygenfchappen van ons Elfenhout , te weten om dat *t in een moeraffigen grond begraven zynde , zeer durabel is; daarom men de fon- damenten van gebowwen, die op zodanig gms ftaan ; met eenparige gekapte fkukken van dit bout lgt, welke mooten men: doode mannen noemt. Maar daar dit bout in drooge grond flaat , of buyten water uitfteekt , vergaat "t zeer ligt , gewint groote, dikke, vette wormen ; maar vooral komt "er den boor -worm zeer ligt in, die zyne pypen door ’t gebeele blok verfpreyt ; niet te min daar ze op "t drooge, en onder dak flaam , konnenze redelyk lang duuren: dies werden niet alleen fiylen van daar uyt t, maar ook PallifJaden van alderhande For- treffen, die a A Seen SEH Eilanden maakt tot een groot gerief imoorlogs-tyden, wanneer men. over me regte boomen by der band beeft , blyvende boven de aarde eenige jaren onverteert ; dog % verre ga * 104 HERBARII AMBOINENSIS LiberlV. cap. LVII; mum porro eft lignum non tantum foco, fed etiam furnis, in quibus calx & lateres excoquuntur, quum facillime ardeat, ingentemque excitet calorem. Si in culina adhibeatur, oportet elle ficcum , quin ftre- itum excitet nimium, moleftumque fundat odorem ulphureum cenofumque. ` Tinétores Chinenfes cortice utuntur ad lintea ni- gro inbuenda colore, ut & ad majora retia tingenda: Creatoris infuper fumma benignitas laudanda iterum venit in vili hac arbore, quod medullam nempe ejus fructus edulem creaverit , talibusque largitus fuerit in- fulis loco panis, in quibus pauca Sagou, Oryzz , fi- miliumque arborum invenitur copia, unde homines alioquin fuum habent victum , quales funt Boeronen- fes, Bonoenfes, ac prefertim populi Papoenfes in- fulas inhabitantes, qui magis rupes quam ipfam oc- cupant terram, ubi peregrini pre fame morerentur, eft enim miferabilis panis, quem ftomachus exoticus digerere non poffet : Preterea quoque compertum fuit, fructus iftis in locis productos multo delicatiores effe illis, qui in, Cerama, aliisque crefcunt infulis , ubi orofundiores funt paludes, freguentioresgue Sagus: Hic autem cibus (equefiki preparatur modo: Ma- turas fumunt filiquas, quas aque incoquunt , quam effundunt, dein ex filiquis apertis medullam tollunt, que calami craflitiem habet, iterumque hanc coquunt cum Calappi lympha vel pifcium jure, quam dein comedunt. Incole etiam non abhorrent ab arboris cortice, quem in cibum adhibent, quam fulphureus etiam ejus fit odor, quedam enim ejus fumunt fru- ftula, quz admifcent cibo Cocobo dicto , de quo actum fuit fupra in capite de Atuno litorea : compertum vero fuit, fi hic cortex nimium cibo fuit adjećtus, pećtori obeffe, Afthmaque caufare. Viridia eriam folia a plebe cruda comeduntur inftar Ulang ad BocafJan, quum gratum falfumque pr&beant faporem ex ipfo- rum fententia. pa, o Coffus in hoc se Co ligno digitum longus & craflus eft, fuperius latiffimus, ac fenfim angufta- tus, ex oéto magnis & quatuor parvis componitur plicis, qui obfcure fufcum habet caput, ac tres bre- ves parvosque pedes ab utraque parte, eftque albus, glaber, frigidus femper, & madidus. In ligno gehe- ratur, quod din in laco ficco fuit dennfitum, faci- leque lignum adrodens exaudiri poteft , lignum vero aquam projećtum , ftatim teredinem generat. - Mirabilem cum hoc ligno Ternatenfes inftituunt curam contra debilitatum virile robur, ejusque inpo- tentiam accidentalem , quod fummum habent arca- num, ac multiplicem ejus jaćtant experientiam : Hu- jus autem ligni palum fumunt , quem alicubi conli- gant » ut per binos tresve menfes in aqua falfa flu- uet , hujus dein fegmentum amputant fpithamam vel pedem longum , qui autem accuratiores funt, fpithamam perfećte longum , tresque digitos latum expetunt, hoc fupra porphyritim terunt crafliore fua parte, (imul cum forti aceto rubraque Zingibere, &- groque jejuno propinandum exhibent, quantum & quam fortiffime tolerare poteft , quo priftinum re- Cuperat robur. angi Mangi in provincia Quantung & Toncquien crefcens, haud multum ab hac prima differt fpecie, & fubfequenti quarta, que ambe ipfis Catya vocan- tur. Tantam adquirunt craffitiem , ut ex ipforum truncis navium gubernacula formari poflint , atque ex ipforum ipcurvis ramis anchorz. Breves ipfarum fru- us pauperibus penurie tempore pro cibis quoque in- ferviunt, fi Oryze proventus non fuccefferit , fructus enim medullam eximunt , parumque iftam contundunt, quam in aqua conterunt, & excoquunt, ex qua fari. nam componunt inftar Sagu- Mante , quam cum Ory- ze fe, commifcent, ex qua panes minores co- quunt. = Mangle , cujus fepius Indie Occidentalis fcriptores mentionem faciunt, pro una eademque arbore ha- benda eft , vel faltem adfinis eft Orientali Mangi Hour , fed errorem a ud illos plerumque detego, quod nempe Mangi Mangi non fatis norunt diftin- so ñ x fa torr ere an Doro radices ex Tam! s Tam inmi t i us eni ini. Euh. Nierenbergins libr. u Smal ima vend fub- * in de grond ftaan , verrottenze binnen °t jaar. Voorts: "t eene van de treffelykfte brandbouten , d allata M A keuken, maar ook tot kalk en fleen-ovens, brandende zeer ligt, en een geweldige bitte van zig gewende. In de keu- ken moet bet wat gedroogt zyn, anderzints kner[l "t te yes , en valt laftig met zynen fwaveligen en moeraffigen reuk. De Chineeze Verwers gebruyken de fcbor[fe onder *g - Jwart verwen, van "t linnen, als mede om groote netten daar mede te tanen: Nog blyft des Scheppers goedbeid in dezen veragten boom, dat by de beeft of ’t bert van de vrucht eetbaar beeft gemaakt , en zodanige Eylanden tot brood gegeven , daar weinige Sagoe, ryft, en diergelyke boomen waffen , daar men anders zyn nootdruft van beeft gelyk er zyn die van Boero, Bonoa „en inzonderbeid ala de Papoefe Eylanden , die meer op klippen , dan land woonen „en daar Vreemdelingen van bonger zouden moe- ten vergaan; want bet is een brood van elende , dat geen uytland/che maag verdragen kan. Daar en boven beeft men bevonden, dat de vruchten op voorńoemde Plaatzen veel fmakelyker zyn dan op Ceram, en andere Eylanden, “daar dieper moera[Jem , en meer Sagu-boomen gevonden werden; Deze kofi bereydenze aldus: Zy nemen de rype houwen, kooken die in t water op, "t welk! zy weggie- ten, daar na de bouwen geopent zynde , nemenze "t pit of merg daar uyt, "t welk in de dikte van een fcbaft is,en kooken "t nogmaals op met Kalappus-melk of vifch zop „en eten *t alzo. De Inlanders zyn ook niet vies van de {chorffe tot de koft te gebrwyken „ hoe fwavelig die van reuk is, want zy neemen ettelyke kleene fiukjes daar van, en vera mengen die onder de koft Cocoho genaamt , waar van boven in 't Kapittel van Atunus Litorea vermeld is, hoewel men bevind , dat de fcbor[Je te veel in de koft ge- bruykt ; de borft befwaart, en korten afem maakt. De groene bladeren werden van 't ge volkje ook raauw gegeten > gelyk Ulang tot Bocaffan , om datze aangenaam rak zyn, 20 zy gevoelen. De worm of Coflus die in "t bout groeyt , is een vin- ger lang en dik, vooren breetft, en allengskens toefmal- ende, beftaande wyt agi groote en vier kleene. vouwen, met een donker-bruyn hoofdeken, en drie kortesmoetjes „te weerzyden wit, glad „altyd kout „en vogtig. Hy groeyd in °t bout, dat een tyd lang op ’t drooge beeft „en men kan bem gemakkelyk in `t bout booren knagen., maar bet bout op "t water leggende, genereert ten eerften den boor-worm. Se > Een klugtige kuure maken de Ternatanen ook met dit bout , tegens de betoverde manlykheid, en zyn. verfwak- king , 't welk zy egter voor een groot gebeim bouden, em veelvoudige Experientie daar van roemen. Zy nemen een [parre van dit bout, binden die ergens vaft „en laten bem dus twee of drie maanden in zout water dryven, bier af kappenfe een fpaan van een [pan „of een voet lang; die curieujer zyn, willen bem precies een /pan lang en drie vingers breed hebben , die wryvenze op een [leen met bet dikfte eynd , t'zamen met flerken azyn en roden Gem- ber , en geven 't den Patient nugteren te drinken, zo veel en Pure by verdragen kan, waar door by weder fris zab werden. Het Mangi Mangi dat in de Provintie Quantung en Toncquien waft, ver/cbild niet veel van deze eerfte, en de volgende vierde zoorte, beyde by bunlieden Catya genaamt. Zy werden zo dik „dat men uyt den flam roers tot Vaartuygen , en uyt de kromme takken ankers kan maken. ‚De korte vruchten verftrekken de arme luyden in bongersnood ook voor koft, als "t rys-gewas niet wel Jlaagt, want zy memen de voornoemde ja uit de vruch- ten, kneuzen dat een weinig, wryven bet in water , ko- ken bet, en maken daar van een meel, als Sagu-Manta, 't welk zy dan met rys-meel vermengen „ en broodjes daar af bakken. „Mangle, waar van de Schryvers van Weft - Indiën dikwils gewag maken, moet men «oor een en t zelfde , of immers voor een naafie zoorte van "t Ooft-Indifcbe Mangi Man Kagon See ik doorgaans by dezelve een abuys, dat xy 't Mangi Mangi niet veel weten te onderfc | van de Varinga, om dat beyde de boomen van baare takken wortelen in de aarde Jcbieten 5. den pares Plin. Tt Nierenbergius. Lib. 14 cap. 38. befebryft eerft de regte Mangi Mangi, den naam van eg uyt Oviedus g awelk zeer = e N U U AN AN N NU NA NN, N N Di Lag 495. RE N SSS SSS Y VAN MÄ VAI SSS RAN N RUN U W Ns WSs D H d i H MI NU W N DU LN MANU TER N NĄ NN ANA KIN \ NN INN Nai W INN Hj A, YT eee verdes IV Bock. LVIII Hofi. AMBOINSCH KRUYDBOER. ic; hfequenti Candelario convenit, que autem mox ad- o Eas dbi Fabricii Mordentis Clufio facto de mira- pili radicifera arbore circa Goam crefcente , de Varin- a intelligenda funt: Quique Fernandus Lopes Cafta- neda de Mangua fcribit, de noftra Mangi Mangi. Arbor quoque En/anda a Nierenbergio male Enlanda vocatur. Loanda in regno Congbo crefcens, & a Pi- afetia defcripta, arbor eft tam a Mangi Mangi, quam à Varinga diverfa, cum ultima autem optime conve- niens : Qua: Hiftoria Gallica Antillarum cap. 8. fcri- bit de arbore Pareluvier , poftea indicabitur in ca- pite de Mangio Candelario, Varinge non tantum radicem, ac potiffimum fub nomine Ficus Indie , led étiam hanc radiciferam arborem antiquis fuiffe notam fcriptoribus > videor mihi probare poffe inter alios ex Plinio qui libr. 13. cap. 25. arbores defcribit , in aqua marina cre- fcentes foliis Lauro & Olee fimilibus , immo to- tum Orientalem oceanum talibus effe repletum arbo- ribus. Videtur autem ex more iftorum temporum res obfcure admodum ad ipfum fuiffe delatas, magisque obfcure ab ipfo defcriptas , eodem enim in Capite Fucum , Algam , Arbores, & Coralliorum frutices ifcet. 4 yt res infuper Mangue fcu Mangle fpecies fcribit Pifo. libr. 4. cap. 42. in Brafilia crefcentes, quarum bi- ne priores fpecies nullam cum noftro Mangi Mangi babent adfinitatem , fed tertia peculiariter Brafilianis Guapariba , Portugallis Mangue Verdadeiro dicta , fere cum fubfequenti noftro Mangio Candelario con: venit, longas enim fufcasque gerit filiquas , intus ` amara repletas medulla, binas fimul dependentes, ue decidentes magis cancrorum quam hominum in- erviunt nutrimento ; ita autem litora obcupat, ut fe- re nemo ad ca adpellere poffit, ubique ex ramis fuis radices in terram emittens. Ejus vero radix mollis eft & aquofa , qua confciffa , fupra carbones tofta, ve- nenatisque ictibus pifcis Nigui, qui hisce in terris vo- catur Ican Swangi, inpofita dolorem fedat, vulnus- ue curat , licet in initio dolor exacerbetur , fed dein fenfim decrefcit, quod promptum eft remedium ac folatium pifcatoribus , qui illud primum detexerunt, noftroque indicarunt populo. ` Fufeus trunci cortex ibi quoque adhibetur ad retia tingenda. Incole noftri de ufu corticis nil norunt, fed medullam fru&uum fub cineribus torrent, quam i&ui fenfim adplicant. Fruétuum cortex cum pulligi- ne contritus arma clypeosque eleganti obducit ac tin- git colorc, ita ut Iplénucane, | In Rumpbii Adpendice hac adduntur. + * in Hort. Malab. part. 6. Fig. 31. tres hujus arbo- ris diferibuntur fpecies fub nomine Candel , quaruin rima fpecies Malabarice proprie vocatur Candel, Portugallice Pao Salgoedo Macho. Belgice Run-boom, ue figura, defcriptione, & ufu cum noftro convenit Ka Cel/o. Subfequens Figura y Pee Candel dicta, Portugallice Salgeyra Mamato , Belgice wilde Run- boom , noftrum mentitur Mángium Candelarium, vel fal- tem fubfequens Tsjerou Candel, Portugallice Bak Major diéta , Belgice water-Run-boom. Figut. 38. Pou Kee e Salgeyra Ferma, Belgice kleyne un-boom, quandam habet convenientiam cum Man- gio Fruticante , Mangium vero Cafeolare part..3. Fig. 40. defcribitur fub Malabarico nomine Blatti, Por, tugallico Famboe de Mato, Belgico Sterre-bollen, Tabula Sexagefima Octava Ramum exhibet Mangi celfi. Ubi Litt. A, Ejus caliculatum denotat. B. Florem cum fructus rudimento C. Fruttum ipfüm pericarpio contentum. Tom. III, ÖBSER- met ons Mangium, en inzonderbeid met ’t bier aan vole gende Candelarium over een komt: Maar bet gten by ftrax daar 4 voegt ‘uyt "t verbaal van Fabricio Mora dente aan Clufio gedaan, van de wonderlyke Wortel- boom omtreht Goa «vá ende, moet men van de Waringa verftaan ; en *t gene Fernandes Lopes Caftagneda van de Mangue febryft , wederom van onze Mangi Mangi. En den boom Enlanda by Nierenbereius gual: & Enlanda un y BIUS qual y, genaanit. De Loanda in ’t Koninkryk Conga waffende, en door Pigafetta be/chreven , is een boom zo wel van de Mangi'Mangi, als de Waringa ver/chillende , dog met den laatften beft overeenkomende. Wat de Franfcbe Hi- Joie Antill. cap. 8. fchryft van den boom Pareluvier , zal bier na gezegt worden in Kapittel van Mangium Candelaium. ` ^. Dat nu niet alleen de wortel boom Varinga, en «vel meejt onder de naam van Ficus Indica, maar ook deze wortel-boom de oude Scbryvers niet onbekent zy geweelt ; dunkt my, kan ik merkelyk bexoyzen , onder anderen uyt Plinius, dewelke Lib. 13. cap. 25. boomen bejcbryft , die in zee-water groeyen, met bladeren den Laurier- en Olyfboom gelyk „ja dat den gebeelen Orientaal/chen Oce- aan vervult xy met diergelyke boomen. Dog zo ’t /chynt na die tyds manier , zyn bem die dingen wat donker aan- gebragt , en nog donkerder van bem be/chreven; want in ‘tzelfde Kapittel mengt by «vier , kroos, boomen , en beefters , allegaar door malkander, ` Nog drie zoorten van Mangue of Mangle /cbryft ons Dr. Pifo. libr. 4. cap. 42. in Brafil waflende , waar van de twee eerfle zoorten geen gemeenfchap bebben met onze Mangi Mangi, maar de derde in 't byzonder op Brafiliaans Guapariba, Portugees Mague Verdadeiro , komt ten naaflen by met ons EE angium Candes larium over cen, want bet draagt lange bruynachtige bouwen, binnen met een bitter mer gevuli , twee entwee by malkander bangende , dewelke afonllendo ; meer dienen tot een voetzel van de krabben, dan de menfcben. Het beflaat de flranden zodanig , dat men, dezelve kwalyk kan aandoen, over al wyt zyne takken wortelen in de aarde Jcbietende. Zyn wortel, is week en waterachtig , dewelke in fiukken gefneeden, op koolen gebraden, en gelegt op de fenynige fleeken van den Vifch Nigui, zynde bier te lande den Ican Swangi, beneemt de pyn, en Äer Belt bet lidt , boewel de pyn in 't eerfle vermeerdert „maar daar na allengskens vermindert; een trooftelyk en gereed genees- middel voor de Viffchers , die zulx eerft ontdekt , en aan ons Volk geopenbaart bebben. | De bruyne [chor[Je des lams werd aldaar ook gebruykt om de vifch-netten mede te tanen. Onze Inlanders weten wan 't gebruyk des wortels niets ‚maar wel uyt 't merg en pit der vruchten, datze onder de a[fcbe beet braden , daar na ep den fteek wat ver bouden, en ullengskens naderen, De fchelle der Orucbren met eenig aser gewreven , werjt de Jcbilden, [choon [wart en blinkende , als mede de Caleba[Jen, Dit werd e in bet Aanhangzel van Rumphius bygedaan. . In Hort. Malab. part. 6. Fig. 31. werden zer 20075 ten van dezen boom befchreven onder den naam van Cane del, waar van de eerfte zoorte in "t Malabaars genaamt is Candel, in’t Portugee/ch Pao Salgoedo Macho, in’t Duitfcb Run-boom, in figuur, befchryving , engebruyk, over een komende met ons Mangium Celfum. De vol. ende Tabula 34. genaamt Pee Candel , int Portugeefeb algeyra Mamato , in °t Duit/cb wilde Run-boom, wil ons Mangium Candelarium zyn , of immers bet vol, gende Tsjerou Candel, in t Portugeé/ch Salgeyra Ma- jor, in °t Duitfcb water- Run-boom. Fig. 38. Pou Candel, Portugee/ch Salgeyra Ferma, Duyt/ch kleene Run-boom, beeft eenige overeenkomt met ons Mane gium Fruticans; maar bet Mangium Cafeolare wert belchreven Part. 3. fig. 40. onder den Malabaarzen naam Blatti, Portuga ços amboe de Mato, Duit/ch Sterres " bollen. De acht-en-zestigfte Plaat Vertoont een Tak van de hooge Mangi-Boom, | Alwaar Lett. A. deszelfs Bloem met de kelk vertoonts B. De Bloem in zig bevattende het beginzel des vruchtss C. De vrucht zelfs, met zyn kelk omvangen, o AAN. 16 HERBARII AMBOINENSIS Liber IV. cap. LIX. OBSER VA T FO: Hzc vera eft Kandel H. Malab. part. 6. Tab. 31 & 32. exhibita, & Mangle Pyri foliis , cum filiquis longis, Ficui Indice adfinis. Shan. Cat. Pl. Fam. & Voy. Fam. part. 2. 2.63. ut & Ray Hifl. dendr. p. 715. & Mangles arbor Pyri- folia falfis & uliginofis locis in America proveniens , fructu oblongo tereti , fümmis ramis radicofa. Pkn. Almag. p. 231. Tab. 204. Fig. 3. Mangles aquatica foliis fubrotundis & pun- dtatis. Pam, Cat. pl. Amer. p. 13. — AANMERKING Dit is de waare Kandel van de Hortus Malab. in het zesde deel Tab. 31 en 32 verbeeldt, en de Mangle met het blade van de Peere-Boom met lange peulen als de Pifang , van Sigay in zyn Catal, van de Jamaice gewaffen, en in het tweede dee} van de famaize Ryze p. 115. en de Mangle-Boom met het bladt van de Peere-boom in zoute en vogtige plaatzen in Ame. rica groeiende, met een lange fchraale vrucht, aan zyn take ken wortelen uytfchietende , by Pluknet in zyn Almaz vaat Tab. 204. Fig. 3. en de water-Mangle- Boom met rondachtige en gefpikkelde bladeren van Plum. in zyn Catal, Pl. Amer, P 13. ; CAPUT QUINQUAGESIMUM NONUM Mangium Minus. Palun, * Arva hec Mangi Mangi fpecies , reétos & teretes inftar palorum emitti: truncos, circa radices ta- men fruticofa eft, ubi plurimis fe extendit ra- mis, verum truncum obtegentibus. "Truncus ad fummum cruris habet craflitiem , ac circa radices alatus eft, ubi fungofum ac molle ejus eft lignum. Ejus cortex non ita eft rugofus & fiflus ac preceden- tis, fed intus croceus feu ruffus, ac fuccofus. Folia eodem fita funt modo inftar prioris , in ramu- lorum nempe fummo, fed nullum regularum obfer- vant ordinem, funtque minora ac rotundiora quam recedentis , illis Mangii Fruticantis (imillima , qua- tuor pollices longa , binos lata , oviformia , faltem fuperius fubrotunda, glabra, craffiuscula , fplendentia, plurimisque venulis pertexta. \ Flos ftellatum quoque refert calicem ex quinque apicibus conftantem, femi-apertum: Intus tot quo- ue alba & flaccida locata funt petala , reliqua autem Moris pars repletur plurimis albicantibus ftaminibus: Bini plerumque flores brevibus fimul infident pedun- culis. Fruttus longe itidem funt filique uti antecedentis, ultra pedem longe, ftriate, nunc obfcure virentes, dein lutez , ac demum obfcure fufce, prope ortum anguftatz, calamum circiter crafle , ac fenfim craf- fefcentes ad minoris digiti craffitiem , que dein fu- bito eonnivent. Geminz femper dependent forma minorum candelarum ceracearnm . intusque cor ge- runt album herbaceumque, uti in priore , non autem ita edule: He filique caliculo itidem infident polli- cem craffo, fuperius latiusculo, ex quinque obtufis apicibus fpinas mentientibus formato. Lignum eft uti precedentis, fed pallidius & mol- lius, ejusque radices nigricantes inftar ferpentum fu- ra terram etiam decurrunt, fed parum funt fungofe k fragiles. Octobri floret, fruétusque copiofi fubfe- quenti menfe ex arbore dependent > qui in terram prolabentes arbufculas emittunt , apicibus fuis terram perforantes & fefe erigentes. | Nomen. Latine Mangium Minus, nullo autem alio huc usque innotuit nomine nifi Amboinenfi Paluz & Parun , in Leytimora autem vocatur Watta Mabina , uod nomen commune eft cum fubfequenti Mangio Caryopbylloide. Locus. Hec fpecies remotius a litore crefcit quam Mangi Mangi celfum , fed femper talibus in paludi- bus & eftuariis , que ab aqua marina fuperfluente formantur , ubi denfas format filvas. In ipfa Amboina non crefcit, vel raro in Laba, fed copiofe in infula porcina , in Cerama , in tranquillo finu Tanoeno & Caybobbo. Ufus. S lignum non valet ad tignum mis fit molle,.nec durabile, fed foco infervit , contra ejus cortex ma Eta lintea alba intenfe rubro obducenda colore JÄ hec cum cortice coguantur , radicibus Barcudu. ac foliis Leba, tinćtura autem proprie ex: Bangeudoe eli- citur, bine alie vero res La ee & perennita- tem addunt ; ex defe&u veri Pbarmaci Sagueri , quidam hujus > quum ni- | uodammodo o in ulu eft ad cun- WI HOOFDSTIE Kleyne Mangi-Boom. It kleen geflagt van Mangi Mangi fcbiet wel met D regte en ranke Bommen als fparren op, blyft egter omtrent de wortel een flruyk, zig met veele takken ver/preydende , en den regten ftam bedekkende. De flam is op "t boogfte in de dikte van een dye , en beeft omtrent de wortel eenige vlerken; van een «week en voos hout. De fchorffe is zo ruyg en geborften niet als aan "t voorin ge, van binnen mede boog-geel , of ros „en zappig. De bladeren flaan op dezelfde wyze, als aan bet voos rige, aan °t uyiterfie der takjes, dog in geen preciefe ordre , en zyn kleender en ronder dan de voorige , die van 't Mangium Fruticans zeer gelyk, wier duymen lang, twee breed, ey-formig , immers van vooren rond, dikage tig, glad, glimmende , met veele kleene adertjes doortoe en. A $ Het bloeyzel is mede een gefternt kelkje , van vyf [pi zen gemaakt , die altyd half geopent ftaan. Binnen É ook 20 veel witte en flappe oe zynde de reft uyta gevult met veele witte draadjes. Deze bloemen ftaan es, meenlyk twee by malkander op korte fleelen. ` De vruchten zyn insgelyx lange bouwen, als aan % woorige , rwym een voet lang, gefireept, donker-groen , daar na geel, en ten laatften donker -bruyn , by baren oorfpronk fmal, omtrent een [cbaft dik, en allengskens uytpuylende tot dé dikte van een pink , daar mà weer fcbielyk toege[bitfl. Zy bangen altyd twee en twee by malkander , in gedaante van kleene avas-kaarzen , en van hinnen een awit bruydachitg bert, gelyk bet voorige , do 20 bequaam niet om te eeten. Deze bouwen fleken mede in een bekertje, een duym lang , aan zyn boofd breedft s en met vyf ftompe fpitzen , als doorntjes bezet. Het bout is "t woorige gelyk, dog bleeker , en weeker , de [warte wortelen ftaan ook als flangen boven de modder, dog zyn weinig , voos „en breekfaam. Het bloeyt in Olta- ber, en de vruchten ziet men in meenigte aan de boomen bangen in November ; op de aarde vallende, veranderen zein jonge boompjes met de fpitze in de aarde wortelende y en zig voorts oprigtende. Naam. In ’t Latyn Mangium Minus, voorts is ’t nog met KE anderen naam bekent dan met den Amboin- Jcben Palun en Parun , 2 Leytimor biet bet Watta Mahina, gemeen met bet Mangium Caryophylloides, en ’t volgende. Plaats. Deze zoorte waft wat verder van firand af dan de groote Mangi Mangi ‚dog altyd in zodanige moe- rafen en inbammen, die bet overvloeyende zee - water maakt, alwaar bet in digte bo[Jcben by malkander waft. In Amboina zelfs beeft men *t niet , of weinig in de Laha, maar overvloedig op bet Varkens Eiland’, op Ceram inde Stille bogt van Tanoeno en Caybobbo. Gebruik. Het bout deugt niet tot eenig timmerwerk, als zynde te week en niet durabel , maar eenigzints tot branden , daar en tegen de fcborffe is in een groot gebruyk om allerbande wit linnen boog rood te verwen, als men bet zelve Rookt met deze febor[Je , wortelen van Barcudu, en de bladeren van Leha , komende de verwe eygentlyk van Bangeudoe , maar de twee andere geven > waftigbeid ; by gebrek van 't opregte Pharmacum Saguen, ER LY EEE ALG ZN | | sms M D 2 H GH DH Gees E o, a ASS Toma II. IV Boek. LX Hoofift. hujus corticis eligunt minora frufta, que groflo contun- dunt modo & dulci admifcent liquori Toewak dicto, cum quibus hic potus coquitur, unde hic non ad- modum amaricat fed aufterus eft: Defeêtu Pinange caliculus , cui fructus infidet, cum Siri & calce ma- fticari poteft. "Tabula Sexagefima Nona | Ramum exhibet Mangii minoris, Ubi Litt. A. Ejus flores, B. Siliquas apertas exhibet, OBSERVA TL CN Hec eft Cari Candel H, Malab. pars. 6. Tab, 35. exhi» bita. AMBOINSCH KRUYDBOEK, 107 nemen zommige van deze fcbor/Je ettelyke kleene fukjes Stotenze groffelyk, doen ze in den zoeten Towak, en ba ken hem daar mede , waar van de drank niet zeer bitter, maar wrang word: By gebrek van Pinang kan men bet ary de vrucht aanbangt ‚met Siri en kalk knous en. De negen- en zestig fle Plaat Vertoont een Tak van de kleyne Mangi-Boom, Alwaar Lett. A, des zelfs bloemen , En B. de geopende vruchten aanwyzen, AANMERKEN G. Dit is de Cari Candel van de Hortus Malab, zesde deel; Tab. 35. i CAPUT SEXAGESIMUM. Mangium digitatum. Tonke Parampoean, Ui Mangium Celfum marem putant, hanc tertiam O becie feminam efle dicunt, quum in omni- ‘ bus fuis partibus fic magis glabra. Ejus truncus eft brevior & gracilior illo Lolari, in paludofis lo- cis alte excrefcens inftar pali, in ficcis vero craflus eft truncus & firmus, glabro obduétus cortice, ejus- que coma extenfa eft inftar Bonga Tanjong , folia gerens denfa ut & ramos plurimos. Hujus folia bre- viora funt illis precedentis prime fpeciei, quinque fexve pollices longa, tres lata, in paludofis vero lo- cis latiora gerit folia, in firmum definentia apicem, ad ramorum fummum locata, bina fibi obpofita , ac fere cruciata ; funtque porro glabra, firma, nullas fere notabiles gerentia venas, nifi in inferiore ipfo- zum parte, ubi & vix in confpeétum veniunt, atque nervus: medius mavime protuberat , (uperne vero pe- nitus funt glabra, & per medium fulcata- , Iploı um fapor non adeo falfus eft, fed magts adftringens , & amaricans, atque ramulorum extremum in longum viridemque definit apicem, uti in Varinga. Hujus flos paulo minor eft, ac ftellatum refert calicem ex octo, decem, & undecim radiis conftan- tem,ample extenfis, ac demum retroflexis , externe virentibus, atque in ejus centro tot quoque ftamina locantur facile decidua , & coronam relinquentia , in cujus centro piftillum invenitur in longum ftilum ex- tenfum, quod in fructum excrefcit, qui primo obli- Ze pofitus eft, atque magis excrefcens dein depen- det, multo autem brevior eft praecedentibus, majo. rem digitum longus & ita craflus, prope ortum fuum vero eít anguftior, femperque viridis ac gla- ber eft, nec angulofus nec ftriatus. Intus albicans etiam & ficca continetur medulla ad calami craffi- tiem, edulis quoque. ; Radices fupra terram elevantur nudz, uti in reli- quis Mangi Mangi fpeciebus, hujus vero non ita ex- tenduntur , atque craffifime & vetuftz radices fu- pra terram elevate intus rubent , inítar inmaturi Lacha-ligni , cujus odorem etiam fpirant , unde & fuffimigiis infervire poffunt. Hujus lignum eft uti reliquorum Mangiorum, fed mollius, humidius, nec ita facile flammam concipit ac verum Lolaro, plures quoque nodos habet ob ramorum copiam & numerum: In paludofis itidem crefcit litoribus, in quibus ta- "men canum non ita profundum eft, aliquando etiam magis remote in ipfa crefcit terra in ficcis locis, & ad majorum fluminum ripas. . - Nomen, Latine Mangium digitatum, ob digitorum formam, quam fructus referunt: Malaice Tonke Pa- rampoean. "l'ernatice Daudau. Amboinice Watta Ma: na, quod nomen commune habet cum antecedenti & fubfequenti Caryopbylloide. À Locus. Copiofe obcurrit in Cerama, circa A[faboedi Hennetello, uti & in Macaflara , aliisque in Celebes OCIS, pauca etiam quadam arbores in Sinu Amboi- nenfi confpiciuntur. om. III. Ujus. LX SO EBSTUK, De gevingerde Mangie-Boom, Ie bet Mangium Celfum voor 't manneken bouden s maken van deze derde zoorte "t wyfken , om dat bet over al aan zyn deelen gladder is. De flam is korter en ranker dan aan't Lolaro , in moerafige plaatzen boog als een [barre , maar op drooge plaatzen flaande, dik en gezet, mei een evene Jcbor[Je , en de kruyn is uytgebreyd als een Bonga Tanjong, digt vun takken en loof. De biaderen zyn korter dan aan de eerfte zoorte, vyf en zes duymen lang, drie duymen breed, in moeraffige plaatzen nog breeder , met een flyve fpits, aan "t uytterfte der takken digt, twee en twee tegen malkander , en len nas- flen by in "t kruys flaande ; voorts glad, [tyf , en zonder merkelyke adertjes, die men van onderen eenigzints zien kan, alwaar ook de middel-zenuwe «erre uytbuylt , maat boven zytze gebeel glad, en in de midden gevoornt. De fmaak is zo 2ziliig niers maur meer zumenirerkende, wat bitter , en 't voorfte der r skens eyndigt in een tunge groene fpits, gelyk aan de Varinga, De bloem is wat kleender , mede een geflernt kelkje s uyt agt, tien, en elf firaalen gemaakt , die zig wyd openen , em ten laatften agterwaarts buygen, groen van buyten s in de midden [laan ook zo veel vezels, die ligt afvallen „en een kransje nalaten, in wiens midden op een knopje een lange draat flaat, waar uyt de vrucht waft, eerji fcbuyns fiaande, daar na grooter geworden neder- waarts bangende , veel korter dan aan de voorige , ruym een middelfte vinger lang, en ook zo dik „dog by den oor- pronk fmaider „altyd groen en glad blyvende , zonder boe- ken of ribben: In de midden is insgelyks een wit en droog bert , in de dikte van een fcbaft , "t welk eetbaar is. ` De wortelen ftaan boven de aarde bloot , gelyk aan alle de Mangi Mangi, dog zo veel niet: De oude en d'Hie daar van,die boven de aarde kyken „werden van binnen rood, als 't onrypé Lacba-bout , wiens reuk zy ook beb- ben, en dierbalven bequaam zyn tot reukwerk. "t Hout is gelyk aan andere Mangi Mangi ‚dog weeker , vogtiger, en brand zo ligt niet als 't regte Lolaro, ook knoeftiger wegens de veele takken. "t Waft mede op moerafhge ftranden, dog daar zo diepen modder niet is , zomtyds ook wat landwaart in, op drooge plaatzen , en aan de kanten wan groote rivieren. Naam. Int Latyn Mangium Digitatum , na de vin- erformige gedaante van de vrucht. Op Maleyts Tonke Parampoean. Ternaats Daudau. Amboinfcb Watta Ma- a gemeén met 't voorige en 't volgende Caryophyl- loides. Plaats. Men wind het veel op Ceram, omtrent Afla- hoedi en Hennetello , als mede op Macaffat , en andere plaatzen van Celebes. Ettelyke boomen ziet men in den RR inbam. Gebruik, 108 HERBARII AMBOINENSIS Liber IV. cap. LX, Ufus. Hujus arboris lignum vel cortex 1n nullo vel auco admodum funt ufu , longiffimi enim & gra- cilifimi ejus trunci ad palos tectorum adhibentur , oft exftirpationem vero per aliquot tempus erectos iod oportet, ut liquor exftillet , alioquin enim hoc lignum facile putreicit, prefertim fi folum tangat. Fru&uum medulla in aqua ebullitur, ac dein per noctem in recenti maturatur aqua, tumque cibo ap- ta eft, licet quam maxime fit adftringens, noftroque ftomacho ingrata, nihilominus tamen plurimi Cele- bes populi ex hoc mifero vivunt pane, uti & alii Oebiffin incole , ipfisque adeo gratus eft ac nobis Caftanee. Fru&us porro crudi in ufum vocari pof- funt defe&u Pinange cum Siri & calce mafticati : Ejus odorata radix vix nota eft. Cujus tantummodo portiunculam habui, quz inventa fuit circa Affahoe- di. Quidam Rhizotomi Boeronenfes hunc fruétum ad ocùlorum morbos adhibent, ut nubeculam exter- nam tollant & depurent, quem cum pauxillo aque & lucco Limonelli Aurarii conterunt , atque oculo in- ftillant, ut ejus nubeculam detergant. N.B. Adnotandum eft, tres has fubfequentes Man- i Mangi fpecies unius ejusdemque effe nature, unde A ad unum pertihent genus, atque hunc generalem gerunt characterem, quod juniora nempe folia ad ra- mulorum extremum femper terna in acuto facculo tanquam in corniculo convoluta fimul proveniant: Exteriore enim involucro feu wagina fublata tres ob- currunt petioli, quorum quivis fuum fuftinet folium, uorum medium minimum eft, omnia vero hzc tria lia fibi involuta funt, vifcofoque muco quafi ad- glutinata. Tabula Septuagefima Ramum exhibet Mangii digitati. OBSERVATIO. Huju: figura optime refpondet illi A. Malab. part. 6. Tab. 31. fub nomine Kandel propofitz , ita ut hz bine magis varictates quam Awe» fpecies. videantur. Gebruik. Het bout en fcbor[Je van dezen bam zyn im geen byzonder gebruyk, bebalven dat men de la [^ en rankfle [tammen tot fparren in bet da werk neemt , maar men moet ze naar 't afkappen een tyd lang over eynd ftaan laten, dat de vogtigheid ter dege wytloope , ancerfints de grond rakende vergaat dit bout zeer ligt. ` % Het inerg van de vruchten wert in water opgekookt nog een nagt in verfcb water geweest, zo wert bet tot de kofi bequaam , boewel bet zeer zamentrexkende , en voor onze mage onaangenaam is, niet te min veele Volkeren van Celebes leven van dit elendig brood „gelyk andere Ey landers van Oebiflin, en bet is baarlieden zo Jmakelyk als ons de Caftanjen. Anders kan men de raauwe vruch. ten ook gebruyken by gebrek van Pinang , met Siri en kalk te knouwen. De welriekende wortel is geer Weinig bekent. Ik beb er maar een Int van gezien en gebad *tawelk omtrent Allahoedi gevonden was. Zommige Ers tel-mannen van Boero gebruyken deze vruchten ook tot de Medicynen der oogen om de nevelagtigbeidt , die van buy- ten daar op kleeft, af te vegen; dezelve met wat water en een weynige zap van Limonellus Aurarius vryven- de, en daar in drwypende. 't Welk zeer afveert. N.B. Hier fiaat aan te merken, dat deze drie naaftge- noemde Mangi Mangi-zoorten van eenerley natuur zyn, en daarom onder een. geflagt bebooren , bebbende daar en bo- ven nog dit tot een gemeen merk-teeken , dat de jonge bla- deren aan ’t eynde der taxrens altyd drie by malkanderen, in een fpits zakje , als een hoorntje geroldt , t'zamen voortkomen ; want "t bwytenfte omwintzel en febeede afge- nomen zynde , vint men crie fteelen , ieder dragende een byzonder blad , waar van 't middelfte bet mis is, alle drie boven malkander gerolt, en met een kleverig lym aan malkander bangenie, De zeventig fe Plaat Vertoont een Tak. van de gevingerde Mangi-boom: AANMERKING. De Figuur van deze Boom komt zeer wel over een met die van de Hortus Malab. in het zesde deel Tab. y. onder de naam van Kandel verbeeld, zo dat deze twee boomen meer veranderingen dan verfcheide zaorten fcbynen te zyn, egent m ES CAPUT SEXAGESIMUM | PRIMUM. Mangium Candelarium. Mangi Mangi Ackar. monftrofa eft, que ab ordinaria arborum forma multum quoque differt intricata & inmeabi- li fua filva „ac fepious quafi litorum , quas in ipfa eti- am format aqua, quales terreftres arbores plures in initio fubfequentis libri defcribemus. Q nor hujus generis fpecies rariffima & maxime Truncum gerit hzc arbor brevem, incurvum,& inre- gularem, infra in plures nigras & craflas fefe dividentem radices , fupra terram alte inftar arcuum elevatas , ita ut verus confcendi nequeat truncus, fuperne autem mox fefe dividit in tales quoque incurvos ramos, ample extenfos, ita ut quedam arbores nil aliud effe vide- antur nifi congeries & intricatio ramorum & radicum trunco carentium , naturaliter peregrinis hzc ad li- tora adpellentibus reprefentantes incolarum fero- citatem hafce terras inhabitantium. Folia eodem locata funt modo ac przcedentium, fed magis late diftant, & majora funt, ejufdem cete- rum forme, glaberrima, & craffa, venis deftituta, excepto nervo medio , qui infra maxime protube- rat, ac fupra fulcum format , fuperius vero in fir- mum definunt apicem , funtque pinguia, fragilia, & maxime falfa, fex oćtoque pollices longa, tres vel tres cum dimidio lata: Antequam florem obferve- mus , oblongum & pallide virefcens confpicitur capi- tulum aperta fufcaque cellula locatum , parvam referens glanden, quod per menfem obclufum eft, antequam fefe aperiat, 5 Flores LX. HOOFDSTUK. Kaarsdragende Mangi- Boom. E wierde zoorte van °t eerfle geflagt is de zeldzaam. D fie en monftreufte van gedaante , en dierbalven van bet ordinaris geflagte der boomen veel verfchil- lende, met zyne verwerringe, een ondoorgankelyk boftb, en ombeyninge der Eylanden langs de firanden, of in % water makende, diergelyke land-boomen wy int volgen- de boek zullen opvoeren. Het is een korte , kromme, enonfatzoenlyke fram, be- neden zig in 20 veel zwarte en dikke wortelen verdelende, die boog boven de grond, als bogen ftaan , zo dat men den regten flam niet bekennen kan , boven verdeelt byzig Jiraks in diergelyke kromme takken, die bun yd uyte Jpreiden ‚20 dat zommige boomen niet anders Jcbynen , dan een verwerring der takken , en wortelen door malkander, zonder flam, afbeeldende natuurlyk aan de vreemdelin- en, die deze ftranden genaken, de wildigbeid der dn- anders van die plaatzen. m De bladeren ftaan in dezelffte pofttiur , als de voor- gaande, doch wyder van malkander , en grooter, an- ders van dezelffte gedaante , zeer glad en dik, zondera- deren, bebalven de middel-zenuwe , die benedenverre uyt- fleekt , en boven een voorn maakt, "t voorfte eyndigt 1n een fiyve (tr, en zym vet, bros in "t. breexen, met em merkelyke ziltigbeid, zes en acht dwymen lang, drie en vierdebalve breed. Voor de bloeme viet men een lang- werpige bleek-groene knop, in een open bruyn buysken | Au „een än Ekel vérbeeldende , die wel een maand geflooten blyft , eer by zig opent. e De Podr. 106. Tag. 10 VN bys PM 4 utó Y NN MU N 8 n Ss Dese ne mann = sze = = o > 27 1114949 W N SV LLL. LT. > >= == = 222 22 AK N N LS /, N SSs = IN za U GE SS OM UA SM PODDA DUŻA AA = = 42 A FE A, A T EL = 277 SC ZA? ZA 222 A A ESSI PES ZZA = ZZ == ATT BEE LT ELLIN ALLT, ZZ 77? CA = NN UN U N TAN / n + UMA NN AUS RA N NNN MSN NN NM NU SA N NA ARN N q N N N NU N A N NN W TZ = > San ————À € SSS we zz, zz tv Bock. LXI Hoofif. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 109 Flores ex quatuor brevibus conftant apicibus femi- apertis, ex cinereo & fufco mixti, intus oćto craffa , allida, & erecta locantur ftamina , cum quatuor ali- E longioribus & incurvis fupra florem elevatis, Ta- fes plerumque flores gemini vel bigemini excrefcunt fimul fufcis excapitibus, quz craffis curtifque infident etiolis: Poft ftaminum lapfum in ipfo floris centro tuberculum feu ampulla quzdam excrefcit uti in pri- ma fpecie, fed major & notabilior, ultra pollicis ar- ticulum longa, ex qua fructus formatur forma fili- que, fed major quam in ulla alia fpecie, binos enim vel binos cum dimidio pedes longa eft, ultra digitum craffa, prope ortum anguítior & rubens, prope api- cem craffior, dura, firma, & inftar candele rotunda, viridis , maculifque fufcis notata , non penitus glabra, fed hinc inde punctata, exterior ejuscortex cultrum craflus eft, fub quo alba & ficca reconditur medulla, uti in aliis Mangi Mangi fpeciebus, non autem ita apta Cibo ac praecedentium : fi he filique adeo hu- miles ex ramis dependeant, ut terram tangant, vel decidentes in terram erecte elevatzque maneant, radices emittunt , arborefque formant, alioquin per flu&uantem maris aquam disjiciuntur plerumque, quz tamen aliis in locis facile progerminant. Preter has undique ex ramis dependent longi, reéti, & ro- tundi quafi fuftes perpendiculares , fi nihil obftet , vel fi radicibus obcurrant , oblique fupra illas , nihilominus tamen recti extenduntur, nullos formantes angulos, funcque glabri, aequales, nigricantes vel cornei co- loris, ach line effent aequalis craffitiei, digitum craffe, que circa folum in binos fefe dividunt ramos; quamprimum vero he terram tangunt, radices mox agunt, atque inftar tenforum funium eriguntur, ac fenfim in ramos excrefcunt, qui tamen mollius E lignum reliquis. Hi adeo copiofi & adunati fibi adftant, ut inpofiibile fit, per illos tranfire , hique ruffi funes re- fpondent Varinge filis, cujus naturam in omnibus fhis partibus hæc paludofa arbor videtur imitari, quas fepius etiam fimul inveni fibi fubjunćtas, una, nem- pe in terra ficca „altera in aqua crefcente; fi vero ifti fuftes findantur, in tres fefe dividunt partes. Lignum interne ruffum eft, fed magis rubens quam ‘Lalaro, multoque durius eft, nodofüm magis, accz- fo difficile, uti & elevate radices durius gerunt li- gnum omnibus precedentibus, que rugofo itidem obteguntur cortice: In duris crefcit folis, in quibus nullum vel rarum obcurrit cenum, excepta ea par- te, cui infixa eft arbor radicibus fuis, ubi etiam fo- vea feu ampulla quafi aqua & czno repleta obferva- tur, fub hac autem mox obcurritfolum durum, faxo- fum, & coralinum. Locus, cui infixa eft arbor, ma- ris itu & redituadfperzitur, invenitur etiam , ubi aqua ipfi eft perpetua, ita ut hec arbor cum mari certare videatur de terrz dominio, ubi & ramisfuisadeo hu- mile Ee aquam fluctuat, ut vix fub iis prorepere quis poffit, quo autem folum magis eft liberum ab a- qua marina, quoque durius eft, eo folidius quo eft arboris lignum , adfiduus vero, paludofus, éz ful- phureus circa hanc arborem obfervatur odor. Anni tempus. Capitatus pediculus ac flos Junio pro- erminat, fructus vero Augufto obfervantur ac fub- equentibus menfibus ex arbore dependentes inftar fi- liquarum Canne fiflule , ita ut e longinquo putaretur has eafdemque effe, fi modo nigricarent. „ Nomen. Latine Mangium Candelarium & arcuatum , ob fructus, qui candelas & radices , tenfos quz refe- runt arcus: Malaice Mangi Mangi Ackan, & Lacki Lacki, quum vulgo hzc fpecies mas habeatur, uti precedens Tonkes femina effe putatur. Amboinice dat Teby. Macaffarice Bancko, quod derivatur a recedenti Babo. Ternatice Bido-Bido, ob formam Auum Siriboe. „Locus. Non ita frequenter obcurrit ac relique Man- g! Mangii fpecies, fed ubi invenitur, hac arbor in- entem obcupat locum, potiufque crefcit inter fub- equentes Mangium Cafeolare & fruticans, quam pro- pe Celfum, licet ejusdem fit claffis: In cunctis repe- ritur Amboinz infulis, ejufque fpecies latiffima gerens folia, crefcit in parva infula Poelo Babi, in finu Boeton, ejus ora ad Eurum fita, noftratibus nautis de Wa- terplaats feu locus aquofus dicta , ubi he arbores inter reliquas peculiare prebent fpectaculum , quam latiffi- me * ftraat Boeton, en deszelfs Noord-Ooft boek, De bloemen beftaan uyt vier korte Jpitzen , ook maar half geopent, wyt den groenen en bruynen gemengt , bin- nem jtaam acht dikke , bleeke , en regte draaden , met vier andere lang en bogtiger , die buyten de bloemen uyt/teken. er bloemen ftaan gemeenelyk twee en vier by malkan- dii op bru ynacbtige kmoppen , em dezelve op korte ikke fieelen. Na 't afvallen der draden, groeyd in "t midden van de bloem een kroesken of pulleken , gelyk van de eerfte zoorte gezegt is, doch grooter en kennelyker, ruym een lid van een duym lang, waar wyt mede de vrucht waft, in de gedaante van een bouwe, doch groo-" ter dan aan eenige andere zoorte; want zy is twee en derde half voeten lang, en ftyf een vinger dik, by baren oor/pronk fmalder en roodachtig , by de fpitze dikker bard, fiyf, en rond als een keerze , groen , en met ettelyke bruyne plekjens bezet , niet beel glad, maar hier en daar eenige pukkeltjes bebbende ; de buytenfte fchelle 15 een mes dik, maar onder leyd "t witte drooge merg of bert, ER aan andere Mangi Mangis, zo bequaam niet tot de koft, als de voorgaande: als deze keerzen aan de takken zo laag bangen, datze de aarde raken , of afval- lende, over eynd [taan blyven, xo febietenze wortelen in de grond , en worden nieuwe boompjes, anders wordenze door ^t waffende water gemeenelyk verfmeten , die egter op een andere plaats wederominwortelen. Behalven deze ziet men overal van de takken afdaalen lange, rtgte, en ronde ftokken, loodregt of nederwaarts, daarze konnen ; of fcbuyns over de wortelen, die bun in de weg flaan , niet te min altoos regt „en zonder eenige bogten ‚glad „even ; en zwartachtig of boorn-verwig , als ofze Iynen waaren in een eenparige dikte van een vinger , enomtrent degrond , gaande weg im twee takken zig verdeelende. Zo dra nu deze de aarde beroeren , wortelen insgelyks in, en flaan als ge/pannen touwen, wordende metter tyd tot takken, die egter al weeker van bout zyn, dan de andere. Zy Jłaan ook 20 digt op veele plaatzen, dat "t onmogelyk is daar door te pum > gelykende de rofe touwen em draaden aan de Waringe-boom, wiens natuur in alles, dezen water-boom febynt na te botzen, dewelke ik ook dikwils agter en by malkander gevonden beb, de eene in "t water, de ander op drooge land ftaande, als men de voornoemde fokken klooft, zo delen zy baar in drien. Het bout is van binnen mede ros, doch meer ma 't roo- de trekkende, dan Lolaro, ook veel harder, warrig, en moeyelyk om te kappen , gelyk ook de uytftaande wortelen een barder bout hebben, dan alle de voorige , zyn ook met een rwyge fcborffe bedekt. Hy waft op barde gron- den, daar seen of aveinig modder is, hehalmen regt onder bem; daar by met fyne wortelen [laat , ziet men een kuil of bak vol water en modder , doch ftraks daar onder bar- de, fleenige, en koralige grond. De plaats, daar by ftaat, moet ten minften met ebbe en vloed befpoeld werden; en men vind bem ook , daar by geduurig in "t water Daat, Jebynende met de Zee te willen firyden om den eygendom van de grond, daar by dan met zyne takken 20 laag op % water dryft, dat men qualyk daar onder kan kruypen, doch boe meer de grond van 't Zee-water ontbloot werd ; en boe koraliger die is, boe harder bout den boom beeft , blyvende geduurig een moerafigenen zwaveligen reuk ome trent deze boom, ; Sayfoen. De geknopte fee! en bloem komt woort in Fu- ny, de vruchten ziet men in Auguflus en de volgende maanden aan de bovmen hangen, gelyken de Trommel- Jłokken of Canna fiftula zo wel, dat menze van verre daar voor zoude aanzien, xoze zwart of bruin waren. Naam. In” Latyn Mangium Candelarium , en ar- cuätum , na de vruchten, die keerzen , en wortelen , die gefpanne Ak jéé ee Op Maleyts Mangi Mangi Ackar, en Lacki Lacki, om dat men 't in 't gemeen voor ^t manneken bond, gelyk de voorgaande Tonkes voor "t wyfken. Op Amboins Wäat Tehy. Op Ma- caffers Bancko, afromftig van 't bovenftaande Baho. Op Ternaats Bido-Bido; na de gedaante der vruchten van Siriboa. ; Plaats. Men vind bet zo veel niet, als andere Mangi Mangis, maar waar bet fbaat , beflaat ieder boom een roote plaats; 't Walt ook liever onder de volgende ge- gten van Mahgium Cafeolare en frućticans, dan by bet Celfum, boewel ’t van dat geflagt is. Men heeft bet in alle Amboinfche Eylanden , en een zoorte metzeer breede bladeren op bet Eslandeken Poelo Babi, in de by onze Schippers de Waterplaats genaamt , zyn deze boomen on- der anderen zeer fpeculatief te zien, zeer ver en wyd uit- O 3 3 p mo HERBARII AMBOINENSIS LierIV.cap. LXI me quum fint extenfz , atque maxima ex parte in aqua locate, ita ut rami fupra illam fluétuare videantur, qui adco denfi funt, ut profpeétum ad terram inpedi- ant: Hic autem in tranfitu admonere me oportet; iftum fluvium, ex quo naves ad Orientem navigan- tes aquam pro potu petunt, lapidificantem fuccum in fe continere, adeoque ad potum non ita efle falu- tarem, quod pauci animadverterunt; hujus rei ar- gumentum prebent craffz fluvio adítantium arbo- rum radices, que lapides effe videntur, he contufe, ipfarumque exteriores cortices confraéti interne li-. num exhibent; hec quoque lapidea crufta fupra ip- as Mangiorum radices fuperducta invenitur, qua fe re ad fclopeti diftantiam a flumine ifto diftant, & fic ce per vices obfervantur; tali petrificante fucco itidem inprzgnata funt quedam Amboinenfium flu- mina, pr&fertim quod vocatur Ayer Gooro Goroe, ad Borealem finus Amboinenfis plagam fitum , ex quo naves itidem pro potu petunt aquam: Hec aqua corrigi poffet, fi ebulliatur, vel fi cuivis vafi adfun- deretur tantillum aceti, quo materia calculofa ad fundum precipitaretur. bi. U/us. Hoc lignum nullas exhibet partes edificiis aptas, quum adeo incurvum ac nodofum fit, contra optime foco infervit, attamen non adeo facile flam- mam toncipit quam memoratum Lalary-lignum: Chinenfes quidam ex illo cremant carbones pro fabris: Ex crafliffimis quoque radicibus anchore for- mari poffunt vulgarium navium , qua per binos annos durabiles funt. e Ce Hic quoque adnotare debeo fingularem, qui in Moluccis aliifque obtinet infulis, modum, ubi nem- e anchorz ex ligno, minorefque naves ex lapide abricantur contra Europzorum morem. Navigia hzc ex lapide quodam fluctuante formantur, quemar- dentes montes hifce in infulis nimia fepius quantitate per magna ejiciunt fegmenta. .. Supra di&um fuit, Gallicam Rochefortii biftoriam , Antillarum cap. 8. arborem defcribere Paretiwier di- étam, quz in litore paludofifque crefcit locis, cujus rami ab omni parte longa in terram emittunt flagel- la, quz ibi radices agunt, & intricatam formant fil- vam, unde & incole ab illa parte infule fua nullos metuunt hoftes, aprique fine timore fub iis fuos for- mant nidos: Cum trunci cortice corium itidem prz- parari poteft: Hec arbor fine dubio noftrum eft Mangium arcuatum , cujus fructus Oviedus videtur edifle, ex quibus tantum abdominis dolorem perfen- fit, que loco fupra tiraw cap. wocatur, fructus enim hujus Mangii Candelarii non facile ab incoliseeditur nifi ex penuria, & defeétu prio- rum fructuum. -Ipfos tamen vidi preparari ab Hoe- amohelenfibus , feu parve Cerame incolis, quos cum Calappi lympha & feminibus Catjang coguebant & innoxie edebant, declarabant vero cibum effe Euro- peo ftomacho non conducentem, quum nimis gra- vis fit & digeftu difficilis. Hec quoque fpecies juxta barbaram Guiane ob- currit oram, cujus radices tam altos formant arcus, ut vir vix ipforum fummum adtingere poflit, que fructus gerit illis Caffe Fiftule fimiles, & cor inter- num rubrum, quzdam autem perpetuo, quzdam ve- ro viciffim in aqua locate funt, quarum radices con- ereta funt cancris conchifque , ac nomen vulgare ibi e(t Mangro: arbores vero, que ulterius in ipfa cre. fcunt terra, multo altiores, & rectiores funt, que forte cum Mangio noftro cel/o conveniunt. Simili quoque modo in Amboina, Manipa, & Ke- langa prime & hujus quartz fpeciei radicibus plurima increfcunt elegantes & magne conche, plerumque palmam longe & late inftar femi-rotunde fiftule, qu hifce radicibus adeo firmiter adcrefcunt, utope uftis a cortice feparanda (int. Tabula Septuagefima Prima Mangii Candelarii ~xhibet truncum, quove modo tam ex hoc quam cx i fis ramis radices fuas terre infigat, per quas he arbores denfam formant filvam , & quam maxime mul- tiplicantur,, Tabus gefpreid, en voor bet meefte deel geduurig in * Ech Jtaande, met de takken zo digt op "t KA dat men geen land kan zien; alwaar ik inpa[fant moet waar/chou- wen; dat die rivier, daar alle onze Jcbeepen naar d Ooft verzeylende , baar drink-water balen > een [teen d de zap voerd, en dierbalven tot bet drinken zo Kier niet zyn kan, hoewel er weinige tot nog toe opgelet bebe ben; een bewys bier van kont gy zien aan de dikke Wor. telen van de naafte boomen aan die rivier Staande dewel. ke men voor fleenen aanziet, maar zo gy daar op klopt de buytenfte jcbor(je in ftukken breekt, zult gy binnen, bout vinden; en deze fieene korfte zult gy ook over de wortelen van deze Mangi Mangi vinden, die bykans een roer-fchoot van die rivier af, en met beurten drog fiaan, met diergelyken fleenigen zap zyn insgelyks beu zwangert eenige rivieren in Amboina, met namen Ayer Gooro Goroe, aan de Noord-zyde van den Amboin- Jcben inbam, daar de Jcheepen ook baar drink-water ba. len. Dit water zoude men konnen verbeteren > als ’top- gekookt. wierd, of dat men op ieder vaatje een Jcbeutje Azyn goot, waar door de fteenige materie ftraks op de grond zoude gepracipiteert werden. Gebruyk. Yun dit bout kan men niets bebben tot time merbout bequaam, om dat bet zo kromen quaftig is, daar en tegen geeft 't goed brand-bout , evenwel’t vuur zo ligt niet vattende, als °t voorfchreven Lalary hout. Zom- mige Chinezen branden er ook finits-koolen af. Zo kam men ook uyt de dikfle wortelen ankers maken > tot gemee- ne vaartuigen, die ruym twee jaren konnen dueren, Hier nioet ik mede aanroeren een zeldzaame manier , in de Moluccos en andere Eylanden te zien, alwaar de an- kers van bout, en de booten van fleen gemaakt werden, regt tegens 't Europiaanjche gebruik. De boeyen werden gemaakt , zeg ik, van een zoort dryffteenen, die de brandende bergen in deze Eylanden meer, als te veel, in t gemeen met groote ftukken wytwerpen. Boven is gezegt , dat de France Hiflorie Rocheforty van de Antillis cap. 8. se $ den boom Paretiwier, . va[Jcbende op flrand en moeraffige plaatzen, wiens tak- ken van alle kanten lange fleelen na de aarde fcbieten, dewelke daar inwortelen, een verwerd Sie: makende s wesbalven de Inwoonders vun die kant bares Eylands een vyandelyke-invallen verwagten; en de wilde Vere pas mäken zonder vreeze bare neften daar onder: Ook zoude men met de fcbor[fe des flams * leer konnen taanen en toebereyden. Dit is ongetwyffelt ons Mangium arcua- tum, en van die vruchten [cbynt Oviedus ook geproeft te bebben , van dewelke by die buyk-pyn gekregen beeft s loco fupra citato Cap. 55, van Oviedo Mangle ge: naamt; want de vrucbt van dit Mangium Candelarium werd niet ligt by deze Inlanders gegeten , buyten bongers noot , en dan nog by gebrek van de voorgaande vruchten. Ik beb er evenwel de Hoeamohelefen, of Inwoonders van kleen Ceram nog zien toebereiden en kdoken met Ca- lappus-melk en Catjang , en by baar zonder letzel eeten; doch verklaarden , dat bet een koft was, voor een Euro- ` pifche maag niet dienftig , dewylze te zeer drukt, en zwaar te verdouwen is. Deze zoorte vind men ook langs de wilde kufi Guiana, wiens wortelen met zo booge bogen fiaan, dat een man pas aan 't opperfte raken kan, met vruchten als Trom- mel-ftokken, en een root bert van binnen, zommige ge- duurig , zommige met beurten in ’t water fiaandes zynde de wortelen be alen met Oefters en kraalfteenen, en de gemeene naam aldaar is Mangro, welke boomen wat dieper in het land flaan, zyn veel booger en regter, ’t welk miflcbien ons Mangium celfum is. Op gelyke manier «va[fcben bier ook in Amboina, op Manipa en Kelang, aan de wortelen van de eerfte em deze vierde zoorte veele fchoone en groote Oeflers met een band lang, en breed, als een balf-ronde pype, aan de wortelenzo vaft gegroeyt, dat menze met een [tok van de fchorfJe moet afflaan, De een- en feventig fle Plaat Vertoont een Stam van het Mangium Candelarium, en hoe deze boom zyn wortels zo wel uyt den ftam als uyt de tak- ken in de aarde {chiet , waar door dezelve tot digte Bos», (Chen groeyen en vermeerdert werden. A = De IV. Boek. LXII Hofi. AMBOINSCH KRUYDBOER. m Tabula Septuagefima Secunda Ramum exhibet Mangii Candelari folis, fleribus , ac fructi- bus onuftum. A. Fru&um denotat maori forma. B, Eundem repreefentat fructum progerminantem ; quo modo nempe radices ex ejus apice emittat ac folia prorumpant "ea ex parte, qua petiolo & arbori fuit junctus, QB.SER'VA.T.IO. Hec eft Pee-Candel H. Malab. part. 6. Tab. 34. xm De twee-en feventig fle Plaat Vertoont een Tak van de Kaarrdragende Mangi-Boom met zyn bladen, bloemen „en vruchten beladen. A. Wyft aan de vrucht in 't groot, B. Dezelfde vrucht uytfpruytende, komende de wortelen uyt deszelfs /pits te vooren, en de bladeren uyt dat deel, dat aan de feel geftaan heeft, t : AANMERKING Dit is de Pee-Candel van de Hortus Malab. in het zesde deel Tab, 34. verbeeldt: CAPUT SEXAGESIMUM SE CHN ER ne Mangium Cafeolare. Brappat. Ecunda Mangiorum claffis forma € modo crefcens di a prioribus diverfa in album & rubrum dividi- tur, quz fimul hoc in capite defcribemus, ` Primo. Brappat alba crafla , finuofa, & vafta eft arbor inftar Quercus, talique rugofo & fiffo obdu&a cor- tice, fimilesque gerens incurvos & extenfos ramos. Ejus truncus plerumque viro craffior eft, ubi vero EN fimul juntti obcurrunt, hi altiores, reCtiores, & graciliores funt, uti & ipforum rami. Ejus folia ab omnium antecedentium foliis diffe- runt, qua funt lata, fubrotuńda , aliquando vero oblongo -acuminata inftar illorum Metrofideros vel Alni, quatuor pollices longa, ac paulo minus lata, craffa, glabra, & fragitia inftar illorum Portulaca, nullas notabiles gerentia coltas, excepto quod ner: vus medius: ab utraque protuberet parte, faporis pe- nitus fali.. Bina fibi cruciatim obponuntur fed rara funt, bina enim ternave. tantum paria rotundis infi- dent ramulis, qualia in Metrofidero obfervantur, que in una eademque arbore diverfe penitus funt magni- tudinis & forma. = Flores primo ingentia viridia funt capita, bina ter- nave fimul provenientia, & craflis infidentia petiolis , que fefe in coronam aperiunt ex fex, feptem, & oćto viridibus apicibus feu radiis compofitam. Ho- rum centrum repletum eft longis , rećtis , & albis. fta- minibus , antheras fufcas gerentibus , quorum medium feu piftillum longiffimum eft, viride capitulum gerens. Si flos rite fit apertus, omnia hee decidunt ftamina, excepto medio , quod viridi inponitur bafi, ex quo fructus excrefcit, tumque hec radiata corona haud male lampadem refert turunda repletam , unde & hzc fpecies Malaice hoc cognomen accepit. Fru&us rotundum eft pomum , fed planum & com- prefum inftar minoris cafei , quac in fummo lon- gum gerit filum loco umbilici,fed nunquam decidit; eft autem palmam latum , externe glabrum, & glau- cum, ac licet fit maturum , diu ex arbore dependet ` cum ifta coronula, tumque aperitur inftar difci ra- diati: fubftantia ejus interna eft ficca, alba, & gra- nulofa, fine ullo notabili fapore vel odore , excepto quod fit adftringens & acidula. Ejus nuclei funt an- gulofi ac fragmenta referunt feu apices dentium, quibus maxima Wale repletur pars, Externum trunci fignum eft molle & album, ac enfim interne magis indurefcit , craffasque gerit fi- as, nodofumque eft & lentum, atque ex albo in ruffum tendit colorem, fed ficcum cinereum eft, in- que aqua marina durabile. Hec arbor nullas ferpen- tiformes profert radices , uti precedentes fpeeies , ex- cepto quod inferior trunci pars plurimos gerat ma- E nodos inftar fedilium , totum porro folum circa nC arborem ad magnam etiam diftantiam obfeffum eft innumeris ereétis & acuminatis cornibus , fpitha- man vel pedem circiter longis fupra terram eleva- "85. adeoque fibi adunatis, ut vix pedis interftisium I - LXU HOOFDSTUK, De Kaasvormige Mangi - Boom, H: tweede geflagt of Clafis van Mangi Mangis, in gedaante en manier van waffen van de voorgaande vry wat ver/cbiliende „is verdeelt in witteenroode zoorte, die wy te zamen in dit Kapittel begrypen zullen. Eerfielyk: ^t witte Brappat is een dikke bogtige en ge- zette boom, als een Eyke-boom ‚ook met diergelyke ruyge en geborftene fchorfJe , en diergelyke kromme en uyige- breyde takken. Den flam is in 't gemeen dikker dan een man omvademen kan, maar daar ze digt by malkander Staan , zyn de flammen booger , regter , en ranker , gelyk 00k de takken. De bladeren ver/cbillen van alle de voorgaande , want deze zjn breed en rondacbtig , zommige met een rondé Spits , en wat langwerpiger , die van "t Yzerbout of onze (re gelykende; vier duymen lang, en wat minder breed , dik, glad Jen breek faam , als de Porceleyn ‚zonder merkelyke ribhen , bebalven dat de middel-zenuwe te we- derzyden wytfteekt, gant/ch ziltig van fmaak. Zy ftaan met twee tegens malkander „en regt in "t kruys , dog wei- nig in "t geial, met twee en drie paren aan ronde rys= kens , ge yk men ook aan °t Yzerbout ziet, en verfchillen onder Mulkunder w grootte en gedagnie aan een en des zelfde boom, Het bloeizel zyn eerft groote groene knoppen, twee a drie by malkander ftaande , op dikke fteelen , die bun ope- nen in een kroontje, Van zes, zeven,en agt groene fir zen of ftraalen gemaakt, Het binnenfte is digt, wytge- vuld met lange, regte, en witte draden, met graauwe noppen, waar onder de middelfte dë langfte is, met een roen knopje. Als de bloem ter degen geopent is „zo val- a deze draden allegaar wyt, bebalven de middelfte , die op een groen beuveltje [laat , daar uyt de vrucht werd; en als dan lykt dit gefternt kroontje niet SC een lam- pe, daar een wiek in fleekt, waar van zoorte in % Maleyts ook bygenaamt is. De vrucht is een ronden appel , dog plat gedrukt, als een band-kaasken , met een lange draat boven op ‚inplaats van de navel, die nooit afvalt, een bant breed, van buy- ten glad en zec-groen , al iffe rypy lang aan den boom en "t voornoemde kroontje bangende , ”t welk zig als dan opend als een gefternt broodje. Binnen is een drooge , witte , em korlige fubftantie, zonder merkelyke reuk of fmaak, bes bajven dat ze is zamentrekkend en zuurachtig. De koris zyn boekig , en gelyken ftukken of ftompen van tanden, 't meefte deel des mergs vervullende. = Buytenfte bout des flams is week en wit, allengs kens na binnen word "t barder , grofdradig , warrig , en taay, uyt den witten na "t roffe trekkende , dog graauw beftervende , en dit is durabel in zee-water. Dezen boom beeft geen flangevormige wortelen , gelyk de voorgaande zoorte , bebalven aan de onderfte [tam veel grooter knoeften of koppen, als Baelen, Voorts is den gebeelen grond niet alleen om deze boomen, maar ook een groote /patie var buyten, rondom bezet met ontelbaare regte toegefpitfie hoorns omtrent een {pan of een voet lang bovenge aar en zo digt aan malkander , dat men qualyk eem voet tuf- feben beide zetten kan. Digt rondom den ftam ur 112 relinquatur: Prope truncum rara vel nulla funt, fed ad unius alteriusve ulna fpatlum incipiunt, quoque magis ab arbore remota funt , inque aqua locantur , eo majora funt : Multi putant acuminata hec cornua pe- culiares effe plantas, nil commune cum arbore ha- bentes. Alii vero radicum effe furculos , fed utra- que fententia quodammodo erronea eft. hum enim nunquam in confpećtum veniant nifi circa hanc arborem, hinc cum ipfa participant, & ab ea quafi derivantur. „Craflarum radicum furculos non elle ex eo conftat, quod prope arborem, übi he ra- dices excrefcunt, non obcurrant. Si itaque effodiantur: fequenti fefe obferunt modo: Circa faxofum depu- ratumque folum undique inveniuntur brachium vel pedem craffa, fupra acuminata fimpliciter , vel in binos apices definentia, ad fefquipedalem longitudinem , ali- quando etiam binos pedes longa funt, inferius angu- a etiam fünt, fed in apicem non definunt. Circa ipforum medium.plurimas emittunt transverfales fi- bras , externe fpongiofa carne obdućtas , atque per 1p- forum medium lentus decurrit nervus. Harum fibra- rum craffiffime cum proximis bifidis cornibus conjun- guntur , atque hec cráffis arboris radicibus inplańtan- tur. Si jam ifte fibre diffecentur & circumagantur , acuminata hec cornua diffolvuntur & eradicantur, gu binorum cum dimidio immo trium pedum longt tudinem habent; atque animalium offa referunt. . Cortex ipforum exterior eft lignófus glaber, vifei colorem gerens, nee ultra calamum craffüs; interna autem illorum fubftantia eft fungofa, ficca, lenta, & leviffima , fuberi fimillima, cujus loco etiam adhiberi oteít , fed ejus medium plerumque excavatum eft, juniora hzc cornua pedibus facile in partes conminui poflunt, vetufta. vero: neutiquam , immo ne quidem confringi. Secundo, Brappat Rubra foliorum & trunci forma haud multum differt a precedenti , excepto quod hec fpecies flagella emittat, & incurva fit ad mali altitu- . diein , fed plerumque humilior eft. Ejus ramuli non funt rotundi , fed quadrati & quafi alati , ita ut oras ge- rant acutas: Hisce folia infident cruciata & obpofita, fed pauco numero, plerumque fubrotunda vel parum acuminata, quatuor digitos lata & longa, craffa , pin- guia , nec venulas notabiles exhibentia inftar Por- 3ulücit zę nn à ; Flos ex fex crafiis © firmis componitur radiis; prt= mo crateriformibus , hujus medium repletum eft eraf: fiusculis.& longis ftaminibus eleganter rubentibus, antheras Cinereas ac reniformes gerentibas; omnino inftar Jambofz floris , nullum fpirans odorem. Inter iftos radios alia fex eminent petala lingue-formia, eundemque gerentia colorem , atque in medio longus erigitur ftilus capitulum viride fuftinens, plano infidens tuberculo, ex quo fructus formatur uti in preceden- te, acque omnia fimul decidunt ftamina, fi flos magis expandatur. ` Fru&us eft fimilis priori, inftar plani nempe cafei, fed craffior ,'pomumque magis referens, viridis pe- nitus , licet fit maturus , longumque iftum apicem fer- vans; fubftantia autem ejus interna eft granulofa & farinacea , odorem coloremque cafei vetuftioris adeo referens, ut eundem effe quis putaret , qui odoretiam a pratereuntibus arborem obfervatur , fi maturi ex ipfa dependeant fructus. Quum pomulum hoc decidit, reftans pericarpium optime -refert ftellam fex radios emittentem. Lignum eft utı precedentis, ipfaque etiam arbor circa fefe ifta cornua profert bifida, fed rariora , őz breviora quam circa precedentem. Flores menfe Octobri in confpectum veniunt, illi vero albz fpeciei Augufto & Septembri: Sponte ve- ro crefcit in arenofis & paludofis locis, non prope li- tus, fed juxta ripas majorum fluminum, fepe etiam prope edes plantatur ab iis, qui cjus fructus expe- tunt. ; Prima vero fpecies ubique in planis crefcit litori- bus, ubi folum eft durum axofumque nec cenofum aut paludofum, quod viciffim aqua marina obtegitur & denudatur , ita ut mari in altum elevato inferior trunci pars ,atque ifta cornua aqua obtegantur: Ipfius craffioribus ramis alie increfcunt plante parafiticz , qua naturam habent falfam , atque ex ipforum crafliore cortice HERBARII AMBOINENSIS LielV.cap.Lxit weinig of niet, maar omtrent een vadem beginnenze , en boe verder datze van den boom af eni "t water ftaan, boe grooter zy werden. Veele geloven dat deze fplits-boorns een byzonder gewas zy, met den boom geen gemeenfchap bebbende: Andere, dat bet uyt. ` Jpruytzels aan de wortelen zyn zin welke beyde meyninge of twee daar af eenig abuys /cbuylt. Want om datze nooit gexien worden, of dezen boom moet daar omtrent zyn, 20 moetenze daar van afkomflig zyn Uyt/pruytzels van de regte dikke wortelen, zyn t 00% niet .. want als dan moeft men ze naaft den boom, daar de dikfte wortelen zyn, meeft vinden. ln 't graven dan be- vind men ze aldus: Rondom de fteenige grond opgeruymt zymde , iet men ze in de midden ruym een arm of been dik , van daar na boven toe in een of twee fpitzen toelog- pende, in de lengte van een en een half en twee woeten beneden loopenze ook [mal toe , dog in geen fpits. Omtrent de midden bebbenze over-dwers veele dikke vezelingen van buyten met een [pongieus vleefch omgeven , in de mid- den met een taaye zenuwe. De dikfte dezer vezelingen hangen met die van de naafte /plits-boorns , alle aan mał. kander vaft , en de laatfte aan de dikke wortelen des booms: Nu met ert waggelen en doorkappen der voor. [chreve vezelingen , maakt men deze jplits-boorns los, em trektze zo uyt; die dan twee en een half , en drie voeten lang zyn, gelykende éen Jcbonk van een Bei. . Buyten bebbenze een boutagtige fcbor(fe, glad, lyme verwig, en niet boven een fchaft dik; binnen een vooze, drooge, taaye, en zeer ligte fubftantie , den kork zeer ge- Iyk, «vaar voor men ze ook gebruyken kan, doch gemee- nelyk met een kleene holligbeid in de midden. De junge Jplits-boorns kan men gemakkelyk met de voet in ftukken ooten , maar de oude geenfints , ja ook niet breeken. Ten tweeden: De kooda Brappat ver/child aan ge- daante van [tam en bladeren niet veel van de voorgaande, bebalven dat deze zoorte ranker opfcbiet, en wat krom, in de boogte van een appel - boom, doch gemeenlyk laager. De takjes zyn niet rond , maar vierkant , met eenige aan- waffinge, als vleugeltjes gezoomt , zo dat *t feberpe kans ten werden; daar aan ftaan de bladeren regt in t krwys tegen malkanderen , dog weinig in °t getal, meeft rond, opeen weinig toegefpitft , vier vingers breed en lang , dik, “vet, en zonder merkelyke adertjes als de Porceleyn., De bloem beftaat uyt zes dikke en [tyve ftraalen, eerft beekers-gewys geopent; 't binnenfle is digt uytgevult met lange en dikachtige draaden , boog rooze-rood , met graauw- achtige en niere-vormige noppen, t'eenemaal als ^t Fam boes-bloeyzel en zonder reuk: Tujfcben de ftralen ziet men nog andere zes blaadjes , als tongetjes , uytfleken , van de. zelfde koleur , en in de midden een lange draat, met een groen nopje op een vlak beuveltje, waar uyt de vrucht wert, gelyk aan "t voorgaande, vallende alle de draden teffens uyt , als baar de bloem wat wyder opent. De vrucht is als aan voorgaande, te weten als een plat kaasken , dog wat dikker „en een appel gelyker gras- groen alis ze ryp, de bovengemelde lange fpits bebouden- de , binnen met een korlige en meelacbtige fubftantie , van. reuk en verwe de pot-kaas zo gelyk , dat men 't daar voor zoude aanzien; 'welken reuk men ook gewaar wert » als. men dezen boom voorbygaat, en daar rype vruchten aan bangen. Wanneer ’t appeltje afvalt. zo gelykt 't geftraal- de bordje daar ’t op ftaat, zeer wel een Sterre met zes fpitzen. - Het bout is als aan ’t voorgaande, en den boom beeft ook fplits-boorns om zig, doch weiniger , en korter dan de voorgaande. we; De bloemen ziet men in October , doch die van't witte in Auguftus en September. "t Waft van zelfs in zandige en moeraffige plaatzen , niet digt op ftrand , maar langs de ‘kanten van de groote rivieren, en wert ook zomty by de buyzen geplant van die geene , die fmaak in zyne * vruchten bebben. ` i Maar de eerfie zoórt waft over al op vlakke Stranden, daar een barde fteenachtige grond is, zonder flyk of moe- ras, en vant zee water met beurten bedekt en ontbloot wert, xo dat met boog water 't onderfte van den m en zyne [plits-boorens bedekt worden: Op zyne dikke à ken waffen veel andere planten, die ziltig van aard zyn» en baar voctzel uyt zyne dikke fcbor[fe trekken, Zen zT SE SE EEE GG WY, A UM) U AE SS SS SS SS == NINY N AN NS N EN WSS NN HAN WZ KŻ G Ka z = = A es e Po; Ze === EE TL EEE 2 eri ZE T LT = a TES = SE SS a SE E N NW N YA A T SS ZZ, Z N NU NN N N NU SUN ANY UN UN AM D N NS NU W OM) N A N AH an / WAM DN HH feiii OU AMI 1/2777, MU WIM) / n, Wy WW, YW Wi N U mt NIN N D N N N N N N ON SS % A = CME EEE EEE ga Z RAD E AN GN EN SSS q 707 fy qu 2 Y . 7 D is 4 SR | A GLE SPL LLL. EE , JETT J: IRL == ZĘ EA SS SES E E SE == EI = ZO EZR = I 4 R NIK ` NIN 27 A LIA 27 — GE => > TAL ESSE AE SEES — SS ES SN ZA eae: TZ 77 WEGE SIIT SEE _ \ NN qur I Y N GRU ES RR U SNU UD NAD ÁS =: BSS ÁS SS A XQ EN = EE, NN IE SEHE EEE GEF pum pz — maoro N = H , — — M ZEE DAN deih A W N D z awe XII LLL IA z. 22 Lee Se > va LÁ LLL ELN = BE : ZT SE S 22 A 2 SE SE TG INN AN ` MN NEN NN NIN IN \ IN NN Ww Ip NN N IN N IN M NN N N INN INN INY NN NS IR EN NN INN jm EN K NN NN den NN Wi NY INN N NU NN NN N N N N NN N NR NY Ni IN (NN u d v R H MN INN DV NEN NY INN IHN WIN HEN N A N W i N N N N A \ N i i i W À IN IN n H IN IN IN IN H N NI N N 4 A 2 Fan 7, EIS DP lm = = K W % eg = m. VA = brin A ed m. w Ki BR SS = AEE W N Z IV Bock. LXII Hoofif. AMBOINSCH KRUYDBOEK. m3 cortice nutrimentum fuum hauriunt, uti plures funt Tangreci fpecies, & pulcherrima Dryopteris fpecies, qua fplendentia & firma gerit folia. Nomen. Latine Mangium Cafeolare , quod dividitur in Album & Rubrum ab cafeiformi fructuum forma. Malaice Brappat & Mangi Mangi Padomara, exlam- pado-formi florum forma: | Quidam hanc etiam vo- cant arborem Bako, quod nomen cum precedenti commune eft. Ternatice Pofi Polk. Amboinice Wac- cat & Waüt, In Leytimora Watta cum cognomine femper albi vel rubri. Baleyice Brappa. Ejus fructus cafeiformes fpecialiter Boa Rembang vocantur. Pro- minentia ifta cornua circa arborem hanc propullantia Belgice nos vocamus Splits-Hoorns feu Subulas , quum plerumque bifida fint. Malaice & Amboinice Songa & Sula, h. e. Murices Re&i. Arbor ipfa Javanice & Ma- caffarice vocatur Pitada & Patada. ` s Locus. Plurimum nota eft hec arbor in Moluccis & adjacentibus infulis , quum he duriora & magis faxofa gerant litora quam infula occidentales, atque ubi femel hec arbor progerminat, vix iterum eradi- canda eft, ejusque femi-putridz radices tum & exfic- cate & dure in litoribus, inter faxa que prorepunt ; er multos etiam annos inveniuntur, uti id videri us Hative, & Halonge, ubi intra oćtuoginta an- norum fpatium nulle Brappat arbores progerminant, ipfarumque tamen radices fuperflue in confpectum veniunt. Ufus. Albe feu prime fpeciei lignum ufitatiffimum eft ad navium exftrućtionem, ex quo coftz , navium- qum fulcra formantur, ac prefertim ex naturalibus arboris curvis ramis: Non tantum durabile eft in aqua marina, fed etiam ifta valet virtute , quod non facile findatur , clavosque firmiter retineat : Secunde fpeciei fructus a vulgo eduntur, plerumque crudi, quod fingulari. delećtatur ipforum fapore ad cafeum adcedente fimulque auftero. Fungofüm cornu rom n rum lignum in aqua ebullitums it 61001104 | hum it endarir nr ett Varias res loco füberis, ad muftricolas nempe., ampullarumque opercula, fed non ita intumefcit aut firmiter clauditur ac fuber. : Malaienfes & Macaffarenfes tenera utriusque fpeciei omedunt folia ad pifces & Bocáffan, uti & matu- dos fru&us, fi mollefcant ; crudos, & in partes diffe- &os, in hisce vero infulis alba fpeciei fructus non eduntur, 4 Rubre fpeciei femi-apertum fumunt florem, ejus. que rubra undique deprimunt ftamina cum binis ba- cellis s" que cruciatim per viride transfigunt piftil- lum, ne iterum erigantur ftamina, hunc ad capitis ornamentum gerunt, atque aurifices hujus fpecimen imitantur ad capillorum ornamenta. In mfula Dammea harum arborum fpecies obcur- rit cum alba conveniens , fed rotundiora & pinguiora gerens folia, que plerumque aquam adtingunt , ac tempore in pifciculos degenerant latos, qui Smarides vocantur, de quibus ulterius vide Hiftoriam meam Animalium fub titulo Pifcium arboreorum. - Utriusque fpeciei fruétus pifcibus etiam incoquun- tur „in partes diffeéti & cum iis comefti, fed jus ipfo- rum nigrefcit. _In Adpendice hec adduntur. Mangium cafeolare rubrum ‚in Amboina pro e oftium fluvii Elephantis crefcens , plerumque frutefcit , trun- cumque gerit vix cruris craffitiem habehtem , cujus ra- muli acuti admodum & quadrati funt, bina véro ipforuni latera latiora fünt binis aliis. Ejus folia funt magis oblonga quam arborefcentis fpeciei d wir polticés longa, tres lata, fuperius fubrotunda , & quatuor fimul obliquam formantia crucem. è Anno 1691. menfe Aprili in hoc frutice magna de- tecta füit Eruca, Vitis Eruce haud diflimilis , coloris pallide viridis, ejusque dorfum tenuiffimis fetis hit- tum erat „ac binis verrucis notatum , quibus longiores infiftebant pili, ad ejus vero latera flavos gerit cir- culos juxta artuum numerum. Ejus corpus in fep- tem divifum eft artus , quorum tres anteriores fex ha- nt breves & acuminatos pedes , quibus fuum peragit Tom. III. opus, pore ab utraque Caftelli Viétorie parte, in litori- ` daar zyn veelderley zoorten van Tangrecum, en de Jcboone zoorte van Dryopteris, met /tyve en glimmende bladeren. Naam. In.’ Latyn Mangium Cafeolare , verdeelt in wit en rood, na de kagskens-vormige gedaante der vruch- ten. Op Maleyts Brappat en Mangi Mangi Padomara, na de lamp-vormige gedaante der bloemen. Zommige noemen took Bako, een naam met de voorige gemeen. Op Ternaats Poffi-Pofli. Amboinfcb Waccat en Wait. Op Leytimor Watta, altyd met den toenaam van wit en rood. Baleys Brappa. De kaaskens werden byzonderlyk Boa Rembang genaamt. De uytftekende boorens of kegels rondom den grond dezes booms , noemen «vy in ^t Duitfcb Splits- Hoorens , om datze meeft in twee fpitzen ge/pleeten zyn. Int Maleyts en Amboinfch Senge enSula, dat is Murices reéti, of regte voet - angels. Den boom biet op Favaans en Macafjaars Pitada en Patada. Plaats. Hy is meeft bekent in de Moluxe en omleggen- de Eylanden, om dat die barder en fteeniger ftranden bebben, dan om de Weft; daar by eens opkomt , is by qualyk uyt te roeyen, en ziet men de bloote wortelen balf vergaan, en uytgedroogt, doch nog bard , tuffchen de Steenen op ftrand kruypen, ook nog veele jaren, gelyk onder anderen te zien is te weerzyden van " Kafteel Vittoria, op de flranden van Hative en Halong , daar ruym in geen taebentig jaaren Brappat-boomen geftaan bebben, en men nocbtans de wortelen ziet. Gebruik. °t Hout wan de eerfle of witte zoorte iszeer pri tot den fcheeps-bouw , om ribben en krom- outen daar van te maken, uyt deszelfs kromme takken , daar uyt men dan de matuurlyke kromte maar cen woor- geftelt model kan bakken. Het is niet alleen durabel in zee-water, maar heeft ook die Eer bet niet ligt Jplyt , en defpykers vrouwelyk boud. De vruchten van tweede zoorte werden van 't gemeene volkje gegeeten , en ww MEET Tonan, hobhonde vermaak in den pot-kazigen Jmaak , dte ook vry wat wrang is. Het vooze bout van de wig in water eens opgekookt , dat: die ziltig- beid daar uyt komt, is ook bequaam tot veele dingen, in plaats van kork, als tot deeften van Snyders en Schoen- makers, tot ftopzels van bottels, doch zy willen zo wel niet fwellen en toezuygen als kork. De Maleyers en Maccaffaren eeten de jonge bladeren van beyde zoorten raauw tot vifch en Bocaffan, als mede de rype vruchten als ze even beginnen week te werden], raauw.en in lukken gefneden ; maar in deze Eylanden eet men de vruchten van 't witte geflagt niet. Van 't roode geflagt nemenze de half ontlookene blóem, drukken de roode draadjes rondom neer ‚met twee boutjes kruysweegs door ^t middelfte groene boorentje geftreken , dat zy niet weder opryzen ; dit dragenze dan tot eem cieraatsop "t hooft. En de Gout/meden nemen ook bet fat- zoen daar van om bayrfiekers daar na te maken - Op ’t Eyland Damme beeft men een zoorte van deze boomen; met de witte zoorte meeft overeenkomende, dog met ronder en vetter bladeren, die meeft doorgaans’t wa- ter taaken, en met er tyd in kleene breede vifchjes ver- anderen , diergelyke men Smarides noemt, waar van ziet breeder in myn Hiftor. Animalium, onder den ti- tel van Pifces arborei. De vruchten van beyde zoorten werden ook by vilfchen gekookt , in flukjes ge/neden zynde , en daar na gegeten , doch xy maken ’t zap daar van f'wart. Dit wert in het Byvoegzel daar by gedaan. Mangium Cafeolare Rubrum , op Amboina by den uytgang van de rivier de Olyphant groeyende , n meeft een ftruyk met een [lam , niet boven een been dik, waar dan de ryskens zeer Jcberp en vierkantig zyn, doch twee zyden zyn veel breeder als de twee andere. De bla- deren zyn langwerpiger dan aan de boomachtige zoorte, 5. duymen lang , en 3. breed , van voren mede rond toelo- pende, en met bun vieren een fcbuyns kruys makende. Anno 1691. in April beeft men op deze ftruyk een vote rupze gevonden , de wyńgaarts-rupze niet ongelyk, Tigt-gróen van coleur, op de rugge met Jane bayrtjes , bezet met nog twee wratten , waar op lange bayren fłaan , en aan de zyde beeft by geele oogjes, na “¿fetal der lee- den. Het lichaam is in 7. leeden verdeelt, de drie voorfte hebben 6. korte en toege/pitfle pootjes , waar mede by ett, vi vier agterfte bebben 8. pooten, dewelke Stomp zy m HERBARIIAMBOINENSIS LiberIV. cap. LXIL opus , quatuor pofteriores octo pedibus inftructi funt obtufis inftar Elephantis pedum, quibus fefe in ramis fuftinet, Corporis pars poítica bifida eft , quam ramis obvolvit, atque hic vermis tam copiofe ibi in- venitur, ut cuncta ramorum & ramulorum folia de- cerpat: Quumque ad digiti longitudinem & craffi- tiem excreverit , cellulam feu folliculum format ma- gnitudine pruni coerulei, externe albefcentem & gla- brum, cujus extremum ramo & dorfum proximo ne- &itur folio, in quo fefe abfcondit inftar vermis Se- rici. Poft aliquot dies folliculus hic fefe aperit , at- que papilio exit, quum in hac cellula tenuis confpi- citur membranula , qua aurelius fuit obvolutus, inter quam membranulam & exteriorem corticem lanugi- nofa locatur fubftantia, que, quantum videtur, Pa- pilioni obtegumento fuit. Exterior vero cortex feu folliculus ipfe congeries videtur unius & continui fili, fique noftrates incole artem callerent illud tractandi vel preparandi, fubti- lia filamenta ex ifto nere poflent, uti in Bengala id fit ex Teflero , cum quo hi folliculi multum con- veniunt, quam ob rationem illos delineare curavi: Eruca folliculo inciufa bina ternave proxima arboris folia ita contrahere poteft , fuoque nectere folliculo, ui iis penitus obtegatur & quali abfcondatur. Fol- liculos, quibus aurelia inclufa eft , nere poflumus, fi fuperius fili incrementum bacello nectatur , ac fol- liculus prius humectetur , tum circumvolvendo to- tum facile fubfequitur filum, donec adeo tenue fit, ut rumpatur, tumque connectendum eft, ac tam diu circumvolvi oportet, donec totus exterior folliculus fit evolutus, reftante tenui pellicula, cui aurelia eft inclufa. Poftquam tales folliculos per trium feptimanarum fpatium fervaveram , tam ex devoluto quam ex in- tegro papilio exit, qui ex pulcherrimis & maximis erat, quos unquam confpexi , qui ad fuperiorem cor- poris partem fefe demordens aperit fimulque tê- cum flavefcentis ferici floccum educit , atque hoc femper per noctem peragit; plurimz vero aurelie , multum manibus tractat: , emortuz funt, nec papilio- nem producunt. Ejus corpus eft, uti reliquorum papilionum , coloris fquallide flavi , binosque digiti articulos longum , ad caput vero bina gerit cornicu- Ja plumacea, coloris aurantii: Quatuor magnas ha- bet alas, quarum bine exteriores maxime funt di- gitum circiter longe, coloris aurantii , fed ftria trans- verfalis. purpurea per illas decurrit , atque quevis ala in ejus medio oculum-quafi gerit feneftratum, qui Circulo purpureo circumductus eft & inftar vitri pellucidus. ` Per hora tantum fpatium in dias luminis oras e- miffus erat hic papilio, & ftatim coepit ova deponere lurima coloris fquallide albentis , magnitudine feminis aparum , ex plano rotunda: Folliculi congeries inftar ferici albet, atque ad viginti vel viginti quinque ul- nas extendi poteft , congeries vero Bengalenfium folliculorum flavefcit. | Hinc patet, quam ob rationem divulgatum fit, Ben- galenfe fericum , quod Gingang vocatur, ex arboris cortice fabricari , hi enim folliculi adeo artificiofe cum pediculo connexo ex arboris ramulis dependent, ut ejuraret quis ipfos arboris effe fructus. Uti Chi- zurgus quidam ex Bengala adveniens pro certo mihi afferere volebat , veros effe fructus, quos ipfe ex arbore decerpferat, qua in opinione ego cum multis aliis tam diu fuimus, donec folliculum talem diffe- cantes aureliam mortuam inveniremus: Folliculi, ex quibus papiliones exierunt , inepti funt nendo, filum: enim ipforum breviter disrumpitur. : Folliculi autem Bengalenfes , uti ditum eft, nigri- cant, vel terreftrem habent colorem, Amboinenfes vero fquallide albicantes atque majores, nemo vero hucusque in Amboina mihi obvenit , qui auderet texturam quandam fabricare. Ab ifto memorato TefJero differt Mogta, quibusdam Moock vocata, que vile prebet fericum , quod neéti- tur ex folliculis , quos vermis fericeus perforavit , atque hoc in Tunquin apud Sinenfes Samungi vel Samoegi vocatur , ex-quo forte pannus vilis Baas di- ¿tus fabricamur. * Tabula zyn, als Olypbants voeten, waar mede by op de t Ber zit. Het agterfte des lyfs is in twee ren welk by om de takken flaat, deeze worm vind men als dan zo overvloedig , dat by alle de bladeren der takkenen ryskens afeet : Daar na een vinger lang en dik geworden zynde, maakt by een buysken of fpinzel, in de grootię van een blaauwe pruym, vuyl-wit en effen van buyten met het eene eynd om de takken, en met de rugge aan bet naafte blad vaft, waar in by zig verbergt als een zyde- «worm. Na zekere dagen opent zig bet buysken, en daar komt een Kapel uyt , wanneer men in dit buysken een dun vliesken vind, waar in het poppetje gelegen beeft, tu/Jen welk vliesken en de buyten[le fchor(]e leyd een Wolachtige Jubftantie , dewelke, zo tfchynt , bet Poppetje tot een Coopeers verftrekt beeft. ` De buytenfte fcborffe of 't buysken fchynt een fpinzel te zyn van een doorgaande draat ; en indien onze ja lan- ders de kenni[Je badden daar mede om te gaau, zoudenze wel ligt een fyn gaaren konnen fpinnen , als men in Ben- galen met Teller doet , waar mede deze buyskens zeer wel overeenkomen; om welke reden ik ze ook daar by beb la: ten teykenen. De Rupze in baar buysken kan de twee à 3. naafte bladeren des booms zodanig t’zamentrekken, en om baar buysken vaft maken, datze daar mede bedekt en verborgen legt. De buyskens , daar de worm of poppe nog inis, kan men fpinnen, als men "t bovenfte beginzel van den draat om een ftokje vaft maakt; bet buyskenalvorens wat nat gemaakt zynde , 20 volgt in °t draayen al gaande weg, den draat, tot dat by dun wert en zomtyds af- breekt , dan moet men bem wederom aanknopen , em zo draayende raakt bet gebeele buysken af , overfchietende een dun velleken, daar in bet tonnetje legt. Na dat ik deze buyskens omtrent 3. weeken bewaart badde , zo is zo wel wyć bet afge/ponnene , als wyt bet heele, een Schoenlapper gekomen „een van de [choonfte em grootfle , die ik ooit gezien heb, by ’t bovenfte lyf zig los eei met eenen een vlok geelachtige zyde met zig uyt- voerende, en Qu es vow sitnd by t, doch de meefte pobpetjes , die men veel bandelt ,biyvendaod son daar komt miets wyt. Het lyf is als een andere Schoenlapper, van coleur vuyl-geel, twee leeden van een vinger lang; aan "t booft beeft by twee boorntjes als veertjes , oranje van coleur. Hy beeft vier groote vlerken , waar van de twee buyten[le de grootfte Syn, omtrent een vinger lang, van verwe oranje, doch over-dwers loopt een purpere Jireeps ieder vlerk beeft in de midden een rond oogje als een ven Serie, omgeven met een purpere kring , doorfchynent als glas. Hy was geen uur in de weerelt geweeft „of begon een, deel eyers te leggen , vuyl-wit van coleur , van grootte als een raap-zaat , plat, rond van gedaante, "t Spinzel is wit als zyde, en men kan van een buysken wel 20. a 25. vademen krygen, maar ’t./pinzel van de Bengaalze wor- den als geelachtig. Hier uyt blykt dan, waarom men uytgeftrooyt heeft, dat de Bengaalze ftoffe, Gingang Dese van boom-baje zoude gemaakt werden, want deze buyskens bangen 20 aardig met een ge/ponne fteel aan de takskens der boomen, dat men fweeren zoude bet waren de vruchten van den boom ; gelyk zeker Chirurgyn wyt Bengalen komende, Bandoak aan my verklaarde , dat bet vruchten waren, die by zelfs van den boom geplukt badde , in welke mee ninge ik nevens veele Omftanders ook bleven tot dat wy *er een openden , en bet doode tonnetjein vonden. De buys- kens daar den uyl uytgevlogen is, zyn onbequaam om te Jpinnen , want de draat breekt te kort af. De Bengaalze buyskens dam zyn, als pm y wart” achtig of aardverwig , maar de Amboinfcbe vuyl-wit en wat grooter , doch is tot nog toe in Amboina niemand gt- diet > die onderftaan wilde een geweef daar vyt te maaken. Van °t voorfchreven Telfer verfchild bet Mogta, by zommige Moock genaamt, welk às een flegte zyde , Et” Jponnen, van buyzen „die den zyde-worm doorboort beefts dit wert in Tunquin, en by de Chineezen Samungl A Samoegi genaamt , waar uyt. mifJcbien de Jlegie ou Baas genaamt > gemaakt werden, * De “Tab, LXXII. Zeg, 115 - ÄIS TT 4 52 LL Zë 7 RN U UN N E IR KO: > RMON RR NY SKIN SSS SS JEŻE EE R, = m TETÄÄN - ZA 4 Zi PLI > = = = TÁ GM, PAM ER R | Pag. 115 . NIN IN NERY W ŚĆ E 2272 0402 ttp E mmt NN N NS RRR A SÍ NUN U N U NK N IV. Boek. LXIII Hoofiff. AMBOINSCH KRUYDBOEK. ny Tabula Septuagefima "Tertia Ramum exhibet Mangii Cafeolaris albi. Ubi Litt. A. ejus fruitum denotat, Tabula Septuagefima Quaria Ramum exhibet Mangii Cafeolaris rubri, Tabula Septuagefima Quinta Ramum exhibet Mangii Cafeolaris rubri, ` In quo ad Litt, A, Eruca Amboinenfis magna confpiciturs B. Vero ipfam denotat fo/Zculo inclufam. C. Folliculus apertus cit. D. Vero Papilio eft ex precedenti Eraca generatus, E. E. Fohiculus eft Eruce Bengalenfis Teffer vocate. . OBS ERVA ELE ‚Hec elt Blatti H. Malab.*part, 3. Tab. 40. vel faltem "jus fpecies, uti ex figurarum comparationepatet , & a Rumphio fupra etiam adnotatum eft. — nd CAPUT SEXAGESIMUM "TERTIUM Mangium album. Caju Api Api: gionum varietatem varias exhibens fpecies feu varietates, vulgarem vero ac communem ejus formam defcribemus, que in Amboina obfervatur; “a qua relique haud multum difcrepant: Hzc itaque humilis eft arbor , qua aliquando tantum frutefcit. Tronc) cortex glaber eft & cinereus; Folia vero cum prima'conveniünt fpecie, fed funt breviora , ér fubrotunda, oblongam referentia ligulam , excepto quod juniora in obtufum definant apicem, quatuor & quinque pollices longa, binos digitos lata, inter- funt vero quzdam adeo brevia & acuta, ut Salvi fo- “Jia referant, fuperne intenfe viridia & glabra, inferre * gilva & cinerea, ad tactuni mollia , acfi lanuginofa effent, funtque craffa , pinguia , paucisque toftis per- texta, faporis falfi cum parva amaritie. E Bina plerumque fibi invicem obponuntur, vel Ib- co alterius novus ibi progerminat ramulus. Flores pufillis in racemis fimul excrefcunt fquallide alben- tes, longa gerentes ftamina. Fructus gemini & bi- gemini fimul dependent magnitudine biobulorum , plani, parumque incurvi, inftar femi-Lunz, vel in- ftar juniorum Nam- Nam fructuum , in brevem dutum- que definentes apicem , qui femper ad concavam ex- tenditur partem , exterius autem funt lanuginofi & equales, ex gilvo-& viridi mixti colore, tenui ob- ducti pellicula , que digito facile feparari poteft , fub hac nucleus reconditur eandem gerens formam , ex- terius fufcam , interne albicantem , feu pallide viren- tem, quz fefe in quatuor explicat foliola inftar li- belli, inque medio obcludit album quafi, penicillum Goflypii turundam referens, qua ab utraqué parte bina emittit foliola, & exteriori nećtitur petiolo. ': . In Macaffara & Occidentalibus infulis hec arbor adeo wafta eft, ut vir vix eam comple&i poffit, ejus quoque fructus ibi multo funt majores, inftar femi- pres nempe Nam-Nam fructus , vel inftar illorum itorei Catti Catti, ejusdem ceterum forme , quatuor quinqueve fimul dependentes : Ejus nucleus in tot quoque fefe aperit foliola, ibique multum ad cibum Expetitur. ulgaris trunci lignum albicat , molle eft, fungofum, ique transverfim cedatur, ex meris compofitum vi- detur circulis inftar Muf ftipitis, fed multo arétio- Tom. III, . ribus: a Kine Mangi Mangi genus eft album, juxta re- De drie- eń zeventig fle Plaat Vertoont een Tak van het Mangium Cafeolare album. ofts de witte Kaasdragende Gare “sea A R Alwaar Lett. A; deszelfs vrucht aanwyft, De vier- en zéventigfle Plaat Vertoont een Tak van het Mangium C, lare rubr de roode Kaasdragende Mame Beem nome vs De vyf- en zeventig fle Plaat Vertoont een Tak van de roode Kaasdragende Mangie-Boom. Waar op by Lett. A. gezien wert de groofe Amboinfche Rupze, die op deze Boom aaft. B. Wylt aan dezelve in zyn huysje toegefponnen. C. Vertoont het open huysje. D. Is de Kapel, die uyt de Rupze voortkomt. E. E. Zyn buysjes van den Bengaalfche Rupze , Teffer genaamt. AANMERKING. Dit is de B/ztfi van de Hortas Malab. part: 3. Tab. 40. ofte ten minfte daar cen medezoorte van , zo als hit de ver- Schung der Figuren blykt, en van Rumphius boven ook aane gemerkt is, IM. HOOFDSTUK, De witte Mangi- Boom. Et derde geflagt van 't dr Mangi is 't witté s H na de verfeveydenbeid der Eylanden eenige veran- dering vertonende; dog w zullen de gemeene ge- daante befcbryven , die men in Amboina ziet, waar vän de andere niet veel afwyken. Albier dan is "t een lagen boom, die zomtyds een firwyk blyft. De fchorffe des lams is ligt-graauw en even, De bla- deren komen met "t eerfte geflagt overeen , dog zyn korter ‚en van vooren rond , een langwerpige leepel gelykende , bebal- wen dat de jónge een ftompe Jpits bebben, vier en vyf dwymen lang, en twee vingers breed, dog daar loopen "er bok onder zo kort en fpits, datze de zaly-bladeren ge- Iyken, boten boog-groen en Blad, van onderen vaal en witachtig, zagi in "t GN als of ze wollig waren, dik, vet, en met weinige ribben door-regen, van fmaak ziltig , met een kleené bitterheid. = Zy Jtaan gemeenlyk twee en twee tegen malkander A d plaats van ’t tweede een nieuw taksken bebbende, De bloemen komen voort op korte trosjes by malkander , zyn vuyl-wit, met lange draadjes voorzien. De vruchten bangen twee en vier by malkander ‚in de grootte van dub- beltjes, plat, en een weinig Jcbeef ; als een halve maan, of gelyk de jonge vruchten-van Nam-Nam , met een kort en bard fpitsje voor aan, "t welk altyd na de bolle zyde ziet; buyten zynze mede wolachtig en even, uyt den vaalen en groenen gemengt, met een dun velleken bedekt, ^t welk men met de vinger ligt aforyven kan: Daar om: der leyd een beeft van bet zelfde fatzoen , buyten bruyn, binnen witachtig , of ligt-groen > die zig in vier blaadjes, als een boekje, opend, en in de midden verborgen boud een wit quaftje, als een propje van Catoen , te weerzyden twee blaadjes’ bebbende, em * is aan de buytenfte feel vaft. 6 Macaffar en de Weftelyke Eylanden ‚werd dezen boom zo groot dat bem pas een man omvatten kan, De vruchten zyn aldaar ook veel grooter, te weten als een balf waffen Nam - Nam, of als de vruchten van Brand Catti Catti , anders van bet zelfde fatzoen , en vier en vyf by malkander bangende. De korl laat zig ook in 20 veel blaadjes deelen, en werd aldaar veel tot de koft pezogt. 't Hout van de gemeene [lammen i$ wit, week, voos; en als men 't dwers over kapt, zo fcbynt 't van enkelde circulen gemaakt te zyn, gelyk een Pifang -ftronk, do E vet 16 HERBARII AMBOINENSIS LiberIV. cap. LXI ribus: Per longitudinem diffetum, longas exhibet venas inftar Pinaftri, fique viride fit, fuccofum eft, fed cito exficcatur ac leve eft, ac facillime ignem concipit , quem vaporans fovet, nec exftinguitur, nifi totum in cineres converfum. Si ha arbores fc- nefcant & craffefcant, intus cor gerunt fufcum feu nigricans inftar Canawe , fed non craffius eft pollice, circumje&tum vero lignum cruris craffitiem gerit , fatis- que durum eft, & quam maxime durabile, unde & in quibusdam infulis ad zdium poftes adhibetur. Binz proprie hujus arboris obcurrunt fpecies, fo- liis excernaque forma fibi fimiles , nigra nempe , cujus lignum cinereum eft, & alba lignum gerens album, utrumque vero nigrum habet cor , atque arborum trun- ci vetufti interius concavi funt, ultimumque tantum- modo lignum foco infervit, licet fit viride. Nomen. Latine, Mangium album ab albo foliorum colore. Malaice Mangi Mangi Poeti fed proprie Caju Api Api, be Lignum Igniarium ab ejus ulu. Ma- caflarice Pepe Pepe, in Cerama Afi Afi, que utraque nomina eandem cum pracêdenti habent fignificatio- hem. Amboinice Watta Cumban & Cuban, ach quis diceret Mangi Mangi florentem , quum certis anni temporibus plurimis onufta fit arbor floribus. Locus. In planis crefcit litoribus, non inter altas Mangi Mangi. arbores , fed fola , .ubi ficcum eft fo- Jum, parvisque mixtum lapillis, plerumque ad flumi- num oftia & poft Mangium fruticans. Invenitur vero in Amboina, Cerama , Boerone, Celebe, & parvis ante Javam infulis. U/us. Hoc lignum nil peculiare exhibet tignis , fed foco potiflimum intervir aa ignem alendum & con- fervandum , qui tarde fovendus eft, quod apud no- ftrates fit per cefpites & funem igniarium ; hoclignum flammam etiam concipit, D per ventum fufcitetur , op- timum itaque eft trans mare navigantibus, Javanique illud vendunt hisce in fafciculos conligatum , Amboi- nenfibus enim ejus ufus fere ignotus eft. Macaffarenfes corpus fuum diu hisce fructibus nu- triunt, fi Oryza nimis duro conftet pretio, fufcum enim ab extetiore corticé , & interna lanugine depura- tum fumunt nucleum,illumque aque incoguunt, & loco oryzz edunt cum aliis cibis: Alii infuper ipfum per no&em in aqua macerant pura, ut ipfius aufteri- tas magis tollatur , quam tamen non otfinino amittit. Amboinenfium vero fructus quum nimis pufilli , huic operi-inepti funt, unde & hunc non norunt ufum. Ex vetuftorum truncörum ligno , quod, uti di- Cum eft, fufcum & duriuseulum eft, Javani & Ma- caffarenfes non tantum parvos formant poftes , fed etiam Oryze moles & machinas, fruftum enim eli- gunt fefquipedalem vel binas ulnas longum , in cujus centro longum formant canalem ; ab utraque ejus ora fovéam excavant, in longo ifto canali Oryzam con- tundunt paleis inclufam, in rotundis veto iftis foveis ipfum pady feu oryze granum, ut ab exteriore glu- ma feparetur , hoc enim lignum huic operi optime in- fervit, quum acutis fuis filamentis facillime glumam desquamet. Nigrum vetuftorum truncorum cor cum aqua fu- ra porphyritim contritum , ac fronti inlinitum Cepha- bd tollit ex frigore ortam, quum primo cutim arum exurat , fed fenfim frigus ac materiam flatu- entam expellit. "Tabula Septuagefima Sexta Ramum exhibet Manzi; albi. Ubi Litt. A. Corymbum floriferum majori exprimit forma: B. Vero fructum integrum, CAPUT veel digter : In de lengte gekapt of gezaagt , vertoont bet lange aderen , gelyk °t Vuuren- bout, groen xynde is * zappig , maar wert baaft droog en ligt, ontfangt *touur zeer baaft, dat ’t al fmeulende voed, en niet uytgaat tot dat t ganfch in affche vervalt. Als deze boomen dik en oud werden, zo gewinnenze van binnen een brwyń Jwartachtig bert, gelyk Canawa , dog niet dikker dan een duym, maar "t omleggende bout in de dikte van een dye, werd redelyk bard, dat zeer durabel is „en in zom- mige Eylanden tot ftylen van buyzen gebruykt wert, en beeft eygentlyk twee zoorten bier van, aan blas deren en wytertyke gedaante malkanderen gelyk; bet Jwarte , wiens bout graauwachtig is, en bet avitte met een Wit bout, dog beyde met een [wart bert, en de flam men in den ouderdom bol , bet laatfte wert alleen tot brand. bout gebruykt, al is 't nog groen. — m Naam. Jn ’t Latyn Mangium Album, van de witte ` gedaante der bladeren. Op Maleyts Mangi Mangi Poeti dog eygentlyk Caju Api Api, dat is Lignum igniarium van zyn gebruyk. Op Maca/Jers Pepe Pepesop Cerams Afi Affi, beyde van dezelfde beduydenis met de voorgaande; Op Amboinfcb Watta Cumban en Cuban „als of men zey- de bloem-Mangi Mangi, om dat "t op zekere tyden van t jaar zeer vol bloemen bangi. laats. Het waft op vlakke ftranden, niet onder de hooge Mangi Mangis , . maar alleen, en. daar 't droog is, met kleyne fieenen gemengt, gemeenlyk by den uytgang der rivieren , en agter °t Mangium fruticans. Menivind bet in Amboina, Ceram, Boero , Celebes ; en de kleyne Eylanden voor Fava. ; ; . Gebruik. Van dit hout ban men niet zonderlings beb- ben tot timmeren bequaam, maar het dient meeft om vuur daar mede tę bouden, dat langfaam fmooken zal; gelyk de onze met turf en londt doen ; doch van dit “bout kan men ook vlammen krygen , als men daar in blaaft ; ^t is dierbalven zeer beguaam voor de zeevarende, en de Far vanen verkopen "t aan dezelve met bondeltjes ‚want by de Amboinezen is zyn gebruik meeft onbekent. De Macaffaren konnen ’t lyf lang opbouden met deze vruchten ‚als de ryft duur is „want xy nemen de bruyne heeft van de buytenfte Jebel, en "t binnenfte Cattoen ge- zuyvert, kooken bem op in water , en eeten bem aldus im ` plaats van ryfi tot andere Jpyze: „Andere weeken bem daarenboven nog een nacht in ver/ch water , om de wrang- beid nog meer uyt te trekken „ die zy evenwel nog niet teenemaal verlieft. De Amboin/cbe vruchten , als te kleen, „zyn bier toe onbequaam , dies zy van dat gebruyk niet weten, Uyt bet bout van de oude flammen , dat als. s brwyn en bardacbtig begint te werden , maken de wE: en Macaffaren niet alleen kleyne ftylen, maar ook baare ryft-blokken , want zy nemen een ftuk ‚ anderbalfen twee vademen lang , in wiens midden zy een lange geute ma- GN en aan elk eynde een rode kuyl; in de lange. geut ampenze de ryft , die nog aan zyn ftroo is, im deronde kuylen [Lampenze de Pady of ryft, graauw, om dezelve van de buytenfte bolfter te ontledigen, want dit bout is daar toe zeer bequaam „om dat ^t met zyne fcberpe draden zeer. ligt de bolfter afneemt. ES ‚ Het [warte bert uyt de oude flammen met water op een fieen gewreven, en op °t voorbooft gefmeert, geneeft de hoof tpyn „die uyt windrigheid komt, eerft een weinig op de buyd brandende, dog allengskens verminderende , em met eenen de winden uyttrekkende. 3 De zes- en zeventig [le Plaat Vertoont een Tak van de witte Mangie-Boom. e Alwaar Lett. A. de bloem-tros in grooter gedaante vertoont. B. De vracht in zyn geheel, LXIV. Z 7 N Z A UN NY i” GE Sg Tab. LXXVI. LL NOT N SS OR INS == ` N (o) ANS 4 L Zil N "n E, W M YA Hy === EEN A VY oO W N NW S SNC A N N S&S SAK VAY NU R W NUN NU N N N NNN U ^, Hj RU U UND A N U N W N EE MAU EL NN Ab SO NL <= 4 SU OBN OS MARES A z a / SSE = Tis SSS : ; ; ; ; 7 RIINI KN / = ND KIN = RR AU - OOO NIN Z NID N NSN man MA RRS la N UE \\ NN NN Ye, 7 „NU A N LLL LE YA KY YA K YLÄ Sez z L ZZ 272 >> li ji YA Mo 7 A MENN KN, DO IH 777 SE Hp == THE, = YA GG 2777 7 77. A \ DEE ` U POZA | ` W NAN GLEE, WS \ ODA BN S U W LE em SNA N AEE Ea NUDE DEE N TA. D» NN === io k Z ÅSA = = A VAN ARY W Fe E SSyy/ NN NN N NU AN = AM RU N N N » 4 Pag. 116. Zom. HI. IV. Bock, LXIV. Hofi. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 17 CAPUT SEXAGESIMUM QUARTUM. Mangium fruticans corniculatum. Brappat Kitsjil. quod in binas dividitur fpecies, quarum prima eft Mangium corniculatum , altera Caryopbylloi- der, quas utrasque in peculiari defcribemus capite; Q wo: Mangi Mangi claflis eft Mangium fruticans; Primo itaque Mangium corniculatum frutex eft, ad binorum hominum altıtudinem excrefcens, varios e- mittens truncos pedem craffos, qui vero plerumque humiliores funt, plurimos furculos & virgulta emit- tentes. : Fjus folia proxime conveniunt cum antecedente Mangio albo, funt vero minora, a tribus ad quatuor & quinque pollices longa, binos digitos lata, fubro- tunda, inferne anguftata inftar cochlearis , inferius vero non lanuginofa , uti in precedenti , oris deorfum inflexis, funt porro itidem crafla, glabra, paucisque venulis notata; ac fibi obpofita & quodammodo cru- ciata, fed plerumque inordinata ; faporis falfi. Ex foliorum geniculis capitula propullulant rugofa petiolis infidentia, que in flores fefe aperiunt, ho- rum vero quivis petiolo infidet tenui, pollicem lon- go, ac finguli hi inferius ad geniculum conjunguntur, primo autem capitula nac D acuminata que in flofculos fefe aperiunt alhos, ex.quinque firinis pera. dis conftantes , femper retrorfum flexis, atque in ho- rum centro quinque crafliufcyla locantur ftamina, inquoram medio longus erigitur ftilus. Ipforum odor eft gratus inftar illorum Bonga Tanjong, magis vero ad litoream adcedens fpeciem , atque hoc totum flo- riferum caput fimul fimplicem refert florem , illum mempe “Serueni , qui cum capitulo fuo fimul abrumpi poteft, talia vero florum capitula feu congeries ple- gumque ‘bine fimul «ex fingulo progerminant genicu- lo, ex quavis nempe foliorum ala unica , hafce infe- (quuntur parve & incurve filique , binos tranfverfa- des digitos longe, calamum craffe & acuminate , imftar corniculorum incurvorum, feu minorum .Ele- «phantis dentium, que diu gläuci funt coloris, ac de- in ruffi feu boetici , harum medulla eft viridis inftar ‘convoluti folioli , quivis vero flofculus tale producit corniculum, ita ut filique he fimul in capitulum firit congeftz rotundum , que demum decidunt & dehi- fcunt, quumque viridis ipfarum fubftantia terram tan- git, radiculas emittit , novamque producit arbufculam; Inferioris trunci cortex rugofus eft & fiffus, inftar «exterorum Mangi Mangi, fi rior vero glaber ett & qualis: Ejus lignum eft molle, album, velparum ad ruffum adcedens colorem, fuccofum, fed non ful- phureo repletum fücco, unde nec ita facile ardet, ac verum Mangium: Radices ex fibrillis fuis cornua ifta quoque emittunt bifida, qualia Brappat, fed mi: nora & magis vaga. Abrupti flores per aliquot dies fuum fervant odorem, totumque odore fuo replent cubiculum, immo ufque in vigefimum diem hic per- cipitur quodammodo , quod. cum Banza Tanjong ip- fis commune eft: Sub initium' Septembris flores pro- ducunt, fed non certum obfervant tempus: In faxo- fis & planis crefcit hzc arbor litoribus, que parvis nempe conftant filicibus, & que mare viciflim trans- fluit y nunquam vero in ficca terra, quin mare ad alia fefe deflexerit loca, ac plerumque inter & circa Brap- pat; ambe enim hz arbores unum expetunt folum. e | . Arbufculz hujus foliis certa Limacum fpecies plu- viofis menfibus magna copia infidet inferne latas ac fuperne acuta inftar fubuli, unde & prudenter ha funt traêtande , contra ficcis menfibus aliquando al- a in hifce foliis confpicitur Eruca, formam gerens fubtiliter contriti falis, fed non adeo penetrantem abens faporem. Hujus arboris alia minor obcurrit parvifolia fpecies eu potius varietas, precedenti enim in omnibus fuis -Partibus fimilis eft, excepto quod minora gerat dx ja doch kleen en ydel. De afgebrookene LXIV. HOOFDSTUK De geboorende Mangi-Boom. H: vierde geflagt en Claflis van de Mangi Mangi; is °t Mangium fruticans , of ftru kachtige, ver- deelt in twee zoorten, als eer angium corni- culatum , ent tweede Caryophylloides , die wyieder een byzonder Capittel zullen geven. Eerftelyk: Mangium corniculatum is een ftruyk van twee mannen boog, met verfcheide flammen , van een been dik, op/chietende, sok in "t gemeen kleender , met veele gerten en ryskens zig wjtbreidende. De bladeren komen over een met bet naaft voorgaande Mangium album, doch zyn wat kleender , van drie tot vier en vyf duymen lang , entwee vingers breed , van voo- ren rond, en agter toe/mallende , gelyk eenlepeltje: van agteren niet wolachtig , gelyk de voorige, doch met de kanten wat nederwaarts gebogen, voorts zynze mede dik- achtig, glad, en met «veinige adertjes getekent , tegens malkander ftaande , eneenigzints int kruis , doch meeren- deels verwerd, ziltig aja, maré Uyt de leden by de bladeren komen eenige ruige knop- jes of fteelen woort , waar op de bloemen y Je yder een byzagder , dun , en een duym lang fleeltje, welke deett al te zamen vereenigt werden op de voorfchreven knop. Zy dragen eerft fpitze knopjes , die bunopenen in kleene witte bloempye>, van vyf ftyve blaadjes gemaakt me atvyd agterwaaris gebogen fiaan , binnen (aan vy witte draadjes, met nog een langer in de midden. Ha- ven reuk is lieffelyk, gelyk de Bonga Tanjong, doch ameer naden ftrand of Zee-zoort trekkende, en dit = de bolleken gelykt een enkelde bloeme , te weten, als een bloeme van Seruene, die men ook met bet knopje t'za- men kan afbreken, en zulke bolletjes ftaan pemeenelyk twee. aan yder lidt , of een uyt yder {choot der bladeren, daar volgen kleene kromme bouwen na, twee dwers-vin- gers lang , een fcbaft diken toegefpitft s als kromme boornt- jes, of Olypbants tandekens , langen tyd Zee-groen bly- ‘vende, daar na.ros of tanyt wordende, en in de midden een gras-groen merg , als een Uzamen gerold blaadje beb- bende , ieder bloempje pant een zulk Doorntje voort, 20 dat dezelve ook in een rond klompje of bolleken by malkan- der bangen , ten laatften afvallen , en berften; wanneer bet groene bert 't zand rakende worteltjes begint te [chie- ten, en een nieuw boompje voortbrengt; De fcbor[fe aan den onderften [tam is rúyg en geborftens gelyk andere Mangi Mangis, maar boven if: lad en effen. 't Hout is week, wit, of een weinig na den ros- 7. trekkende, vogtig, doch met geen zwavelig zap ver- vult, en daarom zo geern niet brandende, als ’t regte Mangi Mangi. De wortelen met bunne dunne vazelin- gen brengen ook fplits-boorns voort, gelyk de Brappat, emen bebouden eenige dagen baar geur, en vervullen met baren reuk een kamer , ja tot aan den twintigften dag kan men dezelve nog eenigfints daar aan be/peuren, "t welk zy met Bon- ga Tanjong gemeen bebben. Zy beginnen in September “te bloeyen, doch bouden geen precifen tyd. Het waft op fleenige en vlakke firanden , te weten, die van kleene key- Jteenen gemaakt zyn, en daat de Zee met beurten op en af fpoelt , maar nooit op °t drooge land, of de Zee moeft die plaats verlaten bebben, gemeenelyk tuffchen en om- trent de Brappat; want deze beyde eenerley grond ver- eificben. . Op de bladeren van dit boompje in de regen-maanden avoonen met boopen zeker flag kleene flekken , onder breed, en boven zo fpits als een el/Je, daarom menze voorzigtig moet bandelen , daar en tegen in de drooge moeffon ziet men zomtyds, een witte rype op deze bladeren, in de gedaante van fyn gewreven zout , doch zo fcberp niet van maak. d Dit gelag? beeft nog een kleenbladige zoorte, of veel meer verandering , want *t is bet voorgaande in alles ge- lyk, Be dat bet kleender bladeren beeft, twee en z 4 A ng HERBARII AMBOINENSIS LiberTV. cap. Lët binos cum dimidio & tres pollices longa , fed rotundi- ora & latiora quam prioris; ac quedam adeo parva fünt, ut majora Portulaca videantur elle folia, funt- que craffa, firma, ex nigro virentia: Flores glome- rati quogue funt ut antecedentis , uniformes cum pri- oribus , fed minores , & debiliorem fundentes odorem, capitulum, eui infident, in plura itidem fefe dividit capitula, & copiofiores ramis innafcuntur. Fructus incurve funt filicule inftar priorum , fed minores quoque: Truncus vero craflior eft & altior, finuofus admodum & incurvus, rugofo & nigro te&us cortice. Lignum magis ruffefcit, ac durius eft praecedenti. In planis creícit litoribus , ubi ingentes & rubri inve- niuntur filices , magisque vicina eft mari quam prz- cedens, ubi tamen folum viciffim denudatum eft: Octobri autem floret. Nomen. Latine Mangium fruticans primum & corni- culatum: Malaice Brappat Kitsjil, quod quidam Per- pat pronunciant, alii vero Mangi ST Kitsjil & Gigi Gadja, a fimilitudine fructus, uti fupra indica- tum eft. Macäflarice Untj Untj, a forma minorum Mute fructuum. Amboinice Tubu Tubu, Waät Kits- jil, & Wadi mabina, ubique enim unum idemque ge- rit plerumque nomen cum priori. In Bonoa Lamtas- fy vocatur , h: e. folium falfum feu falis , quum particu- le fepe quafi falinz in foliis confpiciantur. -: Locus. In omnibus hifce Orientalibüs. & Moluccis obcurrit infulis, ubi litora funt plana faxofaque ; ex rubris & fufcis filicibus compofita, qualia inter alia ora Hitoenfis exhibet. : U/us. Hoc lignum vulgari foci ligno non utile eft, uum adeo ente exficcetur, fed pinforibus in magnis urnis infervit, fi tantummodo parum fitexficcatum, uum diu ardeat: Globuli ifti floriferi a mulierculis fzpe ornamenti gratia capillie immettuntur, vel inftar Bonga Tanjong amuletis adligantur, atque huuc i« &- nem Java in foro proftant venales, non tamen lin- teis albis vel obclufis ciftis aut fcriniis funt includen- di, quia facile mucefeerent. Vulgus ipfius folia ad olus adhibet, crudaque cum Bocaflan eduntur. Hifce m arboribus quiefcunt per no&em gallinagi- nes, aliique volucres per litora decurrentes , qui altis non adfueti funt arboribus , ubi ab aucupibus fa- cillime capiuntur. retibus. jaculatoriis, que per no- Gem fupra has tendunt arbufculas, curam autem ge- rere debent, ne vivi effugiant, quum femel perterre- fa&ti non iterum ilłas inhabitent. - Decidui fufci- fru- &us magna copia per litus projeéti jacent, marifque itu & reditu longe lateque difperguntur , a quibus "pifces plurimi aluntur. Tabula Septuagefima Septima Ramum exhibet Mangü fruticantis corniculati, een half „en drie duymen lang , doch ronder dan de voorige , ettelyke. ook zo kleen, dat d WA celyn bladeren fchynen, dik ten ftyf , zwart-groen Ds bloemen ftaan in bolletjes by malkander , als aan't voor}. ge, van de zelffle gedgante, doch zyn kleender en Nap per van!reuk , 't knopje , daarze op [taan , verdeelt zig ook’ in meerder boofden , en [taan overvloediger aan dé takken De vruchten zyn kromme hoorntjes, als de voorige doch mede kleender ; De ftam daar en tegen is dikker en boo er zeer bogtig en krom, met een ruyge en zwarte Jcbor/Je be- kleet. "t Hout is ro[fer enbarder, dan't voorige ; "t wafe op vlakke firanden , daar groote en roode key-/teenen leg gens en nader aan de Zee, dan 't vooriges doch daar de grond met beurten ontbloot werd: en 't bloeid in October. Naam: In °t Latyn Mangium fruticans primum & corniculatum : Maleyts Brappat Kitsjil, °t welk zoma mige se) ce uyt/preeken, andere Mangi Mangi Kitsjil en Gigi Gadja, als na de gelykeniffe van de vrucht, als boven gezegt is. Op scada Untj Untj, nade gedaan- te van kleene Piffangen. Op Amboins Tubu Tubu Wait Kitsjil , en Waät mahina , want 't beeft meeft over al een en dezelffbe naam met "t voorgaande, Op Bonoa biet bet Lamtafly, dat is, Zout-blad, om dat men zomtyds iets na zout gelykende op de bladeren wind. +. Plaats: Men wind bet in alle deze Oofterfche en Mo- luxe Eilanden, daar vlakke fleenige ftranden zyn , van roode en bruyne Key-fleenen gemaakt, als onder andere de kuft van Hitoe beeft. ` . | CHE YR Gebruik. Dit bout dient tot geen ordinaris brand-bout in de keuken, om dat "t zolangzaam opdroogt, maar voor Bakkers in de groote ovens is "t goet , als? maur een wei- nig gedroo 545 Te Awe ci m: verbrand. d De bloeemurugende bollekens worden van de Vrouwkens zom- tyds tot cieraat im de baairen gedragen, of aan fnoeren geregen, als Bonga Tanjong, en tot dien eynde op Fa- va, op de markten. verkogt , men moetze echter in geen avit linnen of geflooten koffer: leggen , of xy zouden daar ligt vermuffen : De arme luyden gebruiken de bladeren ook tot moes-kruid , en raauw met Bocaffan gegeten. Op deze boompjes ruften de Snippen , en andere ftrands loopertjes, ’smagts ; die geen hooge boomen gewend zyn, daarze dan door de Vogelaars zeer ligt gevangen worden, met werp-netten, die zy by donkere nagt over deze boomp- jes Jlingeren, maar zy moeten toezien , dat "er niet vee ‚levende afkomen , en in ’t vangen geen groot geraas maa- ken, want eens fcbuw gemaakt zynde, zullen daar niet weder op komen. De afgevallene bruyne vruchten leg- gen met boopen langs de rand, en werden door * gety wyd en zyds gedreven, daar dan veele viffchen van lee ven. De feven- en feventig ffe Plaat Memorias een Tak van de heefterachtige gehoorende Mang- oom, LXV. Tab. LXXVII. N N mo s ll M N / Zom. JAL: IV Bock. LXV Hoofif. AMBOINSCH KRUYDBOEK. ug CAPUT SEXAGESIMUM DI EN TUM Mangium Caryopbylloides. Mangi Mangi Tsjencke. Ecunda hzc fpecies cognomen fuum gerit a Caryo- phyllis ob fructus formam , non autem unius eft nature , tres enim ejus obfervavi varietates. Prima eft arbuícula feu frutex , uno geminoque ex- furgens recto trunco inftar Abietis, ve juniorum Ca- ophyllorum. Ejus cortex rugofus eft & niger, uti reliquorum Mangiorum. Folia cum illis Mangii celfi conveniunt, fed breviora funt, glaberrima, pinguia, & fplendentia, non venofa, & in ramulorum fummo plurima fimul conleéta: Ex alis ipforum brevis pro- germinat petiolus viridis, in tres alios fefe dividens petiolos 5 eege finguli in fummo fuftinent capitulum juniorem Caryophyllum feu Gajang referens, ex quo flos excrefcit florentem zmulans Caryophyllum, in- ferne nempe rotundus, ac fuperne in amplum defi- pens caput, in feptem oétove acumina diftinćtum , claviforme penitus. Intus octo adparent petala parva albida, fuperius bifida & parum rugofa, in quorum centro octo alia alba ftamina locata funt , fufcas antheras gerentia, gra- tum fundentia odorem, perfecte inftar florentis Ca- ophylli.--Poft florum lapfum otto ifti apices fefe magis dilatant ac virefcunt , ipforumque collum craf- . fius evadit inftar Anthophyllorum , hi vero fructus va funt breviores & craffiores vulgaribus Caryo- hyllis. Ex hujus capitis centro verus progerminat Fruits calamum craflus, inferiore autem parte te- nuior, ac quinque pollices longus, minorem refe- rens candelam ceraceam: Hic autem fuperiore fua parte terram adtingens , radiculos ibi emittit, atque exinferiore parte foliola profert, uti in cunctis Man- "orum furculis: Ejus lignum fimile eft reliquorum angiorum lignis, fed multo levius eft & fungofius. Nomen Latine Mangium Caryopbylloides: Malaice Mingi Mangi Tsjencke: Amboinice Waccat feu Wattą Bubulawan, & Watta mabina. Locus. Raro invenitur. ac fhecialiter antum, cre- fcit in Hitoes ora, in Titore eytetto , & in Lana. = “Altera hujus generis fpecies in paludofis crefcit lo- cis finus Amboinenfis , prefertim-circa Bagualam , mi. nora gerens folia precedenti, digitum nempe longa, in fübroturidum apicem definentia, plerumque bifida, & inregulari locantur ordine in lignofis petiolis, funt- que craffa, glabra, nec venofa, Fruétus Caryophyllis fimiles funt , fed ipforum venter craffior eft & fuperius acuminatus, coloris viridis, non autem cruciatim locantur uti Caryophyl- li, fed unus fuper alterum. Lignum penetrantem fpirat paludofum odorem, atque in omnibus fuis partibus minor videtur fpecies feu varietas effe praecedentis. Tertia autem fpecies magis ab illa diverfa eft, non altior enim eft frutice, folia autem non funt cruciata, fed majora & latiora precedenti, & fubrotunda quo- que funt, inferius autem pallidiora , magisque - albent precedenti, venis quoque deftituta inftar fo- liorum Mangii albi: In ramulorum fummo circa cau- les in orbem excrefcunt capitula brevibus parvisque iolis infidentia, quz in flofculos fefe aperiunt al- DOS , in quatuor apices definentes, vix vifibiles , hofce infequuntur fruétus pufilli Piperis grana referentes , ed magis oblongi & acuminati, & per longitudinem ati, duri, fufci, intufque ficca & alba repleti me- dulla. Frućtus hi racemofi dependent coronulam formantes ad quodvis foliorum par, per tria quatuor- ve ftrata fupra fefe invicem, facile autem decidunt, uum maturefcant: Hee arbufcula non ita ingratum ndit odorem ac pracedens, altior enim crefcit in ficca terra: Utreque he unum idemque cum prece- «aH gerunt nomen, omnes vero he tres non emit- nt cornua ifta bifida, quum in mollibus ac palu. dofis crefcant folis. Ufus, LXV. HOOFDSTUK. De Nagelvormige Mangi - Boom. D tweede zoorte heeft baar toenaam van de Gariof- fel-Nagelen om de gedaante des wruchts, docu by is niet van eenderlei aart, waar van ik driederlei veranderingen aangemerkt bebbe. De eerfte is een boompe je of firuyk, met een of twee regte [tammen opfcbietende , als fparren, ofte jonge Nagel-boomen. De fchorffe is ruyg en zwart, gelyk aan de andere Mangi Mangis. De bladeren gelyken die van't Mangium Celfum , doch zy zyn korter „zeer glad , vet „en glimmende , zonder adertjes, aan "t wytterfte der ryskens veele by malkander geboopt , uyt baar {choot komt een korte fteel, groen, en die zig tn drie andere boofd@@verdeelt , waar van yder gelykt een jong Nageltje of Gajgang , waar wyt ook een bloem werdts teenemaal een bloeyende Nagel gelyk, te weten, van onderen rond, en boven met een breed boofdeken in seven a acht fpitzen geopent, als een fpykertje. Binnen ziet men acht kleene en witte blaadjes, voor in tween gekloven, en wat baairig , en in de midden nog acht andere witte draatjes , met bruyne noppen, van een goeden reuk , regt als een bloeyende Nagel; Nat af- wallen van "t bloeizel breyden baar de sili Jpitzen nog meer uyt, worden groender, en 't balsken begint een dik- ken buyk te krygen , rege als de Moer-nagelen, doch de- ze uguchten zyn altyd korter en dikker dan de gemeene Nagelen. Uyt de midden van dezen knop groeid eerft de regte vrucht, in de dikte van een fcbaft , Gen agter dun- der, en vyf duymen lang , een kleen wafch-kaarsken elyk: Deze met 't voor fie eyndt de aarde gerakende, cbiet van daar wortelen , regt zig op, en uyt bet agter- fte komen de blaadjes voort, gelyk aan alle Mangi Man- gis Keren Het bout is gelyk aan andere Mangi Mangi, doch veel ligter en voozer. Naam. /n 't. Latyn Mangium Caryophylloides: % Maleyts en Mangi Tsjencki. Op Amboins accat of Watta Buhulawan, en Watta Mahina, Plaats. Het rd zelden, gevonden , en in t byzonder avaft ^t op de ult van Hitoe, op de ftrana van Key- tetto, en in de Laha. De tweede zoorte van ’t geflagt , waft in de moeraffige >> van den Amboin/chen inbam , met namen omtrent aguala , met kleender bladeren dan 't voorgaande, te weten een vinger lang , voor met een ronde fpits , die ge- meenelyk in tween gekloven is, en zy ftaan zonder ordre aan de boutachtige [beelen , dik, glad, en zonder aderen. De vruchten zyn gelyk nagelen, dog de buyk is wat dikker en na vooren toegefpitft , groen van verwe, zy Baan ook niet in "t kruys gelyk de nagelen, maar boven malkander. Het bout beeft een fterken moeraffigen reuk , en inalle manieren [chynt bet maar een kleene verandering te zyn van de voorgaande zoorte. Maar de derde verfchilt daar meer van, want by wert wel mede niet grooter als een beefler , maar de bladeren ftaan niet in °t krwys tegen malkander, zyn grooter en breeder dan 't voorige , en bebben mede een ronde [pits ; onder zynze wat witter of bleeker dan de voorige, mede zonder aderen, bykans als de bladeren van wit Mangi Mangi. Aan "t uytterfte der ryskens groeyen rondom den ‚Steel in een kransje op korte [teeltjes , kleene knopjes, en daar uyt worden zeer kleene witte bloempjes , in vier fpitzen verdeelt die men even bekennen kan; daar op vol- gen kleene vruchten als peper - korls, maar langwerpig toegefpitft, en langs beenen geftreept, bard, en bruyn, binnen met een droog en wit merg. Deze vruchten ban- gen in trosjes by malkander , en maken een kransje by yder paar bladeren, tot drie a vier na vooren toe, doeb vallen de vruchten ligt af, alsze ryp zyn. Dit gewafch beeft zo geen vuylen reuk als "t voorige „want "t waft wat booger op ^t drooge landt. Beyde bebbenze een naam met de eerfte zoorte , en alle drie gevenzegeen fplits-boor nem, datze op weeke em moeraffige gronden wajjen. Gebruik. po HERBARII AMBOINENSIS Liber IV, cap, LXV] Ufus. Lignum nulli operi infervit nifi foco & pifto- ve ia : quum femi-ficcum fit: Inferior trunci pars inftar fuberis mollis & fungofa eft, atque ufur- patur, uti fupra de cornibus bifidis fuit indicatum ad retium nempe fuftentacula. Tabula Septuagefima Ollava Ramum exhibet Mangii Caryopbylloidis , , Ubi Litt, A. Ejus fruttum majori reprefentat forma. Gebruik. °t Hout dient tot niets, als gentoo: branden in Bakkers ovens , als ’t balf droog i Flat = derfte van den ftam is meeft zo week en voos als kork on. wert gebruykt als boven van de fplits-boorns geze rM tot Clompons of Pbompons aan de netten, a De acht-en-feventig fle. Plant Vertoont een Tak van de Kruytmagel-gelykende Mangie-Bami: ` Alwaar Lett. A. deszelfs vrucht in grooter gedaante vertens CAPUT SEXAGESIMUM SEX TEM. Mangium Ferreum. VRaccat Beffi. Uinta Mangii clafis mixtamiigerit formam ex Waccat & Myrto compofitam, qua a cunétis | M—jnfuper aquofis arboribus adeo differt , ut pecu- liare conftituere videatur genus: Ejus truncus pedis & ad fummum cruris craffitiem habet , plerumque in- curvus, inregularis, & decumbens, nigro , duro , ru- gofoque admodum obductus cortice „ qui traćtari ne- quit, quin dolorem adferat. , Rami fefe mox dividunt in plures breves & duros ramulos , fimili obduétos cortice. Folia arétiffime őz plurima fimul locantur , Portulace minoris folia refe- rentia, vix digiti articulum longa , plurima autem horum non majora funt ungue, quzdam fubrotun- da, quedam in obtufum apicem definentia, nof ta- men adeo crafla: inftar illorum Portulace , ex cine- reo viridia, ad tactum mollia, faporis falfi. Poft foliorum congeriem folitaria excrefcunt capi- túla, femi-adultorum Caryophyllorum formam refe- rentia, fed craffiora, breviora, & in planum capitu- lum definentia, ex feptem oétoque apicibus formata, qui fefe aperientes florem caliculatum reprefentant. Flos ipfe ex feptem oétove parvis, albis, & rugo- fis conftat petalis, totidemque in centro ftaminibus, Alcannz florem, referens, fed inodorus. Poft floris Japfum eodem ex caliculo rotundum excrefcit tuber- a llorum capituli , totusque fruétus Myrti baccam phy : c refert; füb hocce- capitulo multa parva & fere trigo- na ac pallide fufca locantur femina. Lignum durifimum & graviffimum eft, ita ut pon- dete cum Ebeno certet, ac duritie vulgarem fuperet Metrofideram ; fubftantie folide, ex cinereo & fu- fco colore variegatum, cefu & fiffu difficile , quum fit penitus nodofum & intricatum , plurimisque refer- tum intricatis venis, unde & fortis requiritur fecuris ad hanc arborem cedendam, nihilominus tamen politum reddi ac elaborari poteft, elegantesque exhibet fub- tiles venas. In Occidentalibus infulis , Crimata nempe & Be. littona, ubi litora funt faxofa & fcopulofa, hec arbu- fcula aliquando in viri craflitiem excrefcit, non ta- men ad majorem quam quatuor vel quinque pedum altitudinem , atque mox in incurvos dividitur ramos, fi erecta fit hec arbor, elegans prebet lignum inter- num , ex nigro nempe & fufco ftriatum , quale in Am- boina non ita reperitur. In Macaffara ejus mas & femina obcurrit , atque marem mox defcripfimus, femina vero majora gerit folia, ac mollius lignum: Nullibi crefcit nifi in fco- pulofis litoribus, fique putetur in mera crefcere arc- na, fubtus tamen in folo corallina quafi faxa inve- niuntur, quibus radices fuas infigit. In nudis etiam reperitur rupibus, que aqua marina fzpius circum- date funt, fed tum in fruticem tantum excrefcit mi- nora & = cinerea producentem folia : Flores Octobri obfervantur, frućtus autem ejus diu ex ar- bore dependent. Nomen. Latine Mangium Ferreum. Malaice in Am- boina vocatur Waccat Bef, intellexi autem nomen verum Malaienfe effe Djendini 8, Caju Pukon. ln Java Caleronkon, Macaffarice Sentigi, Ternatice Tawawe & maar kleene flruyken, met kleender ep gryxe LXVL HOOFDSTUK, De Tzer Mangi-Boom, HË vyfde geflagt van de Mangi Mangi beeft en . gemengt wezen van Waccat en Myrten- boom = en daar en boven xo veel van alle voorgaaude Wa. ter-boomen ver/chillende, dat by een byzonder geflagt op zig zelfs fchynt te maken. De flam is een been, of op "t boog fle een dye dik, meeflendeel krom , ongefchikt , en leggende, bekleet met een fawartachtige, barde., en. zeer ruyge Schorffe, die men zonder zeer doen, niet handelen an. De takken verdeelen bun fcbielyk in veele korte en bar- de ryskens , met diergelyke fcbor(je bedekt, De bladeren Jtaan digt, en met bosjes'by malkander , en gelyken zeer wel die van kleyn Porceleyn, fcbaars een lidt van een vinger lang, de meefte niet grooter dan een nagel, zom- mige met een ftompe fpits, xo digt niet als die van Por. celeyn, graauw-groen s zagt in "t aantaften, en giltig van [maak. >, = gter de trosjes van de bladeren-komen enkelde kno woort ‚in gedaante van half volwaffene nagelen , dog dikker, korter , en met een platter boofdeken, van zeven en agt Spitzen gemaakt , die bum openende , vertonen, een kelkja met de bloem. , | ; De bloem beftaat mede in zeven a agt kleene , witte,en gerimpelde blaadjes , met evenveel draadjes in de midden; en gelykt wat na de bloemen van Alcanna, dog zonder St, Na "t afvallen der bloemen, groeyt op t zelfde wl 3 UM Ern. t ! dekzel segelyk de Cabeletten aan de nagelen, 51 e po vrucht gelykt als dan een Myrthe-befte. Onder de Cabe- letten jcbuylen veele kleene , en bykans driekante ligts bruyne zaden. ; ^t Hout is een van de hardfte en fwaarfte, die men vinden mag , xo dat "t in fwaarte met bet Ebbenbout ryd, en aan bardigbeid "t gemeene Yzerbout overtreft , digt van fubflantie ,wyt den graauwen en roffen gemengt, moeyelyk om te kappen en te kloven, om dat "t pin Y warrig, guaftig, en vol verwerde aderen is, daarom % een goede byl moet zyn „daar men dezen boom mede door- kapi, niet te min laat zig glad arbeyden, en vertoont ‚feboone fyne aderen. Op de Weftelyke Eylanden, met namen Crimata en Belitton, daar "t klippige firanden zyn , waft dit boompje zomtyds zo dik als een man, niet te min maar vier en vyf voeten hoog , en voorts in kromme takken verdeelt ; als by regt is, beeft by een feboon bout van binnen, te we- ten met bruyn en [wart geadert , diergelyke men in Aur boina niet vint. - Op Macaffar beeft men manneken en wyfken van deze boomen , zynde ’t manneken ^t geen wy zo even befchreven hebben: maar "t wyfken beeft grooter bladeren, en CB weeker bout. Het waft nergens dan op klippige Jeranden, en al ziet men ze op puur zant, zo beeft men egter daar. onder grond van Coraal-fleenen gemaakt, waar in tzyne «wortelen begt. Men ziet t ook op bloote klippen flaan die zomtyds met ^t zee-water omgeven zyn deg dit zyn J = B Ze r blaadjes- ps bloeyzel ziet men in Ottober „en de vruchten biyven ang aan den boom bangen. ; aam.In’t Latyn Man ium Ferreum. Op Maleyts = in Amboina Waccat Beffi, dog ik verjta dat dé A d Maleytfcbe naam zy Djendini en Caju Pukon. Op FR Caleronkon. Op Macaffers Sentigi. Ternaats Tm = Zab. LXXVIII. 2227; T 4 7 O typ SS RR N AAA NAM N U Y A RON = N NN SEREI TT Te 220] NŚ NE NU NUN SS SN NN NN NAN NUN Zom. Za "ZAŁ. Lag R N N N Way 3 N NN, In, yu | § WIN IV Bock. LXVI Hoofifi. AMBOINSCH KRUYDBOEK. m & Tomoemo. Amboinice in Loehone Aytua, h.e. Si- deroxylums Tepuri ,& Timpule. || Locus. In omnibus creicit infulis, fed potiffimum jn parvis , quarum litora funt fcopulofa » in quibus cralla & fterilis reperitur arena, in Amboina autem raro obcurrit, fed copiofior eft in parva Cerama cir- ca Lucielam , praefertim in infula Nuffa Caffa ante Caybobbo fita, cujus Orientalis plaga ad hore di- ftantiam hisce arboribus denfe admodum eft obcupa- ta, quarum trunci & rami adeo intricati & hispidi funt, ut ad iftam partem vix permeari poffint ifta lo- ca, arena iftà craflà € glabra confperfa , fub qua mox rupes obcurrunt. invenitur porro in parvis infulis Tanakeka ante Macaflaram ‚in Crimata , & Belittona, ut & in ora faxofa Tunjontua prope Malaccam. In Macaflara quoque creícit ad ripas majorum flumi- num faxofas, fed ejus folia paulo funt majora. Ar- bufculas ex fcopulis effodi tanta cum terra, quantam adquirere potui, inque hortum tranf] lantavi , ubi gui- dem progerminabant, fed ob defectum a&ris marini iterum peribant. . TEE , Ufus. Aptiffimum eft hoc lignum ad inftrumento- rum manubria ob ejus duritiem & gravitatem , apud Amboinenfes autem raro eft in ufu, quum ipfis nimis difficile fit cefu, ceterum fi rite fuerit ficcum ,tor- niones ex ipfo elegantes formare poffunt cancellos. Ciftiarii etiam coronas , fimiliaque parva. opera ex hoc fabricant ligno; quz eleganter venofa funt, optimeque poliri po : Dictam infulam Crimatam ^ multi inhabitant fabri & operarii, qui ex hoc ligno ciftulas formant , duriffimas ; durabiles, atque ele- anter venofas, iftud itidem adhibetur ad manubria & vaginas telorum , quz plerumque ex ftriato & ve- nofo eliguntur ligno , unde & fine dubio quam maxi- me expeteretur ah Enropeis armentariis , fi ipfis no- tum effet, quique fimile durum & politum ligium defiderant ad iclopetorum canales minorumque ar- qnorum manubria, quem in finem Crimatenfe optime adhiberi poffet, quum magis fufcum fit Amboinenfi allido ligno; Amboinénfes autem truhei crus craffi illad quoque geruntrubefcens lignum ; quod poftquam politum effet , fufcum quoque vidi: | Macaflarenfes reges hoc lignum jubent deduci ex Tanakeka, ex quo clavi lignei iat qui na- vigiis Corre Corren dictis infiguntur. Ad inftrumenta etiam adhiberi poteft talia, quibus aliud lignum fin- ditur ; Javani alia quoque ex hoc ligno fabricant opera: Sic quoque Amboinenfes Rhizothomos vidi illud in ufum advocare cum Radice Chine & fruftulo argenti inollabene obturata. Hoc decoctum fummopere lau- dant ad pravos corporis humores & fanguinem de- purandos & corrigendos , non autem purgatione , qua vis in hoc ligno non obfervatur; fed per fudores, u- rinam , & vomitum , fi veneni aliquid lateat adfumpti. Hujus ligni fruftum parte quadam igni expofitum, altera fua parte humorem exfudat, qui in fplendens depluens ferrum. mox nigrefcit. Hoc fucco Malaien- fes & Macaffarenfes dentes fuos inliniunt ut nigre- fcant & firmi fint, quod ipfis ornamento infervit. * Ternatenfes lignum hoc adhibent tam trunci quam radicum cum aqua contritum vel ipfi incoétum, & propinant hoc contra febrium zftum’& choleram. Tabula Septuagefima Nona Ramum exhibet Mangii ferrei. Ubi Litt, A. Ramulum floriferum ; B. Vero frugiferum repiaelentat feparatums * Tom. III. CAPUT Tomoemo. i op Loeboe Aytua, dat is Yzer- hout, Tepuri ‚en Tımpule. Plaats. "t Waft op alle Eylanden , dog meeft op kleene, die een klippige ftrand bebben, en waar op grof en ma- ger zant leyt, in Amboina is ’t weinig te vinden , maar wel op kleen Ceram omtrent Luciela > tnzonderbeid op 't Eylandeken N uffa Cafla voor Caybobbo gelegen , wiens ooftelyke zyde fchier ‚een uur gaans lang met deze boo- men als met een digte en doorgaande bage bekleet is, 20 Stekelig en verwert van [lammen en takken, dat men er aan die kant qualyk kan doorkomen , allegaar op een grof en efen zant-Jtrand, daar onder men [trax kraal- lippen vint. Voorts beeft men * op de Eylandekens Tanakeka voor Macaffar , op Crimata en Belitton , enop den ficenigen boek Tunjontua by Malacca, Op Macaffar waft bet ook aan de kanten van de groote rivieren, die Jtee- nige oevers bebben, dog met wat grooter bladeren. Ik beb kleene plantjes uyt de klippen uytgebouwen , met zo veel aarde als ik daar aan bekomen kon „en in myn Tuyn verplant, daar ’t wel opkwam » maar Vermits °t de zee. lucht niet genoot , ten laatflen uytging. Gebruik. Dit is 't alderbequaamfte bout tot fleelen van gereet/chappen , wegens zyne bardigbeid en Jwaarte , dog de Amboinezen gebruyken 't weinig , om dat t bun te moeyelyk valt om te kappen, anders als ’t wel gedroogt is, konnen de drayers daar ook fraaye tralyen van maa- ken. De Kiftemakers lyften, en diergelyke kleen goet, "t welk mooy geadert valt , en zig wel polen laat. Op bet voornoemde Hyland Crimata woonen veel Smits en Tim- merluyden, dewelke uyt dit bout kleene kiftjes maaken , die zeer bard, durabel, en mooy geadert zyn , 't zelve werd ook gebruykt toż begteń en Jcheeden van ei AN b dewelke gemeenelyk van gevlamt bout moeten zyn. Dier- balven zoude bet buyten twyfel zeer getrokken werden, åls `t in Europa by de Buffemakers bekent was, dewelke dier- gelyke bard en glad bout zoeken tot laaden van Piftolen , en kleene roers, waar toe ’t Crimatafe beft was, om dat "t bruynder is , dan "t Amboinfche bleeke; dog aan de Am- hoinfche fiammen . dio oon dye dik zyn, beb ik "t mede gezień na 't roode trekkende , en "t avelk na 't polyften eenigzints bruyn wierd. De Macaffaarze yr laten dit bout van Tana- keka balen, om boute nagels daar van te maaken tot baare Corre Corren en Waartuygen : Men kan 't ook tot wiggen ang om allerbande /waare bouten daar mede te kloven, e Favanen maken 'er ook andere dingen van, zo beb ik "t ook de Amboinfche Wortel-mannen zien gebruyken , des- zelfs done Jpaanders in water kookende , een weynig Ra- dix China, en een Zeng zilver daar by doende, in een welgeftopte pot. Deze decottie pryzen zy zeer, om alle quaade bumeuren in *t lyf te verbeteren , en 't bloed te zuy- veren » B door purgeren , welke kragt in dit bout niet fleekt, maar door fweten, water maken, en brakens z0 'er i men onraat onder fchuylt. i Een jtuk van "t groene bout met "t eene eynd aan 't vuur gehouden , fweet aan 't ander eynd zekere Ee uyt dewelke op fchoon yzer vallende , favart wort, Hier mede beftryken de Maleyers en Macajjaren baare tanden, om dezelve pik fwart en vaft te n, 't welk zy voor een cieraat bouden. E : De Ternatanen gebruyken ’t bout zo van de flam als wortelen , °t zy in water gewreven, 't zy gekookt en in- genomen, tegens de brand van de koottze, en tegen 't ert. De negen-en-zeventigfte Plaat Vertoont een Tak van de Yzer Mangie-Boom. Alwaar Lett. A. een Bloemdragend takje, ` En B. een vruthtdragent afzonderlyk vertoont, Q LXVII, * 1 HERBARII AMBOINENSIS Liber IV. cap. LXVII. . CAPUT SEXAGESIMUM S.L P TOREM UM: Arbor F erficolor. Ay Alla. Um prioribus arboribus aquofis quodammodo con- venire videtur, parum nota arbor, nobis dicta Arbor Verficolor, que in humida quoque arena & canofis crefcit folis, ac proinde hic eam illis fub- jungimus , potiffimum vero ob fingulares corticis do- tes. « | Trunco exfürgit rectiffimo & altiffimo , in cujus vertice rami fefe extendunt: Ejus folia fimillima funt illis Lolaro, vel Laurinis noftris foliis , in acutum apicem fefe determinantia , plurimisque pertexta co- ulis, atque inordinata. Nervus medius inferne acu- tus eft, uti in cunctis Mangii fpeciebus; funt autem quinque pollices longa; binos lata, ac ficca ‚interne nigrefcunt , externe pallide cinerea funt. ruétus floresque formam Caryophyllorum refe- sunt, fuperius nempe in apices aliquot divifi feu acu- ‘minati, uti in Caryopbylloide id obfervatur. Trunei cortex tenuis eft & zqualis, plerumque al- bus, ac potiffimum in lamellas feparatus , excellentem gerens colorem ex rubro, luteo , & viridi variegatum, ui e longinquo Iridis colorem refert, prefertim fi ol oriens vel occidens ipfi fit obpofitus, fi vero is ad minorem diftantiam confpiciatur , tenues regionum picturas quafi exhibet, quz ex chartis quafi formata, & inferiori adglutinate videntur cortici; hi vero co- fores facile adtenuantur & evanefcunt , fi arbor ceda» tur, ja humores copiofos, qui magna copia exftil- lant & profluunt. Lignum ipfum craffis conftat ex fibris, eftque al- bum, fungofum, & molle, ex plurimis tenuiffimis circulis formatum fere inftar Muje, vel Mangii albi , fed tenuius & folidius ot io "autoni non eft; nec ulli infervit rei. > +. | Nomen. Latine Arbor Verficolor , a diverfo corticis colore: Amboinice Ay Alla, quod interpretari pof- fet Dei arbor, cujus denominationis forte cauffa eft pi&urarum elegantia. Locus. Hee arbor raro obcurrit, atque huc usque nullibi obfervata, nifi in finu Hatuwenfi, in Boreali Ceramz ora, ubi ad ripas majorum fluminum crefcit in arena inter alias Mangii fpecies, potiffimum vero in finu Sawayenfi, & ad fluvium Sapalewa , inter Tu- ley & Saway. : + Ufus. Apud incolas non eft in ufu, nifi quod ipfis admirationi inferviat ob elegantes , quas exhibet, qua- fi pi&uras ; atque Mehiopes Hitoenfes illam anno 1668 nobiscum primo communicarunt. Caju Cawan ad magnum planumque fluvium Hatti Hauw, crefcens in arenofis iftius fluminis ripis fine dubio una eademque erit cum Ay Alla arbor, corti- cis faltem pictura cum ipfa convenit , eandenique habet E t quod vetuftus nempe cortex in lamellas feparetur ad membrane craffitiem , fub quo novus obcurrit cortex eandem exhibens picturam , ac fic porro. Lamelle ifte feparate ab incolis adfer- vantur, & meo judicio nimis magnam ipfis tribuunt virtutem: Medicam , dicefites , cunctis corporis vitiis utiles effe , prefertim fi totum corpus langueat & torpidum fit, uti & contra adfumpta venena , tumque iftas lamellas cum Siri Pinanga mafticant, Alia infuper hujus arboris fpecies montana crefcit „in montibus ejusdem. tractus Hatti Hauw, que AL phorenfibus nota eft: Hzc tam glabrum ac politum gerit truncum , ut nulla formica ipfum tranícurrere poffit , ejusque cortex amplis maculis pictus eft, flores referens, veftesque Saraffa di&as, a quibus Malaice Caju Saraffa vocatur. Rumpbii Adpendix hisce auctus eft. Caju Swangi itidem vocatur, quum ob glabritiem nemo ipfam confcendere poffit. Tabula Oflogefima Ramum exhibet arboris Verficoloris Av aura dicte; A. Ejus truncum denotat verficolorem, CAPUT LXVI. HOOFDSTUK De F eelverwige-Boom. 51. de voornoemde Water - boomen fcbynt eenigzins gemeenfchap te bebben een weinig bekende boom die wy Arbor Verficolor noemen , want by mede in vogtig zand en Aykgronden waft , en die wy dierbal- ven bier agter aan zullen voegen , meeft om de rarigbeid van zyne /chor[Je. Hy fcbiet op met een zeer regt en boogen [tam , aan wiens top bun eerft de takken wytbreyden. De bladeren gelyken zeer die van Lolaro, of gelyk in ons land die van Laurier-bladeren , voor met een fmalle fpitze en rib. betjes doorregen , zonder ordre ftaande. De middel-zenuwe is onder fcherp , gelyk alle Mangi Mangis, zy zyn vyf duymen lang , twee dito breed, droog zynde werden bin- nen [wart, en buyten ligt-graauw. De vruchten en.’t bloeyzel zyn in gedaante van Nage. len, te weten voor in eenige fpitzen verdeelt , gelyk men aan de Caryophylloides ziet. De fcborjJe des Bam: is dun, en gantfch even, meefk wit , maar doorgaans gefchilfert , met een uyt[lekende verwe van rood, geel, en groen, vertoonende van verre de coleur van een Regenboog , zonderlyk als de op of on- dergaande Son daar e aan fcbynt , maar van naby aan- gefchouwt , [cbynt * als fyne Schilderyen van Land]cbap- pen , dewelke als wyt papier gefneden , op de onderfte Jcborfe geplakt zyn; maar deze verwen ver{chieten ligt, als men den boom omkapt , wegens de vogtigheid , die als dan in een groote meenigte daar wytloopt. Het bout is grofdradig , wit , voos , en week, van veele dunne circulen gemaakt , bykans als een Pifang-boom of Mangium Album, dog fynder en digter, "t is niet du- rabel , en tot niets beguaam. _ Naam, In ’t Latyn Arbor Verficolor , van de ver- Jebeydentbeid der coleuren die men aan de fchorfJe ziet. Amboinfch Ay Alla ,"t«velk men zoude konnen wytleggen Godes-boom ; waar van miflcbien de oorzaak is de fchoon- heid van zyne Schilderyen. Plaats. Dezen boom is weinig te vinden, en tot nog toe nergens gezien; dan in de bogt van Hatuwe, op de Woord-kuft van Ceram, alwaar by waft aan de kanten van eenige groote rivieren uyt ’t zand , onder andere Man- gi Mangi - boomen, meeft in de bogt van Saway, en de rivier van Sapalewa, tuffchen Tulefley en Saway. Gebruik. By de Inwoonders is by in geen gebruyks als dat by by haar eem verwondering is wegens zyne Schilderyen, en bebben bem de Mooren van Hitoe , Anna 1668. eer in onze kenni/Je gebragt. Caju Cawan groeyende in de groote vlakke rivier var Hatti Hauw, in de zandige Oevers van die rivier , zal buyten twyfel een en "t zelfde zyn met Ay Alla, immers de Schildery van de baft komt overeen, en by beeft mede die eygen/cbap , dat den ouden baft dikwils met lappenaf- Jcbilfert, in de dikte van perkament , waar onder mem dan vint een nieuwe baft van dezelfde Schildery, en za ` vervolgens. De afgefchilferde lappen werden by de Im landers bewaart , en myns oordeels door bun al te groote kragten in de Medicynen toegefcbreven , voorgevende , dat zy tot alle gebreeken des lichaams dienen , inzonderbeid als men "t gebeele lyf fwaar en onluftig bevind, als mede te- ens ingenomen fenyn , knauwendie die lapjes met Siri inang. Nog een andere berg-zoorte van dezen boom, in tge- bergte van "t zelfde difirit Hatti Hauw te vinden, 15 de Alpboerezen bekent. Deze is zo glad en effen van am , dat er niet een mier òp loopen kan, en zyn baft s gefchildert met breede plekken , gelyk bloemen,of de kleed- jes die men Sarafla noemt, waar van by in 4 Maleyts Caju Sarafla biet. Rumphius heeft in het Aanhangzel dit'er bygevoegt. Zy noemen bem ook Caju Swangi, om dat wegens 2)" ne gladdigbeid niemand bem beklimmen kan. De tachtig fle Plaat Vertoont een Tak van de verfcheide Coleur-Boom Ay ALLA genaamt. A. Wyft aan deszel6s veelkleurige ftromk. LXVIII. Zab.LXRX. Pag. 122 , Aa, QM N NNN ee Date SRM Zom. Hr. Ns NNN NN Ng Nin WA INS; JV. Bock. LXVIII Hoofif. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 123 CAPUT SEXAGESIMUM OCTAVUM. Mangium montanum. Mangi Mangi Goenong. JEc arbor Mangi Mangi Goenóng dicta , in parvis crefcit filvis in Omz & Haroeke montibus, formam vulgaris Mangii exhibens, cujus & for liis magnitudine, non autem venarum decurlu refpon- det; funt autem quinque pollices longa, fesquipe- dem lata , in obtufum apicem definentia, per longi- tudinem quatuor, nervis diftinćta , utrimque protube- rantibus, nullum vero gerunt nervum medium , unde & quodammodo fimilia. funt illis Dammar Batu, vel magis proprie illis Canelle filveftris , ingrate dulcis fa- oris. , SES : : P Arbol plurimos gérit breves ramulos denfamque comam, ramuli autem fuperiores potiffimum angulo- fi funt feu triangulares , quibus folia nunc folitaria, nunc bina obpofita infident. ; . Poft folia fru&us progerminańt plurés ex racemis dependentes, quz parvz funt, virides, pus , incur- ve , interrupt filicule , inftar plurium fcorpionum in- tricate , binos circiter pollices longa, culmum craf- fe, in quibus quatuor vel quinqué obcluduntur fe- mina nigra, Lini femina ©mulantia, fed minora, ni- gra, & fplendentia, rubra obtećta pellicula: Sub hac àrbore nulle alie crefcunt herbe. _ Omafenfes illam vocant’ Mangi Mangi Octan & Goenong, nullum mihi amplius ejus nomen innotuit. In rubro crefcit folo, diftinguenda vero eft ab alia arbore Mangi Mangi Után dicta , fupra capite 28 de- fcripta, unde hec Omafenfis arbor melioré jure vo- canda eflet Mangi Mangi Goenong feü montana, vel tjus peculiaris alia babenda eft arbor ‚natura & for- a a Mangiorum familia nimium diverfa; dn Rumpbii Adpendice hee fnhfequuntur: ` > Huc vsque nulla alia mihi obvenit arbor, cujus fo- lia hanc habent proprietatem , quod quatuor gerant nervos longitudinales: Anno 1690. hec arbor in Ley- timora reperta fuit, ejusque ramus mihi inde trans- miflus forte junioris arboris, cujus rami extremi qua- dragoni , & acute fere alati erant, hisce folia infident plurimum folitaria, fed bina fibi mox fubfequuntur , que brevibus fuftinentur petiolis , fex feptemque pol- ` hces longa, tres & tres cum dimidio lata, fuperius obtufa,fcabra, & deorfum inflexa , &, uti dictum , qua- tuor nervis longitudinalibus usque ad extremum do- mata, qui utrimque protuberant. Ex alis ipforum fimplex & folitarius progerminat petiolus , quadratum & acutum fuftinens capitulum, quod floris rudimen- tum effe quis putaret, fed fefe in quatuor tenera ex- plicat foliola, vifcofa , quales & petioli funt, Fructus in textu fupra notati funt. Tabula Otlogefima Prima Ramum exhibet Mangii montani , feu Goenongi. Tom. 111. RUMPHII -duymen lang , ben en anderbalf breed, met LXVII HOOFDSTUK. De Berg-Mangi-Boom. Angi Mangi Goenong; £o genaamt wafe in de . » D a M ligte bo[Jcben in % gebergte m Oma en ¡Ad . :. „in de gedaante van een middelbaare Mangi Ma > boom , die de bladeren ook eenigzints gelyken van Erootte; maar van aderen beel anders geteekent , want zy zyn vyf A een fto Jpits, in de lengte geftreept met vier gegen weerzyden uytpuylen zonder middel-zenuwe , waar doorze eenigzints gelyken die van Dammat Batu, of öygentlyk die van de wilde Caneel , onliefelyk zoet van jmaak. De boom heeft veele korte takjes, en een digt loo de voorfte takjes zyn meeft boekig of driekäntig, SE ft bladeren zommige enkelt, zommige tegen malkander aan. | Ze, de bladeren komen de vruchten voort, aan veele troffen by malkander , 't welk zyn kleene groene platache tige, kromme, en geknoopte bouwen „door malkander ge- kronkelt , als een party Schorpioenen , omtrent twee duy- men lang , en een ftroo-balm dik; binnen leggen vier à vyf. [warte zaden, als die van Lyn-zaat, dog kleender ; fwart, en glimment, bekleed met een rood welleken. Ona der dezen boom waft geen andere riygte, De Omaézen noemen bem Mangi Mangi Octan en Goenong , en meerder is vän bem niet bekent. Hy ftaat op een rooden grond , dog is te onderfcbeyden van een an- der Mangi Mangi Utan , bier boven Kapittel 28. be- Jchreven , daarom men dezen Omaizen-boom beter mogte noemen Mangi Mangi Goenong of Berg-Mangi-Mangi, of nog liever voor een byzondere boom bouden , dewyl by van de nätuur_en gedaante der Mangi Mangi te veel y üerfehile << a + Dit volgi in bet Byvoegzel van Rumphius. Tot nog toe is my geen andere boom bekent , wiens bla- deren die eygenfchap bebben , dat ze met vier zenuwen in de lengte getekent zyn. Anno 1690. is by op Leytimor gevonden, en daar van gen tak my toegebragt , miflcbien van een jonge boom, wiens uytterfle takken vierkantig, aan de kanten fcberp en fchier gevleugelt „daar aan ftaan de bladeren meeft enkelt, dog twee en twee kort boven malkander. Deze ftaan op korte fteelen, 6. en 7. duymen lang , 3 en 3; breed, van vooren ftomp „alle ft yf enneer- avaarts ftaande ‚als gezegt met vier oorpaande zenuwen in de lengte gefireept, ter wederzyde uytftekende, Uyt baren fcboot komt een enkelden fteel voort , dragende een vierkant /cherp boofdeken, "t welk men voor een knop van een bloem zoude aanzien , maar 't verdeelt zig in vier jonge blaadjes , dewelke wat kleverig zyn, als mede de fteelen. De wruchten zyn als in den text. De een- en tacbtig fle Plaat Vertoont een Tak van de Berg-Mangi-boom ofte dc Goenong. Qa Het pa HERBARII AMBOINENSIS LiberIV. cap. LXIX; RoMPHII ADPENDIX tribus fubfeguentibus Capiti- bus porro audtus eit. CAPUT SEXAGESIMUM NON UM Umbraculum maris. Brappat Tudong. Uperfunt quedam minus note Mangii fpecies, S quas ad antecedentes referre potueram , quum vero ab iis multum differant , feparatim illas hic fubjungere & defcribere malui. : | Umbraculum Maris , varietas eft Mangii Corniculati , fapra cap. 64. defcripti , cujus binas obfervavifpecies; prima harum mihi dicitur Ceramenfis, altera Amboi- nenfis. Primo Ceramenfis truncum gerit haud multum cru- re craffiorem, nec viro altiorem; ejus rami fefe di- vidunt in plures nodofos & breves ramulos , qui den- fam formant comam. Folia nunc & plurimum foli- taria funt, nunc vero obpofita , vulgaris Brappat for- mz, fuperius nempe fubrotunda, craíla, fcabra, ac vix notabilibus venis diftinéta lutefcentibus & parum protuberantibus , funt vero tres & quatuor pollices longa, binos digitos lata. Flores funt uti Mangii Fruticantis , ex petalis parvis albisque conftruéti, incurvis & rugofis inftar illorum Bonga Lacca. Fructus incurva funt filique inftar Aci- nacis vel Falcis, illis Mazgii cornuculati omnino fi- miles, fed magis incurve, & apice furfum elevate, digiti articulum circiter longe, calamum crafle , ex- terné EC virentes, interne repletz viridi penitus medulla, filiquarum formam habente, quz ficca eft, & in bina fegmenta divifibilis: Arboris cortex nigri- cat, multisque elevatis punctis notatus; lignum eft album & molle ud retiquorum-Drappatr, quam diu nempe vegetum eft. E Si hz arbores copi late fefe extendunt, fed folitarie ingentem formant comam, inftar Umbelle formatam, qua Tudong vo- catur, quamque mulieres fupra caput gent, ` . Crefcit hzc arbor talibus in litoribus, que faxofa . funt , & maris reditu aqua obducta , quum hzc ar- bor coma fua aque fupernatet , & ipfi tanquam Um- braculum infervit: Si vetufta fit, ejus lignum duriffi- mum eft & graviflimum , in aqua fundum petens, coloris ex fuico ruffi, in medio autem nigricans, fed raro obcurrit: Hinc patet non multum differre hanc arborem a Mangio corniculato fupra defcripto , tam quoad folia quam fruêtas , atque differentia potifli- mum hac in re fita eft, quod Umbraculum hoc maris arbor fit folitaria, atque hinc extra claffem reliquo- rum Mangiorum fecludenda , in tali porro crefcit plano litore, quod aqua continuó marina confpergi- tur. Supra memoratum durum lignum raro inveni- tur, & ex Caybobbenfium opinione tantum in foli- taria ifta obcurrit arbufcula , que vetuíta eft, & in aqua marina diu decubuit. Secundo Amboinenfis fpecies truncum gerit non ultra quatuor pedes altum, comamque itidem habet extenfam inftar Pajong. Folia ejus maxime a precedenti differunt , minima enim pollicem , & maxima binos transverfales digitos longa funt, unum vero lata, fubrotunda, & parum bifida, glabra, nec notabiles gerentia coftas. Fru- &us ejus itidem non ita incurvi funt, vix pollicem longi, in longum definentes apicem , lutei , ac facile decidui. Nomen. Latine Umbraculum maris , Malabarice Tu- dong Laut, vel Brappat Tudong , & Pajong Laut. Cay- bobbenfes in magna Cerama illam vocant Papari, alii vero Watta Tube Tube. E Locus. In magna obcurrit Cerama circa Caybobbo, uti & in Leytimorz plaga Zephyrea in litore Rut- „tum, & in litore Halong circa Lateri. Ufus. Ab incolis noxia habetur hec arbor, cujus & nullas guftant partes: Ejus cortex contufus, & aque injeétus pifces enecät inftar aliorum Bori. Ex fufco nigroque ligno manubria telorum, aliorumque in- ofe & plures fibi adftant, non 3 Het Byvoegzel van Rumphius is verders met de drie volgende Hoofditukken vermeerdert. LXIX. HOOFDSTUK; De Zee-fcherm-Boom. De zyn nog eenige min bekende zoorten van Mangi Mangi, dewelke ik wel onder de voorgaande bada de konnen brengen , dog dewylze nog al wat var dezelve verfchillen , zo beb ik ze liever bier agter in't by- zonder willen befchryven. Umbraculum Maris, is een verandering van Man- gium Corniculatum , boven Kapittel 64. befchreven waar van ik twee zoorten aangemerkt bebbe. De eerfle noem ik de Ceramze, en de tweede de Amboinfche. Eerftelyk: de Ceramfe beeft een flam niet veel dikker dan een dye, en niet booger dan een man. De takken verdeelen bun in veele korte en knoeftige xyde-takjes , ma- kende een digte kruyn. De bladeren ftaan zommige enkeld gelyk de meefte zyn, zommige tegens malkander „van ge- meene Brappats fatzoen , te weten voren rond toelopende; dik, Joy , met pas kennelyke ribbekens , dewelke geel wytfteeken, drie en vier duymen lang, en twee vingers breed zyn Het bloeizel is gelyk als aan "+ Mangium Fruticans, van kleene witte blaadjes gemaakt , die wat gefronft zyn, als die van Bonga Lacca. De vruchten zyn kromme bouwen, als Sikkels , die van Mangium Corniculatum gant/ch gelyk, dog krommer, en met de fpits opwaarts ekeert, omtrent een lidt van een vinger lang, en een Kä? dik, buyten bleek-groen, binnen gevult met een ras-groen bert, gefatzoeneert na de bouwen, droog, en in tween deelbaar. De fchorffe is fwart, en met veela pareo per puntjes ruyg. Het bout is wit em week, gelyk aan ander Brappat , zo lang bet in "t groeyen is. — Als deze boomen veele by malkander ftaan , zo berydenze baar niet wyd maar alleen fłaande , maakenze een breeden kruyn , gejafzoeneeri als een Jtroo- en fcbermboedy genaamt Vudong, die de Vrouwen op bet boofd dragen, ' Zy groeyen op zodanige firanden , dewelke Jieenachtig zyn, en met bet booge water bedekt werden, wanneer dezen boom met zyn kruym op bet water dryft als dem voornoemden fchermboed. In den ouderdom wert bet bout zeer bard en [waar , in "t water zinkende , bruyn-ros van coleur, maar na de midden fwartachtig , en wert zelden gevonden. Hier uyt blykt dan , dat bet niet veel verfchilt van het bovenftaande Corniculatum , zo aan bladeren als aan vruchten , beftaande bet onderfcbeyd meeft bier in, dat dit Umbraculum Maris een eenzamen boom is „en "t moet buyten den rang van andere Mangi Mangi ge meenelyk op een zodanige vlakke Grand ftaan , die geduu- rig met zee-water befproeyt is, Het bovenftaande barde bout wert zelden gevonden, en na *t oordeel der Caybob- bers, alleenlyk aan dat eenzame boompje, wanneer bet zelve oud wert, en in zee-water blyft leggen. Ten Tweeden: De Amboinfebe zoorte heeft een ftam niet boven vier voeten boog ; en is mede uytgebreyd van kruyn, als een Pajong. . De bladeren ver/chillenmerkelyk van bet bovenftaande, want de kleenfte zyn een duym , en de grootfte twee - dwers-vingers lang „en een vinger breed , van voren rond en een weinig geklooft , glad „en zonder kennelyke ribben. De vruchten zyn ook wat anders , te weten niet zeer kromhs ‚febaars een duym lang, met een lange fpits , geel „en ligt afvallende. Naam. In’t Latyn Umbraculum Maris. Op Malabaars Tudong Laut of Brappat Tudong en Pajong, Laut. Die van Caybobbo op groot Ceram, noemen bem Papan s andere Watta Tube Tube. Plaats. Men vindbem op groot Ceram omtrent Caybob- bo, als mede op Leytimors zuydzyde op bet flrand van Ruttum; en op het ftrand van Halong omtrent Later. Gebruik. Hy wert by de Inlanders voor een febade- lyken boom gebouden , waar van niets geproeft wert. De Jcbor[le geftampt en op 't water sf , doet de vilJcben flerven , gelyk andere Bori, Uyt bet Pr en Lag. 225. "i N ; W / / M D 7 A T [N E E i T Lab zaan, p" EPE Ea PAE GER N N 2270) s, EE 7277 24240 VID 1445 7 © IV Book. LXX Hoofifi. AMBOINSCH KRUYDBOER: 125 ftrumentorum formari poffünt : Javani tale eligunt & expetunt lignum , ex quo telorum fuorum manu- bria formant, fi eleganter nempe fit venofüm. Fu- fcum hoc lignum ad trunci fiffuras quoque reperitur, uum emortuus fit, uti illud in Arbore Excecante feu atta Hoeri obcurrit. Tabula O&logefima Secunda Ramum exhibet Umbraculi maris, quod Brappat Tudong ins colis vocatur. bout kan men hegten maken tot Parrangs en andere reetfchappen. De Favanen zoeken zulk Ka om mój m ten daar van te maken, als bet mooy geadertis. Het bruyne bout «ind men ook in de fcbeuren des ftams , wan- neer dezelve geftorven is, gelyk aan den Arbor Excx. cans of Matta Hoeri gefchiet. De twee- en tachtig Ge Plaat Vertoont een "Tak van de Zeefcberm. Boom . di A pat by de Inlanders en, 2%, dE Tin Ai tt CAPUT SEPTUAGESIMUM. Mangium floridum. „ Mangi Mangi Bonga. Æc quoque Brappat fpecies eft, cujus folia iti- ‚dem funt cruciata, binos tresve pollices longa, unum lata, fubrotunda feu obtufa , crafía, firma, glabra, & coftis deftituta, excepto nervo medio, qui infra acute protuberat', Śr ibi flavefcit. Ramulorum fummum terminatur in fpatham,ex binis foliolis fibi obpofitis & adcumbentibus formatam. lores primo acuta funt capitula, in orbem pofita, & floris formam exhibentia , hec fefe aperientia in caliculo plurima exhibent fufca ftamina, quibus de- ciduis, caliculus fefe aperit in ftellulam planam ex quinque radiis compofitam , atque in hac verus loca- ' tur fructus coni formam exhibens; vix pollicem longus, ex fufco & viridi variegatus, gut florem iti- dem reprefentat, unde ab Amboinenfibus fuum ob- inuit nomen: Rami fibi etiam dire&e obponuntur, He etiam quaterni funt: Lignum fatis durum eft, fed non magnum format truncum. "Nomen Latine Mangium floridum. Malaice Mangi Mangi Bonga , juxta Amboinenfe Watta Coeban [^ Cumban, quum ejùs fructus florem referant, Locus, In Halong litore obcurrit. Tabula Octogefima Tertia Ramu, exhibet Mengi fioridh. LXX. HOOFDSTUK. De Bloem-dragende Mangi-Boom. It is mede een zoorte van Brappat, waar aan D bladeren ook mede im "t kruys ré ; 2. en 3. eloa men lang , een breed „van voren rond of ftomp „dik , Sbyf » glad, zonder eenige ribben, bebalven de middel zenuwe, beneden [cberp uytbuylende „en aldaar geel-groen. Het uytterfte der ryskens eyndigt in een fpadel van twee blaadjes tegens malkander geplakt. De bloemen zyn eerft fpitze knopjes , dewelke in een kring ftaan , in gedaante van een bloem; deze baar ope. nende, vertonen in een bekertje veele bruyne draden, des welke uytgevallen zynde , opent zig- bet bekertje in een plat voetje of flerretje, van 5. ftraalen gemaakt , en daar in Daat de regte vrucht ais een kegeltje , /chaars een dwym lang , uyt den bruynen en groenen gemengt , vertonende al wederom een bloem, waar van bet by de Amboinezen den naam beeft. De takken [taan ook regt. tegens malkan + der, ook zomtyds vier by malkander. Het bout is redi- lyk bard , dog zet geen grooten flam. Naam; Ju ’t Latyn Mangium flotidum. Op Maleyts Mangi Mangi Bonga, na 't Amboinfcb Watta Coeban of Cumban , om dat zyne vruchten na een bloemgelyken. Plaats. Men vind bet op den ftrând van Halong. De drie-en tachtigfle Plant Vertoont een Tak van de Bloem-dragende Mangi-Boori, CAPUT LXXI 93 16 HERBARII AMBOINENSIS LiderlV.cap. LAXA CAPUT SEPTUAGESIMUM PRIMUM. Mangium porcellanicum. Brappat elang. ` Agna itidem Mangii ferrei obfervatur fpecies, M que fruticofa tantum eft. arbor, fed non ita rugofum gerit corticem , atque in ccenofis cre- fcit Tur Mim Folia omnino fimilia funt illis Portula- Ge hortenfis, Ted anguftiora funt, fubtusgue protu- berantem gerunt coftam, . faporis gas falfique , fere inftar illorum Petrofelini de Maer. dicti, ` Ejus fructus raro in confpeétum veniunt , atque hinc inde unus alterve inter foliola abfconditur for- ma brevis Caryopbylli , qui latum gerit caput ex fex apicibus formatum, in quo flores ftaminofi locati fuere uti in Caryophyllis. Foliola in ramulorum fum- mo adeo arcte Gbi inponuntur & conliguntur, ut to- * tum obtegant ramülum. Nomen. Nullum aliud- gerit nomen nifi Brappat Gelang, ex quo Mangium Porcellanicum derivavi, . Locus. In occidentali Baguale litore obcurrit, uti & in Laba. Ujus. Amboinenfes ejus folia cruda ćdunt ad Bo: caffan, aliaque pifcium condimenta; Tabula Oclogefima Quarta Ramum exhibet Mangii Porcellanici Brappat Gelang dicti. Ad Caput 36. Sureni hzc pertinent. In Rumpbii Auttuario hee adduntur. Ulteriore examine binas Sureni obfervavi fpecies, albam & rubram, foliis non differentes, fed fi albe cortex incidatur s hic albicat vel pällide luteum feu citrinum preber cotorcur, ZE Rubre vero fpeciei cortex fi incidatur, rubet, at- que magis penetrantem Sahdali fuhdit odorem , ejus- que lignum magis ruffefcit quam prioris , ac fortio- rem Gira odorem , unde & prefertur. Alba fpecies ex fauciato cortice Papedam exfudat, uz fenfim in duros exficcatur conos, peliucidos in- ar Cerafi gummi. Hujus fru&tus in textu defcribun- tur nempe-oblongo rotundi. Rubre autem fpeciei majores funt & pentagoni , obtufis conftantes angulis , fed in quinque itidem dehifcunt partes , quz intus conftitutae funt ‚uti priores. | Rubre fpeciei afferes Batavie maxime expe a Sinenfibus , ad veftium ciftas ex iis formandas , ob preftantem Sandali odorem ; inque Sinam transferun- tur, ut ibi vernice ipforum Tsjiad dicta obducantur. Cortex recenti infufus Saguero , non tantum amari- cantem ipfi conciliat faporem , fed Sandali etiam odo- rem. » Finis Libri Quarti. tuntur EXSI. HOOFDSTUR De Porceleynbladige Mangi-Boom. N q En vind nop een groote zoorte van Mangium Feri M reum , dewelke mede een firuykachtige boom blyft, dog 20 ruyg van chee niet, en groeyt aan mod: derachtige ftranden. De blaadjes gelyken beel en al na de gemeene bof-porceleyn , doch zyn /malder , en bebben van agteren een wytftekende ribbe, aangenaam ziltig van Jmaak , febier als Petérfely de Maer. j De vruchten ziet men weinig , bier en daar een tullen de blaadjes verborgen , in de gedaante van korte Caryoffel- nagelen, met_een breed bof van 6. /pitzen gemaakt daar in °t bloeyzel geftaan beeft van draadjes gemaakt : gelyk aan de Nagelen. ` De blaadjes ftaan aan ^t voorfte der ryskens 20 digt op malkander , dat men ’t rysken niet bekennen kän. | o0 Naam. Het beeft geen anderen naam als Brappat Ge: lang, waar wyć ik Mangium Porcellanicum gemaakt eb. Plaats. Men vind bet op de Weft-ftrand van Bagualas als mede in de Laha. +» Gebruik. De.Amboineezen eeten de bladeren raauw tot Boca[Jan , en andere vis-doop. | | De vier- en tachtig Ge Plaat Vertoont een Tak van de Porcelyubladige Mangi = boo; - Brappat Gelang genaamt. 2 Tot het 36. Hoofdftuk van de Suren-Boom beboort — het volgende. In de vermeerdering van Rumphius wert dit "er bygedaan. me gel s & - „4 By nader onderzoek wind men twee zoorten van Brett: witte en ronde , in bladeren fchier niet verfebillende 3 als men in de febor/Je van de witte zoorte kapt, zo blyft dere 16 of -hlosb-gepl „ weg vallende g 705. 5 De fcbor[Je van de roode zoorte is in "t kappen roodag- tiger en fierker van Sandel-reuk , ön bet bout is ook wat rofJer dan bet voorgaande , flerker van reuk, en dierbal- ven voorgetrokken. De witte zoort fcbiet uyt de gequetfte fchorf]e een Pa- peda „dewelke met “er tyd opdroogt in barde kegels , klaar en doorfchynent als karze-gom. De vruchten bier van ‘zyn als in de text [laat ‚te weeten langwerpig-rond. Die van de roode zoort zyn wat grooter , en van buyten vyf- kantig , dog met Jtompe boeken, maar Jpipien weer open in vyf deelen , en van binnen zynze geftelt als de vorige. De planken van de roode zoort werden op Batavia veel gezogt van de Sineezen, om kleeder-kaffen of kiftjes daar van Le maken , wegens baare goede Sandel-reuk , en werden na Sina gevoert , om aldaar met baar gewoonelyk Tsjiad van buten dernift te worden. De fcborffe in verfche Sagueer gedaan, maakt dezelve niet alleen bitter , maar geeft bem - 00k een Sandel-reuk. sa ` Eynde wan het vierde Bock. HER- HET + E | | ' | i p. / À WY d \ ` p As 7 s YO at ; SE ( A f IN W N N AN À \\ NN | NM D d N i i j / n W N i N WA WR : / U WAM. A AN WAA INU WM NA AN W D: MM NUO: U U U <= EA Niin ^ SD <= NO 277 WY E— Figg TIA N fy ANUN MN A | MELON d Mo SLAG : LL AL . ; SCHE q AN X N j ^ AM. / M | Y Ws A A N JN AN ANN A NAN Hy W AN Y E Y N SIN N; N WE N Batz U j n SO E AS N bi E | E EZ CAS ==S AAA AMAT N AN A M V V \ Zom. IL. HERBA KEI Pag. 127 HET AMBOINSCHE AMBOINENSIS KRUYD-BOEK. LIBER QUIM TUE De Arboribus agens filveftribus promifcue. — HET VYFDE BOEK. Handelende van de overige wilde bomen onder malkanderen, CAPUT PRIMUM. Varinga latifolia: Waringin Daun Befaar. Ic liber guintus reftantes continet arbores filve- ftres promiícue, qua diverfi funt ulus, quan- tum ad noftram pervenere notitiam, certi au- tem fumus, in Amboinenfibus folitudinibus ac filvis multo majorem latere arborum numerum, quz ma- teriam prebebunt fatis copiofam diligentie fubfe- quentium noftrorum indagatorum. Atque uti prio- rem librum quartum talibus filveftribus arboribus, que peregrina penitus Europzis funt naturz , & in- cognite, que in aquis nempe crefcunt, claufimus - fic in hujus quinti primordio tales inducemus, qua in ipfa vegetant terra, ac peculiariter radicifere arbores vocantur, feu. Indico nomine Waringin, que non minus quam antecedentes in diverfas claífes ac fpecies dividuntur, & inter fefe peculiares quos- dam gerunt characteres. Quorum Primus eft: Quod non erectum gerant truncum, vel unicum , fedanultis fefe erigant furculis, feu tot finibus & foveis quafi obruti fint, ut tota pe- nitus trunci facies difpareat, uti & crafliores etiam . rami fibi invicem fepius adcrefcunt. Secundus: Quod ex craflis ramis plurima filamen- ta vel fibrillas deorfum dimittant, que terram tan. gentes radicesfenfim, & tractu cemporis novos etiam emittunt ftipites. ETATE - Tertius: rimis innoxium eft. | | ege Quod nullos gerant flores vifibiles ; fed * fructus more Ficorum progenie , uti omnes ad- fines funt Sycomoro, atque hinc apud veteres fub no- mine Ficus Indice defcripta, Quintus: Quod ipfarum folia, ac praefertim ho- rum pars inferior in coftarum interftitiis peculiari mo- do venülis cancellatis fit pertexta. 1 Prima itaque fpecies eft Varinga latifolia, quam hoc in capite defcribimus, que arbor eft vaftiflima , inregularis, & ample extenfa, quz mox fupra radi- cem variis fefe extendit ftipitibus inftar plante , quo- rum quivis truncus non eft rotundus vel equalis inftar aliarum arborum, fed mire gyris & foveis inflexus, rarifime autem folitario excrefcit trunco, quique ex variis compofitus videtur minoribus ftipitibus, ta- li quoque modo fefe craffi obferunt rami, & ubi fefe taúgunt, concrefcunt, ita ut naturalis fic fpecies in- Condite natura & luxuriei, fupra enim intricationes iftorum ftipitum & ramorum, craffiffimi horum foli- tarii plurima emittunt filamenta deorfum navigiorum mentorum craffitiem habentia, fed vaga magis & rariora quam in fübfequenti parvifolia fpecie, quo- tum extremitates bifida funt, atque horum fingula iterum bifida funt, donec terram tangant, cui parvis fibrillis fefe infigunt, adeo fimiter, ut inftar chorda- ^ fum tenfa fint, hec filamenta autem ex terra fuum aurientia nutrimentum fenfim in reétos & novos ex- crefcunt truncos, qua inftar fulerorumarbori fubpo- fita funt, fi nempe in filvis fuz conmittantur nature, talique modo plures generat ftipites, quique majori proximi funt, fenfim concrefcunt; fi vero circa ædes Ocatz fint arbores , rara & vaga tantum generant ful- cn, Quod lacte turgeant; quod tamen in plu- | T I HOOFDSTUK. De Breedblaadige Varinge-Boom. lt vyfde boek bebelft de overige wilde bomen, door D malkanderen van verfcheiden gebruik , zo veele tot , onze kenniJe zyn gekomen ; want wy verzekert zyn. dat de Amboinze wilderniffen nog vry een grooter get verbergen, en [lof van neerftigheid aan onze GE bewaren; gelyk wy bet woorgaande vierde, boek met zo- danige wortel-boomen van een vreemde, en de Europea- nen onbekende gedaante, die im "t water waffcben, be. Jlooten hebben, zo zullen wy dit vyfde boek met diergelyke bomen beginnen , die op 't land awaf]cben , en men eygent+ yk wortel-bomen noemt , of met een Indiaans woord Waringin , niet min, dan de voorige , in werfcheide zoor+ ten verdeeld , en onder malkanderen eenige byzondere kens teekens hebbende als: t. Datze geen regte, en enkelde ftam bebben, maar uyt vele flrengen t'zamen. gewonden, of immers zo vol bogten en kuylen zyn, dat men geen fatzoen van ftam daar aan bekennen kan, gelyk ook de dikke takken dikwils aan malkanderen vallgroeyem, : o. Datze uyt baar dikke takken ele draden en q” lingen na beneden zenden , die de aarde rakende , weder- om in wortelen , en metter tyd nicwwe Stammen maken. 3» Datze vol melk zyn, die in de meefte onfcbadelyk 4. Datze geen bloeizel bebben , maar de vruchten koe men voort op de manier , als Vygen, gelyk ze dan al t'za-- men uyt de maag {chap zyn van ER » en daarom by de ouden onder den naam van Ficus Indica befchre- ven zyh. ` Ä 5. Dat men aan bare bladeren ‚en der zelver onderfle zyde de plaatzen tu[Jcben de ribben op een byzondere ma- nier , met kleene adertjes ruytswys doorweven ziet. De eerfte zoorte is de grootbladige of latifolia, die wy in dit capittel befchryven, bet welk is een zeer groote boom, woeft en wyd uytgebreyd , flraks boven de wor- tel, met verftbeide flammen , zig wyd uyt/preydende s gelyk een plante , yder, flam is niet rond en effen, gelyk aan andere boomen , maar wonderlyk met kuylen en WA ten gewrongen , en zelden vind men bem met ten enkelde flam, die dan nog al uyt vele firengen fcbynt gevlogten te zyn, zo groeyen ook de dikke takken aan malkanderen, daar ze malkanderen ontmoeten, zo dat by is gem ma- turelyk afbeelzel van alle wildbeid en ongebondentbeid , avant boven de verwerringe van gemelde [tammen en tak- ken, zo fcbieten de dito daar van, die dwers flaan, nog vele draden na beneden, in de dikte van zeilgaren y doch ydeler en weyniger, dan de volgende kleenbladige zoorte, wiens einde zig telkens in 2. verdeelt, en yder der zelver weder in 2., tot datze de aarde raken, als dan makenze baar met kleene worteltjes vaft , en [taan zo Daf, als een gefpanne koorde, deze touwen nu uytde aarde baar eygen voedzel krygende , worden metter tyd regte en nieuwe fłammen , die als pilaren onder den boom ftaan, als by in de wildernis ongemoeit groeyen kan, 20 gewind by veel zulke [tammen , en de naafte aan de booft- am, groeyen metter tyd aam malkanderen vaft, maar omtrent de Negoryen of woningen van menfchen > e 128 HERBARII AMBOINENSIS Liber V. cap. Ì cra, quum dependentia fila continuo avellantur , ut multiplicatio incondita prohibeatur. Ramuli in obfcura genicula feu nodos divifi funt, hifce folia infident magna; folitaria, & inregularia, almam longa & lata, illis Tsjampadabe fimillima, ed non ita rugofa nec pilofa, fuperius latiffima & fub- rotunda, crafla, & fcabra, quorum cofta ab utraque protuberant parte , & parallele funt, queque ad oras in finus concurrünt , Coftarum vero interftitia venulis ertexta funt innumeros cancellos formantibus, illa autem brevibus infident petiolis & craflis. | Ubique ex abruptis foliis vel fauciato arboris Cor- tice lac exftillat fpiffum ac pingue & albicans, fapo- ris fatui, atque innoxium ; ramulorum fummum fem- terminatur in longum ac viridem apicem , cornicu- law referentem, ex quo novum progerminat folium, ui peculiaris omnium Varingarum character eft: a cunctis quoque hifce re fructus fine notabi- li flore excrefcunt inftar Ficorum , quorum hzc fpe- cies maximos gerit, qui adultas referunt Olivas, fed majores & oblongiores , atque ad fummitates latiores, bini tresque, immo fex fzpius uno ex ortu proveni- unt, & concrefcunt quafi feffiles tenuibus in ramulis, tam inter quam*poft folia, primo autem hi fructus intenfe lutei funt, dein rubri, & viridibus quibusdam feu albicantibus punctulis adfperfi, ac demum ex ni- gro coerulefcunt inftar maturorum Prunorum , alba autem ifta punétula fenfim difparent, in inferiore autem parte aliquomodo rugofi funt, atque maturi Fi- corum fubftantiam habent , fed duriorem & ficciorem, fine notabili fapore, ac proinde hominibus inutiles Cibo, fed eo gratiores funt filveftribus avibus: In ip- forum centro par lis obducta et , uti in Ficis hec quoque obferva- tur, illa vero rubicunde adhzrent carni, inter hzc nunc unum nunc gemina reliquis majora confpiciuntur granula, uvarum acinos referentia, per que hac prompt arbor; cujus lignum albicat, feu pallide avefcit, eftque molle, leve, nec durabile. Radi- ces ejus copiofe & late difperfz funt tam fupra quam fub terra, intus quoque fungofe & flavefcentes, Anni tempus. Rubri fructus Augufto in confpeétum veniunt, nigri vero Septembri, Octobri, & fubfe- quentibus menfibus, immo aliquando Martio, ita ut non certum obfervet hec arbor anni tempus, ita quoque-non omni anno fructus fuos profert, fed ali: over, avanneer by dan weder zo overvloedig dr uando pet unen attcrum*&e annum id. di ita copiofe tum fuos exhibet fructus nn frudus hos tota lutefcat. - Löca amat maritima, fæ- pe etiam montana & femper aprica, ubi aéri libere eft expofita, nec ullas circa fele adftantes habet ar- bores nifi fue familie: Huc usque nullum reperi in- colam, qui declarare mihi potuerit, unquam fefe vis diffe arbufculam Varinge fpecierum folam 'ex terra nuda propullulantem, inftar aliarum arbufcularum , preter miram enim ejus formam peculiarem quoque oe, Ee obfervat modum, qui ipfis incolis fere ucusque penitus eft incognitus. Putatur autem-vulgo, nulo alio modo has propa- gari nifi per volucres, qui fructus comedunt „ipforum- que maximum granum per feceflum ejiciunt inter herbas, aliarum arborum cortices, vel murorum ve- terum rimas tam calce quam fine illa exftru&orum , ex quo Varinge furculus progerminat , ramulis furfum fefe zoue adtollens, quam radiculis & fibrillis deor- fum fefe figens, & quz tali modo arborem ipfam ar. _ Ce complectuntur, donec terram adtingentes in illam radices inmittant. Quando nunc filamenta hzc fuum ex ipfa terra hauriunt nutrimentum, juxta truncum adeo increfcunt & craffefcunt , ut ipfum totum obtegant , ac tempore ipfam fubfocent matricem, unde & in exftir- patione vetuftarum Varingarum, he in centro fuo ex- cavatz reperiuntur , vel aliud obtegentes lignum: Ta- le fpe&taculum femel ad finum Clytenfem in Hitoes ora vidi, ubi novum propugnaculum exftrueretur, at. que in hunc finem ifte depuraretur locus, inter alia vafta exftirpabatur arbor, quam incole vulgo puta- bant Varingam latifoliam effe , fed interna arbor erat elegans ac filveftris Metrofideros, cujus coma per paucos ramos adhuc vigebat, Varinga erat obducta & trabium ufui nobis lignum prebebat: Iftaautem dicta funto de cunctis Varinge fpeciebus, fed frequentius hzc obfervantur in fubfequentibus quam in hac fpecie. ‚Nomen. , bebben weynige diergelyke pilaren, dewyl men de afban." N- ende-draden gedurig afrukt, 0 TEE rinda & g afrukt, om de verwildering te be. De ryskens zyn in donkere leden o daar aan ftaan groote bladeren , Seil, pesi een band lank, en breed, die van Tsjampadaha Ais d lyk, doch zo ruig en bairig niet, voor breedft Peri n ronde fpits toelopende, dik en [lyf , de ribben ‘fielen weerzyden uyt, lopen wat paralleel; en fluiten ddr o den met bogen t'zamen, de tuffchen fpatien tu[Jcb, ni ribben zyn met kleene adertjes doorweven , ontallyker ya jes be ee m teas op WA dikke Delen. Wa ver al uyt de afgebrokene bladeren of gedi Je dezes booms , loopt een dikke witte melk p E en onfcbadelyk , bet wytterfte der ryskens eindigt altyd in een lange groene [pits als een boorntje, waar ict fa nieuw blad werd, 't welk mede een kenteken van Je le Waringen is: De vruchten aan alle Wäringen wę i zonder bloeyzel voort, gelyk de Vygen, waar onder deze zoorte wel de grootfte beeft, zy gelyken volwaffen Oly- ven, grooter en langwerpiger , aan de einden breder d zitten met bare billen 2. 3. en 6. digt tegen malkanderen zonder fielen, tegen de dunne takken aan, zo wel tulfen als agter de bladeren, eerft zynze boog-geel, daar na rood, en met eenige groene of witachtige punêtjes bezets ten laatften werdenze zwart-blaauw , als rype Prism en de witte puntjes vergaan allenkskens , maar aan % äg- ter fte wordenze wat rimpelig, de rybe zyn van fubftantie de V'ygen gelyk, doch harder , en droger ; zonder merke- lyke Jmaak ; en dierbalven voor menfchen onbequaam om te eeten, maar zo veel aangenamer voor "t wilde ges vogelte: In de midden ziet men een kleene bolligbeid , en dezelve omgeven met kleene korltjes , gelyk in de Vygen va confpicitur cavitas, que granusg aan een roodachtig vleefch bangende , onder dezelve vind men zomtyds een of twee groter, dan de andere, in de gedaante van een Congé Sg waar mede deze boom word voortgezaait; "b Hout is wit of ligt-geel , week, ligt, en ganfch niet durabel. De wortelen zyn veel en wyd ver/preid , zo boven als onder de aarde , van binnen mede voos en ligt-geel. à Sayfoen. De rode vruchten ziet men in Auguftus y de zwarte in September, October, en later, zomtyds ook in Maart, want by boud geen precifen tyd, zo draagt by ` ook niet alle jaren , maar flaat zomtyds een jaar of twee t, dat den boom geel Jcbynt van alle de vruebten, Hy waft gaarn ARTE > zomtyds ookin "t gebergte , en dat altyd aan opene plaatzen , daar by ruim- te, en aa andere bomen, als van zyn geflagt, om zig beeft: Ik bebbe tot nog toe geen Inlander gevonden, die beeft durven.verklaren, ooit gezien te bebben een jong boompje van alle Waringe geflagten, dat uyt de Mate aarde, gelyk andere boompjes gefprooten is, want by beeft bebalven zyn wondere gedaante, ook een byzondere manier van voortteling , die by de Inlanders zelfs nog meet onbekent is. Men boud "er voor, datze anders niet, dan door de vogels kunnen voortgeteeld werden, die de vruchten ee ten, en de grootfte korl daar van door den afgank laten vallen, in de ruige fcbor[Je van eenige bomen , of febeuren van oud muur-werk, zo wel met, als zonder kalk opge- zet, waar uit als dan dat jonge W aringin-/pruitje voort- komt, zo wel met zyn takjes opwaarts klimmende, als met zyne wortelen en draden nederwaarts , den boom met vele armen digt omvattende , tot dat bet de aarde genaakis en aldaar inwortelt, als ^t nu zyn voedzel uyt de aarde beeft 5.20, worden de touwtjes langs de flam zo digt, em dik, datze den zelven bedekken, en metter tyd baar moe- der-ftam gebeel verftikken, wesbalven men gemeenlyk by "t omkappen van de oude Waring-boomen dezelve vanbin- nen bol bevind , of een ander bout verbergende: Dusda- nig fpectacul beb ik eens op de boek van Chi ter kufi van Hietoe bevonden , daar wy een nieuwe fortres wilden leg- gen, en tot dien einde de plaats [choon makende, onder anderen een groote boom omvellende , die de Inlanders doorgaans voor een Varinga latifolia aangezien badden s maar van binnen een dikke fcbone , em Yzer-boute-b00% bevonden , die boven in de kruin met weinige takken nis leefde, en ons tot balken welte ftade quam: Dit zy van alle Waringe geflagten gefproken s en men bevindt meer aan de volgende geflagten, dan aan dit eerfie: Naam V. Boek. 1. Hoofifl. Nomen. Generali nomine cunéta ha arbores Latine vocantur Varinga, Plinio autem & antiquis Ficus In- dica. Belgice Waringe-boomen, quod nomen a multi- plici truncorum contorfione derivari poffet, nifi ve- rum nomen Malaienfe effet Waringin. Portugalli il- lam vocant Arbore de raix h, e. Arbor radicum feu radicifera, unde & Greco-Latine vocari poffet Ar- bor polyrrbizos. Peculiariter vero hic prima fpecies dicitur Varinga latifolia. Malaice Waringin daun Be- zaar, & Waringin Tsjampadaba. In Hort. Malab. tom. 1. Fig. 25. vocatur Atty alu, Bracmanis Rumbadu, Ternatice Fi/Ja Foeru , & etiam Waringin, Baleyice Boe- mit, Macaflarice Caju Tanang, Amboinice Nuno 4- naban a forma foliorum cum illis Tsjampadabe , Bai- danice Sombang. Locus. Prima fpecies feu latifolia a Java obcurrit er Orientalem plagam Baleye & Celebes usque in cunćtas Molucce infulas, fed in Amboina non ita „frequenter ac fubfequentes fpecies, optim& &'maxi- mae obfervate funt in Hitoes ora, prefertim in li- tore Lebulebu , ubi vero nunc per ingentem inunda- tionem anni 1674 perdite funt, an vero in veteri In- dia feu aliis Occidentalibus pagis reperiantur, me latet, puto enim, Arborem Radicum a Linfchoteno defcriptam, qua circa Goam crefcit, a Varinga no- ftra quodammodo differre, atque ex auctoris iftius defcriptione comperio varias ibi reperiri fpecies, qui- dam enim ipfi tribuunt fru&um magnitudine Ciceris, alii Olive, qua utraque forma immo alia etiam hic reperitur, faltem noltra latifolia non ex ramis fuis emittit fila nec tot furculos, quot de veteri Indica fpecie teftatur, unde & jure diverfa liec habetur pecies. . Uus. Hec arbor nullam partem tigno aptam éx- hibet, excepto quod lata quedam fegmenta ex ejus trunco excidantur , ex quibus volute formantur, que in proris navigiorum Kotte Korre dićtorum or- namenti gratia inponuntur, & topiario opere elegan- ter & artificiofe exciduntur, fed non durabiles funt, fi non pigmento quodam obducantur, meliores vero funt ex minori parvifolia fpecie formatz. _Amboinenfes has fepe plantant arbores in fori lo- . «is, ut fub ipfarum umbris, fi excreverint, concio- “nes frequentent, qualis vaftifima & elegantiffima lo- cata erat in Hila ante memoratum iftud di - ue plärimis truncis & ftipirihue evrenfa erat inftar Braficz, ita ut totum forr-tráctum conventus Key- tetto obcuparet , craflilimum gerens truncum, & ma- am radicum congeriem inítar fcopulorum, unde vis horribilis undarum marinarum adparuit, qua fefe 17 Februarii anni 1674 per terram difpergentes , hanc vaftdm arborem ita rapuerunt, acfi nunquam ibi locata fuiffet, licet ad fclopeti diftantiam a litore remota effet. ` Homines, uti dictum fuit, ejus fructibus non ve- Ícuntur, licet maturi fatis fint dulces, fed fimul fa- tui, contra omnes majores filveftres aves, ac pre- fertim palumbes & annui dicti, quam maxime ejus expetunt fructus, ita ut magna copia ad has advolenr, easque frequentent arbores iis menfibus, quibus ma- turefcunt fructus, quod bene norunt aucupes: fi jam illi decidunt, apri hos inveftigant & comedunt, ve- natoresque hos iterum inveftigant: Tenera arboris folia plebi oleri inferviunt, que coquunt, fed inad- Pun conqueruntur ejus ufum capitis vertiginem Caus- " fare. In Keytetto montibus quondam ingens locata crat ` Varinga latifolia, que quotannis fub finem Orientalis feu pluviofi anni temporis vetuíta fua dimittebat folia, ac mox fub initium Occidentalium feu ficcorum men- fium nova regerminabat , fructusque producebat, ex qua incole Kalonga anni temporis dignofcebant, arborisque excellentem magnitudinem zftimabant, uti & omnes tales arbores, quas ante ipforum Ballurren feu publica zdificia locant, ipfis magno funt honori, quzque ipfis Capalla Negry h. e. pagi princeps vocan- tur. Hee ipfa vero abor circa annum 1642 prola- batur, quum tumultuofüs Kackialay junior Hitoes centurio montes iftius regionis obcuparet, ut cum noitro populo bellum gereret ; unde pro certo omina- bantur, immo ipfi incole, inregulare & inconditum illud inperium brevi deftru&um fieri, cujus; uti di- Tom, III. cum AMBOINSCH KRUYDBORE f. * avaar van, als gezegt, de Waringa een Symbolum is, jl N aam. Met een generale naam worden alle dezà boó- men in 't Latyngebeten Varinga, by Plinius en de ouden Ficus Indica. nt Duits Waringe-boomen , "t welk men van't veelvoudige wringen der kammen zoude kunnén aflyden , indien de zuivere aleytze taal niet was Wa- ringin. De Portugezen nomen bem Arbore de raix , má 5, Lag besi A? 0f wortel-boom, en daarom men L ‚Poemen in”; Grieks- Latyn Arbor polyr- rhizos, 1n't byzonder word deze vh zoorte genaamt Varinga latifolia. Op Maleyts Waringin. daun Bezaar, en Waringin Tsjampadaha. In Horto Malabarico tom. 1. Fig. 25. biet by Atty alu, in ’t Braminees Rum- badu, Ternataans Fifla Foetu, en Jlegts Warinein op Baleys Boemit , Macaffers Caju Tanang, Amboins HN no Anahan van de Sehykenife der bladeren met die van Tsjampadaha, Bandanees Sombang. Plaats. De eerfte zoorte of breedbladige vind men van Java Ooftwaarts aan door Baly en Celebes, tot in alle de Moluxe Eilanden, doch in Amboina zo veel niet, als de volgende geflagten, de fchoonfte en grootfle zag mien op de kuji van Hitoe, inzondérbeid op de Brand van Lebule- hu, daarze mu door de groote watervloed van "t jaar 1674 uitgeroeid zyn, of menze in oud Indiën of andere plaatzen om de Weft vind „ is my onbekent , want ik fus- tinere, dat de Arbor Radicum by Lin/cboten befcbreven, en omtrent Goa wallchende , van onze Waringin wat werfchild, en uit de befebryving van de Autbeuren be merk ik ook, dat by zelfs aldaar van verfebeide zoorten zy, vermits zommige bem een ‘vrucht toe/chryven , in de grootte van een Cicer, zommige van een Olyve, welke beide gedaanten en meerder men albier vind , immers onze breed- bladige geeft zo veel draden niet uit bare takken, nog zet zo veel lammen, als men van de oude Indifche zept, en daarom menze billyk voor eem byzondere zoorte rekenem moet. Gebruik. Yan dezen boom kan men niets vinden, tot timmer-bout bequaam, bebalven dat men eenige brede ftukken uit * bout kapt, waar van men de krullen maakt, die men voor op de fievens der Korre Korren zet tot cie- raat, en met lofwerk konflig uitge/neden zyn, doch zy zyn aldaar niet durabel , zo menze niet met eenige verwe beftrykt , en beter werden van de kleenbladige zoorte ge- maakt. | 1 De Amboinezen planten zomtyds deze boomen , met een tak of fłok op haar markt-plaatzen, om onder deszelfs fcbaduwe, alsze groot werden, vergadering té bouden, diorgelyke een zeer fchoone en siste fiom’ vp Tila voor EMEL? waves mini u VELE JLammen uytgebreid , als een kool-Dlante , zodat by de geheele markt-plaats van 't gefpanfchap Keytetto ele, met een zeer dikkeh flam , en klompen van wortelen , als klippen, waar aan de kragt van die fchrikkelyke Zee-baren gebleken is, die zig op den 17 February van gemelde jaar 1674 op "t land werpende, dien geweldigen boom dveggevoert bebben, als of by daar nooit geftaan badde, hoewel by ruim een musquet-fcboot van Los afftond. i De menfchen, als ges. nuttigen zyne vruchten niet, boewelze in baar: volle rypheid redelyk zoet , maar daar by laf zyn, daar en tegen allerbande groote wilde vogels, inzonderheid wilde Duiven , en jaar- vogels zyn zeer gre- tig na deze vruchten, zo dat men de wilde Duiven met menigte daar op ziet, in de maanden, alsze ryp zjn, daar de Wildjchutters op letten, als nu de vruchten af- wallen, zo paffen daar de wilde Varkens op, om dezelve op te knappen, en dan de Fagers weer op haar: De jon- e bladeren zyn by 't flegte volkje een moeskruid , om te LE , doch de ongewone klagen, datze 't booft wat be- zwaren. In 't gebergte van Keytetto ftond eertyds cen groote Waringe-boom van dit ge/lapte, die jaarlyks in "t ein- de van de Ooft- of regen-moufJon zyne oude bladeren af- [meet , en firaks daar op int beginvan de Weft- ef droge mou/Jon nieuwe bladeren en vygjes voortbragt , waar aan ^t landwolkje de verandering van de mouffons leerde ken- nen, en zyne uitnemende grootbeid in waarden bielden, elyk zy alle zodanige bomen doen, die zy voor bare Ba- aen of ftadbuizen planten, en Capalla Negry , dat is, hooft van 't- Dorp noemen. Dien zelven boom viel om- trent ’t jaar 1642 omver , als den muiteling Kackialay jong [le Capitein van Hitoe in’t zelve gebergte zig neder ge- flagen hadde , om onzen flaat te beoorlogen , tot een va woorbeduidzel , zelfs na t zeggen der Inlanders , dat die wil- de en ongebonden regering baafl zoude uitgeroeit werden, Er" 132 &um fuit, hec Varinga Symbolum eft, utilibro pri- mo fimile quid narravimus de Calappo tricipiti. | Hanc noftram Orientalem Varingam, licet ab illa veteris Indice Arbore Raiz dicta quodammodo diffe- rat, unius tamen ejusdemque effe fpeciei , tales pro- fitentur, qui ambas has arbores & regiones adtento erluftrarunt oculo , atque pronunciabunt Varingam, & arbore de raiz, unam eandemque effe arborem cum antiquorum Ficu Indica, quo nomine defcripta efta Tbeopbr. bift. pl. lib. 4. cap. H & ex eo apud Plinium bit. nat. lib. 12. cap. 5. fed fine nomine, apud Strabo- nem libr. 5. Geograpb. & apud Curtium libr.w. ut & apud dogi Cuftum libr. 1. exotic. cap. 1. cum quo confentio, fed cum venia magni iftius viri errorem quendam adnotabo, quem cum aliis communem con- mifit, putans Mangue feu Mangiu circa Malaccam crefcentem , qua a Ferd, Lopes ege bift. Ori- ent. Indice libr. 7. cap. 3. ut & Mangle a Ferdinando Oviedo generäl. e natur. bift. Occident. Indice libr. 9. cap. 6. defcriptam, unam eandemque effe arborem cum Varinga feu Ficu Indica, quum ille fint arbores aquaticz , à me fub finém libri precedentis fub nomi- ne Mangi Mangi defcriptz , tales autem errores fa- cile quis conmittere poteft, fi ex aliorum relatu quis quzdam defcribat, atque hic illos noto, neutiquam ut do&os derideam viros, uti alii id folent, fed ut plantarum hiftoriam ac veritatem mags detegam, op- tans talem cordatam correctionem alios, qui fcripta mea forte in pofterum corrigent , fufcepturos effe, corrigent inquam bono judicio, tales enim nihili fa- cio neotericas cavillationes, quas Indie peregrinato- res aliis exprobrant , qui nempe unam eandemque ar- borem in variis ac diverfis obfervantes regionibus parvam forte in foliis , floribus , fimilibusgue notantes varietatem , mox fcriptorem talem excutiunt , ac mendacii vel erroris reum profcribunt, uti inter alios bonus Lin/cbotenus a popularibus fuis hifce in terris inmerito adcufatur. Figuer D' Indi, feu Ficus Indica in Gallica Antilla- rum biftoria a Rocbefortio libr. 2. cap. 6. art. 11. de- fcripta, quz parvum producit fructum officulo defti- tutum, quique formam ac faporem habet ad Ficos alien adcede tem, meo judicio fpecies quoque e- rit Varing@, auttor Em ifte dicit, arborem ille= folium gerere ab illis Ficus Europa: tom - tens, multoque anguftius, ipfamque arborem multo effe craffiorem , cujus truncum multi homines vix com- ple&i poffunt, ejus enim truncus non eft folidus , at- que in peripheria fua folitarius, fed ex plurimis fi- mul alis & fürculis compofitus a radicibus usque ad ramorum initium, qui quasdam formant cellulas & fulcos quatuor & quinque pedes latos. Alæ autem u- nam eandemque cum arbore habent fubftantiam , eo- demque corte obducte , fex, feptemve pollices craffe refpeelu trunci; arboris autem lignum eft al- bum & molle, ex hifce alis afferes & menfz forman- tur, nec nocet arbori, licet ille excidantur, quia intra breve temporis fpatium regenerantur. Dicit porro, tales quoque ingentes arbores reperi- ri in infulis de Fortugas, praefertim in montibus, fub uarum tegmine ducenti homines recubare poflunt , enfam enim gerunt comam , harumque fructus forma & fapore cum Ficis Gallicis quodammodo conve. niunt. Eadem inter Varingam & Mangi Mangi confufio ar reperitur in Hifpanico Plinio, puto Eufebio hie! ad. Hift. nat. lib. 14. cap. 38. quam in præ- cedenti libro in capite de Mangio jam notavimus, quam hic iterum in memoriam revocamus, ut con- miffas diu ac fotus apud au&ores error circa has bi- nas arbores tandem evanefcat. Baleyenfes aliquid fabulofi nobis de hac narrant arbore, quosdam nempe felices homines argenteum aliquando feu album in hac reperiffe arbore florem , quem tanquam pretiofam gemmam confervant , putant enim ac credunt talem, qui hunc inveniunt florem, inde ditefcere, hic flos forte fimilis erit illi Angreci: Majora autem figmenta nobis obtrudunt de Varinga parvifolia, que ipfis Babingin vocatur, in hac, E cunt , HERBARIIAMBOINENSIS * verandering van bladeren, bloemen * Liber V. cap; A elyk wy in 't eerfte boek iets diergelyks gezeat an een Yrieboofdige Cala js boom JN gezegt. ekben Dat nu deze onze Oofterfche Waringen , boewel van de oud Indifche arbore raiz een weinig verfchillende nogtans van een, en t zelfde geflagt zy, zullen die tne moeten bekennen , die beide deze boomen , in beide die lan. den met opmerkinge gezien bebben, en dat Varinga, em arbore de raiz, een en dezelffte zyn, met den ouden Fi. cus Indica, met namen be/chreven by Theophraftus hift. plantarum lib. 4. cap. 5. en uit den zelven Plin. hift. natural. lib. 12. cap. 5. maar zonder naam. bw Strabo lib. s. Geograph. en by Curtius in de reyzen van Alexander de Groote lib. 9. beeft den geleerden Heer Clufius lib. 1. exot. cap. I. genoegzaam pa met wien ik bet ook volkomentlyk boude , maar (met verlof van dien grooten geeft ) moet ik mede aanwyzen *t Heen abuisje, bet welke by, en veele andere gebad beb- ben, meenende, dat de Mangue of Mangiu een boom omtrent Malacca wa/fcbende , en van Ferd. Lopes Ca- ftagueda hift. Orient. Indi? lib. 7. cap. 3. als mede de Mangle by Ferdinando Oviedo. gener, & nat, Hift. Occident. Indiz lib. 9. cap. 6. dobre een en dee zelue boom zy met de Varinga of Ficus Indica, daar des zelve water-boomen zyn, van ons in 't einde van’t voor- gaande boek, onder den naam van Mangi Mangi be/chre- ven, diergelyke abuizen kan iemand 2eer ligt begaan, als by iets uit bet verbaal van andere be/chryven moet, en werd bier aangebaalt , geenzints om geleerde mannen te befpotten in baren yver, gelyk men genoegzaam dier- gelyke kittelyke neuswyze menfchen vind, maar om de waarheid der planten te meer te ontdekken, wenfebende dat my diergelyke difcretie ook wedervaren mögte van ama deren, die myne fchriften zullen komen te verbeteren, ik zegge verbeteren met een goed oordeel, want ik acht dat neuswys berispen niet , "t welk men aan de Ooft- Indifebe Reyfigers vind, die een en dezelve boom in verfcheide landen gezien bebbende, daar aan zy mi[Jcbien een kleene CH gemerkt bebben, firaks durven uitkryten, dat den Autbeur daar van leue ens eter even beeft, gelyk onder anderen den goeden indfchoten van zyne Landslieden op veele plaatzen tem onregt lyden moet. ` Figuier d' Indi of Indiaanfe Vyge-boom, in de Fran- fe Hiftorie van de Antilles door Rochefort lib. 2. cap. 6. art. II. befchreven, dragende een kleene vrucht, zonder kraakfteen , die de gedaante beeft , em den fmaak nade- rende by de Fronte Vygen, is myns oordeels mede een zer Varinga, Wani vic-atacirwr gt, dat die boom een Mad Ze e Pygen veel verfebil- lende, en veel fmalder, dat "t een vee dikter boom zy wiens fam veele ini ga niet konnen omvademen , want zyn flam is niet ma ya » en geheel in de ronte , maar uit veele vlerken, en uitfprongen t'zamen gezet , van de wor- tel aan tot aan "t begin der takken, dewelke uitmaken zekere kamertjes , en groeven van 4. en, 5. voeten groot. Deze vlerken zyn van een fubftantie met den boom, en met dezelfde fcborfJe bedekt,.6. em 7. duimen dik, na proportie van den Slam, zynde bet bout van den boom wit, en week, uit deze vlerken maakt men planken en Tafels zonder [cbade van de boom, want betin’t korte we- der aanwafi , wat men afkapt. Hy zegt ook, dat men zulke groote boomen in de Ey- landen de Fortugas vind, inxonderbeid in "t gebergte onder «viens fchaduwe 200. menfthen kunnen fcbutlen, want by zeer digt van loof is, aan gedaante en der vruchten eenigzints de Franje. Vygen gelyk. Dezelfde, confufie van de Waringen met bet Mangi Mangi ziet men ook in de Spaanfe Plinius , ik zegge Eu- febius Nierenbergius hift. nat. lib. 14. cap. 38: t welk wy in * voorgaande boek im *t Capittel van Mangi Man- i al rede verbetert bebben , en bier wederom in dagte engen, op dat. doch eens de lang gevoerde dwang by de Autbeuren omtrent deze Ber ka mogte verd) nen. | er De Baleyers verbalen ons wat fabuleus van dezen boom, te weten, dat zommige gelukkige menfchen een witte fil vere bloem, daar op vinden, die zy als een koftelyk juwet bewaren , want zy geloven, dat. by de vinder "ya maakt, deze bloem zal die van’t Angrek gelykzyn: z end dingen maken zy ons wys van de Kleenbladige bei die zy Bahingin noemen, daar op, zeggenze > nu ook, doch zeer zelden, een. bloem, als een half € V Bock. I Hooftff. cunt, itidem , fed rariflime invenitur flos inftar femi- aperti floris Tsjampacce ex fubtili conftans auro, nec plures uno in tota obcurrunt arbore , femel tantum per ejus vitam, hic flos inventori copiofas exhibebit divitias. Si verum fit, credibile eft Diabolum talem florem arbori inponere, licet quosdam noverim , qui adfirmabant , talem florem fefe in arbore obfervale : Hic forte fortuna fefe obfert, non autem querendus eft, dicuntque tali fepe obvenire, qui fzpius dies feítivos, convivia, & muficas frequentat (quod ipfis fpecies religionis eft, ) Proteftari hic iterum me opor- tet, quum iftiusmodi fabulofas narratiunculas in fcriptis meis refero neutiquam hoc fieri , quafi ipfis fidem habe- rem , fed quod fciam & expertus fuerim , femper aliquid veri fub hisce latere , & ut amatores ad ulteriorem inve- ftigationem exhortárer, ipfis adfirmans , me quotidie hisce in terris plura revelaffe natura arcana , qua Europzis ignota & incredibilia videntur: Contra non g{timo cavillationes inperitorum , qui fcripta mea excutiunt , acfi repleta effent quisquiliis , anilibusque fabulis: Profiteor vulgo incredibile effe, aurum, ár- ` gentum , vel quodvis metallum ex plantis poffé pro- uci, neutiquam vero id incredibile eft adcuratis in- — veftigatoribus , atque hiftoriarum peritis, qui nempe in iis legerunt aurum in Hungaricis crefcere vitibus, hominesque aureis dentibus a natura donatos, multo minus nobis, qui ex indigenis Indiarum exaudimus, non tantum metallum per tonitrua ex ccelo prolabi, fed etiam illud in hominum animaliumque corpori- bus detectum fuiffe. Arboris cortex contufus & circumvolutus optimum rebet funem igniarium, ignemque diu alit , fed ad pol- icis craffitiem rotari oportet, truncorum vero & ra- morum lignum aptiffimum eft ad lentum fuftinendum ignem, qualem cefpites fovent, flammam etiam op- time concipit, fi ficciffimum fit, in obclufo autem & humido: fi deponatur loco ; facillime putrefcit, nec ignem admittit: Ex interiore trünci cortice filveftres Celolenfes & Ceramenfes Tsjedakos feu cingula “fua ampla formant, quibus nudum circumligant corpus, E modo ex eodem cortice in aqua macerato & eviter extenfo citrina charta formari poteft , quali Javani utuntur, que ipfis Chartas Sultan, h. e. charta cefarea vocatur: Longa ifta fila ex arboris ramis dependentia , licet rara, ad ligacula apta funt , quie fæ- pius ad pollicis craffitiem inveniuntur miris gyris & volvnlie fihi intricata , que Rhizothomi „rdir Aili- genter conligunt, magnumque paraat sn hisce latere arcanum ad virile robur augendum, fimul cum radice Rubi integrifolii Kurukeku diéti, in partes diffe&a & comefta , quales artes Indis magno funt in ufu, ho- nore, ac licentia, quibus ex regionis more & con- fuetudine mulieres plures alere oportet. » Amatka forte etiam eft Occidentalis Maringa, in Guiana, & Carybzis infulis crefcens, cujus major truncus plurimis erectis ramis tanquam fulcris cir- cumdatus eft, qui ex majoribus ramis folo infixis ra- dices fuas terre inplantant , unde & cum Arbore de Raiz feu Varinga Indica melius convenit, ceterum parvos quoque gerit fructus, minores Ficos emulan- tes. Si Varinga noftra latifolia una eademque fit cum Attyalu H. Malab. part. 1. Fig. 25. defcripta , uti mihi adparet , tum vis ipfi tribuitur ad hepar ee: dum, atque exzftuantem bilem refrenandam , labio- rumque ac manuum fifluras confolidandas , quum vero hec in hisce oris fint ignota, hinc lectores ad illum ablego au&orem , ubi & porro adnotandum eft, commentatorem in iftud caput cunctas Varingas vo- care Ficus Malabaricas , Ge bie moneo, ne confu- fionem pariat , quum hodierni, ac prefertim Portu- gallici fcriptores , Mu/am feu Pifang tali indigitant vo- cabulo. Erroneum quoque eft Alu feu Varingam re- quo Malabaricis effe propriam, quum per totam diam Orientalem fit nota. Tom. LII. In AMBOINSCH KRUYDBOEK. 133 bloem van Tsjampacka, en die van fyn goud ‚men vind er niet meer als een aan den gebeelen boom, en dat maar eens m zyn gebeclen leef tyd ; deze zal den vinder overvloe- dige rykdom toebrengen: Zo’t waar is „zo ist elooffelyk s dat E eintje Pik zodanigen bloem aan de boom vends Dae: wel ik "er gekent beb , die verzekerden , datze zulken bloem aan den boom gezien bebben. Men moet ze by geval vin- den, en niet zoeken, en zy zeggen, die dikwils feeften > maaltyden, en muzyken fpeelen, Ct welk by bunlieden cen Godsdienft is) bequaam zyn om deze bloem te vinden. Ik moet bier nogmaals protefteeren , wanneer ik diergelyke fabüleuze vertellingen in myne fcbriften aanbale , dat dit geenzints gefchiet als of ik daar aan vaft geloof floeg ; maar om dat ik weet , ook dikwils bevonden beb, dat altyd wat waarbeids daar onder febuylt, en om de Liefhebbers tot neer [Lig onderzoek aan te prikkelen , bun werzekerende , dat in deze landen zig dagelyks veele gebeymeni(fen der natuur openbaren, die voor Europeanen onbekent , en on~ gelooffelyk fchynen; daar en tegen kreun ik my ganfch niet aan 't [cbimpen van vele onwetende , die myne fcbrif- ten bekladden , dat ze vervult zyn met beuzelingen em oude wyve-praatjes. Ik bekenne voor de gemeene mam ongelooffelyk te zyn, dat "er goud, zilver, of eenig me- taal uyt de planten kan waffen; maar geenzints voor de neerftige onderzoekers , en die in de Hiftorie gelezen beb- ben van 't goud dat in de Hungarifche wynftokken waft, en van menfcben die goude ij van natuure gewa/Jen in baar. mond gebad bebben: veel min voor ons, die bier in India dagelyks van de Inlanders boren, dat er niet alleen. metaal met onweer van den bemel valt , maar ook in de ligbamen van de men/cben en beeften gevonden werd. De Rehor (e van de wortel gekneuft en t'zamen gedraayt, geeft gr londt „ die ^t. vuur lang boud , dog men moet ze wel een duym dik drayen , maar "t bout van de ftam- men en takken is zeer bequaam om een lang faam vuur te bouden , gelyk een turf doet, °t vlamd mede ligt als "t wind-droog is, maar op een bedompte of vochtige plaats leggende , verrot zeer ligt, en brand niet. Uyt de bin- nenfte baft des ftams , maken de Wilden op Gelolo en Ces . ram baare E of brede gordels „die ze om 't naakte zo kan men ook uyt dezelfde baft in water geweekt, en zagtjes wytgerekt, een pri? apier maken, gelyk de Favanen gebruyken , 't welkzy Chartas Sultan , dat is pier noemen. - De lange dra- eyuers - papi den die in de te d loot] van des booms tak- zyn bequaam ken afbangen , doch weinig in "t getal tot bindwerk te gebruyken, zomtyds vind men deze tou- quen een duym dik, en meer oct CC ‚hogten en Jla- Bon Anis sel amk 6" viochten 5 die € Indiaanfcbe Wor- Iyf bi "telmannen neerflig bewaren , en voor een groot gebeim bouden, om de mannelyke kragten te vermeerderen, te zamen met de wortel van den Rubus integrifolius Ku- rukeku genaamt in flukjes ge/neden „en gegeten; dierge- “Iyke konsjes de Indianen in groote eere, en voor geoorloft beuden, als die na ’s lands manier veele vrouwen moeten voeden. Amaéka is mifebien ook een weft - Indifcbe Waringe y in Guiana en de Carybifche Eylanden waffende, wiens boofdftam met veele regte takken als pilaren omgeven is, die wyt de boofd-takken na de gront afgedaalt, enin de aarde gewortelt Baan, daarom met de Arbore de Raiz of Indifche Waringe beter overeenkomende , by draagt anders mede vruchten als kleyne Vygen. Indien onze breedbladige Varinga een en dezelfde is met de Attyalu in Hort. Malab. part. 1. F ig; 25. befcbreven, gelyk ik giffe van ja, zo heeft by een kragt de lever te verkoelen , de woedende gal te flutten „en de fcbeuren aan de lippen en handen te genezen; doch dewyl zulx in de- ze landen onbekent is, zo wys ik den Lezer na genoemde Autbeur ` waar ns te merken flaat, dat den Com- mentator op 't safle apittel , alle de Varingas noemt Ficus Malabaricas, 't welk geen verwerring moet ma- ken , om dat Mus o ia » inzonderbeid de Portugeze Scbryvers , de Mufa of Pifang met une namen bee tekenen. Zo is 't ook een abuys dat de Alu of Waringe aan de Malabaarze landen eygem'zouden zyn, daar ze door ganfcb Ooft-Indiön bekent zjn, 134 In Rumpbii Auftuario hec adduntur. Arbor En/ada, feu uti alii fcribunt , Enfanda a Dap: pero in Loanda pag. 244. defcripta , atque ibi Ficus Indica dicta , juxta ejus defcriptionem folia gerit illis Mali Cotonei fimilia , fructusque pollicis articulum longos , nulla. alia videtur effe arbor nifi Varinga edn latifolia , excepto quod Loandofenfis arbor multo major fit, quum millia hominum , immo plures fab ejus umbra latere poffint. Peculiare eft in Dap- peri Madagascara pag. 32. nomen indigenum Varinge Nounouk, & fructus Voa Nounouk cum Amboinenfi ita convenire , uti plura nomina iftius infule cum Amboinenfibus quadrant. Tabula Oclogefuma Quarta Ramum exhibet Varinge latifolie. Ubi Litt. A. fructum jufta magnitudine reprefentat. OBSERVATI O. — Hee eft Ficus arbor Americana, Arbuti foliis non ferra- tis, frudu Pifi magnitudine, funiculis e ramis ad terram de- miffis prolifera, Plukm. Almag. p. 144. & Phytogr. Tab. 178. Fig. 4. que ex ejus fententia forte eft Ficus arborefcens Afri- cana, Arbuti foliis non ferratis Hort. Beaum. & Katou ALU Hort. Mal. p. 1o. Tab, 57. ut & forte Alhu ZANON. f. 19. c, Hic pertinet quoque Ficus Indica maxima, folio oblongo y fu- niculis e fummis ramis demiflis , radices agentibus , fe propagans, fruta minore fpherico fanguineo Sam. Cat. pl. Fam. pag. 289. & Hifl p. 140. Tab, 223. ubi fructus ex foliorum alis folitarius depingitur, unde alia cjus fpecies videtur, ac forte pertinet noftra ad illam pag. 138. in Hift. Famaic. propofi- tam, Vide porro Ray Hift. tom. 3. dendr. p. 15.8 16. Varinga latifolia a Valent. in Amboinze defcript. pag. 223. etiam defcribitur. | | ni Varinga repens. IF aringin Malatta, Recedentis Latifolie altera fpecies eft , que, quan- P tum feio , nunquam in arborem excrefcit , fed que flagellis fuis longis aliis fefe inmifcet arbo- ribus, vel aliis incumbit herbis, cujus rami feu fla- ella digitum circiter craffa funt, atque his folia in- fident folitaria, tres, Quatuor, ac raro quinque pol- lices longa , binos vero lata, in inferiore parte fubro- tunda, quorum quzdam funt anguftiora, multo craf- fiora; firmiora , & rugofiora quam precedentis, in brevem durumque apicem definentia, ceterum ejus- dem forme, atque lactefcentia , ramuli autem extre- mi in cornicula definunt breviora quam prioris. Fru&us bini ac terni fimul dependent ex ramulis magnitudine Ceraforum nigrorum , primis Ficorum rudimentis fimiles, fed fuperius plani & umbilicati, primo lutei, dein intenfe rubri ac fere fufei, nullis apicibus notati: Si penitus fint maturi, plerumque folitarii dependent ex ramis, & ad tactum molles funt, intus autem repleti funt granulis, nullam ex- hibentes cavitatem , faporis fatui dulcis, edules ta- men quodammodo fünt, & proxime ad Ficorum fa- porem adcedunt, fed funt parum aciduli, paucum- que fpiffüm ac flavefgens lac emittunt. Cunétas hzc arbores adfcendit ac prefertim Lin- goas . fed ipfis non firmiter adheret, at longis fuis fla- gellis ex ipfarum ramis dependet; ubi vero humiles arborum ramos adtingere nequit, perterram prorepit, licet ortum ex truncis quarundam arborum ducat, ut id in denfis & magnis obfervatur filvis, unde & arbo- res ipfas non ftrangulat, Nomen. HERBARII AMBOINENSIS Liber V. cap H by Den boom Enfada , of , gelyk andere febryven, Enfanda befchreeven by Dapper in de Loanda pag. 244. en aldaar Indiaan/che V'yge-boom genaamt , volgens zyn befchryving met bladeren als den Quepeer-boom, en vruchten als een lidt van een duym , fchynt anders niet te zyn als onze grootbladige Varinge, bebalven dat den Loandozen boom veel grooter moet zyn, om dat er duyzent en meer men. Jchen onder konnen fcbuylen ; bet is aanmerkelyk, dat in Dapper zyn Madagascar pag. 32. den Inlandzen naam van deeze Varinga-boom Nounouk, en de vrucht Voa Nounouk , met de Amboinfche zo overeenkomt gelyk met meer naamen op bet zelve Eyland gefchiet „die met de Amboin/che naamen gemeenfchap bebben. | Dit heeft Rumphius in zyn vermeerdering daar y gedaan. De vier- en tachtig fle Plaat Vertoont een Tak van de breedbladige Varinge-Boom, Alwaar Lett. A. deszelfs vracht in zyn natuurlyke gedaante aanwyft. Ge AANMERKING Dit is de Americaanfche Vige-Boom met het bladt van de Arbutus, dog niet gezaagt, en een vrucht in de grootte van een boon, met touwetjes uyt de takken , in de aarde zig vaftmakende en voorttelende van Plukz, in zyn Almag. p. 144 en in de Phyrogr. Tab. 173. Fig.’ 4. welke volgens zyn gevoelen mogelyk is de Africaanfche Vyge-Boom, met het bladt van de Arbutus ; dog niet gezaagt , van de Hortus Beaum, en de Katoe Alu van de Hortus Malab tiende deel Tab, 57. en mogelyk de Alhu van 'Zanonius pag. 19. &c. Hier toe behoort mede de zeer groote Ooft-Indifche Vyges boom , met een langwerpig bladt, en zig vermeerderende door touwtjes, uyt de opperfte takken in de aarde neerfchie- tende, met een kleyne ronde bloedrode vrucht. , van Slaan, in zyn Catal. pl. Fam. p, 189. en in de Hiftor, p. 140. Tab, 213. dog alwaar een enkelde vrucht uyt den oorfpronk der . bladeren enkelt is afgefchetft ,zo dat dit mogelyk een andere zoort 's, en , onze mogelyk behoort tot die geene die in zyn Hiflerie op a . 138. voorkomt, Ziet verders Ray in zyn Hiftor. der del van de Dendrologie op pag. 15 en16, — De grootbladige Waringin-boom wert van Valent. in de bes fchryving van Ambon op pag. 223. meede befchreven, — | De kruypende IE aringe-Boom. ; E voorgaande breedbladige beeft een tweede zoorte , die D (myns wetens) nooyt een boom werd, maar met haare ange takken door andere bomen zig been flin- gert, of op de lage ruft , zynde de takken of lange ranken . omtrent een vinger dik. De bladeren ftaan enkeld, drie, vier, en zelden vyf duymen lang , twee dito’s breed „ag- ter rond toegebild , zommige wat fmalder , veel dikker; Jtyver, en ruyger dan de voorgaande, met een korte en barde /pits, anderzints van "t zelfde maaksel, ook melk- achtig. De uytterfte ryskens bebben korter hoorntjes dan "t voorgaande. : e , De vruchten bangen twee a drie by malkanderen aan de takjes, in de grootte van kriekjes , de eerjte knoppen van Vygen gelyk, doch voor wat plat „en met een kuyltjes eerfł geel, daar na boog-rood , en bykans bruyn, zonder puntjes. Als zy gebeel ryp zjn , bangenze meeft enkeld, en zyn wat week in "t aantaften , binnen zyn ze vol kleyne greyntjes, en in de midden febier zonder bolligheid , van Jmaak laf-zoet, dog eenigzints bequaam om te eeten > de vygen na by komende, met een kleyne rynsbeid , weinige dikke en geelachtige melk uitgevende, "t Klimt alderbande bomen op, inzonderheid de Lingo- bomen, dog begt zig daar- niet vaft aan , maar bangt met " ranken van de takken af; daar "t geen laag- getakte boom kan bereyken , moet het langs de aarde krut- pen» hoewel ’t zyn oorfpronk uyt de [tammen eeniger boomen beeft, gelyk men in de digte en groote bo[Jcbagien vind: wesbalven 't ook onfchuldig blyft aan 't verwur gen der boomen. Naam Tab. LXXXIV. 07. [7 , 77 (z: ae TR 7/7. LZ Sms E ARR, EE SN Uy E PAŁ WS, NU Weu a? Wi ; ASS S = : d st N NRD ==! N / A Sse BA gl y = » ANIU VNS 7 y 4 $3 [4 NS = 1 , , 4 5% WAN p W HP 124 OO. ^" OX » yA Ya d N Gu Wéi Do (0 V > SEE ZSZ KN = RUD E UNI SSS A ISIS = 5 à DE 4 I UM > 27 Vo " N N D» NN NS LL, ZZ Va a ANNE NI Y WA EEE LEE ga Z = N SS Pini > i A / > N = z N E = ~ / 7 ki IN N Wa ES 5 ; , : Wa ; N KNININ d SET zZ SS Z == 2 AŻ 4 ŻE X TT SE SE SE 777 SSN a HA SI > 77 U YY = ==> N H 7 ji H 77 za, Z 7 Y H Ze 7 H 777 RN 1217 SS i 777 SS " Iz AI” is EN EES ; WS => TE N ez: SSS > SS 0 Jj A 7 177 NN AS SASS WSs S SS NS SS: NN A 44 NNN NW VN 1 SS NE AU ASS ; sa SS M Ze E JAB N Hg A N TE 11/1132 7 NN IN HH Z. BSS oe A AN JN G ER JA CH S 7 7 77 W 7, ZA N d ZEN HH WE N 4 a ES A Ve REZA 111] ADA 7A DEN SNS YA 2A lg ic UŻY NL ZWIŃ NU `. JN JON i Sr aA EAN SS / YA É p = 7 TANA / M < Ze 4 A IY NN UMA VÄN ty ZEA IRR ÍS p A, Z NN GZ A NY HM AN NW Z d 2 G WA AWS WY TD Ź Y WA RAN WI Z POCOS A A d NN ATE f YA N UN p À ; ^ RS Z A ASSEN 77 = SN 4 HONN == UA E = SEN B W NA = Z EKE == 4 1 271 SSS SEE aa N ś 77751 EE Z ` : MA I === = KĘ AGD ERZE GE E DE NUNU SS ŚNIĄ ES NNN = ~N RS ES N Y AOS W IH E A UNA N LAEN ZA A 7224 AN N 4 A SSS 4 H Hi ; f 7 H GE ^l O DS: OS ODRA Ze SE N N N NS NN N AN AN 7 E N E NS < AN AES SSAA NE EE. REY EEN NX SS SSS SS NINOS OS RS NU AN . REES RAA 2 NEON CN iii ii NES GEBEN NA ŻY s AE NÄÄ RZ, N NS NAN er NN SSS N A NN : U N di AN EEEN | YA N ss yA N y N GM H | 0 p Di = ESTE d " ] LS YA ER RON W SS Nh j EI NES N n U d d 5, 4 EA SS ŻA ZM YU YAA HS MKM y IN laj, 77/7] Ms Do SE SE Ge A Ze NETTE EL T WS NS GER eT RAD = An EE = SES = YT Px / A N 7 E VNK 777 SENSN Yo ANNANN ZA OOOO QS N D RII U LLÄ ZZ, ER EE E EIT - du, Wii AS Ga WA Pasza A = aN = ON N N NON NI NY U 1/ 4 A H WM) Ab HK AM bai Y YN Y CN N N Way A AU \ \ N H N Y w un NU N di HHI DEM "M NJ II: cz ZALIWA PEA M AE MSI NUNN, 4 MMA 7 ; WHE Leb zima j 11777777777, Mitte IHH A D i 10144, HH: MAAN A AAA NY NUN AN N W NN N za, NUN AM NON ANNAN WA A NN NAA Fr HA 7 IH N 7 ANA WAY AS N SN ALAN SRY VN XN MIR N \ WA NA 4 IN \ NIU N NUN A... BI INDU RU, A = NU W VN N WA Hh D Y Bock II Hoofyf. — AMBOINSCH KRUYDBOER, ` 135 Nomen. Latine Yaringa repens. Malaice Waringin Malatta , h. e. Varinga repens, licet enim arbores confcendat , non tamen ipfis fefe nectit: Balaice Sappa Lalawa, h. e. Vefpertilionum pabulum ,. quum hi ipfius fructus maxime expetant, atque ubi ipforum nucleos projiciunt, hi progerminant, novosque pros ducunt frutices. Locus. In Amboina crefcit tam in levibus filvis & collibus, tam ex aliis dependens arboribus, quam in altis filvis per terram prorepens ; invenitur quoque in aleya. iet us. Hominibus non magno hic frutex ufui eft, fed plurimum cjus fructus funt avium cibi , pre- fertim vefpertilionum, nihilominus tamen ipfius fru- &us maturi funt dulces & edules, magis autem dele- &ationi quam pabulo hominum inferviunt. Decembri & Januario maturi obfervantur fructus ex frugiferis ramis dependentes, qui folia fzépe ha- bent non fubrotunda , fed oblonga & anguftata , ita ut varietas prioris videretur effe. Supa Varinga quoque eft folium gerens priori fe- cunda varietati fimile, oblongius nempe, rugofum, & in durum apicem definens, fructus ejusdem funt forme cum priore ‚fed non ita edules funt , craffiffima autem eft arbor ex plurimis flagellis. ac ramis compo- fita, comamque gerit amplam & regularem. ` Ejus radices funt copiofe, & nude plerumque fupra ter- ram elevantur, attamen firmiter ipfi inherent. Ma- turi ejus fru&us potiffimum rubent , parumque fufci funt; quum vero tantam cum priore habeat fimilitu- dinem, parvique fit ufus uno in capite hanc fimul deícribere volui. Nomen. In Amboina potiffimum nota eft hecarbor nomine Supa. Hitoenfes illam vocant Nuno Mattacau h. e. Varinga rubens, a rubris ejus fructibus. Locus. Plurimum crefcit in infulis Uliafferenfibus , ingens ejus arbor ante repugnaculum noftrum Ce locata eft in litore nudo , cujus radices fere nude fupra terram elevantur , unde facile cognofcitur , fed mirandum eft hanc arborem vehementes maris fluxus anno 1674. fupra memoratos innoxie tolerare po- tuiffe, qui tamen magis remote in ipfa terra millio- nes arborum eradicarunt & rapuerunt, uti & ipfum EE des prope illam locatum, quod in plano humili litore fitum eft, uti & crafliffimi muri in- gentes caftelli Hila per eosdem fluxus projećti funt, certum indicium divine providentiz , qua in commu- ni periculo res debiliffime magis confervantur quam fortiffime. Pelal Luhunenfium, & Anabul Hitoenfium forte eadem eft arbor que Supa, vel ejus varietas, folia gerit Iustfolie, fed latiora, firmiora, que rarioribus venarum cancellis danara fint, ajıza Fate parvi fint” Fici, qui coqui poffunt, & edules funt, paucum vero gerit lac, fed duriore conftat ligno reliquis Varinge fpeciebus. Tabula Otlogefima Quinta Ramum exhibet Varinge rubre. Tabula Otlogefima Sexta Ramum exhibet arboris, que Supa vocatur. | „Naam. In ’t Latyn Varinga repens. Op Maleyts Waringin Malatta, dat is fe aria Warithi; ia ! al beklimt bet de bomen „zo maakt 't zig egter niet vaft aan dezelve. Op't Baleys Sappa Lalawa , dat is E: leermuyzen knauzel, om dat dezelve deze vruchten gaarneten en waar ze de korls laten vallen, fcbietenze uyt , daar dan . nieuwe firuyken van groeyen. Plaats. °t Waft in Amboina , zo in de ligte boffcben en Valeyen, zo van andere boomen afbangende , als in *t boge wout langs de aarde kruypende: Als mede op Baley. Gebruik. De menfcben bebben geen of weinig eebruyk van dit gewas, dies "t meeft dient tot de ad edd inzonderbeid van de Vleermuyzen s niet te min zyne rype vruchten zyn zoet en bequaam om te eeten , dog meer tot Jmaak dan voedzel. In December en Fanuary ziet men de rype vruchten , aan de vrucbtdragende takken vind men zomtyds de bla- deren, niet rond gebild, maar toefmallende , zo dat men ze voor een verandering van de voorgaande zoude bouden. Supa is cen Waringe-boom met een blad , de voorgaan- de tweede verandering meeft gelyk, te weten langaverpi- ger, ruyg, en met een barde fpits. De vruchten zyn van dezelfde gedaante als de voorige, dog zo goed niet om te eeten , maar "t wert een zeer dikken boom, uyt veele om- winzelen of armen gemaakt , met een breede ordentelyke kruyn. De wortelen zyn zeer veel, en [taan meeft boven de aarde, doch zym niet te min vaft, de rype vruchten biyven meeft rood , of werden een weinig bruyns om dat by zo veel gelykenis met 't voorige touw - gewafcb beeft, en een boom wan kleen gebruyk is, beb ik bem in een Ka» bittel met bet zelve willen begrypen. : Naam. Hy isin Amboina meeft bekent met de naam van Supa: De Hitoezen noemen bem Nuno Mattacau s dat is roodachtige Waringe, van de roode vruchten. Plaats. Hy waft meeft in de Uliaffer/che Eylanden, een groote boom Raat voor onze reduit op Ceyt aan bet kale fitand , met de wortel meeft bloot, van verre kens nelyk , en te aanmerkelyker om dat dezen boom de gewels dige bovengenoemde zee-baaren Anno 1674. onbefchadigt wytgeftaan beeft, die nogtans landwaart in , veele duy: zende boomen weggevoert beeft ; gelyk ook "tonnozele kley: ne reduitje daar by Staande ; op een vlakke en gebeel | Strand gelegen, daar nogtans aan bet fterke flot Hila de dikke muuren van 't buytenwerk door dexelfde baren zyn. omver gefmeten : een klaar bewys van de Goddelyke goedbeid , die in een algemeen gevaar bet fwakfte dikwils meer befcbermt dan "t fterkfte. - :Pelal by de-Lubunezen , en Anahul by de Hitoetzen , is miffcbien bet zelfde met Supra say ten verandering daar van: "t heeft hladeren «s (€ voor /Cbreve breedbladige , doch breder ftywer, en met een ydeler geweef van adertjes. De vruchten zyn kleyne Vygjes, die men koken en eeten kan; "t beeft weinig melk,en een border bout dan andere Varingaas. | De vyf- en tachtig fle Plaat Vertoont een Tak van de roode Waringe-Boom. De zes- en tachtig fle Plaat Vertoont een Tak van de Boom Supa genaamt, R ^5 III. n6 HERBARII AMBOINENSIS LiberV zem CAPUT TER T.I.U. M. Grofjularia domeftica. Nuno Hauel]i. Ecundam Varinge claffem voco can a copiofis ejus fructibus , qui forma Groflulorum plurimi ex ramis progerminant, hzc autem claf- fis pauca emittit fila eu chordas ex ramis fuis, plu- rimasque habet varietates , quas omnes recolligere vix polum, primarias vero ejus enumerabo , quas divido in domefticas & filveftres, Primo GrofJularia domeftica feu Nuno, non ita di- citur, acfi ab hominibus colenda & propaganda ef- fet, fponte enim fua in filvis proprie crefcit, fed quia homines eam quam maxime expetunt , fique hanc in- veniant, follicite illam colunt ob foliorum ufum, quam ob rem per ftipites etiam prope edes plantatur, ubi in ingentem & late extenfam excrefcit arborem, folitario excrefcens trunco, qui vero ex pluribus aliis viderur quafi compofitus , & prope radices magnas fatis format cellulas feu cameras, qua hominum late- bris infervire poflunt. Ejus ramuli funt longi. & graciles, quibus plurima infident folia folitaria & inregularia, minora & angu- {tiora , quam in precedentibus fpeciebus , vulgaris forme uti Mange, oblonga nempe, quinque, fex, & feptem pollices longa, vix binos lata, albis ac pur- pureis coftis pertexta, quz in arcus definunt, qua- rum interftitia tenuiffimis venulis, more Varingarum, pertexta funt, atque abrupta innoxium fundunt lac, quod & ubique in cortice obfervatur, tenera autem . hzc folia faporem habent mollem & dulcem , que & albicant,atque intra biduum poft novilunium pro- germinant , hec enim tantum edulia funt: Vetufta vero funt dura , glabra, nec ullo modo hirfuta: Cun- &i hujus arboris ramuli referti funt copiofis groflulis, ita ut vix dignofci poffint ; quisque vero groflulus magnitudinem gerit Pifi, parvoque continetur peri- carpio, quod brevi fuftinetur petiolo, eftque primo pallide virens , nigricantibus punctulis notatus , ac de- mum intenfe luteum gerit colorem, feu ruffefcit, nun- quam vero mollefcit, & intus repletus eft granulis, eftque ficcüs, atque hominibus infipidus. Arboris lignum magis albicat quam praecedentium, eft autem etiam fuccofum , molle, facile exficcan- dum, fed non durabile: Hec vero fpecies nulla vel rara ex ramis fuis emittit filamenta , excepto quod in quibusdam locis brevia dependeant fila , ita ut opti- TA arhoris repræfentet formam circa hominum æ- es, : ue ` Anni tempus. Uti dictum tun splernmane die fnhfe- quente plenilunium cornicula ifta longa fefe aperiunt, atque in foliola explicantur, quz per tres dies mol- lia funt & edulia, non autem ita precife fuum obfer- vant tempus, ita ut «om per binos dies citius vel ferius excrefcant. Fruétus ab avibus cométti, at- que inter faxa vel in putridam arborem decidentes per feceffüm , in arbufculas excrefcunt , que tranfplan- tari poffunt, alioquin longa emittit Se Ae per que roximz fefe nectit arbori, multis quafi brachiis fefe extendens, atque tali modo circa iftam novum format truncum. Altera hujus Varinge varietas precedenti fimilis eft, excepto quod folia fint paulo longiora, obfcure virentia; fique tenera. rubentia, faporis aciduli, ac proinde non ita grata, quam ut cruda edantur ; Fru- dus ejusdem funt forme & magnitudinis , fed rario- res in ramis obfervantur, ac tardiffime maturefcunt. "Tertia varietas quam maxime differt a binis prio- ribus, hancque ad parvifoliam reducerem , fedcom- munem fequi cogor methodum , quum a vulgo ad Nu- no edule revocetur, ejus folia minora funt quam præ- cedentium , tenuiora, & glabriora, quatuor & quin- que pollices longa, binos lata, nec cofte multum rotuberant, nec adeo parallele funt, interftitia alio itidem modo conftituta funt, juniora autem folia al- bicant ac fplendent, atque circa novilunium fefe a- periunt: Fru&us rari funt & rotundi , uti in parvifolia fpecie, eodem quoque modo plura ex ramis emittit filamenta ruffa feu mellini coloris , que inftar filo- rum navigii dependent, fique fue conmittantur na- ture, terre fefe inplantant , novosque formant truncos. Nomen. ll: HOOFDSTUK De tamme Groffularia ofte Beffe- Binho Et tweede geflagt van de Waringe-bomen , noem ik H Groflularia , van de veele vruchten , die men inge daante van kleyne Vygjes , overvloedig aan allede takken ziet, en geeft dit gejiagt mede weinig draden koorden uyt zyne p > maar ’t beeft veele veranderin= en, die ik niet al ontbouden beb, ten princibaal p ik 't in tam, en wild. Prin bain e 1. Groffularia domeftica, of tamme Nuno, zo niet genaamt „als of ze van menfcben moeften voortgeteelt wer. den, want zy waft eygentlyk van zelfs in "t wild, maar om datze de men/cben geern bavenen, als ze dezelve vinden wegens "t gerief der bladeren, en ook tot dien eynde met Stokken by baare woningen planten. "t Werd een zeer bo: en en wyd uytgebreyden boom , met een enkelde flam op- batend? ; maar die uyt veele armen zamen gezet fcbynt en by de wortels groote kamertjes of cellen makende „daar in men zig verbergen kan. De ryskens zyn lang en rank, daar aan [taan veele bla- deren, enkeld en zonder ordre, kleender en fmalder dan aan ’t voorgaande geflagt , van gemelde fatzoen als Man- gas bladeren; te weten langwerpig, yf , zes, en zeven duymen lang , fchaars twee breed , met witte en paralle- le ribben , die met baar bogen fluyten , welkers SCH plaatzen met fyme adertjes na de manier van de Waringe doorweven zyn , en afgebroken, een onjcbadelyke melk uytgevende, gelyk ook over al de fchorffe , van fmaak mals en zoet , inzonderheid de jonge bladeren , die witach- tig zyn sem een dag a twee na de nieuwe Maan baar ope- nen, want die alleen zyn tot eeten bequaam: De oudere werden bard, glad, zonder eenige ruygte , alle de takjes hangen zeer vol kleyne Vygjes, dat men ze qualyk be- kennen kan, en yder Vygje is in de grootte van een Er- wet, en flaat op een kleen bordje aan een kort fleeltje, eerft bleek-groen , met [wartachtige puntjes, ten laatjien boog-geel af ros , nooit week werdende , binnen kleen-korlig, droog, en zonder fmaak voor de menfchen. Het bout is witter dan aan ^t voorgaande geflagt , mede zappig, week, ligt opdrogende , en niet durabel; deze zoorte geeft geene of weinig touwen wan baare takken „bee balven dat men bier en daar korte draden ziet af bangen , zo datze de befte fatzoen van een boom maakt, te weten omtrent de wooningen der menfcben. ` Sayzoen. Als gezegt, ziet men gemeenelyk sen dag na de mienano Manm, do lange hnorentjes baar openen , em in bladeren uytbreyden, die dan in drie dagen mals ef eetbaar zyn, doch zy bouden zo precies haar tyd niet, dat men ze niet een paar dagen vroeger of later vind. De vruchten van de Vogelen gegeten, en door den afgank tuffchen ftenen en in een verrotte boom vallende , fcbieten op kleyne boompjes , die men dan verplanten kan, anders wert bet een lange rank , die aun de naafte bomen pus e met veele armen omgeven, en xo metter tyd om dezetve een nieuwe ftam formeert. De tweede verandering van deze Waringes is de voti- ge gelyk, bebalven dat de bladeren wat langer zyn, don- ker-groen , en als ze jong zyn rood-achtig , van zuur-acbtig , en dierbalven zo aangenaam niet om raaut) te eeten. De vruchtenzyn van bet zelfde fatzoen en grootte, dog [taan ydeler aan de takken „en werden lang faam TYP. e derde verandering verfebilt ory wat van beyde de vorige, en ik zou deze onder "t kleenbladige gellagt reke- nen, dog ik moet de gemeene man volgen, die ze onder de eetbare Nuno teld. De bladeren zyn kleender als de voe rige, dunder, en gladder , vier en vyf duymen lang» twee breed, de ribbetjes fleken niet verre uyt, en lopen 20 paralleel niet, ook zyn de tu[Jcben-plaatzen op een a dere manier geadert , de jonge zyn wiżacheię et B. mend , openen zig omtrent de nieuwe Maan. De or YA ten zjn weinig en rond gelyk aan de kleenbladige , 0P : zelfde manier geeft "t ook veele draden over al UJI 246 takken „ros of boning-verwig „die als zeylgaren à ange ^w en als men ze begaan laat, baar in de aarde vaji me”? en nieuwe [tammen formeeren. Naam, "V. Bock. MI Hoofiß. Nomen. Latine Groffularia Domeftica. Malaice Daun Ulang Ulang , atque Daun Salari Boelang , h. e. fo- lium lune & unius diei, ob dictam rationem ; Me autem vocatur Sajor Nuno, Amboinice Nuno Haue/h, & tantum Nuno quo nomine generaliter omnes Va- ringe edules indigitantur Macaflarice Dareftera őz Bonga Jangan. Balaice Greffek. ` WA | 12 Locus. Hoc genus in omnibus Orientalibus infulis notum eft, in Ámboina vero potiffimum obcurrit in Hitoes ora. : sopla sę: odda Ujus. He Varing plerumque circa edéscoluntur, que per ftipites in foris vel latis areis propagantur ob magnum foliorum ufum, que a vulgo avidiflime cru- da eduntur ad pifces & Bocaflan , non quidem ad fto- machum replendum , fed ad adpetitum excitandum; fatua enim & lactefcentia folia cum levi adftrićtione quam aptiflima funt in condimentis acidis & acribus, ut inpediant abdominis tormina: Hunc in finem ple- rumque , uti dictum fuit, tenera eliguntur folia , que circa novilunium propullulant , & li no- mine Ulang Ulang , h. e. folium repetitionis vocantur, uem in finem in foro etiam proftant venalia in fa- ciculos conlecta: Fructus ab hominibus non expe- tuntur, fed avium cibo inferviunt, Quum anno 1654. hoftilé propugnaculum Laila in sarva Cerama obcuparemus, in ipfo ingentem hujus Varingé arborem inveniebamus, qua refertiffima erat ' chordis ac filis iftis. fed qua potiffimum abfciffa erant; atque edocebamur , filamenta ifta ibi mafticari, eorum- que fuccum deglutiri, atque vulneri inpofita s opti- mum efle antidotum Macaflarenfium vulneribus ve- nenatis per tela infliétis, fi non nimis gravia & atro- cia effent, eludebant enim fzpe hoc medicamentum, ceterum contra venenatos pifces , Cancros , fimiliaque adhibentur & decantantur, uti & illa parvifoliz fpe- ciei: Similis Varinga videtur effe illa, que in Arakan & Pegu obcurrit , quz flagellis fuis ingentes & craffos complectitur palos ex Metrofidero formatos, quibus Elephantes adligantur, quos intra paucos annos ita obfégunt, ut dignofci nequeant. UNT Ad hoc quoque caput refero Varingam Funieula- fem , quum a prima eduli Nuno adeo parum differat, ac forte fenfim in illam degeneret , conftat autefh ex lengis , rotundis , & ligneis flagellis, que fefe per ra- diculas cunétis nectunt arboribus , atque in. multos * dividuntur ramos, fefeque circa ramos vera arboris adeo volvunt, ut ipfius coma inferior vix cognofci poliit. Ejus folia funt folitaria & vaga, majora quam in prima fpecie, illisque Lanfii fimiliora, fed flac- cidiora magique virentia , palmam longa &.ultra , bi- nos cum dimidio digitos ka fcunt feu pallide D 2 E St 2 bis pertexta , cuivis fere folio viride obponitur corni- culum , quod junioris folii eft rudimentum ; ex ip- fis vero ramis groffuli.excrefcunt bini ternive, fimul paulo majores quam in precedentibus , primo viri- des, dein lutei & ruffi , fique maturi, fatue dulcefcunt, Ficorumque faporem referunt,raro autem inveniuntur, maturefcunt vero Decembri & Januario : Si tenera faepe abrumpantur folia, vel fi alias adtingere nequeat ar- bores, in humilem excrefcit fruticem. Nomen. Latine Varinga Funicularis. Malaice Wa- ingin feu Nuno Batali, Amboinice in Hitoea //Jeputi & Moöputi ab albedine flagellorum & juniorum folio- rum. 3 Ufus. Tenera folia cruda edulia funt, eundemque cum precedentibus gerunt faporem , quique adcu- rate adtendit , comperiet fenfim in eandem. degenera- re arborem, ut vero vulgarem feguerer ufum. tan- Lee diverfam fpeciem feu varietatem hic eam de-' cripfi & notavi. = Si hz fpecies in. filvis crefcant, nee ab homini- bus vexentur , raram formant congeriem feu intri- cationem , ita ut quis putaret vetus effe templum multis fubfultum fulcris , cujus perfećta icon huic fubjicitur capiti, & pars quzdam in fronte feu titu- lo hujus libri obcurrit. D. O. Dapperus hanc vel fimilem defcribit Varin- gam in Madagascara, iftague lingua vocat Nounoucks pod nomen cum Amboinenfi fere penitus convenit : olia ipfi tribuit Pyri. Fru&us vero Voa Nounouk dicti, AMBOINSCH KRUYDBOEK. tenera autem flave- ' Naam: J D E aam. In *t Latyn Groffalaria Dómeftica. Op Ma- leyts Daun Jiang Ulang; ook Daun Salari Bóclang, dat is blad dan de Maan, dis een dag out is, oih %ó0r- Jebreeve reden; in ^t gemeen Sajor Nuno, Amboin/ch Nuno Hauefì, en flegts Nuno; met welke naam in ’t gemeen alle eetbare Waringen betekent werden. Op Macaf- Jars Dareftera en Bonga Jangan, Baleyts Greflek. Plaats. Dit geflagt is im alle Ooftér/cbe Eylanden be- kent, op Amboina valt bet meeft op de Kuft van Hitoe. Gebruik. Men bavent dete Waringe gentfentlyk om- trent de woningen der menfchen, ae sat ër op de marktplaats of groote pleynen geplant , wegens "t groot gebruyk van de bladeren; die "t gemeene volkje zeer graag raauw eeten, tot aliżrbande vifch en Boca(fan , niet m den buyk te wuileń , maar om appetyt te maken, want de laffe en fnelkacbtige bladerén een zoete zamentrek- king by bun bebbende , zyn zeer bequaam by alle fcberpe en zuure faucen, om te beletten dat ze geen fnyding in de buyk maken. Hier toc meemi men; ÄÄ „gemeend yk de jonge bladeren , die omtrent de nieuwe Maan voortko- men, en met een generalen naam Ulang Ulaüg, dat is folium Repetitionis genaamt , tot welken eynde men ze ook met bosjes op de markt verkoopt. De vruchten werden sier de menfeben niet gezogt ; maar tot fpys van dé vogels elaten. Als wy in 't jaar 1654: de vyahdlyke Vefting Laila op kleyn Ceram inkregen; vonden wy daar in een groote. aringe-boom van dit geflagt , die wol touwetjes en koor- den bing s maar meeft afge/neden; daar verftonden wj; dat diergelyke worteltjes geknouwt ; en bet zap inge/wol- gen ook op de quetzuure gelegt ; een tegenbaat ware të- gen Macaffaars fpatte-gift , als 't niet van 't fterkfte was, want het faljeerde zomtyds; anders werdenze mede te- gens alderbande vergiftige vifchen s Crabben ESc. gebruykt, en geroemd 5 gelyk mede die van ’t kleenbladige: Dierge- lyke Waringe Jebynt te zyn s die men in Arakan en ée ai vind, dewelke met bare ranken de groote en dikke palen omvat, van Yxérbout gemaakt ; en daar men dé Olipban- ten aanbind , die ze in weinig jaren zo bedekt, dat men xe niet meer bekennen kan. f Zo breng ik-ohder dit GES de Varińga Funicu- laris$ dewyl ze van de eerfte cetbare Nuno zo weinig verfchilt ; en mi(fcbien met de jaren dezelfdé boom wert; Ki zyn langes ronde en höutachtige ranken, die zig met veele worteltjes aan allerbande bomen vaft maken , en in veele takken verdeelen , bun om dé takken des regten booms zodanig flingerende ; dat men des zelfs bie? loof qua- lyk bekennen kan. De bladeren ftaan enkeld en ydel s rooter dan aan de yea? zóorte ; en „gie par, Lajin ; eter 0 gelyker , dog Jlapper ge CH de jonge m i 4 UCHA, s 0) Wil 5 en glad, met witte ribben doortoe gen, [cbier tegen ieder blad over fłaat een: groen booren- tjey t febepzel van een nieuw blad. Uyt de takken zelfs waffen de Vygjes, twee en drie by malkander ; wat grooter dan de vorige , eerft groen, daar na geel en tos, ryp zynde, laf-xoet , en na Vygen fmakende , men vind ze weinig, en zo veel niet aan de takken als aan ’t vori- e: Zy rypen in December en Fanuarys als men de jonge Een dikwils afbreekt , of als "t geen boomen bereykeń kan, blyft bet een lage firuyk.. | Naam. In 't Latyn Varinga Funicularis. Op Maleyts Waringin of Nuno Batali. Amboin/ch op Hitoe Meputi en Moöputi , van de wittigheid der ranken en jonge bla- deren. Gebruik. De jonge bladeren zyn zeer bequáam om roauw te eeten, en van dezelfde fmaak als de voorgaan- de, en die "er wil opletten „zał buyten twyfel bevinden, dat "t metter tyd een boom word, echter om de gemeene fleur te volgen, heb ik "rb provifie voor een byzondere zoorte aangeteykent. Als deze zoorten int wild flaan „en van de menfchen ongemoeyt blyven , zo makenze een zeldzame verwarring, dat men ze voor een oude Kerke met veele pilaren e aanzien , waar van de volkomene figuur by dit Kapittel, en een gedeelte daar van op 't Titel-blad dezes Bocks te zien is. D. O. Dapper befcbry/t deze of diergelyke Waringe in zyn gascar , en noemtze in die Landtale Nous nouck, fcbier t eenemaal met de Amboinfche naam over- eenkomende. Hy be/cbryft bem met bladeren ais die va E . 138 didi, h. rem ac formam gerun bor incifa lac fundit, € e. fructus Nounouk, feu Ficus Indica fapo- t Marfilienfium Ficorum , ar- x cortice funes fabricantur. Tabula Octogefima Septima Groffulariam exhibet domefticam ramis fuis, flagellis, ac fila- mentis miram arboris formam prebentem. . Tabula Otlogefima Otlava Ramum exhibet Grofularie domefticz foliis ac fruétibus confpicuum, HERBARITAMBOINENSIS Liber V.capıy. Peere-boom. De vruchten Voa Nounouk | is vrucht van de Nounouk , of Indiaanfebe Py dat bebbende y A i ie gedaante van Marfili/che Bien de boom doorgefneden geeft melk, de {chorffe i : touwerk van te maken. e s: SE De zeven- en tachtig fle Plaat a Vertoont een Zamme Groffularia ofte Beffe-boom , Sei: takken, ranken, en touwen, een wondere gedaante d een boom uytmakende, A De acht- en tachtig ffe Plaat | Vert-ont een Tak van de tamme Beffe-boom, met z T o E den en vruchten verbeeldt, | x "ACER blas CAPUTQUARTUM. Groffularia filveftris. 1/jepoeti. Roffularia filveftris cognominatur quoque alba ab albo trunci cortice, eftque arbor alta & ample extenfa, ejusdem forme cum precedentibus , aliquando etiam altior eft; Hujus vero folia oblon- giora funt & majora, in longiorem apicem definen- tia, fex, octo & novem pollices longa , binos ac tres lata, ad tactum rugofa, ac tenera pilofa funt, uti & ipforum petioli & ramuli, non autem ita apte cruda edi poflunt ac precedentium. Fructus eandem habent formam inftar minorum nempe groflulorum , fuperius fovea inpreffi feu um- bilicati, inferius acuminati ac rugofi, plerumque lu- tei ac ruffi, fenfimque nigncantes, quum & Ficorum faporem emulantur, bini ternique fimul prope quod- a folium dependent ex brevibus incurvisque pe- tiolis. Arboris lignum eft album, ac durius quam prece- dentium , hac fpecies: primum quoque flagella eme, tit , que arbores adítantes complectitur, hasque fen: fim enecat , tumque ejus folia funt maxima & ampla, albicantia, & quam maxime pilofa, ac quodammodo apta ad Ulang ng: Raros vel nullos fere fructus tum producit,atque a plebe flagellum cenfetur effe peculiare, quod erroneum ; Expertus autem fui,fenfim in arborem Omin e SES varias « ejus obfervaverim varietates. "Yu ALS v avedinit i j a amor da quiirqne Ikon ele: breviora sp atque unius folia. — ÁÁ funt illis alterius; funt etiam quzdam folia latiora & rotundiora, que omnes varietates oriuntur ex folo, in quo crefcunt: quum in arborem excreverit , ejus rami fila quoque emittunt, que inftar filorum navigii deorfum depen- dent, fed rara funt, quzque hinc inde radices terre inmittunt, Mira hujus fpeciei forma obcurrit ad plagam Euri fnagnz vie, que ab Hitalamma, directe per regio- nem Hitoes decurrit ad altas filvas: Arbor obligue pe- nitus locatur, acfi a vento disjećta effet , verusque ejus truncus adeo perforatus & diftinétus eft, acfi opus effet cancellatum ab artifice elaboratum , ex ejus ver- tice longa dependent mellina fila , ex quibus fenfim excite videntur bini alii trunci , viri craffitiem ha- bentes, qui longe a radicum ortu remoti funt, funt- ue incurvi admodum & finuofi , qui mirum prebent adfpećtum , ex iis enim diverfa & alia dependebant fila, quorum quodvis circa terram bifidum eft, fique terram adtingant, parvis filamentis fefe ipfi infigunt, concrefcunt , atque unicum conftituunt truncum. Nomen. Latine Groffularia filveftris & alba, ab albo trunci colore. Amboinice Ifepoeti, Iffepoetel, & Ife- poeter ob eandem. rationem." Quibusdam. dicitur Nuno Haueffi poeti. Lahonenfes ipfam vocant Peylale. Locus, In altis crefcit montibus, atque hinc inde in rupibus , atque ubi multi lápides fibi incumbunt , uti hanc ubique fere reperi in vetuftis & prolapfis ca- ftellis indigenarum, ac prafertim in monte Lucieela in promontorio Ouimelahas , quod anno 1637 a Gu- ber- * kromme fteeltjes. “t peene in de b IV. HOOFDS TUES De wilde Befje-Boom. © E wilde Groffularia wert ook de witte genaamt oan D wegen de Jeborfje des frams, en is éen hooge Wyde uytgebreyde boom , van dezelfde gedaante als de voorgaande , of wel zo groot. De bladeren zyn langwers piger en amer „met een langer [pits , zes „acht „en negen duymen lang, twee en drie breed, ruyg in "t aantaften en de jonge merxelyk baayrig , gelyk ook haare fteelen en takjes ‚zo bequaam niet om raaww te eeten „als de voorige. De vruchten zyn van dezelfde fatzoen, te weten als kleyne Vygjes, voor met een kuyltje of navel, agter toe- Bejpitft , of rimpelig y meeft geel en ros „lang faam, jaart- achtig werdende, wanneer zy wat na p ygen malen, e bangen gemeenelyk twee en drie by ieder blad , op korte + che 2 Het bout is wit, em wat harder dan bet voorgaande, ` deze zoorte is insgelyks eerft een touw, dat met lange ranken de boomen oploopt , en dezelve metter tyd eet, De bladeren zyn als dan zeer groot en breed , witacbtig, dog zeer baayrig „en eenigzints bequaam tot Ulang Ulang. eynige of géene vruchten draagt bet als dan, en "t ge- meene volkje rekent "t mede woor een byzonder touw, "t welk onwaar is, want ik genoeg faam ondervonden: beb , dat "t metter tyd een boom word, hoewel ik verfcbeide veranderingen daar aan aangemerkt beb: Want dat op de hlante klippen aal höeft bortor on harder. bladeren dan le bofchen de boomen oploopt , en dan is’teene ook veel bayriger dan bet ander , ook met breeder en ron- der bladeren , "t avelk alle veranderingen zyn; nade grond, daar "t flaat, als ’t een boom geworden is, xo geven zyne takken ook draden uyt , die als zeylgaren na beneden ban- gen, dog weinige „die bier en daar weder inwortelen. Een fnaakze gedaante van deze zoorte vind men aan de zuyd-ooft zyde van den grooten landweg , die van Hitoe- lamma dwers over `t land Hitoe gaat, tn "t hooge woud. De boom ftaat gant/ch febuyns, als of by van: de wind omgewaayt was, en den principalen [lam is zo doorbro- ken en doorvlogten , als of bet een konftig traliewerk was van een Beeldbouwer uytge/neden ; van zyn top bangen lange boning-verwige draden af , van dewelke febynen metter tyd gekomen te zyn twee andere [lammen van een volkomen mans dikte , en verre van de booftwortel afftaan, zeer krom en bogtig, vreemd om aan te zien, want daar “hingen nog verfcheide firengen af, yder draatje.omtrent de aarde zig in twee verdeelende , en die de aarde raken, maken zig met veele kleene vezelingen daar aan Vajt, groeyen aan malkanderen, en werden tot eenen ftam. aam. In ’t Latyn Groflularia filveftris & alba , var de witte coleur des lams. _Amboin/ch HTepoeti , Mepoe- tel, en Iffepoeter, om dezelve reden. -Zommige Nuno Haueffe poeti. De Laboenezen noemen bém Peylale. Plaats. Hy waft in ’t boge gebergte, en bier en daar in de klippen , en waar vee Bag op malkanderen leg- gen, gelyk ik bem dan meeft over al gevonden beb in de oude vervallene en afgefmete Forten der Inlanders, met namen op den berg Lucieela, op gen punt van des Qa: m - PO p, 77 A SN SS SIWE = ON > pe SS SN SN LD t SA Ys KAES = , S 4 ja A y | N N N & - = ER N gue ae NE NU U - SSS IN SE SSS = sss NN RDP Tom. ZH. > TI A ZEN AU C HHH Ung IT LULA HF A = (X 4 SB ZED A , A j £ ZZ) N Í 77 h PH MA Tab. LXXXVIII. | Z Ch EN SS 77 77 Y ZW 9999 Hi Zei 7 Ze YU ha YA Ifi d Y q 7 d N Y AN EIL PX EE RM GE ; A ERA Se TIL < (2 27 LLL PP, Z DR Z z A 29 GEELEN am LEB Z a 27 DL GEESE LIII z YA Yt ET ble ZZ BA A LEG ZZ CC ÄSEN G WERE LLE LEE zug 1777 YA Y e 7 7 f = JH S YNNÄ SS \ SSE HZ S KSE WIG See - EE Ni EEE AA SW f EE IN 4 CI >> — K == LEE Sere CT = SIERT NN N N W N W NS RE N N IN Y N A SYYN NN NA H NI EE 74 R = AI => " 2 A ON N Wéi Wi P ZZ HTS HZ TEITÄ VITA >> || SL 3 2222.5: SS UI W OO EE 7 114 IRA f 7 NA Hy Mmm ZA Hy HB GH Ra SE SISSI SE A IER RR SESS RS EE SE O SE LEES SE Ad PZŻ ARCE SE N ANY RY | NULL N BU NR -— Ge SE Prez, aa LLÄ = jä R Hl H TY 277 Zee, Waza TAA ZZ ZZ. W i U H j U H G f ZA YA A Z q SSS = IE N el SISSI == ST N Ns I IS = EE v 7 H MA 7 OM, My ja | A A JEZU PI VE hi NA No L7 Z TA ARES SS N INN SONO ==> eee M N ; y NS 22 mf 77 2 SN 2227 SE N \ AN = t Ka A IS SISIN N N NON SUN RAR Tom II: j V. Boek. IV. Hooftft. bernatore Antonio van Diemen erutum eft, ubi in- ens truncus locatus erat , quem tres viri vix com: pledi poterant, in rudeto, qui fpatio triginta anno- rum in tantam crafiitiem excreverat. Ufus. Non peculiarem hzc arbor hominibus præ- bet ufum , fructus enim ejus avibus cibo inferviunt, nec ejus folia eduntur ; faltem non cruda, fed tantuin a plebe pifcibus adcoquuntur ; fimilique modo edun- tur, quo ifta domeftice Groflulariz. Crafforum trun- corum lignum feu ale ( quum fint duriores quam in ullis aliis Varinge fpeciebus ) capreolis inférviunt navigiorum Corre Corren dictorum, de quibus capi- te primo fuit actum , ad quem ufum hzc fpecies me- lior eft ifta latifolia: In exftruendis calcariis forna- cibus tanquam foci lignum adhibetur, aliis mixtum lignis, quum rite ficcatum flammam facile concipiat, diuque ignem foveat. imd zi Péculiaris hujus quoque invenitur fpecies Nunu Alule feu Laguayn dicta, cujus truncus fimilis eft riori, ac folia ejus funt craffa, firma, & glabra, ramuli vero plurimis parvis onufti funt fructibus , haud multo majoribus femine Catjang , qui dura con- ftant carne, ac plerumque virides funt , licet maturi, quique multum affantur & eduntur, faporemque ha- bent Catjang, ejus vero folia cibo non inferviunt; Tabula Oćtogefima Nona Ramum exhibet Groffularie de > que Ife Poeti voca- : tur, eftque T'sjela H. Malab. part. 3. Tab. 63, AMBOINSCH KRUYDBOEK. 139 melahas booftvaftigheid, Anno 1637. door den Generaat Antony van Diemen, verovert , een zeer groote flam s die drie mannen pas omvademen koriden , regt op een fieen- boop ftaande , en gegroeyt in de tyd van 30 jaren, Gebruik. De menfcben bebben geen zonderling gebruyk van dezen boom, want de vruchten werden voor de vg- gelen gelaten, ei mër: eet men niet , immers niet raauw , maar alieeniyk werdenże van "t flegte volkie vijch gekookt, en als dan gegeten, elyk n met die aa de tamme Groffularia ook doet. et bout van de dikke fiammen of vlerken (om dat bet harder is dan de andere Waringen ) wert gebruykt tot de krullen van de Corre Corren, waar van in 't eerfte Kapittel gefprooken is , en waar toe deze zoort bequamer is dan de brtedbladige. In . "t maken van katk-ovens wert bet ook tot brandbout eno- men, dog onder ander bout emengt, om dat bet wind- droog Żynde , wel brand en lang vuur bout. Nog hebbenze een byzondere zoort bier van, genaamt Nunu Alule of Laguayn, met een flam als de voor- gaande, een dik, fiyf, en glad blad , de ryskens zyn be- zet met veele kleene vruchten, niet veel grooter als Cat- jang , bard van vleefch „en meeft groen blyvende , dewel- ke veel gexoden en gegeten werden , fmakende als Catjang, maar 't bład wert niet gegeten. De negeh-en-tachtig ‘te Plaat Vertoont een Tak van de wilde Beffe-boom , Ifê Poeti gei pamti welke is de Tsjela van de Hort. Malab. derde deel . 63. CAPUT QUINTUM Varinga parvifolia. LP aringin Daun E Kitsjil, | T\Ërtia Varinge claffis eft parvifolia, que yulga- T tiffima eft, & elegantiffimam gerit comam , di- . viditur autem in altas ac humiles fpecies. Primo alta fpecies in initio flagellofus frutex eft, ui alias adfcendit arbores, ipfasque ftrangulat, fen- E oue excrefcit in altam & amplam arborem , cujus truncus ex multis quoque flagellis compofitus eft, que in hae fpecie notabiliora & copiofiora fibi in- cumbunt, primarius enim truncus plurimas emittit fi brillas , que ex ipfo deorfum vergentes terre fefe infigunt, ibique radices agunt, atque juxta majorem truncum fefe iterum erigunt! Hujus arboris coma elegantem & fpeciofuur-prebcc adfpeetum , quodvis ` é Ó * 2 enim folium vulgarem habet formam, inferius rotun- dum, ac fenfim acuminatum, Lingoi folio fimile , fed minus & firmius, glaberrimum , quale, & lete vi- rens , tenuibus pertextum venulis, inftar foliorum Ca- ryophylli, verum non ita funt parallele „funt autem tres pollices longa, binos digitos lata, atque in api- cem definunt notabilem. Ejus ramuli funt -longi, te- ‘retes, & ob foliorum numerum plerumque depen- dentes, ad quodvis folium brevem apicem gerentes, ex quo alía folia & ramuli propullulant, ita ut arbor deníam formet comam, gratamque pr&beat umbram, fi nempe fit humilis, alta enim ramos fuos ample & inregulariter extendit. In ramulis prope foliorum ortum fru&us excre- fcunt folitarii, bini, & terni , feffiles , formam groflu- lorum referentes , inferius nempe anguftati , fuperius rotundi, magnitudine Ervi feu Piforum , primo ex viridi & luteo variegati , albisque pun&ulis notati, dein fanguinei , ac pauci horum nigrefcunt , quum per aves non tam diu in arboribus fuperfint ; intus . autem repleti fünt plurimis granulis mollibus , fructus vero hi ficci funt & infipidi, rubri autem fuccofiores funt nigris, videnturque tum ab avibus magis expeti , quum forte ipfis rubri melius fapiant nigris, Hec fpecies ex cunctis ramis ruffa feu mellinum co- lorem habentia emittit filamenta craffitie fili velorum, quz tanquam tenuia & longa flagella deorfum depen- dent, fique terram adtingere non inpediantur ; radi- Tom. lil. ces ^ V. HOOFDSTUK. De kleynbladige Waringe-Boom, ` Et derde geflagt der Waringen is * kleenbladige y | | zynde t gemeenfte en fraayfte van loof , onderdeelt in hooge en laage zoorte, | | Eerftelyk: De booge zoorte is in "t eerfte een beefter- achtig touw , die andere boomen bevattende en dezelve verftikkende , metter tyd een e en hreede boom wert, aviens flam insgelyks wyt veele firengen gemaakt is, die in dit, geflagt. merkelyker en menigvuldiger over malkan- der leggen, want de eerfte boofd/lam zend veele worteltjes uyt, dewelke langs dezelve aflopende, in de aarde wor- telen , en aan de boofd-flam vaft groeyen; "t loof van de- zen boom is luftig en fraay om aan te zien, want yder blad ts van gemeene gedaante , agter rond , en allengskens toegefpitft , bet Lingoo-blad gelyk, dog kleender en fty- ver, zeer glad, effen, en blyde-groen , met fyne adertjes doorregen, gelyk de Nagel-bladeren, dog lopen zo paral- leel niet, drie duymen lang , twee vingers breed , met een merkelyke fpits. „De ryskens zjn lang, rank, en wegens de meenigte der bladeren meeft nederwaarts gegen» by yder blad een kort fpitsje bebbende , daar uyt andere blaad- jes en telgen voortkomen , zo dat den boom een digt hif heeft, en een aangename Jchaduwe maakt, te weten als by laag blyft , want boog werdende ,/preyd by de takken vry wat onordentelyk uyt. Aan de takjes by den vorfpronk der bladeren waffen de vruchten, enkeld of twee en drie by malkander , zonder fielen, meede in gedaante van Vygjes , te weten achter [mal en voren rond ‚in degrootte van een Ervumof graau- we erwete, eerft p en geel , met witte puntjes ge- Jpikkeld, daar na bloed-rood , en weinige daar van wor- den [wart , want zy door de Vogels zo lange geen rufé aan de boomen vinden. Binnen zynze vol kleene en weeke greyntjes, droog, en zonder fmaak, doch de roode zym zappiger dan de [warte, en `t [cbynt dat ze als dan daar- om van `t gevogelte gezogt worden, als meer finaak daar in a, an in de f«varte. E Dit geflacht geeft uyt alle zyne takken roffe of boning- verwige draden uyt ‚in de dikte van zeylgaren „als dunne lange ftrengen nederwaarts bangende, en als ze de adrde onverbindert raken, daar in wortelende, doch t xo 140 ces ipfi inmittunt , plurima autem horum filorum pars emarcefcit, fi per cafüm quendam terram adtin- gere nequeant, unde & raro novi excrefcere obfer- vantur trunci, exceptis iis, qui juxta truncum , uti di&um fuit, decurrunt. Fila hec aliquando miras formant intricationes , ramusque ex his proveniens in- regulares pr&bet finus, oculos, & anfractus; ex ab- tuptis autem foliis, ac fauciato cortice albiffimum ex- ftillat lac , dulce , atque innoxium. Anni tempus. Fructus maturefcunt ficcis menfibus O&obri, Novembri , & Decembri , quum pfittaci mi- nores Amboinenfes , Loeryen & Paroquieten dicti , has arbores magna copia frequentant , qui fructus come- dunt, unde & raro in his arboribus confpiciuntur fru&us: Inter omnes Varinge fpecies nulla eft tam facile propaganda hacce „non enim tantum per avium feceffum,fi nuclei decidunt, in arborum rimis ac fiffuris, qua cortice conftant craffo » propullulant , uti inter cæ- teras optime progerminant in fiffuris E que ad ejus ei facilitandum inciduntur , fed in omni- bus porro muris fiffis, immo in ipfis edium tectis ip- farumque frontifpiciis lapideis. Sic in Amboina circa annum 1654. ingens lapideum habuimus promptuarium,-ex cujus fuprema lapidea arte ingens hujus Varingz furculus excreverat, qui Jicet fepius amputaretur, de novo iterum continuo regerminabat; atque tam diu fupererat, donec poft uatuofdecim* annos totum dejiceretur zdificium: mnes promiscue occupat arbores five vivas five fnortuas, fi modo ejus granula hasce adtingant, que tum progerminant , fique illud non inpediatur, fla- ellis fuis totam arborem circumvolvunt , ad quam trangulandam non videntur hzc fufficere, quum va: „rie alie plante inter hanc Varingam , ac prefertim plures Polypodii , Mufci , &c. fpecies excrefcant , ita ut perfe&tam conftituant filvam ac folitudinem „atque periculofum & difficile fit ad hos adcedere truncosob angues , Leguanos, aliaque füb hisce latitantia animalia noxia, quz in-hisce antris nidulantur ac fefe abfcon- dunt, unde & circa has arbores primum ignis exftrui- tur, qui- hasce confumit plantas, antequam cedantur. Secundo; humilis fpecies craffiorem gerit truncum recedenti , licet non altior fit fesqui- viro , adeoque intricata eft, ut nil nifi fila ex trunco dependeant: Latius quoque fuos extendit ramos , comamque for- mat amplam, rotundam, fed humilem , ita ut e lòn- ginquo collem referat fruticibus & plantis ornatum, owes reet nt sts Ejus folia cum illis antecedentis conveniunt, fed plerumque majora funt, latiora, & crafliora; quorum vena itidem funt tenuiffimz , atque ad oras in finus concurrunt, funt autem illa quatuor & s pollices longa, binos lata: Bacce prioribus fimiles funt fed majores , inftar Cerafi nempe nigri, fuperius late & umbilicatz , in- ferius angultate , que folitarie vel geminae prope quodvis folium excrefcunt feffiles in ramis, primo ru- bre, dein hinc inde nigre , molliores , nec ita infipi- dz quam antecedentis peciei. Ex hisce ramis fila ifta majori copia dependent quam in ulla alia. Varingz fpecie, ex quibus plura Etiam fulcra quafi folida excrefcunt, quum hi rami non admodum alti fint, ac intra breve temporis fpa- tium terram adtingant, fi e longinquo füb hac arbore oculos convertamus , officinam refert opacam, in qua fila venalia proftant. i Rami admodum ductiles funt, qui tam ample ex- tendi poffunt quam defideratur , atque hunc in fi- nem unus alterve furculus permittitur excrefcere , ita ut fenfim opacum praebeat umbraculum : ad hunc ita- que fcopum in foris aliisque areis per ftipites planta- tur, ut gratam przbeat ibi umbram , fponte enim fua in media regione non crefcit, nec in montibus, fed tantum circa litora. Nomen. Latine Varinga parvifolia & Micropbyllos; Malaice Waringin: Daun Kitsjil. Ternatice Gofforu, Amboinice Nuno Laun Maun , quz tria nominaunum idemque fignificant. Balaice Baingui , Macaffarice Ma- ramia: Humilis autem fpecies peculiariter Amboinice vocatur Nuno Affan ; ex fimilitudine lati arenofi col- lis: in Lochoea Keneboene. Malabarice proprie Ittil, in Hort. Malab. part. 1. Fig. 26. Ittialu. Bracmanis Aróca Goli. N Locus. In cunétis aquofe Indie infulis oheurrunt , quz parvas exhibent varietates juxta loco rum varie- tates HERBARII AMBOINENSIS Liber V. cap. V. deel dezer draden verdort , en wert door eenig toeval af. gebroken, eer 't de aarde raakt, en daarom ziet men zel. den, dat ’t nieuwe [tammen werden „bebalven als gezegt. "t geene langs de ftam afloopt; zomtyds maken deze a den wonderlyke verwerringen, en de tak, die daar va komt , beeft zeldzame bochten, oogen, en flagen: Uyeda afgebrokene bladeren en gequetfte /chor/le , loopt een CR witte melk, die zoet en on/chadelyk is. Sayzoen. De vruchten ziet men rypinde drooge maan- den October, November, en December, wanneer bun de Loeryen en Perocguiten (zynde kleene Amboinfche Pape- gayen ) met menigte op deze boomen onthouden, en de vruchten opeeten , daarom men zelden vrucbten aan de boomen ziet: onder alle Waringen is ’er geene die zo ligt voortgeteeld wert, als dezen, want ze niet alleen door de afgang der Vogelen voortkomt „in de reten van alder- bande boomen , die ruyge /cbor{Je bebben , onder anderenin de kepen die men in de Calappus-boomen maakt , om diete gemakkelyker te beklimmen , maar ook in alderbande muur- werk, daar een fcheur in is, ja zelfs op de daken van de woonbuyzen, en uyt de fleene gevels. Zo hebben wy in Amboina omtrent "t jaar 1654. een groot fleene Pakbuys gebad, uyt wiens fleene geevel een groote fpruyt van deze Varinge gegroeyt was , en boewel men bem dikwils afkapte, egter telkens weer uytfchoot en ook daar aan bleef , tot dat men na 14. jaren bet beele gebouw om ver [meet : Geen boom is daar van vry, bet zy levend ofte dood, daar deeze greyntjes been vallen „of zy febieten op, en als men niet daar tegen is , omgeven "met bare ranken den gebeelen boom, en als zy alleen niet genoeg waren om dien te verftikken , zo groeyen er nog verfcheide andere in, en op deeze Waringin byzonder veele geflagten van Polypodium , Mos ć9cs zo dat bet een gebeele welderniffe maakt , en men moeyelyk by deze ftam- men komen kan, die dan nog onveylig zyh wegens de Slangen , Leguanen , en ander ongedierte, die bun in zyne bollen opbouden , daarom men gemeenelyk deze bomeneerft o omlegt jen de ruygte weg brand zeer men ze oms ap = JA J Ten tweeden : Het laage geflagt beeft al zo een dikken ftam als °t voorige y boewel niet boven anderbalf man boog , zo verwart, dat men niet als touwen aan de ftam zien kan. Hy breyd zyne takken veel wyder uyt dan de voorige „en maakt een breede , ronde , des geen hooge kruyn , gelyken- de van verre-een zandbeuveltje , zeer digt van ryskens en loof „ en dierbalwen een fraaye fchaduwe- makende. De bladeren zyn ’t voorgaande gan/th gelyk „doch doorgaans grooter „breeder „en dikker; de adertjes zyn ook zeer fyn, én loopen by de randen met bogen zamen, vier en vy duymen lang , twee dito breed. De befiën zyn de vorige gelyk, doch groter , te weten als een [warte krieke, voor breed met een kuyltje „en agter toege/pit[? , een of twee by yder blaa s zonder fteeltjes , tegen den tak aanaittende , eerft rood, daar na bier en daar [wart , werdende weker en fmakelyker dan de voorige. i Aan deeze takken ziet men de voornoemde touwetjes in veel grooter meenigte afbangen, dan aan eenige andere Waringe-geflachten , waar van ook veele maffive pilaren komen, om*dat deze takken niet boog [taan , en in * korte de aarde konnen beryken, als men van verre onder dezen boom ziet, zo gelykt bet een donkere winkel , daar gar ren té koop bangt. Men kan de takken zeer gemakkelyk lyden , zo breed men Wil, en men laat bier en daar een pilaar groeyen, dat °t metter tyd een donker verwulfzel fchynt, tot dien eynde wort by met flokken op de marktplaatzen en andere pleynen geplant , om de fchaduwe daar van te genieten, want van zelfs waft by niet landawaart in, nog in t ge- bergte, maar alleen omtrent de firanden. Naam; Int Latyn Varinga parvifolia en Microphyl los. Op Maleyts Waringin Daun Kitsjil. Ternaats Gofforu. „Amboinfcb Nuno Laun Maun, alle drie van eene bedujdinge. Baleys Baingui. Macca[Jaars Maramia. de laage zoorte werd byzonder in "t Amboinfch genaamt Nuno Affan, na de gelykenijfe van een breede zandbeu- vel, Op Loboe Kenehoene. Maleyts eygentlyk Ittil, 1? Hort. Malab. part. 1. Fig. 26. Itrialu, in’ Braminees Arćca Goli. ie Plaats. Zy zyn in alle Eylanden van water - Indien bekent, auch met een kleene verandering, na de USE, V Boek. V Hoofiff. tates juxta locorum varietatem , prima fpecies ubi- que crefcit tam in montibus quam in. planitie, raro autem in denfis filvis; fecunda fpecies tantum in li- tore reperitur, nec ita obvia eft, quam prima. Ufus. Lignum leviter ficcum foco utile eft, fed aliis femper lignis mixtum, Tenera ejus folia tan- uam Ulang comedi poffunt ad Bocaflan , funt autem emper duriora illis Groffularie. Bacc& cibo infer- viunt omnium avium, prefertim cunctis Pfittaci fpe- ciebus , atque ex relatu Aroenfium etiam. avibus Paradifiacis: fila autem ejus dependentia vires dicun- tur habere exftinguendi Macaffarenfium venenum, fi mafticentur, illorumque fuccus deglutiatur, atque mafticata pafta vulneri inponatur, contra pifces quo- que venenatos, Cancros &c, laudantur , qui ex in- rovifo comefti funt: Eadem fila, fed potiffimum eiis feu latifoliz fpeciei, incola Ceramenfes & in- fularum ad Eurum fitarum ad chordas arcuum adhi- bent, que in aqua macerantur, parumque contun- duntur , donec mucilaginofa fint, atque adglutinari pof- fint ad craffitiem baculi Javanenfis , dein lapidem ip- fis adligant , atque per aliquot feptimanas tali modo dependent, donec in firmas exficcentur chordas. _ Varinga parvifolia in Zephyreis Chine plagis quo- ue obcurrit, itt provinciis Quantung & Fockien, uti & ad Borealem partem , ibi alta eft arbor, femper virens, que ad vias plafitatur & in magnis areis, ut umbram prabeat , idem fit per ramum alius arboris , per aliquot tempus terra obvolvatur ac dein ad truncum diflecetur & tranfplantetur ; Chinenfibus vul- go vocatur T/chéug , doćtis vero Yon „in zdium tectis etiam crefcit , quum per avium fimum ejus femina ejiciantur, atque ibi ferantur, unde & ipfis dicitur sjau 1/cbeng , hi e. avium Varinga. , Arbor Enfanda , quam Portugallici fcriptores dicunt in regno Congo-crefcere , nulla alia videtur effe arbor quam Varinge fpecies , unde éz verba Caroli Clufii libr. primo Exotic. cap. 1. hic fubjungemus; que de- {umpfit ex Pbilippo Pigafetta, In infula Loanda fita ante oftium fluvii Coanza , qui partem regni Congo perfluit, arbor crefcit ab incolis Enjanda dicta, que alta eft, femper virens, ac fin- gularıs nature, ex ejus enim ramis, quos alte exten- dit, filamenta quzdam feu chorde dependent , qua terram tangentes radices agunt, & arbufculas emittunt, talique modo propagantur, Sub exteriore harum ar- borum cortice alter reconditur , tenuem formans tex- turam, ex qua contufa, depurata, & per longitudi- nem ac latitudinem extenfa veftimenta formantur, quibus vulgus tam marés quam femine fuum tegunt corpus, Supra libr. 2. in Agallochi deferiptioné innuimus, ex relatione quorundam Sinenfium, illorum arborem unam eandemque cum hac feu faltem ejus fpeciem . efle, magnam enim fimilitudinem gerit cum parvi- folia Varinga, qua in fententia adhucdum perfeve- ramus ,, donec certiorem hujus rei acceperimus rela- tionem , in ea autem confirmor, quum anno 1677. ex Bantama jufli adferri ramulos quosdam iftarum!Va- ringarum.. que ante regis palatium locate funt , de quibus Chinenfes ibi habitantes fepius teftąti funt, in iis Calambacum feu Agallochum latere , ipfosque odorem iftius certis et Städer obfervavifle , & regi pecuniam obtuliffe , nolebat autem permittere aliquid ex iftis arboribus detruncari, multo minus , ut ex- irparentur.. Iftarum itaque ramuli cum foliis ad me delafi omnino convenieban: cum prima feu alta Va- ringe parvifoliz fpecie fupra defcripta, qui in ramus los plures divifi erant, quibus folia infidebant inz- qualis magnitudinis , binos nempe cum dimidio , & tres cum dimidio digitos longa , ceterum ejusdem forme, atque tenuibus venulis copiofiffime pertexta. „Się quoque in Uliafferenfibus infulis vetuftam Vá- ringe radicem exftirpavi , que in rupe ad litus locata „erat, que intus ruffefcebat nigricantibus venulis per- texta, & ad externam faciem verum referebat Agal- lochum , nullum vero peculiarem fpirabat odorem, forte quod ab aqua marina effet confpurcata. Quid Malayenfes de aureis floribus referant , quos homines quidam fortunati in hac invenerunt arbore, fupra capite primo relatum fuit, fi modo pro aureis Tom. III. floribus AMBOINSCH KRUYDBOEK. dentbeid der plaatzen , de eer[le zoorte waft over al; 4o wel in."t gebergte als in de vlakte „doch zelden in 't digte wout ; de tweede zoorte vind men alleen op firand, en is 20 Vrun erä de eerftei fran Gebruik. °? Hout wind-droog zynde , is be | brandbout , doch altyd onder etter bout Fang jonge bladeren kan men ook als een. Ulang eeten tot Bo- caljan, doch zyn altyd barder dan die van Groffularia; De befiön zyn een geduurige koft voor ‘allerbaride: voge- len > inzonderbeid voor alle zoorte van Pa egayen ; en na t zeggen van de Aroöezen s ok voor de DN SC de afbangende draden werden toegefchreven de kragt van 't MacafJaarze fpatte-gift tegen te ftaan, als men dezeloe knouwt , het zap daar van in/welgt, en "t knouwzel o de quetzuure bind, als mede tegens allerbande Jcbadelyke viljeben „ Crabben €c. die men onvoorziens gegeten heeft, De zelfde draden, dog meeft van de lage of brede zoorte gebruyken de Inlanders van Ooft-Ceram , en de zuyd-opft Lylanden, om peezen tot bare bogen daar van te maken, want zy wekenze in *t water , kneuzenze cen weinig, tot datze flymerig werden, en aan malkanderen kleven s in de dikte van een Favaanze rotting, daar na binden zy een fleen daar aan, en latenze eenige weken aldus po, zá > tot dat ze in [Lyve peezen opdrogen. exe kleenbladige Waringe vind men ook in de zuyder- deelen van China ‚in de Provintien Quantung en Fockien en ook wel noordelyker , zy is aldaar een boge-boom, al. tyd groen, en men plantze 'aan de «oegem sen op groote pleynen , om fcbaduwe daar ván té: hebben; t zelve ge- Jcbied met een tak van een andere boom, als men bem een tyd lang met aarde bewind , daar ma by den flam afzaagt en verplant ; in "Lgemeeri Chinees biet ’t Tichéug, maar by de geleerde Yon, 't waft op de daken van de buyzen ,; door der vogelen afgang aldaar gezaayt y't welk zy bieten Tsjau Ifcheng, dat ts boga- aringi Den boom Enfanda, die de Portugeze Schryvers zeg- gen in 't Koningryk Congo te waffen; fchynt anders niet te zyn dan een Waringe van dit fellagie , wesbalven avy de woorden van Carol. Cluf. libr, 1, Exotic. cap. 1. bier by willen zetten, gelyk:by ze uyt Philippus Pie gafetta geleend beeft. d OORT Si . Op't Eyland Loando, gelegen voor de mond wan de rivier Coanza, die een gedeelte van ’t Koningryk Congo door/poeld , waft een boom van de Inlanders Enfanda genaamt , boog , altyd groen, en met een byzondere na- ture begaaft ‚want van zyne bakken „die by om boog uit- Jpreyt „werden zekere touwtjes of Jnaren afgelaten , die als ze de aarde raken, daar in wortelen , en nieuwe byumpjes uytmaken , en op deze manier baar vermenigvuldigen. Onder de buytenfte baft-dezer. bomen vind men een ande- ren, als een dun geweef , waar van geklopt , [choon ge- maakt, in de lengte wytgerekt, zy eenige Jtofjes maken, avaarmede "t flegte volkje, zo Mannen , als vrouwen, hare lighamen bedekken. . 3 | Boven in ’t tweede boek im de befcbryving wan Agal- Jochum., hebben «vy gezegt „dat na bet verbaal van eenige Chineezen, denzelven boom of eenderley zy met dezen of een geflagt daar van, want by beeft groote gelykeni/e met bet kleenbladige Waringin , in welk gevoelen wy ook nog biyven, tot dat ik zekerder berigt daar van, be- kome. Jk werd daar in gefierkt,. dewyl ik Anno 1677. van Bantam beb laten brengen ¢enige takjes van die Wa- ringe bomen die voor "s Konings Paleys fiaan, waar van de Chinezen aldaar woonachtig dikwils getuygt bebben s dat in dezelve Calambakof Agallochum zoude fcbuylen, om dat xy de reuk daar van op zommige tyden gewaar wierden, ook den Koning geld daar voor aangeboden beb- ben , doch by wilde niets daar van af laten kappen „ik laat ftaan omkappen: De voorfchreeve takjes dan met baare bladeren , by my gebragt; quamen gebeel em al overeen met de eerfte of hooge zoorte van onze kleenbladige Wa- ringin, bier boven rosę ap zynde vol ryskens , ep daar aan de bladeren van ongelyke grootte „te Weten van o! tot 31 vingers lang, anders van "t bovenflaande fat- zoen, en met fyne adertjes doorwevem -s Zo beb ik ook in de Uliaffers een oude Waringe- awortel gekapt , op een klip aan firand flaande, dewelke van binnen bruyn was , met fwartachtige aderen gekrult, ep van aanzien ’t regte Aguilbout gant/ch gelyk , doch wan geen zonderlyken reuk y mifJébien am datze van't zee- water be/pat wierden. PH dile Wat de Baleyers van de goude bloemen verhalen , die zommige gelukkige men/cben op dezen boom zullen gevon- den hebben , is boven in 't eerfte Kapittel verbaalt > =z S 2 342 floribus non habuerunt certum quoddam luteorum folliculorum genus, qui ad digiti articuli magnitudi- nem aliquando ex hisce dependent foliis , & inftar auri foliacei fplendent , qui nihil aliud funt nifi au- rea aurelia feu Chryfalis, que poft paucos dies in- ferne déhifcit, nigrumque emittit Papilionem , qua- lem ipfe in juniore Varinge frütice , qui ex muro domus mez excreverat, inveni, quz ex Erucis fa- bricatur in hac propagatis arbore. Rumpbii Adpendix hisce auctus eft. Sinenfis quidam jaétat fefe in Java ad inferiorem trunci. partem Varinge parvifolie binos invenifle flores, mafculinum nempe & femininum , formam gerentem Caffombe feu Cartbami floris , plerumque rubentem , atque ille maris circa apices ruber admo- dum feu fufcus erat: Per hunc florem predicabat uam maxime divitem fefe fuiffe: Plures Varinge fotis obcurrunt in Hort. Malab. part. 3. e: 53» rima Jtt; Arealu Varinga 6 8, 59. quarum 56, 57, 595 59: 9 ique quatuor adfines quo- parvifolia videtur effe , re dammodo funt Groffularie. Tabula Nonagefima Ramum exhibet Varinge parvifolie , que Ficus Malabarica + folio Mali cotonei , fruêtu exiguo parvo rotundo vocatur in not. ad H. Mal, tom. 3. Tab, 55. ubi vide reliqua. HERBARII AMBOINENSIS Liber V cap. VI, maar voor een goude bloem niet aangezien beb É ker flag van geele buysjes , die in de Porn van Zeg ger-lidt zomtyds aan deze bladeren bangen , en als klater- goud glimmen , zynde niet anders als een goudverapi beursje of poppeken, Aurelia of Chryfalis, °t welk = weinig dagen van onderen fplyt , en een fwart K appelle. ken uytgeeft » diergelyke ik zelfs aan een jonge Waringe- firuyk, uyt de muur van myn buys gewalfen, gevonden heb, zynde gegenereerd uyt rupzen „die op dezelfde boom groeyen. : Rumphius heeft in het Aanhangzel dit "er bygevoegt Een ander Sinees beroemt zig op Fava onder aan den flam van deeze kleenbladige Varinge, twee bloemen ge- vonden te bebben, mannetje en wyfje, in de gedaante van Caflomba of Carthamus-bloem , doorgaans roodach- tig, die van °t mannetje omtrent de /pitze boop-rood of bruyn. Door bet bezitten van deze bloem, beroemde. by zich tot groote rykdom gekomen te zyn. Meer zoorten van Varinga ziet in Hort. Malab. part. 3. Fig. 55) 56, 57> 58, 59. Waar onder de eerfie Itti Arealu een kleyn- bladige Varinga wil zyn ; de andere vier bebben wat gemeenfcbap met de Groffularia. De negentig fle Plaat Vertoont een Tak van de kleynbladige Waringe boom , welke de Malabaarze Vyge-boom met het bladt van de Quee- Appelboom en met een kleyne plat-ronde vrucht genaamt wert in de aantekeningen op het derde deel Tab ss, van de Hortus Malabaricus , alwaar het overige verders ziet. — CAPUTSEXTUM Arbor Conciliorum. Caju Bodi. Uarta Varingz fpecies exotica eft in infulis hisce Orientalibus, ibi autem ex Java delata , ac proin- de raro obcurrit; arbor vero hzc truncum ge- rit brevem & craffum , hominem & ultra longum, inregularem admodum , planum, & angulofum , quafi ex variis truncis compofitus effet , ejus rami fefe quam Jatiffime extendunt , non in altum fed ad latera, multos- que intricatos formant gyros, qui in quibusdam locis concreti funt , in aliis vero iterum excurrunt eodem modo, ac vena corporis humani per anaftomofin con- currunt, ita ut tota arbor Lithodendron referat , quod ramis fuis concretum eft, ejus folia funt triangularia feu cordiformia, lete viridia & glabra, albis coftis pertexta, longis petiolis ramulis infidentia, inordi- nata, aa ya ye plurimis foliis onufti funt, qui in regularem definunt apicem , ita ut arbor denfam præ- beat umbram: Ex petiolis abruptis ferofus exftillat fuccus, qui in vulnerato cortice fpiflior eft, dulcis, ac fine ullo acore. Fru&us plerumque bini ac bini ex foliorum alis progerminant, teneris Ficis magis fimiles, quam ulli ex precedentibus , funtque feffiles in ramis, magnitu- dine globulorum fclopeti manualis, primo inftar po- mi virides , punétulis albis notati, ac fuperius quam maxime umbilicati,dein ex purpureo rubent,ac demum nigrefcunt , quum alba ifta punctula difparent atque umbilicus , mollefcunt vero tum , faporemque habent dulcem, plurimis mollibus & oblongis telers granu- lis, in medio autem cavitatem formant, unde ad Fi- cos proxime adcedunt, fed femper magis fatuum ha- bent faporem. Petiolis deftituuntur, fed pericarpio infident tripetalo, quod ipis adhaeret, uti in Pinan- ge fructibus. Anni . Fru&us plerumque maturefcunt No- vembri & Decembri, raro autem in arboribus obfer- vantur , quum aves nimis cito illos devorent , neccer- tum etiam obfervat hzc arbor tempus , fructus nova- que producendi folia, aliquando enim bis in anno, aliquando omnino nullos dat fructus , fepe etiam in una arboris parte nil nifi nudi confpiciuntur rami fructibus onufti. Obfervavi plerumque arborem hanc Decembri ad Favonium foliis effe ornatam , quum ad Orientalern plagam iis effet deftituta , fed teneris fructibus onufta, qui „een dichte fcbaduwe maakt ; uyt de afgebroke ft VL, HO OF DS POUM: De Pitsjaar-Boom. Et vierde geflagt der Waringen is een vreemdeling in H deze Oofterfche Eylanden , doch aldaar. gebragt uyt Fava, en dierbalven weinig te vinden. De boom heeft een korten dikken ftam, een man of anderbalf boga zeer ongefchikt , plat en hoekig „als uyt verfcheyde ftam- men t zamen gezet. De takken verfpreyden bun zeer wyd en breed, niet om boog; maar dwers ,.en maken veele avonderlyke kronkelen door malkanderen , zynde bier en daar aan malkanderen vaft gegroeyt „en lopen dan weder van malkanderen , in maniere van de aderen in s menfchen ligbaam , die door Anaftomofin t*zamen floten , en denge- belen boom gelykt wel eenig Coraal-gewas , dat met veele takken door malkanderen gegroeyt is. De bladeren 2m driekantig of bardvormig ‚doch achter plat en rond gebild, vier duymen lang en breed , dikącbtig , licbt-groen en glad, met witte rihhen doorregen , op lange Deelen zonder ordre aan de takjes ftaande , en de ryskens zyn wel gebladert , en voor in de gewoonelyke fpits eyndigende , dies de SH gelen y druypt een wey-achtige melk, en wat dikker wyt de E mn JchorJe „ook zoet, en zonder eenige fcberpigbeid. e vruchten ftaan gemeenelyk twee en drie uyt de Jcboot der bladeren, de jonge Vygen gelyker dan alle de voorgaande , zonder fteelen , tegen de takken aan zittende, in de grootte van piftool-kogels , eerft appel-groen met witte puntjes, en boven op met een kennelyke navel, daar na wordenze purper-rood , ten laatften fwart, verliezende als dan de witte puntjes, en "t bovenfte naveltje , maar worden week en zoet van [maak , met veele weekeenlang- achtige korreltjes uytgevuld, doch in de midden met een kleyne bolligbeid , de Vygen naaftkomende, doch abtye lafer. Zy bebben wel geen Deel, maar ruften op een bordje van drie blaadjes gemaakt, die aan de vruchten vali zitten, gelyk men aan de Pinang-noten ziet. Sayzoen. De rype vruchten ziet men ordinariy in No- vember en December, doch men vindze zelden aan de bo- men , om datze de Vogelen al te vroeg opflokken , ook by geen precieze tyd van vruchten en jong loof , dragende zomtyds tweemaal in 't jaar, zomtyds met eens , dikwHs : beeft by ook aan de eene zyde niet dan blote takken mes vruchten geladen. | Ik bebbe opgelet „dat by meeft in December aan de zuyd- weft zyde vol loof was, aan de ooftzyde kaal van blade: ren, en vob jonge vruchten , die niet te gelyks Bun tar = KT Tom. DI. V Bock. VI Höofif. qui non omnes fimul, fed fenfim unus poft alterum maturefcunt, fi ab avibus non comedantur, hi enim facilius illas furantur , fi bacce nudis in ramis in ipforum cupo veniant: Sepe etiam tota arbor nuda eft, acht emortua effet, Corallium omnino re- ferens, dein omnibus ex partibus nova regerminat folia ac fru&us , vetufta vero ac decidua folia peni- tus nigrefcunt. Hec fpecies hisce in terris nulla vel rara admodum emittit fila ex ramis , excepto- quod ex crafliflimis hinc indé filamenta rara excrefcant, quz terram non ädtingunt, contra ejus rami quam longiffime extendi poffunt, quique nimis alte excrefcunt, per pondu adpenfum deprimuntur , atque ad extremum gravif- fimorum ac longorum ramorum pali feu poftes fub- ponuntur, ne nimis deorfum vergant, atque in tér- ràm radices émittant. Hic porro delineata eft arbor, que in Amboins officina lignaria per aliquot annos ftetit, ejusque in- ternam aream occupabat raris fuis gyris & finibus, cujus lati rami inftar prafepis erant formati, ita ut nautz per noctem in iis dormirent , atque. per dies hirci ejus ramos perambularent, ad tenera ipforum folia depafcenda. Obfervatum eft, elegantem hanc arborem anno 1672. menfe Januario per nimbum effe eradicatam , uno die poft illum, quo homo ifte fepultus füit , qui illam ante triginta annos planta- verat. Nomen. Lätine Arbor Conciliorum, ac Belgice Pits- jaar-boom , in veteri autem India noftre nationi dici- tur Pagode-boom & Drommel-boom. Malaice & Macafla- ticé Caju Bodi, aliis vero Malaienfibus Colodjo, Ja- vanis & Baleyenfibus Antsjac, in Mattarama Bandira, Amboina Aymabu & Ay Pacca Fava, Banda Camibelo, Ternata Hate Fava, Loehoea Titawey, h. e. um- brofa, Malabara Areti, in Horto autem Malabarico parte prima Fig. 27. Arealu, Bracmanis Bipoeloe. Locus. Elegantiffime & maxime hujus fpeciei ar- bores inveniuntur in Java, Baleya, & Celebe , atque inde, quantum videtur, per ftipites hic in Amboina & Banda funt propagate, unde & arbor Javanica ab incolis vocatur, in (ES ZE raro obcurrit, ac pul- cherrima, quz in officina lignaria locata erat , uti di- ćtum fuit, anno 1672. per fortiorem ventum dejecta eft, alteraque in Hitoea per diluvium anno 1674 raptata. Ufus. Quantum novi, hzc arbor nil exhibet, quod tignis infervire poteft, contra folia ac fructus pabu- lum prebent hominibus, vaccis, hircis , capris, avi- bus, vefpertilionibus , & Elephantis, qui pofteriores ćunćta Varinge folia maxime expetunt, tenera autem & mollia ejus folia ab hominibus eduntur tam cru- da, uti alia Se, quam coéta, cetera folia, (non + autem niuis verufla) ab animalibus: FrUCUS HUmirlIDUS " conducunt ; bus, ac prefertim vefpertilionibus, nutrimento infer- vientes. , : Muliercule Amboinenfes craffiffimum ex trunco di- veilunt corticem, quem conterunt cum Oryza & flo- ribus Manori in pultem, quam faciei & corpori in- liniunt ‚ad cutim poliendam & depurandam , fepe au- tem tam ruditer truncum hunc tractant , ut tota pereat arbor, hi enim populi adeo rudes & pigri funt , ut in pofterum nil curent, fi modo ifto tempore, quum aliquid defiderańt , illud conquirere poflint ; folia ab illis cruda quoque eduntur noctibus feftivis, quum ex more fuo per totam noctem ipfis fit can- tandum, ut claram reddant vocem. Eadem quoque tenera folia cum corticis frufto aqua incoćta illis profunt, quibus pectus lentis fputis & catharris eft obpreffum & repletum , unde maturefcunt, & ad er: pettorationem praparantur. Hec’ porro arbor, meo quidem judicio, per totam Indiam nota eft; uti id mihi adfirmarunt illi, qui eam in India veteri, Gouzeratta, & Perfia obfervarunt, immo penitus convenit cum ingenti Laarz arbore, poft Gamrou in Perfia feu veteri Carmonica deferta fita, cujus cuncta itineraria mentionem faciunt , fub cujus umbra & copiofis gyris aliquot millia hominum latere poffunt, uti inter alia Mandelflo in mirabilibus Orientalibus libr. 1. cap. 6. & doctus Oliarius in Com: mentariis fuis ad id caput de hac fcribunt. Dixi AMBOINSCH KRUYDBOEK. enitus maturi, hisce oblectamento , avi- ujus lkanderen l E malkanderen langzaam rypen s zo ze anders van de Voge len ruft bebben, «vant die te gemakkelyker op den procy vallen, als ze de befien aan de kaale fleelen zien; by ftaat ook zomtyds gebeel kaal als of by ganfch heftorven was, en Veene een Koraal-gewas gelyk, en daar na ge* wind by aan alle kanten jonge bladeren en vruchten; de oude afgevallene bladeren worden fart. Dit geflacht in deze landen geeft geene of ganfch wets nig draden uyt zyne takken, a > > piti ziet men bier en daar eenige drummelen afbangen , die tot de aarde niet raken , daar en tegen kan men zyne takken uit- rekken zo lang men wil , en die te boog febieten , moet men met gewigt befwaren , ook onder de eynden van de Jware lange takken eenige Balen zetten, datze niet te veel neerwaarts buygen, en in de aarde wortelen. Hier nevens ftaat uyigeteekent een diergelyke boom „die op de Amboinfche timmerwerf lange jaaren geftaan beeft, en deszelfs binnen-pleyn fchier gebeel befloeg met zyne zeldzame krullen en bocbten , bebbende de breede takken als een kribbe gefatzoeneerd , zo dat "er de Matrozen's nagts in fliepen, en by dage de bokken op zyne takken wandel- den om bet jong loof daar af te eeten. Men beeft aangemerkts dat die [choone boom Anno 1672. in January door eem. barde wind uyt zyn wortels is gewaayt , voorvallende een dag na dien, op dewelke die man begraven was, de- avelke bem voor 30. jaaren geplant badde. Naam. Int Latyn Arbor Conciliorum, en zo in é Duytfcb Pitsjaar-boom , doch in oud Indien biet by by onze Natie Pagode-boom en Drommel-boom. Op Ma- leyts en Macaffaars Caju Bodi, by andere Maleyers Ca- lodjo. Favaans en Baleys Antsjac , in Mattaram Bandi- ra ër eg Aymalu en Ay Pacca Java. Bandaafcb Ca- mibelo, Ternaats Hate Java, Loeboes Titawey , dat is Jcbadusvacbtig. In ’t Malabaars Areti, maar in Horto Malab. part. 1. Fig. 27. Arealu , Braminees Bipoelo. Plaats. De fcboonfte en grootfte van dit geflacht vind men op Fava, Baley,en Celebes , van daar zynze , xo "t Jcbynt , met [Lokken bier in Amboina en Banda gebracht, en daarom Favaanze boom by de Inlanders genaamt, in Amboina vind men ze weinig , zynde de /choonfte , die op de Timmerwerf [tond, Anno. 1672. als gezegt , door een wind omgeworpen „en de ander op Hitoe door een Water- vloed Anno 1674. weggefpoelt. Gebruik. Myns wetens beeft men niets van dezen boom tot timmeren bequaam , daar en tegen de bladeren en vruchten geven voedzel voor Menfchen , Koeyen , Bokken, Geyten, Vogels , Vleermuyzen „en Olypbanten , welke laatfte de bladeren van allerbande Waringin geern ceren y want de jonge en malze viaderen eeten voor eer ft de men- Johon, as wel TAGUW , gelyk ander Ulang, als gekookt, de andere bladeren (doch niet te oud) de refteerende bee- ften. De vruchten zyn voor de menjchen bequaam , als ze geer ryp zyns doch meeft tot plaizier , anders de Voge- en en Vleermuyzen tot voedzel, De Amboinfche Vrouwtjes balen dikwils de dikfte Jcbor[fe van den ftam af, wryvende dezelve met rys en, Manoor-bloemen tot een pap , denwelken zy verfch op bet aangezicht en lyf fmeeren , om de buyd glad en zuyver te maken , maar zy bandelen dikwils den foam zo onbefchey- den, dat den gebeelen boom uytgaat, zynde deze land- volkeren zo onaardig en luy , dat ze na t toekomende niet vragen „als ze maar op die > „als zy iets vannoden beb- ben , maar gerieft werden. De bladeren etenze ook raauw by baare nacht-feeften, als zy na "s lands manier de ge- beelen nacht over moeten zingen en quinkeleeren, om een klaare [lem te krygen. De zelfde jonge bladeren met eem fiuk van de bor (je in water gekookt , belpen die geene, die de borft met taaye fluymen en Catbarren vervult beb- ben, want zy maken dezelve ryp, glad, en tot wytwere pen bequaam. Voorts is dezen boom, myns oordeels , door gant/ch Indien bekent „gelyk my die geene verzekeren „die bem in oud Indien , Gouzeratte, en Perfien gezien bebben, ja zelfs overeen komende met den grooten boom van Laar, achter Gamrou in Perfien, of oud Carmonica deferta ge- legen, waar van alle Ooft- Indifcbe Voyagien vol zjn , en onder wiens fcbaduwe en veelvoudige bogen eenige duy- de men/chen kunnen fcbuylen , gelyk onder anderen Maiello in de wonderen van ’t Ooften, in 't eerfte Boek Kap. 6. en den geleerden Oliarius in zynen Com- mentarius over tzelfde Kapittel fcbr yven. a S 3 144 HERBARII AMBOINENSIS Dixi nationem noftram hanc arborem vocare Pa- gode-boom & Pitsjaar-boom , quum ad binos primarios ufus plantetur , in veteri nempe India ubique ad vias & in areis, ubi umbra defideratur , fique elegantes & magne fint, Indoftani gentiles plerumque diabo- licam formam idolorum fuorum feu Pagoden iis in- onunt in cellula quadam ; ipforum enim Magi phi- ofophantur , genios nullam arborem magis inhabitare hacce, quod & Amboinenfes de cunctis Varingis cre- dunt, quum adeo umbrofa & ramis fuis fint intrica- te, qua in re optime naturam & genium cimmeria- rum & intricationum exprimunt & imitantur. Talis Cadju Bodi quondam in Macaffara erat loca- ta, que , quantum videbatur, a Demone etiam inha- bitabatur , ex relatu enim incolarum cuncti , qui eam malo animo quodam inftrumento ledebant, in perl- culofum incidebant morbum, vel in inopinatam 1n- ruebant mortem, uti id Belgo adjutori adcidit, qui non ex vera fide,fed temeritate quadam demonem iftum obpugnare ac lacefcere aufus fuit. In Baleya hanc tam ample norunt extendere, ut elegantes elaboratigue poftes ac lapidee columnz fub iis exftruantur; quibus elegantes porcellanz pa- tine inponuntur loco fpeculorum: Ipfius fructus cru- dos comedunt, fi fint maturi vel fufci, ipforumque nuclei interni granulofi & arenofi abjiciuntur, reli- quaque maffa cum Santang in olus coquitur, alii fe- mi-maturos fumunt fructus, in frufta confcindunt & exficcant , quos dein Oryze adcoquunt,ut eo magis ventrem repleant, fi illa deficiat, fructus vero con- triti & cuti inliniti ejus pruritum tollunt, uti & puls ex contrito arboris cortice praeparata. Nobis & adfirmare ftudent, zque in hac arbore am in Varinga e intel cop. 1. defcripta , aliquando rgenteum reperiri florem forma Angreci, quem tan- quam pretiofam gemmam fervant, quum ex ipforum opinione poflefforem divitiis cumulet , uti fupra indi- catum eft. Macaflarenfes hanc arborem multum pros agant per ftipites ad fepes , atque unam alteramve Eu excrefcere ad tenerorum foliorum ufum , atque ibi veteres arbores quotannis fua dimittunt folia, menfibus nempe pluviofis, qua ibi per aliquot men- fes foliis penitus funt orbate, uti aliis in regionibus id hyeme obtinet , quodque huic arbori peculiare eft pre aliis Indiz arboribus. i : Et licet hec arbor Pitsjaar diéta, & in aquofa In- dia crefcens parum differat ab Indoftana & m ex ramis fuis plurimas emittunt columnas, quod in illa non obfervatur , una eedemque tamen funt zm quum folia fruśłneque inter fefe conveniant. ic quoque melius quadrant cum defcripriane veterum Ficus Indice, que ex Plinii teftimonio libr. 12. cap. . folia gerit inftar Amazonidum Pelte, que parva Jant tricuspidata fcutula , fubtus éz fupra in obliquos apices definentia , & inftar crefcentis lune cornuta, ac fuperius excavata, quam figuram hec folia quo- dammodo emulantur, unde & Poëta Virgilius Ænei- dos libr. 1. canit: Ducit Amazonidum lunatis agmina Peltis. Fru&us teftatur Plinius fimiles effe Fabe , & Theo- phraftus Ciceri, quod cum hisce Varingis etiam con- venit. Arealu defcriptio in Horto Malabarico exhibita non multum a noftra differt, excepto quod Arealu folia in longum ac anguftum definant apicem, qui in no- ftre arboris foliis non obfervatur, illius fructus ma- turi ex auctoris relatu non nigrefcunt, uti in noftra, uos forte auctor nunquam maturos obfervavit , in ifto capite memoratur, Indoftanorum gentilium ido- lum Piftun fub hac arbore creatum effe , unde & huic arbori divinam tribuunt gloriam, atque apud noftra- tes Demonum arbor vocatur , ipfi autem virtutes adfcribuntur , radicis decoctum propinatum capitis vertiginem tollere, fanguinem depurare , febresque lentas curare. Cortex vero in aqua contritus & inli- nitus Ulcerationes depurat ac phlegmonem tollit. In quibusdam itinerariis inveni hanc arbor - dico vocabulo denominari Cafta , ac Perfico Lal, in- ter alia nobilis Gallus Legous addit in tomo fecundo Itinerarii cap. 17. Cau Nams famulum fub hac quies- cere erfica, _ Liber V.cap. V] Ik bebbe gexegt, dat bem onze Natie Pagode-boom eniPitsjaar-boom noemen , om dat by tot tavee principale gebruyken geplant word, in oud Indien over al aan de wegen en op pleynen , daar men [chaduwe hebben wil en zo ze [choon en groot zyn , [tellen de Indoftaanfe Hey- denen gemeenelyk de Duyvelze gedaante van baare P 0- den of Afgoden daar onder in een Kapelletje , want baare Pbilofopben of Braminees leerenze , dat de geeften in gee- ne boomen liever woonen dan in deeze ; SL de Amboi- nezen ook van alle Waringen geloven , om datze zo feba- duwachtig en verward van takken zyn, waar in zy ook den aard van den geeft der duyfternifJe, en alle verwer- ringen zeer wel treffen. iergelyke Cadju Bodi ftond ook eertyds op Macaffer (zo 't been) van een boozen duyvel bezeten , wani nà zeggen der Inlanders, alle de geene „die bem uyt een euvel gemoet met eenig geweer quam te quetzen, verviel in een fwaare ziekte of baaftige dood, gelyk ook aan een Nederlands Adfiftent zou gejsbied zyn, die niet uyt een vaft geloof , maar uyt vermetelbeid dien duyvel dorft ter. en. 5 Op Baley wetenze bem zo breed te leyden , datze fraaye uytgebouwene ftylen, en fteene pilaaren daar on- der fiellen , daar in zy dan fcboone porcelyne Schotels metzelen , in plaats van fpiegels. De vruchten’ eetenze raauw als ze Typ zyn, of als ze nog bruyn zjn, werdende de binnenfte zandige korls «veggefmeten , en de reft met Santang tot een moes BCE andere nemen de balfrype vruchten, fnydenze kleen, en droogenze , die zy daar na. by de ryft koken om den buyk te meer te vullen, als "er Jcbaarsbeid van dezelve is. De vruchten gewreven en opgefmeert , verdryft bet jeuken des buyds , als mede een pap van de gewrevene fcbor(fe gemaakt. . Zy willen ons ook verzekeren, dat op 'dezen boom, 20 wel als op de Varinga latifolia, in *t eerfte Kapittel be. Jcbreeven , zomtyds een zilvere bloem zal gevonden wor- den, in de gedaante als t Angre, dewelke zy als een koftelyk juweel bewaren, om dat zy (20 ze geloven) den: vinder rykdom toebrengen , zo als boven gezeg, De Macaf- Jaren planten bem veel tot tuyn - [taken , latende bier em daar een opfcbieten tot geryf van de jonge bladeren, al: daar averpen de oude boomen ook meeft jaarlyks baare bla- deren af , te weten in de regen-maanden „eń [taan als dan . eenige maanden kaal, als overwinterende , ^t welk dezen boom dan byzonder beeft onder andere Indiaanfche bomen, “Of nu wel dezen Pitsjaar-boom in water-Indien waf- Jende , een weinig verfchild van de Indoftaanfe en Pers fiaanfche , dewelke uyt baare takken rondfom veele pilaren zetten , en deze niet, zo moet men ze evenwel voor een geflagt bouden , aangezien de bladeren en vruchten over een komen. Zo accorderenze ook beter met de befchryving van de oude Vicus Indica, die na ^t zeggen van Plinius in't 12. Boek Kap. 5. bladeren heeft als de Amazoonfe Pelte ,’t welk zyn kleyne driekantige fcbildekens , onder en boven met een fcbuynze fpits , als een boorn van een waffen- de maan toelopende „en boven mede uytgebolt alseenbalve ‘ maan ,«vaar na deeze bladeren vry wat gelyken , en waar van den Poeët Virgilius Æneidos lib. 1. zingt- Ducit Amazonidum Lunatis agmina Peltis, , De vruchten zegt den zelven Plinius, zullen gelyk zyn een boone, en Tbeopbraftus "een Cicer , ^t Welk ook met deze Waringen overeenkomt. ~ i De befcbryving van Arealu in Horto Malab. ver/child niet zonderlyk van de onze , bebalven dat de bladeren van Arealu een lange fmalle fpitze hebben, dewelke men aan de onze niet ziet, De vruchten, volgens den Autbeur, 2 ook niet [wart im baare rypbeid , gelyk de onze, de- welke den Autbeur mifJcbien nooit ryp gezien beeft; im gemelde Kapittel vind gy dat der Iniofiaanfe Heydenen Afgod Viftun, onder es boom geboren i5 , en dier bal- ven de Heydenen dezen boom Goddelyke eere aand en by de onzen Drommelboom genaamt word ; bem wer» den aldaar de kracbten green , dat bei afzietzel van de wortel gedronken , geneeft de duyzeling des boots» zuyvert ^t bloed , en belpt tegens de vafte en dngewortel- de koortzen. De fchorffe in water gewreven en opge/meer' geneeft de Ulceratien , en belpt tegens de rovze.. In zommige reis-boeken beb ik gevonden , dat dezen boom in "t Indiaanfeb bieten zal Cafta, in ^t Perfiaanfcb Lul, onder anderen doet dem Franfchen Edelman eg ZA daar by in 't tweede deel van zyn Reis-boek , Kapitte = V Boek. VII Hooft/. cere quum fiftula fua ludit: item Ram juffiffe hanc . arborem colere ob mirum crefcendi modum , qui cultus poftea in idololatriam degeneravit, ifti enim puli femper vulgus admonuerunt tales coleré res, ue miram & vulgo incomprehenfibilem naturam. & crefcendi modum habent, In Herodoto & Curtio etiam legitur Bracmanes hanc coluiffe arborem , un- de iftius fuperftitionis antiquitas patet. In Guzaratta incole ne folium hujus arboris audent decerpere , timentes intra annum fefe hanc ob rem morituros. Tabula Nonagefima Prima Arborem exhibet Concyliorum , miris gyris-& expanfis ramis fefe extendentem. Tabula Nonagefima Secunda, Ramum exhibet Arboris Concyliorum , ubi in una rami parte folia, in altera fructus conipiciuntur, ` A. Folium majori repræfentat forma. B. Fructum gemellum. d e TO. ‘Supra in textu a Rumphio adnotatur, hanc effe Arealu H. Malab. part ı. Tab. 27. que in hotis ibi vocatur Ficus Malabarenfis folio cufpidato , fru&u rotundo , parvo , gemino, ut & a Plukn in Almag. p. 144 To 178. Fig. 2, & Boerb. Ind. H L Bat, part. 2 pag. 158. Vocaturque Ficus foliis cordatis, integerrimis , accuminatis H. Cif. p. 471, & Re- jeni El. Leid. prodr, p. 212, Noo eż i AMBOINSCH KRUYDBOEK. dat .Cau Nams-d s ‚Lau Nams-dienaar daar onder rufte, als by op z Ruyt fpeelde: Als mede dat Ram Bi ud eae nd te eeren, wegens zyne wonderlyke manier van groeyen , : welk naderband tot Afgodery vervallen is, want die uyden bet wolk altyd vermaand bebben , zodanige dingen te eeren ‚die een żeldzame , en voor bet gemeene volk onbe. grypelyke natuur en wasdom badden. In Herodotus en — vind men ook, dat de Bracbmans doorgaans dezen oom eerden, waar uyt men de oudbeid van die Juperfti- tie bemerken kan. In Guzaratta durven de Inlanders niet een blad daar van plukken. uvt vre 7 ge P » Uyl vreeze datze binnen na zullen flerven. De een- en negentig fle Plaat Vertoont de Pitsjaar-boom met z ne takken en ő bogten zig verfpreydende. z wonderlykä De twee- en negentig fle Plaat Vertoont een Tak van de Pitsjaar-Boom , alwaar in de eene tak de bladen , in de andere de oroke vertoont * werden. Ha | EZ A. Wyf aan een blad? in grooter gedaante, B. Een dabbelde vrucht, cet AANMERKING . Boven Daat in de Text van Rumphius aangetekent, dat deeze boom is de Arealu van de Hortus Malab. eerfte deel Tab, 17. welke in de aantekening aldaar genaamt wert de Malabaaríche Vyge-boom met een puntig bladt , en een kleyne ronde, dubbelde vrucht , zoals ze mede van Plukner genaamt wert in zyn: Almag. pag. 144. Tab. 178. Fig. 2. en van Boer. have in het tweede deel van de Index H. L. Bat. pag. 248. Verders weıtze in de Hortus Chffort. pag 471. genaamt de Vygeboom met hertformige , heele , en puntige bladeren, gelyk ook van de Heer van Royen in zyn El, Leid. prodr, pe 214. . CAPUT SEPTIMUM. Caprificus Amboinenfis.Goudal.Habuol. Am quzdam defcribemus genera , quz ad Caprificum J magis adcedunr , ac cum Varinga nullam aliam ge- runt adfinitatem , nifi quoad fructus & lac: Bing ejus inveniuntur fpecies , que mihi dicuntur Capri- few efculenta, & Caprificus Cbartaria. Rs as Primo Caprificus Amboinenfis Ejculenta ,multas ite- rum habet varietates , ex regionum varietate , quas omnes comprehendo fub binis fpeciebus, latifolia nem- pe & anguffifolia. sinen, Latifolia Goudal alta eft arbor, fatis craffum gerens tfuncum , cortice pallide cinereo & glabro obduétum, qui prope radices in magnas & finuofas alas dividitur, ejus coma gravis eft & ample extenfa , paucos ta- men gerens majores & incurvos ramos, qui in fum- mo in plurimos minores dividuntur: Rami autem majores nodofi funt, & in brevia divifi genicula , cir- culi vero geniculorum non undique ramum ambiunt. Nodi hi in junioribus etiam obfervantur truncis," ubi fruétus dependerunt , fic & ramuli quoque nodofi funt, in minora genicula divifi , ac viridi obdufti cortice, atque interne albo & aquofo repleti corde feu medulla inftar Sambuci, hisce folia infident ar- fl cte fibi jun&a, longis infidentia petiolis, hec autem funt magna, drëtte quorum quzdam funt ro- tundiora, quzdam acutiora, & inferius rotunde au- riculata, prope petiolum quinque nervi concurrunt, ad oras autem non funt ferrata, fed integra, palmam longa & lata, Juniorá vero folia longiora funt & majora, pedem nempe & ultra longa, novem & de- cem pollices lata , ad oras parum ferrata , rugofa , flac- cida, fuperne pilis firmis fcabra & hirta, ac prope petiolum rubra macula notata, uti & nervi ibi quo- dammodo rubent. Vetufta autem folia glabra funt & zqualia,ac fine ordine ramis infident, qui in pluri- mos breves ac pingues dividuntur ramulos mE. co zc a" VI. HOOFDSTUK. Dc Amboinfche wilde Vyge-Boom, YU zullen wy eenige geflachten befchryven , die de N Caprificus nader komen, en met de Varingen geen ander gemeenfebap bebben, dam aan de vruchten en melk. “Men beeft “er twee geflachten van, die ik noeme 1. Caprificus Efculenta. 2. Caprificus Chartaria, Eerftelyk:. Caprificus Amboinica Efculenta , heeft wederom veele veranderingen na de verfebeidentbeid der landen, die ik allegaar begryp onder twee zoorten , lacis folium en anguftifolium. Lipy ZO ~ Latifolia of breedbladige Goudal werd een bogen boom, met een redelyk dikken ftam, een ligt-graauwe en effene Jtbor[fe , die bem by de wörtel in groote en bochtige vler- ken verdeelt; de kruyn is fwaar en wyd wytgebreid , dog met weinige en kromme boofd-takken , die bun aan 't uyt- terfte in veele takjes verdeelen. De booft-takken zeifs zyn knoeftig , en in korte leden verdeelt , doch fluyten de kringen van de leden niet gebeel rondom ; dezelve knoeften ziet men ook aan de jonge [tammen , daar de vruchten ge» bangen bebben, desgelyks zyn de korte takken knoeftig, in korte leden verdeeld , en met een groene febörffe. bedekt, binnen met een wit waterachtig bert , als Vlier „daar aan aan de bladeren, digt aan malkanderen op lange flelen, dezelve zyn groot , bartformig , zommige ronder, zommige fpitzer , achter met ronde ooren, en by dem fleel ftooten vyf zenuwen t’zamen , aan de kanteń ongekerft , een [Laan- de band lang en breed. De jonge bladeren zyn grooter en langwerpiger , te weten een voet en meer lang, negen en tien duymen breed, aan de kanten een weinig gezaagt, rimpelig , flap, aan de bovenfte zyde met ftyve haartjes bezet, en by den fleel ten rood plekjen hebbende, gelyk ook de zenuwen aldaar wat rood zyn, De oude bladeren zyn glad en efen, en ftaan zonder ordre rondom de tak» ken, die bun in veele korte en vette zyde-takjes verdees len. Deze 46 HERBARII AMBOINENSIS Liber V.ap vy Hec arbor flores non producit, uti nec omnes Va- ringe fpecies, ejusque fructus ex trunco progermi- nant, atque ex vicinis ipfi craflis ramis, Immo fepe tam humiliter, ut ex radicibus elevatis excrefcant , plu- rimi vero fimul dependent ex brevibus racemis in- {tar Uvarum , craffis brevibusque infidentes pedun- culis furfum incurvatis. Formam quoque gerunt ac magnitudinem femi perfectorum Ficorum feu Groflu- lorum , vel inftar majorum fclopeti globulorum, quo- rum quidam minores funt, ex rotundo plani feu com- che ac fuperius profunda notati foveola feu um- ilicati. Excerne pallide rubent , feu incarnatufn gerunt colorém, albis maculis feu pun&ulis notati funt , non protuberantibus, fed planis & glabris, intus alba re- pleti funt ac dura carne inftar Raparum feu Nucum avellanarum recentium , cui ad interiorem partem ad- herent plurima granula more Ficorum, fed ficciora funt, in illorum centro cavitas invenitur rhomboides, fi fructus hi incidantur. | feud enitus maturi funt, non ita rubent, fed fla- vi feu Brdide albi funt, nec fapor ipforum etiam ita valet, femi-maturi enim rubentes efui quam aptiffimi funt, ipforum vero fapor eft fatuus, & aquofus cum lévi adítridtione, quafi effet mixtus ex Caftaneis.& Rapis , indigeno ftomachó & ori fatis gratus, noftra vero nationis ftomachum gravant, atque obpreffionem cauffant. Fru&tus porro, folia , & cortex fauciati, præ- fertim ille trunci copiofum emittunt lac album, dul- ce, ad Vaccinum lac fapore, & colore. proxime ad- cedens, fed magis adftringens, atque mox vifcofum eft, fi aliquamdiu fteterit: Bacca autem raro tur- gent lacte. | Rio: Anni tempus. Fruétus potiffimum Junio & Julio ob- fervantur, quo tempore juniora plerumque demittit folia, ac brevi poft nova regerminant: Trunci lignum eft album, molle, fuccofum, at recens-grave, ita ut in aqua fundum petat; fed facile exficcatur, at- que ex plurimis: volvulis fibi adunatis videtur effe compofitum, ita ut non fit folidum, fed fungofum , & copiofo turgeat fücco, quo fenfim exficcato hoc lignum leve eft. pow ficcum aquz injectum per aliquod tempus in ipfa fupernatat, fed fenfim hanc inbibens gravefcit, ac fundum petit. Ale folidius erunt lignum , venarum vorticibus intricatum , ac fini- E Dis elegantes formant crateres & cellulas, inqui. bus aqua pluvialis ftagnat. Valles amat frigidas, per quas rivuli decurrunt, ut & planas © umbrofas filvas in quibus foluin ett faxo- fum, in Lariques regrouc talia decurrunt flumina in- ter montium pedes, ita ut ibi fit via quafi inter duos altos muros exítructa, ubi plerumque hzc arbor re- peritur, que pluviofis menfibus fructibus adeo eft onufta, ut totus truncus ruber adpareat. Secundo Caprificus anguftifolia fimilis eft arbor , bre- vibus & geniculatis ramis. ornata , qualis & junior truncus elt, ejus folia funt longiora & anguftiora , in- Dar oblongi cordis formata, inferius parvis ac fubro- tundis auriculis donata, in medio autem latiffima funt, fex, feptemque pollices longa, quatuor & quatuor cum dimidio lata, juniora vero novem polices lon- ga funt, quinque cum dimidio lata, glabra. penitus , nec iftis rubris maculis prope petiolum .notata , ubi tres nervi in his concurrunt, zqualia quoque funt nec. ferrata in hac fpecie , tam vetufta quam juniora ; rami, quibus infident, externe viridesfunt, & medullaalba repleti , inftar Sambuci, atque ubiquelacalbum emite tentes, uti in priore fpecie. Rog Fru&us eodem modo ex trunco progerminant ra- cemofi, fed magis vagi, & rariores, majores & pla- niores quam in precedenti , inftar cafeoli, feu femi- plani & compreffi Fici, fuperius magna fovea in. preffi ; pallide virentes, externe gabri s necalbis ma- e culis notati, nec rubentes, fed fenfim fquallide lutei, nec unquam molles, in ficcis tantum. ménfibus ma- culas quasdam contrahunt rubentes , intus vero reple- ti funt alba & dura carne, granulaque & cavitas funt uti in priore , nec crudi ita edules funt: Contra te- nera hujus fpeciei folia ad cibum magis expetuntur quam precedentis, tam cruda quam coćta, quz fa- porem gerunt fatuum & Rapaceum, Sub Deze boom bloeyd mede niet gelyk alle Varin de vruchten komen voort uyt den flam, en de "E 5 en takken, 20 laag , dat men ze zelfs op de uytkfke i ale telen wind. Zy bangen aan korte getakte trosjes "t gens kanderen > gelyk druyven , aan korte dikke fteelt Ka ne? waarts gekromt. Zy bebben mede de gedaante w, r van balf-volwaffene Vygjes , of van een groote Mus, wi kogel „zommige ook kleender „uyt den ronden plat E i en voor met een diep kuyltje. Van buyten zyn ze liat ukt, of incarnaat , met witte plekjes of puntjes, PR E kende, maar effen en glad , binnen een wit bar ift vleefcb, als Rapen of verfche Hazel-noten; aan re na binnen toe kleven veele kleene korltjes, na de Re der Vygen, dog drooger „en recht in de midden Pai cen holligbeid , die meeft ruyts-gewys ir, ais dés zy open /nyd. | De geheel rypen verliczen veel van bare rodigheid , en werden geel of vuyl-wit, dig aan de fmaak geenzints beter, want de balf-rype, die nog rood zyn, agt men bequaamft om te eeten, baar [maak is laf „en Waterach. tig , met een kleene zamentrekking , uit die van de Caftan. gien en Rapen gemengt , voor een [nlandfe mond en maa redelyk aangenaam , dog by onze Natie drukkenze de maa: wat, en maken deszelfs krop benauwt. Voorts Zoe, ten, bladeren , en fcbor[fe gequetft , inzonderbeid de chers - Jedes flams, geven een overvloedige witte melk uit „zoet ende Koe-melk aan fmaak en coleur zeer celyk , dog meer zamentrekkende , en. word. flraks kleeverig „als: "t hwat Staat , de bezien. bebben;maar weinig van deze melk) ` Sayfoen. De vruchten ziet men meeft in Funy en Yu ly , "om welken tyd by ook meeft zyne jonge bladeren wega werpt, en kort daar na. weder jonge gewint: "t. Hout des Sams is wit, week; zappig,'en verfch zynde zwaar , zo dat bet ook in't water zinkt y- maar droogt ligt op; em Jebynt van vele rollen over malkanderen gewonden te zyn zo dat bet niet digt is, maar voos, en vol vogtigheid Re- kende , dewelke metter tyd opdrogende, dit bout gant/ch ligt maakt. ‚Dit droge bout dan weder in water komen- de, zal er een tyd lang op dryven, maar t water inge- zogen hebbende , wat zwaarder , dan 't groene, en gaat te grond. De vlerken hebben een vater bout , met eeni- e drayingen van aderen , en maken met bare bogten ver- Ücheide bakken , en celletjes "zo dat bet regenwater daar in ftaan kan. - Hy waft gaarne in koude valeyen, daar revieren door- lopen, ook in alle vlakke en [chaduwachtige Boffchen, daar een flenige grond is, in 't diftriét van Larigue lo~ pen diergelyke revieren, tu[Jcben de kloven der bergen, zo dat men daar doorgaat., als tulfcben 2. boge muuren y en daar vind men pemeenelyk deze bomen flaan, eninde regen-maanden zo vol vruchtén bangen, dat den gebe- len ftam rood foon. Ken SÉ 2. De fma padres Vyge-boom is een diergelyken boom, ook met korte en gekniede takken, pelyk den jongen ftam eenigzints is, de bladeren zyn fmalder , alseen langwer- Pig hart, achter met kleene ronde ooren, dog im de mid: den zynze.breedjl, 6. en 7. duimen lang , 4. en 43. breed, dog de jongen zyn 9. duymen lank, st, breed, gebeeb glad, en zonder voornoemde roode plekjes by den feels alwaar 3. zenuwen t'zamenftooten, zjn ook effen, en zonder eenige tanden aan den rand , 20 weljonge , alsou- de de takken, daar ze aan ftaan, zyn buiten groen, ook met een wit bert, als Vlier , en over al witte melk uyt- gevende , gelyk ’t voorige, ` s De vruchten «va[fcben. op dezelffte manier uit den ftam, en aan trosjes by malkanderen, dog ydeler , en weiniger in't getal, Ge en platter dan de vorige, gelyk cen kaasken, of balf plat gedrukte Vyg , voor met een groot kuiltje, ligt- of, appel-groen, van buiten glad, en zon der wittepunttjes , niet roód werdende, maar metter tyd vuyl-geel , dog nooit week, alleenlyk in de droge-maan- den. gewinnenze eenigé ligt roode plekjes , van. binnen bebbenze een wit bartachtig vlee/ch , greyntjes en een bol- ligbeid , als ’t voorige, zo bequaam niet, om raauw Te ecten, daar en tegen de jonge bladeren van deze zort, werden meer tot de koft gebruikt, dan de voorgaande, 20 wel rauw, als gekookt zynde, van fmaak lap en Raap- acbtig, 8 D Onder V. Bock. VII. Hooff, AMBOINSCH KRUYDBOEK. Sub externo trunci cortice ambe ha fpeciesac po- tifimum ultima alium folidum & lentum gerit corticem feu librum ligno incumbentem , qui nulla vi diffringi, fed in longitudinem & latitudinem extendi &- deduci poteft, uti poftea id ulteriusindicabitur. Totus vero cortex dulcem gerit faporem inftar tenere Pinange; Anni tempus & folum cum antecedenti convenit. Ambz propagantur tam per Craflos ramos, quam er maxima granula, que per avium fecefium hinc inde projecta in hortorum areis fepe progerminant. Nomen. Latine Caprificus Amboinica, prima latifo- lia, altera anguftifolia ,-Belgice Wilde Vygen van Ooft- Indie, Malaice Gaudal, Javanice Condang , aliis ve- ro Malaienfibus. & Macaffaris Birani & Virabi voca- tur. Ternatice Tsjorro, Amboinice in Hitoea Habu- ol & Malabuol , in DE HIA Malabuur : ultima vero fpecies feu anguftifolia peculiariter vocatur. Sacca, quod nomen potiore jure fubfequenti tribuo, in Loe- hoea Mattabe & Mattabu Malamabo,& Malamabulo;Ma- caffarenfes quidam hanc quoque vocant Krótje , angu- ftifoliam nempe , in Banda Burang , in Baleya Haat dicitur. Locus, Hee arbores per totam aquofam Indiam no- te funt, plurima vero in Orientalibus obcurrunt in- fulis , & licet in quibusdam locis varietas quedam in hisce obfervetur , ad has tamen binas fpecies commode reduci poffunt. Exempli gratia Birani in Macallara crefcens eft ex anguftifoliis , ejus vero fru&us funt magni & rotundi, ac fenfim obfcure ru- bentes, qui coqui etiam poffunt & edules funt, ejus folia quoque minora funt & oblongiora Amboinenfi, ad Varinge folia magis adcedentia. | U/us. Hoc lignum recens gravius eft, fed molle, nullique tigno aptum, iis dutem conducit , qui conti» nuum alere ignem tenentur , qualis ad Arace & calcis exuítionem requiritur & defideratur , fi enim fere fit ficcum, lente ardet inftar cefpitis , fique femel ignem conceperit , conftanter liunc alit & fovet , aliis vero li- gus addendum eft, fi clara defideretur flamma; Ru- ori fructus tam latifolie Amboinenfis , quam angufti- folie Macaffarenfis apud vulgus magno in nfi funt ad cibum , ac potimmum tempore penuriz & famis: Crudi eduntur cum Sale, Canariis , & ficcis pifcibus, . meliores autem funt diffeti , & a granulis depurati , quz abjiciuntur , reftansque alba & duriuscula caro ‘cum aliis herbis in aqua ebullitur, Baleyenfes confciffos & depuratos ficcant fructus , quos fervant: in ufum penuriz tempore, quos fimul cüm Oryza coquunt, ut copiofius exhibeant nutri- mentum; fepius cum admiratione confpexi incolas . tantopere hosce expetere fructus, ac tam avide illos comedere, quum Europzorum ftomachum adeo ad- avent, ac tam difficile digerantur quam panis ab mboinenfi. Tenera autem prefero ac mollia folia, quz a cunctis hisce indigenis eduntur tam cruda cum Bo- caffan & pifcibus, quam co&a cum viridi Cadjang; fEthiopes Hitoenfes trunci lac propinant pueris, qui incipiunt laborare variolis Amboinenfibus , ut melius erumpant , rubri quoque hujus arboris fructus feu po- ma antidotum funt. pifcium noxiorum , ac prefertim Utricularii, fi incaute comefti fuerint. In infula Bandenfi Poekeron di&a hec arbor co- piofe obcurrit, que radicibus fuis ac alis fupra ter- ram mirum in modum concrefcit , multasque format foveas & crateres, in quibus femper aqua pluvialis ftagnat, quz optimum hominibus prebet potum, ex quo vivunt. ujus radices etiam eduntur tanquam antidotum, fi venenati quidam fructus vel pifces co- mefti fuerint, Ex dicto cortice lento, qui ligno incum- bit, Alphorenfes Boeronem & Ceramam inhabitantes norunt ope fubaćtionis & extenfionis tenuem forma- re texturam , ex qua Tsjedakkos feu campeftria fabri- cant, que circa medium circumvolvunt corpus , ac porro nudi funt. Quum Tsjedakkos hec Amboinice vocentur Sakka, hinc quidam hanc arborem Sakka vocant , ac cum fubfequenti confundunt, Ejus cortex comeftus, vel agua incoétus, ac pro- pinatus vim habet refrigerandi in febribus & Dyfen- teria fiftenda, quem-in finem Amboinenfes quidam Tom, III. hanc Onder de buitenfte Jchorffe des ftams bebben bei. Mt zoorten, dog voornamentl yk deze Ger een ee cal en taye baft, naaft *t bout leggende , die Met geen gewelt in ftukken getrokken , maar wel in de lengté „en breedté van malkander uitgerekt kan werden, gelyk wy bier na SC en. Den gów bajt is zoet van Jinaak , als inang. Sayfoen en ; , A de mai 1 A yi grond żyn een en 't zelf- eyde worden ze voorigeplant , zó door dikke takke door de root [le van de reyntjes „die door den win tyo vegelen bier en daar gefmeten werden > en ook dikwils op de bedden van de Thuynen opkomen. Naam. In't Latyn Caprificus Amboinica, d'eerfte latifolia, en de tweede anguftifolia , in *t Duits Wilde Vygen van Ooft-Indién, op Maleyts Goudal, op Fa- vaans Condang , by andere Maleyers en Macaffaren Bi. rani en Virahi, op Ternataans lsjorro, Amboinfch op Hitoe Hahuol en Malahuol, op Leytimor Malabar dog de laatfte zoorte of anguftifolia noemenze in ’t by- zonder Sacca, welken naam ik met beter reden de naajt- Së? geef. Op Loboe Mattahe en Mattahu Mala- maho , en Malamahulo ; zommige Maca[Jaren noemén bem ook Krötje ‚te weten de anguftifólia. Op Bandanees Bü- rang. Baleys Hadt. ° © Plaats: Deeze boomen Zyn bekent door gebeel water- Indién , dog wel de meefte in deze Oofterfche Eylanden , en alboewel men bier en daar eenig ver/cbil onder dezel- ve ziet, 20 konnenze egter Bevoeglyk onder deze twee zoorten gebragt worden. By voorbeeldt , de Birani op Ma- ca[feris een anguftifolia; maar baare vruchten zyn groot en rood, ja metter tyd donker of bruyn-rood , beguaam om te koken, haare bladeren zyn ook wat kleender en lang- werpiger dan de Amboinjche, en de Waringen gelyker. Gebruik. Dit bout verfch zynde is wel fwaarder , dog week, en tot geen timmerbout bequaam , maar wel voor die gene, die cen gefladig vuur moeten bouden , ge- lyk by ’t Arak en kalk branden, want wind-droog zynde brand bet langfaam, gelyk turf , en eens ontvonkt zynde gaat ‘t niet ligt uyt, dog men moet "t altyd onder ander out mengen, als men een ligte brand bebben wil: De ge Weed? ES van E latifolia bier in tan Lei van de anguftifrlia op Macaffer, zyn by. 't flegte Volkje zeer in gebruik tot ali E may ced reni en e ber bebulp in bongersnood. Zy werden raduw gegeeten met zout, Canaris, en droge viffchen, maar beter zynze, als menze opfnyd „de binnenjte korl «veg /myt , en bet refte- rende witte, en bardacbtige vleefch met ander Sayor en water wat opkookt. De Baleyers drogen de opge/nedene en gezuyverde vrug- ten; en bewarenze tegen de duren rys-tyd ; om als dam te zamen:onder rys te koken, ep dat dezelve te meer ftrek- ke. Ik bebbe dikwils met verwonderinge aangezien „dat de Inlanders zo veel werk van deze vrucbten maken , en dezelve zo graag eeten, daarze nochtans een Europeaanze maag zo merkelyk befwaren en drukken , of immers zo qua- lyk bekomen als een Amboinees bet brood eeten. Meer boude ik van de jonge malffe bladeren , welke by alle deze Eylanders gegeten worden , zo rauw met BocafJen en vi[Jcben , als gekookt „onder groene Cadjang. De Moo- ren op Hietoe, geven de melk uyt den fram de kinderen die de Amboinfche pokken beginnen te krygen , em dezelve uyt te dryven, zo werden ook de roode appeltjes voor een tegengift gebouden , tegen de fcbadelykbeid van den vifch Opblazer genaamt , als men daar van gegeten beeft. Op 't Bandaaze Eyland Poekeron vind men deze bomen zeer veel, dewelke met bare wortelen of vlerken bovende aarde wonderlyk tot malkander waffen, en veele kuylen en bakken maaken , waar in altyd regenwater [laat , dat goed verfch drinkwater geeft, daar van men kan le- ven; men vind zulke kuylen dewelke altemet een pot wa- ter inbouden. De wortelen werden ook gegeeten als een tegengift , als men eenige venynige villcben of vruchten gegeeten beeft. Uyt de voornoemde taaye baft, die tegen t jm aanleyt , weten de Alphoerezen van Boero en Ce- ram , alleenlyk door kneden en rekken ‚een dun geweef te maken, waar uyt zy baare Tsjedakkos maken, en die zy om 't middellyf gewonden dragen, en voorts naakt lo- en. Dewyl men nu deze Tsjedakkos in't Amboinfch Sakka noemt , 20 komt bet , dat zommige dezen boom Sakka noemen, en met de volgenden vermengen. De daf gegeeten, of in water gekookt en gedron- ken, beeft een verkoelende vr in koortzen, en flopt de roode-loop , tot welken einde bem dan zommige Amboi- T nezen Ld 148 hanc prope ædes fuas plantant, cieterum hic cortex cum Siri & calce mafticari poteft defeétu junioris Pi- nange, cujus faporem optime zmulatur. In Banda pifcatores ejus lignum ficcum multum adhibent ad ignem fovendum in navigiis fuis, pali etiam ex hoc ligno fabricati in aqua marina & litore quam durabiliffimi funt. Fructus femi-maturi tam cru- di quam coéti cibo inferviunt , penitus enim maturi rubedinem perdunt, fqualide lutefcunt , & infipidi funt. | Tertia hujus generis fpeciés eft omnino filveftris, nec ullius ufus , unde & hanc tantum conmemoro , ejus folia illis anguftifolie funt fimilia, fed paulo la- tiora , obfcure virentia, externe rugofa , faporis ama- ricantis, unde funt edulia, in Hitoea vocatur Tollat. Apud Hitoenfes alia infuper Habuol obcurrit fpecies, forte eadem cum Macaffarenfium Birani. Ejus folia aulo funt acutiora, firmiora, & glabriora illis Ha- buol , fere inftar illorum Ovifere , inferius binas ge- rentia auriculas totundas, que tam arête fibi incum- bunt , acfi folii petiolus cum ipfis concretus effet. Altiffimz funt arbores , ipfarumque fructus illos Ha- buoł referunt, fed fant majores, ex fufco nigrican- tes, quique femi-maturi edules funt, maturi enim & nieri arenofi funt & infipidi. Lignum eft inftar illius Habuol „fed folidius, cortex craffus eft, lentus, & la- Ctefcens, qui cum Pinanga mafticatur contra Diar- rhzam. Ex fruftis nodofi ligni & alarum muliercule patinas formant parvas, quibus fila conglomerant. Habuol radices aque incotte & propinate acrimo- niam & ardorem Gonorrhez temperant , radix autem Accar Cuffu cum Siri Pinanga fimul mafticanda eft ac fuccus deglutiendus. * Peralu Hort. Malab. part. 1. Fig. 28. defcripta hujus videtur effe fpecies , ipfarum varietas potiffimum hac in re fita eft, quod Goudal noftra fructus gerat race- mofos ex ipfo trunco & radicibus, nec longa ifta fila ex ramis emittat, uti Peralu. Sic etiam mihi non ob- ftat filveftres hasce Ficus Sycomorum Indicam vocari, uti commentator in iftud caput adnotat. € abula Nonagefima Tertia Ramum exbibet Caprifici Amboinenfi " ovatis integerrimis obtufis, caule inferne radicato Liz», H. e. p. 411. ubi & huic jungitur. Ficus Bengalenfis ; fabrotundo, fructu orbiculato. Comm. H. Amft. part. 1. p. 119. T. 62. & Ficus Americana, latiore folio venofo: N Curacao, Pisk. Almag. p. 144. T. 178. Fig. 1. CAPUT inenfis , que eft Ficus foliis HERBARII AMBOINENSIS Liber V cap. vit nezen by baare buyzen planten , anders kan men dezelfde Jcbor[fe met Siri en kalk eeten , by gebrek van jonge Pie: nang , wiens fmaak by zeer wel naboot/t. In Banda gebruiken de Viffcbers dit drooge bout veel 3 em vuur daar mede in baare Praauwen te bouden. Dê palen van dit bout gemaakt „zyn in zeewater en op firana zeer durabel: Tot ’t eeten "t zy raaww of gekookt, moet men altyd de half rype vruchten kiezen, want de gebeel rype verliezen baare roodigbeid, worden vuyl-geel en on- Jmakelyk. Daar is nog een detde zoort van dit geflagt „doch ganftb wilt, en van geen gebruyk , dierbalven ikze maar tot me- morie bier ftel. De bladeren zyn die van anguftifolia ge- lyk, wel zo breed, donker-groen , van buyten rwyg . van wat bitter, en dierbalven niet eetbaar; op Hitoe noemen ze bet Tollat. By de Hitoeëzen is nog een zoorte van Hahoul , en miflchien ’t zelve met der Macafaren Birani. De bladeren zyn wat N > flyver „en gladder dan die van Hahuol , bykans als die van Ovifera , agter met twee ronde ooren, zo digt op malkander gefloten dat bet fchynt of den fteel onder aan 't blad vaft waft. Het werden zeer hooge boomen ; de vruchten zyn als die van Hahuol , wat grooter ; uyt den bruynen na den fwarten toe trekkende , die men half ryp raauw eeten moet, want ryp en fwart geworden zynde , wordenze zandig en on- Jmakelyk. Het bout is als dat van Hahuol, doch wać vafter, den baft dik, taay „en melkig ‚dewelke gebruyk6 word met Pienang gegeten tegens de buyk-loop. Uyt dé Stukken en ’twarrige bout van de vlerken ‚maken de Vrou: wen kleyne bordjes , waar op zy garen winden, De wortelen van Hahuol in water gekookt en gedron- ken; verzagten de fcherpigbeid en brand inde Gonorrbea, doch men moet de wortel Aere Cuílu met Siri Pinang daar by knouwen, en "t zap daar van inzwelgen, Peralu in Hort. Malab. part. 1. Fig. 28. be/chreven, Jcbynt een flag bier van te yn , beftaande’t ver|chil mee/é bier in , dat onzen Goudal zyme vruchten troswys by malkander draagt , zelfs aan den [tam en wortelen , ook geene lange draden EN zyne takken geeft , gelyk van Pe- ralu gezegt werd. Zo beb ik er ook niet tegen, dat men deze wilde Vygen voor een CR Cé dica beude s gelyk den Commentator op *t zelfde Kapittel ook toeftemt, De drie-en: negentig fle Plaat Vertoont een Tak vän de inftbe wilde Vyge-boom ; Wels ke is de Vygeboom met heel breede , en ftompe bladen , wiens ftam zig van onderen in veele wortelen uytfpreydt by Lim. in de Hort. Cliffort. p. 471. alwaar deze ook toe- gevoegt wert den Bengaalíche Vyge-boom , met een ronde achtig bladt , en een tonde vrucht van Commel. in de Hort. Amft. eerfte deel. p. tig. Tab, 6x, en de Americaanfe Vygeboom met een breedt dik bladt uyt Curaffauw vam: P in zyn Almag, b: F44. ds 178. Fig. h VIII. Tab. XCII. Pag. 148. Mil | W ] H U WAŁU WA — er 5 MUUN, 7 RU NNN N NSN N WI NS Eee IE SSS NN y NN GAT = <= A NIN AU NN N N NNN NIN AN NNN ANN V Bock. VII Hooftff. CAPUT 0 CHA ZUM Caprificus Chartaria. Sakka, N precedenti capite indicatum eft, latifoliam fpe- ciem Amboinenfibus itidem vocari Sakka, hoc ve- ro nomen huic proprie arbori competit, quam hic defcribemus, & que cum utrisque prioribus fpecie- bus magnam gerit adfinitatem, praefertim cum angu- ftifolia; eft enim adulta arbor, corticem gerens gla- brum & albicantem , raras PE alas prope radi- ces & ad ramos, qui glabro ac viridi obduéti funt cortice, ex quo album ac dulce exftillat lac, fi vul- neretur, rarius autem ex trunco, quodque alba lin- tea fufcis inficit maculis. Ejus folia minora funt illis Malabuols prima fpeciei, ex oblongo cordiformia , plerumque feptem , decem, & undecim pollices longa, quinque ,- fex, & feptem lata, ac fenfim in apicem anguftata, magisque flave- fcentia prioribus , prope petiolum tres majores nervi concurrunt , longisque infident petiolis inordinata circa ramos. In junioribus arboribus oblongiora funt, undecim nempe ac duodecim pollices longa, feptem lata, & integra, quedam vero ex vetuftioribus bre- viora funt & rotundiora, femper vero pollicem lon: giora funt quam lata, Fructus plani funt Fici, fuperius profunda fovea notati feu umbilicati, illis precedentis latifolie om- nino fimiles, externe pallide virentes, paucisque al- bis maculis variegati , maturi vero flavefcunt. Hi fructus non in trunco obfervantur , uti in prioribus bie nis Habuol fpeciebus , fed in ramis inter & poft folia. Hae quoque atbor peculiarem internum gerit corti- cem don proximiorem ligno , qui tenuior & lentior eft priore, ac proinde aptior eft ad texturam quan- dam.e jlo forniaudoiu a Ul id-puília iudiCabitur, ejus lignum eft album, molle, multisque ex vortici- bus &-intricatis venis conftat. Nomen. Latine Caprificus feu Sycomorus cbartaria , funt enim hz fpecies Ficuum filveftrium Indicarum, quibus bina hzc competunt nomina: Malaice & Am- boinice Sakka vocatur. Locus. In Cerama ha arbores obcurrunt in cam- pis rem & tenuibus filvis, raro in Amboina , ibique in Hitoes ora. ` Ufus. Hisce in infulis frućtus non eduntur, fed a Bandenfibus illi Saccz, ni modo fit anguftifolia fpecies, contra arboris cortex ab Alphorenfibus magno in pretio habetur, liber ejus enim feu cortex internus; Ge tranverfaliter nullo modo frangi poteft, fed quo- ammodo per longitudinem findendus eft, fuccofus ac dulcis, inftar junioris Pinang&, hunc per aliquod tempus in aqua macerant, extenduntque quam te- nuiffime inftar lintei rudis, nullam inftituentes textu- ram, eft autem tali modo preparatus hic liber dura- biliffimus, atque ex hoc filveftres populi Tsjedakkos feu campeftria formant, Amboinenfibus Sakka voca- ta, quibus partes pudendas obvelant , ac porro nudo in- cedunt corpore; hunc in finem corticem eligunt recto- rum ramorum vel juniorum arborum, quz rectos gerunt truncos, hi enim fuccofiores funt, meliores, aptio- resque huic operi, recens arboris lignum adeo gra- ve, ac fucco repletum eft, ut in aqua fundum pe- tat, facillime autem ficcatur. Sacca Favana arbor eft ab Amboinenfi haud mul- tum diverfa, paulo minora gerens folia, ex ejus cor- tice rudiores geg chartas , fordide albicantes, & rugofas inftar charte emporetice, Malaice & Java- nice Daluwan dictas; fic quoque in tota Celebes par- te Oriéntali prefertim circa Tambucco, ut & ad occi- dentalem ejus plagam in finu Cajeli bine obcurrunt arbores, ex quibus veftes chartacez fabricantur , ni- hil vel parum a Javanorum Daluwan diverfe. Prima frutefcit, feu arbufcula eft, uti puto ex ge- nere filveftris Goffypii , que poftea libr. 6. defcribe- tur, & Tamboccanis Woo dicitur , altera eft arbor alta, viri craflitiem gerens , Topikki vocata, que quo- dammodo convenire videtur cum Sacca noítra ; ex relatu autem incolarum comperi, diverfam effe arbo- el Magna gerit cordiformia folia non laciniata , ed ad oras ferrata, rugofa, & pilofa, qua cutis pru- 0m. III. ritum * AMBOINSCH KRUYDBOEK, 149 VII. HOOFDSTUK, Papier gevende Vyge- Boom. N 'tooorgaande Kapittel is gózegt , dat de breedbladige b I de Amboinezen ook Sakka E werd, a? de naam komt eygentlyker deeze boom toe, die wy bier befchryven zullen ‚en met beyde zoorten van de voorgaan- de Hahuol groote gemeenfcbap beeft , inzonderbeid met de fmalbladige. Het werd mede een volflagen boom. met een effene witachtige fcbor[Je . weynige en kleene vlerkens by de wortel en de takken met een effene groene Jcborffe bekleed, waar uyt witte en zoete melk loopt , als men zé dc, doch weinig uyt den ftam, die op "t wittelinnen: ruyne vlakken maakt. e bladeren zyn wat kleender dan van Malahuols eerfte zoorte, als een langwerpig bart , in "t gemeen 7. 10. en II. duymen lang, g. 6. en 7. breed. allengskens in een [pits toelopende , geel-groender dan de voorige „met . boofd-zenuwen by de feel t'zamen lopende, en ftaan op ange fteelen, zonder ordre rondom de takken. “Aan de jonge boomen zyn ze wat langwerpiger, te weten 11. en 12. duymen lang, een dito breed, beyde met gebeele kan- ten, zommige van de ouden werden korter en ronder , dog altyd ruym een duym langer zynde dan breed, De vruchten zyn platte Vygen, met een merkelyken kuyl voor aan, die van de voorgaande breedbladige gebeel ge- lyk, van buyten ligt-groen, met weinige witte puntjes, ende ryp wordenze geelachtig. Deze vruchten vind men niet aan den flam,gelyk aan beyde de voorgaande zoorten van Hahuol , maar aan de takken, tuffchen en agter de bla- deren. Zo SCH ook dexem boom neg een byzondere bin- nen-baft , naaft "t bout leggende, fynder en tayer dan de voorgaande , en dierbalven bequamer om eenig geweef duas WU A6 MAREN y Beta, gowagt wal «morder, *t haut ig wit, week, vol drayingen en verwerde aderen. Naam. Jn ’t Latyn Caprificus of Sycomorus Chars taria , want Tam zoorten van wilde Indiaan/che Ewen, die men onder die beyde namen kan brengen. Op Maleyts en Amboinfch Sakka, Plaats, Men vind deze boomen op Ceram, op vlakke welden en ligte bo[Jcben , weinig in Amboina, en aldaar op de Kuft van Hitoe. _ Gebruik. In deze Eylanden werden de vruchten niet gegeeten, tnaar van de Bandaaze Sakka wel, zo dezelve millcbien niet de fmalbladige is; daar en tegen de Jcbor [Je is by allé Alpboerezen in groot gebruyk , namentlyk de bin- nen-baft, dewelke over-dwers gant/ch niet te breken is, maar wel eenigzints in de lengte te PON, zappig en zoet van fmaak als jonge Pinang. Dezelve weken zy een poos in water , rekkenze en makenze zo dun als grof lin- nendoek , zonder iets daar aan te weven: Dit is zeer du- rabel , en daar uyt maken de voornoemde Wilde bare Tsje- dakkos of breede banden, by de Amboinezen Sakka ge- naamt, waar mede zy de fchamele leden omwinden, en voorts naakt lopen; tot dezen eynde nemen zy de baft van de regte takken of jonge bomen, die een regte Pan bebben, «vant dezelve zyn zappiger , beter en bequamer tot dit werk,’t verfche bout is zo fwaar en vol vochtigheid ‚dat bet in "t water zinkt , maar bet droogt zeer ligt op. Sakka Javana is een boom van de Amboinfcbe niet veel ver/chillende, wat kleender bladeren bebbende , uyt wiens baft xy een flag van grof papier maken , vuyl-wit en ruyg, gelyk ons pak-papier , in "t Maleyts en Javaans Dalu- wan genaamt; zo beeft men ook op Celebes gebeele Ooft- kuft, inzonderbeid omtrent Tambucco „en aan de Weft- zyde in de bogt van Cajeli, tweederley bomen , waar van men papiere kleedjes maakt , niets of weinig van 't Fa- waanze Daluwan ver/chillende. De eerfte is een beefter of kleen boomje , na nas gifing uyt ‘t gellagt van wild Cattoen, ’t welk wy bier na in % zesde Boek befchryven , in 't Tamboccaans Wöo ge- naamt ; de andere is een booge boom , in de dikte van een man ‚genaamt Topikki , dewelke fchynt eenige gelykeniffe met onze Sakka te bebben; doch un 't verhaal der Inlan- ders bemerk ik, dat bet een byzondere boom zy. Hy beeft roote bertuormige bladeren, zonder ke maar aan de e T 2 . B Lë kanten 150 ritum excitant. Ejus fructus forte erunt juli longi in- ftar illorum Caude felis , non rubri , fed albi vel vire- fcentes, nullum notabile gerentes femen. Sauciatus truncus lac quoque fundit , eftque circa cor concavus, lignum ejus leve eft & inutile, immo ipfi foco non utile eft, quum ignem non alat; Ob magnum ejus ufum , & ut continuo multe ejus arbores ad manus eflent , vetufti trunci prope radices excidebantur , quum hi multos emittant furculos, qui transplantantur. Horum medius cortex feu liber eo- dem maceratur modo, contunditur , fubigitur , inque menfa extenditur, & ad folem exficcatur, uti fupra memoratum eft. Ejus frufta dein in quadratam fein- duntur formam ; quorum partes adglutinantur , ac la- pide poliuntür, unde tam compaétam adquirunt maflam, ach unica effet veftis , ex qua amplos formant fac- cos, qui duobus fufficerent hominibus: Hi fonitum edunt chartaceum, nihilominus funt lenti , nec rimas facile agunt, fi modo ab humido praferventur. In hisce dormiunt tam viri quam feming , quum leves fint, & refrigerio inferviant , (ique aliquamdiu traćta- ti fuerint, iftum fonitum non edunt ac mollefcunt, rudiores funt precedentibus, fed non ita craffi, quam vulgaris noftra charta emporetica , coloris fordide albentis, feu flavefcentis, omnino inftar Javanorum Dalawan, unde & optime valent ad quavis hisce in- volvenda & inpingenda. Tam fubtiles vidi faccos, ut nullas futuras exhiberent iis in locis, in quibus ad- glutinati effent, quum vero fordidi fint, in aqua ma- rina leniter eluendi funt, non autem circumvolvendi, fed iterum explicandi, & ad folem exficcandi , diffo- futzque future iterum fibi inponendz , ac levi lapillo feu porcellano corniculo polienda. Hec fecunda veftimentorum fpecies in Tambocco vocatur Inike, Malaice Boedja, utraque vero Javanis Daluwan dicuntur. ea ib HERBARII AMBOINENSIS Liber MV cap Vrij, kanten gezaagt , ruyg en bayrig, dewelke jeuken maken. Zyne vrucbten e zyn ën Zi gelyk die van Cauda felis, niet rood , maar Wit of den. achtig, xonder kennelyk zaad. De gequetfte Jun = meede melk, omtrent °t bert bol, ’t bout is ligt en Ed gent , zelfs tot bet branden onbequaam , om dat bet id e boud; e egens zyn groot gebruyk, en om dat ; veele boomen by der band e hebben, zo js GEN t oude fiammen. by de wortel om te bouwen, wanneer de. zelve veele fcheuten uytgeeft „die men dan af fteekt en ver. plant. De middelfte baft bier van «verd op diergel b manier geweekt , gekneed, op een tafel uytgebreyd pi in de Son gedroogt , als voren. De flukken werden daar na vierkant gefneden , met de aarden op malkander geplakt en met een Heen gelikt, zo werd bet zo daft als of bet een kleed was, daar uyt ze dan groote wyde zakken maken waar in twee perzonen gemakkelyk konnen gaan. Deeze kleedjes rammelen als papier ‚niet te min zyn ze tay en Jebeuren niet ligt, als men ze maar voor vogtigheid be- waart, Hier in Japen zo wel mannen als vrouwen, om dat ze ligt en koel zyn, ook door "t bandelen dat ramme- len verliezen , en gedweeg werden; zy zyn wat groover dan de vorige, deg qualyk zo dik als ons gemeen Pak-pa- pier, vuyl-wit of geelachtig van coleur , t’ eenemaal als 4 Favaanze Daluwan, daarom ze ook zeer bequaam zyn om alderbande goed daar in te winden , en te pakken; Men vind zodanige zakken, die zo fubtiel op malkander gepapt zyn „dat men de voegen qualyk bekennen kan ; wan- neerze vuyl geworden zyn, moet men ze in zeewater zag- jes kneeden , zonder wringen weder uytbreyden, en in de Son drogen, de losgegane voegen weder op malkande. ren leggen, met een ligi-ftcen of Porcellaan boorntje we- der overftryken. _ Deze tweede zoorte van kleedjes , noemt men op Tam- bocco Inike, op Maleyts Bocdja, en alle beyde op fa. vaans Daluwan. SRA CAPUT NONUM Caprificus afpera. Gobi. ` JEc fpecies Ficuum Indicarum filveftrium pecu- liare conftituit genus, ab antecedentibus quam maxime diverfum , atque in binas dividitur fpe- cies, in latifoliam nempe & anguftifoliam. ó _ Primo Gobi latifolia mediocris eft arbor, obfcure viridi feu nigricante cortice obducta: Ejus folia inz- qualis funt magnitudinis, quedam enim novem & de- cem pollices longa funt', fex digitos lata, quedam uinque & fex pollicés longa, quatuor digitos lata, fed cunéta prope fummum latiflima, & citiffime an- guftata in acutum definunt apicem , inferius binis rotundis auriculis donata, ad oras non quidem den- tata, fed hinc inde angulofa & finuofa funt ach den- tata effent , in junioribus vero arboribus maxime dentata funt: Sunt autem obfcure viridia, ficca, & firma, ad tactum rugofa, ac fere fpinofa , prefertim ab inferiore ipforum parte. Paucis pertexta funt co- ftis transverfalibus, qua late diftant, interftitia vero funt inzqualia, multisque venulis repleta inftar Va- ringe, brevibus ac craífis infident petiolis, plerum- que obpofita, fed non certum obfervant ordinem. Fructus non tantum ex cunctis excrefcunt ramis, fed ex ipfo etiam trunco usque ad radices, & ubi de- nudate funt, qui vero ex furculis progerminant, fo- litarii dependent , de M referentes ex foliorum alis, funtque rotundi inftar globuli fclopeti, ac fu- perius umbilicati , pallide virentes , albis ac czruleis maculis notati , ad tactum rugofi. Lak „Caro exterior alba eft & granulofa , & dentibus in- cifa vifcofa, fed lacte caret, intusque granula conti. het uti Fici, qui vero ex trunco propullulant, race- mofi funt plures fimul dependentes. Ex minoribus ramis & foliis nullum exfudat lac, fed tantum fuccus penitus vifcofus & lafteus ex trunco exfluit, uti & ex fru&ibus ab illo pendulis. f Sponte crefcit in vallibus , quidam vero ipfam plan- tant prope zdes per arbuículas, " Hec IX HOOFDSTUK De rwyge wilde Vyge-Boom, D zoorte van wilde Indiaan[cbe Vygen , maakt een byzonder geflagt op zig zelfs, van de voorgaande merkelyk verfcbillende , en verdeeld in t«veezoorten, grootbladige en kleenbladige. Eerflelyk : Grootbladige Gohi , is een middelmatige regte boom, met een donker-groene of [warte /chor{fe. De bladeren zyn van ongelyke grootte , want zommige zyn 9. en 10. duymen lang , 6. vingers breed, zommige 5.en6. duymen lang, 4. vingers breed, alle na voren toe op 't breetft „ fcbielyk in een langacbtige Ditze toelopende „agter met twee ronde billen, aan de kanten wel niet gekerft, evenwel bebbenze hier en daar bogtjes en boekjes als tan- den, maar aan de jonge boomen zyn ze merkelyk getand. Zy zyn donker-groen, droog, en ftyf , ruyg in 't aantaften, en bykans ftekelig , byzonderlyk aan de onderftezyde. Zy hebben weinige dwars-ribbetjes , en die wyd van malkan- der „de fpatien tu[Jcben dezelve zjn ongelyk , en met veele adertjes doorregen, als Varinga; zy ftaan op dikke en korte fleelen, meeft tegen malkanderen, dog bouden geen vafte order. à De vruchten waffen niet alleen aan alle de takken, maar ook aan den flam, tot aan de wortel, en waar de- zelve bloot leyd; die aan de ryskens waffen, bangen en- keld , gelykende jonge Eugen, uyt den oorfpronk der bla- deren ,rond als een Musquet-kogel, en voor met een kleen kuyltje, bleek-groen, met witte en blaauwe flippeltjes, "OR in 't aantaften. | er et buytenfte vleefcb is wit en korlig , kleverig in * byten, doch zonder melk , binnen met korls gelyk andere Vygen, die aan de flam waffen , bangen met trosjes malkander. Uy de kleene takjes en bladeren vloeyd geen melk, maar flegts een weinig kleverig en melkachtig 24 uyt den ftam, als mede uyt de vruchten daar aan wd fende. — 3 ALA $ | Hy uf van zelfs in de Valeyen, zommige planten bem ook by baare huysen, met de jonge boompjes. Det V. Boek. IX Datt ` AMBOINSCH KRUYDBOEK, - Hzc fpecies iterum fubdividitur in albam & ru- bram, foliorum & fructuum forma haud multum di- verfa, harum una albas & pallide virentes gerit fo- liorum venas & coftas, altera vero coftas & venas habet rubentes feu fufcas , quales & fructus funt. Hec latifolia fpecies, ac prefertim juniores hujus ar- bores aliquando folia producunt quatuordecim polli- lices longa, octo lata, fuperius latiflima , ad oras pa- rum finuofa vel fere integra & zqualia, ab utraque parte rugofa & fere fpinulofa , in vetuftioribus ve- ro arboribus fuperne glabra funt: Secundo , Gobi anguftifolia , que mas habetur, fo- lia gerit quinque , fex, & octo pollices longa , tres digitos lata , in longum apicem definentia, integra, pec ferrata nifi in junioribus arboribus, erunt & amplos dentes , fique retrorfum fricentur; fpinulaż obfervantur , quorundam vero ore funt fi- nuofz „ fuperiuś glabra funt , inferius rugofa , ac pro- e petiolum tres nervi concurrunt, quorum bini la- terales prope oras decurrunt , tenuibus porro pertex. ta funt venulis uti Varing&; ex fingula folii ala ftu- étus dependet Siri Boppar fructum referens, fed mi- nor eft, ac rotundus, & magnitudinem globuli. fclo- peti obtinet, externe viridis, albisque maculis pun- (tatus, rugofus, ac fere fpinofus, fi retrorfum frice- tur, intus granulis repletus, inftar Siri Boppar. Ex ab- rupto fructu copiofum exftillat album lac, ex foliis yero rarum. a “Hec fpecies etiam fubdividitur in rubram & albani; harumque varietas tantum in colore venarum adparet. Tertia infuper Gobi fpecies obcurrit, quz glabra voeatur, a precedentibus maxime diverfa ; ejus enim: folia funt oblonga, fenfim acuminata, in medio la- tiffima, inferius auriculata, ubi & tres nervi concur- tunt, hujusque folia, petioli, & fruCtus omnino gla- bri funt, ac porro anguftifoliz Habuol cap. 7. defcrip- tz.adeo fimilis, ut potius ad illam referrem, quam ad Gobi, fed vulgarem hac in re fequi cogor morem. “Anni tempus. Cunćta Gobi fpecies fructus Junio producunt fubfequentibus menfibus pluviofis. ~~ "Nomen. Latine Caprificus Amboinicaa/pera. Malaice & Ternatice Gobi. Amboinice in. Hitoea Sajor Wafa & fimpliciter Waffa. In Leytimora Utta Mica e. Sajor co&us, . Baleyice Haät Adam. Macaflarenfes quidam hanc vocant Krotje, quz ambo nomina com- munia funt cum antecedente Caprifico anguflifolia, & fubfequenti Mufu. > - Locus. Crefcit potiffimum in infulis Moluccis y in aliis etiam aquofe India obcurrit locis, in Java, Ba- leya, &c. rugofa vero ejus fpecies ibi non ita nota eft .quam in hisce Orientalibus regionibus. “Ufus. Utrzque fpecies ad cibum adhibentur, tene- ra nempe ipfarum folia mollia adhucdum , five cru- da cum Bocaífan, five coćta cum alio Sajor, fructus: autem crudi non funt edules, unde in aqua fortiter coquuntur ; donec mollefcant , fed rugofus ipforum cortex abraditur vel abfcinditur , tumque cibus eft plebejus, defectu nempe alius cibi, fatis bonum ita- que fubfidium eft in folitariis infulis vel filvis, novi- que incolas, qui per tempeftates in tales prolapfi lo- COS , diu vitam fuftentarunt foliis fruétibusque hujus arboris, ac praefertim Ternatenfes hos maxime ad cibum adhibent. Aquam,in qua fructus ac folia in- cotta funt , Indice epotant mulierculz, fi tempus puer- perii adfit, compertum enim eft , foetum quam maxi- me depurare a naturali muco, prefertim D matres tales nimium frućtus vel pituitofos cibos comede- rint, femi-maturi autem fructus Goquendi funt , qui enim penitus funt maturi , arenulofi quafi funt. Ex corticis libro fila quzdam tenuia fabricari pof- funt,.uti funt retium , fimiliaque. Idem cortex cum radice Socci Batu aque incoćtus, & propinatus enteriam curat, per ftipites propagari poflunt be arbores, unde & {ape ad hortorum fepes adhi- ntur, = . Caju Djurang in Java crefcens eft Gobi latifolia , cujus folium decem pollices longum eft, octo digi- tos latum, non ferratum, fed obtufis dentibus nota- tum, ab utraque parte rugofum, fed maxime ab in- feriore ipforum parte, ubi vene fufce funt. Truncus vix ultra crus ‚craffefeit > parvosque gerit fructus, Tec ita rugofos quam vulgaris Gobi. >, Ejus uz raros. . ib Hitt UC jicwi Mut Be ist = Deze zoorte werd wederom onderdeeld in witte en roode zoorte , aan gedaante van bladeren en vruchten niet veel van malkander verfcbillende „waar van ’t eene beeft witte en ligt-groene aderen en ribben aan de bladeren, en de vruchten ligt-groen , aan °t andere zyn de aderen of rib- ben wat roodachtig of bruyn, als mede de vruchten: De- ze breedbladige , byzonderlyk aan de jonge boomen, beeft zomtyds bladeren 14. duymen lang, 8 dito breed 4 voor breet/t, aan de kanten met weinige donkere boeken, of bykans effen, aan wederzyden ruyg , als Siekelen , dog aan de oude boomen werdenze glad aan de hoven-zyde. ‚ Ten tweeden: Het kleenbladige Gobi , "t welk men voor "t manneken boud , beeft bladeren 5. 6. eng. duymen lang. en 3. vingers breed, met een lange fbits, aan de kanten niet gezaagt , bebalven die van de jonge bomen „die wyde tanden bebben, dog in "t agterwaarts ftryken voelt men korte doorntjes; gan zommige zyn de-kanten.ook bochtig, boven glad „ van onderen ruyg, en by den fteel ftoten 3. zenuwen Uzamen, waar van de 2. ter zyden digt langs de kanten lopen, voorts met fyne adertjes uytgevult , ge- lyk de Varinga. Uyt ieder Jchoot bangt een vrucht ge: lyk de Siri Boppar, dog kleender, en zo rond en groot als een roer-kogel „buyten groenen met wit gepuntteert, ruyg en-bykans fteekelig als men ze agterwaarts firykt, van binnen met korls wytgevult , als Siri Boppar. Uyt de afgebrokene loopt veel witte melk , uyt de bladeren weinig. Deze zoorte is mede onderdeelt in-roode én witte ,2ynde "t onderfcheyt alleen te merken in de coleur der aderen. Nog beeft men een derde zoorte van Gohi , "t welk men bet gladde-noemt , van de voorgaande merkelyk verfchil- lende, want de bladeren zyn langwerpig , allengskens toege/pitft, in de midden breeaft, en agter toegebild, al- waar ook 3. zenuwen te zamen flooten , gantjcb glad aan bladeren , ; rpk „en vruchten, voorts 't /malbladige Ha- huol cap.+7.' befcbreven, zo gelyk, dat ik "t liever daar onder wilde brengen dan onder de Gohi, dog ik moet bier [2/2 Sayzoen. Alle Gohis dragen baare vrucbten in guny, en de volgende regen-maanden. Naam. Jn ’t Latyn Caprificus Amboinica afpera. Op Maleyts en Ternataamg Gohi. Amboinfch op Hitoe Sajor Walla, en flegts Walla. op Leytimor Utra Safuum ; dat is Kook-Sajor, Baleys Haät Adam. Zommige Ma- caffaren noemen bem Krotje , beyde namen gemeen met b bovenjkaande Caprificus anguitifolia, en 't volgende uffu. Plaats, Hy waft meeft in de Moluxe Eylanden , ook vind men bem op andere plaatzen van water - Indiën , op Java, Baley , (c. doch de ruyge zoorte is daar zo be- kent niet als bier in de Oofterfebe quartieren. Gebruik. Beyde zoorten werden in de koft pebruykt, namentlyk de jonge bladeren die nog week zjn ,’t zy raauw met Beca[Jan , 't'zy gekookt met andere Sajor , maar de vruchten kan men niet raauw eeten , dies men dezelve flerkelyk in water opkookt, tot dat ze week worden, al- vorens de ruyge fchelle afuryuende , of af/nydende , en dan is "t nog een koftje voor arme luyden , te weten by gebrek van andere koft; "t is dan wel een goed bebulpmiddel als men op eenzame Eylanden, of in 't bofcb vervalt; en ik kenne wel Inwoonders, die door omweder op zodanige plaat- zen gevoerd zynde , `t leven lang onderhouden bebben met de NAA en vruchten dezes booms , inzonderbeid by de Ternatanen is by im groot gebruyk tot de koft. Het wa- ter ‚daar de bladeren en vruchten in gekookt zyn , drinken de Inlandze Vrouwtjes, en eeten dezelwe als ze op "t uyt- terfte favanger gaan, want zy bebben ondervonden , dat `t zelve de vrucht zeer reynigt van de natuurlyke flyme- rigbeid , inzonderbeid als de moeders van eenige vruchten of flymerige koft gefnoept bebben, men moet altyd de balf- rype vruchten nemen tot koken , want de gebeele rype zyn «vat zandig. Uyt de binnenfte baft van de fcbor/fe , kan men ook eenige dunne touwen, als Vifch-lynen , tc. ma- ken. Dezelfde Col met de wortel van Soccum Batu, in water gekookt en gedronken, geneeft de roode - loop, men kan deze bomen planten met [Lokken , daarom ze dikwils tot tbuyn-fLaken gebruykt werden. K Caju Djurang op Fava, is een breedbladige Gohi ‚het blad. 16. duymen lang, 8. vingers breed , ongekerft , dog met ftompe tanden, te weder-zyde ruyg, dog meefk van onderen met bruyne aderen. De flam werd niet boven een dye dik, met kleyne vruchten s zo ruyg niet als't gemeene ohi, T5 Zw $] HERBARIIAMBOINENSIS — Lie Vox. Ejus liber feu cortex internus cum Anifo& Palaffart contritus, ejusque fuccus inflammatis inftillatus ocu- lis ardorem tollit & curat illos. Granula quadam refinofa feu gummofa aliquando , fed raro in hac in- veniuntur arbore , Javanice Blondoe dicta, que ca- rifima funt. Hzc in aqua macerata propinantur con- tra omnes iftos morbos, qui ex inflammatione or- tum ducunt, depurantque probe puerperas poft par- tum. Rumphius in Adpendice hac adnotavit. Parvifoliz fruétus diffe&ti & a granulis depurati , at- que cum faccharo calefacti , gratum prebent cibum. "Tabula Nonagefima Quarta Ramum exhibet Caprifici afpere latifolia , Gobi Daun Bexaar dicte. OBSERVATIO Videtur hzc effe Teregam H. Malab. part. 3. Tab. 60. qm in notis vocatur Ficus Malabarica foliis rigidis ‚ frudu rotundo, lanuginofo , flavefcente , Cerafi magnitudine , ut & in Commel. Fl. Malab, pag. 29. Zyn binnen-baft gewreven met Anys en Palaffari, b zap in verbitte en roode oogen gedroopen , geneeft deze) * Zelden vind men eenige gryntjes bers of gom daar e op Javaans Blondoe genaamt , "t welk zeer duur ¿2 Het zelve in water gelegt, werd gedronken tegens all is, bande ziekten, die uyt bitte ont aan , en zwyvert "d de Kraamvrouwen na ’t baren. ^ Rumphius heeft in bet Byvoegzel dit ter neergeftelt, | De vruchten van de kleenbladige opgefneden , de korrels daar uyt genomen en met Suyker geftooft, geven een aan. gename koft. j De vier-en-negentig [te Plaat Vertoont een Tak van de zwyge breedbladige wilde y; e Gobi Daun Bezaar genaamt. be AANMERKING. Deze Vygeboom fchynt te zyn de Teregam van de Hors tus Malab, derde deel Tab. 60. welke in de adnotatie ges- naamt wert Malabaarfche Vygeboom met ruyge bladeren ‚en een ronde wollige geelachtige vrucht, in de grootte vaneen kars, als meede in de Flor, Malab. pag. 29. = = . EJ CAPUT.DECIMUM. Caprificus viridis. Mu/Ju. Me e H dentis Gobi, & fubfequentis Siri Boppar. Ejus D folia optime illa Siri Boppar referunt, fed funt anguftiora, a fex ad novem pollices longa, tres & uatuor lata, inferius fenfim amguftata , fuperius & in medio latiffima, ac fübito in apicem definentia, fuperne glabra, inferne protuberantes & obliquas multas gerentia coftas, ad taftum quodammodo rugo- fa, ac tenuibus cancellatisque venis pertexta, 1 Varingarum omnium. Fruêtus racemofi aréte dependent ex ramis, ro- tundi, ac paulo minores globulo fclopeti , externe virentes ac punétulis notati, ineguales, ac fovea fu- perius notati , interne duriuscula repleti carne ac granulis inftar Habuol, circa mediam vero cavitatem obfcure rubent, dulcioremque habént faporem quam Habuol. Petioli ac folia raro repleta funt lacte, quod in fructibus copiofius eft, & ficcum flavefcit , fi rami nempe per noctem fuerint abrupti: Fructus Augufto obfervantur , amatque frigidas valles , & planas filvas. Hujus & altera minor invenitur fpecies, in perfectam excrefcens arborem, ejus autem folia non ultro pal- mam longa funt, immo breviora & latiuscula, co- piofo turgida lacte , fordide albicante , inftar illius Siri Boppar: Ejus fructus funt pufilli , magnitudine pi- forum fufcorum, copiofi ex rami$ dependentes, ex- terne obfcure virentes, punétulisque notati , arbores- que ha fatis craffos gerunt truncos, non autem funt alte, ramosque fuos extendunt ample & inregulari- ter. Fru&us vero plerumque per totum confpiciun- tur annum in ramis, crefcunt autem juxta fluminum ripas in fterili folo. : Nomen. Latine Caprificus viridis , quum ejus fructus fint femper obfcure virentes; Amboinice Mufju: Se- «cunda fpecies nondum proprium & peculiare fortita fuit nomen, nifi quod Amboinenfes hanc pro parvi- folia habeant Mufu; interim mihi dicitur Caprificus riparia. | Lecus. Ubique in imperio Amboinenfi obcurrit, uti quoque in Baleya. Jfus. Tenera folia, late rubentia, cruda eduntur ad Bocaffan , & pifcibus adcoquuntur inftar oleris » fructus itidem eduntur tam crudi quam coli, & AEN hos tantopere expetunt, quam. Amboi- nenfes & Moluccani illos Gobi , aliosque filveftres Fi- COS; X HOOFDSTUK. De F'yge-boom met groene vruchten, M Dre Duumg wer vere VIII U Juuavern / N voorgaande Gohi , en de volgende Siri Boppar. _ De bladeren gelyken ook na Siri Boppar, d zyn Jmalder , van 6. tot 9. duymen lang , 3. en 4. breed »üg- terwaarts allengskens toe/mallende , ma voren en in de midden breetft , en [chielyk in een [pits eyndigende, bo- ven glad, van onderen veel uytftekende „en /chuynze rib ben bebbende, wat ruyg in’t aantaften „en met fone ader- tjes ruytsgewys doorweven, als alle Varingas, De vruchten bangen in trosjes gedrongen by malkander aan de takken, rond, en wat kleender dan een Mus: kogel, buyten groen, met eenige fpikkeltjes, oneffen, em met een kuyltje voor ps van binnen met een bardacbti, Voy ne > en korltjes als Hahuol, dog omtrent de middel- Ste bolligbeid zynze donker-rood , van fmaak wat zoeter als die van Hahuol, de fteelen en bladeren bebben weini, melk, de vruchten wat meerder , en droogt bykans gebeeb . op , als de takken een nagt afgebroken zyn. vruchten ziet men in Auguftus, en ’t waft geern in koele Valeyen, en in vlakke bojfchen. . Daar is nog een kleene zoorte, mede een volfiage boom werdende, dog de bladeren zyn niet boveneen band lango de meefte korter, en breedachtig , veel melk uytgevende, die vuyl-wit is, als die van Siri Boppar. De vruchten zyn kleen „in de grootte van graauwe erweten , overvloe- dig langs de takken fiaande , yai donker-groen „en mede met pukkeltjes bezet ; de boomen bebben redelyke dikke ftam- men, dog werden niet boog , en breyden bun takken wyd en ongefchikt uyt. De vruchten ziet men meet 't gebele jaar door aan de takken, en zy waffen langs de oevers van de rivieren , op een magere grond. Naam. In ’ Latyn Caprificus viridis, om dat vrucbten altyd donker-groen blyven. Op Amboinfeb Muilu. De tweede zoorte beeft nog geen eygen naam , als WA de Amboinezen voor een kleenbladige Muffu bouden. noemze by provifie Caprificus riparia. Amboinfcbe gebieds als mede op Baley. > Gebruik. De jonge bladeren, die Kä zyn , werden raauw gegeeten tot Bocaffan , en by Viffcben gekookt, ander moeskruyd; zo werden ook de vrücbten £ ia zo wel raauw als gekookt, en de Baleyers maken CU“, veel werks van als de Amboinezen ert Moluccanen Gohi, Plaats. Men vindze overal in ^t — Tab. XCIV. AUS ROR SS N SSS Pag 152: YY N, 4 E A E zA rmn, MSŁ: Ż AŻ SI SER (27 77 NS AA AAMAS SS N SKN SS MOAN SSN W AŻ YA z EN YA OO NU MN i A Jom. 117. $ y (NN y ANY NI nh / NEN RUN M, NN ES = es KS R S N == N SNNS == R es ENS - Ur , Gëss V Boek. XI Hoofiff. cos: Fructus vero hi prohibeñtut illis, qui cutis quan- dam habent aperturam vel exulcerationem , que per horum foliorum ufum exacerbatur; Altera fpecies nulli hucusque infervit ufui , fal- tem is nondum innotuit, eftque indicium fructus non inultum valere, quum tam diu ex arboribus depen- deant, nec ab avibus expetantur. Tabula Nonagefima Quinta Ramum exhibet Caprifici viridis , que fine dubio eft Peru Teregam H. .Malab. Tom. 3. Tab. 61. uti ex Figuratum comparatione, öz defcriptione patet, eftque Ficus Małaba= rica, foliis afperis, fructu rotundo lanugińofo majore Ray. Hift. pl. p. 143 5° a m AMBOINSCH KRUYDBOER ve A en andere wilde Pygén; deze vrucht werd ver- E die geene, die eenige opening of [ebilffering des buyd$ guer ie door % ceten van deze bladeren grooter zuilen De tweede zoorte is tot niets bequaam , tmmers zin ge „ bruyk tot nog toe onbekend ‚een teken dat de vruchten niet veel deugen, om datze zo lang aan de hoomen .i Vogelen ongemoeyd hangen blyven. TE sen ut de De vyf- en negentig Re Plaat Vertoont een Tak van de groene wilde Vyzeboosa , welke 208 der twyffel is de Perä Taregam van dé Hortis Mala, Tom, 3. Tab. 61. zo als uyt de overeenkomít der Figaren ei bes Achryving blykt, welke verders by Ray. in zyn Hiftor. der planten. pag. 1435. genaamt wert Malabaarze V jücboont; met ruyge bladen ; en een ronde en ruyge grootere vrucht, CAPUT UNDECIMU M. Ficus Septica, Siri Boppar. x 7 Ulgaris hic obcurrit Ficuum filveftrium fpecies, que non perfecta eft arbor, fed potiffimum fru- teícit, uno alterove incurvo & craflo exfurgens trunco , qui cortice glabro & pallide cinereo obduci- tur, vulgo vocatur Siri Boppar , varietatem quandam habet, cujus communem hic defcribemus formam: Frutex autem raros , crallos , pingues , & fragiles ge- rit ramos , late & inregulariter extenfos. Folia inordi- nata funt, magna, lata, & pinguia, feptem, otto, & decem pollices longa, quatuor & quatuor cum di- midio lata, fex feptemve craflis venis pertexta , uti in Varinga ; nervus autem medius notabilior eft quam in reliquis laćtefcentibus arboribus, qui amplus eft, albus, & ab utraque protuberat parte. Ex foliorum alis unus alterve fructus excrefcit fere feflilis; Ficis fimillimus , fed magis compreffus , fupra latus & umbi- licatus ; primo pallide virens , punctulis albis notatus, parum rugofus, fenfim flaveícens, glaber, & ad ta- Gum mollis, inftar maturorum Ficorum. (Intus re- pleti funt hi fructus fimilibus granulis , fed femper parean formant in centro cavitatem : Maturorum apor fatuus eft ac dulcis, ad Ficos magis adcedens, quam ullus alius precedens fructus, qui ori fatis gra- tus eft, excepto quod ficcior fit, & ventriculo magis naufeofus , ex toto frutice fauciato fpiflum , flavefcens, & amaricans exftillat lac, multo magis noxium-quam - in ullis Varingis. - Atbufeula eit ubivis obvia tam in filvis quam in hortis, in quibus contra hominum voluntatem crefcit ex granulis feminalibus, quz ab avibus ac prefertim a vefpertilionibus per feceffum hinc inde difpergun- tur, immo in ipfis concavis aliarum arborum cortici- bas; ex quibus hic frutex, uti Varinga, propullulat: Ejus lignum eft album, molle & inutile, intus cor gerens aquofum; radix transverfaliter nec profunde P tetram prorepit , externe rubens, interne albicans, olia in fuperiore parte albas aliquando gerunt ma- culas, ac ramulorum extremum terminatur in longos ae virides apices,uti in cunctis Varingis, hi: vero ma- jores funt & craffiores , ramorum cortex glaber pe- nitus eft & albicans. | : Hujus & altera filveftris obcurrit een ge- Sen longiora & anguítiora, cujus fructus ex viridi eft. M Nomen. Latine Ficus Septica a toxica vi, qua lac conftat, Amboinice & Malaice Siri Boppar & Siti Mn In Hitoea Siti Boppal. Veri autem Malaienfes ipłam vocant Lipo. Ternatice Tagallo, in Banda Caju Leet in Java € Baleya Awar Awar. Macallara ? Tobo. Locus, Incundis aquofe Indie crefcit infulis , in Orientalibus vero plagis magis obvia eft, atque con- tempta arbor eft, | Ufus. Ex ejus rectis ramis hortorum pali forman- tur, qui expetuntur vegetativi ad fepes , ceterum ti- gnuis non infervit, nec utilis eft hec arbor, ejus ra- ices five fole five cum illis Pifang Swangy ore ma- flicatz, ipfarumque fuccus deglutitus antidotum pr&bet anxie. SI HOOFDSTUK De febadelyke Vyge-Boom, Och is "er een zeer gemeen flag van wilde Vygen; Ka volkomen boom werdende ‚maar meeftendeei een truyk, met een of twee kromine dikke [tammen s en een effene ligt-groene fcbor/Je; men noemtze int ge- meen Siri Boppar , en zy beeft eenige veranderingen , waar van wy de gemeene gedaante hier befchryven: De firuyk heeft weinige dikke , vette, en broffe takken, wyd en on- ordentelyk uytge/preyt. De bladeren Doan zonder ordres groot, breed, en vet, 7. 8. en 10. duymen lang , 4. em 43 breed, met 6. en 7. dikke adertjes doorweven, gelyk aan de Waringen. De middel-zenuwe is kennelyker dan aan andere melk-bloemen , breed „wit „en aan weerzyden uytpuylende, Uyt de fchoot der bladeren waffen een of twee vruchten op korte fleclen, de Vygen ook zeer gelyk dog meer gedrukt , voor breedf met cen kuyltje, eer. bleek-groen met temige witte puntjes, wat ruyg, metter PA geelachtig, glad, en week in 't aantaften, als rype ygen. Binnen zynze gevult met diergelyke korls, do maken altyd een kleene bolligbeid in de midden, de fmaa in de geheele rype is laf en zoet , de Vygen nader komen* de dan eenig voorgaande, en in de mond redelyk aange- naam, bebalven datze wat droger zyn, en in de maag walgelyk; üyt de gebeele plante als men ze quetft , vloeyd een dikke geelachtige en bitterachtige melk, die veel zor», gelyker is dan aan alle Waringen. ‚Het is eén boompje overal gemeen, xo wel in "t wild dls in de boven , daar 't tegen dank van de menfeben roeyd van de xaatkorrels die de Vogels, inzonderbeid eermuyzen , door den Ken bier en daar verfpreydens ja zelfs in de bolle fchor(Je van andere bomen, daar men dit gewas , gelyk de Varingas ziet Uyt/pruyten; bet bout is week en ondeugend, van binnen een waterachtig bert bebbende , dé wortel kruypt divers en niet diep onder de * aarde , buyten roodachtig, binnen wit. De bladeren beb- ben aan de bovenfie zyde dikwils eenige witte plekken y en de takjes aan "t wytterfbé eyndigen in lange groene Spitze, gelyk als Waringen, dog deze zyn groter en dik- er: de fcbor/Je aan de takken is gants df „en witachtig. . Men beeft nog een Wilde zoortes met langer en final: der bladeren, en de vruchten 2yn uyt den groenen wat roodachtig. : A Naam. In ’t Latyn Ficus Septica , van de verrotten- de kragt , die de melk beeft. Op Amboinfch eń Maleyts Siri Boppar en Siti Boppo, dp Hitoe Siti Boppal. De rechte Maleyers noemen bem Lipo , op Ternaats Tagallo, op Banda Caja Tombor, op Favaen Baley Awar Awar, acaffaars Tobo Tobo. | Plaats. Hy waft op alle Eylanden van water- Indiën 4 dog in de Oofterfcbe quartieren wel zo gemeen en is een verachte.boom, | Gebruik. Uyt zyne regte takken maakt mien tbuyn- aaken, die men bebben «vil , dat uyt/cbieten zullen, ane ders tot bet timmeren kan men niets bekwaams daar van Bebben, de wortelen, "t zy.alleen, of met die van Pifang Swangy in de mond geknouwt , en bet zap ge a 254 anxietati & noxiis qualitatibus venenatorum pifcium, uales funt Utricularii, Duriones, &c. uti & radices Ou- do feu Ubii filveftris. Alii utrasque priores fumunt radi- ces cum illis Caricis Lalan, quas in aqua conterunt, ipfarumque fuccum exprimunt , quem propinant con- tra quemvis noxium cjbum tamquam promptum an- tidotum, adfumptum enim venenum per vehemen- : tem ejicit vomitum. Foliorum ac petiolorum lac inftillatur Herpeti exe- denti, quod in India malum eft quam obftinatiflimum , & Coufap vocatur , quodque difficillime curatur, fi inveteratum fit, hzc vero cura non inftituitur nifi ta- li in Herpete, que aliis non aufcultat remediis , quum dolorifica fit, hoc enim lac corporis tangens partem crudam vel fanguinolentam , vi feptica adjacentem carnem exulcerat, & ut decidat , efficit , fed non late fefe diffundit, ac fimul acari decidunt, qui Herpetis propagationem cauflant ; fi ulcus jam ulceretur , cata- plasma componendum eft ex Siri Pinanga, nucibus mofchatis, ac pauxillo Zingiberis, quod ipfi inponi- tur, & efcharam cauffat , fub qua ulcus exficcatur , tumque fimul decidit: fi vero minimus acarus in cu- tc remaneat , herpes iterum proferpit , atque cura tam diu repetenda eft, donec nullum ejus fuperfit vefti- ium, hoc enim malum mirifice fefe abfcondit , ac dif- Fcillime eradicatur , dura vero ac robufta incolarum corpora facilius hanc fubeunt curam quam mollior Europzorum cutis, dolor autem leniri poteft Oleo Ovorum. Folia cum GA oleo inlinita & calefa- &a ani prolapfum curant, D ipfi inponantur , fique ali- quid malignı per pifces vel fruétus corpori fuerit in- eftum , hec radix coquitur cum Amboinenfi Cat- jang, que propinatur, ac fimul portiuncula iftius ra- dicis cum Pinanga mafticatur. In hunc vero finem prefertur radix rubra filveftris fpeciei, mirandum autem eft hunc fruticem innoxie poffe adhiberi tam interne quam externe, fi modo ejus lac non crudam vel fanguinolentam tangat car- nem, quo in cafu ulcera excitat: Quidam cum api- cibus, qui in tenera explicantur folià , & vifcofi funt, omnem oculorum pinguem & craflum mucum deter- gunt, quo oculi obnebulantur, quique illis adhzret , ericulofa vero eft cura, quz caute ac prudenter in- ituenda eft ob noxium lac: Bini ejus fructus come- fti tantam in ventriculo excitant commotionem , ut vix vomitum inpedire poffimus, licet gratum prebe- ant faporem , unde non eduntur, nifi aliquando de- lećtationis gratia a pueris. & Aliud obcurrit Siri B ¿Poli » bufcula eft mediocris Wa Deg Que E quodammodo illis Kee "mms » quatuordecim pollices longa, quinque lata, firma, intenfe viridia, glabra, albisque coftis pertexta, cujus ramuli inlon- gum quoque definunt apicem feu corniculum , uti in cunćtis Varingz fpeciebus, ex alis iftorum foliorum unus alterve excrefcit fructus , rotunda poma refe- rentes, late virentes , maturi autem parum flave- . fcunt , magnitudine fructuum Bintangore, feu binos digitos lati, ex rotundo parum compreffi, ac füpe- rius circa umbilicum granulofi , intus vero repleti funt carne alba & duriuscula , que granulis quoque referta eft, uti in vulgari Siri Boppar. “Ex foliis & ramulis vulneratis lac quoque exftillat, maturi fructus quodammodo edules funt. Raro ob- currit ac potiffimum in filvis, tenera ejus folia cum Siri & calce mafticari poffunt defectu Pinange. Ba- leyenfes Pers Siri Boppar fruétus in minima con- fcindunt mitum & feceflum excitandum , alii folia adhibent cum dulci posa Towak ac pauxillo > conterunt, cujus fuccum exprimunt eundem in finem, qui cammo- de fatis efficitur: Aliquando etiam adcidit, ut inter oculorum curam per memoratos iftos ramulorum a- pices totum oculi globum perdiderint, quod adle- go, ne cura hzc inftituatur. er inutile hoc lignum in terra eft, tam du- rabile eft in aqua marina, unde & pali corbium pi- fcatoriorum ex hoc formantur , prefertim talium, qui circa oftia locantur, quum amarum lac inpediat, quo minus coflos ac teredines generent. Am- HERBARII AMBOINENSIS ruftula , que magna copia comedunt, ad vo- - Liber V. cap: Xt. zyn een tegengift tegens de benauwtheid en [cha ] van quade VilJchen en Crabben , als daar a On Ai Durivens-vifichen , &c. en de wortelen Oudo of Ubium filveftre. Andere nemen de beyde voornoemde wortelen met die van 't [ny gras, wryven die in water, drukken t zap uyt, drinken die tegens allerbande fchadelyke koft als een dadelyk tegen-middel , want xy doen bet ingenomen fenyn door flerke brakingen overgeven. De melk uyt de bladeren of fleelen druypt men op den Herpes Exedens ‚in Indién een balfterrig gebrek , en Cou- rap genaamt , °t welk moeyelyk te genezen is ,z0 ’t verou- dert, dog deze Cure gebruykt men niet dan aan zodanige Herpes, die voor andere middelen niet wyken wil, om datze wat pynelyk toegaat , want deze melk over al ‘t lyf rakende , daar °t raauw of bloedig is , doet met baare rottende kragt ”t omleggende vlee/ch /weeren en uitvallen dog niet breed, en met eenen vallen de Sierkens' mede uyt, die de omvreting in de Herpes veroorzaken; als ^t zeer nu begint te faveeren , moet men een papje gereed beb- ben van geknouwde Siri Pinang, Noote-Muj/chaten, en een weinig Gingber daar op fmeeren, zo maakt bet een korfle , waar onder de Ulceratie mooytjes opdroogt , en te zamen afvalt , maar xo "t min[le Sierken in ’tvleefch vers borgen blyft, xo kruypt de Herpes al weder voort, en men moet de Cure zo lang bervatten , tot dat men geen reftantjes ziet, vermits dit euvel zig wonder verborgen kan bouden , en moeyelyk wyt te roeyen is, dog de barde en robufte ligbamen der Inlanders kunnen deze Cuur ge- makkelyker verdragen dan de weeke buyd der Europea- nen. De pyn kan men echter verzagten met olie van eyers gemaakt. De bladeren met Calappus-olye gefmeert ‚warm gemaakt , en opgelegt , geneezen den uytbangenden agter- darm, als men iets quaats van Viffchen of vruchten ge- geten heeft, zo kokenze deze wortel met Amboin/che Cat- jang, en drinken °t zelve, ondertu[[cben een ftukje van de wortel met Pienang knouwende. Hier toe werd de roode wortel van’t wilde geflagt voor beter igebouden ,zynde wonderlyk, dat men dit gewas bin- nen en buyten "t lighaam onfchadelyk gebruyken kan, als maar de melk geen raauw of bloedig vleefch aan ons lig- baam raakt, in welk geval alleen ’t zelve Dpeeren veroor- zaakt. Zommige kunnen met de fpitze „daar de jonge bla: deren uyt worden , en wat kleverig zyn , allerbande vete tigbeyd en dikke flym van de oogen afvegen, die 'tgezigt verduyfteren, en daar van een vlek groeyen kan ‚maar '6 is een periculeuxe bandeling „en men moet ure evert mede omgaan , wegens de Tohadelyke melk. Meer dan 2. erucbten teffens gegeten, maken zulk een onwil in de maag, dat men zig qualyk van braken onthouden kan, hoewelze aangenaam van fmaak zyn, werden dierbalven niet gegeten dan alleenlyk wyt plaifier voor de jongens. Daar is nog een Siri Boppum anguftifolium , mede een middelmatig boompje ; maar-beeft-veel langer bladeren, eenigfints die Van Gajang gelyk, 14. duymen lang, 5. breed , fiyf, boog groen, glad , en met witte ribben door- regen; de erg eyndigen ook in een lange fpitze of boorn- tje, gelyk alle Waringen, uyt de {choot van de voorfte bladeren waffen een of twee vruchten, als ronde appeltjes, ligt-groen, dog de rype worden eem weinig geel , in de groote van Bintangors vruchten, of twee vingers breed, uyt den ronden wat gedrukt, en boven rondom "t naveltje wat gekorlt ; binnen bebbenze een wit en bardacbti, y. en voorts met korls gevult, gelyk de gemene Siri Bop- par. . De bladeren en takjes gequetft zynde, druypt daar insgelyks melk uyt. De rype vruchten kan men ter nood eeten. Men vind het zelden „en meeft in "t wild , de jonge bladeren kan men met Siri en kalk eeten, by gebrek van Pinang. Zommige Baleyers nemen de vruchten van Siri Boppar , /nyden die kleen als bakzel , en eeten «die 20 op in ruyme quantiteyt, om aan ’t braken en kamergang te komen , andere vryven de bladeren met zoete Ti ‚en een weinig Gingber pete dat uyt e „en drinken bet tot den vorigen eynde, "t welk gemakkelyk toegaat. is "t ook eens gebeurt , datze in "t cureren van verdonker oogen , door bovengemelde fpitzen de oogappel gant/ch be- dorven bebben, tot een waarfchouwinge dat men die Cure myden moet. Hoe ondeugend dat dit bout op 't land fcbynt , 20 du- rabel is "t nogtans in zeewater , dies men de flaken van de Vifch-Serien daar van maakt, inzonderheid die om- trent de boofden ftaan, want de bittere melk laat geen worm daar in groeyen. De XCVr. 7 NN OTA LLÄ ETTÄ NN N VÄN OS SRO R N iN U SS SSS Ss EN Leao: See ANG e PET, Z III SEES, == == =" UŁ A D 4 OO TĄ 4; TOWA) gH // PNA fira 4 HH UZ / 7 Ki "I YY JÄ 2 M L mu H Y Y, Un A M M U U AN U N N = N ES u = N NN V. Boek. XII Hoofifk. Amboinenfium lepra Cafcoda & Kefi Kefi, h. e. mor- bus fquamofus dictus , hoc quoque lacte curari poteft, fi crude inliniatur fcabiei,- ut exulceret. Folia tene- re indita arundini , Bambu dicte, atque in illa mace- rata, anthracibusque inpofita & apofthematibus, illa adtrahunt. : D^ SA Lac pedibus Hydropicorum inlinitum ulcera exci- tat, per quz humores ferofi exfluunt, quz fiecis tu- rundis tam diu aperta fervantur, quam diu id utile ‚cenfetur. Tabula Nonagefima Sexta Ramum exhibet Ficus Septice, Siri Boppar diéte, que eft - Hondir Alou H. Matlab. Tom. 3. Tab. 59. ubi & plures alie harum Ficuum obcurrunt fpecies, AMBOINSCH KRUYDBOEK: 155 De Amboinfcbe Lepra Cafcoda en Kefi Kefi , dat is Jehubbe-ziekten genaamt , kunnenze ook met deze melk ge: nezen, als ze die op "t raawwe fcburft firyken, en laten uyifweren. De bladeren in een jong Bamboesje geftoken; daar in wat ge/moort , en gebonden op bloedfweeren en Apofteumen , trekt dezelve opi | De meik op de voeten van waterfuchtige menfchen ges bonden, maakt aldaar gaten, waar uyt de zugtige bu- meuren tyferen , dewelke men met droog plukzel moet open bouden , zo lange men 't noodig agt, 4 De zes- en negentig fle Plaat Vertoont een Tak van de /chadelyke Vygeboom Sir: Boppas genaamt, welke is de Hondir- Alou o de Hortus Malab. derde deel , Tab. 59. alwaar nog meer zoorten van deeg Vygeboom voorkomen, A CAPUT DUODECIMUM. <. Arbor Glutinofa. Daun Caudal. Æc arbor Populi fpeciem pre fe ferre videtur, breviorem vero ,magis inregularem , fed craffio- ; rem gerit trüncum, ejus rami funt longi, tere- tes, & recti, zquali & fuccofo cortice obduéti, qui facile decorticari poteft uti in Salicibus, trunci vero iugófus eft , fiflus, & fqualidus, acfi aditus foret , ` Jentus admodum , ficcus, & difficile confringitur, fi vero incidatur, nigrefcie: Folia hinc inde inregula- ri locantur modo longiusculis in petiolis , illis Populi quodammodo fimilia, fed oblongiora, ad oras angu- ofa, & ample dentata , pallide virentia, paucis & obliquis admodum coftis pertexta , fere uti in Siri fo- lio. Superiora folia maxima funt , quatuor & quatuor cum dimidio pollices longa, binos lata, inferioratres cum dimidio longa funt, rotundiora, minusque den- tata , illisque Populi fimiliora, ipforum fapor 'fatue dulcefcit, decidua vero & ficca nigrefcunt. Flores racémofi funt inftar illorum Vitis, qui pri- mo vitidia & oblofiga funt capitula, quisque vero mi: norem Jasmini refert florem, feu hujus regionis Pu- laffari, viridi conftans collo, cujus fuperior pars in quatuor vel quinque aperitur petala alba & angufta, retrorfum inflexa. In centro totidem locantur fta- mina, in interna autem parte petala pilofa funt, ip- ‘forum odor dulcis eft, fed debilis, ac plerumque inu- tiliter decidunt. Floris pars inferior fenfim craffe- feit, baccamque format , que diu ficcum fuftinet florem: Hec bacca fenfim in rotundam excrefcit formam inftar minoris Cerafi nigri, eftque albicans vel rubens inftar eris citrini feu inftar margaritz , que gummofa quadam rubra aqua obdutta eft, eftque glaberrima & fplendens, ad tactum mollis. Pericar- pio infident ftellato & foliofo , ac füperius brevem mollemque gerunt apicem. Sub externa tenui pel- lícula- humor reconditur vifcofus , in cujus medio longiusculum locatur officulum , uti in Cerafis, ipfa- rumque fapor fatuus eft &-aquofus , cum quadam adftritione: Sub externo ficco trunci cortice alius fuccofus & viridis reconditur cortex , ligno incum- bens, qui ad interiorem partem albicat, mollis eft, attamen lentus in vetuftis truncis, circa cor lignum cinereum eft feu nigricans. 7 Anni tempus. Floret Octobri & Novembri: Bacce „vero diu ex arbore dependent vage ex racemis, quum plurima florum pereat. Lignum ejus eft vegetabile, unde & ad hortorum fepes adhibetur, folum amat durum & argillofum , optime autem in planis crefcit campis inter Caricem , non vero in montibus vel denfis filvis. Nomen. Latine Arbor Glutinofa. Malaice Daun Cau- dal, Caudallan , & Sacandal , a fruêtuum vifcofitate , que cum Amylo convenit. Ternatice Totebo & Tote- bo. Amboinice Aypacca. Macaflarice Cammang, Ba leyice Candal & Daun Candal. Locus. Vulgaris & contempta eft arbor » plerumque r totam aquofam Indiam obvia, praefertim in Mo- ‘Uccis,in Amboina potiffimum obcurrit in Hitoes ora, in planis campis, circa primarium habitaculum Hila, Tom, II. in XII HOOFDSTUK De kleeverige Boom. Ds boom wil een verbeeldinge van de Populiera boom zyn, by beeft een korten , ongefcbikten , doch dikken ftam, de takken zyn lang, rank, en regt, met een effene en zappige /chor{fe , die zig ook ligt laat af- Jcbillen, gelyk aan de Willigen , maar aan den flam is ze ruyg, ge/cheiirt , en lelyk, als of ze gebrand was; zeer taay , droog „en moeyelyk om aan flukken te trekken, als men daar in kapt , werd ze fwart. De bladeren ftaan bier en daar zonder ordre , op lamgacbtige fteelen, die van Populier eenigzints gelyk , dog langwerpiger , aan de kan- ten geboekt, of wyd getand, bleer-groen, met weinige zeer fchuinze ribben doortogen , bykans als in 't Siri-blad. De voorfie bladeren zyn de grootfte, 4. en 4! duymen lang, 2. breed, de agterfte zyn 3: lang ,. ronde? „ min getand ; en die van Populier gelyker , baar fmaak is laf- acbtig-zoet , de afgevallene en verdroogde werden wart. ’t Bloeyżel kómt aan troffen voort, gelyk dat van de W'ynftokken y zynde eerft groenachtige en langwerpige cdi > yder bloem gelykt een kleene Fasmyne, of bier te lande die van Pula[Jari, te weten met een groen bals- ken, en 't bloemken zelfs befbaat uyt 4. as. kleene , witte, en [malle blaadjes , die agterwaarts gekrult ftaan. Inde midden ziet men even zo veele draatjes , en aan de binnen- fle zyde zyn de blaadjes wat bayrig , baren reuk is zoet , dog flap, en wallen meeft vergeefs af. Het groene balsken begint daar na dik te worden, en formeert een befle , bet awelke de gedroogde bloeme nog lang boven opdraagt ; deze befie wert metter tyd rond , als een kleene Krieke , witag- tig of ligt-rood , gelyk bleek koper , of als een peert, die met eenig rood gomwater overtrokken is, zeer glad glim- mende „en week in ’t aantaften. Zy ftaan op een gefternt . en bladig bordje, en boven op bebbenze een korte weeke Jpits. Onder "ti buytenfte dunne buydeken, werd een gantfcb flymerige vochtig beid wran , en in de midden een langachtige [teen „gelyk in de Krieken. De fmaak is laf en waterachtig , met eenige zamentrekking. Onder de buytenfte drooge Get des Beer, leyt een andere vocbe tige en groene baft, dicht tegen 't bout, dewelke na bin- nen wit is, week, en niet te min taay dan de gebeel oude ftammen, omtrent *t bert afcb-graauw of fwartacbtig. Sayzoen. Het bloeyd in Oltober of November , de bee fien ziet men lang aan den boom bangen , [taande ydel aan “de troffen ; dówył 't meefte deel der bloemen bederft. Het is een grotyżaam bout , diés men bet gebruykt tot tbuyn-[la- ken, doch bet wil een barde kléyachtige grond bebben ; en ^t waft liefft op vlakke welden, in 't fmy-gras , maar niet in ’t gebergte of digte boffchen, Naam. In ’t Latyn Arbor Glütinofa. Op Maleyts Daun Caudal, Caudallan, en Sacandal,alles van de klederigbeid der vruchten, die flyfzel gelyken. Ternaats Toteho en Totebo. Amboinfch Aypacca, Macaffaars Cammang. Baleys Candal en Daun Candal. Plaats. Het is een gemeene en verachte boom, meeft door gebeel water Indi£n ; inzonderheid in de Moluccos. In Amboina vind men bem meeft op de Kuft van Hitée, in de vlakke velden, rondom de boofd-refidentie Hila, ? 150 in Leytimora non multum crefcit , guum folum ibi fit arenoium. Ufus. Ubi in fufficienti copia ad manus eft, fepes hortorum ex ejus ramis plantantur , qui & circa zdes terre etiam conmittuntur , quo autem magis ejus ra- mi amputantur , eo denfiorem gerit comam inftar Sa- licum. Menfibus Februario & Martio tot fructibus onufta eft, ut ejus rami deorfum vergant , fi ejus cor- tex abradatur vel disrumpatur , ingratum ac fortem fundit odorem ; at potiffimum cortex ; nihilominus ta- men folia optime fapiunt , & in cibo adhibentur , præ- fertim in quodam pifcium cibo Boboto dicto, quum pifces diverfis obvolvuntur foliis, quz fimul coquun- rar , vifcofo fucco utuntur incole ad levia opera con- lutinanda , uti papyrum , floresque in fertum conleéti dtesns feftivis & in nuptüs, que res tamen brevi ite- rum diffolvuntur. Folia porro hujus arboris refrigerantem habent vir- tutem, multumque adhibentur interne ad zftum re- frenandum tam in febribus quam Cephalalgia vel aliis in morbis , hoc autem refrigerium temperatum eft ac fimul dolorem fedat, hunc in finem recens foliorum fuccus cum aqua fubaćtus & expreffus propinatur, vel folia aque incoquuntur, & hoc decoctum quotidie hauritur: Hocce Julapium itidem conducit lis, qui ex crapula cephalalgia laborant. Succus hic etiam valet in-variolis, interne enim refrigerat; atque op: time variolas expellit. In Æthiopum quodam libello Spodium inveni defcriptum, quo nubeculam oculo- rum detergunt , quod componitur ex cinere foliorum, & exufto Tsjavonys , quod tenue eft Bengalenfium linteum , cum. pauxillo Cubebarum, & aqua rofarum mixtum , quod oculis inftillatur , adnotatum porro erat, hoc quoque optimum effe fenibus , quibus ocu- li obnebulantur. Craffiffimus vetuftarum arborum cor- tex quam maxime laudabatur contra Dyfenteriam , fi hic cum corticibus femi - maturorum Granati po- morum in aqua ebullitur, & quotidie bibitur. Hunc in finem Ternatenfes utrosque hosce cortices conte- runt, quos fecum ducunt in longis itineribus marinis, liber feu cortex internus hujus arboris cum Calappi pucleo toftus, addito pauxillo feminis Anifi cum a- qua, propinatur ad febrilem zftum refrenandum , & exítinguendum illum, quiex calefacientibus potibus contrahitur, Vetufti corticis decoctum fepius propi- natum corpus agile reddit, decoctum vero cinerei cordis, quod circa meditullium veterum truncorum reperitur, conducit morbo Roftong ditto, qui Oze- na eft, feu nafi tumor, ex quo fauces fimul inflam- mantur. : | Decidua integra folia in cinerem comburuntur , qui cum Calappi oleo conmifcetur, quo inliniuntur pue- ri fcabie prorepente laborantes, tam in corpore quam in capite , ut exficcetur ; fructus ob omnibus fere avi- bus eduntur, uti & ab apris, quos venatores invefti- ant eo tempore, quo hujus arboris fructus mature- cunt. Viridis ramorum cortex in ramenta fiflus ad lieamen adhibetur, uti apud nos cum Salicum vimi- nibus fit, quique hinc in ufu eft apud Oryze meffo- res ad mergites conligandas , hoc autem poft meridiem inftituendum eft, ante meridiem enim nimis eft muci- ofus. Ejus lignum ad coftas minorum navigio- rum itidem adhibetur, quum lentum fit, nec finda- tur; atque in aqua marina durabile. Baleyenfes ex levibus hujus arboris fegmentis ara- trum fabricant, atque vomerem ejus formantloco fer- ri ex duroSagueri ligno , quod pauco obducunt ferro. Juga quoque ex hoc fiunt, quz bubulis inponunt, Supra indicatum fuit, florendi tempus hic in Am- boina efle menfes OCtobrem & Novembrem , qui men- fes hisce in terris funt vernales, in aliis vero infulis contra menfe. Martio floret, ac fructus Julio mature- fcunt , quum ibi aliud fit anni tempus. > Tn Rumpbii Adpendice hec adnotantur. In Hort. Malab. part. 4. Fig. 37. vocatur Vidima- ram. Portugałlice Fruta d’Entrude , Belgice Kleef- pruymen, hocque difcrimen obfervo ; quod Malaba- renies fruêtus fint majores & oblongiores, nec apud jftos incolas in ufu,neque ad cibum „neque ad Ats- jar. Tabula HERBARIIAMBOINENSIS Liter V. cap. XII. op Leytimor beeft men bem weinig , Soes D b ebruik. Daar men bem in overvloet be men thuyn-ftaken van zyne takken, en men ech e omtrent. de buyzen groeyen, en boe meer men bem van takken berooft , boe digter by wyt/chiet , op de manier van Willigen. In de maanden February en Maart is by zo wol vruchten , dat de takken nederwaarts gebogen bangen als men bem fcbilt of afbreekt , zo geeft by een onaange- namen en fierken reuk, meeft uyt de fchor(Je, niet te min zyn de bladeren van een goeden fmaak , en werden in de koft gegeeten , inzonderheid by zekeren vi/cb-koft Boboto genaamt , daar men de vifch met verfcheide bladeren be. wint , en te zamen kookt; den kleverigen flym gebruyken alle Inlanders , om werfcheide ligte werken te plakken, als papier , en bloemen aan kranzen op bruyloften, "t elk egter in korten tyd weder afvalt. Voorts is °t loof van dezen boom van een verkoelende kracht, en werd veel gebruykt tot allerbande inwendige brand, "t zy in koortzen, hooft-pyn , of anders, doch is deze verkoelinge maar matig , en met eenen de pyn Dé. lende , men neemt bet zap uyt de ver/che bladeren, met water gewreven en uytgedrukt in, of men kookt de bla- deren in water, en drinkt daar van dagelyks: Dezen koel-drank doet ook goed aan. den genen die verbunft „en pyn in't boofd heeft van dronkenjcbap. Het zap is ook goed in de kinderpokken ingedronken, want het verkoeld . inwendig , en dryft de pokken te gemakkelyker uyt. In eem Moors boekje «ond ik een Spodium befcbreven , waar me- de zy de verdonkerde oogen afvegen ,"t welk gemaakt werd van de afcb dezer bladeren , a/ch van gebrande Tsjavonys, dat is fyn. Bengaals linnen , met cen weinig Cubeben en rooze-water gemengt » en in de cogen gedaan,en daar by Jiond , dat ?t veel gebruykt wierd van oude luyden, die "t exigt van buyten begint te verduyfteren. ` De dikfle Wäer van oude bomen wierd zeer geprezen tegens rode- loop, als men dezelve met de Jchorfje van balf-rype Gra- naat - appelen in water kookt, en dagelyks drinkt Tot dien eynde voeren de Ternatanen deze beyde fcbor[fe meeft - by baar op verre Zee-reyzes de binnenfte fcbor [Je met Ca- lappus-pit gebrand, een aa Anys daar by gedaan „en met water gedronken, verkoeld den brand in de koortzen, en die uyt beete drank ont{taat. Het Decottum van de oude Jebor ff dikwils gedronken, maakt bet lighaam fris, maar de Decoétie van 't graauw bout „dat men omtrent het bert van de oude flammen vind, is goed gedronken in de fiekte Roftong, "t welk is een Ozena cf neus-ga Jweer , waar van de keel mede geinfecteert werd, * dewyl * aldaar zan. De afgevalle Geberle bladeren brand men tot a[Jcbe , vere mengtze met Calappus-oly, en befirykt daar mede de kin- deren , die bet vloeyende fcburft bebben , zo aan 'tlyf „als op "t booft , om die op te drogen; de vruchten werden van allerbande Zë egeten, als mede van wilde Swynen, daar dan.de ild-jebutten op weten te paffen, als de tyd is, dat deze bomen dragen ; met de groene baft van de takken in riemen getrokken , kan men ook binden, elyk met die van de Wilgen, gebruykelyk by de rys.Mayers om baar Rys-feboven te binden‘, doch dit moet na de mid- dag geenen, want voor de middag is ze te flymerig- Dit bout werd ook tot ribben aan kleene Vaartuygen ge- bruykt, dewyl bei tay is, niet fcheurt , en in zeewater dusabel. 5 De Baleyers maken uyt de ligte bouten , baare ploegen tot de fcbare , in plaats van yzer nemenze bet barde bout van Sagueer -bomen met een weinig yzer beflagen. werden ook de jokken daar van gemaakt , waar mede ży baare Buffels infpannen. .. ` p Boven is gezegt, dat zyn bloeytyd bier in Amboina 1% de maanden October en November is , "t welk bier Lente- maanden zyn, maar op andere Eylanden in tegendeel in de Maand Maart., en de vruchten werden in Suly TYP» dewyl "t aldaar een andere Mouffon maakt. Rumphius heeftin het Aankangzel dit'er bygevoegt- In Hort. Malab. part. 4. Fig. 37. werd by genaamt Vidimaram. Port eicht ruin Ka Duytfp Kleef-pruymen , per alleen met dat onderfcheid , de Malabaarze groóter en langwerpiger befcbreven „p den., en by deze Inlanders niet gebruykelyk zyn, ng 10 de koft , nog tot Atsjar. De LA A Za EES. ALP 77 22222 TEA oz. lil - Tab. XCVII. UA 7 KA > ZAD 2 GE: Z LGG i (7 M P < CAPTA NN MYYN NOS ANNAN SIS 27 => SIE EN EN R" S OU d NN NHL 7 LH O TO LZ ATAR Eee 7 Y y IHR oi 7 A «2 WA 44, N wv AF b UM N R N um AN IR N WO NUY == SANS Vi SE NS = R q N N N N 77 FH NN AN SN N Ka ww W MANN KRD TAHAN JII YTN A ODŁAM 4 ER GREIZ TIT NN | SE 2 N : ZBL ff, NN | SS Sam e 0202 => Se SE Se GI o = 25 U G OM) GA A A SSS Ee Sc SE NN NNS AN RU: N NON MN VN \ d Q RUN WSS NEN VR NN NAN e, ZZA N N MAN AS RARAS | RUN 4 SIS NA NIS x , IN N ` NN R b, N NN NN TS AAA : N N N N EN D : NV Boek. XIII Höoftf. Tabula Nonagefima Septima Ramum exhibet arboris glutinofe Daun Candal dicte, OBSERVATIO domeftica. C. B. P. 446. Profp. Alp. de pl. Egypt. p. 130. Myxon & Sebeften Dod. p. 1262. & Prunus Maiabarica fru- du racemofo, calice excepto Ray Hift. pl. p. 1565. eltque . Cordia foliis fubovatis , ferrato-dentatis. Linz. H. Ciiffort. p. 6;. ubi reliqua inveniuntur Synonyma & auctores; | d - AMBOINSCH KRUYDBOEK. 157 De zeven- en negentig ffe Plaat oot een Tak van de kleeverige Boom Daun Candal gei aamt, AANMERKING Dit is de Sebeften in de Apotheken van Dale in zeg Pharm. b. 424. en de tamme Sebeften van C. B in zyn Pa max. f. 446. en van Profp. Alp. de pl. Egypt. p. 30. de Myxoń en Sebeften van Dodon. p. 1262. en de Malabaar/che Pruym- boom, met vruchten en troffen ‚die op een kelk ftan van Rap in zyn Hift. pl. p. 1563. en is de Cordia met rondachtige getande of gezaagde bladen van Linn. in de Hortus Cäffortz P. 03; alwaar de overige benamingen en Schryvers aangehaalt werden. CAPUT DECIMUM TERTIUM. Bancudus angujtifolia. Bancudu Lakki ja Lakki. a Ancudus duplex eft, prima vülgatiffima eft angu» “ftifolia, que mas habetur: Altera eft SE | feu femina, forma autem non multum differunt, quum vero diverfum prabcant ufum , cuique fingula- re tribuemus caput. Bancudus anguftifolia mediocris eft arbor ; recto . adfurgens, fed gracili trunco, ejus rami funt lenti , inferius rotundi, fuperius quadrati, virides, ac quo- 'dammodo in ampla divifi genicula , interítitia vero bifulca funt, foliaque bina fibi funt ad genicula cru- ciatim obpofita , ita ut bina paria crucem forment , non autem femper certum hunc ordinem obfervant. Vul- garis funt forme, octo novemque pollices longa, bi- nos & tres lata, fenfim acuminata’, ac Lantii foliis quodammodo fimilia, fuperne obfcure viridia & gla- bra, paucis incurvis coftis diftinéta . faporis amarican- tis & ingrati. e s Ex foliorum alis viridia excrefcunt capitula ‚forma ftrobulorum Pini, magnitudine Prunorum, qua ex meris verrucis videntur compofita, quevis autem . verruca papillam refert, ad bafin.inregulariter penta- goma eft, fuperius vero capitulum albicat, & fora- minulo notatum eft; In cujusvis apice longum, an- _guftum ,& albicans erigitur petalum, in fummo lariffi- "mum inftar remi , atque etiam fimul aliud albicans ““capitulum, quod fefe aperiens flofculum exhibet ex quinque , rarius ex fex albis minoribus petalis conftru- um, in cujus centro totidem brevia locantur ftami- na, petala ifta oblique & extrorfum flexa pofita funt uti in Papaye floribus, cum quibus hi flores multum conveniunt, licet multo fint minores. Superiora ifta petala remiformia remanent, licet flos adpofitus de- eidat ; uti & , antequam flores progerminent , excre- feunt „atque capitulum undique fquamofum feu radia- tum conftituunt ; hoc vero dein excrefcit ex rotun- . do oblongum, formam referens Nucis Juglandis , que a gluma depurata eft; eftque plerumque viride & du- rum, fenfim vero flavefcit, ac fquamz decidunt , co- lorem fervans maturarum Uvarum. Sub quavis au- tem verruca intus locatum eft officulum fufcum uti in Malis Cydoniis , reftansque caro aromatica eft, faporis aufteri & amaricantis. . Arboris lignum albicat feu flavefcit circa cor, in inferiore trunci parte rubet, eftque fatis durum & lentum. Radices interne magis rubent uci & ipfarum Cortex ab interiore partes Folia, fructus, cortex, omnesque hujus arboris partes recentes abrupte vel abrafe peculiarem fundunt odorem non quidem in- gratum , fed ad recens foenum adcedentem. Fructus non edulis eft, excepto apud filveftres Ceramenfes. Nomen. Latine Bancudus anguftifolia. Malaice Man- cudu & Bencudu Lakki Lakki. Vernatice Comi Comi, Baleyice Tiba. Amboinice Nenu Kiri & fimpliciter Nenu. Macaflarice Beugcudu. Javanice Wangcudu. Locus. In cunêtis crefcit filvis, potiffimum vero cir- ca loca maritima in Moluccis, & Amboina, in occi- „dentalibus infulis minus nota eft. Jom. III. Ufus. ted XII. H OO FDS TUR Naauwbladige Pancudie- Boom. ) Ancudus is tweederley , bet eerfte 't gemeenfte of fmal. * B bladige , °t welk men Lid iuo rv A tweede is 't breedbladige of wyfken; zy zyn aan ge- daante niet veel ver/chillende , doch dewyl zy een ver- fcbeyden gebruyk bebben , zullen wy yder een byzonder Kapittel geven. Bancuttus angultifolia of fmalbladige, is een middel- matige boom „met een regten dog niet dikken [Lam , de takken zyn taay, agter rond , voor vierkant , groen , eenigzints in wyde leden verdeeld , de tu(fcben-plaatzen bebben aan de twee zyden een voorn, de bladeren flaan in knien 2e en 2. tegen malkanderen, en maken met bet volgende paar een kruys , doch bouden geen precieze order. Zy zyn van gemeen fatzoen, 8. en 9. duymen lang, 2. en 3. breeds allengskens toegelpitft , en de Lanze bladeren eenig fints gelyk , boven donker-groen , en glad, met weinige kromme rihben. en onlieffelyk van fmaak. Uyt den fcboot der bladeren Komerrgruene bolletjes voort, in de gedaante van Pyn-appels, en de grootte van Pruy» men , die van enkelde wratten zamengezet zyn, yder vrat . gelyki een tepeltje aan den voet vyfkant , "t bovenfte oofdeken is witachtig, en heeft een kleen gaatje. Op t boofdeken draagt ieder een lang y fmal , en witachtig blaadje „ma voren toe breet/t, als een riem, en daar by nog een wit knopje, 't welk bem openende , vertoont een - bloempjes van 5. of zelden 6. witte kleene blaadjes ge- maakt, nevens zo vecl korte draadjes in de midden , de blaadjes ftaan ook wat fcbeef, en uytavaarts gekromt , gelyk aan de Papaye -bloempjes , met dewelke deze. zeer overeenkomen , bogwel ze veel kleender zyn.: De voorfte blaadjes of riempjes blyven flaan, al is "t mevenftaande bloempje afgevallen, gelyk ze ook, voor de bloempjes uyt- komen „en bet bolletje rondom gefchubt of geftraalt maken, zelve word daar na groot „uyt den ronden langwerpig, in de grootte van een Okker-nood , die van de bolfter berooft is, blyft meeft groen en bard, ten laaften word bet geel- achtig, en de Jcbubben wallen af, beboudende de coleur wan rype druyven. Binnen onder yder wrat leyd een barde brwyne fteen, als in de Quee-appels „en 't refterende vleefch is kruydachtig , van {maak wrang , en wat bitter, Het bout is witachtig of bleek-geel omtrent bet bart, in den onder[len ftam trekt bet na den roden , matig bard en taay. De wortelen van binnen zyn nog roder, gelyk ook baar fcbor[Je aan de binne-zydes bladeren, vruchten, feborffe, en wat men van dezen boom verfch afbreekt , of auryft , beeft een byzonderen reuk, juyft niet moeyelyk y echter na ver/ch booy trekkende, De vrucht is niet eeta baar , bebalven by de Wilden op Ceram. Naam. Jn’t Latyn Bancudus anguftifolia. Op Maleyts Mancudu en Bencudu Lakki Lakki. Ternaats Comi Comi. Baleyts Tiba. Amboin/ch Nenu Keri, en flegts Nenu. Macaffaars Beugcudu, Javaans Wangcudu. Plaats. Het waft in allerbande boffcben, doch liefft omtrent de Zeekant, in de Moluccos en Amboina; in de Wefterfche Eylanden is bet minft bekent, Va ebruik, 158 HERBARII AMBOINENSIS LiberV. cap. XIII. Ujus. Plurimum ufum prebent hujus arboris radi- ces, que multum adhibentur ad lintea & fila rubro tingenda colore, tam fole quam cum ligno Sappan mixte. Moluccani craffarum radicum cortices fu- munt cum tertià parte corticis & foliorum arboris Lebe, ac parum aluminis, in qua mixtura lintea ma- cerant, qua pallidam exhibet rubedinem , ad Mini- um adcedentem , nihilominus tamen perfiftentem & perpetuam , que: colores Amboinenfes praeferunt vi- vacibus. Malaienfes & Javani meliorem habent me- thodum, qui has radices cum ligno Sappan vel alio uovis rubro tinétorio ligno conmifcent, hac enim d cina cunctis rubris coloribus firmitatem & inten- fe rubrum coloris gradum conciliat, qui inde inftar Rubiz rubent, folia quóque ad Caffombe colorem adhibentur, ut conftans fit. Siminius color veligne- “us defideretur, cortex inferioris trunci eligitur cum Cortice & foliis Lebe , excoquiturque fine Sappan li- gno, fine hoc enim nunquam adquiritur Rubiz color. Recentes fructus quidam pueris exhibent comeden- dos ad abdominis vermes expellendos. Si radices in aqua marina nude fluétuent, incarnatum plerumque ades DE colorem: Hujus maris folia aliquando ma- gnitudine diverfa funt a vulgari forma, itaut medio- cria fubfequentis feminz referant. Mercatores has . fzpe radices in fafciculos conlectas magna copia ex Amboina in Javam deferunt ad rubrum colorem tin- genduin, quum ibi non ita fint preftantes, nec ita copiofe. Ternatenfes hanc habent congenerem Ban- calo & Mamelo, ac proinde uno indigitant nomine. Tabula Nonagefima Otlava Ramum exhibet Bancudi anguftifolie. . Gebruik. Het meefte gebruik van dezen bo in de wortelen, die veel gebruikt worden y^ pee qu wen van linnen en garen, zo alleen als met Sappan-boué gemengt. De Moluccanen nemen de fcborffe van de dike ke wortelen gekookt, met een derdedeel [chor/le en blade. ren van den boom Leha , en een weinig Aluin, daar in zy dan °t linne weken, "t geeft een beftorven rodigheid een weinig na de Menie trekkende , niet te min vaft en beflendig , van welke coleuren de Amboinezen meer bou. den, dan van de levende. De Maleyers en Javanen doen beter, die deze wortelen met Sappan-bout of ander rood. verwend-bout vermengen, want dit Bancudu aan alle rode coleuren de vaftigbeid , en bogen graad van rodis- . beid geeft, dewelke daar door Crab-rood werd, de bla. deren werden ook onder "t Ca[Jomba-verwen gebruikt, om dezelve vaftigheid te geven. Als men Menie of vuur. rood wil verwen, zo neemt men de fcbor[fe en bladeren van Leha, en kookt bet zonder Sappan-bout , wani zon- der dit werd de coleur nooit Crab-rood. De verfche vruchten geven zommige de kinders te eeten om de wormen des buiks af te jagen. Als deze wortelen bloot in Zee-water dryven, zo werdenze doorgaans in- carnaat rood. De bladeren van dit Manneken verfchils len zomtyds in grootte van de gemeene gedaante , zodatze de middelbare bladeren van *t volgende Wyfken gelyk wor- den. De Koopluiden voeren zomtyds deze wortelen met veele boffen uit Amboina na Fava, om tot rood-veravem te gebruiken, dewyl ’t aldaar zo goed, en veel niet valt. De Ternatanen rekenen ^t voor een mede-zoorte van Bane cal en Mamelen, en geven °t derbalven eenderley gaan, ` De acht- en negentig fte Plaat — Vertoont een Tak van de maauwhladige Bancudie-Boom, CAPUT DECIMUM QUARTUM. Bancudus latifolia. Bancudu dam Be~ 24081 Æc arbor non ita alta ac recta eft ac præcedens; fed craffior, magisque finuofa, obfcuro cortice * obdućta. Ejus folia multo funt majora, ple- rumque fpithamam longa, binas palmas lata, quz- dam binas fpithamas longa funt, ac fere unam lata, quzdam vero minora, {unt enim diverfe magnitudi- nis, bina fibi funt obpofita & cruciata, breviflimis & curtis infidentia petiolis , firmis in ramis intus con- cavis, feu aquofa medulla repletis. Hiramipeculia- rem érefcendi-Nabene modum, fenfim enim ad fupe- riorem partem quadragonam adquirunt formam , ac virefcunt, in fummo flaccidi & herbacei, in ampla divifi genicula. 3 | Ex quavis ala inferiorum foliorum alter excrefcit ramulus , «quorum quatuor fimul crucem formant , funt autem multo tenuiores, nihilominustamen firmi, in- ferius rotundi, in fuperioribus geniculis quadrati. Latus autem majorum ramorum lateralibus ramulis obpofitum per longitudinem fuicatum eft, acfi ramu- li ifti in hoc fuiffent obclufi, latera vero bina exter- na plana funt feu ventricofa, in Edy mr autem geniculo econtra eadem latera fulcata funt , horum- que folia multo funtlatiora & rotundiora, quam pre- cedentis, oris zqualibus, flaccida, glabra, & fere fplendentia, intenfe feu obfcure viridia, quinque ac fex coftarum obliquarum & finuofarum paribus per- texta, quz flaccidum folium in fuperiore ejus parte inzquale reddunt, extremum ramulorum herbaceo- rum terminatur in capfulam, in lateralibus vero ra- mulis fruétus confpicitur: Foliorum odor gravior ma- gisque moleftus eft precedentibus, ad Sambuci odo- rem adcedens, qualem & recens gerit decorticatus cortex. | | Fructus folitarii dependent, femper folio directe obp^fiti , acfi locum decidui folii fubplerent, magni- tudine & forma vulgaris ovi, iftis quoque verruculis ac papillis donati, uti in precedente , inferius funt craffiffimi, viridis coloris,& duriusculi, hi vero fqua- mofis iftis petalis deftituuntur , quz in mare obfervan- tur, XIV. HOOFDSTUK. - De breedbladige Bancudie-Boom. ry boom werd 20 boog en regt niet, als de voora | gaande , maar dikker, en meeft bogtig, met een ; donkere fcbor[fe. De bladeren zyn veel grooter , in t gemeen een (on lang, twee banden breed, zommige” — zyn twee fpannen lanky-en bykans een breed, zommige daar en tegen kleender, want. zy, zjn zeer. ongelyk van grootte, zy. [taan twee en twee tegen malkanderen, em - regt in °t kruis, op zeer korte en dikke ftelen aan fiyve. takken, die van binnen bol zyn, of met een waterachtig bert uitgevuld. Deze takken behben een byzondere manier van waflchen, want zy worden allenxkens na voren toe. vierkant en groen , tegen 't einde flap en kruidachtig, in wyde leden verdeeld, for Uit yder {choot van de agterfte bladeren groeit een an. der taxken, die dan met haar wieren ook een kruis maken, maar zyn veel dunder , niet te min ftyf, agterrond, en. aan de. voorfte leden mede vierkant. De. zyde nu aan da boofdtakken tegen over de zyde-tak=. jes beeft een geut lanks benen , als of deze takjes daar in- gelegen badden , maar de twee buitenfte zyden zyn plat, of wat buikig , en aan 't volgende lid ter contrarie. zjn dezelfde zyden gevoornt ; de bladeren zyn dan veel bren der. en ronder , dan 't voorgaande, met ne kanten „flap, glad, en bykans glimmende., boog of fwart-groen , mets. en 6. paar fcbwynże en bogtige ribben doorregen, die t Slappe blad aan de bovenzyde wat heuvelachtig makens’t uytterfte der kruydacbtige takken eyndigen in een dooskens, maar aan de zyde-takjes ts een vrucht; de reuk der blade- ren is [waarder dan aan "t ooorgaande , en naar de V lier. trekkende, als-ook de verffcbe afgetrokkene fchorfJe. 5 De vruchten bangen enkeld:, en. altyd. tegen over een blad, als ofze de plaats van 't afgévallene vervulde , inde grootte en gedaante. van een middelbaar. Ey, ook van.dier- gelyke wratten of tepeltjes gemaakt, als KT: er ‘t dikft várás ia en bardacbtig. Deze bebben die fcbub- achtige blaadjes niet „die men aan ’t manneken ziet, gc Zab. XCVIII, == 7 SSI M = AAN WN SN W NN x. sna! NW HH Lë 7, 4 TM, ZM PSŻ $127 YA AN Tx 3 N N = NN RR AN N = SS NN NU N N WR 4 tty 7 EN As R SS NN N U ARD REED SE 7 D YA IF 7 A 1 AA 7 WNN RON AN Vi WO ZZ AŚ R EEE EM GA ERO, EEE N ¡IN NUN Kat HORNY IN S 4775 AS GY U NUN AN ih RUN SAS KYVYN SIN SOI RIAS AOS ES R SE SES G HH 1 7 Z A A Dot f, ZA, 2% 29% V Boek. XIV Hooftff. tur, cuivis autem papille flofculus inponitur longo collo donatus, ex quinque, rarius ex fex , albis petalis conftans extrorfum flexis; maturi fructus mollefcunt quodammodo , coloremque adquirunt uvarum matura- rum, intusque fimilia gerunt granula, qualia mas ha- bet, fed majora, hujusque caro fuccofior eft. Sapor melior eft , ac quodammodo edulis incolis , neutiquam vero noftre nationi, quum amaricet, ac maturi hu- jus fruétus facile putrefcunt, fi in terram decidant, foetidumque adquirunt odorem inftar ftercoris; Li- gnum magis albicat & mollius eft quam maris, ac pau- cam vel fere nullam habet rubedinem. Nomen. Latine Bancudus latifolia. Malaice Bancu- du daun Bezaar. ln Banda vocatur Meucudu. Reli- ua nomina funt uti prioris , cum adjectione latifoliz eu feminz. Macaflarice Baya dicitur. Locus. Hec arbor non ita copiofe crefcit in filvis quam precedens, fed potius circa pagos & agros cul- tos, in hortis etiam & circa edes plantatur ob vulga- rem ejus ufum in ré Medica, Ufus. Hujus arboris folid potiffimum funt in ufu , fed ejus radices ad tinétoriam artém non valent. Maxima & latiffima ejus eliguntur folia , cumque Ca- lappi oleo obliniuntur, que ad ignem calefac , ac cir: ca totum abdomen & lumbos colliga, ad ventos cru- ditatemque abdominis expellendam, contra dolorem Colicum , illumque, qui poft partum mulieres excru- ciat, vulgatiffimum eft remedium apud incolas tali- bus in morbis. In doloribus quoque, qui a tenefmo & Dyfenteria cauffantur, calefacta hec folia bis de die dorfo & lumhis fiint adplicanda, vade dolureS MI- tigantur. ` É EE I n dyfuria, que quibusdam in annis morbus hic eft Endemius, ita ut acris , calcea , & pituitofa ejiciatur u- rina, unde meatus urinarius excoriatur, quotidie hu- jus arboris fructus in aqua conteritur, ejusque fuc- cus per linteum cribratur, cujus cyathus propinatur , addita prius pauca calcis albz quantitate; idem quo- que fructus cum aceto contritus & propinatus confu- mit & reftaurat lienem induratum, morbumque Thea- tu dictum , alii hunc in finem maturos edunt fructus, qui incolis fapiunt, no/tro vero populo ingrati funt. Macaflarenfium Baya Amboinenfi omnino fimilis eft, excepto quod ejus fructus magnitudinem gerat Limonis nigri, multum crudus editur inftar Lactucz contra lienem induratum , vulgarem anguftifoliam vocant quoque Cancudu, uti & Baleyenies & Javani: Bancudi folium cum illo Caju Boaraus confciflum , coctum, & propinatum Colicam curat; hujus femi- nz cortex radicum adhibetur ad filum rubro colore tingendum, fi ce ső cum cortice arboris Lebe, cum foliis Prunelle feu Ay Leaha, tinétura autem extrahitur ex cineribus, uti in pigmento Caffomba, Bonttus ttbr: 8: cap. 7. Mam Javanice vocat Mac- condou, quod fine dubio corruptum eft nomen Mau- cudu, ubi dicit Javanos illam adhibere contra dyfen- teriam & Choleram. Item contra vitia pectoris, Phthyfim, laterisque dolores, fiejus fructus füb ci- neribus toftus edatur. lpfe hunc comprobavit con- tra Hemoptoem, ejusque folia ulceribus & vulneri- bus impofita cutim generant & cicatrifant. Sal per artem Chemicam ex foliis extractus depurat & curat omnes malignas ulcerationes, ad quas in nofocomio Batavico multum adhibentur, ibique vocatur Arbor Confolida Indica. "Tabula Nonagefima Nona Ramum exhibet Bancuds latifolia Ubi Litt. A. cjus fruffum feparatum reprafentat cum floribus ac papillis enatis, OBSERVATIO. . Hee eft Cada-Pilava H Mal. Tom. 1. Tab. 52. ubi pag. 98. vide notas: Arbor Indica fructu aggregato conoi- de Cada Pilava di&a Ray hift. pl. p. 1442. que elt Arbor Conifera Mecandow Javanenfium Bont. pag. 97. CAPUT AMBOINSCH KRUYDBOEK. 159 wel op yder tepeltje [laat een bloempje mét een lang balsa jes van 5. en zelden G. witte blaadjes, die uytwaarts ge- bogen zyn; de rype Worden wat week, en bekomen de cos leur van rype druyven, van binnen bebbenze diergelyke korl, als % manneken, dog groter, ent wleejcb is zap- piger. De fmaak is verdragelyker , en eenigzints bequaam tot eeten van de Inlanders, maar voor onze Natie geen- fints , want by is nog al bitter , ook rotten deze rype vruch- ten ligt , als ze op de aarde vallen, en krygen een vuy: len reuk, als flront, "t bout is witter en weeker als aan ^t manneken, daar men niets of weinig rood aan ziet. Naam. In ’t Latyn Bancuduslatifolia, In’t Mgleyts Bancudu daun Bezaar. Jn Banda Mencudu. De an- dere namen zyn als boven, met byvoeging van grootbla- dige s of 't wyfken. Op Macaffaars Baya. Plaats. Dit waft zo wel niet in de boffchen, als % voorigen, maar liefft omtrent de Negoryen , en bebouwde lande , zelfs word bet in de boven, en omtrent de buy- zen geplant, wegens zyn gemeen gebruyk in de Medicyne. Gebruik. De bladeren van dezen boom zyn meeft in gebruik, maar de wortelen tot bet verwen ondienftig: Men neemt de grootfte en breedfte bladeren van dezen boom, fmeertze met wat Calappus-oly, warmtze over "t vuur, en bindze over den gevelen buyk en lendenen , om te verdryven allerley winden en rauwigbeid in't lyf, de pyne in de Colyk, en de wein, die de vrouwen na de geboorte bebouden , zynde dit alleen 't aldergemeenfte mid. del in diergelyke ziekte by den Inlander. Insgelyks in de PYA, die men in de perfing en Rodeloop gevoeld , zal men deze warm gemaakte bladeren tweemaal "sdaags op de rug en de lendenen binden, om de pyn te verzacbtem n Dyfuria, 't welk in zommige jaren een gemene plaag is, dat men een fcherp s kalkabtig, en flymerig water maakt, "t welk de pa[Jagie en monden rauw maakt, en verzweert, zal men nemen dagelyks een van deze vruch- ten, wryvende die met water, druypen 't zap door een doek, en drinken van 't zelwe een roemertje vol, eer[E een weinig witte kalk daar by doende, dezelfde vrucht met Azyn gewreven, en gedronken , verteert en geneeft de gefwolle Mild, en den koek Theatu genaamt, andere eeten de rype vruchten tot dien einde uit de vuift, dat vit Inlander met fmaak, maar onze Natie niet ligt doen an. Het Macaffaarfe Baya is 't Amboinfe gant/ch gelyk, bebalven dat de vrucht zo groot is als een zwarte Lemoen, die werd veelrauw gegeeten, als Salade , tegens de mild» zugt, °t gemeen kleenbladige noemen zy ook Bancudu, elyk mede de Baliers en Favanen: Bancudus-blad, en aju Boaraus-blad gefneden, gekookt, en gedronken, geneeli "t Colyk, de bone der wortelen van dit Wyf- ns werd ook gebruikt tot °t rood-verwen van gaarn s als menze kookt , met de [chor(Je van Leha-boom , met de bladeren van Prunella, of Ay Loaha, en de loog moet y m zyn van afcb , gelyk in "t Caffomba verwen ge chiet. Bontius lib. 6. cap 7. noemt bem in 't Favdans Mac- condou, °t welk buiten twyfel bedorven is van Mane cudu, alwaar by zegt , dat bet de Favanen gebruiken tegen de Rodeloop , en bet Bord. Als mede tegens gebre- ken van de borft „ Teeringen, en Zyde-[leeken , als men de vrucht onder de afch gebraden eet, Hy zelfs beeftze goed bevonden tegens "t Bloedfpouwen , en de bladeren op wonden en ulceratien gebonden, doen bet volwaffen, en „cicatriferen. Het zout door de Cbymifcbe konft uit de bladeren. gebaald , zuivert en geneeft alle quaadaardige ulceratien , daar toe byze in t Butavifcbe Ziekenbuys veel gebruikt-beeft, en noemtze in 't- Latyn Confolidam arborem Indicam. De negen-en-negentigfte Plaat Vertoont een Tak van de breedbladige Bancudie- Boom, Alwaar Lett, A. deszelfs vrucht met de bloemen daar op zonderlyk verbeeldt. AANMER KING, Dit is de Cada-Pilava van de Hortus Malab Tom, 1. Tab. $1. alwaar op pag. 98. verders ziet de aantekeningen, en is de Ooft-Indifche-Boom met cen byeen vergaderde kegelvor- mige vrucht Cada Pilava genaamt van Ray in zyn f pl. pe 1442.en de boom met kegelvormige vruchten Macandou oy de Javavanen genaamt van Bontims pag. 97, V 3 XV. J ‘ - 60 HERBARII AMBOINENSIS. CAPUT DECIMUM QUINTUM. Arbor Aluminofa. Leba. Æc eft pufilla arbor, crus plerumque crafla , ra- H ro viri crafiitiem habet, Ejus truncus non ve- re rotundus eít, fed angulofus,inftar Gajani; corticem gerittenuem , externe glabrum, interne al- bum, ficcum, & fragilem , ita ut vetuftus cortex in- teger ab arbore feparari nequeat. Rami funt duri & firmi, folia inregularia funt, Lanfii foliis quodam- modo fimilia, fed minora, magisque cum Cerafinis vetuítis convenientia, ab utraque parte acuminata, non crafla, attamen firma, glabra, & late virentia, fex pollices longa , binos lata digitos, ad oras ma- , xime & tenuiter ferrata, non autem acute, fubtilibus & incurvis coftis donata , faporis primo dulcefcentis, dein ingrati. Ex foliorum alis brevis progerminat pe- tiolus, qui in quatuor vel quinque alios minores fub- dividitur , quibus acuta & viridia infident capitula, magnitudine feminis Sinapios, qua fefe in flofculos aperiunt minimos, in fex apices divifos, nunquam in totum apertos, fed femi-claufos , in hisce ftamina uzdam confpiciuntur parva, antheras luteas gerentia. Fructus itidemefunt pufilli inftar Pifi, fed plani & api- ce incurvo ornati, inftar tenerorum Manga fructuum. Intus officulum reconditur fufcum & nigricans, fu- erius planum , inferius auguftuur; granulofum quafi. Arboris lignum eft pallidum , album, durum , & lentum inftar Cofaffi ; floret autem pluviofis menfi- bus. es Nomen. Latine Arbor aluminofa. Amboinice Leba, Locus. Raro hec obcurrit arbufcula „immo vix in Amboina, & tantum hinc.inde in locis apertis ac montibus. In occidentalibus infulis penitus ignota eft. Ujus. Amboinenfes hujus arboris foliis ac cortice utuntur loco aluminis ad rubrum colorem tingendum, quod peragitur fupra memoratis radicibus Bancudu & ligno Sappan , cunctis enim pi mentis conftantiam ad- dit, uti in ora Cormandelenfi hunc in finem adhibe- tur herbula Say, prefertim fi fupra memorato Caju Nenu utantur, tum hujus arboris folia ac cortex fum- mi funt ufus, quorum defectu pigmentum nimis pal- lide rubens effet.. Idem quoque cortex & folia ex- ficcari poffunt , inque ufum adfervari „atque in alias mitti regiones ad tingendum. = Tabula Centefima Rámum exhibet Arboris alumino/z. Liber V. cap. XV; XV. HOOFDSTUK: tele De Aluyn-Boom. It is een kleene boom, meeft in de dikte : en zelden van een man. De ftam is miét Foot ee maar boekig , gelyk de Gayang-boom; de Jchorffe is dun , van buyten glad , en van binnen wit, droog, en breek faam ,zo dat men de oude fcbor[Je niet gebeel van den boo c kan brengen. De takken*zyn bard en ftyf, de bladeren ftaan zonder order, en Lanze-bladeren wat gelyk doch kleender ‚en nader met die van de oude Ker/Je-bomen over cen komende , agter en vooren even fpits, niet dik egter Jtyf, glad, en blyde-groen, 6. duymen lang , o. vingers breed , aan de kanten digt en fyn gezaagt „dog niet [cher met fubtiele en kromme ribben, van fmaak eerft Geet tig, daar na onaangenaam. Uyt den fchoot der bladeren komt een kort fbeeltje voorty’t welk zig weder in 4. a v. kleendere verdeeld, aan dezelve zitten fpitze groene kope jes, in de grootte van Moftaart-zaad , die baar in zeep kleene bloempjes openen , in 5. fpitzen verdeeld , nooit tep degen geopent , maar balf gefloten , daar inne men kleene draadjes met geele nopjes ziet. De vruchten zjn insgelyks kleen, als een Erwete, dog een weinig plat, en met % Jbitze na voren gekromt ‚als jonge Mangus. Binnen leyd een bruyne favarte korl, boven breed, onder fpits, en als gegranuleert. : Het bout i$ DIER y wir, tard y en trys uts Cofaffu e zyn bloeytyd is in de regen-maanden. Ze q Naam. In 't Latyn Arbor aluminofa. Op Amboinfch - e: 3 i aats. Men vind dit boompje zeer weinis, zelfs in Amboina bier en daar. op lietiee beuvelen en idea In 5 de Wefterfche. Eylanden is % onbekent, SC . Gebruik.. De Amboinezen gebruyken deze fcbür[fe en, bladeren, in plaats van Alüyn, by "t rood verwen, bet welk ze doen met de bovenfiaande wortelen van Bancudu . en Sappan-hout „want bet geeft alle verwen een vaflig- beid , gelyk men op de Kuft Cormandel doet met bet kruy- deken Say y inzonderbeid als ze ’t bovengemelde Caju Ne» nu gebruyken , zyn deze bladeren en Joe noodzakelyk, zonder dewelke de verwen ligt-rood of al te bleek werden. Dezelfde fchor [Je en bladeren kan men ook drogen, bewa- ren, en uyt de Landen voeren, om by bet verwen te ges bruyken. | Sen De bondertfte Plaat Vertoont een Tak van de Aluyn-Boom. E "4 p M nn mm CAPUT DECIMUM SEXTUM. Ganitrus. Ganitri. Anitrus inter altiffimas filveftrium arborum nu- -merari meretur, eítque proportionaliter crafla, . fed non amplam gerit comam, quum ejus rami majores plerumque in altum erigantur, qui in longos fracileeque dividuntur ramulos flagellofos , quibus fo. ia infident folitaria , aliquando autem per ordines obpofita, quzdam vero inregularia , Cerafinis foliis fimilia, feu illis precedentis Lebe , fed longiora , fex fepternque pollices longa, binos lata, ad oras obfcu- re ac tenuiter ferrata, ita ut vix dignofci poffit, ac pierde in fummo ferrata funt, funtque porro gla- ra, tenuibus pertexta venis, brevibusque infidentia petiolis, in inferiore parte anguítata; decidua vero rubent inftar cancri cocti, immo multa in ipfa rubent arbore eo tempore, quo fructus maturefcunt , quo co- lore hec arbor e longinquo dignofci poteft eo J » eoque magis , quum coma fua fupra alias emineat arbores. Flores poft folia progerminant ‚qui breviores funt & adunati in ramulorum fummo conjunguntur race- mi autem floriferi en funt petioli, tres. qua- tuor, ac. quinque poft folia i i ibit ae in Ribe reg in ramulis progerminan Quis- XV. HOOFDSTUK. De Ganiter-Boom. g GR is mede eene van de boogfte Wout-bomens en dik na advenant ;-doch met geen breede kruyn» dewyl de booft-takken meeft om boog [taan , verdeeld in lange en ranke gaerten , daar aan staan de bladeren en- keld, zomtyds in ryen tegen malkander , zommige ver- werd, mede na de Kerffe-bladeren ‚gelykende, of na € voorgaande Leha, dog langer , namentlyk 6. en 7. duy- men lang , twee dito breed, aan de kanten zo donker en fyn gezaagt „dat men ’t qualyk bekennen. kan , en dat mee na voren toe , voorts glad, met fubtiele ribbetjes, en op korte Deelen flaande, na agter toe fmal ;: de afgevanem worden xo rood als een gekookte Kreeft, ja zelfs veele die nog aan den boom hangen , omtrent de kya dat de uruchten ryp zyn, waar aan men dezen boom van verre bekennen kan, ih si alzo by met zynen kruyn boven anderen uyl- eert. | Het bloeyzel komt voort:agter de bladeren ; dewelke als dan wat korter zyn en. digt op malkander-aan tuytterfie der takskens y de bloem-trosjes zyn enkelde fteeltjes „3: 4- # 5. agter de bladeren aan de ryskens , gelyk aan de Aal- efien. Joder Ut A , 7 GG RO zp TER: hy SE a <= P A > ELL DEE SE FE OL = -— ^ SSS EA ETÄ #7 N SINN ON TA Hi MAM 7, IH Y Dei) 7772377 WIE DH 2 By CH) Hj Lan NN ee SE “= ser L7 ZĘ ZETA fade Se OG, ^ SE SE PIIN W Or AW IA Zom. 117. V. Boek. XVI Hooff. uisque vero flofculus fingulari infidet longiusculo petiolo, calicis formam gerens , vix digiti unguem longus , ex quinque albis & acutis formatus petalis, que nunquam penitus aperiuntur. Inter hec quin- ue alia locantur petala, fuperius in multa tenuia divifa fllamenta ; cetera interna pars repleta eft penicillo minore ex fimilibus filamentis compofito. Si flores er femi-diem fuerunt abrupti , purpurafcunt vel ru- bent, totusque fimul decidit flofculus , relinquens ca- itulum piftillo coronatum , quod in fructum excre- cit. | Folia: tum fine ordine locata funt, fed arcte fibi jun&a in ramulorum fummo , qui in longum definunt apicem, uti in Varingis. Fructus folitarii dependent longis ac tenuibus ex petiolis, qui perfecte Ípheerici funt globuli ; paulo majores globulo fclopeti, primo. virides , dein czrulei, intermixto purpureo colore, exterius quodammodo glabri, fed rugofis fimul ma- culis notati, ac fepe minoribus tuberculis & venulis diftinćti , intus ingens reconditur ofliculum rotundum, pauca viridi tectum carne, non autem fuccofa, fed fra- gili, acfi arena adfperfa effet , faporis aufteri , in penitus vero maturis ac deciduis; vinofi quodammodo , qui fere edules funt, officulum durum eft, fed in qua- tuor vel quinque fegmenta dividi poteft, inque me- dio perforatum feré totum eft foramine , eftque porro per totami ejus peripheriam foraminulis ac fo- veis notatum , unde penitus granulofum adparet, ac- fi a vermibus exefum effet, quod tamen ipfi elegän- tem praebet formam, putaret enim inperitus tali modo per artem effe elaboratum , inequalis autem funt hzc officula magnitudinis, inftar vulgaris globi fclopeti , dente rotunda, quzdam vero pyrifor- mia, media funt inftar globuli fclopeti manualis, minima vero inftar pifi fufci; que in una eademque tali modo crefcunt arboré: Invenitur autem ejus fpe- cies, que plerumque minores gerit baccas , cujus fo- lia contra funt majora quam in vulgari, novem nem- pe ac decem pollices longa, tres cum dimi lata. Sic quoque tertia ejus obcurrit fpecies, fed in Am- boinarariflima, que minora etiam gerit officula il- lis mox memoratz fpeciei, haud multo majora vul- gari pifo, ab utraque parte parum comprefla & pla- na, iulcis eleganter excavata , que etiam omnium pretiofiflima funt, & in veteri India mercature haud vulgari inferviunt, quinque ifte future externe vix jn oficulo adparent, fi vero perforentur , facile fe- cedunt ac decidunt , minima vero funt duriora, ac per- forationi refiftunt , magna fpecies ubique in filvis fub arboribus decidua reperitur, cujus externa vero com- putruit caro, cinerea eft, nec &eítimata, que autem ` a vaccis vel avibus comeduntur , ac per feceflum ite- rum emittuntur ,in fufcum vergunt colorem, quoque magis funt fufca hec officula, eo meliora, ac magis expetita; qui color per macerationem in aqua mari- na quodammodo conquiri poteft. Arboris truncus non femper rectus eft, fed parum finuofus, atque aliquando adeo craflus, ut bini vix viri ipfum ulnis complecti poflint ; ac prope radices parvas gerit alas. Ejus cortex eft glaber, fique incidatur, flavefcit ; lignum pallide albicat, porofum eft , feu foraminulis perforatum , fi per transverfum fectum examinetur, nihilominus tamen eft fatis durum & grave. Anni tempus. Fructus maturefcunt Junio & Julio, usque in Octobrem fub arboribus decidui inveniun- : tur. Nomen. Latine Ganitrus. Malaice & Javanice ac Baleyice Ganitri őz Ganiter , que nomina per totam Indiam funt nota. In Celebe apud populum Boegen- fem vocatur Boa Sima. Amboinice Aymanu , h. e. avium arbor , dum magni volucres, inprimis aves annue ac Vefpertiliones , ejus comedunt fructus, qui- busdam Amale dicitur, h. e. arbor annua, quum Am- boinenfes putent gallinas quotannis ifta in domo mori- turas effe, in quibus hoc lignum ardet. Locus. Hzc arbor in multis aquo'e Indiz locis no- ta eft, maxima ejus fpecies in cunctis montibus, & altis filvis Amboinz, parva vero fpecies rarior eft, & in Amboina fere ignota, minima mediz fpeciei . in quibusdam etiam obcurrit locis Amboin& , maxi- “me in montibus Oerimeff:;g in Leytimora , inter cu- jus officula fepe etiam illa minoris fpecici inveniun- tur, Majori AMBOINSCH KRUYDBOEK. ibi „Jeder blóempje flaat op een byzonder langacbtig fteel- tje , in gedaante van een kelkje, fcbaars een nagel van - een vinger lang ‚gemaakt van s. witte en fpitze blaadjess die zig nooit ter degen openen. Binnen dezelve ftaan Se andere, die zig boven in veele wezeltjes verdeelen, en dé refi na binnen toe is mede uytgevuld met, een penceeltje, van diergelyke vezeltjes gemaakt. Het biotizel cen balve dag afgebroken zynde, werd paars of roodachtig ‚en bet gebeele bloempje valt af, nalatende een knopje met een Jtilet boven op, waar uyt de vrucht werd, De bladeren fraan alsdan zonder order, en digt agter malkanderen, aan "t uytterfte der ryskens , met een lange Spits voor uyt, gelyk aan de Varinga. De vruchten ban- gen ydel, en aan dunne lange fleelen , bet welk zyn regt ronde bollekens, wat grooter dam een Musquets kogel s eerfł gras-groen, daar na blaauw , zo nogtans dat "er wat purper onder jcbynt , van buyten wel effen, dog metruy- ge plekken , en dikwils met kleene beuveltjes en aderen 5 binnen leyd een groote ronde fleen, omgeven met weinig vlee/cb , "t welk groen is, doch niet zappig en bryzelig s als of bet zandig was, van fmaax wrang y maar in de gebeele rype , die afgevallen zyn , avat wynacLtig en eenig- fints bequaam om te eeten , de [teen is bard, doch kan in vieren en vyven verdeeld werden , en beeft in de midden een gaatje, dat bykans doorgaat; voorts over "t gebeele lyf vol kuyltjes en groeven ; die bem ganfcb korlig maken, en als of by van E doorwreten was, ”*-welk bem egter een mooy fatzoen geeft , want men zoude zege gen, dat by door konft alzo gegraveert was. Zy zyn van ongelyke grootte, want de grootfie zyn als een gemeene Musquets-kogel, meeft rond, zommige peervormig , de middelbaare zyn als een Piftool-kogel, en de kleenfte als een graauw Erwete, en groeyen onder malkanderen aam een boom. Men vind echter een zoorte , die doorgaans kleene befien draagt, wiens bladeren daar en tegen grooter zyn als aan de gemeene, te weten 9. en 10, duymen lang , 3; breed, Zo is er oak nog een derde zoorte 5 dog in Amboing gant/cb raar , dewelke nog kleender fieenen draagt, dam die van de naafłgenoemde zoorte „niet veel grooter dan een gemeene Erwete, aan wederzyden wat plat , met groef- jes zeer aardig uytgebold , dewelke ook de koftelykfie van allen zyn, en in oud Indien tot een groote Koopman/chap dienen; de vyf voegen kan men van buyten aan den fleent qualyk bekennen, maar als men daar aan begind te boren, zo vallenze ligt van malkander , doch de kleene zyn bar- der , en kunnen "t boren verdragen; 't groot geflagt over al in de bofJeben onder de bomen leggende „en daar 't buy- tenfte vleefch afgerot is, zyn graauw en ongeagt, maar die van de Koebeeften of V Inch gegeeten worden , en door den afgang weder uytgeworpen, trekken na den bruynen, en boe bruynder deze korls, boe beter zy zyn, en meer geagt , welke coleur men met bet «veeken in zeewater pio: kan te wege brengen. en ftam is niet altyd regt, maar wat bogtig „enzom- tyds 20 dik, dat bem twee mannen pas e Ze kona nen, bebbende by de wortelen eenige kleene vlerken. De fcbor[fe is effen , als men daar in fnyd , geelachtig ; bet bout is bleek-wit, poreus, of vol gaatjes ‚als men 't porcus gekapt aanżiet s niet te min redelyk bart en waar. | Sayzoen. De vruchten Werden ryp in Funy en Fuly, en tot in October vind men ze onder de bomen leggen. Naam. In't Latyn Ganitrus, Op Maleyts , Javaans; en Baleyts Ganitri en Ganiter , welke namen door gebeel Indien bekend zyn. Op Celebes by de Boegifche Volkeren Boa Sima. Amboinfch Aymanu , dat is Vogel-boom , den wyl. de groote Vogelen, als Faar-vogels en V leermuyzen, deze vrucbten gaarn eeten, by zommige Amale, dat is Faar-boom, om dat de Amboinezen geloven , dat de Hoen- deren jaarlyks in dat buys zullen flerven , daar men dat bout brand. Plaats. Dezen boom is op veele plaatzen van waters Indien bekent, de groote zoorte op alle bergen, en booge bofjcben van Amboina , maar de kleene zoorte weinig , em in Amboina meeft onbekend. Ik zegge de alderkleenfte, want de middel-zoorte vind men Go A en daar in Am- boina, en dat in °t gebergte van Oerimeffing op Leyti- mor „daar onder men zomtyds eenige korls van de kleenfte vind. Meer- t4 -HERBARII AMBOINENSIS Liber V. cap. XVI, | Majori autem copia obcurrit in Celebe, in inperio Boegenfi. In orientali Java parte circa urbem Balim- bangam, in Madura, Bima , & quzdam etiam, fed rare arbores , inveniuntur in ipfa Baleya, ubi major fpecies ceterum vulgaris eft. Ja Ufus, Hujus arboris lignum aliquando edificiis in- fervit ; potiffimum vero ad trabes & fuperiores dium partes adhibetur; circa folum enim non eft durabile, rato autem ex filvis petitur, quum grave fit; nec fa- cile deferri poffit, atque etiam oportebat effe lignum arborum, quz = aliquod tempus fuere prolapf& : Fruttus, uti dictum fuit, a cunctis avium majorum generibus eduntur , quique decidunt , a vaccis , in qua- rum ftercore officula depurata inveniuntur. Homini- bus edules quoque funt, fed potiffimum ex lufu, & ad tempus terendum , uti paftores ac rufticorum pue- ri in Baleya illos edunt. Plurimum commodum prebent hujus arboris officula & nuclei, qui ob miram ipforum formam grati funt,atque in filvis ab exteriore carne depurati inveniuntur , opor- tet autem , ut non diu fuerint prolapfi , quum fordidum ac pallide cinereum alioquin adquirant colorem. Cun- éta autem hzc officula non bone funt note, fed illa tan- tum, que haud multo majora funt pifo , & eleganter fu- fca, qu& ut conquirantur, toti facci hisce officulis conligendi funt, minimique horum eligendi , vel cun- ćta fimul vili venduntur pretio ` ze In Java, Baleya, & Madura tota horum Vulgarium mafla feu tria millia ponderum venduntur pro fexaginta inpe- rialibus, fique media & minima fpecies fint electa, cetera abjiciuntur. Media fpecies plebi venditur, minima vero fpecies expetitur a Benjanis & Codjis pro flaminibus &. Bramineis , qui magnam pecuniz quantitatem pro hisce inpendunt, ita ut florenos ali- quot pro manipulo horum dent, fi eleganter fint an- gulofa & fufca juxta ipforum fententiam. Hec au- tem perforant, inque lineas ducunt, atque ex regio- nis iftius more collo vel pectori adpendent , uti apud alios cum Coralliis id fit. /Ethiopum flamines ex his quoque formant Taffiebees feu rofaria ad preces fundendas. Divites vero inter binos Ganitros aureum interligant corallium, unde & Chinenfibus dicuntur Kimkungdfi h. e. aurea & dura femina. Codje opti- me norunt veros Ganitros a fpuriis diftinguere , ob in- gens enim pretium adulterarunt hzc ex duro quodam 0. i Si Java norunt artem , qua Ganitros cogunt crefce- vye in minorem formam, fi nempe fructus modo "progerminent , majorum ramorum corticem deglu- bunt, uti & quandam trunci partem, tali autem modo, "ne arbor De: hinc Ganitri non multum excre- fcunt, fed pufilli funt & granulofi, quum alimentum fructibus fubtrahatur , quod novo infervit cortici. Bangi tres quatuorque fimul uni adligant amento, quod puerorum brachiis & pedibus circumducunt contra incantamentum feu Catogoran , caro exterior ab his quoque editur. "Tabula Centefima Prima Ramum exhibet Ganitri. Ubi Litt. A. majus Ganitri officulum feu fpurium denotat, B. Medium. ; C. Minimum cjus officulum. CAPIT Meerder heeft men daar van op gi/che gebied. Op "t Oofter/che, deel v de Stad Balimbangan, op Madura , Bima ya AO ige op Baley zelfs , daar e ge op y 28/5, daar anders de groote zoorte gemeen Celebes im bet Boe- B is. Gebruik. Het bout van dezen boom die ; j den buysbouw , meeft tot balken en Eb CR omtrent den grond is "t niet durabel , doch bet word E nig uyt bet bojcb gebaald , om dat bet fawaar walt Ka Slepen, en dan moet bet nog van bomen zyn , die een d lang omgelegen bebben: De vruchten „als gezegt Gerken van alderbande groot Gevogelte gegeten , en le afo allen van de Koebeeften , in «viens drek men dan de feb ^ maakte korls vind. Menfchen kunnenze ook eeten „ doch meeft tot tyd-verdryf ,gelyk de Herd s d op Baley doen. W ,gely eraers en Boere-jongens Het meefte profyt beeft men van de korls egen, dewelke wegens baar fatzoen aangenaam A en die men in % bojcb vam % buytenfte vleefeh gexuyvert vind, doch die moeten niet lang geleegen bebben , want ge P ders wordenze leelyk , en doots-graauw. Zy zyn dan nog niet alle goed, maar alleen die geene, die niet veel grooter dan een Erwete, en mooy bruyn zyn, om welke te bebben, moet men p zakken vol van allerbande flag vergaderen, en als dan de kleenfte uytzoeken , of xo te zamen voor een geringe prys aan de Kooplieden over. laten. Men koopt "er op Fava, Baley,en Madura seen gebeel laft of 3000. ponden van dit gemengt oetje voor 60. realen, en als men "t middel en de? dać uytge- zogt beeft , fmyt men de reft weg. De middel - zoorte werd voor de Jlegte luyden verkogt , maar de kleenfte zoorte zoeken de Benjanen en Codjas voor baare Priefters en Braminees, die veel geld voor deze korls fpenderen, zo datze wel 10. realen voor een band vol geeven, die mooy geboekt , bruyn, en na baren zin zyn. % doorboo- renze, rygenze aan fnoeren, en dragenze na haar lands manier om "t Lyf en den bals , gelyk wy de Koralen doen. De Mborfe Priefters maken ook bare Taflibees of Pas ter-nofters daar van, om bare gebeden te lezen. De ryke voegen telkens tu[Jcben twee Ganiters een goude Koraal , en daarom noemen bet de Chinezen Kimkungdfi, dat Ze goude barde zaden, De Codjas zyn zeer geflepen om de regte Ganiters van de walfchete onderfcbeyden , want we= gens de groote prys beeft men dezelve beginnen na te mas ken uyt eenig bart bout. Be Op Fava bebbenzz dit Konjt-ftuk om kleene Ganiters ve doen walfchen, als de kleene vruchten even beginnen. voor den dag te komen, dan fchillenze van de groote take ken den bajt af, als mede een partye van den ftam, doch zodanig, dat den boom niet wytgaat ; bier door werden de Ganiters kleen en gekorlt , wordende bet voedzel de vrucht onttrokken, en tot een nieuwe baft aangewent. De Ban- 815 rygen 3. en 4. te zamen aan een fnoertje „en bangen- ze de Kinders om de armen en de beenen , tegens Belefing of Catogoran, bez buytenfte wlee/ch eetenze ook. De bondert en eerfte Plaat Vertoont een Tak vin de Ganiter-boom, Alwaar Letter A. d : B: Ges E s se grootfte ofte de yalfe Been aanwyft; C..De kleynfte zoort. XVII. ESOS ANS NEUSS E ZF äis NN N S j p ; sé Za W | = Av LIZ) VE: d AS VHH ZNA ZOT MAM PE V Boek. XVII Hoofif, AMBOINSCH KRUYDBOEK. CAPUT DECIMUMSEPTIMUM, Ganitrum oblongum. Catulampa , E? Cantjulikan. . A Mba he arbores Ganitri fpecies habentur, fed A foliis maxime differunt, Catulampa filveftris eft arbor altifima, haud multo minor Ganitro, folia inregulari locata funt modo in ramis, eraffiora & majora illis Ganitri, ipforumque petioli prope folii ortum geniculati funt inftar Durio- nis foliorum s inzequalis funt magnitudinis, a quatuor cum dimidio ad octo pollices longa, tres quatuorve digitos lata, fuperne obfcure viridia, inferne gilva, ad tactum mollia, in medio latiffima, atque ab utra- que parte fex feptemve gerunt coftas oblique admo- dum decurrentes , ipforumque ore funt obfcure & ample dentatz,'itautvix dignofei poffint: Flores fert fere inftar Ganitri. Fructus magnitudinem ovi colum- bini habet, fed inferius parum compreflus & planus, fuperius acutus, fique maturi funt, rubent, & tandem obfcure rubrum gerunt colorem. Ipforum caro ex- terna eft obfcure lutea, ficca, fed mollis, & vifco- fa, faporis dulcis & fatui cum levi adftrictione, nec grata, intus officulum reconditur oblongum , coloris pallide cinerei inftar Nucis Mofchate , fed anguftius æft, multisque rugis diftinćtum, & foveolis excavatum | inftar nucleorum Ganitri, non autem ita profunde; "ofcula hzc craffam liabent [ubftantiam , intusque u- nicam tantum gerunt cavitatem, in qua anguftus & tenuis locatur nucleus inftar Canarii nucis, fed minor & anguftior eft; faporis dulcis inftar Catappx cum levi adftrićtione. ; . Lignum intus albicat, in medio ex cinéreo & fu- {co variegatum, fibrofum eft, durum, & grave in- ftar illius. Cajoe Poeti feu Arboris albe. . In Macaffara bine hujus obcurrunt fpecies, dóme- ica nempe, qua prope zdes plantatur, ac parvos & anguftos gerit fructus magnitudine Gnemonis. Al- „tera filveftris eft, fupra memoratos profert fructus ‘magnos, utrique funt edules. Nomen. Latine Ganitrum oblongum. Malaice & Ma- met een effe ligte graauwe fcborffe. De bladeren Jłaan ‘zonder order , en gelyken die van Daun Candal, geenfints pe tant, maar met effen randen , doch "t jonge blad is wyd getand, wiens boeken metter tyd uytgroeyen , 4. duymen lang , 2. en 3. vingers breed, glad , met weinige ribbeń, waar van 3. agter by de fleel te zamen ftooten , gelyk in ’t voornoemde blad. ^ Het bloeyzel zyn mofchagtige bloempjes „aan kortetros- jes waffende, waar uyt werden befien , ín de grootte van Hafel-noten, dog ronder , met weinig vleefch bekleed, % welk meeft groen blyft „en baalt afrot , als ze op de aarde vallen , daar onder leyd een zeer barde fteen, in de grootre van een piftool-kogel, en minder , rondom met gaatjes en wratten bezet, gelyk de Ganiters, en vän buyten ziet men 4. uytbuylende aderen , de korls langs beenen , als in 4. verdeelende ‚doch men kan ze maar in 2. deelenopenen. Poor bebbenze een korte barde [pitze; met een andere yt wire y Vw verre ZYN ze uit den graat- wen vaal , xo diep niet gegraveert als de Ganiters, em laten zig eenigfints glad polyften. Binnen. bebbenze een wit beefije, van fmaak als Catappan. Het bloeyzel valt meeft af , zo dat er bier en daar aan de trosjes een vrucht blyft bangen. | Het verfche bout is bleek-geel, als dat van Bux-bomens dicht, fwaar , zappig, en flymerig, en men zoude zeg- en, dat bet een durabel bout was, maar °t bedriegt, als ier na gezeid zal worden , daar en tegen is de fcborfje des [Lams droog, en bryzelig. | aam. In 't Latyn Lignum momentaneum. Op Ma- leyts en Amboinfcb Pegamatta, °t welk zommige uytleg- gen Pegang Matta, dat is een ogenblik, of zo lang men de IECH mogte > em toedoen, om dat bet xo ligi vergaat. Op Ternaats Sal. Plaats. Het waft over al in *t Amboinfche bofcb, ook langs de Zeekant. Op Leytimor is 't weinig ‚maar over- vloedig in de Moluccos. ` Gebruik. Dit bedriegelyke bout fcbynd (als gezegt) in "t eerfte aanzien zeer durabel , om dat ’t zo digt en Jwaar is, maar met verwondering werd men gewaar, dot bet zeer ligt vergaat ; want in weinige maanden komt "er den worm in „waar van buyten twyfel bet overvlot- dige zap de oorzaak is. Het Ternataan/che echter fcbyńt van droger en vafter natuur te zyn, want "t werd zom- tyds aldaar tot Balen gebrwykt „als "t van oude frammen is. De korls werden by zommige aan beyde de eynden ge- Jlepen, en een gat bag $ en aan fnoeren gereegens die zommige Amboinfcbe Wrouwen aan de armen drage met goude of andere Coralen gemengt , en laten s Ég glad polyften als Ganiters, die in "t boren ligt brekens dies ik vertrouwe, zo ze de Inwoonders van ndien wierden bekent gemaakt, dat zy dezelve zo lief zouden dragen aan fnoeren geregen, als de Ganiters. 7 I A ŻY 7 WAM zz. == N Y N N OM N Ai NIU N N U D N N 911 Z, W DRE = SSS Hl h F, (41 WA OTO DONA CN SSS N N NU SS N UN N N N N N NU AW KNN = SS = SS A, tf 19 === SSeS Y, 4, 7, d 4 G M Wé LLÄ N Ko W Zom. 117 . Hit, MILL) NT a YA 1) Y 7 YA m i) Wl UN NA hl ie Y) ^" [ARS MOH (MUM d VA n d die A Mo dr OR WA N WW, N 4 ON INN NN n Dip WN IN DODN ` VÄN WA RSS "e a SSS N 7 W AM JM D p q Als WA IA z zzz. EEE 2T N) GIN W. Uy, S N NN Mt == EN z M A Ww NN NUN RIN —— V. Boek. XIX. Hooft/. Siccum lignum foco optime conducit, lentum e- nim fovet ignem, albosque exhibet.cineres, fi vero jn filvis computruerit, ingratum & acidulum fundit odorem inftar vetufte Sagumante, tum quoque ex hoc ligno zque ac ex Sagu-medulla crafli pinguesque senerantur coffi, qui in Scarabeos lucanos nigros & jngentes degenerant , atque ad alias advolant arbores, ut cibum quzrant, praefertim ad Saguerum, ubi in Gorugons feu infundibulis inveniuntur, in quibus po- tus exftillans excipitur, ita ut hec arbor genitrix omnium Scarabeorum nigforum habeatur. Tabula Centefima Tertia Ramum exhibet arboris, cujus lignum momentaneum eft, & ab incolis binc Caju Pegamatta vocatur. CAPUT DECIMUM NONUM. Arbor rediviva, Eyparebu. . N cun&tis Indie locis circa Squatorem fitis omnes arbores plerumque femper virentes funt, ac proin- de rariffimum eft arborem invenire, qua ex parte vel omnino cuncta fua dimittit folia, in precedent: busautem libris quidam defcripfimus , quz partim illa deponebant , nullas vero , qua ita ex toto ifta amittunt, ac viciffim illis penitus orba funt quam hec, quam nunc deferibemus. Mediocris eft arbor, ejusque folia vulgaris funt forme, & inregularia quatuor , & quinque pollices lon- gi, binos lata, paucis ac fubtilibus coftis pertexta , atque prope ortum ad petiolum geniculata funt, inftar foliorum Canarii. Fructus racemofi funt, fed pauci fimul dependent forma ac magnitudine ovorum La- certe feu cordium avicularum, primo cerulei, dein nigricantes , & uti maturi Canarii , punctulis quibusdam obfcuris & albis notati. Sub pauca infipida exterio- re carne oblongum reconditur officulum , formam ge- rens minoris Canarii, magnitudinem vero Olivz offi- culi vel paulo minus , quod hexagonum eft, quorum tres anguli magis protuberant, atque nucleum potifli- mum trigonum formant, in acutum durumque defi- nens apicem, = in toto Suoque fru&u erigitur, an- gulorum porro interftitia rugofa & faraminulis exca- vata funt, ach granulofa & elaborata, vela vermibus exefa effent, uti in Canario decumano id obfervatur , in tota autem arbore nulla pars reperitur, qua Caza- rium fpirat vel fapit, totaque nux in tres partes di- vifibilis eft, in qua oblongus, ficcus, & durus re- conditur nucleus ‚in apicem quoque definens , cui ad- pendix quafi alterius nuclei additur, officula quedam maxime trigona funt, quadam hexagona ac breviora. Lignum.fatis grave eft, folidum, & tignis quodam- modo utile. Anni tempus. Fructus in Orientalibus obfervantur menfibus. Nomen: Latine Arbor rediviva. Malaienfibus igno- ta eft, Amboinice in Leytimora vocatur Typarebu & Tette Palebu, h. e. lignum vegetum & coma viridis, non quum ejus lignum fit durabile, fed quia aliquan- do videtur mortua, ac mox revivifcit, novam emit- tens frondem, omni enim anno füb finem pluviofo- rum menfium hec arbor cuncta fua dimittit folia, ita ut mortua videatur, quod in hifce terris rarifimum przbet fpectaculum, quum homines non adfueti fint arbores videre foliis deftitutas , ac viventes, poft menfis vero fpatium novam regerminat frondem. Locus. In Amboina raro obcurrit, atque una tan- tum alteraque folitaria tam circa litus crefcit, quam in montibus. In Celebe etiam eric nota, quum Ma: caffarenfes ejus quandam habeant notitiam, Ufus. Amboinenfes dicunt hanc arborem optima prebere fulcra domibus, ipfarumque pavimentis; at: ue zque durabile effe ejus lignum ifto Macili, cujus pecies quoque haberi poffet , alii contra teftantur , cir- ca folum non effe durabile ejus lignum , ac proinde illud adhibent ad fuperiores edium partes, Catere hujus arboris partes, uti fructus, & folia, nullum hucusque, quantum novi, obtinuerunt ufum , excep- . to quod ejus nuces a quibusdam adferventur ob ele: gantem ipfarum formam. ` Tom, III. In AMBOINSCH KRUYDBOEK. 16$ Het droge bout is goed om te branden, bet boud em langzaam vuur, en geeft witte afch, maar als "t in t Bojch verrot, zo sedi bet een onlieflyken gooren reuk; als oude Sagumanta, zo groeyen uit dit bout, zo wel als uit Sagumerg , dikke vette wormen of rupzen , waar wit groote zwarte Torren werden, dewelke ma andere bomen vliegen, om daar baar koft té zoeken, inzonderbeid na de Zagueers-bomen , daar menze in de Gorugongs vind, waar in men den drank tyffert , zo dat dezen boom voor de moeder van alle zwarte Torren gebouden word. De Hondert en derde Plaat Vertoont een Tak van een Boom , wiens hout kort van duuf is, en by de Inlanders Caju Pegamatta gcnaamt werd. XIX: HOOFDST U-K. Eyparebu- Boom. E alle de Indifche landen, die omtrent- dom JEqisarap ` leggen, dragen de bomen doorgaans gedurig groen lof, en 1$ dierbalven zeer raar , als men E eene vind , die żeń deele of t'eenemaal zyne bladeren afwerpt, wy beb- ben in de voorgaande boeken wel eenige befcbreven , dieze ten deele afwerpen, maar gene, die zo volkomentlyk ^t zelve doen , en met beurten zo kaal flaan, alsdeżen, die wy nu befchryven zullen, — Het is een middelbare boom, de bladeren zyn van ge- meen fatzoen, [taan zonder order; vier en vyf duimen lank , twee dito breed, met weinige en fubtile ribben , by baar oor/pronk aan den fleel een kuiltje bebbende, gelyk de Canary-bladeren. De vruchten hangen aan trosjes, weinige by malkanderen, in de gedaante, en grootte als Hagedijje-Eyeren, of Vogel-bertjes , eerft ligt-blaauw, daar na zwart-blaauw, als rype Canaris, met eenige donkere punêljes van buiten bezet. Onder 't-buitenfte weinig en onfmakelyk vlee/th , leid een langwerpige korl of fieen, in de gedaante van een kleene Canarie , en groot- te van een Olyf-fieen, of wat kleender , in fes kanten verdeeld, waar van de drie meer üitfleken , en de kort meeft driekant maken, voor met een kort bard fpitsje , "t welk ook aan de gebeele vrucht uitfleekt , voorts zyn de Jpatien tu[Jcben de kanten rimpelig, en vol kuyltjes, als ofze uit-gegraveert, of van de wormen uit-gegeeten wa- ren, gelyk men ziet aan 't Canarium decumanum , boe- welaan den gebeelen boom nietsis , dat na Canaries riekt, of fmaakt , en 't gebeele nootken kan men in drien verdee- len, binnen leid een langwerpig, droog, en hard beeft- ken, mede met een fpitfe voor uit, en waar by nog iets bangt , als een tweede korl, zommige korls zyn merkely- ker driekant , zommige feskant , en ook wat kortér. ^t Hout is matig zwaar, digt, en cenigzints tot timmeren be- quaam. dë , Sayfoen. De vruchten vind men in de Oofter- Mous. on. Naam. Jn ’t Latyn Arbor rediviva, by de Maleyers is by onbekend. Op Amboins op Leytimor Typarehu em Tette Palehu, dat is levend bout, en levendige kruyns niet om dat by een durabel bout beeft, maar om dat by zomtyds dood [cbynende , kort daar na weder jonk loof ge- wint, want alle jaren in 't einde van de regen- Mou[Jon , werpt dezen boom alle zyne bladeren af , zo dat by als ver- dord ftaat , bet welk in deze landen een raar fpeltacul is, alzo men nus “sp is bomen zonder bladeren te zien, die nog leve G zyn, en een maand daar na gewint by wederom groen f Plaats, Hy is in Amboina weinig te vinden, waffen- de bier eń dag een, 20 «vel omtrent de ftrand , als in 't ebergte, by moet op Celebes ook zyń, want de Macas- pes bebbender eenige kenni/Je aan. Gebruik, De Amboinezen zeggen, dat men goede one derleggers daar van maken kan , onder- folderingen „en vloe- ren in de buyzen, daar zy zo durabelzalzyn, als Make kilan, én voor wiens mede-zoorte men bem bouden mag» andere daar en tegen zeggen, dat by omtrent de grond niet durabel zy, gebruiken bem dierbalven aan de boven- fte deelen van de buizen. De andere deelen, als vrucb- ten en bladeren, bebben tot nog toe (zo veel my bekend is) geen gebruik, bebalven dat de nootkens zomtyds be- waart worden, wegens bare mooye gedaante, X2 Di 166 HERBARII AMBOINENSIS Libir V. cap, XX, In Rumphii Adpendice hec adduntur. Ayparebu rami in plurimas rachides breves dividun- tur, ac tres quatuorque'rami uno ex ortu progermi- nant, Foliafolitaria , fed arcte fibi juncta, funt; tres quatuorve pollices longa, binos lata digitos, adoras obfcure dentata; nervus magnus non directe per me- dium tranfit, unde una folii pars latior eft altera , bi- na quoque laterales cofte inferius concurrunt, quz cum aliis oblique admodum decurrunt. Ex fuperio- rum foliórum alis folitarius progerminat petiolus, ul- tra digitum longus, ex quo flores excrefcunt, ubi foliolam erimpit. Floseuli funt pufilli , caliculo infi- dentes pentapetaló viridi, in quo quinque alia ob- Ícure bent locantur, cum plurimis brevibus & al- bis ftaminibus ejus cavitatem replentibus. Fructus in textu defcribuntur, qui decembri obfervantur. Tabula Centefima Quarta Ramum. exhibet Arboris redivive Ayparchu dida. Dit werd er in het Byvoegzel van Rumphius byge- daan, De takken van Ayparehu zyn vol korte ryskens, ook Jtaan drie a vier takken uit een oorfpronk, De bladeren ftaan enkeld, dog digt agter malkander , drie en vier duimen lang , twee vingers breed, aan de kanten donker getant , de groote fenuwe gaat niet regt door de midden, waar door de eene helft van °t blad breeder is dan de ande. re, ook ftooten nog twee zyden ribben agter by malkander, dewelke nevens nog andere zeer fcbuyns loopen. Uitden Jcboot oan de en bladeren komt een enkele fteel , ruim een vinger lang , daar aan bet bloeizel zit, met een kleen blaadje agter aan. Dit zyn kleenebloempjes , ftaandein, een kelkje van vyf groene blaadjes gemaakt; en daar in vyf andere vuil-witte, voorts digt uitgevult met korte en witte draatjes, De vruchten zyn in de text befebreven, men ziet die in December. | De Hondert en vierde Plaat Ronm Ayparebu géz Vertoont een Tar van de herlavenda .. paamt, ^ CAPUT VIGESIMUM. Frutlus Boba. Caju Boba. Rbor hzc magna gerit folia vulgaris forme, qua folitaria locantur & inregularia, fatisque ingen- tia funt, novem nempe & decem pollices longa, uatuor & quinque lata, integra, brevibusque infi- dica petiolis, in longum apicem terminantia, quo- rum coftx ample diftant fine ulla proportione. Fru- €tus Myrobolanos Cbebulos referunt , fed non ita angu- lofi funt , inferius anguftati inftar junioris fere Jambo- fæ; ipforum caro exterior obfcure viridis eft feu ni- gricans, arenofa, & fragilis, fub qua tenuerecondi- tur putamen ,utiin nuce avellana, in qua nucleus in- venitur aquofus , fatuus, & ka A faporis cum levi amaritie s Arboris im inutile eft. Nomen. Latine Fru juxta Amboinenfes Aybola Lamabu , h. e. lignum Guajacum a fubfequenti ufu. | 3 | Locus, Raro obcurrit, ac potiffimum in Leytimo- ra, unde & noftrz nationi non multum innotuit. Ufus. Amboihenfes hane arborem Guajacanam vo- cant, quum. ejus nucleos clavis pedum inliniunt ; qui plerumque ken 7 funt Amiboinenfium variolarum , ut illos enecent & exficcent, pédem vero perhoram fupra ignem torrere debent, donec linimentum fit ficcum & penetratum, "Tabula Centefima Quinta Ramum exhibet arboris, quee Caju Boba vocatut; &us Bobe.' Malaice Caju Boba, ` XX HOOFDSTUK. Bobe-Frucht: De boom beeft groote bladeren, anders van ge- meen fatzoen, zy flaan enkeld, zonder order, eń ayn rykebyk groot, te weten, negen en tien duimen lank, wier en vyf dito breed, met efene randen, korte fielen, en een lang fpitsje voor aan, de ribben [taan wyd van malkander , en zonder proportie. De vruchten zjn; als Myrobolani Chebuli, dog zo boekig niet , en met een Jmalle bals, bykans als een jonge Famboes , bet buitenfte vleefcb is donker-groen , of zwartachtig , zandig , enbrys zelig , daar onder een dunne fcbaal, als een Hazel-uoot , en daar binnen een witte waterachtige korl, laf, of on- aangenaam van [maak, met een kleene bitterbeid 3; bet . bout is ondeugend, Naam, Hm ^t Latyn. Fruftns Robe. In 't Maleyts Cas ju Boba, na "t Amboinfe Ayhola Lamahu , dat is, Pokbout , van ’t volgende gebruik. Plaats. Hy kęs paz. Sępa , meeft op Leytimor, en is dierbalven dé ösze nog niet wel bekend. Gebruik.;De Amboinezen noemen bem, als gezegt, Pokbout, om datze de binnenfte korls op de krabben der voeten [meren , dewelke gemeenlyk zyn een reftantje van de Amboinze pokken ; om dezelve te doden , en op Ze dro- gen, maar xy moeten, dan den voet over een vuur braden; tot dat bet hec mer droog werd, e^, £ * De Hondert en vyfde. Plaat Vertoont een Tak van de Boom Cox Boba genaamt] úg (J = — SSS N NN ORAN LE K, y [X Y, 1117) UWA =H, 7 mere ii qute nene — OS = SSS SSS IS A SCI == Wa 4 499, DY GE Ge LLÄ PT TTA 2 7 17 2; wzm: a 772 EL SINE N Ge e KN wes SINN S. 5 Se z de ZZ z. ma 215 TRAS, N TU FE ASR NNN zz CELL ALL YT GL LEE FH PANA PA AR 7277 SS I TÄ wer ee Gees BEE 42 z 22277. WMA Lj 222 zu". NU: WU U Dad: E NNN KE Dë EE ~ II > A = z. ep MM ANS ISIN OSIN =. MSS TF ER == Tom. AU. V Bock. XXI Hoofift. CAPUT VIGESIMUM PRIMUM. Arbor Spiculorum. Caju Caloway. Aloway duplex eft, latifolia & anguftifolia, que > iterum duplex eft. Latifolia eft arbor medio- cris, ramos gerens utcunque reétos, firmos, & virides, quorum folia fuperiora plerumque funt in- ordinata, inferiora vero bina & terna fimul in una rami parte; Folia hzc funt longa & angufta, majora ilis Canarii, firma, ab utraque parte acuminata, de- cem & undecim pollices longa, tres ac tres cum di- midio lata, pallide virentia,, paucisque tenuibus & nigricantibus coftis pertexta, ` "Fruncus haud multo . craos s illo Calappi. WA R $ , jus lignum pallide flavefcit ccum ; albicat » pueda in jocis nigrica ENEE „feu i variegatum, que circa cor adeo concur- runt, ut Novelle nigre fimile fit liga, eftque por- ro fatis grave & durum, quales & reliqua hujus ar- boris partes. ~ Anguftifoliz fpeciei alia varietas obfervatur, qua multo breviora gerit folia, quam precedens, fed que paulo latiora funt. Alia infuper fpecies, que latifolia magis adcedit, folia gerit decem & duode- cim pollices longa, tres quatuorque lata, horum ve- ro cofte funt fréquentiores ac parallele, inferior ip- forum pars ex czruleo virefcit , uti Palale fecunda & tertie , quorum faporem hujus arboris folia quoque habent. Hujus lignum magis albet & mollius eft quam praecedentis, fine nigris maculis, nihilominus tamen durabile ad tecta, | € Tertia ac proprie Ge fpecies folia gerit tredecim ac quatuordécim pollices longa, tres qua- tuorque lata, inferius glauca, paucis obliquis coftis donata, funtque firma, in junioribus ramis funt al- ternata, & in arbem fimul locata, inferius nempe uinque ac fex, füperius octo in circulo quafi dispo- ita, quaque flaccida funt éz deorfum dependent, in- terítitia nodorum pedem circiter longa fune, viridique cortice obduéta, in longis ramis fuperiores ifti circu. li in quinque firmos ramulos dividuntur , quorum qua. tuor in orbem ponuntur, ac quintus incurvus eminet, ex octo, novem , & decem foliis formati , eodem mo- do pofitis, que decem ac undecim pollices longa funt, binos lata, omnia per flacciditatem dependen- tia, ac tali modo penicillum Partifani referunt, ubi vero ` A eier rn ramuli exoriuntur, circulus eft ex decem vel undecim foliis compofitus , qua non de- pendent, fed oblique eriguntur , atque poit fesquipe- dale interftitium alius exoritur circulus , ex no longiffima & ve nque foliis formatus, que omnium Srmifima funt, atque transverfaliter inftar radiorum ftelle emittuntur. Hujus fj er truncus angulofus & fulcatus eft in- ftar illius Lanfii. Lignum vero durum, grave , pluri- misque nigris maculis variegatum , quam in ulla ante- cedente fpecie, circa cor obfcure cinereum eft, in- ftar Novelle nigrae, videturque ficcum efTe, fed fub- tili inpregnatum eft pinguedine , unde & flammam facile concipit, claramque excitat, odorem vero fun- dic inftar pifcis faliti & tofti. Per ingentem ficcitatem tam raro fructus producit, ut nunquam illos viderim, licet varios ejus truncos excidi jufferim, nec incole mihi iftos notare pote- rant, ! "Nomen; Latine Arbor fpiculorum, ac prima fpecies latifolia , fécunda & tertia fpecies a uitifolia Eus inea, ac peculiariter quoque tertia /tellata. Malaice ju & oe Ős fubfequenti ejus ufu, ac fic quoque Ambomice u Caloway feu Oebat Caloway, h. e. pharmacum contra arundinacea jacula. In Hitoca Aylanu Selu , ex fimilitudine foliorum pifcis Geep, alii Hitoenfes hanc vocant Haul Amuret, ‘Ternatice Gabi Gabi, h. e. Pangil, feu nutu clamare. Locus. Hec arbor raro obcurrit, actantum in ven- tofis monticulis. ` not) mr! | Ufus. Lignum aptum eft edificiis ac potiffimum ip- farum tectis, quum graves ex ipfo poftes formari ne- queant. Tenera ejus folia mafticata, vulneribusque inpofita , ex celis jaculatoriis , Caloway dictis, contra- 3 AMBOINSCH KRUYDBOEK. 167 XXL HOOFDSTUK. . Caloways-Boom: bladige, die weder tweederlei is. De breedbladi» ge H een middelbare boom, met veel regte , [Lyve ; en groene takken , waar aan de voorfte bladeren mee zonder order flaan , maar de agterfte twee en drie by mal- kander, eń dat aan de tene zyde van den tak, de blade- ren zyn lank en final , grooter dan die van de Canari-boom, Styf „agter en voren toege/pitft, tien en elf duymenlank, drie en drie en s. balf breed , dopts-groen, met weinige Chan is tweederlei, breedbladige en fmal: Jubtile en fan. tige ribben. ^ De Ham werd niet veel dikker , dan een Calappus-hoom. Het bout is bleek-geel ; en befterft witachtig, bier en daar met zwartachtige aderen, ofte draadjes’ gefpikkeld , em omtront het hort 70 digt by malkander s dat 't de No- vella nigra gelykt , voorts redelyk zwaar en bard, dog droog , gelyk alle deelen des booms zjn. > = =a i y Het [malbladige beeft eenige verandering, want eene zoorte beeft korter bladeren ; dan de vóórgaande , maar die wat breder zyn. Een andere zoorte, die meer met "t breedbladige over-een-komt, beeft bladeren mede tien a twaalf duimen lank, drie en vier breed, maar de ribben zyn meerder, en lopen paralleel , de onderfte HE is blaauw-groen, gelyk aan de Palala de tweede en der- de, welkers fmaak deze bladeren ook eenigzints bebben. Het bout is wat witter en weker , dan 't voorige , zon- der e zwarte fbippeltjes , niet te min durabel in 't dák- wer De derde en eigentlyk fmalbladige , beeft bladeren dere tien aveertien duimen lank, drie en vier breed, van on» deren regt-blaauw of Spaans-groen, met weinige /chuin- ze ribben, en ftyf , aan de jonge takken fłaanze met beur- ten, en in en van er, te Weten, agter vyf en fes , Voor acht in een kring , maar de voorfte żyn flap, en bangen nederwaarts , de Plaatzen tuffchen de kringen pis omtrent een voet lang „en met een groene [chor[Je be- kt „aan de lange takken verdeelen baar de bovenfte krin- gen in vyf ftyve ryskens, waar van de vier om de mid- delfte [taan , en dragen boven een kroon van acht , negen, en tien bladeren in voorfchreve fituatie, tien en elf duy- men lank , twee dito breed , alle wegens baare flappigbeid af bangende , en zo een quajt van een Partifaan vertonen- e; daar deze vyf takjes E zamen [toten , flaat een kring wan tien of elf bladeren, niet bangende , maar fcbuyns ever eynd, en na een fpatie van anderbalf voet , een an- dere kring van acht en negen bladeren „de lang fle en ftyf- fe van allen, en regt over-dwers, als de Jtralen van ten over. 8 De [lam van deze zoorte is wat botkig, en gevoornt , als diewan de Lanze-boom ; bet bout mede bart, [waar, en met meerder [warte fpikkeltjes dan alle de voorgaande; omtrent bet bert donker-graauw , gelyk de Novella ni- gra; ‘t fchynt droog, maar beeft een fubtiele am i “daarom bet vuur ligt ontfangende , en beider brandende, doch riekt als gebrande zoute vifch. Het draagt zo zelden vruchten wegens zyne groote droogte , dat ik ze-tot noch toe niet gezien beb, hoewel ik ver/cbeide flammen beb laten omkappen , en de Inlanders «wifłenze my ook niet te beduyden. aam. In 't n Arbor fpiculorum , de eerfte zoor- te latifolia, de tweelle en derde anguftifolia& zruginea, in 't byzonder de derde ftellata. Op Maleyts Caju en Dann Caloway, van 't volgende gebruyk, en zo in 't ‚Amboinfeb-Manu Caloway of Oebat Caloway, dat is Pharmacum contra aundinacea jacula. Op Hietoe Aylanu Selu , van de gelykeniffe der bladeren na den i/cb Geep „andere Hitoeëzen noemen bem Haul Amuret. Op Ternaats Gabi Gabi, dat is Pangil, of roepen met een wenk. Plaats. Dezen boom word mede weinig gevonden, en dat alleen op luchtige bergkens. Gebruik. Het bout is bequaam tot den buysbowtw, meeft tot "t dakwerk, want men kan geen fwaare ftylen daar oan bebben, De jonge bladeren geknowwt , en op de nn gelegt „die van Werp-pylen Caloway p 3 zyn) 168 HERBARILAMBOINENSIS ZiberV.cap. XXII Ga, ramenta & fragmenta extrahunt , que ex ipfis inherent vulneribus; Caloway enim longa funt tela ex acuta aruftdine aliove ligno confecta, quz ex mahu vibrantur , Ceramenfi populo vulgatiffima, qua noxia admodum funt ińftrumenta vulnerantia , atque ad offa penetrantia in ramenta facile diffiliunt , vel ipfis tam fir- miter inherent, ita ut evelli nequeant , quin disrum- pantur, Pifeis Gepe hanc quoque malignam habet naturam , quod homines pufillis navigiis infidentes vulneret in pedibus vel brachiis eodem modo ac Ca- loway, a quibus utrisque hzc arbor fuum fortita fuit nomen, ac folia formam. Alii mafticata vel contri ta folia anthracibus inponunt , ut magis intumefcant,& disrumpantur, Ejus lignum foco etiam conducit. Tabula Centefuma Sexta Rámum exhibet „Arboris fPiculorwm , que Caju Caloway inco- lis dicitur, CAPUT VIGESIM: SECUNDUM. Clompanus major. Clompan. Æc arbot Eriópboro quam fimillima eft, ejus au- tem rami non ita ordinati funt, nec truncus fpi- nis obfeflus eft, nec cortex ita albicat quam E- riophori , ceterum ejusdem altitudinis & craflitiei. Folia plerumque in ramorum fummo progerminant longis in petiolis , qui ad finem incurvantur , atque in- ordinati funt. Septem autem folia petiolo fimul in- fident , plerumque in orbem, Eriophori foliis fimillima, fed majora, & fuperius latiffima, ac fubito in apicem definentia, horum medium novem pollices longum eft, tres cum dimidio latum, reliquaque tria latera- lia pollice breviora funt ; firmiorá, & craffiora illis Eriophori , inferne viridia, fuperne pallidiora. Flores concavum referunt caliculum , ex quatuor vel quinque petalis formati obliquis, & retrorfum flexis, fere inftar Papaje floris, in medio autem pis ftillum erigitur , ex albo flavefcens ac vifcofum , quod ad bafin obfcure rubet, odoris ingrati. Fructus burfam refert uno latere rećtam , altero in- curvam , inftar crefcentis lunz , incurvum gerens api- "cem inftar harpaginis, externe primo viridis , dein croceus, ac demum nigricans , ex brevi crafloque tiolo dependens, quique maturus ad rotundam de- ifcic partem. Putamen exterius durum eft , femi-di- gitum craflum, interne ex incarnato colore eleganter rubet,in multas cellulas divifum , in quibus officula locata funt rubra pellicula obdućła , atque fub hac tenuis ac nigra glumia. Officula hec ficce inpofita funt medulla, multis fibrillis pertextz inftar Tama- rindi fructuum. Quodvis officulum Fabe magnitudi- nem habet , oblongo-rotundum, externe higerrimum, non autem fplendens, interne albicat , eftque durum, ac pinguiflimum , ita ut oleum ex illo exprimi poffit. Si cortex incidatur, album exftillat lac, quod fta- tim infpiffitur inftar calcis, fed pauciffimum, & in pe- tiolis non obfervatur: Vulgarium arborum lignum eft album, molle, & fragile, fi vero arbor fit vetufta, cor gerit flavum & duriusculum , per longitudinem ftriatum inftar ligni Ciati, ex quo Bandenfes & Ce- ramenfes afferes fecant,ad ciftas & fcriniaria opera, lignum hoc, licet fit leve, in aqua fundum petit, quum fit fungofum, & aquam inbibat. In Macaflara hzc arbor in tantam noti excrefcit al. titudinem quam Amboinenfis, fed magis extenfa eft, & craffiorem gerit truncum , fi floreat, tetrum fpirat odorem, qui per ventum ad longam percipitur di- ftantiam. Lignum ibi quoque flavefcit, ac quodam- modo ruffefcit, & per longitudinem ftriatum eft, quod ad craffos adhibetur afferes, ex quibus ZEthio- pes fepulchra & minora. formant navigia. Nomen. Latine Clompanus major. Malaice Clompan. Macaffarice Calompon. Bandaice Fougul ; quidam hanc vocant Eriopborum filveftrem , contra Ternaten- fes filvefirem Maroccam, quum fubfequentem Clompa- num minorem domefticam putent efle, Locus. zyn, trekt de fplinters en flukken uyt , die van dezelve in de wonde zyn fléken blyven, want Caloway zyn lange pylen van [cberp riet, of ander bout gemaakt, die men uyt de band fcbiet , by de Ceramfe Volkeren zeer gemeen een food geweer "t welk in ?t guetzen op bet been floten- de, ligt Jplintert, of in 't been zodanig fteken blyft , dat men 't zonder ftukken niet wyttrekken kan. De Vifch Gepe is mede van die booze natuure , dat by de luyden in kleene praauwen zittende , dikwils in een arm of been Jobiet „als een Caloway , van welke beyde dezen boom zy. nen naam, en de bladeren baare gedaante bebben.* Andere leggen de geknóuwde of gewrevene bladeren op de bloed- Jweren , die ze fterkelyk optrekken , en tot "t breken brenden, Zyn bout kan men tot brandhout gebruyken. E De bondert eń zesde Plaat Veitoont een Tak van de Splinter-boom, die Caju Caloway by de Inlanders genaamt wert: "XXH HOOFDSTUK. ¿De groote Clompan-Boom , ofte de wilde Capox-Boom. Exe boom: Ze den Capox-boom zeer gelyk , doch, de takken waffen juyft in zulken order met, ook heeft den: ftam geene doormen, en de fchorfe is zo wit niet als aan den Capox-boom, voorts van dezelfde dikte en boogie. De bladeren bangen meeft aan " voorfte der takken, op lange fttelen ; dewelke aan ’t eynde krommen, en zonder order ftaan,' 7. bladeren teffens op eenen fteel s meeft in een kring , de Capox-bladeren gelyk , maar groo- ter, na voren wat breed, en febielyk in een fpits eyndi- gende, bet middelfte is 9: dwymen lank, 3% dito breed; de andere 3. te weerzyden telkens een duym korter, fty- ver, en dikker , als de Capox-bladeren s binnen zynzę «vat groen, van buyten wat bleeker. De bloemen zyn als een bol kelkje, van 4. a 5. blaad- jes gemaakt s. {cheef „en agterwaarts gebogen , {chier als de bloemen van Papaja, in de midden met een boorntje, van verwe wit-geel, en als befmeerd, op de grond done ker-rood, van reuk oul, : De vrucht is als een beurs, doch de eene zyde is regt, en de andere krom als een swaffende Maan , met een kromme fpits voor p , als een baak ‚van buyten eerft groen, daar na boog-geel , en ten laatften f'wartacbtig , aan een korte dikke fieel hangende, ryp xynde, aan de ronde zyde open berftende. De buytenfte bolfter is bart , en wel een balve singer dik, binnen is ze fcboon incarnaat-rood , in veele Cellen verdeeld , daar inne. korls leggen met een rood vlies bekleed , en daar onder een fwarte dunne fcbaal. Deze korls leggen in een droog merg , met veele vezelingen door- trokken, gelyk de vruchten van Tamarinde. jet korl is in de grootte van een boon, langwerpig-rond , van buy. ten pikfwart , doch niet glimmende , 't binnenfte is wit, pw „doch zeer vet, zo dat men oly daar uyt Pere Jen Kan. RT Als men in de fcbor [Je kapt , komt een witte melk voor ` den dag s. doch word. terftond droog, als kalk , maar zeer weinig, en is aan de Deelen niet te zien; "t bout van de gemeene bomen is wit , week, en breekfaam , maar als den boom oud word, krygt by binnen een geel en bard- achtig bout, in de lengte geftreept als Kiaten-bout , waar van de Bandanezen en Cerammers planken zagen ‚tot Kift- jes, en voor de Scbrynawerkers bequaam ; dit verfch bout al is "t ligt zinkt evenwel: in *t water , om dat bet 000515, en ^t water inzuygt. Op Maca/fer werd deze boom zo boog:niet als de Am-. boinjcbe , maar meer uytgebreyd , ep dik van ftam, als by bloeyd , geeft by een vuylen reuk van zig , die de wind verre voerd; "t bout is aldaar ook geelachtig , na den rof- Jen trekkende, in de lengte geadert of geftreept , gebru)” kelyk tot dikke planken, waar van de Mooren bare gra ven maken, als mede praauwen. Naam. In 't Latyn Clompanus major. Op Maleyts Clompan. Macaffaars Calompon. Bandanees Fougu!» zommige noemen bem wilde Capok - boom , dag en te- gen de Ternatanen wilde Marocca , om datze de volgen” de kleene Clompan voor de tamme bouden. Plaats. AS E SS PTT IS SSS ss ELIN Z GG SSS = SEZ z Pag. 169. Tal, CVZT Ee A TÄÄ TAR EL = Ge 14% 2 HE 2 ez POSS GE Yd LAS Wie” ILL PETE. N N N N N N N N ss V Bock. XXIII Hoofif. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 169 Locus. Raro in Amboina obcurrit, quaeque ibi in- venitur , flores potiffimum profert , rarosque fructus, majori copia reperitur in parva Cerama circa Eran- am, ac copiofior in Banda, Cerama orientali, & acaffara. | Ufus. Ejus frućtus potiffimum in ufu funt, quorum tofta putamina cinerem Be ad pigmentum Caf- fomba , qui alioquin ex Durionum corticibus prepa- ratur, uti in capite Cartbami Indici id latius explica- tur. Folia contufa confraétis inponuntur artubus vel Juxatis. Tenera autem folia contufa, & cum aqua opinata, omnem internum temperant eftum ut & ebrilem. Hunc in finem mukum adhibentur in Am- boinenfibus variolis , ubi refrigerium quam maxime requiritur. t hisce etiam lavari poteft , uti cum illis Eriophori fit, fed non ita vifcofa funt, magisque refrigerant quam depurant. Ex pinguibus cjus oflicu- lis sleek; uti dictum eft, exprimi poteft, fique ba- cello fint adligata, inftar candele ardent. Amboinen- fes arbores plerumque album producunt lignum , Ban- denfes vero & Macaflarenfes , fi fint crafifim& & vetu- fte, flavum ac ftriatum generant cor , ex quo trabes mi- nores & afleres formantur, que arbores potiffimum jn altis & ventofis crefcunt montibus, in denfis enim filvis non inveniuntur; Per ftipites ha arbores propagari poflunt , quarum tamen pauce progerminant. Hz arba- res circa edes non plantantur , quum per fortiorem faci- le disjiciuntur ventum , licet alte & craffz fint , ob fra- gile lignum , rami vero tranfplantari poflunt in folo argillolo , in arenofo enim & levi non facile proger- minant. Officula nigra in fartagine tofta , doncc puta- men ipforum dehifcat , efui apta funt & dulcefcunt inftar Nucum avellanarum , nec Cephalalgiam aut vertiginem cauffant , uti a vulgo putatur. - Ex iisdem ofliculis Javani oleum exprimunt ad Lampades ulitas tum. 2" 8 "Tabula Centefima Septima ma Lie. A. folium denotat Clompami majaris (cu Eriopbori v D , o E. Eius fructum repreefentat. : C. Eundem apertum, ut officulorum feminalium fitus confpi- ciatur. à — S Plaats. Hy waft weinig in Amboina, en die men al. daar vind, draagt mecft bloemen, en weinige vruchten, meerder vind men bem op kleen Ceram, omtrengt Erangi en noch meer in Banda, Ooft.Ceram , en Macafer. Gebruik. Zyn gebruyk is meeft in de vruchten, weh — kers gebrande bolfters een affche geeft tot "t Caffomba vers „wen bequaam, die men anders van de Durioen Jebellen maakt , gelyk in ’t Kapittel van Chartamus Indicus te lezen is. De bladeren geftoten, werden gelegt over ge- broke leden „of gewrigten , die verftuyt zyn. De jonge blad deren gefioten „en mei water gedronken , verkoelen alle in- wendige bitte, en koortzen &c. Het wert tot dien eindé veel gebruykt in de Amboin/che pokken , die groote verkoe- linge van noden bebben. Men kan ook "t booft daar mede wa/jcben, gelyk met de bladeren van Capok , doch zyn zo Jlymerig niet, en verkoelen meer, dan zuyveren. yt de velte korls kan men, als gezegt, olie perfen , en aan een flokje geregen , brandenze als een kaarze. De Amboin/che bomen blyven mee[L wit van bout , maar in Banda en Mas caffer , als de bomen zeef dik en oud van flam werden, gewinnenze dat geele en geftreepte bert, waar van men balkjes en planken kan maken, welke boomen meeft op booge en lugiige plaatzen groeyen , want in °t dichte bofcb vind men ze met. Met ftokken kan men bem verplanten , waar van egter weinige opkomen. Deze bomen leyd men niet geern om de buyzen, om dat xe wel boog en dik worden, maar door een fterken wind zeer ligtelyk gebroken; en omge- worpen worden, wegens ?t bro(fe bout; doch de taten kan men weer verplanten, als "t een kleyachtige grond is, want in zandige en loffe willenze niet wel opkomen. De fwarte korls in een panne gerooft, tot dat de fclelle daar van oa, werden bequaam tot eeten, en zyn zo zoet als Cd noten „zonder vreeze voor booftpyn of du: Ss s Belyk de gemeene man gelooft. Uyt dezelve koris en e Javanen cen olye , gebruykelyk tot de lampe, De bondert en zevende Plaat Vertoont by Lett. A. een bladt van de groote wilde Capoxá Boom. B. Wyft aan deszelfs vrucht. C, Dezelfde geopent , op dat de plaatzing der zaaden gezien wert. : EEE CAPUT VIGESIM. TERTIUM. Clompanus minor. Clompan Boerong. e. minor cum majoti quo ad folia parvam C habet convenientiam fi fructus autem quodam- r modo conveniunt: bor eft plerumque recta . & gracilis, precedente humilior, fenfim vero ad E- ziophori crefcit altitudinem. Ejus folia funt folitaria $ inregularia, cum Canarii foliis quodammodo con- venientia, fed glabriora & anguftiora , ad petiolum anguftata, ubi verrucam quzdam gerunt, ac tres ner- vi concurrunt, bini autem laterales non ample ex- tenduntur, relique enim coftz transverfales plerum- que funt & parallele , inequalis funt longitudinis , inferiora enim fex feptemve pollices longa, fuperio- ra novem & undecim, ac quatuor pollices lata. Flores in racemis excrefcunt fpithamam longis , ex quibus rari & vagi dependent flofculi , ex quinque an- guftis petalis conftantes , ex angufto collo ortum du- centes, dein fefe explicantes , ac demum cito fefe contrahentes in unum. centrum, ubi & plures fimul «onjunguntur , & corymbi formam exhibent, coloris fordide albicantis „feu ex viridi & albo mixti, Ta fun- do minium habent colorem, ubi & luteum erigitur pi- ftillum, trigono capitulo infiftens, odoris gravis , fed cito dispergentis, qui noftre nationi hircinus habe- tur, Ternatenfibus vero gratus & mafculinus. Capitula oblonga , antequam flores fefe aperiant, viridia funt & fplendentia , acfi gummi effent obdu- “a, plurima autem horum flofculorum pars fruftra decidit,ita ut ex uno racemo tres tantum, quatuor „vel quinque frućtus perfecti excrefcant & glomerati quafi dependeant, qui craffæ funt filique & breves, Wulgarem digitum longe , pollicem craíle , binos trans- verfa- ah nz ANIE HOOFDS TUR De kleyne Clompan-Boom, — * ER kleyne Clompan beeft met de groote aan bladereń weinig gemeenfcbap, maar wel met de vruchten, bet is in "t gemeen een regte en dunne boom, lager dan de voorgaande, doch metter tyd wort by een Capox- boom gelyk. De bladeren fłaan enkeld en wonder order, de Canary-bladeren eenigfints gelyk, doch effender , en wel zo /mal, agter na den feel toe fmallende , alwaar zommige eem wratte bebben, en daar ook drie zenuwen te zamen floten , doch de twee ter zyden gaan niet verre, want de refteerende ribben lopen meeft dwars en paralleel; Zy zyn van ongelyke lengte, «vant de agterfte zyn 6. en 5. duymen , en de voorfte 9. en 11. lang , 4. duymen breed, Het bloeyzel komt woort aan troffen , een [han lang, daar aan feldzame en ydele bloempjes bangen , van 5. /malle blaadjes gemaakt , uyt een naauw balsje ont/pringendey haar wytbreydende , en dan fchielyk weer te zamen fluya tende in een Centrum, alwaar ze ook aan malkander wafe zyn „en zo de gedaante van een kroontje wytmakende , van verwen vuyl-wit,of uyt den witten en groenen gemengt. ‚Binnen op den grond żynze Menie-rood, met een geel draatje , opeendrieboekig knopje flaande , van reuk fwaars doch flap , dewelke onze Natie voor bokacbtig, maar de Li n kia pé pe en männelyk bouden. ngwerpige knopjes , eer den bloem komt , zyn groen en glimmende , als of że met e beftreken Mert Het meefte deel dezer bloempjes valt af, zo dat aan een tros maar 3. 4. en 5. vruchten tot perfettie komen, en op een klomp by malkander bangen , dezelve zyn korte dikke houwen, een middelbaare vinger lang , en etn duym dik, twee dwers-yingers breed, een weinig Mr £t. ogen mo HERBARII AMBOINENSIS Liber cap. XXI verfales digitos late , ac parum retrorfum flexe ad apicem , ita ut una feu fuprema pars dorfum gerat rectum , altera pars inferior feu venter rotundior eft, ac hilo notatus, ubi & maturi fponte dehifcunt, uti de precedenti fuit ditum, ita ut formam renis vel femi-plenz lune reprefentent, primo externe viri- des, dein eleganter carmefini coloris cum albo vi- fcologue gummi adherente, interne incarnatum ge- runt colorem feu pallide rubentem inftar Rofe, ubi & feptem officula locantur, enucleatas nuces avella- nas referentia, vel femina Nympbee Indice majoris , quorum latera comprefla fibi ita adcumbunt, ut an- gulofa videantur, funtque nigerrima, nee fplendentia externe, interne vero albicantia & duriusculn inftar Caftanearum , queque uno latere ad oram fifi pu- taminis dependent, quod elegans pr&bet fpeétaculum per oflicula ifta nigra in rubro hoc fructu; in clau- fo autem fructu vifcofus continetur fuccus, qui per exterius putamen undique exfudat , inque dictum muta- tur gummi. Lignum eft album, fragile, nec dura- bile. | Anni tempus. Floret menfe Julio, feu pluviofisanni temporibus , fructus autem Septembri confpiciuntur, eftque una ex illis arboribus, qua folia viciffim de- jicit, quod tamen in Ternatenfi magis obfervatur: antequam vero tenera iterum progerminent folia, vi- fcofa emittit capitula dein decidua. Ternatenfis Marocca parum differt ab Amboinenfi, primo enim arbor major eft quam in Amboina; uti & folia, quorum fupremum & maximum quatuorde- cim pollices longum eft, quinque latum, inferius a- cute definens. ubi & tres concurrunt nervi, uti in Amboinenfi, inferiora autem folia anguítis & rotun- dis auriculis donata funt, que in Amboinenfi non ob- fervantur, brevibus porro infident utraque petiolis. Flores fructusque plurimum cum Amboinenfi con- veniunt; excepto quod florum odor ibi fit gratior. Similis fatis magna arbor folebat crefcere in caftel- to Orangie in Ternata, que cum ejus exftruêtione ibi plantata erat, & a militibus Arbor ftipendiorum vo- dog deze is zo goed niet, en werd meeft by de Moluccanen gebruikt , daar de vori- ge Clompan niet veel waft. De korls in de pan gerooft; tot dat de buytenfte zwarte fchale affpringt, zyn eet- baar, de rauwen kan men ook. eeten , dog te veel genut- tigt, bezwaren 't boofd, daar en tegen allerley ogels eelenze graag. Het flibberige merg, dat buiten om de zwarte korls hangt, gewreven, beeft med Broly. ke reuk, gelyk EAR PM eeft mede een onliefely Uit de middelbare [tammen makenze ook Nadi dwars-balken over bare Galeyen en Korre Körrel SCT de, dewelke van ligt bout moeten zyn, De Ternataan- ze vrouwen gebruiken de fcbor/Je, om de ftonden af te dryven, de wortel met Pinang geknouwt; em op bet boofd gefmeert, geneeft de boofd-pyn , die met fteken ge- engt is. Cavalam , op Braminees Bencaro, in Horto Malab. Tom. 1. Cap. 49. befcbrevén , fcbynt bier mede groote elykeni(je te hebben, gelyk mede Talabo van D. É ermannus, wit Ceylon gezonden aan de Heer Arnol- dus van Syë, met beduidinge, dát des zelfs bloeme ee- nigzinis na men/cben-drek rieke , "t welk van de onze ook kan gezegt werden. Rumphius heeft in zyn Vermeerdering dit aange- tekent. | De groote Clompanus op Banda Fongol genaamt s boud. men de bladeren gevreven en gefmeert alzo kragtigs ja beeter als die van Paufoldo van Solor ; om als zig temandt door wallen of ftooten van binnen bezeert beeft te genezen. | Op Rarakit, of groot Cerams Ooftkant is nog een by- zondere zoorte van wilde Clompanus of Clompan Bu- ron genaamt, werdende mede een groote boom , wiens bladeren drie en drie by malkander [taan , waar van bet middelfte of grootfte negen duymen lank, en vier breedis, de twee andere i pas balf zo groot.,.van onderen. zagt en wolachtig. De vruchten bangen veele by malkander ; in troffen, gelyk Cacara, dog de bouwen zyn dikker s een vinger lang; krom gebogen als een Zabel, en na ag- teren gekeert, van buyten trekkende uyt den groene na bet roode , van binnen ligt-rood, daar in liggen omtrent acht boontjes, lankwerpig-rond, bekleed met een «wit vliesken , maar de boontjes zelfszyn zwart; die van Ra- rakit noemdenze Coackas, en gebruyken zyn langentak- ken by de Siri , die daar. aan oploopt, gelyk men bier met de wilde Clompang ook doet: De boontjes zyn van bin- nen meeft bol. De Hondert en fevende Plaat Wyft aan by Lett; D, een Tak van de kleyne Clompan-boori ofte de kleyne wilde Capock-boom , met zyn bloemén eń . vruchten behangen. E c E. Vertoont een blemetrosje afzonderlyk, F. Een gebeele vrucht. G. Een geopende vrucht, op dat de Plaatzing der zaadeń gezien wefd. AANMERKING. Dit is de Peuldragende Boom met veel Peulen, uit elke byzondere bloem voortkomende , van Ray in zyn Hif. pl. p. 1754. en de Malabaaríche gevoornde Noot, met flymenge boonen van Syen, in de aanmerking op het eerfte deel van de H. Malab. pag. 9o, alwaarze qualyk by de Telabo van de Cinghaleze gevoegt werd, welke ei entlyker aan de voot- gaande boom behoort , die met de Kary/ van de H. Malab. 4: deel Tab. 36. fchynt overeen te komen, waar over ver- ders ziet de Thef. Zeyl. pag. 169. en die van Herman in zyn Muf. Zeyl. pag. 61. genaamt werd Zeylonfche Noote-Boom, met gevingert en ingefnede bladt, wiens bloem na drek ftinkt, &c, 172 HERBARII AMBOINENSIS Liber V.cap. XXIV CAPUT VIGESIMUM QUARTUM. Folium Mappa. Daun Dulang: Ernatenfes hanc arbufculam referunt ad Clompani minoris fpeciem , ipfi Marocca dictam, ejusque marem effe putant, de quo precedens vide ca- put 23, ego autem hanc tanquam diverfam penitus arborem defcribere malui. Ejus truncus eft rectus, gracilis, & altus, nullos emittens ramos nifi in verti- ce, ubi in paucos breves nodofosque dividitur ramos, quorum fuperiores partes lanuginofz funt; Folia ejus omnium maxima funt, quz umquam vidi in arbore, binos nempe cum dimidio pedes longa; fesquipedem, immo binos lata pedes, vetuftiorum vero arborum minora funt. Folium ipfum formam gerit extenfe Raje, inferius nempe latifimum, ac fuperius ele- anter anguftatum cum parvo apice inftar caudz Ra- je ‚fuperneglabrum, inferne lanuginofum , octo pro- tuberantibus magnis coftis donatum , ad oras integrum, nec ferratum. Quodvis folium craffo flaccidoque infidet petiolo lanuginofo & peltato, ita ut folium ipfi qua- fi incumbat, uti in Aro Agyptiaco, acfuperne fovea inpreflum fit. Be Ex foliorum alis racémus progerminat in paucos laterales petiolos divifus, ex quibus flores proger- minant, qui hucusque mihi ignoti funt. Hos infe- quuntur fructus, illis folii calcofi fimiles, fed minores, ex binis nempe tribusve partibus compofiti, externe arenofi & vifcofi, ita ut compreffi digitis fortiter ad- hereant, qui in tres cellulas dividuntur, totidem femina obclüdentes, magnitudine feminis Coriandri , tenera ac lutea carne obdućti, que facile feparari digi- tis poteft: Folia per aliquot dies in zdibus adferva- ta, foetent inftar putride aque. Arboris lignum eft molle, nec durabile, quod tamen ad Tartarren feu teCtorum tegmina minorum domuum adhibetur. Hu- jus binz inveniuntur fpecies , alba nempe & rubra, e- jusdem ceterum forma, qua colore tantum diffe- runt, rubra autem feu fufca paulo minora gerit folia. - Nomen. Latine Folium Mappe , juxta Malaienfe Daun Dulang , quibusdam vero dicitur Totarre Pale- cong. Ternatice Sow & Marocca Nonau. Amboinice Aylanu Sunu , in. Leytimora Ekana. Locus. Crefcit ad adfcenfum altorum & remotorum montium, raro autem in Amboina, potiffimum vero ad finum NufJanive, non in denfis fed levibus filvis. Copiofum ef in-Cerama & Moluccis, uti & in Cele- bes ora Orientali. - Ufus. Utriusque folia ab incolis Moluccarum & Amboinenfium infularum ufurpantur loco mapparum & mantiliumy in publicis conviviis pro quovis homi- ne unicum fternitur, quem in finem melius condu- cunt illis Daun Medji. Adhibentur etiam in Oryze ciftis, atque Oryze fübponuntur, quum non putre- fcant, licet per fummos montes devehantur, ubi aer ceterum eft nebulofus & humidus, atque facile in pluvias diffolvitur, ibi & incole hzc folia folebant capiti inponere loco petafi, ut a pluviis arborumque Stillis caput arcerent , uti. & plerumque ad talium montium adícenfum crefcunt, de quo ulterius vide LN ante Caput 63. libr. 10. in Mufco Capillari ofitos, x Alphorenfes Celebem inhabitantes hoftium capita hifce involvunt foliis. Tabula Centefima Octava Ramum exhibet arboris, qua Folium e vocatur, Ubi Litt. A. ejus fruétum trigonum & trilocularem denotat, CAPUT XXIV. HOOFDSTUR De Tafellakens-bladt-Boom, E Ternatanen rekenen dit boompje onder *t dn. ` D van Clompanus minor, by ben lieden Aë genaamt, en bouden bet voor 't manneken van ^ zelve, waar van ziet 't voorgaande 23. Capittel, de ik beb 't liever voor een byzonderen boom willen Dech De fiam is regt, rank, en boog, xonder takken tot in den top, alwaar by zig eerft in weinige korte en knoefti- ge takken verdeeld , welkers voor fte einden wolachtig zyn; e bladeren zyn van de grootfte, die ik ooit aan eeni en boom gezien beb, te weten, twee en een balf voeten n een en een half, en twee voeten breed, dog aan de oude ; bomen zynze kleender , bet blad beeft de gedaante vaneen uitgebreyden Rog, namentlyk van agteren breedft , na. voren fcbielyk toelopende s waar aan een kleen Jpitsken is als een ftaartje van een Rog, aan de bovenfte zyde even, aan de onderfte zyde wolac tig, metacht uitftekende ro ve ribben, aan de kanteneven, en ongezaagt. Teder bład Staat op een dikken flappen fteel, die mede wolachtig, en onder 't blad gevoegt is, zo dat 't blad daar op E “als aan 't Arum /Egyptium, en boven een kuyl maakt. Uit den fcboot der bladeren komt een tros, in weinige zyde-ftelen verdeeld, daar aan ^t bloeizel voorkomt, "e welk nog onbekend is. Daar op volgen de vruchten; die van ’t folium calcofum gelyk, dog kleender, teaveten, van twee en drie delen te zamen gezet , buiten zandieen Kleeverig , vaft aan de vingers bangende , binnenin drie celletjes wind men zo veel zaden, in de grootte van Cori ander, met dun geel vleefch omgeven, "t welk zig ligt laat afwryven, de bladeren eenige dagen in buis bewaart, rieken wat vuyl, als fpoel-water. Het bout is Week s niet durabel, egter tot Tartarren of dak-Sparren, aan ligte gebouwen bequaam. Men vind twee geflagtendaar . Ke witte er rode A van nd gedaanten, maat ver- chillen in coleur, bet roode of bruin[leelime bee kleender bladeren. d io e, or Naam. In *t Latyn Folium Mappz, naar ’t Maleyts Daun Dulang, zommige noemen t Totarre Palecong. = Ternataans Sou en Marocca Nonau. Op Amboins 15 Suna; up LAS laats. Het waft aan °t opgaan der boogte van verre afgelegene gebergten , weinig in Amboina, en meeft om- trent de boek van Nuflanive, niet in digte, maar in lig- te bo[Jcben. Men vind ’t mede op Ceram, en in de Mos luccos , als mede op Celebes Ooft-kuft. Gebruik. Beyde wordenze gebruikt van de Inlanders der Moluxe en Amboinze eylanden, in plaats van Tafel- lakens en Servetten, in publicque maaltyden voor yder menfch een blad leggende, waar toe zy bequamer zyn, als Daun Medji. Het werd ook gebruikt, om in de Rys-ka(Jen onder de Rys te leggen, want ze bederven niet, als men. over "t. hoge gebergte reyft „daar ^t altyd miftig en mottig is, en de lugt zig gemeenlyk in een re- gen ontdoet , daar plegen de Inlanders deze. bladeren op 't boofd te zetten, als een weer-boed, om vandenre- * gen of droppen der bomen bevryd te zyn, gelyk zy ge: meenlyk waflchen aan 't opgaan van zodanige bergen; waar van ziet de Veerskens voor bet 63. Cap. Lib. 10. “in Mufcus Capillaris gezet. e | De Alpboerezen van Celebes bewinden in deze blade- ren de koppen , die zy van bare vyanden balen. De Hondert en achtfe E laat Vertoont een Tak van de Tafellakens-blad Boom. = ie Letter A, deszelfs driehoekig en driehollige vrucht aan- t. Sc? 5 "XXV. 4 YA M Wy WY tig LAA LA = EET SIS = =~ RS v RAS AS ON >> SS SSS SSeS SSS NS SSA IIS IIIA 2 pam. PILOT = G LA N RSS NN : SS: en N Saa ESS N GC SS RO AOS — SN RANIN IIS WEEN Kees Ni TE P au I ET N N AY N AN éa, ass Z VÄ PÄÄT aa, TILA ZA tit 144140 OUT AAN NONO SAA, 1; d (UM YA MAMA (MAMĄ Lë 17 P BERIT Lipp 4 TL Y Y Ze YA W y dy 14/4, t 4444. 7 Z LEI ELÄ NN N II 1 N N 1 MY X AA N W EN IH GE EEG 5 TELTTA Sama. SS E as Zab. CVIII, PA M ! "hi ZZA SEZ LE jj A E Tom. JU. V Boek. XXV Hoofifl. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 17j CAPUT VIGESIM. QUINTUM. Corallaria parvifolia. Zaga Pobon. Unc binas defcribemus arbores, qua ob elegan- tem foliorum & officulorum feminalium formam i hic locari merentur, Corallarias has vocamus, funtque divife in latifoliam & anguftifoliam , quibus fingulis peculiare tribuimus caput. Corallaria parvifolia harum vulgatifima eft, atque in fatis altam excrefcit arborem , Tamarindo fimilli- mam, ejus autem coma non adeo ample eft extenfa, queque recreationis gratia circa edes plantatur, hu- milior eft, elegantemque format frondem , ramorum cortex ‚uti & juniorum arborum eft glaber , fragilis, parumque filfus, in adultis vero truncis cinereus eft, ramulique feu foliorum rachides fibi obponuntur ex tenuibus viridibusque formate petiolis, octo novem- que pollices longis , quarum tria quatuorve paria bi- nos cum dimidio & tres pollices a fefe invicem re- mota funt,raro autem inpar extremum claudit, his- ce rachidibus elegantia increfcunt foliola, per binos ordines (ibi obpofita & alternata, quorum inpar ex- tremum eft, plerumque unum cum dimidio & binos ollices longa, ultra unum lata , juniorum vero ar- foris funt majora,ab utraque parte acuminata, fo- liis Blimbingi Teretis ,libro primo defcripti , fimillima, fed minora, glabriora , & firmiora, e longinquo glau- ca, glabra, & fplendentia, que jucundum prebent ad{pectum , brevibus vero atque incurvis infident pe- tiolis , qui inferiori foliorum parti femper proximi funt, ac proinde nervus medius folium in binas in: &quales dividit partes, faporis dulcis leguminofi. Foliola hzc naturam fequuntur omnium arborum, que minora & pinnata gerunt folia, quod nempe poít folis occafum fefe claudant, quzdam furfum, quadam deorfum, nulla autem planta eft,quz tam precife hanc obfervat legem , quam hic Zaga frutex, de quibus poftea ulterius. _ „Flores ex longis ac tenuibus excrefcunt fpicis , pal- mam circiter longis, quarum quzdam fimul prove- niunt, ita ut laxum & vagum conftituant racemum, pér quorum decurfum flofculi confpiciuntur radiati feu rofacei , ex quinque parvis & anguítis petalis for- . mati, primo albentes, dein flavefcentes, in quorum centro ftaminula quzdam locantur flava, odoris de- bilis, quique facillime decidunt , hos vero infequun tur tenues & plane filique , octo pollices longe , di- itum late, vix cultrum craffe , parum retrorium in- curvate inftar falcis, quarum feptem octove fimul uno ex racemo dependent, primo virides dein 'ni- gricantes externe, m mature dehifcunt, ipfarum- que fegmenta retrorlum | i filique flavefcunt, ex quibus officula facile prolabun- tur, que copiofe intus locantur , Lupini officulis quo- dammodo fimilia, fed minora , magnitudine nempe unguis digiti minimi, feu inftar trigonz őr femi-ple- ne burfule ,angulis rotundis donata, que in medio parum protuberant, funtque duriffima, eleganter ru- bra feu corallina, glabra, & fplendentia, ita tamen, ut ipforum latera intenfe magis rubra fint per lineam cum ipfis parallelam, qua fimilem quafi format bur- fulam feu fpeculum , ab utraque nempe parte; prope angulum acutum per brevem venulam parieti filiqua- rum adne&untur, facillime autem decidunt, magna- ue copia fub arbore inveniuntur. 3 Inform fubftantia interna eft flava, dura, & ficca uti Lupinorum, ejusdemque fere faporis; officula ve- ro hecterram tangentia in arbufculas cito excrefcunt tenues & erectas, quarto jam anno florentes. . Trunci lignum eft folidum, album, & vetuftarum arborum circa cor fufcum, ac durius, hz tamen ra- ro confpiciuntur, Floret menfe Septembri. Nomen. Latine Corallaria parvifolia, h. e. Corallo- dendrum ab officulorum colore. Malaice Zaga Pobon, Amboinice Aylaru & dw utraque nomina a fi- militudine parve Zage & Alaru, qui farmentofus eft frutex. Veri Malayenfes hzc officula vocant Con- dori feu Condorin, ac Chinenfes T/cbongfidji. Locus, Raro obcurrit in Amboina, plerumque fpon- te ctefcit in litoribus planis , & in levibus filvis mari- Tom. UL timis m incurvantur , interne vero hz. KS ITO OPS TILK. De kleynbladige Coraal- Boom. Wee nu twee bomen befchryven, die wegens de mooye gedaante van haar loof en korls albier Plaats verdienen , wy noemenze Coraal-bomen , en zyn verdeeld in Corallariam parvifoliam en latifoliam, die wy ieder een byzonder Kapittel geven. Corallaria parvifolia is de gemeenfte , en werd een redelyken bogen boom, de Tamarinde-boom zeer gelyk s doch o breed van kruyn niet , die men om plaifier om- trent de buyzen plant, blyft lager , en breyd zig uyt met een cierlyken kruyn; de /chor{Je aan de takken, als mede aan de jonge bomen is effen, bros, en weinig gefcbeurd, maar aan de volwafJe fiammen ligt-graauw , en de rysa kens flaan regt tegens malkanderen aan dunne groene Jie- len, 8: en 9. duymen lang, by 3. en 4. paren, 2: en 3. duymen van malkanderen, en zelden met een alleen voor uyt , aan deze fleelen hangen cierlyke blaadjes in twee ryen tegen malkander , met een voor uyt, doch de blaadjes in 't byzonder [taan verwiffelt, in "t gemeen 13 en 2. duy- men lang, meer dan een breed, doch aan de jonge bomen zynze grooter, agter en voor toegerond , de bladeren van Blimbing Teres in °t eerfte Bock befcbreven , zeer gelyk, doch kleender , gladder, en flyver , van verre boog zee- groen, glad, en blinkende, zeer luftig om aan te zien, op een kort en krom fłeeltje flaande , °t welk de agterfte belft van ’t blad altyd naaft is, en dierbalven de middel- fte zenuwen bet blad in twee ongelyke deelen verdeeld s van [maak zoetachtig , als peulen. Deze bladeren volgen de natuur van alle bomen, die kleene en gevleugelde blaadjes bebben , te weten datze baar na Sonnen ondergang fluyten , zommige opwaarts, zom- mige nederwaarts, doch geen plant die "t met zulke pre- ciefe wetten doet, als de Zaga Frutex, waar van bier naar. Het bloeyzel komt aan lange dunne ayren voort, om- trent een band lang, en ettelyken by malkanderen , aan een ydelen tros fhaande, aan welken langs benen kleene bloempjes waffen , dewelke zyn gefternt „van 5. kleene en Jmalle blaadjes gemaakt , eerf wit, daar na geel, met eenige geele draatjes in de midden, flap van reuk „enligt afvallende , daar op volgen dunne en platte bouwen, 8. duymen lang , een vinger breed , en jcbaars een mes dik, een Weinig agierwaaris gekromt als een Sikkel , en met 7. a 8. aan een tros by malkander bungende , eerft groen, daar na [wartachtig, van buyten ryp geworden jj rts ze van zelfs, en de deelen krullen baar agterwaarts op malkander s-en aan de binnen-zyde zynze geel , waar door de korls ligt uytvallen , binnen fchuylen veel korls of boon- tjes, de Lupinen eenigfints gelyk, doch kleender, in de grootte van een nagel van een pink, of beter als een drie- zydig en half gevuld beursje, met ronde hoeken, in de midden wat uytbuylende , fieen-bard , [choon Coraal-rood, glad , en blinkende ,zo nocbtans dat de kanten wat boger- rood zyn , een linie „die met de kanten paralleel loopt , for- meerd een diergelyk beursje of fpiegeltje aan wederzyden, en by den fpitze boek bangenze met een kort adertje aan de kanten van de fcbale, doch wallen ligt af, en leggen met meenigte onder den boom. Hare binnenfte fubftantie is geelachtig , bard „endroog, gelyk aan de Lupinen, ook meeft van die [maak, deze koris op de aarde vallende , fcbieten ligt op tot dunne regte boompjer » die in 't vierde jaar al beginnen te bloeyen. ‚Het bout van den [lam is digt, wit, en aan de oude bomen omtrent bet bert bruyn, en nog harder, doch die vind men zelden. Zyn bloeytyd is in September. Naam. In ’t Latyn Corallaria parvifolia , dat is kleyn- blaadige Coraal-boom,van de gedaante des korls.Op Maleyts Zaga Pohon. Amboin/ch Aylaru en Aylalu, beyde na de gelykenifle van ’t kleene Zaga, en Aylaru , ’t welk een Jlingerend firuykje is. De rechte Maleyers noemen deze korls Condori of Condorin. De rechte Chinezen Tfchong- fidji. Piaats. Men vindze weinig in Amboina, by waft meeft van ze zelfs op vlakke flranden, en in lichte boffchen, 2 niet 1714 HERBARII AMBOINENSIS Liber V. cap. XXY, timis tam in Hitoea , in litore ejus Senalo , quam in Ley- timora in diftriëtu Oerimefling. U/us. Hec arbor non peculiarem praebet ufum , fed ob elegantem ejus formam & gratam umbram circa edes plantatur, ubi in arenofo mollique folo ci- tiffime excrefcit , & late fefe extendit ; ejus coma ibi quoque multo viridior eft quam illarum arborum, que in filvis crefcunt, inter quam aperta filique cum rubris oficulis jucundum praebent fpeétaculum. Ihanenfes aurifices hisce officulis utuntur ex defectu verorum Sagi officulorum ad cohibendum aurum, non quia hec officula hanc habent virtutem , fed quod ipforum farinam in amylum norunt fubigere , cum uo:Metallicum mifcent pigmentum , quod auri fru- ftis & fegmentis firmiffime adhzret. Muliercule quzdam officulorum angulos poliunt, quz perforant,& in amuleta ducunt, quz pueri lo- co Corallorum ad collum gerunt. Chinenfis Condo- rius feu Tabone fds in Auftralibus partibus Chamchiu, Hayting,& infule Aymyu crefcens, officula gerit ro- tundiora 3 duriora, folidiora, & graviora Amboinen- fi, que proprie argenti ponderi inferviunt „eo quod æ- qualem habeant gravitatem. Colliguntur ibi quoque ex altis arboribus ; quz filiquas gerunt breviores Am- boinenfi , non ultra digitum longas, fed femper incur- vas inftar acinacis. Tem talia Condorii officula libre momentum conftituunt, decemque momenta unum Taył feu fectiunculam forte que apud nos decem funt drachmz , noftrorum vero Amboinenfium officulorum quindecim unum Maas feu momentum conftituunt, & centum & quinquaginta unum Tayl feu decem drachmas, ita ut in aliis regionibus fint raviora & majora forte. In Malabara aliisque Indo- ane regionibus quoque crefcunt , atque Portugallice ibi vocantur Gondjo feu Gonzo Cbapete, h. e. plana ana, ad diftinćtionem Zagz ofliculorum , que Gon- o Cabeça Preta vocant. ` In Java tam hzc quam Za: ge oflicula ad pecunie librationem adhibentur; at: que utraque vocantur Zaga feu. Zoga. In Rumpbii Adpendice hac adnotantur. In Hort. Malab. part. 6. Be: 14. Malabarice voca- tur Mantsjadi , Portugallice Mangelins , Belgice Week- bomen, ejusque defcriptio ac figura cum noftra conve- nit; ufus vero ipforum ad cibum »lignique ad tignum hisce incolis ignotus eft. Ex relatu D. Commelini hec arbor in Surinama quoque nota efl. Javani hujus officula itidem Zaga vocant , a quibus etiam adhi. bentur ad auri & argenti librationem. | Tabula Centefima Nona Ramum exhibet Corallarie parvifolie Porifera; A. Ramulum denotat filiguis apertis 8 dehifcentibus oriuftür; ~ ubi & officulorum fitus in confpedum venit. OBSLRVATIO. Hec arbor a Breyn. in Prodr. 2. p. 38. vocatur Crifta Pavonis, Glycyrrhize folio , maxima, Indica, flore fubluteo , minimo, fpicato , filiquis anguftis , longiffimis , ubi femina oc- cultantur, protuberantibus, femine orbiculato compreflo fan- guineo : & eft Phafeolus alatus arboreus, fructu orbiculato compreffo, coccineo. Herm. Cat. H. L. B. p. 495. & Ar- bor filiguofa Indica’, flore fpicato pentapetalo ‚-filiquis longis nodofis, fabis coccineis Ray Hifl. pl. p. 1752. Heec vero mis hi in Thef: Zeyl, pag. 79. vocatur Crifta Pavonis arbor, fo- lii fubrotundis , alternis, flore fpicato, pentapetalo , flavo, lobis longis, fruéta orbiculato coccineo , ubi vide reliqua , & Not. ad Hi Malab, part. 6. pag. 26. SZW CAPUT niet verre van zee gelegen; zo op Hitoe op d Senało , als op Leytimor in ’t diria dr: ermine ag Gebruik. Men beeft geen zonderling gebruyk oan de. zen boom, als dat men bem om zyn fragye gedaante , en om fcbaduwe te bebben, voor de buyzen plant, daar b in een zandige loffe grond baaft opfchiet, en zig Siet uitbreyd , ook is zyn loof veel jeugdiger-groen, dan im de gene , die in °t wild waffen, daar tuben dan de ge- borjte bouwen met de roode koris zeer Sbeculatief bangen. De Ibaneze Goud-fineden gebruyken deze korls by gebrek van de regte Saga-korls „tot ^t folderen van 't goud , niet als of bet merg zelfs van deze korls die kragt bad fide om datze dezelve tot een flyfzel weten te wryven Ca mede xy,"t Metallifche foldeerfel mengen, en aan de Jtuk- ^ ken van 't goud kleven. . Zommige Vrouwtjes flypen de korls wat aan de kan: ien, doorborenze , rygenze aan fnoeren „en latenze de kin: ders in plaats van Coralen dragen. Der Cbinezen Con- dorius of Tfchongfidji, avaffênde in de Zuyder-deelen van Cbamcbiu , Hayting , en "t Eyland Aymuy ,zynron- der , barder , vafter, en f'waarder dan de Amboin/che en werden eygentlyk toż t wegen van zilver-gewigt e bruykt, om datze eenparig van fwaarte zyn. Zy walen aldaar mede op booge bomen, de bouwen zyn korter. dan de Amboinfche , niet boven een vinger lang, maar altyd gekromd, als een Sabel, van zulke Condorius 10. maken een Maas, en 10. Maas een Tayl, ^t welk by ons 104 Drachme zyn; doch van onze Amboin/che korls gaan 15, in een Maas, en 151. op een Tayl, zo datze in andere landen wat grooter of fwaarder moeten zyn. Op Mala. baar ‚en andere Indoftaan/che landen pri hef ook ‚en bie- ten in °t Portugeefcb Gondjo of Gonzo Chapete, dat is platte gondjes , tot onderjtbeyd van de Zorakırlı 3 dieze Gonho Cabeça Preta noemen. Op Fava gebruykt men 20 wel deze als de Zaga-korls , tot bei wegen van "t geld, en noemen ze alle beyde ‘Zaga of Zoga. " Rumphius heeft in het Aanhangzel dit'er bygevoegt. In Hort. Malab. part. 6. Fig. 14. wert bet int Má. labaars Mantsjadi. Portugee/ch Mangelins , in % Duitfch ` Week-boomen genaamt, en: de be chryving zo wel als de Figuur accordeert met bet onze. Doch bet gebruyk tot de koft , en/t bout tot bet timmeren is by deze Inlanders antfch onbekend. Na ?t fchryven van de Heer Comme- ins zoude den boom 00k in Surtnamen bekend zyn. De Favanen noemen deze korls mede Zagas en gebruykenze ook om goud en zilver daar mede te weegen. ` De bondert en negende Plaat Vertoont een Tak van de kleynbladige Coraaldragende-Boom, met zyn bloemen, A. Wyt aan een Takje met de houwen ofte vruchten opens geborften, en daar in der zelver zaaden, AANMERKING. Deze Boom wert van Brey, in zyn tweede Prodr. p. 38% genaamt de Ooft- Indifche- groote Crifta Pavonis „ met h blad van de Zoethout-ftruyk , met een geelagtige , kleyne bloem , met lange fmalle peulen uytpuylende, daar. de zaadeń leggen, met een rond: gedrukt rood zaat :- en, is de boomag- tige gevleugelde Boon met rond-gedrukt rood zaadt , van Herm. in de Catal. H, L. Bat, p. 495. en de Ooftindifche peuldragende Boom met een vyfbladige bloem aan een ften- gel groeyende, met lange bultige peulen, én Yoode zaaden ` van Ray in zyn Hiftor. pl. p. 1752. en wert van my genaamt in de Thef. Zeyl. pag. 79. Crita Pavonis-Boom , met rond- achtige bladen; die over en weer ftaan, met een ftengelag- tige bloem, die vyfbladig is, en geel, met lange houwen, en een rondt rood zaadt, alwaar het overige ziet als mede de Aanmerking op het zesde deel van de ‘Hortus Malab. pag. 26, XXVI. zzzą 7 Z tHe za SIE I Soar wen D | / ^ ; N MS KA 4 K i ÁS M. A YA M EE A EE SE d EE + | n | j ; N Ail TE P 97] N | 7 DY NN f AC NN RU RO NN U W GH V Bock. XXVI Hofi. AMBOINSCH KRUYDBOEK: s CAPUT VIGESIMUM SEXTUM. Corallaria latifolia. Zaga Pobon. Orallaria latifolia quoad folia parvam cum pre- ; cedenti habet fimilitudinem, ceterum arbor e- tiam eft filveftris & alta; aliquando binas ulnas in diametro craffa. Ejus coma denfa eft per frequen- tes foliorum rachides. Folia autem per tria & qua- tuor paria fibi obponuntur ; inpari extremo , quod ceteris longius eft, quz plerumque quatuor pollices longa funt , unum lata, fuperius anguítata in brevem firmumque apicem; füntque glabra, & firmas obli-. quis & intricatis venis pertexta, parumque: protube- rantibus; rachides quoque foliofe ad ortum genicu- late funt, atque inferiora folia dimidio minora fünt fuperioribus, unde & a prioribus multum differuńt , uti & multo etiam pallidiora funt. Flores longis ex racemis dependent, prioribus fere fimiles: ` éi Fruítus a precedentibus differunt, funt enim par- ve rotunde filiquz , magnitudine biobuli,in apicem incurvum definentes, dure, & externe nigricantes , quavis autem filiqua unicum tantum continet offi- . culum, raro geminum , officula vero cum anteceden- tibus conveniunt, fed plerumque fünt majora, & ex trigono oblonga, unuin enim latus, cui venula ad- heret , latius. eft, nec illud fpeculum gerunt per li- neam parallelam formatum, uti praecedentia ; funt porro duriffima , corallii rubrum gerentia colorem; & fplendentia, interne fimilem habent fubftantiam, atque magnitudinem unguis digiti indicis; trunci cor- + fen , bet bout wit, en bard, tex glaber eft,lignum album, & durum; . Nomen. Latine Corallaria latifolia . Malaice Zaga Re Aylaru Pobon, quod commune eft nomen cum prece- denti,fed ad diftinétionem additur latifolia & parvifoliay Locus. Raro obcurrit in Amboina ; pauce quedam hujus arbores inveniuntur in remotis Lariques. mon- tibus , & in finu ipfis vicino Ley, uti & in Oma; Note quoque funt in Banda, Cerama Orientali, & Macaffara. a ; Ufus. Parvum WE praebet ufum, ejus enim forma haud elegans eft „unde neque apud «des plan- tatur ; cjus vero oflicula magis expetuntur quam pre~ cedentis , quum lete magis rubeant , & in amuleta duci melius poffint , & circa collum geftart inftar Corallorum , alioquin ab aurifigibus etiam adhiben- . tur ad cohibendum , uti'de prioribus fuit dictum, fed ex defeétu potiffimum vere Zage, que ad hoc opus melius .conducit. Radices éffoffas quidam fervant ad ufum Medi- cum, fupra porphyritim enim contrite , & cum aqua propinate, abdominis tormina tollunt , que ex bile vel ardore cauffantur. 7 Tabula Centefima Decima Ramum exhibet Corallarie latifolia. Ubi Litt. A. ejus filiguam , B. Vero officulum feminale denotat. CAPUT XXVL HOOFDSTUK. De breedbladige Coraal:dragende Boom. Br latifolia beeft aangaande de bladeren , kleene gelykeni/Je met de voorgaande, "t is anders mede een booge Wout-boom , żomtyds tavee vademen in de rond- te beflaande. De kruyn is mede digt van ryskens en loof 3 de bladeren ftaan met 3. en 4. paren tegem malkanderen, met een alleen voor uyt dat langer is als de andere , die in % gemeen 4. duymen lang zjn, ruym een dito breed A voor toelopende in een Korte fiyve [pits ; glad en ftyf „met Jcbuynze en verwerde aderen ; die weinig uytpuylen ; ook bebben de blad-dragende telgen'by baren oorfpronk een di knietje; de agterfte balf 53 groot als de vtl i dén ven van de voorgaande veel ver/chillende , gelykx ook veel doodfer-groen zyn. Het bloeyzel bangt na malkander aan lange fleeien, beż voorgaande meeft gelyk. ` „De vruchten verfebillen wederom van bet Voorgaande, want bet zyn kleene ronde bouwen, in de grootte van een dubbelde fluyver , voor met een kromme fpits, bard, en Jwart van buyten, bebbende ieder bouwe maar een kort van binnen; en zelden twee. De korls komen met bet voorgaande over een, maar doorgaans grooter; en uyt den driekanten langwerpiger , bebbende de eene boek , daat 't adertje geftaan beeft, wat breeder „en bebben dat /pie- geltje niet van de parallele linie gemaakt, als *t voorige > voorts mede fteen-bard, coraal-rood'; en blinkende , van binnen van diergelyke fubflantie in de grootte van een nagel van de voorfbe vinger : De fchorfJe des lams is ef- „Naam. Jn % Latyn Corallaria latifolia. Op Maleyts Zaga en Aylanı Pohon , gemeen met "t voorgaande , dog tot onderfe 202 met byvoeging van groot en Bleenbladiges Plaats. Hy word weinig gevonden in Amboina , eeni- ' e weinige vind men in ’s afgelegene gebergte omtrent ‚arique, en de daar by gelegene bogt Ley, als mede óp Oma. Zy zyn mede bekent in Banda, Ooft-Ceram , en x Macajer. ` - A ebruik. Zum gebruyk is mede kleen, want by ‘beeft geen mooye gedaante om by de buyzen te planten; maar de korls werden meer gexogt dan 't voorige, om datze blyder-rood żyn om aan fnoeren te rygen , en als -Coralen te dragen ; anderfints werdenze vän de Goud-fmeden tot t folderen gebruykt , gelyk van de voorige gezegt is, dog nie? by gebrek. van regte Zaga, die daar toe veel be- Pota," ‘De wortelen 'wytgegrawen bewaren zommige tot Mas dicynen want op een [teen gewreven , en met water in- genomen, genezen xy % krimpfel des buyks, dat van gal of bitte kómt. De bondert en tiende Plaat Vertoont een Tak van de breedbladi; e Coraaldrazevde- -Boi N Alwdar Lett. A. deszelfs vrucht, e 2^ Bi.» En B. de korls aanwyft, Y 3 XXVII 176 HERBARII AMBOINENSIS Liber V.cap. XXVII, CAPUT VIGESIMUM SP [GE M UM Clypearia. Caju Salowacko. Rbor Clypeorum feu Clypearia duplex eft, alba feu A vulgaris, & rubra. Primo, alba eft arbor lata, corticem gerens glabrum & albicantem ‚cum trunco rotundo ; per co- mam fuam facillime e longinquo dignofci poteft , qua umbellam refert fufti inpofitam. Ejus ramuli funt magni, parum ftriati, & albis punétulis notati, hisce rachides infidetit inordinate, que prope ortum ge- niculate funt, atque tenues & firme, quibus folio- rum pinn& adneétuntur fere obpofitz , a duodecim ad octodecim ares,uti & folia hisce infident obpofita, a decem ig viginti quinque paria. Vetuftarum vero arborum rachides tantum fex feptemve foliorum pin- nas gerunt , ac fexdecim foliorum paria , fupremæque inne & rachides femper longiores funt inferioribus. oliorum forma cum illis Tamarindi convenit, fed minora funt & anguftiora, inferne albicantia, fuper- ne intenfe viridia, faporis fatui cum quodam acore, abruptaque ramorum folia furfum fefe contrahunt & claudunt. . Flofculi funt pufilli , ex quatuor flavefcentibus peta- lis conftructi, qui in centro gerunt plurima craffa & brevia ftaminula cum antheris luteis, Fructus funt filique tenuilime & plane, ultra quatuor pollices longe, vix unum late, externe transverfaliter diftin- éte , in quibus oblonga reconduntur officula nigrican- tia. Trunci cortex eft fuccofus & vifcofus , fi incidatur, non craffus eft, fed tenuis, lentus, cinereus, & ex- terne parum rugofus, odoris tetri inftar putrida a- que. Lignum eft album & parum ruffefcens. . Nomen. Latine Arbor Clypeorum alba, € Clypearia alba. Malaice Caju Salowacko Poeti. Amboinice Sye feu Sya. Ternatice Rare. Bandice Sikat. Locus. Leves amat filvas, & plana loca Soli expofita, numquam vero denfas filvas, 3 KH Virtus ejus medica nondumjinnotuit.' Trunci lignum magno in ufu eft ad Amboinenfium clypéos longos ‚feu Salowackos ex ipfo fabricandos , quum e- dão B um ficcum fit leve & lentum, quod vix incidi poteft vel perforari. Monoxyla etiam ex hocforman- tur ligno, non quum fint durabilia , fed ex incolarum opinione , quod fauftum fit lignum pifcatoribus. Non autem conducunt in faxofis & rugofis litoribus , quum folum Lope & adtraéta filamentofa fint, unde & oportet illa omni menfe levi adurere flamma; ex ar- boris cortice canales formantur, in quibus Saguman- ta contrita pinfitur & fubigitur. ` Secundo rubra fpecies maxime ab alba differt , ejus enim truncus longior eft, &j magis fruticofus, fenfim tamen adeo craflefcit, ut Monoxyla ex ipfo itidem formari poffint. Ejus cortex magis etiam rugofus eft & fiffus, atque ad fufcum adcedit colorem.. Ejus ra- mi funt inregulares & folitarii , quorum füperiores pentagoni funt, & angulis acutis diftinéti, in horum fummo tenues excrefcunt rachides plures fimul , atque in ipfis a fex ad decem foliorum paria , quz magis di- ftant. Folia maxime ab antecedenti differunt fpecie, atque inter fefe etiam non multum conveniunt, inferio- ra enim haud longiora funt ungue digiti. Supremum vero par ultra tres pollices longum eft & latum, ab utraque acuminatum parte, illis Utta Manu fimilia s intermedia etiam variant refpectu aliorum , atque pe- culiarem infuper habent characterem , quod nervus nempe medius non directe per folium decurrat, at- ue ipfum folium oblongam refert teffellam , que gura Rbomboides dicitur. Cuncta autem fubtus in- ne ferici mollia funt, ac breviffimis infident petio- is. Flores parvis infident racemis , qui primo capitu® la funt Sinapios fémen referentia , quz in flofculos fefe explicant , ex quinque fordide albicantibus petalis formatos, quz in centro penicillum quafi gerunt ex ftaminulis compofitum. Fru&us bene XXVI. HOOFDSTUK. De Schildt- Boom. Rbor Clypeorum is tweederley : Eerftelyk bet witte of gemeene: Ten taweeden bet roode. erftelyk: Het witte is een booge regte boom met een effene witachtige fcbor[Je , rond van ftam, by is zeer kennelyk van verre, want zyn kruyn gelykt een Kieper- Jol op een frok geftooken. De takjes zyn groot, wat ge- fireept ‚met eenige witte puntjes, daar aan [taan de rys- kens zonder order , bebbende by baaren oorfpronk een wrat- te, dun en fiyf; en aan dezelve bykans tegens malkan- der de fteelen, van 12. tot 18. Paaren , dragende ins- elyks de bladeren tegens malkander van 10. tot 25. paar, doch aan de oude boomen bebben de ryskens alleenlyk 6. a 7. paar fteelen, en 16. paar bladeren , en de voorfte ftee- len en ryskens [taan altyd langer dan de agterfte. * De gedaante van de bladeren is als van Tamarindus, kleen- der en fmalder , aan de onderfte zyde wit „aan de boven- fte boog-groen , van fmaak [mets met eenige fcberpigbeyd, en de afgebrokene bladeren fluyten baar opwaarts. Het bloeyzel zyn zeer kleene bloempjes , van vier geel- achtige blaadjes, en in de midden met veele dikke , korte, en witte draatjes met geele nopjes. De vruchten zyn zeer dunne en platte bouwen ,ruym vier duymen lang , Jcbaars een breed, van buyten over-dwers geribt , binnen in ge- melde bouwen , leggen langwerpige jwartachtige zaden. De JcborjJe ts Japptg en Jiymtrtg „als men daar in kapt, niet dik, maar dun, taay , ligt-graauw, en van buyten wat feburft , fterk van reuk als vuyl water. Het bout is wit, en een weinig na den roffen trekkende. Naam. In % Latyn Arbor Clypeorum alba & Cly- pearia alba. Op Maleyts Caju Salowacko Poeti, Am- boin/cb Sye of Sya. Ternaats Rare. Op Banda Sikat. Plaats. Hy waft geern in ligte bo[Jcben en vlakke plaat- zen, die wel ter Sonne fiaan , maar nooit in "t digte bofcb. . Gebruik. Zyn gebruyk in de Medicyneń is nog onbe- kent. Het bout van den flam is in groot gebruyk om de Amboinfche lange-fcbilden of Salowackos van te maken s om dat zyn bout droog %ynde ; ligt en taay is ,'daar men ualyk doorkappen of eeken kan. Men maakt ook de leene Praauwen van dit bout, niet om datze durabel zyn, maar na 't geloven der Inlanders , gelukkig zyn in "t vilfeben. Zy en deugen niet op ruyge en fleenige CZ den, om datze in "t op- en afhaalen aan den grond zeer vefelen , dierbalven alle maanden eens gebrand willen zyn; uyt de fcbor[Je werden geuten gemaakt, waar in men de gene Sagumanta kneed. en tweeden: De roode zoorte ver/chilt merkelyk van de witte, want den flam is laager en meer ftruykachtig, egter met ter tyd zo dik, dat men Praauwen daar uyt maken kan. . De fcbor[Je is ruyger , meer gefcheurd , em trekt na den bruynen. De takken ftaan wat ongefchikt en enkeld aan de boomen , de voorfte zyn vyfkantig , met ‚feberpe ruggens afgedeelt. Aan ?t voorfte der zelver ftaan dunne ryskens, veele agter malkander , en aan dezelve van 6. tot 10. paar bladeren, wat wyt van malkander. De bladeren verfcbillen van "t voorgaande merkelyk , en onder malkanderen zelfs , want de agterfte zyn niet lan- ger dan een nagel van een vinger ‚’t voorfte paar is ruym drie duymen lang en breed, agter en vooren toege/pitft > die van Utta Manu gelyk, die tuffchen beyde flaan naar advenant, en bebben nog iets byzonders , want de groote zenuwe gaat niet regt door de midden, en 't blad zelfs gelykt een langwerpige ruyte, welke figuur men Rhom- oides noemt. Alle zynze van onderen zagt in taan- taften, als fulp, en bebben zeer korte voetjes. * Het bloeyzel komt voort aan kleene trosjes , zynde knop- jes als matari kai „die bun openen in zeer kleene bloemp- jes, van vyf vuyl-witte blaadjes gemaakt , in de m met een quaftje van fyne draadjes. De N N N: SN v^ » NU tt fox LA A MA d W NN A É Lé gd N AN UM, - DN N 4 Es : 7 er. N : À PELE 2.177. V. Boek. XXVII Hoofif. AMBOINSCH KRUYDBOEK. iy Fructus plane funt filique , fingularis ac mira for- mz, funt enim inregulariter contorte & compreffe inftar cochlez , externe fummi aurantii coloris , atque inftar ferici molles , in quibus officula reconduntur ex rotundo plana, uti Condoryns Corallarie parvifolie, diu virentia, dein fufca, & lapidea; ' Arboris lignum album eft, fed magis rubet quam præ- cedentis ; gravius eft, ac craffioribus conftat ex fibris , unde & Amboinenfium clypeis non ita conducit ac rioris. | : Nomen. Latine Arbor Clypeorum rubra, & Clypearia rubra. Malaice Caju. Salowacko Mera. Amboinice Sea- Cau. Alii hanc vocant Kellor Goenong , & Kellor Oetan. In Leytimora Menabu Cubu dicitur, quod denotat, ubi decidit, ibi vegetat, forte quum ejus officula ubi- que facile progerminent. U/us. Ex craffis arboris truncis eque Monoxyla formantur quam ex prioris truncis, illo autem labo- rant vitio , quod licet fint levia ac facillime ex aqua evehi poffint, aquam inbibant marinam , ac tardiflime exficcentur, unde nec etiam durabilia funt, contra trunci cortex aptus eft ad quzvis retia tingenda , qui plurimus hujus arboris ufus eft. Alia infuper minor Sye fpecies eft, quz parvas ge- rit rachides, in quibus folia directe fünt obpofita , ul- tra pollicem longa , foliorumque a fibi etiam obponuntur, dimidio minores illis Tamarindi; folia etiam mox fefe contrahunt & claudunt , fi ille abrum- pantur uti in prioribus. Foliorum rachides duplicem erunt verruculam inftar viridis Catjangh , inter folia ramum. Ser? ER Flores videntur in ample extenfis Corymbis excre- fcere, quos ue ligue plane & tenuiffimz, binos ac quatuor pollices longe, digitum late , ab utraque parte fulcate , fuperius rotun mina locantur oblonga, anguftata , & tenuia , viridia, glabra, & dura, vix cultri dorfum c Locus. Ad pedes montium crefcit, ac Baleyenfes hanc comparant cum ipforum Palandingan, qua ma- jora gerit folia, inque fimilibus filiquis paulo majora officula , nigricantia , edulia, fed acria, & linguam vellicantia, unde & ab ipfis plantatur. |... Tabula Centefima €? Undecima Ramum exhibet Chpearie alba fliquis planis & credis. Tabula Centefima & Duodecima ; Ramum exbibet Chpearie rubra fliquis contortis, … … s 4 + CAPUT VIGESIM. OCTAVUM. Catti-marus. Kinar. Atti marus Tilia fpecies haberetur , licet non tam C alte excrefcat, magnitudinem enim plerumque habet vulgaris Mali. Ejus truncus eft craffus compreflus, incurvus, & nodofus; cujus cortex: ef rugofus, fiffus, fordidus , ac plerümque mufeo aliis= que herbis concretus , ejus rami funt recti, ac ple- rumque furfum elevati, glabro obdućti cortice, lento admodum & füccofo, qui a ligno feparari facile po- teft , uti in Salicibus ac Novella, e Ejus folia funt magna & cordata, inferius nempe auriculata , fuperius in brevem apicem definentia , ple- rumque femi-pedem lata & longa, integra, tenula , fuperne glabra, inferne parum rugofa feu fcabra ob plurimas venulas. Prope ipforum petiolum quinque . concurrunt nervi , petiolis autem infident longis & rotundis folia, qua inordinata circa ramos locantur, vetufta quoque Folia ad nervum medium verrucam erunt. Malvaceum habent faporem, & contrita ad iolarum odorem adcedunt , prefertim tenera: Ipfo- rum fuccus fufcus eft, cutisque pruritum excitat. Flores longis infident racemis , qui in laterales quos- dam dividuntur petiolos , quibus & foliola interpo- nuntur, Flofculi „externe pal- fi lide, illis Aymalabe fimiles, fed minores, intus fe- | De vruchten zyn platte bouwen van een vreemde ges daante ‚kluchtig gedraäyd, en gewrongen als een wentel- trap, van buyten boog oranye-geel „en mede zagt als fulps daar in leggen te den rouden platte zaden, gelyk de Condoryns van Corallaria parvifolia , langen tyd groen daar na bruyn en fteen-bard, 5 Het bout is wit, rooder dan *t voorgaande, Jwaarder en grofdradiger , daarom tot de Amboinfcbe fchilden zo bequaam niet als ’t voorige. Naam. In't Latyn Arbor Clypeorum rubra, en Cly- pearia rubra. Op Maleyts D ak mera. jon Bn Sea-Cau. Andere noemen bet Kellor Goenong, en Kellor Oetan. Op Leytimor Menahu Cuhu, bet welk wil zeggen, waar bet been valt, daar groeyd bet, mifJcbien om dat de zaden over al ligt opkomen. Gebruik. Uyt de dikke Dammen maakt men zo wel Praauwen als uyt bet voorgaande , maar bebben die faute, datze wel ligt zyn, en gemakkelyk om op en af te balen, maar zuygen 't zeewater in, droogen langfaam weer op, en zyn dierbalven niet durabel; daar en tegen de fchor [Je des ftams is bequaam om alderbande netten te tanen, 't welk dan bet meefte gebruyk van dezen boom is. _ .. Daar is nóg een kleené zoorte van Syc, die kleene rys- kens beeft, en daar de bladeren regt tegens malkanderen Joan, rumm een vinger lang, aan de fteeltjes [taan de blaadjes ook tegens malkander , balf zo groot als die van Tamaryn, en fluyten ftraks t'zamen als men ze afbreekt; gelyk ook de woorige, De ryskens hebben een dubbeld A als een groene Catjang , tu[Jcben de bladeren en de FOR. * SC Het bloeyzel fcbynt voort te komen aan wyd uitgebrey* de tro[Jen , daar op volgen zeer dunne platte bouwen, 2. en 4. duymen lang , een vinger breed , te wederzyde ge- domt, voor rond, bleek van buyten, die van Aymalaha gelyk , dog kleender , binnen leggen pa dia de Jmalle, en dunne żaden , groen , glad, en bard, qualyk zo breed als. een russe van een mes. _ Plaats. Hy waft aan "t bangen van 't gebergte „en de Baleyers vergelyken " by baar Palandingan, bet welk grootere bladeren, beeft „en in diergelyke bouwen wat grons ter zaaden, fwartachtig , eetbaar „doch fcberp op de tonga en *t wert by bunlieden geplant. De Hondert en elfde Plaat Vertoont een Tak van de witte Schildt-Boom, met platte regte peulen. “o De hondert en twaalfde Plaat Yawesi een Tak van de roode Schildt-Boom , met gedraayde ‚peulen. XXVIIL HOOFDSTUK. Kinar - Boom, E Kinar-boom zoudemen voor een Linde-zoorte kun» nen danzien, boewel-zy 20 hoog niet werd, want by boud gemeenelyk de grootte van een gemeenen Appel-boom. De flam ts dik, kort gedrongen y krom, en knoeftig , de [chor/le mede rá; Jcbilferig ,. vuyl, em gemeenlyk met Match en andere kruyden bezet , de takken zynregt „en meeft overeynd fłaande , met een effene fchorfJe bekleet, die zeer taay en zappig is, latende zig van 't bout affcbillen , gelyk de Wilge of Novella; " De bladeren Zyn groot en bertvormig, te weten agter met twee ronde billen , en voor met een korte fpitze, in 't gemeen een halve voet breed, en lang , met effene kanten, dun, boven glad , van onderen wat ruyg of rimpelig, wegens de veele kleene aderen. By den fleel ftooten vyf zenuwen te famen , de fteelen zyn lang, rond, en flaan zonder order rondom de takken , ook bebben de oude blade- ren aan de middelzenuwe gemeenlyk een wratte. Zy beb- ben een Maluwachtige fmaak , en gewreven een reuk na Violen trekkende , byzonderlyk de jonge. Haar zap is bruyn; en jeukt wat op de buyd. et bloeyzel komt voort aan lange troffen , bun in eenige zyde-fteeltjes verdeelende, daar tuffcben kleene blaadjes aan, De 78 HERBARIIAMBOINENSIS Liber V. cap, XXVIII. Flofculi funt pufilli , lete purpurei, ex decem anguftis petalis compofiti, quorum quinque exterio- ra parum aperta funt, quinque interiora vero erigun- tur, quz piltillüm ambiunt inodorum. | ae Fructus pentagone funt veficule , primo virides cum purpureo intermixto colore, ac demum rube- fcunt, & facillime dehifcunt, anguli autem profun- dis fulcis diftinéti funt, ita ut ftellam reférant, In quavis vero cellula nigricans femen reconditur. 5i hz arbores in remotis locatz fint locis, altipres & elegantiores excrefcunt , circa edes vero humiles funt & inelegantes , quum ejus rami fepius amputentur, uos tamen cito regenerat inftar Salicum, hinc etiam t, quod ipfarum ftipites adeo 'concreti fint, totque jarafiticas alant herbas, plures enim ipfis increfcunt ilicis, Polypodii, & Mufci fpecies, contra in fum- mis ipforum cavitatibus putrefactis latent angues , le- guani, formicz, fimiliaque animalia. Arboris lignum eft pallidum, vetuftörum trunco- rum flavefcens, atque in quibusdam locis nigris ve- nis diftinćtum, molle , attamen craflum & lentum, nodofum , nec poliri poteft, nigra vero ilta macula non in cunctis reperiuntur arboribus, fed potiffimum in talibus, que fepius detruncatz fuere, in Java au- tem copiofius quam in Amboina. Ejus radices inre- gulares quoque funt, crafle, & nodofe, atque ma- na ex parte fupra terram denudate confpiciuntur, ejusdem itidem fubftanti&. Anni tempus. Sepius in anno floret , ac fere nun: juam frúétibus deítituta eft, copiofiffime autem hi Octobri & fubléquentibus menfibus zftivis confpiciun- tur. Nomen. Latine Catti marus , juxta Malaienfe & Ja- vanicum Catti Mabar. Amboinice in Leytimora Kis mar. Hitoea Kenal. Macaflara Kauwas. 'V'ernata Nga- 70. Baleya Caiti Maba. * Locus. Ubique nota eft arbor, fed juxta regionum värietatem folia quodammodo differuht. Ujus.. Stipites quotidie adhibentur ad fepes & palos hortorum ex iis formandos, lignum enim ejus quam maxime eft vegetabile, non autem ita quam Novelle. Ramorum cortex aptus eft ad quavis ligamina , nodo- fum ramorum & radicum lignum manubriis majorum cultrorum infervit, non ob coloris elegantiam , fed fo- liditatem ac tenacitatem , in Java vero aliisque locis, ubi hoc lignum nigras iftas exhibet maculas, ad va- inas telorum adhibetur. Amboinenfes teneris ejus liis eaput lavant, ob -violaceum ipforum odorem, Europei vero cutis pruritum inde fentiunt. Chirürgi quoque indigeni ipforum fuccum oculis meis inftillarunt, quum mihi oculi inciperent effe caliginofi , adillos depurandos, quod in initio non percipiebam , fed brevi poft acredine fua penetranti usque ad ipfum enetrabat cerebrum, non autem mihi folatio fuit, orte quod malum effet nimis pertinax. In Baleya & Java has alunt arbores, ut majores fint, nodosque prebeant vetuftiores , ex quorum va- riegato ligno elegantes fabricant elaboratas telorum vaginas, "Tabula Centefima €? Decima Tertia Ramum exhibet Catti Mari, Ubi Litt. A, ejus fructum denotat, De bloempjes zyn kleen , ligt-paars Kach ee 5 ze? van ne it pete aan „en de 5. binnenfie over eynd , om, je anja J vin ET, e vruchten zyn vyfboekige blaaskens , ee en wat paars gemengt, ten ladiften roodachtig Sanit . zeer ligt, zynde de boeken met diepe voorns onderfchey. den, zo datze een Sterre gelyken. Binnen beeft Bebe yder Celletje een fwartachtig zadeken ; als deze Doi aan afgelegene plaatzen ftaan, zo waffen ze boger en cierlyker , maar omtrent de woningen van menfchen blyft by kort en lelyk, om dat zyne takken xo dikwils afgekapt werden, die by egter gaauw wederom gewind, gelyk de Wilge knoppen , daar van komt bet ook , dat deze Jironk zo bewajfen is, en veele baftaard-kinderen voeden moet. nas mentlyk veelderley zoorten van Filix » Poly odium. en Mos, daar en boven in de verrotte bollen ebata Slan- gen, Leguanen, Mieren, en andere ongedierten, | Het bout is bleek, aan oude [tammen geelachtig, bier en daar met [warte aderen of vlammetjes , week nogtans dik en taay, werrig, en onbekwaam om glad te febaven De [warte vlammen vind men niet aan alle bomen, en dat meeft aan zodanige „die dikwils gekapt werden, op Fa- va meer dan in Amboina, de wortelen zyn ook onbefuyft dik, en knoeftig , en leggen een groot end boven de aarde bloot , mede van dezelfde fubftantie, : ~ Sayzoet. Hy bloeyd dikwils in "t jaar, en men ziet bem bykans nooit zonder vruchten , doch wel de meefte in October, en de volgende Somer-maanden. — * Naam. In % Latyn Catti Marus, na "t Maleyts en Javaans Catti Mahar. Amboinfcb op Leytimor Kinar; Hitoe Kenal. Macaffaars Kauwas. Ternataans Ngaro. Baleys Catta Mala. Plaats. Hy is overal bekent , boewel na ’t ondetfcbeyd der landen de bladeren een weinig verfebillen. Gebruik. De ftokken werden dagelyks gebruykt, om Paggers, dat is levende beyningen daar van te maken, en allerbande fkylen in boven en tbuynen , want ’t is een groeyfaam bout, doch zo ligt niet als de Novella. De baft is bequaam tot alderbande bind werk, ’t werrige bout aan de knoeften en wortels , dient tot begten van bouw- melen, synde wel met mooy in * aanzien, niet te min taay en vaft; maar op Fava, en elders, daar dit bout warte vlammetjes beeft , werd bet gebruykt tot kris- Jcheden. De Amboinezen nemen de jonge bladeren om "t hooft mede te waffen , wegens baare bloemacbtige geur „maar de Furopeanen gevoelen een jeukte daar van op de buyd. Ook bebben de Inlantze Meefters bet zap van de zelf- de bladeren my in de oogen gedroopen , doen my * ges zigt begon te begeven, om de ogen te zuyveren, *twelk in 't eerft niet gevoeld wierd, maar °t geen ik kort daar na met een doordringende fcberpigbeid tot in de berffenem gevoelde , en "t bolp my niet, om dat miffchien bet gebrek te balfterrig was. | - Op Baley en Java voedenze expres deze boomen , om Ee en oude knoeften te gewinnen, wyt wiens gevlamt out zy fraaye uytge/nedene kris-begten maken, De Hondert en dertiende Plaat Vertoont een Tak van de Kizars- Boom. Alwaar Lett, A, deszelfs vrucht aanwyft. CAPUT XXIX. CS EE GN 7 CR E GG E SE x ZZ V Bock. XXIX Hoof. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 19 CAPUT VIGESIMUM NONUM. Butonica. Boa Boeton, Huttum. Æc alta eft atbor litorea, raro erecta, fed ple: rumque craffo & finuofo trunco inclinans adeo fepe humili , ut genibus prorepere fub hoc o- porteat ; ejusque coma ab aqua marina adfpergatur, eodem modo uti in Bintangora. Corticem gerit gla- brum, cinereum , ejusque rami fefe ampliffime exten* dunt, qui fuperius in quatuor vel quinque minores & tenuiores dividuntur inftar corona majoris lampadis feu arboris Catappe , folia in ramorum fummo fafci- culatim congefta funt undique, inordinata, arcte fibi jun&a, veftigia autem deciduorum fecundum ramos ‘notari poffunt , feffilia funt, atque ex angufto ortu fen- “fim dilatantur ab utraque parte juxta nervum medium craflum usque ad fummum , ubi octo & fex transver- fales digitos lata funt , ac fubrotunda , octodecim pol- lices, immo binas fpithamas longa, paucis lateque di: ftantibus coftis pertexta , que usque ad oras non ex- currunt, funtque glabra, intenfe glauca, & pinguia; tenera folia; ex fructu primum propullulantia , palli- de fufca fünt, uti & arboris, fed non ita grata , licet cruda edi poffint cum Bocaffan & pifcibus , parvam enim habent amaritiem & adftri€tionem , nec ita grata funt ać illa Butonice terreftris. Flos ingens eft, fere inftar illius Jarnbofze filveftris; fepe etiam magis dilatatus, quorum quivis fingulari inúdet petiolo, prope fuprema folia proveniens , qui intus repletus eft longiś , rectis , & rubentibus fta- minibus , uti int Tatubolb ‚fed multo copiofioribus, in- ftar penicilli rubri, in horum medio longum & fir- mum inftar cornu erigitur piftillum,haud ingrati odoris. Rubefcentes hi flores elegantiffimum praebent ad- fpe&um inter glaucam illam comam , fique ftamina ecidant , terram fub arbore rubram efficiunt ; poft flo- res calicis bine partes fefe contrahunt , quibus flos infidebat , illisque fubcrefcit ingens pomum , fuperius acuminatum , quadragonum , inferius quatuor rotundis oris connivens, ubi & foveolam gerit, totusque fru- Gus Jefuiticam refert mythram , qui diu virefcit & laber eft, maturus vero fnmeum adquirir. colorem eu obfcure fufenm , uti & in viridi kufi cinarem quaedam adparent venz prope apicem , & quatuor ifti anguli non femper equales funt , unus enim al- terve Ten: deficit aut inregularis eft. Maturus fru. &us externe craffa ac pilofa obductus eft gluma, uti. Calappe aux, intus durum locatur officulum putami- ne deftitutum , quod quadragonum fere eft; bina ve- ro ejus latera paulo latiora funt reliquis , ue ro- tunda, caro intermedia eft dura , & alba inftar Cafta- nearum , parumque mucofa , infipida, feu parum falfa. Vulgaris fructus magnitudo pugnum adzquat, ita ut quodvis latus ultra palmam latum fit, in Celebe au- tem & Occidentalibus infulis multo major eft, inftar - capitis nempe infantis, inveniuntur fepe etiam fru-. &us pentagoni, Ramorum medulla eft alba uti Sam- buci, fed pauca, lignum penitus molle eft nec dura- bile. . Anni tempus. Fructus in confpe&um veniunt Aprili ' & Majo, quique decidunt , per mare multum flu- &uant „vel in litore projeéti jacent, ubi & progermi- nant, internus nempe albus nucleus, ad partem pe- tiolo proximam furculum emittit , in fuperiore autem parte radix propüllulat, ita ut furculus per nucleum radici non nectatur, quumque hic fructus per maris undas in litus projiciatur, hinc fit, ut incurvus excrefcat truncus. Nomen. Latine Butonica. Malaice Boa Boeton & Caju Boeton. Javanice Calappa Lupa & Lali. Ternatice Modjo. Amboinice Huttum. Macaflarice Taliffey. Chi- nice Tsjinckbi, h. e. ora maritima, quum nullibi nifi in litore crefcat, & ad oftia majorum fluminum, Locus. Per totam aquofam Indiam reperitur , usque in ipfis Zephyreis Chinz plagis, potiffimum vero in infulis, nullibi in tantam altitudinem quam in Boeto- na, unde & nomen obtinuit , in Java quoque & Pa- embang crefcit. Tom. III. Ufus. XXIX. HOOFDSTUK. Boston - Boom. LN is een högen flrand- boóm , zelden rept ftaande $ maar gemenelyk met een dikke bocbtige flam voor _ Over bangende „dikwils zo laag ‚dat men daar onder door moet kruipen „en zyn kruyn van 't zee-water befpat werd, gelyk men aan de Bintangor ziet. Hy beeft een effen graauwe febor/Je; de takken [preyderi bun zeer wyd uyt, en aan baar voorfie in 4. a 5. andere dunder , gelyk een króon van een groote lampe of Catappan-boom, De bladeren ftaan aan "t voorfte der takken in boffen by mal- kanderen, rondom, zonder order, dicht op malkander ge- drongen, doch ziet men de voetftappen van de oude afge- vallene langs de takken been: 2) hebben geene fteelen, maar beginnen met een fmalle bals, te weerzyden van de dikke middelrib allenxkens breder , tot voren toe, daarze 8. en 6. dwars-vingers breed zyn, en in een ronde fpits toelopen , 18. duymen en 2. fpannen lang , met weinige en wyd van malkander flaande ribbetjes doortopen, die niet tot aan de kanten raken, glad, boog-zee-groen, en vet. De jonge bladerén , die uit de vrucht eerft uytfebieten, zyn licht-bruyn , als mede aan den boom , doch zo veel niet, en zyn als dan bequaam raauw met Boca[Jan en vifcb te eeten , want zy hebben een kleene bitterbeid en zamentrek- king, en zyn zo aangenaam niet als die van Butonica terreftris. , ger De bloem is groot, bykans als de wilde-famboes , of wel zo wyd , ieder flaande op een byzonderen fteel , by de voorfte bladeren uitkomende , binnen gantfcb uytgevuld met lange, regte, en rood-verwige dfaden , gel yk de Fam- boezen, doch veel meer „em als een roode quaft ‚in de mid- den flaat een langer en flyver boorntje, van reuk niet onaangenaam. Deze roos-verwige bloemen ftaan zeer cierlyk , onder dat mt in loof , en als de draden afvallen, nze de grond onder den boom gebeel rood; na de bloemen flui- ten bun twee deelen des kelks , daar de bloem in ftond , we- derom te zamen, en daar onder waft een grooten appel s na voren toegefpit/t, vierkant , achter met vier ronde bil- len toelopende , en een kuyltje makende, en de gebeele vrucht gelykt een Fefuiten Muts, langen tyd groen en lad, TYD werdende. annrdonvo wnnb.moramig o donker- hruyn y gelyk men ook aan de groene vrucht ecnige graau= ave aderen ziet voor by de [pitzes de vier boeken zyn ook niet altyd egaal , maar zomtyds ontbreekt "er een, of [taan onge[cbikt. De rype vrucht beeft buyten een dikke bay- rige bolfter , gelyk de Calappus , binnen is ook een bardé korl zonder fcbaal , die nog eenigfints vierkantig is, doch twee zyden zyn wat breder dan de andere, en de boeken zyn rond , van binnen bebbenze een bard wit vlee/ch , ge- lyk Caftanje, een weinig flymerig , onfmakelyk , of cen weinig brak. De ordinaris grootte van deze vrucht is als een gemene vuyft , zo dat yder zyde ruym een band breed is; maar op Celebes en de Wefterfe Eylanden valtze veel groter , te Weten als een kindskop „ook vind men er zom- tyds die 5. boeken bebben, "t merg in de takken is Wit, gelyk in de Vlier , doch weinig , "t bout gant/ch week , en niet durabel. Sayzoen. De rybe vrücbten ziet menin April en May, en die afvallen vind men veel in zee dryven , op "t [brand ver/preyd , alwaarze weder uit/cbieten , te weten de bin- nen[le witte korl fcbiet aan de agterfte zyde (die naa den fteel ftaat) een nieuwe fcheut uit, en aan dé voorfte zyde komt de wortel uit „zodanig dat de wortel en de fcbeut door de korl niet aan malkander bangen, en dewył deze vrucht door de zee-baren aan de :ftrand gefmeten werd, daar door komt bet dan, dat de flam niet recht op fcbiet. ' Naam. In ’t Latyn Butonica. Op Maleyts Boa Boe- toń en Caju Boeton, Favaans Calappa Lupa en Lali; Ternaats Modjo. Amboinfcb Huttum. Macaffaars Ta- liffey. Chinees Tsjinckhi, dat is water-kant , om dat bet nergens dan op de ftrand gevonden werd, en aan de uit- gangen van de groote rivieren. aats. Het waft door gebeel water-Indiën ; zelfs tot in de Zuyder-deelen van China, doch liefft op Eylanden, nergens 20 groot als op Boeton, waar van by ook den naam beeft, by waft mede veel op Fava en Palembang. 7 Gebruik. 30 HERBARII AMBOINENSIS Liber V.cap. XXIX. U/us. Hujus arboris lignum ad tigna non adhibetur; folia, quum fint magna, elegantia & glabra orbibus menfz & patinis Inferviunt „in quibus omne ciborum enus deponitur , circumfertur , & obtegitur, præ- fertim piíces, unde & multi incolz hanc prope ædes fuas plantant ad foliorum ufum & commodum, fru- &us aliquando ad rem Medicam adhibentur, interne nempe ipforum nuclei in pulverem combufti & cons triti contra Colicam , vel fi cum Pinanga mafticentur, pauxillo Caryophyllorum addito, ac radice Bangle, abdomen quoque his inlinitur , idem quoque pulvis aliis admiftus medicamentis adfumitur, Vulgo autem recentes hi nuclei adhibentur ad pilces capiendos in litore , maris recurfuin foveis , fi illi conterantur , ipfis- ue injiciantur, vel quod melius eft, fi cum Cube ra- dice pufillisque cancris, fimilibusque, vel & Cattam and- jing mifceantur. ' Chinenfes in Java ex hisce nucleis contritis vifcum formant, quo umbellas inliniunt contra pluviz per forationem , quum antea Oleo Cicino fuerint oblinite, quod in China per aliud perficitur oleum , quod prz- paratur ex fructibus arboris Faugbio. Incole porro variarum infularum hisce utuntur fructibus ad res fu» perftitiofas , Bangayenfes enim cum quibusdam cere- moniis hosce aperiunt, in quibus obcultas quasdam obfervant res, alii autem, quorum amici itinera in- ftituerunt marina , ex iis ominari volunt,an fint vivi & incolumes nec ne, hunc enim fumunt fructum , in- que aquam illum projiciunt marinam, fique apice fu: ernatet, bonum ominantur prefagium, fi vero pars plana fupernatet , contrarium indicat. Naute, fi fi- tiant, nec aliud quidquam conquirere poflint, tene- ros hos manducant fructus, ex quibus aquam exfu- gunt ad fitim fedandam, acidula enim feu quodam- modo falfa eft, qua incole magis delectantur quam noftra natio. Hi fru&us delineati funt nullo adjefto nomine a D. Carolo Clufio libr. 2. Exotic. cap. 5. fub nomine tantumt peregrini fructus, ubi horum binos defcribit, qui; uni iidemque funt ac fupra defcripti Huttum , inveniüntur enim quidam , quorum anguli per quatuor & quatuor cum dimidio pollices diftant, alii minores funt, quorum quodvis latus binos & binos cum di- midio pollices latum eft, additque Chirurgum ipfi nasrafle , fefe in India Orientali in litore ex arena illos eruliie , IM quod raarces 1muiftranv; quvd-verum efle poteft, neutiquam vero folia gerunt Myrto fi- ilia, quorum formam forte oblitus fuit. + Ternatenfes ipforum nucleis tam folis quam cum Boeroerz nucleis miftis , ut & arboris cortice contufo & in flumina proje&o utuntur ad pifces enecandos, qui infra fluxus efe abfcondunt , prefertim anguillas rodunt. Cum fucco recentium nucleorum omnes inliniunt fcabies & inpetigines , ad vermiculos , qui pruritum excitant, enecandos. | Javani fructus nucleum-conterunt cum Pipere , Al- lio, & Lumbricis terreftribus , ex quibus globulos formant, quos aque injiciunt, ut pifces vertiginofos reddant, uti alii id peragunt cum Coculis Indi: vide ulterius Tubam Bacciferam. "Tabula Centefima Decima Quarta Ramum exhibet Butonice. Ubi Litt, A, ejus fruêlum denotat. Gebruik. Het bout van dezen boom wer ; merbout gebruykt , de bladeren , om datze vis jä. dijn glad zyn, dienen tot tafelborden, en feboteltjer? Wa derbande koft en eetwaren daar op te leggen, daar d te dragen en toe te dekken , inzonderheid abana WE Jchen, daarom bem veele Inlanders by baare buyzen u ch ten, om 't gerief van de bladeren te bebben, De Kate? werden zomtyds tot Medicynen gebruykt , te weten & binnenfie korls tot poeder gebrant , en fym gemalen, tę. gens *t colyk ‚als men "t zelfde knouwt met inang Tour by doende een weinig Nagelen, en de wortel Bangle ook den buyk daar mede befproeid: als mede ?t zelve poeder met eenige andere dingen gemengd, ingevende. In bet gemeen werden de ver[Jche korls gebruykt , om vifch daar mede te vangen op firand, by aflopend water, in de kuv. len, als men de korls wryft, en alleen daar in firoo H of ,'t welk beter is , met de wortel Cuba , en de kleene Crab: betjes , Lopertjes , of Cattam andjing gemengd, De Chinezen op Fava maken ook uit deze korls eenjiym, als zy dezelve wryven, en door een doek doen, ’tapelkan: gebruiken om de iper fols daar mede te beftryken, tegens t inwateren van de regen, na datze. dezelve te vooren met Oleum Cicinum beftreken bebben, "t welk in China met een andere olye gefcbied , dat gemaakt wert van de vrucbten des booms Faughio. Verders gebruyken de In- landers van verfcbeide Eylanden deze vruchten tot eenige fuperftitieufe dingen, want die van Bangay wetenze met zekere ceremonie op te kappen, en daar in eenige verbor- gene |dingen te zien; andere, wiens Vrienden over zee vertrokken zyn , willen daar in weten ofze nog leven „en welvaren of niet, want zy nemen deze vrucht, werpen. ze op t zee-water, en zo ze met de fpitze boven komen dryven, zo bouden zy *t voor een goed teken , xo de vlakke zyde boven komt, bet tegendeel, De Zeeeluyden, alsze dorft hebben, en anders niet krygen kunnen, byten in de jonge vrucht, en zuygen "t water daar uyt om den dorft te verflaan , want bet is wat brak, waar aan de India- nen meer gewend zjn, als onze Natie, = Deze vruchten ziet men afgetekent „en zonder eygen naam befchreven by den Heer Carolus Clufius lib, 2, Exotic. cap. 5. onder de naam van Peregrinus fruétus, alwaar by twee van deze vruchten befcbryft, die men voor een em dezelfde met *t bovenftaande Huttum bouden moet, want men vind er wiens boeken 4. en 44 duymen van malkander ftaan, andere «eel kleender , van 2. ep 2% duymen yder zyde, en dat een Chirurgyn bem verb heeft, dat by ze in Ooft-Indien op bet firand „en uyt bet zand getro > WWadrze waf} geworteld was ‚is wel waar, maar geenfints datze Myribe- bladeren hadden, welkers gedaante bem mi[Jcbien vergeten was. De Ternatanen gebruyken zo wel de korls alleen, als met Boeroera-korls gemengd, of de fcbor[Je dezes booms geftampt, in de rivieren gefmeten , om de wiffchen te do. den, dig beneden firooms wonen. Inzonderheid brengt bet de voor den dag, met bet zap van deze verfche eyt korls uytgetrokken , beftrykenze ook alderbande feburft n JÄIN „om de wormptjes, die 't jeukzel maken , dood ` e Javanen wryven de kern van de vrucht met peper, look, en aardpieren , maken bolletjes daar uyt, en finy- tenze in alderbande water , om de le duyzelig te ma- ken, gelyk anderen met de Coculi Indi doen: Ziet de Tuba Baccifera. De bondert veertiende Plant Vertoont een Tak van de Butomie-boom. Alwaar de Lett. A. deszelfs vrucht aanwyfta ¿Se XXX. —ÀÀ Pag. 180 ^ 4 YA Ü | mm NO ` | 7 nk 7 UD PM ANY PMA = == ASS XS 1 y WIRES / WA zz 2 ten. SSS Wien SS ee, = 2902 2228 SS LLÄ ZEM = == ZZA PLL er SE er a TE re = A Ge ee er SE = TIÄ LÄS wen YA 77 DER: YA UN NY NINO NRD NUN KUN SSS N SN 1 LU SSS N N A N N NON ANS SS DORN ROR RK N Neu) IS TER ISIN ES =< EA. 525 prts T Ze AN ya Ges TTT RER V Boek. XXX Hoofif. CAPUT TRIGESIMUM. Butonica Terreftris. Huttum Darat. Daun Putat. Utonica terreftris in binas dividitur fpecies, in al. B bam & rubram, feu vulgatifimam, qua humilis eft arbor, ad viri craffitiem & altitudinem ex- crefcens, ejus folia inordinata quoque funt, arcte fi- bi juncta in ramorum fummo uti in Catappan , hec au- tem ramum fuum ulterius obcupant, quam in Catap- “pan vel Butonica litorea. Ejusdem cum precedenti funt forme, fed anguftiora & flaccidiora, unum vel fesquipedem longa, immo longiora , mox ex ramo ot- tum ducentia anguíto collo, propé apicem vero la- tiffima funt, palmam nempe lata, vel paulo latiora, paucis incurvis coflis donata , nervum vero gerunt craffüum medium , inferius maxime protuberantem. Ad oras fubtiles dentes confpiciuntur , fed adeo rari, ut non ferrati videantur; Tenera folia fufca fint & fplendentia , faporis inftar Laćtuce, parum nempe âmaricant, cum magna fatis adftrićlione ; haud ori iri- rata. 5 Flores ex longo , tenui ,& dependente petiolo , binos pedes longo, & ulterius excrefcunt,huic viridia infident capita inftar Olivarum tenerarum , per illum laxe difperfa, quz fefe aperiunt' in bina vel térna crafla & concava petala , quorum medium repletum eft om- nino ftaminibus rubentibus, uti precedentium ; fed plerumque minora funt, atque in ipforum centro pi- ftillum erigitur. Fruétus quadragona funt poma , inferius anguftata, tenuibus ex pedünculis dependentia , tres quatuorque transverfales digitos longa, binos lata, & fuperius pau- lulum anguftata, ubi & coronulam formant ex binis quatuorvé cráffiusculis fquamis compofitam, in cujus medio filamentum extenditur, funtque primo glabra & viridia , dein ex fufeo flava feu fumea , externe parum rugofa, intus officulum reconditur oblongum inftar globuli, fed quodammodo quadratum ; fubftan- tie durioris & ficcioris quam Caftanearum , fine puta- mine, fed crafla & pilofa gluma vel cortice obductum, nec edule. Locus. Arbor hec humiles amat filväs haud longe a litore remotas, in quibus folum eft fulphureum & lapillis mixtum. gie a Alba fpecies paulo majora. gerit folia, eodem cate- rum modo circa ramos locata, fesquipedem longa, immo longiora , fuperius ad apicem quatuor , quinque, & fex pollices lata, ad oras obfcure crenata, ita ut vix dignofci poffit , tenéra autem ejus folia pallide magis fufca funt, quam precedentis. Nervus medius itidem maxime protuberat, & magis albicat, quam prio- ris, cujus nervus magis fufcus eft , folia ejus funt quo- que magis glauca quam antecedentis. " Flores itidem ex longis excrefcunt petiolis; quo- rum bini ternive fimul ex quovis foliorum fafciculo dependent, binos tresve pedes longis, atque hisce fi- milia infident capitula viridia, fefe in bina ternave craffa petala aperientia , in quorum centro quatuor alia alba & extenfa confpiciuntur petala, reftans flo- ris pars in medio repleta eft albis ftaminibus ad bafin rubefcentibus, antheras fufcas gerentibus, in horum centro longius & rubrum excrefcit piftillum, quod poft reliquorum lapfum frućtui ipfi infidet, ac tum iterum virefcit, plurima autem florum pars decidit, ita ut pauci excreftant fructus; qui itidem quadrata funt pomula, fed latiora, breviora, magisque com- refa przcedentibus , intenfe viridia, nec externe gla- bh fed foveolis ac rugis fcabra ; plerumque tres pollices longa, binos lata , fed maxime fefe contrahunt; ac fuperius quoque coronata funt, uti pregedentia ; . feffilia fere, quum priora longiusculo ex pedunculo dependeant; fructus hic demum fufcus eft, ac fub , pilofa gluma minorem digitum craffa , nucleus recon- * ditur ex rotundo parum quadragonus , albus, ejus- demque fubftantiz cum priore, neque hic edulis eft: Utriusque fpeciei lignum ex albo flavefcit , eftqúe molle, & inutile. oe Nomen. Latine Butonica terreftris , Amboinice & Mialaice Huttum Leymuri, & Huttum Darat. Mala- ` Tom. 111. ienfes AMBOINSCH KRUYDBOEK. agi XXX HOOFDS TUR, De Land; Boeton- Boom. D: land- Butonica is onderdeeld in twee zoorten , roodé en witte, de roode of gemeenfte blyft cen lagen boom, op bet boogfte in de dikte van een man, de bladeren [taan insgelyks zonder order „en digt agter mal- kander „aan *t voorfte der takken „gelyk aan de Catappan doch deze bekleeden baren tak wat verder, als men aan de Catappan of Butonica littorea ziet; zy zyn van deze lf de gedaante als de voorgaande, dog fmalder en flapper , 1. en 11 voet en meer lang ‚ftraks by den tak beginnende met een fmallen oorfpronk, en by de [pits op "t breed[le, te weten een band breed , of wat meer , met weinige kromme ribben , maar met een dikke middel-zenuwe , die beneden verre wytfteekt. Aan de randen ziet men kleyne tande- kens s doch zo weinig , datze ongezaagt fcbynen, De jonge bladeren zyn bruyn en glimmend , falaad-agtig van fmaak, te weten een Weinig bitter ‚met een merkelyke zamenirek- king, niet onaangenaam in de mond. Het bloeyzel komt woort aan een lange, dunne , en beel afbangende fteel, twee voeten lank en meer, daar aan aan groene knoppen ‚als jonge Olyven, langs benen wat ydel , die bun openen in twee of drie dikke en holle blaad- jes; "t middelfte is gant/ch uytgevuld met roze-verwige draden, gelyk aan "t voorige, doch doorgaans kleender , met een lange draad in de midden. De vruchten zyn vierkante appelkens , achter met een Jmalle bals, aan dunne fteelkens bangende ; drie en vier dwers-vingers lang, twee dito breed , voor weder wat toege/pitft , en aldaar een kroontje makende, van twee of vier dikke fchubbetjes, met cen draadje in de midden, eerft glad en gras-groen , daar na bruyn-geel of rookagtig, en van buyten wat rimpelig , binnen leyd een skie beg. werpige korl, als een klootje, dog wat vierkant, wel 20 bard en droog van fubftantie, a een Kaftanje y zonder jae met een dikke en bayrige bolfter omgeven, en niet eeibaar, Plaats. Dezen boom waft gaarne in lage bo(jcben , doch die niet verre van (brand zyn. en daar ven Javamelagtige grond is, met kleene fleentjes vermengd. De witte zoorte beeft wat grooter bladeren , op dezelf- de manier rondom de takken Tanis, 1i voet lang, en meer, voor omtrent de [pits 4. 5. a 6. duymen breed, aan de kanten ook donker gezaagd, dat men qualyk be- kennen kan, en de jonge bladeren zyn wat ligter bruyn, dan de voorgaande. De middelfte zenuwe is ook bier zeer uitbuylende, en witter dan aan 't vorige , daar ze wat bruynagtig is, de bladeren zyn ook zee-groender dan de voorige. Het bloeyzel komt insgelyks aan lange fteelen voort, welker 2. of 3. uyt ieder bofcb bladeren afbangen , 2. en 3. voeten lang , daar aan fiaan diergelyke groene knop- pen, die bun in 2. a 3. dikke blaadjes openen, daar bin- nen ziet men 4: andere witte en uitgebreyde blaadjes , em "t middellte is digt uitgevuld met witte draadjes , op den grond roze- verwig, met vale nopjes, in dezer midden Jłaat een langer en gantfch roze-rood draadje, dat na 't afvallen der anderen op de vrucht vaft blyft , dog als dan wederom groen werd, " meefte deel der bloemen valt af, zo dat weinige vruchten te regt komen. Dezelve zyn me- de vierkante appeltjes , doch breeder , korter „en gedronge- ner dan de vorige, boog-groen en niet effen van buiten , maar met eenige kuyltjes en rimpelen, in ’t gemeen drie duymen lang „twee dito breed , dog krimpen zeer in, voor met een kroontje als de bovenftaande > bykans zonder Deel aan den rank zittende, daar de voorige aan lankagtige fieeltjes bangen , ten laatften word de vrucht bruynagtig, en onder de bayrige bolfter, die een pink dik is, fchuyit de beeft of korl, uyt den ronde wat vierkant, wit, en van dezelfde fubftantie als de voorige, ook niet eetbaar ; "t bout aan beyde is wit, na den geelen trekkende , week, en onnut, Naam. In ’t Latyn Butonica terreftris, in 't Am- boins en Maleyts Huttym Leymuri, en Huttum Darat. .42 Zom- 182 enfes quidam hanc vocant Daun Putat, Macaflarice Putsja dicitur, aliis autem Macaflarenfibus Siéota, Ternatice Tupac, in Leytimora Kenafal; Javanice Bangung. : Locus. Nota eft hec arbor in cun&is Ambomenfi- bus infulis, uti & in Celebe & Java. Ufus. Tenera folia, adhucdum fufca & flaccida; cruda multum eduntur cum pifcibus & Bocallan, quod incolis falubré habetur, quum modica adítri- étione & amaritie ftomachum confortent, qui cate- rum per crudos cibos flaccefcit. Parata quafi lactu- ca eft, prefertim in filvis, atque comperi, ftoma- chum non adgravare, D modo non nimia ingeratur copia, immo fere neceffaria eft hzc lactuca , fi alia fri- gida & vifcofa folia cruda edantur, Nes Filix efculenta, quz in filvis vulgare eft obfonium , unde corrigitur, ne diarrheam excitet, ipfius folia cum Catjang aliisque minoribus fabis coqui poffunt inftar oleris. Arboris cortex ad fcabiem adhibetur contri- tus & inlinitus. Rami fepibus inferviunt, quum faci- le progerminent, qui & fimul commodum tenerorum foliorum praebent, Alba fpecies nullum peculiarem habet ufum , quum ejus folia fint amariora, fructusque albe fpeciei fu- pra defcripti forte degenerationes funt fufce, fru- Aus enim genuini albz fpeciei non quadragoni funt, fed oblongo-rotundi , inftar longarum Jambofarum , plerumque pallide virentes, inque longum apicem porreéti; Javani tenera pallide fufca edunt folia ad Ulang Ulang. Ejus radices contunduntur, & aque injiciuntur ad pifces enecandos; Tabula Centefima Decima Quinta Ranum exhibet Butonice terreftris rubra. Tabula Centefima Decima Sexta ' Ramum exhibet Butonice [i/vefiris albe. HERBARII AMBOINENSIS Liber V. cap. XXXI. Zommige Maleyers noemen bem Daun Putat , in ^t Ma- ca[Jaars Putsja , andere noemen bet in 't Macaffaars Si. Cota, in Ternataans Tupac, op Leytimor Kenaffal op Favaans Dangung. y Plaats. Hy is bekent op alle Amboinfcbe Eylanden als mede op Celebes en Fava. id Gebruyk. De jones bladeren , die nog bruyn en flap zyn, werden veele rauw gegeten, met vifch en Bocaffan ^t welk de Inlanders voor gezond bouden, om dat bet met zyne matelyke zamentrekking en bitterheid de mage ver- Jterkt, dewelke anders door de veele rauwe koft verflap- pen zoude, °t Is een gereed Zalaadje, als men in ’t bofcb eeten moet, en ik beb bevonden, dat bet de mage niet be. waart, als men ’t in geen menigte nuttigt, ja % is by- kans nodig, als men andere koude en flymerige bladeren in 't bofcb tot Zalade eet, inzonderbeid de Filix efculen- ta, dat in 't bo/ch een gemeene toefpys is, om die te ver. beteren, datze geen Buykloop maakt , dezelwe bladeren kan men ook met Catjang of kleene boontjes koken , als een moeskruyt. De fcborffe werd gebruykt tegen fcburftbeid, gewreven, en opgefineert. . De takken gebruikt men ook tot thuynftaken , om datze H uit/chieten, daar van men met eene "t geryf der jonge bladeren heeft. De witte zoorte beeft geen zonderling gebruyk , om dat zyne bladeren, wat bitterder zyn, dan’t bruyne. Noteert ook, dat de vruchten by de witte zoorte befcbreven , mis- Jcbien een verandering zyn van de bruyne , want de vruch- te van de regte witte zoorte zyn niet vierkant , maar lang- werpig-rond, als lange Famboezen , meeft altyd ligt-groen, en met een langen tuyt voor uit; De Favanen ceten de jonge bruyne bladeren mede tot Ulang Ulang. Dewor- telen fłotenze, en /mytenze op ^t water, om de vilfchen te vergeven. De Hondert vyftiende Plaat Vertoont een Tak van de Roode land Butonie. Boom, De Hondert feftiende Plaat Vertoont een Tak van de witte wilde Butonie-Boom, CAPUT TRIGESIMUM -PRIMUM Sz Olus Catappanicum. Sajor Catappan. Um precedenti Butonica terreftri alba maxime C convenit hec arbor, que Sajor Catappan voca- tur, ac fine dubio ejus fpecies habendaeft, cu- jus folia eodem modo dependent, ejusdemque funt forme quam Butonice terreftris > videntur autem pau- lo longiora & flaccidiora effe , ac fubtus albicantia , ‚ad oras non ferrata, fed craflo itidem nervo medio donata, qui infra trigonus eft. Fructus ex longis iti- dem dependent pedunculis, funtque grana rotunda parva , inftar Piperis, quisque vero ex peculiariac te- nui dependet petielo. Tenera ejus folia funt gilva feu flavefcentia , nullam vel modicam admodum ha- bent amaritiem , majorem vero adftrićtionem ,' ac pros inde faporem habent tenerorum Varinge foliorum, atque cruda eduntur. | Aliud fimile folium flores in umbellis gerit parvos & albos, rami, quibus folia infident, molles funt, fo- lia funt inftar illorum Huttum Darat, ad oras non ferrata, nec apta ad Ulang Ulang. Nomen. Latine Olus Catappanicum , Malaice, Sajor Catappan , ex foliorum fimilitudine cum illis Catappan, aliis autem dicitur Putat Utan, Ternatice Hatejujo, Ufus. Tenera ejus folia apta fünt ad Ulang Ulang, h. e. ad cruda edenda cum Bocaffan & piscibus, ue & fabis adcoquuntur, uti de Butonica terreftri uit dictum , apta quoque funt ad quofvis pifcium ci- bos iis involvendos, qui in alia mittuntur loca. NB. Ob fimilitudinem figurarum forte huic capiti nulla hujus arboris adje&a invenitur figuras "7 "` CAPUT > XXXL HOOFDSTUK. «De Moes Catappe-Boom. MZ de voorgaande witte Butonica terreftris beeft oote gelykeniffe een anderen boom, die menSajor tappan noemt, en buyien twyffeleen mede zoor- te daar van is, de bladeren bangen op dezelffte manier , en zyn ook van dezeffle gedaante , als aan Butonica ter- reftris, dog fcbynen wel zo lang en flap, van onderen wat witachtig , aan de kanten gant/ch ongezaagt, en met een dikke middel-zenuwe , die beneden driekantig is. De vruchten bangen aan lange fteelen, en zyn kleene ronde korls, als Peper, yder aan een byzonder dun fteelt- je bangende. De jonge bladeren zyn waal of geelachtig , hebben weinige of gene bitterbeid, maar wel zamentrek- king , fmaken dierbalven , als °t jonge Waringe-blad ‚en werden rauw gegeten, Een ander diergelyk blad breng? zyne bloemen aan een dolle voort , kleen en wit, de takken, daar de bladeren aan flaan , zyn week, de bladeren zjn lank, gelyk die van °t Huttum Darat, aan de kanten niet gefchaart y onbequaam tot Ulang Ulang. Naam. In Latyn Olus Catappanicum, in 't Ma- leyts Sajor Catappan, na de gelykeniffe der bladeren, met die van Catappan, en by anderen Putat Utan, op Ternataans Hatejujo. Gebruyk. De jonge bladeren zyn een Ulang Ulang, dat is bequaam , om rauw met Bocaffan en vifch te eeten, als mede met boontjes te koken, gelyk van Butonica ter- reftris gezegt is , zy zyn ook bequaam , om alderbande koft van vichen daar in te winden, die men verzenden wil. . NB. Mogelyk dat om de overeenkomit der figuren by dit Hoofdftuk geen afbeelding van deze boom gevonden wn Tom. TIL. Ke EX j G E 2 Pb P c 2 E, 7 NN NNN PTL. TR A M 20222 maf EE za A Ce Ze 4 Y, 7 Wl SN WW \ NS NU N SA: Ah UNS GND N 7 Zi N SS / Wy 7 ^ A SU NOA ir ig U " " d YA / AR, St MINNS NETTO RUN NN NU NNW NU See N N NU ZZA TAS, SE SÉ PAN 7 4 HH >52 N W NN za so > SĘ Lé “yf, GLAU, Vii) M 99174 i Gear SER SR "ae O TN - | / Pc MAE EE A e? - Ee Zeien - N / "nu. K EE = 7 = SSS U N M SN D d 149 f U, M N UN mah, BIZ p YA “44, V Bock. XXXII Hofih. AMBOINSCH KRUYDBOEK. CAPUT TRIGESIMUM SECUNDUM Malaparius , Malapari. Awakkal, Alaparius arbor eft alta litorea ; plerumque fi- nuofo crefcens trunco, qui ulne fepe crafli- tiem in diametro habet; ejus cortex plerum- que ubique eft glaber excepta inferiore trunci parte, ubi rugofus eft & fiflus ; uti in Bintangora , interne fuc- cofus & luteus, amarus, & ingrati odoris ac faporis. Folia plerumque per bina & tria paria fibi obponun- tur, uti in Syderoxylo , inpar vero in hac arbore ex- tremum claudit, quod maximum & acutiffimum eft, alia illius refpectu funt minora & rotundiora; plerum- que tres quatuorque pollices longa; binos cum dimi- dio & tres lata, juniorum arborum folia feptem pol- lices longafunt, quinque digitoslata, tenuia, & gla- bra inftar charte, intenfe viridia, tribus quatuorve coftis ab utraque parte donata, oblique admodum decurrentibus inftar illorum Daun Tandal, quorum ore funt finuofe atqueinflexe, & tenuibus viridibus- ue infident rachidibus breviflimis, in petiolis directe fibi obpofita, atque contrita fortem fpirant odorem, fere inftar lixivii coriariorum, vel inftar piforum viri- dium, cuivis autem rachidi tria tantum foliorum pa- ria infident. Flofculos gerit luteos cum illis Lingo& fere convé- nientes, qui racemofi quoque funt, quos fru&us in- fequuntur plures fimul conjunéti, qui filique funt bre- ves , illis Cacare feu fabarum fimiles , fed breviores , di- gitum circiter longe, externe glabrae, gilve, craflo cortice obdućte,.unde & difficulter aperiuntur, in uibus unum, bina, immo tria locantur officula, feu abe nigra inftar Lupinorum , pallide ruffe feu gilve, fatis durz , faporis ingrati. — Arboris Hguuur crt motte; flurofuus, & lentum, citrinum, nec durabile; Plerumque ad mare iuclinat zc arbor, radicibus denudata, Fruétus maturefcunt Decembri. ` Nomen. Latine Malaparius, juxta Malaienfe Mala- pari, Amboinice Awackal & Wawakkal. In parva Cerama Afa wali, & Sawali, in Cerama Orientali Liada, in/ Banda Wanyer. Locus. Raro obcurrit in hifce Orientalibus infulis , ac potiffimum talibus in litoribus, ubi alta funt ripæ & ingentes rupes, in quibus fepe adeo denudata crefcit, acfiipfis adglutinata effet: in arenofis etiam crefcit oris , fab quibus camen faxa latent, eftque por- ro rariffima arbor. U/us. Luteus ejus cortex, fed potiffimum radix ra- fa, & vulneribus inpofita , ictus curat Ican Sambilang , & Glaucii. Ceramenfes Orientales & Bandanenfes ar- canam habent artem plurima corporis vitia per hanc curandi arborem , primo enim decoctum coquunt ex hoc cortice in aqua, cui incoquunt parum Catjang, Porri, Mafjoy, & Caryopbyllorum, quo decocto Be- riberi feu Orientalem Paralyfin curant, quod interne propinant, & externe paralyticis inponunt artubus , juon fovent & abluunt hujus refiduo. Eodem hoc ecoéto cunétos quoque corroborare volunt paralyti- cos artus & firmare, hujus radix contrita, vel idem decoctum naribus adtractum, fine dubio cerebrum depurat ab omni pituita per os, nares, & oculos; quod civis quidam Bandenfis tanquam fummum habe- bat arcanum, atque a Ceramenfibus didicerat ad cun- Gas cephalzas & vertigines, ex pituita ortum ducen- tes, curandas, quum vero hoc inftituebat in homi- nibus biliofi temperamenti, quibus cerebrum fervet, plures Cephalzz cauflabat lancinationes. Sic quo- que medicamenta ex hoc ligno & cortice hujus arbo- ris preparata ‚interne fi adfumantur, ingratum prebent faporem ob fabaceum illum ac naufeofüm odorem. Ceterum iidem Ceramenfes Orientales, & Keffin- genfes, qui homines funt, plurimum in mari victum querentes , longaque inítituentes itinera marina, plerumque radices hujus arboris ac fegmenta fe- cum ducunt in navibus, ut ex ipforum opinione foli- dum adquirant corpus, quod ipfos in mari a multis liberat malis, quz illis fuperveniunt, Leier: ex enta i$} SECHER Tih Malaparie- Boom. IV Alaparius is een bogen firand boom, meeft met eet 1 bogtige ftam, wel een vadem dik in derondte; de Jcbor[Je is meeft over al effen, bebalven aan ’t on- derfte van den ftam isze ruig en gefcheurt , gelyk aan de Bintangor , binnen zappig , en geel, bitter , en onlieflyk van reuk en fmaak. De bladeren (laan meeft met twee en drie paren tegen malkanderen, gelyk aan ’t Y- zer-bout, dog voor aan met een alleen , bet welk ook het grootfte en fpitfte is, de andere na advenant kleender en ronder , door den bank drie en vier duymen lank, twee en een half en drie breed, aan de jonge bomen zeven duy- men lank, vyf vingers breed, dun en glad, als papier , boog-groen, met drie a vier ribben ter weder zyden, die zeer /chuyns lopen, als die van Daun Candal, met de kanten wat bogtig of gekronkeld, zy fłaan aan dunne groene ryskens, op zeer korte fleeltjes, regt tegen mal- kander , en gewreven bebbenze een [terken reuk , bykans als Loó van Leerbereyders, of als groene erweten, aan yder rysken zyn maar drie paren bladeren. Hy bloeit met kleene geele bloempjes, ten naaften by als de Lingoa, ook in trosjes by malkander , aan dezelue wajjcben de vruchten in bosjes by malkander , 't welk zyn korte bouwen, gelyk Cacara of bonen, dog korter , omtrent een vinger lank, van buyten zonder bulten en naden, vaal, dik van fcbaal , en moeyelyk om op te bre- ken. Binnen leggen een, twee, en drie zwarte boonen; elyk Lupynen . ligt-ror of waal. redelyk hard, en on- iefl yk van /maak, "t Hout is week, dradig, taai, ligt-geel, niet dura. bel. Hy fłaat meeft voor over, na de Zee hangende, en met de wortelen bloot, De vruchten ziet men ryp in December. Naam. In ’t Latyn Malaparius , na * Maleyt/ch Malapari, in °t Amboins Awackal en Wawakkal. Op kleen Ceram Afla wali, en Sawali, op Ooft-Ceram Lia- da, in Banda Wanyer. Plaats. Men vind hen weinig in deze Oofterze Eylan- den, en dat meeft op zodanige ftranden, daar boge oe- vers, en groote klipben zyn, daar D zomtyds 20 bloot Staat, als of by er okgeplakt was. Hy waft nogtans ook op zandige oevers, dog Wie van onderen ftenen bebben s en is voorts ongemeen, ^. Gebruyk. De geele fcbor[fe , dog meeft de wortel ge- febraapt en opgelegt , gence de feki van de Ican Sam- bilang, en de Pylfteert. De Ooft-Cerammers en Ban- danezen bebben een fecrete konft , veelderley gebreken met dezen boom te genezen, want voor eerft makenze een de- cotum van deze fcbor[Je im water, daar by doende eem weinig Catjang, Ajuyn, Mafloy, en Nagelen, waar mede zy de Beriberi of Ooft-Indifche Lammigbeid gene- zen, van binnen drinkende, en buiten op dê lamme leden bindende , en daar mede «va[Jcbende. Met bet zelfde de. cotum willenze ook in % generaal alle leden verfterken , en een vaft ligbaam maken, de wortel gewreven, of bet decoctum daar van door de neufe opgetrokken , zuiverd bet hoofd fterkelyk van alle lym, door den mond, neufe, en oogen , "t welk een Bandaas burger voor een groot fe- creet bield, en van de Cerammers geleerd badde, om al- lerbande boefdpyn en duyfeling , die uit de flym ont- ftonden, te genefen, dog als by dit aan zommige menfcben aanleyde , die galacbtig en beet van berfenen waren, ver- wekte by in de boofdpyn nog meerder fłeeken. Zo is ook de cure met bet bout, ende [chor[Je dezes booms binnens- lyfs, wat vies, wegens baren onlieflyken bonen-reuk. . Anders dezelffte Ooft-Cerammers en Keffingers , "t welk lieden zyn, die meeft op Zee leven, en verre vaarten doen, voeren de dikke wortelen of de ftukken daar mede gemeenlyk by bun op de vaartuigen, om, zoze zeggen, een vaft ligbaam op Zee te maken, en bun van veele toe- vallen te Pi, die 4 op Zee ontmoeten , inzonder- beid door de taye > als mede door ’t nuttigen van Z3 RIS Schad, 184 HERBARII AMBOINENSIS Liber V. cap. XXXIII, lenta pituita , uti & per ingeftionem noxiorum pifcium , cancrorum, & concharum. In Hitoecompertum ett, hujus arboris radicem cum Pinanga mafticatam, vel contritam , cottam , & propinatam falutare effe reme- dium iis, qui noxium piłcem , utricularium dictum, comederint, uti & contra venenatos boletos, fuffo- cantes tubas marinas, fimilesque maris cibos perni- Ciofos. In finu Portugallico arbor invenitur plura gerens folia, ac binos diverfos fructus ex uno eodemque ra- mo, quorum primi funt filique ifte memorate, al- tere funt bacce rubra, quarum quzdam folitariz , alie gemina longis ex oculi dependent, exter- ne rugofe feu granulofe inftar Fragorum , interne nunc concave, nunc alba ficcaque medulla repleta. In Rumphii Adpendice hac adduntur. Hzc NufJanives fpecies non tantum minora gerit fo- lia, fed ejus fruétus funt quoque breviores & latiores, binos nempe pollices longi, ultra unum lati: atque rotundus fpurius fructus nunc ex fimplici do petiolo , aliquando feffilis eft in ramo , ex quo fructus dependent, ita ut Quercus gallam reprafentet, fed multo minor eft. Tabula Centefima Decima Septimä Ramum exhibet Malaparij, ae fchadelyke vifJchen, Crabben, en fcbulpen. Op Hitoe is 't geexperimenteert, dat de wortel. dezes booms met Pi- nang gegeten , gewreven, gekookt, en gedronken, belpt die gene, die van de fchadelyke vifch Opblazer gegeten bebben, als mede tegens de fenynige Padde-fłoelen , awor- gende Zee-boorntjes , en diergelyke /chadelyke koft uit de Së | In de Portugeze Bay, ftaat een boom met wat meerder bladeren, dragende twederley vruchten aan een en dezelf- de tak, de cerfte zyn de bovengenoemde bouwen, de an- dere zyn ronde befien, zommige enkeld, zommige dubbeld ep lange fteeltjes , buyten rwyg , of met korls „als Aard-be- fen, binnen zommige bol, zommige met een wit droog merg uytgevuld. | Dit «verd 'er in bet Byvoegzel van Rumphius bygedaan. Deze zoorte van Nuflanive beeft niet alleen kleender bladeren, maar de vruchten ook zyn korter en breeder , te weten twee duymen lang, en ruym een breed; en de ronde byvrucht bangi zomtyds aan een enkelden fleel, zomtyds dan zitze digt tegens dezelfde ‚daar de vruchten aan hangen , zo datze een Gal-appel verbeelden , dog veel kleender. De bondert en zeventiende Plaat Vertoont een Tak van de Malaparie-boom. CAPUT TRIGESIM. TERTIUM. Vidorici filveftris fpecies quadam... Ibro primo capite 57. prima invenitur defcripta Vidorici fülveflris pecies, quz domefticz proxi- me adcedit , atque edulis eft, quum vero in Am- boinenfibus filvis varie hujus infuper alie mihi fefe obtulerunt fpecies, quz filveítres penitus funt , atque maxime ab utrisque antecedentibus differunt, has fimul breviter hic defcribam, quantumque de iis ad meam pervenit notitiam , quum arbores fint, qua non mul- tum inquiruntur. . . ^ ae ep Donde - Vidoricum itaque filveftre EC egen foliis cum pri- mo maxime convenit, que fuperius funt fubrotunda, & obtufo apice donata , craffiuscula , firma, ultra quinque pollices longa , tres digitos lata , fex coftis transverfalibus ab utraque parte nervi medii donatá. Fructus cum Manga fetida convenit, eftque ovi- formis, fed quodammodo inregularis , quatuor polli- ces longus, binos cum dimidio & tres latus feu craffus. Ejus cortex exterius eft fordidus, ex coeruleo viridis & cinereus inftar córii, gummique albo & vifcofo obdućtus. Caro interna eft ficca „ex albo flavefcens, odoris gravis , fere inftar Mufe , vifcofaque , dividitur autem in quatuor, quinque, & fex cellulas , in quibus totidem locantur oflicula oblonga , ab utraque parte acuta & acuminata , ex nigro fufca & fplendentia , tres digitos transverfales longa, unum lata ,inftar no- ve lune excavata, ventris vero pars ulterior cinereä eft , feu hepatici coloris , nec glabro cortice obducta. uinta ac fexta cellula fzpe vacua eft, Externe au- tem hzc officula inftar lapidis dura funt, interne ob- longum ac ficcum gerunt nucleum, fubftantiam Ca- ftanearum referentem, quz in bina dividi poteft feg- menta , caro autem circumjeéta ac vifcofa, licet gra- vis odoris, acidula eft & auftera, unde inedulis. Ar- boris cortex eft craffus, ex craffis brevibus & luteis fibris compofitus, ac d lis, lignum tigno non infervit. Nomen. Vocari potet Vidoricum filveftre fecundum & Oviforme. Malaice Widorick Utan Pandjang , qui- busdam etiam dicitur Gatsjo. Secunda hzc fpecies varietatem habet; cujus fru- &us minores & rotundiores funt, uti & ipforum nuclei & officula , binos transverfales digitos longi, vix mi- norem digitum craffi, unum quoque extremum fem- per magis acutum eft altero , ac notabilem cinereum gerit ventrem, plerumque rectum, ejus nucleus in qua- tuor XXXIII. HOOFDSTUK. Eenige zoorten van wilde VV, idorik. N’ berfio Raok Kapittol e= Rant hofrhreven de eerfte I zonrte van wilde Widorik , die met de tamme overeen komt , en ook eetbaar is. Dewyl nu in de Am- boinjcbe bo[Jcben nog verfcheide andere zoorten gevonden werden , die gan/ch wild zyn,en merkelyk van de beyde voorgaande verfchillen „zullen wy dezelve bier na malkan- der kortelyk befcbryven , zo veel ons daar van bekent is, om dat °t dog bomen zyn daar men weinig werks van kt. De tweede wilde Widorik komt aan bladeren met de terfie meeft overeen, voren rondachtig , met een ftompe Jpits , dikacbtig , ftyf , ruym vyf duymen lang’, drie vine gers breed, met zes dwers - ribben aan wederzyden van de middel-zenuwe. De ryskens zyn rank, en neerwaarts bangende door de fawaare vrucbten. e vrucht gelykt wat na een ftinker (Manga feetida) ey- vormig , dog wat irregulier , vier duymen lang , 23 en 3. dike De buytenjte fcbor[fe is owyl , uit den blauw-groenen en graauwen gemeńgd „als leer, en met een wit kleverig gom befmeert. Het binnenfte vleefcb is droog, wit-geel, geyl van reuk, fchier als Piefang , en kleverig , binnen is ze verdeeld in 4. 5. en 6. Celletjes , daar in leggen zo veele lange fteenen , aan beyde eynden fcberp en [pits , fwart- bruyn en glimmend , lang drie dwers- vingers, en een breed, geformeert als een niewwe Maan, doch de buyk- zyde is recht-graauw of leververwig, en met die gladde -febaal niet bedekt. Het vyfde en zesde Celletje is ook emeenlyk ledig: buyten żynze Jteen-bard , binnen bebben- 4 een Ce hie drooge beef , van fubftantie als Ka- ftanjen, die zig in tween laat deelen , bet omleggende droge en flymerige vleefch , boexvel geyl van reuk „ts egter Juurachtig en wrang van fmaak , dierbalven niet eetbaar. De fcbor[Je des booms is dik , grofdradig „van korte, dikke, en geele aderen gemaakt, en breekjaam, bet bout deugt tot geen timmerwerk. żę zi: Naam. Men mag ’t noemen Vidoricum filveftre fe- cundum & oviforme. Op Maleyts Widorik Utan Pandjang, zommige noemen ’t ook Gatsjo. Deze t«veede zoorte beeft nog een veranderinge , beftaan- de meeft daar in, dat de vruchten «vat kleender ent zyn, als mede de korls of ftenen in de vruchten, twee dwers-vingers lang, en qualyk een pink dik, bet eene eynd is ook altyd fcberper dan ’t andere , met een merke- Dien grauwen buyk , meeft regt , de binnenfte kan men dw SCH, NN. Tab. CXVII. GE "IFA “MÍ 3 N Pag. 184 - V Boek. XXXIII Hooft? AMBOINSCH KRUYDBOEK. 185 tuor fegmenta foliacea dividi poteft , fubftantie & fa- poris Caftanearum , fed magis amaricat , contra nuclei binarum priorum fpecierum in bina tantum fegmenta dividi poffunt, fi confringantur, vifcofi funt eum in- grata amaritie. Vidoricum filveflre tertium folia gerit minora illis prima fpeciei libr. 1. cap. 57. defcripte , ejusdem cæ- terum forma ac fitus, Ejus fructus eft rotundus , pau- lo major Limone Nipis, externe glaber & glaucus, intus carne repletus craffa & fungofa: Huic infident bina lapidea officula, inferioribus partibus fibi adpofitis, formam pr&bentia binarum femi-lunarum completa- rum, ultra pollicem craffa , minorem digitum lata, fufca , nigra, & rava, glabra, & fplendentia , ab utra- que itidem parte acuminata, angulus autem petiolo obpofitus femper acutiffimus eft, inferior ipforum pars pallidé quoque cinerea eft & rugofa. Sub craffo ac lapideo putamine nucleus reconditur planus & ob- longus , ficcus , & infipidus, feu parum amaricans cum acore quodam, Fructus ex rotundo funt aliquan- do compreffi ad illud latus , in quo nulla reperiuntur officula , quidam fruétus unicum aliquando tantum germ officulum oblongum vel pyriforme , ac firmis- me petiolo adherent. Fructus autem ifte , qui uni- cum modo gerit officulum, extefne fulcis quibusdam eft notatus inftar majorum Myrobalanorum. Una parte officulum pauca obductum eft carne , altera autem pars carne penitus repleta eft. Semi-maturorum fru- étuum color eft glaucus , fi vero externa farina deter- gatur, virides penitus funt, ac demum ex flavo vi- rentes inftar Pomorum ,tumque dulcem quodammo- do gerunt faporem. Fructus bina gerentes officula in medio inter ifta fiffuram habent cavam. Fructus caro odorem quodammodo Mufz fpirat, ab Amboi- nenfibus vero non editur, fed tantum à vespertilioni- bus, Fructus hi Septembri maturefcunt , arboresque in Hitoes montibus crefcunt, ubi juxta magnam re- ionis iftius viam obeurrnnt* recenc hargm arborum mm eft fuccofim & grave, fed facile exliccatur, & ad edium exftrućtionem aliquando adhibetur. Vidoricum filveftre quartum fimilem gerit fructum , cujus oflicula eandem habent magnitudinem, unum vero ipforum latus eft anguftum , atque venter usque ad alterum apicem eft craffus , fubrotundus , formam cithare exhibens, multo pallidioris coloris quam præ- cedens, gilvus nempe feu hepaticus eft hic fructus, ejusque venter multo pallidior, qui parum etiam pro- tuberat & rotundus eft, quum binarum priorum fpe- cierum rectus fit, intus nucleus rotundus fonitum edit, ejusdem cum prioribus fubftantie. Hi nuclei elegan- tiffimi funt, ac digni, ut adferventur, ipforum vero ulus nondum innotuit: In Amboina rara eft hac ar- bor, in Leytimora hinc inde una alterave, copiofior eft in infülis Xulafenfibus. - ay «A Macaffarenfium Nani, in Auétuario memorata, diu mihi habita fuit congenera huic quartz filveftris Vi: dorici fpeciei ob officulorum fimilitudinem quandam, que in fructibus reperitur; Ulteriore autem exa- mine comperi diverías effe arbores, exoticam illam in Amboina Nani omifi, inque Auctuarium tranttuli. Vidoricum filveftre quintum fatis magna gerit folia, illis Tsjampadabe quodammodo fimilia, fed majora, glabriora, novem, decem, & undecim pollices lon- ga, quatuor & quinque lata, obi coftis pertex- ta, binaque fibi in ramis funt obpofita. Fructus foli- tarius dependet ex foliorum alis forma Limonis Nipis, vel paulo minor, ac fupra umbilicatus , externe gla- ber, pallide virens feu Eo > maturi vero rubefcunt, hisque femper lentus adheret liquor , qui in album tandem gummi exficcatur , quique facile exfudat, caro fru inftar omnium Vidorici fructuum, in maturis autem dulcefcit , fapore & odore cum Manga foetida çon- veniens, intus quine camerz feu cellulz adparent, in quibus totidem officula ventribus fibi funt obpo- fita, una autem alterave cellula plerumque vacua eft. Horum nuclei minores funt illis precedentium , ma- gnitudine oblonge fabe, feu feminum Anonz, for- mam tamen crefcentis lunz fervantes, excepto quod rećtiores fint, & ad hilum parum dehifcant , unus quoque ipforum apex rotundior eft altero, funtque porro duriffimi, glabri, fplendentes, ex nigro cd u s comprimatur, que lenta eft & vifcofa, fa vier ftukken als blaadjes deelen , van fubftantie en fmaak als Kaftanje , doch wat bitteracbtig , daar en tegen de korls van de twee voorgaande wilde zoorte , laten zig maar im tween deelen, als men daar op duwt, en zyn kleverig , met een onaangename bitterbeyd. „De derde wilde Widorik beeft bladeren kleender dan. die van de eerfie zoorte, lib. 1. cap. 57. befcbreeven , anders van dezelfde fatzoen en fituatie. De vrucht is rond, ruym zo groot als een Lemon Nipis, van buys ten even en [paans-groem , van binnen met een dik en voos vlee/ch, daar in ftaan twee [teen-barde korls, met de buyken tegens malkander , in de gedaante van twee gevulde balve Manen , ruym een duym dik, eneén kleene vinger breed , bruyn, fwart, en Wolfs-verwig , glad „en glimmende, aan beyde de eynden mede [pits , dog den boek na den fieel toe is altyd de [cherpfte, de buyk is mede final , graauw, en rimpelig. Onder de dikke en fteen-barde Schaal leyd een platte langwerpige beeft, droog „en on- Jmakelyk, of een weinig bitter , met eenige /cherpigheyd. De vruchten zyn uyt den ronde, zomtyds wat gedrukt aan die zyde, daar geen'korls laan , zommige vruchten bebben ook maar eenen [leen , die dan wat langwerpig of peere-Vormig zyn , en bangen zeer vaft aan haare fleel; welke vrucht maar een korl beeft, is van buyten met zommige voorns geteykent, gelyk de groote Mirobalane, „Aan de eene zyde leyd de korl met weinig vleefch bedekt, maar de andere helft beftaat wyt enkeld vleefcb. De coleur van de balf-rype is fpaans-groen, maar als men ?t buy- tenfte ftof of meel afwryft,zynze regt groen , en ten laat- ften appel-groen, en als dan wat zoet van finaak. De vruchten van twee korls , hebben in de midden tuflchen de korls een bolle fcheur. . Het vleefcb van de vrucht riekt eenighnts na Pifang of Mufa; doch by de Amboinezeń wert bet niet gegeten, maar wel van de Vleer-muyzen. De vruchten werden ryp in September , en de bomen waf- Jen mede in "t gebergte op Hitoe, daar men ze langs de groote landweg vind: bet ver/cbe bout is [appig en waar, : droogt ligt op, en wert tot den buisbouw zomtyds ebruykt. ; De vierde wilde Widorik beeft een diergelyke vrucht ; wiens korls ook zyn van dezelfde grootte , dog de eene hoek is fmal, en voort den buyk tot aan de andere Spits dik, rondagtig, de gedaante van een luyte uytmakende, ve ligter van coleur dan de vorige, te weten vaal of lever- verwig , en den buyk nog ligter, die ook wat uytfteekt , en rond is, daar de twee voorgaande regt zyn, binnen boord men een rondachtig korltje rammelen, van dezelve Jubftantie als de vorige. Het zyn zeer mooye korls , en waardig om te bewaren, al is "t gebruyk nog onbekend, In Amboina vind men xe Ges op Leytimor bier en daar een boom, “meerder in de Xulaze Eylanden. Het Nani der MacafJaren , waar van in? AuCtuarium gewag gemaakt werdt, beb ik lang voor een mede-zoortę van deze vierde wilde Widorik gebouden , wegens eenige gelykenijje der ftenen , die men in de vruchten vind. Doch by nader onderzoek bemerkende, dat ’t verfcheide bomen zyn, bebik dat vreemde Nani, bier in Amboina uytlands zyndes willen uytlaten , en tot in myn voornoemt Auctuarium /pa- ren. De vyfde wilde Widorik beeft dn ed groote bladeren, die van Tsjampadaha eenigzints gelyk , dog grooter , gladder, 9. 10. en 11. duymen lang, 4. en 5. breed, met eenige fchuynze ribben , en [laan twee en twee tegen malkander aan de takken, De vrucht bangt enkeld uyt den fcboot der bladeren, in de gedaante van Lemon Ni. pis, of wel zo kleen, met een naveltje voor aan, buten effen, bleek-groen, of grys, maar de rype trekken na den rooden , daar aan kleeft altyd een taaye vogtigbeid , die fi eindelyk in een witte gom opdroogt, en die ook ligt uyt- weet „als men in 't a drukt, Het vleefch is taay, kleverig, gelyk in alle Widorik , in de regt-rype zoet- agtig , van teuk en fmaak na de Manga foetida trekken- «de, binnen ziet men 5. kanten of Cellen, en daar in zo veel korls, met de buyken tegen malkander ftaande , doch emeenlyk een of twee Cellen zyn leeg. De korls zyn leender als alle de voorgaande ‚in de grootte van een lang- querpige boone , of zaden van Anona, doch nog al de ge- daante van de wa/Jende Maan beboudende , bebalven dat ze regter zyn, met een kleene opening aan den buyk , en de eene ur is ook ronder dan de andere, voorts zeer bard, glad, glimmende „en /wart-bruyn. h 186 HERBARII AMBOINENSIS Liber V. cap. XXXIII. Sub finem menfium Orientalium fruétus maturi ob- fervantur , quos Amboinenfes fpernunt , in Celebe autem hi a Bougenfibus populis, uti & a Baleyen- fibus comeduntur , qui maturi fponte decidunt , Boe- genfium porro ridicula humanitas dictitat in conlectio- ne horum fructuum non retrorfum arborem effe adfpici- endam , tumque fructus molliores & delicatiores erunt , meo autem judicio fructuum maturitas faporem his- ce addit, ut edules fint, ac praefertim fi muria con- direntur, vel alio przpararentur modo, odor enim ipforum adlicit, ad maturam adcedens Mangam feti- dam, caro vero ipforum, eft lenta , ac paitacea, fi manducetur. He arbores quam craffiffime & altiffime excre- fcunt, ıta ut confcendi nequeant, nifi palus ipfarum truncis adligetur , variis funibus adpen is, quibus pe- des fubfulciuntur , qui vulgaris eft mos apud cun- Cos Indie incolas Si quasvis altas & craílas arbo- res adfcendendas, quas complecti nequeunt. Vidoricum filveftre fextum minima gerit folia, fru: Gus, & femina. Folia quam maxime illa Caryophyl- lorum referunt, non. autem ita ordinata funt, nec in ramis cruciata, quinque pollices longa, binos digi- tos lata. Fructus copiofi ramis infident, fed. vagi & Tolitarii fuo ex petiolo, quales in parvifolia Varinga obfervantur, magnitudine globorum fclopeti , exter- ne grifei, fique conterantur, inftar pomi virefcunt, plerumque fphzrici & glabri, aliquando obfcuris fül- cis notati juxta nucleorum numerum , qui intus lo- cantur & plerumque funt bini , terni , quaterni, & quini, qui hilis fibi adcumbunt ejusdem coloris ac forme cum proxime antecedente, vel paulo magis nigre- Ícunt, fed omnium minimi funt , haud enim majores fant Pomi feminibus „caro eandem habet fubftantiam vifcofam , ac fapore convenit cum illo quinta fpe- ciei. Ejus lignum durius videtur effe illo preceden- tis, quantum autem novi, nullius ufus. Women. Omnes he fpecies ad Pidoricum filveftre pertinent > quod Malaice Wideriek -Urun vocatur, quarum prima & fecunda hoc in capite defcripta co- gnominantur Pandjang , h. e. Vidoricum filveftre oblongum ; omnes vero fübfequentes fpecies Kitsjil feu parva. Amboinenfibus dicitur Labutta feu La. buttan, in Leytimora Anaban, h. e. Sjampadahz fo- lium ob foliorum formam. Quinta & fexta fpecies eculiariter Baleyenfibus dicitur Njalatta, h. e. vi- fcofa, & Bogentibus Bolematta. In Amboina raro ha arbores ad tigna adhibentur, quum recens ipfarum lignum fit fuccofum & grave, ac lente exficcetur , fi autem penitus fit ficcum & leve, fuperioribus zdium partibus infervit. "Tabula Centefima Decima Otlava Ramum exhibet Viderici filoeftri quart, cum ejus fruu & officulo feparato, CAPUT In 't eynde van de Oofter-Mouffon beeft men de r pe vrucbtens de Amboinezen veragten deze vruchten > op Celebes werdenze door de Bougife Volkeren ,. als mede by de Baleyers gegeten als ze van zelfs afvallen, leren- de daar en boven de Boegifche belagcbelykbeid dat men in "t oprapen der vruchten niet agterwaarts na den boom moet zien, 20 zullen de vruchten murwer en Jmakelyker werden 3 myns oordeels brengt de fmaak aan de rype vruchten mede , dat ze tot bet eeten bequaam konnen ge- maakt werden , als men ze inpekelde , of anders toebereyd- de, want den reuk is aanlokkelyk , na een rybe Manga foetida trekkende, maar °t vleefcb is taay , en deegachtig in "t knouwen. Het werden dikke en regte bomen, die men niet beklim- men kan , of men moet een andere Dar tegens den ftam aan - binden , met verfcheide touwen , daar men de voeten op zeiten > t welk een ordinarie manier is by alle In- landers , om allerbande boge en dikke bomen te beklimmen die zy niet omvatten konnen. | y “De zesde wilde Widorik beeft de alderkleenfte blade- ren, vruchten,en zaden. De bladeren gelyken zeer na de Nagel - bladeren, doch flaan zo ordentelyk niet in "t kruys om de takken , vyf duymen lang , twee vingers breeds De vruchten Jłaan veele langs de takken, dog ydel, en- - keld op een freeltje , gelyk men aan de kleene Se ziet, in de grootte van roer-kogels, van buyten mede grys, en als men ze wryft ,appel-groen, meeft regt-rond , en efen, of met donkere voorens geteykent ,na’t getal der korls „die binnen in zyn, binnen in ziet men 2. 3. 4. en 5. korls, met de buyken tegens malkander ftaan, van dezelfde co- leur en fatzoen als de naaf voorgaande , of wel zo fart, maar de kleenfte onder allen, want zy zym niet groeter als de zaden van een appel, "t vleefch is van de zelve Jubftantie , flymerig „en fmaakt als die van de vyfde zoorte. Het bout fchynt wat barder te zyn dan ’t voorgaande, dog 20 veel my bekent is van geen gebruyk. Naam. Alle de zoorten zyn een Vidori Ą In *% Maleyts Widorik Vian , der z ra tweede in dit Kapittel befchreven , bygenaamt werden Pandjang, dat is langwerpige. wilde Widorik, alle de volgende zoorten Kitsjil, of kleene wilde Widorik. By de Amboinezen Labutta of Labuttan. Op Leytimor Ana- han, dat is Tsjampadaas-blad, na de gelykeni(je der bla- GE De Nd en SE E fes biet in °t byzonder by e Baleiers atta, dat is kleveri, ) olematta J , everig , en by de Boegifche y werden in Amboina weinig gebruykt tot timmeren, om dat bet verfche bout zeer za e en fwaar às, en in Jaam opdroogt, als bet evenwel ter degen uytdroogt, en ligt is, zo werd bet tot bovenwerk aan buyzen genomen. De boudert en achtiende Plaat Vertoont een Tak van de verde zoort van de wilde Widarik: Boom , met zyn vrucht en fteen afzondetlyk, — XXXIV. Zab. CXVII, ae Ber, N A) N UND 1104995 BUY is we SE SLR NARA OO Se ey 4 DODY A NANA (OO [NY hi (MAJ N) ROW N 7217 " HH NI NN NON Wach Y NN AR URN, RPM AMIN HAM OMM M Wy AAMAS ARAN dan y Mh PM „tw, Ae. 4 TAA TO Ä MM M SE i HH OR AD MA DHL H^, za zzz, (7 WERL: THA tii E rr a TAA 105 77:7 EEE SS LER WAN M HERR fa, f Pag. 280. V Bock. XXXIV Hoff. AMBOINSCH KRUYDBOEK: 18 CAPUT TRIGESIMUM > QUARTUM: Refliaria alba. Caju Moron. Caju Totarra, RE duplex eft, ala & nigra, maxime intet fefe differentes, unde & utrique fingulare tribui- . mus caput. Reftiaria alba humilis ac tenuis eft arbor, raro vi- rum crafla,. cujus cortex eft glaber, ex fufco & ci- nereo variegatus, parumque maculatus, unde & cu- tim Leguani quodammodo refert, interne fuccofus, lentus, flexilis, ac facile a ligno feparandus, raros gerit ramos comamque tenuem , ramulorum ac ra- chidum fupremum lanuginofum eft. Folia ab utra- que parte ramis infident inordinata , palmam longa, ultra transverfalem palmam lata , ad oras fubtiliter ferrata, fed non profunde , multis venulis rugofa, fuperne ex nigro virentia nec fplendentia, inferne al- bicantia & grifea , ad ta&um mollia & lanuginofa , quzdam fpithamam longa funt , quedam dimidio bre- viora, ac plurimum exefa , inferne etiam obfeffa funt plurimis lanuginofis verrucis feu tuberculis. F Primo propullulantia foliola longe aliam habent for: mam, latiffima nempe, & ad latera unum alterumve angulum gerunt expanfum , unde trigona & pentago- na videntur, Vitis foliis fimilia, fed mollia , & lanu- ginofa , hec plerumque progerminant, fi veteres trun- ci amputentur , qui novos emittunt furculos: >, Folia contrita odorem fpirant Sampacce florum , fed facile exficcantur, ita ut fonora fint. Adulta inferius funt fubrotunda , in medio autem latiffima , fex nempe di- itos transverfales lata funt illa, que palmam longa unt. Coftz illorum majoressfeu primaria rarifime funt, & oblique admodum decurrünt, quais uve prope petiolum concurrunt. ; i ; + Flores parvis racemis infident, qui primo funt pallide virentia, lanuginofa, & pentagona capitula, in flofculos fefe aperientia albos, pentapetalos quoque, in quo- rum centro decem brevia & lutea locantur ftamina, in quorum medio E excrefeit piftillum, Sam- buci flores referunt, fed inodori funt fere, faltem de- bilifimi. _ . Fru&us funt pilulz quzdam , externe pallide viren- tibus apicibus obdućte , inftar capitum Bardane ; qui tamen multo funt flaccidiores, totusque fructus vix ejus magnitudinem habet, non autem acutus eft, vel adherens, fub lignofo ejus putamine quinque re- conduntur cellule, in quibus femina continentur pu- filla, fufca, & angulofa inftar illorum Acetof& , fed minora. : Arboris lignum eft leve; ficcum, nec durabile , ni- fi ficco tempore & decrefcente luna cedatur , & fumo induretur, unde lentum ; durum, ac durabile eft: He arbores plerumque copiofz in planis obcurrunt collibus, defertis hortis ; fimilibusque locis , foli bene expofitis, ubi & levem formant filvam , quz apta quo- que eft, ut Caryophyllorum arbufculz in hac plan- tentur. : Nomen. Latine Reftiaria alba , ex foliorum coloré ; & Perticaria prima ‚ab ejus ufu; Malaice Caju Totarra, €aju Moran , & Totarra Itam, ex corticis colore, h. e. anguina arbor & reftiaria. Amboinice in Hitoea Aymette, h. e. lignum nigrum a corticis cólore s quod nomen cum multis arboribus ipfi eft commune; pro- prie autem vocatur Mułebue , h. e. Leguani dorfum, quod cortex, uti dictum eft; reprefentat, in Leyti- mora Sappar vocatur. In Loehcea Amakin Abbal , h. e. Soccus filveftris, vel magis proprie vocatur Mare. In Ternata Difau Sayo,& Mobutoe: BE . Locus: In hisce potiffimum crefcit infulis Orientali- bus, ibi vulgatiffima eft arbor. Ufus. Hoc lignum quoti cationem , tam ad edium tecta, fepes, & ad omnia opera, ad quz fuftes , pali , & tigna requiruntur; con- ftructiones quevis ex hoc etiam formantur quas non durabiles effe oportet, ac tandem optimum prebet Tom. HI. diano in ufü eft ad zdifi- . foco XXXIV. HOOFDSTU K: De witte Londt-Boom. is tweederley, witte en fwarte, doch mere kelyk van malkander verfchillende , daarom wy ieder een byzonder Kapittel geven. “De witte Londt-boom, ¡is een lagen en dunnen boom, żelden een man dik werdende , de baft is effen, uyt den bruynen en graauwen gemengt , een weinig ge- Jbikkeld, en daar door de buyd van een Leguaan eenig- zints verbeeldende , binnen zappig , taay , buyg faam; en laat zig van * bout affcbillen. Hy beeft weinige tak- ken, en een ydel loof, "t voorfte der takken en ryskens is wolachtig. De bladeren. ftaan te wederzyden aan de tak- ken, doch zonder order , een band lang, ruym een dwers-band breed , en aan de kanten fyn gezaagt , doch ‚niet diep , met veele adertjes , rimpelig, boven f'wart- groen, en doots, van onderen witachtig en grys, mede " zagt of wolachtig in °t aanta[len , zommige zyn een [pan lung , zommige maar half zo lang , en de meefte doorvre- ten „van onderen ziet men xe ook behangen met veele wol- ücbtige wratjes of knopjes. De eerft wytkomende blaadjes ¿yn van een beel andere gedaante, te wetén zeer breed, aan de xyde met een of twee uytftekende boeken, waar door zy drie en vyfboekis werden, en 't wyngaard-loof gelyk , doch zagt, en wob- acbtig ; dit ziet men gemeenlyk als men de oude rd afkapt > die dan jonge fcheuten voortbrengen. De blade- ren gebandelt , riekenwat na Tsjampacca bloemen , maat worden ligt droog , xo datze rammelen. De volwaffen lopen agter wat rond toe, zyn egter in de midden breet{t , te weten zes dwers-vingers „van de gene die een band lang zyn. De principaaljte ribben zyn weinig, en lopen zeer y ds 3-wwar Vtt rie agter hy den Steel te zamen olen. à : Het bloeyzel komt voort aan kleyne trosjes ,zynde eer[t bleek groene , wolachtige, en vyfhoekige knopjes , die bum openen in kleyne witte bloempjes , ook van vyf blaadjes gemaakt , daar binnen tien korte en geele draadjes , en in de midden een ander ruyg knopje, de Vlier-bloemen gely- kende, doch zonder, of met een flappen reuk. De vruchten zyn eenige pillen , van buyten met bleek- groene fpitzen bekleed , als de groote kliffen , dog veel flap- per, en de gebeele vrucht is qualyk zo groot als een ge- mene kliffe , doch gant/ch niet fcherp of klevende , ook on- der een houtachtige fchaal ziet men 5. Celletjes, en daar in kleen, bruyn, en boekig zaad , gelyk dat van Zuring, doch kleender. Het bout is ligt , droog, en van zelfs niet durabel, bet zy dan dat ?t by droog weer en afgaande Maan ge- kapt, en een weinig berookt werd , waar door * bàrd y of eygentlyk taay , en duurfaam word. Deze bomen vind men gemeenlyk veele by malkander op vlakke beuvelen ; verlatene tbuynen , en diergelyke plaat- zen, die wel ter Sonne ftaan , alwaarze een licht bosje ma- ken, bequaam om jonge Nagel-boompjes daar in te plan- ten. 3 ; E ‚Naam. In Latyn Reftiaria alba, na de coleur der bladeren, en Perticaria Prima, van baar gebruyk. Op Maleyts Caju Totarra ; Caju Moron ‚en Totarra itam, van de coleur des fcbor[Je, dat is Stange-boom en Londt- boom. Amboinfch op Hitoe Aymette, dat is favart-bout van de coleur der OE » een naam met veele bomen ge- meen; eygentlyk Mulebue , dat is Leguaans-rug , waar na , als gezegt, de fcborffe gełykt. Op Leytimor biet by Sappar. Op Loeboe Amakin Abbal , dat is wilde Soc- cum, of eygentlyker Mare. In Ternaten Difau Sayo, en Mohutoe. . ue Plaats. Hy waft meeft.in deze Oofterfcbe Eylanden , -en is aldaar over al gemeen. ; , Gebruik. Dit bout is een dagelyks gebruyk tot alder- bande buyswerk, zo in den buysbouw tot bet dakwerk, beyningen te maken, en alles daar toe men Jtangen , ftok- ken, en Darren gebruyken moet; men maakt „er ook ał- derbande ftellingen van, die niet lang duren zullen, en Aa Zen 18 HERBARII AMBOINENSIS Liber V op. XXXV. foco lignum; Nunquam eft adhibendum ad quodvis opus, quamdiu cortice eft obductum , quum coflos facile generet , fed decorticandi funt trunci & rami, ui per aliquod tempus Soli, vel quod melius , fumo unt exponendi. Tempore quinti Amboinenfis belli, quod per Ter. natenfem praefectum Quimelaba Madjira | excitatum eft, alius ejus ufus, non minus utilis quam neceffa- rius innotuit, reftes nempe feu igniarios funes ex e- jus cortice neverunt , qui alioquin ex Calappi putamine formabantur, qui ulus nobis re ipfa, iftius belli tem- pore, multum commodi adtulit, quum antea hi fz- pius quam maxime defiderabantur, primo externa ru- ofa pellicula abraditur , ac refiduus flavus cortex feu iber decorticatur, qui recens baculis ligneis contun- ditur, ac per diem ad folem ficcatur, ac tandem fu- nis bômbardarius ex ipfo formatur, quod facile per- agitur, atque a pueris , ancillis , & quibusvis inftituitur hominibus. Si inter nendum nimis exficcetur, aqua pau- xillum confpergendus eft ; hic reftis eft ex fufco ruffus, vix digitum craffus, ignemque optime alit , atque omni in re tam preftans eft ac ille Calappi , utrique au- tem in India multo aptiores funt Belgarum refte , qui facile putrefcit, & fi femel fit madidus, non cito ex- ficcatür. Multi civés & pauperes in Ternata , Tidora, & Amboina victum habent per reftem hunc fabrican- dum, ita ut alie provincie hunc itidem adquirant. Hujus inventionis laus Boetonenfibus eft adfcribenda, qui nobis primum hanc demonftrarunt arborem in Manipa anno 1654. quum illud bellum feviffimum effet. Vocatur itidem Caju Ruffa, quia cervi ejus um: bram amant, & cornua huic adfricant. Tabula Centefima Decima Nona Ramum exhibet Reftiarie albe, CAPUT TRIGESIM. QUINTUM, Reftinvin nigra Mulebua- - mEcunda Refliarie ipo cia teza mapia eft arbor % inftar precedentis, raro viri craflitiem adtingens, fed reétiorem gerit truncum. Hujus cortex multo melius cutem refert Leguani quam prioris, eft-enim:glaber, ex fufco niger , multis- ue parvis ac luteis maculis variegatus , multo autem fragi ior eft precedenti, unde & ad reftem nen- dúm non ita aptus: Ejus folia majora funt, ultra fpi- thamam longa, feptem & octo pollices lata, ad oras profundius ferrata, & infra cordata, in medio latiffi- ma, tres autem magni nervi prope petiolum concur- runt, funtque rugofa admodum, & ad tactum lanugi- nofa,-acfi arena effent confperfa., quales funt & fu- periores furculi. | | Fructus copiofiores fimul dependent quam in pra. cedenti, nec externe molles gérunt apices, funt au- tem pentagoni , feu ex quinque alis conftant, qui te- nui lignofoque cortice obducuntur, qui in maturis de- hifcit, in quibus ex nigro fplendentia confpiciuntur femina. Si rami amputentur , mucus exftillat Papedam referens. Hujusarboris ann pallidius ruffefeitquam precedentis, ac fragile eit. Nomen. Latine Reftiaria feu perticaria nigra & Se- cunda. Belgice fwarte Londt-boom. Malaice Caju To tarra Itam uti precedens. Amboinice Mulebue, quod magis proprie eft huic quam priori. In Hitoea pecu- liariter vocatur Umarea , Amare , & Amake , Baleyen- fibus Bintano. Locus. In levibus itidem crefcit collibus , ac defertis hortis , uti antecedens. Ufus. Altior excrefcit prima, hinc ad poftes , qui. Malaice Totarra vocantur, aptior eft priori, hi autem Jeviores funt & fragiliores , unde & Caju Gabba Gabba dicitur ‚quod nomen ipfi commune eft cum Clompano minore „ac fubfequente Hunut, Ex ejus cortice reftis etiam defećtu alius fabricari poffet , non autem ita fo- lidus ac preftans eft acprioris. In quibusdam Hitoen- fibus pagis potus S s hoc cortice amarus reddi- tur, defe&u veri Oebat: Baleyenfes folia Bintano aliis oleribus adcoquunt & edunt. N. B. Huic capiti nullam adje&am inveni figuram. — - CAPUT ds by tot ten laatften is "t nog goed brandbout, Men moet bet nooit in eenig werk gebruyken, zo lang "er den baft nog om is avant bet ligt wormen genereerd ‚maar men moet bem Da Jebillen, en de blote ftangen een tyd lang in de Son, of, a beter is, in de rook ftellen. A en tyde van den vyfden Amboinfchen oorlog, door Ternataanzen Stadbouder Ouimelahe Madjira RK beeft men nog een ander, met min nuttig als nodig ge- bruyk aan dezen boom gevonden, te weten, Lonten wyć deszelfs baft te [pinnen , die men anders van de Calappus- bolfier maakt , welke inventie ons inderdaad, ten tyde van die oorlog , groot gerief aangebragt heeft, daar men te vooren dikwils daarom verleegen was ; men fcbraapt voor eerft de buytenfte ruyge buyt af, en fcbilt de refte- rende gebele baft af, die men zo verfch met boute klepels klopt , weder een dag in de Sonne droogt „en ten laatften tot Lonten fpint, 't welk ligt toegaat, en van jongens, meyden , en alderbande gefinde kan gedaan werden. Zo ze in t fpinnen te droog valt , moet menze wat met wae ter bevochtigen; deze baft-lond is bruyn-ros, fcbaars een: vinger dik, boud een goede kool, en im alles zo goed als de Cocus-londt , maar alle beide in Indien veel bequamer dan de Hollandze londt , dewelke ligt verrot, en eens ee zynde , langfaam opdroogt. Veele Burgers en armeıluyden in Ternaten, Tidore , en Amboina , generen bun met londt-/pinnen, zo dat nu ook andere Provintien dadr mede gere worden. Den lof van deze inventie moet men de Boetonders toefchryven , die ons. eerftmaal dezen boom gewezen hebben op Manipa int jaar 1654. als de voornoemde Oorlog op " bevig[le was. Hy wert ook genaamt Caju ruffa , om dat de Harte- beeften zig graag daar'onder opbouden, en baare hoorns tegens de y wryven. | De bondert en negentiende Plaat Vertoont een "Tak van de witte Londt-Boom. XXXV. HOOFDSTUK. E De [warte Londt-Boom. D: tweede zoorte van Reftiaria of Lond-boom „is me- de een dunne boom , gelyk de voorige y zelden de dika te van een man bekomende , doch regter van flam. “Deze fcbor/Je gelykt veel beter na ?t vel van een Leguaan, dan van ‘t vorige, want zy is effen , bruyn-favart , en met weele kleene en geele fpikkeltjes bezet , maar veel brof- Jer dan de ak © en daarom tot bet londt-/pinnen zo be- guaam niet. De bladeren zyn grooter , een Don lang en meer ; 7. en 8. duymen breed, aan de kanten dieper ge- zaagt, agter bertvormig , doch in de midden breedft „drie groote zenuwen ftooten by den fteel te zamen „zy zyn zeer ruyg, en wollig in "t aantaften, als ofze met zand be- flrooyt waren, als mede de voorfte telgen. De vruchten bangen meer by malkander als aan tle v0- . erige , bebben geen weeke [pits van buyten, maar zyn vyf- boekig , of uyt vyf vleugelen gemaakt, dewelke een dunne houtachtige fcbel bebben, die in de rype opberfi, en daar in ziet men [wartblinkend zaad. Als men de takken af- kapt , loopt ^er een flym uytuls Papeda. Het bout is mede ligt-rofjer dan °t vorige, en bros. ‘Naam. In ’t Latyn Reftiaria of Perticaria nigra en Secunda. Op Duitfcb fwarte Londt-boom. Maleyts Caju Totarra Itam, als "t vorige. Amboin/cb Mulebuz, eygentlyker dan "t worige. "Op Hitoe noemt men bet in ?t rd Umarea, Amare, ez Amake , de Baleyers Bintano. | Plaats. Het waft mede op ligte beuvelen „en verlatene Lá -tbuynen D gelyk bet vorige, Gebruik. * y waft boger dan de voorgaande, daarom en (die men int Maleyt/che Totarranoemt) alzo gebruykelyk als:de vorige, doch deze zyn pligter em brofJer , daarom men ’t ook Caju Gabba Gabba zoemt, een naam gemeen met "t voorgaande Clompanus minor, en °t volgende Hunut. :Uyt den baft zoude men ter nood londt konnen maken, doch die zyn verre 20 waft en goed ‚niet als van ^t vorige. In ee Hutueze dorpen makenze den drank Sagueer daar mede bitter , by gebrek van't regte Oebat. De Baleyers eeten de bladeren van 'baar Bintano, onder andere Sajor gekookt. N.B, Ik heb by dit Hoofdftuk geen aftekening gevonden? y geen aftekening E YL Zad. CXIX. — 3 E ZA łom LE. NS — BBB SSS GMT G N Tom. ES i V. Bock. XXXVI Hoofiff.. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 189 CAPUT TRIGESIMUM SENTEM Perticaria tertia: Hunut. Erticaria tertia craffum , fed non altum , gerit truh- cum, albo glabroque cortice obduétum, quo a cxteris. diftinguitur , & dignofeitur arboribus , at- ce in binas fubdividitur fpecies, latifoliam & párvi- oliam, qua utraque unam eandemque habent for- ‘mam, excepto quod magnitudine differant. Hunut parvifolia vulgatiffima eft , paucos gerens fi- nuofos & breves ramos: Hujus folia folitaria funt; for- mam habentia potiffimum perticaria prime, fed latio- ra funt , nec mollia aut lanuginofa inftar illius , fed ru- gofa admodum & fcabra, ut & petioli ac fuperiores ra- muli, unde & quodammodo fpinulofa & arenofa vi- dentur, ad oras fübtiliter ferrata funt; ac porro fic- ciffima, injucundi adfpectus , & fonora. Folia hec inzqualis funt magnitudinis, atque in- ordinata ramis infident , quedam enim fpithamam lon- ga funt, ac fex digitos lata; quzdam quinque & fex pollices longa, vix quatuor lata, inferius fubrotun- da, ac finuofa prope petiolum, ubi tres magni nervi concurrunt cum aliis coftis transverfalibus & venulis, a quibus folium rugofum eft.. lores in ample extenfis racemis excrefcunt ; qui fingularis funt forme, compofiti enim funt ex decem anguftis aureis petalis , inftar ftelle expanfis, in quo- rum medio alia quzdam minora petala locantur cir- cinnata, aureum referente« auris ornamentum , quod ex mulierum auribus dependet: ` Froëtus nragnicudi= nem Ceráfi 'nigri habet, fubftantie lente , atque in uinque-ejus cellulis totidem locantur tenuia, oblonga; incurva femina; quorum anguli acuti funt; matu- refcunt antem Octobri & Novembri, floresque pro- ducunt fub finem pluvioforum menfium. Fructus ve- ro ipfi funt pentagoni inftar Catti- Marus , acfi ex quin- e alis feu cellulis effent compofiti , coloris fumei , Gor Arboris lignum leviffimum , mollifimum , & inuti- lifimum eft omnium lignorum, licet craffls conftet fibris, & craffum fit, ad oras filvarum crefcit hec ar- bor ubique, tam in planitie, quam in montibus, plu- rimum vero in arenofis & fterilibus locis, Latifolia praecedenti fimilis eft forma , ejus vero truncus altior eft, atque folia plerumque fprthamam. longa funt, quinque & fex pollices lata, codem modo ferrata & venofa, multo autem rugofiora funt, nec tantum arenofa , fed etiam pungentibus pilis hirta , prefertim petioli & rami, ita ut difficulter tractari pof- fint, atque pruritum excitent, Fru&us eandem ge- runt formam cum prioribus, fed funt oblongiores , di- iti articulum longi: Ejus lignum magis albicat, mol- ius eft, & fragilius quam precedentis, nec durabile. Ambz arbores corticem gerunt glabrum & album, quo ab aliis facile dignofcuntur arboribus , quique lentus eft uti Reftiarie. Nomen. Latine Perticaria tertia ; quum tertia fit ordine & virtute, a vulgo vocatur Malaice Caju totar- ra, uti præcedens, verum. autem nomen Amboinenfe eft Hunut. Ujus. Parvifolia vulgares prebet palos, ad opera vero, que per aliquot tempus durabilia efle oportet, non vel raro adhibetur , latifolia nullum fubminiftrac tignum , fed foco utile eft ejus lignum. Tabula Centefima Vigefima Tom. Il. CAPUT XXXVI HOOFDSTUK De Stange- Boom. D; derde Stange-boom beeft een dikke , dog geeh bogen flam , met een witte effene Jcbor[Je bekleed , die hun onder andere kennelyk maakt, en is onderdeeld in twee zoorten , groötbladig en kleenbladig , zynde van een ii bebalven-dat de bladeren in grootbeid ver/chil- en. Het kleenbladige Hunut is ’t gemeenfte , beeft weinige, bogtige „en korte takken. De bladeren ftaan enkeld , van fatzoen meeft als de Perticaria Prima , dog breeder , niet ps of wolachtig , gelyk die , maar zeer rimpelig enruyg, gelyk ook de flelen en voorfte takken , waar door xy eenig- fints ftekelig of zandig vallem in "t bandelen, aan dekan- ten ook fyn gezaagt , voorts zeer droog , onaanzienelyk en rammelende. | De bladeren wyn van ongelyke grootte „en dat door mal- kander aan een tak; want zommige zyn een [pan lang, en 6. vihgers breed, zommige 5. en 6. duymen lang, Jcbaars 4. dito breed, agter met ronde billen , die aldaar een boefem maken, daar den Deel ingelaten werd, en zig daar in drie groote zenuwen verdeelen, nevens andere dwers-ribben en adertjes, die "t blad ruyg maken. Het bloeyzel bangt aan wyd uytge/preyde tro[Jen , ^t welk zyn bloemen van een zeldjaam Tanto , Want zyzym gemaakt van 10. fmalle goud-geele blaadjes „alseen Sterre uytgebreyd , daar binnen ftaan nog eenige andere blaadjes in krulletjes; verbeeldende een goude oor-vercier/el , dat de Kroywen in de oorendragen. De vrucht is in de grootte van een Krieke , taay van fubftantie , en in baar vyf vler- ken leggen zoveel dunne längachtige , en wat kromme zaden „en de boeken Ss van buyten aan de kanten fcberps zy zyn ryp in October en November , en bloeyen in ’t eynd van de "ergett, jam De vruchten zyn vyfboekig als Catti Marus, en als uyt vyf vlerken ofte buydekens gemaakt, rookverwig , en ligt, © Het bout is? weekfte, ligtftes tn ondeugenfte onder alle houten, boewel "t grofdradig en dik is; by waft aan de randen van ^t Wout, over al, zo in de vlakte als op 't gebergte , doch meeft op zandige magere plaatzen. Het grootbladige is °t voorgaande aan gedaante meeft gelyk, doth de flam wert. hoger; de bladeren zyn door- gaans een fpan lang , 5. en 6. duymen breed , op de. zelfde manier zynze gezaagt en geadert, maar veel ruy- ger, niet alleen. zandig , maar ook met ftekelige bayrtjeś bezet „inzonderheid aan de fleelen en takken ; zo dat ze moe- yelyk in ^t aantaften zyn, en eenig jeuken veroorzaken. De vruchten zyn van bet zelfde fatzoen ‚als de vorige „dog langwerpiger , een lid van een vinger lang , 't bout is nog witter ; «veker , en bro[Jer als aan °t vorige, gan/cb niet durabel. Ä Beyde bomen bebben een effene witte baft , waar door ze onder andere bomen kennelyk zyn die taay is gelyk aan den Londt-boom. Naam. Jn ’t Latyn Perticaria tertia, of /parre-boom, de derde in order en deugt ; de gémene man moemt 't in 't Maleyts Caju Totarra, gelyk de vorige, maar de ey- gentlyke naam is in °t 4mboinfcb Hunut. Gebruik. Het kleenbladige geeft gemene fparren , maar aan werken die lang duren zullen, word bet zelden of niet gebruykt y bet grootbladige deugt ganfch niet tot eenig timmerwerk , bebalven tot brandbout. De Hondert en twintig fle Plaat Vertoont een Tak van de Stange- Boom. es XXXVII, igo HERBARII AMBOINENSIS Liber V.cap XXX VII CAPUT TRIGESTMUM | SEPTIMUM Tanarius minor. Same. Anarjus nobis dicitur talis arbor , cujus cortex adhibetur ad quevis retia tingenda , unde in aqua marina durabiliora funt, nomenque fuum obti- nuit, uti Ful. Scaliger exercit. 325. Set. 19. id do- cet, a verbo Taz , quod Belgice denotat exteriorem viridem glumam Nucis Juglandis , atque contritum Quercus corticem , quo corium praeparatur. Aliquot fimiles cortices fupra defcripfimus ad arborem rubram & Mangium , quum vero ab incolis binz arbores ad hoc proprie opus in ufüm vocentur, quarum prima ad minora, altera ad majora adhibetur retia , hinc utras- que fingulari defcribemus capite. Tanarius minor vilis eft arbufcula , haud multo al- tior frutice, ac fimplicem tantum gerit truncum, haud multo crure craffiorem , totaque planta quam maxi- me cum Ricino convenit, ac fubdividitur in albam & rubram {peciem. Alba feu vulgaris fpecies fimplicem gerit, tenuem, & rectum truncum ad Sambuci altitudinem , paucos emittentem ramos, qui glabro ac viridi cortice obdu- &i funt, qui cana quafi farina confperfus eft , que abradi quoque poteft, uti in Ricino. Folia ejus funt majora , cordiformia , fed nullum habent finum, excepto quod interne parva fit flexu- ra, funtque binas fpithamas lata, ultra binos digitos longa, in brevem flaccidumque apicem delinentia, petuo folia parum funt ferrata, vetula vero non, ed angulus quafi prominet ad majorum venarum ex- tremum , quodvis autem peculiari infidet petiolo, ul- nam circiter longo, circa ramos, funtque herbacea , interne concava, externe fimili confperfa farina, ra- mi vero ac truncus interne medullam gerunt inftar Sambuci. Petioli hi fubtus folio inplantantur ad trium circiter digitorum diftantiam a parte poftica folii, ibique extenduntur in feptem vel novem ma- jores coftas, que totum percurrunt folium uti in Aro /Egyptiaco , folia in plures minores dividuntur ve- nas. Foliorum color eft glaucus, qualis & tota arbu- fcula eft. Petioli vero prope fuum ortum ad truncum ab utraque parte foliolum gerunt fquamofum & den- tatum. Ex alis alii longi &, dependentes excrefcunt petio- li, qui fimilia gerunt fquamofa foliola, qu& certa te- nt glauca capitula fuperius acuminata, Lini capitulis milia , in fummo gerunt tria extenfa filamenta inftar Ricini, que ipfius funt flores. Poft foliolorum ifto- rum lapfum , capitula hac bina, terna, & quaterna fepe conjuncta dependent tenui ex petiolo, in maxi- mo autem folitaria, qua ad magnitudinem feminum Ritini excrefcunt , & externe brevibus & mollibus apicibus obfefla funt, albaque confperfa farina. Ma- tura rubefcunt, inque tres cellulas dehifcunt , in qui- bus totidem locata funt femina, quz tali vj non ex- loduntur quam in Ricino. Sauciati petioli ac rami entum ac ruffum exftillant mucum inftar Papede , qui ferrum tangens nigrefcit: Ad oras filvarum cre- fcit, inque planis campis circa litus. Rubra fpecies precedenti albe fimilis eft, fed pau- lo minora gerit folia, fubtus rubentibus venulis per- texta, quales etiam petioli funt, ubique glauca ob- duc&ta,farina , foliorum quoque color ex viridi ad fufcum adcedit colorem , uti Ricini rubri. Ejus rami interne albam quoque gerunt medullam inftar Sam- buci. Hujus bacce minores funt illis Ricini ; ex ro- tundo oblique compreffe, uti & capitulum oblique. itidem pofitum eft, ac binas quafi barbulas gerit. Ejus fpinule funt molles, breves, & vagi, ac quzvis bacca externe unum alterumve obfcurum gerit fulcum, matura in tres dehifcit cellulas , quarum quavis ni- gram continet granulum inftar feminis Coriandri , fed rugofum eft & pellicula obdućłum , reftans vero bac- carum caro mucofa eft. Granula hzc ex petiolis de- pendent & remanent, licet capfule decidant. In AXXVILHOOFDSTULER De kleyne Taan- Boom. É oss of Taan-boom noemen wy zodanige , welkers Jcbor[fe gebruykt werd om alderbande netten te tanen, of een tanyte verwe te geven, waar door ze in ’t zee water durabel werden, en beeft zyn naam ge- łyk Julius Scaliger Exercit. 325. Sect. 12. leerd van woord Tan, in "t Nederduit/ch betekenende de groene bolfter van een Walnoot „en gemalen eyken fcbor[Je , waar mede men bet leer bereyd. Ettelyke zodanige fcbor[fen beb- ben wy boven befchreven sonder de Arbor rubra en Man- gium, maar dewyl by de Inlanders eygentiyk twee bo- men bekent zyn, die ze tot dit werk gebruyken , de eerfte tot kleene, de tweede tot groote netten, zo zullen wy die jeder in zyn Kapittel ee Tanarius minor of kleene Taan-boom, is een gering boompje , niet veel boger dan een hee/ler, beeft ook maar een enkelde flam , die niet veel dikker dan een been werd, en de gebeele plante beeft groote gelykeni(je met de Rici- nus, onderdeeld in witte en roode zoorte. De witte zoorte of gemene , heeft een enkelde ‚dunne, en regte (lam, in de boogie van een Vlier-boom, weinige takken, en dezelve bekleed met een groene effene fcbor[Je, die men bejirooyi ziet met een grys meel , dat men ook af- vegen kan, gelyk aan de Ricinus. De bladeren zyn groter, bertvormig s doch zodanig , dat ze agter geen inbam bebben , bebalven een kleen bogtje inwaarts , twee [bannen tbreed „ en een paar vingers en meer tang „met son Korte flappe fpitze voor aan. De jonge bladeren zyn een weinig gezaagt , maar aan de oude ziet men niets , bebalven een boekje aan ^t eynde der groote ade- ren, yder flaat op een byzondere feel, omtrent een elle lang , rondom de takken „en zyn kruyd-azbtig „van binnen bol, van buyten met diergelyk meel beftrooyt, maar de takken en ftam bebben van binnen een bert „gelyk’t Vlier, Deze fielen werden van onderen in baar blad gelaten, omtrent drie vingers van de agterkant , en verdeelen bun van daar in 7. of 9. groote ribben, die zig door "t ge- beele blad ver/preyden , gelyk bet Arum Zgyptiacum, bun in veele mindere aderen verdeelende. De coleur der bla- deren is boven zee-groen, beneden blaauw-groen, gelyk bet gebeele gewafch ziet: De fielen bebben by haren oor- Jpronk aan den flam te wederzyden een ander kleen blaad- je, als een groote [chubbe;' aan de kanten getand. Uyt den fchoot komen andere lange en afbangende fte- len voort, daar aan men diergelyke fcbub-agtige blaadjes ziet , dewelke bedekken zekere blaauw-groeme knopjes sbo- ven [pits , en de vlas-dodden -gelyk , doch hebben boven op 3. uyigebreide draadjes, gelyk de Ricinus , *t welk baar bloeyzel is. Na "t afvallen der voornoemde blaadjes , ziet men derzelver knopjes, 2: 3. en 4. digt by malkander bangen aan een dun fteeltje , doch aan de principaalfte fteeb ydel, dewelke zo groot werden als de befién van Ricinus, of wel zo kleen, van buten bezet met weinige korte en weeke fpitzen , en met witachtig meel beftrooyd. De rype worden roodverwig , fplyten open in drie Celletjes , daar in zo veel korls leggen, die met zulken geweld niet: uit- Springen „als in de Ricinus. De gequetfte fteelen en. tak- ken geven een taayen en roffen flym, gelyk Papeda, die’t yzer rakende , [wart wert. ’t Waft aan de randen van de bo[Jcben , en op vlakke Velden omtrent bet ftrand. De roode zoorte is de voorgaande witte gelyk , of wel zo kleen van bladeren , van. onderen. roodagtige aderen bebbende , gelyk ook de fielen zyn , overal met een blaauw” groen meel bedekt , en de verwe, der bladeren: trekt ook uyt den groene naar ^t bruyne, gelyk aan de Ricinus Ruber. De takken bebben van binnen ook wit merg , als Vlier. De befiën blyven kleender als die oan Ricinus, uyt den ronden wat fcbeef , en gedrukt, gelyk °t hooft ook fcheef Staat, en twee baardekens beeft; de doorntjes zyn week, kort , en ydel, ieder befië beeft van buyten een à twee donkere voorns , de rype fplyten in 3. Celletjes , ieder in bebbende een [wart korltje , als Coriander , dog rimpelig, en met een vliesken omgeven, zynde ’t refterende KZ van de befien wat flymerig. Deze koris blyven aan de Jteelkens bangen, al wallen de buyskens af. Het KW TENNESSEE Wy OMA MYYN W Tab. cxxr. HZ. 7 E a EIC E Em SS = YLÄ — rg SE Ëer SE TESES ÁREAS SISSI SRA ii Kee ge AER 25 os == PULL 1 Ns". PL LLZ a ma. AD SS SIS N AN NNN „ns NN IN N | | SN N U N QN SS N N W NU = N N | N NN N N NY ZA lian PA, D. NS N N | || M q N IN NU U N (1448 HIM (HO IVINS NÄE EE N NAS N NU NW U TT ==> 7 DEP NS N N N U NN NN N ISS A TIA NOC LST QE LISTEN, NS LA po LL: 7 RS CITA AE EL NS DL I 7 VÄT» NS Ge, jj SS GER | BE | In SALA GEH > N GG 7/77 S Lë N S N | KEO m ) PT SAN U x Fi 7 7 / r 1/ / N Ce N À N 7 N " / / 7 d YA U N N N a OS - : E OUO = A ut nn ed Rss BSE WA SS N Ze YA M RAS | N N A N WS ) : ; l N SS SN WA | 2 EN UM, DEE | YA / Ss Gë dc SS UU 7 U E <>, E R NS = f / j 4 AN EAD ff 7 N dE WU : | N UM SN Wall 77 N NU A NU HOM WER, EE MANNS U GOOD A W X ES NK RN SE NS ROTTEN Di AN Ze E NI m => SS SIIS TT SS EIER d 1 > 7 777 | > UTZ: M2 (2/44 WER, A VA DL Or TŁ f YA d “Yh i ys UMM ji U EE SIT OS fS W N YA 04% ui VL: 4 [/ 4 i U U é 4 d 0 q WSs. SSS oss SSN SSS : NS RSS N UN SEN N EE WAN NN N WN W NN R V Boek. XXXVII Hoofif?. AMBOINSCH KRUYDBOEK. tar In faxofis crefcitcollibus circa caftellum Victoriam, ubi deferti funt horti , qui foli bene funt expofiti, per aves ejus granula fepius in hortis projiciuntur, que ibi progerminant. ` Nomen. Latine Tanarius minor alba & rubra, quod nomen derivatum eft a vocabulo Tan, de quo Jul. Scaliger - 'l. c. colorem tanatum componit. Belgice Taanboom de kleyne. Malaice & T'ernatice Same , a quo cuncte retium tincture Same vocantur. Nomen ve- ro Amboinenfe ufitatifimum eft Hanoa, in Lariqua Hinan, in Loehoea Lama. ^ Locus. In Amboina raro fponte crefcit , potiffimum vero in defertis hortis, rubra hec circa caftellum Vi- étoriam obcurrit ad parcem Orientalem. . Ufus. Plurimum ufum prabent cortices harum ar- buícularum ad retia tingenda , prefertim ad verricula, pro majoribus enim fufficiens quantitas conquiri nequit. Cortex hic deglubitur, aqua incoquitur , inque illa retia bis terve macerantur, feu fila, e quibus retia nectuntur.. Hinc ruffum contrahunt colorem Tanyt di&um, inque aqua marina durabilia funt. Inter tin- gendum pauxillum radicis Curcumz additur, ac rafpa- tus Calappus, ut tinctura melius adhereat: Folia ob amplitudinem ab Amboinenfibus loco mantilium ad- hibentur, quem in finem cunctis majoribus utuntur foliis, atque has arbufculas circa edes colunt, me- . dius hujus arboris cortex cum rafura cornuum ifto- rum bifidorum , quz ex T 8 Mangii Cafeolaris ex- crefcunt, ac cortice Limonis Swangi aque incoltus, & propinatus illis prodeft, qui Dyfenteria & tenesmo laborant, hujus decocti refiduum fupra pannum ex- tenfum , & prolapfo inteftino recto adplicatum , illud in locum fuum reftituit & confortat, eít autem hoc malum tenesmo proprium & familiare. Ejus loco etiam adhibetur Siri Boppar tenerum folium cum Ca: lappi lympha oblinitum, & calefaćtum ifti inponitur parti. Hunc in finem rubra. potiffimum eligitur fpe- . cies, alii iftum medium trunci fumunt corticem , fo- lumque in olla bene obturata coquunt, ejusque de- co&um contra Dyfenteriam bibunt, quod comproba- tum fepe fuit remedium. = - Libro primo cap. 27. de Socco lanofo diximus , inco- " Jarum puerperas poft partum duplicem bibere potum, uorum primus ifto capite defcriptus eft, alter autem equenti preparatur modo. Recipe corticem hujus Same fruticis cum cortice Caprifici afpere fupra cap. 9: defcripte , illos fimul coque & puerperis propina die circiter quarto decimo vel vigefimo poft partum, primumque decoctum adhibe ad corpus ficcandum éz coarctandum, faporis gratia fruftulum Coelilawan incoqui potelt, "Fabula Centefima Vigefima Prima Ramum exhibet Tzzarii minoris. Ubi Litt. A. ejus fruêtum maturum; atque in tres partes de- hifcentem denotat. Het waft op fteenige beuvels , omtrent ’t Kafteel Vi- Goria , daar verlatene thuynen zyn , en die wel ter Sonne flaan , door de PF ogels werden de korls dikwils in de tbuynen gefmeten , die aldaar opkomen. Naam, In Latyn Tanarius minor alba & rubra A geleend van *t woord Tan, waar van Scaliger loc. cit. zyn colorem tanatum maakt. Int Duitfcb Vaanboom, de kleyne. Maleyts en Ternataans Same, waar van al bet tanen van netten Same genaamt werd. Doch de bekenifle naam by de Amboinezen is Hanoa,op Larique Hinan, op Loboe Lama. Plaats, Het waft in Amboina weinig in 't wild, maar meeft in verlatene thuynen, "t roode vind men omtrent ’t Kafteel Vittoria, aan de Ooftkant. Gebruik. Het meefte gebruyk is in de feborffe dezer boompjes , tot bet tanen van veele netten, gelyk werp- netten zyn, Want tot groote netten kan men de nodige quantiteyt niet bebben. Men fchild de baft af „kookt die in water, en doopt de netten twee a driemaal daar in, of bet garen, waar uyt men de netten maken wil. Hier door krygenze de ro[fe coleur, die men tanyt noemt, en werden in zeewater durabel. Onder "t tanen doenze een weinig van de wortel Curcuma daar by, en wat ge- rafpte Calappus, op dat de verwe te beter.boude. De bladeren werden wegens bare grootte „by de Amboinezen mede tot fervetten gebruykt, gelykze met alle diergelyke groote bladeren doen, en tot dien eynde deze boompjes om- trent haare buyzen leyden 3 de middelfte feborfje dezes booms , met fcbrapzel van fplits-boorns , uyt de wortel van Mangium Cafeolare «va[fende , en de fcbelle van een Lemon Swangi in °t water gekookt en gedronken, doet goed den genen, die de Rode-loop en perfing beb- ben. Het overblyfzel van deze Decottie ep een doek uyt- gefpreyd-en op de uytgaande agter-darm gebonden, dryft denzelven wederom te rug, en maakt bem «afl, welk toeval in de perfing gemeen is. Anders neemt men ook t jonge blad van Siri Boppar, met Calappus - melk ge- Jmeerd, warm gemaakt en opgeleyd; tot dit werk ver- kiefl men meeft de roode zoorte, andere nemen de voor/z. middel-fcborfJe des fLams , koken die alleen in een pot met water, wel toegebonden , en drinken 't zelve tegens den rode-loop , zynde dikwils goed bevonden. In 't eerfte Boek, Kapittel 27. van Soccus Lanofus, bebben wy gezegt „dat de Inlandze Kraamvrouwen na bet baren tweeder e) drank gebruyken , waar van de eerflein "t zelve Kamba hofchrewom Ze Do tavsoodo anord. aldus toebereyd: neemt de fcbor(fe van de Sama - firuyk, met de fchorfJe van Caprificus afpera, bier boven Kapittel 9. befcbreven , kookt die te zamen,en geeftze de Kraam- vrouwen te drinken , omtrent 14. of 20. dagen ma ?t baren, en gebruykt dan de eerfte drank om bet lyf «ve- derom te drogen, en te fluyten; om beter fmaaks wil, mag men een fiukje Coelilawan daar by doen. De hondert een-en twintig [le Plaat Vertoont een Tak van de kleyne Taan-Boom, == = Alwaar Lett, A, deszelfs rype en openzebarffe vrucht aanwytti XXXVII 102 HERBARII AMBOINENSIS Liber V.cap.XXXVIII, CAPUT TRIGESIMUM OCTAVUM. Tanarius major. Oir. Æc arbor formam & altitudinem habet Arboris rubra feu Aycau, que cortice obducitur fufco, nigricante, & rugofo, qui interne eft lentus, & vifcofus, ac vix femi-digitum craflus , totusque de- corticari poteft. Rami in multos dividuntur breves ramulos , quibus folia infident, per bina & tria paria cruciata, horum vero extremum tribus plerumque fimul conjunctis clauditur. Pyri foliis funt fimilia, quatuor & quin- que pollices longa, binoslata, vetuftarum vero ar- borum funt minora & anguftiora, funtque porro gla- bra, craffa, ac vix notabilibus venulis pertexta, ad oras leviter ferrata, feu plerumque obtufe dentata. Fructus quaterni & quini fimul dependent forma femi perfectaram Uvarum parvo ex racemo , qui funt duri ; rugofi , & fufci , quafi arena confperfi , intus duri quoque funt inftar veteris Pinangz , inque centro par- vus reconditur nucleus inftar feminis Catjang , fed ob- longior. € Arboris lignum fatis folidum eft, ac tignis utile; Fru&us Januario in confpectum veniunt, inque le- vibus, crefcit filvis circa Cajoe Poeti. ' Nomen. Latine Tanarius major. Malaice Oebat rede, h. e. Pbarmacum retium. Belgice groote Taan-boom, Amboinice in Leytimora Okir. Ufüs. Arboris cortex potiffimum in ufu 'eft ad ma- jora retia tingenda, uti fupra in Aycou fuit dictum, de quo modum vide in Arbore rubra. cap. 41. quum- ue truncus tam fepe a cortice fpolietur , hinc raro Putas profert. “Alia mihi demonftrabatur arbor pro Oebat rede feu Tanario, que longas ów rachides , quibus rara infidebant folia bina fibi obpofita , ac plerumque cru- ciata, Cum illis Nani conveniebant,atque ab utra- que parte erant acuminata , fed potiffimum inferne, at- que in ramis fere feffilia erant, intenfe viridia, cinereis . maculis confperfa, ceterum glabra & fragili»; fubtus venulis poitczta fabtitibus y que pluriid0S formant finus. Quinque, fex, & o&o pollices longa funt , tres quatuorque digitos lata , faporis quodammodo ad Ay- cou adcedentis: Trunci cortex externe fordide viridis eft & fiffus, interne albus, fuccofus, mollis, ac fic- cus , ruffefcens , faporis primo dulcis , dein amari & in- ter manducandum vifcolus; qui magnis in fruftis ex arbore facile divelli poteft, ramorum vero cortex ruffus eft. Truncus binarum ulnarum craffitiem ha- bet; atque ligni meditullium rubet-, éftque durum vel arduum czdenti , non tamen durabile in edificiis , quum- nimis cito coffos generet. ` | Fructus Augufto & Septembri bini tresve fimul de- pendent magnitudine globuli fclopeti, non fpharici , fed parum angulofi , dc fuperius parum umbilicati, ex cinereo virides & rugofi, inftar inmaturorum Me- fpilorum: Intus continent officulum ingens & durum atque angulofum, multisque foveis excavatum, te- nui obduétum carne ,quz digitis cedit, & friabilis eft, ach ex arena effet compofita, faporis aufteri: Inve- nitur autem in via, que ad Sojam tendit in denfis fil- vis: Kilangenfibus Ebe vocatur, Sojenfes vero dice- bant neutiquam effe Oebat rede, fed latifolium Wa- ni, quod verofimile videtur. Sic quoque cortex Arboris Clypeorum ad retia tin- genda adhibetur, potiffimum vero a Sinenfibus & pe- regrinis , quod meo judicio fit, quum veram Tana- rium fufficienti quantitate conquirere vel invenire ne- antior eft illo Mangii, qui fatis fortiter tingit, fed illo laborat vitio „quod retia confumat & perdat, fi diu ficca fuerint fufpenfa, ita ut fupra memorata Tana- rius ulterius inveftiganda fit, quum forte compertum . erit, Leytimorenfem Ockir haud multum differre ab Hitoenfi Ubel. j Tabula Centefima Vigefima Secunda Ramum exhibet Tzzarii majoris Ockir di&a. A - CAPUT XXXVII. HOOFDSTUK. De groote Taan-Boom. Da boom is in de gedaante en hoogte van Arbor rubra of Aycau, met een bruyne , [wartachtige, eń ruyge [cbor[Je , van binnen ros, taay „en Slymerig ; TOM een halve vinger dik, en laat zig gebeel affchil- en. De takken verdeelen bun in veele korte ryskens , daat aan de bladeren flaan, 2. en 3. paren in "t kruys, doch aan 't voorfte of wytterfie der ryskens gemeenlyk 3. by malkanderen. Zy zyn de Peere-bladeren gelyk, 4. en 5. duymen lang , twee dito breed, doch aan de oude bomen zyn ze kleender , en fmalder ; voorts zynze glad , dik , met pas kennelyke ribbetjes , en aan de kanten fyn getand, doch aan de meefte zyn de tanden [lomp. De vruchten hangen 4. a 5. by malkander, in de ge- daante van balf-volwaffe druyven , aan een kleene tros, bard, ruyg , bruynachtig , en als met zand beftrooyt , binnen zynze doorgaans bard, als een oude Pienang , en in de midden een kleene korl, als cen Catjang, doch langwer- piger. > Het bout is redelyk mafheßs en tot timmeren bequaam, de vruchten ziet men in Fanuary, en by waft in deligte bo[Jchen , omtrent de Cajoe Poeti. . Naam. In ’t Latyn Tanarius major. Op Maleyts Oebat rede, dat is Pharmacum retium. In ^t Duit/ch groote Taan-boom. Amboinfch op Leytimor Okir. Gebruik. Den baft van deze boom is mejo in gebruyk om groote netten te tanen , gelyk boven in Aycou gezegt is, waar van ziet de manier in Arbor rubra, cap. 41. en dewyl den [tam zo dikwils van zyn baft berooft werd, zo komt bet dat by zelden vruchten draagt. ` Nog een anderen boom wierd my getoond voor een Oebat rede of Taan-boom, dewelke badde lange ryskens , daar aan weinige, bladeren [Londen , 2. en 2. tegen malkander ; en meeft mt kruys +.»y geleken die vum Nani a waren agter en voor toegefpitft ‚doch meeft na agterentoe , fcbier tegen de takken aan, boog:groen , met graauwe plekken s anders glad en bros , van onderen met fyne-adertjes door- tegen, die veele bogten maken. Zy wyn lang 5. 6. en 8. duymen, drie en vier vingers breed, van fmaak een weinig na den Aycou trekkende. De fchorffe des ftams is van buten vuyl-groen, en gelcheurt, van binnen wit, zappig, week, maar ros beftervende , van fmaak eer, zoet ‚daar na raauw „en in *t knouwen l'ymig , met groote Jtukken gemakkelyk van den boom af te trekken; aan de takken is ze ros, de ftam is wel twee vademen dik, en 't bout omtrent bet bert, trekt na den roden , bart om te kappen; egter niet durabel in 't bouwen, om dat bet te — baaft wormftekig word. . De vruchten vind men in Auguftus en September , hane ende twee of drie by malkander , in de grootte van een usquets-kogel, dog niet rond, maar wat hoekig, eń voor met een kuyltje, grauw-groen, en wat ruyg , als onrype Mispelen. Binnen leyd een groote en harde [teen , ook boekig , en vol kuyltjes, omgeven met een dun vleefch, en onder de vingers bryfelig , ae zand, zeer wrang van Jmaak; Daat op de weg van Soja in digte bofcb , die van Kilang noemen bet Ehe, dog die van Soja zeiden, dat dit geen Oebat rede was, maar een grootbladige Nani, bet welk ook waar/chynelyk is. Zo werd ook den baft van den Arbor Clypeorum tot bet tanen gebruikt, dog meeft van de Cbinezen en vreem- delingen, ^t welk myns oordeels gefcbiet , om dat zy den n „regten Taanboom in overvloed niet konnen vinden, ende- qe atque hic cortex hunc in finem multo præ- ` ze fchorfJe in alle maniere nog beter is, dan die Mangi Mangi, dewelke wel treffelyk taand, maar die fouwt heeft, datze de netten opvreet , enbros maakt, alsze lang droog bangen , en de boven genoemde Taan-bomen moe- ten nog nader onderzogt werden , wanneer men mi[Jcbien bevinden zal , dat ^t Leytimoorze Ockir niet veel verfchild van den Hietoeézen Uhel. De Hondert twee en twintig ffe Plaat Vertoont een Tak van de groote Taan-Boom, Ockir genaamt, TUTAN E n XIX. — EES Fag. 292 - b. KI fi til N 17 / d Tab. CXXII. Zom. UI. V Bock. XXXIX Hoofif. AMBOINSCH KRUYDBOEK. CAPUT TRIGESIM. NONUM. Arbor Ovigera. Ayboffo. Rbor Ovigera filveítris penitus eft, formam & A magnitudinem gerens Jambofz filveftris, & Jam- bofze nigre „atque dividitur in feminam & marem. . Femina feu vulgatiffima magna gerit folia, oblonge cordata, fuperius fenfim acuminata, novem & unde- cim pollices longa, fex feptemve lata, inferius au- tem latiffima funt, nec multum finuofa, ubi pe- tiolus ipfis inplantatur, prope oras fcabra funt, co- loris intenfe viridis , ac glabra. Foliorum petioli lon- gi funt & inordinati circa ramos, ex quorum alis alii longiores excrefcunt, qui in fummo in alios minores iterum dividuntur, quibus flores infident pufilli, albi- cantes, ex octo petalis conftantes, ac femi-aperti, intus flava continentes ftamina, piftillum vero fru- &us rudimentum externe obfcure viret, interne pur- purafcit,ac demum nigrefcit. . Vetuíta arboris folia fex pollices longa funt, qua- tuor cum dimidio lata, junioris vero arboris quatu- ordecim pollices longa, ac undecim lata , inferius autem quinque cofte concurrunt. Quivis peduncu- lus in fummo pomulum quafi fuftinet, forma & mag- nitudine vulgaris Fambo/@, fed paulo rotundius ac magis compreflum , externe pallide albicans, ad po- mi colorem viridem adcedens, intus concavum pe- nitus , ac fuperius fovea apertum, ita ut herbacea fit pellicula, qua fructus obtegitur, in ejus autem cen- tro brevi in petiolo verus adparet fructus, magnitu- dine globuli fclopeti, qui ex rotundo parum com- preffus eft, angulofus, & niger, fubexteriore autem cortice alius reconditur niger nucleus, obfcura feu murina obduétus lanugine, atque disfracto lignofo pu- tamine. duriufcula in confpectum venit medulla, fub- ftantiam habens inftar veteris Pinangz feu Nucis mo- Íchatz , qua compreffa oleum exftillat inftar feminum Ricini, Totius fructus odor ad illum pomi adcedit vel Jambofe, quum incipiant putrefcere, tantaque copia ex arbore dependent frućtus, ut ovis quafi o- nuíta videatur; Arboris lignum eft albums molle, ac facile aquam inbibens, fi ad naves adhibeatur. Mas przcedenti fimilis eft, fed plerumque fterilis, nec ullos producens fructus, ejus folia longis infident tiolis inftar prioris s inrcgularia iu ramorum fummo, foramque petioli inferiori infiguntur parti, ita ut olium ipfisinpofitum videatur, quod quinque magnis * venis diftinguitur , nec auriculatum eft , fed cordifor- me, fpithamam longum , feptem , otto , & novem ollices latum , firmum, & glabrum , cujus apex ad atus femper inclinat, fi vero arbor fenefcat, folia multo majora excrefcunt , hujus arboris medulla pro- ‘pe radices indurefcit , ac J nigrefcit. Nomen. Latine Arbor Ovifera, h. e. arbor ova ge- rens a fructuum forma, Amboinice Ayboffo, in Hi- toea Ay Lanu Hofo, & Holo Holo. | Locus. Ambz in planis crefcunt filvis haud longe a litore fitis, in vallibus juxta fluminum ripas obcur- runt, ubi fru&us in aquam procidentes in mare rapi- untur, & in litus projiciuntur , nullum vero animal il- los edit, indicio noxiz effe qualitatis: Femina in Hi- toes ora crefcit in diftridta Senalo, Mas in litore Allabedi. Ufus. Hzc arbor non peculiarem prebet ufum, excepto quod ex ligno afferes formentur ad füperio- rem Corre Corre partem, prefertim ad puppim , quz variis exciditur figuris , quum ann fit molle & leve, in aqua autem non valet. Oblongos ex illo etiam formant clypeos Salowakkos dictos: atque folia ob amplitudinem ab Amboinenfibus loco ferculi adhiben- tur: Nigrum maris cor circa radices excrefcens a Javanis ad Hemoptoen ufurpatur, fi cum aqua Ro- farum vel ejus defeétu, cum florum aqua conteratur ac propinetur, dimidia Terre Catechu addita quan- titate, ac pauxillo Nucis Mofchate: Arboris radix externe & interne albicat & ficca eft , hanc Rhizotho- mi Amboinenfes fervant , quam exhibent cum Pinan- ga mafticatam, fi aliquis noxios comederit Cancros ; esque cibos. Tabula 193 XXXIX. HOOFDSTUK. De Eydragende-Boom. A Ovigera is een wilde boom, in de gedadnie eń &rootte van de wilde Famboes-boom, Jambofa ni- , gra, verdeeld in wyfken en manneken. t Wyfken of meeft bekende heeft groote bladeren, als een langwerpig bart ‚na voren toe allenkskens toege/pitt, negen en elf duymen lang , fes en Seven breed, en agter lopenze meeft breed toe , zonder merkelyke kloven , alwaar den fteel van onderen ingelaten werd, dog digt by de kant Styf >. van verwe boog-groen, en glad. De fielen zyn lang , en flaan zonder order rondom de takken, wit wel- kers fcboot al wederom andere en langere ont/pringen, en die verdelen baar in "t uitterfte alaveer in andere, waar aan het bloeizel [taat , zynde kleene witagtige bloempjes > van agt blaadtjes gemaakt, die half geopent ftaan, bin- nen met geele vefeltjes, de korl in de vrucht is van bui- ten donker-groen , binnen purper , ?t welk zwart word, De bladeren van een oude boom zyn fes duimen lank, vier en een half breed, van een jonge boom veertien dui- men lank, en elf breed, agter [kooten vyf ribben te za- men, yder van dezelve draagt aan ’t eynde een enkeld ap- peltje, in de grootte en gedaante, als een middelbare Jamboes, dog wat ronder , en gezetter , van buiten bleeke wit, en wat na den appel-groene trekkende , binnen gantfch bol, en boven met een gat of opening , zo dat bet maar een kruidagtige /chelle is, die de vrucht bergt, want in de midden op een kort fteeltje ziet men de regte vrucht, in de grootte van een roer-kogel, dog uit den ronde wat edrukt, boekig , en zwart , onder "t buitenfte velletje eyd een andere zwarte korl, omgeven met vi gee of muis-grauwe wolligbeyd , en deze boutagtige fchale gebro« ken zynde , ziet men een bartagtige beeft , van fubftantie als oude Pinang of Note-mufchaten , dewelke gedrukt zynde, geeft olie uit, gelyk de Rorls van Ricinus. De reuk van de gebeele vrucht is, als die van een appel of Fam- boes, die begint te rotten, en bangen met zulken menigte aan den boom, dat by van verre Wee met eyeren bela- den te zyn; °t Hout is wit, week, en ^t water ligt in zwelgende, als men 't aan den fcheepsbouw gebruikt. Het manneken is het voorgaande gelyk, dog meeft zon- der vruchten , de bladeren [taan vp lange froelen , als °t voorige, zonder ordre, aan "t voorfte ds takken , en de Jteelen zyn aan de onderfte zyde van ’t blad vaft, zodat *t blad fchynt daar opgezet te zyn, em 't blad is met vyf groote aderen doorregen, agter zonder ooren , anderfints regt als eem bert, een [pan lank, zeven „agt , en negen duymen breed, ftyf en glad, en de fpitze altyd een wei- nig ter zyde gebogen , maar als den boom oud word , were den de bladeren veel grooter , "t bert uyt dezen boom d'et by de wortel word bard, en weinig /wart. Naam. In 't Latyn Arbor Ovigera , dat is Eydra- gende boom , van gedaante der vruchten. Op Amboinfch Ay Hoflo. Op Hitoe Ay Lanu Hoffo, en Holo Holo, Plaats? Beyde waffenze in de vlakke boffen , die niet verre van de zeekant ftaan, in de Valeyen waft by langs de rivier-kanten , daar dan de vruchten in °t water vallende, voorts in zee gevoerd „en langs de flrand verfmeten wer- den, en geen gedierte wilze eeten, tot eem bewys, datze geen goede boedanigbeid moeten hebben. *t Wyfken waft op de Kuft van Hitoe, in 't diftrift van Senalo ,'t Mannes ken is op den ftrand van Aflahoe gemeen. Gebruik. Men heeft geen zonderlyk gebruyk van dezen boom, bebalven dat men uyt bet bout zomtyds plan- ken maakt , tot bet bovenwerk van de Corre Corren, in- zonderbeid aan de agterftevens, die men met verfcheyde figuren uytfnyd , om dat bet voos en ligt is, maar in "t quater deugt bet niet. Men kander ook de langwerpige Jcbilden , Salowakkos van maken , en de bladeren wegens baare grootte dienen de Amboinezen tot Tafelborden ; bet warte bart omtrent den onderften ftam van bet Manne- ken vallende , werd by de Javanen gebruykt tegen 't bloed- /powwen , bet zelve met rooze-water (of by defelfs gebrek met bloemwater gewreveninnemende , daar by doende ba if zo geel Catsjo en een weinig Noote Mufcbaten, Z awortel is buyten en binnen witachtig en droog, dezelve bewaren de Amboineze Wortel-mannen , om in te geven s of met Pinang te knouwen, wanneer iemant {chadelyke Crabben, of diergelyke kofi gegeten beeft. e 194 Tabula Centefima Vigefima "Tertia Ramum exhibet arboris Ovifere , floribus fructibusque onu- ftum. Ubi Litt. A. totum denotat frułum ` B. Eundem dife&um, ut verus fructus in fiu. naturali con- fpiciatur. C. Eundem exhibet exemptum. CAPUT QUADRAGESIMUM. Lani. Æc fpecies habetur illius arboris, que Rex Ama- roris , feu Soulamou , fupra libr. 2. defcripta inve- fiitur, cujus femina habetur, quum vero nimium inter fefe differant, hic peculiari capite eam defcri- bere volui. Diu arbufcula eft humilis, ac flagellis fuis fepius juxta alias adfcendit arbores, tandem vero ad Pinange craffitiem excrefcit, cujus truncus angu- lofus & inregularis eft, ejus cortex ex cinereo ruf- fefcit , in ramis vero nigricat, ficcus eft, ac fucco fe- re deftitutus. Ex infimo cortice radices quzdam deor- fam fefe extendunt, quz in fibrillas fefe dividunt, utiin Varinge trunco id confpicitur. Folia ad illa Canarii quodammodo adcedunt,funtque ficca, firma, a novem ad duodecim pollices longa, fuperius obtufa, feu fubrotunda, quatuor & quinque pollices lata, atque folitaria circa ramulos brevibus infident petiolis, nervus medius utrimque protuberat, paucasque gerunt coftas transverfales , que circa oras divaricant, quarum interftitia tenuiffimis venu- lis repleta funt. Flores progerminant ex longo, tenui, & recto pe- tiolo, vix culmum craffo ac fuperius trifido, hujus fummo tres infident flores ex’ quatuor petalis compo. fiti, ad unguem fiffi, ac parum extrorfum inflexi, colo- ris purpurafcentis , qui intus repleti funt ftaminulis quibusdam luteis , antheras parvas gerentibus , in quo- rum centro piftillum erigitur rotundut , quod in fru- £tum excrefcit fimilem minori Namnam leu reni, vel inftar femi-plenz long , qui inferius tenui fulco di- vifus eft; ac planus, fed in medio protuberans , binos cum dimidio digitos transverfales longus , binos latus, externe glaber, gilvus , tenuique pellicula tectus, mollis, X fanoginofus, fub qua putamen reconditur tenuibus ex fibris com Jitant: fed craffum , in cujus centro nucleus planus locatus eft , qui in vetuftis fru- €tibus conquaffatus fonitum edit, ejusdem ceterum forme, albus, & ficcus: totus autem fructus ama- riffimus eft, eundemque fere gerit faporem, quem Rex amaroris feu Soulamoe Pobon , unde & ejus fpe- cies quoque habetur. Amarities diu manibus adhzret , fi recentes tractentur fructus. Ex trunci vertice mul- ti breves & intricati furfum & deorfum incurvi ex- crefcunt rami,radices mentientes. Inferiores radices frequentiffimz funt & intricate , quarum quzdam jux- ta & fupra folum proferpunt , inftar Mangiorum. Trunci & ramorum cortex primo falfus eft ; ac dein amarus. Lignum eft pallidum, leve, & molle inftar illius, quod Rex amaroris gerit, cum quo fapore con- venit, quum obfervaverim fimilem amaritiem effe in radicibus , omnibusque trunci partibus, maximam ve- ro in fructibus. Recens cafum lignum amarum quo- que fpiratodorem , ad illum Anticholerice adcedentem. Nomen. Latine Lanius, juxta Hitoenfe Lani , Ma- nipenfibus generali nomine Upas dicitur. Ternatenfi- bus Onne Onne. Locus. In Hitoes regione obcurrit circa Wackalam & Lienam , item in Manipa in litore veteris Taniwaro, uti & in parvis Mafavoy infulis , femper in arenofo folo circa litora. In T'ernata quoque reperitur, fed rariflime , in litore etiam, ejusque fru&us ibi adhi- bentur contra Choleram feu Upas. Lanius. Ufus. Arbufcula eft taro obvia , unde & paucis ho- ta,ac primum mihi demonftrata ab Athiopibus Hi- toćnfibus. Ejus lignum ad tigna inutile eft, fructus autem ejus excellenti pollet virtute Medica, cum vero | Soula- HERBARII AMBOINENSIS ‘kleven, als men de verfche vruchten bandelt. Liber V. cap. XL, De bondert drie- en twintig fle Plaat Vertoont cen Tak van de Ey-dragende Boom, met zyn bloes men en vruchten, ; Alwaar Lett. A. een vrucht in 't geheel verbeelt. B. Dezelve geopent, op dat de waare vrucht van binnen ges . zien wert, C. Is dezelve daar wytgenomen zynde. AL HOOFDSTUK De Lanie-Boom. En reekent dit'voor een zoorte van Rex Amaroris, of Soulamou , boven lib. 2. be/chreven, en bou- den bem voor het wyfken, dewyl by te veel daar van ver/chilt , beb tk bem hier in "t byzonder willen be. Jcbryven. Hy blyft lang een laag boompje , en kruypt dik- dwils met zyne takken langs andere boomen , eyndelyk werd by zo dik als een Pinang-boom , boekig en ongefchikt van fiam, met een fcbor[fe uyt den graauwen na "t roffe trek- kende, doch aan de takken fwartaćbtig , droog , en zon- der merkelyk zap. Uyt de onderfte fcbor[fe fchieten eeni- ge wortelen na beneden, die zig in vezelingen verdeelen, gelyk men aan de Varinga-ftam ziet. e bladeren zyn die van de Canary eenigzints gelyk, droog, flyf > van 9. tot 12. duymen lang , doch voren Bop of rond, 4. en s. duymen breed, en ftaan enkelt rondom de takjes opkorte voetjes , de middel-Jenuwe puylt ter wederzyde uyt, en heeft weinige dwers-ribben, des welke zig omtrent de kanten zeer verdeelen; en de tufa Jen-plaatzen zyn met fyne adertjes digt uytgeweven. Het bloeyzel komt voort aan een lange, dunne, regte fteel, fcbaars een ftroo-balm dik, die zig boven in drien verdeelt , dragende ieder deel een bloem uyt vier blaadjes gemaakt , die tot beneden toe van malkander Jplyten,en een weinig na buyten omgebogen zyn, van coleur na den paarze trekkende, van binnen uytgevult met eenige geele vezeltjes , met kleene nopjes boven op, fłaande op een rond kegeltje, waar uyt de vruchten worden , gelykende een kleene Namnam, of nier, of als een MEUS nieuwe Maan , met een kleene vooren aan den buyk, plat , doch in de midden uyibu > 2 dwers-vinger lang , 2. dito breed , van buyten effen , vaal, en met een dun velleken bedekt , fagt en wolachtig in "t gevoelen , daar onder legt een dundradige, doch dikke bolfter , en in de midden een plat- ten korl „dewelke in de oude vruchten fcbuyld , meeft van dezelfde gedaante, wit, en droog; de gantfche vrugt is zeer bitter van fmaak naar Rex amaroris of Soulamoe Pohon trekkende , daarom men bet ook voor eem zoorte daar van boud. De bitterbeid blyft lang aan de banden Uy: den bovenften flam, ziet men veele korte en verwerde takken ep en neerwaarts gekromt, als of bet wortelen waren. De onderfte wortelen zyn zeer veel en door malkander verwert, waar van zommige langs , en boven den grond ię Aj » gelyk aan Mangi Mangi. " De fcbor[fe van ftam en takken is in't eerft brak ‚daar na bitter. Het bout is bleek, ligt , week, als dat van Rex amaroris , met wien bet in fimaak overeenkomt , hoes wel ik bevonden beb , dat eenderley bitterbeid in de wor- telen , en in alle de deelen der ftams doch de grootfte in de vruchten is. Het verfcb gekapte bout beeft mede een bitteren reuk, na Anticholerica trekkende. : Naam. In t Latyn Lanius na ’t Hitoeëze Lani, Ma- Ge met een gemeene naam Upas. Ternataanfch Onne nne. Plaats. Men vind bem op bet Landt van Hitoe, om- trent Wackal en Lien: Als mede op Manipa, op den ftrand van oud Taniwaro: Als mede op de kleene Eylande- kens van Maffavoy ‚altyd op een zandige gront omtrent de ftranden. In Ternaten vind men bem ook , doch zeer zelden, mede op ftrand, en zyne vruchten gebruykenze tegens bet bord of Upas. Ton Gebruik. Het is een boompje zelden te vinden, dier- balven ook nog weinig bekent, en "t is my 't eer ft van N Hitoeezen Mooren getoont. Het bout deugt miet wär? meren , maar de vrucht beeft een groote Medicinale cy” , Lag. 494 - [THE HI CH Y ZA 7 Way N 19997 HH 72 A Nena N "ANM N á Zoe > NN HE KANN 277 NUN OM WW GA 4 YA 4 EN IN TUR AN AN IS 7 FF AD = Zab. CXXIII. łom. HL. Pag. 195 . Tab. cxxrv. Tom. HI. V Boek. XLI Hooff. AMBOINSCH KRUYDBOEK. Soulamoe conveniente ad curandos illos, qui noxium quendam adfumferunt cibum , quod exploratum fuit in talibus hominibus, qui inprudenter venenatos in- Bees Boletos, hisce primum nuclei ab alio cum Siri Pinang mafticati exhibebantur, ipforumque fuc- cus propinabatur „unde adfumptum venenum per vò- mitum rejiciebatur , atque tres hinc reconvalefcebant, bine vero femine peribant, vel quod nimiam come- derant quantitatém, vel quod nimis fero medicamentum hoc ipfis fubminiftrabatur ; meo autem judicio melius fuiffet , fi fraétus hi cum aqua effent contriti & pro- pinati , fuffocatio enim & adftrićtio per Boletos ex- orta per Pinangam exacerbatur. lidem quoque Æ- thiopes teftantur, preftans effe remedium contra om- nes venenatos pifces. Manipe incole radicibus ejus ac fructibus utuntur in re Medica potiffimum contra Upas feu Choleram, puto autem cunctas trunci par- tes in ufum advocari poffe, quum eundem gerant fa- porem atque odorem. Internus nucleus folus adfump-. tus feceflum atque vomitum cauffat. Tabula Centefima Vigefima Quarta Ramum exhibet Layi. Ubi Litt. A. Inferiorem trunci arboris hujus partem denotat; CAPUT QUADRAGESIMUM PRIMUM. > Palacea, Caju Palacca. Alacca altiffima & vaftifima eft inter arbores fil- veftres, que in montibus coma fua fupra alias * fefe elevat, acfi ipfarum princeps effet. .ncomptum & inregularem gerit truncum ,.non tan» tum Grailum ,. fed angulis aliisque herbis obfefium , & cortice craflo ac filo obduétum: Ejus folia funt ma- gna & ampla , cum junioribus Pangii foliis conve- mentia, plerumque triangularia, & inferius rotundis auriculis donata, ubi & profunde finuata funt, ac pe- tiolus inplantatur, qui in quinque fexve magnas.ex- plicatur coftas , quarum bine maxime nervo medio proxima, prope ortum angulum formant , qui in ve- tuftis foliis quam maxime evariefcit. Interititia plu- rimis venulis transverfalibus completa funt, atque in inferiore infuper parte foraminula adparent punctata uafi. Folia vero ipfa novem & decem pollices longa unt , immo quzdam pedem, ac fere tam lata, leete viri- dia, glabra, & flaccida: Quodvis autem petiolo infidet longo, herbaceo, pentagono , fique dorfum non bina exhiberet latéra, quadragonus is effet. Ramuli, ex quibus hi petioli inordinati éxcrefcunt, fed arcte fibi junéti, tali quoque modo angulofi funt , virides , mol- les, atque intus rubra repleti medulla: Folia ac pe- tioli ingratum fpirant odorem inftar Ricini, atque re- centes petioli vifcofi quodammodo funt; vetuitarum vero arborum folia multo funt minora, a feptem nem- pe ad novem pollices longa, integra, nec angulofa, ac prope petiolum plana, nec finuofa, ubi tres majo- res, ac bini minores concurrunt nervi: plurima | vero fimul inregulari modo ad ramorum extremum excre- fcunt parum finuofa. Ex foliorum alis fimplices dependerit pedunculi , plurimis referti flofculis , quorum concavi calices poft flofculorum lapfum diu fuperfuńt emarcidi. Flofeuli hi ex longis &extenfis excrefcunt racemis, ui flavefcunt, & flofculis Lingo quodammodo fimiles unt; fed magis aperti & inodori , hosce longi infe- quuntur fructus, filiquas Canne fiftule fere referentes. Arboris lignum et craffiffimis conftat fibris, & per longitudinem ftriatum eft, atque molle & fragile , circa terram non durabile „verum quodammodo , fi ficcum fit & elevatum; Silväs amat altas in remotis monti- bus, ac citiffime in incultam hanc excrefcit arborem, fed non fenefcit ex communi regula , quod cito fit, Tom. III, cito 195 in "t genezen van die geene; ingenomen bebben, 't welk by mynen tyd D cert is aan Perfoonen die onvoorzichtig Jcbadelyke Campernoelien gegeten badden ; denzelven wier- den de korls eerft door een ander met Siri Pinang voorge- knouwt , en bet zap daar van ingegeven , dewelke bet în- genomen fenyn door braking dede uytwerpen , zo datter drie van opkwamen, maar twee Vrouwen flierven om datze te veel gegeten hadden, of om datze te laat de Medicyn mnamen; myns oordeels baddenze beter gedaan, dezelve vruchten met water te wryven en in te even, want bet igtelyk door Pi- worgen, dat de Campernoelien maken , Dezelfde Mooren zeggen, dat aw ROSE wert. et ook kragtig zy tegens bet nuttigen van alderba [chadelyke Viffchen. De Inlanders fi Minis kea ken de vruchten en wortelen tot de Medicyne , meeft tegens bet Upas of bord , doch ik betrouw , dat men alle de deelen des [ams gebruyken kan, als zynde van eenderley reuk en fmaak. De binnen[le korl alleen genuttigt ‚maakt pura geren en braaken. 't opregte Soulamoe gelyk in. die eenige [chadelyke oi ` De hondert vier- en twintig fte Plaat Vertoont een Tak van de Lanie-Boom. | Alwaar Lett. A. het onderfte gedeelte van de ftam dezes booms aanwyft, * XLI. HOOFDST UK. Palacca-Boom. Alacca is eene van de boogfie em grootfte Wout. bomens die op de bergen gemeenlyk met zyn kruym “Boven de andere uytfteekt, als of by de beer/chappy dadr over wilde bebben. Hy beeft een woefte ongefchikte ftam, niet alleen diky maar vol boeken en ruygte, benedem met een grove ge- fcbeurde fcbor(fe : De bladeren zyn groot en breed , met de jonge bladeren van Pangi over een komende, meeft driekan- . tig , agter met ronde billen , en aldaar een diepe kloof ma- kende y daar den fteel.uytgelaten word, en zig aldaar in 5: a 7. groote ribben verdeeld, waar van de 2 grootfte, die de middel-zenuwe 't naaft zyn , by bar’n uytgang een boek maken, die zig in de vude bladeren boe langer boe meer verlieft. De iüffcben-plüützen zyn met veele dwers- adertjes wytgevuld „en daar en boven aan de onder fte zy- de ziet men kleene gaatjes , als of ze met /pelden gefprikkeld waren. Zy zyn lang 9. en 10, dwymen ,zommige ook Wel een voet, en febier zo breed, jug Een » glad „en flap. leder ftaat op een lange krwydacbtige fteel , dewelke vyf- kantig is, doch zo de rug niet 2. kanten uytmaakte ‚zoude by vierkant zyn; de takskens „daar aan deze flelen zonder order „en digt agter malkander?n ftaan „zyn vok alzó ğe- boekt , groen, week, en van binnen met een rood merg uytgevuld. De bladerên en flelen bebben cen onlieffelyken reuk, gelyk Ricinus, bok zjn de ver/che flelen wat kle- verig in ’t aantaften. Aan de oude bomen zyn de blade- ren veel kleender , te weten van 7. tot 9. duymen lang, effene kanten , en zonder eênige boeken, agter by den Steel wlak, zonder bogt of inwyk , alwaar 3. groote , eń 2. kleene zenuwen te zamen ftoten: Zy ftaan zonder order, en veel.op malkander aan 't uytterftt der takken , die nog maar een weinig "gd zyn. — | Uyt den feboot der bladeren bangen enkelde ftelen, be- set met bet bovenftaande'bloeyzel, welkers bolle kelkjes , na 't afvallen van de bloempjes , nog langer aan den fteel droog blyven flaan. De bloemen komen voort aan lange en wytgebreyde trof- fen, zynde ligt-geel, en "t bloeyzel van Lingo eenigfints gelyk, doch meer uytgebreyd, en zonder reúk; daar 0 volgen eenige lange vruchten, de bowwen van Canna ftula erf hes gelyk. ` Het bout is zeer grofdradig , in de lengte geftretpt, áveek en bros „omtrent de aarde ganfch niet durabel ‚maar tenigfints als bet droog en boog flaat. Zyn eygentlyke plaats is in ’t boge Wout, in "t afgelegene gebergte, by febiet baaftig op tot zulk een woeften boom , maar komt tot geen grooten ouderdom , na den gemenen regel, quod Bb cito 36 HERBARII AMBOINENSIS LierV.cap.XLII. cito perit , omnes enim ejus partes fubftantia conftant molli & fragili. _ 2 SE À Aliquando etiam in hortis & vallibus progerminat, ubi ejus femen per aves, vel fluminum raptum dela- tum fuit, fi arbor transverfaliter diffecetur , ejus li- num ex multis fibi inpofitis volvulis videtur compo: um. : à ; gg Latine Palacca , juxta Malaicenfe Caju Pa- lacta, nomen hoc gerens ab Aroe Palacéa , qui cele- bris fuit rex in regione Boegenfi , acfi hzc arbor rex eflet ceterarum arborum, unde & vocari offet Rex filvarum. Ternatice Afu, Amboinice in Leytimora Ayloun Hoff. — . : ER Locus. In Amboinz montibus obcurrit , uti & in Moluccis , atque in Celebe. In Hitoénfibus montibus majori reperitur copia, ubi fepe magnum prebet in- commodum , fi per ventos disjetta in vallibus decum- bat, quod facile ipa adcidit, atque ingenti fuo trun- co fluminum enr uin Brother , Ude in ifto tractu inundationem fepe cauliat. . is. Ex ejus trunco fatis lati afferes & trabes fot- “mari poflunt., quz polite elegantes quodammodo furit ob pectinum decurlum , fed non nifi ad fuperiores æ- dium partes adhibendz fúnt ; non vero ad ftrata vel fulcra, uti id Amboinenfium quidam cives füo peris culo & damno experti fuere, qui per commódam ela: borationem ferre & dolabrz adletti fueret Vegetati- vum guogue lignum eft, inveni enim in vallibus pro- Japfas arbores , quarum inferior computruerat truncus, non autem vertex, atque ubi is terram tangebat ; vi- gebat , atgue florebat is adeo luxuriofe, acfi terra in- fixus & erectus eflet, ita ut fine dubio in novam ex- creviffet arborem: Ceterum nullus alius hujus arbo- ris ufus innotuit , excepta Ternatenfi fuperftitione , nemini fcilicet licitum effe preter Orangkayen, illis- ue, qui fupra alios fefe elevare tentant, hos capi- ti vel poft aures inponere flores , quum fint decerpti ex arbore, quz eft rex filvarum. * Tabula Centefima Vigefima Quinta Ramum exhibet Palacce floribus onuftum, Ubi Litt. A. folium junioris arboris denotat. cito fit, cito perit, want alle zyne deelen zyn van een weeke en brooze fubftantie. Hy komt ook zomtyds in de thuynen en Valeyen ops werwaarts "t zaad door de Vogels of afloop der rivieren gebragt is; als men den boom dwers doorkapt , zo fchynt het bout als van veele boven malkander leggende rollen gemaakt te zyn. , Naam. In ’t Latyn Palacca, na °t Maleytze Caju Pa- lacca, dragende den naam van Aroe Palaćca , een ver. maarde Koning op "t Boegifcbe land, als of dezen boom Koning wilde avezen over andere bomen, daarom men bem mogte beten Rex filvarum. Op Ternaats Affu. Amboinfch op Leytimor Ayloun Hoflo. Plaats. Hy is bekent in "t Amboinfche gebergte, als mede in de Moluccos en op Celebes. Opt Hitoeëze geberg . te vind men bem meer ‚daar by zomtyds veel fpoox maakt, als by van de winden omgeworpen, in de Valeyen valt, % welk bem ligt gebeurd , en aldaar met xyn onbefcboften Jironk, den loop van de rivieren.flopt „en een groot wog- ten in 't omleggende land veroorzaakte — : k Gebruik. Yan den ftam kan men wel brede planken en balken bebben, die opgefchaaft eenige frayigbeid ver- tonen , wegens % lopen der kammen, maar men moet ze niet als tot bovenwerk van de buyzen gebruyken, en niet tot onderleggers of platen nemen ,gelyk zommige Ame boinfche Burgers met fchade aan baare buyzen ondervons den bebben, die door de gemakkelykbeid van *t zagen en kappen tot dit bout aangelokt wierden; °t is mede een le- vend bout, want ik beb omgevalle bomen in de Valeyen gevonden ; waar van den onderften ftam al vergaan was, maar met de kruyn,daar by de aarde raakte , groeyde em bloeyde by nog zo weeldrig, als of by over eynd ftond. En na alle waarfcbynelykheid ftond by een nieuwen boom te werden , anders is geen gebruyk van dezen boom tot nog toe bekend , bebalven een Ternataanje fuperftitie , dat niemant, dan Orangkayen , en die boven andere willen uytfteken , deze bloemen op °t booft, of agter de ooren mogen dragen, als zynde genomen van den Koning des ee . De bondert vyf- en twintig fle Plaat Vertoont een Tak van de Palace Boom, met zyn übern; Alwaar Lett, A. cen blade van cen jonge booms aanwylt, CAPUT QUADRAGESIMUM SECUNDUM. Halecus litorca. Halcky Laut. “y Alecus eft arbor humilis litorea , fepe tantum frutefcens , quum vero aliquando unicum modo emittat truncum , crus craffum , qui humilis eft, incurvus, & inclinans, hinc inter arbores Deos lo- cari poteft. Magnam habet adfinitatem cum Novel- la feu Daun Baroe , ita ut quidam ejus putent effe fpeciem, atque hinc eam denominent. In binas di- viditur fpecies in terreftrem & litoream, Litorea Halecus ad arbores proxime adcedit, quum unum ac fzpe geminum producat truncum ad viri al- titudinem , fed incurvum & finuofum, atque ex cjus radicibus multi laterales excrefcunt furculi , unde in- regularis fepe frutex eft , corticem gerens glabrum $ cinereum. i Folia cum illis Daun Baroe conveniunt , funtque cordiformia, & integra, quorum maxima fex feptem- . ye pollices longa funt, quinque ac fex lata, plurima vero minora funt, coftas gerentia laterales parallelas, funtque firma, ac fübtus cinerea & rugofa , acfi farina & arena confperfa effent, quod etiam in fuperiore parte juniorum foliorum confpicitur juxta ipforum coftas. Bina fibi funt obpofica , longis infidentia petio- lis, odoris KZ & ingrati, qui ad urinam nempe vaccarum adcedit, ita ur in tranfitu hic percipiatur, & caput adgravet, prefertim fi per folem folia fue- rint calefacta & exaltata. Petioli porro, ramuli, & cuncti hujus arboris fürculi rugofi funt , & arena quá- fi confperfi: Ex foliorum alis longi, tenues, & fim- lices excrefcunt petioli, quibus verticillatim adcre- cunt capitula , que fefe aperiunt in flofculos SE ruétus _XLIL HOOFDSTUK. De Strandi Haleck-Boom. Aleky is een lage firand-boom, én meerendeels maar ' ‘ ‚ten. flruyk, doch om dat bet zomtyds met een ftam t opfcbiet y in de dikte van een dye., niet hoog , krom, en overhellende, zo wil by mede onder de bomen plaats hebben. Hy beeft ook groote gemeenfchap met de Novella of Daun Baroe, zo dat bem zommige. voor een geflagt daar van bouden, en ook daaf naar benoemen. Hy werd Verdeeld in twee zoorten, 1. landelyke , 2. ftrandelyke. De firandelyke zoorte, Haleky Laut, komt,de bomen naaft , bebbende een of twee tammen van een man 10089 das he en bogti& , en Wyt de wortelen nog veele zyde- Jtbeuten voortbrengende , en derbalven een onfatzoenel ken firuyk uytmakende , met eem evene en graauwe Gei? De bladeren gelyken die van Daun Baroe , bertvormig, met effene kanten, de grootfte zes en zeven duymen lang, en zes breed, dog de meefte zjn kleender, met pa- ralele zyde- ribben , [yf , van onderen, graauwachtig en ruyg „als of ze met meel en zand beftrooyd waren ,"t welk men ook ziet aan de bovenfte zyde van de jonge bladeren, langs de ribben. Zy [taan twee em twee tegens malkan- deren, en op lange ficelen, flerk, en onliefl yk van reuk, te weten na koe-pis riekende , zo dat men die in’t voorby- gaan gewaar werd, en 't hooft befwaren, inzonder als zy door de Son verwarmt worden. De: fteelen, rys- kens , en alle de uyt/pruytzels o mede ruyg ,enals met zand beftrooyt , uyt den {choot def bladeren komen lange dunne , en enkelde fleelen voort , rontom welke wervels- gewys fiaan kleene knopjes, waar uyt kleene en mofch- agtige bloempjes werden. a ^ 97009 00 NI wy N w Av 19 M PORA WAD | nn cm m Tab. CXXVI. Lag 197 REST ISSN SIDE Ą V Boek. XLIII Hofi. AMBOINSCH KRUYDBOEK.: 19; -Fruétus baccz funt bini ac terni fimul dependen- tes uno ex petiolo, quavis autem bacca Ricini fru- €tum refert, fed multo minor eft, glauca, ac bre- . vibus mollibusque apicibus; fpinulas mentientibus donata , funtque arena quafi confperfi hi fructus, & in tres partes divifi, ut in Ricino, quarum quavis per longitudinem iterum fulcata eft. In tres quoque cellulas.divifi funt, atque in quavis nigrum, durum, & glabrum'continetur officulum , magnitudine Piperis albi. Arboris lignum eft album, folidum, ac fubtilis fubftantiz inftar Eboris, atque poliri poteft, eft au- tem leve & molle, fere inftar Lilie noftratis. EB Junio & Julio, quum & fruétus excrefcunt, in Media ctiam crefcit regione, fed ab hominibus ibi: per ftipites potiffimum propagatur, lignum enim ejus quam maximé eft vegetativum. Nomen. Latine Halecus Litored. E Malaice quidam hanc vocant DaunsCapur Laut, li. es folium calceum litoreum, & Daun Baru Laut, quod nomen proprie » Novelle litoree , fupra libro tértio deferipte , competit: vulgari autem. nomine Amboinenfi Haleky Laut & Haleky Laun Ulu nota eft hażc arbor. ` ; Locus. Contempta eft arbor, ubivis in litoribus his: ce Orientalibus obvia, raro autem ad arbufcule craf- fitiem excrefcit, quum tam fepe ampütetur. ` Ufur. Lignum ejus aptum eft ad opera fcriniaria fubulia & pufilla, ut & ad afferes excifos & elabora- * tos inftar topiarii operis, quod apud nos ex Tilie li- gno perficitur, Haleci vero ligdum durius eft & ma- gis albicat. ee E Ejus rami quotidie ad hortorum palos & fepes ad- hibentur', quum facillimé progerminent , seque ac Daün Baroe, moleftum vero eft iis adftare vel adfe- dere ob grávém & urinofum folata, Morene, qui incolis non obftat: Torniones. cancellos ex hoc li- . De vruchten zyn befién, met 2. en 3. by malkander hangende „op eenen fteel , enieder befië gelykt de vrucht van Ricinus, dog veel kleender , grys-groen, met korte weekę ' Jbitsjes , als. doorntjes bezet, en daar en boven zandig , ook in 3. verdeeld , gelyk aan Ricinus ; en ieder deel beeft weder een voore in de lengte. Binnen zyn 3. buyskenss en in ieder buysje een fwarte, barde, en gladde korl, in de grootte van witte peper ` bet bout is wit, van digte en fyne fubftantie , als yooor , en laat zig glad werken , dog ligt en week, Jcbier als ons Linden-bout. p Het bloeyd in Juny en Fuly , wanneer men ook dé Uruchten beeft, maar ^t. groeyd ook landwaard in, doch meeft door menfcben aldaar met ftokken geplant ‚want bet 15 een ligt groeyend bout. > Naam. [n * Latyn Halecus Litorea. Op Maleyts noemen ’t zommige Daun Capur Laut, dat is kalk-blad op Strand, en Daun Baru Laut, welken naam eygentlyk aan de boven in bet derde boek befcbrevene Novella Litorea toekomt ; maar "tis meeft bekent met den Amboinfcben naam Haleky Laut, en Haleky Laun Ulu. Plaats. Het is een veragte boom, en op alle ftranden van deze Oofterfcbe Eylanden gemeen , dog zelden op- - febietende tot de dikte van een boompje, om dat men bem zo dikwils afkapt. — $ M^ Sie Het bout is bequaam tot fyn of kleyn fcbryn- werk, of uytgehouwene plankjes en loofwerk daar van te maken, gelyk men met ons Linden bot doed , deg Ha- leky is witter en harder. ` De takken werden dagelyks gebruykt tot 'tbwynftaken , én andere dunne E $ ët Ce zo wel' als de Daun Baroe, doch % is moeyelyk daar om- trent te [täan of te zitten, wegens den ether pis-reuk der bladeten , "t welk de Inlanders niet eens gevoelen; De Drayers konnen daar ook alderbande tralien van ma- ken, doch vinden zelden zulke groote [tukken., of moeten ze op afgelegene plaatzen zoeken, om datze van de Slaven dagelyks gekapt , en van baar takken berooft werden. + Debondert zes- en twintig fle Plaat Vertoont cen Tak van de Strandi HaleckeBoom , welke een .. toott fchynt te zyn van de Ricinocarpos ofte de Mercurialis, “CAPUT QUADRAGESIMUM ur DER EEU Mon. > Halecus terreftris. Haleky. Altes. terreftris neutiquam inter arbores nume: | Í randa eft, quum arbufcula fit humilis, fimpli- cem brevémque gerens ftipitem , qui fefe mox in rarosre&tosgue dividit ramos , pedem circiter cras- fos, inftar Coryli, tres autem ejus inveniuntur fpe- . cies vulgaris, alba, & rugofa. Primo Halecus vulgaris fimplicem & rectum gerit - trurcum , octo :$ duodecim pedes altum, ultra pe- dem craflum , cortice obdu&tum glabro , ex cinered- fufco, fuccofo, & lento , qui-facile decorticari po- teft. Ejus folia folitäria longiffimis infident pedun- ‘culis , illis Coryli fimilia, cordiformia nempe, inlon- gum anguftumque apicem definentia; tenuiora & flac- cidiora precedentibus, fubtus non cinerea 5 fed glau- 'ca, parvis rarisque dentibus ad oras notata, qui in vetuftioribus evanefcunt , quinque & fex polliceslon- ga, excepto apice, mollia, & lanuginofa, quales „Etiam fünt petioli ac fureuli. ` - ; YA * » Tener@folia fufca funt, & quam maxime lanugino- “fa ac dentata, dein ab utraque parte angulofa funtac trigona, quod in vetuftis iterum difparet, qua rotun- diora funt;-multis porro coftis pertexta funt, ficca, -& rugofa, nullum peculiarem exhibentia faporem ve -odorem inftar Malva... Ex foliorum alis tenuis ac longus progerminat pe- tiolus , capitula fuftinens plurima racemofa quafi, Tri- tici grano minora, que in flofculos explicantur mu- Tom. 111. fco- XLII HOOFDSTUK. ¿De Gand Haleky - Boom. Alecus tereftris mag geenzints onder de bomen gés rekend werden , Want bet is een laag boompje y beneden met een enkelde ftam, maar die zig flraks in weinige takken verdeeld; omtrent een been dik, gelyk onze Hazelaars ;' bet werd verdeelt in drie zoorten , als 1. 't géméene, 2. 't witte; 3. 't ruige: ? 1. Haleky , ’t gemeene beeft een enkelde regte ftam, acht en twaalf voeten boog, en ruim een been dik, be- kleed met een effene, uit den grawweń bruinacbtige, zap- pige, en taye fcborfJe, die zig ligt laat affcbillen De bladeren ftaan enkeld, op zeer lange fteelen; die van Hafelaren gelyk, te weten, bertvormig , met een lange fmalle fpitfe ; dunder en flapper, dan de vorige, vanon- deren niet grauw, maar blauw-groen, met kleene en «wyde tandekens aan de randen, dewelke egter aandeou- de mteft vergaan, vyf en fes duimen lank, bebalven de Spite, zagt em wolagtig in 't aanta[len , gelyk ook de eeltjeś en fobeutjes zyn. , Dé jonge bladeren zjn bruin, en zeeravolagtig, mer- kel yk getand , daar na gewinnenze aan weer zyden eer uittrekkende boek , en worden dryzydig , dog deze boek verliezen bun wederom aan de oude, die ook ronder aver» den, voorts zynze met vele ribben doortogen, droog, en rimpelig, van geen zonderlyken reuk of fmaak, veel nã de Maluwe trekkende. Uit den fcboot der bladeren komt mede een dunne en lange fteel voort, daar aan kleene knopjes bangen, tros greys aeter malkander , kleender, dan gerft, waar ui, b 2 wor, - 198 HERBARII AMBOINENSIS Liber V.cap. XLIII, fcofos, qui nihil aliud exhibent nifi brevia ftamina cum antheris flavis, Vitis floribus fimillimos & ino- doros. Fructus raro in confpectum veniunt, iisdem infi- dentes pedunculis hinc inde ex foliorum alis, qui vero multo breviores funt, quam quum flores fufti- nerent, atque in ipforum extremitate bina foliola excrefcunt, valvulas mentientia , inter quz bini tres- ve fructus brevibus in pedunculis continentur, hive- ro rotundi funt inftar minorum Piperis granorum , ex: terne rugofi, & parvis quafi punctulis notati, interne granum continentes parvum , rotundum , inftar feminis Coriandri, fub cujus duriufculo putamine medulla, locatur dulcefcens: Bini aliquando fructus concre- fcunt petiolis infidentes quinque polliceslongis: Hu- jus arbufcule lignum ex craffis conftat fibris, eftque leve & ficcum , nec durabile, nifi pofitum fit in locis fumo fepe repletist Hujus fepes non progerminant , uti aliarum vegetabilium arborum , ob ejus ficcitatem, per femina autem fefe propagat. | Secundo Halecus alba, majora gerit folia quam pre- cedens, quorum multa funt trigona, fubtus alba & lanuginofa , quales & juniorum ramulorum petioli funt. Tenerum folium non fufcum eft uti in priore, fed leviter flavefcit: Antequam ejus flores progerminent, longum primo in confpeétum venit & acuminatum ca- put, ex quatuor anguftis petalis feu barbulis compofi- tum, uti in Daun Baroe, hoc fefe aperiens florem exhibet mufcofum, quem fructus infequitur, uti in precedente. Tertio Halecus rugofa maxima gerit folia & altiffi- mum truncum, ejus folia multo majora funt illis bi- narum antecedentium fpecierum, ultra pedem nem- pelonga&lata, vetufta cordiformia & rugofa , juniora trigona, inferne & fuperne quam maxime rugofa & pilofa , hi vero pili hirti & fpinulofi funt „fed facile decis dui,& cutis pruritum excitant: Flores funt uti priorum, fed majores, fructus inftar Bardane adherent, binis apicibus notati, & interne binis duris officulis repleti, funtque vifcofi , & E pert odorem fundunt. Ejus ligoum magis durabile eft ad Totarren feu tecta quam recedentium, eftque album, leve, őz craflis ex fi- Es compofitum. Pluviofis menfibus Junio & Julio florés ac fructus profert. | — Nomen. Latine Halecus terreftris: nomen Malaicen- fe ignotum eft: Amboinice Haleky Lau muri vel tan. tum Haleky, in Loehoea Halery & Hulire, in Leyti- mora a quibusdam Appya vocatur. Ternatice Baura- ka, prima fpecies cognominatur rubra feu Haleky Mera: Secunda Haleky Poeti feu alba, tertia Haleky Daun Bezaar fex latifolia. Locus. Ubique in Aniboinz infulis crefcit , tam in li- tore quam in ipfa regione, in locis ventofis inter alias humiles arbores, & ad oras majorum filvarum , non autem, vel raro faltem, in frigidis vallibus & humidis locis, quo vero magis foli exponatur, & quo locus fit ficcior, eo minora gerit folia, immo ejus fpecies in- venitur parva rotunda & lanuginofa gerens folia, que Abutilon putaretur effe, a quo tamen differt, inacu- tis etiam & faxofis crefcit M en» ubi ejus radices potiffimum denudate funt, facile quoque in hortis defertis progerminat, Amboinenfibus Haun ditis. Ufus. Prima ac tertia fpecies ad levia edium tecta adhibentur, non vero ad opera, que per longum du- re oportet tempus, ac tertia potiffimum fpecies ap- tiffima eft, quum longiflima exhibeat tigna , qua primo in totum a cortice depuranda eft, ac Soli ex- ponenda, inque locis fumo fepe repletis deponenda & adhibenda, ad fepes vero hortorum, ut proger- minent, non valent; quum pereant facile hujus are «boris ftipites. Tenera prime fpeciei folia levem ha- bent adüzictiondm exficcantem, unde hec conterun- tur cum pauxillo Zingiberis contufe, que exhibent in Dyfenteria, quod vulgare eft medicamentum apud \mboinenfes, fed tarde operatur. Eadem hzc fo- “Jia. cum fucco Limonis filveftris contrita, orique pue- rorum inítillata aphthas depurant, fi inter conteren- dum Arboris pinguis folia addantur, per facilem fe- feum alvum fimul laxant & depurant, Ejus cortex coétus cum Limone Swangi , ac propi- matus exficcat & depurat mulieres fluxu albo laboran- tes, fi circa menftrui tempus tale deco&um bibant, atque poit illud mafticent tenera Nute (qua Phyllitis eft) folia cum Pinanga, i Idem werden kleene Mofchagtige bloempjes , daar men niets an- ders aan ziet, dan korte draadjes met geele nopjes, zeer gelyk "t. bloeizel van Wyn, aard, zonder reuk. De vrugten ziet men zelden, voortkomende op dezelffte Jieeltjes , bier en daar uit den {choot der bladeren , op dewelke van te voren 't bloeizel geftaan beeft , dog als dan zyn de fte- den veel korter, en op "t eynd van deze fteeltjes [laan twee kleene blaadjes, als Valvule of deurtjes, tu[Jcben de- welke twee a drie vruchten op korte fteeitjes flaan, deze vruchten zyn rond, als kleene Peperkorls, van buiten wat ruig, als met kleene punttjes bezet, van binnen met een rond kleen korreltje, als Coriander, en onder een bard-agtige fchaal een zoetagtig merg , men ziet "er dm tyds twee aan malkanderen wa/jcben, en haar fteelen zyn zomtyds vyf duimen lank: Het bout is grofdradig , ligt, en droog, niet durabel, of °t mogt aan rookagtige plaatzen flaan. De Balen of Daten daar van gemaakt , Jcbieten niet uit, gelyk ander groen bout, wegens zyne droogte, dog door zyn zaad zaayd bet zig ligt voort. “2, Haleky °t witte, heeft grooter bladeren, dan ’t voorgaande, en daar onder veele met drie boeken, van onderen wit en wolagtig, gelyk ook bare ftelen aan de jonge takken. Het jonge blad word niet bruin, gelyk aan t voorige, maar ligt-geel. Eer bet bloeizel voort- komt, ziet men eerft een lange fpitze knop van vier fmal- le blaadjes of baarden gemaakt, gelyk aan de Daun Ba- roe, deze zig openende , vertoont "t Mofcbagtige bloeizel, waar op de vruchten volgen , als aan "t voorgaande, 3. Haleky ’t ruige beeft de grootfte bladeren, en de boog fte flammen , de blàderen => t grooter, dan aan beide de voorgaande, te weten, over een voet lank, en breed, de oude bertvormig en rimpelig , de jonge dryboe- ' kig, van onderen en boven zeer ruig en bairig, welke bairtjes flekelig zyn, ligt afvallen, en op de buid een jeuken verwekken; 't Bloeizel is, als aan de voorige, dog grooter; de vrubten als kliffen, met twee fpitzen bezet, binnen met twee barde korls , kleverig, en rieken na de Tsjampacca. Het bout is durabelder tot Totar- ren, als andere Haleky , mede wit, ligt, en grofdra- dig. In de regen-maanden Funy en guy beeft men de bloemen en vruchten. Naam. In ’t Latyn Halecus terreftris: De Maleyt=" Jebe naam is onbekend: In ’t Amboins Haleky Lau Mu- ri, of flegts Haleky, op Loeboe Halery en Hulire, op Leytimor by zommige Appya, op Ternataans Bauraka, . de eerfte zoorte werd bygenaamt rode of Haleky Mera. De tweede Haleky Poeti of witte, de derde Haleky Daun Bezaar of grootbladige. Plaats. Het waje over al in de Amboinfche Eylanden, 20 wel op firand, als landwaard in, op lugtige plaat- ` zen, onder ander kreupel-bofch, en aan de randen van groote bofjcben niet of zelden, in koude valeyen, en vog- tige plaatzen , boe meer bei ter Zonne ftaat, en boe dro- | ger de plaats is, boe kleender bladeren t gewind , jamen — eeft een zoorte met kleene, ronde, en wolagtige blade- ren, die men voor een Abutilon zoude aanzien, ”t welk « bet nogtans nietis , bet groeyd ook op fcherpe koraal-klippens daar de wortelen meeft bloot ftaan, en komt ligt voort in verlatene thuynen. by de Amboinezen Haun genaamt. Gebruik. De eerfie en derde zoorte werden tot ligte Totarren of dak-Sparren gebruikt , dog tot gene werkens die durabel moeten zyn, zynde de derde zoorte wel de be- quaam[le daar toe, om datze de langfte fparren geeft, men moetze eerft heel en al van de fcbor[fe beroven, inde Zon drogen, en dan nog aan rookagtige plaatzen gebrui- ken, tot tbuyn-flaken , „diemen hebben wil, dat uit/chiee ten zullen, deugenze niet, avantze vergaan ligt. Inde jonge bladeren van de-eerfte zoorte is een fagte zamen- trekking.,.en opdroginge , dierbalven wryvenze die met ‚een weinig kleene Gember, en gevenze te drinken inde Bloedloop , een gemeen anedicyn by de Amboim/cbe, die dog la toegaat. Dexelve bladeren met zap van wilde Lemoenen gewreven, en in de mond van de kinde- ren gedropen , zuiverd.dezelve van de Sprouw, als men in "t wryven de bladeren van Arbor pinguis daar by doet, zo zuiverenze met een bet lyf door een zagte kamergank. De Johorfe gekookt met Lemon Swangi, en die ge- dronken , 'enzuivert de vrouwen , die met de wit- te vloet geguelt zjn, als zy het drinken tegens den tyd baarer reyniginge, en ma dezelve eeten de jonge blade- ren van Nute te zamen met Pinang geknowwi. He Tab. CXXVII. z e strusia, Halecus terrestris albus . Tab. CXXVII J, vr a 447 Ly gp JA | 29. 199 - ese SS lisäis d V Boek. XLIV Hloofif, AMBOINSCH KRUYDBOER. 199 Idem quoque decoćtum virorumGonorrhzam curat, fi bis de die ejus cyathus bibatur, uti & illos, qui Nephritide laborant , perineum vero 'inliniendum eft eodem Limonis fucco, & contritis carbonibus funis mufarii, feu fungi Biobio dicti , qui Lycoperdi fpe- cies eft, Chirurgis Bovifta diéta: Ejus cortex exficcari poteft; inque ciftis fervari ad ufum , hic enim aque inco&us cum pauxillo Cina- moni, Liqueritiz , Cubebarum, & Cumini , optimum prebet gargarisma in tonfillis tumentibus & uvula pro- lapfa, immo licet os & fauces exulcerate effent ; fi. enim tepide hoece gargarifetur, optime depurat & cito exficcat ulcera, quod fapius exploratum eft. Ad omnes hos ufüs medicos prima feu fufca fpecies eligenda eft, qua rarior eft binis aliis fpeciebus. Tabula Centefima Vigefima Septima Ramum exhibet Haleci terreftris, Ubi per Litt. A ramulus alba fpeciei denotatur, Het voornoemde decoftum van de fcbor[fe en Lemon Swangi geneeft ook de Gonorrbea in de mannen y dagelyks tweemaal een kopje vol daar van gedronken, als mede die gene, die met °t Graveel gequeld zyn, dog bet perineum moet men fmeeren met bet zelve Lemoen-zap, en gewre- ven kolen van funis mufarius , of een fungus Biobio ge- naami , zynde een xoorte van Boebenvift, byde Chirur- gyns Bovift genaamt, De fchor(Je kan men drogen , en in bondeltjes bewaren tot gebruik, want dezelve in water gekookt , met een wei- kolt Caneel y én Zoethout, Cubeben „en Comyn, geeft een kofielyk gorgel-water in de gefwolle amandelen , en t val- len van den buyg , ja al ware mond en keel daar by verfeerd, want lauw daar mede gegorgelt , zuivert en TRE baaftig op, zynde meermaals goed bevonden. , Tot alle deze medicinale gebruiken moet men de eerfte of bruyne zoorte verkiezen , dewelke weiniger te vinden is dan de twee andere, > De hondert feven en twintig fle Plaat Vertoont een Tak van de Lands Haleky-Boom. Alwaar door Lett. A een Takje van de witte zoort aangez wezen werd, CAPUT OUADRAGESIMUM QUARTUM. ' Clypcaria maritima. — Keller Laut. Æc arbor mixtam gerit formam ex ligno mure- nz, libro quarto defcripto , Clypearia , & Turio, potiflimum vero ex Morunga compofitam , quod ejus nomen denotat. : Arbor craffitiem & alti- tudinem habet Clypearie vulgaris, ejus autem coma non ita ample extenditur. Hujus lignum eft album , molle, &-inutile. Ramorum cortex ex cinereo & fufco variegatus eft, rachidum vero viridis, in ramis ramuli alternati funt & inordinati ; mollibus ex genicu- lis provenientes: Hifce pinn& foliofe per quatuor yel quinque paria obpofita infident, qua in inferiori- bus pinnis quinque gerunt foliorum paria , in fuperio- ribus otto, quz vix digiti articulum longa funt , mi- nora digitum transverfalem , fuperne obtufa , & fubro- tunda, qu&dam vero fuperius latiora funt, mêlius illa Turii quam Moringe referentia, nullis plerumque coftis donata, glabra, & firma. Fructus funt filique Jonge & tenues. -In planis crefcit litoribus in finu Amboinenfi, fed vix nota efl. . 5 . Nomen. Latine Clypearia maritima. Malaice Kellor Laut, Amboinice Sielaut, & Ayfielo. . Ufus. Nulli infervit ufui, nifi quod ejus cortex lo- co faponis adhibéatur ad depurandas & eluendas ve- ftes. Plura de hac arbore vide fupra libre quarto in capite Ligni Mureni feu Murini, Rumphius in Adpendice hec adnotavit. Adtendendum eft, ne error conmittatur , quod Am- boinenfes hanc confundere foleant arborem cum li no Murino feu Aymalaba fupra libr. 4. defcripto , obfolio- rum fimilitudinem, fic quoque diftinguenda hec efta Kellor Goenong , feu Clypearia rubra fupra defcripta. CAPUT XLIV. HOOFDSTUK. De Strandt Kellor-Boom. 1524 boom draagt een gemengde fatzoen van bet li- gnum mureng , in bet vierde boek beftbreven , Cly- pearia en Turi, maar meeft van Kellor , gelyk de ge- meene naam mede brengt. De boomis in de dikte , en boogte van de gemeene SAS) dog breyd de kruin baar 20 verre niet wit. Hel bout is wit, week, en ondeugend, De fcborffe der takken is uit den grauwen en bruinen ge- mengt, aan de ryskens groen, aan de takken ftaan detel- gen, of dunder takskens*over divers, en zonder order, op weke knien: Aan dezelve ftäan de blad-dragende tys- kens, met vier of wyf paren; regttegens malkander , aan de agterfle [teeltjes v s aan de voorfte acht paren, de- że zyn fcbaars een lid van een vinger lank, een pink breed , voor Jiomp en rond; dog zommige zjn voor bree- der, dan agter, beter na die van Turi, dan Kellor ge- lykende , meeft zonder ribben, glad, en ftyf. Devruch- ten zyn lange, dunne bouwen. Hy waft op vlakke firan- den, in den Amboinfchen Inbam, dog is weinig bekent. Naan. In 't Latyn Clypearia maritima. Op Ma- leyts Kellor Laut, op Amboins Sielaut ,en A delo. Gebruik. Hy dient tot niets , als dat men de Schorffe gebruikt , in plaats van zeep, tot "t waffchen der klede- ren. Ziet bier van meer boven lib. 4. in ’t Capittel van Lignum Murene of Murinum. Rumphius heeft in het Aanhangzel dit "er neergeftelt. Hier ftaat op te letten om geen abuys te begaan , dat de Amboinezen dezen boom ve en met Lignum Mu- rinum of Aymalaha boven lib. 4. afiwa wegens de gelykbeig der bladeren, zo moet men bem ook onder/chey- den van Kellor Goenong of Clypearia rubra, bier boven befcbreven. | -Bb 3 XLV, 200 HERBARII AMBOINENSIS Liber V.cap, XLV. CAPUT QUADRAGESIMUM QUINTU M. Solulus arbor. Roraco. Æc arbor commune gerit nomen cum frutice H quodam fagsllofo litoreo, Solulo diéto ; eft autem hzc perfecta arbor, licet non craflior fit crure, ejusque truncus Obduétus eft cortice fufco & fuccofo, Hujus coma angufta eft & inordinata, in breves ramos divifa, qui in plures iterum breves dividuntur ra- chides, quz bin& terneve fimul exérefcunt , & in minores laterales iterum dividuntur. Folia cum illis Turii conveniunt, fed funt minóra,'& anguftiora, digiti articulum nempe longa, minorem digitum la- ta, fuperius obtufa, brevique & acuto apice donata, oris deorfüm flexis ac fine coftis, nervus autem me- dius inferne maxime protuberat , alternata vero locan- tur, feptem & octo paria ab utraque rachidis parte cum inpari extremo, quod & maximum eft, funt au- tem fuperne glabra & lete viridia, inferne glauca, faporis fatui & herbacei, fi rami abrumpantur , odo- rem fundunt quafi fabaceum. Flores illis Fabarum vel Catjang fimiles funt, pu- filli, & albi." Fructus plerumque gemini fimul depen- dent peculiari ex petiolo, digitum longi , immo bre- viores , femi digitum lati, inftar corniculi incurvati , plani, & per longitudinem parum fulcati féu rugofi, quorum quidam fimpliccs, alii duplices videntur, anguíto collo fibi juncti, quavis autem pars hujus unum alterumque continet officulum, oblon- gum , & planum, fere inftar fabarum Sinenfium , fed minus, primo album, dein fufcum. Hec arbor per ftipites propagari poteft. omen. Latine Solulus arbor. Malaice Solulo Pobon , ac tantummodo Solulo, Ternatice Roraco, quo no- mine maxime nota eft. - EN Locus. In Amboina exotica eft , una tamen alterav circa zdes obcurrit plantata ,, & uti dicitur, ex Ter- nata primum translata, ineboreali Ceramz plaga iti- dem invenitur. Ufus. Licet ejus folia herbacea fint & ita fapiant, ad cibum tamen raro vel rion adhibentur, ex hifce "vero décoctum praeparatur, vel in aqua tantum con- _teruntur & propinantur ad Amboinenfium variolas expellendas, quibus contrita folia externe etiam in- ponuntur. Expertum quoque eft puerum ex arboris pfu brachium fregiffe, cui hec folia arcte adligata ihid curarunt. unde ipfis virtus tribuitur luxatos & fractos artus Cürandi.- . ANT curucIs er fou BIDS rant, quod propinant contra Beriberi feu Paralyfin Indicam. T Tabula Centefima Vigefima Otlava Ramum exhibet Sow, quee Parkinfoniz fpecies videtur. SUVI HOOFDSTUK, De Solulus- Boom. D^ boom beeft een gemeenen naam met een kruy- pende firand-beefter Solulo genaamt ; bet werdeen + formgele boom, hoewel niet dikker dan een dye, en den flam i$ bekleet met een bruinagtige zappige fcbor[Je. De kruin is final , onordentivk, in korte takken verdeelt, em dezelve wederom in veele korte ryskens, dewelke met twee en drie by malkander flaan, en al wederom in zyde takjes verdeelt, De bladeren gelyken die van Turi, dog zyn kleender , en fmalder, te weten een lid van een vin- ger lan& , eneenpink breed , van voren fLomp toelopende met een kort, [tyf [pitsje, met de randen neerwaarts gebo- gen, en zonder kennelyke ribben, dog de middel-zenuwe buylt beneden ver uit, verwiffelt tegens malkander Jtaan- de, met zeven en acht paaren aan een rysken, en een voor uit alleen, "t welk ook het grootfte is, boven glad 9 en regt groen, van onderen blauwagtig , finets en moes- kruidagtig , en fmeerig van fmaak , in "t afbreeken van de takken werd men ook een boonen reuk gewaar. „Het bloeizel is als dat van boonen of Catjang , Heen. eh wit. De vrucbteh bangen gemeehlyk twee by mal: kander , dog ieder op een byzondere’ fteel een vinger lank en minder, een balve vinger breed, wat krom als een boorntje, plat, en im de lengte wat gevoorent of rimpes lig, zommige zyn enkeld; andere ab dubbeld , met een malle bals aan malkander bangende, en ieder deel ver- bergt een of twee boonen. Dezelve zyn lankwerpig, en plat , fcbier als Sineeze boonen, dog kleender , eerft wit, daar na bruin. Dezen boom laat zig met takken ver- planten. Naam. In ’t Latyn Solulus arbor. Op MaleytsSo- lulo Pohon , en flegts Solulo, op Ternataans Roraco, met welken naam by meet bekend is. | | i Plaats. -Hy is in Amboińa vreemd ,° hier en daar vind men bem by de buizen geplant , zo men zegt eerft uit Tera naten aangebragt, dog op de Noord-zyde van Ceramwerd by ook gevonden. === - 7: ; Gebruik. Hoewel de bladeren moeskruydagtig fmaken; 20 werd bet er tot de koft niet of weinig gebruikt, maar van de bladeren makenze een decottie, of wryven- ze [legis in water, en gevenze te drinken, om de Ame boinfche pokken ter degen te doenwitflaan , waar op men dan de gewrevene bladeren van buiten legt. Nog heeft men een experiment , dat een jonge door °t wallen van eem boum zyn arm gebroken bebbende , door t ftyf opbinden van de gewreve bladeren— ie, daarom bem de kragten toegefchreven werden, om de verftuytte en ge- brokene leden te genezen. Andere maken een decottie van de fcborffe, en geven die te drinken tegens de Beriberi, of Ooft-Indifche lammigbeid. | De Hondert acht en twintig fe Plaat Vertoont een Tak van de Solulus-Boom , welke tot het gellagt van de Parkixfonia (chypt te behooren, RA XLVI. Zab. CXXVZIT. >= VL Pag 200. I LL. Se a EC Zn gr E dee Jom. AL. Gi ity 7 E 7, WE iy = RES NN , ES III RN S ANS NINOS ERAS Ji EP SM; MA Moy JS GEH Z7 Z do Ll TIRA 7, ja, NN DORY _ Decembri floret, fique fru V. Boek, XLVI Hof. AMBOINSCH KRUYDBOEK. ao CAPUT QUADRAGESIMUM SEXTUM Arbor Radulifera. Caju Barocdan. Æc alta eft arbor, truncum gerens rectum, glas bro cortice obduétum , ejus folia bina fibi funt 3 obpofita, breviflimis petiolis infidéntia tres, qua- tuorque pollices longa, binos lata, glabra; & inte- gra, nec nervus magnus directe per medium tranfit, Flores longis & amplis dependent ex racemis uti Mangź , odorati itidem. Fructus femi-perfećtum re- fert Cucumerem; quinque & fex polliceslongus, in quinque cellulas divifus ; unde őr pentagonus eft, ex- terne autem punétulis notatus eft inftar Durionis; multo autem brevioribus nec pungentibus, interne rubet, ac pauca medulla repletus eft, fique dehifcat; quaevis ex guinque partibus quatuor feptis feu pelli- culis per longitudiném diftinćta eft, quorüm bina ex- teriora fortiffima fuñt fépta, uti in vetuftis Durionibus, que putamini extremo adnectuntur, bina vero inte- riora molles funt pelliculé, quarum quevis Compo- fita eft ex tribus magnis & planis fquamis laxe fibi adcumbentibus, quz femina videntur effe. Quzvis enim fquama intus continet molle & vifcofum Officu- lum inítar feminis Melonis, quod in bina foliola di- vifibile eft, que in medio umbilico fibi adherent, Durionis foetorem pian hi fructus. . In medio autem binorum mollium feptorüm alius nucleus locatus eft, digitum longus & latus , formam gereńs femi-perfecte lune , vel inftar quorundam in- curvorum pectinum , in interna parte acutus & tenuis, juxta dorfum craflus & rotundus. Sub externo tenui cortice friabilis recońditur fubftantia inftar Suberis humidi, feu uti his in regionibus inftar Gabbe Gabbe, que nullum Durionis odorem habet, & pallide fufca eft externe. _ Totus fructus facile in quinque dehifeit partes diu bi invicem adherentes , interna autem fubftantia acile prolabitur, reftantibus quinque quafi cymbis; us maturefcant , in ar- bore ingentes confpiciuntur Eruce, feu pilofi vers mes, digitum circiter craffi, coloris flavi, qui folia & frućtus depafcuntur, ita ut arbor fic nuda, & hifce vermibus quafi teéta; Ejus lignum ad tigna adhibetur, nec facile coffos generat. ‘ Nomen. Latine Arbor Radulifera. Malaice Caju Baroedan, juxta Hitoenfe, & Amboinenfe, quodra- dulz arborem denotat, quum quavis quinque parti- um fruétus radulam referat, ejusque loco aliquando ufurpetur. In Loehoea Sa/acke Seby a guod Malaice Baroedan Alea, feu Zingiberis radulam denotat. E- jus eruca fpecialiter vocatur Ulit Alut, h. e, facci vermis ab ejus forma rotunda. Locus. Hzc eft arbor raro obvia, potiffimum vero in Hitoes ora invenitur, ipfique obpofita parva Cerama. Ufus. Veruftorum truncorum lignum palis infervit & tignis: Ex fpinofis fructus partibus radulz forman- tur, quibus cunéte molles radices, uti Zingiberis, Curcumz , fimiliumque conminuuntur, natura enim hifce ftupidis hominibus quam maxime favet , fubpe- * ditando plurima inftrumenta, que quotidianum ad ufum ipfis funt neceffaria, nec tamen fabricare no- runt: Quum vero hec arbor adeo rara fit, hinc na- tura illis aliam quoque conceflit rapfulam , qua den- dritis eft in mari ubique obvia, quz alio in loco inter marina a nobis defcripta eft fub nomine Fungi Saxeis Pinguis porro vermis feu Eruca Amboinenfibus in deliciis eft, quem deglubiunt, ejusque inteftina abjicis . unt, ac verruculoperforant, atque tali modo toftum . edunt, inftar butyri enim pin '*, adeo naufeofus eft, ut nemo ipfum defideraret; nif + qui ipfi fit adfuetus: Hoc autem malum quoque pati- is eft, hic vero cibus nifi tur quotannis Cananga frugifera , ejus vero Eruce horrenda funt, ac pilis hirtz, ex nigro őz luteo ma- culate, mec edules; ita ut licet Radulifera nullum alium praeberet ufum , hic tamen locum mereretur , quum fingulare fubpetat exemplum Eruca edulis. EM Tabula Centefima Vigefima Nona Ramum exhibet Raduhfere fructibus onuftz. [RET XLVI. HOOFDSTUK. De Rafp-Boom. pw Ż is een boo en boom , "met een regten lam en ef- fene Jeborffa > de bladeren [taan Co Fi twee ac malkander , op zeer korte fteelen, drie en vier dui- men lank, twee dito breed, effeñ, en glad, de grovte Wa 2 a NM rest door de middeń, „ Het bloeizel bangt aan lange en wyde Gan de Mangas , ook wat Hit, D. ni p et balf wolwajje Comcommer , vyf en zes duymenlank, in vyf ladekens verdeelt , en dierbaloen ook vyfboekig , van bui- ten isze met punttjes bezet, gelyk een Docrieon, dog veel korter , en niet flekende, van binnen rod, met ee- nig merg gedult, en alsze open berften, zo ziet men ieder pan de vyf deelen met vier fcbeyds mueren of welletjes 4 in de lengte afgedeelt , waar van de twee buitenfte ftyve wanden zyn, gek aan de oude Doerioeneń, en aan dé buitenfte Jcbaal vaft, de twee binnenfte Zyn weeke vel: letjes , ieder gemaakt van drie groote en platte fchubben los tegens malkander aanleggende , waarin febynt dat de zadd - kragt fteekt , want ieder cbubbe beeft van binnen een weeke kleverige korrel, als Meloen-zaad, die zig iri twee blaadjes laat verdeelen, in de midden met een na- veltje aan malkander bangende , eń bebben den reuk van Doerioens, : i , In de midden tuffchen de twee weeke [heyd-vellekens legt nog een korrel, een vinger lank, en een breed, in de gedaante van ven flaande balve Maan; of van zommige kromme Cammetjes , aan de binnen zyde fcherp s en dun, langs de rugge dik, en rond, Onder de buy: tenfte dunne febor[fe of korft , legt een brokkelige fub- Jlantie, als matte kork, of bier te land Gabbe Gabbe; niets na Doerioens riekendé, van buiten ligt-bruim De gebeele vrucht berjt ligt open in vyf deilen, die lang aan malkander bangen blyoen, maar "t binnenfte yali ligt uit, en dan blyven vyf fcbuytjes ouer. : Zy bloeyen in December, als de vruchten ryp zyn, zo komen aan die boom groote Rupzen , of bairige Wor- men, omtrent een vinger dik, geel van coleur, die de bladeren en vruchten afteten, xo dat den boom als dan kaal ftaat , en met deze Wormen bedekt is; Zyn bout is me- de tot timmeren gebruikelyk, enredelyk vry van denW orm. Naam. In ’t Latyn Arbor Radulifera. Op Maleyts Caju Baróedan, na 't Hitoeis; Amboinees, dat is Ras- pe-boom , om dat ieder van de yf deelen des vruchts een Raspe gelykt, en daar toe ook eenigzints gebruykelyk is, Op Loeboe Safacke Sehy, dat is in’t Maleyts Baroedan Wes of Gember-raspe. De Rupze hiet in "tb lit Alit; dat is fak-W arm , van zyn ronde gedaante. Plaats. Dit is cen boom, die weynig gevonden werd, meeft op de kufi van Hietoe , entegen over op keen Ceram, Gebruik: Het bout van de otide [tammen dient tot fty- len en timme?-bout: Uyt de fleekelige deelen des vruchts maakt men Raspen, om aldérbande weeke wortelen, als Gember , Curcuma, Ge, kleen te maken , want de na- tuur is deze botte Inlanders zeef dienflig , in't verfcbafs fen van veelderbande gereetfchappen ; die 2) in de dage- lykze buysbouding van hoden bebben, en echter niet ma- Ken konnen. Dog om dat deze boom zo raar is, beeft bun de natuur nog een andere Raspe gemaakt , zynde een [teen overal in Zee te vinden, en by ons elders befchreven on» der de zee-gewalfen, met den naam van Fungus Saxeus. . Poorts zyn de vette Rupzén aan den boom zittende by de Amboinezen een lekkernye , die dezelve overftropen ; "t ingewand wegwerpen, aan een [pit Steken, braden, en zo eeten, Want zy Zyn zo vet als boter, ha koft is zo afzienlyk , datze niemant eeten zal , die daar hiet aan» gewend d ; Diergelyke plage komt jaarlyks den Canan- -boom mede over, alt by vruchten draagt , dog diens Rupzen zynleelyk, bairig; met [wart en geel be/pikkelt, en niet eetbaar ; En al bad men geen ander gebruik van deze Radulifera, 20 verdiendt zy al even wel bier plaats; om datze een byzonder voorbeeldt is van eetbare Rupzen. «De Hondert negen en twinti e Pläät V. t een Tak van de Re/p.Boom met zyn vrachten, Vertoont een Tak van fp. zyn XT VIL 202 HERBARII AMBOI CAPUT QUADRAGESIMUM SEPTIMUM. Folium intinétus. Daun Salam. * Æc arbor potiffimum frutefcit , aliquando autem arbufcula eft crus craffa , quumque praterea ad arboris rubrz feu Aycou genus pertinere videa- tur, inter arbores eam locare voluimus. Plerumque itaque frutefeit inftar Guajävi filveftris, cujus truncus pedem craflus eft, qui rachides emittit reétas & graciles, cortice glabro & fufco obduétas. Harum folia ample fünt extenfa, bina fibi obpofita, brevibus petiolis infidentia , unde & fibi quafi adcum- bunt, funtque minora ét anguftiora , quam in ulla alia Aycau fpecie , tres quatuorve pollices longa , binos lata, fuperius acuminata, & integra, multe autem cofte transverfales ad oras in finus excurrunt , uti in reliquis Aycau fpéciebus, folia autem fuperne inten- fe funt viridia, inferne pallide virentia , faporis acidu- li, odoris gravis, qui ıncolis aromaticus habetur. Flos oblongo infidet capitulo, flores referens Jam- bof albe vel Guajavi, minor vero eft, plurimisque ftaminibus gaudet, huic fructus fubcrefCit more Jam- ' bofarum vel Caryophyllorum , mägnitudine ovi Co- lumbini , qui albus, eft, & ab uno latere compreffus ac lanus, fuperne coronula umbilicatus, inftar Jambo- e, faporis aciduli, intusque ingens continet officu- Jum rugofum, Optime hic fructus illam Jambofe fil- veftris fpeciem refert, qua Jambu Sakkelüt dicitur, fed non: edulis eft. Ejus lignum illi Aycau fimilli- mum eft, fed durius, & tenuioris fubftantie , attamen tignis non infervit. x Sa campis ctefcit planis & in levibus filvis copiofe circa caftellum Vittoriam,; cjus fruétus Junio obfer- vantur. ... Nomen. Latine Folium intinétus , juxta Malaienfe Daun Salam ,h. e. intinétus folium a fubfequenti ejus ufu, Amboinice in Leytimora Kepa. Quidam illam vocant Aycau tuba , quum ejus folia fubtus glauca fint uti in Tuba flerili, re vera autem nil aliud eft quam Aycan frutefcens. s Ufus. Quum ejus folia acidulum Indis gratum fa- orem gerant,hinc carni & pifcibus eg, uri gratum concilient acorem cum levi adítriétiones unde & nautz in fafciculos hzc collecta fecum ducunt, immo ex Java in Amboinam illa deducunt , quum ip- fis ignotum fit hic quoque obcurrere, talia acidula tondimenta & intinćtus ipfis falutares habentur in mari, atque hinc nomen obtinuit arbor. Stupidis vero Amboinenfibus nullo funt in ufu , atque Malaien- fes quidam mihi indicarunt in Java quoque crefcere, ibique jucundioris effe faporis Amboinenfibus: Li- gnum vero ipfis aliquando infervit pro manubriis inftru- mentorum , quum durum & folidum fit inftar Caryo- phylli filveftris. Arboris cortex ab Amboinenfibus adhibetur ad Papedam coquendam , unde & inter Oebat Papeda numeratur. Hitoenfes hanc habent Aycau Boppo fpeciem , cu- jus vulgaris feu latifolia fupra libr. 4. cap. 40. defcri- bitur, ejusque altera feu anguftifolia hec Daun Sa- lam habetur. t Rumphii Adpendix hisce aucta eft. Vera Daun Salam Batavia Ao. 1693. adlata , inque horto meo adulta, foliis cum fuperiore convenie- bat Amboinenfi , ejus enim folia late diftabant in or- dines fibi obpofita & fere feffilia, formz fupra de- fcripte ; junioris vero arbufculz fex feptemve polli- ces longa erant, ipforumque venule juxta oras in fi- nus concurrebant , faporis parum aciduli , haud tamen adeo gratum exhibebant faporem , licet in Java tene- ra folia inftar Ulang Ulang cruda edantur, ac forte inde etiam Baleyenfibus dicitur Fangang Ulang. " Frućtus illos Fambolane feu Djuet referunt , funt, vero minores & rotundiores, faporis aciduli & ad- ftringentis. E. Hujus NENSIS Libr V.cap. XCVII, XLVI HOOF DS:T:U Kä - Het Indoop-bladt. It is meeftendeel een beefter , doch werd zomtyds een boompje van een dye dik, en om dat "t daar en bo- ven onder de geflagten van Arbor rubra of Aycou Jcbynt te beboren , zo bebben wy bem plaatze onder de bomen gegeven. Het blyft dan meeft een beefter , gelyk de wilde Guja- vos, met een [tam van een been dik, regte en ranke rys- kens , een effene en bruyn-ro[fe [chorffe. De bladeren Jtaan wyd, en altyd 2. en 2. tegen malkander , op korte fteeltjes, die dezelve na malkander buygen, kleender en Jinalder , als aan een ander geflagt van Aycou, 3. en 4. duymen lang, 2. dito breed, na voren toege/pit/t, met effene kanten, veele dwers-ribben lopen met bogen aan de kantén te zamen, gelyk aan alle Aycaus te zien is, bo. ven loot-groen, onder bleek-groen, van fmaak zuuragtig, en wat [terk van reuk, bet welk de Inlanders voor Aros maticg bouden. De bloem Daat op een langwerpig knopje, engelykt de witte Famboezen of Gujavos , doch is kleender en digter van draden, daar onder groeyt de vrucht , op de manier als de Famboezen of Nagelen groeyen, in de grootte van een duyven-ey , wit , en aan de eene żyde een weinig plat, ` boven met een kroontje of navel, gelyk de Famboezen, van fmaak zuurachtig, van binnen met een groote gerim= pelde fleen. Zy gelyken zeer na die zoort van wilde Fame boezen, die men Jambu Sakkelät noemd, doch zyn niet eetbaar. Zyn bout is de Aycau gelyk, doch wat harder en fynder van [lof , echter toż ”t timmeren niet gebruyke- JE: ` Het waft op ülakke velden „en in kfeupel-bo[fcben , veel idea % Kafieel Vittoria , de vruchten ziet men in uny. Naam. Int Latyn Folium intinétus, na Maleyt- Jebe Daum Salam , dat is blad des indoops , van zyn vol- gende gebruyk. Amboins op Leytimor Kepa. Zommige noemen 't"Aycau tuha, om dat de bladeren van onderen &roen-blaauw zyn, gelyk aan de Tuba fterilis, en ” is in der daat anders niet, dan een beefteragtige Aycau. Gebruik. Dewyl deze bladeren van een Geste „enby de Indianen aangename fmaak zyn, zo werdenze gebruykt by vleefch en vijch te koken, om bet zap een aangename zuurte te geeven, met een kleene zamentrekking , daarom voerenze de Zeevarende met bosjes by bun, ja brengenze zelfs van Fava in Amboina, dewylze niet weten, datze bier ook vallen; diergelyke zuure zauce en dopinge bou- denze gezont op zee, en daar van bebben de bladeren ba- ren naam. By de botte Amboinezen zynze in geen gebruyk, ook verklaarden my eenige Maleyers , dat die op Fava waffen aangenamer van fmaak zyn dan de Amboinezen, alleenlyk dient bun "t bout ,zomtyds tot fielen aan gereet- Jcbappen , om dat bet bard en ftyf is, gelyk’t wilde Nas gel-bout. De fcborffe werd by de Amboinezen gebruykt in ’t koken van de Papeda , en daarom ook onder de Oebat Papeda geteld. + De Hitoeözen bouden *t voor een Aycau Boppo , waar van 't gemeene*of breedbladige boven in ’t 4. Boek, Ka- bittel 40. befchreven is, en voor "t tweede of fmalbladige ` | boudenze dit Daun Salam. Het Aanhangzel van Rumphius is hier mede vermeerdert. Het opregte Daun Salam van Batavia Ao. 1693. ge- bragt, en in myn tbuyn opgefchoten , quam in bladeren meeft overeen met bet bovenftaande Amboineze ; want de . bladeren [Londen in wyde tu[lcben-plaatzen , en in ryen . regt tegens malkander , fcbier zonder voetje , van gedaan- _° te als boven ftaat , doch aan ’t jonge boompje waarenze wel 6. a 7. duymen lang, en baar adertjes liepen langs de kanten met bogten t'zamen „van fmaak een weinig zuur- agtig , doch van geen zonderlinge- aangenaambeid y boe- wel men op Fava de jonge bladeren als Ulang Ulang raauw eet, en mi[J[cbien ook daarom by de Baleyers ge- naamt Jangang Ulang. IP ` De vruchten zullen zen als Jamboelaens of Djuet , doch kleender en ronder , mede zuuracbtig en zamentrek- kende van [maak, E V Bock. XLVIII Hoof:f?. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 203 Hujus arboris folia a Javanis pifcibus adcoquuntur, ut iplorum cenofum odorem & faporem tollant. Hunc in finem primo fupra ignem leviter torrenda funt, unde gratum fpirant odorem , tumque pifcium condimento adduntur: In Java in perfectam excre- fcit arborem. e Huic maxime adfinis eft alia arbor, Daun Parawas dicta, quam quidam cum precedenti confundunt, Parawas autem non in altam excrefcit arborem, fed tantum frutefcit, qui longis fuis flagellis aliis fefe in- mifcet herbis, ac potiffimum obcurrit juxta fluminum ripas circa Bataviam: Ejus folium brevius ac rotun- dius eft illis praecedentis, atque cofte magis per longitudinem decurrunt, magisque protuberant, nec iftas gerit transverfalés venulas , quz in precedentis obfervantur folio, hoc vero longioribus infidet petio- lis , qui cum nervo medio inferius nigerrimi funt. Hujus arboris odor & fapor arómaticus quoque magis eft, ipfiusque fructus ignotifunt, immo ipfis Javanis: Ejus folia in fafciculos conliguntur , atque in Javano- rum ciftis aromaticis venduntur ad ufum Medicum,hec enim folia cum Mu/k & Coriandro contrita , abdomini puerorum inponuntur contra ipfius tormina. De bladeren dezes booms werden by de Javanen meeft gebruykt by viffen te kooken, om dezelve de modderach- tige reuk en Jmaak te benemen; tot dien einde moet men ze eerfl over 't vuur bouden, en half braden , waar doorze een aangenamen reuk krygen , en dan in de vifth-zop doen ; op Java wert bet een volkomen boom. Hier mede beeft groote gelykeni(je eem andere boom, Daun Parawas genaamt , het welk zommige met bet voorgaande vermengen; doch Parawas wert geen hoogen boom, maar blyft een ftruyk, die met zyn lange ranken over andere ruygtens flingert „en meeft te vinden is langs de rivier-kanten omtrent Batavia. Het blad is korter en ronder dan bet voorgaande, zyne ribben lopen meer in de lengte , en fleeken meer uyt , zonder de veele dwers-ribbe- kens , die men aan 't voorgaande ziet, ook met merkelyker voetjes of fteelen, zynde den fteel en de middel-zenuwe pik-fwart van onderen, reuk en fmaak is ook fpeceryach- tiger. De vruchten daar van zyn onbekend, zelfs by de Favanen. De bladeren werden in bondeltjes gebonden , en in de Favaanze kruyd-doożen verkogt tot eenig Mede- cyn, want de bladeren met Muffi en Coriander gewre- ven, werden ge/preid op den buyk der kinderen tegens buykpyn. SCH CAPUT QUADRAGESIMUM OC TA NVU M Lignum Mucofum. Caju Lapia. * Æc eft arbor filveftris, longa anguftaque gerens | | folia inftar Bintangor Oetan, verum non ita hec fcabra funt, quinque, fex, & novem pollices longa , binos & tres digitos lata, vetuftarum vero arborum tantum quinque & fex digitos longa funt & binos lata, fuperne glabra, inferne paucis ac fubtili- bus venis transverfalibus donata , ad oras arcte & fubtiliter ferrata, ita ut vix dignofci poffit, facillime autem decidunt folia, quz inregularia ramulis infident, atque inferiora femper breviora funt fuperioribus. Flos primo rotundum refert capitulum, magnitudi- ne Myrtilli, qui calici infidet pentapetalo , firmo, & re- trorfum flexo, atque dein fefe aperit in quinque con- cava & fordide albicantia petala, intus repleta brevi- bus ftaminibus, craflas & flavas antheras gerentibus, inftar feminis cujusvis duras, in illorum centro piftillum locatur, quod in fructum excrefcit , qui oblongus eft, entagonus inftar illius Udani, atque in quinque de. ifcit partes, inter quas quinque plana & oblonga lo- cantur femina ,ftilo intermedio conjuncta, Majo au- tem obfervatur. Arboris lignum longis ex fibris conftat, eftque al- bum, folidum, ac quodammodo ruffum, fere inftar jllius Bintangore filveftris , atque fatis durabile , & æ- . dificiis aptum, fi ficco cefum fuerit tempore. Ejus cortex craffior eft illo Bintangore , glaber quoque , atque fi decorticetur , facile disrumpitur jnftar illius Bintangore , facillime autem a trunco fe- pararí poteft. Si truncus incidatur , per aliquod tem- pus lympha mucofa exftillat inftar Papedz , que mox condenfatur , unde & nomen fuum fortita eft hzc ar- bor. Nomen. Latine Lignum mucofum. Amboinice & Ma- laice Caju Lapia & Ay-Lapia. Locus. In Amboinz montibus crefcit , ac potiffimum in Leytimora. Ufus. Lignum oportet ficco anni tempore cedere, fique penitus fit ficcum, edium te&is infervire poteft, quum fit leve ac fatis durabile, fi vero nimis recens adhibeatur, coffos facile generat, atque circa folum cito putrefcit. In Leytimora multum expetitur ad te&orum opera, quum longa exhibeat tigna, recens vero grave eft , ac proin difficile eft illud ex filvis pe- tere, tarde etiam exficcatur ; ejus cortex contritus, atque fub aqua rupibus intrufus, anguillas enecat, ita ut mortuz per aquas fluctuent. Caju Lapia, quz hujus parvifolia fpecies a Soya- nenfibus habetur, multo minora gerit folia , quatuor & quinque pollices longa, binos lata digitos , ab utra- que parte acuminata fere usque ad ipfum ramum, 01%. II. feffi- XLVII. HOOFDSTU K. De flymerige Hout- Boom, It is een wilde boom met lange en fimalle bladeren ; gelyk.die van Bintangor Oetan , doch zo ftyf niet, - 5. 6. en 9. duymen lang, 2. en 3. vingers breed, doch aam de oude boomen zyn ze maur 5. a 6. duymen lang; 2. dito breed, boven glad , beneden met weinige en Jubtiele dwers-ribbekens , aan de kanten digt en donker ezaagt , zo dat men °t qualyk merken kan , en ligi mfval- en. Zy [laan zonder ordre-aan de Geelen, en de agter- fle zyn altyd korter dan de voorfte. | De bloem ts eerft eem ronde knop , in de grootte van Myrtilli, flaande op een voetje van 5. flyve en agter- waarts gebogene blaadjes gemaakt , zig openende in 5. bolle en vuyl-witte blaadjes , binnen uytgevult met korte draatjes, dragende dikke em geele noppen , zo bard als eenig zaad, in de midden verbergende een beuveltje , uyt bet welk de vrucht wert. Zy is langwerpig , vyfboekig, gelyk die van Udani, en opent baar in 5. fiukken, tuf- Jchen dewelke leggen 5. platte en langwerpige zaaden; en in de midden een pilaartje, men vindze in May. Het bout is langdradig , wit, digt , en cem weinig na "t roffe trekkende , bykans als bofcb-Bintangor , redelyk durabel als ^t in de drooge tyd gekapt werd, en tot den buysbouw bequaam. | De fcbor[Je is dikker als die van Bintangor , ook efen y en ?t breekt in 4 fcbillen ligt af, gelyk aan 't Bintangor, zy laat baar insgelyks zeer ligt van den flam affcbillen. Als men in den [tam kapt , loopt "er voor een poos een Slymerig water uyt als Papeda, waar van by den naam heeft s 't welk firaks opdroogt, Naam. In ’t Latyn Lignum Mucofum. In 't Ams boin/cb Maleyts Caju Lapia en Ay-Lapiat Plaats. Hy waft in °t Amboinfche gebergte , meeft op Leytimor. ebruik. Het bout moet in de drooge MoefJon gekapt werden, en als * dan ter degen droog is, kan men bet in den buisbouw aan 't dakwerk gebruyken, daar 't ligt en redelyk durabel is, maar te verfch IBAN, word ’t ligt wormftekig , en omtrent den grond kan ’t t’eenemaal niet duuren. °t Word echter op Leytimor veel gexogt tot dakwerken, om dat bet lange fparren geeft, hoewel bet werfch zynde, fwaar «alt uyt bet bofcb te draagen, en lang faam opdroogt ; zyne Jcbor [Je gewreven , en onder wa- ter in de klippen geftoken 2 doet de Aalen fterven ,en dood voor den dag komen. Caju Lapia bet kleenbladige , of daar voor. van de Soyanen gehouden, beeft veel kleender bladeren, 4. en 5. duymen lang, 2. vingers breed, agter en voren toege- [pift fchier tot aan de tak, met evene kanten, en fyne Ge . parale- 204 HERBARIIAMBOINENSIS Liber V.cap.XLIX, feffilia ,& integra, coftas gerunt fubtiles & parallels, qua in re cum Arupa conveniunt, folitaria vero & inordinata ramis infident rotundis, funtque craffius- cula, & fcabra, atque quorundam ore iubtiliter ac vix ferrat& funt. Tabula Centefima Trigefima Ramum exhibet arboris, que Caju Lapia feu figuum mucó- Jam vocatur. parallele ribben doortogen, waar in xy met Arupa over- een komen, en [taan enkelt zonder ordre om haare ronde takken, dikagtig , fiyf, en aan zommige kan men aan de kanten effen bemerken, datze fyn gezaagt zyn. De hondert en dertig fle Plaat Vertoont een Tak van een Boom, welke Caju Lapia, ofte de flymerige bout. Böom genaamt wert. u CAPUT QUADRAGESIMUM NONUM E Bunius. Bune. Era Bunius arbor eft fruétus ferens edules , at- que in Amboina exotica, quum, vero ejus filve- ftris hisce in infulis inveniatur fpecies , hinc utrasque illas hoc in capite defcribemus. i Primo Bunius Sativa, feu vera Bune, mediocris eft arbor inftar-Pruni, comam gerens anguftam , rarosque mäjores ramos , guorum rachides folia emittunt. Ar- boris cortex eft craffus , fuccofus , & fragilis , tenuior vero illo fubfequentis filveftris fpeciei. Folia ma- gnitudinc & forma conveniunt cum illis Guajavi , funt autem multo glabriora & fuccofiora, nec per paria fibi obpofita funt inftar illorum Guajavi, fed inordi- nata, & arcte fibi junéta in rachidum fummo brevi- bus in petiolis, antrorfum inflexa, ac gravitate ra: chides deorfum deprimentia, Vetufta quinque, ju- niora feptem pollices longa ‘flint, tres, quatuorque digitos transverfales lata, in brevem craffumque de- finentia apicem , integra, craffa, fcabra, & fuccofa, ate acida inftar Acetofe debilioris, fed parum vi- cofa”& mucofa. Superne glaberrima & «qualia funt, inferne venule vix dignofci poffunt. Flores ex racemis excrefcunt digitum longis , undi- que parvis viridibus capitulis donatis , SE In horum fummo aliquid fefe inftar Horis Obfert,ex paucis brevibus , albisque ftaminulis compofitum, quod mox decidit, ac fructus ftatim ad ordinariam excrefcit magnitudinem inftar minorum Uvarum. Fru- &us ex racemis dependent, uti in Europa Ribefia, vel in India Piper, qui rotunda funt bacce, inftar Piforum, fed paulo majores , primo rubra & acidiffi- me , per maturitatem nigricantes , fuccofe, & aci- dule dulces, efui apte, parvos continentes acinos in fuccofa ipforum carne. Arboris lignum vile eft & inutile. RER. Nomen. Latine Bunius Sativa five Domeftica. Mas laice Bune. Macaflarice Bune Carbou. ¡Javanice Bune Carambau, Batavie Catti Cutti feu Cutti Catta, quod Malaicum videtur nomen. i Locus. In Amboina, uti ditum, eft exotica, vul: aris vero in Macaflara & Java, ubi cinga ædes, & in fortis ipfis vicinis plantatur, ejus enim fructus in fo- ro venales proftant, hoc autem laborat vitio, quod ejus folia ab Erucis plerumque depafcantur,ut & a vermibus, qui amant fefe in hisce abfcondere foliis In Amboina per Macaffarenfe femen hanc ferui , dbi fatis cito NE » fed tarde frućtus .producebat, ejusque flores" fruftra decidebant , licet adeffent plu- rime arbores crus craffe , queque fextum & feptis mum jam inplebant annum. Ufus. Hujus arboris fructus maturi & nigricantes cum racemis decerpuntur , inftar Ribefiorum , inque foro venduntur, atque crudi eduntur, qui grate aci- di funt , fitimque fedant. Tenera ejus folia ad olus adhiberi poffunt cum alio Sajor feu olere, cruda quoque inftar Lactucz eduntur, quz pifcibus iti» dem adcoquuntur, ut grate acidum ipfis concilient condimentum. Utreque Dunn per ftipites propaga- ri poffunt , ipfarumque folia a vaccis depafcuntur , unde & nomen obtinuit. Sijrbores fructus non be- ne producant, foramen per ipfarum truncos perfo- ratur, ita tamen ne per cor penetret, trajice tum funiculum Gomuti , qui dependeat, copiofiores fructus producent, quum fuperflua liquidi pars efiluat. Secundo SEX. HOOFDSTUK De Tamme Bunie-Boom. H: regte Bunie is een boom, eetbare vruchten drda gende , en in Amboina. uytlands , maar dewyl by een wilde zoorte beeft, in deze Eylanden gemeen zo moetenze beyde in dit Kapittel befchreven werden. ; 1. Bunius Sativa, of eygentlyke Bunie „is een middel. bare boom , als een Pruyme-boom, met een finalle kruyn, in weinige boofd-takken verdeeld , maar de ryskens zyn met bladeren beladen. De fchorf]e is dik, zappig , en bros, doch dunder dan de volgende-wilde. De bladeren komen in grootte en fatzoen met de Gujavus over een, dog zjn ` veel gladder en zappiger , flaande geenzints in rygen te- gen malkander , gelyk aan de Gujavus , maar zonder order, en digt agter mal&ander , aan bet voorfte der ryskens op korte Delen voorwaarts gebogen, en met haare fwaarte de takskens neerwaarts buygende. De oude zyn 5, dé jonge 7. duymen lang, drie en vier dwersvingers breed, eyndigende in een korte dikke fpitze, met effene kanten s dik, glad, en zappig, met een aangename rynsbeid „als Nappe zuring, doch wat fmeerig en ope: Boven zyne ze ganfcb even en glad , van onderen kan men pas de adertjes bekennen. — — SE _Het bloeyzel komt voort aan trosjes, een vinger lang s daar rondom kleene groene knopjes ftaan , langwerpig. Jpits. Op dezelve vertoond zig iets als bloeyzel , zynde — weinige korte en witte draadjes, "t welk firaks afvald s en de vrucht groeyt dan voorts tot baar ordinaris grootte, als kleene druyven. De vruchten bangen aan troffen s gelyk in Europa de Aalbesjes , of in India de Peper, zynde ronde befiën , gelyk erweten , doch wat grooter s eerft rood-en zeer zuur, in de rypheid fwartachtig , zap- pig „en ryns-20et ; bequaam om taauw te eeten., met eenige kleene zadekens, in % zappige vleefcb. Het bout is [legt en ondeugend. Naam. In Latyn Bunius Sativa, five Domeftica. Op Maleyts Bune. Maca/Jars Bune Carbou. Favaans Bune Carambou. Op Batavia Catti Cutti of Cutti Cat- ta, "t welk mede Maleyts wil zyn, ze Plaats. In Amboina „als gezegt, is by uytlands , maar gemeen op Macaffar en Fava, alwaar by omtrent de buyzen, en in de naafte tbwynen wert geplant , want de vruchten werden op de markt werkogt , doch de bomen hebben die fauten, dat de bladeren meeft afgegeten zyn van de Rupzen en Wormen, die zig geerne in zyne bla- deren verbergen. Ik beb ze op Amboina door Macaffars: zaad gezaayt , daar ze wel haaftig opfcbooten , maar droe- en lang faam, en wierpen ’t bloeyzel vergeefs af y hoewel = bomen onder waren een dye dik, zes en zeven jaren oud. i Gebruik. De vruchten ryp en fwart geworden , wer- den met de trosjes afgeplukt, gelyk Aalbefién, en op de markt verkogt, mén eetze rauw uit de hand, om datze aangenaam ryns zyn, en den dorft verflaan. De jonge bladeren kan men tot moeskruyd gebrwyken onder ander Sajor , als mede raauw onder falade eeten. De befićn werden ook by vifch gekookt , om een zuure fouce te beb- ben. Beyde de Bunees kan men met flokken verplanten s en de Koebeeften weyden de bladeren graag af, waar van bet de naam beeft. Als de bomen:niet wel dragen willen, zo boort men een gat door den flam, doch dat bet niet juyft door "t bert gaat, fteekt daar door een touwtje van Gomuto, en laat bet zo hangen , zo zal by beter dragens dewyl een deel van de overvloedige vogtigheid bier door uytloopt. gp 2. Bunius eg DER ENEE | Pag 204 . N NN Tab. CXXX. SSS Zom EG SEET Jab. C¥X > V Boek. XLIX Hoofiß. Secundo Bunius agreftis feu filveftris Bune , aliquan- do tantum frutefcit, tempore autem adeo craflefcit, ut vir eam vix complecti poffit, ejus cortex tum bi- nos digitos craflus ett; fuccofus admodum & mollis, rami vero funt redi & firmi uti in filveftri Guajavo, cum qua foliatura quoque convenit, hujus vero mul- to breviora funt, tres pollices longa, atque in ra- mulorum fummo plura fibi fubpofita, que fubtus plu- res gerunt. protuberantes coftas , & integra funt. Te- nera horum folia acidulum habent faporem cum levi adftrictione & aufteritate. Flores ex racefhis excrefcunt , uti in domeftica fpecie , fecundum ramulos ex foliorum alis, hi vero breviores funt, pluribusque capitulis ornati, quorum flores diftingui ac dignofci vix poffunt „ex viridibus, enim hisce capitulis, quantum videtur , mox fructus excrefcunt, qui multo minores funt illis domeftice fpeciei, qui parva & rotunda funt granula inftar Pi- peris , rubra & acida , quum fint inmatura, nigri- cantia, & dulciera, fi matura, vetuíta autem corru- gantur. Ramorum cortex vix acidus eft, fed magis - adftringens , arboris lignum fatis durum eft. Nomen. Latine Bunius agreftis, E Arbor Salamandra, quum ignis flamma refiltere poffit. Malaice & Ma, caflarice Bunerea. Javanice Buni & Wuni. Amboini- ce in Leytimora Ayune, feu proprie Aywune , quum Ayune fit arbor nuda. Locus. In Amboine locis ventofis obcurrit in le- vibus filvis, ubi folum eft acutum & faxofum. Ufus ejus huc usque. nondum innotuit, nec ejus fructus edules funt, fed cenera ejus folia cruda edun- tur inftar Ulang Ulang ad Bocaffan. Vacca amant ejus folia depafci. Peculiarem & miram habet pro- ‚prietatem, quod ignis flammas tolerare poffit, fepe enim fit, campos & frutices deflagrari , in-quibus cre- Ícit, unde & tota ejus confumitur coma , per cor- ticem autem craflum & fuccofum confervatur , ita ut dein de novo progerminet , unde & mihi Salaman- «dra arbor dicitur. In Macaffara varie ejus filveftres inveniuntur fpecies feu Runerea , crafliffimos fepe -gerentes truncos concavos ac foveis excavatos, in quibus fefe ferpentes aliaque animalia abfcondunt, quum ipfarum trunci fint mufcofi & refrigerio infer- viant. , Fructus ejus aceto infufi, elegantem ipfi ru- brum conciliant colorem. | : _ Tabula Centefima Trigefima Prima Ramum exhibet Beni; (ative. i Ubi Litt. A ramulum denotat fruêtibue onnftnm alterins , feu - «reris Jpeciei, AMBOINSCH KRUYDBOEK. 205 2. Bunius agreftis of wild Bune; dezen boom blyft zomtyds een firuyk, doch met er tyd word by zo groot, dat bem een man pas omvademen kan. Zyn fcbor[fe is als dan wel 2. vingers dik, zeer Jappig en week, de tak- ken zyn regt en ftyf, gelyk aan de wilde Gujavos, die by anders aan bladeren ook wel gelykt, doch deze zyn veel korter , drie duymen lang, en wat fmalder , met een ronde fits, op korte fleelen, enkeld , en boven malkander aan de ryskens flaande , van onderen met uitftekende rib- ben, en evene kanten. -De jonge bladeren bebben een zuren fmaák, met een kleene adftriétie en wildigbeid. * / Het bloeyzel komt woort aan trosjes , gelyk: aan "t tam- me, langs de takjens , uyt den oorfpronk der bladeren , doch deze zyn korter en knoppiger, daar aan men geen befcheyden bloeyzel bekennen kan; want uyt de groene knopjes, zo ’t Jchynt, groeyen firaks de vruchten, de- welke zyn veel kleender dan de tamme , zynde kleene ron- de korls, als peper , rood als ze nog onryp zyn en zuur, Jwartacbtig , als ze ryp zyn, en zoeter , doch oud wer. dende, rimpelenze gebeel in. De baft van de takken beeft weinig zuurte, maar is meerder zamentrekkende , bet bout wan den boom is redelyk bart. | Naam. In’t Latyn Bunius agreftis, & arbor Salaman- dra, om dat by de vlammen des vuurs*verdragen kan. Op Maleyts en Maccaffaars Bunerea. Favaans Buni en Wuni. Amboinfcb op Leytimor Ayune, of eygentlyk Aywune, dewyl Ayune is de Arbor nuda. Plaats. Men vind bem in Amboina op lugtige bergen, onder "t kreupelbofch, daar bet wat fcherp en kraal-ftee- nig is. | | ; Gebruik. Zon gebruyk is nog niet ter degen bekent; en de vruchten werden niet gegeten , bebalven dat de jonge bladeren werden raauw gegeten , als Ulang Ulangen Bo- caflan. De Koebeeflen weyden zyn loof gaarn af. Hy heeft een wonderlyke eygenfchap , dat by de vlamme des vuurs verdragen kan, want-bet gebeurt dikwils , dat men de velden en ruygten afbrand , daar by ftaat , waar door by mede van al zyn loof berooft «verd , echter bewaart bem zyn dikke en zappige [chor/Je, xo dat by daar na weder uytflaat „daarom ik bem Salamander-boom genoemt hebbe, Op Macaffer beeft men ver/cheide wilde zoorten of Bune- rea, gewinnende zomtyds zeer dikke [lammen , bol; en vol kwylen , daar in zig dan Serpenten en andere gedier- . ten opbouden , om dat zyn [lam mo/cbagtig en koel is. Deze vruchten in azyn gedaan, verwen den zelven [choon boog-rood, De Hondert een- en dertig Ge Plaat Verwuut cen Lak van de zamme Bunie-Boom, Alwaar Lett. A. een takje aanwyft met de vruchten van de andere ofte de wilde xoort, “CAPUT QUINQUAGESIMUM. Arbor Coeli. Caja Langit. Aju Langit tam alte fuam adtollit comam „ ut C Coelum lacefcere videatur , hzc faltem fupra re- liquas fefe exferit arbores filveftres , altiffima enim omnium'eft, que mihi hisce in terris unquam obvenere. EURE Ejus truncus redte fefe erigit ad viginti quinque vel triginta ulnarum altitudinem , adeoque craffefcit , ut bini tresve viri eam vix complecti poflint, prope ra- dicem non alatus eft , & usque ad verticem ramis “orbatus. ; EE ER Ejus cortex eft cinereus, glaber, digitum craflus, .€& cornez fubftantie , contra ejus lignum eft leve, fungofum , album, & longitudinalibus ex fibris com- pofitum, odoris gravis & faporis amaricantis. In ver- tice tantum fuos emittit ramos plerumque erectos, ui in fummo undique denfis & re&is ramulis obfeffi unt inregularibus , binos & binos cum dimidio De: des longis, & erećtis, horum quisque quinque & fex gerit ja te paria, in binos ordines direéte fibi ob- ofita, peculiaris forme , quodammodo cum illis Caju effi feminz convenientia, fex feptemve pollices lon- a, ultra palmam lata, in obtufum apicem definentia & integra.. Tom. ll], Horum I. HOOFDSTUK. De Lugt-Boom. Aju ii verbeft zyn kruyn zo boog; dat by den C 'bemel [chynt te tergen; of immers boven alle andere Wout-bomen te verbeffen, want by is de boog fle , die my in deze Landen ooit voortgekomen is. Zyn flam fcbiet regt op, tot de boogte van 25. en 30. vademen , £o dik, dat bem 2. a 3. man omvademen moe- ten, by de wortel zonder vlerken; en als mede zonder takken tot aan den top. De fchorfJe is graauw, even, een vinger dik, en van een hoornachtige fubftanties daar en tegen 't bout is ligt, voos, wit, en langdradig , van een bitteren reuk en fmaak, Boven fpreyd by eerft zyn takken uyt, doch meeft over eynd, die aan baar voorfte digt met dunne en regte rys- kens bezet zyn, zonder order, 2. en 23 voet lang, alle over eynd ftaande ; yder beeft 5. a 6. paren bladeren, in 2. rygens regt tegen malkander , van een byzonder fat- zoen , eenigzints als die van Caju Deffi "t wyfken, 6. en 7. duymen lang ; een bånd breed of meer , met een flompe Jpits en effene kanten, Ct 2 De 206 Horum nervus medius ab utraque protuberat parte; incurvus eft , nec per folii medium decurrit, fuperiori enim parti proxime adjacet,que finuofa quoque eft, ach abrupta foret, paucis porro conftat folium coftis , eft- queglabrum ac trian ulare, inftar illius Metrofideri. | Arbor hec perfecta fructus incipit Pte gui mihi menfe Novembri anni 1688. ex Nuffalaut trans- miffi funt, ejusque rachides breviores erant quam fupra indicatum fuit, vix culmum crafle , reéte , fir- mz, ac tribus & quinque foliorum *paribus obfitz, * parumque ftriate , juxta has alii excrefcunt petioli , pedem circiter longi, transverfaliter vel deorfum po- fiti, in minores quósdam laterales divifi , inftar ma- ioris racemi , ipforum extremitati infident bina & bi- na oblonga anguftaquć folia, a precedentibus mul- tum diverfa, qua adcurate examinata non folia funt vera, fed tenuiffime & oblonge filique , quinqué pollices longe, unum late , fuperne rotundz , feu obtufe definentes, per longitudinem ftriatz , foliis- que Caju Poeti majoris adeo fimilés , ut ejus folia quis putaret effe, non autem veras filiquas „fi non in medio rotundum ac planum exhiberent tuberculum, folii latitudinem habens, quod plerumque ad exter- num protuberat latus , ad intérnum vero concavum eft; Bina h&c folia longitudine, latitudine, & finubus a- deo inter fefe conveniunt, acfi in prima origine fibi incubuiffent, hoc autem per protuberantiam inpedi- tur, horum color in recentibus ex flavo viridis eft inftar floris Canange , in vetuftis vero fumeus eft, funtque veri hujus arboris fructus, an vero poft flo- res aut fine illis progerminent , huc usque ignotum eft ob arborum altitudinem , quodvis hujus fructus folium videtur compofitum effe ex binis tenuibus lamellis, non femper, fed ordinarie eiréa medium, ubi intume- fcit & duriusculum eft , cavitatem format , in qua offi- culum feminale reconditur, quod ad unum latus ve- nula membrane adheret, eft vero hoc planum , ex *otundo oblongum, inftar faba Alomode , fepe etiam cordiforme eft, atque ab una parte protuberat, ab altera excavatum eft sduriusculum, & ficca fubftan- tix , faporis amaricantis, coloris flavi. : Officula ifta feminalia horto meo conmifla, omnia fere progerminarunt, ipforumque nucleos diu in fur- culi fummo gerunt, antequam foliola emittant ; ci- toque excrefcunt ; rachidesque fex foliorum paria ge- runt, otto & novem pollices longa, fubtus lanugi- nofa & gilva, atque DAE memoratus character exca- vati anguli in teneris foliis non ita notabilis eft quam veruftorum , nihilominus tamen inferior folii pars fempei anguftior cf fuperiori. ` : x omen. Latine Arbor Coeli, juxta Malaienfe Caju Langit, & Amboinenfe Aylanto, h. e. Coeli arbor, ach dicere vellent ; altitudine fua coelum hanc las cefcerc. ^ Locus. In Cerame parte auftrali reperitur poft pa- um Sepa in anterioribus montibus, ubi e longinquo ignafei poteft , coma fua fupra reliquas fefe adtollens arbores filveftres , atque etiam haud longe a litore crefcit inter Silam & Nalahiam ; in Nuffalaut in loco di&o Tihilanito feptem tales obcurrunt arbores , un- de magno labore ramum accepi ad ejus defcriptionem formandam. | Ufus ejus ulterior, huc usque nondum innotuit , li- cet ex amaro ligni odore concludi poffet, virtutibus medicis effe pregnans: Poft Hualoy , prope ortum flu- vii Ama, quoque reperitur, nec Alphorenfes eam vo- lunt detruncare, quum adeo rara fit. Dicunt porro in feneétute , feu quum perfectam adepta fit ftaturam, ramos fios extendere , nec altiorem crefcere , aliguans do autem fua dimittit folia, ita ut nuda fit, ac de no- vo regerminet. Nuffalautenfes, qui fummum hujus arboris confcenderunt verticem , narrant fefe homi- pe tum vidifle tam pufillos , ach feles vel canes ef ent. Adpendix hisce aucta eft. Tandem flores produxit arbor, quam plantavi, ex defcriptis nempe majoribus racemis, qui multis onu- fti fuere flofculis, illis Capfici feu Tsili fimilibus, ui nempe ex quinque fexve ftelle-formibus & ere- is conitant petalis retrorfum flexis , acfi contracti ef- fent, ipforum color ex viridi flavefcit, intusque re- pleti funt decem brevibus ftaminibus , quorum quod- vis HERBARII AMBOINENSIS ` des blads altyd fmalder dan "t: Liber V, cap. L, De middel-zenuwe puylt te wederzyden uyt „loopt wat krom, en niet midden door "t blad ,maar de voorfte helft nader , welke belft agter ook een boezem beeft , als of "er een fluk afgebroken was; voorts met weinige ribben , en 't blad is glad en dikagtig , als dat van (Yxer-bout. De boom nu tot zynen volkomen wasdom gekomen zynde, begint zyne vruchten te geven , dewelke my in November 1688. van Nuflalaut gezonden zjn „en waren de ryskens „aan den boom korter dan boven fiaat , fchaars een ftroo- balm dik, regt, ftyf „en met 3. a 5. paar bladeren bezet, een weinig geftreept. Bezyden war komen. andere ftee- len voort , omtrent een voet lang, 0f dwers, of agter- waarts gekeert , en in eenige zyde-takskens verdeeld, als een groote tros , aan der zelven eynde hangen 2. en o. dangwerpige finalle bladeren by malkander , van de voor- gaande veel verfcbillende , en nauw bekeken zynde ; be- vind men dat bet geene eygentlyke bladeren , maar dunne en langwerpige bouwen zyn, 5. duymen lang, een dito breed, van vooren rond , of ftomp toelopende , in de lengte, geftreept, en de bladeren van groot Caju Poeti zo gelyk, , dat men ze eer voor bladeren , dan bouwen zoude aan- zien, zo ze niet in de midden een rónden en vlakken bult bädden, xo breed als ^t geheele blad, gemeenclyk aan de buitenzyde uitpuylende , en aan de andere wat bol. Deze 2: bladeren gelyken in lengte, breedte , en bogten , mal- kander z0 net , als of xy in baar jonkbeid , tegens malkan- deren geftaan badden ‚doch de bulten beletten zulks; aan de vi fede is de coleur geel-groen , gelyk den bloem Ca- hanga, doch aan de oude rookverwig , en zyn voor de regte vruchten dexes booms te bouden , doch of zy na, of zonder bloeyzel voortkomen, is nog onbekent , wegens de boogte der bomen, leder blad van deze vrucht fcbynt ges maakt te zyn van 2. dumne blikken , niet doorgaans ,maar . omtrent den midden by den bult , daarze wat dik en bart- achtig zyn, makenze van binnen een bolligbeid , daar in de zaadkorl los leyd , alleenlyk by den eenen boek met een adertje aan de fcbaal vaft, dezelve is plat; uyt den ron- den langwerpig , als de boone Alomode , en zomtyds ook bertvormig , bebbende aan de eene zyde een kuyltje , bard- achtig, en droog van fubftamtie , bitter van fmaak , en geel van coleur. accru micas E le “De voorfz. zaadkorls in myn tbuyn geplant , zynfchier alle opgekomen , dragende de korls langen tyd boven op baar ftammetjes , eerze haare blaadjes vertonen. De boon- tjes fcbieten baaftig op, en de ryskens dragen 6. paren bladeren, 8. en 9. duymen lang , van onderen wolagtig en vaal-groen , en "t bovenfiaande merktyken wan een uit= zem boek , is aan de jonge bladeren zo kennelyk niet als aan de oude bladeren ; niet poor de agterfte belft boor fte. Naam, Int Latyn Arbor Coeli , na % Maleyts Caju Lengie, cn-“s-«Irboimfob Aylanto, dat is bemel-boom y als of ze bem befchuldigen wilden, dat by met zyn boogte den bemel tergde. ~ Plaats. Men-vind bem op Cerams zwydzyda ‚agter de Negory Sepa, op ’t voorfte gebergte , alwaar men bem ` van verre bekennen kan , met zyn kruyn boven andere ` Wout-bomen wytftekende „als mede niet verre van Brand, tufjcben Sila en Nalabia , op Nuffalaut ; op de plaats enaamt Tibilamito zya 7. zodamige boomen , van waar ik met groote moeyte een tak ontfangen beb, om bier te be/chryven. Gebruik. Vanzyn verder gebruyk is ook niets bekent, boewel men aan den bitteren reuk des bouts afnemen kan, dat °t eenige kragten moet bebben. Achter Hualoy, by den oorfpronk van 't riviertje Ama, word by. ook gevon- den , en de Alpboerezen willen bem niet afkappen, om zjn zeldfaambeid. Zy zeggen „dat by eerft in zyn ouder- dom, of als by zyn volkomen ftatuur beeft, zyne takken uitfpreyd „en dan niet boger werd „doch zomtyds zyne bla- deren afwerpt , 20 dat by kaal ftaat , en dan weder nieuwe gewind. Die van Nuffalaut ‚die in de kruyn-dezes booms geweeft zyn, verbalen dat zy de menfchen beneden 20 kleen zien, als bonden en katten. Het Aanhangzel is bier mede vermeerdert. Eindelyk is bet bloeyzel voortgekomen aan een boom s welke ik geplant bebbe , namentlyk aan de voornoemde groote troffen , dewelke veele bloempjes dragen, die van Capficum of Vsili gelyk, te weten van vyf en zes Jters- ewys flaande blaadjes agterwaards gebogen , als opge- ompen, de coleur is groen-geel, van binnen uitgevult met 10. korte draadjes , ieder dragende een kort rn | Pag .207 - en 3 —— ISR I R = SS = = A TrA WM NS TR, W ZZ PER a, EEE YA af AAA ABRA HH HE VM og Da äu D 4 NY NS A AN W DN SN Zza NN NNN — N EE Zus > Z we Z SE’ N N SSS SRA 7) , NNN NNN NUNN W WME AM m MATNI MANU DG Vi 1 947; OH) G amr EH "n N 7 HIT 99997 MTT HSA NOSZE 7 Eh SS RD > SSS SS SSS = nm D NS SRB NS EIS E SASS NNN SS NANA TSS SSS IN III: NE EEE: Z Ze ZA GE GG e > E ER 5 ZOO) CSA d ` SEN V Bock. LI Hoofifi. odoris gravis& molefti, nec grati, qui proxime adce- dit illis Coculi Imdici. Rami vero hisce racemis ex petiolis foliofis ortis onufti funt. Tabula Centefima Trigefima Secunda Ramum exhibet arboris Coch feu Caju Langit. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 207 vis antheram gerit brevem Cumini femen referentem, Cumin-zaad , vanreuk [leri i 1 -geyl „en niet zeer aangenaam naaftkomende met die van Coculi Indi. De och Baan met deze troffen uit den b | beladen, d + : laddragenden fteel fpruytende , De hondert twee-en dertigffe Plaat * Vertoont een Tak van de Lugt-Boom , ofte de Caju Langit: CAPUT QUINQUAGESIMUM | PRIMUM. Aalius. Alius duplex eft, prima vulgaris feu parvifolia, A altera latifolia eft. ` Parvifolia Malius raro in arborem excrefcit ; plerumque enim frutefcit , in multos fefe dividens breves ramos, unde & deníam format comam. Ejus cortex eft glaber & fufcus , ad furculorum ortum quo- dammodo hirtus, non per fpinas, fed obtufós apices, ramulis vero folia alternatim infident, illaque Blim- bingi teretis referunt, funt autem rotundiora & gla- briora, ac plerumque Eliptice figure , unum cum dimidio & binos pollices longa, glabra, & ad tactum - mollia , intenfe viridia, paucisque albis venulis per- texta, fübtus glauca, faporis ingrati, plurimi autem. est ramuli fimul excrefcunt uno ex ortu. > in mus Ex quavis fere foliorum ala eapitula quedam viris. dia progerminant, quorum tamen unum tantum €X- crefcit in patinam quafi parvam, primo inftar pomi viridem, dein rubentem, in cujus centro granulum. locatur inftar pifi, fed parum compreffum & umbili- catum; & eleganter quoque rubens inftar patine iftius ;- intus im orbem panna nigra locantur femina; Ko fruítula referentia confcifli globuli , Ace- tola femina zmulantia. Patine he eleganter ru" bentes,feu calices ac fructus elegantem prabent ad- fpećtum inter lete viridem comam , diuque perfiftunt, folia vero potiffimum exefa funt a nigris formicis; que copiofe hanc perambulant arborem , ficcaque ni- gerrima funt: Cortex fatis craffus eft , fuccofus , interne ex purpureo rubens colore. Lignum album eft, circa cor purpureum, fatis folidum , non vero durabile. Secundo Aalius latifolia humilis eft arbor , plerum ue crus & aliquando virum crafla, ejus cortex craf- ies eft illo praecedentis , interne pallide rubens & fuccofus , folia ejus quoque alternata fünt, duplo & triplo longiora prioribus, hee vero iftas patinas feu caliculos non gerunt, fructusque plerumQue rotundos referunt nucleos: Lignum externe albicat, interne rübet, prima fpecies litora amat inter alios frutices crefcens , altera magis remote in ipfa terra in levibus filvis provenit. Nomen. Nota eft hec arbor Hitoénfi nomine il & Mabumäa sh. e. Pbarmacum Sagueri. In Leytimora Eybetu Eër, h. e. Malaice Tomboan Autan, feu fur- culus , qui transmittitur. , Ufus utriusque arboris huc usque mihi nondum ` innotuit, apud Amboinenfes enim fpretus eft frutex, corticem vero latifolie fpeciei vidi adhibitum ad Oebat Papeda defectu melioris. Idem quoque cortex Saguero infünditur potui, fi alius deficiat, Prima fcu * anguftifolia fpecies , fi in arbufculam excreverit, trans cum format durum, qui poftibus minorum zdium in- fervire poteft. ! > N. B. Huic capiti nullam inveni fubje&am figuram: CAPUT LL HOOFDSTUK. De Aal-Boom, Al is tweederley, de eerfte gemeene of kleenbladige, LA de tweede de pA s d : ^ De kleenbladige Aal. word zelden een boom, maar blyft meeft een beefter , die zig in veele korte takken ver- deeld , en een digte Jiruyk maakt.. De fcbor/Je is effen en bruyn, doch omtrent den corfpronk der telgen wat fleke- lig yt welk egter geene doornen, maar ftompe fpitzen zjn, aan de telgen ftaan de bladeren verwiffelt têgen malkan- der te weerzyden,, en Belyken de bladeren van Blinbin- gum teres, dog ronder en.gladder , meeft ovaals-gewys, 13 en 2. duymen a +3 en zagt in "t aantaften, boog-groen , met weinige witte adertjes , van onderen blaauw-groen , onlieflyk van fmaak „en zulke telgjes [taan slanke is > uit eenen oorfpronk, > ` . Bykans uit ieder [choot der bladeren komen eenige groe- ne knopjes voort, waar van echter maar een tot perfectie komt , en werandęrt in een kleen fcbotelken , "t welk eer ft appel-groen s daar na rood werd, in de midden flaat cer korl „als een erwete , dog wat gedrukt „en met een kuyltje boven op, mede coraal-rood , gelyk ’t fchotelken, binnen ftaan in een kring weele warte zaden , driehoekig , of als Jiukjes van een dong near kogel y gelykende `t zaad van Zuuring. . Deze roode fcboteltjes en vruchten ftaan zeer mooy onder bet blyde groene loof, em biyven daar lange aan zitten, doch de bladeren zyn meeft doorwreten van „fwarte mieren , die overoloedig aan dezen boom «voonen , en de afgevallene en drooge bladeren worden pikfwart. De fcbor[fe is redelyk dik, fappig „en van binnen purper- rood; bet bout wit, en omtrent 't bert ligt-purper „rede- lyk digt, doch niet durabel. 1 . 2. De breedbladige Aal werd een lagen boom , in "t gemeen een dye, en zomtyds een man dik: De fcbor[fe is ikker dan aan de voorige ,- van binnen ligt-rood en zap- pig ; de bladeren flaan ook in verwiffelde ordre aan baare ryskens, wel twee en driemaal langer dan de vorige, bebalven dat men bier aan zo merkelyke fchoteltjes niet ziet, en meeft ronde koris werden; " bout is van buiten wit , maar boe meerder na binnen toe , boe roder; 't eer fte gellagt waft geern omtrent den firand „onder andere ruyg- te, t ander waft verder landwaard in, in "t kreupel bofch. d Hy is bekent met de Hitoeëze naam Aal, en Mahumäa, dat is Pharmacum Sagueri. Op Leytimor Hyhetu Eër, dat is in 't Maleyts Tamboan autan, of een uit/pruytzel, dat verzonden word. — . Gebruik. Tot nog toe is my geen gebruyk bekent van beyde deze bomen, zynde by de Amboinezen een ongeagten ftruyk, doch de fcbor[fe van 't breedbladige beb ik zien gebruyken tot Oebat Papeda, en dat al mede by gebrek van beter. Dezelfde fchorffe word ook im de Sagueer edään s als men geen ander beeft. De eerfte of kleen= ladige zoorte tot een boompje geworden, gewind een bard bout , t welk men tot Balen aan kleene buyzen gebruyken kan. “N.B. Ik heb by dit Hoofdftuk geen figuur gevonden, Cc 3 LIL 28 HERBARII AMBOINENSIS CAPUT QUINQUAGESIMUM "SECI NDUM : Fohum Hircinum. Gumira. ` Oftra natio hanc arborem Sambucum Indicam effe putat, quam fententiam non penitus rejici- mus, licet magnam differentiam inter binas has- ce obfervemus arbores, prefertim quoad vires. Du- plex eft, domeftica & filveftris, cuique autem fingu- lare tribuimus caput. Goemira domeftica mediocris eft arbor, haud ma- jor Limonio, rotundos gerens ramulos , firmos, & ficcos, nulla vel rara medulla repletos, vetuíti vero rami aquofum gerunt cor. | Folia ejus cruciatim fibi funt obpofita , quod cete- rum in rotundis ramis raro confpicitur , quedam vero aria cruciformia in junioribus arboribus oblique pofita unt: Inequalis funt magnitudinis, & forme, juxta. binas fpecies, marem nempe & feminam. Illa maris oblongum referunt cor , inferius binis ro- tundis auriculis donata , fuperius in obtufum apicem definentia, fex feptemve pollices longa, quatuor & quinque lata, obfcure viridia, integra, excepto quod tenera parum & ample ferrata fint ; illa féminz breviora funt, rotundiora, ex flavo viridia feu flavefcentia ; - utraque firma funt, & ab utraque parte quatuor obli- . quas gerunt coftas fere inftar Siri folii: Vetufte ar: bores rara geruüt folia, integra, & glabra, fed vefi- culis obfeffa & inelegantia , ac plerumque exefa. Ipfo- rum odor eft gravis & hircinus, a quo nomen obti- nuit, noftra vero natio illum dicit adcedere ad Sam- buci odorem , quique in teneris foliis multo pene- trantior eft, des ertim fi a Solis radiis fuerit exalta- tus, quum'& hujus arbufculz odor late fefe diffundit, qui in vetuítis foliis & nebulofo tempore non mul- tum percipitur. CHE 29 Flores fimilibus increfeunt umbellis, quibus Sam: buci flores „funt autem paulo minores & magis vagi, atque hz umbellz ex fimplicibus formantur crucibus. uisque vero flofculus pufillus eft & fordide albicans; uti in Sambuco, hosce infeguuntur in ferina fimiles quoque fructus, nigre nempe & rotunda baccz, du- plo autem majores , & umbella fru ifera laxior eft € vaga, quam in Sambuco, bacce fucco re- plete funt purpureo , faporis fatui , granulumque con-: tinent durum & angulofum , quo a Sambuco diffe« runt. : Arboris lignum ficcum eft, flavefcens inftar Cera; longitudinalibus & tenuibus-ex fibris conftans; & ju- niorum arborum pauca aquofa medulla repletum , in vetuftis vero virum craffis fimile non feperitur, fed hi trunci intus concavi funt & cariofi , licet autem hoc lignum ficcum videatur, immo quum recens fit cefum, eft camen vegetativum , quod facile proger- minat, fi ejus ftipites terre conmittantur, unde & ubique in fepibus reperitur. & circa hominum ædes, ubi luxuriofe crefcit in omni folo , praefertim in molli & fabulofo ac maritimo. > “= > Radix folidius gerit lignum, durum, eleganter ve- nofum & flavefcens , vetufta vero arbores fepe ab una parte aperte & concave funt inftar Salicum ve- tuftarum, atque truncus plerumque inregularis & in- comptus eft, qui nulla fere recta exhibet fegmenta: Maturi fructus Novembri & Decembri confpiciun= tur. ko - Nomen. Latine Folium Hircimum. -Malaice- Daun -Cambing ,& Sajor pm mas Sajor Cambing Daun Bezaar, & femina Daun Kitsjil. Belgice Bocke-Sajor, ob fortem foliorum odorem. Ternatice Goemira , quo nomine in Amboina potiffimum nota eft hzc arbor. Amboinice Oloulo vel Olulu.. Bandice Balabi. Ma- caffarice Injarro, Anrore, & Inrore. Balaice Babon. Locus. Nota eft hzc arbor plerumque per totam indiam aquofam , nullibi vero in filvis defertis, fed femper circa pagos, vel in hortis filveftribus. Ufus. Licet cruda folia ingratum prabeant faporem & odorem , multum tamen coquuntur , illa nempe feminz feu frugiferz fpeciei,ifta vero maris defectu tantum prioris , prefertim ad cibum Bobożo , cujus hec | folia Liber N. cap. LIE, LIT HOOFD STUK Het Bokke-bladi , of de Gand, | An onze Natie werd dit voor een Indiaanfeb Plier p, welk gevoelen wy niet Veenemaal wil- en verwerpen, maar bevinden echter nog veel on- derfcbeyd tufJcben beyde , inzonderbeid in kragten. Hyis tsveederley , tamme en wilde, die wy ieder een bezonder Kapittel geeven. ; , Goemira, de tamme , werd. cen middelbaare boom, niet grooter dan een Limoen-boom, by bebft ronde taks- kens, Bu en droog, bebben geen of weinig merg, maar de oude een waterachtig hert. e De bladeren ftaan tegen malkander over in "t kruys , ^t welk anderzints aan ronde takken weinig te zien is, dog Jtaan zommige kruy[Jen aan de jónge boomen wat ‚föheef. Zy zyn van ongelyke grootte em gedaante, na de twee geflagten, manneken en wyfken. Die van °t manneken gelyken een langwerpig bert , aga ter met twee ronde billen , voor met een [Lompe fpits, 6. en 7. duymen lang, 4. en $. breed, donker-groen, onge- -[chaard, behalven de jonge , die weinig en wyd gezaagt zyn: Die van "ti wyfken zyn korter, ronder, na ’t geel- groenetrekkende, beyde zyn ze [tyf „en hebben aan yder belft 4. [chuynze ribben , bykans als een Siri-blad , aan de oude bomen zyn Weinig bladeren, geheel en effen, maar met bobbelen bezet , en afzienelyk , ook meeft doorvreten. Den reuk is wat fwaar , en 00k bok-acbtig , waar van bet den naam beeft, of gelyk onze Natie wil, na die van Vlier trekkende , aan de jonge bladeren wel zo flerk , inzonder- heid als er de Son op fcbynt, wanneer dit boompje zyń reuk ver om zig /preyd, maar aan de oude bladeren , em by donker weer , ruykt mem € weinig. = Bloeyzel komt dort aan diergelyke dollen, als aan de Plier, doch zyn wat kleender, en ydelder , van enkelde kruif- fen gemaakt. Jeder bloempje is kleen en vuyl-wit, gelyk aan de Vlier, daar op volgen aan "t wyfken ook diergelyke vruchten y te weten , arte en ronde befiön, doch eens zo groot , en de vruchtdragende dol [taat ydelder „en meer nit malkanderen gefpreyd dan aan de Flier, van binnen bebben de befiën een. purper zap, laf van fmaak , een barde a eboekte korl, en daar in mede van de Vier verfchil- ende, 3°" ie, Hebe oen — Her bout is droog , geolachrig „of wa/ch-verwig ,lang- dradig en fyn , aan de jonge homen met een kleen water- achtig bert, maar aan de oude, die een man dik zyn, diergelyke men weinig vind, zyn van binnen bol en ver- moljemt; boewel dit bout mu droog fcbynd, zelfs als ’t verfeb' gekapt werd, zo is 't'ecbter een groey- bout, °t welk ligt uit/laat , waar men maar een ftok daar van plant, daarom «ind men bet over al in de Paggers- of beyningeny en omtrent woningen der menfchen , daar ’t weeldrig groeyd in allerley grond, doch liefjt in een vuile zandgrond , en niet verre van zee. | En De wortel beeft nog digter bout , bard, mooy geaderts en wâfch-verwig „dikwils ziet men deze oude bomen ook aan de eene zyde openen bol , gelyk de oude Wilge-bomens en doorgaans is den ftam ongefchikt , daar van men Weie nig regts kan krygen. De rype vruchten ziet men in No~ wember en December. = | + Mann, Int Latyn Folium Hircinum. Op Maleyts Daun Cambing eń Sajor Cambing, * manneken Sajor ` ' Cambing Daun Bezaar , en % wyfken Daun Kitsjil. Op Duitfch Bocke-Sajor , na den fterken reuk der Ma: deren. Ternaats Goemira , welken naam ook meejt ge- bruikt werd im Amboina.. Amboin/cb Oloulo of Olulu. Bandanees Balabi. Macaffers Injarro , Anrote , en Inro- re. Baleyts Babon. ; Plaats. Hy is bekent meeft a pasts in water- Indiën, nergens in ’t wilde bofcb „ maar altyd omtrent de Nego- ryen, of in de Bofcb-tbuynen. Gebruik. Hoewel deze bladeren raauw , onliefelyk van reuk en fmaak zyn, zo werdenze nochtans veel gekookt , te weten die van "t wyfken, of vruchtdragende zoorte , die van 't manneken alleen, by gebrek van "t wyfken > ^ A Ne Tab. CXXXII. (TD WE Z (4 PAŁ. YA d >>> oS == Eee Ze WE tM SS | NN | | m WW NW NM ISIN N Z % LEER EE | 1149 ^ ŁA YA SS SS U SE FE 74 SS NK NN N NS Hy) N KRN NY NU ZIE. NN SIR SS AS AA 222 TONEM. TNA V VAS. NO N —— TT SEN N III WEL, BON RIU RENA SSS SUR INSI U N RS LA. Se J WA 2727 12112 LLA, PL, ROSSI N MUKA WO MAM W NOS DN V Bock. LIN Hoofiß. folia bafis funt , unde & hic femel Boboto defcri- bemus: eft itaque cibus, qui ex quibusdam prepara- tur pifcibus ad putredinem vergentibus, hi in craffas feinduntur partes , cumque aliis mifcertur viridibus foliis, in fragmenta confraétis, quorum precipua funt hzc Goemire , Oleris albi , Arboris glutinofe , & tenera folia Peponum , & Cacare , Ja Pipere,Sale, Allio, Coriandro , Cumino, & rapfato Calappi nucleo bene condiuntur , atque hec pafta in oblongum formatur volvulum, qui recentibus involvitur Mutz foliis, & fupra aquam fricatur in machina Cucuflan dicta: Si hic cibus menf& inponatur , exteriora tolluntur ifta folia, reliquaque cibi pars comeditur: Si hujus arbo- ris folia quotidie in aliis cibis ufurpentur , lattantium lac generant. |. Arboris cortex lentus eft & viminibus infervit, ún- de & ex hoc fila formantur , quibus Oryzam conligant in meffe: Ex radicibus manubria fabricantur Parrings feu majorum cultrorum. Macaflarenfes dicunt hasce arbores in ipforum patria antiquis temporibus in in- gentem excrefcere craffitiem , intusque concavas effe, ita ut monoxyla ex his formari poflint , natura vero ho- minibus invidens tam commode hinc monoxyla con- quiri, poftea non permifit illas adeo craffefcere. Ca- pre, hirci, & oves maxime hzc expetunt folia, ex ligno Pangayen, fimiliaque navium inftrumenta for- mari poffunt , folia coenofis adcoéta pifcibus fluviati- libus , ipforum ingratum tollunt faporem & odorem. "Tabula Centefima Trigefima Tertia Ramum exhibet Fol: hircini feu Gumire. AMBOINSCH KRUYDBOEK.: 209 inzonderbeid tot de Boboto > waar in deze Te | ME zyn; dierbalven Wy bier eens voor al de o = en bejchryven. "t Zelve dan is een zoort van koft y > 5 TA eenige villehen neemt, die wat aangeftoken zyn, ereive grofelyk aan ftukken breekt , en vermengt met andere groene bladeren ‚die ook in flukken gebroken zyn waar van de principaalfte zyn deze Goemira, Olus al. bum, arbor Glutinofa, de jonge bladeren van Pompoe- nen, en Cacara, wel gekruyd met Peper, zout, ajuyn, Coriander , Comyn, en gerafpte Calappus-pit ; dit deeg rolt men langwerpig , wind bem in verfche Pifang-bla- deren, en ftooft bem boven t water in cen CucufJan ; op tafel gezet, werden de buitenfte bladeren Weg gefmeten en de reft gegeten; in andere koft deze bladeren dagelyks genuttigt ; vermeerderen de zogende vrouwen baar melk, * De fchorfJe is taay , en bequaam tot bindwerk ‚ Weshal- ven xy uit dezelve touwtjes maken , om de ryft in de oegft daar mede te binden. Ult de wortelen maakt men fteelen tot Parrings en bouw-mefJen: De Macafaren eg gens dat deze bomen op baar land in oude tyden zeer dik wier- den, en binnen bol , xo dat mengemakkelyk Prauwen daar van konde maken, doch de nature de menfchen misgun- nende, dat zy xo gemakkelyk aan Praauwen quamen y heeft namaals dezen boom nooyt xo dik laten groeyen. De Geyten , Bokken, en Schapen , eeten deze bladeren ook geern. Uit bet bout kan men ook Pangayen , en diergelyk Jcbeeps gereedfchap maken: De bladeren by modderige Mri s bet gekookt , benemen dezelve baren flerken reuk. — | =. ; zk 1 De Hondert drie-en dertig ffe Plaat . Vertoont een Tak van het Bokke-bladź ; ofte de Gumira-Boom CAPUT QUINQUAGESIMUM TERTIUM . — Gumira Litorea. Gumira Laut. -~ Umira filveftris eft arbor litorea, que craffiorem r gerit truncum pracedenti, nunquam rectum, : fed incurvum, & ad mare inclinantem. Ejus folia funt breviora & rotundiora, fcabra, & crafía, tuberculis obfeffa, nec adeo penetrantem fpi- rantia odorem quam prioris. Flores, fructusque domeftice quodammodo fimiles, funt vero rariores & minores. Arboris lignum non. adeo longitudinales gerit. fi: bras , quod en » & parva aquofa medulla repletum eft, per totum fere annum hét arbor fructus fores- que producit , atque ubique in litoribus crefcit , po- tifimum vero in faxofis , ibique circa radicem , fi fo- vea formetur, aqua dulcefcit, quod multum in Hi- toca compertum fuit, antequam ingens ille terra mo- tus anno 1674. fuerat obortus, per hunc enim omnis dulcis aqua difparuit. Nomen. Latine Gumira Litorea. Malaice Gumira Laut. Amboinice in Hitoea Ola-Ola, & tantum Ola, Up, Hec arbor nullam exhibet partem edulem, ejus enim folia in olus cocta sersiginem cauffant. In re Medica etiam nullum przbet ufum , nec fere ulli alii infervit rei , nifi quod ejus lignum ficcum foco conducat. Tabula Centefima Trigefima Quarta Ramum exhibet Gumire Litorie. LII. HOOFDSTUK, De Sirandt Gumire - Boom. D: wilde Gumira is een ftrandboom , werd dikker ‚van ftam dan de vorige, nooit regt, maar kroms en voor over hellende na de zee. De bladeren zyn korter en ronder , ftyf en dik , met bob» belen bezet, zo [lerk niet van reuk als de vorige. Bloe- men en vruchten zyn de tamme meeft gelyk, doch ydel- der en kleender. , Het bout is zo langdradig niet, witagtig, en met een kleen wateragtig bert; men ziet bykans 'tgebeele jaar door bloemen en vruchten daar aan, 't end over al op de ftranden , doch lieffl daar bet fteenig is, en dan vind men gemeenlyk omtrent de wortel zoet water, als men aldaar een kuyl maakt, "t welk men veel zag op Hitoe, voor de groote Aardbeving Anno 1674. wani door deszelfs Jcbudding is t zoet water verdwenen, : ; Naam. In ’t Latyn Gumira Litorea. Op Maleyts Ge Laut. Amboinfcb op Hitoe. Ola-Ola, en flegts a. Gebruik. Van dezen boom is ‘niets eetbaar , want de bladeren zomtyds tot moes gekookt , brengen eenige duyze- ling aan. In de Medicyne is ’t ook onbekent, en deugt bykans tot anders niet dan bet drooge bout tot branden, - De bondert vier- en dertig ffe Plaat Vertoont cen Tak van de Strandt Gumire-Booma LIV. oro HERBARII AMBOINENSIS Liber V.cop.LIV. CAPUT QUINQUAGESIMUM cos) BAM Cicadaria. Ay Lapy. Icadaria Amboinenfis eft arbor filveftris, prope radices parum alata, corticem gerens lactefcen- tem, folium ejus quodammodo illud Siccii re- fert, fupetius autem magis acuminatum eft , quatuor, quinque, & fex pollices longum, vix binos digitos latum , ab utraque acuminatum parte, plurimis con- ftans venis transverfalibus luteis, ex cinereo viride ińftar illorum Guajavi, inordinatum, plurimaque ar- &e fibi jun&a in ramorum extremo locata funt. Ejus lignum pallide rubet, duriusque eft illo Siccii: Lx ejus cortice cicade generantur, que per noctem in cun&is Amboine filvis cantant & clamitant , atque Amboinenfibus dicuntur Laipy,unde & nomen fuum fortita eft hec arbor, que & hinc a nobis Latine Ci- cadaria vocatur. Alia fingularis Cicadaria in Zeylana invenitur , præ- fertim circa Battecaloam ad fluminum ripas, que hu- milem gerit truncum, & inregulares ramos, ejus fo- lium fimile eft folio Salicis latifolia , atque hec fo- lia veras generant locuftas , quz primum incipiunt vivere prope folii pedunculum , ubi & ipfarum caput eft, acfic porro usque ad folii finem corpus extendi- tur & generatur , folii cofte in pedes excrefcunt, cuncta vero hujus arboris folia in cicadas per meta- morphofin non tranfeunt , fed tantum quzdam & pau- ca, que maxime vegetativo , nempe hujus arboris, füc- coturgent; quum Cicadz caput fit generatum , atque tale folium in cifta deponatur , ulterius tamen . ex- crefcet , ita ut decerpta hec folia Bataviam trans- ferri poffint, ibique etiam notari poffit , quo modo Cicada hec fenfim. ex folio ifto transformetur: Alii contra, qui res naturales adcuratius inveftigant , hanc foliorum metamorphofin in cicadas negant, dicentes locuftas ova fua prope folii petiolum ipfi infigere fo- lio, que inter binas folii duplicaturas foventur & extenduntur, unde tale infectum generatur , quodin- dagandum relinquo illis. qui iftam inhabitant regionem. | 5 folia in textu fupra jufto modo fuerint defcrip- ta, anguftifoliz fpeciei fuerunt, altera enim ejus la- tifolia fpecies inventa fuit in vicinis montibus fluvii Elephantis, cujus folia a quinque ad feptem pollices longa erant, tres quatuorque transverfales digitos lata ,formam gerentia illorum Siccii latifoliz , fcabra, ` & protuberantibus coftis inferne donata, unde & fo- lium rugofum quodammodo eft inftar illorum Guajavi. ^YInregularia funt & arcte fibi jun&a in ramulorum extremo, brevibus petiolis infidentia ; que in ramus lorum inferiore artes ubi decidua, rubercula plura; ue ipforum veftigia funt , relinquunt , atque hzc bin ulas obtufas mentiuntur, foliorum color fuperne eft lete viridis & glaber, venulz vero inferne flavefcunt. Poft folia flores progerminant in ramulis , qui mihi huc usque ignoti funt, hos vero infequuntur fructus tam folitarii, quam in parvis racemis conledi , forma arvarum Olivarum, feu femi perfectarum nucum a- vellanarum, in brevem apicem definentes, primo vi- rides , dein purpurafcentes , ac tandem nigerrimi , fub exteriore, tenui, & miucofo cortice oblonga recon- ditur nux , fatis craffo putamine obducta, in quo nu- cleus continetur albus uti in nucibus avellanis, fapo- ris amaricantis, quique in bina fegmenta dividi po- teft , granulum condens album , capitulo infiftens,quod feminalem continet virtutem. Fructus Martio & Aprili obfervantur: incola hujus arboris binas notant fpecies,anguftifoliam & latifoliam: Ejus nm eft fatis durum, atque cortex pauco con- ftat latte : Hic füpra ignem toftus, & cum Siri Pi- nanga mafticatus conducit aphthis, eft enim dulcis & adftringens. Omnes Cicade Malaice Rian Rian, & Amboinice Lapy vocantur: Altera Caju Lape Lape fpecies fupra defcripta eft libro quarto cap. 43. fub finem arboris fa- cum majoris. Tabula Centefima Trigefima Quinta Ramum exhibet Cicadarize. Ubi Litt A. ejus fru&um naturali reprafentat magnitudine. B. Vero Cicadam ipfam. CAPUT E HOOFDSTUKE, - De Krekel-Boom. Gu in Amboina,is een Wout-boom , by de wor: J tel wat gevleugeld, en melkagtig van fcbor[Je , *t blad gelykt eenigzints dat van Sikki, doch na voren toe [pitzer , 4. 5. en 6. duymen lang , fcbaars 2. vingers breed, agter en voren toegelpitfi , met veele geele dwers- aderen , graauw-groen gelyk als die van Gujavos , zon- der ordre, en digt op malkander ftaande, °t Hout is ligt- rood, en harder dan dat van Sikki , by genereerd uyt zyne fcbor(Je de bofcb-grillen of krekels , die men 'snagts in alle Amboin/che boffcben boort zingen en fchreeuwen, dewelke de Amboinezen Laipy beten , waar van den boom men naam beeft , en «vy moemen bem in "t Latyn Cica- aria, ‚Een andere zeldfame Cicadaria of Sprinkbanen-boom s vind men op Ceylon, voornamentlyk omtrent de Batteca- loa, aan de rivier-kanten, by is laag van ftam, en on- efcbikt van takken , "t blad is een breed Willige-blad ge. yk „deze bladeren genereren regte Sprinkbanen , nament- lyk, bet leven komt eerft by "t Te dear bet booft is, en loopt zo voort „tot dat t ligbaam tot bet eynde des blads volfebapen is , de ribben van * hlad. werden de pootjes alle de bladeren van dezen boom werden geen S; rinkbanen, maar allenelyk-eenige weinige y daar de merje geeft van den boom in zit, wanneer "t booft gefchapen, en ^t blad in een doosje gelegt is, zal egter volfcbapen werden, zo dat men de afgeplukte bladeren tot Batavia kan vervoe- ren, daar men nog al zien kan, boe 't beeft allengskens uit °t blad werd; doch andere, die de zaken wat nauwer menen in te zien, ontkennen deze transformatie der bla- deren in beeften , maar zeggen „dat de Sprinkbanen bare eyers by den fteel in dat blad drukken, dewelke dan zig uitbreiden tu[Jcben de beyde vellekens van bet blad, ent beeft formeren, welk onderzoek ik bevolen laat aan die geene , die daar woonen. Indien de bladeren in den text wel befchreven zyn , zo moeft bet een fmalbladige zoorte oj zyn, want eem andere bredere zoorte is gevonden aan bet naafte gebergte, aan den Olipbant, waar van de bladeren lang waren, van 5. tot 7. dwymen, 3. en 4. dwers-vingers breed, ge- fatzoeneert als die van °t breedbladige Sikki, ftyf, met uitftekende ribben van onderen, die bet blad eenigzints gekronkeld maken, gelyk de Gujavos-bladeren zyn. Zy [taan zonder ordre , en diet ob malkander gedrongeny aan ’t voorfte der ryskens op korte voetjes, déwelke agter aan de ryskens , daar zy oe zyn , veele knópjes na- laten , als of bet flompe doornen waren; de coleur der bladeren van boven is regt-groen en glad, de ribbekens van onderen zyn geelachtig. Agter de bladeren komt bet bloeyzel woort , man de ryskens , zynde nog onbekend. Daar op volgen de vrug- ten, 20 enkeld als by kleene trosjes bangende , in gedaante van kleene Olyven, of bal oa Tine Hazel-noten , met een kort [pitsje boven op y eerft gras-groen, daar na purper- bruyn, ten laatften pik-/wart. Onder de pil t dun- ne, enflymerige fchelle, legt een langwerpig nootje , met een redelyke barde fchaal omgeven, en daar binnen een witte beeft, gelyk in de Hafel-noten, bitter van fmaak, die zig in tween laat deelen , verbergende een wit korl- ken, op een knopje flaande, daar in de zaadkragt fteekt. De vrucbten ziet men in Maart en April. De Inlan- ders maken er ook 2. zoorten van, fmalbladig en breed- bladig , "t beeft een redelyk bard bout , en de fcbor[Je een weinig melk. Dezelve over ^t vuur een weinig gebraden; en met Siri Pinang geknouwt, is goed voor de fpruw, want zy is zoet , en zamentrekkende. Alle Krekels bieten in Maleyts Rian Rian, int Amboinfch als boven Lapy. Een ander Caju Lape Lape, ziet bejcbreven lib. 4. cap. 43. aan °t eynde van arbor facum major. De hondert vyf- en dertig [le Plaat Vertoont een Tak van de Krekel, ofte Sprinkhaan-boom. Alwaar Lett A. deszelfs vrugt in natuurlyke grootte verbeeldt. B, De Krekel of Sprinkhaan zelfs. LV ROG TA AN — S Dutt, dy INNEN M " UM MA YA N P AA SO łab. CXXXV. 200 D 44/4 159 LTL VC Jom IH — Kee: differt magnitudine V Boek. LV Hooftfl. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 21] CAPUT QUINQUAGESIMUM " LV. HOOFDSTUK QUINTUM. Caryopbyllafter. 7 Yjenke Utan. Daun Kitsjil, Ec arbufcula fpecies videtur filveftris Caryo- | ] phylli fupra libr. 2. cap. 4. defcripte , uti & a vulgo vocatur, oportunum tamen putavimus hanc ab illa feparare, atque hic eam locare, quum maxime differant, hec enim humilis eft arbufcula in- Dar fruticis, fimplici furgens trunco , qui plerumque finuofus & incurvus eft , dividiturque in binas fpecies, in albam & rubram. Alb fpeciei rachides funt firme, rotunda, & te- nues, in quibus folia per bina paria cruciata fibi obpo- fita funt, & quinque fexve paria uni infident rachidi, quz tres & quatuor pollices lónga funt, ultra unum lata , ficca , Caryophylli foliis fimillima, fed breviora, inferius rotundiora & flaccidiora , eodemque modo fi- nnofa , parallelis quoque venis pertexta, que adoras in finus concurrunt „faporis adftringentis. Tenerafo- Jia inftar albi ferici fplendent. Fructus rari funt, inque ramulorum extremo extre- Ícunt, qui bacce funt nunc folitarie , nunc gemine & ternz fimul longo infidentes pedunculo, parve, rotunda» inftar baccarum Myrti, ficcz , duriusculz, & parum rugofz , atquefupra coronatz foliolis quatuor äntrorfum flexis, funtque replete femine parvo & an- gulofo arcte conpreflo. Virides he bacce menfe Octobri obfervantur. > _ * Arboris cortex eft tenuis, fragilis, adftringens, ra- norum fufcus, inferius ex viridi & cinereo variega- tus; Lignum ex tenuibus conftat fibris, externe albi- «ans, interne pallide rubens, fatis grave & durum, alli Caryophylli filveftris fimile; in levibus hzc arbor crefeit filvis, & in planis campis in fterili & faxofo fo- lo, queque in fterilibus crefcit campis , brevia & fir- ma gerit folia, ab uno cum dimidio ad tres pollices longa, inferne rotunda, fuperne in longum apicem definentia. Tenera ejus folia in ore mafticata, adftrin- gentem & ficcum prebent faporem inftar Aycau : Den» tes autem confirmant, & ratharrne evreahnnr Ar (ic. cant. Nomen. Latine Caryopbyllafter alter, diftinguendus enim eft ab alio Caryophyllaftro frutefcente , qui in fubfeauente defcribetur libro. Malaice Tsjencke Oetan, Daun Kitsjil ,h. e. parvifolia filveftris Caryophyllus. Amboinice Aycau Laun Maun SK Cappul , h. e. par- vifolia & fplendens Aycau, melius enim ad Aycaus "pertinet quam ad Caryophyllaftros. Ufus. Trunci ad palos adhibentur; fed qui raro in. veniuntur recti , manubria inftrumentorum ex, his 4uoque formantur, foco etiam inferviunt, quem in finem aque conducunt ac illi fruticis igniarii feu Sa- fay, hoc enim lignum humidius eft, folidius, ac tar- .de exficcatur, atqué ad Oryza tudiculam adhibetur. Secundo rubra vt fpecies Kaud multum forma a pracedenti, excepto uod ejus ramuli ex fufco rubente cortice fint obdu- Oi intéimixto purpureo colore. Rachides hz breves funt „ac dividuntur in plures laterales ramulos rotun- dos, tenues, & firmös. Ejus folia quoque parva funt - 8 acuminata, brevibus petiolis infidentia, bina fibi úbpofita & cruciata; binos tresve pollices longa, u- num lata, horum nérvus medius ab utraque -protu- Berat parte, funtgue porro ficca, craffiuscula, fu- perne viridia, ac venis fere deftituta inferne paulu- um protuberantibus, quz prope oras in finus con- currunt , faporis adftringentis, ad Jambofas adcedentis. Flores racemofi excrefcunt in ramulorum fummo, qui Ge funt capitula , pufilla , in plurimos fefe aperientia flofculos, fordide albicantes , qui intus re- jet funt brevibus € rubentibus ftaminibus, quos frutos feu bacce infequuntür rare, minóres granis ` Piperis. Arboris lignum eft grave, folidum, & ficcum , ruf- fefcit feu rubet, quod ad palos durabile eft. Tom. III. AVomen, De roode wilde Nagel-Boom. Di boompje Jebynt een zoorte te zyn van de wilde Nagel-bomen , lib. 2. cap. 4. befcbreven, pelyk bet ook by de gemeene man genaamt werd; wy hebben echter gevoeglyker geagt, bem daar van af te zonderen’, en albier te plaatzen, om dat by veel daar van verfchild, want "t is een laag boompje, als een firuyk, met een en- kelde flam op/chietende , meeft bogtig en krom , verdeeld in 2, zoorten , witte en roode, De #yskens van het witte zyn ftyf , rond, en dun, de bladeren [taan 2. en 2. tegen malkander , bykans in 't kruys, 5. a 6. paren aan een rysken, 3. en 4. duymen lang , ruym een dito breed, droog , en de Nagel-bladeren gelyk; doch korter , agter ronder en flapper, maar mede 20 bogtig , en met zyne parallele aderen doorregen, digt aan de kanten met bogen te fathen fluytende, van fmaak zamentrekkent. De jonge bladeren glimmen als wit fa- tyn. De vruchten zyn weinig, en komen voort aan 't uit- terfte der ryskens , zynde befiën, zomtyds een, zomtyds 2. en'3. by malkander , op een lang fteeltje , kleen , rond, als Myrte-befiön, droog, bardagtig „en wat ruyg , boven met een kroontje van 4. inwaards gebogene blaadjes , bin- nen met kleenboekig zaad, digt in malkander gedrongen. Men Ziet ze groen in Oltoder. De fchorffe is dun, bros, zamentrekkende, aan de tak- ken bruymagtig , beneden nit den graauwen en groenen emengts bet bout is fyndradig, buiten wit, binnen ligt- rood , redelyk fwaar en bard, dat van de wilde Nagelem gelyk, "t waft in ligte bofjcben en op vlakke velden, o een magere en [leenige grond , dat op magere velden ir: beeft korte fiyve bladeren, van 13 tot 3. duymen lang, agter rond, voor met een lange fpits, de jonge blaadjes in de mond geknauwt , zym Nee a , en droog , fma- kende als Aycau, Zy beveftigen de Tanden, en trekken de Catbarren uit. Naam. In % Latyn Caryophyllafter alter, zynde te onder/cbeiden van een ander Caryopbyllafler , *t welk een beefter, en in "t volgende Boek befcbreven is. Op Ma: leyts Tsjenke Oetan, Daun Kitsjil , dat is , kleenbladige wilde Nagelen. Amboinfch Aycau Laun Maun en Cap- pul, dat is kleenbladig en glimmend Aycau, want het beter onder de Aycaus gerekend werd, dan onder de "wilde Nagelen. Gebruik. De lammen zyn gebruikelyk tot pagger-[Ly- len , die men ook al lang zoeken moet, eer men ze zo regt vind. Men maakt er ook fteelén art tot allerhande ge- | reed/chappen, ?t geeft ook brandbout, waar toe " echter/ zo wel diend als den frutex igńiarius öf Salay , want dit bout is vogtiger, digter, eh droogt langfaam op. Zyn bout werd gebruikt tot rys-[Lampers. 2, De roode zoorte van Caryophyllafter , ver/child in grootte en gedaante niet veel van de Voorgaande , bebalven dat de ryskens een bruyn-roode fcbor[fe hebben, met wat peers gemengd. Deze ryskens zyn niet lang , maar ver- deelen bun in veele zyde-takskens , alle rond y dun en ftyf. De bladeren zjn mede kleen en fpits , op korte [teeltjes 2. en 2, tegen malkânder , en een regt kruys makende , 2. en 3. diymen lang, een breed , de middel-zenuwe puylt te wederzyden uit; voorts dikacbtig , droog, boven gras- groin, fcbier zonder merkelyke adertjes ‚die beneden flegts een weinig uitpuylen , en digt by de kanten met boge [^ ~ ten, zeer zamentrekkend van fmaak , na de Famboezen trekkende. Het bloeyzel komt voort aan trosjes , en aan 'tuitterfte der ryskens, zynde veele kleene knopjes , die bun openen in veele kleene vuyl-witte bloempjes, binnen gevuld met korte roodachtige vel Wë daar op volgen befiën , weinig in 't getal, kleender dan Peper. ` Het bout is fwaar , digt, en befterft ros of roodachtig, durabel tot ftylen: -Dd ft Naam * e HERBARIIAMBOINENSIS Nomen. Latine Caryopbyllafter ruber. Malaice Tsjenc- ke Oetan Kitsjil, Amboinentes, uti dictum , hanc par- vifoliam Aycau putant effe, atque confundunt cum -Caju Lacca ob rubrum ramorum corticem: In vento- fis crefcit collibus , ubi folum eft durum, quale eft in Leytimore monte rubro. KO Folia ejus in ore mafticata , copiofos ex gingivis ad- trahunt humores, ipfarumgue tumores curant. Tabula Centefima Trigefima Sexta Ramum exhibet Caryophyllaftri rubri. Liber V.cap. LVI. Naam. In ’t Latyn Caryophyllafter ruber. Op Ma. leyts Tsjenke Oetan Kitsjil , de Amboinezen , als gezegt, maken een kleenbladig Aycau daar van, en vermengen bet met Caju Lacca, wegens de rode /chor/Je aan detak- ken. Het waft op lucbtige beuvelen , daar een barde grond ts, gn op Leytimor op den roden berg. e bladeren in de mond geknouwt , trekken een voch- ‘tigheid uit bet tandvleefch , en genezen "t zelve , gefavol- len zynde. De Hondert zes- en dertig ffe Plaat Vertoont een Tak van de roode wilde Nagel-Boom, CAPUT OUINOUAGESIMUM SEXTUM. Cortex Papetarius. Coelit Papeda. ` Oelit Papeda diu frutex eft, fenfim tamen in al- C tam excrefcit arborem , unam alteramve ulnam craffam in diametro , ejus ramuli in breves co- piofas rachides dividuntur cruciatas , quibus unum *alterumve foliorum par infidet, nunc inpari extre- mum claudente,nunc nullo. Folia cum illis Dabáni conveniunt, funt autem multo minora, tres quatuor- que pollices longa, digitum lata , firma, glabra, & intenfe viridia, paucis pertexta coftis, ad oras raro dentata, Quzvis rachis ad ortum ex ramo bina ge- rit foliola rotunda , equorum foleas referentia, fed non dentata, ac potiffimum eo in loco, ubi floriferi pedunculi excrefcunt. Coma tenera eleganter fufca eft, ac fzpe adeo copiofa 3ut-totus aliquando frutex fufcus videatur effe, ` BD er MA lor “Flores hinc inde progerininant ad rachidum ortum; ut & ad ramorum extremum , ex julis oblongis , binis ternisve fimul progerminantibus , palmam circiter lorigis, ac bifidis. Ipfi autem flores primo funt foli- taria parva capitula, pallide rubentia, & in flofculos vix notabiles fefe®aperientia, ex meris enim ftami- nibus fere compofiti funt, Caju Poeti flores referentes. Fructus minimi fünt, vix magnitudinem grani tritici habentes, funtque bifidi, atque quavis horum pars Cumini femen refert, In E tum, in quavis autem parte officulum feminale-conti- netur, vix grani fabuli magnitudinem adzquans , flava REL tan, quodque facile. prolabitur. Trunci cortex eft craffus , externe rugofus & fiffus, interne rubens; fuccofus, & mucofüs: Vetuftarum ar- borum lignum ex albo fiavefcit inftar Syderoxyli feu Metrofideri feminz vel alb# , poliri etiam poteft, eftque fatis durabile, unde & zdificiis etiam infervit. Floret Januario, inque levibus crefcit filvis Leyti- more, circa Caju Poeti arbores. Nomen. Latine Cortex Papetarius. Malaice Coelit Papeda, & Oebat Papeda generali nomine , peculiari- ter autem ab Amboinenfibus in Leytimora vocatur Taeru & Aéru: des Craflus arboris cortex quotidiano in ufu eft apud Amboinenfes , tam recens quam ficcus ad Pape- dam coquendam: Incole hunc corticem fumo exh - cant, inque fafciculis conlećtum fervant, cujus fru- ftulum depuratum aquz injiciunt,in qua Papedam in- €oquunt,quz aqua inde rubet, licet quoque Sagumanta fit quam inveteratiffima, hoc cortice corrigi & reno vari quafi poteft. Lignum, uti dictum eft, alterius defectu ad tigna adhibetur, fi vetuftarum fit arborum : Siccus autem cortex ob memoratum ufum trans mare in alias etiam transfertur regiones , ubi deficit. T: ubula Centefima Trigefima Septima Ramum exhibet arboris Taru vulgo did. Ubi Litt. A. ejus corymbum floriferum denotat, CAPUT ` Vertoont een Tak van de Talera-Boom, LVLHOOFDST UR. De Taleru-Boom: Oelit Papeda blyft lang een firuyk, word echter C metter tyd cen bogen boom, van een en twee vades men in de rondte , de takskens zyn in veele korte ryskens verdeeld, die in "t kruys ftaan , en daar aan ftaan een of twee paren bladeren , met een alleen voor uit, em aan zommige niet. De bladeren zyn als die van Dawans doch veel kleender , 3. en 4. duymen lang , eén vinger breed, ftyf, glad, en" boog-gróen , met weinige ribben s aan de kanten wyd getand: dur rysken beeft by zyn oor- Jpronk aan de takken twee ronde blaadjes, als paarde- voetjes, doch niet getand, 'meeft daar de bloeyende ftee- len uitkomen, bet gong loof is fcboon-bruyn , em dat zo menigvuldig , dat zomtyds den gebeelen firgyk bruyn Jcbynt. | Het bloeyzel komt woort bier. en daar by den oorfpronk der ryskens, ook aam ^t eynde der takken, en zyn lange fleerten , 2. en 3. by malkander , omtrent:een band-lang, en in tween verdeeld. Het bloeyzel beflaat uyt enkelde kleene knopjes , ligt-rood, die zig openen in kleene pas kenbare bloempjes , meeft van draadjes gemaakt s gelyken- de bet bloeyzel van Caju Poeti, = > ; i > qualyk zo groot als een ROTEL, EN deelen 218 in tween, waar van ieder deel een. Cumin-zaad gelykt ; boven op dragende een fcherpe Spits, in ieder deel fcbuyld een zaadkorreltje, qualyk zo groot als zand , met een geele wolachtigbeid bekleed , bet welk daar ligt uytvalt, ; De Gier des flams is dik, ruyg van buyten , en gl- Jeheurt, binnen rood, zappig, en flymerig: ^t Hout uyt de oude bomen, trekt uit den witte wat na ’t gele, ges lyk Yzer -bout "t Wyfken of "t witte , laat zig glad werken, en is redelyk durabel , dierbalven bequaam tot | den buysbouw. Het bloeyd in Fanuary „en waft geern in ligte boffchen; op Leytimor , omtrent de Caju eege e T Naam. In Latyn Cortex ae e Op Maleyts Coelit Papeda, en Oebat Papeda, met een generalen naam, maar in °t byzonder beten * de Amboinezen op Leytimor Taeru en Aéru. Gebruik. De dikke fchon(Je dezes booms „is een dagelyks gebruyk by de Amboinezen, zo verfcb , als gedroogt , om de Papeda te koken. De Inwoonders drogen de fcbor{fe in den rook, en bewaren die in bondelkens 4 waar van ze een Stukje [choon gemaakt in "t water fmyten ; daar ze Papeda mede koken, welk water daar van rood werd, en alis de Sagumanta Peel oud, zo kan men ze met deze fcbor[fe we- der goed maken. "t Hout, als gezegt, werd by noot tot bet timmeren gebruykt, als °t van bet oude is, de ge- droogde fcbor[Je werd om voorfcbreve reden ook over zee, en in andere Landen vervoert , daar xe niet is. De bondert zeven- en dertig ffe Plaat | = Alwaar Lett, A, cen Bloem-trosje verbeeldt, EVIL. w RE N OGRO EE ELA AU ZEN —— er WK UN ENS ^ AN N M ANTI MAHA MYĆ a HAMM dy Y HH, [ W i, ) d RU . | Ju Zab.CXXXVZ. Tab. CXXXV "3799399933 + WW d | Pag. 212. BA DL: a fug. 223. T ; Tab. cxxxvum u A DA Vt tipa ME FM A EEE W A LEKE HEE [Lum PET E 7 ur. - ZZ E A DEAR EE a PEÃO 7272: er IAS oe PA AO AS OA A x SYYN NEIN UD SS SIT N NU N SIIN IN N N LSS 3 S => === II RU IN W SN SEEN ON a. ES Wei RIN NN N N HH AV NNNM AO Du UU d NU Z ZE NN = SS V. Bock. LVII Hoof. AMBOINSCH KRUYDBOEK. m CAPUT QUINQUAGESIMUM Ichtbyoétonos Litorea. Aytuy. Inas has fubfequentes arbores Icbtbyoćtonos , feu B pifcium necatrices voco , quum ab incolis inillum .. _finem adhibeantur, quarum prima hoc in capite defcripta litora, altera fubfequens montes amat. v. dcbtbyoćtonos litorea , mediocris. eft arbor, arbori Excecanti fimilis , vel paulo humilior, truncum ge- rens gracilem , qui nunc folitarius, nunc geminus excrefcit , comam gerens denfam , quum rami ex plurimis longis flagellis conftent, quibus folia per longos ordines infident alternata , que longiuscula funt & angufta „ad oras fubtiliter, fed non profunde, ferrata, quatuor & quinque pollices longa, unum cum dimidio lata, tenuibus ac vix notabilibus venu- Jis pertexta, craffiuscula, glabra, glauca, ac plerum- que antrorfum inflexa feu finuofa. =. .. „Ex horum alis longisprogerminant. juli , uti in ar- bore, Excecante ‚fed qui longiores funt. . Hisce flofculi infident pufilli, mufcofi, ex viridi flavefcentes ,quo- rum quivis ex tribus brevibus conftat tonius Ya ce infequuntur fructus rari, qui parvi funt globuli, pau- lo majores globulo fcloped minoris, ex cinereo & viridi variegati, ac tandem terreftris coloris feu ni- gricantes, duri, lignofi,, acíi fructus cujusdam offi- cula effent, Externe fex fulcis notati funt, qui in durum apicem concurrunt , tres vero horum fulci profundiores funt., ita ut totus frućtus in tria feg- “menta dividi poffit , que ficca fibi adcumbunt fine ulla medulla, ac nihilominus tamen fibi adherent, in quovis autem fegmento nucleus reconditur Pifta- chiz fimilis in AA quadam, qui interne ex cine- reo & fufco colore variegatus eft. , . i è Arboris cortex ex viridi nigricat, paucumque fpil- fum exfudat lac, fi vulneretur, vel fi folia abrum- ; pantur. Lignum penitus albicat, leve eft, molle, & ¿nutile tigno. Mayo & Junio floret. Ex quavis pi- lula feu fructu bine progerminant arbufcule , tertius enim nucleus plerumque emarcidus ac fterilis eft. Nomen. Latine lcbtbyoćtonos Litorea, h. e. litorea pifcium necatrix. Amboinice in Hitoea Aytobi, Ay- tuy, & Aypue. Jure inter arboris Excecantis fpecies numerari poffet, qua füpra libro tertio defcripta eft. `. Locus. Raro obcurrit in Hitoes regione zac porfi- mum in litore, vel locis ipfi vicinis in planis filvis; crudi ejus fructus. hinc ar in litus projeéti inveniun- tur, a nullo enim expetuntur animali. . Hec arbor ad noxias quoque pertinet arbores. la- &tefcentes, quz perniciofas poffident qualitates, un; de & nullius eft ufus, excepto quod ejus fructus ad pifces enecandos adhibeantur, feparant enim in flu- mine quodam locum parvum, ubi corbículos. quos- dam recentibus hisce fructibusinpletos & groilo modo contufos deponunt , aliis cineribus mixtos., quos in occlufos projiciunt locos , atque hos porro fufti- bus turbant & conmovent , donecaqua horum nucleo- rum fpuma fit obdu&a, tum omnes pifces in illo. lo- co occlufi femi-mortui fupernatant , qui innoxie ta- men comeduntur. .., ; , Lignum, licet fit leve & molle, durabile tamen ett, nec coffos umquam generat, fi modo ficcum bene con- fervetur , forte aptius erit ad calceos ligneos feu Tsje- rippos , illo arboris excecantis , qua de re fupra latius fuit actum, nuclei in fructibus occlufi inftar Cariarió- rum dulcefcunt, nec noxiz videntur effe qualitatis , pueri enim maturos hosce aperiunt fructus , ipforum- que nucleos innoxie edunt. "Tabula Centefima Trigefima Octava bi + ro t N + € * Ramum exhibet Ichthyettoni tores, feu Aytwy. Lom, DI CAPUT LVI. HOOFDSTUK. De Strandt Vifch-dooder Boom. D twee volgende bomen noem ik Ichthyoćtonos , of Vifch-dooders , om dat ze de Inlanders daar toe ( gebruyken, waar van de eerfte in dit Kapittel be- Jchreven, de ftranden, en de volgende de bergen bemind: De firand-lchthyoćtonos is een middelbaare boom , den Arbor Excecans gelyk., of wel zo laag, en rank van Sam, die zomtyds enkeld, zomtyds dubbeld is, en met een digte kruyn , want de takken zyn bekleed.met veele lange gerteń, waar aan de bladeren, in lange ryen ver- wileld tegen malkander [taan , dewelke zyn langagtig en mal, aan de kanten fyn, doch niet diep gezaagt, 4. en 5. duymen lang , 1: breed, met fyne en pas kennelyke adertjes doortogen, dikagtig , glad , zee-groen, en meeft alle wat voorwaarts gekromt. Uyt den fchoot der zelven komen lange kattekens voort, gelyk aan den Arbor Excecans , doch langer. Aan de- zelve [laat zeer Heen bloeyzel , zynde mofchagtige bloemp- jes, geel-groen, en yder van 3. korte draadjes gemaakt, na dezelve wajjen eenige weinige vruchten, zynde ronde bollekens , wat grooter dan de Musguets-kogels , uit den grauwen en groenen gemengt „ten laatften aardverwig of Jwartachtig , bard, boutacbtig , of bet een korl van een Bio, Si „Van buyten zynze met 6. vorens getekends die in een kort fpitsje, zamen lopen , maar 3. derzelver aan door, xo dat de gebeele vrucht zig in drien laat dee- en, welke flukken droog tegen malkander flaan, zonder eenig merg daar tu[Jcben , en niet Ze min aan malkande- ren vaftbouden, in ieder fluk leyd een'korl , als een Pifta- cie, in een celletje, uyt den graauwen vaal , bet binnen- fie vervullende. . ; + De [cborffe is uyt den groenen vuyl en fwartacbtig s weinig dikke melk wykgevende , als menze quetft „of als men, de bladeren afbreekt ; "t bout is gebeel wit , ligt , weeks en ondeugent tot timmeren. „Hy bloeyd in May en Funy, Uyt ieder vrucht of pille komen tweejonge boompjes voort, want de derde is gemeenlyk uiżgedroogt en onnut. . Naam, In ’t Latyn Ichthyoćtonos litorea , dat is, Strandt Vifcb-dooder. Amboinfcb op Hitoe Aytohi, Ay- tuy, en Aypue. Men zoude bem met rede onder de zoor- en van Arbor Excecans mogen rekenen , boven in "t 3e Boek befcbreven. . NW i . Plaats. Hy word weinig gevonden op 't land Hitoe, en waft meeft op Jtrând., of niet verre daar af in vlakke boffcben; de raauwe vruchten ziet men bier en daar op Strand verjtroeyt, want zy werden van geen beeft ge- nuttiga. , ; . Dezen boom beboord onder de forgelyke melkbomen s die een fcbadel'yke kragt bebben „en is dierbalven van geen gebruyk, bebalven-de vruchten tot bet Vifch-doden, want zy Aon een kleene plaats in eenige ‚rivier met Serien of Horten, nemen dan eenige korfjes vol van deze vrug- ten, die nog groen of mees zyn, floten dezelve grof- felyk, vermengenze met afch, en ftroyenze in de beflotene plaatzen, daar in zy dan verders met ftokken [lampen en vroeten, tot dat bet water met bet jcbwym van deze korls bedekt is, alle de Wiffchen die "er in zyn, komen half dood boven dryven, en werden echter zonder fcbade genuttigt. à cp nge eeit | Het bout, boewel ligt en week, is nogtans durabel, en word nooit wormflekig, als * maar droog gebouden word, mi(fcbien is bet bequaamer tot boute trippen, of Tsjerippos, als dat van Arbor Excecans , waar van boven gezegt is. De korls, die binnen in de vruchten fte: ‚ken, zyn zoet als Canaris „en fchynen gene fchadelykbeid in zig te bebben, want de kinders kloppen ten open, en eeten de korls daar uyt, De bondert acht- en dertigfte Plaat | Vertoont een Tak van de Strandt Vifch-dooder Boom, oftć de Aytuy-Boom. e rype vrug- Dd 2 LVIII. 44 HERBARITAMBOINENSIS Liber V.cp.LVIIÉ. CAPUT QUINQUAGESIMUM O CT AV U M Icbtbyoćtonos montana. FE alan. Cbtbyoćtonos montana multo major eft arbor, rectum I & altum gerens truncum , cum precedenti nullo modo conveniens. Ejus folia majora funt, & in- ftar remi formata, vel inftar foliorum Catappan , fed minora, fuperne nempe lata, ac fubito inapicem de- finentia, inferné vero anguftata, octo & decem pol- lices longa, tres quatuorve lata, glabra, pinguia, ac vix venas notabiles gerentia , fed craflo conftantia nervo medio, qui füperne fulcum format, & inferne maxime protuberat, quinque , fex , & feptem fimul poveniunt ad ramulorum extremum, uti in Catappan, ac verrucis & tuberculis notata fünt, uti & rami no- dofi ac rugofi funt. Fructus magnitudinem habent pomorum Auran- tiorum, funt autem obłońgiores, ac füperne in obtu- fum apicem definentes, inftar cordis vacce, quivis autem ex craffo curtoque dependetpetiolo, qui pro- pe fru&um pentagonam format coronulam; cui fru- étus tamquam patelle infidet ; talesque fructus bini ternive fimul dependent. Poma hxc externe colorem habent pomorum Au- rantiorum , ac tandem rubefcunt, demumque nigre- fcunt. Intus gerunt medullam ficcam & fupgofam, atque in hac quatuor magna oflicula locantur, per quatuor venas furfum ad apicem adnexa: Quodvis vero officulum vix binos pollices longum eft, unum latum, planum ys arum rugofum inftar linguæ, ac fuperne bifidum", ubi vena ifta inplantatur, coloris eleganter fufci feu fpadicei; nunc quina talia offi- cula, nunc unicum aa in quovis continetur fru- Gu. Medulla ifta fungofa, in qua officula locantur; gegue exteriori adheret corti, pallide flavefcit, cca eft, & faporis fatui, cortex exterior fufcus fatis atiora & glabriora gerit folia, pallidius virentia , hec etiam ad radices nullam externe exhibet rubedinem, que inutilis quoque cenfetur , puto autem*preceden- tem albam veram effe fpeciem. > Nomen. Latine Icbtbyoćtonos montana. Amboinice in Hitoea Walan & Walen, in Leytimora Waran. Locus. Hec tee arbor raro invenitur; inque altis crefcit Hitoenfium montibus ‚uti & in Soye den- fis filvis , ubi folum eft pingue & rabens, quale Am- boinenfes montes plerumque habent, prope magnam viam, quz per iftos montes decurrit y itidem obfer- És Ufus. Hujus arboris radices tantum in ufu fünt ad ifces enecandos, quem in finem harum cortex ad- ibetur „ quum incol& multas ridiculas ceremonias inftituant , totam enim primo fumunt radicem , quam cum Cóftice fupra lapidem conminuunt, fique hoc opus fere fit peractum , unus inj medio circuli alios inperat omnes fimul decumbere tanquam dormientes vel moribundos , quique tam diu quieti decumbunt, donec alter ter inftar galli gallinacei eicuriverit, tum- que omnes fimul profiliunt. Inter contufionem nec illos loqui licet , nec tuffire , nec fpumam emittere , vel crepitum ani. Hoc : Wout, daar een vette roode aarde is, EVI OÓ F;D.S T UK De Berg Vifib-dooder Boom. En Berg-Ichthyoétonos is een veel grooter boom, met een bogen en regten ftam, met de vorige geen gemeen/cbap bebbende. De bladeren zyn grooter „en gefatzoeneert als ’t platte van een riem, of ub dat vam Catappan, doch kleender , te weten voor breed , en fcbie- lyk in een fpits eyndigende , maar na'agter [mal toelopen- e, 8. em 10. duymen lang, 3. en 4. dito breed, glad, vet; en bykans zonder merkelyke aderen, doch met een dikke middel-zenuwe ; die boven een voorn maakt , envan enderen verre uitpuylt, zy [taan 5. 6. en 7. by malkan- der aan "t voorfte der takken , gelyk aan de Catappan „eń. zyn met wratten en puyften bezet, gelyk ook de takken knoeftig en ruyg zyn. De vrucbten zyn in de grootte van Oranje-appelen , dog langwerpig, voor met een ftombe [pits , gelyk een Koe- bert, bangende yder aan een korte dikke Feel s die by de vrucht een vyfboekig kroontje maakt , waar op de vrucht als op een bordeken jlaat, en zulke vruchten bangen 2. en 3. by malkander. Deze appels bebben van buyten de coleur van de Oran- je-appels , ten laatften rood, en dan fwart. Van binnen bebbenze een droog em voos merg , en daar binnen ftaan 4. groote boonen of fleenen 3 met 4. aderen na de [pitze toe aan malkander, bangende. duymen lang, een breed , plat , en wat ruyg, als een tonge; voor met een kloofje , daar de voornoemde ader in- gelaten werd , [choon bruyn van coleur , zomtyds vind men vyf , zomtyds ook maar een boon in een vrucht. Het 00028 merg , daar ze in liggen „en waar mede zy aan de buitenfte Jchale vaft bangt , is bleek-geel , droog , en laf van fmaak ; de bruyne fchaal i$ redelyk bard, en [cbier uit enkelde dra- den gemaakt , en befluyt van binnen nog een andere bar- de fcbaal, en in dezelwe vind men 2. langwerpige witte koris, met een middel/chotje van malkander gefcbéiden. De fcbor(fe des booms is dik, droog , en bros , ook bleek- ros, aan de wortelen vuur-rood , °t bout vän buyten wit en flegt , aan de oude fłammen in de midden bruyn , digt ora vaft. De anortelen zyn rood en veelvoudig , gelyk die van Mangi Mangi, ot boe rooder baare [ebor[]é is, boe kragtiger ze is, De vrucht ziet men rop in Ot&ober , en is plaifierig aan te Zien, met zyne uyiftekende rodigheid onder dat groene loof. dap, — Men beeft "ér twee zoorten van, roode en itte, meeft in de coleur der wortelen, en "t binnen-bout te onder/cbet- den, beyde van eenderley kragt in "t doden- der vifichens ` dan is "er nog een derde zoorte , of guy wilde, met gladder en breeder bladeren, die ook ligt-groen zyn, en aan de wortelen van bwyten geen rodigheid bebben, de- welke men voor ondeugend boud , doch ik gelove, dat dit anders niet is dan de voornoemde witte zoorte. = - Naam. In % Latyn Ichthyo&tonos montatia: Am- boinfch ep Hitoe Walan , en Walen. Op Leytimor W aran. Plaats. . Dezen boom werd ook zelden gevonden. Hy waft op ’t booge Hitoeeze gebergte, en Amboinfcbe gebergte heeft, men ziet bem P landweg 5 die over 't zelve gebergte gaat. - ' [Nke meeft "e den grooten Gebruik. Van dezen boom zyn alleen dé Wortelen in ebruyk, om de vifch te dooden, eń daat ban alleen de äech , waar by den Inlander veele beuxelatbtige cere- monien gebruykt , want zy neemen eerji den gebeelen wortel , Kloppen die met de fcborfe en al bp ag deet in morfelen, en als ^t ten naaften by gedaan s, bela ft de een , die in de midden zit , datze = U gelyk,nedervallen, als flapende of dooden , "en moeten Yo lange legen Hyven, tot dat by drie reyzen kraayt als een baan , dan fpringen ze weder op. Onder 't kloppen , moeten zy ook niet /pre- ken, hoeften > [pouwen , of eenige wind geeven. E SL "Hop leder boon is fchaars 2. . op oja, in’tdigte terge , SSS > ORO TIT, IT HIELT, Notes "o SV On a W NN NN ANA SIN v; LLL wer wer SOM ES RN NN A A JAMA AM YA | AL W N sa ALDE WE corde operariijinftrumentorum manubria formant. V Bock. LVIII Hoofif. AMBOINSCH KRUYDBOEK. 47 Hoc pulvere quosdam inplent corbiculos, ac fum- mo mane circa galli cantum ad flumen tendunt , tum- que manipulum aque fimul admifcent & conquaffant, .unde mox vehementer fpumeícit , ita ut ad palma craffitiem fpuma fefe elevet, hoc opere peracto mox inftar mortuorum decumbunt, ac fefe erigunt, fi quis cicuriverit ;inter hujus pulveris conmiftionem nemini licet inftrumento quodam fecante ad fluminis confpettum adcedere , cxteroquin opus nullum forti- retur effectum. Ad aliquam diftantiam in inferiore fluminis parte illud obcludunt rete pofitorio , tum intra hore fpatium cunéti pifces in illo obclufi loco fupra aquam femi - mortui quafi fupernatant , quum acredinem hujus radicis oculi ipforum irritantem to" lerare nequeant , qui in ipfis quoque rubent & in- flammati funt. Non omnino moriuntur, fed vite quadam pars quafi fupereft, quam mox quoque re- cuperant, fi recenti injiciantur aque , unde & innoxie quoque comeduntur recenter capti, diu autem fer- vari nequeunt. Per diem femel in ipforum prefentia per pueros ineos hoc Oebat aque injici curavi, omiffis cunctis iftis ceremoniis, & licet paucain iftius Oebat copiam ad manus haberem ‚ac locus ifte fatis ingens effet , fuf- ficientem tamen cunctorum pifcium fluviatilium nu- merum cepi bone note & faporis, qui omnes femi» viventes ex aqua tollebantur, ac per Oebat vim ip- forum oculi rubentes & inflammati erant, comperi autem poftea, multo melius fuccedere , fi hoc opus: {ummo mane inftitueretur , quum pifces magis fuper- natant , ac vehementius ab Oebat ifto afficiuntur ; per diem enim fundum petunt profundum. : Homines infećte huic aque inmifi , nullum aliud fentiunt incommodum, nif parvum cutis praritum, ac licet hoc Oebat non credatur mortem adferre, non licet tamen mox hanc potare aquam , oris enim ardorem excitat, noxia autem qualitas in currenti- bus fluviis mox difparet , exceptis angulis iftis, in quibus aqua ftagnat, ubi & alba ifta (puma diu fu- pem qua & infeíte he aque deteguntur & digno- cuntur. E | Si huic radici admifceantur fructus Borit contriti , inque aquam projiciantur fimul, multo efficaciorem fortiuntur effeétum, omnesque enecant pifces, immo ipfas anguillas, que ex latebris ac faflis educi pof- funt > fi viridi Boris fulte conmoveantur, hoc mul- tum folebant inftituere. Sojenfes, in quorum monti- bus Borium copiofe crefcit, ipfis vero interdictum eft, quum cun&a ipforum flumina Caftellum Victoriam preterlabantür, que quotidianam fubpetunt aquam potabilem. Folia unicum diem ficcata & accenfa a claram i : 'ufco truncorum Non cuivis Amboinenfi licet has petere radices, illasque contundere, vel aquz injicere, nobis enim per- fuadere conantur, quasdam tantum familias per fucces- fionem huic operi effe adfuetas, fique aliquis alius has tractet radices , cutis malignam fcabiem vel ulceratio- nem contrahet. Ex fupra autem memoratis exemplis patet, has tantum effe quisquilias, quum JEthiopes ac Chriftiani ex pago Senalo cum pueris meis hoc opus peregerunt , atque , quantum novi, nullum inde incommodum ipfis fupervenit. Tabula Centefima Trigefima Nona Ramum exhibet Ichthyotteut montane feu Baies, = * , Hier mede dan vullenze eenige korven, gaan daar mede S morgens omtrent % baane-gekraay na een rivier , nemen “den cene band vol ga den anderen , en vryvenze in *t wa- ter, 28 begint bet Mtaki zo heftig te [cbuymen, dat er de Jebuym een band dik boven op dryft; dit gedaan zynde, vallen zy weer neer , als dood ‚en ftaan op „als weder W- mand kraayd : ‘onder *t wryven mag niemant met cen fny- dend Inftrument de rivier in baar gexigt pa[feeren , of % werk zoude geen fucces bebben, Een fuk weegs bene» den de rivier , zettenze denzelven toe met een zet-net , zo zullen binnen een uur tyd „alle de villeben, die in de plaats befloten zyn, haar half dood boven "t water begeven , om datze de jcherpheid van deze wortel in de oogen niet ver- dragen konnen, dewelke men aan bun ook rood ziet. Zy ferven niet t’eenemaal , maar bebouden altyd nog wat - levens, dat zy ook ftraks weder bekomen, als men ze in verfcb water fimyt , werden dierbalven onfchadelyk ge- nuttigt, te weten , 20: verfch weg , maar tot bewaren deugenze niet. | = Ik bebbe eens by dag in baar tegenwoordigheid, door m jongens dit Oebat opt water laita Arran ‚en alle die Ch» remonien wytgelaten , en boewel ik weinig Oebab badde, en de plaats te groot was, ving ik echter een redelyke korf vol alderbande rivier-vi(jcben van goeden fmaak , die men allegaar half levend uit ’t water nam, en door de kragt des Oebats roode oogen badden, dech ik bevond, dat "t veel beter lukte, als men dit werk by *t haane- krayen doet , wanneer de vifch boven f'wemt , en dies te beter van de Oebat geraakt word, want by den dag boud by zig op de grond, en in de diepte. De menfcben , die in dit vergevene water [kaan , voelen geen ander leizel, als datze een kleen jeuken op de buyd voelen y en boewel men dit Oebat niet doodelyk boud s zo mag men echter niet terftond uit dit water drinken, want men gevoeld eenige brand in de mond; doch de fchadelyke beid gaat im de [lerklopende rivieren, datelyk voorby, bebalwen de, boeken, daar ’t water ftil flaat , en daar men ^t witte febuym nog lang ziet „en waar aan men deze ver- gevene wateren bekennen mag. ^ . Als men by deze wortel doet de vruchten van Borium; die te zamen wryft „en op "t water ftrooyd , 20 ist veel krachtiger , en doet allerley viffchen dood boven komen, ja zelfs de Aalen, dewelke men ook uyt baare boolen kan brengen, als men daar in peutert, met een groene flok wan Borium gemaakt; dit plagten die van Soja veel te doen, op welkers berg " Bori veel waft, maar ’t is bun verboden , dewyl alle baare rivieren 't Kafteel Vittoria woorby lopen, en tot dagelyks drinkwater verfirekken. De bladeren „die maar een dag gedroogt zyn, branden „helder , en zonder gedruys, Uyt bet bruyne bout maken de Arbeidslieden oek fteelen tot baare gercetfcbappen. Onder de Amboinezen durft zig niet cen ieder vorkloe- ken, deze wortelen te halen, ve kloppen „en op bet water te ki want zy Willen ons wys maken , dat. zekere geflagten van Ouders tot Ouders daar aan gewend zn ; maar zo iemand anders daar mede ommegaat , die zal aan "t lyf een quade fcburft en Ulceratie krygen. Doch uyt bet boven verhaalde giffe ik, dat dit maar beuzelingen zyn, vermits Mooren en Chriftenen uit t Dorp Senalo , met myne jongens vermengd, dit werk gedaan, enzo veel my bekent, geen letzel daar van bekomen bebben, De Hondert negen- en dertig fte Plaat Vertoont een Tak van de Berg Vifch-dooder Boom , ofte de Walan Boom. zó HERBARII AMBOINENSIS CAPUT QUINQUAGESIMUM, N'O NUM Timonius. ‘Timon. E m eft arbor campeftris , que locum femper Occupat inter caricem in apertis planisque cam- is, & cóllibus. Plerumque cruris craflitiem, & ad fummum illam viri obtinet, nec copiofos gerit ramos vel folii, qua fibi funt obpofita & quodam- modo cruciata, in ramulorüm extremo pofita & quafi ćonlećta, quatüór & quinque pollices longa, binos digitos lata, paucis ét obliquis admodum.coftis dona- ta, ab utraque parte acuminata ; in medio lätiflima ; vulgáris forma, feu Laurinis foliis quodammodo fi- milia, fed anguftiora & acutiora. Flores plures fimul in racemulo conliguntur, qui fünt flofculi oblongi fordide albicantes, terni fimul jun&i, horúm medius breviffimo infidet pedunculo , éz crafliffimus eft; Fructus roturide funt bacca , paulo ininores illis Oxyacanthe, ác fimili coronula ornate; funtque porro duriuscule, pallide virentes, dein ex Ravo nigricantes , intus replete funt tenuibus , oblon- gis, & fordide flavefcentibus ftaminibus ¿ quodam- modo Papavetis odorem fpirantibus; — . » Trunci cortex füngofus eft, craffus , fiffus, & fiċ- cus, multis in Idcis nigricans, acfi aduftus eflet , fuc- cofus, & infipidus. Lignum eft album, ac recens; fatis grave, fique erigatur , copiofa ex illo exftillat tympha; qua etiam exfluit, fi incidatur , ficcum ve- ro fatis durabile eft, fi fit vetuftorum truncorum. Nomen. Latine Timonius. Nullum gerit nomen Ma- laicenfe , excepto quod quidam Hanc arborem vocent Poele Batoe feu Caju Belo, nullo autem modo cónve- nit cum Poele, & vera Caju Belo longe alia eft arbor. Amboinice Timon & Aytimon vocatur ob nigrum corticis cdlorem , qualis in Melopepone quodam etiam obfervatur. In Loehoea Kenay dicitur. à Locus. Crefcit, uti dictum eft, in apertis campis & in ventofis collibus,inter caricem ubique in Am: boinenfium infulis. Ufus. Ejus longi & recti rami palis infefviunt, in aqua enim marina durabiliores funt quam in terra , ad zdium teta & trabes adhiberi quoque poffunt , fi craffi ipfius eligantur trunci, fed plebeis- tantum in xedibus: Trunci cortex ab exterioribus fordibus dë- puratus , loco Pinange mafticari poteft cum Siri -& calce, fed magis amaricat: Sturni aliique aves ejus fructus expetunt: Quidam incolz ejus effodiunt radi- ‘Ges; fecumque ducunt in itineribus marinis, in qui- bus multum frigoris aliaque. incommoda patiuntur, fique nen hene v. t "entiantque febriles horripu- latiores ¿pedumque do shanc mafticant radicem cum pauxillo Caryophyllorum , Nucis Mofchatz , & Zingiberis, qua paita corpus fimul inlihiunt. . - Tabula Centefima €? Quadragefima Ramum exhibet Timonii. CAPUT Liber V. cap. LAX, LS HOOFDSTER De Timon-Boom. Ten is een veldboom, die plaats altyd onder "t fnya gras, op opene vlakke velden , en beuvels bebben wil. Hy is in 't gemeen een dye, en op ’t boogft een man dik, niet ryk van takken, nog loof. De blade- ren [taan tegen malkanderen , eenigzints in ’t krwys , dog by malkanderen aan.’t voorfte der ryskens 4. en 5. duy- men lang, 2. vingers breed, met weinige zeer fchuynze ribben, agter en voren toegefpitft , in ’t midden breedft, van ten gemeen fatzoen , of de Laurier-bladeren wat ge- Iykende, doch fmalder en fpitzer. Het bloeyzel komt woort veele by malkander aan een trosje, zynde vuyl-witte langbalzige bloempjes , of knop- pen, ftaan altyt. g. by malkanderen, doch *t middelfte heeft bet kortfle voetje , en werd bet dik/te. De vruchten zyn ronde befiën , wat kleender dan die van Hagedoorn, mei diergelyke kroontjes boven op , bardacbtig , bleek-groen; daar na uyt den geelen rookverwig, binnen zynze uitge vuld met dunne langwerpige en vuylgeele zaden , eenig- zints riekende na Papaver. + De feborffe des Bam: is voos , dik , gefcbeurt , en droog; op veele plaatzen fwart, als ofze gebrand was, zappigs onfmakelyk.: "t Haut is eh zynde redelyk pue en als men "t over eynd zet, veel water uytgevende , ?t welk bet ook doet „als men daar in kapt , dog droog zynde, redelyk durabel , als bet van oude ftammen is. T Naam. In 't Latyn Timonius, in *t Maleytsis't zons der naam, bebalven dat bet zommige Poele Batoe, of Caju Belo noemen, doch 't beeft geen gemeenfchap met 't Poele, en 't rysenttyke Caju Belo is een andere boom; in °t Amboinfch Timon en Aytimon , na de favarte . Schorffe ; als aan een water-Meloen.. Op Loebóż Kenay. Plaats. "Hy waft, als gezegt, in openä velden, en op luchtige beuvels jin "t Nitra: jaita? sin de Ee Eylanden: ES NA „1 Gebruik. Zn lange en regte takken zyn gebruykelyk tot palen of Betos aan de Zerien , want zy in zout water durabelder zyn dan op ’t land, men kan 't ook in dem buysboww tot balkjes in "t dakwerk gebruyken , als mem. dikke flammen aantreft, en dat alleen aan flegte buyzen- De fcborffe des ftams van de buytenfte ruygte geäuyverty kan men in plaats van Pinang eeten, tot Siri en kalk, hoewelze wat bittérachtig is; De Spreewwen en andere E ogels eeten de vrnihten geerns >nmmige Inlanders gra- ven de wortelen uyt „en voeren die by bun op Zee-reyzen, daar men. koude en ongemak moet uitftaan , wanneerze bun dan qual yk gevoelen, als Koortfige buyvering , em fleekten in de beenen , zo knauwenze deze wortel met. een SHE Nagelen ; Nooten; en Gember ; en befmeeren bum daar mede. De bondert en veertig fle Plaat A x A Vertoont een Tak van de Timor Boom. LX. Tab. CXL . SS TE z | A - STI YA Zz Se 222 co zę 22 22 222 > << ii AES COSES LLAF SH SI. TEZ ZH RS z KEE Ces Ss S / ATT s E $ S BZ ZĘ 77 II SN N ZA N N UE NS O NN 22552 222 LEE ER LLLE ISIS CHI WELLE Va WA UN UN N N N Wax: Sé NIU Na W NE H LU SAU SS N À NN YA | RRR YA SN WA SUN 7 M 19947 Tr OSIIN, za CLLEGE; OA / MELL WY PAM W ZŁ p H 4 W N Seen N Sea GE X AAA W Z LEE AA) YA 2 SDS N N ; 7 yy À A NR DLL OM y N NN N DIESE ŚAM (W NN 3 OD YY AN SESS N NS N ELCH AN SE N N Ź A N SEE zz (N N AAA JN NS OSA nn N Së 4 70 N SE NY UNA 7 III = === N M S Jop N SSS iN à WIR Y SN RAS Ñ AN SK = V ANS M NNI TEE SS I N N SS N N U I GE = EZ ATA == NA D N AMAN N A HH dn MATT NN (MAN (WAU POWA (M h S MM N IN S N a 2 OSOS OD S W SĄ 199994 JL dS ADS SS M Pr HG Za N A AUR GER: A AN N $$ EE SRS 94 LES SAS A A SRA HN ELL KE = i WWW W L ALITTI ae > AM VO <= ZZL a = ES n ZEE = SBF SE PAR, ZANA SNH 1/4] AHO > , GH 77 T YA ANN 4 T B Ml E OOM MH ZAN / WAM JĄ AMANITA, YA 77 MANNY M RUN : 2 J RN WA N RR SR U \ NNU ty SS SN N IRR = ES e 7j 1A ISS 7 LITT LU UN ES U N => ANIU RON SAS AM NUN A UN RANA SSS SS AN ASS LI q ITK. V Boek. LX Hoofif?. CAPUT SEXAGESIMUM. . Folium urens. Polot. Uic arbori ultimum tribuimus locum , qaum me- dia fit inter arborem & fruticem , hujus autem tres obfervavimus fpecies, quarum prima eft latifolia , fecunda anguftifolia , & tertia rubra. Polot latifolia mediocris eft arbor, truncum gerens rectum , plerumque crus craflum , decem & duodecim pedes altum , in paucos incurvos ramos extenfum , uti in Socco „funt autem multo rariores & breviores: Fo- lium vero ipfum fesquipedem , immo duos pedes lon- gum eft, binas & tres transverfales palmas latum, ad oras non ferratum , multis magnis & albis paralle- lis coftis transverfalibus pertextum , que inferius mul- tum ped nt, tenerumque folium quodammodo rugofum & fihuofum formant. Nervus medius & petiolus quoque albicat & herbaceus efte Folia ipfa non funt glabra vel fplendentia inftar illorum Mufe, fed pallide ex flavo virentia, fuperne quodammodo glabra & «qualia ; inferne non notabiles obfervantur pili hirti & pungentes uti in Urtica, funt tamen pa- rum rugofa , prefertim ipforum petioli & coftz , que cutim tangentes dolorificum excitant pruritum , quo cutis mox intumefcit & rubet, quod per dies aliquot fentitur. Truncus & rami rugofi quoque funt , fpinulofo quafi mufco obducti , ramorumque cortex viridis eft, ex una alterave foliorum ala racemus vagus proger- minat,ex incurvis petiolis formatus, multas gerens verrucas quafi, feu potius capitula , que fefe ape- rientia intricatam exhibent umbellam, exalbis muíco- fisque flofculis éompofitam « qui adeo pufilli funt, ut melius arenz granula quam flofculos referant , qui funt inodori. Plerumque inutiles hi decidunt, ali- quando autem quasdam albas & aquofas producunt baccas angulofas & difformes , facile putrefcentes. Trunci lignum molle eft, fungofum, & fuccofum , ex meris volvulis formatum fibi inpofitis, quales in Mu- fe ftipitibus confpiciuntur, illi vero Polot multo ra- riores-funt, magisque lignofi , qui radios etiam in pe- ripheria fua exhibent, fi truncus transverfaliter dif- fecetur, ` ; ką Quum folia fuperna traćtentur feu glabra parte, nullum excitant cutis pruritum , ita ut ab inferiore ipforum parte fibi quis caveat, in vola autem manus innoxie tractari poflunt. - 5 : ` Secundo Polot angu/tifoita minora & anguftiora ge- rit folia, octo , novemque pollices longa , tres & tres cum dimidio lata, in magnum apicem definentia , in- tenfe viridia, ad oras ample dentata , non autem rofunde, forme cum praecedentibus ejusdem, ip- er cofte non ita parallele funt ac prioris, que virides funt, nervus autem medius albus eft , craffisque infident pedunculis inordinata in ramorum extremo, etiolus vero , nervusque medius ‘ab inferiore folii parte multis hirtisque pilis obfiti funt, pruritum ex: ` citantibuss Hujus fpeciei petioli longiores funt quam recedentis, ac prope ortum ad ramos ab utraque parte foliolum gerunt, quod in initio corniculum re- rt. API e in brevioribys progerminant racemis quim prioris, vix binos pollices longis, ac potiffimum ex intricatis fimplicibus contorfionibus feu claviculis pro- veniunt, vitis racemis & floribus quodammodo fimi- les , hisce infident undique brevia, rotunda, firma, & alba capitula acuminata, feu filamenta , quz fubito marcefcunt, ac plerumque fine femine pereunt, hic uoque racemus florifer poft folia in ramis provenit: He bine fpecies alias quoque habent varietates , ali- quando enim folia in duodecim ac quindecim polli- cum longitudinem excrefcunt , quinque & fex pol- lices lata, fic in una arbore folia magis funt dentata quam in alia. E | Flores Decembri proveniunt, atque arbores tam fimplici erecto , quam pluribus fimul excrefcunt trun- cis, forma fruticis, qui non ultra pedem craflefcunt:' Hujus folia non tantum vehementius urunt quam præ- cedentis, fed cutim infuper excoriant atque exulce- *rant,*ita ut dolor per quatuor quinqueve dies per- fentiatür. ; 2 Tertio AMBOINSCH KRUYDBOEK. az LX. HOOFDSTUK. Het Brandent blad, ofte de Polot- Boom, W? zullen dezen boom agter aan zetten, dewyl by tulfcben bomen en beejters twyffelt , waar van wy 3. zoorten bebben ontdekt , 1. ’t breedbladige, 2. "t fmalbladiges 3. "t roode. Het breedbladige Polat, werd een middelbare boom y met ten regten fiam , in *t gemeen een dye dik , 10. en 12. voeten boog, in weinige kromme takken uitgebreid „gelyk aan den Soccum-boom, dog veel weiniger en korter. "t Blad is 13 en 2. voeten lang, 2. en 3. dwers.banden breed, aan de kanten ongezaagd , met veele groote en witte parallele ribben overdwers doorregen, die van on- deren verre uitpuylen , en 't jonge blad eenigzints rimpe- lig, of gevouwen maken. De middel-zenuwe en fleel, ts mede wit en kruydachtigs zy zyn niet glad nog glim- mend, gelyk die van Pifang , maar doodverwig, ligt of geel-groen , bowen eenigfints glad en effen, van onderen ziet men wel geen merkelyke bayrtjes of ftekelen., gelyk aan de Bernnetel , ecbter zynze eeniglints ruys , inzonder- beid den fteel en ribben , dewelke op de buyd rakende , een - pynelyke jeukte veroorzaken, waar van de buyd datelyk rood werd, en opfweld, dat men dagen lang voeld, De takken en ftam zyn oor rwyg, en als met ftekelig mofch bezet, zynde voorts de [cbor[Je der takken gras- groen, uit den fcboot van ’t een of "t ander blad, doch zelden komt een tros voort „van kromme fteelen gemaakt, bezet met veele wratten of eee „dewelke bun openen- de, vertonen de verwerde dollen van witte mofcbagti- ge bloempjes, zo kleen , datze beter na zandkorls, dam loempjes gelyken, zonder reuk, Zy vallen meeft voor niet met al af , doch zomtyds komen daar eenige witte en waterachtige befién aan, boekig en ongefchikt , die ligt verrotten. Het bout van den ftam is gantfcb week, voos „en xap~ * pig, van enkelde rollen gemaakt , die over malkander ge- wonden Zyn, gelyk men aan den Pifang-ftronk ziet , dog die van Polot zyn wel zo ydel, en boutacbtig , ook ver- tonenze firalen in de rondte , als men den ftam dwers doorkapt. ` Als men de bladeren aan de boven of gladde zyde aan- raakt , zo verwekken zy geen jeukte, dies men zig maar voor de onderfte zyde moet avagten , doch met "t vlakke van de band kan men ze onbe/cbadelyk bandelen. 2. Het (malbladige Polot, beeft kleender en fmalder bladeren, 8. en 9. duymen lang , 3. en 3% breed , met een merkelyke fpitze, en boog-groen , aan de kanten wyd ge- tand, dog niet diep, ruyger van aanzien dan de vorige. De ribben lopen zo paralleel niet , als van "t vorige, mym groen, en de middel-zenuwe is wis, en [taan mede op dikke flelen , zonder ordre aan "t voorfte der takken, de fteel en middel-zenuwe des blads van onderen zyn met veele en fyne bayrtjes bezet, die eygentlyk "t jeuken ma- ken. De flelen in deze zoorte, vallen wat langer dan aan ’t voorige , en bebben by baar oorfpronk aan de tak te avederzyden een kleen blaadje ,in’t eerft een [pits of hoorn- tje gelykende. Het bloeizel zyn korter troffen dan aan ’t voorige y Jcbaars 2. duymen lang, en meeft uit enkelde verwerde drayingen of Claviertjes gemaakt , bet druyven-bloeyzeb eenigzints gelyk, daar rondom [taan korte „ronde , ftyve, en witte bilzen of draadjes , die baaft verwelken, em meefk zonder zaad vergaan, en men ziet deze bloeyende ik e ook agter de bladeren aan takken. Zo beeft deze tweede zoorte nog eenige veranderingen , want zomtyds worden de bladeren 12. en 15. duymen lang, 5. en Ge breed, zo is ook "t eene meer getand als bet andere. Het bloejzel ziet men in December: Het fcbiet zo wel met een enkelde regte, als met meerdere frammen ops in gedaante van een ftruyk, werdende niet boven een been dik. Deze bladeren branden niet alleen vinniger dan de voorige, maar kwetzen daar en boven de buwyd; 20 dat men de pyn wel 4, a 5. dagen voelde ~ 3. Het 218 Tertio Polot rubra folia gerit cum anguítifolia con- venientia vel paulo minora , ad oras Je. dentata: Ejus vena, coftz ,& petioli fubtus fufci funt , unde fo- lium rubefcit, ceterum prioribus fimilis eft arbor ac plerumque frutefcit, hec fpecies vehementiflime. u- rit, cüjus dolor per octo: perfentitur dies. 4 Cunéte tres fpecies tam in montibus ac defertis . crefcünt hortis, quam in planitie, vallibus frigidis, & humidis minoribus filvis. In magna Cerama defer- tis prima fpecies in fatis altam excrefcit arborem , in- ftar junioris nempe Socci,in Hitoenfi autem regione haud multo altior eft maxima Mufa, bine alie fpe- cies plerumque frutefcunt. _ MeL Nomen. Latine Folium urens, quod dividitur in la- tifolium, anguftifolium, & rubrum. Amboinice Polot ; Polat, & Aypolat, ac prima fpecies Polot Poeti, fe- cunda Polot Petu-Walan, tertia Polot Cau; alii dutem meliore jure tertiam feu rubram fpeciem vocant Polot “Petuwani, h. e. octo dierum Polot, quum ejus ardor er octo fentiatur dies, quibusdam etiam dicitur Sa- attene. Ternatice Daulafh. ' Bandice Salattan. Locus; In cunétis nota eft hzc arbor Moluccis , Am- boina, € Banda, prefertim prima feu latifolia fpe: cies, bine enim alie raro obcurrunt, anguftifolia in "horto meo fponte progerminavit fine dubio per femen; quod aves ibi projecerunt. Sponte etiam progerminat in pago Hoekonalo circa Balehu feu curiam, ac licet fepius usque ad folum excidatur, plures de novo e- mittit ftipites , ad obprobrium iftius pagi , vitia nempe ibi adeo prędominari, ut exftirpari nequeant. Ufus. Noxia hzc arbor perégrinos fallit; immoip- fos infcios incolas, qui banc non bene norunt, lati- foliam enim putant effe filveftris Mufz fpeciem , am- ` plaque ejus decerpunt folia, ut fubponant quibusdam - tebus, vel fuum detergant corpus ; fubito autem extan- _defcunt , fi ipforum fentiant atdorem. Hec tamen fo- lia innoxie ab incolis fepe adhibentur loco mantilium & mapparum, fi in filvis prandium fumant, fi modo, uti dictum fuit, inferiorem vitent tangere foliorum artem , hic tamen multo magis innoxie tractari pof- unt, fi arbufculg he in locis crefcant umbrofis &* humidis, quarum folia non ita vehementer urunt, tum & durities cutis Amboinenfis multum liuic rei fa- vet, alioquin enim per ipfas urunt caligas ; fi per filvas incedamus. Pars adufta autem curatur frictione mi- norum Urticarum, per unius enim ardorem alter ex- trahitur, idem quoque preftatur per calidos cine- fes, vitandum véro eft quam maxime manus frigida lavare aqua, quum dolor inde exacerbetur. ; = "Frunci lignum nulli infervit ufüi , excepto quod ali- “Quando ficcetur & confervetur ad lentum fovendum ignem, qui alioquin per cefpites alitur. Binarum re- ` liquaram ae maxime noxiarum fpecierum núllum mihi huc usque innotuit antidótum , que ab incolis ettam “quam maxime vitantur, licet ipforuni cutis adeo dura “fit, nec facile ab aliis ureritibus adficiatur foliis. Per *memorata tamen remedia quodammodo leniri poteft ipforum dolor: Sunt tamen quidam Amboinerfes , qui _ fuftinent fecunda fpeciei folia ore manducare, ac re- centi inponere vulneri, fecante inftrumento inficto, ut "curetur, dicunt enim in ore paucum admodum exci- tare ardorem, qui mox etiam exftinguitur maftica- tione Siri Pinangę. ő Íntellexi Honiines invidiofos in Banda vicinorum Durionibus noxiam adferre, fi ipfarum truncos cir- “cumvolvant ramulo Polot, unde cuncti Durionis fru- Eus tam maturi quam inmaturi decidunt & putrefcurt. . _ Ex trunco latifolia Polot foetens excrefcit Fungus, Phallus Demonum dictus; & vermis quidam inter Sclo- pöndrie fpeciés numerandus, Laolin vocatus, qui cu- tim gerit glabram & quafi corneam, ex multislamellis fea annulis formatám ińftar furculorum Cune , quire- trorfum & antrorfum prorepit, cujus fanguis feu fuc- cus alicujus cutim rubro inficit colore, fi illam tan- gat, quem inter infecta defcripfimus. "Tabula Centefima Quadragefima Prima ` Ramum exhibet Fol; urentis , feu Pilot, Finis Libri Quinti. HERBARIIAMBOINENSIS Liber V. cap. LX: 3. Het roode Polot, beeft bladeren als’t fmalbladige of wat kleender , mede aan de kanten getand. De aderen ribben „en fteelen , zyn brugn van onderen, waar door ’t blad rood fcbynd , anders de voorige gelyk, en blyft meeft een firuyk; dit brand bet aldervinnigfte, wiens pynmen 8. dagen voelen kan, Alle drie geflagten waffen zo wel in 't gebergte „en ver- latene tbuynen , als wel meelt in de leegte , koude Valyenz en vochtig &reupel-bofcb. In de wilderni(je van groot Ce. ram, word de eerfte zoorte tot eem redelyken boom, na. mentlyk. als jonge Soccum-bomen, maar op ’t Hitueeze land valt by niet veel booger dan de grootfte Pifang-boom, de twee andere zoorten blyven meeft ftruyken. . Naam. In? Latyn Folium urens , verdeeld in breed, bladige, fmalbladige „en roode. Op Amboin/ch Polot , Polat, en Aypolat, ’t eerfte Polat Poeti, ’t tweede Po- lot Petu-walan, °t derde Polot Cau; andere met beter reden noemen de derde of roode zoorte Polot Petuwani, dat is, agtdagig Polat, om dat men zyn brand agt dagen voelen kan; en ook Salattene. Ternatice Daulatii. Bane danees Salattan. ć EE Plaats, Heb is bekent in alle de Moluccos , Amboina, en Banda , inzonderbeid de eerfte of grootbladige zoorte , - want de twee andere vind men zelden, "t Jmalbladige is in myn tbuyn opgekomen van zelfs, buten twyfel door eenig zaad, het welk de Y a daar been geworpen hada den. Men ziet ’t ook van zelfs opkomen int Dorp Hous konalo, omtrent baar Balehu of Raadhuys. en boewel bet dikwils tot de grond afgekapt werd, fpruyt "t telkens met veele [tammen wederom uyt, tot een verwyt van de Nee gory, dat de ondeugt by baarlieden zo vaft geworteld zy, dat men ze niet witroeyen kan. _ Gebruik. Dit ondeugent gewas bedriegt de Vreemde- lingen, en zelfs de onwetende Inlanders , die "t niet wel kennen, want zy "t grootbladige voor een flag van wilde Pifang aanzien , nemen de breede bladeren cA om onder te leggen, of om baarlieden te vegen, maar worden wel gaauw Rorzel daar van, alsze den brand geuoelen. Echter ziet men deze breede bladeren de Inlanders dikwils gebrui- ken, tot Servetten en Tafellakens , als ze int bofcb eeten, en dat zonder fcbaden , als zy maar, gelyk gezegt „de on- derfte zyde niet aan de buyd laten komen, boewel tot deze ongeuoeligbeid ook veel doet , als de boompjes ftaan aan Schaduwagtige en vogtige plaatzen, die zo bard niet brana den, als mede de bardigbeid van de Amboinfcbe buyden 2 Anderzints brandenze ook door de kouzen en dunne klee- deren , als men door "t bofcb gaat. Zyne genezing is ‚dat mem de gebrande plaatze wryve met kleene barnnetels , want de eene brand trekt den ander wyt ; bet zelve doet ook warme affcbe, maar in kout water te «va[Jcben , moet men myden, om dat de pyn daar door vermeerdert. Z Het bout van den flam werd tot niets gebruykt , behal- ven dat men het zomtyds droogt, en bewaart omeen fino» kend vuur daar mede te bouden , gelyk met turf. Van de twee andere en fnoodfte zoorten weet ik nog geen gebruyk 5. of middel tegen baaren brand ; werdende!zelfs van de Ins landers ten boog fien gefchuwt, die dog zo barde buyden, en van andere brandende bladeren geen gevoelen bebben: echter door de voorncemde middelen kan men "t wat. ver- Zagtens ook zyn "er zommige Amboinezen die Aug ver- Jtouten de bladeren van de tiveede zoörte in de mond te knouwen, en te binden op verfche wonden, die van een Jnydend Infirument gemaakt zyn , om die te genezen , want zy zeggen ,datze in de mond weinig branden , en den brand dadelyk overgaat , met het knouwen van een Siri Pinang. "In Banda beb ik verftaan; dat zommige mydige mene eben baren naburen aan de Durioenszbomen fchade kon- nen doen, als zy rondom den flam. flaan een takje van Polot , waar door alle Durivenen ; zo. rype , als onrype y zullen afvallen en: bederven. ` ` Aan de flammen vant groote Polot , waft een ftinken- de Fungus, Phallus Demonum, en nog een Worm uyt . bet geflagt van de Sclopendria, Laolin genaamt, met een gladdesen boornagtige.buyd , uyt veele ringen of dee: len gemaakt , gelyk de fcbootjes van een Cunas, agter- waarts en voorwaards.kruypende, wiens blad of fap de buyd food maakt , als ”t iemand raakt, die wy onder de Dieren befchryven, De bondert een- en veertig ffe Plaat ` Vertoont een Tak van het Brandent blade , ofte de Polot-Bgorás Einde van het Vyfde Boek, LI Tab. CALI. . 228. ZE = ZS LII E LIT TIIÄ ZZ ZZ > EE ZZZ ZZ ZZ SERIO TINN ! N} PANN RETR / NAWY H RN A. (tj NR ROY == WY z ROS A SR N ==, 222222... Y GE AEN Mz Zm P Ss | A Mm 7 Me v SN SS = // ELLA 12222; D 99 sos A LA Wi 22% dy 999 W " N yA A Zi = a N ~ A Ą NO > Hd GZ © B NN U YA M R SRR NNN EL N SSS E LZ É SN IN N NU N SNO AZ AO EN "e H DIETIII N < N W i KIIN NNN cx NL NN 3 ISO UK R Z W D S : iniu = N ATA POLE en yi N IIN KN TILI: pM e YYZ LI LH nn J === SSS > EEE (E E E SI a === ==" NN = NUN NEN RARA RR ESSE SS SSS EE NUNEN = ch h X EIN ŚR | SE SE "SE EE Sos k AT SES ISS S B RE > N | s e ETT === 00 Ge? = N - Wy ő EE EE SS AOS u a T y ee == 4270 ZY = N E N JÄÄ o = SE g z j ( i es ER Z go A SE E EE SSS NSN ji À SE W N M NN SE z WY, M = 000 NS NR S A W TIN K) € AN ZZ xA ese. o > o So LILLI 2e, Lo: 25 225 S > ZZ == GR ROX Ü = SOX KY EA SS ch SI N KY WA m N OR d d SS Sos ON IS SS RUM = WSs Ss == = SE 26 SS ZZ SS Z zz = 72 Z SS v == = 72 2 22 ss = N == SS SU S= SS OS = == NN NN NU O R Up NU HAN? UI = y 17) W AI NN WJ MMM En SE z OLI 7 QREN ER GT mű (7 N) SSS SS s M, A — N ZAW, W GGG? UNI , y UN "NU EET Mt yy M TRINA NANN, kg NC / ZN ASA; 7 RR RSS: |, AWA U NODE BR SE N LLG my” / SE PI ZAS 7 ZH N